23 minute read

Het warm water van Meer

Het warm water van Meer terug op temperatuur?

Grootse plannen voor concentratie van serres

Begin jaren ’80. Terwijl de boortorens in Meer en Merksplas dag en nacht op volle toeren draaiden, gonste het van geruchten over grote serreparken en tropische stranden aan de Mosten. De Spilzakken konden hun pret niet op. De douche in Meer was echter ijskoud. Er werd geen warm water gevonden. Alleen de Spetsers vielen in de prijzen. Maar uiteindelijk kwam ook daar niets van terecht. De olieprijzen daalden, de interesse zakte weg en het project ging de diepvries is. Vandaag de dag, meer dan 25 jaar later, is de interesse voor een concentratie van glastuinbouw meer dan ooit actueel. De energieprijzen zijn echter danig hoog en WKK of Warmtekrachtkoppeling is het modewoord in de sector. Maar ook dat verloopt niet van een leien dakje. Het huidige elektriciteitsnet in de streek blijkt niet bestand om al de geproduceerde stroom te kunnen ontvangen. Is het in het licht van deze evolutie niet hoog tijd om de resultaten van het geothermisch onderzoek uit de jaren ’80 terug vanonder het stof vandaan te halen? Biedt geothermie of aardwarmte misschien toch de ultieme oplossing voor de glastuinbouw in de streek? Op 21 november zingen de Spilzakken op het grote volksfeest wellicht voor het eerst terug over het warm water af Meer. Hun optreden is slechts eenmalig. Het warm water tekent misschien voor een lange tournee.

Warm water in Meer

Einde jaren ’70 was een bange tijd voor de wormen in de Hoogstraatse regio. Met honderden en duizenden spoedden ze zich naar de oppervlakte voor het geweld van de rijdende trilplaten. Maandenlang werd de Noorderkempen doorheengeschud in een doorgedreven studie van de Belgische Geologische Dienst naar de structuren van de ondergrond. In een vroeger verleden (jaren ’60) was er al eens geboord naar petroleum en gas in Loenhout maar hier was men van een kale reis thuisgekomen. Alles deed evenwel vermoeden dat de ondergrond in de Noorderkempen wel eens een andere schat zou kunnen herbergen. Warm water in een tijd van stijgende energieprijzen en oliecrisis leek dan ook een godsgeschenk. Het onderzoek strekte zich uit over een ruim gebied en kreeg uiteindelijk zijn voltooiing in een aantal proefboringen in Meer en Loenhout. Uit de gegevens van het onderzoek voorzag men een aantal boringen in Loenhout om de mogelijkheid van een ondergrondse opslagplaats voor aardgas te benutten. Voor Meer hoopte men een warmwaterlaag van meer dan 60 °C aan te treffen op een diepte van ongeveer 1700 meter. Het idee groeide al snel om een groot serrepark van 20 ha. op te richten dat met deze energiebron zou kunnen verwarmd worden. De Spilzakken droomden al van een naaktstrand in Meer.

Uit seismisch onderzoek in de jaren ’70 bleek dat de Noorderkempen en het noordoosten van Limburg het grootste potentieel heeft voor directe geothermie. Zware vrachtwagens met trilplaten doorkruisten Hoogstraten en omstreken.

Serrecomplex in Meer

Meer is traditioneel een tuinbouwgebied met een vrij grote concentratie aan serres. Dit lag dan ook mede aan de basis om hier een aantal boringen uit te voeren. Buiten aspecten van de diepte van de waterhoudende lagen en het debiet dat beschikbaar is, is een temperatuur van 60 °C wel een minimum vereiste voor verwarming van serres. Dit hoopte men aan te treffen in de kalksteen van de zogenaamde diepere “kolenkalk”. Uit wetenschappelijke onderzoek werd aangetoond dat de temperatuur van de diepere waterlagen in Vlaanderen geleidelijk aan toeneemt in de richting van de Kempen. De hoogste waarden worden opgetekend in de Antwerpse Noorderkempen en in het noordoosten van Limburg. Hier ligt dan ook het grootste potentieel voor directe geothermie . Er zijn ook wel andere waterhoudende kalklagen. Deze uit de krijtkalklaag heeft een lagere temperatuur maar ligt niet zo diep. Normaal mag men stellen dat per 1000 meter diepte de temperatuur stijgt met ongeveer 30 ° C. In de Noorderkempen zou dit zelfs stijgen met een 34 °C per km diepte. Groot was dan ook de verrassing en de ontgoocheling dat men in Meer niet tot in de kolenkalklaag geraakte en dus ook niet de verhoopte warmwaterlaag aantrof. Er werd geboord tot op 2500 m diepte en toen werd de boring stopgezet. Iets over de grens in Nederland werden er later boringen uitgevoerd tot op 3500 m en ook hier geraakte men niet in deze kalklaag. Was het een verkeerde interpretatie geweest van de seismische opmetingen? Zit er wel het verhoopte warm water en zo ja op welke diepte? Bij het gegeven dat de temperatuur stijgt met de diepte zou men kunnen denken dat er geen probleem is wanneer me iets dieper zou moeten boren. De hogere temperatuur zou dan een compensatie zijn voor de hogere kosten van het boren. Toch moet er ook nog met andere aspecten rekening gehouden worden zoals het debiet en de doorstromingsmogelijkheden. Opgepompt water moet ook terug kunnen geïnjecteerd worden. Misschien onderwerp voor een later onderzoek, maar toch werd de droomballon van een groot serrecomplex op geothermie in Meer anno 1983 doorprikt.

Jarenlang hebben de boortorens in Loenhout, Meer en Merksplas het uitzicht van het landschap mee bepaald. De firma Smet uit Dessel boorde in opdracht van de Geologische Dienst van België dag en nacht.

Pekelkreeftjes in Meer

Het enthousiasme mocht dan al bekoeld zijn, toch was er in Meer de vaststelling van een minder diepe watervoerende krijtlaag met een temperatuur van maximum 35°C. Dergelijke temperatuur kan benut worden voor de opwarming van zwembaden of voor de kweek van vis. Binnen de Universiteit van Gent heeft de faculteit Bioingenieurswetenschappen zich gespecialiseerd in aquacultuur. In dit kader liet prof. Patrick Sorgeloos in de jaren ’80 zijn oog vallen op deze gegevens uit het onderzoek om hier in Meer een pilootproject voor de kweek van pekelkreeftjes op te starten. Het opgepompte water heeft een hoog zoutgehalte en zou dus qua temperatuur en structuur ideaal zijn voor dit kweekprogramma. Pekelkreeftjes of artemias kunnen een belangrijk voedselelement zijn in de opkweek van vis in aquacultuur. Volgens Michiel Dusar van de Geologische Dienst van België was er in oorsprong zeker de intentie om deze bron te benutten. Doch volgens hem lag deze boring te dicht bij de Mark en een natuurontwikkelingsgebied en was een verwerkingsinstallatie op deze plaats niet mogelijk. Daarbij moest men ook rekening houden met vervuiling door afvalwater. “Om milieuredenen is dit project niet doorgegaan. Het water was er wel voor geschikt”, aldus Dusar. In tegenstelling tot de diepere kolenlaag blijkt deze kalklaag evenwel in gans de streek op dezelfde diepte te liggen en dus zou de exploitatie ervan op eender welke plaats in Hoogstraten kunnen gebeuren. Dit zou zelfs mogelijk zijn op het industrieterrein van Hoogstraten.

Meer toekomst in Merksplas

Toen de boringen in Meer mislukten startte men in Merksplas een nieuw project, en met succes. In 1983 vond men hier inderdaad de watervoerende laag op 1760 meter. De temperatuur van het opgepompte water bedroeg 72°C. Er was echter één tegenvaller. De waterproductie stabiliseerde rond 75 m³ per uur. Dit was beduidend minder dan de 200 m³ /h die men voorspeld en verwacht had. Volgens Ben Laenen van het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO) uit Mol is de lagere productiviteit ten dele toe te schrijven aan de manier waarop deze put werd uitgevoerd. Door de lager dan verwachte productiviteit en de dalende energieprijzen was het project medio ’80 niet meer economisch rendabel. In 1987 vond nog een productieproef plaats. “Technisch was de proef een succes, maar door gebrek aan financiering, het afhaken van de mogelijke afnemers van warmte en de dalende olieprijzen, is men er niet in geslaagd het project af te werken;” aldus Laenen.

Met dit project in Merksplas wilde men aanvankelijk de gevangenis van Merksplas-Kolonie verwarmen. De afstand tussen de boorput en de gevangenis bedroeg echter 1 km en dus moest er ook een dure geïsoleerde leiding aangelegd worden. Justitie bleek hierin geen interesse meer te hebben. Nadien werd er gezocht naar lokale afnemers voor serreverwarming. Er werd een exploitatiemaatschappij opgericht met Nederlandse financiers, maar deze gingen bankroet. De noodzakelijke gewestplanwijziging had intussen ook vijf jaar geduurd. Nadien is opnieuw de interesse afgenomen.

Nieuwe toekomst?

Intussen is de situatie grondig gewijzigd, zeker deze van de energiekosten. Momenteel zijn de olieprijzen lager dan twee jaar geleden toen deze een ongekende hoogte bereikte. Maar de algemene verwachting is toch dat de prijs terug de hoogte in zal schieten wanneer de economie echt terug op gang schiet. Anderzijds zien we dat er in de tuinbouwsector en dan vooral in de glastuinbouw heel wat in beweging is. De tuinbouwsector evolueert naar grotere bedrijven en ook het aantal serres neemt toe. Vooral de regio Hoogstraten werd in het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen (RSPA) aangeduid als concentratiegebied voor glastuinbouw waar grootschalige glastuinbouw kansen moet krijgen. In deze context liet het provinciebestuur een studie uitvoeren door IOK en de Universiteit van Gent over de huidige structuur en de mogelijkheden voor de glastuinbouw in de macrozone Hoogstraten. Die zone omvat de gemeenten Merksplas, Rijkevorsel, Hoogstraten, Wuustwezel, Brecht, Beerse en Malle. De bedoeling is om één of meerdere locaties voor een glastuinbouwbedrijventerrein aan te duiden waar middelgrote tot grootschalige glastuinbouwbedrijven zich kunnen vestigen. Eén locatie zou op korte tot middellange termijn moeten verwezenlijkt worden. De nieuwe tendens in deze grootschalige glastuinbouwsector is het gebruik van de WKK’s of de warmtekrachtkoppeling. Met deze formule wordt er elektriciteit geproduceerd die deels in het bedrijf gebruikt wordt en deels verkocht wordt en anderzijds warmte die in de serre benut wordt. Nochtans blijkt de afvoer van elektriciteit naar het net niet van een leien dakje te gaan. In het licht van deze gegevens is de vraag naar het heropdiepen van de studiegegevens over geothermie in de streek misschien wel niet zo ver gezocht.

Clustervorming in de glastuinbouw

Tijdens het provinciaal onderzoek in de tuinbouwsector kwam tot uiting dat er in de macrozone Hoogstraten nog een vraag is naar een 200 hectare extra grond voor de tuinbouw. Op 19 februari 2009 keurde de deputatie van de provincie Antwerpen het ‘Actieplan glastuinbouw macrozone Hoogstraten’ goed. Ook de gemeenteraad van Hoogstraten keurde dit in mei 2009 goed. In de brochure ‘Ruimte voor Glas’ uitgegeven door het provinciebestuur worden een aantal zones aangeduid waarin verdere uitbreiding en mogelijkheden voor nieuwe grootschalige glastuinbouwbedrijven bestaan en waar bestaande bedrijven kunnen doorgroeien. Via samenvoeging of clustering van bedrijven wil men op die manier komen tot tuinbouwcentra van 50 à 100 hectaren. De mogelijkheden die voor ogen gehouden worden zijn gelegen langs de ‘centrale knopenas E19 en in de ‘gedifferentieerde overgangszone Zuid’ waarin ook Merksplas gelegen is. Concreet gezien verwijst de studie naar mogelijkheden voor nieuwe grootschalige glastuinbouwbedrijven aan weerzijden van de E19. Deze regio zou gunstig zijn voor clustervorming zowel in nieuwe projectgebieden als in de opvulgebieden. Opvulgebieden zijn gebieden waar reeds een zekere concentratie van glastuinbouw voorkomt maar waar er nog zowel grootschalige bedrijven als kleinere bedrijven kunnen ingepast worden. Hier denkt men dan aan het noorden van Meer waar momenteel al heel wat concentraties van middelgrote glastuinbouwbedrijven voorkomen Verdere opvulling zou hier volgens de studie geen bedreiging vormen voor de grondgebonden landbouw. Daarnaast ziet men in Meirberg een potentieel projectgebied, zeker door de goede bereikbaarheid en de nabijheid van lokale bedrijventerrein . ”Dit zou een ruimtelijke bundeling van dynamische activiteiten kunnen betekenen.”, aldus de brochure ‘Ruimte voor Glas’. Daarnaast wordt een mogelijk projectgebied naar voor geschoven ten zuid-oosten van het op – en afrittencomplex E19 in Loenhout. Tot slot is er de omgeving van Koekhoven in Merksplas die al een sterke concentratie van serres kent. Dit gebied wordt in de studie als een prioritair opvulgebied aanzien.

Meer en Merksplas

Als we nu even naar de twee belangrijkste gebieden kijken die voor uitbreiding en clustering in aanmerking komen dan zijn het juist die gemeenten waar indertijd heel wat onderzoek gebeurd is naar geothermie. Beide projecten zijn toen om technische of economische redenen terug afgevoerd. Vraag blijft of geothermie in de huidige ontwikkeling opnieuw een kans kan krijgen. Vooreerst is er de problematiek van de afzet van elektriciteit aan het net. Vorig jaar heeft Elia, de beheerder van het hoogspanningsnet, een nieuwe kabel voor middenspanning aangelegd van Berkelaar (Merksplas) tot in Beerse. Kostprijs 6,1 miljoen euro waarvan 600.000 euro voor de twee grote serres op Berkelaar.

In de gemeenteraad van oktober 2009 is er in Hoogstraten heel wat discussie geweest over het beroep bij de Raad van State dat het college van Burgemeester en Schepen van Hoogstraten indiende tegen de vergunning voor twee windturbines aan de E19. In september 2008 had zij reeds een exploitatievergunning geweigerd. Het college verantwoordde aanvankelijk deze stap door er op te wijzen dat er op dat ogenblik geen mogelijkheid was voor tuinbouwbedrijven met WKK (warmtekrachtkoppeling) om hun elektriciteit aan het net te kunnen leveren. Zolang dit probleem niet opgelost is zou het stadsbestuur zich verzetten tegen de nieuwe inplanting van windmolens op haar grondgebied. Het lokale elektriciteitsnet van Hoogstraten-Rijkevorsel beschikt blijkbaar niet over voldoende capaciteit om de steeds stijgende stroom van de WKK’s op te vangen en te transporteren. Elia blijkt dan ook genoodzaakt om aanvragen tot aansluiting van nieuwe WKK-installaties te weigeren.

Toen in Merksplas het water rijkelijk vloeide en ook nog de verhoopte temperatuur bleek te hebben , was het al euforie wat de klok sloeg. Enkele jaren later stierf de droom een stille dood. De toenmalige Hoogstraatse Gazet stond er toen al bij en keek er naar.

Kan geothermie hier een oplossing bieden?

Tot enkele jaren geleden bleek er nergens in Vlaanderen nog interesse voor de ontwikkeling van geothermie. Volgens de woordvoerder van de Geologische Dienst van België bleek geothermie op geen enkele officieel programma nog voor te komen. Enkel het Vlaams Instituut voor

Technologisch Onderzoek bleek de enige instantie te zijn die nog verder onderzoek voerde in het kader van deze natuurlijke energiebron. Daarom legden wij in het licht van de nieuwe ontwikkelingen ons oor te luisteren bij Ben Laenen van het VITO. “De vraag rijst of onder de huidige omstandigheden geothermie in de Kempen rendabel kan zijn voor de verwarming van serres. Om die vraag te beantwoorden vergelijken we de kostprijs voor warmte geproduceerd via geothermie met die voor warmte opgewerkt met een WKK-installatie. Zonder steun bedraagt deze laatste ongeveer 18 euro/MWh. Voor het berekenen van de kostprijs van geothermische warmte baseren we ons op de resultaten van de proef in Merkplas. We gaan uit van een investering voor een geothermisch doublet (oppompen en terug injecteren na warmteafgave,jh) met twee boringen tot op een diepte van 1700 m. Vandaag de dag kost het boren van de twee putten een kleine 5 miljoen euro. Wanneer we ook de kosten voor de warmtewisselaar, studiewerk en engineering in rekening brengen, komen we op een totale investering van 6 miljoen euro. We schrijven deze investering af over een termijn van 10 jaar bij een belastingsvoet van 34% en een inflatierente van 5%. De werkingskosten begroten we op 270.000 euro/jaar. Dit bedrag omvat de kosten voor onderhoud, het aandrijven van de elektrische pomp, en de aanvoer van CO 2 om de groei van de planten te bevorderen. De opbrengst wordt bepaald door het thermische vermogen van de productieput. Deze is een functie van temperatuur en het haalbare productiedebiet. Conform de resultaten van de proef nemen we aan dat de temperatuur van het opgepompte water gemiddeld 70°C is, en dat we het water afkoelen tot 40°C. De grote onbekende is echter de hoeveelheid warm water die we uit het reservoir kunnen ontrekken. De test in Merksplas leverde een debiet op van 75 m³/h. Op basis van productiegegevens uit de Kolenkalk lijkt bij een goede uitvoering van de boringen een debiet van 100 m³/h een realistisch minimum. Onder gunstige omstandigheden zou zelfs een debiet van 200 m³/h haalbaar moeten zijn. Deze onzekerheid is opgenomen in de kostenberekening. De kost van de geothermische warmte varieert met het debiet. Uit de grafiek blijkt dat bij een debiet van ongeveer 100 m³/h, een geothermisch doublet kan concurreren met een WKK, evenwel zonder steun. Ten overstaan van een WKK met investeringssteun en warmtekrachtcertificaten is een efficiënt geothermisch doublet ruim dubbel zo duur.”

Concurrentieel

“Samengevat kunnen we stellen dat geothermie zeker concurrentieel is als ze op een gelijksoortige ondersteuning kan rekenen zoals bij de Wkk. Het voordeel van geothermie is dat de primaire energiebehoefte beperkt blijft tot de elektriciteit nodig om de pompen aan te drijven. Verwarming op basis van geothermie is dan ook maar in beperkte mate afhankelijk van fossiele brandstoffen. Aan de keerzijde van de medaille staan de hoge investeringskosten. Die maken dat geothermie enkel concurrentieel kan zijn bij een hoge warmtebehoefte. Geothermie lijkt dan ook alleen een optie voor de verwarming van grote serreoppervlakten, vanaf 4,5 à 5 ha afhankelijk van de warmtebehoefte van de teelt. Een bijkomende hindernis is dat het vaak niet mogelijk is het vermogen van een doublet op voorhand accuraat te berekenen. Tot je het reservaat hebt aangeboord ben je nooit 100% zeker van de stromingseigenschappen en de temperatuur. Dit risico is inherent aan elke uitbating van de diepe ondergrond. In Nederland en Duitsland bestaan er echter al garantieregelingen die toelaten zich daartegen in te dekken.” Tot zover Ben Laenen van VITO. Volgens Michiel Dusar van de Belgische Geologische Dienst ligt Hoogstraten blijkbaar aan de verkeerde kant van de grens. Anders was het wellicht helmaal anders geweest. “In Nederland is geothermie volop van de grond gekomen. Omdat er zoveel concurrentie ontstond voor exploitatie is men zelfs begonnen met het opmaken van een kadaster voor de ondergrond. In België zit er momenteel voor echt diepe geothermie geen beweging in. De diepere lagen blijven risicovol. Zonder overheidssteun en verzekering zal dat hier niet echt van de grond komen. De overheid gaat voorlopig niet investeren in dat gebied. Wel voor ondiepe geothermie die aangewend wordt bij warmtepompen voor particulieren. Uit de actualisatie door VITO blijkt evenwel dat groenteteelt in de omgeving van Hoogstraten een mogelijke gebruiker is.”

De spilzakken droomden al van een naaktstrand aan de Mosten en vrouwelijk schoon met heel weinig textiel…. “Maar ’t warm water wier kou en ’t schoon weer was gedaan!”

’t Is heel lang geleden, ‘k was amperkes tien. Dat ik zong bij de knapen, ’t was ferm om te zien, van schoon is de Kempen en vlak is mijn land. Mer nauw zing ik van ‘ warm water af Meer, Dat schoot uit de grond, lijk een drukton vol beer.

Ja da water dat spoot daar nog heter dan stoom. Zo begon dan ineens de Noord-Kempischen droom. Want zie wa gebeurde twee weken nadien Was ’t water zelfs warm in de put aan den E10. Ge kunt er na zwemmen en bruinen aan de kant. Het duurde ni lang of ’t was just een Spaans strand.

Na enige weken was Meer een paradijs. Veur vakantie en zon gingen wij nooit op reis. We lagen hier beter as on de Costa del Sol. De zon scheen, ’t was warm en ’t liep hier al vol Van vrouwelijk schoon in heel weinig tekstiel’t Was goe veur mijn hart, mer fataal veur mijn ziel.

De tuinders verbouwden hun serre tot zonnebank. En zie da was raak, want het duurde ni laank Of het lag daar vol vrouwvolk op een lapke na bloot, Te bakken en te braaien, schoon bruin of knalrood. En den boer, och, hij ploegde zo hevig ni meer. Hij kneep hij de katjes en dee ze ni zeer.

Zo wier zelfs de Kempen mondain en beroemd En in enen asum met ‘sterren’ vernoemd. ’t Verteer in de kroegen ging pielsnel omhoog. Ze stonden met zevenen achter den toog. En drinken en vrijen, allemaal om ter meest. Hoe later hoe harder, ’t was soms van de beest! ———— En op zekere morgend, van ’t fuiven nog zat, Dook ik mej m’n knap lief in ’t warmwaterzwembad. Jong, da viel oons tegen, ’t was verdomme ijskoud. Was da ni gebeurd, ‘k woor mej heur nog getrouwd. Na vertrok ze heel kwaad en zag mij ni meer staan. ’t Warm water wier kou en ’t schoon weer was gedaan.

Het begon wer te waaien, renger viel keihard neer. Twee dagen nadien was (t wer echt Belgisch weer. Gedaan warm water, gedaan zacht klimaat. Alleman trok hier weg, ’t wier wer rustig op straat. Het land was heel triestig, de lucht donkergrijs. Dus we gon van miserie nor Spanje op reis.

Fons Vermeiren uit Minderhout weet wel waar de put gebleven is. “Wij hebben hem op één meter diepte afgezaagd en het zout water afgeleid naar de gracht. Daar groeit nu wel geen onkruid meer in. “

Wie ruilt zijn koe voor vis?

In het blad van VILT, Vlaams infocentrum landen tuinbouw gaf Patrick Sorgeloos op 9 november 2009 een interview onder de titel: ‘Kunnen boeren straks beter visjes kweken?’ Aanleiding was het voorstel van Colruyt om boeren om te schakelen naar viskweek. Patrick Sorgeloos is prof aan de Universiteit van Gent en is vooral gespecialiseerd in aquacultuur en de kweek van artemia’s of pekelkreeftjes. In die context geraakte hij in de jaren ’80 betrokken bij het warmwaterproject in Meer. Hier wilde zijn Faculteit een proefproject opzetten voor de kweek van deze kreeftjes. Het water in Meer had de goede temperatuur en het zoutgehalte kreeg men er gratis bij. Sorgeloos bevestigt dat dit project toen niet is kunnen doorgaan. “De kostenbaten verhouding waren niet goed. Moest dit nu geweest zijn, dan was dit project onmiddellijk opgenomen. De evolutie in de aquacultuur in heel erg geëvolueerd. Er wordt momenteel heel wat onderzoek gedaan wat de beste vissoorten zijn voor aquacultuur in België en Nederland. We zouden de resultaten van Meer terug moeten bekijken qua temperatuur en zoutgehalte. Indien men dit pekelwater zou vermengen met zoet water om de samenstelling van zeewater te krijgen, dan kan ik u verzekeren dat in de Kempen ook zeevis kan gekweekt worden, en dat is financieel een grote meerwaarde.” “Op wereldschaal bestaat reeds de helft van de visconsumptie uit gekweekte vis”, aldus Sorgeloos. “Voor België ligt die verhouding misschien nog hoger omdat alle pangasius, zalm en forel op onze markt afkomstig zijn uit aquacultuur. Blijkbaar vertoont de aquacultuur de jongste decennia jaarlijkse groeicijfers van ongeveer 9% terwijl dit bij de vleesproductie slechts 2,8% is en in de visserij 1%. De Europese Commissie wil graag een versnelling hoger schakelen met duurzame viskweek, en hiervoor werden er de voorbije jaren vele miljarden euro’s gepompt in de opbouw van de nodige expertise, zoals dat het geval is in het Labo voor Aquacultuur in Gent.” Volgens prof. Sorgeloos kweekt men best zoetwatervissen in gesloten recirculatiesystemen zoals men dat ook doet bij de opkweek van pootvisjes. En dan denkt men vooral aan de kweek van snoekbaars of de gestreepte baars. Toch blijft het voor een omschakeling op aquacultuur voor boeren en tuinders nog te vroeg, aldus Sorgeloos. “Er zijn al een aantal proefprojecten zoals in het proefcentrum van Kruishoutem waar men probeert de kweek van tomaten en vis te combineren. Ook aan de universiteiten van Leuven en Gent worden er verscheidene projecten uitgeprobeerd. Binnen drie jaar worden alle proefprojecten geëvalueerd waarna men met betrouwbare cijfergegevens naar de boeren kan gestapt worden.” Misschien een kans voor Meer?

Maar waar is de put?

Bij de Geologische Dienst van België is men de put in Meer blijkbaar zoek. Er is geen bovengrondse installatie meer te bekennen. Daarom gingen wij op zoek naar de eigenaar van de grond, Fons Vermeiren uit Minderhout. Fons, momenteel gepensioneerde landbouwer, runde zijn bedrijf aan de Lage Weg in Minderhout. Zijn akkers lagen nogal erg verspreid en één ervan bevond zich op Bergen. Het is voor die grond dat Fons begin jaren ’80 het bezoek kreeg van toenmalig schepen Jef Desmedt en van Marcel Vanderbruggen, directeur van het Proefbedrijf. Of hij het stuk, een kleine 1,5 ha, niet tijdelijk wilde afstaan om boringen op te doen. En Fons stemde toe. “Uit de resultaten van het onderzoek met trillingen bleek dat stuk het geschiktste om proefboringen te doen. Ongeveer een jaar of drie heeft dat allemaal geduurd. Gedurende die tijd kreeg ik een vergoeding om op een andere plaats mais te kunnen aankopen. De firma Smet uit Dessel voerde de boringen uit. Dat is met heel wat moeilijkheden gepaard gegaan. Ze dachten op ongeveer 1800 meter het warm water te kunnen vinden, maar dat klopte niet. Nadien is ook de boor kapot gegaan op die harde laag. Er werden twee putten geboord. Die ene put gebruikten ze ook voor het noodzakelijke water om te kunnen boren. Heel deze akker was een echte werf. Zo lagen er ook vier grote bezinkputten waarin het boorwater werd geloosd. Nadien werd al dat bezinksel afgevoerd door Van Spaendonck en gestort in de kleiputten van Desta. Toen men maar niet in de gezochte laag geraakte wilde men uiteindelijk nog tot 2800 meter boren. Maar er bleven zich heel wat moeilijkheden voordoen en uiteindelijk zijn ze er mee gestopt. De put bleef bestaan en boven de grond stak een ijzeren kop. Toen kreeg ik het voorstel van Smet om op die grond een palingkwekerij te beginnen. Die zouden dan kunnen gevoed worden met een soort pekelkreeftjes. De zoon van Smet had al ergens een palingkwekerij maar daar was wat misgelopen met een ziekte onder de vissen. Omwille van die plannen heeft men mijn grond nog twee jaar langer gehuurd. Men stelde mij voor om opzichter te worden van die palingkwekerij. Maar uiteindelijk is dat niet doorgegaan. Ook van de oorspronkelijke plannen om hier een serrecomplex neer te zetten van 20 ha. kwam niets terecht. In totaal heb ik die grond vijf jaar niet in gebruik gehad. Nadien stelden we vast dat die boorput maar bleef lekken. Heel die bovengrondse kop was helemaal verroest door het water en het zoutgehalte. Rond die put was hierdoor de grond niet meer te bewerken.

Volgens Ward Baets, schepen van Landbouw van Hoogstraten en directeur van het Proefbedrijf in Meerle blijft aardwarmte zeker een onderdeel van de studie naar nieuwe concentratiegebieden voor de glastuinbouw.

Daarom hebben we op zeker moment de put bloot gegraven en op een diepte van één meter afgezaagd. Daar hebben we dan een andere buis op aangekoppeld en zo het water afgevoerd naar de gracht. Niemand heeft ooit nog met ons contact daarover gehad. Wij hadden vroeger alleen maar contact met de mensen van de boorinstallatie, namelijk Smet uit Dessel.”

Samen met Fons zijn we eens ter plaatse gaan kijken en inderdaad het water loopt permanent de gracht in. “Ja, zegt Fons, “hier groeit geen onkruid meer in de gracht. In de winter dampt die gracht hier constant.” Het water voelt lauw aan en proeft inderdaad zout. Intussen is Fons al 12 jaar op pensioen en heeft zoon Jan het bedrijf overgenomen. “Wie weet, misschien was ik ooit palingboer geworden als alles hier wat meegezeten had. Maar ja, dan was ik nu ook al op pensioen geweest.”

Veel lawaai

Ook Jef Van Den Heuvel en May Mertens herinneren zich die periode nog zeer goed. Vooral de slapeloze nachten. Zij baten sinds 1977 een aardbeibedrijf uit vlak naast het vroegere boorterrein. Sinds 2004 heeft ook zoon Wim er een gloednieuw aardbeienbedrijf naast gezet. “Er werd hier toen dag en nacht geboord”, vertelt May. “ Dat was constant een lawaai en gedaver. Heel het terrein was ook hel verlicht, terwijl er hier in de straat geen straatlampen hingen. ’s Nachts kon je zeker geen raam open zetten omwille van het lawaai. Heel dat terrein was verhard of ingenomen door bergen zand en zavel. Onze Wim heeft er nog heel wat gecrost met zijn fietsje. Ik herinner mij dat de eerste boring fout zat. De buis was te schuin gegaan. Men heeft toen alle buizen er terug uitgehaald en 10 meter verder opnieuw beginnen boren. Maar uiteindelijk heeft het allemaal niet veel uitgehaald. Moest het een succes geweest zijn, dan had men hier een serrepark van een 20 hectaren gepland. Wij zouden zeker interesse gehad hebben als het goedkoper was geweest dan de prijs van de mazout. Wij lagen er ook het dichtste bij. “Nadien is er sprake geweest om een visproject op te starten”, vult Jef aan. ”Marcel Vanderbruggen is mij nog komen voorstellen om zo een bedrijf uit te baten. Ik zou dan verantwoordelijke worden. Ik heb dat toen toegezegd, maar er is niets van in huis gekomen.”

Geothermie niet afgeschreven

Ward Baets, schepen van Landbouw en directeur van het Proefcentrum in Meerle, is vrij dicht betrokken bij het onderzoek naar de toekomst van de glastuinbouw in de streek. Op onze vraag naar het mogelijk herbekijken van geothermie in het kader van de plannen voor concentratie van serres bevestigt hij alvast dat dit onderdeel zeker mee in de studie opgenomen wordt. “ Momenteel is het onderzoek naar de toekomstmogelijkheden voor de glastuinbouw echt terug in gang geschoten. Er wordt vooral uitgekeken naar een uitbreiding met een 100 à 150 hectare voor de tuinbouw. We onderzoeken waar er nog concentraties van serres kunnen komen maar evengoed waar er best nulgebieden en afremgebieden worden vastgelegd. Wegens problemen op provinciaal vlak heeft het onderzoek vorig jaar lang stilgelegen. Alle problemen zijn nu wel opgelost, maar de timing klopt natuurlijk niet meer. De methodiek wordt terug opgenomen. Er zijn verschillende werkgroepen waaronder die o.a. van energie. Deze werkgroep onderzoekt de mogelijkheden voor de injectie van elektriciteit in het net , maar evenzeer deze van de geothermie. Geothermie wordt in dat energievraagstuk zeker bekeken. Met allerlei experten wordt er bekeken wat er op dat vlak nog mogelijk is. Ook deze van Meer. Er bestaan al heel wat gegevens over en we steken ook ons licht op buiten de landsgrenzen. Geothermie blijft zeker een onderdeel van de studie.” (jh)

DE WERELD VAN SJAH

© Karel Huet

This article is from: