39 minute read

Dorpspolitiek voor de fusie

Vroeger was het beter…. !! (??)

DORPSPOLITIEK van voor de fusie

Met de fusie der gemeenten verdwenen Minderhout, Meer, Meerle (met Meersel-Dreef) en Wortel. Ze werden een deel van de stad Hoogstraten. Met het verdwijnen van die kleine gemeenten verdwenen ook hun politiekers en vooral de manier waarop ze politiek voerden. Met een burgemeester, schepenen en raadsleden die men persoonlijk kende, die men kon ‘plaatsen’ in de eigen kleine omgeving die het dorp was. Men kende hun vader en hun moeder, de grootouders en de rest van de familie, men wist waar ze woonden en wat ze deden. Nu de fusie al meer dan 30 jaar achter ons ligt, weten velen onder ons niet meer wat dat betekende: die kleine zelfstandige dorpen. Hoog tijd om met enkele oudgedienden van toen (velen zetelen ondertussen al in de eeuwige gemeenteraad) terug te blikken op de laatste legislatuur voor de grote fusie. Om te weten te komen of het vroeger beter was.

MEERLE - Een gesprek met Jan Jacobs

Voetbal en fanfare bepaalden het beleid

MEERLE - Er was een eenheidsbestuur, meestal waren er eenheidslijsten en Adriaan Glenisson bleef er meer dan 30 jaar burgemeester. Toch is het beeld dat er in de gemeente Meerle in de periode tussen de oorlog en de fusie politiek en bestuurlijk niets of nauwelijks iets veranderde verkeerd. Dat is de overtuiging van Jan Jacobs, een van de oud-strijders van voor de fusie. Hij was er al van 1958 bij als gemeenteraadslid en was tijdens de laatste legislatuur schepen.

Een werkman in de gemeenteraad

Jan is geboren en getogen Meerlenaar. Hij werd geboren op een boerderij op Schuivenoord, dicht tegen het bos. Later verhuisde het gezin naar een boerderij op de Chaamseweg, die toen nog Elsakker heette. Jan was de oudste van zeven. Op school haalde hij puike resultaten en meester Vermeulen is meermaals op de Elsakker komen pleiten om Jan verder te laten leren. Hij was heel graag onderwijzer geworden, maar vader Jacobs had er geen oren naar en kon hulp thuis goed gebruiken. Jan bleef tot zijn 19e thuis werken. Dan werkte hij een tijdje bij ‘Lauwers’ en daarna bij Van Paesschen (de paardenmannen in Hoogboom). Omdat er in de landbouw geen werk was voor al die landbouwerskinderen, deed Jan wat velen met hem deden en later zouden doen. Hij ging in de fabriek werken, hij werd werkman. Een keuze die in zijn leven een grote rol zou spelen en hem uiteindelijk ook in de politiek zou brengen. De grote sociale strijd mocht toen misschien al gestreden zijn, aan het lot van de werkman viel nog heel wat te verbeteren. “Ik heb dat altijd onrechtvaardig gevonden, dat de heren, de welgestelde boeren en handelaars, de werkmens overal buiten wilden houden. Wij voelden ons toen nergens vertegenwoordigd”. Jan bekeerde zich al snel tot de vakbond, de christelijke vakbond wel te verstaan, socialisten waren er op het platteland niet zo veel te vinden. Hij werd vakbondsafgevaardigde op het werk, maar ook voor de werkmannen van het dorp. Veelal grensarbeiders, wat hen nog al eens tussen twee stoelen deed belanden. Wonen en belastingen betalen in België, werken en sociale verzekering in Nederland. Zowel het ACV als de koepel ACW trokken hun lot aan. Jan was hun man in Meerle. Tegelijk was hij actief in een groeiende KWB. Als lid en snel als wijkmeester en later als secretaris. Dat sociaal engagement zou Jan al snel naar de politiek brengen. In 1958 stond hij als kandidaat voor de CVP op de eenheidslijst voor de gemeenteraad in Meerle.

Jan Jacobs

Voor dat plaatsje op de lijst had hij moeten vechten, want bij de CVP waren het toch vooral de boeren die de lakens uitdeelden. Toen de ‘arbeidersvleugel’ zijn rechtmatige plaats wou opeisen, moest dat bepleit worden bij grote voormannen van CVP in de streek, Henri Desmedt, de oude notaris Rommens, Juul Mertens. Jan had de steun van KWB en het ACW en zij overtuigden de voormannen. Ook de opkomende tuinbouwers kozen toen eerder de kant van het ACW. “Ge moet zeggen gelijk het is, ”betoogt Jan, “de grensarbeider in de fabrieken in Nederland en de tuinbouw hebben hier in ons dorp de welvaart fors verhoogd!”. Jan werd niet rechtstreeks verkozen, maar was voor CVP de eerste opvolger. In 1959 verongelukte raadslid Jaan Van Bavel en moest Jan zijn plaats in de gemeenteraad innemen. Nadat burgemeester Glenisson hem de eed had afgenomen, wees deze hem de plaats aan naast de liberaal Lauwers, van het kasteeltje van den Elsakker. “Die had eerder gezegd dat hij zolang hij kon zou tegenhouden dat er een werkman in de gemeenteraad zou komen. Die hoorden daar niet thuis, vond hij. Toen ik naast hem moest plaatsnemen, heb ik hem gezegd ‘en nu zit er toch een werkman in, en nog wel naast u!’. Ik heb hem meteen gezegd dat ik er niet meer zou weggaan ook niet. Hij was er niet blij mee.”

Overloperij van 1970

De laatste verkiezingen voor de fusie hebben in Meerle voor heel wat ophef gezorgd. Er kwamen 2 lijsten op, Gemeentebelangen met burgemeester Adriaan Glenisson op kop en de lijst Modern Gemeentebeleid, met vooral CVP-ers van ACW strekking. Marcel Vanderbruggen was als lijsttrekker. Op de lijst Gemeentebelangen stond ook Charel Van Den Heuvel, hoewel altijd een notoir man van de Christelijke Arbeidersbeweging, zowel in ACW als in KWB. Hij vormde er een tandem met Jan Jacobs. Maar hij was blijkbaar niet erg gewild bij Modern Gemeentebeleid en stond dus bij de burgemeester op de lijst. Jan stond 2e op de lijst Modern Gemeenbeleid en haalde er de meeste voorkeurstemmen. Maar de lijst Gemeentebelangen won de verkiezing met 6 zetels tegen 5 voor Modern Gemeentebeleid. Zij zouden dus het bestuur vormen, met Glenisson als burgemeester en Antoon Verleye en Geert Marijnissen als schepenen. Wat echter bij de meerderheid gevreesd werd, kwam uit bij de verkiezing van de schepenen in de gemeenteraad. Charel stemde met de Modern Gemeentebeleid mee. Het bezorgde hemzelf en ook Jan Jacobs een schepenzetel. “Heel erg was ik daar niet bij betrokken zegt Jan “maar het mag duidelijk zijn dat er hard op Charel ingepraat is om hem zo ver te krijgen en dat ze vanuit ACW kringen daaraan hebben meegewerkt”. Het resultaat was wel dat de ‘arbeidersstrekking’ in de gemeenteraad veel meer zeggenschap kreeg. De heisa hield enige tijd aan in het dorp en ook de kranten deden een ferme duit in het zakje, maar stilaan werden de plooien gladgestreken en toog het college aan het werk.

Fanfare en voetbal

“Dat is altijd zo geweest na de oorlog, met de verkiezingen was er wat frictie, dan volgde zes jaar goede verstandhouding in het bestuur. Burgemeester Glenisson was daar breed in, die zorgde voor rust. Zo kon ieder zijn ding doen. Het grote instrument om voor de bevolking goed te doen waren de toelagen aan de verenigingen. Eigenlijk was de gemeenteraad zowat een spiegel van het verenigingsleven.

Elke vereniging had zijn manneke in de raad. De fanfare, de voetbal, de gilden, de duivenbond ….

De verenigingen hadden zo wel wat impact. Als zij tevreden waren, was het meestal goed”. Destijds vergaderde de gemeenteraad maar om de twee maanden. Later, de laatste jaren werd dat opgetrokken tot elke maand. Het college vergaderde om de twee weken, altijd in de voormiddag. “Daaraan kon je zien dat tot dan burgemeester en schepenen zelfstandigen en boeren waren. Die konden zich in de voormiddag vrijmaken. Voor mij was dat wat anders, ik werkte in de fabriek en kon zomaar geen verlof nemen om schepen te gaan spelen. Op mijn vraag zijn we dan ’s avonds gaan vergaderen”. De dossiers werden goed voorbereid door de secretaris, Adriaan Van Boxel en de klerk René Vanderhenst. “Of dat een gemeente in die tijden goed bestuurd was, hing veel van die mannen af. Het waren dikwijls de enigen die de inhoud van het dossier goed kenden. Ik moest nog alles leren. Gelukkig heb ik via het ACW heel wat vorming kunnen volgen. Gaandeweg begon je wel te weten hoe het in mekaar zat.”

Het schepencollege tijdens de laatste legislatuur. Vlnr. Een ambtenaar van Kleine Landeigendom, Mit Schrijvers (bediende), Charel Van Den Heuvel (schepen), Adriaan Glenisson (burgemeester) en Jan Jacobs (schepen)

Jan zijn bevoegdheden waren huisvesting, patrimonium, sport en cultuur. Toch geen onbelangrijke departementen die tijd. “Wij hebben in Meerle hard geijverd voor nieuwe verkavelingen. Eerst de wijken van de landeigendom, later de twee IOK-verkavelingen Dal I en II. Want net als nu was er toen nood aan betaalbare woningen en gronden. We moesten ook denken aan het voortbestaan van de scholen hier. Geen huizen, geen kinderen, geen scholen. Daar hebben we hard aan getrokken en dat was voor het ACW ook een belangrijk strijdpunt”. Nu heel groot was het patrimonium van Meerle niet. “Eigenlijk waren er maar een paar straten. De rest waren landbouwwegen. Op dat gebied hebben wij hier veel gehad aan de ruilverkaveling.

In de laatste legislatuur hebben we in het dorpscentrum nog voor waterleiding en goede riolering kunnen zorgen, de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat dit mogelijk was dank zij de subsidies van de staat. De middelen van de gemeente zijn nooit groot geweest, de belastingen die bleven op hetzelfde peil, zoals in de andere gemeente in de omgeving. De uitgaven werden daaraan aangepast, grote schulden werden er niet gemaakt. “Veel personeel was er ook niet. Op het gemeentehuis werkten er vier mensen, de garde inbegrepen. Bij de elektriciteitsregie waren er 2 vaste werkkrachten, Jan de Bie en Louiske Michielsen. Dan 2 werkmannen, Juul De Bie en onze Louis, en dan nog 2 tot 4 contractuelen, gesubsidieerden waren dat. De gemeente had een werkhuis en een tractor en een kar. Daarmee werd ook het huisvuil opgehaald”. Rijk werd je van een mandaat niet. “Een gemeenteraadslid trok drie, vierhonderd frank. Een schepen kreeg een paar duizend frank per drie maanden”.

Fusie

Tegen de fusie keek men toch wel op. “We wisten dat er iets moest gebeuren, dorpen gelijk het onze waren te klein om alles op z'n eentje rond te krijgen. Ge geraakte eigenlijk te weinig vooruit, al was er de laatste jaren wel evolutie geweest, met die nieuwe woonwijken. Maar wij hebben eigenlijk eerder gerekend op een kleinere fusie. Meerle, Meer, Dreef en een deel van Minderhout, het stuk langs deze kant van de Mark zeg maar. Maar toen werd het een fusie van 4 kleinere gemeenten en het grote Hoogstraten. Daar hadden wij moeite mee, we vonden dat een mastodont. We vreesden niet meer aan de bak te komen. Te ver, Meerle en Dreef liggen meer dan 11 km van het centrum. We waren bang dat we verlaten kindekens zouden worden”. Dat is in zekere zin meegevallen achteraf, al heeft het veel zweet en tranen gekost om ze daar in Hoogstraten van te overtuigen dat de grens nu tot Strijbeek reikte. Maar alle dorpen hadden wel een beetje dat gevoel, dat Hoogstraten het belangrijkste was. Het is ook het centrum en men dacht meer centraal. Samen met de raadsleden van de andere dorpen hebben we aan een zeel getrokken. Die raadsleden klikten aan mekaar, deelden het zelfde gevoel”. En nu? “Ik volg het nog wel en mijn oordeel is niet echt veranderd tegen in het begin. Ik vind en vond het te log. Laatst heb ik het nog aan Tinne Rombouts gezegd. Het is een grote trein die daar op de rails staat, maar de locomotief tuft niet meer. Zie dat ge hem in gang blijft houden”.

De kleine man

Jan is achteraf content dat hij dat allemaal gedaan heeft en meegemaakt. “Sommigen hebben muziek in hun genen, bij mij was dat een groot gevoel voor rechtvaardigheid. De manier waarop toen ik jong was de heren omgingen met hun landbouwers, huurders, arbeiders heeft me altijd hooggezeten. Mijn drijfveer is altijd de kleine man geweest, ik was er zelf een. Ik heb me kunnen opwerken, maar ben altijd achter hetzelfde vaandel blijven lopen. Dienstbetoon was voor mij geen vies woord, ik wilde er zijn als mensen mij nodig hadden en maakte daar tijd voor. Vergis u niet, er waren in die jaren veel mensen die hulp nodig hadden, al was het maar om een brief te schrijven, om naar de juiste dienst verwezen te worden in dat grote staatsapparaat. De meeste mensen kunnen dat nu zelf, maar toen was dat niet het geval. Ik heb er veel voor teruggekregen ook. Daarbij komt dat ik altijd een goeie vrouw daarvoor gehad heb, die me altijd gesteund heeft, die me de tijd daarvoor gegeven heeft.”

“En ik heb ook altijd goed kunnen opschieten met de andere politici, van welke strekking of partij ze ook waren. Je mocht van mening verschillen, maar het verste kom je met een goede verstandhouding. Daarbuiten moet je met mekaar vriendelijk kunnen omgaan, samen een pintje drinken en een sigaar roken. Ik heb dat altijd gekund en veel gedaan”. (jaf)

WORTEL - Een gesprek met Frans Snels

Men kon vooral goed zwijgen

Op 11 oktober 1970 waren het de laatste verkiezingen voor de fusie. Zoals bijna altijd in Wortel was er ook nu maar één lijst, en ook zoals altijd was dat een CVP-lijst. De mensen moesten dus niet gaan stemmen. Op die lijst, samengesteld door het CVP-bestuur, stonden maar enkele nieuwe namen en bijna geruisloos werd het nieuwe gemeentebestuur geïnstalleerd.

Frans Snels

Eén van die nieuwe kandidaten was de toen 37-jarige leraar Frans Snels. Hem gingen we eens aan de tand voelen over zijn belevenissen in de Wortelse gemeenteraad, van 1970 tot 1976. (Frans heeft in die periode maar 4 jaar gezeteld omdat hij begin jaren ’70 gedurende 2 jaar in Congo verbleef met zijn gezin)

Van vader op schoonzoon

Frans: Toendertijd schreef ik voor Het Worteltje en ging ik regelmatig de gemeenteraad bijwonen om daar verslag over te doen. Ik moet zeggen dat ik in al de tijd dat ik dat deed de enige was die daar op de publieke stoelen zat. Ik had zo soms mijn eigen gedacht over de zaken die daar te berde werden gebracht maar ik moest natuurlijk zwijgen. Maar zo kreeg ik toch zin om ook in de gemeenteraad mijn woordje mee te spreken. Mijn schoonvader Karel Fransen zat toen in de raad en hij stelde me voor om zijn plaats in te nemen toen de nieuwe lijst voor de verkiezingen van oktober 1970 werd samengesteld. Ik kocht een partijkaart – dat was een eerste eis - en stelde me voor als kandidaat bij het CVP-bestuur, toen voorgezeten door Juul Noeyens. Zo, zonder slag of stoot, kwam ik in de gemeenteraad en mocht daar voortaan mijn mondje roeren. Staf Peerlinck nam mijn plaats in als verslaggever voor Het Worteltje.

De laatste gemeenteraad van Wortel. Zittend van l. naar r.: Charel Sommen, secretaris Marcel Kimpe, Alfons Pemen, Vik Van Opstal. Staande van l. naar r. Jan Oomen, Frans Snels, Rik Haest, Staf Van De Poel, Frans Geerts, Rik Van Bavel.

Altijd te weinig geld

We hadden 2 schepenen; Vic Van Opstal, bevoegd voor Openbare Werken, en Charel Sommen die zich met het Onderwijs moest bezig houden. In feite waren dat vooral de Openbare Werken die ter sprake kwamen wat betekende dat om de zoveel jaar, als men genoeg geld in kas had, een nieuw stuk weg kon aanleggen (verharden in feite). Ik meen dat in die hele legislatuur maar één weg is aangelegd, de Beukendreef namelijk. Er werd voortdurend geklaagd over een tekort aan middelen; men hoefde ook geen plannen te maken want er was geen geld om ze uit te voeren. Maar wat wilt ge, Wortel is klein, er wonen geen rijke mensen, er staan geen grote villa’s, waar moest het geld vandaan komen? Men had eigenlijk maar geld genoeg voor de lopende zaken: huisvuilophaling, klein onderhoud, de lonen van de secretaris en zijn klerk, en van de veldwachter. De zitpenning van een raadslid bedroeg 300 à 400 frank per vergadering . Dan was er ook nog het OCMW (in die tijd de Commissie van Openbare Onderstand) maar in Wortel woonden gelukkig al even weinig arme mensen als rijke zodat er ook daar weinig geld nodig was om hen te ondersteunen. Ik herinner me dat er wel bonnen werden uitgereikt waarmee behoeftige mensen steenkolen konden krijgen in de winter. Ik herinner me ook een jaarrekening van het OCMW, die bedroeg 130.000fr gespendeerd op een jaar tijd. Het geld dat er was, werd zeer zuinig besteed; men wilde zeker geen schulden maken. Bij grote projecten als de bouw van een nieuwe jongensschool, werd er natuurlijk goed uitgekeken en was er nadien weer voor veel jaren geen geld meer.

Geen pottenkijkers

Zo om de 2 maand was het gemeenteraad en weinig mensen van Wortel waren daarvan op de hoogte. Dat wilde men ook liefst zo houden. Niemand buiten de eigen raadsleden wist wanneer die raad doorging en wat er besproken zou worden. In die tijd had men nochtans overal de mond vol van inspraak – de burger moest bij het beleid betrokken worden – maar zo niet in Wortel. Toen ik aandrong dat er toch enige bekendmaking zou zijn, bijvoorbeeld een aankondiging aan het raam van het gemeentehuis, werd dat terstond afgewimpeld. De raad had ooit twee brieven van inwoners ontvangen met klachten of vragen (?) (waarover die brieven gingen werd ons, gewone raadsleden, niet meegedeeld). Het enige commentaar van de schepenen was dat dit toch een spijtige zaak was, “daaraan ziet ge dat de mensen niet meer content zijn” en daarmee was de kous af.. De enige mensen buiten de raad die ik daar gezien heb al die jaren waren Staf Peerlinck, verslaggever voor Het Worteltje, Charel Versmissen van de krant kwam twee keer langs en één keer Milia Horsten die kwam luisteren naar wat de gemeente dacht over de fusie van de twee lagere scholen in Wortel. De raad was meestal binnen het uur afgelopen, vragen werden amper gesteld al wilde de secretaris daar wel antwoorden. Er werd meer gezwegen dan gesproken Rond de jaren 70 was de schoolbevolking in Wortel zo gekrompen dat het bestaan van twee zelfstandige scholen voor jongens en meisjes onhoudbaar werd. Veel mensen in Wortel waren daar om bekommerd en zagen een fusie van de scholen als mogelijke oplossing. Maar daarover moest vergaderd en onderhandeld worden, o.m. met het gemeentebestuur. Er waren al besprekingen geweest met de ouderraad van de school, met pastoor Luyts en zelfs met het bisdom. Toen Milia Horsten als afgevaardigde van de ouderraad op de gemeenteraad kwam luisteren, stootte ze op een afwijzende houding van het overgrote deel van de raad. De burgemeester had vooraf zijn licht opgestoken bij de onderwijzers van de jongensschool en sommigen van hen zagen een fusie niet zo zitten, dus ook de burgemeester niet. Er werd echter, zoals gewoonlijk, geen klare taal gesproken, er werd zelfs meer gezwegen dan gesproken zodat de zaak a.h.w. geblokkeerd werd. Een van de onderwijzers is zich later wel komen verontschuldigen voor zijn stugge houding in dit debat. (Milia Horsten was zo begaan met de kwestie van de scholenfusie dat haar dat wellicht heeft aangezet om raadslid en nadien schepen van onderwijs te worden in de nieuwe gemeenteraad na de verkiezingen van 1976; daar heeft ze de fusie volledig kunnen verwezenlijken, niet enkel in Wortel)

Voetbaloorlog

Een staaltje van goeie ouwe dorpspolitiek beleefde Wortel in 1951 toen de partij Gemeentebelangen het licht zag. Deze oppositiepartij – wellicht een unicum in de Wortelse geschiedenis – was ontstaan door ruzie van de voetbalvereniging met de pastoor en de burgemeester. Pastoor Schellekens hield niet van de voetbalsport, zedenverwildering noemde hij dat (de korte voetbalbroek?) Hij meende ook dat een eerbaar meisje niet naar de wedstrijden mocht gaan en vele ouders luisterden naar hem en hielden hun dochters thuis ook als hun zonen op het veld stonden. De pastoor hield ook halsstarrig vast aan het beginuur van het zondagse Lof, 3 uur en dat was ook het beginuur van de voetbalwedstrijd. Toen in 1951 V.N.A. kampioen speelde en de club een bal wilde organiseren, weigerde burgemeester Sijsmans de toelating om zo’n kampioenenbal te houden. De club omzeilde de toelating van de burgemeester door een privé-bal op touw te zetten. Toen dit bal goed en wel aan de gang was, viel omstreeks 10 u de rijkswacht binnen op bevel van de burgemeester en gelastte het bestuur om het bal te sluiten. Dat was de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen. Als zowel de kerkelijke als de burgerlijke overheid tegen hen was, zat er niet anders op dan een oppositiepartij op te richten. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 werd de partij Gemeentebelangen opgericht, samengesteld uit spelers, bestuurders en sympathisanten van de voetbal. Na de verkiezingen bleek de nieuwe partij 3 van de 9 zetels in te nemen; die werden bemand door Frans Schrijvers, Rik Van Bavel en Jos Verschueren; ook Fons Pemen stond op die lijst. Zes jaar later versmelten de twee partijen en werd oud voetbalbestuurslid Fons Pemen burgemeester en dit voor 18 jaar.

Twee belangrijke protagonisten van de “voetbaloorlog”: burgemeester Jozef Sijsmans (uiterst links) en pastoor Schellekens (3de van links). In het midden: secretaris Alfons De Clerck

Dure restauratie

Een van de belangrijkste gebeurtenissen in Wortel toen ik in de raad zat was de restauratie van de kerk. De overeenkomst met de aannemer was dat de kosten met 10% zouden verminderd worden als de werken vlot en tijdig verliepen. Nadat de werken gestart waren zag de aannemer echter al vlug problemen en hij vroeg meer tijd; het schepencollege stemde toe maar daardoor verviel ook de 10% vermindering. Dat was echter nog maar het begin, steeds waren er meerkosten, zodanig zelfs dat op het eind de kosten tot meer dan het dubbele waren opgelopen. Ik vond het een echte schande zoals de gemeente zich toen heeft laten doen . In die tijd zat ik in Congo en kon er weinig aan veranderen. Er werd op de gemeenteraad weinig of niet geargumenteerd, ook weinig afgekeurd. Eén van de weinige keren dat ik dat heb gedaan was bij het toekennen van de subsidies aan de Biebond. Toen ik vroeg hoeveel imkers die vereniging telde, kreeg ik als antwoord “nul”en toen stemde ik tegen maar dat werd me niet in dank afgenomen, wel integendeel.

Het (Mark)water was veel te diep

Ik ben altijd voor de fusie van de verschillende gemeenten in het Hoogstraatse geweest. Ik begreep dan ook niet goed waarom zoveel mensen, en vooral de gemeenteraad, ertegen waren. Altijd maar klagen over tekort aan geld en dan tegen de fusie zijn waardoor ze zoveel meer zouden kunnen verwezenlijken voor Wortel! Ik kon daar niet bij. Puur chauvinisme volgens mij. En al die drogredenen die ze dan aanhaalden om hun tegenstem te verantwoorden, bvb. dat de Mark een natuurlijke grens was tussen Wortel en Hoogstraten en dat wij dus beter gescheiden zouden blijven … Het water was blijkbaar te diep en al die bruggen die over de Mark lagen dan? Die zagen ze op dat moment liever niet.

Er was ook de angst dat de burger te ver van het gemeentebestuur zou komen te staan maar wat zien we nu? De burger heeft nu veel meer inspraak (als hij tenminste wil) dan vroeger, krijgt veel meer kansen om zijn stem te laten horen, veel meer ambtenaren die hem ten dienste staan…Neen, voor mij was er geen enkel nadeel aan de fusie.

Tenzij misschien dat ik er niet meer bij was toen. De ondervinding die ik had opgedaan in de gemeenteraad in Wortel had me niet afkerig gemaakt van het politiek bedrijf en ik was opnieuw kandidaat voor het eerste gemeentebestuur na de fusie. Maar het heeft niet zo mogen zijn, ik werd niet verkozen. Ze wisten niet hoe goed ik was (lacht.) (Jof)

Op het gat van het paard

Alfons Pemen

Burgemeester Alfons Pemen was een boer en zodoende meer op het veld bezig dan op zijn bureel Toch moesten er van tijd allerhande papieren getekend worden, zoals op afschriften van diploma’s, bvb. Als je hem dan thuis ging opzoeken zei zijn vrouw Marie waar hij op de akker bezig was. Daar gekomen nam de burgemeester de papieren aan, legde die op ’t gat van zijn paard en tekende.(dit is van “horen zeggen” en komt niet uit de mond van Frans) Zo was hij ook, hij hield niet van gewichtigheid en dikdoenerij en hield alles liefst zo simpel mogelijk.

MINDERHOUT - Een gesprek met Gust Adams

Het laatste oordeel uit Minderhout

Onze zoektocht naar een raadslid uit de Minderhoutse politiek van vóór de fusie bracht ons onvermijdelijk bij Gust Adams uit de Achteraard. Veel keuze was er immers niet want Gust is de enige overblijver uit deze periode. Alle anderen hebben niet alleen de politiek maar ook dit aardse tranendal vaarwel gezegd. Voor Gust waren de gemeenteraadszittingen onder burgemeester Jef Desmedt een heel gemoedelijke bedoening zonder spanningen of ruzies. Integendeel, de borrel en de kist sigaren waren nooit ver weg. Een terugblik uit een periode zonder oppositie, zelfs zonder verkiezingen.

Gust Adams: “Wij kwamen allemaal goed overeen. In die zes jaren zijn er nooit echt spanningen geweest, de sfeer was eigenlijk prima.”

DHM: Dag Gust, ben jij zelf van Minderhout ?

Gust: Nee, ik kom eigenlijk uit Rijkevorsel. Mijn ouders woonden aan de Hees in de boerderij waar nu de vroegere commissaris van Hoogstraten, Omer Meeus woont. Daar ben ik in 1936 geboren. Mijn ouders hebben daar geboerd tot in ‘52 waarna we verhuisden naar Minderhout. Die boerderij in de Minderhoutsestraat heeft intussen ook al lang plaatsgemaakt voor een verkaveling. Ik ben tot mijn veertiende naar school geweest, het grootste deel in Hoogstraten, het laatste half jaar in Minderhout. Ik zat toen alleen in het achtste leerjaar. In het zevende jaar zaten ook maar twee leerlingen. Die zijn later alle twee mijn schoonbroers geworden. Ik ben immers in 1964 getrouwd met Maria Stoffels uit Minderhout en samen zullen wij vijf kinderen op de wereld zetten. Vier jaar later hebben wij hier op de Achteraard een stal gezet en twee jaar later er een huis bij gebouwd. Nu ben ik al een tijdje op pensioen.

DHM: Hoe kom je dan in de politiek terecht?

Gust: Ho, dat is stilletjesaan gegroeid. Ik ben altijd actief geweest in de BJB ( de latere KLJ) en bij de ruiters. Ik zat in het bestuur en deed het secretariaat van zowel BJB als van de BJB-ruiters. In die zin zat ik dus dicht bij de bron. Na onze trouw ben ik in het bestuur van de Minderhoutse Boerenbond gegaan. Burgemeester Jef Desmedt was daar ook de voorzitter van. En van het één komt het ander. Bij de verkiezing van 1964 heeft men mij gevraagd om in het OCMW te zetelen. In 1964 waren er nog wel verkiezingen omdat er twee lijsten werden ingediend. De oppositielijst was een éénmanslijst van Bernard Sommen. Die kwam op voor de BSP, de socialisten, maar haalde natuurlijk geen zetel. En zo kwam ik in het OCMW terecht.

DHM: Een interessante ervaring in de aanloop naar de gemeenteraad ?

Gust: Daar was weinig ervaring te rapen. In die zes jaar dat ik daar lid van was, zijn we nooit bijeengekomen. Ik ben nooit uitgenodigd of opgeroepen geweest. Het OCMW-bestuur bestond uit 5 leden onder voorzitterschap van Jan Adams, maar zolang er geen vraag was voor hulp werd die raad niet bijeengeroepen. Die diende toen vooral voor in geval van nood.

DHM: Wanneer kwam dan het echte werk?

Gust: Bij de volgende verkiezingen in 1970 vroegen ze mij om op de lijst van de gemeenteraad te komen. Maar er werd geen andere lijst ingediend en dus werden er geen verkiezingen gehouden in Minderhout. Wij waren automatisch ‘verkozen’. Tot aan de fusie heb ik Minderhout mee bestuurd. We waren met zijn negen. Burgemeester Jef Desmedt en de schepenen Theo Daems en Jan Aerts in het college en vijf gemeenteraadsleden. De raad was samengesteld uit vijf afgevaardigden van de boeren (Jef Desmedt, Jan Aerts, Louis Sterkens, Stan Vermeiren en ik), drie leden van het ACW (Theo Daems, Jef Van den Bogerd en Stan Martens) en één middenstander (Karel Meijers). Stan Verlinden was secretaris en Jan Verheyen de veldwachter.

DHM: Zonder oppositie, dat moet gemakkelijk besturen geweest zijn?

Gust: Ja, dat was het ook. Wij kwamen allemaal goed overeen, wat niet wil zeggen dat er al eens geen compromissen moesten gesloten worden, maar er zijn nooit spanningen geweest. De sfeer was eigenlijk prima. “Natuurlijk, dat was ook niet moeilijk”, komt Marie tussen, “die mannen vergaderden om een dikke sigaar te smoren en een goeie borrel te drinken” Gust schiet in een lach. Ja, wij betaalden om beurten een fles jenever. Allé, de raadsleden één fles, de schepenen twee keer per jaar en zo kwamen we heel het jaar rond. De secretaris ging die fles kopen en wij betaalden die dan. De sigaren kwamen van de gemeente. Wij kregen toen 200 frank zitpenning per gemeenteraad en een fles jenever kostte toen ook juist 200 frank. Na de zitting bleven wij ook meestal nog een potje kaarten.

DHM: Werd er dan ook wel een beetje serieus gewerkt?

Gust: Wij handelden ons programma af en op het einde van de raad bekeken wij wat we volgende keer zouden bespreken. Op die manier hadden we een maand tijd om eens bij onze achterban te informeren wat zij er zoal over dachten. De financies waren vrij goed, denk ik. Ik heb nooit gehoord dat er een tekort was, hoewel de opcentiemen onder het gemiddelde lagen. Eens per jaar kwam de ontvanger uit Turnhout naar Minderhout om zijn uitleg te doen bij de goedkeuring van de begroting. Alles wat er moest gebeuren, kon er ook gebeuren. Als er een vraag kwam om een weg te verharden of een gracht te kuisen, dan ging de garde eens kijken en bracht daar verslag van uit. Daarna werd dat behandeld in de raad. Ik heb ooit maar één persoon weten verschijnen op de gemeenteraad. Die had een aanvraag gedaan voor iets, en na het behandelen van dat punt was hij terug weg. Er kwam nooit iemand luisteren. Zelfs geen pers. De secretaris gaf gewoon het verslag van de raad door aan Charel Versmissen en dat was het dan. Wij hadden toen vier of vijf werkmensen van de gemeente. Zij deden de opkuis, herstelden de wegen, kuisten de grachten en haalden het huisvuil op. Dat was de tijd dat alle vuil nog in oude meststofzakken gestopt werd. Om de veertien dagen reed Vic Van Loon met zijn camion rond en werd dat huisvuil gestort in de kleiputten van de Desta aan de Schoorse Hei. Het is ook in die periode dat de discussie over een zuiveringsstation begon.

DHM: Dat was toch een project voor de latere fusiegemeente?

Gust: Ja, maar in ‘73 was er al sprake van een fusie en de beste plaats voor een zuiveringsstation was vlakbij de Mark in Minderhout. Ik herinner mij dat we eens met de ganse gemeenteraad naar Noord-Frankrijk geweest zijn om een zuiveringsstation in werking bezig te zien. Trouwens over die fusie is nog heel wat te doen geweest. Er is zelfs sprake geweest van twee fusiegemeenten: enerzijds Meer en Meerle samen en aan de andere kant Hoogstraten en Wortel. Minderhout zou dan opgesplitst worden en verdeel over die twee nieuwe gemeenten. De grens zou de Mark zijn. Het stuk boven de Zeeman zou dan bij Meerle gekomen zijn. Hoe het uiteindelijk allemaal in zijn werk gegaan is weet ik niet, want daar lagen wij niet echt van wakker. Wel waren er een aantal voorstanders voor zo’n twee fusiegemeenten. Een burgemeestersambt was ook toen wel een belangrijke factor.

Gust Adams aan de gevel van het oude gemeentehuis van Minderhout. Gust stond ooit model voor het beeld van deze Minderhoutse papboer, een beeld van buurman en kunstenaar Paul Verbeeck.

DHM: Hoe verliep voor jullie die fusie?

Gust: Zoals je weet is die verkiezing in twee fazen verlopen in Hoogstraten. Ikzelf was geen kandidaat in 1976, later in 1982 wel weer terug. De uitslag in ‘76 was heel goed voor onze partij, de CVP, en het zag er naar uit dat Jef Desmedt de eerste burgemeester van de nieuwe fusiegemeente zou worden. Maar toen kwam er die klacht van de partij van Jos Van Aperen, de voormalige burgemeester van Hoogstraten. Er werden beschuldigingen geuit over misbruik van volmachten van mensen uit het rusthuis in Hoogstraten. (De verkiezingen werden ongeldig verklaard en na nieuwe verkiezingen kwam er in 1977 een nieuw bestuur met Fons Sprangers uit Meer als burgemeester en Jef Desmedt als eerste schepen in een CVP-FB-coalitie. De partij KGB van Jos Van Aperen belandde in de oppositie. jh).

DHM: Is de fusie volgens jou een goede zaak geworden?

Gust: Ik denk het wel. Ik vind dat Hoogstraten als fusiegemeente heel goed werkt. Het is natuurlijk allemaal groter, maar alles is veel beter georganiseerd. Er is ook meer geld. Er kunnen ook grotere investeringen gedaan worden en betere machines aangekocht worden. Er kan ook veel meer aan de gemeentewegen gewerkt worden, hoewel ik denk dat Minderhout in de tijd vóór de fusie als eerste de landbouwwegen verhard had. Ik heb zelf nog enkele jaren in de gemeenteraad na de fusie gezeteld. Ik kwam als reserve in 1985 in de raad in de plaats van Marcel Vanderbruggen en heb die legislatuur uitgezeten tot 1988. Die periode stierven Marcel Vanderbruggen, Charel Sterkens, Jef Desmedt en Marcel Janssens.

Het oude gemeentehuis van Minderhout werd herbouwd tot plaatselijke bibliotheek. Waar vroeger ernstige onderwerpen maar ook jeverer en sigaren de ronde deden, gaan nu de straffe verhalen over de toog.

DHM: Zijn er je nog bijzondere anekdotes bijgebleven?

Gust: Een leuke herinnering is zeker de inhuldiging van de E19 toen we allemaal samen in het Turfschip in Breda aan tafel mochten met Koning Boudewijn en Koningin Juliana van Nederland. Daarnaast ook zeker het reisje dat we met de gemeenteraad, de ontvanger, de secretaris en de garde gedaan hebben naar de Moezel in Duitsland. Dat was op het einde van de zelfstandige gemeente Minderhout. Er zat nog wat geld in de zwarte kas en het leek ons toen zinniger om er zelf nog eens van te genieten. Anders zou het geld toch maar in de kas van de fusie verdwenen zijn.

We betaalden om beurten een fles jenever, de raadsleden één de schepen twee.

DHM: Achteraf gezien, Gust, zou je het nog opnieuw doen?

Gust: Waarom niet? Maar ge moet natuurlijk de kans krijgen. Ik heb mijzelf nooit gepresenteerd. Ik ben altijd gevraagd geweest en ik heb het steeds gedaan om de zaak te steunen. Ik vroeg daarom altijd een plaats ergens achteraan de lijst. Het bedrijf ging bij mij altijd voor. Maar als gewestelijke voorzitter van de Landelijke Gilde was ik er meestal toch wel nauw bij betrokken omdat wij ook de lijst mee samen stelden. Nu heb ik er nog weinig interesse voor. Ik volg het wel van op afstand door de verslagen in de gazet.

MEER Een gesprek met Fons Sprangers en Jan Hoeck

Fons Sprangers en Jan Hoeck

De grote ommekeer

Het feit dat er in 1970 in Meer verkiezingen moesten gehouden worden baarde al opzien in het dorp. Dat was sedert 1938 niet meer het geval geweest. Altijd was er een eenheidslijst van CVP geweest rond de figuur van Aloïs Rommens. Maar toen was daar plots de lijst Volksbelangen rond Fons Sprangers, Arnold Van Aperen en Jan Hoeck. En toen die de CVP fors afdroogden met 7 zetels tegen 4, mocht je in Meer gerust van een aardverschuiving gewagen. Om over die memorabele periode te praten hebben we Fons Sprangers en Jan Hoeck, destijds respectievelijk burgemeester en schepen in Meer, een keer samen aan tafel gezet.

Opbouwwerk en Lenk

Fons Sprangers is genoeglijk gekend in de regio. Geboren en getogen in Meer, werd hij er na 25 jaar bediende op het gemeentehuis ook burgemeester. Na de fusie was hij de eerste burgemeester van de nieuwe fusiegemeente, later schepen en nog jarenlang raadslid. Eerst voor Fusiebelangen, later werd dat Agalev en nu Groen! Hij noemt zichzelf de eerste groene burgemeester van Vlaanderen. Hij woont nog steeds met Jeanne in Meer. Hij is niet meer actief in de politiek, maar volgt alles op de voet. Jan Hoeck is een ander geval. Oudere Merenaars zullen zich hem nog wel herinneren, deze flamboyante ‘Hollander’. Voor de anderen stellen we hem even. Hoewel alles aan hem aan ‘Hollander’ doet denken, is Jan een rasechte Belg. Geboren in Antwerpen, groeide hij op in Essen. Zijn studies deed hij in Nederland, daar vond hij ook zijn echtgenote en zijn werk. Dan gaat een mens anders praten, geen Vlaams meer, maar Nederlands. Vandaar dat iedereen hem in Meer als ‘Hollander’ aanzag toen hij er zich in 1968 kwam vestigen. Met veel geduld en ijver verbouwde hij een oud boerderijtje tot een mooie landelijke woning in de John Lijsenstraat. Naast de taal had Jan zich ook de gekende mondigheid en openheid van onze noorderburen eigengemaakt. Vanaf hij in Meer woonde interesseerde hij zich voor wat er daar omging. Door de verbouwingen aan zijn boerderij was hij veel op het gemeentehuis geweest “voor de nodige vergunningen”, want ook dat besef had hij uit Nederland meegebracht. Daar leerde hij Fons kennen en het klikte meteen. Ze bleken er gelijklopende ideeën op na te houden over maatschappelijke en sociale ontwikkelingen, over milieu en ruimtelijke ordening. Ze werden beiden actief in ‘WON en LENK’. WON - Werkgroep Opbouwwerk Noorderkempen zouden we een voorloper kunnen noemen van de latere dorpsraden, een forum waar gemeentebestuurders en bewoners elkaar konden ontmoeten. LENK – een actiegroep voor een leefbare Noorderkempen, was een echte milieuactiegroep die zich Meer en Meerle gevormd had naar aanleiding van de ruilverkaveling, met daarin de rechttrekking van de Mark. “We raakten als snel in conflict met de ‘gevestigde orde’, met de boerenbond. Door mijn werk als voorlichter voor een uitgeverij, kreeg ik nogal gemakkelijk de journalisten van over de grens aan het schrijven over de situatie hier, over de slachter onder meer. Daar waren ze hier heel verrast over, want in de Belgische lokale pers bleef het akelig stil”. Om tot resultaten te komen vonden Jan en Fons dat hun acties een politiek verlengstuk nodig hadden. Men zou de dingen in Meer alleen kunnen veranderen als men zijn ideeën in de gemeenteraad kon voorbrengen.

Aardverschuiving

Nu was er op politiek vlak in Meer al gedurende decennia geen beweging meer waargenomen. De laatste verkiezingen dateerden van 1938, daarna was er telkens maar één lijst meer ingediend. Notaris Aloïs Rommens was sinds mensenheugenis en tot aan zijn dood burgemeester geweest. Er was van alles gaande dat de mensen aanbelangde (de ruilverkaveling), maar niemand wist goed wat. Los van mekaar vonden nogal wat mensen dat er best wat mocht veranderen en dat ze misschien wel een lijst zouden willen vormen. Ze vonden mekaar en zo kwam het dat luttele uren voor het verstrijken van de uiterste datum de lijst Volksbelangen werd ingediend. Een groep rond Jan en Fons vormden groep rond Arnold Van Aperen en Staf Elst. “Dat maar op het laatst indienen was een idee van Arnold” weet Jan, “dat was een goede strateeg. De tegenpartij verwachtte het niet meer, de gazet had al geschreven dat er zoals vanouds geen verkiezingen zouden zijn. Plots ging alle aandacht naar die nieuwe lijst”. Consternatie bij de CVP. Nog veel meer consternatie toen bij het tellen van de stemmen bleek dat de lijst Volksbelangen 7 van de 11 zetels in de wacht sleepte. “Gust Michielsen was bij de telling van de stemmen als getuige. Hij was zo van zijn melk dat hij jas en boekentas op het gemeentehuis vergat” weet Fons. “Daar hadden we hoegenaamd niet op gerekend” vertelt Jan, “we waren al heel blij geweest met 3 of 4 zetels, om ons ding te kunnen doen in de gemeenteraad, onze standpunten naar voor te kunnen brengen, discussies op te starten. Plots moesten we een gemeentebestuur vormen en een beleid proberen op poten te zetten, de verwachtingen naar vernieuwing in te lossen”. Fons, met bijna 500 voorkeurstemmen achter zijn naam, werd de nieuwe burgemeester, Arnold 1e schepen en Jan 2e schepen. De grote ommekeer kon beginnen.

1ste schepen Arnold Van Aperen, burgemeester Fons Sprangers en 2de schepen Jan Hoeck

Interne tegenstellingen

Plannen had het nieuwe bestuur genoeg. “Vooreerst wilden we graag inzicht in de ruilverkaveling, de gemeente moest daar een actieve rol in gaan spelen. De rechttrekking van de Mark was naar onze mening een aanslag op de natuur. We hebben er nog een paar meanders kunnen inhouden uiteindelijk. In de dorpsstraat was nog geen riolering en lagen nog kasseien, de gemeente ontvolkte langzaam wegens gebrek aan woongebied en woningen, Comeco was bezig met de bouw van een grote slachterij in natuurgebied. Dingen genoeg om zich over te buigen”. Aanvankelijk was er een goede verstandhouding tussen de leden van het college en de groepen in de raad. Er werd hard gewerkt. Dienstbetoon werd geofficialiseerd: “Elke maandag waren we alle drie beschikbaar in het gemeentehuis voor mensen met vragen of problemen. Ze kwamen dan terecht bij de schepen in wiens bevoegdheid het probleem kaderde”. “We hebben nogal wat nieuwigheden in het bestuur van de gemeente gebracht. Zoals het inhuren van specialisten om de belangrijke dossiers voor te bereiden. In Nederland was dat een normaal principe, dat gemeentebesturen zich door deskundigen lieten voorlichten en bijstaan als ze plannen maakten. In België bleek men nogal blind vertrouwen te hebben in de gevestigde instituten van staat en provincie. Maar die deden dat veelal naar eigen goeddunken en de gemeenten aanvaardden dat. Wij haalden er een verkeersdeskundige bij om de doortocht in het dorp vorm te geven. Architect en landschapsarchitect om de nieuwe wijk Donckakker te ontwikkelen, een prof ruimtelijke ontwikkeling om een ambachtszone te ontwerpen…”.

Het nieuwe Meerse college werd feestelijk ingehaald, met de fanfare erachteraan.

Een opmerkelijke nieuwigheid, voor deze regio dan toch, was het ‘Gemeenteblad Meer’. “Zo wisten de inwoners ook wat er in het gemeentehuis omging. De kaft is nog ontworpen in de studio van Willy Vandersteen”.

In de school wilde het bestuur een remedial-teacher aanstellen, een taakleerkracht zou dat later gaan heten. “Daar was nog nergens spraak van in België. Ons besluit om die aan te stellen werd echter door de provinciegouverneur vernietigd. Toen we daarover bij de gouverneur geroepen werden, wilde ik ons besluit graag verdedigen. ‘Mijnheer de schepen, hou je mond’ beet die me toe. Hiërarchie was heilig, de gouverneur werd niet tegengesproken!”. Ze hebben heel wat op de sporen kunnen zetten vinden Fons en Jan, maar gaandeweg werden barsten in de lijst Volksbelangen zichtbaar. Arnold startte terug met dienstbetoon aan huis tot ergernis van de andere schepenen. Dan kwam er ook onenigheid over concrete dossiers. “Eerst met de klassering van de Donkstraat en de kloostersite, dat was een project van Fons” vertelt Jan, “maar Arnold en zijn groep waren daar geen grote voorstanders van”. De breuk kwam bij een stemming over een ontwerp voor een nieuwe gemeenteschool. Jan: “Daar had ik enorm veel werk in gestoken, onderwijs was mijn bevoegdheid. Ik werkte ook in die wereld, als voorlichter voor een uitgeverij van schoolboeken en leersystemen. Samen met een ontwerpbureau hadden we een school ontworpen die ook vandaag nog als modern kan gelden. Bovendien hadden we ze ingeplant tussen dorp en de nieuw te bouwen wijk Donckakker. Daar waren ook al bejaardenwoningen voorzien. Met dat geheel hadden we een gezonde mix tussen jong en oud voor ogen. Toen alles klaar was en er moest gestemd worden in de gemeenteraad, stemden Arnold en zijn getrouwen tegen deze plannen. Daarmee was de breuk openlijk voor iedereen. Het heeft een zware stempel gedrukt op de verdere jaren van de legislatuur”.

Fusie

De school is er niet gekomen, toen toch niet. “Het heeft nog 25 jaar geduurd, en wat er gekomen is, kon niet tippen aan ons ontwerp van toen” vindt Fons. “Ja, de fusie, als we vanuit onze buik dachten, zagen we die niet graag komen. Maar vanuit het verstand was het onvermijdelijk. Nodig zelfs, want gemeenten zoals Meer zouden al die maatschappelijke taken die van een lokale overheid verwacht worden, alleen nooit aangekund hebben. Maar niemand geeft graag zijn eigenheid op, wat die dan ook moge betekenen. We hebben ondervonden hoe moeilijk het was een en ander in beweging te krijgen, veranderingen teweeg te brengen. Maar naar onze bescheiden mening hebben we Meer goed in de fusie afgeleverd. Mede dank zij het uitstekende werk van de secretaris Juul Mertens en de gewestelijke ontvanger. Er was geen geld tekort en de dossiers waren goed in orde.”

Te snel en te veel

Hebben ze ondanks alles toch wat meegedragen van die periode. “Natuurlijk, heel veel zelfs” beamen ze beiden als uit één mond. “Het was een spannende en vruchtbare tijd. Want ondanks dat het niet gelopen is zoals we in onze overmoed dachten, menen we toch een verandering teweeg gebracht te hebben. Meer zat vastgeroest in oude gedachten en structuren, en plotseling kozen de mensen voor verandering. Achteraf beschouwd is het plezant dat wij die hefboom mochten hanteren. Misschien was het wel te veel ineens, mensen houden eerder van geleidelijke veranderingen. En we misten wellicht ook ervaring en professionaliteit. Ideeën waren er genoeg, ze omzetten in beleid duurt veel langer dan één legislatuur.” Fons Sprangers heeft na de fusie nog een lang verlengstuk aan zijn politieke carrière kunnen breien. Burgemeester van Hoogstraten, schepen en gemeenteraadslid. “Ik heb altijd een trouwe aanhang gehad, zegt Fons “en daarvoor is zeker de basis gelegd bij die eerste verkiezingen in Meer. De frictie met Arnold Van Aperen is echter ook nooit weggegaan, ik was geen liefhebber van zijn manier om gemeentepolitiek te bedrijven. Maar wellicht heeft ook hij de basis van zijn populariteit toen in Meer gelegd”. Jans carrière eindigde met de fusie: “Ach” zegt Jan “ik mocht dan wel van afstamming een volbloed Belg zijn, ze beschouwden mij toch als ‘nen Hollander’. Met alles wat dat inhield en ook vandaag nog inhoudt. Wat ik toen deed en voorstelde, was in Nederland al lang gemeen goed, voor mij was daar weinig revolutionairs aan. Het was meer bij de tijd. Maar ja, de Belgen zullen altijd zo wel een reactie hebben ‘dat die Hollander niet moet denken dat hij alles beter weet, dat hij het dan maar in Holland gaat uitleggen. Zoiets is nefast voor je populariteit en die heb je wel nodig bij verkiezingen”.

Hij is het wel altijd blijven volgen, de politiek in Hoogstraten, ook vanuit zijn woonplaats Essen. “Ik heb niets gemist van de laatste coalitievorming. En toen Arnold alsnog de sjerp bemachtigde heb ik gedacht ‘Hij is niets veranderd. De vos verliest zijn haren maar niet zijn streken!”. (jaf)

DE WERELD VAN SJAH

© Karel Huet
This article is from: