36 minute read
Geloven zonder twijfels
OVER GOD EN GEBOD
Vrijheid van godsdienst staat in onze grondwet en dat al meer dan anderhalve eeuw. Nog niet zo heel lang geleden was het overgrote deel van de mensen hier katholiek en de meesten zijn dat nog, althans in naam. Hun overtuiging was destijds gewoonweg radicaal. Zo herinner ik me mijn grootmoeder. Van haar mochten we niet naar de Hollandse teevee kijken want dat waren allemaal protestanten en daar kon niks goeds van komen. Mijn grootmoeder kende al helemaal geen mensen die een andere godsdienst aanhingen, geen moslim, geen hindoe, geen orthodox. Wellicht had ze er zelfs nooit over gehoord en ze wilde er ook niet over horen. Er was maar één waar geloof en dat was het hare. En bij al de andere mensen uit haar dorp was dat evenzo.
Nu de wereld ons dorp is geworden – en ons dorp de wereld – is dat niet meer zo. Ook hier in Hoogstraten worden veel verschillende religies beoefend en voor de meesten van ons maakt dat weinig verschil. Zijn we dan toleranter geworden? ik denk het niet, eerder onverschillig. Zoals we onze medemensen niet meer beoordelen volgens hun vroomheid of gebrek daaraan, doen we dat evenmin met mensen die andere godsdiensten beoefenen. Maar die mensen zijn vaak niet zo lauw als wij als het over hun godsdienst gaat. Zoals er ook nog katholieken zijn die hun godsdienst zeer ernstig nemen. Daarom vonden wij het interessant om eens te luisteren naar mensen die hier tussen ons wonen en die hun eigen, soms heel andere, opvattingen hebben over god en gebod..
DE AHMADIYYA MOSLIM GEMEENSCHAP
Wederzijds respect, daar gaat het om
In onze gemeente wonen heel wat moslims, hoeveel, dat weten we niet en kunnen we ook moeilijk weten. De godsdienst die men belijdt behoort tot het privédomein van ieder mens. Er wordt niet naar gevraagd bij het verzamelen van persoonsgegevens en dus wordt het ook niet geregistreerd.
De Ahmadiyya Muslim Jama’at (kortweg Ahmadiyya) komt graag uit voor haar religie. In 2007 is hierover uitvoerig in dit blad geschreven . Onze toenmalige “reporter ter plaatse” Dries Horsten, woonde een informatienamiddag van deze organisatie bij en was later te gast in het gezin van Ahmed Bashir uit Minderhout waar hij heel gastvrij werd ontvangen en later hierover verslag deed. In het begin van dit jaar kwam de Ahmadiyyabeweging nog in het nieuws toen ze met een hele groep de Vrijheid kwamen opkuisen op de ochtend van 1 januari. Als uitleg hiervoor zegden ze “dat ze zelf niet zo Nieuwjaar vierden en daarom – als geschenk aan hun gastland – hun steentje wilden bijdragen tot een letterlijk en figuurlijk mooie start van het nieuwe jaar”
De Ahmaddiyya-beweging is een afsplitsing van de traditionele islam en werd in 1889 gesticht in de Punjaab in Indië door Mirza Ghulam Ahmad. Zijn volgelingen aanzien deze heilige man als de messias die door profeet Mohammed werd voorspeld. De andere moslims geloofden dit niet en zo kwam het in Pakistan tot een conflict en later tot vervolging. Heel veel Ahmadiyya-gelovigen zijn toen gevlucht, ook naar ons land. Ook in België zijn er velen terecht gekomen waaronder Ahmed Bashir met zijn gezin die eind 1999 in Hoogstraten aankwam en sinds 2002 in de Venhoef in Minderhout woont.
Daar gingen we hen opzoeken en ontmoetten vader Ahmed, moeder Fozia in Indische kledij, zoon Safir die in de 3 de Latijnse zit op het seminarie en dochters Amtulnoor, Mairah en Sairah. Ahmed werkte tot voor kort in de kringwinkel in Meer maar volgt nu een opleiding voor computerkunde en secretariaat. Fozia is huismoeder en de meisjes gaan naar de lagere school in Hoogstraten waar ze godsdienstlessen krijgen in de islam. We spraken vooral met Ahmed en Safir die beiden goed Nederlands spreken, Fozia is nog Nederlands aan het leren; ze begrijpt wel wat er gezegd wordt maar spreken is nog moeilijk.
DHM: Jullie wonen nu al 11 jaar in Hoogstraten. Hebben jullie nog heimwee naar uw land en gaan jullie daar soms op bezoek?
We zijn één keer terug geweest want onze ouders (grootouders van de kinderen) zijn in Pakistan gebleven. Onze moeder is 2 jaar geleden overleden, ja, heimwee zal er altijd zijn. Safir zegt het zo: wij zijn hier als vreemdeling gekomen maar geleidelijk aan is het hier onze thuis geworden. Voor onze kinderen komt dat vooral door de school, voor onze vader door zijn werk. Onze moeder heeft dan weer veel contact met andere gelovigen als ze, samen met ons, naar de vrijdagvieringen in Turnhout gaat.
DHM: Vertel eens iets meer over die vieringen.
Elke week gaan we op vrijdagavond naar de gebedsviering en ook naar samenkomsten in Turnhout. Er is daar wel geen moskee zoals in sommige grote steden in België maar wij komen samen in een gewoon huis waar ook onze “president” (voorzitter) woont. De gelovigen zijn verdeeld in 3 groepen die ieder apart bijeenkomen. Er is de jongerengroep (mannen en jongens van 7 tot 40(!) jaar), de groep van de oudere mannen en de vrouwengroep. Ik (Ahmed) ben de voorzitter van de jongerengroep voor de provincie Antwerpen en tegelijk de ondervoorzitter voor heel België. Tijdens het weekend moet ik daardoor veel in Antwerpen zijn. Daar zijn verschillende samenkomsten waar vooral gesproken wordt over de godsdienst en over wat mag en niet mag volgens onze godsdienst. Er is soms ook wel tijd voor sport en spel. Maar het is niet zo dat wij enkel omgaan met geloofsgenoten. Wij kennen veel christenen, via het werk en ook via de school van de kinderen en wij hebben even veel respect voor hen en voor hun geloof.
DHM: Ahmed, uw zoon moet de katholieke godsdienst volgen op het seminarie. Hebt u het daar niet moeilijk mee?
Helemaal niet. Moslims geloven dat alle godsdiensten hun waarde hebben. Doorheen de geschiedenis zijn er verschillende godsdiensten ontstaan en elk van die godsdiensten heeft een eigen profeet. Zo is er Krysna voor de Hindoe’s, Boeddha voor de boedhisten; ook de Joden hebben verschillende profeten, de kristenen hebben Jezus (volgens ons is hij wel niet de zoon van God) en de moslims hebben Mohammed. Verschillende benamingen, verschillende profeten maar God spreekt door hen allen. Zo zien wij het en daarom is het voor ons geen probleem om een andere godsdienst te bestuderen. Safir: Ik heb het er ook niet moeilijk mee, ik leer zo veel bij.
DHM: Heb je vrienden, Safir?
Jazeker, al vanaf de lagere school ben ik bevriend met andere jongens en sommigen van hen zijn ook op het seminarie. Ik ben niet bij een jeugdbeweging maar wel bij een voetbalvereniging waar ik ook kameraden heb. Naar café gaan doe ik niet. Ik vertel dan aan mijn vrienden waarom wij dat niet doen en zij hebben daar alle begrip voor. Ik heb dat nu al veel ervaren: je beantwoordt hun vragen, je legt het rustig uit en we blijven even goede vrienden.
DHM: En als je de leeftijd hebt om te trouwen, Safir, hoe verloopt dat dan?
De eerste kennismaking gebeurt door onze ouders. Zij stellen iemand voor maar het is aan de jongen of het meisje om te beslissen of ze die omgang willen voortzetten. De jongeren hebben altijd het laatste woord daarover.
DHM: Moslimmannen zien er – wat kledij betreft – hetzelfde uit als mannen van hier. De meisjes en vrouwen echter – met hoofddoek, boerka en Indische kledij – zien er helemaal anders uit. Maakt dat de omgang met elkaar niet moeilijker?
Dat hebben we nog niet ondervonden. (Inmiddels zijn er twee bezoekers aangekomen; één van hen heeft een hoge functie in de Ahmadiyya-beweging en legt uit wat de betekenis is van de speciale kledij voor moslima’s ) Het dragen van de sluier en de boerka is niet verplicht door de Koran. Het is een eigen keuze van de vrouw en zij mag daar niet toe verplicht worden. Zij die het doen hebben verschillende redenen. Om te beginnen is het een bescherming; een vrouw is lichamelijk zwakker dan de man en kan zich minder verdedigen bij aanranding e.d. Door het dragen van deze speciale kledij laat de vrouw zien: ik ben niet beschikbaar, ik ben bestemd voor mijn verloofde of mijn man of mijn familie. Met die houding krijgt zij respect van haar omgeving. Het dragen van een sluier door de vrouw is een wijd verbreid gebruik in vele culturen en godsdiensten, ook bij de katholieken vroeger toen de vrouwen nooit zonder hoofddeksel naar de kerk gingen.. Kijk naar onze Lieve Vrouw, hoe die is afgebeeld …
DHM: Is er ook veel omgang tussen jullie en de “gewone” moslims?
In Pakistan zijn jullie vijanden. In Pakistan is geen vrijheid van godsdienst zoals hier, daar worden wij aanzien als ketters. Maar hier kunnen wij best goede vrienden zijn; tenslotte zijn er tussen hen en ons veel meer overeenkomsten dan conflicten. Zij menen dat de moslim-messias nog niet is gekomen, wij daarentegen geloven dat dit wel het geval is maar de Koran is voor ons allebei hetzelfde heilige boek.
Inmiddels is de tafel gedekt en worden wij uitgenodigd voor een heerlijk maal met allerhande verschillende gerechten. Mijn honger is een beetje te klein om van alles te proeven maar wat ik proef is heel lekker. Mijn tafelgenoten zijn Ahmed, Safir en de 2 bezoekers. Moeder Fozia en de dochters hadden al vroeger gegeten. Bij het gesprek kwam ook even de toekomst van Safir ter sprake. Hij vertelde dat hij hoopte om zijn hogere studies in Engeland te kunnen doen; hij wil graag voor dokter studeren en ook (misschien) voor Imam. In Engeland is nl. een grote Ahmadiyya –gemeenschap waardoor het mogelijk is om voor deze functie te studeren. “Hij zal de trots van zijn vader worden” zeg ik. “Dat is hij nu al”, antwoorden de bezoekers. (Jof)
ROOMS-KATHOLIEK
“De Sint Katharinakerk, dat is voor mij als een living”
Luc Rombouts en Anja Van Damme vormen met hun drie kinderen, Ruben, Joachim en Eva een typisch Hoogstraats gezin. Hij is onderwijzer in het derde leerjaar van het Klein Seminarie, zij is maatschappelijk werkster in dagcentrum De Oever in Wuustwezel. Samen zijn ze bewust gelovig, hoewel ze elk hun eigen accenten leggen binnen dat geloof. Welke Godsdienst ze beleven? De Rooms-katholieke, “Hoewel we weinig opkijken naar Rome,” zegt Luc onmiddellijk. “Ik nog minder dan jij, denk ik,” vult Anja aan.
DHM: Ben je van huis uit gelovig?
Anja: Ik ben afkomstig uit Londerzeel. Mijn moeder is van thuis uit katholiek opgevoed. Van kindsbeen af stelde ze het katholieke geloof in vraag. Mijn moeder kijkt nu nog steeds kritisch naar elke vorm van geloof. Mijn vader is Jehova’s Getuige. Zodra ik kon lezen, maakte ik via mijn vader kennis met allerlei Bijbelverhalen uit het oude en het nieuwe testament. Mijn ouders vonden dat ik later zelf de keuze moest maken. Ik liep school op een katholieke school. Tijdens de eucharistievieringen voelde ik me weleens een buitenbeentje. Ik was toen de enige uit de hele school die niet gedoopt was. Zo legde ik het ook uit aan mijn klasgenoten. Gelukkig accepteerden ze me zoals ik was. Toen ik verder opgroeide, bezocht ik samen met mijn moeder regelmatig alternatieve vieringen in een gehucht van Londerzeel. In 1994, een jaar voor we huwden, ben ik gedoopt. Tijdens dezelfde eucharistieviering ben ik gevormd en ben ik voor het eerst ‘officieel’ te communie gegaan. Mijn vader respecteert mijn keuze net zoals ik zijn keuze nu respecteer.
Luc: Ik ben geboren en getogen in Hoogstraten, meer bepaald in de Hees, waar mijn ouders boerden. Zij waren allebei diepgelovig. In mijn kindertijd gingen we wekelijks naar de kerk, soms zelfs vroeg uw bed uit, om naar de vroegmis te gaan, want daarna ging het werk op de boerderij door. Dat was nog in de tijd van deken Hannes, halfweg de jaren ‘70. Later gebeurde het wel, als we niet op tijd waren voor de vroegmis, dat we naar het half-twaalfke gingen. Mijn moeder was afkomstig van Meerle en zij had een speciale Maria-devotie. Zij zong ook veel, en in het bijzonder Marialiederen. Je hebt in Meerle trouwens ook het lied van Ons Lief’ Vrouwke van Meerle. Soms was naar de mis gaan wel van ‘moeten’, als kind. Maar toen ik ouder werd, veranderde dat. Ik mocht van mijn ouders ook in het knapenkoor zingen, dat onder leiding stond van Jos Bruurs. Later werd ik, als jonge gast en onderwijzer in wording, gevraagd om bij de kindervieringgroep te komen. Ik vind het nog steeds belangrijk om verantwoordelijkheid op te nemen in mijn geloof.
Luc: Na de gezinsvieringen zijn de jongerenvieringen gekomen in Hoogstraten, onder impuls van onderpastoor Frans Wouters. Dat waren vieringen met teksten en vooral muziek gericht op jongeren. Dat sloeg heel erg aan. Toch vonden we dat we de jongeren niet genoeg bereikten, dat we ze nog meer konden betrekken. Deken Van Dyck stelde voor om deel te nemen aan het tentenkamp van het bisdom Antwerpen. Op een bepaald moment kwam dat tentenkamp naar hier, in het Klein Seminarie. Ik vond die sfeer daar geweldig. Het gaf de kracht om er weer tegen te gaan, te zeggen: “en toch”. En toch haalt het iets uit. Je voelt er de vonk van het geloof in Jezus. Op één van die kampen heb ik trouwens Anja leren kennen. Eigenlijk heeft het geloof ons daar samengebracht.
Anja: Toen ik 16 werd, leerde ik via een leerkracht godsdienst het tentenkamp kennen. Ik had honger naar een plek, zoals een jeugdbeweging, waar ik ergens bij zou kunnen horen. Helaas bestonden er in Londerzeel destijds alleen maar jeugdbewegingen met een ‘K’ zoals de Chiro of KSJ en KAJ. Die waren vanwege hun katholieke visie voor mij ‘not done’. Op het tentenkamp ging er een hele, nieuwe wereld voor mij open, waarin ik op een positief kritische manier in ’t leven kon staan. Zo is mijn interesse in het katholieke geloof gegroeid.
Luc: Begin jaren ’90 stelde deken Van Dyck voor om met een groepje vanuit het jeugdpastoraal een week naar Taizé te gaan (een oecumenische gemeenschap in Frankrijk, red). We gingen met een groep vrienden uit Hoogstraten. Daar was ik echt vol van. De ervaring om daar in gebed echt tot jezelf te kunnen komen, dat was echt overweldigend. Die week in Taizé gaf me veel kracht, en de bevestiging dat geloof iets universeels en oecumenisch is. Die spirit heeft er ook voor gezorgd dat ik, de jaren daarna elk jaar op oudejaarsavond naar de Europese Jongeren Ontmoetingsdagen ben gegaan, die elke keer in een ander land plaatsvonden.
DHM: Ben je nu nog actief bezig met je geloof, in jullie geval, in de kerk?
Anja: Dit jaar begeleiden wij mee de vormselcatechese en ondersteunen we die samen met enkele andere steunpilaren heel sterk.
Luc: Onze Ruben doet dit jaar zijn vormsel. Vanuit het parochieteam was de vraag gekomen aan de ouders van de toekomstige vormelingen: wil je mee in het kerngroepje komen, om dit voor te bereiden? Vanuit ons engagement hebben wij onmiddellijk ‘ja’ gezegd.
Anja: Ik heb, toen we pas getrouwd waren, zelf ook nog vormselcatechese gegeven, toen nog onder de ‘klassiekere’ vorm, waarin we bijna wekelijks met een klein groepje vormelingen bijeenkwamen om samen te werken rond geloofsgerelateerde thema’s.
Luc: Gelukkig blijkt dat 90 procent van alle ouders wel bereid zijn om mee te helpen, ze zien het alleen niet zitten om alles te coördineren of om vieringen mee te ontwerpen. De drempel is voor de meeste mensen veel te groot. Dat is bij mij niet zo, ik ben net bewust altijd actief gebleven binnen de parochie. De Sint Katharinakerk, dat is voor mij eigenlijk net als een living.
Anja: Ik ben ook thuis in het maken van die vieringen, ik heb namelijk lang deel uitgemaakt van het kerngroepje van de kringvieringen, alternatieve vieringen die doorgingen in de stille ruimte van het Spijker. Wij organiseerden die een tiental keer per jaar. Die expertise kan ik nu wel gebruiken om mee de kar te trekken. Wij merken wel dat we een bepaalde voeding nodig hebben om te blijven geloven, in eender welke vorm.
Luc: Het is tweeërlei: aan de ene kant voedt het je, aan de andere kant krijg je de kans om zelf iets door te geven aan anderen.
DHM: Jullie voeden jullie kinderen ook bewust gelovig op?
Anja: De kinderen zijn alle drie wel gedoopt, ja, en de oudste twee hebben ook hun eerste communie gedaan. Maar het is meer dan dat: we proberen zo veel mogelijk liefdevolle waarden met hen te delen.
Luc: Maar wij dwingen ze niet, hoor. ‘t Is niet zo dat wij zeggen: “Mannen, doe uw gebedjes voor ’t eten.”. Terwijl mijn moeder dat wel deed. Wel bezoeken we met de kinderen de kindervieringen in de kerk. Maar wij dwingen ze niet, we proberen te stimuleren zonder dwang. Wat we wèl doen, is ze een kruisje geven voor het slapengaan. In het geval van de sacramenten, zoals onze Ruben zijn vormsel, zijn het uiteindelijk toch vooral de ouders die daarvoor kiezen, niet de kinderen. Terwijl dit eigenlijk de kinderen hun eigen keuze zou moeten zijn, op dat moment. Wij proberen dat onze Ruben ook wel duidelijk te maken. In die zin zou het beter zijn dat dit vormsel pas op 18 jarige leeftijd wordt toegediend. Hoewel ik betwijfel of er dan nog veel zullen zijn, die deze keuze maken.
DHM: Vind je het jammer, dat steeds minder mensen de bewuste keuze maken, om gelovig te zijn?
Luc: Het klimaat is tegenwoordig niet meer dat men denkt: ‘Man, ge zijt ne loser als gij in God gelooft’. Wat men van de Kerk denkt, da’s iets anders, maar wat betreft geloven is men verdraagzamer geworden: leven en laten leven. Dat is een tolerantie, maar ook wel een beetje een nonchalance, een desinteresse. Die tolerantie vind ik goed, die desinteresse betwijfel ik toch.
Anja: Ik vind het nogal cru om het zo uit te drukken. Ik zou dat niet zo direct nonchalance noemen. Andere mensen denken volgens mij ook wel na over wel of niet gelovig zijn. Ik vind het juist een goede evolutie, dat mensen niet meer zo snel oordelen. Enkele generaties geleden werd je erop aangekeken als je niet katholiek was. Gelukkig speelt in deze tijd de verzuiling toch veel minder sterk een rol dan vroeger. Voor mij telt eerder de kwaliteit en de intensiteit waarop je je geloof kan beleven dan de kwantiteit.
Luc: Anderzijds vind ik het ook wel een beetje jammer dat je als actieve gelovige meer de uitzondering dan de regel bent vandaag de dag.
Anja: Het kan me eerlijk gezegd weinig schelen.
Luc: Ik zit er niet meer mee. Maar er treedt toch een soort van vervlakking op. Zelf heb ik ook geen schuldgevoel meer omdat ik niet meer elke week naar de mis ga.
DHM: Kan je je geloof beleven zoals je zelf wil?
Luc: Ik vind Hoogstraten een hele sterke parochie, waar heel veel gebeurt. Er zijn toch nog veel mensen die zich inzetten voor de parochie, zeker als je het vergelijkt met de grootstad. Maar wij zijn maar mensen. Soms zitten we wel eens in elkaars vaarwater. Da’s niet altijd gemakkelijk, dat samenwerken.
Anja: Tja, waar mensen zijn, daar wordt gemenst.
DHM: Wordt je er weleens op aangesproken, dat je actief gelovig bent?
Luc: Ik zie dat eerder juist positief: dat wij de springplank zijn tussen wat andere mensen niet durven en wij wel. Zoals een pastoor aanspreken, of iemand van het parochieteam, of als men in de kerk iets wil gaan doen. Mensen komen met hun vragen eerder bij ons terecht.
Anja: Als aanspreekpunt werken wij drempelverlagend.
DHM: Tot slot: wat vind je waardevol om te onthouden, of om mee te geven aan anderen?
Luc: Het feit dat ik gelovig ben, is dat ik het geluk heb gehad om goede wegwijzers te hebben, zoals mijn ouders, maar ook priesters, zoals Fons Van Dyck en Frans Wouters. En ook jonge gezinnen binnen de parochie, die toen ik jong was, een jaar of tien ouder waren dan ik. Dat heb je wel nodig. Ik vraag me af of ik, als ik in een parochie terecht gekomen zou zijn, waar één of andere saaie piet pastoor is, die conservatief is of die de gave van het woord niet heeft, of ik dan nog zo actief zou zijn in de parochie.
Anja: Wat voor mij uiteindelijk telt is dat, welk geloof je ook hebt of zelfs niet hebt, als het van binnen maar goed zit. Als iemand maar menslievend is en zich openstelt voor andersdenkenden. Dan speelt het niet zo’n rol of iemand nu katholiek, moslim, atheïst, vrijzinnig of boeddhist is.(ms)
EVANGELISCH GELOOF
“Geloven is voor ons een drang en geen dwang.”
Leo en Marijke Van Eersel -Van Tongerloo wonen al dertig jaar in Wortel, eerst samen met hun kinderen Sigrid, Inge, Dieter en Esther. Zij bekeerden zich destijds tot het evangelische geloof. De kinderen zijn ondertussen het huis uit en Leo is met brugpensioen. Zo hebben ze tijd genoeg om te genieten van kleinkinderen Kobe en Sebastiaan, of tijd te maken om te vertellen over hun geloof.
DHM: Welk geloof belijden jullie, of hoe zou je je geloof benoemen?
Leo: Wij zijn evangelische christenen. Het gaat bij ons niet over de kerk, het instituut of organisatie, maar het gaat om Jezus zelf. Wat betekent hij voor mij: ons leven ligt in zijn handen. Het gaat niet om hiërarchie, of om kerkstructuren, of geschiedenis. De geschiedenis is voor ons niet van belang, die ligt achter ons.
Marijke: Voor mij is het eerder een relatie in plaats van een religie. Jezus Christus komt op de eerste plaats.
Leo: Het gaat ons om het geloof in Jezus Christus, en waar vinden we dat? In het woord van God, de Bijbel.
Marijke: Wij zijn niet protestants, daar doe je ons beetje oneer mee aan. Wij zijn ook geen Nederlands geloof.
DHM: Ben je van huis uit gelovig, of ben je bekeerd?
Marijke: Ik ben via mijn ouders tot geloof gekomen. Zij lazen in de Bijbel, en daardoor kwamen zij tot een ontmoeting met Jezus. Hoewel het vroeger niet mocht in het katholieke geloof, las mijn vader al in de Bijbel toen hij op de unief zat. Veel later kwam hij pas in contact met christenen en kwam hij tot geloof. Nadien heeft hij mij zijn Bijbel gegeven, en ben ik daarin gaan lezen. De zoektocht naar godsdienst gaat ook terug tot in mijn jeugd. Ik ben opgegroeid in de Congo: daar kwam ik ook in contact met andere religies. Dan vraag je je toch wel af: zit ik juist? Als twaalfjarige stond ik daar wel bij stil, Tijdens mijn plechtige communie, in de kerk, vroeg ik mij af: Is dit het nu? Kan ik hier zeker van zijn? Daarna is die vraag een tijd weggeweest. Later ben ik dan met Christenen in contact gekomen, en er is iemand hier op bezoek gekomen die het evangelie kwam uitleggen. En dan dacht ik: “Ja, dit is het voor mij: het is Jezus Christus die voor de zonden van de mensen gestorven is, en dat heb ik aanvaard.” Maar het is wel geleidelijk aan gegroeid.
DHM: Leo, hoe ben jij dan tot je geloof gekomen?
Leo: Wij waren ondertussen al getrouwd, toen Marijke tot geloof kwam. Ik ben een kind van de streek: ik ben van Merksplas afkomstig, daar heb ik de lagere school doorlopen, en in het middelbaar zat ik op het Klein Seminarie in Hoogstraten. Je zit als het ware in die hele structuur van het katholicisme ingebed, je denkt daar eigenlijk niet bij na. De eerste vragen kwamen bij mij in die Seminarietijd, midden de jaren ’60. Ik zag daar priesters die uit het priesterambt stapten. Ik dacht: Hoe kan dat nu, die mensen hebben daar toch voor gekozen?
Marijke: Wij gingen toen wel elke zondag naar de kerk, tenminste, zo veel als we konden.
Leo: Toen ik hier pas woonde, was ik op zoek naar meer diepgang. Zo heb ik de pastoor gevraagd of ik kon meewerken in de kerk. Dat kon, als lector. Dat heb ik enkele maanden gedaan, maar dat gaf me niet echt voldoening. Ik was stilaan op zoek naar echte authenticiteit, naar waarheid. Zo kwam ik bij de persoon van Jezus Christus uit. Dat vond ik niet in de traditionele kerk.
Marijke: Dat gevoel heb ik ook weleens gehad, die teleurstelling. Als ik hier in Wortel naar de mis ging, dan hoorde je soms bij het buitengaan: “Zo, hèhè, daar zijn we ook weer vanaf.” Alsof het precies allemaal verplicht is.
Leo: Geloof is een drang, in plaats van een dwang, dat zegt Jezus ook in het evangelie. Dat sprak mij echt aan. Bij die Bijbelverdieping ben ik ook onder de indruk geraakt van een citaat uit het evangelie van Johannes, dat zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enig geboren zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. Daar ligt voor mij de sleutel van mijn geloof. Omdat hij belooft dat hij zal terugkomen. Dus wij zijn in verwachting van zijn wederkomst.
DHM: Is dat dan voor jullie de essentie van het geloof, die wederkomst?
Marijke: Ja, daar kijken we wel naar uit, maar de essentie is dat Jezus het offer is voor de zonden van de mensen, en dat de mens zondig is, tegenover God. Jezus is voor eens en voor altijd geofferd. Aan het kruis heeft Jezus ook gezegd: het is volbracht. Hij had zijn taak volbracht. En het mooie is, en dat geloven we ook, dat hij na drie dagen is verrezen uit de dood. En daaraan kan je zien dat hij God is. Dus geloven wij ook dat wij na het leven eeuwig bij hem zullen zijn.
Leo: Wij geloven dat wij het eeuwig leven hèbben, we hoeven dat niet te verdienen, daar hangen geen prestaties vanaf. Eigenlijk begint de gemeenschap met God hier al op aarde.
DHM: Hebben jullie dan tijdens je bekering niet getwijfeld over die keuze?
Marijke: Er was toch wel twijfel, hoor. In feite doe je een soort van kostenberekening. Je weegt de keuze af, tegen alle gevolgen die er zullen komen. Anderzijds moet ik mij niet afvragen: “Wat gaan de mensen van mij denken?”. Maar wel: “Wat denkt God over mij?”.
Leo: Die keuze uit zich concreet in een beetje anders zijn, in het feit dat onze kinderen een andere godsdienst volgden dan de rest van de school. Het heette protestantse godsdienst, maar het werd ingevuld als evangelische godsdienst.
DHM: Leo, hoe keken ze bij jou thuis aan tegen die keuze?
Leo: Bij mij thuis was er wel veel weerstand, ja. Mijn ouders die gingen wel elke week trouw naar de kerk, maar eigenlijk dachten ze daar niet zoveel bij na, het was meer een gewoonte. Vooral mijn vader had moeite met onze keuze, die verstond dat niet, die had zoiets van: “Gij gaat pastoor worden, zeker?”. Wij hebben dan ook jarenlang gebeden voor mijn ouders. Het gebed is namelijk heel belangrijk bij ons. Maar zij zijn katholiek gebleven en dat kan je hen niet kwalijk nemen. Een echt geloof kan je namelijk niet opdringen. Mijn ouders dachten in het begin dat het een bevlieging was, die wel over zou gaan. Maar later merkten ze dat ons geloof echt was, en respecteerden ze dat.
DHM: Jullie kinderen zijn ook evangelisch gelovig opgevoed?
Marijke: Ja, maar het is hun eigen keuze. Je kunt ze niet iets opdringen.
Leo: Kinderen zijn geen eigendom, hè. Wij kunnen hen ons geloof enkel maar presenteren.
Marijke: Uiteindelijk hebben ze ook de vrije keuze, en moeten we de kinderen daarin loslaten, ze moeten zelf het woord ontdekken door te lezen in de Bijbel. De kinderen hebben uiteindelijk niet voor een ander geloof gekozen, maar bij sommigen van hen staat het lezen in de Bijbel of naar de kerk gaan wel op een laag pitje of is er zelfs niet meer bij. Uiteindelijk is geloof iets dat gepaard gaat met pieken en dalen. En wij denken dat ze op dit moment in een dal zitten, maar dat later weer wel zal keren.
Leo: Wij blijven bidden voor hen.
Marijke: We leggen het in Gods’ handen.
DHM: Welk engagement houdt jullie geloof voor jullie concreet in?
Leo: Onze dag begint na het ontbijt en het aankleden met een moment dat wij ‘stille tijd‘ noemen. Dat is ontmoetingstijd met God, en daarvoor trekken wij ons terug, apart van elkaar. Je kan een aantal teksten of een hoofdstuk lezen, dat kies je zelf.
Marijke:’s Avonds voor het slapen gaan, sluiten we samen de dag af met gebed.
Leo: Dat bidden vinden we heel belangrijk. Niets alleen als koppel, maar ook als gemeenschap. Elke zondagvoormiddag komen we samen in onze kerk van 10 tot 12 uur, dat is in de Karel Boomstraat. Daarnaast komen we ook regelmatig samen in huiskringen. Een huiskring is een groepje van enkele gelovigen uit de kerk, dat tweewekelijks samenkomt om een stuk uit de Bijbel lezen. Zo’ n huiskring wordt voorgezeten door een kringleider, die leidt alles in, zoals het gebed en samenzang bij aanvang. Er is geen verplichting om bij een kring aan te sluiten, zoiets gebeurt spontaan. Daarnaast zijn er ook nog gebedsgroepen, dat is op kleinere schaal. Bijvoorbeeld enkele mannen of enkele vrouwen die op momenten samenkomen om te bidden. Zo zit ik ook in een gebedstrio, met drie mannen. Wij komen om de maand samen, maar dat wordt onderling afgesproken. Ook hebben we eens in de maand een ontdekkingsavond. Dat is de gelegenheid om mensen uit je familie, kennissenkring of omgeving uit te nodigen om mee te komen luisteren. Zeg maar: een soort van opendeur avond. Marijke: We hebben wel eens bij een speciale gelegenheid mensen persoonlijk uitgenodigd om mee te komen.
DHM: Krijg je soms reactie van anderen, op je gelovig zijn?
Marijke: Wij hebben ooit wel negatieve reactie gehad, ja.
Leo: Vroeger, op mijn werk, hadden we onder de middag een uur vrije tijd, wat wil zeggen dat je dan mag doen wat je wil. Als ik dan mijn Bijbel boven haalde, dan werd ik weleens scheef bekeken. Op een gegeven moment kwam de directeur eens kijken en vragen stellen. Waarna hij er het zijne van dacht. Maar niet dat het me verboden werd.
Marijke: Maar je hebt het wel eens meegemaakt dat je geen affiche mocht ophangen van een Bijbeltentoonstelling.
Leo: Niet dat ik me daarin benadeeld voelde. Maar ik heb de laatste jaren wel gevoeld dat, om het even wat je gelooft, dat je daarvoor niet zomaar mag uitkomen. Want dat je dan anderen daardoor discrimineert.
Marijke: We hebben toch ook wel meegemaakt, kort nadat we ons bekeerd hadden, dat er mensen waren die ineens niet meer tegen ons spraken. Ik denk vooral uit schrik, dat ze vreesden om zelf bekeerd te worden. Dat ze dachten dat wij sektarisch waren en mensen wilden bekeren, zoals de Jehova’s Getuigen. Dat raakt je wel, maar je weet, doordat je in de Bijbel leest, dat zoiets kan gebeuren. En dat er mensen zijn in andere landen, die nog veel erger moeten verdragen.
Leo: Toch merken we wel dat mensen tegenwoordig wel respect hebben voor een geloof dat echt is. Maar daarom niet meteen dat geloof willen volgen.
DHM: Hoe kijk je ten slotte tegen het traditionele katholieke geloof aan?
Leo: Ik heb daar wel waardering voor. De mensen die nu nog actief met de katholieke kerk bezig zijn, dat zal de laatste jaren ook wel erg uitgedund zijn. (ms)
Godsdienst of zedenleer?
In het gemeentelijk onderwijs is er een keuze tussen verschillende godsdiensten en zedenleer. In Hoogstraten volgen 167 kinderen de katholieke godsdienst, 18 kinderen volgen zedenleer; 6 kinderen de islamitische en 6 leerlingen de protestantse godsdienst. Dan zijn er nog 5 die onderwezen worden in het orthodoxe geloof. In de lagere school van Wortel volgen 87 leerlingen de katholieke leer en 20 kinderen zedenleer. In Meer zijn er 207 leerlingen die onderwezen worden in het katholieke geloof en 2 die zedenleer volgen. In Meersel-Dreef volgen 55 leerlingen les in de katholieke godsdienst en 7 kozen voor zedenleer.
SIKHS
Satbir Singh, Sikh in Meerle
In de streek van Sint-Truiden zijn ze al lang geen fenomeen meer, de rijzige donkere mannnen met gitzwarte baarden en kleurige tulbanden om het hoofd. De Sikhs uit Indië. Ze doen er sedert vele jaren de fruitpluk, velen zijn er blijven wonen en zijn ondertussen behoorlijk ingeburgerd. Ze kwamen eind jaren tachtig, begin jaren negentig naar Europa, dikwijls op de vlucht voor de repressie in hun land, op zoek naar een beter leven voor hen en voor hun kinderen. Langzamerhand zijn ze over heel Vlaanderen uitgezwermd en zijn er ook in onze gemeente terechtgekomen. Onterecht worden ze als het typevoorbeeld van de Indiër aangezien. Maar de meeste Indiërs dragen geen tulband en zijn Hindoe. Sihks zijn een minderheid in Indië, zijn hoofdzakelijk afkomstig uit het Indische Punjab en belijden het Sikhisme, dat niets met het Hindoeïsme te maken heeft. Ze hebben hun godsdienst naar hier meegebracht en proberen hem naar best vermogen hier te belijden en in ere te houden. We spraken er met Satbir Singh over, die met zijn vrouw en twee jonge kinderen in Meerle woont en werkt.
Satbir werd geboren en groeide op in Kiri Afgana in de Punjab, het gedeelte van India waar de Sihks vandaan komen.In 1992 kwam hij naar België om in Limburg fruit te plukken. Later kwam hij in Hoogstraten, huwde in 2002 met Manpreet, samen hebben ze twee kinderen, Tejbir en Dilraj. Sedert een goed jaar baat Satbir in Meerle op de Ulicotenseweg nr. 9 een nachtwinkel uit.
Zijn godsdienst, het Sikhisme, beoefent hij van jongsaf aan; zijn ouders, grootouders, zijn hele familie zijn Sikh. De godsdienst wordt ook door het hele gezin beoefend, zij zetten de traditie voort. De kinderen worden de waarden van het geloof bijgebracht. In het Sikhisme zijn geen speciale regels voor de vrouwen. Elke zondag gaat het gezin naar de tempel, in Rotterdam of in Brussel. Ze ontmoeten er familie en geloofgenoten, ze worden door de Giani Ji (een schriftgeleerde) onderwezen in de kenmerken en de waarden die Sikhs mee- en uitdragen. Satbirs kinderen gaan in Meerle naar school (1 e leerjaar en kleuterklas). Ze volgen er de gewone godsdienstlessen, in hun eigen religie worden ze door ouders en in hun tempel onderwezen.
Singh
Veel Europeanen durven wel eens denken dat alle Indiërs Singh heten. Dat is niet het geval, het is wel een veel voorkomende titel en naam, voornamelijk in Noord India. De naam Singh is afgeleid van het Sanskrit woord ‘Siṃha’ wat ‘leeuw’ betekent.
Anderzijds heten alle Sikhs wel Singh. In 1699 werd de naam Singh in de Punjab aangenomen door de aanhangers van Sikhisme, in navolging van de wensen van Goeroe Gobind Singh. Voor alle religeuze Sikhs is Singh als tweede naam verplicht, onafgezien van hun georgafische of culturele bindingen.
Het Sikhisme
Het Sikhisme (Punjabi: Sikhi) is een monotheïstische godsdienst die in het begin van de 16e eeuw ontstond in noordelijk India door de eerste leermeester Guru Nanak Dev. Het is een apart geloof en geen samenvoeging van hindoeïsme en islam, zoals soms gedacht wordt. De meeste aanhangers wonen in de Indiase deelstaat Punjab; hier wonen ongeveer 21 miljoen van de 26 miljoen aanhangers van het sikhisme (sikhs). Er zijn ook sikhgemeenschappen in Maleisië, Singapore, Oost-Afrika, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada.
Het sikhisme werd geïnspireerd op het onderwijs van tien goeroes: belangrijke religieuze onderwijzers en predikers. Een separate en progressieve religie met als basisgedachten één God, gelijkheid, rechtvaardigheid en vrijheid voor iedereen. Deze religie doet een beroep op zijn volgelingen om een leven van discipline, hard werken, liefdadigheid en meditatie te leiden. Zij accepteert het bestaan van alle geloven en tolereert geen bevooroordeling of onderdrukking op basis van godsdienst, kaste, kleur, geloofsbelijdenis, ras en/of sekse.
De doctrines zijn vastgelegd in de Goeroe Granth Sahib, het heilige boek voor sikhs. De stichter en de eerste goeroe was Goeroe Nanak (1469–1539). Goeroe Nanak stichtte dit geloof in de 15de eeuw met zijn ideologie van “Alle mensen zijn gelijk, vormen een onderdeel van het Goddelijke licht en kunnen de allerhoogste (spirituele) staat bereiken door samen te smelten oftewel op te gaan in die éné Almachtige God”.
Het woord sikh is afgeleid van ‘sikkha’ uit Pãli of ‘šiSya’ uit het Sanskriet; beide betekenen ‘discipel’. Sikhs discipelen zijn van de tien goeroes.
Een aantal essentiële waarden van het Sikhisme zijn ook in andere godsdiensten terug te vinden. Er is slechts één God, die oneindige macht en invloed heeft; Hij of Zij is identiek voor alle godsdiensten. Sikhs moeten op een goede en eerlijke manier hun brood verdienen, dat mag nooit ten koste van anderen gaan. Wat een Sikh verdient, wordt gedeeld met anderen. Naastenliefde en gastvrijheid staan hoog in aanzien: het huis is altijd open voor iedereen, ongeacht zijn achtergrond, religie, overtuiging, ras of geslacht. Alle mensen zijn gelijk, allemaal zijn het de zonen en dochters van de Almachtige. Het is de plicht van elke Sikh om de ‘vijf kwaden’ te verslaan: egoïsme, woede, hebzucht, gehechtheid en verlangen. Dat moeten ze doen met ‘vijf wapens’: tevredenheid, liefdadigheid, vriendelijkheid, positieve houding, nederigheid. Ook bij Sikhs is de familie de hoeksteen van de samenleving, men moet in gezinsverband leven om kinderen te krijgen en op te voeden.
Uiteraard zijn er ook verschillen. In het Sikhisme heeft God geen geslacht en is aanwezig in alle dingen en alle plaatsen. Sikhs geloven in reïncarnatie, karma en redding: alle schepselen hebben zielen die na de dood tot andere organismen overgaan, tot uiteindelijk de bevrijding wordt bereikt. Sihks kennen ook geen speciale feestdagen, ze geloven niet dat een enkele dag heiliger is dan andere dagen, zoals christenen en moslims dat doen. Bidden bestaat bij de Sikhs hoofdzakelijk uit meditatie, s’ morgens en ’s avonds, op zondag in de tempel. De vroege ochtenduren, vóór het opkomen van de zon, zijn het meeste aangewezen voor meditatie en het ervaren van eenheid met God. Als uitwendige tekenen van hun geloof zijn alle mannelijke Sikhs getooid met de vijf symbolen van Khãlsã, allen beginnend met de letter K. Het belangrijkste symbool is Kesh (haar). Khãlsã mogen hun hoofdhaar, baard en snor niet knippen of scheren. Ongeknipt haar wordt als heilig beschouwd, een traditie die tot de eerste goeroes teruggaat. Ze binden hun haar op met behulp van een tulband (Dastar). Daarnaast zijn er Kanghã (kam), Kacch (een korte broek die meestal onder de kleding wordt gedragen), Kirpãn (dolk), en Kãrã (een metalen armband, die om de rechterarm gedragen wordt). Deze voorschriften zijn zo goed mogelijk na te leven, maar kunnen vooral in het Westen pragmatisch worden geïnterpreteerd om zo normaal mogelijk te kunnen functioneren. Zo zullen de Sikhs in België wel een baard en lang haar dragen, de andere symbolen worden veel thuis en op zondag in de tempel gedragen. Met een dolk op straat lopen is immers niet toegelaten hier te lande. Satbir, en met hem alle Sikhs hebben veel respect voor de andere godsdiensten, hier vooral voor de Christelijke religie. Hij heeft bewondering voor alle gelovigen die hun religie in alle openheid kunnen en durven beleiden. (jaf)
Recente geschiedenis van de Sikhs
Na het einde van de kolonisatie door Groot- Brittannië ontstonden in 1947 India en Pakistan. Hierop volgde een gewelddadige volksverhuizing van Moslims naar het huidige Pakistan en Sikhs en Hindoes naar het huidige India. Wederzijds was er veel bloedvergieten en de mensen lieten al hun bezittingen achter.
Ondanks hun grote inzet bij de onafhankelijkheid van India en tegen beloftes in, kregen de Sikhs slechts een beperkte rol toebedeeld bij het opstellen van de grondwet van het nieuwe India in 1950 en werd de Sikh religie hierin niet erkend. Later werden de verschillende staten van India gereorganiseerd op basis van taal, waarbij het oude Punjab verdeeld raakte en veel van zijn grondgebied en rijkdom moest inleveren. Vandaag ligt West-Punjab in Pakistan en Oost-Punjab in India. De meerderheid van de bewoners van de Indiase Punjab zijn Sikhs. Deze Punjab groeide uit tot de graanschuur van India en werd in de jaren zeventig de welvarendste staat van India en is dat tot op vandaag gebleven.
Wegens het gebrek aan erkenning door het centrale bestuur, onstonden er in de jaren zeventig politieke strubbelingen tussen de Sikhs en de centrale overheid van India. De directe aanleiding was dat Punjab naar verhouding veel belasting betaalde maar in de ogen van veel Sikhs daar weinig voor terug kreeg. Daarnaast was er nog steeds de oude wonde dat de Sikh religie niet erkend was als een onafhankelijke religie. Deze onvrede zette een kleine groep Sikhs in de jaren zeventig aan tot radicalisering. Deze Sikh strijders eisten dat Punjab een onafhankelijke staat zou worden met de naam Khalistan.
Deze politieke kwestie leidde tot grote spanningen tussen de radicale Sikhs en de Indiase overheid in de jaren zeventig en tachtig. Premier Indira Gandhi gelastte de Operatie Blue Star met als doel het verzet van de Sikhstrijders, die zich hadden verschuild in Harmandir Sahib (de Gouden Tempel) neer te slaan. Het Indiase leger bestormde de tempel en hierbij kwamen naast de Sikhstrijders vele pelgrims om. Schattingen over het aantal doden variëren van enkelen tot tienduizend, waaronder veel vrouwen en kinderen. De dood van gewone burgers zette veel kwaad bloed bij gematigde Sikhs die zich tegen de regering keerden en zich achter de Sikh strijders schaarden. Zij stelden Indira Gandhi verantwoordelijk voor het bloedbad. Vijf maanden later werd Gandhi door haar Sikh lijfwachten vermoord. In de daaropvolgende dagen braken - volgens de Sikhs door de regering aangestuurde – hevige rellen uit, waarbij de niet-Sikhs in het hele land, maar vooral in Delhi, hun woede koelden op iedere Sikh die ze maar konden vinden. Daarbij deden zich afschuwelijkste gewelddaden en schendingen van mensenrechten voor, waarbij Sikhs levend op straat werden verbrand. Ruim drieduizend Sikhs komen om en vijfendertigduizend Sikhs vluchtten naar opvangkampen in en om de hoofdstad. De Sikh-strijders en vooral jonge Sikhs werden tot begin jaren negentig voornamelijk in Punjab hardhandig aangepakt, waarbij velen - onder het mom van de strijd tegen extremisten - verdwenen en vermoord werden. Eind jaren negentig is de rust in Punjab teruggekeerd, de onvrede is niet geheel verdwenen.
Hoewel de Sikhs slechts ongeveer twee procent van de totale Indiase bevolking vormen, hebben ze in het verleden en ook nu nog in bijna alle facetten van het maatschappelijke leven grote successen geboekt; in het leger, landbouw, sport, industrie, onderwijs, geneeskunde en techniek. Door hun avontuurlijk en ondernemend karakter en harde werk zijn zij in bijna alle landen van de wereld te vinden.
DE WERELD VAN KRIZ