33 minute read
De eenzaamheid van de langeafstandsloper
Zeven marathonlopers over hun wel maar ook wee
MARATHONLOPERS DOEN HET AL LOPEND
Af en toe verschijnen er loopuitslagen van marathonlopers in uw lijfblad. Niet iedereen staat er bij stil, zelf lees ik ook niet alle artikels. De collega-lopers kijken echter wel nieuwsgierig uit naar elkaars behaalde resultaten zonder zelf echt met de eigen resultaten te koop te willen lopen. Marathonlopers lopen in de eerste plaats voor zichzelf. De finish als doel. Alléén de finish als doel. Iedere finisher is een winnaar, en willen wij niet allemaal winnaars zijn? Een kijkje in het hoofd van verschillende marathonlopers, beginnende en geroutineerde, allemaal finishers, allemaal winnaars, alléén maar winnaars. En winnen went nooit, zo is het toch?
Maar alleen de marathonlopers zelf weten wat een marathon is: de hemel of de hel? Daartussen: afzien, vermoeidheid, dorst, krampen, braken, kou, hitte, blaren, schuurplekken,… Maar ook leuke ontmoetingen, mooie steden, prachtige natuur en fijne mensen. En de kick van het finishen, de ontlading, de voldoening, en soms de ontreddering, de pijn, de machteloosheid. Want een marathon liegt niet. Een marathon liegt nooit.
Hoe het begon ?
Ergens in het jaar 490 v.Chr., liep de Griekse soldaat Pheidippides van het slagveld Marathon naar de Griekse hoofdstad Athene, om de overwinning van de Atheners te melden op de veel sterkere Perzen, met het uitbrengen van de historische woorden “Verheug u, wij hebben gewonnen”. Daarna viel hij echter dood neer, de mythe van de marathon was geboren.
In 1896 werden de eerste moderne Olympische Spelen in Athene gehouden, en men wilde de marathon in het programma opnemen. De afstand tussen Marathon en Athene bleek wel 48 km te zijn, en daarom werd een kortere afstand bepaald. Echter de officiële afstand van de marathon zoals die tot heden geldt, werd voor het eerst gelopen bij de derde Olympische Spelen, die van 1908 in Londen. Toen werd de oorspronkelijke afstand van 25 mijl verlengd naar 26 mijl, dit om louter organisatorische redenen ten gevolge van een verzoek van het Britse koningshuis. De afstand kwam enigszins overeen met die van de eerste Griekse marathon: 42 km en 195 meter. Het was de afstand die tussen de start op het terrein voor Windsor Castle tot de finishlijn die precies voor de Koninklijke tribune in het White City Stadion in West-Londen was uitgezet. Op de volgende Olympische Spelen werd er echter weer een andere afstand gelopen, en pas 12 jaar later werd internationaal definitief vastgelegd dat de marathon over 42 km en 195 meter gelopen zou moeten worden. En zo is het tot op heden gebleven.
Enkele cijfers
Het wereldrecord bij de mannen staat op naam van Haile Gebrselassie (Berlijn 2008) in een tijd van 2.03.59, dit is gemiddeld meer dan 20,41 km/uur, en bij de vrouwen op naam van Paula Ratclife (Londen 2003) in een tijd van 2.15.25. Het Belgisch record van de mannen en de vrouwen is respectievelijk van Vincent Rousseau in 2.07.19 en van Marleen Renders in 2.23.05. In de marathon van New York in 2009 bereikten een recordaantal van 43.250 deelnemers de finish. En jammer genoeg, zoals Pheidippides in 490 v.Chr., vallen er af en toe ook wel eens dodelijke slachtoffers te betreuren, omdat onderschatting van de inspanning funest was. Daarom voor kandidaat-marathonlopers: een medische check-up valt aan te raden. Voorkom onheil.
Ver, verder, verst, ultra
En dan heb je nog de mensen voor wie een marathon nog niet ver genoeg is: de ultra’s. Zij lopen wedstrijden van 6, 12, 24 uur of nog langer. De afgelegde afstand bepaalt de uitslag. Ook zijn er ultrawedstrijden van 100 km of nog langer. En wie herinnert zich niet Tom Waes in de Marathon des Sables in het Noord-Afrikaanse land Marokko. Onvergetelijk maar ook onverbiddelijk. Ook Hoogstraten heeft een ultraloper: Pat Leysen. Zijn laatste prestatie dateert van 14-15 mei 2011 in het Nederlandse Steenbergen, alwaar ook het Belgisch kampioenschap 24 uur werd georganiseerd. Hij behaalde daar de eerste plaats in zijn leeftijdscategorie M50 met een afstand van 228,472 km, ofwel gemiddeld 9,542 km/ uur. De sportman van het jaar 2011 is wat mij betreft al bekend.
DHM: Marathonlopers zijn sportievelingen, maar zijn meestal ook niet meer van de jongsten. Dat blijkt ook uit het gemiddelde van jullie leeftijd. Wat is uw sportieve voorgeschiedenis ?
Jan Hendrickx: Het liefst van al had ik wielrenner geworden doch dit zagen mijn ouders niet echt zitten. Dan ben ik gaan voetballen bij Meerle FC. Op mijn 18de heb ik mij toch een fiets aangeschaft en ben toch beginnen koersen. Toen ik echter trouwde en er kindjes kwamen bleek dat die vele trainingsuren op de fiets er toch iets te veel aan waren. Op mij 25ste ben ik dan beginnen lopen bij de Vriendenclubs. Een vereniging in het Antwerpse, waar onze club ‘Atletiekvereniging Noorderkempen’ (AVN) ook bij aangesloten is. In het begin waren het in de winter vooral de veldlopen. Al snel proefde ik van wegwedstrijden. Mijn eerste halve marathon was in Zoersel. En zo kwam ik vrij snel bij de marathon terecht. Etten-Leur (Nederland) was de eerste in oktober 1987. Ik liep toen 2u35min.
Jos Van Bavel: Ik ben begonnen met loopwedstrijden in 1982, ik heb in 1984 mijn eerste halve marathon gelopen en in 1991 de eerste marathon in Etten-Leur.
Gerrit Verhoeven: Op mijn 15de begonnen met atletiek als 400 meter loper, veel basket gespeeld en jaren lang gewindsurft. Altijd tweemaal in de week een kilometer of 7 à 8 blijven lopen.
Hild Hillen : Ik ben in 2004 (toen was ik 39 jaar) lid geworden van AVN in Hoogstraten. Voordien deed ik al enkele jaren conditietraining en in de zomer liep ik wel eens wat rondjes in de Mosten. Als kind liep ik ook wel goed, maar later verwaterde dat. Dan getrouwd, gebouwd en de kinderen werden geboren waardoor er ook niet echt veel tijd was om te sporten. Maar vanaf het moment dat ik lid werd van de loopclub werd ik wel écht gebeten door het loopvirus! Mijn eerste doel was de 20km van Brussel: die wou ik lopen op mijn 40ste. Uiteindelijk heb ik dat al een jaar eerder gedaan. Volgend doel was de halve marathon van Etten-Leur en liefst eindigen binnen de 2 uur. Ook dat lukte, al was het met 1u59min maar net. En zo ben ik nu al enkele jaren bezig...
Raf Aernouts: Sporten is eigenlijk nooit aan mij besteed geweest. Naast het verplichte vak LO en zwemmen op school deed ik niet aan sport. Toen ik 2 jaar geleden merkte dat er een serieuze vetlaag rond mij aan het groeien was, vond ik het tijd om het serieus aan te pakken. Omdat het een sport moest zijn die je op de meest onmogelijke momenten van de dag moest kunnen doen, viel de keuze op lopen.
Harrie Hendrickx: In mijn jeugd aan o.a. turnen, atletiek, volleybal en voetbal gedaan. Veldvoetbal tot mijn 30 jaar, daarna nog 10 jaar in de zaal. Na mijn 50ste pas met lopen begonnen.
Chris Boonen: Als kind heb ik eigenlijk geen sport gedaan. Pas toen ik ben gaan werken, ben ik aangesloten bij de volleybalclub van Kasterlee. In 2003 ging er een ‘start to run’ door, georganiseerd door de KWB van Meer. Daar is de start van het lopen begonnen. Een jaar later heb ik ook met de KWB mijn diploma behaald van 5 tot 10 km. En in dat jaar ben ik lid geworden van AVN. Sindsdien train ik af en toe mee op de donderdagavonden op de piste van het Klein Seminarie. Dankzij AVN gingen we ook met een aantal lopers op zondagvoormiddag wandelingen ‘lopen’. Daardoor werd stilaan het aantal kilometers verhoogd. Ook gingen we in de week eens afspreken en daardoor trainen we nu toch wel een drietal keren per week. In 2006 heb ik mijn eerste marathon gelopen in Kasterlee, de gemeente waar ik vandaan kom.
DHM: Een marathon lopen is toch niet zo evident, het is één van de zwaarste sportieve duursporten. Hoe bent U ertoe gekomen om deze uitdaging aan te gaan?
JAN: Zoals ik zei kom je na een halve marathon bij de volgende uitdaging terecht en dat was in mijn geval de marathon. Na die eerste, al behoorlijke tijd, wil je meer en wil je onder de 2u30min lopen. Dat heeft toch nog wel een aantal marathons geduurd. In 1989 in Berchem liep ik in mijn vierde marathon in een tijd van 2u27min. En een jaar later in Berchem was ik goed voor 2u22min. In 1992 liep ik, ook weer in Berchem, een tijd van 2.20.09. Qua tijd was dit het beste.
JOS: Ik wou als sportman wel eens één keer in mijn leven een marathon lopen, ondertussen heb ik er 74.
GERRIT: Onder invloed van Cees Voesenek, een vriend uit Meersel-Dreef die al een viertal keer de marathon op Terschelling (de Berenloop) liep, ben ik mij in 2009 gaan voorbereiden voor de halve- en een jaar later voor de hele marathon. Als 16-jarige had ik met Abebe Bikila (Ethiopiër) en Paavo Nurmi (Fin) in het achterhoofd, zonder noemenswaardige duurlooptraining, al eens een overmoedige poging gedaan. Doch dat was na 30 kilometer jammerlijk mislukt. 39 jaar later werd het hoog tijd voor een revanche.
HILD: Ik hoorde al die verhalen van clubgenoten die al eens één (of meer) marathons liepen. Ik ging ook dikwijls supporteren voor hen. Als je die lopers dan ziet aankomen, heb je enorm veel bewondering voor die mensen en tegelijkertijd dacht ik dan: “Dit wil ik ooit ook eens meemaken!”, alhoewel ik er ook altijd wel schrik van had. Ik dacht altijd dat het niets voor mij zou zijn.
RAF: Om me te verplichten me aan mijn belofte te houden om meer te gaan sporten had ik een doel nodig. Een doel dat moeilijk genoeg was, zodat ik echt moeite zou moeten doen en niet te snel zou hervallen in mijn oude levensstijl. Een marathon lopen leek me wel zo’n uitdaging. Vanaf het moment dat ik het aan enkele personen in mijn omgeving vertelde, kon ik niet meer terug. Ik moest en zou die eindstreep halen.
HARRY: Enkele loopmaatjes van Loopgroep Galder hadden eind 2006 het plan opgevat om voor de marathon van Rotterdam te gaan trainen en te lopen, en of ik zin had om mee te doen. Het is niet bij deze marathon gebleven.
CHRIS: Deze uitdaging is stilaan gegroeid, vooral met de zondagvoormiddag-lopers. In het begin liepen we 10 km, later 15 en steeds meer en meer. De laatste 3 jaren lopen we op zondag regelmatig 30 km. En dan zit je natuurlijk al redelijk dicht bij de marathon.
DHM: Trainen, trainen en nog eens trainen, hoe ziet er een normale trainingsweek voor je uit? En bouw je dat verder op naarmate de wedstrijddatum nadert? Loop je dan ook wel eens halve marathons (21,096 km) ter voorbereiding?
JAN: Op dit moment probeer ik nog altijd een 100 tal kilometer per week te lopen. Naarmate de wedstrijd dichterbij komt, vanaf de 8ste week voordien, probeer ik dan elke week een lange duurloop te doen. De langste is dan ongeveer 3 uur lopen, wat dan goed is voor +/- 40 km. De laatste lange is ongeveer een dag of tien voor de marathon. Als dit goed lukt dan weet ik dat er klaar voor ben.
JOS: Nu loop ik nog een 60 km per week, maar vroeger ging alles volgens schema. Nu gaat het meer van wedstrijd naar wedstrijd. Met het ouder worden heb ik wel meer plezier in het lopen gekregen.
GERRIT: In de winter en het voorjaar loop ik een aantal halve marathons, liefst in een zo natuurlijk mogelijke omgeving. Dan train ik 4 tot 5 keer in de week wisselende afstanden van 10 tot 25 km, hoofdzakelijk rustige duurlopen. Vanaf 4 maanden voor de marathon ga ik meer kilometers lopen en probeer ten minste één keer per week een intervaltraining met een aantal keren 1000 of 2000 meter in te lassen en één keer per week een vlottere duurloop.
HILD: Ik loop gemiddeld drie keer per week (ong. 40km) . Donderdag is er onze wekelijkse training van een uur waar we toch vaak een pittige training krijgen met flink wat interval en op zondag lopen we met onze groep een duurloop van 20 à 25 km. In de zomer staan er vaak wedstrijden op het menu. Ik loop ook ongeveer zeven halve marathons op een jaar. De eerste jaren alleen hier in Vlaanderen of Nederland maar nu ook al twee jaar in de Ardennen waaronder de halve marathons van Butgenbach en Dinant. Zware wedstrijden, maar ik voel wel dat ik daar sterker van word. In de aanloop naar de Antwerp Marathon liep ik vier keer per week. Ik trainde niet écht op snelheid maar wou vooral veel kilometers in m’n benen hebben. Dankzij veel vrienden (o.a. ook met Chris Boonen en Jos Van Bavel) moest ik niet veel alleen lopen. Ik had bijna altijd gezelschap waardoor het niet zo’n zware opgave was. Vooral de oefenloopjes met de vrouwen waren echte ‘bijpraat’-loopkes. Plezant, dat wel maar het vraagt toch ook wel wat planning in functie van gezin, werk, het huishouden... Ik heb toch ook wel eens momenten gehad dat de goesting niet groot was om te gaan trainen. Maar het moest hé!
RAF: De voorbereiding voor mijn eerste marathon was er één volgens het boekje. Via een website geef je in wat je huidige conditie/snelheid is en welk doel je wanneer wil bereiken. De site geeft je dan een overzicht van welke training je wanneer moet doen. Daarmee bouw je langzaam op en leer je dat je soms langer rustig moet lopen en dat je moet afwisselen met korte intervallopen. Ruwweg kwam dat neer op drie keer lopen per week en dat vier maanden lang. Na het bereiken van de eerste marathon ben ik er een kunst van beginnen maken om me steeds minder voor te bereiden (uit gemakzucht). Dat resulteerde de laatste keer in een blessure. Momenteel loop ik één keer per week en dat voer ik op naar twee keer per week vanaf twee maanden voor een marathonwedstrijd. Buiten wat lokale loopwedstrijden die ik sowieso meedoe, plan ik geen wedstrijden in mijn voorbereidingen (ook al wordt dat aanbevolen).
HARRY: Ik probeer drie tot vier keer per week te trainen. Op dinsdagavond en zaterdagmorgen bij atletiekvereniging Sprint te Breda, op woensdagavond bij Loopgroep Galder en op zondagmorgen een lange duurloop (20 tot 35 km.). Dit laatste soms met een groep, maar ook vaak alleen. Enkele weken voor een marathon is het ‘weekvolume’ gelopen kilometers ongeveer 80. In de voorbereiding op de marathon van Rotterdam worden er door AV Sprint trainingslopen georganiseerd, de zgn. Road to Rotterdam lopen. Dat zijn vier lopen van 20-25-30 en 35 km in verschillende tempogroepen en aangevoerd door twee tempomakers die deze afstand in een vast tempo afleggen. Sinds enkele jaren ben ik tempomaker voor de tempogroep 6.15 min./km. Regelmatig, niet alleen ter voorbereiding op een marathon, loop ik halve marathons, 30 km-wedstrijden en andere langere loopjes.
CHRIS: Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik nooit met een schema heb gelopen. Wel met de ’start to run’. Maar bij de voorbereiding van een marathon heb ik nooit volgens een schema gelopen. Dit ervaar ik als iets dat moet. Dat werkt niet zo goed voor mij. Ik train wanneer ik er tijd voor heb en wanneer mijn gezin en werk het toelaten. Omdat ik in het onderwijs sta, kan ik goed mijn eigen vrije tijd regelen. Als ik een marathon in het vizier heb, lopen de kilometers in de weken voor de marathon op tot een 80-tal. De ene week is dat al meer dan de andere. Maar in een gewone week train ik meestal een 50-tal kilometers. In 2005 heb ik ook voor de eerste keer meegedaan aan wedstrijden in de Ardennen: Challenge Delhalle. Dit zijn 13 wedstrijden met verschillende lengtes. Deze wedstrijdafstanden variëren tussen de 14 en 35 kilometers. Ze hebben mij vooral sterk gemaakt. Andere wedstrijden loop ik meestal samen met de clubgenoten van AVN.
DHM: De marathon bestaat uit een totale afstand van 42,195 km en je loopt maar en je loopt maar, sommigen onder de drie uur en anderen dan weer voor meer dan vier uur. Heb je een bepaald strijdplan in je hoofd en hoe deel je zo’n wedstrijd in?
JAN: Vroeger dacht ik dat ik vanaf het begin moest mee zijn. Dat is me soms ook zuur opgebroken met inzinkingen tot gevolg. Nu start ik terughoudender en loop ik op ervaring en hartslagmeter. Dit wil dan zeggen dat ik een goed tempo zoek en dat ik dit probeer om 42 km vol te houden. Ik weet op dit moment vrij goed wat ik nog kan.
JOS: Ik probeer zo veel mogelijk op mijn gevoel te lopen. Als ik, afgaand op mijn gevoel, te snel loop dan gaat het ook meestal te snel en moet ik de laatste kilometers te veel afzien.
GERRIT: Dit jaar neem ik me voor tot 25 km rond de 5:30/km te lopen en afhankelijk van hoe ik er dan voor sta te beslissen om te versnellen of te overleven. Bij m’n eerste marathon vorig jaar gaven vlak voor de start de hartslagmeter en horloge de geest, zodat ik zonder enige reserve erin ben gevlogen. Dat gaf vooral gedurende de eerste kilometers een geweldig gevoel. Dromend van een prachtige eindtijd, kreeg ik in de tweede helft helaas de onverbiddelijke rekening gepresenteerd.
HILD: Ik wou voor m’n eerste marathon niet écht een tijd vooropstellen: uitlopen was het allerbelangrijkste! Stiekem hoopte ik wel op maximum 4,5 uur. Maar vooraf kon ik me geen voorstelling maken van hoe het zou zijn. Juist omdat het m’n eerste was. Nu weet ik al wel iets meer, natuurlijk.
RAF: Voor mij is het doel vooral om de wedstrijd uit te lopen. Dat geeft me de nodige rust waardoor ik de eerste wedstrijdhelft kan genieten van de wedstrijd, het randgebeuren en de omgeving (meestal kom je op plaatsen waar je anders niet komt) en dat terwijl je in een rustig tempo loopt. In de tweede helft van de wedstrijd probeer ik dan het tempo stelselmatig te verhogen of in stand te houden, van genieten is dan geen sprake meer.
HARRY: Ga tegenwoordig rustig van start en probeer de wedstrijd zo vlak mogelijk uit te lopen. Op die manier loop je geen PR (= persoonlijk record) maar zie je het minste af. Als ik (te) snel van start ga voor een goede tijd, betaal ik daar meestal na de 35 km voor en kom op dezelfde tijd uit als wanneer ik rustig gestart zou zijn. Alleen heb ik dan veel meer afgezien.
CHRIS: Bij de eerste marathon was uitlopen mijn enige zorg. En ja, dat lukte binnen de vier uur. Heerlijk natuurlijk. Maar vanaf de tweede tot de zevende marathon nam ik te veel gas vanaf het begin van de marathon, met als gevolg dat het einde van de marathon vaak heel moeilijk was. Vorig jaar liep ik de marathon in Frankfurt. Ik verplichtte me om bij pacemaker (= tempomaker) van 3.30 te blijven zeker tot in de helft. Nadien ben ik stilletjes uitgelopen om met een tijd van 3.27 uur aan te komen. En nu weet ik het wel zeker, tijdens de eerste helft mag ik niet proberen om tijd in te halen. Ook nu tijdens de marathon van La Roche in juni heb ik mij tijdens de eerste helft ingehouden om met een schitterende tijd van 4.04 uur binnen te komen. Ik deel de marathon niet echt in. Ik weet nu wel dat ik tijdens de eerste helft rustig moet blijven.
De man met de hamer
DHM: ‘Runner’s high’ is het gevoel dat hardlopers (en veel andere atleten) hebben tijdens of na intensieve inspanning. Echter, sportwetenschappers konden jarenlang niet bewijzen of runner’s high echt bestaat, of dat het simpelweg een goed gevoel na gedane inspanning is. Het zou gevolg zijn van het vrijkomen van endorfines: een chemische stof die wordt geproduceerd door klieren in het lichaam. Ze zouden pijn kunnen onderdrukken en gevoelens van geluk en blijdschap veroorzaken. Bestaat dat voor jou of is dat maar een mythe? Heb je het al eens mogen ervaren?
JAN: Ik denk wel dat er iets is dat mensen blijft voortstuwen. Persoonlijk heb ik wel het gevoel dat je na een lange inspanning bergen kan verzetten. En na een marathon ben ik wel eens sentimenteel. Maar dat heeft dan meer te maken met het gevoel van “ik heb mij lang voorbereid en dit is het resultaat’”, een voldaan gevoel zeg maar en dan kunnen er wel eens emoties van geluk spelen en kan er ook wel eens een traantje vloeien.
JOS: Of ‘Runners high’ bestaat dat weet ik niet maar als ik veel loop dan wil ik ook steeds meer lopen.
GERRIT: Niet gehinderd door gelukzalige gevoelens of blijdschap, ervaar ik bij langere afstanden eerder een bepaalde concentratie, die het mogelijk maakt de moeilijke momenten door te komen en eventuele pijn te doorstaan. Het gelukzalige gevoel komt bij mij pas na de training of finish, onder de douche, in bad, lui op de bank of languit in de zon.
HILD: Ik kan wél euforisch zijn na een goede prestatie of na een zéér zware, maar mooie wedstrijd! Dan wil ik écht m’n belevenissen kwijt van die loop. Na de marathon in Antwerpen ben ik ook nog een hele dag op de been geweest om de andere clubgenoten nog te zien op Linkeroever na de 10 miles. Ik voelde me écht niet moe en kon precies de hele wereld aan. ‘s Anderendaags kwam de vermoeidheid wel opzetten, natuurlijk.
RAF: Dat je er gelukkiger van wordt, daar ben ik zeker van. Bij het begin van een training voel ik me wel eens moe of lusteloos. Dat gevoel kantelt bijna altijd na ongeveer een half uur lopen om dan na een uurtje thuis te komen als een vat vol energie en de belofte om voortaan terug alle dagen te gaan lopen. Naast het euforisch gevoel, zorgt het lopen er ook voor dat je beter en vrijer kan denken, niet zelden vertrek ik met een probleem en kom ik met een oplossing thuis. Andersom is het ook zo dat het uitblijven van een regelmatige portie endorfines, bijvoorbeeld de week of weken na een marathon, bij mij leidt tot frustratie en een slecht humeur.
HARRY: Het bestaat voor mij wel zeker!! Soms heb je het gevoel dat lopen vanzelf gaat, alsof je zweeft. Alsof je kunt blijven lopen. De man met de hamer kan daar een abrupt einde aan maken.
CHRIS: Moeilijk te zeggen. Ik weet wel dat je na de marathon in een ‘euforie’ bent. Maar dat is eerder van blijdschap van de geleverde inspanning. En ja, emotioneel doet zo’n marathon toch wel wat met je. Ik heb eerder het gevoel dat dit komt van de lange inspanning van de marathon, maar ook van de weken trainen die ervoor geleverd werden.
DHM: ‘De man met de hamer’ staat te wachten bij kilometer 30, wordt wel eens gezegd. Steken in de zij, hoofdpijn, brandende longen, gasvorming, hongerklop. Ben je hem al eens tegengekomen? En wat doe je dan?
JOS: De man met de hamer is in iedere marathon aanwezig maar ik denk dat je moet proberen er mee om te gaan. Als ik genoeg getraind heb en ik ben niet te snel gestart, kom ik hem niet zo vaak tegen. Ik heb in de jaren dat ik marathons loop verschillende keren die man tegengekomen soms voor een klopje maar ook soms voor een dreun. Voldoende eten en drinken tijdens de wedstrijd is ook belangrijk.
GERRIT: Mezelf onderweg geen tijd gunnend om voldoende te drinken, stond ik na 25 heerlijke (lees: veel te snelle) kilometers opeens met kramp in beide onder- en bovenbenen, geparkeerd op een verlaten duin in the middle of nowhere. Voetje voor voetje voorzichtig dribbelend met een soort Mohammed-Ali shuffle door de duinen, over het strand en de oneindig lange ‘long way’ geraakte ik ten slotte bij de finish aan de voet van de Brandaris, waarbij er in die laatste 17 km meer dan 35 minuten werden verloren.
HILD: Zoals als gezegd, wou ik aan m’n eerste marathon een goed gevoel overhouden en tijd was daarom minder belangrijk. Ik ben dan ook, op aanraden van ervaren marathonmannen, zéér rustig achteraan gestart. Waarschijnlijk daarom ben ik ‘de man met de hamer’ niet tegengekomen! Ik heb wél mensen gezien die het op die bewuste 30km moeilijk kregen en dan begonnen te stappen. Vanaf toen heb ik tegen mezelf gezegd: tijd is niet belangrijk, als ik maar kan blijven lopen! Uiteindelijk haalden we al die stappers in en we zagen die dan ook niet meer terug.
RAF: Ik heb dit één keer meegemaakt na een te snelle start. Omdat ik er lang niet aan wilde toegeven en tegen hetzelfde tempo verder liep, begon ik te zwijmelen bij een drankpost. Verder wandelen was toen de enige optie. Het heeft me toen letterlijk en figuurlijk met de twee voeten terug op de grond gezet.
HARRY: Ik ken hem. Al verschillende malen ontmoet. De laatste kilometers worden dan erg zwaar (afzien dus) maar hiervoor uitstappen is voor mij geen optie.
CHRIS: Bij de tweede marathon in Venetië kwam ik die gevreesde man ook tegen. Na 34 km wilden mijn benen niet meer verder. Wandelen, lopen, wandelen, lopen, ... Het zijn dan vooral mijn benen die te zwaar wegen om verder te gaan.
DHM: Wat denk je bij de laatste kilometers en bij de finish?
JAN: Nog even volhouden! Dat heb ik weer goed gedaan!
JOS: De laatste kilometers voor de finish zijn altijd een kippenvelmoment, dat is voor mij altijd zo geweest en na 73 marathons is dat nog altijd speciaal.
GERRIT: Dan denk ik aan Ingrid, mijn vrouw die op me wacht bij de finish en het lied ‘Demasiado Corazon’ van Mink de Ville.
HILD: Bij de laatste kilometers heb ik meermaals tegen mezelf gezegd: “Ik ga het halen! Ik ga het halen!” De aankomst in Antwerpen is dan ook wel mooi: veel toeschouwers en de laatste meters mag je over de ‘rode loper!’ Toch wel indrukwekkend.
RAF: Respectievelijk: “nog 1 km !” en “eindelijk, het is gelukt”.
HARRY: Het laatste stukje, als het echt zwaar wordt denk je wel eens: waarom doe ik dit? Dit hoef ik toch van niemand te doen! Maar als de finish dan in zicht komt en er staan duizenden mensen te juichen, dan gaat het weer vanzelf. Net over de finishlijn doen je benen overal pijn en het eerste dat je dan denkt is: dit was dus mijn laatste. Na enkele minuten, na wat gedronken (en gegeten) te hebben krijg je het euforische gevoel van: YES, we did’t again. Na het douchen en omkleden begin je stilaan weer aan de volgende te denken.
CHRIS: Bij de laatste vijf kilometers is het vooral aftellen geblazen. Na zo’n lange tijd komt je denkvermogen eerder tot stilstand en is het enige dat nog lukt het aftellen. Dat duurt dan ook heel lang. Pas bij de allerlaatste kilometers komen de emoties stilaan naar boven, maar zie je toch nog veel af. Het zijn dan de supporters die je door de laatste kilometers helpen. Vooral de supporters van thuis of van de club doen je dan verder lopen. Stilstaan bij een lekkere warme douche houdt mijn gedachten wakker.
DHM: Ik heb onlangs aan 2 lopers een half uur na hun eerste marathon gevraagd, of het voor herhaling vatbaar was. Beiden waren nog niet zeker dat er nog wel een tweede marathon voor hen zou komen, maar mijn gevoel zegt van wel. Zijn marathonlopers verslaafd aan het lopen, zoals rokers die niet zonder sigaretten kunnen?
JAN: Ik denk dat lopen en niet alleen marathonlopen sowieso een verslaving kan zijn. Ik noem dat dan graag een gezonde verslaving. Persoonlijk denk ik, en ik spreek nu voor mezelf, dat je lichaam op een gegeven moment die inspanning, dat lopen nodig heeft. Het is moeilijk om een aantal dagen niets te doen.
JOS: Ik weet niet of een marathonloper verslaafd is, maar na mijn eerste marathon dacht ik ook: “nooit meer”, zeker na wat voor hondenweer ik gekregen had voor mijn eerste marathon. Nu moet ik me soms en zeker na de winter weer wat op gang trekken om genoeg te lopen maar als we weer begonnen zijn, dan kunnen we het niet meer missen.
GERRIT: Lopen voegt wat toe aan het bestaan wat meer is dan het verbranden van wat calorieën, het brengt energie en geeft een zekere harmonie. De marathon is daarbij zo´n intensieve ervaring dat je die ondanks de grote inspanningen toch graag meerdere malen wil meemaken.
HILD: Ik denk wel dat fanatieke lopers verslaafd zijn aan het lopen. Dat zie je ook bij geblesseerden: die mensen mogen eigenlijk een tijdje niet of minder lopen, maar kunnen dat moeilijk laten.
RAF: Het was ook mijn bedoeling om het bij één marathon te houden. Meestal vervloek ik het lopen als ik de lange duurlooptrainingen doe op een onmenselijk avond- of ochtenduur . Dan denk ik wel eens of er niets zinvollers te doen valt dan twee uur lang bezig zijn met lopen van punt A naar punt A. Maar zo vlug ik dan die marathon gelopen heb, begin ik toch telkens weer de volgende te plannen.
HARRY: Heel veel lopers dromen er van om ooit nog eens een marathon te lopen. Van hen die het ook werkelijk doen zijn er volgens mij twee soorten: zij die er een (uit)lopen, daar heel blij mee zijn maar eens en nooit meer. De andere groep loopt een tweede. derde…. en kan er niet meer mee stoppen. Je zou dat inderdaad een verslaving kunnen noemen.
CHRIS: Na de marathon heb ik dat nooit gedacht. Ook omdat je dan nog in de euforie bent. Ook later heb ik dat niet. Het is wel zo dat lopen vanaf 2003 in mijn leven is gekomen en dat het niet meer weg te denken is. Is dat een verslaving? In begin dacht ik zeker van niet. Nu weet ik het niet zo zeker. Ik zie het dan maar zo: een gezonde verslaving die goed is voor je lichaam en gezondheid. Dat vind ik toch ook wel belangrijk.
DHM: Zijn er nog doelstellingen die je wil verwezenlijken? Een bepaalde eindtijd die je nastreeft? 10, 25, 50 of 100 marathons op je palmares? New York, Berlijn, Parijs, Rijkevorsel? Misschien een ultraloop?
JAN: Grote doelen heb ik niet meer. Ik moet niets meer bewijzen. Ik wil nog wel mijn marathons doen en dan liefst marathons die ik nog niet gedaan heb en wedstrijden die dan te combineren vallen met een uitstap.
JOS: Ik ben nu 52 jaar en ik heb nog één doel als loper, dat is de kaap van de 100 marathons halen.
GERRIT: In november dit jaar in de buurt van de 3u45min lopen en wie weet in de toekomst nog eens op de 3u30min uitkomen, al lijkt me dat nu nog een onhaalbare tijd.
HILD: Een ultraloop is zeker niets voor mij! Over het aantal marathons dat ik wil of ga lopen, durf ik mij ook niet uit te spreken. Maar ik wil wél eens graag een grote stadsmarathon lopen in het buitenland. Later als de kinderen het huis uit zijn, misschien. Kunnen we er ineens een citytrip van maken. Ik verkies toch liever een marathon met veel deelnemers en veel volk langs het parcours. Dat leidt de aandacht wat af. Ik kijk toch graag eens wat rond en sla gemakkelijk een praatje met een volslagen onbekende medeloper. Zo gaat de tijd wat sneller voorbij.
RAF: Ik hou wel van de combinatie lopen en een stad of regio ontdekken. Ik hoop dan ook de volgende jaren de plaatselijke klassiekers (Rijkevorsel en Kasterlee) te kunnen aanvullen met enkele marathons in voor mij nog onbekende steden.
HARRY: Boven op mijn verlanglijstje staat een Alpine marathon (marathon door de Alpen met heel veel hoogtemeters), en nog heel veel mooie trails met hopelijk nog eens een Ultra Trail. Een trail is een wedstrijd die voor bijna 100% over onverharde paden, hoe smaller hoe beter, gaat, met heel veel hoogtemeters (= klimmen). De mooiste en zwaarste trails vind je natuurlijk in het hooggebergte (bv. Alpen) maar ook in de Ardennen heb je al een aantal hele mooie (en zware, zeker als het meer dan 50 km is).
CHRIS: Meer dan een marathon hoeft voor mij echt niet. Ik heb mij wel voorgenomen om zoveel mogelijk verschillende marathons te lopen. Tot nu toe heb ik alleen de marathon van Kasterlee tweemaal gelopen. Voor de rest is dat Venetië, Flanders Fields, Vorselaar, Echternach, Antwerpen, Frankfurt en La Roche. Ik streef er naar om tweemaal per jaar een marathon te lopen. Eén in het voorjaar en en één in het najaar. En als het kan, mag daar een lang weekendje aan vasthangen. Dan kan het gezin ook mee. Mijn doelstelling was een marathon te lopen met een snelheid van 12 kilometer per uur. Dat heb ik al tweemaal bereikt. Daar ben ik ook zeer tevreden mee. Moet het nog sneller, dat mag maar hoeft niet.
DHM: Heb je in uw wedstrijden nog een leuke anekdote, een bijzondere ontmoeting en/of een bijzondere situatie meegemaakt?
JOS: De leuke dingen wat je in een marathon kunt meemaken, dat je met de jaren veel vrienden hebt leren kennen die je bijvoorbeeld evengoed in Parijs, in Rome of in Rijkevorsel kan tegenkomen, het zijn altijd dezelfde mensen.
GERRIT: De onderlinge verbondenheid bij lange afstanden is groot en dat geeft eigenlijk altijd leuke, inspirerende ontmoetingen, gesprekken tijdens voor of na de loop. Op Terschelling had de organisatie boven het parcours op 6 km voor de finish aan een hoogwerker een soort reus van staal bevestigd die op ingenieuze wijze een grote stalen hamer bewoog. Bijna alle lopers waren op dat punt echter zo vermoeid dat ze die enorme man met de hamer niet eens meer opmerkten.
HILD: Mijn man, Frank, zei altijd tegen mij: “Als jij ooit een marathon loopt, loop ik met je mee!” En hij heeft woord gehouden! Dat was superleuk! Hoewel het voor hem toch een kleine opoffering was, denk ik. Zijn tempo ligt namelijk wel iets hoger dan dat van mij. Maar hij kan me goed intomen wanneer ik weer eens wat te snel loop. Vraagt dan ook altijd of m’n hartslag nog goed is, zorgt voor bekertjes drank bij de bevoorrading, loopt al wat voorop om een stukje banaan, enz... Wat ook enorm mooi was: in Antwerpen stonden een 10-tal clubgenoten ons op te wachten aan de finish. Dat was voor ons samen het allermooiste van de hele wedstrijd: een zeer emotioneel moment!
RAF: Elke marathon heeft wel een ontmoeting met een medeloper in petto. Het samen afzien creëert een band en geeft je een dankbaar onderwerp om een gesprek over te voeren. Ik herinner me vooral een krasse zestiger uit Italië die volledig in clownspak in Brussel meedeed en me zijn hele stamboom uit de doeken deed (en bij elk familielid telkens hun huidige en vorige verblijfplaats). Na het zoveelste familielid groette ik hem en haalde alles uit de kast om vastberaden van hem weg te lopen, echter zonder succes. Het was wachten tot de eerstvolgende drankpost om discreet afscheid te nemen (lees: te wachten tot hij weg was).
HARRY: Laatst, na de Ultraloop/marathon van Gilze waar ik de marathon had gelopen, zat ik nog wat na te hijgen in de kleedkamer toen er iemand van mijn leeftijd heel fris binnen stapte. Zeker iemand die de marathon heel rustig heeft gelopen dacht ik. Ik vroeg hem hoe het gegaan was. Hij antwoordde in perfect Duits (hij bleek een Pool te zijn) dat hij zojuist de Ultraloop gewonnen had. 65 kilometer gerend, niet zo heel veel na mij binnen en niets aan te zien! Een heel sympathieke man, we hebben nog wat zitten praten. Over enkele weken ging hij in Polen een wedstrijd over 12 uur lopen. Dit als training voor de Europese kampioenschappen 48 uurs-loop. In 48 uur zoveel mogelijk kilometers hardlopen ...
DHM: Nog een slotvraag: welke raad zou je willen meegeven aan aspirant-marathonlopers?
JAN: Begin er alstublieft niet aan als de basis niet groot genoeg is. Met andere woorden, je moet al enkele jaren een drietal keren per week goed bezig zijn om te denken aan een marathon. Ik heb er helaas al een aantal anders zien beslissen en dat is niet echt goed gekomen. Verzint eer ge begint!
JOS: Vooral zorgen dat je steeds een goede basis hebt, het geeft erg veel voldoening.
GERRIT: Iedereen kan de marathon lopen die de tijd neemt om zich goed voor te bereiden. Het is intensief maar het loont de moeite.
HILD: Ik kan nog niet veel goede raad geven, maar ik denk toch dat je eerst al een aantal jaren op regelmatige basis moet lopen vooraleer je aan die marathon mag denken. En probeer vooral bij die allereerste marathon rustig te starten zonder een eindtijd voor ogen te houden. Dan hou je er een goed gevoel aan over!
RAF: Laat je vooral niet bang maken. Het is best te doen als je jezelf maar voldoende voorbereidingstijd geeft en je jezelf niet vastpint op het halen van een snelle eindtijd.
HARRY: Blijf heel! Zorg ervoor dat je niet geblesseerd raakt. Neem op tijd gas terug. Heb de laatste jaren al heel wat debutant marathonlopers geblesseerd zien afvallen omdat ze veel te fanatiek trainden. Zeker als dat enkele weken voor de geplande marathon is, is dat heel zuur. Vooral de lange duurlopen moet je in een heel rustig tempo afwerken. Deze kunnen niet langzaam genoeg gaan, de wedstrijd komt nog!
CHRIS: Het allerbelangrijkste is het plezier. Hoe dat je dat doet, is voor iedereen verschillend. Dat kan alleen, per twee of in groep zijn. Voor mij is dat een combinatie. Het is goed voor mij om alleen te lopen, maar in groep lopen is ook leuk. Zoek je eigen ding uit en geniet van de gezonde inspanning. Zet doelstellingen op die haalbaar zijn en probeer ze te halen.
DHM: Waar en wanneer is je eerstvolgende marathon?
JAN: Op 1 oktober loop ik voor de vierde keer de marathon in Zeeland (Nederland). Een hele mooie doch zware marathon met natuurgebied, strand, duinen en meestal veel wind. We gaan dan een weekendje naar de Nederlandse kust. Als alles meezit, wil ik daar graag eens onder de drie uur uitkomen.
JOS: Ik vertrek 5 juni naar La Roche voor de volgende.
GERRIT: 8 november om 12.30 uur loeit de scheepshoorn naast de vuurtoren op Terschelling en hoop ik voor de tweede keer te starten bij de Berenloop.
HILD: Ik denk aan de marathon van Eindhoven in oktober van dit jaar. Ik heb al aan m’n man gevraagd of hij me weer wil vergezellen... We zullen zien!
RAF: Rijkevorsel, begin juli 2011.
HARRY: Hopelijk deze zomer of najaar. Heb al wat in gedachte maar nog niets concreet. Ga eind oktober, net als vorig jaar, in ieder geval de Mont Ventoux op lopen. Is wel geen marathon, ‘slechts’ 22 km. maar wel bergop tegen 10%. Misschien wel zwaarder dan een marathon. Maar prachtig als je daar op de top staat.
CHRIS: Ergens in het najaar zoek ik weer iets uit. Ik ben er nog niet uit wat het dit keer zal worden. Misschien Eindhoven? Misschien de Bourgogne?
DHM: Er rest mij alleen nog jullie allemaal te danken voor uw medewerking, en ik hoop eerstdaags nog eens samen aan de start te komen, om daarna een lekkere trappist op de goede afloop te drinken. Veel succes nog. (JJ)
De wereld van SJAH