17 minute read
Tussen landlopers en rommelmarkt
Romain Krols laat Wortel-Kolonie niet los
MINDERHOUT - Romain Krols werd geboren in Turnhout, woont in Minderhout en werkte 45 jaar lang in Wortel-Kolonie. En, al is hij al vijf jaar gepensioneerd, hij kan de landlopers en de kolonie niet loslaten. Met het project ‘Helpende handen’ inventariseert hij de verhalen achter de landlopers. Daarnaast is hij duivel-doet-al van de jaarlijkse rommelmarkt in de koloniedreven.
Zijn jeugd beleefde Romain in Turnhout. Hij werd er geboren in 1952 en liep er tot 1971 school in het atheneum. Op 1 oktober van hetzelfde jaar begon hij met een tijdelijk contract als opsteller in de ‘Rijksweldadigheidskolonie van Wortel’. Hij werkt er in de administratie samen met Karel Marijnissen, Jan Snels, Gerard Decock en Jos Van Opstal en Mil Goetschalckx, die verantwoordelijke is voor de boerderij.
“Zelf was ik er verantwoordelijk voor de inschrijving van de in- en uitgaande stukken, de inschrijving van de landlopers en ’s morgens voor de zogenaamde line-up. Dan werden de nog actieve landlopers verzameld voor ze naar hun werk vertrokken op de boerderij, in de palettenafdeling van Pasec en in ‘plooike plak’, een atelier waar men voor de firma Joos en Van Genechten belastingformulieren en later Lottobiljetten plooide.”
De bediende die hij verving, kwam niet meer terug. Zo kreeg de tijdelijke job een definitief karakter, na enkele examens volgde een vaste benoeming. “En dat bleef zo, ik heb in de kolonie gewerkt tot aan mijn pensionering in november 2015.”
De bus
Zoals dat gebruikelijk was, nodigde toenmalig directeur Frans Arthur Mathijs in januari het personeel van de griffie uit voor een nieuwjaarsdrink. “Er liep daar een ros meisje rond, dat mijn aandacht trok. Op blote voeten en net zoals haar broer en haar moeder trouwens, rokend als een turk.
Ik zag haar terug toen ze aan het Steentje in Turnhout van de bus stapte, die ik zelf nam om naar mijn werk in Wortel te rijden. Bleek dat Lutgart naar het Heilig Graf ging. Ze deed er eerst menswetenschappen en later sierkunsten. Op een bepaald moment, er was toen nog les op zaterdag, moet ze vrij lang wachten op een bus. Aan de bushalte geraakten we in gesprek, gingen iets drinken en van het een kwam het ander…”
Op 27 september 1974 trouwden ze. Omdat er geen cipierswoning vrij is, wonen ze tijdelijk op de Grote Plaats in Wortel. Nadien volgt de verhuis naar Kolonie nummer 7, de woning op de hoek van de ‘Boulevard’. Lutgart zal bij de douane in Antwerpen werken en blijft, net zoals Romain, haar werkgever tot aan haar pensioen trouw.
Nog voor ze in 1982 naar Minderhout verhuizen, worden hun twee kinderen geboren. “Katrien is nu 40. Ze is getrouwd met Ruud Wever en werkt bij de dienst Omgeving van de gemeente Merksplas. Liesbeth volgde mij op in de kolonie en is getrouwd met Tom Brosens, voorzitter van de dorpsraad van Wortel en van de stuurgroep van dorpsraden. Ondertussen kwamen er ook vier kleinkinderen.”
Pierre de leugenaar
“Wij woonden nog niet lang in de kolonie toen er in 1976 een grote brand uitbrak in de werkplaats van het oud papier. De kolonie had in die dagen een eigen brandweerkorps. Van de personeelsleden die er woonden, werd verwacht dat ze er deel van uitmaakten. Gerard Huet was de commandant van het korps dat beschikte over met een brandweerwagen. Op het einde zelfs een grote wagen met een citerne er bij. Bij die brand gaan de werkplaats van het oud papier, de cinemazaal en het lokaal waar de kolonisten de misviering bijwoonden in vlammen op. De kapel zelf bleef, althans gedeeltelijk, gespaard.”
Hoewel Romain vanuit de griffie minder vaak met de landlopers in contact kwam, zag hij er op 45 jaar enorm veel komen en gaan. “En dat mag je letterlijk nemen. Het aantal landlopers die een nieuwe start namen buiten de kolonie was eerder beperkt. De meeste onder hen vertrokken als ze genoeg geld hadden en kwamen al redelijk vlug terug, als hut geld op was. Het werk dat ze deden voor hun vertrek, werd meestal gereserveerd, zo zeker was men dat ze er snel weer terug zouden zijn.”
“De meeste landlopers kende ik bij hun voornaam, vaak in combinatie met hun bijnaam. Zoals Pierre ‘de leugenaar’. Die maakte in Wortel zijn carrière als landloper vol, zoals zovelen onder hen. Hij verbleef er van 1965 tot aan zijn dood in 1994, met maar liefst 65 veroordelingen op de teller.”
Er waren heel wat opmerkelijke figuren bij. “Zoals Theo Van Beirendonck, een visser die nooit de zee zag. Hij werd opgevolgd door Warre Lauwers, die verantwoordelijk was voor de post en de koffie. En Dré Van Wellen, de varkensboer van de boerderij. Allemaal speciaal mannen die, zoals alle landlopers trouwens, leefden in hun eigen wereld. Hun eigen waarheid, hun eigen fantasie die ze voor zichzelf maakten als breuk met hun verleden. Als beginnend personeelslid maakte je weleens de fout om daarin mee te gaan, zodanig dat ze u een virtuele waarheid opspelden.”
Ellende
Elke landloper had zijn eigen verhaal. “Wat hadden die mannen meegemaakt voor ze in naar de kolonie kwamen… Een aantal onder hen had ooit een goede job tot het op een bepaald moment fout liep. Drank, vrouwen, gokken, geldgebrek, dakloos… noem maar op.
Ze verdrongen de ellende van hun verleden en functioneerden perfect in de beschermde omgeving van de kolonie. Iets wat hen daarbuiten niet lukte. De meesten onder hen legden zich daar bij neer. Sommigen stonden dicht bij de criminaliteit en kozen bewust voor Wortel.
Maar er waren ook uitzonderingen. Zo was er een landloper die er financieel heel goed voor zat, maar om de een of andere reden nooit naar buiten ging. Was hij bang voor wat hem daar te wachten stond, wie zal het zeggen. Elk jaar kwam er een notaris zijn spaarboekje halen en werd er geld bij opgezet. En dat waren geen kleine bedragen!”
Refuge of depot
Een landloper kon in twee verschillende ‘statuten’ veroordeeld worden. “Als ‘refuge’ of als ‘depot’. Als ‘refuge’ was men veroordeeld voor onbepaalde duur. Die kon dus zo lang blijven als hij wou en, onder het zogenaamde ‘artikel 17’, zo dikwijls komen en gaan op voorwaarde dat hij voldoende uitgangsgeld had. Werd een landloper veroordeeld als ‘depot’, dan werd hij voor een termijn van twee tot zeven jaar ter beschikking van de regering gesteld. Die moest ook meer verdiend hebben om bij ‘ministerieel besluit’ vrij te mogen. Voor refuges was dat zo’n 4.000 BEF, voor depots 6.000 BEF.”
Hoe dat statuut bepaald werd? “Refuge of depot, dat hing in grote mate af van de gemoedstoestand van de rechter. Als die voor één veroordeling moest opdraven, dan was de kans groot op een veroordeling als depot. Ik heb in elk geval nooit geweten welke criteria de rechter gebruikte voor deze of gene veroordeling. Dat was eerder willekeur.
Maar veroordeeld voor een bepaalde of onbepaalde tijd, voor bijna alle landlopers was het een komen en gaan. Van reklassering was nauwelijks sprake. Misschien was dat ook niet nodig. Als ze voldoende geld hadden, vertrokken ze voor een korte of iets langere tijd. Soms geraakten ze niet verder dan een café in Wortel of tot in het café van Rob Vereecken in Hoogstraten.”
Soms ook verder, zo weet hij. “Want voor het echte vertier moest men naar Antwerpen, waar ze een tweede tijdelijke thuis vonden in café ‘de Koetsier’, ‘café Breda’ en in café ‘In de stad Aalst’, in de Carnotstraat waar de daklozen ook nu nog altijd welkom zijn. En was het budget wat groter, dan kon men ook bij de ‘Miekes’ terecht.”
Retour kolonie
“Zo is er het verhaal van Fons Cornelissen, die opgroeide in café Den Arend (later De Diept). Fons was een minzaam man en een harde werker op de boerderij. Hij wist dat hij zijn alcoholprobleem alleen in de kolonie onder controle kon houden en verbleef er dan ook tot de afschaffing van de wet. Maar Fons zat er niet slecht voor, zeker niet nadat hij een serieuze erfenis op zijn rekening kreeg. Na een kort verlof bij een paar welwillende vrouwen en waarschijnlijk veel champagne was het einde verhaal. Hij stond hij terug in Wortel en ging terug aan het werk.
Landlopers gingen zich aangeven in het politiekantoor in Turnhout, meestal op maandag. Daar werden ze naar de gevangenis gebracht, veroordeeld en op dinsdag op transfert naar Wortel gezet. In Wortel gebeurde de selectie - kolonie Wortel of Merksplas. Wie een goede job had in Merksplas, kon men onmogelijk in Wortel houden. Globaal gezien kon men in Merksplas ook meer verdienen. Daar waren meer mogelijkheden om te werken. Naast werken tegen een vast uurloon, kon men ook werken aan ‘stukprijs’. Dat maakte op het einde van de maand een merkelijk verschil.”
Patjesgeld
“En dan waren er nog de ‘patjes’ of ouderlingen, zo’n 20% van het aantal bewoners. Het waren landlopers die te oud of te ziek waren om te werken. Die hadden wel recht op een pensioen, maar dan moesten ze minstens éénmaal per jaar buiten gaan, anders verviel hun pensioenrecht. Eenmaal per maand werd het geld op hun rekening gezet. Als er voldoende op de rekening stond om een maand lang ‘kantine’ te kopen, dan kregen ze niets. Als ze daarvoor niet voldoende hadden, kregen ze ‘patjesgeld’. Dat was 65 centiemen (0,65 BEF) per dag. Waarschijnlijk wel geïndexeerd.”
Onder directeur Mattijs, de schoonvader van Romain, werd er een hospitaal en een verblijf voor de patjes gebouwd. “Die werden daar door andere landlopers en een verpleger beter verzorgd dan in veel van onze rusthuizen. Als ze stierven, werden ze tijdelijk in een klein lokaal op een blauwe steen gelegd, want koelkamers waren er niet. Daarna werden ze begraven in de kolonie zelf, aanvankelijk naamloos met alleen de vermelding van een nummer, later ook met hun naam.”
Donderslag
De afschaffing van de wet op de landloperij in 1993 kwam als een donderslag bij heldere hemel. “Niemand wist er iets van, we moesten dat toevallig lezen in het staatsblad. Groot alarm natuurlijk. Jozef Bosch was toen directeur in Wortel en Willy van den Bergh in Merksplas. Om niet alle landlopers, samen toch nog een paar honderd, zomaar op straat te zetten, moest men snel handelen.
Er was een korte tijd, ongeveer een maand, tussen de bekendmaking en het in voege treden van de wet. Dan heeft men snel het penitentiair verlof, dat voor landlopers nog niet bestond, ingevoerd. De politierechter in Turnhout werkte ook mee. De landlopers die voor een welbepaalde periode in ‘depot’ verbleven, werden vrijgelaten en konden direct terug veroordeeld worden als ‘refuge’ - voor een onbepaalde tijd dus.
Elke landloper kon vrij en zelf beslissen om binnen de maand terug te keren of weg te blijven. De directeurs en de politierechter zochten en vonden dus een oplossing om de wet menselijker te maken. Een aantal landlopers bleef, voor de anderen werd een oplossing gezocht langs OCMW’s of opvangtehuizen en nog anderen belandden onder kartonnen dozen.”
Asielzoekers en gedetineerden
De aankondiging van de verkoop van de boerderij in juli 1995 was voor velen het begin van de versnippering en de teloorgang van het domein. Het Convent slaagde er in om het domein van de kolonie als één geheel te bewaren en als landschap te laten beschermen. Vanaf 1998 werd Kempens Landschap opgericht.
De rechter vleugel, waar plaats vrij gekomen was, werd voor een korte periode gebruikt voor de opvang van asielzoekers. “Op dat moment waren er nog geen of weinig centra voor asielzoekers. Vaak moesten die uitgeprocedeerde asielzoekers koudweg een papier ondertekenen met de verplichting dat ze binnen de vier dagen het land moesten verlaten. Verder moesten ze hun plan maar trekken. Je kan je voorstellen wat er gebeurde: die verdwenen in de anonimiteit. Al bij al was dat een zwarte bladzijde in het verhaal van de kolonie, met veel schade aan de gebouwen.
En dan volgden de gestraften. Aanvankelijk nog licht gestraften maar gaandeweg, met de komst van alternatieve straffen en arrest met een enkelband, steeds zwaarder veroordeelden. Dat was wennen, zowel voor de directie als voor het personeel. Van een gemoedelijke instelling werd het plots een echte gevangenis. Een immens verschil in aanpak.”
Ook de directeuren wisselden. “Na Jozef Bosch volgde Jo Demunck en daarna Frans Lievens. Wortel werd een echt grote gevangenis onder Willy Van den Bergh. Zeker toen er tijdelijk de gevangenis van Tilburg bij kwam. Dat was het moment dat er een draad rond de instelling geplaatst werd. Dan volgde directeur Jef Buts, nu is dat Lidwina Ruttens.”
Afscheid van een van de laatste landlopers uit de kolonie
WORTEL - Op donderdag 12 maart werd Etienne Vandenberghe begraven op het kerkhof van Wortel-Kolonie. Hij was 68 jaar oud. Er was verrassend veel volk aanwezig. Meer dan 30 man. We hebben het anders geweten. Toen Carlos twee jaar geleden begraven werd, kwamen er hooguit vier afscheid nemen, de vier werknemers van de begrafenisondernemer en de twee grafdelvers niet inbegrepen.
Etienne was dan ook een gekend en aanwezig figuur. Geboren op 11 maart 1952 in Eernegem, verbleef hij van zijn 22ste tot aan zijn dood in de kolonie. Slechts twee jaar lang, in de jaren ’70, was er even sprake van reclassering. Die twee jaar werkte hij tegen kost en inwoon en een meer dan behoorlijk loon bij de houthandel André Verhoeven. “Etienne was een uitstekend vakman”, zegt André, “Maar hij kon niet van de drank blijven”.
Boerderij
Op een bepaald moment kwam hij niet meer opdagen. André vernam dat hij vertrokken was met 170.000 BEF op zak, toen een pak geld. Daarna was het retour kolonie.
Daar woonde en werkte hij samen met Dré Van Wellen op de boerderij. Tot men dat in de jaren ’90 in Brussel vernam. Toen was het uit met de pret en de relatieve vrijheid. Vanaf dan verbleef hij bij de andere landlopers en werd hij de klusjesman van dienst. Een vakman die alles kon en waaraan men alles mocht vragen. Daarom was er zoveel volk op zijn begrafenis. Romain Krols ook, als tweede van links op de foto. Ondanks een intensieve zoektocht heeft men geen familie kunnen opsporen. Misschien had hij nog een zuster die in Frankrijk woont… of die ook al overleden is. (fh)
Fotozoektocht
Begin de jaren ’80 werd Romain lid van de fotoclub van ’t Slot. “Aanvankelijk vergaderde men in de opkamer, maar in die periode heb ik samen met Lex Wouters en Jos Peeters voor een beter lokaal gezorgd. Tot een vijftal jaar geleden was ik er actief lid en alle veertien dagen op vrijdagavond van de partij. Nu betaalt ik nog wel mijn jaarlijks lidgeld, maar aan de tentoonstelling doe ik niet meer mee.
Op dit moment werk ik wel aan de jaarlijkse fiets- en wandelzoektocht van ’t Slot. Bijna 50 jaar geleden, in de pioniersjaren, is dat begonnen als autozoektocht, sinds een aantal jaren uitsluitend voor fietsers en voetgangers. De autozoektocht moest op één dag gereden worden. De uitslagen werden nog opgemaakt zonder computer en nog dezelfde dag werden de prijzen uitgereikt.”
De wandel- en fietszoektocht, waarvoor de deelnemers twee maanden tijd krijgen, is al jaren lang het werk van Leo Wouters en Romain. Vanaf dit jaar kwamen daar Leon Lenaerts en Jos Vanluffelen bij.
“Men beweert vaak dat de beste jaren van de jeugdhuizen achter de rug liggen, maar ‘t Slot is dan een uitzondering. En nu de stad het lokaal en de gronden gekocht heeft, kan het alleen maar beter worden”. Men zoekt nu op de site ook een oplossing voor de KLJ en wie weet voor nog meer verenigingen. Dat zit wel goed!”
Vriendenkring
In 1971 bestond de Vriendenkring van het personeel al, met Charel Marijnissen als voorzitter. Romain rolde er al vlug in. “In die dagen organiseerde de vereniging twee daguitstappen en twee teerfeesten per jaar. Dat had te maken met het werken in ploegen en er moest wat gepuzzelw worden zodat iedereen minstens een keer aanwezig kon zijn.
Eind de jaren ’70 werd ik voorzitter. Het was de tijd van de biljart- en bonte avonden en een voetbalcompetitie als bron van inkomsten. Aanvankelijk waren enkel werknemers van de strafinrichting lid van de vriendenkring. Het Casino was ons lokaal.” Bijna 90% van de personeelsleden blijkt lid van de vzw. Ook gepensioneerden kunnen er nu deel van blijven uitmaken. “Die gepensioneerden noemen zich de Jovo’s, de Jong voelende oud gedienden. We komen elke laatste donderdag van de maand samen om te biljarten en bij te praten.”
Na de komst van Widar in het Casino kon de vereniging enkele jaren terecht in het gelijkvloers van Kolonie nr. 18. “Maar toen Wendy Messelis, die boven woonde, een kind kreeg, moesten we op zoek naar een nieuw lokaal. We kregen ‘nr. 16’ ter beschikking, een van de voormalige en vervallen werkplaatsen. De leden hebben heel het gebouw opgeknapt en het interieur ingericht met materialen die de Regie der Gebouwen ter beschikking stelde. Dat is de reden waarom het lokaal enkel door de Vriendenkring en door de strafinrichting zelf gebruikt wordt. Hoe mooi ook, het wordt niet verhuurd.”
Rommelmarkt
Dit jaar organiseert de Vriendenkring voor de zeventiende keer een rommelmarkt. “De eerste jaren was het niet meer dan een soort garageverkoop met enkele tafels op het plein voor het Casino. Maar al vlug groeide de markt uit tot een van de grootste en, volgens de standhouders, de best georganiseerde rommelmarkt van de provincie.
Zoals alle jaren heeft de markt plaats op pinkstermaandag, dit jaar op dus 1 juni. Vanaf 15 januari staat er al een inschrijvingslijst online. Vanaf dat moment kunnen standhouders die een jaar eerder deelnamen, al inschrijven en krijgen ze de plaats waar ze een jaar voordien al stonden als ze dat wensen. Vanaf 1 maart worden de nog resterende plaatsen vrij gegeven en kunnen nieuwkomers inschrijven.”
In totaal stelt men 1,8 km dreef aan beide zijden ter beschikking. Wil je alle standhouders zien, dan doe je al vlug een wandeling van bijna vier kilometer. De eerste standhouders staan al op zondag klaar, vanaf zondagnacht drie uur is het een drukte van belang. Eerst staan de standhouders in file, de eerste kopers, meestal professionelen, zijn er al rond vier uur ’s nachts en zijn weg voor de massa komt.
Romain is de duivel-doet-al van de markt, maar benadrukt dat de organisatie het werk is van een grote groep vrijwilligers. “Hoogstraten is trots op het groot aantal bezoekers aan Groenten & Bloemen, maar wij trekken met de rommelmarkt meer bezoekers. Dat is natuurlijk afhankelijk van de weersomstandigheden, maar financieel loopt de Vriendenkring geen ernstig risico. Door het inschrijvingsgeld van de standhouders en een overeenkomst met Seniorsnacks, die mee de voedselcatering verzorgt, is de organisatie financieel ingedekt.”
Een digitaal verhaal
Romain werkt, met een groot aantal vrijwilligers, mee aan het digitaliseren van een register en aan de levensverhalen van honderden landlopers.
Deze archiefstukken worden al jaren bewaard in het Rijksarchief in Beveren en werden nu gedigitaliseerd door het Nederlandse bedrijf Picturae. In totaal gaat het om 100 dozen met elk ongeveer 550 inlichtingsstaten, goed voor informatie over 55.000 landlopers.
Er zijn dus vele handen nodig om al die gescande informatie uit te schrijven. Niet voor niks heet het www.velehanden.nl!
Helpende handen
En wellicht is dit iets voor u. Deelnemen schept geen enkele verplichting. Je werkt van thuis uit op momenten dat het jou past en je bepaalt daarbij je eigen tempo. Voor de deelnemers is er een uitgebreide begeleiding voorzien, je werkt op formulieren die op het net beschikbaar zijn. Elk document wordt door twee verschillende personen ingevoerd en door een derde (anoniem) gecontroleerd.
Op dit moment hebben er zich 129 vrijwilligers aangemeld, waarvan er al 71 actief informatie invoeren. Maar er zijn meer handen nodig. Je kan je opgeven via velehanden.nl. Via de knop ‘Aanmelden’ en ‘Aanmeldingsformulier’ voer je enkele gegevens in, waarna je een mail ter bevestiging van je aanmelding ontvangt. Kies tenslotte voor het landloperssproject en klik op “Meedoen aan dit project’.
De uiteindelijke resultaten van dit alles kan je thuis online bekijken, maar ook in het bezoekerscentrum in Merksplas-kolonie, in het Stedelijk museum Hoogstraten en het Gevangenismuseum. Projectcoördinator is Willy van den Bergh, voormalig directeur van zowel Wortel- als Merksplas-kolonie. (fh)
Gevangenismuseum
En hoe kan het ook anders. Nadat Romain zijn carrière lang in de strafinrichting en met de landwerkers werkte, ging hij graag in op de vraag van het Gevangenismuseum van Merksplas om de ploeg te versterken. Hij is er bestuurslid en zette de website op de sporen. Nu werkt hij mee aan het inventarisprogramma ‘Vele handen’ (zie kader).
De gemeente Merksplas en Kempens Landschap gingen akkoord om het museum eerlang een onderkomen te geven in de grote graanschuur. De restauratie van dit grote, centraal gelegen gebouw zit nog in de planningsfase. Wanneer de restauratie precies begint is nog onzeker. Het zal nog wel enkele jaren duren. “Maar er is hoe dan ook,” zo zegt Romain, “nog genoeg werk aan de winkel…” (fh)
De wereld van SJAH