1B
MODULE 9
Breuken
MODULE 9
Breuken 1 2 3 4 5 6 7
Wat is een breuk?........................................................................................................................... 3 Breuken voorstellen..................................................................................................................... 5 Een breuk nemen van een getal................................................................................... 6 Gelijkwaardige breuken......................................................................................................... 7 Breuken vereenvoudigen....................................................................................................... 8 Breuken rangschikken.............................................................................................................. 9 Oefeningen.............................................................................................................................................. 10
1
Wat is een breuk?
In hoeveel gelijke stukken is de pizza verdeeld? Schrijf als een breuk. Ik eet één stuk van de pizza. Ik heb gegeten.
van de pizza gegeten.
Mijn zus eet drie stukken van de pizza. Zij heeft teller
1 8
noemer
van de pizza
breukstreep: delen door
De noemer zegt in hoeveel gelijke delen het geheel verdeeld is. De teller vertelt je hoeveel delen je moet nemen. De breukstreep is een andere schrijfwijze voor ‘gedeeld door’. 1 mag je ook schrijven als 1/8 of als 1:8. 8 We lezen: één achtste, één op de acht, één van de acht.
Hieronder worden er enkele breuken voorgesteld. =1
=
1 2
=
1 3
=
1 4
=
1 5
=
1 6
1 7
=
1 8
=
1 9
=
1 10
=
1 11
=
1 12
=
Breuken
3
1
Schrijf als een breuk. van de leerlingen van mijn klas draagt vandaag jeans.
van de leerlingen van mijn klas draagt vandaag geen jeans.
2 Een stuk chocolade is verdeeld in drie stukken.
1 van de chocolade? 3
Waar of niet waar? Elk stuk is Leg uit.
1 van de chocolade. 3
1 van de mensen linkshandig is? 10
- sto
1 van de mensen die een tatoeage laat zetten, hier spijt van krijgt? 5
oD
iaz
ck.adobe .co
m
WIST JE DAT…
©A nto ni
de oceanen en zeeën ongeveer 2/3 van de oppervlakte van de aarde innemen,
terwijl 1/3 van de aarde land is? het verboden is om te gsm’en op de fiets, maar dat
doet?
4
Breuken
1 van de fietsers het toch 5
2
Breuken voorstellen Breuken kan je op verschillende manieren voorstellen.
1
Welk deel is gekleurd? Schrijf het antwoord als een breuk.
2
We kunnen een breuk ook voorstellen op een getallenas. Welke breuk hoort op de plaats van de pijl?
0
1
0
1
Breuken
5
3
Een breuk nemen van een getal Ik eet
2 van 15 snoepjes op. Hoeveel snoepjes eet ik op? 3
We verdelen 15 snoepjes eerlijk in drie groepjes.
Ik eet
snoepjes op.
2 van 15 snoepjes is 3
.
2 van een getal te nemen, deel je dit getal door 3 en vermenigvuldig 3 je de uitkomst met 2.
Om
Los op. 1 van 26 is 2
.
2 van 21 is 3
.
1 van 42 is 2
.
3 van 20 is 4
.
1 van 100 is 5
.
2 van 36 is 3
.
7 van 50 is 10
.
4 van 30 is 5
.
3 van 56 is 8
.
1 van 140 is 10
.
4 van 600 is 100
.
1 van 33 is 3
.
.
7 van 120 is 8
.
2 van 75 is 5
.
5 van 120 is 6
6
Breuken
4
Gelijkwaardige breuken De volgende breuken zijn ‘even groot’, ze hebben ‘dezelfde waarde’. We noemen het gelijkwaardige breuken.
=
=
1 2 = 3 6
4 1 = 12 3
Het gekleurde deel is telkens even groot. x2
:4
1 2 = 3 6
4 1 = 12 3
x2
:4
Een breuk verandert niet van waarde als je de teller en noemer van de breuk met eenzelfde getal vermenigvuldigt of door eenzelfde getal deelt.
Vul de juiste teller en noemer in.
2 = 3
6 = 12
6
2
5 = 6
4 = 7
24
15 = 20
14
25 = 35
4
5
12 = 16
1 = 5
3
20
Breuken
7
5
Breuken vereenvoudigen :2 =
2 1 = 4 2
:2 2 1 = 4 2
De breuken
2 1 en zijn even groot. 4 2
1 is geschreven met eenvoudigere getallen. 2 2 We hebben de breuk vereenvoudigd. 4
De breuk
Een breuk verandert niet van waarde als je de teller en noemer van de breuk door eenzelfde getal deelt. Op die manier wordt de breuk eenvoudiger geschreven. We noemen dit een breuk vereenvoudigen.
Hoe eenvoudiger, hoe liever! Vereenvoudig de breuken. Schrijf de breuken zo eenvoudig mogelijk.
8
6 = 8
9 = 12
20 = 25
8 = 12
10 = 20
6 = 10
24 = 36
4 = 20
Breuken
6
Breuken rangschikken 1
Kijk goed naar de afbeeldingen.
Wat is het grootst:
1 1 of ? 4 2
Wat is het grootst:
2 4 of ? 7 7
Wat is het grootst:
4 4 of ? 7 8
Vul het juiste symbool in. Kies uit < of >.
2 1 4
1 2
2 7
4 7
4 7
4 8
Breuken
9
7
Oefeningen 1
Schrijf als een breuk.
van de Belgische vlag is rood. van de Belgische vlag is niet rood.
van de kinderen draagt een lange broek. van de kinderen draagt geen lange broek.
van de kinderen draagt een jurk. van de kinderen draagt geen jurk.
van de kinderen draagt een T-shirt met korte mouwen.
2
10
Vul de breuken in.
Breuken
=
=
=
=
3
Kleur.
5 7
4
4 9
3 7
Welk deel van de pizza is opgegeten?
Welk deel van de pizza blijft er over?
5
Kleur het gevraagde deel.
2 3
3 10
5 8
1 2
6 Ik deel een pizza met mijn zus. Ik eet twee derde van de pizza op. De rest eet mijn zus op. Mijn zus eet
van de pizza op.
De teller van deze breuk is .â&#x20AC;&#x192;
. De noemer van deze breuk is
Breuken
11
7
Wat is het grootst:
2 2 of ? 8 6
8
1 1 2
1 2
1 3
1 3
1 4
1 4
1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 1 10
1 4
1 5
1 8
1 10
1 8
1 9 1 10
1 9 1 10
1 7 1 8
1 9 1 10
1 10
1 1 en . 3 10
Wat is het grootst:
1 1 of ? 3 10
Kleur
3 4 en . 8 7
Wat is het grootst:
3 4 of ? 8 7
Kleur
2 2 en . 9 6
Wat is het grootst:
2 2 of ? 9 6
ja
nee
1 7 1 8
1 9
Kleur
Breuken
1 6
1 7
1 8
1 5
1 6
1 7
1 9
1 5
1 6
1 7
1 4
1 5
1 6
Ik heb ordelijk gewerkt. â&#x20AC;&#x192;
12
1 3
1 8 1 9
1 10
1 9 1 10
1 10
1 6 1 7 1 8 1 9 1 10
2 van de ijsjes. 5
9
Trek een kring rond
10
Schrijf de breuken op de juiste plaats op de getallenassen.
2 5 en 6 6
0
1
3 5 en 8 8
0
1
4 7 en 10 10
0
1
11
Schrijf als een breuk.
van de dieren is een hond. Vereenvoudig:
van de dieren is een kat.
Vereenvoudig:
van de dieren is een hond.
van de dieren is een kat.
Breuken
13
12
Schrijf als een breuk.
1 op de 10 Belgen gaat nooit naar de tandarts. van de Belgen gaat nooit naar de tandarts.
2 van de 7 koeken bevat geen chocolade. van de koeken bevat geen chocolade.
13
Los op.
1 van 32 is 2
.
2 van 27 is 3
.
1 van 48 is 2
.
3 van 40 is 4
.
1 van 45 is 5
.
2 van 33 is 3
.
3 van 70 is 10
.
4 van 40 is 5
.
5 van 36 is 6
.
14
Vul de juiste teller en noemer in. Schrijf bij de pijltjes wat er gebeurt met de teller en de noemer van de breuk.
2 = 3
9 = 18
14
Breuken
8
2
5 = 6
4 = 9
18
10 = 20
27
15 = 24
4
5
12 = 16
1 = 4
3
20
15
Schrijf als een breuk.
VOORBEELD: Een week telt 7 dagen. 1 dag is 17 van een week. 4 dagen is
van een week. van een minuut.
1 seconde is 31 seconden is 1 cm is
van een minuut.
van een meter.
1 minuut is 13 minuten is 1 uur is 5 uren is
van een uur. van een uur. van een dag. van een dag.
17 cm is
van een meter.
1 kwartier is
van een uur.
1 mm is
van een centimeter.
3 kwartier is
van een uur.
16 1 van is 4
.
1 van is 4
.
1 van is 5
.
17 Op onze school zitten 324 leerlingen. De griep is uitgebroken:
1 van de leerlingen is ziek. 4
Hoeveel leerlingen zijn er ziek?
Breuken
15