22 minute read
De vele 'Djobs' van Johan Vermeeren
Honderduit praten over werken in de zorg, sport, Begijntjes en politiek
Johan Vermeeren over de ‘Djob’ van zijn leven
Vier jaar geleden stapte Johan Vermeeren na een succesvolle periode als gemeenteraadsvoorzitter plots uit de Hoogstraatse politiek. Als directeur van de zorginstelling Monnikenheide kreeg hij er professioneel een boeiende uitdaging bij die heel wat tijd en energie in beslag zou nemen. Maar daarnaast zag hij een periode in de oppositie niet voor hem weggelegd. “Ik ben eigenlijk altijd een teamspeler geweest en mensen verbinden is mijn grootste streefdoel,” vertelde hij ons, “maar in de politiek is er heel weinig focus op verbinding, eerder op profilering”. Als je zijn levenspad overloopt kan je hierin alleen maar een bevestiging vinden. Waar hij de tijd en energie vandaan haalt voor al deze engagementen, beroepsmatig en in het verenigingsleven, blijft ons ook na dit boeiend en intens gesprek nog steeds een raadsel.
Van zorgeloos…
Johan is de oudste zoon van Jos Vermeeren en Roberta Van Opstal uit Hoogstraten centrum. Samen met zijn broers Peter en Danny groeide hij op in de Gustaaf Segerstraat tot de familie verhuisde naar de Minderhoutsestraat nr 15. Johan is dan 6 jaar. Hij herinnert zich zijn kinderjaren als een zalige zorgeloze tijd met veel ravotten op braakliggende terreintjes en in de tuinen bij de familie Gillis en Michielsen in het gebuurte ‘de statie’.
Met de KSA gaat voor hem daarna een nieuwe wereld open. Hij doorloopt alle geledingen en wordt op 16 jaar leider en nadien bondsleider wat hij combineert met allerlei provinciale werkgroepen. Het is de periode van plaatselijke discussies over een al dan niet gemengde werking. Op zeker moment krijgt hij zelfs de gelegenheid KSA-VKSJ te vertegenwoordigen op een internationaal congres in Ljubljana.
Tijdens de zondagen tracht hij in rood-wit voetbaltenue van HVV als rechtsvoor zijn doelpunt te scoren. Het is een getalenteerde lichting en Johan doorloopt vlot de verschillende categorieën van miniem tot junior. Wanneer de kans zich voordoet om op te schuiven naar de eerste ploeg moet hij evenwel afhaken voor zijn universitaire studies in Leuven.
…naar de zorg
Na succesvol Latijn-Wiskunde in het Seminarie doorlopen te hebben, kiest hij tot verbazing van velen voor een studie pedagogische wetenschappen. De studies in de humaniora waren voortreffelijk verlopen, velen zagen voor hem eerder een ingenieursrichting weggelegd. Maar voor hemzelf krijgt het sociale aspect de voorrang, het zit verweven in al zijn doen en laten. Zo trekt hij als 16-jarige mee als begeleider op Kazou-kamp en maakt een eindwerk op het Seminarie over de bevrijdingspedagogie.
In september 1982 start hij aan de KUL de kandidaturen van Pedagogie en volgt daarna de specialisatie Orthopedagogiek, gericht op kwetsbare gezinnen en personen met een beperking. Tot op vandaag zal hij in deze richting zijn professionele carrière uitbouwen. Intussen is hij al meer dan 22 jaar directeur in Monnikenheide Zoersel.
Maar ook het verenigingsleven in Hoogstraten klopt niet onverrichterzake bij hem aan. Zo coördineert hij er geruime tijd de 11-11-11 acties, is hij ploegafgevaardigde geweest bij HVV, gedurende 15 jaar voorzitter van Gelvoc, voorzitter van het gebuurte Houvast, en al meer dan 22 jaar voorzitter van Begijntjes Laat Besluit. Sinds 2015 is hij tevens voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Orthopedagogen naast het voorzitterschap van de Thuisbegeleidingsdienst Kadodder. Een indrukwekkende lijst.
Een curryworst
DHM: Johan, waar haal je toch al deze energie vandaan? Heb je dit met de moedermelk meegekregen of is dat iets dat geleidelijk aan gegroeid is vanuit de jeugdbeweging?
Mijn vader en moeder waren vroeger ook actief in ACW, KWB en KAV. Zij stimuleerden mij ook altijd om in het verenigingsleven te stappen. En zo kwam ik al snel in de KSA terecht. Het genot om te spelen, in welke vorm dan ook, heeft er bij mij altijd ingezeten. Als ik terugdenk aan die kindertijd hoe wij gesjot en geravot hebben, potteke stamp gespeeld in de hof van Rik Michielsen, crossen met ons fietskens op de Thijsakker, enz.
De KSA was iets voor zaterdag, de voetbal voor zondag. Wij hadden een plezante generatie met goede voetballers en haalden regelmatig een titel binnen. Ik was wel een kleine maar toch vrij snel. Meestal spraken ze mij toen altijd aan met de naam ‘Djob’. Die naam kreeg ik in de lagere school toen een jongen mij goedbedoeld wees op het feit dat ik ‘een klein djobke’ was.
Meestal spraken ze mij toen altijd aan als Djob
DHM: Dat sociale heeft je later nooit meer losgelaten?
Nee, en dat heeft er ook altijd ingezeten. Ik was erg leergierig en gemotiveerd. Ik denk dat ik bijna alle jeugdboeken uit de bibliotheek van Hoogstraten heb uitgelezen. Ik had ook het geluk om in een toffe klas te zitten op het Seminarie met heel wat getalenteerde medestudenten. Dat is natuurlijk ook een sterke stimulans. In die periode ging ik mee als begeleider op kamp voor jongeren met een verstandelijke handicap en werkte ik ook mee aan de gehandicaptendag van het Seminarie.
Die ervaringen hebben mij gesterkt om verder de sociale richting uit te gaan. Dat leek mij een logische keuze en dus ben ik Orthopedagogiek gaan studeren in Leuven. Hier ben ik ook nog actief bezig geweest met allerlei sociale acties rond democratisering van het onderwijs, de toegankelijkheid voor minder bedeelden, het inschrijvingsgeld, een correcte toewijzing van studiebeurzen, enz. Dat rechtvaardigheidsgevoel zat er bij mij blijkbaar sterk in. Daar hoorde dan nu en dan wel eens een betoging bij. Het was ook de tijd van de acties tegen de kernraketten. Mijn kinderen hebben later ontdekt dat ik twee keer ben opgepakt, en beide keren stond ik toen met een foto in de gazet. Ik zat overigens op een fijn kot met o.a. Greet en Jan Mertens van Staf Mertens, Koen Pans, enz. Wij kookten altijd vegetarisch, maar in het weekend aten we toch smakelijk een curryworst. (lacht)
Godsgeschenk
DHM: Zo vond je ook je weg in je beroepsleven?
Na mijn studies moest ik mijn legerdienst gaan doen, maar ik opteerde voor burgerdienst. Dat was 18 maanden werken als gewetensbezwaarde, ik koos heel bewust voor Monnikenheide in Zoersel. Voor mij was dat een godsgeschenk. Ten eerste kon ik in de buurt werken én met mensen met een beperking. Tegelijkertijd kreeg ik als gewetensbezwaarde een unieke kans. Monnikenheide bestond toen juist 15 jaar en in dat kader werd er een studiedag georganiseerd op Vlaams niveau. ‘Het plan van je leven’ was het thema. Er werd een empirisch onderzoek opgezet over de planning rond het leven van mensen met een beperking.
Monnikenheide in Zoersel was voor mij een godsgeschenk
Nu is dat allemaal vanzelfsprekend dat je werkt met een plan, maar toen was dat erg vernieuwend. Ik was apetrots dat men mij dat onderzoek over gans Vlaanderen als jong afgestudeerde orthopedagoog aanbood. Ik was amper 24 jaar toen ik die studiedag voor wel 400 professionals uit de sector mocht voorzitten en organiseren in allerlei workshops. Ik verging van de spanning.
Maar daarnaast kon ik in die periode vooral werken als opvoeder. Ik heb heel veel pampers ververst, mensen gewassen, ben heel wat met gedragsproblemen geconfronteerd geworden, kortom ik heb echt met mijn voeten in de realiteit gestaan. Dank zij deze ervaring kreeg ik een beter begrip voor de moeilijkheden waarmee opvoeders dagelijks te maken hebben. Ik zou iedereen aanraden eerst op de vloer te werken vooraleer een verantwoordelijke functie op te nemen.
Bij de bakker
DHM: Dit was dan de start van een lange loopbaan in de zorg?
In februari 1989 liep mijn burgerdienst af en toevallig vond ik bij de bakker in Sint-Antonius een nieuwe job. Ik stond er plots naast een vroegere kennis uit de studies die haar job bij PMS in Zoersel opgezegd had omdat ze ging verhuizen. Ik heb daar vlug gesolliciteerd en had direct prijs.
Het werd een boeiende ervaring in de begeleiding van kinderen uit het bijzonder onderwijs in combinatie met werk in een internaat voor schipperskinderen. Dit werd mijn eerste leerschool in het werken met kinderen met een sociale problematiek. Dat was schitterend. Dat heb ik twee jaar gedaan, maar ik zat in een nepstatuut en als pas getrouwde zoek je toch wel iets meer zekerheid.
Toen zag ik een annonce voor een job als pedagogisch coördinator bij Lentekind in Vlimmeren. Daar heb ik tien jaar met hart en ziel gewerkt. In die tijd, 1990, was dat vooral een residentiële opvang voor kinderen uit kwetsbare gezinnen, slachtoffers van armoede, incest, echtscheidingen. Hier sliepen 81 kinderen van 0 tot 14 jaar onder toezicht van een zestigtal begeleiders. In de vakantieperiodes kon het aantal kinderen oplopen tot 120.
Wij waren toen ook één van de eerste centra die begonnen met de opvang van kinderen van illegalen en asielzoekers vanuit het principe dat elk kind recht heeft op opvang, veiligheid, zorg en eten, en ook onderwijs. Aan het opvangcentrum was ook een school verbonden. Later is er een evolutie gekomen naar meer dagopvang en thuisbegeleiding en dat was ook logisch. Je moet proberen gezinnen thuis te ondersteunen. Maar vandaag blijkt dat er een groot tekort is aan crisisopvangplaatsen. Het is dus misschien wel een historische vergissing geweest om te snel en te radicaal residentiële opvangcapaciteit af te bouwen.
Ingrijpend
DHM: Hoe heb je dat werk zelf ervaren? Voor mij was die periode heel intens, vaak spectaculair en meestal heel ingrijpend. Ik heb hier heel graag gewerkt, vaak dag en nacht. Het gebeurde dat ik ’s avonds thuis kwam en mijn dochter mij vertelde dat ik dringend terug moest voor een crisisopvang. Evelien en Wouter leerden al snel hun papa te delen…
Wij hadden soms kinderen die de eerste dag gewoon onder bed kropen uit angst of omdat ze zelfs geen bed kenden. Ik heb het ooit meegemaakt dat een vader zijn kind boven de balustrade vasthield en dreigde: ‘als ge hem komt halen, laat ik hem vallen’. Voor het kind is dat gelukkig goed afgelopen, maar dan besef je dat dat kind wellicht zijn vader nooit meer zal terugzien. Anderzijds zie je soms ook schitterende zaken. Zo kom ik elk jaar op de Antilliaanse feesten een jonge man tegen die bij ons verbleven heeft en die telkens vertelt hoe gelukkig hij daar wel geweest is en heel goed zijn weg gevonden heeft.
Het geven van basisveiligheid is zo belangrijk, maar ook die ouders hun plaats laten behouden. Er zijn veel kwetsbare ouders bij die vanuit hun problematiek van armoede, een drankprobleem, weer een job kwijt, een relatiebreuk, enz stomme dingen doen. Belangrijk is toch de rol van ouder te blijven erkennen. Niet goedkeuren wat er allemaal gebeurd is, maar hun ouderrol te laten opnemen. Want die kinderen zagen hun pa of ma ook nog altijd graag.
DHM: Wanneer kwam Monnikenheide terug in zicht?
Ik was in 2000 bij Lentekind helemaal niet op zoek naar een andere job, maar kreeg telefoon van een headhuntersbureau. Of ik interesse had voor een job als directeur in Monnikenheide. Ik moet wel bekennen: het streelde mijn ego. En na een sollicitatiegesprek bij Wivina De Meester werd ik daar vanaf 1 september 2000 pedagogisch directeur. Monnikenheide was toen een beetje zijn tweede adem aan het zoeken en sindsdien hebben we een hele evolutie doorgemaakt. Dit jaar vieren we zelfs ons 50-jarig bestaan.
Feestjaar
DHM: Daar horen dus allicht ook feestelijke activiteiten bij…
Er zijn een aantal speciale activiteiten zoals bijv. in ons leerbos. Wij noemen dat ons Doezelbos, een combinatie van ‘doen’ en ‘snoezelen’. Dat is een educatief bos waar een aantal van onze bewoners die natuurgids geworden zijn, de bezoekers rondleiden. Zo komen er jaarlijks wel 400 à 450 kleutertjes naar ons bos. Dat is geweldig om zien. Die kleuters kijken los door die handicap heen. Die zien exact vijf minuten de handicap van onze gasten en daarna is die persoon voor hen “een mijnheer of een mevrouw die wel heel veel weet over het bos”. Daarmee verlaagt ge de drempel van kinderen om in contact te komen met mensen met een handicap..
Op 21 april komt ons boek uit over dit ‘Doezelbos. Daarna geeft het Vlaams Architectuurinstituut een boek uit over 50 jaar architectuur in de zorg, als dank aan Wivina voor haar bijdrage aan de architectuur. Zij is immers ook altijd voorzitter geweest van het Vlaams Architectuurinstituut. Wij hebben zelf trouwens heel veel mooie infrastructuur in Zoersel.
Het derde weekend van september zal het jaarlijks feest ook een speciale toets krijgen. We gaan bovendien terug theater spelen onder begeleiding van professionele regisseurs. Met deze groep onder de naam “Oewist?” treden wij op 14, 15 en 16 december op in de Warande in Turnhout.
DHM: Zag je de instelling ook verder groeien?
Toen ik pedagogisch directeur werd in 2000 waren we met een 100-tal personeelsleden en 110 cliënten, zowel in woonvormen, in dagwerking als in kortverblijf. Het is in Monnikenheide in oorsprong allemaal gestart met kortverblijf waar kinderen en volwassenen naar toe kunnen gaan om ouders even adempauze te geven.
Intussen zijn we met Monnikenheide enorm gegroeid. We zijn al met 400 cliënten en 300 personeelsleden. Dat komt ook doordat we in 2020 gefusioneerd zijn met Spectrum en samen zitten onder de koepel van vzw Emmaus. Vzw Spectrum bestaat uit drie entiteiten in Gooreind en Essen. Intussen ben ik doorgegroeid naar algemeen directeur en eindverantwoordelijke met ook nog verant-woordelijkheid voor het pedagogisch aspect. Het blijft een heel interessante job, maar ook een hele uitdaging.
Hartverscheurend
DHM: Ik kan me voorstellen dat er inderdaad heel wat moeilijkheden blijven om de zorg optimaal te laten functioneren. Corona heeft jullie wellicht ook extra met de neus op die realiteit gedrukt?
Er zijn heel wat uitdagingen in de zorgsector. Kijk maar naar de budgetten en de wachttijden. Het is voor ouders met een gehandicapt kind een hele zoektocht om de juiste zorg te vinden. Het blijft steeds moeilijk om de wachttijden te overbruggen. Voor een persoon uit categorie 1 is het momenteel anderhalf jaar wachten. Voor iemand uit categorie 2 is het vijf jaar wachten en dat is vaak hartverscheurend. Soms komt het dossier pas in orde wanneer er zich een noodsituatie voordoet, bij voorbeeld bij het overlijden van een zorgdragende ouder. Ook qua betaalbaarheid is er een groot probleem. De grootste uitdaging blijft evenwel het personeel. Vijf jaar geleden kon ik voor een vacature nog kiezen uit een vijf tot tien kandidaten voor elke job als opvoeder. Nu heb ik hoogstens de keuze uit 1 of twee kandidaten. Meestal is het lang wachten voor de vacature kan ingevuld worden en het personeel haakt ook veel vlugger af dan vroeger. De overheid en VDAB ontwikkelen daarom wel projecten om mensen een korte opleiding te geven en aan het werk te krijgen, maar daar hebben wij toch wel wat vragen bij.
Ten tijde van Corona zijn er heel wat mensen afgehaakt. Die periode was echt dodelijk voor de sector. Niet zozeer letterlijk als wel qua betrokkenheid met onze cliënten was dit een fundament dat weg viel. Als je onze mensen niet fysiek kan aanraken is dat een probleem. Gelukkig is de situatie stilaan aan het herstellen. Wij doen er alles aan om de positieve sfeer te herstellen, te genieten en ons team te versterken. Die intermenselijk relatie is bij ons het belangrijkste en dat blijft een uitdaging als je als organisatie groter wordt.
DHM: Blijkbaar heb je buiten Monnikenheide ook nog andere verantwoordelijkheden in de zorgsector?
Ik ben momenteel al 22 jaar directeur in Monnikenheide, maar ook intussen al langer voorzitter van Kadodder, een organisatie die in onze provincie op jaarbasis zo’n 800 gezinnen met een gehandicapt kind thuis begeleidt. Wij zoeken mee naar gepast onderwijs, vrije tijd, en alle facetten waarmee deze ouders geconfronteerd worden. Die begeleidingsdienst is jaren geleden opgestart in Monnikenheide, maar werkt nu volledig onafhankelijk. Uit Hoogstraten zijn er ook verschillende gezinnen die we thuis proberen te ondersteunen en te begeleiden.
Sinds 2015 ben ik bovendien voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Orthopedagogen, een beroepsvereniging en belangengroep van orthopedagogen. Ik heb mij hiertoe laten verleiden omdat men het oorspronkelijk voorstelde als een klein engagement, maar het is wel wat meer geworden. Maar toch is dat voor mij wel heel belangrijk geworden. Ik ben er voorzitter van geworden op het moment dat het beroep van orthopedagoog erkend werd als ‘klinisch’ en dus als een beroep in de geestelijke gezondheid. Door die erkenning binnen het RIZIV worden we ook mee genomen in heel de operatie van de versterking van de eerstelijnszorg. Op die manier zijn wij ook aanwezig op belangrijke vergaderingen op het kabinet van Minister Frank Vandenbroucke. Het is ook eigenlijk een beetje het werk van een vakbondsman, maar het is niet altijd even gemakkelijk en iets dat er nog juist bij kan…
Oogappels
DHM: Hoe krijg je dit klaargespeeld? Heb je nooit geen uren te kort?
Ik vraag me soms echt af hoe ik dat allemaal doe, want ook mijn dag heeft maar 24 uur. Toch heb ik het altijd bijzonder belangrijk gevonden om tijd te blijven maken voor mijn gezin. Zo vond je mij trouw langs de lijn bij het sporten van Evelien en Wouter of bij elk oudercontact.
Ik moet wel een beetje oppassen met mijn gezondheid, maar ik heb buiten mijn engagementen eigenlijk weinig echte hobby’s. Buiten mijn kleinkinderen natuurlijk. Arthur en Minne zijn mijn oogappels. Mijn vrouw Chris zegt soms wel eens: ‘Die kleinkinderen zijn de enigen die er in slagen om jou soms vroeger thuis te krijgen.’
Sinds vorig jaar heb ik er een tweede hobby bij gekregen, en dat is zelfs nog een stuk intensiever. ik ga voortaan alle matchen van de eerste ploeg van HVV bekijken sinds Jouk, de zoon van mijn broer Danny hierbij speelt. Wij rijden dit seizoen dus heel het land door om te gaan supporteren, ook Chris is altijd op post.
Daar kunnen wij ons dan wel goed in uitleven. Maar ik moet zo stilaan wel een vervanger gaan zoeken voor Begijntjes Laat besluit. Hier ben ik ook al heel lang voorzitter van. Maar dat doe ik graag omdat het zo dicht aanleunt bij de meerwaarde die ik zie in buurtwerking. Als je ziet hoeveel deugd die kinderen, maar ook die ouders daar van hebben! Ik vind het een plicht van mij om als Hoogstratenaar die traditie in ere te houden. Eigenlijk zou dit als immaterieel erfgoed erkend moeten worden. Er wordt intussen aan gewerkt.
Politiek
DHM: En ondanks al dat werk ging je in 2006 ook nog de politieke toer op en werd je eerst fractieleider bij CD&V en in 2013 zelfs gemeenteraadsvoorzitter.
Ja, ik heb die stap gezet bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. Mijn visie en betrachting was eigenlijk hetzelfde als in al mijn andere engagementen. Zorgen dat iedereen mee kan in de ontwikkeling van de maatschappij, zonder privileges voor een kleine beperkte groep. Ik wist dat het geen gemakkelijke opdracht zou zijn. Uiteindelijk heb ik toch de conclusie moeten trekken dat er in de politiek heel weinig focus is op verbinding, maar eerder op profilering, iedere groep probeert zijn eigen gelijk te halen.
DHM: Toch kreeg je als voorzitter heel wat goodwill uit alle partijen. Sommigen zagen in jou een goede burgemeester...
Dat heb ik ook wel eens gehoord. Maar ik was geen stemmenkanon en dan kom je niet aan bod. Ik ben ook geen schepen geworden. Maar als voorzitter heb ik zo goed mogelijk geprobeerd iedereen bij het beleid te betrekken en aan zijn trekken te laten komen, maar misschien heb ik dat nog te weinig gedaan.
Achteraf gezien had ik mij nog meer onafhankelijk moeten opstellen, maar dat is vaak moeilijk. Als lid van de meerderheid zit je daar ook als medeauteur van een beleidsplan dat je ook zelf hebt goedgekeurd.
En dat op zich is al een spijtige vaststelling. Een oppositiepartij wordt niet betrokken bij de opmaak van het beleid en kan alleen maar toekijken. Ik zou altijd opteren voor een ander model met meer inspraak van iedereen. Uiteindelijk heeft dat er ook toe bijgedragen dat ik na de verkiezing van 2019 ontslag genomen heb uit de raad. Ik zag een oppositierol niet voor mij weggelegd.
Als ik terugdenk aan die eerste turbulente gemeenteraadszitting in 2007, dan zie ik daar toch het begin van veel miserie. Het vertrouwen onder elkaar was moeilijk terug op te bouwen. Maar onze nationale politiek geeft nu ook wel niet direct het mooie voorbeeld.
Ruimte
DHM: Jij was de vertegenwoordiger van de stad Hoogstraten in de sociale huisvestingsmaatschappijen Ark en Noorderkempen. Zijn er in Hoogstraten voldoende sociale woningen en zijn de sociale kavels die verplicht moeten aangeboden worden in een nieuwe verkaveling nog wel ‘sociaal’ en niet veel te duur?
Ik ben nog wel lid van de Algemene Vergadering van De Woonboog, de nieuwe naam van de sociale huisvestingsmaatschappij, maar heb momenteel te weinig zicht op het aantal sociale woningen. Wel heb ik gemerkt dat de wachttijd in de loop der jaren verkort is en dat het klimaat in de wijken verbeterd is. Ideaal zou zijn dat er in elke verkaveling een aantal sociale huurwoningen zouden gezet worden, maar van dat oorspronkelijk plan blijft niet veel meer over.
Ik zag ook dat de gemeente heel wat terughoudendheid toonde voor sociale huur en de voorkeur gaf aan sociale koopkavels. Wellicht heeft dat te maken met de vrees voor het risico van onoordeelkundig omgaan met het huis omdat het vaak om kwetsbare mensen gaat. In Hoogstraten is het sociale verhuurkantoor nooit van de grond gekomen.
DHM: Anderzijds wordt Hoogstraten ook volgebouwd en verdwijnt hier heel wat open ruimte. Zoals je daarstraks vertelde had jij een schitterende kindertijd waar je nog volop kon spelen in hoven en pleintjes. Dreigt dit nu niet weg te vallen?
Ik kijk daar inderdaad met nostalgie naar nu heel veel open ruimte wordt dicht gebouwd. Hierdoor dreigt de spontaneïteit van het spel voor kinderen verloren te gaan. Maar ik vrees dat die evolutie moeilijk te stoppen valt. Hoogstraten is aantrekkelijk voor heel wat mensen en dat geeft een grote druk op het woonbeleid en de mobiliteit.
Als er ergens nog open ruimte is moet er echt ernstig over nagedacht worden of dit nog wel volgebouwd mag worden. Ik denk dat we de mobiliteit vooral met de fiets zullen moeten oplossen. Voor de jeugd worden jeugdbeweging en sportclubs waar kinderen zich kunnen uitleven enorm belangrijk.
Anderzijds zien we ook hoe verstedelijking een impact heeft op het sociale weefsel. Ik merk dat buurtwerking heel anders werd en niet meer zo gemakkelijk is. Ik ken bij voorbeeld zelf ook niet meer alle mensen van mijn straat, terwijl dat vroeger wel zo was. Niet iedereen maakt nog een link met de buurt waar hij woont. Dat vraagt een inspanning.
Jaarmarkt
DHM: En kijk je als 58-jarige al uit naar een rustig pensioen ?
Ik heb een heel druk leven maar ik doe het allemaal graag. Ik ben bij de eerste generatie die tot mijn 67 mag werken. Maar ik kan niet inschatten hoe het zal lopen, de gezondheid moet meewillen. Chris werkt nog halftime in de kliniek en halftime op zelfstandige basis in de kraamzorg. Zij doet dat ontzettend graag, krijgt ook heel wat dankbaarheid terug van al die jonge moeders.
Dat is soms ook wel komisch. Als wij vroeger over de jaarmarkt wandelden, ging dat traag omdat ik iedereen kende en met iedereen moest praten. Nu geraak ik geen meter meer vooruit omdat de ene mama na de andere met Chris komt babbelen. En die groep van Roemeense mama’s wordt alleen maar groter. Nu, dat is mooi maar ook belangrijk. Ik heb dat vroeger in Lentekind ook ervaren: als je als jonge ouders geen netwerk hebt waar je op kunt terugvallen omdat je in een ander land zit, omdat je eigen ouders er niet meer zijn of je in conflict leeft met hen, dan pas heb je een probleem.
Zo zie ik dat Chris voor veel van die mensen bijna een tweede mama is aan wie ze veel meer kunnen vragen dan over een borstvoeding die niet lukt, of over de voeding van die babymaar evengoed voor allerlei andere zaken zoals ziekenkas, papierwerk, enz. Dan spring ik zelf ook al eens bij.
Nee, vervelen ga ik me nog niet rap doen. En uiteindelijk ben ik altijd een trouwe werknemer geweest. Ze kunnen mij niet verwijten dat ik een ‘jobhopper’ geweest ben! (lacht)
En met deze woordspeling rondden we het gesprek met Johan, alias ‘Djob’ Vermeeren af… (jh)