4
Elke twee jaar wordt er ergens op de wereld een Conference on Windenergy and Wildlife (CWW) gehouden. De zesde CWW werd in april gehouden in Egmond aan Zee. Er kwamen onderzoekers, wetenschappers, beleidsmedewerkers en experts vanuit alle windstreken samen om de nieuwste
wetenschappelijke inzichten over de risico’s van windenergie voor ecologie en dieren in het wild met elkaar te delen. Tijdens de vijfdaagse conferentie werden uiteraard ook de oplossingen besproken. Wind & Zon en Klimaatweb.nl bezochten de conferentie.
Conference on Windenergy and Wildlife impacts (CWW)
“Het gaat om het ecos DOOR AD. LITTEL, JAËL POELEN, JITSKE VAN DER WOUDE EN TITIA VAN LEEUWEN
L
iz van Duin (directeur bij het ministerie I&W) hield de openingsspeech namens de Rijksoverheid. Zij refereerde aan de Nederlandse klimaatdoelstelling voor 2030 van 60 procent CO2-reductie. “Daarvoor is een enorme toename van windenergie op land en op zee noodzakelijk. We hanteren daarbij twee strategieën: een regionale voor op het land en een rijks strategie voor de Noordzee.” Ze noemde de verschillende onderzoeksprogramma’s die moeten helpen de uitbreiding van windenergie in te passen binnen ecologische randvoorwaarden.“Kiezen tussen duurzame energie of ecologie is onmogelijk, zeker in een laaggelegen land als Nederland. Wij geloven niet in deze afweging. Het is een vals dilemma. Klimaatverandering heeft een grote invloed op de natuur. Duurzame energie helpt klimaatverandering tegen te gaan en moet zich houden aan ecologisch aanvaardbare grenzen, anders kan het de natuur alsnog vernietigen die het juist
WIND & ZON - NR.2 2022
probeert te redden. En daarom zijn we hier deze week. Een van de sterke punten van deze conferentie ligt in het delen van de verschillende opvattingen en belangen tussen wetenschap, beleid en industrie. Ook op een breed niveau, omdat we hier de internationale grenzen kunnen doorbreken.”
Onderzoek naar vogelgedrag rond windturbines Mogelijke schade aan vogels vormt belangrijke informatie bij de locatiekeuze van windparken, maar is niet eenvoudig te voorspellen. Vogels zijn individueel beschermd door de EU Vogelrichtlijn en als ze leven in een aangewezen Natura 2000-gebied is ook hun populatieomvang beschermd. Veel onderzoek wordt verricht aan individueel gedrag: waar vliegen vogels, waar vissen of foerageren zij, kunnen ze effectief windturbines ontwijken? Maar elke vogelsoort gedraagt zich weer anders. Bij dit soort onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van GPS-trackers die aan individuele dieren worden bevestigd. Deze geven, afhanke
5
systeem” lijk van de sterkte van hun batterij, om de paar seconden of om de paar minuten coördinaten door van hun positie. Zo kun nen vliegroutes worden gemeten en geanalyseerd.
“Beschouw ecologie als veiligheid.” Enkele onderzoekers vertelden over hun werk met een klein vliegtuig, waaronder een hoge-resolutie-camera hangt. Zo kun je welliswaar veel individuen tegelijk zien, maar is het lastig om dan ook de soorten te herkennen. Data-analyse en -verwerking hiervan vindt geautomatiseerd plaats. Slimme radars, waarmee over een groot zeegebied een groot deel van de vliegende vogels wordt waargenomen en op 3D-coördinaten gezet, zijn in opkomst. Soortherkenning is dan doorgaans niet mogelijk:
ze worden gegroepeerd in ‘klein’, ‘middelgroot’ en ‘groot’. Deze methode is heel geschikt om aantallen trekvogels in de nacht vast te stellen. De meeste onderzoekers meldden dat veel vogels windturbines behendig ontwijken, ook in de nacht. Sommige soorten kiezen er zelfs voor het hele park te ontwijken. Tegelijk gaan zeevogels juist ook naar windparken toe als plek om te rusten en foerageren. Hierdoor kan er wel weer een aanvaringsrisico ontstaan wanneer ze dichtblij blijven.
Cumulatie van effecten op populatieniveau op zee Hoewel het aantal aanvaringsslachtoffers relatief laag is, is het nodig om na te gaan of dit toch nadelig kan zijn voor de hele populatie van een soort. Dat blijkt zeer lastig. Zo is de omvang van een populatie vaak niet duidelijk: is dat het leefgebied van in de buurt van offshore windparken broedende soorten? WIND & ZON - NR.2 2022
6
Of zijn dat alle individuen van een soort die heen en weer trekken op de Oost-Atlantische trekroute? Bij bepaalde sterns is dat de halve wereld. De meeste onderzoekers beperken zich daarom tot vogels in het zoekgebied voor een offshore windpark. Een andere complicatie is het cumuleren van verschillende effecten: aanvaringen, minder foerageergebied, omvliegschade. En ook zijn er positieve effecten, zoals de toename van voedselaanbod in het windpark door een verbod op visserij.
van windparken bij zeer intensieve vogeltrek. In Nederland wordt gewerkt aan een afspraak tussen overheid en exploitanten over het stilzetten van windparken gedurende een etmaal, wanneer 24 uur van tevoren intensieve vogeltrek wordt voorspeld. Daartoe worden zes radars langs de Nederlandse kust geplaatst. Er wordt ook gewerkt aan kleine radars die je kunt plaatsen op windturbines of op een trafoplatform, zodat je per park maatwerk kunt ontwikkelen.
Omvliegschade kan ernstig zijn bij kleine trekvogels die een precaire energiebalans hebben. Bij langlevende soorten, die zich trager voortplanten, kunnen kleine negatieve effecten toch schadelijk zijn voor de populatieomvang. Er was geen spreker die al vat had op deze cumulatie. En zeker niet op de cumulatie van effecten van alle windparken samen. De informatie die uit onderzoek is verkregen kan echter wel worden ingezet bij locatiekeuze voor windparken: niet in de belangrijkste foerageergebieden, en bij de mitigatie van effecten: het stilzetten
Compenseren
WIND & ZON - NR.2 2022
Volgens de Habitatrichtlijn mag je onder voorwaarden nadelige effecten ook compenseren. Daarover hadden Engelse onderzoekers zich het hoofd gebroken en geconstateerd dat je vooral bij vogelpopulaties eigenlijk niet kunt compenseren. Het viel op, dat het woord ‘voorzorgsbeginsel’ (dit beginsel houdt in dat de overheid alvast milieubeschermende maatregelen kan nemen, voordat een onomstotelijk bewijs van schadelijke effecten is geleverd. Het voorzorgsbeginsel legitimeert handelen
7 ook alle plankton als basale voedsellaag. Klimaatverandering grijpt in veel gebieden in op deze basis van het systeem, waardoor grote veranderingen kunnen optreden bij schelpdieren en vissen. Windturbines beïnvloeden juist de top van de voedselpiramide: vogels en zeezoogdieren. Dat laatste leidt niet tot een wezenlijke verandering van het systeem. Daarom zijn windparken een heel goed instrument om de klimaatverandering af te remmen en mariene ecosystemen in hun algemeenheid te redden van grote negatieve effecten. Desgevraagd zegt Scott dat je windparken het beste in dieper water kunt plaatsen omdat systemen van ondiep water, inclu sief vogels, kwetsbaarder zijn. Maar wanneer je de visserij verplaatst naar dieper water, kan dat per saldo nog beter zijn.
“Onzekerheden in effecten op ecologie mogen geen rem zijn op ontwikkelingen die nodig om klimaatverandering tegen te gaan.” Hoe opkomende markten effectief helpen
van de overheid om bepaalde mogelijk schadelijke activiteiten te reguleren, red.) door niemand werd gebruikt, terwijl dat ook in de Habitatrichtlijn staat. Maar dat begrip is in de praktijk nauwelijks werkbaar, mede door de lastige bepaling van de significantiegrens van een effect. En niemand is in de stemming, om ‘dan maar helemaal niet aan wind op zee te beginnen’. Zeker de Nederlandse overheid niet, want die zet nu juist in op een groeifactor tien voor wind op zee. Blijft de vraag, of alle te nemen locatiebesluiten voor windparken op zee tijdig kunnen worden genomen, nu onderzoekers denken nog vele jaren nodig te hebben om voldoende kennis te vergaren.
“Er is nooit genoeg informatie over effecten van windmolens, maar er is wel noodzaak om besluiten te nemen ze te plaatsen.” Relatie offshore wind met klimaatverandering In een plenaire voordracht ging hoogleraar Beth Scott (Aberdeen) in op de relatie tussen de effecten van windturbines op het mariene ecosysteem en de effecten van klimaatverandering. Ze wees erop, dat de meeste mariene ecosystemen opvallend eenvoudige voedselketens kennen. Deze systemen hebben
In een plenaire voordracht ging Lori Anna Gonzo in op de specifieke problemen van groei van windenergieopwekking in ‘emerging markets’, dus de opkomende landen. Gonzo werkt bij de IFC-investeringsbank. Investeringsbanken hanteren doorgaans de gedragsnormen die zijn opgesteld door ontwikke lingsorganisaties. Die letten op het zo min mogelijk ontregelen van natuur, cultuur en bestaansvoorwaarden van inheemse volken met eenvoudige grondgebonden levenswijze. Dit is van zeer groot belang bij de uitbouw van windenergie. Een aantal Afrikaanse en Midden-Aziatische landen heeft een zeer groot potentieel aan windenergie, vele malen meer dan die landen nodig hebben of zullen hebben. Maar juist in de meest geschikte gebieden komen bijzondere natuurgebieden en kwetsbare, iconische soorten voor. Het is nodig dat projectontwikkeling rekening houdt met de ligging van bijzondere natuurgebieden, soorten en inheemse volken. Dat blijkt in praktijk heel lastig. In de landen zelf is namelijk geen expertise aanwezig voor een goede milieueffect rapportage (m.e.r.) en als een project eenmaal is gerealiseerd, is er geen capaciteit en deskundigheid voor een goede monitoring. Hier is hulp nodig van internationale natuurbeschermingsorganisaties. Die zijn nu al in staat om gebieden aan te wijzen waar de risico’s voor natuur te groot zijn. Verder probeert men bij de aanbesteding van projecten de aanbieders ook te laten concurreren op zaken zoals m.e.r., mitigerende maatregelen en monitoring. Het is duidelijk dat hier een enorme uitdaging ligt.
WOZEP Tijdens een van de plenaire sessies werd het Nederlandse Wind op zee ecologische programma (Wozep), gepresenteerd. Wozep heeft als doel om ten behoeve van de locatiekeuzen van nieuwe WIND & ZON - NR.2 2022
8 windparken, de kennis over de mogelijke effecten ervan op beschermde soorten te vergroten. Hiervoor wordt een cumulatieve effectbeoordeling gedaan waarin getoetst wordt of de voorgenomen en bestaande windparken geen significant effect hebben op de populatiegrootte van beschermde soorten vogels, vleermuizen en zeezoogdieren. Het programma is in 2016 gestart. Het hele proces van ruimtelijke planning op zee tot aan vergunningverlening ligt in handen van de overheid. Ook in deze sessie werd het belang benadrukt om onderzoek niet alleen te richten op individuele soorten en populaties, maar op de het hele ecosysteem. Naast de directe effecten van windparken op populaties van soorten is het belangrijk te weten hoe windparken het ecosysteem zelf beïnvloeden en hoe dat doorwerkt op die beschermde soorten. De groeiende aandacht voor ecosysteemeffecten is bij de hele conferentie duidelijk merkbaar.
Vleermuizen en windsnelheden Omdat de vleermuis zowel in Nederland als Europa een beschermde diersoort is, is er veel kennis nodig om botsingen tussen vleermuizen en rotorbladen te voorkomen. Om vleermuissterfte tegen te gaan laat Martijn Boonman, ecoloog bij Bureau Waardenburg, zien dat het van belang is om onderscheid te maken tussen migrerende en niet-migrerende vleermuissoorten. Zo richtte hij zich specifiek op het verschil tussen de migrerende ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de niet-migrerende gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) bij hoge windsnelheid. De migrerende vleermuissoorten passeren windparken tijdens de trek van de zomernaar wintergebieden, waarbij ze vanaf de Baltische Staten en Rusland naar West-Europa trekken. Boonman concludeerde dat de niet-migrerende gewone dwergvleermuis over het algemeen hogere windsnelheden vermijdt en daarmee minder botsingen ervaart, terwijl de migrerende ruige dwergvleermuis toleranter is voor hoge windsnelheid en slechts in juni en oktober de hoge windsnelheden vermijdt.
“Omgaan met onzekerheid is ook een onderdeel van besluitvorming.” Vleermuizen en windturbines Om vleermuizen uit de buurt van rotorbladen te houden onderzoekt Sarah Fritts van de Texas State University het effect van geluidstrillingen. Kunnen frequenties de activiteit van vleermuizen zo sturen dat zij als het ware omlaag worden geduwd zodat er geen botsing ontstaat? Om deze vraag te beantwoorden wordt de activiteit gevolgd van vleermuizen in een kooi die even lang is als een rotorblad. Tijdens de controleperiode waarbij geen geluidstrillingen werden toegepast vloog de groep van 76 Guanovleermuizen gelijkmatig door de kooi, terwijl 90 procent van de vleermuizen laag begon te vliegen tijdens het toepassen van geluidstrillingen. Het is nu belangrijk dat er per vleermuissoort wordt gekeken welke trilling het meest effectief is zodat vleermuissterfte op slimme wijze wordt verminderd. WIND & ZON - NR.2 2022
Conservatiebioloog Michael Whitby voegt toe dat operationele minimalisering essentieel is voor het reduceren van vleermuissterfte en uiteindelijk zelfs samen kan gaan met een hogere energieproductie. Deze operationele minimalisering houdt bijvoorbeeld in dat windturbines worden stilgelegd of dat de windsnelheid waarbij de windturbine energie gaat produceren verlaagd wordt (‘cut-in speed’), waardoor bij veel lagere windsnelheden energie kan worden opgewekt.
“Duik in de complexiteit van de relatie wind en ecologie tot je hoofd er pijn van doet.” Vogels tracken met Artificial Intelligence Jennifer Stucker vertelde hoe ze in de Verenigde Staten onder zoek doen naar botsingen van rotorbladen met vogels en vleermuizen. Ze gebruiken een multi-sensor benadering om botsingen te meten en kwamen erachter dat vooral kleine projectielen moeilijk vast te leggen zijn. Om hun systematiek te testen hebben ze projectielen van gelatine gemaakt. Deze projectielen waren tussen de 8 en 200 gram, snel biologisch afbreekbaar met een toevoeging van de geur van coyotes om dieren van de windmolens te weren. De projectielen werden gebruikt om te testen of de verschillende sensoren dit zouden registreren. Door middel van digitalisering werden deze beelden geanalyseerd en bleek hun systeem de kleinste botsingen zelfs te meten. Ook Mike Armitage deed onderzoek naar gedrag van zeevogels rondom windmolens. Door middel van camera’s konden ze in de gaten houden hoe vogels rond windmolens vliegen. Veel vogels bleken op grote afstand van rotorbladen te blijven.
Indirecte effecten van een windpark op dierpopulaties In tegenstelling tot directe gevolgen zoals botsingen van vogels met windmolens zijn er ook indirecte gevolgen zoals habitatverlies, emigratie, gedragsverandering en demografische veranderingen. Deze indirecte gevolgen kunnen leiden tot populatiekrimp. Ook kan het barrière-effect optreden. Dit betekent dat een windpark de trekroute van een vogel blokkeert waardoor zij grotere afstanden moeten afleggen. Bij onderzoek naar het gedrag van ecosystemen bij realisatie van wind op zee komen veel facetten kijken: ecosystemen zijn altijd groter dan het onderzoeksgebied, populaties zijn nooit stabiel, veranderen van gedrag en zich verplaatsen per seizoen. Ook kan de prooi van een bepaalde groep dieren migreren door aanleg van een windpark, wat weer invloed heeft op het gedrag van de groep die op deze prooi jaagt.
Kader voor indirecte effecten Kate Searl vertelde over de ontwikkeling van een onderzoek naar een kader voor de indirecte effecten van windparken
9 in Groot-Brittannië. Dit kader zou helpen bij transparantie, reproduceerbaarheid en vertrouwen in onderzoek. Bij de Schotse overheid waren een aantal conceptuele uitdagingen zoals een missende IT-infrastructuur, onderzoeken die een nauwe focus hebben op een bepaalde soort of een bepaald seizoen en een veelheid aan onsamenhangend onderzoek waarbij verschillende onderzoeksstrategieën gebruikt zijn. De onderzoeker gaf een aantal oplossingen voor deze problemen zoals het samenbrengen van data en tools op een integrale plek, één plek en manier waarop iedereen observeert en de onzekerheid in het onderzoek erkent, vindt en dan verkleint. Door intensieve betrokkenheid van stakeholders is rond deze oplossingen in Schotland een gemeenschap gevormd van betrokken deelnemers, waar door het vertrouwen is gegroeid en een breder begrip is ontstaan over de verschillende uitdagingen. Onzekerheid en een tekort aan data blijkt een terugkerend probleem in onderzoek. Sommige data is niet te verkrijgen, of het kost veel tijd. Leslie New van het Ursinus College betoogt het gebruik van meningen van experts of autoriteiten als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Deze kunnen onderzoek leiden, input leveren en kennishiaten helpen identificeren. Ze geeft duidelijk aan dat dit geen alternatief is voor wetenschap of een excuus om slechte keuzes te maken. New zegt dat het nu tijd is om keuzes te gaan maken voor Klimaatverandering: “besluitvorming duurt lang; kunnen we niet een windpark plaatsen, hiervan leren, en die data gebruiken om het bij het volgende windpark beter de doen?”
“Focus niet te veel alleen op individuele soorten, het gaat om het ecosysteem.” Slotconclusie Die verbreding van het aandachtsgebied is terug te zien in de onderwerpen die tijdens het uitgebreide aantal sessies van CWW werden belicht. De meeste waren gericht op spe cifieke vogel- en vleermuissoorten en op directe gevolgen zoals het in aanraking komen met een turbine. Maar ook waren er presentaties gericht op de indirecte gevolgen, de langere termijn, de cumulatieve effecten, de ontwikkeling van modellen, risico-inschatting, het bepalen van grens waarden voor populaties en de ecosysteemeffecten. Het belang van dat laatste werd ook nog eens benadrukt in de wrap-up bij de afsluiting: “We moeten vooral rekening houden met de hele voedselketen. Als er aan het begin van die keten iets verandert, werkt dat door naar alle schakels.” En: “Het opschalen van windenergie leidt niet per se tot nadelige veranderingen, maar tot veranderingen leidt het zeker. En die moeten we in het vizier hebben, om tijdig te kunnen acteren.”
CWW 2022 in Egmond aan Zee werd georganiseerd door Bureau Waardenburg Ecology met de Rijksoverheid als hoofdsponsor. De conferentie werd ondersteund door een wetenschappelijke adviescommissie. WIND & ZON - NR.2 2022