Terranova 1- leerwerkboek

Page 1

Wegwijzer voor de leerlingen Je hebt je de voorbije jaren leren oriënteren in de wereld die je omringt. Die ruimtelijke verkenning zet je nu voort met dit leerwerkboek. Je zult dit jaar niet alleen de natuur in je onmiddellijke omgeving doorgronden, maar ook ver daarbuiten. We kozen een beperkt aantal plekken in België en elders waarvan we telkens een bijkomend aspect belichten. Wat je al weet herhalen we eventjes in dit boek. Het opwarmen van deze kennis zal je in staat stellen om er vaardig mee om te gaan. Daarvoor hebben we in dit leerwerkboek tal van opdrachtjes voorzien. Je krijgt daarvoor niet alleen de nodige gegevens, ook een aantal bijkomende bronnen worden je voorgesteld: de schoolatlas, situeringskaartjes, de actualiteit enz. Met de hulp van je leerkracht kun je ook het internet inschakelen en andere digitale bronnen erbij halen. Zo kun je op een verantwoorde wijze een mening vormen over het ruimtegebruik op de unieke planeet Aarde. Op het einde van ieder thema kun je zelf aangeven en uittesten hoe ver je daarmee staat. Dat wil niet zeggen dat ieder thema op dezelfde manier opgebouwd werd. Je leerkracht kan trouwens kiezen op welke wijze je het best de wereld om je heen onder de knie krijgt. Soms word je uitgenodigd om iets te berekenen, dan weer kun je nagaan of je een leestekst begrijpt en of je met eigen woorden iets kunt navertellen. Een begrippenlijst zorgt dan voor taalsteun. In de eerste thema’s krijgen kaart- en beeldvaardigheden de meeste aandacht, in de volgende thema’s ligt het accent op proefondervindelijk leren over de niet-levende natuur. Daarbij schuwen we veldwerk niet. Tijdens uitstapjes toetsen we namelijk kennis en vaardigheden aan de werkelijkheid. In een slothoofdstuk zetten we alles natuurlijk op een rijtje. Het biedt ons de kans om weg te dromen van een heerlijke natuurexpeditie … Voor we op wereldreis vertrekken, maken we je vertrouwd met enkele logo’s. Sommige opdrachtjes kun je zelfstandig uitvoeren, andere gaan vlotter als je er met een groepje aan werkt. In dit leerwerkboek wordt ook aangegeven waar je meer diepgaand extra opdrachten kunt uitvoeren. Kortom, er zijn verschillende wegen om je einddoel te bereiken! de auteurs

In dit boek worden de volgende logo’s gebruikt: persoonlijk of zelfstandig werk, thuis of in de klas groepswerk, samen met andere leerlingen in de klas of daarbuiten uitbreiding, meer diepgaande extra informatie en oefeningen wereldreiziger: het aangeleerde op een wereldtraject

3


Inhoud Wegwijs met een kaart 1 Waar ben je? … Gevonden! 1.1 Hoe kan ik me oriënteren? 1.2 Ben je het noorden kwijt? 1.3 Maak je eigen geo-spel 1.4 Voor later … beroepen waarbij je je moet kunnen oriënteren 2 Werken met kaarten 2.1 Van een foto naar een kaart 2.2 Een kaart op schaal 2.3 Aan het werk met verschillende schalen 2.4 Een kaart kiezen 2.5 Op zoek in de atlas 2.6 De plaatsbepaling op aarde 2.7 Wegwijs in de wereld 3 Je bereidt je voor op een deelname aan een Europees rallykampioenschap 4 Ook met digitale middelen komen we er Even samenvatten

8 8 10 13 13 14 14 15 16 17 18 20 22 23 25 28

Het reliëf: op en neer 1 Hoe schatten we de oneffenheden op aarde in? 1.1 Een verre indruk van het reliëf 1.2 Verticale afstanden verschillen op aarde 1.3 Bergop en bergaf 2 Kunnen we een reliëfkaart lezen? 2.1 Achter de duinen 2.2 In de Ardennen 2.3 Hogerop in de Alpen 3 Het reliëf zelf tekenen 4 Verschillende reliëfvormen onderscheiden 4.1 Drie hoogtezones 4.2 De reliëfvormen van het laagland 4.3 Vergelijkbare reliëfvormen op het middelland 4.4 Het uitdagende hoogland en zijn reliëfvormen 4.5 Vulkanisme vormt bijzondere reliëfvormen 5 Reliëfstreken in de wereld 5.1 De reliëfstreken in België 5.2 Het reliëf in de wereld 6 Waarom is het aardoppervlak niet overal even vlak? 6.1 Ook uitwendige krachten verstoren het aardoppervlak 6.2 Water vloeit van bron naar monding 6.3 Waterlopen vormen een rivierstelsel 6.4 Stromend water knaagt en bouwt aan het reliëf 6.5 Meer aandacht voor water 7 Hoe zie je de impact van reliëf op het landschap? Even samenvatten

4

34 34 34 35 37 37 38 39 39 42 43 44 45 46 47 49 49 50 52 52 53 55 57 60 62 64


Het weer maakt het klimaat 1 Het weer verandert voortdurend: na regen komt zonneschijn 1.1 Wat een weer vandaag! 1.2 Vanwaar dit (Belgisch) weertje? 1.3 Welk weer is het morgen weer? 1.4 Kunnen we nu gaan skiën in de Alpen? 1.5 Moeten we op Java zijn voor goed weer? 2 Het klimaat is een gemiddelde 2.1 Het gemiddelde weer 2.2 In welk klimaat leven wij? 2.3 Een klimaat op ieders maat in Europa 2.4 Op wereldreis? 2.5 Een vast klimaat? Even samenvatten

70 70 74 76 78 79 80 80 83 84 90 92 93

De bodem, voor de mens 1 Veel soorten gesteenten 1.1 Een korst van gesteenten 1.2 Van korrels tot rotsen 1.3 Welk gesteente is dit? 2 Tot op de bodem of dieper 2.1 Putten graven in de bodem en de ondergrond 2.2 Zand, leem en klei 2.3 Op de bodem groeien de planten 2.4 Onder de bodem bevindt zich de ondergrond 3 Gesteenten voor bouwmaterialen 3.1 Onze gesteenten worden meestal ontgonnen in groeven 3.2 Groeven laten littekens na in het landschap 3.3 Van klei worden bakstenen gemaakt 3.4 Bouwmaterialen in de stad 4 Arme en rijke bodems voor de landbouw 4.1 De bodemvruchtbaarheid verschilt 4.2 De Vlaamse landbouw 4.3 De bodem op Java 5 De bodem en de ondergrond zijn in gevaar 5.1 Het gevaar van bodemerosie 5.2 Natuurrampen bedreigen de mens Even samenvatten

98 98 98 101 102 102 102 104 104 105 105 106 107 108 108 108 109 110 111 111 112 113

Op zoek naar natuurlijke landschapselementen 1 Natuur moet beschermd worden 1.1 Natuur in de buurt? 1.2 Natuur in Vlaanderen en Wallonië verschilt 2 Verschillende natuurlandschappen lezen 2.1 Natuurlijke elementen typeren een natuurlandschap 2.2 Enorme natuurverschillen elders in de wereld 3 Op natuurexpeditie 3.1 Op expeditie naar het hoge Noorden 3.2 Op zoek naar mediterrane natuur Inpakken en wegwezen: We stippelen een wereldnatuurreis uit Begrippenlijst Werkkaarten Herkomst van de foto’s

117 117 119 120 120 122 124 124 126 129 133 138 144

5


Wegwijs met een kaart

Waar het op aankomt • Je juist kunnen oriënteren met behulp van kaart, atlas en ICT. • Onderzoekend te werk gaan bij de opbouw van je ruimtelijk referentiekader.


Even opwarmen • Op ontdekking in de omgeving van je school Ga op zoek naar twee totaal verschillende landschappen in de buurt van je school. Neem een foto van beide en plak ze hieronder. Benoem twee landschapselementen van ieder beeld.

– Duid deze plaatsen aan op een kaart van de schoolomgeving die je van je leerkracht gekregen hebt. – Duid met een windrichting aan in welke richting je de foto’s hebt genomen. • Kaarten van een omgeving

G13Z4

G13X5

G13T5

G13G7

F124T2

G13Y6

G13G5

G13Z5

G13F2

Op kaarten kunnen alle soorten landschappen worden weergegeven. Plaats een kruisje bij de onderstaande figuur die een deel is van een kaart. Wat is de naam voor de andere voorstellingswijzen?

100

m

60 +/-

m

+/-

1

veldschets

2

kaart

3

plan

Thema Wegwijs met een kaart

7


1 Waar ben je? … Gevonden!

1.1 Hoe kan ik me oriënteren? Je krijgt een kaart van de schoolomgeving van je leerkracht. Vul de kaart aan met de volgende elementen: • een cirkel op de plaats waar de school ligt • de weg die jij volgt van school naar huis (het deel dat op de kaart staat) • dichtstbijzijnde broodjeszaak • het zwembad (of de route naar het zwembad) of een andere sportzaal die jullie zullen gebruiken. Bij het beschrijven van een landschap of het lezen van een kaart moet je de richting kunnen aangeven waarnaar je kijkt of gaat. Het zoeken van die richting noemen we oriënteren. Het woord is afgeleid van ‘oriënt’, wat ‘oosten’ betekent. Misschien vertrek jij binnen enkele jaren wel in je eentje op wereldreis. Vandaag is dat niet meer zo moeilijk, want onze mobiliteit wordt steeds eenvoudiger en beter. Vroeger was dat niet zo. Zoek online waarom de Oriënt Express ons al in 1883 een stukje dichter bij de rest van de wereld bracht. Schrijf je conclusie hier neer.

4

Wat was het vertrekstation van die trein?

Londen

In welke richting vertrok de trein om uiteindelijk in Sirkeci aan te komen?

oostelijke richting in

Om je te kunnen oriënteren, moet je de windrichtingen en tussenwindrichtingen goed kennen. Noteer ze op de figuur.

N. N.O.

N.W.

O.

W.

5

8

Thema Wegwijs met een kaart

Z.W.

Z.

Z.O.

6


De bovenkant van een georiënteerde kaart is altijd het voor alle kaarten in de atlas.

noorden

Dat is zo

Teken bij elke kaart de noordpijl in de juiste richting.

  

  

 

  

     

  

7

Laat zien dat je je kunt oriënteren met een kaart. Gebruik je atlas om de volgende opdracht te maken. Aarlen ligt ten

zuidoosten

De Kempen liggen ten

noorden

De Noordzee(kust) ligt in het ten

westen

Zweden ligt ten Portugal ligt ten

van Charleroi. van de Ardennen.

noordwesten

van West-Vlaanderen maar

van de stad Antwerpen.

oosten

westen

De Alpen liggen ten Indonesië ligt ten

noorden

zuidoosten

van Noorwegen. van Griekenland. van Italië. van Thailand.

Thema Wegwijs met een kaart

9


1.2 Ben je het noorden kwijt? Je lokaliseren buiten de klas • Positie op kaart Op het terrein kun je je standplaats bepalen door omgevingselementen te herkennen en terug te vinden op kaart. Door de richting en de afstanden tot die herkenningspunten in te schatten, kunnen we ons lokaliseren (fig. 8): 1 Zoek twee goed herkenbare punten in de omgeving, bv. een kerktoren, een kruispunt van twee wegen, een alleenstaand gebouw … en zoek ze op de kaart.

8

2 Trek in je verbeelding vanuit je standplaats naar elk van die twee punten een lijn. 3 Draai de kaart tot die twee punten in de juiste richting worden gezien en breng die richtingen lijnvormig op de kaart over: hun kruispunt is je standplaats. 4 Controleer met een derde landschapselement of die drie lijnen door één punt gaan en je standplaats dus eenduidig vastligt. Deze techniek berust op hetzelfde principe als gps, dat zich op drie satellieten richt om een juiste positie te kennen. • Je oriënteren overdag

middag

ochtend

avond 9

Van op eenzelfde plaats stel je vast dat de zon ’s middags altijd boven eenzelfde punt staat (fig. 9). Schrijf bij iedere afgebeelde zonnestand de passende hoofdwindrichting. Welke hoofdwindrichting komt niet voor op de afbeelding?

noorden

Plaats ook de tussenwindrichtingen Z.O. en Z.W. op de figuur. Welke liggen er tegenover?

NW en NO Z zon

10

11

12

1

9

8

2

3

7 6

5

N

10

• De wijzers van je horloge kunnen je helpen bij het oriënteren Hoe raar het ook klinkt, de analoge horloge (een uurwerk met wijzers) kan makkelijk worden gebruikt om je te oriënteren. Voorwaarde is dan wel dat de zon schijnt, want daar maak je in dit geval namelijk gebruik van. Allereerst moet je zeker weten dat je horloge juist staat. Een uur verschil met de werkelijke tijd kan namelijk een behoorlijk verschil in je oriëntatie opleveren.

4

10

Thema Wegwijs met een kaart

Deze methode maakt gebruik van de vaste baan van de zon aan de hemel: opkomst in het oosten, hoogste punt in het zuiden en ondergang in het westen. Door dit vervolgens te vergelijken met de tijd die je horloge weergeeft, kun je dus bepalen waar het zuiden is (en dus ook de andere windstreken).


Het werkt als volgt: Leg je horloge vlak met de kleine wijzer in de richting van de zon (zie rode lijn op fig. 10). De grote wijzer doet dus niet mee! Neem nu precies het midden tussen de kleine wijzer en de 1 (wintertijd) of 2 (zomertijd) op de wijzerplaat. Dit punt geeft je de richting aan naar het zuiden

!

Let op: onze klok loopt in de winter één uur en in de zomer twee uur voor op de zon. Dan stel je de hoogste zonnestand pas om 14 uur vast. Welk landschapselement ligt in de winter ten zuiden van de waarnemer op fig. 11? de

windmolen

Begrepen? Schijnt de zon door het klaslokaal? Ga dan nu naar buiten en ontdek of jij ook het zuiden kunt terugvinden met behulp van je horloge. Vul stap 2 en 3 van het stappenplan hieronder in, waarmee je aantoont dat je je steeds kunt oriënteren met een wijzeruurwerk als de zon schijnt. Kijk naar de bijbehorende afbeeldingen. STAP 1: Leg je wijzeruurwerk plat (horizontaal). STAP 2: Draai

je uurwerk met de kleine wijzer naar de zon

STAP 3: De

helft van de afstand tussen de kleine wijzer en de 1 (winter) of 2 (zomer) is het zuiden.

zuiden

zuiden

6

12 1 2 11 3 4 10 9 5 8 7 6

1 2 12 3 11 4 10 5 9 8 7

11

• ’s Nachts het noorden vinden Bij een heldere sterrennacht zal de Poolster het

noorden

Daarvoor zoek je op fig. 13 eerst het sterrenbeeld van de Grote Beer. Wanneer je de afstand tussen de sterren A en B vijfmaal verlengt in de aangegeven richting, ontdek je de Poolster. Het is de staartster van de moeilijker zichtbare Kleine Beer. Als de Poolster of de Grote Beer niet te vinden zijn, kun je je nog oriënteren via Cassiopeia. Deze sterrenconstellatie draait ook rond de Poolster op ongeveer dezelfde afstand als de Grote Beer, maar dan aan de andere kant. Cassiopeia heeft de vorm van een ‘W’.

12

aanwijzen. Poolster

Kleine Beer

5x

B Grote

A Beer

W.

N.

O. 13

Thema Wegwijs met een kaart

11


• Juister oriënteren met een kompas

middag 10 uur

7 uur

16 uur

oosten

zuiden

westen

noorden

19 uur

14

Een kompas bestaat in verschillende uitvoeringen. Er zijn almaar duurdere en betere kompassen op de markt met meer gadgets. Je ziet hier drie kompassen afgebeeld. Misschien weet je wel welke functies ze hebben, zo niet ga eens online op zoek naar gelijkaardige modellen en schrijf de functies er onder de foto bij.

15

afstanden bepalen

16

staprichting bepalen

17

staprichting bepalen

Een kompas bevat altijd een metalen naald die meestal in een vloeistof omheen een kleine as kan draaien. Op de wijzerplaat staat een schaalverdeling met windrichtingen of graden. De gekleurde naald wijst naar het magnetisch noorden. Waar moet je op letten als je een kompas gebruikt?

Het geografisch noorden wijkt af van het magnetisch noorden. • Oriënteren met een navigatiesysteem

19

12

Bijna iedereen heeft een navigatiesysteem in de auto. Een gps (global positioning system) werkt op basis van minimum drie satellieten, die je precieze ligging bepalen. Een gps-toestel kan je reisroute bepalen, waarbij je eigen voorkeuren kunnen ingesteld worden (snelste route, kortste, goedkoopste …).

Thema Wegwijs met een kaart

18


1.3 Maak je eigen geo-spel App’s op je smartphone en je gps zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Er zijn heel wat app’s beschikbaar met leuke opdrachten. Zo biedt www.geoteam.be een heel groot aanbod. Je kunt hieronder één stadsspel lezen. De stad daagt je uit! Dit gps-stadsspel leidt je op een verrassende manier langs alle bekende en minder bekende plekjes in de stad. Op iedere locatie schotelt de smartphone je een uitdagende vraag of raadsel voor. Met een beetje creativiteit en samenwerking kun je samen met je team onze multimediale hints ontcijferen. Extra punten scoor je met ludieke fotoopdrachten. Kruist de geheimzinnige Outsider jullie pad, aarzel dan niet om hem te strikken! Zijn opdrachten kunnen jullie score aardig aandikken! Hou ook de rangschikking in het oog, want de andere teams zitten jullie op de hielen. Dit stadsspel vult je uitstap met spanning en actie. Achteraf kun je herinneringen ophalen bij je online fotoalbum. Geïnspireerd? Maak nu zelf met enkele klasgenoten een geo-stadsspel van je eigen omgeving. Maak van een drietal plaatsen een uitdagende vraag of opdracht. Voeg al jullie opdrachten samen en ga je eigen spel buiten spelen. • Je kunt de schoolomgeving indelen in wijken, zodat elk groepje een kleine wijk voor zich heeft. • Tracht leuke weetjes van de buurt te vinden (de oppervlakte van het park, de ouderdom van het oudste gebouw, de ouderdom van je school, het aantal werknemers in het gemeentehuis, de naam van de burgemeester …). • Hoe creatiever jullie zijn hoe leuker!

1.4 Voor later … beroepen waarbij je je moet kunnen oriënteren Ga op zoek naar vijf beroepen waarbij mensen geregeld een beroep moeten doen op de oriëntatietechnieken die je net geleerd hebt. Schrijf er ook bij welke oriëntatietechnieken men hier toepast.

beroep

oriëntatietechniek

1 2 3 4 20

21

5

22

23

24

Thema Wegwijs met een kaart

13


2 Werken met kaarten

2.1 Van een foto naar een kaart

25

De meeste landschapsfoto’s zijn horizontaal vanop het aardoppervlak genomen. Je ziet er de horizon als een lijn of een vage overgang van land naar lucht aan de gezichtseinder. Zo kun je ook foto’s van het landschap in de schoolomgeving maken. Schuin naar beneden een foto van de schoolgebouwen maken, kun je alleen vanuit een hoog gebouw vlakbij of vanuit de lucht. Dat levert een schuine luchtfoto op zoals hiernaast (fig. 25). Hoe verder landschapselementen van de fotograaf verwijderd zijn, hoe kleiner / groter ze lijken.

26

Bijna hetzelfde gebied kan ook vanuit een vliegtuig gefotografeerd worden. Dat levert een verticale luchtfoto op (fig. 27). Opvallende punten, lijnen en oppervlakten teken je over zoals op fig. 28.

27

14

Thema Wegwijs met een kaart

28


Lees aandachtig de stelling en plaats een kruisje in de juiste kolom.

verticale luchtfoto

Op deze foto … zie je geen horizon.

schuine luchtfoto

(✘)

liggen er landschapselementen verscholen achter elkaar. kun je alle landschapselementen makkelijk herkennen.

horizontale foto (normale ooghoogte)

Om een kaart te maken, gebruik je best een

verticale

luchtfoto. Zo kun je alle

landschapselementen duidelijk zien. Een kaart is een verkleinde weergave van de werkelijkheid. Men gebruikt een

legende

om de symbolen op de kaart uit te leggen.

2.2 Een kaart op schaal Een kaart ontstaat door landschapselementen op een plattegrond zo waarheidsgetrouw mogelijk over te tekenen of voor te stellen met symbolen of kleuren. Een fotograaf kan verder van een voorwerp gaan staan om meer elementen op de foto te krijgen. Ook een kaart kan meer gebiedselementen bevatten als ze van hoger wordt getekend. Je weet al dat het aantal keer dat een voorwerp verkleind of vergroot werd getekend, de schaal van de afbeelding is. Ook een landschap wordt op schaal afgebeeld op een kaart.

1

1

1000 m

500 m

2 1

4 km

29

Thema Wegwijs met een kaart

15


2.3 Aan het werk met verschillende schalen Lees de breuken die op fig. 30 bij iedere kaart staan: 1/50 000, 1/100 000 en 1/250Â 000. Dat zijn breukschalen. Vul aan wat dat inhoudt voor het lezen van afstanden: 1/20 000 betekent dat 1 cm op de kaart overeenstemt met is

0,2

20 000

cm, dat

kilometer in de werkelijkheid.

De schaal is hier aangegeven met een breuk. Welke van de schalen op fig. 30 is dan het grootst?

1/50 000

De werkelijke afstand berekenen met de breukschaal doe je door de gemeten afstand op de kaart (in cm) te vermenigvuldigen met de noemer van de breuk. (Je uitkomst staat dan in cm.) Bij elk van de kaartuittreksels onderaan staat ook een lijnschaal. Het is een lijnstuk waarop de overeenstemmende werkelijke afstand staat aangegeven. Vervolledig de lijnschaal als de breukschaal 1/200 000 is. Schrijf bij elk vakje de werkelijke afstand in km.

0 2

4

6

8 10

Werkwijze: Meet de afstand tussen twee punten. Ga vervolgens met je meetlat naar de lijnschaal van de kaart en lees af hoeveel de werkelijke afstand bedraagt. Als de lijnschaal te kort is, schuif je je meetlat gewoon terug naar het begin en lees je verder af. (Vergeet dan niet het eindtotaal op te tellen.) Schrijf de werkwijze nu op in drie stappen: STAP 1: Meet

de afstand op de kaart tussen 2 punten STAP 2: Pas deze afstand af op de lijnschaal STAP 3: Lees de afstand af in km (of schuif eerst je meetlat door en maak het totaal) Gebruik de lijnschaal om op de kaart (fig. 30) de afstand van het centrum van ZĂŠtrud tot de E40 te berekenen:

2,5

km.

A

B 0

1 km

1/100 000

0

500 m

1 km

1/50 000

C 0 1 km

1/250 000

16

Thema Wegwijs met een kaart

30


Atlasoefening: Neem de administratieve kaart van België. Wat is de werkelijke afstand tussen Hasselt en Antwerpen? Gebruik de breukschaal.

1/800 000 • gemeten afstand: 9 cm • berekening: 800 000 × 9 • omzetten in km: 7 200 000 cm = 72 000 • schaal van de kaart:

7,2

m=

km

2.4 Een kaart kiezen Soorten kaarten Zoek de juiste samenhang tussen de begrippen, definities en foto’s. 1 Wegenkaart

a Een kaart waarop bijna alle landschapselementen voorgesteld worden. Het is een kaart met een schaal kleiner dan 1/10 000.

2 Topografische kaart

b Een gedetailleerde weergave van de omgeving waarop alle hoofd- en zijstraten duidelijk te zien zijn.

3 Weerkaart

c Deze kaart geeft niet het landschap en zijn elementen weer. Wel typische klimaaten weerkenmerken, zoals temperatuur e.a.

4 Stadsplan

d De afstand staat hier al in km op de kaart aangegeven in rode cijfers.

31

32

34 33

Antwoorden

soorten kaarten definities fotonummer

1

2

3

4

d 31

a 34

c 32

b 33

Thema Wegwijs met een kaart

17


2.5 Op zoek in de atlas Je kunt op drie manieren de meest geschikte kaart vinden in je atlas: via het alfabetisch kaartregister, in de inhoudsopgave of door op de kaartbladwijzer naar het kaartnummer te zoeken. De keuze hangt af van je voorkennis. Noteer je keuze bij de volgende uitgangspunten en verbind met de passende figuur:

35

❍             inhoudsopgave ❍

Je kent het onderwerp of het thema en het land of gebied.

36

❍             kaartregister ❍

Je weet niet waar een plaats, rivier of gebied ligt in de wereld.

37

❍             kaartbladwijzer ❍

Je weet in welk land of gebied een plaats ongeveer ligt.

38

Welke kaart uit je schoolatlas is het meest geschikt voor het opzoeken van volgende plaatsen? Zet een kruisje bij de gebruikte methode en kies ook zelf een plaats:

register je woonplaats leefmilieu op aarde de Tower Bridge in Londen

18

Thema Wegwijs met een kaart

kaartbladwijzer

inhoudstafel

kaartnummer


Kaarten in een atlas zien er niet alleen verschillend uit omdat de schaal verschilt. De kaarten hebben ook vaak een heel andere opmaak. Landschapselementen zijn door verschillende tekens afgebeeld, dat noemt men symbolen. Ze zijn in typische kleuren en vormen afgebeeld. De lijst van die symbolen noemt men de legende. Schrijf de betekenis van de hieronder weergegeven symbolen. Gebruik je atlas.

auto(snel)weg

staatsgrens

hoofdstad

steenkool

fruit

meer

hoogtelijn

39

Naargelang van de schaal zijn symbolen verschillend op kaarten. Zoek een voorbeeld in de legende van je atlas en teken dat hier na. Betekenis op schaal 1/

=

Betekenis op schaal 1/

=

Kaarten kunnen trouwens met verschillende bedoelingen gemaakt zijn. Wie gebruikt er welke kaart?

40

41

42

• een topografische kaart (fig. 40) • een wegenkaart (fig. 41) • een stadsplan (fig. 42)

wandelaar

vrachtwagenchauffeur

toeristen

• een wandkaart (fig. 43) leerkracht 43

Thema Wegwijs met een kaart

19


2.6 De plaatsbepaling op aarde • Een stip op een bol aanduiden

noordpool westelijk ral

lelc

irke

l

ev

en

nul me rid iaa n

pa

noordelijk

aa

r

oostelijk zuidpool

zuidelijk

44

45

De aarde is bolvormig. Je kunt dus niet melden dat een plaats zover van de linkerkant of van de onderkant ligt. Om onder en boven op een bol eenduidig vast te leggen, maken we gebruik van de draaiende beweging van de aarde. Die gebeurt rond een denkbeeldige as. De twee plaatsen waar die aardas het oppervlak snijdt, noemen we noordpool en zuidpool. Benoem beide plaatsen op fig. 44. Alle plaatsen die even ver van de aardpolen liggen, bevinden zich op eenzelfde cirkel: een parallelcirkel. Zoek in de begrippenlijst een synoniem op: breedtecirkel Alle plaatsen die op aarde even ver liggen van noordpool en zuidpool, bevinden zich op een grote cirkel, de

evenaar

Zo wordt de wereld verdeeld in twee halfronden:

noordelijk en zuidelijk halfrond

Synoniemen hiervoor zijn land- en zeehalfrond. Dat kan men ook in de andere richting: de nulmeridiaan (die door Londen loopt) verdeelt de wereld in een

oostelijk

en een

westelijk halfrond

Vul op fig. 45 de vier halfronden in door rekening te houden met die vier hoofdrichtingen op een kompas. Door de wereld zo te verdelen, kan van iedere plaats op aarde verteld worden waar ze ligt ten opzichte van beide grote cirkels. • Een meer verfijnde indeling van de wereld 1

2

3

4

5

6

7

1

E

V

E

N

A

A

R

2

F

A

D

A

Z

O

3

E

A

R

I

T

4

S

M

V

5

E

6 7

20

N

U

a

N

L

O

O

Thema Wegwijs met een kaart

R

L

E S

D

U

B

E

D

E

N

Omdat veel plaatsen op eenzelfde halfrond liggen, zoekt men naar een meer precieze plaatsaanduiding. Inspirerend werkt de wijze waarop de opgave van een kruiswoordraadsel wordt aangegeven. HORIZONTAAL: 1 grote cirkel, even ver van beide polen. 2 woestijnstad in Tsjaad; tussenwindrichting. 3 stadje in Niger. 4 meervoud (afk.). 5 Europese Unie (afk.); Limburgse gemeente. 6 Nederland (afk.); stad aan de Japanse Binnenzee. 7 windrichting. VERTICAAL: 1 ruïnestad aan de Turkse kust; windrichting. 2 vader (afk.); Verenigde Naties (Eng. afk.). 3 stadje aan het Markermeer; West-Vlaamse gemeente. 4 grensstadje in Estland. 5 Zuiden (Fr.). 6 werelddeel; domeinnaam voor België. 7 Natuurgebied op Linkeroever (Antwerpen); natuurlijk landschapselement: boomsoort.


De cirkels die evenwijdig aan de evenaar lopen, noemt men parallellen / meridianen. De groene cirkels op fig. 46 worden kleiner / groter naar de polen toe. De rode lijnen die van pool naar pool lopen, noemt men paral-

Brussel

rle ng te o os ter len gte

lellen / meridianen. Het zijn halve cirkelbogen en dus 46

180°

lang.

Vanaf de nulmeridiaan naar het oosten spreekt men van oosterlengte, naar het westen van westerlengte.

Wat zijn de benamingen ten opzichte van de evenaar? noorderbreedte en               . zuiderbreedte

Lengte- en breedteligging leveren geografische coördinaten op. We drukken ze niet uit in kilometer maar in graden, minuten en eventueel seconden. Een graad wordt verdeeld in 60 minuten, 1 minuut in 60 seconden (1’ = 60”). Ga op Google Earth de precieze ligging van het stadhuis van Brussel na: 50°50’83”

NB en. 4°21’07” OL.

Memo We onthouden dat lengtecirkels allemaal even lang zijn, maar dat breedtecirkels kleiner worden vanaf de evenaar. Omdat meridianen halve grote cirkels zijn, kunnen we spreken van 0° tot 180° OL en WL. Omdat parallelcirkels een kwartcirkel reiken van evenaar naar de polen toe, kunnen we spreken van 0° tot 90° NB en ZB. plaats

nauwkeurigheid

geografische coördinaten

het centrum van je woongemeente

tot op 30’ nauwkeurig

Krakow

tot op 1° nauwkeurig

50° NB, 20° OL

Kikwit

tot op 1° nauwkeurig

5° NB, 19° OL

Rio de Janeiro

tot op 1° nauwkeurig

23° ZB, 43° WL

De stad Suez

tot op 30’ nauwkeurig 30 ° NB, 32 ° 30’ OL

Boorplatform Piper

tot op 1° nauwkeurig

60 ° NB, 3 ° OL

Door binnen het gradennet een verdere indeling te maken, kun je een meer gedetailleerde positie bepalen (fig. 47). 37° NB 17° WL

51° OL

nulmeridiaan

we ste

evenaar

35° ZB

47

Thema Wegwijs met een kaart

21


2.7 Wegwijs in de wereld De aarde bestaat uit vastelanden (continenten), eilanden, eilandengroepen (archipels), oceanen en zeeën. Op aarde is de 30 pct. landoppervlakte ongelijk verspreid. Zo ligt Europa centraal op het landhalfrond. Continenten is eigenlijk een ander woord voor wereld­delen, maar er zit een addertje onder het aardse gras. Je kunt spreken van zes continenten (Eur­azië, Afrika, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Antarctica en Australië); als je spreekt over continenten tel je niet de eilanden van de werelddelen mee. Spreek je van werelddelen (Europa, Azië, Afrika, Amerika, Antarctica en Oceanië), dan behoren de eilanden daar wel bij. Omdat Europa en Azië aan elkaar vastzitten, vormen ze het vasteland Eurazië. Naast de Oude Wereld, nl. Eurazië en Afrika, onderscheidt men ook de Nieuwe Wereld, dat zijn de later ontdekte Amerika’s en Oceanië. Je zult met dit boek in andere werelddelen dan Europa terechtkomen. Daarom zoeken we ook onze weg in andere delen van de wereld. Door met economische en culturele kenmerken rekening te houden, kan de wereld ingedeeld worden in wereldzones, zoals sub-Saharaans Afrika, West-Europa, Arabische wereld, Moesson Azië enz. • Duid de zes continenten aan op de kaart. • Arceer op de kaart de volgende wereldzones: Arabische wereld (groen), Moesson Azië (rood), Latijns-Amerika (blauw), Angelsaksisch Amerika (zwart). • Schrijf de namen van de oceanen in de kaders op de kaart.

Noordelijke IJszee Eurazië

Noord-Amerika

isch ant Atl

Indische Oceaan Australië

n

Grote Oceaan

a cea eO

Zuid-Amerika

Afrika

Antarctica

22

Thema Wegwijs met een kaart


3 Je bereidt je voor op een deelname aan een Europees rallykampioenschap Jullie doen mee aan een nieuwe Europese rallywedstrijd. Je zit altijd met zijn tweeën in de auto: de piloot en de navigator. De piloot zal nu alles opzoeken in de atlas en de navigator vult de tekst in en duidt de weg op de Europese kaart aan. Lokaliseer je school met geografische coördinaten (Google Earth), dit is immers jullie startpunt:

48

°

’’ NB / ZB

°

’’ OL / WL

Je gaat België moeten doorkruisen in zuidelijke richting en je moet door de provincie rijden om tot in het Franse departement Nord-Pas-de-Calais te geraken. Als je in verder in

richting verder rijdt, kom je in Picardië. Zo gaat de route

oostelijke

richting naar Champagne Ardenne. Om vervolgens naar

Lotharingen te rijden dat in het en in

zuidoostelijke

noordoosten

ligt van het vorige departement

richting t.o.v. België. Nu hebben jullie bijna Noord-Frankrijk

doorkruist. Het laatste departement bevindt zich in oostelijke richting, nu zijn jullie toegekomen in de Elzas. Tijd om de grens over te steken. Jullie moeten richting München rijden, dat ligt ten

zuidoosten van de Elzas. München ligt in het noorden van een groot Europees gebergte ( de Alpen ). In O.N.O.-richting zullen jullie vervolgens moeten verder rijden om door Oostenrijk naar de hoofdstad te rijden. Eindelijk komen jullie aan in

Wenen

Thema Wegwijs met een kaart

23


Het einde van de rally komt in zicht. Oostenrijk zul je in

oostelijke

rich-

ting verder moeten doorkruisen om in Bratislava te geraken, dat is de hoofdstad van

Slovakije

zuidelijke Hongarije

Tijd om het water op te zoeken en in tonmeer te rijden. Dat ligt in

noordoostelijke

richting naar het Bala(land). Tot slot rijden jullie in

richting en bereiken jullie de hoofdstad Boedapest.

Proficiat! Goed gereden! Wat is de totale afstand van jullie rally in vogelvlucht volgens de Europese atlaskaart? Lokaliseer het eindpunt met geografische coördinaten (Google Earth):

47

°

30

00

’’ NB / ZB

19

°

02

30

’’ OL / WL

Sinds 1 januari 2013 zijn 28 Europese landen verenigd in een groter geheel, de Europese Unie (EU), die van de Atlantische Oceaan tot de Zwarte Zee reikt. Hun samenwerking moet de economische ontwikkeling bevorderen, de welvaart ten goede komen en de kans op militaire conflicten tussen de lidstaten uitsluiten. Kleur de EU-landen op de kaart van Europa achteraan in het boek. Wat zijn de buurlanden van België en in welke richting liggen ze t.o.v. ons? Nederland

(N.), Duitsland (O.), Luxemburg (ZO.) en Frankrijk (Z)

Zoek in de tabel de drie grootste landen van de EU: land 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28

24

België Bulgarije Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Italië Kroatië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Slovenië Slovakije Spanje Tsjechië VK Zweden Totaal

Thema Wegwijs met een kaart

inwoners (× 1000) 10 449 6 925 1 172 5 619 80 997 1 258 5 269 66 259 10 776 9 919 4 833 61 680 4 471 2 165 3 506 521 413 16 877 8 223 38 346 10 814 21 730 1 988 5 444 47 738 10 627 64 021 9 724 511 763

opp. (km2 × 1000) 30,5 110,9 9,3 44,5 357,0 45,2 338,1 643,8 132,0 93,0 70,3 301,3 56,6 64,6 65,3 2,6 0,3 41,5 83,9 312,7 92,1 238,4 20,3 49,0 505,4 78,9 244,4 450,3 4 482,1


• naar oppervlakte: • naar inwonertal:

Frankrijk, Spanje, Zweden

Duitsland, Frankrijk , VK

Arceer deze landen op de Europese kaart achteraan in het boek en omcirkel de hoofdsteden van de EU-landen. Benoem de Atlantische Oceaan, drie zeeën in het westen, drie in het zuiden en één in het noorden. Noteer tot op 1° nauwkeurig de breedteligging van de Noordkaap (

71

° NB) en Kaap Tarifa (

36 ° NB) en de lengteligging van Kaap Dunmore ( 10

° WL)

en Magnitogorsk ( 59 °OL). Benoem deze vier uiterste punten van Europa op de kaart. Bereken ook de noord-zuidlengte ( van Europa.

4360

km) en de oost-westlengte (

4495

km)

4 Ook met digitale middelen komen we er • De meest passende applicatie gebruiken Afstanden aflezen, inschatten of berekenen? Naast de lijnschaal en de breukschaal kan men de werkelijke afstand ook aflezen met de curvimeter, een miniwieltje waarmee je op de kaart de te meten weg afrijdt. Op wegenkaarten, zoals op fig. 52, zijn de afstanden op voorhand berekend. Je hebt ze maar af te lezen en samen te tellen. Met een navigatiesysteem kun je vanaf je positie (vandaar de naam global positioning system) afstanden tot een ingestelde bestemming aflezen (fig. 49). Routeplanners geven naast deze informatie ook informatie over de tijdsduur en andere wetenswaardigheden (fig. 50).

49

50

Met welke routeplanners werken je ouders of jij soms thuis om de afstand en tijdsduur te weten van een bepaalde autorit? Noem twee routeplanners die je kent.

Thema Wegwijs met een kaart

25


Reken op de wegenkaart (fig. 52) de afstand uit van het centrum van Lier naar dat van Geel via de autoweg E313*: routeplanner:

38

km.. Ga na hoe groot de afstand is volgens een

km

Hoe lang doet een automobilist er volgens de routeplanner over? Hoe lang duurt de treinreis volgens de website van de NMBS?

min. min.

• Ook met digitale middelen komen we er (meestal)

Duivelsfans rijden naar het foute Wales Voor heel wat fans die de match live wilden bijwonen in Wales werd het gisteren een spannende dag. Hun buschauffeur had namelijk eens hij in Engeland aan land kwam, ‘Wales’ in zijn gps ingegeven. Het toestel leidde de bus echter niet naar het land Wales, maar naar het gelijknamige stadje in Engeland, zo’n 300 km van waar de Duivels speelden. Gelukkig was het nog maar halfnegen ’s ochtends en

geraakten de fans tijdig in het stadion. Een van de passagiers bracht Studio Brussel op de hoogte van de flater. Enkele maanden geleden maakte de zender een gelijkaardig voorval mee, toen een bus met StuBru-luisteraars in het Spaanse La Plagne belandde in plaats van het Franse skioord waar het ski-evenement van de zender plaatsvond. De Morgen, 13 juni 2015, p. 4

Beantwoord de volgende vragen: • Wat had de buschauffeur moeten ingeven in zijn gps? de waar de wedstrijd plaatsvond

stad Cardiff,

• Bereken met een passende applicatie hoeveel km de StuBru-luisteraars verwijderd waren van het juiste La Plagne (Frans skioord): • Je gps nooit blindelings vertrouwen! Dat wil de maker van dit bord (fig. 51) duidelijk maken.

Wat is er hier volgens jou al geregeld gebeurd, waardoor iemand dit bord gemaakt heeft? 51

*  In het leerwerkboek wordt hier foutief E40 vermeld!

26

Thema Wegwijs met een kaart


Inpakken en wegwezen Je gaat op daguitstap met je ouders naar de mijn van Beringen.

52

Hier heeft je overgrootvader nog gewerkt en je wilt graag ontdekken hoe het was om in de mijnen te werken. Want daarover heb je al veel verhalen gehoord. Jullie vertrekken om 10.00 uur aan het station in Tessenderlo. • Zoek op via www.geopunt.be wat de afstand is tussen het station van Tessenderlo en dat van Beringen. 53

• Hoe ver zul je nog moeten wandelen vooraleer je bij de mijn toekomt? Ga via www.NMBS.be op zoek naar de uurregeling en de reistijden van de trein. Hoe laat zal je eerste trein richting Beringen aankomen als jullie om 10.00 uur op het perron staan in Tessenderlo? Hoe laat rijdt de laatste trein terug naar Beringen? Heb je nog tijd om iets lekkers te gaan eten? Zo ja, waar kun je dat dan het beste doen?

Thema Wegwijs met een kaart

27


Even samenvatten 1 Oriëntatie • Hoe kan ik me oriënteren? –– Twee goed herkenbare punten uit de omgeving op de kaart zoeken. –– Draai de kaart, zodat de twee punten in de juiste richting worden gezien en breng die richtingen op de kaart over: hun kruispunt is je standplaats. –– Controleer met een derde landschapselement of die drie lijnen door één punt gaan en je standplaats dus vastligt. –– Ook navigatietoestellen gebruiken steeds drie satellieten. • Oriëntatietechnieken

techniek

windrichtingen

zon

O. – Z. – W.

wijzeruurwerk

Z.

Poolster

N.

kompas

N.

gps

alle windrichtingen

54

2 Van foto naar kaart

Soort foto

Horizon te zien?

Camerastand

horizontale luchtfoto

Je ziet de horizon.

horizontaal

schuine luchtfoto

Je ziet de horizon.

schuin naar beneden

verticale luchtfoto

Je ziet geen horizon.

loodrecht naar beneden

Verticale luchtfoto → plattegrond → kaart → atlas

Kaart

Eigenschappen Breukschaal: vb. 1/25 000 = 1 cm op de kaart is 25 000 cm in werkelijkheid 0 km

Schaal

25 km

Lijnschaal: vb. = elk vakje stelt meteen de werkelijke afstand voor. Hier is 1 vakje 5 km.

28

Legende

Symbolen en kleuren

Soorten

wegenkaarten / topografische kaarten / stadskaarten / plattegronden / weerkaarten / …

Thema Wegwijs met een kaart


Atlas kaartenbladwijzer inhoudsopgave

Waar? vooraan cover

Als je het land/de plaats weet liggen op een wereldkaart.

vooraan

Als je een onderwerp van een bepaald land/of regio krijgt.

achteraan

Alfabetische lijst met alle plaatsnamen Naast de naam staat steeds: • kaartnummer (pagina) • vakje waarin de stad ligt

uitklapbare flappen voor- en achteraan

Lijst met alle symbolen en kleuren die op de kaarten worden gebruikt; ingedeeld volgens de schaal van de kaart.

register

legenda

Waarvoor?

3 Plaatsbepaling op aarde Breedteligging (van noord naar zuid en omgekeerd) → breedtecirkels / parallellen → aflezen aan zijkant van de kaart → vb. evenaar 0° NB / 0° ZB Lengteligging (van oost naar west en omgekeerd) → lengtecirkels / meridianen → aflezen aan onder- of bovenkant van de kaart → nulmeridiaan 0° OL / 0° WL Hoe ver sta je? Kruis telkens aan hoe ver het staat met je kennis, vaardigheden en attitudes. nog goed in te oefenen

ik beheers de basis

ik begrijp het goed

ik kan het vlot aan anderen uitleggen

Je kunt de hulpmiddelen voor oriëntatie vergelijken, zoals zon, kompas, uurwerk, kaart, routeplanner, navigatiesysteem en wegwijzers. Je kunt basisbegrippen van oriëntatie toelichten: kompasrichtingen, oriënteren, benaming van kaarten. Je kunt laten zien dat je je op het terrein correct kunt oriënteren op verschillende manieren. Je kunt de structuur van kaarten, zoals titel, legende, schaal en N.-pijl in opgegeven leeropdrachten herkennen. Je kunt verschillende soorten kaarten, zoals thematische kaarten en topografische kaarten, in leeropdrachten gebruiken. Je kunt de structuuronderdelen van de atlas, zoals inhoudsopgave, namenregister, kaartwijzer op correcte manier benoemen. Je kunt laten zien hoe je de atlas op een correcte manier kunt gebruiken en een kaart correct lezen. Je werkt steeds zo nauwkeurig mogelijk bij het gebruik van kaart en atlas. Je kiest steeds de meest vlotte werkwijze bij het zoeken van de gepaste kaart. Je kunt je manier van werken ook uitleggen aan de leerkracht. Je kunt ICT-applicaties hanteren om een opgegeven probleemstelling op te lossen. Je kunt je keuze van een ICT-applicatie met argumenten verklaren en er nauwkeurig mee werken. Je kunt een stappenplan ontwikkelen bij het bestuderen van aardrijkskundige vraagstukken, kaarten, grafieken en tabellen.

Thema Wegwijs met een kaart

29


Test jezelf 1 Wat voor een soort kaart heb je nodig als je ‌

in een kunsthistorische stad aan het wandelen bent en je graag de oude monumenten wilt bezoeken?

stadsplan 55

een wandeling in een bergachtig gebied gaat maken en wilt weten of je veel zult moeten klimmen?

typografische kaart 56

wilt weten wat de hoofdstad van Bolivia in Zuid-Amerika is?

staatkundige kaart 57

de weg kwijt bent in een shopping mall in Abu Dhabi?

plattegrond 58

30

Thema Wegwijs met een kaart


2 Je vertrekt op vakantie vanuit Brussels Airport (Zaventem) naar Bali (Indonesië). Je wilt graag eerst de volgende informatie voor je vertrekt.

59

• Wat is de afstand in vogelvlucht tussen deze twee plaatsen? –– Welke soort kaart zul je hiervoor uit de atlas moeten gebruiken? –– Wat is de schaal van deze kaart? –– Wat is de gemeten afstand? –– Wat is de werkelijke afstand? • Wat zijn de geografische coördinaten van Bali volgens de atlaskaart? 8°

40’ ZB, 115° 15’ OL

• Je kunt deze info ook vinden via enkele ICT-applicaties. –– Welke zou je gebruiken? –– Komt de totale afstand overeen met wat je gevonden hebt in de atlas? Waarom wel of waarom niet?

Thema Wegwijs met een kaart

31


Het reliëf: op en neer

Waar het op aankomt • De impact van reliëfelementen in landschappen herkennen. • De relaties tussen stromend water en reliëf kunnen leggen.


Even opwarmen • Geef bij de onderstaande foto’s met een letter aan of het gaat over een vallei (A), een heuvel (B), een vlakte (C) of een kamlijn (D), vier namen die verband houden met het reliëf van de streek.

C

D

D

1

2

3

A

C

4

A

5

6

• Op kaarten staan aanwijzingen om een reliëfindruk te krijgen. Noteer welke indruk je krijgt van het reliëf op de voorgestelde gebieden.

7

een helling

8

bergachtig

een vlak gebied

9

• Beschrijf beknopt wat de volgende beelden met reliëf te maken hebben.

10

11

12

een hellende weg

een eilandje met

hoogtezones

12

dieptelijnen op zee

Thema Het reliëf: op en neer

33


1 Hoe schatten we de oneffenheden op aarde in? Als je van thuis uit naar school zou fietsen, gaat het dan meteen bergop, bergaf of loopt het fietspad een flink eind vlak? Je kent ongetwijfeld wegen waarop fietsen heel wat meer inspanning vergt. Dat is een geliefkoosd terrein voor wielertoeristen. En het wordt bij voorkeur ingeschakeld in fietsklassiekers of rittenwedstrijden (fig. 13 en 29). Noem eens een voorbeeld van een wielerwedstrijd die bekend is omwille van 13

de vele hellingen:

Sommige wielrenners houden ervan om op lang stijgende weggedeelten de tegenstanders uit de wielen te rijden. Andere rijden liever uitgerust naar de eindspurt. De oneffenheden op aarde worden dus op verschillende manieren ervaren. Je weet dat men afstanden uitdrukt met lengtematen. Zo gaat men oneffenheden op aarde zo veel mogelijk met getallen typeren. Ze vertellen iets over de elementen van het reliëf. Omschrijf met eigen woorden wat bedoeld wordt met het woord reliëf: de

oneffenheden op aarde

1.1 Een verre indruk van het reliëf De overgang tussen land of zee enerzijds en lucht anderzijds noemt men de horizon. Soms is dat een vage overgang, maar vaak ook een scherp afgetekende lijn. Neem opnieuw fig. 1 en fig. 2 erbij: in welke mate verschilt de horizonlijn op beide beelden? fig.

1: recht, fig. 2: getand

Hoe verloopt die kimlijn op foto 14? 14

golvend

1.2 Verticale afstanden verschillen op aarde Als een horizonlijn niet vlak is, komt dat omdat niet alle plaatsen even hoog boven de zeespiegel liggen. De hoogtes ervan verschillen. Dat is meteen duidelijk op fig. 15: de 35ste verdieping van het Europacentrum in Oostende reikt tot een hoogte van 104 m boven de zeespiegel. In de nabijgelegen Kustpolders zijn de verschillen tussen de hoogste en de laagste punten doorgaans erg klein (fig. 16).

16

15

34

Thema Het reliëf: op en neer


Onderzoek de hoogteverschillen op de landschapsfoto’s 1 t.e.m. 6, 13, 14, 16 en 17 en plaats het passende nummer bij de onderstaande typering:

1, 4 en 16 •  matig:          •  gering:          5, 13, 14 •  groot:          2, 3, 6, 17

Bereken op fig. 17 het hoogteverschil tussen de punten A en B: 2315

m – 1365 m = 950 m

A (2 315 m)

B (1 365 m)

17

1.3 Bergop of bergaf Op fig. 17 vallen de overgangen tussen twee hoogteniveaus op. Deze overgangen zijn hellingen van een terrein. Soms zijn dat loodrechte wanden (fig. 18), maar in onze streken zijn hellingen eerder klein. De hellingsgraad van hellingen drukt uit in welke mate die van elkaar verschillen.

18

Thema Het reliëf: op en neer

35


Fig. 19 verduidelijkt dat men hellingsgraden kan weergeven in graden (°), maar ook in procenten (%). Hoe moet je het verkeersbord hieronder lezen om te weten wat de hellingsgraad van een weg is? Als

men 100 m verder is, dan is men 10 m hoger geklommen

Teken naast fig. 19 de helling van fig. 10 (p. 33) nadat je eerst de lengte- en hoogteschaal op de assen hebt aangebracht. 100 m

100%

100 m

90%

100 m

80%

100 m

70%

0%

1

80 m 90 m 100 m

45

40

35 30 25 20 100 m 15 10 5

50% 40% 30%

12 m 0m

20% 20 m

100 m

60%

10% 0%

19

Welke helling is het steilst op fig. 17?

0m

100 m

De rode lijn naar de top A op 2315 m

Bereken de gemiddelde hellingsgraad van een wandelweg in de Alpen die start op 1000 m hoogte en op kaart na 5 km eindigt op 1250 m hoogte: Met

een hoogteverschil van 250 m op 5000 m afstand is dat gemiddeld 250 x 100/ 5000 = 5 pct. Voorbij de bergkam daalt het pad met een hellingsgraad van 12 pct. over een horizontale afstand 500 m. Op welke hoogte zijn de wandelaars dan gekomen? 12

x 500 m / 100 = 60 m lager, dus 1250 m – 60 m = 1190 m hoogte

Om hellingen sprekend voor te stellen, tekent men de hoogtes vaak overdreven hoog, zoals verder op fig. 29. Gebruik een hoogteoverdrijving van 2-maal om de wandelweg die hierboven beschreven wordt hieronder te tekenen. Duid de hoogtes, de bergkam en de hellingsgraden aan.

bergkam

1 500 m

1 250 m

1 190 m

1 000 m 0m

36

Thema Het reliëf: op en neer

5 000 m 5 500 m


2 Kunnen we een reliëfkaart lezen?

13 m 5m 2m 0m

20

Zolang een plaats dicht bij de zeespiegel ligt, kun je met een paslat of waterdarm meten hoe hoog ze ligt. Maar dat is alleen het geval nabij de kustlijn, zoals op fig. 20. Met modernere meetinstrumenten kan men de hoogteverschillen met het nulniveau bepalen. Zo zijn voor de meeste gebieden op aarde kaarten gemaakt waarop de hoogtes kunnen worden afgelezen. Opdat dergelijke reliëfkaarten niet overladen zouden zijn met getalletjes, vereenvoudigde men de hoogteweergave door plaatsen met eenzelfde hoogte te verbinden. Leid hieruit de definitie van een hoogtelijn af: met eenzelfde hoogteligging verbindt

Lijn op een kaart die plaatsen

2.1 Achter de duinen Van een gebied met geringe hoogteverschillen kunnen de hoogtes op een kaart met een grote schaal, zoals een topografische kaart, gemakkelijk correct of bij benadering afgelezen worden. Los de volgende vragen op met behulp van de topomapviewer van het Nationaal Geografisch Instituut (www.ngi.be/topomapviewer/public?lang=nl& ) voor het gebied ten Z.W. van Veurne nabij de Franse grens: 1 Welke hoogtelijn domineert in De Moeren? 2,5 m Vergelijk dit kaartgedeelte met de omgeving: de boerderijen in De Moeren liggen lager dan / hoger dan / even hoog als de omgeving buiten de Ringsloot. 2 Welke hoogte wordt overschreden in de Cabourgduinen?

5m

3 Op welke hoogte staat de St.-Karelsmolen (fig. 21)? 2,5 4 Schat met een even getal de hoogteligging van de kern van Bulskamp:

m

3m

21

Thema Het reliëf: op en neer

37


2.2 In de Ardennen Zoek met de topomapviewer van het NGI ook het gebied van fig. 22-23 op: nabij Nisramont, vlak bij de Westelijke en de Oostelijke Ourthe, slingert de rivier er zich met brede lussen (meanders) door het landschap. Zoek ook hier enkele hoogtes op: 1 Zie je hier meer of minder hoogtelijnen dan ten Z.W. van Veurne? meer

hoogtelijnen 2 Rond af tot op 50 m nauwkeurig op welke hoogte de dorpskern van Nadrin ligt: 400 m 3 Op welke hoogte ligt de stuwdam van Nisramont? 200 m / 285 m / 315 m / 400 m

4 Schat tot op 20 m nauwkeurig de hoogte van het uitzichtspunt Tier de Hérou (fig. 24):

350 m

5 Bereken de gemiddelde hellingsgraad van de wandelweg tussen Le Hérou en Cresse des Chevaux als je weet dat de horizontale afstand tussen beide 450 m bedraagt (fig. 25 en 26):

+90 m op 450 m = 20 %

22

23

24

25

26

Zoek ook op Google Earth de stuwdam van Nisramont in de Belgische Ardennen als je weet dat de coördinaten ervan 50°08’40” N en 5°40’09” O zijn. Leg punten vast op dezelfde lengtegraad en op de breedtegraden 50°08’04” en 50°08’54”. Zo kun je een lineaal trekken en bij ‘Bewerken’ een hoogteprofiel weergeven. Hoeveel keer kruist het profiel de Ourthe?

38

Thema Het reliëf: op en neer

2-maal


2.3 Hogerop in de Alpen In de Alpen komen grote hoogteverschillen veelvuldig voor (fig. 27). Daarom kiest men voor een grotere verticale afstand tussen de opeenvolgende hoogtelijnen. Om toch een goede indruk van het reliëf te krijgen, gebruikt men bovendien ook nog een schaduwing op reliëfkaarten (fig. 28). 1 Omschrijf de horizonlijn op fig. 27: 27

getande horizonlijn

2 In welke windrichting vallen schaduwen over de bergflanken op de kaart (fig. 28)?

naar het Z.O.

3 Op welke hoogte ligt de berghut Auronzo?

2320 m 4 Bereken de gemiddelde hellingsgraad naar de Zinnenkorf (Sasso di Landro) als je weet dat de horizontale afstand van hut naar top 900 m bedraagt: het

hoogteverschil bedraagt 2536 m – 2320 = 216 28

m; 216 m/9 = 24 %

3 Het reliëf zelf tekenen Op reliëfkaarten van grote gebieden (en dus met een kleine schaal) zoals in je atlas, staan veel minder hoogtelijnen. Hoe wordt hierop een indruk van reliëf opgewekt? Tussen

twee opeenvolgende hoogtelijnen wordt een zone in dezelfde tint ingekleurd Fig. 29 geeft het parcours weer van de Ronde van Vlaanderen 2014. Na ongeveer 175 m

Brugge

Oudenaarde Kluisberg

150 m 125 m 100 m 75 m 50 m 25 m

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 220 230 240 250 km

29

Thema Het reliëf: op en neer

39


100 km begint het klimwerk. Hoe hoog is de Kluisberg volgens je atlas? 141

80 m Wat stel je vast als je de hoogteschaal De hoogtes zijn overdreven voorgesteld.

Zoek ook de hoogte van de Paterberg op: vergelijkt met de lengteschaal?

m

Kleur op fig. 30 alle gedeelten die hoger dan 340 m liggen rood.

A

B

30

31

De steile hellingen van de Ourthevallei in de Ardennen zijn bebost (fig. 22, 23 en 24). Duid op fig. 30 de volgende elementen aan: 1 de stuwdam van Nisramont 2 het hoogste punt op het kaartgebied 3 de stroomrichting van de Ourthe 4 de noordpijl

Je merkt dat veel hoogtelijnen evenwijdig lopen met de rivier. Op een paar plaatsen zijn de hoogtelijnen van 340 m en 320 m gesloten kringen. Waarop wijst dat? kommen of

heuvels

Op fig. 30 gebruiken we alleen hoogtelijnen om het reliëf weer te geven. Tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen zijn op fig. 31 hoogtezones in eenzelfde tint ingekleurd. Deze kleuren zijn zo samengesteld dat ze geleidelijk evolueren naar een volgend licht kleurverschil. Zo krijg je ook in je atlas en op fig. 32 een goede indruk van het reliëf. Als op dergelijke kaarten ook kustgebieden voorkomen, dan kan ook het onderzeese reliëf met dieptelijnen weergegeven worden. Zoek een steile onderzeese helling op een atlaskaart:

> 2000 m 1000 m - 2000 m 500 m - 1000 m 100 m - 500 m 0 - 100 m 0 - –200 m –200 m - –3000 m < –3000 m 32

40

Thema Het reliëf: op en neer


Het verloop van de hoogte volgens een rechte lijn kan weergegeven worden door een reliëfdoorsnede of reliëfprofiel zoals dat gebeurd is met behulp van Google Earth en op fig. 29 en 31: • De Ourthe wordt drie keer overschreden door de lijn A – B die ook veel hoogtelijnen kruist. • Vanuit ieder snijpunt van de lijn A – B met de hoogtelijnen worden loodlijnen neergelaten (de streepjeslijnen op fig. 31). • Op een blad met een verticale verdeling volgens de hoogtes van de doorsneden hoogtelijnen kun je die hoogtes aanstippen. • Door op het blad die hoogtes te verbinden, ontstaat een curve; je weet al dat we dat een reliëfprofiel noemen. • Vervolledig het profiel door met een blauwe pijl de Ourthe aan te duiden. • Bereken het hoogteverschil tussen het hoogste en het laagste punt op dat profiel: ca.

85 m

• Wat stel je vast op de plaatsen waar de hoogtelijnen dicht bij elkaar liggen? Daar

zijn steile hellingen

• Merk op dat de horizontale schaal niet gelijk is aan de verticale hoogteschaal; op die manier zien hellingen op heuvels eruit als steile berghellingen (fig. 31). 360 340 320 300 280 340 320 300 280 260 340 320 300 360 340 320 300 280 33

Door op regelmatige afstanden reliëfprofielen schuin achter elkaar te tekenen, kan men een blokdiagram tekenen (fig. 33). Omdat op een verkleinde weergave van de werkelijkheid afstanden in drie richtingen zijn weergegeven, spreekt men van een 3D-model. Zoek op het internet een mooi voorbeeld van zo’n digitaal terreinmodel (of hoogtemodel). Met een rekenblad kun je namelijk achtereenvolgende profielen tekenen. Daarvoor moet je een vierkant raster op de kaart aanbrengen. In ieder vierkantje lees je het gemiddelde hoogtegetal. Dat noteer je op het rekenblad. Door er een kleurlegende aan te koppelen, krijg je een veelkleurig 3D-diagram. Met dergelijke diagrammen kan men driedimensionale reliëfblokken maken. Welke zijn aanwezig in je vaklokaal?

Thema Het reliëf: op en neer

41


4 Verschillende reliëfvormen onderscheiden Met het verloop van de hoogtelijnen leest men het reliëf van een gebied af. Reliëf­ diagrammen zijn daarvan een goede weergave. Verbind de onderstaande diagrammen met de overeenstemmende hoogtelijnenkaarten ernaast. 55 50 45 40 35

50 55

34

zwakke helling

steile helling 38

0

248 2500

25

0 252

2500

2540

kamlijn

24

80

2600 2580 2560

20

39

35

2460

120 115 110 100 95

90

85

95 100 105 115 110 110 105 100

36

kom

40

14

0

13

5

130 125 120 115

37

vlakke topzone

bergpas 41

Zet binnen in de juiste tekstkaders de passende omschrijvingen: steile helling, kom, zwakke helling, bergpas, kamlijn, vlakke topzone. De hoogte waarop deze reliëfvormen voorkomen, speelt een grote rol voor menselijke activiteiten. Daarom onderscheidt men hoogtezones op aarde.

42

Thema Het reliëf: op en neer


4.1 Drie hoogtezones Naargelang van de hoogte boven de zeespiegel, is een gebied gelegen in het laagland (0 tot 200 m hoog), het middelland (200 tot 2000 m hoog) of het hoogland (hoger dan 2000 m). Je leest die hoogtegetallen in je atlas of op andere landkaarten. Zet de hoogtebegrenzing en de volgende plaatsnamen in de passende cel van de onderstaande tabel: Botrange / Landen / Mont Blanc / Titicacameer / Gaza / Ararat / Bled / Marrakesh.

hoogtezone hoogland middelland laagland

hoogtegrenzen

> 2000 m 200 à 2000 m 0 à 200 m

voorbeelden van plaatsen

Mont Blanc, Titicacameer, Ararat Botrange, Bled, Marrakesh Gaza, Landen

42

Vul hieronder de passende hoogtezones in: • Op wereldschaal overheerst het

.

middelland

• Het centrale gedeelte van Eurazië bestaat hoofdzakelijk uit

laagland

• Het oostelijk deel van Azië behoort tot het

middelland

• De belangrijkste zone

hoogland

.

bevindt zich in Z.W.-China en Nepal (fig. 43). • Het massieve Afrikaanse blok bestaat 43

bijna helemaal uit

middelland

• Dat geldt ook voor grote delen van Australië, het westen van Noord-Amerika en Brazilië, maar het uitgestrekte gebied Rocky Mountains-Andes bestaat vooral uit

hoogland

Thema Het reliëf: op en neer

43


• In Europa strekt het

laagland

44

45

46

47

zich uit langs de kusten van de Atlantische

Oceaan en de Noordzee tot de Oeral in het oosten. • Het middelland omvat het zuidelijke deel van Europa vanaf Portugal tot de Zwarte Zee en een groot deel van Scandinavië (fig. 44 en 45). • Tot het hoogland behoren de jonge gebergten in het zuiden van Europa zoals de Pyreneeën, de Alpen (fig. 46), de Karpaten, de Apennijnen en het Balkangebied. • In België behoort het deel ten noorden van Samber-Maas tot het • Zuid-België is

middelland

• Vlaanderen staat model voor het reliëf van het uiterste oosten is 200 m (fig. 47).

Voeren

laagland

laagland Met 287 m in het

de enige Vlaamse gemeente die hoger reikt dan

4.2 De reliëfvormen van het laagland Fig. 48 stelt het bos- en heiderijk gebied in de Kempen voor. Zoals op fig. 4 is op de meeste plaatsen de horizon recht en zijn er geen grote hoogteverschillen. De vlakte overheerst in het laagland, vandaar de naam laagvlakte. Nabij de kust kan de hoogteligging zelfs lager zijn dan het zeepeil, zodat laagvlakten vatbaar zijn voor overstromingen (fig. 16).

48

44

Thema Het reliëf: op en neer

49

50


Fig. 49 is gemaakt van op een duidelijke verhevenheid in de laagvlakte. Het is een lage heuvel waarvan de top op 141 m en de voet op 50 m ligt. Tussen beide loopt een licht hellende flank. Een langgerekte heuvel wordt een heuvelrug genoemd (fig. 50). De meeste van die heuvels worden als ‘bergen’ bestempeld, bv. de Kluisberg op fig. 49. Dat is fout, want deze heuvels zijn slechts molshopen in vergelijking met de echte bergen (zie ook fig. 29). Haspengouw, op de grens tussen Vlaanderen en Wallonië, is een gewaardeerd open landschap. Het gebied is overwegend vlak. Uitzonderingen zijn een zacht golvende horizonlijn op een hoogte van ca. 150 m en een steilrand zoals op fig. 51.

51

4.3 Vergelijkbare reliëfvormen op het middelland Op de voorgrond van fig. 52 vertoont het natuurgebied Zwarte Hoogveen in Midden-Duitsland veel overeenkomsten met fig. 48. Het gaat hier ook om een vrij vlak gebied met geringe hoogteverschillen, maar nu omgeven door hellingen. Reliëfkaart 42 leert je dat dit gebied tot het middelland behoort. Daarom spreken we van een middel­hoge vlakte.

52

53

Het gebied op fig. 22 maakt volgens de re­liëfkaart van België eveneens deel uit van het middelland. De bijna lijnrechte horizonlijn wordt onderbroken door diep ingesneden valleien. Deze reliëfvorm is een middelhoog plateau. Er zijn hoogteverschillen van enkele tientallen tot honderden meters. Hierop kunnen afgeronde heuvels en heuvelruggen voorkomen. Op fig. 53 verloopt de horizonlijn in andere delen van Centraal-Duitsland sterk golvend. Dat komt omdat afgeronde toppen afwisselen met diepe dalen. We spreken hier van een afgerond middelgebergte.

Vervolledig de onderstaande tabel van het middelland bovenaan de passende kolom met de reliëfvormen die daar kunnen voorkomen: heuvel, middelgebergte, vlakte en plateau:

reliëfvorm

vlakte

plateau

heuvel

hoogteverschillen

bijna niet

groot

hellingen

zwak hellend

steil aan de randen

horizonlijn

recht

bijna recht

groot

middelgebergte zeer groot steil

afgerond

Waarom is de benaming hoogplateau voor de Ardennen een onjuiste benaming? De

Ardennen zijn nergens hoger dan 2000 m. Thema Het reliëf: op en neer

45


4.4 Het uitdagende hoogland en zijn reliëfvormen

54

55

56

Fig. 54, 55 en 56 komen uit het hoogland. Situeer ze op reliëfkaart 42. Op fig. 54 vertoont het gebied rond het Titicacameer in Bolivia weinig hoogteverschillen ten opzichte van de omgevende bergen. De hellingen bedragen slechts enkele meters. Het is een hoogvlakte. Wat is het verschil met de vlaktes uit laagland en middelland?

dan 2000 m

Ze liggen hoger

Als in een vlak gebied in het hoogland grote insnijdingen voor­komen,

over welke reliëfvorm spreken we dan?

een hoogplateau

Het Coloradoplateau op fig. 55 is een hoogplateau, want de hoogteverschillen bedragen zelfs meer dan 1000 m. Het hooggebergte op fig. 56 bezit steile hellingen, grote hoogteverschillen en een gekartelde horizonlijn. Hoge spitse toppen en pieken steken ver boven de diepe valleien uit. Ze zijn altijd met sneeuw en ijs bedekt. De meeste reiken namelijk hoger dan 3000 m. Zoek in je atlas de hoogtegetallen van de Mont Blanc en de Mount Everest: De

Mont Blanc is 4807 m hoog, de Mount Everest 8848 m

Hoge bergtoppen komen dikwijls voor in lange slierten en vormen zo bergketens. Voorbeelden daarvan zijn: het Andesgebergte in Zuid-Amerika en de Rocky Mountains in Noord-Amerika (fig. 57 en 58).

46

Thema Het reliëf: op en neer


57

58

Vervolledig de volgende overzichtstabel met de reliëfvormen en hun kenmerken voor het hoogland. Noteer de atlasplaat waarop je het voorbeeld vindt.

reliëfvorm hoogteverschillen hellingen horizonlijn een voorbeeld

hoogvlakte

hoogplateau hooggebergte

(zeer) gering

meer dan 10 m

honderden m

zeer klein

zacht

(zeer) steil

rechtlijnig

vlak met diepe dalen

gekarteld

Altiplanos (Bolivia)

bergketens

Tibet (China)

de Alpen

Rocky Mountains

4.5 Vulkanisme vormt bijzondere reliëfvormen Het stollen van de planeet Aarde verliep niet rimpelloos. In het verre verleden werden aardlagen in de Ardennen geplooid door inwendige krachten. Recent zijn vooral andere gebieden op aarde onderhevig aan interne aardse bewegingen. Schrap de verwoestende gebeurtenissen die niet daaronder vallen: aardbevingen / tornado’s / vulkanisme / overstromingen. buitenmantel

overgangszone binnenmantel

buitenkern binnenkern

59

Nog steeds is diep onder de aardkorst aardmateriaal zo heet dat het plastisch of vloeibaar is (fig. 59). Op sommige plaatsen boort deze materie zich een weg door de al afgekoelde korst. Er ontstaat een vulkaan, een typische kegelvormige reliëfvorm als het gesteente zich vlak bij de opening opstapelt (fig. 60). Als de materie langs scheuren naar buiten vloeit, ontstaan ruggen (fig. 61). Als ze waaiervormig over een vlakke zone stolt of als as neerdwarrelt, ontstaan plateaus (fig. 62).

Thema Het reliëf: op en neer

47


60

61

Vulkanen kunnen een typische kegelvorm hebben (fig. 60 en 63), maar vormen ook plateaus of ruggen als langs vlakke zones of spleten gesteente uitvloeit (fig. 61 en 62). Zoek op het internet een recente uitbarsting en lokaliseer het gebied op de atlaskaart met de zwakke zones op aarde. Zoek op het internet het verhaal van een vulkanische uitbarsting. Vat samen met o.a. de woorden krater, kraterpijp en magma die je ook op fig. 63 met pijlen aanduidt en benoemt: 62

kraters

kraterpijp

magma

48

Thema Het reliĂŤf: op en neer

63


5 Reliëfstreken in de wereld

5.1 De reliëfstreken in België Op fig. 64 vind je de voorstelling van het Belgisch reliëf op een kaart met hoogtezones. Omschrijf de ligging van de grenslijn tussen laagland en middelland: De hoogtelijn van 200 m valt bijna samen met de Samber-Maaslijn Is er een uitzondering op die veralgemening? Het

Kempens Plateau ligt ten noorden van de Samber-Maaslijn, maar reikt niet hoger dan 200 m. Zoek in je atlas een drietal laagvlaktes en lokaliseer ze op kaart 64. In het overgangsgebied tussen vlaktes en plateaus liggen enkele heuvelrijen waarvan je de namen in de atlas vindt:

De West-Vlaamse heuvels, de Vlaamse Ardennen, het Hageland Fig. 51 is een van de drie Belgische leemplateaus die je ook op de kaart hieronder kunt lokaliseren. Zet de naam ervan in het passende kader* op fig. 64 en benoem in de twee andere kaders de plateaus die erbij horen: Kempens

Plateau en de Hoge Venen

Zoek in je atlas het hoogteverschil tussen de twee topzones van beide laatste plateaus:

694 m - 104 m = 590 m

Kempens Plateau 3

2

1

Haspengauw

4 Botrange

Hoge Venen

1 2 3 4

West-Vlaamse lage heuvels Lage heuvels van de Vlaamse Ardennen Lage heuvelruggen van het Hageland Reesberg, Remersdaal

Hoog-België Midden-België Laag-België lage heuvels

middelland laagland 0

50 km

64

*  Door een technische fout staat het kader ruim 1 cm te ver naar links.

Thema Het reliëf: op en neer

49


Zoek met behulp van je atlas tot welke reliëfstreek foto’s 65 tot en met 68 behoren:

65

Jalhay: Ardens

plateau

66

Lier:

Vlaamse vlakte

67

Hoegaarden:

Brabants plateau

68

Maarkedal:

Vlaamse Ardennen

5.2 Het reliëf in de wereld De natuurkundige of orohydrografische kaart in je atlas geeft je een goede algemene indruk van het aards reliëf aan de hand van hoogtezonetinten. Verwerk enkele opvallende reliëfgebieden door de cursieve reliëfgebieden te benoemen op de kaart op p. 51. 1 Europa heeft een sterk versneden kustlijn met laagland in het noorden (bv. de Russische Laagvlakte) en middelland in het zuiden, het midden en het noordwesten. De Alpen zijn het voornaamste hoogland. 2 Op het massieve Afrika domineert middelland, maar is ook hoogland vertegenwoordigd met bv. de Atlas, het Ethiopisch Hoogland en de Drakensbergen. 3 Het Tibetaans Hoogland is opvallend in Azië, de Himalaya is de hoogste bergketen en uitgestrekte plateaus (bv. Dekan) zijn aan de kusten afgezoomd door laagvlakten. 4 Amerika heeft met het Andesgebergte en de Rocky Mountains een lange ruggengraat en met de Great Plains, het Labradorplateau en het Braziliaans Plateau middelland omgeven door laagland. 5 Australië is met het Groot Australisch Scheidingsgebergte aan de zuidoostkust afgezoomd met hoogland, maar met het Artesisch Bekken en het Centraal-Westelijk Plateau is ook laag- en middelland overduidelijk aanwezig.

50

Thema Het reliëf: op en neer


180˚W A

r

o

g

i

i n e e s

h

n d

H

d C

l a

r o

g

j n e i

p i l i F

T

C

H

3

R

O

T

E

E

J

e

iqu

a v a t r o g -7450 m

4 KORAALZEE

E

A

A

N

be r g t e

C

i

Eyremeer

s

t

ling

Dar

c h

e

e

h

R

e

u

g

R

u g

Artesisch Bekken

OCEAAN

Ge

Centraal Laagland

l i s ch

O

d

g

b ns

Groot Australisch Scheidingsgebergte tr

a

yo

M i d

G

mb

oza nM t va Str aa

ge

n

d e n- A t

o

n land van Tu r a

A

e

g

O

W

R u g s c h e l a n t i

ag

e

h

ant i ns

F r a n ci

To c

Le na

l

a

r

ZE E

R u g

n

S ão

P a ra g á ua y

S

n

l a n d v a n de Pa r a

-11034 m

- I

ma

r

o Pilc

La a g

I

er

Missi ss

c n i d d e

M

A

kon Yu e t g lum bia

r Co

e e

t e g e b e r g s

o

t

K u s Si er r a N ev

pi i ss i p

Ori n oc

ZUID-CHINESE ZEE

Au MK 2231

s

30˚Z

TASMANZEE

MC 3766

U

Z

E

D

I

L

J

I

K

E

I

J

S

Z

E

5

E

kel

60˚Z

lcir

poo

zuid

t

Tibetaans Hoogland

-8428 m

BERGTOPPEN

60˚Z

van

Bengalen

Straat van Magelhaan

laagland

0

n

t n en r og ia a r

e

c

middelland

200

D

-5340 m

Drakensbergen

do

g

-10497 m

l

g

s

2000

Zuid-Chinees Middelland

Golf

Dekan

a

o

i

hoogland

van

N

o

M

r

b

f

5000

ZEE

a

Ethiopisch Hoogland Centraal-Westelijk Plateau I

30˚N r

t

i

8848 m

je Oran

e

F 3776 OOST-CHINESE

a

j s

e

c

Colora

opo mp Li

D r ak

an d

r

a

a

A 6958

ezi

pa Ta

c

Uruguay

Malawimeer

agl

t

a

P

LANDHOOGTE

5

Braziliaans plateau

P a ra n á

Kongo

Kasai

-6050 m

y

n

t

-8064 m

Brazilië

K 5895

Tanganyikameer

Zamb

s

t -

N

Oostafrikaans Hoogland

La

Middelland

ARABISCHE

Hoogland van Ethiopië

Victoriameer

Me

a

Ev 8848

e

A

s

A

o sc

Dekan

Uele

Golf van Guinee

N

l

es

H o

n

C

e

o

A

a

van

o

A

ne

Middelland g

A

a ng

i

t

ne Ama z o

ne

E

m

Ga

ch e Go lf

S h a n

J angt e k

Hoogland van Tibet

ZEE

n

d

Amazo

zo d v a n d e Ama

C

l

L

gl an

O

Nij

n

aa

m

Voltameer

e idd M

A

lla nd van Guyana

us

ZEE

ri ha C

Zwarte Volta

i

K

Ind

JAPANSE ZEE

GELE

a

Nig

H

N o

p

l ga ne

E

Hoogland van Tibesti

Tsjaadmeer

er

u n l u n

a

Se

b

ng He ua

J

Hoogland van Ahaggar

E

i

n

o

G

-10542 m

r o g

H

Amoer

n S h a

e n t

C

-7292 m

l

S

2

i

I

rzis

E

Atlas

T

a

Himalaya

Baikalmeer

ej

Balkasjmeer

La

A l e o e t e n t r o g

s

N

Pe

nis

Middelland van Kazachstan

Hoogland van Iran

Euf r aat

ZEE

Je

ng

A

s l a

ris

j lta

ko

L

t

Ob

g

T

n

Tig

ZE

c

A

a

l

t

M I DD LL be r g t e ANDSE g e

OCHOTSK

a

-8381 m

r o g a nt ym

-6325 m

Kaukas us

DE

i

Ca

A

ZWARTE ZEE

RO

M

x

-

Oe r a l

a

ol

l

SARGASSOZEE

Laagland

Aralmeer

MB 4810

s

t i

Don

Dnjepr

El be

pe n

ZEE VAN

s

Great Plains MM 2037

O

Donau

Al

BERINGZEE

e Ch i ne

c

l a A p p a

e

W . D v i na

O

Nij

n va

Golf van Mexico

Ri jn

e

renc

Law

St.-

h

NOORDZEE

E ZE

pi ip

o

io

Oh

n

ra

G

BP 4373

de

Grote Meren

s is

Russische Laagvlakte Alpen

Labradorplateau

M i ssour i

O

E

60˚N

Ko l y m

Oost-Siberisch Hoogland

Middelland

West-Siberisch

Ob

N.Dvina

E

io

BARENTSZZEE

at

nstra

marke

Dene

Hudsonbaai

lson Ne

n Saskat ewa ch

Andesgebergte C

Indigirka

Midden-Siberisch

r o e

Rocky Mountains

Magdalena o

O

OOST-SIBERISCHE ZEE

LAPTEVZEE

KARISCHE ZEE

CARIBISCHE ZEE

T

J

I

E

E

nd H o og l a

R

e

O

K

CH IS SP

ad o

R

J

KA

l or Co

I

Baffinbaai

Mackenzie

S n ake

a

L

E

E

Z

S

1

J

I

H

K

g

E

60˚

30˚O G

Lena

b

R

D

F

K

ej nis Je

Golf van Alaska

ad

R

l

2

G

O

irke

on e b e rg Yuk a g t e sk l a MMK 6187

t

E

O

ST

oolc

30˚W

N

90˚

L

150˚

120˚

a

A

60˚ D

n

at

tra

gs

rin

Be

BERINGZEE

M

60˚N

90˚

C

EE

JENZ

EKTS

TSJO

rdp

120˚

B

1 noo

180˚O

150˚

C

6

B A

150˚

120˚

D

30˚W

60˚

90˚

G

F

E

H 30˚O

I 60˚

90˚

1 : 80 000 000 0

1000

2000

3000 km

J 120˚

K 150˚

Er 3743

6

L

180˚O

180˚W

69

Noteer bij de onderstaande beelden over welke reliëfstreek het gaat.

70

Zell am Ziller (Oostenrijk): Alpen

71

Batu (Ethiopië):

Hoogland van Ethiopië

72

Volgograd (Rusland):

Russische Laagvlakte

73

Asni (Marokko): Atlasgebergte

Thema Het reliëf: op en neer

51


74

75

76

Lake Louise (Canada):

Baden-Baden (Duitsland):

Mount Everest (Nepal):

Rocky Mountains

Zwarte Woud

Himalaya

6 W aarom is het aardoppervlak niet overal even vlak?

6.1 Ook uitwendige krachten verstoren het aardoppervlak Je weet al dat gerommel binnen in de aarde reliĂŤf kan vervormen. Ook uitwendige krachten kunnen het aardoppervlak vorm geven. Zo is de werking van de zee verantwoordelijk voor afbrokkelende steilkusten (fig. 77), kan de wind hoge duinmassieven vormen (fig. 78 en 127) en zorgt het stromende water van rivieren en het bewegende ijs van gletsjers voor indrukwekkende kuilen of valleien (fig. 79).

78

F

G 77

52

Thema Het reliĂŤf: op en neer

79


6.2 Water vloeit van bron naar monding

81

We zullen het verder nog hebben over de neerslag op aarde. Geregeld valt er regen uit de lucht. Zijn er uitgestrekte wateroppervlakken in je omgeving? Na een flinke bui kan het water namelijk blijven staan. Als het niet tijdig weg geraakt, kan dat overstromingen veroorzaken. In te laag gelegen gebieden moet men zelfs geregeld water wegpompen. Dat is het geval in De Moeren, waar dieselpompen de vroegere windmolens vervangen (fig. 21 en 80).

80

Wat is er het nut van de Ringsloot? De leidt

het overtollige water bij eb naar zee

Ringsloot

Plaats de passende letters uit de kringloop van het water tussen de haakjes in de onderstaande toelichting bij fig. 81:

82

De waterdruppels die uit wolken vallen (

H

) kunnen meteen verdampen (

J

) of

via grachten wegvloeien. Het meeste neerslagwater verdwijnt in een bebouwde omgeving snel via riolen of sloten. In weilanden op het platteland vult water poelen. Het kan ook in vijvers tijdelijk beschikbaar blijven voor vee ( over het aardoppervlak of dringt de grond in ( een bron weer tevoorschijn komen (

D

A ). De grootste watermassa vloeit weg C ). Het kan dan op andere plaatsen in

). Daar ontstaat opnieuw een kleine waterloop

(fig. 82). Dergelijke beken volgen het reliĂŤf en kunnen samen een rivier vormen ( Welke naamsverandering treedt op als een dergelijke rivier een monding heeft in zee ( De

rivier wordt een stroom

B E

). )?

Verwerk twee referentieletters van de figuur om kort uit te leggen wat het verschil is tus-

Oppervlaktewater vloeit over het aardoppervlak zoals nabij B, grondwater vloeit onder het oppervlak in de aardlagen zoals van C naar D sen oppervlaktewater en grondwater:

Hoog in het gebergte kan het water al dan niet tijdelijk onder de vorm van ijs opgeslagen blijven als eeuwige sneeuw (

F

) of als gletsjers (

G

). Plaats beide letters ook op

de juiste plaats op fig. 79. Vertel met behulp van het blokdiagram (fig. 81) de kringloop van het water met eigen woorden.

Thema Het reliĂŤf: op en neer

53


0

13

10

0

10

150

16 0

11 10 0 0

0

150

14 0

0

0

14

0

15

11

0

16

83

Duid op de bovenstaande hoogtelijnenkaart met een pijl de stroomrichting van de rivier aan. Schrijf aan de rand van de kaart ook de begrippen stroomopwaarts en stroomafwaarts. Zet de letters HO en BO bij de rivier op de plaats waar respectievelijk een holle oever en een bolle oever voorkomt. Op een andere plaats kun je de letters LO en RO plaatsen waar de rechteroever en de linkeroever zich bevinden. Trek een kader op het riviergedeelte waar meanders voorkomen. Als de bovenste laag van het aardoppervlak poreus is, kan water insijpelen tot op ondoorlatende gesteenten. Daarboven ontstaat een grondwaterlaag. Komt dit grondwater aan de oppervlakte, dan ontstaat een bron (fig. 82, 83 en 84) en oppervlaktewater. In de verdere loop kan de rivier stroomversnellingen, meanders en een ondergrondse tak hebben. Soms treedt ze buiten haar bedding vooraleer ze uitmondt in een grotere rivier.

regen

waterloop bron

84

Dat wordt met fig. 85 t.e.m. 90 geïllustreerd door de Amel; deze rivier krijgt zelfs een andere naam in een ander taalgebied:

54

Thema Het reliëf: op en neer

de Amblève


Rangschik met behulp van fig. 91 de fotonummers in volgorde van bron naar monding:

89 ,    85,    90,    86 ,    88. 87 ,

85

86

87

Deidenberg, meanders

Fonds de Quareux, stroomversnelling

Halenfeld, het brongebied

Ligneuville, overstroming

Remouchamps, ondergrondse tak

Comblain au Pont, Ourthe

88

89

90

Verbind de foto’s met de tekstvakjes die erbij horen.

91

6.3 Waterlopen vormen een rivierstelsel Op fig. 83 en nabij een rivier in jouw omgeving vloeit regenwater langs hellingen in verschillende kleine geultjes en verzamelt zich in een grote hoofdgeul. Je kunt dat vergelijken met een boom. De stam is de hoofdgeul en de takken zijn de kleinere zijgeulen. De vertakking van een rivier met haar bijrivieren, beken en beekjes vormt een rivierstelsel. Het gebied dat door een rivierstelsel wordt afgewaterd, heet het rivierbekken. Het zijn vaak deelbekkens van een stroombekken dat over de landsgrenzen reikt (fig. 92 en 93). Tot welk rivierbekken behoren foto’s 85 0

50 km

92

t.e.m. 90? de Amblève Tot welk stroombekken behoort dit deelbekken?

de Maas Thema Het reliëf: op en neer

55


Zoek op de kaart op p. 55 (fig. 92) en in je atlas rivieren die aan de volgende omschrijving beantwoorden: • rivier van een stroombekken dat aan de Belgische kust rechtstreeks in zee uitmondt:

de IJzer

de Our de Schelde

• grensrivier die via de Moezel in de Rijn uitmondt: • de twee grootste stroombekkens van België:

en

de Maas

No

or

dz ee

Benoem op fig. 93 twee linker en twee rechter bijrivieren van de Rijn. NEDERLAND

C

F DUITSLAND

E

BELGIË

94

LUX.

B FRANKRIJK

D OOSTENRIJK

ZWITSERLAND

0

100 km

A

ITALIË

93

95

Rivierbekkens worden genoemd naar de hoofdrivier die er het water afvoert. De grenslijn tussen twee rivierbekkens is de waterscheidingslijn. Ontleed fig. 94 door de volgende vragen te beantwoorden: • Wat betekent ‘continental divide’ als je weet dat de foto in de Amerikaanse Rocky Mountains genomen is? De

Rocky Mountains verdelen het continent: in westelijke richting stroomt het water naar de Stille Oceaan, oostwaarts naar de Atlantische Oceaan

• Wat betekent ‘elevation 8262’? De

dat

is 2518 m

hoogteligging bedraagt 8262 voet,

Welke riviernaam staat op het bordje aan de andere kant van de verkeerswisselaar in Sankt Vith? (fig. 95)?

56

Thema Het reliëf: op en neer

Rhein


6.4 Stromend water knaagt en bouwt aan het reliëf

96

97

bovenloop

98

middenloop

benedenloop

Rivieren voeren water van hoogtezones naar zee. Die weg wordt door een lengteprofiel weergegeven. Duid m.b.v. fig. 99 op fig. 93*met de passende letters de volgende plaatsen van de Rijn aan: bron (A), waterval (B), monding (C), bovenloop (D), middenloop (E) en benedenloop (F). Schrijf die laatste drie begrippen ook onder de passende foto’s (fig. 96-98). Waar stroomt het water het snelst?

in de bovenloop

Dat is toe te schrijven

aan het verval van de rivier. Met welk element van het reliëf kun je dat begrip vergelijken?

met de helling

2345 m

2000 m

1500 m

bovenloop

1000 m

middenloop benedenloop

500 m

Schaffhausen Bodenmeer Bazel

0 km

100 km

Mainz

Keulen

Nijmegen

0m

200 km

300 km

400 km

500 km

600 km

700 km

800 km

900 km

1000 km

1100 km

-300 m 1200 km 1236 km

99

Op een hellend terrein vloeit het water af. Vervolledig: • Hoe groter de hellingsgraad: hoe trager / sneller het water afvloeit. • Hoe meer plantengroei, hoe minder / meer het water wordt vastgehouden. 100

• Hoe harder het aardoppervlak, hoe minder / meer water de grond indringt.

Wat stel je vast op fig. 100 over de werking van afstromend water? Het

water vormt geultjes, neemt bodemdeeltjes mee en zet ze onderaan af Op de hoogtelijnenkaart (fig. 83) zie je een verband tussen hoogtelijnen en verzamelgeulen van water op het aardoppervlak: Hoogtelijnen verzamelgeulen

snijden.

hebben inkepingen waar ze

Het natuurlijk wegslijten, vervoeren en afzetten van puin noemt men erosie. Het uithollen van een verzamelbekken, het insnijden langs een helling van een afvoergeul en het opbouwen van een puinkegel, kun je goed waarnemen in een stortbeek aan de voet van een helling (fig. 101). *  In het leerwerkboek staat hier een foute verwijzing.

Thema Het reliëf: op en neer

57


verzamelbekken

puinkegel

verzamelgeul

101

103

102

104

Duid op fig. 101 de drie delen van een stortbeek aan. De afbrekende werking van het water in de bovenloop van een rivier zorgt er voor een insnijding van de bedding. In vlakke gebieden onderaan of in de benedenloop heeft opbouw plaats. Meegevoerd puin wordt er afgezet: men spreekt van sedimentatie. Een reliĂŤf uitgediept of opgebouwd door een rivier of gletsjer is een vallei of dal. De hellingen aan beide zijden zijn dalflanken. De dalbodem is niet noodzakelijk de rivierbedding. Dat is wel het geval bij een kloofdal, dat bijna loodrechte wanden heeft door verticale erosie (fig. 102). Op foto 103 zie je dat diepte-erosie schuine dalwanden veroorzaakte. Ze doen denken aan de letter V, vandaar de naam V-dal. Waar gletsjers valleien uitschuurden, zorgde dat voor U-dalen (fig. 104). Waar die dalen gedeeltelijk door de zee werden overstroomd, ontstonden indrukwekkende fjorden. Die worden vaak bezocht door cruiseschepen. O

W zee

105

58

Thema Het reliĂŤf: op en neer


De onderstaande foto’s kun je met de passende naam en uitleg van de dalvormen verbinden: U-dal met vlakke dalbodem een vlak terrein met een rivier zonder noemenswaardige dalflanken 106

boogdal een brede vallei met uitgesproken dalflanken en een vlakke dalbodem 107

vlakdal een brede vallei met holle dalflanken en een vlakke dalbodem 108

vlakbodemdal een diepe vallei door een gletsjer uitgeschuurd en door de zee ingenomen 109

fjord

een vallei met twee gebogen dalflanken

110

Thema Het reliĂŤf: op en neer

59


6.5 Meer aandacht voor water Kustgebieden en de oevers van rivieren en meren zijn toeristisch aantrekkelijk. Bovendien is water levensnoodzakelijk voor de mens. Omschrijf bij fig. 111 een vijftal voorbeelden van lokale en wereldwijde toepassingen:

111

Als

vaarwater voor transport, leefwater voor vissen, spoelwater bij reinigingsprocessen, koelwater bij elektriciteitscentrales, energieleverancier bij waterkrachtcentrales Niet voor alle toepassingen moet water zuiver zijn, maar veel vormen van verontreiniging vergen toch aandacht of een behandeling. Hoe is de toestand van het oppervlaktewater bij fig. 112 (Brussel), 113 (Jakarta) en 114 a en b (Noordzee)? Het

zuiveringsstation van Brussel moet oppervlaktewater zuiveren tot drinkwater, in miljoenensteden van minder ontwikkelde landen zijn verontreinigde rivieren ziekteverspreiders, nabij kusthavens lozen schepen dikwijls verontreinigde tanks

112

113

114a 114b

60

Thema Het reliĂŤf: op en neer


Ook te veel of te weinig water kan een tijdelijk of dreigend probleem zijn voor bepaalde gebieden. Vat de oorzaken samen op basis van de onderstaande persartikels:

Zuid-Vietna mese boeren verliezen stri Vi Tanh, een jd tegen stad in

Wereldwijde watercrisis op komst

de Zuid-Vietn het zout ter invoeren om amese Mekon dat het water gd el ta , m oet drinkwain de omgevi ken voor het ng te zout is. oprukken van Er zijn veel oo het zeewater. zijn grote wat rzaStroomopwaa erkrachtcentr rts op de Mek ales gebouwd beïnvloeden. on g die het debie Laos en Cam t stroomafwaa bodja gebruik om akkers te rt s en ook steeds m bevloeien. D e temperatuu eer rivierwater maanden waa rs ve rhoging in ap rop het debie ril en mei, d t het laagst is dus ook het e , bevordert d zoutgehalte. e verdampin Boeren legden vast te houden g en dammetjes aa . Maar dan ka n om het wat n ook het zou Bovendien w er t water niet m ordt het groo eer wegspoele ts te deel van het ov vastgehouden n. erstromingsw in de grond, ater niet mee maar stroom van plan acht r t het direct n grot aar zee. Chin mee op te wek e dammen op de bovenlo a is op te bouwen ken en te irri , om er stroom geren.

Momenteel leven maar liefst 2,8 miljard mensen in gebieden waar men moeilijk aan water geraakt. In 2030 zal dat aantal oplopen tot 3,9 miljard. Dat is een van de grimmige conclusies van het World Economic Forum, aan de vooravond van het Wereld Water Forum in Istanbul. Door de toenemende welvaart verbruiken steeds meer mensen 2,5 l water per dag. Vooral de landbouwsector zal lijden onder de waterschaarste en dat terwijl de vraag naar voedsel met 70 tot 90 pct. zal toenemen. Zo verwacht men in India tegen 2025 een terugloop van de oogst met een kwart, kampt 60 pct. van de Chinese steden met een ernstig watertekort en kampen grote delen van Australië en Texas met periodes van verschrikkelijke droogte. In Europa dreigt een ineenstorting van de landbouwsector rond de Middellandse Zee. De Morgen, 16 maart 2009

IPS, 15 juni

2009

Californië kreunt onder historische droogte

lijking van landinwaarts gelegen gebieden. Daar is het leven minder duur dan aan de kust. Voor de landbouw is het watertekort een regelrechte ramp, de kans op bosbranden vergroot en het drinkwatergebrek is gevaarlijk voor de mens. Naar: De Standaard, 3 april 2015, p. 21

De inwoners van de staat Californië worden voor het eerst in de geschiedenis door de overheid verplicht water te besparen. Maar de staat kampte dan ook nooit eerder met zo’n hardnekkige droogte. Californiës levenswijze staat zwaar onder druk. Een van de oorzaken is de ongecontroleerde verstede-

Overstromingsschade maal drie tegen 2030 In 2013 waren de helft van de natuurrampen overstromingen. In onder andere Miami is het nu al voelbaar: het water loopt de stad binnen. Tegen 2030 zullen drie keer zoveel mensen getroffen worden door overstromingen. Het aantal mensen dat door overstromingen met schade af te rekenen krijgt, kan binnen vijftien jaar verdrievoudigen tot 54 miljoen. India loopt het grootste risico. Bangladesh, Vietnam, Pakistan en Indonesië volgen. Meer nog dan de opwarming van de aarde is de sociaaleconomische groei hiervoor verantwoordelijk. Het enige industrieland in de top twintig van de meest kwetsbare landen is de VS. In België verdubbelen de potentiële schadekosten tot 12,3 miljard euro. Naar: De Morgen, 12 maart 2015, p. 8

ende voorkomen

ell Met kleine ingrepen veel

af. De rpen na 10 jaar vruchten Waterbeheerswerken we er zich als ens telk in d goe g altijd angst zit er bij inwoners no ouw ng weerswolken boven Haspe zwarte en dreigende on van ing en ingrepen van de Water vormen. Dankzij de inzet fen rof get st laatste jaren de zwaar Sint-Truiden bleven de Zo e. nd elle toen gespaard van overstromingsgebieden van een en s ken bek twee kleine wacht vangen in Klein-Gelmen er op. vel het water en de modd heu de grasstrook bovenop p. 2 2, 201 i jun 2 g, bur Naar: Het Belang van Lim

115

0

500

1000 km

L S L

L

SL

L

L

L

S SL

L

S

L L

Impact S op korte termijn (< 6 maanden) L op lange termijn (> 6 maanden) afbakening van de grootste impact

S

SL

SL

S S

SL Intensiteit ongewoon droge periode matige droogte zware droogte extreme droogte uitzonderlijke droogte

Verstedelijking,

landbouw, industrie of toerisme, maar ook de verandering van het klimaat tast de watervoorraden aan. Deze oorzaken kunnen zowel voor overstromingen als voor extreme droogte zorgen. Vat samen wat fig. 115 (droogte in de VS) je leert: In

de VS is vooral het Z.W. bedreigd door droogte, vooral op lange termijn Thema Het reliëf: op en neer

61


7 H oe zie je de impact van reliëf op het landschap?

116

117

Fig. 116 is het kustplateau op het Schotse eiland Lewis: de vegetatie zorgt ervoor dat de vele neerslag er niet leidt tot een afbraakproces. Op fig. 117 zie je een steile helling nabij de Frans-Italiaanse grens in de Alpen. Waarop wijzen de schermen? Ze

verhinderen dat lawines de bovenste bodemlaag doen afglijden.

Heeft het reliëf een sterke of een zwakke invloed op een landschap? Geef je mening na de volgende overwegingen. Een reliëf met veel hoogteverschillen, zoals in het hooggebergte, is eigenlijk zwak: steen- en sneeuwlawines kunnen hele dorpen overspoelen. Afbraakprocessen door het gebrek aan plantengroei en temperatuurverschillen tussen dag en nacht of zomer en winter kunnen grondverschuivingen veroorzaken. Op een vlak reliëf hebben stromend water en hellingprocessen veel minder vat. Bij overstromingen blijft hooguit een klein sliblaagje achter. Bewerking van de grond zorgt voor een beschermend plantenkleed. Dat houdt het water in de bodem beschikbaar. Rivieren hebben er nauwelijks verval en alleen in de bochten zijn sporen van afbraak of afzetting. Leg met eigen woorden uit wat volgens jou een sterk reliëf en een zwak reliëf is. Wat het uitzicht betreft, spreekt men beter van een effen, golvend en grillig of uitgesproken reliëf. We hebben landschappen, en vooral het reliëf ervan, leren lezen. Nu kunnen we de invloed van het reliëf op landschappen naar waarde schatten. Bekijk het beeldmateriaal van de vermelde plaatsen of gebieden op p. 63 (fig. 118-124). Koppel dan de locatie aan het juiste beeld en de passende reliëfimpact:

62

Thema Het reliëf: op en neer


landschapsbeeld

beschrijving

reliëfimpact

landbouwlandschap in Californië levert hoge rendementen dankzij wateraanvoer

De natuur fascineert: toeristen komen vooral in de zomer voor de landschappelijke panorama’s.

landschap nabij de samenvloeiing van de Oostelijke en de Westelijke Ourthe

Uitdagingen en gevaren in een vulkaangebied: de grond is vruchtbaar, maar uitbarstingen onvoorspelbaar.

118

119

vulkanisch landschap met steile hellingen

Op rivieren in het middelland kunnen stuwdammen voor drinkwatervoorziening en energie zorgen.

landschap in Griekenland op de hellingen van de Peloponnesos

Bergwandelingen worden bewegwijzerd voor toeristen en alpinisten.

vlak landbouwlandschap met grote blokpercelen

Het onttrekken van water ten voordele van de landbouw maakt de gebieden kwetsbaar voor erosie.

natuurlandschap in het hooggebergte met grote hoogteverschillen

Door te planten op rijen volgens hoogtelijnen vermindert de kans van erosie op de hellingen.

gebergte met enorme U-vormige valleien die diep landinwaarts reiken

Nadat in de 17de eeuw het veen ontgonnen werd, moest het verlaagde landbouwgebied ontwaterd worden.

120

121

122

123

124

Thema Het reliëf: op en neer

63


Even samenvatten De elementen van het reliëf hebben we nodig om hoogtezones met hun typische reliëfvormen te onderscheiden. Met behulp van de samenvattende tabel hieronder kun je op een kaart of foto’s van reliëfgebieden bepalen over welke reliëfvorm het gaat.

hoogteligging

hoogte­verschillen

horizonlijn

hellingen

laagland laagvlakte

< 200 m

laagplateau

weinig of geen zwak / steil

recht

weinig of geen zwak / steil

middelland middelhoge vlakte middelhoog plateau

weinig of geen 200 à 2000 m

middelgebergte

gering groot

recht golvend

weinig of geen zwak / steil steil

hoogland hoogvlakte

weinig of geen

hoogplateau

> 2000 m

hooggebergte

grote insnijdingen zeer grote insnijdingen

recht getand

weinig of geen zwak / steil steil

In het algemeen kan men stellen dat in iedere reliëfvorm het rivierwater een dominante werking heeft. Dat vind je terug in de onderstaande tabel:

erosie

transport

sedimentatie

vlakte

X

plateau gebergte

X X

Inpakken en wegwezen Een vlucht over de planeet Aarde levert met Google Earth een gevarieerde reliëfreis op (fig. 125). De beelden op p. 65 (fig. 126-130) en je atlas helpen je om de vliegreis te volgen. Typeer de vermelde reliëfnamen op onze grote reis met behulp van de elementen van het reliëf.

125

64

Thema Het reliëf: op en neer


1 We stijgen op in Oostende en vliegen in oostelijke richting. Meteen hebben we een goed gezicht op de Belgische Kustpolders: 2 Eenmaal de Duitse grens over komen we in het natuurpark Eifel-Ardennen. Misschien schuift een met water gevuld kratermeer onder je door, maar een reliëfvorm van het middelland domineert: 3 De piloot zet koers in Z.O.-richting. Na enige tijd zien we de besneeuwde toppen van de Alpen: 4 Eenmaal de Middellandse Zee over nadert de Sahara. Het is in de eerste plaats een kaal gebied, maar toch zijn ook enkele reliëfkenmerken zichtbaar: 5 Vooraleer we landen in Addis Abeba moest de piloot stijgen vanwege het reliëf:

126

Laagvlakte van de Kust – laagvlakte

127

Rijnleisteenmassief – middelgebergte

128

Alpen – hooggebergte

129

Sahara – middelplateau

Noteer met behulp van je atlas en de ingevulde reliëfkenmerken onder fig. 126 t.e.m. 130 de naam van het reliëfgebied en de reliëfvorm.

130

Ethiopisch Hoogland – hoogplateau Thema Het reliëf: op en neer

65


Hoe ver sta je? Kruis telkens aan hoe ver het staat met je kennis, vaardigheden en attitudes. nog goed in te oefenen

ik beheers de basis

ik begrijp het goed

ik kan het vlot aan anderen uitleggen

reliëfvormen herkennen en benoemen met behulp van hoogteligging, hoogteverschillen, horizonlijn en hellingsgraad op beeld en kaart nauwkeurig hoogtezones op reliëfkaarten herkennen en benoemen met behulp van de legende grote reliëfgebieden benoemen op een kaart van België en van de wereld reliëfkenmerken aan de reliëfvorm in de eigen omgeving en elders met behulp van beeldmateriaal en een kijkwijzer koppelen op kaarten met een rivierstelsel van België de rivieren en hun kenmerken benoemen op het terrein of met beeldmateriaal de kenmerken van een lokale rivier herkennen en benoemen met verschillende voorbeelden de impact van stromend water op het reliëf verwoorden met verschillende voorbeelden aantonen dat respect voor water belangrijk is

Test jezelf Is je leraar het met jou eens over de mate waarin je dit hoofdstuk beheerst? Je kunt dat aantonen door de onderstaande oefeningen te maken. • Wat stelt het verkeersbord op fig. 131 voor? de

hellingsgraad van de weg

Als op de plaats van het verkeersbord de hoogteligging 640 m bedraagt, hoeveel bedraagt dan de hoogte boven de zeespiegel op het einde van de helling?

560 m Als je weet dat de foto gemaakt is in de Serra da Estrela, over welke hoogtezone gaat het dan?

middelland

De horizonlijn is er gol-

vend, de hoogteverschillen groot en de hellingen steil; over welke reliëfvorm gaat het dan?

middelgebergte

131

66

Thema Het reliëf: op en neer


• Dat water zowel een opbouwende als een afbrekende reliëfwerking heeft, kun je aantonen door de volgende blokdiagrammen in de juiste volgorde te plaatsen:

3

4

1

132

2

133

134

135

• Toon aan de hand van de onderstaande foto van de oostkust van Sicilië aan dat het reliëf op eenzelfde plaats verschillende aanpassingen door de mens uitlokt. Vat in de kaders het waargenomen verschijnsel samen:

strandtoerisme autoweg stadje in de kustvlakte

haarspeldbochten 136

• Het reliëf heeft een invloed op menselijke activiteiten. Beschrijf die beknopt met behulp van de onderstaande foto’s:

137

canyoning

138

bergwandelen

139

verkeerswegen

Thema Het reliëf: op en neer

67


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.