37 minute read
De Spilzakken
De eenmalige reünie - het definitieve interview
“Wij zijn nu groter dan toen we nog bestonden”
Op zondag 21 november wordt de viering van 800 jaar Hoogstraten afgesloten met een groots volksfeest. Met als uitsmijter een uniek concert. Voor het eerst in meer dan 25 jaar treden De Spilzakken nog eens op – met in hun valies een pak Hoogstraatse klassiekers. Een eenmalig reünieconcert. Terwijl de repetities in volle gang zijn, trommelde De Hoogstraatse Maand de vijf groepsleden bij mekaar voor het eerste grote Spilzakken-interview ooit."Je kan je niet voorstellen hoeveel geld ons ooit al geboden is om nog eens samen op te treden"
Eén voor één sijpelen ze binnen bij den Bottel, het grand café tegenover het Hoogstraatse stadhuis. Gie Martens, Charel Huet, Jan Croes, Jef Martens en Sjarel Hofkens. In de jaren ’70 en ’80 maakten ze samen furore als straatzangers enmuzikanten, toen ze als De Spilzakken elk jaar de Heilig Bloedfoor opluisterden. Wie er toen bij was, spreekt er nog altijd over, terwijl sommige van hun liedjes – zoals ‘’t Warm water af Meer’, ‘Pas op veur schoon vrouwen’, ‘De eirbissemerumba’ en ‘Het Spilzakkenlied’ – uitgegroeid zijn tot Hoogstraatse klassiekers.
Muziek maken, zingen of op een podium staan doen ze allemaal. Voor De Spilzakken deden ze dat, en ze doen het nog steeds. Maar het was vooral de chemie tussen de vijf leden van die ene groep die er in slaagde een prominente plaats te veroveren in het Hoogstraatse collectieve geheugen. Alle vijf staan ze er nog steeds van te kijken, want toen ze indertijd met de Spilzakkenbakfiets de Vrijheid opreden, wilden ze zich vooral kostelijk amuseren. Geen haar op hun hoofd dat er aan dacht dat er zoveel jaar later nog steeds over hun optredens en hun nummers gesproken zou worden.
Nog altijd zijn ze verbaasd en verwonderd wanneer nog maar eens blijkt hoezeer hun nummers ingebakken zitten in het geheugen van de meeste Hoogstratenaren, zoals eind augustus bijvoorbeeld, tijdens het Hoogstraatse kinderfeest Begijntjes Laat Besluit. Vier gebuurten namen deel aan de competitie. Toen ze hun acts brachten voor het Hoogstraatse stadhuis, bleken drie van de vier zich gebaseerd te hebben op een nummer van De Spilzakken.
“Weet je wat het straffe was?”, zegt Jef Martens, de frontman van De Spilzakken. “De vierde groep gebruikte een stukje instrumentale muziek in hun act. Welk stukje muziek, denk je? Het instrumentale voorspel van het nummer ‘Van de rosse’ van De Spilzakken. Vier op vier! Terwijl dat potverdorie een kinderfeest is…
Zelfs de ouders van die kinderen waren bij wijze van spreken nog niet geboren toen wij op de Heilig Bloedfoor speelden. 27 jaar geleden hebben we dat voor de laatste keer gedaan.”
“Op een bepaald moment speelden wij met mijn huidige groep, MCC, in de Kapel van Merksplas Kolonie voor 1.500 tuinbouwers – op uitnodiging van de Veiling”, pikt Gie Martens in, de jongere broer van Jef Martens en de man die de muziek voor de meeste eigen nummers van De Spilzakken schreef. “Het optreden was eigenlijk geen succes, want die tuinders zaten allemaal over augurken en aardbeien te kletsen. En de akoestiek was affreus. Omdat het op uitnodiging van de Veiling was hadden wij bij hoge uitzondering ‘Den eirbissemerumba’ van De Spilzakken ingestudeerd. Toen wij dat begonnen te zingen, ging van het ene moment op het andere die hele zaal plat. De hele zaal vloog recht, en kleinmannen kwamen meteen naar voor gelopen om te vragen: Nog van De Spilzakken!”
DHM: Realiseerden jullie je vroeger al hoe populair jullie nummers in Hoogstraten zijn?
Gie Martens: Onze optredens waren populair, dus zeker de laatste jaren dat we op Heilig Bloed optraden, trok dat echt een massa volk. Maar dat de mensen daar zoveel jaar later nog over praten en er naar snakken die liedjes keer op keer terug te horen, dat is natuurlijk nog iets anders.
Jef Martens: In wezen was het wellicht niet zo erg uitzonderlijk wat wij in die tijd deden, maar het stond zo ver af van wat er voor de rest op de foor te beleven viel, dat het een steeds hogere vlucht begon te nemen. Dat er een rups en een paardemolen op de kermis stonden, dat vond iedereen normaal. Maar dat daar mensen muziek stonden te maken, dat was men niet meer gewoon. Voor en na de processie traden we op. Ik denk dat het succes ook zat in het feit dat wij het allemaal heel ontspannen deden. Wij deden het voor ons plezier, en hadden niet echt iets te bewijzen. Het was bijna alsof wij thuis aan het optreden waren, alsof we dat elke week deden.
Charel Huet: Dat iedereen zo ontspannen was, had er wellicht ook mee te maken dat minstens de helft van de groep recht uit het café kwam…
Jan Croes: Maar het succes zat hem toch ook in de inhoud van de nummers. We maakten nummers die de mensen van Hoogstraten aanspraken. En niet alleen de mensen van Hoogstraten zelf. Neem één van onze grootste hits, ‘’t Warm water af Meer’, dat was ook in Meer meteen prijs natuurlijk.
Biljart
Sjarel Hofkens: Dat onze optredens toen zo populair waren, had ook te maken met de interactie met het publiek. Jef was daar heel goed in. De mensen stonden héél dichtbij, en werden steeds meer bij onze optredens betrokken.
Gie Martens: In zekere zin is het in de loop der jaren ook een beetje een vorm van straattheater geworden. In de beginjaren speelden wij op verschillende plaatsen, en stonden we echt tussen de marktkramers. Die reageerden op twee verschillende manieren: ofwel waren ze slechtgezind op ons omdat we voor hun kraam stonden, ofwel vonden ze het geweldig dat er zoveel volk op ons af kwam, mensen die dus ook voor hun kraam stonden. Later zijn we dan een beetje buiten de Markt gaan spelen, meestal in de buurt van het stadhuis. Dan hinderden we de mensen van de foor en de markt niet.
Jef Martens: Ik heb ooit zelfs het verwijt gekregen dat we met De Spilzakken veel te snel begonnen te spelen nadat de processie gepasseerd was. Ze vonden ‘het lawaai’ hinderlijk, maar vooral: terwijl de processie nog passeerde, stonden de mensen al te wachten op het moment dat we zouden beginnen. En wij begonnen natuurlijk zo gauw we konden te spelen.
DHM: En wat deden jullie tijdens de processie?
Gie Martens: Dan gingen wij heel devoot op café.
DHM: En wat als het regende?
Gie Martens: Dan speelden we binnen in de cafés. Desnoods op het biljart.
Charel Huet: Er zijn foto’s van mensen die op mekaar gepakt naar ons staan te luisteren.
Jan Croes: En we kwamen overal. In de Patria, in de Roma…
Gie Martens: Wij hadden nooit het idee dat we iets heel speciaals of bijzonder aan het doen waren, maar wel dat het plezant was. En blijkbaar vonden de mensen dat ook.
Jef Martens: Ik overdrijf echt niet als ik zeg dat ik tot een paar jaar geleden echt nog heel regelmatig aanvragen kreeg van mensen die De Spilzakken wilden boeken voor een optreden. Wij hebben ons laatste optreden gegeven in ’83… Het is natuurlijk wel wat verminderd in de loop der jaren, maar toch… Het had veel meer impact in Hoogstraten en omstreken dan wij op dat moment zelf beseft hebben.
Gie Martens: Lang nadat wij gesplit waren, kreeg ik nog een vraag van iemand die er nogal warmpjes inzat, die wou dat wij op de plechtige communie van zijn zoon wilden komen spelen. Ik antwoordde dat we al lang niet meer speelden, maar die zei meteen: ‘’t Mag kosten wat het kost.’ En dat allemaal voor iemand van twaalf jaar die zot is van De Spilzakken.
Jan Croes: Dat was het maffe. Op een bepaald moment ging onze muziek blijkbaar een eigen leven leiden bij jongeren, bij mensen die ons nooit kunnen hebben zien optreden omdat ze nog niet geboren waren. Die bleken ineens al die nummers van ons uit het hoofd te kennen.
DHM: Was dat nadat de cd met al jullie nummers was uitgekomen?
Jan Croes: Oók. Maar blijkbaar ook langs andere kanalen.
Sjarel Hofkens: In Meer is dat bijvoorbeeld langs de lagere school gegaan. In de lessen Nederlands moeten ze het daar over dialect hebben, ze gebruiken daar onze nummers voor.
Jef Martens: In dancing ’t Fortuin in Meer is de kreet Charel, trekt ‘em open, jongen uit ons liedje ‘’t Warm water af Meer’ jarenlang een gimmick geweest. Misschien nu nog zelfs, het zou kunnen.
Gulzigheid
DHM: Hoe zijn De Spilzakken eigenlijk begonnen?
Gie Martens: Het allereerste begin van De Spilzakken lag in jeugdclub Den Tinnen Pot, die gelegen was op de hoek van de Vrijheid en de straat die nu de Tinnen Potstraat heet. Op zondagnamiddag werden daar wel eens vrije podia georganiseerd, en daar traden wij op met een groepje met onder meer Marthe Huet, Guy Swaegers, Marcella Erens, Sjarel Hofkens en Charel Huet, denk ik. Op dat moment mocht ik in Den Tinnen Pot alleen nog maar op zondagmiddag binnen, omdat ik nog maar een jaar of veertienvijftien was, mocht ik daar ’s avonds niet komen.
DHM: Wat speelden jullie dan?
Gie Martens: Vooral covers van Vlaamse en buitenlandse folkgroepen: Wannes van de Velde, Paul Simon, Donovan, Fairport Convention… Zowel in het Nederlands als in het Engels. Het was een amalgaam van nummers die we her en der hadden opgepikt.
Sjarel Hofkens: We gingen in die tijd ook op zoek naar oude Vlaamse folknummers, ondermeer op platen van De Kadullen, ‘t Kliekske en het Brabants Volksorkest. We hebben ooit zelfs nog het voorprogramma van ‘t Kliekske gespeeld in Het Slot in Wortel.
Gie Martens: Toen we genoeg nummers hadden, kregen we het idee om eens op de foor van Heilig Bloed te gaan spelen. En zo is het eigenlijk begonnen. De eerste jaren kwam de garde ons zelfs altijd wegjagen als we aan het spelen waren. Gullie hebt geen leurderskaart!
Jef Martens: Dat had er ook mee te maken dat de burgemeester bang was dat we nummers tegen het gemeentebestuur zouden gaan zingen.
Sjarel Hofkens: Het kwam voor hem allemaal nogal alternatief over.
Gie Martens: De goegemeente had blijkbaar een beetje schrik van ons. Maar we waren op alles voorzien. Zo hadden we ook een nummer ingestudeerd dat we altijd meteen begonnen te spelen wanneer de garde ons kwam wegjagen, en dat heette: Dronkaard, ge moet naar huis toe gaan. Altijd als de garde ons kwam wegjagen, begonnen wij uit volle borst dat lied te zingen. Het publiek kwam dan nog wat dichterbij staan, en na een tijdje droop de garde dan stilletjes af.
Sjarel Hofkens: In die beginjaren zat ik nog op school op het Klein-Seminarie, en dus moest ik als Hoogstratenaar ook meelopen in de processie. Ik moest een van de kruizen van de zeven hoofdzonden dragen. Om tien uur ’s morgens begonnen wij dan te spelen met De Spilzakken. Tegen dat de processie zou vertrekken snelde ik naar het Seminarie, trok die zwarte kleren aan, liep met dat kruis de processie, om meteen daarna rap terug naar de groep te snellen, zodat we opnieuw konden optreden..
Gie Martens: De Sjarel liep elk jaar met ‘gulzigheid’ op zijne rug…
DHM: Was dat al met de definitieve bezetting?
Gie Martens: Nog niet, maar langzaam maar zeker begon het allemaal wat te evolueren. Guy Swaegers zong nog bij onze eerste optredens, maar viel niet veel later weg. Toen heb ik een paar jaar lang de zang voor mijn rekening genomen. Later is onze Jef er dan bijgekomen, en werd hij de frontman. Jef Van Gool heeft een hele tijd lang bas gespeeld… Hij speelt nog mee op ‘Jan zoekt een meisje’, het eerste singeltje. Niet op de b-kant van dat nummer, ‘Moord in de muzementen’, want daar hebben we de baspartij met een tuba ingespeeld.
DHM: Wanneer ben jij er dan bijgekomen, Jan?
Jan Croes: Ergens vlak na het uitbrengen van de eerste single, denk ik. Jef Van Gool speelde toen nog bas, en ik kwam erbij op viool. Pas toen Jef er mee stopte, ben ik contrabas gaan spelen.
Gie Martens: We hadden Jan gevraagd om viool te komen spelen omdat Sjarel (Hofkens) dat eigenlijk niet goed kon. Hij deed altijd wel alsof, en wij deden of we dat niet doorhadden… maar eigenlijk kon hij het niet. (lacht)
Charel Huet: En dan moesten wij zeggen: Sjarel, die strijkstok moet ge bij de viool gebruiken, niet als ge mandoline speelt.
Gie Martens: Als wij repeteerden, dan zaten wij altijd – zoals nu – flauwe zever te verkopen. De hele tijd zaten we steken aan mekaar te geven… We hebben in de loop der jaren wat afgelachen. Het was een ongelooflijk feest om te repeteren. Heel dikwijls, zelfs tijdens optredens, kregen wij de slappe lach.
Nonkel Bob
DHM: Hadden jullie op dat moment al wat podiumervaring? Of trokken jullie gewoon zonder boe of ba de straat op?
Jef Martens: Wij, onze Gie en ik, hadden natuurlijk van kleins af aan op een podium gestaan. Met het knapenkoor, maar ook met De Acht van Martens.
DHM: Dat was een kinderkoor met alle acht de broers en zussen Martens…
Jef Martens: Het ontstaan van De Acht van Martens was onrechtstreeks te danken aan Louis Fransen, de Hoogstraatse kunstenaar die eerder dit jaar in Japan gestorven is. In die tijd, begin jaren ’60, was hij nog pater, en hij was voor een jaar met vakantie in Hoogstraten. Toen hij terug naar Japan zou vertrekken, werd er een Japanse avond ingericht om geld in te zamelen. Louis Fransen was bij ons een vriend aan huis, net als Jan Verstraelen, de onderpastoor van Hoogstraten. Ons vader was toen koster in de kerk. Op een bepaald moment stelde hij voor om met alle acht de kinderen Martens tijdens die Japanse avond een nummertje te komen zingen voor Louis. In het Japans dan nog. Uiteindelijk hebben wij die avond een nummer of drie gezongen, en het sloeg echt in als een bom. En toen amper een paar maanden later de film ‘The Sound of Music’ uitkwam, over een zingende familie, was het hek helemaal van de dam. Honderden keren hebben wij toen opgetreden. Het was echt een hype. Sjarel Hofkens: Jullie hebben zelfs een single uitgebracht.
Jef Martens: Klopt. ‘Kerstmis in de stad’, met vier nummers op. Bladen als De Zondagsvriend wijdden grote artikels aan De Acht van Martens. Wij werden ook uitgenodigd in het televisieprogramma van Nonkel Bob op woensdagnamiddag, en in Spelevaren, een ander populair tv-programma. In mijn tienerjaren was ik echt wel uitgekeken op het repertoire van De Acht van Martens, maar wat me altijd is blijven aantrekken, is het podium. Dat is me altijd blijven aantrekken, op wat voor manier dan ook. Dat spel met het publiek, dat vind ik nog altijd fantastisch.
Gie Martens: Onze vader en ons moeder moesten ontelbaar veel optredens weigeren.
Sjarel Hofkens: Ge zijt min of meer op dezelfde manier begonnen als Michael Jackson, Jef…
Jef Martens: Er kwamen soms zelfs liefdesbrieven van fans aan, die ons moeder natuurlijk achterhield. Daar zijn we pas later achter gekomen.
DHM: Vanaf wanneer heette de groep De Spilzakken?
Sjarel Hofkens: Van bij het begin. Je mag niet vergeten dat wij begonnen zijn in de hoogdagen van de Vlaamse folk: Wannes van de Velde, Rum, Walter de Buck, ‘t Kliekske, De Kadullen, Willem Vermandere… Wij zochten dus een naam die in dat rijtje zou passen, en aangezien Spilzakken een bijnaam voor de Hoogstratenaren was…
Gie Martens: Zeg maar gerust een scheldnaam. Het zou te maken hebben met het verzamelen van dennenaalden om te stoken. Er zijn nog andere mogelijke verklaringen, onder meer dat het te maken zou hebben met ‘verspillen’, maar dit is de meest plausibele.
Jef Martens: Een spilzak gaat in de bossen dennennaalden rapen, in plaats van hout te stoken in de kachel. Op zoek naar naalden trekt zo iemand met een zak de bossen in.
Gie Martens: Daar kwam nog bij dat in ‘spil’ natuurlijk ook spelen zit.
Jef Martens: En die ‘zakken’, dat is natuurlijk de evidentie zelf…Misschien moeten we ons voor de reünie maar gewoon ‘De Ouwe Zakken’ laten noemen…
Moord van Nijlen
DHM: Jullie trokken ook oude kledingstukken aan. Is daar ooit over nagedacht?
Jef Martens: Nee, dat is eigenlijk stomweg zo gegroeid.
Gie Martens: Wat je je vandaag niet meer kan voorstellen, is dat wij de eerste jaren volledig zonder versterking speelden. Ons vader had een grote megafoon gemaakt voor onze Jef, zodat de zang wat harder zou klinken, maar dat was het eigenlijk. Pas later zijn we dan zelf wat versterking in mekaar gaan knutselen.
Charel Huet: Had het idee om op de foor te gaan zingen omdat vader Martens dat ook had gedaan?
Jef Martens: Er werd bij ons thuis in ieder geval veel verteld over de zangers die vroeger op de kermis zongen, liedjesbladen verkochten en veel misbaar maakten. Wat bij ons bleef hangen, was vooral dat het vroeger veel plezanter was op de kermis dan vandaag. Wat is kermis tegenwoordig meer dan wat kramen en een paar attracties. Dat is de reden dat wij uiteindelijk op de kermis zijn gaan optreden. Kwam daarbij dat De Spilzakken daar ook – ik denk niemand van de vier anderen mij zal tegenspreken –op ons best waren.
DHM: Gingen jullie dan op zoek naar echte oude kermisnummers?
Sjarel Hofkens: Je had toen nog een paar kermiszangers, zoals Sus Kavoo, dus daar haalden wij wel inspiratie.
Gie Martens: Er is een periode geweest dat we echt wel actief op zoek gegaan zijn naar oude, Hoogstraatse nummers. Dat gingen wij mensen in Minderhout en Meer opzoeken, en vroegen hen of ze nog liedjes van vroeger kenden. Zo kon het gebeuren dat mensen nog maar één strofe van een liedje kenden. ‘Ne scheve en ne kromme’ is zo’n nummer, waarvan iemand alleen nog maar de eerste strofe kende. De eerste strofe is authentiek, de rest heeft onze Jef erbij geschreven.
Jef Martens: Ik herinner mij de moeder van Gust van café de Roma, die een boekje had waar ze vroeger liedjes van op de foor in had opgeschreven. Ik koester dat boekje nog altijd.
Gie Martens: Ons vader stak samen met Jos Bruurs en Jules Druyts indertijd al bonte avonden in mekaar voor de Milac (plaatselijke afdeling van katholieke vormingsactie voor miliciens –TH). Tijdens die bonte avonden imiteerden ze ook kermiszangers, en het is met die bedoeling dat Jos Bruurs ooit ‘Moord in de Muzementen’ geschreven heeft. Dat was een nummer gebaseerd op ‘De moord van Nijlen’, een indertijd bekend nummer over een echtgebeurde misdaad. En Jos Bruurs verzon daar een Hoogstraatse versie van. ‘De moord in de Muzementen’ werd een van onze allereerste nummers, net als ‘De Vagebond’, dat we kenden van Wannes van de Velde en De Kadullen. In het begin speelden we allemaal nummers die we van ergens anders kenden. Pas na een hele tijd zijn we zelf nummers beginnen maken.
Jef Martens: Dat moest er uiteindelijk wel van komen, want een échte straatzanger zong nummers die inspeelden op de actualiteit, of verwezen naar het dorp waar ze optraden. ‘De moord in de Muzementen’ speelt zich natuurlijk in Hoogstraten af, in ‘De vagebond’ wordt Hoogstraten genoemd… Maar zo erg veel nummers waar Hoogstraten in voor kwam waren er niet, en bijna automatisch zijn we dan zelf nummers gaan schrijven. In eerste instantie hadden eigen nummers ook het voordeel dat we de tekst op een blad papier konden drukken, die we dan als liedjesblad konden verkopen. Als het om nieuwe liedjes ging, die verwezen naar de streek, dan verkocht je daar wel wat van. En dan konden we daar een pintje mee gaan drinken.
DHM: Pas later brachten jullie elk jaar een single uit?
Jef Martens: Ja, maar dat heeft nog een paar jaar geduurd. Zo’n single had alleen maar voordelen. Je had dan écht iets om te verkopen, en met dat geld kon je later pas echt goed op de lappen gaan.
Gie Martens: In het begin hadden we gewoon een klak liggen of een gitaarkoffer staan, waar de mensen wat geld in konden gooien. En daar zijn dan later die liedjesbladen en singles voor in de plaats gekomen.
Jef Martens: We hebben ook ooit eens een koekje gepresenteerd, de Spilzak. Ik weet niet of de samenstelling nog steeds hetzelfde is als indertijd, maar die worden nog altijd gebakken. Dat hebben wij ooit op Heilig Bloed, in samenwerking met bakker Jan Schrijvers gelanceerd. We wilden altijd niet zomaar een paar liedjes zingen en een beetje onnozel staan doen, maar ook altijd iets verkopen. Een liedjesblad, een single, een koekske…
Charel Huet: Ik heb thuis nog wel een paar van die liedjesbladen liggen. Ik denk dat we die ook verkochten in een jaar dat we geen single hadden opgenomen.
Nog steeds actief in de muziek
Op Jef Martens na, die naast zijn werk als directeur van de Hoogstraatse academie IKO, de voorbije jaren vooral als beeldhouwer actief was, zijn de leden van De Spilzakken nog steeds muzikaal actief. Sjarel Hofkens speelt bij Vitesse Limitée, een groep met Flor Verschueren, Veerle Dingenen en Jef Rombouts die Frans chanson en musette speelt. Charel Huet vormt met Willy Geets het duo Tegennenoam, dat zich vooral specialiseert in absurde vertalingen (in het Rijkevorsels – of iets dat er op trekt) van evergreens uit de rockgeschiedenis. Bij speciale gelegenheden verzorgt hij wel eens een gastoptreden bij MCC (kort voor Martens, Croes & Croes), de groep van Gie Martens, Jan Croes en diens broer Flup Croes. Zij brengen muziek waarin de zang steeds centraal staat, uit verschillende genres.
Vroegmarkt
DHM: Wat was het eerste eigen nummer dat jullie brachten?
Charel Huet: ‘Het spilzakkenlied’ was het eerste nummer dat speciaal voor De Spilzakken geschreven werd. Dat was allemaal nogal braaf.
Jef Martens: Als ik dat nu terughoor, dan denk ik: té braaf.
DHM: En wie schreef de nummers?
Gie Martens: Dat wisselde. Ik schreef meestal de muziek, en af en toe ook de tekst. Jef heeft ook voor nogal wat nummers de tekst geschreven, net als onze broer Jan. Het arrangement was wel altijd van de hele groep.
Jef Martens: Iedereen, elk lid van de groep, bracht daarbij zijn eigen muzikaliteit in.
Gie Martens: Als de basis er was, dan pakte iedereen zijn instrument, en dan begonnen we samen wat te frullen. Zo kwamen die nummers uiteindelijk tot stand. Soms moest het wel wat te snel gaan.
Charel Huet: Dikwijls begonnen we pas aan een nieuw nummer een maand voor we de studio in doken voor een nieuwe single.
Jef Martens: Zo ergens na nieuwjaar realiseerden wij ons: Oh ja, binnenkort is het weer Heilig Bloed. Dan duurde het nog een tijdje voor we weer in actie schoten. Altijd te laat, zodat het meestal veel te snel moest gaan.
DHM: Hoeveel singles lieten jullie persen?
Gie Martens: Er werden er altijd 500 van verkocht, maar die waren nooit in één jaar allemaal op. Hoe goed de verkoop was, hing eigenlijk vooral van het weer af. Als het met Heilig Bloed goed weer was, dan verkochten we er 250 of 300. En de rest verkochten we dan het jaar erop, naast ons nieuw singletje. Uiteindelijk waren ze wel allemaal op. Ik heb ze zelf in ieder geval niet meer.
Jef Martens: Ik ook niet.
Jan Croes: Ik een paar, denk ik. Van één nummer zijn er meer dan 500 exemplaren geperst. In opdracht van de Veiling hebben we een single gemaakt, met daarop ‘De Eirbissemenrumba’ en ‘De koninginnen van Hoogstraten’. Daar zijn er toen 2.000 van geperst. We hebben toen ook acte de présence moeten geven op de vroegmarkt in Antwerpen. Om 4 uur ’s morgens! Recht uit het café de bus in en naar Antwerpen. En die vroegmarkt heet niet voor niets vroegmarkt, dat is dus ook erg vroeg afgelopen. Wanneer het afgelopen was, trokken al die gasten de kroeg in. Op de vroegmarkt zelf was ons optreden nog een vrij kille bedoening, maar in de cafés was het hilarisch. Manmanman! En dat allemaal om de aardbei te promoten.
Gie Martens: Ik heb wel veertien uur geslapen achteraf.
DHM: Jullie zeiden net dat kermiszangers inspeelden op de plaatselijke actualiteit. Hebben jullie dat ook ooit gedaan?
Jef Martens: Toen in 1978 de fusie eraan kwam, maakten wij daar een nummer over, waar alle dorpen die deel van Hoogstraten werden in aan bod kwamen. Dat is ‘Pas op veur schoon vrouwen’ geworden. Ne metser uit Wortel… Aannemer Horsten bestond toen nog. Nen trommelaar uit Minderhout… De fanfare was daar heel populair, die organiseerde toen elk jaar nog Kappelekeskermis. Een paterke uit Meersel-Dreef…Nen tuinder uit Meerle…Het gevolg was dat de mensen zich daar erg door aangesproken voelden.
DHM: Hebben jullie ooit de ambitie gehad om buiten Hoogstraten door te breken?
(samen): Nee, absoluut niet.
Gie Martens: Het is wel fijn zo: wereldberoemd in Hoogstraten, en daarbuiten onbekend.
Jan Croes: We hebben wel eens buiten Hoogstraten opgetreden, maar meestal deden we dat niet zo graag. Ik herinner me een optreden in Riel in Nederland. De mensen die ons gevraagd hadden waren laaiend enthousiast, maar om de een of andere reden werkte het niet bij het publiek daar.
Charel Huet: Eigenlijk was Heilig Bloed onze reden van bestaan.
Gie Martens: Daarom is het ook wel spijtig dat we ons reünieoptreden voor 800 jaar Hoogstraten niet tijdens Heilig Bloed hebben kunnen doen.
Jan Croes: Ik denk dat het op die manier niet meer zou werken. Wij speelden toen wat eigen nummers, een paar covers, en tussendoor lulde Jef een beetje de tijd vol als wij voor de zoveelste keer niet meer wisten hoe we het volgende nummer ook alweer moesten inzetten. Dan gingen wij dicht bij mekaar staan, en dan vroeg Charel (Huet): Gie, ‘De vagebond’… Hoe begint dat nu weer? Terwijl Jef dat nummer al aan het aankondigen was, vroeg Charel Begint dat zo?, en speelde een stukje voor. Nee, Charel, zeiden wij dan. Dat is van dat andere nummer.
Charel Huet: Dat was zo. Maar veel van die nummers begonnen op een nogal gelijkende manier.
Sjarel Hofkens: Ja Charel, probeert u er maar uit te lullen…
Gie Martens: En ondertussen tetterde onze Jef maar door, tot wij weer wisten hoe we verder moesten.
Jef Martens: Daar ben ik nog altijd héél goed in. Er zijn weinig stiltes die ik niet volgeluld krijg. (lacht)
Gie Martens: Alleen Jan wist altijd hoe hij moest beginnen.
Jan Croes: Voor mij was het heel simpel. Ik pakte mijn contrabas, en speelde pom-pom-pompom-pom-pom…
Jef Martens: Ik haalde toen ook continu mensen uit het publiek om er wat zottigheid mee uit te halen. Als je op zo’n groot podium staat als in Veiling kan dat niet.
Jan Croes: Wij speelden ook veel nummers die we nooit hebben opgenomen. Soms met een groot tekenblad vol illustraties erbij, of meezingnummers voor het publiek… Dat zal nu anders zijn. Het publiek verwacht nu toch van ons dat we de nummers gaan spelen die het kent vanop onze cd.
Jos Baudewijn
DHM: Was er aandacht van radio en televisie?
Charel Huet: Ik herinner mij een optreden bij ‘Binnen en buiten’, een televisieprogramma met Luc Appermont.
Gie Martens: We hebben ook ooit gespeeld in Antwerpen Apart, het middagprogramma van Radio 2. In De Singel in Antwerpen was dat. De producer van dat programma was Jos Baudewijn. Toen wij voor het programma aan het soundchecken waren, vroeg Charel (Huet): Kunt ge mij niet wat stiller zetten? Jos Baudewijn kwam uit zijn kotje en vroeg: Vraagt gij nu om u wat stiller te zetten? En hij schoot keihard in de lach. In heel zijn loopbaan had hij het nog nooit meegemaakt dat een muzikant vroeg om hem wat stiller te zetten in de mix.
Charel Huet: Als je accordeon speelt, dan hoor je je eigen instrument zo luid, dat je de andere muzikanten maar amper kunt horen. ’t Zal daarmee geweest zijn…
Gie Martens: Wij moesten daar drie nummertjes spelen, en ondertussen vond daar één of andere kwis plaats. Om de zoveel vragen moesten wij een nummertje spelen.
Jef Martens: Ik heb die opname nooit gehoord, maar mijn gevoel zegt me dat het toch niet zo geweldig goed moet geweest zijn…
Charel Huet: Toen ik later aan Jos Bruurs vroeg hoe het was, antwoordde hij diplomatisch: Het begon wat aarzelend, maar voor de rest was het best goed. Toen wist ik het wel.
Gie Martens: Dat was gewoon ons ding niet, vermoed ik.
DHM: Jullie hebben ook opgetreden in een Vlaamse jeugdfilm, ‘Vakantie in mijn straat’.
Jan Croes: Over die film bestaat een bijzondere anekdote. Een Hoogstraats koppel dat naar Nieuw-Zeeland is geëmigreerd, kwam ginder aan met heel hun hebben en houden. Toen ze voor de allereerste keer hun televisietoestel aanzetten, was het eerste wat ze daar zagen De Spilzakken. Bleek die film verkocht te zijn aan de NieuwZeelandse televisie.
Gie Martens: Die film is in de loop der jaren aan een hoop landen verkocht. Niet lang nadat hij was uitgezonden, heeft iemand me verteld dat hij al aan negen landen verkocht was. En later zijn er dat blijkbaar nog meer geworden.
Jan Croes: Ik kan me nog herinneren dat de opnames plaatsvonden in het Sint-Andrieskwartier, de wijk achter de oude kantoren van de Gazet van Antwerpen in de Antwerpse Nationalestraat. Maar niemand van ons heeft er een video van.
Gie Martens: Ik vermoed dat hij alleen nog in het archief van de VRT zit. We hebben indertijd ook de rechten op ons eigen nummer dat we voor de film maakten aan de VRT moeten afstaan. Dat was ook een heel verhaal. Ik had op vraag van de toenmalige BRT tekst en muziek voor een nieuw nummer geschreven, dat we met de groep waren gaan opnemen in de Tamara King-studio’s in Heist-op-den-Berg, net als al onze andere singles. Die studio werd geleid door Dré Van Miert, de broer van Karel Van Miert. Die opname was net op tijd klaar, en vlak voor de deadline stuurden wij alles binnen. Meteen kregen we het bericht dat ze het niet goed genoeg vonden, en of we binnen twee dagen een ander nummer konden opsturen. Op twee dagen tijd heb ik toen een nieuw nummer geschreven, we hebben dat gearrangeerd en opgenomen, en dat nummer is uiteindelijk wél gebruikt.
Jef Martens: Ik heb hem nog wel eens teruggezien toen hij werd heruitgezonden. Maar dat is ook alweer jààààren geleden. De film vertelde het relaas van een straat in Antwerpen, waar bij het begin van de vakantie een hoop caravans vertrekken, met daarin kinderen die met hun ouders op vakantie trekken. Maar een paar kinderen blijven achter. Met twee maanden vakantie voor de boeg. Tot één van de kinderen zegt: Kunnen we dan van deze straat geen feeststraat maken? En ze bouwen een groot feest voor de hele buurt, en wij waren dan de straatzangers op dat feest. Je hoort ons van ver aankomen, met de bakfiets van De Spilzakken, en wij zingen daar dan dat ene nummer.
Bakfiets
Gie Martens: Hoe zijn wij eigenlijk met die bakfiets in Antwerpen geraakt? Dat herinner ik me niet meer.
Jan Croes: Op één of andere aanhangwagen, zeker?
Charel Huet: Wanneer is die bakfiets er eigenlijk bijgekomen?
Jef Martens: Dat was een échte oude bakkersfiets die we van bakker Schrijvers hadden gekocht.
Jan Croes: In het oud werkhuis bij ons thuis hebben Gie en ik daar dagenlang aan zitten sleutelen. Het draaipunt van die bakfiets was kapot, en je kon daar uiteraard geen onderdelen meer voor krijgen. Dus dat hebben we allemaal zelf gedaan, met veel kunst en vliegwerk . Nadien hebben we zelfs nog een aanhangwagentje voor die bakfiets gemaakt.
Gie Martens: Op de zijkant hadden we dan mooi ‘De Spilzakken’ geschilderd. Oorspronkelijk stond er reclame voor Bakkerij Schrijvers op, met het telefoonnummer van indertijd: 16.
Jan Croes: Zo ging dat toen. In heel Hoogstraten waren er toen maar een paar telefoonnummers. Als je iemand in Hoogstraten moest hebben, moest je altijd via Nini Peeraer passeren. Die zat aan de centrale, en moest alle verbindingen maken. Ah Jos, alles goed? En wie moet ge hebben?
DHM: Als het allemaal zo plezant was, waarom zijn jullie er dan eigenlijk ooit mee gestopt?
Gie Martens: Wij zijn indertijd gestopt omdat het praktisch bijna onmogelijk werd om nog op te treden tijdens Heilig Bloed. Onze Jef en Charel moesten werken in het IKO, om te beginnen.
Jef Martens: Daar hadden we véél spijt van, laat dat duidelijk zijn. Maar je kan als directeur toch moeilijk tegen je personeel zeggen dat ze hard moeten werken, en dan zelf op de kermis de onnozelaar gaan uithangen.
Gie Martens: En zo zijn De Spilzakken eigenlijk een beetje stilgevallen. Al zijn we met dezelfde mensen, aangevuld met Flor Verschueren en nog een paar anderen, wel doorgegaan met Cardo Saxi.
Sjarel Hofkens: Op een bepaald moment wilden we een fanbal geven, en al meteen zeiden we: we gaan zelf ten dans spelen. En dat is dan een beetje uit de hand gelopen. Zoals we ooit met De Spilzakken begonnen zijn, zo ging ook Cardo Saxi een eigen leven leiden.
Gie Martens: Eerst heette het nog Spilzakken & Co, maar omdat sommige mensen dachten dat ze De Spilzakken te zien gingen krijgen, kozen we al snel voor een andere naam: Cardo Saxi, de letterlijke Latijnse vertaling van Spilzakken. We speelden wel een totaal ander repertoire. Cardo Saxi was een feestorkest dat covers speelde.
DHM: Meer dan 10 jaar geleden brachten jullie alle singles van De Spilzakken samen op een cd.
Gie Martens: Van de meeste nummers hadden we gelukkig de mastertapes nog, de opnames zoals die naar de perser vertrokken om er singles van te maken. We hebben toen een bandopnemer moeten huren om die mastertapes af te kunnen spelen, en ze zo op onze eigen computer te kunnen digitaliseren. Alleen van het laatste plaatje, waar ‘Kwart over vier’ en ‘Da zennek vergeten’ op stonden, hadden we de mastertapes niet meer. Die hebben we letterlijk op een platenspeler gelegd, gedigitaliseerd en vervolgens gefatsoeneerd – om het gekraak eruit te halen.
Jan Croes: Dagen en uren hebben Gie en ik er aan gewerkt om die nummers aanvaardbaar te maken.
Gie Martens: Twee weken lang, elke avond. En de software was toen hoegenaamd niet wat ze vandaag is. Per honderdste van een seconde probeerden we de kraakjes eruit te krijgen.
DHM: Hoeveel cd’s hebben jullie indertijd laten maken?
Gie Martens: Ook 500. We zijn dan zelf in de winkels hier in Hoogstraten gaan vragen of ze die voor ons wilden verkopen.
Jef Martens: Ze vlógen buiten. Hoe dikwijls zou Danny Brosens, die toen nog een cd-winkel op de Vrijheid had, gevraagd hebben of er écht geen cd’s meer waren, want de mensen bleven er maar naar vragen.
Gie Martens: Hadden wij 100 of 200 cd’s moeten laten bijmaken, dan zou dat zoveel geld gekost hebben, dat we nooit uit de kosten zouden zijn geraakt. Dus hebben we dat uiteindelijk maar niet gedaan.
Jef Martens: Die vraag naar cd’s is lang blijven duren. Zodat we een paar jaar geleden tegen Piet Van Deun van het Stedelijk Museum gezegd hebben dat hij de nummers van De Spilzakken op de erfgoedsite van het museum mocht zetten, zodat wie dat wil die daar kan beluisteren. Alle nummers staan er bij mekaar.
Wat je wel had met die cd, is dat mensen vertelden dat ze wanneer ze op vakantie vertrokken, tijdens de hele rit in de auto de cd van De Spilzakken speelden. En maar meezingen onderweg… Een chauffeur van busmaatschappij Verhoeven kwam me ooit vragen of ik toch écht geen cd van De Spilzakken meer had. Want als hij met Hoogstraatse groepen reed, dan vroegen die a-lt-i-j-d om De Spilzakken. Dan heb ik zelf maar een kopietje gemaakt. Illegaal.
Overstroming
DHM: Als een groep als De Spilzakken in de loop der jaren een cultstatus krijgt, loop je dan niet het risico dat de verwachtingen voor een reünie heel hoog gespannen gaan zijn?
Jef Martens: Ik zal enkel voor mezelf spreken: dat is de reden dat ik er zo lang over heb moeten nadenken. In momenten van twijfel denk ik soms nog dat we ongelijk hebben om het toch te doen. De Spilzakken zijn nu veel groter dan toen we nog bestonden. Veel mensen, vooral jonge mensen, kennen ons van verhalen die andere mensen hen over onze optredens verteld hebben. Met dat reünieconcert lopen we het risico zelf de mythe te doorprikken.
Jan Croes: Ik denk dat we allemaal wel beseffen dat we dat risico lopen, en dat we daarom misschien wel beter willen doen dan het vroeger ooit geweest is.
DHM: Wat is dan uiteindelijk de reden dat jullie nu wel positief geantwoord hebben op de vraag om opnieuw op te treden?
Jan Croes: Na alle vragen die we in de loop der jaren gekregen hebben, leek 800 jaar Hoogstraten voor ons de ideale gelegenheid. Wij dachten allemaal: Als we het nu niet doen, dan doen we het nooit meer…
Gie Martens: Wat er zeker mee te maken heeft, is dat wij allemaal 750 jaar Hoogstraten nog bewust hebben meegemaakt.
Jef Martens: Als ge een oud lief terug tegenkomt, en ge weet dat die nog altijd zot van u staat, dan is de verleiding toch wel héél groot… We hebben de boot altijd afgehouden, maar onuitgesproken bleef wel dat we ooit nog wel eens iets samen zouden doen. Stel dat er bijvoorbeeld een zware overstroming of zoiets in Hoogstraten was geweest, dan zouden wij zeker een benefietconcert gegeven hebben. Eigenlijk is er – tot nu – nog geen gelegenheid geweest waarvan wij allemaal zeiden: dit is het juiste moment. Je moet dat ook niet te snel doen, want ik heb altijd een hekel gehad aan groepen die maar blijven terugkomen. Ik wilde met De Spilzakken niet eindigen als zo’n groep waarvan iedereen zegt: Allez vooruit, ze gaan nog eens optreden zunne… Nu we de knoop hebben doorgehakt, krijg ik er wel elke dag meer zin in. Ik voel de adrenaline al een beetje…
Sjarel Hofkens: Wat je niet mag vergeten is dat wij allemaal voeling zijn blijven houden met de muziek en het podium. Op de een of andere manier zijn we allemaal blijven optreden.
Jef Martens: Ook daarom ben ik heel gerust in de muzikaliteit van De Spilzakken, want die is voor elk van ons zelfs groter dan ze indertijd was.
Gie Martens: We zullen er wel voor moeten repeteren, natuurlijk.
Jan Croes: Allez, de Charel toch in ieder geval Gie, hoe begint dat nummer nu weer?
Jef Martens: Een optreden van De Spilzakken moet meer zijn dan een opeenvolging van bekende nummers. Dat was vroeger zo, en dat moet ook bij het reünieconcert zo zijn. Veel zal dus afhangen van de sfeer van het concert… Vroeger begonnen wij daar aan, net uit het café, met een mentaliteit van ‘wat kan het ons eigenlijk allemaal schelen?’. We begonnen ook vrij vroeg, zodat er in het begin weinig volk stond. En tegen dat er veel volk was, kwamen wij op dreef. Dat zal nu in ieder geval anders zijn. We zullen er nu ineens moeten invliegen.
Jan Croes: Er gaat ook veel meer techniciteit bij komen kijken: geluidsversterking, belichting,…
Gie Martens: Op de foor kon je roepen: Verstaat iedereen mij? Nee? Dan zetten we het wat harder! In een zaal is dat toch anders.
Lange Jojo
DHM: Jullie hebben ook een nieuw nummer opgenomen, ‘D’n beste grand cru’. Hoe is dat tot stand gekomen?
Jef Martens: Omdat er in het kader van 800 jaar Hoogstraten een cd komt die bij alle Hoogstratenaren in de brievenbus valt, vonden wij dat De Spilzakken daar niet op mochten ontbreken. Ik ben dan begonnen met een tekst te schrijven, die drie keer zo lang was als de uiteindelijke opname. Net omdat het een feestjaar is, wou ik dat het ook een feestnummer werd. Het is uiteindelijk een ode aan de Vrijheid geworden.ste straten van de wereld kunt flaneren, maar dat je toch altijd heimwee naar die ene straat in Hoogstraten blijft hebben. De tekst was zo lang omdat mijn oorspronkelijke idee was om er een soort feestmars van te maken, zoals Lange Jojo die ook gemaakt heeft over Brussel. Maar toen onze Gie er muziek bij begon te schrijven, is het uiteindelijk iets helemaal anders geworden. Net zoals vroeger hebben we dan met de hele groep het arrangement gemaakt.
DHM: Hoor je een verschil met dertig jaar geleden?
Sjarel Hofkens: Helemaal niet, vind ik. Het is een echt Spilzakkennummer geworden.
Gie Martens: We hebben het volledig zelf opgenomen, bij mij op de computer, en ook de mixing hebben we helemaal zelf in handen genomen. Er werd ons wel wat studiotijd aangeboden, maar uiteindelijk ben ik blij dat ik het zelf gedaan heb. Ik had via MCC al wat ervaring met het zelf maken van opnames, en ik was er zeker van dat het met een akoestische groep als De Spilzakken ook zou lukken.
Sjarel Hofkens: Ik denk wel dat we in de loop der jaren wat kritischer voor onszelf geworden zijn.
Jef Martens: Het heeft er ook mee te maken dat wij onze nummers vroeger opnamen met het idee dat het iets heel vergankelijk was. We maakten een singletje, we verkochten er daar een paar honderd van, en dat was het. Mensen zouden dat een paar keer draaien, en het een jaar later in de vuilbak smijten. Het luisterde dus ook allemaal niet zo nauw. In sommige opnames zitten wat foutjes die we nu niet meer zouden laten passeren. Zeker omdat we vandaag vaststellen dat een hoop van die liedjes van toen hier in Hoogstraten toch zijn blijven hangen, en bijna erfgoed zijn geworden. Wanneer je dan een nieuwe opname maakt, dan word je natuurlijk kritischer dan vroeger. Voor het zelfde geld halen ze het binnen vijftig jaar nog boven.
Gie Martens: Ik zie één klein verschil met onze vroegere opnames: er zit iets meer melancholie in het nieuwe nummer. Maar de klankkleur, met de stemmen, de mandoline, de accordeon… Dat is nog helemaal dezelfde.
Sjarel Hofkens: Wellicht ook omdat het nummer op precies dezelfde manier tot stand gekomen is als de oude nummers. Aan de manier van werken bleek in al die jaren niks veranderd. Gewoon samen begin spelen en zien waar je uitkomt.
Gie Martens: Onze Jef en ik hebben even overlegd over de tekst, want ik vond het refrein veel te lang.
Jan Croes: Ik had nog nooit zo’n lang refrein gezien. ’t Was een wereldrecord, denk ik.
Sjarel Hofkens: En Bob Dylan dan, Jan? Die heeft toch ook refreinen die even lang zijn dan zijn nummers?
Jef Martens: Het had er wellicht mee te maken dat ik begonnen ben met een mars te schrijven, maar onze Gie zag er iets helemaal anders in. Ik wou echt zo’n mars schrijven als Lange Jojo.
Jan Croes: Een lange mars dus… (hilariteit)
Jef Martens: Uiteindelijk ben ik tevreden over de tekst van het nummer zoals we het hebben opgenomen. Al blijft het zo dat als je nog meer tijd hebt, je er aan kan blijven schaven..
Jan Croes: Maar dat was vroeger uiteindelijk ook zo. Wij hebben nooit echt lang aan een nummer gewerkt, dat gebeurde heel vaak op het laatste nippertje.
DHM: Maakt dat bijna spontane karakter van die opnames niet net de charme er van uit?
Gie Martens: Je moet er in ieder geval voor opletten dat je de spontaneïteit van een nummer niet verliest bij een opname, dat is zo. Ik ben blij dat er een deadline is, want dan moet je stoppen. Anders blijf je sleutelen, en loop je het risico dat er uiteindelijk niks van komt.
DHM: En tot slot: na 21 november is het definitief gedaan met De Spilzakken?
(Bijna in koor): Zeker.
DHM: Ook niet bij 850 jaar Hoogstraten?
Jef Martens: Dat is misschien nog een optie. Stel de vraag nog maar eens wanneer het zo ver is…
(Tekst: Toon Horsten. Foto’s: Bart Van der Moeren, Archieffoto’s: Archief De Spilzakken en Collectie Stedelijk Museum Hoogstraten)
De Spilzakken sluiten op zondag 21 november 2010 in de Veilinghallen het volksfeest ‘Hoogstraten Santé’ af. Alle info vind je op www.800jaarhoogstraten.be. Wie de nummers van De Spilzakken wil beluisteren, kan daarvoor terecht op o.a. Spotify (TH)
De wereld van KRIZ
Gezocht: foto’s en filmopnames
Honderden mensen maakten indertijd foto- en filmopnames (meestal Super 8) van de optredens van De Spilzakken. De muzikanten zelf hadden daar geen tijd voor. Die moesten namelijk optreden. Daarom doen ze een oproep naar mensen die nog mooi foto- of filmmateriaal van de groep hebben. Wie beeldmateriaal van De Spilzakken heeft, kan de groep contacteren via jancroes@telenet.be