“waarnemen vanuit de fenomenologie” in coaching, therapie en kunst ‘‘It is not what you look at that matters, it is what you see” __________________________________________________________ Henry David Thoreau
Waarnemen is een vaardigheid die ervaren begeleiders dagelijks praktiseren. Maar hoe ‘neem je wat waar is’, en hoe kan de fenomenologie ons daarbij helpen? We proberen deze vragen in dit artikel te verhelderen, en we laten zien dat hoe dit in de kunst (verderop aangeduid met de muzen) werkt. Fenomenologie betekent letterlijk ‘de verschijnselen laten spreken’. De fenomenologische methode ligt aan de houding van ’zien’ ten grondslag. Fenomenologie gaat uit van de wisselwerking tussen de mens en de wereld om hem heen. Zij horen bij elkaar, zijn met elkaar verbonden en vanuit deze verbinding geeft de mens zin aan de dingen. De mens luistert dus naar wat de dingen hem te zeggen hebben en heeft aandacht voor de werkelijkheid zoals die zich aan hem voordoet. Bert Hellinger, grondlegger van het systemisch werken, spreekt in dit kader over het ’zien’ van de mensen: ‘’Ik maak onderscheid tussen ’observeren’ en ’zien’. Het woord ’observeren’ betekent individuen tot in detail waarnemen, maar dat gaat ten koste van de perceptie van het geheel. Wanneer ik iemands gedrag observeer, observeer ik wat die persoon doet, maar de persoon als totaliteit ontgaat me. Wanneer ik personen zie, dan neem ik ze als geheel in mij op. Daardoor kunnen allerlei details van hun gedrag mij ontgaan, maar ik neem direct waar (ik voel aan) wat er wezenlijk aan hen is en ik doe dat ten dienste van die persoon als de ander.”*
www.demuzenaanhetwoord.nl
Als we deze fenomenologische visie vertalen naar het werken met de muzen, dan ontstaat er een wisselwerking tussen de mens, de wereld waarin hij leeft en het creatieve werk dat hij maakt. Aan de begeleider de taak de verschijnselen van het creatieve werk te zien in relatie tot de mens die de cliënt is en de wereld waarin hij leeft.
Annemijn Birnie Horen, zien en spreken, 2002 Tijdens een reis naar India bezoek ik de ashram van Gandhi. Op zijn kleine bureautje heeft hij een beeld staan. Een beeld van drie kleine aapjes. Een aap met zijn handen voor zijn ogen, een aap met zijn handen voor zijn oren en een aap met zijn handen voor mond. Het is een bekende afbeelding, drie apen die de deugden horen, zien en zwijgen uitdrukken. Terug in Nederland blijft dit beeld bij me en ik besluit het te gaan schilderen. Ik maak drie grote doeken met apenkoppen. Één krijgt de hand voor de ogen, de ander voor de oren en de derde voor de mond. Tijdens het schilderen ben ik heerlijk in de weer met krijt en verf en volg wat er in mij op komt. Als ik later goed kijk, zie ik tot mijn verbazing dat er niets van ‘deugden’ naar voren komt. Eerder iets van ’ook al leg ik mijn hand voor mijn ogen, ik hoor toch alles en ook al wil ik het niet.
Rudolf Steiner** verhaalt boeiend over hoe Rembrandt ‘kijkt’ in zijn werken: “Rembrandt stond tegenover het object alsof hij van buiten keek. Daarmee keek hij op een zodanige wijze van buiten naar het object dat hij van buitenaf de volheid van zijn innerlijke leven aan het object toevoegde. Innerlijk leven aan het object toevoegen betekent echter niet dat er vanuit egoïsme van de menselijke persoonlijkheid van alles in het object ingebracht wordt, maar het betekent dat men kan zijn met wat in de ruimte werkzaam is en leeft.” Steiner vertelt hoe Rembrandt eerst met enige afstand, bijna objectief, naar het object keek, zonder zijn eigen waardeoordelen meteen te projecteren op het object. In het kijken nam hij alles waar wat er door hem waar te nemen viel. Daarmee komt ook Rembrandt zelf in beeld; datgene wat hij waarnam zei immers net zo veel over hemzelf als over het object waarnaar hij keek. En zo voegde Rembrandt de volheid van zijn eigen innerlijke leven aan het object toe, en kon hij zijn met zowel zijn eigen innerlijk leven als met het object.
www.demuzenaanhetwoord.nl
Als kunstenaar, als begeleider en als aanschouwer van kunst kun je ‘de verschijnselen laten spreken’. Angelika Verhoog schrijft in haar boek over fenomenologie en kunstzinnige therapie*** dat zij in een eerste kennismaking met een cliënt twee vragen laat opkomen: “Wie is deze mens die voor mij staat?’ en ‘Wie ben ik, die door deze mens om hulp, om begeleiding gevraagd wordt?’. Daarmee bevindt zij zich op het oefenterrein van de fenomenologie. Met de eerste vraag richt zij zich tot de cliënt, waar zij naast bruikbare feitelijke gegevens ook zintuiglijke fenomenen gebruikt om hem te leren kennen (met zintuiglijke fenomenen bedoelen we alles wat je bij jezelf en bij de ander met je zintuigen waarneemt. Bijvoorbeeld een geknepen stem bij een cliënt, een brok in je eigen keel, lichaamsgeur, etc). Zij werkt met datgene wat ze bij haar cliënt waarneemt maar ook met wat zij in zichzelf ontmoet. Daarmee komt zij bij haar tweede vraag. Zij benadrukt daarin dat je als begeleider een verantwoording op je neemt, dat het beoefenen van de fenomenologie je wakker maakt voor je eigen vermogen en je onvermogen. In het begeleiden van mensen is overdracht een bekend fenomeen. In het werken met de muzen speelt de overdracht ook naar het medium. Het werken met de muzen is het creëren van een ontmoetingsruimte waarbinnen mensen zich in hun eigen taal kunnen uitdrukken en uitvinden. Dit doe je door de waarneming als uitgangspunt te nemen, door de verschijnselen te laten spreken. De waargenomen beelden breng je in verbinding met je eigen beleven, voelen en denken, totdat je uiteindelijk in staat bent om het fenomeen zelf te zien als de fysieke uitdrukking van de ziel. Het aannemen van de fenomenologische houding is niets anders dan in een ontmoeting zijn, waarbij het innerlijk leven van de cliënt, de begeleider en het kunstwerk geïncludeerd worden.
* ** ***
Bert Hellinger, de verboren dynamieken van familiebanden, Altemira-Brecht 2001 Van den Berg en Jansen- Bavel, Kandinsky en het opbloeien van de vrije geest, Ten Have 2010 Angelika Verhoog, Fenomenologie en kunstzinnige therapie, Nearchus 2006
Dit artikel is gebaseerd op een paragraaf uit hoofdstuk 6 van het boek ‘’de muzen aan het woord; werken met beeld en muziek in coaching, therapie en training’’ van Annemijn Birnie en Mirjam Dirkx. Het boek kwam in maart 2013 uit en is te bestellen via www.bol.com. De muzen aan het woord biedt trainingen, scholing en supervisie aan ervaren begeleiders rondom werken met de muzen. Op 12 en 13 juni 2014 bieden zij de training ‘werking van de muzen’ aan. Een tweedaagse waarbij je leert werken met de krachtige taal van de muzen in begeleidingswerk. Op 25 september geven zij de inspiratiedag ‘onder de woorden brengen’, waarbij je je als trainer, coach of therapeut op zoek gaat naar jouw inspiratiebronnen. Op 21 en 22 november geven zij een dag over ‘kunst en het verbindende veld’, over het gebruik van kunst bij opstellingenwerk. Opgave kan via de website www.demuzenaanhetwoord.nl.
www.demuzenaanhetwoord.nl