36 minute read
Trouw aan hun club
Steunpilaren binnen de organisatie
Echte clubmensen kijken niet op een uurtje
HOOGSTRATEN - Bij vele verenigingen zie je steeds dezelfde mensen in de weer. Als clubiconen vormen zij de steunpilaren binnen de organisatie. Wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft deze vrijwilligers om zich in te zetten als materiaalman, trainer of bestuurslid? En wie zal hen ooit gaan vervangen? De Hoogstraatse maand gaat in dit artikel op zoek naar enkele echte clubmensen die nauwelijks in beeld komen maar in de praktijk niet op een uurtje blijken te kijken. Wat opvalt is dat de meeste van hen liever niet op de voorgrond willen treden, maar gewoon hun handen uit de mouwen willen steken. Sommigen doen dat al jarenlang. Zij houden in vele gevallen de club (mee) draaiende. Gelukkig tellen heel wat sportverenigingen nog meerdere van deze clubmensen. Wij moesten dus een keuze maken om een beeld te schetsen van wat hen ertoe brengt om zoveel uren in hun club te steken... (rob, sv)
Jan Vlamings van Atletiekvereniging Noorderkempen (AVN)
Thuis in de club vanaf de eerste dag tot nu
AVN (Atletiekvereniging Noorderkempen) werd ingericht op 1 augustus 1987. Huidig voorzitter Jan Vlamings was altijd al gebeten door de atletiekmicrobe. Hij nam het initiatief om een club op te richten in Hoogstraten. Naast stichter werd hij er ook voorzitter van. Op sportief vlak was hij een buitenbeentje binnen de vereniging omdat hij als enige de korte afstanden ambieerde en hierin titels wilde behalen. Het recreatieve haalde het van het competitieve en Jan ging zijn eigen weg. Nu er decennia later eindelijk uitzicht kwam op nieuwe atletiekaccommodatie in Hoogstraten, kreeg Jan opnieuw de touwtjes in handen. Zo was hij thuis in de club vanaf de eerste dag tot nu.
Jan Vlamings is er 64, Drevenier van afkomst maar al sinds 1980 wonend in Hoogstraten. Met Els Van den Heuvel heeft hij een dochter Sofie en zoon Jef. Ondertussen kwam er ook een kleinzoon Jietse. Jan werkte als IT-er en is sinds vorig jaar op pensioen. Zijn talent en liefde voor atletiek vertaalden zich in diverse titels op de korte afstanden.
DHM: Jan, atletiek is altijd jouw ding geweest?
Al vanaf mijn 13 jaar deed ik aan atletiek. Ik zocht toen een club en dacht te moeten zoeken in de buurt van Turnhout. Ik schreef een brief naar Turnhout en naar Beerschot. Een kozijn van mijn moeder speelde toen voor Beerschot, dat was Herman Houben. Van Turnhout moet ik nog antwoord krijgen, maar van Beerschot VAV (Voetbal en Atletiek Vereniging) kwam er een antwoord. Zij hadden een onderafdeling in Rijkevorsel. Dus sloot ik me daar aan en reed 1 maal per week naar Rijkevorsel in de zomer. In de winter was het wat minder, ik woonde toen in Meersel-Dreef, de verplaatsing was niet altijd evident. Vanaf mijn 16de had ik gelukkig een brommer.
DHM: In Hoogstraten was er toen geen club?
Nee. Maar op een bepaald moment, in 1987, dacht ik dat dit wel moest kunnen. Ik ging op zoek naar gelijkgezinden en plaatste een advertentie in de Kempenklok. Er kwamen enkele reacties en ik had de keus om onze nieuwe vereniging aan te sluiten bij de Vlaamse Atletiekliga (VAL) of bij KAVVV (Koninklijke Antwerpse Vereniging van Vriendenclubs), een multisportfederatie. Het werd de laatste omdat dat dichter bij onze doelstellingen lag. Raar maar waar, ik werd lid nummer 2. Nummer 1 was iemand die had gereageerd op de advertentie.
Stralerkes
DHM: Blijkbaar kwam de club toen goed uit de startblokken, niet?
Veel atleten die in Rijkevorsel lid waren, maakten de overstap naar Hoogstraten zoals Eddy Oomen en Ad Goetschalckx bijvoorbeeld. Ik ging op zoek naar een gepaste accommodatie. De piste op het Klein Seminarie was er wel maar was niet meer zichtbaar. Wanneer we de piste zouden vrijmaken en de boel zouden onderhouden, beloofde Klein Seminarie om er een nieuwe laag op aan te brengen. Het was een groot werk, maar daarna bleef de piste gelukkig lange tijd goed. De rij kastanjebomen in de dreef zorgde weliswaar voor veel onderhoudswerk. De bloesems en vooral de vele kastanjes moesten we naar het stort brengen. Het stort, zoals we dat noemden, lag toen net achter de atletiekpiste.
Op de piste hadden we eerst zelfs geen verlichting. We mochten 4 palen plaatsen met stralerkes van 200 watt, maar die moesten dan ook weer weg worden gehaald. Zo ging ik dus een half uur voordat de training begon de vier palen halen met rollekens draad en na de training werden alles terug weggeborgen. Op een bepaald moment kwam de econoom naar ons, hij zei dat dit eigenlijk geen werk was en zorgde ervoor dat er vaste palen kwamen. We hadden dan wel verlichting, maar enkel aan de kant van de dreef en wanneer de bomen vol in blad stonden, hadden we ook daar niet al te veel hulp van…
DHM: Om de club te doen groeien, moest er nog veel meer gebeuren, vermoeden we…
Er kwam een bestuur en er werden trainers gevonden. Daarna werden er ook wedstrijden georganiseerd. De piste van het Seminarie was niet echt geschikt voor wedstrijden, dus organiseerden we een veldloop. Uiteindelijk hebben we zeker 30 edities gehad van deze veldloop. Elk jaar nodigden we veel clubs uit om deel te nemen aan onze coopertest, ook dat was telkens een groot succes.
In het begin deden we alles zelf, van organisaties tot training geven, onderhoud, ledenwerving enz. Ik bracht zelfs een clubblad uit. Nummer 1 en nummer 100 heb ik zeker nog, maar ik ben ook enkele nummers kwijtgeraakt. Ik schreef dat helemaal zelf vol, kopies van krantenknipsels, uitslagen, artikels over voeding, enz.
Dat was eigenlijk geen gezonde situatie, en stilaan werd dit onhoudbaar. Maar je zit dan vaak in een positie waarin het gemakkelijker is om iets zelf te doen dan om het allemaal uit te leggen aan iemand anders. Bij onze leden waren er bovendien veel jeugdige atleten, maar weinig mensen tussen 18 en 30 jaar. De jongvolwassenen die de organisatie zouden moeten overnemen, haakten op een bepaald ogenblik af, meestal wegens studies.
Voorzitterschap
DHM: Zelfs was je er ook een tijdlang tussenuit, hoe kwam dat?
Stilaan verschoof de ambitie van de club meer naar het recreatieve. Zelf ben ik eigenlijk zowat de vreemde eend in de bijt. Ik hield meer van het competitieve. We hadden vroeger ook meer competitieve leden. We hebben zelfs ooit een Heren- en een Damesploeg gehad die meededen aan een interclubcompetitie.
Door die verschuiving naar het meer recreatieve ben ik eigenlijk stilaan afgehaakt. Hoewel ik altijd lid bleef, ben ik op mijn 45ste zelf naar de VAL gegaan om op de korte afstanden te kunnen trainen. Eerst haakte ik af als voorzitter en later ook als bestuurslid en trainer.
DHM: Maar nu ben je dus opnieuw voorzitter.
Zoals je weet ben ik al vele jaren lid van de sportraad in Hoogstraten. Het tekort aan accommodatie om atletiek te kunnen beoefenen kwam met regelmaat op de agenda. We zagen beleidsnota’s passeren. Toen er eindelijk schot kwam in de zaak had de toenmalige voorzitter wegens andere werkzaamheden te weinig tijd om zich daarop te focussen. Daar kwam bij dat er drie jaar geleden ook een kleine crisis binnen de club was, zoals dat in alle clubs wel eens voorvalt. Het was te jammer om de kans te laten schieten om de vereniging te laten heropleven net nu er mooie vooruitzichten op een nieuwe atletiekpiste waren. Ik ben dan opnieuw bij het bestuur gegaan en ben nu opnieuw voorzitter.
DHM: Tussenin zijn er dus andere geweest.
Ja, die hebben zeker allen ook hun verdienste gehad voor de club. Jan Hendrickx kwam in het begin over van Wommelgem, werd eerst trainer en later voorzitter. Hij heeft het langst in het bestuur gezeten. Er waren er nog, voor de geschiedenis van de vereniging is het zeker vermeldenswaard dat Patrick Lambrechts als voorzitter de aanzet gaf om van de feitelijke vereniging een VZW te maken.
Kunst- en vliegwerk
DHM: Je hebt in jouw carrière als atleet heel wat titels behaald. Vertel eens over jouw sportieve prestaties.
Tussen mijn 13de en mijn 35ste deed ik mee aan provinciale en Vlaamse kampioenschappen waar ik verschillende titels behaalde, zowel op de 100 m als de 200 m. Als scholier was ik ooit 3de op het nationaal kampioenschap. Ik deed ook aan verspringen maar na een meniscusletsel ben ik daarmee gestopt.
Op mijn 45ste ben ik me gaan specialiseren op het hordenlopen. Bij de vriendenclubs was er maar 1 hordenwedstrijd per jaar en die was in Stabroek. Via het tijdsschema kwam het mooi uit dat ik dat ook mee zou pakken. Zon- der één keer te trainen nam ik deel aan de wedstrijd toen nog over de hoge horden, 1m07. Dat beviel me heel erg en ik had de smaak te pakken. Daarna is het een specialisatie geworden.
Als master, dus na mijn 45ste, werd ik bijna jaar op jaar nationaal kampioen op de 100m horden in de zomer en de 60 m horden in de winter. Daardoor was ik ook geselecteerd voor Europese en Wereldkampioenschappen. Mijn beste prestatie was een 5de plaats op de 60m horden in San Sebastian. Ik was toen 55.
DHM: Zijn er nog andere bijzondere momenten waaraan je terugdenkt?
Ik herinner me onze eerste veldloop die we deden op het Seminarie. Op de toenmalige velden tegen de Kathelijnestraat hadden we een tent opgesteld met elektriciteit van bij Pauwels aan de overkant van de straat. Dat was kunst- en vliegwerk. Al snel zijn we verhuisd naar de kolonie.
We organiseerden zovele jaren veldlopen, aanvankelijk eind november en later begin januari. Daarbij hadden we gelukkig dikwijls goed weer, maar even goed hadden we soms af te rekenen met hagel en sneeuw. Het waren dagen waarop je alle verantwoordelijken en medewerkers van de club samenbracht. Dat zijn zeker hoogtepunten geweest.
Drive
DHM: Waar vind je de drive om dit allemaal te doen?
Door mijn passie voor de sport en specifiek voor de atletiek, zeker? Onlangs bij het opnieuw aantreden als voorzitter heb ik aangegeven om als vereniging te willen aantreden bij de VAL, ik ga nog voor een meer wedstrijdgerichte beleving in Hoogstraten.
DHM: Je hebt de werfvergaderingen over de Wereldakker bijgewoond?
Vanaf een bepaald punt. In het begin was er van een atletiekpiste nog geen sprake, enkel over de bouw van een gymhal. Ik ben er dus pas later bijgekomen toen het ging over de praktische uitwerking.
DHM: Hoe lang ga je dit nog doen als voorzitter?
Ik zou zeggen nog maximum 5 jaar of tot wanneer ik mijn doelstellingen heb kunnen realiseren. Dan kan het ook dat ik eerder afhaak.
DHM: Wanneer denk je te kunnen beginnen op de nieuwe piste?
Dat hangt een beetje af van de aansluiting van de elektriciteit voor het licht. We zouden in principe kunnen beginnen op 8 september, maar indien we er een maand later moeten trainen zonder verlichting dan is dat niet optimaal. We zullen wel zien. Voorlopig blijven we trainen op de piste van VITO.
DHM: Heb je spijt dat de nieuwe piste geen 8 banen telt?
Nee. Helemaal niet. In Baarle Nassau hebben ze 4 banen rond en 6 banen op het rechte stuk. Dat is zowat overal het gemiddelde. Er zijn weinig plaatsen waar pistes zijn met 8 banen. Zelfs in het Bloso-centrum in Herentals zijn er 6 banen. Wij hebben ons ook altijd bescheiden opgesteld. Grote wedstrijden organiseren is nooit onze ambitie geweest. We kozen er bijvoorbeeld ook bewust voor om geen installatie te plaatsen voor 3000m steeple en polsstokspringen. Deze accommodatie zal wel geschikt zijn voor jeugdkampioenschappen. We zijn zeer tevreden…
Wanneer U dit leest kan er op de piste allicht al worden getraind en zal er hopelijk ook volop licht zijn in de atletiekduisternis. We zullen er beslist nog eens een kijkje nemen.
Henk De Gier van turnvereniging ‘t Zolderke in Meerle
“Vloeken is vijf keer pompen, dat is de regel…”
De 67-jarige Henk De Gier is afkomstig van Ginneken. Door hun dochters Sandra en Petra, die turnden bij ’t Zolderke, kwam hij in contact met de vereniging die hij nu al meer dan 30 jaar bestuurt. “Werken met jonge mensen is altijd leuk,” zo leerde het clubleven hem. En de Meerlese turnvereniging floreert, al baart de accomodatie toch wel enige zorg…
Henk De Gier is al meer dan goed ingeburgerd in Meerle. Hij vond destijds de liefde van zijn leven bij de Meerlese Adriana Kustermans, met wie hij twee kinderen kreeg. Sinds dit voorjaar mag hij zich ook opa noemen van kleindochter Nikolai. Zopas ging hij op pensioen, na meer dan 47 jaar als automonteur bij Volvo voor dezelfde baas gewerkt te hebben.
DHM: Ben je altijd heel sportief geweest, Henk?
Toch wel. Voetbal, turnen, fietsen en zwemmen, ik deed het allemaal. Ik heb altijd gefietst bij de Brabantse wielerfederatie (BWF). Een sport als turnen doe je veelal maar een jaar of 6 en dan stop je. Ik zie dat ook bij onze vereniging. Fietsen doe ik evenwel nog steeds.
Via het cafévoetbal heb ik mijn vrouw leren kennen. Haar broer werkte bij mij en ik organiseerde ook voetbalwedstrijden. Zo hebben we mekaar ontmoet. Na mijn huwelijk ben ik dan in Meerle komen wonen. Ik kon het haar niet aandoen om naar Breda te verhuizen. Via de kinderen die gingen turnen bij ’t Zolderke geraakte ik ook bij de club betrokken…
DHM: Hoe ging dat in z’n werk?
Het is een gezellige turnclub met het doel om kinderen op een aangename manier aan te zetten tot bewegen. De club werd in 1988 opgericht door Koen Cornelissen en Marion Medland. Ook Marianne De Graaf was oprichtster en die zit overigens nog steeds in het bestuur.
In het begin ging ik als ouder Koen en Marion helpen. Op een bepaald moment stopten zij ermee en dan heb ik het overgenomen. Dat was in 1992.
Trampoline
DHM: Wat moest je allemaal doen na die overname?
Les geven, soms wel tot 4 maal in de week, verder de wedstrijden organiseren en de inschrijvingen opvolgen. Ik ben dan bestuurslid geworden, ben eigenlijk officieus de voorzitter van de club, maar het werk wordt wel verdeeld. We bieden, in tegenstelling tot vele clubs, voornamelijk grote trampoline aan. Bij de startgroepen geven we een knipoog naar omnisport, hierdoor krijgen de kinderen een bredere waaier aangeboden. Vanaf de gevorderden leggen we onze focus echt op de grote trampoline.
We hebben nu 41 leden. Ze komen uit Meerle, Minderhout, Ulicoten. In het begin waren we aangesloten bij Turnsport Vlaanderen en toen deden we wedstrijden mee met minitrampoline, grote trampoline en tumbling. Nadien werd dat Gymfed (gymnastiekfederatie Vlaanderen) en dat was een strakke organisatie met juryleden. We moesten teveel cursussen volgen en daarop zijn we afgehaakt.
We hebben ons dan aangesloten bij BOT, Belgium Open Trampoline. Bij die organisatie mocht iedereen altijd meedoen en ook de leden van Gymfed springen dan mee. Vanaf ’99 hebben we toen aan heel veel wedstrijden deelgenomen. Ook de Belgische kampioenen springen daar overigens mee.
Met de coronatoestanden hebben we echter geen wedstrijden meer georganiseerd. Nu ligt dat al 2,5 jaar stil.
DHM: Krijg je voldoende waardering voor het werk dat je doet?
Jawel, we hebben ook hele fijne groepen, mag ik wel zeggen. Het is nu zeker al de vierde of vijfde generatie. De kinderen komen vanaf 6 jaar en stoppen meestal wanneer ze gaan verder studeren. Sommigen doen verder tot hun 25ste.
Natte mat
DHM: Leuke momenten?
Ik heb altijd plezier wanneer ik de turners bezig zie, werken met jonge mensen is leuk. We stellen ons sober op. Het plezier primeert. Het is leuk wanneer je de turners ziet verbeteren, een goeie koprol of handenstand. Samen met Britt Van den Bogerd zijn we twee lesgevers die de nadruk leggen op plezier en veiligheid. We doen alles heel stapsgewijs. Daarvoor krijgen we ook hulp van een stuk of zes helpers. Britt is ook heel gedreven, ze heeft het heel druk, maar is bijzonder enthousiast.
We zijn ooit met hele grote groepen naar Hengelhoef geweest op het einde van het seizoen. Drie grote autobussen stonden ’s morgens klaar. We deden daar een bosspel en maakten veel plezier op de wildwaterbaan. Ook de uitstappen naar De Mosten met de fiets zijn heel leuke herinneringen. Opvallend misschien is dat er geen bierdrinkers bij zijn, in andere verenigingen hoor je wel eens dat de feestjes uitmonden in een braspartij. Dat gaat er in onze club dus anders aan toe… Zelfs vloeken mag niet bij ons. Vloeken is 5 maal pompen, dat is een vaste regel.
DHM: Hoe lang wil je dit nog doen?
Met de hulp van Britt wil ik dit nog lang doen, zij is een hele goeie hulp. Gezondheid is echter ook een belangrijke factor. In 2020 werd ik besmet met het coronavirus, ik was 14 maanden arbeidsongeschikt. Mijn conditie was helemaal weg en die heb ik heel stelselmatig terug moeten opbouwen. Nu is alles gelukkig weer beter.
DHM: Is er nog iets dat je kwijt wil?
Je vraagt het, dan wil ik het toch vertellen. Ik blijf gefrustreerd over onze turnzaal. Ten eerste is ze te klein. Maar het ergste is dat er geregeld lekken zijn. Elke keer moet ik de ladder op om de waterafvoer vrij te maken. Het is al gebeurd dat er een dikke mat helemaal nat was geworden zodat die niet meer kon dienen. Gelukkig heeft de stad toen een nieuwe mat mee gesponsord. Maar het blijft een ergernis dat dit euvel niet wordt verholpen.
DHM: Hopelijk wordt het dak snel hersteld en kunnen jullie snel opnieuw deelnemen aan wedstrijden!
André Delcroix van de Meerse wieler- en supportersclub
“De fakkel in schoonheid doorgeven, zodat het niet stopt na ons”
Oud-profrenner André Delcroix won in zijn carrière 74 wedstrijden. Die prestaties maken hem samen met John Van Tongerloo tot de meest succesvolle wielrenner van Hoogstraten. Ook na zijn professionele carrière verdween zijn interesse voor de sport niet. Als secretaris van de Meerse Wieler- en supportersclub is hij al meer dan 40 jaar aan het werk met het organiseren van wielerwedstrijden.
André Delcroix is 69 en woont in Maxburg (Meer). Hij is gehuwd met Rita Vervoort uit Nijlen. Samen hebben ze 3 kinderen: 2 zonen en een dochter zorgden voor 5 kleinkinderen. Oudste zoon Gert was ook wielrenner gedurende 10 jaren, maar de studies voor Industrieel Ingenieur kregen voorrang.
DHM: We moeten het natuurlijk hebben over jouw wielercarrière…
Ik ben beginnen koersen op mijn 16de. Het eerste jaar nieuwelingen heb ik gemist, maar toen ik begon bij de tweedejaars nieuwelingen won ik 20 koersen. Later bij de juniores won ik 8 en 13 koersen, toen moest ik dat combineren met mijn legerdienst. Ik was toen 18. Daarna kwam ik bij de liefhebbers. Op mijn 21ste werd ik prof bij IJsboerke. De ploeg wilde mij laten starten in de Ronde van Polen, maar ik was 6 weken te jong. Rik Van Looy in eigen persoon kwam naar mij om dit te regelen. Hij zorgde ervoor dat ik toch mocht starten. Ik werd in die rittenwedstrijd goed geholpen door de oudere ploegmaats en ik won die Ronde van Polen. Het is een wed-strijd over 8 dagen en de wedstrijd is sinds 2011 onderdeel van de UCI World Tour, een internationale wielercompetitie. 35 jaar lang was ik de enige Belgische winnaar van die koers tot Johan Vansummeren hem won in 2007. Ook Tim Wellens, Dylan Theuns en Remco Evenepoel wonnen later deze Ronde van Polen. Ik ben in goed gezelschap dus.
Het halve peloton
DHM: Kon je destijds de kost verdienen met wielrennen?
In die periode dat ik prof was, verdiende ik goed de kost. Ik reed tweemaal de Ronde Van Spanje. Maar in het milieu destijds was stilaan te zien dat er extra-sportieve middelen gebruikt werden. Die verboden middelen maakten dikwijls het verschil tussen winst en verlies. Daarom nam ik de beslissing om te stoppen. Mijn entourage kon het niet begrijpen. Dan moet half het peloton stoppen, klaagden ze. Maar ik hield voet bij stuk. Een 20-tal jaren later nam Edwig Van Hooydonck dezelfde beslissing. Hij won 2 keer de Ronde van Vlaanderen maar kon op een bepaald moment niet meer volgen met de toprenners en stopte met koersen. Ik had daar veel begrip voor. Ik wilde op latere leeftijd nog gezond zijn.
DHM: Heb je er nu spijt van?
Nee. Ik vond het de juiste beslissing. Ik startte een eigen bedrijf in tuinbouw en braadkippen. In 2000 werden dat biologische legkippen met een groot terrein voor de vrije uitloop. Dat heb ik 20 jaar gedaan tot ik op pensioen ben gegaan.
Waar ik wel spijt van heb, is dat Rita me nooit gekend heeft als wielrenner. Ik ben gestopt in ’78 en heb haar leren kennen in ’79. Voor de rest heb ik nergens spijt van. Door het fietsen ben ik op heel veel plaatsen geweest, ik ging bijvoorbeeld naar Montreal voor het WK en heb veel van de wereld mogen zien.
DHM: Je staat nog scherp André. Met welke fiets rijd je momenteel?
Ik fiets helemaal niet meer. Door mijn werk als zelfstandige ben ik echt helemaal gestopt. Ik heb genoeg kilometers op mijn teller staan. Voor mijn gewicht hoef ik het niet te doen, ik weeg nog hetzelfde als in mijn glorietijd, 68 kg. Naast die wielerwedstrijden is jagen mijn grootste hobby.
Ik heb 74 wedstrijden gewonnen. Welke Hoogstratenaar gaat dat record breken? Ik ben benieuwd. Ik hoop dat er binnenkort een straffe coureur opstaat.
Vier poten
DHM: Hoe ben je bij Meerse wieler- en supportersclub gekomen?
Als wielrenner was ik al aangesloten bij de club. Door het rijden van de vele koersen leerde ik veel mensen kennen uit het wielermilieu. Ik had goede contacten met de afgevaardigde van de wielerbond en dan gaan er deuren open. In 1984 heb ik de taak overgenomen van secretaris Willy Jansen. Ik zorg voor het financiële en moet de koersen aanvragen. Voor elke wedstrijd heb je de nodige contacten met het gemeentebestuur, met de politie en met het Rode Kruis. Bij elke koers heb je personeel nodig, ongeveer 45 mensen.
We organiseren elk jaar 4 koersen. Samen met voorzitter Arnold Van Aperen proberen we de organisaties in goede banen te leiden. Wij zijn de vier poten onder de tafel. Wanneer er een poot kapot gaat, hebben we een probleem. We zoeken al jaren naar opvolging maar zonder succes.
Een wielerwedstrijd organiseren wordt overigens alsmaar moeilijker. Destijds reden er misschien 20 auto ’s die moesten worden omgeleid, nu zijn er dat 200 of meer. Het wordt alsmaar gevaarlijker en van bestuurders krijg je af en toe wel kritiek. Op die momenten denk je dan: waarom doe ik het allemaal nog?
DHM: En waarom is dat?
Ja, het organiseren van deze 4 wedstrijden geeft me veel voldoening. In het laatste weekend van maart is het koers voor de Elite zonder contract. Op de 1ste zondag van augustus organiseren we 2 wedstrijden, nieuwelingen en junioren. Je moet die dan ook apart aanvragen. Met Meer-kermis is er het kampioenschap van Hoogstraten, een wedstrijd die alsmaar populairder wordt. Iedereen die is aangesloten bij een Hoogstraatse club mag deelnemen, ook al woont hij in Brussel.
Waardering
DHM: Krijg je voldoende waardering voor het vele werk?
Dat vind ik wel ja. We mogen toch ook altijd blijven aankloppen bij de sponsors. We beseffen echt wel dat we dit kunnen doen dank zij de middenstand, de sponsors, dat blijft goed lukken.
Wanneer je na de wedstrijden kan terugblikken op een goeie koers zonder valpartijen en met een goed verloop, dan geeft je dat oprecht veel voldoening. We hebben ook een paar keer het kampioenschap van Antwerpen georganiseerd. Ikzelf was 2 jaar ploegmaat van de recent overleden Herman Van Springel en ik had met hem een heel goeie band. We koersten samen bij ‘Marc Zeepcentrale-Superia’. Hij kwam daarom destijds het startschot geven. Dat zijn mooie momenten, die blijf ik koesteren. Ook Ludo Dierckxsens en Servaes Knaven gaven ooit het startschot op andere koersen.
DHM: Hoe lang ga je hiermee nog door?
Zo lang ik kan, blijf ik dit doen. Een mens moet gezond blijven natuurlijk. Het zou me veel voldoening geven mochten we iemand vinden die de taken over zou nemen zodat ik die nog enkele jaren zou kunnen begeleiden. Dan zou ik de fakkel in schoonheid kunnen doorgeven, met de zekerheid dat het niet stopt na ons.
Jos Verbaeten van De Noordervrienden in Minderhout
“Dan weet je weer waarvoor je het doet…!”
Het lokaal van de Noordervrienden heet De handboogsporter, is gelegen op de baan naar Meerle in Minderhout en is eigenhandig gebouwd door Jos Verbaeten en zijn vrouw Rita Fransen. De rolverdeling is helder: Jos is al jaren voorzitter en Rita zorgt voor het clublokaal. De voorzitter is al 22 jaar de stuwende kracht van de vereniging.
Jos en Rita hebben een dochter Cindy en een kleindochter Feline. Jos is er 63, werkte als schrijnwerker en meubelmaker en is nu op pensioen.
DHM: Was de schietsport altijd jouw favoriete hobby?
Nee. Toch niet. Ik ben een vijftal jaren heel actief geweest in de motorcross. Getennist heb ik ook. Pas in ’84 ben ik begonnen met handboogschieten.
DHM: Was dat direct hier?
Ik werd eerst lid van VNA Wortel, later maakte ik de overstap naar KSM Merksplas en nog later naar Hoop en Moed Hoogstraten. Op een bepaald moment hadden die geen lokaal meer en dan zijn ze naar hier gekomen, naar de Bredaseweg in Minderhout. Dat is eigenlijk goed blijven draaien tot mijn vader verongelukte, in het jaar 2000.
De Noordervrienden zijn in 1972 begonnen als een overkoepelende vereniging die nationaal gingen schieten en aangesloten waren bij de Belgische Handboog Liga. Er waren schutters aangesloten van vele gemeentes - van Hoogstraten, Merksplas, Minderhout, Poppel.
De sport werd alsmaar populairder en één voor één scheurden de leden uit die gemeenten af om zelf een vereniging te starten. Hoop en Moed van Hoogstraten hadden een tiental leden, maar er werd besloten om naar één vereniging te gaan, zodat Hoop en Moed eigenlijk verdween. Op het einde hadden we nog een 20 à 25 schutters en onze club ging niet enkel nationaal schieten maar ook Kempisch.
Vanaf 2000 kwam plots alles op onze nek terecht. Mijn vader viel weg en de vereniging hier moest blijven draaien. Met de steun van mijn vrouw en mijn dochter zijn we daarin gelukt. Mijn vader bracht destijds ook een boekje uit met schuttersnieuws. Ook dat hebben we overgenomen. Toen internet sterk opkwam, werd het op de duur achterhaald nieuws. Dan zijn we daarmee gestopt.
Talenten
DHM: Het clubgebouw van De Noordervrienden heeft jouw vader gebouwd.
Nee. Dat heb ikzelf met mijn echtgenote gebouwd. Wij waren destijds vragende partij om van de gemeente een stuk grond te krijgen om een lokaal te bouwen voor onze club. Dat is spijtig genoeg niet gelukt. Eerlijk gezegd is het nog altijd een frustratie. We hebben dit lokaal, met de naam De Handboogsporter, moeten bouwen op privé eigendom.
DHM: Wat houdt het voorzitterschap zoal in?
Ik doe dit van 2000, dus ik ben nu al 22 jaar voorzitter. Als voorzitter probeer je de club te besturen, probeer je te zorgen dat iedereen doet wat hij moet doen, je organiseert wedstrijden, moet die wedstrijden aanvragen, subsidie aanvragen, je doet de ledenadministratie, en regelt de lidgelden, je houdt de boel dus eigenlijk draaiende.
Ook de nieuwe schutters worden meestal door mij opgeleid. Buitenterreinen uitzetten voor de wedstrijd. Clubvergaderingen voorzitten. Vergaderingen bijwonen van Sport Vlaanderen.
Daarnaast ben ik ook al meer dan 20 jaar bestuurslid van De Grensschutters en De Kempen - bij die laatste ook al verschillende jaren als voorzitter.
DHM: En je hebt ook de zorg voor het clublokaal?
Nee. Dat is allemaal het werk van Rita. Zij zorgt voor het openen, sluiten, afspraken, bestellingen en de catering. Ook een niet te onderschatten taak, hoor.
DHM: Hoe blijven jullie dit doen?
Er zijn altijd momenten waarop je denkt: waar ben ik mee bezig…? Maar wanneer er weer eens goeie resultaten worden geschoten dan weet je waarvoor je het doet. En wanneer er talenten zoals Senna Roos zich internationaal weten te manifesteren, dan ben je wel fier.
Weet je, ik steek veel tijd in het opleiden en begeleiden van anderen, terwijl ik natuurlijk veel liever zelf schiet. En verder heb ik ook nog andere hobby’s die tijd vragen. Schrijnwerkerij is nu nog steeds mijn grootste hobby.
Opvolging
DHM: Voel je je voldoende gewaardeerd voor al dat werk?
Jawel. Bij de opleiding van jonge nieuwe schutters zie je hoeveel progressie ze maken, dat vind ik mooi en dan krijg je heel geregeld een compliment van de ouders hoe blij ze daarmee zijn. Dan krijg je ook het gevoel dat je nog altijd goed bezig bent.
DHM: Wanneer ik vraag naar leuke momenten, waaraan denk je dan?
(denkt even na) Een paar jaar geleden organiseerden we voor de eerste keer een wedstrijd op de lange afstand. Bij de prijsuitreiking werd dan vermeld wat ik er allemaal voor doe en gedaan heb, dan pakt dat wel. (geëmotioneerd) Want voor vele mensen lijkt dat allemaal maar zo gewoon, hè, wat je allemaal doet.
Natuurlijk is ook de bronzen medaille van Senna Roos op de Olympische Spelen een topmoment voor de club, net zoals de daaropvolgende bekroning tot Hoogstraatse sportman van het jaar. Maar je hebt ook ontgoochelingen, dat hoort nu eenmaal bij de sport.
DHM: En wat brengt de toekomst? Hoe lang denk je dit nog te doen?
Zo lang ik het nog graag doe en ik het allemaal nog kan doen, zal ik het wel blijven doen. We hebben al wel gedacht aan opvolging. Er zijn binnen de vereniging heel wat mensen waar ik heel veel aan heb, dus dat komt wel goed.
Karel Govaerts van Hoogstraten VV
“Ze zeggen dat ik van ijzer ben”
Karel Govaerts werd scheidsrechter en hij sloot zich aan bij HVV. Elke club moet immers een aantal scheidsrechters als lid hebben, want dat drukt de scheidsrechtersonkosten. In de loop der jaren nam Karel evenwel meer en meer taken op zich. Naast het ontvangen van de scheidsrechters van het eerste elftal zorgt hij voor een propere tribune, helpt mee snoeien naast het veld en veel meer. En wanneer er een wedstrijd is waarvoor niet direct een scheidsrechter kan worden gevonden, dan doet hij prompt opnieuw zijn tenue van arbiter aan, ook nu nog op zijn 74ste.
Karel is 74 jaar, gehuwd met Maria Bevers en woont in Hoogstraten. Het koppel heeft 3 zonen Jan, Wim en Jef en 7 kleinkinderen.
Scheidsrechter
DHM: Karel, ben je nog altijd actief als scheidsrechter?
Ik heb pas nog een vriendenwedstrijd gefloten van het eerste elftal. De match tegen Zwarte Leeuw ging niet door en er werd een nieuwe tegenstrever gezocht. Het was te laat om een scheidsrechter aan te vragen. Het wordt trouwens alsmaar moeilijker voor de clubs om scheidsrechters te vinden. Bij jeugdwedstrijden worden dikwijls geen referees meer aangeduid en dan word ik gebeld. Hoogstraten, Meer, Brecht en Loenhout zijn vaste klanten. Ik kies het liefst voor matchen van de reserves, daar zit wat meer pit in.
Trainer Belmans vroeg of ik een hartslagmeter aan wilde doen. Hij wou naar eigen zeggen controleren of ik niet altijd rond de middencirkel bleef hangen. Bleek nadien dat ik toch wel meer dan 10 kilometer op de teller had. Daar was ik wel fier op.
Vroeger ben ik vaak als grensrechter op pad geweest in de nationale reeksen. Toen ik 50 werd, mocht dat niet meer. Dan moest je terug naar provinciale. Nu zijn de regels veranderd en kan je langer aan de slag blijven mits je de fysieke en theoretische testen haalt.
DHM: Scheidsrechters hebben het soms hard te verduren. Je hebt vast wel enkele bijzondere dingen meegemaakt.
In Essen gaf ik een speler een rode kaart. Hij was bijzonder boos. Men vertelde me achteraf dat het een politieagent was. Er was een lege fles jenever die ik vulde met water en ik dronk de ene borrel na de andere terwijl hij dit duidelijk kon zien. Toen we naar huis reden, kregen we onmiddellijk politiecontrole… maar natuurlijk was alles in orde. Die man heeft later een flinke schorsing gehad.
In een juniorenwedstrijd ging het om de leidersplaats, toevallig ook in Essen. Het werd 2 - 1 voor Essen, ik kreeg een slag op mijn oog van de trainer van Brasschaat. Ik maakte een rapport en liet een scan nemen via dokter Vermander. Die trainer ontkende achteraf alles, maar kreeg toch een schorsing van 3 jaar.
DHM: Dat waren toch minder mooie herinneringen, er waren ook goeie?
Vele mooie herinneringen met collega’s grensrechters. Met Mark Laurijssen bijvoorbeeld na een wedstrijd in Edegem waarna we
een hele tijd zijn blijven plakken. Ook met Willy Mertens en Fons Lodewijckx heb ik heel veel mooie momenten meegemaakt…
Dramatisch
DHM: Maar je doet nog heel wat meer voor Hoogstraten VV, niet?
Ik ben vooral contactpersoon voor de scheidsrechters. Het ‘rendez-vous’ was vroeger de taak van Marcel Brosens. In 2006 had ik problemen met de knie en Aloïs Ruts zei: “Met die knie kun je niet meer fluiten, Karel, ik heb een mooie taak voor jou.” Vanaf toen heb ik de scheidsrechters ontvangen. Het scheidrechtertrio komt naar De Gulden Coppe of De Jachthoorn volgens afspraak. Voor corona kregen ze van mij altijd een bakje Hoogstraatse aardbeien en dan reden we met mijn netjes gepoetste wagen naar het stadion. Na de wedstrijd rijden we dan terug naar het centrum voor een etentje waarvan het menu op voorhand is doorgegeven, want op zaterdag is het dan al na 22 uur. Het moeilijkste van die taak is dat je altijd positief moet blijven, zelfs al zou het leidende trio dramatische beslissingen genomen hebben waardoor punten verloren gingen voor onze thuisploeg.
Wanneer je Hoogstraten binnenrijdt zie je overal de rood-witte platen die aangeven tegen wie HVV speelt. Dat was een van de taken van Jos Brosens en dat heb ik sinds kort op mij genomen.
De tribune kuisen was eerder een taak die Lea en Staf deden. Op vraag van Jan Michoel ben ik ook daaraan begonnen. Voor elke thuiswedstrijd moeten alle zitjes worden gepoetst en dan heb ik het over vogelstronten, dooie vogels en achtergebleven blikjes en flesjes. Voor het seizoen vallen we de tribune aan met een hogedrukreiniger.
Bij thuiswedstrijden knip ik de kaartjes aan de 2de ingang voor de socio en daar ontvang ik ook de controleurs van de scheidsrechters indien nodig.
Nog later vroeg Guy Fransen mij om samen met Maria de socio te kuisen. Vooral na een feestje kan het er behoorlijk vuil zijn, maar het moet ook gebeuren na de bridge en na de thuiswedstrijden.
En op vraag van Frans Lambrechts help ik ook mee snoeien rond het veld. De parking moet proper zijn, dus moeten we het vuil uittrekken want spuiten mag niet meer. Daar zijn we 2 dagen mee bezig geweest. Dat was vroeger de taak van Marcel Govers. En dit jaar met de werken voor de Wereldakker moest er heel veel gedemonteerd en afgebroken worden.
Clubman
DHM: Amai Karel, dat is niet minnetjes.
Dat is niet alles. Zo werk ik ook mee bij ‘groenten en bloemen’, of dien ik me steevast aan als vrijwilliger bij de veldcross. Maar HVV gaat altijd voor.
DHM: En hoe lang denk je dit nog vol te houden?
Zo lang ik gezond blijf, wil ik dit blijven doen. Ze zeggen dat ik van ijzer ben, van boven ben ik zilver, ik heb een gouden hart en als ik water begin te drinken zal ik roesten...
12 jaar geleden kreeg ik darmkanker. Ik heb 9 maanden chemo gehad en heb een jaar met een stoma gelopen. Ik was 16 kg afgevallen. Maar de operaties gebeurden gelukkig tijdens de winterstop - ik heb geen enkele thuiswedstrijd gemist!
Van een clubman gesproken! Nog vele gezonde jaren samen met Maria.
Frans Bruynen van Rijvereniging Paardenvrienden Wortel
“Anders hou je dat niet vol, hè!”
Frans Bruynen - Sus voor de vrienden - is sinds zijn huwelijk met Chris Gillis, commandant bij Paardenvrienden Wortel en nu al 15 jaar voorzitter van de vereniging. Naast zijn werk voor LRV (Landelijke Rijvereniging) heeft hij bergen werk verzet binnen BWP (Belgisch Warmbloedpaard). Voor die grenzeloze inzet kreeg hij de titel van ‘ridder in de orde van Sint Joris’. Paardensport loopt als een rode draad door zijn leven…
Frans is er 66. Hij is afkomstig van Meer maar woont in Groeske, Castelré. Met Chris heeft hij drie dochters, Annick, Denise en Tinne, die ondertussen voor vijf 5 kleinkinderen zorgden. Allemaal zijn ze lid van LRV, kleindochter Merel Braspenning is zelfs internationaal actief in de springsport. Frans werkte bij Vervoer Van Dyck NV in Hoogstraten, hij is sinds 6 jaar op pensioen.
DHM: Frans, wanneer begon je als ruiter?
Ik ben op mijn 14de begonnen als ruiter bij rijvereniging Sint Joris in Meer. Samen met Frans Laurijssen en Karel Schalck startten we daar enkele jaren later de ponyclub. Sinds mijn huwelijk met Chris in ’78 ben ik lid van Paardenvrienden in Wortel. Zij was ruiter in Wortel en ik in Meer, en zo hebben we mekaar leren kennen. Zo ben ik ook hier op de boerderij komen wonen. Hier was plaats en ruimte om paarden te houden. Zij was een van de jongste dochters en ik was een van de oudste zonen thuis.
DHM: Wat doe je allemaal bij de vereniging?
Nu ben ik voorzitter, maar ik ben jaren commandant geweest. Eerst was ik gewoon lid, dan ponycommandant en daarna commandant van de paarden en voorzitter. Nu ben ik enkel nog voorzitter.
Overkampen
DHM: Wat doet een commandant?
De eerste commandant bepaalt wat de andere commandanten moeten doen. Hij geeft training aan het eerste achttal, hij organiseert de toernooien en regelt het vervoer bij andere wedstrijden. Nu heeft ieder zijn eigen vervoer, maar vroeger gebeurde het vervoer door de club. Hij probeert om alles in goede banen te leiden. Vroeger waren er verschillende commandanten die zorgden voor de verschillende achttallen.
Ik gaf meestal tweemaal per week les, ooit waren er 100 leden en zeker 6 achttallen. Het heeft een tijdje wat minder geweest, maar nu gaat het weer goed met 10 ponyruiters en 14 rijdende ruiters.
DHM: Krijg je altijd voldoende waardering voor je werk?
Jawel, anders hou je dat niet vol, hè!
DHM: Leuke momenten?
Die kampioenschappen waar we mochten overkampen, dat waren zonder twijfel de plezantste momenten. In de voormiddag wordt er gereden en de drie besten mogen nadien overkampen om kampioen te worden. Dat heb ik een keer meegemaakt met de pony’s en ook een keer met de paarden…
DHM: Hoe lang blijf je dit nog doen?
Ik dacht eigenlijk dat ik ging stoppen wanneer ik met pensioen zou gaan, maar ja, wie doet het? Er zijn zo stilaan toch wel enkele kandidaten en er is nu opnieuw goeie jeugd actief, dus hoop ik dat het wel in orde zal komen. Voorlopig blijft het een vraagteken.
Je bent voorzitter, maar je doet meer. Ik zag een artikel waar Frans Bruynen zegt: “De Fokkerijdag mag je als fokker niet missen!”
Ik ben voorzitter van BWP (Belgisch Warmbloed Paard) waar het Belgisch warmbloedpaard wordt geregistreerd. Het is een jong en zeer succesvol paardenras dat ontstond uit kruisingen van diverse andere Europese paardenrassen. Op de fokkerijdag worden veulens en paarden gekeurd op exterieur, hoe ze eruitzien en ook hoe ze bewegen, hoe hun instelling is tijdens de basisgangen stap, draf en galop. De paarden moeten geschikt zijn voor topsport. Het karakter dient evenwichtig te zijn zodat de paarden zowel door vrijetijdsruiters als door professionele sporters te gebruiken zijn.
De wereld rond
DHM: En wat doen jullie hier op de boerderij?
Paarden fokken.
DHM: Is dat moeilijk?
Eigenlijk wel ja. Dat is heel moeilijk. Het is de kunst om het allerbeste genetisch materiaal te koppelen om te komen tot een superieur sportpaard. Een goeie hengst bij een goei merrie vinden is heus niet simpel. Het is pas goed wanneer ze goed springen. Ik heb ooit een paard gehad dat de wereld rond is gegaan. Die heeft heel veel wedstrijden gewonnen. Esperante heette dat paard. Watchme was de moeder, die merrie heb ik nog, en de vader was Obourg.
Toen ik 50 werd was er een feest hier in de schuur en toen hebben ze mijne stal gedoopt als Groeshof. Achter al mijn paarden staat nu de naam Groeshof. Esperante van het Groeshof heeft lange tijd nummer 1 op de wereldranking gestaan.
DHM: Als voorzitter van BWP moet je allicht naar heel wat vergaderingen?
Klopt. Ik zit in het bestuur van het gewest Hoogstraten, ben voorzitter van BWP gewest Hoogstraten, ook provinciaal voorzitter, ik zit in de raad van bestuur van BWP in Oud-Heverlee. Ik zit in de gewestraad van LRV in Hoogstraten waarvoor ik ook de algemene vergadering volg in Oud-Heverlee. Ik ben dus dikwijls van huis.
Ik ben ook verantwoordelijk voor de nationale activiteiten van BWP, nationaal veulenkampioenschap, hengstenkeuring, nationale fokkerijdag en ook de provinciale en gewestelijke wedstrijden staan altijd op mijn naam.
DHM: Rij je zelf nog?
Sinds een jaar of 10 niet meer.
Maar op de fiets rijdt Frans nog wel. Zijn Eddy Merckx stond klaar om mee op vakantie te nemen. Elke dag een rustig toerke in de natuur, dat houdt hem jong…