Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
----- ----------
- ---- --
- - --
-
,-
------ers
-(~~~~|-|
-
---- - -·
·
-
-
-
---★ →.-- "--------→
·
º -------|-'<!---(…)
-
- -
|
-
ADVERTIssEMENT, Van
'ANTHoINETTE BoUR 1GNoN, Geſchreven aen alle menſchen die het aengaan mag. Tegen /
De SECTEderQUAKERS. Ophare ongefondeerde redenen en Laſteringen, die zy tegens haar hebben willen bewegen, door Benjamin Furly, en andere Quakers; in
*
een Tractaatje geintituleert, 2ïnthoinette 25ourignon ontbcht / en haar geeft geopenbaart, gebeukt in 2lmſter bam in 't Haar 1671.
Welke Laſteringen en quade Stellingen der 9gakers, klaarlijk ten Toon geſtelt zijn, door dit Advertiſſement. HET WA P E N VAN DE C/D
:
z kil
24 e
C
k-H NS
zº
ſC
»:
Z
C/o
-g
tra
«r
F
s
O >
"d
z
tij
M-
tra *
#H
st- * * * * T a q * * * A 1 à "Amſterdam, By Pieter Arentz in de Beurs-ſtraat, in de drie Rapen, ANNg 167z,
w
-
-
-
r
-
-
-
-
* -
-
-
-
-
r
S
-
| *.
*
w
l
j
-
l
t
-
-
-1 ยบp *
-
-
B E R 1 c HT AAN DEN
-
L E s E R. #) K was van voornemen waarde Leſer ,
# mynoyt te bemoeijen met die luiden die men Quakers noemt, om dat ſy voorge
&# # # ven, dat ſy door den Geeſt Godts ge Ut Tº
leydt worden, en ik noyt iets diesgelijksin de ma nieren van haar doen geſien heb; veel meer daar in beſpeurt hebbende een geeſt van laatdunkentheit en hoovaardye, bedekt met uitwendige ootmoedig heit, verzelſchapt met een verachting van alle # gene, die niet gehecht zijn aan hare manieren van doen.
Daarom is't dat ik geenſins deel aan haren
geeſt, noch eenige gemeenſaamheit met hare perſo men wil hebben. En hebbende ontfangen eenen s
-
brief van eenen van die Secte, ſoo vond ik daar geen ſtoffe in om te beantwoorden, bedroeft ſijnde dat
ik met het leſen der ſelve, mijnen tijt doorgebracht had; dewijl daar niets in was daar van eenig menſch nuttigheit hebben konde, ſijnde # vervult
met een hoop vergaarde woorden ſonder ſlot : en daarom ben ik niet genegen geweeſt met die men ſchen te ſpreken, noch aan haar te ſchrijven. En wanneer ſy my voor de tweedemaal geſchreven heb ben, ſoo heb ik de moeyten niet genomen haren brief te leſen, vreeſende daar door onnuttelijk te ver lieſen den tijt die ſoo koſtelijken waardig is, en be
ſteed moet worden tot nutte en heylſame zaken.
BER 1 C HT A EN D EN LE s E R.
Maar ſiende dat deſe menſchen mu ſoo ſtout zijn, als te doen boekke drukken buiten mijn weten, en in 't
hooft destijtels mijn naam te ſtellen in groote lette
ren, en de ſelve opentlijk uit te geven; ſoo heb ik goet gevonden aen alle menſchen bekent te maken, wat gevoelen ik van deſe Quakers heb; op dat nie mand meene, dat ik van de ſelve Geeſt gedreven
word, daar van ſy gedreven worden : door dien men verſtaat, dat ſy ſeggen, te hebben het Licht des H.Geeſts, en gebruiken in eenige ſaken de ſelve woor
den die ik geſchreven heb, uit welkers gevolg, ver ſcheyden perſoonen gemeent hebben, dat ik van haar gevoelen was. En op mijn aenkomſt in Hol ſtein, heb ik met verwondering verſtaan, dat men
my de naam gaf van Quaakſter, 't welk niet te lijden ſtaat, ſonder dat ik daar tegen getuigenis vande waar heit geve. En het mag zijn, dat Godt toegelaten heeft, dat deſe (my on-bekende) menſchen, die onbedachtheit gehad hebben tegen myte ſchrijven, op dat ik opentlijk ſou mogen verklaren, wat gevoe Jens ik heb van hare manieren van doen : om in 't
toekomende uit andere menſchen, alle vermoeden van dat ik van der Quakers aanhankweſen zou, weg te nemen, en uit de ſelve Quakers de hope van m te trekken tot hare Seête; ſoo wijdt vervreemt als ſy
is van den waren Geeſt Gods. Tegens wélke Secte ik Proteſteer, en ſeg; dat ik daar niets goetsin ken, dan alleenlijk deſe waarheit; dat ſy belij den, dat alle menſchen komende in de weereld, het Licht Godts met haar brengen. 'Twelk waarachtig is: want Godt,
hebbende alle menſchen in Adam geſchapen, »
-
-
A
# tijn
i
B E R 1 c HT A EN D EN LE s E R.
ſijn Goddelijk licht gegeven aan die alle in 't gemeen, die oyt waren, en noch worden ſullen uit den zade Adams, die haar alle inſijne lendenen droeg, doen hy dat Licht Godsontſing naſijne ſchepping. ' Deſe Quakers ſeggen recht en wel in dit punét; dat alle menſchen inde weereld komende, dit Licht
in ſig draagt. Maar ſy ſeggen ſeer qualijk, dat een ygelijk van hare Secte dat Licht volgt : dewijl men
door ondervinding ſiet, dat ſy dikwils hare eygen fantaſyen of inbeeldingen volgen : 'tgene menge noeg merken kan, in dit doen, van een Boek te ſchrij ven tegens my, die haar noyt gekent noch quaat ge daan heb, noch eygentlijk niet tegens hare Verga
deringen geſproken, als die haar noyt tot inden gront gekent heb, noch geweten waarin beſtondhare ge pretendeerde of voorgewende vergadering van Volk Godts; of wat ſy in 't gemeen belijden. Ik heb dat niet willen onderſoekken : want het is my genoeg geweeſt, te verſtaan eenige van de beſonderheden van hare manieren van doen, om te konnen oordee
len, dat ſy niet volgden dat Goddelijk Licht, daar van ſy ſig beroemen; wanneer ik heb geſien, datſy.
ſig regelen geven, van niemant te willen groeten, of
goeden dachte wenſchen, ofte ſeggen Godt bewa reuw; niet te willen den hoedaf-nemen voor groo te noch kleyne; van niet te willen onderdanig zijn
aan eenige Overheden, noch eenig reſpect toonen aan Rechters, Edelen, noch iemant intituleren met
# den des Jaars noemen by are gemeene namen, als
de naam van mijn Heer, Juffrouw, Heer, Koo mink, Genadige Prince, niet te willen de Maan -
'-
24
3
Janu
BER 1 c H'r A EN D EN LE s e R.
Januarius, Februarius, gelijk wy doen, maar ſeg gen, d'eerſte, de tweede, en ſoo voorts: ſeggende, dat deſe gewoonlijke namen gebruikt by 't gemeen
Volk, namen ſijn van afgoden : met verſcheyden andere ſoorten van regelen en gebruiken, om hun te
verheffen booven andere, en al de Weereld te ver achten, willende alleen de Secte der Quakers ken nen, voort 't Volk Gods.
In 't welke ſy genoegſaam betoonen, dat zy ge krenkte herſens hebben, in plaats van te volgen het
Licht des Geloofs; dewijl dat al deſe dingen pure ra ſeruyen zijn, in plaats van de weſentheit des ſelven
Geloofs; Het welk gelegen is inde kenniſſe van d' Eeuwige dingen, en niet in d'uitwendige manieren van doen, die alle menſchen inventeren een ygelijk na ſijn fantaſie, en geenſins na de Geeſt Godts, die een Wet aen ſigſelven is, en die de Wetten der men ſchen niet van moeden heeft. In voegen dat deſe menſchen veel eerbehooren te dragen de naam van verduyſterde, in plaats van verlichte : en verbijſterde in plaats van Quakers of Schudders: om dat hare lich
ten, Duyſterniſſen zijn; en harevreeſe Godts (die hun behoort te doen ſchudden en beven,) haar de
ſtoutigheit geeft, om hun ſelven onbedachtelijk te verheffen, tegen ſijn waarachtig Licht : het welke ſy niet konnen verdragen, om dat het haar dient tot beſtraffing, en tot een klare Son, om te ontdekken
hare doolingen en Duyſterniſſen, die ſoo taſtelijk dik zijn : welke duyſterniſſen ondertuſſchen heb ben doen ſchemeren de oogen van verſcheydengoe
de Luyden, die door de luyſter van den naam van -
.
'
V
-
-
- Volk
BER 1 c H'r AEN D EN LE s E R. Volk Godts, en van menſchen verlicht door den H.
Geeſt, wel blindelings ſouden gaan volgen der ſel ver Quakersſotte imaginatien. Daarom is't, dat Godt my gedrongen heeft dit AD v E RT 1 ss E M EN T in 't licht te geven; op dat niemant meer door onwetentheit ſoude bedrogen zijn, en dat een ygelijk ſou konnen onderſcheyden, het waarachti geuyt het valſche, wanneer deſe geſchriften der Qua
kers, en de mijne tegen den anderen ſullen gecon fronteert of geſien worden, van luyden van ver ſtant. Sy ſullen wel mogen Rechters weſen in deſe ſaak, en ſien welk van deſe ſchriften de profijtelijk ſte zijn voor de zaligheit der zielen, of welke de vaſt ſte zijn in waarheden, en de levenſte in redenen. Men moet ſich geen Rechter maken in ſijn eygen zaak , maar verwachten het oordeel van andere ,
naar dat men voorgeſtelt heeft de redenen en uitne mingen van beyde de partyen. Daarom gedrageik myaen alle Chriſten menſchen in 't gemeen, die van deſe Quakers gekoſen zijn, in 't uitgeven en bekent maken van een laſterlijk Boek tegens my, al eer my dat aengeboden is, of bekent gemaakt, dat ſy ſich
wilden verklaren mijnevyanden te weſen; noch om wat redenen ſy my wilden trekken in ſake van geſchil voor al de Weereld.
-
Ik mag over haar wel doen, het gebedt dat Jeſus Chriſtus dede over ſijne Vyanden, als hy aen het Chruis hing; en ſeggen : Vergeeft het haar Heere; want ſy en weten niet wat ſy # Sy hebben ge poogt mijnen geeſt te ontdekken, en ſy hebben ha
ren geeft ontdekt. En in plaats van my in klein-ach "
*
-
* 4
ting
BER 1 c H r A EN D EN L E s E R.
ting te brengen; ſoo brengen ſy ſig ſelfs in kleyn achting. En meenende uyt te dooven het Licht dat Godt my geeft, ſooontdekken ſy hare duyſterniſ ſen ſy ſijn gevallen in de kuyl, die ſy voor . een ander hebben willen graven. Siet daar de beta ling van de quaat-willende, om dat het quaat dat men aen anderen heeft willen doen, dikwils op ſich ſelfs valt : 't welk gy ſien kond door 't Leſen van dit
#
A D VERT 1 ss EM EN T, dat niet gefondeert is op laſteringen, of valſche Philoſoofſche redenen; ge lijk als is, het geſchrift van deſen Quaker; 't gene niets inhoud, dan een hoop woorden verwert deen door d'ander , een gedeelte getrokken van mijne Schriſten, en een gedeelte door den Autheur voort gebracht ſonder eenige ordre of verſtandelijkheit; ſijnde als een ronde hoep of cirkel ſonder begin of eynde. 'Twelk getuygen kan van de verwertheit desgeeſts van die gene die 't gemaakt heeft, en van de paſſien of driften die hem bewogen hebben, te willen quaat ſpreken van een perſoon daarmen niet dan goet van geſien heeft. Ik en heb de patientie niet gehad om het heele werk te doorleſen, dat ſoo verwert en onbehaaglijk is, gelijk degene die het ſien ſullen, daar van ſullen mogen # Ik heb,
my vernoegt daar van te hooren leſen ontrent een derde part, en heb daar aen genoeg konnen ſien
hoedanig het geheele ſtuk weſen mocht : het ſoude jammer weſen, ſijnen tijt ſoo onnuttelijk te beſte den in 't leſen van diergelijke Boekken, en ik acht
dat geen goede verſtanden het ſouden konnen doen; dewijl dat booven ſijn onnuttigheit en bcuſclerye, ,
+
"
-
het A.
EM - E-
-
| BE R 1 c HT ABN D EN L Es B R.
het ook ſeer on-bevallijk is aen ſijnen Leſer; ſulx dat
het ſijn Autheur veel beter ſoude gevoegt hebben, fijnentijt in waardiger ſaken te beſteden, dan inſul ke vodderyen, met de welke hy ſijn conſcientiege
quetſt heeft, door laſtering en valſche beſchuldi ging; en verloren ſijn reputatie ofachting van een wijs Mante weſen, (gelijk hy wil geacht zijn:) heb . bende ook daar door getrokken verachting en be ſchaamtheit, op ſijn geheele Seête of Gemeente. En in plaats van die ſtaande te houden als een volk Gods, (volgens 't gene hybybrengt) ſooſal hy haar doen aanſien, voor een vergadering van verbijſterde on
geregeltheit, en voor een volk dat hard-nekkig en wederſpannigis, tegen de ordonnantien Godts, en
die der menſchen. Maar het is te gelooven, dat het Godt aldus geſchikt heeft, om dat ſijn tijtgekomen is, dat den H. Geeſt ons alle Waarheit leeren moet : het was tijt dat men deleugen ontdekte, die bedekt was onder het masker van Volk Godts, of van menſchen
verlicht door den H. Geeſt. En gelijk ik niet ge komen ben om iemant te oordeelen of te beriſpen, ſoo en heb ik noyt de wil gehad, om deſe Quakers
of andere aen te vallen, al is't dat verſcheyden my
#
ſchijnen in duiſternis te wandelen, en de te volgen; ſoo en heb ik nochtans geen laſt noch commiſſie iemant te beriſpen, behalven de ſulke , die van my heylſameberiſpingen begeeren : noch tans kan ik ook die niet geven aen de gene die niet ſoekken haar te verbeteren, gelijk het met deſe Qua kers gaat, dewelke ſoo hardnekkig vaſt blijven, aen
de goede opinie die ſy van ſig ſelfs hebben,dat ſy geen *
5
raf -
'.
BER 1 c H r A EN
E EN LE s E R.
beſtraffinge van iemant ſouden willen aennemen, noch van een Engel, noch van Godt ſelfs. Daar om ſoud ik my wel gewacht hebben, van haar te waarſchouwen of te beriſpen. Maar dewijl ſy goed gevonden hebben om my opentlijk aen te vallen;
ſoo ben ik ook gehouden opentlijk de Waarheden te verklaren tegens de Leugens die ſy bygebragt heb ben. Want het is een geregtigheit, uigenis der .
#
Waarheit te dragen, en niet te verbergen 'tgene dat openbaar weſen moet.
. *
-
Mijne Brieven ſijn gedrukt, ſonder te ſtellen de namen van de perſoonen acn de welke ik die geſchre ven heb; om dat het brieven zijn tuſſchen gemeene vrienden, die eenige perſoonen in't byſonder raken;
of eenige vertrouwde vrienden, van de welke het niet noodig was hare namen bekent te maken; als dat niets doen zoude tot de ſtoffe of materie daar
van ik heb willen handelen. Maar ik heb bekent ge maakt de namen van die perſoonen, die my open
baarlijk hebben willen aenvalle; gelijk gedaan heeft Petrus Serrarius, en eenige van de Mennoniſten van
Amſterdam, en eenige weinige andere, die opent lijk van my hebben willen ſpreken : de ſulke aen gaande, heb ik niet mogen verborgen houden't ge ne ſy ſelfs hebben willen openbaar maken, niet meer dan ik nu kan ſwijgen of verborgen houden, t'ont dekkenden geeſt van deſen Quaker; dewijl hy ſoo ſchandelijk tracht den mijne t'ontdekken, met ſoo Laſterlijke ſchriften. Ik ben niet van meening alle
ſijneydele diſcourſen of redenen van ſtuk tot -
. .
.
.
. . -
.''
-----
#
te
WGCCJº
w
BE R 1 CH T A EN D EN
L E sR R.
wederleggen: Maar wel in 't gemeen tºontdekken, van wat geeſt hy gedreven is geworden in dit voor nemen, en tot wat eynde geſtrekt hebben ſoo veel Faam-roovingen, wat ongelijk hy gehadt heeft te
# my te ſchrijven, wat ongeregelde drift hem wogen heeft, om te verkleynen het ware Licht des H. Geeſts; hoeweynig waarheit in ſijn byge
bragte is, en hoe weynig nuttigheden in ſijngantſch diſcours en beſluytingen. "Tgene gy ſult mogen ſien in 't vervolg van dit AD vE RT 1 ss RM RNT; 't welk u aanbied,
.
'
-
,
-
-
Waarde Leſer. - o *,
AN 'T H o 1 N a T TE
»-
I -
Bow R 1 GN oN.
Druk
Drukfouten te verbeteren in dit
A D V EK 7 i s s E M E N 7. Pag. 16,1 17. nochtans geloof leeſt nochtans gelooft. P. 17.123. Duivel ſich ſich. leeſt, Duivel ſich. zo, l 19. te kennen, leeſt, te konnen helpen. 22,1 5. verborborgentheden. leeſt, verborgent
#
-
heden.
-
-
-
-
-
-
22, l 13. daar daarna. leeſt, daarna. .24,126. de fijne geſtel. leeſt, de fijne geſteld.
. 59,128. van den H. Geleydt. leeſt, van den H. Geeſt geleydt. 94,1 9. woorden in een ſelveſank. leeſt, woor den ſpreken in een ſaak. * * . 97,1 15 de Waarheit. leeſt, der Waarheit.
:
-
-
-
99,1 28. gedacht hebhen. leeſt, gedacht hebben.
P. 121, 127. te ontdekken. leeſt, te bedekken. P. 126, l 18. of Leugeus. leeſt, of Leugens. P. 129,1 19. nederhand. leeſt, naderhand.
Naaſt P. 129, volgt p. ro8, moet weſen p. 13o. P. 16o, 126. ſchijdingen. leeſt, ſcheydingen. P. 174,1 16. ontſteken hare. leeſt, ontſteken haar. P. 175, l 13. in fijne leeſt, ſijne. en 1 24. Procureuso. leeſt, Procureursof. P. 324,1 28. natuur heeft. leeſt, natuur leeft. •
--
sUM
Fol: 1
*zººiºiºrgiº ######## A D V E R T 1 S & E M E N r,
Aen alle de gene die Rechters zijn ſullen, in de Zake die de Quakers hebben wil len bewegen tegen de Schriften van AN 'T H. o I N ET TE B o U R 1 GN o N.
t
#gº. En bid hun te willen inſien, wat recht
of reden gehad heeft eenen Benjamijn Furly, Engelſman, van de Secte der Quakers, om my Anthoinette Bourig R
“S# mon aen te vallen met Faam-roovende
geſchriften, gedruckt in de Stadt Amſterdam in dit
loopende jaar 1671. Dewijl (daar ſy van weet) hy haer moyt heeft geſien, noch haer perſoon gekent, noch oyt iets met haer heeft te doen gehad, niet kennende haren ommeganck, noch haren Geeſt; daar hy ondertuſſcher ſegt, die te willen ontdek ken, door eenig geſchrift dat hy in 't licht gege ven heeft.
-
-
Het is verwonderens waardig, te ſien dat een Man gelijk als hy, die ſich ſegt te weſen, een van
het getal van 't Volck Godts (gelijk hyſijne Secte der Quakers noemt) ſich kant en # , tegens dingen die ſoo goet, ſoo bevorderlijck tot de eere
Godts, en ſoo profijtelijck tot de Zaligheyt der zielen zijn, gelijk de geeſtelijke ſchriften, voort
gebracht door my geſeyde A. Bourignon, van de A
welke
z
Advertiſſement ingedient,
welke ſoo veel eerlijke luyden lof ſpreken, en ver ſcheyde opentlijk bekennen, dat ſy door het mid del van dien, ontſangen hebben Goddelijke lich ten, en ſoo overtuigt geweeſt zijn van de waarhe den daarin begrepen, dat ſy de Weereld verlaten hebben, om hun ſelven geheelijk tot den Dienſt Godts over te geven. . Indien deſen Benjamin Furly een was van 't getal van Godts volck (welke naam hy ſich ſelfs en ſijne
medeſtanders toe-eygent) hy ſou ſich verblyden dat ſoodanige ſchriſten noch aen den dagh komen in ſoo duiſteren tijt, om te verlichten de zielen van goeden wille; en hy ſou trachten ſijn eygen voor deel te trekken uit deſe nieuwe lichten, en die aen
anderen aan te prijſen, op dat die ook ſoo mochten doen. Maar men ſlet wel dat hy van Godts volk
niet is, gelijk hy ſich beroemt; dewijl hy de eere Godts niet tracht te bevorderen, noch de vol
maektheit van ſijnen naaſten, niet meer dan ſijn eygen, door het middel van de lichten die Godt nu in de Weereld zend; die bequaam ſijn te ver lichten kleyne en groote, Wijſen en on-wijſen. Het ſchijnt dat deſe klaarheit al te blinkende ſtra len ſchiet voor de leepe oogen van deſen Benjamin, die dat niet verdragen kan, door het gebreck van de ſwakheit ſijnsgeſichts, en wel van verre belet ten wilde, dat het ook de anderen niet verlichten
zou; dewijl hy dat verachtſonder het ſelve te ken nen; en dat hy in ſenijn ſoekt te veranderen het weinige dat hy'er van gewaar word. Want ſoo
haaſt als hy geſien heeft een kleyn begin w
v: # C
-
-
tegen de 9gakers.
3
ſchriften, ingegeven door den H. Geeſt; ſoo heeft hy die terſtontaengeblaft, gelijk de honden doen den menſchen die ſy niet kennen : ende en
heeft de Patientie niet gehad om het vervolg daar van te ſien, noch het recht verſtant daar van te on derſoekken, noch ook kenniſſe te nemen van de
perſoon die deſelve voortbrengt : maar door een verylde of haaſtige paſſie gedreven zijnde, ſoo heeft hy Heylige waarheden gelaſtert, en fijne mede broeders verwekt van gelijken te doen, om hem te helpen eindigen ſijn laſterlijk Tractaat. In 't welke hy genoeg betoont, dat hy't Geloof verlooren heeft, en ſonder liefde geworden is : want indien hy maar ſoo veel geloof gehad hadde als de Heydenſche Wijſen hadden ten tijde van de Chriſti, hy ſou neerſtelijk gemerkt ebben op dit nieuwe Licht, en het ſelve gevolgt
#
hebben na ſijn vermogen, om te zien waar hem dat geleyden zou. En gelijk die Wijſen uit haar Landt trocken om een nieuwe Ster te volgen, ſoo
hebben ſy ook eindelijk door de leydinge van dien, het Kindeken Jeſus gevonden. *
Indien deſen Benjamin Furly dit nieuwe Licht
ſchijnende in de Duiſterniſſen gevolgt had, verla tende fijne beuſelachtige
#;
hyſouin 't
einde wel geſien hebben, dat dit licht hem geleyt: ſou hebben, tot de doodinge van ſijne # # tot de verloocheningeſijnsſelfs, en tot de ootmoe digheit en liefde van den Geeſt Jeſu Chriſti : het welk hy gevonden zou hebben in de beleving der deugden, die geleert worden in dit Licht ſchij A 2
nende
Advertiſſement ingedient, nende in de Duiſterniſſen; het geene hy booſaar diglijk wil weder-ſpreken, om te beletten dat an
dere dit ſouden volgen.
*
Byaldien hy van Godt verlicht was, gelijk fijn geheele Secte ſich beroemt; hy ſou wel konnen zien, gelijk ook alle ſijne gebroeders, dat deſe Schriften niet en ſtrekken, dan om de zielen tot
Godt te trekken, en hun af te trekken van deydel heden des weerelds, en te doen omhelſen een E
vangeliſch leven, tot de navolginge van Jeſus Chriſtus; en hy ſou aen al de weereld bekent ge maekt hebben, dat ſulks ſeer goet en heylſaam was. Want in der daat, al ware het dat een hondtjemant deſe dingen toeblaften, of dat een Duivel ſelfs ons die toeſprack; ſoo ſou het nochtans altijt goet zijn
die te volgen, om dat Jeſus Chriſtus ons die uit drukkelijk geleert heeft met woorden en met wer ken. Wat oorſaek dan heeft deſen Benjamin, om
te willen laſteren ſoo heylſame ſchriften, en om ſulks te doen; oorſâek te nemen van te laſteren de
perſoon die de ſelve in't Licht brengt? Indien ſy eenige gebreken in haer ſelven had, het ſoude haer eigen, en niet der Quakers werck zijn, die te ver beteren; dewijl die voor haer perſoon geen reken ſchapſullen geven, maar wel voor hun ſelven. Te
meer dewijl de Schriftuur beriſpt de gene die ſich bemoeijen met het doen van # , hun veroor
deelende als quaatdoenders. En indien ik ſchuldig
waaraen eenige zake, volgens het ſeggen van deſe Quakers, mijne ſchriften ſouden daarom niet te
verwerpen, noch te verachten zijn, gelijk ſy doen. -
-
Waar
tegen de 94akers. 5 Waar door klaarlijk kan geſien worden, dat zy geleydt worden door eenen quaden geeſt, in plaats van door het Goddelijk licht, dat ſy ſich ſeer onbe
dachtelijk toepaſſen, dewijl men in al hun doen niets Goddelijks ſien kan, maar wel geſtudeerde
grijmatſen, om Heyliger te ſchijnen dan andere. De goede Geeſt is liefde, dewelke alle de hoeda nigheden heeft die den H. Paulus beſchrijft, on derde welke hyſegt : de Liefde en denkt niet quaats.
En deſe Quakers willen quaat van my denken, om te beter te bedekken, de jalouſie die ſy hebben, daar in, dat Godt ſijn Goddelijk Licht gegeven heeft aen my, en niet aen haer. De quade geeſt die haer beſtiert is als raſende, van te ſien dat ſijn geveijnſtheit zal ontdekt zijn door dengoeden Geeſt. De Duivel heeft Godt willen na-apen, brengende in 't hooft van deſe Quakers, # ſy het licht Godts volgden, daar ſy alleenlijk hare eigene inbeeldingen volgen. Hy voorſag dat Godt ſijn H. Geeſt over de menſchen - ſenden zou, die haer alle waarheden ſou - leeren.
Maar deſe Quakers ſijn te vroeg op geweeſt om te ſeggen dat ſy het zijn, waar aen dit licht geſonden is; dewijl ſelfs ſy het ware licht niet eens kennen; maar blaffen daar tegen ſoo haaſt als het ſich aen haer geficht vertoont : en niet hebbende de kracht om dat naby te beſien, ſoo roepen zy: doet baer
2weg, doet haer weg.; gelijk als het Joodſche volck # Chriſtus dede; roepende : weg met hem, ſonder te ſeggen wat quaat hy gedaen had. Deſge lijks ſouden deſe Quakers met waarheit niet konnen A 3
zeggen,
6 Advertiſſement ingedient, zeggen, wat quaat ik oyt in mijn leven gedaen heb; noch wat quaat datter in mijne ſchriften is : maar ſy willen die niet ſien noch achten, en roepen laſter lijk, dat er quade dingen in zijn, om deſelve in kleinachting te brengen. Doch ſy zijn te laat ge
komen; daa zijn nu al te veel vroome menſchen
die mijne ſchriften onderſocht hebben en ſouden wel getuigenisdragen, datter niet quaatsin is, maar wel vele goede dingen, die ſeer nut en heylſaem zijn.
Dit is het dat den geeſt van deſen Benjamin Furly ontruſt: die men ſegt dat uit Engelandt gekomen is, om in de quartieren van Hollandt overſte te weſen van fijne Secte der Quakers, op dat hy die ſou onderſteunen en vermeerderen ſoo hy konde. Daarom tracht hy met alle fijne macht Diſcipelen tot hem te trekken, en ſich te verheffen tegen alles
wat ſich tegens ſijne dwaſe ondernemingen ſtelt. Hy is van die gene daar Jeſus Chriſtus van ſeyt;
dat ſy Zee en Landen door reyſen om een jode-genoot te maken, gelijk hy ook doet, en nadat hy'er een gemaekt ſal hebben, ſooſal die veel erger zijn dan hy te voren
was; ja hy ſal die maken een Kindt der Hellen en der pijninge onder fijne Wet : dewelke tot ſich trekt de vyandſchap van alle menſchen, om van die te lij den quellingen en vervolgingen, en dat, om ſtaen de te houden de hardnekkige inbeeldingen van de ſen Benjamin, en die van ſijner Secte, onder het
dekſel dat ſy het licht des H. Geeſtes volgen:'t welk berispenswaardig is.
Want niemant mach ſich la
ten voorſtaen dit licht te hebben, ſeo't niet -
-
#
3CIntC
tegen de 9gakers.
7
#
achtelijk waar is, Godt altijt geſtraft heeft diegene, die in den H. Geeſt gelogen hebben, ſoo wel in de oude Wet als in de Nieuwe, Het Exem pel van Ananias en Saphijra is genoeg bekent in de Handelingen der Apoſtelen, want die menſchen wierden geſlagen met een haaſtige doot, om eene leugen die ſy in den H. Geeſt deden, met alleen lijkte ſeggen dat 't geen ſy brachten aen de voe ten der Apoſtelen; den prijs was van haar verkocht landt : daar ſy ondertuſſchen iets hadden afgehou den. Deſe kaſtijdinge geſchiede haer niet, om dat ſy iets achter gehouden hadden : want den
#
# ſeyt haer, dat ſelſsſy het wel alles moch ten behouden hebben, dewijl het hun toebehoor den. Maar Godt ſtrafte met een haaſtige dootaen de voeten des Apoſtels, de leugen die ſy geſproken hadden, ſeggende; dat ſy haer landt niet dierder verkocht hadden.
-
-
Indien Godt nu ſoodanig ſtraffen zou de men ſchen die aen den H. Geeſt liegen, ik geloove dat
niet een van deſe Quakers in 't leven ſou blijven, wanneer ſy ſeggen, dat ſy het licht des H. Geeſtes hebben; dewijl dat ſulks niet waarachtig is. Maar het is veel waarſchijnlijker, een quaden geeſt geregeert worden, nadien ſy alle deſſelfs hoe danigheden dragen, en geen van die des goeden Geeſt, dewelke altoos fijne twaalf vruchten voort brengt in de zielen der gener die hy beſit. De eer ſte, is liefde, de tweede, is vreugde, de derde, is vrede, de vierde, is lijdſaemheit; de vyfde,
##
lankmoedigheit; de ſeſte, goetheit, met degene die daarna volgen. A 4 Maar -
1
l
8
Advertiſſement ingedient, Maar deſen Benjamin met ſijn gebroeders heb -
ben hoedanigheden die recht ſtrydig zijn tegens die van deſen goeden Geeſt; gelijk ſulks getuigen de ſtellingen van haer laſterlijk boek, dat men ſiet voortgekomen te zijn uit donkere, droeve, en ſwaarmoedige gedachten, uitgedrukt door ſteken de angſtige en mishachelijke woorden, van dewel ke dat werck vervult is, in plaats van de behache lijke liefde en vreugde die den H. Geeſt geeft, in de zielen van diegene die hy beſit. Men kan daar ook den oorloginſien, in plaats van de vrede Gods: want wat oorſaek heeft deſen Benjamin gehad om te twiſten tegens my, die hy geenſins kent, en die
noyt iets tegen hem gedaen of geſeyt heb; noch oyt ten goed n often quaden van ſijn perſoon ge ſproken , ae wien het ook ſou mogen weſen. En
of ſchoon hy legt, datter eenig verſchil tuſſchen ons is; dat is maar om ſijn boosheit te bedekken van den twiſt die hy tegens my heeft willen opne men : want daar konnen geen geſchillen #
tuſſchen tweeperſoonen die malkander noyt gefien hebben, noch iets met den anderen hebben te doen
gehad. Het moet weſen dat ſulks voortkomt van een twiſtige onruſtige geeſt, die ſijne onſteltenis niet ontveijnſen kan, ſonder deſelve uitwendig te betuigen door gepijnigde en hatelijke werken en woorden; het welkgants ſtrijdig is tegens de vrede, die het licht des H. Geeſt met ſich brengt. Soo dat een menſch die dit licht navolgt; liever laſterin gen, verdrietigheden en ſchaden in fijne goederen
ofeere lijden zou, dan de vrede te verbreken, -
-
"
-
# OGD
l
tegen de 9gakers. ſoo ſeer begeert en geacht is van Godt en de men ſchen.
-
En de vierde vrucht van den H. Geeſt, welke
de lijdſaamheit is, is ook noch niet gebleken in de ziel van deſen Benjamin: want in van dat hy ſou wachten tot dat ik iets tegens hem ſou geſchre
#
ven hebben; om ſich met ordre te verantwoorden;
ſoogaet hy achterhalen van mijne geſchriften die noch niet gemeen gemaekt zijn, en wil deſelve tegenſpreken eer datſe bekent of openbaar zijn : 't welk wel wijt is van deſe vrucht des H. Geeſt,
die men lankmoedigheit noemt, aengeſien dat hy de lijdſaamheit niet heeft konnen hebben, van te
wachten tot dat ik eenig quaat tegens hem ſou ge ſeyt of geſchreven hebben; ſich verhaaſtende om my te betwiſten en te laſteren eer het tijt was. Waar door hy betoont beſeten te ſijn met de hoedanighe den van dien quaden, ongeduldigen en overhaaſti gen geeſt, en geenfins voorſien van de vrucht des Goetheits, die den H.Geeſt altoos met ſich brengt: maar wel van de boosheit die den quaden geeſt voortbrengt, welke boosheit genoeg ontdekt is door het ondernemen van ſoo een laſterlijk boek te doen drukken, tegens my die hem noyt een ſtroo heb in ſijn weggeleyt om hem leedt aen te doen. Indien men wel inſiet wat voor oogmerk dat hyge had heeft om dit te doen, men zal genoch ſien dat 'et een pure boosheit is, die op-ſtaet tegens de Goetheit van de vrucht des H. Geeſt.
Eerſtelijk
ſegt hy veel quaats tegens my en mijne ſchriften, op dat hy d'een en d'ander ſonder Fondament in A 5
klein
Advertiſſement ingedient,
IO
kleinachting brengen zou : want indien er eenig
quaat was aengaende mijn perſoon, dat raekt im mers niemant dan my ſelfs alleen, nadien datter ge
ſchreven is, dat een gelijk ontfangen zal na ſijne 2werken.
-
En indien er eenig quaat in mijne ſchriften is, en oor eelen van het goede en quade; ſonder dat deſen Benjamin van nooden heeft de moeyten te nemen
# openbaar, enydereen kan die zien,
van te doen boekken drukken, om die Schriften te
laſteren. Hy ſou beter gedaen hebben ſijn geld en tijt te ſparen, dan die te beſteden tot voedſel van ſijne boosheit, gevende daar door voedſel aen ſij ne ongeregelde driften, die beter gereguleert moe ten zijn in een menſch die het licht des H. Geeſtes volgt, gelijk hy wil gelooven te doen; daar hy nochtans geen ander einde kan beoogt hebben in dit doen, dan alleenlijk om de menſchen af te keeren van het leſen en navolgen der waarheden die ik voorſtel, gelijk als hy ſchrijft in ſijn Tractaat, dat
hy beklaagt de kleyne die my navolgen, en wenſcht d'andere daar van af te trekken.
Waar in
hy ſijne zwarte boosheit baarblijkelijk doet ken nen : want hy kan door geen goetheit wenſchen
eenig menſchafte keeren van eenig goet dat hy ſelfs niet kent : en hy moet ook niet beklagen het on geluck van diegene, die mijne onderwijſingen na volgen en by my blijven; dewijl die ſelfs wel we ten wat ſy doen, want het menſchen zijn van jaren en van verſtandt, om te konnen het quade uit het
goede onderſcheyden, aen dewelke deſen Benja * .
-
-
/
Z244/g
tegen de 9gakers.
II
min niets van mijn perſoon behoeft bekent te ma ken, die hynoyt gekent heeft, daarin tegendeel ſy luiden dagelijks met my leven en omgaen, be
ter konnende fien en onderſoekken, of mijne Lee ringen en levengoet zy of quaat, dan deſen vrem delinck Benjamin, die noch niet geleert heeft den eerſten letter van 't A. B. C. der Wijsheit des H. Geeſt, die in mijn Ziele woont : en hy wil on dertuſſchen die aen alle de weerelt leeren; en ſelfs
waarſchouwingen geven aen de gene, die alreede
geſmaekt hebben de Goetheit, nuttigheit, en het genoegen dat deſe Wijsheit brengt aen hare zielen; al is't dat deſen onwetende noyt geſmaekt heeft noch het een noch het ander van deſe werkingen des H. Geeſt : dewijl men in zijn werck ſiet alle
ſoorten van hoedanigheden rechtſtrydig tegen die des H. Geeſt; ſoo moet men beſluiten, dat hyſe
kerlijk van een quaden geeſt beſeten is, die ſichte gens dengoeden wil opſetten. Maar hy doet dat
met een ſoo plompen en onbeſchoften manier, dat men ſeggen zou , dat deſe Man in ſijn verſtant ge krenkt is.
-
Want indien men hoorde, dat eenig vreemt menſch ſich wilde bemoeijen, om aen mijne huiſ
genooten bekent te maken wie ik ben, en watter paſſeert in mijn huis daar hynoytin quam, en noch min my kende : ſou men niet ſeggen, dat die menſch zot en belachgelijk was? willende komen vertellen aen mijnehuysgenooten, watter in mijn huis omgaet, daar ſy ſiende en hoorende oog en
oor getuigen van zijn; men zou lachchen met ſoo -
danige
12 Advertiſſement ingedient, danige waarſchouwingen, gelijk men ook doet met die van deſen Benjamin, die niet en weet wat hy ſeyt, als hy de menſchen vermaant dat ſy niet ſou den volgen de lichten die Godt my geeft, dewelke hy wel ſou willen uitdooven, om op te rechten ſij ne Seête der
# , die hy vreeſt dat verminde
ren zou, ſoo het waarachtige licht aen den dach quam; 'tgeen het ſekerlijk doen zal, en niet alleen die Seête verminderen , maar die geheel tot niet brengen; dewijl dat de waarheit altijt de leugen vernietigt, en de gerechtigheit het bedrog: 't welk deſe Quakers met reden wel mogen vreeſen : want haar fondament is niet op Godt geleyt; maar op de inbeeldingen der menſchen, die hun inbeelden
dat ſy het licht des H. Geeſtes hebben, wanneer ſy
inderdaat de verleydingen des Duivels volgen; het welk genoeg ontdekt zal worden door het licht dat Godt nu op d'aerde zendt. En ofwel deſe Quakers dat willen verſwakken, ſoo ſullen ſy dat noch meer ontſteken tot hun eigen ſchande,dewijl ſo veel men ſchen van goet oordeel daarvan overtuigt zijn in ha reconſcientie verplicht ſijnde welbedachtelijk te be lijden, dat de waarheden die in mijne ſchriften ſijn begrepen, van Godt zijn. En ofſchoon een Duivel die ſoudegeſchreven hebben; ſoo ſou nochtans die gene dieſe volgde, ſekerlijk zalig worden, Enſoo Benjamin Furlygenegen was ſich ſelfs te behouden, hy ſou veel meer behooren deſe waarheden te om helſen en die na te volgen, dan neerſtigheit te doen'
om iemant te trekken tot ſijne Secte, die my dunkt dat aen haer einde gekomen is, verwondert zijnde dat
#
tegen de 13 dat die ſoo lange geſtaen heeft op een ſoo ſwakken ſteunſel.
Maar het is, om dat de volle Waarheit
noch niet voortgekomen was, om deſe leugen te ontdekken; men moeſt wachten tot de volheit des
tijts, als wanneer de H. Geeſt den menſchen alle waarheit leeren moet. En ſoodeſe Quakers alleen lijk door onwetendheit bedrogen waren, ſy ſou den deſe waarheden aennemen, verlatende hare
doolingen. Maar het is door boosheit dat ſy be drogen zijn. En aengeſien dat ſy ſich # te gens de Waarheit; ſoo zijn zy gelijk die Jannes en Jambres daar de Schriftuur van ſpreekt, die tegens de Waarheit opſtonden. Maar wat ſy ook mogen doen, ſooſal ſich nochtans die Waarheit over alle vleeſch uitſtorten, en zal van alle de weereld gekent
worden, om dat dentijt van de laatſte Barmhertig heit gekomen is, en die waar in den H. Geeſt alle
Waarheit leeren moet, aen diegene, dieſe ſoeken en begeeren. Ik meen, dat eenige van die menſchen, deſe Waarheit geſocht hebben by deſe Quakers. Want ik ſelfs indien ik van haer had hooren ſpreeken ter tijt doen ik ware Chriſtenen ſocht, ik ſoudeſe ze kerlijk hebben gaen vinden in wat plaats ſy hadden mogen weſen; ja te hooren van menſchen die ſich ſouden genoemt hebben het Volck Godts, en ver -
'
lichte van den H. Geeſt, had bequaam geweeſt om my te doen gaen tot aen't einde der Weereld : maar ik en ſou niet lang by hun gebleven zijn, ſonder t'ontdekken dat hare manieren van doen ſtrijdig wa
ren tegens den Geeſt Godts, en geenſins overeen komende (
14 Advertiſſement ingedient, komende met het gene hy my geleert heeft. Maar
de menſchen van goeden wille, die ſich gevo hebben tot deſe Seête, hebben dat licht des H.Geeſ
tes niet gehad om dat ſoo haeſt te ontdekken : en het kan zijn, dat eenige goede menſchen door on wetentheit onder haer gebleven zijn, weſende aen gelokt door den ſchoonen Tijtel van Volck Godts, en van verlichte menſchen, alſoo lange als ſy niets
beter konden zien : hoewel ik my verwonder, dat luiden van goet verſtant, door de natuurlijke reden niet ontdekt hebben, dat alle hare regelen en ma nieren van doen, niet anders zijn dan geſtudeerde ijmatſen, in plaats van ingevingen des H. Geeſt : at men nu ſeer lichtelijk ontdekken zal door het licht der Waarheit dat begonnen heeft te ſchijnen; en dat deſe Quakers willen uitdooven, om dat ſy meer beminnen hare duiſterniſſen, dan dat licht.
Ik wenſche dat alle degene die het ware licht be minnen, haer begeven om mijne ſchriften te leſen; op dat ſy de duiſterniſſen van deſe Quakers ontdek ken mogen, die hun nu daer tegen ſtellen. En men ſal tuſſchen de lichten die Godt my geeft, en
tuſſchen de gene die de Quakers ſeggen te hebben,
#
bevinden eenenſtrijtteweſen als was tuſ ſchen Gabriel en Lucifer : want hare gedachten zijn geheel andere dan de mijne, en ik ſie in hare bedrijven niets goets, dan alleenlijk, dat men ſegt; dat ſyoprecht zijn in hare neering of C ling, en dat is het alleen 't geen haer ophoudin't le
#
ven. Maar deſe gerechtigheit is uitwendig, de welke haer voor Godt niet rechtveerdigen zal, # t
15 tegen de gigakers. dat Jeſus Chriſtus tot de ſoodanige die rechtveerdig
voor de menſchen willen ſchijnen, ſegt : indien
uwe gerechtigheit niet meerder is dan die der Phariſeen; ſoo en zult gy in 't Rijck der Hemelen niet ingaen. in ha Nu, ſoo waren dan deſe Phariſeen rehandelingen, en betaalden de tienden van 't ge nezy beſaten, gelijk ſich beroemden die gene die in den Tempelbad; daar hy ondertuſſchen niet ge rechtveerdigt voor Godt wederom keerden : om dat degene die ſich rechveerdigt voor de menſchen, alreede zijn loon in deſe weereld heeft ontfangen, door den lofder gener, daar hy die in ſijne recht veerdigheit van geſocht heeft; ende en kan daar VOOr # Rijck der Hemelen niet hebben te ver
#
wachten.
Soo dat ik vrees, dat de zonden van de
ſen Benjamin hem ſoodanig verblint hebben, dat hy niet en ſiet wat hy doet, in my aen te vallen; ſelfs noch ſeggende, dat hy my noch ſtoffe zal ge VCn OITn tC # : daarom vreesik (ſijnent we gen)dat mijne ſchriften het Graf zullen weſen, waar in ſijn geheele Seête zal begraven worden: en in dien hy noch meer arbeyden wil orn ſijn kuyl te graven, ſoo ſullen zy ſoo veel dieper daarin begra
ven worden. Hy ſal doen glijk de krankſinnige, dewelke trachten hun ſelfs te verdoen door onge
noechte. Ik en kan niet ſeggen dat hy zot is; # wijl men myſegt, dat hy wel verſtant heeft te koop manſchappen om geld te winnen: maar ik geloof
dat hygeraekt is van een ziekte die men noemt hy pocondria, of geraektheit van herſens in de zake van ſijn Religie: nadien dat om die ſtaende te hou ſ
dan,
Adveriiſſement ingedient, den, hy by der handt neemt, de middelen om die
16
tot niet te maken. Hyſegt, dat hy mijn pen niet vreeſt, maar nochtans moet hy vreeſen,
# deſel
vete niet maken zal zijn Religie, die hy ſooheylig acht, en van den H. Geeſt meent beſtiert te zijn;
door dien dat uit mijn pen waarheden uitgaen, die alle ſoorten van doolingen ontdekken, en is als een zwaart aen beyde zijden ſnijdende , dat niemant
ſpaart, hy ſou beter gedaan hebben, het ſelve niet aengeraekt te hebben, dan daarvan gequetſt of ge
doot te worden, wanneer hy gemeent heeft daar
mede teſpotten, te meer omdat de Schriftuurſegt; dat de ſpotters ſullen gaen met de dronkaerts, Dieven, Vergift-gevers etz. Hy moet verwachten onder die ranggeſtelt te worden, als hy ſal willen ſpotten # hy niet kent, en nochtans geloof dat hy't ontfangen heeft, wanneer hy van de Secteder geworden is, al is't dat hy niets ontfangen heeft dan een laatdunkentheit en hoovaardigheit desgeeſt, met een quade hardnek kigheit, om # te houden valſche dingen voor
met het Licht des H. Geeſtes,
#
waarachtige. Siet daar een wel ſeer ingebeelden H. Geeſt, die noyt Zalighcitaen eenig menſche geven zal, al is't dat deſen Benjamin ſulks belooft aen die gene, die ſich willen overgeven aen ſijne Secte, tot dewelke het ſchijnt my ook heeft willen terkken, door my te verwijten met ſoovele verachtingen dat ik Papiſtben; 'tgene ik nochtans niet kan beletten,
#
om dat Godt my heeft doen geboren worden on derde gehoorſaamheit van Roomen. Ik en konde -
geen
tegen de 9gakers, 17 geen ander Religie kieſen eer ik geboren was, en ik konde niet voortkomen uit de Secte der Quakers;
om datter geen waren doen ik in de Weereld quam; in welken tijt ik niet te min in mijne ziele het Licht
des H. Geeſtes mede-gebracht heb. Hoe kan het dan waarachtig weſen, 'tgene deſe Quakersſeggen; dat ſy alleen ſijn de verlichte, en het Volk Godts? Was het Volck Godts al vergaen, wanneer deſe Quakers begin genomen hebben; dat maar ontrent twintigjaar verleden is? En van waar mach ik dat Goddelijk licht gebracht h bben? ik die niet voort
gekomen ben van diegene, dieſeggen dat ſy datal leen hebben, en meenen te weſen dat kleijn getal, dat Godt voor hem bewaart heeft. Van waar ſijn zy gekomen, dit overſchot van Volck Godts (ſoo ſy ſich noemen)? Sy konnen niet toonen eenigean # oorſpronk, dan alleenlijk van eenige perſoonen van Engellandt, dewelke mogelijk goede wil gehad hebben, om te hernemen het Geloof, dat ver
ſtorven was onder de menſchen, en te volgen het licht des H. Geeſt, Maar het is te gelooven, dat ſy hare zielen niet genoeg van de zonden geſuivert hebben; en dat door dit middel, den Duivel ſich
ſich daar ingedrongen heeft, en heeft hun gevoedt in de laatdunkentheit van te weſen verlichte men
ſchen en het Volck Godts beſonderlijk en boven al
le andere: en die haer gevolgt zijn, hebben deſein beelding van haer ingedronken, en hebben gemeent te volgen het licht Godts, als zy volgen de
# dus in verachting gehouden alle degene die niet "# B e deerde grimatſen van deſe Quakers, hebbende al
18
Advertiſement ingedient,
de doen 'tgene dat ſy deden; gelijkmynoch heden om de ſelve oorſaek miſprijſt deſen Benjamin Furly, die niet verdragen kan, dat men den Paus van Ro men, Heylige Vader noemt : maer hy wil ſelfs wel geacht zijn voor verlicht, Heylig, en Volck Godts: alsofſijn bedieninge van Overſte der Qua kerste ſijn, hooger te achten was, dan de Opper hoofdigheit van de geheele Chriſtenheit. Siet hier de verblindheit daar de zonde deſen
menſch ingebracht heeft, waartoe hy my ook wel ſou willen trekken, ſoo Godt my het licht van ſij ne Waarheit niet gegeven had, om Benjamins doo lingen te onderſcheyden. Hy zal lang blaffen door ſijne verachtingen en laſteringen, eer hy my een oogenblick zal ophouden deſelichten te volgen, die hem ſooſeer mishagen. Ik zal hem ſoo veel eere aendoen, als men aen een zot ſou doen die men op den weg vindt, al vloeckt en raeſthy, men laet hem praten, dewijl men weet dat hy zot is: en men
moeſt ſoo zot worden als hy is, om hem laſtering met laſtering te vergelden, dat my niet luſt te doen met deſen Benjamin en d'andere Quakers, die my ſchelden doorhaer laſterlijk Tractaat. Ik en wil haer niet faamrooven om my te wreeken: door dien ik van haren geeſt niet bezeten ben, en dat ik 'in niet kenne, noch van geſicht noch van naam o, eenige daden, om quaat van haer te zeggen. Heeft iemant van haer, my geſien of geſproken, 't is onbekent geweeſt, dat ik nochtans niet geloof:
want noyt heb ik eenige diſcourſen of geſpreck ge
hadaengaende de belijdenis van deſe Quakers, uit genomen
tegen de 9gakers, 19 genomen eens, dat een Vrouw met een man my een brief brachten van die Quakers; 't welk d'eerſte
was die ſymy ſchreven; enzyſeyden my, dat ik welgedaen had, een brief te ſchrijven aen die Pro
feſſor, dewelke geſeyt had, dat de H. Geeft nu niet meer werkt in de Zielen: maar dat ik ſeer qua lijk gedaen had met in den ſelven brief (geintituleert Excellenten Brief) aen te raken de Quakers, die het Volck Godts waren: dat my dedelachchen; door dien ik deſe Tale niet kende, en 'noch min de ma
# , die # heit betoonen. # veracht, # #
nieren van doen van die
willen goeden dach ſeggen, noch eenige eerbiedig nende zottigheden te weeſën; ende en heb met hun geen ommegank willen hebben, niet meer dan ik noch nu heden deſen dach niet hebben wil.
Daar
is er ſedert noch een by my gekomen, die ik niet heb willen ſpreken. En een Hollantſche Vrouw die van de Secte der Quakers was uitgegaen quam
myſeggen, dat ſy den H. Geeſt had, en ſijn licht volgde, dewelke haer geſeyt had, dat haer Man zou ſterven, en dat ſy een Jongman van twintig jaren trouwen zou; ſy die meer dan veertigjaren oudt was: en dat ſy daar na een Predikant zoude trouwen, en dat de geeſt haer ſulks had geopen baart, op dat ſy het zeggen zou aen die jongman, aen haer Man, en ook aen andere, gelijk zy ge daen had: waarover ſy na dientijt vervolgt was geweeſt, en dat men ſteenen en ſlijckin haer huis had geſmeten, en haer veel ſmadelijke woorden gegeven had, door dien dat hare Prophetien niet B 2
ver
Advertiſſement ingedient,
(2O
vervult waren, en dat die jongman met een ander getrouwt was, en haer Man in 't leven gebleven was gelijk hy noch is. Ik gaf vele redenen aen die Vrouw, om haer te doen gelooven, dat alle die openbaringen die zy zeyde te hebben, verleydingen des Duivels waren: maar ik konde op haar niet winnen, blijvende hard
nekkelijk gehecht aen 't geloof, dat zy het licht des H. Geeſtes had; ja ſelfs,dat zy onzondelijk was, en niet meer konde miſſen noch zondigen. Dat
mygroote verwonderingegaf, om dat zyin ande re zaken van goet oordeel was, niet buiten-ſporig zijnde, dan alleen in dit punct, 't welk zy van de Quakers behouden had, dewelke ſeggen, dat ſy den H. Geeſt hebben die haar vele dingen leert, ſelfs van dingen die toekomende zijn, welke deſe Vrouw aen de Wereldpropheteerden. Ik had mede-lijden met die perſoon ſonderhaer te kennen, om dat hare blindheid ſoo groot was, dat zy geloofde meer verlicht te zijn dan ik, en zy was ſoo hardnekkig in hare inbeelding, dat zy daar niet van afſtaen wilde, al was het dat zygants het tegendeel ſach gebeuren van 't genezy geprophe teert had. Zy wilde liever van een beſpot worden, en alle ſoorten van beſchaamtheden lij den, dan de oogen te openen om hare bedriegerijen en hare doolingen te zien. En ſoo zijn alle # gene
#
die van deſe Seête zijn; dewelke ſeggen, dat zy het licht des H. Geeſtes hebben, wanneer zy niets heb ben dan hun eigen inbeeldingen, of verleydingen
des Duivels, aen het welke zygeloof geven, als .
"
-
3e WA
tegen de 9gakers.
-
2I
aen ingevingen van God gekomen. Het welkwel beklaachelijk is te zien ! dat deſe menſchen ſoo veel lijden om ingebeelde dingen,uitgevonden door hij pocondriaken, ofgeraekte van herſenen, die deſe ſiekte van d een tot d'ander doen overgaen door ſoo vele ſchoone Goddelijke diſcourſen. Sy doen ſich door deſe middelen twee hellen hebben; een
in deſe wereld, door het lijden van vele vervolgin gen, die ſy hun ſelſsop den hals halen door harera ſernijen : en een hier namaels, om datzy liegen in den H. Geeſt, door leugenachtig te zeggen dat ſy den H. Geeſt hebben. . . ! -
-
Ik heb noch een ander geval ontmoet, van een Engels Vrouwmenſch, dewelke ook ſeyde, dat zy
uit de Secte der Quakers was uitgegaen, en onder hield noch ſeer preciſelijk hunne manieren van doen, als van niemant te groeten, en al de reſt: deſelveſeyde, dat zy van Engelandt gekomen was, om my te zien , en verteldemy, hoe zy verplicht had geweeſt te gaen na Portugael en andere vreem de landen, door ingevingenvan God, om te ver kondigen van 't Goddelijk licht: en dat haren geeſt haer gedrongen had om ſoo arm te zijn, dat zy geen kleet had om haer lichaem te bedekken, en dat zy
door dienſelven geeſt eenige jaren geweeſt was ſon dergelt te mogen handelen, myberiſpende, dat ik noch het gemak had van een kamer en noodig huiſ raat; my ſeggende , dat ik noch niet gekomen was
in den geeſt der armoede die Jeſus Chriſtus had: dat zy het Evangelie metterdaat volbrengen moſt;
en ik met woorden: met vele andere ſeer geeſtelijke -
B 3
rede
2,2,
Advertiſſement ingedient,
redenen. My voorder ſeggende, dat de gantſche Schriftuur in haer vervult ſoude worden, en dat
zy de Bruyt des Lams was ; dat zy noyt ſterven zou; en ſprak ſeer hoog van de Goddelijke verborborgentheden. Maar de geeſt die in my was, ſeyde my: dat zy van den Duivel was, en niet van Godt 'T gene ik bekent maekte aen eenige van mijne Vrienden, die met haer dachten eenigen om
megank te nemen, die in 't eerſt ſeer verwondert waren: maar als men een weinig tijts haer bedrijf ingeſien had, ſoo ontdekte zy ſelfs, dat het de Duivel was die haer regeerde, en gebruikten daar daar na ſoo vele ongebondenheit, dat men daar
# van verzekert was:
en willende haer met
acht wederſtaen, ſooſeyde ſy: dat haren Dui vel ſterker was dan onſen Godt. Siet daar de uitkomſt van dat valſche licht des H., Geeſt, daar van haer de beroemen. En
#
gelooven, dat zy die alle hebben ſoo haaſt als zy in die Secte ingegaen zijn, en dat ſy alle hunne Cere monijen onderhouden. Sou het wel raadſaam zijn,
dat ik my daarin begeven zou, om deſen Benjamin te behagen, of te beletten dat hy van my geen quaat zou ſeggen? Neen zeker, ik heb veel liever hem te laten alleen raſen, dan my ſooſiek te ma ken als hy is, om quaat met quaat te vergelden, en laſtering met laſtering : ik ſal my genoegen met de Waarheit te verklaren aen de menſchen van goet
oordeel, om dat hy niet waardig is dat ik aen hem ſchrijf, te meer, om dat ik niet en weet wie hy is,
of waar hy woont, niet meer dan alle zijne andere gebroe
-
-man-mm
t
tegen de Quakers.
23
#
gebroeders; nod: niet weten, om dat ik noyt wil handelen met menſchen van ſoo kleij nen oordeel of reden. Men heeft my geſeyts dat
deſen Benjamin geſtudeert heeft, maar my dunkt dat hyſeer weinig geleert heeft doorſijn ſtudeeren; of dat hy'er weinig van behouden heeft, om dat hy boeken maekt die ſoo feer verwerd en qualijk
geſchikt zijn. Het Tractaat dat hy tegens mygemaekt heeft, mag wel van ſijne makkers of gebroe ders gepreſen worden, maar het zal wel
#
worden van alle degene die het ſullen leſen (onder voor-oordeel; dewijl dat et niets inhoud dan leu
gens en laſteringen; om welke te ſchrijven men niet behoeft in de hooge Schoolen geſtudeert to hebben, noch te konnen de Latijnſche of Griek
ſche Tale ſpreken: want een onwetendmenſch die geen vreeſe Godts heeft, ſou wel konnen liegen: en een zot menſch, ſou wel konnen laſteren, als men hem iets deed dat hem mishaagde; aengeſien
dat men geen wetenſchappen behoeft te hebben, om te ſeggen, dat deſen Benjamin een Dief, hoer reerder en Dronkaart is : en hy behoeft fijne ſtu deer-boekken niet te
#
om de ſelve
dingen van my te zeggen; gelijk hy wat bedekte lijk doet in zijn laſterlijk Tractaat, waar in hy ſchijnt te willen doen verſtaen, dat ik de eere van het Volck Godts (ſoo hy ſich noemt) geſtolen zoude hebben, in het ſchrijven tegens hare manie ren van doen. En het ſchijnt ook dat hy wil te ver ſtaen geven alsof ik met hoererye beſmet zijn zou de ; als hyſſeyt; dat ik de Mannen van hare Vrou B 4.
WCIT
24 Advertiſſement ingedient, wen trek om mijn genoegen; ja dat ik de Mannen
reſpecteer, haer noemende, mijn Heer; en my
onderſchrijvende uwe ootmoedige dienareſſe; op dat ik aldus doende een naam zou mogen verkrij gen. . En hy geeft te verſtaen, dat ik teenemael doordronken ſijn zoude van de eere des Weerelds. Beſiet eens of dat geen groote leugenachtige laſterin gen zijn, die my deſen Benjamin bedektelijk doet: en ſoo ik niet ſeyde, bedektelijk; hy ſou my van
leugens beſchuldigen, en ſeggen, dat hy die din gen niet doet: want hy my aller wegen ſoekt te achterhalen in mijne woorden, of in eenige termen of redenen, daar hy den zin van verdraayt, om die tot ſijne meening en tot ſijne boosheit te doen dienen : want hy maekt dat boek van mijn eigen ſchriften, alſoo hy het nietſonder dat behulp ſou
hebben konnen maken; en hy tracht mijne Stijl te volgen in eenige termen en aſpiratien, die ik by wij len gebruik : hy trekt ſchoone waarheden uit mij ne ſchriften, om ſijnwerck te vercieren met mijne bloemen, anders ſou het ſooſeer onaengenaam ge weeſt zijn, dat het niemant ſoude hebben willen
leſen: en om dieſelveredenſoo heeft hyin't hooft des Tijtels mijnen naam gezet in groote letteren; op dat het Volck ſulks ziende, luſt ſouden krijgen
dat te koopen: want indien hy'er deſijne geſtel had, niemantſou het willen aenſien: door dien dat niets
van den geheelen inhoud van ſijn Tractaat na de Godtzaligheit ſmaakt, dan alleenlijk die extracten
die hy uit mijne ſchriften getrocken heeft, die by
na de helft maken van dat werck. En dewijlhyde - -
---
,
eere
tegen de Quakers. 25 eere wilde hebben van een groot boek te maken, ſoo moeſt hy de helft van een ander bedelen, om dat hy-ſoo veel in ſijneygen winkel niet had. Indien hy alleenlijk uit mijne ſchriften getrocken had de puncten die hy wilde tegenſpreken, en blij ven in geſchicktheit om die te wederleggen door de Schriftuur of door goede redenen; hy ſou niet te beſchuldigen zijn: maar hy trekt er ſoo vele extrac -
ten uit, dat men niet weet wat hy daar uit beſlui ten wil. En het meeſte quaat dat hy hierin heeft,
is, dat hy niet en ſtelt de plaats of bladt waar men vinden zal de dingen die hy van my bybrengt : maar hy ſegt alleenlijk; gy ſegt dit, gy ſegt dat, ſonder te ſeggen in wat boek of in wat noch in wat plaats. En dit geſchiet (na alle # rentie) op dat den Leſer niet ſou ontdekken ſijne
G#
»
e
valſche allegatien of bybrengingen, of bevinden de verdraijingen van den zin mijner meeningen, die
toepaſſende op andere ſubjecten of voorwerpen, dan diegene waartoe ik ſe geſchreven heb.
want
hy ſou leugens ſpreken, indien hy ſeyde, dat er ſtrijdigheden in mijne ſchriften zijn, by aldien hy
ſetoepaſten op de gelegentheden en ſaken daar toc ik die geſtelt heb: en hy ſou ſich ſelfs aen leugen
taal ſchuldig maken, waar van hy my met groot onrecht beſchuldigt : daar ik hem met waarheit een leugenaar noemen mag in verſcheide zaken, en voornamentlijk hierin, dat hy ſegt, dat er tegen ſtrijdigheden in mijne ſchriften zijn; nadien # geenſins waarachtig is. Het moet weſen, dat de contradićtien óf tegenſprekingen die deſen Benjamin B 5 e
vind, w
26 Advertiſſement ingedient, vind, in ſijne herſene geſmeet zijn, en niet ge vonden in mijne ſchriften. En 't en ſou geen won der zijn, dat die gene, die in ſich ſelfs ſoo vele ſtrijdigheden vind, oordeelen zou dat die ook in andere zijn, als hy haer na fijne el meet; gelijk de ſen Benjamin my doet; dewelke ſeyt, dat ik de eeren des Weerelds ſoek, en dat ik de menſchen behagen wil, en dat ik ſe daarom, mijn Heer noem. Maar indien ik de menſchen wilde beha
gen, ik ſou geen Diſcipel Jeſu Chriſti zijn. En ſooik de eeren des Weerelds ſocht, ik ſou my wel wachten my ſoo van de menſchen af te trekken ge lijk ik doe, doorbrengende geheele jaren geſloten
in een kamer, ſonderjemant toe te ſpreken, als al feenlijkaen diegene daar het preciſelijk noodig is.
Indien ik hareeeren en prijſingen ſocht; gelijk de ſen Benjamin doet, willende dat men hem houd voor eenenverlichte of van het Volck Godts; ik
ſóugaen wandelen gelijk hy doet, om ſijne Secte
op te bouwen, en een ygelijk daar toe te trekken, verdoemende en oordeelende alle die gene, die hun daaraen niet willen onderwerpen, of die hun daarvan aftrekken. Waarin hy wel betoont, dat
hy begeert, de eere van gevolgt te worden, alleen te hebben, en geacht te zijn voor d'alder volmaek ſte van alle de gevoelens des Weerelds. Hy paſt
my die hoovaardye toe, van de welke ſijn hert be feten is, ſonder eenig ander fondament, dan al leenlijk dat hy ſeyt, dat ik wil ge-eert zijn, om dat ik anderen eere, in haer te noemen, mijn Heer,
of Mejuffrouw. Siet daar, is dat niet een -
# OIAOlden
tegen de 9gakers. 2 fondament om vanydele eere te en van de begeerte dat ik ſou willen van de men ſchen ge-eert zijn? Indien hy ſoo vele ſtoffe en ge
#
beſluit:
# had om ge-eert te worden als ik heb; hy ſou geen noodt hebben ſich van al de Weereld af te trekken gelijk ik doe, maar ſou overal fijne Deugt willen doen blijken door een gemaekt gelaat enge ſtudeerde woorden, om te toonen dat hy die is, daar Godt fijne lichten en ſijnen geeſt aen geeft, Het ſchijnt als of om de ſelve reden hy begonnen
heeft boeken te maken gelijk als ik, om de Simme of Aap te ſpelen in de werken Godts: want ſoo
haeſt als men begonnen had te doen drukken eenige van mijnegeſchriften in Amſterdam; ſoo hebben deſe Quakers hun ſelfs verheven, om te toonen dat ſy ook het licht Godts hadden, door het maken
van boekken gelijk als ik dede; en ſy gaven ſelfs hare boekken aen de voorbygaende luiden op de ſtraat voor niet, op dat ſy mochten bekent zijn; om dat ſy wel wiſten, dat weinig menſchen, die ſouden gekocht hebben. Maar ſedert dat ſy geſien hebben, dat mijne boekken niet overeen quamen met hare inbeeldingen, ſoo ſijn fy gevallen in ja louſie, en wilden wel maken, dat ik er geen meer
uitgaf, maar ſy geen macht op my hebbende, ſoo willen ſy my doen ſwijgen, door meenigte van laſteringen en faamroovende boekken; 't welk het rechte middel is om haren geeſt te ontdekken; in plaats dat ſy den mijne ontdekken zouden, gelijk ſy ſeggen te willen doen: waar door men ziet, dat
# de menſchen verblind,
en doet hem dik wils
82
Advertiſſement ingedient,
-
.
wilshaeſtelijk ſtorten of vallen in den kuyl die hy voor een ander gegraven had. | | Deſen Benjamin heeft met alle zijn vermogen -
getracht, in dit laſterlijkTractaatte volgen de ſel ve ſtijl die ik in 't ſchrijven heb; in niet te houden die ordre van een materie vervolgens af te ſchrijven, gelijk de geleerde gemeenlijk # , die op een punét blijven ſtaen, eer dat ſy aen een ander begin nen. Maer ſijne inventie is hem niet wel gelukt, dewijl een jegelijk kan ſien dat ſijn werk geen klaer heit heeft , en bequamer is om het hooft te breken
aen ſijnen Leſer, dan om hem eenig licht te geven. 'T is waar, dat ik dikwils van verſcheide ſtoffe
handel in eenen brief, ja ſelfs op een bladt; maar alle deſe ſtoffen of materien hebben hare beſluitin gen en redeneringen, invoegen, dat het als ſoo vele volkomen ſententien of uitſpraken zijn, als er
allegatien of bybrengingen zijn. Maar deſen ar men onwetenden, doet niet dan woorden in den wint werpen, ſonder iets van ſijn ſeggen te bewij ſen, of eenige ſake te beſluiten: ſoo dat men dik
wils niet kan weten wat hy ſeggen wil, en noch min wat
# wil beſluiten door ſoovele bybrengin
gen. Indien het einde van ſijn boek niet beter is als het begin dat ik geſien heb, hy ſou beter gedaen hebben ſijne moeyten te ſparen om ſijne eer te be waren: want ſijn werk is niet anders dan een pure Apery of Apen-werk, dat nergens toe bequaem is dan om t'ontdekken ſijnen geeft, en ſijn jalouſie; door dien datter geenderleije nuttigheden in zijn; die 'er ſouden konnen uitkomen; niet meer -
": Gt.
:
:
tegen de 9gakers. 29 het geeſtelijke, dan tijdelijke of burgerlijke, of voor de Politie, en ſijn ſtoffe of pampier kan niet beter dienen dan om het vier te ontſteken als men
dat noodig hebben zal: om dattet een boom is die
van ſijne wortel afgeſneden is, die geen vruchten meer dragen kan. Daar mijne dooreen-vloeijende diſcourſſen altijt nut zijn aenjemant; daar en ſijn
geen ſententien of ſpreuken in, die niet en dienen om de verſtanden te verlichten,het ſyinGoddelijke of menſchelijke ſaken, verborgene of Politique, na dat de ſake vereijſcht.
'T is als een Manna, be
quaem voor alle ſoorten van magen, ſchoon dat die van verſcheide ſmaken zijn, gelijk als het Man na was van de kinderen Iſraëls: 'tgene Benjamin meenende te volgen, gelijk de valſche Propheten de waarachtige wilden doen, ſoo heeft hyſijn ei
gen ſchande geſocht En ik ſou hem wel mogen ſeggen, 'tgene de Propheet Eliasſeyde tot de Prie ſteren van Baal, dat haren Godt in ſlaep was, en dat ſy harder roepen moeſten om hem te ontwek
ken, op dat hy ſoude komen om het vier van den Hemel te doen nederdalen op de Offerhande.
Byaldien deſen Benjamin # ware licht des H. Geeſtes volgde, gelijk hy ſich beroemt; hyſou
noyt dat laſterlijk boek aenden dach gebracht heb ben, noch my komen tergen, en ſeggen : dat ik den H. Geeſt niet volg. Want indien hy daar van beſeten was, hy ſou die wel kennen, en daar ſou
geen geſchil ſijn in de ſubſtantie van onſe geſchrif ten; om dat Godt niet kan verdeelt zijn, noch
van tegen-een-ſtrijdige wille. Maar om dat Ben -
-
-
jamin
36
Advertiſſement ingedient,
-
jamin afgeſneden is van het ware licht der Waarheit, ſoo veracht hy dat; hy laſtert en veracht het ſelve, gelijk de valſche Prieſters den Prophete deeden.
Maar ſooveel te meer als deſe Quakers door hare ſchriften ſchreeuwen ſullen;ſoo veel min ſâlden wa
ren Godt haer verhooren; alſouden ſytormenten
daarom lyden, gelijk de valſche Prieſters deden, in hunſelven te prikken en te krabben,omGodt te ver morwen haer te verhooren. Het was te vergeefs,
want Godt dede het vier van den Hemel vallen op de Offerhande van fijn waarachtig Propheet, die de macht had alle die valſche Prieſters te dooden.
Het ſchijnt dat hy nu van gelijken wil doen, ten die my tergen door ja
aenſten van deſe
#
loursheit, en om dat ik niet aenbidden wilden af
odt van hare ſotte inbeeldingen; 't welk de Godt is die ſy ſich ſelfs geſmeet hebben, ende en willen geenen anderen kennen, maar willen een ygelijk dwingen den haren met haer teaenbidden. En de Offerhanden van de wederzijdsſchriften ſijn nu bereyt om tot Heylige Offerhanden gegeven te
worden. Ik heb geſwegen en verborgen geweeſt, terwijl ſy hare werken gemaekt hebben, op dat een ygelijkin't einde ſien mach, op wien de ſege ninge Godts neder komen zal. Het Goddelijk Vier heeft mijne ziel ontſteken, en heeft my ſijne
lichten aen den dach doen geven, op ſijnen geor donneerden tijt. Men kan de hitte van deſe lich
ten voelen, door de levendigheit van de waarhe den die in mijne ſchriften begrepen zijn, die de herten tot de liefde Godtsontſteken, en doet die Verve
tegen de 9gakers,
31
verteren alle vermaken enydelheden desweerelds
om te trachten na het eeuwig leven. Het is een teyken dat dit licht noch vaſt is aen ſijne ſtam, en aen ſijn wortel, die Godt is, van waar het trekt
ſijn ſap en krachten, om diergelijke vruchten te dragen. Maar het geſchrift van deſen Benjamin, is een waarlijk doot lichaem, dat noch leven noch kracht heeft. En ſchoon dat men 't alle de dagen fijnsle-
vens leſen zoude; ſoo en ſou nochtans niemant
daar eenige nuttigheit van trekken, noch eene goede van hebben. En dat is een klaar
#
blijkelijk teyken, dat ſijn licht afgeſneden is van ſijn wortel, dat Godt is , Fonteijn van Water ſpringende in 't Eeuwig leven: want men kent altijt den boom aen ſijne vruchten, en het licht aen't ge ne dat het voortbrengt. Soo ſijne ſchriften eenig luſt gaven aen de verſtanden; men ſou noch ſien
dat ſe gekomen waren uit eenige wortel van de gee ſtelijkheit of van de Philoſophie, of ſedelijke of letter geleertheit, maar men ſiet er niet dan een doot lichaem van doorgeſneden woorden, die niet
verlichten konnen noch goet noch quaat : en noch gelooft hyſijne gauwigheit door dat werk wel ge toont te hebben; hoewel hy inderdaat niets gedaen
heeft, dan 'tgene een Simme of Aap ſoude kon nen doen aen een konſtig werck van een uitſtekent Schilder: de Simme willende doen 'tgene hy van ſijn Meeſter geſien had, ſoude alſijn ſchoon werck
bederven. Deſen Benjamin geſien hebbende, dat mijne ſchriften gepreſen wierden, als komende van eCn
32 .
Advertiſſement ingedient,
een goet Meeſter, 't welk den H. Geeſt is; ſoo heeft hyſe willen na-maken, ſchrijvende by na de ſelve woorden, door welk doen, hy wel des Meeſters gehele werck ſou bedorven hebben, ſoo het niet konde herſtelt worden.
Maar deſen Meeſter kan -
niet ſterven, en hy kan meer herſtellen dan jemant bederven kan. Soo veel te meer, dewijl de pen
die gedient heeft tot het begin van dit werck noch in ſijn levende kracht is: en indien de Simme het alles bedorven had, ſoo ſou het ſtuck noch dienen tot een grondt, om daarop voort te brengen noch een veel ſchoonder Schildery dan de gene die daar cerſtop begonnen was. En gelijk de ſchaduwen dienen om te verheffen en ſterck te doen voortko
men de levendigheit van d'andere verwen; alſoo ſullen de ſchaduwachtige laſteringen, die deſe # kersaen mijne ſchriften gebracht hebben, dienſtig weſen tot ſchaduwen om de klare en heldere waar heden te ſterker te doen voorkomen en uitſteken.
Want ik en ſal niet ophouden aen't licht te brengen,
al 'tgene dat Godt behagen zal, om het praten der menſchen, aen de welke ik niet behagen wil: ja hunne oppoſitien of tegenſprekingen, en ſonder ling die # Quakers, geven my nieuwe krachten om noch meer te ſchrijven, door dien ik daar uit
zie, dat mijne ſchriften den Duivel mishagen, en dat die hem den oorlog ſullen aendoen, nadien hy ſooſterkelijk tracht, die in kleyn-achting te bren gen door ſijne mede-ſtanders. Want indien het geen werck was van den Duivel; deſe Quakersſou
den geen moeyten doen over mijne ſchrifteu; de wijl
tegen de Glgakers. â wijlſy haer niet raken: ſy ſouden alleenlijk ºnd: ten aenden dachte brengen, de lichten die ſy ge -
looven te hebben, en laten een ander deſijne voort
brengen, ſonder die tegen te gaen, dewijl ſy zeg gen: dat alle menſchen in de Weereld komende, dat licht met hun brengen. Waarom dan eens an ders willen uitdooven, om het hare alleen te doen
blinken? 'T is een groote contradictie of tegenſtrij digheit, te ſeggen, dat een ygelijk dit licht heeft, en dat niet in een ander te willen lijden, ſonder ſich daar tegen te kanten. Sy moeſten doen na
haer geloof, en vreedſamelijk lijden, dat eenyder ſijn licht voortbracht, nadien datter noch genoeg goede verſtanden in de Weereld zijn, die bequaam ſijn om te oordeelen, wie de naaſte is aen de reden, en aen de Waarheit: ſonder dat deſe Quakers ſich maken tot Rechters van al de Weereld, en voor
namentlijk in hare eygen zaek: want fy en willen
hun aen't oordeel van geenig menſch onderwerpen, maar alleen aen hare eigen-hoofdigheit, met het welke ſy alle ſoorten van menſchen willen oordee len, ſonder te willen eere bewijſen aen eenige men
ſchen, hoe groot of van wat geſach die ook mogen weſen;
# gehoorſaem ſijn aen Rechters en O
verheden, noch te willen kennen andere Overhe
den dan hareSeête: 'tgene deſen Benjamin in ſijn
laſterlijk geſchrift ontkent; my beſchuldigende van leugen; om dat ik deſe Waarheit geſeyt heb, die gekent is van alle degene die fijne Secte kennen. . Maar hy en kan niet min doen, dan ſoo een
ſchandelijke ſaekte ontkennen, die tegen -
- -
G
-
## .
bOdt
-
Advertiſſement ingedient,
# Godts is,
en tegens de ordonnantie der men ſchen; dewijl Godt gebiedt eere te geven aen den
genen die eere toekomt ; en te geven aen den Keyſer wat des Keyſers is. En in het Gebodt van Vader en Moeder te eeren, ſijn ſekerlijk begrepen alle ſoorten van Overſten, gelijk als zijn, de Koo ningen en Princen, Gouverneurs, Magiſtraten, Officiers , Ouders, Voogden, en alle ſoorten
van Menſchen die in ouderdom, wetenſchap, of in Deugt voorder gekomen ſijn dan wy. Maar de ſe menſchen durven dat Gebodt Godts wel te niet doen, ſonder vreeſe; in 't welke de naam van
Quakers of ſchudders haer ganſch niet eygen is: want indien ſy moeſten ſchudden of beven om ee nige zake; het ſou moeten weſen om het verbreken van Godts Gebodt; 'tgene ſy niet te min onbe
ſchaamdelijkin dit punét doen, van niet te willen eerbiedig noch gehoorſaem ſijn aenjemand; on
der pretext ofſchijn dat ſy verlichte ſijn van den H. Geeſt; en ſeggen dat ſy geen ander Meeſter noch Overſte willen hebben, aen de welke ſy ſouden behoeven gehoorſaem te zijn. Sy ſeggen ſich hier in volmaekter te weſen dan Jeſus Chriſtus ſelfs, die ſich wel heeft willen onderwerpen aen de Godde lijke en menſchelijke Wetten: maar deſe menſchen hebben ſoo veel laatdunkentheit , dat ſy noch 't een noch 't ander willen doen, willende doen
gelooven aen al de Weereld; dat ſy ſijn van die verlichte, terwijl dat ſy betooverde zijn. Want
indien den Duivel hunnen geeſt niet betoovert had, ſy ſouden niet konnen gelooven; dat de H. -
G# 3CE'
35 tegen 9gakers. haerſoudekonnen ondederwijſen te doen dingen te ens het Gebodt Godts. Sy ſeggen, dat ſe niet # tegens de Geboden Godts, en dat et in haer en ſonde is, niette willen eenig reſpect of eer -
# dragen aen eenig menſche;
bybrengen
de beuſelachtige redenen, als dat ſy geen eerbie digheit willen bewijſen aen die gene die het niet toekomt , makende alſoo exceptien, wanneer men haer wil overtuigen door vaſte waarheden of
ſpreuken der H. Schriftuur; ſy trachten die te ont loopen, in't ontkennen van hare daden, door ongefondeerde argumenten : maar die ontkenning is niet bequaam om hun te excuſeren wanneer men
verſekerde bewijſen van hare bedrijven geeft. Want indien de ontkenning alleen, genoeg waar om de miſdadige te verloſſen, noyt ſou jemant van haer worden; dewijl alle door de Rechters
#
quaatdoenders door ontkennen, hare miſdaden trachten te bedekken, gelijk deſen Benjamin doet; aengeſien hy ſegt, dat het niet waarachtig is, dat den Rechteren en Overheden niet wil de reſp ecte ren noch gehoorſaam zijn. Hy ſpreekt len en wederſtreeft daarin, tegens de # Waar
#
heit; en hiermede begaet hy ſonde tegens den H. Geeſt; door dien dat alle # gene die kennis van deſe Seête hebben , ſekerlijk weten, dat ſulks waarachtig is, dat deſe Quakers niet willen den
Rechteren en Magiſtraten gehoorſamen noch eer biedigheit bewijſen : bovendien, dat er ſulke ken
nelijke exempelen zijn, dat ſy ſouden moeten be ſchaamt ſtaen ſulks te willen ontkennen, na dat # -
--
-
C 2
it
36 Advertiſſement ingedient, dit ſoo openbaarlijk bekent gemaekt hebben in ſoo
vele verſcheyden voorvallen, daar ſy liever heb ben willen lijden verlies, vervolginge, gevanke niſſen en tormenten, dan den Overheden te ge hoorſamen, felfs in ſaken van ſeer kleine aengele gentheit. - Het is gebeurt terwijl ik tot Amſterdam woon de; dat (ter occaſie van een hooge Feeſtdach, ge lijk als den tweden dach van Paaſch of Pinxter, die de Magiſtraat aldaar ordonneert, als alle dierge lijke Feeſtdagen te vieren, gebiedende aen alle hun -
ne inwoonders niet te werken, noch hare winkels
te openen) alle winkels geſloten waren. Maar defe Quakers ſpottende met die ordonnantie, wilden
toonen aen al de Weereld, dat ſy niet gehoorſa men wilden : want een van deſe
# des och
tens vroeg, opende ſijn winkel op ſoo een dach, om ſijne waren te koop te ſtellen: 't welk de Magi ſtraat verſtaende, ſandt daar een van hare Officiers,
om te gebieden aen deſen Quakerſijn winkel te ſlui ten; 't gene hygeenſins doen wilde, hoe grooten oproer dat er voor ſijn huis ontſtont, en dat de jongens riepen en met ſlijk wierpen; de Quaker bleef vaſtſtaen in fijne hardnekkigheit ende en wil de ſijn winkel niet ſluiten, niet tegenſtaende alle
de vermaningen en hernoodigingen van de geſeide Magiſtraat, die ten leſten genootſaekt was, dwang te gebruiken; ſulks dat de Schout derwaarts gink met een deel Dienaars, tot in 't huis van den hard
nekkigen Quaker, en ſpijkerde de venſters van die
winkel ſeer vaſt toe; op dat die Quaker de v'
-
-
-
- -
.
' -
Eop, Cºn
tegen de Slgakers.
-
dien dach niet weder openen zou. Maar in plaats van dat die Quaker ſich ſou verootmoedigen, met de Iuſtitie te gehoorſamen; ſoo heeft hy langen tijt
ſijn venſters ſoo geſpijkert toegelaten, ſeggende; dat die ſouden geſloten blijven tot 'er tijt toe
dat de gene die ſe geſloten had, deſelve weder ſou
#
komen openen : daar door toonende, dat niet alleenlijk niet wilde ongehoorſaem ſijn aen de Overheit, maar ook haer dwingen, ſijne halſta rige reſolutie te volgen, en dat ſelfs met ſijn eigen
-
ſchade, van ſoo langen tijtſijn winkel geſloten te
5
willen houden.
:
A
*
:
Siet eens mijne Heeren, bid ik u; of het niet
waarachtig is, dat deſe Quakers de Juſtitie niet wil len gehoorſaam zijn, gelijk deſen Benjamin wil ſtaende houden, in het ontkennen van een zaek,
ſoo klaarlijk bekent aen ſoovele menſchen : en hy
k
derft noch wel ſeggen, dat ik lieg; in't ſeggen van
l
ſulke ſekere
"
liegt, met die te loochenen : 't welk men ſoude
# daar ondertuſſchen hy
ſ
konnen bewijſen met duiſent diergelijke exempe
,
len. ſoo 't noodig was. Want ſy hebben onder
1
hun, deſen algemeenen regel, van noyt te willen doen 't geen hun niet behaagt; ſeggende : dat de geeſt haer die dingen niet leert, die ſy eenmael vaſt
t
geſtelt hebben niet te willen doen; ende en willen
n
abſolutelijk ſich aen niemant onderwerpen ; ſeg
,
gende: dat men gehoorſamen moet, en eere ge ven aen Godt alleen; hebbende ſomtijts deſe din
#
gen ſtaende gehouden met perijkel van haer leven, gelijk als noch onlangs aen eenige van deſe Quakers
,
C 3
gebeurt
38
'Advertiſſement ingedient, gebeurt is, die van Amſterdam na Harlingen in rieſlandt trokken, om aldaer te gaen beriſpen een vergadering der Mennoniſten, gelijk het ge woonlijk doen is van deſe Quakers, dat ſy al de weereld willen beriſpen, om dat ſy zeggen: dat ſy alleen het klein hoopken van Godts Volk zijn. Sy laſen opentlijk een brief van beriſping in die vergadering, nadat de Predicatie was:
#
'tgene een groote onſteltenis gaf in die vergadering, ja door de gantſche Stadt, en quam tot de ooren van de Magiſtraat; dewelke langen tijt te vooren de Quakers verboden had in Vrieſlandt te komen,
door verſcheide ordonnantien, die gepubliceert waren daar het behoorden. Maar # Quakers, om te toonen dat ſy de Magiſtraten niet willen ge
hoorſaem zijn; quamen opentlijk in deſe vergade ringe, alwaar het volck was, om Godt te bidden, en de Predikatie te hooren, ontſtellende het geſel ſchap met aldaar ſoo onbeſchaamdelijk in te komen, om hun opentlijk te beriſpen van haren Godts dienſt; en andere ſaken ſeer ſtoutelijk te ſeggen. 'Twelk de Magiſtraat niet lijden wilde, en deden dry van deſe Quakers vatten en in de gevankeniſſe zetten, als verſtoorders van de ruſte des Volks, en
wederſpannige van hare ordonnantien; komende ter plaatſen die haer verboden was, en daar ſy haer van daen gebannen hadden. En ondervraagt zijnde, waarom ſy deſe dingen
deden; ſoo en antwoorden ſy niets, dan alleenlijk dat haren geeſt hun openbaarde ſulks te doen : en
terwijl ſy van de Magiſtraat ondervraagt wierden, A
wouden
tegen de 9gakers. 39 wouden ſynoyt haren hoet voor deſelve afdoen. En als een der Officieren haer den hoed had afgeno men, en haer die wederom op geſet, hun gebie dende, dat ſy die ſelfs ſouden afnemen; ſoo wil
den ſy dat geenſins doen, al was 't ſchoon dat men haer dreygden hare ongehoorſaamheit te ſtraffen; ſoo en konde doch niemant hun bewegen den hoed
af te leggen voor de Magiſtraat; ſeggende: dat de eere Godt alleen toekomt, en dat ſy niet en wilden
volgen de complimenten der menſchen.' De Ma giſtraat van Harlingen niet konnende deſe men
ſchen brengen tot hare ſchuldige plicht, noch ee nige goede reden uit haer trekken; ſop ordonneerden zy, datſe ſouden geſonden worden na Leeu waarden aen de Magiſtraat aldaar; dewelke meer
ervarentheit hadde van met de Quakers om te gaan dan die van Harlingen. Maar als de Officiers # quamen vinden, om haer met de ſchuit na Leeu
waarden te brengen, ſooſeyden deſe Quakers, dat ſy niet wilden uit die plaats gaen daer ſy waren,'t ſy wat ſnen haerſeyde of dede, en bleven daar in ſoo
hardnekkig, dat men genootſaekt was haer met welt daer uit te trekken, en zy lieten hun voort trekken gelijk honden, tot aen de ſchuit daar ſyin gaen moeſten. En als ſy tot Leeuwaarden in de gevankeniſſe waren, ſoo wilden ſy die Juſtitie niet
meer gehoorſaem zijn, dan ſy geweeſt waren aen die van Harlingen ,
# hardnekkelijk met
den hoed op 't hooft in de tegenwoordigheit van de Magiſtraat; ſeggende; dat ſy met hun doen zou den wat haer beliefden, dat zy hare hoeden niet -
C 4
wil
/
4e
Advertiſſement ingedient,
wilden afdoen, noch en wilden niet zitten op een
bank daar miſdadigers op gezeten hadden; dewijl zy het Volck Godts waren, en geen miſdadige. Soo dat ſy groote tormenten hebben uitgeſtaen, om die hardnekkigheit en ongehoorſaamheit: ſulks
dat een van haar in de gevankeniſſe geſtorven is, en een ander doodtlijk ſiek zijnde, wierd weg geſon
den naſijn huis. Waar in de Magiſtraat ſeer wel deed; aengeſien dat dit quaat van deſe Quakers in
't hooft gelegen is: 't is een ſiekte die ſich in de len demen houd; 't welk is het vaſte deel des menſchen
lichaam : daarom ſijn zyſooſterk en ſtijf in hare opinien. En wanneer deſe ſiekte tot in't hooft op geſtegen is, ſooſijn zy niet meer bequaam om de reden te gebruiken in dit ſtuck daar zy in verhard zijn. En daarom moeten ſy niet worden
#
door de Juſtitie, maar veeleer moet men haer la ten loopen, gelijk men de zotten doet. Ik heb deſe Hiſtorie willen verhalen, om baar
blijkelijk te toonen, dat deſen Benjamin gelogen heeft, wanneer hy geſeyt heeft, dat et niet waar
#
achtig was, dat de de Overheden niet ge hoorſaam zijn willen. Om dat, al is 't zake #
hy deſe ongehoorſaamheden beſtrijkt met verwe van valſche redenen, of beuſelachtige pretexten; ſoo kan nochtans al de weereld wel oordeelcu, dat
het uitdrukkelijke ongehoorſaemheden aen d'Over heden zijn, wanneer men op haer gebodt niet en wil alleenlijk den hoedt afnemen, noch in haerte genwoordigheit op een bank zitten. Men behoeft niet veel verſtandt te hebben om te konnen oordeo -
len,
i
tegen de 9gakers. -
41
len, dat deſe Quakers niet beſtiert worden door
den H. Geeſt, in diergelijke dingen te doen: want die en kan noyt ingeven, ſoodanige ongehoorſaam heden aen d'Overheden te bewijſen;
# Godt
gebiedt haer te gehoorſamen; ja ſelfs al ware het dat die niet vroom waren: en dat Jeſus Chriſtus ge hoorſaem is geweeſt aen ſijn Vader totter dood # kruiſes, en dat hy de Wetten der menſchen ſoo wel gehoorſaam heeft geweeſt als die van Godt : want hy onderwerpt ſich der harde Wet der beſnij deniſſe, hy die booven alle Wetten was. En de
Schriftuur ſegt : hy was gehoorſaam aen foſeph en Maria. Hygaet na Jeruſalem om te voldoen het gebodt van den Hy is ten onrecht gevan
#
gen, en hy laat ſich van den eenen Rechter tot den anderen leyden en herleyden als een ſoet Lamme ken, ſonder woordt te ſpreken: hy draagt vreed ſamelijk het kruis, daar aen hy moeſt gehangen worden, en hyſterft als een quaatdoender in 't mid den van twee dieven, verſchoonende noch die ge ne, die hem qualijk handelden, voor haer bidden
de, met te ſeggen : vergeeft het haer Heere; want ſy en weten niet wat ſy doen. En is dat niet een andere geſteltenis inwendigen uitwendig, dan die der Quakers? Jeſus Chriſtus, -
was hy niet Rechtveerdiger en onſchuldiger dan
zy, om niet te willen zijn in het geſelſchap der quaatdoenders, en ſijn kruis ſelfs te dragen tot de
gericht-plaats van dieven en Dootſchuldige, om daar met hun gehangen te worden, en ſich goet willig te geven in handen van fijne vyanden, CCIk als D 5
42 Advertiſſement ingedient, een ſoet Lammeken gaet na den Slachter die het
dooden zal? Is dit exempel niet meer als genoeg ſaem, om de Quakers te overtuigen, en haer te doen
kennen, dat zij niet voorſien zijn van den Geeſt Je ſu Chriſti, maer wel van die des Anti-chriſt, die
hem recht tegen is? Want Jeſus Chriſtus weet be ter dan deſe Quakers,
dat de eere en gehoorſaem heit Godt alleen toekomt: maer hij weet ook, dat
de Juſtitie van Godt ingeſtelt is, en dat men die moet gehoorſamen: en of ſchoon men geen quaet
# weſen zou,
dat men daerom nochtans wel
mag ſitten op een bank daer ordinaris de Dieven en andere quaetdoenders op ſitten: 't gene deſe Qua kers niet willen weten noch verſtaen, om het ge
bodt des Rechters ſoo veel in te volgen; daer zij nochtans in der daet miſdadige waren, door hun ne ongehoorſaemheden, en het beroeren van 't Volck; 't gene zij gedaen hadden in die Stadt Har Iingen. Waer is hare vriendelijkheit? Waer is hare on -
derwerping, en hare ootmoedigheit? Daer en is niets diergelijks in hare bedrijven te bemercken; maer wel een groote Hoovaerdy en achting hares
ſelfs, willende voor rechtveerdige gaen, daer zy ſeer ſchuldig zijn: en voor onnooſel, daerzyſeer booſaerdig zijn: want wat gerechtigheit kan men vinden,
# in;
dat zy ſich aen niemant willen
onderwerpen; daer Jeſus Chriſtus ſich aen alle on derwierp. En den Apoſtel ſegt; dat hy ſich aen al len gelijk gemaekt heeft, op dat hyſe alle winnen en tot # brengen zou. Maerdeſe menſchen
"#
-
UtIn
- GEL
-===
tegen de Quakers.
hun niemant
g# ## in 't gene de:#
wel expreſſelijk door Godtsgebodt aen verbonden zijn, als teeeren de Juſtitie en andere overheden: maer ſy ſeggen, dat ſy de manieren des weerelds niet willen volgen in # eer bewijſen aen de wee reldſche menſchen. En wat een boosheit; expreſ
ſelijk te gaen na Vrieſlandt, daer ſij van daen ge bannen waren, om daer te gaen beroeren de verga deringen, met dewelke ſy niets te doen noch ge
#
meen hebben, en noch min eenige heit, om hun tegaen beriſpen of ontruſten in hare Godtvruchtige oefeningen. Is het niet, daer gaen ſoeken twiſt ſonder noot? Wat profijt mochten doch deſe Quakers hopen, van ſich te gaen bege
ven in perijkeſ van gevangen te worden, over hun ne ongehoorſaemheit, van de ordonnantie dier
Rechters? Sy konden wel zekerlijk weten dat die vergadering niet beter worden zou, na dat dien brief haer zou voorgeleſen zijn, dan zy te vooren waren: en dat de Schriftuurſeyt, dat men moet na
laten te ſpreken de dingen die niet nut zijn. Maer# ſullen my ſeggen (gelijk ſy gewoon zijn) dat de geeſt haer heeft beweegt alle deſe dingen te doen; en dat in ſulk geval ſy het niet mogen nalaten noch verſuymen; en dat ſy daerom gereſolveert zijn te verdragen alles wat haer overkomt. Beſiet mijne Heeren, de Doolingen van deſe menſchen, daer in dat ſy ſeggen van den H. Geeſt aengedreven te zijn om quade dingen te doen, en
te gelooven dat deſelve Godtaengenaem zijn ſullen, als ſy daerom vervolgingen en tormenten #e C 6 »
-
44 Advertiſſement ingedient, die ſij met voorbedachten willegeſocht, en op haer ſelfs gehaelt hebben, door onbeſcheyden en onre
delijke daden tegens de wille Godts en tegens de liefden desnaeſten, gelijk als ſijn de daden van deſe Hiſtorie voorgevallen in Harlingen, met noch veel diergelijke, al te lang om hier te verhalen. Alleen lijk ſalik hier noch een ding by doen, 't gene my een verſtandig en geloofwaerdig Man in Amſter dam verhaelt heeft, ſprekende van deſe Quakers;
myſeggende: dat op ſekeren dach een van die Qua kers hem quam ſpreken in zijn huis: en een weinig wachtende aen de deur, ſooſach hy den naem van
dien Man op de poſt van de deur geſchreven ſtaen (gelijk het tot Amſterdam de gewoonte is, te ſchrij ven aen de deuren van de Huiſſen, de naem van de
Meeſter die daer woont) dit mishaagden deſen
# en ſoo haeſt als hy de ſchelle getrokken had om ingelaten te worden; ſootrock hy ſijn mes uit, en ſchrabde die naem van de Meeſter des Hui
ſes uit, die het my vertelde, als weſende aen hem ſelfs geſchiet; dewelke komende aen de deur, vont
den Quaker met het mes in de handt, die voort ging met het uitſchrabben van dien naem : hy vraagde hem waarom hy dat dede ? De Quaker Antwoorde, dat die naem daar niet ſtaen moeſt,
en dat ſijn geeſt hem die had doen uitſchrabben.
De meeſter van den huiſeſeyde hem ſoetelijk, dat indien die naem niet waerdig was daer te ſtaen, dat het dan goet was dat hij die uitgeſchrabt had. Maer om te weten of ſulkx van een goeden geeſt quam; ſoo vraegden hy den Quaker : indien dan # gee
v
tegen de 9gakers. 45 geeſt u beweegden my met dat mes dat gy in uw -
handt hebt te dooden; ſoud gy het doen? Waar
op de Quaker terſtont antwoorde; ja ik ſekerlijk; en gaf te verſtaen, dat hy altoos dien geeſt moeſt gehoorſaam zijn. Siet een weinig Mijne Heeren, ofſulks kan waar achtig zijn, dat de Geeſt Godts een menſch bewe gen kan ſijnen naaſten te dooden. Indien dan de Quakers hun dat ſoo ſterck inbeelden; ſoo moet
een ygelijk ſich wel wachten met die menſchen om
te gaen, die in hare herſenen gequetſt zijnde, ha ren naeſten dooden ſouden, en meenen Godt een
dienſt te doen. Siet daer, zijn dat niet ſchoone verlichte menſchen, en van diegene die ſich ſeggen te zijn het eenige Volk Godts? Ik ſoude eer geloo
ven dat ſy zijn gelijk diegene, daer van den Engel
#
tot St. Jan in de Openbaring ſprak: dewelke dat ſy waren, daar ondertuſſchen ſy de ver gaderinge des Duivels waren. En men behoeft geen andere bewijſen daer van, dan hare eigeneda
#
gelijkſche werken, dewelke geheel ſtrijdig zijn te
# die gene welke Jeſus Chriſtus gedaen heeft als yop der aarde was, die een heel gemeen leven ge leydt heeft, ſelfs ommegank hebbende met de quaatdoenders en openbare zondaers; 't welk hem de Phariſeen verweten; ſeggende: deſe verkeert met de zondaers. En doen Magdalena hem fijne voeten wieſch ; ſoo
# ſylieden,
ſeggende:
was deſe een Propheet, hy ſou wel weten dat deſe Vrou 2ve een S# is,
"
ende en ſou haer fijne voeten niet
hebben laten waſſchen. Maerdeſe Quakers hebben IA1Gf -
-
-
46 Advertiſſement ingedient, niet onthouden de leſſe van haren Meeſter, al is't
dat ſy ſich Chriſtenen willen noemen, ſonder de werken Chriſtite doen: want ſy verheffen ſich bo ven alle menſchen, hun niet willende met jemant elijk ſtellen, dan alleen met die van hare Seête;
# ſy byſonderlijken boven alle andere, Volck Godts noemen.
het
En daarom ſeggen zij, dat
ſy hun niet willen voegen na andere menſchen, om
goeden dachte wenſchen wanneer ſy byjemant ko men; maer ſonder te willen ſpreken ſtaen ſy daer # # # andere haer ouden goeden dach ullen novt ant woorden; maer # dat # die # # complimenten niet willen volgen : hoewel CIl O
Cn »
et genoeg bekent is, dat Jeſus Chriſtus aen ſijne
Diſcipelen goede wenſchingen gedaen heeft, ſelfs na fijne opſtandinge, ſoohaeſt als hyby haer quam
ſoo groeten hyſe, ſeggende: Vrede zy met u. Maer indien een van deſe Quakers aen eenig menſch goe den dach ſeyden, of Godt bewaer u; de andere
Quakersfijne gebroeders ſouden hem ſeggen, dat hyafgevallen was van het ware Licht, en dat hy de menſchen wilde behagen, en dat hy begoft weerelds te worden. En indien iemant van hun, eerbiedig heit dede, of den hoedt afnam, voor wie het ſou de mogen weſen, ſijn gebroeders ſekerlijk
#
ſeggen, dat hij Godt verlaten had, en wederom aengenomen haddeydelheden des Weerelds. Sijn
dat niet ſchoone beuſelaryen die deſe Quakers ne men voor teykenen van Deugt, van Godtvruch tigheit en van kinderen Godts? Deſen in »
tegen de
ſelfs, noemtſein ſijn
#kers,beuſelingen en v# -
deryen; daer hy ondertuſſchen geen andere gerech tigheit kent, dan deſe uitwendige ſaken; de welke ſijn weinig of niet in de dingen der Deugt: want
al waert dat die goet ſouden zijn, ſoo ſouden die een weſentlijke Deugt zijn, dewelke beſtaet in de
iefde Godts en liefdadigheit desnaeſten: en als die in den gront onſer Zielen woonen, dan ſijn wy
deugdelijk, en het Volck Godts: en niet altijt als
#
wy goede uitwendige doen; dewelke niets anders zijn dan getuigeniſſen van de liefde of van de ſonde die onſe Zielen woont : welke goede werken
wel ſomtijts konnen gedaen worden doorgeveinſt heit en bedrog. En ſoo menſondigen kan, doen de uitwendige werken die waerlijk goet zijn; hoe veel meer kan men ſondigen in het doen van dingen
die waerlijk quaet zijn? gelijk als is, geen reſpect of ontzag aen eenig perſoon dragen, noch goeden dachte wenſchen aen ſijn Chriſtelijke broeder; 't gene een teyken van haet en van vijantſchap is; de wijl dat diegene, die haren naeſten haten; bewij ſen ſulks, met niet te willen groeten, noch goeden dach te wenſchen. Daer deſe Quakers dit doen
gaen, voor het beſte teyken van hare Deugden,
ſeggende, dat die vervallen ſijn van 't Geloof, en van Godt afgeweken zijn, die gene die de men
ſchen groeten, of goeden dach wenſchen aen je mant; 't welk een groote ongeregeltheit des geeſtes is, en een teyken dat ſy niet weten waer in de ſonde
noch de Deugt gelegen is. Want indien ſy dat wi
ſten, ſy ſouden die niet ſtellen in uitwendige # CIl 5
48 Advertiſſement ingedient, len; om datde ſonde en de Deugt alleenlijk inwen
'dige daden zijn, van de wille des menſchen, die ſich begeeft om Godt en de Eeuwige dingen te be minnen, ofwel om het quaet en de vergankelijke dingen te beminnen. En dit is het dat de Deugt en de # maekt: maer niet ſoodanige beuſelingen, als deſe Quakers nemen om de Deugt of de # aen te kennen, als in het achten voor getrouw aen Godt, die gene die den hoed niet willen afdoen, noch aen jemant goeden dach ſeggen: en te achten voor weereldſche en vervallen van 't Geloof, die
gene die door reſpect
# genegentheit tot ha
rennaeſten ſeggen; goeden dach, ofGodt bewaer u. Ik laet een ygelijk oordeelen van deſe onwe tendheit, en van d'abſurditeyt van 't verſtant deſer Secte, dat ſich vaſt ſtelt op de inbeeldingen van ee
nigen verbyſterden geeſt, die noyt het goede van het quade heeft konnen onderſcheiden, en heeft
d'een voor d'ander genomen, door gebreck van goet oordeel; 't gene deſe Quakers Deugt achten naer te volgen. En om dat ſynoyt gekent hebben, waer in de ware Deugt beſtaet; ſoo hebben ſy de
valſche Deugt omhelſt, en die volgen ſy nochte genwoordig na, begaende daer in vele ſonden en ongeregeltheit, door hunne uitwendige manieren
van doen, die niet dan ergerniſſen aen dennaeſten geven; en aen hun ſelven, lijden en vervolgingen;
waer mede ſy meenen Godt te behagen: daer on dertuſſchen waarlijk ſy hem grootelijks mishagen; om dat Godt een Godt is van ordre, en niet van
confuſie, gelijkdeſe Quakers veroorſaeken, »
# alle plaet
tegen de Quakers.
9
# daar ſy # # of verblijf het: rengende aldaar # , reringen en verſmaatheden onder
2
geraes, murmu
# Volck,en vy-,
# op haer eigen hals halende ſonder dat et behoeft, door dingen van ſoo kleine conſideratie
dat ſe niet waardig zijn, dat men aen een menſch van goet oordeel, twee woorden daar over zoude
ſpreken om ſe te doen veranderen : daar ondertuſ ſchen deſe Quakers daar ſoo vaſt aengehecht zijn, dat ſy liever om deſelve willen lijden, beſpot, na gegaen, gehaat en vervolgt te worden, dan hun
te voegen na de manieren van de plaatſen daar ſy ſich bevinden, en ſy ſtellen eere in hare ſchande, # lijk alsof een hangebaſt eere wilde trekken in
et
ſien dat hem een groote meenigte van menſchen volgde, terwijl dat hy na de Galggaet. Want de
ſe Quakers hebben de gewoonte, van hare doode lichamen teraerden te brengen met ongedekte kiſt,
en de dragers loopen met dat lichaem, gelijk een hondt die een ham geſtolen heeft, die de andere
hondenſoo op de ſtraat zijn volgen, en loopen die na , die de
# draagt.
Even-eens doen deſe
Quakers met hare doode lichamen, ſy loopen ſeer hart om die te begraven, ſonder te willen laken over de baar leggen, noch eenig ding doen dat aen een doot lichaam voegt: en d'andere Quakers vol # het lijk, d'een met een mantel, d'ander ſon
er; eenyder is gekleedt gelijk zy aan haer werck zijn; d'een met een blauwe muts, d'ander met wit te kouſen, of grauwe kleederen, ſoo loopen zyal over hoop, en daar volgen hun dan een grooten D
hoog
5o
Advertiſſement ingedient,
hoop ſtraatjongens, roepende en ſpottende, en werpen ſomtijts met vuiligheit. "Twelk deſe Qua kerslijdſamelijk verdragen, om dat ſy meenen dat hun ſulks tot eenige verdienſte by Godt ſtrekken zal. Siet daar, is dat niet een ſchoone zaek van
verdienſte, daar zy oorſaek zijn, dat er ſoo vele
ſonden begaan worden door hare hardnekkigheden? Want wat quaat ſou het doen, dat ſy de kiſt daar
het lijk in is, bedekten met eenig ſwart laken? Sy konden't ſoo ſlecht nemen als ſy wilden. En wat quaatſouden ſy doen met hun in 't ſwart te kleeden,
om hare lijken geſchicktelijk te volgen tot aen het Graf? Sy ſouden hun inbeelden quaat te doen wanneer ſy groot goet doen zouden, in 't wegne men van alle die ergerniſſen en murmuratien : daar
ſy ondertuſſchen niets willen doen; het is hun ge noeg, te volgen hare hardnekkige voornemens, # in te ſien het quaat dat ſy aen haren naaſten veroorſaken.
Indien het
# zaken waren waar
in ſy den naaſten moeſten volgen, ſy ſouden wel doen haer te laten murmureren; en ſeggen, dat
de welgeſchikte liefde aen ſich ſelfs begint : of ſoo het dingen waren, ſtrydig tegens de volmaektheit harer zielen, of tegens de Deugt; en dat den naa ſten daar uit ergernis nemen wilden ; ſy ſouden wel doen, ſich niet aen te trekken of men met haer
lachten of ſpotte.
Maar dat ſy niet willen wijken
voor de goede, heylſame en ſtichtelijke dingen,
om hare quade dingent willen ſtaande houden; dat en is niet verdrachelijk, en het is wonder dat men
haarſoo lang verdragen heeft. t.
.
*
Voor
#EK-se
a
- - -- -
--
- --
tegen de 9gakers.
-
- - -
- 51
Voor my, ik mag niet langer nalaten deſe be
driegeryen te ontdekken, dewijl men my nu oor
ſaek gegeven heeft, mijn gevoelen van deſe Secte te ſchrijven; ſoo moet ik die tot de grondt toe ont
dekken, op dat ſich niemant meer door onwetent heit daarvan laat bedriegen, of door 't gebrek van haer niet te kennen, onder die Godtvruchtige Tij tels die ſy ſich ſelfs gegeven hebben, van Volk Godts, of verlichte menſchen : om door dat zoet
lok-aas, de geeſtelijke zielen en menſchen van goe den willeaen te trekken. 'T gene ik verhope wel haaſt een einde nemen zal; gelijk het met Theudas ende judas Galileus geſchiede ten tijde der Apoſte len : welke Theudas en judas opgeſtaen waren, en aenhang gemaekt hadden een weinig te vooren eer
dat Jeſus Chriſtus geopenbaart wierd, en ſeyden ook, dat ſy Godts Volck waren, en ſouden won deren doen , maar fyſijn van ſelfs vergaen; 'twelk Gamalielden Raadt in gedachtenis bracht, op dien tijt doen St. Pieter voor haer geſtelt was; ſeggende: laatſe begaan, indien zy van Godt zijn, ſoo en kommen wy haar niet beletten : en ſoo ſy niet van Godt zijn,
#ſullen ſy wel van ſelfs vergaan ſonder dat wy het d0672
-
Het ſchijnt als of het op de ſelfde manier gaet met
deſe Quakers : want ſy hebben ſelfs ter hand geno men, de middelen om haer ſelven te verbreken,
doen ſy ondernomen hebben, te ſchrijven tegens het Licht Godts. En het ſchijnt dat deſen Benja min Furlynoyt wijs geweeſt is, of dat hy zot ge worden is, doen hyſag, datter een ander # -
D 2.
- .
.
."
C
52
Advertiſſement ingedient,
de Weereld quam dan het zijne: want indien hy
wijs was, en dat hy ſijne Secte wilde opbouwen en vermeerderen; ſoo en moeſt hy noyt tegenſpreken de waarheden die ſoo klaar zijn, en alreede
#
aen ſoo vele menſchen. Want ik ſou hem noyt
aengevallen hebben, ſonder eerſt daartoe gedron gen te zijn, door hem, of door andere van fijn ge # die gedacht hebben mijnen geeſt te ont dekken: en in plaats van dat te doen, ſoo hebben
ſy haer eigen Secte op het Schavot geſet in 't geſicht van al de weereld, en hebben hare ſchaamte ont
dekt, in plaats van mijnen geeſt te ontdekken, die ſy geenſins kennen. Sy ſijn ook niet bequaam om
# te kennen,
niet meer dan de Duiſterniſſen be
quaam ſijn om het licht te ontdekken. Het licht is wel bequaam de duiſterniſſen tºontdekken, ſon der dat de Duiſterniſſen konnen bequaam ſijn het licht tºontdekken. Daarom is't dat deſen Benjamin tevergeefs gearbeyt heeft, om mijnen geeſt tºont dekken ; hy moeſt eerſt gearbeyt hebben om die
ſelfs te kennen, eer dat hy die aen andere wilden toonen: want hy ſpreekt er van gelijk de blindge borenen van de couleuren doet, die hy noyt geſien heeft; ende en ſpreekt er niets van, dan tot ſijn cigen ſchanden. Hy heeft wel geſien dat het licht 't welk verſcheen,
# klaar was,
en daarom heeft
hy dat in 't begin gepreſen: maar nadat hy geſien heeft, dat het ſich niet wilde voegen tot het licht dat hy meende te hebben; ſoo heeft hy getracht het ſelve in de wieg te ſmooren; maar geen miſge
ſtalte daarin vindende, ſooishygevallen op laſte ringen,
E-ME
tegen de
ringen, en heeft der menſchen ſou
##
# konn
- 53
t hy de verſtanden
en verwerren, wanneer
hy haer ſeggen zou, dat er ſtrydigheden, leu gens, en Doolingen in mijne ſchriften zijn; op dat de eenvoudige menſchen bevreeſt ſouden wé ſen die te volgen : haerſeggende Ten eerſten; bat ilt 39apiſt ben. Op dat de
gene die deſelve Religie haten, een afkeerſouden hebben van de lichten Godts, die van een per ſoon komen welke van die Religie is. Ten tweeden, ſegt hy; bat'er ſtrijdigheben -
2
in mijne ſchriften zijn. Op dat hy ſou doen twij felen en denken,datſe niet van den H.Geeſt komé.
Ten derden: hy laſtert my; batik een ſecre
ten bgiefacn een â92iend geſch2cben heb ont hem bekent te maken/bat be manieren ban boen ber oſettaherg / ban niet tchbilien bent
hoet afnemen / noch iemant groeten : niet
ban ben ip. Beeſt quam. My vermanende daar van te willen berouw hebben, en dat ik ſou
werder-roepen wat ik geſchreven had. Ten vierdenſegt hy; bat iſt ben #toopbant bel beracht. Om dat hy geerne de ſijne ſouver ſterken, en ook die van andere gierigaarts.
Ten vijſdenſegt hy; dat iſt be JTAannen ban . hare 49goutnen trecht. Op dat hy ſou maken, dat men my voor onbeſcheiden ſou achten, en
voor een onwetende, in 'tgene wat Godt in de zake des Houwelijks geordonneert heeft. - Ten ſeſden, wil hy my uitmaken, boog een 6. ucricntſter bcg ; bic nabolgcrg ber gabºete LP 3
orige
-
-
Advertiſſement ingedient,
54
gabere om beſchue te beriepben. En dit doet
hy, op dat hy ſou doen afkeeren diegene, die het licht Godtsſouden willen volgen. 7. Ten ſevenden; ſegt hy: bat ik noem/ mijn i)eer ; JPejuffgcuhu , Çcrttairöigc âDaber ſoobanige perſoon en die ſiliftg niet macruig 3ijn; op dat ich haer biepen 3ou / en hocbcre om ſtere ban haer 5ou ontfangen.
8. -
Ten achtſten, ſegt hy: bat ik het teckenber
# # # ift mijn # # ge behoeften hoop. Om te ſpotten met het ge # # heb, dat de menſchen nu ſoo # dorven zijn, dat men er niet meer mede hande- ºf ik
len kan, ſonder ſijn ziele te beſmetten, met ſij- # ne eigen, of met eenes anderens zonden. Ten negenden : Dat ift bc gocbcren brg | 9.
âbeercſbg 3och in het begeeren ban Poogba ſtgant: en bat ilt mgecb ben / milieube Pattin met ſtockſlagen daar uit brijucn. ro. Ten tienden: bat'et een ſchgirltelijſtcTIct ring ig/alg ik Heere; te gaan in be #tcrH om be 39gcbiſtatie te hoogen / en om be #Saſtrce menten te gebguiken. Alsof ik daer door de menſchen bedroog. 11. Ten elfden: batmijne byieben niet in hart rechte ogbge gebzucht 3ijn, en bat de jongſte boo? De oubtſte geſtelt 3ijn , en dat de tubce
boeken eerſte en ttmecbe Deel van het graf ber balſche &heologiej Iangen tijf gebzucht 3ijn gchjecſt cer bie uitgegeben 3ijn.Willende daer door te verſtaen geven, de verwertheit
van mijn en geeſt, of de valſcheit om te veinſen.
-
tegen de 9gakers. 12 • w
55
Ten twaalfden: dat iſt niet unil ge-eert noch gebient 3ijn man JPienſtbeijen/, Pepben en
#knechten, baar ik ondertuſſchen ſoeft ge eert te 3ijn man andere, haar daarom noe menbe/Jſleijn ſpeer) en JRejuffroutu. Mee nende daer door te toonen, hoe dat ik in dolingen
ben,en in tegenſtrijdigheden in mijne woorden. En eindelijk ſegt hy: Dat het mp beroutnen 13
ſal in den bach beg 4Dogbeelg/ indien ik mp niet beſtcer/berlatenbebe ſtoomſche religie. Miſſchien door hope dat ik dáſijn Seóte volgéſou.
In ſumma, deſen Binjamin Furly beſchuldigt my, met ſoo vele ſoorten van miſdaden, om my ongeacht te maken; dat men niet weet waar hy die van daen gehaelt heeft, dan alleen van den quaden geeſt, die ſijn verſtandt regeert, die niet lijden kan dat de Waarheit aen den dach komt; hy tracht in alle manieren dat te beletten, doorſijn Dienaers de Quakers, die meer ſtout moedigheit hebben, dan eenige andere : want niemant heeft tot noch toe deſe lichten opentlijk derven tegenſpreken, niet tegenſtaende dat die mishagen aen alle diegene, die hare Duiſterniſ ſen liefhebben; ſoo
# nochtans niemant ſich
onderwonden daer tegen te ſchrijven, vreeſende hare te verlieſen. Maerdeſe Quakers makende profeſſie van ſtout en onbedacht te zijn,
#
hebben gewaegt het packaen te vatten, ſonder te bedenken dat et ſooſwaer ſou ſijn te tillen. Sy ſeggen my, dat ik wenſche, dat men my mijne gebreken of ſauten ſou bekent maken, indien er -
D 4.
-
cent
56 Advertiſſement ingedient, eenige in mijne geſchriften waren, en dat ik ſe be danken ſou, die my dat ſouden ontdekken: 't welk
ſeer waerachtig is, en noch tegenwoordig herſeg ik dieſelve zake: want indien een kindt van dryja ren my eenige reden ſeggen zou beter als de mijne, ik ſou die volgen, niet om dat et my een kindſey de; maer om dat de ſake in ſich ſelfs beter ſijn zou. Maerik ſou niet gedacht hebben, dat er menſchen
ſouden zijn, ſoo qualijk bedacht, van opentlijk leugens voor waarheden bekent te maken, en te trekken uit mijne geſchriften meeningen die con trary de mijne zijn, en tegens my toe te paſſen de
Schriftuur-plaetſen die expreſſelijk beveſtigen de waarheden van mijn ſeggen , en veroordeelen de beſchuldigers ſelfs ; gelijk deſen Benjamin Furly doet, dewelke ſonder vreeſe Godts, ſonder liefde
des naeſten, en ſonder zorge voor ſijn reputatie, wel alle deſe dingen heeft durven doen , en my dreygen, dat hy my noch ſtoffe genoeg geven zal, om meer te ſchrijven. 'Tgeen ik geenſins geloo ven wil, om dat alle menſchen van goet oordeel by dit Advertiſſement genoeg ſullen ſien, dat hy niet wijs is, dat hy groot ongelijk heeft, en dat er niet is dan een herts-tocht van Jalouſie, die hem gedrongen heeft ſulks te doen: en dat hy geen noot ſal hebben meer ſoo laſterlijke boekken te drucken om ſijne Secte ſtaende te houden; dewijl
#
hy deſelve door ſoodanige boekken geheel ſou ver nietigen.
"
-
Indien hy my eenige doolingen of miſverſtan
-*
den wilde ontdekken, die ik in mijne g: -
-
ſc rif
-
tegen de Quakers,
#
-
57
#
ſchriften geſtelt # ; ik hem danckbaar Maar ſoovele laſteringen te ſchrijven, dat kan niet aengenaam weſen, noch aen Godt, noch aen de menſchen.
Ik dacht op deſelve niets te antwoor
#
den, ſijnde ſulke dingen: Maar Godt heeft gewilt dat ik et doen zou, op dat de menſchen de Waarheit uit de leugen ſouden ontdekken, en dat niemant ſou wederhouden worden de waarheit te volgen, door de laſteringen die de menſchen daar tegen uitwerpen, dewelke al te ſamen met alle de Duivels der Hellen, noyt ſullen vermogen de
Waarheit te veranderen, wat ſy ook ſouden mogen zeggen of doen. Daarom ſal ik deſen Benjamin met alle de andere laten ſeggen wat ſy willen, en my houden aen de Waarheit die Godt my getoont heeft, ſonder die te verlaten, en ik ſal deſelve aen
den dach brengen ſoo veel als ik kan; nadien ik daar toe geſchapen ben. Ik en ſegge niet, dat ik een Propheteſſe ben, gelijk deſen Benjamin door ſpot teryeſeyt : maar ik ſeg dat Godt in mijne ziel ſijn Goddelijk Licht ontſteken heeft, dat alle de wee reld moet verlichten. Indien deſen Benjamin noch ſijne gebroeders daarvan niet verlicht willen zijn; ſy mogen daar van afkeeren. Dit licht ſoekt nic mant ; maer is wel waardig geſocht te worden van de gene die het begeeren: het ſchijnt of licht voor allen : begeeren, mogen daarvan gaen: het dwingt niemant, en bemintal
#
leenlijk, die het beminnen. Indien de Duiſter niſſen aen eenige meer aengenaam zijn; ſy mogen die voor hun ſelfs bewaren; ſy en ſullen daarom -
-
-
-
D 5
niet
t
58 Advertiſſement ingedient, niet beletten, dat het Lichtſal ſchijnen en verlich -
tenden kinderen Godts; om dat ſy kinderen des Lichts en niet der Duiſterniſſen zijn.'
-
Deſen Benjamin Furly waarſchouwt mijne Vrien den (die hyClientes noemt)dat ſy mijnen Geeſt wel ſouden ontdekken, ten einde ſy mijne doolingen niet ſouden volgen. Sy luiden daar tegen, ver wonderen haer, hoe hy ſoo ſtout is, quaat te ſpre ken van een perſoon die hy niet kent: en ſy die de ſen Benjamin kennen, ſeggen dat ſy # ſouden gelooft hebben, dat hy ſoo laſterlijken boeck ſou
hebben willen ſchrijven, ſooongeſondeert, en met ſoo ſlechte redens; nadien ſy hem hielden wijſer te weſen, dan't gene ſy in # geſchrift zien. En 't en is niet van nooden, dat hy de moeyte neemt, haer te waerſchouwen mijnen geeſt wel te ontdek
ken; nadien ſy meer # hebben in
haer
kleinſte vingers, dan Benjamin in ſijn geheel lijf. Indien hy wilde leeren, hoedanig mijnen geeſt is,
hy ſou by deſe gewillige kleine moeten komen, om eenige waerachtige dingen daer van te mogen we ten: om dat ſy my gekent en ſeer gemeenſamelijk
eenige jaren met my omgegaen hebben; en Man nen zijn van hooge jaren, en van goet verſtandt, om eenige gebreken tºontdekken, indien eenige waren in mijne leeringen of leven; waer van ſy oog
ſichtelijk getuigen zijn; ende en fijn geen Kinderen om hun te laten verleyden door doolingen of be driegeryen , ſoo als defen Benjamin wil te verſtaen geven. Hy moeſt op ſich ſelfs denken, ſonder
hem te bemoeien met hetgene d'andere doen : -
en
VOOT
tegen de 9gakers. 59 voornamentlijk ſulke, van de welke hy veeleer een Diſcipel moeſt begeeren te weſen, dan haar te wil len komen leeren wat ſy behooren te doen of te la ten; dewijl den Ouderdom en de reden haer tot
noch toe wel heeft konnen leyden, om te ſijn ge kent en geacht voor luiden van deugt en eere; die niemant met waarheit iets ſou konnen verwijten;
niet meer deſen Benjamin, als andere. Maer hy is jalours, dat eenige van hun niet hebben willen ſij- . ne lichten volgen, dewijlſy nu wel volgen de lich
ten die Godt my geeft; daarom is't dat hy in ſij nen briefpoſt ſcripto, deſe ſchriftuur-plaets ſtelt, ſprekende van het Goddelijk licht, daar Jeſus Chri
ſtusſegt: Ik ben gekomen in mijns Vaders naem, en gy en hebt my niet aengenomen: maer als een ander ko men zal inſijn eigen naem, dien zult gij aannemen. Toepaſſende ##paſſagie op diegene, die hy, mijn kleine noemt, alsof deſelve een menſch volgden,
die in hare eigen naam leerde, en als of deſe Qua kers gekomen waren, te leeren in den name Godts des Vaders: 't welk een heel verdraayden ſinis; en
toege-eygent aen een voorwerp, geheel contrary tegen den ſin van het gene daer het toebehoort. Want deſe Quakers komen in haren eigen naem, en ſij onderwijſen hare eigen leeringen, inventeren de regelen en manieren van doen, die noyt eenige
menſchen geleert of beleeft hebben, wanneer ſy van den H. Geleydt waren.
Soo veel Propheten,
Apoſtelen, en Diſcipelen Jeſu Chriſti, en andere groote Perſoonagen, hebben niet gevolgt deſe ma nieren van doen; van niemant te groeten; van # te WII 4
6ó
Advertiſement ingedient,
te willen gehoorſaem zijn aen de Overſten; van niet te willen de Perſoonen intituleren na hareStact
en waardigheden, noch met den naam van Heer noemen, diegene, die ſoodanige zijn. De menſchen die inden name des Vaders gekomen
zijn,hebben niet gereyſtom hareVyanden te vinden, ten einde ſy die afronteren ſouden, om van de ſel Ve
# en gevangen te worden,
hun
oorſaak gevende fulx te doen, gelijk als deſe Qua kersin Vrieſland gedaen hebben. Maer ter contra rie d'Apoſtelen en Jeſus Chriſtus ſelfs, verbergden hun voor hare Vyanden, vermijdende de gene die
hun vervolgden. Hoe dikwils heeft Jeſus Chriſtus fig wel verborgen, om niet geſien te worden van de
Phariſeen? Hoe dikwils is hy van d'een plaats na d'ander geweken, uit vreeſe van vervolgt te wor den van fijne Vyanden? Soo dat hy ſig wel ontſien heeft na den Tempel te gaan met fijne Apoſtelen, haerſeggende; dat ſy daergaen mochten, men
#
haer niet en hatede noch vervolgde, maer wat hem aengink, dat hy'er nietgaen wilde, om dat men hem vervolgde. En heeft ook deſen raedt aen ſijne Diſ cipelen gegeven ; haer ſeggende : Wanneer men u vervolgt in een plaets, ſo gaet in een ander. Maer
deſe Quakers willen alle # anders doen, en gaen hare Vyanden tergen, op dat die haervangen en tormenteren ſouden, hun veel oorſack gevende
om ſulx te doen; daer ſy nochtans willen doen ge looven, dat ſy komen in den name des Vaders,
doende geheel het tegendeel van 't gene dat de Va der ingegeven heeft aen Jeſus Chriſtus, aen de Pro pheten, Apoſtelen en andere Heiligen. Sou
tegen de 9gakers. 61 Sou de Vader verandert ſijn van leeringe? Of ſijn deſe Quakers klaarder ſiende, dan Jeſus Chri ſtus, om beter de wille des Vaders te konnen ſien dan hy heeft konnen doen? En ſijn ſy volmaak ter dan de Propheten, en meer van den Vaderge ſonden dan die waren, om niemandt te willen ee
ren, noch eenige met den naam van Mijn Heer noemen? Moet men niet veel eer ſeggen, dat ſy die gene zijn, die in haren eygen # dan dat menſe achten ſou voor geſondene van den Va
der; dewijlſy hare eygen
# geheel
ſtrijdig tegen die van Jeſus Chriſtus? En behoort men niet veel meer te gelooven dat ik van den Vader geſonden ben; dewijl ik de ſelve dingen leer, die Jeſus Chriſtus geleert en onderweſen 2 en dat
#
ik (naſijn exempel) vliede van mijn Vyanden, en uitga vande plaatſe daerſe my vervolgen, om my te gaen onthouden in een andere, tottertijt dat het God believen mogt ſoodanige vervolginge te ſen den die ik niet ontvlieden kan: alſdan neem ik die
aen van fijne hand, en verdraeg die met gedult, lij dende ſelfs de berooving mijner goederen met vreugde. Maer indien ik aen iemand oorſaak ge geven had, om my te ; gelijk deſe Qua kers doen: ik ſou van leetweſen weenen; om oor
#
ſaak geweeſt te zijn van de ſonden die mijne Vyan den ſouden begaan in my te vervolgen : nadien ik wel weet, dat mijne miſdaat in die ſake, niet on # ſou blijven voor God, diegeſeyt heeft; dat het beter weſenſou, een meulen-ſteen aen den hals ge bonden te hebben, en in de zee geworpen te zijn; #ee/g
van ſijne minſte te ergeren.
-
'
Mlaſt
62
- Advertiſſement ingedient,
.
Maar deſe Quakers zijn van deſen Geeft Jeſu Chriſti niet beſeten; maar in tegendeel van dien
Geeſt die een ygelijk ſonder vreeſe ergert; in 't wel ke de naam van Quakers (dat ſchudders of beevers
te ſeggen is) haar qualijk toegepaſt is : want men
ſegt, dat deſe naam ſijn oorſpronk heeft, door dien de voorſaten of beginners van die Secte, ſulk een ſchrik hadden voor de Oordeelen Godts, dat
wanneer ſy daarom dachten, haar geheel lichaam
ſchudde en beefde. Maar de tegenwoordige Qua kers, hebben geen vreeſe noch voor Godt noch voor de menſchen. Sy durven wel ergernis aen al
le de Weereld geven, ſonder te gelooven dat ſy daarin # Godt zondigen. En ſy durven wel ſeggen, dat ſy van den Vader geſonden zijn, wan neer ſy maar gekomen zijn in haar eygen naam, lee rende hare eygen # voor ingevingen des H. Geeſts, willende dat men haar daar in navolgt; en die dat niet doen wil, die veroordeelen ſy, en de en willen haer niet laten geſeggen, noch door de
Reden, de Waarheit, noch door de H. Schrif tuur, die ſy uitleggen door een verdraayden ſin, om hare doolingen te verſchoonen en te dekken, maar wat ſy doen, ſy en konnen niet beletten dat die door alle geſonde oordeelen ontdekt worden,
om datſe ſoo grof zijn, dat een ygelijk die met de handt taſten kan. Men behoeft maar de H. Schrif
tuurteleſen, om te ſien in hoe vele plaatſen ver
haalt ſtaat, dat de Propheten ſelve, de Kooningen en Princen hebben genoemt, Mijn Heer, en dat ſyeere gaven aen die het toequam. Want de Pro pheet -
-
-
-
tegen de 9gakers. 63 pheet Nathan, ſprekende tot den Konink David, noemt hem verſcheydenreyſen, Mijn Heere: en ſpreekt tot hem met ſulke eerbiedigheit, dat hy ſijn aengeſigt neederboog tot op de aarde: en des Ko ninx Vrouw Bathſeba , noemde haren Man, Hee
re; doen ſy quam klagen dat haren Soon Salomon niet Konink gemaakt was. De geheele oude Wet is vol van getuygeniſſen dat men de Propheten en d'Oudtvaderen noemde, Mijn Heer. Sara, noem de haar eygen man, Heere. En de Sunamitiſche
Vrouwe, die van den Propheet Eliza begeerde, dat hy haren Sone verwekken zou ; ſeyde: Mijn
Heere helpt uwe dienſtmaagt. En in de nieuwe Wet; ſeyt niet den Apoſtel, dat d'een d'ander met eere ſal voorkomen? En indien het niet een gemeen gebruik geweeſt was, de menſchen, mijn Heer, te noe
men; Magdalenaſou met dien naam niet genoemt hebben diegene, die ſy geloofde een Hovenier te weſen, doen ſy quam tot het graf van Jeſus Chriſ tus: Want ſy ſegt wel uitdrukkelijk : Heere, ſegt my; waar hebt ghy hem gelegt, en ik ſal hem wegne 777672,
-
De Quakers willen hare valſche ſtellingen bedek ken, ſeggende, dat de menſchen die meneert, en die men met de naam van Heere noemt, dien tijtel
ofeer-naam niet waardig zijn. Maar de Schriftuur overtuygt haar, dewijl die ſegt, dat Magdalena, Heer, noemde die ſy meende een ſlecht Hovenier te zijn. Maar wat ſal ik meer ſeggen van deſe hard nekkige, die niet willen toegeven aan Godt, noch aen de H. Schuiftuur; liever willende hare doolin -
gen
64 Advertiſſement ingedient, gen ſtaande houden, dan # Waarheit te wij
en? En met al dit, willen ſynoch doen verſtaan, dat ſy van Godt geſonden zijn, en dat ſy komen in den naam des Vaders. Het fijn van ſoodanige,
daar Jeſus ons voor gewaarſchouwt heeft, dat men ſigh daar van wachten moet, en haer nietgelooven, alſouden ſy ſeggen; Chriſtus hier, en daar, men moet niet uitgaan: want ſy ſijn bedriegers en ſoe ken er vele te verleyden: Van de welke ik God bid de, alle menſchen van goeden wille te bewaren; die ik veel meer ſoude beklagen indien ſy die Secte wilden volgen, dan deſe Quakers mijne kleine be klagen (gelijk hy noemt diegene, die de lichten vol gen die God my geeft,) aengeſien dat die niet te
beklagen zijn; maer gehouden God te loven nacht en dag, van de genade die hy haer doet, dat ſy de werelt verlaten, om een Evangeliſch leven te om helſen: daar deſe Quakers wel wijt van vervreemt
zijn; dewijl deſen Benjamin my ſoo ſeer beſchul digt; om # te hebben, dat men niet meer Koopmanſchappen moet in de Chriſtenheit, ſoo wanneer men ware Chriſtenen en Diſcipelen Jeſu
Chriſti worden wil. Hy heeft intreſt in dit punct; dewijl dat hy een Koopman is, en dat hy ſijn han deling niet verlaten wil; om dat hy een Vrouw ſon der middelen getrouwt heeft, op dat hy die tot ſij ne Secte trekken ſou. Nu is 't van noode dat hy
# winne, om haer met hare kinderen t'onder ouden; ende en mag den raadt niet volgen van Je
ſus Chriſtus, die geſeit heeft, dat diegene die ſijn Diſe spelweſen wil, alles verlaten moet om hem te "# •
|
|
Deſe. en
tegen de 9gakers.
65
Deſe leſſe is te hardt om te verdouwen voor een
menſch die ſoo wijtaf is van het licht des H. Geeſts
als hy is. Men moeſt hem leeren een Evangeliſch leven, waar in men geldt mogt winnen, om al
koopmanſchappende op ſijn gemak te leven; nadien hy't een ſeer quade leeringe noemt, die Jeſus Chri ſtus aan ſijn Diſcipelen geleert heeft, van alles wat
ſy hebben te verkoopen, en het aen den armen te geven, om hem te volgen. Hy ſal miſſchien met vele andere blinden en ſinnelijke menſchen ſeggen; dat men nu
niet meer leeft in den tijt Jeſu Chriſti en fijner A ſtelen, alsof den tijt d'Evangeliſche Wet verandert had: daer die ondertuſſchen de laetſte is, en noyt veranderen zal. -
Die een waer Chriſten weſen wil, moet alle be
ſittinge die hy heeft, ſoo wel nu verlaten, als hy die ſou hebben moeten verlaten indentijt der Apo ſtelen.
Daeren is niets dat die ordonnantie veran
dert heeft, dan de verſlappinge der menſchen. En by aldien deſen Benjamin inden Geeſt Jeſu Chriſti herboren was, gelijk hy ſig laet voorſtaan ; hy ſou ſig wel wachten ſoo quaat te zijn, om dat ik af rade in deſe werelt te koopmanſchappen wanneer
men diſcipel van Jeſus Chriſtus wil zijn. In tegen deel, hy ſou alle de werelt ook afraden van 't k manſchappen, om dat de ſelve Geeſt die in Jeſus Chriſtus leefde, ſijn ziel ook regerenſou, en hem bewegen ſijn koopmanſchap en alle de wereldt te
verlaten, om Diſcipel Jeſu Chriſtite weſen: na dien een ſelve Geeſt, geen ſtrijdige dingen in een ſelve gelegentheit kan ingeven. Daerom is't dat men noodſakelijk beſluiten moet, dat deſen Benja r
E
min
Advertiſſement ingedient, min niet voorſienis van den Geeſt Jeſu Chriſti, als hyſegt; datmen Koopmanſchappen moet, en een ygelijk in ſijn beroep blijven: dewijl niet een van , d'Apoſtelen in ſulk beroep gebleven is, maer een 66
# hun hebben 't al verlaten, om Jeſum Chriſtum te volgen. De Viſſchers hebben hare netten en ſcheepjes verlaten , en de Tollenaars ha re Tol-huyſen. Maer deſen Benjamin heeft wel gevonden een leering meer gerieflijk voor de na- . tuur, dan de leering Jeſu Chriſti: Want hy wil de menſchen onderwijſen , dat ſe wel Apoſtelen of
Diſcipelen Jeſu Chriſti ſullen zijn, al handelende omgelt te winnen, en al gemakkelijk ruſtende by are Vrouwen, en doende alles wat ſy willen, mits dat ſy de naem van Quakers dragen, en niemandt meer groeten, en dat ſulks dan genoeg ſal zijn, om Heilig te weſen en van 't Volk Gods, (ſooals hy die noemt.) 1 Indien dat ſoois; ſoo is't wel wonder dat'erſoo
kleinen getal ſich tot die Secte begeeft, daar men
foo goede Koop Heilig worden kan, en daar een ygelijk blijven mag in ſijn beroep, ſonder vreeſe. Indien ſulk beroep van Godt was, ſooſoud'et wel
waarachtig zijn, dat men daar in ſou mogen blij ven: Maar deſe beroepen fijngekoſen door de men ſchen, een ygelijk na ſijne gierigheit, of na de ge negentheit van ſijn verdorven natuur, uit de welke niets goets komen kan. Daarom is het dat Jeſus Chriſtus in de weereld gekomen zijnde, om de menſchen t'onderwijſen; haar leerdt en raadt, al les te verlaten wat zy beſitten, indien ſy ſijne diſci pelen willen weſen , en dat ſy hun ſelfs moeſten -
VCres
verzaken:
tegen de Quakers.
i
Mººi # mochten kºernº
ſchappen, of blijven eenyder in fijn beroep, gelijk deſen Benjamin doet, die alleen niet verdragen kan,
dat ik anders ſchrijf, ſonder my om dit punétſeer te laſteren en te ſchelden.
# #
ſeggen, dat hy my vervolgt om de geregtigheit, en Onn
# ingen ſeg, #
ſeyt, en by geſchrift in ſijn Evangelie nagelaten heeft: te weten, dat de gene die volmaekt zijn wil, alles verkoopen moet om hem te volgen. R. Maar het ſchijnt dat deſe Quakers hare manieren van doen, waardiger achten dan de H. Schriftuur;
aangeſien dat ſy willen ſtaende houden, dingen die daer ſoe tegen opſtaan, ende en willen 't niet ge wonnen geven wanneer men haar overtuygt door
de Evangeliſche raedgevingen en andere ſchriftuur plaetſen, die hare doolingen ontdekken. Ook
ſegtmen dat d'eerſte Quakers, de H. Schriftuur in kleinachting
# # ##
ſeggende; dat ſy in hun ſelfs lichts
3CICICIT,
# #niet genoegſame ## offon dament voor hare Seête konnen vinden, om die ſtaende te houden , ſonder eenige dingen van de
Schriftuur tot haer behulp te trekken: daerom ne men ſy daer nu van, 't gene dat hun dienſtig is: maar verwerpen en miſprijſen alle 't gene dat men haer toonen kan om hare doolingen tºontdekken. Daerom Verwacht ik niet dat deſen Benjamin
Furly ſig bekeeren ſal, al is't dat ik hem ſijne doo
lingen aanwijſe door het Evangelium en de belevin van Jeſus Chriſtus, dewijl hy ſijn koppige in »eelding meerder acht dan alle deſe dingen; dewel -
E 2
-
ke,
-
Advertiſſement ingedient, ke, aliſt dat hy die verwerpt, niet te min geno
68
ſamekrachtige getuigeniſſen zijn, om aen d'ande rente doen ſien, dat ſijn Secte vervallen is van't Ge loof, van de waarheit, en van de navolging Chriſ
ti : en dat de ſelve alleenlijk geſondeert is op dopi nie van eenige menſchelijke inbeelding, die noch deugt noch ſaligheit even kan, maar wel een ſware om ſich ſelfs, volk Godts en Heili
#
gen genoemt te hebben, ſonder dat waarlijk te weſen. Daarom mochten ſy wel beginnen te be
ven, gelijk eenige van hare voorſaten gedaen heb ben : om dat ſy daar meer oorſaek toe hebben, als
, hebbende verlaten het weinig goede van hare begin ſelen, en alleenlijk overbehouden, de ſchorſe van haer uitwendig gebaar, en daarmede willen ſy ge noemt zijn, Heylige en Volk Godts: en miſprij
ſenin't gemeen alle andere, wanneer die harema nieren niet willen volgen. Indien Benjamin, 't ſy hoe weinig, van de Vree ſe Godts in ſijn ziele behouden had, hy ſou hem
wel gewacht hebben, ſijn Tractaat tegens my te ſchrijven, en mijne ſchriften in die manier te laſte
ren; nadien hy ſelfs verplicht en gehouden is te be kennen in ſooveel verſcheydenpuncten van in ge beelde contradićtien of
# dat ik de
waerheit geſproken heb, en dat ſoo vele dingen
daar in, nut en goet zijn. Want wanneer hy eenige extracten uit mijne ſchriften heeft getrokken, en aengeweſen in ſijn Boek; ſoo maekt hy daar een
beſluyt over, en ſegt; dit is goet, of dat is waar heit : maer daarna brengt hy'er ſtrydigheden te
gen, die hy ſich ſlegts ingebeeldt heeft ſ.
-
-
agd: .'
. den
E
AL
E
tegen de 9eakers.
69
den te zijn. Nu, dewijl er ſoovele goede en waar
achtige dingen in gevonden worden; waerom (fou menſeggen) dat hy het alles wil verachten en ver
werpen? Hyen heeft niet wel onthouden de leſſe, de Jeſus Chriſtus ſijne Diſcipelen gegeven heeft in de gelijkeniſſe, van de knechten die haren Heere
quamen ſeggen, dat er onkruyt onder 't goede zaat geſaeyt was, en dat het daar mede opwies: vra
-gende of ſy't ſouden uittrekken, daar op den Hee reantwoorde : Neen, laat het opwaſſen tot den tijt
des Oogts, en dan ſal ik ſeggen tot den Maijer; ver
# eerſt dat onkruyt, #werpt het in't Vyer: maar et goede zaadt vergadert in mijn Schuur. Byaldiendeſen Benjamin een Diſcipel Jeſu Chriſ ti was; hy ſou de leſſe van fijn Meeſter gevolgt heb ben in de ſake van mijne ſchriften, de welke in vele
dingen (naſijneygen oordeel) het goede zaadt zijn. En of hy ſchoon eenig quaat daar in mogt ge merkt hebben, (dat nochtans niet waarchtig is ) ſoo ſou hy nochtans hebben moeten wachten tot den dagh des Oogts, om die uyt te roeijen; ſon der het goede graan met het onkruyt te willen uit trekken voor den tyt. Want hygaat mijne ſchrif ten laſteren in haar begin, eer dat hy't vervolgh' daar van geſien heeft; en ſelfs, hyachterhaalt van mijne brieven die ik ſecretelijkaeneenig vertrouwt vriend geſchreven heb; gelijk hy ſtelt in ſijn Trac
# ik er een geſchreven heb aan J. R, op de
taat ,
# te willen antwoorden; 'tgene hy ook # ## # inhoud te verhalen; door dien. welkeh
y geen reden heeft daartegen te ſpreken. Hy ver # dien brief # # hy ſich ſou E 3 mogey e
-
'
-
-
se.
Advertiſſement ingedient, ſtellen tot laſteren, en ſeggen dat ik quaden raadt aan dien Mangeve. # (na ſijn dun
7o In
ken) eenig quaat in is, daar is ſonder twijfel ook iets goetsin: waarom dan, wil hy het een met het ander uitroeijen; 'ten ſy om te beletten, dat het
goede graan niet gebragt ſou worden in de ſchure des Heeren, die het geſaayt had? Want hy en ſou geen andere reden, om dit te doen, konnen, vinden, dan deſe, van te willen verhinderen, dat
de zielen van goeden wille, uit mijneſchriften lich ten trekken ſouden, die vruchten in hare zielen,
ſouden voortbrengen, om geſtelt te worden op de Tafel des Heeren.
Het ſchijnt dat deſen Benjamin daarjelours van is : want andersſouhy mijne ſchriften laten groi jen, tot er tijt toe, dat Godt die oordeelen zal,
met alle de werken der menſchen, gevende loon of ſtraffe na ygelijx vesdienſte: te meer, dewijl de menſchen die mijne ſchriften leſen zullen, niet van ſinnen berooft zijn, en wel ſullen konnen ſien of er iets quaatsin is, om dat daar te laten, en alleenlijk te nemen wat haar profijtelijk ſijn kan: ſonder dat
het noodig is, dat deſen Benjamin te vroeg opfijn de, en eer het rijp is, kome verklaren voor quaat, die dingen, die # goet zijn, gelijk een ygelijk in, 't vervolg ſalkonnen ſien. Want indien Godt my niet onderwees, de waarheden die in mijne # ten begrepen zijn, waar ſou ik die hebben konnen
leeren, daar ik noyt geſtudeert heb? En wat din gen ſouden my konnen bewegen ſoo veel ſchriften te doen drukken, byaldien Godt my daar niet toe verplichte 3dNadienikindeſeweereldt niet en ſoek, *-
-
& -
noch
-
tegen de 9gakers.
7r .
nocheer, noch vermaak, noch voordeel. En of wel deſen Benjamin byſijn geſchrift wil te verſtaen geven, dat mijne boekhen te bier verkocht tuo:ben; ſooen geloof ik het nochtans niet, en mag met waarheit welſeggen, dat ik eenige duiſen den van 't mijne te koſt gelegt heb, om die in't licht
te brengen, en ſeer weinig heb ontſange voor die gene die verkocht zijn. Soo dat in plaats van daar ietsaen te winnen, ſoo verlieſeik daar veelaen. Maar deſen Benjamin is van den aard der Spin
nekoppen, die Venijn trekt uit alle bloemen : en
niet konnende eenig quaat daar in vinden, ſop laſt tert hy my, met teſeggen; dat mijne boeititeit te bier verkocht mogben , gelijk alsof hy my daaraen ſchuldig maken wilde. Hy behoorde veel eer op ſich ſelfs te letten, om te ſien of hy niet door
ſijn koophandel ſchuldig is aen de Gierighcit en Ontrouwigheit, of door de bedrieglijkheit van fijn Facteurs en Makelaars. Want hem aengaende, hy vermeet hem rechtveerdiginſijn handelſte weſënten ik en ken hem niet om daar van het tegendeel te
oordeelen: maar hy ſou my niet konnen doen ver ſtaen, dat diegene, die hem inſijn koopmanſchap bedienen, of# hy bedient, en die de goederen inkoopen, ſonder gierigheit zijn, om ſoo getrou welijk te handelen en denrechtenprijs van alle din
gen te geven, gelijk als hy ſegt, dat hy ſelfs doet, En dat niet zijnde, ſoo helpt hy ſeekerlijk mede tot de ongetrouwigheiten Gierigheit van diegene,
die hy emploijeert of# ſijne ſaken,
veel
meer dan ik doen zou, indien men mijne boeken buyten mijn kenniſſete dier verkocht: om dat ik .E 4 die
72
Advertiſſement ingedient,
die moet laten verkoopen, om te volbrengen de
wille Godts. Maar hy ſou wel mogen nalaten te handelen, om te beletten de Ongetrouwheit van diegene, die voor hem werken en koopen, door dien, dat het einde en oogmerck van ſijn handel,
niet is dan omgelt te winnen: daar deſe boeken uit gegeven worden, om de wille Godts te volbren gen, en te bevoorderen de zaligheit der zielen. Waer uit menſen kan, dat ik meer reden heb om
mijne boeken te doen verkoopen, ſonder dat ik daar in behoeve beſchroomt te zijn, dan hy om
ſijn koophandel te blijven doen, wetende dat de Weerelt ſoo verdorven is, gelijk hy by ſijn ge ſchrift bekent.
Maerdeſe Man heeft geen oogen dan om de ſau ten of gebreken van anderen te ſien, vergetende ſij me eygen. Hy ſou my wel willen te laſt leggen, dat ik het merkteiken des Beeſt drage, om dat ik noch mijn noodige behoeften koop, nadat ik ywers geſchreven heb, datmen nu niet meer kan verkoo
pen noch koopen, ſonder het merkteiken der Beeſte
tºontfangen,'t welk de ſondeis, door oorſaek dat de menſchen deſestijts ſoo ontrouw en verdorven zijn.
En hy ſtelt dat voor, als een tegenſtrijdigheit in mijne Schriſten: maer ik ſal hem wel toonen dat die
tegenſtrijdigheit alleenlijk in ſijn hooft is, en niet in mijne geſeyde ſchriften, daer in hyſegt die te vin den: om reden dat deene en d'andere dingen wa
rachtig zijn. Want het is warachtig, dat men niet meer kan verkoopen noch koopen ſonder het merk
der beeſte t'ontſangen; 't welk de ſonde is. En het is ook ſeer warachtig, dat ik wel mijne nootdruf tighe -
v,
-.
#
tegen de Quakers.
73
tigheden koopen kan, ſonder te zondigen: en # en is geen contradictie of tegenſtrijdigheit , maer
een ſeer vaſte waarheit. Want gelijk als ik hier voor maels, in mijne voorgaende geſchriften die in Am
ſterdam gedrukt zijn, geſeyt heb; ſoo en iſfer niet te hoopen dat men meer koophandel ſou konnen drijven ſonder ſijn Ziele te beſmetten, met ſijn ey gen
k ## # ##
## # #gheit # :
ijk de Schriftuurſegt; ſoo aen 4 is, # nagel in de muer daer ingeſlagen is. "Twelk ſooſijnde, ſoo is 't welſwaar te handelen ſonder gierigheit, om dat het eynde
#gehecht
van den Koophandel, de begeerte of gierigheit is, daar van by na niemantſig waarlijk kan ſeggen vry
,
te weſen: Enſoo men al onder duiſent of thien dui
iſ iſ n
ſent een koopman ſonder gierigheit vinden ſou: daerom ſoude hy nochtans de gierigheit van andere niet konnen beletten: en niet konnende alleen han delen, ſoo moet hy noodſakelijk mede helpen tot
,
de Begeerlijkheit van andere, ofwel aflaten te han delen om gelt te winnen. Maer ik en moet daerom
:
het merk der Beeſte niet nemen (als deſen onweten den ſegt, ) wanneer ik mijne noodige behoeften
koop; nadien God noyt iets onmogelijx van de menſchen eyſſchen ſal. En ſoo het onmogelijk is menſchen te vinden die de goederen tot de rechte
waarde ſonder bedrog verkoopen, ſoo volgt noot ſakelijk, dat ik van Gierigaerts koopen moet Broot, Bier, en Kleeding, ſonder dat ik nochtans zonde bega; om dat ik het met tegenheit doe, en daer toe door groote behoefte gedwongen ben : Nadien ik
my niet mag laten vergaen door honger, noch mijn E5
lichaem
74 Advertiſſement ingedient, Hichaem ſonder dekſel laten: maer ik neem van deſe -
-
dingen het minſte dat ik kan, om aen de Gierigaerts föo weinig ſtoffetot zonde te geven als mogelijk is, my genoegende met ſoo weynig dingen, als mijn
geſontheit toelaet, om niet mede te werken tot de
onde van diegene, die aen myverkoopen: en ik ſal van gierige menſchen ſoo weinig dienſt nemen als ik kan. 'T en is daerom nochtans niet te
#
dat ik het merk der Beeſte neme, koopende of my doende dienen in tijt van noot; ſooals deſen Benja
min wil beſluiten ſonder reden, in 't ſmeden van
contradićtien in mijne ſchriften; daar inderdaat niet dan vaſte en onbeweeglijke waarheden in zijn,
en die onberiſpelijk, dewelke deſen Guaker niet verſtaet, ofwel, die verwerpen wil door pure booſt heit. Want de zonde, zijnde een actie of bedrijf
van de wille des menſchen, moet altijt vrywillig weſen, of anders kan het geen ſonde zijn. 'T is dit,
dat Jeſus Chriſtus wilde te verſtaen geven, aen de Pharifeen, die murmureerden om dat ſijne diſci Yf*4. * *
#
len met ongewaſſchen handen aten; haer dat ſy onwetende waren, en dat, wat ten mondein # de ziele niet beſmet, maer wat uit het hertegaet, ſnet de ziele. Daarom is het dat den menſche niet ſondigen kan, ſonder het conſent van fijn wil, en de begeerte ſijnsherten: 't gene in my niet is, als ik 3
met on-wil koop van Gierigaerts, die myſonder te zondigen niet willen verkoopen de dingen die ik nootſäkelijk hebben moet. "F heeft geen perijkel dat ik mede werken zal aen hare zonden; dewijl ſy my-ſoo ſeer mishagen, dat ik my onthoude van al
les wat ik kan, op dat ik-haer geen gelegentheit geve -- - OIn
- -
-
ºf
de
Quakers,
om myte dier te v# n, of my
-
-
ebrineº
't gewigt, indeprijs, ofinde ſtoffe, gelijkgemeen lijk de verkoopers doen. En ik belijde voor God en voor de menſchen, dat indien ik kon de beſtaen,
ſonder my meer met de menſchen te bemoeyen; ik ſounoyt meer omgaen met een eenigen verkooper of kooper; # my hareſondenſooſeer mis hagen. Dit is wel wijt, van daer toe mede te wer ken, gelijk als ſonder fondament deſen, onweten
den Benjamin zegt, die de conſenteeringe tot de Son de niet onderſcheyden kan, uit de deugt; en ver mengt d'een onder d'ander, door on-wetentheit, of door boosheit; dewijl hy my wil beſchuldigen
van zonde, als ik die met al mijn magt ontwijk, en dat ik my dikwilslinde Wildernis wenſche, op dat ik noyt van de menſchen ſou behoeven te koopen,
noch hare hulpe of byſtandt of dienſt van nooden hebben zou.
. "
.
. Hierom is het dat ik Noordſtrand ſbek; 't welk
een plaats is, afgeſcheyden vande handelingen en Koopmanſchappen. Maar deſen Benjamin mag dat
#
ſijne gewoonte, ſijn venijn daar uit te trekken;dewijl hy my verwijt,
noch niet weten, ſonder
bat ik #2ooghſtrantſoekenbe/ noch begocbe beren begåiBereſbg ſocht/al is't dat ik geſchreven heb, dat men die verachten moet: Trekkende al dus ondeugden, uit alle mijne deugden, om alſod ſijne jalouſie te voldoen, en valſchelijk te doen ver ſtaen, dat ik niet in 't werk leg, de dingen die ik in
mijne boeken ſchrijf. "Tgene noch een leugen is: want mijne leeringſpruyt uit het beleven, en ik heb altoos eerſt gedaen, watik naderhand -
": CD 3
76 Advertiſſement ingedient, heb; noyt eenig menſche iets radende, 't geneik niet ſelfs wilde in 't werk ſtellen.
Maer om dat de
ſen Man my niet kent, ſoo wil hy my meten naſij ne el. En gelijk hygevoelt, dat hy geen Rijkdom kan beſitten ſonder ſijn hert daar aen te hangen,
noch eere kan ontfangen, ſonderydeleeere of laet dunkentheit daar in te nemen; ſoo meent hy, dat ik ook ſoo doe.
-
- 'T is wonder, te ſien, dat een Man die voor
Geeſtelijk gaen wil, en voor verlicht, en van die gene, die # Volck Godts zijn, ſich bemoeyen wil met mijne tijdelijke ſaken, hy behoort genoeg te doen te hebben, om ſijne Secte der Quakers te ſtichten; ſonder te onderſoeken wat ik met Noord
ſtrant doen wil, aengeſien dat ik er hem geen re kenſchap van doen moet,'t is genoeg dat ik de waer om weet, ſonder die aen deſen Benjamin te ver klaren. r
-
Byaldien hy ſich niet meer met mijne zaken be moeyde, dan ik my bemoey met de ſijne; hy ſou
niet behoeven myte vragen wat ik met Noordſtrant doen wil, het behoord hem genoeg te zijn, dat hy weet, dat het mytoekomt, om te gelooven dat ik
geen quaet doe, in dat aen te nemen. Hy moet niet buiten ſich ſelfs gaan, om raat te geven aen de
gene die hem geen raat vragen. Indien hy ſijne ſa ken of affairen ſoo rechtveerdelijk doet, als ik de
mijne doe; ſooſal hy met waarheit mogen ſeggen, - | dat hy een rechtveerdig koopman is, gelijk hy dat nu al ſeyt; 't ſy met on-waerheit ofwaerheit. Maer
ik ſou hem wel willen bidden, dat hy ſich voortaen niet meer bemoeyen wilde met mijne affairen, noch - 't
InCt
Gs een "
II
-
tegen de 9eakers. # met mijne leering, dewijl hem noch het eenenoc het andere raekt: Hy ſal maer rekenſchap voor ſich ſelven geven moeten, en niet van de dingen die m aengaen. God heeft my genoeg Godvruchtigheit en verſtand gegeven, om alles tot ſijnder eeren te beſtieren, ſonder dat deſen Benjamin ſich hoeft te
bekommeren, over het geneik met Noordſtrand doen zal. God heeft het my niet te vergeefsgege ven: indien hy ſich daar van bedienen wil tot een " vertrek voor ſijne vrinden; dat ſal Benjamin niet beletten, het moet hem genoeg zijn, dat hy'eruit blijven zal: want ik en ſal # lijden (ſoo
veel in mijn machtſalweſen) ſoodanige menſchen, die de manieren van doen van de Quakers willen volgen: om dat ik weet, datſe aen Godt en aen de menſchen mishagen : Ik ſou aldaar wel alleenlijk ware Chriſtenen willen hebben, en geen Sectariſen
of Scheurmakers. Waerom geene van deſe Qua kers my behoeven te volgen, niet meer na Noord
ſtrant dan elders, want ik ſalſe nergens lijden, daer ik macht hebben zal. . Sy doen wel, my onbekent te blijven, en mogen hare Secte ſtichten na haer goet dunken, want ik wil daar noyt deel aen heb ben. Ik ſoek ware Chriſtenen, en geen Quakers, noch eenige ſcheurmakers van andere naam: daar
om is het tevergeefs, dat my deſe Quakersaen haer willen trekken, ſy ſullen verloren moeyten doen, en noyt iets goets daar mede uit rechten. Want ik
heb de Waarheit van Godt gekent: en ook kenne, ik de doolingen der Quakers, daarvan ik my wach ten wil, en voor altoos my ſoo ver daar afhouden
als ik kan. Indien er nochtans eenige onder hun -
waren
-
Advertiſſement ingedient, 78 waren die hare doolingen ontdekten, en de waar heit wilden volgen, die ſouden my dan alſoo aen
# andere: want ik ben geen uitneem er van Perſoonen; Godt heeft alle menſchen voor
ſch geſchapen en wanneer ſy haer aen hem wil len overgeven, 't is hem alleens van waer die ko men, en hoe ſy heeten.
- Ik ſal daarin trachten mijnen Godt na te volgen, in lief te hebben, te helpen, en by te ſtaan, alle degene die ware Chriſtenen willen worden, ſon der onderſcheit van Religie, of Staten van men
ſchen. En al is't dat deſen Benjamin my beſchul digt , dat ik een uitneemſter der Perſoonen we
ſenſou, om dat ik eenige noem met de naem van mijn Heer, of Mejuffr.; ſoo moeſt nochtans deſe miſdaet van aenneming der Perſoonen, hem veel
eer te laſt geleit worden, dan my; om dat hy waarlijk een uitnemer van Perſonen is, dewijl hy
n andere voor Heyligen, of van 't getal der kin ren-Gods wil achtente weſen, dan de gene die van de Secte der Quakers zijn. En noch moet het
fijn, dat de gene die hyvoor ſoodanigeeeren wil, den gouden ring aen de vinger hebben: dat is te ſeggen; dat die Perſonen, die hy ſou willen groot
achten, en de hoogſte plaats in # rang van Heilig heit geven, dat uitwendig teyken ſouden moeten dragen, van den hoedt voor niemand af te nemen; geenen goeden dagh te wenſchen; van niemand,'
mijn Heer, te heeten, en de ſhaenden desJaarste noemen; de eerſte, de tweede, de derde &c. of
anders ſou men geen voor-recht by hem hebben,
al was men versiert met alle weſentlijke deugden, V3fl
van liefde tot
tegen de 9uakers, , en liefdadigheit tot den nae
ſten, 'ten ſou niet genoeg fijn om in Vrede onder deſe Quakers te mogen leven. Men moet nootſa kelijk deſe uitwendige tekenen van ſotheit dragen, of andersſeggenſy dat men van de werelt is, en dat men noch wil de ydelheden volgen, en de eeren des Werelts ſoeken. .
. . .
.
-
,
,
Siet daar de maniere van doen van deſe Quakers, en de ordren die ſy in hare Vergaderingen opge
recht hebben, alwaer niemand geacht word te we ſen van 't ware Volck Godts, dan alleenlijk die ge
ne, die altijt den hoed op 't hooft houd, wanneer degene die beter ſijn als hy, met ongedekten hoof
de ſtaan.
Hiervan is het dat deſen Benjamin Furly
ſich beroemt, in het verhael dat hy doet, van dat
# # # # de # #
hy, verſchijnende voor de tOt
leden hebben, dat hy in hare tegenwoordigheir eeft geſtaen met de # op 't hooft, terwijl dat alle d'andere die daer waren, met blooten hoofde
ſtonden. Siet eens mijne Heeren, is dat nieteen ſchooneſotheit, om ſich in ſijn boek van te beroe
men? Hy behoorde wel beſchaamt te weſen van ſulken impertinentie of ongeſchiktheit begaen te hebben in de tegenwoordigheit van die Rechters:
Maer hy verheugt'erſich in, alsof hydaer door aen alle de Werelt toonen wilde, dat hy Heylig was, en hooger te achten dan alle d'andere menſchen. . Wie kan twijfelen , ſiende diergelijke daden, dat deſen Benjamin niet ſoude geraakt ſijn van de
meer genoemde ſiekte geheeten Hypocondria, of geraaktheitin de Herſenen? Want wat dag: t
j -
-
aer
8o
Advertiſſement ingedient,
'w
daar in ſteken, dat men ſijn hoed op ſijn hooft houd ? alle ongemanierde menſchen of botterik ken, ſouden wel ſooveel konnen doen : gelijker
ook geen deugt in ſteekt, dat men fich dunken. laet en ſchijnen wil, beter te weſen dan andere. Het was een groote hovaardye wanneer deſen Benjamin
voor de Rechtbank van Juſtitie ſtond met de hoed op 't hooft, in't midden des Volks, die met ont
dekten hoofde ſtonden. Wilde hy hier mede niet ſeggen ſonder ſpreken, ſietmyaen, Ik ben den eenigen Heiligen van 't geſelſchap, die niet begeer te volgen de manier van doen desgemeenen volks, maar die afgeſcheyden of uitgeſondert ſijn wil, als een menſch die verlicht is, en van 't getal van Gods volk; Deſe dingen ſijn ſoo bewaarheit door dier
gelijke daden, dat niemand ontkennen mag, dat al deſe Quakers uitnemers van Perſoonen zijn; 'tgene ſy ook wel ſelfs weten , maar ſy trachten an dere te beſchuldigen, met het gene daar ſy ſelfs ſchuldig aen zijn; op dat men niet denken zou, dat # afgevallen zijn van de Leeringe Jeſu Chriſti, die ſegt, geen uitnemer van Perſoonen te zijn: en beſtraft de gene die voor-recht geven aen de men
ſchen die een gouden ringaen den vinger dragen, of eenig ander teyken van voor-recht hebben; ge lijk als deſe Quakers doen, dragende het teiken van den hoed op 't hooft te houden, op dat ſy uit andere ſouden gekent zijn. Ach! hoe ſmaakt dat na d'aarde, en na d'ydelheit ;
die ſy ſooſeer in an
dere willen beriſpen: ſy hebben alleenlijk de mid delen gewiſſelt om hun te verheffen, nemende (eer
fy Quakers waren)ydeleeere in hare koſtelijke kle -
-
deren,
z-N e
tegens de 9gakers. . .
81
t
deren, of in hare Rijkdommen: en daarna nemen
t!
ſyydele eere in valſche deugden, en in ſchijn van ootmoedigheit. Siet daar, wat een blindheit der menſchen ! met de welke ſy ſpringen van d' een dooling in d andere, en verwiſſelen dikwils om
erger te nemen, gelijk deſe Quakers gedaen heb ben, wanneer ſy ſagen dat er abuyſen begaen wier den in het eeren,
# den eenen menſch aen den
anderen dede; en dat ſommige eere gaven , om
dat ſy eere ontſangen zouden; d' een van d'ander alſoo eere ontfangende. Endeſe Quakers willende deſe dooling verbete ren, ſooſijn ſy gevallen in een veel grooter quaat; want ſy willen van een iegelijk ge-eert worden om
de deugt, in plaats dat die andere menſchen alleen lijk ge-eert zijn, om een weinig fraije kleederen, ofgelt dat veel min te achten is dan de deugt, waer in haer deſe Quakers verhoovaerdigen, ſonder nochtans die in waarhcit te beſitten. - Soo dat hare
dwalingen veel grooter zijn, ſedert dat ſy ſich ſel ven heiligen noemen, dan die waren, doen ſy noch voor weereldſche geacht wierden: daar ſyon dertuſſchen ſulx niet konnen zien, om dat ſy het licht der waarheit verlooren hebben, dat haar alle
dingen onderwijſen moeſt. En haer grootſte on geluk is, dat ſy geen neerſtigheit doen om dat we derom te vinden, maar door hare laatdunkentheit,
ſoo blaffen ſy daartegen, om datſe die niet kennen; meer beminnende hun dwalingen, dan de midde len die haer daar uit ſouden konnen verloſſen. Mij ne geſchriften ſijn ſeer krachtige middelen, om de
waarheit van verſcheiden zaken te ontdekken: en -->
Rke
ſylui
82 . . Advertiſſement ingedient, ſy luiden bedienen hun van deſe middelen, om ha re doolingen te verſterken, ſchrijvende tegen de Waarheit, op dat ſy te beter hare Secte ſouden ſtaende houden, die ſoo ſeer van de waarheit ver
vreemt is, gelijk al deweereld ſou konnen zien, door het leſen van mijne geſchriften, door dewel ke men onderſcheyden kan de ware deugt uit de val ſche en ſchijndeugt; den gevaarlijken tijt waer in wy nu leven, de blindheit der menſchen, de ver ſlapping van de huidenſdaegſche Chriſtenen, en hoe verre dat ſijvervreemt zijn van 't leven en oefening der Chriſtenen van d'eerſte Kerk, en eindelijk alles # men ſien of weten ſou mogen om ſalig te wor dGI).
-
Mijne geſchriften ſullen behelſen alle die dingen, welke # Quakers wel meenen te kennen, # ſy ondertuſſchen niets met allen daer van kennen noch weten, en dat erger is, ſy en willenſe niet leeren kennen, om dat ſy hun te vreden houden, met een deugt, dewelke beſtaet in ſekere woor den, en geſtudeerde manieren van doen die ſy d'een
aen d'ander leeren; en ſy willen geen gevaer ſien voor degene die van hare Secte zijn, geloovende
dat Godt beſonderlijk in hun gehouden is, om dat fe ſeggen, dat ſy die zijn, die Godt de Vader aen
ſijn Soon gegeven heeft, en daer door is het datſe ſeggen, niet van de Weereld te zijn, om dat ſy den
Hoed niet afnemen, noch geen goeden dag wen ſchen, noch iemand eenige eere bewijſen, en dat ſy de maenden des jaars niet by hare namen noe men, gelijkde menſchender weereld doen: en ſy,
ſien niet, datſy blindt zijn in alle deſe dingen, noch en wil Y-
-
RK
tegen de 9gakers. *-
85
en willen ook deſe blindheit niet kennen, meenen
de dat d'anderen blindt zijn, en dat fy luiden de klaarfiende zijn: en ſy zijn wel qualijk tevreden dat ik ſeg; dar er geen volmaakte Chriſtenen meer op aer om dat ſy foodanige meenen te weſen, doende dingen geheel ſtrydig tegen die van d'eerſte Chriſtenen. Want al is't dat ſy niet willen vol
#
gen de manieren van doen der Weereldſche men
ſchen, in den hoed af te nemen om de menſchen te groeten ; ſoo willenſe die nochtans wel volgen in eten en drinken, trouwen, en in te koopman ſchappen om gelt te winnen. Daar zijn alleenlijk ſekere uitwendige dingen, die ſy opgenomen heb
ben om te onderhouden, doordewelke ſy toonen willen, dat ſy van de weereld niet en zijn: want in de paſſien of driften van hare ziel ſijn ſy al gelijk de weereldſchermenſchen, ja ſijn noch gebrekke
lijker in vele dingen, gelijk in de ſchijnheiligheit, en in hun te veynſen Heyligen te weſen, en 't volk Godtste zijn, als ookin # Hoovaardye om hun te verheffen booven alle andere, en in jaloersheit,
gelijk genoeg blijkt, door dien ſy hun ſtellen te niet meer an ik andere Religien miſdaen heb. Want al is 't dat ik de doolingen van een ygelijke Religie wel
# die hun noyt miſdaen heb,
geſien heb, ſoo en heb ik hun niet aengevallen, en
nech min tegens hun geſchreven om hun te diffa # amrooven# #
3GIE
Godt opgedragen; om dat ik ſag, dat een ygelijk van deſe
# de hare voor # #wil
de, en geloofden eenyder van hun dat hare gevoe lensdealdervolmaakſte waren: 'tgene ik hun met F 2
_diſputeren
Advertiſſement ingedient,
84
diſputeren niet afnemen konde; en noch min met hun tefaamrooven of te wederſpreken, gelijk de ſen Benjamin doet, dewelke ſchijnt vergeten te
hebben de leſſe die Jeſus Chriſtus ſoo dikwilsaen de Chriſtenen gegeven heeft, van hun onder malkan der lief te # tot teyken dat ſy ſijne Diſcipelen zijn. Maar ik heb alleenlijk verklaart de waarheden die Godt my heeft doen kennen, op dat een ygelijk die ſou verſtaen en volgen, ſoo verre als die beminnen ſou. Degene die geen liefde tot de waar heit hebben, of geen genegentheit om die te vol gen, of ſich daar aen te binden, ſy mogenſe ach
#
ter laten, ſonder die nochtans te willen bevlekken
ofverachten, gelijk deſen Benjamin doet, de wel
ke metalſijne verachtingen en laſteringen, de min ſte vlek daar niet aen ſal konnen geven. Want de Waarheit ſal ſonder vlek blijven, ſoo wel na die verachting, als van te vooren eerſy veracht wierd. Want de Waarheit is gelijk een ſeer ſchoone Vrouw geſtelt in't geſicht van alle menſchen door deſe ſchriften, # een ygelijk van naby beſien mag, om
haar te kennen, en wel naaukeurigt'onderſoeken, of hy ook eenig miſ-ſtal in haer kan vinden; door dien, ſoo deſe waarheit van Godt is, (gelijkikſe
verſeker te wefen) ſoo moet ſyteenemaelſuyver en ſonder vlek zijn. En indien in mijne ſchriften doo lingen, of contradictien, of leugens waren, ge lijk deſen Benjamin wel durft ſeggen; ſooſou men moeten beſluyten , datſe niet gedicteert zijn van den H. Geeſt, die noyt doolen, noch liegen, noch
eenigſinsfichſelven tegenſpreken kan. Daarom is 't wel noodſakelijk om die naauwkeurig te
on:
-
't is
-
OG
tegen de Quakers. "
85
#
:
ſoeken, op dat # niet noch van: die ſchoone Waarheit, die waardiger te achten is dan alle de Koninkrijken des weerelts: Want ſy, is God ſelfs, of de Bruidt die van Godt onafſchei
delijk is; die haer niet te min komt bekent maken'
aen de menſchen van goeden wille: Sy is nederge d:
daalt van den Hemel als een ſchoone Bruidt, ver
#
eiert voor haren Bruidegom: maar om dat ſy haar
#
vertoont aen alle menſchen, ſo wort ſy ower dwers: aengeſien van eenige quaat-willige, die haer niet toegedaen zijn: eenige die ſpreken daar lof van; an
dere verachtenſe; ſommige achten haer ſchoon, en ſommige andere bemerken in haer eenig miſ-ſtal, (na dat ſyſeggen) hoewel dat inderdaat, de miſ ſtal die ſy in de Waarheit meenen te ſien,een gebrek
in haereygen ziel en verſtandt is. Daarom konnen ſy met geen recht oordeel oordeelen van deſe ſchoo ne Waarheit; maer ſy maken ſich beelden in hard
herſenen na hare verdorvene inbeeldende gedach ten, waer mede ſy ook wel deſe ſchoonebeminne lijke Waarheitſouden willen gebrekkelijk maken: Sy is ſooſchoon dat er geen menſch is die eenig miſ. ſtal in haer ſoukonnen vinden, niet meer de goede dan de quade: maar door boosheit konnen de boo
ſe menſchen daar wel quaet van ſeggen: want wie kan beletten, dat een jaloers Mangelooft, dat ſijn Vrouw een ander Minnaer heeft dan hem; al was
ſyſchoon de ſuyverſte of kuyſchſte Vrouw vande Weereld ; ſy en ſou daarom die ſotte inbeelding
van haer Man niet konnen wegnemen, wanneer hem de Duivel deſe fantaſieſoo ſterkkelijk in ſijn
hooft heeft ingedrukt : maer daarom verlieſt de F 3
Vrouw
36 Advertiſſement ingedient, Vrouw niets van haer oprechtigheit, door de fan -
taſyen die door de Herſſens van haer Man ſwieren; die niets anders doet dan pijn en quelling ſmeden voor ſich ſelfs en ook voor ſijn Vrouw, en ſig voor Godt beſondigt, , , ... : . .' '
- Het ſchijnt dat deſen Benjamin ook jaloers ge worden is, van de Waarheit die hy in mijne ſchrif tenſiet; het ſcheen in 't eerſt als of hy die onder trouwt had: want hy prees die, gelijk noch ve le extracten daaruit trekt, om ſijn boek te vercie ren: Maar ſedert dat de Paſſie van jalouſie in ſijn
#
Hooft is gekomen, ſoo wil hydeſe ſchoone waar heit verdacht houden van leugens, van doolingen,
en van contradictien, wondende daar door fijn Zie le, en die van ſijn ſwakken naeſten, en beſondigt ſich voor Godt. En dat alles ſonder eenige oorſäek ofreden; dewijl deſe ſchriften enkelijk van Godt ſijn voortgekomen, ſonder ſtudien of uitvindin gen van menſchen: ſy mogen geenſins beſmet ſijn
# on-eerlijkheden, van leugens,
doolin in, of tegenſtrijdigheden, ſoodanige als deſen
van
Benjamin ſich verbeeldt, of doorſijn boosheitſulx aen anderen wil doen gelooven. Het ſou wel kon
nen gebeuren, dat men van een ſeer ſchoone vrouw ſeggen zou, dat fy een ſcheeve neus had, of dat ſy ſcheel was, of het lichaem miſmaekt: maar al dat
ſeggen, ſou niet met allen van haer ſchoonheit ver
minderen ; fy ſou na alle die woorden, noch ſoo ſchoon blijven als ſy van te vooren was, eer die geſproken waren: hebben niets gedaen dan de
#
windt geſlagen, en niet vermogt een hayr van haer
hooft te doen vallen, om haar # te -.
E -
#
fnt In CIC
tegen de 9gakers. 87 % minderen, noch haar aen te bre de minſte 2 vlekke, om te beſmetten de ſchoonheit van " , ,
haeroprechtigheit. Van gelijken ſal deſen Benjamin geen ſchade
.
brengen aen mijneſchriften, wat hy'er ook van ſou mogen ſeggen: want ik ſalſe # ſien aen
alle de Weereld, op dat een ygelijk ontdekken mag de ſchoonheit der waarheden die daar in zijn, en ook mag oordeelen de verdichte leu
gens van deſen Benjamin, die door dit Adver- , tiſſement genoeg ontdekt ſullen zijn. Want ik heb luſt om te beantwoorden13 voorname be
ſchuldigingen die ik hier booven gemelt heb. Waar van het eerſte is, dat hy zegt, dat ik
r
39apiſt ben / willende daar door te verſtaen, 1 op de
geven, dat ik de menſchen bedrieg, want hy#" ſegt v »rder: al ig 't bat ik tegen beſtoom. ver3ëhting
#
erk ſchrijfoper eenige ban hate a E
#ſen dat ik niet temij ºpa in een in E" mijn bert ; en batinen ſuikg in 't einde
mel 3ien3aſ. Gelijk alsofhy door pure booſheit aen alle die buiten de Roomſche kerk zijn, is (door de ſake der Religie) een afkeerigheit wilde maken van te ontdekken de waarheden , die ik voorſtel, en haar doen gelooven, dat ik door geveynſtheyt hun trekken wil tot de
Roomſche Kerk, gelijk hy de anderen tot ſijn Quakers Secte trekken wil: waar in hygroot
ongelijk heeft, want ik ben niet geveynſt noch bedrieglijk, verklarende opentlijk dat ik gebo ren en gedoopt ben inde Roomſche Kerk, en dat ik geen luſt heb van Religie te veranderen, :
:
-
F 4
Orn
88
-
Advertiſſement ingedient,
om de redenen die ik te kennen gegeven heb, in een brief die ik aen een Prelaat van de Roomſche
Kerck geſchreven beb; dewelke gedrukt is in het tweede deel van 't Graf der Walſche Theologie d eerſte brief, die deſelve Benjamin bekent ſelfs geleſen te hebben , daar hy ondertuſſchen geen leetweſen
hebben wil, van my ten onrecht gelaſtert te heb
#
ben Papiſt te zijn. een miſdaat was Papiſt te zijn; ik en ſou het ſoo opentlijk door
# druk niet bekent maken,- gelijk- hyſelfsſegt dat - - -
ik doe.
-
Wie ſou konnen oordeelen, dat deſen Benjamin by ſijn goet verſtandt is, wanneer hy door ſoo veel verachting wil bewijſen, dat ik ben; daar hy ſelfs# , dat# het belijde in het van 't Graf der een valſeeynd te hebbenDit p proces diſpuit, behoord mijneoftoeſtem
##
#ie?
mende confeffie of belijdeniſſe; en
#
my
daar over niet langer te betwiſten : " Wantik he noyt ontkent, geboren te ſijn onder de Roomſche kerk, om dat het Godt alſoo geſchikt heeft, ende en heb niet konnen kieſen noch van plaats noch van Religie eer dat ik in weſen was : als Godt
my heeft willen Scheppen in de Roomſche Kerk,
ik en konde dat beſluyt niet veranderen, om my aen deſen Benjamin meer behaaglijk te maken. En na dat ik tot jaren gekomen ben, ſoo heb ik ont
dekt, dat donſtantvaſtigheit, een hoedanighcit des Duivels is: daerom heb ik hem niet willen vol
gen in 't verwiſſelen van Religie: te meer, door
dien ik in d'andere Religien niet beters hebkonnen
ſien dan in de mijne, en daarom heb ik geen gene -
"
-
gent
-=
. , te
gentheit
en de 9
akers.
# # ##elen.
89 Ik heb de doo-,
lingen en het verval van de Roomſche Kerk wel ge
fien, en ik hebſe vervloekte gelijk ik noch doe,
# nochtans te willen# # igie in d'andre ſpringen, aengeſien dat die verſcheyden namen #, # konnen # men
:
:
,
Van
moet ware Chriſtenen zijn, of
de Saligheit te ver-
krijgen. En de naem van Luther, Calvin, Roomſch of andere, konnen ons niet Saligmaken; alle deſe
t
uitvinders van nieuwigheden, # genoeg te doen
hebben met hun ſelfs te behouden: alle Chriſtenen moeten maer eenen Saligmaker kennen, dat Jeſus Chriſtus is, en ſy # ten , dat ſyr enoemt ſijn met g naemy eenige Religie; nadien de Eenige Leering Jeſu Chriſtions, alleen aen Godt bindt; en niet die der menſchen, die al te ſamen niet machtig zijn het Leven aen onſe Zielen te geven, Zº - , Ik ſou wel wenſchen dat noyt iemant van de
|
f
,
-
V
Y
h
Roomſche Kerk ware uit gegaen om nieuwe Reli gien op te richten, maer dat die gene, die de doo # ſagen, ſubº in hun ſelfsen in
t
h #
hare Diſcipelen verbetert hadden om dat de Schrif tuur zegt, dat de Stadt die in ſgſclfs verdeelt #treu
, #
ren zal gelijk men waarlijk nu de Chriſtenheit in een algemeene droefheitſiet, alwaar men bevint, dat de Chriſtenen malkanderen haten, om eenige
verſcheyden gevoelens, die wel dikwils niet op de waarheit Godts gegrondt zijn, ſoo weinig d'een als
d'ander: daar ſy ondertuſſchen d'een d'ander ver 1 ,
volgen , verachten , ja dooden, om eeni ver ſchillend punct van Siet eens of dat niet 5 eetal
Riº.
º
3o . . . Advertiſſement ingedient, een groote verwoeſting is in de Chriſtenheit; waer -
eſus Chriſtus, die 't Hooft van alle Chriſtenen is, plen heeft, dat ſy malkander beminnen ſouden,
ſelfs de onderlinge liefde tot een kenteken ſtellende om daar by te kennen, dat fyſijne Diſcipelen wa
# # # de Chriſtenen #Di
tipelenJeſu Chriſti ſeggen te zijn, niettegenſtaen # malkander # en verachten # eenig unct van Religie, en meenen daar door Godt te behagen en voor fijne 'Eer te yveren: 't gene een
ſeer groote verblindheit des Geeſtesis, verzelt met een groote onwetendheit, ſeer mishageljk aen den Godt des Vredes, die de eendracht en de vereeni
# der herten van fijne kinderen bemindt, en niet it fyſiogedeelten van een geſcheurt zijn, door "#veel aler. . Men gelooft mogelijk, dat men wel gedaen heeft, de Roomſche Kerk te verlaten, om eenige van ha
re doolingen: 't welk wel iets gelijken zóú, indien men haer verlaten had, om wederom aen te nemen
den geeft Jeſu Chriſti, waerdoor men haeryanha redgolingen had mogen overtuigen. Maer dat men heeft wi # verlaten, om een anderaen te nemen, dat is geenfinsprijſelijk nadien dat alle
ſoorten van dooiingen: misprijſen zijn en hen
moet noyt een quaet door een # willen eneſen." Indien een kindt, ſiende de Hoerery ijns Moeders, haer wilde verlaten om te wijken van hare ſonden; het ſou wel doen. Maer indien het fijn Moeder wilde verlaten om een nieuw Bor deel of Hoeren-huys op te richten; het ſou veel er ger doen dan ofhet by ſijn Moeder gebleven was, OIEM
#Es: "
--
-
-
-
de glzakers. sº 9t. omdat het quaet doorſijn nieuwe inſtellinge ver ** * *
'erg
enigvuldigen ſou, Daerom is't dat ik wel wen
ſchen ſou dat geen Chriſtenen (die alle kinderen ſijn
van de Ware Kerk door Jeſus Chriſtus # ) geen ſcheuringe noch verdeeltheit gemaekt hadden, en dat een yder van hun in ſich ſelfs getracht had de Chriſtelijke volmaektheit te bereyken, ſonder ſich
d'eene aen des anders gebreken te ergeren, maer igt de ſelve te verbeteren door goede exempe len en medoogende liefdadigheit over des naeſtens doolingen, in plaets van hem te haten, te vervol
gen en te dooden: aengeſien dat de Schriftuur ſegt; dat wie ſijn broeder haat een doodt ſlager is. Siet daar de reden, waerom dat ik mijn Religie niet heb willen verlaten, maar wel heb ik willen verlaten de doolingen die daar in zijn. En al is't dat deſen Benjamin my veracht er om dat ik van de Roomſche Religie ben; ſoo heb ik nochtans veel meer reden hem te verachten , dat hy die verlaten heeft, om te de nemen een Secte van de ſotheden, idenaen door menſchen: Nadien Room e
ſche Kerk, de oude Moeder-kerk is, en voor ſoo danig by alle Chriſtenen erkent isv, Hy behoorde veel meer leet weſen te hebben, dat hy ofſijn voor
## ,
# heeft, ja # ##
ſaten de# nieuwe doölingen di
dan te de aakt en uitgevonden
ſijn inde Roomſche Kerk, die hy ſoo laſtert: en hy wil my by een ygelijk verhaet maken, om dat ik van die Kerk afgekomen ben, en datik daarin blijven wil. Men moet verſchoonen ſijne onwe
tentheit, maar niet ſijne boosheit,die hy heeft # 't --
eg
'g 92
Advertiſſement ingedient,
-
ſeggen, dat ik de menſchen bedriegen wil;
-
in 't veynſen tegen eenige van de Roomſche doolingen te ſchrijven, om hier door iemand
, ºf daartoe te trekken. Want ik ben niet eenſij dig van eenige Religie, maar wilde wel, dat
s zº
ik een ygelijktrekken konde tot een Leven dat waarlijk Chriſtelijk is, namentlijk ſoodanig
'r -
een leven gelijk als was dat van de Chriſtenen die in der Kerk waren : Maar niet tot
-
een Seête der Quakers, of tot eenige andere Secte of vergadering, gelijk als hy doet. Waar mede ik meen voldaen te hebben op d'eerſte beſchulding die my deſen Benjamin doet. . . . Overgaende tot de tweede; ſoo zegt hy:
#
##bat'er tegenſtrijdightbemininijneſthaif #ten zijn. "Tgeene niet waarachtig ſijn kan, # # die gedicteert zijn door den H. # #die #" ſich ſelfs in geenerley maniere tegen ſpreken # ; ## zijn: 7-5 tijt de ſelveis # en altoos ſich#
heden al
#
- no ge gelijk, uit de welke geen verandering nochte Mlaar
-
e'
indien deſen Benjamin die geheele H. Schrif
- o, tuur ſou willen onderſoeken, ſoo wel het Ou eis is de als Nieuwe Teſtament; ſoodanig gelijk hy f, mijne ſchriften onderſocht heeft; Hy ſouſon
r
der twijfel veel meer ſtrijdigheden inden. Bij : bel vinden, dan hy in mijne gedrukte ſchrif
-
ten gevonden heeft: om dat er inderdaat veel meer in zijn, na 't kort geſigt en kleyn oor deel der menſchen, # grof en aerts zijn
de, niet verſtaen noch bevattenkonnen de gee -
ſtelijke
*.
tegen de 9'gakers. ſtelijke dingen, of die welke door den H. l:
# l.
s9
gedicteert oft ſamengeſtelt zijn: en ſy ſmedendo lingen in hare kleyne herſſens uit de alder vaſtſte waarheden, en tegenſtrijdigheden uit de grootſte over-een-komingen. Daar vandaan zijn ſoo veel doolingen, ſcheuringen, en verdeeltheden inde
Kerke Godts gekomen, om dat een ygelijk de Schriftuur naſijne wijſe heeft willen verſtaen: men heeft ſoo veel verſcheyden Religien uitgevonden,
en yder van de ſelve zegt, dat de ſijne op de H. #
Schriftuur gegrondt is, hoe wel ſy dikwils van ver ſchillende gevoelens zijn, en dat ſy d'eenden an
deren in een ſelfde waarheden wederſpreken, om
i :
:
dat ſy die niet wel verſtaen: daar ondertuſſchen een ygelijk van hun zegt, dat ſy die wel verſtaen: en daar uit hebben ſy ſtoffeſigte verdeelen, en tema ken ſoo vele Secten als er verſcheyden gevoelens zijn, door dien hare inbeeldingen hun doen den ken, de waarheit en de doolingen van andere ont dekt te hebben, al is't dat ſy geen waarheit noch doolingen zien, door de onwetenheit van haar ver ſtant, dat onbequaem is om de Goddelijke dingen te bevatten.
Want het is van nooden dat de ſelve
Geeſt die deH. Schriftuurgedicteert of geſtelt heeft, ook daar van het verſtandt geva: en wanneer den natuurlijken Geeſt des menſchen dat wil onderne men te doen, ſoo valt hyaltijt van d'een dooling in
d'andere, en hy verlieſt ſich ſelfs in die groote zee van de Goddelijke Wijsheit, die hy niet verſtaen noch vatten kan.
-
. Wie kan twijfelen dat deſen Benjamin niet ſou
gevallen ſijn in deſe doolingen, in 't willen onder *-- ---
*
ſocketſ
Advertiſſement ingedient, . . . .
#en van mijne ſchriften, ſeggen, dat er gg
dewijl hy wel durft igheden in zijn ? want de din
gen die hy in fijn Tractaatſtelt, voor ſtrydigheden in mijne ſchriften; fijn alle overeenkomende waar heden. En ik en wil my niet quellen dat ik in mij neſchriften ſie, de ſtrydigheden van der menſchen
verſtanden : dewijl ik dat ſie byna in de geheele H. Schrifruur, daar men qualijk ſou konnen vinden; dat twee Propheten een ſelve woorden in een ſelve zank, en de vier Evangeliſten die verhalen niet ee
ne en de ſelfde dingend een gelijk d'ander: ſou men daarom moeten ſeggen dat er ſtrydigheden in de H. Schriſtuur zijn, gelijk deſen Benjaminſegt dat 'er in mijne ſchriften zijn? Ja ſekerlijk na ſijn kleyn hooftje. Want hoe ſou dat hooftje konnen begrij
pen, dat Gods gebied. Vader en Moeder te eeren en dat Jeſus # ſeyt, dat men Vader en Moeder haten moet ? daarby voegende, dat degene die niet verlaet, Vader en Moeder, en alle dingen, ſijn Diſ
eipel niet weſen mag. Hoe ſou deſen Benjamin deſe twee Schriftuur plaetſen overeen brengen ? want Vader en Moeder te beminnen en teeeren, is wel
een geheel contrariezaak of tegendeel van die te ha tenen te verlaten. En Jeſus Chriſtus ſegt; dat hy
niet gekomen is om den vrede op de Aarde te brengen; maarden oorloog tuſſchen de Vader en kinderen. En op een ander plaetsſegt hy: Ik geve u mijnen Vrede. Wat vrede mag hy geven of laten, by aldien hier komt om den Oorlogte brengen, en den twi
#
te brengen ſelfs tuſſchen Vader en kinderen? En fijn dat geen aenmerkelijke contradiétien of ſtry digheden, voortgekomen uit de mont van f- - -
# C
i
#
-
tegen de 9'gakers. 95 Chriſtus ſelfs, die van ſich ſelfs ſegt, dat hy de Waarheit is? ſou deſen Benjamin de ſchriftuur wel konnen leſen, ſonder te ſeggén dat er ſtrydigheden en leugens in zijn ? dewijl hy'er daar veel meer in vinden zal, dan in mijne ſchriften, die gedicteert
of geſtelt ſijn in de volheit destijdts, waarin alle dingen ſullen verlicht en in volle volmaaktheit ver
#
ſtaen worden; 'tgene in 't niet geweeſt is, noch doen, wanneer het oude en nieuwe Teſta
ment gedicteert of geſtelt zijn geweeſt? Neen hy buyten twijffel; hy en ſalin't Evangelie niet kon nen geloven indien hy niet meer lichten heeft om de waarheden Godts te verſtaan, dan die hy gehad heeft om mijne ſchriften te onderſoeken, aengeſien dat mijne ſchriften veel meer uitgelegt zijn, dan het oude en Nieuwe Teſtament is.
En
# wanneer
hy in ſijn geeſt ſtrydigheden formeren of maken kan uit mijne ſchriften die ſoo klaar voorgeſtelt wor den; hoe veel meer ſal hy die vinden daarin, dat Jeſus Chriſtus ſegt, dat men alle geregtigheit moet volbrengen ? en elders ſegt hy: dat ons den mantelneemt, dat men hem ook dan Rock geven
#iemant
zal. . En is dat niet het tegendeel van dat men alle gerechtigheit moet oefenen? Want men ſou een groote onrechtveerdigheit begaen, met den Rock te geven aenden genen die ons den mantel ſou geſto len hebben, en men ſouſelfs mede werken aen ſijn
dievery. In wat manier dan, ſaldeſen Benjamin in dit punét, Jeſum Chriſtum konnen verſchoo men van tegenſtrydigheit en ongerechtigheit? Hy ſal zekerlijk hem moeten veroordeelen, veel meer
dan hy my in ſijnTractaat veroordeelt heeft; de wijl
-
96
.
--
Advertiſſement ingedient,
wijl Jeſus Chriſtus geſeyten gedaan heeft, dingen die veel meer ſtrydigheit in hebben, dan die ik ge daan of geſchreven heb. Want hy ſegt in een plaats dat de dronkaarts en gulſigaarts in 't Rijck der Heme len niet ſullen ingaen en eldersſegt hy; dat het gene ten monde ingaat, de Ziele niet beſmet. Om wat oorſaak dan, ſullen de dronkaarts en gulſigaarts
verdoemt worden, over dingen die ten mondein gaen, gelijk als is, de ſpijſe en drank? Indien de
#
ziele niet bevlekt word door deſe ; hoe kan 't dan weſen dat de dronkaarts en gulſigaarts verſte ken ſullen zijn van't Koninkrijk der Hemelen? De
ſen Benjamin ſou my deſe ſchriftuur-plaetſen niet konnen uitleggen, om dat hy in duyſterniſſe is, en niets van geeſtelijke dingen verſtaat, en daarom wil hy die laſteren en verachten. 'T is gelijk alsof een Ezel in 't komptoir van een
groot koopman komen zou: hy ſou wel haaſt al ſijne boeken en pampieren die hy op d'aarde ſou vinden, onder de voeten vertreden, al ſouden
't ſchoon obligatien van groote waarde zijn, hy ſou'er een van maken, om datſe hem ner 'ns anders toe dienen. Gelijk ook een Verken oen zou, wanneer het ſou komen in een winkel van Rijke Stoffen, het ſoudeſe alle vuyl maken of verſcheuren, ſonder eens te denken dat het quaat
#
dede. Gelijk ook deſen Benjamin gelooft wel te doen, in 't veroordeelen als leugens en contradicti en of ſtrydigheden, alle de dingen die hy niet kent, om dat hem die niet dienen konnen tot ſijne Qua kersSecte op te bouwen.
Hyen moeſt niet komen aen een perſoon die de Waar
"
k
tegen de Quakers.
waarheit kent,
-
-
# der schraer:
verborgen dingen verſtaat, met meening om haer,
hare doolingen aen te wijſen, voor al eer hy be quaam is fijne eygen doolingen t'ontdekken, die alleen oorſaak fijn, dat hy ſtrydigheden meent te vinden in mijne geſchriften, die ſoo vaſt en onbe weeglijk zijn, dat een ygelijk moet CIl OOIT deelen, datſe door ingeven des H. Geeſtsgedicteert en geſchreven zijn, en niet getrokken uit menſche-, lijke geleertheit, die niet bequaam is dan om val ſche redenen te vinden, om wel te verdedigen die dingen die men eenmaal gereſolveert heeft voorgoet en waarachtig te houden. Deſe ſchool-geleerd heits ſluitredenen en ydele bewijſen, die moeten verdwijnen, daar de tegenwoordigheit de Waar heit Godtsverſchijnt, tegen de welke deſen Benja min vechten wil. Maar laat hem vry ſijn geweer ſcherpen, het ſal verbryſelt worden aan de voeten
#
van de Waarheit, gelijk de baren der Zee doen, wanneer ſyſlaen tegen een ſterke Rotſe : want de Waarheit is onbeweeglijk, ende en verandert noch
en verſet ſich niet, hoe men tegen haer ſou mogen
ſmijten en tieren: maar ſy # haer ſoo veel vaſ ter, wanneer ſy ſoo bevochten en tegengeſproken is, door ſulke on-wetende als deſen Benjamin is; die de Waarheit uit de leugen, noch de vaſte over
eenkomingen uit de # heden niet onderſchey den kan. Hy verwert ook deen tijt onder d'ander, en wil algemeene Regels geven in alle ſoorten van
gelegentheden: en als men ſijne regels niet preſiſe lijk in alle tyden nakomt, ſoo dunkt hem dat men
verandert, of dat men ſichG ſelfs tegenſpreekt. in. -
A'
-
w
Advertiſſement
#
-
Indien hy een Apoſtel Jeſu Chriſti geweeſt was, doen die op d'Aarde leefde, hy ſou hem dikwils
beſtraft hebben, gelijk hy my nu doet. Want doen Jeſus Chriſtus ſijne Vyanden vreeſde, ſooſey
#
de hy tot ſijne dat ſy geweer koopen zouden, en dat ſoo wanneer hun daartoe geldt ont brak, dat ſy dan hare Rokken verkoopen zouden. En een weynig tijdts daar na, ſoo beveelt hy hun het ſwaart wederom in de ſchede te ſteken, en
dreigt hun, dat ſoo wie met het ſwaart ſlaat, dat die daar modeſal geſlagen worden. Is dat niet wel na dat het ſchijnt, een haaſtige verandering in Je ſus Chriſtus, dat hy beveelt een ſwaart te koopen om daar mede te ſlaen; en ſoohaeſt daar na die te dreygen, die daar medeſlaen zouden? Indien de
ſen Benjamin in St. Pietersplaats geweeſt was, wan meer hy Malchus het Oor afhieuw; hy ſou zeker
"#
Chriſtus verſtoort geweeſt zijn, en hem beriſpt hebben van ſijn ongeſtadigheit en te genſtrydige bevelen : om dat hy niet ſou hebben lijk
konnen onderſcheiden, dentijt dat hy moeſt ſlaen, van dientijt dat hy moeſt ophouden , maar ſou al tijt willen ophouden, of altijt willen ſlaan: en 't is tevreeſen, dat hy Jeſus Chriſtus niet ſou hebben willen gehoorſamen in 't koopen van ſwaarden;
noch ook niet ſou hebben willen ophouden, doen hy hem verboodt meer te ſlaan. Want hy en wil nergens om, oyt eenige wapenen of geweer dragen ofgebruyken, volgens de Regel van ſijn Secte; en hy wil ook niet, dat ik met ſtokſlagen een dief uit jn goet jagen zou, die de ſelve goederen onder
ſich houd met gewelt ſonder recht of reden. Daar door
v
%2
de 9gakerrs.
99.
#
door te verſtaen , dat hy de Regel van ſij ne Seête, meerder acht, dan de gerechtigheit of de ordonnantien Godts, die voor eenigentijt wel wil dat men het quaat weder ſtaat; dat is te ſeggen, voor ſoo lang als men hope heeft, dat men het quaet fal doen ophouden; ſoo lang moet men het ſeker
lijk altijt wederſtaen, met alle onſe krachten en ver mogen, op dat het niet uitgewerkt word. Maar indientijt dat het quaat de overhand heeft, en dat men daar niet meer tegen op kan; ſoo moet men het wijkken, en noyt quaat met quaat vergel den; gelijk ik uitgelegt heb in den 6 brief van 't Licht ſchijnende in de duiſterniſje het eerſte deel, dat
men den Rock moet geven aen de gene die ons den mantel genomen heeft, of de wang te bieden, den genen die ons een ſlag gegeven heeft, of te gaan
twee mijlen met degene die ons dwingt een mijl te aan. i
-
Maar om dat deſen Benjamin niet verſtaat, wat
de waarachtige gerechtigheit is, ſoo wil hy dat doen gaan voor contradićtien of ſtrydigheden tegen my
ſelfs, of voor leugens, # on-volmaakthe den, die hy (buyten twijfel) in Jeſus Chriſtus ſou
hebben willen Corrigeren, gelijk ook wanneer hy
feyde tot ſijne Apoſtelen, dat hy niet nadenTem pel ging, daar ondertuſſchen hy daar na toe ging, ſoer korts nadat hy geſeyt had, dat hy'er niet gaan wilde: dat ſou Benjamin gedacht hebhen een open bare leugen te weſen; dewijl hy niet bekennen wil,
dat er ſtoffelijke leugens fijn die geen ſonden zijn; gelijk hy my verwijt, dat ik in eenige van mijno brieven ſchrijf, daar ik geſeyt heb, dat ik wel eeni G 2 gedingeU -
/
Advertiſſement ingedient,
LOO
ge dingen die niet waarachtig zijn, ſou konnen ſeggen, ſonder nochtans te liegen of te ſondigen. En dat is ook dikwils aen Jeſus Chriſtus ſelfs ge beurt, dat hy dingen geſeyt heeft, die hy noch tans niet gedaan heeft. En Godt ſelfs, heeft door
fijne Propheten dikwilsaen de menſchen doen ſeg
# # die niet en quamen te geſchieden: want o
yſand de Iſraliten ten ſtryde tegen de Benjamiten, met hope van de Victorie te verkrygen; daar on # ſy ſelfs veertigduiſent Mannen verlo ren, tot dat de derde # geſchiede. Mag men daarom ſeggen, dat Godt gelogen heeft, in't ſpre ken tegen fijn volk, of dat hy hun valſche hope # heeft? Geenſins; want Godt is altijt waar achtig, ende en kan niet liegen , maar het is om dat de menſchen ſijn Taal niet verſtaen, ofen we tendentijt niet van fijne voorſeggingen, ofwel geven beletſel aan de uitwerking van de beloof de dingen, door hare ſonden of quade geſtelte
#
niſſen.
-
-
Maar deſen Benjamin verſtaat deſe dingen niet;
en wil de woorden ſoo net geſproken hebben, dat ſe waarachtig ſijn naſijnehoofdigheit; om dat ſulx een principaal artikel is van de Secte der Quakers,
ſich voor de menſchen terechtveerdigen, na de ma niere van de Phariſeen. Want ſy ſtuderen op nette woorden, op datſe niet eenige ſtoffelijke leugen be gaan zouden; ende en ſouden een Chriſten met die naam niet durven noemen, ſonder daar by te voe :
gen, ſoomen ſe noemt, vreeſende dat ſy liegen zou den, indien ſy ſe ſimpelijk of alleenlijk Chriſten
noemden, wanneer die- niet in waarheit ſoodanig . weſen
iſ
-
-
tegen de 9gakers.
TO I
weſen zou: en aldus met diergelijke vodderyen willen ſy hun voor de menſchen rechtveerdigen, op dat Rechtveerdig, ſouden ſchijnen; 't welk noch is van den ouden ſuerdeeſſem der Phariſeen.
#
Maar Jeſus Chriſtus ſegt tot de Chriſtenen: Indien uwe gerechtigheit niet meerder is dan die der ſchriftge leerden en Phariſeen, gyſult in 't Koninkrijk der He melen niet ingaan. 'Twelk deſe Quakers wel be hoorden tevreeſen, dewijlſy alle hare geregtighe den in 't uitwendige ſtellen, hoewel in der daat, ik hun niet ſoo rechtveerdig achtte weſen als de
Phariſeen waren, die na de verklaring van die ge ne, die in den Tempelbad, Vaſtede tweemaal tot weke, ende en was geen ſondaar gelijk den Tolle naar, hy betaaldethienden, en gafaenden armen, Ik geloof dat er weynig van deſe Quakers zijn, die
e waarlijk degerechtigheit van deſen Phariſeus beſit ten, en die waarlijk ſeggen mogen, datſe geen ſondaars zijn, gelijk dat met waarheit deſen Phari ſeusſeyde, daar hy ondertuſſchen om alleſijn goe de werken niet gerechtveerdigt wierd. Hoe mo gen dan wel deſe Quakers vreeſen, die geen andere
gerechtigheit hebben, dan dat ſy ſich voor de men ſchen rechtveerdig doen ſchijnen, met niet te wil
len eenige waarheit uitſpreken, met woorden die de menſchen voor leugens nemen zouden? . . . . Voor my, ik ben wel wijt van die manieren van
doen, want ik neem noyt achting op de uitſpraak van de woorden, maar wel op de weſentlijke waar
heit van de dingen die ik voorſtel: of ik die op de een manier, of op een andere voorſtel: dat is my
gelijk, als ik maar niemand bedrieg, en dat ik doe G 3 verſtaan
Toº,
Advertiſſement ingedient,
verſtaan de dingen die ik ſeggen wil. Maar tuſ ſchenden geeſt die my beſtiert, en dien geeft die de Seête der Guakers beſtiert, is dit onderſcheit, dat
ſy luyden by de menſchen willen geacht zijn deug elijk, en 't Volk Godtste weſen : daar ik my niet aentrek, waar my de menſchen voor achten of hou den; om dat ik my genoegen wil met de getuigenis van mijne goede conſcientie, ende en ſoek de toe
ſtemming der menſchen niet, en noch min ſal ik trachten eenige woorden ſoo te ſpreken, dat men daar uit denken zou, dat ik rechtveerdig ben of door Godt beſtierd word: het vernoegt my dat ik het weet, en dat het Godt bekent is, om dat erge ſchreven is, dat degene die de menſchen behagen wil, is. Daarom is het, dat ik geen dienaerjeſu
#
met een vrygemoet wel een ſtoffelijke leugen ſeg gen kan, wanneer ik niet beter weet, dan dat zaak die ik ſegwaarachtig is : als by exempel : Ik jonger was dan heb dikwils geſeyt, dat ik twee
#
ik bevond te weſen, nadat ik 't had doen onderſoe
ken in het Doopregiſter, doen heb ik zekerlijk ge
ſien dat ik twee jaar ouder was dan ik meende, en haddealtijt onthouden na mijn geheuchenis dat ik ſoooudt niet was. Ik moet wel bekennen, dat ik daar in dikwils Stoffelijke leugens geſproken heb, of gelo, maar nochtans heb ik daarin niet n; nadien de leugen een bedrog is, en een valſ
#
it des herten, die de ziele doodet; 't geneik niet doen kon, in 't ſeggen dat ik twee jaren jonger was,
nadien ik daardoor niemant bedriegen wilde, noch dewijl ik geloofde de waarheitt ſeggen, ende en dacht niet te liegen
#e mijne meening,
1IT ---
tegen de Quakers.
-
1o 3
in geenderley wijſe, daar ik ondertuſſchen een ſtoffelijke leugen beging, die nochtans voor Godt my noyt tot ſonde weſen kan, al is't dat men by de menſchen die wel een leugen noemen
#
en
diergelijke leugens heb ik wel meer begaan: by al dien deſen Benjamin die voor ſonden achten wil, ſoo ſal hy'er my wel met een grooten hoop belaſ ten; en ſelfs ſal hy in dit Advertiſſement vinden,
dat ik geſeyt heb, dat ik maar ontrent het derde deelgeleſen heb van fijn laſterlijk Tractaat, 't welk by tegen my geſchreven heeft, daar ik ondertuſ
ſchen nu antwoord, byna op den geheelen inhoud van dien. Gelijk hy my ook tot een leugen ſal
willen opleggen, daar ik ſeg, dat ik my niet aen hem addreſſeer of aen hem ſchrijve, om hem te ant woorden op ſijn Tractaat, door dien dat ik niet weet waar hy is of waar hy woont; daar nochtans
in 't eynde van fijn
#,
#- woonende in Holland, (Z772.
.
. . .
.
. .
. .
.
. .
Maarhy moet weten, dat ik
hy ſich noemt, in de ſtadt Rotter -
- -
-
##
leugen begaan heb, noch weſentlijke, noch ſtoffe lijke, noch geeſtelijke: want het is ſeer waarach tig, dat ik maar ontrent het derdedeel van ſijn trac taat had hooren leſen doen ik ſchreef, dat ik er niet meer van wiſt; ende en dacht ook niet, dat ik de
patientie ſou gehad hebben, van alles in mijne te
genwoordigheit te doen leſen; om dat my het le ſen van dien, ſoo onbehaaglijk was, en dat het ſoo weynig reden in had, dat # my docht tijt verlies te zijn, dat tot het eynde toe te vervolgen: te meer
om dat ik ſelfs het duyts niet leſen kan, noch ook G 4->
geen
to4
.
Advertiſſement ingedient, .
-
geen andere Taal dan alleen de Francoiſche Tale.
-
Enaengaende de tweede leugen, als dat ik niet wiſt wie deſen Benjamin was, noch waar hy woon de; dat was een ſuivere waarheit: want ik en ken de hem niet, noch en had van hem niet hooren
ſpreken om hem te kennen, alleenlijk uit ſijn ey gen ſchrift verſtaen hebbende, dat hy een koop man van Rotterdam was. Daar hy ondertuſſchen miſſchien wel ſtoffe ſou opgenomen hebben, om noch een boek tegen myte ſchrijven, om deſe twee leugens te bewijſen, # hy in dit Advertiſſement ſou gevonden hebben, indien ik hem deſe twee waarheden niet bekent maakte, die hy ſonder twijf
fel voor twee grove leugens ſou genomen hebben; nadien hy wel voor leugens uit mijne andere ſchrif ten trekt, veel vaſter waarheden dan de twee voor
feyde zijn : dewijl hy een uitpluyſer is van woor 'den en ſillaben of letter-greepen, die na 't oordeel van de menſchen wel voegen, die ik niet wil ver
beteren, mijn aendacht waardiger achtende dan die te beſteden tot dingen van ſoo kleine waarde, ge
lijk als ſijn de woorden ſoogepaſt te ſpreken na de rechtveerdigheit der menſchen. " Mijn geeſt moet
beſig ſijn met ernſtiger ſaken. Indien de geeſt van deſen Benjamin, een ſwer
vendegeeſt is, hy ſal welkonnen beſigheit vinden, om noch uit mijne geſchriften uit te pluyſen; over mits ik mijn vryheit van Geeſt in't ſpreken of ſchrij ven van mijne meeningen en voornemens, niet ver anderen ſal om het veroordeelen van deſen Benja min, die miſſchien daar door wiltoonen; dat hy . . - . geſtudeert
,
tegen
#
. .. .
ro5
geſtudeert heeft, en dat hy ſcherpſinnig is, om te konnen ontdekken mijne fauten of gebreken, ſoo
hy die noemen wil. Ikſal hem laten wroeten in die vuyligheden, terwijl ik voortvaren zal , de waarheitte ſeggen ſoodanig als die voor Godt is, ſonder myaen te trekken hoe dat die ſchijnen moet voor de menſchen, dewelke ik niet ſoek te beha
,egen; nadien my die niet konnen zaligmaken, noch r
my de volmaaktheit van mijn ziel geven.
En ik
ſal deſen Benjamin met al ſijn Seête laten ſtuderen om ſchoone woorden te vinden, op dat ſy waar achtige mogen ſchijnen: Liever hebbende in mijn ziel te beſitten de weſentheit der waarheit, dan mondelijk waarachtige woorden te ſpreken door geveinſtheit. Want wat is het anders, wanneer men de menſchen met de naam van Chriſten
noemt, en dat men daar dan by voegt, ſomen die noemt, dan een geveynſtheit, en verachting van de Waarheit, gelijk als by de Joden was? ſeggen de tot Pilatus, dat hy op het kruys van Jeſus Chriſ tus ſchrijven zou, dat hy de Konink der Joden was, maar dat hy daar by voegen moeſt; ſoohyge ſeyt heeft; 'tgene Pilatus daar niet by doen wilde,
alleenlijk ſeggende: wat geſchreven is, ſal geſchre
ven bleven. Gelijk ik ook aen deſen Benjaminant woord, wanneer hy my willeeren woorden ſpre ken, die voor de menſchen waarachtig zijn. Want ik weet wel, dat alle de menſchen die ik Chriſte
nen noem, inderdaat voor Godt geen ware Chriſ tenen zijn. Maar nochtans en wil ik van deſe Qua kers niet leeren, by de naam van Chriſten te ſtel len, ſoo men die noemt. Door dien my ſulx over -
-
A
G 5
tollig
#
Advertiſſement 2 ,1 tollig dunkt te weſen, en dat ik geen andere mee ning heb, in hun ſoo eenvoudiglijk Chriſtenen te Lo6
noemen, dan alleen te doen verſtaan, van wie dat
ik ſpreken wil: en dat ik hun Chriſtenen noemen de, niet verſta van Joden ofvan Heydenen te ſpre ken; maar alleenlijk van die gene die men Chriſte men noemt, ſonder daarom te willen ſtaande hou
den, dat ſyware Chriſtenen zijn: nadien ik elders
verklare, dat ik geen ware Chriſtenen ken. Ik en kan daardoor niet te kennen geven, dat ik haar er ken voor ware Chriſtenen, in hun met die naam te
#
noemen , maar alleenlijk my na de geſtalte van de menſchen die my v. n moeten, en niet na 't gene ſyinder waarheit zijn: 't welk indien ik 't wilde volgen; ik ſou by wijlen deſe genaamde Chriſtenen moeten noemen, Atheiſten, of Ante chriſtens; dat by na niemand verſtaan ſou, ende en ſouden niet weten van wien ik ſou willen ſpre ken. Soo dat om my te doen verſtaan, ſoo moet ik gemeene en gewoonlijke manieren van ſpreken
#;
en dat ſoo kort als ik kan, om dat men
rekenſchap van alle onnutte woorden geven ſal moeten. Soo en moet ik dan by de naam van Chri ſtenen, niet onnuttelijk toe doen; Soo menſe noemt: nadien dat ſubw ſich ſelfs genoeg verſtaat, ſonder die woorden daar by te voegen na de manier van de Quakers, die wel dikwils de ſonde voor deugt, en de deugt voor ſonde nemen, door hare on-wetent heit en verblintheit des Geeſts. Want indien dat ſy de ware deugt kenden, ſyſouden haar mede voe
gen na de manieren der menſchen in alle 'tgene dat niet quaat is, ende en ſouden ſich niet inbeelden dat -
,
het
egen de 9xakers ,
192
het qualijk gedaan was, hare Broederste groeten, of een kleet te leggen over de kiſt van hare dooden
wanneer ſy die ter aarden brengen # gen in haar ſelvengoet zijn, # # engoetwenſchingen getuigeniſſen van Vriendſchap
zijn, en eere te bewijſen en de dooden, is een Heilige zake, overmits onſe Lichamen Tempelen
des H. Geeſtes zijn, en dat Tobias des nachts op, ſtondt om de dooden te begraven, 't welk een Lie hamelijke Liefdadigheit is, wel voegende aen alle
Maar deſeQuakers ſchijnen alle goede ordre, en alle vaſte
#
hare nieuweinſettingen op te richten; 'tgeneregel
## Godt geboden heeft, ſijnen naaſten lief te hebben als ſich ſelf; ſoo behooren ſywelſorg te dragen, aen anderen geen oorſaak te geven, om God te vertoor nen, door hare manieren van doen, noch geen ſteen des aenſtoots in den weg te # , daar den
naaſten gaan moet, op dat ſy in verdriet of veracht
ting van hare perſonen vallen ſouden; dewijlJeſus Chriſtus ſegt, dat het beter ware, dat men een Meu
len-ſteen eenden halsgebonden had, en inde Zeegewor: pen wierd; dan eenen kleynen te verergeren.
, ,
By aldien deſe Quakers de Schriftuur verſton den, of kennis van de Sonde hadden, ſy ſouden hun wel wachten, wanneer andere den hoedafne men, dat ſy dan de hare op 't hooft ſouden hou den, om een ygelijk te doen murmureren, en ſich van andere te doen verachten. En noch minſou den ſy hare dooden willen ter aarde brengen met --- 3 -
-
-
onge
To8 - Advertiſſement ingedient, ongedekte kiſt, en in ſoo groote ongeregeltheit; dewijlſy wel weten, dat een ygelijk ſig daar in er
gert, en dat ſy, en oorſaak geven aen dejongens, om # met hun te ſpotten of te ſchelden 'overhare manieren van doen. Want de Chriſtelij-
ke liefde gebied, van den naaſten weg te nemen alle ſoorten van oorſaken die tot ſonden ſtrekken. Nu
ën kunnen deſe menſchen niet met deſe Quakers ſpotten, ſonder voor Godt te ſondigen; daarom is't datſe verplicht ſijn (tot volbrenginge van het bod Godts, van ſijnen naaſten # hebben als
ich ſelfs) de oorſaken van deſe beſpottingen te ver mijden: of anders paſt deſe Schriftuur-plaats op hun, daar Jeſus Chriſtus zegt: Wee diegene, daar door ergerniſſen komen: Om dat ſy oorſaak ſijn van eens andersſonden. . . . . . . ' Ik ſal wel wachten myte voegen na de manieren van deſe Quakers, in oorſaak te geven dat men met
myſpotten zou. Want al is't dat ik de Wereldo ver wonnen heb, en dat ik haer niet ſoek te beha gen; nochtans ſal ik noyt willen oorſaak geven om te ſondigen, ſelfs aen de alder ondeugenſte: in te , ik heb medelyden wanneer ik hun ſieſon-
#
digen door hare eygen boosheden. Want om hun te beminnen als myſelven, ſoo moet ik hare zalig- &
heit beminnen als mijn eygen, en bedroeft zijn , wanneer ik hun fie quaat doen. Maar deſe Qua kersvragen nergens na, 't is hun genoeg dat ſy ha 're eygen eere ſoeken, en dat ſy mogen ſtaen met
den hoed op 't hooft in de tegenwoordigheit van Koningen, van Princen, van Rechters, en van
Overheden, ſoo wel geeſtelijke als wereldlijke, ------>
--
OIIl
tegen de Quakers. -
om tc toone
oº
d#ſy de # Heyligen zijn #
niemant te willen eeren, maar hun te hechten aen den af-Godt van hare inbeelding, die ſy meer ach
ten dan Godt of de Zaligheit der naaſten, voor de welke ſy geſtadelijk ſteenen des aanſtoots leggen op den weg die zy gaan moeten om hun door hare manieren van doen, te doen vallen in vele Soorten van ſonden; ſonder vreeſe te hebben dat ſy hun voor Godt beſondigen, door de ergerniſſen die ſy aen de kleyne geven. Want wat onvolmaaktheit, of wat ſonden ſou-
den ſy begaan, in eenig dekſel te leggen op de kiſt van hare dooden, wanneer ſy die ter aarden bren
gen; al ſou het maar ſwart Linnen zijn ? door welk
middel ſy beletten zouden , dat de kinderen of jongens hun niet al ſpottende ſouden volgen. . En # den naaſten ſtichten door hare zedigheit, wanneer ſy met hare dooden ſoo niet liepen, maar dat ſy gingen met een gematigde gang, en met een eenvoudig en zedig vercierſel: danſouden ſy ſtil ſwijgens beriſpen, de hovaardige pracht die men nu gebrnykt over de dooden die men wil begraven, welke hoovaardye ik grootelijks miſprijs. En ik
heb altijt by mijn Teſtament verboden over mijn doode Lichaam te gebruyken die rouw prachten, die de getuigeniſſen zijn, van de opgeblaſentheit
des herten van den overleden, of van hare bloed vrienden, dat ſeer miſprijſſelijk is in een levendig menſch, en noch veel meer in eene die alreeds van deſe Weereld gegaan is. Maar ik en kan daarom niet prijſen, de manieren van doen van de Qua
de valutsdodentrainedagen: gedek - -
- --
-
-
frd. ... Advertiſement ingedient, # kiſten, loopendegelijk hondend een ach ir d'ander, om te verwekken de verachtingen en Beſpottingen des Volks, dat ſoo brooſch is, dat
het maar al te gereet is, om op de gebreken des naaſten te vallen met ſchimpen en ſpotten, ſonder dat men hun daar ſbo kleinelijke reden toe geeft.
bat is oorſaak van ergernis geven, ſonder profijt of nuttigheit aen iemant; engroote ſchade aen die gene dieſe geeſt: nadien de ſchriftuur ſegt, wee dien, waar door dergerniſſen komen: en dat de Chriſ telijke liefde gebiedt, dat deen des anders ſwakheit
dragen zal. 'T geneik altijtsgetracht heb te doen:
want dat ik ſag, dat # fich aan mijne woorden ergeren zou, ik ſouterſtontſwijgen, of wel aan drage, ik ſou het verande
#
ren, om geen ergernis te geven; ſoo teder is de Chriſtelijke liefde, dat ik niet ſoude willen voor ee nige menſchen verſchijnen in ongevoeglijke klee ding of manieren, en ik gebruik ſelfs een kleyn
# als ik mijn kapſet, vreeſende, dat indien éſcheefſtond, ik oorſaak geven mocht met my te
# aan diegene die ſwakin de liefde zijn: en dat ſy oorſaak # ſouden my te verachten om ſülke vodderyen. Maar deſe Guakers ſouden wel ergernis trekke uit deſe Chriſtelijke liefde, en ſeg
gen, dat ik de Werelt behagen wil, wanneer i trachten ſou, niets te doen waarin de menſchen hun
ſouden konnen ergeren. Om dat fy Quakers de wa re deugt niet kennen, en ſoüden de alderheiligſte
dingen voor ſonden achten, door dienſy't God delijk geloofverloren hebben, en gehecht ſijnaen ſtoffelijke en menſchelijke dingen, hare
delen:
-
Ugt »
tegen de ers. EI Ir deugt, in uitwendige manieren van doen, ſonder te begrijpen, dat de ware deugt een inwendige hoe ºf
danigheit der zielen is, beſtaande in de liefde tot
Godt, en de liefdadigheit tot dennaeſten, en niet in geſtudeerde manieren van doen. Want indien ſy den H. Geeſt hadden, (gelijk ſy hun beroemen) yſouden niet van nooden # , van malkander, te leeren, alle die Regels en geſtudeerde manieren van doen; overmits de H. Geeſt een Wet-aen ſich
ſelven is, en leert aen de Ziel die hy beſit, alles wat ſy moet doen of laten, ſonder dat ſy het van nooden heeft van deſe onwetende Quakers te lee ren, die al de gene verachten, die ſich aen hare wetten niet willen onderwerpen; en ſeggen, dat
haregebroeders Godt verlaten hebben, en de We
#
relt willen volgen, wanneer ſy af te nemen, en aen iemand goeden dag te wen ſchen.
Sijn dat geen ſchoone tekenen, van God verla ten te hebben, of de weerelt te volgen, om daar door verworpen en veracht te zijn, van deſe Qua
kers, die ſich ſelfsgrootelijks wederſpreken, in hare wijſe en manieren van doen? Want ſy ſeggen, dat alle menſchen in de Wereld komende, het Godde
lijk licht met hun brengen; 't welk ſeer warachtig is: maar ſy ſelfs willen dat licht uitdooven, in 't geven van regels aen andere: en ſelfs, ſy verwer pen uit hare gemeenſchap diegene, die niet volgen willen de regels die ſyluiden opgeſtelt hebben. Sijn
ſy dan Meeſters van den H. Geeſt geworden, om hem te verplichten in alle ſoorten van menſchen, de ſelve uitwendige ſtuurſche manieren te bewegen, V2 It.
Advertiſſement ingedient, van niet te willen den hoed afnemen? Moeten fy, II 2,
niet een ygelijk vry laten ſoo te doen als hem den: H. Geeſt leert, ſonder die te willen dwingen, of, bannen, of verachten, wanneeryder een niet na-,
volgt den hoed op 't hooft te houden, of hare an dere Cermonien niet nakomt? Gelijk ſy ook my om de ſelve oorſake miſprijſen. Want dewijl dat
ſygelooven, dat een ygelijk dat licht in ſich heeft;
# behoorden ſy dat ſelveilicht te laten werken, na eens ygelijks ſtant en bequaamheit, en gelooven, dat een ander ſoo wel den H. Geeſt heeft als ſy; de wijlſy ſeggen, dat een ygelijk dat licht heeft. Soo danigen contradictie of ſtrijdigheit in hun, is wel veel grooter, dan alle de ſtrijdigheden t'ſamen, die deſen Benjamin zegt, in mijne boeken gevonden te hebben; in dewelke niet zijn dan wel over-een-ko mende waarheden , gelijk een ygelijk dieſe leeſt, dat ſalkonnen ſien, byaldien hy alleenlijk de waar heit daar in zoekt, en geen ſtrijdigheden buyten reden; gelijk als doet deſen Benjamin Controleur van den H. Geeſt, die door valſcheredens de waar heit wel ſou willen doen veranderen, om in de
plaats van dienſijne leugens op te richten, met van
de dingen die hy niet verſtaet te ſeggen, dat ſy con tradićtien of leugens zijn. Hy ſal het geloof en het Evangelie moeten ver loochenen, indien hy hardnekkig in fijne voorſtel lingen wil blijven, en ſal moeten ſeggen, dat er ſtrijdigheden in de H. Schriftuur zijn. Want het *
blijkt klaarlijk, dat de ſelve vervult is van diergelij ke dingen, die hy ſtrijdigheden of leugens noemt. Nadien hy (om Scčte een grondt te geven)
#
-
1
*
"#àt:
tegen de Quakers.
1 13
dat de ſchrifture zegt, dat men niemant moet Heere heeten dan Godt. Daar ondertuſſchen Jeſus Chri ſtus, na dat hy ſijner Apoſtelen voeten gewaſſchen had, tot hun ſeyde: gy heet my Meeſter en Heere, engyſegt wel. Hun willende onderwijſen, dat al was hy haar Meeſter, hy haar nochtans gedient had, op dat met meerder reden ſy ook malkander inden noot dienen ſouden. Nu is het een groote ſtrij digheit in de Schriftuur, wanneerſe zegt, dat men niemant Heere heeten ſal dan Godt; en dat Jeſus Chri
ſtus tot ſijn Apoſtelen zegt , datſe wel doen, met hem Heere te noemen; door dien dat hy haar Meeſter was. Daar hy ondertuſſchen waarlijk menſch was, gelijk andere menſchen. Moet men hier uit niet afnemen, dat de Schrif
tuur ſeggen wil, dat er geen Meeſterſchappen of
Heerſchappyen zijn, dan die van Godt komen? En door deſe uitlegginge ſalmen vinden, dat er geen ſtrijdigheit is, tuſſchen deſe twee Schriftuur-plaat ſen,
die ſoo verſchillig zijn,
nadat het ſchijnt aen
ſuike onwetende als deſe Quakers zijn , dewelke verſtaan dat men geen andere Heeren noch Meeſters kennen moet, dan alleenlijk Godt. Maar en kon nen niet verſtaan, dat de Rechters en Overſten des
Volks de Stede Godts bewaren. En gelijk Jeſus Chriſtus het hooft der Kerke was, ſooſeyde hy, dat men wel dede, wanneermen herf Meeſter noemde ; nadien hy ſulx was in ſijn qualiteit of ampt van Overſte der Kerke. Gelijk ook Vaders moeten geheeten worden , alle die Mannen, die Kinderen uit hare naturen voortbrengen, al is 't dat
de Schriftuur zegt, dat men niemand met de naam, “V670
Advertiſement ingedient,
11 4
e
van Vader noemenſal, door dien Godt alleen onſen Vader is.
Indien men op die manier de letter van alle de woorden der ſchriftuurby het been ſou willen grij pen; men ſou ſtrijdigheden vinden in de aldervaſt ſte Waarheden, door dien de vleeſchelijke men ſchen niets verſtaan vande Geeſtelijke dingen; ende en ſouden niet konnen gelooven de woorden Jeſu Chriſti, wanneer hy ſegt ; dat ſijn jock ſoet, en
# laſt licht is,
dewijl hy ſelfs tot ſijn diſcipelen, ie dat Jock op hun genomen hadden ſegt; dat ſy
p": #
vervolgt, gevangen, en 2D/07" , om fijns naams wil. Alle die dingen konnen niet ſoet aen de natuur weſen; aengeſien datſe pijn
lijk zijn. Want ook op een ander plaats ſegt Jeſus Chriſtus uitdrukkelijk: Soo gy geen boete doet, ſult alle vergMan: daar # een # die waarlijk geeſtelijk is, deſe twee ſtrijdigheden ſeer wel over een #rengen kan, en bevinden door ervarentheit, dat#et fok feſu Chriſti ſoet, en fijn laſt licht is, al is 't dat men in ſijnen dienſt bevindt vervolgingen en lijdens. Door dien dat de gene die - de Werelt geheelijk verſaakt, en ſich t eenemaal aen de wille Godts onderworpen heeft, ruſt in ſijn Ziel vind, en te vreden ſijnde met alles wat hem overkomt, dat nemende van de handt Godts, ſoo
verdraagt hy lichtelijk alle moeyelijkheden en ver volgingen die hem overkomen, en moet bekennen
dat het warachtig is, dat dit Jokſoet is, en ook dat hy ſijn kruys dragen, en veel lijden moet. Gantſch in deſe twee dingen vindende, al
geen
#
is't dat die ſtrijdig ſchijnen te zijn na 't menſchelijk -
OOIT
tegen de 9gakers. 115 oordeel. Sy ſijn inderdaat beyde voor Godt wa rachtig, door dien dat de Soetigheit groot is, inde Ziel van diegene die vervolgt word om de gerech tighcit; # hem dunken, dat het ſoet is fijn Kruys te dragen, en boete te doen: en daar door
# gelooft hy ſekerlijk dat de Schriftuurſeer waarach tig is, en ſich ſelfs geenſins tegenſpreekt. . En al is't dat ſy zegt, dat noyt iemand ſijn eygen -
Vleeſch gehaat heeft en dat Jeſus Chriſtus elders zegt, # menſich ſelfs haten moet, en dat degene die ſijn ziel 2vilbehouden, de ſelve verlieſen zal, en die
fijn ziel verlieſen zal, datſe die ſal behouden. Soo moet men nochtans niet gelooven dat daar contra
dictie in is, maar een waarachtige overeenkoming; doch men moet onderſcheiden de tijden waarin dit
geſchieden moet, omdat de gene die de tijden niet wil onderſcheiden, daar in men alle dingen doen - moet, niet verſtaan kan hoe dat die dingen waar
achtig ſouden konnen zijn: en het ſou hem dun ken onmogelijk te weſen na te komen, 'tgene Je ſus Chriſtus zegt, dat men ſich ſelfs haten moet: na dien de Schriftuur zegt, dat niemant ſijn eygen vleeſch
gehaat heeft. Want (na 't vernuft) ſoo ſou de ſchrif- ' tuur valſch zijn, ofwel Jeſus Chriſtus ſou ondoen lijke dingen bevelen; 't gene niet waarachtig weſen
kan. Want de Schriftuur en de Geeſt Jeſu Chriſti zijn al een ſelve ding, en tuſſchen hun kan geen Contradictie of ſtrijdigheit zijn, wanneer menſein haren rechten ſin verſtaat. -
,
Wanneer de Schriftuur zegt, dat niemandſijney gen vleeſch haat; ſoo ſpreekt ſy waarheit: aengeſien dat de natuur des menſchen noyt ſonder eygen gië," -
-
H 2.
liefde
Advertiſſement ingedient, liefde leven kan: en indien ſy haar ſelfs niet liefhad, I 16
ſy ſou terſtont vervallen, door diendeſe natuur voedſel en geſtadig onderhoud van nooden heeft, om in weſen te blijven. Welk voedſel men aen ſig
ſelfs niet ſou konnen geven ſonder eygen liefde. En daarom is het ſeer waarachtig, dat niemand ſijn ey gen vleeſch haat.
Maar het is ook ſeer waarachtig,
dat wie ſich ſelven niet haat, geen diſcipel Jeſu Chri ſti weſen kan. Doch dit verſtaat ſich niet van ſijn weſen te haten : Want het Weſen is goet, en niet hatelijk; dewijl het Weſen van God komt, die al le dingen goet en volmaakt in haar ſelfs gemaakt heeft, en daarom kan dat Weſen't geen van Godt
geſchapen is, niet van ons gehaat worden. Ook en kan Jeſus Chriſtus niet gebieden het Werk Gods dat in ons is, te haten. Maar hy onderwijſt ons, in ons ſelven te haten, de verdorventheit die de ſon
de daar in gebracht heeft; 't welk is de begeerlijk heit des Vleeſchs, en d'ongeregeltheit van onſe be
dorven ſinnen, die in onſe natuur ſijn ingekropen, door de ſonde van Adam; en heeft een ſoodanige
verandering daar in gemaakt, dat alle 't gene dat beminnelijk was voor de ſonde, is na de ſelve, ha
telijk geworden. Invoegen, dat ſoo wy nu be geeren Salig te worden; ſoo moeten wy ons ſelven verzaken, en ons vleeſch haten.
En dit is het, dat
Jeſus Chriſtus ons wil onderwijſen, wanneer hy zegt: Wie ſijn ziel behouden ſal, die ſalſe verlieſen; en die ſijn ziel verlieſen ſal, die ſalſe vinden. Want die ſijn ziel in dit verdorven leven ſal willen behou
den en achten, die ſalſe zekerlijk verlieſen in 't eeu wig leven, om reden dat alles wat uit onſe eygen
tegen de Quakers. 117 liefde, ſedert dat de ſonde inde Werelt gekomen is, voort komt, quaat is; ende en ſtrekt niet anders dan tot de aarde, in 't vergeeten van d'eeuwigheit. Soo dat degene die dit ellendig leven bemindt, kan ſijn ziel in # andere leven niet behouden. Men moet nootſakelijk ſijn ziel, dat ons verdorven leven is, verlieſen; ſoo wanneer wy onſe ziel gelukzalig in't eeuwig leven willen vinden. Want niemand ſal't eeuwig leven konnen genieten, dan diegene, die hier ſijn ziel gehaat, en # ſelven verſaakt heeft: om dat als wyons ſelven volgen, ſoo volgen wy de Sonde en de boosheit van onſe verdorven natuur,
die de doot aen onſe ziel baart, en haar eeuwelijk doet verloren gaan. Siet daar hoe die twee ſchijn-contradićtien ſeer wel over-een komen. En dat het ſeer waarachtig is, dat de gene die hier ſijn ziel verlieſt, de ſelve ſal vinden in het gelukſalige leven: en dat degene -
-
die hier zijn ziele wil behouden, en dit tegenwoor dige leven wil achten, die ſalſe zekerlijk verlieſen: Want daar en zijn geen twee Paradijſen: en die hier
ſijn luſten en gemak neemt, kan de eeuwige ruſt en vermaken niet genieten, door dien dat de vermake lijkheden vande verdorven natuur, de doot baart
aen de ziel, die men bewaren moet voor d'eeuwig heit, en niet tot dit ellendig leven, daarſe noyt een recht genoegen vinden kan; ter oorſake van de on geregeltheit, die de ſonde in Ronſe natuur veroor ſaakt heeft, en in die van alle andere menſchen, die
uit Adam voort-gekomen zijn. Dat is de oorſaak dat men ongenoegen vind , waar men genoegen ſoekt: en men is dikwils veracht, waar men begeer H 3.
ege
118 Advertiſſement ingedient, de ge-eert te zijn: door dien alles omver geſmeten is, ſedert dat de ſonde verandert heeft, d'ordre die
God opgericht had in de Schepping der menſche; die niet in ſich behouden heeft, dan verwerring en ongeregeltheit, ſoo lang als hy in deſe Werelt na ſijn verdorven ſinnelijkheden leeft, dewelke bemin nende, ſoo verlieſt hy ſijne ziel: Maar de ſelve door
afſtervinge of doodinge hier verlieſende, ſooſal hy zekerlijk ſijn ziel in 't eeuwig leven vinden. Siet daar hoe men verſtaan moet die ſchijn-contradictien van de Schriftuur, en men moet de letter niet by 't been grijpen, om te gaan na den ſcherpen uitdruk der Woorden, die niets doen tot de ſubſtantie of het weſen derzake , dan alleenlijk om te willen doen verſtaan den ſin van dien. En of dat geſchiet op -
d'een ofd'andere wijſe, daar is weinigaen gelegen, wanneer men maar de betekende ſaak begrijpt. 'T is daarom dat de Schriftuur zegt, dat de letter doot is, en dat het de geeſt is, die levendig maakt, Indien deſen Benjamin dien geeſt had, daar van hy ſich beroemt, hy ſou ſijn tijt niet doorgebragt hebben, om contradictien of ſtrijdigheden te ſoe
ken, in de woorden van mijne geſchriften: maar hy ſou ondekt hebben, den rechten ſin van de ſel ve, tot voedſel van ſijn Ziel. Maar om dat hy een Man van letteren is, ſoo is hy aen de ſelve blijven ſtaan, meenende daar in te ſullen vinden eenige qua lij ſtellingen: en die niet eygentlijk kon nende vinden , ſooſegt hy in 't blinde, dat er con tradićtien ſijn inde aldervaſt ſteen over-een-komen
#
de Waarheden.
Indien hy ſorg gehad had om de volmaaktheit V dll
| t
tegen de 9lgakrs. I 19 van ſijn eygen Ziel, hy ſou uit mijne geſchriften **
getrokken hebben, die dingen, die hyſelfs bekent goet te weſen; en hebben achtergelaten, die din
J
gen, die hy niet verſtont, of die hy geloofde leu
Il
gens of contradictien te weſen: # mijne fauten (indien er eenige zijn) hem niet konnen quetſen noch verdoemen: ik ſal het zijn, die daar van re kenſchap aen Godt geven ſal, en niet aen de gene die mijne geſchriften leſen ſullen: welke # alleenlijk ſullen te verantwoorden hebben, de waar
H
l lf
heden die ſy daar in ſullen gevonden hebben, by aldien ſy die niet ſullen hebben gevolgt. Want van #genen die veel gegeven is, ſal veel afge-eijſcht wor (272.
*
Indien mijne geſchriften vallen in de handen van de gene dieſe niet willen volgen, die ſullen daar over in d'andre Werelt teſwaarder geſtraft worden.
# # de wille des Vaders geweten en # gedaan eeft, die ſalmet veel ſlagen geſlagen worden. Men moet niet blijven ſtil # #e of ik »
volmaakt ben in 't ſchrijven
-
Godts: want Godt mag ſigh nig Werk-tuig als't hem ieft, en hy ſou ſijn wil aen de menſchen konnen doen verkondigen, door het middel van een ſteen ,
van een beeſt, of ſelfs
door een Duivel: wat is daaraen gelegen waar door, als maar ondertuſſchen de menſchen de Waarheden Gods verſtaan, en weten hoe dat ſy fijne Heylige Wil volbrengen konnen? dat moet hun genoeg zijn : Want den Rechter die hun oordeelen ſal, is
de ſelve die my verdoemen ſal, by aldien ik my ver heffe meer dan ik behoor; gelijk als deſen Benjamin -
-
-
H 4.
zegt »
zº * ** t
-
1zo
Advertiſement ingedient,
zegt, de welke ſpot, om dat ik de Moeder der ware Geloovigen ben. Hy behoorde veel eer te trachten, een van die ware geloovige te worden, dan te ſpot ten met het middel waar door andere dat ſullen
worden, tegen ſijnen dank. Indien hy niet be geert dat Godt ſich van my bedient, tot verlichting van ſijn Ziel; hy mach'erſich van afhouden: 't en
heeft geen nood dat ik hem ſoeken zal. En of ik, 't ſy met recht of met on-recht zeg, dat ik de Moe derder ware Geloovigen ben, dat ſal hem van ſijn vol maaktheit niet verminderen.
-
Diegene die bevinden dat hare zielen herboren zijn inden Geeſt Jeſu Chriſti, door het middel van de lichten die Godt my mede-gedeelt heeft; dat
ſijn mijne Kinderen, die ik ſeggen mag, (gelijk St. Paulus,) dat ik gebaart heb. Maar ik wil deſen Benjamin wel ſeggen, dat ik hem niet meer voor mijn kind begeer, dan hy my voor Moeder begeert: om dat hy daar geenſins toe geſchikt is, alſoo lang als hy gelooft dat hy verlicht is, ſittende in 't mid den van ſi# duiſterniſſen.
Die hoovaardie
moet een ſtraf verwachten, gelijk die in 't oude Te
'ſtament, die ſich ſeyden Propheten te weſen, of van Godtgeſonden te zijn, ſonder dat ſulx warach
tig was. Ik vreeſe ſijn ongelukſeer; dewijl Godt die dreygt, die inden H. Geeſt liegen, en ſeggen dat ſy van Godt geſonden zijn, wanneer ſulx niet
waarachtig is gelijk als deſe Quakers zekerlijk doen, nadien ſy in hare werken geen hoedanigheden van den Geeft Gods hebben : Maar wel verſcheiden
hoedanigheden van den Geeſt des Duyvels; gelijk alsis, de leugen in dit punct, datſy ſeggen, te we ſen
"w
tegen de 9gakers. I2 I ſen het byſondere Volk Gods, en dat ſy ydereen, het licht van den H. Geeſt hebben :
'T welk een
roote vermetenheit is, verzelt met leugen. En dat ſy ſich boven alle andere verhef
# in ook,
fen, ende en willen niemant in ſaken van volmaakt heit wijken; noch gehoorſamen aen eenige Over heeren; noch den naaſten te verdragen of tegemoet komen, in 't wegnemen van d'ergerniſſen die de ſelve ontfangen, uit hare manieren van doen. Alle deſe dingen konnen van den Geeſt Gods niet komen: want St. Paulus zegt, dat hy ſich na al
levoegde, op dat hyſe alle aan feſum Chriſtum win men ſou: en hy verdroeg de ſwakheit des naaſten ſo danig, dat hy zegt: indien ſijn maeſten ſich ergeren ſou wanneer hyvleeſch at; hy liever noyt vleeſch wilde eten: ofſoo den naaſten ſich als hy wijn dronk; . hy liever noit wijn wilde drinken. Dat wel verre is van den geeſt van deſe Quakers, die ſelfs alleenlijk den hoed niet willen afnemen, om weg te nemen dergernis van ſoo vele menſchen, die hun verach ten om die hardnekkigheit: daar den Apoſtel ſich wel wilde onthouden van wijn te drinkken, of van
#
vleeſch te eeten, op dat hy ſijnen naaſten niet erge renſou, wanneer hy der ſelverſwakheit kende, en weten ſou dat ſy ſig ſouden ergeren uit het gene dat hy ſou eten of drinken. Deſe Quakers, om hare doolingen te ontdek ken; ſeggen, dat ſy den hoedt niet willen afdoen, noch yemant eeren, om dat de menſchen hun ver heffen in die eeren, en dat deſelve, de groetingen van malkander beminnen, en dat ſy om die abuy ſen, niemant na de maniere der Weereld groeten H 5 willen. *
-
Advertiſſement ingedient, willen. Om dat (gelijk ſyſeggen) ſy van de Wee
, $ 22,
reld niet zijn : maar ſy hebben een andere manier van groeten, in 't geven van de handt d'een aen d'ander, of het aengeſicht te kuſſen: gelijk als of het aen-raken van de handt of het aangeſicht, niet nader aen de ſonde was dan het hoed afnemen.
Aengeſien dat inder waarheit, het aanraken des handts, en desaangeſichts, aan leiding geven kan
tot de onkuisheit, en dat degene die ſich daar toe genegen vinden, ſich wachten moeten van dierge lijkegevoelingen, die het bloedt verhitten, en de onkuysheit verwekken konnen: maar den hoedt niet te willen afnemen, of niemandt te willen groe ten, is noch grooter quaat: want dat baart den
º
haat en de vyantſchap des naaſten, dewijl de haters altoos dat merkteiken dragen : want wanneer hare vyandſchap groot en ontdekt is, ſooſullen ſy die
s
niet meer groeten die ſy haten.
Siets eens, of dat geen twee groote quaden zijn , die deſe Quakers begaen, als ſy ſeggen, dat ſe nie mant willen groeten op een gemeene manier diege bruykelijk isin de plaatſen # ſy ſich bevinden? Daar ſy # wel willen groeten, op een
manier daar de onkuysſche ſich van dienen, om daar door tot het oogmerk van hare onkuysheden te geraken.
Indien er perijkelis, van inydel eere
te doen vallen die menſchen daar men den hoed
voor afneemt, hoe veel meer perijkclis'er van hun te doen vallen in onkuysheit, door het aenraken en kuſſen?
-
Maar deſe Quakers ſijn ſoo verwert in haren
geeſt, datſe niet konnen zien, of het goet of quaat 1S
t
:
tegen de 9gakers. 123 is wat daar uit voortkomt, en nemen het goede voor het quade, en het quade voor het goede, wil lende daar mede te verſtaan gevan, dat ſy't licht des H. Geeſts hebben. Indien ſy het licht # daar ſy ſich van beroemen; ſoo ſoud'et moeten y
weſen, dat den H. Geeſt heel omgekeert ſou zijn, en dat hy ſou verandert zijn in ſijne gaven, in ſijne
vruchten en in alle ſijne andere deugden, die hy mede gedeelt heeft aen de Apoſtelen, en aen Jeſus
Chriſtus. . 'T welk niet waarachtig weſen kan; om dat Godt onbeweeglijk is, en noyt verandert. Maar de Geeſt des Duivels verandert altijt, door dien hy noyt ruſten kan, altoos beſig ſijnde nieu wigheden te bedenken, gelijk hy # Secte der Quakers gemaakt heeft: # tijden ge komen is, als ſpelende den Aap of Simme in de werken Godts.
Want het is heel zeker, dat God
in de laatſte tijden, ſijn Licht over de menſchen ſenden zal, dat hun in alle dingen ſal verlichten.
'T is deſen H. Geeſt, die Jeſus Chriſtus belooft heeft, die in alle Waarheit onderwijſen moet. De Propheet heeft daar van geſproken , ſeggende, dat er een tijt komen zou, dat de men # d'een d'ander niet meer ſouden leeren, noch ſeggen: kent den Heere: nadien ſy hem alle kennen # En dat
Godt van ſijnen Geeſt uitgieten ſalop allen vleeſch. Dat en is noch niet geſchiet, maar wy verwachten het ſekerlijk; nadien de beloften Godts altijt waarach tig zijn.
Maar den Duivel voorſiende de voornemens
Godts, ſoo heeft hy komen blaſen in den geeſt
van deſe Quakers, die inbeelding dat ſy het #
E-A-LIEEE 124
.
. Advertiſſement ingedient,
des H. Geeſtes ontfangen hebben; en dat ſy het Volk Gods zijn, die ſijnen Geeſt daar over uitge ſtort ſou hebben : 't welk maar wijſmakingen zijn, om de menſchen te bedriegen, en hun ſelfs te doen verſuymen, op dat ſy het ware licht niet ontfangen zouden, wanneer het hun ſou aengeboden wor
den, geloovende dat ſy dat alreede hadden, en dat ſy niets meer van anderen hebben te verwachten.'
'T is van deſe valſche Propheten, daar van Jeſus Chriſtus ſoo dikwils geſeyt heeft, dat men der ſch van wachten moet, om datſe in ſijnen naam komen
zullen, en ſeggen: Ik ben Chriſtus, en ſullen teke-
s
men doen. Gelijk zekerlijk deſe Quakers doen, ſeg
gende, dat ſy Chriſtenen, en het ware Volk Gods zijn, en doen uitwendige tekenen, om te toonen dat ſy ſoodanige zijn. Daar ſy ondertuſſchen geenſins beſeten zijn van den ſelven Geeſt daar Je ſus Chriſtus medebeſeten is geweeſt, maar met dien
geeſt, die de ootmoedigheit, gehoorſaamheit, en
# Chriſti tegenſpreekt :
en de Schriftuur
ſegt, dat degene die den Geeſt feſu Chriſti niet en heeft, hem niet toe behoord.
-
Ik wilde wel, dat alle de Weereld mijne ſchrif
ten las, en ook het geſchrift van deſe Quakers, op dat ſy mochten ſien wie van ons naaſt komt aen de
leering Jeſu Chriſti. En ik wenſche noch meer,
"
dat men mijn leven en mijne manieren van doen
R
mogt onderſoeken, en ook die der Quakers, want wel dikwilsſouden ſy wel goede dingen ſpreken, en ondertuſſchen quade dingen doen. Daarom is het, dat men altijt de werken moet onderſcheyden, uit
de woorden, aengeſien dat de Duivel ſeer wel van Godde
:
#
tegen de 125 Goddelijke dingen ſpreken kan, en hy leert het aan fijne medeſtanders, op dat hyſe door Heylige woorden doet gaan voor Heyligen : daarom men altoos tot de uitwerkingen komen moet, en ſich
niet vergapen aan de ſchoone woorden, om de welke uit te ſpreken, men maar de mont behoeft te openen, niet meer dan men doet om quade, of onverſchillige ſaken te ſpreken: door dien dat ſpre ken, niet anders is, dan den wint te ſlaan, en die
met onſen adem te ſnyden. Maar de leering Jeſu Chriſti in 't werkte ſtellen, is wat anders te ſeggen: alle Chriſtenen doorgaans, weten wel wat hy geleert heeft, maar weinig ſtel len ſijne onderwijſingen in 't werk. Indien ik niet in't werk ſtelde, de die ik in mijne boeken ſchrijf, ik ſou wel verre zijn van den Geeſt Jeſu Chriſti, ende en ſou hem geenſins toebehooren. Maar indien ik hem navolginſijnen geeſt van Oot moedigheit, van Armoede, en liefdadigheit; ſoo moet ik in die hoedanigheden Gelooft en gevo worden : en niet veracht noch miſpreſen, gelijk als doet, deſen Benjamin Vyand van de W# die ſich niet vernoegt dit licht te verwerpen voor
#
ſich ſelfs, maar wilde wel maken, dat andere tot
haer nadeel, dat ook verwerpen zouden. 'T gene
ik hope dat niet geſcheiden zal, ten minſten in die gene, die de luſt ſullen hebben om noch meer van mijne ſchriften te leſen met ootmoedigheit des her ten,om dat Godt den hoovaardigen wederſtaat,ende
en ſalaen hun diegenade niet geven, om ſulke vaſ te waarheden te verſtaen; door dien dat de ſonde
de Ziele verblindt: en diegene die waarlijk
bin: 1Ct
# ingedient,
126
ſiet niet meer op den klaren middag, dan in den nacht.
En of men ſchoon aen de ſoodanige het
Licht aanbied, dewijl het gebrek in fijn geſicht is, ſoo en kan hy het doch niet zien, noch gewaar wor den, niet meer dan deſen Benjamin heeft konnen doen, in't leſen van mijne ſchriften, dewelke ſijn gelijk een waar Licht des Weerelds, of een nieuwe Schriftuur, klaarder dan d'eerſte, of oude,
die
duyſterlijk of door Parabolen geſchreven is. Maar deſe nieuwe Schriftuur, verklaart opent lijk de duyſterheden en Parabolen of gelijkeniſſen, in een Tales of met ſulke woorden, die eenvou
dig en wijs zijn. 'Tgene deſen Benjamin niet ver dragen kan; daarom tracht hy die uit te dooven, of te verduiſteren, met te ſeggen, dat er contradic
tien, of Leugens in zijn. Sonder dat hy voorſien heeft, dat de H. Schriftuur vol is van diergelijke
contradićtien of Leugeus, en dat de ſelve Geeſt, die de geſeyde H. Schriften gedicteert of geſtelt heeft, my niet konde anders doen ſchrijven, dan
hy heeft doen ſchrijven de Propheten, Apoſtelen, ; de welke alle ſchuldig geweeſt zijn aen ſulke fauten of gebreken, als waar van my deſen Benjamin beſchuldigt. Daarin ik my verblyden moet, ſiende ſulken over-eenkoming van mijne geſchriften, met die van de H. schrift en de
#
tuur, dat indien ik niet en wiſt, dat mijne geſchrif ten van den H. Geeſt gedicteert zijn, ik ſou het
konnen ſien uit die gelijke overeenkoming van ſchryven.
"Tgene beveſtigen moet, en alle de
gene die deſelve, met ook de H. Schrifture leſen zullen, die ſullen genoeg zien, datſe van een ſelve -
-
Autheur \
tegen de Glgakers.
-
127.
Antheur voortgekomen zijn, door de overeenko
ming der dingen die daarin begrepen zijn. En ſy ſullen hun begeven om noch meer te leſen, door dien het eene geſchrift het andere beveſtigt, altijts meer Lichtsgevende; ſoo wel, dat ik ten leſten. niet ſalbehoeven meer ſchriftuur-plaatſen te citeren of aen te wijſen; nadien dat mijne geſchriften die geheel ſullen inhouden, ſoo veel de kracht van dien aengaat, en dat in een ſin wel veel klaarder dan die in # Bijbel uitgedrukt is. En van nu af ſou ik niet meer van de Schriftuur ſpreken, 't en ware dat de menſchen die mijne # leſen, alreede volſijn van de H. Schriftuur, en daardoor beter weten wat
ik ſeggen wil, wanneer ik hun aenwijſing doe in de H. Schrift, die ſy ſoo langen tijt geleſen hebben, ſonder haar te verſtaan. Daarom ben ik blijde,wan neer my eenige plaats van de H. Schriftuurinden ſin valt, op den tijt wanneer ik ſelfs ſchrijf, op dat d'andere menſchen door dit middel, myte beter mogen verſtaan, en dat ſy meerder vernoegen mo gen hebben, leſende de dingen die ſoo over-eenko mende zijn, met het gene eertijts in de H. Schrif ten geleſen hebben. Welke H. Schriften ik niet
#
behoeve te leſen; om dat ik de ſin van de ſelve in
my heb, en daar van beſeten ben, al is't dat deſen Benjamin my beſchuldigt van leugen, om dat ik ge
ſeyt heb, dat ik de H. Schriftuur niet heb geleſen. 'T is een zekere waarheit, dat ik noyt den Bijbelge leſen heb, noch de Propheten, uit oorſaak, dat in de Roomſche Religie verboden is, den Bijbel in de ge meene Landt Taleteleſen: Ik mag wel eenige Pro
pheten in de Latijnſe Tale geleſen hebben, door *# dat
128
Advertiſſement ingedient,
-
dat men er eenige vind in de getyen van de Rooma ſche,dewelke ik geleſen heb gelijk als gebeden, maar ik en verſta geen Latijn, ende en heb daar uit niet konnen verſtaan, wat de Propheten geſproken heb
ben; noch en ben ook noyt curieus of begeerig ge weeſt, om te weten de dingen die God my niet wil de onderwijſen.Ik heb bekent, dat ik het nieuweTe ſtament een weinig geleſen heb, maar ſoo weinig, dat ik er niet van ſou hebben konnen onthouden; door dien , dat d'eerſte mael dat ik het las, door
verlof van een Biſſchop; ik terſtont bevond, dat
den inhoud van dien, even gelijk was aen de ge voelens die ik beſat, en ik dede het boek toe ſonder
daar meer in teleſen wel dentijt van twintig jaren: op het eynde van de welke, ik moetende Kinderen onderwijſen, ſoo bediende ik my doen tertijt van 't Nieuwe Teſtament, om altemets in hare tegen woordigheit een versken of twee te leſen, ten ein de mijne woorden te meer gewicht hebben ſouden, wanneer ik die uit het Evangelie trok. Siet dat is al de ſtudie, die ik in de H. Schriftuur
gedaen heb, gelijk ik dat ook in eenige van mijne
voorgaande gedrukte brieven geſchreven heb, uit het welke deſen Benjamin, Leugens en contradic tien trekken wil; om dat ik ſeg, dat ik de ſchrif tuur niet lees , en dat ik elders ſeg; dat ik het
nieuwe Teſtament een weinig geleſen heb. Gelijk alsof hy niet wiſt waar hy't ſoeken zou, om te vinden. Leugens en contradictien, daar hy my mede wil beſchuldigen. En na dat hy overal gewroet heeft, ſoo en heeft hy niet gevonden dan valſche
beſchuldingen, die keeren ſullen tot fijne ſchande, CIl
tegen de Quakers.
129
en nadeel van ſijn Ziel, die hy grootelijkx ge quetſt heeft, door 't verachten van de waarhe
den Godts, en van die perſoon daar die waar heden uit ſijn voortgekomen: nadien dat God, van de# aan dewelke ſijn woordt geſchiet is,
ſegt: die u aanraakt die raakt den appel mijner oogen aan. Maar deſe Quakers vragen nergens na, ſedert dat ſy ſich ingebeeld hebben den H. Geeſt te hebben: den Duivel geeft hun de ſtout heit om Godt en den menſchen te miſdoen ſon
der vreeſe, en te doen alles wat in hare fan taſye komt, ſonder te willen lijden dat men hun de waarheit van hare doolingen Want 3. Op de
#
hylaſtert my om dat ik een brief geſchreven had # aen zeker vriendt van Vrieſlandt, die eenigen toe Godt
tijt geweeſt was in de vergadering van de Qua-#" kers, en ook gevolgt had hare manieren van #dt doen, van den hoed niet af te nemen, noch ye-heeft mant te groeten, maar nederhand beducht we ſende en begeerig om te weten of die dingen van Godt quamen; ſoo heeft hy my daarover ge ſchreven en verſocht mijn gevoelen te hebben
over die manieren van doen: waar op ik hem ook geſchiktelijk heb geantwoort; welk ant woord vallende in de handen van deſen Benja
min en andere van ſijn gebroeders, ſoo hebben ſy te ſamen de relolutie genomen, tegen my te ſchrijven, en dat Laſterlijk Tractaat te maken,
't welk ſy geintituleert hebben 3Inthoinette ontbekt/ en haren geeſt etc. Door dien ſy niet konnen lijden, dat een Dochter hare doolingen ontdekken zou, #
# "
-
-
I
-
3t
1o8
Advertiſſement ingedient,
dat ſoo veel fraije Mannen die voor waarheden hadden aengenomen. Dien brief wierd ſecretelijk aen dien vriend na Vrieſland geſonden: by dewel keik hem verklare, dat die maniere van doen die
de Quakers hebben van niemant te groeten, niet van den H. Geeſt komt: om de redenen die geſtelt zijn in den ſelven brief, die gedrukt ſal worden in het vierde deel van het Licht ſchijnende in de Duiſter miſſé de Vijfde brief: welke een ygelijk in ſijnen tijt
ſal mogen ſien: want ik vindefeer noodſakelijk die te doen drukken, door dien dat er deſen Benjamin ſoo veel quaats van ſeyt, dat hy my wil verplichten, den inhoud van deſelve te weder-roepen, en dat ik berouw hebben zal, dat ikſe geſchreven heb. 'T gene ik niet van meening ben te doen, maar ben geſint die aan den dag te brengen, op dat een yegelijk oordeelen mag, wat quaat dat er in is; en dat ik vragen mag aan deſen Benjamin, 't gene Jeſus Chriſtusſeyde, aen diegene, die hem een ſlag op gegeven had, in de tegenwoordig
#
heit des Rechters, te weten: heb ik wel geſproken waarom ſlaat gy my ? maar heb ik qualijk geſproken bewijſt het. Ikeyſſche hier van het oordeel, van al de gene die de geſeyde briefleſen zullen, om te weten, of ſy quaat is, om my ſoo veel verachtingen van deſe Quakers te veroorſaken, als ſy my over deſelve aengedaan hebben, en of al de Weereld niet oor deelen zal, datſe ſeer goet is, en van vaſte waarhe den vervult. Maar om dat ſe tegens deſe Quakers is, ſoo en mogen ſy geen Rechters in hare eygen *
-
ſaken zijn. Ik heb liever die opentlijk bekent te maken ; w
tegen de 9gakers,
13 r.
maken, dan leetweſen te hebben dat ikſe geſchre
ven heb; op dat onpartydige menſchen daar van Rechters weſen mogen, en daar van oordeelen met
een recht oordeel: want ik geloof datſe de oogen openen ſal, aen vele menſchen die te vooren gelooft hebben, dat deſe Quakers het Licht des H. Geeſts hadden: daar ſy ondertuſſchen maar hare eygen
fantaſyen volgden; gelijk dat ſeer beſonderlijk ge toont is in den ſelven brief, die geſchreven was tot onderrichting en trooſt van dien Vriend, die van
ſijn eygen Vrouw geplaagt wierd, om dat hy be gon fijne gebueren goeden dag te ſeggen, en ſijn hoed af te nemen voor ſijne vrienden. Want deſe Vrouw gehecht ſijnde aen de Secte der Quakers, verweet haar Man geſtadelijk, dat hy God verliet, en de ydelheden des Weerels aen nam, dewijl hy begon den hoed af te nemen, en de menſchen te groeten; ja ſy was daar ſoo quaat om, dat ſy hem
aen de vergadering der Quakers aenklaagde, die gro
#
te vlijt , om dien Man weder om te trekken tot hare maniere van doen, van den hoed
op 't hooft te houden, hem anders dreygende, dat ſy hem ſouden excommuniceren, en #ſnyden Valt
haar lichaam, en van 't getal van het Volk Gods; gelijk ſy ſedert gedaan hebben, om reden dat hy ſig wilde gelijk ſtellen aen de Weerelt, in 't groeten van de Weereldſche menſchen. Sijn dat geen gro
te misdaden die deſen vriend begaan had, om van de Quakers ge-excommuniceert en ſoo ernſtig ver maant te worden? Welke Quakers my ſchrijven in
haar Tractaat, dat ſy hope hebben,
#
man WC
derom te ſullen tot hun trekken: en dat hy ſoo on I 2
- -
trouw
132 Advertiſſement ingedient, trouw niet weſenſal, van mytegelooven. En ſy vragen my, of ik die man wel van ſijn Vrouw ſou willen trekken, of dat ik twiſt tuſſchen hun beyden ſou willen veroorſaken? Al even eens, alsof ik een groote miſdaat begaan had, daar ik berouw van ſou moeten hebben, om in dien brief geſchreven te hebben, de waarheden van de doolingen, en van
deſe Quakers: daar ik geen noot van heb berou van te hebben; dewijl dat ik door dit Advertiſſement die noch meer verklare, en ſal't ook in het toekomen
de doen, indien ſy my oorſaak daar toegeven. En
ik meen, dat die vriend verſtandt genoeg heeft, om de waarheden van mijne Schriften te onderſcheyden. uit de leugens van deſe Quakers, en dat hy ſooſot niet ſijn ſal, van op nieuws wederom hare Sothe den aen te nemen, alwaar 't dat ſijn Vrouw hem
ſou willen verlaten, om dat hy ſijn hoed niet op ſijn hooſt wil houden. Want het ſou een martela rye weſen, dag en nagt in twiſt te leven, om ſulke vodderyen. En het ſou ſeer quaat zijn, die ma nieren wederom aen te nemen, om ſijn Vrouw te
behagen; om dat het een ſeer quade ſaak is, die ergerniſſe aen velen geeft: en dat het veel beter is, van de Quakers ge-excommuniceert te zijn, dan
hare ſotheden, tot nadeel van ſijn eygen Ziel te volgen.
ſ
*
, Voor my, indien ik een Man had, die my wou dwingen te volgen de manieren van deſe Quakers;
# zijn, hem te verlaten, wanneer ik anders niet met hem in ruſt ſou konnen
ik en ſou niet
leven, ſonder quaat te doen. En by aldiendeſen Vriend niet in vrede met fijn Vrou leven kan, # -
-
CIT
tegen de 9gakers. 133 der ſijn hoed op ſtaan, en dat hy in ſijn conſientie bevint, dat hy qualijk doet in ſoo te doen; ik ſou hem wel raden, ſijn Vroute ver laten; aengeſien dat een quade Vrou, de -
##
#
vyant is die een Man hebben kan, en dat de gene die ſijn Ziel quetſt om ſijn Vrou te behagen, die mishaagt Godt, van de welke alleen hy ſijn # heit hopen kan, die ſijn Vrou hem nimmermeer ſal
konnen geven voor alle de behagelijkheden die hy haar ſou konnen doen. Daarom moet hy noyt die ſotheit begaan, van haar te behagen, in het doen van dingen die Godt mishagen : gelijk als zijn de dingen van deſe Quakers, die expreſſelijk ſtuderen, dingen te doen om van den naaſten gehaat, en vers acht te worden. Want deſen vriend heeft my ſelfs verhaalt, dat ſoohaaſt als hy reſolveerde, van niet
meer ſijn hoed af te nemen; een ygelijk hem haate en verachte: maar wanneer hy wederom begon den naaſten te groeten in 't afnemen van ſijn hoedt, alle ſijn gebueren waren verblijt, en hernamen een nieuw we vriendſchap. Ik ſou wel aen al de Weerelt willen vragen,ofdie -
Man nu wel ſou doen, met wederom aen te ne
men, de manieren van deſe Quakers, om ſijn Vrou te behagen, mishagende Godt, en den naaſten? En of het niet beter is, haar in dit ſtuk te wederſtaan,
dan te doen dingen, waarin hyſijn conſcientie ge quetſt vind? Dewijl hy een Man is die goede ken niſſe heeft, nadien hy een Leeraar van 't Volk ge weeſt is, aen de welke ſijn Vrou haar behoort te on
derwerpen, veeleer, dan hy aen haar: aengeſien dat Godt geordonneert heeft, dat de Vrou haren I 3 Man
134 . . Advertiſement ingedient, . . Man onderworpen zijn ſal. Maar om Van de Seête der Quakers is, ſoo mach het miſſchien weſen, dat ſy haar van de inſtellinge Godts niet
#
kreunt, en meer bemint de Ouakers te voldoen, in haren Man te plagen, dan haar aen hem te onder
werpen, om God te gehoorſamen. Tgene hem een on-draaglijke ſaak moet weſen.
Maar wat ſal
hy doen? Indien hy haar verlaat, hy ſal gelaſtert worden van al deſe onwetende Quakers,
#
VOOp'
een groot quaat en ſonde nemen ſullen, den vrede tuſſchen deſe twee getrouwde te breken, en ſouden
liever willen, dat # Man ſijn Vrouſou wijkken
quaat doende, dan dat hy daar van gaan ſou, om God te behagen: door dien ſy geen andere deugt kennen, dan die uitwendig voor de menſchengoet
ſchijnt, nadien dat ſy geen andere gerechtigheit hebben, dan die der Phariſeen: ende en weten niets vande geregtigheit die Jeſus Chriſtus aen de Chriſte nen onderweſen heeft: aengeſien dat ſy voor ſon den ſouden houden, (daar van ſy my ook beſchul
digen) als ik ſou willen den oorlog brengen, tuſ
ſchen de Man en de Vrouw: daar ondertuſſchen Jeſus Chriſtusſegt, dat hy niet gekomen is, om den Vrede te brengen, maarden oorlog tuſſchen Vaders en Kinderen, Broeder tegen Broeder, Man tegen Vrouw, &c. Hoe ſeer moeten de Quakers Jeſus Chriſtus
wel laſteren? dewijl hy-ſoo opentlijk bekent, dat hygekomen is om in tweedracht te ſtellen22 de Man tegen . , , 2. J. -
* DI, Eryr ' ſ
*
? Wijf, en 't kindt tegen de Vader, en d'een Broeder te gen d'ander; en dat hy zegt: dat de Huisgenooten des menſchen, fijne Wyanden ſtellen zijn. Men moet on
dertuſſchen ſeggen, dat die Wyandſchap niet quaat ---- --
-- -
kan
tegen de 9gakers. 135 kan zijn, nadien dat Jeſus Chriſtus die inde Werelt gebracht heeft: Hoe ſou ik dan ſooſeer telaſteren zijn, als ik twiſt ſou veroorſaken tuſſchen deſe twee
getrouwde ? dewijl die niet eendrachtelijk pogen God te dienen, en d'een d'ander te helpen tot de volmaaktheit van hare zielen. Terwijl dat ſulx de voornaamſte oorſaak is, waarom dat God hetHou
welijk ingeſtelt heeft; ten eynde de Man met de Vrou ſou mogen leven in een wederſijds behulp, om te ſamen te mogen komen tot het eeuwig leven.
'T is daarom dat Godaen den Man een Vrou gege ven heeft. Want hyzeyde, dat hy hem eene ge
#
venſoude. Men moet niet denken, dat God alleenlijk aen M
-
den Man een Lichamelijke byſtant heeft willen ge ven; nadien dat alle Mannen in 't gemeen, niet van noden hebben een Vrouw te trouwen, om ge holpen te worden, ten aenſien van het tijdelijke: aengeſien dat de Rijke ſich wel konnen doen hel
pen en dienen om geldt, ſonderſich ſoo nauw aen een Vrouw in 't byſonder te binden. Men moet
zekerlijk beſluyten, dat God verſtaat te ſpreken,
#
van de geeſtelijke byſtant die de WC derſijds d'een aen d'ander ſchuldig zijn, op dat ſy te beter te ſamen ſouden mogen geraken tot de eeu wige zaligheit. Want indien hy geſien had, dat de Man alleen blijvende hem getrouw ſou gebleven zijn, hy en ſou hem geen Vrou tot ſijn geſelſchap gegeven hebben, nadien hy hem goeten volmaakt geſchapen had: en had ook de macht om hem te konnen doen voortteelen ſonder de byſtant van de Vrouw. -
Maar alſoo deſen man ſich van God af
I 4
keer
136 Advertiſſement ingedient, keerde, om ſijnbehagen te nemen in de Schepſelen, die minder ſijn als hy, aen wien God alles onder worpen had; ſoo gaf hy hem een Vrou, op dat hy ſijn behagen nemen ſou, in een ſchepſel hem gelijk, met een menſchelijk Lichaam, en een Goddelijke
ziel; op dat ſy hun geſamentlijk van wederfijden in goddelijke dingen eeuwiglijk ſouden vermaken,
ſonderſichoyt meer af te laten trekken door onder
hoorige of onderworpen ſchepſelen, die onwaar dig zijn de Edelheit van de ziel des menſchen. Siet daar de voornaamſte oorſaak, waarom dat God den Man een Vrouw toegevoegt heeft. En diegene die maar alleenlijk trouwen, om de tºſa-
men-voeginge van 't vleeſch, die ſijn den Beeſten gelijk,
# niet anders dan Aartſch zijn,
en gene
gen te vermenigvuldigen een ygelijk na ſijn aart. Daar de menſchen ſich behooren te vermenigvuldi gen gelijk de Engelen doen, en voort te brengen, ſchepſelen, die ſich de Wille Gods onderwerpen :
Voortbrengende op de Aarde, Aardſche Engelen, gelijk de Engelen Hemelſche voortbrengen, en eeuwiglijk voortbrengen ſullen. Siet daar het eyn de, waartoe het Houwelijk dient, ende de waar
om, dat God twee verſcheyden menſchen geſcha
# heeft;
'tgene
is op dat ſy d'een danderſouden
ehulpſaam zijn tot hare eeuwige Saligheit. En in dien het gebeurt, dat twee menſchen door 't Hou
welijkt ſamen gevoegt zijnde, malkander tot dat eynde niet behulpſaam willen weſen, ſoo ſouden
ſy beter geſcheyden, dan, t'ſamen gevoegt zijn: oordien, dat ſy om-keeren de ordre die God in 't
Houwelijk geſtelt heeft. "Twelkdeſe Quakers niet begrij
8
-
tegen de Glgakers,
137
begrijpen, en hun dunkt, dat het ſeer wel gedaan
is, de getrouwde by een te houden, alſoude 'twe ſen om d'een d'ander te helpen meer ſondigen: ge lijk doen ſou, deſen Vriend, daar men in dit derde
# van handelt, van de welke de Quakers my chuldigen, alsof ik een groote miſdaat begaan had; om dat ik aen hem geſchreven had, dat h ſijn Vrouw niet moet gehoorſaam zijn, in 't # gender manieren van doen van deſe Quakers: daar het ondertuſſchen den Raadt Jeſu Chriſti is; dewel
kezegt: Indien een van uwe leden u ergert, ſnijdt het af, en werpt het van u: Want het is beter in 't Konink
rijk der Hemelen in te gaan, verminkt, oflan, en met een oog; dan verdoemt te worden met twee Oogen, en alle ſijn geheele Leden. Nu, ſoo wanneer deſe Vrouw haar Man wil dwingen, om na te volgen de manieren van doen deſer Quakers, ſoo ergert ſy hem, willende dat hy
dingen doen ſal tegen ſijn conſcientie. Sou het niet beter weſen, dat hy haar verlaten ſou, dan dat hy God vertoornt? Want ſy en moet hem niet waar diger weſen, dan ſijn eygen Oog, dat hy noch tans moet wegſmijten, indien hy de Evangeliſche Raatgevingen volgen wil, als het hem ergeren ſou
de: Hoeveel meer moet hy ſig van ſijn Vrouw af trekken, ſoo wanneer ſy hem ergert, en hem wil
dringen, om te doen, dingen tegen ſijn Conſcien tie? Hy is oud en wijs genoeg, om te weten wat hy doen moet, en is vry de Jeſu Chri ſti te volgen of niet. Voor my, ik en heb daar
#
niets in, ende en doe niet anders dan aen te bren
genv, de Waarheden die Godt my doet kennen: I 5
# GT
138 Advertiſſement ingedient, der dat nochtans iemand gedwongen is mijne Raad gevingen te , wanneer hy die nietgoet vint.
#
Maar ik wenſche van gantſcher herten, dat een y gelijk wilde volgen de Raad-gevingen Jeſu Chriſti, op datyder een mogt ſalig worden, en dat niemand bleef ſtaan op den Raadt van deſe Quakers, die niet dan een doolend Licht hebben, als een dwaallicht dat de menſchen doet neerſtorten, en in 't Water
vallen als men dat wil volgen.
f
Wat my aengaat, ik heb voor God en aen mijn conſcientie voldaan, wanneer ik de waarheit ver
klaart heb, ſoodanig als ik die ken. En deſe Qua kers ſullen my niet beletten, Heylſamen Raadt te geven aen de gene die my daarom vragen ſullen. Want ik en kan niet laten ſterven van dorſt, de ge ne die dorſten na de Gerechtigheit en Waarheit: in
tegendeel, ik wil met Jeſus Chriſtus roepen: Komt tot my gy die beladen zijt, en ik ſalu verlichten, na de mate dat God my ſijne Lichten mede gedeelt heeft. Ik hebſe voor niet ontfangen, en ik ſalſe voor niet geven, nadien de Chriſtelijke liefde my daartoe verplicht. Ik en wilde laſteringen van de ſe Quakers niet vreeſen, in dingen die de Saligheit
t
der Zielen betreffen. Heb ik dien brief die hun mis
&
haagt geſchreven; ik ſal'er noch meer ſchrijven, op
dat de Waarheit van alle dingen mag gekent zijn, en op dat de menſchen door onwetentheit, Godt niet meer ſouden vertoornen, en op dat niemant ver doemt mag worden, dan de gene die door boos
heit fich voor Godt ſchuldig maken. En om dat de waarheit nu ſoo verborgen is,
en dat ſoo weyni
ge die kennen, ſoo wil ik die uitroepen op de Stra tCIl 3
tegen de 9uakers, .
139
ten, op dat de zielen die den ſlaap des dootsſla , opwaken mogen. En al is't dat deſe Waar eit aen alle menſchen niet aengenaam is, ſoo
ſal die nochtans aen vele proffytelijk weſen; en
# heeft alreede groote Werkingen gedaan, in ezielen van degene dieſe ontfangen hebben.
:
Want verſcheyden Koopluyden die inde be-r # van de goederen deſer Wereld waren, ebben hare handelingen verlaten om naarvol gers Jeſu Chriſti te worden. Daar ondertuſſchen deſen Benjamin my be ſchuldigt, voor een vierde beſchuldiging, dat
! -
, :
4, Dat de
ik ben koophandel miſprijg ; Hoe wel die Handelin waarlijk mispryſelijk is, indien ſin daarin ik # #. die neem. Maar om dat deſen Man ſelfs intreſt #.
heeft in die ſtoffe, ſoo wil hy die naſijn ver- naaktheit er Zie
mogen verdedigen; Dewijl dat (namijneſtel len be ling) het niet waarachtig zijn ſou, dat hy een letten. grof Koopman ſouweſen, en tegelijk een man
# .
van God verlicht: Hy ſou nootſakelijkt een of t'ander van deſe hoedanigheden moeten ver
tot ' .
laten, by aldien hy toeſtont, dat de Koop handelingen ſtrydig zijn, tegen de Chriſtelij ke volmaaktheit: 'tgenehy niet toeſtaan wil ; door dien dat hy wil ſtaande houden, dat hy een goet koopman is, op dat hygelt winnen ,
mag, en ook dat hy tegelijk een Man is van Godt verlicht, teneynde hy die lofoveral de , Werelt dragen mogt, die hy niet ſou verlieſen willen al moeſt hy die met perijkel van fijn le venſtaande houden; dewyl hy noch meer die
aenſienlijkheit van Heyligheit acht, dan # -
- -
-
-
-
-
-
-
--
- -
aard
14o Advertiſſement ingedient, aardſche goederen: Hoewel hy abſolutelijk deen
en d'ander bewaren wil, op dat hy ſijn Eere en aen ſien mag ſtaande houden, en ook dat hygelt mag hebben om ſijn vermaak in deſe Weereld te konnen
nemen. En ofſchoon Jeſus Chriſtus expreſſelijk zegt, dat men geen twee Heeren dienen kan: Soo wil deſen Benjamin trachten, deſe twee ſtrydige din
gent ſamen te voegen, door een nieuwe Philoſo phie, daar nochtans de oude ſegt, dat twee con trarie, niet ſamen blijven konnen in een voorwerp.
Maar hy vindt, dat men wel koophandel drijven kan om gelt te winnen, en dat men tegelijk Diſci pel Jeſu Chriſti weſen kan. Ik wilde wel dat hy my ſeggen ſou, wat koopluyden Jeſus Chriſtus ge volgt hebben, doen hy op der Aerde was: en of d'Apoſtelen in de Chriſtenheyt aengenomen heb ben, Koopluyden en Handelaars, wanneer die noch bleven in de ſtudie om gelt te winnen: dewijl
het Evangelie leert, dat men alle dingen verlaten moet, om diſcipel Jeſu Chriſti te zijn. En dat het exempel van Ananias en Saphyra ons leert, dat God met een haaſtige doot ſtraft, diegene, die Chriſte nen ſijn willen, en haar eygen goet willen bewaren, tot haar behoefte.
"T
gene wel verre is van een
waar Chriſten te mogen weſen, al handelende om overvloedt van geld te winnen: dewijl de Koop
luyden hedenſdaags het meeſte winnen dat ſy kon nen, en ſoo wanneer ſy tien winnen konnen, ſy en ſullen hun met vijf niet laten genoegen, nadien dat de begeerlijkheit onafſcheydelijk is van de Koop manſchap. Maar met al # waarheden, ſoo wil
nochtans deſen Benjamin ſtaande houden, dat # WC
l
tegen de gkakers.
14r
wel een diſcipel Jeſu Chriſti weſen kan, en tegelijk een gierig Koopman, dewijl de gierigheit den koop handelbaart, door dien dat de gene, die ſich ge noegen ſou willen met ſijn enkele nootdruft, niet ſou behoeven grooten handel te omhelſen. Maar de gierigheit die onverſtdelijk is, vermeerdert altijt in 't herte van den Handelaar; 'tgene een ygelijk in ſich ſelfs proeven kan, en bevinden dat de winſte van een koopmanſchap, een ontſtekinge geeft om noch een ander te hebben: en ſoo gaat het tot on
#
En dat den menſch on-eyndigofeeuwig
was, hy ſou altijt noch meer begeeren; dewylſijn
hert niet verſādigt zijn kan van de goederen deſer Werelt; en bygevolg, hoe meer hy heeft, hoe meer hy begeert. En of wel deſen Benjamin my
ſegt, dat hy een rechtveerdig # is, dat hi verkoopt en koopt tot alleenlijk de rechte waa der goederen, ſoo en ben ik nochtans daarvan niet verſekert, en ik mag daar met reden aen twijfelen,
nadien hy my wel wil doen verſtaan, dat hy het Licht des H. Geeſt heeft, hoewel dat niet waarach
tig is. Waarom ſou hy my dan niet willen doen verſtaan, dat hy een Rechtveerdig koopman is, als hy nochtans een gierigaart weſenſou? Ik en wil daar niet abſolutelijk over oordeelen; om dat ik gantſch
geen kennis van ſijn Koophandel heb, om te kon hen weten of hy die rechtveerdelijk doet of niet: Maar ik kan by ſijn laſterlijk Tractaat, dat hyte gens my geſchreven heeft, wel ſien, dat hy geen vreeſe Godts heeft, dewijl dat hy wel durft laſte ren en liegen, om uit te doven de Waarheden der
dingen die in mijne ſchriften begrepen zijn.
º: at
e 142
-
Advertiſſement ingedient,
datdiegene, die de vreeſe Gods verloren heeft in een ding, die verlieſtſe lichtelijk in een ander ding, en veel lichter in 't ſtuk van winnen, wanneer hy ge dreven is, om tevoorderen in de goederen des We relds, die van alle menſchen begeert worden, ſoo verre als ſy niet herboren zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti. Want de Schriftuur zegt, dat het oogenoyt verzaadt is van ſten, noch het Oore van hooren, niet meer, dan het herte van begeeren. Maar deſen Benjamin ſal willen (volgens ſijn ge woonte) doen verſtaan, dat hy een herboren
menſch is, en dat hy die begeerte te boven geko menis? 'Twelkik ontken, door dien dat degene
die niet begeert, niet koopmanſchapt, en daar om is ſulx te gelooven , ſich # vleyen; en het te ſeggen, is Liegen. Want niemant handelt ten ſy omgelt te winnen, en het gelt is'tgene dat des men ſchen hert ontſteekt tot de begeerte. In voegen,
dat degene die niet begeert, die en handelt niet. Men ſegt my, dat men iets doen moet om te le ven, en om te verkrijgen wat men behoeft te heb ben: 't welkiktoeſta : Want het eerſte gebodt dat
Godaenden menſch gegeven heeft na ſijnſonde, is, dat hy ſou arbeiden om de dingen die hy tot onder houd van fijn leven noodig had: en gelijk een yge lijk het landt niet bearbeyden kan, ſooiſt goet dat
'er andere handwerk-luiden zijn, en # of Koopluyden, Studenten, Medecijns , Rechts
geleerden of andere noodige dingen tot onderhoud van 't leven, of der Republijken. Maar alle die
dingen moeſten gedaan worden in den Geeſt die Godt geordonneert heeft: te weten, om twee# CIl ;
• va
,
tegen de 9gakrs. 143 den; namentlijk, om't gene dat goet is, of dat nootſakelijk is: Maar niet om ſich te verrijken, of
om gemakkelijk te leven, of om te ruſten in deſe Werelt, gelijk als alle de huydenſdaagſche men ſchen doen, die niet en handelen noch eenige Of \ ficien bedienen, of eenige ambachten doen, ten ſy omgelt te winnen, op dat ſy gemakkelijk ſouden
mogen leven, hun te doen dienen en tracteren, elk om 't beſt; en te ſparen om te ruſten in hare ou
de dagen. Alle deſe ſijn noch de beſte van onſen tijt: want vele trachten geld te winnen om beſteed te worden in de dronkenſchap, gulſigheit, hoo vaardy en onkuysheit: 't welk alle hooft ſonden zijn, of ten minſten tot Lekkerheit, of pracht in kleederen en koſtelijken huiſraat; 'tgene alle qua de eynden of beoogingen zijn, om dewelke, de ware Chiſtenen noyt arbeiden moeten, maar al
leenlijk om de twee goede eynden die Godt geor donneert heeft, te weten, om te volbrengen de boete die Godt om de ſonde aan Adam opgeleidt heeft, van ſijn Broodt te winnen in 't ſweet ſijns aen
geſichts: en tot het onderhoud van dit leven; 't welk niet in weſen blyven kan, ſonder een voedſel be quaam voor fijne natuur. Siet, dat ſijn de twee dingen waarom den menſch moet arbeiden, alle be
dieningen waarnemen, of Koophandel drijven. Indien men ſich niet wilde vleijen, en dat een ygelijk de handt wilde op de borſt leggen, om van nabyte onderſoeken, waarom dat hyarbeydt, ſtu deert, practiſeert, of handelt, hy ſou zekerlijk
bevinden, dat hy het alleenlijk doet om geld te winnen, en dat te beſteden tot eenige van die g: -
er
- I
--
E -
EL
f44 Advertiſſement ingedient, de eynden, den eenen meer, den anderen min; en dat geen ding gedaan word om te volbrengen de boete die God ons opgeleydt heeft, noch ook om te hebben de enkele noodſakelijkheit, door dien dat byna niemantſich daar mede wil laten genoe
gen! Want de gene die winnen kan om wijn te drinken, die ſal ſich niet genoegen laten met bier: en de gene die lekkere hebben kan, ſal ſich niet genoegen met de ſlechte; of de gene die ſich
#
kan doen dienen, wil ſich ſelfs niet dienen, en ſoo is't met al de reſt, een
# wil altijt meer heb
ben dan ſijn noodſakelijkheit, ende en vernoegt
ſich met het minſte niet, wanneer hy het beſte heb ben kan daarom is het dat hy veel winnen wil, . op dat hy veel mag hebben te verteeren. En ſijn dat niet arme kinderen Godts! de welke omkeeren de ordonnantien van haren Vader, die hun in deſe Weereld geſonden heeft, als in een
plaats van boete, en in een gevankenis van Ellende, tot dat ſy voldaan hebben aan ſijn Goddelijke #
rechtigheit, voor de Sonden die ſy tegens hem be gaan hebben: daar ſy ondertuſſchen hun vergapen om te arbeyden en te handelen om gelt te winnen,
op dat ſy aldaar hare welluſten nemen zouden, in de ſelve haar genoegen ſoekende, in plaats van te omhelſen de ongemakken, en lydens die ſy ver dient hebben door hare ſonden.
En hier mede
willen ſynoch niet lijden dat men haar vermaandt, of gedenken doet aan de ordonnantien van haren Vader, op dat ſy die ten minſten on-volmaakte
lijk volgen zouden: maar willen blijven volherden het tegendeel te doen, en verblijden in plaats # te *
-
lyden
tegen de 9gakers.
145
lyden. Want ſoo haaſt als deſen Benjamin geſien heeft, dat ik den koophandel afgeraden heb, aan
die gene die ware diſcipelen Jeſu Chriſti willen we ſen, ſoo heeft hy beginnen myte verachten, en te ſeggen; dat ih nieuhne leeringen bragt ; en
bat men in beſe 112eegeld handelen moeſt om te leben: ſên bat ik bc koophandel niet moeſt
beſtraffen in begene die u?ome ſupben 3ijn ! en bie rechtbeerbiglijſt hambclen , gelijk als hy
ſegt, dat hy ſelfs doet : 't geen men niet gehouden is te gelooven; nadien hy ook ſegt, het Licht des H. Geeſtes te hebben , als het nochtans niet waar
achtig is. En ik ſou hem mogelijk alſoo wel too
nen, dat hy niet Rechtveerdig is in ſijn koophan del, als ik hem hier toon, dat hy niet van Godt verlicht is, indien ik ſoo veel kennis had van ſijn
handeling, als ik heb gekent uit ſijn laſterlijk Trac taat, dat hy de ware deugt, uit de valſche niet
kent. Want indien hy een Rechtveerdig koop man was, hy ſou in ſijn handeling niet konnen proſpereren of Rijk worden, om dat de verdor ventheit van de huydendaagſche menſchen te groot is; en dat een deugtſaam menſch ſijn ſtuck niet meer vaſt houden kan, ſoo hy rechtveerdig ſijn wil, door dien in die gelegentheit een ygelijk ſijn beſt doen zal om hem te bedriegen, in 't gewigt, in de mate, in den prijs, of in de ſtoffe: in voe gen, dat ſoo wanneer hy aan andere doen wil ge
lijk als aan ſich ſelfs, ſoo ſal hy veel eer op ſijn koopmanſchap verlieſen, dan dat hy daar op win nen zou. 'Tgene hem wel haaſt ſijn handeling
ſou doen verlaten, ſonder veel te diſputeren om te Weten 7
M46
Advertiſement ingedient,
weten of men wel handelen mag in de Chriſtenheit
of niet: dewijl de ſchade die hy daarin lyden zou, bequaam ſou weſen hem ſijn handeling te doen ver laten: nadien menſe niet onderneemt dan om gelt te winnen, en dat de gierigaarts geen winſt aen Jan deren overlaten zullen, wanneer ſy die voor hun ſelfs bewaren konnen. Daarom is't dat een yge lijk voor ſich ſelfs begeert, al is't dat de Begeerlijk
heit verboden is door expres gebodt van God, hoe wel de menſchen begeeren, ſonder te denken dat ſy quaat doen, dewijl de begeerlijkheit tegenwoordi ſooſeerin't gebruyk is, dat men voor een # ſonder verſtandhouden zou, de koopman die ſon der begeerte ſou zijn, door dien dat men die be geerte niet meer voor ſonde rekent; ter oorfake dat
men in't vergeet geſtelt heeft de Wet Godts, om aan te nemen alleenlijk die der menſchen, die voor
geen ſonden houden,dan de bedriegeryen die gedaan worden in maniere van dieverye; ende en houden
S
voor geen dieven, dan alleenlijk diegene die opent-
N
lijk ſtelen, of in de huyſen breken , maar wat men
»
van fijn naaſten achterhalen kan door ſubtijlheit, .
of heimelijk bedrog, dat gaat gemeenlijk door, voorgaauwigheit, en degene die veel winnen kan door diergelijke bedriegeryen, daar ſegt men van, dat het een fray man is, en dat hy ſijn huyſgeſin wel voorſtaat ; bybrengende ſelfs, om te verſter ken hare gierigheit deſe ſchriftuur plaats, dat de#
me die ſijn huys niet voorſtaat, erger is als een Heyden. Het welk een heel omgekeerden ſinis; dewijl dat
Godt verbied doorſijne tien geboden, alle ſoorten van begeerlijkheit, En St. Paulus verklaart, dat indien
tegen de Quakers.
147
indien de Wet Godts hem niet geſeyt had, dat de begeer te ſonde was, dat hy't niet ſou geweten hebben: ſoo natuurlijkeygen is de begeerte aan den menſch. En wanneer de ſchriftuurſegt; dat men ſijn huys beſor gen moet: dat is een geeſtelijke ſorge daar ſy van ſpreekt; op dat de Vaders, Moeders, Meeſters, Meeſterſenſouden ſorgedragen, dat hun ſinnen wandelen ſouden in de vreeſe Godts, en ſijn geboden ſouden onderhouden, op dat die moch ten ſalig worden. Maar de ſchriftuur beveelt niet aan de Overſten, dat ſy ſorg hebben ſouden veel
#
gelts te ſparen, om te dienen tot de verdoemenis van hare kinderen, of onderdanen: gelijk rfien ſiet dat het meeſtendeel der Rijke menſchen Rijk dommen aen hare kinderen nalaten, dewelke hun dienen tot middelen van hare verdoemenis.
-
Maar alle deſe dingen worden ſoo qualijk ver ſtaan, dat men het valſche neemt voor het waar
achtige, en de waarheit voor de leugen; 't welck men niet wil alleenlijk ontdekken, om dat men al tijt meer bemint de woorde die onſe ſinnen vleyen, dan die ons de waarheit ontdekken, gelijk deſen Benjamin doet, die niet wil verſtaan, # de koop handelingen des Weerelds, de welke gedaan wor den om geld te winnen, ſtrydig zijn tegen de Chriſ telijke volmaaktheit : omdat hy wel wenſcht daar
in te blyven, en daar mede de naam dragen, van , heylig, verlicht, en te weſen van 't getal van Gods Volk.
Maar indien hy inderdaat alleenlijk een
goet Chriſten was, hy # beter geleert hebben de leeringe Chriſti, die onderwijſt, te verſaken alles
wat men beſit om ſijn diſcipelte weſen. K, 2
Dat is wel -
wijt
---------
148
Advertiſſement ingedient,
wijt van toe te ſtaan, dat men wel koophandel doen mag, om te hebben goederen boven de nootſake lijkheit; het welk men ſoo verre uitbreydt, dat den overvloed en overdaat, huydendaags by de Weereld genoemt word noodſakelijkheit: Sooſeer
vleijen de menſchen hun felfs, in 't ſeggen, dat ſy alleenlijk handelen om de nootdruft te hebben; na dien ſulk niet waarachtig is, want een weynig vol doet de natuur, wanneer men ſig vernoegen wil met het nodige, en ſoberlijk wil leven volgens den raadt van St. Petrus, die tot ſijne Chriſtelijke Broe dersſegt: weeſt ſober en waakt, dewijl onſen Vyandt
de Duivel altijts om onsgaet, om te ſoeken yemand die hy mocht verſlinden. Soo wel, dat al ware het ſchoon dat er ſoo veel
perijkel in het handelen niet was, als er in is, ſoo
ſoude het nochtansſeerraatſaam zijn, voor degene die ware Chriſtenen willen weſen, dat ſy hun niet
ſouden vermengen in de handelingen des weerelds, om meer te winnen dan de ſobre nootdruft; om al
ſoo den raadt des Apoſtels te volgen, die veel beter is, dan die van deſen Benjamin, dewelke aan de
deugdelijke menſchen raadt, dat ſy handelen zou den, opdat hy niet beriſpelijk in ſijne handelingen weſen zou; dewelke ik ſeer miſprijs in een menſche
die ſich ſegt van Godt verlicht te weſen, gelijk als hy doet, Byaldien ſijn licht van Godt was, het ſou hem wel volmaakter dingen doen ſien, dan de hande
lingen zijn om geld te winnen; en hy ſou geen noot hebben myte verachten, om dat ik ſe miſ
prijs, in die geene, die Diſcipelen Jeſu Chriſti weſen
e"
tegen de 9gakers.
149
weſen willen. Maar dewijl hy niet heeft dan een doolend Licht , ſoo en kan hy niet dan doo lingen aanraden: een ygelijk is vry die te volgen
die wil. Wat my aangaat, ik vervloekſe, en de en wil dat dwaal-licht niet volgen, van vreeſe dat het my ſouleyden in ſijne wilde Wateren, daar hy de
# mede drenken wil.
Want ik weet door
ervarentheit, en bevinde het noch alle dagen, dat men niet meer kan handelen met de huydenſdaag ſche menſchen, ſonderſijn conſcientie te quetſen: want hoe weynig dat men met hun te verrichten
heeft: ſoo bedriegenſe, ofſweeren, of liegen, en ſoo menſe niet wil geloven of van hun laten bedrie gen, ſoo ſullenſe ons niet willen verkoopen, lie ver willende ſonder te winnen zijn, dan ſonder te
bedriegen. En wanneer ſy ſien dat men noodig heeft van hun te koopen, of dat men geen kennis van haar koopmanſchap heeft, ſoo ſullen fy dwin gen meer te geven dan de waarde van de goederen,
en ſoo veel als hare gierigheit begeert, verdrukken de een vreemdelink die hun van doen heeft, on
matiglijk; om dat ſy hem in den noot ſien, en dat
hy ſich niet anders helpen kan. 'T geen teenemaal tegen de liefde ſtrijdt, ſonder de welke St. Paulus
zegt, dat men niet zaligſijn kan, ahvaart ſchoon dat men de gave van Prophetie had, ofſoogrooten geloove dat men bergen verſetten konde, dat men al ſijngoedt den armen gaf, en ſijn lichaam om verbrand te wor den: dat ſulx alles niet hequaam ſou zijn, om ons de Za ligheit te geven ſonder de Liefde: de welke ondertuſ ſchen niet meer in gebruyk is onder de Chriſtenen
van deſentijt, waarin eenyder alleenlijk mikt op K 3
ſijn
15o Advertiſſement ingedient, ſijn eygen voordeel, tot nadeel van den naaſten. -,
En ſoomen iets wil koopen of van iemant wat laten maken; die menſchen niet aenſien de noot
#
ofbehoefte desnaaſten, om aen hem te verkoopen,
of trouwelijk te arbeiden 't gene hy eyſcht: maar
alleenlijk de Koopman of Ambachts-man ſal maar . aenſien, wat hy winnen kan: en by aldien hy kon- de hebben het dubbeld ofdryvoudig van de waarde eenes dings, 't is buyten twijfel dat hy't nemen ſou, ſonder te denken voor God te miſdoen. Daar
•
A
ondertuſſchen alles wat men tegen de liefde doet, . ſonde is: aengeſien dat men ſonder Liefde niet Sa lig worden kan, ſoo moet men beſluyten dat alles wat tegen de Liefde is, ſonde is: want ſonderſon de kan men niet verdoemt zijn. 'Twelk ſoo ſijnde het waarlijk is, hoe kan deſen Benjamin dan
#
ande houden, dat men nu wel mag koopman ſchappen in de Chriſtenheit, voor diegene die goe de luyden zijn; ſiende dat de menſchen haar am bacht maken van wel te bedriegen, liegen, en be hendelijk te ontſtelen? Moet men niet mede wer ken aen alle die quaden en ſonden, van hun koo pende, of hun gebruykende in eenige ſaken?
En indien menſondigt op negen-derley wijſe in anderen, hoe ſoumen konnen ontgaan teſondigen in deſe verkoopers of bedrieglijke ambachts-luy den? Het ſou wel noodig zijn, dat deſen Benjamin ons leerde, hoe men ſou konnen koophandel drij venſonder te ſondigen; dowyl hy de goede men
ſchen raadt te handelen, gelijk als hy doet. Want al wat tegen de Liefde is, dat is ſonde: en wanneer
alle begeerten van God verboden zijn door ſijne ge -
boden,
tegen de 9gakers. 151 boden, en dat een deugtſaam menſch door nood
ſakelijkheit moet koopen van een die begeerig is, of dat hy gedient moet worden van een gierigaart; ſoo ſou het dienſtig zijn dat men wiſt, hoe deſen deug delijken menſch ſoude konnen deſe ſonden onder ſteunen in anderen, ſonderſijn eygen conſcientie te quetſen: ende en moet hy niet handelen tegens de Liefde des naaſten, met hem ſtoffe tegeven daar hy ſich me verdoemen kan door ſijn valsheden en bedriegeryen? Ik ſou wel willen, dat deſen Benja
min my een weynig uit een ſcheyden ſou, dit Ca ſus of geval der conſcientie, (indien hy ſoo wel ge
ſtudeert heeft in de Theologie als in de Philoſophie) door dien dat mijn Theologie of Godsgeleertheit die van den H. Geeſt komt, my niet onderwijſt,
dat ik nu ter tijt mag koophandel drijven in de We
relt, ſonder te ſondigen in my ſelfs, of in andere. Nochtans wil ik daarom niet veroordelen of verdoe
men de handelingen in hun ſelfs, nadien die goet zijn, ſoo men daar goet gebruik van maakte: maar
ik wil veroordeelen het quaat gebruyk dat men te genwoordig maakt van de handelingen, gelijk ook van alle ſoorten van handwerken , Officien, en
andere bedieningen, of beſigheden ſoodanig als die ſouden mogen weſen; uit oorſaak dat alles verdor ven is door de ſonden die de menſchen daar in be
gaan met die te bedienen.
-
-
Het is noodig dat er Koopluyden, ambachts luyden, en arbeids-luyden zijn, om deenden an deren in den noot te helpen: Want alle menſchen
zijn niet bequaam om ſchoenen te maken, of hoeſ
yſers voor Paarden, noch om Laken te weven, of K 4.
lijn
152 Advertiſſement ingedient, lijnwaat tot dekſels voor hare lichamen; het is ſeer goet dat d'een menſch ſich voegt tot een van deſe dingen; en andere tot eenige andere: want dat kan ſelfs gedaan worden door Chriſtelijke Liefde, wan neer men in ſijnen arbeydt ſal in-ſien de behoefte ſijnes naaſten. En dit is het, dat St. Paulus heeft willen onderwijſen aen de Chriſtenen, wanneer
hy hun ſeide; Het zy datgy eet, drinkt, of werkt, doet het alles in den naam des Heeren.
Indien men deſen raat volgde, ſoo ſouden alle handelingen der Chriſtenen goet weſen, en ook alle hare werken of arbeydingen en bedieningen;de (wijl nootſäkelijk een ygelijk iets doen moet om ſij ne boete te volbrengen, alſoo wel de Rijke als de Arme; niemand moet ſich inbeelden dat hy niet arbeiden moet, al ware het dat hy goets genoeg had om te konnen levenſonder te arbeyden, dat en kan -hem niet ontſlaan van den arbeid daartoe God hem
verplicht heeft, om te voldoen aen ſijn Gerechtig
heit: een ygelijk moet arbeiden op deen of d'an dere wijſe. Wanneer Godt rijke menſchen doet gebooren -
worden; dieſelve moeten arbeiden om de eere Gods
te bevoorderen, en den naaſten te helpen: en wan neer iemand voorſien is van verſtant of bequaam
heit, ſoo moet hydeſe gaven Gods beſteden tot de ſelve eynden, en arbeiden met ſijn geeſt om den naaſten te onderſteunen, ſooveel als hy arbeiden ſouvoor ſijn ſelfs, indien hy in die behoefte was; met het welke hy volbrengen ſou, het Gebodt Godts, vanſijnen naaſten te beminnen als hemſelven.
Maar alle deſe ordre is nu omgekeert, en ": W1
tegen de Quakers.
1 53
wil meer voor een ander doen, maar om eigen lief
de ſoekt een ygelijk ſijn eigen intereſt of belang; ſijn eygen gemakken, en ſijn eygen gelegentheden:
d# # hoort ſeg gen, dat ſy alles ter eeren Godts doen : en deſe ſijn
noch erger of quader dan diegene die enkelijk de
waarheit ſeggen, dat ſy arbeiden om geld te win nen, dewijl doch byna niemand iets anders doen ſou. Want het is het gelt dat de huydenſdaagſche menſchen regeert, door dien een ygelijk ſich onder werpt aen de winninge, en doet alles wat een ander
begeert, mitsgelt te winnen. 'T gene wel droevig is te ſien, dat de huydenſdaagſche Chriſtenen hun genoegen met ſoo kleyne dingen ! want ſy mogen eeuwige goederen hebben indien ſy arbeideden om de liefde Godtsen tot de byſtant van hare naaſten, 't welk ſy niet willen doen, en eenige ſeggen 't al
leenlijk doorgeveynſtheit, dewijl dat inderdaat een ygelijk maar arbeydt voor ſich ſelfs. Dit is het dat den arbeyd, en de handelingen van de huydenſ daagſche menſchen ſeer quaat maakt, en my oorſaak geeft, die af te raden aen die gene die waarlijk diſci
pelen Jeſu Chriſti zijn willen: om de boosheit van de huydenſdaagſche menſchen, die niet meer kon nen handelen ſonder begeerlijkheit: en by aldien
men de begeerte van hare herten afſnijden ſou, men' ſou met de ſelve ſlag mede de handelingen daar af ſnijden, dewijl het een aen't andere gehecht is, en
dat deſe twee dingen onafſcheidelijk zijn. En of ſchoon deſen Benjamin ſich ſelfs vleyt in het ſeggen,
dat hy een rechtveerdig koopman is, ſoo en ſouhy
nochtans my van gevoelen niet konnen doen deren, veran K 5 -
154
Advertiſſement ingedient,
deren, in dit punét, dat de koophandelingen ſtrij dig zijn tegen de volmaaktheit van de Zielen der # En hoewel dat alle welgeordonneer de dingen in haar ſelvengoet zijn, ſooſijnſe noch tans quaat door de verdorventheit die onſe natuur in ſich heeft, dewelke de goede dingen niet welge bruyken kan. Men ſiet dat in alle dingen, want het is ſeer goet dat er Overſten zijn in gemeentens; Magiſtraten en Meeſters in de
# zaken;
Rechters om de gerechtigheit te onderhouden; Gouverneurs, Princen en Koningen om de Repu blijken ſtaande te houden: maar te ſeggen, dat ik ſou toeſtaan al wat deſe menſchen doen, ik ſou niet waarachtig zijn in mijne woorden, nadien ik abui ſenſie in alle ſoorten van Staten of Standen: noch
tans ſal ikſe daarom niet laten te eeren; dewijl de
macht van Godt gegeven is, de welke opgericht
heeft de gerechtigheit en de Rechters, om # volk ſtaande te houden. En indien dat er geen gerech tigheit of Overheden waren, de menſchen ſouden d'een d'ander op-eten. Maar ik en ſoude noyt raden aen eenig menſch die waarlijk een Chriſti zijn wil, te
#
ondernemen eenige laſt of officie; dewijl de men ſchen ſoo verdorven zijn, dat menſe niet langer re
# kan na de gerechtigheit en Waarheit Godts, onder ſich vyant te maken van het meeſtendeel der gener die in macht zijn onder't volk, de welke meer in getal zijnde, ſoo moet dikwils de gerechtigheit
wijken voor de ongerechtigheit. Daarom geef ik
deſen raat (aen mijne vrienden die bequaam zijn om te regeeren) die Jeſus Chriſtus gafaen dien Jonge -
lin
tegen de 9gakers.
155.
link, de welke vraagde om ſijn Vader te begraven, en ſegge hun met leet-weſen: Laat de dooden haare dooden begraven; door dien dat het quaat de overhandt ſoo ſeer heeft, dat men 't niet meer helpen kan ! "Twelk ik ook ſeg tot mijne vrienden die koop-luiden zijn, dewijlſe te brooſch of ſwak zijn om te handelen in die volmaaktheit die Godeiſcht van den Chriſten, de welke niet meer in deſe Werelt doen moet, dan
te bevoorderen de eere van ſijnen God, en de by ſtant van ſijnen naaſten; 't welk de einden zijn waar toe de menſchen geſchapen zijn, en niet om te koop manſchappen of te arbeiden in defe Werelt om geld te winnen, gelijk deſen Benjamin ſich laat voorſtaan
ſonder fondament;dewijl de huydenſdaagſche men ſchen niet voorſien zijn van den geeſt der Liefde die ſy moeten hebben in alle hare # ; en dat ſy niet
# konnen koophandel drijven om Godt te ee ren, en den naaſten by te ſtaan.
En daarom is 't
beter dat ſy hare handelingen laten varen, dan die te vervolgen, dewijl het altijt beteris ſtil te ſtaan, dan quaat te doen.
-
1
Jeſus Chriſtus heeft ſijn Apoſtelen doen verlaten hare Scheepjens en netten, tot dertijt toe, dat ſy
geheel ontſlagen waren, en dat ſy ſe niet hebben willen wedernemen om geld te winnen. Maar na dat ſy geheel vry geweeſt zijn van alle begeerlijk heit, # hebben ſy hare Scheepjes en netten wel mogen hernemen, om te viſſchen voor de noot
druft, en tot byſtant van den naaſten. Indien de ſen Benjamin gekomen was tot deſe vryheitofont ſlaging van alle dingen, en dat hy niets meer begee
renſou in deſe Werelt; ik ſou hem toe ſtaan, ...a- -
# y
156 Advertiſſement ingedient, hy wel ſou mogen koo tot ſijn noot druft, en om ſijn naaſten te helpen. Maar hy is
#
noch ſich ſelven niet geſtorven, en daarom wel ver re van te zijn verreſen: hy moet alder-eerſt af-ſter ven de begeerlijkheit van de goederen deſer Werelt,
en dan beſien wat hy doen moet om Godt te beha en. Ik geloof dat God hem niet toonen ſal, dat koopman weſen moet: nadien de handelingen
#
des Werelts alle ſtrijdig zijn tegen de Evangeliſche Raatgevingen, welke leeren, alles te verlaten wat
men beſit, om diſcipel feſu Chriſti te weſen. Dat is de vaſte Regel van een waar Chriſten. Indien Ben jamin dit niet omhelſen wil, 't ſal voor hem zijn :
hy en moet ondertuſſchen d'andere daar niet af-ke ren van dat te doen.
Want het is een ſwarte boos
heit, te verhinderen aen anderen, de volmaakt
heit die wyſelfs niet volgen willen: men moet daar toe hebben een boosheit die meer dan menſchelijk is: Want onſe boosheit ſou ons wel beletten, te
omhelſen de Evangeliſche raadgevingen, om dat de ſelve tegen ſpreken aen alle de ſinnelijkheden of gevoeligheden van de menſchelijke natuur: maar nochtans mag ſynoyt mis-prijſen, dat een ander die volgt en omhelſt, dewijl dat ſulx goet en loffe lijk is, ende en moet aen niemant mishagelijk we ſen, dan aan die gene, die deel hebben aen den geeſt des Duivels, die ſich niet vernoegt met de el
lenden daar ſijn ſonde hem ingeſtort heeft, maar wilde ook een ygelijk trekken tot ſijn ellendige ſtaat, gelijk het ſchijnt, dat ook deſen Benjamin doen wil; dewijl hy de Chriſtenen verwekt te han
delen om gelt te winnen: en hy laſtert my om dat ik de
:
tegen de 9&akers. ik de handelingen miſprijs in de Chriſtenheit;
157
door dien hy in de ſelve handelingen blijven wil met al de gierigaarts, daar ik hem laten wil, aengeſien dat ſulx ſijn wil is: en ik ſal my oef fenen hem te verklaren de Waarheit van alle
die dingen daar van hy my inſijn Tractaat be ſchuldigt. Want hy beſchuldigt my voor een Vijfde beſchuldiging: Dat ik be JBannen hanbe
39gouinen trek. "Twelk een valſche beſchul-p#nen diging is alſoo wel als de andere:want ik en heb nog moet
geen Man van nooden om die van hare Vrou-# wen te trekken: indien ik er een behoefde, ik# ſou'er wel een vinden die vry is om te trou-ten wen, ſonder te behoeven een getrouwt Man van ſijn Vrouw te trekken om mijn vermaak; gelijk het ſchijnt dat deſen onwetenden wil te verſtaan geven door bedekte woorden. Ik en weet niet of ik dat moet toeſchrijven aen ſijn boosheit, of aen ſijne onwetentheit; om dat
'er van 't een en 't anderis in die beſchuldiging. Want de verachting die hy my daarin doet,
komt voort uit een pure boosheit: en hy doet het ſoo, dat hy het ſeer onwetende voorſtelt, door dien hy niet weet hoe de ſaak geſchiet is. Het is wel waar dat ik by my heb onder andere menſchen, een Man die noch ſijn Vrouwin't leven heeft, die haar man niet begeert by haar te hebben, en heeft hem gebeden dat hy ſich
vertrekken ſou, om dat, ſooſyſeyde, ſy niet in ruſt met hem kon leven ſoo lang hy omgank
had met ſommige geeſtelijke menſchen, en # -
at
158 Advertiſſement ingedient, . . . dat hy wilde, dat ſy van haar ſou weg doen de dienſt-meyt die ſy had: 't gene ſy geenſins doen wilde, liever hebbende die geſeide dienſtmeyt by haar te houden, dan haar eygen Man, die alle mo
gelijke vlijtaengewend heeft, om haar te bewegen tot hare ſchuldige plicht, en te maken dat die meyt uit ſijn huys gaan # : maar het was al te nadien ſy metterdaat betoont heeft, dat ſy de meyt meer beminde dan haar Man, die ſy heeft willen
#5
quyt zijn, op dat ſy de geſeyde meyt by haar ſou mogen houden; de welke ſy tot noch toe houd, tot groot ongenoegen van haar voorſz. Man, die groote oorſaak gehad heeft, achterdocht van die meyt te hebben; en hy wilde haar daarom uit fijn huis hebben: in 't welke ſijn Vrouw hem ſterke lijk wederſtont, en toonde haer in zeker voorval, eergereet, om haar man, dan om haar meyt te ſlaen: 't welk de Man ſiende, is een weinig tijts van huis gegaen, en nam daar uit oorſaak eenige van ſijn vrienden over zee te beſoeken, om te ſien of door ſijn afweſen, de Vrouw haar niet ſou bera den, haar Man wederom aen te nemen, en te la
ten die dienſtmeyt weg-gaen: maar ſy wilde dat niet doen.
En ten
# van eenigen tijt,
ſoo -
ſchreefhy een brief aen ſijn Vrouw, dat hy wel haeſt wederom keeren, en by haar komen zoude, haer biddende, die meyt te willen van haer doen, op dat hy die op ſijn thuys-komſte daar niet meer mocht vinden. Maar de Vrouw dede hem ſeggen; dat ſy haar dienſt-meydt houden wilde, dat hy mocht komen als hy wilde, maar dat ſy de meyt niet wilde weg doen, waarvan ik noch by my heb, atteſtatie
tegen de 9lgakers.
159
atteſtatie van twee geloofwaardige getuygen, de welke de voorñ Man geſonden had aan ſijn geſeyde Vrouw, om eyndlijk te weten of ſy haar meyt niet' woude laten gaan, en ontfangen wederom haar Man; aan de welke ſy ſtantvaſtelijk antwoorde, dat ſy de geſeyde meyt niet wilde weg ſenden, en dat haar man mogt doen wat hy wilde. "Tgene
haar voorñ. Man verſtaande, nam hy reſolutie te vertrekken van de plaats daar hy was, om in per ſoon by ſijn Vrouw te komen, en ſelfs haar # tie te verſtaan. Sy ontſing hem qualijk te vreden zijnde, en wilde hem verplichten dat hy verlaten ſouden ommegank van die geeſtelijke menſchen, met dewelke hy gewoon was heylſame onderhou dingen te hebben: en ſy wilde hem doen belooven van noyt meer met die perſoonen te ſpreken: 'twelk haar man niet doen wilde, ſeggende tot ſijn Vrou', dat hy haer altijt vryheit gelaten had, om te ver keeren by de # daar ſy toegenegen was, en vraagde: waarom dat ſy hem woude dwingen met gewelt, dat hy niet meer ſou mogen omgaan met
de ſoodanige daar hy toegenegen was te meer, de wijl het eerelijke en deugdelijke menſchen waren, van de welke hy en den naaſten niet anders dan
ſtichting ontfangen konden; gelijk ſy ook behoor de te doen; nadien deſen ommegank nieuwers toe
ſtrekten dan tot Godvruchtigheit, en om meer te ontdekken de Waarheden Godts.
Met het welke
die Vrouw ſpottede, ſprekende met ſoo grooten verachting, dat ſy die waarheden vergeleek by drek. 'Tgene haar Man geduldelijk
#
met vele andere verachting, en hem ſeggende; -
-
&
#y
-
16o
Advertiſſement ingedient,
hy ſot wiert ſeder dat hy met die menſchen verkeert
#
had, en dat die dingen hem het hooft gekrenkt hadden. Invoegen, dat hy veel te ly den had van die Vrouw; van hare vrienden, en
van de voorñ. dienſtmeyt, dewelke haar ſiende
gedragen van haar Meeſterſſe, verachte haar Mee ſter gelijk de andere deden. En wat deſe Man dede, hy en kondenoyt vrede met ſijn Vrouw hebben, aſwas't ſchoon dat ſy wilde ſchijn geven als of ſ
#
de geſeyde meyt ſoude wegſenden, ſoo en heeft 't nochtans noyt metter daat willen doen. Want
de voornoemde meyt ſeyde, dat haar Vrouw moeſt Meeſterſſe weſen, en dat haer Meeſter daar
uit ſou moeten, maar dat ſy'er in ſou blijven: en aldus bleef deſe Man by ſijn Vrouw dry dagen na ſijn weder-komſt, maar de tweede nacht by ſijn Vrouw leggende, ſoo hoorde hy haer ſuchten, en haer vragende wat ſy had ? Soo antwoorde ſy, dat ſe niet geruſt was, en dat ſy ſoo niet leven konde; datſe haer meyt niet mogt wegzenden, om dat ſy liever van hem ſcheyde woude met vrindſchap, dat hy mogt nemen wat hem toebehoorde en vertrek ken. Waar op de Man antwoorde, dat hy altijt getracht had haer te voldoen, en dat hy't noch
doen wilde, dat hy niet gedacht had aen ſoodanige -
ſchijdingen, maar aengeſien dat ſy het ſoo begeer de, dat hy'er mede tevreden was, dat ſy daar van moeſt ſpreken met haar Bloedvriendt: gelijk ſy dede. En de Broeder van de Vrouw, ſeyde te gen deſe Man, dat het beter was te ſcheyden, de wijl datſe malkander niet wel konden verſtaan, en
hem beyde de handgevende, ſeydenſy tegenshem, dat
s
tegen de Slgakers.
16 E,
dat hy hondert goude ducaten nemen ſoutotreys gelt. En de Vrouw deed ſoo datelijk een kleer maker komen om ſijn kleederen te verſtellen, en hem ook een nieuw kleet te maken; hem op-pak kende al ſijn lijnwaat en ander goet, en ſont het na de Vriendt van haar Man, wel te vreden zijnde dat ſy'er van ontſlagen was.
#
-
Het is wel waar, dat eenige dagen daar na, ſy en haar Broeder haar Man vraagden of hy blijven wilde, en dat hy in 't toekomende ſou mogen doen
ſooals hem ſougoetdunken: maar hy kennende de ongeſtadigheit van ſijn Vrouw en van haar Broe
der; ſeyde hun: neen, 't is nu te laat, en dat hy- . 'eruit blijven ſou, dewijl dat ſy het ſoo begeert had
den; dat hy ſich niet ſou konnen ſchikken na alle die veranderingen, en dat ſyheden ſouden ſeggen blijft, en morgen, gaat; (gelijk men tegen een
Jongenſeggen ſou) dat hy ſulx niet kon verſtaan, en dat hy gedaan had't gene ſy van hem begeert
hadden, na dat hy't Godt opgedragen hadt, en dat hy nu niet weer veranderen # , ſonder te wo
ten dat het de wille Godts ſou zijn. En aldus zijn ſy met vriendſchap geſcheyden, met bewilliging van beyde de partyen. En wanneer deſe Man uit de Stadt getrokken was, ſoo heeft hy verſcheiden brieven aen ſijn Vrouw geſchreven, maar eindelijk heeft ſy hem doen ſeggen, dat hy niet meer aen haar ſchrijven ſou, door dien dat ſy haar ontroert
# door het ſien van ſijne brieven: waar in \'
y ook haar begeerte voldaan heeft. Want het is een Man die de Vrede bemint, en die altijt gedaan
º wet wat hykonde om te #een aen ſijn yro: #
162.
Advertiſſement ingedient,
en aen hare Vrinden, ſonder haar oit eenige reden
van miſnoegen te geven, ten ſy hierin, dat hy de Waarheit bemindt heeft, en geſogt heeft de vol maaktheit van ſijn ziel, en menſchen die deugdelijk waren; 't welk ſijn Vrouw niet wilde lijden, door dien ſy van dat humeur of genegentheit niet was; ende en achte geen ding dan moij-weer engelt. Dunkt u mijne Heeren, dat deſen Man behoor de te blijven woonen met deſe Vrouw, die hem by
haar niet hebben wilde, dan alleen wanneer hy ſij ne Vrienden verlaten ſoude, die hy niet beminde dan om Godt, en in Godt; en een Meit in
#
haar dienſt wilde houden van de welke haar Man
ſoo grooten afkeer had, dat hy ſomtijts als van hem
ſelven viel in flauwte, van ontſteltenis wanneer hy ſe voor ſijn oogen ſag? Sou het raadſaam zijn, dat al de Mannen die aldus van hare Vrouwen gehan delt worden, by deſelve blijven, tot dat ſy den le ſten droppel van haar bloet ſouden gedronken heb ben ? En ſou het niet beter weſen ſijn leven te be waren en te ſoeken de volmaaktheit van ſijn ziel, in denommegank met deugdelijke menſchen, dan in te volgen de willens van een quade Vrouw, en ſijn ziel te verlieſen? Een ygelijk ſal (buiten twijffel) oordeelen , dat ſulx ſeer redelijk is. Want het Houwelijken mag noit ſoo nauw binden, van een
menſch te verplichten tot perijkel van fijn leven: ſelfs de Caſuiſten (of ſchrijvers over ſaken der con ſcientie) houden, dat een Manſijn Vrouw wel ver laten mag, wanneer ſy een ſtinkenden adem heeft,
en ook de Vrou haren Man in ſoodanige gelegent heit. Om dat ſoodanigen ſtank magtig is te doen ſter v'
* wr
tegen de 9gakers.
163
ſterven, een menſch die de ſelve door by te liggen verdragen moet.' Indien dit, 'tgene maar een lichamelijk gevaar is, bequaam is om een Houwelijk te ſcheiden; hoe veel meer moet dan bequaam zijn om het te ſcheiden, . -
een perijkel dat de zaligheit der zielaengaat, die eeu welijk leven moet, daar het lichaam zekerlijk ſoo haaſt ſterven moet, al is 't ſchoon dat men 't met al
ſijn macht van alle perijkelen bewaart? Maar deſe Quakers hebben geen licht om deſe dingen tot in
haar gront te ſien, 't is hun genoeg tetoonen dat het eerlijke luiden zijn, achtende de uitwendige deugt, en prijſende die menſchen, die de ſonden van ande
ren verdragen, gelijk alsof dat een deugt was; hoe wel het grooteſonde voor Godt is: om dat de ge ne die eenes anders ſonde verdraagt, wanneer die wel kan voorkomen of vermijden, ſoo veel
#
quaat doet, als die gene welke de ſonde ſelfs be aat,
Want de Schriftuur zegt, dat men op negenderley wijſe in andere ſondigen kan, de welke zijn deſe: in 't quaat aen te raden; in dat te verdragen: in dat te verſchoonen, of voor te ſpreken; in dat te gebieden; in dat te helpen, in dat niet bekent te maken aen de gene die het helpen ſou konnen; in dat te prijſen, en in deel daar aen te hebben, &c. Maar deſe Quakers verſtaan de Schriftuuren niet, ende en willen
daar niet uit trekken dan't gene hare inbeeldingen
ſterkt,achterlatende de vaſte Waarheden die ſy ſou den moeten in 't werk leggen, indien ſy het Volk Godts waren. Maar dewijl ſy niet # dan een
dwalende licht hebben, ſoo en achtenſy niets dan -
I- 4
doolin -- --
164
Advertiſſement ingedient,
doolingen. Het ſijn rechte dwaal-lichten, de wel
ke willen ſchijnen lichten in hun te hebben, in 't midden van een donkere nacht : maar als menſe
meent te volgen om verlicht te zijn, ſooſalmen val len in alle ſoorten van ſonden, ſonder het gewaar
te worden: gelijk deſen Man gedaan ſou hebben, indien hy by ſijn Vrou gebleven was om haren raat te gelooven. Want hy had eerſtelijk moeten ver dragen een Vrou die haar Man niet wou gehoor ſaam zijn, ſelfs in ſookleynen ſake, als een dienſt meyt te doen weggaan, niet tegenſtaande dat Godt bevolen heeft aen de Vrouw, dat ſy haar Man ſal
gehoorſamen; en dat ſyſulx belooft heeft wanneer ſy hem trouwde. Ten tweeden, hy ſou ſich hebben moeten onderwerpen, den quaden geeſt die ſijn Vrou en haar dienſt-meit regeerde, en gehoorſa men door dat middel den Duivel.
Ten derden,
Hy ſou hebben moeten verlaten den ommegank der menſchen die hem tot Godt leideden.
En ten
vierden, ſouhy hebben moeten verachten de deug den en Waarheden die hy in ſijn conſcientie kent van Godt te komen. Ten vijfden, hy ſou hebben
moeten ſweeren of beloven, dat hy noit meer om
# ſou met die menſchen,
waar medeſijn Vrou em niet wou hebben te verkeeren. En indien hy
niet alle deſe dingen dede, wanneer hy by ſijn Vrou bleef, hy ſou dag en nacht geplaagt geweeſt zijn, van haar en van haar vrienden: gelijk hy al rede geweeſt was den tijt van twee ofdrie maanden,
ſiek zijnde van droefheit, die hem by na ter doot gebracht had; en 't is niet te gelooven, dat hy ſou
geneſen. hebben, indien hy in ſijn huys gebleven Maar
W3S,
-
ſ!
-
-
tegen de gigakers.
165
Maar deſe Quakers willen geen reden verſtaan; maar willen in 't blinde raadt geven aen al de men
ſchen; hoewel ſy geen goedenraat voor hun ſelfs hebben; en ſy konnen niet onderſcheyden de ware deugt uit de Valſche, noch wat van God geboden is, of verboden. Want ſy denken noch tegen woordig, dat deſe Man beter ſou gedaan hebben by ſijn Vroute blijven, ſich voor Godt beſondi gende in de negenderley wijſe boven genoemt, dan dat hy daar van afging, om waar te nemen ſijn Sa ligheit en de volmaaktheit van ſijn ziel: nadien een perſoon van de Secte deſer Quakers hem op een tijt verweet, dat hy de geheele Chriſtenheit ge-ergert had, met van fijn Vrou af te gaan. Is dat niet een groote onwetentheit daar deſe menſchen mede om
ringt zijn ? daar ſy ondertuſſchen ſeggen te hebben het Licht des H. Geeſts ?
-
De Dwaal-lichten ſchijnen licht in hun ſelfs te hebben, maar ſy en konnen niemand verlichten: want als menſe volgt, ſoo en weet men niet waar- men gaat, en men ſtort in de duiſterniſſen in 't mid den van de wateren: gelijk ook doen ſullen, de zielen welke ſullen willen volgen het uitwendig
ſchijn-licht van deſe Quakers. Al is't dat ſy ſchij nen eenig Licht te hebben, in't ſeggen dat alle men ſch in # Weerelt komende ſijn Licht met hem brengt, ſooen volgen ſy dat nochtans niet: dewijl
dat ſy niet en konnen onderſcheyden van de Waar heit; en nemen over-al de valſche deugden, voor de waarachtige. En ſooik hun wilde gelooven, ik ſou mijn Religie moeten verlaten, om hare Secte te omhelſen, en ik ſou niet meer moeten houden # -
L 3
-
of
Advertiſſement ingedient,
Y66
de Sckriftuur; dewijl dat volgens hare inbeeldin
de ſelve vol contradictien en leugens weſen ſou;
#
en ſou ook geen meer heylſamenraat geven aen nie mant, maar ik ſou alleenlijk moeten toeſtaan, dat hare manieren van doen goet zijn; ik ſou ook de Koophandelingen der Werelt prijſen moeten, en ik ſou ook de menſchen te ſamen voegen, op dat de quade ſou mogen de goede verleyden. Siet daar alles wat my deſe Quakers raden, door hare beſchul dingen, met meer andere quaden, die in dit Ad
vertiſſement volgen ſullen.
-
En wanneer ik deſe Raadtgevingen niet volgen
wil, ſoo moet ik 'yden van hun veracht te worden: gelijk ſy byſonderlijk doen in dit vijfde puuct , daar ſy ſeggen ; bat ilt be Jſpannen ban be â92ottttten treft om mijn bernoegen: waar me de hy bedektelijk ſchijnt te willen ſeggen; dat ik
het geſelſchap van Mannen wenſche, en dat ik daarom de Mannen vaude Vrouwen trek, op dat ikſe by my hebben zou. Maar indien deſe onwe
tendemy kenden, ſy ſouden geen noot hebben op ſulke # te ſpreken: maar om dat ſy noch on derworpen zijn aan de begeerlijkheit van haar vleeſch, ſoo meenen ſy dat alle de menſchen zijn gelijk als ZV, Want
#n Benjamin gelooft dat ik my niet kan
gelyden ſonder Man; niet meer dan hy ſich kan
# ſonder Vrouw :
in't welke deſen armen
linden ſich bedriegt, als in andere dingen: want ik heb noyt in mijn leven gewenſcht
#
met eenig Man te hebben, niet meer in Houwelij
dan daarbuiten, door dien dat Godt my met ge nade
tegen de 9lgakers.
167
nade voorſien heeft van mijne jeugt aan ; en hy
heeft niet toegelaten dat ik my vermaken ſoude in de ſinnelijkheden van het vleeſch, my gevende ſmaak en vermaak in Geeſtelijke dingen, die my
geſpeent hebben van de ſinnelijkheden in de fleur van mijne Jaren: en heeft gemaakt dat ik niet heb konnen begeerte hebben om te trouwen, hoewel mijn Ouders dat wel begeert hadden, en dat vele goede gelegentheden voor quamen, met de wel ke ik wel gelukkig ſou hebben konnen weſen na de Weerelt: maar geen ſulkpartuur heeft my konnen
behagen, om dat ik het beſte verkoren heb, na 't exempel van Maria Magdalena, doen ſy ſataen de voeten Jeſu Chriſti, dat deel heeft my altijt vernoegt, en vernoegt my noch. En ſooik een ander begeerde, het ſou niet van nooden zijn, dat ik ge
troude Mannen tot my trekken ſou, dewijl ik wel vrye hebben kan: maar het ſoute vergeefs zijn dat
ikſulx bewijſen ſou, om te toonen dat ik geen ge ſelſchap van menſchen ſoek, nadien ik haren om megankontwijk, en blijvegeerne alleen in mijn ka merken.
En ik meen dat den ouderdom, en de
deugt, my nu behooren vry gemaakt te hebben , van alle achter-docht van onſuyverheit : Nadien :
dat mijn gantſche leven vol is van getuygeniſſen van
kuysheit, en van wederſtant die ik gedaan heb in de gelegentheden die voor gekomen zijn om my te Houwelijken. Ik heb daarom van den ouderdom
van twintig Jaren mijns Vaders huys verlaten, en alle mijne goederen en vrienden, om datſe my uit trouwen wilden: en ik heb liever gehad arm te we",
ſen, en my alleen op teſluiten in een kamer, dan L 4 té
:
'168
Advertiſſement ingedient,
te hebben gemakken, Eeren en Rijkdommen met een Man.
Indien die luſt des vleeſches alreede in my ge doot was, van den ouderdom van twintig jaren; hoe veel behoort die nu gedoot te zijn in den ou derdom van vijfenvijftigjaren, die ik nu heb ? En moet men niet ſeggen, dat de achter-docht die de ſen Benjamin heeft van mijnereynigheit, in hem be weegt of op-gewekt word door de Duivel, en dat
die hem ook de ſtoutheit geeft, van ſulx te ſchrij ven in ſijn Tractaat, van het welke deſen quaden ſekerlijk den Autheur is? Want een menſch, oe weynig oordeel die ſou mogen hebben, ſou geen twijfelingen willen voorſtellen ſoo ongeſchikt
#
als dit, dat hy ſegt; bat iſt be JDannen ban ba: te 492oumen treft om mijn berntaak , dewijl niemant met waarheit ſeggen kan, dat ik eenige ver
maken neem in ſinnelijke dingen. En indien deſen Benjamin regt ſmaakte, het vermaak dat er is in ſij nen geeſt te onderhouden met Godt, hy en ſou niet konnen oordeelen, dat een menſch die waarlijk gee
ſtelijk is, ſijn behagen nemen ſou in vleeſchelijke dingen. Maar om dat hy niet geſmaakt heeft deſe inwendige onderhoudingen die de ziel verzadigt, ſoo denkt hy, dat ik noch begeerig ben na vleeſche lijke dingen, gelijk als hy, die geen Vrou kan der ven, noch verſtaan kan dat menſe ſou mogen ver -, AA - -
laten, om ſoo veel beter Godt te vinden.
Deſen
# Benjamin moet nochter Scholen gaan,
en ginnen te leeren in 't Geeſtelijk leven ſijn Vader onſe; in plaats van te gaan van Stadt tot Stadt, om
fijn dwalend Licht te brengen, gelijk hy doet. En IIlCIl
-,
tegen de 9gakrs. 169 men mag beter toepaſſen den naam van verley,
-
der des Volksaen hem, dan aen my; gelijk hy wil doen verſtaan door ſijn Seſde beſchuldiging, ſeggende; bat ik kleine berga Jct on ijun te bericpb.cn: die hy beklaagt, om batſe nije
ne onberiuijſingen volgen. Hy beſchuldigt my daarin, van het gene 6. daar hy ſelfs ſchuldig aen is: want al ſijn toe-#. leggingen ſijn niet anders, dan te ſchrijven, leſu Čhri
ſpreken en Reiſen om iemant door verleidinge #e
Imant vet -
te brengen tot de ordre der Quakers, op dat hy eyden die ſoude mogen leeren hare manieren van" doen, gelijk als of het dingen waren gekomen van den H. Geeſt: daar het
#
IInaar
ingebeelde dingen zijn, die d'een aen d'ander leert. En ſoo doet hy't geneJeſus Chriſtus tot
#
ſeide; (gelijk ik hem ook hier voor geſeit heb) dat ſy gingen over zee en land, om een Jode te maken, en nadat hy gemaakt was, ſoo was hy erger als te vooren: 't gene zekerlijk aen deſe Quakers gebeurt: Want ſy zijn veel erger, nadat ſy hun begeven hebben onder 't getal van de Quakers, dan ſy te vooren waren: alſou het maar in dit ſtuk zijn, dat ſy ſich val ſchelijk laten voorſtaan, dat ſy den H. Geeſt ontfangen hebben; daar ſy te vooren ſich ge loofden waarlijk ſondaars te weſen, gelijk ſy in der daat zijn, alſoo wel eer dat ſy Quakers
waren, als naar dat ſy die geworden zijn: de wijl dat er geſchreven is, dat wie ſegt; dat hy
ſander ſonde is, die is een leugenaar. En in plaats dat deſen Benjamin aen ſijn diſcipelen leeren ſou L 5
hun.
+A -EE-, r
17e
Advertiſſement ingedient,
hun te verootmoedigen als ſondaars; ſoo drukt hy hun in de fantaſie, datſe verlicht zijn van den H. Geeſt, dat ſy Heyligen zijn, en van het kleinge
tal van't volk Godts, daar de Schriftuur van ſpreekt. En om dat aen al de Werelt te doen gelooven, ſoo. onderwijſthyſijn Diſcipelen, om aen niemanteer noch reſpect te dragen; geen Overſten te gehoor ſamen, en hun te houden in alle voorvallen met de
hoed op 't hooft, met veel meer andere geſtudeer de manieren, die hyſijne diſcipelen leert, om hun het hert te doen ſwellen, door # achting hares ſelfs,
en verachting van andere, en de gene # hun niet
voegen willen nadeſe uitwendige manieren, die verachthy, en verwerptſe uit ſijn gemeente, hun houdende als verdoemde zielen die God verlaten
hebben. Siet eens of dat niet een groote verleiding des Volks is, daar door al reede ſoo vele bedrogen zijn : Want onder dien klank van verlichte men ſchenen geleit te worden door den H. Geeſt, heb ben hun vele de ooren geleent, en hebbenſe blin delings gevolgt: Hoe wel dat menſchen van goet
oordeel genoeg ontdekt hebben, dat al die dingen niet konden komen van den H. Geeſt: - en daarom hebben haar die verlaten. Waar door deſen Ben
jamin ſoo qualijk tevreden is, dat hy't niet verdra gen kan: en vreeſende dat vele anderen in het toe komende ook mochten verlaten ſijn Seëte en be driegeryen, door het middel van de waarheden die ik ſchrijf, ſoo ſou hy die wel willen ongeacht ma ken met tegen de ſelvete ſchrijven, en mijn perſoon te verachten, gelijk alsof ik een verleydſter was van
't Volk, daar ik ondertuſſche noyt iemant bedro gen
tegen de Quakers. 171 gen heb, noch en ſoek ook niemantaen myte trek -
ken; maar in tegendeel alle teſenden tot Chriſtum, die de rechte Capiteyn is, onder de welke alle Chri
ſtenen goede Soldaten moeten weſen, en ſtrijden den goeden ſtrijdt doot des Cruvs.
die hy geſtreden heeft tot den •
.
Siet, dat ſijn de onderwijſingen die ik geve, aen die gene die hy mijne Clientes noemt: Waar mede
ik niet weet wat hy ſeggen wil: want ik en heb geen diſcipelen vergadert, noch en heb niet voor die te vergaderen om nieuwe Seſten in te voeren; dewijl dat er maar alreede teveel zijn, dat beſchreyelijk is te ſien ſoo veel gedeeltheden in de Chriſtenheit! daarin niet behoorde te weſen dan een hert, en een wil onder de kinderen Gods: om dat er maar een
God, een Lcere, en een Waarheit is die de Ware
Kerk maakt.
En dat het in mijn macht was, ik
ſou al die gedeelde gevoelens wederom leyden tot een eenige; op dat er maar een eenige Kerk ſoude weſen, daar Jeſus Chriſtus het hooft van is, en al de Chriſtenen ſijn de leden. Siet, dat is de vergadering die my deaengenaam -
ſte weſen ſou; maar niet eene van Clientes als deſen
Benjamin wil doen verſtaan. Want ik vervloek al le die Secten die alreede gekomen zijn, en noch ko men ſullen; ende en heb geen noot dat ik een nieu we op-rechten zal. Ik heb alleenlijk gekent door 't Licht des geloofs, dat de Chriſtenen vervallen zijn van den Geeſt des Chriſtendoms, en dat ſy gevolgt
hebben een geeſt der dwalingen, hebbende verla tenden ſmallen weg, die Jeſus Chriſtus haar onder weſen had; om den breeden te nemen, volgende de ſinnelijkheden van het vleeſch. Ik
172
Advertiſſement ingedient,
Ikſou deſe dingen wel willen aen anderen doen ſien, ſoo als Godt my die heeft doen ſien, en ook hun toonen de middelen om weder te keeren op den ſmallen weg die tot het Leven leydt; en te verlaten den breeden die ten verderve leidt.
Dit is het waar
toe mijne ſchriften , mijne woorden, en mijne werken ſtrekken, en niet om nieuwe gemeentens op te bouwen, gelijk deſen on-wetenden ſich in beelt, my willende naſijn el meten. Indien er eenige perſoonen zijn, die deſe Waar heden ontdekt hebben, en de reſolutie genomen
hebben die te volgen; ſy en ſullen haar daar niet af keeren door de woorden van deſen Benjamin ; om dat ſy beter weten wat ſy doen als hy; en fijn ge
noeg overtuygt geweeſt in hare conſcientie, dat de ſe Waarheden van God zijn, ende en hebſe om die te volgen, niet behoeven te trekken met geſtudeer de woorden of menſchelijke aentrekkingen ; de wijl de Waarheit Gods altijt uitwerkende is, voor
diegene dieſe wel willen ontfangen, ſonder die te wederſpreken, gelijk deſen Benjamin doet, met ve le andere, de welke niet bequaam zijnde, om de Waarheit Godtste , ſoo wilden ſy die wel
#
tegenſpreken, op dat ſy niet verplicht ſouden ſijn de ſelve te volgen, maar werpenſe van hare ſchou deren, dewijl haar die te ſwaar dunkt, of te ſeer
ſtrijdig tegen hareſinnelijkheden; 't gene haar doet vinden beuſel-achtige ſluit-redenen, en by-bren
# om te ſtooten tegen deſe ſchoone Waarheit. En indien ik my wilde op-houden om diergelijke menſchen te voldoen, ik ſou werk vinden voor alle
de dagen mijnes levens, ſonder eenig voordeel voor -
my.
tegen de 9gakers. 173 my noch voor andere. Want dewijl men de Waar
heit niet volgen wil, ſoo ſoekt men duiſentuitvlug ten om haar te ontloopen. Den eenen ſal ſeggen dat het ſwart, wit is: den anderen dat het goede, quaat is. En wanneer men al gediſputeert heeft om de waarheit van alle dingen te bewijſen; ſoo
ſullen deſe Quakers willen beſluyten, dat het on mogelijk is de Chriſtelijke volmaaktheit te volgen, bybrengende hare ſwakheit. Op deſe wijſe heb
ben myvele menſchen opgehouden, en dentijt on nuttelijk doen doorbrengen ſonder eenig voordeel: en ſy ſouden't noch doen indien ik my niet ont trok van haar geſelſchap. Want indien ik heden op alle vragen en queſtien voldoening gegeven
had aan een perſoon, morgen ſou er wel een ander komen, die myal deſelve dingen vragen ſou : en
ſoo alle dagen ſonder eynd; ſonder daar door te brengen een eenige deugt in de zielen van deſe te genſprekers of onderſoekers. Daarom heb ik my van een ygelijk afgetrokken, om mijn tijt te beſte den in te ſchrijven de Waarheden die Godt my doet kennen, op dat degene die genegen zijn deſelve te volgen, die leeren mogen om ſe in 't werk te leggen. Dit is het dat er veel beweegt heeft, en begeerte
aen verſcheyden heeft gegeven my te vergeſelſchap pen, om meer van die waarheden te leeren, en te zien, of ik die ſelfs beleef en in 't werk ſtel; om ſoo
veel meer beveſtigt te zijn door de werken als door de woorden. Byaldien het van deſe menſchen is,
dat deſen Benjamin ſpreken wil, wanneer hy ſegt, dat hy mijne Clientes beklaagt. Hy mag ve: (11CIA' -
V
A.
174 Advertiſſement ingedient, ſich ſelfs beklagen, dat hy het geluk niet heeft de
Waarheit te kennen, en in ſijn conſcientie over
tuigt te zijn, dat die van Godt komt : gelijk daar
van overtuigt ſijn die menſchen, die my geſelſchap gehouden hebben op mijn reyſe naar Holſteyn; de welke hun niet beklagen van de lange reyſe die ſy gedaan hebben om my te vergeſelſchappen, maar ſy danken daar Godt van dag en nacht, en ſouden begeeren te mogen by my blyven alle de dagen ha res levens, om dat ſy daarin trooſt en ruſt voor ha re Zielen vinden. Maar ſy en volgen my niet om mijn perſoon, daar niemant iets van te begeeren heeft, en ook inderdaat niet uitſtekens in is, als
weſende na de natuur gelijk andere menſchen, maar de Waarheden die God my dagelijkx bekent maakt, ontſteken hare de opmerking, en doet haar opſchor ten harenegotien en tijtlijke ſaken, om te komen hooren de Waarheden Godts ter plaatſen daar de ſelve Waarheden haar ontdekken.
Ik en houde
deſe perſoonen niet aan my gebonden, gelijk de
ſen Benjamin fijne diſcipelen doet, die hy afſnyt wanneerſe hem ofſijn Secte verlaten: maar ik laat
ſe alle vry, te gaan en te blyven als het hun believen zal; door dien de Geeſt Godts aan niets mag ge hecht zijn. Maar de Wijſe menſchen ſoeken de middelen die hun meer geleyden tot de volmaakheit harer Zielen. Soo mijn hun dient tot een
#
middel om hun tot Godt te geleyden, ſoo doen ſy leer wel dat ſy het ſocken, en ſy ſijn wel verzekert
dat ik haar niet bedriegen zal : want ik en onder wijs hun niets, dan 'tgene Jeſus Chriſtus onderwe ſen heeft: namentlijk, hun ſelfs te verſiken, oot moedig
tegen de 9eakers. 175 moedig van hertten, en arm van geeſt te zijn. Alle
#
ſijn goet, ende ſy konnen geen quaat doen die na te volgen, al ware het ſchoon een Dui vel die hun alle die dingen onderwees, ſy ſullen ſe kerlijk Salig zijn wanneer ſy die in't werk ſtellen. Waarom deſen Benjamin hun niet moet beklagen, noch ſorg hebben dat ſy ſich ſouden laten verleiden, dewijl de Leering Chriſti niet bedriegen kan, en ik en eyſch niets andersvan hun, dan alleen datſe de Leering Chriſti in 't werk ſtellen, met het welke ſy wel mogen gaan en blyven overal : ik en ſal hun deſe
niet afſniden of excommumiceren gelijk deſen Ben jamin in ſijne diſcipelen doet, om dat het my on verſchillig is, ofſy by my ſijn dan of ſy van my
zijn, wanneer ſy maar blyven in den Geeſt Jeſu Chriſti, ſoo ſullen ſy my altijt aangenaam zijn;
om dat ik niet anders van hun begeer dan dat ſy ge trouw zijn aen Godt. En om dat de geheele Chriſtelijke volmaaktheit gelegen is, in de liefde Godts, en Liefdadigheit
des naaſten : en Jeſus Chriſtus ſelfs ſegt, dat daar in begrepen is de gantſche Wetende de Propheten. Daar om behoeft men niet te diſputeren, om te weten of men wel mag weſen Koopman, of Procureus of Advocaten , Rechters of mindere : door dien
St. Auguſtinus ſegt: Bemindt, en doet al wat gy wilt. Om tetoonen dat alle dingen goet zijn, wanneer men die doet in de Liefde Godts, en om de Lief
dadigheit van den naaſten. En St. Bernardus ſey de totſijne diſcipelen, doen ſy hem vraagden, wat ſy doen zouden om volmaakt te weſen, hyant
woorden hun: Doet wel al wat gy doet, engyſu # -
-
y/d
176
Advertiſſement ingedient,
maakt worden. Om te leeren dat het een kleyne ſaak is dit of dat te doen, wanneer wy maar alle
dingen doen in de Liefde Godts, alles ſal volmaakt zijn, om dat de Liefde des herten alle dingen vol maaktheit geeft. Maar ik vrees dat deſen Benjamin my noch Laſ teren zal, om dat ik deſe Heiligen van de Room ſche Kerk citeer of aantrek; nadien hy ſe ſooſeer misprijſt, en voor Fabulen houdt 't gene men daar van ſegt. Maar ik achte voor ſeer nut, alles wat tot onſe onderwijſingen dient, al ſouden't waar achtige fabulen zijn, ik ſouſe achten wanneer die my goede dingen onderweſen. 'T is om te toonen dat wy d'een van d'ander wel verre verſcheyden ſijn van gevoelen in alle dingen: om dat deſen Benjamin ſich ſelven ſoekt, en ik ſoek de Saligheit der zielen, en niets anders: daarom acht ik al ſijne miſprijſin gen niet, en ik wil hem voor dit maal antwoorden op alle ſijn beſchuldingen, om te voldoen aen alle degene die door onkunde mochten twijfelen ofſe waarachtig waren, en om dat men altijt getuyge -
nis der Waarheit dragen moet, die over-al te eeren is. Dit is de reden, waarom dat ik dit groot Ad vertiſſement make tegen mijn voornemen; 't welk was alleenlijk een brief te ſchrijven aen deſen Benja
min; maar de ſtoffevereyſchte meer, gelijk alsof God ſich bedienen wilde van deſe gelegentheit, om
de Secte der Quakers openbaar in 't Licht te bren gen, en te toonen dat ſy niet alleen vervallen zijn van de deugt, maar ook van alle reden en eerlijk Heit.
Want ſy beſchuldigen my voor de ſevende be ſchul-
e
tegen de 9gakers.
177
,
ſchulding; batili met de naam van mijn p", asa, ipcer / eil JI?e-2-ſuffroutu / of dºcrinaere een God, bige âDaber / nocme / fuſic menſchen bie van orde
bat niet tuaarbig 3jn om hun te ultijen: "E of om ban hun ge-cert te hoogbcn : 'T gene regeltheit wel tegen de waarheit is, want ik en vleije nie mand noch en ſoeke hareeeren niet.
Maar ik
wil wel dat men weet, dat mijn Ouders my opgetogen hebben, in een eerlijke zedigheit, en hebben my geleert de menſchen te noemen by den naam die hun behoort 't zy van Mijn Heer, Me-Juffrouw of andere Tijtels, na de conditie ofStaat van de perſoonen aen of van de welke ik ſpreek. Want men ſou hebben moe ten onder de wilde beeſten opgetrokken zijn, om niet te weten hoe men de menſchen noemen moet. En ſoo deſen Benjamin voor een deugt acht, ſoo onbeleeft te zijn, als de menſchen
niet te noemen na haar merite of waardigheit; ik en wil dat van hen niet leeren, om dat my dunkt dat die deugt my een groote ondeugt ſchijnt te weſen; dewelkeik niet nadoen noch
volge wil , hy mag die deugt voor ſich ſelfs ..., bewaren, en laten my de mijne volgen. Want ik en weet niet waar op gegrond mag zijn dit verbodt, van niemant te noemen met de naam
van mijn Heer of andere bequarie Tijtel; na dien de gantſche H. Schriftuur vol is van de naam van Mijn Heer, of mijnen Heere: de . Vrouwen van 't oude Teſtament, noemden hare eygen Mannen, Mijnen Heere; en ook
de kinderen hare Vaders: en ſelfs Jacob noem -
de
M /
--
2
--
178 Advertiſſement ingedient, de ſijn Broeder Eſau, mijnen Heere, ſich ſelfs noemende ſijns Broeders dienaar, en ſijne Vrou
wen en kinderen noemde hy des ſelfs dienaars en dienſtmaagden. Ik en weet niet wel op wat ſchrif tuur-plaatsgegrond mag zijn deſe maniere van doen der Quakers, van niet te willen iemand intitule ren met de naam van mijn Heer, ofandereTijtels: maarydereen kan wel oordelen dat die niet gegrond is op de Waarheit, noch op de Goedheit, noch op de Gerechtigheit Godts, noch ſelfs op de menſche lijke reden. -Want het is ſeer waarachtig, dat eenige perſoo nen waardig zijn genoemt te worden met de naam van mijn Heer, of andere bequame Tijtels, na de , bedieninge of ſtaat van een ygelijk: om dat God al les in # geſchapen heeft, en Vader en Moeder teeeren, waarin begrepen is alle ſlag van Overſten: en dat is ſeer goet, om reden, dat ſon der achting of eere, ſy niemand regeeren konnen. "F is ook een , te eeren de gene die in
#
#
Staat en bedieningen zijn, dewijlſy de ſorg en Laſt van anderen hebben; dat hun geeft arbeydt, on
# , en moijelijkheden, de welke wel be oorden vergolden te worden met de achting en eerbiedigheit van degene die minder zijn, om de moeiten die de Overſten hebben voor hun; dewel
ke boven maten ondankbaar ſouden zijn, wan neerſe geen of eerbiedigheit ſouden dragen aan die gene die ſorge voor hun hebben. En ik
#
ſou denken tegen Godt te ſondigen, indien ik niet dat reſpect droeg dat ygelijk toekomt gelijk dat be
hoort, door dien hy my dat bevolen heeft: en -
-
OIIR
tegen de 9lgakers. 17 om dat mijne Ouders my dat onderweſen hebben van mijne jeugt op. Welke dingen ik niet wil ver anderen om het # n van deſen Benjamin, noch
van alle fijne gebroeders de Quakers, die ik achte ſonder reden te zijn, my te beriſpen en verachten, om dat ik de Menſchen noeme met de naam van
Mijn Heer, of andere Tijtel: my ſeggende, dat ik de menſchen wil vleijen, of dat ik eenigen lof hebben wil: 'tgene valſch en bedriegelijk is. Want
ik en vereyſch niets van de menſchen, en mitsdien ſoo en heb ik geen reden om hun te willen vleijen: ik heb ſe ontvlugt meer dan dertig
# geleden;
en ſoo ik weſen konde ſonder menſchen te ſien of
toe te ſpreken, ik ſou my altijt in mijn Kamer op geſloten houden, gelijk ik ſomtijts een geheel jaar geweeſt ben: maar om dat de Liefdadigheit my verplicht met hun om te# , ſoo doe ik het ſom t is wel wijt van hun te willen vleijen of behagen, in hun te intituleren met behoorlijke Tijtels een ygelijk na ſijn qualiteit of Staat, ofwel na't gebruik van de plaats daar ik my bevind. Want ik en heb ook hare opinien of goet dunkens niet van nooden, om eenigen lof van hun te begeeren; nadien ik niemand acht dan Godt al leon: ende en ſou mijn hand niet willen omkeeren
tijts tegen mijn dank.
om een goeden lof van de menſchen te hebben, die niet bequaam ſijn een goet oordeel te geven, en prijſen dikwils't gene ſy behooren te miſprijſen;
ijk als deſen Benjamin doet, my laſterende om t ik de menſchen intitulere met een bequame Tijtel.
Ik wil wel hebben dat hy weet, dat ik dien lof
#
*.
IMCG
Advertiſſement ingedient, niet begeer van te weſen van 't getal der Quakers 18o
Seête. En daarom toon ik hem wel genoeg door dit Advertiſſement, dat ik hem niet vleijen wil: maar dat ik wil ontdekken ſijn ſchande aan al de ge ne die het behoordt.
Ik en wil ook de andere Secte
niet vleijen, dewijl ik geen luſt heb hun te behagen,
om dat ik my niet tot hun voegen wil, door dien ik hun niet ken: ende en ken de grond van geen Religien dan van de mijne: en ik ben niet te min wel wijd van haar te flateren of te vleijen, om van haar geacht te zijn; dewijl ik er van ontdekt heb ſoo veel dingen door mijne ſchriften, om dewelke vele van deſe Roomſche Kerk, my het leven wel ſouden hebben willen benemen, ende ſouden't noch
doen indien ſy konden. In voegen dat ik geen ge tuigen behoeve te brengen, van dat ik niet vleyen wil, of geen lof ſoek; dewijl ik maar al te zeker weet, dat al het mede-ſtemmend behagen van alle de menſchen te ſamen my niet kan Salig maken,
noch de minſte genade van Godtgeven. Daarom ſal ik noyt de minſte ſake doen om de menſchen te -behagen, dewijl ik diſcipel ben van Jeſus Chriſtus, en van niemand anders: waar door men wel ont dekken kan, dat ik geen menſchen vleyen wil. En
mijn geſchriften getuigen genoeg, dat ik liber en vryben, en niet hinkende om eenig ding, maar 'altijt de rechte Waarheit houdende, ſonder in te iſien aan wien die mogt behagen of mishagen, en
ſonder onderſcheid van weereldſche of geeſtelijke,
noch groote noch kleyne: ik ſeg aan een ygelijk 'tgene hem toebehoort tot fijne volmaaktheit.
Indien ik de menſchen behagen wilde, ik ſou - -
-
-
-
-
-
GCn
-
tegen de Quakers.
181
een andere manier nemen, en ſpreken tot een yge lijk, na dat hy geerne hooren zou; en voorna mentlijk aan die gene die my begeeren om hare ge voelens te verſterken.
Want in alle ſoorten van
Religien, ſou een ygelijk my wel willen hebben,
indien ik hun woude vleijen, of dat ik woude ſpre ken ſoo als ſy het geerne hooren : want alle men ſchen zijn vervult met eygen liefde, en begeeren
alleenlijk dat men haar volge en toeſta; ende en ſouden hun niet genoegen van alleenlijk mijn Heer, geheeten te worden, maar willen dat men haar
looft en volgt, gelijk deſen Benjamin doet, dewel ke# noot ſou hebben myte laſteren met gedruk
te dingen, indien ik my begeven woude tot fijne Secte. Of ik hem ſchoon geen mijn Heer, noem de, hy ſou genoeg gevleyt zijn, als ik maar ſeyde dat hy den H. Geeſt had, of dat ſijn Secte gegrond
was op het Licht Godts : maar ik wil niemand vleijen noch in naam noch in daat. Als ikyemand mijn Heer noem, 't is ſeker dat hy't waardig is, of wel dat ſulx het gebruik is van 't Landt daar ik my bevind, want ik ſou het anders noyt doen. In vlaenderen en Braband noemt men alle ſlag van eer
lijke Vrouwen. Juffrouw of Madamoiſelle : en in Vranckrijk noemt men ſe Madame, (dat is Me vrouw.) . By aldien ik nu deſe gewoonte wilde veranderen, ſooſalik alle ſoorte van Murmurerin geen verwerringe in-brengen , en ik ſou my niet konnen doen verſtaan. Want indien ik een eerlij ke Vrouwe van een Koopman of van een Winkel houder, in Vlaanderen of Braband noemde Mada me of Mevrouwe, ik ſou met my doen ſpotten,
M 3 : '
.
.
en ik
182 tegen de 9gakers. en ik ſou eenydele eer veroorſaken, in de Vrouw
die dat Lijden zou, ſonder waarlijk die qualiteit of ſtaat te hebben, die niet toekomt dan aan de Vrou
wen van Edele Ridders, en niet aen Burgers Vrou
wen't ſy hoe Rijk datſe ſouden mogen weſén: en in tegendeel, indien ik een Burgers Vrouw in Vrankrijk noemde Madamoiſelle, (dat is Juffrou,) ik ſou ſeer qualijk doen, dewijl die naam toekomt
aen Dochters van Princen, (voor ſoo lang als ſyon etrouwt zijn.) Daarom noemt men de naam van adame, (dat is Mevrouw) meer gemeen in Vranckrijk, dan Madamoiſelle, (dat is Juffrou) om dat het gebruyk of gewoonte des landts ſooda
nig is, en dat men ſich anders niet wel kan doen verſtaan. Men moet altijts, om ſich te doen ver ſtaan, gebruiken, woorden die eygen ſijn aan die
gene daar men aenſpreken wil, wanneer men geen twiſt noch verwerring hebben wil. Maar om dat deſe Quakers een verwerden Geeſt
hebben, ſoo en willen ſy geen ordre houden, noch ſelfs lijden dat andere die houden, ſonder van haar
veracht te worden: gelijk ſy my doen, om dat ik onderhoude de goede ordre die van God en van de menſchen ingeſteltis, En ik kan niet ſien wat quaat dat er meer is in een woord als in een ander, wan neer men kan doen verſtaan wat men betekenen wil
doorſijne woorden. Is 't dat ik een Ridders Vrou, Madame of Mevrouw noeme, het is om te beteke
nen dat ik ſpreke aen een Edele Vrouw, die een E
delman getrouwt heeft: en als ik een Vrouwenoe me Madamoiſelle, of Juffrouw, ſoo wil ik beteke
nen een Edelmans ongetrouwde dochter, ofwel GCTA -
tegen de Quakers.
18
##
een Burgers vro: wel willen dat # myſeggen ſouden, waar dat het geſchre ven is, dat men niet mag ſpreken met betekenende woorden, in de dingen die men uitdrukken wil? en waar het geboden is, dat men ſtuderen ſal op uitgeſochte woorden, om eenig ding te beduyden daar men alreeds gemeene gewoonte van heeft te noemen, na 't gebruik van ygelijke plaatſe daar men ſich bevind. Het ſou belachelijk zijn, dat men een lepelſoude willen noemen een ſpaan, in plaat
#
ſen daar dat niet in gebruyk is: want indien ik in ee nig quartier van Wals-landt een boerin vragen ſal na une cuiller, (dat in Frans te ſeggen is, lepel,) ſy ſal een mansbroek brengen, om dat menſe in die dor-, pen des Cuillers noemt. Siet daar de verwerring waar in my deſen Benjamin wil doen gaan, wanneer hy niet hebben wil, dat ik de menſchen daarikte en ſpreek, noemena hare qualiteyt of ſtaat. Want
#
belacht byſonderlijk, dat ik in mijne geſchriften den Hertog van Holſteyn geintituleert heb, met den Tijtelvan Ipoogheit of NBoozluchtigheit: en hy vraagt my,of eenHertog meer doorluchtig is dan een Bedelaar? Op het welk ik antwoord, waarlijk ja: door dien God de ſulke heeft doen geboren worden, van een Edelder conditie of waardigheit,
en heeftſe geſtelt in een Doorluchtiger ofuitſteken der Staat dan een bedelaar.
-
-
-
Want al is het waar, dat alle menſchen uit Adam
voort-gekomen zijn, en bygevolg alle in hem een qualiteit gehad hebben, Goddelijke en menſche lijke, even gelijk die van haren Vader Adam: ſoo is ondertuſſchen van 't ſelve vleeſch en bloedvoort M 4
\
geko
184 Advertiſſement ingedient, gekomen, eenen booſen Cain, en eenen Recht
veerdigen Abel. En indien uit de ſelve maſſe of gekomen ſijn goeden en quaden, mag men
#
C dan ſeggen datſe moeten weſen alle even gelijke
goed, of alle even gelijke quaat, om datſe alle uit een Vader gekomen zijn. En hoe vele menſchen ſiet men voortgekomen uit een ſelve Vader en van een ſelve Moeder, die alle ſeer ongelijk zijn, in ze den en natuurlijke conditien of hoedanigheden: Ik
heb maar een Suſter gehad die tot jaren quam, de welke voortgekomen was, uit een ſelve Vader, en uit een ſelve Moeder waar ik uit gekomen ben, daar
ondertuſſchen wy in niets malkanderen gelijk wa ren, want ſy was Blond, en ik bruyn: ſy was Colerijk of toornig; en ik ſachtſinnig: ſy Hovaar dig, en ik ootmoedig. Wat ſoumen ſeggen, van te ſien twee eygen #s , geboren en opgevoed in een ſelve plaats, en van een ſelve Ouders, d'eene d'andere
# ongelijk te zijn in alle dingen: ſoumen
daarom moeten beſluiten met defen Benjamin, dat ſe alle
beydegelijk ſouden weſen, om voortgeko
men te zijn van een ſelve Vader ? dewijl dagelijx het tegendeel voor onſe oogen en tot onſe kenniſſe komt. Is dat argument goet, als men ſegt dat er geen meer doorluchtigheit is in een Hertog, dan in een Bedelaar, om datſe beyde uit Adam voortge komen zijn ? dewijlmen metter daat ſiet , twee kinderen van een ſelve Vader; ja van een dracht,
dat den eenen ſal eenen deugdelijken, en d'ander een deſig-niet zijn. En indien de deugt eere waar dig is voor God en voor de menſchen; waarom en
ſou men niet mogen eeren, diegene, die deugde lijk
tegen de 9gakers.
'185
lijk is, en niet die gene, die een landt-looper of deug-niet is, al is't datſe beyde kinderen zijn van eenen Vader? ewijl dat er nietsgoet is dan God, ſoo moet men het goede eeren over-al waar men het vindt, ſonder aen te ſien of er quaat is in den Broe
-der van de gene die het goede beſit. Want dat goe de is niet min eere waardig, al iſt dat die menſch een
quaden Broeder heeft, dan anders ; wanneer hy het goede in ſich ſelven heeft, ſoo is hyaltijt eere waardig. Maar deſe Quakers ſüllen mogelijk ſeggen, (ge lijk ſy meer geſeyt hebben) dat men geen uitnemer van Perſonen weſen moet: 'tgene waar is, maar men moet uitnemer ſijn van de waare deugt der per ſonen, om dat die van Godt voortkomt, die ge eert moet zijn in alle plaatſen daar men hem ſief wo nen. Geene menſchen mogen deſe Waarheit we derſtaan: om dat de deugt eere waardig is over-al waarſe haar laat vinden, en die gene dieſe niet en eert, die en geeft God geen eere: gelijk deſe Qua kers toeſtaan, ten minſten met woorden.
Maar
# ſtellen my die vrage voor, of een Hertog meer doorluchtiger is dan een Bedelaar,de deugt ter ſijden geſtelt ſijnde, de welke ſy niet en willen bekennen meerder te weſen, in een Hertog dan in een Bede laar; 't gene wel ſou konnen gevallen, door dien dat in alle ſoorten van Staten goede en quade zijn, en mits dienſou het niet onmogelijk zijn, dat er alſoo
wel een quaden Hertog, als een quaden Bedelaar ſijn zou. Soo is't nochtans waarachtig dat een qua den Hertog meer doorluchtig is, als een quaden Bedelaar: ter oorſake van de Waardigheit van fijn . ..
.
. .
M 5
:
-
Staat
186
Advertiſſement ingedient,
Staat, en Officie of bedieninge; 't gene in ſich ſelfs altijt eerwaardig is, al ware het dat de Perſoon die
het bedient ondeugend was, nochtans ſouden fijne onderdanen altijt eere moeten toedragen aan haren
Heere of Hertog; om dat Godt hem geſtelt heeft tot haren Overſten.
Want alle macht komt van
Godt: gelijk Jeſus Chriſtusſeyde tegens den Rech ter, als hem die vraagde, of hy niet wiſt dat hy de macht had hem te veroordeelen ? hy antwoorde;
dat hare macht van Godt quam; en dat indien Gods haar die niet had gegeven, dat ſy dan de Macht niet ſouden hebben, van hem te veroordeelen ter doodt, of los te laten.
Door dien alle Soorten van macht van
Godt komen, en geen menſchen konnen macht over anderen hebben, ſoo Godt hun die macht niet
geeft : om dat den eenen Man des anderens macht
kan weder-ſtaan in den ſtrijdt, ſonder onderſcheyt van Edelen of gemeene ſlechte luyden , maar de macht behoort toe aen diegene, daarſe Godt aen ordonneert. Hy heeft gemaakt Koningen / Prin cen, Ridders, Edelluyden, Burgers, ambachts luyden, armen, en Rijken, Rechters en Over
ſten om alles te Regeeren. Deſe Quakers konnen deſe ordonnantie Godts
niet veranderen, door hare ſotte inbeeldingen, dat alle menſchen even gelijk zijn, om datſe alle uit Adam gekomen zijn: nadien deſe ordreſoo wel in den Hemel is
# de Aarde. Want Jeſus Chriſtus
ſegt: in mijns V. ers Huis ſijn veelWooningen.
Wil dat niet betekenen, dat er veel graden van Heerlijkheden zijn, en voor-rechten van die gene,
die voor anderen ſullen geſtelt zijn ? nadien Jeſus -
-
Chriſtus
- tegen de 9xakers. Chriſtus elders
18
## de eerſte ſullen de laatſte, en
laaſte d'eerſte zijn: om te beteykenen dat er in den Hemel weſen ſullen Plaatſen van voor-recht of
voorſitting, alſoo wel als op de Aarde: en dat is
ſeer kennelijk, door dien dat de Engelen ſelfs met verſcheyden Tijtels genoemt # ; als Sera phijnen, Throonen, Heerſchappyen, &c. Siet men niet wel dat deſe Quakers ſich
# in ha
re manieren van doen, van niemand te willen pre
fereren of voor-recht geven ? en vragen my of een Hertog meer Doorluchtig is als een laar ? dat van ſelfs ſpreekt. En de Reden ſegt, dat een Hertog (alwaar hy ondeugend,) meer te eeren is als een bedelaar, om reden van de Waardigheit daarin hem Godt heeft doen geboren worden. Het en komt de mindere niet toe, hare Overſten om hare miſdaden te ver
achten; dewijl dat er een algemeenen Rechter is, die alle menſchen oordeelen zal, gevende een yge lijkna ſijne werken. Indien een Hertog, een Ko nik, of andere Perſoon van Staat, quaet doet, dat ſal voor hem zijn, en niet voor d'anderen. Men moet het oordeelen aen Godt laten, en trachten te
doen wat hy ons bevolen heeft, in 't gebodt van Vader en
M# teeeren,
waarin hy niet en on
derſcheyt de goede uit de quade, maar allein't ge meenteeeren. Het welk alles wel ſtrydig is, te gen't gevoelen van deſe Quakers, die geen eere
willen geven aen geene Overſten; om dat er onder andere ook quade zijn: dat hun niet raken moet,
dewijl Godt wel dikwilsgoet uit het quaet trekt,
jaſclfs, hybedient ſich ſomtijts van de aan: , -------------
*
--------
--
s
S.
Cr
188 ,
Advertiſſement ingedient,
der Overſten, gelijk als of ſy de Beuls van ſijn Goddelijke Gerechtigheit waren, om te ſtraffen
#
de ſonden van de Want Godt en ſal niet ſelfs van den Hemel komen, om de menſchen
te kaſtyden, maar hy verdraagt, dat ſy d'een d'an der ſtraffen: en hy ſou ſich van den Duivel ſelfs bedienen, ſoo wanneerder geen quade Overſten waren, om de boosheit van hare onderdanen te Kaſtyden. Daarom moet men Godt in alle din geneeren: en niet met deſeblinde Quakersſeggen, dat men geen quade Overſten eeren moet, en ook
nalaten de goede teeeren, om die gemeene regel te hebben van niemand te willen eeren: waar in be
grepen zijn ſoo wel de goede als de quade, daar ſy ondertuſſchen die alle ſchuldig fijn te eeren. Men ſiet dat Jacob niet nalaat ſijn Broeder Eſauteeeren, en ſich voor hem vele reyſen ter Aarde neder te buygen, hem noemende mijnen Heere, en ſich ſelven noemende ſjn Dienaer, en ſijne Wijven,
des ſelfs dienſtmaagden, al was het ſchoon dat de ſen Eſau een quaat menſche was, die ſijn Broeder
Jacob ter doot vervolgde.
/.
-
Indien deſe Quakers eenen Broeder hadden die
ſoo quaat was als Eſau; ſy ſouden hun liever laten
doorſtººt, ,
dan dat ſy hem ſeggen ſouden dat ſy ſij ne dienaars waren; en hare Wijven fijne dienſtbo
den; gelijk de goede Jacob dede. Het welk komt, oa dat ſy niets van den Geeſt Godts hebben, en de etiketten geen andere dengt, dan diegene, die
ſ ºch ingebê 1'hebben deugt te zijn, al ſouden 't fc oon belachelijke dingen weſen; het is hun ge noeg wanneer ſy het deugt willen heeten, en dat
>
tegen de 9gakers,
189
ſy d'andere miſprijſen, om dat die hun niet vol gen; gelijk deſen Benjamin my miſprijſt, om dat ik noeme met de naam van Mijn Heer, Me-Juf frouw, of Eerwaardige Vader, die perſoonen aen dewelke ik geſchreven heb. Sonder dat hy ſiet dat het een gerechtigheit is, en een ordonnantie van Godgeordonneert, een ygelijk te noemen na ſijn qualiteit of Staat, gelijk ik tracht te doen, ſoover re als ik die ken. # ik ſal die ordre van Godt in
# niet veranderen om deſen Benjamin te be hagen : om dat hy veracht 't gene hy behoort te prijſen. Hy behoort te ſoeken dingen die miſprij
ſelijker waren om my te verachten, dan degene die ik begain't noemen met de naam van Mijn Heer,
of Me-Juffrouw, de perſoonen die het waardig zijn; ofwel als het is een gebruik des Landts. In
dien hy quade dingen in my gevonden had, hy ſou ſich wel gewacht hebben, hem op te houden met mydiergelijke dingen te verwijten. Maar niet
hebbendein my, noch in mijne ſchriften gevon den, iets dat waardig is beriſpt te worden; ſoo ſmeet hy ſelfs gebreken, daar, waar groote vol Ik ſou wel mogen vragen, van wat miſdaat be
maaktheit is.
ſchuldigt gy my ? gelijk als Jeſus Chriſtus vraagde aan de Phariſeen, dewelke niets dan valſche getuyge niſſen tegens hem brachten, ſeggende;
# hy een
verleyder des volks was; een Samaritaan, en diegene die ſich ſeyde te weſen de Soome Gods. Sijn dat niet wel groote miſdaden in ſchijn, van welke men Jeſus
Chriſtus beſchuldigde ? Daar ondertuſſchen hy ſoo Rechtveerdig en onſchuldig was van eenig a:t -
w
L
A
* . . . E
9o
Advertiſſement ingedient, dat Pilatus ſelfs die hem veroordeelde, ſeyde; ik I
en vinde geen miſdaat in hem, en wat quaat heeft de fen menſch gedaan. Deſen Benjamin brengt tegens my ook valſche getuigeniſſen, ſeggende; dat er Leugens en Con tradićtien in mijne geſchriften zijn; Intitulerende zijn boek: ANTHoINETTE BoURIGNoN ontbekt /
en haren geeſt geopenbaagt uit hare b2uch ten/ ben geeſt GBobg niet te zijn/ klaarlijk be hueſen uit hare ep'gen ſchriften. Dit heeft hy s geſtelt met hele groote letteren, in't hooft des Ty tels van ſijn Laſterlijk Tractaat, byna gelijk'erbo ven het kruis Jeſu Chriſti geſtelt was, Jesus vAN NASARETR KoNINK DER JooDEN. Jn 't welke veel over-een-koming is, aengeſien hy my ſtelt ge lijk als op het Tooneel der beſpottinge door zijn
Tractaat: en hy beſchuldigt my ook byna van de ſelve miſdaden , te weten, van Verleydſter des
volks; van Samaritane, die(om haar eygen gene gentheit te voldoen) de mannen van hare Vrouwen
trekt, en eene die haar ſelven ſegt te weſen JIBoe ber ber mare geloobigen. Sijn dat niet wel groote quaden? gelijk die, met dewelke Jeſus Chriſtus valſchelijk beſchuldigt wiert, gelijk men my ook doet. Want indien er eenige 1
waarheit was in de beſchulding die hy my doet; deſen Benjamin ſou ſich wel wachten voor een mis daat te ſtellen, dat ik de Mannen en de Vrouwen
noem met de naam van Mijn Heer,of Mejuffrouw:
dewijl dat ſulx een eerlijke wel-gemaniertheit is, die van alle eerlijke luyden moet gepreſen worden : want ik en intituleer niemand met die naam,
d: de
*
OOss
- --
'w,
|
tegen de 9gakers. 191 ſoodanige, die ik geloof dat waardig te zijn door hare deugt, of door hare afkomſten, of door hare laſten of bedieningen. Ik moet wel eerlijk intitu leeren een deugdelijk menſch; dewijl dat er in de weereld niets eerwaaadiger is dan de deugt; die van God afkomt.
Het is
# , dat ik met de naam
van Eerwaardige Vader noem eenige Prieſters,(daar over deſen Benjamin my ſooſeer laſtert) door dien ik hun ken deugdelijk te weſen; welke deugt eere
waardig is. En alware het, dat ik geen deugt in de Prieſteren kende, ſoo mach ik die wel intituleren
met de naam van Eerwaardige Vaders, om hare ſtaat en waardigheit : nadien God hun verkoren heeft tot Herders van fijne Schapen. Deſe quali teit of Tijtel moet hun niet afgenomen worden om hare byſondere gebreken, door dien dat het eene
een gemeenſchap met het andere heeft. Want een
# Paſtoor of Herder mach wel Eerwaardige Va der geheten worden, al ware hy een ondeugend menſch; onderſcheydende ſijn Officie uit ſijnper ſoon, dewijlſijn bediening die hybedient, altijt in ſich ſelfs eerbaar is. En niemand mag die waardig heit afnemen van diegene daarſe Godt aan heeft ge geven. Indien hyſe gegeven heeft aan Prieſters en Herders; hare boosheden en ſonden konnnen die
waardigheden van haar bediening en ſtaat niet be nemen, die ſy hier op Aarden in Godtsſtede beſt ten, Daarom ſegt Jeſus Chriſtus tot de Prieſters:
Die u hoort, die hoort my. Om dat den ſtaat die fy bedienen, is de bediening van Jeſus Chriſtus. Noch tans moet men daarom # Prieſters niet aanhooren
gelijk als Jeſus Chriſtus in alles wat ſy ſeggen, &# CIB
192
Advertiſſement ingedient,
dien voor ſooveel als 't menſchen zijn, ſy wel ſou den konnen ſeggen, dingen die quaat ſijn; dewel ke men moet verwerpen en verachten, ſonder nochtans te verachten # Waardigheit van Godt ge
geven in de laſt en bediening die ſy waarnemen; die niet mag vermindert worden door de ſonden der menſchen, om dat die waardigheit altijt due renſal't ſy wat ſy doen: en ſoo een ondeugend menſch heden eens Herders Ampt bedient, mor
gen mag het ſelve Officie of bediening vallen op een Heylig menſch; om dat de waardigheit van het Ampt niet en hangt aen de Perſoon, maar gaat van d'een tot d'ander over gelijk als door Succeſſie. Het welk ook geſien #in den Edeldom, die ook van Godt komt, dewijl die van de deugt voort komt, en niet van vleeſch en bloed.
Want we
ſende alle menſchen uit Adam voortgekomen, ſoo en kan het eene bloed in ſijn oorſpronk, niet edel der zijn dan 't ander, al is 't dat in vervolg van tijt den Edeldom afkomt van 't Adelijk-bloed. Want
in 't begin heeft de deugt eenige menſchen Edel ge maakt; dewelke van 't volk gekoſen zijnde om hun te regeeren, fijn gemaakt Koningen, Hertogen, of Princen, en Godt heeft hun ook meerder#
de-gaven gegeven om te konnen Regeren, dewijl
ſy het meer nodig hadden dan ander menſchen
in
't gemeen: ook kan de gerechtigheit Godts niet nalaten, ſijn genaden te geven na de behoefte van een ygelijk, en geeft zekerlijk een dubbelden geeſt aen de Overſten, wanneer ſy gekoſen zijn tot die Staten: want indien ſy maar een enkelde geeſt had den om hun ſelfste regeeren, het ſou hun onmo ,
-
-
gelijk
w
tegen de
9gakers.
193
gelijk zijn anderen te regeeren. Daarom is het dat eenen David, en eenen Salomon, meer Wijsheit gehad hebben nadat ſy Koningen waren, dan ſyte vooren hadden: gelijk ook alle Soorten van Over
ſten hebben, ſoo wel de goede als de quade. Maar wanneer eenige van hun niet wel gebruiken deſe genade-gaven of dubbelden geeſt, het is teyken dat de onderdanen de ſtraffe verdient hebben door
hare ſonden, en worden geſtraft door de onrecht veerdigheit van hare Overſten : en dat met reden, nadien Godt niet beter een volk kaſtyden kan, dan door ondeugende Overheden,dewelke dienaars ſijn van ſijn Goddelijke gerechtigheit. En in die qua liteit of aanſien moet het volk hun eeren al is 't datſe
Goddeloos zijn, en dat om hare waardigheden, en om de macht die Godt hun gegeven heeft. . En indien deſe Quakers ootmoedig waren, en ſouden ſoo hardnekkig niet zijn, van niemandt te willen ceren, of onderdanig te ſijn aan Rechters, en Magiſtraten: maar wanneer ſy qualijk van hun
#
gehandelt wierden, ſoo ſouden ſy denken, die quade handelingen verdient te hebben door hare zonden. Maar deſe menſchen konnen hun noyt verootmoedigen, door dienſy ſoohoovaardigein beelding hebben, dat ſy het Volk Godts zijn, en dat ſy het Licht des H. Geeſtes hebben. En het is
te vreeſen dat ſy ſich niet meer bekeeren ſullen dan Lucifer, ſoo wanneer ſy blyven in hare hardnek kigheit en voornemen, van geen reſpect of ontſa te willen dragen aen eenige Overſten. Het wel een groote doolingis; nadien Godt gebied teeeren Vader en Moeder, ſoo goede als quade; in 't wel N ke begrepen -
-
Advertiſſement ingedient,
194
kebegrepen zijn alle ſoorten van Overſten, of die ene, die ons moeten regeeren, of ſorg over ons
#
Daarom is het dat ik met de naam van
!
Mijn Heer, of Eerwaardige Vader noeme, de Prieſters en Herders die in waardigheden ingeſtelt zijn, uit oorſaak van haar Ampt dat ſy bedienen. En al is't dat deſen Benjamin my beſonderlijk be-
. : l &
ſchuldigt, dat ik mijn ipeer be Cort cerc / of #ein nortne &#extraatuige 49aber ; ſoo en ben ik nochtans daarover niet te beſchuldigen; dewijl ik daarin gedaan heb wat ik ſchuldig was te doen, en niet anders: nadien hy Eerwaardig was in verſcheyden deelen. Eerſtelijk was hy een Eerlijk
in # iſ ºf g:
Man, en deugdelijk, waardig zijnde alle manieren van Eere, om ſijn deugt. Ten tweeden hy was een Prieſter; Paſtoor, en geſtelt in waardig-
in
heit, hebbende macht het Volk te regeeren: welke
laſt en bediening in ſich ſelfs eerwaardig was, alware
het ſchoon dat hy geen deugt gehadt had. Ten derden ſoo was ik hem Eere ſchuldig, om dat hy
d
eenyveraar was voor de Eere Godts, en dat hy
alle ſijn vermogen beſtede tot de Zaligheit der Zie len, en heeft my ten dien eynde in Holland ge bracht. Siet daar waarom hy by my waardig was de naam van mijn Heer, en van Eerwaardige Va-
º
der te dragen: waar van deſen Benjamin my ſoo
,
feer belaſtert tot groot on-recht; en wil my ach-
,
terhalen in mijne woorden; in regard of ten aenſien van de voorá de Cort gelijk alsof ik een ondeugend Mange-eert had; ſpottende, om dat ik
, s #
daar aangeſchreven heb: batfig ſeer qualijſt gebaan bab 32go?bſtant te betaiuogen/ aen be
, a
-
-
39aterg
195 tegen de 9gakers. 39aterg ban 't Bratorie ; al eer hp ſijncoires
bitcurg betaalt ſjab : en dat noch hp/noch ſn/ ſoobanig gocb niet tonnen berkoopen / nocij
itoopen/ ſomber be ſombe van bieberp te bea gaen.
Dit my bybrengende als een Contradictie in mijn geſchriften; ſeggende (deſen Benjamin) bat ilt acn b'een ſpbe aen beboogiï. be ſtort geſch?c bch heb / bat bp een bieberp begaen ijab : «En bat ift op een ander plaatg hem eere alg een &#ertnaerbige 4Daber. En hy wil deſeſtry
digheit doen gaan, voor een leugen en eenevleijerie, die ik aendien de Cort ſou doen: al is't dat er geen ſtrydigheit in is, en noch min eenige leugen en
vleijerys. Want een Heyligen volmaakt menſch kan wel een foute of miſſlag begaen, ſoodanige als deſe van de voorñ de Cort in 't verkoopen van Noordſtrand, eer dat hy ſijn ſchulden betaalt had:
nadien een ygelijk weet dat David Overſpel begaan heeſt met Bartsheba , en een Doodſlag in het doen dooden van haar Man Urias: daar nochtans Godt
ſelfs verklaart , dat David een Man na ſijn herte 22'43'.
Het moet wel weſen, dat deſen Benjamin Con tradićtien of ſtrydigheden vind inde werken Gods; en ook vleijeryen en leugens, wanneer Godtſeyt, dat een ſoogrootenſ# als David was; een Man was na ſijn hert: om dat ſulx geen ſchijn van waar heit heeft, wanneer men het neemt na de manier
gelijk deſen Benjamin mijne geſchriften neemt. Daarom en moet ik niet qualijk tevreden weſen,
als hy in deſelve kiſtert, die dingen die hy met meer N 2.
reden
196 Advertiſſement ingedient, reden ſou konnen laſteren in de H. Schriftuur, de
welke geheel vervult is met ſoodanige waarheden, die Benjamin neemt, boog Iengeng / @fontra bicticm / en uiepingen. Want ik wil wel een vleijſter en leugenerſſe weſen, gelijk Godt ſelfs ge weeſt is ten aanſien van David. En ten ſal my niet leet zijn dat ik mijn Heer de Cort ge-eert heb, al is 't ſchoon dat ik hem dikwils van ſijn fauten beriſpt heb : door dien men wel kan eere waardig zijn en ſondigen beyde te ſamen. Maar deſe Quakers heb ben geenen geeſt om deſe dingen te begrijpen, en willen opſpraak vinden in 't gene dat grootelijcx
prijs-waardig is. Even gelijk de Phariſeen deden ten tijde van Jeſus Chriſtus, ſeggende, dat hy een verleyder des Volks was:(gelijk deſe Quakers ook van 1ny ſeggen.) Dat hy een Samaritaan was: terwijl
dat hy fijne Apoſtelen op de weg liet, om te gaan vinden die Samaritaanſche Vrouwe aen de Put.
#T gene ſy willen te verſtaan geven dat ik ook doe, in't aſtrekken der Mannen van hare Vrouwen, tot mijn vermaak.
Deſe Phariſcenſeyden van Jeſus Chriſtus, dat hy ſich de Some Godts noemde, hem vragende; wat iy van ſich ſelven maakte ? En deſe Quakers ſpot ten, om dat ik geſeyt heb te weſen, JInceber ber
tijage gefouigen. My vragende: luat ik ban inp ſcljoen deliſt? gelijk als of ik my meer achte dan ik behoor.
Daar ik ondertuſſchen de waar
heit ſpreek, in't ſeggen; dat ik de Moeder der ware gelovigen ben: gelijk als Jeſus Chriſtus de waarheit ſprak, wannneer hy ſeyde, de Some Godts te zijn.
TNadien dat, hoewel ik een onvruchtbare Maagt
tegen de Quakers. ben na de
Naam:
en
197
#ennen #
krygen, ſoo heb ik nochtans kinderen gebaart in
den geeſt Jeſu Chriſti : en dat in deſe maniere: wanneer mijn verſtand vry is van de gedachteniſſe der Aardſche dingen, en dat mijn Hert opgeheven is tot Godt, ſoo geeft hy my ſijn licht, en mijn geeſt ontfangt dat, om-vattende de ware Evange
liſche Leeringe, dewelke wel ingenomen hebben de, ſoo breng ik die voort in ſijntijt tot aan ander ren door geſchriften en door woorden. Siet daar hoe dat Godt ware Chriſtenen baart door mijn Mond, en door mijn hand. En degene die deſe Leering ontfangen hebben door mijne woorden of ſchriften, en door dat middel wedergeboren zijn
in den Geeſt Jeſu Chriſti, dat zijn mijne kinderen die ik gebaart heb, gelijk St. Paulus ſeide, dat hy 'er ook eenige inſijn tijtgebaart heeft. -
Maar deſe Quakers ſijn gelijk fannes en fambres
die tegen de Waarheit op ſtaan, en al eer dat ſy ſien of ik ook fijn ſal, ſoodanige Moeder der warc Chri
ſtenen; ſoo ſpotten ſy daar mede, om de Waarheit te verachten eer dat die bekent is.
Het is te vreeſën
dat deſe Quakers de Waarheit noytkennen ſullen: maar ſy doen ſeer qualijk, te willen beletten dat d'andere die niet kennen, nochtans ſullen ſy dat niet beletten aen alle menſchen van goet verſtand, die mijne Schriften en dit Advertiſſement leſen ſullen: om dat ſy daarin ſulke klare waarheden vinden ſul len, dewelke deſe Quakers niet ſullen konnen ver
duiſteren, door hare inbeeldingen, en door hare valſche Philoſophiſche redenen, die niet en dienen dan om hare doolingen te vleyen, en te verduyſte
198 Advertiſſement ingedient, ren het verſtand van anderen. En denkende, dat
ſy my geſtelt hebben op 't Schavot, door haar la # ſy het graft gegra ven, waar in begraven worden ; uit ſterlijk Tractaat, ſoo
#
welke hare valſche redenen hun niet ſullen konnen
uittrekken , door dien dat de leugen te ſwak is te n de waarheit. Welke leugen niet machtig is, 3ïnthoinette 25oltrignon te ontbchhen / noch te toon en bat fjaren geeft niet ban ſbobt ig. Gelijk als deſe Quakers ſchrijven in groote letteren in den Tijtel van haar laſterlijk Tractaat; 't welk nietsinhoud dan doolingen en leugens, die aen nio mand nut zijn, cnde en kan nieuwers toe dienen dan om te ontdekken den geeſt van deſe Quakers, in »laats van den mijnen: een ygelijk wel ſien an, dat het ſelve Tractaat vol is van verwerring, bitterheit, ſtekende beriſpinge, en ſpotteryen ſon
#
der fondament; ſeer verre van den Geeſt cenes
Chriſtens; ende het heeft in ſich geenderleye lee
ring, ſtichting noch Licht, waar van deſe Quakers hun beroemen , maar wel vele getuygeniſſen dat ſy geleyd zijn door een geeſt der doolinge en derduy ſterniſſen, daar ſy in verlaten zijn. Want wat een dooling is het, te ſeggen, dat ik ontdeckt ben, door haar Tractaat; daar ſy geen
kenniſſe van mijn perſoon hebben, noch van mij nen Geeſt; ende en zijn geenſins bequaam om die te begrijpen; Hoe ſouden ſy die aen anderen ont dekken ? Indien ſy my kenden, ik ſou wel blijde zijn dat ſy my ontdekten, om dat de wille Godts
ſoodanig is dat hy my wil doen kennen: indien dat
ſeks niet was, v
ik ſou acn niemand niet behoeven te
tegen de Quakrs.
te ſchrijven noch
199
## Goddelijke zaken.
Ik heb my wel ſtilgehouden ſoo grooten getal van jaren, en ik ſou het noch doen met meer reden, nu ik ouder ben, en de ruſt meer beminnen moet dan
in mijne jonkheit. Maar ik wil de wille Gods meer
achten dan mijn gemak en mijn genoegen, en wil my doen kennen door werken en door woorden. Soo dat deſe Quakers my een goeden dienſt, ſou
den gedaan hebben, indien ſymy ontdekt hadden ſoo als ik ben, door haar Tractaat, en ſouden my
verlicht hebben van de moeyten die ik heb om my ſelven te ontdekken. Maar Helaas ! deſe arme blin
den hebben aen alle de Weerelt ontdekt, dat haren
Geeſt niet van Godt is, in het ſeggen van te willen ontdekken dat mijnen geeft niet uit Godt weſen ſoude. Want het is te gelooven dat deſe Scôte der Quakers noyt ſoo ontdekt ſou geweeſt zijn in haren
rond, indien ſy niet tegen myin't licht gebracht
# ſoodanigen Tractaat.
Soo dat men van hun
waarlijkſeggen mag, datſe gevallen zijn in de gracht, die ſy voor een ander meenden te maken; 't gene ge meenlijk gebeurt aen de quaat doenders, dat ſy een ander willende ſlaan, ſich ſelfs quetſen. Ik en ben niet droevig gekent te zijn ſoodanig als
ik ben, om dat ik niet quaats gedaan heb, waarom ik ook wel tot het licht komen wil; ende en geloof niet, dat iemant met waarheit ſeggen kan, dat ik
oyt mijn leven iets gedaan heb, dat de beriſpinge waardig is, maar men kan wel alle dingen tegen my
ſeggen, liegende; 't geneik niet kan beletten, de wijl alle menſchen vry zijn te ſeggen wat ſy willen. En dat de
# Nmenſchen quaat ſpreken ": 4 C
*
Advertiſſement ingedient, de goede, is een gemeene zake: om dat de daden van een rechtveerdige, ſtilzwijgende beriſpingen 2OO
zijn voor den quaatdoender, die hem daarom niet wel verdragen kan, maar vervolgt hem na ſijn ver mogen: gelijk my deſen Benjamin ook doet, de welke niet konnende eenig quaat in my vinden, ſoo verſiert hy leugens, op dat hy ſtoffe ſou hebben om daar van quaat te ſeggen: en wanneer ſijn leugens
niet genoegſaam beweſen zijn, ſoo komt hy my beſchuldigen van goede dingen, om door valſche redenen te doen verſtaan, dat die quaat ſouden zijn:
in 't welke hem wel weinig geholpen heeft, de ſtu die die hy gedaan heeft in de Philoſophie, dewijl de ſelve van de menſchen uitgevonden is tot geen ander
eynde, dan om de quade dingen te doen ſchijnen goet te zijn, en de goede dingen quaat, door be wijs-redenen uitgevonden door de ſcherpſinnigheit des Geeſt van quade menſchen, de welke willende volherden in hare boosheden, hebben uitgevonden een on-deugende Philoſophie, vol van verſierde re denen om hare boosheden te verſterken: en dat is
ſoo wel gedekt en vermomt, dat men een wijs man acht te zijn, die wel kan reden-kavelen om de waar
heit te bedekken en de leugen te doen ſchijnen waar heit te weſen; 't gene nu gemeenlijk in 't werk ge ſtelt word onder de
#
En ik heb een Ad
vocaat gekent die een Procesgewonnen had tegen de verwachtinge van een ygelijk, door dien dat de ſwarigheit van die ſaak ſecrgroot was, en veel men
ſchen (die ſich daar op verſtonden) meenden, dat geen Rechters dat ſouden hebben konnen vonniſ
ſen: maar deſen Advocaat had de redenen van # -
, - *
-
ij
C
t
ºn »v.
g :
r
tegen de 9gakers. 2OI ſijde ſoo wel weten in geſchrift te ſtellen, dat hy het Proces won, en ſeyde daar naar, dat indien men van dit vonniſſe wilde , en dat ſijn tegen party hem wilde gebruyken voor Advocaat, dat hy wel ſoo veel redenen ſou vinden tegen de redenen die hy geallegeert had, dat de Rechters en alle d'an deren gelooven ſouden, dat die tegen party recht
#
ſoude hebben, en dat Procesſou moeten winnen.
Siet daar hoe dat de menſchen, de geeſt die Godt haar gegeven heeft, beſteden om valſche redenen te vinden op dat ſy ſouden geraken tot hare begeerten. Gelijk ook deſen Benjamin gedaan heeft, ſtellende
dat hy behbijſen ſou / bat mijn 45eeft niet uit &Bobt mag / boog mijn cpgcn ſchriften: ſeg gende,datſe vervult zijn, ban Contradictien / batt
leugeng en ban bieperpen.
-
En uit vreeſe dat ſulx ſou bevonden worden on
warachtig te weſen, ſoo beſchuldigt hy my van ve le byſondere beſwaringen, meenende ſijn ſaak te winnen, door de valſche redenen die hy in de Phi
loſophie geleert heeft: maar hy geeft ſijn ſelven al tijt een vuyſt voor de Neus, aengeſien dat alle men ſchen van goet oordeel wel oordeelen ſullen, dat fijne beuſelachtige redenen niets ſullen uit richten to gens de ſterke vaſtigheit van redenen voortgekomen uit de Waarheit Godts. Want het Woord Godts; is
als een ſiveert dat aen beyde ſijden ſnijdende is, dat niemant ſpaart, en keert om met een ſlag, alle de val
ſche Theologie, en Philoſophie der menſchen. Het is daar door dat God nu wil te ſchande maken de Wit
heit der wijſen, en vernietigen de torſichtigheit der voorſichtigen. En hy N kan5ſulx niet beter doen, indan CC -
2. O2,
Advertiſſement ingedient,
met het geven van ſijne Wijsheit, aen een eenvoudi ge Dochterſonder geleertheit, die deſe ſtoute Qua kers wel durven aenvallen om daar mede te ſpotten: gelijk dengrootenGoliath ſpottede met den David; daar van ondertuſſchen hy wel h ter aarde is geworpen, en met ſijn eygen ſwaart het hooft is afgeſmeten: het welk zekerlijk ook gebeu
#
renſalaen deſen Benjamin, die tegen my heeft wil len ſtrijden, ſonder te kennen de kracht die God in
mijn pen gegeven heeft, niet meer dan dien Goli ath kende de kracht die daar was in den Slinger van
den kleynen David; door dien hy geen kenniſſe had
van den Geeſt Godts die in David was, dewelke niet van noden had eenig ander wapen dan een ſteen om hem het leven te benemen.
Wie kan twijfelen dat dit niet gebeuren ſalaen deſe Seête der Quakers, dewijlſy wel durven trotſen met boeken en met woorden, dat ſy my niet
j
vreeſen, en ſeggen dat ſy ontdekt hebben, dat mij men geeſt niet ban ſjob ig; gelijk ſyſchrijven in 't hooft van haar laſterlijk Tractaat tegens my: van 't welke ſy ſich glori-eeren, gelijk den Goliath de
de van ſijnſweert, daar mede hyden kleynen David meende te dooden. Maar ik geloof dat dit Tractaat alleen hun alle ſal de keel af-ſteken, en dat hare ſeête niet meer leven ſal in de verſtanden der men
ſchen van goeden wille; om dat hare boosheit te ſeer ſal ontdekt zijn, door hare eigen allegatien of by-brengingen. Men ſal voor eerſt zien, dat den Tijtel van dat Tractaat valſch is: nadien dat ik door deſſelfs inhoud
geenſins ontdekt ben, maar valſchelijk beſchuldigt. -
.
-
*,
En
.
tegen de Quakers.
En dat ik den H. #
2o.
# houdende aen #
Waarheit die Godt is. Welke Waarheit ik ver plicht ben geweeſt meerder te verklaren, ter oorſa ke van dat Leugenachtig Tractaat, het welk my
ſtoffe by gebracht heeft, om getuygeniſſe der Waar heit te geven van vele dingen, die als noch verbor gen ſouden gebleven zijn, indien men my geen oor ſaak gegeven had om ſe te ontdekken. In het wel keik ſie, 'tgene Jeſus Chriſtus geſeyt heeft: Het is van noden dat er ergerniſſen komen. Want ſonderde
ſe ergernisſou ik dit Advertiſſement niet gemaakt hebben; het welk de oogen van vele moet openen.
Maar Jeſus Chriſtus vervolgt, ſeggende: Wee dien menſche waar door dergerniſſe komt. Om te doen verſtaan, dat deſen Benjamin ſijn eygen ongeluk veroorſaakt heeft, met te tmiſſen toon en dat mijn
G5ceſt niet ban ſbobtig. Want hy heeft daar
door veroorſaakt, dat een ygelijk ſal konnen ſien, dat den Geeſt van ſijn Secte niet van God is, noch ſelfs niet van een goeden natuurlijken Geeſt; gelijk men lichtelijk merken kan, uit alle de beſchuldin
gen die deſe Quakers tegen my doen, al ware het maar, dat ſy my laſteren om dat ik de menſchen in titulere, met
# naam van mijn Heer,
of andere
Tijtels, wel-voegelijk aen de qualiteit of Staat van een ygelijk. Daar en is niets redelijker dan dat, daar ondertuſſchen ſy my laſteren als van een groot gebrek, en als of ik een miſdaat beging in de men ſchen te noemen met hare betamclijke Tijtels: in 't
welke ſyſteken tegen de burgerlijke eerbaarheit, alſoo wel als tegen de deugt, tegen de geſchikte ge maniertheit, en tegen d'ordre die Godt in # cert : ge
-
204
. . . Advertiſſement ingedient,
heeft: dewelke ſy behooren te volgen in plaats van mytelaſteren omdat ik die onderhou. In 't welk ſy betoonen de ongeregeltheit van hare geeſten, en
# ſwakheit van hare Secte,
die niet alleen de eerlij
kegemaniertheit verdragen wil, dat wel wijd is van te verdragen de waarachtige deugt van de kinderen
Gods: dewijl dat deſe Quakers die niet en kennen. En indien ſy diſcipelen Jeſu Chriſti geweeſt waren doen hy op d'aerde leefde, ſy ſouden hem verlaten en veracht hebben, doen hy ſeide: Neemt eet mijn
Vleeſch, en drinkt mijn Bloedt: en murmurerende ſouden ſy geſeyt hebben, hoe kan deſe ons ſijn Vleeſch te eeten geven, en ſijn Bloed te drinken? en ſouden hem verlaten hebben, alsof hy Leugens geſproken had, en doolingen leerde: door dienſy niet bequaam ſouden zijn geweeſt, om de Godde lijke verborgentheden, die onder die woorden be
dekt waren te verſtaan. 'Ten is dan geen wonder 'dat deſe Quakers my misprijſen wanneer ik de waar heit
# als ik ſeg, dat ik de Moeder der ware geloo
ºvige ben, door dienſy deſe Taal niet verſtaan, be
grijpende alleenlijk'tgene ſichtelijken gevoelijk is aen hare Natuur; meenende een deugt te weſen als ſyaen niemand reſpect dragen, ſonder te weten dat 'God teeeren is in fijne leden, 't welk fijn de Konin gen, Princen, Heeren, Magiſtraten, Rechters .
en alle andere ſoorten van Perſonen geſtelt in waar digheden. . . . . . . " Indien ſy eenen ohſichtelijken Godt kenden, ſy mochten
# in hem ſelfs aenbidden,
maar hern
niet kennende, ſoo moeten ſy hem in ſijn Schepſe len eeren; voornamentlijk, in dic, de": -
,
gericht
# de 9gakers. 205 gericht zijn om anderen te regeren, en hier op Aar den ſijn plaats te houden:'twelk niet doemde,ſoo be tuigen zy # , dat zy het Licht Godts niet heb ben; noch de vereyſchte Zedigheit, niet meer dan de Reden : en datſe daarom verwerpelijk zijn van alle menſchen van goeden wille, en van goet oor deel: en aldus ſal haren geeſt cer ontdekt zijn niet van Godt te komen, dan den mijnen ſal ontdekt zijn, dewelke niets voortbrengt dat tegen de vol maaktheit is, of tegen de menſchelijke Reden. Het welk wel doet ſien dat hy beſtiert word van den Godt van ordre; ſoo wel als deſe Quakers betuy gen beſtiert te zijn, van een geeſt van diſ-ordre, en verwerringe; gelijk als al de Weereld dat ſien mag, al ware het maar in dit punct, dat ſy niet willen dat men iemand ſal noemen met de naam,
van Mijn Heer; of andere Tijtels. Sy willen alle menſchen evengelijk maken; 't welk ſulke ongere
geltheit over de geheele weereld brengen zou, dat de menſchen malkander ſouden vernielen, om
ſich aen niemand te willen onderwerpen. Hierin is het dat deſe Secte ſoo ſchadelijk is aen alle Repu blijken, en ſou bequaam ſijn om alle ſoorten van Staten om te keeren, indien die in 't toekomende
noch ſoude toenemen.
Daarom heeft Godt wel
gedaen, my in te geven haer te ontdekken door dit Advertiſſement, op datſe niet meer blindelings ge volgt worden van menſ hen van goeden wille: maar van een ygelijk gekent mag zijn voor ſoodanig als ſy is : te weten, voor een Segte der doolinge, van Hooyaardye en van vermetelheit , bequaam
om te miſleyden de beſtgeſinde door een &# van -
-
deugt
Advertiſſement ingedient,
2o6
deugt en heyligheit; 't gene ſchadelijker is dan een openbaar quaat, 't welk alle deugdelijke menſchen vermyden konnen, om dat het ſich als quaat ver toont: daar deſe ſchijndeugden verleyden konnen de goede menſchen die ſoo veel licht niet hebben om ſe te ontdekken.
Maar ik vrees dat wanneer deſe Quakers ſich ſoo ſullen ontdekt ſien, ſy hare daden ontkennen zul len, gelijk ik alreeds verſtaan heb dat ſy ſeggen on waarheit te weſen, dat ſy niemand willen reſpecte renofeere willen geven, maar dat ſy de Overſten reſpecteren, na hare eygen byſondere gewoonten, al is't dat ſy den hoed voor # niet willen afne men. Maar het ſou goet weſen dat men van hun wiſt, wat voor eer-bewijſingen ſy mogen doen aen de Rechters en Magiſtraten, wanneer ſy alleenlijk niet ſooveel willen doen, als hare winkels te ſluy
ten op een Hooge Feeſt-dag, na d'ordonnantie van de Magiſtraet tot Amſterdam ? en dat den ſterken arm van de Juſtitie genootſaakt is die ſelfs te gaen
fluyten, en toe te ſpijkeren; (gelijk ik hier vooren verhaelt heb,)en dat naden tijt dat die Winkel door de Juſtitie toe-geſloten was, die Quakers deſel venoyt meer hebben willen openen, ſijnde om de
ſe reden van Wooninge verandert, op dat ſy daar in de Juſtitie niet ſouden gehoorſaam zijn, en dat fy hardnekkelijk die ſouden wederſtaan met hare eygen ſchade. Indien dat eene onderdanigheit is na hare manier,
ſoo mag het wel een hardnekkige ongehoorſaam heit
geheeten worden. Maar alle quaatdoenders
willen geerne hare daden ontkennen, en het is de -
--
minſte
tegen de Quakers.
2o7
minſte defentie of tegenweer van de welke ſy hun bedienen konnen, te ſeggen, dat het niet waar achtig is: daarom ſeyt het ſpreekwoord, dat alle
quade zaken te loochenen zijn. Want de Hiſtorie die ik hier vooren verhaalt heb, van 't gene in Vries landt gebeurt is aengaende deſe Quakers, getuigt genoeg dat ſy in niets willen gehoorſaam zijn; dewijlſe liever ſich hebben willen laten langs
#
de Sraat ſlepen, dan dat ſy goetwillig gaan ſouden van den eenen Rechter tot den anderen, door des ſelfs ordonnantie: en liever hebben willen in 't
Raſp-huysgebannen worden, of te ſterven in de gevankenis, dan te willen den hoed afnemen in de tegenwoordigheit van den Rechter, ofteſitten #
een bank daarophy hun gebood te ſitten. Deſe daden fijn die niet genoeg overtuigende, om deſe
Quakers te overtuigen van ongehoorſaamheit aan de Rechters ? En ſou men hare valſche redenen
daarop noch moeten hooren, dewijl hare werken, hare woorden leugenachtig maken? gelijkſe ge meenlijk doen in alle dingen, en ſeggen dat het niet
waar is : gelijk ſy ook ſeggen niet waar te weſen, dat ſy niemand willen groeten om dat ſy op hare manier groeten.
En ſooſeggen ſy my ook dat het
niet waarachtig is dat ik eere geve aan wien het be taamt; of Tijtelsaen degene die het toekomt, maar dat ik die geve aen de gene die het niet toekomt,
op dat ik de menſchen ſou vleyen. 'T gene men ſien mag ofhet waar is, in dat ſtuk daar
X my by
ſonderlijk mede beſchuldigen: namentlijk, dat ik den Hertog van Holſtein geintituleert heb, SPGoga
luchtigheit: my vragende, of ijp waarin E: -
-
g
-
208
Advertiſſement ingedient,
gerig alg een bcbelaer? Waarin men klaarlijk ſien kan, dat deſe Quakers my ten on-recht willen'
beſchuldigen en beliegen, ſeggende, dat ikTijtels geveaen dengenen die het niet toekomt. Want ik geloof dat den ſelven Hertog een Souverain Prins is, den welken toekomt alle Eere en geſag; en dat hy ook doorluchtig is door fijne goede ze den.
-
Indien deſe Quakers daar willen tegenſpreken, ſy mogen hun vervoegen by degene die daar meer kenniſſe van hebben: voor my, ik ſpreek na dat ik geloof, en na de kenniſſe die ik daar van heb, en ik en wil niet ophouden hem Doorluchtigheit te intituleren, meer vreeſende, dat ik hem te wey nig dan teveel intitulere, naſijne merite of waar digheit. Gelijk ik altijt vrees, dat ik de Perſoo nen eer te weinig dan te veel eere: om dat den A
poſtelden Chriſtenen gebied, dat d'een den anderen met eere ſal voorkomen. In 't welk d'Edelen moe ten geprefereert of voorgeſtelt worden, om datſe voortgekomen zijn uit Edele Ouders, en dat den
Adel voortkomt van de deugt, die altijt te eeren is. Daar en valt niet te diſputeren, om te konnen oor
deelen of een Edelman meer uitſtekend is als een ge meen man, om dat men dat door ondervinding genoegſaam ſiet. Ik heb verkeert by Rijke en Ar me; by Edelen en on-edelen: en heb bevonden
dat een recht Edelperſoon meer deugdelijk is dan een gemeen perſoon, alſou het maar zijn in zedelij
ke deugden. Sy zijn op-getogen in meerder be leeftheit, ootmoedigheit en goedertierentheit dan
de geringe menſchen, en daarom zijnſe veel beter -
-
-
- -
--
-
- -
-
-
--
gema
:
tegen de 9lgakers, . . zo9 gemaniert, en meer eere waardig om die deugden. Want de zedelijke deugden zijn groote voor-berey dingen tot de Goddelijke deugden. En een menſch die na de menſchelijke Zedigheit deugdelijk is, heeft groot voordeel om een vriendt Godts te worden, ende en heeft niet ſoo veel gebreken te overwinnen als een menſch die qualijk gemaniertis, en ſijn gro ve paſſien of driften volgt ſonder toom. Deſe paſſien vermeeſterenden menſch wanneer hy die wil
bedwingen om ſich Gode behagelijk te maken: hy heeft veel meer ſwarigheit om tot de volmaaktheit van de Chriſtelijke en beleeft menſch.
deugt te komen,
dan een Edel
Hierin is het dat een Bedelaar
niet ſoo doorluchtig is als een Edelman. Ik heb
deſe dingen ondervonden, doen ik de Kinderen in het Hoſpital of Gaſt-huys tot Rijſſel regeerde on trent Negen jaren, alwaar ik door Liefdadigheit in nam arme Bedelaars, en ook armen van Eerlijke Ouders die hare goederen hadden verloren, en ik kon d'eene van d'andere uit hare zeden ſoo wel on
derſcheyden, als men kan onderſcheyden het heet uit het koude. Want de kinderen van Eerlijke Ou
ders, waren veel meer onderdanig en gehoorſaam, dan de kinderen die van Bedelaars geboren waren: dewelke opgetogen zijnde in de armoede, waren ſonder hertenſonder eere: en nadat ik hun die aen
geboren grove gewoonten had uitgetogen, ſoover vielen ſy nochtans daar wederom in ſoo haaſt als ſy daartoe vryheit hadden, liever willende levenſon der eerein luyheit, dan te arbeiden om hare eer
baarheit te bewaren, die deſe geringen ſeer lichte lijktenbeſten geven ſonder wederhouding, g: Q w-Z - 2
3JS
Advertiſſement ingedient, als de beeſten. Want door dienſy alleenlijk geen Zedelijke of manierlijke deugden hebben, ſoobe 2 IO
-
#
hun ſeer lichtelijk tot alle ſoorten van zonen; daar de gemanierde kinderen hun wel wach
CV en
tCI1.
-
Waar by men ſien kan, dat een Hertog. Door luchtiger is dan een Bedelaar: en dat een Rijke iets
meer heeft tot de deugt dan een arme, en dat hy mitsdien meer eere waardig is dan eenen armen, om dat hy nader aan de Goddelijke deugt is, en beter geſchikt, om te volgen de Leering Jeſu Chriſti, daarin, dat hy onderwijſt, ſich ſclfs te verzaken:
om dat gemeenlijk de Rijke en eerlijke Luyden de zielen van hare kinderen bearbeyden, hun in plan tende de vreeſe Godts, en ſy breken hare willens,
op dat ſy ſe in 'deſe weereld gelukkig maken zou den: dewijl een menſch die Meeſter van ſijn paſſien of driften is, overal bemindt en welkom is. Maar deſe Bedelaars en arme menſchen voeden hare kin
deren gemeenlijk op gelijk als beeſten, alleenlijk hun beſorgende van eten en drinken, verſuymende hare Saligheit en goede zeden, dewelke niet in haar jeugt geleert hebbende, ſoo waſſchen ſy op in alle on deugden en gebreken, daar hare verdorvene natu re hun toeneygen: en over ſulx konnen ſy geen
eere waardig zijn om hare deugden, van de welke ſy wel verre af zijn, ja zijn qualijk geſtelt om die te verkrijgen, door oorſaak van hare quade gewoonte. - Waardoor men klaarlijk ſien kan, dat een Ede
le meer eer waardig is dan een on-edelen, en een Rijke dan een arme ; en een Burger dan een Bede
laar, om de redenen hierboven voorgeſtelt, ## *--*
»
S
tegen de 9gakers.
211
ſelfs ondervonden heb in de verſcheyden conditien en hoedanigheden van de menſchen die ik onder mijne regeering gehad heb. Daarom is het niet van nooden dat my deſen Benjamin komt vragen, of een ipertog meer boogluchtig ig ban een 25cbe Haar ? 't en zy om ſijn eygen ſchande, en om te
toonen ſijn plompheit en onwetentheit: van welke ſijne gebreken, een ygelijk door dit Advertiſſement ſalkonnen oordeelen, en ſien of ik Eer-Tijtelen
geve aen de gene die het niet toekomt,(gelijk deſen onwetenden in ſijn Traétat ſegt,)dewijl ik niets
en doe ſonder goede reden, noch ſonder te weten waarom ik iemand noeme NBoogluchtig / of met de naam van mijn ſpeer of anderſins. En wanneer
hy geen andere ſaken by der handt heeft om my te laſteren dan die, dat ik den Hertog van Holſtein in
titulere Doorluchtig / of # mijn ſpeer/ JIBejuffr. / of ºermaarbige 49aber; ſoo mogt veel beter ſwijgen en ſijn geld bewaren dan een boek te doen drukken dat nergens toe dienen kan, dan tot eeniggeriefals het ſal geſcheurt zijn. Want het heeft
# noch ſteert, ende en houd niet
in dan Leugens en ſotte by-brengingen, gelijk als dit is, dat ik de menſchen eere i tnanneer ik mp noem hare bienareſſe. Sijn dat geen groote mis
daden die ik daarin bega, om daar over van deſe Quakers beriſpt te worden? die om duſdanige fau ten my willen laſteren, daar door pogende te be wijſen, bat mijnen geeft niet ban 85cb ig ,
't gene wel een ſlechte getuygenis is, om hareby brengingen te bewijſen. Want indien niemand de
Geeſt Godts heeft, dan diegene die plomp en on -
-
O 2
beleeft
Advertiſſement ingedient, beleeft zijn; daar ſouden weynig Heyligen in 't Pa 2. I2
radijs zijn: nadien dat al degene die wy voor Hey ligen houden, ootmoedig en beleeft geweeſt zijn, en wel gereguleert in alle hare reden, ende en ſey den niet alleenlijk dat ſy dienaars en dienareſſen van anderen waren, maar ſy waren dat inderdaat. En
Jeſus Chriſtus ſelfsſegt, dat hy nietgekomen is omge dient te worden, maar om te
#
Waartoe dan willen mydeſe onwetende laſteren om dat ik aen de voet van mijne brieven my onder ſchrijve: utpe ſecr ootmoebige bienareſſe ? Na
dien Jeſus Chriſtus my leerd ootmoedig van herten te oveſen. Mag ik met woorden niet getuygen wat ik in het hertebeſit? Want ik ben waarlijk dienareſſe van alle degene daar ik dat aen geſchreven heb, om hun te dienen en te helpen in alle het gene dat goed en eerlijk is, na mijn vermogen. En ik en heb niet , noch verkeerden ſchijn gegeven doen ik un dat ſchreef, door dien dat waarlijk mijn hert
#
geneigt is om vriendſchap en dienſt te doen, aen mijnen naaſten.
Indien deſe Quakersaen hare gebueren niet ſoo veel dienſt doen willen als een goeden dag te wen ſchen, ſooſijnſe wel verre af van hun veel grooter dienſt te doen. En ſy ſouden liegen indien ſy in hare brieven ſeyden, # ſy dienaars of dienareſſen van ymand waren: maar ik mag het met waarheit ſeggen, want ik ben waarlijk dienareſſe van degene daar aen ik het geſchreven heb, ende en ſeg het niet alleen door compliment of om wel-ſtaans wil, maar ik draag de wil in mijn hert om hun te dienen in den noot wanneer dat in mijn macht is. Daarom heb ben
, tegen de Qgakers. 213 bendeſe Quakers noch niet wel beweſen dat ik den Geeſt Gods niet heb, om geſchreven te hebben in mijne brieven te weſen ootmoedige dienareſſe van mijne vrienden: nadien ſulx meer bewijſen ſou dat ik de Geeſt Godts heb, dan dat het bewijſen ſou
dat ik die niet heb. Soo dat hare eygen getuygeniſ ſen tegens hun ſelfs zijn, en geven vonniſſe dat # den Geeſt Gods niet konnen hebben, dewijl ſy d'Ootmoedigheit verachten, Chriſtus den
#
Chriſtenen ſoo aenbevolen heeft : ende en ver
noegen ſich niet, met ſelfs niet te willen ootmoedig
weſen, maar beriſpen ook die gene, die dat wel zijn willen: alsof ik een miſdaat beging, wanneer ik my noeme, dienareſſe van anderen. Waardoor
ſy genoegſaam ontdekken, dat ſy aen den Geeſt der oolingen overgegeven zijn, en datſe hare hovaar dye willen bedekken, met te ſeggen, bat ſn nic
mant miſſen blepen) in het ſeggen, dat ſy# mands dienaars of dienareſſen zijn : en ſy ſouden
miſſchien qualijk doen in het te ſeggen, om dat ſy het in der daat niet zijn, en dat ſy hunſelven te veel achten om iemand te willen dienen.
En ik in tegendeel, acht my gelukkig te mogen
bequame dienſt doen acn een ygelijk, en daarom mag ik het met waarheit ſchrijven en ſonder vleyin
gen; dewijl ik niemand vleyen wil, noch ook van niemant wil gevleyt zijn, en ik heb dikwilsaen mij ne Huysgenooten geſeyt, dat ik liever wilde een ſouflet ontfangen, dan gevleyt zijn; 't geneik noch
tegen-woordig bezitte, ende en heb geen noot van iemant te vleyen, om dat ik ſelfs geenſins wil ge
vleyt zijn. Daarom bedriegen deſe Quakers hun *
-
-
O 3
ſelfs
214 Advertiſſement ingedient, . . . ſelfsin't noemen, dat ſp mijnen 45ceſt ontbekt Maar ik bedriegmy niet den haren ont ekt te hebben, ſoo grondig , dat ſy ſelfs noyt gedacht hebben, dat ſy ſoo verre van den Geeſt Godts vervreemt waren gelijk ik hun door dit Ad vertiſſement toone. Daarom behooren ſy my wel
#
#
te danken: en indien ſy wijs waren ſy ſouden my wel hooglijk danken, dat ik ontdekt heb de doo lingen die ſy ſelfs niet welgekent hebben, om dat het herte des menſchen altijt ſich ſelfs bedrieglijk is, en vleyt dikwils ſich ſelfs om verloren te gaan. En die gene die een getrouw Vriend gevonden heeft,
die hem ſijne verborgen gebreken ontdekt, die heeft een grooten ſchat gevonden, en moet die waardiger achten dan een goudt-mijn : om dat onſe verborgen gebreken noyt konnen verbetert wor den, 't en ſy dat eenig oprecht trouw Vriend ons die ontdekt: Want wy ſouden leven en wy ſouden ſterven ſonder die te kennen,en ſouden konnen eeu
welijk verdoemt worden om verborgen ſonden. Daarom heeft David byſonderlijk Godt gebeden om vergiffenis van fijne verborgen ſonden. Maar
deſe Quakers meenen wel dat ſy Heyliger zijn, dan David was, dewijlſy verſchoonen ſulke openbare ſonden, als zijn, niemant te willen eeren, noch niemant te willen gehoorſaam zijn: hoe ſouden ſy
hare verborgen ſonden willen bekennen wanneer men hun die voor leggen ſou? Sy ſijn wel verre van
dat te doen; dewijl ſy trachten uit te dooven het Licht dat de ſelve ontdekken ſou: en in plaats van
daarna toe te komen, ſoo wilden ſy't wel uit bluſ ſchen door laſteringen, en met Boeken te maken -
OIn
tegen de 9gakers.
215
om te bewijſen dat het ſelve Licht niet van Godt komt. Byaldien ſy noch in hun wat vreeſe Godts over behouden hadden, of begeerte om hare zielen
te behouden, ſy ſouden dat Licht in mijne ſchrif ten geſocht hebben, en indien dat ſelve hare gebre ken beriſpte, ſooſouden ſy ſich daarover behooren te verootmoedigen : maar indien dat Licht hun van niets beriſpte, ſoo hadden ſy Godt daar over moeten danken: het eene en het andere van deſeſa
ken ſoude voorderlijk geweeſt zijn, tot de Saligheit van hare zielen.
Maar dat Licht te laſteren, en te
ſchrijven dat het niet ban 4.5obtig / dat en brengt hun gantſch geen voordeel, maar wel veel ſchade aen hare zielen, en ergernis aenden naaſten.
Want al degene die my kennen, en weten dat Godt my ſijnegenade gedaan heeft en fijne Lichten mede-gedeelt heeft, ſijn ge-ergert over de ſtoutig heit van deſe Quakers, en hare Goddeloosheit in 't verwerpen van ſulke goede dingen, met die te verachten en de ſelve tegen te ſtaan met al haar magt. In 't welk ſy genoeg overtuygt zijn, dat ſy van een quaden # zijn gedreven, een ſoodanigen als die van Jannes en , die de Waarheit weder-ſton den. Van de welke de Saligheit on-hopelijk is, om reden dat er buiten de Waarheit geen Godt is: en de gene die ſondigt door onwetenheit, ſal niet meer
#
behouden zijn, dan die gene, die door boosheit ſondigt: door dien de onwetentheit de ſonden niet ver ſchoont: inſonderheit dewijl wy de macht gehad
hebben teſoeken, ſoo wy maar de begeerte gehad hadden om te willen vinden. Welke begeerte in deſe Quakers ontbroken heeft: want indien ſy de O 4 begeer -
2 16
Advertiſſement ingedient,
-
begeerte gehad hadden om de Waarheit te ſoeken, ſy ſouden mijne ſchriften wel onderſocht hebben, en gewacht hebben om noch meer daar van te ſien; en indien ſy eenige twijfelingen of ſwarigheden om te verſtaan gevonden hadden, ſy ſouden my na 't verſtand daarvan gevraagt hebben, om te # of dat Licht hun ook iets leeren konde.
Maar ſy zijn te hoogmoedig om te willen leeren,
dewijlſe gelooven dat ſy genoeg weten: Het welk ſeer verre is van mijn gevoelen: want ik leer noch alle dagen, en al is't dat ik niet ontkennen kan gro te Lichten van Godt in mijne ziel te hebben, ſoo verwacht ik er noch meer te verkrijgen. En indien eenig menſch my ietsſeyde't geneik niet wiſt, of dat hy my ontdekken ſou eenige verborgen gebre ken; ik ſou hem grootelijks bedanken, om dat ſo danigen menſch my metter daat meer vriendſchap betuygen ſou, dan die gene, die my prijſen ſou
den: nadien deſe my ſouden konnen doen vallen in ydele ecre; daar de dingen die my miſprijſen, my tot de ootmoedigheit trekken, ſclfs alwaar het
dat die niet waarachtig weſen ſouden, ſoo ſouden ſy het hert vernederen, in plaats van te verheffen, gelijk de loovingen en vleyeryen doen, de welke ik met al mijn vermogen veracht, al is 't dat deſen Benjamin in ſijn Tractaat zegt, bat mijlen ſpeer be Cogt mp gebiept ſjeeft in ſijne âDoo3-rebcng acn ben Ieſcr in het Licht ſchijncnbc in de buis ſtcrniſſen. Om dat hy ſeer hoog gelooft heeft de
Lichten die God my geeft, en die aen anderen aen gepreſen heeft.
-
Indien dit een vleijerye is die my den ſelven de -
-
Cort
Tr
tegen de 9gakers. 217 Cort gedaan heeft; ſoo heeft Pilatus dan wel Jeſus -
# gevleyt, dat hy boven aan fijn Kruys deed ſchrijven dat hy was den Konink der joden, nadien dat er inderdaat geen ſchijnbaarheit was, dat de So ne eenes Timmermans (na de menſchelijke reden) den Konink der Joden was. Wat reden was er om hem te intituleren met de naam van Konink? Hy wiſt dat hy arm was, en dat al ſijn Treyn of aen hang beſtond in twaalf arme Viſſchers, dewelke ſelfs hem alle verlaten hadden voor ſijn doot; aen
de welke hygeſeyt had, dat de Voſſen holen hadden, en de Vogelen des Hemels neſten; maar dat de Some des
menſchen niets had omſijn hooft op te ruſten. En hem ſelfs gevraagt zijnde, of hy Konink was? ſoo ant woorde hy, dat ſijn Koninkrijk van deſe Weereld niet was. En al dit niet tegenſtaande, ſoo doet Pi latus op ſijn kruys ſchrijven, dat hy de Konink der
joden was. En als de Joden hem ſeyden, dat # alleenlijk behoorde te ſchrijven; dat hygeſeydt had, dat hy de Konink der joden was; ſoo bleef nochtans
Pilatus beſtandig in hem Konink te noemen, ſeg gende : 'tgene geſchreven is ſal geſchreven blijven. In het welke hy ſeer wel deed, en hy ſeide de waar heit in hem Konink te noemen.
Maar deſe Qua
kersſouden geſeyt hebben, dat hem deſen Tijtel
niet toequam, en dat men hem vleyde, dewijl hy. inderdaat geen Koninkrijk op de Aarde had, en
ſoo weinig authoriteit of geſag over de Joden, dat
om ſig voor hun te verbergen hyvand een plaats na d'
# vlugte.
-
-
Alle deſe dingen ſchijnen verder van de waarheit
te weſen,dan't gene mijn Heerde Cort van myſeyt 111 -
Advertiſſement ingedient, 2 18 , in ſijne Voor-redens aen den L# nadien hy niets verhaalt dan Waarheden die hy in ſijn eygen Ziel had ondervonden: te weten dat ik ſchreef door in
geven van den H. Geeſt, en dat de waarheden die ik voorſtelde, noch noyt in ſoo volmaakten ſin waren verſtaan geweeſt, noch ſoo wel bevatte lijk. Hy en ſpreekt daar niet door vleyingen, maar door
# genegentheit die hy tot ſij
nen naaſten had, in hun te wenſchen de ſelve ge
gelukken, die hy geloofde ſelfs te hebben gevon den in het leſen van mijne ſchriften : daarom is het
dat hy die hooglijk in die voor-reden prijſt. Maar gelijk als deſe Quakers alle waarheit wederſtaan,ſoo willen ſy ook deſe wederſtaen, en willen doen
twijfelen, dat deſe ſchriften ſoo prijſſelijk niet zijn als de geſeyde de Cort dat voor geeft. 'T gene een
yder beſpeuren kan in deſelve #en van nabyte onderſoeken, en ſien door ervarentheit ofſijn ſeg
# niet waarachtig is,
en of men in het leſen van
ie geſchriften niet een werkinge inſijn Ziel ſal be vinden, van de kracht en uitwerking van mijne woorden; 't welk vele alreede ondervonden heb
ben, en hebben opentlijk bekent, dat die in 't Licht gebracht zijn door een Goddelijke Wijsheit.
En
vele ſullen noch op heden meer lofs daar van zeg gen, dan de voorfi, de Cort geſeyt heeft, (indien het noodig was,) en dat ſonder eenige vleyerye, om
dat de deugt genoeg ſich ſelven prijſt, ſonder dat ſe van nooden heeft geflateert of gevleyt te worden: 't welk mijn vrienden noyt doen zullen, dewelke wel weten dat ik nieuwers in wil gevleyt zijn, na
dien ik veracht de prijſingen der menſchen van de -
N.
welke
en de Quakers.
*
welke ik niets
-
219
,E# 8: indien ik het aanſien
der menſchen niet te boven ware gekomen, iken ſou niet mogen zeggen de dingen die tot mijn eygen Lof dienen, gelijk ik wel dikwils doe, ſonder dat ik perijkelloopen ſou vanydele Eere : en ook om dat de menſchelijke Wijsheit ſegt, dat degene die ſig ſelven prijſt waardig is veragt te worden. Maar door de genade Gods heb ik alle die dingen overwonnen, ende en trek het my niet meer aen, of de menſchen my prijſen dan of ſy my verachten,
als ik maar het getuygenis van mijn eygen conſcien tie heb, dat ik in gerechtigheit gewandelt heb, en dat ik de waarheit geſeyt # alſoo wel die tegen my is, als die voor my is, ſondereenig onderſcheit van mijne prijſingen of misprijſingen, en die vry heit van geeſt wil ik onderhouden, op dat ik altijt ſpreken mag de waarheit, die ik wel meer achte dan of quade opinie die de menſchen van my ſouden mogen hebben; 't welk den voorñde Cort wetende, ſoo heeft hy de waarheitinſijn voor-re
#
den geſproken, ſonder te vreeſen dat hy eenige y dele eer in my verwekkenſou. En indien hy in 't leven was, ſou noch veel meer geſeit hebben;
#
om dat hy meer goets van deſe ſchriften ondervon den had, dan hy met woorden ſeggen konde. Maar op dat niemand oyt meer beriſpt ſoude worden, van te veel lofs in de voor-reden van mij ne boeken geſtelt te hebben; ſoo heb ik gereſolveert die alle ſelfs te maken: en by aldienymant daar wat op te ſeggen heeft, die ſalmy mogen aenſpreken,
ſonderymant anders te laſteren. Want dewijl God
my ſijne Wijsheit gegeven heeft, ſoo en heb IſmaïltS ik nie
A-
||
| - Er
Advertiſſement ingedient, mants hulp van nooden om mijne ſchriften te ſtel len; te meer dewijl de menſchelijke wijsheit niets by de Goddelijke Wijsheit voegen mag. 'T is be ter dat menſe ſoo ſoetkens laat vloeyen van mijn pen, ſonder tuſſchen-komen van eenige menſchen, en dat ſal altijt het volmaaktſte zijn; en ſal de min 22O
ſte ſtoffegeven aen de quaatwillige, om te misprij ſen de dingen die ſy niet verſtaan of kennen, gelijk
deſe Quakers gedaan hebben, ſiende dat er een voor-reden voor een van mijne boeken geſtelt was door den voorñ. de Cort, ſoo hebben ſy hem van
aoſperpe beſchuldigt. En ſiende een andere voorreden door een ander geſtelt, voor een ander van mijne boeken, ſoo hebben ſy geſeyt, dat dien an deren beſchaamt was ſijn naam te ſtellen, om dat hy die voor-reden alleenlijk met dry letteren on dertekent had: en ſy willen te verſtaan geven, als of dien anderen # ſou geweeſt zijn (indien hy niet Papiſt was) van diergelijke ſchriften te prij ſen. Waar by men ſien kan dat men qualijk kan vernoegen de menſchen van quaden wille, de wel kegelijk zijn aen de Phariſeen, die op alle dingen iets te ſeggen vonden: want om dat joannes den Doo per vaſtede, ſooſeyden ſy, dat hy den Duivel had. Ende wanneer: feſus Chriſtus at en dronk gelijk als
andere, ſooſeyden ſy: dat hy een dronkaart en vraat 22/422.
-
Ik en moet niet verwachten anders gehandelt te ſullen worden van deſe Quakers in hare onbedachte
veroordeelingen; aengeſien dat Jeſus Chriſtus ſoo danig van die Phariſeen getracteert is geweeſt, die quaat trokken uit de beſte daden die hy deed. Want Wanneer
-
-
tegen de 9gakers.
221
wanneer hy at en dronk met de ſondaars om hun tot God te bekeeren, ſoo laſterden ſyhem, ſeg gende; dat hy verkeerde met de ſondaars, en dat hy een vraat en wijn-ſuyper was. En deſe Quakers ſpre ken ook quaat van mijn Heer de Cort, de welke
mijne ſchriften prijſt, op dat een ygelijk begeerig zijn ſou de ſelveteleſen, ten einde ſy hun tot Godt ſouden bekeeren; gelijk hy door 't middel van dien
daartoe bekeert was. Maar deſe Quakers zeggen; bat hp dat gebaan heeft om mp te bleijen : gelijk ſy ſeggen van dien anderen vriend, bathp beſchaamtig ſijn naam te ſchrijnen; al even
eens alsof hy quade dingen gepreſen had. Maar wie kan de boosheit der menſchen helpen, die na
de maniere der Spinnekoppen venijn trekken uit alle bloemen; ja ſelfs uit die gene daar de Honigbyen
haren hoonig uittrekken. Men ſou hun deſe na tuur niet konnen afnemen ſonder hun het Leven te
benemen, om dat de boosheit den booſen menſchen
ſooeygen is, dat ſy behagen ſcheppen in hare boos heden, gelijk de Spinnekopin ſijn Venijn. . En die gene die inſien
# alle de beſchuldingen
die my deſe Quakers doen, ſal bevinden dat deſel ve voortkomen uit pure boosheit, en datſe geen oorſaak hebben quaat van my te ſpreken of te den ken, noch van mijne ſchriften, noch van mijn
Heer de Cort: om dat alle die ſaken ten goeden eindeſlrekkende waren. Want als ik mijne gevoe lens verklare, 't is om te doen ſien aen de menſchen
de waarheden die ik ken: en als ik die ſchrijf, dat geſchiet om ſoo veel beter deſelvein hare Herten in
te drukken, En als de Cort die prijſt; dat geſchiet n
-
om die
- -
-
-
-- -
-
-
Advertiſſement ingedient,
222,
om die kracht te geven by diegene dieſe niet ken
# op dat een ygelijk ſich tot Godt bekeeren, en de doolingen en ſonden verla ten ſoude, in de welke de menſchen nu gevallen zijn door hare blindheden. En uit alle deſe goede eynden of oogmerken, daar trekken deſe Quakers quaat uit, en laſteren de Heyligſte dingen, en wil len die doen gaan voor quaden en voor ſonden: en ſyſouden wel ſeggen, 'tgene men van St. Joannes nen: en dat al te
ſeyde, dat ik den Duivel hebben ſou, om dat ik hare manieren van doen niet volgen wil, noch dat ik niet gelooven wil dat ik qualijk doe in het eeren der menſchen of in die te intituleren met de naam
van mijn Heer, of anderſins na de qualiteyt van
een ygelijk: en dat onder ſchijn datſe ſeggen; dat het bepnferpe ig/ beſtijſten meer te eeren ban be 2ïrmen. Want ſy brengen my deſe ſchriftuur plaats voor, de welke dat men een menſch
#
komende met een gouden Ring aen fijn vinger, meer eert. Gelijk alsof ik het goudt, of de Rijkdom men eeren wou, dat wel verre van my is: want ik
veracht het goudt en het ſilver, dat niet noodſake lijk is tot het onderhoud des Levens; en houde het
voor een ſware laſt Rijkdommen te hebben boven de noot-druſt. Want wat ſchoonheit of goedheit is erin het goud en ſilver? 't is een grof metaal dat geen overeen-koming heeft met de natuur des men ſchen; het is dicht geſloten en ſwaar ſonder eenige
beweging, en onwaardig van een menſch bemindt te worden, 't en ware dat men er ſich van diende
om ſijn behoeften te koopen; anderſins is er meer vrolijkheit in een vlieg, dan in een klompgoudt: OIIl J
,
t
tegen de 9gakers. 223 om dat een vlieg leven en beweging heeft, en de ſin nen van een menſch vermaken
# daar het goudt
h
en ſilver in ſich ſelven niet anders is dan een gele of witte aarde.
Soo dat ik geen nood heb een menſch te achten
om dat hy een gouden Ring aan de vinger heeft, gelijk my deſe Quakers qualijk te propooſt ſeggen: nadien ik niets acht dan de deugt: en om reden dat ik die meer vinde in de Rijken dan in de Armen, en in de Edelen dan in de gemeene Luyden, ſoo acht ikſe daarom meerder, en niet om haar Goud of om haar Silver door dien dat ik dat niet van noo
de heb; ende en heb geenen nood de Rijken voor tezetten of hun te vleijen om hare Rijkdommen te
hebben, om dat het weynige dat ik heb, my tot Laſt is, en ik ſou 'er liever geen hebben indien men leven konde ſonder gelt te handelen. Daarom is't dat ik geen nood heb voor-recht te geven aen eeni
gemenſchen om datſe rijk zijn: 'tgene deſen Ben jamin miſſchien wel doen zou: want aengeſien h noch handelt om gelt te winnen, ſoo ſou hy #
menſchen wel konnen vleyen die hem dat ſouden konnen geven. Voor my ik ben buiten dat gevaar, dewijl dat ik geen weereldſche goederen begeere: en wanneer ik de menſchen eere, het is alleenlijk om
hare deugden, en niet om iets anders. Maar delen Benjamin ſou my noch wel willen ach terhalen in dit ſtuk, want hy verwijt my dat ik ſeg, Dat er geen meer uiare th:ifteiten 3ijn op aar be; en initg bien geen meer beltgüelijke men ſchen om die te crrett. 'Twelk mijn van herten
leet is, en het is wel droevig te hooren ſeggen dat cr **
*
=-E-EEEEE
224 Advertiſſement ingedient, 'er geen meer ware Chriſtenen zijn: gelijk het ook droevig is, dat'er geen meer ware Edelen zijn, ge lijk als was, David, Salomon en ſoo vele andere Edelen, Propheten, en Patriarchen of Oudvade ren. Maar men moet daarom niet gelooven, dat -
'er geen meer Edelenſouden zijn die on-eygentlijk deugdelijk zijn; noch geen meer Chriſtenen die na de volmaaktheit trachten, als ook Edelen en Rij ken die na de deugt trachten; nadien ik geſeyt heb, dat ik veel ſoodanige ken: nochtans zijn het daar om ſulke Chriſtenen niet, die in der daat beſeten
zijn met den ſelven geeſt, daar Jeſus Chriſtus me
de beſeten was, noch ſelfs ook niet met den geeſt der Apoſtelen, of waar mede de eerſte Chriſtenen beſeten waren, noch ook Edelen en Rijken gelijk als geweeſt zijn Abraham, Iſaac, Jacob, Moyſes, en ſoo veel andere Koningen, Princen en Heeren van het oude Teſtament, de welke haar Edeldom
verkregen hebben door de deugt: want David was een Schaap-herder, en Moyſes een kleynen He breer, verlaten aen de genade der wateren, en verſcheyden anderen waren Herders, of die achter de ploeg gingen, en diergelijke, welke uitgeleſen, Koningen en Regeerders des Volks geweeſt zijn, en van Godt en van de menſchen daar toe gekoſen
!
wierden om hare deugden, van waar af-gekomen
,
zijn alle ſoorte van Adel, die wy noch heden ten
dage ſien dat ſy Edelen genoemt worden, en geſe ten zijn op de Throonen van hare voorſaten, al is 't
dat ſy inderdaat der ſelver deugden niet eygentlijk beſitten; ſy hebben nochtans hare waardigheden, en moeten dies-wegen in die qualiteit ge-eert E -me-en-
-
CIR
-
,
tegen de Quakrs.
den van alle min: of
225
#n, al ware het
dat hun alle ſoorten van deugden ontbraken. Want anders ſou de Werelt een rechte Hel zijn, en een ygelijk ſou doen wat hem ſou goet dunken ſonder
vreeſe en ſonder beſtraffing. Daarom is het noch beter quade Over-heeren te hebben, dan geene met allen te hebben, ingeſien zijnde onſe verdorve ne natuur, de welke van nooden heeft, Wetten, Regels, en gewelt om gehouden te worden in hare
ſchuldige plicht , of anders ſouden de menſchen malkanderen verſlinden, meer wreedelijk dan de beeſten ſelfs.
-
'
-
r
Welke ſaak deſe Quakers niet wel doorgront hebben, nadien dat ſy niet en willen erkennen noch Rechters, noch Overheden om de Juſtitie te be dienen; en dat ſy ſe en, dat het is hun vleyen, wanneermenſe eert
#intituleert met gevoegelijke
Tijtels na eenes ygelijks Qualiteit. Het welk een groote ongeſchiktheit is, onwaardig van Chriſte nen nagevolgt te worden; aengeſien Jeſus Chriſtus Hooft, en Capitein is, ſich wel heeft willen onderwerpen den onrecht
## haar Meeſter,
veerdige Rechters, die hem ter # verweſen heb ben ſonder eenige oorſaak. En ſou hy die niet heb ben mogen verachten, (alſoo wel als deſe Quakers doen,) in het niet willen ſich onderwerpen aen ha reoordeelen: Hy die de macht had hun in een oo ºgenblik te konnen doen verſinken in den afgrond?
daar hy ondertuſſchen ſich laat vangen, binden, ſoufletten of wange-ſlagen geven, en van
den eenen
Rechter na den anderen leyden, als een ſchaapſon der woort te ſpreken, of eenige wederſtant te doen Indierſ
A'
226 Indien deſe
Advertiſſement ingedient,
# iets van ſijnen geeft aengeto
gen hadden, ſy ſouden hem een weinig van verre volgen wanneer ſy voor de Rechters geleyt wor den; ende en ſouden ſich niet laten ſlepen van den eenen Rechter tot den anderen, gelijk ſy in Vries
lant gedaan hebben, ſoo als hiervooren in 't bree de verhaalt is, maar ſy ſouden ſich overgeven aen diegene, die hun gewelt aen doen, en geerne twee mijlen gaan met # gene, die hun dwingen een
mijl te gaan, de Evangeliſche raad-gevingen daarin volgende, ſonder hun met gewelt te laten ſleepen van d'een plaats na d'ander. Want dat en ſmaakt
!
geenſins na de ſachtmoedigheit, Goedaardigheit,
en Ootmoedigheit des herten, die Jeſus Chriſtus allen Chriſtenen geleert heeft. Hy en ſeide hun niet, dat ſy van hem leeren ſouden mirakelen te doen, water in wijn te veranderen; dooden op te wekken; Duivelen uit te drijven; vijf brooden ſoo /
te vermenigvuldigen, dat er vijfduiſent Mannen van verſâdigt wierden; noch op de baren der zee te
wandelen : maar hy ſegt ons, dat wy van hem le renſouden te weſen Sachtmoedig en Ootmoedig van herten.
-
Siet, dat is de byſondere leſſe die Jeſus Chriſtus allen Chriſtenen gegeven heeft, van de welke noch
tans deſe Quakers ſchijnen ſich te willen ontſlaan, om te blijven hoogmoedige en ongehoorſame aen alle menſchen; niemant dan Godt alleen voor ha
ren Overſten willende kennen: 'tgene hun het her te opblaaſt in hun ſelfs te doen achten meer dan de Koningen , Princen , Rechters, Magiſtraten en
alle de Weerelt; ſonder dat deſe arme blinde #
y
Clat
-
* ..
*
tegen de Quakers.
227
dat ſulx voortkomt uit een quaden Geeſt die hun
regeert, ſonder dat ſy het gewaar worden: en ſelfs ook hun doet gelooven dat ſy beter doen, dan die
gene, die de Wetten onderhouden die God in de Werelt opgericht heeft, om ſijn Volk wel te rege ren; en die de Rechters, Edelen en
&#
reſpecteren ofeere toedragen. My ſeggende, dat ik de menſchen vleye, wanneer ik die intitulere met bequame Tijtels: als of ik een misdaat beging in 't
onderhouden van 't gebod Godts; de welke zegt, dat men Vader en Moeder eeren moet, waarin be
grepen zijn alle ſoorten van Overſten ofweldoen ders. Ik en wil my na den raad van deſe Quakers niet ſchikken; dewijl ik ſekerlijk geloof dat ſy in ſo
danige doolingen en gevaarlijke opinien zijn, dat ik liever wenſchen ſou, gevallen te zijn in alle ſoorten van zonden, dan dat ik hardnekkelijk gehecht ſou zijn aen hare Seête: om oorſaak dat alle andere Son
den vergeven worden door een oprecht berouw.
Maar die laatdunkentheit, dat men den H. Geeſt heeft, ſonder dat ſulx waarachtig is, is een ſonde tegen dieſelve H. Geeſt: van de welke de Schrif tuurſegt, dat die ſomden niet vergeven ſullen worden, noch in deſe, noch in d'andere weereld. En ſou het dan niet beter weſen alle ſoorten van
andere zonden begaan te hebben, dan eene ſonde tegen den H. Geeſt, die noyt ſullen vergeven wor den? aengefien ook dat Godt ter doot veroordeelt
diegene de welke liegende ſeggen, dat ſy Prophe ten zijn. En om te ſien of deſe Quakers niet ſchul dig zijn aen deſe misdaat, ſoo moet men maar alleen
inſien, hoe dat Jeſus PChriſtus ſich onderworpen 2. heeft
228 Advertiſſement ingedient, heeft aen de Wetten Gods, en der menſchen, ſoo lange als hy op de Aarde geleeft heeft. En niemant kan twijfelen dat Jeſus Chriſtus den H. Geeſt gehad heeft, dewijl ſelfs de Turken ſeggen, dat hy een groot Propheet geweeſt is, en dat geen ware Propheten van haren eygen geeſt geleyt worden , maar door den # Godts: moet men dan niet beſluiten dat deſe
Quakers den H. Geeſt niet hebben, doende
dingen die regel-recht ſtrijdig zijn tegen degene die Jeſus Chriſtus gedaan heeft, terwijl hy op de Aarde was: aengeſien hy ſich de menſche lijke Wetten heeft onderworpen? Deſe Qua kers moeten wel gelooven meer verlicht te we
ſen dan Jeſus Chriſtus ſelfs: dewijlſe ſeggen, dat ſy niemant met een geruſte conſcientie # nen eeren. Sou men niet wel eer moeten ge looven, dat ſy verdorven conſcientien hebben,
en dat ſy het goede uit het quade niet onder
# meer is,
ſy ſouden wel wil len door hare eygen doolingen my verplichten niemant te reſpecteren, of eerbiedigheit te be
ſcheiden? En
wijſen; of # beſchuldigen ſy my, dat ik
de menſchen wil vleyen; en dat ik qualijk doe wanneerikſe heet Mijn Heer, Mejuffr. of an dere beqüame Tijtel. -
Gelijk ſy my ook ſeggen voor een achtſte be 8.
ſchuldiging, dat iſt het merk nam het beeſt
Dat de
onºfangen ijcö / onn bat ift mijne nooidige bcijgcf en ſtoop / ban menſchen bie iſt fcg geen wet fog betºogden te 3 ºn / bat nien baar niet heeft.
noot ſake lijkheit
micer ineue ijanbeien ſtan/ ſoliber fijn 3ieſe te ſje
Y
tegen de 9gakers. 229 te beſmetten/ met onſc engen / of mel met hare 3onben: meenende my daarin te achterha len van eenige contradictie, daar ik wel verre afben:
want ik beveſtig nu noch tegenwoordig wat ikhier . te vooren geſeyt heb; te weten, dat men niet meer koopmanſchappen kan met de huidenſdaagſche ver dorven menſchen, ſonder het merk der beeſte aen te nemen, 't welk de ſonde is. Om dat, ſoo wan
neer ik rechtveerdiglijken getrouwelijk wilde han delen, ik die menſchen niet vinden ſou, daar ik in
de ſelve geſteltenis mede handelen ſou konnen; en mits dienſoo ſoud ik dan gedrongen zijn mede te werken aen de of aen 't bedrog van diegene daar ik mede handelen ſou. Het is daarom
#
dat ik ſeg, dat wy nu gekomen zijn tot dien tijt, daarin men niet meer kan verkoopen noch koopen, ſonder het teeken der beeſte te ontfangen : # dien dat in 't algemeen de menſchen ſoo ſeer in de begeerlijkheit van de goederen deſer Werelt ſteken, dat het hun byna onmogelijk zijn zou, te handelen ſonder bedrog; ja vele en ſouden niet willen handelen indien ſy niet en konden bedriegen, om dat men de begeerlikheit niet meer voor ſonde kent, en dat de bedriegerye die men bedektelijk doet, ge acht is voor een byſondere wetenſchap. Want een
Koopman tot Amſterdamſeyde my eens, dat men noyt een menſch hangen ſou om diefte,behalven de gene die de Huiſen breken, of eenig ander overlaſt doen. Maar om te veel te winnen of behendiglijk
te bedriegen, dat ſulx eens Koopmans klockheit was, dewelke alleenlijk haar eygen voordeel ſoch
ten, gelijk alle goede koopluyden deden een ygelijk -
P 3
-
VOOIT
Advertiſſement ingedient,
23o
voor ſich ſelfs. Invoegen, dat hy my deed ver ſtaan, dat hy geloofde niet qualijk te doen in eenig ding boven zijn waarde te verkoopen, noch tegoe de koop te koopen, noch ook in 't Liegen om ſijn Koopmanſchap te prijſen wanneer die niet prijs waardig was: want (ſeide hy) indien men de waar heit ſeyde in 't verkoopen; men ſou niet konnen
winnen, noch ſijne quade Koopmanſchap quyt worden.
Ende ik antwoorde hem, dat men dan
moeſt bedriegen en ſtelen in 't verkoopen om geld te winnen. Hy antwoorde my wederom, dat ſub& geen ſtelen was, maar het doen van koopluyden; en dat een ygelijkſoo veel won als hy konde. En deſen Koopman wilde geacht zijn voor een van de beſte, en geloofde Lichten Godts te hebben, en had be hagen in Geeſtelijke t'ſamen-ſprekingen, en in het leſen van diergelijke boeken die van # hooge deugt handelen.
Indien ſoodanigen menſch in dit gevoelen is, dat men wel begeeren mag, en mag liegen en bedrie gen in 't verkoopen en koopen ſonder ſonden te be gaan: wat gevoelen dan mogen die andere men ſchen hebben, die geen belydenis van de deugt doen
noch van geeſtelijke zaken? En moet men ſich niet ontſien te handelen met wie het ſou mogen weſen; dewijl de menſchen ſoo verre in de begeerlijkheit zijn, dat ſy niet konnen zien dat bedriegeryen ſon den zijn, aldien die maar niet beriſpt konnen worden van de menſchen of van de Juſtitie? Dat doet my genoegſaam zien, dat ik niet meer kan koophandel dryven, ſonder het merkteiken der beeſtet ontſangen; nadien ik ſekerlijk ſou moeten
#
J
-
voeden
tegen de 9gaker.
231
voeden de gierigheit van de gierige menſchen: en
aangeſien dat de begeerlijkheit zonde is, ſoo moet men beſluiten, dat ik de zonde in d'anderen voede,
al ware het dat ik ſelſs vry was van de zonde der begeerlijkheit. En daarom indien ik niet meer ſon digen wil, ſoo en moet ik niet meer koophandel dryven. Indien deſe Quakers dat niet zien, ſoo ſijn ſy wel wijd van het licht der Waarheit. Maar ſy willen my hier in achterhalen, nadien ſy beſluiten; bat ik ban immerg het merk ber beeſte ontfungen hebbe , aengeſien dat ik noch mijne behoeften hoop ban beſe gierie gaartg. 'T gene een ſwak beſluit is; nadien de nootſakelijkheit geen Wet heeft: dewijl dat David wel at de
# die hem verboden waren
te eten door de Wet Gods; weſende alleenlijk den Prieſteren geoorlooft te eten: daar ondertuſſchen hem dat niet tot zonde wierd toegerekent, om re den van ſijnengrooten noot. Moet het dan geoor
looft zijn aen deſe Quakers, my van zonde te be ſchuldigen, ban het merk ter beeſte ontfan gen te hebben / wanneer ik genootſaakt ben van de gierigaarts mijne behoeftigheden te koopen? ſou
den ſy wel willen, dat ik my van Honger ſou doen ſterven ? of dat mijn Lichaam ongedekt zou zijn,
liever dan dat ik van gierigaartsdeſe rootdruft koo pen zou? Ik denk dat ſy ſelfs die Sotheit wel begaan zouden, indien ſy in hare inbeeldingen opgevat
hadden, dat men niet meer kan verkoopen noch koopen, ſonder mede te werken aen de zonden van anderen; dewijl ſy ſich wel laten qualijk han delen, liever dan te willen den Hoed afnemen wan P 4 racer
-
232 Advertiſſement ingedient, neer ſy gelooven dat het qualijk ſou gedaan zijn ſulk te doen. Maar Godt heeft my bewaart van die ſiekte van inbeelding die men heet HYPocoNDRIA: en ik ſal my wel wachten my in te beelden dat ik quaat doe, wanneer ik mijne nootdruftigheden
koop van een bedrieger of van een gierigaart al is't ſchoon dat ik ſekerlijk weet, dat hy God vertoornt in het aen myte verkoopen, of van my te koopen: dewijl dat ſulx voortkomt alleen van ſijn eygen boosheit, en niet van de mijne. Want ik en kan
niet wegnemen de vrye wil die Godt gegeven heeft aen alle menſchen, rechtveerdiglijk te verkoopen ofwel bedrieglijk : om dat ſulx hangt aan hare vri
je wil : ſy konnen my ontſtelen en bedriegen ſoo veel als in hare macht is, ſonder dat ik 't hun kan
beletten: maar ik heb voor Godt voldaan, wan neer ik het ſoo veel belett heb als in mijn vermogen is geweeſt; nadien ik niet meer doen kan, dan my van hun te ont-trekken, en niets met hun te doen
te hebben, dan alleen lijk om te koopen mijne noo - dige behoeftenſonder meer, en dat ik my onthou de van alle 't # my mogelijk is, om geen voedſel - te geven aen e gierigheit van de anderen.
- In voegen dat ſooik leven konde ſonder eten of drinken, ik en ſou noyt iets van iemant koopen. Maar hebbende een # dat onderworpen is fijn bequame voedſels te hebben; ſoo ben ik genoot ſaakt die te nemen waar ik die kan vinden. En wan
neer ik die niet vinden kan dan onder de gierigaarts, ſoo ben ik gedwongen die van hun te koopen, ja
ſelfs die tºontſtelen, indien ik geen mogelijke mid
delen had om ſe te koopen of anderſinste bekomen, OUn v.
lf
tegen de 9uakers.
-
om dat de noot
#
Wet
2,
# , en om dat het #
ge-oorlooſt is wreet te zijn tegen ſich ſelfs, noch
ſich te laten ſterven door gebrek van voedſel. En by aldiendeſe Quakers dit willen doen; ſoo ſullen ſy Martelaars van den Duivel zijn, in hun ſelfs te daten ſterven liever dan een broodt te ſtelen of van
een gierigaart te koopen. In 't welke ik hope dat den Duivel noyt vat op my hebben zal, dewijl Godt my heeft gegeven ſijn Goddelijk Licht, om te onderſcheyden wat ik wel mag en moet doen; en wel mag en moet laten. Maar deſe menſchen geen ander licht hebbende dan hare eygen inbeel dingen, houden voor quaat alles wat niet en valt in hare Fantaſyen als wat goets. En alhoewel dat ſy wel willen, dat de ware Chriſtenen Koophandel dryven met de gierigaarts en bedriegers, waar afſy ſelfsſeggen dat # geheele weereld vol is van dierge lijke ſondaars; ſoo en willen ſy nochtans my niet toelaten, mijne kleine nootſakelijkheden te kopen,
ſonder my te ſeggen; bat ik het merk ber beeſte
ontfangen heb: my dat toepaſſende in haar Trac taat als een coutradictie van mijn ſeggen: my belac hende, alsof ik ſelfs dede't geneikin anderen be riſpe; en alsof ik bekent had, het merk der beeſte ontfangen te hebben, in het ſeggen, dat ik mijne nooddruftigheden koop. Om aldus venijn te trekken uit al hetgene dat ik voortbreng, Maar alle menſchen van verſtand ſullen hare
boosheden wel ſien konnen, en oordeelen dat er geen contradictie is in 'tgene dat ik geſeyt heb, dat men niet meer verkoopen kan ſonder te ontfangen
het merk der beeſte: en hierin dat ik geſeydt # -
-- - --
P j
+
*
234
'Advertiſſement ingedient,
dat ik my genoot-drukt vind om mijn behoeften van de gierigaarts te koopen: aengeſien dat daarin
een volmaakte overeen-koming is, dewijl dat ik door dwang neem het minſte dat ik kan tot mijn
onderhout, vreeſende in eeniger manieren deel achtig te zijn aen de zonden van anderen; en dat ik alle middelen ſoek om de Weerelt te verlaten, en
om mijn nootdruft te hebben ſonder iets meer te
koopen van gierigaarts. Maar ſoo lang als ik onder hun moet woonen, en dat ik mijn behoefte van el
ders niet krijgen kan, ſoo en heb ik geen noot God te vertoornen in die te koopen : maar ik ſou groo
telijks tegen hem miſdoen in myſelven te doen ſter ven, door niet te willen dennootdruſt nemen; ge lijkeenige menſchen die in de herſens geraakt wa
ren gedaan hebben, door ſoo lang te willen vaſten dat ſy daar van geſtorven zijn ; ſich inbeeldende dat Godt overmatigheit van vaſten begeerde, in 't welk de Duivelgroote vatting op hun gehad heeft om hun in zonden te doen vallen onder ſchijn van
Godsdienſtigheit. Het welk my deſe Quakers ook welſouden willen doen, in my te willen doen twijf
felen, dat ik het merk der beeſteſou ontfangen heb ben, omdat ik beken, dat ik genootſaakt ben mij ne behoeften te koopen van de gierigaarts. Maar
Godt beſpot ſulke ſchroom-achtigheit; ende en be riſpt ſijne vrienden van 't gene ſy door noot ge dwongen zijnde, te doen, niet meer dan hy Da
vid beriſpte, over het eten van de Thoonbrooden: welke ſake Jeſus Chriſtus ſelfs als een voorbeelt den 'Phariſeen voorſtelt, hun vragende, ofſy niet wiſten
'avat Davidgedaan had doen hy in noot was, en dat hem en het
: k
tegen de 9gakers. en het volk dat by hem was hongerden ?
235
Maar deſe Quakers hebben een rechte Phariſee
ſchen geeſt, en willen my beriſpen van alle dingen, gelijk de Phariſeen Jeſus Chriſtus beriſpten in alle ſijne woorden en werken. Nu ſeyden ſy, dat hy
ſich verhief, in het ſeggen dat hy de Some Godts was, en dan, dat hy den Sabbath niet en onderhield, doen de mirakelen op ſulke dagen : op een ander tijt be ſtraften ſy hem om dat fijne Diſcipelen met ongewaſ ſchen handen aten: dan wederom, dat ſy op den Sab
bath kooren-ayren geplukt hadden om te eten. En ſoo van ſoovele andere beſchuldingen die ſy tegen Je
ſus Chriſtus en ſijne Diſciepelen deden. Het en is geen wonder dat degene die nu van den ſelven geeſt beſeten zijn, daar mede deſe Phariſeen beſeten zijn geweeſt, noch de ſelve neerſtigheit doen tegen de Waarheit die van Godt komt; dewijlſy noch het
ſelve voorwerp hebben, en dat deſe Waarheitinde Zielen van de wel bereide menſchen noch de ſelve
werkinge doet , die voortijts de woorden Jeſu Chriſti gedaan hebben. Het is daarom, dat ne, die deſe waarheden niet willen ontfangen, ſich
#
daar van vyanden verklaren te weſen; en ſouden die by andere menſchen wel willen on-geloofbaar maken, op dat die de beſtraffinge niet ſouden voe len door het leven van die gene die de voorſeyde Waarheit volgen. Siet daar, wat het is dat deſe Quakers doen, in my met ſoo veel quaden te beſchuldigen, en dat valſchelijk : dewijl ik niet ſou konnen vinden onder
alle de beſchuldingen die ſy my in haar Tractaat
doen, een eenig punct dat de beriſping waardigIniet is,
236 Advertiſſement ingedient, niet meer voor Godt, dan voor de menſchen. Maar aengeſien datjeſus Chriſtus wel redenen aen de Phariſeen gegeven heeft, en verantwoort heeft ſijne Leeringe en het doen van zijne Diſcipelen; ſoo wil ik (om hem na te volgen) my ook verantwoorden tegens de valſche beſchuldingen van deſe Quakers; en getuigeniſſe der Waarheit dragen tegens hare leu genen : door dien ſy anders eenige kleyne moch ten ergeren, de welke niet # dan de leugens door hun bygebracht, de ſelve leugens ſouden mogen geloof geven gelijk als waarheden, en door ſulke middelen ſich blindelings ſouden mogen
ont-trekken van de Waarheit
#,
de welke
#
ware middel weſen moet om tot hare Saligheit te ge raken.
Deſe Quakers hebben niet wel gevat deſe ſchrif
tuur-plaats, daar Jeſus Chriſtus zegt, dat het beter 2ware een molen-ſteen om den hals gebonden te hebben, en in de zee geworpen te zijn, dan een van fijne kleyne te ergeren. Nadien ſy wel durven door hare leugens ergernis geven aan de alder Godtvruchtigſte men ſchen, die na de volmaaktheit ſtaan ; wel blijde
zijnde dat mijne ſchriften in hare handen gekomen zijn, by de welke ſy ſien mogen de ware middelen om tot die volmaektheit te geraken, maar weſende tegengeſtaen en opgehouden door ſoo vele ver
ſcheide quaden, die ſy van mijn perſoon in dit la ſterlijk Tractaat verſtaan; ſoo mochten ſy oorſaak daaruit nemen om ſich te ergeren, indien men hun de waarheit van die ſaken niet ontdekte.
Want al
le mijne geſchriftenſouden niet ſeerbeminnelijk wc
ſen, indien ik goede dingen ſcide, en dat ik quade -
(
--
- -
-- - -
-
-
dingen
tegen de Quakers.
dingen doen
-
E# ondeugtſaam me:
wel ſoude konnen goede dingen ſeggen; ja ſelfs een Duivelſou wel konnen hooglijk van Godt ſpreken, aengeſien hy hem gekent heeft beter dan de men ſchen hem gekent hebben. Daarom is het ook ſeer goet dat men ontdekke, of ook mijne werken over een-komen met mijne woorden, en of ik ſelfs in 't
werk ſtel de dingen die ik door mijne ſchriften aen andere leere. Want ofwel de deugt in ſich ſelfs al tijt beminnelijk is, alwaarſe ſchoon ſelfs uit een dui vel voort-gekomen, (gelijk ik hier vooren geſeyt heb) en dat de gene die ſe volgen ſou zekerlijk ſou Salig zijn; ſoo is het nochtans altijt krachtiger dat men het exempel of den voorgank by de woorden ſiet: us Chriſtus ook betoont heeft in ſijn gantſche leven, niet alleen onderwijſende met woor den, maar ook met werken. En ik ſou zekerlijk
#
een geveynſde zijn, indien ik anders dede: want ik ben niet verplicht door eenige Laſt of Amptie mand te onderwijſen : en ik ſou my wel mogen onthouden van ſoo veel te ſchrijven, en van ſoveel onkoſten te doen om die ſchriften te doen drukken,
indien God my niet dwong ſulx te doen door Chri ſtelijke liefdadigheit. En om dat de menſchen ge vallen zijn in ſulke verblintheit des Geeſtes, dat ſon der het te merken, ſyten verderve gaenſouden, on gevoellijk en ſonder het te weten;ſoo is het dat God door medoogentheit over de gene die aldus door onwetentheitſouden verlooren gaan, my op wekt, om hun mede te deelen de Lichten der Waarheit
die hy my mede-gedeelt heeft. Het welk hebben de beginnen te doen, ſoo komen deſe Quakers #p: -
238 . . Advertiſſement ingedient, daar tegen ſtellen, meenende twijfelingen te brengen in den # van diegene, die my niet kennen , als of ik niet ſoude leven gelijk ik | ſpreek. My ſeggende voor een Negende beſchuldi ging: Dat ik noch be goederen beg 419eee
#"relig 3ock / om dat ik ſpooſb-ſtrantepſ # ſche : mp beſchuldigende ban #
# om dat ik geſchºenen heb in een brief aen de: het 3cher 3Pater Gerard Pattin, (ne meſſte on #" rechtheerbelijk bezit de gegcibe goederen ban #2oogt-ſtrant/) batinbien ik de magt in mijn handen hab / ilt hem daar uit ja gen 5ou / gelijk men een #onbt uit de bleeſch-hal bgijft met ſtok-ſlagen. My willende om die oorſaak beſchuldigen van gie righeit, en van wreedheit : dat nochtans wel
verre van my is : want indien ik de gierigheit in mijn hert had, ik ſou Noord-ſtrant niet be geeren; als niet konnende door een gierigaart begeert worden, nadien het met ſchulden be laſt is, ja (ſoo men zegt) meer dan het waardi is. My dunkt, dat indien daar profijtaen # was, de Bloed-vrienden van den overleden
Heer de Cort, (die my de ſelve goederen by
-
Teſtament nagelaten heeft,) die wel ſouden aengenomen hebben voor hun ſelven; dewijl ik hun die aengeboden heb van het begin dat hy geſtorven was: en ik heb geſchreven na Braband; dat ſooiemant van de geſeideVrien den van den voorñ. wijlen de Cort, ſijn Erf-
genaam wilde weſen , mits dat die bequaam Ware
|
tegen de Quakers. s# # , en ſijn c# 239
ware om fijn
teuren te voldoen, dat ik my de ſelve Erfenisont ſlaan ſou, aen hun Cederende of af-ſtaande alle mij
ne gerechtigheden. Waarop men my geantwoort heeft, dat niemant van die vrienden bequaam wa ren ſulx te doen, noch geſint waren die Erffenis te aenveerden: ſoo dat ik verplicht was die Erfenis ſelfs te behouden, wanneer ik wilde hebben dat ſij ne Crediteuren ſouden betaalt worden, en dat ſijn Sterf-huis in eerenſoude blijven: dewijl men ſijn perſoon ont-eert had, door hem tot Amſterdam gevangen te ſetten als een Bankeroutier die geen middelen had om ſijne ſchulden te betalen. Deſe twee eynden mogen die gerekent worden voor een begeerlijkheit van de desWeerelds? gelijk deſe onwetende Quakers my willen te laſt leggen in haar Tractaat; in my te verwijten : bat ik noch
#
be goederen begaPeereſtig begeer / ombat ik j?oogb-ſtrant aennemen huiſ.
-
. Indien ſy wijs waren, ſy moeſten de Waarheit derzaken onderſocht
#,
en dan ſouden ſy
welhaaſt ontdekt hebben, dat ik Noordſtrant niet
begeere door gierigheit. Maar ſy hebben liever daarvan willen ſpreken met leugenen (gelijk ſy ook in d'andere beſchuldingen doen,) dan dat ſy de waarheit ſouden ſoeken te weten, op dat ſy ſoo
daarvan ſouden mogen ſpreken gelijk als die zaken inderdaat zijn : door dien dat hare voornemens alleenlijk zijn om my te laſteren met on-recht of met recht. En ſy bereyken haer oogmerk, wan neerſy my met onrecht laſteren konnen, alſoo wel
alsofſy de Waarheitſeyden: het welk niet anders dan
24o
Advertiſſement ingedient,
.
dan tot hare groote ſchandekeeren kan, dewijl alle de menſchen die het verſtaan, wel weten dat men Noordſtrant niet nemen moet om daar voordeel
uit te trekken, maar veeleer om groote # en quellingen daarvan te hebben, die niemand om het goedt van de weereld begeert aen te nemen, ge
lijk ik daar van dondervinding gekregen heb, door die aan te bieden aen de Vrienden van den voorñ. 2
overleden de Cort.
En indien deſe Quakers my een goet Man kon nen vinden die deſelve goederen volgens mijne voornemens ſou willen beſteden;ik ſal hem welo
vergeven het recht dat ik daaraan heb. Maar om : dat men ſeer beſwaarlijk eenig niet baetzoekend menſch vinden kan, ſoo ben ik verplicht die aen
my ſelfs te houden, op dat ik mijn conſcientie mag ontlaſten, en mijnen naaſten mogt byſtaan van - 't
# dat er overſchieten zal,
na dat alle rechte
ſchulden, en wat daar aen dependeert, van wijlen den geſeyde de Cort voldaan ſullen zijn. Sou ik
wel behooren alle deſe goede voornemens te verla ten, om te voldoen aen deſe Quakers, en om hun te beletten het ſeggen, dat ik noch de goederen des Weereldsbegeer, ais ik die afrade aan diegene die ware Chriſtenen weſen willen ? Sal het niet beter weſen, dat ik my ſtelle om te vervolgen mijne Godtvruchtige voornemens die ik op Noordſtrant heb, dan dat ik die nalaten ſou om # ſeggen van
deſe Quaatwillige? Het is my genoeg dat Godt het weet, en dat ik het ken, dat ik vry ben van alle
begeerlijkheit, om te verachten het ſeggen van de
ſeon-wetende, over de welke, men wel ſoumo gen r
-
tegen de 9gakers. 24 I gen doen het gebedt dat Jeſus Chriſtus aen het
-
Kruys dede, biddende voor ſijne Vyanden als hy
ſeyde: Vergeeft het hun Heere; want ſy en weten niet 2wat ſy doen. Indien ik geloofde dat deſe Quakers deſelaſterin gen door pure on-wetentheit deden, ik ſou ſeer geerne op die manier voor haar bidden. Maar het ſchijnt veel meer, dat ſy't uit groote boosheit doen, dan uit onwetentheit. En ik moet ſcggen, dat ſy
de boosheit en on-wetenheit beyde te ſamen heb ben; dewijl ſy dingen voortbrengen die ſoo tegen de waarheit van de zaak zijn, en dat ſy die ſoo boos aardiglijk ſtaande houden, in het ſeggen; dat iſt 32 oogùſtrant begcer bcc2 gietigijcit. Daar ſy wel blyde behoorden te weſen met alle men
ſchen, dat men ieuwers een kleyn hoexken op de Aarde hebben zou, tot een ſchuyl of vlucht-plaats voor de Vrienden Godts, daar ſy ſouden mogen
de weerelds;
leven in ruſt, buiten het beſla
daar te mogen vinden fijne
en
# behoeften, ſon
der fijn nootſakelijkheden te koopen van de gieri gaarts : daartoe Noordſtrant bequaam ſou zijn, na'tgene men my daar van ſegt, want ik ſelfs ben noch noyt daar geweeſt : 't welk teyken is, dat
mijn begeerte van dat Noordſtrantſoo groot niet is als deſe Quakers willen te verſtaan geven : want
men ſiet gemeenlijk geerne de dingen die men be geert: en ik ben hier geweeſt meer dan vier Maan
den ſoo naby Noordſtrantſonder dat eens te gaan ſien, noch ſonder eens de begeerte gehad te heb ben om dat te beſien, en ik late het als een ding dat
my niet toebehoord tot ſoo lange als ik dat niet vol -
-
koment
-
242 Advertiſſement ingedient, komentlijk bezit. In 't welk genoeg beweſen is, dat ik Noord-ſtrant niet begeer door gierigheit; dewijl ik ſoo weinig moeyten doe om het te verkrijgen. Ik en heb tot noch toe den Rechter niet geſproken
om te weten of hy het my wil doen geven of niet; dat wel teyken is, dat mijn begeerte niet ſeer heet is, noch mijn wenſch ſeer yverig: in tegendeel, ik ben in ſtrijt om het te nemen of te laten : en indien ik de wille Godts daarin niet zag, het is ſeker dat ik 'et niet aen nemen ſou, om te beter te konnen houden mijn vrede en eenſaamheit.
Maar ik wil
de Eere Godts en de zaligheit der zielen meer ach ten dan mijn eygen ruſt. En wat aengaat de tweede ſaak daar deſe Qua -
kers my afbeſchuldigen aengaande Noordſtrant; te weten, ban in?ccohcit / om dat ik geſeit heb / bat ift 39attin met ſtolt-ſlagen baar uit bgij ben ſou indien iſt be macht had. Ik hou dat voor een groote gerechtigheit, de welke ik noch te deſer uur ſou onderhouden, indien daar toe gele
gentheit was : want ik en kan de ongerechtigheit niet lijden ſoo verre als ik die beletten kan. Ik weet
dat dien Pattin onrechtveerdiglijk onder hem houd alle de goederen in 't gemeen van den voorñ. over leden de Cort; en dat hy niet eenen ſtuyver aen dcſſelfs Crediteuren wil betalen, onder Pretext of voorgeven, (ſoo als hy dat ſmeet) van een grooten eyſch die hy hebben ſou ten laſte van het Sterſ-huis
van wijlen de voorſ de Cort, die ik geloof dat aan hem niet ſchuldig is, daar ik nochtans wel weet, dat die aan eenige andere ſchuldig is, dewelke hare
deugdelijke achter-weſen miſſen , -
-
-
door dien dat# C CUl
tegen de 9gakers.
245
ſen Pattin het alles beſit, ende en wil van niets're
kening geven. En ben ik dan niet verplicht in deſe gelegentheit te doen al wat ik kan om het uit ſijne handen te krygen; en ſelfs de beſittinge van dat Sterfhuis te nemen, ten einde om het te effenen,
en voldoening te geven aan de rechte Crediteuren:
dewijl dit recht my in eygendom toekomt, als eeni ge Univerſelle Erfgename van dien de Cort? Of ſou ik beter doen, dien Pattin daarin te laten, om
noch meer te ſtelen (indien fijn pretentie on-recht is, gelijk ik die geloove te weſen) dan hem met ge welt daar uit te jagen, op dat ik de Rechte Credi teuren mogt betalen, en daar na aldaar in ruſt te blyven, om niet meer het merk ber beeſtc te
ontfangen / gelijk als deſe Quakers ſeggen dat ik doe, in't Hoopen ban mijnc beijoeften in 2Ima ſterban ?
Indien ſy,het ſy hoe weinig liefde tot mijne Salig heit hadden, ſy ſouden my ſekerlijk raden # ſtrant aan te nemen, om niet meer mede te werken
met de Zonden van andere , gelijk ſy door ſpotte
rye ſeggen dat ik doe, in 't Hoopen mijner bea hoeftigheben ban be gierigaartg. Maar waar ſou ik de liefde mogen ſoeken in laatdunkende men
ſchen die niemand dan hun ſelf achten, gelijk deſe Quakers doen? dewelke my ſaam-rooven ſonder eenige redenen, door openbare boeken, vervult met ſtekende en bytende woorden, en valſche be ſchuldingen: daer ſy ondertuſſchen zeggen, dat ſy ſeertcedere conſcientien hebben, ende en ſouden
niet willen eenige ſtrenigheit gebruiken, ſelfs aen een quaatdoender, al-hoewel ſy my wel durven -
Q- 2
*
laſteren
na
-
-
- -
-
E
Advertiſſement ingedient,
244
laſteren om mijn weldoen. Want indien ik hun vragen ſou, gelijk Jeſus Chriſtus den Joden dede: van wat ſonde beſchuldigt gy my? ſy en ſouden my die niet konnen noemen: om dat ik er (door de ge nade Godts) geen en heb. Maar ſy ſouden wel veel dingen konnen ſeggen, Liegende, gelijk de Joden aan Jeſus Chriſtus deden,(ſooik hier vooren
geſeyt heb): 'tgene teenemaal tegens den aart der liefdenis: nadien Jeſus Chriſtus leert, dat wan meer onſen Broedergeſondigt heeft, men hem in 't Hey melijk ſal beſtraffen, en wanneer hy ons hoort, dat wy dan onſen Broeder gewonnen hebben : maar indien hy ons niet en hoort, dat men dan twee of dry getuigen me
men zal, op dat men hem door die getuigeniſſe ſou mo gen overtuigen.
"
" Maar deſe Quakers hebben deſe ordre ten mij nen aanſien niet gevolgt: want ſoo haaſt als ſy ſich alleenlijk ingebeelt hebben , dat ik hun miſdaen heb door de vijfde brief, in 't vierde Deel van't Licht ſchijnende in de Duiſterniſſe, die ik in goet vertrou wen ſecretelijk aan een Vriendt geſchreven had; ſoo hebben ſy my niet in 'theymelijk komen beſtraffen, maar ſy hebben ten eerſten in 't openbaar te ens my uitgeven een Laſterlijk Boek: en willen aar mede doen gelooven, dat ſy de liefde in 'ther te hebben. Sy doen wel, dat ſy ſeggen, dat die WA
liefde in 't hert is; alwaarſe de
# niet ſien
konnen : want indien ſy ſeyden in hare werken:
de daat die ſy tegens my gedaan hebben, ſou hare woorden leugenachtig maken: nadien dat in plaats van daarin de liefde te vinden, ſoo en vint m'er
niet dan haat en afkeerigheit tot den naaſten, -
-
-
# elt
-
tegen de 9gakers.
245
ſelt met vele ver-achtingen van mijn perſoon, gelijk als dat van burecbijrit / om dat ik Pattin met Stok ſlagen dryven wil uit de goederen die hem niet toe behooren.
Indien dat een wreedheit is; ſoo moet
Moyſes daar wel aan vaſt geweeſt zijn doen hyden Egiptenaar doodde : en ook Elias doen hy vier hondert vyftig Valſche Prieſters doodde: ja Jeſus
Chriſtus ſelfs, doen hy met geeſſel-ſlagen uit den
Tempeldreefalle de verkoopers en koopers die hy daar vond.
Want het ſchijnt dat die verkoopers
daarſoogrooten quaat niet deden in 't verkoopen van hare goederen, als weleer een diefdoen ſou in 't beſitten van eens andersgoedt. , Maar uit oorſaak dat deſe Quakers het Licht der Waarheit niet hebben, ſoo konnen ſy niet onder de ware Godtvruchtigen ## uit de
#
ſondelijke toornigheit, die te miſprijſen is, en dik wils wreedheit baart. Maar denyverder Gerech tigheit en die van de Eere Godts, brengt voort die Heylige toornigheit die den Apoſtel leert dat men ,
moet toornig worden, maar niet Zondigen. En die
# de welke die toornigheit niet heeft om tegen et quaat op te ſtaan; die is niet rechtveerdig, maar
hy vleyt de zonde : gelijk deſe Quakers doen, die uitwendig niemant willen ſlaan, al is 't dat ſy inder daat mijn eere wel durven quetſen in vele ſtukken, zº
door haar laſterlijk Boek, daar in ſy my beladen met ſlagen van valſche beſchuldingen, in plaats van Stok-ſlagen, die dikwils veel verdraaglijker zijn ſouden, dan ſulke ſchadelijke leugens, gelijk als
deſe; bar iſt uurcet 3ijn 3oube/ om dat ik
39attin met gemeltuit mijn goebt jagen # -
Q-3
hjiſſen/
Advertiſſement ingedient,
246
luiſſen / beluijſ bp in bgiendſchap baar niet uitgaan huil.
/
Want voor deſe dreygementen, ſoo heb ik hem
dikwilsgebeden, in vrindſchap daar uit te willen aan : en hy heeft my doen antwoorden, dat hy er noyruit # gaan, alſoudemen hem doen han gen. Sou ik ſulx met ſachtigheit behooren te lij den, om deſe Quakers te voldoen, en om onder hun den naam te hehben, dat ik goet ben? Neen, want ik wil liever beſeten zijn van een geeſt der Ge rechtigheit, dan dat de menſchen my prijſen zou den. Indien deſe Quakers voor een deugt rekenen die Sachtigheit van ſig niet ſterkelijk met al ſijn ver mogen tegen het quaat te ſtellen : ik niet, maar ik acht ſulks voor een groote ondeugt. En ik geloof dat niemant het ware goet beminnen kan, 'ten zy dat hy te vooren het quaat hate, en ſich daar tegen ſtelle met alle fijne krachten: door dien dat ſulks malkander volgt. Men moet van 't quade afkee ren, om het goede te doen. En het en is niet af keeren van 't quaat, wanneer men dat in een ander verdraagt, ſonder dat na ons vermogen tegen te ſtaan. En ik meene het de grootſte genade te we ſen die Godt my gedaan heeft, dat hy my gegeven heeft den haat van 't quade, en den moedt of cou ragie om dat te wederſtaan na mijn vermogen:
want ik ſou vreeſen dat ik ſou verloren gegaan zijn ſonder die genade: door dien dat mijn natuur ſeer ! tot de ſagtigheit geneygt zijnde, het te vreeſen is, dat ik lichtelijk mede-gewerkt ſou hebben in het
quaet van andere, door een natuurlijke foetaardig
heit en verdraagſaamheit in de Zonden van andere, -
-
denkende
tegen de 9gakers. . . 247 denkende ſomtijts wel te doen van hun in het quaat
-
-doen te dragen. Gelijk deſe Quakers my willen doen verſtaan, dat ik beter doen ſou Pattin te verdragen, dan hem -
te dreygen, dat ik hem met ſtok-ſlagen uitdry ven zou. In 't welk ſy groote on-wetende zijn;
ende en verſtaan de ſchriftuur niet wanneer ſyleſen, dat men den Rock moet geven aan den genen die ons den Mantel neemt. Door dien ſulx alleenlijk te verſtaan is, in gelegentheit wanneer het quaat de overhand heeft, en # men het niet meer kan wederſtaan.
Want het ſou mede-gewerkt zijn met de diefte, als men onſen Rok ſou geven aen een dief die ons de Mantel geſtolen had, wanneer men wel had kon nen beletten dat ons die genomen wierd. Willen de die ſchriftuur-plaats ons alleenlijk leeren, dat men geen quaat met quaat vergelden moet; noch ſich tegen een quaat opſetten door een ander quaat: gelijk als het weſen zou , wanneer men den dief dode die ons den Mantel afgenomen had, of dat
mem ſulke wederſtand dede, dat hy ons wel ſou dooden, om ons gemakkelijker den Rokaf te ne men; nadien het ſpreek-woort ſeyt; dat die wel durft ſtelen, ook wel durft dooden. Want die gene, die de vreeſe Godts verloren heeft om wel te durven
ſtelen, die en heeft hem niet behouden om niet te
:
durven dooden, wanneer hy het ſou konnen doen Het is daarom dat Jeſus Chriſtus raad in ſulk een gele
ſonder van de menſchen betrapt te worden.
gentheit onſen Rok te geven aan de gene die ons den Mantel afneemt ; veeleer dan dat te beletten door
een ander quaat grooter dan 'tgene hy begaat in't -
Q-4
A
k
-
ont
--+-HEERE-EH
248
Advertiſſement ingedient,
ontnemen van onſen Rok.
NL
Maar deſe Quakers en verſtaan den ſin der H Schriftuur niet, en ſouden wel denkel wel te doen
in den dief toe te geven, op dat hy noch meer ſte len ſou mogen: my daarom verwijtende bat ift tugees ben 1 onn uit ift Pattin ſou huilien uit m'n mcct jagcil / met vriendſchap of door ge welt; ſonder dat ſy acht nemen dat Jeſus Chriſtus ſegt; Dat men al gerechti heit vervullen moet. Nu en kan het geen zijn, dat Pattin een goedt beſit, 't welk hem niet toekomt, met uitſlui tinge van diegene, die het toekomt. En wanneer ik alle gerechtigheit vervullen wil, volgens den Raad Jeſu Chriſti; ſoo ben ik gedwongen hem dat goedt af te nemen, en dat ſelve te geven aan de Crediteu ren van Wijlen Mijn Heer de Cort, ſoo verre als ik ſien ſal dat hare ſchuld-eyſſchingen deugdelijk zijn. En niemand ſal my beletten alle gerechtig
#
heit te volbrengen; dewijl Jeſus Chriſtus het my ge leert heeft: hy is de Meeſter die ik volgen wil, en niet de blinde menſchen, die niet en kennen de
Waarheit en Gerechtigheit Godts, maar blaffen
drar tegen, gelijk de honden doen tegen de # die ſy niet kennen: 'tgene ook deſe Quakers doen ten aanſien van my : want ſy willen wel valſchelijk laſteren de grootſte genaden die Godt my gegeven heeft: en ſouden wel willen voor zonde van wreed
hcit doen gaan, de Gerechtigheit die Godt in mijn Zicle geplant heeft.
-
Maar dat en ſal my niet terugge doen zien : na dien mijn ernſtig voornemen is, om in alle dingen
te volgen de Gerechtigheit, Goedheit, en w: -
--
-
-
-
-
-
Clt ,
tegen de 9gakers. 249 heit Godts, wat er ook de menſchen van ſeggen mogen : ik genoege my met het getuygenis van mijn conſcientie, in de welke ik wel vinde ſomtijts te hebben door te veel natuurlijke goed
#
eit, maar noyt door wreedheit, waar van my deſe Quakers met onrecht beſchuldigen door on wetentheit; om dat ſy my niet kennen, noch ook en weten ſy van mijne tijdlijke zaken niet, daar ſy ondertuſſchen van ſpreken willen blindelings en ſonderfondament, werpende alſoo in den windt, meenichten van valſche beſchuldingen en verach tingen, ſonder te weten wat ſy ſeggen: willende te verſtaan geven bat ik noch mijn cngen gacot beſit; baar ift ondertuſſchen rabc aíſrg te bcrlaten om geſug. Chriſtug na te volgen. Ik heb hun alreede geſeyt, dat ik al mijn goedt verlaten heb van mijnen ouderdom van achtien ja ren, om armelijk te leven in eenig vreemd landt; en dat ik die noyt weder aengenomen heb, dan door de wille Godts, die ſich daar van wilde die nen tot ſijnder eeren. En na dat ik die weder aan
geveert heb na de doot van mijne Ouders, ſoo heb ben my die goederen altijts tot een laſt geweeſt, niet wetende in wat ſaak ik die na de wiile Godts
beſteden zoude, door dien ik geen ware armen vond, en aan de deugnieten mogt ik die niet ge Ven.
-
En al is't dat deſen Benjamin zegt (my verwij tende mijne gierigheit;)bat het ig 3ijnen naaſten cercn / tbanitccr mcn bent naaktcrt ſticcût en
ben armen ijerbergt. Willende daar door te ver ſtaan geven, dat ilt maar een tempſcinatinteren Q-5
DP
25o Advertiſſement ingedient, be eer aan mijn naaſten hebbpſe : maar bat beſe ſDualterg hun cen oprechte eere behuij ſen / in hun bp te ſtaan met hare gocberen boog nerſten ber barmhertigheit/alg ben bog ſtigen te byinſten te genen / en te eten arm ben i9ongerigen of ben maakten te ſticeben en be b?cembelingen te herbergen. Soo en weet ik nochtans niet of deſe Quakers alle deſe dingen doen,
gelijk ſy hun beroemen, door dien dat ik er noyt mede om gegaan heb: Maar ik en geloove niet dat ymant van hun oyt in dit deel gedaan heeft wat ik gedaan heb, ja ſelfs ook niet hare geheele Secte te ſamen. Want ſoo haaſt als mijne Ouders doot wa
ren, en dat ik my belaſt vond met mijn eygen goe
deren, ſoo ſtudeerde en overleyde ik om te weten, waar ik die ſou mogen beſteden tot de eere Gods en liefdadigheit des naaſten, ende en vond geen ware armen, door dien dat ik ſag, dat alle de gene die gebrek van tijdelijk goet hadden, arm waren door hare eygen ſchuld; d'eene wilde niet werken, dandere wilden hare ſaken niet waar-nemen of hare Huys-geſinnen, en vele hadden alle hare goederen
doorgebragt door gulſigheit in eten en drinken, of door pracht in Huys-raat en Kleederen, Huyſen, Staat of aenſienlijkheden. In voegen dat ik hun mijn goet niet konde geven', 'ten ware om te voeden hare luyheit, onachtſaamheit, gulſigheit, over daat, en pracht; dat alle hooft-zonden zijn , aen de welke ik geenſins wilde deel-achtig zijn in hun mijne goederen te geven; de welke ſekerlijk ſouden gedient hebben om hare Sonden te vermeerderen,
in plaats van daar door Godt te eeren en liefdadig
heit aen hare zielen te doen.
On
'
w
tegen de 9gakers.
251
Ondertuſſchen en woude ik niet weſen ſonder
aenden Armen te geven; dewyl ik goederen had boven mijn behoefte; ſooreſolveerde ik by my te nemen arme jonge Meysjens of dochterkens, die ik ſou mogen onderwijſen in de Chriſtelijke Leeringe, denkende daarin te doen een dubbelde liefdadig heit : te weten, Geeſtelijke en Lichamelijke. En ik voegde my met ſeker Koopman van Rijſſel, de welke alreede begonnen had een ſoodanig voorne men; hebbende ten dieneynde gekocht een Huys, 't welk hy noemde het Hoſpital of Gaſt-huys van onſe Vrouwe van ſeven Weën.
Ik accordeerde
met hem by geſchrift, en hy gaf my dat Huys met vijf hondert guldens jaarlijkſe rente, die ik ontfing met die laſt, van te voeden tien ſoodanige dochter kens, komende van ſijn hand ofvan de hand ſijner Kinderen. Tot het welke ik voegde mijne eygen goederen, en onderhielt ſomtijts daar van alleen tot mijn eygen laſt vijftig dochterkens en meer, hun
voedende, kleedende, en onderwijſende gelijk als of ſy mijn eygen kinderen waren, ſonder iemands byſtant, al is't dat ik altijts de armſte nam, en ver wierp de gene die eenig goet hadden, om te konnen eldersgevoed en onderweſen worden. En ik heb
volherdin deſe oefening ontrent negen jaren, en ik ſou daar noch in weſen indien men my daar niet
met gewelt had uitgejaagt. Waar by men ſien kan dat deſe Quakers groot ongelijk hebben , my te willen leeren dat de rechte eerbewyſingaenden naa ſten, is, hun by te ſtaan inden noot: dewijl ik dat veel beter weet dan zy, dewelke denken veel lief
dadigheit gedaan te hebben, om al te mets gegeven tC
-
-
252 Advertiſſement ingedient, te hebben van haren overvloet een kleedt aen den -
Armen, of wat te eten, of te drinken. Maar ſy ſouden hun wel wachten, dag en nacht dat onge mak op hun te nemen, gelijk als ik in dat Hoſpital
gedaan heb den tijt van ſoo veel jaren, in ſorge en arbeit om te overkomen het onderhoud en voedſel
van ſoo grooten getal armen die ik tot mijn eenige laſt hadt , hun onderhoudende van mijn eygen goedt; en de welke dikwils tot vergelding my be taalden met ondankbaarheden, en met ongeneug ten van te ſien dat alle mijne weldaden hun dienden om meer te zondigen. Want na dat ik eenige van die Dochterkens had onderweſen, gevoed, en opgebracht, meenende daar van te maken eerlijke dochters, ſoogaven ſy ſich over na dat ſy uit mijn Huis gegaan waren, aen deydelheden des Weerelds, en volgden die met de Kleederen die ik hun had gegeven, of met de win ninge die ſy deden met het Ambacht of werk dat ik hun geleert had, ten einde dat ſy eerlijk haar levens onderhoud ſouden mogen winnen. Soo dat deſe Quakers my met onrecht mijne gierigheit verwy ten, of de begeerte van de goederen deſes Weerelts; 1,
dewijl dat de gene die de ſelve door gierigheit be geert, die ſoo mildelijk niet weg geeft aen den Ar men gelijk als ik gedaan heb: 't gene bekent is aen alle de inwoonders van Rijſſel. En al is 't dat de ſen Benjamin daar on-wetende van is, ſoo en be
hoorde hy niet te ſchelden met diergelijke valſche beſchuldingen, tegens een perſoon die hy niet kent, en noch min onder-richt is van haar comportement, ofommegank. Want het is het doen van een Sot, -----
-
D
te ſeg
255
tegen de Quakers.
te ſeggen 't gene # hy
# weet.
Indien h
#
wille had om quaat van my te ſeggen, ſoo #hy onderſoek doen van mijn perſoon en van mijn le ven, ter plaatſen daar ik bekent ben. En (miſ ſchien) dit doende, had hy mogen ſparen ſijn moei ten en fijn geldt dat hy beſteet heeft in het maken van ſijn Bock tegens # en hy ſou ook ſijn eere bewaart hebben, met ſijn ſelven niet te doen ken nen voor een Leugenaar, gelijk hy doet door ſoo vele valſche beſchuldingen, waar mede hy my in ſijn gantſche Boek beſwaart, en beſonderlijk in dit punét, dat hy zegt; bat ift noch ben in de bee geerlijkheit ban be goederen beſeg alPereſbg / en bat ilt bie noch be3it.
Want het is ſeer kennelijk, dat ik noyt de goe deren deſes weerelds begeert heb; aangeſien dat van den ouderdom van achtien jaren ik die al verla ten heb, om kleynelijk te leven in de navolging
# Chriſti, gelijk ik hier noch te vooren geſeyt eb: en ik ben wel dentijt van twaalf jaren geweeſt ſonder iets te hebben om van te leven, dan alleenlijk
wat ik winnen konde met mijner handen arbeydt, niet tegenſtaande dat mijne Ouders rijk waren, ik en beſat niets van hare Rijkdommen, om dat ik die verlaten had, op dat ik te beter Godt dienen zou de, die my de wetenſchap gaf om eerlijk te kon nen winnen wat ik tot mijn onderhoud nodig had,
ſonder iemant laſtig te weſen. En dat heeft ge duert tot dat mijn Vader, Moeder, Broeder en
Suſters doot waren: en doen my vindende eenige Erfgename, ſoo wilde Godt dat ik aennemen zou
de goederen die mijne Ouders my nagelaten # CIl
254
-Advertiſſement ingedient,
den : en indien ik de begeerlijkheit van de goede ren deſes weerelds had, ik ſou die noch konnen ver
meerderen, of koophandel dryven gelijk deſen Benjamin doet. Maar ik heb meer ſorg gehad om
die wel te beſteden aan den Armen, dan hy heeft om geld te winnen : daarom brengt hy't onrecht by, dat iſt be goederen beg meereſbg ſocht:bat ik noch mijn engen gocbt Ücſit; en dat ik ooit noch het gocbt ban anderen begeer , te weten bat ban ben oberleben be Cogt, Ik en weet niet waar toe my deſe begeerte die men ſou mogen, dewijl ik gereſolveert heb ſober lijk te leven ſonder naſleep of dienſt, die ik niet meer begeert heb, ſedert dat ik mijn eygen goedt beſeten heb, dan ik te vooren gedaan heb, noch -
ook ſou willen doen wanneer ik Noordſtrant ſou
beſitten, ja al ware het dat ik een heel Koninkrijk beſitten zou: om oorſaak dat het voornemen dat
ik heb om de nederheit Jeſu Chriſti te volgen, meer waardig is, na mijn oordeel, dan alle de goederen, vermakelijkheden en gelegentheden van deſe wee reld zijn. Welke reſolutie ik noyt veranderen wil, en daarom heb ik niet van nooden de goederen de ſer Weereld te begeeren, om my te vergrooten, of om mijn vermaak ofwelluſten hier te nemen: door dien ik die verwacht na de doot, en dan wanneer
het ſal vryenge-oorlooft zijn te genieten alle ſoor ten van genoegens; 'tgene ſoo niet is in dit tranen dal, het welk den tijt der boete is. Maar deſen Benajmin verſtaat deſe dingen niet, en meent myte meten na ſijne el, om dat hy geen Rijkdommen
ſoukonnen beſitten als niet beſittende, en gºe:
tegen de 9gakers.
255
dat ik Noord-ſtrant niet ſou konnen voorde
renſonderſondige begeerlijkheit: en om oor ſaak dat ik hem niet ſeggen wil alle de redens
die ik heb om dat te doen, ſoo wil hy blinde lingsſeggen, dat ik bevlekt ben met de ſonde van begeerlijkheit, in het welke een groote menigte van levendige getuygen hem wel ſouden konnen leugenachtig maken : en daarom ſou hy veel beter gedaan hebben te ſwijgen, dan by te brengen ſulke leugenachtige zaken.
" . Gelijk ook is, 'tgene hy ſegt in ſijn Trac taat voor een Tiende beſchuldiging die hy my doet; ſeggende, batift de menſchen beu?ice 12. Dat
ge met haar te rapen ter herken te gaan # in de 392ebitatten / en be #Sacramenten #delen te gebruiftent door dienſeythy, batmen: #" 3uläg nu niet meer born moet / om bat begº: menſchen bat foo ſeer migbguiken. In het #eni
welke deſen Benjamin ſchijnt noch meer te" dwalen dan in alle d'andere dingen : want in
dien hy verſtaat, dat men de dingen niet moet gebruiken om het misbruyk dat er in gedaan word; ſoo moet het met de menſchen haaſt
een eynde nemen : aengeſien dat er niets is 't geen tot haar onderhoud en voort-ſetting dient, dat men niet grootelijks misbruikt. Al der eerſt in eten en drinken miſdoen vele men
ſchen grootelijks tegens Godt, door overdaat en gulſigheit : en groot getal hebben door te veel drinken haar leven verloren , en vele ſijn
door Lekkernyen arm geworden , alle hare middelen doorbrengende om hare luſten te vol .
256 Advertiſſement ingedient, doen,en een Af-godt van haar buyk te maken. Sou
men daarom moeten ophouden te eten en te drin ken, om dat vele hun in die dingen te buiten gaan ? En ſou men al naakt moeten gaan ſonder kleederen, om dat vele Perſonen die misbruiken door over
daat, om hare hovaardye en ydelheit te voeden? En hoe ſullen de getrouwde Luyden doen? ſullen ſy ſich niet meer te ſamen voegen, om dat die t'ſa men-voeging heeft doen vallen eenen David, eenen
Salomon, en ſoo veel andere menſchen, die dage lijks vallen in overdaat, overſpel, en Hoerderye: en dat Jeſus Chriſtus zegt, # Hoereerders niet ſullen ingaan in 't Kooninkrijk der Hemelen ?
Het is wel teyken dat die dingen quaat gewor den zijn door het miſbruyk dat de menſchen daar
ingedaan hebben; dewijl die t ſamen-voegingen goet waren, en van Godt in het begin geordon neert; en dat al de weereld wel weet, dat men het
ſelve nu ſeer misbruykt, en dat byna niemant daar in en onderhoud de Regel die men behoord te on
derhouden. Moet het dan weſen, volgens het ſeggen van deſen Benjamin, dat de voort-teeling der menſchen ophoude; of dat men ſich van hon ger of dorſt taet vergaan? of dat men ſijn Lichaam niet meer met kleederen bedekke, om dat men nu
alle deſe dingen miſbruykt? het ware nodig dat de ſen Benjamin alder eerſt begoſt, om een exempel daarvan aan anderen te toonen; dewijl dat fijne Secte de eerſte begint de Sacramenten te misprijſen, om dat die misbruykt worden: 't welk veel ſcha delijker is, dan af te laten van eten, drinken,
kleeden en voort-teelen aengaende het Lichaam : , - -
--
*
door
tegen de 9gakrs.
Zº
door dien dat de ziel alſoo noodig voedſel heb moet als het Lichaam, ja noch meer: en de ſorg die men hebben moet om ſijn ziel te voeden, en die met deugden te bekleeden, moet veel grooter zijn dan de ſorge voor het voedſelende de kleedin ge van het Lichaam; het welk nootwendig in alle onſe ſorgens ſterven moet, daar de ziel eeuwelijk leven moet, gelukkig of on-gelukkig. En daar om moeten wy alle mogelijke middelen ter handt nemen, om onſe zielen te voeden tot het Eeuwig Leven.
Nu is het ſulx dat Jeſus Chriſtus die den rechten Herder der Chriſtenen is, deſelve heeft doen wey den in ſijne Kerk, op 't kruit ſijner Leeringe, en heeft ook ingeſtelt Sacramenten als uitwendige tey kenen van de belijdeniſſe die de Chriſtenen doen van ſijn Diſcipelen te willen weſen: want hy fegt:
Die my voor de menſchen belijden zal; die ſal ik belij den voor mijnen Vader. Waar door hy getuygt, dat hy niet alleenlijk hebben wil in de Chriſtenen eenen inwendigen geeſt, die by Godt bekent is; maar wil ook daar by hebben een uitwendige belij deniſſe des Geloofs, die openbaarlijk voor de men ſchen geſchied; 't welk men den Doop noemt, die Jeſus Chriſtus ſelfs heeft beveſtigt aan ſjn eygen perſoon, ſich latende doopen door St. Johannes: en hy heeft ook ingeſtelt het Sacrament der Liefde met het brood te breken; ſeggende: doet dit tot
mijnder gedachteniſſe. Door het welke hy ordon neert dat de Chriſtenen in Liefde ſich ſullen verſa
melen, ſoo wel uitwendelijk als inwendelijk, om
te betuigen dat de Chriſtenen God moeten dienen -
R
-
ſoa
258
Advertiſſement ingedient,
ſoo wel met den lichame als met den geeſt, door dien fy het eene en het ander van Godt ontfangen hebben.
Ik weet wel, dat het voornaamſte beſtaat, in Godt aen te bidden in Geeſt en waarheit. Maar het is noch volkomender, als men hem aanbidt in
Lichaam en geeſt te ſamen, al is't dat deſe Quakers die uitwendige aenbiddinge verachten, ſoo en zijn die nochtans daarom niet te verachten, dewijl Jeſus Chriſtus die geleert, en ſelfs in 't werk geſtelt heeft; en ! looft, dat hy erkennen ſal by ſijnen Vader, die en , die hem erkennen ſullen voor de menſchen: en hy.
ſal ſe verlochenen by ſii en Vader, die hem voor de -
menſchen verlochent ſullen hebben. En dat is ſeer re delijk; nadien het een ontrouwigheit weſen ſou,
indien een dienaar niet ſou willen dragen deLeverye van ſijnen Heer, of niet ſou willen bekennen voor de menſchen, dat hy in des ſelfs dienſt was. En
mag men niet ſeggen, dat deſe Quakers geen ge trouwe Diſcipelen Jeſu Chriſti zijn, dewijlſe niet willen dragen den Rok des Doopſels? Voor my, indien ik niet gedoopt was, ik ſou my noch op de ſen dag doen Doopen : door dien, dat de grooſte eere die myinde Weereldgeſchieden kan; is, te ge
tuigen voor de menſchen, dat ik een Chriſtene ben, en dat ik openbaarlijk drage de Levrye van
het uitwendig Doopſel. Ik weet nochtans wel, dat het uitwendig Doop ſel my niet Salig maken kan, wanneer ik in mijn inwendigheit niet drage het merk-teken eenes waren Chriſtens, en dat ik niet in en neem de Lceringe
Jeſu Chriſti om die te volgen. Want indien de beſny
. . . tegen de 9gakers. 259 beſnydenis in 't vleeſch niets en dede aen de Joden, wanneer hare herten niet beſneden waren : met veel ſterker reden ſalden uitwendigen Doop eenes Chriſtens hem niet voordeelig zijn, indien niet waarlijk van fijne zonden gewaſſchen is, en ver nieuwt in den geeſt Jeſu Chriſti. Maar wat wil ik reden gebruiken tegen een menſch die geen ander grond heeft dan ſijn boosheit; en die my laſteren wil over hetgene daar hy ſelfs ſchuldigaen is, my ſeggende, bat het een ſtijgiſtitelijſte IIcering ig/ bc menſchen te ſcriben tot be #terſtc / tot be 392cbicatie / en tot be #acramenten ; betuijl ift ſegh bat fuir alles nu meer geſc#iet ter cert beg Ditibelg ban ter ceren @Bobtg. My beſchuldigende daar door, alg of ilt de menſchen
#
hniſde bedriegen. Daar in der daat hy die be driegt, wanneer hy veracht alle deſe Heylſme middelen ; om hun te doen leven als de beeſten
ſonder meer aen Godt te gedenken, verachtende
de Sacramenten, en al het gene dat hun helpen mocht om hun tot Godt te geleyden. Dit is een groot bedrog en een grouwelijke Leeringe, als men
zegt; dat men nu niet meer be #Sacramenten gebguïſten moet / noch be mibbelen ban na be
#terſt te gaan om 43cb te bibben / of be 39gee bitatie ban ſijn âboegb te hoogen. Dewyl dat ſulx zijn ſoude om alle de menſchen in 't gemeen
te doen wanhopen van hare Saligheit : door dien dat ſy nu vervallen ſijnde van 't Geloof, en ver ſtrooyt zijnde van Godt, door ſoo vele ſoorten
van menſchelijke af-leydingen ; ſy zekerlijk alle Atheiſten worden ſouden ſonder Godt meer te -
-
-
-
-
-
R 2
,
ken
26o
Advertiſſement ingedient,
kennen, indien er niets meer in gebruik zijn zou van 'tgene dat hun daar aen ſou doen gedenken; gelijk als zijn de Predicatien of openbare of gebruik der Sacramenten, de welke de herten bewegen tot aendacht, en tot de VaIl
#
5
#
de Goddelijke verborgentheden die Jeſus Chriſtus op gerecht heeft, gelijk als het voedſel van de zie lender Chriſtenen. Want de voorwerpen bewe
gen de ſinnen, en de ſichtelijke dingen doen ge denken aen de onſichtelijke dingen die ſy beteike nen : gelijk als een Hiſtorie voorgeſtelt op een Tonneel, of een Commedie, levendig uitbeeld eenige geſchiede zaken, en druktſe in den geeſt van degene die dat ſien voorſtellen. In voegen dat ſoo wanneer de Sacramenten in haar ſelfs niets anders in
hadden dan de voorhoudinge van 't gene Jeſus Chriſtus geſeit en gedaan heeft; ſoo ſou het goet en
Heylſaam zijn aen alle menſchen in 't gemeen die te gebruiken; ten ware dat eenige in 't byſonder, ſoo danig ſouden in-gedrukt of in-gegraveert hebben in hare zielen alle deſe Goddelijke verborgenthe den, dat ſy niet van nooden ſouden hebben, iets te ſien of te verſtaan om hun daar van indachtig te maken : de ſoodanige ſouden hun wel mogen ont houden van de Kerken, dewyl ſy Godt vinden in
den grondt harer zielen, die den waren Tempel is van den H. Geeſt, alwaar ſy in geſtadige aen biddinge weſen konnen ſonder ophouden. Maar de menſchen die verſtrooyt van herten zijn
door de beſigheden en handelingen des Weerelds, of ſorgen over hare Huys-geſinnen, hebben ſeker
lijk van nooden tijt en plaats, daar ſy ſich # IIltTCK -
7. IK
e 5
tegen de 9gakers. 26 I intrekken in God, hare gebeden doen, en de Pre dicatie hooren : door dien ſv anders ſouden leven
#
en ſterven in een geſtadige alwaar de ſorgen van de tydelijke ſaken hun altijts ſouden in beſigheit houden. Daarom is het dat men niet ſeg gen moet, bat het een ſchabelijke Heering ig / bat men bemenſchen ſcnbt tot be iterſten / tot De 392cbicatien / en tot be #5acramenten: ge
lijk deſen Benjamin by-brengt in ſijn Tractaat: maar wel, dat hy ſelfs een ſchadelijke leering voort brengt, in 't verachten van de middelen om te ge
denken aen Godt, aen ſijn Wet, en aen de Lee ringe Jeſu Chriſti, als men aenmerkt de broosheit des menſchen en hare Ongodvruchtigheit, waarin deſen vervallen tijt ſoo vele voorwerpen hun nu na toe trekken, door de prachten, vermaken en ydelheden des Weerelds, die# de herten van Godt af-trekken. En indien dat er niet eenige uitwendige middelen waren, om ſe wederom tot
hem te trekken , een ygelijk ſoude hem ſonder twyffel, in 't vergeet ſtellen; ende en ſou daar niet meer van konnen gedenken,
Daarom is't, dat Jeſus Chriſtus tegens deſe men ſchelijke ſwakheit voorſien heeft; de Sacramenten in-ſtellende, ſelfs met beloften aen diegene, die de ſelve ſullen gebruiken : want hy zegt, dat wie ge
looft en gedoopt ſalzijn, zalig weſen ſal. En elders: Wie mijn vleeſch eet, en mijn bloed drinkt, die ſalle
ven in hem hebben. Mogen deſe Quakersſeggen, # Chriſtus alle deſ: dingen tevergeefs gedaan heeft? Of wel dat die in haar ſelven quaat zijn,
omſe geheelijk te verwerpen, gelijk ſy doen? dan En -- -- - R 3
k-
|
-
262 Advertiſſement ingedient, dan noch my ſeggen; dat iſt een ſchabclijſte ſece ringe ijcbbe / om bat iſt be menſchen ſenbe tot be #terft en tot be 5acramenten / na bat ilt britent heb / bat men bic ſoo grootelijkg migbguikt / en bat ben SDuibcl meer cercbaar ban ontfangt ban 45gbt ? Dien onwetenden en verſtaat mijn Taal niet, door dien dat ſijn geeſt verſtikt is van doolingen, en ſoo en kan hy die doo lingen van de rechte Waarheit niet onderſcheiden. Want het is waar dat den Duivel tegenwoordig meer cere ontfangt uit de Heylige dingen dan Godt ſelfs, door de ſonden die de menſchen begaan in het quaat gebruyk van dien. Maar het is ook waar, dat eenige menſchen voordeelen vinden tot
hare volmaaktheden in de middelen van de Saera
menten, in het gebruik van de Kerken en van de Sermoenen of Predicatien.
En ik kan daar van
ſpreken door ervarentheit, en met waarheit ſeggen , dat die dingen my gedient hebben tot middelen om my af te trekken van de ydelheden des Wee relds, en om my tot Godt te geleyden. Want
wanneer ik my verſtrooyt had met de jongeluiden van mijn ouderdom, ſoo en dacht ik niet meer aen Godt noch aen de eeuwigheit, alleenlijk mijn be hagen nemende in de dingen die tegenwoordig wa ren. Maar als ik in dien Staat my begaf tot de Ker ken, om te bidden en om de Predicatie te hooren,
ſoo quam ik weer tot myſelven in Godt; en be vont een berouw van dat ik my ſoo verſtrooyt
had, door ſoodanige ydelheden, biddende Godt om vergiffenis, met voornemen van myte bete
ren, hoewel ik in de gelegentheden eenige reyſen -
--
-
-
weder-
|
tegen de 9gakers. 263 wederom verviel gelijk te vooren; doch richtede
my wederom op door het hooren van een goede Predicatie, of Godvruchtige vermaning, die my ſomtijts de tranen uit de oogen perſte. In voegen dat alle die middelen goet deden aen mijne ziel, en haar verſterkten van tijt tot tijt. Maar indien ik alle deſe dingen veracht had vol gens den Raad van deſe Quakers; het ware wel te vreeſen dat ik verloren ſou gegaan zijn in 't vergeten -
van God en de eeuwige dingen. Daarom is het dat ik verplicht ben die dingen te prijſen, aen die gene de welke hun door de ſelve bevoelen tot Godt getrokken te worden : doch ik en heb deſelve noit
aan iemand voorgedragen alsof die waren het einde van hare volmaaktheit, maar alleenlijk als midde len om tot de volmaaktheit te geraken, wanneer
men ſijn hert gevoelt ontſteken te zijn van liefde Godts, door het gebruik van de Kerken en van de Sacramenten ; aengeſien dat Godt vele middelen heeft om de zielen tot hem te trekken : hy raakt ſomtijts den eenen menſch door het loſſen van een goet boek, een ander door een ernſtig gebcdt; een
ander door een goede Predika' -, of door 't gebruik der Sacramenten , ja door het aenſien van eenig
Godvruchtig beeld, 'tgene my dikwils het hert tot aendachtigheit beweegt heeft. In het aenſchou wen eenes beelds van 't
# Chriſti,
was ik
in mijn hert beweegt met medelijden, en het trok de tranen uit mijne Oogen, overdenkende dat hy
ſoo veel voor my geleden en uit-geſtaan had, en
dat ik ſoo weinig leed om hem te volgen. Daarom is het dat ik mijn gebruik maakte van alle die din ---
R 4
-- .
1
gen
264
# indien tijt,
Advertiſſement ingedient, om dat my de ſelve tot Godt geley
eden : Maar ſedert dat ik my van de Weereldt afgetrokken heb, en aengenomen heb een meer in getogen leven, ſoo heb ik gevonden ſoo vele inge togentheit en vereeniging met God in de eenſaam heit van mijn Kamer, als ik in de Kerken plach te vinden, en om die oorſaak heb ik my allenxkens van die uitwendigheden afgetrokken : en die een ſaamheit heeft my aengebragt ſoo veel vereeniging met Godt, als ik te # in het gebruik der Sacramenten, in de welke ik dikwils geſmaakt heb grooten trooſt aen mijn ziele, en ſeer byſondere lichten, ja wel ſeer uitſtekende in het ontfangen van het Sacrament, en daarom begaf ik my aen de Tafel des Heeren twee of dry maal ter week met
groote aendacht. Maar daar naar ſiende, dat de ſelve genaden van Godt my gegeven wierden in de gebeden die ik eenſaam in mijn Kamer dede, alſoo wel als aen de Tafel in de Kerken, ſooſag ik wel,
dat deſe genaden van Godt my toe-vloeyden na ma # geſteltenis van mijn ziel, en niet na de uitwendige omſtandigheden van die Sacramenten; van de welke my naderhant onthoudende, om my
te Van
meerder te vertrekken in mijne inwendigheit; ſoo
evoelde ik die genaden Gods in my ſich vermeer
# , veel meer dan die gedaan hadden doen ikuit wendiglijk die Sacramenten ontfing. Indien deſe Ouakers ſich van de Sacramenten ontrokken om de ſelve oorſaak; ſy ſouden te prij ſen zijn ten aenſien van hun ſelven : maar te willen
deſe Heylige dingen miſprijſen by alle de weereld, en my laſteren, van dat ik leere; batüc
s",#
--
--
-
º
-
-
1t
tegen de 9gakers. 5
265
ſich geboclen getrokken te mogben tot 45obt / boor de mibbelen ban be herhten en #Sacra
menten / berplicht 3ijn bie te gebruiken: daar doen ſy ſeer qualijk in, en betoonen wel, dat ſy wel verre zijn van 't Licht der Waarheit: want het is een gemeene regel, dat alle menſchen verplicht zijn haar eygen volmaaktheit te ſoeken, en ſich te dienen van de middelen die haar meeſt tot Godge
leyden. En diegene die in ſijn Ziel gevoelt, dat het gaan na de Kerk, het hooren der Predicatien,
en het gebruiken der Sacramenten, hem meerder geleyt tot de liefde Godts; die is verplicht die mid delen te volgen, tot den tijt dat Godt hem andere dingen wijſt. Want niemand mag twijfelen dat God altijt uitwendige middelen onderweſen heeft, door de welke de menſchen van het quaat afweken, en het goede deden. Hoe veel Ceremonien zijn er wel in de Moſaeyſche Wet van God geordonneert, dewelke door ſijn volk moeſten onderhouden wor
den? En Jeſus Chriſtus ſelfs die geſonden was, om te herſtellen de miſbruiken die de menſchen doen
deden in die Heylige dingen, heeft die niet veracht; maar in tegendeel, hy heeft die ſelfs onderhouden: Hy liet ſich beſnijden gelijk als de andere Joden, en
hy liet ſich vinden in den Tempel op de uitwendige Hooge-feeſt-tijden, etende het Paaſchlam met ſijne Diſcipelen. Wat ſullen hiertoe ſeggen deſe opge
blaſen Quakers, die hun ſelfste Heylig achten om de Sacramenten te gebruiken, ter Kerken te gaan om te bidden of de Predicatiente hooren; Ja om,
de Heylige Schriftuur teleſen, die ſy ſoo wel ver werpen als de Sacramenten? Moet men niet ſeggen, R 5
-
dat
266 Advertiſſement ingedient, dat ſy Heyliger en volmaakter willen weſen dan Je ſus Chriſtus ſelfs? 't gene wel grouwelijk is, en doet my ſchrikken daar aan te gedenken! om dat noyt niemant tot de volmaaktheit Jeſu Chriſti ge komen is. En deſe Quakersſeggen ſich volmaak ter te zijn dan hy, door hare Leeringen ; dewijlſy onderwijſen, te berachten bc &acramenten
en b' uitmenbige Bourgbienſten / ja ſcifg be lº). ſchriftuur/ ſeggende, bat be letter boos bet/cn dat het begeeſtig bie Hebenbig maaitt.
Gebruikende deſe ſchriftuur-plaats om hare doo lingen te verſterken, en hare opgeblaſentheit te bedekken, dewijl ſy inderdaat noch de geeſt noch de letter niet hebben, in hare werken noch in ha
re verſtanden. Want indien ſy bevat hadden, wat
het is van den waren Geeſt, ſy ſouden de menſchen opwekken tot het leſen der H. Schriftuur en andere Godvruchtige oefeningen die van Godt geordon neert zijn, of ingevoert in de Chriſtenheit door Je
ſum Chriſtum: en ſy ſouden hun wel wachten te laſteren, om dat ik die dingen aanprijſe voor degene dieſe van nooden hebben. Indien de letter quaat
was, (gelijk ſy willen doen verſtaan.) Godt ſelfs ſouſijne Geboden die hy aan de menſchen gegeven heeft, niet tot verſcheydenreyſen in Steenen Tafe len geſchreven hebben, ende en ſoude Moyſes en
d'andere Propheten niet ingeven hebben, om by geſchrift te laten ſijne Wetten, ſijne Beloften, en dreygementen die hy aan de menſchen doet. En d'Evangeliſten # de Evangelien niet geſchre
ven hebben, en wat er geſchiet is ten tijde Jeſu
Chriſtien fijner Apoſtelen, door dien dat Godt noyt -
t
3
tegen de 9gakers. 267 noyt iets quaat doen kan, maar in tegendeel alle dingen die goet en profijtelijk zijn tot de Saligheit
-
der menſchen.
-
Maar deſe Quakers willen niet alleen omkeren de goede weereldlijke regeeringe, Staten en Recht banken, of Burgerlijke en tijdelijke Orders, maar ſy willen ook omkeeren, de middelen door Godt opgericht tot de volmaaktheit der zielen, met te verwerpen de Wet Godts, de Leeringe Jeſu Chriſ ti, de Sacramenten, en alle de andere uitwendige dingen door hem ingeſtelt ; op dat ſy hardnekke lijk gehecht ſouden blyven aen dat geloof, dat ſy het Licht des H. Geeſtes hebben, en dat die hun
doet verachten alle uitwendige dingen, hoe Hey lig dat die ſouden mogen weſen: en hier mede ſeg
gen ſy, dat fntuare Chriſtenen 3mn / doende ondertuſſchen alle dingen contrary van de gene die Jeſus Chriſtus gedaan heeft: en ſeggen, batſm het âDoſſt 45gbig 3ijn/ſonder ſijne geboden te onder houden : nadien Godt den menſchen geordon neert heeft, ſijn Wet teleſen, en die aen hare kin deren t onderwijſen, ja die te ſchrijven op de poſten van hare huyſen, en aan hare poorten, en die te
binden aan hare handen, op dat ſy ſe geſtadig voor hare oogen hebben ſouden. Daar deſe dwalende de Schriftuur niet willen leſen, en verachten die
gene dieſe leſen, of die de Sacramenten en andere uitwendige Godtvrugtigheit in waarden houden: niet vernoegt ſijnde dat ſy ſelfs quaat doen, maar willen ook andere tot quaat doen leyden, in het
ſeggen, dat men niet meer #Sacramenten en andere uitmenuige Geremicilien a": Ill0
268
Advertiſſement ingedient,
moet / om bat be menſchen die migbguilten. Maar willen wel gebruiken die uitwendige Ceremo nie van den hoed op 't hooft te houden, ſonder die te willen afnemen voor Koningen, Princen, Ma giſtraten Rechters noch niemandt anders: en dat, voor een uitwendig teken, dat ſy het Volk Godts zijn. Mybybrengende in haar Tractaat, dat de 392opheten altijt cenig uittocnbig teiſten gce hab hebben / maar bp men ſtenbe / bat ſp 392ophetcn GBobtg tnaren: en daarom en hbila len ſn ben ipocb niet afnemen /boogbien men
bie groeteniſſen migbguikt ; en ook om te toonen batſp 192cpheten 45obtg 3ijn / in hun ben ambeten niet gelijk te maken. Siet een weinig Mijne Heeren, wat een ſchoon gevolg dit is van deſe Quakers; dat ſy de men ſchen niet willen groeten, noch den Hoed afne
men, on bat men bic g?oeteniſſen mige bºuiltt / alg maar uit pöele cere getrorſten inggo. Daar ſy ondertuſſchen wel willen on derhouden, die onbeleeftheit van den Hoed op 't hooft te houden, en den naaſten geen goeden dag te wenſchen, al is 't ſchoon dat de Haatdragers ſich bedienen van ſulke manieren van doen, om
te betoonen de gramſchap en haat die ſy tegen de menſchen dragen. Is dat niet wel een veel grooter misbruyk, dan iemand te groeten door gewoonte of door vriendſchap,
of door reſpect? nadien den
haat verboden is, en dat de Schriftuur ſegt, dat wie
zijn broeder hatet, een doodſlager is. Dit teyken van vyantſchap, is dat niet veel quader, dan een
teyken van vriendſchap ; 't gene men
rºn:
-
•,
tegen de 9gakers. . en 2 69 kan ſonder eenige laatdunkkentheit; dewijl dat ſulx gemeen is aan kleyne en groote, en meer gebruikt wort by de ootmoedige, dan by de hoogmoedige? want die ſigſelven groot achten, groeten niet geern den genen die minder zijn als zy. Ik heb een ey gen Suſter gehad, die van geen arme luiden wilde gegroet zijn, en hun ſomtijdsſeyde: groet uws ge lijke; 't welk een getuigenis was van de opgebla ſentheit hares herten.
Endeſe Quakers ſchijnen noch een veel grooter opgeblaſentheit verborgen te hebben, onder den ſchijn van Godvruchtigheit, in niet te willen ie mand groeten, noch van iemandt gegroet wor den : door dien dat ſy ſich ſelfs meer achten dan alle de Weereld, ende en willen geen gelijke in de ſe Weereldt kennen, noch ſelfs ook de Sacramen
ten of eenige andere uitwendige Godtvruchtig heden gebruiken, om te betoonen, dat ſy tot al
te groote volmaaktheit gekomen zijn, om die men ſchelijke middelen te gebruiken, alsof ſy Engelen of God-heden waren, volmaakt, en van alle din
gen on-af-hankelijk : 't welk de grootſte op-gebla ſentheit is die ik oyt
# heb.
Want ſoo lang
als de menſch in de e Weereldt bekleed is met de
verdorventheit van ſijn menſchelijke natuur, ſoo is hy altijt in gevaar van verloren te gaan, en heeft # en voedſel van nooden voor ſijn ziel, alſoo wel als voor ſijn lichaam; 't welk hem ont brekende, ſooſou hy zekerlijk vervallen. Het is
daarom dat Jeſus Chriſtus ons ſijn Evangelie by geſchrift na-gelaten heeft tot een eeuwige memo
rie voor alle Chriſtenen : en heeft opgericht, Sa -
-
CramCint611
-=-L.-L.-LET
Advertiſſement ingedient, cramenten en ſichtbare tekenen, om in gedach teniſſe te houden de dingen die hy op d'aarde ſijn de gedaan heeft. Want het ſpreekwoortſeyt, dat aengeſien gedenken doet. En indien wy geen ſicht bare dingen hadden om ons te doen gedenken aen Godt. Hy ſou ſonder twyffel alreede langen tyt geleden vergeten zijn, en uit de geheugeniſſe ge 27o
weeſt zijn van de menſchen, de welke alle in on
wetentheit geboren worden , ende en brengen geen wetenſchap met hun in deſe Weereld komen de. En indien ſelfs men hun niet leerde de na tuurlijke dingen, ſy en ſouden ſoo veel niet weten te doen als de beeſten, die dikwils meer beleyt heb ben in hare naturen, dan daar is in die des men
ſchen. Waaruit men genoegſaam ſien kan, dat den menſch alle dingen leeren moet, en dat deſe
Quakers ſeer qualijk doen, te berachten bc ip. 5chgiftuur / be âSacramenten en al het gene
bat bienen magh tot be onberluijſinge ber menſchen, en voornamentlijk't gene aengaat de opvoeding van hare zielen. Want daar komen alle dagen in de Wereld nieuwe menſchen die on derwijſing van Nooden hebben. En al is het waar , 't gene deſe Quakers ſtellen , bat alle Jºl?enſchen in bc 319ecreſt, komentje / het 3Licht in hun b?agen : ſoo is het ook waarach tig, dat het Licht 't gene ſy van Godt in hare
ſchepping ontfangen hebben, ſoodanig verduiſtert is in de zonde van Adam, dat men daar niets van
ſiet noch gevoelt, noch ook en werkt het niets, ten
# opgewekt word door de onderwijſing der he
ugden. Sonder welke dingen, het Licht dat# -
-/
C
tegen de 9gakers.
271
- de Zielen der menſchen is, in de Weereld komen - de, is, als het vyer dat in een vierſteen is ; het
welck men noch ſiet noch voelt, tot ſoo lange dat men op den ſteen ſlaat. Deſſelven gelijk is het met de zielen der menſchen, dewelke zekerlijk het Licht Godts in hun hebben : maar het ſelve ſal
hun nieuwers toe dienen, by aldien het niet geſla gen word, met den ſteen van de Wet Godts; de welke in hare herten moet ingedrukt zijn, eer dat dit Licht wederom leven krijgen ſal; dewijl het uitgedooft is geworden door de ſonde : het moet
opgewekt worden door de genade, de welke men verkrijgt, door de middelen die Godt geordon neert heeft aen de menſchen, ſedert hare zonden.
Deſe middelen zijn de Wet der Natuur, de Mo ſayſche Wet, en die van 't Evangelie. In de on derhoudinge der Wetten hebben de menſchen tot allertijt wederom konnen verkrijgen het Licht dat Godt in hare Schepping ingegeven heeft in hare zie len.
Maar indien de Wetten aen de menſchen niet
geleert geweeſt hadden, noyt ſouiemant dat Licht wederom gekregen hebben; dewyl ſy alle in dui ſterniſſe geboren worden en in de onwetentheit daar
de ſonde hun ingebracht heeft. Soo dat men noot ſakelijk de Wet Godtsaen een kint moet onderwy ſen; of anders kan het niet Salig worden : want nadien de ſonde het aen die Wet onderworpen heeft, en het die niet kan onderhouden ſonder de
ſelve te kennen; ſoo moet men het nootwendig de Wet Godts voor leſen; of die gene de welke die Wet geleſen hebben, moeten dat aen het Kint lee
ren, of anders ſal het zekerlijk blyven in d'onwe -
-
-
-
tCIlt
272
Advertiſſement ingedient,
tentheit van 't gene wat het doen of laten moet om Salig te worden. En al is't dat deſe Quakers de Schriftuur verach ten, en ſeggen; bat bc1Ietter bocbct; ſoois'et nochtans wel te gelooven dat indien ſy de Schriftuur niet geleſen hadden, ſy ſoo weinig weten ſouden als de beeſten. Maar ſy en willen niet bekennen, dat ſy die leſen; op dat men gelooven ſou, dat het kleine Licht dat ſy # van den H. Geeſt komt.
Doch dat moeten ſy andere wys maken, en niet my : door dien ik ſeer wel weet wat werking het Licht van den H. Geeſt in een ziele doet : aenge ſien dat den H. Geeſt noyt onvruchtbaar is, noch vrek, of gierig, maar draagt altijt met ſich in de plaatſe daar hy woont, ſijne twaalf Vruchten, en
ſijn ſeven Gaven, voor-geſtelt door de Apoſtelen, met alle de hoedanigheden der Liefde, die St. Pau lus beſchrijft, en de acht Saligheden, die Jeſus Chriſtus geleert heeft. Alle welke dingen zijn on afſcheydelijk van de ziel, ſoo lange als ſy van den H. Geeſt beſeten is. En diegene, die zegt, den H. Geeſt te hebben, ſonder dat men ondertuſſchen
inderdaat ſiet die Liefde, die Saligheden, en deſe twaalf Vruchten, en ſeven Gaven; men mag wel dat hy een Leugenaar is, en dat hy ſich roemt van 't gene hy inderdaat niet heeft : de wyl den H. Geeſt noyt onvruchtbaar is, ende en kan nieuwers weſenſonder daar ſijne Vruchten, en ſijne Gaven te brengen, niet meer dan de Son kan
#
weſen ſonder licht, ofſonder warmte : en het ſou
ſeer belachelijk zijn, indien men iemant hoorde
ſeggen, dat hy in de Son was, terwyl dat men # -
OUit
tegen de 9gakers.
273
ſou ſien beven van koude, in een ſwarte duiſter
niſſe. Daar ondertuſſchen deſe Quakers de ſelve dingen ſeggen, wanneer ſy te verſtaen geven, dat
ſy het kleyn getal van het Volk Godts zijn, en dat ſy het Licht des H. Geeſtes hebben : want ſy heb ben de warmte niet van de Liefdadigheit, noch het Licht om de Waarheit Godts t onderſcheiden:
maar ſy zijn alleenlijk overdekt met het masker van den Geeſt Godts, om te ſchijnen het gene dat ſy
niet zijn,by de ſoodanige die geen goet geſicht heb ben om dit maskert'ontdekken,en mitſdien het aen
ſien als een waaraengeſicht daar het ondertuſſchen niet dan een valſch aangeſicht is: 't welk ſy aldus geſchikt hebben om hare boosheden te # Sy ſijn gelijk een Molik of pop van vodden ge maakt, die men in een boom
#,
om de vogels
daar mede te verjagen, in den tijt van de #
9
en te maken dat ſy de vruchten daar van niet eten zouden. Den boom van de Goddelijke Wijsheit
begint te bloeijen in de Chriſtenheit, door heylſa me ſchriften, en vele Zielen vliegen van Tak op tak om de volmaaktheit te vinden, hebben alreede daar van eenige vruchten geſmaakt. Maar deſe Quakers om hun te beletten, hebben een boek ge maakt, gelijk een pop van veel lappen en vodden
t ſamengebonden, om te doen verſchrikken die gene de welke ſmaken willen van die Goddelij ke Wijsheit; hun ſeggende : ben G5eeſt balt 2ünthoinette 2,5ourignon ig niet ban 45obt. Het welk wel ſoukonnen doen weg vliegen, eenige Lichte Zielen, die de bequaamheit niet hebben
om de leugen uit de Waarheit te onderſcheiden er ' . " S dock: -
r
*
-
. Advertiſſement ingedient, 274 doch de menſchen van goet oordeel, ſullen ſich -
wel wachten af te wijken van de ware Wijsheit, om de Pop of Molik van de Quakers : maar als vogels die kloekmoediger zijn, ſullen ſyplukken om hare zielen te voeden, die Heylſame vruchten van deſe
Goddelijke Wijsheit, verwerpende die pop van vaiſche redenen en ſotte beſluitingen, daar dat boek & van te ſaniengeſet is. Ik bidde God, dat hy aen de zieken van goeden willegeve, de begeerte om meer van mijne geſchrif
ten teleſen; op dat ſy in de Waarheit mogen beveſ tigt worden, en ontdekken de leugens en doolin
gen van al diegene, die daar ſeggen, dat ſy den Geeſt Godts hebben, ſonder dat ſubk waarachtig is. Want wy zijn gekomen tot den# die ſooge
vaarlijk is, door Jeſus Chriſtus voorſeit, dat veel valſche Propheten op-geſtaan zijn die er vele verleyden. Men moet niet
# of ſy wel ſpreken, of dat
# ſeggen, Chriſtus is hier,
maar men moet ſien of
y inderdaat bekleedt zijn met den ſelven Geeſt die in Jeſus Chriſtus was, en dan mag men ſe volgen, maar noyt anders.
Diegene die in twyffel zijn of deſe Quakers den H. Geeſt hebben of niet, die moeten in ſien, dat
Jeſus Chriſtus de Sacramenten in geſtelt heeft, en
dat ſy luyden Quakers die verachten en verwerpen, als dingen die quaat zijn, en ſeggen my tot beve
ſtiging van dien, dat ift be menſchen bebyieg / als ik haar ſenbe tot be Eterken / tot be 3egee bitatien / en tot be #battannenten.
- Nu dan : kan de geeſt Godts ſich ſelven tegen
ſpreken? Kan hyaen Jeſus Chriſtus ingegeven heb ben,
tegen de 9gakers. 275 ben, Sacramenten in te ſtellen tot het gebruik der menſchen : en nu ingeven aen deſe Quakers de ſel vete verachten als dingen die quaat zijn ? en te ſeg gen; dat men de menſchen bebgiegt / alg men hun bijſt tot bie ſeine 5acramenten / die Je ſus Chriſtus ingeſtelt heeft, als een Medecijn voor
hare ziclen? Moet niet de geeſt van deſe Quakers weſen, den geeſt van den Anti-chriſt, de welke ſich op-ſtelt tegen den waren Chriſtus? En moet men by gevolg niet verwerpen hare quade ſtellin gen, als ſeer quade, en ziel verderfelijke dingen? Want ſy en zijn geen nieuwe Saligmakers, om ons
nieuwe Wetten te brengen. En al ſouden ſy van Godt geſonden zijn, om de afdwalingen van de #
menſchen te herſtellen, ſoo en ſouden ſy daarom
niet vernietigen de dingen die in ſich ſelven Heilig zijn. Want alles wat Jeſus Chriſtus gedaan en ge
leert heeft, ſijn Heilige en God toege-eigende din gen; dewelke noyt quaat worden konnen, maar de menſchen konnen wel een quaat gebruik maken
van goede dingen, gelijk ſy ook # daat doen t 't gene ik ſeer beſtraft heb in mijn gedrukte ſchrif ten : Het welk my deſen Benjamin verwyt; ſeg
gende , bat ik geſent hen / dat de boo ge-feeſt-tijbenſ en gebruik ber,5acramen ten / meer gebruikt mobcn ter eeren beg UPuibelg / ban ter eer en ſhobg.
'tWelk
maar al te waarachtig is : Maar moet men daarom
verachten de dingen # in ſich ſelvengoet zijn, om
dat de quade menſchen die misbruiken ? Jeſus Chri ſtus en heeft ons dat Exempel niet getoont: aenge ſien dat hy geacht en onderhouden heeft de J# -- --
S 2.
C
276
Advertiſſement ingedient,
ſche Wet, daar de Joden ſoo quaden gebruik van maakten. Hy beriſpt hun alleenlijk over de mis bruiken, maar niet over het onderhouden van ha
re Wet; gelijk als deſe Quakers beriſpen die ge
ne, de welke de inſtellingen Jeſu Chriſti onder houden.
-
-
Men ſou geen oogen moeten hebben om deſe
dwalingen die ſoogrof zijn, niet te konnen ſien; noch geen # om niet te kennen, dat deſe Quakers rechte Anti-chriſtens zijn, regel-recht
ſtrydig tegens Jeſum Chriſtum in al hare manieren van doen, ſoo wel als in hare leeringen.
Indien deſe menſchen my niet hadden aen-geval len ſonder reden, ik en ſounoyt haren geeſt ſoo diep ontdekt hebben: want het en is mijn gewoon lijke manier niet, my te bemoeyen met het doen
van andere. Maar dewyl ſy hun ſelven op het To neel geſtelt hebben; ſoo moeten ſy nu ten toon ſtaan in 't aenſchouwen van een ygelijk, voor ſoo danige als ſy zijn. En dat is een groote genade van God, om uit het bedrog te # die gene, die blindelingsgelooft hebben, dat deſe Secte goet was,
en dat men wel Salig worden konde, in de ſelve wel te onderhouden. Het welk deſen Benjamin ſchijnt te willen beveſtigen met mijn eygen woor
den; by-brengende in zijn laſterlijk boek, dat ik ſou geſch?eben hebben / bat men incl 5alig inoaben kan in alle ſoorten man ſicligien : en bat een pgelijſt blijnen moet in de 5ecte of ſteligie baat hp inig. Het welkvalſch is. Want
ik heb dat noyt gedacht, noch en denk het ook nu
niet; Hoeſou ik het dan konnen geſchreven #. ,
CIl S
r! .
ik
k?
ben; dewyl ik
tegen de 9gakers. misprijſe de
#
2
steld:
van ſoo vele Secten en verſcheyden Religien in de Chriſtenheit : hoe ſouik een ygelijk hebben kon nen raden in de ſijne te blijven? Want ik wenſche dag en nacht de Chriſtenen vereenigt te ſien, en dat ſy niet meer ſouden zijn, dan een hert en een wil in # geeſt Jeſu Chriſti. -
-
-
ſe
Maar deſen Leugenaar durft wel ſtellen de din
ſº
gen die ik noyt gedacht heb; om dat te doen gelo ven, aen diegene, die mijne ſchriften niet geleſen hebben : of om te verwerrenden geeſt van die ge
ne, dieſe maar lichtelijk geleſen hebben, om hun eenige donkerheit te maken, en te doen denken,
dat ik quade dingen onder de goede geſchreven heb. En fijne grootſte boosheit is, dat hy niet aen en wijſt, in wat plaatsen waar ik ſou mogen geſchre ven hebben, de beſchuldingen die hy voortbrengt,
ſeggendeden meeſten-deel: gp 3egt bitſ en bat: ſonder te ſcggen waar, noch wanneer ik dat ſou mogen geſeyt hebben, noch in wat manier. Want rauwelijks eenige byſondere woorden te nemen, fonderaen te ſien wat er na volgt: ſoo ſou men dik wils ſeer qualijk oordeelen. Maar het ſchijnt dat deſen Benjamin ſulx voorbedachtelijk gedaan heeft, ende en heeft niet willen ſtellen, in wat boek, of
in wat brief ik ſou mogen geſchreven hebben, de dingen die hy bybrengt; op dat de menſchen niet ſouden konnen gaan ſoeken # voorgeſtelde dingen, en ſien in wat ſin ik die ſou mogen gefeyt hebben, Want voor my, ik en onthoude niet wat ik geſchre ven heb, en trachte het te vergeten ſoo haaſt als het
uit mijn pen gegaan is, op dat ik altijt mijn geeſt S 3
.
vry
278 Advertiſſement ingedient, vryſoude hebben, om nieuwe dingen te ontſan gen; gelijk het God belieft my dagelijks, jageſta delijk te geven. En by aldien ik niet door andere dingen afgetrokken wierd; ik ſou geſtadelijk den invloet van den H. Geeſt ontſangen, om ſijne waar heden te ſchrijven : en daarom is het, dat ik niet kan onthouden hebben, de deſen Benjamin my citeert of bybrengt : door dien ik ge meenlijk # herleſe geſchriften, na # uit mijn hand gegaan zijn; ende en kan die punéten
#
#
nu niet naſien, omdat hy by ſijn Tractaat my niet zegt, in wat plaats dat ſtaan de dingen die hyaen trekt of aenhaalt. Mijne Vrienden hebben myge ſeyt, dat ik van de Sacramenten geſproken heb, in
het Derde deel van 't Licht ſchijnende in de Dniſterniſ ſen de tweede brief, en in den 3o. Brief van 't ſelve boek. Ik ſou ſeer wenſchen dat een ygelijk diele ſenſou, om teſten of ik ſoogrooten ongelijk heb,
in het uitleggen van de manieren der Sacramenten, en andere uitwendige godvruchtigheden; ſoo als deſen Benajmin, my beſchuldigt: want ik geloof,
dat ik er ſeer wel van geſproken heb. Maar ik weet wel ſekerlijk, dat ik niemand heb willen bedriegen,
in hun tot de Kerken te wyſen, gelijk deſen ver ſierder van Leugens wil doen gelooven : nadien ik die dingen late aen het goetvinden van een ygelijk;
en ſeg alleenlijk, dat die goet zijn in ſich ſelfs, en dat die gene dewelke ſich inſijn zielgebetert vind, in het gaan ter Kerken, ter Predicatien, of andere
Hooge-feeſten, of in 't gebruik der Sacramenten;
dat de ſoodanige verplicht zijn fulks te doen, na
dien een ygelijk omhelſen moet de middel: die '
#
##
#e
tegen de 9uakers. 279 hem tot God 3 noyt My dunkt, dat deſen raad die ik geef in de ge ſeide brieven, ſeer goet en heylſaam is, al is 't dat
ge: #
verayne:”
deſen Benjamin die misprijſt, gelijk als of het een quaat ding was, en ookgelijk alsof het een contra
is
k:
dictie of tegenſtrydigheit in mijne geſchriften ware: om dat ik van d'eene kant misprijſe de misbruiken die men in die Heilige dingen begaat, en van d'an der ſijde ſeg ik, dat de gene die daar door tot de liefde Godtsgetrokken worden; wel doen die mid delen te gebruiken. *.
-
»
Ik ſou wel willen, dat een Wijs menſch, my ſeggen ſou, of die twee dingen tegen malkander ſtrydig zijn. Want deſen onwetenden Benjamin is niet bequaam om iets te oordeelen, ende en doet
niets dan haken en ſteken op mijne woorden, en #
dat ſonder Fondement of reden.
#
men ontdekken ſou, dat de Contradićtien die hy ſtelt, niet waarachtig, maar integendeel volmaak te over-eenkomingen zijn ; ſoo verdicht hy ook
#
: leugens, en
En uit vreeſe dat
# , dat ik in mijne geſchriften geſtelt
heb, dingen die ik niet eens gedacht heb : en hy verwyt my ook, batift een en 3P2ieſter genocuit
heb met be naam ban gecrusaardige âDaber / in een man mijne bgieben / uuel tuintig maal in de ſcïne bgief; ſpottende met dien Tytel, en
vraagt, of ik niet beſchaamt ben de menſchen ſoo te blepen. : Ik meen indien hy aengeweſen had waar dien -
#
1
brief is, en dat men hem leſen mocht, dat men ſijn Leugen wel vinden zou, ſelfsin't getal van die veel
maals , dewyl 'T het mijnS gewoonlijke ſtijl niet eCII is, 4 -
'28o
Advertiſſement ingedient,
een ſelvedingſoo dikwils te herhalen : maar laat dat ſijn ſoo't wil, 't on ſou nochtans geen ſonde.
konnenweſen, noch ook geen vleijerye gelijk hy ſeyt : aengeſien dat Jeſus Chriſtus ſelfs wel ſeven maal in een Capittel verhaalt heeft, Hypocryten of geveynsde, en ook ſoo veel maals het weë heeft uit
# in 't ſpreken tot de Phariſeen.
In 't wel
e deſe Quakers welſouden Jeſus Chriſtus ſelfs be ſchuldigen van onnutte woorden, om dat hy een ding ſoo menigmaal herhaalt heeft, en ook van ongeregelde of driften, om ſoo dikmaals
#
door toornigheit deſe Phariſeen genoemt te hebben, Geveynſde: dewijlſy my beſchuldigen van onnut
te woorden en van vleijerye, om eenige reyſen her haalt te hebben den Tijtel van Eerwaardige Vader; al is't dat ik weet, niet ſchuldig te zijn, niet meer
aanydele woorden dan aan vleijerye : door dien men rekenſchap ſal moeten geven van alle onnutte
woorden, en dat de vleijerye een groote zonde voor Godt is, als de welke twee zielen te gelijk
quetſt; te weten, de Ziel van den vleijer door het bedrog, en de Ziel van de gevleyde door perijkel vanydele eer. Soo dat ik my wél wachten ſal my in te wikkelen in d'een ofd'ander van deſe dingen: maar als ik een Prieſter noeme met de naam van
Eerwaardige Vader; ſoo en doe ik niet anders dan 't geneik verplicht ben te doen. En ſooik dat ver
ſcheyden reyſen herhaalt heb in een brief, ſoo heb ik dat geoordeelt noodig te weſen, om wel te doen verſtaen aan wien ik ſprak. Want alle Prieſters
ſijn Eerwaardige, en ſy ſijn waardig ge-eert te wor
den om hare Bediening: nadien Jeſus Chriſtus # -
-
G
- tegen de 9gakers.
281
de Prieſters wel eert; en ſond de Melaatſchen die
hy geſondt gemaakt had, hun ſeggende: gaat henen vertoont u den Prieſteren. Is het dan wel wonder, dat ik noch de Sondaarsſende tot de waarſchouwin
gen en Predicatien die door de Prieſters gedaan worden; ook ſelfs doen ik wel wiſt, dat de Cort
Hualijſt gebaan ſjab / j2oogbſtrant te berkoos pen eer dat hp fijne ſchulden betaalt hab;
'tgene deſen Benjamin my verwijt, my vragende, hbaar toe dat ift geſtomen ben /bat ift ſulft een man/een 39gieſter Bobtg noeme? en dat ilt bc menſchen ſcnbc tot fijne 332cbicatien of tot fijne ſterk: gelijk alsof ik myſelven, en alle d'an dere wilde bederven ? -
-
"
Siet bid ik u Mijne Heeren, in wat een onwe tenheit deſen Benjamin is! die niet en kan verſtaan, dat men Prieſter Godts kan zijn, en ook te gelijk een ſondaar. En hy ſtelt dat voor een van de groot ſte contradićtien die hy in mijne geſchriften vind, in ſoo dikmaals te herhalen, 392ieſter ſBobtg / en geen maar ſtijgiſten / en 392ieſter ſBobtg/ en quaat-boember. Meenende zekerlijk my, o vertuigt te hebben van contradictien en dwalingen. Maar de woorden Jeſu Chriſtui onderſteunen mijn
ſeggen, verantwoordende mijne twiſt-ſake door ſijn eygen daden: want hy ſent de menſchen hun te gaan vertoonen aan de Goddelooſe Prieſters, gelijk fy inderdaat waren; aengeſien dat ſy de ſelfde wa ren die hem ſoo onrechtveerdiglijk veroordeelden, tot een ſoo ſchandelijken doot ; en die gene, die '
hy ſoó dikwils van haar quaat-doen beſtraft had. Ik weet door de genade Godts dat de voorfi, de T
- 7 S 5
- --
Cort
Advertiſſement ingedient,
282
Cort niet en had, noch de ongerechtigheit, noch
-
de boosheit van die Prieſters de welke Jeſus Chriſ tuster doot veroordeelden. En alwaar het dat hy ſoo Goddeloos geweeſt ware als die Prieſters waren,
ſoo en konde ik nochtans geen quaat doen, de men ſchen die het noodigh hadden, te ſenden tot ſijne Kerk, en tot ſijne Predicatien : dewijl Jeſus Chriſ tus my daar van een exempel getoont heeft, in 't ſenden van de Melaatſchen om hun aen de Prieſter
te vertoonen, ſelfsnadat hy hungeneſen had. En was hy niet Heiliger dan deſe Quakers zijn, die geen Prieſters willen kennen ? Indien ſy willen
ſeggen datſy den H. Geeſt hebben, die alle dingen in hun doet : willen ſy dan ontkennen dat Jeſus Chriſtus die noch meerder had dan ſy; en dat hy ook de macht had deſe Melaatſchen geheelijk te rei nigen, ſonder dat hy van nooden had hun te ſen den tot den Prieſter, die niet in fijn macht had hun tegeneſen gelijk Jeſus Chriſtus gedaan had? Wat ſullen alle menſchen van goet oordeel ſeg en, van ſoo een valſch gevoelen als deſe Quakers ebben, van dat men geen Prieſters erkenren moet, nadat Godt die tot allen tijden geſtelt heeft? En -
indien menſeggen wil, dat er geen Prieſters geweeſt zijn geduerende de Wet der natuur, men moet ge looven, dat ſulkx de oorſaak geweeſt is, waarom dat alle menſchen doenmaals Godt vergeten heb ben, en hebben alleenlijk gevolgt hare verdorvene
naturen, gelijk de beeſten doen. Nadien Godt doen gedrongen is geworden om hun te ſenden Propheten, en Moyſes om te ſchrijven en te doen
gedenken hoe dat Godt de Weereld geſchapen had, -
- -
-
CIl
-
*
-
gen de 9gakers.
283
en wat hy voor de menſchen gedaan had, en wat hy hun in het toekomende doen ſoude; uit oor ſaak dat alle deſe dingen hun vergeten waren, om dat er niet Prieſters genoeg waren, om hun dat te doen gedenken. Tot dien einde heeft Godt Prieſ teren ingeſtelt, gelijk ſijn Dienaars om het Volk te regeren; 't welk doorgegaan is van 't een geſ tot het ander, tot deſen tegenwoordigen En Godt heeſt noyt deſe ordonnantie ingetrokken,
##
maar heeft altijt de Prieſteren geſalſt en geheyligt, ſelſs al waren ſy Goddelooſen geworden na dat Godt hun ſelfs gekoſen had, hy en heeft hun
daarom die waardigheit niet afgenomen, die hy eenmael aan haar Ampt of Bediening gegeven had, die altijt dueren ſal. En by aldien # gene die dat Ampt misbruiken of die Goddelooſe menſchen worden, ophouden ſouden Prieſters te weſen, Jeſus Chriſtus en ſou de Melaatſchen niet tot een
quaat Prieſter geſonden hebben, omgeviſiteert te worden. Maar de Waardigheit die Godt aen de Prieſteren gegeven heeft, word door hare booshe den niet weggenomen, maar word geſtraft en gekaſtijt in perſoonen. Het welk men
#
ſiet doorſoo vele dreygingen, als Godthaer doet in 't Oude Teſtament,
# ſijne H. Propheten;
, ſich beklagende van hare ondankbaarheden en on trouwigheden; (dit, nadat hy hun tot Prieſters geſalft had, of gekoſen tot Koningen, om het Volkte regeren) dat ſy ſoo haren Godt verlaten hadden.
1
En ſiet men niet wel, dat deſe Quakers dwalen
in alle dingen, en dat ſy onwetende ſijn in de H, Schrifturen?
-
284 Advertiſſement ingedient, Schrifturen? Indien ſy den H. Geeſt hadden, (ge
lijk ſy ſich beroemen) ſy ſouden alle deſe dingen weten, ſchoon dat die in den Bybel niet geſchre venſoude zijn, om dat de Geeſt Godts hun geven ſou de ſelve Wijsheit gelijk hy gedaan # 33ſ1 Moyſes, dewelke door het licht des H. Geeſt ge ſchreven heeft, de dingen die geſchied waren eer hy# was, ja ſelfs van 'taenbegin des Wee relds; om dat de Geeſt Godts alle dingen weet; ende en ſou deſe Quakers niet laten in die onwetent heit, dat men de Prieſters eeren moet, en dat men
van hun het Woord Godtsontfangen moet, gelijk
Jeſus Chriſtus te ſijnen tijde tot het Volk ſeide : doet wat ſy uſeggen, maar niet wat ſy doen. On derſcheidende aldus de perſoon uit de Waardigheit: dewijl dat volgens hare Ampten of Bedieningen,
ſy het Volk de Wet Godts leerden , maar ſy ſelfs en onderhielden die niet in hare perſoonen. Het is daarom dat het Volk moeſt doen na hare woorden; maar niet na hare werken, dewelke quaat waren. Maar deſe onwetende ſouden wel willen de werken
Godts vernietigen, om de boosheit der menſchen, in niet meer te willen Prieſters erkennen, noch lij den dat iemand anders die erkennen zou, op dat ſy alleen voor Godts Volk ſouden aengemerkt wor den : daar het te vreeſen is, dat ſy het Volk van den Duivel zijn : om reden, dat ſy toeleggen om te verbreken de werken van den Waren Godt;
dewelke goetgevonden heeft in te ſtellen Prieſters en Offer-Bedienders, om hem aen te bieden de
Offerhanden des Volks. En al is't dat er tot allen
tijden Godlooſe Prieſters geweeſt zijn; Godt en - -- -
-
-
.
heeft ſe
tegen de
#
-
285
heeft ſe daarom niet gedegradeert of afgeſet van hare Waardigheden : maar hy heeft hare ſonden ge ſtraſtaen hare eygene perſoonen, en heeft onder tuſſchen ſijn Volk door hun geregeert, niet tegen ſtaande hare eigen boosheit. . . . Ik weet wel dat de gantſche Heilige Schriftuur vol is van diergelijke exempelen : maar waar toe ſal het mydienen, deſe Quakers tot de H. Schrif tuur te wijſen : dewijlſy die verachten ſoo wel als de Sacramenten ? Ik ſal hun moeten laten in de doo
lingen daar ſy haar behagen in hebben, hun ſelven wijs-makende dat ſy wedergeborene menſchen zijn, die met de H. Schriftuur, met de Sacramenten,
noch met andere uitwendige Godvruchtigheden niet meer te doen hebben : gelijk alsof ſy alreede
verreſen waren in de genade, en bekleed met het eerſte kleed der Onnoſelheit, waar in Adam ge ſchapen was. Maar dat is wel verre van de Waar heit : want ſy zijn alleenlijk menſchen gelijk de gene dewelke leefden in den tijt van de algemeene Sundvloed, van de welke Godt ſpreekt, dat ſy
hem vergeten hadden : en tot teyken van die verge tenisſeit hy; dat ſy aten en dronken en trouwden tot
dat ſy alle verdronken waren. Sy en achteden niet de voorſeggingen en vermaningen van Noach, al was't dat hy geſtadig arbeide om d' Arke te bou wen, en
# toe vergaderde de
nodige dingen:
d andere menſchen ſpottende daar mede al etende, drinkende, en trouwende ſonder eenige ſorge wat er van komen zoude. Eveneens gelijk deſe Quakersſig verzekert hou -
den, dat ſy den H. Geeſt hebben, terwijl dat # VCIGICI
286 .
. Advertiſſement ingedient,
verderf aen de deure ſtaat : want ſy en vernoegen ſich niet alleenlijk met eten, drinken, en te trou
wen na hare vleeſchelijke Luften; maar ſy willen ook koophandel drijven om geld te winnen, op dat ſy mogten Rijk zijn, of op haar gemak leven. En daarom laſteren fy my, bat uit tegen be hoophanbelingen beg ſpeercfbg geſchgeuen
heb ; ſeggende, dat een pgelijk bijben moet in 3ijn beroep, en bat be beugbelijſte mene ſchen beel eer behooten te hanbelen ban an- . bere menſchen : boot bien bat bare hans belingen met meer getrouinigheitt boen ban
#
be ſbobbelcaſe menſchen. aar ik ſou hun rne vragen, wat het beroep van een Chriſten is? en offy geſchapen zijn om te eten, te drinken, te trouwen of te koopmanſchappen? Of wel, ofſyge ſchapen zijn tot een Eeuwig Leven? Doch indien hun dunkt, dat ſy niet geſchapen zijn dan om deſe vergankelijke dingen, # ſouden zy (na haar ver ſtand) wel doen te volherden in eten, drinken,
trouwen en koophandel te drijven : dewijl in alle
deſe dingen gelegen is het grootſte geluk van de fin: nelijke of natuurlijke menſch; de welke geerne geld wint, dat hem rijk of gelukkig in deſe Weereld maken kan.
Maar indiendeſe Quakers gelooven, dat ſy ge ſchapen zijn tot een Eeuwig Leven; ſoo moeten ſy arbeiden om de Eeuwige dingen; nadien den A
poſtel tot de Chriſtenen ſegt : Indien gy wedergebo ren zijt, ſo ſoekt de dingen die van boven zijn, en niet meer die op de aarde zijn. Om dat het eenig be roep van een Chriſten is, te arbeiden om ware -
Diſcipelen
tegen de 9gakrs.
287
Diſcipelen Jeſu Chriſti te worden : en niet om geld te winnen, noch de luſten desvleeſchs te vol gen, of tot dieneynde te trouwen. Nadien Jeſus Chriſtus ons leert, ons ſelven te verſaken; ſoo moet men niet denken, dat hy iemand beroept tot de Koopmanſchappen, of tot het trouwen. Maar de ſinnelijke of natuurlijke menſchen ſoeken die dingen, en ſy hun ſelfs tot de Staten, handelingen, en tot het Houwelijk. Al is't dat
#
deſen Benjamin ſegt, dat een ygelijk in ſijn beroep blijven moet, gelijk als of deſe beroepingen van Godt quamen; ſoo komen die nochtansinderdaat van de verdorven natuur, dewelke altijts kieſt, die
dingen, die haar meeſt voordeelig zijn om te beter hareſinnelijkheden te voldoen. Daar ondertuſ ſchen deſen valſchen Propheet, een ygelijk raad, te blijven in Vrede in den ſtaat die hy verkoſen heeft: ende en wil niet, dat ik daar iemand aftrekke,
om dat hy daar ſelfs niet afgetrokken wil zijn, maar . wil blijven in ſijne handelingen gelijk alsof die wa ren de plaatſe daar Godt hem toe beroepen heeft om wel te eten, te drinken en te trouwen, al geld win nende om alle die dingen te onderhouden.
Maar ik ſou wel willen, dat hy my wijſen ſou de een eenige Propheet Godts, die gekoopman
ſchapt heeft, of een eenige Diſcipel Jeſu Chriſti die van Godt beroepen is tot de handelingen of koop
manſchappingen deſer wereld,of tot het Houwelijk. En by aldien hy'er geen vind; ſoo behoorde hy te belijden, dat hy dan geen Propheet is, gelijk hy
ſig beroemt; noch ook Diſcipel van Jeſus Chriſtus, met te doen dingen geheel contrari van de Prºtº: -
11CT
288 ' Advertiſſement ingedient, e Diſcipelen, en van diegene die van Godt tot ſijnen Dienſt geroepen zijn. Want de ſoodanige heb -
ben al die
# verlaten, om in den Wijn
gaart des Heerente arbeiden, tot de volmaaktheit van hare zielen, en tot die van haren naaſten, om
Diſcipelen Jeſu Chriſti te worden : 't welk is het ee nig beroep van God : en niet om ſigte Trouwen of Koophandel te drijven : dewijl een ygelijk vry is die dingen t'aenveerden of om die te laten: waar in Godt de menſchen vrylaat, en eenyder moet we ten welke ſtaat of beroep hem meeſt tot Godt ge
leyden ſal, of hem ſal # tot een ſterk middel, om hem te doen worden een Diſcipel Jeſu Chriſti: 't welk het eenige ware beroep is van de Chriſte nen.
-
-
-
-
*
Maar om dat deſen Benjamin deſe dingen niet
verſtaat; ſoo meent hy, dat het Godt is die hem beroepen heeft tot den Houwelijken Staat, en tot den koophandel, en daarom is het, dat hy daarin
blijven wil; gelijk de menſchen ten tijde van Noah deden, die niet in d'Arke gaan wilden om van het verdrinken behouden te worden. En het is te ge
looven, dat ſy malkander geraden hebben in bare
huiſen te blijven; aengeſien datter ſoo weinig in d'Arke gingen, alleenlijk acht menſchen van de gantſche Weereld! Doch ik vertrouw dat ſulx nu niet gebeuren zal, en dat ſoo grooten getal niet ſal vergaan, dewijl Godt belooft heeft, dat ſulx niet meer geſchieden zal.Maar ik geloof, dat hy zijn pla gen allenxkensſenden zal, gelijk als hy nu begon
nen heeft : en dat hy niet ophouden zal, tot dat
alle de boosheit der menſchen ſal uitgeroeyt zijn. N
-
Hy
tegen de 9gakers. 289 Hy ſondt den regen om de menſchen te verdrinken door de wateren, dewelke ſachtelijk begoſten te re genen na de gemeene manier, maar ſy en hielden niet
op, regenende ſoo lang totdat alles onder-gegaan was : 't welk het ware voorbeeld is van het laatſte Oordeel. En gelijk de Oorlogen en Peſt begonnen hebben te regenen, op de hoofden der # eenige plaatſen, ſoo ſullen die allenxkens blijven duu ren tot op den laatſten dag des Oordeels : door dien
dat de Sententieon-wederroepelijk gegeven is, ende en ſal niet wederroepen worden. Wel gelukſalig ſullen die zijn, die wakende over deſe dingen ſullen
# worden, op dat ſy niet overvallen wor en gelijk de dwaſe Maagden.
-
# ofwel de veertig dagen van dien Regen ſou den betekenen veertigjaren van de laatſte Plagen; ſoo ſou men nochtans wel doen altijtste waken, en dra
gen ſijn ziele van liefde brandende in ſijne handen, om de ſelve aen te bieden aen den Heere wanneer hy komen zal; ſonder ſigte laten verleyden of ophou den, door ſulke diſcourſen of praatjes als van deſen Benjamin, dewelke aan-raad in ſijn beroep te blijven, en in ſijn koopmanſchappen en handelingen des wee relds : welke zaken de eeuwige dingen doen verge
ten, met ſig in te beelden, dat den dag des Oor deels noch verreis; gelijk hy ook ſchijnt te willen te verſtaan geven in ſijn Tractaat; nadien dat hy met
my ſpot, omdat ik my wil vertrekken in Noord ſtrand, en dat ik de Weereld wil verlaten; dewijl
dat hy daar wel in blyven wil, om in vrede te blij ven handelen, te eten, te drinken, en ſigte trou wen met de menſchen destijts van Noach. Maar ik T hope
e
290
Advertiſement ingedient
w
» ------
hope dat weinige hem volgen ſullen van diegene, die Diſcipelen Jeſu Chriſti zijn willen: dewelke volgen ſullen dit waar beroep,
van te arbeiden om de dingen' die boven zijn, en niet meer om die dingen die op aarden
zijn, in gevolg van den Raad des Apoſtels. Wel kenraad deſen Benjamin volgen zou, indien hy we dergeboren was, gelijk hyſig beroemt : en dan ſou hy mogen nalaten in de # te gaan, en in de
E
Predicatien, en de Sacramenten te gebruiken, voor
ſijn Perſoon, omdat hy dat niet meer noodig heb ben ſou : aengeſien dat een menſch die wedergebo ren is in den geeft Jeſu Chriſti, voor ſig ſelfs # Sacramenten meer noodig heeft: om dat die ſelfs ge heel geheiligt ſijn zou. Want onſe lichamen zijn ware Tempelen des H. Geeſtes. En indien de men ſchen gebleven waren in den Staat der onnoſelheit waarin Godt hun geſchapen heeft, en dat ſy van de
ſónden waren uitgegaan, en verloſt waren van de verdorventheit, die de zonde over de menſchen
# heeft; ſonder twijfel ſouden hare zielen och deſen dag weſen de Tempelen des H. Geeſtes, # welluſtin nemen zou, dewijl hy niet tevergeefsgefeyt heeft, dat fijn luſt is, te weſen met de menſchen. Hy ſpreekt van degene die waarlijk we dergeboren zijn : want Godt en ſou ſig noyt kon nen vermaken met de zonde, en met de verdor ventheit die deſelve in den menſch gebragt heeft. Maar ſoo deſê zonde weg-genomen ware, en dat den menſch wederom aengetogen had ſijn eerſte kleet van onnoſelheit, gelijkJeſus Chriſtus aen had, hy en ſoude niet meer # Sacramenten behoeven te
gebruiken, nochtegaan nadekerkken, nochande re
:
de S&uakers, 291 edienſten : want hy ſou inſij ft of maaltijt vinden. Het zijn, dat hy elders de midde odt te vinden, als dewelke hy ºnziele gevoelen zou; ja hy en ſou de rift "niet meer noodig hebben, overmits
dat de geheele Wet Godts, en de Evangeliſche Lee ringe, ingedrukt of ingegraveert ſou zijn in het merg van ſijn gebeente. Soodanigen menſch is verloſt van alle Wetten, weſende Wet aen ſich ſelven : om dat alle ſoorten van Wetten door de Zonden voort
gebracht zijn.
-
'
-
Want doen Godt den menſche ſchiep, doen en gaf hy hem geen Wetende en eiſchte niets van hem, dan alleenlijk de afhankelijkheit van ſijnen willeaen
de wille Godts; aen dewelke, by aldien hy vaſt
kleefde, ſoo bleef hy in alle ſoorten van vryheit, en hy mogt na ſijnen wenſch genieten, alle ſoorten van
Schepſelen, als dewelke Godtaenden menſch on derworpen had. Maar de zonde heeft verandert de ſe ordre die Godt ingeſtelt had, en heeft de men ſche onderworpen aen alle ſoorten van Wetten, al
ſoo vele als hy in ſoorten van zonden gevallen is. En indienden menſch geen Wet ontfangen had, hy en
ſoude uit fijne zonden niet hebben konnen uitgaan, om dat hyſe niet ſou hebbenin :d'andere maar hygevalſou de ongevoeliglijk vangekent d'een zonde len zijn, ſonder diete kennen. Daarom is het, dat Godt deerniſſe met den menſch gehad heeft, en heeft
hem Wetten gegeven, op dat hyſijne Zonden ken nen, en van deſelve afwijken zou. En hierin is het
dat alle de Wetten door Godt gegevengoeten heyl -
*
-
-
T 2
ſaam
*s
292
'Advertiſſement ingedient
#
#
ſaamdeſe zijn; ende en moeten lijk Quakers doen, dieniet de erac en
E.
achten in hare eygen perſoonen re : 't welk geheel het tegendeel is van ºf Chriſtus gedaan heeft, die aen geen Wetten &
worpen was, door dien hy noyt geſondigt heeft, daar ondertuſſchen hy ſigde Wetten onderworpen heeft als een Sondaar, om deſondaarsaen te moedi
gen, en hun op te wekken om t'omhelſen de Wet ten die hare zonden verdient hadden.
En hy doet
als een genees-Meeſter, die van de bittere Medecine inſwelgt op dat hy den ſieken eenen moedt maken zou, om die ook gewilliglijk in te nemen.
Maar deſe Quakers zijn ſoo Hoovaardig, dat ſy hun niet willen onderwerpen, aen de Wetten die hare zonden veroorſaakt hebben, en ſy willen ſich boven andere verheffen, alsofſy rechtveerdiger wa
ren dan alle d'ahdere menſchen, ja dan Jeſus Chri ſtus ſelfs, dewelke niet veracht heeft de gedaante eenes Knechtsaen te nemen, op dat hy de menſchen onderwijſen zou, van 't gene te doen. Maar deſe Quakers willen van em niet leeren, al is 't dat hyaen alle Chriſtenen ſegt: weeſt mijne navol
#
ers. Het vernoegt aen deſe Herſens-ſieke menſchen,
dat ſy ſig ſelfs inbeelden, dat ſy goede Chriſtenen zijn, en herborene menſchen; om dat ſy de ſtout heit hebben, den hoed op 't hooft te blijven hou den, in de van groote en kleyne. Is dat niet een ſchoon teyken van hare wedergeboor
#
te? Jeſus Chriſtus ſegt; dat hy niet gekomen is omge dient te worden, maar om d' andere te dienen; #
hy metterdaat wel betoont heeft, waſſchende hy r-
ſelfs
tegen de 9gakers. 293 ſelfs de Voeten van fijne Apoſtelen, hun onderwij -
l
ende d'eenden anderen aldus te dienen.
Maar deſe menſchen willen niet ſoo veel doen,
als alleenlijk hare broeders te groeten; het is wel ver re van hun te dienen en van hun te voorkomen met eere,
gelijk den Apoſtel leert: in tegendeelſy laſteren my
# ks,
om dat ik aen de voet van mijn brieven
chrijve, ulneſcer 4Potmoebige Dienareſſe, Indien Jeſus Chriſtus, die aengedaan was met het eerſte kleed der onnoſelheit, ſigſelven ſeide een Die naar van alle te weſen; en d'Apoſtel, een Dienaar
van de Dienaren Godts. Hoe mogen deſe Quakers herboren zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti, doende ge
heel het tegendeel, en in niet te willen lijden, dat ik my noeme Dienareſſe van eenige menſchen in mijne brieven? Waar in dan ſijn zy de navolgers Jeſu Chriſti, als ſy het geenſins willen weſen in fijne Ootmoedigheit? 't Welk is het alder gewigtigſte van ſijn navolging, en het alder nootſakelijkſte tot
onſe Zaligheit. Want niemand kan zalig worden, ſonder de Ootmoedigheit des herten te hebben; daarom ſeit Jeſus Chriſtus : Leert van my, dat ik ſachtmoedig en Ootmoedig van herten ben. Ende hy en ſeyt niet, dat men van hem leeren ſou, water in Wijn te veranderen, ofde brooden te vermeenig vuldigen, de blinden te doen ſien, de kreupelen te doen recht-op gaan, of andere uitwendige tekenen
die hy gedaan heeft : om dat alle die dingen de Za ligheit van onſe zielen niet en raken, en zijn gedaan meer voor andere als voor ons. Maar ootmoedig, van herten te zijn, en te kieſen gedienſtig te weſen
aen fijne broederen; dat verbetert de Hoovaardig
-
T ;
- -
heit
Advertiſſement ingedient,
294
heit onſes herten, het welk door de zonde van A
dam deelachtig geworden is, die genegentheit van ſigte verheffen boven andere, en liever te willen ge dient zijn, als te dienen. Daarom is het dat den menſch de welke tracht wederom te bekomen het
eerſte kleed der onnoſelheit, en wedergeboren te worden in den Geeſt Jeſu Chriſti; tegen-gaan en beſtryden moet, die geſeide, door de zonde verdor vene genegentheit; en hy moet geringe en dienſtba re werken doen, om ſijn hert in de gewoonte van ootmoedigheit te brengen, waar in Jeſus Chriſtus ſegt, dat men hem moet navolgen, en dat van hem leeren.
:
Maar deſe Quakers willen deſe middelen
niet ter hand nemen, om tot de wedergeboorte te komen, niet meer dan de H. Schriftuur, de Sacra
menten, of andere uitwendige Godvrugtigheden;
om dat ſy ſtaande houden, dat ſy alreede wederge t
boren zijn : als offy al tot het einde gekomen wa ren, en dat ſy niet meer eenige middelen van noo den hadden.
-
Hierin is het dat den Duivel hun bedriegt, en ophoud door valſcheinbeeldingen. Want wie was oyt meer wedergeboren dan Chriſtus was daar
#
hy ondertuſſchen die middelen gebruikt ; inſtellen de de Sacramenten, en wandelende in alle Ootmoe
digheit als een Dienaar onder fijne Diſcipelen, haar ſeggende, dat ſyſulx van hem leeren zouden, en dat ſyſijnenaervolgers weſen zouden, Hy die niet geſon digt had, noch van de Hoovaardic Adams niet dee lachtig was, noch in vleeſch noch in Geeſt, die be
hoorde vry te zijn van dienſtbare werken om ſig te
verootmoedigen, daar hy nochtans ſig vaven: 13t +
-
/
tegen de 9gakers.
295
digtgelijk een Zondaar, om ons een voorbeeld te
geven. En behooren ſigdeſe Quakers ook niet te verootmoedigen, om exempel aan d'andere te ge-, ven, al ware het dat ſy wedergeboren menſchen
waren, gelijk als ſy fig inbeelden? dewijl dat Jeſus Chriſtus die de waarachtige wedergeboorte had, wel ſoo gedaan heeft : en hy heeft de ware gedaante van
een Zondaar aengenomen, hy die rechtveerdig en onſchuldig was, op dat hy de Zondaars Leeren ſou wat ſy moeſten doen om wederom te verkrijgen dat eerſte kleed der onnoſelheit, 't welk ſy door hare zonden verloren hadden. Waar is de Liefde van die valſche wedergeboorte 2
ſy ſou ten minſte uitwendelijk moeten blijken, in het niet verachten van de Heilige dingen, de Prie ſters , de Sacramenten, d' Ootmoedigheit, of dienſtachtige werken : de welke alle middelen zijn
van Godt gegeven, om de menſchen te doen weder keeren tot den eerſten ſtandt daar ſy van vervallen zijn. Indien deſe Quakers wedergeboren menſchen
waren , (gelijk ſy ſigvalſchelijk wijs maken) en dat ſy die middelen niet meer van nooden hadden voor hun ſelven, als alreede tot het bc-oogde einde geko men zijnde, ten minſtenſouden ſy de liefdadigheit hebben, om deſelve anderen aan te recommande
ren, ja die te prijſen, en ſeggen tot de ſwakke, (ge lijk als ik gedaan heb,) afg gp gebocht bat be Hterfilten/bc3pzicfferg en #Sacramenten u tot De liefde Bobig trekken; ſoo3ijt gp berplicht baat te gaan / en t1 ban bie mibbelen te bienen.
Want Jeſus Chriſtus ſegt : komt tot mygy alle die be laden zijt , en ik ſalu verlichten. -
T4 '
Maar
Advertiſſement ingedient, Maar in plaats dat deſe Quakers de ſwakke ſou
296
-
den verlichten ; ſoo willen ſy hun afnemen alle middelen om verlicht te worden.
En om dat ik er
eenige aan de ſwakke aanbiede; ſoo laſteren my deſe Quakers als van een quade zaak; ſeggende, Dat ik
een ſchrikkelijke leering heb , in het ſenben ban de menſchen tot be be kerken/#pgebitati
en prieſterg/en 5acramenten.
En ſp ver
achten ook, dat ik met ootmoedigheit ſchrijf/ te beſen / Pienareſſe ban centge menſchen :
Om dat ſy ſelfs geen dienaars of dienareſſen willen genoemt zijn : en ook inderdaat niemand willen dienen noch eeren, maar houden met een groote
hoovaardye den hoed op de kop voor alle men ſchen. En deſen Benjamin verheft ſig en ſchept lorie in ſijn Tractaat dat be JBagiſtraat ban
# hem gcleben heeft in hare ſïecht bank van Juſtitie met ben hocb op 't hooft / tertpijl dat alle b'altbcre met blooten hoofbe ſtonben, Is dat niet een ſchoon teiken van hare wederge -
boorte in den Geeſt Jeſu Chriſti, ſiginglorie te ver heffen, dat men hem die eere gedaan heeft in de volle vergadering van de Juſtitie, van hem den hoed op de kop te laten houden, terwijl dat alle d'andere
ſ
-:--
met blooten hoofde ſtonden.
Wat een verwaant
heit ſou die man hebben indien hy geroepen wierd tot eenigen ſtaat van Eere, dewijl hy wel eere trekt
ſelfs van fijn ſchande? Want indien hy by ſijn goet verſtant ware, hy ſou beſchaamt geweeſt zijn, van te ſien dat men hem ſoo veel eere aen deed als aen een Sot, in het Stad-huys van Haarlem, hem daar la
tende
tegen de 9uakers, tende doen wat
##
2 men een
m#
laat doen die in ſijn ſinnen geraakt of gequetſt is, die men nieuwers in tegenſpreekt, vreeſende dat ſijne Sotheit daar door vermeerderen mogt, of dat ſijn# door de tegenſprekingen ſig te ſterker mogt ontſtellen : gelijk het gemeenlijk aan ſulke herſens die ontroert zijn gebeurt, en ſelfs aan de HYPocoN DRIAKEN, of herſſens-geraakte menſchen, die niet geheel Sot zijn, maar alleen in ſekere Sotheit van zaken opgevat hebben, in dewelke men hun niet tegen ſpreken mag, als men hun niet dieper in hare Sotheit wil doen verſinken. Daarom is het dat degene die ervaren zijn in die ſiekte, ofgewoon zijn ommegank te hebben onder die Herſſens-ge raakte menſchen gemeenlijk de ſelve wat toe-geven of wijkken in hare ſotte inbeeldingen, hun toeſtaan degelijk als of ſy recht en gelijk hadden: en door
#
dat middel zijn eenige geneſen geworden. Gelijk men vertelt van een Juffrouw, dewelke haar inbeelde, dat ſy (haar blankettede) quikſilver in haar lijf gekregen had, en deſe inbeelding was ſoo ſterk, dat ſy uitdroogde van droefheit, tot dat een
ſcherpſinnig Doéter # eens ſeyde ; dat het waar was, dat ſy quikſilver in haar lichaam had, maar dat hy wel een Badingſou maken van ſulke ſterke krui den, die het quikſilver uitdryvenſouden : 't welk
de Juffrouw ſoo ſeer vertrooſtede, en na dat ſy in het Bad gegaan was, ſoo dede den Doéter met be hendigheit eenig quikſilver daarin ; 't welk ſy daar na vindende, ſoo wasſy geneſen van hare inbeelding, om dat men haar toeſtond, dat ſy het in haar lic
haam gehad dad, maar ſoo lang als men haar wou af --
T ;- --w
raden
V
298 Advertiſſement ingedient, raden fulks te gelooven, ſoo was hare ſiekte altijt
verergert, en men gelooft dat die Sotte inbeelding magtig was haar den doodt te veroorſaken, indien men niet dat middel gevonden had, van haar toe te ſtaan, dat haar inbeelding waarachtig was. Gelijk als de Magiſtraat van Haarlem gedaan heeft aen on ſen Benjamin, de welke ſig inbeeld, datter deugt ſteekt in den hoed op 't hooft te houden : het ſou goet voor hem zijn, indien hy geneſen ware gelijk
die Juffrouw ; dewijl de Magiſtraat ſijn Fan taſije toegeſtaan heeft: maar my en dunkt niet, dat hy # geneſen is; dewijl hy noch wil, dat een
ygelijk hem daarin toeſta: 't geneik noyt doen zal, om dat ik zekerlijk weet, dat ſijn Siekte niet anders
is, dan een Hoogmoedige Sotheit, die hy wil doen gaan voor Deugt, met te willen te verſtaan geven, dat hy een wedergeboren menſch is, daar hy on dertuſſchen noch geheelijk bekleet is met de verdor ventheit van ſijnen ouden Vader Adam. Want een menſch die wedergeboren is, ſal ſig wel wachten hem ſelfs Wetten te geven; gelijk als ſulke wetten van niemant te groeten, noch ſijnen Broedergoeden dag te wenſchen: van de Maanden desjaars, niet te willen noemen met haar eygen naam, en ſoo als men gewoon is die te noemen ter plaatſe daar men woont: van niemant te willen intituleren met hare betamelij
ke Tijtels, noch iemand te willen noemen met de naam van Mijn Heer; met veel andere wetten en in ſtellingen door deſe Quakers opgericht: dewelke aen
hun ſelven Wetten geven, pijnlijker en ſwaarder te onderhouden, dan alle de Wetten van Godt en van
d'andere menſchen, als dewelke niet ſooveel verwer -
--
-
ringen
tegen de 9gakers. 299 ringen en tormenten aen brengen, als wel doen, de wetten die deſe Quakers ge-inventcert of uitge vonden hebben, die hun dikwils doen vallen in verachting, vervolging, in gevankeniſſe en in groot Lijden. En zijn dat niet rechte Slaven van den Dui vel ? die hun ſelfs marteliſeren, door wetten die
# ſelfs gewilliglijk opleggen ſonder eenig Pro ijt?
Want wat deugt kan daar zijn, in de onderhou dinge van alle die Vieſe beufelaryen ? om de welke (nier te min) ſy luyden ſomtijts uitſtaan de gevan keniſſe en de doot. En indien men hun vragen zou, waarom dat ſy die dingen lijden of uitſtaan? Sy ſou den # dat het om Godt is : gelijk als of Godt gedient was met hare Sotte inbeeldingen.
Hy die den menſch geheel vrygeſchapen heeft, ſon der hem eenige
Wetten te geven, kan daar nagcen behagen nemen, dat de menſchen wetten aen hun ſelfsgeven, hun beroovende van de vryheit die hy
hun gunſtelijk gegeven heeft : en hun ſelfs onder werpende aen wetten, daaraen hy niet goet gevon
den heeft hun te onderwerpen; leggende Pakken op hare eygen halſen, die ſy wel qualijk konnen dragen. Sy ſchijnen wijſer te weſen dan Godt, die aen de menſchen ſedert hare zonden, alle noodige
Wetten gegeven heeft. Welke Wetten deſe Qua kers verachten, om te volgen de wetten die ſy aen
hun ſelfs geven ſonder noodt. Want indien ſy Wet ten aen hun ſelfs wilden geven; dat ſouden moeten
l'
weſen noodt-dwangen, om wel te verſterven of te dooden hare verdorvene genegentheden : gelijk als weſen ſouden die wetten, van Godt noyt tetOOIT ver
3.oo .
Advertiſſement ingedient,
toornen; niet te begeeren de goederen of vermake lijkheden van dit leven : aen hare Oogen die wet te
geven om noyt te aenſchouwen de ydelheden des Weerelds; en hare ooren noyt te leenen, om ach terklap ofydele en onnutte redenen te aenhooren; hare handen niet te doen werken om de Rijkdom men deſes Weerelds te verkrijgen; en hare voeten niet toe te latente loopen na de ſinnelijke vermake lijkheden. Alle deſe Wettenſoudengoet zijn, de wijl de ſelvedienen ſouden tot middelen om de Wet
ten Godts te volbrengen. Maar de wetten van noyt ſijn hoed af te nemen, of niemand te reſpecteren of eerbiedigheit te bewijſen, konnen nergens toe die nen, dan om den naaſten te ontſtichten, en ver
volgingen op haar eygen hals te trekken. Invoe gen dat deſe menſchen, niet konnen weder-gebo ren zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti, nadien ſy noch van nooden hebben hun ſelfs wetten te geven. Want een wedergeboren menſch, is geheel vry, en nergens aen gebonden, ſich latende ſoetelijk ley den door den invloed van den H. Geeſt, daar, en ſoo
als het die behaagt, ſonder dat den menſch daar in
eenige verkieſing neemt, of eenige wenſchingen
#
Hy wacht ſig wel eenig menſch aen te val len (gelijk deſe Quakers doen) met laſterlijke boe ken: maar ſegt met David; Dat alle geeſten den Hee re loven; erfde en veracht Petrus niet om Paulus te
prijſen, maar hy laat het oordeel van alle dingen aen
God, ſonder te willen ontdekkenden geeſt van an dere, gelijk deſen Benjamin ſegt in zijn Tractaat; bat hp ben mijnen ontbritt : en hy geeft vonniſſe
eer dat hy de tegenparty gehoort heeft, ſeggende; -
-
-
batt
tegen de 9gakers. bat mijnen geeſt niet ban 45obtig.
OI -
Nu indien hy niet van Godt was; ſoo moeſt hy van den Duivel weſen: want na de natuur ſoude ik
de Secte der Quakers niet konnen ontdekt hebben tot in den grondt. gelijk ik gedaan heb door dit tegen woordige AD vERT 1 ss E MENT: dewijl ik noyt
met hun omgegaan heb, noch eenige van hare boek kengeleſen heb, of geweten wat hare Profeſſie is. Maar het aenGodt opgedragen hebbende, ſoo heeft my die te kennen gegeven, wat ik er van geſchreven heb; ende en heb alle deſe dingen niet konnen we
ten door een menſchelijke Geeſt, om dat de Natuur
lijke geeſt noyt iets weten kan, dan 't gene hy van andere geſien of# heeft, of wel'tgene hy ge leert heeft door ſtudie of overdenkingen, door dien
dat alle menſchen in 't gemeen, ſedert de zonde, ge booren worden in de onwetentheit van alle dingen; ende en ſouden alleenlijk niet weten wat ſy moeten eten of drinken, indien men het hun niet gaf of leer
de. Soo dat de menſch die iets weet 'tgene hynoyt geleert heeft, of dat die ſaakſoo wijt van hem af is, dat hy menſchelijker wijſe die niet weten kan, die moet nootſakelijk beſtiert zijn door een goeden of
door een quaden geeſt. Nu is het my dikwilsgebeurt, dat ik geweten heb die dingen die ik noyt noch gehoort had, noch
#
door ſtudie of ſpeculatien geleert had, gelijk als is het Oude Teſtament, daar ondertuſſchen ik ſeer dik
maals in mijne Schriften aantrek, eenige paſſagien of ſpreuken uit het ſelve Oude Teſtament, die ik noyt geſien noch gehoort, noch geſtudeert, noch
overdacht heb : in voegen, dat my ſulks van een -
IlatUIUIran
Advertiſſement ingedient,
3oz
natuurlijke geeſt niet komen kan, maar moet noot wendig komen, van een goeden of van een quaden
Geeſt, die buiten my zijn, en my onderwijſtofbe kent maakt, de dingen die ik noyt geleert of van de menſchen gehoort heb. Het is my ook dikwilsgebeurt, dat ik onderſchei den heb, de geeſten van menſchen van de welke ik noyt hadt hooren ſpreken; ja van de ſoodanige die drie of vier hondert mylen van my woonden, alleen
lijk door het hooren van hun ſpreken, of eenige van hare daden te hooren vertellen : en ik konde alſoo
haaſt onderſcheyden of die menſchen rechtveerdig of ontrouw waren, en of ſy de vreeſe Gods hadden of niet. Fkenſou niet konnen ſeggen, hoe my ſulx gebeurde, of van waar my die kenniſſe quam: maar
de menſchen die hun kenden, ſeyden my, dat ik de waarheit geſeit had van alle die dingen, en dat ik die menſchen (ſooverre af zijnde) beter kende dan die
#hun kenden, die dagelijks met hun omgingen. elijk het ook geſchiet is van ſekerProfeſſor onder de Gereformeerde, die my alleenlijk eenmaal geſpro ken had, ſonder eenige andere kenniſſe van ſijnper ſoon noch van fijn gevoelens te hebben : ik ſchreef
hem een grooten brief, dewelke een van mijne vrin den intituleerde Ex c E L LEN T EN BRIEF, om
dat hem die ſooſeer behaagde, en is naderhand ge drukt in het Eerſte Deel van Het Graf der Valſche
Theologie : welken Brief gevallen zijnde in de hand van geleerde
# , dieſeerbyſondere ommegank
met dien Profeſſor gehad hadden, oordeelden dat ik in dien Brief ontdekt had, alle de conditien of hoe
danigheden, inwendigen uitwendig van dienfeſſor Pro k
9
tegen de Quakers.
feſſor, en dat ik
#
3o3
ad, dealder verbor
genſte gevoelens van ſijn Ziel, hoewel ik noch voor, noch naar, geenderhande kenniſſe van dien. Profeſ
ſor gehad heb; daar ik ondertuſſchen (miſſchien) beter wiſt dan hy ſelfs, wat gevoelens hy droeg. En ſou men niet wel mogen ſeggen, dat ſulks komen moet van den Geeſt Godts, of van den Duivel ? de
wyl ſulksden natuurlijken Geeſt te boovengaat, die noyt iets weten kan dan't genehy van andere geleert heeft, ofwelin ſich ſelfs ſou mogen ontworpen heb ben : 't welk in alle dingen niet ſoo waarachtig ſou konnen gevonden worden : want de bewerpingen van de menſchelijke geeſt zijn ſeer dikwilsgebrekke lijk, en daarom en mag men daar op niet ſteunen, noch ſoodanige brieven ſchrijven op bewerpingen of giſſingen, niet meer dan ik ook kan ſchrijven mijn
andere geſchriften, die van ſoo veel verſcheiden za ken vervult zijn, de welke men noyt geleſen noch gehoort heeft, mochnoyt in 's menſchen verſtand gekomen is. -
Want hoe veel uitleggingen van de Schriftuur ſijn daar welgeſaayt in mijne # 3 welke men noyt
#
daar ondertuſſchen veel goede zielen verplicht zijn, te gevoelen in hareconſcientien, dat verſtaan
den ſin van de ſchriftuur plaatſen die ik # heb,
ſeer waarachtig is, ja de quade menſchen ſelfsbelij den het, al is 't ſchoon dat ſy haar neerſtigheit niet doen om ſe te volgen : hare getuigeniſſen nochtans dienen, om te bewijſen, dat ik een boven-natuur lijk Licht heb, in 't verklaren van dingen die men noyt ſoo verſtaan heeft, de welke niet te minſeer waarachtig zijn : 't welk my doet beſluiten ik
i:
eIt
Advertiſſement ingedient,
3o4
beſtiert ben door den geeſt Godts, of van den geeſt des Duivels : en daar blijft maar overig te onder
ſcheiden deſen goeden Geeſt uit den quaden, om te weten of het waar is, bat mijnen ſ5eeſt niet ban &Bobtig / gelijk deſen Benjamin ſtelt metgroote let
teren, in den Tijtel van ſijn laſterlijkTractaat, als
#
hy zegt; Dat mijnen 45eeſt ontbekt heeft. Ik heb dikwils geſproken in verſcheiden plaatſen van mijne ſchriften, van de onderſcheiding van die
twee geeſten, namelijk, van den goeden uit den quaden, of van den Geeſt Godts uit den Geeſt des Duivels: en byſonderlijk heb ik daar van gehandelt,
in het eerſte deel van 't Licht ſchijnende in de Dui ſterniſſe den eerſten brief, daar ik op het einde geſtelt heb, de hoedanigheden van den Geeſt Godts, en de hoedanigheden van den Geeſt des Duivels : door
welke hoedanigheden deſe Geeſtend'een uit d'ander' te onderſcheiden zijn, gelijk men het heet uit het koud onderſcheiden kan. En nu beſluit ik, met alle de merktekenen dieik in mijne gedrukte ſchriften
geſtelt heb, dat den goeden Geeſt en den quaden Geeſt gekent konnen worden, aan hare vrugten die
ſy voortbrengen. Want men ſou die niet wel kon nen onderſcheiden door eenige ſchijn, of uitwendi ge omſtandigheden, ter oorſake dat den Duivelſeer geerne de Simme ſpeelt van Godt, ſijne werken na apende en na-doende het naauwſte dat hy kan, op dat hy daardoor de menſchen bedriegen zou, on der ſchijn van Godtvrugtigheit : in voegen dat men hem uit woorden niet wel ontdekken kan.
Want
den Duivel ſpreekt Goddelijk, wel van verborgent
heden, door dien dat hy een Engel geweeſt #o -
OGIE
t
\
tegen de 9uakers.
305
Godt beter gekent heeft dan de menſchen God ken
nen; en hy kan daar ſeer hooglijk van ſpreken. Want ik heb Toovenaars en Beſetenen gekent,die wonde ren ſpraken van 't Geeſtelijk leven, maar inderdaat ſooleyden ſy een ſinnelijk of vleeſchelijk leven, al
was het dat ſy voor der menſchen oogen Vaſteden en baden meer dan d'andere menſchen.
Het is daarom
dat men op uitwendige werken niet gaan mag, om den goeden Geeſt uit den quaden geeſt tºonderſchei den; dewyl dat d'een en d'ander uitwendige goede werken doen kan; 'tgene geſien kan worden aan den Geeſt van de Phariſeen, dewelke ſekerlijk beſtiert wierden van den Geeſt des Duivels : nadien dat ſy
Jeſus Chriſtus hebben doen ſterven, die noyt aan eenig menſch quaat gedaan heeft, maar goet aan alle menſchen, ja aan haar Phariſeen ſelfs. Want hy ver wekte hare Dooden, genas hare Kranken, gaf hare
Blinden het geſicht, en deed hare Kreupelen recht op gaan, met ſoo veel andere weldaden, waarvan
ſy Phariſeen Oog-getuigen waren. Het en kan geen natuurlijken geeſt zijn, die hun bewogen heeft Jeſus
Chriſtus te kruycigen: Het moet zekerlijk den Geeſt des Duivels geweeſt zijn. Ondertuſſchen deden ſy uitwendiglijk goede werken, en waren voor de men
ſchen Rechtveerdig : invoegen, dat men uit hare werken niet ontdekken konde, dat den Duivel haar Meeſter was.
Maar men konde het wel ontdekken
uit de Hoogmoedigheit hares herten, door dien dat den Duivel ſich niet verootmoedigen kan : Hy kan
wel vaſten, bidden en andere vermageringen des lic haams doen, wel van God ſpreken, ja Prediken en de Sacramenten gebruiken, maar hy kannoyt oot V
,
/
IIAOC
366 Advertiſſement ingedient, moedig van herten zijn, door dien dat ſijn Hoovaar dye te groot is. Hy ſal wel veynſen te weſen Oot moedig in woorden, en in kleederen, maar ſou van herten noyt nedrig konnen weſen ; Want indien hy ſich voor God had konnen verootmoedigen over ſij ne zonde, het is te gelooven, dat hy vergiffenis ſou verkregen hebben, ſoo wel als de menſchen. Maar
ſ
de Hoogmoedigheit ſijns herten heeft hem Duivel maakt : en de reden waarom hy ſich niet kan be eeren, is, om dat hy ſich noyt heeft willen veroot
moedigen. En alle de menſchen die hy onder fijne regeering heeft, nemen die Hoogmoedigheit des her ten van hem aan; d'eene op een, en d'andere op een ander manier; den eenen is Hoogmoedig om dat hy groot en ge-eert is : d'ander is Hoogmoedig om dat
hy Rijk is; eenige om dat ſy wijs zijn, of eenige by ſondere gaven hebben; de andere verheffen ſich op hare deugden, of inwendige genade-gaven, die zy van God ontfangen hebben, en aldus geeft den Dui wel altijt dat merk-teken van Hoogmoed, aan al de
gene die hy regeert of beſtiert. Maar de Geeſt Gods, geeft het kenteken van Ootmoedigheit des Herten, aen diegene die hy regeert. Soo dat defe Ootmoedigheit het Fondament of gront-ſlag is van alle Deugden, ſonder dewelke de andere deugden niet beſtaan konnen. En men moet
niet oordeelen, dat een menſch den geeſt Gods heb ben kan, by abdien die een aasjen hoogmoedigheit in
ſig heeft,alware het dat men hem ſag mirakelen doen: om dat Godt den Hoogmoedigen wederſtaat, en
neemt ſijn genade gaven weg van diegene daar hy die aen gegeven heeft, wanneer hy de Hoogmoed E 'r CIſt
t
l]
# fijn vermaak 307 met
tegen de Quakers. hert des
menſh:
en
de Nederige van herten. Indien deſen Benjamin met waarheit ſeggen kon
de, dat ik hoogmoedig ben, hy ſou wel in ſijn boek hebben mogen ſchrijven bat ilt bc G5ecſt ſBobtg
niet heb / om dat die in geen Hoovaardig hert wo nen kan, niet meer dan het vier in 't water blijven
kan. Maar indien hy geen andere quaden in mijn kent, dan degene die hy in ſijn Tractaat beſchreven heeft; hy ſou veel beter geſwegen hebben, dan qua lijk te ſpreken van 'tgene dat hy niet kent: nadien een ygelijk in mijne ſchriften ſien kan, ofdaar iets in is, dat tegen de geeſt Gods ſtrijt : en ook in ſijn ſchrift,
wat daar ſtrydigin is tegen den geeſt des Duivels. Dat merk-teken van Hoogmoed kan genoegſaam in ſijn
Tractaat beſpeurt worden : nademaal hyſegt, bat bp mijnen geeſt ontbekt heeft : 't welk ik #! noegſaam beweſen heb on-waarachtig te weſen; de
wyl dat alle het gene, dat hy bygebracht heeft, ver ſierde dingen en Leugenen zijn, gelijk ik dat genoeg door dit AD v E RT 1 ss E M EN r betoont heb, en
ook dat het een groote Hoogmoedigheit des Herten is, te doen weten aen alle de Weereld door openbare
geſchriften, dat hy het onderſcheit der Geeſten heeft, om dat hy (ſoo hy ſeit,) ben mijnen ontucht heeft;
en ſegt in ſijn Tractaat, dat hp een einde maken tpil/ ban be geſchillen bietup te ſamen hebe ben. Gelijk als of hygroote ſaken had met my te doen; hoewel ik inderdaat geloof,
dat wy malkan
der noyt geſien, en noch minder geſchillen t'ſamen gehadt hebben. Siet eens mijne Heeren, wat een merk-teken van Hoogmoed deſen Man draagt. , Hy V 2.
heeft
-
#
Advertiſſement ingedient,
heeft geſien dat mijne ſchriften geſocht waren, en van vele welgeacht; en hy komt ſich daar by voegen,
om te toonen, dat hy ook Lichten van Godt heeft; maar dat wy (quanſuys)te ſamen in eenig geſchil zijn: en doet mijn naam # in groote letteren op ſijn Boek, op dat het te beter begeert ſou worden , en dat hy door dat middelby velen ſou bekent zijn, met
de eer-naam van een geeſtelijk perſoon, die boekken maakt om ſijne Deugt en ſijn Religie voor te ſtaan. Dat en kan van een Ootmoedig herte niet komen: want het is een andere ſaak, met waarheit te ſeggen,
dat men de onderſcheydinge der Geeſten heeft, en andere Wijsheit of boven-natuurlijke Lichten van
Godt, of wel dat te ſeggen, met onwaarheit: door dien dat de Waarheit ootmoedig in haar ſelven is, en ſy kan haar ſelven verklaren met ootmoedigheit des herten, alſoo wel wat tegen ons is, als wat voor ons is; 't gene voortkomt uit een hert dat eenvoudig en waarachtig is. Maar ſigte beroemen dat men de on derſcheydinge der Geeſten heeft, de Wijsheit en de Lichten Godts, of eenige boven-natuurlijke genade gaven, ſonder dat ſulks waarachtig is : dat is een
roote Hoogmoed verzelt met leugen en geveynſt
# , in te willen voor de menſchen ſchijnen Heiliger dan men is. Deſe Hoogmoedigheit ſchijnt my veel grooter te weſen, dan diegene welke haar oorſpronk neemt uit de eeren of Rijkdommen des Weerelds;
dewelke veel minder zijn dan deugt. En als is het dat twee menſchen een ſelvedingſeggen; d'eene ſou
het konnen ſeggen met zonde, en # anderen ſoude het konnen ſeggen en behagen Godt. Hierin is het
dat men de Geeſten wel moet beproeven (gelijk de ſchriſ *
*
*
tUUIT
3o9 tegen de 9uakers. tuur zegt) om te kennen of ſy uit Godt zijn of uit den Duivel.
-
En om te weten of mijne Leeringe uit Godt is;ſoo behoeftmen maar te onderſoeken, of ſy ook gelijk
formig is met de Leere Jeſu Chriſti, door dien dat er maar een Godt is, en maar een eenige Waarheit; en geen Chriſtenen twijfelen dat de Leeringe Jeſu Chri
ſti uit Godt is; nadien hy ſelfs # , dat hy onderwijſt, hetgene dat hy van ſijnen. Vader geleert heeft, en niet ſijn # Leeringe. Ingevolg van het welke ſoo moet men ien, of mijne Leeringe overeen komt, met de lee
ringe Jeſu Chriſti : en by aldien dat ſulks waar is; ſo is ſyzekerlijk uit Godt. Want het vleeſch en bloed kan
my ſulx niet leeren; aengeſien dat de ſelve Leeringe gaat tegen de natuurlijke gevoelens, en wederſpreekt de begeerlijkheden van het vleeſch, en de luſten van de verdorven natuur, de welke na haar vermogen hare gemakken, hare goederen, en hare vermake lijkheden in dit leven neemt.
Hierin is het dat men
ontdekken kan, of een menſch wedergeboren is of niet: nadien dat diegene, die waarlijk wedergebo ren zijn, de dingen zoekken die van booven zijn, en
niet meer de gene die op der aarden zijn; gelijkden Apoſtel vermaant, ſeggende tot ſijne Diſcipelen: In dien gy wedergeboreu zijt, ſooſ6ekt de dingen die van bo ven zijn, en niet meer die op d'aarde zijn : Wantgy zijt geſtorven, en Chriſtus moet in u leven.
Ik weet wel, dat mijne Leeringe geheelijk over een komt met die van Jeſus Chriſtus: maar indien mijn le ven en zeden nietſouden overeen komen met die lee
ringe, ſooſoude ik een Leugenerſſe en een geveynſ
de zijn, in alleenlijk wel te ſpreken, maar ondertuſ --
"
-
- -
V 3
ſchen
31o Advertiſſement ingedient, ſchen quaat te doen; gelijk # ten tyde Je ſu Chriſti. Maar indien mijne oefening over-een komt met mijne Leering; ſoo moet men beſluyten, dat de Geeſt die my beſtiert, Godt is : al is't dat de ſen Benjamin het tegendeelſegt, in den Tytel van fijn .
Tractaat. En ik moet het hem vergeven, dewyl hy doch geen meerder licht heeft, en vele dingen door onwetentheit zegt, by gebrek van te konnen onderſcheiden den goeden geeſt uit den quaden. Want indien hy een weinig had, van 't Licht daar hy ſig af beroemt, het ſoude gebleken hebben in ſijn Tractaat, ende en ſouſig niet opgehouden hebben, in 't ſpreken van ſulke ongegronde redenen, en gro ve doolingen, als, my te laſteren om dat ik in waar den houde de Sacramenten, de Prieſters, en andere
uitwendige Gods-dienſtigheden : nadien een yge lijkby dit punét ſien kan, in hoe groote duyſterniſ ſe alle die van ſijne Sečte zijn; dewelke alle deſe din
gen verachten, ja de H. Schriftuur ſelfs, met te ſeg gen, dat beletteridoobet. 't gene wel waarachtig is, want degene dewelke die letterleſen, en niet in 't werk ſtellen,die dooden zekerlijk hare zielen.Want
St. Paulus zegt, dat er ſonder de Wet geen ſonde ſijn ſou. Om te doen verſtaan, dat de gene die de Wet niet kent, tegen de ſelve niet zondigen kan, gelijk als doen konnen die de ſelvékennen en leſen, ſonder die in 't werk te ſtellen : nochtans en volgt daaruit niet,
dat degene die de Wet niet kennen, zalig zijn ſullen, doende tegen de ſelve : aengeſien dat d'onwerentheit de zonde niet verſchoont, in 'tgene dat eenyderver plicht is te weten.
Want daarom is het dat de Wet
ſecrgoet en Heylſaam is, dewylde ſelve den men . - .
-
'
ſchen
tegen de 9&akers,
311
ſchen de zonden leert kennen, en doet hun verſtaan
wat ſy moeten doen en laten. Hierom moet niemant de ſelve verachten, gelijk deſe qualijk bedachte Qua kers doen, die door onwetentheit wel hare eygen Zielen dooden ſouden, en tegelijk ook de zielen van
andere alteſamen, in plaats, (gelijk ſy ſchijnen te denken) dat ſy die dooden ſouden door 't leſen van de letter. Nadien de Wet in haar ſelven Heilig is, als zijnde van Godtſelve geſchreven op den ſteen, en
door den H. Geeſt gedicteert of geleert aen de Pro pheten en Evangeliſten. En indien deſen Benjamin de dingen die hy weet, niet van de Schriftuur geleert had; hy ſou ſonder
twijfel in de ſaak van ſijn Saligheit ſoo onwetende zijn als een Koe. Maar hy wil dat ontkennen, om dat men gelooven ſou, dat hy eenig boven-natuur
# 't gene niet waarachtig weſen kan, door dien dat het boven-natuurlijk licht voortbrengt boven-natuurlijke werken; ende en is noyt onvrugt lijk licht
baar in een ziel. Het ſou goet ſijn van na-by te on derſoekken wat over-natuurlijke werken deſen Ben jamin in ſich heeft : hy eet, hy drinkt en hy trout; dat alles natuurlijk is : hy Koopmanſchapt om gelt te winnen, het welk denatunr ſeer behaagt: hy ver acht alle d'andere om ſich ſelven en fijne Secte te prij ſen, 't gene wel natuurlijk is : want alle menſchen
gebooren zijnde in de achting hares ſelfs, ſooverheft ſich een ygelijk het meeſt dat hy kan, en wil geerne d'andere verachten om ſelfs te meer gepreſen te wor den.
En alle natuurlijke menſchen doen ſoo, ſon
deruitneming van perſonen, behalven alleenlijk die gene, die te booven gekomen zijn de verdorven ge V 4 negent A,
-
-
-
-
-
-
312
Advertiſſement ingedient,
negentheden van deſe natuur, dewelke haar ſelven altijt wil verdedigen en wreeken over de miuſte ver achting diemen haar doet: Gelijk als deſen Benjamin gedaan heeft door ſijn Tractaat, 't welk hy onder nomen heeft in 't Licht te brengen, om dat ik een ſe
creten brief geſchreven had in goet vertrouwen aen een vriend van my, om hem te waarſchouwen, dat die manieren van doen der Quakers van den hoet op 't hooft te houden, niet van God quam. En deſen Benjamin hebbende deſe mijnen brief ontdekt, heeft dat
ongelijk niet willen verdragen, ſonder ſich daar
opentlijk van te wreeken, doende dat boek tegen my
drukken. Dat getuigt genoeg, dat hy noch een na tuurlijk menſch is, onderworpen aan ſijne paſſien of driften, ja ſelfs aan de # : nadien hy niet
heeft konnen verdragen een ſoo kleynen ſaak, ſonder die aan een ygelijk kenbaar te maken, en daar toe te voegen laſteringen en valſche beſchuldingen, om ſich
te wreeken aan die perſoon, die hy geloofde dathem miſpreſen had in ſijne manieren van doen. Hy en moet niet veel deugt verkregen hebben om aldus te doen; aengeſien dat de zondelijke genegent heit des menſchen, altijt ſich ſtelt om niet te lijden, en om ſich te wreeken van de verſmaatheit die men
hem aendoet, en wil altijt gepreſen en gelooft zijn in alſijn doen. Soo dat men geenſins twijfelen mag, dat deſenBenjamin noch geheelijk leeft na ſijn natuur,
in al ſijn doen; ſelfs volgens 't gene dat men ſiet in ſijn levens-bedrijfen in fijne gevoelens, die hy voor ſtelt in ſijn Tractaat tegens my. En 't en is geen won der dat ik zeg, dat hy den Geeſt Godts niet heeft, of
eenig boven-natuurlijk licht, nadien, dat wanneer de
, tegen de 9gakers.
513
de Geeſt Godts een Ziele komt verlichten, dat licht
doet eerſtelijk verdwijnen alle ſoorten van duiſterniſ ſen, en ſuivert de verdorventheit van 't vleeſch, en
doet de Ziele leven na den Geeſt, en niet meer naſij ne dierachtige of natuurlijkegevoelens. Soo dat in dien deſen Benjamin den Geeſt Godts had, (gelijk hy ſich beroemt;) men ſou niet meer ſijne driften ſoo levendig in hem ſien, noch fijne genegentheden ſoo hebben na de aarde, en hy ſou wel wijdt zijn van Koophandel te drijven om gelt te winnen, of te rey ſen van 't een landt na t ander om iemand tot ſijn Sec te te trekken. Om dat diegene, die de geeſt Gods heeft, geheel verzadigt is, ende en begeert niets meer in deſe Weereld, dan alleenlijk de genade van ſijnen Godt te behouden; de reſte is hem al eens, of hy Rijk, ofarm is; of hy gepreſen of veracht wort; of hy gevolgt of vervolgt is, het en raakt hem niet; by aldien hy Godt in ſijn ziele voelt leven, ſooishy al tijt vernoegt, en hy en ſoekt noch tracht voor hem ſelfs na geen andere ſaken. Maar indien hy den naa ſten kan helpen om te geraken tot dien gelukkigen ſtaat van de ver-eeniging van ſijnen wille met die van
Godt, ſoo doet enſeyt hy wat hy kan, om ſijnen naaſten daarin tevoorderen : Maar ſoohy niemant voordeelig weſen kan, om tot die eynden te geraken, ſoo ſijn ruſt, ſoekkende altoos meerder ſijn eygen volmaaktheit, op dat hy ſooveel meer behaag lijkaen ſijnen God worden zou. Alle de Zielen #
#
van den H. Geeſt beſtiert worden doen aldus; en
noyt anders; het enzy alleenlijk door een expres ge bodt Godts, die ſomtijts eenige byſondere dingen
begeert van Ziclen die hem beminnen : gelijk als hy -
*
-
--
-
V 5
gewilt
314
Advertiſſement ingedient,
# heeft, dat ik ſchrijven ſou van de Lichten die y my gaf : en ik heb dat niet konnen tegenſtaan, hebbende na mijn vermogen getracht daar van vry te zijn, en ik heb dat uit geſtelt te doen, tot ontrent het jaar 1631 als wanneer door geval tot Mechelen
# zijnde,
en kennis gekregen hebbende aen
overleden de Cort, hy my verſocht en opwekte, om te ſchrijven de dingen die ik by monde geſeyt had aen hem en eenige andere van fijne Vrienden : en het hebbende aen Godt opgedragen, ſoo wiert ik be veſtigt, dat ſulx ſijn wil was, anders ſou ik my wel hebben, van te beginnen te ſchrijven; be alven eenige Secrete brieven aen mijne vertrouwde Vrienden, gelijk ik tot allen tijden gedaan heb in be quame gelegentheit. Maar om mijne ſchriften door den druk openbaar te maken, dat hebben andere menſchen eer gedaan dan ik, en ik heb dat moeten
#
lijden om der conſcientie wil, als ik niet wilde op ſtaan tegen de voornemens Godts, die daar mede vele menſchen wilde verlichten door die middelen.
Voorders en ſoek ik in deſe weereld niets; dewijl Godt my vernoegt, en dat ik niet anders begeer dan hem. Maar deſen Benjamin ſoekt noch veel meer andere dingen : want hy wil hebben, dat alle de Weereld gelooft, dat hy een herboren menſch is,
van het getal van Godts Volk; ook dat men hem volgt in fijne Secte, en in de ordonnantien der ſelve,
of anders oordeelt en veroordeelt hy tot de verdoe menis diegene, die hun daar niet toe voegen willen. Jadeſe Quakers excomuniceren of bannen uit hare vergaderinge, alle degene die hun willen verlaten;
ſoojalours zijn ſy van hare Secte, die ſy achten het -
-
"
kleine
-
tegen de 9gakers.
315
kleine getal van 't Volk Godts te weten, daar de Propheet van ſpreekt. Willende daar door te ver ſtaan geven dat er niemand ſal Zalig weſen, dan die gene, die van de Secte der Quakers zijn : op dat al le vroome menſchen ſig tot hun voegen, en hun
volgen of onderdanig zijn ſouden. Het welk wel andere dingen ſoekken is dan Godt : aengeſien dat ſy menſchen ſoekken die hun onderworpen zijn, en ſoekken ook geld te vergaderen door het koophan del drijven, ook andere aanradende in hare hande lingen te blyven, gelijk in een beroep van Godt. Siet eens mijne Heeren, wat een ſchoone manier deſe Luyden hebben, alle menſchen aen haar te trek ken, om hun te onderhouden. Want ſy onderwij
ſen van d'eeneſyde, dat ſy alleen zijn het klein getal van Volk Godts, op dat ſy alle vroome menſchen tot hun trekken ſouden : en dan onderwijſen ſy van d'andere ſyde, dat men koophandel dryven moet in
de Chriſtenheit, op dat ſy hare koophandel mogen ſtaande houden in kracht. Want indien al de gene die ware Chriſtenen zijn willen, den koophandel des Weerelds verlaten ſouden, ſonder twijffel en ſouden deſe Quakers niet meer ſoo veel winnen kon
nen als ſy wenſchen : invoegen dat ſy ſchade hebben ſouden in het Geeſtelijke, indien men niet gelooven zou, dat ſy het Volk Godt zijn : en ſy ſouden ook ſchande hebben in de tijdelijke dingen, indien men geloofde, dat men niet handelen mogt om geld te winnen in de Chriſtenheit.
Sulks dat alle hare lee
ringen, geen ander einde of oogmerk ſchijnen te heb ten, dan hare eygene voordeelen, en het betrach
gn der dingen die op d'Aarde zijn. Het welk# et
-
*
316
Advertiſſement ingedient,
-
doet ſien , dat ſy geen wedergeboren menſchen zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti : om dat de ſoodanige al leenlijk ſoeken de dingen die van boven zijn, en niet meer de dingen die op Aarde zijn : om dat ſy haar ſel ven geſtorven zijn en leven in Jeſu Chriſto. Siet hier al het verſchil dat er is tuſſchen mijne ge voelens en die van deſen Benjamin. Wy en hebben noyt particuliere of byſondere geſchillen gehad (ge lijk ik meer geſeyt heb) door dien wy noyt malkan der gekent hebben. Maar nu hebben wy dit alge meen geſchil te ſamen, dat hy ſegt in ſijn Tractaat; bathp het licht 45obtg heeft, en ik ſeg. dat ſulks onwaarachtig is. En ook in dat hy bat mij
#
men (Beeſt niet ban Bobtig, en ik ſeg, dat die immers van Godt is. Het zijn ſware geſchillen, die tuſſchen wederſyds partyen niet afgedaan konnen worden, nadien dat niemand Rechter in ſijn eygen zaak weſen mag. Daarom ſalik my gedragen aen al degene die dit AD vE RT 1 ss EM EN T leſen ſtallen, op dat ſy mogen oordeelen, of ik niet genoeg bewe ſen heb, dat den Geeſt van deſen Benjamin niet van Godt kan zijn; nadien hy noch in ſijne werken,
noch in ſijne leeringe, eenige hoedanigheden van den Geeſt Godts draagt, maar wel vele van den Geeſt des Duivels. Diegene dewelke ſullen willen
onderſoekken in mijne geſchriften, wat ik geſchre - ven heb van de onderſcheidinge van den goeden
Geeſt uit den quaden, die ſullen welbevinden, dat ter veel over-een-koming is, in den Geeſt van deſen Benjamin, met den Booſen Geeſt; en dat er in te
gendeel een wederſtand is, in den Geeſt die my be ſtiert, tegen den Geeſt die dien Man beſtiert:
# en
s
tegen de 9gakers.
317
dien dat alle onſe gevoelens regel-recht tegens mal kander ſtrydig zijn. Ik bidde Godt, dat hy aen alle menſchen van goeden wille doet ſien, waar de
# niemand meer mag bedrogen worden, dan alleenlijk diegene, die wel bedrogen
Waarheit is, op willen weſen.
Ik wenſche ook ſeer, dat men het oude Teſta
ment leſe, in de plaatſen daar geſproken is van de Conditien, van de Walſche Propheten van dientijt, om te ſien, of men niet nu de ſelve conditien vinden
zou, in de Quakers en andere, die ſigſelven ſeggen te weſen iPropheten of verlichte van Godt. Voor my, ik ontdek hun genoeg, ſonder eenig ding te leſen; dewijl ik noyt boekken lees tot mijn onder wijs. Maar d'andere menſchen ſullen meer beveſ
tigt zijn, ſiende dat de ouden ſoo veel geſproken heb ben van de valſche Propheten die teykenen doen e
ven gelijk als de ware Propheten: gelijk geſchied is ten tijde van Moyſes, daar de valſche Propheten on der de Egyptenaren, bynaſoo veel wonderlijke te kenen
# als Movſes ſelfs.
Daarom en moet
men ſigniet verwonderen, dat men nu ter tijt deſe
Quakers ſiet # het merkteken van een Propheet, in niet te willen den Hoed afnemen voor niemandt;
ſeggende, bat betnare 392opheten ooit een uit
menbig teſten babben / om te betoonen bat ſp 39gopheten Bobig buaren. En dit willen ſy ook navolgen, met te blyven den Hoed op 't Hooft hou
den voor al de Weereld. Het welk geen ken-teken weſen kan, dan van valſche Propheten: want de goede dragen gemeenlijk eenig ken-teken dat goeten
Heylſaam is aen iemand : daar dit teken van "#
318 Advertiſſement ingedient, willen groeten, een Hoovaardye mede brengt voor degene die het doet, en een ergernis en miſnoegen -
voor de gene die het ſien : en dier halven kan dat Vân
G# niet komen, die noyt iets te vergeefs doet,
en noch veel min iets dat quaat is. Daarom moeſten deſe Quakers genomen hebben, een goet en navolgelijk ding tot een kenteken, om te toonen dat ſy wedergeboren menſchen waren in -
den Geeſt Jeſu Chriſti, gelijk als weſen ſoude, de doodinge van hare ſinnelijkheden; de verſmadinge van de Rijkdommen, en vermakelijkheden van de ſe Weereld, en de onderwerpinge van haren wille aen de wille van Godt, en aen de overheden.
Alle
deſe dingen ſouden de kentekenen zijn, van een waar Propheet : 't welk hun ontbrekende ſoo mag men fonder eenige ſchroom, hun wel aenſten voor val
ſche Propheten. Nadien dat de ware Propheten al tijt van die dingen onafgeſcheyden zijn; dewyl noyi iemand God
# # ſich ſelfs te #
ten, en te verachten alles wat minder is als God: ge
lijk als is, eten, drinken, trouwen, wandelen, en koophandel te drijven omgelt te winnen: door dien dat alle deſe dingen een laſt zijn, voor een menſch
die waarlijk God bemind, welke menſch die dingen doet ſoo weinig als hy kan, en ſelfs met verdriet: want indien hy leven # ſonder alle die dingen;
hy ſou die noyt willen aenſien: Het is wel verre van die te beminnen, of te achten.
Om dat de menſch
die wedergeboren is, een ander leven verwacht; in
't welke hy alle dingen genieten ſal na ſijnen wenſch; ende en verſuymt ſich niet, om eenig ding te begee ren ef te wenſchen in dit Tranendal, het welk niet anders
!
tegen de anders is,
319
5.
dan: tijt # , van 't welke hy
wel wilde ontſlagen zijn, indien het Godt behaagden maar hy draagt het met lijdſaamheit, tot dat ſijn tijt gekomen ſal zijn, om het leven te Hernemen, en ontſlagen te zijn van de doot. Byaldiendeſe Quakersdeſe gevoelens beſaten, ſy en ſouden geen noot hebben ſoo veel te reyſen, hun ſelfs te pijnigen, of ſtuderen om een Sectegelijk de hare is, op te rechten : aengeſien dat de Zaligheit van een ydergelegen is, in ware Chriſtenen te we -
ſen, en in 't werk te leggen de leeringe Jeſu Chriſti: maar niet in ſich ſelven nieuwe wetten te ſmeden,
noch nieuwe Religien op te richten : dewyl maar een eenige Religie nootfakelijk is, en dat men niet meer verwachten moet, naar de Evangeliſche Lee
ringe Jeſu Chriſti : nadien Jeſus Chriſtus zegt, dat hy ter laatſter uure gekomen is. Niemant moet naar hem komen, om ons nieuwe leeringen noch nieuwe Wetten te brengen. Want ſtervende aen't hout des
Cruys in 't nederbuygen ſijns Hoofts, ſprak hy, Het is alles volbracht. Alsof hy wilde ſeggen tot de menſchen, dat ſy niet meer andere Wetten van God moeſten verwachten, dan die Evangeliſche, die de laatſte is die Godt aen de menſchen geven ſal; in de welke alle andere Wetten begrepen zijn, die Godt
gegeven heeft, in de natuur; door Moyſes, of door andere Propheten. Het is daarom dat Jeſus Chriſtus ſeer waarachtelijk geſeyt heeft dat alles volbracht was. Om dat hy in ſijn Evangeliſche Wet vervult had, de volmaaktheit van alle andere Wetten. Te verſtaan evende, dat Godt niet meer eenige Pr na eſus Chriſtusſenden ſou, om Wetten aen de
# Chell
,
Advertiſſement ingedient, # te brengen. Hierin is het, dat deſe Quakers 2O
ſich ſelfs ſeer bedriegen, dat ſy een nieuwe Religie willen oprichten, en aen de menſchen nieuwe Wet ten willen geven, gelijk als ſulke : #2iemaub te groeten, met ſoo vele andere. Door dien dat ſulks van Godt niet komen kan; maar veel eer van den
Duivel, om de menſchen op te houden onder God vruchtige dek-mantels van devotie. Het is daar van dat Jeſus Chriſtus ons ſo dikwils gewaarſchout heeft, van ons te wachten in de laatſte tijden van de Walſche Propheten, die in ſijnen naam komen ſouden, ende ſou den er vele verleyden. En daar en is niet aan te twijf felen, dat deſe Quakers van 't getal der valſche Pro pheten zijn ; nadien dat ſy geheele andere dingen leeren dan Jeſus Chriſtus aen de Chriſtenen geleert
heeft; ja ſy verachten ſijne leeringe, en de Sacra menten die hy ingeſtelt heeft : gelijk ik dat hier vo ren getoont heb. Waardoor men wel oordeelen kan, dat ſy het Volk Godts niet zijn, noch men ſchen die wedergeboren zijn in den Geeſt Jeſu Chri ſti, ſy hun beroemen. Maar veel eer zijn ſy van diegene daar God afſpreekt, ſeggende: Symoe
#
menſich mijn Volk; maar ſy zijn van de Synagoge des Duivels.
Ik heb wel getoont, dat alle hare werken en zeden maar alleen Natuurlijk zijn : doch men moet we ten, dat onſe natuur bedorven is door de zonde, die
den menſch heeft doen vallen in de ongenade Godts;
# aldus gevallen was den wederſpannigen Engel oor fijne zonde. In voegen dat die twee naturen op een ſelve manier verdorven ſijn geworden door
de zonde, ende en konden geen goet meer de:dan OOIT
tegen de 9gakers. 32 I door nieuwe genade-gaven, die God den menſch vergunt heeft, mits dat hy omhelſe de boete die hy hem opgeleyt heeft, door de welke hy wederom be komen kan, ſijn eerſte kleed der onnoſelheit, in 't verzaken van ſijne verdorvene natuur. Maar ſoo
langen tijt als den menſch de genegentheit van fijne natuur volgt, ſoo volgt hy de wille des Duivels: door dien dat die twee willens evengelijk wederſpan
nig zijn tegens Godt; en ſy vereenigen haar te ſamen door de zonde, en verſterken malkander om quaat te doen.
Want ſoo haaſt als de wille des
#
ſig tot het quaat begeeft, ſoo voegt ſig de Duivel # by; dat acn # : op dat de menſch te dieper in ſijn zonden valle, en dat hy ſich daar niet van onttrekke, ten einde dat hy eindelijk den duivel mag vergeſelſchappen in ſijn eeuwige tor menten. Want den Duivel heeft een dulle nijdig heit tegensden menſch, omdat die noch wederkee ren kan tot de Zaligheit, en hy niet : daarom doet
#
hy al wat hy kan om de menſch tot hem te gewin nen, en eeuwiglijk met hem ellendig te maken. Hy bedient ſig gemeenlijk om dit te doen, van
de middelen daar de menſchen de meeſte genegent heden toe hebben, om haar te lichter te vatten: want
alle de menſchen in't byſonder hebben hare verſchei den genegentheden; d'eene tot de gulſigheit of dron kenſchap; d'ander tot luſten des vleeſch, een ander tot de eeren des weerelds, of tot de begeerlijkheden der Rijkdommen, en ſelfs de Duivel die dringt ſich
in de Godtvrugtigheden of in de geeſtelijke dingen, in de welke hy zekerlijkdeſe Quakers heeft bekoort en overwonnen, als hy geſien heeft dat ſy ſig # eIn
322 Advertiſſement ingedient, den verheffen in de deugt boven andere menſchen; hy dede hun inbeelden, dat ſy den H. Geeſt hadden, en dat ſy het Volk Gods waren, hun doende voort gaan in degrootachting van haar ſelfs, en in de ver achting van andere, en hun indrukkende te geloo ven, dat ſy wedergeboren menſchen zijn in den geeſt
Jeſu Chriſti; daar ſy ondertuſſchen noch leven na de verdorven natuur, ende en hebben noch nietge leert den eerſten letter van het A. B. C. in de doo
ding van hare finnen. En denkende, dat ik in den ſelven ſtant ben daar ſy in zijn; ſoo derven ſy wel ſeggen in haar boek; Dat mijn 45eeſt niet bant 45cbtig / ſonder dat ſy bequaam zijn eenige getui geniſſe daartoe voort te brengen, noch dat ſy ſelfs kennen het merk-teken om die op te ſtellen, gelijk als ik doe. Met het welke ik genoeg beweſen heb, dat haren Geeſt niet van Godt is, en dat die daar geen hoedanigheden of eigenſchappen van draagt. . Nu reſteert noch, te doen ſien, ofmijnen ſbeeſë niet van ſbobtig : gelijk fy in haar Tractaat ſtel len. Ik heb alreede daartoe bygebragt veleken-te kens, by de welke men ſien kan, of haar ſeggen
waarachtig is of niet. Maar ik wenſche, dat men meer acht neme op mijne werken, dan op mijne woorden, om meer ſekerheit te hebben door de da
delijkheit, dan door mijn leering, dewelke van Godt komende, moet eerſtelijk in mijn eygen per
ſoon de daat mede brengen : want Jeſus Chriſtus ſegt, dat men eerſt den balk uit ſijn # oog ſal doen,
eer men ſal willen de ſplinter uit eens anders oog trekken. Ik heb getoont dat mijne Leering over-een-komen
de is met de Leeringe Jeſu Chriſti. Nu moet men -
*
ook
-
tegen de Gºgakers.
,
323
ook noch ſien, of mijne beleving en mijne daden, met die Leeringover-een komen, en of ik niet ben gelijk de geveinſde, die goede dingen ſpreken, maar ondertuſſchen quade dingen doen. Want in ſulk
geval, ſou Benjamin groote reden hebben, te ſeg gen in ſijn boek, dat mijnrn geeſt niet ban Bob ig : en hy ſou dan moeten van den Duivel weſen; dewijl ik alreede beweſen heb, dat hy boven-na tuurlijk is, door ſoo vele redenen hier vooren byge bracht; dewelke alle ſouden konnen bewaarheit
worden door levendige getuigen (indien het noodig ware.) Want een natuurlijke geeſt, kan de din gen die ik ſchrijf niet weten, ſonder die geleſen of gehoort te hebben: daar ondertuſſchen alle demen
ſchen daar ik mede omga, of in voorgaande tijt me de omgegaan heb, ſeer wel weten, dat ik geen boe
ken heb, en dat ik noyt ſtudeer, en dat ik met geen menſchen ſpreek om onderweſen te worden : want het weinige dat ik hun hoor ſeggen, dient my tot be
letſel : en ik heb dikwils mijne Vrienden gebeden, dat ſy my niets ſoudet leeren, om dat hare wijsheit mijn verſtand verduiſterde, op de welke, indien
ik daarna luiſteren ſou, ſoo ſouik de vereyſchte aen dacht verlieſen, om te hooren de inwendige ſtemme Godts, die my alleen geleert heeft alle het gene dat ik weet of kan, ſonder tuſſchen-komen van men ſchen, als die maar tot beletſelen dienen. -
In voegen dat ſoo de liefdadigheit my niet ver plichte hun ſomtijts te ſpreken, ik ſou noyt met ie mand willen ſpreken, en ſou wijſer zijn in mijn ka
merken alleen opgeſloten, dan alle de Doctoren te ſamen zijn in hare hooge ſchoolen : 't gene my wel X 2
doet
Advertiſſement ingedient,
324
doetſien, dat het de Geeſt Godtsis, die my on derwijſt. Want waar ſoude een kind gelijk ik ben ſoo veel ſchoone waarheden geleert hebbeu, ſonder die van iemand gehoort te hebben? En wat boek ben hebben ook ſoo klaarlijk gehandelt de materie die ik handele? van de welke men maar het begin ge ſien heeft. Moet niet een ygelijk bekennen, # ſulks niet van een natuurlijke geeſt komen kan ? na dien de beſte geeſt des Weerelds ſou moeten gebout
en onderweſen zijn, en dat den mijnen niets
mag
ſien noch hooren van de menſchen ſoo hy iets be ſchrijven wil : door dien dat alle de diſcourſſen der menſchen hoe Goddelijk datſe ſouden mogen weſen,
my verſtrooijen van de aendacht of opmerking die ik tot Godt behoorde te hebben in het inwendige mij ner ziel. Sulks en kan niet natuurlijk zijn : want de menſchelijke natuur is een geſellig dier, en neemt
behagen in 't geſelſchap van fijnsgelijke. In voegen
# vyandis van de menſchelijke na tuur. En diegene, die in een ſaamheit zijnde ver noegt en vrolijk is, het moet wel zijn dat die een in wendig onderhoud heeft dat boven-natuurlijk is; voornamentlijk wanneer dat dieſelvein ſijn eenſaam
dat
heit geen aangename vermakelijkheit heeft die de ſin nen verluſtigt. .. . Een menſch aldus in eenſaamheit zijnde, moet treurig en ſwaarmoedig zijn, indien hy noch in ſij -
ne natuur heeft, en van geſelſchap en ander aenge naam vermaak berooft is : want de menſch en kan
in een ſaamheit levende, niet vernoegt zijn.
Daar
om is het, dat een vermakelijke en vernoegſame een
ſtamheit (gelijk de mijne is,) nootwendig komen ., II) OCt
*
•
-
325 tegen de 9gakers, . . moet van een over-natuurlijke genade : Want om de liefde die ik tot mijnen Godt drage, ſoo onttrek ik my alle andere menſchelijke vermakelijkheden, in eten, drinken, ſpreken, in hooren of in ſien : en
ik ſou nu niet meer eenig vermaak konnen nemen in eenig dingen die de natuurlijke ſinnen vermaken;
maar ik neme mijn behagen in de eenſaamheit, af geſcheiden van alle 'tgene waarin de natuurſig ſou konnen verluſtigen, en ik ben ondertuſſchen altijt te vreden en vrolijk: en daar en is niets in de Weereld
dat magtig ſijn ſou myte konnen bedroeven, dan al leenlijk de zonde, om oorſaak, dat de zonde Godt mishaagt. Dienſtant, is niet de ſtant van een menſch
die noch leeft in de verdorven natuur : en mitsdien ſoo mijn 45ceſt niet ban ſBobtig (gelijk als deſen Benjamin ſtelt) ſoo ſou men moeten ſeggen, dat hy van den Duivel is : door dien dat hy ſekerlijk bo
ven-natuurlijk is, en weet hetgene dat men men ſchelijker wijſe niet weten kan, ſoo wel in uitwen
dige als inwendige dingen. Want het is my dikwils gebeurt, dat ik tijdelijke ſaken geweten heb, die ik noyt geleert had, noch geſien, noch gehoort, en
wanneer ik die noodig had, ſooverſtont en deed ik die volkomelijk wel. "
. ..
. .
-
Het geſchiede tertijt doen ik ondernam te hou den dat Hoſpitalofarme kinderen-Huis van de lieve
Vrouw van ſeven pijnen, (daar ik hier vooren van geſproken heb) dat het Huisſeer qualijk geſtelt was, en meer een beeſten ſtal geleek, dan een woonplaats voor een geſchikt Huis-geſin : men moeſt het noot ſakelijk repareren, indien ik daar wilde woonen met
een groot Huis-geſin, en ſchikken bequame plaats - ----
--
X 3
-
-
-
-
Advertiſement ingedient, ſen tot het gebruik van een ſoogrooten geſelſchap en 326
gelijk ik noyt ondernomen had, eenige gebouwen
# #
te maken, ſoo droeg ik dat aen Godt op; en hy gaf my ſoo datelijk het verſtand, om alle die plaatſen te ordonneren, ſoobºgaam voor het gebruyk van een ygelijk, dat alle degene die Profeſſie maakten van Bouwen, of goede ingenieurs waren, hun verwon
derden, hoe dat ik had konnen vinden ſoo veelbc
quame gelegentheden in een ſoo kleynen plaats, daar ik ondertuſſchen niemand gehad had om my tera den, en ſonder my oyt te hebben gevoegt tot de on
derwijſingen van de gebouwen. De ſelve ſaak is my ook dikwilsgebeurt in de gelegentheit van de Mede cijne, doen ik de kinderen van dat Huis regeerde. Want dikwils hadden ſy eenig quaat of onbekende ſiekte, die ik ontdekte, en ſeyde aen de Doétoren 'wat hare ſiekten waren : daar ondertuſſchen ik mijn
leven geen boekken van Medecijnen geleſen heb, noch oyt de ſelve heb hooren debatteren of hande len. Maar Godt gaf my altijt het verſtand om de
dingen te kennen die ik van nooden had te weten, en dikwils beter dan die gene die de dingen geſien, of geſtudeert hadden om die te weten. . . . . . Ik heb dat ook geſien in Materie van Rechten, wanneer ik proces had, of dat ik behoefde iemand anders raad te geven, inſijn ſaken van Rechten. Ik
wift meer dan de Advocaten daar ik by ging conſul reren of raad nemen, en ſeide hun ſomtijts dingen, die ſynoyt gehoort hadden in haren ſtaat : dewelke
ondertuſſchen waarachtig waren, gelijk ſy gedwon
# waren te belijden,
en te ſeggen, dat ik gelijk
had; al-hoewel ik noyt boekken van Rechten # "-
-
*
-
- -
Il CD 2
#
tegen de 9gakers. 327 heb, noch de moeyten nemen ſou willen om ſe te ſien. Ik heb bygeſchrift Recht-ſaken verdedigt, dat
de Rechters alle mogelijke moeyten deden, om te weten wat Advocaat die ſchriften had gemaakt, en ſoo wel voorgeſtelt had, het recht van de partyen. Maar indien ſy geweten hadden, dat dien Advocaat een dochter was, ſy en ſouden haar niet geacht heb ben; door dien dat de hoovaardye van de Huydenſ daagſche menſchen ſoo groot is, dat ſy niets willen toe-ſchrijven aenden geeſt Godts, maar alaen de menſchelijke wijsheit; de welke ondertuſſchen niet met allen is by de wijsheit des H. Geeſts, die alle din gen weet ſonder eenige uitneming. En indien ik van nooden had een gantſche Weereld te regeren, buiten twijffelſou Godt my het verſtand en beleyt daartoe geven. Al is 't dat ik noyt eenige menſchelijke wijs heit eiſſche, ſoo heb ik nochtans ondertuſſchen ſoo
veel als noodig is, om my wel te dragen in alles dat ik onderneem, 't ſy in groote of in kleine ſaken. En daarom begeereik van de menſchen niets te leeren; dewijle ik my wil vernoegen met hetgene dat Godt my believen ſal te onderwijſen, die my noyt in den noot begeven heeft. Dat is de reden waarom dat ik my altijts op hem -
verlate, en denke dikwils op die vrage der Schriftuur die ſegt. Wie is deſe, die daar komt leunen op haren Wel-beminden ? Ik en kan niet ontkennen , dat ik Godt bemin, en heb al mijn vertrouwen op hem al een geſtelt : en ook weet ik, dat hy het is, die my alle dingen onderwijſt die ik noodig heb te weten. Nochtans kan ik niet beletten, dat deſen Benjamin zegt, dat ik be niet heb /
een eens
-
-
4.
(## my
328
Advertiſſement ingedient,
hyin ſijn boek ſtelt:) het is my genoeg dat het God -
ſclfs weet, en dat ik het ken, en dagelijks ondervir de; en ook eenige van mijne Vrienden, met dewel keik ſomtijts ſprekende, heb ik ontdekt de alder verborgenſte inwendige gedachten hares Herten. Waar van eenige ſomtijtsaen d'andere geſeit hebben; dat noch de Duivel, noch de menſchen niet konden weten 't gene ik hun van hare inwendigheit geſeit had. Daarom nochtans en heb ik geen geſichten noch ingebeelde openbaringen, welke dingen ik ver acht : maar het is een Licht der Waarheit dat in my op-gaat wanneer ik denk of ſpreek van eenige ſake. En ik maak niet veel werk van dat Licht, 't welk al
leenlijk dient tot de volmaaktheit van andere : door dien, dat ſulks niet en ſiet op mijn eigen volmaakt heit, ende en brengt my geen profijt aen mijn Ziel. Maar de geneaen dewelke deſe verborgen dingen ge ſcit zijn, die bekennen, dat die waarachtig zijn, en ſy trekken daar uit de nuttigheit van hare Zielen : waar uit ik niets met allen trek, dan alleen die getui geniſſe van mijn conſcientie, dat het waarachtiglijk
degeeſt Gods is die my regeert : Aengeſien dat na tuurlijker wijs, ik niet weten kan, de dingen die ik
noyt geleert noch gehoort heb, en dat den Duivel niet weten kan, de verborgen gedachten der men
ſchen, dan alleenlijk doorgiſſing, of daar na raden de: 't gene leugens en bedrog onderworpen is: mits het welke, het niet altijt kan waarachtig bevonden worden; gelijk als zijn de dingen die God my bekent maakt, in het binnenſte van mijn ziele, ſonder dat ik weten kan van waar my dat komt, om noyt te R
vooren daaraen gedacht te hebben, noch geſtudeert
t -
*
-- -
OIn
tegen de Quakers. 329 om die te weten, niet meer dan door giſſing of in beelding ; daar ſy ondertuſſchen ſeer waarachtig zijn, na 't ſeggen van diegene aen de welke ik meer maals ontdekt heb, de alderverborgenſte gedachten hares herten.
2.
-
En het gebeurt my nu tegenwoordig noch dik wils, dat ik weet de gedachten van de gene die my ſpreken, of die ik ſie, en ik kan daar by afmeten hoe veelgerechtigheit of ongerechtigheit ſy in hare zielen hebben; 't welk my ſomtijts het Leven behouden of beſchermt heeft. Want ik heb gevoelt menſchen die van mijne tegen-partyen uitgeſonden waren om myte dooden : en al was het dat die menſchen die by my waren gantſch geen achter-docht hadden, ſooſeide ik hun, dat, die gekomen waren om my te dooden, ſonder dat ik hun geſien ofgehoort had, 't gene waarachtig was. Maar Godt en maakt my diergelijke dingen niet bekent, dan alleen wanneer
ik die van nooden heb te weten, om my daar van te wachten, ofwel om hun te vermanen als ſy daar toe eſchikt zijn, of om te waarſchouwen de gene die un daar van wachten moeten. Want God en doet
noyt iets te vergeefs, ende en geeft ſijne ongemeene gaven niet, dan aen degene dieſe wel gebruiken wil len tot ſijnder eeren, of tot de Zaligheit der men ſchen. En ſoo iemand die ſou willen gebruiken om eenige curieusheit, of ſigſelven die ſou willen toe eygenen; de Duivel #er ſich indringen, na-A pende de geeſt Godts, om te bedriegen de gene die ſich ſonder reden laten voorſtaan, byſondere gena den Gods ontfangen te hebben; ofwel degene, die
alte nieuws-gierig willen weten, de verborgen of » -
X 5
\,
"
toe
33o
Advertiſſement ingedient,
toekomende dingen. Ik geloof wel, dat deſen Benjamin een is van die ene, die deſeydele curieusheit hebben ſou : want y verwijt my in ſijn boek, dat ik geſeit hebt, dat *
mp bunfit i dat ik me be gcheele ip. #och?ife tuur uitleggen ſou, en dat ik bp na alieg ge ſien heb / mat'er te geſchieben ſtaat / tot het einbe begalDecreſbg. Spottende dat ik die dingen by-breng, alsof dat beuſelarien waren, hoe welſe ſeer waarachtig zijn : want ik ſie die (op de manier gelijk als ik geſeyt heb.) inwendig in mijne ziel,voor namentlijk wanneer ik in mijn eenfaamheit ingeto gen ben, in 't vergeet van alle dingen, dan handelt mijnen geeſt met een anderen geeſt, en ſy onderhou den malkander, gelijk twee Vrienden doen, die te ſamen ſpreken van ernſtige ſaken: en dat onderhoud is ſooſoet, dat ik ſomtijts daarin doorgebragt heb een gantſchen dag en nacht, ſonder van mijn plaats te gaan, en ſonder eten of drinken noodig te heb ben. Want de ziele is ſomtijts van dat onderhoud ſoo verzadigt, dat ſy niet noodig heeft ander voed ſel te nemen.
Nochtansen moet men daarom niet
gelooven, dat deſe Goddelijke onderhoudingen, eenigſtoffelijk voedſel geven aen de menſch, of dat die eenig lichamelijk ding ſiet, of ſtemmelijke woor den hoort, want dat en is my noyt gebeurt, gelijk ik wel van menſchen in Holland verſtaan heb, die
myſeiden Lichten te ſien, Stemmen te hooren, en des nachts op-gewekt te worden door Engelen in menſchelijke gedaanten: op het welke ik geantwoort
heb, dat ik niets en kende van dat alles, en dat in dien ik een Engel ſien ſouin menſchelijke gedaante, ik
:
tegen de Quakers. ik daar
aderd: van hebben ſou,
33 I
en ſouvreeſen
dat het een Duivel weſen mogt; ſoo ſeer ben ik ge woon, de Stemme Gods inwendig te verſtaan, dat ik geen werk make van al wat ſigtbaar of verſtaanbaar is voor de natuurlijke ſinnen : om dat ſulks te ge vaarlijk is; dewijl den Duivelſoo wel uit de lucht, Stemmen kan geven en gedaanten van Lichamen kan maken, als de geeſt Godts. Daarom blijf ik my houden aen de vaſte waarheit, en niet aen droomen
of geſigten, al is 't dat ik ſomtijts droomen en geſig
ten in den geeſt gehad heb, die van Godt quamen: 't gene my beveſtigt is geworden, nadat de dingen
die ik geſien of gedroomt had, quamen te gebeuren, en goede werkingen hadden gedaan, in mijn Ziele,
of inde zielen van anderen. Maar ſich te vertrouwen op droomen of geſigten,
eer dat die hare uitwerkingen gedaan hebben; dat is ſich vertrouwen op een gebroken ſtok, die geen
#
ſterkte heeft. Men moet altijt den Boom aen vrugten kennen, en den H. Geeſt aen 'tgene dat hy voortbrengt: Want noyt woont hy in een ziel, ſon der daar in der daat voort te brengen de uitwerkin
# van alle fijne vruchten,
en al daar ſijne gaven te rengen. Dat is de vaſte Toet-ſteen, om te kennen of mijnen 45eeſt niet ban ſ5obtig; deſen Benjamin by brengt. Maar hy en heeft deſen Toet fteen niet in ſijn macht; daarom is het dat hy niet heeft konnen toetſen of mijnen geeſt van Godt is.
#
Hy heeft ſig vernoegt met abſolutelijk te ſeggen, dat ijp niet ban @Bobt ig / ſonder andere proeve of bewijs : gelijk als of hy een Orakel of God-ſpraak was, daaraen een ygelijk blindelings ſou moeten ge "-- --
-
--
looven,
332 Advertiſſement ingedient, looven ſonder te onderſoeken of die ſaak waarachtig
is of niet. En hy heeft niet voorſien, dat ik noch in de Weereld was, om ſijne Leugens aen den dag te brengen, en ſijnen geeſt te ontdekken, in plaats dat hy den mijnen ontdekken ſou. Men mag wel ſeg gen, dat ſijn zonde rijp is, en dat God hem wil ver
ootmoedigen als hy ſich ſelven niet verootmoedigen wil.
Het is noch een groote barmhertigheit die Godt hem doet, van te mogen ſijne doolingen ontdekken, dewijlhy noch in de weereld is, en den tijt heeft om die te verbeteren eer dat hyſterft. Want dewijl my Godtſoo vele dingen doet ſien, ſoo moet hy niet twijfelen, dat ik ook door dat boven-natuurlijk Licht ſijn Seête tot in den gront geſien heb, en dat ik zekerlijk oordeel, dat ſy niet van Godt is, maar van den Duivel : en de gene die in de ſelveſterven, ſullen in den doot bedrogen zijn, ende en ſullen die Zaligheit niet vinden die deſen Benjamin hun belooft. Hoewel ik nochtans geloof, datterinſijn Seête men ſchen zijn, die veel beter zijn dan hy ſelfs is, die twee luiden van Frederik-ſtat die ook tegens my ge ſchreven hebben in ſijn Tractaat, hebben een beter ziel dan de zijne ; en hebben meer kenniſſe in hare eenvoudigheit, dan deſen Benjamin heeft met alle ſij ne Studien, daar van hy ſich glorieert, alsof hy veel wijſer was dan d'andere; daar ondertuſſchen ſy het inwendig leven beter verſtaan dan deſen Benjamin doet : door 't welke haar quaat veel minder is dan 't
ſijne, dewijl ſy tegens my niet geſchreven hebben dan om deſen Benjamin, als haren Overſten toe te
ſtemmen. Ik en wil niets byſondersſeggen van deſe *
-
-
-
tWee
tegen de 9gakers. 333 twee Quakers, dewyl ſy by-na de ſelve dingen by brengen van haren Meeſter, maar ik ſou hun geerne bidden met alle de vrome menſchen die onder die Se
éte zijn; alle die doolingen te verlaten, en hun te
hechten aen de LeeringeJeſu Chriſti, die de eenige ware Kerk is. Want St. Paulus beriſpt ſijne Diſci pelen die in ſijnen tijt ſeiden, Ik ben Pauliſch, ik ben Appoliſch; hun vragende, of Paulus, of welymand
anders, voor hun geſtorven was, en ofſy niet alle Die naren feſu Chriſti waren ? Want wat iſſer ſoo veel te Diſputeren over ver ſcheiden gevoelens? daar en is maar een Godt, een Wet, en een eenige ware Kerk, die Jeſus Chriſtus op de Aarde weſende op-gerecht heeft. Laat ons
maar alleen fijne Leering in 't werk ſtellen, en wy ſullen Zalig zijn.
Maar al die verſcheyden namen
van Religien ſullen niemand Zalig maken : Men moet Chriſtenen zijn, en niet Quakers, of van ee nige andere vreemde Religie. Daarom moet men ſich aen geen andere dingen Hechten, dan aen de Chriſti: die alleen is bequaam om ons te behouden, en niet de verſcheiden gevoelens der menſchen, die alle konnen dwalen : maar Jeſus
#
Chriſtus en kan niet bedriegen. Voor my, ik hechte myaen hem, en vinde my altoos in ruſte, en ik ſou wel wenſchen dat alle men
ſchen van goeden wille ook het ſelve deden : want ik en trek niemand tot my; maar ſou wel willen alle
de Weereld tot Chriſtum leiden, op dat ik mogt goet geſelſchap hebben in de eeuwige gelukzaligheit.Want
indien wy hier al te ſamen vereenigt waren in den geeſt Jeſu Chriſti, wy ſouden zekerlijk alle "#hem -
-
Cer
334
Advertiſſement ingedient, . .
Heerſchen in ſijn Heerlijk Koninkrijk dat wy ver wachten. Maar zijnde in deſe Weereld ſoogedeelt,
dat men niet en weet waar men gaan ſalom de Waar heit te vinden; ſoo is het te gelooven, dat wy ook in
d'eeuwigheit geſcheiden ſullen zijn, en dat de ene ſullen geſtelt worden ter rechter hand Jeſu Chriſti, en d'andere aen de Slinker-hant : want wat Godt
niet te ſamengevoegt heeft, ſal geſcheiden worden. Alle de Chriſtenen moeten maar een ſºlve Lichaam
maken, waarvan Jeſus Chriſtus het hooft moet zijn: daar ondertuſſchen alle de Ledematen van dit Lic
haam nu verſtuikt of gebroken zijn, en van een ge ſcheiden. Wie mag twijfelen dat alle deſe Ledema ten verrotten ſullen, geſcheiden zijnde van het
hooft, dat alleen leven en kracht acn't geheel lichaam
i
geven moet?
Deſen Benjamin laſtert my ook ſeer 't onrecht, in te ſeggen dat ik geſchreven heb, bat een pgelijſt moet blijben in fijn ſtelligte / ſomber baat uit te
gaan. Het welk niet waarachtig is : Want dewyl ik misprijſe alle deſe nieuwigheden en veranderinge van Religien, ſoo en heb ik geen noot te raden, dat
een ygelijk in de fijne blijven ſal. Maar als deſe Man niets quaats in mijne ſchriften vinden kan, ſoo moet
hy iets verzieren, om dat hy doch quaat ſeggen wil. Ik heb wel in 't algemeen geſeyt, dat er in alle ſoor ten van religien eenige menſchen in 't byſonder zijn,
dat deugdelijke luyden zijn, en ik geloof ook nu noch, dat er ſelfs onder deſe Quakers zijn , maar ik ſalmy nochtans wel wachten hun te raden, dat ſy in
die Seête blijven ſouden, maar veel eer, dat zy die verlatenſouden als een quaat ding; nadien ſy ſooda nig
:
tegen de 9gakers.
335
nig voor God is. En ik en ſounoyt eenig menſch # eenen dag daar in te blijven; Het is wel verre van te hebben geſchreven, bat een pgclijk in fijne 5ecte of ſteltgie blijnen moet. Doch ik en kan niet byſonderlijk of onderſcheidentlijk antwoorden op dit ſeggen, door dien hy niet aenwijſt, in wat plaats ik dat ſou mogen geſeit hebben, dat een pges lijſt in fijn ſicligie blijven moet. Alleenlijk weet ik generalijk, dat ſulks niet waarachtig is, door dien ik noyt dat gevoelen gehadheb: maar ik ben van dat gevoelen wel beſeten, dat ik noch eens alle de Chri ſtenen ſou ſien vereenigt in den geeſt Jeſu Chriſti, en dat is de eenige Religie die ik achte, en wenſche voor alle Chriſtenen dat ſulks haaſt komen mag. Want het heeft al te lang geduert, dat men van deen dwa
ling tot d'andere gegaan is, ſonder voordeel : men moet nu ontdekken waar de ware Kerk is, en die om
helſen, en haar volgen, ſonder ſich langer te ver ſuimen aen ſooveel verſcheiden gevoelens der men
ſchen; dewyl de Schriftuur zegt, dat die alle Lenge naars zijn; ſo moet men trachten d'oprechte Waar heit t ontdekken, al is 't dat die nu verborgen is. Die gene die hare Oogen willen openen, ſullen haar wel ontdekken door mijne Schriften; ende en
ſullen niet elders de Leeringe Jeſu Chriſti behoe ven te ſoekken, dewyl de ſelvein mijne Schriften
wel uitgedrukt is, alwaar geleerden en ongeleerden die mogen verſtaan, ſonder die te gaan ſoekken in de Schoolen of Academien, en Univerſiteiten der
geleerden. Want al is't dat deſen Benjamin Spot, met dat ik gefeyt heb, bat mp bunchtt/ bat iſt buel be geſjeeſe iſ). 5tijgiftuur ſoube units: 33IT
336 Advertiſſement ingedient, daar en is nochtans geen oorſaak om te ſpotten; de -
wijl een ygelijk ſien kan in mijne ſchriften, hoe veel
uitleggingen van de H. Schriftuur, daar in geſaayt zijn : want boven het 24 en 25. Capittel van het Evangelie Matthei, die byſonderlijk van woord tot woord uitgelegt zijn; ſoo zijn daar noch ſooveelan dere ſchriftuur-plaatſen uitgeleit in verſcheiden plaat ſen, en ſelfs eenige op een noyt gehoorde manier.
Van waar mag my komen deſe kenniſſe, ſoo die my niet gegeven is door den H. Geeſt ? Sijnd'er men
ſchelijke geeſten die deſe dingen weten, met ſoove le andere die ik noch te ſeggen heb? ſoo overvloedig, dat al ſou het weſen; dat ik niet meer geheele Ca pittels in 't byſonder ſou uitleggen, ſoo ſouik noch
tans eindelijk wel de gantſche ſchriftuur uitleggen, door de paſſagien of ſchriftuur-plaatſen die in mijne ſchriftenſoo veeler wegen geſaayt zijn, gelijk my die al ſchrijvende in den Geeſt invallen. Ik denk, indien Godt my lange leven laat, en dat hy wil, dat ik meer ſchrijven ſal; men ſal wel ſien, dat ik den ſin van de gantſche Schriftuur verſta, ſonder daar van oyt iets van de menſchen geleert te hebben : en dat deſen Benjamin beſchaamt ſal ſtaan, om dat hy
met mijn ſeggen geſpot heeft: dewijl ik niets ſeg dat verdient beſpot te worden. En als Godt my dede ſien, alles wat de menſchen overkomen ſal, tot aen
het einde der Weereld (gelijk dien Benjaminſegt) hy ſou dat moeten prijſen en loven met alle andere men
ſchen; dewijl dat ſulx hun behoorde te dienen, tot een waarſchouwing of bekentmaking om hare zielen wel te bereyden, en hun beduaam te maken om de
toekomende plagen t'ontvlieden. -- --
-
Maar
• g
-
Maar dien
tegen de Quakers.
-
en :# altijts het ge"
hy behoorde te loven en ſig over te verwonderen. Indien ik de verſtandelijkheit heb van de H. Schrif
tuur, en dat ik de toekomende dingen weet, dat is wonderlijk. En ſoo ik wedergeboren ben in den Geeſt Jeſu Chriſti, dat is waardig te achten, en be
hoord van een ygelijk gepreſen te worden. Ik en wil daarom niet ſeggen, dat ik ſoo wedergeboren ben als Jeſus Chirſtus was, die noyt geſondigt heeft, gelijk als ik gedaan heb, en ſou ook noch konnen zondigen, indien my Godt ontnam de genaden die
hy my gegeven heeft : ik ſou noch welkonnen val len in alle ſoorten van quaden en zonden. Maar ik ben wedergeboren in mijne wil, en volkomentlijk , om noyt meer te volgen de genegent eden van de Verdorven natuur, gelijk my God in derdaat die genade gedaan heeft, dat ik die teboven gekomen ben in vele dingen : Want ik en ſou my niet meer konnen verluſtigen in eten, en drinken, of andere menſchelijke vermakelijkheden te nemen: ende en ben niet meer curieus of nieuwſgierig, om
#
te ſien en te weten de dingen die my niet nootſakelijk zijn , en ben ſeer wel tevreden, te weſenſonder al le menſchelijke trooſt. Wat aengaet de vleeſchelij ke luſten, die heb ik noyt gewenſcht in al mijn le ven : Want al is't dat ik ſeer levendig ben in mijn natuur, ſoo heeft Godt my nochtans vrywillen be waren, om hem te beter te dienen: en door een by
ſondere genade heeft hy myne genegentheden voor komen van mijn tedere jeugt af ? ſoo dat ik ſe niet
heb konnen begeven tot de luſten des vleeſch, door ' ik, in ' mijn Geeſt geſtadiglijk Y dien beſig was, met ern e
ſtige N
338 Advertiſſement ingedient, tige en Goddelijke zaken. In voegen, dat ik alle
#
deſe dingen toeſchrijve, aen een geheel boven na tuurlijke genade van Godt: dat de verdor vennatuur van alle menſchen, hun altoos leyd om
hun te vermaken in de ſienlijke en gevoelige dingen,
ende en kan geen behagen ſcheppen in hetgene dat ſy niet ſiet en voelt. En diegene dewelke # berooft van alle vermakelijkheden van dit leven, om ſig te
verluſtigen in Godt; die is waarlijk wedergeboren, en ſoekt de dingen die beſtandig zijn, en niet meer degene die vergankelijk zijn. Ik hoor vele menſchen ſeggen, dat ſy wederge
boren zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti, daar ik haar ondertuſſchen noch geheelijk vinde leven in hare ver dorven natuur, en
# kurieux om te ſien en te we
ten, dingen die hun niet aengaan; en ſy nemen haar behagen in geſelſchappen, en in tijt-korting van ſig
# # ## # 3
o
vallen in melancolye. Ik ſie ook datſe verblijdt zijn
van gepreſen of gevleyt te weſen, en bedroeft van miſpreſen of klein geacht te zijn: en dat meer is, ik fie hun noch hare luſten ſoeken, in eten, drincken
kleederen, en huiſraad : in voegen dat ſy begeeren alle dingen na wenſch te hebben, en na hare eygene willens. En dat erger is, ik ſie, dat menſchen de welke# wedergeboren te weſen in den geeft Je ſu Chriſti, noch de menſchen behagen willen, en
vreeſen, als ſy denken on-eere van hun te ſullen ont ſangen, en doen het meeſtendeel van hare daden na het aanfien der menſchen, meer dan om God te be
hagen : ſy ſoeken noch geld te winnen, om ſig in ſtaaten eere te houden; en eyndelijk, ſy en ont -
-
-
houden
tegen de 9&akers.
.
339
houden hun geen gemakken of genegentheden van vleeſch en bloed ; daar ſy ondertuſſchen in hareſpe culatien of gedachten gelooven, dat ſy wedergebo
ren menſchen zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti, om dat ſy ſig ingebeelt hebben, dat ſy de weereld willen verzaken, en Jeſum Chriſtum willen volgen, hoe
wel ſyinder daadt noch 't een noch 't ander van die dingen doen, beminnende noch de Weereld en hun ſelven.
- -
-
Ik fie dat deſen Benjamin een is van die menſchen, en dat hyſigingebeelt heeft wedergeboren te weſen, om dat hy gelooft, dat hy de Weereld veracht, in ſijn hoed op ſijn hooft te # , en meent dat hy
de beſtandige dingen ſoekt, in het op-bouwen van de Seête der Quakers, en voor de reſt ſoo gelooft hy, dat het hem wel geoorlooft is, wel te eten, wel
te drinken, te trouwen, en geld te winnen om ſig wel te onderhouden in Eer en vermaak: ſonder van
na-byt onderſoeken wat Jeſus Chriſtus gedaan heeft, om ons een exempel te geven : ofſonder dat hy on dertaſt in den gront ſijnder zielen, of hy ook beſit,
de ſelve gevoelens welke Jeſus Chriſtus beſat doen die op d'Aarde was, als die geſeit heeft, dat hy niet
gekomen was om ſijn eygen wille te volbrengen, maar de wille van degene die hem had. Niemand nu twijfelt, of Jeſus Chriſtus was oot moedig en ſachtmoedig van herten, dat hy de eeren
#
en Rijkdomme van deſe weereld verachte; dat hy de minſte plaatſe gekoſen heeft, en dat hyaengeno men heeft de gedaante van een knecht, hoe grooten
Heer dat hy was, dat hy groot gedult had, lijden de ſelfs voor fijne , en dat ſijne liefde hem -
v# Y 2.
tGT
Advertiſſement ingedient,
34o
ter dootgebragt heeft, om hun te verloſſen van de verdoemeniſſe. Alle deſe dingen worden toegeſtaan van alle de Chriſtenen, en ook van onſen Benjamin, hoewel hy ondertuſſchen niet arbeid om te verkrij gen de ſelve deugden, of die inwendige geſteltenis. Doch hy wil doen gelooven, dat hy die alreedever kregen heeft, in het ſeggen, dat hy een menſch is, die wedergeboren is in # geeſt Jeſu Chriſti : het welk wel jammerlijk te ſien is, van menſchen die ſoo verblind zijn in hun ſelven, als dat ſy hun ſelfs wijs maken, dat ſy leven, wanneer ſy waarlijk doot zijn: of dat ſy zijn in den Geeſt Jeſu Chri ſti, wanneer ſy noch leven in de verdorventheit van
#
haren ouden Vader Adam, met te leven na den vlee ſcheen na de ſinnen. .
Deſe verblintheit des Geeſtes moet met bloedige tranen beweent worden ! om dat die arme zielen in
den doot ſooſeer bedrogen ſullen zijn. En in plaats van hun voor God bekleed te ſien, met het kleet der
onnoſelheit, 't welk is de geeſt Jeſu Chriſti, ſooſul len ſy ſigvinden in ſchande, bekleed met den ſak der verdorventheit, met de welke de zonde bedekt heeft, onſen algemeenen Vader Adam : en ſullen vlieden
van het aenſchijn Godts, gelijk Adam vluchte, en ſig voor Godt verborg, wanneer hem die riep, na
ſijne zonde, om te weten waar hy was. Men moet niet twijfelen dat God ſeer wel wiſt waar Adam naar ſijn zonde was, alſoo wel als hy het van te vooren wiſt : maar hy vraagde hem, waar hy was, op dat hy ſig ſelfs ſou onderſoeken, en aen-merken hoe ſwaarlijk ſijn zonde hem had doen vallen. Even het
ſºlve ſal die menſchen gebeuren, die ſig nu laten - --
voor
-
-
tegen de 9gakers. 341 voorſtaan en gelooven wedergeboren te zijn, ende en zijn het niet. Eylaas! wat ſullen ſy doen, wan neer Godt vragen ſal na de kentekenen van deſewe dergeboorte? en dat hy ſal willen, dat ſy ſullen too nen, wat dingen het zijn, die ſy afgeſtaan en ver zaakt hebben om God te behagen? en wat ſy tot ſijn der eeren gedaan hebben? En dan wanneer alle con
ſcientien ſullen geopent zijn, ſoo ſalmen waarlijk
ſien, dat die menſchen, die hun ſeiden Wederge boren te zijn, ondertuſſchen geſocht hebben, alſoo veel gemakken, eeren, en vermakelijkheden in de ſeWeereld, als ſy hebben geoordeelt ge-oorloft te zijn : en dat ſy beſteet hebben alle de kloekheit ha res geeſtes, en de krachten hares lichaams, om de menſchen te behagen, en om haar cygen ſelfs te ver noegen.
-
-
Is dat niet een groot bedrog, met het welke ſoo grooten getal van menſchen hedenſdaags hun ſelfs vleyen, in valſchelijk hun ſelfs wijs te maken, dat ſy wedergeboren zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti,wan neer ſy noch teenemaal leven in haren eygen geeſt? ende en ſouden niets van hare eygen willens willen afſtaan, om God te behagen; nemende in alle din gen het alderſchoonſte, het alderbeſte, Het Rijk
ſte of meeſt geachtſte, het grootſte, het volmaakt ſte, en eyndelijk alles wat haar herte meeſt begeert: en met dit alles, achten ſy ſig te weſen Chriſtenen, en van het getal van het Volk Gods, ja wedergebo
ren menſchen in den Geeſt Jeſu Chriſti, alhoewel dat haren geeſt vervult is met den geeſt des Anti chriſts; door dien dat hare willens geheel contrary en ſtrijdig zijn, met de wille van Chriſtus ' in
#
-
Y 3
Met
Advertiſement ingedient,
342
het ſoeken van haar eygen eere, in plaats van de eere Gods. Het welk ook deſen Benjamin doet, want indien hy ſijn eygen eere niet ſogt, hy-ſouſig wel
wachten tegen my te ſchrijven : nadien hy verplicht is te bekennen,
# veel goede dingen in mijnege
ſchriften zijn, die hy opentlijk ſou hebben laten ha
rengankloopen, op dat eenige daar uit hadden mo gen trekken, de dingen die hy ſelfs oordeelt goet te weſen. Maar hy en heeft daarin geen in-ſigt gehad op de eere Gods, maar op de eere van ſijn Secte, de welke hy ſtaande houden wil voor alle dingen. En hy ſou niet konnen lijden, dat eenig ander menſch ſou willen ſeggen, de geeſt Gods # ; wan neer ſich de ſelve niet ſou willen voegen tot haren
hoop of troup : door dien dat ſy Quakers geen an deren H. Geeſt kennen dan die ſy ſich in hare Herſ ſensingebeelt hebben. En gelijk als die vande Room
ſche Kerk houden voor een Artikel des geloofs, dat al degene die buiten de gehoorſaamheit van de ſelve Kerk komen te ſterven, verdoemt zijn : ſoo ook ſeggen deſe Quakers, dat haar Seóte is het eenige ware Volk Gods, en dat degene die onder hun niet zijn, van het Licht afgevallen zijn, en den Heiligen Geeſt niet hebben. Het is daarom dat ſoohaaſt als 'er een onder haar Secte is, die den Hoed begint af te nemen, of ſijne gebueren goeden dag te wenſchen;
ſy ſeggen, bat hn ſBob berlaat / en bat ijn ben trenn of ſtuier beg 1,9cereſbg bolgen tuif / Ja dikwils ſnyden ſy die van haar Lichaam af, als een verrot Lid, en bannenſe uit hare vergadering. Waarin ſy genoeg betoonen, dat ſy hare Secte
meer achten dan Godt ſelfs : aengeſien dat de geeſt -
V
Gods
: :
tegen de 9gakers. 343 Gods gemeen is aen alle de zielen die hun ſchikken om hem te ontfangen; ende en kan niet gehecht of bepaalt zijn aen eenige byſondere Secte of Religie, En dewijl het Godt belieft heeft de menſchen vry te laten, ſoo en voegt het deſe Quakers niet de ſelvete dwingen, tot hun aen hare Secte over te geven, om daar # H. Geeſt te verkrijgen, nadien hy hem ſelfs mildelijk geeft, aen alle degene die daarom bidden, Deſe Quakers en moeten den H. Geeſt geen wetten geven, noch t'onvreden zijn, wanneer hy ſigaen my bekent maakt, of aen andere dan die in hare Se &te zijn; dewelke zy behoorden in waarden te hou den, ſelfs na hare eygen inſtellingen; dewyl dat ſy ſeggen, dat een pber menſch in be âlPeereld hoe
menbe / het Alicht met ſig bgengt. Indien dat ſulks waarachtig is (gelijk ſy dat voor vaſt ſtellen :) Waarom dan, willen ſybeletten, dat ik met mijn Licht andere verlichte? en waartoe maken ſy boek ken om te toonen, bat mijn licht niet ban 4Bob
ig ? ſonder een eenige getuygeniſſe of bewijs by te brengen, dat het niet van God zijn zoude; Doen de dat alleenlijk, op dat ſy het ſouden in kleinach ting brengen, en beletten dat het niemand ontfan gen zou, om dat het ſelve Licht niet van hare Secte komt : daar ſy met David behoorden te ſeggen,
dat alle Geeſten Godt loven. Sy zijn jalours dat ik hem loven zou, ofwel dat het iemand anders doen zou,
die van haar Secte ſou uit-gegaan zijn : benydende
#
alſoo het geluk dat eenige ziele ſou mogen genieten door het ontfangen van den H. Geeſt. Het welk tegen de Chriſtelijke Liefde ſtrijd, die ſiguit
breiden moet over alle menſchen in 't gemeen, gelijk Y 4
Jeſus
44 |
Avertiſſement ingedient
j# Chriſtus voor allen geſtorven is. Degene die van ſijnen Geeſt voorſien zijn, zijn niet partydigh, maar beminnen en achten den H. Geeſt, over-al
waar hy ſou mogen woonen, ſonder aan te ſien hoe die menſch genoemt is die hy beſit : en noch min geſint te zijn, te willen diſputeren, ofwel te willen
verachten de Religie die ſoodanigen menſch ſoumo gen beſitten. Gelijk als deſen Benjamin doet, die ſig ſchijnt te willen wapenen met al ſijne krachten te gen de Roomſche Kerk, alsof die ſijn geſwooren vy vyandt was. Hy moeſt die Kerk ſelfs aantaſten als hy die be vechten wil. Wat my aangaat, ik heb niet te diſpute ren, aangeſien dat ik in ruſte ben met hetgene dat -
ik weet, ſonder meer te willen weten : temeer om
dat ik van Godts-wegen weet dat alle die diſpuit door den Duivel verweckt zijn, om den Vrede # der de Chriſtenen te breken, die Jeſus Chriſtus hun ſoo hoog aanbevolen heeft. Indien Benjamin wil diſputeren tegens de Roomſche Kerk of andere, hy ſal mede-geſellen genoeg vinden die de diſputen be minnen : dan mag hy de boekken van de
#
konſt naſien, om te vinden wat redenen hy by bren gen kan, om ſijn opinie of meeninge ſtaande te hou den. Maar voor my, ik en hebniet te doen met diſ puteren, omdat ik genoeg verſekert ben, dat ik wel zalig worden kan in de Religie daar ik in ben, mits dat ik daar in leve als een ware Chriſtene.
Deſen
Benjamin komt te laat om myteraden en te ſeggen, dat ik tucſ gebaan heb/tcmeinſen of mn bedekt
te houben bemini iſ in abſaanbren en 252aband wag/oun dat ilt baar onder de macht man tic 2.
39gie
tegen de 9gakers.
e
. ..
345
39gieſferg traag, maar dat ik nu niet meer on v
ber bare macht tneſcnbc; hun niet moeſt b2ces S. fen. Ik en weet niet wat deſen verbyſterden, met dien raat ſeggen wil; dewijl ik niemand vreeſe dan God, ende en heb noyt mijn Religie ontveinſt, niet meer dan ik nu tegenwoordig noch doe : want ik be lijde opentlijk in alle gelegentheden, dat ik onder de Roomſche Kerk ben, om dat ik die niet verwiſſelen
wil, al is 't dat ik wel beter ken dan hy, het goede en quade dat in de ſelve is. En ik heb dat niet ont veinſt in Vlaandren en Braband, niet meer dan ik in Holland gedaan heb doen ik daar was, noch in Hol ſtein, daar ik tegenwoordig ben. Ik heb nochtans in alle plaetſen een ſelve Geloof, en vinde over-al de ſelve God, en verſta over-al deſelve Evangeliſche Leere: daar en gebreekt niets, dan alleenlijk dat die Leeringe niet in 't werk geleit word, niet meer in d'een plaats dan in d'ander. ' Het is over-al gepredikt, maar nieuwers in 't werk geſtelt: Het welk veroorſaakt heeft, dat ik C
#
-
niet heb behoeven te veinſen, niet meer in d'een plaats
dan in d'ander: Het is myal-eens waar ik ben, om de Waarheit te verklaren: maar ik trek wel van d'een
plaats na d'ander, wanneer ik vervolgt word: om dat Jeſus Chriſtus my ſulks geleert heeft, ſeggende:
als men u vervolgt in een plaats ſoo vlugt in een ander; gelijck hy ſelfs ook gedaan heeft. Maar Benjamin
duydet alle mijne daden en woorden tot een quaat einde, en meent dat ik veinſen wil, gelijk als hy doet met te willen aengeſien weſen voor een verlichte
van God, als het nochtans niet waarachtig is. Hy en moet my na fijn el niet meten, want ik ben oprecht Y 5
en
345
Advertiſſement ingedient,
en ongevalſcht, ende en ſoek de menſchen niet te be hagen of miſhagen, maar de waarheitte ſeggen, en God alleen te behagen, om dat ik van de menſchen niets begeer; ende en ſoek noch hare goederen, noch hareeeren, noch hare vermakelijkheden, om dat ik ſnV Vern
met het gene dat God m
:
Ven
# # iets # wenſchen : # ik noeme, een Herborentheit in den geeſt Jeſu Chriſti: door dien dat de gene die noch in ſijn natuur leeft, andere dingen ſoekt dan God, ende en is in deſe
Weereld noyt volkomentlijk vernoegt noch voldaan, noch en kan de ruſte niet vinden
#ikgevoel in dit
leven: 't welk my een getuygenis is, dat het de Geeſt Gods is die my regeert, door dien dat er nietsis dat een ziel verzadigen kan, dan God, aangeſien dat ſy Geeſtelijk is, ſoo en kan ſy niet vernoegt zijn met tydlijke goederen. Menſiet dat door ondervinding, dat noyt een menſch tevreden is met de goederen der
Aarde, en dat hoe hy meer heeft, hoe hy meer hebben wil. -
-
-
Daarom en ſag men noyt een menſch in deſe Wee
reld, volkomentlijk vernoegt en verzadigt : door dien dat de verdorven natuur altijt wenſcht de din
en dieſy niet heeft, ſig niet vernoegende met hare ehoeften te hebben, ſonder den overvloed te wen
ſchen, en van daar komt men den overdaet te wen ſchen, en ſoo voorts oneindelijk altijt onverzadelijk. Het welk ſoo is, om dat den menſch in ſigheeſt een Goddelijke Hoedanigheit die ſig niet verzadigen kan met Stoffelijke dingen : Het en is maar eene onge
ruſtheit die hem beweegt om altijt meer te hebben, denkende ſigte ſullen vernoegen , en wanneeralles hy --V,
-
alles heeft wat
tegen de Quakers. # heeft; ſoo en is by:
meer vernoegt als te vooren; ja 't gene hy begeert, is gelijk een # water, van het welk hoe meer men
drinkt, hoe dorſtiger men is : om dat de goederen van deſe Weereld van die natuur zijn, ſwaar en ſout of brak, die altijt den menſche trekken en dorſtig maken na de Aarde, en hy kan hem nochtans met de ſelve niet vervullen: Maar hyiste Edel om verzadigt te weſen met Stoffelijke dingen, en ſijn ziel moet een Goddelijk voedſel hebben, anders verdroogt ſy al lengskens, gelijk alsof men aan een beeſt eenig voed ſel geven ſoude, dat ſtrijdig ware tegen ſijn natuur, aisyſeraen een Paart, of Hout aan een Koe; ſulx ſou die dieren niet konnen onderhouden ; om dat ſulk voedſel niet overeen en komt met de naturen van een
ygelijk van die dieren. Even ſoo is het met de natuur van de zieledes menſchen,dewelke Goddelijk zijnde, kan niet gevoed worden dan met Goddelijke en bo ven-natuurlijke dingen. Daarom kan de ziel noyt
vernoegt zijn, ſooſy God niet gevonden heeft. En indien ik tevreden ben, het is een teken dat mijn
geeſt van God is, en niet van den Duivel noch van de natuur ; (al is 't dat deſen Benjamin het tegendeel ſegt.) Want ik en kan niet beſtiert zijn door een na tuurlijke Geeſt, dewijl dat ik aan mijn ſelven weigere te geven alle t3ene wat aan de natuur ſou mogen vol doen, of vermakelijk zijn. En die natuur kan ſig ſelfs niet ontſeggen of weigeren, ſonder een bovennatuur lijke genade: daarom moet men nootſakelijk beſluy ten, dat mijn Geeſt niet natuurlijk is: want indien hy ſulx was, het ſou, hem ſoo wel toegelaten zijn,
de vermakelijkheden van dit leven te gebruyken als -
33Ul
348
Advertiſſement ingedient,
aen andere menſchen : te meer om dat ik de midde
len heb om ſulx te doen. Het heeft my vrygeſtaan te trouwen ſoo wel als deſen Benjamin : want ik heb
om dat te doen gelegentheden genoeg gehad. Het is my ook geoorlooft eerlijke vermakelijkheden tene
men; om dat ik vryben, en niemant heb die my dat beletten kan. Het is my ook toegelaten, wel te eten, en te drinken, en my koſtelijk te kleden, om dat my Godmiddelen in deſe weereld gegeven heeft.
Het ſtaat my ook vry, my te doen dienen en eeren; Het gene ik niet doe : Waar over deſen Benjamin
my in ſijn boek beriſpt, gelijk alg of boog gierige heit ilt mp niet moit bocn bienen en eeren; baat
ift onbertuſſchen be menſchen mijn ſpeer en Hºmejuffrou noeme / om (gelijk hy zegt)mp boog b:cembe te boen ceren / veel cer ban boog mij ne Hyung-genoten. Maar deſen ouwetende kent de wegen niet, van degene die beſtiert zijn door de geeſt Gods; en oor
deelt van alle dingen na den natuurlijken geeſt : de welke welſeggen ſou als hy doet, dat het tucſ gea baan ig / fig te doen bienen / alg men begcie gentijchen heeft om fig te konnen boen bienen, en geld om ſijn knechten en bienſtmaagden te betalen. Maar Jeſus Chriſtus mijn Meeſter, heeft my een andere Leſſe geleert, als hy my ſegt, dat hy
niet gekomen is om gedient te worden, maar om te die men: En ook met ſijne daden, verkieſende het klein
ſteen geringſte van alle dingen. Want de Geeſt van gewillige armoede, leert genoeg, dat hy ſober was in eten, en drinken, en kleeding, en ook fijne A
Poſtelen, de welke grove luiden waren die -
# twijf
tegen de 9&akers.
-
349
twijfel gebraden viſſchen aten ſonder ſauce, en de
reſte naar advenant. En diegene, die Diſcipel van Jeſus Chriſtus weſen wil, moet hare manieren van doen navolgen, en kieſen van alle dingen de ſlecht
ſteen verachtſte. Want al is men inderdaat Rijk, ſoo moet men nochtans arm van geeſt zijn, en in wil : en ſig niet doen wel tracteren of dienen, ten ſy in den noot : Want alles wat boven de behoefte is, is ydelheit. Dit is de reden waarom dat ik my niet doe dienen, ende en begeer noch knecht noch meyt, en dat om
twee redenen : d'eerſte is, om Jeſus Chriſtus ſoo veel nader na te volgen : en de tweede is, om dat ik geen dienſt-knechten noch dienſt-meyden vind, die
door Liefdadigheit dienen, maar alleenlijk om geld te winnen : en ik en wil hun niet hueren, vreefen
de mede te werken aen hare gierigheden ; daarom
dien ik myſelven ſooveel als ik kan, ende en wil niet gedient zijn, maar wel geholpen in mijnen noot: 't welk ik niet altijt heb kunnen hebben, want ik heb dienſt noodiggehad in de Stadt van Amſterdam, ge
duerende een lange ſiekte, daar my Godt mede be- , ſogt; en hy heeft my de kragten gegeven, om die nootſakelijkheit in mijn behoef uit te ſtaan; door dien dat ſulks my over quam, om dat ik Jeſus Chri ſtus wilde navolgen, in geen dienſt-meyt te willen houden, niet meer dan hy een dienſt-knecht heeft willen houden, doen hy op d'aarde was. In ſulke gelegentheit vind ik de Goddelijke hulpe, door dien dat de menſchelijke my ontbreekt door gebrek van liefdadigheit der menſchen, dewelke niets doen wil
len dan door gierigheit, daaraen ik niet mag mede werken,
Advertiſſement ingedient,
35o
werken, als ik in geruſtheit der conſcientie blijven ſal; Daarom is het my lichter, te verdragen de lic hamelijke # dan mijn ziele te quet ſen door de zonden van andere, ofte hebben de in wendige onruſte , dewelke my onverdraagelijker ſou zijn, dan de alderverdrietigſte ſiekte mijnes Li haams.
Siet daar de reden waarom ik geen dienſtmeyt hou de tot mijn behulp, om oorſaak dat ik er geen vin den kan die door liefdadigheit dienen, of die de eere Gods ſoeken. Maar dat ik duſdanige vond, ik ſoud 'er wel twee of drynemen : want het en is de Gie
righeit niet die my doet mijn ſelven dienen, (gelijk deſen Benjamin zegt) Dewijl ik mijn goetaen den ar men om niet geve, ſooſoud ik het noch liever geven
om gedient te zijn, indien het eene ſoo volmaakt was als 't andere.
Maar ik ſie ſulk een onderſcheit
in die volmaaktheit, dat het eene my dunkt gout te weſen, en 't andere aarde. Dewyl dat de liefde die ik God toe drage (om de welke ik myſelven diene,)
het fijngout is van de liefdadigheit : en dat, my te doen dienen om het gemak van mijn lichaam, ofwel,
my te doen eeren om aen mijn geeſt te voldoen, geen ander inſigt heeft dan de aarde en den tijt. Daarom gevoel ik meer genoegen in mijn geeſt, als ik my ſelven en anderen diene, dan gedient en ge-eert te zijn van mijne Huisgenoten, als 't welk ik noyt be mint heb : want al is't dat ik veel dienſt-boden ge
had heb,'ſoo en heb ik my nochtans van hun niet la ten dienen, in 't gene dat mijn eygen perſoon be
trefte; veel meer hun vermanende, ſorg te hebben voor het gemeene beſt, dan voor 'tgene dat my in 't by S.
-
,
, -
:
351 • , tegen de 9gakers. 't byſonder raakte. Maar deſen Benjamin, verſtaat deſe Tale niet, omdat hy noch in ſijn natuur leeft, en deſe geeſtelijke wegen niet begrijpen kan. Temeer om dat de natuur ſigaltijt tot # luyheit neigt, en veel liever wel gedient wil zijn, dan andere te dik TACIl,
-
Het is te deſeroorſaak, dat de menſchen hande
len en Koopmanſchap drijven om veel geld te win nen, op dat ſy hun welſouden doen dienen. En het menſchelijk verſtand kan anders niet begrijpen, ban
bat ik melboen ſoump te boen bienen , betupſ ik be mibbelen mel heb t gelijk als deſen Benja min bybrengt, om oorſaak dat ſijn kort geſigt geen andere dingen kan ſien dan de Aarde en den tijt. Maar indien hy een menſch was wedergeboren inden
geeſtJeſu Chriſti (gelijk hy ſigberoemt) hy ſou wel ſien, dat het volmaakſte is, ſig ſelfs te dienen en een ſlechte en verachte ſwier te houden : nadien Jeſus Chriſtus de volmaakſte van alle menſchen, ons dat
exempel wel getoont heeft. Want hy was de Rijkſte en de volmaaktſte van de Weereld; daar hy onder
tuſſchen gekoſen heeft, de kleinheit en Armoede, en de gedaante van een ſondaar, en van een Knecht. Moeten niet wel, deſen Hoogmoedigen Benjamin en andere, die de naam van Chriſtenen dragen, wel beſchaamt ſtaan, van hun te doen dienen en eeren,
daar haren Meeſter en Capiteyn Jeſus Chriſtus de an dere dient, en hy ſelfs is veracht, gelijk hy door de
Propheet zegt, dat hy de verachtſte der menſchen is, En deſen onwetenden vernoegt ſig niet met hem te doen dienen en eeren van ſijn Huisgeſin; maar wil #
dat ik doegelijk als hy; anders beſchuldigt hy my
t *.
VAIl
352 Advertiſſement ingedient, van gierigheit en van contrabictief daarin, bat
iſt niet huil gc-cert 3ijn ban mijn huig-geſin /
maar incluan 492eemben / betupſ (ſoohy zegt)
batikſe tot bien einde mijn beer heete. 'Twelk valſch en verdraayt is : want ik wil van niemant ge
eert zijn, om dat mijn Koninkrijk van deſe weereld
niet is : en ik acht my meer gelukkig, te mogen dienen, dan gedient te worden, als ik dentijt en de
geſontheit heb om het te doen. Ik en ſou geen an dere conditie of ſtand willen kieſen, dan die van een Dienſt-maagt, by ſooverre ik ware Chriſtenen kon de vinden om die te dienen. Want ik en kan niet dienen degene die eer-dienſten ſoeken, noch ook de
gene die gedient willen zijn, om te voldoen aen hare ſinnelijkheden, of om hare grootheit ſtaande te hou- . den, of gierigheden; # menſchen mogen van my niet gedient worden, niet meer dan ik van hun mag gedient zijn. Maar ik mag wel dienen, de ſulke, die hun willen óvergeven tot ſu Chriſti, en mijnen dienſt of byſtant van nooden
"#
hebben.
Want al wat ik inde Weereld heb, is voor
de ſoodanige : en niet voor de Hoogmoedige; Gul ſigaarts, of Luyaarts, die arm zijn door d'een of d'ander van die gebreken : want ik en heb niets om aen de ſoodanige te geven, en ſou liever (als 't met recht geſchieden konde)hun afnemen wat ſy hebben, dan hun daar noch meer toe te geven: op dat ſy God ſoo veel niet vertoornen ſouden door # tijdelijke goederen. -
-
En het en is ook de meninge Jeſu Chriſti niet, wanneer hy zegt, die een kroes watert in ſijnen name gevenſalaen een van ſijne kleyne, dat het hem in 't eeu 2vig
-
-
tegen de Qgakers,
353
wig leven ſal vergolden worden. Dat men daarom ge ven ſou aen ſoo vele lant-loopers die ſigſeggen arm
te weſen, of iets eyſſchen om Gods-wille. Want dat en zijn de Kleine van Jeſus Chriſtus niet, dewijl
ſe fijne onderwijſinge niet navolgen, maar die des Duivels, door hare zonden en quade werken. Daar om is't dat ik van mijn goederen niet geven kan aen de hedenſdaagſche Armen, om dat het de rechte ar men niet zijn, al is't, dat ik by gebrek van andere, gedrongen ben geweeſt, mijn goederen aen hun by' Teſtament na te laten.
Maar indien ik ware kleine
van Jeſus Chriſtus gevonden had, ik ſou niet geerne een ſtuiver aen andere gegeven hebben, 't en ware dat ik hun in den uitterſten noot geſien had : want andersſouik mede gewerkt hebben aen hare ſonden van leuyheit, die verſterkt of vermeerdert ſouden worden, door de byſtant die ik hun doen ſou : 't welkik niet van meening ben te doen : Maar wan neer ik menſchen vinden ſal, die niet baatſoekent
zijn, de welke Diſcipelen Jeſu Chriſti trachten te worden; die ſal ik geerne geven alles wat ik heb, ja mijn eigen bloet om dat te drinken, by aldien ſy het noodig hadden. Het is daarom, dat ik geen noot heb beſmet te zijn, met het gebrek van gierigheit; gelijk deſen Benjamin my wil beſchuldigen doorſijn onwetentheit, en door gebrek dat hy niet kan on derſcheiden de ware deugt, uit de valſche; en oor
deelt lichtveerdiglijk al blindelings, dat ik my niet doe dienen, boog G5ierigheit. Gelijk alsof d'oot moedigheit en nedrigheit zonden of gebreken waren, in plaats van dat het vaſte Deugden zijn, bekrach
tigt door het leven, en door de leeringe Jeſu Chriſti. Z
Maar
2
354.
Advertiſſement ingedient,
Maar indien dat ſulx anders lag, het ſou wel veel aengenamer aen mijn natuur weſen, haar te doen dienen en eeren, en den lofte hebben van Rijk en milt te weſen; want dat kittelt de ſinnen vande wee
reldſche menſchen; dewyleen ygelijk geerne gepre ſen en geacht is na de Weereld : gelijk die zijn, die mildelijk geven of betalen. Men noemtſe, gene reux of moedig, om dat ſy niet veel werks maken van een weinig gelt, maar deelen het mildelijk uit, om hun ſelfs in eere te onderhouden, en in de ach
ting van eerlijke luiden te weſen, of om hun te doen dienen, of om te hebben al wat hare herten geluſt. Al-hoewel dat ſubk groote gebreken of ondeugden
zijn, ſoo achtſe nochtans een ygelijk voor groote deugden; om dat er ſoogrooten meenigte van men
ſchen vrek en gierig zijn, die aen niemant iets geven willen, ja # niet geerne willende betalen't gene dat ſy koopen; maarborgen of trekken iets van de
betalinge af, ſooſy konnen. En door diendeſe on deugt vuilder is dan de mildheit; ſoo misprijſt men die, om dat de menſchen daar ſoo veel voordeel niet van trekken, als van de mildheit of moedige open handigheit, (gelijk men't noemt:) nadien eenyge
lijk altijt prijſt het gene hem voordeeligſt is, ſonder in te ſien de gerechtigheit en de deugt van de ſake, noch hoe dat die voor Godt beſtaan ſal : Het is ge
noeg voor de menſchen, dat ſy weten, dat een ding hun voordeelig is, om dat te loven of te prijſen: en
te weten wat hun nadeelig is, om dat te verwerpen en te verachten. ,, Voor my, ik acht my de gelukkigſte vande wee
reld te zijn, datik de nederigheit Jeſu Chriſti volgen - -- - - - -
* *
mag,
tegen de 9gakers.
-
355
mag, en leven alſookleinlijk alsof ik arm was. Maar indien ik ware Chriſtenen vont, die iets van nooden
hadden, ik ſou wel doen blijken, dat ik niet gierig ben; dewijl ik niets in den noot ſpare, en ſou met vreugde geven de leſte Myte van mijn goet, tot de
byſtant van mijne Chriſten-broeders. Want mijn hert heeft noyt gehecht geweeſt, aen de zonde van (gelijk deſen Benjamin van my wil doen enken.) En ik heb een Vrient gehad in 't Lant van
#,
Henegouwen, geheeten Pater Pieter du Bois, de welke overſte was van het Oratorie van Maubeuge,
die my dikwilsgeſeyt heeft. Dat iſt beguaam mag/ om lnel een geheele llºcereld te regeeten/ hoe wel ik doen maar oud was ontrent twintig jaren : 't welk my ſoo vreemt docht, dat ik meende dat die
Perſoon my niet wel kende, om reden, dat ik noyt in mijn leven gedacht had, dat ik bequaam was om een kindt te regeren, gelijk ik dat inderdaat noit ge daan had, alſooik de Jongſte was van mijne Broe ders en Suſters, die met my over gebleven waren. Maar hy ſeidemy, bat ik ſomber baat-3ucht
bmag / en mp ſeinen niet ſocht; 't gene mp bie bequaamheit gaf om toel te regeeren: ombat (ſeidehy) een menſch in bier hoegen ſomber eie gen baat-3ucht 3ijnbe / brquaam ig om een gee beele ſteeereld te regeeren/ bemijl alle be 4Pog
Iogen / geſchiſſen en on-eenigheden altijtg hd men uit de baat-3ugt ban iemand. En indien be lºtoningen / 39ginten / Haagiſtraren / 49e
berſten / en ibupg-aBaberg / meer inſigt hab ben op het gemeente beſt / ban op haar epgen
baat / ſp ſouben altijt in bgeben 3ijn / en be -
2Z 2
minbi
356 Advertiſſement ingedient, minb ban hare onberbanen. Het welkik metter daat beproeft heb, in dat Hoſpital daar ik noch van -
geſproken heb, dat ik alleen ontrent negen jaren ge regeert heb; geduurende de welke, niemant met waarheit ſou mogen ſeggen, van aldaar eenige on eenigheit of twiſt geſien of gehoort te hebben; om dat ik niet partijdig was, en gaf aen een yder even gelijk na ſijn behoefte, ſoekende altijt het gemeene beſt, en niet mijn eygen voordeel : 't welk een lief de baarde onder mijn onderdanen, en een goetwil ligheit te mywaarts; ſelfs van de gene die quaat wa ren, en geen vreeſe Godts hadden. Sy beminden my, om dat ſy ſagen, dat ik meer haar nut zogt, dan het mijne, en leefden in vreede om my te behagen, hoewel ſy anderſinstwiſt-gierig genoeg waren, om dat al de Kinderen die ik had van verſcheiden natu ren waren, en van verſcheiden genegentheden en conditien.
n
:
En wel ſelden kan men vrede houden in
ſoo grooten getal van verſchillende menſchen, ſoo veeljaren ſonder twiſt ofTwee-dragt; Hoewel ik er
dikwils had tuſſchen 5o. en 6o. Het welk my docht een bewijs ofuitwerking te zijn, van de
#
gevan dien goeden Pater du Bois, die hy my hadt gedaan in mijne jeugt, doen ik noch niet verſtond, wat hy my wou doen verſtaan, als hy ſeide, dat een menſch die niet baat-3ochtenb bbag / bequaam buagſ een geheele 319eereld te regeeren... : Hy betuigde daar mede wel, een ander gevoelen van my te hebben, dan deſen Benjamin heeft, die my verdacht houd van gierigheit / om dat ik my
ſelven dienen wil. Indien hy my ſoo wel kende, als den geſeiden, ;;
du Bois, die een vroom en geleert w
*
.
-
Man, "
tegen de Quakers. *
35
##
&#
Man was, hy ſou # , van de die God my gegeven heeft, aan be 3onbe ban giee righeit toe te ſch?ijben. Dewijl dat in al mijn le ven daar van geen ſchijn in my geweeſt is, dan alleen
in het Oordeel van blinde menſchen, en on-weten
de in de wegen Godts, die niet aen en ſien dan het uitwendige der dingen, en oordeelen alleenlijk na den ſchijn, ſonder de Waarheit der ſaken te kennen. Daarom ſouden ſy my wel oordeelen gierig te weſen; om dat ik niet ruymhandig aen de gierigaarts betaal; of dat ik niet ruymelijk aen d'armen geve; of om dat ik my niet doe dienen of eeren voorgelt. Sulx ſou wel gebeuren aen alle Weereldſche menſchen, die niets doen dan om haar eigen baat : en my metende na hareel, ſoo moet het noodſakelijk volgen, dat ſy oordeelen, batift boog gierigheit na laat up te boen bienen / en bat ik be menſchen cer-tije
telen gebe / op bat ik ban bie ſou ge-certino2 ben bupten mijn koſten / of om een loffelijke naam te hebben; gelijk deſen Benjamin, in ſijn Tractaatſeer qualijk te propoſtbybrengt. Want wat lofſou ik begeeren van menſchen die ik niet met al len acht ? dewijl ik al van mijn jeugt afgemerkt had, dat de menſchen onwetende en onſtantvaſtig waren:
't welk my hun heeft doen verachten van mijn jonge
#
-
jaren af, door dien men eenigen tijt van m dat ik leelijk was, en op een ander tijt, dat ik ſchoon was; 't welk niet waarachtig weſen konde: want ik was altijt de ſelve, ofſchoon of leelijk : 'tgene my dede beginnen te ſien d'onwetentheit der menſchen, dewelke niet bequaam ſijnde een recht oordeel te ge venin een ſaak van ſookleinen gewigt, ſoo moeſten Z 3 ſy "
-
-
Advertiſſement ingedient,
58
-
ſy noch min bequaam zijn in ernſtigeof gewichtige ſaken: en daarom heb ik noyt meer hare oordee len geacht, maar heb getracht ſelfs de waarheit van de ſaken t'ontdekken, liever dan te wachten na het oordeel van de menſchen : te meer, om dat ik ſedert
geſien heb by-na in alle dingen, dat de menſchenſeer onwetende zijn, ſelfs in natuurlijke dingen, en noch
meer in geeſtelijke. Daarom ſal ik my wel wachten van hun / mijn lycer te heeten (gelijk deſen Ben jamin zegt, ) om op hun eenige lof te hebben : dewijl my dat nergens toe nut zijn zou; nadien ik my niet ſoek te ſtellen in eenige ſtaat van waardigheit deſer Weereld. Ik en heb niet van noden te ſtaan na een eer-naam *
onder hun, van de welke ik niets ſoek te hebben, en
gering acht, iets te doen om te willen van hun geacht zijn. En my dunkt wel dikwils wan die ik te
neer ik hun hoor ſpreken van Recht-ſaken, van Me
decijnen, van de Theologie, en andere wetenſchap pen; dat ſy rechte onwetende zijn, en weinig be quaam om alleenlijk de natuurlijke ſaken te onder ſcheiden. Daarom en acht ik hare Lof-tuiterijen niet, te meer om dat ik hun ſoo onſtantvaſtig vind, dat ſy draaien gelijk de wint : ſoo dat, wat ſy den eenen dagprijſen, dat verachten en verwerpen ſy den anderen dag. In voegen dat ik my wel wachten ſal iets te doen om van de menſchen geacht te zijn; te meer om dat Jeſus Chriſtus zegt, dat wie de menſchen
behagen wil, geen dienaar feſu Chriſti zijn kan. Daar em en ſal ik noit iets doen om hun te behagen, noch ook om hun te mishagen, door dien dat ikſe achte
voor onwetende en ongeſtadige, op de welke "# .
*
lg
tegen de 9gakers. 359 fig geenſins vertrouwen mag : die ondervinding is bequaam genoeg om my te beletten hun te noemen mijn ſpeer of amberg / om ban hun ge-ecrt te 3ijn : aengeſien dat ik niets voor eere achte, dan al
leen van te weſen een Chriſtene, of Diſcipel van Je ſus Chriſtus; al de reſt heeft by my geen vermogen. En daarom heeft deſen Benjamin qualijk geraden, als hy gedacht heeft, bat ilt de menſchen intitite
Ierc met de naam ban mijn ſpeer of anberg / om eenigen ſofban hun te hebben. Want ik ſou al de eere die de menſchen my doen konnen, wel verkoopen voor een glas water. Maar om dat deſen Benjamin ſig noch draagt na het acnſien der men ſchen, ſoo gelooft hy dat ik het ook doe, ſig daar in bedriegende, gelijk in ſoo veel andere dingen: door dien dat hy niet en weet dat er in den menſch zijn drie Geeſten, dewelke in hem werken: te weten, een van God, een van de natuur,en een van den Dui
vel. De geeſt van Godt, heeft d'eerſte beſitting gehad van onſe ziele:Want ſoo haaſt als God de ziel geſcha
pen had, ſo heeft hyſijnen geeft daar # : die
van de natuur, heeft in het begin hem gevoegt tot die van Godt, en doen waren ſy van eenen wille, ſoodanig dat Godt en de menſch geheelijkte ſamen vereenigt waren in een ſeer naauwe eenigheit. Maar ſedert dat de natuur ſig heeft willen vermaken in de geſchapen en ſigtelijke dingen, ſoois ſy van haren God geſcheiden, om haar behagen in te nemen, door de welke de Duivel macht gehad heeft op de Ziele, en heeft haar ſoo verre vervoert, dat ſy haren Godt geheelijk verlaten heeft, om haar
#
te verluſtigen in de ſigtelijke en ſinnelijke dingen; 't 4.
welk
Advertiſſement ingedient, 't welk de zonde gebaart heeft. Want daar en is geen 36o
andere zonde dan den afkeer die de menſch doet va
ſijnen Godt, om ſig te verluſtigen in eenig andere dingen dan in hem alleen : dat alleen maakt de zon de.
En al noemt men verſcheiden zonden, daar en
iſſer inderdaat maar een; dat is die gene de welke
den menſche begaat, daarin, dat hy ſigafkeert van het onderhoud van ſijnen Godt, om ſig te onder
houden en vermaken in de ſchepſelen die hy ſiet en voelt; dat is het grootſte quaat dat den menſchoyt begaan kan : door dien dat hy van God geſchapen is, alleenlijk om ſijn genoegte in God te nemen, en ſig met hem in den Geeſt te onderhouden. Daarom
is het dat God zegt, dat ſijnen luſt is, te weſen met de Kinderen der menſchen. En het is wel een groote verſmaatheit die men God doet, wanneer men ſig wil vermaken, en ſijn genoegen te nemen, met geringe ſchepſelen, die onwaardig zijn de Edelheit des menſchen; gelijk we ſenſoude met goud en ſilver; 't welk men noemt zonde van gierigheit : ofwel in ſig te behagen in de ſtaten en eeren desWeerelds;'t welk men hoogmoe
digheit of hoovaardye noemt : ofwel ſijn welluſt te nemen in de vermaken desvleeſchs ; 't welk men
noemt zonde van onkuysheit of geilheit : of fig te behagen in eten en drinken; 't weik de zonde maakt van gulſigheit; in ſoo veel andere ſoorten van zon
den verſcheidentlijk genoemt; al-hoewel dat ſy alle niet dan een ſelve ding zijn, te weten,
ſijn genegent
heit van Godt aftrekken, om die te leggen op enig ſchepſel, van wat ſlag of conditie het ſou mogen we
ſen. Want indien ik alleculijk mijn genegenthe top - -
-
CCIl
- ----
--
-
tegen de
#
»
361
een kat ſtel, of op een hond, ſoo bega ik de zonde van God te verlaten, om een onwaardig ſchepſel te beminnen, en ſtelle het inde plaatſe van God; de welke ik beminnen moet van geheelder herten, ſon der mijn affectie of genegentheit teverdeelen aen din gen ſoo'onwaardig en veracht; 't welk de zonde maakt; ter oorſaak van de ondankbaarheit die de
menſch in dit ſtuk begaat : te hebben een ſoo bemin nelijken Godt, dat hy begeert en gebied bemind te worden van den menſch, daar die ſig willens afkeert van ſijnen Godt, om ſig te voegen tot ſchepſelen,
minder dan hy ſelfs is. Dit en ſou niet konnen ge- , ſchieden, 't en ware dat dien quaden geeſt den Dui velſig indrong in de wille des menſchen, op dat hy hem van ſijn Godt ſou aftrekken, en hy werkt ſoo
ſterk in de menſch, dat hy die vermeeſtert, en hem doet vallen in alle ſoorten van zonden; in hem uit
doovende dengoeden geeſt Gods, denwelkenhy. alleen moeſt aenhangen, haar volgen, en alleenlijk beminnen. Maar de menſchen en worden niet ge waar, dat ſy deſe drie geeſten in hun hebben, toe ſchrijvende aen de natuur alles wat ſy doen, ſonder te denken datter twee geeſten zijn die buiten haar zijn, en in hun komen na dat haren willeſig neigt.
Want als onſen wille met de wille Gods vereenigt is, ſoo wort ſy beſtiert door den H. Geeſt : maar als onſen willeſigneigt en voegt tot de wille des dui vels, ſoo worden wy geregeert door de quaden geeſt,
door dien dat onſe natuur ſijn kracht en Licht verlo ren heeft door de zonde van Adam,ende en kan geen goet meer doen ſonder ſijn eigen wille te herſtellen,
in de magt Gods, die alleen het goede in ons doen Z 5
kan.
------
362
, Avertiſſement ingedient
.
-
kan. Ik heb van deſe dingen ſeer beſonderlijk ge ſprooken, in ſes brieven die ik aen een vertrouwt Vrient geſchreven heb, dewelke gedrukt ſullen zijn
in het vierde deel van 't Graf der valſche Theologie, al waar een yder ſal konnen ſien en voelen, van welken
geeſt dat hy geleit wort; dewijl dat ſulx aldaar leven dig vertoont en voorgeſtelt is, door de ſelve brieven.
Soo dat ik my alhier in dit AD v E RT 1 ss E MENT over die ſaak niet wijder uit-breiden zal : want ik heb alleenlijk door dit AD T ER T 1 ss E M EN Tr voorgenomen, te toonen dat deſen Benjamin groot ongelijk heeft, ſoo opentlijk in ſijn Tractaat te ſeg gen, bat ift ben 45ecſt 45oog niet heb. En hem
beſchaamt te maken, van gedreven te hebben ſulke ongegronde dingen, gelijk als dit punét is, met all' d'andere die hy in dat Tractaat bybrengt. Want hy heeft geſchreven aen een van fijne Vrienden, batijn niet geloofbc / bat iſt fijn opgebrachte beſchule isingen fou ontkennen. Welken vrient hem ge
ſchreven had om ſijnaenwijſing te hebben, maar
bat geſchºenen ſtonden / bic contrabicticn/bie hn ſett gebonden te hebben in mijne ſtijgiften. Hem ook biddende, te tuiſſen betuijſen hoc bat
ift pgoccucerbe tegen ſpattin / hem trefthenbe bp booft en oogen ? op 't welk deſen Benjaminant woord, bat het niet ban mocben ſaf 3ijn / hem aen te tuijſen in mat plaatſen iſt bic contrabic ticn geſch?cben ijcb / ombat ijp gclooft bat 1ſte
ſe niet ontſtcnnen 3aſ.
&#n om te bcmijſen bat
jft met 33attin pgoccbeer ; bat bp met hem niet luil biſputcren/ om dat hp niet hoog heeft gan
ſºn te bailgen / maar ben ouben 3Papiſien 39gg.
-
Siet
tegen de 9&akers. 363 Siet eens mijne Heeren, zijn dat geen ſchoone antwoorden voor een Man van ſtudie, die ſijn Ge leertheit wil toonen met in zijn boek Latijn en Griex
te ſchryven, op dat men ſien ſou, dat hy wel geſtu deert heeft, daar hy ondertuſſchen niet kan voldoen cen ſoo redelijke vrage, gelijk als is te willen weten
waar ik geſchreven heb de dingen daar van hy my
beſchuldigt ?
Maar 't en is geen wonder, dat hy die antwoord poogt te ontgaan, want hy ſou niet kon nen aenwijſen iets dat er niet is, gelijk veel van die dingen zijn, daar hy my van beſchuldigt, dewelke niet waarachtig zijn, gelijk ook byſonderlijk is,
'tgene hyſegt, dat ik tegen 3Pattin pputebeer. Nadien ik nochnoyt tegen hem geprocedeert heb, noch en begeer het ook niet te doen, niet meer als tegen andere menſchen, door dien dat de Proceſſen allerley ſoorten van zonden voortbrengen, en oor ſaak zijn van het bederf en van de verdoemeniſſe van vele menſchen. Het is daarom dat ik gereſolveert ben novt te Procedereu. Doch ik en ben daarin niet
gelijk deſe Quakers, die ſig niet voor de Rechters willen verantwoorden, om de klein-achting daar ſy
die in hebben, en laten ſigliever ten onrecht veroor deelen, of inderdaat haar goed afnemen, dan den Rechter te onderrichten van haar goedt recht, waar
door ſy oorſaak zijn, dat men hun ſomtijtshare goe deren afneemt met onrecht, door de boosheit van
hare tegenpartyen, of door de on-wetentheit van de Rechters.
# ik doe al anders,
want ik eere de
Juſtitie als een ſake van Godt opgerecht : en wan neer men my in recht betrekt, ſooſtel ik mijn zake en mijn redenen voor, ſoo wel als my mogelijk is, CIl .
364 Advertiſſement ingedient, en als ik al gedaan heb wat in mijn magt is, om den
Rechter mijn goet Recht te doen ſien, ſoo beveel
ik het aen Godt, en neem van fijne hand al wat 'er van komt, doet men my ongelijk, ſoo ontfang ik de beroovinge mijner goederen met vreugde, gelijk Jeſus Chriſtus loert: en ben geruſt als ſulks niet komt door mijn ſchuld. Ik bedien my ook van de Juſti tie, wanneer iemandt my mijn goed afnemen wil,
gelijk deſen Patin (in queſti) doet. En ik heb hem gedrongen door de Juſtitie, te gaan uit de Beſit ting van een goed dat hem niet toebehoort : maar
doen ik geen Juſtitie of recht (gelijk ik gewenſcht had) hebben konde, ſoo heb ik het gelaten, niet konnende dwingen het onmogelijke tot de tijt toe,
dat Godt myaengedrongen heeft, het geſeide goed te hernemen, en ben tot dieneynde in Holſtein ge komen: maar niet om hem in 392oteg te treithen bp hooft en corcn, gelijk deſen Benjamin in ſijn brief bybrengt. Maar om te trachten minnelijke
Juſtitie te bekomen, ten einde ik daar in de wille Godts ſou volbrengen, maar niet om be gierige heit/gelijk deſen onwetenden voorſtelt in ſijn Trac taat tegen my. Want indien de gierigheit my drong,
ik ſou andere dingen mogen winnen dan Noordt
ſtrand, daar ik my toeleg meer van mijn goed te ſul len brengen, dan te verkrijgen door de Succeſſie van 't ſelve Noordſtrand; het welke ik niet aennemen wil dan om by te ſtaan alle diegene, die hun willen van de Weereld aftrekken om te worden Diſcipelen
Jeſu Chriſti, en om daar te leven na ſijne Evangeli ſche Raadgevingen. Want anders en heb ik voor
myſelven Noordſtrand niet van doen, noch eenige -
-
andere
tegen de Quakers.
365
andere openbare plaats; om dat een kleyn kamerken my genoeg is voor alle de dagen mijnes levens. Maar gelijk ik niet voor myſelven geſchapen ben, maar tot de byſtand van mijnen naaſten; ſoo wil ik die gelegentheden nemen, die my Godt in handen ſtelt, op dat ik hun te meer ſou mogen byſtaan. En wenſche dat deſen Benjamin ſelfs, ſig bekeerde van ſijne Sotteinbeelding, om te worden een Diſchipel Jeſu Chriſti, ik ſou hem ſoo wel als andere in Noort ſtrand ontfangen (als ik daar was) al is 't ſchoon dat
hyſig ſoo opentlijk mijn vyand verklaart te weſen. Maar hy ſou moeten verlaten zijn koophandel / en 3ijnſaatbunitentijeit ban te tneſen man't âDolft “Bobtg / of een menſch bie mebergeboren ig . in ben ſBeeſt ſeſu etbgiſti. Om dat ſulx niet waarachtig is, zijnde alleenlijk een verwekkinge des Duivels om hem zijn hert door Hoogmoet op te bla- . ſen, gelijk Lucifer dede,in ſigte laten dunken en te gelooven, dat hy alſoo Heilig was als Godt ſelfs. Want indien deſen Man een wedergeboren menſch
was inden Geeſt Jeſu Chriſti, hy ſou zekerlijk be ſeten zijn van de conditien die ik hier vooren geſtelt heb; en hy en ſou niet meer ſoeken de dingen die op de Aarde zijn, maar diegene die boven zijn, als den A poſtelſegt. Het is wel verre van noch te willen han
g #!
delen om geld te winnen, of te reyſen om een Secte opte rechten. Door dien dat een wedergeboren menſch geen meer vereyſſchingen op de aarde heeft, ende en begeert niets, wel wetende dat de begeerlijk heit alle ſoorten van zonden voortbrengt, ofwel dat ſyd'eenige algemeene zonde ſelfsis, gelijk ik geſeyt heb dat er maar eene zonde is die alle d'andere ": IIB
366 Advertiſſement ingedient, Om dat de eenige begeerte van de geſchapen dingen, de menſche van ſijnen Godt aſkeert die on-geſcha penis, dat alleen de zonde maakt, en niets anders.
Want onſe natuur is geheel goet geſchapen, ende en konde geen quaat doen als ſy met haren Godt ver eenigt ware gebleven: alle waren den men ſche geoorloft en toegelaten; door dien dat alle an
#
dere ſchepſelen om den menſch geſchapen zijn, en hy mogt die genieten na zijn luſt: maar ſoo haaſt als hy ſigaen deſelve gehecht heeft, ſoo is hy afgekeert van ſijnen Godt, nemende die ſchepſelen voor zijn einde, daarop ſtellende ſijn genegenheit die hy op Godt alleen ſtellen moeſt, en heeft ſijn luſt geno men in de ſchepſelen tot klein-achting van ſijnen Schepper; 'twelk alleen de zonde gemaakt heeft. In voegen dat hetgeen daden noch woorden zijn die de zonde maken , maar de begeerte des herten. Het welk de menſchen door haar onwetentheit niet ver
ſtaan, en ſijn ſoo weinig te achten in materie van Theologie als in andere natuurlijke wetenſchappen, om dat ſy d'eene ſoo weinig kennen als d'andere, door de verblindheit hares Geeſts.
Daarom is het dat deſen Benjamin groot ongelijk
heeſt te ſeggen, dat ik de menſchen noeme mijn peer / ombat ik onbet hun eenen naam heb. fien 3on : dewijl ik hun achte ſoo onwetend te zijn', dat ſy alleen niet weten waarin dat de zonde gelegen is, en ſchrijven die toe aan ſtoffelijke en uitwendig dingen 't welk niet waarachtig is, door dien dat er geen daden noch woorden zijn die de zonde konnen
maken, om dat die uit ons herte komen moet, en niet van onſe voeten, noch handen, noch andere leden
,
#
36
tegen de Quakers.
Lid:#
leden onſes
# Evangelie draagt #
van genoeg getuigeniſſe als het zegt, dat wie iemants anders. Vrouw aenſiet om haar te begeeren', alreede het
Overſpel in ſijn herte begaan heeft. Indien men deſe Schriftuur-plaats wel naauw wilde onderſocken, ſoo ſou men genoeg verſtaan, dat de zonde , uit het
herte voort-komt. Want ons ooge uit de natuur is eenvoudig, ende en kan niet zondigen; maar on
ſe genegentheden alleen konnen de zonde begaan, wanneer ſy hun van Godt afkeeren, om het ſche ſelaen te ſien : en onſe oogen ſijn de Venſters daar door de begeerte des herten inkomt; daarom is het dat het Evangelie de oogen voegt by de begeerte, om dat die zijn gelijk de vrugten van den boom der zon den, en ook al de andere leden onſes Lichaams,Want
als onſe genegentheden getogen zijn, tot de begeer te van de dingen der aarde, ſoo gaan onſe voeten der waarts, en onſe handen
# omſe te nemen;
onſe oogen keeren omſe te ſien; ons verſtant werkt omſe te verkrijgen; onſe memorie, om daar van geheugeniſſe te houden, en aldus beſteet men alle de
leden ſijnes Lichaams, en de krachten van fijn geeſt, om de begeerlijkheit te verſterken en te blijven inde zonde, die den menſch maakt tot een vyandt van God, dewijl dat onſe genegentheden niet konnen te
gelijk leggen op twee voorwerpen ſoowijt van den anderen geſcheiden, als zijn, God en het Schepſel: die twee voorwerpen noch genegentheden konnen in een ſelve ziele niet blijven, niet meer dan het heet kan beſtaan in het koud.
Het is daarom dat
#
Chriſtus ſelve zegt,
dat men geen twee Heeren dienen kan, ſonder aan doen of d'ander ontrouw te weſen. -
1
En
368 Advertiſſement ingedient, En met ſoo veel getuygeniſſen en verklaringe van die war. neit, ſoo zijn nochtans de menſchen ſoo ver ſonken in hare duyſterniſſen, dat ſy niet en ſien ſul keklare dingen, die haar eeuwige Zaligheit betref ſen ; en ſy leven en ſterven in die begeerlijkheit,
-*
ſonder eenige achterdocht daar van te hehben, niet
# dat ſy weten, dat de eenige zonde van Adam, veroorſaakt heeft ſoo vele tormenten aen de menſchen, van koude, van hitte, van honger, van dorſt, van ſiekten en de doot. Sy en laten niet af in de ſelve zonde te blijven, en hun te ſtellen in
perijkel, van naar de doot noch veel grooter pijnen te lijden. Want Adam en heeft geen quade daadge daan, noch geen quaat woord geſproken, om van ſijnen Godt verſtooten te zijn, en geſtelt in ſoo el lendigen ſtaat daar wy noch onder # (om ſijn zonde.) Maar hy heeft alleenlijk de Schepſelen aen geſien en hy heeftſe begeert, en door dat middel is hy in de zonde gevallen en heeft de genade Godts verloren, gelijk noch hedensdaags de menſchen in 't gemeen doen, die in de begeerte zijn van eenig ſchepſel, wat het ſou mogen weſen. Want het en is niet de ſoorte van de dingen die de zonde maakt, nadien dat die van Adam ten aanſien van het uitwen
dig beſtont, alleenlijk in het eten van een Appel, die in ſigſelven niet quaat ſijn konde; om reden dat God die geſchapen had, die nimmermeer iets quaats doen kan. En men ſiet huydensdaagsſoo veel ge veinſde menſchen, die hun ſelfs rechtveerdigen, ge
lijk den Phariſeus dede, om dat ſy niet genegen zijn tot
# dronkkenſchap, hoerderye,
of an
dere overdaat en (voor de menſchen) onge-oorloof
tegen de Qgakers.
369
de daden, daar ſy ondertuſſchen zijn in de begeer lijkheit van vele dingen; daar van ſy ſig niet onttrek ken willen; ja ſelfs willen niet toeſtaan dat die be geerlijkheit zonde is, als die by de menſchen daar niet voorge-oordeelt word; daar ondertuſſchen alle ſoorte van begeerlijkheit zonde is, tot ſelfs alleenlijk een Appelte begeeren, gelijk als Adam dede. Door dien dat de materie niets toe doet tot het quaat van de begeerlijkheit; het is genoeg dat onſe genegentheden ſig dragen, om iets anders te beminnen dan Godt; nadien ſulx alleen de zonde maakt.
En den menſch
heeft in ſigdeſe drie quaden, te weten, de begeer lijkheit der oogen: de begeerlijkheit des Vleeſch, en
den Hoogmoet des levens : welke drie dingen maar een ding voor God zijn: Want de begeerlijkheit der oogen , beteekent de begeerlijkheit van alles wat men met ſijne oogen fiet, dat ſchoon of goet is voor onſe natuurlijke # nen : en de begeerlijkheit des vleeſch, is alles wat men begeert dat aengenaam is aen Vleeſch en aen bloed, gelijk als zijn de vleeſchelijke luſten, en die men neemt in lekkerlijk te eten en te drinken, of te ſien na on-eerlijke dingen : 't welk drie middelen -
zijn om te verwekken de welluſt des vleeſch. En de
Hoogmoedigheit des levens, is die welluſt die men neemt in ge-cert te worden, ofte weſen in Staten, grootheden en waardigheden , heerlijk gekleet en gedient; het welk alle takken zijn van de digheit des levens. En deſe drie zonden bevatten alle andere zonden, en ſijn vergadert in de begeerlijk
#
heit der oogen, de begeerlijkheit des Vleeſch, en in de Hoogmoed des levens, het welk drie dingen zijn; A a v.
IT13Gſ'
37o
Advertiſſement ingedient,
maar zijn niet te min begrepen in een-eenige ſake, dat is in ſig van Godt aftekeeren, om ſig te keeren tot het ſchepſel, en verwiſſelen ſijn genegentheden van den ſchepper, om ſe te geven aen het ſchepſel, ver getende het ongeſchapene om het geſchapene: door dat middel begaande # grootſte quaat dat men oyt begaan ſou konnen; 't welk de menſchen niet be merken door gebrek van kenniſſe, en om dat ſy niet en weten waarin de zonde beſtaat, onder ſoo veele
Theologanten, die oud worden in de ſtudie van de Theologie, en breken haar hooft, om te ontwin den de gevallen der conſcientien, om op te houdeu
de geeſten der menſchen, en hun te vleyen in hare zonden.
-
-
Het is wel te beweenen, dat de waarheit nu ſoo
verborgen is, dat men niet meer weet, waar men die ontdekken ſal. De eene ſeggen, dat een ſaak ge oorloft is, en d'andere ſeggen, dat ſy niet geoorloft is : en ſootwiſten de menſchen om geſchillen t'ont ſluiten die ſyſèlfs niet verſtaan. Want het heeft wei nig te beduiden, te kennen alle de beſluitingen of definitien der Scholen; wanneer men niet en weet
dat alle ſoorten van begeerlijkheit zonde is, en dat er weinig gelegen is in 't verſchil van de die begeert worden; dewijl dat er quaat is in alle ſoorten van begeerlijkheden. Het welk St. Paulus ons ge noeg doet verſtaan in het ſeggen; dat indien de Wet
#
hem niet geleert had, dat de begeerlijkheit zonde was, hy het niet gewetenſou hebben. Want dien Apoſtel kon niet onwetende zijn, dat eens anders goet te begee ren met onrechtveerdigheit, zonde was, of ook dat
het zonde was, eens anders vrouw te begeeren of ee nig
-
ſ
t
-
-
tegen de 9gakers. '
371
nig ander ding dat den naaſten toe-behoort : maar hy wil te verſtaan geven, dat alle ſoorte van begeer lijkheit door de Wet verboden is, en dat indien hem
die Wet niet ware gegeven, dat hy het dan niet ge weten ſou hebben, en dat hy alleenlijk, voor ver j
boden begeerten ſou genomen hebben, de begeerten die by de menſchen voor ongeoorlooft gehouden worden; ſonder te weten dat men niets mag begee ren buiten Godt, of men begaat zonde tegens hem. Het is daarom dat Godt expreſelijk in ſijn tien Ge boden aen alle menſchen verbied te begeeren ; ſeg gende: en begeert niet, even gelijk # # : G
# #
en ſult niet dooden. Maar cenig e (gelijk als die van onſen Benjamin,)ſou miſſchien wat
willen gloſeren of uitleggen over dit Gebod; en ſeg gen, dat het ſig verſtaat van niet te begeeren eens an ders goet : maar ik ſou hem antwoorden, dat niets
ons toebehoort : en daarom alle 'tgene dat wy ſou den konnen begeeren, behoort een ander toe. Want als wy Rijkdom begeeren, die zijn aenie mant anders eygen dan aen ons, en ſoo wy die win nen, of ſoo menſe ons geeft, het zijn altijt de goe deren van een ander; 't zy ook door wat middel wy
daaraen ſouden mogen geraken. Daarom is het dat wynoyt moeten begeeren andere dingen dan het ge ne dat wy hebben, en laten ook d'andere beſitten
hetgene dat ſy hebben, ſonder hun dat af te nemen door Koophandel of Proceſſen, niet meer dan te be geeren dat menſe ons geven ſou, en dat een ander daar van berooft ſou zijn. Door dien dat ſulx een verboden begeerlijkheit is, dewelke onſe genegent
heit van God aftrekt, om die te hangen aen de Aard -
-
-
A a 2
ſche
Advertiſſement ingedient, ſche dingen. En wy moeten onſen ſtaat meer geluk kig achten, van niet veel van doen te hebben tot ons orderhoud, dan of wy veelbeſaten, en daar by no dig hadden veel te verteeren. Want wel dikwils zijn de Rijkſte, de ongelukkigſte, en moeten ſorge heb ben voor vele andere : # CCIn alTſIn # geen ſorge heeft dan voor hem ſelfs. Waar by men ſien kan, dat de begeerlijkheit alſoo wel quaat is voor het lichaam als voor de Ziel; en maakt den menſche ellendig in dit tegenwoordig leven, ſoo wel als in het toekomende : dewijl ſy de zicle aftrekt vande gene gentheit tot haren Godt, om die te leggen op de Aardſche dingen, het welk wy doen in alle ſoorten van begeerlijkheden. Want de gene die de eere der menſchen begeert, 372
die begeert hetgene dat aen God toebehoord; aen wien alleen eere toekomt. En ſoomen de vermake lijkheden des vleeſch begeert, ſoo keert men ſig ook van God af, om ſijn behagen te nemen in het ſchep ſel, in plaats van al ſijn vermaak te nemen in den ſel ven God : want dewijl die zegt, dat ſijnen luſt is te aveſen met de Kinderen der menſchen. Soo en behoor den de menſchen geen andere welluſten te nemen dan met God : aengeſien dat die ſijn welluſt neemt met de menſchen,ſoo behoorden ſy het ſelve te doen met hem, door een wederſijds liefde. Daarom nochtans en is het niet quaat, noch en is geen zonde, ſig te bedienen van alle die ſchepſelen inden noot; na dien dat God die alle geſchapen heeft tot het gebruik der menſchen : alleenlijk verbied hy hun, de ſelve
te begeeren; als ook hare herten en genegentheden
daar op te ſtellen: Doch aengeſien dat Godt ſulx al -
leen
tegen de 9gakers. 373 leen voor hem behoud, ſoo geeft hy mildelijk alle dingen aen de menſchen. Maar hy wilſig alleen be houden hare genegentheden, gelijk hy ſulx betuigt, in ſijne tien Geboden, als hy tot hun zegt : gy ſult Godliefhebben van uw gantſch herte,van alle uwe krag ten, en van alle het vermogen uwer Zielen. Hy en ſou niet meer konnen uitdrukken, dat men hem al
leen beminnen moet met alle onſe genegentheden, en dat wy de ſelve niet mogen leggen op eenig ander
voorwerp dan op hem, ſoo wy ſijne geboden willen volbrengen, en dat men niet alleenlijk geen ſchepſe len in onſe genegentheden beſitten mag, maar ook dat menſe niet begeeren of wenſchen mag. Hier in is het dat alle ſoorten van begeerte moeten op-hou den, en dat men de ſchepſelen ſoo weinig moet ge bruiken als ons mogelijk is, # dat wy onſe herten geheel bewaren mogen om God alleen te beminnen, dewelke geen mede-beminde begeert, en hy ſouja lours zijn, indien onſe genegentheden ieuwers op gaan ſouden dan op hem alleen. En indien deſen Benjamin gekomen ware tot dit unét van volmaaktheit, van niet meer op d'aarde te egeeren; ſoo mogt hy met waarheit ſeggen; bat
hn cen menſch ig / uiebergebogen in ben ſBccſt Jeſu ſtijgiſti / (gelijk hyſig ſonder fondament beroemt.)
Door dien dat de menſch die ſonder be
geerlijkheit is, de verdorven natuur geſtorven is, en verniewt is in den geeſt Jeſu Chriſti, nadien dat geen menſchen, natuurlijk levende, ſonder begeer
lijkheit zijn, en dat de Schriftuur zegt, dat het ooge noyt verzadicht is van ſten, noch het oore van hooren, niet meer dan het herte des menſchen kan verzadigt -
Aa 3
zijn.
374
Advertiſſement ingedient,
zijn. Door dien dat de begeerlijkheit die in hem gekomen is door de zonde, altijt duren ſal, 't en ſy dat hy ſijn verdorven natuur te boven komt en ſijne Paſſien of driften vermeeſtert, als dan herleeſt hy in
den Geeſt Jeſu Chriſti, en ſterſtaen vleeſch en bloet, den Nieuwen Menſch aen doende, om den Ouden te doen ſterven.
Ik en kan geenſins ſien, dat onſen Benjamin dat gedaan heeft; dewijl hy genoeg met ſijn Tractaat ge tuigt dat hy noch in fijne herts-tochten leeſt, dewel ke hy niet ſoo veel als alleenlijk verſtorven of gema tigt heeft, want hy en doet niet anders, dan laſteren en ſpotten ſonder reden, en indien hy't ſy hoe wei nig van den geeſt Jeſu Chriſti deelachtig was, hy ſou
een weinig van fijn ſachtmoedigheit getuigen, ja ſelfs, alwaar 't dat ik eenige mis-ſlagen in mijne ſchriften begaan had, (als neen,) hy ſou my die moeten be kent maken, door liefdadigheit tuſſchen hem en my, gelijk de Schriftuur zegt; wauneer unven Broe
der gezondigt heeft, ſco gaat en beſtraft hem tuſſchen hem ende uw : en indien hy u hoort, ſco hebt gy urven Broedergewennen. Maar indien hy u niet en hoort, ſoo neemt getuigen tot u, op dat alle woorden vaſt gaan : en indien hy de getuigen niet hoort, ſooſegt het de Gemein te; en indien hy de Gemeinte niet hoort, ſo houd hem als een Heyden. Nu en heeft deſen Benjamin geen van deſe gedaan, ten opſigt van my, maar ſoo haaſt als hy ſiggeraakt vind door mijne ſchriſten, ſoo heeft hy geſtelt om die te wederleggen, en te la
# #
ſteren, en aen alle de Weereld openbaar te maken; aleer dat hy my dat bekent maakt, of ſijn Tractaat
toegeſomden heeft; 't welk ik by geval gekregen heb -
w' - w
-
Vaſt
-
tegen de Quakers.
van een van mijne
375
# Amſterdam. w#
byhy genoeg getoont heeft, dat hy geenſins voor ſienis van de ſachtmoedigheit desgeeſtsJeſu Chriſti: en dat hy des ſelfs leſſe niet wel onthouden heeft, als hyſegt tot de Chriſtenen : Leert van my dat ik ſagt
moedig en ootmoedig van herten ben : dewyl hy niets daarvan in 't werk ſtelt : in tegendeel ſoogaat hy bulderen en raſen tegen de Roomſche Kerk, gelijk
alsof die hem grootelijks miſdaan had; ſonder te ſeg gen waarom. Want indien die hem miſdaan had in eenige ſake, hy moeſt die beſtraffen tuſſchen hem en haar, en indien hy reden genoeg had, miſſchien ſouſy hem hooren; en dan ſouhy haar gewonnen hebben: maar indien ſy hem niet hooren wilde naar veel getuigeniſſen, als dan mocht hy haar houden als een Heydene, volgens den Raadt van den H.Geeſt. Maar teraſen en te laſteren ſonder reden, is doen ge lijk een verbyſtert of krank-ſinnig menſch, die niet en weet op wie hy het heeft, zijnde alleenlijk ver voert door zijne driften die hem vermeeſteren, in plaats van dat hy die moet regeeren na de reden. Indien ik # gelijk als hy; hy ſou oorſaak heb ben in 't hooft van ſijn boek te ſchrijven, bat mije men ſbceſt niet ban 45cb ig. Maar als hy over tuigt is doorſoo veel levendige getuigen, dat ik heer ſche over mijne Paſſien of driſten, en dat ik niets meer op d'aarde begeer; ſooſal hy verplicht zijn te weder-roepen't gene hygeſeyt heeft, en doen ſchrij ven dat mijnen Geeſt van God is : dewijl natuurlij kerwijs de menſche niet leven kan ſonder begeerte, en dat ik nochtans (door de genade Gods) ſoo leef.
Het welk een vaſte getuigenis is, dat ik niet meer leef Aa 4
vol
376 Advertiſſement ingedient, volgens de verdorven natuur, de welke noyt op
houd te begeeren, de Eeren, de Rijkdommen of : niet meer kan ſy leven ſonder begeerte, om te ſien, te hooren, en aen ſich ſelfs genoegen te geven. Maar wanneer alle deſe dingen ophouden, en dat deſe begeerten verſtorven zijn, ſoo mag men wel ſeggen, dat die menſch, is op de weg tot de wedergeboorte, maar niet op ſoodanige manier dat ſy wedergeboren zijn, gelijk deſe Qua kersſeggen, van on3onbchijft tc tucſcn / cn nict meer te htonnen 3onbigen / gelijk ik een Vrouw van die Secte hoorde ſpreken, die my ſeyde, dat
#eden
ſp niet meer 3ondigen konbe/en geſtomen mag tot bicn graab ban boſmaaitthcit / bat ſp niet meer ſou htonnen 3onbigen , en dat ſp boen mogt ipat ſp ini'be / batſm nochtang on3onbee Hijlt blij ben 3ou. En al was 't dat ik haar ſeide, dat eenen David die volgens Godts herte was : eenen Salomon, en ſoovele andere Heilige Propheten wel gevallen waren in zonden, door ſwakhcit : en dat ik ſelfs wel vreeſde noch in zonden te vallen, door dien ik een zondareſſe ben; en gelijk ik wel voortijts gevallen hadt, dat ik noch wel ſou konnen vallen, indien ik de gelegentheden niet ontweek, met van de menſchen te vlieden; ſoo en gaf nochtans deſe Vrouwe geen plaats aen alle deſe redenen : maar volherde myte ſeggen, dat ſy onzondelijk was, en de en konde geen andere reden van haar hebben, door hare groote hardnekkigheit en laatdunkentheit. Het welk my ſoo vreemt docht, dat ik niet kan be
grijpen, hoe dat een menſch noch levende op de Aarde, kan komen tot ſoodanige vergetinge ſclfs, ſijns •
.
-
-
-
tegen de 9gakers.
ſelfs, als te denken dat hy niet meer ſou konnen zon digen : dewijl dat ſoo lange als wy noch een oogen blik leven hebben, ſooſouden wy ons konnen ver doemen in alle eeuwigheit, door dien dat de zonde niets anders is dan een actie ofwerk van onſen wille; en dat men om de zonde te begaan, geen krachten des Lichaams behoeft. En al is't dat wy veel van onſe onvolmaaktheden te boven gekomen zijn, ſoo blijft er ons noch altijts iets van overal zijn wy waar lijk wedergeboren in onſen wille, en dat wy gereſol veert hebben te verzaken den Duivel, de Weereld, en het Vleeſch, ſoo blijven deſe drie vyanden altijt
levendig, en beſtryen ons tot op den laatſten oogen blik van ons leven.
Het is daarom dat wyaltijdt in perijkel zijn van te vallen en te zondigen, tot dertijt toe dat de ziele uit
het Lichaam gegaan is : daarom ſegt St. Paulus, dat men onſe Zaligheit werken moet, met vreeſen en be ven, en dat men altijdt ovaken moet ſoo lange als onſe vy
anden tegens ons in oorlog zijn; dewijl den Apoſtel # dat dit leven een geduerigen ſtrijt is, ſoo en ſluit geen graden van volmaaktheit uit die van deſe perij kelen vry zijn zouden. En wy ſien door ſoo vele Exempelen, dat ſoo veel H. Pro heten en groote
perſonagien welgevallen zijn in ſulke grove zonden: David in overſpel en doodſlag, naar dat Godt van
hem geſeyt had, dat hy een Man was na ſijn hert: Sa lomon vervult van de Goddelijke Wijsheit, heeft ſijne Zaligheit by velen verdacht gemaakt : en veel andere Perſonagien zijn welgevallen in groote zon
den, nadat ſy groote deugden gehad hadden, ja de gaven van Prophetien, of die van Mirakelen te doen, -
Aa 5
CH)
378 Advertiſſement ingedient, en zijn in 't einde wederom in de weereld gekeert, en hebben hare Zaligheit in perijkelgeſtelt. Daar zijn Hiſtorien van de Oude Heremiten, van degene die 4o a 5o jaren in de wilderniſſen geleeft hadden; dat ſe welgevallen zijn in de zonde van onkuisheit, door de bekoringe des Duivels. En eenen ſekeren Mar -
tinian, die de Weereld verlaten had om te leven in
een boſſchagie, dede Mirakkelen; daar hy onder tuſſchen verwekt wiert tot onkuisheit door eene
Hoere, die haar verſtelt had in de gedaante van eene arme Pellegrimme, komende bidden en weenen aen ſijn Celle of Hutteken, op een ſeer onſtuimigen dag, op dat hy haar de liefdadigheit bewijſen zoude, haar onder zijn dak te nemen, om bevryt te zijn van het perijkel der wilde beeſten, door het wel ke Martinian beweegt zijnde met medogentheit de de haar komen in ſijn Celle, en al was't dat hy haar in een ander plaatsjen van hem afſcheide, ſoo be weegde hem nochtans de Duivel tot d'onkuisheit, door deſe gelegentheit : ſulx dat hy bewilligde om
te zondigen met deſe hoere, die gewed had, dat ſy hem met haar ſou doen vallen; het welk ook ſouge
ſchiet geweeſt zijn, indien hem Godt niet wederge roepen had, door een ſtem dewelke riep. Marti nian waar zijtgy? doen hyging ſien aen ſijn deur of daar niemant ontrent ſijn Celle was, terwijl hy wil de gaan die Vrouw bekennen : dewelke ſtemme hem raakte, en wederkomende in ſijn Celleken,
ſoo ging hy met ſijn bloote voeten ſtaan op branden de kolen, ſeggende tot ſig ſelfs; proeft Martinian of gy wel het Helſche vierſoudkonnen Lijden, by dit Stof felijke vier dat veel minder is, *
En
-
#
tegen de 9gakers.
79
En door dat middel ſoo overwon hy de welluſt van ſijn vleeſch; en die Vrouwe door dit droevig ge ſigt, bekeerde haar, en deed boete de reſt van haar Leven : en hy verliet ſijn Celle, om ſigte
#
op een groote Rots in Zee gelegen, op dat hy belet ten ſou het komen van # menſchen by hem oyt meer, om hem die gelegentheden te geven tot val
len en zondigen gelijk hy gedaan had, hoewel hy nochtans daarom niet bevryt was van 't perijkel van
te zondigen : want eenige jaren naar dat hy op de Rotſe was, quam daar aen dryven een Vrouwe die van een ſchip geraakt was, dat daar ontrent vergaan was, en gelijk Martinian in ſtrijd was om haar te verloſſen of te laten vergaan; ſoo overwoeg de lief dadigheit ſijn eygen perſoon, en trok die Vrouwe op, en hy gaf# de kleine voor-raad van ſpijſe die een ſchipper hem twee maal des jaars bragt; en hy
ſprong ſelfs in de Zee, liever dan daar te blijven in perijkel van te vallen in zonden met die Vrouw : en Godt toonde dat die vreeſe hem aengenaam was: want hy liet toe dat een Dolfijn hem aan den oever
bragt; en hy reſolveerde nieuwers meer ſtille te blij ven, dewijl hy overal perijkel van te zondigen ge vonden had, en van te vallen in de ongenade van Godt: en hy reijſde al de reſterende tijtſijnes levens, van d'eene plaatſe na d'ander, ſonder oyt meer te
blijven in eenige plaats, op dat hy niet meer gekent ſou zijn, en ſoo ſtierfhyſeer Heyliglijk. Ik en weet niet wat deſe Quakers van die Hiſtorie
ſullen ſeggen, dewijl ſyſg achten on-zondelijk te zijn; ſy ſullen die (miſſchien) houden voor een Fabel,
hoewel ſy wel bewaarheit en beveſtigt is,van onbe riſpelijke
's-
-----
38o Avertiſſement ingedient riſpelijke ſchrijvers : maar ſchoon dat het waarlijk een fabel weſen ſou, ſoo is het nochtans ondertuſ
ſchen een exempel en Leering ſeer nut, voor hun en voor alle de Weereld. Want noyt moet een menſch meenen onzondig te weſen; dewijl dat ſoo
veel Heyligen en groote perſonagien wel gevallen zijn in groote fauten die geſchreven en verhaalt zijn, ſoo wel in 't Oude als Nieuwe Teſtament; ja onder de Twaalf Apoſtelen
# verriet ſijn Mee
ſter naar dat hy hem nagevo gt had, en van hem ſoo veel gunſt genooten #als ſijne andere Apoſtelen: eenen Petrus verlochent ſijn Meeſter, nadat hy ſoo veel geproteſteert had van getrouwigheit, dat hy ſeyde, met hem te willen ſterven. Wie mag dan nu twijfelen, dat deſe hun grootelijks bedrie gen, met te gelooven dat er in deſe weerelt een ſtant van ſoohoogen volmaaktheit is, dat die den menſch onzondelijk maakt? dewijl d'Apoſtelen en Prophe ten, en Vrienden Gods dat niet geweeſt zijn, en dat die wel in groote zonden gevallen zijn, na dat ſy groote genaden van Godt ontfangen hadden. Moet men niet beſluiten dat de geloovens en opinien van deſe Quakers doolingen en leugenen zijn, gelijk be weſen is door ſoo vele Schriftuur-plaatſen? hoe ſul len ſy, na dat ſy dit A D v E RT 1 ss E M ENT gele
#
ſen ſullen hebben, noch durven ſtaande houden,
dat ſy menſchen zijn die wedergeboren zijn in den geeſt Jeſu Chriſti, en dat ſy niet meer konnen zon digen? Voor my, ik heb wel hier vooren geſeit dat
ſy geen zonde in my ſouden konnen vinden ; hun vragende (gelijk Jeſus Chriſtus aen de Phariſeen de
de,) van wat zonde beſchuldigt gy my? Maar ik en - -
--
-
verſta
h
tegen de 9gakers. 381 verſta daarom niet, dat ik wedergeboren ben in ſoo danige volmaaktheit als daar hy in was: want ik heb geſondigt, en ſou noch wel konnen zondigen, in dien ik de gelegentheden die my daar toe ſouden konnen brengen niet ontvluchtede. Het is daarom dat ik de menſchen ontvluchte,en dat ik my wil gaan vertrekken in Noord-ſtrand, op dat ik my door het middel van dien, niet meer en vinde in
# gevaar
van God te vertoornen. My ondertuſſchen afhou dende van alle ſoorten van voorwerpen die my ſou
den konnen aenleyding geven tot quaat doen : en vreeſende mijn ſwakheit; ſoo vliede ik de converſa
tien of ommegang, de prachten en de lekkernyen, van vreeſe in eenige diergelijke dingen te vallen, en
beminne meer my te beroven van al hetgene dat mij neſinnen ſou konnen vermaken, dan myte werpen in 't perijkel van mijnen God te vertoornen. En indien ik een naam begeerbe te berkrijgen
(gelijk deſen Benjamin zegt,) ſoo ſouik my wel wag ten naar Noord-ſtrand te gaan, (alis't dat hy door
ſpotterye ſegt, bat ſ2oogb-ſtranb mp ſoo liefig/) door dien dat ik daar niemand vinden ſal van grooten naam, om my te achten of ommegank mede te heb
ben. Want het is een afgeſonderde plaats van allen toegank, en niemand gaat daar, 't en zy dat hy daar te doen heeft; en 't is bewoont van arme Boeren en
arbeids-luiden. En indien ik een eer-naam 3ogt (als deſen Benjamin zegt,)ik ſou my veel liever plaat ſen in een uitſtekende Stadt, dan in een eenſaam Ei
land in 't midden van de zee, daar beſen begeerden eer-naam ſich niet verre uitſtrekken kan en ſchoon
dat ik al een eer-naam overal de Weereld had, v's
-
-
#cIn Oll
382
Advertiſſement ingedient,
ſou het aldaar niet konnen weten, immers ten min ſten daar niet konnen hooren den lof die de men
ſchen my ſouden willen geven, zijnde te verre van
hun afgeſcheyden,ſy ſouden hare ſtemmen wel ſterk moeten verheffen, om my die te doen verſtaan van over Zee, daar vele menſchen niet ſouden willen
woonen, om de groote eenſaamheit van dat Eyland. Soo dat al de bybrengingen die deſen Benjamin tegens my doet, alle op-geſogte dingen zijn, ſonder eenig fondament of#. Want al wat hyin ſijn Tractaat
geſtelt heeft, en is noch nut noch profytelijk aen
# beuſelingen en leugens, bequaam om de Geeſten van de onwe
niemand, ende en houd niet in,
tende te verwerren, en ſijn eygen conſcientie te quet ſen, en ſijn eer en aenſien te vernietigen. Maar 't is miſſchien een toelatinge Gods, dat hy my ſooaen gevallen is, op dat ſoovele heilſame dingen, in ant woort, aen den dag komen ſouden.
Het is my gebeurt op ſekeren dag in de Stadt van Bruſſel zijnde, dat ik in mijn Geeſt misnoegt was in
die Stadt te weſen, ter oorſake dat die ſoovuylis van flijken van zonden, vragende aen God om te mo
gen uit die Stad gaan; my wiert geantwoort in den geeſt als een inwendige Stemme, ſeggende: De meſt
doet het goede zaad uitſchieten.
En ik en konde niet
verſtaan wat die woorden ſeggen wilden, tot nu toe: want belet zijnde met het ſchrijven van dit A D vE R 'r 1 ss E M EN T, en vindende dat Godt my toeſondt ſoo veel ſchoone dingen, die vruchten
ſullen dragen in de zielen die wel geſtelt zijn, ſoo beeld ik my nu in, dat dit boek van Benjamin de
Meſthoop is, die het goede zaad van de lichten # InOC
tegen de 9gakers. 383 moeſt doen uitſpruiten in die voort te brengen door een oorſaak ſoovuyl als is dit boek van de Quakers, het welk men waarlijk noemen mag, een Stinkende Meſthoop van Leugens en Laſteringen, dewelke
# ſal doen uitſpruitenſoo veel Chriſte lijke ſchoone Waarheden, die ik hope dat vrugten ſullen voortbrengen in de zielen van de Kinderen Godts, dewelke daarvan ontfangen zullen het pro fijt voor hare zielen, al is't dat # Benjamin dat ſoekt te beletten, in 't ſeggen bat mijnen ſt5eeſt niet ban G5obtig. Ik wilde dat de ſijne ſoo veel teykens had, als de mijne heeft, om te bewijſen dat hy van Godt is, (gelijk hy ſig beroemt,) want ik
kan zekerlijk bewijſen, dat ik de Geeſt van begeer lijkheit niet heb: 't welk een over-natuurlijke zaak is : en dat ik de dingen van daar boven ſoek, en niet meer de gene die op d'Aade zijn; 't welk ook een boven-natuurlijke zaak is : gelijk ook is, dat ik niet en zoek, noch eer, noch vermaak van deſe
Weereld, door dien dat de natuur altijt begeert, en tracht ſoo vele als ſy kan de dingen der aarde, en ſoekt hareeeren en vermaken ſoo veel als haar ſulks
geoorlooft is.
Alle deſe dingen natuurlijk zijnde
worden nagekomen van alle ſoorten van menſchen die na de Natuur leven : en die gene de welke die niet ſoeken, leven zekerlijk boven-natuurlijk.
En
dat is de ware Toet-ſteen, om te onderſcheiden of
een menſch wedergeboren is in den Geeſt Jeſu Chri ſti of niet : door dien dat men het niet welſoukon
nen kennen aan eenige andere zaak. Want door Mirakelen, daar ſou bedrog in konnen weſen, de wijl dat de Duivel die wel doen ſou -
-
kennen:# middel
*
384 Adrtiſſement ingedient, middel van fijne Toovenaars : en hy ſou wel kon nen ſpreken van hooge verborgentheden Godts; en ook wel door giſſing vele dingen konnen voorſeg gen; gelijk hy ook wel kan bidden, waken, en vaſten beter als de menſchen, door dien hy noyt ruſt, ende en heeft niet van nooden te eten, nadien
hy een pure of Loutere Geeſt is. In voegen datmen aan alle die uitwendige dingen niet weten kan, of een menſch den Geeſt Godts heeft of niet.
Want ik heb menſchen gekent, de welke ſeyden, dat ſy hare zielen aan den Duivel overgegeven had
den, en Eſpreſſelijk verdrag met hem gemaakt had den; daarſy ondertuſſchenbaden, Predickten, en in de Kerken waren meer dan andere menſchen. Doch
ſy en waren niet ootmoedig van herten, ende en beminden de kleinheit niet, maar ſy hadden de geeſt van begeerlijkheit, in het ſoeken van de dingen der Aarde, beminnende de eeren, en de vermakelijk heden van deſe weereld : door dien dat alle deſe
hoedanigheden, ſekerlijk altijt zijn in een menſch die na de natuur leeft, en geene mogen dat ontkenne. Daarom is het dat een ygelijk beſluiten kan, dat den Geeſt die ik heb, boven na-tuurlijk is; dewijl dat hy niet begeerig is, en niets op d' Aarde ſoekt.
Nuiſſer noch overig te ſien of mijn geeſt ook van den Duivel is; dewijl deſen Benjamin ſegt, bat hp niet ban 4.5obtig/ en ik bewijs dat hy niet van de natuur is; ſoo moet hynootwendig van God zijn of van den Duivel: want het blijkt klaarlijk, dat hy van de natuur niet weſen kan, als dewelke doodet alle
'tgene dat na de ſinnen en natuurlijk is. Maar om te
ſeggen dat mijnen Geeſt van den Duivel zijn zou, heeft
-
-.
tegen de Qgakers, 385 heeft deſen Benjamin niet durven by brengen;ſeggen de alleenlijk in 't hooft van den tijtel ſijns boeks2ïne tijcinette $5oltrignen ontbeſttiende haren geeft geopenbaart upt hare betichten / bgn Cºeft G5obtg niet te 3ijn. In voegen dat ik niet heb te be wijſen, dat hy niet van den Duyvelis, dewijl hy my daar van niet beſchuldigt, maar alleenlijk moet ik be wijſen, dat hy van Godt is, om te doen blijken de Leugens en laſteringen van deſen Benjamin, dewelke zegt, dat hp openbaert/bat mijne geeſt niet ban -
-
35oo ig/boog mijne ſchriften. Ik wenſchte wel dat hy gecondemneert was om te bewijſen, wat quade dingen hy in mijne ſchriften gevonden had, op dat men ſien mogt, of er wel eenige reden is om achter docht te hebben, dat mijnen geeſt niet ban 45ob
ig; (gelijk hy bybrengt) want dan ſoude hy ſijn ſaak gewonnen hebben , maar dat alleenlijk door allega tien of opwerpingen te ſeggen, ſonder ander bewijs, ſoo moet hy verworpen zijn, en veroordeelt tot een bequame reparatie. Maar indien hy ſelfs geen ſorge heeft om ſijn ziel te behouden, ik ontſla hem voor niet,en ſalmy vernoegen, met getuigenis der waar heit gedragen te hebben, dewelke een yderby ditAd vertiſſement ſien ſalkonnen. En indien hy ſijn boek Produceert,ofbybrengt tot bewijs van ſijn ſeggen; ik verwerp het als inpertinent, leugenachtig, en valſch;
door dien dat daar geen ſuffiſante bewijſen in zijn. En men behoeft niet veel verſtant te hebben,om een per ſoon van alle ſoorten van misdaden te beſchuldigen, als men hem wil laſteren ; dewijl men niet meer ſijn mont moet openen om laſteringen te ſpreken,danom God te bidden. En 't ſtaat maar aan my, te ſeggen dat Bb
deſen Benjamin een dron
rr
386
Advertiſſement ingedient,
dronkaart, een hoereerder, een dief, of een Toowe
naar is, maar ik en ſou die dingen niet konnen bewij ſen; door dien ik niet en weet of die waarachtig zijn, niet meer dan hy weet, bat mijn 45eeſt niet ban &Bobtig: en daarom en ſou hy dat niet konnen be wijſen. Maar ik ſal wel konnen bewijſen, dat die van
Godt is, ſelfs door mijne gedruckte ſchriften, die een ygelijk mag onderſocken om daar van te oordee len. En indien men eenig quaat daar in vind; men ſal my grooten dienſt doen, my dat te doen kennen. Dit ſclve heb ik noch wel meer geſeyt, in mijne ge drukte ſchriften; 't welck deſen Benjamin tot ſijn voordeel genomen heeft, om te verſterkken ſijne voornemens, die hy gehad heeft om my te laſteren. Maar ſijn onderneminge is niet wel gelukt, door dien dat de dingen die hy bybrengt, welke ik in mijn Boekken geſeyt heb, goet zijn, en niet quaat. Want al het quaat dat hy bybrengt, zijn leugens: en al wat
hy met waarheit ſegt, zijn goede dingen; de welke ikſtaande hou, en altijt ſtaande houden zal. Want de waarheit en kan noyt veranderen. Een ſaak die goet is, die ſal dat altijt weſen: en een ſaak die quaat is, ſal altijt quaat weſen, 't en zy dat de een of d'an der in ſijn weſentheyt verandert, in ſoodanigen ge legentheit, ſoude een goet ding wel quaat, en een quaat ding wel goet konnen worden. Gelijk als; den Engel is een goet ding, maer naer ſijne ſonde ſoo is hy een Duivel geworden, die een quaat ding is. Die weſentheit is wel verandert, maar de waarheit kan niet veranderen. Het ſal altijt waar zijn, dat een
Engel Godts, een goet ding is: en ook dat een Dui vel, een quaat ding is. En al is't dat er niets -
-"
"E 5
-
\
tegen de 9eakers. 387 dig is dan Godt alleen, en dat alle andere dingen wel konnen veranderen; de Waarheit nochtans, ſalnoyt veranderen, door dien dat ſy Godt ſelven is. Het is daarom dat die waerheden die ik geſchreven heb in mijne gedrukte Boekken , niet veranderen ſullen door het ſeggen van deſen Benjamin, maar ſullen al tijt volherden waarheden te blijven. En daarom ſoo wenſch ik, dat menſe wel van nabyinſiet, om te ſien of het waar kan weſen, dat er iets quaats in weſen
zoude: op dat een ygelijk daar in mag voldaan zijn, en gelooven in de waarheit, verwerpende de leugens
die deſen Benjamin by brengt, in het ſeggen, batift ben (Beeſt 45obtg niet heb, Dewijl dat ik ſonder de Geeft Gods, niet ſoukonnen ſchrijven, de din
gen die ik geſchreven heb. En het ſou van my een groote verwaantheit zijn, te gelooven dat ik die wijs heit door de natuur heb: want dewijl dat de natuur
van alle menſchen door de zonde verdorven is ge
worden, ſoo en kan ſy ſoo goede vrugten niet voort brengen, gelijk die zijn welke voortkomen uyt de waarheit Godts. En de geeſt des Duivels, als dewel
kequaat is, kan niets goets voortbrengen, nadien alles wat goet is, alleenlijk van Godt komt: Gelijk als alles wat quaat is, van den Duivel komt. Daar
en zijn niet dan deſe twee Geeſten die het goede en het quade doen: de natuur des menſchen is in het midden van die beyde, en mag kieſend'een ofdan
der, alsofſy in 't midden van het vyeren van het wa ter was, en alsof het haar vry ſtondt, ſigte werpen in 't een of in 'tander van die Elementen. Soo dat men maar behoeft te ſien wat een menſch voorneemt te
volgen, om te weten van wat Geeſt hygeleyd 2. w
s
w: IT
388 Advertiſſement ingedient, En ik weet wel dat niemand met waarheit ſeggen kan dat ik het quade gekoſen heb; nadien ik aan nie mand quaat doe, ende en ſou niet willen quaat doen ſelfs aan mijn eygen Vyanden, wel wetende dat het grootſte quaat dat een Godloos menſch overkomen kan, is, dat men hem laat zijn eigen wil doeu, en laat volgen ſijn eygen genegentheden, omdat hy door dit middel ſigſelven # in alle ſoorten van qua den, niet van nooden hebbende, dat een ander ſig bemoeyt om hem quaat te doen. Even alleens als een menſch die het verkoſen heeft geen quaat doen kan dan door ſwakheit, of door toeval, want anders verwekt hem de goede geeſt die hy volgen wil altijt tot goet: Het is daarom dat wanneer men ſiet een menſch ſig ſtellen om goet te doen, menſekerlijk ſeggen mag, dat hy den Geeſt Gods heeft, om dat alle ſoorten van deugden alleen uit God voortko
#
Fnen,
Indien deſen Benjamin my konde bewijſen, dat ik in al mijn leven een quade daat gedaan had, hy had
daar door mogen bybrengen bat ilt be 95eeſt boog niet heb. Maar ik daaghem uit, ſoo wel als alle an dere menſchen der weereld, om dat bewijs te konnen brengen: door dien al is't dat ik mijnen God ver toornt heb, in my van hem af te keeren om mijn be hagen te nemen in de ſchepſelen, ſoo en heb ik daar om nochtans noyt iets gedaan dat voor de menſchen beriſpelijck was. Want mijn leven, of doen en laten, is naauw genoeg onderſogt geweeſt, ſelfs doen de Ma giſtraat van Rijſſel, dewelke op valſche aanklagten,
geordonneert heeft een informatie preparatoire of voorbereydende onderſoek te nemen, op al mijn le -
Vetº:
tegen de 9gakers.
389
ven handel en wandel ; en den Griffier Criminel
heeft gehoort tot mijn belaſting en ontlaſting, wel ontrent Hondert getuigen, van Perſoonen die my ' gekent, en met my omgegaan hadden, ſoo wel in de Stadt van Rijſſel, als in andere nabuerige Steden en Dorpen , en naar alle gedane devoiren of neerſtig
heden, ſoo verklaarde die Magiſtraat, dat zy niet tot mijnen laſte had, my vry kennende ſonder iets van
my te begeeren : en dien voorñ. Griffier ſelfs ſeyde my (met de tranen in fijne oogen) : Indien men my hadge-examineert, gelijk men u gedaan heeft, ik en ſou my moyt ſoo oprec hebben # juſtifieren of onſchuldig bewijſen ; ende en geloof niet, dat er een
#
r
menſch in de weereld is, die op ſulk onderſoek niet ſchul dig ſou gevonden worden, van eenig quaat in zijn jonk heit of anderſins. By welke geſeyde informatie men wel ſien kan,
dat ik noyt quaat gedaan heb, maar wel veel goets aan velen. En op deſe waarachtige Suppoſitie of onderſtelling, namentlijk, dat er geen ander goet is dan Godt, ſoo moet men beſluiten, dat ik van
ſijnen Geeſt geleydben : cn men moet verwerpen de valſche beſchuldiging van deſen Benjamin, die in 't openbaar uitgeeft dat ik ben ſbeeſt ſBobtg niet heb/ ſonder dat hy dat bewijſen kan, (gelijk ik be wijs dat ſijn ſeggen onwaarachtig is) door al mijn werken en woorden, die noyt en ſtrekken dan ten
goeden eynde. En ik ſalmy wel wachten ſulx my ſelven toe te ſchrijven; nadien ik zekerlijk weet, dat
mijne natuur verdorven is, en dat die altijt neigt ten quaden; ende en kan geen goet doen dan door de Geeſt Godts, dewelke, indien die geſcheiden was Bb 3
Vars
39o
Advertiſſement ingedient, van mijn ziel, ſoo en ſou ik niets goets konnen doen, hoe klein het ſou mogen weſen; dewijl dat alle goet van Godt alleen komt. En aenge ſien dat ik my nu noyt genegen vind om quaat te doen; ſoo is dat een teyken, dat ik de verdor ventheit der natuur overwonnen heb, en dat de
Geeſt Godts de overhand heeft, en mijn ziel regeert. Het welk onſen Benjamin moet be # en verbyſtert maken, om dat hy inſijn Tractaat bygebragt heeft ſooveel onwaarachti ge dingen, die ſoo verwerpelijk zijn, dat men niet gelooven kan, dat een ſoodanig boek kan gekomen zijn van een verſtandig Man. 11 . Want hy beſchuldigt my voor de elfde be De gene ſchuldinge; batmijne 95gieben niet in og die iets
bge gebgukt 3ijn/en bat be jongſte boog de ſoekt dan ouſte gefet 3ijn. Gelijk alsofſulx een miſdaat de Waar was. En ook dat het eerſte en thpcebe bceſ heit kan noyt wel ban het ſlºgafber âPaiſche theologic/lan geleert anders
tijn,
gentijt geb?uitt 3ijn getmeeſt/cer bat bie uit # luierbcn / Willende daar door te ver aangeven behermertheit van mijne Becſt/
en be balgheit ban ſoo te beinſcn. , Siet daar Mijne Heeren, wat ſchoone oorſaak tot Laſteren deſen Benjamin voortbrengt ! want wie
heeft daar ſchade by, ſo myne leſte brieven in d'or dre voor d'eerſte geſtelt zijn ? Sy zijn ſoo wel vol waarheden en Lichten Godts op de eene Folio ofblad, als op d'ander; de Subſtantie of kracht
der dingen in de ſelve begrepen, die is ſoo aen merkens waardig in het voorſte, als in het ach
terſte van 't Boek. En indien ik de curieusheit niet
tegen de 9gakers.
-
39'r
niet heb gehad daar op te letten, het is teyken, dat ik niet en ſchrijf om de menſchen te behagen of om
d'ordre van hare Scholen te volgen. Want al ſou het waar zijn, dat een ſoodanige ordre niet gevolgt was in mijne gedrukte Brieven; dat en ſou die niet verminderen, maar het doet vecl meer kennen, de
oprechte eenvoudigheit waar mede deſe dingen aen den dag gegeven worden, ſonder ſtudie, ſonder pronkken ſonder pracht. -
Indien ik de eere des weereld ſocht, ik ſou die
dingen mogen ordonneren met ſoo veel volmaakt heit als een wel geſtudeerden. Maar mijn Geeſt is beſig met al te ernſtige en gewigtige ſaken dan dat ik die ſou aftrekken en beſteden in zaken van ſoo kley nen waarde, als is, mijne byienen te ſtellen in ogbye na hare batumg. Dewijl dat ſubkaen nie mand nuttigheit geven kan, en dat ik niet ter her ten neem dan de bevordering van de zielen, ende en moet na geen andere dingen ſien. Nochtans ſou ik welgeerne lijden, dat iemand anders als ik, opſigt nemen ſou, om de verſtaenlijkſte ordre te gebrui
ken die men konde; op dat men niet eenig miſver ſtant daar uittrekken zou. Maar wanneer my hulp van andere menſchen ontbreekt; ſoo laat ik die om
ſtandigheden loopen, om te letten op het eynde dat ik beoog, van te geven aen andere de Lichten die Godt my medegedeelt heeft. Voor de reſt, het mag gaan ſoo als het kan. Indien de curieuſe menſchen hun daar aen erge ren, het is teyken, dat ſy andere dingen in mijne ſchriften ſoeken, dan de Waarheden Gods: en ſoo
danige menſchen ſullen geen voordeel doen aen hare Bb 4 zielen -
-
392
Advertiſſement ingedient,
zielen door deſe Boekken, alwaart dat die gevoegt waren in de beſte ordre van de weereld, dat en ſou niet dienen dan alleen om hare curieusheit te vol
doen, daar ik geenſins toe helpen wil. En ik wil liever van deſen Benjamin en van andere ſijns gelijke gelaſtert worden, dan te verſtrooyen mijne aen dacht tot Godt, om te behagen of te voldoen aan de menſchen, in het net waarnemen van d'ordre
van mijne ſchriften. Want een oogenblik van die aendacht, is meer waardig, dan alle de lof-ſeggingen van alle de menſchen der weereld, de welke ydel zijn, ende en konnen aen niemand de Zaligheit ge ven. Enik ben ſoo begeerig na de eeuwige goede ren, dat ik niet en achte het groot achten der men ſchen : en het is my genoeg, hun te mogen doen verſtaan 't gene Godt wil dat ik hun ſeggen ſal; ſon der my te bekommeren met wat voor woorden of wat termen, of wat ordre ik houden moet, om
mijneBrieven te drukken. Doordien ik niet en ben als de geſtudeerde, die boekken ſchrijven om te doen ſien haren ſchoonen Geeſt, en te toonen dat
# zijn,
op dat ſy ſouden gepreſen worden d'eene van d'andere. Want het ſou voor my een
grooteydelheit zijn, den lof te begeeren van 't ge nemy niet toebehoort, maar on-middelijk van God komt. Sijnen Geeſt geeft my de Wijsheit van de waarheden die men in mijne geſchriften ſiet : en in dien daar fauten of gebreken zijn, om die uit te druk ken, of in 't ſchrift, of in den druk, dat komt van
my ſelfs, en niet van den Geeſt die my regeert, die nieuwers in miſſen kan : maar ik en mijn pen kon
men wel miſſen, en noch wel veel grooterfauten be gaan,
-
--
' tegen de 9gakers.
393
gaan, als die, ban te morgen bc 62icben ban de jongſte datumg boog bic banbe outffe batung.
Waarvan deſen Benjamin my beſchuldigt; om dat hy in mijnſe ſchriften geen dingen vinden kan, die de beriſpinge verdienen. Hy moet wat ſeggen, de wijlhy doch tot ſpreken genegen is. Gelijk ook van 'r uitgeven van 't eerſte en tweede deel, van het Graf der Valſche Theologie , want indien ik die heb doen drukken langen tijt eer ik die uitgegeven heb, dat is in mijn magt geweeſt, en niemand mag my dwingen om mijne geſchriften aen
den dag te brengen, eer dat ik goet gevonden heb ſulx te doen. Maar op dat deſen Benjamin niet en blijvein d'opine of inbeelding, die hy in ſijn Trac taat bybrengt, te weten, dat ik het uitgebcn of
biſtribueren dan dat eerſte en tinecue beel ban het CB2af ber âDaiſche Theologie /bcrtraagt heb bco? hoogheit of uit bcbgog. Soo wil ik hem de reden ſeggen, waarom dat die boekken ſoo lan gentijt gedrukt zijn, eer dat die uitgegeven wier
den. Het was om dat op de ſelvetijt als dat te ge ſchieden ſtond, ik een lange ſickte had, die ontrent ſeven maanden duerde; in welken tijt ik geen ſorge over die boekken konde dragen; dewijl ik door die ſiekte al te ſwak was, en niemand anders had, die
dat in mijn plaats wel doen konde. Want ik begeer de die te doen ſtellen in de courante, daar ik door
. iemand anders niet toe konde komen : en niet
konnende myſelven helpen, ſoo reſolveerde ik die boekken te laten ruſten, tottertijt toe, dat het der de deel van de ſelveſou gedrukt zijn, om die als dan
alle dry te gelijk uit te geven, gelijk men gedaan -
Bb 5
heeft.
394 Advertiſſement ingedient, heeft. Ik en kan niet begrijpen, wat boogheit of bcbgog deſen Benjamin hem daar van inbeelden mag; nadien ik die in bequamen tijt in 't Licht ge bragt heb, en dat door de ſelve, vele menſchen ſeer groot Licht ontfangen hebben, ter oorſake datmen van te vooren geſien had, het Licht ſchijnende in de Duiſterniſe; het welk een voorbereydinge was om
gewigtiger ſaken te ontfangen : door #n dat dit Grafder Valſche Theologie inhoud, vele brieven die eenige perſonen int byſonder raken, die daarin ge
noemt zijn; de welke hun daar meer tegen opgeſtelt ſouden hebben, indien ſy niet iets anders geſien had den, eer dat tot haar geſigt quamen, ſchriften, die een weinig in hebben van tegenſtrijdigheden en diſ puiten. En ik geloof, dat Godt om die reden toe gelaten heeft deſe vertraginge, om meer tijt te geven, tot de bereiding van der menſchen herten, om deſe boekken
# , dewelke een weinig harder of
ſtraffer zijn, dan mijne eerſte gedrukte ſchriften. Niet te min, indien ik in dientijt menſchen gehad
had, om my dat te helpen doen, ik ſoudeſe alſoo haaſt uitgegeven hebben, als die gedrukt waren. Want ik ſou niet konnen ſien, tnat boogheit of
bebgeg deſelve ſou hebben mogen terug houden : en ik en ſou het niet willen vragen, om dat die ſaak fulx geenſins waardig is. En het ſchijnt maar te we ſen om ſijn boek te vullen, dat deſen Benjamin my
ſoo veel ſoorten van beſchuldingen doet, ſonder oorſaak. N-
-
Indien ik een Seête had, gelijk hy heeſt; mijne
«fficinteg/ (gelijk hy noemt de gene die mijne ge voelens volgen,) ſouden wel ſorge gedragen heb bert w
tegen de 9&akers.
395
ben om die boekken in tijts uit te geven, en ook om mijne brieven in goede ordre te ſtellen, om die te doen drukken. Maar niet hebbende Clienteg/ noch Secte, noch Vergadering, ſoo ben ik geble ven in gebrek van byſtandt. Het is wel waar, dat
ſedert dientijt vele menſchen de oogen geopent heb ben, door het middel van mijne ſchriften; en dieſe
ter herten genomen hebben, en hebben hun aenge boden, om ſe voort te ſetten en te tranſlateren, o
dat ſy daar meer van ſien mogten; 't # hun o: gebeurt met groot genoegen. Maar ſy en zijn daar om niet van meeninge een Secte te omhelſen, of hun over te geven onber mijne hoogbye / gelijk deſen Benjamin bybrengt, hun beltlagenbebat ſp inp bolgen. Maar behoorde ſig ſelfs te beklagen, dat hy my niet volgt, hy ſou dan ſien, 'tgene dat hy nu noch niet kent: en hy ſou de waarheden lee ren, daar hy nu onwetende van is, tot groot nadeel van de volmaaktheit ſijner ziel. Het is daar in dat
#
hy meer te beklagen is, dan de menſchen die nu by my zijn : dewelke vry zijn, en ſullen altijt vry blijven, om my te verlaten wanneer het hun belie ven zal : want ik en bind noch en houde niemand.
En indien iemand my verliet, ik ſou aan d'andere vragen, of ſy my ook wilden verlaten, gelijk Je
ſus Chriſtus dede, doen men hem ſeyde, dat eeni ge hem verlaten hadden. Het welk genoeg getuigt dat ik geen Secte noch vergaderinge maken wil, dan, alleen die van ware Chriſtenen, dewelke altijt moe ten blijven, in de vryheit der ware kinderen Gods, ſonder hun te binden aen de gevoelens der men
ſchen; gelijk als deſen Benjamin ſijn gebroeders en -
-
diſcipe
396
Advertiſſement ingedient, diſcipelen bindt : ſoo dat hy hun excommuni ceert of bant wanneer ſy hem verlaten willen. Sulx dunkt my wel een veel grooter quaat te we ſen, dan dat ik mijne jonger bgieuen / boog be puber Igieben heb boen b?nſtſtcn : ofwel centgebockken niet uitgegcucn tchcbben / .
ſoo bacſt alg bie gebguitt upatcn. Dewijl dat ſub niemand ergerniſſe geeft, gelijk als doet dien dwang, die deſe Quakers gebruiken, ten aenſien van de gene die hun begeven in hare Sec te : in hun niet maar alleenlijk te willen toe ſtaan, dat ſy de maanden van het Jaar noemen met der ſelver eygen namen, maar ſeggen dat ſy ſe moeten noemen, de eerſte, de tweede,
e derde maant : met veel andere dwingeryen, die de Chriſtelijke vryheit quetſèn, en maakt hare onderdanen tot ſlaven van hare ydele in beeldingen ; ſonder eenig voordeel voor hare lichamen of voor hare zielen, beriſpende dikwils
'tgene dat ſy behoorden te prijſen : en prijſende 'tgene ſy behoorden te verachten : gelijk als de ,,. ſen Benjamin aen # ſelfs doet.
Dat in
My beſchuldigende voor een twaalfde beſchul
#diging, bat ik niet tuif ge-eert 5ijn man vader #nechtg noch ban Dienſt-mepben , baar
# onbertuſſchen iſ met mil ge-eert zijn ban Eten. ugecmbe , betuijl ik die tot bicn ennbe noc
# me mijn beer en mejuffrouw. Ik heb ſoo #"veel redenen gegeven om te verklaren, waarom
# dat ik geen knecht, noch meyden houden kan; # dat het my overtolligdunken ſou (voor ſoo veel
den.
het myin't byſonder raakt) hier meer daar toe te ſcg
-
tegen de 9gakers. 397 te ſeggen. Maar ik wil alleenlijk verklaren het ge voelen dat ik heb over die ſaak, van ſig welte doen dienen en eeren voor geld. Het welk is, dat my dunkt, dat een waar Chriften noyt moet begeeren ge-eert te zijn; en noch min geld geven om ge-eert te worden : door dien alle eere aen God alleen toe
behoort. Maar het is de ſchuldige plicht van een knecht, of dienſt-maagt, of andere onderdanen't ſy hoedanige dat ſy zijn, om eere toe te dragen aen
hare Meeſters, en Overſten van ſoodanige ſtaat en conditie als die ſouden mogen weſen; door dien dat God ſulx expreſſelijk geboden heeft, in dat Gebod, van Vader en Moeder te eeren : in het welke begrepen zijn, Meeſters, Meeſterſſen, Voogden of Mom boers, Leer-meeſters, en alle perſonen van Ouder dom, of van grooter ſtaat of conditie dan wy ſelfs zijn. En alle mindere zijn ſchuldig ſoodanige Per ſoonen te eeren : want het is aen hun dat dit gebod gegeven is, en die ook gehouden zijn dat na te ko men, indien ſy willen zalig zijn. Maar 't en is daarom niet ge-oorloft aan deſe O verſten die Eere te begeeren; en noch min dat ſy -
menſchen hueren ſouden, om hun ſelven te doen eeren. En ſoo wanneer hare Staten of conditien die
Eer-tijtels dragen; ſoo moeten ſy dat alleenlijk lij den, by maniere van toelating, gelijk als deſelve eere niet ſoekende, noch beminnende, maar alleen
lijk om te onderhouden d'ordre die God in alle din gen ingeſtelt heeft; in't voordere aan God opdra
gende, alle eere die ſy van hare mindere ontfangen, als een ſaak die aan Godt alleen toekomt, en niet
aen de menſchen omdat hun ſelfs aen te trekken,
#
We
398 Advertiſſement ingedient, welkeenydeleeere weſenſoude. Want indien een menſch gekomen is tot eenigen ſtaat, Bedieninge, ofopſigt; hy en is daarom in ſig ſelfs niet meer eere waardig dan te vooren was : maar de eere die
#
Godt geſtelt heeft in de Juſtitie of Recht-bediening, Opperhoofdigheden, of ſtaat van Vader, Moeder, Meeſters, en Meeſterſſen, dit moet betracht en
waargenomen worden, in die perſonen, de welke in die ſtaten en waardigheden geſtelt zijn, om dat ſubx de wille Gods is : en men moet altijt onder
ſcheyden de waardigheit des Ampts of ſtaats, uit de
# die dat bekleed,
en geven aen Godt't gene aen Godt toebehoort, en aen de menſch, 'tgene dat die toebehoort, namentlijk Liefde en goetwil ligheit; en dat aen alle menſchen, in 't gemeen,
dewijl dat ſy alle van Godt geſchapen zijn, en ook voortgekomen uit een ſelve Vader na de natuur; waar door alle menſchen Broeders, en Suſters zijn,
om alle een ſelve oorſpronk gehad te hebben, ſoo wel na de genade als na de natuur. Maar de Waardigheden en Opperhoofdigheden zijn uit Godt voortgekomen, en moeten ge-eert zijn na mate van de trappen van waardigheit die God daar aan gegeven # Een Konink moet meer eere hebben dan een Prins, en een Prins meer dan een
Edelman, en aldus gevolgelijk na den ſtaat en con ditie van een ygelijk, hoewel dat in 't algemeen nie
mand die eeren wenſchen moet, en noch min, die ſig ſelfs toe-eygenen ; nadien dat de menſchen in hun ſelven alleenlijk verdienen, alle ſoorten van be ſchaamtheit : door dien dat ſy aan Godt ongehoor
ſaam zijn geweeſt,en het noch zijn;'twelk in hun º: e
tegen de 9gakers. 399 de verachtinge waardig is : en daarom en moeten ſy ſig niet laten voorſtaan eenige eere waardig te we
# , noch dat ſy wijs zijn, als ſyknechten of dienſt meyden nemen om van de ſelve ge-eert te worden; al is't dat het hun wel vry ſtaat die te nemen om hun te helpen in haren noot. Door dien dat het on-mo elijk is, dat een menſch die een groot huiſgeſin
#,
dat ſou konnen over-komenſonder
#
Het is daarom dat Godt de Vrouw aen den Man ge geven heeft, als een tot de onderhoudinge van ſijn huiſgeſin. En heeft ook geordonneert, dat er Armen en Rijken weſenſouden, op dat daar door de menſchen malkanderen ſouden byſtaan : dewijl
#
de liefdadigheit in hare herten niet gebleven is, om den naaſten in den noot te helpen, # dat ſy ſelfs behoeftig zijn van geld, of andere nootſakelijkheit om te leven; 't welk ſy dienende winnen moeten. Daarom is het dat onder de menſchen (die doch an
derſins van een natuur zijn,) Overheden en onder danen zijn, ofwel Meeſters en knechten, op dat de
liefdadigheit onderhouden worde, door de byſtant die de menſchen aan malkander doen : het welk ge ſchieden kan door ootmoedigheit, alſoo wel ten aenſien van den Meeſter als van den knecht. Want
den Meeſter kan ſig verootmoedigen, ſiende de be hoefte die hy heeft van de byſtant van andere : en de knecht kan ſig verootmoedigen,om van den Mee
ſter ſijnenootſakelijkheden tºontfangen. In voegen dat men eere aan de menſchen bewijſen kan, en ook die van hun ontfangen met ootmoedigheit, en de volmaaktheit fijner zielen werken, alſoo wel in d'eene manier als in d'andere, 2
Maar
*
Advertiſſement ingedient, Maar het jammer is, dat de menſchen deſe din gen niet begrijpen, en vertoornen Godt in d een en in d'ander: want degene die eere ſoekt,en ſigalleen lijk doet dienen om ge-eert te worden ; hy queſt ſijn ziel, en is een dief, in 't ontſtelen van God, de eere die hem alleen toebehoort. En de geene die 4oo
dient, en ſijn Meeſter alleenlijk eert om hem te be
hagen, en van ſijn geld te winnen; die iseen Huur link, en heeft alreede ſijn loon ontfangen, ſonder te mogen verwachten d'eeuwige vergeldinge, voor al ſijn neerſtigheit en dienſten, om dat hy in deſe Wee reld ontfangen heeft al wat hy in het dienen be-oogt heeft, te weten een weinig geld, en de goede wille van de geene die hy gedient heeft, en daerom en moet hy niets meer verwachten, dewijl hy alreede verkreegen heeft, het einde waarom hy gearbeyd heeft. En om dat ik deſe dingen klaarlijk ſie, ſoo jammert my te ſien de menſchen malkander eeren, en ſig onderwerpen hun te dienen om ſookleine din gen, als zijn, de tijdlijke goederen. En ik ſal my wel wachten van hun te willen tot mijnen dienſt ver binden, om hun ſlaven te maken van een weynig gout of ſilver,overmits dat die dingen onwaardig zijn de Edelheit van de zieledes menſchen.
Maar deſen
Benjamin en verſtaat geen van deſe dingen, en is van advijsofraatbatift mp bncl behoogbe te boen bie neit/ om dat ik bemibbelen boel heb om te ſco meube bienſten bie men mp doet. Sulx is goet voor de natuurlijke ſinnen; aengeſien dat die niets anders vereyſchen dan wel gedient en ge-eert te zijn.
Daar zijn geen menſchen inde weereld, van wat con
ditie die ſouden mogen weſen, die dat niet welbemin -
-
- -
-
HACIl
- --
-
-
-
tegen de Qgakers. 4o1 menſouden en dat een ygelijk middelen had men ſou geen meer knechten noch dienſtmeyden vinden, om dat yder-een wel meer bemind gedient te wor den, dan anderen te dienen; het is maar alleen, de be hooflijkheit die oorſaak is, dat men dienſt-baremen ſchen vind; om dat de natuur dat in ſigſelven eygen heeft,dat ſy altijt begeert gedient en ge-eert tezijn,en de en wil(ſoo't in hare magt is) niemand dienen noch eeren.Maar degeene die deſeverdorven natuur te bo ven gekomen is, die verm ſtert fijne gevoeligheden en ſijne natuurlijke luſter van gedient en ge-eert te willen zijn,en doet geerne dienſt en eereaen anderen,
om dat Jeſus Chriſtus ſo gedaan heeft doen hy op d' aarde was;den welken een menſch,die in des ſelfsgeeſt wedergeboren is, volgen en nakomen wil,ſo dicht als
hy kan, en achtſig meer gelukkig, geenen dienſt van nooden te hebben,dan te wenſchen knecht of dienſt
meyt te hebben om ge-eert en gedient te worden. Gelijk ik dat inderdaat bevinde door mijn eygen ervarentheit, dat ik meer gelukkig ben in myſelven te dienen, dan ik heb geweeſt in het gedient zijn van verſcheyden dienſt-maagden, ſelfs ten aanſien van dit leven: dewijl dat ik my diene na mijn eygen wil; daar my de meyden dikwilsgedient hebben na
de hare; ſelfs met mijn ongenoegen. En ik heb meer moeten verdragen van mijne dienſt-meyden, dan van mijne Ouders en overſten. Daarom is het dat het maar een ingebeeld goet is, dienſtbare men ſchen te hebben; # dien die meer ſorge aan haar Meeſters veroorſaken om ſe te # voeden en voldoen; dan hun goet doet alle de dienſten die ſy
hundoen en deſe dienſtboden veroorſaken hare mee -
,
Cc
ſters,
-
492,
Advertiſſement ingedient,
ſters, dikwils meer quelling, dan wel al de reſt van
het Huiſgeſin; om # ſy # werk mede brengen in 'thuys daar ſy komen, en moeten getracteert zijn, gevoed, bewaſſchen, en onderhouden zijn, door deſorge en mocyte van de Meeſters, en Meeſterſſen; daaar ondertuſſchen die dienſtbare menſchen Leven
ſonder ſorge, met de goederen van hare Meeſters, die dikwils ſlaven zijn, om haar ſtaat ofhare dienſt boden wel te onderhouden, Soo dat deſen Benjamin niet ſoo veel natuurlijke reden heeft, als alleenlijk om te konnen beprijpen, dat ik wel doe, in geen ; hoe ſouhy konnen beprijpen die boven-natuurlijke beweeg-reden die ik heb om ſûlx te doen ? dewijl hy tot niets bequaam is, dan alleen om te beprijpen gelijk de Beeſten doen, wat het aangenaamſte isaan de beeſtelijke gevoelens gelijk een Koe in haar gevoele heeft, in hareweyde te ſoeken het gras dat het ſoetſteen aangenaamſte is aan hare ſmaak. Hoe ſou hy konnen beprijpen de boven-natuur lijke dingen, en diegene dewelke eygen zijn, aan een menſch die herboren is in den geeſt Jeſu Chriſti. Dat is een ſtudie die verre te boven gaat het Griex en Latijn, (dat hy geſtelt heeft in ſijn Tractaat tegen my.)Doordien datalle ſoorten van Talen,natuurlijk konnen geleert worden. Maar de leſſe van de We dergeboorte word niet geleert, dan met ſig ſelfs te verſakensen met fijn verdorven natuur t'overwinnen. En de Schole daar deſe wedergeboorte geleert word, is de leeringeJeſu Chriſti; al de Evangeliſten zijn de
#
Meeſters van die School, de, welke alle de dingen niet in ordre geſchreven hebben ;. gelijk als deſen
Benjaminsmijne brieven hebben wil; te weten,
#
get
-
--
-
tegen de Qgakers.
-
4o3
eerſt geſtºlebencº in onze eerſt gebruikt, en /
#
afberbolgeng. Maar die Evange liſten hebben al on-ordentelijk geſchreven; 'tgene den eenen geſtelt heeft in het eerſte van ſijn Capittel, dat ſtelt een ander in 't midden of in het eynde van
ſijn Capittel : en ſelfs hebben ſy niet gevolgt een wijſe, of de ſelve woorden, om de felfde dingen te ſeggen, maar alle hebben ſy verſcheydentlijck van
:
de dingen geſproken, een ygelijk na dat hy die din gen onthouden, geſien, of verſtaan had, en niet na de Regels van de tegenwoordige Scholen. Sou
men daarom moeterſſeggen (met deſen Benjamin), dat men de verwertheit ſiet van den geeſt van deſe vier Evangeliſten, om dat ſy de ſelve dingen ver ſcheydentlijk geſeyt Hebben? Het ſou gedaan zijn, gelijk de Joden deden, doen ſy d'Apoſtelen vervult ſagen van den H. Geeſt, en dat ſy hun hoorden vele
verſcheyden Talen ſpreken, die ſy niet verſtonden, terſtond oordeelden fyiets quaats van d'Apoſtelen; ſeggende : deſe zijn dronken en vol ofſoete Wijn.
#
Gelijk deſer Benjamin zegt, dat ik de eete ban
neembc meſ ſtraken huil/ in hun te noemen met eerlijke &ijtclg'; baat ondertuſſchen ift nip niet miſ been ceren en birnen van biertſtboe' beſt : Het welk hy neemt voor een Contradictie of
tegenſpreking, gelijk die Joden namen voor dron kenſchap, de gaven des H. Geeſtes die d'Apoſtelen
ont#n hadden op den Rixterdag op de ſci verwijſt neemt delen ontwetenden door een ner luerringedegebeeſtg; bat ik die opmerking niet heb ban mijne bieden in onbae te boen buithen;
meer aannemer, bat ift' Ij # C
2
OC
------
Avertiſſement ingedient boekken niet uit en gebc / ſoo haaſfalg bie ge b?ukt 3ijn : en boog een groot gebgeſt; bat ik mp niet boe ceren en bicnen ban bienſt-boben. Welke dingen al te ſamen vaſte getuigeniſſen zijn,
4.O4
dat hy geen Licht van Godt heeft, en dat hy alleen lijk # na de dierlijke ſinnen van de verdorven na
tuur, en dat hy geenſins is, een ipcbergcboogen menſch / of ban het getal ban 't âDolſt 45obtg (gelijk hy ſig beroemt :) maar dat hy is een grooten onwetenden in de Leeringe Jeſu Chriſti, de welke leert, de laagſte plaatſe te verkieſen, en de ongeachtſte conditie of ſtaat, gelijk hy ſelfs gedaan heeft : Want al was't dat hy Konink van de geheele Aarde weſen moeſt; ſoo neemt hy de geſtalte eenes Knechtsaen; en leefdegelijk een Timmerman, van ſijner handen ar
beyd, ſoo vele jaren; ſeggende, dat hy niet gekomen was om gedient te worden, maar om te dienen. Maar deſen Benjamin vernoegt ſigniet, met ſelfs Meeſter te willen weſen, en te hebben knecht en -
dienſt-meyt; maar wil my ook dringen te doen ge lijk als hy, en dienſt-meyden te houden, om my te doen eeren en dienen. In 't welk ik my wel wag
ten ſalſijnen raad te volgen, niet meer dan in ande re dingen : want ſijn raat-gevingen zijn niet van God, maar komen alleenlijk voort uit de verdorven natuur, dewelke de Doot baart, ſoo wanneer die niet te boven gekomen en vermeeſtert is in dit leven. Want ſig in te beelden (gelijk deſen Benjamin doet) bat ſp inebergebogen en 3ijn / als men hun noch ſiet leven na de Natuur, en hare eygen Liefde vol gen, en onderworpen zijn aen de Paſſien of driften
van hare genegentheden, dewelke ſy ſigniet onder wor -
-
4o5 tegen de 9gakers. worpen hebben, noch de ſelve hebben overmee ſtert, dat is de poorte of deure openen voor alle ſoor ten van zonden, en om ongevoeliglijk te vallen in
alle ſoorten van quaden : door dien dat wel alle din gen geoorloft zijn aen een menſch die wedergeboren
is inden geeſt Jeſu Chriſti, nadien de ſelve de vleeſch luſten geſtorven is, en alleenlijk leeft na den Geeſt :
welke vryheit de onverſtorvene niet mogen aen ſich nemen. Gelijk ik menſchen gekent heb, die geen conſcientie maakten, van eenige dingen van andere te leenen, met meeninge die noyt weder te geven; ſeggende, dat alle degoederen des Weereldsgemeen wa ren aen alle menſchen, en dat Godt alles in 't gemeenge ſchapen had, en niets in 't byſonder voor fan of Pieter;
en dat ſy daarom wel geruſt mogten ſterven al lieten ſy veel ſchulden maar om te betalen, aangeſien dat er goets
genoeg inde weereld bleefom al hare ſchulden te voldoen. Siet, bid ik mijne Heeren, in wat dwalingen de ſe menſchen zijn, die ſig inbeelden wedergeborene zijn, die ſig in te zijn; door dien het aen beelden niet onderworpen te zijn eenige wetten. En ik geloof dat het daar vandaan komt, dat deſe die vryheit nemen, van hun niet te willen onderwerpen aen eenige Ordonnantien van de Rech ters en andere Overheden: om te toonen, dat ſy we dergeboren menſchen zijn, en niet meer verplicht iemand te gehoorſamen: en ook dat het om de ſelve oorſaak is, dat ſy de Sacramenten en de H. Schriſ
#
#
tuur verwerpen, en al het gene dat dienſtig is, tot middelen om tot Godt te gaan in te gelooven dat ſy die dingen niet meer nodig hebben niet meer als A
dam, doen hy was inden ſtaat van onnoſelheit, door -
1
Cc 3
dien
Advertiſſement ingedient, dien dat hy alſdoen geen wet had, noch niet van no den had, eenige Sacramenten of andere middelen om tot God te gaan : aangeſien dat hy ſig met hem ge -
-
ſtadclijk onderhielt, ſoo en had hy geen middelen nodig, dewyl hy genoot het ginde tot het welke die middelen geleyden: het was hem doen geoorlooft al
le ſchepſelen naſijn wenſchte gebruiken, dewijl dat die al te ſamen tot ſijn vernoegen geſchapen waren. Want de wetten zijn alleenlijk voortgebracht door
de zonden ; gelijk men ſiet in de Republijken of Lantſchappen, Verboden, en Ordonnantien, na mate van dat de onderdanen in gebreken vallen, en quaat doen. By en empel : een Overigheit ſal de Herbergiers verbieden Wijn of Bier te tappen laater dan negen uren : dat is een Wet die voortgekomen
of geſproten is uit de dronkenſchappen, Vechten, en Doot-ſlagen van diegene die des nachtsin de her
bergen bleven ſitten drinken, tuyſſchen en Spelen: uit welke ſaak alle ſoorten van alle overdaat en zon den voortkomen : want anders en ſouden die Her
bergiers die wet niet nodig hebben; dewijl dat het Bier en den Wijn hun toe behoort, ſoo moeſten ſy
vry zijn van die te mogen tappen, als het hun ſou mogen goet dunken. Even het ſelve is het met an
dere dingen; alle wetten, ſelfs die van Godt gege ven zijn, zijn geſproten uit de zonden der menſchen. Men moet daarom niet ſeggen, dat die quaat zijn;
dewijl dat die ſeer goet zijn, om hare zonden te doen kennen, en hun te verplichten daar niet meer in te vallen. In voegen dat het waar weſen zou, dat men vry ſou zijn van alle Wetten, indien men viy was van alle zonden.
-
Mlaar
--+
-
-
tegens de Quakers.
Maar Helaas!
407
# ##nu tertijtſeggen? de
wijl men de menſchen alle oogenblikken # vallen, ja ſelfs degene, die ſigſeggen herboren te zijn : en
º
dat de Schriftuur zegt, dat de gene die ſgt - dat hy ſonder zonde is, een Leugenaar is : en dat St. Pieter ſeide tot Jeſum Chriſtum; Wijkt van my, want ik
'
ben een zondaar.
En inder # daar en zijn geen
menſchen uit Adam voort gekomen die geen Zon daars zijn, dewijl dat alle degene die uit hem geko men zijn, en noch komen zullen, alle in hem in zonden gevallen zijn, en zijn door dat middel de doot deelachtig geworden, en ook de genegentheit
tot quaat; 't gene een yegelijk metterdaat in ſigſel vengevoelt, alſoo lange als hy noch leeft na de gene gentheit van ſijre natuur. En men ſiet dikwilshct quaat ſich openbaren in een kint, eer dat men redens gebruik of verſtant in het ſelveſien kan. Soodanig is onſe natuur bedorven geworden door de zonde
van Adam, dat het onmogelijk is, voor een menſch goet te doen indien hy van God niet ontſangt, ee nige nieuwe genade om te overwinnen ſijn verdor vene genegentheit; welke genade Godt noyt wci gert, aen degene die het begeeren en daarom bidden Maar men ſiet weinig menſchen geraken tot die ge nade van de wedergeboorte, van de welke deſe Qua
kers hun (ſeer't onrecht) beroemen : gelijk ook ee nige andere geeſtelijke perſonen doen, die ſig laten voorſtaan wedergeboren te zijn, om dat ſy eenige Autheuren of boekken geleſen hebben,
# welke
van de wedergeboorte handelen : en ſy beelden ſig in, dat ſy gekomen zijn tot dien trap van volmaakt heit, gelijk die Autheuren geſchreven hebben dat -
-
--------
Cc 4
fmein
408 Advertiſſement ingedient, men weſen moet, om tot die wedergeboorte te ko men. Want ik heb menſchen gekent die ſeer veel d'oude Propheten geleſen hadden, en beeldeden hun ſeer ſterkelijk in, dat ſy ſelfs Propheten waren ge worden : en een van # ſchreef my eens, dat hy mijn Godt ſouzijn om Iſraalte herſtellen, en dat Godt niet meer tot my ſpreken ſou dan door hem, en dat hy den Standaart dragen fou. Het welk ik genomen heb als een fantaſie # inbeelding, hoewel dat ander ſins die perſoon van goet oordeel en ſtudie is, ſonder dat men merken kan, dat hy buiten die fantaſie ee-, nige buiten-ſpoorigheit heeft. Maar het zijn ſterke inbeeldingen die de menſchen in hare fantaſijen in
drukken, en doen hun ſelven gelooven waarachtig te weſen, 'tgene ſy hun ingebeelt hebben. Het is daar door, dat ſoo vele menſchen hedenſdaags, hun ſelfsſeggen wedergeboren te weſen in den geeſt Jeſu Chriſti, ſchoon dat ſy niet ſoo veel als alleenlijk we ten, wat het is, wedergeboren te zijn, en mee nen, dat ſy wel leven mogen volgens hare natuur
lijke finnen, mits dat ſy in haar verſtant dragen, die inbeelding, dat ſy wedergeborene menſchen zijn,
in den Geeſt Jeſu Chriſti, al is't dat haar Leven en Zedengantſch geen over-een-koming heeft met den Geeſt Jeſu Chriſti, maar dat ſy zijn arme ellendige zondaars, die veel beter doen ſouden, op haar borſt #e met den Tollenaar, dan ſig in te beelden, met den Phariſeus Rechtveerdig te weſen : door dien dat die inbeeldingen hun niet konnen Zalig maken, noch ſelfs ook niet rechtveerdig maken, maar in te
#
endeelſy zijn grootelijks gevaarlijk voor de zalig
eit der zielen, dewijl dat God met de doot die: -
e
-
ie
Fr
- tegens de Quakers. 409 diegene, die ſig uitgeven voor Propheten ende en * *.
e
-
zijn't niet. Men moet deſelve ſtraffe verwachten
over diegene, die hun ſelfsſeggen wedergeboren te weſen, ende en zijn 't niet, om dat ſulx, liegen is in den H. Geeſt, in het ſeggen, dat hy inde zielen
woont, daar (miſſchien) den Duivel volkoment lijk heerſchet: Gelijk ik eenige van die menſchen gekent hcb, dewelke van hun ſelfs ſeiden, dat ſy
wedergeboren waren inden Geeſt Jeſu Chriſti, die naderhand genoeg hebben doen blijken, dat ſy ge
regeert wierden door den Geeſt des Duivels. En van diergelijke leugens konnen ſy niet ongeſtraft blijven, al is't dat vele menſchen daar ſoo weinig voorſchrik ken; en ſeggen ſoo lichtelijk dat ſy wedergeboren zijn; ſonder dat ſy weten, wat die wedergeborent heit is; hun inbeeldende dat die alleenlijk gelegen is, in eenige ſpeculatien of overdenkingen van Godde lijke dingen : daar ondertuſſchen # in niet anders is, dan in te doen ſterven de zondige gene gentheden van onſe verdorven natuur, om te herle ven aen het nieuw ſchepſel in d'onnoſelheit daar A
#
dam in geſchapen is geweeſt. En gelijk de zonde in de natuurdes menſchen gelaten heeft, de ſwak heit, d'onwetentheit, de ſiekte, en de doot: wel
ke dingen gemeen zijn aen 'tgantſch menſchelijk ge ſlagt , en niemant die ontvluchten noch ontgaan kan; dewijl dat ſy alle aen de zonde Adams deel
achtig zijn; ſoo moeten ſy ook alle aen ſijne boete deelachtig weſen. In voegen dat niemand in dit le ven, geraken kan tot den gelukkigen ſtaat in dewel
ke Adam geſchapen was: Maar men kan wel geraken tot dat geluk, van bevrijt te zijn van de zonde, en -
-
Cc 5
-
Vail
--
4io Advertiſſement ingedient, van de genegentheit tot de ſelve; en dat is de waar achtige wedergeboorte, die Jeſus Chriſtus ons heeft komen leeren, niet alleenlijk met woorden, maar ook met werken en metterdaadt. Want al is't dat
hy onderworpen geweeſt is, alle de Lichamelijke pijnlijkheden van d'andere menſchen, ſoo heeft hy
bevrijd geweeſt van de zonde. En de gene die ſig ſelven wil ſeggen, waarlijk wedergeboren te zijn, InOet Van
# ſoo weſen, ende en moet niet meer
in ſig ſelfs gevoelen, die zondelijke genegentheit,die hem neygt tot quaat, maar moet als KoninkRegee
ren over alle ſijne paſſien en driften, die ſigniet meer bewegen moeten, 'tenzy volgens de wille Godts; en niet volgens de wille des menſche; uit oorſaak dat die verdorven is door de zonde, ende en beweegt ſig niet dan om quaat te doen. Het is daarom datyder een ſijn eygen wil miſ-trouwen moet, en de ſelve weygeren alles wat die begeert: nadien dat alles quaat is wat uit een verdorven ding voortkomt; gelijk als is de eygen wil des menſchen. Daarom is het dat Je ſus Chriſtusons leert, ons ſelven te verzaken, en ons
'kruys op ons te nemen en hem na te volgen; om door dat middelaen te doen, het eerſte Kleed der onnofel
heit, 'tgene Adam door de zonde verloren heeft, en dat Jeſus Chriſtus ons door genade wederom verkrc gen heeft. Maar die genade is niet gegeven dan aen
iegene, die hun ſelfs willen verlochenen, en in hun ſelfs willen doen ſterven, die zondelijke gene
gentheit die de zonde gebragt heeft inde menſchelij ke natuur.
'
Ik en heb noch ſoodanige menſchen niet gekent onder die gene, de welke ſeyden wedergeboren te -
zijn :
tegen de Quakers. I II zijn t maar heb hun alleaengemerkt noch bekleedt te zijn met hare oude genegentheit, tot de welke de verdorventheit van hare Natuur hun neygt; en tot de liefde van hare eygene willens. Daarom is het, dat ik niet gelooven kan, dat ſy wedergeboren zijn, in ſoodanige manier of graat als men in dit ellendig leven weſen kan. Het welk ſulk een wedergeboorte
is, als Jeſus Chriſtus in dit punét gehad heeft; de welke volgde de wilſijns Vaders, en niet ſijn eygen: ende had de liefde tot den naaſten ſoo groot, dat hy om die te verloſſen van de verdoemeniſſe, ſijn eigen leven gegeven heeft, hun komende onderwijſen,
door wat middelſy tot de Zaligheit konden geraken. Hy had ook den geeſt der Armoede, in het verach ten van alle de gemakken, Eeren, Rijkdommen, eu vermakelijkheden van dit leven.
En wanneer
ik menſchen ſien ſou, die beſeten waren met be
geerte om tot ſoodanige geſteltenis der zielen teko men; ſoo zou ik mogen hopen, dat ſy wel geraken
ſouden tot de wedergeboorte in den geeſt Jeſu Chri ſti : maar ik ſie al het tegendeel. En het ſchijnt dat
die zielen, dewelke ſig ſeggen wedergeboren te zijn in den GeeſtJeſu Chriſti, beſeten zijn met den geeſt van den Anti-chriſt; dewijl men in haar bedrijf, con
trarie uitwerkingen ſiet, of ſtrijdig met die van Chri ſtus: en in plaats van te willen volgen de wille Gods hares Vaders, ſoo willen ſy gantſchelijk hare eygen willens volgen, en bedroeven ſig, en ſijn qualijk te vreden als ſy daarin tegengeſproken worden. En in plaats vande liefde des naaſten in 't hert te hebben,ſoo en hebben ſy geen ſorge als voor hun ſelven, en een pure eygen liefde. En in plaats van arm van geeſt te zijn, *G
----
--
-r
412 . . Advertiſſement ingedient, te zijn, en te verachten de Rijkdommen, eeren, en vermakelijkheden van deſe weereld, ſoo bemin nen ſy die, en genietenſe ſooveel als ſy konnen; in 't welk ſy wel verre vande wedergeboorte zijn, daar van ſy (met groot onrecht) hun beroemen, gelijk als deſe Quakers doen, die ſig wel durven ſeggen,
mebergebogen te zijn in ben 45ccſt Jeſu Chgie ſti / als hare manieren geheel ſtrijdig zijn tegens die van Chriſtus; ja ſelfs, als ſy ſijne Leeringe en on derwijſingen verachten, niet willende ſoo veelals al
leenlijk leſen het Evangelie ofd'andere H. Schrifturen, onder pretext of voorgeven, dat ſy wedergeboren men ſchen zijn, en niet van noden hebben eenige andere on , dan dat Licht dat ſy meenen in hun ſelfs te hebben. Waar in ſy in groote doolinge ſteken,
#"
dewijl dat het Licht dat ſy meenen te hebben, groo te duyſterniſſen en onwetentheden zijn: Door dien dat het licht Gods niet verdeelt of tegen ſig ſelfs ſtrij
dig is. En het is waar dat Jeſus Chriſtus het ware licht des H. Geeſtesgehad heeft, en heeft (voor ſoo veel hy een menſch was) waarachtelijk wedergebo ren geweeſt. Indien nu deſe Quakers ook weder geboren waren, ſooſouden ſy beſeten zijn van den ſelven geeſt daar Jeſus Chriſtus van beſeten is ge weeſt, en verlicht met het ſelve Licht. En al waar 't
ſchoon dat ſynoyt van het Evangelie hadden hoo ren ſpreken, ſ # nochtans # ſelvein 't werk leggen, ſoo ſy # ware licht des H. Geeſtes hadden, om dat die noyt geen ſtrijdigheden leeren kan : na
dien Godt onbeweeglijk is en noyt verandert.
In
voegen dat nootſakelijk alle de menſchen die weder
geboren zijn, van den ſelven geeſt beſeten moeten -
zijn,
tegen de 94akers. 413 zijn, daarJeſus Chriſtus van beſeten is geweeſt: bui 'ten de ſelve kan niets weſen dan bedrog, en valſche vaſt-ſtellingen, of ſotte inbeeldingen; daarvan nu vele menſchen gequetſt zijn. Het is daar vandaan, dat er in de Chriſtenheit ſoo .
vele gedeeltheden en verſcheiden gevoelens zijn;
door dien een ygelijk de H. Schriftuur heeft willen verſtaan na ſijn eygen wil, dewelke bedorven zijn
de, niet anders dan doolingen begrijpen kan : en noyt kan er iets van de H. Schriftuur verſtaan wor den door het eygen verſtand des menſchen, maar de verſtandelijkheit van dien, moet komen van den ſelven Geeſt die ſe gedicteert of geſtelt heeft. De menſchen konnen over de Schriftuur, wel verſchei- -
den bevattingen hebben, en gelooven dit en dat; maar ſy konnen noyt komen tot de kenniſſe der Waarheit van den ſin der ſelve, omdat het Godde lijke meeningen of verſtanden zijn, en de menſchen hebben niet dan een menſchelijke meening of ver-,
ſtant, met het welk ſy noyt andere dingen konnen
k
bevatten dan menſchelijke en natuurlijke, in de wel ke ſelfs ſy noch dikwilsſeer onwetende zijn, ken-, nende of verſtaande by na niets van de natuurlijke dingen; daar ſy ondertuſſchen de laatdunkentheit
hebben, van te willen begrijpen de Goddelijke en boven-natuurlijke dingen. En op dat men ſo: ge looven, dat ſy die verſtaan; ſooſeggen ſy, dat ſy wedergeboren menſchen zijn, en daardoor bequaam
om de Goddelijke dingen te begrijpen, daar ſyou dertuſſchen gantſch geen verſtant daarvan hebben; niet meer dan een Verken verſtant heeft, van de
ſchoonheit of waardye van een Diamant, die het onder -
te
414
Advertiſſement ingedient,
onder de voeten treet; en acht meerder een vuilnis hoop, dan dien koſtelijken Steen. Even het ſelve doet een vleeſchelijk menſch, met de Geeſtelijke dingen; hy vertreed die in de vuyligheden van ſijn dierlijke gevoelens, en volgens de ſelve wil hy die verſtaan. Het is daarom dat deſen Benjamin my kornt laſteren in zijn Tractaat, dat iſ geen bieitſf mept hoube ontmp bco? befeſoc te been bierteit cn ceren; mccnettbc bat iſt ban andere niet ſcijen ietſ ge-eert uslf 3ijn / om dat hy die dingen wel begeert. Hy meent dat ik niet meer wederge
boren ben dan hy', en dat ik noch de dingen der Aarde ſoek. In 't welk ondertuſſehen hy ſig groo telijx bedriegt : door dien Godt rfly de genadege daan heeft, dieteverachten, en mijnen
#
heffen na de dingen van bovenst het welk de weder gebeerte doet, volgens het ſeggen van den Apoſtel. /
Want indien ik noch gekleeſt was aen de goederen der Aarde, ik en ſou niet konnen ſmaken de Hemel ſcheen eeuwige dingen, dewelke my volkomen ge noegen geven :t en ik kan die ſelfs mede-deelen aerie
andere door mijne woorden en geſchriften. Hn by aldien ik deſe verdorven natuur niet afge
ſtorven waar, het ſou onmogelijk zijn, dat ik ſou konnen weten de Goddelijke dingen, dewelke ik noyt gehoort heb; en ontfang, en bevat die in mijn
verſtant, ſónder ander middel als alleenlijk de inge togentheit des Geeſtes, daar in mijn ziel onderhot den word met geheel Goddelijke t'ſamen-ſpraken.
En indien mijn ziel niet ontſlagen was van de gene
gentheit der Aarde, het ſou onmogelijk zijn, dat ſy'
ſigſbu komen vergenoegen met Goddelijke en onſichtelij
tegen de 9gakers. 4 15 ſichtelijke dingen, gelijk ſy doet; weſende altijt ver noegt, en volkomentlijk voldaan, wat er ook ſou mogen komen. Dat en kan niet natuurlijk zijn: en ſoo het een boven-natuurlijke ſaak is, ſoo moet het
van een goeden geeſt zijn, nadien den quaden geeſt. niet voortbrengt ſoodanige goede uitwerkingen die de zielen vernoegen. Want ik ſie die menſchen de welke ſeggen wedergeboren te weſen, vol Melan colie en # Galle, gelijk ook is onſen Benjamin,
die genoeſaam doet blijken in ſijn boek, dat hy is van een droevig humeur, onvernoegt, benaauwt, en onlijdſaam; gelijk een ygelijk in 't leſen van ſijn boek
ſien mag; van het welke ik de patientie niet gehadt heb meer als eens te hooren leſen, om de ſwareon luſtige ſtijl. Welke dingen al te ſamen effecten of uitwerkingen zijn van een quaden Geeſt : dewelke ſig ſelfs niet konnende vernoegen, ſoekt buyten ſich ſelfs eenige ſaak, om ſijn ſware gedachten te verja
| gen, en maakt ſig beſig met boekken tegen my te
||
maken, om hem te wreeken, van dat ik niet toeſtaan
wil, dat ſijne manieren van doen goet zijn : 'tgene ik noyt doen kan, door dien dat de ſelve voor God niet waarlijk goet zijn: want ſijn Secte en is niet dan een uitvinding van laatdunkende menſchen, dewel ke hebben willen ſchijnen beter te weſen dan alle an
dere menſchen, daar ondertuſſchen ſy veel erger zijn: om die leugen die ſy begaan in den H. Geeſt, in het
ſeggen, batſp menſchen 3ijn mebergebogen in ben geeſt # «Tijgiſti/ ſonder dat ſulx waar 1S
-
is daarom dat op hem veel beter paſt als op my, de dertiende en laatſte beſchuldiging, die hy Het
-
-
-- --
Advertiſement ingedient, by forme of manier van waarſchou my doet, Dat de ee dat iſt nip beſteeren moet/ te weten, wing, # Kerk , is 416
-
13,
en af gaan moet uit be gchoo:faamheit
de Ge
meenſcha
ban be ſtoomſche Eterk: my ſeggende, dat
der Heili
inbien ik het niet boe/ ilt mp in Den Dag
gen,
bcg 9ogberig baat ban behlagen 5al. Ik ſou wel willen weten, waar deſen Man my ſou willen hebben; en aen wat Kerk hy ſou willen
dat ik my onderdanig maken zou? ſonder twijf fel, indien ik hem ſulx vraagde, dat hy my antwoorden ſou : inſijn Seête der Quakers; dewijl dat hy die meer acht als alle d'andere ver
gaderingen, en dat hy ſoekt ſijn Seête te ver meerderen met goede menſchen, op dat die lan gejaren mag ſtaande blijven. Maar ik ſou hem wel geerne vermanen willen, die Scête te ver laten, om dat die niet van Godt opgericht is, gelijk de Roomſche Kerk, dewelke is de alder oudſte kerk van de geheele Chriſtenheit; dat buiten twijfel niemant ontkennen zal: ende en
heb noyt eenige andere Religie hooren ſeggen, dat men inde Roomſche kerk niet zalig worden kan.
En daarom en moet ik niet gedrongen worden om haar te verlaten; gelijk deſen Benjamin my
dreygt, dat ik het my beklagen ſalinden dag des Oordeels. Maar ſoo ik geen andere dingen heb om my van te beklagen, dan alleenlijk daar van, dat ik van de Roomſche Kerk ben, ſoo ben ik verſekert dat ik niets hebben ſal, om my van te beklagen inden dag des Oordeels. Want
ik ben gebleven in de Kerk, daar in Godt my heeft doen
geboren worden, en daar ik mijn Zalig
f
- -
-
-
tegen de Qgakers.
-
41
Zaligheit werken kan, ik leef als een ware Chriſten':
en ſoo ik ſoodanig niet leef, ſoo en ſullen geen an dere Secte of Religien my komnen Zaligmaken, niet meer dan de Roomſche Kerkſelfs. Want de namen of de belijdeniſſen van de Reli gien, geven niets tot de volmaaktheit der zielen :
men moet Chriſtenen zijn, en niet gedeelt van her ten; en weſen waarlijk Catholijk inde gemeenſchap der # ik en ken geen andere Religie voor # ſonder my te willen ophouden met te onder ſoekken wat gevoelens de beſte zijn, van alle dege
ne die ſig van de Roomſche Kerk afgeſcheiden heb ben. Dewijl dat al degene die de naam van Refor mateurs aengenomen hebben , menſchen geweeſt zijn, die na hare natuurlijke ſinnen geleeft hebben; en niet de ſoodanige die wedergeboren zijn geweeſt in den Geeſt Jeſu Chriſti. En daarom hebben ſy gebouwen geſticht, die van menſchen handen #T maakt zijn,en niet gebouwt door den H. Geeſt: de wijl dat ſy doorſijn Licht niet verlicht zijn geweeſt.
Sy hebben door haar natuurlijk oordeel wel geſien d'abuiſen van de Roomſche Kerk, gelijk alle goede verſtanden wel ſien konnen. Maar ſy hebben de middelen niet genomen om die te verbeteren, niet meer in hare eygen perſonen, als in de gene die hun . gevolgt zijn; maar ſy zijn gevallen van d'een doo ling in d'andere, door de verdorventheit van hare natuur, die ſy niet te boven gekomen waren, op
dat ſy den H. Geeſt mogten ontfangen. Welke na tuur noyt van haar ſelven wel doen kan, ſedert dat
fy door de zonde bedorven is geweeſt. In voegen dat men met waarheit ſeggen kan, dat -
'
D d
alles
-
-
-
--
--
Advertiſſement ingedient, alles wat de menſchen door haar eygen wille doen,
418
quaat is, en by gevolg, dat alles wat ſy hebben wil len reformeren van de Roomſche Kerk, niet goet ge weeſt kan zijn : want om hare abuiſen te verbete ren, ſoo en moeſt men niet uit hare gehoorſaamheit gaan, maar alleenlijk haar aenwijſen, waar in dat ſy vervallen was, en dat alder eerſt in haar eygen Per ſonen verbeteren, om een goet exempel te geven, en door overleg, en onderrichting, t'overwinnen
de doolingen die men gelooft daarin te weſen. In't welk ik in voorgaanden tijt de Janſeniſten gepreſen
# tegen eenige dwalingen in de Roomſche Kerk, ſonder nochtans hun af te ſchey den vande gehoorſaamheit van dien. En indien alle
heb, die hun
d'andere Reformateurs ook ſoo gedaan hadden, ſy ſouden veel beter geweeſt hebben : maar het ſchijnt
dat Godt ſijn Volk gelaten heeft aen den Geeſt der doolinge en dat daar door de menſchen gevallen zijn, van d'een dooling in d'ander, ſonder dat ge waar te worden. Gelijk deſen Benjamin wel wil de, dat ik ook doen zou : maar ik zal my wel wachten ſijn raadt ergens in te volgen, om dat die voortkomt uit de verdorven natuur.
En ik zou
wel willen, dat hy mijnen raat volgen zou, in 't verlaten van ſijn Seête, om een waar Ghriſten te worden, daar hy ſoo verre van af is : en dat hy lie ver weder keeren ſon in de oude Kerk, waar van
ſijn voor-Ouders uitgegaan zijn, dan om ſigte be ſteden tot het oprichten van een nieuwe Secte van Sotternyen, gelijk de ſijne is, ſeer gevaarlijk voor
de Zaligheit der zielen : want alle degene die inge
dronken hebben, de inbeelding van wedergeboren InGſl
tegen de 94akers.
-
419
menſchen te weſen, die fijn buiten hope van hun te bekeeren : want dewijl dat ſy hun laten voorſtaan, alreede volkomentlijk bekeert te zijn, ſoo en doen ſy geen neerſtigheit van hare natuur te boven te ko
men, geloovende dat het hun ge-oorloft is de ſelve te volgen, mits dat ſy hun alleenlijk inbeelden, dat ſywedergeboren menſchen zijn : en ſulx vernoegt hun, om hardnekkelijk te volherden in hare zonden. En ik ſou my wel verwonderenſoo deſe menſchen kuyſchelijk te ſamen leven; dewijl een wedergebo ren menſch alle ſoorten van Vryheit heeft, door oorſaak dat die niet meer beweegt is om eenig quaat te doen. Maar die vryheit ſigaen te matigen, is ſeer ſchadelijk voor een menſch die noch leeft in de verdorventheit van fijn natuur, dewelke de men ſchealtijt beweegt tot alle ſoorten van quaat. Soo dat men ſig niet behoefde te verwonderen, al ware
het dat deſe Quakersſig begaven tot alle ſoorten vau quaat, op de beweeg-reden die ſy hebben, ban niet te honnen 2Zombigen. Daarom is het dat ik van hare bekeeringe wanhope, ſoo
lange als ſy in die Secte ſullen blijven, en ſy ſou den ſeer wel doen, terſtont daar uit te gaan, door dien dat ſy in 't Oordeel Godts, geen onſchult ſul len hebben, dat ſy geſtorven zijn in on-kunde, van te weten dat alle hare manieren ſeer quaat zijn; de wijl Godt toegelaten heeft, dat ik haar verlicht heb, door dit tegenwoordige AD vERT 1 ss EM EN T; en daar in getoont ſoo veel ſchoone Chriſtelijke waarheden, dat ſy daar door hare dwalingen mo gen ſien; en ook de middelen om daar uit te gera en, en om ware Chriſtenen te worden, ſooſy de Dd 2
wil
-
42o Advertiſſement ingedient, tegen de 9gakers. . wil daartoe hebben. Maar indien ſy niet willen; ſoo ſal dit Licht dienen voor andere menſchen van goeden wille : want Godt en dwingt niemand, la tende een ygelijk vry om ſijn eigen volmaaktheit te ſoekken, door de middelen die Godt nu ſoo milde
lijk ſent aan alle menſchen. Wat my aengaet, ik houde my, en ſal my altijt houden, aen de Lee ringe Jeſu Chriſti. Siet daar, dat is mijn Religie en mijn Belijdeniſſe, -
en ik ſoekke te weſen een ware Chriſtene, en Ca tholijke(of algemeene) in de Gemeenſchap der Hey ligen, en my te oefenen in de verſtervinge van mijn verdorven natuur, om te leven in den Geeſt Jeſu Chriſti : het welk ik toe wenſche aen alle die gene, die dit lang AD vE RT 1 ss EM EN T leſen ſullen; 'tgene niet alleen dienen ſal voor de Quakers, maar voor alle zielen van goeden wille; van de welke in 't algemeen ik blijve, -
MYNE HEEREN, Uweſeer Ootmoedige Dienareſſe AN 'r H. o IN ET TE
9
B o U R 1 G N o N.
- Van, by het Caſteel van Gottorp in zaolſteyn den 6. Decemb. Oude ſtijl, Ao. 1671 •
Eynde van het Antwoord op het Boek van Benja min Furly, dat ik ontfangen heb van
Amſterdam, in Sebtember leſt leden, deſesjaars 1671. .