Max 1B - Module 6 - Tijd (proefversie)

Page 1

1B

MODULE 6

Tijd


MODULE 6

Tijd 1 2 3 4 5 6 6 6

Tijdmaten..................................................................................................................................................... 3 Referentiematen............................................................................................................................... 5 Schatten........................................................................................................................................................ 5 Analoge tijd............................................................................................................................................... 6 Digitale tijd................................................................................................................................................ 7 Rekenen met tijd............................................................................................................................. 10 Tijdstip – tijdsduur...................................................................................................................... 10 Oefeningen.............................................................................................................................................. 12


1

Tijdmaten Hoe laat is het op de wekker? Noteer de datum van vandaag. Noteer je geboortedatum. Wat meten we? De grootheid is

.

De eenheid is

.

De eenheden die we gebruiken om een tijd weer te geven, noemen we tijdmaten. Enkele tijdmaten van klein naar groot zijn: seconde (s) – minuut (min) – uur – dag – week – maand – jaar – eeuw 1 minuut = 60 seconden 1 kwartier = 15 minuten 1 uur = 60 minuten 1 dag = 24 uur

1 week = 7 dagen 1 maand = 28, 29, 30 of 31 dagen 1 jaar = 365 of 366 dagen, 52 weken 1 eeuw = 100 jaar

WIST JE DAT… een beer zijn plas zes maanden kan ophouden? sommige cactussen 200 jaar oud kunnen worden? je ongeveer 900 keer per uur met je ogen knippert? elk jaar ongeveer één miljoen mensen sterven aan ziektes die door muggen worden overgebracht? de vleugels van een vlieg 200 keer per seconde slaan? de cheeta in drie seconden een topsnelheid van 100 km per uur bereikt? het hart van een mens 60 tot 80 keer per minuut klopt? het hart van een muis 600 keer per minuut klopt? het hart van een olifant 40 keer per minuut klopt?

Tijd

3


december

november

oktober

september

augustus

juli

mei

juni

Uitzondering: de maand februari heeft 28 of 29 dagen.

april

maart

februari

januari

Hoe onthoud je hoeveel dagen er in een maand zitten?

Je houdt je handen als vuisten tegen elkaar. De knokkels (bergjes) en dalen (putjes) stellen de maanden voor. Maanden die bij een knokkel (bergje) horen, hebben 31 dagen (hoog). Maanden die bij een dal (putje) horen, hebben 30 dagen (laag). Uitzondering: februari telt 28 dagen of 29 dagen in een schrikkeljaar. Hoeveel dagen telt de maand september? Hoeveel dagen telt de maand mei?

Wat is een schrikkeljaar? Een jaar telt 365 dagen. Een schrikkeljaar telt 366 dagen. De maand februari heeft dan één dag meer. Een schrikkeljaar komt om de vier jaar voor. 2020, 2024, 2028 … zijn schrikkeljaren. Zijn de volgende jaren schrikkeljaren?

jaar

4

schrikkeljaar?

2032

ja

nee

2034

ja

nee

2036

ja

nee

2042

ja

nee

Tijd


2

Referentiematen Als je een paar handige maten weet, dan kun je gemakkelijker schatten ‌ x 60

1 seconde

x 15

1 minuut

1 kwartier

1 uur

1 km

21

de tijd nodig om het getal 21 uit te spreken

de tijd nodig om tot 60 te tellen : 60

3

x4

de tijd nodig om 1 kilometer te stappen : 15

een beetje langer dan een lesuur :4

Schatten De tijd schatten is moeilijk. Soms duurt een uur heel lang, soms is een uur zo voorbij. Wanneer gaat de tijd traag voor jou? Wanneer vliegt de tijd voor jou?

Schat de tijd. Kies uit seconden, minuten, uur of dagen. Deze nacht heb ik 7

geslapen.

Het ontbijt duurt 20

. .

De veters van mijn schoenen strikken, duurt 25 De film duurde 1

en 35

Ik maakte een fietstocht van 30 km op 2 In de zomervakantie gaan we met ons gezin 10

. tijd. naar Frankrijk.

Tijd

5


4

Analoge tijd analoge klok

De kleine (korte) wijzer duidt de uren aan. De grote (lange) wijzer duidt de minuten aan. minuut is een lang woord lange wijzer uur is een kort woord korte wijzer Je kijkt steeds eerst naar de grote wijzer.

Op een analoge klok kan je niet zien of de tijd voor of na de middag is. hele uur 5 voor

5 over

10 voor

10 over

kwart voor

kwart over

10 over half

10 voor half

5 over half

5 voor half half

Hoe laat is het op de klok? Het is

.

Hoe laat is het op de klokken? Noteer het in woorden.

Het is

Het is .

6

Tijd

Het is .

.


5

Digitale tijd digitale klok

uren

minuten

Op een digitale klok kan je zien of de tijd voor of na de middag is: van ’s middags tot middernacht wordt er 12 uur bijgeteld. + 12

van middernacht tot ’s middags van ’s middags tot middernacht 00:00

12:00

01:00

13:00

02:00

14:00

03:00

15:00

04:00

16:00

05:00

17:00

06:00

18:00

07:00

19:00

08:00

20:00

09:00

21:00

10:00

22:00

11:00

23:00

12:00

00:00

Tijd

7


Digitale klok lezen  

08:00

8 uur

08:05

5 over 8

08:10

10 over 8

08:15

kwart over 8

08:20

10 voor half 9

08:25

5 voor half 9

08:30

half 9

08:35

5 over half 9

08:40

10 over half 9

08:45

kwart voor 9

08:50

10 voor 9

08:55

5 voor 9

Van analoge klok naar digitale klok  

60

55

5

50

10 23

24

13

22

45

14

21

15

15

20

uren

16 19

18

17

40

20 35

8

Tijd

minuten

30

25


1

Noteer de digitale tijd.

Het is 7 uur ’s avonds. Het is half 9 ’s avonds.

2

Hoe laat is het op deze digitale klokken? Schrijf het in woorden.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

3 Schrijf in digitale tijd. De klokken geven een tijd aan voor de middag.

Schrijf in digitale tijd. De klokken geven een tijd aan na de middag.

Tijd

9


6

Rekenen met tijd x 100

eeuwen

x 365

jaren

: 100

x 24

dagen : 365

x 60

uren : 24

x 60

minuten seconden : 60

: 60

Met dit schema kan je rekenen met tijd. x 24

VOORBEELD: 7 dagen = 168 uren

780 seconden = 13 minuten

8 minuten =

seconden

288 uren =

dagen

uren

4 dagen =

uren

900 minuten = 5 uren = 600 jaar =

7

: 60

minuten eeuwen

minuten

540 seconden = jaar

2 eeuwen =

Tijdstip – tijdsduur

Een tijdstip geeft aan hoe laat het is op een bepaald moment. Een tijdsduur geeft aan hoe lang iets duurt.

Zet een kruisje in de juiste kolom.

tijdstip Ik ben 35 minuten onderweg met de trein. De muziekacademie begint elke maandag om 17.00 uur Bert gaat elk weekend vier uren vissen. Mijn moeder staat elke dag om kwart over zes op. Een zacht gekookt eitje moet vier minuten koken.

10

Tijd

tijdsduur


Een tijdsduur berekenen VOORBEELD:

Een vliegtuig stijgt op om 6.45 uur en landt om 9.25 uur. Hoelang duurt de vlucht? 6.45 uur

9.25 uur

Stap 1 Hoeveel minuten duurt het tot het volgende uur? Stap 2 Hoeveel volledige uren kan je verder tellen? Stap 3 Hoeveel minuten moet je er nog bij tellen? 6.45 uur

7.00 uur

+ 15 minuten

9.00 uur

+ 2 uren

9.25 uur

+ 25 minuten

De vlucht duurt 2 uren en 40 minuten.

Bent vertrekt om 8.25 uur met de trein naar Nederland. Om 12.10 uur komt hij aan. Hoelang duurt de reis? 8.25 uur

12.10 uur

.

De reis duurt  

Tijd

11


8

Oefeningen 1

Welke tijdmaat kan je het best gebruiken in volgende situaties? Omcirkel je antwoord.

je fiets op slot doen

dagen – uren – minuten – seconden

op vakantie gaan

dagen – uren – minuten – seconden

de pauze in de voormiddag op school

dagen – uren – minuten – seconden

rijst koken

dagen – uren – minuten – seconden

een activiteit van de jeugdbeweging

dagen – uren – minuten – seconden

je nagels lakken

dagen – uren – minuten – seconden

2

Vul de juiste tijdmaat in. .

De rust tijdens een voetbalwedstrijd duurt 15 Ik ga volgende week vier

kamperen. .

Een liedje op de radio duurt drie

.

Een atleet loopt 100 meter in twaalf Je tanden poetsen duurt twee

. .

Je poetst je tanden het best twee keer per Ik ga twee keer per Aardappelen moeten 20

12

Tijd

naar de tandarts. koken.


3

Vul de tabel in.

maand

aantal dagen

maand

aantal dagen

juni

april

augustus

oktober

maart

juli

februari

november

januari

december

4

Noteer de tijd in woorden.

Het is

Het is .

Het is .

Het is

Het is .

.

Het is .

.

Tijd

13


5

Schrijf in woorden.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

Het is

.

6

Rekenen met tijd

5 weken =

dagen

75 min =

700 jaar =

eeuwen

4 dagen =

uren

72 uren =

dagen

480 min =

uren

3 uur =

min

240 min =

uren

45 min =

kwartier jaar

4 eeuwen = 300 s =

min uren

7 dagen =

14

kwartier

jaar

6 eeuwen = 540 s =

min dagen

3 weken = 11 min =

s

2,5 min=

s

3,5 uur =

min

4,5 uur =

min

5,5 min =

sec

Tijd


7

Zet een kruisje in de juiste kolom.

tijdstip tijdsduur We moeten nog twee uur wachten op de vlucht naar Rome. De volgende bus komt om 10 uur. Ik ga om 11 uur slapen. ’s Middags doet mijn oma een dutje van een halfuur. De lasagne moet 25 minuten in de oven opwarmen.

8

Hoelang duurt het?

tijdsduur Ik ga sporten van 9.00 uur tot 13.00 uur. Fien gaat winkelen van 10.00 uur tot 16.00 uur. Wout gaat dansen van 22.00 uur tot 1.00 uur.

9

Rangschik van kort naar lang.

1 maand

20 dagen

<

1 200 seconden 9 weken <

<

1 kwartier <

Tijd

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.