17 minute read

Karel Martens - De film van zijn leven tot nog toe

Karel Martens, aka Carlos, wil het de mensen graag tonen

‘In Hoogstraten weten ze meteen wie ik ben als ik zeg dat ik de schoonzoon ben van Jaak Van Opstal’ zegt Karel als we bij hem aanschuiven voor een babbel. Meer dan de schoonzoon van Jaak zullen velen in Hoogstraten en omgeving Karel kennen als Carlos van Radio Cosmos. In Meer als meester Karel; als de techneut die de acteurs van ’t Heidebloempje met klank en licht ondersteunt; en ook als medeauteur, regisseur en cameraman van het film-toneel De Kloosterbrigade. Vele Hoogstraatse sporters en hun aanhang hebben wellicht zijn mooie gefilmde impressies gezien van kandidaat-sportlaureaten op de jaarlijkse sportlaureatenviering. Naast dat alles is hij echtgenoot van Annemie Van Opstal en vader van Kris, in wie hij veel dingen ziet terugkomen die hij doet of wou doen.

De ijskar van ‘Bej Kaai’

‘Ik ben de oudste zoon van een agrarisch gezin op Hoogeind in Meer, waar mijn roots liggen. Mijn ouders deden tuinbouw en hielden varkens. Onze vader is voordien ook nog een tijd metser geweest. Harde werkers. En ja, in de vakanties moesten wij dikwijls meehelpen, bijvoorbeeld aardbeien plukken in open veld.

Van ver hoorden we dan de verleiding klingelen in de gedaante van de ijskar van ‘Bej Kaai’ (Albert Jansens), de kruidenier in Meer. Met een Volkswagen keverke reed die met crèmeglace rond. Te veraf om een ijsje te gaan kopen, maar het water liep uit onze mond. Ge kunt u dat voorstellen. Op uw knieën op de grond, de zon in uw nek, goed zweten en dan in de verte de bel van de ijskar.

Timide ventje doet zijn plechtige communie

Maar evengoed waren er dagen dat we niets moesten doen en pakten we ’s morgens een paar boterhammen mee en een fles drinken. We trokken er een hele dag op uit, tot aan het avondeten. De bossen en de velden in. Ze waren toen de autosnelweg aan het aanleggen, waarvoor men zand pompte aan de Mosten. Een grote berm vanaf de put tot aan de werf, met een enorme pijp erop die hevig gromde als men aan het pompen was. Daar liepen wij dan bovenop, meters boven de grond. Een enorm spannend speelterrein voor ons, jonge snaken. We mochten daar niet komen, maar ge weet, dan is de aantrekkingskracht net groot. We hebben onze plan leren trekken, leren werken. Ik heb er geen trauma aan overgehouden, al moet ik eerlijk zeggen dat ik, toen ik trouwde, best blij was dat ik van die “erbizzeme” van af was. Dat was een leuke bijkomstigheid aan het trouwen.’ (lacht)

Iets met mensen

Na de lagere school in Meer, trok Karel naar het seminarie, de moderne. ‘Maar het lukte daar niet zoals het moest, het was voor mij een slecht jaar. Gevolg in die jaren: afzakken naar een niveau ‘lager’, in mijn geval de Handel. Dat was helemaal mijn ding niet, daar had ik geen enkele feeling mee. Ik voelde direct dat ik daar niet op mijn plaats zat. Economie, boekhouden, cijfers, het zei me niets. Ik wou iets “met mensen”. Ik heb toen mijn moed bijeen geraapt en ben op eigen initiatief naar het PMS (nu CLB) getrokken met mijn verhaal. En zij hebben mij op het juiste spoor gezet: menswetenschappen in Sint-Pieter in Turnhout. Het was de eerste school die deze toen vrij nieuwe richting aanbood. Ik ben er het PMS tot vandaag dankbaar voor.’

Aan de knoppen in de Meerse zaal Voor Kunst en Volk

Meester Karel

‘Na mijn afstuderen was ik een tijdje zonder werk, dat kwam meer voor die tijd. In dat half jaar heb ik ons vader geholpen met het zetten van een huis. Waarmee ik meteen wist dat metsendiender ook niets voor mij was.

Toen kwam er een plaats vrij in de lagere school van Meersel-Dreef en ik werd de opvolger van madammeke Standaert. Ik kreeg een graadklas onder mijn hoede, het eerste en tweede leerjaar samen. Naar mijn aanvoelen toen een moeilijk systeem: als je met één groep werkte, zat de andere groep bij wijze van spreken te wachten op de leraar. Van coöperatief leren hadden we toen nog niet gehoord. Nu ziet men graadklassen dikwijls als een voordeel; het oudere kind neemt het jongere op sleeptouw, stimuleert het. Maar ik raakte gefrustreerd, haast elke dag kwam ik thuis met het gevoel dat ik niet elke leerling had kunnen geven waar die recht op had. Toen Frans Van Bergen, leerkracht in de lagere school van Meer maar van Meersel-Dreef, me vroeg of ik geen goesting had met hem te ruilen, moest ik niet lang nadenken. Allebei tevreden. Na een twintigtal jaren ben ik dan coördinator geworden voor het zorgbeleid en gelijke onderwijskansen (GOK). Samen met een hardwerkend team sleutelden we aan de dagelijkse onderwijskwaliteit van de Meerpaal.’

Warme Limburgers

‘Toen het OVSG (Onderwijssecretariaat van de Vlaamse Steden en Gemeenten) een vacature had om deze ondersteuningsmethoden als GOKbegeleider in een grotere regio (Antwerpen en Limburg) te gaan uitdragen, heb ik die kans met beide handen gegrepen. Ik ben altijd wel gevoelig geweest voor kriebels van nieuwe uitdagingen. Een perfecte verlenging van mijn vorige job. Ik heb er o.a. uitleg mogen geven bij projecten die ik in mijn tijd in de klas helaas nooit heb meegemaakt. Zoals filosoferen met de kinderen. Wat had ik dat fijn gevonden.

We hadden een goed team bij OVSG, ieder verantwoordelijk voor een regio. Ondersteuning van directeuren en leerkrachten, bijscholing, hulp bij specifieke zorgvragen. Daarbij heb ik heel veel mensen leren kennen, van hier tot voorbij Tongeren. Als ik nu de snelweg naar Duitsland rijd, dan denk ik telkens: hier is die school, die vrouw of man is er directeur, met die leerkrachten heb ik gewerkt. Het zijn ijkpunten onderweg, het is altijd fijn er aan te denken. Mijn reistraject is dan nooit vervelend.

Ik heb er een diepe sympathie voor de Limburgers aan overgehouden. Het zijn echt vriendelijke, warme mensen. Je bent heel snel “familie”, en als je aankomt krijg je meteen een vlaaike onder je neus. Stille werkers ook, die hun plan trekken. De directeur van een school in Kinrooi verwoordde het ooit mooi: “Brussel, dat is ver hé!”. Het tegenovergestelde is spijtig genoeg ook waar. Voor Brussel is Kinrooi ook ver, waardoor ze nogal eens vergeten worden.

Om volledig te zijn, moet ik nog vertellen dat, hoe dichter ik bij huis werkte, hoe stugger de mensen. Hoe meer afstand er op menselijk vlak was. Het is de aard van de mensen. En natuurlijk ben ik zelf ook zo. Eerst eens kijken welk vlees er in de kuip zit en als dat oké is, komt het wel goed. Maar Limburgers, de liefste mensen ter wereld!

10 jaar heb ik dat gedaan, en zo ben ik aan mijn pensioen gekomen twee jaar geleden. Ik heb geen spijt, heb het met goesting gedaan, maar heb ook geen heimwee. Heb nu met alle plezier mijn beroepsleven ingeruild voor een ander leven. Daarbij horen een beetje poetsen, strijken, kinderoppas, gewone dingen koken, boodschappen doen, tuinieren. Voor de meeste van die zaken had ik vroeger geen tijd, nu wel. Een beetje compenseren, zeker. Hoewel, tuinieren heb ik altijd gedaan en graag. En squash spelen, elke week vaste prik. En niet te vergeten de wekelijkse zwembeurt in Zundert. Ik ben dan ook in blijde verwachting van het zwembadcomplex hier in Hoogstraten.

Ik ben geen stilzitter, buiten de tijd om de gazet te lezen of het magazine de Quest. Ik ben steeds nieuwsgierig naar veel dingen, ik weet graag hoe de dingen in mekaar zitten, van psychologie tot techniek. Ik hoef er niet perse alles van te kennen, wel van alles een beetje.

Mussenakker

De Mussenakker, dat was mijn biotoop. Zodra het mocht was ik er lid, later ben ik er zelfs eventjes voorzitter geweest. Ik besef nu dat ik er heel veel geleerd heb. Plantrekken vooral; samen met leeftijdgenoten - mensen uit alle milieus - iets organiseren, met veel improvisatie. We deden alles zelf, dan leer je zelfredzaam te zijn. En af en toe met de kop tegen de muur lopen. Het is als een laboratorium waaruit van alles ontstaat.

Ober Jan Dufraing bedient Karel tijdens een Bonte Avond show van de Mussenakker

Denk aan de befaamde, nee, zeg maar beruchte, Bonte Avonden waar wij jonge gasten, tegen de schenen stampten van de goegemeente, van de dorpspolitiekers, van de clerus. In het hol van de leeuw dan nog, de parochiezaal. Daar waren heavy voorstellingen bij hoor. Met o.a. Jan Dufraing en Piet-Jan Rombouts als gangmakers.

Nogal wat mensen in Meer dachten “wat is dat daar voor een rommelbende?”, maar het was wel onze rommelbende hé. Sommigen keken er met een scheef oog naar, naar dat zootje ongeregeld. Ik heb dat zootje altijd heel hard verdedigd, ook nu nog. Dat was meer dan uitgaan naar een discotheek, m.i. de opstap naar consumeren. In een jeugdhuis leerde je participeren.

Ook mijn echtgenote Annemie heb ik in de Mussenakker leren kennen. Naar goede gewoonte hing ik daar met een paar maten aan de toog toen ik ze zag. Ze kwam er voor de eerste keer, eigenlijk voor iemand anders maar die was er die avond niet. Voor mij was het een coup de foudre; zij was de ware. Ons moeder had nochtans gezegd dat ik nooit een lief zou vinden als ik daar in de Mussenakker aan de toog bleef plakken. Ze heeft ongelijk gehad.

‘t Heidebloempje

Op die Bonte avonden werd ik gespot door de toneelkring en daar heb ik goed 15 jaar op de planken gestaan. Veel en graag gespeeld, alle rollen. Maar op den duur was dat engagement me te zwaar. Om een rol in te studeren tot de uiteindelijke opvoering was het vele weken repeteren. Ik kreeg het te druk met andere dingen en tijdens die weken was er echt geen tijd voor iets anders. Ik wilde niet weg van de vrienden van het toneel, maar acteren was genoeg geweest.

In de plaats ben ik dan techniek gaan doen. Ook in het amateurtoneel groeide de nood aan technische ondersteuning, klank en licht. Lange tijd werd donder gemaakt met een metalen plaat, regen met erwtjes in een draaiende trommel, bliksem met het uit- en aanknippen van het licht. Ondertussen kwamen er modernere middelen. Veel opvoeringen eisten ook ander geluid en licht, een betere inkleding. Daar ben ik me mee gaan bezighouden. Weer wat nieuws dat ik kon ontdekken. Goed beschouwd is dat wel de rode draad in mijn bezigheden: dingen ontdekken en die aan de mensen laten zien en horen. Vanaf plaatjes draaien in de Mussenakker tot film maken.

Opnames maken in de zaal Cecilia

Bij het toneel beperkte het zich niet tot klank en licht in de voorstellingen, ook vooraf en tijdens de pauze zorgde de muziek die ik draaide voor de juiste sfeer, afgestemd op wat er op het toneel kwam. De mensen merken dat niet, vinden het logisch. Maar het gebeurt doelbewust en het werkt! Ik vind dat fantastisch. Ik luister ook met dat oor naar muziek, dikwijls denk ik “dat kan wel eens van pas komen, bij een filmpje, een voorstelling”. Dan sla ik het op. Daar zijn nu gelukkig goede apps voor! (lacht)

De boom en de appel

‘Vanwaar die gevoeligheden? Ik kan er zo niet de vinger opleggen. In mijn familie waren nogal wat muzikanten, zelf kan ik geen instrument spelen, tenzij een beetje gitaar. Toen ik klein was, was ik een eerder timide jongen. Toen keek ik dikwijls naar mijn nonkel Pol zaliger, die trommel speelde in de fanfare. Hij oefende dat thuis en dan zat ik vol bewondering naar hem te kijken, de speciale manier waarop hij de trommelstokken vasthield. Als hij me zo zag kijken, zei hij “Dat moet ge later ook doen, manneke.” Maar ik dacht altijd: “Ik ga dat nooit kunnen”. Het is er niet van gekomen, het heeft een generatie overgeslagen. Onze Kris (drummer in de metalband Diablo Boulevard van Alex Agnew) heeft mijn deel er bijgenomen. Soms denkt een mens wel eens dat hij kansen heeft laten liggen. Alles wel beschouwd heb ik wellicht toch genoeg andere dingen gedaan.

Een beetje poetsen, boodschappen doen, tuinieren en … strijken.

Radio Cosmos

‘Daar heb ik contact mee gekregen door mijn buddy Herman Doms, een vriend zoals een mens er meestal maar ene heeft. Hij is trouwens ook mijn vaste squashmaat. Herman was al langer bezig met Radio Cosmos. Op een gegeven moment heeft hij me aangesproken: “Ik denk dat het echt iets voor jou is”. Hij kende mijn interesse voor muziek in De Mussenakker. Redelijk primitief, met één pickuppeke! Ik had ook al gedacht aan meewerken met Radio Cosmos, maar mijn timide kantje hield me tegen om me zelf te gaan presenteren.

Mobiele studio van Radio Cosmos op de Hoogstraatse Handelsbeurs in de jaren ‘80. Vlnr: Carlos, Aloïs Ruts (voorzitter toenmalige Middenstand), Eddy Van Den Ackerveken en Tonny Priem.

Vanaf 1985 heb ik vele jaren meegewerkt aan Cosmos. Een eigen programma, met een heel breed muziekpalet. Met mopjes en leuke uitspraken tussendoor. Ik heb daarvoor een hele verzameling moppen aangelegd, van kalenders, uit gazetten en tijdschriften. Overal waar ik ze tegenkwam. Alles geklasseerd naar onderwerp in enveloppen, meer dan 100 enveloppen in doos. Ik heb ze hier nog ergens staan. Elke radio-aflevering stond in het teken van een thema en daar gebruikte ik dan die mopjes en citaten voor. Nooit letterlijk maar aangepast aan tijd en omgeving.

Samen met Herman heb ik heel wat watertjes doorzwommen, fijne interviews gedaan ook. Zoals met Guus Meeuwes in ’t Fortuin, The Specials op Akkerpop. Wij hebben ook ooit samen Eddy Wally geïnterviewd in zijn achterkeuken in Ertvelde. Wij hebben hem ervaren als een warme, open, vriendelijke mens. Ook Helmut Lotti kwamen we tegen in discotheek Highstreet. Hij was toen heel nerveus, het was de beginperiode van zijn optreden in zwart pak en wit hemd. Hij vroeg ons of hij eigenlijk zo wel kon opkomen in de Highstreet. We hebben hem gerustgesteld. Jaren later, Lotti was

Karel en zijn maat Herman Doms in de achterkeuken van en met Eddy Wally

dan een superster, hebben we hem nog eens tegen gekomen in Loenhout en hij herinnerde zich dat voorval nog. Heeft met ons pinten – enfin, hij witte wijn, dat was beter voor de stembanden – staan pakken en moppen tappen aan de toog. Een sympathieke kerel.

Met Herman heb ik ook jarenlang een kinderprogramma op de zondagvoormiddag verzorgd. Daarvoor hadden we twee jeugdige presentatoren aangetrokken : Jef Meyvis en Sylvie Geerts, beiden toen een jaar of twaalf. Hun bijdragen zorgden voor fris vuurwerk op de radio, maar tussen die twee is het nooit wat geworden (lacht).

Mijn mooiste herinneringen aan die radiojaren zijn de live-uitzendingen vanuit de Sint-Katharinakerk van de nachtmis met Kerstmis. Een technische ploeg in de kerk zorgde voor de opname, en mijne maat Herman en ik zorgden voor de omkaderende muziek en commentaar in de studio in het “witte huisje” in de Loenhoutsebaan.

Ik vond dat altijd een mooie manier om mijn verjaardag op Kerstavond te vieren : er voor zorgen dat ook minder mobiele mensen de nachtmis konden meemaken. Het mooiste moment was altijd de “preek” van pastoor-deken Van Dijck. Indrukwekkend hoe die man met simpele woorden heel diepzinnige dingen tot bij de gewone mens kon brengen. Dan werd het bij ons in de studio ook altijd efkes stillekes... En nadien dronken we met de hele ploeg nog een nachtelijk pintje!

Het verhaal van Cosmos is geëindigd toen alle apparatuur, alle computers met de volledige digitale muziekbibliotheek, gestolen werd. Ons ontbrak toen de goesting om dat allemaal opnieuw te gaan bijeenzamelen. Daar zou zoveel tijd inkruipen dat al de rest in het gedrang kwam. Een spijtig einde van een heel mooi avontuur en een plezante periode met goede vrienden.’

Karel met zijn vrouw Annemie en schoonvader Jaak op vakantie in Frankrijk

Cineast

‘Ook het cineast-verhaal is met Herman Doms begonnen. Patrick Diels, een neef van Annemie, trouwde en wij hadden het plan opgevat daar een film van te maken, als geintje, niks vooraf afgesproken. ‘s Avonds samen het feest gefilmd met een camera van iemand uit de familie. Daarna alles netjes gemonteerd en er muziek onder gemixt. Alles analoog hé! Een tijdrovende bezigheid. Maar het resultaat was heel mooi. Mondtot-mondreclame maakte dat men ons al gauw vroeg om nog zulke reportages te maken. Huwelijken en andere gelegenheden, maar alleen als we er zelf plezier aan beleefden. Want voor ge het weet, is er geen tijd meer voor iets anders.

Voor de lol hebben we ook “antireclame”-filmpjes gemaakt. O.a. in Bobbejaanland stiekem foute toestanden filmen. Een hamer, blijkbaar vergeten door een technicus, op het spoor van dat luchttreintje door het pretpark. Iedereen liep daaronder door, de hamer kon elk moment naar beneden donderen op iemand zijn hoofd. We hebben dat vastgelegd.

’t Warm water af Meir

‘Voor ’t Heidebloempje werk ik veel samen met Jos Cools en Fonne Brosens (zie DHM 354), schreef samen met hen stukken voor het kindertoneel. Op een gegeven moment, samen gezeten rond een trappist en kregen we het idee om een combinatie van film en toneel te maken. Daarin mochten alle kinderen die inschreven meespelen. Dat vroeg wel een speciale aanpak. Want voor 30 kinderen een rol uitschrijven is onmogelijk. En anderzijds speelt niemand graag struik of boom. We hebben dat opgelost door voor elke rol vijf, zes acteurs in te zetten, telkens in andere scènes in de film of op het podium. Ze krijgen dezelfde outfit en spelen hun deel van de rol. Haast niemand heeft in de voorstelling opgemerkt dat één rol door verschillende acteurs gespeeld werd. Zelfs als de ene 20 cm groter was dan de andere. Die voorstelling “Eirbizzeme in Nood – De Kloosterbrigade” was een geweldig succes. Veel Merenaars hebben ze gezien en we hebben er veel lof voor geoogst.

Momenteel werken we hard aan een vervolg. “ ‘t Warm water af Meir”. Geothermie, daar is vroeger veel om te doen geweest in Meer (denk aan het liedje van de Spilzakken) en nu is men daar in Mol opnieuw mee begonnen. Wij pikken dat verhaal op. Het warm water gaat in ons verhaal gebruikt worden om de zwemvijver van de

Mosten te verwarmen, zodat er ook in de winter kan gezwommen worden. Een aantal personages van vorige keer komen terug: de twee boeven, de nutty professor, … Het podium is opgebouwd als zijn labo, van daaruit vertrekt alles. Zelfs reizen in tijd. Allemaal komen kijken, in de paasvakantie volgend jaar!’

Sportlaureaten in beeld

Ook voor de sportlaureatenviering is men op een bepaald ogenblik bij Karel komen aankloppen. ‘Liever dan louter voor te lezen waarvoor iemand als sportlaureaat voorgedragen wordt, wilde men laten zien wat de genomineerde laureaat in zijn sport uitvoerde en hoe bijzonder dat was. Ik vind dat een geweldig idee, dat heel nauw spoort met de reden waarom ik die dingen graag doe. Laten zien wat iemand kan, waarin ze uitblinken. Mijn rol is dat zo goed mogelijk in beeld brengen. Het is mijn beloning als dat goed lukt. Elk jaar weer mag ik rekenen op een heel fijne samenwerking met de mensen van de Hoogstraatse sportraad én van de stedelijke sportdienst.

‘Hoe breng ik de atleet en sportlaureaat Kristof Schroë zo goed mogelijk in beeld?’

De vaardigheid om iets in beeld te brengen heb ik ook in mijn professionele leven kunnen aanwenden. Op een gegeven moment ben ik vernieuwende onderwijsmethoden en zorgprojecten gaan filmen, om ze aan andere leerkrachten te laten zien. Het werkt zoveel beter dan alleen maar uitleggen. En het sloot helemaal aan bij mijn opdracht. Ik beschouwde het niet als werk: ik mocht me amuseren met filmen en monteren.

Nu, 2 jaar na mijn pensioen, doe ik dat nog steeds. Een aantal keren per jaar vragen ze me een project in beeld te brengen, zodat ze het kunnen gebruiken voor studiedagen, lerarenondersteuning. Ik vind dat heel fijn en het OVSG ook. Want als ze dergelijke opdrachten zouden moeten uitbesteden aan professionele productiehuizen, was het voor hen onbetaalbaar.’

TV Noorderkempen

‘In de Hoogstraatse Maand las ik dat Paul Theeuws met Noorderkempen TV wil starten en heb met hem contact genomen. Ik wil daar graag aan meewerken, reportages maken. Niet alle dagen, het mag mijn huidige activiteiten niet in de weg staan. Ik broedde al een tijdje op een gelijkaardig idee, zij het veel kleiner; een Youtube-kanaal met alleen Hoogstraats nieuws, door mij in beeld gebracht. Maar dit is veel groter en professioneler. We hebben een eerste kennismaking met kandidaat-medewerkers gehad. Heel wat enthousiaste en creatieve mensen. Ik hoop dat het verhaal een vervolg krijgt’.

Als het zover is, mag Karel de Hoogstraatse Maand weer op bezoek verwachten. (jaf)

De wereld van KRIZ

© Kris Martens

This article is from: