32 minute read

"Gelmel was bijna een opera, 1814 is echt een musical"

Ann Leemans, bezieler "1814 - De Vergeten Veldslag"

‘Komaan, Ann, doe nog eens iets.’- En ik heb ‘ja’ gezegd.

Wie in Hoogstraten musical zegt, zegt Ann Leemans. En wie Ann Leemans zegt, zegt muziek. Van kinds af aan staat haar leven in het teken van muziek: ze kreeg er les in, ze geeft er les in, zingt zelf ter ontspanning mee in verschillende koren en speelt mee in een orkest. Ze staat, na het succes van Gelmel de musical, opnieuw aan het hoofd van een nieuw musicalverhaal rond het herdenkingsjaar 1814. Kortom: tijd voor een gesprek.

DHM: Wie is Ann Leemans?

Ik ben de oudste dochter van Jan Leemans en Roos Rombouts. Tijdens de musical word ik 34. Mijn ouders zijn allebei afkomstig van Meer. Na hun trouw hebben ze altijd in Hoogstraten gewoond: eerst in de Moerstraat, later op de Sint-Lenaartseweg en daarna in het Elsbroeken. Na mij kwamen onze Maarten, ons Tinne en ons Inge. Onze Maarten woont net als ik ook in Hoogstraten, ons Tinne is weggetrokken naar Niel, ons Inge naar Lier. Na mijn middelbare school in ’t Spijker ASO ben ik voor studies naar Leuven verhuisd. Daarna ben ik teruggekeerd naar hier, om les te geven. Weer op ’t Spijker, maar dit keer op het VTI. Eerst heb ik enkele jaren halftijds in Immaculata in Oostmalle lesgegeven en halftijds in ’t Spijker, maar sinds 2012 werk ik voltijds op het VTI.

DHM: Waar komt je liefde voor de muziek vandaan?

Is het liefde, of eerder een passie? Tja, ik doe niks anders meer, hè. (glimlacht) Ik ben nog altijd heel graag met muziek bezig, maar af en toe denk ik weleens: ‘Wat als ik het ooit niet meer graag doe, wat moet ik dan in godsnaam gaan doen?’. ’t Is destijds ook heel stom begonnen. Ik zat in het tweede leerjaar en in september vroeg ons ‘voke’: “Anneke, heb jij geen zin om naar het jeugdmuziekatelier te gaan?”. “Ah ja, misschien wel...”, zeg ik. Hup, sloefen uit, jas aan en weg waren we. En ik ben er nooit meer mee gestopt. De eerste lessen volgde ik bij Lut Martens. De dag erop had ik het eerste blokfluitboekje al helemaal uitgespeeld. Geen idee van wie die muziekmicrobe komt. Ik wilde op ’t atelier graag dwarsfluit volgen, maar moest daarvoor eerst blokfluit volgen bij Els Caremans. Dat vond ik zo leuk, dat ik van altblokfluit mijn hoofdinstrument heb gemaakt, naast dwarsfluit als tweede instrument. Vanaf het middelbaar ben ik overgestapt naar de Academie, toen nog in Baarle. Daar ben ik verder blokfluit blijven spelen tot ik het laatste jaar op de Academie afrondde.

Op m’n 18 de stond het vast dat ik naar het Lemmensinstituut in Leuven zou gaan. Omdat ik nooit echt notenleer, solfège, had gevolgd in de muziekschool, net als harmonie, akkoordenleer, koos ik voor muziekpedagogie in plaats van een instrument, als hoofdvak. Ik wilde namelijk graag later muziekles geven. Wel heb ik daarnaast als extra optievak blokfluit gevolgd. We kregen best veel instrumentles, zoals dwarsfluit en piano. Omdat je toch muzikant blijft, ook al ben je lesgever. Het vervolg na een opleiding muziekpedagogie is ook heel ruim: je mag nadien in muziekacademies alle theoretische vakken geven, net als samenspel. In het middelbaar onderwijs mag je lesgeven in alle muziek en kunstvakken, zoals muzikale opvoeding, esthetica en op een kunsthumaniora ook kunst- en muziekgeschiedenis. Op de hogeschool mag ik ook lesgeven. Daar heb ik zelfs nog lang over nagedacht, op ’t einde van mijn Lemmensopleiding. Maar op dit moment hoeft dat niet meer: ik voel mij echt goed tussen die pubers van het VTI. En het werk gebeurt voornamelijk overdag, waardoor ik de avonden vrij heb. Want als je echt iets wil meemaken van het culturele leven, moet je ’s avonds tijd vrijmaken.

DHM: Je bent ondertussen ook voorzitter van de Hoogstraatse Cultuurraad. Hoe is dat gekomen?

Sinds 2008 zit ik in de Cultuurraad. Dat ging via de school, men wilde toen ook de stem van de scholen horen in de raad. Uiteindelijk spreek ik ook een beetje namens verschillende verenigingen, zoals de koren en nu ook de vzw LA:CH. Je kan iets zinnigs bijdragen binnen de cultuurraad, zij het dat het traag gaat. Voor mij op dit moment zelfs een beetje te traag. Maar ik wil wel dat cultuur in Hoogstraten een bevoorrechte plaats krijgt. Dus denk ik: als vrij jonge persoon ben ik nog een beetje onbevangen en ambitieus genoeg om als voorzitter die raad te leiden. Dat doe ik sinds een jaar. Ik wil ook dat er een cultureel centrum komt in Hoogstraten. Daar zou ik ooit heel graag willen werken, of er halftijds iets betekenen. Het blijft moeilijk werken: zo richten we binnen die cultuurraad werkgroepen op om verschillende actiepunten op de kaart te zetten. Maar de reactie op die werkgroepen valt wat tegen. Hoe dat dan komt, is moeilijk te zeggen. Nochtans is er in Hoogstraten wel degelijk een draagvlak voor cultuur. Er zijn genoeg mensen die nu naar het GC van Brecht of de Warande in Turnhout trekken om aan hun culturele trekken te komen.

Ann Leemans

DHM: Wat was je persoonlijke slotsom na de vorige keer, na Gelmel?

Dat het heel, heel leuk was geweest! Dat het heel veel mensen bewogen heeft. Gewoon, je surft nog heel lang door op die warme golf. Aanvankelijk zagen we geen graten in een vervolg op dat project. Wel wilden we de vzw laten bestaan en kleine projectjes in elkaar steken. Vanaf 2012 neigde het idee toch al weer naar iets groters, iets theatraals. Met de vraag van Erfgoed Hoogstraten is het dan toch concreter geworden en in een stroomversnelling geraakt.

Omdat we met de vzw La:ch na de vorige musical 12 000 euro onder nul eindigden, zorgde dat aanvankelijk wel voor een rem op het voorstel om terug iets groots op poten te zetten. Die schuldenput is ontstaan destijds door de haast niet meer te controleren groei van het Gelmelproject: de regisseur vroeg dit erbij, dat kwam er bij, de techniek en akoestiek moesten perfect zijn in de veilinghal, een hal die als theaterzaal van zichzelf niks heeft. En voor je ’t weet ben je vertrokken, met alle gevolgen van dien. Maar we hebben ondertussen al de helft van deze schuldenput gedempt. En bij de begroting van dit project hebben we daar al rekening mee gehouden, dus hopen we na afloop terug uit de rode cijfers te zijn. Dat financiële verhaal heeft wel even als een zware dobber rond de vzw gehangen.

DHM: Wat is precies de rol van de vzw LA:CH?

Die vzw hadden we in 2009 speciaal opgericht voor Gelmel, de musical. Helemaal in ’t begin heb ik onder eigen naam het voorstel ingediend bij de stad. Daar gaf men toen meteen als tip een vzw op te richten, omdat de stad het hele project niet volledig onder eigen naam kon organiseren. Dan moet alles, tot het kleinste rekeningetje toe, langs het schepencollege passeren. We hebben dan niet lang moeten nadenken. We konden die statuten altijd later nog gebruiken en je bent meteen ook beschermd. Het biedt namelijk een juridisch kader. We hebben een bevriend advocaat onder de arm genomen om de statuten te schrijven. En destijds de leden van het productieteam in het bestuur van de vzw te zetelen. Eens zo’n vzw is opgericht kost dat geen geld, en we hebben ook geen gigantische omzet, waardoor we geen belastingen moeten betalen. Onder deze vzw organiseren we ook andere, kleinere activiteiten, zoals bvb. het nieuwjaarsconcert van Euregio Jeugdorkest.

Een van de vele repetities in de Raboenizaal in het Spijker

DHM: Vertel eens over de nieuwe musical 1814? Hoe is dat ontstaan?

De vraag kwam, zoals gezegd, vanuit Erfgoed Hoogstraten. Die hadden al een ‘clubke’ opgericht samen met het museum (lacht) rond het herdenkingsjaar 1814. Vervolgens wilde deze werkgroep aan die herdenking ook iets theatraals koppelen. Dan hebben ze de vraag gesteld om rond dat weekeinde van levende geschiedenis (2, 3 en 25 mei, red.) straattheater te spelen en heel Hoogstraten om te bouwen tot het jaar 1814. Om met straatacts de mensen van de bivakplaats naar het slagveld te brengen. Of, vroegen ze, misschien willen jullie wel een musical doen... Het begon ondertussen ook bij de vzw weer te kriebelen, al wilden wij aanvankelijk iets rond WO I doen. Maar 1814 blijkt uiteindelijk een zeer goed alternatief. En deze musical is er ook gekomen omdat mensen maar aan mijn mouw bleven trekken en vroegen: ‘Komaan, Ann, doe nog eens iets.’ Ik heb nadat we ‘ja’ hadden gezegd wel even spijt gehad. Allee ja, spijt is een groot woord, ’t was gewoon even heel veel wat erbij kwam kijken. De artistieke ploeg is echt veeleisend. Maar deze productie zal dan ook veel beter worden dan de vorige musical. De muziek is gewoonweg prachtig, ’t zijn allemaal goede liedjes, zeker vergeleken met Gelmel. Dat waren toch eigenlijk instrumentale stukken waar later zang op gezet is. Toen was het bijna een halve opera, nu is het echt een musical, met echte meezingliedjes.

Ons Voke vroeg: “Anneke, heb jij geen zin om naar het jeugdmuziekatelier te gaan?”. “Misschien wel...”, zeg ik. Hup, sloefen uit, jas aan en weg waren we. Ik ben er nooit meer mee gestopt.

DHM: Maak eens reclame: waarom moeten de mensen naar 1814 komen?

Omdat de muziek prachtig is, omdat het verhaal héél mooi is: d’r zit van alles in: humor, romantiek, drama, ... Wij voegen aan dit herdenkingsjaar toe dat oorlog een menselijk verhaal is. Het verhaal van een Hoogstraatse familie die eigenlijk niks met de slag te maken wil hebben. De familie is erbij verzonnen, hoewel wat er gebeurt gebaseerd is op echte verhalen en getuigenissen en er ook personages in voorkomen die echt bestaan hebben, zoals de burgemeester aangesteld door de Franse bezetter.

DHM: Je had dit keer weinig verhaallijn om mee te vertrekken. Levert dat juist mogelijkheden op?

Jos Dom, de regisseur, is aan de slag gegaan met dit historisch materiaal, geput uit het boek van Jan Huybrechts. Jos heeft dan verschillende verhaallijnen en scènes gecreëerd. In deze musical zitten ook veel meer verhaallijnen dan bij Gelmel. Dit verhaal bevat veel meer lagen. Dat maakt het repetitieproces ook wel veel complexer en zwaarder. Bij Gelmel waren er bvb. zeven hoofdacteurs, dus zeven micro’s. Nu zijn er dat minstens vijfentwintig, die constant wisselen op de scène. In totaal hebben we 220 mensen op het podium staan, waarvan een kleine 80 kinderen en 50 mensen in de orkestbak. Maar sinds zondag (half september, red.) staat het repetitieschema definitief vast, dus nu ben ik al veel geruster.

Midden oktober. Het werk van de naaisters zit er op en de kostuums verhuizen naar de acteurs.

DHM: Is er geen gevaar dat mensen willen vergelijken met Gelmel, de musical?

Nee, deze keer zal het zoveel beter zijn. Nu, mensen zullen sowieso wel vergelijken, maar ze zullen zeggen dat deze musical zoveel beter is, dat kan gewoon niet anders (lacht).

Weet je, het helpt wel dat we al iets gepresteerd hebben. Ook bijvoorbeeld om sponsors binnen te halen. Hoewel dat een tijdrovend karwei blijft, voel je in ’t algemeen dat sponsors het project op voorhand al genegen te zijn. Dat maakt een verschil. De vorige keer was het iets nieuws en unieks, toen kregen we het voordeel van de twijfel. Iedereen die meewerkt is nu ook op een punt gekomen dat ze er echt iets van willen maken. Niemand wil afgaan op dat podium. Dus ik ben er zeker van dat echt iedereen z’n ding goed zal doen.

DHM: En over vier jaar? Musical nummer drie?

Totaal geen idee. Ik zie wel wat er op mij afkomt. Hoewel de verantwoordelijkheid best wel zwaar weegt en ik, zoals nu, gewoon leef naar een moment. Toch is dat nodig, die stress en de druk van deadlines, om vibes te krijgen. Erg eigenlijk, hè? Dan denk ik, na de musical doe ik niks, enkel dingen voor mezelf zoals ‘s avonds ergens naar gaan kijken, of ergens mee zingen: lekker passief. Anderzijds kan ik ook niet zonder, want anders zou ik het weer niet doen, hè? Op dit moment zeg ik: ‘De volgende keer mag iemand anders eens de eindverantwoordelijkheid hebben, ga ik eens veilig in het orkest zitten’.

DHM: Tot slot: wat kost het je als mens?

Ik voel me nu terug wat rustiger. Zoals net gezegd, het is wel even zwaar geweest de voorbije maanden. Ik ben er namelijk zowat elke dag van de week mee bezig, zeven op zeven, toch vanaf april tot en met de opvoering. En wat ik doe, is en blijft echt vrijwilligerswerk, dat kan je niet afmeten: alle rijonkosten reken ik niet aan, als de thee op is bij de repetitie, pak ik thee van thuis mee. Dus het houdt nooit op. ‘t Is vooral een kwestie van alles goed bijhouden, organisatorisch. En voor de rest: ik moet er geraken, hè. Dus gewoon voortdoen. En goed slapen, maar dat lukt altijd wel. Als ik ga liggen, slaap ik. Allee, hout vasthouden, hè (glimlacht). (ms).

Drama op de Muzementen – HET VERHAAL

We schrijven 12 januari 1814. De dag voordien is er hevig strijd geleverd rondom Hoogstraten. In Meer, Minderhout, Wortel en Hoogstraten zelf kwam het tot een zware confrontatie tussen het Pruisische leger, onder leiding van Generaal von Bulow en de Fransen, onder leiding van generaal Roguet. De Fransen worden verslagen en trekken zich terug richting Antwerpen. Napoleon, de Franse keizer, lijdt een ferme nederlaag. Het leed in de streek van Hoogstraten is heel groot. Voor de inwoners die de Franse soldaten ingekwartierd kregen, kwam de Pruisische aanval maar net op tijd. Huizen en openbare gebouwen zijn beschadigd, meerdere burgers zijn gedood, het aantal slachtoffers bij de legers reikt tot duizend. De familie Bevers rouwt. Ze wonen in een hoeve op de Muzementen in Hoogstraten. Tijdens de slag hebben zij hun jongste zoon verloren. De zoveelste tegenslag voor het gezin. Want moeder Bevers stierf in het kraambed bij de geboorte van de tweeling. Bij het begin van de Franse bezetting kregen ze Franse soldaten ingekwartierd in huis, waardoor het gezin zelf op de hooizolder moet wonen. De oudste zoon is spoorslags vertrokken naar het leger en niemand heeft sindsdien nog iets van hem gehoord...

Even kort voorstellen – CAST EN ORKEST

Florejan Verschueren – Muziek met hart en ziel

Zoals er geen musical gemaakt wordt zonder scenarist en regisseur zo ook is er geen musical zonder muziekschrijver. Vier jaar geleden klopte Ann Leemans aan bij Kevin Houben, dit keer werd Florejan Verschueren aangesproken. En deze zei niet nee, ondanks de drukte van de opnames voor Sing that Song, de optredens met Cookies And Cream en vele andere muzikale opdrachten. Zelfs de koffiekoeken tussen twee repetities in werden even aan de kant geschoven voor een korte muzikale toelichting.

DHM : Florejan, hoe ben je betrokken geraakt bij deze musical?

Florejan: Vier jaar geleden, tijdens de viering van 800 jaar Hoogstraten, was er de musical Gelmel. Toen had Ann Leemans mij gevraagd om mee te spelen in het orkest. De muziek was toen al klaar en alles was al ver gevorderd. Ik was toen bezig met de opname van de cd en kon dat niet combineren. Ik heb toen Ann gezegd dat ik het wel leuk zou gevonden hebben als ik of mijn vader (Flor Verschueren) deze muziek had kunnen schrijven. En dat heeft Ann heel goed onthouden want toen ze met het idee van deze nieuwe musical rondliep belde ze mij op en vroeg of ik voor dit project de muziek zou willen schrijven. Ik heb daar uiteraard direct ja op gezegd. En zo ben ik er bij verzeild geraakt.

Florejan Verschueren tijdens de repetitie

DHM: Dat is ook al weeral meer dan een jaar geleden?

Florejan: Dat is al wel anderhalf jaar geleden. Nog voor de zomer van 2013 is Jos (Dom) begonnen met het schrijven van een synopsis (korte inhoud) en een scenario. Toen er al wat klaar was ben ik in de zomer beginnen componeren en ideeën uitwisselen met Jos. Dat ging zo een beetje heen en weer. Ik stuurde muziek door en hij zette er teksten op of hij stuurde teksten door en ik zette daar muziek op. Dat konden ook evengoed situatieschetsen zijn waarbij ik dan probeerde die gevoelens om te zetten in muziek. Zo hebben wij wel een hele tijd over en weer samengewerkt. Ik ben zeker tot kerstmis 2013 intensief aan het schrijven geweest aan liedjes en daarna zijn er nog wel wat wijzigingen en aanpassingen geweest. Dat heeft zeker nog tot deze zomer 2014 geduurd.

DHM: Had je in het begin al een volledig zicht op het scenario?

Florejan: Er was in ieder geval al wel een synopsis en het scenario is gaandeweg gegroeid. Ik wist wat er ging komen en dat is belangrijk om de thema’s wat te verdelen. Dat is namelijk het moeilijkst aan zo’n groot werk, dat je de thema’s wat opbouwt. Je moet vermijden dat je 10 minuten hetzelfde thema hoort en dan een ander thema . Belangrijk is dat je het goed in elkaar verweeft. Dat vraagt allemaal wel tijd omdat je pas in een later stadium echt een goed zicht krijgt op het verloop van de musical. Maar wij hebben een hele goede samenwerking. Het was niet zo dat Jos mij een tekst doorstuurde met de bedoeling : los het maar op. Nee, er werd echt wel samengewerkt .

DHM: En lukte dat voor jou dan wel allemaal in die drukke periode? Het was toch een tijd dat je met heel wat projecten bezig was.

Florejan: Ja, dat is wel zo maar het voordeel was dat we er wel vroeg aan begonnen zijn en het niet op twee maanden klaar moet zijn. Dat zou dus ook kunnen natuurlijk, maar dan kan je twee maanden heel intensief alleen daar maar mee bezig zijn. Maar dat zou voor mij en ook voor Jos niet haalbaar geweest zijn. Nu hebben we dat kunnen spreiden over een langere periode. Zo kan je daar dan een week aan werken en dan weer enkele weken niet. Op die manier werken vond ik wel aangenaam omdat dat ook wel afwisseling gaf in de andere dingen die ik doe. En anderzijds geeft het ook tijd om die musical te laten groeien, te laten rijpen.

DHM: En je wist al op voorhand dat het met een orkest zou zijn?

Florejan: Ja, dat was op voorhand bepaald. Dat was in de vorige musical ook zo en Hans Casteleyn, de dirigent, had ook duidelijk gezegd dat we met een harmonieorkest zouden werken. Dat zijn ook de muzikanten die we gemakkelijk konden vinden. Als je bijvoorbeeld met een symfonisch orkest moet werken, dan heb je heel veel strijkers nodig en die liggen hier niet zo dik gezaaid. Hier zijn veel meer blazers die uit de verschillende harmonieën uit Hoogstraten en omstreken komen. Daarom hebben we gekozen voor een harmonieorkest met een paar extra’s zoals accordeon, een harp en heel veel slagwerk. Dat trekt zo die kleur wel wat open. Maar de orkestratie heb ik niet zelf gedaan. Dat heeft Ward Opsteyn , een vriend van Hans gedaan. Hij is ook meer gespecialiseerd in die materie. Ik heb de muziek en het arrangement gemaakt. Ik heb dat uitgeschreven voor piano en zang en nog een aantal stemmen, zodanig dat alle informatie er in zat en Ward heeft dat herwerkt voor harmonieorkest.

Florejan in mooi gezelschap tijdens één van de vele repetities. V.l.n.r. Emelien Raats, regieassistente, Ann Leemans,productieleidster, Lut Goetschalckx, koorleidster en Florejan Verschueren, muziekschrijver.

DHM: In het schrijven van de muziek moest jij dus geen rekening houden met het orkest. Uw muziek is de basis voor de orkestratie?

Florejan: Ja, hij moest daar op voort, maar dat gebeurde ook wel in samenspraak. Hij stelt ook wel bepaalde dingen voor : bedoel je dat zo ? Begint dat in de bassen, mag dat dik klinken of moet het juist heel dun klinken? Enz. Zulke vragen werden er dan wel gesteld. En ik zette er dikwijls ook wel bij dat dit fragment voor fagot mocht zijn en die lijn voor de fluiten. Dat is dikwijls wel heel logisch. Ward heeft dat ook allemaal heel goed geïnterpreteerd. Hij heeft dat heel goed gedaan.

DHM: Florejan, heb jij dan vooraf ook een zicht wie de vertolking gaat doen? Moest je daar rekening mee houden?

Florejan: Op het moment dat ik aan het schrijven was, wist ik nog niet wie welke rol zou spelen. Die audities moesten nog gebeuren. Dat is dan wel lastig want je weet niet hoe hoog de solisten kunnen zingen, wat de kleur van hun stem is en zo. Dus je baseert het meer op het karakter van het personage. Achteraf zijn er toch wel een paar aanpassingen gebeurd. Dat de desbetreffende solist toch niet zo hoog kan zingen of niet zoveel volume heeft, en dan hebben we dat aangepast. Dat is ook allemaal haalbaar. In een ideale wereld ligt dat natuurlijk allemaal vooraf vast maar op deze manier kan het natuurlijk ook.

DHM: Heb je een idee hoe lang je hier nu effectief mee bezig bent? Kan je daar een tijd op plakken?

Florejan: Dat is heel moeilijk, zeker omdat dat nu over een langere periode verspreid is . Ik denk dat ik daar toch wel een twee à drie maanden voltijds aan bezig ben. Zeker ook omdat ik niet gewoon ben om dat te doen. Het zoeken van thema’s duurt altijd een tijdje. Daarom is het goed dat je een rijpingsperiode hebt. De uiteindelijke uitwerking vraagt natuurlijk ook heel veel werk.

DHM : Dat was dan toch wel een serieuze uitdaging. Heb je er echt niet even over moeten nadenken vooraleer je de stap zette?

Florejan: Nee, ik wou het direct doen. Daar heb ik niet over getwijfeld. Dat gebeurt niet alle dagen dat ze je dat komen vragen. Ik was dus heel blij die kans te krijgen. Ik wil graag zo’n dingen doen en blijven doen. Zo’n dingen schrijven. Als je dan zo’n kans krijgt doe ik dat met alle plezier.

DHM: En heel de familie er bij , dat is ook wel aangenaam. Je hebt misschien veel dingen thuis uitgeprobeerd?

Florejan: Dat is heel plezant. Onze kinderen kennen die muziek natuurlijk al heel lang nu. Die zingen dat al veel langer. Kinderen pakken heel snel alles op. Dat is zoals een spons. Dat is anders dan bij volwassenen. Dat viel al direct op bij de audities. De volwassenen deden dat ook heel goed, maar bij de kinderen was dat ongelooflijk, ook al was het geen evident en gemakkelijk liedje. Ik weet het nog goed, die audities. De kinderen kwamen in groepjes van een achttal naar ons thuis. Ik speelde het liedje een keer voor en daarna mochten ze het een paar keer samen zingen. Hierna mocht elk kind enkele zinnetjes apart zingen om te horen wie er geschikt was voor solist of voor wie er meer een figurantenrol was weggelegd. Het was heel opvallend dat de kinderen dat zingen bijzonder goed deden.

DHM: Zijn er soms geen onverwachte elementen die je moet bijsturen?

Florejan: Dat valt eigenlijk nogal mee. Er is bijvoorbeeld iemand weggevallen maar iemand anders kon die rol gemakkelijk overnemen. Maar in het muzikale aspect hebben we geen moeilijkheden gekend. In de eerste fase heb ik vooral met Hans, de dirigent, samengewerkt en daarna met Ward, de orkestrator, en daarin is niet veel misgegaan. Wij vormden eigenlijk een goed geolied schipke. Dat ging heel goed en dat is vooral dank zij Hans. Hij kende mij aanvankelijk niet zo goed maar hij was heel enthousiast over de muziek. Ward, die goed bevriend is met Hans, kon heel goed vertalen wat ik bedoelde en ook met Lut Goetschalckx die de zangrepetities leidt ging de communicatie heel vlot. Met ons vieren klikt dat wel heel goed. Dat is wel een groot voordeel.

DHM: En heeft je vader Flor niet meegeholpen met de muziek? Ik kan me voorstellen dat dat toch ook wel een droom voor hem zou zijn.

Florejan: Hij heeft niet mee helpen schrijven maar hij speelt wel mee met zijn accordeon. Toen die vraag kwam heeft hij die met beide handen aangepakt. Hij doet dat heel graag. Hij speelt ook op de scene en niet in de orkestbak. Zo kan hij ook een beetje het spel maken. Dat is plezant en leuk om te zien.

De decorbouwers sleuren met een van de rekwisieten.

DHM: Zitten jullie nu op schema met alles, muziek en repetities?

Florejan: Ik denk het wel. Met de muziek zeker. We hebben al een aantal orkestrepetities gehad en al een paar keren het orkest en het koor samen kunnen laten repeteren. Dat gaat allemaal heel vlot en er is een heel goede sfeer. Je ziet dat wel eens meer bij zo’n producties dat er plots iets begint te leven. Dat is heel motiverend voor iedereen.

DHM: Dat is toch een droom voor u om dat meer te doen? En misschien zelfs liefst met een professioneel gezelschap?

Florejan: Ik zou dit zeker wel meer willen doen. Uiteraard wil ik dat ook wel eens op een professioneler niveau, maar hier in Hoogstraten wordt bijzonder veel tijd in gestoken en harder gewerkt dan in professionele producties. Er zijn alleen minder middelen, dat is het grote verschil. Wij kunnen dat niet betalen, die grote spektakels met al die bewegende elementen, en zo. Wij moeten het hebben van goede ideeën, goeie muziek dat goed gespeeld wordt , goed gezongen wordt en een goed spel. Ik vind dit ook wel heel plezant.

DHM: Ben je ooit betrokken geweest bij een professionele productie?

Florejan: Nee, maar ik heb wel eens meegespeeld in een musical van studio 100 maar dat was gewoon als muzikant en dan nog in een vervanging. Ik zat niet vast in dat ensemble. Dat zijn meestal kleinere ensembles, vier of vijf mensen, en niet zoals deze. Dit is meer orkestraal zoals het hoort te zijn. Ik vind het ook schoner voor dit soort producties dat het met een orkest is en niet met een bandje dat de liedjes zo op een poppy manier speelt. Voor mij mag dat wel iets magistraals zijn.

DHM: En dit alles past allemaal nog in uw druk bestaan? Gelukkig heb je nog een enthousiaste vrouw naast je zitten.

Florejan: Jazeker, want zonder Magali zou het niet lukken. Het is inderdaad drukker dan ooit. Maar ik wil dat deze musical zo goed mogelijk wordt , met goede muziek, goed gezongen en gespeeld. En als ik daarin kan helpen in het repetitieproces dan ga ik daar alles aan doen. Daarom dat ik zo veel mogelijk bij de repetities aanwezig ben. Onze kinderen doen ook mee en dat maakt het voor ons ook een beetje een familieactiviteit. Magali: Onze quality time is de musical tegenwoordig. (jh)

Johan Sysmans – ORKEST

Johan Sysmans (48) is opgegroeid in Wortel, maar woont al jarenlang met zijn gezin in Hoogstraten. Voor hen is de musical 1814 een familiegebeuren: de drie dochters zingen en acteren mee op het podium, vrouw Ria helpt mee achter de schermen en Johan zelf speelt mee in het orkest.

Johan Sijsmans

“Ik speel al jaren bastuba bij fanfare Sint Catharina Hoogstraten. Bij de vorige musical, Gelmel, zat ik ook in het orkest. Ik vind het een buitenkans voor een amateurmuzikant als ik om voor zoveel volk te mogen spelen. Er is alleen dit keer niet zoveel Hoogstraats volk in het orkest terug te vinden, een deel ervan is na de vorige musical op het podium verhuisd. Er zijn er enkele nieuwe bijgekomen, maar een groot deel is afkomstig van buitenaf. De totaalbeleving de vorige keer was echt geweldig, dus heb ik weer toegezegd. Je krijgt, zoals gezegd, de kans om voor een bomvolle zaal te spelen. En het is ook een uitdaging om eens met andere muzikanten samen te spelen.

De kunst bestaat erin om met een minimum aantal repetities een maximum rendement te halen. We repeteren eigenlijk maar om de twee weken. Voor de zomervakantie hebben we twee repetities gehad en sinds eind augustus zijn we terug gestart. Om vijfentwintig nummers te spelen is dat best weinig. Er wordt van uitgegaan dat je zelf voldoende studeert vooraf. De repetities zelf zijn van acht tot elf uur ‘s avonds, iets korter dan bij de fanfare, maar wel heel intensief. Bij de fanfarerepetitie is er een drinkpauze tussendoor, hier enkel een nadrink, en dan nog een korte. Om elf uur wil iedereen wel graag naar huis.

Tijdens de opvoering zie je niet in detail wat er op het podium gebeurt. De vorige keer kon dat nog wel, omdat er toen af en toe pauzes vielen, waardoor ik mee kon kijken. Dit keer zal dat een stuk minder zijn, de muziek is namelijk totaal anders dan bij Gelmel, dag en nacht verschil. Florejan z’n muziek is technisch moeilijker, maar ligt iets beter in het oor. De orkestrepetities zijn bijna altijd met de zingende acteurs erbij. Dat helpt om een beeld te krijgen van het verhaal.

Foefelen tijdens het spelen is er als muzikant niet bij. Zeker niet bij de start, toen was ik de enige bastuba. Ondertussen zijn er twee extra spelers bijgekomen. Dan kan je af en toe eens een maat of twee op adem komen, terwijl de anderen verder spelen. En dat is deze keer wel nodig, er is nu veel meer muziek aanwezig. “ (ms)

Line Magnus - ACTEUR

Line Magnus (27) woont op Wortel-Kolonie, haar moeder runt er de Bonte Beestenboel. Zelf geeft ze les bij de opleiding die ze ook gevolgd heeft: vertaler-tolk aan de Antwerpse universiteit. Ze is al van kinds af aan gefascineerd door musical, waarbij ze het meeste houdt van zingen, gevolgd door acteren en dansen.

Line Magnus

“Vier jaar geleden heb ik auditie gedaan voor een van de twee vrouwelijke hoofdrollen bij Gelmel. Ik was er net niet bij. Bij de ‘callbacks’ viel ik af, jammer, omdat ik zo dichtbij was. Toen er deze keer audities werden georganiseerd, dacht ik: ‘Ik waag nog ‘ns mijn kans.’ Ik ben heel veel bezig met musical in mijn vrije tijd. Ik organiseer musicalkampen in Wortel elk jaar en ik heb zelf ook al verschillende musicalstages meegedaan, bijvoorbeeld bij het Ballet van Vlaanderen. Waarom ik er zo door gebeten ben? Geen idee, ik heb vroeger eens Les Miserables gezien in de stadsschouwburg in Antwerpen en ben daar heel erg van onder de indruk geweest. Daarnaast heb ik jarenlang privéles zang gehad. Ik heb ook even toneel gevolgd op de Academie van Schoten en vroeger ook veel gedanst, daarna niet meer. Dus in principe kan ik van alles wel een beetje. Waarom ik er deze keer wel bij ben? Ik ben zeker gegroeid als zanger tegenover de vorige keer. Ook mijn acteren is vooruitgegaan. Ik heb ook heel veel geluk, dat ik goed in de rol pas.

Ik speel Fientje, de oudste dochter van het gezin Bevers. De moederfiguur in het gezin. Fientje heeft wat aantrek bij enkele mannen. Vrij vervelend om te spelen, want een van die personages is in ’t echt mijn broer Sam. Vervelend voor hem, want hij moet spelen dat ie mij heel aantrekkelijk vindt. Voor mij valt het mee, ik moet hem niet. Maar hij moet mij vastpakken en dat is wel raar. Wij zijn op zich heel close, maar niet fysiek close. Maar Jos zorgt er wel voor dat het er niet over gaat: we moeten niet kussen of zo. Het is een stevig repetitieschema: orkestrepetities op maandagavond vanaf acht uur en spelrepetitie op zondagavond vanaf zes uur en op zondag. Zoals vandaag (zondag 12 oktober, red.) ben ik hier van half elf tot zes uur. Voor de opvoeringen bereid ik me voor door aan mijn conditie te werken. Ik heb een stuk waarin ik na een dans meteen stevig moet zingen. Dus oefen ik die dans thuis heel veel in, zodat ik minder buiten adem geraak wanneer de zang start.

Anders haal ik de laatste noot niet. De muziek is best wel een uitdaging, vooral zangtechnisch. Maar ik heb er vertrouwen in dat het op een of andere manier wel zal lukken. Ik heb al veel bijgeleerd. Vooral om, zoals Jos zegt, niet toneel te spelen als je moet acteren, maar het te voelen en beleven. Mijn acteren is lang moeilijk gegaan, omdat ik niet durfde los te laten: er zat een remming. En ’t is hier voor eerst gelukt om dat los te laten! Hoe dat komt? Omdat het personage mij echt ligt: als ik in die tijd had geleefd en in die situatie had gezeten, dan was ik gewoon Fientje geweest.” (ms)

Jef Rombouts – ACTEUR

Jef Rombouts (64) woont op ‘t Hoefijzer in Hoogstraten. Een plek waar hij heel graag thuis is. Hij is in z’n vrije tijd bezig graag creatief bezig: zo speelt hij cello bij Vitesse Limité. Maar houdt ook al jaren van acteren. Een kleine rol in de 1814, de vergeten veldslag, leek hem dan ook een fijne uitdaging.

Jef Rombouts

“Ik ben altijd graag creatief bezig geweest, naast mijn baan als onderwijzer. Eerst heb ik lesgegeven in het Klein Seminarie en nadien ben ik voor een periode bij Tiem in Turnhout en De Kolk in Leuven aan de slag gegaan. Ik deed er creatief vormingswerk o.a. voor normaalscholen. Ik heb er ook enkele kindervoorstellingen gemaakt. Nadien heb ik nog lesgegeven in Meerle, waar ik mijn loopbaan heb beëindigd. In mijn vrije tijd heb ik ook muziekacademie gevolgd en nu gids ik regelmatig in Hoogstraten, bij ‘De Warande achter de schermen’ en voor Antwerpen Averechts. Bij de vorige musical kreeg ik vooraf het gevoel: ‘Moet dat allemaal zo groots?’ Maar bij het zien van de opvoering zelf dacht ik wel: ‘Amai, da’s toch knap.’

Toen het project rond 1814 van start ging, kwam ik Ann Leemans eens tegen. Toen ik haar erover hoorde, dacht ik: ‘Potverdikke, dat is eigenlijk een sociaal-cultureel project, dat moet ik toch mee ondersteunen.’ Ik heb een kleine rol toebedeeld gekregen. Want de uitgebreide repetities schrikten me nogal wat af. Omdat ik me graag ten volle engageer wanneer ik aan iets meedoe, wilde ik mezelf niet te veel vastpinnen. Maar ik wilde ook niet te veel obstructie plegen door zo nu dan tot dan niet aanwezig te kunnen zijn. Dus heb ik een acteerrol gekregen waarbij ik niks moet, of mag zingen, waardoor de repetities beperkt zijn. Hoewel, nu ik dat zie groeien, had ik precies toch ook wel meer willen doen. Dus wie weet wel een zingende en spelende rol bij een volgende musical. Mijn rol is niet zo uitgebreid, ik ben als legerofficier een raadgever en vertrouwenspersoon van Napoleon, die gespeeld wordt door Gert Boeckx. Het is heel fijn om samen onze scènes te kunnen uitwerken: we zoeken en ontleden de achtergrond van de personages, zodanig dat wat we spelen een fijn intiem en gevoelig karakter krijgt. Dat vind ik een hele fijne uitdaging: zo kan je in lagen acteren en reliëf in je personage steken”. (ms)

Ella Van Dalfsen – ACTEUR

Ella Van Dalfsen (11) woont in Hoogstraten en zit in het eerste middelbaar op het ASO Spijker. Ze deed in april auditie voor de musical en had meteen een stevige rol te pakken.

Ella Van Dalfsen

“In de musical speel ik Rozeke Bevers. Haar tweelingszus Mitje wordt gespeeld door Emilie Graff uit Rijkevorsel. Wij zijn de jongsten van het gezin. Ik zing heel graag, en mijn vroegere juf samenzang op de academie, Lut Goetschalckx, had me gezegd dat ik zeker auditie moest doen, omdat ze dacht dat er wel een rol voor mij tussen zat.

De repetities zijn leuk, gezellig. In het begin was het nog rustig, maar nu wordt het al meer: soms moeten we al een hele dag komen. Twee weken voor de echte première elke dag. Maar ze houden er wel rekening mee dat de kinderen nog huiswerk moeten maken. Het verhaal van die oorlog begreep ik het begin maar half, maar nu snap ik het beter en beter. Het wordt ook heel goed gerepeteerd en dan kijken we vaak mee en zo leren we bij. Ik heb dat wel nodig om me in te leven. Ik probeer dan te denken aan vroeger en als het een verdrietige scène is, verdrietig zijn. Ik zet mijn verdrietig knopje aan, ook al is het niet leuk om te spelen, ik kan dat het beste van alle gevoelens. Als ik bijvoorbeeld boos moet zijn leg ik er persoonlijk minder gevoel in. Ik kijk er wel naar uit, een zaal vol mensen. Bij de repetities in de Rabboenizaal zitten de andere mensen uit dezelfde scènes ook in de zaal, en dat is soms best wel veel volk. Mijn truc om niet te zenuwachtig te zijn? Gewoon weten dat je ’t kan, gewoon doen! (ms)

Ruben Mathé – ACTEUR

Ruben Mathé (14) woont in Hoogstraten en zit in het derde middelbaar op het Klein Seminarie. Hij houdt veel van toneelspelen en geniet van de kansen die hij nu krijgt...

Ruben Mathé

“Ik heb zelf geen auditie gedaan, maar ik kreeg nadien telefoon met de vraag of ik toch auditie wilde doen. Ze zijn denk ik bij mij terechtgekomen via de school. Ik had al eens meegedaan in een promofilmpje voor de school en ik speelde ook mee in de act voor de heropening van de dreef. Toen ze me opbelden vond ik het een grote hele eer. ’t Is onbeleefd om “nee” te zeggen, als ze bellen. Ik speel Seppe Bevers, de vierde van het gezin. In het verhaal ben ik tien, elf jaar oud. Maar dat vind ik totaal niet erg. Als ik klein ben en dat wordt volledig in mijn voordeel gebruikt, oké dan. Ik sta meestal op het podium met Line Magnus, die mijn zus speelt.

Ik ben in het verhaal diegene die haar vaak ambeteert. Dat is leuk om te doen: ik mag gewoon mensen verschrikkelijk hard voor schut zetten, zonder gestraft te worden. Zo mag ik bij de zoon van de burgemeester z’n broek afsnijden. Allee ja, in het stuk wordt ik dan wel gestraft. Het repeteren is wel zwaar, in combinatie met de school. Maar wel super-plezant: je kan er volledig in los gaan. En als je eens iets verkeerd doet, krijg je wat commentaar en dan weet je ook hoe je ’t beter moet doen. Je leert er effectief iets uit. ’t Smaakt echt wel naar meer. Als er binnen vier jaar weer een musical is, wat ik stiekem wel hoop, doe ik zeker opnieuw auditie.(ms)

De wereld van SJAH

© Karel Huet

This article is from: