Sebastian Fitzek
Wijd open
De Fontein
© 2011 Droemer Verlag, ein Unternehmen der Droemerschen Verlagsanstalt Th. Knaur Nachf. GmbH & Co. KG, Munich, Germany © 2013 voor deze uitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht This book was negotiated through AVA International GmbH, Germany (www.ava-international.de) Oorspronkelijke uitgever: Droemer Verlag Oorspronkelijke titel: Der Augenjäger Uit het Duits vertaald door: Jolanda te Lindert Omslagontwerp: De Weijer Design, Baarn Omslagfoto: Imagedock Auteursfoto: Alexander Kupla Vormgeving binnenwerk: V3-Services, Baarn isbn 978 90 261 3374 9 ISBn e-book 978 90 261 3375 6 nur 332 www.uitgeverijdefontein.nl www.sebastianfitzek.de Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch, door geluidsopname- of weergaveapparatuur, of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
1
Het was september, er waaide een zacht briesje, het was dertien graden en licht bewolkt. Johanna Strom hield van dit weer. Het perfecte weer om te sterven. De man op het parkbankje naast haar scheen haar geheime wens te voelen, ook al had hij vandaag nog geen woord met haar gewisseld. Anders was hij ook niet erg spraakzaam. Eén keer per dag, twee uur na de lunch, mocht ze in het omheinde park van de kliniek in de buurt van Hamburg ‘haar benen strekken’, zoals de hoofdverpleegkundige het noemde. Op de oneffen paden tussen de oude bomen in het park van de psychiatrische inrichting moest je goed uitkijken waar je je voeten neerzette. Gisteren was de oude Wischnewski nog gestruikeld over een boomwortel die door de eerste herfstbladeren was bedekt. Hij was keihard op zijn heup terechtgekomen. ‘Hij had beter op zijn hoofd kunnen vallen,’ hadden de verpleegkundigen spottend over de demente man gezegd. ‘Dan viel hij niet langer op.’ Zoals bijna iedere patiënt hier in de psychiatrische kliniek Sankt Pfarrenhopp (door de omwonenden meestal Sint Pijl in de Kop genoemd) had ze het gevoel dat ze hier volstrekt op de verkeerde plaats was. Niet omdat ze gezond zou zijn (o nee, God wist dat dit niet het geval was), maar omdat ze niet beter wilde worden. Wanneer haar waardigheid en ten slotte haar gezondheid alleen door haar alcoholisme waren ondermijnd, zou ze misschien ooit weer overeind zijn gekrabbeld en zich teweer hebben gesteld tegen de demonen die ze met de slechte jenever van het benzinestation had geprobeerd te verdrinken. Misschien zou ze, als ze professionele hulp had gehad, 3
wel hebben teruggeslagen als haar man haar weer eens wilde vastbinden om haar ‘devote aderen te bedienen’, zoals hij het noemde. In de begintijd van hun relatie had ze dit nog als een spelletje beschouwd waarin je mee kon gaan als je je partner daar een plezier mee deed. In bed had ze zich laten uitschelden voor vuile slet en hoer. En ze moest beschaamd toegeven dat het haar in het begin zelfs een beetje had opgewonden als hij haar iets ruwer vastpakte. Een tik op haar billen, een hand op haar keel, allemaal geen probleem. Ze merkte dat hij er opgewonden van werd en zij daardoor ook. En omdat ze wist hoe kwaad hij kon worden als ze weigerde om vlak voordat hij klaarkwam op haar knieën voor hem te gaan zitten, ging ze erop in. Hij mocht zijn dromen, die hij uit pornofilms kende, toch wel waarmaken? Dat stelde immers niets voor... Heel af en toe had ze zich afgevraagd of het misschien al te laat was. Of ze de laatste afslag op haar levensweg had gemist toen het nog mogelijk was geweest de zaak te corrigeren voordat het met hen helemaal uit de hand liep. Ze had zich één keer te vaak laten vernederen en één keer te weinig geprotesteerd. Toen ze Christian na vele jaren huwelijk opeens vertelde dat ze bepaalde voorkeuren van hem niet deelde, had hij haar een leugenaar genoemd (terecht, vond ze) en was hij diep gekwetst geweest. Daarom had ze verder gezwegen en zichzelf lange tijd wijsgemaakt dat ze grip op de zaak had. Die hoop stierf op een zwoele zomerdag in augustus toen ze bezweet en wel met de wekelijkse boodschappen thuiskwam. Haar dochter Nicola was op schoolreisje naar de Oostzee en zij had zich verheugd op een rustige vrijdagavond met een pizza en een dvd (Angel Heart met Mickey Rourke, een film die haar man nog niet kende en die ze voor drie euro had gekocht). Ze was teleurgesteld geweest toen ze de onverwachte gasten in de woonkamer zag. Christian hing met twee collega’s op de bank en zo te zien hadden ze al een paar flessen wijn soldaat gemaakt. Johanna verwachtte geen kusje ter begroeting; dat had Christian vroeger al niet graag gedaan. Als ze thuiskwam, gaf hij haar meestal een tikje op haar billen en de laatste tijd kneep hij even zacht in
114
haar tepel. Die dag was hij echter nog een stapje verdergegaan. Ze kon zich niet meer alle gebeurtenissen van die avond herinneren, veel daarvan hield haar onderbewustzijn heel barmhartig verborgen, maar wat ze nog wél wist was voldoende om nog steeds huilend wakker te worden. Christian was opgestaan op en had haar zonder enige waarschuwing met zijn vlakke hand in haar gezicht geslagen. ‘Je hebt ons laten wachten, stomme trut!’ had hij zogenaamd verwijtend gezegd. Daarna had hij zich omgedraaid naar zijn vrienden. ‘Wat vinden jullie, hoe zal ik die hoerige echtgenote van me straffen?’ Johanna had haar gezicht vertrokken in een zinloze poging het gewelddadige optreden van haar man met een glimlach af te doen als een onschuldig grapje. Zijn vrienden (net als hij advocaat, goed gekleed in pak, stropdas en pochet, allebei met een trouwring om) lachten schunnig. Nu pas zag ze dat ze naar een pornofilm keken. Op dat moment trok iemand in de film een naakte vrouw een leren kap over het hoofd. ‘Zal ik jullie iets brengen?’ vroeg Johanna rillend, en tot op de dag van vandaag wist ze niet zeker of dat een vergissing was geweest. Of Christian daardoor dacht dat ze bereid was het rollenspel mee te spelen en dat hij haar aan zijn vrienden mocht uitleveren. Uitleveren. Christians synoniem voor huiselijk geweld. Heel vaak had hij haar in bed zijn verkrachtingsfantasieën in het oor gefluisterd: dat hij haar in het bos naakt aan een boom wilde vastbinden zodat ze als een vogelvrijverklaarde uitgeleverd was aan toevallig passerende joggers. Zijn fantasieën waren soms zo lachwekkend (één keer wilde hij haar zelfs als hoer in een bordeel laten werken) dat ze nooit bang was geweest dat hij ze echt zou willen uitvoeren. Maar die avond in augustus begreep ze dat ze zich daarin had vergist. De volgende dag was ze begonnen te drinken. Om zichzelf te verdoven. Om te vergeten. Die dag van haar tot dan toe grootste verdriet dat de basis had gelegd voor haar latere opname in het Sankt Pfarrenhopp − vier jaar later toen ze haar baan, veel sociale contacten en een groot deel van haar wil om te leven was kwijtgeraakt en Christian haar aan de keukentafel had verteld dat hij wilde scheiden. 5
Hij was verliefd geworden op een jongere, knappere en intelligentere vrouw, een studente die zich niet zo liet gaan als zij. En natuurlijk zou hij Nicola meenemen, hun puberende dochter, want hij kon haar immers niet zomaar achterlaten bij een aan lager wal geraakte alcoholica die als een goedkoop hoertje iedere willekeurige man om de hals viel. Ze was in tranen uitgebarsten en voor de verandering hadden haar handen niet eens getrild nu ze minder alcohol in haar bloed had. ‘Dat kun je niet maken!’ had ze willen schreeuwen. ‘Je kunt me niet als een versleten deurmat afdanken en mij mijn dochter afnemen!’ Maar het enige wat ze had uitgestoten, was een gekwelde kreet. Christian schudde afkeurend zijn hoofd, met een minachtende blik in zijn ogen. Hij wist dat hij de strijd had gewonnen, al voordat deze was begonnen. Hij was advocaat, zij een geestelijk gebroken dronkaard. Alleen al door de video’s die hij had gemaakt, waarop zij vrienden, kennissen en wildvreemde mannen ter wille had moeten zijn, zou iedere familierechter de kant van haar man kiezen; video’s waarop Johanna de enige was geweest die geen masker had mogen dragen. Twee maanden nadat Nicola en Christian waren verhuisd, kort nadat haar dochter spoorloos was verdwenen, had ze voor het eerst geprobeerd zelfmoord te plegen. Na de derde mislukte poging, op de dag waarop de politie de zoektocht naar Nicola staakte, was ze hier opgenomen. Ze was hier nu al een halfjaar en dankzij de ontwenning ging het in elk geval met haar lichaam langzaam maar zeker iets beter: haar gebit was geruïneerd en haar leverwaarden waren nog altijd rampzalig, maar de pijn bij het plassen werd elke dag minder. Ze zweette niet meer zo erg en sinds ze haar haren weer gemakkelijker kon borstelen, durfde ze ook weer naar buiten. Haar geest was echter nog altijd verwoest, ze voelde zich nog altijd uitschot. Uitschot in een ochtendjas dat in haar eentje door het park sluipt. De oudere man op het bankje die haar altijd vriendelijk toeknikte en haar zwijgend uitnodigde bij hem te komen zitten, scheen zich
116
niet te storen aan haar afgeleefde uiterlijk. Dankzij haar langdurige verblijf hier had Johanna bijna het gevoel dat ze bij de inboedel van de kliniek hoorde. Van de meeste medepatiënten kende ze in elk geval de achternaam en toch had ze tot nu toe niet ontdekt om welke reden haar zwijgzame buurman hier was opgenomen. Ze had hem nog nooit in de kliniek gezien, niet toevallig in de gangen en ook niet in de eetzaal. Maar altijd als zij in het park haar benen ging strekken, was de ouderwets aandoende man er ook. Stijf rechtop, met keurig geknipt licht haar en een scheiding die even recht was als de vouw in zijn grijze flanellen broek, strooide hij broodkruimels voor de duiven, mezen, spreeuwen en mussen die aan zijn voeten scharrelden. Af en toe keek hij Johanna met een besmuikte glimlach aan en stopte dan zelf een broodkruimel in zijn mond. De enkele keer dat ze zwijgend met elkaar communiceerden, kon ze haar blik bijna niet losmaken van zijn ogen die zoveel jonger, alerter en geheimzinniger leken dan zijn gezicht. Ze kon zijn leeftijd maar moeilijk schatten; ze dacht dat hij achter in de vijftig was. Vandaag sprak ze hem aan, nadat ze een tijdje zoals gebruikelijk zwijgend naast elkaar hadden gezeten en naar het geruis van de ringweg rond de stad hadden geluisterd. ‘Mag ik u iets vragen?’ ‘Natuurlijk.’ Zijn stem klonk vriendelijk en deed haar denken aan haar inmiddels overleden privéleraar wiskunde die zijn geduld ook tijdens de twintigste herhaling niet was verloren. ‘Waarom bent u hier?’ Hij draaide zich naar haar om en keek haar recht aan met zijn bijzondere ogen. ‘Om u.’ Ze lachte en verwachtte dat hij deze opmerking meteen zou terugnemen zodat het een grapje zou lijken. Maar de man bleef ernstig ‘Wat bedoelt u daarmee?’ ‘Ik ben geen patiënt. Ik ben een bezoeker.’ ‘En u bezoekt...’ Ze aarzelde. ‘U bezoekt mij?’ ‘Inderdaad.’ ‘Waarom?’ 7
‘Om u iets te laten zien.’ ‘Wat dan?’ ‘Het bewijs dat het leven u tot nu toe bijzonder gunstig gezind is geweest.’ Opeens klonk de man niet meer vriendelijk. Hij leek ook niet meer op iemand die te jong met pensioen was gegaan en de duiven in het park voert omdat hij geen idee heeft wat hij met zijn vrije tijd moet doen. ‘Kijk hier maar eens goed naar.’ Hij gaf haar een foto. Johanna’s pupillen werden groot toen ze de scherpe foto van een jong meisje zag. Het duurde een fractie van een seconde om de gruwelijkheid en de wreedheid die op de foto te zien waren te begrijpen, want uit een soort zelfbescherming weigerden Johanna’s hersens het onvoorstelbare te vatten. ‘U mag hem wel houden,’ zei de oude man en hij drukte haar de polaroidfoto in de hand. ‘Beschouw dit maar als uw straf voor de schuld die u op uw schouders hebt geladen.’ Hij stond op, trok zijn colbertje recht en controleerde of de gulp van zijn flanellen broek dicht was. ‘Als u me nu wilt verontschuldigen, de plicht roept. Zoals u zelf hebt kunnen zien, ben ik nog niet klaar met uw dochter.’ Daarna, vlak voordat Johanna huilend instortte, liep de bezoeker weg. Hij liep met een lichte tred, verend en soepel. Als een gelukkig en tevreden man die met zichzelf en zijn omgeving in het reine is.
Lees verder in Wijd open.