SCHUTTERSBRIEF Aperiodiek maar frequent verschijnend e-magazine als ideeënbus, discussieforum, actieprogram en informatiebulletin voor het schutterijwezen in het Nederlandstalige gebied van de EGS Nummer 85 – Maastricht, vrijdag 31 oktober 2008
REDACTIE Hoofdredacteur, tevens redacteur-Handboog: Alfred Disch Adjunct-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator en redacteur-Kruisboog: Jelger Visser Eindredacteur: Björn Ulenaers Redacteur voor Documentatie, Exercities en Zware Buks: Mathy Leunissen Redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan): Ans Moors Redacteur-webmaster: Willem van Uden Plaatsvervangend redacteur-webmaster: Ab Reuling Technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht): Jeroen Kaasenbrood --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INHOUDSOPGAVE Redactie, Inhoudsopgave en Internet…………………………………………………………………...blz. 1743 Balboogschieten (1)………………………………………………………………………………blz. 1744-1748 De opheffing van een schuttersvereniging (1)………………………………………………………….blz. 1749 Het archiveren van schuttersbescheiden (1)……………………………………………………………blz. 1750 Het schutterijwezen encyclopedisch (1). Uit de WP-encyclopedie van Vlaanderen…………………...blz. 1751 Het ‘Verenigingenregister’ (1874-1976) en de schutterijen (1). De provincie Limburg………...blz. 1752-1757 EGS: Ridderorde van de Heilige Sebastiaan in Europa (2)……………………………………………blz. 1758 De tamboer-maître (2)……………………………………………………………………………blz. 1759-1761 Het schutterijwezen in de gemeente Maastricht, vroeger en nu (2)…………………………………....blz. 1762 Is er wel verschil tussen een schuttersgilde en een schutterij? (2)………………………………..........blz. 1763 Het schutterijwezen in de gemeente Venray (Lb.), vroeger en nu (2)……………………………blz. 1764-1765 Schuttersuniformen (3). Historische uniformen, militaire uniformen en fantasie-uniformen………….blz. 1766 Landjuweel Oisterwijk (N.Br.) 2008 (4)………………………………………………………………..blz. 1767 VlaS: Vlaamse Traditionele Sporten vzw (4)…………………………………………………………...blz. 1768 Het ontstaan van het schuttersgildewezen (4). Meer speciaal in het oude VlaanderenVervolg…….blz. 1769-1780 Schutterscontacten over de taalgrenzen heen (5)………………………………………………...blz. 1781-1782 Het predicaat ‘Koninklijk’ (12)…………………………………………………………………..blz. 1783-1786 De vrouw in het schutterijwezen (13)……………………………………………………………..blz. 1787-1789 Recensie (40). Over de aard van de vroegste schuttersgilden in het oude Vlaanderen……………......blz. 1790 Mededelingen (47)……………………………………………………………………………………...blz. 1791 Colofon en Redactieadres………………………………………………………………………………blz. 1792 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INTERNET Tijdelijke downloadmogelijkheid: www.sb-stichting.nl. SB-website (www.schuttersportaal.nl): in opbouw. De SB is ook te lezen op de website van de Europese Gemeenschap van historische Schutters (EGS): www.e-g-s.eu of www.egs-schuetzen.com => Schuttersbrief [= Schützenbrief = Gazety Strzelcow]. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
© Copyright: SB-stichting (i.o.), Maastricht MMIV ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
1
1743
BALBOOGSCHIETEN (1) VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 8 oktober 2008
Elders in dit SB-nummer heb ik het over de diversiteit van traditionele volkssporten die in Vlaanderen (Vlaams België) door de koepelorganisatie VlaS worden gepromoot: zie blz. 1768. Helemaal bovenaan op de alfabetische VlaS-lijst van 24 traditionele volkssporten (disciplines) prijkt het balboogschieten. Tot voor kort had ik nauwelijks enig idee wat het balboogschieten inhield. Ik was aanvankelijk zelfs geneigd om het balboogschieten te rangschikken in het rijtje van klootschieten, pagschieten, stopschieten en dergelijke meer, allemaal vormen van schieten die niets van doen hebben met het schieten in schutterlijke zin. Heeft het balboogschieten trouwens wel iets met het schutterijwezen (schuttersgildewezen) uit te staan en, zo ja, in welk opzicht? Om die tweeledige vraag naar behoren te beantwoorden is het nodig, eerst eens vast te stellen wat een balboog precies is.1) De balboog De balboog is een type kruisboog en onderscheidt zich in tweeërlei opzicht van alle andere kruisboogsoorten. Het eerste en belangrijkste onderscheid, waaraan dit type schiettuig trouwens deels zijn naam ontleent, is dat zijn projectiel geen pijl of bout maar een bal(letje), bol(letje) of kogel is. Vandaar dat de balboog ook wel bolboog of kogelboog heet. Het tweede belangrijke onderscheid is dat de balboog aan de bovenkant van het houtwerk een loop heeft met langszij aan beide kanten - een gleuf aan het uiteinde. Zie nevenstaande tekening. Helemaal links boven- en onderaan in de tekening is de dwarsdoorsnee van de loop aan de voor- resp. achterkant te zien. Hier ligt de loop over zijn volle lengte in het hout. Dát hoeft niet per se bij een balboog het geval te zijn. De foto op de volgende bladzijde toont aan dat de loop ook op het hout kan liggen in plaats van erin. Het middendeel van de tekening geeft het bovenaanzicht van de balboog weer. Dat bovenaanzicht is kenmerkend voor elk kruisboogtype: de eigenlijke boog (= veer, lat) en de pees liggen kruislings in/op het houtwerk en vormen dus zo met het houten geraamte als het ware een kruis. Vandaar de naam kruisboog. Vanaf de veer tot vlak voor het vizier bevindt zich in de loop en in het houtwerk van de balboog, van de ene tot de andere ‘wang’ (= zijwand, zijkant), een brede gleuf. De opgespannen pees kan door die gleuf naar voren glijden en aldus de ervoor liggende bal, bol of kogel via de loop wegschieten. Het opspannen van de pees gebeurt door middel van een hefboom, de ‘gek’ genoemd. [In de tekening is de gek niet afgebeeld.] Het rechterdeel van de tekening laat het linkeraanzicht of de linkerwang van de balboog zien, de foto op de navolgende pagina daarentegen de rechterwang. Voor een blik op de onderkant zie de tweede foto op dezelfde bladzijde.
De oorsprong van de balboog Zoals elk ander schietwapen heeft ook de balboog een ontwikkeling doorgemaakt, waardoor in de loop der tijd betere soorten balboog ontstaan zijn. Naar men meent, stamt de oudste balboog uit de 12de eeuw (= 1101-1200). 2)
--1) De bijgaande tekening van een balboog is van B.M. Deze illustratie en de beide foto’s op blz. 1748 (fotograaf mij onbekend) zijn ontleend aan de in voetnoot 5 genoemde webstek. De eerste, derde en vierde foto zijn genomen door Rudy Viellefont en maken deel uit van het hierna in voetnoot 3 nader aangeduide webstekartikel Heymans 2007. Voor de herkomst van de tweede foto zie de bronvermelding in voetnoot 17; fotograaf: cvg. 2) G. van Alsenoy (v.u.): Balboogschieten. Een traditionele volkssport. [VlaS-flyer]. Ekeren 2006.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1744
31 oktober 2008
2
Schuttersbrief - nummer 85
En ook meent men nogal eens, dat de balboog te beschouwen is als de voorloper van het geweer.3) Ook in dat laatste schuilt ogenschijnlijk waarheid. Een van de middeleeuwse termen voor de kruisboog in het algemeen was immers buxus, tevens de benaming voor (het hout van) de buxusboom waaruit kruisbogen werden vervaardigd. Buxus of buks (!) werd geleidelijk aan - vanwege de uiterlijke gelijkenis tussen de beide wapens en de aard van het bouwmateriaal - een aanduiding voor het vuurwapen dat we kennen als het geweer en dat in belangrijkheid de kruisboog weldra overtrof, vooral als krijgswapen. Maar of het historisch Een moderne balboog verantwoord is de balboog om zijn uiterlijk echt als prototype of voorloper van het geweer te bestempelen? Héél interessant vind ik het bericht van de VlaS-redactie m.b.t. de oorsprong van de balboog. In het VlaSkwartaalblad wordt weliswaar eveneens gemeld dat de balboog van 12de-eeuwse origine is, maar tevens dat de balboog bedoeld was ‘als alternatief op de té dodelijke traditionele kruisbogen met pijlen die de kruisvaarders in de elfde eeuw buit maakten op de Turken en meebrachten naar onze contreien. Men monteerde een stalen of houten loop en pees op de kruisboog en als projectielen gebruikte men bollen uit klei of pijlen zonder pluimen. Het wapen werd hier toen alleen nog gebruikt voor de jacht en de sport.’ (blz. 11).4) Ook de door de VlaS-redactie gegeven voorstelling van zaken lijkt op het eerste oog héél aannemelijk, temeer wanneer we bedenken dat het tweede Concilie van Lateranen, in 1139 gehouden onder het pontificaat van paus Innocentius II, het gebruik van de traditionele kruisboog als wapen onder christenen verbood. Die mededeling wordt overigens niet door de VlaSredactie gedaan, maar is o.a. te vinden op de door haar geraadpleegde webstek van de Koninklijke Balboogmaatschappij St.Servatius van Aalst (O.Vl.).5) Ik denk dat de VlaS-redacteuren door de webredactie van de St.Servatius op het verkeerde been zijn gezet wat betreft de ware oorsprong van de balboog en het balboogschieten. In een latere aflevering van deze SB-rubriek zal ik daarop nader ingaan. Hier wil ik alvast de naam noemen van een Engelsman die in zijn tijd een autoriteit was op het gebied van de kruisboogkennis: Sir Ralph Payne-Gallwey (1846-1916). Het door hem in 1903 gepubliceerde standaardwerk behoort ook vandaag de dag nog tot de verplichte vakliteratuur voor wie zich op de hoogte wil stellen van de kruisboog in al zijn historisch-technologische aspecten.6) Volgens Payne-Gallwey (blz. 129) heeft de balboog zich ontwikkeld uit het geweer (dus niet andersom!) en wordt de balboog Op de achtergrond een staande balboogwip; voor het eerst vermeld tegen het eind van de 15de (!) eeuw, m.a.w. zie en vergelijk de volgende foto. pas voor het eerst in de periode 1476-1500.
--3) Heymans 2007 = Y. Heymans: Een sport met ballen: balboogschieten. [Interview met Yves Viellefont, vijfvoudig Belgisch kampioen]. November 2007. Zie www.supo.be > Sport > Supo archieven > pagina 3 > Balboogschieten. [Supo.be is een site, gerealiseerd door laatstejaarsstudenten Journalistiek aan de Katholieke Hogeschool Mechelen]. 4) Thooft en Comeyne 2008 = N. Thooft en H. Comeyne: Balboogschieten, in de rubriek De wereld van de volkssporter, in: Trend, driemaandelijks tijdschrift van VlaS, jaargang 20 - nr. 3, Brugge, juli-aug.-sept. 2008, blz. 10-13 (met ills.). 5) www.sintservatius.be > Geschiedenis > Ontstaan van de balboog. 6) R. Payne-Gallwey: The Crossbow. Mediaeval and Modern. Military and Sporting. Its Construction History and Management. With a Treatise on the Balista and Catapult of the Ancients. Londen 1903. Een fotografische herdruk ervan verscheen bij uitgeverij Longmans, Green and Co onder de titel The Book of the Crossbow (inclusief de Appendix uit 1907) in de series Dover books on history, political and social science, Londen 1995, hier door mij aangeduid als: Payne-Gallwey 1903-1907. Over de balboog (in het Engels: slurbow of ook wel bullet crossbow) zie Payne-Gallwey 1903-1907, blz. 18 (nr. 7 in de illustratie) alsmede vooral het 29ste hoofdstuk op blz. 129-130 (= Chapter XXIX. The slurbow; met ill.) en het 46ste hoofdstuk op blz. 219-222 (= Chapter XLVI. The bullet-shooting target crossbow with a barrel - as now used in Belgium; met 4 ills.).
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
3
1745
Het balboogschieten Was het balboogschieten wel ooit een krijgsactiviteit en hoe heeft het zich ontwikkeld als sportbedrijf en als jachtmethode? En hoezo is Brussel, waar pas in 1789 de eerste balboogwedstrijden plaatsvonden, de bakermat van het balboogschieten? Dat vraag ik mij af, want tot dusverre heb ik in de door mij geraadpleegde bronnen nog helemaal niets met zekerheid gevonden over het gebruik van de balboog vanaf 1476-1500 tot pakweg het laatste kwart van de 18de eeuw (1776-1800). Tevens vraag ik mij af, of het balboogschieten als sportbeoefening door de eeuwen heen heeft ingehouden dat er steeds vertikaal geschoten werd (zie en vergelijk de vorige foto en de beide foto’s op deze bladzijde), en of er niet ooit óók sprake geweest is van horizontaal schieten met de balboog. [Zie over balboogschieten op de liggende wip (in de moderne tijd) hierna bij Hemiksem, blz. 1747]. Eveneens vraag ik me af, of de huidige - in 1213 (?) opgerichte7) - kruisboog- en balboogschutterij Notre-Dame au Sablon [= ‘O.L.Vrouw van de Zavel’] te Brussel oorspronkelijk uitsluitend de balboog heeft gehanteerd en pas later óók de traditionele kruisboog is gaan gebruiken. Ik weet vrijwel zeker van niet: het zal andersom geweest zijn! Maar dan rijst weer de vraag, of en - zo ja - wanneer vóór 1794 dezelfde Brusselse Ancien Grand Serment [= letterlijk: ‘Oude Grote Eed’ = ‘Oude Grote Gilde’]8) tevens met de balboog is gaan schieten; ook dát zou ik graag eens willen weten. Wél is het mij inmiddels bekend, dat de bewuste O.L.Vrouw van de Zavel alias Ancien Grand Serment één van de zéér weinige schuttersgilden is waar heden ten dage met de balboog geschoten wordt. En dit laatste brengt mij bij een volgend opmerkelijk gegeven. In menige Belgische bron wordt gesteld, dat in de ganse wereld België het enige land is waar het balboogschieten wordt beoefend9) en wel tegenwoordig - anders dan voorheen - op zéér beperkte schaal, t.w. bij slechts een achttal verenigingen.10) Die acht verenigingen vormden aanvankelijk - tezamen met andere, thans niet meer bestaande balboogverenigingen - een zelfstandige, in 1926 opgerichte federatie, genaamd: Federatie van Balboogmaatschappijen.11) Door het geringe ledenaantal sloten de acht verenigingen zich in 1978 aan bij de twee landelijke koepels van kruisboogschutters: de zeven Vlaamse balboogverenigingen bij LUK en de enig overgebleven ‘Waalse’ balboogvereniging (i.c. de Brusselse ‘O.L.Vrouw van de Zavel’) bij URA. Die aansluiting was een direct gevolg van het decreet van 2.3.1977 van de Vlaamse Cultuurraad: om in aanmerking te komen voor erkenning, subsidiëring en bescherming moest elke koepelorganisatie ten minste 500 leden tellen en dát ledenaantal had de toenmalige balboogfederatie niet. De beide koepels LUK en URA zijn op hun beurt verenigd in de huidige NUKB - UNAB (= Nationale Unie der Kruisboogschutters van België / Union Nationale des Arbalétriers de Belgique].12) Balboogschutterijen, vroeger en nu België kende of kent de navolgende balboogschutterijen. Ik heb ze hieronder consequent chronologisch gerangschikt. De acht nog bestaande balboogschutterijen heb ik genummerd. 1) Brussel [1x] Ancien Grand Serment Royal et Noble des Arbalétriers de Notre-Dame au Sablon [= Koninklijke Oude Grote en Edele Eed der Kruisboogschutters van de Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel], 1853-heden. Voorheen genaamd: Koninklijke Vereniging van Boogschutters van Monseigneur Prins Philippe, 18421853. Nog eerder geheten: Vereniging Robin des Bois, ±1818 - 1842. De vereniging beschouwt zich niet alleen als de oudste balboogvereniging maar ook als de voortzetting van de in 1794 opgeheven kruisboog--7) Voor mijn opvatting hierover zie SB 5, blz. 179. 8) Niet te verwarren met die andere Brusselse Grand Serment, t.w.: Grand Serment Royal [des Arbalétriers] de Saint Georges de Bruxelles (= ‘Koninklijke Grote Eed [der Kruisboogschutters van] St.-Joris van Brussel’), die in 1381 zou zijn gegrondvest. Zie webstek www.membres.lycos.fr/arbaletrierbruxelles. Deze Grand Serment schiet eveneens met de kruisboog, maar maakt geen gebruik van de balboog. 9) Dit zou best wel eens zo kunnen zijn, hoewel… Jelger Visser, mederedacteur van de SB en oud-lid van de kruisboogschutterij te Knipe in de gemeente Heerenveen (Fr.), deelde mij mee dat ook binnen KBV De Knipe de kogelboog gehanteerd wordt, zij het uitsluitend door minderjarige leden; de kogels van de balboog zijn dan wel van steen. 10) De historiek van alle acht vindt men beschreven op de in voetnoot 5 vermelde webstek: zie aldaar menu-item Clubs. 11) Tegenwoordig: Nationale Federatie Balboog België, gevestigd te Aalst (O.Vl.). E-mailadres: seaffort.erdna@telenet.be. 12) Webstekadres: www.nukbunab.be. De Vlaamse ‘afdeling’ van NUKB - UNAB heet officieel Landelijke Unie der Kruisboogschutters vzw (LUK; webstekadres: www.luk-kruisboog.be; e-mailadres (secretaris): paul.bauters@lukkruisboog.be of lukinfo@luk-kruisboog.be. De naam van de Waalse tegenhanger luidt: Union Régionale des Arbalétriers asbl (URA; webstekadres: www.u-r-a.be; e-mailadres: info@u-r-a.be); asbl = association sans but lucratif = vzw = vereniging zonder winstoogmerk.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1746
31 oktober 2008
4
Schuttersbrief - nummer 85
gilde O.L. Vrouw van de Zavel, die tijdens (of vlak vóór?) de Late Middeleeuwen (1300-1500) opgericht was. Webstekadres: www.arbaletrierssablon.be. E-mailadres (voorzitter): jeanclaude.devos@belgacom.net. Adres verenigingslokaal: Rue St.-Ghislain 19-A, 1000 Brussel. Kruisboog, inclusief balboog. (-) Brussel [2x] Guillaume Tell [= Willem Tell], 1838-1965. Uitsluitend (?) balboog. Reeds in 1962 had een aantal leden zich aangesloten bij de O.L.Vrouw van de Zavel. 2) Aalst (O.Vl.) [1x] Koninklijke Balboogmaatschappij St.-Servatius, 1840-heden.13) Webstekadres: www.sintservatius.be. E-mailadres (secretaris Frans Boeyden): vond ik mirabile dictu nergens vermeld. Adres verenigingsaccommodatie: Sportcentrum Osbroek, Frans Blanckaertdreef 1, 9300 Aalst. (-) Brussel [3x] La Tyrolienne [= De Tiroolse], 1841-1976. Uitsluitend (?) balboog. 3) Tienen (Vl.Br.) Koninklijke Balboogmaatschappij Willem Tell (tot aan Tweede Wereldoorlog: Guillaume Tell), 1841heden. Kent koningschieting én prinsschieting. Webstek: wordt wellicht binnen afzienbare tijd gerealiseerd. E-mail (secretaris Yvan Claes): claes_yvan@hotmail.com. (-) Leuven (Vl.Br.) Maetschappy van den Balboog, opgericht dd. 14.8.1842, thans niet meer bestaand. 4) Oostende (W.Vl.) Koninklijke Balboogmaatschappij St.-Joris, 1854-heden.14) Kwam voort uit de kruisbooggilde Concordia. Géén vrouwelijke leden, ‘want’ uit den boze [sic!]. Webstek: nog geen. E-mail: norbertcampe@skynet.be. (-) Aalst (O.Vl.) [2x] St.-Rochus, vóór 1861 - na 1867. Uitsluitend (?) balboog. (-) Eeklo (O.Vl.) Willem Tell, 1862 - vóór 1896. Uitsluitend (?) balboog. In januari 1896 werd deze schutterij ‘heropgericht’ als handbooggilde die tot kort (?) na 1910 heeft voortbestaan.15) 5) Aalst (O.Vl.) [3x] De Ware Vrienden, 1864-heden.16) 17) Uitsluitend balboog. Internetadressen: mij onbekend; zo ook helaas inzake de navolgende nrs. 6, 7 en 8. 6) Aalst (O.Vl.) [4x] De Klauwaerts, 1867-heden. Uitsluitend balboog. Legde in 1951 de basis voor de totstandkoming van de huidige Aalsterse Verbroedering, het samenwerkingsverband van de balboogmaatschappijen te Aalst. 7) Hemiksem (Antw.) [1x] De Jonge Leerlingen, 1878-heden. Uitsluitend balboog. Tijdens de jaren 70 t/m 90 van de 20ste eeuw werd in het winterseizoen met kleiballen geschoten op de liggende wip (dus horizontaal balboogschieten!). (-) Aalst (O.Vl.) [5x] De Moedige Strijders, 1886-1930. Uitsluitend (?) balboog. 8) Hemiksem (Antw.) [2x] Vooruit en Recht, 1892-heden. Uitsluitend balboog. Ongetwijfeld zal België heel wat meer balboogschutterijen hebben gehad. Misschien wel zéér vele tientallen. Alleen al de Rupelstreek, die thans de vijf gemeenten Boom, Hemiksem, Niel, Rumst en Schelle omvat, telde aan het end van de 19de eeuw maar liefst 16 (zestien) balboogmaatschappijen: zes te Hemiksem, vier te Boom,
--13) Het in voetnoot 5 genoemde tijdschriftartikel kwam tot stand n.a.v. het bezoek van beide auteurs aan de Koninklijke Balboogmaatschappij St.-Servatius te Aalst. Zie ook de voetnoten 1, 17 en 18. Heymans 2007 (voetnoot 3) betreft eveneens de St.-Servatius te Aalst. 14) H.Goddyn: Koninklijke Maatschappij Sint Jooris (Balboog) Oostende: 50-jarig jubelfeest 10-11 juli 1904; verslag van de werkzaamheden en den toestand der Maatschappij. Oostende 1904 (12 blz.). 15) NN: Ook Eeklo had nog een kruisbooggilde [lees: balbooggilde Willem Tell], in: Sint Rochus Gazette, jaargang 13 nr. 4, Gent, december 2007, blz. 9. 16) E. Vermeir: ‘Hier vloekt men niet’. De Ware Vrienden doen al 150 jaar aan balboogschieten, in: Het Nieuwsblad editie van 26.2.2008, Groot-Bijgaarden (met ill.). 17) JLA [= J. Laermans]: Jongste schutter is 14, in: Het Nieuwsblad - editie van 9.5.2006 (met ill., hierboven weergegeven op blz. 1745; fotograaf: cvg). Betreft de balboogmaatschappij De Ware Vrienden te Aalst. Op de foto: Gregory van Schuylenbergh, in 2006 de jongste balboogschutter (14 jaar). De foto is ook hierom interessant, doordat op de achtergrond de hijskraan te zien is waaraan de prang van de staande balboogwip opgehangen wordt. Hoe zo’n prang of vogelrek (met vangnet) eruitziet, is weer te bekijken op de vorige pagina; dáár, op blz. 1746, worden twee foto’s getoond van de Koninklijke Balboogmaatschappij St.-Servatius, eveneens uit Aalst. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
5
1747
drie te Niel alsook drie te Schelle; enkel Rumst had er geen. Balboogschutterijen, -gilden of -maatschappijen hebben in elk geval eveneens bestaan in de navolgende Vlaamse en Waalse steden en dorpen (maar nadere gegevens ontbreken mij vooralsnog), t.w.: * Aarschot (Vl.Br.). * Diest (Vl. Br.). * Halle (Vl.Br.). * Visé (Lk.). * Antwerpen (Antw.). * Dilbeek (Vl.Br.). * Verviers (Lk.). Hoe verloopt het balboogschieten? 18) Met een balboog wordt omhoog geschoten naar houten blokjes, vogels genoemd. Deze zijn geplaatst op een hoogte van 18 m. De vogels zijn zilvergekleurd en hebben een breedte van 3,1 tot 3,3 cm en een lengte van 5,2 tot 5½ cm. In het midden is een gaatje van 0,6 cm doorsnee. De houten blokjes worden met één slag vastgezet op de stalen pinnen van 1 cm dikte. De pinnen zijn roodgekleurd en hebben een lengte van 2,3 tot 2½ dm Ze worden vast gelast op een stalen lat onder een hoek van 30 tot 32 graden naar voren en zijn 1,2 tot 1¼ dm van elkaar verwijderd. De stalen lat bevat zo 7 of 9 van deze pinnen. Het geheel wordt de prang genoemd. Deze moet gemakkelijk kunnen op- en neergaan om de afgeschoten vogels te kunnen vervangen door nieuwe. De loden19) bal (ongeveer 17 gram) wordt boven opgevangen door een zeer sterk, slagvast doek, liefst zwart. Verder is deze kap omhangen met een net, vissersnet of metaalgaasnet, met kleine mazen. Dit is om de wegspringende bal op de vogel of de pin op te vangen en te laten neerkomen rond de schutter. De schutter daarentegen wordt zeer zelden getroffen, daar hij de vlucht van zijn afgeschoten bal volgt. Er wordt van links naar rechts geschoten. Iedere vogel heeft een nummer. De pin moet volledig leeg zijn; zoniet, dan wordt er naar het overblijvende stuk verder geschoten. Een vogel die niet in de juiste volgorde wordt afgeschoten, levert géén punt op en telt dus niet mee. Het koningschieten Enkel de schutters (effectief werkende leden) die tijdens het vorige kalenderjaar aan minstens vijf schietingen deelnamen, komen voor de koningsschieting in aanmerking. De uittredende koning levert twee verzilverde grote koningsvogels, in de werkelijke vorm van een vogel, met afmetingen van circa 10 cm x 6 cm x 5cm en vervaardigd uit een moeilijk splijtende houtsoort. Eén enkele koningsvogel wordt door de uittredende koning op een lange spil in het midden van de prang vast gehamerd en bovendien stevig opgespietst. De degelijkheid van de bevestiging wordt door de leden van het bestuur gecontroleerd.
De houten koningsvogel van de St.-Servatius Aalst voordat hij naar de top van de schietstam gaat; zie en vergelijk de afbeelding in SB 78, blz. 1557
De Koninklijke Balboogmaatschappij St.-Servatius Aalst met haar drie (!) schutterskoningen
Alle deelnemers leggen een bedrag uit voor de koningspot, welke de nieuwe koning ter beschikking zal gesteld worden en gezamenlijk volledig dient opgebruikt onmiddellijk na het tooien met de koningsbraak [= koningsbreuk, koningsketting]. Door loting wordt de volgorde van schieten bepaald. De uittredende koning evenwel wordt automatisch nr. 1. Daarop vangt de eigenlijke koningschieting aan. De uittredende koning mag driemaal opeenvolgend schieten. Vervolgens zijn de andere mededingers in volgorde aan bod. Indien de vogel in de eerste ronde er volledig afkomt, moet hij terug opgezet worden. De nieuwe koning is hij die de spil volledig leeg schiet, d.w.z. het allerlaatste stukje of splinter van de houten vogel eraf schiet. Indien de koningsvogel die bepaalde dag niet afgeschoten wordt, zal het koningschieten vervolgd worden op de eerstvolgende clubschieting. De schutters die niet aanwezig waren op de koningschieting, kunnen niet deelnemen aan het vervolg. De schutters die verzaken aan het vervolg, hebben geen recht meer op deelneming. De geplande clubschieting, kan eventueel en na overleg met akkoord alsnog plaatshebben na het neerhalen van de koningsvogel en het kronen van de nieuwe sire. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch 18) De uitleg in dit en het volgende paragraafje is de nagenoeg ongewijzigde tekst die te vinden is op de webstek van de balboogmaatschappij St.-Servatius te Aalst: www.sintservatius.be > Reglement > Algemeen > Hoe gebeurt de schieting in de club? successievelijk dezelfde webstek > Reglement > Speciaal > Koningschieting. 19) Naar ik meen, zijn de ballen, bollen of kogels van de balboog tegenwoordig evenwel niet zelden gemaakt van een legering van lood, antimonium en tin; zie en vergelijk Thooft en Comeyne 2008, blz. 11, kolom 1. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1748
31 oktober 2008
6
Schuttersbrief - nummer 85
DE OPHEFFING VAN EEN SCHUTTERSVERENIGING (1) De te volgen procedure VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred,
Beek (Lb.), 10 oktober 2008
Volgens eindnoot 2 bij jouw e-mail van een week geleden [zie hierna op blz. 1786] doet de heer Weemaes als laatst overgebleven lid van de schutterij De Batavieren te Hulst (prov. Zeeland) voorkomen, dat hij sinds 1998 noodgedwongen jaarlijks het verplichte registratiegeld aan de Kamer van Koophandel betaalt omdat kennelijk het notarieel opheffen van zijn vereniging voor hem te hoge kosten in één keer met zich meebrengt. Dat de opheffing van een vereniging notarieel zou moeten plaatsvinden, is mijns inziens onjuist. Indien dhr. Weemaes contact opneemt met de Kamer van Koophandel, dan kan hij een formulier ontvangen waarin de gegevens van de op te heffen vereniging moeten ingevuld worden. Daaraan dient een opheffingsbesluit van de algemene ledenvergadering te worden toegevoegd. Als hij daarmee naar het betreffende kantoor van de Kamer van Koophandel stapt, dan is - zonder kosten - de opheffing een fluitje van een cent! Groetjes, Jo
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo,
Maastricht, 10 oktober 2008
Geen moment twijfel ik eraan, dat jouw informatie juist is waar je stelt dat de opheffing van een vereniging niet noodzakelijkerwijs per notariële akte hoeft te geschieden. Hoe dan wél te handelen heb je tevens aangegeven. Daarvoor dank. Het lijkt mij trouwens een goede zaak om - los van het geval ‘Hulst’ - eens stil te staan bij de vraag hoe met name een schuttersvereniging het best een en ander vooraf (!) geregeld kan hebben, mocht het onverhoopt ooit tot opheffing van de vereniging komen. Ik wil me in eerste instantie beperken tot het plaatsen van enkele opmerkingen van meer algemene aard. Later kan dan in deze rubriek wat dieper op de materie worden ingegaan. Op de navolgende drie aspecten wil ik de grootst mogelijke aandacht vestigen: 1) hoe te handelen, wanneer het ledenaantal gedaald is tot een onaanvaardbaar minimum?; 2) hoe te voorkómen, dat het materiële erfgoed van de vereniging verloren raakt?; 3) hoe de financiën af te wikkelen? Het lijkt mij héél verstandig, dat elke tegenwoordige schutterij (schuttersgilde) over die drie aspecten ten minste iets vermeld heeft staan in haar statuten. Onaanvaardbaar minimum qua ledenaantal Van de zo-even genoemde drie aangelegenheden zullen meestal de laatstgenoemde twee statutair geregeld zijn. Echter, zelden of nooit zal men in de slotartikelen van de statuten vermeld vinden aan welk minimumaantal leden de vereniging moet voldoen. Jammer, want zo is in potentie de basis gelegd voor heel wat ellende bij de finale afwikkeling van zaken, als (!) het al komt tot zo’n afwikkeling, laat staan: een correcte… Overdracht van het archief, het schutterszilver, etc. Een verstandige schutterij (schuttersgilde) die haar einde ziet naderen, heeft reeds de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen met betrekking tot haar patrimonium. Trouwens voor elke schuttersvereniging zou moeten gelden, dat op zijn minst haar bescheiden na een zekere periode worden overgedragen (al dan niet in bruikleen) aan het gemeentearchief of een regionaal archiefdepot. De originele stukken zijn dan veilig ondergebracht, terwijl de vereniging zelf kan volstaan met een schaduwarchief in de vorm van fotokopieën. Een schuttersvereniging die haar langste tijd heeft gehad, dient uiteraard ervoor te waken dat haar culturele eigendommen als schutterszilver, vaandels en wat dies meer zij door de overgebleven leden te gelde worden gemaakt. Tijdige overdracht van dat erfgoed aan de overheid of een museum is dan vereist. De verevening Tot slot is daar de verevening: het vereffenen van schulden en het geven van een goede bestemming aan het eventueel batige saldo van de verenigingskas. Ik zal eens nagaan wat ik daarover en over de beide vorige aangelegenheden kan achterhalen in de statuten van diverse schuttersverenigingen. Groetjes, Alfred
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
7
1749
HET ARCHIVEREN VAN SCHUTTERSBESCHEIDEN (1) Schema voor de inventarisatie van het archief van een schuttersvereniging VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 8 oktober 2008
In onderstaand schema is uitgegaan van een denkbeeldige, niet meer bestaande schuttersgilde die ooit tot stand gekomen is door een fusie van twee voorgangers. In een latere aflevering zal ik een voorbeeld geven van ordening en beschrijving. Archief van de geweerschutterij St.-Christoffel, 1813-2007 STUKKEN VAN ALGEMENE AARD
Notulen - Notulen van ledenvergaderingen, convocaties en agenda’s, presentielijsten - Notulen van bestuursvergaderingen, convocaties en agenda’s. Jaarverslagen Inventarissen STUKKEN BETREFFENDE BIJZONDERE ONDERWERPEN
Oprichting en organisatie - Statuten en reglementen - Wijzigingen in statuten en reglementen - Stukken betreffende de fusie in 1813 - Stukken betreffende de opheffing in 2007 Bestuur - Ingekomen stukken en minuten van uitgegane stukken van het bestuur - Bestuursverkiezingen - Stukken betreffende benoeming en aftreden van bestuursleden - Instructies voor de secretaris en andere bestuursleden - Correspondentie tussen secretaris en andere bestuursleden - Lijst met namen van bestuursleden Leden - Stukken betreffende aanmelding en opzegging - Ledenadministratie (register, kaartenbak) Verwerving en beheer van bezittingen [specificatie geef ik in de volgende aflevering] Boekhouding en financiële verantwoording [specificatie geef ik in de volgende aflevering] Actviteiten [specificatie geef ik in de volgende aflevering] Commissies Personen die functies hebben bekleed in het verenigingsleven Stukken waarvan het verband met de vereniging niet is gebleken DOCUMENTATIE
Tijdschriften, boeken, brochures, flyers Foto’s, films, video’s, grammofoonplaten, tapes, cd’s, dvd’s Nota bene: publicaties die de vereniging zelf heeft uitgegeven, dienen bij de betreffende onderdelen hierboven te worden geplaatst, bijv. : een in druk verschenen jaarverslag bij Jaarverslagen; in de meeste gevallen zal het gaan om het onderdeel Activiteiten, bijv. boek en/of dvd n.a.v. een jubileumfeest LIJST VAN VERNIETIGDE STUKKEN GEDEPONEERD ARCHIEF VAN DE KRUISBOOG- EN LATERE GEWEERGILDE ST.-JORIS, 1380-1813: dezelfde
onderverdeling als hierboven GEDEPONEERD ARCHIEF VAN DE HANDBOOG- EN LATERE GEWEERGILDE ST.-SEBASTIAAN, 1402-1813:
dezelfde onderverdeling als hierboven Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1750
31 oktober 2008
8
Schuttersbrief - nummer 85
HET SCHUTTERIJWEZEN ENCYCLOPEDISCH (1) Uit de WP-encyclopedie van Vlaanderen (1972-1974) VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 31 oktober 2008
Onlangs gaf een vriend mij zijn exemplaar van de vermaarde vijfdelige WP-encyclopedie van Vlaanderen cadeau. Bovendien stelde hij mij de schenking van een aantal 19de- en 20ste-eeuwse encyclopedische werken (waaronder diverse edities van de Oosthoek) in het vooruitzicht. Die royale gift van hem bracht mij op het idee om uit alle bekende en minder bekende encyclopedieën de aan het schuttersgildewezen gewijde lemmata of trefwoorden woordelijk over te nemen in de SB en te voorzien van een inhoudelijke reactie en/of toelichting. Onderstaande tekst, getiteld Schuttersgilde, is afkomstig van ‘JVH’, d.i. Prof. Dr. J. van Haver, in 1974 hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Leuven en WP-redacteur voor het onderwerp volkskunde. Zijn tekst is te vinden in Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, deel 5: RE – ZW, uitgever: Elsevier Sequoia, Brussel 1974, blz. 206 (kolom 2) en blz. 207 (kolom 1); met één zwart-witillustratie, waarvan het bijschrift luidt: Gildebreuk van de Sint-Sebastiaansschuttersgilde van Blaasveld (Antwerpen, Museum Vleeshuis). Het dorp Blaasveld was overigens tot eind 1976 een zelfstandige gemeente en is sedertdien een deelgemeente van Willebroek in de provincie Antwerpen. Over de St.-Sebastiaansgilde van Blaasveld en over het fameuze Museum Vleeshuis te Antwerpen zal ik graag te zijner tijd in andere rubrieken van de Schuttersbrief nader berichten. Maar nu dan de tekst van ‘JVH’. zich gaandeweg de evolutie van wapenoefening naar sportbeoefening voltrok. Zowel in de stad als op het land waren de schuttersgilden intussen diep in het volksleven vastgegroeid en de constanten daarvan zijn niet alleen de kleurrijke schuttersfeesten of hun aanwezigheid bij elke burgerlijke of kerkelijke plechtigheid, maar evenzeer het grote samenhorigheidsgevoel, de piëteit tegenover de overleden gildebroeders, de vele rechten en privilegies en het vasthouden aan traditionele bestuursvormen en gebruiken; de plaatselijke geschiedschrijving heeft hieraan ruime aandacht geschonken. Door hun bestellingen verrijkten de schuttersgilden in niet geringe mate het kunstpatrimonium: edelsmeedwerk, altaarstukken voor de patroonheiligen en de zgn. schuttersstukken8). Vooral na de Eerste Wereldoorlog werden vele gilden opnieuw opgericht en werden de gildefeesten populair. (JVH)
Schuttersgilde, benaming voor verenigingen die sedert de Middeleeuwen voor de verdediging van stad of plaats instonden en daartoe hun leden de nodige opleiding gaven. Voor het rekruteren en oefenen van de weerbare mannen moesten aanvankelijk de ambachten instaan1), maar daarnaast voelde men sterk behoefte aan in de krijgsdienst en vooral in het boogschieten beter getrainde burgers. Vanaf het begin van de 14de eeuw2) verleenden de steden steun aan deze groepen, die eveneens door de adellijke heren3) als gilden werden erkend. Naar hun wapen onderscheidt men handboog- en kruisbooggilden4), en van het einde van de 15de eeuw af ook kolveniers- of busgilden5); samen met de zgn. schermersgilden, die geen schiet- of vuurwapens maar stootwapens als zwaarden en hellebaarden hanteerden, hadden zij als opdracht behalve de verdediging ook hulpverlening bij brand of watersnood en ordehandhaving bij troebelen. Of deze wapengilden in wezen de voortzetting zijn van oudere, Germaanse verenigingsvormen als bijv. de bloedbroederschappen, is niet zeker.6) De oudst bewaarde documenten gaan niet verder dan de 14de-15de eeuw7) en dan ligt reeds een typestructuur vast, die nog verscheidene eeuwen zou voortbestaan. Naar het voorbeeld van de stedelijke verenigingen ontstonden in de Late Middeleeuwen de talrijke plattelandsschutterijen, bij wie
Lit.: M. Sacré, De voormalige dorpsschuttersgilden in Vlaamsch-Brabant, I (1929), II (1934); J.A. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Gelderland (1931), Noord-Brabant (1933-1934), Zeeland (1934), Limburg (1936-1937); [Th.] Reintges, Ursprung und Wesen der spätmittelalterlichen Schützengilden (1963); W. van Nespen, Schatten van de Vlaamse schuttersgilden (1967; catalogus).
Toelichting en commentaar 1) Behalve de gewapende kooplieden- en ambachtsgilden waren er de nóg oudere schaarwachten (= gewapende wijk- of kerspelwachten). 2) Vanaf het begin van de 14de eeuw; beter is het om te stellen: vanaf de tweede helft van de 13de eeuw. 3) Adellijke heren, d.w.z. in hun hoedanigheid van landsheer (bijv. hertog, graaf) of van plaatselijk gebiedende heer (bijv. kasteelheer). 4) In chronologisch juiste volgorde: eerst ontstonden er kruisbooggilden en pas daarna handbooggilden. 5) Kolveniers- of busgilden: dus geweerschutterijen. 6) Een vorm van broederschapstheorie (in heidense zin) ter verklaring van het ontstaan van het schuttersgildewezen. Wordt vandaag de dag niet of nauwelijks meer door een serieuze schutterijvorser aangehangen. 7) 14de-15de eeuw; beter ware het, als hier had gestaan: 13de-14de eeuw. 8) Schuttersstukken: schilderijen die een groep schutters voorstellen. Alfred Disch ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
9
1751
HET VERENIGINGENREGISTER (1874 - 1976) EN DE SCHUTTERIJEN (1) De provincie Limburg VAN: De Heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers, schutterijvorser Beek (Lb.), oktoberr 2008 INLEIDING In 1855 werd het verenigingsrecht bij wetgeving vastgesteld. Dit hield onder meer in dat verenigingen die rechtspersoonlijkheid wensten, hun statuten ter goedkeuring aan de Koning moesten voorleggen. In de praktijk was het Ministerie van Justitie daarmee belast. In juli 1976 kwam een nieuwe wetgeving tot stand en zo kwam een einde aan de koninklijke goedkeuring van statuten. Het Verenigingenregister neemt een aanvang in 1874 en eindigt dan ook in 1976. Dossiers van verenigingen die tussen 1855 en 1874 een aanvraag indienden om de beoogde goedkeuring te verkrijgen, treffen we aan in het Centraal Archief Vennootschappen en daar komen we in SB 86 op terug. OVERZICHT VAN KONINKLIJKE BESLUITEN INZAKE GOEDKEURING VAN STATUTEN BETREFFENDE NEDERLANDS-LIMBURGSE SCHUTTERIJEN Bron Nationaal Archief te Den Haag, Archief Ministerie van Justitie, Centraal Archief Verenigingen 1874-1976 (= ‘Verenigingenregister’), toegangsnummer 2091201
Verklaring van afkortingen HO = Heroprichting
HR = Huishoudelijk Reglement KB = Koninklijk Besluit WB = Weerbaarheidsvereniging
Vlg.= Volgens
Toelichting De tussen haakjes geplaatste jaartallen hebben betrekking op correspondentie die niet direct van doen heeft met de in de laatste kolom van het onderstaande overzicht vermelde Koninklijke Besluiten.
Noten 1) Algemeen De koninklijke goedkeuring werd niet verleend, omdat uit de statuten of anderszins bleek, dat de schutterij vóór 22 april 1855 was opgericht. En dát was de datum van een nieuwe wet die het verenigingsrecht regelde. Verenigingen die vóór het inwerkingtreden van deze wet waren opgericht, werden geacht reeds rechtspersoonlijkheid te bezitten. 2) St.-Antonius en St.-Petrus te Baarlo In artikel 2 van de statuten wordt vermeld: ‘ontstaan uit fusering op 28 april 1964 van de Schutterij St.Antonius, opgericht in 1905, en de Schutterij St.Petrus en Paulus, opgericht in 1875.’ 3) Algemeen De betreffende schutterij moest een nieuw verzoekschrift indienen, voorzien van een zegel van vijftig gulden. Het schutterijbestuur liet het daarop blijkbaar afweten. Het dossier bevat geen reactie noch afhandeling. 4) St.-Gregorius de Grote te Brunssum Uit aantekeningen in het dossier blijkt, dat reeds eerder koninklijke goedkeuring op statuten werd verleend en wel bij KB van 25.06.1879 - nr. 37 en bij KB van 30.01.1909 - nr. 47. Bij KB van 02.04.1868 - nr. 61 en bij KB van 28.09.1909 - nr. 47 werd toestemming tot oprichting (d.w.z. als weerbaarheidsvereniging) verleend. Deze en meer gegevens hierover vinden we vinden we onder meer in het Centraal Archief Vennootschappen, toegangsnummer 20946, bestanddeel 1389 5) Algemeen In de aanhef of in artikel 1 van de statuten van deze schutterijen staat vermeld (of in woorden van gelijke strekking): De ondergeteekenden: (volgen de namen van de oprichters) ………….. allen wonende te ……, vereenigen zich tot een gezelschap onder de naam van Schuttersgezelschap ………. te ………… 6) Algemeen In de statuten staat de vermelding ‘De vereniging wordt beschouwd bij bekrachtiging der Statuten te zijn geconstitueerd’ of in woorden van gelijke strekking. 7) Algemeen In de statuten staat de vermelding ‘De vereniging draagt den naam van …….. Zij is aangegaan voor een tijdvak van negen en twintig jaren en .. maanden, te rekenen van ………’ of in woorden van gelijke strekking.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1752
31 oktober 2008
10
Schuttersbrief - nummer 85
Bestanddeelnummer 17253
Plaats
Naam schutterij
Jaartal(len) correspondentie
Altweert
St.-Antonius
1218
Amstenrade
St.-Gertrudis
1911, 1912 (1961), 1974, 1975 1883
7992
Arcen
St.-Sebastianus
77158
Baarlo
1511
Baarlo
St.-Antonius en St.Petrus Schutterij en Ziekenfonds St.-Jan St.-Martinus
77736 34765 8512
Baexem Beek Beesel
11891
Berg en Terblijt
72154 2713
Beringe Bingelrade
57905 56511 65260 2845
Bleijerheide Bleijerheide Bleijerheide Blerick
St.-Georgius en St.-Sebastianus St.-Monulfus en St.-Gondulfus St.-Hubertus Schuttersvereniging van Bingelrade St.-Lambertus St.-Sebastianus Wilhelmina St.-Thomas
1722
Bocholtz
St.-Sebastianus
4729
Born
St.-Martinus
10021 22632
Boshoven Boshoven
St.-Oda St.-Oda
81054 56835 8416 56823 1382
Boukoul Brunssum Brunssum Buchten Chèvremont
74552 14677 49403 1664
Dieteren Echt Eygelshoven Eys
St.-Stephanus St.-Landricus St.-Hubertus St.-Sebastianus
48183
Geleen
78502 3207 10907
Grashoek Grathem Grathem
H.H. Marcellinus en Petrus St.-Urbanus St.-Severinus St.-Severinus
5650 53583 13077 13369 74120 1276
Grevenbicht Grevenbicht Gronsveld Grubbenvorst Grubbenvorst Gulpen
Eendracht Eendracht St.-Sebastianus St.-Jan St.-Jan St.-Hubertus
38016
Haanrade
St.-Martinus
1885 1915 1975 1920, 1921 1966, 1973 1903
Jaar 1885 5) 21.06.1885 12.10.1952 04.07.1920 05.03.1966 7) 01.01.1903
22.08.1885, nr. 20 16.08.1915, nr. 8 14.04.1975, nr. 59 29.01.1921, nr. 37 18.04.1973, nr. 92 02.06.1903, nr. 68
1906, 1907
02.08.1906
Niet afgehandeld
1972, 1973 1890
08.05.1923 17.09.1890
29.01.1973, nr. 56 15.11.1890, nr. 36
1958, 1959, (1968) 1956, 1957 1966, 1967 1891 1925
20.05.1884 20.01.1864 15.08.1900 01.04.1891 Statuten niet in dossier Jaar 1886 5) 02.09.1917 7) 13.09.1886 7) 11.11.1895
18.06.1959, nr. 9 26.06.1957, nr. 50 06.06.1967, nr. 67 11.09.1891, nr. 30 WB Niet afgehandeld 3)
06.03.1885 06.03.1914 HO 15.03.1885 Mei 1903 01.04.1957 7) 08.12.1902 25.10.1882 Jaar 1884 6) 07.10.1884 7) 09.06.1873 23.11.1973 21.02.1909 7) 10.03.1946 Jaar 1886 5) Jaar 1682 27.06.1937 HO 27.06.1638 14.02.1964 Jaar 1602 06.09.1905 01.10.1946 HO 15.06.1898 03.11.1951 Jaar 1619 01.10.1907 7) 01.01.1900 14.02.1884 5) 23.02.1913 5) Statuten niet in dossier 30.10.1921 vlg. verzoekschrift
02.06.1905, nr. 100 29.03.1915, nr. 51 09.02.1976, nr. 62 28.05.1976, nr. 58 12.10.1957, nr. 43 4) 03.07.1903, nr. 51 12.12.1957, nr. 60 07.10.1884, nr. 49 07.05.1913, nr. 39 29.10.1949, nr. 44 15.02.1974, nr. 51 22.04.1909, nr. 19 18.07.1953, nr. 66 28.05.1886, nr. 29 16.03.1938, nr. 48 18.03.1940, nr. 31 13.05.1969, nr. 95 07.07.1975, nr. 43 Niet verleend 1) 14.05.1906, nr. 67 28.07.1969, nr. 178 30.12.1898, nr. 7 28.02.1952, nr. 41 Niet verleend 1) 26.02.1909, nr. 25 20.11.1973, nr. 80 27.02.1884, nr. 29 20.06.1913, nr. 52 13.02.1953, nr. 38
1886 1917, 1918 1949 1896
Oranje St.-Gregorius de Grote
St.-Peter en Paulus St.-Joseph St.-Michaël
Koninklijke goedkeuring der statuten bij KB van 06.01.1912, nr. 50 13.08.1975, nr. 113 28.11.1883, nr. 30
1975, 1976 1902 (1921), 1925 1955, (1985) 1974, 1975
Datum oprichting volgens statuten 17.01.1911 Jaar 1862 Vóór 1583 vlg. verzoekschrift ± 1650 11.03.1902 11.03.1902 11.03.1902 28.04.1964 2)
1904, 1905 1914, 1915, (1945/6), 1975, 1976 1976 1957 1902, 1903 1957 1884 1913 1949, ( 1973), (1978) 1973, 1974 1909 1946 -1953 1886 1936-1938, (1966) 1939, 1940 1968, 1969 1975 1892 1905, 1906 1969 1898, (1974) 1951, 1952 1911 1907-1909 1973 1884 1913 1952, 1953 1921-1924
Niet verleend 1) 23.09.1902, nr. 38 23.10.1925, nr. 12 04.03.1955, nr. 67 17.02.1975, nr. 48
13.09.1886, nr. 22 16.05.1918, nr. 62 30.12.1949, nr. 98 02.09.1896, nr. 26
Niet verleend
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
11
1753
Bestanddeelnummer 10795
Plaats
Naam schutterij
Jaartal(len) correspondentie
Haelen
St.-Agatha
78236 11967 21249
Heel Heer Heerlen
1217 46566
Heerlen Heerlen
St.-Sebastianus St.-Gerardus WB Heerlens Vrijwilligerskorps St.-Sebastiaan St.-Sebastianus
1905, 1906 1975, 1976 1975 1907 1913, 1914
1260
Heerlerheide
St.-Sebastiaan
7577 75717 78624 64910 603 48189 77329 64576
Helden Helden Herkenbosch Hingen Hoensbroek Hoensbroek Horn Horst
St.-Lambertus U.B.V. St.-Sebastianus Wilhelmina St.-Sebastiaan St.-Sebastianus St.-Martinus Wilhelmina
1883 (1935), 1936 1967 - 1969 1884 1913 (1936), (1946), (1951), 1954 - 1956 1901, 1902 1973, 1974 1975 1965, 1966 1879 1939 1974, 1975 1965
78117 63561
Horst Houthem -St.Gerlach Hulsberg Hunsel Ittervoort
Wilhelmina St.-Martinus
Datum oprichting volgens statuten 17.09.1905 5) 01.01.1976 7) V贸贸r 1855 06.05.1906 Statuten niet in dossier Jaar 1883 7) 28.05.1936 7) 28.05.1936 7) 23.01.1884 6) 23.01.1884 7)
Koninklijke goedkeuring der statuten bij KB van 04.01.1906, nr. 18 02.02.1976, nr. 22 Niet verleend 1) 13.04.1907, nr. 83 Niet afgehandeld 20.11.1883, nr. 38 01.08.1936, nr. 33 31.03.1969, nr. 79 23.01.1884, nr. 13 27.10.1913, nr. 46 11.03.1955, nr. 43 27.01.1902, nr. 17 23.07.1974, nr. 122 Niet verleend 1) 17.05.1966, nr. 105 17.09.1879, nr. 23 Niet verleend 1) 21.02.1975, nr. 43 Niet afgehandeld
1975 1964, 1965
23.01.1884 7) 01.05.1901 05.06.1974 (!) Jaar 1542 Jaar 1908 17.09.1879 6) 27.05.1811 01.01.1948 Jaar 1601 vlg. verzoekschrift Jaar 1601 Jaar 1599
St.-Rochus St.-Jacobus St.-Margaretha
1928, 1929 1975
28.05.1928 In de 17de eeuw
Niet verleend Niet verleend 1) Dossier niet te traceren
Jabeek Sint-Joost Sint-Joost Kaalheide
St.-Gertrudis St.-Joris St.-Joris St.-Hubertus
1893 1900, 1901 1919, 1920 1922
29.05.1893, nr. 75 Niet afgehandeld 09.02.1920, nr. 142 Niet afgehandeld 3)
71728
Kelpen
St.-Petrus
1972
6784 59422 3438
Kessel Kessel Klimmen
68083 31619 80848 79536 80896 58478
Koningsbosch Krawinkel Laar Leuken Leveroy Limbricht
St.-Hubertus St.-Hubertus St.-Sebastiaan St.-Sebastianus St.-Joseph St.-Antonius St.-Sebastianus St.-Job St.-Barbara St.-Salvius
1899, 1900 1960, 1961 1893 1965, 1966 1968, 1969 1919, 1920, (1948) 1976 1975 1975, 1976 1955
13198
Linne
St.-Martinus
1908
69963 1749
Linne Maasbracht
St.-Martinus Schuttersvereeniging van Maasbracht St.-Martinus
1971 1886
16.04.1893 Jaar 1900 6) 01.09.1919 Statuten niet in dossier 01.07.1923 01.01.1949 HO 01.01.1900 (!) 08.02.1885 Jaar 1893 6) 01.01.1966 7) Jaar 1886 20.06.1919 Jaar 1883 10.05.1886 1627, 1884 HO V贸贸r 1685 vlg. verzoekschrift Jaar 1907 vlg. verzoekschrift Jaar 1907 01.01.1886
1894
06.04.1886 7)
1916
06.04.1886 vlg. verzoekschrift 01.07.1886 18.09.1885 29.11.1903
42791 79170 Ver Varia 3/76 3469 6917 32440 38420
3797
Maasbree
75436 76569 10260
Maasbree Maasniel Maastricht
St.-Martinus St.-Urbanus De Doelen
1974 1974 1905
705
Maastricht
St.-Hubert (I)
1880
11324
Maastricht
St.-Hubert (II)
1906, 1907
Statuten niet in dossier 14.03.1906
Niet verleend 1) Niet verleend 1)
08.11.1972, nr. 94 31.10.1900, nr. 94 14.01.1961, nr. 82 05.05.1893, nr. 39 07.03.1966, nr. 51 09.12.1969, nr. 56 16.03.1920, nr. 4 17.05.1976, nr. 66 12.11.1975, nr. 58 25.05.1976, nr. 53 Niet verleend 1) Niet verleend 21.10.1971, nr. 94 19.11.1886, nr. 24 30.07.1894, nr. 38 16.10.1894, nr. 18 WB 28.02.1916, nr. 36 03.07.1974, nr. 96 19.11.1974, nr. 54 20.06.1905, nr. 54 16.11.1905, nr. 51 WB 24.10.1880, nr. 19 WB 16.02.1907, nr. 31 19.06.1907, nr. 62 WB
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1754
31 oktober 2008
12
Schuttersbrief - nummer 85
Bestanddeelnummer 3230
Plaats
Naam schutterij
Jaartal(len) correspondentie
1890, 1891
Datum oprichting volgens statuten 1892 vlg. dossier 15.07.1889
Koninklijke goedkeuring der statuten bij KB van 02.09.1892, nr. 26 WB Statuten niet in dossier 21.01.1891, nr. 89
Maastricht
Koningin Wilhelmina
1892
2754
Maastricht
12087
Maastricht
5769
Maastricht
5749
Maastricht
Maastrichtse Schietvereeniging De Oude Schietvereeniging St.-Hubert Recht op ’t Doel (I) Flobert Recht op ’t Doel (II)
1907
23.03.1906
1898
06.12.1896
15.06.1907, nr. 19 14.10.1907, nr. 54 WB 04.01.1899, nr. 8
1898, 1899
06.12.1896
41969
Maastricht
Tot Ons Genoegen
1927
Trajectum ad Mosam
1894, 1895
Statuten niet in dossier 16.05.1894
2069
Maastricht
1901-1906
25.06.1904
1910
01.01.1910 7) Jaar 1884 5) 27.03.1884 7) 27.03.1913 Niet vermeld Niet vermeld Jaar 1889 5) 02.07.1922 vlg. verzoekschrift 29.01.1972 12.12.1951 Jaar 1632 vlg. verzoekschrift 15.05.1913 7) Statuten niet in dossier
27.03.1884, nr. 20 09.09.1907, nr. 60 20.05.1913, nr. 76 06.04.1962, nr. 29 25.08.1972, nr.157 10.10.1889, nr.29 Niet afgehandeld 3)
1967 1957,1958, (1990) 1925, 1926 1951, 1952 1950 1912 1975, 1976, (1983) 1975 1902, 1903
Maart 1948 08.08.1954 13.12.1925 Niet vermeld 12.02.1950 08.12.1911 10.09.1952 31.07.1949 Jaar 1632
15.12.1967, nr. 52 17.07.1958, nr. 38 29.05.1926, nr. 47 02.07.1952, nr. 25 12.07.1950, nr. 38 14.09.1912, nr. 67 17.05.1976, nr. 65 01.04.1975, nr. 61 Niet verleend 1)
1912 1975 1898 1899 1899, (1976) 1921
23.06.1912 Jaar 1627 10.07.1898 10.07.1898 7)
30.11.1912, nr. 62 Niet verleend 1) 05.08.1898, nr.68 30.08.1899, nr.40 29.12.1899, nr.18 WB 04.05.1921, nr.10
16101
Maastricht
1290
Margraten
19882
Margraten
Weerbaarheidskorps Maastricht St.-Bastiaan St.-Sebastiaan St.-Sebastianus
2398 38637
Meerssen Meerssen
St.-Remigius St.-Remigius
1884 1907 1913 1962 1972 1889 1922
70464 69115 77342
Meijel Meijel Melick
St.-Nicolaas St.-Willibrordus St.-Andreas
1972 1969, 1970 1974, 1975
42015
Merkelbeek
1927, 1928 1947, (1974)
65915 57210 40804 53502 52194 18961 80839 77616 7761
Merum Milsbeek Montfort Munstergeleen Nattenhoven Nederweert Nederweert Nederweert Neer
19191 78800 5629
Neeritter Neeritter Nieuwenhagen
35834
Nieuwstadt
St.-Johannes Vanaf 1967: St.-Johannes en St.Clemens St.-Anna St.-Lambertus St.-Urbanus St.-Pancratius St.-Hubertus Juliana St.-Antonius St.-Lucie Bussenschutten St.Martinus Prinses Juliana St.-Lambertus St.-Gregorius, in 1899 genaamd: Koningin Wilhelmina St.-Jan
36126
Nulland
St.-Michaël
1921
5357 36585 43023
Nyswiller Nyswiller Nuth
St.-Dionysius St.-Dionysius St.-Bavo (I)
1898 1921, 1922 1929
43022
Nuth
1929
53849 10358
Obbicht Sint-Odiliënberg
St.-Bavo (II) afsplitsing St.-Willibrordus Prins Hendrik
16.05.1920 Jaar 1835 vlg. HR Statuten niet in dossier Statuten niet in dossier Niet vermeld 01.04.1921 7) Jaar 1841 vlg. verzoekschrift Jaar 1841
1952 1905 1975, 1976
16.03.1952 Niet vermeld Jaar 1904
1950
27.02.1899, nr.21 17.06.1899, nr. 27 WB Niet afgehandeld 3) 27.02.1895, nr. 62 04.02.1895, nr. 9 WB 18.12.1905, nr. 68 03.04.1906, nr. 8 WB Niet verleend
30.03.1972, nr. 92 29.12.1970, nr. 38 Niet verleend 1) 16.06.1928, nr.108 11.07.1947, nr. 36
Niet afgehandeld 3) Niet afgehandeld Niet afgehandeld 01.02.1922, nr.42 Niet verleend 1) Niet afgehandeld 10.09.1952, nr.51 Niet afgehandeld 22.06.1976, nr. 66
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
13
1755
Bestanddeelnummer 69566 72591 5541 80790 71113 9045 15046
Plaats
Naam schutterij
Jaartal(len) correspondentie
Ool Oost-Maarland Palenberg Panheel Panningen Sint-Pieter Posterholt
St.-Micha毛l St.-Sebastianus Wilhelmina St.-Antonius St.-Leonardus Christiaan de Wet St.-Cornelius
10699 37395 5462
Posterholt Putbroek Puth
St.-Mathias St.-Johannes St.-Sebastianus
1971 1973 1898, ( 1902) 1976 1972 1903 1910 1938, 1939 1967 1976 1922 1898
77806 68566 76153 76324 68279 4091
Reuver Roermond Roggel Roggel Schaesberg Schimmert
St.-Barbara Oranje-Nassau St.-Paulus St.-Petrus St.-Hubertus St.-Sebastianus
80886 6783 18566
Schimmert Schinnen Schinveld
St.-Sebastianus St.-Sebastianus Juliana
6982
Schinveld
St.-Eligius
38633 7860
Sevenum Sevenum
St.-Hubertus St.-Sebastianus
8156 2184
Siebengewald Simpelveld
Ons Genoegen St.-George
16221
Sittard
17269 79819 4171 74924 34979 16991
Sittard Slek Spaubeek Spekholzerheide Stein Stein
Volksweerbaarheid Sitttard (in 1911: Oranje) Oranje St.-Antonius St.-Laurentius St.-Sebastianus St.-Hubertus St.-Joseph
1975, 1976 1975 1969, 1970 1974, 1975 1974 1969, 1970 1894 1930, 1931 1976 1900, 1901 1912, 1913 1947- 1949 1899-1901 1922 1902, 1903 1932 1974 (1902), 1976 1888 1917, (1968) 1910
1911 1975, 1976 1895, (1975/6) 1973, 1974 1920, 1921 1911, 1912 1939, (1972)
7336 68319
Wilhelmina St.-Rochus
1901, (1902) 1969, 1970
77775 12335 17920
Stevensweert Stevensweert (Eiland) Stramproy Strucht Strucht
St.-Antonius St.-Mauritius St.-Mauritius
78053 10359 78500 80198 74174 67362 5652 44198 54033 2265 77938 21487
Susteren Susteren Susteren Sweikhuizen Tegelen Tegelen Ten Eschen Terwinselen Thorn Thorn Thorn Thorn
St.-Nicolaas St.-Peter en Paulus St.-Petrus en Paulus St.-Joseph St.-Hubertus St.-Martinus St.-Laurentius Wilhelmina St.-Ansfried St.-Michiel St.-Micha毛l De Transvalers
1975 1907 1911, 1912 1939, (1968) 1975 1905 1975 1975, 1976 1973-1975 1969 1898, 1899 1931, 1932 1950 -1953 1888, 1889, (1947) 1975 1914
Datum oprichting volgens statuten 26.10.1903 03.02.1973 28.08.1897 11.03.1973 Jaar 1927 01.11.1902 30.01.1910 30.01.1910 30.01.1910 Jaar 1764 16.10.1920 V贸贸r 1778 vlg. verzoekschrift Jaar 1715 04.12.1902 12.03.1913 28.03.1955 Jaar 1544 Jaar 1884 18.06.1893 18.06.1893 22.02.1976 7) Jaar 1515 01.11.1911 01.11.1911 19.09.1602 19.09.1899 HO 25.06.1922 01.04.1902 Statuten niet aanwezig 01.02.1962 7) 10.05.1898 08.08.1888 5) 24.08.1917 7) 21.07.1910
Koninklijke goedkeuring der statuten bij KB van 12.05.1971, nr. 41 05.04.1973, nr. 83 09.08.1898, nr. 42 13.05.1976, nr. 57 24.06.1972, nr. 30 28.12.1903, nr. 89 28.04.1910, nr. 68 13.12.1939, nr. 44 22.09.1967, nr. 51 Niet verleend 1) 19.06.1922, nr.127 Niet verleend 1)
21.07.1910 28.06.1928 01.05.1894 28.12.1973 7) 01.10.1920 Jaar 1750 01.01 1911 HO Jaar 1750 01.01.1911 HO 29.05.1897 Jaar 1896 Jaar 1946 HO Jaar 1475 14.05.1785 01.05.1910 7) 01.05.1939 7) Jaar 1656 29.06.1905 Jaar 1652 Jaar 1906 17.10.1905 Jaar 1846 24.07.1898 7) 03.03.1928 17.09.1950 02.12.1888 01.07.1888 25.05.1911
Niet afgehandeld 13.01.1976, nr. 61 13.03.1895, nr. 45 06.05.1974, nr. 38 01.04.1921, nr. 20 15.03.1912, nr. 51
Niet verleend 1) 17.04.1975, nr. 44 22.05.1970, nr. 82 12.11.1975, nr. 58 29.11.1974, nr. 37 12.02.1970, nr. 70 27.12.1894, nr. 21 15.10.1931, nr. 41 25.05.1976, nr. 53 Niet verleend 1) 02.04.1913, nr. 31 15.11.1949, nr. 32 12.07.1901, nr. 66 15.11.1922, nr. 56 17.04.1903, nr. 46 29.02.1932, nr. 33 19.11.1974, nr. 53 07.05.1976, nr. 58 24.08.1888, nr. 60 25.03.1918, nr. 73 Niet afgehandeld
18.12.1939, nr. 1 09.09.1901, nr. 47 01.06.1970, nr. 34 Niet verleend 1) Niet verleend 1) 29.03.1912, nr. 62 18.04.1939, nr. 62 Niet verleend 1) 05.08.1905, nr. 81 28.08.1975, nr.117 12.02.1976, nr. 84 10.09.1975, nr. 56 Niet verleend 1) 14.02.1899, nr. 15 07.07.1932, nr. 75 28.04.1953, nr. 73 10.02.1889, nr. 32 26.05.1975, nr. 24 29.04.1914, nr. 16
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1756
31 oktober 2008
14
Schuttersbrief - nummer 85
Bestanddeelnummer 2414 80829 16487
Plaats
Naam schutterij
Jaartal(len) correspondentie
Thul Tungelroy Ubachsberg
St.-Hubertus St.-Barbara St.-Hubertus
1889 1976 1910, 1911
2053 27581 6090
Vaals Vaals Vaesrade
St.-Paulus St.-Paulus St.-Martinus
2859
Valkenburg
De Jonge Schutterij
4895
Valkenburg
De Oude Nobele
8877 2775
Valkenburg Valkenhuizen
President Kr眉ger St.-Hubertus
1725 13839
Venlo Venlo
12865 6141
Venray Venray
Akkermansgilde Het Eereteken voor belangrijke krijgsbedrijven van Land-, Zeemacht en Koloni毛n St.-Anna St.-Petrus Banden
6270
Venray
9288 5555
1961 1888, (1974) 1918, 1919 1900 1975, 1976 1891 1921 (1949, 1970, 1975, 1976) 1896, 1897 1929 1903 1890, 1891
20.08.1961 HO Jaar 1888 5) 01.01.1918 7) 17.04.1899 01.10.1897 13.05.1891 7) 13.05.1920 7)
Koninklijke goedkeuring der statuten bij KB van 24.09.1889, nr. 19 17.05.1976, nr. 65 24.06.1911, nr. 78 14.10.1911, nr. 26 WB 26.10.1961, nr. 38 28.04.1888, nr. 15 26.03.1919, nr .57 25.06.1900, nr. 77 23.01.1976, nr. 74 13.05.1891, nr. 25 03.09.1921 ,nr. 31
15.04.1897, nr. 4 25.09.1929, nr. 25 26.10.1903, nr. 41 17.03.1891, nr. 33
1886 1908, 1909
26.12.1896 15.06.1929 HO 25.05.1902 Jaar 1890 vlg. verzoekschrift Medio 16de eeuw 02.06.1908
1907, 1908 1899
22.11.1898 01.07.1899
't Zandakker St.-Jan
1899, (1976, 1977)
Vijlen
St.-Jozef
Voerendaal
St.-Sebastianus
1904 1964 1898
Statuten niet aanwezig 03.02.1901 15.10.1964 7) Jaar 1898 6)
Niet afgehandeld 3) 28.09.1899, nr. 24 01.12.1899, nr. 46 WB 20.11.1899, nr. 53 WB
1938 1968, 1969 7769
Waubach (Ubach over Worms)
St.-Joseph
9159
Wessem
St.-Joris en St.Medardus St.-Joris St.-Maternus St.-Maternus St.-Maternus St.-Stephanus
1335 21279 78367 3941
Datum oprichting volgens statuten Jaar 1889 6) 31.05.1967 10.01.1908
Wijlre Wijlre Wijlre Wijnandsrade
1901, 1902 1904 1949, 1950 1903, 1904 1934 1959, 1960 1884, (1907) 1914 1968, 1975 1894
02.01.1938 HO Jaar 1544 02.01.1938 HO 13.10.1901 Statuten niet in dossier 13.10.1901 01.01.1903 01.01.1903 01.01.1903 Jaar 1884 5) 12.01.1914 5) V贸贸r 12.06.1612 06.08.1892
Niet verleend 1) 12.02.1909, nr. 58
11.05.1904, nr. 40 08.12.1964, nr. 76 03.10.1898, nr. 48 28.12.1898, nr. 86 WB 03.06.1938, nr. 24 15.09.1969, nr. 42 30.06.1902, nr. 31 18.07.1904, nr. 84 WB 07.06.1950, nr. 68 28.03.1904, nr. 39 17.07.1934, nr. 37 19.07.1960, nr. 20 29.05.1884, nr. 37 08.05.1914, nr. 20 Niet verleend 1) 07.09.1894, nr. 43
SLOT Mochten er verenigingen zijn die meer informatie wensen over de inhoud van hun dossier bij het Nationaal Archief, dan kunnen ze een uittreksel ontvangen van de meest relevante gegevens. Een verzoekje aan mij is daartoe voldoende. E-mailadres: jpluymakers@zonnet.nl. Overigens verschijnt er in SB 86 nog een overzicht van de Nederlands-Limburgse schutterijen waarvan ook een dossier aanwezig is bij het Archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Nationale Militie en Schutterijen, en bij het Centraal Archief Vennootschappen, onderdeel van het Archief Ministerie van Justitie. Jo Pluymakers Adresgegevens Nationaal Archief Bezoekadres: Prins Willem-Alexanderhof 20, 2595 BE Den Haag. Postadres: Postbus 90520, 2509 LM Den Haag. Telefoon: 070 - 331 54 00 Algemene telefooncentrale. 070 - 331 54 44 Helpdesk (alleen inhoudelijke vragen over de archieven). Fax: 070 - 331 55 40. E-mail: info@nationaalarchief.nl. Website: www.nationaalarchief.nl. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
15
1757
EGS: RIDDERORDE VAN DE HEILIGE SEBASTIAAN IN EUROPA (2) Vervolg op SB 43, blz. 703 [Zie ook SB 84, blz. 1732]
Heraldisch wapen van de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa
Benoemingen Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 13 oktober 2008
In de vorige editie van de Schuttersbrief gaf ik U reeds de namen van de 22 personen die eind augustus jl. in de St.-Andreaskerk te Korschenbroich (Noord-Rijnland-Westfalen) geïnstalleerd zijn tot ridder, officier, commandeur of kanselier van de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa; zie SB 84, blz. 1732. Thans kan ik U over een ieder van die 22 geridderden enkele bijzonderheden vermelden. Op 29 augustus 2008 zijn ridder geworden in de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa: Land Woonplaats 01) Beyers, Heinz Duitsland Wegberg 02) Goeth, Peter Duitsland Vallendar 03) Herrmann, Joachim Duitsland Schleiden-Gemünd 04) Hünemeyer, Norbert Duitsland Düsseldorf 05) Klose, Dr. Hans Ulrich Duitsland Korschenbroich 06) Konrad, Prof. Dr. Gunter Duitsland Mönchengladbach 07) Kronen, Hermann Josef Duitsland Korschenbroich 08) Liggesmeyer, Hermann Duitsland Paderborn-Elsen 09) Post, Norbert Duitsland Mönchengladbach 10) Schlösser, Peter Duitsland Korschenbroich 11) Siegers, Thomas Duitsland Korschenbroich 12) Uebber, Hans Duitsland Langenfeld 13) Venten, Marc Duitsland Korschenbroich 14) Fraisberger, Damir Kroatië Pozega 15) Novak, Josip Kroatië Pregada 16) Van den Berg, Henk Nederland Didam (Gld.) 17) Ketels, Harry Nederland Nieuw-Dijk (Gld.) 18) Kubis, Tefil Piotr Polen Czarkow 19) Pajak, Roman Pawel Polen Miedzna
Schuttersorganisatie Broederschap St.-Maternus te Merbeck Schutsbroederschap St.-Sebastianus te Vallendar Schutsbroederschap St.-Sebastianus te Gemünd Stamgezelschap te Düsseldorf-Unterrath Schutsbroederschap St.-Sebastianus te Korschenbroich Districtsverband v. Broederschappen te Mönchengladbach Schutsbroederschap St.-Sebastianus te Korschenbroich Schutsbroederschap St.-Hubertus te Elsen Broederschap St.-Barbara te Mönchengladbach-Neuwerk Schutsbroederschap St.-Sebastianus te Korschenbroich Jonggezellenbroederschap St.-Catharina te Korschenbroich Schutsbroederschap St.-Hubertus te Mehlbruch-Gieslenberg Jonggezellenbroederschap St.-Catharina te Korschenbroich
FGS (bestuurslid) en Schutterij St.-Antonius te Nieuw-Dijk Schutterij St.-Antonius te Nieuw-Dijk
Op 29 augustus 2008 is tot officier in de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa geïnstalleerd: 20) Sanders, Wim
Land Woonplaats Nederland Groesbeek (Gld.)
Schuttersorganisatie FGS (voorzitter) en Schutterij St.-Hubertus te Groesbeek
Op 29 augustus 2008 is tot commandeur in de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa geïnstalleerd: 21) Tewes, Helmut
Land Woonplaats Schuttersorganisatie Duitsland Salzkotten-Nied.tudorf Schutsbroederschap St.-Antonius te Niederntudorf
Op 29 augustus 2008 is als kanselier van de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa geïnstalleerd: Land Woonplaats 22) Hoffmann, Peter-Olaf Duitsland Dormagen
Schuttersorganisatie EGS (secretaris) en Schutsbroederschap St.-Aloysius te Stürzelberg
De gegevens werden mij ook nu weer verstrekt door de Kanselarij van de Ridderorde van de Heilige Sebastianus in Europa. De Algemeen Secretaris van de EGS is qualitate qua de kanselier van de Ridderorde. Zoals bekend is Peter-Olaf Hoffmann als EGS-secretaris en dus ook als Ridderorde-kanselier de opvolger van Lothar Heupts, die op 4 januari van dit jaar geheel onverwachts overleed. -----Met vriendelijke groeten, Alfred Disch ------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1758
31 oktober 2008
16
Schuttersbrief - nummer 85
DE TAMBOER-MAÎTRE (2) Vervolg op SB 60, blz. 1072
Naamlijst van tamboer-maîtres en hun korpsen in Nederland VAN: De Heer R.A. (Remco) Machielse, beheerder van de ‘Europese tamboer-maitre’-hyve Beste Heer Disch, Almere (Flevoland), 1 oktober 2008 Enige tijd geleden heeft U, als het goed is, een mailtje ontvangen van Mathy Leunissen met de vraag of ik als beheerder van de ‘Europese tamboermaitre’-hyve (www.tamboermaitres.hyves.nl, hierna te noemen: TM-site) een stukje mocht schrijven voor de Schuttersbrief. Helaas heb ik daar niets meer van vernomen, al heb ik van Mathy wel begrepen dat U mijn link naar de TM-hyve genoemd heeft in SB 83, blz. 1674]. Men kan zich op de TM-hyve ook aanmelden; altijd leuk om te weten wat er door het land gebeurt op muziekgebied.
Schutterij St.-Severinus te Grathem, gemeente Leudal (Lb.): de tamboer-maître en zijn tamboer- of trommelkorps [Bron: www.stseverinus.nl] 1)
Ik ben samen met www.korpsmuziek.nl een zo compleet mogelijke lijst van tamboer-maitres en drum3) majoors2) aan het samenstellen . De landelijk bekende en grote taptoekorpsen zijn gemakkelijk te achterhalen, maar het gaat juist om de kleine korpsen, schutterijen, etc om die wat meer aandacht te geven. Dit kan door middel van bijvoorbeeld een naam op de TM-site terug te vinden, door een optreden te melden of door foto’s te plaatsen. Het lijkt me een mooie manier van reclame wat geen geld kost. Kijkt U gerust eens op beide sites rond om een indruk te krijgen. Er komen dan allerlei grappige dingen boven tafel , bijv. de oudste en de allerjongste tamboer-maître (TM) van Nederland, en gegevens over muziekkorpsen die niet meer bestaan.
Britse drummajoors [Bron: www.drummajor.co.uk]
Noten van de SB-redactie 1) Mij is niet duidelijk, welke persoon of organisatie achter de site ‘www.korpsmuziek.nl. De website voor drum- en blaasmuziek in Nederland e.o.’ schuilgaat. Vreemd genoeg wordt op die website nergens een naam, adres of telefoonnummer vermeld. Het menu-item Contact behelst enkel en alleen een door de surfer in te vullen contactformulier. Klikt men op de link voor een powerpointpresentatie van Korpsmuziek.nl, dan verschijnt de mededeling ‘De door U opgevraagde pagina kan helaas niet worden gevonden’. Een niet al te best visitekaartje van Korpsmuziek.nl! 2) Drummajoor, verderop in de mailing afgekort tot ‘DM’. Ik heb aan Remco Machielse het verzoek gericht om eens het verschil uit te leggen tussen een tamboer-maître en een drummajoor. Zie voor diens reactie hierna, op blz. 1753-1754. 3) Remco Machielse bedoelt eigenlijk te zeggen, dat hij samen met Cor Vosseberg bezig is een zo compleet mogelijke overzichtslijst op te stellen. Zo’n lijst met inmiddels de namen van ±170 muziekkorpsen (waaronder ook muziekkorpsen van schutterijen) met hun tamboer-maîtres of drummajoors in het verleden en heden werd door Vosseberg op het internet geplaatst; zie: www.korpsmuziek.nl > De Maîtres > Overzicht > Overzicht tamboer-maîtres en drummajoors van Nederlandse burgerkorpsen. A.D.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
17
1759
Per eind augustus ben ik een klein deeltje van KorpsMuziek en speciaal voor het TM-gedeelte. Zodoende ook mijn interesse voor de TM / DM en dit komt voort uit de keren dat ik mee geweest ben met twee van onze tamboermaîtres die een cursus deden. Tevens zal ik ook iets over me zelf vertellen. Mijn naam is Remco Machielse, geboren op 17 november 1977 in Naarden. Tot mijn 21ste verjaardag heb ik in Bussum gewoond, waar ik al met zeven jaar in aanraking kwam met een showkorps, genaamd Stichting Drum- & Showband ViJoS Bussum. (www.vijos.nl). Hier kreeg ik intern mijn muziekopleiding tot slagwerker, maar van het begin af aan al het zware slagwerk, van tenortrom, bekkens tot grote trom bij het juniorenkorps. Rond mijn 17de de 18 ging ik over naar het seniorenkorps, waar ik ook het zware slagwerk ging versterken. Al met al ben ik net geen vijftien jaar lid geweest van deze vereniging. Door een verhuizing naar Almere ander werk en een relatie ben ik een tijd gestopt maar het bleef altijd kriebelen en ik ben toen in Almere opzoek gegaan naar een muziekkorps. Dit was nog wel erg lastig, aangezien ik bij een korps uit de Eredivisie vandaan kwam en dit hier niet bleek te zijn. Dit korps was toen nog een 2de divisiekorps. Maar er was wel een echte statige drumfanfare: DFA (= Drumfanfare Almere; www. drumfanfarealmere.nl). Hier zaten ze met de handen in het haar, omdat de grote-tromspeler vanwege gezondheidsproblemen per direct moest stoppen. Zo ben ik er begonnen op de grote trom / overslag. Dit heb ik zes jaar met veel plezier gedaan. Maar hier merkte ik dat het showlopen toch wel mijn passie is en dát miste ik steeds meer en het zat er niet in, dat de instructie en het bestuur hieraan over zouden geven. Helaas heb ik daarom in mei dit jaar moeten melden dat ik stopte, wat iedereen erg jammer vond. Dordrecht heeft in mei 2008 de SCVK ShowKorpsenDag gehad waar ik een heerlijke dag heb gehad met een 55 prachtkorpsen van jeugdverenigingen, showkorpsen, piperkorpsen, etc. Daar stond ineens de Chr. Muzieken Showbands Juliana en Bernhard (www.juliana-amersfoort.nl) aangetreden. Dit sprak meteen tot mijn verbeelding, zo’n groot senioren- en juniorenkorps. Het geeft een kik, als je gezamenlijk wat staat te spelen. Zo gezegd, zo gedaan. Na de vakantie heb ik contact gezocht en ben ik bij de taptoe in Amersfoort geweest. En vorige week donderdag ben ik gaan kijken en heb ik maar meteen besloten om lid te worden van dit prachtkorps. Hopelijk heeft U een indruk gekregen van mijn muzikale leven en passie voor blaasmuziek in het algemeen… In afwachting van Uw antwoord teken ik, met muzikale groet, Remco Machielse
AAN: De Heer Remco Machielse Beste Remco Machielse,
Maastricht, 1 oktober 2008
Jouw verzoek was mij niet bekend en het was Mathy Leunissen die in zijn mailing over Hyves (zie SB 83, blz. 1674) aandacht schonk aan jouw hyvepagina. Als het goed is, moet je het desbetreffende SB-nummer de afgelopen maand toegezonden hebben gekregen. Het staat overigens iedereen vrij om kopij voor de SB in te zenden. Daar hoef je geen toestemming voor te vragen. Zorg wél ervoor, dat jouw informatie over tamboermaîtres en drummajoors zoveel mogelijk betrekking heeft op het schutters(gilde)wezen. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
Het verschil tussen een tamboer-maître en een drummajoor VAN: De Heer Remco Machielse Beste Alfred,
Almere (Fl.), 23 oktober 2008
Het verschil tussen een tamboer-maître en een drummajoor is heel duidelijk. Een tamboer-maître heeft een heel ander soort uniform dan een drummajoor. Bij een schutterij zal een tamboermaître (TM) bijvoorbeeld als extra aan het uniform een sabel hebben hangen aan de linkerkant van het lichaam. Dit heeft te maken met het soort korps en wat men als functie ziet voor de TM. Ook is het gebruik van een marsstok / tamboer-maîtrestok bij een schutterij c.q. showkorps of fanfare gebruikelijk om de bochten,
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1760
31 oktober 2008
18
Schuttersbrief - nummer 85
tekens aan te geven. Dit kan in combinatie zijn met de grote trom bij het afslaan of het aantreden, het in de houding zetten, rechtsomkeert maken, etc. Bij een traditionele tamboer-maître zie je vaak ook dat er een sjerp wordt gedragen van rechter- naar linkerheup of van de linkerschouder naar de rechterheup. De rechterschouderdracht is die van de Nederlandse krijgsmacht. Op de sjerp staat de naam van het korps vermeld. Vaak is deze ook voorzien van mooie versieringen en een tweetal kleine slagwerkstokjes om het geheel compleet te maken. Voor een showkorps zul je altijd een tamboer-maître zien lopen in een uitgebreid traditioneel uniform, bestaande uit een pantalon, jas en pet, hoed of berenmuts. Meestal witte handschoenen, zwarte schoenen, een tamboer-maîtrestok van - in Nederland - het merk Premier of een houten stok. Bij een showkorps zit er vaak wel verschil weer tussen het showuniform en een gala-uniform! Een drummajoor heeft dezelfde functie als de tamboer-maître. Alleen worden er andere commando's gegeven en er wordt veel meer gedaan met de mond. Drummajoors zijn alleen te vinden bij drum- en jachthoornkorpsen. Dat zijn korpsen die geënt zijn op de Amerikaanse stijl. Bij een D- en C-korps heb je één hoofdmajoor en één (voor de show) die heen en weer loopt om samen met de hoofdmajoor de maat aan te geven. Dit omdat een show van dit soort korpsen naar alle kanten van het veld gaat. Het uniform is van heel andere orde. Het is een veel minder zwaar strak uniform. Dit om de snelle figuratie van het korps niet in de weg te zitten. Het zijn vaak blousons in meerdere felle kleuren met een donkere broek en zwarte schoenen. Ook de handschoenen worden qua kleur aangepast aan het uniform en daarom is het meestal zwart. Muzikale groet, Remco Machielse
AAN: De Heer Remco Machielse Beste Remco,
Maastricht, 23 oktober 2008
En ik (in mijn onnozelheid en onwetendheid?) maar denken, dat het verschil tussen een tamboer-maître en een drummajoor veel en veel simpeler is! Ik dacht namelijk, dat in eigenlijke en letterlijke zin een tamboer-maître de marsleider is van een trommelkorps (tamboer = trommel, trommelaar; maître = meester, leider) en in meer uitgebreide zin de marsleider van een muziekkorps als bijv. de drumband (= trommelaars en hoornblazers; drum = trommel), de fanfare en de harmonie, terwijl een tamboer-majoor of drummajoor de marsleider is van een militair (!) trommelkorps of muziekkorps. Of zit ik er nou écht naast? Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
Een tamboer-maître Hier: de tamboer-maître van Schutterij St.-Joseph te Sweikhuizen, gemeente Schinnen (Lb.) [Bron: www.sint-sebastianus.nl; fotografe: Lieske Leunissen-Ritzen] Literatuur J. Peeters: Beknopte handleiding voor de tamboer-maître, Weert 2006. Voor meer gegevens over dit naslagwerkje (ook over hoe het nog te verkrijgen is via engel@plex.nl) zie SB 60, blz. 1072, en SB 83, blz. 1699.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
19
1761
HET SCHUTTERIJWEZEN IN DE GEMEENTE MAASTRICHT, VROEGER EN NU (2) Vervolg op SB 84, blz. 1713-1714
Tabellarisch overzichtVervolg met inbegrip van de bij de stad Maastricht geannexeerde gehuchten, dorpen en gemeenten
*)
W = weerbaarheidsschutterij; F = folkloreschutterij; S = sportschutterij = S(S)V = schiet(sport)vereniging K = Kruisboog; H = Handboog; Z = Zwaard; G = Geweer; Fl = Flobert; P = Pistool; R = Rijnlandse buks; VW = vuurwapen; (?) = wapentype onbekend; W>F = wijziging van doelstelling, nl. van weerbaarheid naar folklore H>G = wijziging van wapen, nl. van handboog naar geweer NN = nomen nescio = (schutterij)naam onbekend < = vóór [volgt jaartal]; > = na [volgt jaartal]; G.C. = Garde Civique in blauw = correcties en aanvullingen (zie en vergelijk ook hierboven, blz. 1754-1755) 01) 02) 03) 04) 05) 06) 07) 13) (--) 14) 15) 16) 17) 20) 21) 22) 23)
St.-Joris (1374-1632): W; K en later ook G St.-Sebastianus (1408-1632): W; H en later ook G St.-Antonius (1415-1632): W; K en later ook G St.-Martinus (±1420 - 1567): F; K St.-Hilarius (±1439 - 1632): W; H>G St.-Michaël [?] (eind 15de - begin [?] 16de eeuw): W; Z t/m 12) Zes Burgercompagnieën (1577-1579): W; G Jonggezellen (1578-1579): W; G 14-tal ‘Borgerwagten’ (1579-1632; 1672 - >1797): W; G De Vrije Schutterij te Heer (<1616 - ±1829): W>F; G St.-Martinus te Borgharen (<1617 - 1794): W; G Gereformeerde Burgercompagnie (1636-1639): W; G t/m 19) Drie schutterijen in oprichting (1641-1642): W; G De Compagnie Schutterij te Itteren (<1651 - 1794): W; G St.-Petrus (?) te Sint-Pieter (<1762 - 1794): W; G
Schutterij NN te Limmel (<1794 - 1794): W; G St.-Sebastiaan 1408 (1810-heden): F; H; ooit ook G 24) t/m 29) Rustende Schutterijen te Amby, Borgharen, Heer, Itteren, Sint-Pieter en Vroenhoven / [vanaf 1839] Oud-Vroenhoven (1816-1830 en 1868-1907): W; G 30) t/m 35) Reserveschutterijen te Amby, Borgharen, Heer, Itteren, Sint-Pieter en Vroenhoven / [vanaf 1839] OudVroenhoven (1816-1830 en 1868-1907): W; G 36) Dienstdoende Schutterij (1823-1830; 1868-1905): W; G 37) Reserveschutterij (1823-1830; 1868-1907): W; G 38) t/m 42 Gardes Civiques te Amby, Borgharen, Heer, Itteren en Vroenhoven / [vanaf 1839] Oud-Vroenhoven (18301867): W; G. Géén G.C. te Maastricht-stad & Sint-Pieter! 43) Militaire Eendragt en Vriendschap (1844-1849): S; H 44) St.-Hubert (I) (<1873 - >1942): S; H 45) Schietvereeniging van Schutters (1873-1905): S; (?) 46) Officierenbond DD Schutterijen Lb. (1876-1905): S; VW 47) St.-Hubert (II) (<1874 - >1910): S>W>S; G 48) Willem Tell (1886 - ±1960): S; H 49) St.-Servatius (1887-1842): S; H 50) Maestrichtsche Schietvereeniging (1889 - >1895): W; G 51) Concordia te Sint-Pieter (1890 - ±1965): S; H 52) Koningin Wilhelmina (1892 - >1926): W; G 53) Scherpschuttersver. Wilhelmina (1892 - >1916): W; G 54) Eendracht St.-Sebastiaan (1893-heden): S; H 55) Trajectum ad Mosam (1894 - >1916): W; G
56) Schutterij NN te Heer (<1895 - ± (?) 1917: S; H 57) Recht op ’t Doel (I) (1896 - >1903): W; Fl 58) Recht op ’t Doel (II) (1896 - >1899): W; G 59) Roos in Bloei te Borgharen (<1899 - >1929): S ; H 60) Weerbaarheidskorps Maastricht I (<1900 - >1900): W; G 61) De Doelen (1903 - >1916): S>W; G 62) Christiaan de Wit te Sint-Pieter (±1905): W?; flobert 63) Rustende Schutterij (1906-1907): W; G 64) St.-Gerardus te Heer (1906 - ±1926): S; G 65) De Stamschutters (Boschpoort 1908 - > 1926): S; H 66) St.-Hubert (III) (<1910 - >1910): W; G 67) Weerbaarheidskorps Maastricht (II) (1910 - >1910): S; G 68) De Roos (<1913 - na 1916): S; (?) 69) Schutterij NN te Heer (±1917): S; H 70) Tot Ons Genoegen (<1927>): S; (?) 71) Excelsior (1925-1941): S; H 72) De Looier (±1938 - 1958): S; H 73) Oud Sint-Pieter (1939-1969): S; H 74) Schuttersvendel (1957 - heden): S; vuurwapen 75) SV Zuid-Limburg (1967-heden): S; vuurwapen 76) De Grensschutters (1972-heden): S; G 77) Keep Korrel Doel (1972-heden): S; G 78) Tot Ons Genoegen (<1976 - heden): S; (?) 79) ’t Wapengilde (1976-heden): S; vuurwapen 80) De Eburonen (1979-heden): S; (?) 81) De Maestrichtsche DienstDoende Stadsschutterij 1815 (1982-heden): F; R 82) Mergelland (1980-heden): S, incl. jachtsport; G 83) Oud-Mariniers / Schietafdeling (1982-heden): S; VW 84) SV Maastricht 1985 (1985-heden): S; vuurwapen 85) Penta (1985-heden): S; vuurwapen 86) Garde des Tireurs du Quartier Vingt-Huit = alias: Schutterij De Heeg (1989-heden): F; R 87) ’t Mestreechs Rizzjemint (1989-2003): F > sinds 2003: re-enactmentgroep; voorlader en voorheen ook R 88) De Daltons (1990-heden): S; windbuks 89) St.-Servaasbank Heer (1995-2001): F; R 90) SV Bronsdal (<2002 - heden): S; (?) 91) SV Glock (<2002 - heden): S; (?) 92) SSV Politie Zuid-Limburg (? - heden); S; P
*) Geannexeerd zijn (in cursief de gemeentenamen, onderstreept de hoofddorpen): a) anno 1907 het stationsgebied ten koste van Heer en Meerssen; b) m.i.v. 1.1.1920 Oud-Vroenhoven (de gehuchten Biesland, Boschpoort en NL-Smeermaas alsmede de dorpen Caberg [= het latere Oud-Caberg] en Wolder) en Sint-Pieter (Sint-Pieter); c) anno 1951 het latere industrieterrein Beatrixhaven ten koste van Borgharen, Itteren en Meerssen; d) m.i.v. 1.7.1970 Amby (Amby) Borgharen (Borgharen), Heer (Heer) en Itteren (Itteren) alsmede delen van Bemelen, Gronsveld en Meerssen. ----------Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1762
31 oktober 2008
20
Schuttersbrief - nummer 85
IS ER WEL VERSCHIL TUSSEN EEN SCHUTTERSGILDE EN EEN SCHUTTERIJ? (2) VAN: De Heer Sjoerd Wannet, lid van de St.-Gangulphus- en St.-Laurentiusgilde te Huissen (Gld.), auteur van onderstaand artikel in Huissense Gildenkroniek (jrg. 21 - nr. 2, sept.-okt. 2008, blz. 26) DE GROTE ONTDEKKINGSREIS De expeditiereis was nog maar net het grote gildebos ingegaan toen ze al op een kruispunt kwamen waar ze links of rechts rechts konden gaan. De leiders van de expeditie hadden geen idee welke kant ze op moesten gaan. Zo ontstond er al snel een meningsverschil. Want was het pad naar wijsheid de linker- of de rechterkant? Toen het meningsverschil een tijdje gaande was, verschenen er twee mensen uit het niets. Een voor het linkerpad en eentje voor het rechterpad. Beiden probeerden de expeditie over te halen om hun pad naar wijsheid te kiezen. Zowel de rechter als de linker stonden voor een pad naar wijsheid. De rechter stond voor gilden en de linker voor schutterijen. Het is namelijk een wezenlijk verschil, een gilde of een schutterij. Het grootste verschil zit hem in de historie. Een gilde heeft een veel grotere historische betekenis. De meeste gilden zijn opgericht als beschut-/ beschermingsgilde. De gilden zijn meestal ook opgericht door heren van adel of andere regeringen. Dit werd gedaan in de tijd dat er nog geen staand leger bestond en de dorpen / steden zelf in hun verdediging moesten voorzien. Voor de mensen van adel was het heel lucratief om de burgers te betrekken in de verdediging van hun stad. De schutterijen daarentegen zijn meestal in de 20ste eeuw opgericht, voornamelijk als gezelligheidsvereniging. Het verschil uit zich ook in een optocht. Zo hebben schutterijen meestal grote muziekkorpsen bij zich, terwijl de gilden traditioneel alleen met trommen lopen. Een praktijkvoorbeeld in Lingewaard is het verschil tussen Sint-Gangulphusgilde uit Huissen en Schutterij Sint-Bavo uit Angeren. De expeditie door tweestrijd vervuld, koos uiteindelijk het rechterpad. En zo gaat de expeditie verder het grote gildebos in, over het pad der wijsheid van het gildewezen.
AAN: De Heer Sjoerd Wannet Beste Sjoerd Wannet,
Maastricht, 9 oktober 2008
Het verhaal dat je ons voorschotelt, deugt eigenlijk - om even jouw spraakgebruik aan te houden - van geen kanten. Er is namelijk helemaal géén wezenlijk verschil tussen een schutterij en een schuttersgilde, respectievelijk ‘de linkerkant’ en ‘de rechterkant’ in jouw verhaal. De St.-Bavo Angeren uit jouw ‘praktijkvoorbeeld’ noemt zich - niet ten onrechte - nu eens schuttersgilde dan weer schutterij. Eveneens kleunt jouw verhaal er naast op het punt waar je jezelf en anderen wijsmaakt dat schutterijen ‘meestal in de 20ste eeuw’ opgericht zijn. Zowel de term schutterij als de term gilde ter aanduiding van een schuttersgezelschap kwamen beide in de Middeleeuwen voor, dus al vele eeuwen geleden. Overigens hadden de Middeleeuwers nog diverse andere termen tot hun beschikking om aan te geven wanneer ze een schuttersgezelschap bedoelden. De oudste term in dat verband is compagnie, afgeleid van het Italiaanse companía. In Italië ontstonden dan ook de allereerste schutterijen of schuttersgilden van Europa. Hun wapen: de kruisboog. Als ik kijk naar verschillen tussen jouw vereniging en die van Angeren, dan ontdek ik er vier: 1) ‘Huissen’ gaat gekleed in een gilde-uniform en ‘Angeren’ in een fantasie-uniform; 2) ‘Huissen’ heeft een trommelkorps en ‘Angeren’ een uitgebreider muziekkorps; 3) ‘Huissen’ beschikt niet, ‘Angeren’ wél over een majorettengroep; en 4) ‘Huissen’ hanteert alleen de kruisboog, ‘Angeren’ bovendien het geweer. Maar dát zijn bijkomstige, uiterlijke verschillen. De na te streven idealen van ‘Huissen’ en ‘Angeren’ zijn dezelfde: broederschap, trouw en dienstbaarheid! Vandaar dat ook beide verenigingen deel uitmaken van dezelfde schuttersfederatiekring: Het Rijk van Nijmegen en De Betuwe. Er is dus héél wat méér wat ‘Huissen’ en ‘Angeren’ bindt dan scheidt! Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
21
1763
HET SCHUTTERIJWEZEN IN DE GEMEENTE VENRAY (Lb.), VROEGER EN NU (2) Vervolg op SB 66, blz. 1210
VAN: De Heer Koos Swinkels, onderzoeker van het gildewezen (in de meest ruime zin) te Venray Geachte Heer Disch,
Venray (Lb.), 23 oktober 2008
Ruim een jaar geleden hadden wij contact over de Venrayse schutterijen, dit in verband met mijn onderzoek naar het Venrayse gildewezen. Intussen heb ik een dertigtal organisaties kunnen achterhalen die zich gilde noemden. Ik heb een onderscheid gemaakt tussen parochiegilden (de grootste groep), de ambachten (5) en de geweerschutterijen (3). Ik zit nu op pagina 212, en het werk houdt me nog wel even zoet. Bovendien is er een gemeentelijke herindeling aan de gang, waardoor de gemeente Venray uitgebreid zal gaan worden met de dorpen Blitterswijck, Geysteren en Wanssum. Zoals bekend, bestaat het gilde van Blitterswijck nog maar kort als geweerschutterij, vanaf 1981, terwijl Geysteren volgens haar zilver de eerste koning in 1813 kreeg. De rekenboeken bevestigen dat. Als religieuze vereniging zijn ze allebei veel ouder. In Wanssum was bij mijn weten geen geweerschutterij; nu nog niet. Ik zou graag Uw documentatie inzien over deze drie dorpen, zoals ik die eerder heb mogen ontvangen over de Venrayse dorpen uit de bijna oude gemeente. Als waardering daarvoor stuur ik een gedeelte uit de concepttekst van mijn boek mee, dat een ander licht werpt op de ontstaansgeschiedenis van de drie geweerschutterijen in Venray-dorp. Dit in vertrouwen, de gegevens zijn nog niet openbaar. Sint-Anna Het Eind is overigens in 2002 ter ziele gegaan; gaan rusten is te zwak uitgedrukt. Met hartelijke groet, Koos Swinkels
AAN: De Heer Koos Swinkels Geachte Heer Swinkels,
Maastricht (Lb.), 23 oktober 2008
Het doet mij deugd weer eens iets van U te mogen vernemen en vooral ook doet het mij deugd, dat U met Uw navorsingen vooruitgang hebt geboekt. Ik stuur U mijn gegevens betreffende het schutterijwezen in de dorpen Blitterswijck, Geysteren en Wanssum toe. Aan de hand van die gegevens kunt U zelf vaststellen dat de schuttershistorie van elk van die drie dorpen héél wat méér inhoudt en héél wat verder in het verleden terugreikt dan U thans in Uw mailing doet voorkomen. Met publicatie van mijn gegevens in de SB wil ik wachten totdat inderdaad is komen vast te staan dat de gemeente Venray met de genoemde dorpen zal worden uitgebreid. Ondertussen heb ik de gelegenheid om eindelijk eens mijn - reeds vorig jaar aan U gedane - toezegging na te komen, nl. publicatie van mijn gegevens over het vroegere en huidige schutterijwezen (schuttersgildewezen) in het dorp / de stad Venray en in de gemeente van die naam. Een begin daarmee maak ik op de navolgende bladzijde. Een volledige bronnenopgave volgt aan het eind van het door mij te geven overzicht. Uiteraard respect eer ik Uw wens om voorlopig nog niets te vermelden over ‘een ander licht’ dat Uw binnen afzienbare tijd te verschijnen studie werpt op ‘de ontstaansgeschiedenis van de drie geweerschutterijen in Venray-dorp’. Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de inhoud van Uw concepttekst die U me heden hebt toegezonden als vertrouwelijk stuk. Na publicatie van Uw studie zal ik ongetwijfeld over Uw onderzoeksresultaten in de SB berichten, enerzijds in de vorm van een recensie en anderzijds door in de hier voorliggende rubriek te melden in welke opzicht de tot dusverre in deze rubriek door mij verstrekte informatie verbetering en aanvulling behoeft. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1764
31 oktober 2008
22
Schuttersbrief - nummer 85
Venray: voormalig dorp en huidige stad Algemeen Hoofdplaats van gelijknamige gemeente in Noord-Limburg. Werd (wordt) ook wel kortweg ‘Rooy’ genoemd. Ontwikkelde zich in de 20ste eeuw van landbouw- en schapenteeltdorp tot industriestad. Behoorde al vóór 1208 tot het graafschap en latere (= sedert 1339) hertogdom Gelre en wel tot het Overkwartier daarvan (= het Gelderse Overkwartier = Opper-Gelre met Roermond als hoofdstad). Bleef tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) in Spaanse handen, zij het niet zonder zéér tijdelijke bezettingen door het Staatse leger. Werd Pruisisch ten tijde van de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) en Frans in 1794. Heeft vóór 1794 ten minste drie schuilschansen gehad, nl. een minstens laatmiddeleeuwse ter plekke van het kerkhof, terwijl er nog twee andere buiten het hoofddorp lagen, t.w.: bij Leunen (cf. de 19de-eeuwse gemeentekaart in het boekwerk van J.Kuyper), echter in feite in de Peel op IJsselsteijns gebied, ook laatmiddeleeuws, en in het gebied Op de Kamp bij Merselo. Dekenale en tevens oudste parochiale kerk (uit 15de eeuw, met enkele voorgangers, de laatste uit ca. 1200): de St.-Petrus’ Banden of Grote Kerk. Schutterijen (aantal en volgorde onzeker) (-) St.-Jacobus [de Oudere], mogelijk vóór 1427 - ±1790. Wapen: indien van meet af aan geweer, dan zeker niet vóór ±1500. Wordt nergens in de archieven schutterij of schuttersgilde genoemd (Swinkels 2008). Zou volgens een artikel in LS - nummer 17 (dec.1992, blz. 30) waarvan de auteur zich gebaseerd heeft op informatie van de zijde van de Heemkundige Vereniging Venray (Krijnen 2002), een anno 1427 opgerichte schuttersgilde geweest zijn en in of omtrent 1585 St.-Jan de Doper als patroonheilige hebben aangenomen. Recent onderzoek wijst echter uit, dat vóór 1427 een St.-Jakobsaltaar gesticht is, de kerk geen beeld of altaar van St.-Jan de Doper kent, de devotie zich beperkt heeft tot een al lang verdwenen voorstelling van ‘Johannes in disco’ (= St.-Jan Onthoofding) en de St.-Jacobsgilde een kerkelijke gilde en dus een religieuze (parochiële) broederschap geweest moet zijn, met schieten als nevenactiviteit (Swinkels 2007). Maakte in haar kasboek sub anno 1649 melding van een ‘bosman’ [= busmeester = buksmeester; en dus niet betaalmeester?], hield haar koningschieten op de feestdag van St.-Jacobus (25 juli), schoot op de vogel tot 1700 / 1712, betaalde in 1700 aen den schutboem ofte jonge sellen vant santacker [= hierna: schutterij nr. 1 = de St.-Jan (!) alias ’ t Zandakkergilde] 2-0-0 [= twee gulden] en zal - blijkens haar jongste bewaard gebleven kasgegevens uit 1789 - waarschijnlijk kort na voormeld jaar zijn opgeheven (Swinkels 2007). (-) De website van de hierna nog te bespreken Zandakkergilde St.-Jan verkondigt de stelling, dat in ‘1566’ [sic!] ‘de [toenmalige] drie [sic!] schuttersgilden’ - t.w. de St.-Jan (= schutterij nr. 1), de St.-Anna (= schutterij nr. 2) en de St.-Petrus’ Banden (= schutterij nr. 3 ) - door hun optreden een beeldenstorm in de Grote Kerk van Venray hebben weten te voorkomen [zie www.zandakker.nl => Geschiedenis => Een stukje historie uit het roemruchte verleden (…)]. Echter, bewijzen voor die stelling zijn er tot nog toe in het geheel niet geleverd! (-) St.-Eligius,1575 - kort (?) vóór 1935. Wapen: onbekend. Wordt nergens in de archieven schutterij of schuttersgilde genoemd (Swinkels 2008). Werd bij gildebrief van 8.9.1575 opgericht. Was een ambachtsgilde (met schuttersactiviteiten!), die vóór 1935 is opgegaan in de afdeling Venray van de R.K. Smedenbond. Verkocht in 1793 (schutters)zilver en hield annis 1802 en 1804 koningschieten (Janssen 1896). Zilver (thans berustend bij de weduwe Smits): ongedateerde patroonsplaat en ongedateerde vogel. Verenigingsarchief: verloren gegaan. (-) St.-Nicolaas, vóór 1640 - heden. Wapen: onbekend. Ook genoemd: ‘Fraternitas S.Nicolai’ [= Broederschap - of: Schutterij? - St.-Nicolaas] (titel rekeningenboek 1688); ‘de gilt van Nicolaes’ (in een later rekeningenboek, sub dato 13.12.1761); ‘St. Nicolaascomité’ (sinds ±1960). Beweerde oprichtingstijd: 17de eeuw (Gerits 1986, blz. 90). Was al (of werd tevens?) een koopliedengilde en zou ‘voor het eerst ten jare 1640 officieel erkend’ zijn en wel door de drost van het ambt Kessel en door de toenmalige pastoor (De Maasgouw 1879, blz. 19). Werd dd. 26.10.1705 door baron Johan Albert Bouwens van der Boye, de plaatselijk gebiedende heer, bevestigd in haar oude voorrechten en gebruiken. Koos (!) m.n. in 1769 en 1780 haar koning. Vermoedelijk is er na 1796 geen schieten meer geweest, daar de laatste in het rekeningenboek vermelde post voor vogelschieten stamt uit voormeld jaar. Beperkte in 1924 (volgens Swinkels 2007) haar activiteiten tot de organisatie van de plaatselijke St.-Nicolaasoptocht en noemt zich sinds ±1960 St.-Nicolaacomité. Zilver (thans berustend bij het gemeentelijk museum): patroonsplaat uit 1640 en een niet gedateerde vogel. Oudste verenigingsarchiefstukken (thans berustend bij Gemeentelijk Archief Venray): eerdergenoemd rekeningenboek (1688-1769) en een kwartoboek uit 1761 met gegevens tot 1939. Wordt vervolgd.
Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
23
1765
SCHUTTERSUNIFORMEN (3) Vervolg op SB 83, blz. 1675-1677, en SB 84, blz. 1726
Historische uniformen, militaire uniformen en fantasie-uniformen: wel een juiste indeling? VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 31 augustus 2008
Een van de uiterlijke kenmerken van een hedendaagse folkloreschutterij is de wijze waarop haar leden in groepsverband gekleed gaan. Met welke soort kledij tooien de leden van een folkloreschutterij zich? Een niet onbelangrijke vraag, omdat op een schutters(gilde)feest doorgaans prijzen te winnen zijn tijdens een of meer neven- of bijwedstrijden waarop een folkloristische schuttersvereniging ook mede naar de manier van haar kleding beoordeeld wordt. Zo geldt binnen de Oud-Limburgse Schuttersfederatie (de OLS) de m.i. misleidende en te enge indeling in: historische uniformen, militaire uniformen en fantasie-uniformen. Zie de onderstaande drie afbeeldingen.
Voorbeeld Voorbeeld Voorbeeld van een historisch uniform: van een militair uniform: van een fantasie-uniform: gildekledij galatenue van het RLJ ontwerp van Charles van Eyck, bij St.-Catharina te Weert bij St.-Georgius en St.-Sebastianus te Beesel bij St.-Sebastiaan te Schimmert [Bron foto: www.catharina1480.nl] [Bron foto: SB 57, blz. 1009] [Bron foto: www.sint-sebastianus.nl]
Bij de OLS-reglementering zijn toch wel, zoals ik al aangaf, de nodige vraagtekens te plaatsen. Ik heb er in elk geval twee. In de eerste plaats zijn de door folkloreschutterijen eventueel te dragen militaire uniformen per definitie tegelijk historische uniformen. Simpelweg om deze reden: het dragen van bestaande (!) militaire uniformen door anderen dan militairen is bij wet begrijpelijkerwijs verboden. Folkloreschutterijen mogen zich wél steken in voormalige militaire klederdracht. De misleidende term historisch (waarom niet gilde?) in de onderscheidende trits ‘Historisch - Militair - Fantasie’ is dus onzorgvuldig gekozen. In de tweede plaats vind ik de OLS-indeling te eng van opzet: er wordt (nog) geen officieel erkende plaats ingeruimd voor met name de categorieën burgerkledij, jagerskledij, boerenkledij en streekklederdracht. Nog sterker geldt het door mij laatstgenoemde argument, wanneer we eens over de Limburgse provinciegrenzen heen kijken. Dáár, buiten de beide Limburgen, vinden we de genoemde categorieën burger-, jagers-, boeren- en streekklederdracht rijkelijker vertegenwoordigd in het schutterswereldje. Hetzelfde argument wint nog aan zeggingskracht, wanneer we bedenken dat onze tijd een toenemend aantal interprovinciale / interfederatieve en voorwaar internationale schutters(gilde)feesten te zien geeft, die naast de gebruikelijke schiet- en optochtwedstrijden de deelnemers en de talloze bezoekers vergasten op diverse schutterlijke competities, ook waar het om het correct dragen van uniformen gaat. Wordt vervolgd. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1766
31 oktober 2008
24
Schuttersbrief - nummer 85
LANDJUWEEL OISTERWIJK (N.Br.) 2008 (4) Vervolg op SB 75, blz. 1471, SB 80, blz. 1620, en SB 84, blz. 1730
Een schilderij loopt leeg… [Fotograaf: Noud Smits]
VAN: De Heer J.G.M. (Jack) Goudsmits, hoofdman van de NBFS-Gildekring Maasland en vice-voorzitter van de NBFS Geachte Heren Disch en Smits, beste Alfred en Noud,
Oisterwijk (N.Br.), 27 september 2008
In de Schuttersbrief 84 staat op pagina 1730 een foto welke is gemaakt tijdens het Landjuweel op 7 september. Onder de mooie titel ‘Een schilderij loopt leeg…’ vragen jullie welk gilde dit is. Met in het midden hoofdman Ton den Teuling is dit het Sint-Hubertusgilde uit Drunen (gildekring Maasland). Hartelijke groet, Jack G.M. Goudsmits
VAN: De Heer Johnny van der Leest, dekenschrijver van Gilde St.-Joris en St.-Catharina te Gemonde Geachte Heer Disch,
Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel (N.Br.), 27 september 2008
Volgens mij is het schuttersgilde op blz. 1730 (foto Noud Smits) het Sint-Hubertusgilde uit Drunen. Met vriendelijk groet, Johnny van der Leest
VAN: De Heer W.G.M.P. (Wiel) Leunissen, webmaster en redacteur van de Klimmense schutterssite Beste Alfred,
Klimmen, gemeente Voerendaal (Lb.), 28 september 2008
De vereniging op de foto is het Sint-Hubertusgilde van Drunen. Met vriendelijke schuttersgroet, Wiel
AAN: De Heren Jack Goudsmits, Johnny van der Leest en Wiel Leunissen Maastricht, 28 september 2008 Mede namens Noud Smits dank. T.b.v. de SB-lezer: het dorp Drunen maakt deel uit van de gemeente Heusden. Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
25
1767
VlaS: VLAAMSE TRADITIONELE SPORTEN vzw (4) Vervolg op SB 50, blz. 856, SB 54, blz. 942, en SB 55, blz. 974
VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 8 oktober 2008 1)
Ja ja, ik weet het, ik weet het! Ook aan VlaS , de koepelorganisatie van traditionele volkssporten in Vlaanderen (lees: Vlaams België), en aan haar uitmuntende kwartaalblad Trend2) wordt in de Schuttersbrief nog veel en veel te weinig aandacht geschonken. Het is trouwens de hoogste tijd dat de SB-redactie de beschikking gaat krijgen over een eigen man of vrouw die zich speciaal om Vlaanderen wil bekommeren. Vlaamse schutterszaken kunnen dan vaker en uitvoeriger in de SB aan bod komen. Wie meldt zich voor een dergelijk redacteurschap of eventueel voor een plaatsvervangend redacteurschap aan? Wat tot nu toe in de SB-berichtgeving over bijvoorbeeld VlaS misschien nog niet voldoende uit de verf gekomen is, is de grote verscheidenheid aan traditionele volkssporten waar de koepelorganisatie VlaS voor staat. Daarom noem ik die sporten hier allemaal bij name en wel in alfabetische volgorde. Het gaat in totaal om maar liefst 24 (!) traditionele volkssporten3), t.w.: 01) Balboogschieten 02) Beugelen 03) Buksschieten 04) Curve bowls 05) Darts 06) Flessenschieten 07) Gaaibol 08) Golfbiljarten (--) Handboogschieten, zie Wipschieten
(--) Kegelen,zie Manchetb. en Schaarb. 09) Klepschieten 10) Kruisboogschieten 11) Krulbol 12) Liggende wip 13) Manchetbaankegelen 14) Paapgooien 15) Pagschieten 16) Schaarbaankegelen 17) Schietlapschieten
18) Sjoelen 19) Staande wip 20) Struifvogel 21) Touwtrekken 22) Trabol, ook genaamd: Bolletra (zie o.m. SB 17 en SB 50)
(--) Traditioneel karabijnschieten, zie Klepschieten 23) Vlegeldorsen 24) Wipschieten
Zoals U kunt zien, is ruim eenderde deel van de 24 hierboven aangegeven traditionele volkssporten door mij vetgedrukt. Bij de meeste van de vetgedrukte traditionele volkssporten (t.w.: Buks-, Klep-, Kruisboog- en Wipschieten alsmede Liggende wip en Staande wip) zal overduidelijk zijn wat hun relatie is met het schutters(gilde)wezen; in de SB wordt er immers bij voortduring over bericht. Bij de resterende drie (d.w.z.: Balboog-, Flessen- en Schietlapschieten) ligt de samenhang met schutterijen (schuttersgilden) ogenschijnlijk niet zo direct voor de hand. Reden waarom ik ook aan elk van deze laatste drie traditionele volkssporten bijzondere aandacht wil schenken. In dat verband heb ik reeds een begin gemaakt door hierboven, op blz. 1745-1749, een rubriek op te starten, geheel gewijd aan het balboogschieten. Mocht er reden zijn om tevens aan een of meer van de overige vijftien (niet vetgedrukte ) traditionele volkssporten aandacht in de Schuttersbrief te schenken, dan hoop ik dat te vernemen. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch 1) Vlaamse Traditionele Volkssporten vzw, kortweg: VlaS. Adres: Polderstraat 76-A / bus 2, B - 8310 Brugge. Telefoon en fax: 00.32.(0)50- 35 84 62; gsm: 00.32.(0)478 - 55 37 31. E-mail: info@vlas.be. Webstek: www.vlas.be. 2) Trend. Driemaandelijks fullcolour-tijdschrift van VlaS. Adres: zie vorige noot. Hoofdredacteur: Hein Comeyne. Redactie: Ans Dewolf en Nini Thooft. Jaarabonnement: gratis voor secretarissen van de bij VlaS aangesloten verenigingen; € 5 voor VlaS-leden; € 10 voor alle anderen; abonnementsgeld te storten op VlaS-rekeningnummer 7343323854-61;IBAN-code: BE62-734-3323854-61; BIC-code: KREDBEBB. 3) Over de genoemde 24 sporten zijn bij het VlaS-secretariaat (zie voetnoot 1) flyers te verkrijgen, uitgezonderd over traditioneel karabijnschieten en darts. De flyers hebben als ondertitel: Een traditionele sport.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1768
29 oktober 2008
26
Schuttersbrief - nummer 85
HET ONTSTAAN VAN HET SCHUTTERSGILDEWEZEN (4) Vervolg op SB 39, blz. 620-621, SB 40, blz. 648-649, en SB 42, blz. 686-698
Meer speciaal in het oude VlaanderenVervolg VAN: De Heer Marc Lemahieu, thesaurier en archivaris van de Koninklijke Hoofdgilde St.-Sebastiaan te Brugge, schrijver van het in SB 33 besproken werk over het ontstaan van de schuttersgilden, auteur van het op blz. 1790 gerecenseerde boek over de aard van de eerste Vlaamse schuttersgilden Beste Alfred,
Brugge (W.Vl.), 15 oktober 2008
Ingesloten zend ik je één van mijn hersenspinsels dat deze maand in druk ging. Je zult er niet bijzonder mee opgezet zijn, want het gaat lijnrecht tegen jouw opvattingen in. Het grote verschil tussen ons beiden is dat jij de geschiedenis van de schutterijen wil opnemen bij de weerbaarheidskorpsen van de Italiaanse steden in de Hoge Middeleeuwen, terwijl ik enkel het koningschieten in de Vlaamse schuttersgilden in de Late Middeleeuwen als startpunt neem. Niettemin veel leesgenot!
Marc
AAN: De Heer Marc Lemahieu Beste Marc,
Maastricht, 18 oktober 2008
Vandaag ontving ik per traditionele post jouw jongste publicatie in boekvorm: Het wezen van de eerste Vlaamse schuttersgilden. …met eenre gemeyne begeerten omme lavenisse haerer zielen…, z.pl. (Brugge), z.j. (2008). Met de toezending heb je me een groot plezier gedaan. Ik zeg je daarvoor hartelijk dank! Elders in het hier voorliggende SB-nummer geef ik een recensie van jouw boek: zie blz. 1790. Je meldt dat ik ‘niet bijzonder opgezet’ zal zijn met de inhoud van je jongste pennenvrucht, omdat die inhoud lijnrecht tegen mijn opvattingen zou ingaan. Het laatste klopt, het eerste echter niet. Ik ben namelijk wel degelijk ‘bijzonder in mijn schik’ met jouw meest recente ‘hersenspinsel’. In jouw jongste boekwerkje (toch nog altijd 88 bladzijden dik!) ga je gelukkig nader in op het hoog- en laatmiddeleeuwse fenomeen ‘boogschutterskorpsen’ (= in feite: stedelijke en landsheerlijke legerboogschutterskorpsen tijdens de Volle Middeleeuwen, 11de- 15de eeuw = 1001-1500) en geef je een schitterende uiteenzetting van jouw opvattingen inzake het karakter van de allervroegste schuttersgilden in Vlaanderen. Een schitterende uiteenzetting, niet alleen door jouw heldere betoog maar ook én vanwege de - althans in de meeste gevallen - meesterlijke citaatrijke onderbouwing ervan (zoals we dat gewend waren van Reintges) én wegens de vermelding van een groot aantal historische feiten die mij onbekend waren. Ik vind jouw publicatie zéér leerzaam, niet in de laatste plaats doordat ik nu veel en veel beter dan voorheen jouw ideeën ben gaan begrijpen t.a.v. de ontstaanshistorie van de schuttersgilden in Noordwest-Europa, inzonderheid wat betreft het graafschap Vlaanderen (zie het kaartje aan het slot van deze mailing). Gelijk heb je waar je in jouw mailing van vandaag stelt dat jouw opvattingen en de mijne diametraal tegenover elkaar staan m.b.t. de oorsprong en het wezen van de allereerste schuttersgilden. Of ‘het grote verschil tussen ons beiden’ zó is zoals jij het omschrijft, betwijfel ik toch enigszins. Zeker, ik beschouw Italië inderdaad als de bakermat van het schuttersgildewezen in Europa, hoewel ik de bewijsvoering nog niet helemaal rond heb. Dit laatste, d.w.z. mijn nog onvoltooide argumentatie, geldt tevens voor mijn stellige vermoeden dat de allereerste stedelijke schuttersgilden op het Apennijns schiereiland zijn ontstaan kort of lang vóór het jaar 1200, dus tijdens de Hoge Middeleeuwen (1001-1300). Mijns inziens stammen evenwel óók de vroegste schuttersgilden in de Vlaamse steden uit hetzelfde tijdvak, zij het iets eerder in de 13de eeuw (1201-1300) dan het door Reintges in diens proefschrift min of meer verkondigde laatste kwart van die eeuw (1276-1300). Ook rust op mij nog steeds de volledige bewijslast inzake het weerbaarheidskarakter van de allervroegste Italiaanse compagnieën (lees: schutterijen, schuttersgilden), ook al zijn daarvoor inmiddels - mede dankzij jouw inbreng (SB 34, editie van 20 augustus 2005, blz. 594-595) - reeds zéér sterke aanwijzingen aangedragen. Minder sterk zijn weer de aanwijzingen voor de rechtstreekse link die ik heb gelegd tussen het Italiaanse schuttersgildewezen en de allereerste schuttersgilden in het oude Vlaanderen, al voel ik me wel gesteund door het feit dat ruim 100 jaar vóór mij - Mathy Leunissen wees er reeds op (SB 74, blz. 1457-1458) Dr. Cris te Lintum als eerste in diens dissertatie eenzelfde link legde.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
27
1769
Of jij ‘enkel het koningschieten in de Vlaamse schuttersgilden in de Late Middeleeuwen [= 1301-1500] als startpunt’ genomen hebt? Bekend was al, dat jij van mening bent dat de allereerste schuttersgilden in Vlaanderen pas na 1305 opgericht werden (SB 42, blz. 688, eerste alinea); die mening van jou deel ik dus inderdaad in het geheel niet. Eveneens weet de SB-lezer, dat jij - wellicht als geen andere schutterijvorser - de aandacht gevestigd hebt op het ‘13de-eeuwse’ (in elk geval ruimschoots vóór 1305 ontstane) fenomeen boogschutterskorpsen, waarvan je terecht meldde dat ze ‘niet (steeds) naadloos overgingen’ in schuttersgilden (SB 42, blz. 686). Was die melding van jou voor mij reeds een eye-opener, d.w.z. iets dat mij plotseling inzicht verschafte m.b.t. het ontstaan van de allereerste schuttersgilden in Zuidwest-België en Noordwest-Frankrijk - jouw boekwerk van deze maand meldt héél wat méér opmerkelijks ten aanzien van de stedelijke en landsheerlijke legerboogschutterskorpsen en wel zóveel dat ik voor mezelf tot een aantal conclusies gekomen ben waarmee jij op jouw beurt - vrees ik - misschien ‘niet bijzonder opgezet’ zult zijn. Naast opmerkelijke uitspraken m.b.t. de (leger)boogschutterskorpsen doe je in jouw boek verder een aantal opmerkelijke uitspraken zowel inzake de papegaai- of koningschieting als inzake de beginperiode van het Vlaamse schuttersgildewezen. Soms ben ik het met jou eens, maar nog vaker het oneens. Graag wil ik dan ook nader ingaan op een aantal nieuwe opmerkelijke uitspraken van je. Ik schrijf met opzet nieuwe, daar ik - terecht of ten onrechte? - me met de gedachte vlei dat jouw boek van deze maand een zeer vermeerderde en in menig opzicht verbeterde versie is van jouw tekst die drie jaar geleden verschenen is in SB 42, blz. 686695. In die opvatting word ik gesterkt: a) doordat jouw boek niet alleen nagenoeg dezelfde opzet heeft maar tevens b) hier en daar exact dezelfde bewoordingen bevat als jouw SB-tekst van oktober-november 2005; c) doordat verreweg de meeste vragen die ik je destijds stelde (toen ik jouw tekst becommentarieerde), in jouw boekwerk van deze maand beantwoord worden; d) doordat je kennelijk rekening gehouden hebt met enige van mijn onderzoekmethodische bezwaren tegen jouw eerdere tekst; en e) doordat jouw huidige tekst, weliswaar pas deze maand in boekvorm gepubliceerd, evenwel reeds stamt uit ‘maart 2006’ (volgens het bericht op blz. 75 van jouw pennenvrucht), d.i. dus slechts enkele maanden na ons discours in SB 42. Omdat de inhoud van jouw boekwerk een gedeeltelijke herhaling is van wat je al voorheen in de SB beweerde, en ik bovendien in hetzelfde SB-nummer (blz. 695-698) inhoudelijk gereageerd heb op jouw toenmalige tekst, hoef ik nu niet nog eens jouw opmerkelijke uitspraken van toen te becommentariëren. Hooguit zal ik naar die vroegere uitspraken van jou verwijzen en naar mijn eerdere kritiek wanneer de navolgende bespreking van jouw meest recente opmerkelijke uitspraken daartoe aanleiding geven. Alle huidige nieuwe opmerkelijke uitspraken, beweringen of stellingen van jou heb ik genummerd van 1 t/m 28, met vermelding van de desbetreffende paginering in jouw boek. Tevens heb ik ze van commentaar voorzien en in vier hoofdstukken ingedeeld (hoewel het derde hoofdstuk in feite te beschouwen is als een bijlage bij het tweede): - Hadden de vroegste schuttersgilden in Vlaanderen (±1250 - ±1350) slechts (zoals jij nu met stelligheid beweert) zéér secundair een weerbaarheidskarakter?; - Een historische ‘schets’ van de beginperiode van het Vlaamse schuttersgildewezen: van ‘stedelijke schutters’ naar ‘schuttersgilden’, ±1250 - ±1350; - Verschillen en overeenkomsten tussen een legerboogschutterskorps en een schuttersgilde, ±1250 - ±1350 [tabellarisch overzicht]; - Overige opmerkelijke uitspraken met betrekking tot de beginperiode (±1250 - ±1350) van het Vlaamse schuttersgildewezen. Alle vier de hoofdstukken maken - het ene wellicht meer dan het andere - duidelijk in welk opzicht jij en ik van mening verschillen inzake de ontstaanswijze en het karakter van de ons oudst bekende Vlaamse schuttersgilden. In een latere SB zal ik een aangeklede trefwoordenlijst verstrekken die ik heb gemaakt betreffende jouw publicatie in drukvorm, want - eerlijk gezegd - een persoons- en zaaknamenregister miste ik toch wel in jouw boek met zo’n schat aan gegevens. En dan nu jouw diverse uitspraken, door mij samengevat en van mijn commentaar voorzien.
Hadden de vroegste schuttersgilden in Vlaanderen (±1250 - ±1350) slechts zéér secundair een weerbaarheidskarakter? Uitspraak 1: Een belangrijke vaststelling om de militaire oorspong van de schuttersgilden te ontkrachten is, dat de deken de bestuurlijke leiding had over een schuttersgilde en niet de hoofdman. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 43. COMMENTAAR
Volgens mij géén steekhoudend argument. De aanwezigheid van een hoofdman bevestigt juist het weerbaarheidskarakter van een vroegere schuttersgilde. Van oudsher was de functie van a coningstavel of hoofdman (= de latere ‘hopman’) stedelijk van aard, d.w.z. hij werd niet gekozen a. De van oorsprong 16de-eeuwse (?) term hopman, mogelijk afgeleid van hoofdman / homan, kan evenwel ook een Nederlandse verbastering zijn van het Duitse woord Hauptmann (= thans: kapitein). --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1770
31 oktober 2008
28
Schuttersbrief - nummer 85
door de leden van een schuttersgilde maar aangesteld door de stadsmagistraat en dit waarschijnlijk in tegenstelling tot de oudere functie van hoofdman van een schaarwacht of coningstavelie (= gewapende wijk- of kerspelwacht). We zien niet zelden gebeuren, dat er van stadswege (!) boven de deken van een schuttersgilde een ‘overdeken’ of toezichthouder werd aangesteld, zijnde doorgaans iemand vanuit het stadsbestuur en dit ter versteviging van de controle op de gang van zaken binnen een schuttersgilde. Uiteraard was zo’n stedelijk controlemiddel niet nodig bij schuttersgilden ‘van de gebroken pees’ [= schutterijen zonder weerbaarheidstaken, ook wel ‘kleine (schutters)gilden’ geheten]. Overigens kon de deken m.i. niet alleen de leiding hebben over het bestuur maar ook over de weerbaarheidsaangelegenheden binnen een schuttersgilde, dus deken en hoofdman tegelijk zijn, waarbij je je kunt afvragen welke functie er het eerst was. Uitspraak 2: De eerste en latere schuttersgilden werden nooit als zodanig geïncorporeerd in het stads- of gemeenteleger en evenmin in het landsheerlijke leger. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 43-44. COMMENTAAR
In het algemeen, zowel in als buiten Vlaanderen, kán Uitspraak 2 kloppen, al zijn er beslist ook voorbeelden (uitzonderingen?) te noemen die anders uitwijzen. Trouwens: het is maar wat men verstaat onder incorporatie. Incorporeren wil zeggen: verenigen met, opnemen in, inlijven. Mijns inziens is er toch óók sprake van incorporatie, wanneer tijdelijk schuttersgildeleden individueel werden ingelijfd in een boogschutterskorps van het landsheerlijke of stedelijke leger. Uitspraak 3: Het was het stadsbestuur dat bepaalde, hoeveel en wie van de stedelijke schutters (d.w.z. leden van de schuttersgilde of schutters erbuiten) moesten deelnemen aan de krijgstocht van een stedelijk of landsheerlijk leger. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 45. COMMENTAAR
Ook deze uitspraak snijdt geen hout. Op zich is Uitspraak 3 juist, maar… suggestief in tweeërlei opzicht. In de eerste plaats kwam het in de praktijk erop neer, dat de eerste keuze viel op de leden van een schuttersgilde. Dezen moesten immers permanent ten dienste van de stad staan. En in de tweede plaats: het voorgaande hield tevens in, dat van de door het stadsbestuur opgeroepen stedelijke schutters relatief de meeste doorgaans lid waren van de schuttersgilde. Uitspraak 4: Van een weerbaarheidsschutterij (= schuttersgilde met weerbaarheidskarakter) in nagenoeg elke stad was het ledenaantal door de overheid (= landsheer of stadsbestuur) gelimiteerd. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 45-46 en 73. COMMENTAAR
Uitspraak 4 is op zich juist, maar is daarmee nog helemal géén steekhoudend argument om de vermeend secundaire militaire betekenis van de vroegere schuttersgilden aannemelijk te maken. Aan het stellen van een limiet lagen louter financiële overwegingen (nl. met het oog op het beperkte budget van de stedelijke en landsheerlijke overheid) en het tegengaan van misbruik ten grondslag. De overige (buiten de limiet vallende!) leden van de schuttersgilde (als die er al waren in de hier behandelde periode ±1250 - ±1350) waren weerbare en niet-weerbare mannen, hun vrouwen en kinderen, alsmede geestelijken. Opvallend, ook in latere tijden, is overigens het aantal uit schuttersgilden afkomstige lieden die als coningstavel (in het Frans en Engels: constable = hoofdman of commandant met doorgaans zo’n twintig schutters onder zich) deel uitmaakten van het boogschutterskorps van een landsheerlijk of stedelijk leger. Een schuttersgilde leverde soms zelfs de ‘opperhoofdman’ of bevelhebber van het leger of het legerboogschutterskorps. Uitspraak 5: Bij een krijgstocht betaalde niet de schuttersgilde zelf maar de stad de soldij van de individueel deelnemende schuttersgildeleden die tezamen met andere stedelijke schutters in het boogschutterskorps van het leger meestreden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 46-47. COMMENTAAR
De zojuist geschetste situatie beklemtoont nog eens het publieke weerbaarheidskarakter van een kruisboogschuttersgilde tijdens de periode ±1250 - ±1350 en in latere tijd. Niet de schuttersgilde maar de stad draaide op voor de kosten. Ook de vorst betaalde de kosten, wanneer hij via een bede aan de Staten van zijn gewest of rechtstreeks aan een stadsbestuur weer eens vroeg om een contingent manschappen (in casu o.a. leden van een kruisbooggilde) voor deelname aan de heirvaart of landweer. Uitspraak 6: Schuttersgilden waren noch het militaire korps voor de stadsverdediging noch een troepenformatie van de stadsmilitie. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 3 en 47; in navolging van Reintges 1963, blz. 307.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
29
1771
COMMENTAAR
Geen énkel weerbaarheidskorps vormde het enige militaire korps voor de stadsverdediging. De kruisboogschuttersgilde was ‘slechts’ één van de militaire korpsen van een stad, echter vaak (?) weer niet (formeel) als zodanig bij deelname aan een stedelijke of landsheerlijke veldtocht (zie mijn commentaar bij Uitspraak 2). Bovendien vormde zij wel degelijk een troepenformatie van de stadsmilitie (o.a. bij de stadsverdediging), temeer doordat de weerbaarheidstaken van een kruisboogschuttersgilde verder reikten dan het puur militaire. Uitspraak 7: Men kan zelfs vaststellen, dat schuttersgilden nergens [sic!] en op geen enkel moment [sic!] als reguliere stadswacht kunnen beschouwd worden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 47; wederom in navolging van Reintges 1963, blz. 142 en 299. COMMENTAAR
Uitspraak 7 is eveneens onjuist. Ook een schuttersgilde als zodanig had in principe de dienst van reguliere stadswacht te verrichten. Vanwege haar bijzondere positie binnen de stedelijke weerbaarheid kon zij van stadswege of zijdens de landsheer door privilegeverlening vrijstelling van reguliere wachtdiensten verkrijgen; en dit laatste is dan ook menigmaal gebeurd, zwart op wit! Uitspraak 8: De militaire verplichtingen van een schuttersgilde waren niet of nauwelijks omvangrijker dan die van de gewapende ambachtsgilden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 48. COMMENTAAR
Bij Uitspraak 8 wil ik een groot vraagteken plaatsen. Want wat wordt met deze uitspraak eigenlijk beoogd? Mede aantonen, dat het weerbaarheidskarakter van een kruisboogschuttersgilde uit de periode ±1250 - ±1350 (en eventueel later) slechts zéér secundair was? Hier worden appels (schuttersgilden) met peren (ambachtsgilden) vergeleken. Bij een ambachtsgilde draaide het primair om (de belangen van) het ambacht, bij een schuttersgilde primair om (de belangen van) het schieten. Elke schuttersgilde was in de allereerste plaats een wapengilde en dat kon van onverschillig welke ambachtsgilde niet gezegd worden. Uitspraak 9: Door de opkomende macht der burgerij had menig bestuurslid van een schuttersgilde een positie binnen de stadsmagistraat verworven waardoor een stadsbestuur minder vaak gevolg gaf aan de bede van de landsheer om toezending van een contingent manschappen. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 48. COMMENTAAR
Bovenstaande uitspraak zou ik in zijn geheel niet voor mijn rekening durven nemen. Bewijzen voor de eventuele juistheid van het tweede deel van Uitspraak 9 ontbreken namelijk vooralsnog. Uitspraak 10: De schuttersgilden als zodanig speelden geen enkele rol in de strubbelingen tussen het patriciaat en de ambachtsgilden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 49. COMMENTAAR
Nou en? Het gestelde in Uitspraak 10 hoeft ons helemaal niet te verbazen. Door de strubbelingen tussen de Klauwaerts (= voornamelijk: ambachtslieden en de Vlaamse adel) en de Leliaerts (= de Fransgezinden i.c. de stedelijke patriciërs, dus de leden van aanzienlijke geslachten, en een klein deel van de adel) verkeerden de schuttersgilden als weerbaarheidskorpsen in een spagaat. Slechts één vreedzame uitweg diende zich aan: zich zoveel mogelijk buiten voormelde strubbelingen houden ter wille van zomin mogelijk strubbelingen binnen de eigen gelederen van een schuttersgilde. Uitspraak 11: Tijdens de 15de eeuw, die voor Vlaanderen ruwweg samenviel met de Bourgondische periode (1384-1492), deemsterde de militaire betekenis van de schuttersgilden geleidelijk aan weg. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 49-50. COMMENTAAR
Hoewel Uitspraak 11 op zichzelf juist is, is het gestelde irrelevant omdat het hier niet de beginperiode (±1250 - ±1350) van het Vlaamse schuttersgildewezen betreft maar een latere periode. Overigens is het ook weer niet zo, dat de schuttersgilden het puur militaire component van hun weerbaarheidskarakter helemaal verloren. Ook tijdens en zelfs na de Bourgondische periode, zowel in als buiten Vlaanderen, namen schuttersgilden deel aan de verdediging van hun stad. Uitspraak 12: Binnen de stedelijke en landsheerlijke legers hebben de schuttersgilden als zodanig zich niet onderscheiden. En wanneer ze dan al eens vermeld werden,heeft men het in de archieven niet over de gilde maar over de schutters zelf. Enkel de stadsrekeningen geven een vage indicatie en ook dan nog is de oogst ronduit bedroevend. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 50. COMMENTAAR
De betrekkelijk geringe hoeveelheid vermeldingen (in stadsrekeningen) van zich binnen de stedelijke en landsheerlijke legers onderscheidende schuttersgilden is eigenlijk al hierboven ver--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1772
31 oktober 2008
30
Schuttersbrief - nummer 85
klaard: doorgaans maakten niet de schutterijen als zodanig maar hun individuele leden deel uit van het boogschutterskorps van een stedelijk of landsheerlijk leger. Overigens weet ik niet, of en - zo ja - in hoeverre er intensief onderzoek gepleegd is naar naamsvoorkomen van schuttersgilden in met name middeleeuwse stadsrekeningen en in de overige Vlaamse documenten uit die tijd. Ik wil echter zeker niet uitsluiten, dat inderdaad ‘de oogst ronduit bedroevend’ zal zijn. Uitspraak 13: De eerste Vlaamse schuttersgilden fingeerden een weerbaarheidsfunctie om privileges te verkrijgen. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 74. COMMENTAAR
Deze uitspraak wedijvert in opmerkelijkheid met Uitspraak 7. Tegelijk vind ik haar toch wel de meest ongelukkige van alle uitspraken in dit hoofdstuk. De enige motivatie die in Lemahieu 2008 voor het doen van zo’n uitspraak gegeven wordt, luidt: Het militaire karakter lag weliswaar aan de oorsprong van de schuttersgilden [zie ook hierna Uitspraak 19], gezien het stedelijke boogschutters waren die toetraden met hun gezin. Maar de militaire engagementen waren zeer oppervlakkig en vormden eerder een drogreden [sic!] waarmee de autoriteiten [sic!] werden gepaaid [sic!]. Helaas wordt er op geen enkele wijze een concreet bewijs aangedragen ter onderbouwing van het zojuist geciteerde. M.i. kan Uitspraak 13 verwezen worden naar het rijk der fabelen. Uitspraak 14: De militaire verplichtingen van de schuttersgilden bestonden niet bij het ontstaan maar werden later opgelegd door de vorst of stadsmagistraat. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 11. COMMENTAAR
Uitspraak 14 is gebaseerd op een m.i. onjuiste (!) uitleg van het proefschrift (1994, blz. 24) van Dr. Paul Knevel, die wordt voorgesteld ‘als de grootste autoriteit op dit vlak in Nederland’. Het ontstaan van de eerste Vlaamse schuttersgilden ging steeds gepaard met opleggen / aanvaarden van weerbaarheidsverplichtingen, zoals niet alleen rechtstreeks maar ook indirect blijkt uit de oprichtingsakten en overige relevante documenten uit de beginperiode ±1250 - ±1350. Uitspraak 15: Een schuttersgilde kon groeien uit een louter religieuze broederschap en dát bewijst op zichzelf dat schuttersgilden géén directe militaire roeping hadden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 27. COMMENTAAR
Meer nog: de alleroudste, naar heiligen vernoemde (kruisboog)schuttersgilden van vóór ±1350 hadden meestal een kerkelijke oorsprong. Schuttersgilden konden in de beginperiode ±1250 ±1350 inderdaad óók uit puur religieuze broederschappen ontstaan. Echter, het punt waar het op aankomt, is de vraag of de schuttersafdeling van zo’n broederschap ook van meet af aan een weerbaarheidskarakter droeg en daarmee het aanvankelijk puur religieuze karakter van die broederschap in meer of mindere mate naar de achtergrond drong. En die vraag kan bijna altijd, zo niet in alle gevallen, onomstotelijk in bevestigende zin worden beantwoord aan de hand van bewaard gebleven documenten.
Een historische ‘schets’ van de beginperiode van het Vlaamse schuttersgildewezen: van ‘stedelijke schutters’ naar ‘schuttersgilden’, ±1250 - ±1350 a
Uitspraak 16: Een ‘pre-corporatief boogschutterskorps’, d.w.z. een uit stedelijke schutters bestaande ad hoc gegroepeerde legereenheid met de eerste trekken van een ‘permanente organisatie’ of ‘vereniging’, had de volgende kenmerken: a) er waren enkele regels uitgewerkt voor de heirvaart (nl. ter zake van soldij, transport, tucht, uitrusting), niet voor de vrije tijd; b) er waren uitsluitend aanvoerders; het stadsbestuur hield de rechtsmacht; c) er waren geen religieuze verplichtingen; er was geen patroonheilige; d) er waren evenmin sociale verplichtingen; e) er waren geen vermeldingen onder de benaming ‘gilde’; men noemt ze doorgaans ‘den gemeynen schutteren van der stadt’ (= de stedelijke schutters, door Reintges 1963 ‘die Stadtschützen’, in het Latijn ‘civitatis sagitarii’, genoemd). Kortom, een pre-corporatief boogschutterskorps vormde géén schuttersgilde en stond er zelfs helemaal los van. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 10 en 18. a. De term pre-corporatie(f) is ontleend aan Reintges 1963.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
31
1773
COMMENTAAR
Beste Marc, de definitie die jij geeft van een ‘pre-corporatief boogschutterskorps’, is eigenlijk die van een gewoon legerboogschutterskorps. Een ‘pre-corporatief boogschutterskorps’ is mijns inziens al een schuttersgilde in haar beginfase; naar ik meen, bedoelde Reintges het ook zo. In de vrije rijksstad Aken werd bereids in 1240 een ‘pre-corporatief boogschutterskorps’ en dus een schuttersgilde opgericht, genaamd: Geselschap [van de] Herschütten [= Heerschütten = Heerschützen = letterlijk: ‘Legerschutters’ = ‘Stadslegerschutters’). Van (beginnende) schuttersgilde is - naar mijn mening - al helemaal sprake, wanneer er een of meer privileges werden verleend aan een ‘pre-corporatief boogschutterskorps’, zoals b.v. in het geval van Namen anno 1266; op dit punt verschil ik nauwelijks van opvatting met Reintges 1963. Zie verder mijn commentaar bij jouw Uitspraak 21. Overigens mogen ‘de stadsschutters’ niet vereenzelvigd worden met leden van een (al dan niet ‘pre-corporatief’) legerboogschutterskorps en evenmin andersom. Uitspraak 17: Oudere legerboogschutterskorpsen deden waarschijnlijk reeds - bij wijze van oefening of ontspanning - aan papegaai- of koningschieten. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 67-69. COMMENTAAR
Beste Marc, een opmerkelijke uitspraak van jou, daar je de laatste keer (SB 42, blz. 686) nog verkondigde dat een legerboogschutterskorps géén permanent weerbaarheidskorps was en dat het enkel werd samengeroepen en gegroepeerd voor de duur van een veldtocht en dat het dus na afloop van een krijgstocht weer werd ontbonden zoals elk ander wapenkorps van het leger. Als voorbeeld noemde je het kruisboogschutterskorps van de stad Brugge na de Slag bij de a Pevelenberg (SB 42, ter aangehaalder plaatse). Als een boogschutterskorps inderdaad uitsluitend voor de duur van een veldtocht bestond (zoals je terecht opmerkte), hoe kan het dan bij wijze van oefening of ontspanning een (ook nog jaarlijkse?) papegaaischieting houden? Als voorbeeld van papegaai- of koningschieten bij een legerboogschutterskorps noem je Dordrecht anno 1326 ‘en dit lang voordat de eerste Hollandse schuttersgilden ten tonele verschenen’ (blz. 68). Ik weet niet wat jij in dit verband onder ‘lang’ verstaat, maar de eerste schuttersgilden in het graafschap Holland kwamen reeds in de eerste helft van de 14de eeuw, dus in de periode 1301-1350, voor! Ik zal daaraan een aparte SB-rubriek wijden, zoals ik al gedaan heb voor het hertogdom Brabant m.b.t. een iets eerdere periode (zie SB 43, blz. 700-702). Hoe, wanneer en waar het fenomeen papegaai- of koningschieten ontstaan is, weet ik niet. Jij noemt twee mogelijkheden: a) de vogelschieting in Germaanse nederzettingen (bijv. te Uppsala in Zweden, 11de eeuw (= 1001-1100), en in Silezië in Midden-Europa, 13de eeuw (= 1201-1300); zie en vergelijk Reintges 1963; b) de heidense voorjaarsritus van de meikoning; zie en vergelijk Joachim 1936. Nieuw voor mij in dat verband is jouw interessante mededeling (blz. 69), dat in de stadsrekeningen 1353 en 1354 van Brugge sprake is van de keyzer van der feeste van meye [= ‘de keizer van het meifeest’]. Als het waar is dat de oudste papegaai- of koningschietingen louter en alleen bij schuttersverenigingen voorkwamen (zoals je lijkt te suggereren), dan moet de stad Dordrecht bereids vóór 1326 een schuttersgilde hebben gehad. A fortiori, dus met meer reden en des te eerder, geldt hetzelfde voor de toenmalige metropoolsteden in Vlaanderen, ook al zijn de oudste berichten daarover net iets van jongere datum: Ieper 1328 (schenking van wijn door de stad aan den scotters, als zi den papeghay scoten = ‘de schutters, toen zij naar de papegaai schoten’); Gent 1331 (feest ter ere van ‘den ghenen die den prijs won’ n.a.v. papegaaischieting volgens b jouw mededeling op blz. 38); en Brugge 1336-1337 (schenking van wijn aan den selscotters , als zi scoten den papegay = ‘de zelfschotboogschutters, toen zij schoten naar de papegaai’). Ongetwijfeld allemaal kruisbooggezelschappen in de zin van schuttersgilden. Een Brabants bewijs dat het toen al om schuttersgilden kon gaan, levert de stad Leuven: dáár vierde de O.L.Vrouwekruisbooggilde het ‘feeste vanden papengaye’, gereglementeerd in artikel 9 van haar vernieuwde schutterskaart van 25.11.1332. a. Slag bij de Pevelenberg: veldslag dd. 18.8.1304 benoorden de toenmalig Vlaamse stad Dowaai (Fr.: Douai) tussen het Franse leger (onder aanvoering van koning Filips IV de Schone) en de Vlaamse troepen (geleid door Filips van Chieti, Jan van Namen en Willem van Gulik). De slag bleef onbeslist en Willem van Gulik sneuvelde. Door de aftocht van het uitgeputte Vlaamse voetvolk behaalden de Fransen in feite tóch de overwinning. b. Selscotters = selfscotters = selfschotbogescotters = letterlijk: zelfschotboogschutters. Een zelfschotboog was een soort balista of belegeringswerktuig waarmee pijlen geschoten werden. De term balista is tevens middeleeuws Latijn voor kruisboog. In de beginperiode van het Vlaamse schuttersgildewezen (en wellicht ook later) hoefde een kruisbooggilde niet in se uitsluitend uit kruisboogschutters pur sang te bestaan. Naar mijn mening konden zelfs handboogschutters deel uitmaken van een kruis--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1774
31 oktober 2008
32
Schuttersbrief - nummer 85
booggilde, totdat er - later, d.w.z. na ±1350 - ook handbooggilden ontstonden. De aanwezigheid van zelfschotboogschutters tijdens de periode ±1250 - ±1350 bevestigt nog eens het militaire karakter
van de allereerste kruisboogschuttersgilden in Vlaanderen. Overigens wil ik geenszins uitsluiten, dat de term zelfschotboog exact dezelfde betekenis had als kruisboog. Uitspraak 18: Loutere boogschutterskorpsen maten zich vanaf ±1384 een ‘gildestatuut’ aan. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 74. COMMENTAAR
Beste Marc, óók met bovenstaande uitspraak van jou ben ik het oneens en wel in drieërlei opzicht. A) Feitelijk is Uitspraak 18 irrelevant. Immers, gesteld mag gesteld worden dat bij het aanbreken van de Bourgondische periode van Vlaanderen (1384-1492) de ontstaanstijd van de eerste Vlaamse kruisbooggilden toch ruimschoots al verstreken was, want inmiddels hadden ook reeds de eerste handbooggilden zich aangediend. B) Van toepassing is mijn kritiek die ik bereids in mijn commentaar op jouw vorige uitspraak leverde. ‘Loutere’ legerboogschutterskorpsen die volgens jou dus alléén ten tijde van een veldtocht bestonden en onmiddellijk na een veldtocht ontbonden werden, gingen na afloop van een krijgstocht zich natuurlijk niet nog eens bezighouden met organisatorische aangelegenheden; hooguit konden voormalige leden van die inmiddels ontbonden legerboogschutterskorpsen dat individueel doen. C) En als ze niet steeds na een locale strafexpeditie of na een landsheerlijk heirvaart ontbonden werden, waarom zouden boogschutterskorpsen dan met het zich aanmeten van een ‘gildestatuut’ hebben gewacht tot pas in de Bourgondische periode van Vlaanderen? Héél iets anders is, dat individuele stedelijke kruisboogschutters na hun ad-hocdeelname aan een legerboogschutterskorps als eerste de behoefte gevoelden aan een min of meer permanente vorm van onderling contact (verenigingsband) en wel - zie en vergelijk Reintges 1963 - ter bekwaming in het hanteren van de vrij nieuwe en complexe kruisboog (dit in tegenstelling tot bijv. de tamelijk eenvoudige en reeds eeuwenoude, algemeen in gebruik zijnde handboog). Op welke wijze, om welke redenen en onder welke omstandigheden zij - met steun van de overheid van lieverlede zich zijn gaan organiseren en zo de allereerste Vlaamse schuttersgilden grondvestten, heb ik al uiteengezet in SB 42, punt 1c op blz. 697 en punt 2b op blz. 698. Uit een andere uitspraak van je (nl. de volgende: Uitspraak 19) maak ik op, dat je eigenlijk ook wel van mening bent dat niet de legerboogschutterskorpsen als zodanig maar hun individuele leden initiatieven hebben ontplooid die uiteindelijk leidden tot de eerste volwaardige kruisboogschuttersgilden. Daarmee is m.i. tegelijk een voor de hand liggende maar inmiddels academische vraag eigenlijk beantwoord, een vraag overigens waarmee reeds Reintges worstelde en kennelijk jij nu nóg worstelt. De vraag namelijk: wanneer spreken we van een legerboogschutterskorps en wanneer niet meer maar wél al van een (beginnende) schuttersgilde? Zie verder daaromtrent het tabellarische overzicht van mijn volgende hoofdstuk. Uitspraak 19: Door het optreden van stedelijke boogschutters lag aan de oorsprong van de schuttersgilden een militair karakter. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 74. COMMENTAAR
Beste Marc, wat deze belangrijke uitspraak mede zo opmerkelijk maakt, is de tegenspraak die je oproept met andere beweringen van jou: a) jouw Uitspraak 13; b) jouw ontkenning van het primair militaire karakter (lees: weerbaarheidskarakter in militair, politieel en brandweerlijk opzicht alsook anderszins)a van diezelfde eerste schuttersgilden; zie Lemahieu 2008, blz. 42-50, a. In SB 74, blz. 1453, geef ik een enuntiatieve (dus niet uitputtende!) opsomming van maar liefst 23 voorbeelden waaraan het weerbaarheidskarakter van een schuttersgilde te meten viel. Een eerder punt van kritiek van mij aan jouw adres (SB 42, blz. 697) is, dat jij het containerbegrip weerbaarheid ten onrechte bij voortduring verengt tot louter een puur militaire aangelegenheid. Een gelijksoortige kritiek uitte ik trouwens ook aan het adres van Jos Gerits (zie SB 74, blz. 1452), die je op blz. 4 van jouw boek noemt; zie ook de navolgende voetnoot b. b. Op blz. 4 van Lemahieu 2008 meld je immers letterlijk: Ook Jos Gerits verwerpt de weerbaarheidstheorie en stelt dat het schutterijwezen dient te worden opgevat als een cultureel fenomeen en de broederschapsgedachte als van oudsher het meest bindende en wezenlijke element binnen een schutterij. (Bron: Gerits Jos, Daar komen de schutters. Het schutterswezen belicht, in: Limburgs Schutterstijdschrift, extranummer juni 1988, blz. 2-47). Echter, nergens in de door jou vermelde bron, is daarover iets te vinden. Jouw mededeling heb je woordelijk overgenomen uit een door mij gegeven samenvatting van Gerits’ ideeën. Zie mijn artikel: Kanttekeniungen bij Drs. Jos Gerits’ bevindingen inzake het schutterijwezen (3). Inleidende opmerkingen, in SB 72, blz. 1384-1390, meer speciaal blz. 1385, de laatste regels.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
33
1775
het hele voorgaande hoofdstuk (= jouw Uitspraak 1 t/m Uitspraak 15) alsook Uitspraak 20 en Uitspraak 25. Factoren als sport, ontspanning, chariteit binnen de eigen groep, folklore en/of godsdienstbeleving zullen mijns inziens zonder enige twijfel bij de ‘founding’ (kruis)boogschutters binnen de stedelijke woongemeenschap een rol (maar niet van doorslaggevende aard) hebben gespeeld toen zij de eerste (kruis)booggilden vormden of er een begin mee maakten. Het lijkt mij goed om - duidelijkheidshalve - te wijzen op het vóórkomen van het begrip ‘stedelijke schutters’ in jouw Uitspraak 19. Schuttersgilden zijn in de beginperiode ±1250 ±1350 immers inderdaad niet alleen uit legerboogschutterskorpsen ontstaan. Andere voedingsbodems waren: schaarwachten (= coningstavelies = gewapende wijk- of kerspelwachten), gewapende koopliedengilden, gewapende ambachtsgilden en - cf. jouw Uitspraak 15 - zelfs gewapende parochiegilden, allemaal groeperingen die in hun gelederen boogschutters telden. Andere categorieën waartoe eveneens boogschutters hebben behoord, waren: de fulltime in stadsdienst zijnde soldeniers (= ‘gesalarieerde stadsbewakers’) en veldschutten (= bewakers in de vrijheid of het ommeland van een stad). De ‘stedelijke schutters’ (13de eeuw alsmede eerder en later) mogen we dus niet zonder meer vereenzelvigen met ad-hocdeelnemers aan toenmalige legerboogschutterskorpsen. Door onze huidige discussie over de aard van een ‘legerboogschutterskorps’ (mijn term) of ‘boogschutterskorps’ (jouw term), dreigt het begrip ‘stedelijke schutters’ te worden ondergesneeuwd, terwijl onze aandacht juist véél méér naar de stedelijke schutters dient uit te gaan i.v.m. het ontstaan van de eerste Vlaamse schuttersgilden. Vandaar dat ik in de titel van dit hoofdstuk niet de term ‘(leger)boogschutterskorps’ heb opgenomen maar ‘stedelijke schutters’. Uitspraak 20: De eerste Vlaamse schuttersgilden vormden aanvankelijk religieus-caritatieve broederschappen. Zie en vergelijk Lemahieu, blz. 12-29. COMMENTAAR
Beste Marc, wéér zo’n opmerkelijke uitspraak die tegenspraak oproept wanneer we naar een andere bewering van jou (nl. Uitspraak 25) kijken. Het is van tweeën één: de eerste Vlaamse schuttersgilden waren - in jouw perceptie - aanvankelijk óf kerkelijke en liefdadige instellingen (Uitspraak 20) óf sport- en ontspanningsverenigingen (Uitspraak 25). Wie beide tegelijk beweert, hoort thuis in de groep voorstanders van de zogeheten ‘polygenetische theorie’ als verklaring voor het ontstaan van het schuttersgildewezen. Als ik niettemin mijn best doe om jouw gedachtegang te volgen, dan zie je de (religieuscaritatieve) broederschap van de vroegste stedelijke boogschutters evenwel als organisatorischstructureel middel ter verwezenlijking van een schuttersgilde met sport en ontspanning als doel. Ik ben het oneens met jou, waar je een tegenstelling schept tussen de begrippen broederschap en gilde. Anders dan jij meent (op blz. 26 van je boek verklaar je weer het tegendeel!), zijn zelfs in de middeleeuwse context de termen broederschap en gilde over het algemeen (!) synoniemen (= woorden met dezelfde betekenis). Ik zal de laatste zijn om te ontkennen, dat het begrip broederschap (= de letterlijke vertaling van het Latijnse confraternitas) een kerkelijke oorsprong heeft en dat gilde (afgeleid van het Germaanse gilda of geldonia) daarentegen van heidense origine is. Een volgend bezwaar is het misleidende gebruik door jou van de term caritatief (= liefdadig), afgeleid van caritas (= chariteit, liefdadigheid). Hoewel een caritatieve vereniging liefdadigheid jegens de eigen leden en hun gezinsleden niet per definitie hoeft uit te sluiten, is het doel van zo’n vereniging vandaag de dag (!) toch in de allereerste plaats gericht op sociale hulp aan derden. En dit laatste was niet primair de opzet van de sociale aspecten die van meet af aan hebben gekleefd aan de ‘caritas’, ‘carité of ‘chariteit’ waarmee in de middeleeuwse (!) context inderdaad óók een schutterij kan bedoeld zijn (zie en vergelijk SB 71, blz. 1350). Andere middeleeuwse benamingen voor schutterij waren onder vele andere: compagnie (de oorspronkelijke aanduiding voor schutterij), broederschap, gilde, sociëteit, schutschap, eed, college, gezelschap en (zowaar!) ambacht. Erg verwarrend allemaal, wanneer men niet bedacht is op de noodzakelijkheid om steeds weer bepaalde termen in hun juiste zinsverband en historische context te zien. Uitspraak 21: Privilegeverlening op zichzelf was géén verworvenheid van de schuttersgilden maar wél van de legerboogschutterskorpsen als zodanig. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 73-74. COMMENTAAR
Beste Marc, als voorbeeld van privilegeverlening noem je o.a. de belastingvrijstelling, de vrijstelling van corvee- en wachtdiensten alsmede de vrijstelling van betaling voor het verkrijgen van poorterschap die verleend werden door de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre in diens hoedanigheid van landsheer van het graafschap Namen en wel in april 1266 aan - althans volgens jou - het legerboogschutterskorps van de stad Namen, hoofdplaats van het gelijknamige -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1776
31 oktober 2008
34
Schuttersbrief - nummer 85
graafschap. Deze privilegeverlening is hierom zo opmerkelijk: a) ze werd bereids verleend in 1266, dus al in de 13de (!) eeuw; b) ze betrof een groep stedelijke kruisboogschutters buiten (!) het eigenlijke graafschap Vlaanderen. Het tweede voorbeeld (14de eeuw) dat je geeft, en het derde (15de eeuw) hebben betrekking op boogschutters van resp. de Franse Seinestad Rouen dd. 28.7.1347 (inzake vrijstelling van het verrichten van weerbaarheidsdiensten) en de Vlaamse Leiestad Gent dd. 23.7.1425 (inzake vrijstelling van ‘waecghelde’). Bij elk van de drie door jou gegeven voorbeelden kan de vraag gesteld worden, of die privilegeverlening wel een legerboogschutterskorps betrof. In het geval van Gent moet het antwoord pertinent ontkennend luiden. Het ging immers om de handbooggilde St.-Sebastiaan. Overigens heeft die privilegeverlening plaatsgevonden in een tijd lang na het verstrijken van de periode ±1250 - ±1350 waarin de eerste Vlaamse (kruis)booggilden zijn ontstaan. En voor de betekenis van ‘waecghelde’ zie mijn commentaar bij jouw Uitspraak 28. Ook het voorbeeld ‘Rouen 1347’ valt om méér dan één reden af. Het betreft hier trouwens een Franse en niet een Vlaamse stad. Niettemin is dit voorbeeld in meer dan één opzicht interessant. Het verleende privilege hield in concreto in, dat een stedelijke schutter tijdelijk of blijvend zich kon laten vervangen ingeval van ziekte of verarming; dus een middeleeuws exempel van het remplaçantenstelsel avant la lettre. Interessant is het voorbeeld ‘Rouen 1347’ óók, omdat de betreffende stedelijke schutters deel uitmaakten van een collège [= college = schuttersgilde], een kwart eeuw eerder ook compagnie genoemd en ook bekend onder de naam Collège de la Cinquantaine [= letterlijk: ‘College van de Vijftig’]. Van overheidswege mochten méér dan 50 kruisboogschutters er dus niet lid van zijn. Ook hier hebben we derhalve overduidelijk niet (!) met een legerboogschutterskorps te maken. En met het late (!) analoge voorbeeld van Rouen (immers vlak vóór het verstrijken van de eerste periode van de Vlaamse schuttersgilden) komen we terecht bij jouw ‘Vlaamse’ voorbeeld uit het prille begin van diezelfde eerste periode: ‘Namen 1266’. Daarmee zijn we mijns inziens tevens wederom beland bij één van de kernvragen uit jouw boek: wanneer hebben we te maken met een ‘legerboogschutterskorps’ en wanneer kunnen we spreken van een ‘schuttersgilde’? Reintges besprak in zijn proefschrift nogal beknopt en - naar mijn smaak - tamelijk onduidelijk en met veel slagen om de arm de kwestie van ‘die Stadtschützen’ [= de stadsschutters of de stedelijke schutters], mede in relatie tot de legerboogschutterskorpsen en de schuttersgilden. In het concrete geval van ‘Namen 1266’ concludeerde hij, dat het om ‘een pre-corporatie’ ging. Ik voor mij zou zeggen: een beginnende schuttersgilde of een schuttersgilde uit de beginfase van het schuttersgildewezen! Anders dan jij, beste Marc, kan ik namelijk de groep stedelijke schutters van de stad Namen die in april 1266 een viertal voorrechten verkregen, bezwaarlijk aanduiden als een legerboogschutterskorps. Zo’n korps bestond trouwens in april 1266 helemaal niet eens. Ik althans heb geen bewijzen of aanwijzingen kunnen vinden, dat er op dát moment (april 1266) een veldtocht van stadswege of van landsheerlijke zijde gaande was waaraan stedelijke schutters van Namen deelnamen. Ter wille van de duidelijkheid en om een lang verhaal kort te maken herhaal ik, dat ik in mijn volgende hoofdstuk een tabellarisch overzicht geef van de verschillen en overeenkomsten tussen de eerste Vlaamse schuttersgilden (dus uit de periode ±1250 - ±1350) en de Vlaamse legerboogschutterskorpsen. Uitspraak 22: Vlaamse metropoolsteden als Brugge en Gent, die gemakkelijk elk 8.000 tot 10.000 man konden mobiliseren, hadden géén weerbaarheidskorpsen nodig. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 10. COMMENTAAR Hoe is dan de toenmalige aanwezigheid van weerbaarheidskorpsen als bijv. (!) de coningstavelies (= schaarwachten = gewapende wijk- of kerspelwachten) en de Rode resp. de Witte Kaproenen
(= soort politiekorpsen) in de beide steden te verklaren alsmede de Blauwe Kaproenen te Ieper? Uitspraak 23: Zoals in het oude Vlaanderen onderhielden de Duitse steden in de 13de eeuw evenmin (!) schuttersgilden. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 10. COMMENTAAR
Ook hierin kan ik me niet vinden. Als teken van tegenspraak noem ik ‘Aken 1240’: oprichting van het Geselschap [van de] Herschütten; zie voor verdere uitleg hierboven mijn commentaar bij jouw Uitspraak 16. Zelf verkondig je (t.a.p.), dat Duitse steden [welke?] al in 1254 ‘precorporatieve boogschutterskorpsen’ (en dus - in mijn perceptie - schuttersgilden!) onderhielden. Uitspraak 24: Hoewel elke landstreek een eigen ontstaansgeschiedenis van haar schuttersgilden heeft, werd overal [sic!] snel het Vlaamse model overgenomen. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 4. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
35
1777
COMMENTAAR
Beste Marc, deze uitspraak riekt me net iets te veel naar Reintges 1963. Reintges zat al er helemaal naast (!) door niet Italië maar Vlaanderen aan te wijzen als de bakermat van het Europese schuttersgildewezen. Of Vlaanderen dan wél de bakermat van het schuttersgildewezen in Noordwest-Europa is? Ook in dát opzicht heb ik meer dan ernstige twijfels. Wat immers te denken van bijvoorbeeld (!) de tot dusver oudst bekende vermelding van een schuttersgilde benoorden de Alpen: het vaker genoemde Geselschap [van de] Herschütten te Aken in 1240? Zie verder ook mijn commentaar bij jouw vorige uitspraak i.v.m. de groep Duitse steden anno 1254. En niet te vergeten: het oudst bekende bericht over een beginnende schuttersgilde in België, d.w.z. niet binnen Vlaanderen maar binnen Wallonië, t.w. ‘Namen april 1266’! Zie ook mijn uitgebreidere gegevens in SB 4 van 31augustus 2004, blz. 116-126, meer speciaal blz. 118 en 119. Uitspraak 25: De eerste Vlaamse schuttersgilden waren sport- en ontspanningsverenigingen. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 29-42 en 74. COMMENTAAR
Beste Marc, ongetwijfeld gaat het hier om jouw opmerkelijkste en belangrijkste uitspraak. Ook deze uitspraak van jou is voor mij volkomen nieuw: ik heb jou die tenminste nooit eerder horen verkondigen. Daarmee heb je je geschaard in de rij van degenen die de verklaring voor het ontstaan van de vroegste schuttersgilden zoeken in de zogeheten ‘sport- en ontspanningstheorie’. En ook nu weer geeft jouw betoog blijk ervan een vat vol tegenspraak te zijn. De eerste tegenspraak heb ik reeds becommentarieerd in mijn bespreking van jouw Uitspraak 19 en Uitspraak 20 hierboven. De tweede tegenspraak zit ’m in de vergelijking met de berichtgeving op blz. 59 van jouw boek, waar je letterlijk meedeelt: De eed was (…) niet exclusief voorbehouden aan de schuttersgilden, maar het ging er wel constituerend deel van uitmaken, in zoverre het bestuur algauw ‘eed’ werd genoemd, of dat in het Frans de benaming sloeg op het gehele gezelschap: ‘serment’. Deze benamingen [nl. in het Frans serment en eed in het Nederlands] waren bijna uitsluitend gereserveerd voor schuttersgilden, precies omwille van het essentieel [!] belang ervan in de militaire [!] context. Hoe valt trouwens bovenstaand citaat weer te rijmen met het navolgende eindcitaat van jou? Uitspraak 26 Eindcitaat: Ter afronding moeten we vaststellen dat enkel het schieten, zoals in de regelmatige samenkomsten, schietfeesten en schietspelen beoefend, het algemene, wezenlijke en eigenlijke doel van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden was (vertaald uit Reintges 1963, blz. 133; aangehaald bij Lemahieu 2008, blz. 75, ter afsluiting van het uitvoerige betoog op blz. 3 t/m 75). COMMENTAAR
Beste Marc, Uitspraak 26 is dus géén bewering van jouzelf maar van niemand minder dan de schutterijvorser Theo Reintges in diens proefschrift Ursprung und Wesen der spätmittelalterlichen Schützengilden [= ‘Oorsprong en wezen van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden’], Bonn 1963. Het bewuste citaat heeft kennelijk jouw volledige instemming, maar - vanwege de oppervlakkigheid van Reintges’ geformuleerd eindoordeel - geenszins de mijne. Reintges die in zijn dissertatie nogal wat terechte bezwaren geopperd heeft tegen allerlei theorieën (ten getale van ‘slechts’ zo’n veertigtal, inclusief de weerbaarheidstheorie!) over het ontstaan van het schuttersgildewezen, ontkwam er uiteraard niet aan om ook zelf een standpunt te bepalen inzake met name het karakter van de schuttersgilden gedurende het door hem bestudeerde tijdvak. Zeggen, dat ‘enkel het schieten (…) het algemene, wezenlijke en eigenlijke doel van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden was’ is dan een te makkelijke eindconclusie die weinig tot geen recht doet aan het schuttersgildewezen in het Europa van de Late Middeleeuwen. [Ik laat het laatmiddeleeuwse fenomeen scherm(ers)gilden die in wezen óók schuttersgilden waren, nog buiten beschouwing!]. Was ‘enkel het schieten zoals in de regelmatige samenkomsten, schietfeesten en schietspelen’ wérkelijk ‘het algemene, wezenlijke en eigenlijke doel van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden’? Ik geloof en weet wel zeker van niet! Met zijn ‘schiettheorie’ heeft Reintges een formulering gebezigd die afbreuk doet aan zijn eigen geschiedwetenschappelijke onderzoeksresultaten met betrekking tot de oorsprong en aard van het Europese laatmiddeleeuwse schuttersgildewezen in het algemeen en van dat in NoordwestEuropa en meer nog van het oude Vlaanderen in het bijzonder. Een formulering bovendien waaraan - dankzij haar ‘neutrale’ oppervlakkigheid - voorstanders van onverschillig welke uit de ‘101’ andere theorieën ter verklaring van de ontstaanswijze en aard van het schutterijwezen hun eigen invulling kunnen geven en misschien - getuige jouw Uitspraak 25 en jouw eindcitaat hierboven - de aanhangers van de sport- en ontspanningstheorie wel het meest. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1778
31 oktober 2008
36
Schuttersbrief - nummer 85
Verschillen en overeenkomsten tussen een legerboogschutterskorps en een schuttersgilde in Vlaanderen, ±1250 - ±1350 a b
LEGERBOOGSCHUTTERSKORPS
SCHUTTERSGILDE
01) Begintijd:
Vóór 1100
±1250 - ±1350
02) Initiator / organisator:
Overheid
Burgers (vooral?) en overheid (in mindere mate?)
03) Kenmerk organisatie:
Legereenheid; aard van het leger: stedelijk (gemeentelijk); landsheerlijk (bij landweer/ heirvaart)
Vereniging; aard van de vereniging: stedelijk (gemeentelijk); het gestelde onder punten 05 en 07 verliep langs de lijn der geleidelijkheid
04) Wapen:
Handboog, later ook kruisboog
Alléén kruisboog; handbooggilden pas ná ±1350
05) Takenpakket
Militaire operaties
Weerbaarheid, inclusief militaire operaties; zie verder punt 07
06) Legeractiviteit:
Als handboogkorps, later ook als kruisboogkorps
In het algemeen (?): deelname van individuele gildeleden aan het legerboogschutterskorps
07) Overige activiteiten:
Géén
Qua weerbaarheid: zéér divers; en verder: kerkelijk, sociaal, folkloristisch, sportief
08) Tijd legeractiviteit
Voor de duur van een veldtocht
Buiten een veldtocht: ook o.a. stadsverdediging
09) Rekrutering veldtocht:
Per wijk (kerspel) / voud Vanaf ±1275 per ambacht
c
Zie hierboven punt 06
10) Oproep tot legeractiviteit: Door landsoverheid (via bede); door Door stedelijke overheid in overleg met gildestedelijke overheid (via raadsbesluit) bestuur 11) Samenstelling
Militie (= weerbare burgers) en eventueel beroepsmilitairen
Weerbare burgers, doorgaans (o.a. vanwege de dure kruisboog) de gegoede burgers
12) Wijze van toetreding
Op grond van schutplicht
In de regel: op basis van vrijwilligheid
13) Privileges:
Niet van toepassing
Van toepassing
14) Training:
Géén of nauwelijks (betreft militie) Verplicht
15) Aantal manschappen:
Géén limiet
Van overheidswege gelimiteerd
16) Vlaggebruik:
Ja
Ja
Nota bene inzake eindtijd:
±1450 - ±1550
Voortbestaan óók na 1550
a. De allereerste Vlaamse handbooggilden ontstonden pas omstreeks ±1350, d.i. zo’n 100 jaar ná de oprichting van de allereerste Vlaamse kruisbooggilden. Vandaar dat ik de epoque ±1250 - ±1350 (zie punt 01) beschouw als de begintijd of eerste periode van het Vlaamse schuttersgildewezen. Wat betreft Italië: mijns inziens moeten ook dáár al vanaf vóór 1100 legerboogschutterskorpsen geweest zijn. Of op de Italiaanse situatie de rest van deze tabel eveneens van toepassing verklaard mag worden? In elk geval ontstonden op het Apennijns schiereiland de allereerste schuttersgilden lang of kort vóór 1200, d.i. dus minstens een halve eeuw vóór die in het oude Vlaanderen. Niet alleen de schuttersgilden (als weerbaarheidskorpsen) maar ook de legerboogschutterskorpsen verdwenen in Italië tijdens de periode ±1450 - ±1550 vanwege de opkomst van vuurwapens en lansiers alsmede doordat de Italiaanse steden huurlingenlegers in dienst gingen nemen. b. In deze kolom is de mogelijkheid buiten beschouwing gelaten, dat binnen een schuttersgilde naast een weerbare afdeling ook al een afdeling kón ontstaan waarvan tevens anderen (onder wie de gezinnen van de weerbare leden) deel mochten uitmaken. c. Voud (= Middelnederlands voor: rangschikking, invoeging, telling): hoeveelheid gerekruteerde weerbare burgers.
A.D.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
37
1779
Overige opmerkelijke uitspraken met betrekking tot de beginperiode (±1250 - ±1350) van het Vlaamse schuttersgildewezen Uitspraak 27: Het ontstaan van de ambachtsgilden en dat van de schuttersgilden vielen in dezelfde periode. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 74. COMMENTAAR
Beste Marc, hier vergis je je degelijk. Ambachtsgilden ontstonden weliswaar iets later dan de koopliedengilden maar in elk geval reeds vóór de allereerste schuttersgilden. Sterker nog: mede (!) uit de gewapende (!) ambachtsgilden, die niet wijk- of parochiegericht waren zoals wél de conincstavelies (= schaarwachten = gewapende wijk- of kerspelwachten), ontstonden de eerste schuttersgilden. Ik zou zeggen: raadpleeg nog eens Reintges 1963 en zeker ook - in SB 5, blz. 179-180 (met bronvermelding), is hierover al bericht - de publicaties van Dr. Karel van den Bosche, m.n. Van den Bosche 2003, waarin eveneens op de Vlaamse situatie uitvoerig wordt ingegaan. Uitspraak 28: Schuttersgilden waren niet zelden vrijgesteld van waakgeld. Zie en vergelijk Lemahieu 2008, blz. 44, 47 en 74. COMMENTAAR
Beste Marc, de Middelnederlandse vorm van het woord ‘waakgeld’, zo die al bestaan heeft, is mij onbekend. Vermoedelijk bij de transcriptie van het betreffende handschrift of bij lezing van de originele tekst in drukvorm heb je het Middelnederlandse woord waecghelde, waechgelt, wagegelt of wagelt volstrekt verkeerd geïnterpreteerd. Het woord waakgeld dient dan ook vervangen te worden door waaggeld. Waaggeld was de belasting die geheven werd van waren die op de stadswaag moesten worden gebracht om te worden gewogen. Vrijstelling van waaggeld hoorde inderdaad niet zelden tot de privileges (= voorrechten) die de overheid verleende aan schuttersgilden. In concreto betekende dit, dat alle of bepaalde voor een schuttersgilde bestemde goederen belastingvrij waren. Natuurlijk geschiedde een dergelijke privilegverlening in het kader ‘Voor wat, hoort wat’: tegenover de publieke taken die een schuttersgilde te vervullen had, stonden diverse beloningen van de kant van de stedelijke en landsheerlijke overheid.
Het oude Vlaanderen: het graafschap Vlaanderen strekte zich uit van Artesië (Frankrijk) tot in Zeeland (Nederland) [Voor bronvermelding en nadere uitleg zie SB 40, blz. 646]
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1780
31 oktober 2008
38
Schuttersbrief - nummer 85
SCHUTTERSCONTACTEN OVER DE TAALGRENZEN HEEN (5) Vervolg op SB 2, blz. 49-50, SB 4, blz. 133-134, SB 6, blz. 229, en SB 54, blz. 948
VON / VAN: Herrn / De Heer Detlev Wulff, Besitzer-Webmaster der Seite / Eigenaar-webbeheerder van de site www.gildenforschung.de Lieber Alfred, Kiel, Schleswig-Holstein (D), 29. Oktober 2008 durch die unsäglichen Weltkriege, die von Deutschem Boden ausgingen, ist viel Leid in die Welt hinaus getragen worden. Hätte man voraussehen können, was ein Deutscher Kaiser verursacht hat, hätte man ihn wegfegen müssen, um noch viel schlimmeres zu verhindern. Nur war die Welt und ihr Völkerbund noch nicht stark genug einen Aggressor inmitten Europas einfach auszuschalten. Langes Zögern hatte die militärische Sachlage nur verschlimmert und der Ausgang ist jedem geschichtlich und heimatverbundenem Mitmenschen weitestgehend bekannt. Unsere beiden Kulturen haben darunter sehr gelitten. Wer hat das alles ausbaden müssen? Nicht die Kriegsherren, sondern das Volk der heimgesuchten Länder. - Nicht desto trotz wurde das Aggressorvolk durch Adolf Nazi zuerst heimgesucht, von einem politischen Krebsgeschwür, das später trotz Totaloperation immer noch latent vorhanden ist und beginnt wieder Metastasen zu streuen, wenn man nicht aufpasst. Durch die Gleichschaltung der Gilden, historischen Schützenvereine und Verbände mit den NaziKulturorganen um 1940 ist vom Habitus, Kultus und Ritus der schleswig-holsteinischen Gilden so eingehend zerstört worden, dass beim Wiederaufbau viele der uralten Bräuche auf nimmer wiedersehen systematisch zerstört wurden und späterhin durch die im Krieg vernichteten Leben ebenfalls ausgelöscht wurde; vieles wurde gar nicht aufgeschrieben, sondern wurde einfach gelebt. Fremdenhass und Intoleranz sind der Anfang eines bereits bekannten Phänomen der Verblendung und Verdummung Einzelner, denen kein intelligenter Mensch mehr folgen darf, sondern entschieden entgegengetreten werden muss. Ein Jeder, der zu uns kommt, möge uns als Gast willkommen sein, wenn er sich denn auch so verhält. In Schleswig-Holstein gibt es ein überzogenes Sprichwort der Gastfreundschaft, wo es sich mit den Gästen, wie mit dem Fisch verhält, der nach drei Tagen stinkt. Dies soll keine Veranlassung sein, uns nur für drei Tage zu besuchen, sondern zeigt auf unter welcher Befindlichkeit all zu starker Nähe in den Schleswig-Holsteinern mitschwingt. Ein Schleswig-Holsteiner setzt sich in einer Gaststätte niemals zu einem mit wenigen Leuten besetzen Tisch dazu; er sucht sich einen anderen Tisch, nicht aus Höflichkeit die anderen nicht zu stören, sondern es ist ihm einfach anerzogen, als hätte er es mit der Muttermilch aufgesogen. Wenn ihr bei uns in Schleswig-Holstein Urlaub macht, erkenne ich sofort an der Aussprache, dass ihr etwas mit dem Rudi Carrell gemein habt. Ob ihr genau so schelmisch veranlagt seid, wie einst der beliebteste Botschafter der Niederlanden, ist nicht ermittelbar, da die meisten von Euch eine vom Rudi geprägte Aussprache haben, was mich immer wieder zum Schmunzeln bringt. Ich duze unseren Rudi, da er bis vor 3 Jahren fast jeden Samstag bei uns im Wohnzimmer zu Gast war. Es ist schade um sein tragisches Ende. Hape Kerkeling hat sich zwar bei uns verirrt, doch den Charm von Rudi hat er nicht. - Es wird wohl noch recht lange Dauern, bis wir würdigen Ersatz aus Holland geschenkt bekommen. Da er die Herzen für die Freude öffnete und damit offerierte sich stets in Freundschaft zu begegnen, bitte ich um Kontakt mit einem oder vielen Gildebrüdern aus den Niederlanden, die vielleicht ein wenig Deutsch verstehen um mir zu mailen. Mich interessiert brennend der Ablauf eines holländischen Gildefestes. Gibt es Ähnlichkeiten oder gar Verbindendes? Es wäre schön etwas in Erfahrung zu bringen wie Ihr so feiert. Ich habe schon gesehen, dass man wunderschön geschmückte Bögen über die Straße aufstellt, was hier vor dem braunen NaziMilitärregime ebenso gemacht wurde. Durch das Studium Eurer Internetseiten und der Schnellübersetzung mit meinem Programm habe ich schon einiges in Erfahrung bringen können, auch dass es Grenznahe Kontakte gepflegt werden und das das Fahnenschwenken zu Eurem Brauchtum gehört. Einige norddeutsche Gilden schwenken auch noch die Fahne, wobei dies recht ungelenk aussieht, wohl weil es nicht zeigend übermittelt wurde, sondern aus der Erzählung stammt. Brauchtum muss fortwährend gelebt werden und den nachrückenden Generation gelehrt werden worauf sich die Prinzipien ihres künftigen Handelns beruhen. Es gilt nicht nur die Asche zu bewahren, sondern die Flamme des Gildewesens weiterzutragen, wie es einer unserer bekanntesten Gildebrüder, Fritz Latendorf, ausdrückte. So verbleibe ich getreu dem freundschaftlichem Gildegruß: Een för allen, allen för een! Detlev Wulff
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
39
1781
[IN VERTALING DOOR A.D.]
Beste Alfred,
Kiel, Sleeswijk-Holstein (D), 29 oktober 2008
Door de onnoemelijke wereldoorlogen die van Duitse bodem uitgegaan zijn, is veel leed in de wereld gebracht. Had men kunnen voorzien wat een Duitse keizer zou veroorzaken, dan had men hem moeten wegschoppen om nog meer onheil te voorkomen. Nu waren de wereld en haar Volkenbond nog niet sterk genoeg een agressor midden in Europa eenvoudig uit te schakelen. Lang aarzelen had de militaire stand van zaken alleen maar verslechterd en de afloop is elke vaderlandslievende medemens met historisch besef maar al te zeer bekend. Onze beide culturen hebben daaronder geleden. Wie heeft voor dat alles ’t gelag moeten betalen? Niet de krijgsheren maar de bevolking van de geteisterde landen. Niettemin werd het volk van de agressor door Adolf Hitler het eerst geteisterd, door een politiek kankergezwel dat later ondanks volledige kuur altijd nog latent aanwezig is en weer uitzaaiingen begint te vertonen wanneer men niet oppast. Door de gelijkschakeling van de gilden, de historische schutterijen en de schutterskoepels met de culturele nazi-organen omstreeks 1940 werd van het schuttersgildewezen in Sleeswijk-Holstein zóveel grondig vernietigd en ook later in de oorlog door beëindiging van zóveel levens, dat bij de wederopbouw veel van de oeroude gebruiken voorgoed verdween; men had ze zelfs niet opgetekend, maar vroeger gewoon gepraktiseerd. Vreemdelingenhaat en intolerantie zijn het begin van een reeds bekend verschijnsel van de verblinding en het dom maken van individuen. Een verstandig iemand mag daar niet aan meedoen, maar moet daar vastberaden tegen ingaan. Een ieder die tot ons komt, horen we als gast te verwelkomen als hij zich maar ook zo gedraagt. In Sleeswijk-Holstein bestaat een pregnant spreekwoord inzake gastvrijheid: met gasten is het als met vis die na drie dagen begint te stinken. Dit mag geen reden zijn, ons slechts voor drie dagen te bezoeken, maar toont aan, wat in Sleeswijk-Holstein meespeelt bij al te intense ontmoeting. Een Sleeswijk-Holsteiner neemt in een restaurant nooit plaats aan een tafel waaraan reeds enkele personen aanzitten; hij zoekt een andere tafel op, niet uit hoffelijkheid om de anderen niet te storen maar het is hem zo aangeleerd als had hij het met de moedermelk ingezogen. Wanneer jullie bij ons in Sleeswijk-Holstein op vakantie zijn, herken ik direct aan de uitspraak, dat jullie iets met Rudi Carrelll gemeen hebben. Of jullie precies zo schalks zijn als eens de populairste ambassadeur van Nederland, is niet vast te stellen,omdat de meesten van jullie een door Rudi gekaraktiseerde uitspraak hebben waardoor ik steeds weer in lachen uitbarst. Ik tutoyeer onze Rudi, omdat hij tot voor drie jaar haast elke zaterdag bij ons thuis te gast was. Jammer van zijn tragische einde. Hape Kerkeling is weliswaar bij ons kind aan huis geworden, maar de charme van Rudi heeft hij niet. Het zal wel nog heel lang duren, voordat wij een waardige opvolger uit Nederland als geschenk krijgen. Omdat hij de harten opende voor het beleven van plezier en zo aanbood elkaar steeds in vriendschap te ontmoeten, verzoek ik om contact met een of meer gildebroeders uit Nederland die wellicht een beetje Duits verstaan om mij te mailen. Ik ben vurig geïnteresseerd in het verloop van een Nederlands gildefeest (schuttersfeest). Zijn er overeenkomsten of zelfs verbanden? Het zou mooi zijn enigszins gewaar te worden hoe jullie zo feesten. Ik heb reeds *) gezien, dat men prachtig versierde schuttersbogen in de straten opstelt wat hier vóór het bruine Naziregime eveneens gedaan werd. Door het bestuderen van jullie internetsites en de pc-snelvertaling heb ik al een en ander kunnen ervaren, ook dat er grensoverschrijdende contacten onderhouden worden en dat het vendelen tot jullie folklore hoort. Enkele Noord-Duitse schuttersgilden vendelen ook nog. Maar dát ziet er echt onbeholpen uit, waarschijnlijk doordat hun nooit is voorgedaan hoe het moet, en doordat het hun slechts uit mondelinge overlevering is bijgebracht. Folklore moet voortdurend worden beleefd. En ook moet de nieuwe generatie worden geleerd waarop de principes van haar toekomstig handelen berusten. Het gaat niet alleen erom het vuur brandend te houden maar ook de fakkel van het schuttersgildewezen door te geven, zoals een van onze bekendste gildebroeders, Fritz Latendorf, het uitdrukte. En zo blijf ik trouw aan de vriendschappelijke gildegroet: Eén voor allen, allen voor één! Detlev Wulff *) Noot van de SB-redactie Over folkloristische schuttersbogen zie SB 32 (blz. 568; met foto), SB 44 (blz. 726) en SB 64 (blz. 1160).
A.D.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1782
31 oktober 2008
40
Schuttersbrief - nummer 85
HET PREDICAAT ‘KONINKLIJK’ (11) Vervolg op SB 84, blz. 1732
De oudst bestaande koninklijke schutterij Vervolg 1 VAN: De Heer Jo Pluymakers, schutterijvorser Beste Alfred,
Beek (Lb.), donderdag 25 september 2008
In SB 84 beweer je dat het predicaat Koninklijk eerst op 5 augustus 1952 aan de Voerendaalse schutterij St.-Sebastianus verstrekt is en niet, zoals deze schutterij zelf op haar website meldt, op 17 juni 1951. Toch is deze datum wel degelijk juist. Uit onderzoek bij het Koninklijk Huisarchief en het Nationaal Archief, beide te Den Haag, is namelijk het volgende gebleken. Op 25 september 1950 dient de schutterij uit Voerendaal haar verzoek in bij H.M. de Koningin. Nadat de gebruikelijke procedure van onderzoek gevolgd is, ontvangt de Commissaris van de Koningin (CdK) in Limburg bij brief van 11 juni 1951 bericht, dat het predicaat Koninklijk is verleend. De CdK maakt hier melding van aan de burgemeester van Voerendaal, die op 17 juni 1951 het besluit afkondigt op het gemeentehuis. In een telegram van het schutterijbestuur wordt H.M. dank gebracht voor de eer die de schutterij op de 17de juni 1951 te beurt is gevallen. In 1952 vraagt de CdK of verenigingen waaraan in de afgelopen jaren een predicaat is verleend, een oorkonde zouden kunnen ontvangen, net zoals dat bij bedrijven wel gebeurt. Bij schrijven van 12 augustus 1952 stuurt de particulier secretaris van koningin Juliana een twaalftal oorkondes aan de CdK met het verzoek deze te laten uitreiken aan de daartoe gerechtigde verenigingen. De Voerendaalse schutterij was één van die verenigingen. Jammer en ook onbegrijpelijk, dat de oorkonde niet de datum van de verlening weergeeft maar - naar nu blijkt slechts de datum van afgifte van deze oorkonde. Tja, en dan is een conclusie als die van jou wel zeer begrijpelijk! Groetjes, Jo
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 25 september 2008 Maar moet de datum van verlening van het predicaat Koninklijk aan ‘Voerendaal’ dan niet 11 (!) juni 1951 zijn? Groetjes, Alfred
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred, Beek (Lb.), 25 september 2008 Jouw vraag had ik al verwacht! Antwoord: ja. Maar in Den Haag staat deze predicaatsverlening toch echt te boek als 17 (!) juni 1951 en daar houden we het maar op! Groetjes, Jo
Ten onrechte Koninklijk en/of ten onrechte Koninklijk erkendVervolg Overzicht van NL-Limburgse schuttersorganisaties die ten onrechte het predicaat Koninklijk ooit voerden of nog steeds (n.s.) voeren Altweert (St.-Antonius). Amstenrade (St.-Gertrudis). Beek (St.-Martinus; L’Union). Bingelrade (St.-Lambertus). Blerick (St.-Thomas). Brunssum (St.-Gregorius de Grote). Chèvremont (St.-Michaël). Douvergenhout (St.Johannes). Eys (St.-Sebastianus). Geleen (St.-Marcellinus en St.-Petrus). Geverik (Willem Tell). Gracht (St.Hendrik). Gulpen (St.-Hubertus). Haelen (St.-Agatha). Heerlerheide (St.-Sebastianus, keizersschild 1890). Hoensbroek (St.-Sebatianus). Horst (Wilhelmina). Jabeek (St.-Gertrudis). Sint-Joost (St.-Joris). KleinNulland (Prins Hendrik; n.s.). Klimmen (St.-Sebastianus). Krawinkel (St.-Antonius). Maasbree [St.-Martinus (1)]. Maastricht [Wilhelmina]. Merkelbeek (St.-Johannes en St.-Clemens). Nattenhoven (St.-Hubertus; n.s.). Neerbeek (St.-Martinus). Nieuwenhagen (Sportschuttersbond; Wilhelmina). Roermond (Willem Tell). Schimmert (St.-Sebastianus). Sittard (Amicitia). Spaubeek (St.-Laurentius). Stein (St.-Joseph). Strucht (St.Mauritius). Thull (St.-Hubertus). Ubach over Worms, zie: Waubach. Ubachsberg (St.-Hubertus). Vaals (St.Paulus). Valkenburg (De Jonge Nobele; De Oude Nobele). Venray (Diana; Het Hof alias St.-Petrus Banden; Het Zandakker alias St.-Jan;). Voerendaal (St.-Sebastianus, eind 19de eeuw). Waubach (St.-Joseph). Wijlre (St.-Maternus). Alfred Disch, september 2008
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
41
1783
Overzicht van NL-Limburgse schutterijen die de misleidende benaming Koninklijk erkend ooit voerden of nog steeds (n.s.) voeren Altweert (St.-Antonius). Bleijerheide (Wilhelmina; n.s.). Bocholtzerheide (St.-Henricus; n.s.). Chèvremont (St.-Michaël; n.s.). Grathem (St.-Severinus; n.s.). Neer (St.-Sebastianus). Ool (St.-Michaël). Posterholt (St.Cornelius en Irene). Schinveld (St.-Eligius en Juliana). Simpelveld (St.-George; n.s.). Spekholzerheide (St.Sebastianus; n.s.). Venray (Het Hof alias St.-Petrus Banden; Het Zandakker alias St.-Jan). Voerendaal (St.Sebastianus, begin 20ste eeuw). Wijlre (St.-Maternus). Alfred Disch, september 2008
VAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Alfred en Mathy, Beek (Lb.), 2 oktober 2008 Inderdaad kan gesteld worden dat vele schutterijen meenden dat zij het predicaat Koninklijk hadden verworven, nadat hun statuten koninklijk waren goedgekeurd en ze zodoende als rechtspersoon waren erkend. Als je de deelnemerslijsten van concoursen uit het einde van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw bekijkt, zie je heel wat ‘Koninklijke’ gezelschappen! Overigens werden verenigingen die waren opgericht vóór de inwerkingtreding van de wet van 22 april 1855 die het verenigingsrecht regelde, geacht al rechtspersoon te zijn. Zij hoefden hun statuten dus niet voor te leggen. Deden ze dat wél, dan ontvingen ze een afwijzing op hun verzoek. Mogelijk verzuimden vele verenigingen daarom hun werkelijke oprichtingsdatum in de statuten aan te geven. Er waren gezelschappen die hun datum van oprichting wel hadden vermeld en die na een dergelijke afwijzing het opnieuw probeerden met het nogmaals indienen van hun statuten, maar nu met weglating van de feitelijke oprichtingsdatum. Ze beoogden daarmee alsnog de koninklijke goedkeuring te ontvangen om - en daar lijkt het wel op - zich dan koninklijk te gaan noemen. Zo kreeg St.-Sebastianus uit Schinnen (Lb.) lik op stuk, toen zij in 1900 haar aanvankelijk gemelde oprichtingsdatum van 1515 in een gewijzigde versie van de statuten wegliet. De minister van Justitie meldde, dat weglating van het jaar 1515 als oprichtingsjaar niet betekende dat de verlangde koninklijke goedkeuring alsnog kon worden verleend. Wel deed hij de suggestie de schutterij te ontbinden en een nieuwe op te richten, die dan wel in aanmerking zou komen voor koninklijke goedkeuring van de statuten. Maar daar ging het schutterijbestuur niet op in. Andere schuttersgezelschappen lukten het in een tweede poging wel, zoals St.-Eligius uit Schinveld (Lb.). In haar statuten van 1900 stond vermeld dat de schutterij was opgericht op 19 september 1602. Ook hier meldde de minister van Justitie: Dat vermits de vereeniging reeds bestond voor het inwerkingtreden der wet van 22 April 1855 (Staatsblad No. 32), zij ingevolge het artikel 15 dier wet wordt beoordeeld naar de wetten waaronder zij is opgericht en derhalve aan het verzoek tot erkenning geen gevolg kan worden gegeven. Het schutterijbestuur reageerde op 7 januari 1901 met de mededeling: dat de Rechtbank te Maastricht, bij verschillende beslissingen heeft verklaard, dat gedurende de Fransche overheersing alle corporatiën en vereenigingen in Limburg, zijn opgeheven geworden. De statuten werden daarop aangepast, nu met de vermelding dat de Schutterij St.-Eligius op 19 september 1899 opnieuw was opgericht. Bij Koninklijk Besluit (KB) van 12 juli 1901 - nr. 66 volgde alsnog de zo gewenste koninklijke goedkeuring. Mijn overzicht op blz. 1752-1757 geeft antwoord op de vraag, in welk jaar men om de koninklijke goedkeuring verzocht. Deze goedkeuring had doorgaans een levensduur van (bijna) dertig jaren waarna men opnieuw de statuten moest voorleggen of al eerder bij tussentijdse mutaties van de statuten. ‘Koninklijke’ handboog- en scherpschutterijen Bij de handboogschutterijen deed zich nog een ander fenomeen voor, waardoor vele van deze gezelschappen ook de fout ingingen. Dit was terug te voeren tot het Koninklijk Besluit (KB) van 3 juli 1851 - nr. 25 waarbij koning Willem III aan alle handboog- en scherpschutterijen het predicaat ‘Koninklijk’ verleende waarvan hij Bijzonder Beschermheer was; zie mijn publicatie Koning Willem III en de handboogsport, onder meer blz. 12 e.v. Twee jaar daarvoor, in 1849, had de koning het opperbeschermheerschap van alle handboog- en scherpschutterijen aanvaard. Toen het bovenvermelde KB van kracht werd, maakten meerdere handbooggezelschappen niet het onderscheid tussen het Opperbeschermheerschap en het Bijzonder Beschermheerschap. Dat laatste was nu voorbehouden aan een veertiental verenigingen. Tal van gezelschappen werden plotseling ook Koninklijk en toen koningin Beatrix kort na haar troonsbestijging een sanering in de wildgroei liet aanbrengen, slipten een paar van deze handboogverenigingen door de selectie (De Batavieren uit Hulst en Amicitia uit Schijndel) en werd de naamsvoering van koninklijk bij hen gesanctioneerd. Dat gold eveneens voor de Vereniging Harmonie Asterius uit Oisterwijk (N.Br.), die het ten onrechte voeren van het predicaat overnam van de afdeling handboogschutterij toen die aan het begin van de vorige eeuw ter ziele ging. Bij de scherpschutterijen in Nederland heb ik niet geconstateerd dat er een oneigenlijk gebruik is gemaakt van het predicaat Koninklijk, maar ik heb dit niet uitputtend onderzocht.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1784
31 oktober 2008
42
Schuttersbrief - nummer 85
Dat De Batavieren uit Hulst het eerste schuttersgezelschap was dat het predicaat ‘Koninklijk’ verwierf, is dan ook onjuist. Ook de schutterij De Batavieren beriep zich - net zoals Amicitia uit Schijndel - ten onrechte op het KB van 3 juli 1851, zij het dat de handboogschutterij uit Hulst wel héél wat betere papieren had dan die van Schijndel. Immers, Hulst was o.a. deelnemer aan het koninklijk concours van 1851 en had, gezien hun kledij, een bijzondere indruk gemaakt op koning Willem III. Ook hier is blijkbaar sprake van een beoordelingsfout bij de continuering van het predicaat Koninklijk na de troonsopvolging door koningin Beatrix. Voor zover mij bekend is de vereniging uit Hulst recentelijk ter ziele gegaan. Van de Koninklijke gezelschappen uit 1851 bestaat alleen nog Sint-Sebastiaan uit Tilburg en zij mag nu claimen dat zij het oudste, nog bestaande schuttersgezelschap is wat betreft ‘koninklijke’ jaren. Jo Pluymakers
De oudst bestaande Koninklijke SchutterijVervolg 2 [Voor de vorige aflevering zie hierboven, blz. 1783]
AAN: De Heer Jo Pluymakers Beste Jo, Maastricht, 2 oktober 2008 Had ik maar mijn persoonlijke aantekeningen (n.a.v. mijn telefoongesprekken met jou eerder dit jaar) geraadpleegd. Ik had dan kunnen weten, dat De Batavieren te Hulst (provincie Zeeland) op oneigenlijke gronden aan hun predicaat Koninklijk waren gekomen. Ik ga me nu in de spreekwoordelijke hoek staan schamen! Overigens wist ik niet, dat de schutterij De Batavieren inmiddels ter ziele gegaan is. Anders was ik al helemaal niet met De Batavieren op de proppen gekomen. Immers, ik had de vraag van Mathy zó opgevat, dat hij wou weten welke van de tegenwoordige (!) schuttersgezelschappen het predicaat Koninklijk als eerste verkregen 1) 2) heeft . Nu de schutterij De Batavieren niet meer bestaat , rijst sowieso de vraag welk dan het eerste gezelschap is waarnaar Mathy Leunissen vroeg. Jij beweert, dat het de thans bestaande Sint-Sebastiaan te Tilburg (N.Br.) is. Echter, mijns inziens is die bewering van jou - zachtjes uitgedrukt - aanvechtbaar. De huidige (!) ‘Koninklijke Handboogschuttersgilde St.-Sebastiaan van Willem III’ te Tilburg is pas in 1966 opgericht. Haar voorganger, de vóór 1504 opgerichte ‘Gilde van S.Sebastiaen’ (plattegrondskaart 1771), koos in 1891 haar laatste hoofdman [lees: laatste voorzitter] (De Gildetrom 2000, blz. 117) en moet zéér (?) kort nadien opgehouden zijn te bestaan. Zelf beschouwt de hedendaagse St.-Sebastiaan - als ik het wel heb - het jaar 1966 als een ‘heroprichtingsjaar’. Naar mijn bescheiden mening komt dan ook de volgende schuttersvereniging die ik noem op de in SB 40 (blz. 652) gepubliceerde overzichtslijst, in aanmerking voor de kwalificatie ‘oudst bestaande koninklijke schutterij’, t.w.: ‘De Koninklijke Scherpschutters van de Veluwe’ (KSVDV) te Apeldoorn (Gld.). Deze vereniging zag op 25 maart 1867 het levenslicht en ontving reeds in het daaraanvolgende jaar bij KB van 29.10.1868 - nr. 3 het predicaat Koninklijk. Eén van de weinige (kopie-)afbeeldingen van koning Willem III in het generaalsuniform van de Koninklijke Scherpschutters van de Veluwe De originele afbeelding ging bij brand in 1974 verloren [Bron foto: www.ksvdv.nl]
Wellicht is het wenselijk, dat ik binnenkort in de SB een meer actuele en beredeneerde naamlijst van schuttersorganisaties die zich vandaag de dag koninklijk mogen noemen, opneem. Voor het overige kan ik jouw betoog m.b.t. het onderwerp ‘ten onrechte Koninklijk en/of ten onrechte Koninklijk erkend’ onderschrijven. Wat betreft de tabel waarnaar je in jouw mail verwijst: die ziet er indrukwekkend uit. Jij moet veel archiefwerk in Den Haag ervoor overgehad hebben om dat alles aan de weet te komen! Groetjes, Alfred Eindnoten 1) Bij mijn weten is vóór 3.7.1851 het predicaat Koninklijk nooit aan een schuttersgezelschap verleend. In SB 84 (blz. 1734) meldde ik al, dat reeds anno 1851 (lees: 3 juli 1851) een aantal schuttersgezelschappen het predicaat Koninklijk had verworven, nl. de schuttersgezelschappen waarvan koning Willem III ‘Bijzonder Beschermheer’ was. Daaronder
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
43
1785
vielen dus niet (!) De Batavieren uit Hulst (Zld.) en evenmin (!) Amicitia uit Schijndel (N.Br.) en Asterius uit Oisterwijk (N.Br.). Over alle drie de handboogschutterijen volgen in de komende afleveringen van deze rubriek nog nadere interessante gegevens. Mij is niet duidelijk, van exact hoeveel handboog- en scherpschutterijen koning Willem III vóór 3.7.1851 ‘Bijzonder Beschermheer’ was, en bijgevolg evenmin welke handboog- en scherpschutterijen volgens het Koninklijk Besluit van 3.7.1851 - nr. 25 zich vanaf die datum ook werkelijk koninklijk mochten noemen. Blijkens Pluymakers 2006 is het ‘Bijzonder Beschermheerschap’ van koning Willem III verleend aan de volgende zeven handboogschutterijen: 01) Willem III, Apeldoorn (Gld.) dd. 07.06.1849 02) Eendragt, ’s-Gravenhage (ZH) dd. 09.06.1849 03) Altijd in Roeren, Goes (Zld.) dd. 17.07.1849 04) Non Semper, Tholen (Zld.) dd. 02.08.1849 05) St-Sebastiaan, Sas van Gent (Zld.) dd. 20.01.1850 06) Willem III, Vlissingen (Zld.) dd. 16.03.1851 07) St- Sebastiaan, Alkmaar (NH) dd. 24.03.1851 plus nog zeven andere, waarvan inmiddels bij ten minste zes is komen vast te staan dat koning Willem III vóór 3.7.1851 géén ‘Bijzonder Beschermheer’ was, en die niettemin op hun dringende verzoek toch het predicaat Koninklijk ontvingen: 08) De Prins van Oranje, Deventer (Ov.) dd. 15.08.1851 i.v.m. toen ingaand Opperbeschermheerschap 09) Willem III, Arnhem (Gld.) dd. 02.08.1851 i.v.m. toen ingaand Bijzonder Beschermheerschap 10) Concordia, Bergen op Zoom (N.Br.) dd. 25.08.1851 zonder enige vorm van beschermheerschap 11) St.-Sebastiaan, Tilburg (N.Br.) dd. 16.10.1851 i.v.m. toen ingaand Beschermheerschap 12) Cupido, Winterswijk (Gld.) dd. 13.11.1851 à la nr. 09 13) Prins van Oranje, Terneuzen (Zld.) dd. 18.05.1853 à la nr. 08 14) De Eendragt, Deventer (Ov.) dd. vóór 1854 géén dossier; item bij nrs. 20 t/m 22; bron: KC 1854 De manier waarop koning Willem III het predicaat Koninklijk verleend heeft aan de nrs. 08 t/m 13, verdient - zeker in de ogen van een jurist - niet bepaald de schoonheidsprijs. Onder meer laat zich dit illustreren aan de hand van de inhoud van de Koninklijke Beschikking van 16.10.1851. Toen namelijk verklaarde koning Willem III ‘het Beschermheerschap’ [sic!] - dus kennelijk niet ‘het Bijzonder Beschermheerschap’! - over de Handboogschuttersgilde St.-Sebastiaan in Tilburg te aanvaarden ‘waardoor’ [sic!] het ‘krachtens ons rescript van den 3n.July jl.’ ook aan deze handbooggilde vergund werd het predicaat Koninklijk te voeren (zie de foto van de betreffende, eigenhandig door Willem III ondertekende oorkonde in Van Zwet 2007, blz. 83). Hetzelfde geldt voor minstens vijf van de navolgende negen scherpschuttersverenigingen. Alleen van nr. 15 is inmiddels komen vast te staan, dat koning Willem III daarvan vóór 3.7.1851 ‘Bijzonder Beschermheer’ geweest is; van de nrs. 20 t/m 22 is dat nog helemaal niet zeker. Bij de nrs. 16 t/m 19 geschiedde de predicaatsverlening door koning Willem III dus op dezelfde klungelige wijze als bij de nrs. 08 t/m 13. 15) Ridderlijke Confrérie Diletto ed Arme, Delft (ZH) dd. 18.05.1850 00) Willem III, Arnhem (Gld.) [= nr. 09] dd. 02.08.1851 zie bij nr. 09 16) Oefening en Vermaak, Den Haag (ZH) dd. 09.12.1851 à la nr. 11 hierboven 17) Ter bevordering van Neerlands Weerbaarheid, Den Bosch (N.Br.) dd. 23.01.1852 à la nr. 09 hierboven 18) Vincit Concordia Fratrum, Den Bosch (N.Br.) dd. 27.01.1852 à la nr. 09 hierboven 19) St.-Hubertus, Het midden is ons doel, Utrecht (Utr.) dd. 13.05.1852 à la nr. 09 hierboven 20) Mik wis en schiet niet mis, Arnhem (Gld.) dd. vóór 1854 zie hierboven bij nr. 14 21) Wat g’ook doet, schiet goed, Velp (Gld.) dd. vóór 1854 zie hierboven bij nr. 14 22) Willem III, Deventer (Ov.) dd. vóór 1854 zie hierboven bij nr. 14 Van de schuttersverenigingen nrs. 1 t/m 22 bestaat thans géén enkele meer,. Alléén het voortbestaan van nr. 11 is discutabel, maar daarover heb ik reeds - zie hierboven de hoofdtekst - mijn standpunt laten weten! In zijn Register van koninklijke verenigingen, instellingen en bedrijven (blz. 168-179) verwart Van Zwet 2007 (blz. 171) de Tilburgse ‘St.Sebastiaan van Willem III’ met de St.-Sebastiaan van het Brabantse dorp Oosterhout in de gelijknamige gemeente. Laatstgenoemde handboogschutterij heeft zich echter nimmer met de naam ‘St.-Sebastiaan van Willem III’ getooid, ofschoon zij in 1875 het predicaat Koninklijk wél van koning Willem III.heeft ontvangen. Maar door onoplettendheid of tijdens een korte periode van inactief bestaan in de jaren 80 van de vorige eeuw (toen er een sanering plaatsvond in de wildgroei van predicaten), verloor de Oosterhoutse vereniging - tijdelijk of definitief - haar koninklijke predicaat. Geraadpleegde bronnen * De heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers te Beek (L): mededelingen, 1986-heden Betreft in het bijzonder gegevens, ontleend aan het Nationaal Archief en aan het Koninklijk Huisarchief, beide te Den Haag. KC 1854 = Koninklijke Commissie voor Nederlandsche Handboog- en Scherpschutterijen: Opgave der Nederlandsche Scherpschutterijen in 1854, (item voor de Handboog), Den Haag, augustus 1854, aanwezig in het KHA, Archief van Jhr. H.M. Mollerus, kamerheer van Willem III en secretaris van de vorengenoemde Koninklijke Commissie inzake schietwedstrijden op Het Loo. * Pluymakers 2006 = J. Pluymakers: Koning Willem III en de handboogsport. Beek (L), december 2006. * Van Zwet 2007 = J.R. van Zwet: 200 jaar Koninklijk. Den Haag - Amsterdam, januari 2007. 2) In Hulst heb ik navraag gedaan om aan de weet te komen wanneer de schutterij De Batavieren ter ziele gegaan is. Paul Weemaes, de laatste voorzitter en sinds 1998 nog het enige lid van De Batavieren, meldde mij vandaag telefonisch, dat notariële opheffing van zijn vereniging 300 à 400 euro zou gaan kosten, reden waarom hij noodgedwongen maar uit eigen zak jaarlijks het verplichte registratiegeld à raison de € 26 aan de Kamer van Koophandel betaalt. Conclusie: de iure (= rechtens) bestaat de schutterij De Batavieren nog wel, maar de facto (= feitelijk) niet meer. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1786
31 oktober 2008
44
Schuttersbrief - nummer 85
DE VROUW IN HET SCHUTTERSWEZEN (13) Vervolg op SB 84, blz. 1735-1738
VAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen, vaandrig van Broederschap St.-Sebastianus te Klimmen (Lb.), documentalist van het Limburgs Schutterstijdschrift en mederedacteur van de Schuttersbrief Hallo, beste Alfred. Kunrade, gemeente Voerendaal (Lb.), 26 oktober 2008 Gezien je reactie naar mij in SB 84 (pagina 1736, eerste alinea), begin je mijn standpunt te begrijpen. Jij schrijft namelijk ‘Eigenlijk (?) zeg je een voorstander te zijn van méér vrouwen in het schutterijwezen (schuttersgildewezen). Alleen: je bent - m.i. terecht - een (felle) tegenstander ervan om schuttersverenigingen te dwingen ook vrouwen als volwaardig lid te accepteren.’ In grote lijnen klopt het, maar er zijn twee nuances die toch behoorlijk wat uitmaken. En die nuances hebben betrekking op de twee woorden ‘méér’ en ‘volwaardig’ die in het standpunt dat ik inneem, overbodig zijn. Bovendien ben ik niet specifiek een voorstander van vrouwen in het schutterswezen, alhoewel ik ook geen tegenstander ervan ben. Het komt er eigenlijk erop neer dat het me vrij weinig interesseert of er wel of geen vrouwen in het schutterswezen zijn. Wat je twee conclusies betreft, ook die ga ik nuanceren. Laat ik gemakshalve beginnen met je tweede conclusie waar je schrijft: ‘de door jou gewraakte cultuurgedeputeerde Odile Wolfs wil in de onderhavige kwestie de schuttersverenigingen niets dwingends opleggen. En dát is toch wel - naar mijn mening - iets anders dan je in jouw mailing doet voorkomen.’ a) Of mw. Odile Wolfs inderdaad door mij gewraakt wordt, vind ik nogal een discussiepunt. Ja, ik had meer van haar verwacht en door de citaten die ik uit de krant gehaald heb, komt ze niet al te best in de schijnwerpers. Maar ik heb toch vooral problemen met Mw. Els Tans die zich bemoeit met zaken waar ze overduidelijk geen verstand van heeft. Maar daar kom ik nog op terug. b) Overigens is het niet zozeer dat mw. Odile Wolfs ‘in de onderhavige kwestie de schuttersverenigingen niets dwingends wil opleggen’, maar eerder dat ze het gewoonweg niet kan. Zie daarvoor het antwoord van Gedeputeerde Staten op vraag 5 van mw. Els Tans waarin ze aangeven: ‘Veranderingen in eeuwenoude tradities kunnen als gevolg van deze dynamiek niet van bovenaf aan verenigingen opgelegd worden. Verenigingen dienen veranderingen zelf door te voeren’. Er is een verschil in iets niet willen en iets niet kunnen. Alhoewel het best zou kunnen zijn dat mw. Odile Wolfs inderdaad o.a. de schutterijen niets dwingends wil opleggen. Maar dát heb ik haar tot dusver nog niet horen zeggen. Dan je eerste conclusie. Hierin geef je aan dat Statenlid Els Tans zich ernstig stoort aan het feit dat er in Limburg nog altijd schutterijen zijn die aan de vrouw een volwaardig lidmaatschap onthouden. Daarbij geef je ook aan dat volgens jou Els Tans een opvatting vertolkt ‘die vandaag de dag onder een (over)groot deel van de geïnteresseerde Limburgse bevolking leeft’. 1) Jouw bewering dat Els Tans de opvatting vertolkt van een (over)groot deel van de geïnteresseerde Limburgse bevolking, vind ik nogal een vrijmoedige. Het zou best kunnen dat je gelijk hebt, maar van de andere kant vraag ik me ook af hoe je dat weet. Met andere woorden, in hoeverre kun je die bewering van jou onderbouwen? Per slot van rekening zijn wij tweeën verbazend genoeg de enige die op dit moment in de SB de discussie ‘de vrouw in het schutterswezen’ voeren. Dus ik ga er vooralsnog ervan uit dat het een aanname van jouw zijde betreft. Bovendien kun je je afvragen wanneer iemand een volwaardig lid is. Ben je pas een volwaardig lid als je alle functies binnen de schutterij kunt vervullen? Of als je bij elk onderdeel van de schutterij mee kan lopen? Ik bedoel, als een schutterij alleen vrouwen toelaat als marktentsters en ook de vrouwen zelf er geen moeite mee hebben om alleen in deze functie mee te lopen, is het dan terecht dat Els Tans met een belerend vingertje bij deze schutterij gaat afdwingen dat ook vrouwen bijvoorbeeld bij de geweerdragers mee kunnen gaan lopen? Iedereen binnen de betreffende schutterij is toch tevreden. Bovendien is het aan de schutterij zelf om te bepalen welke positie vrouwen binnen de vereniging innemen en niet aan buitenstaanders zoals Els Tans. 2) Ergens verbaast het me dat je alleen ‘deze’ twee conclusies vermeldt. Want nog belangrijker is de conclusie, en daarom heb ik zo’n moeite met Els Tans, dat zij wel degelijk van plan was dan wel nog steeds is om schutterijen (en andere verenigingen) te verplichten om vrouwen erin op te nemen. Zie daarvoor de derde vraag die ze stelde aan de Gedeputeerde Staten: ‘Is het niet een taak van Uw College om alle verenigingen in onze provincie die nog dergelijke eeuwenoude discriminerende statuten hanteren, te wijzen op verandering van die statuten en ze aan te passen aan de geëmancipeerde samenleving anno 2008?’ en haar vijfde vraag: ‘Welke acties mogen wij van U verwachten om een einde te maken aan tradities die al lang niks meer te maken hebben met het Limburgse verenigingsleven van vandaag, maar die zich baseren op oude regels die doelgroepen uitsluiten en beledigend zijn voor o.a. alle vrouwen die hun beroep serieus nemen?’ ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief – nummer 85
31 oktober 2008
45
blz. 1787
Enerzijds is Els Tans zo hypocriet om het lidmaatschap van vrouwen bij o.a. schutterijen af te dwingen, maar anderzijds vindt ze het geen enkel probleem dat er ook verenigingen en instellingen zijn waar ik als man niet tussenkom. Tevens blijkt uit alles dat ze om te beginnen geen verstand heeft van waar ze het over heeft en dat ze, om te eindigen, helemaal niet zo begaan is met de gelijkheid tussen mannen en vrouwen dan wel het volwaardige lidmaatchap van vrouwen bij o.a. de schutterijen. Want wat dat laatste betreft: wat heeft zij ondertussen gedaan om de positie van de vrouw te verbeteren binnen de diverse verenigingen? Als ze werkelijk zo begaan is, waarom beperkt ze zich dan tot de Provincie Limburg en pakt ze het niet landelijk op? Die betrokkenheid van Els Tans is niets meer dan een grote farce, bedoeld om zich beter voor te doen dan ze werkelijk is. En dat doet ze ook nog eens ten koste van anderen. En dat ze er weinig verstand van heeft, blijkt niet alleen uit de vragen die ze stelde aan Gedeputeerde *) Staten, maar ook uit een interview die op 8 mei in het Parool verscheen. Tijdens dit interview stelde journalist Rob Rombouts de vraag of de schutterij een ‘mannending’ is. Als antwoord kreeg hij van Els Tans te horen: ‘Nee, hoewel 99 procent uit mannen bestaat. Vrouwen vervullen meestal de rol van boegbeeld, mooi aangekleed’. Moet ik met zo’n antwooord geloven dat zij weet waar ze het over heeft? Dank je de koekoek! Statenlid Els Tans pretendeert op te komen voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen in o.a. het schutterswezen, terwijl ze de vrouwen waar ze zogenaamd voor opkomt denigrerend afdoet als een ‘boegbeeld, mooi aangekleed’. Daarbij vond ik het ook nog eens behoorlijk gedurfd van haar om in het interview te stellen dat ‘die van Eijsden’ een beetje achterlijk zijn. Ga vooral zo door, zou ik zeggen. (Het interview heb ik onder mijn reactie bijgevoegd). Wat je laatste alinea betreft, Alfred: die vond ik vreemd. Je schrijft namelijk ‘Mij blijft het verbazen, hoe weinig voorstanders van ‘mannenschutterijen’ er blijk van geven te beseffen hoe kwetsend het bij vrouwen kan overkomen wanneer deze wél op een of andere manier mogen meedoen met hun plaatselijke schuttersvereniging maar er géén volwaardig lid van mogen zijn’. Om te beginnen zijn volgens mij het aantal voorstanders van ‘mannenschutterijen’ op de vingers van één hand te tellen, daar zover mij bekend alleen Jeroen Kockelkoren dat is. Wellicht dat er meer personen zijn, maar ik kan me op dit moment er geen bedenken. En ik weet wel degelijk hoe kwetsend het kan zijn om afgewezen dan wel uitgesloten te worden vanwege het geslacht dat iemand heeft. Het is wat dat betreft vaker voorgekomen dat ik bij een sollicitatiegesprek werd afgewezen omdat ik een man ben, dan omdat ik niet de kwaliteiten bezit die nodig waren om de vacature te vervullen. Om te eindigen kun je wat jij opmerkt niet aan de voorstanders van mannenschutterijen aanrekenen, maar aan de schutterijen die vrouwen wel toelaten, maar niet als volwaardig lid. Wie van de twee is het probleemgeval? De schutterij waar ik lid van ben en op voorhand al laat weten geen vrouwen toe te laten binnen de vereniging? Of de schutterij die wel vrouwen toelaat zo lang ze maar voor het vaandel blijven lopen en zich voor de rest nergens mee bemoeien? Bovendien vraag ik me af in hoeverre vrouwen zich inderdaad gekwetst dan wel achtergesteld voelen. Als ik als vrouw lid word van een schutterij en alleen als marketentster mee mag lopen dan moet ik niet achteraf beginnen te klagen. Ik wist vooraf wat mijn opties dan wel keuzes zijn (in dit geval vrijwel niets). En als ik daar niet mee kan leven, dan maak ik oftewel een einde aan mijn leven oftewel ik ga bij een schutterij waar ik meer opties dan wel keuzes heb of (en dit zou ik nog klaarkrijgen ook) ik richt met anderen een nieuwe schutterij op. Ik bedoel, Alfred: als het inderdaad zo was dat vrouwen zich behoorlijk gekwetst zouden voelen vanwege hun (al dan niet beperkte) positie binnen een schutterij, waarom wordt op dit moment dan deze discussie tussen jou en mij gevoerd? Van al die abonnees die de SB heeft in Europa, zijn er maar twee (nota bene ook nog eens mannen) die het hebben over de positie van de vrouw in het schutterswezen. Is het niet zo, dat ‘dit’ het uitgelezen moment is om inderdaad verandering in de (zogenaamde) achtergestelde positie van de vrouw in het schutterswezen te krijgen? Waar blijft dan en masse de steunbetuigen voor Els Tans en haar ‘kruistocht’ of een andere reactie van de ‘achtergestelde’ vrouwelijke schutters? En waarom wordt Els Tans dan niet ondersteund door de rest van politiek Limburg dan wel Nederland of zelfs daarbuiten om de positie van de vrouw binnen o.a. de schutterijen te verbeteren? Corrigeer me maar als ik het mis heb, maar er zijn wat dat betreft genoeg ‘politieke kopstukken’ binnen de provincie Limburg en daarbuiten die de SB ontvangen en Els Tans (overigens zeer terecht en met reden) nu in de kou laten staan. Wat dat betreft, heb ik zelfs burgemeester Manon Pelzer niet haar steun horen betuigen aan Els Tans, terwijl eerstgenoemde toch degene was die het ‘probleem’ veroorzaakte omdat ze haar eigen trots boven het belang van een eeuwenoude vereniging stelde en (naar mijn bescheiden mening voor een gedeelte) boven die van de Eijsdense gemeenschap. Groetjes, Mathy *) Noot van de SB-redactie Voor de exacte tekst van het interview zie de navolgende bladzijde.
A.D.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1788
31 oktober 2008
46
Schuttersbrief - nummer 85
HET PAROOL - editie van donderdag 8 mei 2008
MEVROUW MAG NIET SCHIETEN door Rob Rombouts Burgemeester Manon Pelzer van Eijsden mag bij het koningsvogelschieten in Gronsveld geen ereschot lossen omdat ze vrouw is. Limburgs PvdA-Statenlid Els Tans eist aanpassing van de statuten van alle Limburgse schutterijen. Wat is het probleem? Het lossen van een ereschot gebeurt traditioneel door de burgemeester en de pastoor. Maar burgemeester Pelzer is een mevrouw. En dan mag het niet volgens de statuten die vierhonderd jaar oud zijn. Gelukkig is de pastoor een man. Van mij mogen er vrouwelijke pastoors komen. Ik ben geen katholiek. Er zijn al vrouwelijke misdienaars. Kunnen vrouwen schieten? Bij andere schutterijen doen ze mee. En niet onverdienstelijk. Maar er zijn ook nog steeds carnavalsverenigingen die geen vrouwelijke prins willen. Zijn ze achterlijk in Eijsden? Niet echt achterlijk. Ze geloven in tradities. De schutterijwereld bestaat uit mooie tradities. Is de schutterij een mannending? Nee, hoewel 99 procent uit mannen bestaat. Vrouwen vervullen meestal de rol van boegbeeld, mooi aangekleed. Wat is koningsvogelschieten? Dan staat er een houten vogel op een paal. De vereniging die de vogel eraf schiet, wint. De laatste schutter is koning. Die krijgt het hele jaar gratis bier? Zo goed kan ik het niet duiden, maar de drank vloeit rijkelijk. Heeft U wel eens geschoten? Op een schuttersfeest heb ik een stukje van de vogel afgeschoten. Gevaarlijk. Niet gevaarlijk. Er wordt van onder de paal geschoten met loden kogels. Krijg je die niet op je kop? Nee, nee. Jje staat ver af. En er zijn veiligheidsmaatregelen. Is het een idee om vrouwen met losse flodders of plastic geweren te laten schieten? Ik maak hier geen grapjes over. Ik vind dit niet grappig.
AAN: De Heer Mathy Leunissen Beste Mathy, Maastricht, 26 oktober 2008 Ongelijk had ik dus niet, door een vraagteken te plaatsen achter het eerste woord van mijn inhoudelijke reactie. Naar mijn inschatting (niet meer dan dĂĄt) vertolkte mw. Els Tans met haar vragen aan het College van G.S. de opvatting van een (over)groot deel van de geĂŻnteresseerde Limburgse bevolking. Ik zie trouwens ook niks verkeerds in het interview dat ze gaf, behalve dan de soms stupide vragen van de Parool-journalist. Ik zal mw. Els Tans vragen om haar reactie op jouw mailing. Groetjes, Alfred
VAN: Mevrouw E.M.J.J. (Els) Tans lid van de Provinciale Staten van Limburg Geachte Mijnheer Disch, Bedankt voor Uw ondersteuning t.a.v. de discussie die afgelopen zomer veel stof heeft doen opwaaien.Ik onderschrijf nog altijd mijn ondersteuning aan de burgemeester van Eijsden om het eerste schot te lossen. Niet gericht tegen de traditie van de vereniging maar uit respect voor de burgemeester. Het verenigingsleven is voor iedereen en er schijnen ook in onze provincie zeer verdienstelijke vrouwelijke schutters te zijn. -----Vriendelijke groeten, Els Tans -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
47
1789
RECENSIE (40) Vervolg op SB 84, blz. 1739
Over de aard van de vroegste schuttersgilden in het oude Vlaanderen Titel:
Het wezen van de eerste Vlaamse schuttersgilden. …met eenre gemeyne begeerten omme lavenisse haerer zielen… Z.pl. (Brugge), z.j. (2008). Auteur-editor: Marc Lemahieu. Druk: Your Bestseller: www.MijnBoek.be. Je eigen boek in 5 stappen, Gent. Formaat: 24 cm bij 16 cm; slappe kaft; 88 bladzijden; enige illustratie: kleurfoto op voorkant omslag. Oplage: zéér beperkt, waardoor de oplage reeds uitgeput is. De tekst is nog enkel verkrijgbaar in electronische vorm, in pdf-formaat, via aanvraag op het mailadres ml@lemahieu-desomer.be. Deze maand verscheen van de hand van Marc Lemahieu, penningmeester en tevens één van de archiefbeheerders van de Koninklijke Hoofdgilde St.-Sebastiaan te Brugge (W.Vl.), wederom een boek. Ging het vorige reeds vooral over de ontstaanswijze van zijn eigen gilde en over die van de schuttersgilden meer in het algemeen (zie de recensie in SB 33, blz. 585), ditmaal bespreekt Lemahieu heel uitvoerig het karakter (!) van de eerste schuttersgilden in Vlaanderen. En met Vlaanderen is dan bedoeld het graafschap Vlaanderen, d.i. met inbegrip van het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Zeeland en… de Franse landstreken Flandre en Artesië (zie het kaartje in SB 40, blz. 646). Daarmee ben ik gelijk bij één van mijn punten van kritiek. In Lemahieu’s boek wordt namelijk - op bijna elke bladzijde wel minstens één keer - rijkelijk geciteerd uit Middelfranse en Middelnederlandse teksten (= Frans en Nederlands van vóór ±1500) alsook menigmaal uit Latijnse en Duitse zonder dat in al die gevallen zorg gedragen is voor een vertaling in begrijpelijk Nederlands. Ik vrees dan ook, dat nogal wat lezers gaandeweg het boek zullen afhaken. En dát zou jammer zijn, want vanaf het eerste hoofdstuk (Inleiding op blz. 3-7) tot in het allerlaatste, d.w.z. achtste échte hoofdstuk (met de titel Besluit) op blz. 74-75 doet Lemahieu opmerkelijke uitspraken m.b.t. de aard of het wezen van de allervroegste Vlaamse schuttersgilden. [Het negende ‘hoofdstuk’, blz. 76-81, bestaat uit drie bijlagen, t.w.: twee schenkingsoorkonden aan de St.-Jorisgilde te Brugge dd. 4.10.1321 en dd. 19.7.1342 alsmede een hernieuwd reglement van de gelijknamige kruisbooggilde te Oudenaarde (O.Vl.) dd. 10.2.1349. Het tiende ‘hoofdstuk’, blz. 82-87, is een indrukwekkende lijst van ruim 140 ‘geconsulteerde werken’, verdeeld in ‘Algemeen’ en ‘Specifiek’, waaronder een aantal publicaties in het Frans en enkele in het Duits, Engels en zelfs Italiaans]. De opmerkelijke uitspraken van Lemahieu zijn te talrijk om ze hier één voor één op te sommen, laat staan: te bespreken. Elders in het hier voorliggende SB-nummer becommentarieer ik de meeste: zie blz. 1769-1780. Zijn Lemahieu’s opmerkelijke uitspraken, beweringen of stellingen dan niet te vatten onder één noemer? Zeker wél. Marc Lemahieu is - naar pas thans blijkt! - te beschouwen als een aanhanger van de zogeheten ‘sport- en ontspanningstheorie’. De allereerste schuttersgilden waren - volgens die theorie - in essentie sport- en ontspanningsverenigingen. Deze theorie is één van de ‘101’ theorieën (zie SB 39, blz. 621) die in de loop der tijd verkondigd zijn over de oorsprong van schutterijen (schuttersgilden). Zo bezien is het eigenlijk wel interessant om te weten, welke argumenten Lemahieu allemaal aandraagt ter ondergraving van de zogenaamde ‘weerbaarheids- of beschermtheorie’ en ter staving van zijn eigen theorie (hoofdstukken 2 t/m 5, blz. 7-51). Op het eerste oog doet het derhalve vreemd aan, dat Lemahieu als ondertitel voor zijn boek een (overigens Brabants) citaat uit 1304 gekozen heeft dat volkomen zou passen bij een boek waarin juist gepleit zou kunnen worden voor de ‘broederschapstheorie’ (in kerkelijke zin) als verklaring voor het ontstaan van de allereerste schuttersgilden. Een enigszins misleidende ondertitel dus en ook nog eens gekoppeld aan een op de omslag van het boek voorkomende afbeelding welke de beroemde schilder Hans Memling ±1490 maakte van een groep vermoedelijk Brugse boogschutters die dan ‘met eenre gemeyne begeerten’ [= in een gemeenschappelijk verlangen] zouden bidden ‘omme lavenisse haerer zielen’ [= om troost voor hun ziel]. Die discrepantie (= ogenschijnlijke tegenstelling) tussen ‘broederschap’ en ‘schutterij’ licht Lemahieu in zijn boek weliswaar toe; zie ook hierboven de toelichting in mijn commentaar bij Uitspraak 20 op blz. 1776. Maar haast ‘onvergeeflijk’ is het wél, dat aan de lezer de afbeeltenis wordt voorgeschoteld van kennelijke (?) leden van een handbooggilde, terwijl de eerste Vlaamse schuttersgilden juist allemaal kruisboogschutterijen waren! Héél goed daarentegen vind ik van Lemahieu, dat hij óók de aandacht vestigt op het historische fenomeen van de stedelijke en landsheerlijke legerboogschutterskorpsen van vóór 1100 tot ±1550 (Hoofdstuk 6 op blz. 5166) en op de gewapende ambachtsgilden (zie Hoofdstuk 7 op blz. 66-74), die mede ten grondslag hebben gelegen aan het ontstaan van de eerste Noordwest-Europese (kruisboog)schuttersgilden. Dus tóch - maar dan door Lemahieu geheel ongewild - een argument ten gunste van de weerbaarheidstheorie? -----Alfred Disch -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1790
31 oktober 2008
48
Schuttersbrief - nummer 85
MEDEDELINGEN (47) Vervolg op SB 84, blz. 1741
------
Mededeling 162
(Inzake schietlocatie Handbooggilde St.-Sebastiaan te Bredene)
De drie disciplines van Handbooggilde St.-Sebastiaan te Bredene: Liggende wip, Staande wip en Doelschieten [Bron: de voormalige (?) website www.schuttersgilde-bredene.be.tt]
Beste schuttersvrienden,
Bredene (W.Vl.), oktober 2008
Adres van ons voorlopig onderkomen: Spuikomlaan nr. 2 te Bredene. Hopende U allen te mogen begroeten op al de schietingen, sturen wij hierbij onze sportieve groeten. Namens het Bestuur, Anita Poppe, griffier.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 85
31 oktober 2008
49
1791
COLOFON De Schuttersbrief (SB) verschijnt sinds 19 juni 2004 en is een uitgave van de SB-stichting i.o. De leden van de SB-redactie (zie volgend kadertje) vormen het bestuur van de SB-stichting. Activiteiten van de SB-stichting c.q. SB-redactie zijn onder meer: de Schuttersbrief, het Schuttersbriefje (voor jongeren), de SB-Bijlagen, de SB-website en SB-jongerensite. Zie verder vooral ook de lijst van actiepunten op pagina 1541 van SB-nummer 76. Daar de door de SB-stichting te maken kosten vooralsnog gehéél worden betaald uit particuliere middelen, verzoekt de redactie U om een vrijwillige bijdrage o.v.v. ‘Donatie’ te storten op de in het onderstaande kadertje vermelde (voorlopige) bankrekening. Voor Uw zéér gewaardeerde gift, hoe gering ook, zegt de redactie U bij voorbaat hartelijk dank! De SB wordt gratis verstrekt; zie de verzendlijst op pagina 1542 van SB-nummer 76. Wilt U ook GRATIS en RECHTSTREEKS de SB ontvangen? Laat dit dan m.v.v. Uw volledige naam, Uw woonadres en Uw telefoonnummer weten aan: redactie@schuttersbrief.nl. De Schuttersbrief heeft een doorlopende paginering. Veelgebruikte afkortingen worden verklaard op de voorlaatste pagina van SB-nummer 76. U mag - om o.a. auteursrechtelijke redenen - uitsluitend voor eigen persoonlijk gebruik de SB uitprinten, dus niet (!) ten behoeve van anderen. Oude nummers van de Schuttersbrief kunnen te allen tijde bij de redactie worden opgevraagd. Digitale en schriftelijke post ter publicatie in de Schuttersbrief wordt naar onderwerp gerubriceerd en vervolgens in logische volgorde opgenomen in de betreffende SB-rubriek. Wilt U óók Uw eigen berichten opgenomen zien in de SB, gelieve dan per brief of e-mail steeds slechts één onderwerp te behandelen. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk de rubricering der correspondentie in de SB. In principe worden alle ingekomen brieven en e-mails geplaatst, ook indien ze van dezelfde persoon en van dezelfde datum zijn. Bovendien wordt voor elk nieuw aangedragen onderwerp een nieuwe rubriek in de SB geopend. De SB telt thans meer dan 250 rubrieken; die van U kan (kunnen) er dus ook nog bij! Voor een tussentijds overzicht van de SB-rubrieken zie SB-nummer 76, blz. 1507-1540.
REDACTIEADRES Bezoekadres SB-redactie / SB-stichting: p/a Franciscus Romanusweg 6-B, 6221 AE Maastricht Telefoon met voicemail: (00.31) (0)43 - 325 76 62 Skype-adres: Alfred.Disch Mobiel: (00.31.)06.41 69 22 46 Fax : (00.31) (0)43.310 04 06 E-mail: redactie@schuttersbrief.nl SB-website (www.schuttersportaal.nl) en SB-jongerensite zijn nog in opbouw Voorlopige bankrekening binnenland: 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch, 6221 AE Maastricht 6-B. Voorlopige bankrekening buitenland: IBAN-code: NL86SNSBO - 85 88 27 298; BIC-code: SNSBNL2A ten name van / auf den Namen von / au nom de / in the name of: Alfred Disch, NL-6221 AE Maastricht 6-B.
Redactieleden Alfred Disch: hoofdredacteur; tevens redacteur Handboog; e-mail, ook: alfred.disch@gmail.com Jelger Visser: adj.-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator & redacteur Kruisboog; jelger.visser@gmail.com Björn Ulenaers: eindredacteur; bjorn.ulenaers@gmail.com Mathy Leunissen: redacteur Documentatie, Exercities en Zware Buks: mathy.leunissen@gmail.com Ans Moors: redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan) Willem van Uden en Ab Reuling: redacteur-webmaster resp. plaatsvervangend redacteur-webmaster Jeroen Kaasenbrood: technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht) Naast enkele gekwalificeerde zetels zijn er nog vacante redacteurschappen voor diverse EGS-landen en -taalgebieden alsmede voor de schietdisciplines Geweer en Pistool. U kunt zich daarvoor aanmelden bij de redactie.
-----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1792
31 oktober 2008
50
Schuttersbrief - nummer 85