Verdieping: Palliatieve zorg
De dood is nooit ver weg in een ziekenhuis, en toch hebben we het er niet graag over
Psychiater Remke van Staveren pleit voor zo min mogelijk medicijnen
‘We hebben te weinig oog voor verantwoord afbouwen’
‘Urologie is de volledige geneeskunde in één orgaansysteem’
Medisch Specialist
Kinderarts en opleider Jamiu Busari over kansengelijkheid in de medische wereld:
‘Diversiteit neemt af bij elke volgende trede naar de top’
2024
juni
Aan de start: Telma de Oliveira Barbosa
OP DE SNIJTAFEL
De Loopbaanmonitor Medisch Specialisten is een tweejaarlijks onderzoek naar de loopbaanontwikkeling van (toekomstig) medisch specialisten, ziekenhuisapothekers, klinisch chemici en klinisch fysici in Nederland.* Een greep uit de resultaten:
86%
van de aios en medisch specialisten ervaart regelmatig tot (bijna) altijd werkplezier. Dat is vrijwel gelijk aan het percentage in 2022. Daarnaast is 95% trots op het werk.
54%
van de aios en 47% van de medisch specialisten werkt meer dan 45 uur per week. In 2022 was dit respectievelijk 63% en 52%.
35%
van de medisch specialisten wil eerder met pensioen. De mentale of fysieke gezondheid en de werkdruk zijn daarvoor de voornaamste redenen.
33%
van de aios is zeer tevreden over de werk-privébalans. Bij medisch specialisten is dit percentage hoger: 44%.
60%
van de aios is tevreden over de taken/ werkzaamheden, dat is flink hoger dan in 2022 (47%).
* In 2024 gaven 10.333 respondenten (23% aios en 77% medisch specialisten) antwoord op ruim 50 vragen over de werkvorm, werkdruk, ambities, arbeidsvoorwaarden, werkplezier en tevredenheid.
81%
van de medisch specialisten is zeer tevreden over het inkomen. Bij aios is dit 50%.
30%
van de respondenten is ontevreden over de werkdruk. Dit percentage is iets hoger dan twee jaar geleden (26%).
Vooral de regeldruk en administratieve lasten zijn van invloed op de ervaren werkdruk.
77%
van de aios is (zeer) tevreden met de opleider en het opleidingsklimaat.
90%
van de medisch specialisten is (zeer) tevreden over het aanbod van bij- en nascholing en de ruimte om deze te kunnen volgen.
Bekijk het dashboard met alle resultaten op www.loopbaanmonitormedischspecialisten.nl
NR.2 juni 2024
Verpleegkundigen over de samenwerking met medisch specialisten: ‘Het
12
Verdieping: Palliatieve zorg Hoe kunnen we patiënten beter bijstaan in hun laatste levensfase?
26
EN VERDER
4 Column Piet-Hein Buiting: Hoe gaat het met jou?
5 Nieuws van de Federatie een overzicht van het tweede kwartaal
6 Nachtuilen: een nacht meelopen met intensivist Susanne van Santen
16
De Opleider: ‘Blijf je verwonderen’ geeft
draait om heldere afspraken en respect’
Psychiater Remke van Staveren pleit voor zo min mogelijk medicijnen: ‘Afbouwen begint bij voorschrijven’ 17
longarts Tessa Nizet haar aios mee
24
Aan de start: uroloog Telma de Oliveira Barbosa over de diepgang van haar vakgebied
28 In Balans: Sportarts Bernard te Boekhorst rent wekelijks nog maar vier rondjes
32 & nu verder: een prikkelende misser
Kinderarts en opleider Jamiu Busari over het belang van diversiteit Pagina 8 OP DE COVER
3 inhoud INHOUD
TEKST SELMA LAGEWAARDT
2
‘We hebben een prachtig vak. Elke dag helpen we patiënten in het ziekenhuis. Maar achter deze nobele missie schuilt ook een andere uitdaging: onze eigen gezondheid en ons welzijn. De recente resultaten van de Loopbaanmonitor Medisch Specialisten bieden ons waardevolle inzichten. Het goede nieuws is dat ons werkplezier hoog blijft. 86% van ons ervaart regelmatig tot vaak werkplezier, 95% is trots op het werk dat we doen. Hoge cijfers die ik herken uit dagelijkse gesprekken met medisch specialisten.
Er zijn echter ook zorgwekkende trends. De ontevredenheid over de werkdruk is in slechts twee jaar gestegen van 26% naar 30%. Bij mid-career collega’s is dit zelfs 36%. De druk op ons als artsen groeit door veranderende en toenemende verwachtingen van patiënten en externe partijen, onvoldoende tijd en bergen administratie. Dit leidt tot stress en burn-out, wat niet alleen ons persoonlijk raakt, maar ook onze patiënten en collega's.
De uitkomsten van de monitor geven een breed en gedetailleerd beeld van onze werksituatie, werkdruk en tevredenheid. Deze data kunnen op drie niveaus van grote waarde zijn: landelijk, op ziekenhuisniveau en individueel.
De gegevens stellen de Federatie in staat om gefundeerde gesprekken te voeren in bestuurskamers en met de politiek. We kunnen beleidsmakers inzicht geven in de realiteit van ons werk en pleiten voor verbeteringen in onze arbeidsomstandigheden. Dit kan leiden tot beleidsveranderingen die ons vak toekomstbestendig maken en daarmee ook een positief effect hebben op de kwaliteit van zorg. We leggen de focus daarbij op personeelstekorten, schaarste aan geneesmiddelen en het terugdringen van administratieve lasten.
In ziekenhuizen kunnen de resultaten van de monitor een basis vormen voor gesprekken binnen de medische staf en de vakgroepen. Het delen en bespreken van de uitkomsten kan helpen bij het identificeren van specifieke knelpunten binnen een ziekenhuis of afdeling. Vakgroepen kunnen de monitor gebruiken om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken, zoals het verminderen van administratieve lasten of het verbeteren van de werk-privébalans.
En laten we ook inzoomen op het individu, op jou. Wat kun jij als medisch specialist met de data uit de Loopbaanmonitor? De resultaten zijn opgebouwd uit duizenden stemmen, elk van een arts met unieke ervaringen, uitdagingen en ambities. De monitor biedt je de kans om te reflecteren op je eigen situatie. Hoe staat het met jouw werk-privébalans? Hoe ervaar jij de werkdruk in vergelijking met collega’s? En welke parallellen zie je met de antwoorden van collega's; hoe beoordelen zij de situatie en in welke richting zien zij de oplossingen? Door op die manier naar de data te kijken kun je onderbouwing vinden voor concrete acties om je werksituatie te verbeteren en zo je eigen welzijn te bevorderen.
Als we dat op alle drie de niveaus doen, dan kunnen we samen werken aan een toekomst waarin we niet alleen uitblinken in ons vak, maar ook verder groeien als vitale professionals.
Piet-Hein Buiting
Voorzitter Federatie Medisch Specialisten
NIEUWS VAN DE FEDERATIE
Highlights tweede kwartaal
Zelfevaluatie-instrument veilig opleidingsklimaat
Met dit hulpmiddel kunnen opleidingsgroepen de sociale veiligheid evalueren en afspraken maken over verbeteracties. De bijbehorende toolbox biedt hierbij handvatten.
Richtlijnen
Het afgelopen jaar zijn er negentien nieuwe of geactualiseerde richtlijnen gepubliceerd. Wil je op de hoogte blijven van voor jou relevante richtlijnen? Dat kan met de Richtlijnendatabase app (App Store en Google Play Store).
Handreiking taakherschikking
De Handreiking taakherschikking helpt medisch specialisten om samen met collegazorgverleners de best passende zorg te leveren. De focus ligt op registratieve en financiële aspecten.
Podcast Stem van de dokter
Dit kwartaal verschenen er twee nieuwe podcasts. In aflevering 14 vertellen twee aios hoe zij naar de toekomst van hun vak kijken. In aflevering 15 staan vrouwspecifieke aandoeningen centraal. Uit onderzoek blijkt dat het vaak aan kennis over deze aandoeningen ontbreekt. Pia Dijkstra, minister van VWS, en gynaecoloog Astrid Vollebregt, gaan in op wat dit voor vrouwen betekent.
Nieuwe werkvormen interprofessioneel opleiden
De werkvormenbundel interprofessioneel opleiden in de zorg heeft vier nieuwe werkvormen. Deze focussen op leren van wat goed gaat, de inzet van videoreflectie, het uiten van onbewuste gedachten en het benutten van de kennis van interprofessionele collega's bij vakoverstijgende onderwerpen.
Meer nieuws vind je op demedischspecialist.nl/nieuwsoverzicht
Met het visietraject Medisch Specialist 2035 wil de Federatie een breed gedragen visie ontwikkelen op de toekomstige rol en werkwijze van medisch specialisten. Tijdens verschillende bijeenkomsten hebben ruim 700 (toekomstige) medisch specialisten en andere zorgprofessionals de toekomst verkend en meegedacht over welke thema’s belangrijk zijn. Hieruit zijn zeven thema’s gedefinieerd die de komende maanden worden uitgewerkt:
• Werkplezier en duurzame inzetbaarheid
• Preventieve en geïntegreerde zorg
• Schaarste inclusief gelijke toegang en solidariteit
• Vergroening van de zorg
• Nieuwe technologieën
• Diversiteit en inclusie
• Kennis en vaardigheden van de toekomst
Wil je op de hoogte blijven, meedenken over een van de thema’s of in je
Lees meer over onze activiteiten op www.demedischspecialist.nl of volg ons via Instagram en LinkedIn @federatiemedischspecialisten.
Winnifred van Lankeren nieuw bestuurslid
Per 1 april is radioloog en opleider Winnifred van Lankeren benoemd tot nieuw bestuurslid van de Federatie Medisch Specialisten met de portefeuille Opleiding. Van Lankeren volgt daarmee kinderarts Hein Brackel op.
Jaarverslag 2023
Wat deed de Federatie voor jou in 2023? Lees het in ons jaarverslag.
Lezersonderzoek
Eind 2023 is onderzocht hoe de lezers het magazine ervaren. Enkele opvallende conclusies:
eigen instelling een bijeenkomst organiseren over de rol en werkwijze van medisch specialisten in 2035? Neem dan contact met ons op via: ms2035@ demedischspecialist.nl.
Voor meer informatie, praktische tools en geplande bijeenkomsten kun je ook terecht op onze website.
• Het magazine is zeer goed bekend bij de achterban (97%) en wordt goed gelezen (75%).
• De meeste lezers geven aan vaker specialismeoverstijgende artikelen te willen zien (61%), informatie over wat de Federatie doet (58%) en artikelen over maatschappelijke kwesties (54%).
• 238 respondenten gaven aan mee te willen doen aan een panel. Daar zijn we heel blij mee.
• 74% van de respondenten geeft aan het magazine op papier te lezen.
Benieuwd naar de overige resultaten? Lees het volledige bericht.
5 4
COLUMN HOE GAAT HET MET JOU?
Medisch Specialist Medisch Specialist 2035: thema’s bekend
NACHTUILEN
‘Team is key’. Ook, of misschien juíst tijdens een nachtdienst. Intensivist Susanne van Santen uit het Maastricht UMC+ overlegt continu met haar overwegend jonge collega’s over de patiënten op de ic. Sommigen zijn er ernstig aan toe; een patiënt dronk ammoniak, een ander nam een overdosis pillen en een andere patiënt werd aangereden. Toch is de sfeer rustig, open, geduldig, vriendelijk. Dan valt die ene, onrustige patiënt extra op: ‘Ook over onrustige patiënten maken we ons zorgen,’ zegt Susanne. ‘Het went om vooral óver patiënten te praten, ze niet zelf te kunnen spreken, maar je bouwt intensief contact op met naasten. Als je dan de waardes slechter ziet worden terwijl je echt alles al hebt geprobeerd, dan voelt dat machteloos.’ Ze zal nooit haar patiënten als aandoening zien, altijd als mens. Waardigheid staat boven alles.
Bekijk de andere foto’s van Susanne’s nachtdienst: www.demedischspecialist.nl/ nachtdienst
MEDISCH SPECIALIST
TEKST VANESSA CRUZ BEELD TOM VAN LIMPT
KINDERARTS EN OPLEIDER JAMIU
BUSARI MAAKT ZICH STERK VOOR
KANSENGELIJKHEID EN MEER
DIVERSITEIT IN DE MEDISCHE WERELD
‘We raken goede mensen kwijt omdat ze niet in het dominante plaatje passen’
Jamiu Busari heeft een flinke staat van dienst als kinderarts en opleider. Hij won prijzen en is wereldwijd een veelgevraagd spreker. Maar het kwam hem niet aangewaaid. Als zwarte man moest hij onevenredig hard werken om hogerop te komen. Die pijnlijke ervaring heeft hij omgezet naar iets positiefs: opkomen voor diversiteit en kansengelijkheid in de zorg en in de medische opleiding.
9 8 interview
TEKST ILSE ARIËNS BEELD ARNOLD REYNEVELD
Jouw ervaring is dat niet iedereen gelijke kansen krijgt.
‘Dat klopt. Ik heb altijd het gevoel gehad harder te moeten werken dan collega’s met minder ambitie en minder kwalificaties. Ik kon bij een sollicitatie uitstekende papieren hebben, maar dan toch de baan niet krijgen. Ik heb er geen bewijs voor, want natuurlijk zegt niemand hardop dat ze liever die witte kandidaat hadden. Maar als je dit keer op keer meemaakt, begint het wel op te vallen. Ik sta daar niet alleen in, hoor het ook van andere mensen die buiten de dominante groep vallen.’
Welke mensen vallen buiten die dominante groep?
‘Lange tijd waren artsen witte mannen uit wat we noemen “een goed milieu”. Mannen die werden gestimuleerd te studeren en waarvan de ouders geld hadden voor een goede opleiding. Mannen met het juiste netwerk en met voorbeelden die op hen leken, bijvoorbeeld een vader die arts was. Met mensen buiten de dominante of bevoorrechte groep, bedoel ik iedereen die niet in dat plaatje past. Denk aan vrouwen vroeger, aan mensen van kleur, mensen met een andere sociale of culturele achtergrond, lhbtiq+ mensen. En een groep die vaak vergeten wordt: mensen met een functiebeperking.’
Je strijdt voor een diverse en inclusieve beroepsgroep, komt de boodschap nog wel over als het over zoveel verschillende groepen gaat?
‘Zeker wel, want in de basis gaat het om hetzelfde probleem, namelijk dat we goede mensen kwijtraken omdat ze niet passen in het plaatje. Een bekend fenomeen is The Leaky Pipeline, talent dat “weglekt” op de weg naar de top. Je ziet dat ook in de medische wereld. Op elke trede van de ladder - van student tot arts-assistent, tot specialist, tot hoogleraar - is er enorme uitval onder mensen die niet tot de dominante groep behoren. Wat vrouwen betreft is er gelukkig veel verbeterd, maar wat mensen van kleur en de andere groepen betreft is er veel minder vooruitgang.’
Dus de zwarte vrouw legt het af tegen de witte vrouw? ‘Ja, helaas. Ik merk dat vrouwen die aan de top komen – nog steeds niet genoeg trouwens - zich ook dominant kunnen gedragen. Ze hebben gevochten en resultaten geboekt. Je zou verwachten dat ze hun hand uitsteken naar anderen die het ook moeilijk hebben de top te bereiken, maar dat gebeurt niet altijd. Het is lastig te verklaren, maar ik veronderstel dat mensen die vanuit een benadeelde positie komen, alles doen om de machtspositie te behouden en geen risico’s willen nemen.’
'In de kern gaat het om het ontmantelen van institutioneel racisme'
Waarom is diversiteit in de zorg zo belangrijk?
‘Toen ik in 1992 begon in het Maastricht UMC+ waren er nog geen vijf zwarte medisch specialisten op een groep van honderden artsen. Terwijl toen wel minstens 10 tot 20 procent van de patiënten een migratieachtergrond had, schat ik. Nederland is een multiculturele samenleving geworden en dat wil je terugzien in alle sectoren van dienstverlening: in het onderwijs, bij de politie en dus ook in de gezondheidszorg. Ik zeg niet dat elke arts zich meteen moet gaan verdiepen in alle culturen, dat is onbegonnen werk. Maar er is zoiets als emotionele intelligentie, compassie opbrengen voor degene die tegenover je zit. En culturele sensitiviteit, dat je rekening houdt met iemands culturele achtergrond en waarden. Als je een ziekenhuis bezoekt, is het goed om daar ook mensen te zien die op jou lijken. Dat geeft je het gevoel dat er plaats is voor iedereen, hoe verschillend ook. Dat geldt trouwens niet alleen voor patiënten. Ook voor artsen in spe is het goed om mensen van bijvoorbeeld Marokkaanse, Turkse, Afrikaanse of Surinaamse afkomst aan de top te zien. Het toont dat er kansen zijn voor iedereen en het maakt dat je er niet bij voorbaat voor terugdeinst te solliciteren op een hoge functie.’
En hoe inclusief zijn de procedures en de toelating? ‘De sollicitatieprocedures moeten eerlijker worden. Nu wordt vaak te veel vanuit het eigen referentiekader naar kandidaten gekeken. Het zou goed zijn om bijvoorbeeld eerst eens te letten op de populatie die je als onderwijsregio bedient. Wonen er veel Marokkaanse, Afrikaanse of Turkse Nederlanders? Houd daar dan rekening mee. Liefst wil je een diverse selectiecommissie, maar probeer op zijn minst iets van de context te begrijpen. Als een kandidaat een buurthuisconsultatie zou willen opzetten, begrijp je dat beter als je weet dat veel oudere Marokkanen of Turken de weg naar het ziekenhuis niet weten te vinden.’
Wat kunnen opleiders doen?
‘Over diversiteit en inclusie in de opleiding schreef ik een artikel voor de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen. Cijfers laten zien dat mensen met een migratieachtergrond, een andere huidskleur, etnische afkomst of sociaaleconomische status een kleinere kans hebben om in de opleiding te komen en als het ze wel lukt, om daar te blijven. Ze voelen zich niet bij de totale groep horen en krijgen vaak te maken met onschuldige maar ongepaste opmerkingen of grapjes. Opleiders moeten daar om te beginnen meer oog voor hebben. En waarom niet bij voorbaat een aantal opleidingsplaatsen reserveren voor groepen die ondervertegenwoordigd zijn, zoals studenten vanuit de Nederlandse Caribische eilanden?’
Je spreekt en schrijft veel over diversiteit en inclusiviteit, wat hoop je te bereiken?
‘De pijn die ik zelf heb ervaren, wil ik omzetten in iets positiefs: kansen creëren voor mensen die hetzelfde meemaken. Het is niet makkelijk in een tijd dat de grootste politieke partij tegen diversiteit is, tegen buitenlanders, tegen bepaalde religies. Maar als ik maar één persoon buiten de bevoorrechte groep kan helpen om verder te
‘Het begint bij zelfreflectie. Ben ik me bewust van de oneerlijkheid in het systeem?’
komen in zijn of haar carrière, dan is het voor mij gelukt.’
‘In de kern gaat het om iets heel groots, om het ontmantelen van institutioneel racisme. Het systeem is ooit opgebouwd rond witte mannen. Daar zitten mensen dieper in vast dan ze doorhebben, en het loskomen gaat veel te langzaam. Maar het Nationaal Coassistenten Congres in maart stemde me hoopvol. Ik sprak daar over discriminatie en inclusiviteit in de zorg en merkte dat er een grote groep jonge mensen is die graag verandering wil. Verfrissend!’
Wat adviseer je collega’s die onrechtvaardig worden behandeld?
‘Ik ben er geen voorstander van om hard in de tegenaanval te gaan. Dat is omdat het vrijwel altijd gaat om microagressie, kleine opmerkingen die onschuldig lijken maar ongepast en kwetsend zijn. Het is zo subtiel, dat je de bal krijgt teruggekaatst als je er iets van zegt. Het ligt dan aan jou, omdat jij het verkeerd ziet. Wat voor mijzelf goed werkt en wat ik ook anderen adviseer, is om je
Jamiu Busari studeerde in zijn geboorteland Engeland, in Nigeria, Nederland, Curaçao en de Verenigde Staten. Hij is kinderarts bij het Horacio Oduber Hospital op Aruba, universitair hoofddocent aan de Maastricht University en hoogleraar aan de Faculty of Health Services van de Ontario Tech University. Busari deelt veel van zijn publicaties op LinkedIn.
ervaringen op te schrijven of te delen via storytelling. Met drie vrouwelijke chirurgen in opleiding die naar me toekwamen omdat ze last hadden van ongepaste opmerkingen over hun huidskleur, heb ik een artikel gepubliceerd in BMJ Leader. Een mannelijke opleider bij chirurgie, die zelf nooit te maken had gehad met microagressie, vond het een eyeopener. Je kunt dus door je verhaal te delen bijdragen aan bewustwording, de eerste stap naar verandering.’
Hoe kunnen we zelf bijdragen aan verandering?
‘Samen met Canadese collega’s heb ik een bondig en praktisch stappenplan gemaakt: 6 Steps to calling out racism & enacting allyship. Het begint met zelfreflectie. Ben ik me bewust van de oneerlijkheid in het systeem? En draag ik er zelf aan bij of doe ik iets om het te veranderen? Behandel ik iedereen – mijn patiënten en de mensen die ik opleid – op de juiste manier? Heb ik vooroordelen, ben ik bereid daar iets aan te doen? Misschien hoor je tot de geprivilegieerde groep en zit je op een goede plek. Denk dan niet: “Waarom zou ik iets doen, want het raakt mij niet?” Zo hebben we bijvoorbeeld lange tijd gedacht over de problemen met de gaswinning in Groningen. Wie er niet woonde, had het privilege van goedkoop gas zonder bang te hoeven zijn voor schade aan zijn huis. De meeste Nederlanders hadden er dus baat bij de situatie zo lang mogelijk te laten voortduren. Tot eindelijk het leed van de Groningers tot ons begon door te dringen. Met discriminatie is het net zo.’
Een artikel over het 6-stappenplan is te vinden op:
Diversiteit en inclusie krijgen steeds meer aandacht bij de wetenschappelijke verenigingen. Een aantal verenigingen heeft hiervoor een werkgroep of commissie ingesteld. Ook bij de Federatie heeft het onderwerp brede aandacht. In de nieuw te ontwikkelen visie Medisch Specialist 2035 is diversiteit en inclusie een van de zeven thema’s. Meer weten? Kijk op demedischspecialist.nl/ms2035, of reageer via ms2035@demedischspecialist.nl. AANDACHT VOOR DIVERSITEIT EN INCLUSIE BIJ DE FEDERATIE
Diversiteit en inclusie krijgen steeds meer aandacht bij de wetenschappelijke verenigingen. Een aantal verenigingen heeft hiervoor een werkgroep of commissie ingesteld. Ook bij de Federatie heeft het onderwerp brede aandacht. In de nieuw te ontwikkelen visie Medisch Specialist 2035 is diversiteit en inclusie een van de zeven thema’s. Meer weten? Kijk op demedischspecialist.nl/ms2035, of reageer via ms2035@demedischspecialist. nl.
10 11 MEDISCH SPECIALIST
Voor verpleegkundigen draait het om heldere afspraken en respect
Meer gelijkwaardigheid op de werkvloer levert hogere kwaliteit van zorg. Dat waarderen deze drie verpleegkundige teamspelers in hun samenwerking met medisch specialisten.
Florian van Hunnik, psychiatrisch verpleegkundige, cnio en bestuurslid verpleegkundig stafbestuur, OLVG
‘Wees nieuwsgierig naar ideeën van verpleegkundigen bij bestuurlijke vragen’
‘Als chief nursing information officer (cnio) zit ik sinds 2021 in het verpleegkundig stafbestuur van het OLVG. Op strategisch niveau voer ik intensief overleg met de staf van medisch specialisten. Met het stafbestuur kregen verpleegkundigen in datzelfde jaar medezeggenschap over de koers en de strategie van het ziekenhuis. In het begin leidde dit tot lichte onrust en argwaan onder medisch specialisten want waarmee mochten verpleegkundigen zich dan precies bemoeien? Zouden wij bijvoorbeeld zeggenschap krijgen over de vraag welke zorg en patiënten bij het OLVG passen? Mijn standpunt is altijd geweest dat verpleegkundigen hierover net als artsen waardevolle ervaring en inzichten kunnen inbrengen. De dokters hadden aanvankelijk soms vrees dat met meer zeggenschap de verdeling van de taart ongunstig zou kunnen uitvallen. Gaandeweg is iedereen steeds beter gaan inzien dat we elkaar kunnen versterken; we beschouwen “de taart” als een krachtenbundeling. We werken inmiddels aanvullend en leren veel van elkaar, waarbij het me goed doet dat verpleegkundigen worden gewaardeerd om hun expertise in de patiëntenzorg.
Medisch specialisten zijn vaak overtuigd van hun zaak. Dat is goed in de uitvoering van de geneeskunde, waar veel van hun persoonlijke inschattingsvermogen wordt verwacht. Maar bij bestuurlijke vragen vind ik het belangrijk dat ze ook open vragen durven te stellen en nieuwsgierig zijn. Die nieuwsgierigheid zou zich nadrukkelijk moeten richten op onze ideeën en overwegingen als verpleegkundigen. Ik zie gelukkig dat iedereen daarin is gegroeid. Zo botsten we tijdens de vroege coronacrisis over het gebruik van het type mondkapjes door verpleegkundigen. Medisch specialisten wilden dat we ons hielden aan de leidraad van het RIVM. Wij wilden liever afgaan op onze eigen ervaring en inschattingen. We zijn er toen uitgekomen door open in gesprek te blijven en benieuwd te zijn naar elkaars beweegredenen. Dat heeft echt geholpen. Na bijna drie jaar verpleegkundig bestuur zijn medisch specialisten inmiddels enthousiast. De twijfel is verdwenen en de discussies gaan over de goede zaken. Ik zie dat dokters de gedachte omarmen dat we samen invloed hebben op het beleid.’
12 13
TEKST HEDDA SCHUT BEELD MARTIN DIJKSTRA
MEDISCH SPECIALIST
Anita Meerlo, verpleegkundig specialist kindergeneeskunde, Isala
‘Samen verbeteren we de zorgkwaliteit. Daarbij passen geen antieke werkrelaties’
‘O
ns team van achttien kinderartsen en twaalf verpleegkundig specialisten werkt met veel plezier samen om de zorg te optimaliseren, ieder vanuit de eigen professie. Wij, verpleegkundig specialisten, volgden de masteropleiding Advanced Nursing Practice en in de praktijk leren we vakspecifieke handelingen van de kinderartsen. Als verpleegkundig
specialist doe ik laagcomplexe medische en hoogcomplexe verpleegkundige handelingen. Pasgeborenen van boven de 32 weken behandel ik bijvoorbeeld voor 90 procent zelfstandig. In de kindergeneeskundige praktijk werken we vooral op het medische vlak, verpleegkundige handelingen komen weinig voor. We nemen kinderen op van de seh als we ons daartoe bekwaam voelen en lopen zelfstandig visites op de afdeling. Met de medisch specialisten hebben we heldere afspraken over de patiëntencategorieën die we zelfstandig behandelen. Hebben we de kennis zelf niet, dan kunnen we altijd overleggen met de kinderarts.
Als gesprekspartner hebben verpleegkundig specialisten een gelijkwaardige positie binnen de kindergeneeskunde. We schuiven aan bij vakgroep en bestuursvergaderingen uniek in dit ziekenhuis en doen mee aan de tweejaarlijkse heisessies. Oorspronkelijk waren die uitsluitend bedoeld voor medisch specialisten, inmiddels praten wij op gelijke voet mee over het
‘Luister goed als een ervaren verpleegkundige twijfel uitspreekt’
‘In 1997 nam ik voor het eerst taken over van medisch specialisten. Na jaren meekijken bij endoscopisch onderzoek, dacht ik: “Dat kan ik inmiddels ook.” Mijn idee kreeg bijval. Met het team van maag, darm en leverspecialisten – de een nog enthousiaster dan de ander – hebben we een landelijke opleiding voor verpleegkundig endoscopisten opgezet, inmiddels zijn er tachtig die medisch specialisten kunnen ontlasten. In mijn eigen werkomgeving zijn goede afspraken gemaakt, en we werken onder supervisie. De artsen zijn toegankelijk en ze beseffen dat ze zonder onze kennis – van bijvoorbeeld onderzoeksapparatuur bijster weinig kunnen beginnen. De gelijkwaardigheid is dus wel geborgd. En natuurlijk, soms staat er nog wel eens een dokter met de armen te wapperen, omdat die in een jas wil worden geholpen. Alleen nieuwe verpleegkundigen trappen daar nog in.
best mogelijke zorgtraject, waarbij we opbouwende kritiek en feedback geven en ontvangen. Toegegeven, dat is niet altijd makkelijk, maar we staan ervoor open en leren ervan, daar gaat het om. De openheid en het tweerichtingsverkeer voelen als natuurlijke onderdelen van onze manier van werken: samen verbeteren we de zorgkwaliteit. Daarbij passen geen hiërarchische, antieke werkrelaties.
Ik ervaar deze werkwijze als een groeimodel. In de loop der jaren zijn we er steeds beter in geworden, en de vakgroep ontwikkelt erin mee. Mooi voorbeeld is de pasgeborenenzorg. Toen we begonnen met de masteropleiding tot verpleegkundig specialist, liepen alleen kinderartsen visite. Nu nemen we visites over en doen we de oudergesprekken zelfstandig. Dat geeft medisch specialisten meer ruimte om zich met complexe situaties bezig te houden. Voor bepaalde patiëntencategorieën is de zorg echt beter geworden. Bovendien maakt onze aanpak de zorg ook nog een stuk goedkoper.’
In dit team wil niemand meer met “u” worden aangesproken. Dat opheffen van hiërarchische afstand is ook functioneel, want de ontwikkelingen in de endoscopie gaan razendsnel. Daarin moet je elkaar op gelijke voet vooruit kunnen helpen. En als er op de OK een grote bloeding ontstaat, draait alles om rationeel met elkaar mee en vooruitdenken. Andersom is het fijn als een arts situaties waarin verpleegkundigen hun werk doen, aanvoelt. Tijdens een darmonderzoek bijvoorbeeld voeren we ter ondersteuning compressie uit op de buik. Dat kost behoorlijk veel fysieke kracht. Dan is het prettig als een dokter aangeeft dat je even kunt stoppen op momenten dat die druk niet nodig is. Gehoord en gezien worden, waarderen we zeer als verpleegkundigen. Wil je een fijn team, dan doe je er goed aan je onvrede, stress en ongeduld niet op anderen te botvieren. Respect is een belangrijke kernwaarde, net als vertrouwen. Ook hecht ik aan eerlijkheid en waardering. Degenen die hier al lang werken, brengen immers een enorme bak ervaring mee. Zo verwarde een chirurg in opleiding eens de bolvormige overgang tussen de dikke en dunne darm met een poliep. Ik kon hem toen behoeden voor een overhaaste ingreep, waardoor werd voorkomen dat er een groot gat in het orgaan ontstond. Mijn advies? Als een ervaren verpleegkundige twijfel uitspreekt, luister daar dan vooral goed naar.’
Wilma Kok, Nederlands eerste verpleegkundig endoscopist, Noordwest Ziekenhuisgroep
15
14
VERDIEPING
Laten we het vooral wél over de dood hebben
Vaandeldragers in de palliatieve zorg roemen arts en minister Els Borst. Zij zette in 1998 Centra voor Palliatieve Zorg op. De Els Borstprijs wordt nu jaarlijks uitgereikt aan een verpleegkundig specialist die zich opvallend heeft ingezet voor een betere levenskwaliteit van ongeneeslijk zieke patiënten. Hoe staat het er ruim 25 jaar later voor in de ziekenhuizen, en wat is er nodig om ook bij medisch specialisten het vuur voor palliatieve zorg te doen ontvlammen?
17
TEKST FRED HERMSEN BEELD ISTOCK
16
Palliatieve zorg
De dood is nooit ver weg in een ziekenhuis, en toch hebben we het er niet graag over. Internistoncologen, cardiologen, longartsen en maagdarmleverartsen komen vaak op het punt dat ze hun patiënten niet meer kunnen genezen. Op dit moment bevindt ongeveer een op de drie patiënten die in een ziekenhuis worden opgenomen zich in de palliatieve fase. Hoofdbehandelaars kunnen bij hoogcomplexe specialistische problematiek de hulp inroepen van een palliatief team. Ook bij ambulante patiënten met een complex beloop in de palliatieve en terminale fase bestaat die mogelijkheid. Carend, een platform van zorgprofessionals dat zich inzet voor betere palliatieve zorg in Nederland, stelt dat medisch specialisten deze weg te weinig volgen, waardoor patiënten zonder proactieve zorgplanning weer in de toch al overbelaste eerste lijn terechtkomen. De overdracht is dan summier en de bereikbaarheid voor nader overleg beperkt. Een op de drie patiënten in de laatste levensfase krijgt, volgens Carend, mede daardoor geen goede palliatieve zorg.
Genezen als dogma
Medisch specialisten constateren vaak dat hun patiënt is uitbehandeld. ‘Een ongelukkige woordkeuze’, oordeelt Alexander de Graeff, internistoncoloog in het UMC Utrecht en hospicearts in academisch hospice Demeter. ‘Er schuilt een koude ratio achter, want je impliceert ook dat je als medisch specialist bent uitgespeeld, dat het tijd wordt deze patiënt los te laten zodat je je aandacht weer kan richten op patiënten waarvan de ziekte wél behandelbaar is.’ Longarts Sander de Hosson (Wilhelmina Ziekenhuis Assen) kan dat wel verklaren: ‘Wij zijn dokters en maken mensen
In het kort
1 op de 3 patiënten in het ziekenhuis bevindt zich in de palliatieve fase.
De palliatieve zorg in Nederland is voor verbetering vatbaar.
De focus ligt nog te vaak op doorbehandelen in plaats van op palliatieve zorg.
Nog niet alle medisch specialisten beschikken over adequate kennis en vaardigheden voor palliatieve zorg.
De financiering rondom palliatieve zorg schiet te kort.
Raad van bestuur en zorgprofessionals in het ziekenhuis zijn samen verantwoordelijk voor het faciliteren van een goed ingericht palliatief proces.
Palliatieve zorg moet meer aandacht krijgen in de studie en de vervolgopleidingen.
beter door te handelen, we bedrijven niet voor niets “geneeskunde”. Genezen als dogma is ons met de paplepel ingegoten.’ De Graeff nuanceert: ‘Genezing is niet altijd het doel van behandelingen in de palliatieve fase. Internistoncologen en cardiologen behandelen patiënten in die fase bijvoorbeeld vrijwel nooit om nog genezing te bereiken. Ik zou dus willen spreken van ziektegericht behandelen als dogma. Want daarmee gaan medisch specialisten in alle disciplines wel vaak te lang door.’ De Hosson ziet ook een sterke focus op zorginnovatie in ons land: ‘Nieuwe mogelijkheden stimuleren nu eenmaal om te behandelen, zelfs als dat geen zinvolle levensverlenging oplevert.’ Daardoor nemen artsen volgens de longarts soms ongewenste afslagen: ‘Ze trekken ofwel hun handen af van palliatieve patiënten terwijl ze als medici nog veel voor hen kunnen betekenen, of ze behandelen tot het uiterste door. Ze zijn hierin toch wel vaak onbewust onbekwaam, ik hoor zelfs weleens dat artsen ondersteuning door een palliatief team nadrukkelijk weigeren.’
Anders behandelen
Cardioloog Bas Bekkers (Bernhoven) ziet ook dat er in zijn vakgebied sterke nadruk ligt op levensverlenging. ‘Wetenschappelijk onderzoek naar hart en vaatziekten is daarop van oudsher gericht, we kunnen daardoor steeds meer, met steeds geavanceerder technieken. Onze focus is hierdoor sterk gericht op doorbehandelen.’ Bas keek ook door die bril, totdat bijzonder hoogleraar Palliatieve Geneeskunde Marieke van den Beuken van de Maastricht University hem de gouden tip gaf om de eerdergenoemde negendaagse cursus Palliatieve Zorg te volgen destijds gegeven door Alexander de Graeff, Sabine Netters en Marike de Meij. ‘Daar kwam het besef dat ik als cardioloog ook veel kan betekenen door niet, of beter gezegd anders te behandelen. Inmiddels zit ik in de landelijke werkgroep Palliatieve Zorg van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC). Ik merk dat het kwartje ook bij mijn vakgenoten begint te vallen.’
Gesprek over wat zinvol is ‘In ieder ziekenhuis kom je wel overbehandelaars tegen’, weet huisarts Marike de Meij, voorzitter van het Team Ondersteunende en Palliatieve Zorg in het OLVG. ‘Internistoncologen die tot het bittere einde chemotherapieën voorschrijven of orthopedisch chirurgen die riskante heupoperaties uitvoeren bij kwetsbare ouderen op hoge leeftijd. Dat is hun interpretatie van “nog iets kunnen doen” voor patiënten. En eerlijk is eerlijk, ik heb respect voor die strijdlust. Als patiënt zou ik ook kiezen voor een specialist die voor mij vecht, dus de druk vanuit patiënten zal een rol spelen. Maar het leven wordt dan tot het uiterste opgerekt met steeds meer kwalijke bijverschijnselen; de kwaliteit van leven raakt uit zicht.’ Bij samen beslissen staat de kwaliteit van leven voorop, zegt ze. ‘Maar dan moet je
Kerncijfers Palliatieve Zorg van Stichting PZNL (2019)
Van de overleden mensen met kanker had 34% te maken met potentiële overbehandeling. Dat blijkt uit het feit dat:
12% de spoedeisende hulp meer dan één keer bezocht in de laatste maand; 9% meer dan 1 keer werd opgenomen in de laatste maand; 8% in de laatste maand meer dan 14 ligdagen had; 6% in deze laatste maand werd opgenomen op de intensive care.
De rapportage is te vinden op palliaweb.nl.
‘Onze focus is door steeds geavanceerder technieken sterk gericht op doorbehandeling’
wel het gesprek durven aangaan over de vraag wat er moet gebeuren als behandelen niet meer zinvol is en je patiënten waarschijnlijk van de regen in de drup helpt. Het lijkt erop dat sommige medisch specialisten dat ongemakkelijk vinden.’
Overbehandeling in de laatste levensfase De cijfers lijken De Meij gelijk te geven: 80 procent van de zorgprofessionals geeft aan adequate kennis te missen over palliatieve zorg. En dat vertaalt zich: bij slechts 39 procent van de mensen die overleden met of aan kanker werd in het jaar voor overlijden palliatieve zorg gedeclareerd bij de zorgverzekeraar, terwijl ruim een derde van hen te maken kreeg met potentiële overbehandeling.
Vier dimensies van palliatieve zorg
Uitgangspunt van palliatieve zorg is dat medisch specialisten tijdig het gesprek aangaan met patiënten over hun onvermijdelijke levenseinde en de mogelijkheden die hen nog resten. Niet altijd is het levenseinde daarbij al direct in zicht, het kan ook gaan om patiënten met een levensbedreigende ziekte of kwetsbaarheid die in een wat verdere toekomst tot de dood zal leiden, zoals COPD, hart en ander orgaanfalen. Alexander de Graeff onderscheidt in navolging van het Kwaliteitskader palliatieve zorg in Nederland vier dimensies van palliatieve zorg: fysiek (denk aan symptoombestrijding bij pijn en aan sedatie vlak voor het overlijden), psychisch (zoals de omgang van de patiënt met onbegrip, woede, angst, somberheid, verdriet enhopelijk uiteindelijk acceptatie), sociaal (bijvoorbeeld de inschakeling van hulp van familie en de inrichting van mantelzorg) en spiritueel (of zoals velen dat liever noemen: existentieel of zingeving: wie ben ik, wat geloof ik, wat geeft mijn leven zin?). De dimensies zijn op zichzelf al complex, maar ook nog eens met elkaar verweven. Want psychische klachten kunnen misselijkheid, kortademigheid en slapeloosheid veroorzaken, en fysieke verschijnselen kunnen op hun beurt weer angst en somberheid aanwakkeren.
Kennis, vaardigheden en empathie Op de vraag of je daarom niet te veel vraagt van medisch specialisten ze hebben immers al zoveel op
19
18
VERDIEPING
Onderzoek naar protocol en kosteneffectiviteit palliatieve zorg in Alrijne
In het Alrijne Ziekenhuis in Leiderdorp spelen verpleegkundig specialisten een sleutelrol op de hartfalenpoli.
Cardioloog Carolien Lucas roemt hun inzet: ‘We draaien de hartfalenpoli met drie hartfalencardiologen en vijf verpleegkundig specialisten. Zij zijn belangrijk bij de titratie van medicatie en spelen een cruciale rol bij de afstemming met de eerste lijn. Bij de ongeveer vijfhonderd nieuwe patiënten die we jaarlijks op de hartfalenpolikliniek zien gaat het in overgrote meerderheid om tachtigplussers met hartfalen. De vraag is dan vaak: “Gaan we nog een interventie doen of niet?” Dat vergt zorgvuldige communicatie met de patiënt en - als er eenmaal sprake is van opereren of juist niet - een strak protocol voor de overdracht aan de eerste lijn, met goede afspraken over consultatie, eventueel in samenwerking met het palliatieve team.’
Onder aan de streep
Die aanpak werkt: huisartsen, thuiszorg en patiënten zijn tevreden. En na analyse van zestig patiënten die in 2016 naar de eerste lijn zijn verwezen, kwamen er in dat jaar
niet meer dan drie terug in het ziekenhuis. De raad van bestuur ondersteunt deze aanpak van harte, terwijl die best veel tijd en energie vergt. ‘Op het eerste gezicht zijn we als hartfalenpolikliniek met deze interventie verliesgevend, daarom willen we aantonen dat de aanpak onderaan de streep wel kosteneffectief is, simpelweg doordat vanaf de start van deze proactieve zorgplanning het aantal interventies en heropnames afneemt.’
Nieuwe betaaltitel
Het team van Lucas heeft in mei een onderzoekaanvraag bij ZonMw verdedigd. De verpleegkundig specialisten kunnen dan vol aan de slag met dataverzameling en -analyse. Een ding weet Lucas zeker: ‘Dit onderzoek is belangrijk als argument voor een nieuwe betaaltitel. Ook het financiële aspect krijgt dus onze aandacht. De grootste zorgverzekeraar in de regio, Zorg en Zekerheid, is helaas nog niet aangehaakt. Ik heb de indruk dat zorgverzekeraars gecharmeerd zijn van telemonitoring en online consults. Dit is echter precies de route die voor palliatieve zorg weinig bruikbaar is.’ Palliatieve zorg
hun bord zegt De Graeff: ‘Goede palliatieve zorg is iets anders dan een specialisme Palliatieve Zorg. Het gaat om basiskennis, vaardigheden en attitude. Iedere medisch specialist kan die aanleren. In mijn ervaring draait het daarbij vooral om luister en adviesvaardigheden, met empathie als fundament. Je moet de patiënt holistisch gaan beschouwen, als mens. Met de juiste gesprekstechnieken komt iedereen dan al heel ver.’ Hij wuift de suggestie weg dat je een halve psychiater of psycholoog zou moeten zijn om dat te kunnen. ‘Het is natuurlijk goed om mechanismes als overdracht en tegenoverdracht in gesprekken te herkennen, en je moet tekenen van depressie, angstaanvallen of een existentiële crisis ook kunnen zien, zodat je tijdig naar een psychiater kunt doorverwijzen. Maar je kunt dat soort zaken heel goed leren zien en overleg met een palliatief team helpt je ook verder. En heus, ook in gesprekken van tien tot vijftien minuten kun je meer betekenen dan je wellicht denkt.’
Individuele aanpak
‘Er bestaat nog wel verschil van inzicht over het beste startgesprek voor palliatieve zorg’, weet Marike de Meij: ‘De ene arts zal het slechte bericht onomwonden brengen, de ander pakt het liever voorzichtiger aan: “Uw ziekte is helaas niet langer goed te behandelen. Er zijn patiënten die in zo’n situatie graag in gesprek gaan over de invulling van de tijd die hen nog rest, ik kan u daarbij helpen. Hoe staat u hier tegenover?” Dat is een persoonlijke stijl, ik ben zelf voor een aanpak die past bij het type patiënt, want bij iedereen valt een slechte boodschap anders. Mijn indruk is dat patiënten doorgaans hun beste pak aantrekken voor een bezoek aan de medisch specialist, anders dan bij een huisartsenbezoek. Ze doen hun best en willen constructief overkomen. Vaak staan ze dan open voor palliatieve zorg. Maar uiteraard heb je ook mensen met een afwerende reactie, of ze willen er helemaal niet over praten. Soms omdat het niet bij hun karakter past, soms omdat hun culturele of religieuze achtergrond het verhindert om open over afscheid en de dood te praten. Soms laten mensen dit soort gesprekken liever over aan familieleden. Ook dat vind ik een optie. Hoe dan ook, op iemand die voor negeren kiest, zal ik nooit het etiket plakken: “Die patiënt zit nog in de ontkennende fase”.’
Passende ondersteuning
Ontkenning kan volgens De Meij een effectieve manier zijn om met het naderend einde om te gaan, en vermindert de levenskwaliteit niet per se. ‘Tineke Vos heeft dat in haar proefschrift Denial and Quality of Life in Lung Cancer Patients onderzocht en aangetoond. We zien graag dat patiënten kunnen praten over hun situatie, maar als dat niet lukt, heb je dat te respecteren.’ De kunst is volgens de huisarts dan natuurlijk wel om patiënten op een passende manier te kunnen
ondersteunen bij vraagstukken op de vier genoemde dimensies. Dat kan lastig zijn. Zoals Alexander de Graeff stelt: ‘Je wordt sowieso nederig van dit type zorg omdat je het ook allemaal even niet meer weet, en in die kwetsbaarheid het gesprek aanknoopt. Ik heb meegemaakt dat een patiënt in de laatste levensfase niet meer door mij behandeld wilde worden. Dan zet je je ego opzij en zoek je mee naar een andere behandelaar. Er staan gelukkig genoeg mooie contacten tegenover, met waardevolle en zinvolle gesprekken.’
Palliatieve teams
Wie eenmaal de uitdaging aangaat om palliatieve zorg te verlenen, kan om hulp vragen. Sinds 2017 kunnen specialisten voor consultatie en ondersteuning terugvallen op palliatieve teams in vrijwel alle ziekenhuizen.
Het SONCOS normeringsrapport van dat jaar verplichtte ziekenhuizen om palliatieve teams in te richten voor de ondersteuning aan palliatieve oncologiepatiënten.
In die teams nemen vaak verpleegkundig specialisten, een internistoncoloog, huisarts, geestelijk verzorger, anesthesioloog, klinisch geriater en cardioloog plaats.
Ook een psycholoog of psychiater schuift soms aan.
De kinderpalliatieve zorg vindt overigens zelfstandig plaats, dus onafhankelijk van palliatieve teams.
De ervaring met deze teams is wisselend. Marike de Meij: ‘Het hangt sterk af van persoonlijke betrokkenheid, beschikbare tijd en rolopvatting. Daarin bestaan verschillen. Wij zijn bij het OLVG echt lerende geweest, en we doen het steeds beter. Als team komen we wekelijks bijeen. Inmiddels zijn we in staat hele levensverhalen te maken over palliatieve patiënten momenteel zo’n zeshonderd per jaar met aandacht voor hun psychische gesteldheid, hun verwachtingspatroon, het idee over het levenseinde, de thuissituatie en de beschikbaarheid van hulp. En we kunnen dan een heel netwerk van specialisten en instellingen in en buiten het ziekenhuis inschakelen. Ook helpen we medisch specialisten bij ethisch lastige vraagstukken, bijvoorbeeld als het gaat om palliatieve sedatie en euthanasie. Aspecten die horen bij de toenemende individualisering van het leven en het feit dat patiënten steeds meer controle en regie willen.’
Palliatieve zorg onzichtbaar Internistoncoloog Sabine Netters (sinds kort verbonden aan het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam, en medeinitiatiefnemer van Carend) is kritisch op de kracht van palliatieve teams. ‘Ik zie vaak zeer gemotiveerde zorgprofessionals die onvoldoende worden gefaciliteerd. De medische zorg is momenteel zoals we allemaal weten sterk gericht op productieprikkels, en dat wreekt zich in de palliatieve zorg. Behandelen levert in een ziekenhuis simpelweg meer op dan nietbehandelen. Vakgroepen worden aan de hand van een jaarlijkse benchmark afgerekend op de hoeveelheid
‘Goede palliatieve zorg is iets anders dan een specialisme Palliatieve Zorg’
dbc’s per fte. En doordat er slechts één dbc is voor palliatieve zorg, die niet passend is en bovendien vaak niet op een juiste manier wordt gedeclareerd, blijft veel uitgevoerde palliatieve zorg onzichtbaar in de cijfers en rapporten. Soms loopt dit wel goed, zoals in Zuyderland Ziekenhuis en Ziekenhuis Gelderse Vallei, waar de raden van bestuur hun verantwoordelijkheid pakken en de palliatieve teams goed faciliteren. Maar in de meeste ziekenhuizen zijn de medisch specialisten die zich wel inzetten voor palliatieve zorg vaak in hun vrije tijd hiervan de dupe.’
Geen passende betaaltitels
Netters schetst hoe de afwezigheid van passende betaaltitels in de praktijk uitpakt. ‘Er is wel een zorgproduct voor consultatie van een lid van het palliatief team. Het gebruik hiervan is helaas voorbehouden aan niet meer dan zes zogeheten poortspecialismen: longgeneeskunde, interne geneeskunde, anesthesiologie,
20 21
VERDIEPING MEDISCH SPECIALIST
neurologie, klinische geriatrie en kindergeneeskunde.’
Ze blikt terug: ‘Tot 2018 kon alleen de anesthesioloog deze dbc openen, dat is gelukkig veranderd. Maar nog steeds zijn cardiologen geen poortspecialisten, waardoor ze geen gebruik kunnen maken van deze dbc.’ Netters ziet dat de verhoudingen in palliatieve teams al met al op scherp gezet kunnen worden en dat de persoonlijke inzet hierdoor wisselt. En daar blijft het volgens haar niet bij: ‘Ook de administratieve last van deze dbc is relatief groot. Je moet er als poortspecialist namelijk zelf allerlei verrichtingen aan koppelen. Dat gebeurt niet zoals bij andere betaaltitels automatisch in een elektronisch patiëntendossier, want palliatieve zorg is niet in de standaard content ingebouwd. Secretariële ondersteuning rondom palliatieve zorg is doorgaans ook ver te zoeken. En dan kom je snel in een neerwaartse spiraal terecht: de invoering verloopt gebrekkig, het ziekenhuis declareert te weinig en het management kondigt weer een nieuwe bezuinigingsronde aan. Terwijl iedereen zich driemaal een slag in de rondte werkt.’
Faciliteren palliatieve proces
Daarom houden palliatieve teams vaak schaduwbestanden aan, waardoor in gesprekken met de afdeling Verkoop kan worden aangetoond: ‘Zie je wel, palliatieve zorg kan budgetneutraal. Jullie hebben namelijk slechts 350 benutte dbc’s voor het laagste tarief gedeclareerd, terwijl het er in werkelijkheid 700 waren, die bovendien grotendeels voor een hoger tarief gedeclareerd hadden mogen worden.’ De internistoncoloog ziet schaduwbestanden niet als duurzame oplossing, maar ze bevestigen wel de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek: palliatieve zorg hoeft ziekenhuizen geen geld te kosten en vermijdt zoals Netters het nadrukkelijk formuleert schadelijke zorg. ‘Want je voorkomt heropnames, bezoeken aan de seh, zinloze chemotherapie en icopnames. Je houdt de zorg betaalbaar en verhoogt de levenskwaliteit in de laatste levensfase. Hoeveel vliegen wil je nog meer vangen in één klap?’
‘ Veel uitgevoerde palliatieve zorg is onzichtbaar in de cijfers en rapporten’
Het gaat er volgens haar nu om dat ziekenhuisbesturen dat ook allemaal gaan inzien en palliatieve zorg omarmen. ‘En dat betekent meer dan het inregelen van een palliatief team of een palliatieve poli opzetten waar een gesprek van drie kwartier mogelijk is.
Het gaat om proactieve facilitering van het palliatieve proces in de volle breedte. En zeg vooral niet dat dit louter taak en verantwoordelijkheid zijn van enkele vakgroepen, maar pak als bestuur zelf het initiatief: ga in gesprek met de zorgverzekeraar en zorg voor goede voorzieningen. Mondjesmaat zie je dat nu ook gebeuren; op mijn eigen werkplek kan ik me bijvoorbeeld volledig richten op palliatieve zorg.’
Revolutie in de volle breedte
Inmiddels erkent de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat de zorg te veel wordt gestuurd door productieprikkels. Toch is een eerdere toezegging dat er vanaf 2025 een aparte betaaltitel voor proactieve zorgplanning zou komen inmiddels alweer ingetrokken. In tegenstelling tot de huidige betaaltitel zou iedere medisch specialist dus niet alleen poortspecialisten of leden van een palliatief team daarvan gebruik kunnen maken. Netters, vol onbegrip: ‘Nederland loopt zo de enorme kans mis om schadelijke en onnodig dure zorg te voorkomen. De NZa geeft aan meer tijd nodig te hebben voor onderzoek, om met branchegenoten de randvoorwaarden te kunnen bepalen. Maar dit speelt al jaren, hoelang gaat dit nog duren, en met welke branchegenoten willen ze dan praten?’ Tot dusverre is er een handvol studies naar alternatieve bekostiging, weet Sander de Hosson. Cardioloog Bas Bekkers telt in zijn vakgebied drie grotere onderzoeken die al draaien of gaan starten (zie kader voor het onderzoek in de regio Leiden en Bollenstreek).
De Hosson denkt dat er alleen een inhaalslag kan komen door ‘een revolutie’ in de volle breedte. Daarbij gaat het om terugdringing van de bureaucratie, passende betaaltitels en verplichte audits voor alle palliatieve teams. Maar ook om integrale dossieropbouw, zodat alle betrokken hulpverleners hetzelfde informatieniveau hebben en weten wat de patiënt wil, en meer aandacht voor ondersteuning bij sterven in de thuissituaties. Hij roept de Federatie Medisch Specialisten op zich hiervoor hard te maken: ‘Waarom is daar nog steeds geen integrale werkgroep palliatieve zorg? Het onderwerp ligt bij de afzonderlijke wetenschappelijke verenigingen, wat naar mijn indruk vertraging, versplintering en dubbel werk in de hand werkt, en niet past bij het generieke karakter van deze zorg.’
Volwaardige plek in de opleiding
Meer aandacht voor palliatieve zorg in de studie Geneeskunde en diverse vervolgopleidingen gaat volgens hem uiteindelijk het verschil maken. ‘De NZa heeft bepaald dat palliatieve zorg moet worden gezien als generalistische zorg. Dat kun je nuanceren, want lokale pijnbestrijding is ook deels individueel maatwerk van bijvoorbeeld internistoncologen en neurologen. Maar gesprekstechnieken zijn weer wel generiek. Belangrijk is dat kennis over palliatieve zorg echt bruikbaar kan zijn voor alle medisch specialisten met een spreekkamer. Want zelfs patiënten van knoartsen en dermatologen hebben vaak te kampen met multimorbiditeit en een te voorzien levenseinde. Ook een oogarts kan een patiënt hebben die door een levensbedreigende bacteriële infectie is geraakt, en chirurgen hebben te maken met de slaagkans van operaties en denken na over wat er kan gebeuren als het onverhoopt misloopt.’ De Hosson beschouwt
palliatieve zorg daarom niet als het exclusieve terrein van een paar vakdisciplines. Hij zegt: ‘Stel dat palliatieve zorg voor 85 procent om generalistische kennis en ervaring gaat. Dan is het toch vreemd dat er in de hele basisstudie Geneeskunde niet meer dan één dagdeel aan palliatieve zorg wordt besteed? Ter vergelijking: voor het levensbegin worden drie maanden ingeruimd.’
Maatschappelijke druk
Cultuurverandering begint bij onderwijs. Daar maken De Hosson en Netters zich vanuit Carend hard voor. Ze zoeken politici op, schrijven columns, maken podcasts, geven interviews en publiceerden samen twee leerboeken. De Hosson schreef zelf ook nog twee beschouwende boeken over dit onderwerp. Netters zegt: ‘Het initiatief om palliatieve zorg tot verplicht onderdeel te maken van de studie Geneeskunde zal niet snel komen uit de medische wereld zelf. Want zo wordt daar gezegd er zijn al zoveel andere belangrijke aandachtspunten. En het ministerie van VWS streeft weliswaar naar passende zorg, maar vergeet daarbij kennelijk het ministerie van Onderwijs mee te nemen.’ De Hosson: ‘De politiek zal het moeten verplichten, en gelukkig neemt de maatschappelijke druk toe. Steeds vaker krijgen schrijnende situaties aandacht in de media en erkennen politici dat het echt anders moet. We zien bij Carend ook groeiende welwillendheid bij medisch specialisten uit alle richtingen. Ik heb dus goede hoop dat we het binnen afzienbare tijd wél allemaal over de dood gaan hebben.’
Palliatieve zorg in de medische vervolgopleidingen
Palliatieve zorg is een van de actuele thema’s in de opleiding tot medisch specialist. De Federatie Medisch Specialisten beschouwt palliatieve zorg als generalistische zorg die door iedere dokter in Nederland gegeven moet kunnen worden. De zorg is gericht op kwaliteit van leven van patiënten en naasten met een ongeneeslijke ziekte of kwetsbaarheid. Deze interprofessionele zorg omvat de gehele mens en daarmee het fysieke, psychische en sociale domein. Het is van belang dat medisch specialisten tijdens hun
opleiding, maar ook daarna de hiervoor benodigde kennis en competenties ontwikkelen.
De Federatie heeft alle informatie over het trainingsaanbod, materialen en netwerken gebundeld op de webpagina over palliatieve zorg. Op deze pagina vind je ook een verwijzing naar de zelfscan Palliatieve zorg op palliaweb.nl. Hiermee breng je in 15 minuten je eigen kennis en competenties op dit gebied in beeld.
Palliatieve zorg VERDIEPING 23 22
Wat is jouw persoonlijke drijfveer?
‘Voorheen wilde ik mensen genezen. Toen ik aan het werk ging als arts bleek dat doel lang niet altijd haalbaar; niet iedere patiënt geneest immers. Nu vind ik het vooral fijn er te zijn voor een patiënt, op welke manier dan ook.’
Wat betekent dat precies?
‘In de functionele urologie kun je niet alles in originele staat herstellen – door een vergrote prostaat bijvoorbeeld of verlittekening van weefsel. Dan gaat het erom de patiënt te ondersteunen en weer plezier in het leven te geven. Zelfkatheterisatie helpt bijvoorbeeld mannen en vrouwen die niet meer zelfstandig kunnen plassen. Bijna alle patiënten worden kriegelig als ik dat voorstel. Toch vertellen ze bij het volgende consult dan vaak dat ze zo blij zijn met hun herwonnen vrijheid.’
Waarom urologie, wat was jouw ‘defining moment’?
‘Ik overwoog chirurgie, maar ontdekte dat vrouwelijke chirurgen het vrij zwaar hebben – mede vanwege de combinatie met het gezinsleven. Ik sprak mijn twijfels uit bij de seh-arts bij wie ik coschappen liep.
“Dan is urologie iets voor jou”, zei ze.’
Stond je daarvoor open?
‘Ondanks mijn vooroordelen over de uroloog als piemeldokter - zoals mijn dochter het hardnekkig noemt - besloot ik een week mee te lopen in het Erasmus MC. Ik stond daar verstéld van de gevarieerde patiëntenpopulatie. Het is bovendien de volledige geneeskunde in één orgaansysteem, zowel conservatief als operatief. Je ziet patiënten van begin tot eind en doet de diagnostiek, behandeling en, soms langdurige, follow-up.’
Wat verraste je het meest?
‘Mijn begeleider dokter Dohle kreeg bizarre dingen voor elkaar. Bij een patiënt met een verlittekende plasbuis maakte hij van wangslijmvlies een compleet nieuwe buis – fascinerend.’
Wat is het grootste misverstand onder mede-medisch specialisten?
‘Sommigen vinden het een wat oppervlakkig vak, wellicht doordat urologie vroeger een “zijvak” van de chirurgie was. Maar er is juist veel diepgang, bijvoorbeeld door de overlap met nefrologie en endocrinologie.’
Met welke patiënten heb je moeite?
‘Patiënten die onterecht aan hun eigen gelijk blijven hangen. Je krijgt soms bijna de kans niet er iets tegenover te stellen, ondanks mijn overtuiging dat ik ze de best mogelijke behandeling bied. Ik laveer dan; door te luisteren en de juiste toon te gebruiken, kunnen de meesten zich er wel aan “overgeven”.’
Welk maatschappelijk onrecht kom je tegen in je spreekkamer?
‘Heel veel. Denk bijvoorbeeld aan medicatie bij erectiestoornissen of een laag testosterongehalte –dit wordt vaak niet vergoed. Dat is heel lastig voor patiënten die er economisch gezien niet goed voor staan. De verzekeraar heeft bedacht dat de medicatie hiervoor zelf betaald moet worden. Ik kan er met mijn verstand niet bij dat seksuele gezondheid als onbelangrijk wordt gezien.’
Je was te zien in Proefkonijnen van BNN/VARA. Hoe kwamen ze bij jou terecht?
‘BNN/VARA zocht jonge mensen van verschillende achtergronden met een wetenschappelijk beroep. Bij urologen denken mensen al snel aan de wat oudere, mannelijke specialist. Misschien dat ze juist daarom bij mij uitkwamen, plus het feit dat ik een donkere huidskleur heb.’
Levert jouw Kaapverdiaanse achtergrond voordelen op?
‘In Rotterdam wonen Kaapverdianen die het vaak vertrouwd vinden om een arts van dezelfde cultuur tegen te komen – al ben ik in Nederland geboren en getogen. Maar er zijn ook patiënten die er minder mee hebben, hoor.’
Hoe merk je dat?
‘Ik krijg bijvoorbeeld ongeveer wekelijks te horen dat ik zo goed Nederlands spreek.’
Heb je in je loopbaan met discriminatie te maken?
‘Ik kon geneeskunde doen en heb dat prima gehaald, waarna ik makkelijk in de opleiding ben gekomen – ik denk dus niet dat mijn huidskleur invloed op mijn persoonlijke loopbaan heeft gehad. Maar in mijn dagelijkse werkzaamheden kom ik het wel tegen.’
Wat is de uitvinding waar jouw vak met smart op wacht?
‘De administratielastverdelger.’
Telma de Oliveira
Barbosa
• GEBOREN 10 februari 1986 te Rotterdam
• STUDIE Geneeskunde in Rotterdam
• ANIOS urologie: Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis en Amphia Ziekenhuis
• OPLEIDING urologie: Reinier de Graaf Gasthuis, Erasmus MC, Franciscus Gasthuis en Amphia Ziekenhuis
• WERKT IJsselland Ziekenhuis (aandachtsgebieden functionele en kinderurologie)
• GETROUWD met Gijs en moeder van dochter Ella (8) en zoon Ted (4)
• HOBBY’S dansen, talen leren
• VERSTOPT zich graag op de wc (daar hebben haar kinderen geen boodschap aan)
• GUILTY PLEASURE overmatig veel snoep eten
25
aan de start
Barbosa
TEKST MIRTHE DIEMEL BEELD FRANK RUITER
Het beeld is hardnekkig: de uroloog die als ‘piemeldokter’ enkel mannen met plasklachten ziet. Telma de Oliveira
weet wel beter.
‘Bedenk: afbouwen begint bij voorschrijven’
Psychiater Remke van Staveren, werkzaam bij BuurtzorgT in Amsterdam en oprichter van de Afbouwpoli van GGZ NoordHollandNoord, pleit voor zo min mogelijk medicijnen. Want de huidige praktijk brengt patiënten schade toe.
‘Laat ik beginnen te benadrukken dat ik niet voor of tegen medicijnen ben, ik ben voor wat wérkt. En voor zo min mogelijk medicatie. Wij artsen hebben de eed afgelegd om geen schade toe te brengen, en dat betekent: medicatie niet automatisch, bijna gedachteloos of uit gewoonte, eindeloos blijven voorschrijven. “Graag continueren:...”, zetten we op het briefje voor de huisarts, met achter de dubbele punt een medicatielijst – maar nergens staat tot wanneer, en hoe de patiënt er vervolgens verantwoord weer van afkomt. En ja, ook ik heb dit jarenlang gedaan zonder erbij na te denken. Maar nu weet ik: afbouwen begint bij voorschrijven. Neem antidepressiva. Volgens de richtlijn kunnen we een antidepressivum na een jaar vanaf iemands herstel van een depressie afbouwen, uitzonderingen daargelaten. Helaas staat dat zelden
in de brief aan de huisarts, en de receptenlijn voor herhaalrecepten helpt evenmin om te minderen. Daardoor slikken mensen vaak tientallen jaren antidepressiva waarvan ze meer last hebben dan gemak. Denk aan afgevlakte gevoelens, seksuele bijwerkingen, een te hoge of te lage bloeddruk en gewichtstoename. Toch durven ze inmiddels veelal niet zonder. Daar komt bij dat mensen vaak niet alleen te lang te hoge doseringen medicijnen gebruiken, maar ook onnodig veel verschillende medicijnen. Dat veroorzaakt ongewenste interacties, maakt ze zieker en kost bovendien veel geld. Als psychiater heb ik vooral verstand van psychofarmaca en veel minder van andere medicijnen. Toch durf ik te beweren dat wij artsen in het algemeen veel te veel medicijnen voorschrijven en in verhouding veel te weinig afbouwen. Daarom wil ik alle klinisch specialisten vragen: bedenk voordat je je eerste recept uitschrijft of pillen überhaupt nodig zijn. Kan verandering van leefstijl
helpen? Bij slecht slapen is bijvoorbeeld iemands slaaphygiëne vaak flink te verbeteren. Bovendien verslechteren slaappillen de slaapkwaliteit. Is medicatie toch nodig, denk dan meteen na over zowel de dosering als het moment en het tempo om te gaan minderen, en heb het daar ter plekke over met de patiënt: “Dit medicijn krijgt u voor x weken”.
Kijk bij patiënten die al pillen slikken of je met een lagere dosering toekunt. Ga na of iemand nog steeds de hoeveelheid nodig heeft die ooit is ingesteld; ouderen hebben vaak minder nodig.
Bedenk wanneer en hoe je kunt beginnen met afbouwen. En beslis altijd samen met de patiënt. Leg uit waarom minderen een goede keuze is en hoe dat in zijn werk gaat, en bouw samen met de patiënt geleidelijk af. Afbouwen begeleiden is ongelofelijk fijn en dankbaar werk. Het is duurzaam. En het spaart nog eens heel veel zorgkosten uit ook.
Vreemd genoeg zijn er nauwelijks richtlijnen over verantwoord afbouwen. Het Farmacotherapeutisch Kompas vermeldt tot in detail hoe je pillen kunt opstarten, opbouwen en continueren, maar over minderen staat alleen: “Bouw de pillen geleidelijk af”. Er is maar weinig onderzoek naar afbouwen gedaan. We hebben geleerd de auto op te starten en ermee weg te rijden, maar nooit hoe we verantwoord kunnen afremmen en inparkeren. Het heeft jaren geduurd voordat ik dit zelf ging inzien – achteraf onbegrijpelijk. Gelukkig past afbouwen in de beweging naar meer gepersonaliseerd medicijngebruik. Genotypering zou daarin een belangrijke rol kunnen spelen, en ook de erkenning dat iemands gender, gewicht en leeftijd uitmaakt, en bij vrouwen bovendien of ze in de periode voor of na de overgang zitten. Ik verwacht dan ook dat we op termijn elke patiënt een passend medicatie-advies kunnen geven – daar wordt toch elke arts blij van?’
MEDISCH SPECIALIST 27
TEKST MILOU VAN HINTUM BEELD MONIQUE WIJBRANDS pleidooi
26
Remke van Staveren is auteur van Minder slikken. Véél minder, een publieksboek over het verantwoord afbouwen van psychofarmaca.
PRIVÉ De huidige onderhoudsdosis is wekelijks vier rondjes rennen. Dat was vroeger wel anders. Ze noemden sportarts Bernard te Boekhorst (52) de snelste dokter van Nederland: 10 kilometer in 30’45. Zijn leven bestond uit hardlopen en werken, tot hij in 2015 viel bij canicross (hardlopenmetaangelijndehond) en de pees onder zijn knieschijf scheurde. De val werd een ommekeer. Bernard omarmde kunst, cultuur, geschiedenis én een oude liefde: de piano. Dat laatste wel weer fanatiek: 15 uur per week spelen, inclusief coaching door een concertpianist. Zijn nieuwe balans maakt hem een veelzijdiger mens die beter relativeert. Het betaalt zich uit in de spreekkamer: (nog) meer werkplezier, grotere doelgerichtheid en meer begrip van en voor patiënten, óók en júist voor degenen die niet hardlopen.
THUIS WERK
WERK Bernard behandelt net zo graag ‘gewone’ sporters als topsporters. Voor allebei kan hij veel betekenen, maar voor de gewone sporter zijn de bereikbare verbeteringen vaak groter. De sportarts zoomt uit en onderzoekt minutieus houdings en bewegingspatronen. Hoe beweegt het gewricht? Waar zit de spanning? Welke progressie is haalbaar? Wat is de juiste trainingszone? Liever dan sportarts noemt hij zich specialist houdings en bewegingsapparaat. Hij behandelt veel hardlopers en put daarbij uit eigen ervaring, maar ziet steeds vaker andere sporters. Leerzaam, want een schouderblessure is anders dan een knie of heupblessure. Ook de nietsporter is welkom trouwens, want iedereen beweegt. Of zou dat moeten doen.
TEKST JOKE VAN ROOYEN BEELD A RNOLD REYNEVELD 29 28
De Academie
voor medisch specialisten
ACTUEEL TRAININGSAANBOD
TRAINING CONFLICTHANTERING
Treed lastige situaties met open vizier tegemoet en voorkom geschillen en conflicten met de training Conflicthantering. Deze training is bedoeld voor alle medisch specialisten die hun vaardigheden willen versterken om lastige situaties in teams goed aan te kunnen pakken. De training geeft handvatten om hier verstandige stappen in te zetten.
DUUR: 1 avond en 1 dag
LOCATIE: Omgeving Utrecht en online
KOSTEN: € 745
ACCREDITATIE: 7 punten
POWERTRAINING GESPREKSLEIDER IFMS
Voer effectieve IFMS-evaluatiegesprekken met de Powertraining gespreksleider IFMS. Ontwikkel je gesprekstechnieken en vaardigen als gespreksleider met het geven van feedback. Binnen 1 dag krijg je inzicht in de IFMS-methode van evalueren, gesprekstechnieken en ga je zelf oefenen onder begeleiding van ervaren trainers.
DUUR: 1 dag
LOCATIE: Omgeving Epe of Utrecht
KOSTEN: € 995
ACCREDITATIE: 6 punten
TRAINING PROFESSIONEEL COMMUNICEREN
Vergroot je impact met de training professioneel communiceren speciaal voor medisch specialisten en a(n)ios. Tijdens deze eendaagse training focus je op verbaal en non-verbale communicatie om jouw boodschap over te brengen zowel in het contact met patiënten als in de samenwerking met collega’s, medewerkers en managers.
DUUR: 1 dag
LOCATIE: Omgeving Utrecht
KOSTEN: € 745
ACCREDITATIE: 6 punten
E-LEARNING SAMEN BESLISSEN
Voor alle medisch specialisten die hun kennis over gespreksvoering en hun communicatieve vaardigheden in samen beslissen verder aan willen scherpen is er de e-learning: De kern van samen beslissen. Deze interprofessioneel ingestoken e-learning focust op wat samen beslissen nu écht betekent voor jou als zorgverlener in je dagelijkse werk.
DUUR: Vijf modules
LOCATIE: Online
KOSTEN: Kosteloos
ACCREDITATIE: 5,75 punten
De Academie voor medisch specialisten is het opleidingsinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. We bieden scholing en begeleiding aan medisch specialisten, ziekenhuisapothekers, klinisch fysici, klinisch chemici en a(n)ios op het gebied van vaardigheden, leiderschap, bestuur en management.
COLOFON
Jaargang 10, juni 2024
Uitgave
Medisch Specialist is een uitgave van de Federatie Medisch Specialisten en verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 30 duizend exemplaren. De Medisch Specialist wordt kosteloos toegestuurd aan alle medisch specialisten in Nederland die aangesloten zijn bij de Federatie en aan artsen in opleiding die lid zijn van De Jonge Specialist.
Redactie
Hoofdredactie: Mirjam Siregar. Eindredactie: Selma Lagewaardt (a.i). Concept en redactiecoördinatie: Fred Hermsen (Maters en Hermsen communicatie en journalistiek). M.m.v. Sjef van der Lans, Cindy van Schendel, Sandra Schoonderwoerd, Femke Theunissen, Margriet Bakker, Carlijn van Trigt, Hanneke Bos, Lennart
de Wit, Luuk Soolsma (Federatie Medisch Specialisten).
Redactieraad
Cassandra Zuketto (psychiater) Johan Lange (chirurg), Nicole Naus (oogarts), Roderick Tummers de Lind van Wijngaarden (internist), Rutger Hengeveld (klinisch chemicus), Tessa Noijons (bestuurslid De Jonge Specialist, aios kindergeneeskunde), Yee Lai Lam (dermatoloog).
Beeldredactie en vormgeving: Kaisa Pohjola en Stephan van den Burg (Maters en Hermsen vormgeving) Fotografie cover: Arnold Reyneveld Lithografie: Studio Boon Druk: Puntgaaf drukwerk Redactieadres: Federatie Medisch Specialisten, Cindy van Schendel, afdeling Communicatie, Postbus 20057 3502 LB Utrecht, 088 505 34 34,
email: communicatie@ demedischspecialist.nl.
Abonnement
Vragen over je abonnement of een adreswijziging kun je sturen aan het secretariaat van jouw wetenschappelijke vereniging.
Via www.demedischspecialist.nl/ magazine kun je alle edities van Medisch Specialist online lezen en/of downloaden (pdf).
© Medisch Specialist 2024 ISSN 24519952 eISSN 26669234
Heb je een tip voor een interessant verhaal voor medisch specialisten of voor verbetering van ons magazine? Stuur dan een email naar communicatie@demedischspecialist.nl, dan nemen we zo spoedig mogelijk contact met je op.
Volg ons ook op: @federatiemedischspecialisten
Niets uit deze uitgave mag geheel of gedeeltelijk worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever en de makers van het werk. De Medisch Specialist is niet aansprakelijk voor eventuele onjuistheden in deze uitgave. De Medisch Specialist is niet verantwoordelijk voor handelingen van derden welke mogelijkerwijs voortvloeien uit het lezen van deze uitgave. De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van cartoons, columns en advertenties. De uitspraken van auteurs en geïnterviewden in artikelen in deze uitgave weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Federatie. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden materiaal zonder kennisgeving vooraf geheel of gedeeltelijk te publiceren. De redactie heeft gepoogd alle rechthebbenden op teksten en beeld te achterhalen. In gevallen waarin dit niet is gelukt, vragen wij u contact op te nemen via communicatie @demedischspecialist.nl.
Via de wetenschappelijke vereniging ben je aangesloten bij de Federatie Medisch Specialisten.
Wij staan voor 23 duizend toegewijde dokters in ziekenhuizen en instellingen. Wij verenigen alle 32 specialismen, ondersteunen bij de uitoefening van het vak en spreken met één krachtige stem in politiek en samenleving.
Want er gebeurt ontzettend veel in de zorg. De uitdagingen zijn groot. De technologische ontwikkelingen gaan razendsnel, de zorgvraag neemt toe, budgetten staan onder druk en we komen steeds vaker bedden en handen tekort.
Allerlei partijen beïnvloeden ons werk: verzekeraars, politiek, inspectie, farmaceuten, managers, patiëntenorganisaties. Er zijn grote belangen.
Daarom werken we samen in de Federatie Medisch Specialisten. Samen gaan we voorop in vernieuwing zodat 17 miljoen Nederlanders kunnen rekenen op de beste zorg ter wereld.
Bekijk alles wat wij voor jou doen:
Ik ben zwanger. Moet ik dan diensten draaien?
Volgens de wet hebben zwangere werknemers recht op een regelmatig arbeids- en rusttijdenpatroon. Zo hoef je niet méér te werken dan 10 uur per dienst en heb je recht op extra pauzes. Daarnaast ben je volgens veel cao’s vanaf drie maanden zwangerschap niet verplicht om (nacht)diensten te draaien. In sommige cao’s maken onze onderhandelaars aanvullende afspraken. Lees het uitgebreide antwoord op demedischspecialist.nl/juridisch-advies
Heb je zelf een juridische vraag?
Bel 088-134 41 12 of mail
info@demedischspecialist.nl
31 MEDISCH SPECIALIST over ons
Aangesloten
advies aan medisch specialisten en andere artsen en zorgprofessionals.
bij de Federatie Medisch Specialisten of lid van de LAD? Dan kun je kosteloos 20 uur per jaar juridisch advies krijgen. Ons Kennis- en dienstverleningscentrum geeft juridisch
Medisch Specialist ADV 2024 185x120 NEW DEF.indd 13 21-05-2024 10:36
Bekijk het complete trainingsaanbod op demedischspecialist.nl/academie
Het resultaat kan een beetje prikken
Soms staat een goed idee aan de vooravond van een baanbrekende innovatie. En soms niet. Neem het onderzoek van anesthesioloogintensivist Harm Scholten uit het Catharina Ziekenhuis naar het plaatsen van een infuus. Altijd een kritische handeling, met vervelende gevolgen bij misprikken. Het echoapparaat toont zich een waardige hulp, maar kent beperkingen. Soms detecteert het zowel de naald als het vat en worden ze over elkaar heen op het beeldscherm geprojecteerd. Het kan er dan ten onrechte op lijken dat de naald ín het bloedvat zit. En als de echo wordt verdraaid van een langsdoorsnede in een dwarsdoorsnede, bestaat weer het risico dat de naald buiten het bereik van de echoprobe valt. Harm stelde de vraag: wat als je beide beelden tegelijkertijd zichtbaar maakt? De uitkomst van praktijktesten was even
onverwacht als teleurstellend: het menselijk brein kan twee beelden boven elkaar onvoldoende interpreteren om het handelen effectief bij te sturen. De capacity of mental efforts van de arts wordt te zwaar belast. Ze vinden het prikken moeilijker dan wanneer één van de twee beelden ontbreekt. Het onderzoek is afgesloten. Opkomende 3Dtechnologie zou iets kunnen worden, maar de verdere ontwikkeling daarvan is enkele jaren in de wachtrij gezet; de ozonoodzakelijke technologische partner stelt andere onderzoeksprioriteiten. Het lijkt er dus op dat artsen die hun prikresultaten willen verbeteren voorlopig het beste geholpen zijn met training en ervaring opdoen. Dat inzicht heeft het onderzoek ons in ieder geval geleerd.
Retour: Federatie Medisch Specialisten
Postbus 20057, 3502 LB Utrecht
& nu verder FOTO : ISTOCK