24 minute read

De donkerste bladzijden van Hoogstraten

Historica Ingrid De leus

Over een beladen en nog niet geheelde tijd in de Hoogstraatse geschiedenis

Wie het nog niet mocht weten, de jaarboeken van Erfgoed Hoogstraten hebben nog weinig of niets gemeen met de jaarboeken van de vroegere HOK (Hoogstratense Oudheidkundige Kring). Wie die in de bib al eens ter hand durfde te nemen, zette ze meestal – tenzij geplaagd door masochistische trekjes of onontbeerlijk voor een of andere studie – snel terug in het rek. Ze zullen wel gedegen gemaakt zijn, maar voor de gewone in de geschiedenis geïnteresseerde mens waren ze vaak niet te pruimen. De huidige jaarboeken zijn anders. Nog geschiedkundig gedegen en nog altijd geen ‘pageturners’, maar wel mooi en verzorgd opgemaakt en uitgegeven, de stukken leesbaar geschreven, voorzien van vele en fraaie illustraties. De liefhebber kan er wat mee.

Het nieuwe exemplaar, nr. 4, 2010-2011, heeft als blikvanger op de cover het artikel ‘Bestuurlijke collaboratie en radicale confrontatie met de lokale gemeenschap in Hoogstraten 1940-1944’. Een zwaar beladen onderwerp en de eerste maal dat er over gepubliceerd is en dan nog wel in Hoogstraten zelf. Het is van de hand van een jonge historica, Ingrid De leus. Wie is in godsnaam die jonge dame, vroegen wij ons af, die hier onderzoek kwam doen en een thesis schreef over een onderwerp dat ook nu, meer dan 65 jaar na de feiten, nog steeds met een zware deken van taboes bedekt blijft en waarover alleen achter de hand gefluisterd wordt en zeker niet tegen eender wie. We gingen het haar gewoon vragen en ze wilde er graag over praten.

Gebeten door geschiedenis

DHM: Wie is Ingrid De leus?

Ingrid: Ik ben geboren en getogen in Deurne, in de buurt van de Zwarte Arend (aan de grens met Schoten/Wijnegem), liep middelbare school aan het Xaveriuscollege in Borgerhout en ging daarna geschiedenis van de nieuwste tijd studeren aan de Universiteit van Antwerpen.

DHM: Waarom geschiedenis?

Ingrid: Geschiedenis heeft altijd mijn interesse gehad, heb de fascinatie trouwens van thuis uit meegekregen. Mijn vader is leraar geschiedenis, ben er dus mee opgegroeid, het was dagelijks aanwezig. Na de middelbare school is het niet gemakkelijk kiezen, je weet nog zo weinig waar je naar toe wil. Maar met die interesse ben ik er in de unief aan begonnen en heb meteen het gevoel gehad dat ik juist zat. Het bleek en blijkt nog altijd echt mijn ding.

Identikit - Ingrid De Leus

Geboren te Mortsel in 1986. Woont in Deurne.

Middelbare studies aan het Xaveriuscollege in Borgerhout - Master in de geschiedenis (politiek van de nieuwste tijd) aan de Universiteit Antwerpen in 2008 - Lerarenopleiding in 2009. - Eén jaar wetenschappelijk onderzoek voor de Kazerne Dossin (Joods Museum voor Deportatie en Verzet) - Sinds 1 september 2010 leerkracht geschiedenis voor middelbare scholieren aan het Lucernacollege in Antwerpen - In vrije tijd hoofdmonitor bij Kazou (jongerenvakanties van de Christelijke Mutualiteiten).

DHM: En de keuze voor de geschiedenis van de nieuwste tijd?

Ingrid: Aan de Universiteit van Antwerpen is het zo dat je een kruisstructuur kiest: een periode (middeleeuwen, nieuwe tijd, nieuwste tijd) waarbinnen je kiest voor een benadering (politiek, cultuur, sociaal-economisch). Ik heb gekozen voor de nieuwste tijd en politiek. Waarom? De Franse Revolutie eigenlijk: daar begint zowat alles wat nu nog gebeurt, daar borduren we nog altijd op voort. Daar ben ik enorm door gefascineerd. Ik geef nu zelf les en moet er steeds terug naar verwijzen, naar de Franse Revolutie. Mijn promotor was Herman Van Goethem, een autoriteit op het gebied van de eigentijdse geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog en de Koningskwestie. Het was een fijne opleiding: je leert er kritisch in je schoenen staan en krijgt een realistische kijk op de dagelijkse gang van zaken in de politiek.

DHM: Van waar de keuze van dit onderwerp?

Ingrid: Het onderwerp van mijn werk was een onderzoek naar een ‘bestuurlijke collaboratie’ in ‘een’ gemeente. Nu was er in veel gemeenten vanzelfsprekend ‘bestuurlijke collaboratie’, het openbaar leven ging immers voort in de oorlog. Maar ik was op zoek naar een boeiende casus. Oorspronkelijk was het mijn bedoeling om het werk van mijn oefening uit het tweede jaar verder uit te diepen, nl. de collaboratie in Schoten, Schilde en ’s-Gravenwezel. Daar bleek zo weinig noemenswaardig gebeurd op het vlak van de collaboratie, dat het niet boeiend genoeg was om verder uit te spitten. Dan ben ik gaan zoeken in het boek van dr. Nico Wouters, ‘Oorlogsburgemeesters’, om een boeiende casus te vinden, waarover ook documentatie te vinden was en waarover nauwelijks tot niets gepubliceerd was. Zo kwam ik bij P. Gommers in Hoogstraten terecht. Een uitermate zwaar en boeiend – zeg maar dramatisch – geval van collaboratie, waarover tot mijn verrassing nog niet gepubliceerd was. Buiten het artikel in het boek van Wouters en een artikel daarover in De Hoogstraatse Maand in 2005 door Toon Horsten. Bij nader onderzoek en na contact met o.m. Annemie Polé van het stadsarchief, bleken er ook heel wat historische stukken voorhanden om een thesis te stofferen. Mijn promotor was het er mee eens, zodat ik een onderwerp had om een mooie thesis af te leveren.

DHM: Daarbuiten had je geen band met Hoogstraten?

Ingrid: Ik was er met mijn ouders wel eens geweest, maar verder had ik er geen banden, de geschiedenis kende ik helemaal niet. Het was echt een blinde vlek op dat gebied toen. De eerste bron die ik na het boek van Nico Wouters in handen kreeg was het genoemde nummer van De Hoogstraatse Maand. Het topje van de ijsberg zeg maar.

Het bronnenonderzoek

DHM: Welk zijn je voornaamste bronnen geweest?

Ingrid: De echte hoofdbronnen voor de gebeurtenissen tijdens de oorlog zijn de gerechtelijke dossiers van de processen die na de oorlog tegen de collaborateurs gevoerd zijn. Voor de situatie van vóór de oorlog, de verkiezingen van 1938, heb ik veel gevonden in de provinciale archieven en dan hier in Hoogstraten heb ik briefwisseling kunnen inkijken die heel cruciaal geweest is omtrent de bestuurlijke collaboratie en de polarisering die tot de dramatische gebeurtenissen hebben geleid. Wat merkwaardig genoeg ontbreekt, zijn de notulen van de gemeenteraden en van de collegevergaderingen vanaf 1938. Die zijn tot op vandaag onvindbaar gebleken.

Waar nu de broodplank is, was in die dagen zaal Nele, de verzamelplaats van de VNV’ers, leden van het Het Vlaamsch Nationaal Verbond een rechts radicale Vlaams-nationalistische partij.

DHM: Vind je het niet raar, dat van het archief van de gemeenteraden en van het college van 1938 tot 1944 niets terug te vinden is?

Ingrid: Er zijn logische verklaringen: bij het opblazen van kerktoren en gemeentehuis zijn heel wat documenten verloren gaan. Anderzijds vind ik het toch een beetje raar dat juist van die stukken helemaal niets teruggevonden is. Ook staat er in notulen van de gemeenteraad kort na de oorlog, dat de betrokken stukken nog niet teruggevonden zijn, maar ‘dat men ze wel gaat terugvinden’. Ook ben ik in de procesdossiers afschriften van de notulen tegengekomen, wat me laat vermoeden dat ze er na de oorlog nog geweest zijn. Maar in het stadsarchief zijn ze in ieder geval niet. Als historica vind ik het wel een raar voorval. Het zou wel een beter licht op het verloop van de toestand kunnen werpen.

Vlaamsgezind Hoogstraten

DHM: Hoogstraten blijkt volgens jouw werkstuk een specifiek geval te zijn geweest: de polarisatie begon al voor de oorlog, nl. met de verkiezingen van 1938, toen er van bezetting nog geen sprake was. Je schrijft letterlijk dat er met die verkiezing een einde kwam aan het rustige leventje in een Kempens dorp?

Ingrid: Niet op alle vlakken natuurlijk, Hoogstraten bleef een rustig dorp. Maar op politiek vlak was er een totaal andere situatie dan in de andere Kempense gemeenten: in 1938 kwamen er twee lijsten op bij de verkiezing, waar tot dan toe er altijd een katholieke eenheidslijst was geweest die verkiezingen overbodig maakten. In 1938 was er een tweede lijst, met daarop mensen die zich van de eenheidslijst hadden losgescheurd, maar ook al met enkele figuren met duidelijke VNV-signatuur. Als een sluipend gif doet het VNV hier al zijn intrede en dat zal zijn invloed hebben. Het feit van twee lijsten is zo al een teken van polarisatie. Bovendien wint de nieuwe lijst de verkiezingen en kan een bestuur vormen. Meteen zie je dat ze een aantal zaken naar hun hand willen zetten, denken we aan de symbolische subsidieregeling voor de vakschool en het personeelsbeleid. Daar zie je een conflict ontstaan tussen Gommers, schepen in het nieuwe gemeentebestuur, en Marcel Rosiers, de directeur van de vakschool.

Het vierde jaarboek van Erfgoed Hoogstraten

Het vierde jaarboek van vzw Erfgoed Hoogstraten bestaat uit vier hoofdstukken. Naast het werk van Ingrid De leus, “Bestuurlijke collaboratie en radicale confrontatie met de lokale gemeenschap in Hoogstraten” waarvan hierboven sprake komen nog drie onderwerpen aan bod: “Van transit tot periferie, Hoogstraten 1550 - 1885” door Wouter Rombouts, “Johannes Petrus Eeltjens (1791-1860) en zijn dagboeken, een aanzet tot een familiegeschiedenis in het grensgebied” door Leslie Brosens en Het poorterschap in de Vrijheid Hoogstraten van de late middeleeuwen tot het einde van de 18 de eeuw” door Piet Van Deun.

DHM: Was dat ingegeven door ideologische redenen, zeg maar Vlaamse of van de Nieuwe Orde?

Ingrid: Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen, want documenten die dat staven zijn er niet voorhanden. Het blijft een beetje gissen. Maar je ziet, onmiddellijk van bij het begin van de Duitse bezetting, dat de samenwerking van het Hoogstraatse gemeentebestuur aanvankelijk vrij neutraal was, maar toch al snel een politiek karakter krijgt. Het eerste feit dat daarop wijst is de grote VNV-bijeenkomst waarop een VNV-kopstuk een toespraak hield. Er waren daar zo’n 300 aanwezigen, waaronder schepen Gommers, Soetewey (regionaal VNV-kopstuk) en de burgemeester. Niet lang daarna werd, door de leeftijdsregel (+ 60 jarigen mochten geen mandaten meer uitoefenen) Piet Gommers als burgemeester aangesteld. M.a.w. het VNV neemt hier al vrij snel het voortouw, sneller dan in andere gemeenten.

In 1938 werd Piet Gommers gekozen op de lijst Gemeentebelangen, in november 1940 werd de plaatselijke VNV afdeling gesticht en op 21 mei 1941 werd Piet Gommers officieel (oorlogs)burgemeester

DHM: Vanwaar die grote aanhang? 300 aanwezigen op een bevolking van 3400 mensen (vrouwen en kinderen inbegrepen), dat is wel betekenisvol. Was die aanhang ‘Vlaamsgezind’ of eerder ‘Nieuwe Orde’ gezind?

Ingrid: Er was in Hoogstraten een sterke Vlaamse culturele activiteit, in de kring Egelantier, in hun lokaal Nele. Die had zijn wortels eigenlijk voor een deel in de Frontbeweging. Bellens was één van de drijvende krachten. Vlaamsgezindheid was eerder de grond dan de Nieuwe Orde.

DHM: Een idee waarom de partij Gemeentebelangen in 1938 de meeste stemmen haalde? Er was nochtans van de clerus nogal wat tegenstand daartegen?

Ingrid: Wat ik daarover gevonden heb, is dat de nieuwe partij, waar Gommers een sterke invloed had, Hoogstraten vooral naar een hoger niveau wilde tillen. O.m. door de aanleg van nieuwe wegen en andere investeringen en moderniseringen, steun aan de landbouw, … Een beetje een nieuwe wind, maar heel veel valt daarover niet te vinden in de documenten. Over het Vlaamse Huis en de Egelantier, waar de wieg stond van die beweging, heb ik niets kunnen terugvinden. Op de lezing van erfgoed is daar naar verwezen, maar je moet weten dat het tijdbestek waarin mijn werkstuk moest gemaakt worden ook niet toeliet echt naar ontbrekende documentatie te zoeken. In ieder geval werd me op dat gebied niets spontaan aangeboden. Ik besef dat er mensen zijn die daar meer over zouden kunnen vertellen, maar ik ving daar al snel bot. Dat is me trouwens meer overkomen, dat er nogal wat terughoudendheid was voor mijn onderzoek. Het was moeilijk contacten te leggen en vertrouwen te scheppen.

DHM: De dagboeken van pastoor-deken J. Lauwerys en de Gazet van Hoogstraten heb je wel als bron gevonden en gebruikt. Mag je die als neutrale bronnen beschouwen?

Ingrid: Ik denk dat we die informatie met enige omzichtigheid moeten benaderen, wat ik ook gedaan heb. Maar je kunt er niet omheen, dat zijn die ‘aan de goede kant’ gestaan hebben en daar na de oorlog altijd veel opener mee naar buiten zijn kunnen komen dan de ‘zwarte kant’. Nu, net het feit dat er in Hoogstraten zo’n polarisatie aanwezig was, al van voor de oorlog, maakte het voor mij tot een interessant onderzoeksonderwerp.

In 1935 liet dokter Gommers langs de Van Aertselaarstraat deze woning bouwen. Het is wellicht de best bewaarde woning in zogenaamde “Nieuwe zakelijkheid” in Hoogstraten. Het geheel is, tot en met details in het interieur, bijzonder gaaf bewaard.

De polarisering en de dramatische gevolgen

DHM: Je merkt op in jouw werk, dat wanneer het uiterlijk en ceremonieel vertoon een grotere rol begint te spelen, de kloof tussen bevolking en bestuur groter wordt, zelfs een breuk veroorzaakt?

Ingrid: Dat lijkt me een bewijs dat niet alle aanhang van het verkozen gemeentebestuur het eens is met de richting die tijdens de bezetting wordt ingeslagen, dat een groot deel van de bevolking zich niet kan associëren met het gedachtegoed van de Nieuwe Orde. Er waren ook tekenen van lijdzaam verzet. Als er manifestaties waren op de Vrijheid, lieten nogal wat mensen de rolluiken neer. Andere zagen dat en stelden zich ook vragen. Je mag ook de invloed van de kerende krijgskansen niet onderschatten. Naarmate de oorlog vordert, stelt het VNV zich radicaler op, maar de gewone bevolking volgt die weg niet.

DHM: Die groter wordende polarisering leidt tot een dramatisch hoogtepunt in de razzia van 1 mei 1944. Denk je, na studie, dat de protagonisten, die – zoals wel aangetoond is – hun medewerking hebben verleend, de draagwijdte van hun handelen op dat ogenblik ten volle konden inschatten?

Ingrid: Daar twijfel ik toch een beetje aan. Ze wilden die mensen wel treffen, door ze te laten oppakken, ze mogelijk zelfs laten straffen door ze voor een tijd in de gevangenis of een werkkamp te laten opsluiten. Maar hun wegvoering vanuit de gevangenis in Antwerpen is hoofdzakelijk het gevolg geweest van het krijgsverloop. De landing in Normandië veroorzaakte bij de Duitsers grote zenuwachtigheid en men is strenger gaan ageren.

DHM: In 1944 wist men nochtans al tot wat het Duitse regime met tegenstanders in staat was. De Hoogstraatse bestuurders moeten daar toch ook wel wat van geweten hebben?

Ingrid: Ik denk dat ze zeker wisten wat er met tegenstanders gebeurde, maar ik twijfel of ze in dit geval ook dachten dat zou gebeuren wat gebeurd is. Er was nog de – zij het door de bezetter gecontroleerde – rechtsgang, de beklaagden kregen ook een advocaat. Rechters en advocaten waren wel Nieuwe Orde-gezind. Op grond van eerdere gelijkaardige zaken, zou men kunnen denken dat de opgepakten na een proces tijdelijke straffen te wachten stonden. Het is heel anders uitgedraaid, slechts twee van de weggevoerden hebben het overleefd.

De menselijke relaties

DHM: Je studie is wat men noemt een ‘technisch werkstuk’; sec, op basis van controleerbare stukken en bronnen. Wat doe je met de emotionele kant van dergelijke zaken?

Ingrid: Het ging hier tenslotte om mensen die elkaar al lang kenden, samen in de politiek zaten, soms zelfs samengewerkt hadden. Je moet dat een beetje proberen in te schatten. In de bronnen vind je er bitter weinig van terug, tenzij tussen de regels door. Dat het grote emoties heeft teweeggebracht merk je in de processen die na de oorlog gevoerd zijn: in de getuigenissen, in de requisitoirs en pleidooien, in de verslagen en in de kranten. Het oorlogskader heeft er voor gezorgd dat mensen tegenover elkaar komen te staan en dat het steeds extremer vormen aanneemt. Het zijn speciale omstandigheden die de mensen tot excessen brengen. Je komt daar terug bij dé historische theorie van de druk van de massa op het individu die door de extreme omstandigheden zijn eigen verantwoordelijkheid niet meer ziet en dingen doet die niet te verantwoorden zijn.

DHM: Ook bij mensen als Piet Gommers, die toch een intellectueel was en bij vele mensen een graag geziene persoon met heel wat maatschappelijk aanzien?

Ingrid: Aanvankelijk heeft men alle schuld voor de gebeurtenissen bij P. Gommers gelegd, maar het is mijn oordeel dat dit niet de werkelijkheid was. Het was zeker een gedeelde verantwoordelijkheid. De leden van de ‘Vierschaar’ dragen minsten evenveel verantwoordelijkheid.

Ingrid De Leus

DHM: Heb je gezocht naar informatie over de persoon dr. Gommers?

Ingrid: Ik heb wel enige pogingen ondernomen om nabestaanden op te sporen, maar dat is me binnen de tijd die ik had niet meer gelukt. In de documenten over de vooroorlogse periode blijkt wel dat Gommers het niet slecht voorhad met Hoogstraten, hij wilde via de politiek daar een aantal zaken verwezenlijken. Ook tijdens de oorlog heeft hij getracht de invloed van oorlog en bezetting voor de inwoners draaglijk te maken, ook daar zijn getuigenissen van. Met zo’n studie merk je dat het nooit helemaal zwart of wit is, maar veeleer grijs. Dat geldt ook voor Piet Gommers. Het is echter niet gemakkelijk om voldoende materiaal te vinden om daar een volledig genuanceerd verhaal van te maken. Mocht de razzia en zijn dramatische afloop er niet geweest zijn, zou het oordeel over de bestuurlijke collaboratie in Hoogstraten er heel anders uit gezien hebben. Maar je kunt die geschiedenis niet ongedaan maken.

Piet Gommers zou eigenhandig de naam van Marcel Rosiers toegevoegd hebben aan de lijst van ‘ongure elementen’ van 5 mei 1942.

Nog werk aan de winkel

DHM: Is er bij uw weten al historisch onderzoek geweest naar de repressie die na de bevrijding in Hoogstraten gewoed heeft?

Ingrid: Ik las in een artikel in dit maandblad van 2005 dat die ook niet de fraaiste pagina van de Hoogstraatse geschiedenis vormt? Helaas is daar naar mijn weten nog geen onderzoek naar gedaan. Het zou het verhaal compleet kunnen maken. Ik zou het graag doen, want dat blijft steeds kriebelen. Maar hiervoor is natuurlijk veel tijd nodig en het is niet gemakkelijk te combineren met een voltijdse job als leerkracht geschiedenis.

DHM: Zou je een ander werkstuk gemaakt hebben, mocht je hier hebben gewoond, mochten je ouders en grootouders van hier zijn geweest?

Ingrid: Het zou mij misschien een andere kijk gegeven hebben, andere bronnen, een beetje voorkennis. Anderzijds geeft het feit dat ik niet van hier ben, me de nodige afstand om het zonder vooroordeel te bekijken, er onbevangen naar te kijken en de bronnen te bestuderen die voorhanden zijn. Ik heb de bronnen gebruikt die beschikbaar waren, én niet vergeten, binnen het tijdskader dat me voor het maken van mijn studie toegemeten was. Het moest allemaal binnen één studiejaar gebeuren. Het spreekt dat dit zijn beperkingen meebrengt.

DHM: Heb je het graag gedaan, deze thesis maken?

Ingrid: Het is historisch onderzoek, je bent met bronnenonderzoek bezig, je legt verbanden, je ziet de lijnen van het verhaal stilaan ontstaan naarmate je verder in de dossiers geraakt. Als je dan bevestigingen krijgt van je verschillende bronnen, geeft dat wel een kick. Maar het was een zwaar onderwerp, zeker als je aan het verhaal van de razzia en de gevolgen komt. Je loopt daarmee in je hoofd, je leeft er een tijd mee. Maar ik vond het een fijn onderzoek om te doen. Ik heb in Hoogstraten veel medewerking gehad, van het stadsbestuur, van de mensen van het archief en van Francis Huybrechts.

Na zijn vrijlating vestigde Gommers zich in Antwerpen, waar hij een bloeiende dokterspraktijk met veel patiënten van Hoogstraten had.

DHM: Vind je de belangstelling fijn die je werk hier gekregen heeft? De lezing en de publicatie van je werkstuk in het jaarboek van Erfgoed Hoogstraten?

Ingrid: Ik moet zeggen dat niet zoveel van mijn medestudenten dergelijke aandacht gekregen hebben. Ik vind het best fijn en heb er met plezier aan meegewerkt. (jaf)

UIT DE GAZET VAN HOOGSTRATEN 1947

Dat de dramatische gebeurtenissen op het einde van de oorlog – de razzia van 1 mei 1944 en de gevolgen ervan – lange schaduwen zou werpen op de naoorlogse tijd in Hoogstraten stond in de sterren geschreven. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat het proces tegen de ‘collaborateurs’ de Hoogstraatse gemoederen erg beroerden in 1947. Dat blijkt uit de aandacht die er aan geschonken werd in de “Gazet van Hoogstraten” van die dagen. Er werden lange artikels aan gewijd, zelfs speciale bijvoegsels voor gedrukt.

Al kunnen we de Gazet van destijds niet als een 100% neutrale bron voor kritisch historische weergave van de gebeurtenissen beschouwen, ze geven toch een goed beeld van de sfeer en de gemoedgesteltenis van de betrokken Hoogstratenaren. Het proces begon op dinsdag 4 maart 1947. Een kleine bloemlezing uit de verslagen van de “Gazet van Hoogstraten”. (jaf)

De eerste procesdag

De toestand van het gemeentebestuur van voor en tijdens den oorlog moet door de betichte (Dr. Gommers) uitgelegd worden. Van uit de zaal wordt plots geroepen “Ter dood, ter dood!”

Uit de ondervraging van een inspecteur van de Veiligheid van den Staat

Deze Duitschers vertelden verder dat Gommers bij de GFP (Geheime Feldpolizei) als een zeer betrouwbaar persoon aanzien werd. Getuige meent verder dat de DD (Documentatiedienst van het VNV) werkelijk een rol gespeeld heeft in de aanhoudingen . Soetewey bekende reeds dat ook te Hoogstraten een DD bestond. Gommers hiervoor ondervraagd, herinnert zich hiervan niets.

Getuige Dhr. Wijnen

Betichte was door zijn positie de moreele oorzaak van het opkomen der Nieuwe orde-gedachten in de gemeente. Zijn invloed bij de Duitschers was zeer groot. Betichte ontnam hem zijn reispas voor Holland zoodat hij zijn functie in Baarle-Hertog niet meer kon uitoefenen. Hij beticht dan Gommers formeel hem te hebben verklikt en daardoor in 1942 te zijn aangehouden. Gommers hierover ondervraagd, ontkent alles. Getuige weerlegt dan dat Gommers in 1942 ontslag zou hebben genomen uit het VNV, daar hij een foto bezit waarop betichte staat afgebeeld met zijn kind, dat pas in 1943 werd geboren en waarop duidelijk het VNV-kenteken te zien is. Deze foto wordt aan den krijgsraad getoond.

Getuige Mvr. Knaepkens-Campers

Mijn man werd op 8.10.1942 aangehouden. Daar hij ’s avonds niet was weergekeerd begaf ik mij naar Gommers om er een Duitsch overste te spreken. Tijdens dit gesprek heeft betichte van uit een aanpalend vertrek geroepen: “Hij is niet van ons gedacht; hij moet er in!” Gommers, hierover ondervraagd, weet er niets van.

Getuige Dhr. Harts

Een paar dagen nar de aanhouding van Dhr. Rosiers, verklaarde betichte: “Mr. Rosiers komt nooit meer terug”. Gommers ontkent nogmaals.

Getuige Wed. Dupont

Verklaart dat Gommers haar man niet kon verdragen omdat hij patriot was en betichte een hevige zwarte.

Getuige Dr. Bremans

Einde 1940 verklaarde een Duitsche Hauptmann aan getuige dat Gommers toen reeds burgemeester wilde worden. Betichte is de vaandeldraager der Nazi-geschiedenis te Hoogstraten.

Getuige Mme. Rosiers

Vanaf 1939 had mijn man reeds moeilijkheden met Gommers. Dit verergde zeer toen Gommers in 1941 burgemeester werd. In 1942 weigerde Gommers hem een reispas naar Holland zeggende “Gij krijgt geen pas; gij gaat den bak in!” Zij verhaalt dan de vele moeilijkheden die zij met de betichte hadden.

Besluit van de verslaggever na deze procesdag

Gansch Hoogstraten wacht met spanning op de afhandeling dezer zaak, die wellicht de zwaarste wordt welke door de Krijgsraad van Turnhout dient behandeld, en welke, naar we durven hopen, het volle licht zal werpen op de verantwoordelijken voor de beruchte en tevens droevige 1 Mei-dag 1944!

Getuige Hr. Lenaerts (schoonbroeder van wijlen Z.E.H. Deken Senden)

Getuige begint met te verklaren dat hij Deken Senden reeds als kleine jongen kende en met hem is opgegroeid. Dat hij nooit iets leugenachtig zegde en dit ook niet kon verdragen. Daarom is hij stellig overtuigd dat de laatste woorden aan hem gericht door Deken Senden, 5-6 dagen voor zijn aanhouding, de zuivere waarheid zijn. Deze woorden waren: “wees gerust, de Duitsers zullen mij niets doen. Wanneer er iets gebeurt zal het uitsluitend zijn door Bellens”

Getuige Van Hoeck L.

Bevestigt verklaringen van 8 maart ll., waaronder: Gommers zegde: “De witte Brigade is gekend en zij zal op tijd onderdrukt worden”. Deze woorden werden gesproken op 30 maart 1944.

E.H. Dillen

Getuigt ten gunste van Bellens, die hij als musicus goed kende. Bellens zou tijdens de bezetting een plaat aan het N.I.R. geweigerd hebben.

Mevr. Rosiers herhaalt haar vroegers getuigenis en bevestigt dat Smulders haar zegde: “telkens de Duitsers de gevangenen wilden vrijlaten, een tegenbericht uit Hoogstraten kwam.”

Getuige Z.H. Naveau

Hij verklaart enkel Gommers te kennen als geneesheer. Hij heeft getracht Z.E.H. Deken Senden te redden door een verzoekschrift te richten aan generaal von Falckenhausen door bemiddeling van de Duitse prinses von Galen. Hierop ontving hij echter een ongunstig antwoord. De verdediging van Gommers deed opmerken dat getuige volgens officiële verklaringen ruim 2000 personen van tewerkstelling in Duitsland vrijwaarde en door Gommers niet werd lastig gevallen.

Getuige Hr. Severijns (lotgenoot van Rosiers in Buchenwald)

Getuige verhaalt dan verder dat Mr. Rosiers een erg mishandeld werd door de beulen. Wanneer hij dan ’s avonds gekwetst bij getuige aankwam, zegde hij “ziet eens wat Gommers mij heeft aangedaan. Op zijn sterfbed zegde Rosiers nog: “doe de groeten aan mijn vrouw en kinderen: ik sterf een goede dood; en zeg dat het Gommers is die mij naar hier zond” Een geweldige ontroering maakt zich van de aanwezigen in de zaal meester. Muisstil werd naar deze verklaring geluisterd; we zouden haast zeggen met eerbied.

Getuige Hr. Van Bergen (eveneens lotgenoot van Rosiers en Peeraer in Buchenwald)

Rosiers zegde hem ook dat Gommers de oorzaak was van zijn wegvoering. De voorlaatste dag van zijn leven herhaalde hij nog “het is Gommers, zorg dat hij zijn gerechte straf niet ontloopt”.

Naargelang het proces vordert, schijnt er meer en meer publieke belangstelling te komen. Vrijdag was reeds een vrij groot aantal belangstellenden aanwezig.

Getuige Mevr. Sterkens (over de ondervraging van haar man op de Feldkommandatur en zijn aanhouding)

Wanneer Gommers, op enkele vragen van dhr. Voorzitter, ontkent, roept getuige: “Gij liegt!”. Zij beschuldigt hem tenslotte de verrader en de moordenaar van haar man te zijn.

Getuige E.H. Rosiers

Vertelt over de betrekkingen tussen zijn vader en Gommers. Getuige wendde zich na de aanhouding van Mr. Rosiers tot adv. Edg. Boone. Deze zegde hem in betrekking tot het vrijmaken per pol.gevangenen: “ik kan ze niet uit de gevangenis halen, want telkens komen er berichten van de zwarten uit Hoogstraten”.

Getuige Senator Jespers

Ken Gommers van vroeger als gebuur. Hij zag hem slechts een paar maal tijden de oorlog, doch meent niet dat hij een verklikker is.

Getuige Priem T.

Magielsen was 100% Duitsgezind en had intieme omgang met Gommers en Duitsers. Gommers vertelde aan Magielsen dat er een lijst bestond van Anglofielen die bij een zeker gevaar (b.v. invasie) zouden opgeruimd worden ofwel door de Duitsers ofwel door het VNV.

Uit het pleidooi van Mter. Schurmans (advocaat van Gommers)

De advocaat onderzoekt punt voor punt het rekwisitorium van dhr. Krijgsauditeur. De zin “de aanhoudingen hebben het ongeluk in Hoogstraten gebracht” is de enig juiste van gans het rekwisitorium. Het is fantasie Gommers te beschuldigen van een gijzelaarslijst op 1 Januari 1941 te hebben aangelegd. Hij meent verder dat vele getuigen, getroffen in hun diepste gevoelens, niet zeer objectief meer blijven in hun verklaringen. Het is menselijk, doch daarom heeft het niets met gerechtigheid te maken. Hij besluit: de beschuldiging bestaat uit een berg onsamenhangende zaken, enkel vermoedens en geen enkel bewijs. Ik ben overtuigd dat Gommers hierin de hand niet heeft gehad.

Mter. Verachtert als 2 e verdediger van Gommers

Bepleit eveneens de twijfel omtrent de verklikking van betichte. Hij keurt de politieke actie van Gommers stellig af, te meer daar hij als zeer intelligente persoon, zijn kwaliteiten aan de politiek offerde. In 1938 zijn ze bij hem met drogredenen voor de dag gekomen en hij geraakte er stilaan in verward. De verdediger beschrijft dan Hoogstraten als een cultuurstadje dat nochtans ook kleindorps is; en als ’s avonds de mensen op straat zitten, wordt het een gesnater van belang en de praatjes gaan hun gang. Hij besluit met te vragen aan het publiek: “Indien Gommers schuldig ware en hij kreeg de kogel, zoudt gij dan de cartouchen aangeven en bevel tot vuren geven?” In de zaal antwoordt men aanstonds “Ja!”.

Einde van het proces

Dhr. Voorzitter vraagt dan aan Gommers of hij nog iets toe te voegen heeft. Betichte antwoordt: “Ik heb steeds in dienst van mijn volk willen staan. Door behendige propaganda liet ik mij overhalen. Ik meende hierdoor bet het volk te kunnen dienen. Dag en nacht was ik gereed voor mijn zieken. Ik werd echter bedrogen en heb er spijt van. Ik had nooit bij een politieke formatie mogen aansluiten. Ik heb nooit iemand leed willen aandoen”.

Uitspraak

Op woensdag 30 juli deed de Krijgsraad te Turnhout uitspraak in de zaak Gommers en Consoorten.

De Krijgsraad besluit dat Gommers schuldig is inzake: 1. Verklikking Wynen 2. Oogmerken van den vijand gediend 3. Verklikking Rosiers De Krijgsraad veroordeelt Gommers tot 25 jaar dwangarbeid, vervallen van burgerrechten, graden en titels en tot betaling der gerechtskosten. Tot het betalen van een schadevergoeding aan de Belgische Staat: 100.000 fr. Aan de burgerlijke partij Wynen: 50.000 fr. Aan de burgerlijke partij Rosiers ten provisionele titel 520.000 fr.

Hoewel ze tijdens het zelfde proces terechtstonden, komen de medebeschuldigden van Gommers in de verslagen haast niet voor. Soetewey, schuldig aan politiek van den vijand gediend en den vijand te hebben geholpen, krijgt 10 jaar hechtenis; Vandersmissen, schuldig aan verraad en politiek van den vijand gediend tot 5 jaar hechtenis; Bellens tenslotte, schuldig aan de politiek van den vijand te hebben gediend, wordt veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf.

De wereld van KRIZ

© Kris Martens

This article is from: