Tante Poldi en de zang van de sirenen
1
Over geruchten, zijsporen en klootzakken, over verdwijningen en de kosmische orde. Poldi bereidt haar bruiloft voor en heeft voorlopig de drank en alle moordonderzoeken afgezworen. Voor wie het geloven wil. Haar neef in ieder geval niet. Die twijfelt er aan dat je een cirkel vierkant kunt maken en krijgt het lid op de neus. Vito Montana zegt eerst een hele tijd niets, maar dan laat hij de bom barsten.
Toen begin september de eerste geruchten de kop opstaken dat Aldo Favarotta – inderdaad, dé Aldo Favarotta, het toon beeld van verdorvenheid en corruptie – spoorloos verdwenen was, was er nauwelijks iemand tussen Catania en Messina die hoopte dat hij weer gezond en wel zou terugkeren. Toen het uiteindelijk in La Sicilia stond, speelde iedereen natuurlijk naar buiten toe ontzetting en medelijden, was men ‘in ge dachten bij de familie’, zelfs met de microfoon van een lokaal station voor de neus, maar stiekem werden er onvriendelijke dingen over hem gezegd, die weinig met naastenliefde en een goed hart te maken hadden, maar eerder met de diep gekoes terde wens dat Favarotta al in zuur was opgelost of ergens onder de grond weggestopt, dat de Heer de wereld van deze bloedzuiger verlost had, dit stuk vreten, deze racist en deze klootzak.
Net als een kraker van een zomerhit heeft elke zomer ook een zomerophitser nodig, dat is op Sicilië net zo als ergens an
ders. Een schandaaltje, een sportieve nederlaag, een misstap van een politicus of een B-sterretje, waarover dan eindeloos kan worden gespeculeerd en waarmee de eigen ellende even kan worden vergeten. Het kan ook een bruiloft zijn, waarop je je kunt verheugen als op de eerste kersenbloesem op een grijze aprilochtend.
De familie is altijd nog de hoeksteen van de Italiaanse sa menleving, en bruiloften zijn de specie die families samen voegt. Elke bruiloft weeft verder aan het vlechtwerk van onuitgesproken verbindingen, pleziertjes en zorgvuldige afba keningen dat heel Italië dwars door alle crises heen overeind houdt. Bruiloften brengen structuur aan in de jaren. Als mijn tantes herinneringen ophalen, zeggen ze vaak dingen als: ‘Was dat niet in het jaar dat Valentina en Enzo trouwden?’
In dit paradoxale kernland van het katholicisme, dat het sexappeal en de viriliteit van beide geslachten tot nationale mythe heeft verheven, waar seks voor het huwelijk echter nog maar een paar decennia geleden alleen in personenauto’s, op het strand en hoe dan ook in het allergrootste geheim moge lijk was, werd altijd al jong getrouwd. Ook late huwelijken worden echter graag gevierd. Ook heel late. De hoofdzaak is dat je wordt uitgenodigd, dat er veel te eten is, dat je invloed rijke mensen kunt tegenkomen en nog een bomboniera aan je verzameling in de kast kunt toevoegen, als een bokaal van een gewonnen kampioenschap.
Als er maar getrouwd wordt.
Aldo Favarotta was dus spoorloos verdwenen en dat was echt topnieuws, alleen al vanwege het feit dat niemand wil de dat hij terugkwam. Het stomme was alleen dat zijn ver dwijning op lokaal niveau concurreerde met de aanstaande megabruiloft van het jaar. Half september immers zouden tante Poldi en Vito Montana elkaar ten overstaan van de burgemeester van Acireale het jawoord geven en het huwelijk daarna door padre Paolo in de kleine visserskerk van Torre Archirafi laten inzegenen. Omdat ze allebei gescheiden wa ren, kon er van een echt kerkelijk huwelijk geen sprake meer
zijn. Iets wat echter niemand stoorde. Montana was welis waar katholiek, maar ook communist, en Poldi was sowieso een vrije geest. De hoofdzaak was dat er na afloop flink kon worden gefeest.
Sinds Poldi en haar lievelings-commissario zich naakt, geboeid en gekneveld en met de dood voor ogen in een be stelbus met behulp van morsetekens hadden verloofd, had den de voorbereidingen niet stilgestaan. Heel Torre Archirafi vibreerde en zoemde van opwinding. Maar ook in de omlig gende gemeenten – in Riposto, Giarre, Fiumefreddo, Mascali, Calatabiano, Santa Venerina, ja zelfs in Taormina en Catania – werd er al druk gespeculeerd over wat mijn tante Poldi aan zou hebben, hoeveel karaat de ring zou hebben, wat er te eten zou zijn (hopelijk niets uit Poldi’s barbaarse land van her komst), welke beroemdheden waren uitgenodigd en vooral of er schandalen zouden zijn. Want de amusementswaarde van elke Siciliaanse bruiloft rust op drie zuilen: de lengte van het menu, de kitscherigheid van de bomboniera en de omvang van het schandaal. En van schandalen en kitsch wist mijn tante Poldi het een en ander.
Mijn tante Poldi. Officieel Isolde Oberreiter, geboren in Augs burg, lang in München gewoond, inmiddels woonachtig aan de Via Baronessa 29, Torre Archirafi, Frazione di Riposto, Sicilië. Gehuwd, weduwe geworden, gescheiden, verloofd. Een barokke verschijning in elk opzicht, altijd klaar voor een schandaal, een dramatische opkomst of een keihard moord onderzoek. Inclusief stevige krachttermen, grote gevoelens, veel lawaai, sandalen met gouden bandjes en pruik. Behalve mijn overleden oom Peppe en Vita Montana heeft nog nooit iemand Poldi zonder deze torenhoge zwarte pruik gezien en niemand weet wat daaronder schuilt.
In een van mijn oudste herinneringen zie ik haar met mijn oom Peppe in de tuin van mijn ouders zitten, in Neufahrn. Poldi draagt haar als een bijenkorf omhoog getoupeerde pruik en een jumpsuit met tijgerprint. In mijn herinnering
is ze iets slanker dan nu, maar nog altijd een statige Bei erse verschijning met weelderige rondingen en vooral met een stem als het donderen van het onweer in de Alpen. Mijn oom Peppe draagt een op maat gemaakt, losjes vallend lin nen kostuum met een overhemd waarvan de knoopjes tot ver zijn geopend en rookt de ene sigaret na de andere. Roken is als ademen voor hem. Poldi en Peppe maken ruzie als ha venarbeiders, schreeuwen in het Beiers tegen elkaar waarbij ze de vreselijkste scheldwoorden gebruiken, die ik allemaal probeer te onthouden voor mijn volgende schooldag. Het gaat over vrijheid en ene Manfred en ondertussen slaan ze het ene biertje na het andere achterover. Ik herinner me nog dat ik een beetje bang was, maar dan zie ik dat mijn ouders er ontspannen glimlachend bij zitten. Het volgende moment omhelzen Poldi en mijn oom Peppe elkaar weer en kussen ze elkaar hartstochtelijk. Even later nemen ze haastig afscheid. Dat is allemaal lang geleden.
Toen mijn oom Peppe een paar jaar geleden stierf, was Poldi haar houvast een beetje kwijt. Ze had altijd al veel gedronken, maar toen, zo stel ik mij voor, moet ze het plan hebben opgevat om haar verdriet en haar somberheid in één keer in drank om te zetten. We verloren haar uit het oog. Poldi emigreerde naar Tanzania, kwam weer terug naar Mün chen, erfde het huis van haar ouders en verkocht het. Toen, iets meer dan een jaar geleden, kocht ze het kleine huis in Torre Archirafi en verhuisde op haar zestigste verjaardag van München naar Sicilië om zichzelf comfortabel, met uitzicht op zee, dood te drinken.
Tot zover het plan.
Ondanks diverse inzinkingen lag dit plan inmiddels ge lukkig in de koelkast, en dat was vooral te danken aan Vito Montana, mijn tantes en Sicilië. In plaats van zich dood te drinken heeft Poldi namelijk een paar moordzaken opgelost, verschillende kerels pootje gelicht, twee auto’s in de prak ge reden, een stelletje gekoppeld, vrienden gemaakt en de liefde gevonden. Geheel in tegenspraak met haar oorspronkelijke
plan had ze de dood vele malen in de ogen gekeken en was ze zelfs enigszins met hem bevriend geraakt, zou je kunnen zeggen. Op de een of andere manier hing ze toch aan het leven, want ook al heeft ze het vaak moeilijk met haar zwaar moedige buien, ik ken niemand die meer bruist van Beierse levensvreugde dan mijn tante Poldi.
Een jaar geleden is zij in haar oude Alfa van München naar Sicilië gereden en omdat ik met mijn familieroman niet opschoot en in de ogen van mijn tantes Teresa, Caterina en Luisa toch niets omhanden had, hadden ze mij regelmatig uit Duitsland laten overkomen om op Poldi te passen. Wat ertoe geleid heeft dat ik opeens kleurige overhemden en zwarte pakken ging dragen, begon met roken, tatoeages liet zetten en tweemaal mijn hart brak. Genoeg over dat oppassen. Niettemin hebben we elkaar in de loop van het afgelopen jaar wel een beetje gevonden, dat kan ik wel zeggen. We heb ben een schietpartij en twee aanslagen van Maria overleefd. We zijn een team geworden. Ze heeft mij gevraagd als getuige bij haar huwelijk, wat kun je nog meer zeggen? Wie iets van haar wilde, moest eerst bij mij langs – graag een nummertje trekken. Ik was haar kroniekschrijver, haar manager, haar huismeester, chauffeur, linkerhersenhelft, klachtenbus en blok aan het been. Kortom, je kon niet om mij heen!
Vanzelfsprekend was ik daarom ook de spil in haar huwe lijksvoorbereidingen.
Een Siciliaanse bruiloft is niets voor beginners. Alles wordt tot het kleinste detail gepland. Misschien heb ik mij in het verleden weleens denigrerend uitgelaten over Italiaanse brui loften, maar als je zelf een radertje in een perfect op elkaar inspelend familiebedrijf wordt, begin je de dingen toch anders te zien. Een Siciliaanse bruiloft is, wat concept, samenspel van de verschillende krachten en raderwerken, voorbereiding, uitvoering en harmonie van het resultaat betreft, niets minder dan een renaissancekunstwerk. Ik denk dat de Griekse term kosmos voor de innerlijke orde en schoonheid van de wereld naar aanleiding van een bruiloft op Sicilië is ontstaan.
Omdat niemand in mijn familie dat beter begrijpt dan ik en ik bovendien met de Duitse basiskenmerken ben toegerust, had Poldi mij de allerbelangrijkste opdracht van allemaal toevertrouwd: de tafelschikking!
Dat klinkt misschien niet zo erg moeilijk, maar bij twee honderd genodigden uit de politiek, de showbusiness, de politie, de detailhandel, de boerengemeenschap, de Kerk, de buurt, de halve wereld en de familie was het zaak om net zo’n kunstwerk van maatschappelijke orde en harmonie te creëren. Er was gelukkig genoeg plaats, want de bruiloft zou worden gevierd in Valéries tuin in Femminamorta.
Om praktische redenen was ik inmiddels uit Poldi’s huis vertrokken en woonde ik in de voormalige kapel in Femmina morta. Dat was vooral praktisch, omdat ik op die manier elke dag met Valérie kon ruziemaken en het weer goed maken, maar ook omdat ik op locatie was, wat mijn gedetailleerde planning alleen maar ten goede kwam.
De bruiloftsgasten zouden tussen palmen, avocado- en mangobomen aan speels opgestelde tafels voor tien perso nen zitten, maar natuurlijk lag daar een geheime ordening aan ten grondslag. Die van mij namelijk. Hoe verliepen de zichtlijnen? Vanaf elke tafel moesten Poldi en Montana goed zichtbaar zijn. De verdeling van de tafels moest volgens de gulden snede verlopen, maar tegelijk moest er een intieme, ongedwongen sfeer worden geschapen – als bij een boeren partij. Mijn tafelschikking moest een parabel worden op de Duits-Italiaanse verhoudingen, een spiegelbeeld van de Eu ropese gedachte. Ik zou een groot verhaal moeten neerzetten. Mijn tafelschikking moest geschiedenis schrijven.
Allereerst moest rekening gehouden worden met harde feiten als geslacht, leeftijd, sociale status, geschat jaarinko men, status van de familie, moedertaal, kennis van vreemde talen, hobby’s, allergieën, strafblad, seksuele geaardheid en politieke voorkeur. De zachtere feiten moesten natuurlijk ook meewegen. Ik moest weten wie met wie kon en wie juist helemaal niet. Ik moest afwegingen maken tussen verwant
schappen, onuitgesproken hiërarchieën, jaloezie, schulden, opvallende eigenaardigheden, temperament, verslavingsge voeligheid en sociale verdraagzaamheid. Wie moest dringend aan wie worden gekoppeld? Wie mocht in geen geval aan wie gekoppeld worden? Mochten stellen bij elkaar zitten of liever niet? Alles door elkaar – ja of nee? De prominenten bij elkaar of over de tafels verdeeld? Wie zou er in uniform komen? Wie waren de beruchte grappenmakers, ophakkers of saaie mensen? Kon ik Poldi’s boevenvriendjes mengen met de politie of was voorzichtigheid geboden? Waar moesten de voormalige communisten zitten? Een klein conflictje hier en daar zou wel voor sfeer en gespreksstof zorgen, maar pas op dat de vonk niet in het kruitvat zou slaan. Er mocht aan geen van de tafels ruzie ontstaan, maar er mochten ook geen stiltes vallen. Hoe stond de zon, waar zou voldoende schaduw zijn voor de oudere mensen? En ook: waar moest ik zelf zitten? Moest ik mijzelf zelfbewust en voor iedereen zichtbaar naast Valérie plaatsen of juist heel bescheiden aan de rand of ergens onopvallend in de buurt van Marta?
Je begrijpt het al: Sicilië, gecompliceerd, er komt altijd iets tussen.
De gastenlijst werd elke week langer. De hoeveelheid infor matie werd me te veel en ik zocht naar een algoritme waarmee ik de feiten zou kunnen kwantificeren en handig sorteren. Ik bevestigde onder protest van Valérie een groot whiteboard aan haar keukenmuur en begon mindmaps te tekenen. Had ik van Poldi geleerd.
Omdat ik vrijwel niets wist over Montana’s familie, zat ik al snel elke avond aan de telefoon met Marta, zijn dochter in Rome, die ik op Poldi’s eenenzestigste verjaardag had leren kennen. Ik wist natuurlijk wel dat ze praktisch verloofd was met die Fabio, en het ging echt alleen om zakelijke dingen. Ik hield van haar stem, luisterde graag naar haar en algauw praatten we over van alles en nog wat. Toen Valérie dat merk te, draaide ze helemaal door en vernielde het whiteboard.
Dat allemaal – de hoeveelheid informatie, de verantwoor
delijkheid, de ruzies met Valérie, plus de dehydratatie en het slaapgebrek – leidde begin september tot een kleine instor ting.
Ik geef toe, ik wilde de pijp aan Maarten geven.
Tot de eerste berichten over het verdwijnen van Aldo Fa varotta binnendruppelden. Op de een of andere manier wer den daardoor mijn levensgeesten weer geprikkeld, zoals een ijskoude citroenlimonade dat op een namiddag in augustus kan doen. Een jaar lang oefening bij mijn tante Poldi had van een nerd zonder plannen en wannabe-schrijver een op snoei harde deductie geconcentreerde misdaadoplosser gemaakt, een soort detective, en mijn zesde zintuig vertelde me dat er hier iets groots aan de hand was. In ieder geval belangrijker dan een tafelschikking.
Het verdwijnen van Aldo Favarotta deed mijn fantasie op hol slaan en vulde het gat dat tijdens deze zomer in mijn hersenen was ontstaan. Van de nieuwsberichten werd je niet veel wijzer. Niet of het om een ontvoering ging, niet of er een teken van leven of andere informatie was. Deze mix van noninformatie, speculatie, afgunst en sensatie zweepte ook in het cafeetje aan de kleine piazza van Torre Archirafi de discussie op. De naam Favarotta had ik een paar keer gezien in kran tenartikelen, maar ik had me tot dan toe nog niet bijzonder in de lokale politiek verdiept. Omdat de treurige signora in het café me echter inmiddels wel kende, werd ik uitvoerig op geruchten getrakteerd.
Met weinig school, maar genoeg lef en nauwelijks scrupu les, had de in Enna geboren Favarotta een imperium opge bouwd. Hij was een van de grootste werkgevers in de regio. Hij bezat verschillende winkelcentra, outlets en speelhallen aan de oostkust.
Zelf noemde hij zich graag een ‘vernieuwer’ en hij pronkte met zijn uitvindingen, zoals de favamot. Dat was een soort perpetuum mobile, dat blijkbaar alleen op aardmagnetisme en zwaartekracht werkte en waarmee Favarotta binnenkort een door hem ontworpen serie elektrische scooters en kleine
auto’s wilde produceren, waarmee hij een revolutie zou ver oorzaken binnen de vervoerswereld.
Hij steunde de Lega Nord, gaf interviews in louche bars en liep graag te koop met zijn rijkdom en zijn mannelijkheid.
In een interview had hij gezegd dat de Noord-Afrikaanse boat people die de hel van de overtocht hadden overleefd en in weerwil van alle maatregelen van de regering en de kust wacht op Italiaanse bodem waren aangekomen, per omme gaande terug in zee gegooid moesten worden om het gevaar dat Sicilië nog eens zou worden veroverd af te wenden.
Hij gaf het tijdschrift Aldorama uit dat gratis in zijn shop pingmalls werd uitgedeeld en dat door de Consiglio Nazionale Ordine Dei Giornalisti, de Italiaanse journalistenbond, als opruiend werd aangemerkt. Zo werd in een artikel in Aldorama beweerd dat Italië sinds de Tweede Wereldoorlog door buitenaardse wezens via een onder de Etna ingestelde marionettenregering werd geleid. De in Aldorama afgedrukte interviews met Sting, Elon Musk, Kim Yong-un en Sophia Loren bleken allemaal uit de duim gezogen.
Hoe meer ik over Aldo Favarotta hoorde, hoe meer zich het beeld uitkristalliseerde van een uitgesproken narcist en een groot kind, dat nooit op de vingers was getikt, omdat iedereen veel te gefascineerd of onder de indruk was door zijn brutaliteit.
Ik geef toe dat ik dat op een bepaalde manier cool vond. Favarotta deed me denken aan het schilderij De charlatan door Jheronimus Bosch, waarop een slecht geschoren man met haakneus en een hoed op zijn hoofd een kleine groep lichtgelovigen met een zakkenrollerstruc een rad voor de ogen draait. Altijd als ik dat schilderij zie, zou ik een echte, door de wol geverfde charlatan willen zijn.
Als er iets klopte van de vuistregel van oom Martino – hoe kleiner een man, des te waarschijnlijker dat hij een maffioso is – dan moest Favarotta inderdaad levensgevaarlijk zijn, want hij was zeker niet groter dan 1 meter 50.
Met anderhalve meter rijkdom, onbeschaamdheid, ma
chismo en pronkzucht, aangevuld met smakeloosheid en openlijk racisme kun je het in Italië gemakkelijk tot pu bliekslieveling in de media schoppen. Gek genoeg had de combinatie bij Favarotta niet gewerkt. De media leken hem alleen maar met handschoenen te willen aanpakken. Als zijn naam al ergens opdook, was het meestal in verband met de arbeidsvoorwaarden in een van zijn outlets of een orgie in een swingersclub. Zelfs extreemrechtse politici voor wie de drempel heel laag lag lieten zich alleen als het echt moest met hem op de foto zetten. Misschien miste hij gewoon de aalgladde charme van een Berlusconi, het toornige charisma van een Beppe Grillo, de bloeddorst van een Matteo Denaro of het berekenende cynisme van een Salvini. Het kon ook aan zijn uiterlijk liggen. Op een krantenfoto, die men mij in het café liet zien, zag ik een kleine man, bijna zonder nek, hal verwege de veertig, met een slechte huid en dun haar. In een vormeloze broek en een poloshirt met een Ferrari-embleem poseerde hij voor een Amerikaanse Corvette. Bijna alles aan hem leek er net naast te zitten. Zijn grijns was onhandig en gemaakt, in zijn ogen zag ik een mengeling van afgunst en verdriet.
Misschien verbeeldde ik me dat maar. Het kon ook aan de vele nare verhalen liggen die over hem werden verteld. Hoe slecht Favarotta zijn personeel behandelde, wie hij al lemaal bedrogen, verraden, belasterd en geruïneerd had. De man moest genoeg vijanden hebben die hem niets dan slechts toewensten.
Bruiloftsvoorbereidingen of niet, ik wist zeker dat het jachtinstinct van mijn tante Poldi bij een voorval van deze omvang wel geactiveerd moest zijn. Ik ging er vast van uit dat ze al heel discreet een voorbereidend onderzoek had gedaan en misschien wel mijn al net zo discrete hulp kon gebruiken. Ik had al dagen niets van haar gehoord, en dat was meestal een teken dat ze iets aan het uitbroeden was.
In een emotioneel interview met Radio Galatea 95,2 had Poldi weliswaar aangekondigd dat ze zich voorlopig niet
meer met misdaad zou bezighouden en zich volledig op haar privégeluk zou concentreren, maar ik kende haar beter.
En dus verscheen ik op een mooie ochtend begin september, nog geen twee weken voor het huwelijk, met drie porties mandorla-caffè-granita, drie geurige, nog warme brioches, luchtig als de rookpluim boven de Etna, plus de laatste editie van La Sicilia in de Via Baronessa 29.
Nadat een zekere, goed uitziende commissario, met grijs gemêleerde baard, groene ogen, een klein buikje, een diepe rimpel tussen de ogen en een gekreukt pak daar was komen wonen, had ik mijn zolderkamertje ontruimd om de twee tor telduifjes van zekere leeftijd niet in de weg te zitten. Daarom was ik sindsdien niet meer zo op de hoogte.
Ik geef het toe: ik barstte van nieuwsgierigheid en sensa tiezucht. Mijn tante Poldi is zo betrouwbaar als het weer aan de Ammersee, dus wat vroeg ik me eigenlijk af?
Aan de Via Baronessa was niet veel veranderd. Alleen de bouwkraan op het perceel met het vervallen huis, ertegen over. Als een groot geel onkruid leek hij in een nacht tussen de bremstruiken omhoog geschoten te zijn. Een houten hek omheinde het stuk grond en erachter was getimmer te ho ren en stemmen. De kraanmachinist draaide hoog boven mij rond door de wolkeloze hemel en stortte zakken cement in een grote speciekuip vanuit het straatje aan de andere kant van het hek.
Ik moest drie keer aanbellen en zelfs de deurklopper ge bruiken voor Poldi eindelijk opendeed, maar niet verder dan op een kier.
Ze droeg een mauve kimono met een bloemenpatroon, en zijden pantoffeltjes met kleine pompons. Ze was opgemaakt, smokey eyes, haar pruik was vers getoupeerd en ze rook als een jasmijntuin. Ze deed denken aan Madame Butterfly die vol verlangen op Pinkerton wachtte. Dat had me al argwa nend moeten maken.
‘Ach, jij bent het, jongen.’
‘Tadaaa!’ riep ik enthousiast en ik hield de geurige papie ren zakken omhoog. ‘Ontbijt!’
Poldi wierp een snelle blik de straat in en keek me toen aan alsof ze niet goed wist wat ze met mij en de zakken moest beginnen.
‘Stoor ik?’
‘Ach, jongen,’ zuchtte ze, maar ze deed geen stap opzij en hield de deur vast. ‘Niet boos zijn, hoor, maar wil je misschien morgen nog eens langskomen?’
‘Waarom? Wat is er morgen anders?’
‘Niets.’ Poldi nam de zakken van mij aan. ‘Ach, dat is zo lief van je, jongen. Dus we zien elkaar morgen, hè! Dag!’
Ze wilde de deur weer sluiten, maar met mijn tegenwoor digheid van geest en snelheid hield ik hem met één hand open. Ik ben misschien niet zo snel van begrip, maar zo dom ben ik nu ook weer niet. Poldi hield de deur tegen en zonder iets te zeggen duwden we er allebei tegen.
‘Zeg eens, Poldi, verwacht je iemand?’ vroeg ik.
‘Ga weg, wat een onzin!’ blafte ze tegen me.
‘Of heb je misschien… herenbezoek?’
‘Waar zie je me voor aan?!’ snoof ze. ‘Misschien hebben Vito en ik bij dit alles gewoon een beetje behoefte aan pri vacy?’
Ik keek haar onderzoekend aan. Ze vertoonde geen teke nen van een kater, zag er fris en fruitig uit en helemaal niet onder invloed van wat dan ook. Ik liet de deur los.
‘Het is halfelf, Poldi! Je bent aangekleed, nuchter en zelfs seksverslaafden hebben af en toe een pauze nodig. Voor een ontbijt, bijvoorbeeld. En ik heb behoefte aan een update. Ik blijf heus niet lang. Laat me nu eindelijk binnen.’
‘Nee!’
Als ik iets van mijn tante Poldi heb geleerd, dan is het om, als de tijd er rijp voor is, met een gemene truc te komen. Voor ze de deur kon sluiten, staarde ik in het donker achter haar en sperde mijn ogen open.
‘Wat? Ik geloof mijn ogen niet!’
Geïrriteerd draaide Poldi zich om, en ik maakte gebruik van het moment. Vastberaden drong ik als een kat langs haar heen het huis in.
‘Jij brutale vlegel!’ schold ze, maar ik was niet meer tegen te houden.
Energiek en onderzoekend stampte ik het huis binnen en nam de omgeving met al mijn zintuigen nauwkeurig in mij op. Er klopte iets niet. Het huis was te stil en opgeruimd om het epicentrum van een Siciliaanse bruiloft te kunnen zijn, twee weken voor de datum. Nergens stalen van stoffen, cata logi voor tafeldecoratie of bonbonnièrevoorbeeldboeken uit kitschwinkels uit de wijde omtrek. Niet eens de onvermijde lijke Vogue Sposa, de belangrijkste almanakachtige publicatie in Italië, een vuistdikke catalogus van de laatste bruidsmode en accessoires.
Toen ik Poldi’s kleine, schaduwrijke binnenhof op stapte, schoot Totti kwispelend op me af, sprong tegen me op en liet van pure blijdschap een scheet.
‘Wat doet die hier?’ vroeg ik Poldi, die behoorlijk uit haar hum achter mij opdook.
Totti was namelijk de hond van tante Teresa en oom Martino. Een typisch Siciliaans vuilnisbakje, samengesteld uit onderdelen van alle hondenrassen, een geel met zwarte snuit en reusachtige vleermuisoren. Als waakhond was Totti vanwege zijn vriendelijke aard volledig ongeschikt, waarom oom Martino hem tot truffel- en paddenstoelenhond had afgericht en hij een groot deel van zijn gepensioneerde le ven met hem in de eikenbossen aan de voet van de Etna doorbracht. Ze vormden met zijn tweeën een mentale, haast Siamese eenheid en waren praktisch onafscheidelijk. Vandaar mijn verbazing.
‘Dit is huisvredebreuk, dat weet je toch, hè?’
‘Hou nou toch eens op, Poldi! Maar wat doet Totti hier?’
‘Die is gewoon… zeg… wat voor toon sla je tegen mij aan? Ik ben nog altijd je tante. Een beetje respect, graag!’
Streng als een onderzoeksrechter hief ik mijn hand, keek
weer om mij heen en luisterde. Het huis was nog altijd stil. Toch hoorde ik het ergens zoemen en knarsen.
‘Waar is Montana?’
‘Die moest vroeg aan het werk.’
Poldi gedroeg zich steeds nerveuzer en wierp een korte blik in de richting van de slaapkamer.
Ik zei bij mezelf: Bingo!
Laten we één ding duidelijk maken: ik ben geen moraal ridder. Poldi hoeft zich tegenover mij nergens voor te verant woorden. Ze is nu eenmaal een mens met een grote… laten we het vrijheidsdrang noemen. Ik ben dol op haar en ik mag niet over haar oordelen.
Maar eerlijk is eerlijk – ze stond op het punt met Montana te trouwen! Dan kon ik geen zijsprongen door de vingers zien! Dat was ik nu eenmaal aan de familie en ook aan Mon tana verplicht, zoveel sicilianità moest er wel zijn.
Behendig en wendbaar als een speler van het Italiaanse na tionale elftal schoot ik met een linkse schijnbeweging rechts langs haar heen. Ondanks haar slechte knie en gezette pos tuur reageerde Poldi toch soepel als een panter en tackelde mij. Ik struikelde, herstelde me echter snel en stormde terug het huis in, met Poldi en Totti achter mij aan. ‘Blijf staan, godallemachtig! Totti, pak!’
Ik was niet meer tegen te houden. Ik sprong over de bank, omzeilde Totti, die me enthousiast toehijgde en tussen mijn benen door liep, en richtte mij op de slaapkamerdeur. Ik rukte de deur open en stormde de slaapkamer in.
En daar zag ik… Niets.
Ik geef toe, ik had verwacht Russo op heterdaad te be trappen. Of in ieder geval een naakte verkeersagent aan te treffen, want Poldi valt vooral op geüniformeerde Italiaanse ordebewaarders.
In plaats daarvan – niente! Zero.
Het bed was net opgemaakt. Het geurde naar rozen, mot tenballen en Montana’s aftershave.
Ietwat perplex aarzelde ik even en trok toen een kastdeur open.
Op dat moment sloeg achter me de deur van de slaapkamer dicht en hoorde ik hoe die energiek op slot werd gedraaid.
‘Poldi! Wat moet dat?’ Ik bonkte op de deur. ‘Doe onmid dellijk weer open!’
‘Het spijt me, jongen,’ hoorde ik van de andere kant.
Kort daarop klonken voetstappen, getrappel, gehaaste stemmen in het Italiaans, maar ik kon niet horen van wie. Totti blafte, niemand reageerde op hem, de stemmen leken ergens over te discussiëren. Een resolute vrouwenstem, die mij bekend voorkwam, mengde zich in het gesprek. Even later bonkten de voetstappen de trap af. Door het sleutelgat was er niets te zien, dus drukte ik mijn oor tegen de deur. Er leek een hele groep mensen de trap af te komen. Er werd nog maar weinig gesproken. Er werden stoelen verschoven. In de keuken siste opeens een caffettiera.
‘Hallo?’ riep ik luid en ik timmerde opnieuw op de deur. ‘Hé! Ik ben er ook nog!’
Iemand bromde iets, er naderden voetstappen en de deur werd van het slot gedaan.
Ik deed een stap achteruit en zette me schrap om Poldi de huid vol te schelden. Het was echter niet Poldi die opendeed, maar mijn tante Teresa.
‘Wil je koffie, tesoro?’
Ik staarde haar ongelovig aan. ‘Eh… wat…? Ik bedoel, hoe…?
‘Of wil je liever hier blijven staan en “eh” zeggen?’
Vanaf de cortile klonk de stem van oom Martino: ‘Teresa!’
Gewoon, zoals altijd als zij niet in zijn buurt was, als een lichtend voorbeeld van liefde en gewenning.
Mijn tantes Teresa, Caterina en Luisa zijn de steunpilaren van onze familie. Creaties van de lente, zacht en mild als een meibriesje, grillig en stormachtig als het weer in april, hardnekkig als de laatste winterse dagen in maart. Alle drie zijn ze in München geboren, hun Duits is nog altijd foutloos,
met een zweem Beiers erdoorheen, om verliefd op te worden! Mijn tante Teresa, de oudste van de drie zussen, is de baas van de familie. Ze heeft de zachtste stem van allemaal en zolang zij Duits spreekt, schijnt de zon. Berg je echter als ze boos wordt en in het Siciliaans begint, dan kun je je beter klein maken.
Nog altijd verontwaardigd volgde ik haar naar de binnen plaats. Daar werd ik opgewacht door het hele bruiloftscomi té: Poldi, de drie tantes, oom Martino, Totti, Vito Montana, signora Cocuzza en padre Paolo.
De padre zat de inmiddels vrijwel gesmolten granita naar binnen te lepelen en rookte een sigaret. Oom Martino dronk de ene caffè na de andere en kauwde op een brioche. Nou ja, eigenlijk trok hij hem aan stukken en voerde het grootste deel aan Totti. Poldi was net bezig een fles prosecco te openen, Luisa en Caterina zetten de glazen op tafel.
Niemand lette op mij, het leek alsof ik mij dat hele verstop pertje spelen had ingebeeld.
Ik hief in een vragend gebaar de armen. ‘Ga zitten,’ bromde Montana.
Ik gehoorzaamde. Oom Martino schoof een kopje caffè mijn kant op. ‘Dai!’
Ik deed suiker in de espresso, roerde een keer en sloeg hem toen in twee bedachtzame slokken achterover, zoals het hoorde. Alles zwijgend, als in een oeroud ritueel, waarvan ik de afloop wel kende, maar niet de zin.
Op de bouwplaats aan de overkant klonk het geluid van een drilboor.
De kurk knalde, Poldi vulde de glazen en gaf mij er als eerste een. ‘Hier, voor de schrik.’
Zonder iets te zeggen pakte ik het glas aan, maar ik nam geen slok.
Alsof er niets was gebeurd tikte Poldi met haar glas tegen het mijne. ‘Het spijt me, jongen, maar je hebt ons daarnet vol ledig overvallen, snap je. Hoe staat het met de tafelschikking?’
‘Serieus?’
Poldi haalde haar schouders op. ‘Ja, serieus.’
‘Eerlijk?’ bracht ik uit. ‘Het lukt helemaal niet!’ Ik ging verder in het Italiaans, zodat iedereen het kon volgen. ‘Ja, ik geef het toe, ik ben aan het eind van mijn Latijn. Jullie kun nen me slaan, een kopstoot verkopen, mij oneervol uit de familie verstoten, maar ik krijg het gewoon niet rond met de tafelschikking. Zo, dat is eruit.’
Ik hief verslagen mijn handen en verwachtte uitroepen van teleurstelling, ontzetting, klachten, verwijten, in ieder geval een moeilijk fronzen van de voorhoofden. In plaats daarvan kreeg ik een begripvol knikken.
‘Dat wisten we toch, tesoro,’ zei tante Teresa in het Duits. ‘Wat?’
‘Die tafelschikking is eigenlijk niet zo belangrijk,’ zei tante Luisa in een poging mij gerust te stellen.
‘Niet belangrijk?!’ riep ik uit. ‘De tafelschikking is waar het bij een bruiloft allemaal om draait! Het is de mandala van de kosmische orde en ik ben er zo dichtbij!’
Ik gaf met mijn duim en wijsvinger aan hoe dichtbij.
‘Ach, jongen,’ zei Poldi met een knipoog. ‘Die opdracht is vrijwel onuitvoerbaar. Het is bijna als een koan, weet je wel? Zo’n onoplosbaar raadsel dat een zenmeester aan zijn leerling geeft om zijn tanden op stuk te bijten, waardoor hij dichter bij de verlichting komt.’ Ze schraapte haar keel. ‘Of om hem bezig te houden, zodat hij niet in de weg loopt terwijl de meester zelf onderweg is naar de verlichting. Of de meesteres.’
Toen drong het langzaam tot mij door.
‘Jullie hebben mij op een zijspoor gezet! Jullie wilden mij er niet bij hebben!’
Geen commentaar van de groep. Ze schenen zich niet eens opgelaten te voelen.
‘Nee, we hebben je even van de radar gehaald,’ verbeterde Poldi mij. ‘Dat is iets heel anders.’
Iedereen knikte. Poldi wilde er nog iets aan toevoegen, maar ik viel haar in de rede.
‘Wacht even! Wil je daarmee zeggen dat jij… nee… jullie allemaal hier bij elkaar zitten omdat er weer een probleem is? En ik weet van niets?’
‘Wees nou niet meteen weer zo verontwaardigd.’
‘Waaróm, Poldi??’
‘Heregod, waarom, waarom, waarom!’ riep Poldi geërgerd uit. ‘Luister nou eens naar jezelf! Waarom, denk je, plannen we deze enorme bruiloft met al die poeha?’
‘Omdat het belangrijk is, hallo?’ riep ik uit. ‘Omdat we Sicilianen zijn? Omdat we – jouw woorden, Poldi – een offer moeten brengen aan de goede goden van het geluk, die we zo vaak beledigen met ons gevloek?’
Een unaniem knikken bij het Duitssprekende deel van het gezelschap. Poldi keek me alleen welwillend aan.
‘Goed, maar we hebben pas nog mijn verjaardag gevierd en je kent mijn natuurlijke bescheidenheid. Dus – waarom al die omhaal, zou je je kunnen afvragen.’
‘Zeg het me maar, Poldi.’
‘Jeetje, hoe dom kun je zijn? Omdat het een honeypot is, natuurlijk!’
‘Een wat?’
‘Jeetje, een hinderlaag! Om iemand in te laten lopen, die er dan in blijft hangen. Heregod, is het dan zo moeilijk te snappen?’
‘Wie dan?’
‘Denk na.’
Op dat moment viel het kwartje bij mij. ‘Nee!’
‘Ja!’
‘Onmogelijk! Hoe…’
‘Wees nu niet weer zo ongeduldig en zet je oren open.’
Ze wendde zich tot haar verloofde, de commissario van haar hart. Montana op zijn beurt keek mij ernstig aan, zoals je iemand aankijkt die je ondanks al zijn tekortkomingen, fouten en neuroses toch respecteert.
‘We konden je niet inwijden,’ zei hij op rustige toon. ‘Niet
voor we meer informatie hadden. Daarom hebben we nu de kleinste cirkel bij elkaar geroepen.’
‘Ik hoor óók tot de kleinste cirkel!’ riep ik beschuldigend en ik maakte met twee handen een kroontje en schudde dat voor mijn borst op en neer. Het was het Italiaanse gebaar voor opwinding. Ik heb het niet zo op grote gebaren, maar hier vond ik het passen.
Montana hief zijn hand op. ‘Er waren redenen. Toen je hier vanochtend met de deur in huis viel, hebben we besloten je erbij te betrekken.’
‘Nou, dat werd tijd.’
Montana negeerde mij en ademde diep in. ‘Zegt de naam Aldo Favarotta je iets?’
Dit is het vijfde boek in de serie over Tante Poldi Eerste druk december 2022
Oorspronkelijke titel Tante Poldi und der Gesang der Sirenen
Oorspronkelijke uitgever Lübbe
Copyright © 2020 by Bastei Lübbe AG, Köln
This edition has been negotiated by Internationaal Literatuur Bureau B.V., Amsterdam, www.lindakohn.nl
The moral right of the author of this work has been asserted in accordance with the Copyright, Designs and Patents Act 1988
Copyright © 2022 voor deze uitgave Uitgeverij De Fontein, Utrecht Vertaling Willemien Werkman
Omslagontwerp Chris Andrews Belettering Nederlands omslag Bert Holtkamp Opmaak binnenwerk Crius Group isbn 978 90 261 5956 5 isbn e-book 978 90 261 5957 2 isbn luisterboek 978 90 261 5958 9 nur 331 www.uitgeverijdefontein.nl
Uitgeverij De Fontein vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van het papieren boek van deze titel is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Alle personen in dit boek zijn door de auteur bedacht. Enige gelijkenis met bestaande – overleden of nog in leven zijnde – personen, anders dan die in het publieke domein thuishoren, berust op puur toeval. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch, door geluidsopname of weergaveapparatuur, of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.