22 minute read
Daar komen de schutters
Gildedag van de Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden
De St.-Jorisgilden: eigentijdse eeuwenoude verenigingen
Het antwoord op mijn eerste vraag ” Waarom zou ik lid worden van een gilde”, verrast me. “Het is heel eenvoudig, maar moeilijk uit te leggen”, zegt Jef Servaes, “De gemoedelijke sfeer, het familiaal karakter en het ongedwongen samengaan van alle leeftijden, rangen en standen. Dat vindt je alleen bij de gilden”. Ik had als antwoord een pleidooi voor ‘levend historisch erfgoed’ verwacht, maar blijkbaar zijn de gilden meer dan dat. Een gesprek met Jef Servaes en Wim Druyts, de initiatiefnemers van de Gildedag van de Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden op 26 september in Hoogstraten.
Jef Servaes, 49 jaar en zaakvoerder, is hoofdman van de St.-Jorisgilde van Hoogstraten. Zijn vader, Louis Servaes, was ook ooit lid van de gilde. Grootvader Jef Servaes was in de jaren ’60 gekend als bogenmaker en hoofdman van St.-Joris Hoogstraten. Gildelid van vader op zoon dus. Toch begon Jef zijn schutterscarrière in Meer. “Grootvader was geen lid meer omdat hij te oud was en vader was gestopt omwille van drukte in de zaak”, zegt Jef, “Mijn schoonbroer had kennis met een dochter van Karel Sterkens van Meer. Zo ben ik op een bepaald moment in Meer gaan schieten. Ik ben er gebleven door Stan Goetschalckx, een goede klant in de zaak, en door Jef Van Opstal. Ik was al 25 jaar, maar ik kende het gildeleven door en door van thuis. Bogen inschieten met mijn grootvader, pijlenjongen en noem maar op. Ik heb het allemaal gedaan. In 1998 ben ik naar Hoogstraten gekomen. Vooral door Lon Van den Bossche met wie ik regelmatig ging jagen. In 2000 ben ik dan hoofdman geworden, op vraag van Adrien Van den Bossche.
Wim Druyts is in 1946 geboren in Antwerpen. Toen hij vier jaar oud was kwam hij samen met zijn ouders bij zijn grootouders in Wortel wonen. Ze woonden in café De Ster, waar nu de pastorij is tegenover de familie Horsten. Wim was er kind aan huis en leerde zo de kruisboogsport kennen. Hij werd in 1967 lid van St.-Joris Wortel. Na zijn huwelijk woonde hij enkele jaren in Antwerpen en kwam de gilde op het tweede plan. Toen hij na enkele jaren in Minderhout kwam wonen nam hij de draad terug op. In 1984 schoot hij zich, als opvolging van keizer Jac Lanslots, tot koning. Maar hij kon die titel in 1990 niet verlengen, hoe graag hij dat ook wilde. In 2002 volgde hij Karel Sijsmans op als hoofdman van de gilde van Wortel.
Dhm: Waarom zou ik lid worden van een gilde, op het eerste gezicht een folkloristische vereniging?
Jef Servaes: De gilden bestaan al lang en hebben een rijk historisch verleden. Maar zijn veel meer dan dat. In onze sterk verzuilde maatschappij richten bijna alle verenigingen zich tot een bepaalde leeftijdsgroep, een bepaalde beroepsklasse of een welbepaalde rang of stand. De gilden hebben een sterk familiaal karakter en het zijn verenigingen waar alle leeftijden en standen zich thuis voelen en goed met elkaar opschieten. Het is bijna ontroerend om zien hoe een jonge gast, die pas van het VITO komt, optrekt met een geneesheer specialist van 40 en een gepensioneerde schrijnwerker van 70 jaar, om maar één voorbeeld te noemen. Noem het ‘broederlijkheid’, om een zwaar woord te gebruiken. Die mentaliteit die kan je alleen bij de gilden vinden denk ik.
Dhm: Maar het verleden is nooit ver weg, als ik het bont gezelschap door de straten zie trekken.
Wim Druyts: De gilden willen bewust hun tradities in stand houden. En dan kan de historische klederdracht misschien vreemd overkomen en een drempel zijn voor jongeren. Daartegenover staat de aangename sfeer, zoals Jef al aanhaalde. Als jongeren kennis maken met de gilde zijn ze aangenaam verrast. Ze voelen er zich vlug thuis. Je kan een eigentijdse vereniging zijn en toch bepaalde tradities hoog houden. Dat kan zeker samen gaan.
Dhm: Hoe oud zijn de gilden?
Jef Servaes: Of de gilden al bestonden toen Hoogstraten in 1210 ‘Vrijheidsrechten’ kreeg, dat weten we niet. De oudste bewoning in het Land van Hoogstraten situeerde zich in Wortel en naar alle waarschijnlijkheid was er aanvankelijk maar één kruisboog en één handbooggilde. We weten wel dat Jan IV van Cuijck, heer van Hoogstraten, op 8 juni 1389 voorrechten verleende aan de voetboogschutters uit dank voor bewezen diensten. In dezelfde oorkonde staat dat de gilden toen al een ‘caert’ als erkenning door de heer hadden. Daaruit kunnen we besluiten dat de gilden toen al lang bestonden. Wat die ‘bewezen diensten’ waren, dat weten we niet. We weten wel dat de inwoners in 1358 “gewapend en met ontplooide banieren” het opnamen voor Jan van Cuijck. Hij had schulden bij de inwoners van Brussel en de markgraaf van het Land van Rijen wou goederen van de heer in beslag nemen.
Wim Druyts: De gemeenten Minderhout, Meer en Meerle maakten aanvankelijk deel uit van Land van Breda. Tijdens het bewind van Jan Van Cuijck werden die gemeenten rond 1300 toegevoegd aan het Land van Hoogstraten. Of er in de nieuwe “deelgemeenten” toen al schuttersgilden waren weten we ook niet. Er zijn nog andere documenten die verwijzen naar het bestaan van de gilden. In 1417 vorderde de magistraat van Antwerpen acht schutters en 15 gewapende mannen uit het Land van Hoogstraten op. In het midden van de 15 de eeuw riep Karel de Stoute schutters van de gilden op om deel te nemen aan oorlogen.
Jef Servaes: En dan zijn er nog de rekeningen van de rentmeesters (gemeenteontvangers) van de stad. Die bleven bewaard vanaf 1456. Als we die inkijken zien we dat de gilden vergoed werden voor hun deelname aan de ommegang in Hoogstraten. In 1481 kreeg de gilde van Wortel daarvoor een vat bier. In 1484 nam ook Meerle deel, in 1485 Meer en in 1490 Minderhout. Elke gilde ontving een vat bier als vergoeding. De schuttersgilden van Hoogstraten werden bevolkt door Poorters. Dat waren inwoners die in de Vrijheid Hoogstraten geboren waren of die het poorterschap verkregen door te betalen aan de heer. De Poorters hadden veel macht. In ruil voor bescherming kregen ze grote voorrechten van de heer.
Wim Druyts: Door het huwelijk van Antoon de Lalaing met Elisabeth van Culemborg kreeg Hoogstraten zeer veel invloed. Hoogstraten werd een graafschap en de graaf en gravin behoorden tot de voornaamste adel in de Nederlanden. Antoon de Lalaing werd de eerste raadsheer van Margaretha van Oostenrijk en zo verantwoordelijk voor het binnenlands beleid in haar landeigendommen. Zij lieten de kerk en het stadhuis bouwen.
De Caert, een soort reglement
Jef Servaes: Antoon de Lalaing verbleef veel in het ‘Hof van Hoogstraten’ gelegen aan het huidige Koningsplein te Brussel. Toch was hij zeer belangrijk voor de plaatselijke gilden. Regelmatig schoot hij zich in één van onze gilden tot koning. En hij overhandigde de gilden ‘de caert’, een erkenning door de heer en een soort reglement. De gilden van Hoogstraten, Wortel en Meer hebben die caert nog, bij de andere gilden is die in de loop der tijden verdwenen
Wim Druyts: De caert vertelt veel over het gildeleven toen. Het ging er vrij streng aan toe. Voor elke overtreding was er een zware geldboete. Zo mochten de schutters een pot bier niet in één teug leegdrinken. Liegen, vloeken en kijven was ook verboden. En als je in schutterskledij naar een kegelspel stond te kijken moest je ook een boete betalen. Men mocht een vrouw maar eenmaal mee in het gezelschap brengen en men mocht haar vooral geen drinken geven. Het was ook verboden om in schutterskledij op een altaar te gaan liggen. Soms werd het ook sinister. De schutters moesten de drossaard bijstaan bij het uitvoeren van doodstraffen. En tot in de 18 de eeuw deed het gerecht een beroep op de gilden om als gewapende macht op te treden. Doden behoorde dus ook tot hun taak.
Jef Servaes: In 1698 kwam er een einde aan de mannelijke lijn van de familie de Lalaing. Daardoor liet Maria Gabriëlla de Lalaing, die gehuwd was met Karel Florentijn van Salm, in 1709 het graafschap na aan haar kleinzoon Niklaas Leopold van Salm. Hij verbleef meestal in zijn zomerverblijf De Hees te Hoogstraten. Onder zijn impuls werd het graafschap verheven tot een hertogdom. We weten dat hertog Niklaas Leopold van Salm de gilden erg genegen was. Zo ontving het St- Jorisgilde van Hoogstraten in 1756 een het reliek van de Heilige St-Joris. Het gaat om een klein fragmentje uit de banier van St.- Joris.
Wim Druyts: De tweede echtgenote van de hertog, Dorothea van Salm was beschermvrouw van de St.-Jorisgilde van Wortel. Zij schonk in 1783 een koningsschild dat we nog altijd hebben. Na de periode van de hertogen van Salm Salm en het einde van het hertogdom kregen de gilden het moeilijker. Veel oorlogen waaronder de Brabantse omwenteling en de inval van de Fransen deden de gilden geen goed. De gilden werden verboden en hun bezittingen werden opgeëist als oorlogsschade. De gilden bleven in het geheim en ondergedoken verder bestaan.
Ontspanning en competitie
Dhm: Hoe lang bestaat de competitie tussen de verschillende gilden al?
Jef Servaes: Geleidelijk aan verdween het militair karakter van de gilden. De moeilijk te hanteren ‘voetboog’ maakte plaats voor de balansof St.-Jansboog en het kruisboogschieten werd ontspanning en (competitie)sport. Tot in het begin van de 20 ste eeuw bleef die ontspanning in hoofdzaak beperkt tot het eigen dorp. Er was een schieting op Sacramentsdag, St.-Jorisdag, de dag voor het koningschieten, dat toen nog elk jaar doorging, en ter gelegenheid van de kermis. Op verloren maandag was het teerfeest en bij de processie werden de gilden van de omliggende dorpen uitgenodigd om mee op te stappen. Gaandeweg kwamen schutters uit de omliggende dorpen deelnemen aan de kermisschieting en zo ontstond er allicht in de jaren ’20 een eerste vorm van competitie.
Dhm: En dan spreken we van het Verbond van St.-Jorisgilden.
Wim Druyts: Ja, nu ongeveer 75 jaar geleden is Het Verbond ontstaan met dokter Eugeen Gommers als eerste voorzitter. Het Verbond bestaat uit negen gilden: Hoogstraten, Meer, Meerle, Minderhout, Wortel, Loenhout en het Nederlandse Castelré, Rijsbergen en Sprundel. Vroeger hebben ook Wuustwezel en de Nederlandse gilden uit Zundert en Wernhout aan de wedstrijden deelgenomen. Een aantal jaren later, in 1952, is de Hoge Gildenraad der Kempen opgericht. Die vereniging groepeert een 60-tal handboog- buks- en kruisbooggilden uit de Kempen. Nog recenter is de Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden ontstaan. Het is de Federatie die op 26 september in samenwerking met het Stadsbestuur en het Verbond van Sint-Jorisgilde een honderdtal gilden uitnodigt naar Hoogstraten.
Omstreeks 11.30 uur stappen meer dan duizend deelnemers in typische klederdrachten op in een grootse optocht door de Vrijheid. Na de middag zijn er activiteiten voorzien waarbij de aanwezigen kennis kunnen maken met de toeristische toppers van onze regio. Die activiteiten vinden plaats op het Begijnhof waar in de kerk ook een indrukwekkende zilvertentoonstelling plaats heeft. (fh)
DE WERELD VAN SJAH
DE GILDEN
St.-Joris Hoogstraten
Als je als enige gilde pluimen op je hoed mag dragen. Als je weet dat Antoon de Lalaing in 1565 koning van je gilde was. Als je Jean-Jacques de Lalaing en Liesbeth Van den Bossche, weldoeners van je gilde, tot deken van de gilde benoemd. Dan mag je terecht fier zijn. “Ik heb graag dat onze schutters goed presteren”, zegt hoofdman Jef Servaes, “maar het extra sportieve is zeker zo belangrijk”.
Maar de gilde kende ook mindere tijden. Op 15 december 1911 beslisten de negen overgebleven leden van de gilde om de vereniging te ontbinden. “Bij algemeen gesprek wordt de maatschappij ontbonden en de voorwerpen worden onder de leden verlot”, lezen we in verslagboek. Een spijtige beslissing waardoor veel gildebezit verloren ging.
In 1933 werd de gilde terug opgericht op initiatief van burgemeester Jan Brosens, dokter Piet Gommers en Aloïs Bruurs. Op 16 september werd de schietstand in de tuin van Hofkens, later café Brouwershuis, plechtig in gebruik genomen. De gilde bleef er tot 1987. Toen bouwde men een eigen lokaal op gronden van de gemeente in de Brouwerijstraat. De gilde telt 82 leden (1) met hoofdman Jef Servaes, de keizers Jos Schrijvers en Luc Anthonis, koning Jac Roos en penningmeester Patrick Weygers. Actieve schutters (2) op 6 meter: 16 Actieve schutters (2) op 61 meter: 34
St.-Joris Loenhout
Op de vlag van de gilde van Loenhout staat 1354 als vermoedelijke stichtingsdatum. Zeker is dat ridder Daniel Van Bouchout, heer van Loenhout, in 1374 aan het St.-Jorisaltaar in de kerk een kapelanie oprichtte van vier missen per week. In 1354 werd er een altaar geplaatst, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield werd.
De gilde bezit allicht het meest waardevolle gildevoorwerp: een uit albast vervaardigd St.- Jorisbeeld uit het begin van de 15de eeuw.
In de eerste helft van de 17de eeuw beschikten de St.-Joris- en St.-Sebastiaan al over ‘een schuttersveld met doelhuisjes’, op grond geschonken door barones juffrouw Catharina de Perez. In 1930 werden de doelen afgebroken. De gronden waren in onbruik geraakt en de gilde koos ervoor om de schietstand bij het gildelokaal te brengen.
Tot 2001 was dat bij Vissers, een mooie schietstand die de gilde in 2002 verliet omdat ze vanaf dan op de sportterreinen van de gemeente een eigen lokaal ter beschikking kreeg.
St.-Joris Loenhout heeft naast haar schutters, een dansgroep met vijftien koppels, drie speelmannen, zes vendeliers en een roffelaar. Er zijn geen of weinig gilden die beter doen. De gilde telt 105 leden (1) met hoofdman Frans Van Hasselt, koning Alfons Van Hasselt, keizer Jan Van Hasselt, griffier Leo Van Hasselt en penningmeester Johan Van Dijck.
Actieve schutters (2) op 6 meter: 26 Actieve schutters (2) op 61 meter: 18
St.-Joris Meer
De gilde van Meer wordt voor het eerst genoemd in 1485 en in 1534 ontvangt ze, zoals de andere gilden de ‘caert’ van graaf Antoon de Lalaing.
Uit het rijk archief weten we dat de gilde al heel lang eigenaar is van een eigen schietstand. Wanneer de Franse overheerser de gilden afschafte blijft de gilde van Meer ondergedoken verder bestaan. In een verslag van 1794 lezen we: “Dese rekeninge is niet geboekt vermits de boecken en juwelen gevlught waren bij tijde van oorlog”.
De gilde van Meer is de eerste met een juridisch statuut. Wanneer notaris Versteylen in 1900 een ‘tontinne’ opricht kan de gilde haar aangeslagen schietstand in de Donckstraat terug kopen. In 1923 is de gilde al een vzw.
In 1939 verlaat de gilde de Donckstraat en trekt ze naar café De Welkom in het dorp. Begin de ’70 gaat het minder goed, tot men in 1979 terugkeert naar de Donckstraat. Stan Goetschalckx, Fons Sterkens en Jef Van Opstal zijn de drijvende krachten achter een nieuwe bloeiperiode. Met de hulp van veel leden bouwen de leden er een nieuwe thuis.
St.-Joris Meer heeft de jongste hoofdman en koning van het Verbond. Zonder het verleden te verloochenen willen zij een eigentijdse gildewerking uitbouwen met speciale aandacht voor de plaats van de vrouw in de gilde en de interesses van jonge gezinnen. De onlangs vernieuwde schietstand getuigd van die eigentijdse aanpak. De gilde telt 117 leden (1) met hoofdman Gert Rombouts, koning Bert Eelen, griffier Lief Sprangers en keizer Jan Rombouts.
Actieve schutters (2) op 6 meter: 26 Actieve schutters (2) op 61 meter: 22
St.-Joris Meerle
De caert van de St.-Joris Meerle is in de loop der eeuwen helaas verdwenen. In het gildelokaal hangt wel een erkenning die de Hoge Gildenraad der Kempen in 1957 aan haar leden overhandigde. De originele caert is verdwenen, maar de inhoud kent men nog. Zo mocht de gilde maar 50 leden tellen. Die beperking was opgelegd om de macht van de gilde te beperken.
St.-Joris Meerle is een toonaangevende gilde binnen het Verbond. Niet alleen op sportief vlak maar ook wat de samenwerking tussen de gilden betreft. En daar wil men het bij houden. Zo heeft de gilde geen dansgroep, volgens een reglement uit het begin van de 20ste eeuw. Toen ontaardde het dansen in het rijden van een scheve schaats en dus kwam er een reglement dat dansen verbood.
Maar St.-Joris Meerle stond en staat op de eerste rij als het over samenwerking gaat. In 1920 schonk hun koning, industrieel en grootgrondbezitter Marcel Dupret, een beker die nog altijd betwist wordt. De beker Dupret lag aan de basis van het ontstaan van het Verbond van Sint Jorisgilden. Meerle leverde, met hun hoofdman dokter Eugeen Gommers, ook de eerste voorzitter van het Verbond.
Meer recent nam hoofdman Jan Gijsbregts van Meerle het initiatief om tijdens de winter een competitie op zes meter te organiseren. Het initiatief werd met succes genomen om meer jongeren aan te trekken. Jan Gijsbregts is nu ook voorzitter van het Verbond van Sint Jorisgilden en Harry Vanderhenst griffier van de Hoge Gildenraad der Kempen. De gilde telt 76 leden (1) met hoofdman Jan Gijsbregts, koning John Van Haperen, griffier Harry Vanderhenst en penningmeester Ellen Verschueren. Actieve schutters (2) op 6 meter: 22 Actieve schutters (2) op 61 meter: 32
St.-Joris Minderhout
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaan alle oude gildeboeken in vlammen op en roven de Duitsers de bogen en de gildebreuken uit het lokaal herberg “In den Haan”. Uit andere archieven weten we dat Ambrosius Wagemans in 1568 tien stuivers ontvangt voor deelname aan de ommegank in Hoogstraten.
Uit het kerkarchief weten we dat de gilde bijdraagt “tot reparatie van den thoren ende kerke”wanneer pastoor Van Dijck in 1643 de vervallen St.-Clemenskerk herstelt. De gildebroeders schonken ook 25 gulden voor een schilderij van hun patroonheilige.
St.-Joris Minderhout kan model staan voor een echte dorpsgilde, met een groot aantal inwoners die een hart hebben voor de gilde. Na de Tweede Wereldoorlog was de schietstand bij café “Den Bot” aan de kerk. Toen het lokaal onteigend werd om de weg te verbreden, verhuisde de schietstand naar de tuin van Henri Tackx.
In 1985 startte men met de bouw van en eigen gildelokaal en schietstand midden in het dorp. Op 19 april 1986 werd het lokaal plechtig in gebruik genomen. Het is nu de thuis van de schutters, van een dansgroep met 10 koppels, een Jan Stoffels vendelier, een roffelaar en zelfs een ruiter die de gilde voorafgaat bij optochten.
De gilde telt 146 leden (1) met hoofdman Marcel Floren, koning Louis Van Bergen, keizer Jan Stoffels, griffier Frans Geerts en penningmeester Peter van den Broek.
Actieve schutters (2) op 6 meter: 30 Actieve schutters (2) op 61 meter: 32
St.-Joris Wortel
Boven de doelen van de St.-Joris Wortel staat 1481, het jaar waarin de gilde voor het eerst genoemd is. Als oudste vestigingplaats van Hoogstraten is de gilde misschien wel dé oudste van allemaal, maar dat weten we niet.
De gilde is trots op haar patrimonium. In 1641 liet ze in de kerk een altaar bouwen, dat in 1768 totaal vermemeld was en vervangen werd door het altaar dat er nu nog staat.
De kosten en het onderhoud waren voor rekening van de gilde. Dat weten we uit een rekeningenboek 1736. Wanneer men de kerk van Wortel gaat restaureren zal de gilde ook nu de kosten van de restauratie van het St.-Jorisaltaar voor haar rekening nemen.
Maar de gildeleden zijn even fier op hun meer recente verwezenlijkingen. Toen smid Peeraer in 1964 zijn café ‘In het Hoefijzer’ sloot, verhuisde het lokaal naar café ‘In de Verzekering tegen de dorst’. Maar omdat er nergens nog een café was met voldoende grond voor een schietstand moest de gilde op zoek naar een andere oplossing.
Pastoor Luyts stelde grond ter beschikking bij de parochiezaal, aar de gilde bouwde, onder impuls van Jan Horsten en koning Jac Lanslots, een schietstand bouwde waar men kon tappen. Vanaf 17 mei 1964 was de gilde van Wortel de eerste gilde met een eigen drankgelegenheid, ook al was het maar een betonnen kot.
Toen ook Ivo Declerq zijn café sloot, kon de gilde grond kopen van de parochie. Op 21 oktober 1989 werd de eerste steen gelegd van een eigen gildelokaal, prachtig gelegen in de schaduw van de kerk en de kapelanie.
De gilde telt 52 leden (1) met als hoofdman Wim Druyts, koning Jan Laurijssen, griffier Frans Horsten en penningmeester Raf Horsten.
Actieve schutters (2) op 6 meter: 17 Actieve schutters (2) op 61 meter: 19
St.-Joris Castelré
De gilde van Castelré was en is op veel vlakken een buitenbeentje. Ze is pas op 15 februari 1888, veel later dan de andere gilden, opgericht als een “buksgilde”.
In 1888 was de gilde gehuisvest bij Jaak Mertens in café “Het Pannenhuis”, op den Schootsenhoek. Er werd in open lucht geschoten , vlakbij wat men nu “de Galgenheuvel” noemt. De plaats waar in de middeleeuwen de veroordeelden van het Land van Hoogstraten terechtgesteld werden.
Aan het schieten met de buks kwam een einde toen de wapens tijdens de Eerste Wereldoorlog in beslag genomen werden. De maatschappij bleef bestaan maar de activiteiten beperkten zich tot teerfeesten. Toen Jan Mertens in 1921 zijn café sloot was het afgelopen, althans voor korte tijd.
In die dagen kwamen nogal wat schutters van de ontbonden gilde van Hoogstraten in café “In Holland”, toen uitgebaat door Jaak Snoeys. Op voorstel van Aloïs Bruurs kocht men in 1926 drie balansbogen in het Brusselse. De kruisbooggilde met al vlug vijftien leden was een feit.
De eerste koning van St.-Joris Castelré was trouwens dokter Piet Gommers, de latere oorlogsburgemeester van Hoogstraten en mede initiatiefnemer van de heroprichting van St.-Joris Hoogstraten in 1933.
St.-Joris Castelré wordt in een adem genoemd met café In Holland. De gilde telt leden die zowat van overal komen, net zoals de klanten in het café. En, meer dan in andere gilden, staan de leden achter de Olympische gedachte. Er bij zijn is voor velen belangrijker dan goed presteren.
De gilde telt 50 leden (1) met hoofdman Cor Van Gils, koning Eddy Geets en griffier Dirk Jansen.
Actieve schutters (2) op 6 meter: 34 Actieve schutters (2) op 61 meter: 28
St.-Joris Rijsbergen
Alhoewel de gilde al langer bestaat, schuift men zelf 10 juni 1707 als stichtingsdatum naar voor. Op die datum verlenen de uitvoerders van het testament van Prins Willem van Oranje de caert met reglement.
Aanvankelijk wordt er allicht elk jaar een koning geschoten. Maar in 1794 beslist men dat de ambtstermijn van de koning voortaan zes jaar zal zijn. De reden hiervoor is allicht het feit dat de koning verplicht is om een vat bier te schenken en de breuk met drie lood zilver moet verrijken. Een dure aangelegenheid dus. Als inkomsten heeft de gilde in de achttiende eeuw een dertigtal schapen die men uitbesteed aan een herder.
In de loop der tijden is de gilde vaak verhuisd. Soms moest men creatief zijn om de schietbaan van 61 meter lang bij elkaar te krijgen. Wanneer de gilde in 1963 naar café Schuttershof van Piet Jorissen trekt, wordt er over verschillend tuinen van buren geschoten tot in de doelen, die opgesteld staan in de tuin van Toon van der Heijden.
In 1987 kan de gilde een eigen schietbaan en gildelokaal in gebruik nemen aan ’t Rijkepad. Nu zijn de problemen van huisvesting hopelijk definitief van de baan. Dat de gilde een eigentijds beleid voert, bewijst het prachtig uitgegeven boek “Drie eeuwen gilde St.-Joris Rijsbergen 1707 – 2007”.
Jan Soffers is hoofdman, Hans Evers koning, Hugo Hoppenbrouwers griffier en keizer Cees Martens is ook penningmeester. Actieve schutters (2) op 6 meter: -- Actieve schutters (2) op 61 meter: 17
St.-Jan Baptist Sprundel
Een verplaatsing naar Sprundel, deelgemeente van het Nederlandse Rucphen, is al vlug zo’n 30 km. En zeggen dat men die afstand ooit per fiets a egde met een zware kruisboog op de schouder.
Uit gegevens van het rijksarchief in Den Haag weet men dat de gilde op 19 maart 1618 al een caert bezat en vermoedelijk al langer bestond. Die erkenning van de gilde werd afgeleverd te Brussel en ondertekend door Frederich Grave vanden Berghenden Henrich Graeff Zu den Bergh.
Sprundel is enige gilde van het Verbond die St.-Joris niet als patroonheilige heeft. De naam St.-Jan Baptist of St.-Jan de Doper heeft men in vorige eeuwen overgenomen van de patroonheilige van de parochie. Als Nederlandse gilde is Sprundel aangesloten bij de Gildekring “Baronie en Markiezaat”. Deze kring telt 15 gilden van het gebied rond Breda tot Bergen op Zoom.
Voor de Tweede Wereldoorlog had de gilde haar lokaal en schietstand in café ‘Het Rode Hert’. Verboden door de Duitsers werd de gilde pas in 1954 terug actief op initiatief van wijlen meester van de Riet. Van dat moment af is het lokaal gevestigd in het café ‘De Drie Zwaantjes’, waar men de beschikking heeft over een prachtig gildelokaal met drie buitenschietbanen op 61 meter en vier binnenbanen op kortere afstand.
Meer dan andere gilden zet de St.-Jan Baptistgilde van Sprundel zich met succes in voor het werven van nieuwe jonge schutters door projecten in scholen enz.
De gilde telt 42 leden met hoofdman Frie Konings, koning Frans Aarts, griffier Robert Peeters en penningmeester Arnaud van den Broek. Actieve schutters (2) op 6 meter: 18 Actieve schutters (2) op 61 meter: 12 (fh)