AARDRIJKSKUNDE ...
basisvaardigheden basiskaarten begrippen
Hoe?
Naam:
School:
Beste leerling
In dit boekje vind je de belangrijkste aardrijkskundige vaardigheden, kaarten en begrippen terug die in de loop van het secundair onderwijs aan bod komen.
Het is de bedoeling dat je gaandeweg de vaardigheden en begrippen aanduidt die je in de klas aanleert.
Je doet dat best door in het vakje voor de techniek of het begrip het leerjaar te noteren, bv.
2
Zo bouw je voor jezelf een beknopte handleiding op waar je snel de nodige informatie kunt terugvinden. Wil je meer uitleg, dan weet je ook waar te zoeken: je handboek of cursus van dat leerjaar.
Dit boekje kan ook goed gebruikt worden in het kader van de leerlijnen aardrijkskunde. Markeer de vakjes voor de leerstof of vaardigheden die je leerkracht aanduidt.
Ze behoren tot de leerlijn aardrijkskunde. Dat wil zeggen dat je dit ook in de volgende leerjaren moet blijven kunnen en kennen.
Het is de bedoeling dat je dit boekje gedurende je hele schoolloopbaan gebruikt. Draag er dus veel zorg voor!
Dit boekje is jouw gids op een boeiende verkenningstocht doorheen de aardrijkskunde. Succes!
De auteurs
Concept en lay-out: Diligentia Uitgeverij
Verantwoording beeldmateriaal
Alle grafieken, schema’s, tabellen, illustraties: Diligentia Uitgeverij
Foto’s: Shutterstock en beeldarchief Diligentia Uitgeverij
1ste druk 2024
© 2024 Diligentia Uitgeverij bvba Wondelgem
Wettelijk Depot D/2024/0067/9
ISBN 978 94 64205 33 6
NUR 126 -128
Aardrijkskunde ... Hoe? vaardigheden - basiskaarten - begrippen
Auteurs: An Cottens, Pieter Logie
Verantwoordelijke uitgever: Diligentia Uitgeverij, Industrieweg 122 A5 9032 Wondelgem , België www.diligentia-uitgeverij.be
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welkewijze dan ook , zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
2.6.2
3 INHOUD 1 STEMCONCEPTEN en SYSTEEMDENKEN 6 1.1 Hoe doe je aan systeemdenken? 6 1.2 Hoe systeemdenken in de praktijk omzetten? 6 1.2.1 Oceaan en landschap als systeem uitleggen (STEM-concept systemen) 6 1.2.2 Systeem aarde en de mens (STEM-concept systemen) 7 1.2.3 Onderdelen en kenmerken herkennen 7 1.2.4 Onderlinge relaties schematisch voorstellen (STEM-concept oorzaak en gevolg) 8 1.2.5 STEM-concept stromen en behoud van energie en materie 8 1.2.6 Patronen herkennen (STEM-concept patronen) 9 1.2.7 Structuur en functie 9 1.2.8 Stabiliteit en verandering 10 1.2.9 Hoe doorloop je een onderzoekscyclus? 11 2 ORIËNTEREN, SITUEREN, LOKALISEREN 16 2.1 Hoe oriënteer je jezelf en de kaart? 16 2.1.1 Hoe oriënteer je jezelf? 16 2.1.2 Hoe oriënteer je een kaart? 16 2.2 Hoe lokaliseer je jezelf of een plaats? 17 2.2.1 Hoe lokaliseer je jezelf? 17 2.2.2 Hoe lokaliseer je een plaats ten opzichte van een andere plaats? 17 2.3 Hoe werk je met de schaal? 17 2.3.1 Werken met de breukschaal 17 2.3.2 Werken met de lijnschaal 18 2.4 Hoe lees je een kaart? 18 2.5 Hoe werk je met de atlas? 19 2.5.1 Hoe zoek je snel de gepaste kaart? 19 2.6 Hoe gebruik je het wereldgradennet om te lokaliseren? 20 2.6.1 Hoe lokaliseer je een plaats in het wereldgradennet? 20
Hoe lokaliseer je een gebied in het wereldgradennet? 20 2.7 Hoe werk je met kaarten op het terrein? 21 2.7.1 Hoe ga je op stap met een topografische kaart? 21 3 TECHNIEKEN 24 3.1 Op het terrein 24 3.1.1 Hoe werk je met een grondboor? 24 3.1.2 Hoe beschrijf je een bodem? 25 3.1.3 Hoe determineer je een gesteente? 27 3.2 Hoe onderzoek je het reliëf? 29
Hoe herken je een reliëfvorm in een landschap? 29
Hoe herken je een reliëfvorm op kaart? 30 3.2.3 Hoe herken je een valleivorm? 31 3.3 Hoe herken je het vegetatietype? 32 3.3.1 Soorten vegetatie 32 3.3.2 Hoe determineer je biomen? 34
Hoe onderzoek je het weer en het klimaat? 36
Hoe werk je met een weerkaart? 36
3.2.1
3.2.2
3.4
3.4.1
3.4.2
3.5.1
4.1
4.1.1
5.3.3
5.3.4
4
Hoe lees je een klimatogram? 37
Hoe ontleed je een klimaat in functie van de plantengroei? 37
Hoe determineer je een klimaat? 38
Hoe herken je landschappen? 42
3.4.3
3.4.4
3.5
Beoordeel het ontstaan en de oppervlakte van de landschapselementen. 42 3.6 Hoe lees je een diagram? 44 3.7 Hoe lees je een cartogram? 45 3.8 Hoe werk je met uurgordels? 45 3.9 Hoe lees je een teeltdiagram? 46 3.10 Hoe lees je een leeftijdshistogram? 46
Werken met GIS 48
4
Hoe werk je met Google Maps? 48
Plaatsbepaling en routebeschrijving 48 4.1.2 Terrein- en satellietbeelden 49 4.1.3 Andere functies 49 4.2 Hoe een eigen kaart maken met Google My Maps? 50 4.2.1 Wat is google my maps? 50 4.2.2 Hoe werken met Google My Maps? 50 4.2.3 Locaties toevoegen aan kaart 50 4.2.4 Toevoegen locatie via zoekbalk 51 4.2.5 Locaties bewerken 51 4.2.6 Overige opties 52 4.2.7 Kaart kiezen 52 4.3 Hoe werk je met Google Earth? 53 4.4 Hoe werken met ArcGIS Online? 54 4.4.1 Uitleg bij de verschillende vensters 54 4.4.2 Een kaart maken 54 4.4.3 Ruimtelijke verbanden onderzoeken 54 5 KAARTEN 48
BELGIË 48
Referentiekaart 48 5.1.2 Kengetallen 48 5.2 EUROPA 59 5.2.1 Referentiekaart 59 5.2.2 Kengetallen 59 5.2.3 Staatkundig (EU) 60 5.2.4 Natuurkundig 61 5.3 WERELD 62 5.3.1 Referentiekaart 62
Kengetal 63
5.1
5.1.1
5.3.2
Staatkundig (G8 + G20) 63
Werelddelen, wereldblokken en oceanen 64
BRICS-landen 65 5.3.6 Global South en Global North 65 6 BEGRIPPEN 67
5.3.5
5 S T E M
1 STEMCONCEPTEN en SYSTEEMDENKEN
1.1 Hoe doe je aan systeemdenken?
Eerste graad
Landschap/oceaan als systeem (1.2.1)
Onderdelen en kenmerken herkennen (1.2.3)
Tweede & derde graad *
Aarde als systeem (1.2.2)
Onderlinge relaties opsporen (1.2.4) → Energie- en materiestromen (1.2.5)
Patronen herkennen (1.2.6) → Structuur en functie (1.2.7)
Stabiliteit en verandering (1.2.8)
* Extra denkpatronen bovenop de eerste graad
1.2 Hoe systeemdenken in de praktijk omzetten?
1.2.1 Oceaan en landschap als systeem uitleggen (STEM-concept systemen)
Schema 1: oceanen
zonne-energie
fotosynthese
temperatuur
CO2
zuurtegraad zee-ijs
fytoplankton
zeespiegel
kleine vissen
zooplankton grote vissen
walvissen
landijs beschikbaar land pooldieren
kree achtigen zeevogels
visetende zoogdieren
atmosfeer land
oceaan
Oceanen maken deel uit van het systeem aarde waarin de atmosfeer, de biosfeer en de geosfeer in interactie zijn met elkaar. De belangrijkste bron van warmte voor de oceanen is de zon. De zonnestralen dringen door het wateroppervlak en verwarmen het bovenste deel van de oceaan. Broeikasgassen in de atmosfeer, zoals kooldioxide (CO2), absorberen warmte-energie die van de aarde wordt uitgestraald en houden deze vast. Dit leidt tot een stijging van de temperatuur van zowel de atmosfeer als de oceanen. Door verschillen in zonnestraling op
6
↓
↓
↓
↑ ↓
verschillende breedten van de aarde ontstonden 3 grote klimaatzones: polaire, gematigde en tropische.
De temperatuur van het oceaanwater bepaalt grotendeels het zeeleven en de interactie tussen plankton, vissen, zeezoogdieren en kreeftachtigen. Dat zeeleven is dan weer een grote voedselbron voor mens en dier.
Een stijging van de temperatuur van het oceaanwater leidt dan weer tot een stijging van het zeeniveau. Wanneer water warmer wordt, zet het uit. Dit leidt tot een stijging van de oceaanniveaus. Hogere temperaturen leiden tot het smelten van gletsjers en ijskappen op het land, waardoor extra water in de oceanen terechtkomt. Dit toegevoegde water draagt bij aan de stijging van het oceaanwaterpeil en dus ook de hoeveelheid beschikbaar land.
Wanneer de CO2-concentraties in de atmosfeer toenemen als gevolg van menselijke activiteiten, wordt een deel van dit CO2 opgenomen door de oceanen. Hierdoor wordt het water zuurder waardoor het gemakkelijker zeedieren met kalkhoudende structuren zoals schelpen en koralen aantast.
Schema 2: landschappen
natuurlijke landschapselementen
bepalen
LANDSCHAP
bepalen
menselijk landschapselementen
bepalen
mensen
FYSISCHE RUIMTE
• klimaat
• vegetatie
• reliëf
• ondergrond
• bodem
• water
LANDGEBRUIK
• landbouw
• industrie
• bebouwing
• wegen en nutsvoorzieningen
• toerisme en recreatie
• ontginning
Oorspronkelijk bestond het systeem landschap op aarde enkel uit natuurlijke landschapselementen. Deze elementen bieden de mens kansen om er gebruik van te maken. Denk maar aan klimaat en bodem die bepalen of landbouw mogelijk is of niet. Met de komst van de mens veranderde het landschap geleidelijk door de vele vormen van landgebruik zoals landbouw, industrie, bebouwing, wegen- en nutsvoorzieningen, toerisme en recreatie en ontginning. Tussen de vormen van landgebruik treden heel vaak verschuivingen op. Het systeem landschap is voortdurend in verandering.
7
1.2.2 Systeem aarde en de mens (STEM-concept systemen)
GEOSFEER ATMOSFEER
KLIMAAT natuurlijk broeikase ect koolstofkringloop
HYDROSFEER BIOSFEER
PLANEET AARDE BIEDT KANSEN
MENS
landbouw ontginning mondialisering
verstedelijking industrie
KLIMAATVERANDERING
MENS HEEFT IMPACT
MILIEUDEGRADATIE
LANDBESLAG
UITPUTTING GRONDSTOFFEN
TRANSITIE NAAR DUURZAAMHEID
Het systeem aarde bestaat uit 4 sferen, de hydrosfeer, atmosfeer, biosfeer en geosfeer. Deze 4 sferen zijn voortdurend in relatie met elkaar via de koolstofcyclus. Dit bepaalt dan weer het klimaat op aarde. Al eeuwenlang kende dit systeem een evenwicht waardoor planeet aarde de mens heel wat kansen biedt. Het systeem aarde heeft een grote invloed op de demografie en het landgebruik op aarde. Steeds meer bereiken we hier echter de planetaire grenzen door de grote impact van de mens op klimaatverandering, milieudegradatie, landbeslag en uitputting van de grondstoffen. Het evenwicht binnen systeem aarde wordt hierdoor verstoord. Een transitie naar een duurzamere toekomst voor de aarde dringt zich op om dat evenwicht terug te herstellen.
2.1.2 Hoe beschrijf je een bodem?
Kleur
1.2.3 Onderdelen en kenmerken herkennen
→ gebruik hiervoor het hoofdstuk TECHNIEKEN
Beschrijf de kleur van elke laag. Je kunt in de tabel op de volgende bladzijde ook wat grond van elke laag in het bijbehorende vakje wrijven. Dan heb je zeker de goede kleur.
Grondsoort/korrelgrootte
Probeer de volgende vormen te maken en bepaal de grondsoort:
Vochtigheid
1 bergje = zand
2 dropje = lemig zand
3 rolletje (10 cm) met scheuren = zandhoudende leem
4 rolletje (10 cm) zonder scheuren = leem
5 hoefijzer, met scheuren = kleihoudende leem
6 hoefijzer, zonder scheuren = leemhoudende klei
7 cirkel = klei
leem: vruchtbare grond
ideaal voor akkerbouw bieten en graan (cf. stoppels)
Of de grond van een laag droog of vochtig is, bepaal je door de grond tussen je vingers te voelen.
De grond is nat als je het water op de gronddeeltjes ziet glinsteren.
Plantenresten
Op verschillende diepten in de grond kun je plantenresten tegenkomen. Schat de hoeveelheid plantenresten en geef dit aan in de tabel (veel, middelmatig, weinig, geen).
Bijzonderheden
Naast bovenstaande kenmerken zijn er misschien nog andere kenmerken van de lagen die je opvallen. Je komt misschien roestvlekken tegen.
8
PLANETAIRE GRENZEN
DEMOGRAFIE
→
1.2.4 Onderlinge relaties schematisch voorstellen (STEM-concept oorzaak en gevolg)
Toegepast op het schema oceaan: Wat is het gevolg van verbranding van fossiele brandstoffen voor de oceanen?
Schema oceaan
zonne-energie
temperatuur
zuurtegraad zee-ijs
atmosfeer
fotosynthese
fytoplankton
zooplankton grote vissen
walvissen
landijs beschikbaar land pooldieren
positieve relatie (recht evenredig) negatieve relatie (omgekeerd evenredig)
1.2.5 STEM-concept stromen en behoud van energie en materie
visetende zoogdieren
kleine vissen kree achtigen zeevogels zeespiegel
oceaan
land
Opmerking: ook hier kan je STEM-concept oorzaak en gevolg toepassen: Wat verandert er aan energie- en materiestromen door het versterkend broeikaseffect. CO2
9
1.2.6 Patronen herkennen (STEM-concept patronen)
Wat is een patroon?
Een regelmaat van kenmerken, verschijnselen of processen binnen een geografisch gebied
Een toegepast voorbeeld op landschapspatronen zie je bij technieken 2.5 op pagina …
Kenmerken
Natuurlijke elementen
Patroon van veel bomen, struiken, kruiden
1.2.7 Structuur en functie
Kenmerken
Landgebruik met overwegend menselijke elementen
Patroon van veel fabrieken, kantoren, loodsen kaaien…
Bij dit STEM-concept herken je de grote structuren en kan je er telkens de functie aan koppelen binnen het systeem.
Voorbeeld: het magnetisch veld rond de aarde en de afbuiging van de zonnewind.
Je herkent een grote structuur
Als structuur zie je hier het magnetisch veld rond het systeem aarde. Het ontstaat door het verschil in snelheid tussen de rotatie van de planeet en de vloeibare kern. Het omringt de aarde met een magnetisch veld, de magnetosfeer en reikt tot honderdduizenden kilometers ver in de ruimte.
Je kan er functies aan koppelen
Het magnetisch veld beschermt het systeem aarde tegen kosmische straling en zonnestraling. Hierdoor wordt de zonnewind afgebogen en wordt de aarde beschermd tegen deze deeltjesstraling.
10
industrielandschap
boslandschap
1.2.8 Stabiliteit en verandering
Bij dit STEM-concept bekijk je hoe het systeem evolueerde of verder zal evolueren in de tijd. Grote veranderingen of breuklijnen kan je herkennen en benoemen.
Enkele voorbeelden:
Evolutie van landschappen (bv. onderzoeken via google maps timelapse)
Massaextincties na doorbreken van de geologische en klimaatstabiliteit
miljoen jaar geleden uitstervingsgolf biodiversiteit
De ligging van de continenten
pangea
225 miljoen jaar geleden
100 miljoen jaar geleden
De ijsmassa op aarde
bron: (https://www.carbonbrief.org/guest-post-piecing-together-arctic-sea-ice-history-1850/ )
150 miljoen jaar geleden de aarde vandaag
11
Cm O S D C P T J K Pg N 541 485 443 419 359 299 252 201 145 66 23 heden
Laurasia
→
Gondawa
1.2.9 Hoe doorloop je een onderzoekscyclus?
Probleemstelling of onderzoeksvraag samenstellen
onderzoeken
Conclusie en rapportering
Oriëntatie
ONDERZOEKEN
Onderzoeksmetheode bepalen
Gegevens verzamelen en analyse
Alles begint met nieuwsgierigheid. Je stelt iets vast en dat roept vragen op. Wat valt op? Waar ben je verwonderd door? Wat wil je gaan onderzoeken? Wat is het doel?
Probleemstelling of onderzoeksvraag
Het vragenmachientje
Is het een goede onderzoeksvraag?
Past de vraag bij het thema?
Stel een nieuwe vraag
Is het een opzoekvraag?
Zoek het op!
Is het echt één vraag?
Stel een nieuwe vraag
Het is een goede onderzoeksvraag!
Kan je er iets van leren?
Stel een nieuwe vraag
Is de vraag precies?
Stel een nieuwe vraag
12
JA NEE JA NEE JA JA NEE NEE JA NEE ?
Onderzoeksmethode bepalen
Voor het kiezen van je onderzoeksmethode moet je jezelf een aantal vragen stellen: Wat voor soort data heb je nodig om de onderzoeksvraag te beantwoorden? Zijn die data cijfermatig of uit te drukken in tekst?
Je kan je ook enkele vragen stellen:
• Hoe ga ik de taak aanpakken? Heb ik al een planning opgemaakt?
• Welke stappen doorloop ik? Hoe weet ik dat ik klaar ben?
• Hoeveel tijd heb ik voor deze taak nodig?
• Waar vind ik alle gegevens?
Gegevens verzamelen en analyse
In deze fase ga je alle gegevens uit de vorige fase verzamelen en ze analyseren. Je let tijdens het uitvoeren van deze fase ook op volgende elementen:
• Taal (zinsbouw, woordkeuze, tekstopbouw,…).
• Planning. Lig ik nog op schema? Wil ik mijn tijdsplanning aanpassen?
• Waar loop ik vast? Hoe komt dat? Welke mogelijkheden zie ik om dit zelf op te lossen?
Conclusie en rapportering
De belangrijkste functie hier is natuurlijk het beantwoorden van je onderzoeksvraag. Daarna maak je er een rapportering van. In een rapport start je met een inleiding en eindig je met een bronnenoverzicht.
Dit is ook de fase waarin je kan gaan reflecteren op de taak, het eindproduct en het proces.
• Is het gelukt de taak te maken?
• Welke aanpak heb ik gekozen? Was dat de goede manier?
• Klopte mijn tijdsplanning?
• Hoe kwam het dat de taak wel/niet gelukt is?
• Ben ik tevreden over het resultaat van het onderzoek?
• Heb ik iets geleerd dat ik een volgende keer kan gebruiken?
13
14
V A A R D I G H E D E N
15
2 ORIËNTEREN, SITUEREN, LOKALISEREN
2.1 Hoe oriënteer je jezelf en de kaart?
2.1.1 Hoe oriënteer je jezelf?
Jezelf oriënteren is je juist richten ten opzichte van de windrichtingen.
Met de zon
• De zon komt op in het oosten.
• Om 13 uur staat de zon in het zuiden.
• De zon gaat onder in het westen.
Met het kompas
• De kompasnaald wijst het magnetische noorden aan.
• Leg het kompas steeds horizontaal.
• Gebruik het kompas niet in de buurt van metaal of elektriciteit.
2.1.2 Hoe oriënteer je een kaart?
Een kaart oriënteren is de kaart zo draaien dat de richtingen op de kaart overeenkomen met de richtingen die je ziet in het landschap.
Je vindt je standplaats en één herkenningspunt op de kaart.
Trek een denkbeeldige pijl op de kaart van je standplaats naar het herkenningspunt.
Draai de kaart zodanig dat de pijl naar het herkenningspunt in het landschap wijst.
Je vindt je standplaats niet terug op de kaart.
Oriënteer jezelf (zie 1.1.1).
De bovenrand van de kaart komt overeen met het aardrijkskundige noorden tenzij het op een andere manier is aangeduid.
16
N Z W O NO NW ZO ZW N Z W O NO NW ZO ZW
2.2 Hoe lokaliseer je jezelf of een plaats?
2.2.1 Hoe lokaliseer je jezelf?
Jezelf lokaliseren = je standplaats opzoeken (op de kaart).
1 Oriënteer de kaart (zie 1.1.2).
2 Zoek minstens twee herkenningspunten in het landschap die je terugvindt op de kaart.
3 Richt het kompas op het eerste herkenningspunt en draai de kompasroos totdat het noorden van de roos precies gelijk staat met het noorden dat je kompasnaald aanwijst. Leg vervolgens het kompas op de kaart zodat de lijnen van de kompasroos parallel lopen met de lijnen naar het noorden van de kaart. Trek een lijn op de kaart van het herkenningspunt tot de richting waar je zich bevindt. Doe daarna hetzelfde voor het tweede herkenningspunt. Waar de 2 lijnen elkaar snijden, is de plek waar jij je bevindt.
2.2.2 Hoe lokaliseer je een plaats ten opzichte van een andere plaats?
De ligging van een plaats ten opzichte van een andere plaats.
Leg een denkbeeldige windroos georiënteerd op je standplaats en lees de windrichting af waarin de gezochte plaats ligt.
Brussel ligt ten zuidoosten van Gent.
Het verloop van een lijn (weg, kust, rivier, grens …) beschrijven.
Leg een denkbeeldige windroos georiënteerd in het midden van de lijn en lees de twee windrichtingen af.
De Maas heeft tussen Dinant en Namen een noord-zuid verloop.
De ligging van een plaats in een gebied beschrijven.
Leg een denkbeeldige windroos georiënteerd in het midden van het gebied en lees de windrichting af waarin de plaats ligt.
Limburg ligt in het noordoosten van België.
2.3 Hoe werk je met de schaal?
2.3.1 Werken met de breukschaal
Je berekent een afstand met de breukschaal als je een nauwkeurig resultaat wenst.
1 Meet de afstand in vogelvlucht in centimeter.
2 Vermenigvuldig met de noemer van de schaal.
3 Je hebt nu de werkelijke afstand in centimeter.
4 Zet die afstand om in meter of kilometer. Gent
17
Brussel Namen Dinant
Brussel Namen Dinant Gent Brussel Namen Dinant km hm dam m dm cm mm
Gent
2.3.2 Werken met de lijnschaal
Je gebruikt de lijnschaal als je snel (maar wat minder nauwkeurig) een afstand wil meten.
Als de te meten afstand kleiner is dan de lijnschaal
1 Leg een papierstrook met de rand langs de te meten afstand.
2 Breng met twee merktekens die afstand over op de papierstrook.
3 Leg één merkteken gelijk met het begin van de lijnschaal (0).
4 Lees tegenover het andere merkteken de afstand af.
Als de te meten afstand groter is dan de lijnschaal
1+2+3 zoals hierboven
4 Duid met een merkteken de volledige lengte van de lijnschaal aan op de strook.
5 Leg dit laatste merkteken gelijk met het begin van de lijnschaal.
6 Herhaal 4+5 of lees de resterende afstand af.
7 Maak de som van alle afstanden.
2.4 Hoe lees je een kaart?
Lees de titel
• Welk gebied wordt in kaart gebracht?
• Welk onderwerp wordt voorgesteld?
Verken de legende
Een landschapselement wordt op de kaart voorgesteld door een kaartsymbool
De legende is een lijst van de gebruikte kaartsymbolen met hun verklaring.
De symbolen worden in de legende meestal gegroepeerd.
• Welke symbolen worden gebruikt?
• Welke elementen worden voorgesteld?
• Welke eenheden worden gebruikt?
De afbeelding toont een stukje uit de legende van een topografische kaart met schaal 1:10 000.
Snap de schaal
De schaal geeft de verhouding tussen de afstanden op de kaart en in het echt weer.
Een schaal 1:20 000 betekent dat een afstand van 1 cm op de kaart in werkelijkheid 20 000 cm is, wat neerkomt op 200 meter.
Een klein gebied situeer je best in een groter gebied.
18
Onderzoek de kaart
• Lokaliseer de elementen op de kaart.
• Zoek naar ruimtelijke verschillen: bodembedekking (weiland, bos, akkers ...), hoogtes, valleien, landschapsovergangen, enz.
Formuleer een besluit
• Ga opnieuw na waarom deze kaart moest onderzocht worden.
• Formuleer een besluit.
2.5 Hoe werk je met de atlas?
2.5.1 Hoe zoek je snel de gepaste kaart?
• Een plaats of gebied met gekende ligging BLADWIJZERS / KAARTENOVERZICHT
• Een plaats of gebied met onbekende ligging REGISTER + roosteraanduiding
• Een thema over een gebied ALGEMENE INHOUD / INHOUDSTAFEL
Hoe gebruik je de bladwijzer?
Situeer de plaats of het gebied op de gepaste kaart.
In de kader vind je de titel van de kaart en de bladzijde in je atlas.
De bladwijzers (kaartenoverzicht) gebruik je als je de plaats kunt situeren op een kaart.
De kaart van Zweden vind je op bladzijde 20.
Hoe gebruik je het register?
Het register vind je achteraan in de atlas.
Het is een alfabetische lijst van landen, plaatsen, rivieren, streken ...
Achter de naam vind je een verwijzing naar de bladzijde in je atlas en de plaats in het lettercijferrooster.
Je gebruikt het register wanneer je de plaats niet kan situeren op een kaart.
Plaats X ligt in C2.
Hoe gebruik je de inhoudstafel?
Vooraan in de atlas vind je de inhoudstafel (algemene inhoud).
De inhoudstafel is onderverdeeld in de rubrieken België, Europa ...
Bodemgebruik in Afrika, Industrie in de Verenigde Staten, Verkeer in België ...
Je gebruikt de inhoudstafel als je op zoek bent naar informatie over een bepaald thema (onderwerp).
19
0 1000km IJSLAND 33B BRITSE EILADEN 37 BENELUX 4 FRANKRIJK 40-41 ITALIË EN ALPEN 43 ZUIDOOST-EUROPA 62-63 NOORD-EUROPA 20 EUROPA 14-15 A B C D 1 2 3 4 • X
2.6 Hoe gebruik je het wereldgradennet om te lokaliseren?
2.6.1 Hoe lokaliseer je een plaats in het wereldgradennet?
BREEDTE LENGTE
• de afstand tot de evenaar
• uitgedrukt in graden
Ten noorden van de evenaar
→ noorderbreedte
→ N
Ten zuiden van de evenaar
→ zuiderbreedte
→ S
• de afstand tot de nulmeridiaan
• uitgedrukt in graden
Ten oosten van de nulmeridiaan
→ oosterlengte
→ E
Ten westen van de nulmeridiaan
→ westerlengte
→ W
De sterrenkundige ligging van plaats A is 40° N / 100° W
2.6.2 Hoe lokaliseer je een gebied in het wereldgradennet?
• Zoek het meest noordelijke, het meest zuidelijke, het meest oostelijke en het meest westelijke punt van het gebied/land/werelddeel. Opgelet: alleen het vasteland telt.
• Bepaal van het meest noordelijke en het meest zuidelijke punt de breedteligging.
• Bepaal van het meest westelijke en het meest oostelijke punt de lengteligging.
Europa ligt tussen 35° N en 70° N en tussen 10° W en 60° E
20
0 2000 km 5000 km 0 2000 km 5000 km 180° 160° 140° 120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120° 140° 160° 180° A
2.7.1 Hoe ga je op stap met een topografische kaart?
2.7.1.1 Stijgen of dalen: kijk naar de hoogtelijnen
Een topografische kaart bevat niet alleen 2D- of horizontale informatie. Ze bevat namelijk ook informatie over het reliëf van het gebied, dankzij het gebruik van hoogtelijnen.
De heuvels en bergen om je heen worden op elke topografische kaart in beeld gebracht door hoogtelijnen. Deze lijnen verbinden punten met elkaar die zich op dezelfde hoogte bevinden. Zo zie je wat voor vorm een berg of heuvel heeft: langgerekt of rond.
Je kunt aan de hoogtelijnen ook zien hoe steil een helling is: hoe dichter de hoogtelijnen bij elkaar staan, hoe steiler de helling.
De hoogtes op hoogtelijnen staan zo gedrukt dat ze bergopwaarts te lezen zijn. Staat een hoogte ‘op z’n kop’ dan kun je ervan uitgaan dat je bergafwaarts gaat.
Door dit ‘op z’n kop’ handigheidje kun je vrij gemakkelijk de stroming van een beek of rivier bepalen en deze controleren met de werkelijkheid.
2.7.1.2 Leer de zaken herkennen
Bij het kaartlezen is het belangrijk om van de kaart naar de omgeving te kijken en andersom. Neem de tijd om de legende te bestuderen! Kaartlezen is moeilijk. Je kunt het alleen al doende leren. Veel oefenen dus ...
GOED
• Neem de tijd om de legende te verkennen.
• Kijk goed naar de omgeving en probeer zoveel mogelijk landschapselementen terug te vinden op de kaart.
• Hou de kaart georiënteerd.
• Lokaliseer jezelf op de kaart.
FOUT
• De kaart niet georiënteerd houden.
• Wegen tellen.
21
2.7 Hoe werk je met kaarten op het terrein?
22
T E C H N I E K E N
23
3 TECHNIEKEN
3.1 Op het terrein
3.1.1 Hoe werk je met een grondboor?
Benodigdheden
• grondboor (1)
• meetlint
• halve plastic buis/boorgoot
Werkwijze
1 Maak het bovenste gedeelte van het grondoppervlak vrij van materiaal als takjes, bladeren, enz.
2 Zet de boor met de boorkop op de grond.
3 Draai de boor (met de klok mee) zover de grond in dat de boorkop gevuld is (2).
Hiervoor draai je de boor ongeveer drie halve slagen (je hoeft dus niet hard naar beneden te duwen).
4 Trek de boor voorzichtig recht omhoog uit de grond.
5 Leg de inhoud van de boor in de plastic goot. Zorg dat de bovenkant van de grond aan het uiteinde van de boorgoot ligt. Er ligt nu ongeveer 10 cm van het bodemprofiel in de goot.
6 Zet de boor weer in het boorgat, draai ze 3 halve toeren rond en haal de volgende 10 cm van het profiel omhoog.
7 Leg dit materiaal met de bovenkant tegen de onderkant van de vorige hoeveelheid materiaal in de goot (3). Schuif het materiaal stevig aan. Je kunt controleren of je dat goed gedaan hebt door de boor in het boorgat te steken en je duim op de boor te leggen op het punt waar de boor in de grond verdwijnt.
Trek nu de boor uit het gat en vergelijk de diepte van het boorgat met de lengte van het uitgelegde materiaal.
Ga door met boren tot de handvatten van de boor de grond raken. De boor heeft nu een diepte bereikt van 1,2 meter.
8 Beschrijf de verschillende lagen van het bodemprofiel in de goot aan de hand van de techniek 'Bodembeschrijving' (2.1.2).
9 Maak het boorgat dicht met het materiaal dat je eruit opgeboord hebt. Je kunt daarvoor de goot boven het boorgat houden. Als je het onderste materiaal het eerst eruit laat lopen en daarna de rest, dan wordt de bodem ter plaatse het minst verstoord.
Trap ten slotte met de hak van je schoen de grond aan zodat er geen gat meer te zien is.
24
1 2
3
3.1.2 Hoe beschrijf je een bodem?
Kleur
Beschrijf de kleur van elke laag. Je kunt in de tabel op de volgende bladzijde ook wat grond van elke laag in het bijbehorende vakje wrijven. Dan heb je zeker de goede kleur.
Grondsoort/korrelgrootte
Probeer de volgende vormen te maken en bepaal de grondsoort:
Vochtigheid
1 bergje = zand
2 dropje = lemig zand
3 rolletje (10 cm) met scheuren = zandhoudende leem
4 rolletje (10 cm) zonder scheuren = leem
5 hoefijzer, met scheuren = kleihoudende leem
6 hoefijzer, zonder scheuren = leemhoudende klei
7 cirkel = klei
Of de grond van een laag droog of vochtig is, bepaal je door de grond tussen je vingers te voelen.
De grond is nat als je het water op de gronddeeltjes ziet glinsteren.
Plantenresten
Op verschillende diepten in de grond kun je plantenresten tegenkomen.
Schat de hoeveelheid plantenresten en geef dit aan in de tabel (veel, middelmatig, weinig, geen).
Bijzonderheden
Naast bovenstaande kenmerken zijn er misschien nog andere kenmerken van de lagen die je opvallen. Je komt misschien roestvlekken tegen.
25
Voorbeeld van een veldformulier
cm kleur
bv. zwart, grijs, lichtbruin, donkerbruin, geel, roestbruine vlekken
grondsoort
bv. zand, lemig zand, zandhoudende leem, leem, kleihoudende leem, leemhoudende klei, klei
vochtigheid plantenresten bijzonderheden
26
010 1020 2030 3040 4050 5060 6070 7080 8090 90100 100110 110120
3.1.3 Hoe determineer je een gesteente?
3.1.3.1 Basiskennis
los gesteente?
keien zichtbaar?
korrels voelbaar?
boetseerbaar?
keien zichtbaar?
korrels voelbaar?
bruist met zuur?
krasbaar met vingernagel?
boetseerbaar?
bruist met zuur? krasbaar?
27
grind zand klei leem grindconglomeraat zandsteen krijt kalksteen leisteen JA JA JA JA JA JA JA JA NEE NEE NEE NEE NEE NEE NEE NEE
3.1.3.2 Uitbreidingskennis
Vaste gesteenten
bruist het met zuur?
zachter dan vingernagel?
korrelig breukvlak?
insluitsels > 2mm?
zachter dan muntstuk?
kristallijn? kwartsdioriet
korrelig breukvlak?
splijtbaar? glimmers? glimmerzandsteen
28
krijt
JA JA JA JA JA NEE NEE NEE NEE
kalkzandsteen kalksteen kleisteen fyllade puddingsteen
JA NEE NEE NEE
roestbruine
kwartsiet
JA JA NEE NEE NEE
kleur? ijzerzandsteen
zandsteen
JA
JA
3.2.1 Hoe herken je een reliëfvorm in een landschap?
Vlakte
horizonlijn rechte lijn
landoppervlak effen
hoogteverschillen zeer klein
hellingen zeer klein
rivieren stromen op nagenoeg dezelfde hoogte als het omliggende land in een vlak dal
Plateau
horizonlijn rechte lijn
landoppervlak effen bovenvlak, ingesneden door rivieren
hoogteverschillen groot
hellingen steil (valleiwanden)
rivieren stromen in diep uitgesneden valleien
Heuvelland
horizonlijn golvende lijn
landoppervlak oneffen, golvend
hoogteverschillen matig
hellingen matig en/of steil
rivieren stromen tussen de heuvels op nagenoeg dezelfde hoogte als het omliggende land
Gebergte
horizonlijn kantige of golvende lijn
landoppervlak oneffen, hoekig of afgerond
hoogteverschillen zeer groot
hellingen zeer steil
rivieren stromen in zeer diep uitgesneden valleien
29
onderzoek je het reliëf?
3.2 Hoe
3.2.2 Hoe herken je een reliëfvorm op kaart?
Vlakte
Weinig of geen hoogtelijnen wijzen op een vlak oppervlak. Weinig of geen hoogtelijnen langs de rivier geven aan dat deze niet diep is ingesneden.
Plateau
Weinig of geen hoogtelijnen op een deel van de kaart wijzen op een vlak oppervlak. Veel hoogtelijnen langs de rivier wijzen erop dat de rivier diep is ingesneden.
Heuvelland
Het herhaald voorkomen van enkele (gesloten) hoogtelijnen, dikwijls geschikt als cirkels met eenzelfde middelpunt, wijzen op een golvend oppervlak met matige hoogteverschillen.
Gebergte
Het herhaald voorkomen van talrijke (gesloten) hoogtelijnen, veelal geschikt als cirkels met eenzelfde middelpunt, wijzen op een zeer oneffen oppervlak met grote hoogteverschillen.
30
3.2.3 Hoe herken je een valleivorm?
31
vlakdal
boogdal
V-dal
vlakbodemdal
kloofdal
U-dal
3.3
3.3.1
Soorten vegetatie
IJswoestijn
Geen vegetatie. Sneeuw en ijs.
Taiga
Een vegetatie van naaldbomen.
Zomergroen loofwoud/
Toendra
Schrale vegetatie van grassen, mossen en dwergstruikjes.
Gemengd woud
Een vegetatie van naaldbomen en loofbomen.
Open of dichte struikenvegetatie gematigd bladverliezend woud
Een vegetatie van loofbomen: eik, beuk, De vegetatie is aangepast aan de lange droge els, linde, kastanje ... periode die ze moet overleven. Ze bestaat hoofdzakelijk uit lage en middelhoge struiken die hun bladeren niet verliezen.
32
vegetatietype?
Hoe herken je het
Woestijn
Nagenoeg geen begroeiing.
Zandwoestijn of erg.
Rotswoestijn of hamada.
Steenwoestijn of reg.
Graslanden en steppe
Een boomloze vegetatie van (lage) grassen en/of korte kruidachtige struikjes (steppe).
Altijd groen regenwoud (tropisch regenwoud)
Een begroeiing van (hoge) grassen met bomen. Een zeer dichte vegetatie van bomen en struiken in veel lagen.
Gesloten savanne: veel, verspreide bomen.
Open savanne: weinig of geen bomen.
33
Savanne
3.3.2 Hoe determineer je biomen?
Hoe determineer je vegetatie?
vegetatie
34
NEE
bos
struiken grassen
dichte begroeiing vele lagen
vooral grassen
JA JA JA JA JA JA JA
vooral mossen
sneeuw en ijs
NEE NEE NEE bomen
vooral rotsen
zand
vooral stenen
enkel loofbomen
naaldbomen en loofbomen
veel struiken
weinig struiken
veel bomen
weinig bomen
tropisch woud
loofwoud gemengd woud
naaldwoud taiga
dichte struikenvegetatie open struikenvegetatie
gesloten savanne open savanne
graslanden en steppevegetatie toendra ijswoestijn rotswoestijn hamada steenwoestijn reg zandwoestijn erg
35
JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA enkel naaldbomen
3.4.1 Hoe werk je met een weerkaart?
Aan de hand van een weerkaart kun je een eenvoudige weersvoorspelling maken.
Als je de principes van de luchtbeweging in de buurt van hoge- en lagedrukgebieden kent, dan kun je de toestand van het weer inschatten.
Interpretatie voor België
• noordenwind koud
• zuidenwind warm
• oostenwind droog
• westenwind vochtig
• Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe sterker de wind.
Bij het bestuderen van een weerkaart let je vooral op de ligging van de drukgebieden.
EEN LAGEDRUKGEBIED OF DEPRESSIE
De winden waaien in tegenwijzerzin naar het centrum van het lagedrukgebied.
De botsing tussen warme en koude luchtsoorten doet neerslag ontstaan bij de fronten.
Het weer:
• bewolkt, winderig, regen of buien
• zacht in de winter en koel in de zomer
Goede luchtkwaliteit omwille van de filtering door de neerslag
EEN HOGEDRUKGEBIED OF ANTICYCLOON
De winden waaien in wijzerzin van het centrum van het hogedrukgebied weg.
Een homogene luchtmassa die stabiel is en geen fronten bevat.
Het weer:
• geen tot lichte bewolking, weinig wind, droog, soms mist ‘s morgens
• koud in de winter en warm in de zomer
De luchtkwaliteit is dikwijls slecht.
In de winter is er vaak een temperatuursinversie zodat fijn stof tegen de grond blijft hangen.
In de zomer is er vaak een overdaad aan ozon in de steden door de combinatie van zonneschijn en uitlaatgassen.
36
je het
klimaat?
3.4 Hoe onderzoek
weer en het
3.4.2 Hoe lees je een klimatogram?
A Plaats sterrenkundige ligging + hoogte
B Maanden van het jaar letterafkorting
C Temperatuurcurve rode lijn
D Temperatuurschaal in graden Celsius (°C)
E Jaartemperatuur gemiddelde
F Neerslagdiagram blauwe staven
G Neerslagschaal in millimeter neerslag (mm)
H Jaarneerslag jaartotaal
Opmerking
De neerslagschaal is in dit klimatogram het dubbele van de temperatuurschaal. Dat maakt het eenvoudig om de droge/natte maanden te herkennen (zie 2.4.3).
3.4.3 Hoe ontleed je een klimaat in functie van de plantengroei?
Gemiddelde maandtemperatuur (Tm)
Tm ≥ 18 °C warme maand
de planten groeien goed
10 °C ≤ Tm < 18 °C gematigde maand
de planten groeien vertraagd
Tm < 10 °C koude maand
de bomen groeien niet
Gemiddelde maandneerslag (Nm)
Nm < 2.Tm droge maand
er is te weinig neerslag of te veel verdamping om planten te doen groeien
Nm ≥ 2.Tm natte maand
er is voldoende neerslag om bij deze temperatuur planten te laten groeien
Groeimaanden
• Breng op het klimatogram de lijn van 10 °C en 18 °C aan.
• Kleur op de temperatuurbalk alle maanden die voldoen aan de temperatuurvoorwaarden voor boomgroei ROOD (gematigd of warm Tm ≥ 10 °C).
• Kleur op de neerslagbalk alle maanden die voldoen aan de neerslagvoorwaarden BLAUW (natte maand Nm ≥ 2.Tm).
• Kleur op de onderste balk de groeimaanden voor bomen GROEN. Groeimaanden zijn maanden die aan de temperatuur- én neerslagvoorwaarden voldoen.
37
76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81 852 3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18,0 14,9 11,1 6,8 3,9 10,5 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm T N 160 Ukkel 50°48’N 4°21’E 104 m België 894 15,7 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm T N 160 A E H G D F B C
3.4.4 Hoe determineer je een klimaat?
Hoe determineer je klimaten? Tw < 10 °C Tk < 18 °C
maximaal 3 maand met T ≥ 10°C
Nj ≤ 200 mm of geen of 1 natte maand 200 mm < Nj < 400 mm of 2 tot 4 natte maanden
Tw = gemiddelde temperatuur van de warmste maand
Tk = gemiddelde temperatuur van de koudste maand
Nj = totale jaarneerslag
Koud T < 10 °C
Gematigd 10 °C ≤ T < 18 °C
Warm T ≥ 18 °C
Droge maand N < 2T
Natte maand N ≥ 2T
Zomer warmste periode van het jaar
Winter koudste periode van het jaar
< 0 °C
38
NEE
JA JA JA JA JA JA JA JA JA
Tw
NEE NEE NEE Nj > 400 mm NEE NEE NEE Tw < 22 °C Tk < -3 °C
11 of 12 natte maanden
5 - 10 natte maanden droge winter
5 - 10 natte maanden droge zomer
KOUDGEMATIGD
KOELGEMATIGD met strenge winter
KOELGEMATIGD met zachte winter
WARMGEMATIGD en altijd nat
WARMGEMATIGD met natte zomer
WARMGEMATIGD met natte winter
GEMATIGD en bijna droog
GEMATIGD en droog
WARM en altijd droog
WARM met kort nat seizoen
WARM met lang nat seizoen
KOUD met dooiseizoen KOUD zonder dooiseizoen JA JA JA JA 2 tot 4 natte maanden 0 of 1 natte maand
IJSWOESTIJN
TOENDRA
TAIGA
GEMENGD WOUD
GESLOTEN SAVANNE gematigd BLADVERLIEZEND WOUD gematigd ALTIJD GROEN WOUD
graslanden en STEPPEvegetatie dichte
STRUIKENVEGETATIE
WOESTIJN en open/dorre struikenvegetatie
WOESTIJN en open/dorre struikenvegetatie
5 tot 10 natte maanden 11 tot 12 natte maanden SAVANNE
WARM en altijd nat
graslanden en STEPPEvegetatie tropisch REGENWOUD
39
KOUD zonder dooiseizoen IJSWOESTIJN
KOUD met dooiseizoen
KOELGEMATIGD met zachte winter GEMATIGD BLADVERLIEZEND WOUD
KOUDGEMATIGD
GEMATIGD en bijna droog GRASLANDEN EN STEPPE
met strenge
GEMATIGD en droog WOESTIJN EN
40 52 43 36 32 31 43 51 54 53 55 51 48 51 549 -4,8 -5,2 -3,5 -1,0 2,8 6,5 9,6 9,5 6,7 2,2 -1,5 -3,6 1,5 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 Vardø 70°22’N 31°6’E 6 m Noorwegen 0,7 0,6 1,9 2,3 2,9 2,5 2,3 2,2 2,3 1,8 0,8 0,5 20,8 -32,1 -44,3 -57,8 -64,8 -65,7 -65,2 -66,7 -68 -66,1 -57,2 -42,7 -31,9 -55,2 -10 -20 -30 -40 -50 -60 -70 J F M A M J J A S O N D T N G 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j Vostok 78°28’N 106°48’E 3488 m Antarctica 76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81 63 852 3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18,0 14,9 11,1 6,8 3,9 10,5 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 Ukkel 50°48’N 4°21’E 104 m België 43 35 33 42 49 78 89 76 63 61 57 53 679 -9,2 -8,0 -2,5 5,9 12,8 16,8 18,4 16,6 11,2 4,9 -1,5 -6,2 4,9 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 Moskou 55°45’N 37°38’E 150 m Rusland 32 33 40 35 14 0 0 0 1 7 17 26 200 10,9 10,6 17,6 23,7 28,7 30,8 28,4 23,4 16,5 3,4 5,2 16,5 5,9 17,1 -10 -20 -30 30 20 40 10 0 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 °C mm Tj N j 160 Saragt 36°32’N 61°13’E 275 m Turkmenistan 33 27 28 32 42 55 61 66 59 61 52 42 558 -13,7 -12,7 -6,7 -0,4 6,2 12,4 15,5 13,3 8,0 1,8 -4,7 -10,0 0,8 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 Archangelsk 64°33’N 40°32’E 11 m Rusland 39 59 81 102 115 152 128 133 156 61 51 35 1111 14,2 19,2 23,4 27,8 27,7 23,6 18,3 12,4 3,7 4,6 8,5 6,1 15,8 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 40 50 10 0 °C mm Tj N j 160 Shanghai 31°10’N 121°26’E 3 m China 100 84 76 68 44 29 21 37 71 112 141 111 112 111 894 8,6 9,2 10,9 13,3 17,2 21,0 23,3 23,6 21,0 17,0 13,0 9,9 15,7 -10 -20 -30 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 Napels 40°50’N 14°15’E 70 m Italië
TOENDRA
TAIGA WARMGEMATIGD
nat GEMATIGD ALTIJD GROEN WOUD
en altijd
STRUIKENVEGETATIE KOELGEMATIGD
GEMENGD
WARMGEMATIGD met natte winter DICHTE
winter
WOUD
OPEN/DORRE STRUIKENVEGETATIE 549 21 23 29 40 54 31 17 13 15 29 26 21 26 1,5 -10 -3 -0,9 5,3 11,7 16,7 20,8 24,7 24,4 19,8 13 6,5 0,2 T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j 160 11,6 Jerevan 40°11’N 44°30’O 990m Armenië J F M A M J J A S O N D
WARM met kort nat seizoen GRASLANDEN EN STEPPE
WARM en altijd nat TROPISCH REGENWOUD
WARM met lang nat seizoen SAVANNE
WARM en altijd droog WOESTIJN EN OPEN/DORRE STRUIKENVEGETATIE
WARMGEMATIGD met natte zomer GESLOTEN SAVANNE
41 14 38 75 147 176 738 998 912 645 220 22 16 176 4001 13,1 14,6 18,1 20,3 24,0 25,0 25,4 25,9 25,2 22,9 18,2 14,2 20,6 -10 -20 -30 22,9 20,6 J F M A M J J A S O N D T N G 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 40 50 10 0 °C mm Tj N j 160 180 200 220 240 380 360 340 320 300 280 260 400 420 440 460 480 620 600 580 560 540 520 500 640 660 680 700 720 860 840 820 800 780 760 740 880 900 920 940 960 980 Putao 27°20’N 37°384’E 409 m Myanmar 151 129 69 19 13 1 6 1 4 17 36 76 522 30,6 29,7 29,2 27,0 23,2 20,3 19,4 22,0 26,1 29,8 31,4 31,4 26,7 J F M A M J J A S O N D T N G 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j Halls Creek 18°23’S 127°67’E 404 m Australië 0 0 6 21 87 107 152 169 131 78 6 0 757 26,8 28,5 30,7 31,1 29,5 27,4 26,1 26,2 26,6 27,5 27,3 26,5 27,5 27,8 J F M A M J J A S O N D T N G 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm Tj N j Malakal 9°32’N 31°39’E 402 m Zuid-Sudan 8 29 18 7 0 0 1 0 0 0 0 12 75 18,2 19,1 22,2 26,0 30,6 32,0 34,1 34,2 32,0 28,7 24,5 20,2 34,1 26,8 J F M A M J J A S O N D T N G 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm T N j Abu Dhabi 24°28’N 54°22’E 7 m Ver. Arabische Emiraten J F M A M J J A S O N D T 25,6 25,8 26,0 26,1 25,7 25,2 24,4 24,5 24,9 25,1 25,3 25,1 N 78 105 167 181 158 124 117 171 176 230 195 100 24,4 171 G 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 30 20 10 0 °C mm 25,3 1802
0°33’N 25°14’E 413 m T N j D.R.Congo
Kisangani
3.5.1 Beoordeel het ontstaan en de oppervlakte van de landschapselementen. natuurlijke landschapselementen landschapspatronen
drassig land, plassen, riet, …? moeraslandschap
veel bomen, struiken, kruiden, …? boslandschap
Zijn er overwegend natuurlijke elementen?
zee, stranden, duinen, rotsen, klif, …? kustlandschap
bergen met valleien, (naald)bos, weiden, …? berglandschap
boomloos rotsig land, mos, gras, …? toendralandschap
landgebruik landschapspatronen
akkers, weilanden, boerderijen, vee, …? landbouwlandschap
fabrieken, kantoren, loodsen, kaaien, …? industrielandschap
Zijn er overwegend menselijke elementen?
horeca, pretpark, monumenten, …? toeristisch landschap
woonhuizen, winkels, pleinen, kantoren, …? stedelijk landschap
wegen, spoorwegen, kanalen, luchthavens, hoogspanningslijnen? transportlandschap
42
3.5 Hoe herken je landschappen?
NATUURLANDSCHAP CULTUURLANDSCHAP
moeraslandschap
kustlandschap
toendralandschap
industrielandschap
stedelijk landschap
boslandschap
berglandschap
landbouwlandschap
toeristisch en recreatief landschap
transportlandschap
43
3.6 Hoe lees je een diagram?
Lees de titel
Welk onderwerp wordt voorgesteld? Van wanneer dateren de gegevens?
Verken de legende
Welke gegevens worden voorgesteld?
Welke symbolen worden gebruikt? In welke eenheden worden de gegevens uitgedrukt?
Staafdiagram
De lengte van de staven geeft een hoeveelheid aan (in werkelijke aantallen of procenten).
Cirkeldiagram
De hele cirkel stelt de totale hoeveelheid voor ( = 100%).
De grootte van de cirkel is soms een maat voor de hoeveelheid.
Vierkantsdiagram
Het hele rooster stelt de totale hoeveelheid voor ( = 100%).
Elk vierkantje vertegenwoordigt dus 1% van het geheel.
Lijndiagram
Wat wordt voorgesteld op de horizontale as?
Wat wordt weergegeven op de verticale as?
Lees de evolutie af (minima, maxima en buigpunten).
Stroomdiagram
De dikte van de lijn geeft de hoeveelheid aan (zie legende).
Formuleer een besluit
Ga opnieuw na waarom dit diagram moest onderzocht worden. Formuleer een besluit.
44
3.7 Hoe lees je een cartogram?
Een cartogram is een kaart waarvan de weergegeven oppervlakte van elk land een maat is voor de grootte van het verschijnsel. Dergelijke kaarten zijn dus vervormd op basis van cijfergegevens. Het is een bijzonder voorbeeld van een statistische kaart.
Voorbeeld ondervoeding in de wereld
Op deze kaart valt op dat een groot deel van Azië ondervoed is. Vooral in India is de ondervoeding schrijnend. Ook heel wat Afrikaanse landen hebben te kampen met dit probleem. In Noord- en Zuid-Amerika en in Europa komt veel minder ondervoeding voor.
3.8 Hoe werk je met uurgordels?
Het is ergens middag (12 uur) wanneer de zon op haar hoogste stand staat (culmineert).
Voor alle plaatsen op eenzelfde meridiaan culmineert de zon op hetzelfde ogenblik.
Ze hebben dus dezelfde tijd. Als we ons naar het westen verplaatsen, is het daar vroeger. Men heeft de aarde verdeeld in 24 uurgordels. Elke uurgordel is 15° breed. Landen/regio's wijken hier vaak van af door zelf te kiezen tot welke uurgordel ze behoren.
De eerste uurgordel is die waar de meridiaan van Greenwich middenin ligt. De tijd van deze uurgordel noemen we Greenwich Mean Time (GMT).
45
-11 -10 -9 -8 -7 -6 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 +6 +7 +8 +9 +10 +11 +12 -12 -5
3.9 Hoe lees je een teeltdiagram?
Een teeltdiagram is een aangepast vierkantsdiagram.
Hedwigenkoog
totale landbouwopper vlakte: 57 ha
= ha = m2
V EE S T A P E L
aantal dieren: 200
diersoor t: koeien
L E G E N D E
K : kool in volle grond W: weiland
ak kerbouwgewassen: %
tuinbouwgewassen: %
veeteelt in open lucht: %
Teeltdiagram
A Plaats
1 vakje = 1% van de landbouwopper vlakte K
Hedwigenkoog (Duitsland)
B Oppervlakte 57 ha = 570 000 m2
C Rooster (vierkantsdiagram) 75% kool in volle grond, 25% weiland
D Legende: kleuren voor het type gewas, letters voor de teelten
E Veestapel aantal dieren + diersoort 200 koeien
3.10 Hoe lees je een leeftijdshistogram?
Een leeftijdshistogram toont het aantal mannen (links) en het aantal vrouwen (rechts) van een bepaalde bevolking in groepen van 5 jaar.
Soorten histogrammen
46
K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K K
K K K
K K K K K K K K K K K K K K K K K W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W W
K K K K K K K
K K K K K K K
Untitled-3 1 23/06/19 09:24 A B E D C China 2017 17 % 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 % MANNEN 51,4 % VROUWEN 48,6 % 67 16 0-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 +85 histogram vorm histogram piramide piramide fles urne urne geboortecijfer hoog hoog dalend snel dalend zeer laag sterfte-
hoog snel
traag
laag laag natuurlijke
sterke aangroei vertraagde aangroei stilvallende groei negatieve groei
cijfer
dalend
dalend
aangroei nagenoeg geen groei
E R K E N M E T G I S
47 W
4 WERKEN MET GIS
4.1 Hoe werk je met Google Maps?
4.1.1 Plaatsbepaling en routebeschrijving
Met Google Maps kan je op de kaart een plaats opzoeken en eventueel een routebeschrijving ernaartoe maken.
Daarnaast vind je er ook allerlei informatie terug, zoals namen van winkels, openingstijden … en je kan gebruikmaken van Street View-beelden.
1 Ga naar maps.google.be of open de Google Maps-app.
2 Zet de naam van de plaats waar je naartoe wilt gaan in het zoekscherm.
3 Klik op Zoeken. De kaart toont nu de plaats die je vroeg.
4 Klik nu op Routebeschrijving en kies een vertrekpunt. De kaart toont nu de beste route om met de wagen naar je gekozen eindbestemming te gaan.
5 Wil je de route per fiets, te voet of met het openbaar vervoer doen, dan klik je bovenaan op het correcte icoontje.
6 Om meerdere stops in te lassen (bv. tijdens een stadswandeling) kies je voor Bestemming toevoegen.
7 Rechts onderaan zie je ook een geel mannetje. Klik op dit mannetje. Je ziet de straten van kleur veranderen.
Sleep het mannetje naar de gewenste straat, en je bekijkt de straat in Street View.
48
2
4 5 6 7
3
4.1.2 Terrein- en satellietbeelden
Naast de gewone Google Maps-kaarten, kun je ook terrein- en satellietbeelden raadplegen. De terreinkaarten tonen o.a. de hoogtelijnen van een gebied. Je vindt ze op de volgende manier.
1 Open Google Maps op je computer.
2 Klik in de linkerbovenhoek op het menu.
3 Selecteer terrein of satelliet.
4.1.3 Andere functies
4.1.3.1 Afstanden meten
1 Klik met de rechtermuisknop op je vertrekpunt.
2 Selecteer Afstand meten.
3 Klik op een willekeurige plaats op de kaart om een traject te maken om te meten. Klik op een andere plaats op de kaart om nog een punt toe te voegen.
4 (Optioneel) Versleep een punt of traject om het te verplaatsen of klik op een punt om het te verwijderen.
5 Onderaan zie je de totale afstand in mijlen (mi) en kilometers (km).
6 Als je klaar bent, klik je op de kaart onderaan op Sluiten .
4.1.3.2 De coördinaten van een plaats ophalen
Klik met de rechtermuisknop op de locatie of het gebied op de kaart. De coördinaten verschijnen direct in een tekstkader bovenaan. Door links te klikken worden ze naar het klembord gekopieerd.
4.1.3.3 Street View
Street View-foto’s kunnen een hulp zijn bij heel wat aardrijkskundige oefeningen. Je vindt het als volgt.
1 Zoek naar een plaats of adres in Google Maps.
2 Sleep Pegman (de naam die Google geeft aan het gele mannetje) naar een locatie op de kaart.
Steeds meer locaties bieden ook historische Street View-beelden aan. Heel handig om wijzigingen in het landschap aan te tonen (of aan te duiden). Hoe gebruik je deze tool?
1 Sleep Pegman op de kaart.
2 Klik op Tijd.
3 Gebruik de schuifregelaar onderaan om terug te gaan in de tijd.
4 Als je Street View wilt verlaten, klik je linksboven op Terug.
Let op!
Niet alle mogelijke historische afbeeldingen zijn beschikbaar in Street View.
49
4.1.3.4 Informatie zoeken over verkeer, openbaar vervoer of fietsroutes
1 Open Google Maps op je computer.
2 Klik in de linkerbovenhoek op het menu.
3 Selecteer Verkeer, Openbaar vervoer, Fietsen.
4 Onderaan is steeds meer info te vinden.
5 Vergeet niet de legende te raadplegen voor de verschillende kleurcodes.
6 Als je een van de gekozen weergaven wilt uitschakelen, klik je er nogmaals op.
4.1.3.5 De functie wereldbol
Gebruik in het menu de functie wereldbol om een projectie op de bol te krijgen.
4.2 Hoe een eigen kaart maken met Google My Maps?
4.2.1 Wat is google my maps?
Met Google My Maps maak je eigen kaarten. Favoriete stranden, windmolenparken, bezienswaardigheden, de grootste steden op aarde, actualiteitskaarten: alles is mogelijk. Heel handig om een aardrijkskundig onderwerp voor te stellen. Maar ook om bijvoorbeeld je reis voor te bereiden.
4.2.2 Hoe werken met Google My Maps?
Met My Maps kan een gebruiker onbeperkt kaarten maken, zolang het maar een plek op aarde betreft.
• Surf naar mymaps.google.com
• Indien nodig, log in met je google profiel.
• Wie nieuw is bij My Maps ziet nu een lege pagina. Dit is de plek waar in het vervolg alle zelfgemaakte kaarten staan.
• Klik op de rode knop Nieuwe kaart maken.
• Klik linksboven op Naamloze kaart
• Vul onder 'Titel kaart' de naam in die de kaart moet krijgen.
• Vul eventueel onder 'Beschrijving' een korte toelichting in.
• Klik op Opslaan.
Standaard toont Google nu een kaart met in het middelpunt België. Je hoeft de locaties niet zelf te zoeken. Vul gewoon de plaats in. Automatisch gaat de kaart dan naar de gevraagde locatie. De kaart opslaan is ook niet nodig. My Maps bewaart constant elke toevoeging of wijziging.
4.2.3 Locaties toevoegen aan kaart
• Voeg een plek toe door deze te selecteren of op te zoeken via de zoekbalk.
• Zoom in op de kaart. Dat kan via het scrollwieltje, of klik op het plusje rechtsonder in de kaart.
• Wie bijvoorbeeld inzoomt op Leuven, ziet allerlei locaties verschijnen. Zoals ‘M Leuven’, ‘Abdij van ‘t Park’, ‘Groot-Begijnhof’ of ‘Oude Markt’.
• Klik op een locatie, bijvoorbeeld 'M Leuven’.
50
• Klik op +Toevoegen aan kaart.
• Links verschijnt de locatie nu onder 'Naamloze laag'.
• Klik op het kruisje rechtsboven M Leuven' en sluit het informatievenster.
4.2.4 Toevoegen locatie via zoekbalk
• Voeg zo via de zoekbalk een locatie toe:
• Klik in de witte zoekbalk.
• Vul een trefwoord in. Bijvoorbeeld 'Bijenkorf Utrecht'.
• Tijdens het typen geeft Google mogelijke resultaten.
• Verschijnt de locatie die u zoekt in beeld, klik er dan op.
• De kaart verspringt en brengt de locatie in beeld. Klik op +Toevoegen aan kaart
• Links verschijnt de locatie nu onder 'Naamloze laag'. Sluit het informatievenster door te klikken op het kruisje rechtsboven M Leuven'.
4.2.5 Locaties bewerken
Alle toegevoegde locaties kunnen worden voorzien van extra informatie. Geef bijvoorbeeld luchthavens, fabrieken, vulkanen of toeristische attracties elk een eigen markering.
• Klik links, onder 'Naamloze laag' op een toegevoegde locatie. Bijvoorbeeld M Leuven'.
• Op de kaart wordt het informatievenster zichtbaar.
• Klik op Stijl .
• Klik op Meer pictogrammen.
• Klik op het tekstvak naast 'Filteren' en typ 'museum'.
• Klik onder 'Plaatsen' op het eerste icoon.
• Klik op Ok
• Klik onder 'Kleur' op een geschikte kleur.
• Klik op het kruisje rechtsboven in het informatievenster om dit te sluiten.
Op de kaart staat nu het gekozen icoon in de gekozen kleur.
51
4.2.6
Overige opties
De overige opties zijn:
• 'Bewerken' . Verander de naam van de locatie.
• 'Afbeelding of Video toevoegen' , hiermee kan je foto's/video's aan de beschrijving toevoegen.
• 'Route naar dit punt' , Maak daarmee een route.
• 'Plaats verwijderen' . Verwijder een punt op de kaart.
4.2.7
Kaart kiezen
Om je kaart te presenteren moet je nu nog een basiskaart kiezen. De eenvoudige atlas toont enkel de geografische toponiemen. Je vindt er geen winkels en andere gegevens op. Dit is handig als je een mooi overzicht wil van jouw gemaakte lagen.
52
Werkwijze
A het venster ZOEKEN
Plaatsen zoeken en route maken.
B het venster PLAATSEN
Overzicht van de ingeladen en opgeslagen plaatsen.
C het venster LAGEN
Lagen met extra info zoals de 3D-weergave ‘terrein’.
D de LINIAAL
Liniaal om afstanden met een lijnschaal te meten.
E NAVIGATIE
Draaien, kantelen en zoomen.
Dubbelklik op N om het noorden bovenaan te plaatsen.
F STATUSBALK
Datum van de kaart, sterrenkundige ligging, hoogteligging en kijkhoogte.
53 4.3 Hoe werk je met Google Earth?
A B D C F E
4.4 Hoe werken met ArcGIS Online?
• Ga naar http://www.arcgis.com
• Klik op 'aanmelden' en maak eventueel een openbaar account aan waarmee je mits enkele beperkingen gebruik kunt maken van ArcGIS.
• Ga naar 'een kaart maken'.
4.4.1 Uitleg bij de verschillende vensters
A Basiskaart
Overzicht van de kaarten om de basis van je kaart te bepalen.
B Meten
Keuze uit oppervlakte, afstand meten en locatie bepalen (sterrenkundige ligging).
C Toevoegen
54
4.4.2 Een kaart maken
1 Selecteer het gebied door te pannen (verslepen) of in te zoomen op een gebied van de kaart of zoek op naam en adres.
2 Beslis wat moet weergegeven worden. Kies een basiskaart en voeg vervolgens lagen toe bovenop de kaart.
3 Voeg meer toe aan je kaart. Voeg kaartnotities toe om objecten op de kaart te tekenen.
4 Sla je kaart op.
Geef je kaart een naam en beschrijving en deel deze vervolgens met andere mensen.
4.4.3 Ruimtelijke verbanden onderzoeken
Door verschillende kaartlagen te combineren met elkaar kunnen onderlinge verbanden onderzocht worden.
1 Selecteer het gebied door te pannen of in te zoomen op een gebied van de kaart of zoek op naam en adres.
2 Selecteer meerdere kaartlagen voor het ruimtelijk onderzoek. Kies een basiskaart en voeg vervolgens lagen toe bovenop de kaart via Kaartlagen zoeken.
3 Zoek binnen ArcGIS Online.
4 Klik op Details.
4
Je krijgt een overzicht van de kaartlagen die je selecteerde. Deze lagen kun je aan- of afvinken.
Ga met de cursor over de naam van een kaartlaag en de volgende functies verschijnen:
• Legende weergeven of verbergen.
• Tabel weergeven (met gegevens waarop de kaart gebaseerd is).
• Stijl wijzigen (pictogrammen kunnen aangepast worden).
• Filteren.
• Clusterpunten (hiermee worden punten die dicht bijeen liggen vervangen door een groter symbool).
• Meer opties: hier kun je onder meer de transparantie van de kaart instellen. 3
55
56
A A R
57 K
E
T
N
5 KAARTEN
5.1 BELGIË
5.1.1 Referentiekaart
Antwerpen Leuven Waver
Charleroi
HOOFDSTAD
landsgrens taalgrens autosnelweg rivier stadsgewest provinciehoofdstad
5.1.2 Kengetallen
Oppervlakte
30 500 km²
Bevolking
11 500 000 inw.
58
N
Gent
Hasselt
Namen (Namur)
Luik (Liège)
Aarlen (Arlon)
Bergen (Mons)
Brugge Kortrijk BRUSSEL
IJzer Leie Schelde Schelde Samber Maas Maas Maas
5.2 EUROPA
5.2.1 Referentiekaart
Noordelijk IJszee
Noord-Europa
Noordzee
Kaukasus Karpaten
Zwarte Zee
Kaspische Zee Alpen Pyreneeën
Zuid-Europa
0 250 500km
5.2.2 Kengetallen
Oppervlakte
10 000 000 km²
Bevolking
750 000 000 inw.
Middellandse Zee
59
N Oeral
West-Europa Oost-Europa
Rijn Donau Oeral Oostzee
60 5.2.3 Staatkundig (EU) 40 41 39 38 37 36 35 34 33 32 31 EU niet EU 30 29 28 27 26 25 24 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 6 7 5 4 3 2 1 0 250 500km N 1 IJsland 15 Polen 29 Bulgarije 2 Noorwegen 16 Tsjechië 30 Portugal 3 Zweden 17 Slowakije 31 Spanje 4 Finland 18 Hongarije 32 Italië 5 Denemarken 19 Kroatië 33 Bosnië-Herzegovina 6 België 20 Slovenië 34 Noord-Macedonië 7 G.H. Luxemburg 21 Estland 35 Servië 8 Nederland 22 Letland 36 Montenegro 9 Ver. Koninkrijk 23 Litouwen 37 Kosovo 10 Ierland 24 (Europees) Rusland 38 Albanië 11 Frankrijk 25 Wit-Rusland 39 Griekenland 12 Zwitserland 26 Oekraïne 40 Malta 13 Duitsland 27 Roemenië 41 Cyprus 14 Oostenrijk 28 Moldavië
61 5.2.4 Natuurkundig -4000 -2000 -200 0 onder zeeniveau 200 500 1000 1500 2000 4000 250 500km N N 0 250 500km N N 250 500km N N 0 250 500km N N ZEËEN RIVIEREN GEBERGTEN A Noordelijke IJszee 1 Rijn I Alpen B Middellandse Zee 2 Wolga II Oeral C Oostzee 3 Dnjepr III Karpaten D Atlantische Oceaan 4 Po IV Kaukasus E Noordzee 5 Rhône V Pyreneeën F Zwarte Zee 6 Elbe VI Scandinavisch Hoogland G Kaspische Zee 7 Oeral VII H 8 Donau VIII J 9 Don IX K 10 Loire X L 11 XI M 12 XII N 13 XII A I II III IV V VI 1 10 5 4 8 6 3 9 7 2 B C D E F G
5.3.1 Referentiekaart
4.3.1 Referentiekaart
1
62 5.3 WERELD
48 4.3 WERELD
0 2000 km 1000 RIVIEREN GEBERGTEN EN PLATEAUS AGGLOMERATIES
Mississippi-Missouri I Coast Range A New York 2 Amazone II Rocky Mountains B Mexico-stad 3 Paraná - Paraguay III Andes C São Paulo 4 Donau IV Alpen D Londen 5 Ob V Oeral E Parijs 6 Jenisej VI Hoogland van Iran F Moskou 7 Lena VII Himalaya G Beijing 8 Huang He VIII Hoogland van Tibet H Tokio 9 Chang Jiang IX Kun Lun Shan I Caïro 10 Ganges X Atlas J Kinshasa 11 Nijl XI Ethiopisch Hoogland K Kaapstad 12 Niger XII Oost-Afrikaans Hoogland L Sydney 13 Kongo (Congo) XIII M 14 Darling XIV N 15 XV O 16 XVI P 1 I A L G F I E J K D B C H XI VII VI XII II IV V IX III X VIII 2 8 3 11 9 5 7 10 6 4 13 14 12 RIVIEREN GEBERGTEN EN PLATEAUS AGGLOMERATIES 1 Mississippi-Missouri I Coast Range A New York 2 Amazone II Rocky Mountains B Mexico-stad 3 Paraná - Paraguay III Andes C São Paulo 4 Donau IV Alpen D Londen 5 Ob V Oeral E Parijs 6 Jenisej VI Hoogland van Iran F Moskou 7 Lena VII Himalaya G Beijing 8 Huang He VIII Hoogland van Tibet H Tokio 9 Chang Jiang IX Kun Lun Shan I Caïro 10 Ganges X Atlas J Kinshasa 11 Nijl XI Ethiopisch Hoogland K Kaapstad 12 Niger XII Oost-Afrikaans Hoogland L Sydney 13 Kongo (Congo) XIII M 14 Darling XIV N 15 XV O 16 XVI P
5.3.2
5.3.3
63
Kengetal Bevolking 7,7 miljard (2019)
Staatkundig (G8 + G20) 49
Kengetal Bevolking 7,7 miljard
Staatkundig (G8 + G20) 0 2000 km 1000 1 2 3 5 6 7 8 16 11 9 19 17 18 10 12 14 15 20 13 4 1 Verenigde Staten 15 Indonesië 29 2 Verenigd Koninkrijk 16 Mexico 30 3 Frankrijk 17 Saudi-Arabië 31 4 Duitsland 18 Turkije 32 5 Italië 19 Zuid-Afrika 33 6 Japan 20 Zuid-Korea 34 7 Canada 21 35 8 Rusland 22 36 9 Argentinië 23 37 10 Australië 24 38 11 Brazilië 25 39 12 China 26 40 13 Europese Unie 27 41 14 India 28 42 1 Verenigde Staten 15 Indonesië 29 2 Verenigd Koninkrijk 16 Mexico 30 3 Frankrijk 17 Saudi-Arabië 31 4 Duitsland 18 Turkije 32 5 Italië 19 Zuid-Afrika 33 6 Japan 20 Zuid-Korea 34 7 Canada 21 35 8 Rusland 22 36 9 Argentinië 23 37 10 Australië 24 38 11 Brazilië 25 39 12 China 26 40 13 Europese Unie 27 41 14 India 28 42
4.3.2
(2019) 4.3.3
5.3.4 Werelddelen, wereldblokken en oceanen
Werelddelen
I Noord-Amerika V Afrika 1 Grote/Stille Oceaan A Noord-Amerika E Moesson-Azië
II Europa VI Oceanië 2 Atlantische Oceaan B Europa F Latijns-Amerika
III Azië VII Antarctica 3 Noordelijke IJszee C voormalige Sovjet-Unie G Sub-Sahara-Afrika
IV Zuid-Amerika 4 Indische Oceaan D Arabische Wereld H Oceanië
64
0 2000 km 1000 1 2 2 4 1 3 I II III V IV VI VII 0 2000 km 1000 H G C B E D A F 1 2 2 4 1 3
5.3.5 BRICS-landen
Samenwerkingsverband van 10 opkomende economische grootmachten. De naam verwijst naar de stichtende leden.
1 Brazilië 2 Rusland 3 India 4 China 5 Zuid-Afrika 6 Egypte 7 Ethiopië 8 Iran 9 Verenigde Arabische Emiraten 10 Saoedi-Arabië
5.3.6 Global South en Global North
65
0 2000 km 1000 1 2 3 4 5 6 7 8 10 9 Global North Global South 0 2000 km 1000
66 B
P
E G R I
P E N
6 BEGRIPPEN
5 P-model Het 5P-model omvat de pijlers People (mensen), Profit (winst), Peace (vrede), Prosperity (welvaart) en Planet (planeet), waarbij het streven is om een organisatie te leiden die niet alleen winstgevend is, maar ook sociaal verantwoordelijk, vreedzaam, welvarend en milieubewust.
aantrekkingsfactoren Gunstige redenen die een bepaalde activiteit in een gebied beïnvloeden (bv. toerisme, industrie, wonen, landbouw).
aardas De denkbeeldige as, waarrond de aarde draait, en die door de zuid- en noordpool gaat door het middelpunt van de aarde.
aardmetalen Aardmetalen zijn natuurlijke elementen die voornamelijk in de aardkorst voorkomen, zoals ijzer en aluminium, en een belangrijke rol spelen in geologische processen en industriële toepassingen.
aardrevolutie De beweging van de aarde rond de zon. actieve bevolking Werkende bevolking.
adaptatie
Adaptatie verwijst naar het vermogen van individuen, gemeenschappen of systemen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, sociale veranderingen of technologische ontwikkelingen. afspoeling Afvoer van water dat niet door de bodem wordt opgenomen. afzetmarkt Het gebied waar producten verkocht worden.
agrobusiness Het geheel van verschillende bedrijven die betrokken zijn bij de voedselproductie. agglomeratie Het geheel van een stad met haar voorsteden.
akkerbouw
Landbouwvorm waarbij men gewassen op akkers teelt.
albedo Het lichtweerkaatsend vermogen van een oppervlak. alfabetiseringsgraad Het aandeel van de bevolking dat kan lezen en schrijven. alluviale bodem Een vruchtbare bodem die uit slib bestaat dat door een rivier is afgezet.
anemometer Een toestel om de windsnelheid te meten. aphelium Het punt op de baan van de aarde rond de zon dat het verst van de zon gelegen is. arbeidsextensief Vorm van werken waarbij weinig handkracht nodig is en veel machines worden gebruikt.
arbeidsintensief Manier van produceren waarbij veel arbeid nodig is. arbeidsmarkt De vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten. archipel Eilandengroep.
assebemesting De as van verbrande planten dient als bemesting. asthenosfeer Het deel van de aardmantel dat zich onder de lithosfeer bevindt en bestaat uit plastisch materiaal.
atmosfeer De dunne gaslaag rond de aarde, door de zwaartekracht aan de aarde gehouden baansnelheid De baansnelheid of rotatiesnelheid is de snelheid waarmee een plaats op aarde beweegt ten gevolge van de aardrotatie. Hoe meer naar de polen toe, hoe lager de baansnelheid.
barometer Een toestel om de luchtdruk te meten.
basisindustrie De verwerking van grondstoffen tot een halfafgewerkt product. bebouwde kern Een groep van gebouwen die dicht bij elkaar staan.
bedrijventerrein Het terrein waar industrie en/of de handel- en dienstensector gevestigd is.
begeleidende factoren Voorzieningen die door mensen gecreëerd werden om extra aantrekkingsfactoren te verkrijgen.
67
berg Een hoge verheffing van minstens 200 meter in het landschap met steile wanden. bevolkingsevolutie De aangroei of afname van de totale bevolking. bevolkingsexplosie Een erg snelle bevolkingsgroei.
bevolkingsgroei De toe- of afname van de bevolking als gevolg van geboorten, overlijdens en migraties. bevolkingspolitiek Maatregelen om de bevolkingsgroei te beïnvloeden. bevolkingsspreiding De verdeling van de bevolking over een gebied.
big bangtheorie De theorie die stelt dat het heelal 13,8 miljard jaar geleden ontstaan is met een oerknal uit een enorm heet punt.
biodiversiteit Aantal soorten planten en dieren in een gebied. bio-industrie Veeteelt op industriële wijze waarbij de dieren meestal het hele jaar in stallen verblijven en een strikte verzorging en voeding krijgen.
biomassa Het biologisch afbreekbare organisch materiaal dat kan omgezet worden in energie. biosfeer Alle levende organismen op aarde
BNP Het bruto nationaal product is de totale waarde van alle goederen en diensten die door een land in een jaar worden geproduceerd.
bodem De bovenste losse laag van de aardkorst waarin de plantenwortels groeien. bodemdegradatie Het achteruitgaan van de kwaliteit van de bodem door erosie of uitspoeling. bodemerosie Het wegspoelen of wegwaaien van de bovenste bodemlaag.
bodemgebruik Het gebruik van de bodem voor landbouw, industrie, bebouwing, bos ... bodemuitputting Uitputten van de bodem doordat er te veel voedingsstoffen aan worden onttrokken. bouw van de aarde De aarde bestaat uit een kern die voornamelijk uit ijzer en nikkel bestaat. Daarrond ligt de mantel en de buitenste laag is de korst. De dichtheid en de temperatuur neemt af van de kern naar de korst. braakland Onbeteelde grond.
brandcultuur De vegetatie wordt afgebrand om zo de bodem te bemesten en ruimte te maken.
breedtecirkel Een parallel of breedtecirkel is een denkbeeldige cirkel rond de aarde die evenwijdig loopt met de evenaar. Enkele bijzondere breedtecirkels zijn de evenaar, de keerkringen en de poolcirkels.
breedteligging De afstand tot de evenaar uitgedrukt in graden noorderbreedte (N) of graden zuiderbreedte (S).
breukschaal De breukschaal geeft de schaal weer als een breuk met teller 1. Met de breukschaal bereken je de afstanden in de werkelijkheid.
bric-landen
Landen zoals Brazilië, Rusland, India en China met ontwikkelingsmogelijkheden om uit te groeien tot een economische wereldmacht.
broeikaseffect Opwarming van de aarde door een toename van CO2 en andere zogenaamde broeikasgassen in de atmosfeer.
broeikasgassen Gassen in de atmosfeer met het vermogen om warmtestraling te absorberen en geleidelijk in alle richtingen weer af te geven.
CBD Central Business District. De centraal gelegen zakenwijk van een grote stad. centrum Het deel van de bebouwde kern waar een grote concentratie handel en diensten terug te vinden is.
circulaire economie De circulaire economie bevordert het minimaliseren van afval en het maximaliseren van hulpbronnen door hergebruik, recycling en herfabricage.
commerciële houtkap Houtkap met verkoop als doel.
conflictlijn Een strook waar verschillende concurrerende gebruikers van de ruimte naast elkaar voorkomen zodat er moeilijkheden kunnen ontstaan door tegenstrijdige belangen.
68
container Een laadkist met vaste afmetingen zodat ze gemakkelijk te transporteren is met een schip, trein of vrachtauto. continent Een grote aaneengesloten landmassa.
convergerende aardplaten Aardplaten die naar elkaar toe bewegen. coördinaten De lengte- en breedteligging van een plaats. culmineren Het hoogste punt (op de dagboog van de zon) bereiken.
cultuurlandschap Een landschap met overwegend menselijke landschapselementen.
cultuurtoerisme De belangrijkste motivatie voor de reis is de cultuur, kunst, leefwijze, folklore ... dal Een langwerpig gebied dat lager ligt dan de omgeving en waardoor meestal een waterloop stroomt. Een vallei.
delfstof Een mineraal dat uit de grond gegraven wordt.
demografie Studie van de omvang, structuur en spreiding van de bevolking in de tijd. demografisch transitiemodel Een grafische vergelijking van geboorte- en sterftecijfers om af te leiden of er bevolkingsgroei of –afname is.
diepzeerug Een verhoging van de aardkorst in oceanen waar tektonische platen van elkaar weg schuiven.
diepzeetrog
Een smalle diepe kloof in de zeebodem die ontstaat omdat een aardplaat onder een andere duikt.
divergerende aardplaten Aardplaten die uit elkaar bewegen.
dok
Een deel van een haven achter een sluis. donutmodel Het donutmodel van Kate Raworth visualiseert een evenwicht tussen sociale behoeften en planetaire grenzen, waarbij de 'donut' de ruimte vertegenwoordigt waarin een duurzame menselijke welvaart kan worden bereikt.
doorlaatbaarheid
Een maat voor de snelheid waarmee water door een gesteente dringt. doorsijpeling Indringen van water in de bodem.
drainage Het afvoeren van (overtollig) water uit de bodem.
droge maand
druppelirrigatie
dry-farming
Een maand met gemiddeld minder neerslag dan het dubbele van de gemiddelde temperatuur van die maand. Afkorting: Nm < 2.Tm
Een waterbesparend bevloeiingssysteem waarbij elke plant afzonderlijk van de ideale hoeveelheid water wordt voorzien.
Techniek om zonder irrigatie in droge gebieden aan landbouw te doen. duurzaam Zo dat de natuurlijke voorraden niet opgebruikt worden.
duurzaam toerisme
Toerisme dat geen schade aanricht aan de natuur en de natuurlijke hulpbronnen, respect toont voor de mensen en hun cultuur en de inkomsten van het toerisme naar de plaatselijke bevolking laat gaan.
duurzame landbouw Landbouw waarbij op milieusparende wijze gewerkt wordt.
duurzame ontwikkeling Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen.
eclipticavlak Het baanvlak waarin de aarde om de zon beweegt.
ecologische voetafdruk De oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land. Het is een manier om de ‘milieugebruiksruimte’ per persoon of per land uit te drukken.
ecosysteem Een tot evenwicht gekomen leefgemeenschap, bestaande uit levende en niet-levende elementen die op elkaar inwerken.
ecotoerisme Toerisme waarbij het behoud van de natuur centraal staat. Een onderdeel van duurzaam toerisme.
69
EEZ
De Exclusieve Economische Zone (EEZ) is een maritieme zone die zich uitstrekt tot 200 zeemijl buiten de kust van een land, waarin het land exclusieve rechten heeft voor het beheer en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, zoals visserij en olie, maar geen volledige controle heeft over het gebied zelf.
eigen leefruimte Je eigen omgeving. De buurt waar je woont, je ontspant, naar school gaat. emigratie
Het verlaten van het geboorteland om zich in een ander land te vestigen. energie
erosie
etnische groep
Het vermogen om arbeid te verrichten. Energiebronnen zijn o.a. aardgas, aardolie, steenkool en kernenergie.
Het loskomen van delen van de aardkorst, het transporteren en het afzetten van het los materiaal.
Een groep die een gezamenlijke etnische identiteit heeft: cultuur, tradities, taal, religie. De leden zien zichzelf als een aparte groep.
evaporatie De verdamping van het oppervlaktewater, het water uit de bodem en het bladerdek. evenaar De breedtecirkel van 0 graden die het aardoppervlak verdeelt in een noordelijk en een zuidelijk halfrond. De evenaar is ruim 40 000 km lang. Al de andere breedtecirkels zijn korter.
extensieve veeteelt Veeteelt waar met weinig investering van arbeid en kapitaal op grote oppervlakte vee geteeld wordt. Het rendement is er dan ook laag.
fabricaat Een afgewerkt product, klaar voor verkoop.
fauna De dieren in een gebied.
favela Arme stadswijk met krotwoningen, meestal opgebouwd uit bouwafval en andere restmaterialen. Dikwijls gebruikt om een typische Braziliaanse sloppenwijk te benoemen.
feedlot Een industrieel landbouwbedrijf waar vee kort voor de slacht vetgemest wordt. flora De planten die samen de vegetatie van een gebied vormen.
formele sector Beroepen die officieel geregistreerd staan. Mensen die werken in de formele sector betalen belasting maar hebben dus ook rechten.
fossiele brandstoffen Versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool ontstaat.
fotosynthese Of bladgroenwerking; proces waarbij groene planten met behulp van water, koolstofdioxide (CO2) en licht, zelf zetmeel maken in de bladgroenkorrels. Tijdens dit proces wordt ook zuurstofgas (O2) gevormd. functie Waarvoor men een gebouw gebruikt. De bestemming van een gebouw. fysische beperkingen Beperking door het klimaat, het reliëf, de bodem ... gebergte Een reliëfvorm met grote hoogteverschillen en steile hellingen. Een aaneenschakeling van bergen (op een lijn bergketen, in groep bergmassief). geboortecijfer Het aantal geboorten in een gebied. Meestal weergegeven als geboorten per duizend inwoners per jaar.
geboortepolitiek Maatregelen om het aantal geboorten te beïnvloeden. gemengd woud Een overgangsvegetatie van naald- en loofbomen. gemengde landbouw Een landbouwvorm waarbij meer dan één soort bedrijvigheid voorkomt. geosfeer Het gedeelte van de aarde dat bestaat uit gesteenten en mineralen gesteente Het natuurlijk materiaal waar de aardkorst is uit opgebouwd en dat mee het reliëf bepaalt.
getto Een stadswijk die voor het overgrote deel wordt bewoond door mensen die behoren tot één etnische, religieuze of raciale groep.
70
gewest Een regionale overheid in België die bevoegd is voor plaatsgebonden aangelegenheden: het Vlaamse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en het Waalse Gewest.
gigastad Stad met meer dan 15 miljoen inwoners.
Global south "Global South" verwijst naar landen in de wereld die over het algemeen worden beschouwd als minder ontwikkeld, met lagere inkomensniveaus en beperktere toegang tot hulpbronnen en technologieën in vergelijking met de meer ontwikkelde landen in het "Global North". Het concept "Global South" en "Global North" verwijst niet strikt naar geografische locaties zoals noord of zuid op de wereldkaart, maar eerder naar economische, politieke en sociaal-culturele kenmerken van landen. globalisering De wereldwijde economische, politieke en culturele integratie, als gevolg van de wereldwijde productie en handel.
globaliseringsindex Geeft aan in welke mate landen meedoen aan globalisering, wordt samengesteld op basis van indicatoren waaronder kapitaal en financiën, politiek en openheid ten opzichte van buitenlandse investeerders.
globe Een verkleinde bolvormige voorstelling van de aarde. Een wereldbol.
groene revolutie Omwenteling in de landbouw om hogere opbrengsten te bekomen door het gebruik van machines, kunstmeststoffen, betere zaden, irrigatie ... grondstof Een onbewerkt basisproduct voor de industrie.
GWP Global warming potential. Hiermee vergelijken we het effect van de broeikasgassen op de opwarming van de aarde met elkaar. Koolstofdioxide is de referentie en heeft daarom waarde 1.
hakbouw Landbouw waarbij men de bodem oppervlakkig bewerkt met een hak.
halfrond
Het halve aardoppervlak. De evenaar scheidt het noordelijk en het zuidelijk halfrond. De nul- en de 180°-meridiaan verdelen het aardoppervlak in het westelijk en het oostelijk halfrond.
handel Het uitwisselen van goederen tegen goederen of geld.
hardbladige vegetatie Een vegetatie van - open bos: altijd groene bomen (kurkeik, ceder, cypres ...) - garrigue: lage groenblijvende en welriekende kruiden (lavendel, tijm ...) - maquis: doornig struikgewas (brem ...)
havenlandschap Een industrieel landschap met veel typische elementen: dokken, schepen, kade, kranen.
HDI
Human Development Index. Een getal tussen 0 en 1 dat de levensverwachting, de scholingsgraad en de levensstandaard in een land weergeeft. Het is een maat voor de ontwikkelingsgraad.
helling De overgang tussen hogere en lagere delen in het landschap. hellingsvlak De glooiing tussen hogere en lagere delen in het landschap. hernieuwbare energie Ook wel duurzame of groene energie genoemd, is energie afkomstig van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld. heuvel Een koepelvormige verheffing van meestal lager dan 200 meter in het landschap met steile of minder steile wanden.
heuvelland Een reliëfvorm met golvende horizonlijn en matige hoogteverschillen. Een aaneenschakeling van heuvels.
hightechbedrijf Een bedrijf dat gespecialiseerd is in de productie van allerlei hoogwaardige, hypermoderne technologische producten. hispanics Amerikanen van Spaanse, Portugese of Latijns-Amerikaanse afkomst.
hitte-eilandeffect Is het fenomeen dat de temperatuur in een stedelijk gebied gemiddeld hoger is dan in het omliggende landelijk gebied.
71
hoogland Een gebied hoger dan 2000 meter boven de zeespiegel. hoogte Het aantal meter van een plaats boven de zeespiegel. hoogtelijn
Een lijn op de kaart die punten verbindt die op dezelfde hoogte liggen. Een grenslijn tussen twee opeenvolgende hoogtezones.
hoogtepunt
Een punt op de kaart dat de hoogte aangeeft. hoogteverschil Het verschil in hoogte tussen twee plaatsen.
hoogtezone
Een gebied tussen twee hoogtelijnen. horeca HOtel REstaurant CAfé.
horizon De lijn in de verte waar lucht en aarde elkaar schijnbaar raken.
horst
Een hoger gelegen gebied dat langs breuken in de aardkorst omhoog verschoof. huisnijverheid In eigen huis producten maken, soms door een persoon, maar soms ook door het gehele gezin.
hydrosfeer Al het water (gasvormig, vloeibaar, vast als ijs) onder, op en boven het aardoppervlak immigratie
Het zich vestigen in een ander land/regio. immigranten Inwijkelingen. Mensen van een ander land die zich voor langere tijd in dit land willen vestigen.
industrialisatie
Het proces waarbij de economie steeds sterker afhankelijk wordt van de industriële productie in plaats van de opbrengsten uit landbouw en huisnijverheid. industrie De economische sector waar grondstoffen worden omgevormd tot halfafgewerkte en afgewerkte producten met behulp van arbeid, kapitaal en energie. industriegewas Landbouwgewas dat als grondstof verwerkt wordt in de industrie.
industrieland Een land waar de industriële productie een belangrijk deel van het BNP vormt.
industrielandschap Een landschap met veel industriële elementen zoals fabrieksgebouwen, schoorstenen, kranen, hangar ...
industriële regio
Een gebied met veel industrie.
industriewijken Een wijk met als belangrijkste functie industrie.
informele sector Een deel van de beroepen die niet officieel geregistreerd staan. Mensen die werken in de informele sector betalen geen belasting maar hebben ook geen rechten. Voorbeeld sigaretten- en krantenverkopers, schoenpoetsers ...
inhoudstafel De inhoudstafel van een atlas is een gestructureerd overzicht van alle kaarten. intensieve veeteelt Veeteelt waar met veel inzet van arbeid en kapitaal op een beperkte oppervlakte een hoog rendement verkregen wordt.
intensiveren Meer gebruik maken van arbeid en kapitaal om een hoger rendement te bereiken. internationale organisatie Een internationale organisatie is een vereniging van minstens 3 landen die samenwerken om gemeenschappelijke doelen te bereiken, zoals vrede, handel of milieuverbetering. De landen sluiten verdragen.
intertropen Het gebied tussen de noordelijke en de zuidelijke keerkring. irrigatie Kunstmatig bevloeien van akkers met water. isobaar Een lijn op een kaart die plaatsen met dezelfde luchtdruk verbindt.
isohyeet Een lijn op een kaart die plaatsen met dezelfde hoeveelheid neerslag verbindt. isostatisch evenwicht Het evenwicht tussen de lithosfeer en de asthenosfeer. De lithosfeer drijft op de plastisch vervormbare asthenosfeer. isotherm Een lijn op de kaart die plaatsen met dezelfde temperatuur verbindt.
ITCZ Een gebied van lage druk dat zich seizoensgewijs tussen de keerkringen beweegt onder invloed van de zonnestand. De opwarming van het aardoppervlak door de zon doet stijgende vochtige lucht ontstaan met veel bewolking en neerslag.
72
jaarneerslag De totale hoeveelheid neerslag die op een bepaalde plaats valt in de loop van een jaar. Afkorting: Nj (mm)
jaartemperatuur De gemiddelde temperatuur van het jaar. Het gemiddelde van de maandtemperaturen. Afkorting: Tj (°C)
kaart Een verkleinde, getekende voorstelling van het landschap in bovenaanzicht.
kaartbladwijzer Een overzichtskaart in de atlas waar deelkaarten op getekend staan met een verwijzing naar hun pagina in de atlas.
kaartsymbolen Landschapselementen worden op een kaart voorgesteld door kaartsymbolen. De verklaring van die symbolen vind je in de legende.
kapitaalsextensief
kapitaalsintensief
Bedrijfsactiviteiten die weinig investeringen vereisen.
Bedrijfsactiviteiten die veel investeringen vereisen.
keerkringen De keerkringen zijn bijzondere parallellen. De Kreeftskeerkring bevindt zich op 23,5° noorderbreedte en de Steenbokskeerkring bevindt zich op 23,5° zuiderbreedte.
kindersterfte Het aantal sterfgevallen bij kinderen onder de 5 jaar per 1000 levend geboren kinderen. Bij kinderen onder de 1 jaar wordt de term zuigelingensterfte gebruikt.
klimaat De gemiddelde toestand van de atmosfeer voor een lange duur en een groot gebied.
klimatogram Een grafische voorstelling van een klimaat door een temperatuurcurve en een neerslagdiagram.
knowhow (Technische) kennis van zaken.
koelgematigd klimaat Een klimaat met meer dan drie maanden minimaal 10 °C en een jaarneerslag van meer dan 400 mm, Tk < -3 °C en Nj > 400 mm of een klimaat waarvan de koudste maand niet kouder is dan -3 °C en de warmste maand kouder is dan 22 °C. Tk ≥ -3 °C en Tw < 22 °C
komeet Een klein hemellichaam dat in een ellipsvormige baan rond de zon beweegt en bestaat uit ijs, CO2 en methaan (vuile sneeuwbal). In de nabijheid van de zon krijgt de komeet een lichtgevende staart.
kompas Een instrument dat het magnetische noorden aanduidt zodat je je kan oriënteren.
koolstofcyclus Biogeochemische kringloop die de processen beschrijft waarin het element koolstof in en rond de aarde circuleert (Uitwisseling van koolstof tussen de 4 sferen binnen systeem aarde)
koolstofreservoir
kortgolvige straling
Plaats waar koolstof wordt opgeslagen in het systeem aarde.
Kortgolvige straling verwijst naar elektromagnetische golven met een relatief hoge frequentie en energie, zoals ultraviolet (UV) licht en zichtbaar licht en röntgenstraling.
koud klimaat Een klimaat waarvan al de maanden kouder zijn dan 10 °C. Tw < 10 °C
koude maand Een maand met gemiddelde temperatuur Tm kouder dan 10 °C. Tm < 10 °C.
koudgematigd klimaat Een klimaat met minder dan vier maanden een temperatuur van minimaal 10 °C. Hoogstens 3 maanden met Tm ≥ 10 °C
koufront
De plaats waar een relatief koude luchtmassa over een gebied met warme lucht schuift en waaraan een intense buienzone verbonden is.
kusttoerisme Toerisme aan de kust.
laagland
landbouw
Een gebied lager dan 200 meter.
Verzamelnaam voor akkerbouw, tuinbouw en veeteelt.
landbouwtype Akkerbouw-, veeteelt-, tuinbouw- of gemengd bedrijf.
landgrabbing Fenomeen waarbij grond (meestal in armere landen) grootschalig wordt opgekocht door buitenlandse investeerders, wat ten koste gaat van de lokale bevolking.
Synoniem
Landroof
73
landschap
landschapselement
langgolvige straling
leeftijdshistogram
legende
lengtecirkel
Een deel van het aardoppervlak met een eigen uitzicht.
Een onderdeel van het landschap.
Langgolvige straling verwijst naar elektromagnetische golven met een relatief lage frequentie en energie, zoals infrarood (IR) licht en radiogolven. We noemen ze ook warmtestralen.
Een leeftijdshistogram (bevolkingspiramide) is een grafische voorstelling van de samenstelling van de bevolking onderverdeeld naar leeftijd en geslacht.
De lijst van de gebruikte kaartsymbolen met hun verklaring. De symbolen in de legende worden meestal gegroepeerd.
Een lengtecirkel of meridiaan is een denkbeeldige halve cirkel die de polen verbindt. Enkele bijzondere lengtelijnen zijn de nulmeridiaan (meridiaan van Greenwich) en de datumlijn. De lengte van een meridiaan is steeds 20.000 km. levensstandaard
Het economische, sociale en culturele niveau waarop een volk leeft, rekening houdend met het gemiddelde inkomen en de kosten voor levensonderhoud. levensverwachting
lichtjaar
lijnschaal
lintbebouwing
lithosfeer
lokaliseren
los gesteente
De te verwachten gemiddelde duur van het leven (bij geboorte).
De afstand die het licht in één jaar aflegt: 300 000 km/s x 60 x 60 x 24 x 365 = 9,46 x 1012 km.
De lijnschaal is een lijnstuk (meetlat) met vermelding van de werkelijke afstanden. Met de lijnschaal meet je afstanden op de kaart om die afstanden in de werkelijkheid te kennen.
De gebouwen liggen in de open ruimte aan weerszijden van een weg; vanuit de lucht lijkt dit op een lint van gebouwen.
De lithosfeer bestaat uit de aardkorst en het bovenste gedeelte van de aardmantel. De lithosfeer verschilt van de onderliggende asthenosfeer doordat het gesteente kouder, sterker en stijver is.
De plaats bepalen. Je kan jezelf lokaliseren of je standplaats aanduiden (op kaart) of plaatsen lokaliseren (in het wereldgradennet).
Een gesteente dat bestaat uit afzonderlijke losse deeltjes. luchtdruk Het gewicht van de lucht op het aardoppervlak. Eenheid in hectoPascal (hPa) maan Een hemellichaam dat in een baan rond een planeet draait.
MAI
Manufacturing Belt
maritimisatie
massagoederen
massatoerisme
mechanisatie
De Multidimensionele Armoede Index is een cijfer tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe het met de gezondheid (voedsel en kindersterfte), het onderwijs (scholingsjaren en aantal schoolgaande kinderen) en de levensstandaard (toilet, water, kookbrandstof, elektriciteit, vloer en bezittingen) in een land gesteld is.
Een gebied in het noordoosten van de Verenigde Staten dat er het zwaartepunt van de zware industrie vormde.
De tendens om bedrijven in de nabijheid van zeehavens te vestigen wegens de goedkopere aanvoer van basisproducten en/of uitvoer van fabricaten.
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd zoals tarwe, aardolie, ertsen en steenkool.
Toerisme waarbij een grote groep mensen dezelfde toeristische bestemming kiezen.
Gebruik maken van machines (waarbij de mens nog een belangrijke rol speelt).
mechaniseren Het werk dat mensen of dieren deden door machines laten doen. megalopolis of megastad Een aaneengroeiing van stedelijke gebieden. megastad
Stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
74
menselijk landschapselement Door de mens in het landschap gebracht. metamorfe gesteenten Gesteenten die onder invloed van druk en temperatuur van vorm en structuur veranderden.
middelland
Een gebied gelegen op een hoogte tussen 200 meter en 2000 meter. migratie
De verplaatsing van mensen van de ene plaats naar een andere. migratiesaldo
Het verschil tussen het aantal mensen dat zich in een land vestigt en het aantal mensen dat dat land verlaat per 1000 inwoners.
mitigatie
De verplaatsing van mensen van de ene plaats naar de andere. mobiliteit
Beweeglijkheid of het gemak waarmee iemand zich kan verplaatsen. moesson
Een halfjaarlijkse kerende wind in tropische gebieden. Door de verandering van windrichting wordt een andere luchtsoort aangevoerd die in het ene deel van het jaar droog is en in het ander deel heel vochtig.
mondialisering
morfologie
Globalisering, ook bekend als mondialisering, verwijst naar het toenemende proces van wereldwijde integratie en onderlinge afhankelijkheid op economisch, politiek, cultureel en sociaal gebied.
Onderlinge verhoudingen en relaties tussen de vormen van bebouwing. multiculturele samenleving een samenleving met inwoners van diverse culturele, etnische, religieuze achtergrond/overtuiging
multinational Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen.
nationaal park Een door de overheid beschermd en beheerd gebied.
natte maand
natuurlandschap
Een maand met gemiddeld minstens evenveel neerslag als het dubbele van de gemiddelde temperatuur van die maand. Afkorting: Nm ≥ 2Tm.
Een landschap met overwegend natuurlijke landschapselementen. natuurlijk landschapselement Alleen door de natuur ontstaan. natuurlijke aangroei
De groei of afname van de bevolking als gevolg van geboorten en sterften. Het geboortecijfer min het sterftecijfer.
natuurtoerisme
De belangrijkste motivatie voor de reis is de aanwezigheid van natuur. neerslag
neerslagdiagram
NIC - NIL
Wat in de vorm van regen, sneeuw, hagel ... uit de lucht valt. Eenheid milimeter (mm)
Een staafdiagram dat de hoeveelheid neerslag voor elke maand van het jaar voorstelt.
Een Newly Industrialised Country (Nieuw IndustrieLand) is een jong snelgroeiend industrieland zoals Zuid-Korea, Taiwan en Vietnam. nomaden
Mensen zonder vaste verblijfplaats. non-ferrometaal
Een niet-ijzer metaal zoals lood, koper of zink. nulgroei
nulmeridiaan
ondergrond
De bevolking groeit niet aan of neemt niet af.
De meridiaan die door Greenwich (bij Londen) loopt. Het is de lengtecirkel van 0°.
De gesteentenlagen onder de bodem. Er groeien geen plantenwortels. ontwikkelingsgraad
De mate van ontwikkeling. De HDI en MAI geven een indicatie van de ontwikkelingsgraad.
open ruimte
Deel van het landschap waar weinig of geen bebouwing is. oppervlaktegesteente
oriënteren
Het gesteente dat aan de oppervlakte ligt, het bovenste gesteente in de aardkorst.
Je richten ten opzichte van de windrichtingen. Je kan jezelf oriënteren of een kaart oriënteren.
75
overbegrazing Door het vee te lang op eenzelfde plaats te laten grazen krijgt de vegetatie geen kans meer om te herstellen. paddy
Ongepelde rijst.
passaat
Een wind die het hele jaar van de keerkringen naar de evenaar toe waait. pendel Het regelmatig heen en weer reizen tussen de woonplaats en de werkplaats. perihelium
Het punt op de baan van de aarde rond de zon dat het dichtst bij de zon staat. permafrost
perspectief
planetaire grenzen
plankton
plantage
Altijd bevroren ondergrond.
Er zijn drie gezichtspunten om een foto te nemen van een landschap: horizontaal perspectief, schuin perspectief en verticaal perspectief.
Planetaire grenzen verwijzen naar de ecologische limieten van de aarde die moeten worden gerespecteerd om de stabiliteit van het wereldwijde ecosysteem te behouden. Wordt de grens overschreden, dan kan dit het voortbestaan van het leven op aarde in gevaar brengen.
Microscopisch kleine organismen die leven in het water, maar niet of nauwelijks actief kunnen zwemmen. De basis van de voedselketen van al het leven in de zee.
Grootschalig landbouwbedrijf in warme klimaatgebieden dat handelsgewassen teelt voor de export.
plateau Een effen reliëfvorm met ingesneden valleien.
platentektoniek De theorie die ervan uit gaat dat de lithosfeer verdeeld is in tektonische platen die onafhankelijk van elkaar over het aardoppervlak bewegen. Die bewegingen worden aangedreven door stromingen in de onderliggende asthenosfeer.
plattegrond Een erg gedetailleerde voorstelling van een heel klein gebied.
Belangrijke gebouwen, pleinen en straten worden erop voorgesteld. platteland
Een zeer kleine bebouwde kern met geconcentreerde bebouwing met daarrond veel open ruimte, eventueel met verspreide bewoning en/of lintbebouwing.
plattelandsvlucht De mensen verlaten het platteland en gaan in de steden wonen.
plooiing Buiging van gesteentenlagen.
pluviometer Een toestel om de hoeveelheid neerslag te meten.
poolcirkels De poolcirkels zijn bijzondere parallellen. De Noordpoolcirkel bevindt zich op 66,5° noorderbreedte en de Zuidpoolcirkel bevindt zich op 66,5° zuiderbreedte. In de poolgebieden, die door de poolcirkels begrensd worden, staat de zon naargelang de periode van het jaar steeds boven de horizon (dag = 24 uur) en komt ze in een andere periode niet boven de horizon (nacht = 24 uur).
prairie Een grasvlakte in Noord-Amerika. pretparktoerisme Toerisme in een pretpark.
primaire sector
Economische sector die de mijnbouw, landbouw, bosbouw en visserij verenigt. pull-factoren
Een aantrekkingsfactor (positieve reden) waarom mensen elders gaan wonen. push-factoren
Een afstotingsfactor (negatieve reden) waarom mensen elders gaan wonen. quartaire sector
Niet-commerciële dienstverlening, economische sector zonder winstoogmerk. radioactief Straling die ontstaat wanneer atomen veranderen en die in hoge concentratie schadelijk is voor de gezondheid.
ranching
Het extensief telen van vee, meestal op erg grote oppervlakten. recreatie
referentiekaart
Vrijetijdsbesteding in de eigen leefruimte.
Een blinde kaart waar de belangrijkste elementen (waterlopen, wegen ...) op staan. Het is de basiskaart waar we andere thema’s op kunnen weergeven.
register Het register van de atlas is een alfabetische lijst van landen, plaatsen, rivieren ... Achter de naam staat een verwijzing naar de juiste pagina en het letter-cijfer-rooster.
76
regressie Het terugtrekken van de zee. Dit kan een gevolg zijn van het dalen van de zeespiegel of het stijgen van het land. reliëf De afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen in het landschap.
reliëfdoorsnede Een zijaanzicht van het reliëf. Een lijn die voor alle punten tussen twee plaatsen de hoogteligging weergeeft. Een profiel.
remigratie Permanente terugkeer van geëmigreerde mensen naar het geboorteland. rendement De opbrengst per hectare.
residentiële segregatie Een scheiding van woonzones volgens sociale groepen. rugzaktoerisme Vorm van reizen waarbij vooral jongeren met de rugzak rondtrekken. Meestal reizen ze met een beperkt budget en liften ze of gebruiken ze het openbaar vervoer.
ruimtelijk structuurplan Een plan dat een visie geeft over de verwachte en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen van een gebied (wijk, gemeente, provincie, gewest ...)
RUP Een ruimtelijk uitvoeringsplan is een plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften waarmee de overheid de bestemming van een gebied vastlegt.
rurbanisatie De verstedelijking van het platteland. safaritoerisme Toerisme in wildparken met als doel wilde dieren in hun natuurlijke omgeving te zien.
Sahel Een droog kwetsbaar gebied tussen de Saharawoestijn in het noorden en de vochtigere savanne in het zuiden.
savanne Een grasland met hoge grassen en verspreide boomgroei.
gesloten savanne Grasland met een belangrijke aanwezigheid van verspreide bomen. open savanne Grasland waar de grassen overheersen. Er zijn nog steeds verspreide bomen aanwezig.
schaal Een hulpmiddel op de kaart dat aangeeft hoeveel maal de afstand op de kaart kleiner is dan de afstand in de werkelijkheid.
scholingsgraad De verhouding tussen de schoolbevolking van 0 tot 29 jaar en de bevolking van 0 tot 29 jaar.
SDG’s Sustainable Development Goals, duurzame ontwikkelingsdoelen met het doel tegen 2030 een duurzame wereld voor iedereen te bereiken.
secundaire sector De economische sector met alle bedrijven en activiteiten die de grondstoffen van de primaire sector verwerken tot (half-) afgewerkte producten.
sedentair Levenswijze met een vaste woonplaats. sedimentsgesteenten Afzettingsgesteenten.
situeren De ligging van een plaats (ten opzichte van een andere plaats) aanduiden.
slenk Een langwerpig deel van de aardkorst dat verzakt is tussen evenwijdige breuken. sloppenwijk Arme stadswijk met krotwoningen meestal opgebouwd uit bouwafval en andere restmaterialen.
slum Arme stadswijk met krotwoningen meestal opgebouwd uit bouwafval en andere restmaterialen.
sociale segregatie Een scheiding tussen mensengroepen op basis van hun inkomen en positie in de maatschappij.
stedelijk landschap Een hele grote bebouwde kern van geconcentreerde bewoning, een groot centrum met erg veel functies.
steppe Een vegetatie van korte harde grassen en kruidachtige struikjes zonder bomen.
sterftecijfer Het aantal overlijdens in een gebied. Meestal weergegeven als sterften per duizend inwoners per jaar.
sterrenkundige ligging De lengte- en breedteligging.
77
stijgingsregen
Neerslag als gevolg van het stijgen en afkoelen van vochtige lucht tegen gebergte. stollingsgesteenten
straatkinderen
Gesteenten die ontstaan zijn uit de afkoeling van magma.
Kinderen die een economische activiteit op straat uitvoeren zoals bedelen of verkopen en die soms zonder thuisbasis op straat wonen.
stralingsbalans het evenwicht tussen de inkomende zonnestraling en uitgaande aardse straling op aarde
stratenplan
stratosfeer
stripcropping
struikenvegetatie
suburbanisatie
Een gedetailleerde kaart van een klein gebied (dikwijls een gemeente) met de straten, straatnamen en de belangrijkste gebouwen en andere herkenningspunten.
De laag in de atmosfeer die op de troposfeer ligt. De ozonlaag maakt er deel van uit.
Een techniek om bodemerosie tegen te gaan door gewassen in afwisselende stroken te zaaien die op verschillende tijdstippen geoogst worden.
Vegetatie die vooral uit struiken bestaat die ver (open struikenvegetatie) of dicht (dichte struikenvegetatie) uiteen kunnen staan.
De migratie van mensen vanuit de stad naar het platteland om er te wonen.
systeem aarde Het systeem aarde bestaat uit vier samenwerkende sferen, geosfeer, atmosfeer, biosfeer en hydrosfeer.
taiga Een bioom die hoofdzakelijk uit naaldbomen bestaat.
teeltafwisseling Opeenvolgend verschillende gewassen telen op dezelfde akker om bodemuitputting tegen te gaan.
teeltdiagram Een vierkantsdiagram dat de verschillende soorten teelten van een landbouwbedrijf voorstelt.
teeltvoorwaarde Een voorwaarde waaraan reliëf, klimaat en bodem moeten voldoen om een bepaald gewas te telen.
temperatuur De warmtegraad. Eenheid in graden Celsius (°C).
temperatuurcurve Een lijngrafiek die het verloop van de temperatuur doorheen een jaar voorstelt.
temperatuurgemiddelde De gemiddelde temperatuur. De gemiddelde maandtemperatuur (Tm) wordt berekend over een periode van 30 jaar.
temperatuurschommeling Het verschil in temperatuur. De jaarschommeling is het temperatuurverschil tussen de warmste maand (Tw) en de koudste maand (Tk).
terrasbouw
Landbouwprincipe waarbij afgevlakte gronden worden aangelegd in een hevelachtig terrein.
terrassen Trapsgewijs aangelegde vlakke terreinen op hellingen die aangelegd worden voor de landbouw.
tertiaire sector De economische sector waarin bedrijven met de verkoop van hun goederen of diensten winst willen maken.
thematische kaart De referentiekaart die aangevuld is met een bepaald thema.
thermometer Het toestel waarmee de temperatuur wordt gemeten.
toendra Een vegetatie van mossen, grassen en dwergstruiken.
toerisme Zich verplaatsen en tijdelijk verblijven om zich te ontspannen, te ontwikkelen en bij te leren.
toeristisch landschap Een landschap met overwegend toeristische elementen. topografische kaart Een gedetailleerde kaart van een klein gebied. Nagenoeg alle landschapselementen worden er op voorgesteld.
traditionele akkerbouw Akkerbouw waarbij gewerkt wordt met eenvoudige werktuigen en technieken. Er worden geen machines of kunstmest gebruikt. De opbrengst is voornamelijk voor eigen gebruik.
78
transgressie
Het landinwaarts verschuiven van de kustlijn. Dit kan een gevolg zijn van de stijging van de zeespiegel en/of het dalen van het land.
transitie verandering
tropisch regenwoud
troposfeer
Groenblijvend woud, rijk aan plantensoorten, met verschillende kruinlagen, een dicht bladerdek en weinig ondergroei dat voorkomt in warme en vochtige gebieden.
De onderste laag van de atmosfeer waarin de weersverschijnselen optreden. tuinbouw
uitloging
urban mining
urbanisatie
Landbouwvorm die gespecialiseerd is in het telen van groenten, fruit, bloemen, sierstruiken en bomen.
Het proces waarbij oplosbare mineralen en organische stoffen uitspoelen uit de bodem.
Urban mining verwijst naar het proces van het terugwinnen van waardevolle materialen uit afgedankte producten, gebouwen en afvalstromen in stedelijke gebieden, met als doel het verminderen van afval en het bevorderen van duurzaamheid.
Stadsuitbreiding, verstedelijking.
vallei Een langwerpig gebied dat lager ligt dan de omgeving en waardoor meestal een waterloop stroomt. Een dal.
vast gesteente Een gesteente waarvan de deeltjes aan elkaar vasthangen. Je kunt er stukken uit loshakken.
veeteelt
vegetatie
Landbouwvorm waarbij men dieren kweekt of houdt.
De natuurlijke plantengroei die spontaan op een bepaalde plaats groeit. verdubbelingstijd De tijd die verstrijkt om de totale bevolking te verdubbelen.
vergrijzing De toename van het aandeel ouderen in de samenstelling van de bevolking. vermesting Overmaat aan voedingsstoffen. Planten kunnen niet alle overtollige stoffen opnemen waardoor deze in het bodem-, oppervlakte- en grondwater terechtkomen.
versnippering Het opdelen van ruimtelijke gehelen in kleinere stukken. verspreide bebouwing Gebouwen liggen ver uit elkaar of als kleine groepjes verspreid in het landschap.
verstedelijking Het proces waarbij de kleine plattelandskern fel uitbreidt en wijken ontstaan (morfologische verstedelijking) en waarbij de verscheidenheid aan functies in het centrum toeneemt (functionele verstedelijking).
verstedelijkingsgraad De mate waarin de inwoners van een gebied in steden wonen.
verstedelijkt landschap Een grote bebouwde kern van geconcentreerde bebouwing met daarrond nog wijken met halfopen en open bebouwing. Een centrum met veel functies. verwoestijning Steppe en savanne die verschralen tot woestijn als gevolg van overbegrazing of het droger worden van het klimaat.
verzilting Het zouter worden van de bodem. vestigingsfactor Reden waarom een bedrijf zich ergens vestigt. vlakte Een effen reliëfvorm zonder diepe insnijdingen.
voedergewas Een landbouwgewas dat geteeld wordt om dieren te voederen. voedselgewas Een landbouwgewas dat geteeld wordt om de mens te voeden. vruchtbaarheidscijfer Het gemiddelde aantal geboren kinderen per vrouw tijdens haar vruchtbaarheidsperiode.
warmgematigd klimaat Een klimaat waarvan de temperatuur van de koudste maand hoger is dan -3 °C en de temperatuur van de warmste maand lager is dan 22 °C. Tk ≥ -3 °C en Tw ≤ 22 °C.
79
warme maand
warmtebalans
warmtefront
weer
weerelementen
welvaart
wereldblok
werelddeel
Een maand met een gemiddelde temperatuur Tm nooit kouder dan 18 °C. Tm ≥ 18 °C
Het evenwicht dat er bestaat tussen ontvangen en uitgestraalde warmte tijdens een heel jaar en gerekend over heel de aarde.
De plaats waar een relatief warme luchtmassa over een gebied met koudere lucht schuift en waaraan neerslag in de vorm van aanhoudende lichte regen verbonden is.
De toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaalde plaats en een bepaald ogenblik.
Onderdelen van het weer die je afzonderlijk kan meten en bestuderen: luchtdruk, wind, temperatuur, neerslag ...
De mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om aan hun behoeften te kunnen voldoen. Welvaart is niet objectief te meten. Men gebruikt dikwijls het BNP per persoon als indicatie.
Een groot gebied waarvan de inwoners verbonden kunnen zijn door eenzelfde leefwijze, cultuur, taal, godsdienst, geschiedenis, politiek-economisch systeem, huidskleur (ras) of klimaat.
Een continent met de eilanden eromheen. wereldgradennet
Een netwerk van horizontale (parallellen) en verticale lijnen (meridianen) op de (wereld)kaart dat de verdeling in lengte- en breedtegraden aangeeft.
wijken
wildpark
wind
windkracht
windrichting
Gebouwen liggen gegroepeerd bij elkaar, afgezonderd van de bebouwde kern.
Een gebied waar wilde dieren beschermd leven.
De luchtverplaatsing tegen het aardoppervlak. De wind waait steeds van een hoog drukgebied naar een laag drukgebied.
De kracht/snelheid waarmee de lucht zich verplaatst. Eenheid in meter per seconde (m/s)
De naam van de windstreek van waaruit de wind waait. windroos
windsnelheid
windstreken
Een kruis dat de windrichtingen aanduidt.
De kracht/snelheid waarmee de lucht zich verplaatst. Eenheid in meter per seconde (m/s)
De richtingen noorden, zuiden, oosten en westen. windvaan
Een toestel om de windrichting te meten. wintersporttoerisme
Toerisme in de winter in de bergen. Skiën, snowboarden, wandelen ... wintertarwe
Tarwe die gezaaid wordt voor de winter. woestijn
Een droog en dor gebied met minder dan 200 mm neerslag per jaar. woonwijken
zaadselectie
Een wijk met als belangrijkste functie wonen.
Het gebruik van uitgekozen, verbeterde zaden met bepaalde eigenschappen (om het rendement van een teelt te verhogen). zelfvoorziening
Landbouw van gewassen die voor eigen verbruik bestemd zijn. zenitale zonnestand
Loodrechte zonnestand.
zomergroen loofwoud of Een vegetatie van loofbomen met bladval in de herfst. gematigd bladverliezend woud
zomertarwe
zwarte aarde
zwerflandbouw
Tarwe die gezaaid wordt in de vroege lente.
Zeer humusrijke bodem in gebieden met een steppevegetatie van lang gras.
Kleinschalige landbouw waarbij een bewerkt stuk grond na uitputting wordt verlaten.
80