31 minute read
LEVEN VOOR DE FIETS
Gert Dockx & Luc Meyvis
Gert Dockx: Profrenner in een ProTourteam: een droomjob
Terwijl de veldrijders de laatste weken door de modder ploeteren of over bevroren velden razen, maken de wegrenners zich op voor weerom een hels wielerseizoen. Op dit moment zijn ze in zonnige oorden - Gabon, Columbia, DownUnder, Qatar en Oman, …- volop conditie aan het opbouwen voor bijna twee maanden klassiek voorseizoen. Honderdduizenden enthousiaste wielerfans langs de wegen, miljoenen voor het scherm wachten met ongeduld op de flitsende bende en willen grote koers zien, liefst met grootse prestaties van ‘onze Belgen’.
In het peloton ook streekgenoot Gert Dockx, prof bij één van de twee grote Belgische teams, Lotto-Belisol. Gert, een vrolijke jonge kerel, is van Rijkevorsel en zoon van gewezen profrenner Kurt Dockx. Zijn supportersclub is gevestigd in de Vélo, bij Luc Meyvis, wielerfanaat en destijds begeleider van Kurt. Gert is dan weer de vriend van Ruth Meyvis, dochter van Luc. Meer dan voldoende elementen voor een boeiende babbel tussen de trainingskampen door. Uiteraard in het supporterslokaal de Vélo in het Peperstraatje.
Genetisch bepaald
DHM: Vanwaar de microbe voor het wielrennen?
Gert: Dat zit in de familie, gewoon een kwestie van genen. Mijn vader en heel wat nonkels hebben gekoerst. En vermits ik van kleins af niet kon stilzitten, zat ik al snel op de fiets. Koers spelen. Dan toertochtjes met mijn nonkels op zondag. Na de rit een cola in de kantine. Echt plezant.
DHM: Je ouders zagen dat van in het begin zitten?
Gert: Pa had graag dat ik ging koersen, dus hij is super tevreden met wat ik nu doe. De steun van thuis is belangrijk geweest om daar te geraken.
DHM: Was je blij dat Gert in jouw voetsporen trad, Kurt?
Kurt: Dat is stilaan begonnen. Ik had er niets op tegen. Het ging ook helemaal anders dan in mijnen tijd. Bij mij was het allemaal wat spelenderwijs. Gert is veel serieuzer. Het begon allemaal heel eenvoudig. We kochten een fietske, een occasie, later een BMX en ook een mountainbike en we zagen dat hij wel wat talent had. Gert was een bijterke en hij eindigde altijd bij de eersten. Hij was niet echt een uitblinker. Hij wilde koersen en we hebben het niet echt aangemoedigd maar ook niet afgeraden. Hij moest van ons zijn middelbaar diploma halen zodat hij daarop kon terugvallen, want er zijn weinig sporters die van hun passie hun beroep kunnen maken. We hebben hem altijd ondersteund maar nooit iets opgelegd. Wij en hij zijn er altijd nuchter bijgebleven. We reden mee naar alle wedstrijden. Wanneer hij vroeg om achter de brommer te rijden stond ik wel klaar en af en toe gingen we trainen in de Ardennen.
Echt koersen
DHM: Wanneer werd het serieus?
Gert: Vanaf mijn 13e ben ik in competitie gestapt in een echt team, Koninklijk WAC-Team Hoboken (een grote en stevig gerunde club met Hedwig Van Hooydonck als peter - jaf). Daar ben ik rustig begonnen met de opbouw, met goede begeleiding. Ik kwam er terecht via mijn vader. Echt grote teams met een goede jeugdopleiding zijn niet dik gezaaid. Bijna alle jongens met talent en ambitie kwamen bij WAC terecht. Die hadden 170 leden. Naast een goed wedstrijdprogramma kreeg je er een koerstenueke. In die club heb ik de jeugdreeksen doorlopen; 2 jaar aspirant, 2 jaar nieuweling en 1 jaar junior. Junior 2e jaar werd ik bij Avia-team.
DHM: Was dat met vaste trainingen en zo?
Gert: nee, vooral wedstrijden rijden. Ik heb pas een echte trainer aangesproken toen ik 2e jaar junior was. Dat kwam door Carlo Bomans (bondscoach van de elite en van de beloften). Omdat ik goede resultaten reed, zei die me: ‘als je volgend jaar mee naar het wereldkampioenschap wil, moet je een trainer zoeken en een goed schema volgen’. Tot dan deed ik het zelf, met de nodige nonchalance. Zoals op woensdag een paar uurtjes fietsen, maar zo dat er nog tijd overbleef voor andere dingen. Met de maten gaan motorcrossen of ander amusement. Mijn collega renners zaten al heel de dag op de fiets. Daarom dat de bondscoach me naar een trainer stuurde.
DHM: Je was al wel opgemerkt?
Gert: met WAC reed je een heel nationaal programma en ik haalde van in het begin goede resultaten. Stilaan kom je dan in het zichtveld van eerst de Vlaamse Bond, later van de Belgische Wielrijdersbond. Zodra je in een nationale selectie komt, nemen ze je mee naar koersen in het buitenland, veel in Italië. Het wordt dan steeds serieuzer, je bent ondertussen 17. Wil je dan doorstromen dan is een trainer onontbeerlijk. We werden in de selectie wel begeleid door Carlo Bomans en Dirk Ongena. Hier ter plekke ben ik dan in contact gekomen met Kristof Van Gestel, die ook beroepsrenner geweest is en nu leerlingbegeleider in het Klein Seminarie. Carlo vond dat prima, hij kende Kristof een beetje. Ik was Kristof zijn eerste poulain. Maar als junior is die begeleiding al bij al nog vrij beperkt. Een trainer maakt vooral goede trainingsschema’s en geeft aan waar je moet op letten. Als ik met vragen zat, kon ik steeds bij hem terecht. Hij bracht me ook structuur bij; stuurde de schema’s door naar de bond, zodat ze wisten waar ik mee bezig was.
DHM: Kreeg je ook al voedingsadvies?
Gert: Carlo is altijd een voedingsfreak geweest. Als je met de selectie op pad was, golden er strenge voedingsregels. Pasta en kip, dat was het. Van ’s morgens tot ’s avonds. Je mocht er bij wijze van spreken nog niet over een boterham met choco praten. Thuis kon dat gelukkig nog wel een keer.
DHM: Je volgende stap was een satellietteam van Quick Step?
Gert: ik reed in die tijd heel goede resultaten en na mijn tweede jaar bij de juniores werd ik opgenomen in het Beveren 2000 team. Een ploeg die beschouwd wordt als het ‘opleidingsteam’ van Quick-Step. Van zodra je in België als junior een beetje met de fiets kan rijden, tonen die teams interesse, het zijn hun kweekvijvers. Je krijgt dan meteen meer faciliteiten, zoals een fiets en een behoorlijke uitrusting. Je moet dan ook wel bevestigen. Als 2e jaar junior bij Avia reed ik nooit buiten de top vijf. Kermiskoersen lagen me niet echt, maar in de grotere koersen was ik er bij.
Leven buiten de koers
DHM: Had je toen eigenlijk nog vrije tijd?
Gert: ik ging naar school in de Vito en daarbuiten waren er natuurlijk de trainingen en de wedstrijden. In de vakanties was het dan stages volgen en rondes rijden, meerdaagse wedstrijden, al veel in het buitenland. Maar al bijeen verschilde mijn tijdsindeling niet zo veel van die van mijn schoolkameraden van de Vito. Ik voelde mij daar trouwens prima thuis in de richting bouw. Maar al mijn maten werkten in het weekend en op de vrije dagen ook, maar dan in de bouw. Ik zat op de fiets, dat was het verschil. Eigenlijk kon ik in mijn vrije tijd nog doen wat ik graag deed, mijn hobby beoefenen. Tussendoor kon ik nog veel met die gasten optrekken, zeker in de winter. Dan ging ik gewoon met hen uit in de weekends. Ik heb er altijd op gelet dat ik ook vrienden bleef hebben buiten de rennerswereld. Je merkt dat veel jonge renners niets anders kennen dan het wielermilieu. Me zo afzonderen ligt niet in mijn karakter. Vanaf de beloften (18 jaar) moest ik dan wel kiezen, dan wordt het echt serieus. Ik heb wel tegelijk mijn school afgemaakt en mijn zevende jaar gedaan.
Profrenner
DHM: Wat waren je plannen?
Gert: Normaal gesproken had ik nog een jaar bij de beloften gereden. Maar toen ik gedaan had met leren, had ik tijd over. Kristof, mijn trainer, was zelf prof geweest en had nog heel wat contacten in het peloton. Zijn ploegleider van toen was nu ploegleider bij het nieuwe team Columbia Highroad (later HTC). Naar het einde van het seizoen toe zijn er in de profploegen altijd wel wat plaatsjes over en die worden dan opgevuld door stagiairs. Voor hen een goedkope oplossing, voor jonge renners een kans om ervaring op te doen. Want met mijn beloften team reden we nooit mee in profwedstrijden. Beveren 2000 was wel het jeugdteam van Quick-Step, maar ik hoorde weinig van hen. Toen die stagekans zich aandiende, heb ik de ploegleider gevraagd wat ik moest doen. Hij gaf me de vrije hand en zo kreeg ik in juli, onmiddellijk na het einde van het schooljaar, al een stageplaats bij HTC. Het feit dat ik in mijn eerste jaar als belofte de omloop het Volk had gewonnen was daar natuurlijk niet vreemd aan.
DHM: Je bent al snel prof geworden?
Gert: blijkbaar was men tevreden over mijn inzet tijdens de stage. Ik mocht als stagiair zware rittenwedstrijden meerijden in Italië. Normaal houdt men dan in de wagen een plaatsje over, want weinig stagiairs kunnen die afstand aan en stappen 50 km voor het einde in de wagen.
Ik reed die koersen dan helemaal uit. Bovendien won ik een grotere koers in Italië tegen een vijftal stevige kleppers. Dat maakte blijkbaar indruk, want in oktober bood Columbia mij een vast contract aan. Er was een plaats over en men opteerde liever voor een jonge gast dan voor een transfer van een prof uit een andere ploeg. Zo kreeg ik mijn kans en was ik op mijn 19e prof. De meeste jonge renners maken de overstap na 3 jaar bij de beloften, ik kon al na anderhalf jaar aan de slag. Toen HTC ermee stopte, ben ik door het Belgische Lotto-team ingelijfd.
DHM: Kon je daar meteen van leven?
Gert: zodra je een contract krijgt bij een pro-tour ploeg is meteen alles behoorlijk geregeld. Bij een continentale ploeg is het loon meestal maar net boven de dop, maar bij een ProTour-team krijg je een behoorlijk loon. Ik moet niet zot doen, maar het is goed. Bovendien ben je haast 200 dagen per jaar met de ploeg onderweg, dan heb je ook geen kosten. En voor de rest woon ik nog thuis.
DHM: 200 dagen per jaar weg, dat bepaalt wel meteen je leven?
Gert: ja dat is zo. Maar je rolt daar geleidelijk aan in. Bij de juniores is dat al eens een ronde om de paar maanden, bij de beloften is dat al een week per maand plus enkele langere stages. Dan ben je al snel 100 dagen van huis. Het is een andere levensstijl, die een gevolg is van je keuze om beroepsrenner te worden. Dat leven heeft ook vele voordelen in vergelijking met bijvoorbeeld dat van een bouwvakker. Als renner ben je verwend. Je wordt goed verzorgd, je logeert in goede hotels, krijgt goede begeleiding. Je bidonnekes en etenszakjes staan klaar, je bagage wordt verzorgd, de was gedaan. Daarvoor moet je elke dag ongeveer vijf uur de fiets op om te trainen of te koersen. Daarna stap je in bus, wordt in het hotel afgeleverd, je wordt gemasseerd en steekt vervolgens de benen onder tafel. Onze job is die vijf, zes uren hard op de trappers trappen! Maar je moet er wel voor leven.
De liefde
DHM: Mis je het huisleven niet, je lief?
Gert: dat is een schaduwkant natuurlijk. Maar de moderne communicatie maakt veel goed. Facebook, Skype, gsm… Je kan makkelijk contact houden met lief en familie. Ik vraag me wel eens af hoe de renners dat vroeger oplosten. Er was nog zelfs niet overal telefoon in de plaatsen waar ze aan het koersen waren. Het is natuurlijk niet hetzelfde als ’s avonds samen op de canapé zitten voor de TV of uitgaan in het weekend.
DHM: Hoe zijn jullie mekaar tegengekomen?
Ruth: eigenlijk kennen we mekaar al van kinds af. Mijn pa Luc is al heel lang de vriend van Gerts vader, Kurt. Hij was zijn begeleider, toen Kurt zelf renner was. Ze zijn onafscheidelijk gebleven. Onze gezinnen kwamen dus vaak samen. Ik ging dus ook mee supporteren voor Gert als hij begon te koersen.
Gert: de liefde is later gekomen, enkele jaren geleden. In de zomer van 2010, toen ik een weekje vakantie had. Gewoon zoals bij andere jongeren van onze leeftijd, tijdens het uitgaan. Na het klassieke voorseizoen hebben we een kleine break, dan kunnen we even de pees eraf leggen. Dan is er even tijd voor andere dingen (lacht). Lang mag het niet duren, want het is niet goed voor een prof om lang van de fiets af te blijven. Dan gaan de spieren kraken.
Wie is wie?
Gert Dockx
Geboren in Turnhout op 4 juli 1988 - Woont in Rijkevorsel - Vriend van Ruth Meyvis - Studeerde Bouw aan VITO-Hoogstraten
Beroepsrenner bij Lotto-Belisol
Vorige ploegen: 2011 – Omega Pharma–Lotto, 2010 – Columbia HTC, 2009 – Columbia Highroad, 2007-2008 – Beveren 2000 (Belofte), 2006 – Avia (Junior 2e jaar), 2001 – 2005 – Hoboken WAC (Aspirant-Nieuweling en Junior 1e jaar)
Kurt Dockx
Geboren in Turnhout op 2 oktober 1958 - Vader van Gert Dockx en van Kathleen Dockx - Getrouwd met Monique De Roover - Woont in Rijkevorsel en is bouwvakker van beroep - Was Profwielrenner in 82 en 83 en reed voor de ploegen Fangio (1982) en Europ Decor-Dries (1983)
Overwinningen: 99 in totaal. Eigenlijk won hij 100 koersen maar 1 werd hem afgenomen omdat hij 3 keer won in 1 weekend en hij mocht maar aan 2 wedstrijden per weekend deelnemen.
Luc Meyvis
Geboren in Hoogstraten op 8 januari 1961 - Gehuwd met Renild Voet - Vader van 2 dochters, Ruth en Laure. - Vroeger cafébaas van Patria in het centrum van Hoogstraten waar nu het Administratief Centrum gelegen is. - Nu cafébaas van “De Vélo”, waar de supportersclub is gevestigd van Gert Dockx.
Hij was één van de eerste wielertoeristen van Hoogstraten. Hij won als liefhebber de “Tour de Kiek” in Alphen (Nederland) in 1976. Hij was begeleider van Kurt Dockx, zorgde voor de bevoorrading van zijn sportploegen, reed gedurende 2 à 3 jaren overal met hem naartoe.
Lid van de “Lustige Wielrijders” en volgde fanatiek de veldritten van Hoogstratenaar Wim Lambrechts, kampioen veldrijden bij de juniores in 1986 en later profwielrenner. Wim Lambrechts overleed in 1992 tijdens een mountainbikewedstrijd in Overijse aan een hartstilstand. Hij was toen 25 jaar. Luc heeft een idolaat voor de grote Eddy Merckx.
Ruth Meyvis
Geboren in Turnhout op 7 december 1992. - Oudste dochter van Luc Meyvis en Renild Voet. - Studente rechtspraktijk op de Karel de Grote-Hogeschool in Antwerpen. - Vriendin van Gert Dockx sinds de zomer van 2010. - Ze heeft, doordat Gert veel naar het buitenland is voor stages en rittenwedstrijden, veel tijd voor zichzelf en voor haar studies. Zelf heeft zij ook ambities om iets te bereiken in het leven.
Lotto-Belisol 2013 (UCI ProTour team)
- Sponsors: Belgische Nationale Loterij, Ridley, Belisol, Continental, Telenet. - Algemeen Manager: Bill Olivier - Team Manager: Marc Sergeant - Ploegleiders: Herman Frison, Jean-Pierre Heynderickx, Marc Wauters, Bart Leysen, Mario Aerts. - Fietsmerk: Ridley - Kleding: Vermarc - Budget: 10 miljoen euro - Kopmannen: André Greipel, Jurgen Roelandts, Jurgen Van den Broeck, Jelle Vanendert.
De supporters
DHM: Je supportersclub is ook hier bij Luc en Ruth gevestigd?
Ruth: ja, maar die was er al voor Gert en ik een stel waren. Onze pa is altijd wielergek geweest en in zijn café hier, de Vélo, zijn wielerliefhebbers thuis. Wielertoeristen, de vrienden en supporters van Wim Lambrechts (veel te vroeg gestorven en veelbelovende veldrijder), de organisatoren van de Superprestige… En dus ook de supportersclub van Gert. Ze is hier al van toen hij nog bij de beloften reed, in 2008. Er zijn hier dus al heel wat supporteravonden gehouden. Al Gert zijn tenues hangen ingekaderd aan de muren in het café, naast de vele wielerrelieken van onze pa.
Gert: Luc is ooit ook nog efkens coureur geweest, zegt hij altijd. Hij beweert dat hij ooit een koers gewonnen heeft, de ‘Tour de Kiek’! (lacht breed). Ik weet niet of het waar is, maar het is wel een mooi verhaal. De supportersclub is eigenlijk een initiatief van mijn tante Tilly, de vrouw van de broer van mijn pa. Een hevig typeke, al zot van de koers voor ik kon fietsen. Vanaf ik op de fiets zat, is ze meegegaan. Geen enkele koers miste ze in de jeugdreeksen, zelfs mijn buitenlandse koersen niet. Het was ook plezant toen, ik won veel koersen en zij was zo enthousiast! Bij de profs is het volgen wel wat moeilijker, maar ze probeert er nog zoveel mogelijk bij te zijn. En ze verzorgt de supportersclub heel goed.
Luc komt er even bijzitten en bevestigt met grote stelligheid wat Gert al lachend vertelde.
Luc: ik heb altijd zelf willen koersen, maar eigenlijk mocht ik dat niet van ons vader. Dat was geen serieuze stiel. Heb het toch wel gedaan, stiekem, zonder dat ze het thuis wisten. Tot ik eens met een palm thuis kwam, dan wisten ze het. Nu kocht mijn pa me wel op een bepaald moment een koersfiets met het geld dat ik tijdens het vakantiewerk op de veilig verdiend had.
Daarenboven was ik bevriend met Kurt, Gert zijn vader. Die koerste ook en heeft wel 100 koersen gewonnen. Maar ik kan zeggen dat ik een koers in het buitenland heb gewonnen. De ‘Tour de Kiek’ in Alphen, in 1976. Ze hebben dat hier nooit geloofd, maar enige tijd terug heeft Dirk Van Gompel, wiens vrouw van Alphen is, me een krantenartikel bezorgd waarin het zwart op wit staat, met foto! Ik heb het gelijk ingekaderd.
Een carrière heeft er niet ingezeten, want dan had ik gelijk verder bij de nieuwelingen moeten gaan rijden en dat is er niet van gekomen. Mijn fascinatie voor de koers is altijd gebleven. Ik ben van jongs af lid van de veloclub in Hoogstraten, was seingever. Het wielervirus heeft er altijd ingezeten. Van kleins af ook grote fan van Eddy Merckx. Heb één van de 150 door hem gesigneerde fotoboeken op groot formaat. Daar ben ik heel fier op.
In 1980 ben ik met de Patria begonnen en dat werd ook het supporterslokaal van Kurt. Daarbij werd ik ook de persoonlijke begeleider van Kurt, zelfs nog als hij beroepsrenner was. Dan mocht ik mee de bevoorrading doen. Ook in het buitenland. Na zijn carrière is de band gebleven en zo ben ik ook Gert beginnen volgen. Ik ben blij dat de Vélo nu zijn supportersclub huisvest. Het is wel Tilly, Gert zijn tante die voor alles zorgt, zij is de voorzitter. Momenteel telt die club een 250-tal leden. Veel profrenners zijn er niet meer in de streek. De club organiseert elk jaar een supportersavond, waarbij aandacht wordt besteed aan talent van de streek. Elk jaar trekken ze met de bus naar het nationaal kampioenschap. Dat is dan een hele uitstap met BBQ en alles erop en eraan. Er wordt in de café ook veel over de koers gepraat en over de prestaties van Gert natuurlijk. Onze renner zelf volgen naar de koersen is een stuk moeilijker geworden. De meeste koersen zijn ritten in lijn, geen toeren rond de kerktoren. In Vlaanderen zijn de koersen zo dat je de renners al eens twee of drie keer kan zien passeren als je het parcours kent. Maar in rittenwedstrijden is dat een flits en ze zijn voorbij. Voor supporters is het moeilijker hun poulain te zien.
DHM: Ga jij vaak kijken, Ruth?
Ruth: als ik kan, dan ben ik er. De Belgische klassiekers. En in de grote vakantie. Met HTC heeft Gert twee keer de Ronde van Oostenrijk gereden. Ons mama en papa houden ook van de bergen en dan hebben we allemaal samen twee keer die ronde gevolgd. Je ziet de koers en ook het mooie land.
DHM: En Gert ….?
Ruth: neen, dat zat er niet in. Die was met de ploeg in het hotel en voor mij onbereikbaar. Hij is dan aan het werken, wij hebben vakantie.
Gert: dat is ook niet mogelijk tijdens een ronde. Alles staat in het teken van de koers en van je opdracht daarin. Er is helaas geen tijd voor andere dingen.
Zwaar werk
DHM: Hoe ziet de werkdag van een profrenner eruit tijdens een ronde?
Gert: heel strak en weinig tijd over. Om 9 uur sta je op, om 9.15 uur ontbijten tot ongeveer 10 uur. Even tijd om te plassen en tanden te poetsen. De bus op rond half elf, want meestal is het nog een uurtje rijden tot aan de startplaats. Je in de bus klaar maken voor de koers en tijdig het startblad gaan tekenen. Dan 5, 6 uur koersen, aankomst rond de zessen. Je wassen in de bus en trainingspak aan. Weer een uur of anderhalf naar het volgende hotel. Daar moet elke masseur nog twee renners masseren, dan is het negen uur voor je samen aan het avondeten zit. Om half tien, tien uur naar de kamer. Nog eens bellen naar het lief of thuis en dan tegen uiterlijk twaalf uur het bed in. Je ziet dat er weinig ruimte is voor andere dingen tijdens zo’n rittenwedstrijd. De mensen zien ons vijf uur koersen op TV en denken dat we veel tijd hebben om wat anders te doen. Helaas niet dus.
Wat is je specifieke rol in de ploeg?
Gert: vooral in de grote klassiekers de kopmannen dienen. Me nuttig maken voor de ploeg. Ik ben nu het 5e jaar prof en weet dat ik geen Gilbert ben. Dus probeer ik mijn job als helper zo goed mogelijk te doen. Meegaan in ontsnappingen, de kopmannen zolang mogelijk uit de wind zetten zodat ze in goede positie aan de finale kunnen beginnen. Dat is zwaar werk hoor, daar moet je hard voor trappen. Er wordt nog weinig getreuzeld tegenwoordig, het is van in het begin kop naar beneden en volop gas geven.
Ruth: het is zo mooi dat je dat kan zien op de Vlaamse TV. Daar laten ze de laatste jaren ook het begin van de koers zien. Dan zie je de ‘helpers’ hun werk doen, hoe het vechten is om goed gepositioneerd te zijn, mee te kunnen in een ontsnapping. Tijdens andere uitzendingen zie je meestal alleen de finale en dan is dikwijls het grote werk al geleverd. Dan moeten de kampioenen het afmaken. Maar je ziet niet dat er voor die finale al verschrikkelijk hard gewerkt is.
Gert: en het speelt geen rol of de koers nu 250 km lang is of 150 km. De klassiekers mogen ze gerust zo lang laten, en de voorbereidingsrondes in het voorjaar ook, om ritme op te doen. Maar andere koersen of ritten in rondes mogen ze gerust wat inkorten. Het spektakel en de hardheid van de sport zullen er niet onder lijden. En het zullen dezelfde winnaars zijn. Waarom is veldcross zo populair? Het is maar één uur, maar wel één uur à bloc. De mensen zien dat graag.
DHM: Hoe ziet het entourage van een pro-tour ploeg er uit?
Gert: bij Lotto-Belisol zijn er bij elke selectie twee ploegleiders (1e en 2e wagen), drie verzorgers (één voor de bevoorrading, één die alles in het hotel regelt en één in de 2e wagen). Zij staan ook in voor de massage van de renners ’s avonds. Twee mekaniekers: één rijdt van hotel tot hotel met de camion, waarin ook onze valiezen, zodat die op de kamer staan als we toekomen. Een andere volgt de koers. Samen verzorgen ze na de koers het materiaal. Dan is er nog de ploegdokter en soms een kinesist. Dat voor een ploegselectie van 7-8 renners. In de grote rondes die drie weken duren zijn er vier soigneurs en nog enkele chauffeurs van de ploegwagens en voor de bus.
De koers is immens populair
DHM: Rond die rennersbussen is er heel wat spektakel tegenwoordig?
Gert: ja, daar komt heel wat volk op af. Maar je moet dat relativeren, want die taferelen zie je eigenlijk alleen in België en Nederland en in de grote rondes. In de kleinere koersen en rondes is er meestal alleen eigen volk aan de start. Ik heb het ooit meegemaakt in de Ronde van Murcia, waar Lance Armstrong aan de start kwam: daar stond minder volk dan er hier nu in de Vélo zit! Maar een Ronde van Vlaanderen, dat overtreft alles. Daar doe je het voor, dat geeft echt een kick. De mensen herkennen je ook eens je de neus eens aan het venster hebt gestoken. Dat merkte ik onlangs op de cross in Loenhout. ‘Ah, dat is die coureur die vorig jaar lange tijd voorop heeft gereden in de Ronde!’. Dat weekt toch wat los. In de koers of voor de start merk je dat niet, dan ben je geconcentreerd op wat er komen gaat. Maar nu, tijdens de vrije dagen, kan ik dat wel appreciëren. Het is wel is raar, want lever je dezelfde prestatie zeg maar in de ronde van Catalonië, heb je evenveel gegeven, heeft niemand het gemerkt.
Ruth: het is niet alleen herkennen op straat of op de cross. E-mails dat er toekomen, en van waar allemaal. Er zijn supporters tot in Polen. Gert: dat zijn dan wel echte wielerfans. Maar storend is dat allemaal niet, ze komen nog geen handtekening vragen in het restaurant. Allez, ik zou er niks mee inzitten, want dat wil zeggen dat je goed bezig bent!
DHM: Wat doet zo’n massa met een mens?
Gert: adrenaline hé. Het geeft je vleugels. Als je alleen op een lange beklimming zit met niemand langs de baan, dan moet de moraal sterk zijn om vol te houden. Maar in die Vlaamse klassiekers, dan wordt je vooruit geschreeuwd. Heerlijk gevoel.
DHM: Je hebt vorig jaar sterk gepresteerd in de Vlaamse klassiekers?
Gert: dat was eigenlijk toeval, want vooraf was ik geselecteerd voor de ploeg voor de Ardense klassiekers. Maar door het uitvallen van Jürgen Roelands en Lars Back moest ik invallen. Ik ben blij dat ik toen goed de eer van de ploeg heb kunnen verdedigen. In de E3-Prijs werd ik na een lange ontsnapping op 50 km van de meet ingelopen. Normaal is dan je taak volbracht, maar nu de kopmannen ontbraken moest ik verder mee vooraan koersen. Om de ploeg in beeld te houden. Je krijgt daar dan wel veel appreciatie voor.
DHM: Hoe zit het met de verzorging nu tijdens de winter?
Gert: vanaf dit seizoen werkt de ploeg samen met ‘Energy Lab’ voor de begeleiding van zijn renners. Energy Lab is een trainingscentrum waar ik voordien mijn inspanningstesten al deed. Zij gaan nu ook als trainer fungeren. Met Kristof blijf ik contact houden, we gaan samen een eindje fietsen. En mijn mama doet de was (lacht).
DHM: Krijg je strenge leefregels mee de weken dat je thuis bent?
Gert: eigenlijk is dat heel simpel. Je moet zorgen dat je in vorm blijft, dat je mee kan in het peloton, dat je in staat bent te doen wat van je verwacht wordt. Als je denkt dat je dat kan met veel uitgaan en in de Mac Donalds gaan eten, dat zal niemand dat verbieden. Maar zo werkt het niet, hé. Als een zelfstandige aannemer elke dag tot 10 uur in zijn bed blijft liggen, zal zijn zaak ook niet floreren. Als ik niet presteer, zal ik geen contract meer kunnen krijgen. Het is mijn eigen verantwoordelijkheid en ondertussen koers ik lang genoeg om te weten wat ik moet doen en laten om goed te blijven.
DHM: Wat zijn je ambities, Gert?
Gert: me al eens kunnen tonen in de voorbereidende wedstrijden, misschien een paar dichte uitslagen. Goede voorjaarsklassiekers rijden in dienst van de ploeg. Mijn kopman goed naar de finale brengen, goed piloot spelen. Niet simpel, want het is een zenuwachtig gedoe. Opletten dat er iemand van de ploeg mee is in vroege ontsnappingen, kijken van welke andere ploegen er iemand in de ontsnapping zit. Het grootste deel van de wedstrijd wordt met het kopje gereden, niet met de benen. Die moeten klaar zijn als de belangrijke wedstrijden er aan komen. Er zijn geen mindere renners meer in het peloton, de kwaliteit van de ProTour-teams is heel hoog.Het verschil tussen een renner als ik en een kampioen is puur het talent. We trainen allemaal even hard, bij de toppers rendeert het meer door het aangeboren talent. Je wordt ook wel beter met de jaren, dat zien we aan de inspanningstesten. Die tonen nog elke jaar progressie. Mijne moteur wordt nog steeds sterker, want ik haal nu al meer wattage dan vorig jaar met veel minder trainingskilometers. Maar het moet goed blijven zitten in het kopje.
Whereabouts
Wellicht herinnert u zich het gedoe enkele jaren terug met de ‘whereabouts’ van Janina Wickmayer en Xavier Malisse. Zij dreigden 2 jaar geschorst te worden omdat ze drie maal een fout hadden gemaakt bij de opgave van hun ‘whereabouts’.
Officieel luiden de regels als volgt: “De whereabouts – voorheen ook wel sportergegevens genoemd - zijn kortweg gegevens over de locaties waar een sporter zich zal bevinden. Dat kan thuis zijn, maar ook waar en op welke tijdstippen een sporter traint, wanneer hij of zij wedstrijden, reisdagen en/of vakantiedagen heeft.
De sporter vult uiterlijk op een vooraf bepaalde datum de whereabouts voor een heel kwartaal in en kan vervolgens 24 uur per dag op de website deze gegevens up-to-date houden.
Op basis van de door de sporter verstrekte informatie kan een Doping Controle Official (DCO) verschijnen op de door de sporter opgegeven plaats en tijd. Als een sporter dan niet aanwezig is op de locatie en het tijdstip van het aangegeven ‘uur’ kan een missed test worden genoteerd. Ook het niet (volledig, correct en/of tijdig) doorgeven van whereabouts of het niet aanwezig zijn op de locatie en het tijdstip buiten het ‘uur’ is een overtreding van het dopingreglement. Dit wordt een filing failure genoemd.”
Ook een beroepsrenner is gehouden zijn whereabouts op te geven, om ten allen tijde dopingcontroles mogelijk te maken. Gert: voor mij is dat nooit echt een probleem geweest, het online-systeem was net aangepast toen ik prof werd. Pas op, ik heb ook al een filing failure achter mijn naam. Het is niet simpel om altijd in orde te blijven.
Wat is de essentie? Elke dag moet ik in het systeem ingeven waar ik gedurende één bepaald uur zal zijn. Exact dat uur én die plaats. Tijdens dat uur kan er een controleteam langskomen op het aangegeven adres. Ben ik 5 minuten te laat daar of hoor ik de bel niet en gaan ze onverrichter zake terug, dan heb ik een gemiste controle! Na drie gemiste controles riskeer je een schorsing tot 2 jaar.
Daarenboven moet je opgeven wat je gedurende twee andere uren die dag doet. Je geeft bv op ‘trainen in de omgeving van 9 tot 11 uur’. Komen ze dan langs, moet je binnen de 2 uur op je verblijfsadres zijn. Met trainen in de buurt lukt dat nog. Maar als je eens op een feest bent of zo? Ik sta al enkele jaren zondag om zeven uur ’s morgens op de lijst. Je wil eens wil uitslapen en je zet je GSM stil, en men belt voor een controle? Dan ben je de pineut. Je moet alert blijven.
Ook als je reist moet je dat opgeven. Waar en wanneer je vertrekt, waar je zal zijn, welk hotel. Maar stel dat je vlucht vertraging heeft of je mist een vlucht, dat moet ik zorgen dat ik ergens een internetverbinding heb om mijn gegevens online aan te passen. Lukt dat niet, is dat weer een ‘filing failure’ of een ‘missed test’, als ze zouden geweest zijn voor een controle. Laatst hadden we team-building met de ploeg. Daar was een dropping bij en wij met z’n allen het bos en de wei in, zonder GSM uiteraard. Controle! En niemand te bereiken. Gelukkig hebben ze toen de uitleg aanvaard.
Voor de ploegactiviteiten maakt een secretaresse de gegevens klaar, maar de renner moet ze zelf doorsturen in het ‘Adam’-systeem, met onze persoonlijke login. Je blijft altijd persoonlijk aansprakelijk voor je gegevens. Het vraagt dus een heel strikte discipline om dat correct te doen. De controles kunnen altijd, tijdens en buiten de competitie. Je hebt UCI, Wada en dan nog het Vlaamse Dopingagentschap. Die laatsten doen ook regelmatig controles tijdens de vakanties, na het seizoen. Zo hebben ze Boonen gestrikt met zijn cocaïne. Tijdens zijn vakantie, toen hij even de bloemetjes buitenzette. Elk kwartaal moet je een aantal controles buiten competitie passeren. Dan zijn er nog de controles door de ploeg zelf.
Buiten competitie heb ik zo’n 10 tot 12 controles per jaar aan huis en ik kan je verzekeren dat het moment niet altijd even gelegen komt. Je hebt ’s avonds gegeten en gedronken en daarna ga je naar het toilet. Normaal hé. Dan staan ze daar en dan blijven ze zitten tot je weer voldoende plas kan afleveren. Dat kan dan wel even duren. Gezellig hoor. Die mannen zitten dan mee in de salon koffie te drinken. Tot ze mee naar het toilet kunnen, want ze moeten zien waar de plas vandaan komt! Privacy?
De wielrennerij is zonder twijfel de meest gecontroleerde sport. Dat mag, ik ben het er volledig mee eens, het hoort er nu eenmaal bij. Maar plezant is het niet altijd. (jaf)
DHM: Hoeveel renners zijn er in de ploeg ?
Gert: 27 renners. Een internationaal gezelschap. Het is alleen tijdens de eerste trainingskampen dat we allemaal samen zijn, daarna zijn het steeds selecties in functie van de wedstrijden. Ik ben met een selectie nu vroeger op stage, omdat we in januari de Ronde van Gabon gaan rijden. Daar ben ik wel benieuwd naar, van de winter hier naar de evenaar! En koersen in Afrika.
DHM: En wat doe jij ondertussen, Ruth?
Ruth: studeren, rechtspraktijk aan de Karel De Grote–Hogeschool. Heb nog 2 jaar te doen. Het valt best te combineren met het lief zijn van een profrenner. Zo kan ik veel tijd besteden aan mijn studies.
Van zijn stage de voorbije weken en zijn vertrek naar Gabon maak ik gebruik om mijn examens voor te bereiden. De weekdagen moet ik toch naar de les. Tijdens het voorseizoen in België probeer ik regelmatig eens naar de koers te gaan. Af en toe kunnen we samen enkele dagen vakantie nemen. We kijken gewoon wat er komt. Mijn vriendinnen vragen wel eens hoe ik dat uithoudt. Maar ik zie dat niet negatief. Je hebt tijd voor jezelf en het is ook altijd heel fijn om mekaar terug te zien. We kijken er altijd heel hard naar uit, je beseft tenminste wat het is mekaar te moeten missen.
Gert: voor mij zijn die breaks de tijd om de stress van de stiel even opzij te zetten. We hebben bij mijn thuis een kleine studio apart, zodat we het samen gezellig kunnen maken. Zolang Ruth studeert is dat een prima oplossing. Daarna zien we wel verder. Ruth wil ook voor zichzelf een goede job, niet alleen maar vrouw van ‘de renner zijn’.
Eerste profzege van Gert in Gabon
Blijkbaar vertelde Gert geen fabeltjes toen hij ons net voor Kerstmis zei dat hij nog steeds progressie maake en zijn 'moteur' beter was dan vorig jaar rond deze tijd. Dat toonde hij door de derde rit te winnen in de Ronde van Gabon. Sporza en Sportwereld (Nieuwsblad) postten een bericht op hun nieuwssite. Lotto-Belisol zette volgende verslag op hun site:)
Mooie winst voor Gert Dockx
16 januari 2013: -Na een ochtendvlucht van Kameroen naar Gabon moesten vandaag 110 vrij heuvelachtige kilometers afgewerkt worden, waarbij duidelijk was dat een ontsnapping kans op slagen zou hebben. Vrij vroeg in de koers konden 16 renners wegrijden. Lotto Belisol had Gert Dockx, die de voorbije twee dagen al veel kopwerk had verricht, en Gaetan Bille mee. De maximale voorsprong liep op tot ruim 2'30. Eerst probeerden Charteau en Bille te ontsnappen, maar de 14 anderen kwamen terug, waarna Dockx op 1,5km voor de finish wegreed. De Algerijn Hannachi probeerde even te volgen, maar moest Dockx laten rijden, Hannachi werd tweede. Gert Dockx: "Na vier jaar nog eens een koers winnen, doet uiteraard deugd. Deze morgen hadden we er al een lange transfer opzitten en we hadden een vermoeden dat Europcar iets van plan was. Van bij de start ging het er hevig aan toe en voor we het wisten waren we vertrokken met 16 man. De verstandhouding was zeer goed, maar er zaten veel snelle mannen in de ontsnapping, waardoor wij niet op de sprint moesten wachten."
Later….
DHM: Denk je al na over het leven na de koers?
Gert: nog niet echt, nee. Zo tussendoor komt dat wel eens boven. Ik heb tenslotte mijn diploma bouw gehaald en daarin zal je altijd wel een job kunnen vinden. Maar nu concentreer ik me volledig op mijn renner zijn. Als je koerst en je bent één van de geprivilegieerden die een contract hebben in een grote ploeg, moet je er 100% voor gaan. De rest komt later wel. Ik besef dat ik een droomjob heb. Ik ben 24 en heb op alle continenten gekoerst, ontmoet mensen van overal in de wereld. Waarom zou ik nu al aan later denken?
DHM: Wat hoop jij nog voor hem Kurt?
Kurt: dat hij goed blijft presteren. Het wielrennen is veel zuiverder dan vroeger. Hij doet het heel graag, dat is duidelijk. Hij heeft er veel voor over en hij wil er veel voor laten. Ik hoop dan ook dat hij nog lang mag meedraaien in het profcircuit! (jaf/rb)
DE WERELD VAN SJAH