20 minute read
"Uw gezicht zal ik nooit vergeten..."
Gène Bogers, de brandweerman die niet zwijgen kan
De levende encyclopedie van Meersel-Dreef
MEERSEL-DREEF – We hadden er vooraf een vermoeden van en het is ook zo uitgekomen: Drevenier Eugeen Bogers - roepnaam Gène - is zo’n spraakwaterval dat het haast onbegonnen werk is om een interview met hem uit te schrijven. Niet alleen een vlotte prater, vooral een interessante dorpsfiguur met een geheugen dat hem niet in de steek laat. Overal heeft hij wel een mening over, al houdt hij deze soms ook wijselijk voor zich. De geschiedenis van Meersel-Dreef heeft voor hem weinig geheimen, zo blijkt. Een bloemlezing uit ons gesprek, die drie keer langer had kunnen zijn.
Gène Bogers is, zoals zovelen vroeger, thuis in de ‘goei kamer’ van het ouderlijk huis op 20 september 1942 geboren, als Eugeen Antoon Adriaan Maria Bogers, met de hulp van huisarts Dr. Eugeen Gommers. Hij was de tweede van de zes kinderen van Frans ‘Sooi’ Bogers en Lisa Jespers. De naam Bogers was tot voor kort in de verre omtrek bekend als kruidenierszaak en frituur, maar bestaat thans niet meer. Verder waren er nog Marcel (°1940, intussen overleden), Harry (°1944), Lia (°1947) en twee nakomers Staf (°1955) en Rita (°1957).
Het scheel afdrinken
Gène: “Antoon Jespers, de broer van mijn moeder, afkomstig van de Jespersen van de Kerkstraat in Meerle, zou mijn peter worden. Maar het mocht geen Toon zijn, want hij vond dat zelf een lelijke naam. Ja, dat was een probleem. Dr. Gommers had vroeger de gewoonte als hij zijn toer op de Dreef had gedaan, nog een pintje te gaan drinken voordat hij terug naar Meerle reed. De dag na mijn geboorte stopte hij in het café, en wie zat daar, mijn vader Sooi Bogers, die het scheel aan het afdrinken was - want anders zou ik heel mijn leven scheel gekeken hebben.
En toen heeft Dr. Gommers gezegd: noem ‘m naar mij. Zo simpel zou het gegaan zijn. Mijn derde voornaam is afkomstig van mijn stiefgrootvader Adriaan Martens, tweede man van mijn grootmoeder Roos Van den Bogerd, en de vierde voornaam Maria hebben alle zes kinderen als laatste voornaam gekregen, en zo ook al mijn kinderen, omdat wij allemaal van Meersel-Dreef afkomstig zijn.”
Gène ging naar de kleuterklas bij juffrouw Amanda in het toenmalige Sint-Annapensionaat, daarna volgde hij lager onderwijs in de oude school naast het huis van meester Jaak Verboven en in 1951 in de nieuwe school op de hoek Dreef-Kapelweg. Nadien ging hij op kostschool, samen met zijn broer Marcel, voor de lagere humanoria in het Sint Jans Bergmans te Westmalle en de hogere humanoria in het Sint Victor Instituut te Turnhout.
Plankton
“Uiteindelijk behaalde ik het diploma economische afdeling. In 1961 ben ik na de grote vakantie als bankbediende in dienst gegaan bij de Kredietbank. Ik werkte op de afdeling wisselcontrole in de Boerentoren in Antwerpen. Met een Fiatje 600 reed ik verschillende maanden van bij ons thuis naar Antwerpen. Maar ik moest nog naar het leger…”
“Indertijd moesten we in Turnhout binnen voor onze driedaagse, militaire kledij aan, terug naar huis en ’s anderendaags de trein op voor één jaar
bij het 18de bataljon rijdende artillerie in Euskirchen, Duitsland. Ik had aangegeven om geen bureauwerk te krijgen want dat zou ik later nog een heel leven moeten doen, maar wel voor een actievere job. Kom ik toch als plankton op de bureau terecht, zeker. Al heb ik eigenlijk wel een goede legerdienst gehad. Nadien kon ik in 1962 terug in dienst bij de Kredietbank op het succursale De Zeshoek in Turnhout.”
De laatste in de auto
Maar het leven bestaat niet alleen uit werken. “In mijn laatste schooljaar vree ik met een meisje van Galder, maar na mijn legerdienst had zij al een ander gevonden. Want ja, hoe gaat dat, je kwam om de drie-vier maanden eens naar huis, dus dat was afgeraakt. Ik had al wel gehoord dat zij nog regelmatig gingen dansen in de Dijl in Raamsdonkveer, ik wist het dorpke nog niet eens liggen. Als ik thuis had geholpen, dan mocht ik ‘s avonds toch eens de auto hebben en ik dus op zoek naar de Dijl. Mijn oud lief uit Galder was daar effectief, maar ze danste met een ander, dat was dik aan. Ik had al snel door dat ik daar geen Latijn meer in moest steken!
Dan sta je daar aan de toog als goeie Belg, met genoeg vrouwvolk dat daar rondliep. Toen zei een meisje tegen mij: ‘Gij zijt toch ook niet van hier, hé’. Nee, nee, ik kom uit België. En hoe zijt gij hier? Met d’n auto, hé. Het bleken drie vriendinnen te zijn, zij lieten de bus naar Oosterhout staan en reden met mij, den Bels, naar huis. Ik kreeg dus drie van die vrouwen in mijn auto. Dan ben ik daar nog enkele keren geweest en die drie vriendinnen reden telkens weer met mij naar huis. Eén van hen, Leentje van Bijnen, was de laatste die moest afstappen, dus ja, daar kwam iets van. We hebben wel vijf jaar gevreeën, maar dat kwam ook omdat haar moeder vroeg was gestorven.”
Heftige belevenis
Op 23 april 1968 zijn Leentje en Gène getrouwd. “Ik in een gehuurd kostuum, zoals dat toen wel vaker gebeurde. Wij gingen tegenover over het ouderlijk huis op de Dreef wonen.”
Zij krijgen vier kinderen: Francis (1969) , Liesbeth (1969), Erika (1972) en de kleine Gène (1976). Hun eerste kindje Francis overleed twee dagen na zijn geboorte. Leentje had tijdens de zwangerschap al een hoge bloeddruk en vermoedelijk ook een zwangerschapsvergiftiging. Het kind werd te vroeg geboren. “Ook Dr. Nand Peeters was erbij, maar de dokters hebben hem niet kunnen redden, als dat nu zou gebeuren, was dat misschien wel mogelijk geweest…”
“Francis is als eerste kindje begraven op het nieuwe kerkhof van Meerle, na een engelenmis om 7 uur ‘s morgens, dat was zo’n beetje het protocol van het klooster. Ik samen met onze vader Sooi Bogers, maar zonder vrouwen, met de zwarte wagen van Pierre Jochems, die wel eens taxi speelde voor de paters, en Drikske van der Velden die het kistje de kerk indroeg. De koster had al die zaken geregeld.”
Ook na al die jaren blijven de herinneringen levend. “Leentje en ik hebben dat samen meegemaakt, dat is best een heftige belevenis geweest, maar onze relatie is daar eigenlijk nog hechter door geworden.”
Ondertussen mogen zij zich ook trotse grootouders noemen van Dagmar en Luka, Birgitt en Claudie, Fleur en Cas, en pluskinderen Britt en Tes.
Biersteker
“De job bij de Kredietbank was toch niet de job die mij aansprak. Ik zag het niet goed zitten om heel mijn leven in de donkere ‘s morgens de bus naar Turnhout te pakken en ‘s avonds in de donkere terug naar de Dreef, vijf dagen per week. Ik verdiende toen 7000 frank in de maand, terwijl de mannen die in de suikerfabriek in ploegen
Brouwer Schrickx op de Dreef was ondertussen gestopt. Ik ben bij de Kredietbank weggegaan en startte Drankenhandel Bogers op. Ik kocht een camionneke en heb de handel stillekes opgebouwd. Dat heeft mij geen windeieren gelegd, ik verdiende daar echt goed mijn brood mee. Maar op een bepaald moment vraag je jezelf wel af of dit blijft duren. Ik leverde bieren en limonades huis aan huis, elke burger had vroeger zo wel een brouwer aan huis. Maar ik had ook enkele schone cafe’s waar ik mocht leveren, zoals Stad Lourdes hier en café Bombardon in Meerle In beide café’s had ik ook geïnvesteerd. Uiteindelijk heeft Jos Rommens van Meerle in 1982 mijn handel overgepakt.”
Verder had ik nog contacten met Brouwerij De Koninck in Antwerpen. Toen ik nog actief was als biersteker, heb ik in Holland het fundament voor deze brouwerij opgemetst. Ik deed er een aantal jaren geleide bezoeken met klanten. Na een tijd waren er echter problemen met deze bezoeken, vooral van de Nederlandse klanten. Een Antwerpenaar kan niet goed om met Hollanders, toch niet zoals wij uit de Kempen. En ik kan het weten, want ik sliep er met één.”
Brandweervrijwilliger
Gène ging in 1969 bij de toenmalige Brandweervoorpost Meerle, die opgericht was in 1964. “Ik heb de circulaire voor de oprichting nog liggen, dat was overigens de verdienste van Gust Desmedt. In het begin was er niet veel: wat brandblusapparaten, een oude camion, madame Voortman betaalde de sirene van Meerle en Pierre Voortman die van Meersel-Dreef. De papieren van toen liggen nog hier, die zullen later wel naar het stedelijk museum gaan. Want waarschijnlijk zal de voorpost binnen een jaar of vijf niet meer bestaan.
Het was Ward Van de Heijning van café de Bombardon die mij pushte om bij de brandweer te gaan. Ward was een goeie klant van mij en Gust Desmedt, brandweercommandant, kwam daar ook heel veel. En ik zei dat ik misschien wel goesting had om erbij te komen. Ik heb toen schriftelijk mijn kandidatuur moeten stellen, en ik zal waarschijnlijk wel de enigste zijn die dat zo gedaan heeft - aan de heer Commandant van de Brandweer August Desmedt, Hazenweg, Meerle. Later is Gust dan een goede vriend van mij geworden. Hij was de commandant of de baas, maar ik deed het werk.”
Tijdens de fusiejaren 1976-1978 waren er problemen bij het OCMW Hoogstraten. “Frans Van Ginkel was kok maar reed ook met de ambulance, aan de overkant woonde een zekere Brosens, en die reed dan ook wel eens mee. Dus dat was niet werkzaam, want als de kok met de ambulance van huis is, dan hadden de bewoners niet op tijd hun eten. Plus ook nog eens ’s nachts en ’s zondags dus dat was niet te doen.
Dan hebben we een akkoord gemaakt met Frans Van Ginkel, in de week deed hij de ambulance en wij van de Voorpost Meerle deden de weekends, daar deed niemand van Hoogstraten aan mee. Dan gingen wij met tweeën slapen in het oud moederhuis, dat stond toen al leeg. ‘s Nachts kwam de nachtzuster ons wakker maken als we weg moesten voor een opdracht, wij onze kleren aan, liepen naar de schuur en reden weg. Dat was toen allemaal heel primitief hé.”
Mijn bord afgeveegd
“Er kwam een Koninklijk Besluit dat al de Z- korpsen de mogelijkheid gaf om een beroepskorporaal aan te nemen. Hier was er de achterliggende gedachte om dan een mekanieker aan te nemen die vooral het onderhoud van al het brandweermateriaal van Hoogstraten kon doen. In Hoogstraten werden dat onmiddellijk twee brandweermannen die in de dag met de ambulance kunnen rijden, dan waren ze daar toch al vanaf. Louis Van Luffelen en ik begonnen op 1 april 1982 als de eerste twee beroepsbrandweermannen, het korps bestond ook alleen maar uit vrijwilligers. Ik heb van mijn hobby mijn beroep kunnen maken.
In het begin was de kazerne nog in de Vrijheid op de hoek van de Gelmelstraat: eerst had je het gemeentehuis, dan café de Patria en daarnaast de twee poorten van de brandweer. Burgemeester Jos Van Aperen kocht een oude drukkerij in de Sint Lenaartseweg en we hebben daar de brandweerkazerne uitgebouwd tot wat het nu is.
Het is geen gemakkelijk, maar wel een prachtig beroep voor wie het graag doet. Je moet wel een goede achtergrond hebben en stevig in je schoenen staan. Ik ben in het begin wel eens thuis gekomen, soms ook laat, en met het beroepsgeheim heb je wel eens een moeilijke periode. Dan zei ik tegen Leentje als ik later thuiskwam dan voorzien dat ik mijn ‘bord heb afgeveegd’, zij snapte dat wel, dan moest ik er even uit door een pintje te gaan drinken. Tientallen keren heb ik erge dingen meegemaakt op dagen als Pasen, Kerst- of nieuwjaarsdag: ongelukken, zelfmoordpogingen, scheld- en vechtpartijen, ook van bekenden die ik nu nog wel eens tegenkom. Het maakt dat ik ooit tegen Leentje heb gezegd dat we geen ambras meer moeten maken, want dat is het allemaal niet waard. Als het nodig is, dan geef ik wel toe, er zijn belangrijker dingen in het leven.”
Geheim
“Ik heb mijn beroep altijd graag gedaan. Als Leentje en ik ergens mensen tegenkomen, dan vragen wij ons af of we die kennen, waarom het gezicht mij wel bekend voor komt. Dan denk ik maar dat ik die ooit wel eens opgeladen heb in de ambulance. Ik heb het eens bijgehouden: in mijn laatste jaren reed ik gemiddeld 300 keer mee, dan heb je heel veel gezichten tegengekomen. Je kan dat zelf niet allemaal onthouden, maar de betrokken mensen onthouden wel jouw gezicht.
Zo herinner ik me een ongeval in de bocht op de Noordbaan (nvdr Voort) toen ik ’s nachts terugkwam van een bestuursvergadering van de brandweer. Een vrouw lag onderin de auto, ik kruip erbij en vroeg haar hoe het ging, maar al bij al viel dat nog wel mee. Ik had altijd een draagbare zender bij, dus de ambulance werd verwittigd. Achteraf kwam die vrouw een brief afgeven bij de brandweer om te vragen wie haar eruit gehaald heeft. Dat gebeurde wel meer dat er iemand aan de deur stond om de ene of de andere te bedanken. Maar dat wordt nooit meegedeeld, dat is geheim. Die vrouw had een brief achtergelaten, en dat pakte mij, want zij had geschreven: ‘Uw gezicht zal ik nooit vergeten na wat er allemaal gebeurd is.’ Dat komt natuurlijk omdat zij mij als eerste zag.
Over het algemeen heb ik mij altijd gewaardeerd gevoeld. De huidige agressie tegen hulpverleners snap ik dan ook niet goed. Dat zal eigen zijn aan de tijd, zeker? Maar verder hebben de meeste mensen mij toch als een vertrouwenspersoon gezien.”
Huiszoekingsbevel
Stilzitten is niks voor Gène. Jarenlang was hij radioamateur met call ON6KK. “Maar je mag wel een zender hebben maar deze niet gebruiken. Op een zondagmorgen kwam er dus een inval hier, Tuur Eelen - toen veldwachter van Meer – stond hier samen met twee anderen met een huiszoekingsbevel. Alles werd in beslag genomen.
Ik was aangesloten bij een radioamateurclub in Antwerpen en heb toen les gevolgd, ik verkreeg een licentie voordat de inbeslagname voorkwam bij de rechter. Na de vrijspraak heb ik dan ook alles teruggekregen. Officieel ben ik radioamateur geweest van 1974 tot 2017. Dat is schoon geweest, maar nu ook weer voorbijgestreefd. Ik heb wel nog een volle doos met kaarten van andere radio-amateurs, onder andere uit Zuid Afrika, Zambia en zelfs Vaticaanstad. Mijn apparatuur en zendmast heb ik ondertussen weggegeven.”
De boot in
Niet alleen de ether, ook het water had blijkbaar een grote aantrekkingskracht. “Al 50 jaar heb ik een boot. De eerste boot was in januari 1970, een klein cabinecruiserke van zes meter. Dat was zo: onze pa was eind de jaren zestig gaan sukkelen, hij had ontzettend veel gerookt en kreeg longkanker, wel geopereerd, maar ja, in die dagen wist je dat je dagen dan eigenlijk geteld waren. Hij was altijd een hevige jager geweest, maar daar had hij geen adem meer voor. En vissen aan de kant, dat zag hij niet zitten, maar een bootje dat zou hij wel willen, al kost dat nogal wat. Ik hoor ons ma toen nog zeggen: “Sooi, je weet hoe dat je erbij staat, als je dat graag hebt, dan moet je dat kopen.” En zo kwam er een bootje van 7.500 gulden in contanten, de kwitantie heb ik nog.
Dat bootje lag in Hank, het eerste haventje over de Maas, binnen het half uur ben je daar. Daar hebben we lang mee gevaren, onze pa is in 1973 gestorven en ons ma wilde niet dat het bootje weggedaan werd. Ik heb dat toen verder onderhouden, het liggeld en de verzekering betaald. Na de dood van ons ma in 1982 hebben we alles uit de frut gedaan en heb ik dat bootje gehouden.
Toen de kinderen niet meer mee wilden naar het water, heb ik de boot verkocht. Je weet hoe dat gaat, als je koopt is het penning 16 en als je verkoopt krijg je er nog een habbekrats voor. Maar ik was wel van de zorg af. Omdat ik er zo weinig voor terug kreeg, heb ik een volgbootje van 2 meter gehouden met een motorke erbij. En zo heeft onze kleine Gène nu de microbe overgekregen, bloed kruipt waar het niet gaan kan. Hij begon met dat bootje op de Mark te varen en nu heeft hij er één van 11 meter. Zelf kom ik nog regelmatig in Hank, maar niet meer zoveel als vroeger. Ik heb mijn visakte ook niet meer gaan afhalen want je mag geen paling meer vangen.”
Een hele doos lolly’s
Géne vervulde een heel aantal jaren de rol van Zwarte Piet. “In 1982 werd de Sinterklaasviering bij de brandweer ingevoerd. Er kwamen wat jonge gasten bij met kleine kinderen en zo is dat in gang geschoten. Frans Van Den Heuvel speelde met veel overtuiging Sinterklaas en omdat men geen Zwarte Piet vond, heb ik dat
dan maar gedaan. Ze reden we dan bij de kinderen aan huis met het busje van de brandweer, en uit de kas van de kalenderverkoop kochten we wat cadeautjes voor de kinderen. Dat bestaat niet meer, denk ik. Toen moesten we twee keer gaan, zowel voor Hoogstraten als voor Meerle, voor mij was dat gelijk. Maar dat werd niet altijd door iedereen zo gezien. In Hoogstraten bleef je iemand van Meerle, en in Meerle zei men dat dat ik in Hoogstraten zat… Ook een tweemaandelijks bladje “de Pompiers” heb ik lang geschreven, maar dat is dus allemaal voorbij.”
Al elf keer trok hij naar Roemenië met hulpgoederen. “Dat zit in mij, denk ik, van kleins af aan heb ik mensen willen helpen. Ik ben er op een onnozele manier ingetuimeld. De gemeente vroeg in haar informatiebladje of er iemand nog contact had met het adoptiedorpje Giarmata in Roemenië, in de buurt van Timisoara. Dat was eind 1988. Dictator Ceausecu was niet meer. Diezelfde nacht nog zocht ik met mijn radioapparatuur contact met Roemenië.
Met het Korps Vrijwillige Brandweer, Voorpost Meerle, zamelden we hulpgoederen, voedsel en kleding in. De eerste keer had Jos Huybrechts een camion ter beschikking gesteld, Rikske Willems is daar dan naar toe gereden. Met een kern van vijf mensen nl. Frans van Bavel, Ludo Tackx, Ed Van den Ouweland, Gust Desmedt en ikzelf, ben me daarna blijven inzetten onder de vleugels van GEKO. Maar we waren eigenlijk vooral op onszelf, de familie en op collegabrandweermannen van Meerle aangewezen.”
Over die reizen vertelt Gène honderduit, te veel om op te noemen. “Ludo Tackx kende iemand die indertijd in Meerle woonde, die man had in Holland een snoepfabriek en hij had dus een hele doos met lolly’s gegeven. Ik heb toen die 100 kinderen van het weeshuis persoonlijk een lolly gegeven, ze stonden allemaal in de rij, die waren zo blij, die sprongen in uw nek als je niet uitkeek, en allemaal aan u hangen, die waren niks gewend, die kinderen.”
In de Maand kon je geregeld over dergelijke belevenissen lezen, je vindt de stukken in ons archief in de nummers van februari 1990, oktober 1993, mei 1994, mei 1995, april 1997 en september 2000.
Weer dezelfde
Je bent van de Dreef als je weet … Iedereen kent wel zo’n Facebookpagina. En omdat Gène vroeger altijd een fototoestel bij zich had en hier en daar foto’s nam van Dreveniers en van gebeurtenissen, heeft hij natuurlijk wel een mooie verzameling foto’s. Af en toe post hij die op de gekende Facebookpagina. “Veel dorpsmensen maar ook veel oud Dreveniers kijken uit naar nieuwe foto’s, de reacties zijn altijd leuk en enthousiast. Voor sommigen is het zelfs de eerste keer dat ze de foto te zien krijgen wanneer die op Facebook wordt geplaatst. Ik sta er versteld van hoeveel mensen er naar kijken.”
Op 1 oktober 2007 is Gène op 65-jarige leeftijd met pensioen gegaan, de brandweermannen van Meerle kwamen aan huis om zijn brandweerjas af te nemen. Maar voordien had hij een zeer been en heeft men er een stent in gestoken. Bij een laatste routinecontrole bij de arbeidsgeneesheer, was er veel ruis en bleek dat 90 % van zijn halsslagader dicht zat. “En dat hebben ze dan opengemaakt.” Verder werd er ook nog eens een stent bij de splitsing van de aders in de buik gestoken.
“Zo’n drie, vier jaar gelegen begon ik toch regelmatig vermoeid te worden. Als ik in de hof bezig was, was een stoel nooit ver weg, zodat ik even kon gaan zitten. Een katheterisatie was niet meer mogelijk dus dat werd een openhartoperatie en de dokters hebben nogmaals twee stents gestoken. Dat heeft wel een half jaar geduurd voordat je weer dezelfde bent.”
In mijn bolleke
De jaren brengen toch wel mee gezondheidsproblemen mee. “Afgelopen september rijden wij de maandagavond naar Hoogstraten voor Bloemen en Groenten, maar eerst langs Meerle bij garage Van Oers om af te spreken om mijn auto binnen te doen. Ik werd onderweg een beetje duizelig, maar dat had ik al eens eerder gehad. Na tien tellen was dat over. Nu werd het echter niet beter al had ik er niet teveel last van. Ik reed nog even verder, maar het begon te schemeren voor mijn ogen en ik zag alles dubbel. We stoppen in Meerledorp, we dachten eerst aan een lage bloeddruk. Ik dacht toen al dat het in mijn bolleke was.
We konden toch nog terecht bij Medisch Centrum Noord in Meer, ik ben niet uitgestapt, er kwam zo’n klein doktereske, en die deed wat testjes, ik ken dat allemaal ook wel natuurlijk. Oei, zei ze, uw één oog volgt wel goed maar het andere niet. Ik heb gezegd dat ze maar onmiddellijk de ambulance moest bellen. Ik heb zelf 25 jaar met de ambulance gereden en ik weet genoeg, dat zit hier van boven.
Uiteindelijk bleek dat ik een hersenstaminfarct heb gehad, een klein bloedklonterke van achteren. Dus een infuus met een pompke erop voor bloedverdunners en ’s anderendaags was dat klonterke weg. Ik heb er niks van overgehouden. Maar ik heb dus wel last van het dichtslibben van de aders. Dat 30-40 jaar roken heeft er natuurlijk geen goed aan gedaan. Maar nu voel ik mij goed.”
Eens Drevenier…
“Ik zie mezelf op Meersel-Dreef wonen tot het einde van mijn dagen, als dat zou kunnen. Maar daar doe je niks aan. Als je in de positie komt dat je geen auto meer mag of kan rijden, dan ben je op Meersel-Dreef wel voor een stuk levend begraven. Maar aan de andere kant denk ik dat dit in andere dorpen niet veel beter zal zijn. Als je nu in de zomer een terras doet bij den Bud, dan zit je ook veel tussen vreemdelingen en Hollanders, terwijl wij in Hoogstraten allicht wel eens een bekende tegenkomen. Voor de grotere boodschappen moeten wij trouwens naar de Aldi of de Jumbo, dat is inderdaad een probleem doordat Meersel-Dreef geen kruidenierswinkel meer heeft.
Ik vind ons nu nog iets te jong, maar als het moet dan verkopen we hier ons huis en we gaan in Hoogstraten iets huren voor de laatste jaren. Allez, dat is mijn visie daarin. Waarom? Ten eerste is je erfenis al voor een deel geregeld en ten tweede is gaan huren niet goedkoop. Neem bijvoorbeeld een serviceflatje op de hoek van de Loenhoutseweg in Hoogstraten, heel schoon flatjes, maar als je daar met tweeën moet gaan wonen, dan is dat ook van: ‘Schuif eens op, want ik moet er een keer door’. Dat zou dus voor ons 2 x 1.800 euro zijn. In een appartementje zou dat 900 euro zijn, maar dan moet je je plan zelf wel kunnen trekken. Als je die prijzen hoort, dan blijven we nog maar even hier.
Als het zo ver is, wil ik liever niet in Meerle begraven worden maar wel gecremeerd en uitgestrooid. Waar precies, dat weet ik nog niet, tot hier toe gaat dat aan de grot zijn in het bos achter Pater Pio, maar misschien worden het wel de Biesbosschen in Nederland.”
En zo kabbelt het gesprek naar zijn einde. Mijn hoofd zit nu volle leuke en bijzondere anekdotes van een man die de naam Drevenier hoog in het vaandel draagt. Gène en Leentje, het gaat jullie verder goed en hopelijk tot binnenkort op één of ander terras, hier of waar dan ook, dan praten we verder. (JJ)
De wereld van SJAH