Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
·
ae
ae”
-*
--~ -
… -- * *
·~~~~);
, ,{
- --~~~~====--~~~~==============~(_)~~~~
*„
-*…*
, ,,,,
·--->
(9 2,
)
--
|||||||||||||||||||||| 01 1067 6871
UB AMSTERDAM
======, !=-- ~~
HE1#1G E VERRE KYKER. Waardoor men kan ſien, in wat Stant dat alle menſchen in 't gemeen ten aanſien harer
Eeuwige Zaligheit zijn.
Beſchreven -
-
-
-
door
-
ANT HoINETTE BoURIGNoN. In een Brief de welke ſy opdraagt aan alle Men die van Godt geſchapen zijn, en noch van -
hem ſullen geſchapen worden. ,
-
,
getrouwelijk uit het Franſe eigenhandig schrift ,in Nederduits vertaalt. . .
.
HET w AP EN VAN
3 S S IT H CI YI HIA I YI H CI d O
t'Amſterdam by Jan Riewertſz. en Pieter Arentſz. , Boekweg: koopers, in de Beurs-ſtraat. 1681,
Jeſaia 42 vers 12. Hoord gy die doof zijt, ende beſiet om te ſien gy die Blind zijt.
Voor-reden tot den W
3
L ES ER. # Fminde Les ER, neemt deſe Mla, V E R R EK y K ER in der hand,
# en beſiet daar mede ſedert het 5 Begin des Wereds, door wel "ke Middelen dat de Menſchen Zalig geworden zijn: ten einde om u niet meer te laten bedriegen door ſoo vele val ſegeſigten, waar mede de menſchen tot nu toegetracht hebben malkander d'oogendes verſtands te bedwelmen, hun aandringende te gelooven dat de Zaligheit ſoude konnen verkregen worden door ſoodanige Midde len, Onderrichtingen en Geboden die ſy
hun ſelven geformeert hebben in hare ver dorvene inbeeldingen, de welke nochtans
van vele, voor Goddelijke Waarheden zijn aangenomen geweeſt, en met veel meerder getrouwigheit navolgt zijn geworden dan de Geboden Gods, en d'Onderwijſingen en Middelen die Jeſus Chriſtus ons onder weſen heeft.
Nadien men inderdaat
# G
3
Vo oR RED EN.
de menſchen in 't gemeenſich ſiet inbeelden dat ſy ſullen Zalig worden door eenige uitvindingen van menſchen, waar op vele ha re Zaligheit betrouwen , en ſich daar op ruſten als op een vals oorkuſſen, hun doende ongevoeliglijk ter Hellen nederda len, in deſe dootſlapende Siekte , die d'Eeuwige doot veroorzaken zal aan alle menſchen in 't gemeen, in geval men de oogen niet openen wil, en van verre met
deſe V E R R EK Y KE R ſien , om t'ont dekken dat nu allen vleeſch ſijnen Weg ver
dorven heeft, en dat alle menſchen van 't Geloof afgevallen zijn, hebbende de Ho
pe en de Liefdadighett verlooren , al of ſchoon groot getal noch meenen in 't Ge loof te leven en in de Hope en in de Lief
dadigheit te zijn, omdat er ſoovele Wol ken van verſcheide Leeringen en verſchei
dene gevoelens tuſſchen God en de Men ſchen ingedreven zijn, de welke hun ſoo donkerlijk omſchaduwt hebben, dat het hun onmogelijk is de Sonne der Gerechtig het daar door heen te ſien.
Ik wil geen ander Getuigenis tot bewijs
van mijn ſeggen hebben, dan het leven en, den handel der menſchen van delen tijt,
de welke door alle harebedrijven betuigen, dat
j
tot den Leſer.
dat ſy de Liefdadigheit verlooren hebben, en alle hare Hope geſteld op de goederen, eeren en vermaken deſer Wereld.
Daar
ondertuſſchen ſy ſeggen het Geloof te hebben, en ſelfs dat ſy Chriſtenen zijn. En al is't ſaken dat haar Leven Anti-chri
ſtens is , ſoo beelden ſy ſich nochtans in, Chriſtenen te weſen, om dat ſy die Naam
dragen. 't Welk geſchieduit oorſaak van de Donkerheit der Wolcken die over 't
Chriſtendom gedreven zijn, daar een ie gelijk ſich bevlytigt heeft om te gloſeren . en uitleggingen te maken over d'Evange liſche Wet. Soo dat men in het leven der
t
Huidensdaagſche Chriſtenen niet een eenig voetſtap of het minſte ſpoor meer beſpeurt van het Leven daar Jeſus Chriſtus, ſij ne Apoſtelen en Diſcipelen in gewandelt hebben, zijnde ons tegenwoordig Le
ven, van het Leven der Eerſte Chriſtenen, ſoo wijt verſchilligh als of er nu eenen
Nieuwen Godt, en Nieuwe Schepſels waren, de welke een Nieuwe Wet ont
fangen hadden, die geheel anders en re
gel-recht ſtrijdig is tegens die gene die Je ſus Chriſtus aan den Chriſtenen onderwe ſen heeft.
-
Men ſou in een ongeneeslijke Ver blind
Voo R RE D e N.
blindheit moeten zijn, om ſulx niet te ſien. En het is te gelooven dat de Duivel nu ſoo veel macht over het verſtant der
menſchen bekomen heeft, dat hy hun al te maal den geeſt heeft betoovert om hun
te doen aan de Leugen gelooven en de Waarheit verachten. Want anders zou het onmogelijk zijn, dat een eenig Menſch
in de Wereld ſich ſoude konnen inbeelden Chriſten te weſen, of het Geloof te hebben, wanneer alle hare bedrijven ge heel recht daar tegen-ſtrijdende uitwer kingen hebben, en ſy ſelfs niet weten wat ' het Goddelijk Geloof in heeft, hun voor
gebeeld hebbende, dat het ſelve eenig menſchelijke Geloovigheit is, uitgevon
den of verſiert door de ſcherpſinnigheit van ſommig Menſch, die ſich ingebeeld heeft dat ſijne fantaſien waarachtig waren, heb bende d'andere wijs gemaakt dat ſy ſulks
ook ſouden gelooven gelijk als hy. Daar door zijn de diſputen, Scheuringen en verdeeldheden door geheel de Chriſten heit ontſtaan, een iegelijk hebbende wil
len ſijne opinie voor de beſte houden, ſonder te willen aan d'andere toegeven,
de welke in der daat gelijkelijk verdorven zijn, nadien er geen anderes Waarheit we ,
-.
.
-
tot den Leſer.
weſen kan dan die van God komt, noch
ander geſond Geloof dan het gene dat uit het Goddelijk Geloof voortkomt. Waar van men afgeweken zijnde, ſoo is het
geheele Chriſtendom in allerley ſoorten van Dolingen gevallen , ſich nu bezig houdende met het diſputeren over welke Dooling de kleinſte of de grootſte is. Het welk een arm oorſaak van diſpuit zy , nadien het een geringe ſaak is, te
leeren in wat voor een punct dat men
doolt , wanneer men ſiet dat ſy al-te maal in 't gemeen in Doolingen zijn ,
d'eene Religie op deſe manier , d'ande re Religie op gene manier. Het gevoele dat quaat is in een ding, is ſulks in al len.
4
-
- -
-
ta
Men moet deſe lange V E RR EK Y K E R nemen , om dwers door alle deſe Wolken van verſcheidene gevoelens heen te ſien, op dat men mag ontdekken waar het Goddelijk Geloof is. En ſoo haaſt als wy dat gewaar worden , het ſelve om-
helſen en naarvolgen, verjagende uit on ſe Zielen alle die duiſtere wolcken van leeringen der menſchen, de welke be letten het Goddelijk Geloof t'ontdek
ken , dat alleen Zalig maken kan , en - In 162E. »
Voorreden tot den Leſer.
niet alle hare Wetten, Bevelen en Lee
ringen, gelijk gy door deſe VE R R EK Y KE R ſuld konnen ſien: de welke ik u aan biede B E M IN DE L Es ER, als een Schat
',
van den Hemel gekomen, verblijvende
t
voor altoos.
-
l
-
Uwe Chriſtelijke Suſter, Anthoinette Bourignon.
Korten
v
KortenderInhoud
--
•
MATERIE. Van ider Vers in 't beſonder, aangeweſen door het voor
ſtaande ſijffer-getal. Hoe dat men 't Geloof verlooren heeft. (pag. 1.) Oyt gehoorde Diſordre onder de Men
Ie
N
-
ſchen , hoewel ſy nochtans alle met malkander Broeders zijn.
"
-
2. d’Oorſpronk van dit Quaat is, dat ſy
't Ge
loof verlooren, en niet dan een beeſtelijke Liefde hebben.
l
-
-
3. Het Geloofden t_Menſch ter tjt fijner Schep Ping ingeſtort zijnde, maakt hem Edel en God delijk, en het baart de Liefdadigheit.
4. Benijs dat de menſchen het Geloof verlooren heb ben, door hare verdeeldheden, aardſche affectien,
f
wederzijdſchen haat, en de verachting der Godde lijke dingen. 5. Het Geloof, is niet dat men God kent door d'overdenking met het natuurlijck Verſtandt , -
-
- -
-
:
't welk
Korten Inhoud der Materie. 't welck Menſchelijk
9
rdel , en onmogelijck,
2ſ.
é. Het Geloof doet Godt kennen, als ſelf; God delijk of van Godt zijnde , Maar het ver ſtant een Schepſel zijnde , kan in ſaken van begrijping niets hoogers toonen dan het feljs is. 7. Te willen waarlijk en vaſtelijk Godt kennen, door het natuurlijk Verſtandt en deſſelfs bewer king, dat is, dit Verſtant tot een God en ſich ſelfs een Atheiſt maken, voor ſoo veel het ava
A
re Geloof aangaat. Dooling der Cartheſianen, en byna van alle de Geleerden. 8. Het Verſtant redenkavelende, kan door d'Uit werkingen wel inften dat er een Godt is , maar men kan hem niet recht kennen, noch hoe dat hy is, dan door het Licht des Geloofs. . 9. Het Geloof beſtaat niet in Opinien , Articu
-
len, Propoſitien, noch in geloovigheden of in beeldingen van ſich, of van Hiſtoriſche Din €92,
-
1: Sonder Hiſtoriſch Geloof,
kan men veel na
rachtiger Geloof hebben, dan de Chriſtenen, die maar het eene beſitten , en het andere verlooren hebben.
-
11. Hoe dat men onderſoecken zal of men 't Ge loof heeft, om ſich niet te bedriegen. 12. Chriſtenen vleyen ſich, hoewel ſonder Geloof,
nadien ſy ſander Liefdadigheit zijn.
13. Onderſcheyd van de Wet Moſt, en die des E vangeliums met het Geloof. De VVet is een
uitºvendig en toevallig Licht dat de Zaligheit niet
KortenInhoud der Materie. niet geeft , maar het doet ſien, dat men 't Licht des Geloofs verlooren heeft, en hoe dat men 't weder vinden kan.
14. Hoe dat de Wet doet ſien, dat men 't Geloof
verloren heeft.
"
'
15. Onderſcheid van de Wercken der Wet, met die van 't Geloof; d'eene niet anders zijnde dan beſondere Middelen, beſchreven door een uit
2vendig principie, om tot het Licht te komen dat men niet heeft ; en het andere vrye, vol
maakte en onbepaalde Vruchten zijnde, ſpruiten uit een gront van inwendig Licht. Dooling van d'alder godvruchtigſte. 16. Alle hebben ſy van Godt het Geloof in A
" dam ontfangen, gelijk als alle dingen van de Son het licht en hare perfectie bekomen. Sonder het Geloof is men dwaas in de Kenneſſe der Na tuur en alle dingen.
17. Alle het Geloof verloren hebbende, ſoo verdee
len ſy ſich, twiſten, en veroordeelen malkander geduriglijk. -
. 2
.
***
,
*-
v. -
-
Waardoor men het Geloof verlooren heeft. pag. (21) 18.
“O Orſpronk deſer VWan-orde is, dat den Hoogmoed des levens in alle menſchen
de plaats des Geloofs beſit.
19. Turcken en Heydenen zijnde veel nader aan 't Licht des Geloofs, dan de Chriſtenen. : -
-
-
2o. Hoe
-
- -
Korten Inhoud der Materie,
-
y
Hoe de Chriſtenen van hare Jeugt aan opge toogen worden om Godt en 't Geloof te verla
2o.
t€73,
-
21. Hedensdaagſche Theologie vervreemt de men ſchen van 't Geloof, met hun af te wenden van d'Onderhouding der VVetten Gods, die Middelen
zijn om het ſelve mºeder te vinden. Exempe len.
-
*
.
22. 't Gebruyk der Philoſophie in de Theologie is, de geheele VWereld om verre ſmijten, en hun
9
doen leven en ſterven buiten 't Geloof.
23. Heyl der Goddelijke School van 't Geloof, by vergelijking der Onheilen van de Schoolen en VVe tenſchappen des Satans. 24. De Duivel heeft doen het Geloof verlieſen, door een politijk leven te doen leyden.
t
-
w
25. Men regleert ſijn Leven niet dan door inſicht op de menſchen. Ydelheit. .
26. Geeſt der Duyſterniſſe en Dooling is van de Schoolen over de gantſche Aarde gekomen. 27. Menſchen hebben in hare Beſtiering niets dan
een licht der Beeſten, en ſelfs ſomtijts noch min der.
"
Alle hebben ſy
de Zaligheit verlo
ren. pag (73) Lle hebben de Zaligheit verlooren ; en
28.
A
het ſoude zijn, Godt ongerechtig ma
ken, onredelijk en ſonder goetheit doen worden, ſich
-
Korten Inhoudder Materie laten voorſtaan, de ſelvein deſen Stant te ſich ſullentegenieten. A
-
29. In plaats van de Zaligheit te ſoeken, ſo ſoekt men niets anders dan het tijdelijk eigen-baat; na dien er nergens geen Geloof meer is.
Beſtieringſonder Geloof in de Re ligien. pag. (40) 3O-
H Oe dat de menſchen
't Geloof verlooren helbende, ſich ſelfs deene ten opſicht na
d'andere beſtieren, voor ſoo veel haar Religie of Gods dienſt aangaat. Door wat oorzaken. d'Overeenkoming van alle Religies is, (r.) de Verdorvene Natuur te volgen: (2.) ſonder 't Ge loof zijn : (3.) en ſonder Liefdadigheit leven.
31.
Haar onderſcheyd beſtaat in verſcheide Opinien die niet weſentlijk het Geloof aangaan. 32. Wat het zy, van Religie te veranderen, en ſich
Metgenood te maken. 33. Chriſtenen verdorven zijnde, twiſten belachelij ker wijſe, om welk het beſte Deelis. 34. Men houd voor 't Geloof, Opinien der menſchen, . die alle door den Duivelvoorgeſteld zijn, om mal kander te haten.
35. Tïriſten over d’Omſtandigheden van't Nacht maal, wanneer men deſſelfs weſentlijkheit ver
laat; de welke is de Liefdadigheit of d'Oeffening der Leering feſu Chriſti.
36. Opinien, Articulen, en gevoelens, maken # (3/g -
ſ
-
-
-
-
:
n
Korten Inhoud der Materie. dan een Hiſtoriſch , Menſchelijk, en Heydens geloof, en geenſins een Goddelijk en Zaligma ,
AZ€/A4,
-
37. 't Geloof, noch de Zaligheit, beſtaat niet in
van eenig beſonder Religie te zijn. 38. Verſcheydentheit der Religien, komt van 't Geloof niet, ende ſtrekt niet tot d'Eere Gods. 39. Diſputen en Tºrſten komen van den Duyvel, zijn 7delen onvruchtbaar. Exempel van d'Onbe vlekte Ontfankenis
4o. TdeleTwiſten, Verſcheidentheden der gevoelens,
en Religies, Verlies der Liefdadigheit, en d'Hard nekkigheit zijnontſtaan van het Geloof verlooren te hebben.
A
41. Men diſputeert en wil ſterven om de Valsheit;
en dien volgens om de Duivel, Exempel.
*
k
42. Of ſchoon men ſich beveſtigen wil door de Schriftuur, ſoo bedrijft men nochtans maar O verſpel met de ſelve, om voldoening aan de geil heit der Verdorvendheit te geven : in plaats van
dat deſe Kuyſche Bruyt, ware Chriſtenen behoorde te baren.
43- Chriſtenen ſtrijdig tegen Chriſtum ; hun be dienende van de Schriftuur, om het Leven je ſu Chriſti om verre te ſtooten, en op hun gemak te “Ueya,
-
44. Het is ſich ſelven veroordeelen, ſich te voor ſten met de Kenniſſe van de Chriſtenheit en der Schriftuur, ſonder deſſelfs Geeſt en Oeffening te hebben.
-
45. Blinde Geleyding der Leyds-lieden. Eenige, *
.
473
,
Korten Inhoud der Materie. in plaats van te Reformeren of te Herſtellen door de herſtelling van 't Leven feſu Chriſti, heb ben ſtoffelijke Middelen uitgeroeyt, om andere ſtoffelijke dingen en letter-leeringen weder in de plaats ## , de welke men gebruycken en
misbruycken kan , gelijk d'eerſte. , ja ſeljs noch meerder. V
46. De Leyders hebben hare Toehoorders on-aan nementlijk van de Waarheit, en vol van blin den Tvergemaakt.
47. Blinden Tver der Alder-godvruchtigſte; al waar , of er ſchoon geen zonde in ſteekt, voor ſoo veel d'intentie van 't Quade te willen haten aangaat ; daar nochtans Zonden in zijn voor ſoo veelmen 't Voorwerp haat, daar men meent dat
het -2uaat in is; nadien men altemaal malkander , beminnen moet.
-
48. In Chriſto is niet dan Liefde en Medoogent heit. In alle Diſputen is ſaat en vrucht des Dai
l
vels.
-
- Doolingen ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. pag. (73) 49-
D Olende Leeringen voortgebracht van d'een en d'ander kant, als (1) van de Belij
denis, &-c.
-
5o. Wegens de Voldoeningjeſu Chriſti, door manier der ontlaſting van onſe Voldoening, mits een in beeldende Toepaſſing. 5 1. Doling, Waliheit, en 't Gevaar deſertwee Leerin gen52. Ver
KortenInhoud der Materie. 5 2. Vergelijking der twee bovengenoemde Leeringen. 53. Geloovigheit van te ſullen Zalig worden door de inbeelding der Verdienſten en eener Voldoening van
Ontlaſting , is recht ſtrijdig tegens de geheele. , Schriftuur, de Geregtigheit Gods, de Leering, het Leven, en Naarvolging feſu Chriſti. 54. Geloovigheit van te ſtellen Zalig worden door de Verdienſten en Voldoening Jeſu Chriſti, is waar
engoet inſichſelven, maar buyten fijner Naar volging is het niets dan AMſlag. ' . . 55. Men heeft maar verſchooningen of ontſchuldin gen tegens het Bruilofts-feeſt, en om temogen blij ven in fijne verflaauwingen. ... . 56. Hoe dat men had behooren te herſtellen het mis
bruik der Belijdenis of Biechte, ſonder deſ/elfs ge bruik weg te nemen, en ſonder andere Dolingen en bedriegeryen in de plaats te ſtellen. 57. Herſtelling door het Uiterlijke weg te nemen, om *
het Innerlijke aan te vaarden, is goet, maar ſon der het Innerlijke, is de middelen, om aan God te denken, weggenomen. 58. Dooling aangaande het Verbodvan de Schriftuur x
-
niet te leſen : d'ontdekking en verdraaglijke her ſtelling eeniger Misbruiken, en degedurige ſpotte ryen d'een tegen d'ander. r
59. Men bedriegt ſich met de Zaligheit te ſoeken bui ten het Goddelijk Geloof in de menſchen, die de Dolingen en Quaden niet weten te beſtieren, dan door noch veel grootere. Exempel. 6o. Onnutte Disputen en Speculatien buiten het Licht -
des Geloofs.
-
6 I, Daar
-
*
.
-
Korten Inhoud der Materie: é1. Daar zijn in God geen Drie Perſoonen naar de wijſe der Creaturen : Hy is onbegrijpelijk, gelijk ſelf, ook de natuurlijke dingen voor den Hoogmee
digen. Menſch zijn, als aveſendeoºk afbeeldſels of gelijkeniſſen van de Volmaaktheden Gods, waar van de Goetheit, Gerechtigheit, en Waarheit, vruchtbare en nuttelijke Kenniſſen zijn.
éz. Onnuttig of Onnoodigheit van de Speculatie der Perſoonlijkheden. Nattigheit van te kennen de Goetheit, de Gerechtigheit, en de Waarheit
Gods. De menſchen hebbende (inderdaat) een
God begrijpelijk voor haren natuurlijken geeſt ge maakt buiten 't Geloof, om hem nochtans ( door
woorden) onbegrijpelijk te belijden, ſeggen, ſon der te verſtaan wat ſy ſeggen, dat hyDrie Per ſoonen is, en dat de geloovigheit of inbeelding de ſer onverſtaanlijke Voorſtelling, de ware Kenniſſe van Godis door het Licht des Geloofs.
63. Voordeel en Schade deſeer dingen toegepaſt aan de Leering der Predeſtinatie. 64. Dat de abſolute Predeſtinatie, een wanhopige,
laſterlijke, onbetoomde, en ſinvolgende Leering zy, en een volkomene Ketterie. Wat in der daar Ketterie of niet is,
65. Doolingen in de verſtandelijkheit der Schriftuur. Waarom dat de Wijſen die niet verſtaan. Geſtelte miſſen om de ſelve te verſtaan. . . 66. Stant en Ambacht derdeſes Tijts Geleerden.
67. Verkeerde of Doolende Uitlegging der Wijſen, verkeerende het Evangelie tot voordeel der Rijken. 68. Moeyelijkheit der Zal## voor dan Rijken. ea
* al
69
0
Dos;
Korten Inhoud der Materie. 69. Dooling van t'onderwijſen dat de Schriftuur niet altoos en aan allen ſpreekt. Dooling van te geloven dat men 't Geloof heeft wanneer men de Rijkdom men heminal. -
7o. Bewijs dat Schriftuuraltoos en aan allen ſpreekt. 71. Leerraren zijn valſche Chriſtenen, hebbende het Geloof verloren, ſco beſitten ſy niets dan dengeeſt - der Dooling. Chriſtenen zijn daar van berooft, uit oorſaak van hare afvalligheden.
7a. VVaarin verandering of niet zy, ſedert jeſus --
Chriſtus.
-
-
-
73. Doling van 't onderwijſen dat men de Schriftuur niet naar de Letter moet nemen in ſodanigen geval.
74. De voorſeide valſche Propheten, wie die zijn?
Ruïne der wijſen ,
het Geloof ver
loren hebbende. pag. (11o) 75.
Ooling in dat de VVijſen ſich niet willen toe paſſen het gene geſegt is van Kinderkens Noodwendigheit om ſulks te
te moeten worden. moeten doen.
-
76. De VVijſen die ſich niet willen vernederen, ſalen omkomen.
.
'
- Ruïneder Chriſtenen, het Geloof ver loren hebbende. pag. (1 13) 77. -
D E Chriſtenheit zal vernielt worden, als ook
de Leerraars; en dat ſy ſulks nu al zijn maar het Innerlijke. 78. Dat
-
Korten Inhoud der Materie. 78. Dat deſe Innerlijke Verwoeſting zal gevolgt wor den van een Uiterlijke: het welk een gelijk behoor de te doen op ſijn hoede zijn, om niet vervoert te worden.
79. Men kan door de Vruchten het -2uaat oordeelen en kennen, omſich daar van te bevrijden. 8o. Chriſtus is in 't hert te vinden, en niet in de be ſondere Religes, de welke altemaal ſullen om verre
geworpen worden. 81. Daar is geen ware Kerk, waar geen Goddelijk Geloof, noch Evangeliſche Oefening is. 82. Het Nieuw Verbondt der Laatſten Tijt is noch niet volbracht voor de Verwoeſting der Verdorvene Kerk.
83. Vervulling der Schrifturen in alle hare volkomene
ſinnen, en dien volgens ook aangaande d'Uiterlijke Verwoeſting der Kerk. 84. Gevaar in te gelooven dat de Schriftuur maar al
leen van haren tijt en de Verwoeſting van Jeruſa lem ſpreekt.
Algemeene Onwetendheit aangaande het Geloof, pag. (125) 85. -
En raat het Volk tot verſierde, of menſche lijke, of Hiſtoriſche, en inbeeldende Ge
loovens, in plaats van hun tot het Goddelijk Geloof fe U0eré74.
86. Men kendhet Geloof niet, noch ook de middelen 2 om het ſelve te mogen vinden,
87. VWat het Geloof is. Merkteykenen om dat te ken -
nen.
-
- *
*
88. Ken
KortenInhoud der Materie. 88. Kentekenen der ontrouwigheit en onwetendheit van 't Geloof.
89. Dat deſe Kenteykenen d'eenige zekere, en On feylbare zijn.
90-, Het Zaligmakende Geloof is onafſcheidelijk van
de Liefdadigheit en de Hope in Godt. 91. De ware Middelen om het ſelve weder te vinden.
92. 't Geloofen de Liefdadigheit zijn een ſelfde Saak, en men behoort de ſelve te beproeven door de ſelfſte
geſtelteniſſen, ſonderſichte vleyen.
Herſtelling der Kerk in 't Geloof, door de volle Lichten van den beloofden. H.
Geeſt, pag. (133) 93•
Mhet quaat te verbeteren, ſoo wil Godſijn K# herſtellen in 't Geloof, door de
Lich
ten van den H. Geeſt die hy belooft heeft. 94. Dat de Belofte van de Sending des H. Geeſtes,om
alle WWaarheit t'onderwijſen, niet volkomentlijk ' volbracht is geweeſt tot heden toe. 95. Dat deſe Belofte voor den Laatſten Tijt is, al
waar ook de VWijsheit der Wijſen zal vernietigt worden. Dat dit alles begint uitgewrogt te worden. 96. De VVjſen willen de Verwoeſting van hare val
# voorkomen, trachtende door geweld te vernielen de Perſoon waar van Godſich bedienen
ſche
2ºilem ſijne ſuivere WWaarheit te vernieuwen op der Aarden.
97. 't Is tevergeefs dat deſe Vervolgers ſich opmaken tegens de Macht en Voornemens van Godt ,
gens de Voorſggingen der H. Schrift. t
en te
98 SJ
A
KortenInhoudder Materie. 98. Sy haten de Waarheitſelve, enſoude de Heilige Verrekijker willen onderde voeten vertreden,maar
doorſj anders haren geheelen Stant konnen ontdek ken.
• V
99. Dat het door een moetwillige Onwetendheit ge ſchied, en om de Zielen te doen verloren gaan, dat
men onkundig van de wonderheden Gods blijft, de welke bereyd zijn om hun klaarlijk te vertoonen. 1oo. Dat de Manier van handel, en de Beſtiering van jonkvrouw Bourignon, niet uit den Duivel
konnen zijn, maar wel dieder Verleyders, de wel kehaar laſteren.
-
1o1. Sy laſteren tenonrecht en ſonder wetenſchap, de Goddelijke Schriften van A. B. Door welkers mid
del, Godſijne Beloften wil volbrengen.
1o2. Sy onderwijſt geen Nieuwe Leering, noch Ket terien, maar de Middelen om in den Geeſt feſu Chriſti wedergeboren tewerden. 1o3. De Chriſtenen hebben minder oorſake om de Le
ring van juffr. A. B. te verwerpen, dan de Ioden hadden om die
# Chriſtus te verwerpen.
194. De beſonderheden of ongemeene VWonderen in hare Schriften, als wegens de Volmaaktheit van Adam, en van Jeſus Chriſtus uit hem geboren, zijn ſelfs ook overeenkomende met de Schriftuur,
gelijk hier klaar beweſen word. 1o5. Alle de ſoodanige Geheymniſſen, hoewel ſeer aanmoedende en vertrooſtende, werden nogtans niet
ſoodanig aanbevolen, als noodzakelijk ter Zalig heit, maarweinig, wel deenige Liefde Gods.he rrari, 196. Hoeſter die d’Evangeliſc ev
V
1
Korten Inhoud der Materie, willen omhelſen, de welke nochtans van een iege lijk in ſubſtantie moet geoefend zijn, om Zalig te 22/07'derg,
-
1o7. VWat de ware Kerk zy: daar in te zijn, dat is
d'Evangeliſche VVet onderhoudens en niets anders,
hetzz wat men ook mag ſeggen om ſich te vleyen. no8. Nootzakelijkheit om d'É vangeliſche Wet t'on derhouden.
109. Beweegredenen en Vermaningen, om het ſelve aan te vaarden door en lijbere vrye wil.
119: God wil voortaangedient zijn ſuiverlijk in den Geeſt en in der WWaarheit.
E
I N D
E.
De H1 x
DE
*
H E Y L I G E
, V E R RE K Y K E R. Om t'ontdekken, hoe dat de Menſchen het Geſicht en het Licht des Geloofs verloren
hebben, door welke Middelen ſulksgeſchied is;
wat voor gevolg dat ſulks gehad heeft, en ook hebben zal ; hoe dat men 't ſelve weder bekomen kan, en dat tot dien einde, God,den H. Geeſt, voor den Laatſten Tijt belooft, nu ſenden wil.
Aan alle Menſchen in 't gemeen die van God geſchapen zijn, en noch van hem ge ſchapen zullen worden.
Hoe dat men 't Geloof verloren heeft, Mijne Broeders en Suſters,
k # Et is wel verwonderens waar M) dig, te zien, dat zijnde al te # zamen kinderen van een zelve
# Vader, voortgebragt uyt een # zelve ſubſtantie, en door een g? zelve barmhertigheit van onſen
eeuwigen Vader, wy nochtans A mal - -
-
\
2.
DE HEY L 1 G E VERRE K Y K E R.
malkander zoo onbekent en d'een van d'ander ge
ſcheyden zijn. Wy behooren alle van een hert, en van een zelve wil t'ſamen vereenigt te weſen, als zijnde alle leden van een zelve lichaam die d'een d'an der helpen, beminnen en byſtaan: daar men inte endeel zeer gemeen ziet, # d'een d'ander veracht,
#,
en overlaſt aandoet; twiſtende ſlaande, en
malkander doodende. Van waar mag doch deſe verwerringe, deſe ongeregeltheit, en deſe godde loosheit gekomen fijn onder de redelijke Schepſelen? Sy zijn (a) meer ontaard dan de wilde Dieren, de welke haars gelijke niet haten noch vernielen gelijk de menſchen doen: wantyder ſoort van beeſten be mindhaars gelijke, daar de menſchen malkander me
nigmaal vernielen, - 't 2. Alle deſe ongeregeltheden zijn ontſtaan, door dien men 't Gelove, en bygevolg ook de Liefde ver loren heeft.
Daarvan komt het, dat de menſchen
niet meer andere liefde tot malkander hebben, dan naar de manier der beeſten, die haars gelijke bemin nen om de vermakelijkheden, voordeelen of ge makken, die ſy d'een van d'ander ontſangen. De
vogels beminnen haars gelijke, om dat ſy zig ver maken in een zelve geſang : de jonge beminnen de oude, ter oorſake dat ſy hun het graan en voedſel
brengen, bequaam tot haar #, het man neken bemindſijn wijfken, omdat het ſelve aan fijn geilheit voldoet. Soo ziet men in al de reſte, dat de *,
beeſten haars gelijke beminnen tot haar eigen vol
doeningen. En dat is ſeer natuurlijk; dewijl de [a] Act. 17. vſ. 2 6.
Dat men't geloof verloren heeft,
3
natuur niets dan haar ſelfs beminnen kan : om die
redenſegt de ſchrifture, dat niemand ſijn eigen vleeſchhaat. En daarom de menſche die na ſijn natuur leeft, kan niets danzig ſelfs beminnen. Van daar is het, dat er ſoo veel verdeeltheit onder de
menſchen komt, dewelke dierſch geworden zijnde in hare naturen, haar niet anders dan de beeſten dra
gen, beminnende d'een d'ander alleenlijk ſoo veel
als ſy eigen-voldoening van haars gelijke hebben mo gen; harende het overige. 1
3. Dat is een ellendig dink 't welk grootelijks te beweenen is,nadien dat God den menſch een Schep ſelſoo edel boven alle d'andere geſchapen heeft met een goddelijke ziel, en in de ſelve ingeſtort (!) ſijn Licht en eigen gelijkeniſſe, 't welk het Geloove is,
waardoor de menſchen vergodet zijn, en daarom (e) kleine Goden genoemt worden, 't geneſy ook in
derdaat zijn, ſoo veel hare ſchepping aangaat, en dat allein't gemeen ſonder eenige uitſondering: om dat alle menſchen in 't gemeen het Licht des Geloofs
in hare ſchepping ontfangen hebben: 't welk een goddelijke klaarheit is uit God uitgaande, gelijk als zijn de ſtralen die van de Son uitgaan, die men ſelfs Son noemt, 'tgene ſy ook in der daat zijn: want
de Son en fijn ſtralen zijn een zelveding, ſoo is ook
het licht des Geloofs(d) Godſelve: in voegen dat waar geen geloove is, daar ook geen God weſen kans niet meer dan ſtralen, waar geen Sonis, om dat die / .
[b]Deut. 36 vſ 1o
A 2
din
en Rom. 19.vſ. 8. - Joh. 1. vſ. 9.
(c) Pſal. 82. vſ. 6. en joh. 1o. vſ. 35. [d] Joh. 1 vſ 1, 4, 9, 1o,
|
-
-
-
4
DE HE Y L 1 o R VE R R E KY KER.
dingen onmogelijk zijn: want geen ding kan yets voortbrengen dat niet in hem is. De ſtralen wor den voortgebragt van de Son, gelijk het Geloove van God voortgebragt is in de zielen der menſchen, die de ware ſtralen der Godheit zijn.
En ſoo lang
als dit Geloove in onſe Zielen lichtet, ſoo verwermt
het de wille, om ſijn Hemelſchen Vader en alle ſij ne werken te beminnen, voornamentlijk het men
ſchelijk geſlachte, dat ſijn beeld en gelijkeniſſe draagt; 't welk de Liefde voortbrengt, die alle de menſchen der werelt behoort te vereenigen in een ſelve wille in God.
-
4. En dewijle men nu ſoo veel verſcheyden wil
lens en verdeelde herten ziet, ſoo mag men ſekerlijk beſluiten, dat de menſchen het Geloove verlooren
hebben, en niet meer leven dan volgens het licht der nature gelijk de beeſten doen.
Daarom zijn ſy
ſoo gedeelt, en beminnen niet anders dan't geen haar begunſtigt. Sy hechten hun aan d'aarde en aan de metalen met meer dwaasheit dan de beeſten doen,
die nergens aankleven dan aan 't gene tot hun on derhoud dient.
Daar de menſchen hun hechten,
en met genegentheit kleven aan dingen die geen ge
meenſchap noch overeenkoming met hare na turen hebben. Want ſy beminnen niet alleen de beeſten, die dierſche en bewegende zielen hebben gelijk als wy; maar ook de grove en ſware metalen, gelijk als het gout, en ſilver, die geen ſterkte noch krachten hebben. Waar in de menſchen zig veel verachtelijker en ſnooder maken dan de beeſten ſel
ve, demarreeaandeinende en het E:
Cl'
Dat men 't Geloof verlooren heeft. derhout dienen.
5
Soo dat den menſch die 't Geloo
ve verlooren heeft, vervallen is tot een ſtant veel el
lendiger dan die derbeeſten, als die in hare naturen beter gereguleert zijn dan zoodanigen menſchen. Uit deſe ongeregeltheit is den haat ontſtaan, die de men ſchend'een tegen d'ander dragen, niet konnende beminnen iets dat haar niet begunſtigt, 'tenzy door 't Licht des Geloofs? 't welk in hun geſtorven zijn de, zoo en leven ſy niet meer dan volgens de natuur lijke ſinnelijkheden waar door men alleenlijk bemint de dingen die men ziet en voelt, niet konnende de natuurlijke ſinnen iets bevatten (e) van de dingen die in God zijn, noch van de eeuwige zaken, om dat onſe eygen zinnen altoos bepaaltzijn aan d'aarde en aan den tijt, zig niet konnende uitbreiden te be reiken de Goddelijke en eeuwige zaken, die haar natuur te boven gaan, en hooger zijn dan ſy be quaamheit heeft om te bevatten. Even gelijk een Koenietbequaam isom een ſchoone diamantofande rejuweelen te kennen, maar wel om te onderſchei den het beſte kruit in een graſig velt daar ſy weid; om oorzaak dat die ſpijſe een overeenkoming heeft met haar nature, meer dan de Diamant die ſy met
voeten treedt,om dat ſy die niet kend.
-
5. Even alſoo maken de natuurlijke zinnen des menſchen,dat hy met de voeten treed de Goddelijke en eeuwige Saken, om dat hy die niet kent, en geen overeenkoming hebben met fijn aartſche nature. Sulx
dat de menſchen dewelke ſeggen, dat ſy God kon nen begrijpen, of kennen met haer natuurlyken A 3 geeſt,
-
-
-
Tel 1 Cor. 2. vſ. 14.
6
DE HE Y L I G E VE R RE K Y KE R.
geeſt, in groote doolinge zijn en van den Satan be drogen worden, die haar valſche en bedrieglijke in beeldingen voortbrengt, om haar het geloof te doen verlieſen, en te doen leven na de maniere der bee
ſten, volgens hun zinnelijkheden, zonder te ken nen wat het Goddelijk geloof is, noch wat het zel ve moet werken in onſe zielen. Ik beklaag die ar me blinde ! die hun zelfs vleien om verloren te gaan, zeggende, dat er geen andere God is, dan die ſy met haar natuurlijk verſtant konnen begrijpen, en gaan zoo verre, dat een van die perſoonen die men
Karteſianen noemt my eenmaal ſeide, Dat er geen ander God was dan 't Verſtant, ſchrijvende op een pampier, Verſtant, zeggende, ſiet daar, dat is God: 't welkhy met veel redens wilde bewijſen, de welke wel ſchijn van reden hadden, maar noch tans ſonder waarheit waren.
Want indien God
door 't verſtant der menſchen bevattelijk was; hy zoude minder dan het zelve moeten weſen : En het
licht des geloofs zegt my, dat God alzoo onbevat telijk als onzienlijk is. Sulx dat al de gevoelens van
deſe menſchen maar gefondeert zijn op valſche ſtellingen, uitgevonden dooreenig liſtig en ydel geeſt,
en geenſins op het geloof en waarheit Godsgegront, het welk is een Goddelijke en boven-natuurlijke za ke, te boven gaande de natuurlijke reden der men ſchen.
6. Want het Geloof is een Goddelijk Licht dat God in onſe zielen inſtort, waardoor wy zien kon nen de Goddelijke en boven-natuurlijke dingen.
En ons verſtant kan niet begrijpen dan 't gene het -
--
-
-
º
ziet
Dat men 't geloof verloren heeft.
7
ziet of verſtaat: wel verre van 't geloof, 't welk be
# en gelooft (f)'t gene onſigtelijk is.
Men be oeft geen geloof te hebben tot het gene dat men ziet en taſt; ons verſtant is daar toe bequaam genoeg, door dien dat God in de menſchen en beeſten geſcha pen heeft, een verſtant om te bevatten 't gene ge ſchapen is: maar geenſins'tgene eeuwig duurende en ongeſchapen is, gelijk als God en fijn eigenſchap
pen zijn, die zig noit laten begrijpen dan door God zelfs, omdat alle dingen minder zijnde dan hy, al tezamen onmachtig zijn eenige kenniſſe te hebben
van't gene boven harebequaamheit gaat. 't Is een vaſte waarheit, dat niets (g God zien kan, dan God
zelfs, en noch min hem begrijpen, zijnde van zig zelfs alleen bevattelijk, ende kan van niets anders be vat worden.
-
-
7. Invoegen dat deſe Carteſianen wel afgedwaalt zijn van 't Geloof, dewijl ſy gelooven te konnen
God begrijpen met haar natuurlijk verſtant: het welk niet dan een klein en ſwak ſchepſel is , dikwils
minder ſcherpſinnig dan het verſtant van een Vos, of andere beeſten, want het verſtant der menſchen is
verderfelijk, en vergaat dikwils door een al te ſter keinbeelding, of een koortſe, of ſinking die op de herſſens valt, en verbreekt dien God des verſtants
van boven tot beneden: en als dat gebeurt, en dat
de menſche zot en zonder geeſt wort, waar zal die
#
zig ingebeelt heeft dan deſen God vinden, die te kennen, en in zigzelven te hebben, tertijt doen -
A4
f Heb. 11. vſ. 1,- g Joh. 1. vſ. 18. vſ. 16.
:
hy
1 Tim. «.
8
DE HE Y L1 GE VERRE KY KER.
hyſijn verſtant had, 't welkzoolankzaam in de men ſche komt, zoo ſwak is, en de verandering onder
worpen, dat zoo vermindert door den ouderdom, en eindigt door de doot? wat ingebeelden God mag ons verſtant doch wezen, daar men ziet dat wijze menſchen aan zoodanigeraſernyen geloven? De ge
ne die de Son voor God hebben aangebeden, heb ben veel meer reden gehad dan de huidenſdaagſche menſchen, die haar verſtant voor God aanbidden,
of het bequaam achten om God te kennen. Want
de Son heeft veel meer overeenkoming met de eigen ſchappen Gods, dan ons verſtant, dat alle oogen blik verandert: daar de Son vaſt blijft, wel ordent
lijk, en in rechte mate, gevende wermte en klaar heit aan 't wyer, het licht aan de ſterren, en goet doet aan al deaarde, doende hare bloemen en vrug7 ten groeyen; 't welk in eeniger manierede goedheit Godsafbeeld. Daarons verſtant niets voortbrengt
dan quaatheit en ongeregeltheit, noit konnende be quaam zijn te begrijpen, anders dan de zigtelijke en aan de nature gevoelijké dingen, als zelfs een nat tuurlijk ding zijnde, eeniger wijze gelijk aan het verſtant derbeeſten en niets meer. Soo dat diege nedie geen ander licht heeft dan dat van fijn ver
ſtant, niets van God belijden kan, om reden dat hy'er nietsvan kennen kan. 8. Hy kan wel doorſijn ſcherpſinnigheit die hy in ſijnen geeſt meer als de beeſten heeft, bedenken -
dat er een God moet zijn, die doorſpronk van de nature is, die alle dingen gemaakt heeft en onder alle hout, Dewijlmen met fijn oogen ziet, dat geſchat -
- r.
Dat men 'tgeloofverlooren heeft.
-
-
9
geſchapen dingen afhangen van iets anders, en haar zelfs niet konnen voortbrengen. De vruchten en bloemen der aarde komen niet voort zonder regen en Son. De menſchen zelvein hare nature konnen zig niet voortbrengen, niet meer dan debeeſten, zon der dat een onſienlijk en onbevattelijk ding haar for mere en voortbrenge; om dat niemant zou konnen maken het hayr eens menſchen, of dat van een bee ſte, als 't hem goet dunken zoude. Alles is be werkt door een hooger oorzaak die onbegrijpelijk is.. Invoegen dat door de nature (b) het menſche lijk verſtant welzien kan dat er een God is, die
d'Oorſpronk is van alle dingen, maar deſe kenniſſe kan niet zaligmaken, noch in onſe Zielen het Ge loofen de Liefde baren; 't welk deugden zijn on middelijk van God afkomende, en geenſins van de nature, of van 't verſtant des menſchen, dat niet
vº
dan een broos ſchepſel is, beſloten en bepaalt aan de aarde, en aan den tijt. Maar 't Geloof doet ken nen (i)'t genemen niet ziet, en begrijpen 't gene men niet verſtaat, en gelooven in een eeuwige G die alleen zigzelven kent. En de menſche is deel achtig van deſe kenniſſe, voor zoo veel als hy van dit Godlijk Licht des Geloofsinzig heeft, en niet meer, niet konnende in God gelooven dan door God zelfs, die in ons is, door de mededeeling die
hy ons doet van ſijn goddelijk Licht, dat men ge loof noemt: dit alleen kan God kennen en liefheb ben; die zigzelven kent, en altijt zig zelven be mind. -
-
A 5
-
#Rom. 1 vſ. 2o. i Hek. 11, vſ: 1. w
9. Ik
DE HE Y L1 G E VE R R E K Y K r R. 9. Ik zoude wel wenſchen, dat alle menſchen der wereld kenden, wat het is van het Goddelijk 1o
Geloof, op dat ſy hun niet meer mochten verzui
men door de beuzelachtige redenen der wijzen de zes tijts, die met de naam van geloof noemen eeni ge, menſchelijke geloovingen, waar door zy het meeſtendeel der menſchen doen verlooren gaan. d'Eene zegt, mijn geloof is 't geen in de twaalf ar-. ticulen des geloofs begrepen is : ende zy verſtaan niet wat dit woord van geloove betekent, noch
hoe die articulen des geloofs te verſtaan zijn, want met zijn verſtant te gelooven dat er is een God al machtig , Schepper van Hemel en van Aarde; en dat Jeſus Chriſtus zijn eenigen Soon is, dat den zelven geboren is van een Maagt,dat hy onder Pon tius Pilatus geleden heeft geſtorven en begraven is, verrezen van den doot in 't leven, is opgevaren ten Hemel, gezeten ter rechter handt Gods zijns Va ders, van waar hy komen zal te oordeelen de le vende en dooden: te gelooven in den Heyligen Geeſt, en in de Heylige Kercke, in de Gemeen
ſchap der Heyligen, in de Vergevinge der zonden, de Verrijſſeniſſe des Vleeſch, en in 't Eeuwig Le ven, alle deze dingen komen wel gelooft worden, zonder nochtans het Goddelijk geloof te hebben; om dat het alle zaken zijn die men ziet en verſtaat
met zijn natuurlijk verſtand: men kan alle die din gen geloven door een menſchelijk geloof, gelijk men gelooft het verhaal van eenige Hiſtorie, wan neer ons die door een geloofwaerdig Perſoon ver haalt word, maar zulks geeft daarom aan onze ziel -
--
N.
geen
Dat men 't Geloof verloren heeft.
11
geen Goddelijke deugden, die God alleen in ons werken kan, en geenzins het geloof der dingen die ontrent Jeſus Chriſtus of anderen geſchiet zijn, 't gene men den naam van geloove geeft, zonder eenige grond, en om dat men niet wel begrijpt wat van 't ware Geloof is, zonder 't welke noit y mand Zalig geweeſt is noch zijn zal. 1o. Men verdoemt de Turken en Heydenen, zeggende, dat zv geen geloof hebben, om dat zy
d'Evangeliſche Hiſtorie niet gelijk de Chriſtenen. geloven: daar het ondertuſſchen wel zoude kon nen waar zijn , dateenige van haar meer Goddelijk geloof in haar bezitten dan de Chriſtenen doen, onder de welke ik het geloove niet meer zie leven. T'is daarom dat ik zekerlijk oordeele, dat het van
onzen tijt is dat Jeſus Chriſtus gevraagt heeft, (!)
ofhy vvelgeloove in Iſrael ſal vinden, vvanneer hy komen zal ? want Iſrael is te zeggen Volk Gods, 't welk tegenwoordigde Chriſtenen zijn, en voor tijts waren dat de Joden. De H. Geeſt vraagt of hy wel geloove zal vinden in Iſrael op zijn Toe komſte; en indien ik gehouden was daar op te ant woorden na mijn geloof, ik zou gedwongen zijn
te zeggen : Neen. Heere ghy en zult geen geloove meer in Iſrael vinden. En geloof dat het van de ze ellendige zake is, dat Jeſus Chriſtus ſpreekt,
zeggende, (m) dat de Heidenen en ongelovigen in gaen zullen in 't Rijk der Hemelen, en dat de kin deren deſelfs daar uit gejaagt zullen zijn : want waar is nu den Chriſten die door 't geloove leeft, en
[I] Luc. 18, vſ. 8. Dmy Matth, 8, vſ. 11, 12. V
/
12
DE HE Y LI G E V E R R F K Y KER.
en in wien God zijnen luſt magh nemen? Men ſiet haar alle gekleeft aan d'aarde en aan de beeſtelijke zinnen ; een ieder zijn eigen wil volgende, zig
vernoegende met de naam van Chriſten te dragen, en met de mondt d'articulen des geloofste belij
den : 't geen maar een rechte ophouding hesgeeſts, en onnutte inbeelding van zaligheit is. Om dat niemandt kan zaligh worden dan door 't Geloof, noit konnende de zaligheit bekomen door zienlijke en ſtoffelijke dingen, en noch min door woorden van belydenis desgeloofs, de welke ydel en beu
ſelachtig zijn, wanneerhet levendig(n)geloove in onſe zielen niet woont, en dat het zelve daar niet
werkt de (o) Chriſtelijke liefde, die Jeſus Chriſtus ons onderwezen heeft door zijn woorden en wer ken.
1 r. Wy liegen den H. Geeſt, wanneer wy
zeggen 't geloof te hebben, zonder dat wy de liefde bezitten; nadien de zelve altijt on-afſchei delijk is van 't ware Geloof: want niet meer als
God kan zijn zonder Goedheit, Geregtigheit, en Waarheit, kan een ziele die het geloof heeft, zijn zonder die zelve eigenſchappen, om dat het (p)ge loof en God een zelve zakeis, die zig uitgebreidt heeft in onſe ziele, en de zelve vergiert met deſe Goddelijke eigenſchappen, waardoor zy Godde lijk gemaakt word, afhangende van d'Opperſte on-afhankelijke Godheit , deelachtig wordende de zelve Eigenſchappen van haren Oorſpronk,
gelijk de ſtralen der Sonne declachtig worden d'ei
gen-ºx (n)Jac. 2.vſ, zo [*] Joh. 14 vſ. 12. (t)Joh. 1. vſ. 2.
Dat men 't Geloof verloren heeft. 13 genſchappen van de Son uit de welke zy voort ko men. En daar door kan men zien of men het ge loove heeft, wanneer men bezit die zelve eigen
ſchappen van Gerechtigheit, Goedheit, en Waar heit Gods, zonder valichelijk te gelooven dat men het geloove heeft, wanneer men noch leeft na zijn natuurlijke zinnen, en na de bewegingen van zijn
eigen wil, omdat zulkgeloove, een valſcheruſte geven zoude, aan die gene die daar noch welwijt af zijn.
12. Men ziet dat by nain al de huidensdaagſche Chriſtenen, die de zaligheit hopen, niet tegen ſtaande ſy het geloof verloren hebben. Zy houden de Turken en Heidenen voor Vyanden ; alhoe welzy door de Schepping alle hun broeders zijn, als weſende alle van een zelve Vader voortgeko men door de Genade, en ook door de Natuur; om
dat alle de menſchen zedert Adam, uit (1) zijnen zade geſproten zijn. Indien zy 't geloof in hun
bewaart hadden zy zouden haren naaſten liefheb ben als haar ſelven, wel wijdt van die te haten, gelijk men ziet dat zy doen. En dewijl dit geloof als verſtorven is geweeſt voor den tijt van Moſes, zoo heeft God hem een gebodt gegeven, door het welke alle menſchen haar verval konden zien, om
daar van weder op te ſtaan. En ziende dat de Lief de tot den Naaſten verkoudt was; zoo gebied h
op nieuws, zijnen naaſten lief te hebben als zig zelven, en God vangantſcher herten. 13. Indien het geloof levendig gebleven ware in ur
T4] Act. 17. vſ. 26.
-
de
u-
-
v.
14
DR HE Y L1 GE VER R EK Y K ER.
de herten der menſchen, God zoude haar deſe ge boden niet gegeven hebben, om dat zy alle deze dingen zouden onderhouden hebben door 't Licht des geloofs, dat altoos de Liefde voortbrengt in de zielen die daar mede versiert zijn; de zelve hebben niet van noden eenige andere wet dan alleenlijk dit Geloove. Ook konde de Moiſaïſche wet niet za
lig maken, gelijk ook de Evangeliſche niet doen kan, aangezien dat de wetten ſtoffelijke en tyde lijke dingen zijn, die niets meer doen tot d'Eeu wigheit, dan 't gene(r) een Spiegel doet aan 't ge ſigt van die daar in ziet : hy doet hem wel zien de ſchoonheit of leelijkheit van zijn aangezigt , of . vlekken en ſmetten die daar op zijn, maar ſy neemt die geenzins wegh , noch geeft ook geen meer ſchoonhei: dan de gene die hem eigen zijn, maar laat het aangezicht zoo als 't is zonder dat eenige
verandering of verwiſſeling toe te brengen. Soo dat indienden menſch niet arbeid om zijn aange zigt van de vuiligheden te reinigen, de Spiegel die
noit afwiſſchen zal, al waar 't dat het aangezigt al den tijt zijns levens zig daar in beſpiegelde. Van
gelijken zal hem die ook genige ſchoonheit geven, zoo de menſche niet zelfs arbeid om zig te vergie ren of ſchoon te maken.
Even-al-eens is het met
de Moiſaïſche wet, ja zelfs met d'Evangeliſche, die tot geen ander einde gegeven zijn, dan om te ontdekken de ſmetten van onze zielen, en ons ge legentheitte geven die te reinigen, of wel om te verbeteren hare mismaaktheden, en haar te vergie --
*
(r) Jac. 1. vſ. 23.
1
rG In
Dat men 't Geloof verloren heeft.
15'
ren met grooter deugden. Siet daar wat de wetten doen tot de zaligheit onzer zielen : zy konnen geenzins onze zielen zalig maken, maar gelijk als in een ſpiegel konnen wy zien wat men doen en la ten moet, door het middel der wetten, de welke
ons klaarlijk aanwyſen of wy 't geloof verlooren hebben of niet.
Soo ons leven niet overeen komt
met de Moiſaiſche wet, en die des Evangeliums, 't is een vaſte getuigeniſſe dat wy het geloof ver looren hebben; dewijl die wetten van God niet
gegeven zijn dan om de menſchen te doen kennen, door wat middelen zy het Geloof verlooren heb ben, en door wat middelen zy dat weder konnen bekomen.
14. Siet daar waar toe ons de wetten Gods die nen konnen : de welke uyt haar zelfs ons niet kon nen zalig maken, maar d'onderhoudinge vandien, kan ons weder brengen tot het Geloof, 't welk is dat Licht van God uitgaande;'t gene alleen (*)ona zalig maken kan. Maar de wetten Gods onderwij zen de kenteykenen des geloofs, op dat wy dat ontdekken zouden door de uitwerkingen die zigt baar en gevoelijk zijn voor onze zinnen. Want
het geloof, zijnde een Goddelijke hoedanigheit, onzigtbaar in zijn wezen, is niet kenbaar dan door
de werkingen die het voortbrengt. Het heeft in zig de Liefde, die kenbaar word door de Liefda digheit tot den naaſten. En als deſe Liefde ver koudt was, heeft God dit verbod gegeven, dat
#
men die lief hebben zoude als zichzelven.
Ct
-
s Eph. z vſ. 8.
*
-
- -
*
- -
-
-
N
16
DE HE Y L 1 GE VER R EK Y k E R.
het welke men wel oordeelen kan, dat de gene die
zijnen naaſten niet bemind als zigzelven, van het geloof afgevallen is, en dat hy de geboden Gods niet onderhoud. Het geloove heeft ook in zijn wezen, de Waarheit; van de welke de menſchen
afgevallen zijnde, zoo verbied haar God geen val
ſche getuigeniſſe te ſpreken. Door de welke men ziet, dat de gene die een leugenachtige geeſt heeft, van het geloof gevallen is, en de geboden Gods niet onderhoud. Ook heeft het geloove in zijn we
zen, de Geregtigheit, van de welke de menſchen afgevallen zijnde, zoo heeft God haar geboden,
(*) de thienden te betalen van al wat zy bezaten, te geven aan den (u) Keizer wat den Keizer toe
behoort, en (x)rechtveerdelijk te geven tant om tant, en ooge om ooge; en d'Evangeliſche Wet ge
bied (O) alle gerechtigheit te vervullen, en die ge ne die deſe dingen niet onderhoud, die is verval len van 't geloof en van de geboden Gods. 16. Alle de menſchen zijn tegenwoordig blind, dat zy niet meer onderſcheiden de werken des wets, uit die des geloofs. Ja alle in 't gemeen, en yder in 't byzonder, nemen zy de wet voor 't ge
loof, en door dat middel blijft een ygelijk ſtaanby de middelen, zonder tot het einde te geraken, ja dat meer is, niemand tracht noch beoogt het eyn de, de beſt-meenende gelovende te leven in 't ge loof, wanneer ſy leven in de onderhoudinge des
wets. De Joden zeggen, dat ſy ware kinderen Gods
* Liv. 17 vſ 39,32. u Matth. 22. vſ. 21. * Deut. 19 vſ. 21. 3 Matth. 3 vſ. 15. cap. 5. vſ. zo.
/
Dat men 't Geloof verloren heeft.
17
Gods zijn ; wanneer zy zijn wet onderhouden, maar indien de onderhouding van zijn wet, haar niet doet verkrijgen het Licht des geloofs, zoo zullen zy noit zalig zijn, niet meer dan de Chri ſtenen in 't onderhouden van d'Evangeliſche wet,
zoo wanneer ſy door de ſelve niet weder bekomen het Licht des geloofs, dat ſy verlooren hadden; nadien de werken des wets niet konnen zalig ma ken, maar alleenlijk ons dienen tot middelen ter zaligheit. Daarom is het dat de huidensdaagſche menſchen ziggrootelijxbedriegen in hare verblint
heden, nemende in alle dingen de middelen voor het einde. Ik ſpreke van de godvrugtigſte en klaarſt-ziende ; want het gemeene volk, en het \
meeſt gedeelte onder de menſchen, nemen eenige menſchelijke geloovens voor geloof, ja noemen met de naam van geloof, d'opinien van eenige menſchen, en meenen wanneer zy deze opinien
vaſt houden, dat zy dan zullen zalig zijn, ja zelfs, eenige zouden wel willen ſterven, voor 't geloof
dat ſy eenmaal voorgoet hebben aangenomen, al zoude zulx niets anders zijn dan de opinie van eenig
menſche, die by hun in aanzien is wegens zijnen Staat, of geleerdheit, of geeſt, of achting.
16. Ik kan niet geloven, dat er algemeen in de geheele werelt, een eenig menſcheis, die oordeel hebbende, niet zoude kennen dat er een God is,
' zelfs tot den alderwildſten Heiden; Om dat alle menſchen in 't gemeen, het geloof van God ont
fangen hebben in Adam, en overzulxis dat gelove B zjoh. 1. vſ. 9.
in
e
18
DE H EY L1 GE VER R EK Y K E R.
in (z) alle menſchen van Adam afkomende. Nie mand van haar worden in deze werelt geboren,
zonder het Godlijk geloof met haar te brengen, alzoo wel die menſchen die geboren worden in de (a) Locht, in 't Water, op d'Aarde, en in de aarde, als diegene die wy Chriſtenen noemen: o
vermits datze alle van God in Adam geſchapen zijn : en by gevolg hebben alle het Licht desge loofs in Adam ontfangen, want God ſchiep in den beginne maar een eenigh Menſche, maar deed in hem, 't gene hy wilde dat in alle menſchen we zen zoude. Hy ſchiep eerſt de Son; die licht geeft aan alle dingen, en ook grooter is dan al het geſchapene, inzig om-vattende de geheele Locht, het water, en daarde: daarom iſt dat zommige die aangebeden hebben als Godt : welke men
ſchen voor zotten geacht zijn geworden by de Chriſtenen en andere, hoewel zy zelve veel zotter zijn dan die Heydenen die de Son aanbaden; De wijl datzy zelfs aanbidden het ſlijk der metalen, de wind van Eere, de verderflijkheit der ſpijſe, en de
vleeſchelijke vermakelijkheden, welke dingen niets in haar zelven hebben dat waardig is bemind ofaangebeden te worden van den menſche die een
Goddelijke Ziel heeft, te boven gaande alle ande re ſchepſelen.
Zoo dat ik alle menſchen in 't ge
meen alszotten aenzie, die malkander over hare
zotheden beſpotten. Want onſe wijſen ſpotten met die gene die de Sonaanbidden, hoewel noch tans harer zotheit veel minder is, dan die der Chri ſte e
a Apoc. 5. vſ. 13.
Dat men't Geloofverloren heeft.
1,
ſtenen dezes tijts; nadien het Goud, het Zilver, de ſpijzen, en d'eeren, veel ſnooderen van min der waarde zijn, dan de Zonneis, die het licht en
de warmte geeft aan alle dingen, aan de ſterren, aan de Maan, aan 't Vyer, aan de Locht, en aan de Aarde : maar niets van al die dingen heeft eenig goet, zoozy dat niet deelachtig worden van de Son; aangezien dat de ſterren in haar geen licht
hebben, zijnde klompen van duyſtere aarde, te gen welke de Son ſchijnende, zend haar weder
ſchijnſel op ons gezigt, en doet ons die ſterren ſchijnen te lichten gelijk de Son zelve.
Desge
lijks is het met de Maan, die ook is als een onder
hoorig Eilandt, en ontſangt haar licht van de weerſchijn der Sonne, maar van verder af dan de
ſterren om dat er meer Hemels tegen over zijn die de Son tuſſchen hem en haar beſchaduwen.
Het
vier dat wy ſien en voelen, heeft ook geen klaar heit, noch hitte, dan 'tgene dat het ingetrokken heeft uit de Son, de welke ſchietende hare ſtralen
op het hout, op de ſteenen, en op de aarde, doet dezelve deel-achtig zijn van hare hoedanigheden,
van warmte en lichten : gelijk wy zien en voelen in het vier, dat ons warmt en licht, al iſt dat an
derſins alle ſtoffen die wy zien branden, geender leye hitte noch klaarheit in haar zelfs hebben. Want de Aarde, Hout, of andere dingen die door 't Vier verteert worden, zijn koud en vochtigb in haar nature , niet konnende branden noch verwarmen, dan wanneer de Son door zijn hitte,
die koude weg genomen heeft, en opgedroogt B 2.
die
2o
DE HEY L1 o E VER REK YK E R.
die natuulijke vochtigheit. En dan konnen alle din gen, wanneer ſy branden, hitte en licht hebben, en niet anders. Want indien de Son de locht niet ver
warmde, of die niet verlichte, zy zoude in haar zelfs koud en duiſter zijn, in de welke niets zoude
konnen levendig blijven, Maar deSon daar door dringende, maakt de locht warm en licht, gelijk wy die voelen en zien. D'Aarde is ook koud en vochtig, zoo dat zy van haar zelven niets kan voortbrengen tot onderhoud van menſchen en van beeſten , maar de Son die komende verwarmen, droocht haar vochtigheit op, en maaktze vrugt baar, om voort te brengen planten en vrugten tot voedſel voor menſchen en beeſten.
Sulx dat alles
wat wy zien dat ſchoon en goet is inde nature, door de Son voortgebracht is : Ja Beeſten noch Men ſchen konnen ſich niet vermeerderen, dan door het middel van de warmte der Sonne, de welke uit
de lichamen geweken zijnde, zoo moeten de zelve terſtont ſterven. Siet daar waarom dat de Heidenen, die de Son aanbaden, een veel minder dwaasheit
begaan hebben, dan de Chriſtenen en andere, die hun zelven zeer wijs achten, ſpottende met het ge geloof der Heidenen, die nochtans haar te bo vengegaan zijn in natuurlijke Lichten. En in vergelijking van hare wetenſchappen, zoo zijn de ſterrekijkers en wis-komſtige en Philoſophen van onzen tijt grootelijks Onwetende, al iſt dat d'ee ne en d'andere dwazen zijn buiten het Godde
lijk geloof, dat alleen de ware wijsheit voort brengt. 17. Daar -
i
* WWaardoor men't Geloof verlooren heeft. 21 17. Daarom iſt dat wy zoo veel wederſprekin gen, zoo veel haat, en verdeeltheden onder de menſchen zien die zig onder malkander haten, en d'een d'ander verachten zonder te weten waarom
d'een den anderen zijner dwaasheithalven ver werpt , en zonder gewaar te worden, dat die dwaasheit die hy in zigſelven heeft, veel ellendi ger is dan die hy in zijn broeder beriſpt. Wy zien dat zelfs onder de Chriſtenen , want zy Verdoe men en verachtend een den anderen in den grond
haarder zielen, willende een ygelijk wijſer ſijn dan ſijn broeder : al iſt dat zy gelijke dwaas zijn, om dat ſy alle het geloof verlooren hebben, en niet meer de waarheit Gods kennen. Sy hebben hun
ſchoolen opgerecht van Theologie, en Philoſophie, om d'eene, aan d'andere, Doolingen en leugenen te leeren; en dat alles dient maar om de zielen door
hooghmoedigheit op te blazen. Want de gene die d'opinie houd van een wel geacht autheur, veragt en veroordeelt die gene die het houden met eeni genautheur van minder aanzien: dikwils zeggen de, dat de andere ketters zijn, en datze verdoemt
zullen gaan, zonder te bemerken dat zy zelfs in doolingen, en in ſtaat van verdoemeniſſe zijn. In
voegen dat men met waarheit zeggen magh, dat er niets meer in't Chriſtendom is, dan den(b)hoogh moet des levens, de welke regeert in de plaatſe van 't Goddelijk geloof. * 18. Want zoomen naauwkeurig wil onder zoeken, wat het is dat de herten der tegenwoordi B 3 b Joh. 2. vſ. 16.
-
ge
r
22
DE HEYLI GE VER RE K Y KER.
ge Chriſtenen beweegt, men zal bevinden dat het niets anders is, dan een geeſt van hoogmoed, en van begeerlijkheit. Die van de Roomſche Kerke, eggen, dat zy zijn in 't waar Catholijk Apoſto
liſca Rooms geloof ingeſtelt door Jeſus Chriſtus en zijn Apoſtelen: en daarom ſtellen zy zigboven alle andere , ja houden voor een artikel des geloofs, dat niemand kan zalig worden,buiten de gehoorzaam heit van de Roomſche Kerk. Die van de reformatie
van Calvijn, houden, dat zy d'uitverkorene Gods zijn; beſpottende en hatende de Roomſche Kerke, hun noemen de afgodendienaars en ſuperſtitieus, houdende voor een artikel des geloofs, dat God zekere menſchen tot de verdoemeniſſe heeft gepre deſtineert en eenige andere terzaligheit. Leeren degelijk de Roomſche, dat wie de Kerke niet tot Moeder heeft, God niet tot Vader hebben zal.
Dragende die verwaantheit in 't herte, dat zy zijn
de uitverkorene, en gepredeſtineerde ter zalig heit : 't welk geen minder hovaardigheit dan d'eer ſte is, door dien noch d'een noch d'ander van haar niet wel weten wat de ware Kerk is. De Luterſche
zeggen, dat zy de Evangeliſche zijn, die de doo lingen van de Roomſche Kerk verlaten hebben, om met meer zuiverheit het Evangelie te onder
houden. De Wederdoopers zeggen, dat zymeer geeſtelijk zijn, en dat zy meer licht hebben om de H. Schrifture uit te leggen dan alle d'andere, ne mende voor een artikel des geloofs, dat men het
geloofby het Doopſel voegen moet, om zalig te worden. Daarom is het dat zyde Perſoonen doo -
pen
VWaardoor men 't Geloof verloren heeft. 23 pen in haren vollen ouderdom, ja zelfs die gene die al in harejonkheit gedoopt waren worden we derom by haar herdoopt, wanneer zy tot vol ge bruik van reden gekomen zijn, gelovende dat den doop niet werkt zonder het geloove. En wanneer
zy herdoopt zijn, zoo geloven zy herboren te we
zen in den Geeſt Jeſu Chriſti, hoewel zy noch zoo" zeer gehecht zijn aan de aarde, aan den tijt als al d'andere menſchen.
De Arminianen houden ook
voor een artikel des geloofs, dat zy door haar goe de werken konnen zalig worden, en gelooven uit deelders van de genaden Gods te zijn, de welke Zy # # konnen verkrijgen wanneer het haar goet dunkt, 't welk ook een groote laatdunkentheit des geeſtes is. De Quakers zeggen, dat zy alle den H. Geeſt
hebben, en dat zy door zijn licht geleit worden: Daarom iſt dat zy alle wetten verachten, zoo wel die van God, als die der menſchen; ende willen
niemand ecren, noch volgen de gemeene manie ren van andere, noch geenige Overheden erken nen. 't Gene ook een groote hovaardye is; de wijl Jeſus Chriſtus zig wel aan de menſchelijke wetten onderworpen heeft. Sulx dat alles wat men nu in de Chriſtenheit ziet, genoegzame ge tuigeniſſe draagt, dat zy 't heb ben, aangezien dat door het zelve alle Chriſte men beſtiert moeſten worden in een zelve Geeſt, en in een zelve wille, als zijnde alle Chriſtenen,
##verlooren
die belijdenis doen van een zelve Wet en Leere.
En indien nochtans, het geloove van hare herten
geweken is ; tioe veel meer moet dat wel ge B 4.
*
*
*
we
*,
24
DE HE Y L1 G E VE R R E K Y KE R.
weken zijn van de herten der Turken en Heyde nen? 't Gene ons genoegh doet zien dat het van
onzen tijt is dat Jeſus Chriſtus vraagt , (c) of hy
vvel geloove zal vinden in Iſrael vvanneer hy komen zal ? om reden, dat in der daat het gelove daar niet meer is.
-
19. En ik wil gelooven, dat men het veel eer onder de Turken en Heidenen vinden zoude, dan
onder de Chriſtenen: dewijl men die zoo verwert en verdeelt ziet zijn, dat geen natien ſulks meerder zouden konnen wezen.
Want men hoort niet dat
diergelijks onder de Turken is; dewijl dat al de gene die van die belijdenis zijn, niet meer dan een boek hebben, 't welk zy noemen Alkoran; en
een zelve leere die Mahomet haar nagelaten heeft. Daarom zijn zy eenigh in haar geloof, en zy haten d'een den ander niet, gelijk de Chriſtenen onder malkanderen doen, de welke bedriegen, ſteelen, wonden en dooden d'een d'ander.
De Turken
zouden zekerlijk Chriſtenen worden , indien
der Chriſten werken over een quamen met hare
leeringen, Maar ziende dat de werken der Chri ſtenen erger zijn dan die der Turken, zoo houden
zy zigh aan de leeringe van Mahomet, die goet is naburgerlijke zeden: gelijk zy ook van gelijken voor goed houden de leeringe Jeſu Chriſti, en ſeg
gen, dat hy een groot Propheet gevveeſt is, waar door zy getuigeniſſe geven dat zy noch een voncx ken van 't geloof behouden hebben, om het goede
uit het quade te onderſcheiden. -
(!) Luc. 18.vſ. 8.
zo. Maar
----
- --
- -- - - - -
-
-
-
- -,
s
t
WWaardoor men't geloof verloren heeft
25
2o. Maar de Chriſtenen dragen daarvan geen ge tuigeniſſe meer: ſy zijn dat volk waar van God klaagt, (d) dat ſe hem verlaten hebben, om te
gaanputten uit geborſtenebakken die geen vvater houden konnen, zig vervult hebbende d'een d'ander met dolingen en leugenen, die een ygelijk blinde lings volgt, hakende om in te drinken de leeringen der menſchen, in plaats van te trachten het geloof
wederom te bekomen. Men legt de kinderen van hare jonge jaren afterſcholen, om eenige konſt of wetenſchap te leeren, en naar dat ſy die geleert heb
ben, zoodienen hun die wetenſchappen ſlechts om hun herten op te blaſen, en de hovaardye te baren in de wille, om zig meer te achten dan andere, hoe wel dat deze wijſen min te achten zijn dan d'oot
moedige ongeleerde, om dat deſe door d'ootmoe digheit beter geſtelt zijn om de lichten des geloofs te ontfangen, dan deſe geleerden die de leering der menſchen ingedronken hebben; de welke(e)valſch is en zonder waarheit, al is 't dat die van de men
ſchen geacht worden, die zig gelukkig achten ge ſtudeert te hebben in deTheologie, of Philoſophie, ofandere menſchelijke wetenſchappen, die alle even gelijke quaat zijn, al neemt men zelfs de volmaakſte
van al die geſtudeerde wetenſchappen, gelijk als is de Theologie. 21. Want indien men van naby beziet waar toe dat die meeſt dient, men zal bevinden dat ze niet
goed is, dan om de(f) menſchen in haar zonden -
B 5
ſtaande
d Jer. 1. vſ. 13. e Pſal. 116 vſ. 11. 1 Cor. 3. vſ. 19, zo
fJer, 2 vſ 14, 7. » Pet, z.vf 14, 19.
26
DE HEY LI GE VER RE K Y KER.
ſtaande te houden, en haar vryheit te geven om er noch meer te begaan. . Want alle die gevallen der conſcientie die de Godgeleerden van deſen tijt ſtel len, om de hoe-grootheit of kleinheit van de zon den der menſchen te onderſcheiden, doen niet an ders dan haar los te maken van de Wet Gods; en
van de leere des Evangeliums, de welke volkoment lijk allen Chriſtenen onderweſen heeft, wat ſy moe
ten doen en laten om zalig te worden. Het was niet van noden, datter nieuwe Caſuiſten of beſchrij vers van de gevallen der conſcientien zouden koo men leeren zoo veel gevallen der conſcientien : 't en ware om de menſchen te vleien in hare verflauwin
diezalig willen zijn, moeten God beminnen van
gehgeider herten. En zoomen vraagt aan deſe God geleerde, of het niet geoorloſt is te beminnen ſijn vader, ſijn moeder, ſijn vrouw, ſijn kinderen, ſijn bloetvrienden en andere, ja ſijn vaderland, ſijn
huis, ſijn gelt, ſijn eer, ſijn vermaak, fijn ſpijſe, ſijn drank, ſijn kleederen, en alle andere ſchepſe
len? Sy zullen u antwoorden Ja: om reden dat ſy zelfs die dingen beminnen: en beelden hun daar mee noch in, dat ſy volbrengen het gebod, van God uit
geheelaer herten lief te hebben. En om te beter deſe leugenen te vermommen, zoo zullen ſy zeggen,
dat men alle deſe dingen niet onordentlijk beminnen moet: daar door te kennen gevende, dat onze her
ten wel mogen gedeelt zijn, in zoo veel verſchei den genegentheden zonder te zondigen: 't welk zoodanigen kracht gegeven heeft, aan 't vergeet van t ge
Waardoor men't geloof verlooren heeft. 27 't gebod om God lief te hebben uit# herten, dat niemant meer denkt dat ſulx nodig is: men leeft
en ſterft in de genegentheit van alle zoorten van ſchepſelen, meenende daar mede zalig te zullen zijn: 't welk groot bedrog is. Want indien men vragen
zoudeaanyder Chriſten, of men wel kan zalig wor den, zonder de geboden Gods te onderhouden? Allein't gemeen, en ieder in 't bezonder, zoude neenantwoorden. Maar men meent de geboden Godste onderhouden, wanneer men die geenſins onderhout: om dat deſe Theologanten Philoſo
phiſche redenen hebben om de leugen te onderſteu nen.
Want hare Philoſophiſche ſtudie dient, ner
gens anders toe, (g) dan om zoodanige woorden te vinden, waarmede men het quaat wel verſchonen kan, en om te doen blijken dat het goet is. 22. Siet daar, dat is de valsheit van de Philoſo phie van deſen tijt, die meer ſtudeert om ſijn reden wel te gieren, dan om de waarheit te ſpreken. De
ſe welſprekende hebben ſoo veel ſchoone woorden van leugenen gevonden, dat ſy omgeſmeten hebben alle ſtaten, ſoo wel de Burgerlijke, Wereltlijke als Geeſtelijke, want alles voegt ſig nu na 't behagen dermenſchen, en niet meer na de wille Gods. Men behoeft niet dan een werelts-ſtaatswijſe of politijke reden om den oorloog te voeren, koninkrijk tegen koninkrijk. De Regenten en overheden mogen hare onderdanen wel verdrukken, indien ſe maar
om dat te doen eenige politike of werelts-ſtaats-wij ſereden hebben. De Rechters mogen wel onge -
[?] Pſal. 64. vſ. 7.
rechtig -
28 DE HEY L1 GE VERRE RY KER. rechtigheit doen onder dekſel van Politie. De ad vocaten en Procureurs mogen de geſchillige partyen
wel afknagen, met te zeggen, dat men leven moet van't ambacht dat men geleert heeft. De kooplui den mogen wel woekeren, en zeggen alleenlijk, dat ſy harehuysgeſinnen moeten onderhouden. D'ar
beiders mogen wel overloon eiſſchen, met te zeggen dat ſy haar behoeften moeten winnen, die ſy zoo overvloedig nemen, dat ſe daarom verplicht zijn of behoeven te bedriegen, of te ontſtelen het geld of den tijt van degene die haar te werk ſtellen. En al de deſe quaden worden bekrachtigt door de Geleer den, die zoo veel valſche redenen bedacht hebben
om het quade te doen ſchijnen goed te weſen, dat een ygelijkmcent wel te doen, wanneer hy groot quaat doet, door diende wetenſchappen der ſchoo len niet dan valsheden voor God zijn, alhoewel
die nochtans voor de menſchen waarheden ſchijnen te weſen: met de welke ſy ſig verſuymen en d'een d'ander bedriegen. Ik ſpreke van alle de ſtudien in 't gemeen, die door de menſchen ingevoert zijn; dewijl dat ſe niet (b) dan ſonden konnen voortbren gen, na dat ſy't Goddelijk Geloof verlaten heb
ben. En om hare ongelukken te toveren, ſoo heb ben ſy ſcholen ingevoert, ten einde ſy de geeſten in beſigheit zouden houden; door welke beſigheden de duyvel haar alle de dagen hares levens belet het Goddelijk geloof wederom te vinden: 'tgene noch tans geheel nootſakelijk is ter zaligheit. 23. En men noemt deſe wijſe geleerden gelukkig, -
-
[b] Rom. 14 vſ. 23.
OITn
WWaar door men't geloof verloren heeft. 29 omzoo veel wetenſchappen te hebben verkregen. Men eertſe als Meeſters en Doctoren : in plaats van hare ongelukken te beklagen, en de vervreemdin gein zoo wijt van het geloove afgeweken te zijn; dat haar meer in acht dagen leeren zoude, dan in duyſentjaren ſtudeerens. Want de H. Geeſt is de () ware Wijsheit, die(l) alle dingen onderwijſt in waarheit, in plaats dat deſe ſcholen alle ſoorten van leugenen onderwijſen. Het zijn gelijk als hoven,
daar de duyvel in geſaayt heeft alle ſoorten van bloe men: De Godgeleertheit is de volmaakſte; ſyisge lijk een roos van zoeten reuke onder de menſchen.
De Philoſophie is als een Tulp van groote waarde, die ſchoon ſtaat zonder eenige reuk. De Rechts
geleertheit als een angelier, die een herte geeft aan de beſwaarde. De Medecijne is als de Roſemarijn, de welke verwarmt en de geſontheit verſterkt. En de Sterrekonst is gelijk een Beemt daar alle ſoorten van wilde bloemengroeyen. Maar alle deſe dingen
zijnde voortgebragt door den duyvel, konnen niets dragen dan vrugten die ſchadelijk zijn vooronſeza
ligheit: door dien dat alle ſoorten van wetenſchap pen (m) het herte van den natuurlijken menſche opblaſen: en deſe wetenſchappen valſch zijnde, bren
gen in hem voort de valſchheit en de leugen. Want alle de wetenſchappen der menſchen, zijn gebouwt opvalſche ſtellingen, en niet op de waarheit Gods.
De Godsgeleertheit isgefondeert op de opinien van eenige Oudvaders of ſchrijvers, de welke -
ge: eb
[i\ 1 Cor. 2. vſ. 7, en 1o. [!] 1 Joh. 2. vſ. 27. (m) 1 Cor. 8. vſ. 1.
-
-
Z
-
3o
DE HEY L 1 G E VERRE kyke R.
hebben waarheitte weſen, 't geneſy bevat hebben »
een ygelijk na ſijn bequaamheit: en hebben gezeyt of geſchreven hare gevoelens, welke gevoelens an deredikwils blindelings navolgen, niet ſoo ſeer om dat die ſakewaerachtig is, als wel om dat eenig per ſoon van geſag dat heeft geſeyt of geleert; 't ſelve
ſomtijts nemende als artiklen des geloofs. En met diepeſtige lucht beſmet men de zielen, om haar te doen ſterven aan 't leven van 't Goddelijk geloof: leydende aldus ongevoelig d'een d'ander ter hellen, gelovende te weſen op den ſekeren weg der zalig
heit, door dien dat deſe Godgeleertheit eenengoe den reuk geeft aan de meeſt godvruchtige zielen. En de Philoſophie brengt de menſche tot eere onder ſijns gelijke, geloovende wel wijs te zijn, om wel te konnen ſpreken en redenkavelen, al is't dat die ſchcone taal geen goeden reuk voor God geeft: de
wijl Jeſus Chriſtus ſegt, (n) dat ons ſpreken zoude zijn ja, en neen, en wat daar boven is, dat zulx quaat is. Hoe quaat moeten dan zijn de ver dichte redenen van deſe ſchoone welſprekende, die
voor 't oordeel der menſchen een zelve ſake doen ſchijnen ſwart en wit te zijn? De Rechtsgeleertheit is alſooydel als de andere wetenſchappen. Want wat baat het dat men weet alle de Rechten en ge woonlijke gebruyken van een Lant; en te hebben geleſen alle ſchrijvers die van die ſaken handelen? wanneer na ſoo lange geſtudeert te hebben, de Rechters het recht alleenlijk toewijſen aan die gene
die ſy gunſtig zijn willen? Ik heb dat verſcheiden reyſen (n) Matth 5. vſ. 37.
Waar door men 'tgeloof verloren heeft,
31
reyſen by ervarentheit geſien, en verwonder m waarom de Advocaten alle hare boeken van de rech
ten niet verbranden, want dewijl dat de gunſt het
recht wegdraagt, ſoo heeft men niet meer te
tude
ren, dan alleen om de beurſe uyt te putten van de verſchillende partyen, in haar te ſterken met valſche
hope van haar goet recht, om haar te bederven. De konſt der Medecijne is alſoo valſch als d'andere wetenſchappen, weſende ook getrokken uit dopi nien der menſchen: en wanneer men al geſtudeert
heeft op de ſchrijvers die van die ſtoffehandelen, ſoo heeft men niets geleert, dan te kennen dat men on kundigis van de nature: om reden dat die oude ſchrijvers de ſelve niet ontdekt hebben: en door die onwetenheit ſoododen deſe medecijn-meeſters meer menſchen, dan door beuls handen gedood worden:
gelijk de Godsgeleerden de zielen dooden, en de Advocaten de Eeurs, alſoo dooden de Medecijns het lichaam. Van gelijken doodet de konſt des hemels loops het verſtant, met te willen doorgronden de dingen die onbegrijpelijk zijn. Sy meenen wel wijs te zijn, nadat ſy geleſen hebben de ſchrijvers die geſproken hebben van de geſtalteniſſe des hemels: en ſijn alſoo ſeer onwetende als haar voorſaten, die
daar van geſproken hebben, een ygelijk na fijnkort gezigt, ſonder de volmaakte waarheit ontdekt te hebben. D’een ſegt, dat de Sonne omloopt: d'an
der dat de aarde omdraeyt: en aldus duyſent andere dingen, die de menſchen fig inbeelden ſondergront
van waarheit. Sedert dat men het geloove verloren
heeft, zijn alle de wetenſchappen niet anders dan ydel
-
32
DE HEY L1 GE VERRE KY KER.
(e)ydelheit, verſuym des geeſtes, en tijtverlies, ſonder voordeel in de deugt. 't Welk genoeg doet ſien, dat de duyvel al deſe ſtudien voortgebracht
heeft; dewijl de ſelve gebruykt worden tot de bc vordering van ſijn Eere, en tot de verdoemenis der menſchen.
-
-
24. Die ſedert dat hy haar heeft doen leeren, een politijk of beſlepen eigenſoekelijk leven te leiden, niet meer acht nemen, wat het Geloove is;
maar alleenlijk wat den menſche behagen of misha gen kan: 't welk niet danydelheit is; nadien Jeſus
Chriſtus uitdrukkelijk zegt: (p) die den menſchen behagen vvil, is geen dienaar Jeſu Chriſti: Dat vaſtgeſtelt zijnde gelijk het waarachtig is, moet
men dan niet die politie of dat beſlepen wereltsleven, een duyvelryeheten; Nadien dat er maar (4) twee
geeſten zijn, een goede en een quade: d'eene dient God, en d'ander den Duyuel? Indien deſe politij kemenſchen de werelt behagen willen, zoo zijn ſy geen dienaars Jeſu Chriſti, volgens 't gene ons het Evangelieſegt: zulx dat ſedannootſakelijk dienaars
des Duyvelsweſen moeten, vermits dat er niet meer als deſe twee geeſten zijn, die in den menſche heer
ſchen konnen. Indien hy in 't geloove leeft, zoo (r) heerſcht de Geeſt Gods in hem: indien hy in ſijn natureleeſt, zoo heerſcht zekerlijk de (s) geeft des duyvels in hem; uit oorzaak, dat ſedert dat de na
ture door de zonde bedorven is, ſy een zelve ding InnCt
[o] Eccl. 12.vſ. 12. ſp] Gal. 1. vſ 1o. (q) Luc. 11. Joh. S. vſ. 23 [, J Eph. 3. vſ. 17. (s) Eph. 2. WH, 2
##
-
Waardoor men 't geloof verlooren heeft.
33
met de duyvelgeworden is. Want de wille van onſe verdorven natuur, en de wille van den Duy vel, is een zelveding: om dat deſe twee willens e
veneens van 't gelove gevallen zijn en (t) vyanden Gods geworden, zonder hem te konnen beminnen: Want niets kan God beminnen dan hy zelfs, om
dat er niets geſchapen is dat ſijns waardig is om hem te beminnen; het moet noodſakelijk weſen dat het geloove in ons leeft om hem te beminnen, om dat dit geloove (u) God zelfs is. Dat Godlijk deel 't welk
Godgeleit heeft in onſe zielen als hy die ſchiep, is Geloofgenoemt: door het (s) welke alleen men kan zalig worden, en door niets anders. Daarom
is het dwaasheit zig bezig te houden met andere za ken, dan alleenſoo veel als de zelve ons dienen tot middelen om dat gelove te bekomen , anders is allés
ydelheit en verſuymeniſſe desgeeſts. 25. Ondertuſſchen ziet men de huydendaagſche -
menſchen, de beſt meenende onder de Chriſtenen,
dat ſy ſtudeeren om de menſchen te behagen, zich beneerſtigende alle de dagen hares levens om vol maakt te zijn na der menſchen oordeel: hoewel al de menſchen der werelt te ſamen ons niet konnen
zalig maken, noch ons geven een klein graanken van de eeuwige Vreugde. Alles waarin ſy ons zouden konnen profijtig wezen, is maar voor den tegen woordigen tijt, die van zoo korte geduurzaamheit
is, en dat zoo ellendig, zelfs in 't midden van alle de voorſpoeden en gelukken die men hier zou kon nen hopen of bezitten: daar de aldergrootſte verma C
kelijk
i Rom. 8. vſ. 7. ûJoh. 1.vſ. 9. 1 Cor. 4 vſ 6 en 13. w Eph. z. vſ. 8.
-
-
-
-
34
DE HE111 c E VERRE kY kar.
-
Es
kelijkheden, droefheit, en de aldergrootſte voor
ſpoeden, quellingen desgeeſtsgeven. Omdat wy tot de aarde niet geſchapen zijn; Daarom konnen ons de dingen van de aardenoit verſadigen. Het is
van noden dat elk ding ſijn voedſel hebbe met ſijne nature overeenkomende : Hooy voor de Paarden, Brood voor de lichamen der menſchen, overden kingen voorſijn geeſt, en God voor ſijn ziele, van wien alleen ſy kan gevoet en verſadigt zijn. Daar om is het dwaasheitte meenen, dat men volmaakt
genoegen vinden zal, buiten het Godlijk geloof, dat God zelfs is : om de welke en door de welke on ZC
# is geweeſt.
De menſchekan wel
wat opgehouden en vermaakt worden, door veel verſcheide andere dingen, maar noit verſadigt en volkomentlijk vernoegt zijn: om dat alle andere ge ſchapen en aartſche dingen geen eigentlijk voedſel
zijn voor een hemelſche ziele, die met haren God eeuwelijk leven moet.
-
26. Maar de ſcholen en ſtudien der
menſhen,
hebben doen verdwijnen van hare geeſten het licht
der waarheit, om haar aan de leugen te doen gelo-, ven, en doordat middel zijn ze overgegeven aan den geeſt der doolinge, in de welke ſy verzinken, na mate dat ſyzig van 't Geloof vervreemden, om deleeringe der menſchen te volgen, die een yder blindelings aanneemt, voornamentlijk onder de Joden en Chriſtenen. 't Is bezonderlijk van dit
volk dat God klaagt, zeggende: (x) Mijn volk
heeft my verlaten, my, die de fonteine ben van 't levende vvater: om te gaanputten uits": -
-- --
2. Jer. 2. vſ. 13.
(ZK3
-
Waardoor men 'tgeloofverloren heeft.
35
bakken die hare vwateren niet houden konnen.
Waardoor (!) de grouwel der vervvoeſtinge in het v
Heiligdom is ingekomen, en een yder heeft met groote teugen (#) gedronken uit deſe vergiftigde drinkbeker der menſchelijke wetenſchappen, tot
dat ſy op hare dootſchuldige hoofden getrokken hebben den Toorne Gobs, die gereet is om op de gantſcheaarde uytgegoten te worden, doordien ſy alle het geloof verlooren hebben, om zig te hechten
aan de aarde, daarſyzigzaligheden engelukken be looven, tot groote verachtinge van de eeuwigegoe
deren, geen ander licht hebbende dan't gene in de nature der beeſten is. 27. Den eenen ſchept ſijn behagen (gelijk de ,
5
-
Paauwin ſijn ſchoonevederen) in de kleederen, de
eeren, en in de wetenſchappen, zig in de zelve verheffende, gelijk de paauw in ſijn pluimen; in de welke hyzig ſpiegelt met vermaak: zoo dat de menſche die ſijn behagen neemt in ſijn wetenſchap, .
ijn eere, of in ſijn pracht, geen ander licht heeft dan een beeſt: zig toe-eigenende 't gene geenſins
hem toekomt; Want gelijk als de meeſter van de Paauw hem dooden mag, en ſmijten deſſelfs plui men op de meſthoop; 't gene gemeenlijk of vroeg of laat geſchiet; alzoo ook mag den opperſten Mee ſter des menſchen, in een dag, afnemen van eenen hovaardigen ſijnpracht, ſijn eer, en ſijn verſtant, en daar van maken een meſthoop van ſchande. Een ander (gelijk als de ſtinkende bok) ſchept ſijn ver maak in de luſten des vleeſch: in de welke hy dik wils meer beeſtachtig is dan een bok; en neemt ſijn
C 2 y Matth. 24 vſ. 15. x Apoc. 18.vſ. 2. en 4.
lek
36
DE HE 1 L1 ce VERRE KY KER.
lekkere ſaucen, en welluſtige wijnen, die noch meer ſijn bloet verhitten, om meerder onkuiſche
luſten te gebruiken, in 't welke hy dikwils meer ongeregelt is dan een beeſt, niet hebbende zelfs zoo veel natuurlijk licht als een van die beeſten, die zig alleenlijk bewegen om de natuurlijke voort-telinge: daar het de menſchen doen, om te voldoen aan haar
beeſtelijke luſten. Waar in ſy genoeg getuigen dat ſy het gelove verlooren hebben, en niet anders dan na het vleeſch en na de zinnen leven; 't gene onwaar dig is voor een geeſtelijk ſchepſel, gelijk als is de zie ledes menſchen, die zuivergeeſt is. Daar onder tuſſchen na de wijze van een verken, hyzig wentelt in de vuiligheden der aarde, daar in wroetende met al ſijn macht, om daargout, en zilver te vinden, ge lijk een ſwijn wroet naden drek die hem tot voetſel dient.
Even zoo doen de menſchen deſes tijts, en
nemen geen grooter vermaak, dan maar bezig te zijn, te zorgen, en te arbeiden in de aarde, om daarin goud en zilver te vinden: yder een verblijt
zig en acht zig gelukkig als hy dat vind, al zoud'et wezen in de alderſtinkenſte vuiligheden der aarde. Men heeft ondertuſſchen vermaak in zig te wentelen in 't gout en 't zilver, al is 't dat die metalen niets zijn dan geele of witte aarde, door de ſon gebakken. Welke metalen gants geen overeenkoming hebben met een levend ſchepſel, noch min met een redelijk Schepſel, en noch veel min met een Goddelijkezie le.
i
Sulx dat het zeer licht is te ontdekken, dat al
de menſchen deſes tijts het Goddelijk geloof verla ten hebben, en niet meer leven dan na hare natuur
lijke genegentheden gelijk de beeſten doen:
# en
:
* Alle hebben ſy de Zaligheit verloren. 37 dienyder een alleenlijk tracht na'tgene de aarde en dentijt betreft. * 28. En bygevolgzoo is 't onmogelijk dat een
eenig menſchekan zalig worden, door dien dat God rechtveerdig zijnde, noit zal onrechtveerdelijk de menſchezalig maken die het niet weſen wil. Alle menſchen in 't gemeen, enyder in 't byzonder zul len wel met woordenzeggen, dat ſy zalig zijn wil len: daar ondertuſſchen ſy alle dezelve zaligheit we derſtaan: en detijt niet willen verachten, om de eeuwigheit te verkrijgen, al is 't ſchoon dat ſy wee ten dat ſy't een niet hebben mogen zonder 't ander
te verlaten. Sy zijn zooaan d'aarde gehecht dat ſy inderdaat degelukzalige Eeuwigheit verlieſen, om een kleinetijt te genieten de welluſten van dit ellen dig leven. Waardoor men ziet dat den geeſt der dwalinge in 't Heiligdom gekomen is, en dat de
duivel al de geeſten der menſchen in 't gemeen beto vert heeft. Want anders zoude't onmogelijk zijn, dat een eenig menſche of redelijk ſchepſel zoude konnen gelooven, of hopen, zalig te worden, in den beſchreyelijken ſtaat, waar in alle de menſchen van deſentijt leven. Want indien ſy maar alleen de reden overgehouden hadden, na 't gelove verlooren
te hebben, ſyzouden noit konnen gelooven zalig te zullen zijn, levende na de wijze als alle de men ſchen tegenwoordig leven. Want (y) Godenzou
de niet rechtveerdig zijn, indien hy het eeuwig le
!
ven gafaan diegene die niet anders begeert dan het tijdlijk leven. Het zoude ook al zoo onredelijk zijn, te geven de eeuwige vermakelijkheden, aan -
tyl Rom. 2. vſ. 3, tot 8.
C 3
die
38 DE HEY L1 GR VER RE K Y KER. diegene die geen andere begeert dan de tijdlijke. En
God zoude niet konnen goed zijn, indien hy ſijn welluſt zoude willen nemen met de menſchen die geen andere welluſten begeeren, dan de gemakken en vermakelijkheden van dit leven. En God zou niet waarachtig weſen; indien hy de menſche zalig maakte die het geloove verlaten heeft, om ſijn na tuurlijk licht te volgen; dewijl hy gezeit heeft:
(z) De Rechtveerdige leeft door den geloove: en in
dien hy afvvijkt zooenſalhy geen behagen in hem hebben. Willende daardoor te verſtaan geven, dat degene die na de nature leven, alleenlijk kinderen der nature zijn, en niet (a)kinderen der menſchen die door 't gelooveleven, in de welke God ſijn lust zneemt: door dien God geenderleye overeenkoming heeft met de nature. Want de natuurlijke menſch ziet alleenlijk op d'aarde, op de vermakelijkheden,
engelukken, die hy in de ſelve kan vinden.
-
29. Om die oorſaak ziet men de menſchen over
alhaar eygen voordeel zoeken, eygen eere, en ey
# vermaken betrachten.
In voegen dat men in eſe eeuwe geen andere menſchen ziet leven, dan al leenlijk diegene, die haarzelvenliefhebben en zoe ken in alle dingen; zoo geheelijk, dat gene men ſchen nu meer d'een voord'ander iets doen, dan ſoo
verre als ſy hun eygen profijt, of eygen eere, of vermaak daarin zien. En of het wel ſomtijts ſchijnt
dat eenige aan andere vriendſchap doen willen, ten kan niet andersweſen dan om eygen voordeel. Want
ſoo langeals het geloofdoot is, ſoo en kan er geen
liefde Lil'Heb 1e vſ. 38. (a)Prov, 8 vſ 31:
Alle hebben ſy de Zaligheit verlooren.
39
liefde blijven, dewijl dat het (l) Geloof alleen de Liefde baart. Van daar komt het dat alle de men
ſchen der werelt verdeelt zijn, en d'een d'anderha
ten, om dat een ygelijk alleen ſijn eygen nuttigheit aanziet, en niet de nootſakelijke behoeften van ſij nen Broeder, al is 't dat ſe alle uit eenen Vader zijn
voortgekomen. De Joden en Chriſtenen haten de heidenen, om dat ſyzig ſelfs waardiger achten, als weſende het waare volk Gods: (die ſy zijn zouden
indien ſy het geloove behouden hadden.) De Chri ſtenen haten d'een d'ander, om eenige verſcheiden
opinien: in voegen dat alles de geheele werelt door gedeelt is, door dien dat alle menſchen nu het gelo ve verlooren hebben, en de waarheit niet meer ken
nen. Sulx dat men zeggen mag dat het van onſe ellendige eeuwe is, dat God zegt, (e) geſien te heb ben over de gantſche aarde, en dat hy'er niet een
geſien had die goed deed, en herhaalt het, niet een Weenige.
Om te beveſtigen hoe ſy hem alle verlaten
hebben. Soo dat er nu ter tijt niet een eenigen menſchein dengeloove leeft: maar ſy doen alle na
i
de ingevinge der nature gelijk de beeſten, de welke
de deucht noch de eeuwigheit niet raakt.
En als
men van 't Geloove ſpreekt, ſelfs onder de Chriſte nen; 't is eveneens alsof men een Koe diamanten of
andere koſtelijke geſteenten toonde: de menſchen achten't niet meer, om dat ſy niet weten wat het Geloove is.
Sedert dat de kerke,Gods verwoeſt is
en is er volgens de prophetie van Jeſus Chriſtus,
(*)geenſteen op ſteen gebleven: dit is te zeggen, s
C 4
dat er
(#) I vſ.24- svſ. Gal. 5 vſ. 6. [ ] Pſal, 14 vſ. 3-- Tim: d Matth. 3
4o DE He Y L1 GE VERRr K Y KER. dat er geen twee zielen op de aarde overgebleven zijn levende door 't geloof in liefde vereenigt. * 3o. Siet daar wat het is dat de gedeeltheit en on geregeltheit onder alle de menſchen der werelt ver oorſaakt, en wat het doet dat een ygelijk ſijn broe derhaat, dien niet konnende verdragen, dan al leenlijkſoo veel als hy ſijn eygen voordeel daar in vind. De Joden, Turken en Chriſtenen haten de Heidenen: omdat die gebleven zijn in de wet der
nature; en geen andere beſondere wetten willen aan nemen: want indien een Heyden de Moiſaïſche wet volgen wilde, de Joden ſouden hem beminnen: om dat ſy haar opinien begunſtigen, en het getal van de Religie die ſy achten, vermeerderen ſoude. Al het ſelveſouden de Turken doen; indien een
Heiden zigovergaf onder de wet van Mahomet. En noch meer de Chriſtenen, indien een Jode, Turk of Heiden zigſoude willen Chriſten maken. Omdat een ieder genegen is tot zig te trekken, en
zig te vermenigvuldigen. Selfs onder de Chriſte nen trachtyder Religie d'andere tot zig te trekken, meenendealdus God een dienſt te doen, ymant be keert te hebben tot de religie die ſy belijden: door
dien eenyder de fijne voor de beſte houd. En daar om ſoud hy die wel willen vermeerderen en prijſen,
door enkele eygen-liefde, ydele glorie, of eygen voldoening, die men bedekt met het dekſel van de eere Gods, omzigte vleyen in ſijn ſonden: dewijl God nu niet meer geëert is door deene religie als door d'andere, ſoolange als het Goddelijk geloof door haar gelijkelijk verlaten wort, en dat ſy volgen
de bewegingen van de nature, ſoo wel deene als
d'ander. " " "
31,Want
N.
* BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 41 3 1. Want al iſt dat de Turken oprechter, en
de Joden en Chriſtenen meer Burgerlijk zijn, ſoo ſchijnenſe nochtans alle van 't Godlijk geloof afge weken te zijn, dewijl men overal verdorventhe
den en doolingen ſiet, ſelfs onder de Chriſtenen al is 't datyder een acht ſijn opinie de beſte te we ſen. Ik en heb noit geweten (dan ſedert dry Ja ren herwaarts,) wat het was van de gereformeerde van Calvinus, en Luther, en ſoo veel andere, die van de Roomſche Ketters genoemt worden.
Om dat ik noit van de Roomſche Kerk ben uitge gaan, waarin ik geboren, opgevoedt en geble
ven ben tot den ouderdom van twee en vijftigh Ja ren, gedurende de welke ik altijt gelooft heb, dat deſe genoemde Ketters goddelooſe menſchen wa ren, onwaardigh om met deugtſame menſchen om
te gaan. Maar ſedert dat ik met dezelve omgegaan heb; zoo heb ik bevonden datſe al van de zelve
i
ſlagh ſijn als de Roomſche ; uitgeſondert datſe verſchillen in de opinie van eenige dingen die niet ſijn van het weſen des geloofs : daar zy onder tuſſchen ook d'een d'ander haten, yder opinie maakt een Kerk alleen : d'een verwijt d'ander van doolinge: en alle in 't gemeen houden zy de Room ſche voor afgodendienaars, en bygeloovig of ſu
perſtitieus : daar onderwijlen zy alle het Ge loof verlaten en de Liefde verlooren hebben.
32. In voegen dat deſe bekeerde van de eene religie tot de andere, niets doen, dan een doolin ge verlaten om een andere aan te nemen. En die gene die ſigbeſteeden tot de bekeeringe der men-
ſchen doen 't gene de Schrifture zegt : (i) men B ; reiſt
w
42
DE H E Y L1 G E VER REK Y KER,
reiſt te WWater ente Lande om een jode genoot te
maken, en na dat hy er eengemaakt is zoo is hyer ger dan te vooren: ' Ik magh waarlijk 't ſelve ſeg gen van de Chriſtenen, de welke andere trachten te bekeeren; en de ſijn ſelve niet tot God bekeert,
En overſulx maken zy de Heidenen erger dan zy waren in de wet der naturen: als zy behouden had den eenigh voncxken van 't Geloof. 't Selve doen ook de Chriſtenen onder malkander, in hun be
vlytigende om d'een d'ander te bekeeren tot hare opinien : zy maken die erger na hare verandering dan zy te vooren waren, door dien, zy gelooven meerder volmaaktheden verkregen te hebben, om gekomen te ſijn in een religie die volmaakter ſchijnt te weſen, al iſt dat zy alle gelijk verdorven zijn. Zyſijn alle overeen komende in d'articulen des Geloofs, en in de thien gebooden Gods, in 't Vaderonſe, en in de H. Schrifture. Alle in 't ge meen hebbenſe de leeringe des Evangeliums; daar ondertuſſchen geene van die geſeide Religien die
leeringenaarkomen: ſig vernoegende met die aan te ſien als een ſchoone Hiſtorie, ſonder de ſelve te
willen in 't werk ſtellen wat ons die onderwijſt: en daar mede ſoo verwijt d'een d'ander van Kettery, verdoemen en veroordeelen malkander, tot groote verachtinge van God, de welke de eenige algemee ne Rechter is.
*
e
33. 't Is belachelijk te hooren, deſe Chriſtenen
van diverſche Religiend een tegen d'ander diſpute ren, om te bewijſen dat haar opinien beter zijn,
dan die van hare broeders: alleenlijk om een wei -
A
* Matth. 23 vſ. 15.
nig
BeſtieringſonderGeloof, indeReligien.
43
nig verſchillig te ſijn in puncten van klein gewigt. d'Een zegt: dat in 't H. Sacrament des Autaars het
lichaam Jeſu Chriſti levendighis, nadat de woor den van de conſecratie daarover geſprooken zijn; en dat et dan geen broodt noch wijn meer is, maar dat het is verandert in 't lichaam Jeſu Chriſti. d'An der ſegt te gelooven, dat het waarlijk het levend
lichaam Jeſu Chriſti is met de ſubſtantie van Brood en Wijn. En noch een ander zegt dat het maar een gedenkteiken of herhalinge is. En aldus diſ puteren de Chriſtenen d'een tegen d'ander, over
duiſent verſcheiden zaken, om te weten welk het beſte Geloof is.
Het is evenals of de verdorvent
heden der nature onder malkander wilden diſpu teren, om te weten welke onder allen de beſte
was : gelijk alsof een Verrotte kaas zeide : ik ben
beter als een verrot ey. En dat, het ey zeide: ik ben beter als verrot vleeſch. 't Geneſeggen ſoude ik ben beter als verrot broodt.
En dat dit broodt
ſeggen ſoudeik ben beter als verdorven bier. Het ſou wel belachelijk ſijn te verſtaan een diergelijk diſpuit onder alle de verdorventheden. En of wel het eene wat min quaat ſijnſoude dan 't andere, ſy
ſouden nochtans alle gelijkelijk verdorven ſijn elck na ſijn ſoort of gedaante. Want ofwel de verrotte
kaas eenige menſchen ſmakelijk is, ſoo verteert hy nochtans in ſigſelven: uit ſijn ſubſtantie wormen
voortbrengende, die door de warmte vliegen wor den, dewelke wegvliegen na mate datſe in Vlie
gen verandert zijn. Het verrotte ey verteert ook in ſigſelven; men behoeft het maar in ſijn ſchale
te laten, om uitgedroogt en tot niet te ver:et - -
--
-
-
-
-
- - - -
-
.
44
DE HEY L1 G E VER RE KY K ER.
Het vleeſch, na de ſelve wijſe als de kaas, verlieſt
-
ſijn ſubſtantie in 't voortbrengen van wormen, die
in 't einde vliegen worden, en weg vliegen: niets latende dan de gebeente en ſtank.
Het Brood ver
gaat geheel tot ſtof : het welk in de windt wegh vliegt gelijk rook.
En het Bier mag noch dienen
om de Verkens vet te maken, wanneer het verdor
ven is. En daarom indien het ſpreken konde, het ſoudezig beroemen boven de andere verdorvent heden.
Hoewel noch d'een noch d'ander met
waarheit niet zou konnen zeggen, gebleven te ſijn in die oprechtigheit van den ſtaat, of tot het einde, waar toe alle deſe dingen behooren te dienen. Want het bier is gebrouwen tot drank voor de menſchen: en door ſijn verdorventheit ſoo dient het niet meer dan tot voedſel der beeſten.
Het Broodt dat tot
ſpijſe der menſchen gebakken is, dient niet dan tot voedſel van de windt, na dat het door ſijn ver
dorventheit tot afſche geworden is. Het verrot vleeſch is niet meer bequaam dan om meſt van te maken. En 't verrot ey dient nergens toe; de wijl het uitdroogende verteert, niets overig la latende dan een weinig afſche. En of wel de ver rotte kaas minder quaad ſijn zoude, dan die ande re verdorventheden, ſoo dient hy nochtans niet tot voedſel, dan voor die gene die ongeregelde lu ſten hebben, en dat alleenlijk voor een kleine tijt: want indien men wacht tot de groote hitten, men
ſal alle die vliegen in wormen ſien veranderen en weg-vliegen. In voegen dat d'eene van deſe ver
dorventheden, niet meer reden heeft ſijn goedheit ſtaande te houden dan d'andere: Aangeſien datſe -
-
alle
'«
Beſtieringſonder Geloof, inde Religien. 4? alle gelijkelijk van kleine waarde zijn. En of wel d'een van een ander couleur is als d'ander ; dat
neemt niets van hare quaden weg. Soo de verrotte Kaas bruin is: en het ey ſwart: het Broodt groen: het Bier wit : die verſcheiden couleuren beletten
niet, datſe alle gelijkelijk verdorven zijn ; yder in eigen ſubſtantie. Even eens is het met de ver ſcheiden Religien der Chriſtenen, van de welke ik meer kenniſſe hebbe , dan van de Turkſche, Joodſche, of Heidenſche, om dat ik geboren en opgevoedt ben in het Chriſtendom, en noit heb
verkeert met de Joden, Turken, en Heidenen, noch andere dan Chriſtenen: daarom iſt dat ik van
die met meerder ervarentheit ſpreken kan. Ik en twijfel niet of de Turken, Heidens, en Joden,
hebben haar eigen verdorventheden, yder na zijn natuur en geloove : dewijl de Heere gezeid heeft,
(f) dat alle vleeſch ſijnen vvegh bedorven heeft. En dat er geſchreven ſtaat: (z) de Heereſagh op de gantſche Aarde, en heeft er niet een gevonden die 2vel dede.
-
34. Dat is zekerlijk gezeit van onzen tijt; om
dat zedert dat de werelt gemaakt is, de menſchen noit zoo eenparigh en algemeen het Godlijk geloof verlaten hebben als nu, voornamentlijk onder de Chriſtenen: want zy weten alleenlijk niet wat het is het Goddelijk geloof, houdende een ygelijk
voor 't geloove, eenige menſchelijke geloovens, die een ygelijk aangenomen heeft om te gelooven, na dat hem het beſte gedagt heeft. En door dit middel ſoo diſputeren en debatteren zy d'een te -
*
fGen. 6 vſ. 12. Math. 24 vſ. 37. g Pſal. 14 vſ. 3.
gen
4é
De He Y L 1c E VER REk Yke R.
gen d'ander, al te ſamen als vyanden, om haar verſchillende gelovens, zonder tºontdekken datſe alle hare wegen verdorven hebben, ende (b) de waarheit niet meer kennen. Den een zegt dat Cal vin een zeer verſtandig Man was, en dat hy ont
dekt heeft de doolingen van de Roomſche, en dat hy daar door afgeweken is, om een andere Lerin ge te onderwijſen. De zelve zegt, dat het Lic
haam Jeſu Chriſti niet weſentlijk is in 't Sacrament des Autaars, maar dat het alleenlijk is tot zijn ge dachtenis; en dat de Chriſtenen het ontfangen moeten tot gedachtenis van zijn Lijden : en mee nende nader te komen de manieren die Jeſus Chri
ſtus gebruikt heeft, doen hy het Avontmaal met zijn diſcipelen hield; ſoo # zy gemeen brood, daar over ſprekende de zelve woorden der conſe cratie, die Jeſus Chriſtus in het breken des broods
geſproken heeft. Andere zeggen : dat Lutherug een Man was van groote wetenſchap, en dat hy ontdekt heeft, dat de aflaten die de Paus aan de Chriſtenen geeft, haar bedriegen : om dat er nie mand is dan God die de zonden vergeven kan.
Deſen Luther leert dat het lichaam Jeſu Chriſti weſentlijk onder het brood en de wijn is, na de
woorden der conſecratie : gevende dit Sacrament aan 't volk onder twee ſpetien, ongeheveld Broodt
en Wijn, gelijk de Prieſters het ontſangen in de Roomſche Kerk, de welke het alleen aan 't Volk
geven onder een ſpetie van Broodt dat ongeheveld is, leerende dat na de woorden der conſecratie het
geen Broodt noch wijn meer is, maar alleenlijk het -
hijeſ 59.vſ. 14, 15.
- -
.
le
-
BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 47 levend lichaam Jeſu Chriſti, in 't welke het Brood en Wijn verandert is. En door deſe verſcheiden leeringen is het Chriſtendom gedeelt, en de Chri ſtenen heten malkander, en diſputeren d'een te
gen d'ander, een ygelijk om zijne Opinie voor de beſte ſtaande te houden, zonder te zien dat het de
Duivel is, die alle deze tegenſtrijdige opinien gein venteert heeft, om tweedragt in de Kerk te ma ken , en Vyandſchap daar in te brengen, en te maken dat d'een d'ander zoude verachten zonder reden.
35. Want wat zal het tot onſer zaligheit baten, te gelooven aan d'een of d'ander van deze uitwen dige omſtandigheden, indien wy niet gelooven aan 't wezen der zake zelfs ? Het is zeer zeker dat
Jeſus Chriſtus in 't breken des Broodts gezeit heeft, (i) dit is mijn Lichaam van 't Nieuvv Teſtament neemt eet mijn Vleeſch en drinkt mijn Bloed, doet
dat tot gedachtenis van mijn Lijaen; en (l) vvie mijn vleeſch niet eten en mijn bloed niet drinken zal, die en zal geen leven in hem hebben. Nu is 't zulx dat de ſubſtantie van deze woorden, ont
fangen en aangenomen worden van alle de Chriſte nen in 't gemeen : een yder van hun gelooft, dat Chriſtus deze woorden geſproken heeft, oudende het Avondmaal met zijne Apoſtelen ,
#
maar geen van hun weten wat meeninge Jeſus Chri ſtus gehad heeft, aangaande de uitwendige bewij zen die in dit Sacrament te gebruiken zijn, een y gelijk heeft er van gedacht 't gene hy beſt achte. En gelijk als de menſchen eergierig zijn in hare be Vat
i 1 Cor. 11, vſ. 25, lJoh, 6 vſ. 53.
48 DE HEr L1G E VER RE x Y x ER. vattingen, zoo hebben zy d'een voor d'andere niet willen wijken in 't gene zy zig ingebeelt hadden,
hebbende meer bemind zig te # , dan aan malkanderen toe te geven in zake van zoo klein ge wicht.
Want of daar niet meer Broodt en Wijn is
na de Conſecratie, of dat de Sacramentaliſche ſpe tien onder en by het Broodt en Wijn zijn, wat voordeel brengen die dingen aan onze zielen die geeſtelijk zijn, ende niet van nooden hebben noch
Broodt noch Wijn, om zig te vereenigen met God, die enkel Geeſt en leven is ? Indien de zielen niet
verandert worden in den Geeſt Jeſu Chriſti, 't zal weinig te beduiden hebben, of zy gelooven dat de ſubſtantie van broodt en wijn verandert is in 't lic
haam Jeſu Chriſti, of dat die ſpetien daar gebleven zijn, met het zelve lichaam.
't Is wel een waar
heit, dat zoo wy niet in-eeten de Leeringe Jeſu Chriſti, die hy ons onderwezen heeft, levende
in den Vleeſche, dat er dan geen leven in ons is:
om dat (m) zijn Woorden waarlijk ſpijze zijn. Maar daarom is het niet waarachtig, dat degene die niet eten dat ſtoffelijk broodt 't welk geconſacreert is, geen leven in hem hebben zoude; dewijl de
oude Propheten noit gecommuniceert hebben met dit ſtoffelijk broodt en wijn, maar hebben geleeft door 't Geloof: en door dat zelve zijn zy zalig ge worden.
Hoe veel zielen zijnder wel in de Chri
ſtenheit, die niet ſtoffelijk dit Sacrament ontfan
gen hebben, en nochtans zalig geworden zijn? Ëenen St. Paulus Heremijt, met zoo veel andere Ste. Anacoreten, die in de Wilderniſſe
## I1C
m Matth. 4. vſ. 4. Joh, 6 vſ 63.
BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 49 hebben, en zoo veel Miraculen gedaan, tot be wijs van haar heyligheit, zonder oit dit Sacrament ontfangen te hebben. Waarom dan, wil men nu verdoemen, die gene, die het ontfangen met ee nig ander uitwendig bewijs, of eenig verſcheiden
geloof over de woorden Jeſu Criſti? die ons door dit Sacrament heeft willen nalaten, de gedachte
niſſe van (*)zijn Liefde, om de herten van alle de Chriſtenen te vereenigen in dezelfde Liefde die hy haar toegedragen heeft, en hy bid zijnen Vader,
dat zy tezamen een mogen vvezen, gelijk als hy een is met zijn Vader. Maar men laat de ſub ſtantie van dit Sacrament achter, vergetende dat het ingeſtelt is, alleenlijk om ons te leeren de on
derlinge Liefde en eenigheit, die onder de Chri ſtenen wezen moet, in den Geeſt Jeſu Chriſti, en niet om haar te deelen door diſputen en on-eenig heden over de uitwendige omſtandigheden, die tot onze zaligheit niets doen. En dit bevind zig nu in verſcheiden Puncten van ons Geloof, dee
he heeft er een opinie van, en d'ander een ander opinie. Maar indien de Chriſtenen 't Geloove be houden hadden, zy zouden alle van een gevoelen zijn, zonder gedeeltheit, en daar zoude maar een Kerk zijn, (o) gelijk als er maar een God is, een Geloof, en een zelve Leere, buiten de welke niet t
dan dwalingen zijn. Het is nootzakelijk, dat de menſchen de Gerechtigheit en Waarheit Gods hebben, indien zy willen zaligh worden; daar men ondertuſſchen zoo weinig ziet die na deze
deugden trachten, een iegelijk ſchijnt zig te ge -
-
D
[n] Joh. 17. vſ 21, 2;. [o] Eph, 4 vſ. 4 tot 6.
noe -
5o
DE HE Y L 1GE VER RE K Y K E R.
noegen met te houden eenige heilzame opinien (zoozy die noemen.) 36. Maar helaas! alle die opinien hoe volmaakt die ons mogen ſchijnen, zullen ons noit Zaligh maken : want om onze zaligheit te bekomen , moet men (p) het levendig werkend Geloof heb ben. Het is niet genoeg dat wy gelooven d'opinie van de beſte autheuren of reformateurs, noch de woorden van de twaalfartikelen des Geloofs, niet
meer dan de Evangeliſche Hiſtorien, of die van het Oude of Nieuwe Teſtament, dewijl dat men
zulks alles door een menſchelijk geloof kan geloo
ven, gelijk men eenige andere hiſtorien gelooft of eenig verhaal van 't gene gepaſſeert is in onſer Voorouderen tijt. Want te gelooven d'opinie van eenig Autheur, dat is niet anders dan te gelooven d'opinie van eenig menſch die dwalen of miſſen kan: nadien er geſchreven ſtaat, (4) dat alle men
ſchen Leugenaars zijn. En om te gelooven de woorden die begrepen zijn in 't Geloove, daartoe behoeft men niet dan een menſchelijk geloof, 't welk zoo veel toevertrouwt aan dien genen die de zelve artikulen geſtelt heeft. Een Heiden die het Goddelijk geloof verlooren heeft, kan alle de dingen wel gelooven die in d'artikelen des geloofs begrepen zijn, zoo wel als een Chriſten, wanneer hy gelooven zou, dat d'Apoſtelen of andere Hei
ligen de waarheit voor geſtelt hebben, doen zy de gezeide twaalf Artikelen des Geloofs t'zamen ge ſtelt hebben. Waar by men ziet, dat daar toe maar een menſchelijk geloof noodig is, om die din
(?) Jac. 2. vſ. 17. (i) Pſal, 116 vſ. 11. Al
hoſtieringſonder't Geloof, indeReligien ri dingen te geloven, al ware het ſchoon dat wy verloren hadden het Goddelijk geloof 't gene al leen zalig maken kan. Even desgelijks is het met de
Evangeliſche Hiſtorien,
oft die van het Oude
en Nieuwe Teſtament: al het gene dat in de zelve
begrepen is, kan ook door een menſchelijk geloof gelooft worden , gelijk men gelooft het verhaal van eenige andere Hiſtorien, vertelt of geſchre ven door geloofwaardige menſchen, gelijk als ge weeſt zijn d'Apoſtelen en oude Propheten. Ik en twijfel niet, dat vele Joden Turken of Heidenen vele dingen der Heilige Schrifture gelooven ; en dat wel alles zouden konnen gelooven, by aldien zy daar van wel onderricht waren, al ware het dat zy het ware geloof verlooren hadden. Waar door men ziet, dat alle die ſpeculative of denkelijke ge loovens, ons niet konnen zalig maken; en dat men nootwendig het Goddelijk geloof hebben . moet, om tot de zaligheit te geraken. Soo dat de Chriſtenen groot ongelijk hebben, dat zy hun verzuimen met het krakeelen en diſputeren, over de verſchillen van de uitwendige omſtandigheden van 't Chriſtendom. Het zou veel beter wezen, zig te bevlytigen, de middelen te vinden door de
welke men wederkeeren mogt tot het Goddelijk
geloof, nadien dat zonder het zelve noit iemand zalig geweeſt is, noch in 't toekomende wezen zal. Waar toe zal het dan dienen, te kennen de
gevoelens van alle de Schrijvers des Werelts ; te
gelooven het gene wat in de Artikelen des Geloofs begrepen is, en in alle de Heilige Schriften? In
dien wy het Goddelijk Geloof verlooren hebben, D 2
zoo
52 DE HEY LI GE VER RE K Y K E R. zoo zullen wy vergaan met alle onze wetenſchap
pen, en menſchelijke geloovens: door dien dat er niets menſchelijks is, dat onze zaligheit bewer ken kan : en het is niet dan een verzuim dat van den Duivel komt, als men zig ſteunt op eenige Re
ligie of menſchelijk Geloof, 37. Men zal zig in den doot wel bedrogen vin den, meenende het Geloove behouden te hebben,
om dat men gehecht gebleven is aan eenige Religie
of belydenis, het welk dikwils de zaligheit doet inbeelden aan die yveraars daar van zijn, ſchoon dat alle hare Geloovens maar ydelheit en laatdun kentheden zijn. Het jammert myte zien zoove le zielen verlooren gaan in duſdanige Verblindt heit, zonder haar te konnen redden, wegens ha re ſterke inbeeldingen die zy d'een d'ander inge
drukt hebben. De Catholijken zeggen, dat zy verzekert zijn van zalig te wezen, om dat zy in de Roomſche Kerk zijn, als wezende de ware Kerk
waar St. Pieter eerſt zijn verblijf gehad heeft. En daar op ſteunen zy haar Zaligheit; (ja zelfs) ge loovende dat alle de gene die geen leden van die Kerk zijn, verdoemt zullen gaan. Het welk geſteunt is op een valſche ſtelling. Want indien God wel zaligh gemaakt heeft alle de H. Patriar
chen of Oud-Vaderen en Propheten, door het Geloof, zelfs geduurende de wet der Nature, waarom zou hy niet zalig maken alle de andere menſchen in het zelve geloof levende, in wat plaats of Belijdenis dat zy zouden mogen zijn? En
nadien dat onder d'Evangeliſche wet, wel eenen judas Verdoemt is geworden, of ſchoon hy een *,
-
Diſci
BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 53 Diſcipel en Apoſtel Jeſu Chriſti was , waarom
wil men dan noch zijn zaligheit ſteunen op het fijn in de Kerk ? de welke veel min volmaakt is dan het
Collegie of Gezelſchap der Apoſtelen Jeſu Chriſti, of de Vergadering des Volks die hem volgden om zijn leering aan te hooren, waarvan nochtans zoo veel duizenden Verdoemt zijn geworden. Waar
door men wel zien kan, dat het een recht bedrog is, te gelooven dat men zalig wezen zal, om dat men in eenige Kerk is. Want men moet het le
vendig en werkend Geloof hebben, om zalig te worden het zy in wat Kerk men zou mogen zijn;
door dien dat de Namen, de Profeſſien of Belyde niſſen, noch de ſchoone woorden ons niet zalig maken konnen. Indien de woorden de zaligheit geven konden, zoo zouden de Gereformeerde van
Calvijn dealdergelukkigſte wezen, want zy zeg gen te zijn de uitverkorene en gepredeſtineerde van God. En daarom houden zy de Roomſche voor
Afgoden-dienaars, en alle d'andere voor Ketters. Maar alle deze woorden, en Gevoelens of Opi
nien, ſteunen op valſche ſtellingen, zijnde ge grondt op de inbeeldingen van eenige onwetende menſchen, de welke men niet volgen moet indien men zalig wezen wil; nadien er niets anders is,
dan de Leeringe Jeſu Chriſti, die waarachtig en zaligmakend is.
Men moet meer trachten om
Chriſten te worden, dan om Roomſch of Calvi
niſch te zijn. Want indien wy het Godlijk Ge
loof niet in ons hebben; daar is weinig aan gelegen hoe men ons noemt.
De Roomſche zal niet meer
zalig zijn dan de Calviniſche, zoo d'een en d'ander
geen waar Chriſten is.
D 3
-
Het
54
De Hr vlier verre rvs er. 38. Het geloove brengt altijt de Liefdadigheit
voort, en men ziet noch d'eene noch d'andere van
deze Religien daar medebezeten; daar zy onder tuſſchen haar hooft breken met te diſputeren, om welke opinie of meeninge de beſte is, hoewel dat
in vele zaken noch d'een noch d'ander iets deugt, om dat zygelijkelijk het Goddelijk Geloof verloo ren hebben, het welk is dat Godlijk Licht dat
God in onze zielen ingeſtort heeft als hy die ſchiep, door het welke wy konnen kennen de Eeuwige dingen; daar men ondertuſſchen de huidensdaag ſche Chriſtenen ziet woelen en bezig zijn om de tijdlijke zaken, alsofzy om die alleenlijk geſcha pen waren. En alhoewel een iegelijk zegt, dat zy hare Religie voorſtaan om de eere Gods, zoo is 't nochtans zeer te vreezen dat zy die voorſtaan een
iegelijk om zijn eigen eere, aangezien God niet ge-eert kan worden door Verdeeltheden, diſpu ten, of Vyandſchappen. Dewijſ dat hy een God is (r) van Eenigheit , van Vrede, en van Een dragt; zoo en kan hy dan niet verheerlijkt worden door de twiſten die de Chriſtenen tegen malkander hebben.
-
39. Het moet nootzakelijk wezen dat zulx van
den Duivel komt, die de diſputen en de on-eenig heden bemind. Daarom is het dat hy in den geeſt des menſchen zoo veel tegenſtrijdige gevoelens in drukt, om hun te verdeelen, en te maken dat zy malkander niet meer zouden verſtaan, den tijt doorbrengende alle de dagen hares levens, met
bybrengen en verwerpen of tegenſpreken van din -
Er] Joh. 17 vſ. 21, 23.
-
-TY
-
--
gen
Beſtieringſonder 't Geloof, inae Religien. 55 gen die niet eens het wezen des Geloofs aangaan, en geenzins dienen tot de Eere Gods noch tot de der menſchen. Als by exempel ; wat
#
profijt of nuttigheit kan aan de zaligheit der zielen even het diſpunt om te weten of de Maget AMaria, Moeder Jeſu Chriſti, ontfangen is geweeſt zonder erf-zonde? Men heeft geſchreven, gedifputeert, etwiſt, ja malkanderen gedoet , om ſtaande te
# die materie van de onbevlekte ontfangeniſſe van de Maagt Maria, en dit alles om alleen lijk ſtaande te houden d'opinie van eenig menſche. Want wat eere kan God meerder ontfangen zoozy ontfangen is zonder zonde of met zonde ? Nadien
hy alleeere in zigzelven heeft, en wel thien dui zent Regioenen Engelen kan ſcheppen, zuiver
der dan deze Maget, als wezende vry en magtig om alle dingen te ſcheppen van zulk ſlag en condi tie van ſchepzelen als 't hem belieft, zonder zijn Eere te verminderen of te vermeerderen. voordeel kan iemand hebben van in die
En wat
Maget te
gelooven, dat zy zonder, of met erf zonde ont fangen is ? Sulx geeft haar geen meerder Eere,
noch en maakt haar niet min eere waardig. Want indien zy zonder zonde ontfangen was; 't is God die daar van den lof toekomt, nadien zy haar zelfs niet ſcheppen konde in eenigen graadt van vol maaktheit. En indien zy geſchapen is geweeſt op de wijze als alle andere menſchen zedert UAdam,
en dat zy nochtans waardig bevonden is gewor den gezegent te zijn onder alle Vrouwen niet te genſtaande de broosheit en verdorventieit van den
zelvenUAdam, zoo is zy daar in zoo veel meer -
D 4
der
56
DE HEYL1 o E VERREY YR ER.
derlof en eere waardig, om dat ſy in haar ſelven overwonnen heeft deſe verdorventheit en ſondelijke
# , om te herleven in 't Godlijk Geloof. aardoor de menſchen meer voorbeeltſel en leering
genieten om haar na te volgen, dan met te gelooven dat ſy bevrijt is geweeſt van de oorſpronkelijke ſon de, en bygevolg van de ſwakheit der andere na tuurlijke menſchen, die alsdan niet ſouden konnen trachten haar na te volgen in haar Suiverheit en Oot
moedigheit, indien ſy niet geweeſt is in de broos heit van onſe gemeene natuur. In dit punét zou men ontſteelen d'eere die aan de Maget Maria toe behoort, met te gelooven dat ſy onbevlekt ſoude ontfangen zijn. Soo dat deſeleering haar geen eer toebrengt, niet meer dan voordeel tot de Saligheyt van de zielen der andere menſchen, de welke haar geen grooter eerebewijſen konnen dan dat ſy trach ten haar na te volgen, gelijk alle Chriſtenen behoo
rente doen na hun vermogen, in plaats van te diſ puteeren om te weten of haar ontfankeniſſe onbe vlekt is of niet. 4o. Men behoeft niet veel verſtant te hebben om te zien dat alle deſe diſputen gekomen zijn in het Chriſtendom, ſedert dat de Chriſtenen het Godlijk Geloof verlooren hebben, waardoor ſy de eeuwi
gedingen moeſten verſtaan of begrijpen; ſy hebben ſig opgehouden met diſputeeren over tijdelijke za ken, geenſins nodig ter zaligheit, en zijn ſoover re daar in vervallen, dat ſy ſtoffe om te diſputeeren genomen hebben, byna over alle ſpreuken der H. Schrifture. Want men ziet byna geen twee men
ſchen overeenkomen in alle de puncten van -
- ---
A
-- -
# Cn
Beſtieringſonder't Geloof in de Religie. (57 den eenen verſtaat het op eene wijſe, en den anderen op een andere wijſe. En dat is de reden dat er nu ſoo veel verdeelde Religien zijn, al is't dat een yge lijk van de ſelveſig grondet op eenig punét van de ge ſeide ſchrifture, door dien datydereen dieop ſijne wijſe verſtaat, hoewel hun allete ſamen de Chriſte lijke Liefde ontbreekt. Men behoort wel te weten wat hoedanigheden deſe Liefde hebben moet, om dat S. Paulus (s) die ſeer beſonderlijk beſchreven
heeft, en verſekert dat men ſonder de ##
niet
zalig zijn kan, alvvaar't dat men alſijngoede ren aan darmen gaf,ja ſijn lichaam om verbrant te vvorden. Een ygelijk behoorde ſijn uiterſte vlijt aan te wenden om deſe liefde te verkrijgen, in plaats van ſijntijt te verlieſen met diſputeeren. Dat ſoude de herten der Chriſtenen vereenigen, daar men die nu overal verdeelt en in verwerringe ziet,
yder een willende zijn opinie voor goet houden, ja ſomtijts willen ſy'ervoor ſterven, al ſou men mar telaars des duyvels zijn: gelijk het te vreeſen is dat vele weſenſouden, indien ſy ſtierven om de opi nien die ſy aangenomen hebben ſonder daar van te willen afſtaan.
41. Dit is het daar ik ſomtijts van gewaarſchouwt heb eenige menſchen van de Roomſche Kerk, die
myſeiden gereet te zijn om te ſterven voor haar ge loof: den eenen hield de Predeſtinatie van de uit verkorene en van de verworpene; en d'andere # loofde de Vrye wil van alle menſchen, beide zei en
ſygelijkelijk gereet te zijn om te ſterven voor hare geſeide geloovens, hoewel de ſelve recht tegens mal kander D 5 [5] 1 Cor. 13 vſ 1,tot 7.
58 DE H EY L1 o E VERR E kyk E R. kander ſtrijdig waren, meenende dat ſy martelaren Godsſouden zijn als ſy om die zaak ſtierven. En ik ſeide aan d'een en d'ander dat ſy martelaren des Dui vels ſtervenſouden, om dat noch d'een noch d'an
der om de waarheit ſterven ſou, als hun alle beide in
doolinge vindende. Want God kan niet predeſti neeren () tot de verdoemenis, noch (u) haten het werk fijner handen, en de menſchekan ſig ſelſs niet
zalig maken. Soo dat nootſakelijk d'een en d'ander ſig bedriegt. Gelijk ook doen die van de Gerefor meerde Religien, alwaar ik geen verſchil zie met die van de Roomſche Kerk in dit punét.
Want al
ledeſe verſchillende opinien beſtrijden malkander ſondergront van waarheit.
-
42. En al is't dat alle deſe Religien ſig gronden
op éenige ſpreuk der Schrifture, ſoo ſoekt nochtans eenyder ſijn eigen eer, en ſijn eigen voordeel in de ſelve: dewijl men ſiet d'een order tegen d'ander diſ puteeren en twiſten, vol van Jalouſye oIn een yder tot hun te trekken het meeſte dat hy # Sy heb
ben alle een ſelfde leering Jeſu Chriſti, maar ſy ſtel len die niet in 't werk noch d'een noch d'ander. Sy hebben alle getrouwt den twiſt der H. Schriſturen,
maar ſy volgen deſſelfs inhoud geenſins naar, een ygelijk bedrijft daar overſpel mede, om daar uit te trekken wat hare opinien meeſt beveſtigt, 't welk onfentijt ellendig maakt, waar men niet weet wer
waartsſig tekeeren, om te lceren de waarheit die terzaligheitleid, ziende dat ſy alle verlaten hebben
het geloof dat alleen zalig maken kan als 't levendig --
.
- -
.
() 5-Ezec, 33, vſ. 11. W
n
-
'-
-
- -
-
- -
-
-
- --
- en
,
4 :
Saſ. 11. vſ. 25. - (u) 2 Cor. 3. *
-
-
- -
-
-
-
-
9
Beſtieringſonder 't Geloof in de Religie. en werkende is.
59
De H. Schriftuur is die, de wel
ke getuigenis van de waarheit en ook van het leven dig geloofgeeft, maar men bedient'erzig van om de
dolingen ſtaande te houden, die een iegelijk be mint, en ſiginbeelt te weſen na fijn ſmaak of tot ſijn zºn voordeel. En in plaatſe van te trekken uit de Schrif -
-
, ,
-
turen de leeringen die noodig zijn tot de zaligheit der zielen, ſoo dient men ſig daar van om de ſonden te
voeden, en ſig te doen leven en ſterven kinderen des Verderfs, in 't volgen van hare eygen willens en genegentheden van de verdorven natuur, trekken de uit de Schrifturen valſche redenen om de Saligheit te hopen door de verdienſten Jeſu Chriſti, gehecht
blijvende aan degenegentheit tot de aarde, en in de voldoeninge van hare zinnen, de welke alle door de
zonde verdorven zijnde, de doot baren aan onſe zielen, en doen verlieſen d'eeuwigheit voor den
tijt. Men behoorde te ruſten op de H. Schriftuure gelijk op de ware Bruyd Gods: daar ondertuſſchen men deſe ſchriftuur alleenlijk beminden ſig daar aan
houd om te voldoenden geilen zin der menſchen: gelijk ſy doenſouden met een vleeſchelijke hoere. Want indien men de H Schrifture gebruikte gelijk
ſijn wettige Bruyt, men ſou de vrugt zien van dit Houwelijk, dat is te zeggen, dat men de werken der Chriſtenen ſou zien alle overeen komen met de
Evangeliſche leeringe: door dien dat een Vader kin
deren voortbrengt van een ſelve aart als hy is; en even gelijk doet de ziele diezig voegt tot de leeringe Jeſu Chriſti, ſy baart ſekerlijk ware Chriſtenen aan
haren wettigen Bruydegom, daar men ondertuſ ſchen niets dies-gelijks ziet. Door dien dat degene ie -
,
"
s
bº,
*
& v.
6o
DE HEY L I G E VE RR EK Y KE R.
die men Chriſtenen noemt, geen overeenkoming
hebben met de hoedanigheden Chriſti. 43. Sy doen als ofſy in de werelt gekomen wa ren, om hare eigen willens te volbrengen: en hy
zegt, (t)dat hy in de werelt gekomen is, om te
volbrengen de willeſijns Vaders. De Huydens dagſche Chriſtenen zijn van de Werelt, bemin nende de goederen, vermaken, en rijkdommen
des werelts. En Jeſus Chriſtus zegt, (*) dat hy niet van deſe werelt is, ja dat hy voor de vverelt niet en bid; en hy veracht de gemakken, verma ken en voorſpoeden van deſe werelt, om te omhel ſen de ongemakken, lijdens en vervolgingen van deſe werelt; daar ondertuſſchen deſe genaamde
Chriſtenen alle deſe dingen na haar vermogen ont vlugten, willende heerſchen in deſe werelt, in plaats van daar in te lijden en te volbrengen de zalige boete. En om alle # quaden te bedekken, zeg
gen ſy, dat ſy ſig gronden op # Schrifturen; de welke uitgeleit zijnde door eenigen ſubtijlen geeſt, vind men ſluitredenen om te bewijſen dat men Je
ſus Chriſtus volgt, wanneer men geheel het tegen deel doet.
En door dit middel zoo verbijſtert men
de onwetende, de welke meenen dat het zeggen van die autheuren waaragtig is, nemende de Schriften in een geheel verdraayden zin, om de menſchen te vleyen in hare eygen liefdens; hun doende gelooven dat ſy niet verplicht zijn Jeſus Chriſtus na te volgen, noch hem te volgen in 't dragen van ſijn kruis, alsof het genoeg ware dat hy 't ſelfs gedragen heeft. Het welk een
#
vaden:
G T
V] Joh 6 vſ. 38. [u] Joh. 17. vſ 9, en 16.
+
Beſtieringſonder Geloof in de Religien. 61 ke Theologie is, de welke ſal doen omkomen alle degene die de ſelve volgen ſullen: door dien Jeſus Chriſtus expreſſelijk zegt tot alle Chriſtenen: (x) vveeft mijne navolgers. En als men hem vraagde om in ſijn koninkrijk in te gaan, gelijk de Moeder van de Kinderen Sebedei dede, hy onderſogt niet
anders dan alleen om te weten of(y) ſy vvel ſouden konnen den kelk met hem drinken.
Om alle men
ſchente toonen dat ſy den kelk der boete in deſewe relt drinken moeten, eer dat ſy in 't Rijk der heme lenſouden konnen ingaan. En deſe nieuwe Docto ren ſtuderen om uit de Schrifturen te trekken eenige om te vleyen de zinnelijkheden van de ver
#
orven natuur, de welke niets lijden wil noch vol
gen het gene dat ſtrijdig is tegen hare zinnen: en wil daar mede ook nog het koninkrijk der hemelen heb ben, gevende aan die zinnen volle genoegen. Hoe
wel dat Jeſus Chriſtus ſegt, (*) dat vvie niet ſijn
ſelven verſaakt, ſijn diſcipel niet vveſen kan, Men laat deſe waarheden Gods achter, om eenige ſpreuk uit de reſt van de Schrifture uit te ſcheuren,
op dat men aan ſijn eigen wil ſou mogen gehecht blij ven, en daar mede op het einde zalig zijn. Het welk eengroot bedrog is, en een Geeſtelijk over
ſpel dat men met de H. Schrifture begaat, de welke den Chriſtenen gegeven is, om haar leven wel te ſchikken, en haar zaligheit te bewerken, hoewel men'erſig van dient om ſijn ſelven ruſt en vermaak in deſe werelt te geven, in plaats van aldaar tearbei
den en te weenen, gelijk als Jeſus Chriſtus (x) Joh. 12. vſ. 26. vſ. 26, 27, 3,
# eett
-
(y) Matth. 2e. vſ. 22. [x], Luc. 14. -
62
. DE HEY Li G E VER RE KY KER.
heeft terwijl hy op de aarde was, ons leerende dat deſe werelt een tranendal is, en een gevankeniſſe OIIl
te lijden, van waar niemant gelukkelijk uitgaanſal,
't en zy diegene die den Oven der boete doorgegaan Z1jn.
-
-
44. Het isydel ſigte beroemen dat men Chriſte nen is, en dat men de heilige Schrifture aan de hant heeft, want ſoomen die niet gehoorſaamt, ſoo en kan men geen ware Chriſtenen zijn. Het is wel be lachelijk te zien deſe genoemde Chriſtenen hun be roemen van de Schrifturen, ja die beminnen en ee ren; vergierende die boeken met gout, ſilver, of zijde, om die met cerena de kerk te dragen, gelijk verſcheide Gereformeerde doen, de welke niet wil
lende volgen de leeringen van de ſelve Schrifture, noch gehoorſamen de geboden of Raadgevingen die Jeſus Chriſtus ons door de ſelve geeft, ſoo ſal dat haar oordeel zijn, en de reden, (*) datſy met veel
ſlagenſtallengeſlagen vvorden, om dat ſy den vvil
le des Vaders gevveeten hebben maar niet gedaan. Het welk genoeg uitgedrukt is door de parabel (b)
of Byſpreuk van de twee ſoonen, die door haar va dergeſonden waren om te arbeiden. Den eenen van die ſeide dat hy niet gaan vvilde, maar naar
dat hy dit geſeit had, ſco beroude 't hem, en hy
ging, maar den anderenſeide gereedelijk, dat hy gaan vvilde, daar h nochtans (van fijn vaderge gaanzijnde) niet ging. En Jeſus Chriſtus vraagt, vvelke van die tvvee des vaders vville gedaan
heeft? En antwoort, dat het die vvas, die ge ſeit had, ik en ga niet, en nochtans ging. # len -
- »
-
- -
(a) Luc. 12.vſ. 48. (b) Matth. 21. vſ. 28.
-- --
-
Beſtieringſonder 't Geloof in de Religien. 65 dien de ſchoone woorden van den anderen, de wil
le ſijns vaders niet volbrogt hadden, gelijk den eer ſten, na dat hy berouw had van ſoorouwelijk ge ſproken te hebben. Siet, dat is het voorbeelt van twee ſoorten van Chriſtenen; d'ecne van de welke
die genoemt zijn Gereformeerde of Evangeliſche, ſpreken geduriglijk van de Schrifture; ſeggende: dat ſy die volgen en gehoorſamen willen, verach tende die van de Roomſche kerk, die geen vryheit hebben de ſelve Schrifturen te leſen: daar onder tuſſchen ſy ſelfs waardig zijn veracht te worden, om
dat ſy niet in 't werk ſtellen tgene dat ſy weten de wille te weſen van haren Hemelſchen Vader; ſig noemende Evangeliſche of gehoorſame kinderen Gods, hoewel ſy inſijnen wijngaart niet arbeyden willen: daar ondertuſſchen veele van die geene die de Schriftuur niet leſen mogen, de ſelve in 't werk ſtellen, al is't dat ſy ſig geen Evangeliſche of Ge
hoorſame Gods noemen, gelijk de eerſte doen, ten minſten eenige van de ſelve: door dien dat on derd'eene en onderd andere altijts eenige zijn, die waarlijk begeeren God te gehoorſamen al is't dat ſy het niet volmaaktelijk doen. Sy die de Schrifturen
leſen ſeggen geſtadelijk dat ſy de wille Gods vol brengen willen, hoewel ſy in der daat die geenſins volbrengen, ten zy maar met woorden. Want ſoo
haaſt als ſy aflaten van het leſen der geſeide Schriftu ren, ſoo begeven ſy ſig tot de begeerlijkheit dergoe
deren en vermakelijkheden deſer werelt, gelijk de Heydenen doen; de welke ſeggen niet te willen ge hoorſamen aan de Schrifture; hoewel dat eenige van haar die metterdaat volgen ſonder die te kennen. De
e4 DE HE 1 L1 c E VERR Ex Yke R. De ſulke doen ſekerlijk de wille van haren Vader, al is't ſchoon dat ſy met demont ſeggen, dat ſy die niet ſullen doen. Daarom is het dat ſigniemant be roemen moet dat hy de Schrifture leeſt, door dien
dat God hun zeggen ſou gelijk als tot de Joden, (*) Indien gy # kinderen zijt, ſco doet A brahams vverken. Dat is te ſeggen: indien gy Chriſtenen zijt, ſoo doet de werken die Jeſus Chri
ſtus gedaan heeft, anders ſal de naam van Chriſten niet dienen dan tot grooter veroordeeling, om dat men geweeten heeft, het gene men niet in 't werk
geſtelt heeft. Men moet van die kant verwachten met veele ſlagen geſlagen te zullen worden, daar de
Heidenen, hebbende gedaan dingen die ſlagen waardig zijn, met weinig ſlagen ſullen geſlagen worden, om niet geweeten te hebben de wille des
Hemelſchen Vaders gelijk de Chriſtenen van deſen tijt; de welke niets anders behouden hebben van
den Geeſt Jeſu Chriſti, dan alleen de naam en den ſchijn, hebbende verlaten het weſen van 't Chri ſtenſchap, alsook het levendig Geloof 45. Het welk wel beklaaglijk is! hoewel ſoo weinige daarover treuren, om dat men dit ſoo ge meen ongeluk niet kent: door de redenen en argu menten van de Theologanten van onſentijt, die aan het volk doen
v:# valſche
voor het ware,
en de ſchijn-deugt voor de ware deugt.
En al is 't
ſake dat ſy laſteren de Phariſeen van den tijt Jeſu Chriſti, ſoo hebben ſy nochtans ſelfs in de Chriſten
heit ingevoert leeringen, erger dan Phariſeiſche,
waar medeſy een valſche ruſt aan de Chriſtenen ge ven, DeJJoh. 8. vſ. 39.
Y
-
*
r
w
BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 6; ven, in plaats van hun op te wekken, om hun te toonen de gevaarlijke perijkelen daar ſy in ruſten, verhoopende hare Zaligheit op hare valſche leerin gen, en door uitterlijke middelen die ſy de Chriſte nen voortgebragt hebben, ſedert dat ſy het God lijk geloof verlooren hebben, hun doende noemen met de naam van Geloof, het gevoelen der men ſchen, ofſchoon die dikwils verſcheiden en gedeelt
h
zijn. Het welk noit het Godlijk geloof kan zijn, 'tgene uit een ſelve God voortkomende, altijt een
ſelveſake is: alwaar het geloof (op de gevoelens der menſchen) ſooſeer in verſcheiden gevoelens en zin
men verdeelt is, als ſy onderſcheidelijke geeſten heb ben. Het is daarom dat ſy verdeelt zijn, en ſoo veel verſcheiden ſoorten van Religien gemaakt heb
ben, houdende een iegelijk dopinie van eenige be ſondere menſchen; het welk noch dagelijx toe neemt, en maken hun nieuwe ſcheuringen om ee
nige nieuwe opinien ſtaande te houden, die iemant op ſijn manier bevat heeft om d'andere te verachten; -
hoewel ſy niet beter leven dan degene die ſy verach
ten, Byaldien Calvijn , Luther, Menno, of andere Reformateurs, wederom aangenoomen had denden geeſt van d'eerſte kerk, opgericht door Je ſum Chriſtum; het ſou loffelijk geweeſt zijn, en
waardig om gevolgt te worden. Maar men ſiet met ter daat, dat ſy oprichters van nieuwe Religien ge ,
weeſt zijn, in plaats van Reformateurs of verbete raars van de Chriſtenheit. Sy hebben abuyſen of miſverſtanden in de Roomſche kerk geſien, en in
plaats van de ſelve te verbeteren door haar leven en leering, ſoo hebben ſy'er daartoe noch nieuwe
o6
DE HE 1 + 1 c E VERRE kyk er.'
voortgebregt, ja die veel erger zijn. Calvinus deed de beelden breken, om te beletten dat er de Chri
ſtenen geen afgoden van maken ſouden: en hy geeft hun de Bijbel in de plaats, ten einde dat men door deſelve ſouleeren kennen de Wet Gods, en de lee
ringe des Evangeliums, die hy ſelfs niet in 't werk geſtelt heeft, maar alleenlijk door ſijn nieuws-ge ſintheit het volk van aſgod doen veranderen, gelijk
hy de beelden noemt, om die afgoderye te laten doen met een gedrukt boek, 't welk al van de ſelve ſubſtantie is gelijk de beelden, die de ſelve dingen voorſtellen of vertoonen. Want of men de Hiſto rien van 't Oude of Nieuwe Teſtament vertoont
door eenig beeltofſchilderye, of wel dat men die vertoont door een gedrukt Caracter of beteikening,
't is al een ſelveding, behalven dat het Beelt een grooter caracteris en het gedrukte een veel kleinder, ſiet dat is alle de differentie, anders doet de Bijbel alleenlijk het verhaal van de Hiſtorien die gepaſſeert zijn in het Oude en Nieuwe Teſtament, en de beel den vertoonen ons in gedaante de ſelve hiſtorien:
d'een end ander is, om ons te doen gedenken aan de werken Gods, om de ſelve te aanbidden en te
volgen. Waar by men ſiet dat de beelden en de Bijbel aleen en de ſelve werkinge doen in de herten der Chriſtenen die wel bereyt zijn, en hebben ook het ſelve einde, waartoe ons die gegeven zijn. Maar ik hoore dikwils dat men my zegt, dat de Room
ſcheafgoden-dienaars zijn van hare beelden, om oorſaak dat ſy die vergieren en aanbidden; 'tgeneik ſie dat deſe gereformeerde ook doen, en met veel
meer ſorge beſchermen of bewaren ſy hare -
.
.
* :---
w-
B: an
zeſtieringſonderGeloof, indeReligien. 67 dan de andere hare beelden doen, die allerwegen met hun dragende, en ſteunende hare zaligheit op het leſen van de ſelve; daar de andere ſeer wel we ten, dat hare beelden niet zijn dan van ſteen en hout, ofſchilderyen, die geen magt hebben hun
de Zaligheit te geven, die latende hangen tegen de muer van hare huyſen of kerken, alleenlijk om haar te doen gedenken eenige Goddelijke verborgenthe den, die de beelden noch levendiger vertoonen dan de Bijbel, tot het gebruik van de welke een iegelijk Chriſten niet bequaam is, om dat er veel zijn die niet leſen konnen.
Soo dat ik niet kan zien, waar
in Calvijn deſeabuyſen heeft willen verbeteren, om die te verwiſſelen in andere, die erger zijn dan de voorgaande: want ſijn diſcipelen hebben veel meer
ſteunſel op het leſen van den Bijbel, dan de Room ſchen hebben op hare beelden. Op de welke nie mant hoe onwetende die ſouden mogen weſen noit haar zaligheit ſtellen ſullen, gelijk d'andere doen op de (d) Letter de vvelke doodet, volgens het ſeg gen des Apoſtels. Invoegen dat die geſupponeerde ofgeſtelde afgodery, gevaarlijker is voor de Gere
formeerde dan voor de Roomſche: dewijl dat ſy gelooven het woort Gods te hebben, daar ſy anders niet hebben dan een doode letter, of een weinig pa pier geſwart; 't welk hun het herte opblaaſt,
#
vende zekerlijk zalig te zullen weſen, om den Bijbel
van buiten te konnen, hoewel ſy daarom teſwaarder zullen verdoemt zijn, indien ſy niet in 't werk ſtel len 'tgene dat ſy weten. Daar noit iemant ſig zal
laten voorſtaan ſalig te ſullen zijn, om geſtadig de ,
- - - -- -
(d) 2 Cor. 3. vſ 6.
- - --
E 2-
2
beel
68
DE HE Y LI GE VE R RE KY K ER:
beelden aangeſien te hebben, of daar voor te heb
ben geknielt, als ſy haren geeſt niet tot God opgge heven hebben terwijl ſy die aanſagen. Soo dat ik niet ſoukonnen zien dat Calvin wel gedaan heeft het volk te onderwijſen dat men de beelden breken
moeſt, dewijl dat in haar ſelfsſy ſoo goet zijn als de Bijbel, en dienen tot het ſelve einde, om ons te
doen gedenken aan 'tgene in het Oude en Nieuwe Teſtament geſchiet is. Hy ſou wel beter gedaan hebben, uit ſijn ziel weg te doen alle de inbeeldin-
gen van ſijnen geeſt, om die ledig te maken, op dat daarin mogt heerſchen het levendig Geloof, dat ſoude genoeg omgeworpen hebben ſonder gewelt al le ſoorten van beelden.
Maar de menſchen zijn ſoo
hoogmoedig door hare leeringen, dat ſy alle de we relt verbeteren willen, eer dat ſy hun zelfs verbetert hebben.
.
.
-
-
46. Siet daar hoe het arm Chriſten-volk afgeleyt is herwaarts en derwaarts, zonder te weten waar de heilſame Waarheit te vinden is, door dien de men
ſchen ſoo veel ſchijn-waarheden uitgevonden heb." ben, dat het byna onmogelijk is hun te doen bevat-ten de waarheit Gods, al toont men hun die zoo
klaar als de Son: door dien dat hare geeſten ver vult zijn van doolingen, die men hun heeft doen in
drinken van de wiegaf. Invoegen dat het jammer is te zien de huidenſdaagſche menſchen hun ſterker
gehecht houden aan hare doolingen, dan de eerſte Chriſtenen waren aan de Evangeliſche leeringe. Want men ziet hun diſputeren en wederleggen om de ſelveſtaande te houden, dikwils tot nadeel van
hare goederen en eeren. En hoe veel Chriſtenen heb
Beſtieringſonder Geloof, inde Religien. 69 hebben malkanderen gedoot om de puncten van ee nig menſchelijk geloof. De brekers van de Beel den hebbender ſoo veel duiſenden gedoot, en de
Roomſchen hebben van gelijken gedoot de gene die hare beelden braken; meenende beyde de partyen Godeenen dienſt te doen, en dat ſy ſijne martelaars
zijn, als ſy gedoot worden in de verdediging van hare ingebeelde opinien. Hoewel het ſeer te vree ſenis, dat ſy alle gelijkelijk geweeſt zijn martelaren
van den Duyvel, ſtervende afgodendienaars van hare eigen inbeeldingen, en willende hartnekkelijk ſtaande houden wat ſy aangenomen hadden goet te weſen tot nadeel van
#
.
47. Ik moet bekennen dat ik zoo onderworpen geweeſt ben aan de Roomſche kerk, dat ik wel blij de zou geweeſt zijn te ſterven om ſtaande te houden
't gene ſy my geleert had, haar houdende voor de -
waragtige Bruyt Gods, de welkenoit miſſen kon de. En ik geloove dat God opzigt zoude genoo men hebben op mijn eenvoudig geloof, en op den yver die ik had voor ſijn Eere, ſtervende voor de waarheit die ik geloofde. Ik zoude ook in dientijt vreugde gehad hebben dat men de Gereformeerde
had omgebragt: die men my deed gelooven vyanden Godste zijn, de welke hem ſijn eere en ſijn kinde ren wilden benemen: dat my zeer mishaagde, en
zou hebben willen met alle mijn magt gecontri bueert of medegeſtaan hebben tot haar doot, om te beletten dat ſy zoo grooten quaat niet ſouden doen.
En ik geloof dat alle degene die van de Gereformeer de kerke vroome menſchen zijn, en in de zelve on
noſelheit daarikin was, ook wel zouden willen het E3
-
• we
le
rºyo
DE HE 1 L1 c, E VER RE KY KER.
leven verlieſen, liever dan te verlaten de leeringen
die men hun voorgoet geleert heeft, en zouden wel blijde zijn mede te helpen tot de uitroeyinge van de gene die in de Roomſche kerk zijn, geloovende dat het afgodendienaars zijn die de Eere Godes bene men; 't welk ondertuſſchen deene ſoo wel doet als
d'ander, door onwetenheit, en blindenyver; ge lijk als die was van St. Paulus doen hy de Chriſtenen
vervolgde, waarin hy gantſchelijk niet geſondigt heeft, doordien hy zekerlijk geloofde, dat de ſelve vyanden Gods waren, en ſijn wet wilden vernieti
gen. Ik kan ook niet gelooven qualijk gedaan te heb n met te haten het quaat dat ik geloofde te weſen in
de zielen van deGereformeerde. En ſy doen ook geen quaat met te haten het quaat dat ſy kennen te weſen in de zielen van de Roomſche, door dien het quaat
moet gehaat worden in al ſulke plaatſen als het ge vonden wort. Maar het is meer dan tijt om uit te gaan uit die doolingen, en te ontdekken dat men
noit ſijn broeder haten moet, niet meer die gene die een Turk, Jode, of Heiden is, dan die gene die Roomſch ofGereformeert zijn;dewijl dat wy al le kinderen zijn van een ſelveVader(die God is)door de Genade, en van een ſelve Vader Adam na de na
ture. En noch zoo veel te min moeten de Chriſte nen malkander haten, diealle gelijkelijk behooren herbooren te zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti. In
voegen dat alle menſchen malkander behooren te be minnen, te helpen en te vertrooſten, zijnde alle arme doodſchuldige, gebannen door onſe miſda den in deſe Gevankenis van ellende, die den tijt
van ons leven is, daaryder menſch behoort te we -
ſen
BeſtieringſonderGeloof, inde Religien. 7t ſenals een lit aan een ſelve lichaam, voornamentlijk
onder de Chriſtenen door een nauwer eenigheit, de
wijl dat Jeſus Chriſtus haar geleert heeft, zeggen de: (*) Hebt malkanderen lief, daar aan ſalmen bekennen dat gy mijne diſcipelen zijt. -
48. Alle de Chriſtenen weten deſeleſſe wel, daar ondertuſſchen niemant die naarkomt, hatende fijn Chriſtelijke broeder in plaats van die te beminnen, en dat noch onder eenig couleur of ſchijn van d'eere Gods. 't Welk een groote dooling is, te meenen dat wy hem behagen, als men hem zootaſtelijk ver toornt, dewijl dat fijne geboden zeggen, dat men
ſijnen naaſten moet liefhebben als ſich ſelven Hy ſluit niet uit van deſe liefde, niet meer de Roomſche
dan de Gereformeerde, want hy ſpreekt tot alle menſchen in 't gemeen, en beſonderlijk tot de
Chriſtenen, die ſijn volk zijn, aan de welke hy zoo veel genaden en lichten gegeven heeft door Je ſum Chriſtum, dat ſy niet konnen onwetende zijn, hoe zeer ſy verplicht zijn malkander te beminnen,
nadien hy wel heeft (ſ) willen ſterven voorſijn vyanden. Indien de Chriſtenen een weynig van ſijn Geeſt behouden hadden, ſy zouden (g) mede lijden hebben over de doolingen daar in ſy zouden gelooven dat hare Broeders gevallen waren, in plaats van die te beriſpen, verachten en dooden, om
duſdanige dingen die ſomtijts niet nootſakelijk zijn tot onſe zaligheit, noch dienſtig tot de eere Gods, noch tot eenige onſer volmaaktheit, al is 't dat alle
de diſputen met dien dekmantel bedekt zijn, zoo is 't noch
E 4
* Joh. 3. vſ. 35. f Rom 5 vſ. 6. 19 g Heb.4 vſ. 15. &ap. 5. vſ. 2.
- -
-
-
72 DE HE Y L1 c E VER RE KY KER. nochtans ſeer Waaragtig, dat de diſputen onder
de Chriſtenen niet anders brengen dan quellingen en doolingen, met den haat en de verachting van
den naaſten. Al ware het ſchoon dat die diſputen ſouden raken de Sacramenten, en de hoogſte ver borgentheden van ons Geloof, ſoo ſijn die alle ſe
kerlijk (b) uit den Duivel voortgebragt, om dat hy daar in ſijn voordeel vind, en doet daar door
vergaan de beſt meenende, de welke gelooven gedreven te zijn door een yver tot de eere Gods, als zy om ſulx te doen door den Duivel beweegt worden, die de menſchen van goeden wille niet
zou konnen winnen door zonde of quade da den, ſoo wind hy hun lichtelijk door diſputen, hun doende ſtaande houden, eenige opinien die
niet gegrond ſijn dan op de gevoelens van eenige menſchen, en niet op de waarheit Gods : de wel ke altijt eenderley is in alle tijden, in alle plaatſen en in alle menſchen, ende brengt niet met zig (i) eenige ſtoffe of ſaken om te diſputeren. Men moet
haar ook niet versieren of oppronkken, om dat ſy klaar en verſtandelijk genoeg is (!) voor alle die op
rechte zielen hebben, en die de waarheit ſoeken in eenvoudigheit des herten.
-
* 49. Maar de hoovaardige menſchen hebben menſchelijke waarheden, die niet baren dan twiſten,
en vyandſchap, bequaam om ſcheidingen onder de Chriſtenen te maken, gelijk gedaan hebben alle de Reformateurs, die zonder de waarheit Gods,
de Chriſtenheit hebben willen verbeteren, en zy heb h Jac. 3 vſ. 14, 15. iMatth. 2 vſ. 19. Jac. 3 vſ. 17. 1 Joh. 7. vſ. 17. Sap. 7. vſ. 22.
-
-
-
- *
*
:
* Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 73 hebben de zelve verergert. Ik en wilniet ontken nen dat zy de doolingen van de Roomſche Kerk ontdekt hebben, maar zy hebben de zelve willen
verbeteren, met andere dolingen die zy zelfs be dacht hebben; en 't en is noit geoorloft dat men een quaat door een ander quaat geneeſt. By exem
pel, Calvijn heeft wel gezien dat de Chriſtenen bedrogen waren, haar zaligheit ſteunende op het Sacrament der Biecht, (zoomen dit nomt :) om dat vele menſchen zigvoeden in hare zonden, voor zoo veel als zy gelooven, dat die hun zekerlijk ſul len vergeven zijn door de biechte aan den Prieſter gedaan ; 't welk een groot misverſtant is, tegen
het welke ik zelfs dikwils geſproken heb. 5o. Maar verachtende die Leering zoo heeft hy een andere aan zijne Diſcipelen gegeven, de welke al zoo gevaarlijk is voor haar zaligheit, als het ge loofvan te hebben vergevinge der zonden, alleen lijk door de biechte. Want hy belooft de Salig heit aan alle diegene die gelooven zullen, dat je
ſus Chriſtus voor haar voldaanheeft, dat de men ſchen niet verpligt zijn te voldoen voor een gedeel te, zeggende, dat geen van onze goede vverken verdienſtelijk zijn, dat men anders niet doen moet om zalig te vvorden, dan vaſtelijk te gelooven, dat feſus Chriſtus alles voor ons voldaan heeft;
en mits ſulk geloof, dat men zekerlijk zalig zijn zal, al vvare het dat men alle de zonden desvve
zelas tezamen gedaan had.
-
-
5 1. Ik houde dat deze leeringe alzoo ſchadelijk is, als diegene, de welke leert dat men vergevin
ge van zijn zonden hebben zal mits dat men die be -
E 5
be
'74 - DE HE Y L1 GE VER REK Y KER. belijdt of biecht aan den Prieſter, alware het dat men'er oneindelijke gedaan had. Doordien dat d'eene zoo wel als d'andere, een bedriegelijke Vel" zekertheit geeft van de zaligheit, aan alle degene, die de zelve ſteunen op diergelijke menſchelijke waarheden.
Want het kan niet waar zijn, dat de
menſchen vergevinge van hare zonden zullen heb ben die biechtende zonder berouw en verbetering, 't welk ontbrekende, zoo zijn alle die biechtingen van geender waarden, al ware het, dat zyyder dagh dengantſchen tijt hares levens te biechte gin gen, zoo zullen zy daarom niet zalig zijn, niet meer dan die gene, de welke gelooven dat Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft: om reden,
dat die geloovens niets in de ziele brengen, we zende alleenlijk een ſpeculatif of bedacht geloof, om te voldoen aan de inbeelding, het welk niet
voortbrengen kan dan een ingebeelde zaligheit, en geenzins een ware : om de welke men een leven
dig en werkend geloof hebben moet, 't welk de Liefde voortbrengt. Siet dat is het alleen dat ons zalig maken kan, en niets anders: en zonder het welke noit iemand heeft konnen zalig zijn, zedert dat de wereld gemaakt is, noch ook zijn zal tot dat de ſelve zal vergaan. Daarom is het dwaasheit te ge Hooven aan de gevoelens der menſchen in de zaken van onze zaligheit , om dat gene van hunlieden ons die konnen geven, niet meer diegene, de wel ke ons die belooven door de Biechte, dan diegene,
de welke ons die belooven door het geloof, dat Je ſus Chriſtus voor haar voldaan heeft: doordien de
eeneend andere in doolingen zijn, en de Waar Tw
2 -1
--
-
-
tº, ººk
-
-
•
heit. -w
t
Doling ontſtaanſedert 't Verliesdes Geloofs. 75 heit Gods niet verſtaan. Want Jeſus Chriſtus zegt,
(m dat hy in deze vverelt gekomen is om de be rouvv-hebbende Sondaars zalig te maken. Maar hy noemt niet de Biechtende of Belydende. Want hy zegt aan diegene de welke hy de zonden vergaf:
(n) gaat ende ſondigt niet meer, gelijk aan de Vrouwe die in Overſpel gevonden was en andere Sondaars. Maar deze Biechtvaders zeggen ge meenlijk ; gaat en komt vvederom ; als of zy wilden een Ambacht aan het volk ieeren, van te
zondigen en dikwils te biechten : dat wel een be ſchreyelijke zake is ! dewijl dat het meeſtendeel van die zielen omkomen, door deze valſche wijs
makinge, dat hare zonden vergeven zijn, mits dat zy die aan den Prieſter gebiecht hebben; 't ge me hun doet volherden in het zondigen : zekerlijk meenende dat hun die vergeven zullen zijn ſoo dik wils als zy die biechten. Het welk Calvijn oor
w
zaak gegeven heeft de Biechte in kleinachting te brengen, wegens deſſelfs misverſtanden daar in de menſchen zijn. Maar hy doet noch erger met hun te doen leven in hare vryigheden, en de luſten des vleeſch te volgen, in de begeerte van de goederen en eeren dezer wereld, den Toom los-latende aan
alle zinnelijkheden, op deze valſche ruſt, dat ſy,
in den doot zalig zijn zullen, mits dat zy geloo
ven dat Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft.
-
52. Dat is een vergift, al zoo Peſtelijk om de zielen te doen ſterven, gelijk als is van die gene,
die haar zaligheit ſteunen op de biechte, doch wat 'ſub
van Matth. 9. vſ. 13. n Ioh. 5. vſ. 14. en Cap. S. vſ. 1 1.
76
DE HEY L 1 de verre kyk E R.
ſubtijlder en gevaarlijker. Want die gene de wel ke geleert hebben dat zy zalig zijn zullen door de biechte, zijn noch dikwils in twijfel of hare biechten of bekenteniſſen wel genoeg gedaan zijn; en trachten boete voor hare zonden te doen; vree ſende noch de oordeelen Gods,en ontzien de doot,
en ſlaan haar borſt, gelijk den Publicaan ofopenba ren Zondaar,hun zelven voor zondaren kennende. Maar de andere de welke gelooven dat Jeſus Chri
ſtus voor haar voldaan heeft, zijn bedrogen door een ſubtijlder bedrog, in haar zaligheit te ſteunen
op de Verdienſten Jeſu Chriſti: de welke hun noit zullen toegepaſt worden , zoo zy niet getracht
hebben na haar vermogen (o) hem na te doen en te volgen. Doordien hy hun gezeit heeft; (p) vveeſt mijne Navolgers. Om te toonen, dat hy niet te doen heeft met een ſpeculatif of ingebeeld geloof: Maar hy wil zoodanige
werken (1) als die, vvel
kehy op d'aarde zijnde gedaan heeft, die altemaal doorzaait geweeſt zijn met pijnen en moeyten.
En deze menſchen geloovende in Jeſum Chriſtum, hebben geleeft in welluſten, alle de dagen hares
Levens, en zoodanige wegen gezogt die met Ro ſen beſaait zijn, en zullen in den doot geloo
ven zalig te wezen, door de verdienſten Jeſu Chriſti. 53. Indien ſulx waarachtigh was, ſoo mogtmen -
wel het Oude en Nieuwe Teſtament verbranden,
en vergeten de wet Gods, als er niet ander te doen
is om zalig te worden, dan te gelooven dat
# Chri
aHeb. 5. vſ. 9. p Ioh, 1z. vſ. 26. 4 Ioh. 13. vſ 15 en Cap. 14 vſ. 12.
-
--
-
-
-
t
-
Doling ontſtaanſedert 't Verlies des Geloof 77 Chriſtus voor hun voldaan heeft.
Want waartoe
ſouden ſoo veel verſcheiden leeringen dienen, als Jeſus Chriſtus aan de Chriſtenen gegeven heeft ?
gelijk als, haar Kruis te dragen, hun ſelfs te ver zaken, te verkoopen alles vvat men heeft, om hem na tevolgen; Vader en Moeder te verlaten; de leden af ſnijden, of ſijnooge te trekken; wanneer eenteſimpel of enkel geloofuit genoeg is om zalig te worden. Waarom ſou het noodig zijn ſig ſoo te bemoeyen, en ſich in de wet
Gods ſoo te
bevlytigen? 't Enis geen wonder dat deſe Gere formeerde, het vaſten en andere vermageringe des Lichaamsverachten, als zy gelooven te mogen leven in welluſten, Rijkdommen , en eeren van
deſe wereld, en op het einde noch zalig te ſijn door
de verdienſten Jeſu Chriſti. Die leeringe heet plattelijk het Evangelie liegen, het welk leert, (..) alle dingen te verlaten om Jeſu Chriſti Diſci pelte # En den H. Geeſt verzekert, (ſ)dat indien vºygeen boete doen, vvy alle vergaan ſul len
van het welke deſe Gereformeerde niet uit
geſonder zijn.dan En 't is meer dat tevreeſen ver gaan ſullen, te gelooven zy de datzy uitverkoo rene of gepredeſtineerde ter Zaligheit zijn. Aan geſien dat zy geen boete doen willen in deſe we reld, syfullen die nootſakelijk moeten doen in de toekomende, doordien dat God rechtveerdig is,
en(*) aan een geeft na vverken, indien de Boete, de ieder Armoede deszijn Geeſts, en de Verza kinge van ſijn eigen wet niet nootſakelijk ter zalig
heit had geweeſt, Jeſus Chriſtus ſou het ons niet ge rMatth. 19.vſ. 21. t Luc. 13 vſ. 3. t Remº: hºe
78
D e H E Y L1 c E VER RE kyke R.
geleert hebben, en geſeit, (u) dat men van hem leeren moet te vveſen Ootmoedig en ſachtmoedig
van herten, en (*) dat hy niet gekomen is om ge dient te vvorden maar om te dienen. In alle 't wel
ke deſe Gereformeerde metter daat het tegendeel doen: ende willen nergens in fijne navolgers zijn, noch doen gelijk Jeſus Chriſtus haar onderweſen heeft. Sy ſeggen dat ſy in hem gelooven, daar ſy ondertuſſchen heen niet willen gehoorſamen. En
al fegt hy, dat (7) de knecht niet beter is dan den Meeſter, ſoo willen ſy metterdaat toonen dat zy beter ſijn dan hy, in hier haar gemack en vermaak te nemen, geloovende dat Jeſus Chriſtus alles voor
hun voldaan heeft, gelijk als of hy haren Huurlink of Loon-dienaar was, die werken moet, terwijl dat zy gemakkelijk ruſten, en ſonder ſorgeſijn van hare zaligheit. Gelijk als of God verplicht was
hun die te geven voor een ſimpel ingebeeld geloof dat Jeſus Chriſtus voor hun voldaan heeft, ſonder dat zy ſouden verplicht ſijn ſelfs te voldoen. By het welk men ſien kan, in wat dooling defen Cal vijn geweeſt is, als hy geleert heeft deſe Leering, die geheel ſtrydig is tegen die van Jeſus Chriſtus. Het is te gelooven , dat hy die bedacht of uitge vonden heeft om ſijn verval te verſchoonen: door dien datſe nieuwers toe bequaam is, dan om de
zielen ſoetelijk na de Helle te geleiden, alwaar hy zekerlijk gegaan is, indien hy gevolgt heeft de lu ſten van Vleeſch en Bloed, de welke door de Son
de bedorven zijnde, (z) de doodt baart aan de zie J
: « - -
-- -
len
-
z: Math. 11 vſ.
29. x Math. zo. vſ. 28. 5 Ioh 15, vſ. zo.
z Rom. 8. vſ. F3-.
. .
. . . . . . .. . . . . . « -
-
-
-
|
|
|
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Gelooſ. 75 len van al diegene die haar volgen. By aldien ſulx niet waarachtig was, Jeſus Chriſtus zou niet leeren,
dat men ſig ſelfs moet verlochenen. En dat onze ei gen genegenheden niet bedorven of quaat waren,
men zou niet moeten (*) het Hemelrijk vvinnen met gemelt, gelijk de Schrifture zegt, dat de ge
vveldige het in nemen. Daarom is het dat men nootlakelijk moet verloochenen het Evangelie, of de Leeringe van deſe Reformateurs. Aangeſien
dat deſe twee dingen malkander ſoo contrarie of te genſtrydig zijn, als de hitte is tegen de koude, die, niet te ſamen blijven konnen. Dergelijks kan ook de leeringe Jeſu Chriſti niet blijven in de ziel, als die vervult is met deſe menſchelijke geloovens, die haar niet zalig maken konnen. , 54. Want of wel,te gelooven dat Jeſus Chriſtus alles voor ons voldaan heeft, en dat wy door ſijn, verdienſten moeten zalig zijn, in ſigſelven een goede zake is; ſoo misbruiken wy nochtans de zelve, wanneer wy niet willen trachten te doen, gelijk als hy gedaan heeft, en hem volgen met al onſe krachten. Doordien Jeſus Chriſtus niet voldaan heeft voor die gene die hem niet willen (b) gehoorſaam zijn. En ſijn verdienſten, zullen niet toegevoegt worden dan (*) aan zijn Diſcipe len en Navolgers, gelijk alle Chriſtenen weſen, moeten, die niet waardiglijk de naam van Chri-,
ſten konnen dragen ſonder teleeren en in 't werk te ſtellen de werken en onderwijſingen van Jeſus
Chriſtus, dewijl dat hy opentlijk zegt, (d) dat a Maih. 11. vſ. 12. b Heb. 5. vſ. 9. c Ioh. 12.vſ. 26 dloh. 17 vſ. 9.
«
.. .
. .*
8o
DE HE Y L1 G E VER REF Y KER.
hy voor de Wereld niet bid, maar die gene die ſijn Vader hem van de VWereldgegeven heeft. 't Welk zijn alle de ware Chriſtenen; die zijn van God aan
Jeſu Chriſto gegeven, en voor alle die heeft hy geleden en verdient, en niet voor de werelt. Nu die Chriſtenen die zig niet onderwerpen aan de Evan eliſche wet, dat zijn de menſchen van de we
reld, dewijl datzy de wereld beminnen, en niet de lijdens Jeſu Chriſti, de welke zegt, (e) ſoo gy
van de VVereld zijt, de Wereld ſalu liefhebben, en ſoogy van my zijt, de WWereld ſal u haten: vvant de knecht en is niet beter dan de Meeſter.
Hebben ſy my vervolgt, ſy ſullen u ook vervolgen. Nu deſe Reformateurs, hebben de wereld lief ge had, en hebben van de ſelve willen bemind en ge volgt zijn. 't Welk verkregen hebbende, ſoo heb ben ſy haar loon ontfangen, ende mogen niet ver wachten de Verdienſten Jeſu Chriſti, dewijl dat hy voor hun niet bidden wil , om datſe de fijne niet zijn: en dat die gene die van de wereld zijn, hem niet toebehooren, noch van God zijn: door
dien dat hy van de vvereld niet is, en dat God
hem niet gegeven heeft, die van de vvereld zijn. En die menſchen die zig
zeggen Gereformeerde te
weſen, willen van de wereld zijn, en willen ook deel hebben aan de verdienſten Jeſu Chriſti door een ſotte inbeelding, van te konnen zalig zijn met
hun zelfs te volgen, en bemind te zijn van de we reld, daar zy haar vermaken en ruſten. Dat ſteun
ſel 't welk zyſeggen te hebben op de Verdienſten Jeſu Chriſti, ſal haar in den doot miſſen: door -
• Moh. 15 vſ 19.
dien
ee ser
Dolingontſtaan ſedert 't Verlies desgeloof. 8i dien dat God niemand in ſijn Rijk ontfangen zal, dan diegene de welke hy zal bekleet vinden (f) met den Geeſt Jeſu Chriſti. Dewijl dat den Geeſt der nature van Adam (g) verdoemt is, en in hem,
vervordeelt, en alle degene die in den doot ſullen bevonden worden, bekleed te zijn met die oude Verdorventheit, die hebben alreeds haar oordeel ontfangen, al hebben ſy valſche Philoſophiſche redenen, om te ſteunen op de verdienſten Jeſu
Chriſti,
.
-
- 5 5. Het zijn maar diſcourſen of woorden om haar onſchuld te maken, van, niet op het Bruiloft-Feeſt
te gaan, 't welk God voor ſijn Soon bereid heeft. Daar wel alle Chriſtenen toe geroepen en genoo digt zijn, maar ſeer weinige fullen daar in gaan, om dat ſy gewilliglijk dat afſlaan, in het ſeggen,
dit ſyteſwak zijn om jeſum Chriſtum na te volgen of te omhelſen de Evangeliſche vvet.
Men
moet vreeſen dat de Heere haar verlaten zal , en
ſeggen, (b) dat ſy noit ſijn UAvondmaalſmaken ſûllen. En dat hy ſijn dienſtknechten ſenden zal, tot de Turken, en Heidenen, of andere ongeloo- ' vige, met uitſluiting van de Chriſtenen die zig ontſchuldigen, of weigeren te omhelſen het Evan- ?
geliſch leven, ſonder het welke ſy nochtans niet konnen bekleet zijn met het Bruiloftskleet. En
ſüllen veel eer handen en voeten gebonden worden, om geworpen te worden in de uitterſte duiſterniſ ſe, gelijk als die van de parabel of byſpreuk in het Evangelie : 't welk het recht voorbeelt is van de
huidensdaagſche Chriſtenen, dewelke in het Pa R
radijs
(f) Rom. 8.vſ. 13. (s)Eph. 2 vſ. 2. (*) Luc.f4 vſ. 34s
82 DE HE Y L1 c E VERRE K Y x E R. radijs willen ingaan, ſonder bekleed te zijn, met
den GeeſtJeſu Chriſti. Hare valſche Hopens en Geloovens ſullen hun doen van boven neder ſtor ten eeuwelijk, al is 't dat de menſchen hun wil
lenvleyen gelijk ſy hun ſelfs doen, om ſig te ver lieſen, gelijk byna nu alle Chriſtenen doen, die
ſig verlaten of ſteunen op de Leeringen en gevoe lensdermenſchen: door dien datſe alle het Geloof verlooren hebben, ende de waarheit niet kennen. Alleenlijk ſtuderende om redens te vinden die
kracht geven aan hare verſlapping. 't Welk ge daan hebben alle die Reformateurs, hebbende ha
re reformatien gebout op gevoelens die de nature vleyen, en doen vermoeden de zaligheitſonder
goede werken, 't welk een van de ſonden is tegen den H. Geeſt.
-
56. Tot wat goets ſullen hare reformatien die nen ? dan om de menſchen maar op te houden,
doende hun de Doolingen ſien daar ſy in zijn, om # doolingen te trekken. Calvijn heeft wel geſien dat ſy leefden in een laat hun wederom in
dunkenheit van zaligheit in het ſteunen op de un wel toonen dat fulx een Biechte. Hy
#
doolinge was, en dat de Biechte niets doen kan ſonder het oprecht berouw en ware bekeering; , Maar niet te misprijſen de biechtein ſig ſelfs; na dien dat die ſeer goet is, en den Chriſtenen een
Ootmoedigheit geeft in 't biechten of belyden van hare gebreken d'een aan d'ander, volgens den
(i) Raat des Apoſtels, ſy geeft ook trooſt en hulp aan de Sondaars die verlicht en geraden zijn door - -
(i) lag: 1 vſ. 16,
-
-
het
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Gelooft. 8;
# Biecht
het middel van een wijs en
vader : het welk geen kleine nuttigheit geeft tot . de volmaaktheit der zielen, Ja het is een geluk,
dewijl de Schriftuur zegt: (1) Weeden genen die
alleen is, vvant als hyvalt, hyſalniemant heb ben die hem op helpt. Waar by men ſiet dat de biechte ſecretelijk gedaan aan een deugdelijk Prie ſter, een groot geluk is voor een boetveerdig ſon
daar, nadien dat door de ſelve hy ſijn gebreken beter kennen zal, en ſalraat en kracht hebben omſe te verbeteren; Sulx dat men geenſins de Biechte moeſt misprijſen om de Chriſtenen te reformeren of te herſterllen , maar alleen lijk het misbruik dat
men daarin dede; op dat degene die zalig wilden
#
weſen, de ſelve mogen verbeteren, ſon der ſooheilſamen Middel te verachten. Want in dien men alle dingen verachten wil, om de mis
bruiken die de menſchen daar in brengen, men ſou de wet Gods ſelfs moeten verachten, en de E
vangeliſche raatgevingen, want de Joden mis bruiken de wet door Moyſes gegeven; gelijk als de Chriſtenen de Evangeliſche wet doen. d'Eene be roemt ſig, het Volk Gods te zijn, omdat hy ſijn wet beſonderlijk aan hun gegeven heeft. En dan der beroemt ſig Chriſtenen te weſen om dat ſy ge doopt zijn, en dat hy de Evangeliſche leeringe heeft beſonderlijk aan de Chriſtenen gegeven; hoewel nochtans ſy die ſoo ſeer misbruiken als
de Joden de Moiſaïſche wet.
Men moet noch
tans daarom noch d'een noch d'ander verachten,
door dien dat die wetten inF haar 2, ſelven goet zijn. w
Eccl. 4 vſ. loi
-
-
84
- DE HE Y L 1c E, VERRE K YK ER.
Indien de Roomſche in doolinge zijn, met haar zaligheit te ſteunen op hare goede werken; de
Gereformeerde dwalen noch meer, in die te ſteu nen op de redenen der menſchen, die hun doen
gelooven, dat Jeſus Chriſtus voor hun al voldaan heeft, zonder dat zy iets willen doen om de zalig heit te verkrijgen, al is 't ſchoon dat de Schrifture
zegt: (m) dat men die met vreeſen en beven vver ken moet. En St. Paulus vermaant de Chriſtenen (n) tevvaken en te bidden, vreezende in bekorin
ge te vallen, door dien het vleeſch krank is en den Duivel ſubtijl, die hun ſoekt te verſlinden; zeggende, dat men moet ſober zijn om hem tegen te ſtaan. Maar deze Reformateurs, verwerpen alle deſe Schriftuurplaatzen , om er eenige uit te trekken, die de nature vleyen, en eenig ſchijn couleur van deugt geven zonder goede werken: op dat zyalzoo het Paradijs mogten hebben na dat zy in deſe wereld na alle ſinnelijkheden zouden ge
leeft hebben. Het en is geen wonder, dat deze Reformateurs gevolgt zijn geweeſt in hare leerin gen, van al die gene die twee Paradijſen willen." hebben. Dat is goet voor dit leven , dewijl men er zijne welluſten nemen mag, en ook fijne
fantaſie of gedachten vernoegen met een valſche hope van zaligheit. Ik noem die, valſche, door dien het niet waaragtig weſen kan, dat iemand (o) twee Paradijſen hebben kan.
Want men moet."
nootſakelijk boete doen in deſe tijt ofwel in d'eeu wigheit, 't zy ook wat de menſchen ons mogen
zeggen of belooven: want zyzijn alle leugenach ** *
--
tig;
(m) Rhil. 2 vſ. 12. [n] Matth, 26, vſ. 41. (o)Luc. 15 vſ.
we
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 85 tig; d'eene liegt op d'een manier, en d'ander op een andere, zonder dat ik kan onderſcheiden wie meeſt liegt, dan alleenlijk, dat de gene die zig zeggen meeſt volmaakt te zijn, met de meeſte ſub tijlheit bedrogen zijn.
-
57. Men doet gelooven, dat de reformatien gedaan zijn in de Chriſtenheit, om de doolingen te herſtellen; daar men ondertuſſchen door die refor
matien nieuwe dolingen ſmeet, erger dan de eerſte: dewijl men inderdaat meer verſlapping ziet en ver
getentheit van God. De Roomſche hebbe noch -
uitwendig eenige ſchijn van aandagt,'t welk dienen mag tot een middel om aan God te gedenken, Maar de Gereformeerden hebben niet met allen
meer, niet meer uitwendig dan inwendig- In
dien ſy die devotien en uitwendige Ceremonien veracht hadden, om zig te begeven tot de inwene dige deugden, of tot het onderhoud met God, ſy ſouden wel gedaan hebben. Maar na dat zy
het quaat gelaten hebben, zoo hebben zy het goe de niet gevolgt, maar zijn blijven leven volgens haar natuurlijke zinnen, na de maniere der bee ſten. Siet daar waarom ik niet zou konnen oor
deelen welk quaat het grootſte is, dat van de Roomſche, of de nieuwe inſtellingen van de Ge reformeerde, latende een iegelijk oordeelen welk quaat het minſte zou mogen weſen. 58. Ik heb dikwilsgemurmureert, dat men in de Roomſche Kerk verbied, het leſen van het
Nieuwe Teſtament in de gemeene taal, daar door het volk beroovende van het weten wat ſy moeten in 't werk ſtellen. En ik geloof noch, dat het -
F3
-
een
zé DE HEYL1 GE VERR ex Yke R. een groot quaat is, voor die gene die het verbie den; dewijl dat Jeſus Chriſtus dat aan de Chriſte nen gegeven heeft, als het broot en voedſel haar der zielen. Maar dewijl ik zie dat de Gerefor meerde van alle ſoorten, de zelve Leſinge zoo
misbruiken, zoo weet ik niet, of het niet voor hun een minder quaat zijn zoude, die noit gele ſen te hebben, dan die niet in 't werk te ſtellen, na
dat zy zoo veel kennis daar van hebben. Ik wil
gelooven dat degene die het zelve niet gedaan heb ben, om dat zy't niet hebben geweten, met minder
ſlagen zullen geſtraft worden, hoewelſe niet zul len geregtveerdigt worden om hare onwetentheit, als weſende al te zamen verplicht, te moeten we ten, wat terzaligheit noodig is, om dat de onwe tentheit de zonde niet verſchoont. En al ware het
dat er geen Schrifturen noch overleveringen wa ren, zoo moeten nochtans alle menſchen in hun zelven hebben , de wet der Natuur, die hun leert
onderſcheiden hetgoede uit het quade, en hebben de Vryheit het een of het anderte volgen. In voe gen dat niemand zig verſchoonen mag, van quaat
i
gedaan te hebben door onwetentheit, al iſt dat de
gene (p) die meeſt gevveten heeft , meeſt ſal te verantvvoorden hebben. Daarom duchte ik dat alle die Gereformeerden, leſende de Schriftuuren zonder die in 't werk te ſtellen, veel meer van
God zullen geſtraft worden, dan die gene dieſe niet hebben mogen leeren; om dat alle het quaat in hun alleen is, daar diegene de welke niet mo
gende de Schriftuuren leſen belet zijnde door hare -
WILuc. 12. vſ. 48.
Over
:
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 87
-
Overſten, de ſtraffe t'zamen dragen zullen. Het is daarom dat ik niet zien kan, dat alle deze Refor
mateurs eenig goet aan de Chriſtenheit gebragt hebben, maar veel eer groot quaat : doordien dat
de menſchen van goeden wille hun gevolgt hebben, denkende beter te doen, of wel , gevonden te
hebben de herſtelling van de abuiſen door deſe re formatien, die in der daat niet anders gebragt heb ben dan grooter verwerringen en oneenigheit on derde Chriſtenen, met den haat en de verachting
van malkander. Want inderdaat degene die ſpot, is waardig zelfs beſpot te worden. Men moeſt onder malkander een Chriſtelijke liefde hebben, om te bevoorderen de zaligheit van zijn broeder, en medelijden daarover hebben. En wanneer men gelooft dat hy in eenige doolingis, te trachten hem dat te doen zien door waarheden Gods , en niet
met hem te ſpotten, of door verachting te laſte ren, nadien den Apoſtel de Spotters ſtelt met de dronkaarts, Vergift- gevers of andere vervloeke
lijke zonden; 't gene de Chriſtenen niet genoeg begrijpen als zy met malkander ſpotten zonder re en. Want zoo den eenen dwaalt in een ding den anderen dwaalt in een ander, om datzy alle het Geloof verlaten hebben, en de waarheit niet ken-
nende, buiten de welke niets is dan leugens en be drog.
Soo dat men in deſen tijt tot de Chriſtenen
zeggen mag : (1) dat hare Leeraren bedriegers zijn, leerende leugenen zoo wel van deene zijde als van d'andere.
52. In voegen dat men nergens op ſteunen -
t;IJsla tºe
F
-
# 33.
38 ; DE HEYL1 c E VER REK Y KER. dan op het levendig Geloof, om dat het geloof der menſchen bedrieglijk is, en de zielen doet omko komen, vallende van d'eene dooling in d'andere, zonder het gewaar te worden, door dien dat de
wijzen het een quaat, door een ander quaat wil len genezen, dat noit geoorloftis te doen.
God
alleen mag goet trekken uit onze quaden : maar de menſchen trekken uit onze quaden noch groo
ter quaden door zoo veel nieuwigheden. Men veracht die van de Roomſche Kerk, om dat zy haar zaligheit ſteunen op de biechte van hare Zon
den aan den Prieſter, en men ziet niet, dat het noch verachtelijker is, zijn Zaligheit te ſteunen op een ingebeelt geloof, dat de Verdienſten Jeſu Chriſti
ons zullen zalig maken, zonder dat wy iets doen. Aangezien dat de gene die biechten, noch betui in datzy de vreeze Gods hebben en de zorge van
are Zaligheit. Daar d'andere ſterven gelijk de beeſten, zonder zorge wat hun na de doot gebeu ren zal. d'Eene en d'andere ſterven dikwils met
eruſtheit van conſcientie, door dien dat de Prie ſters de Zaligheit belooven op de Biecht ; en de Herders van de Gereformeerde belooven hun de Zaligheit mits te gelooven dat Jeſus Chriſtus ge heel voor hun voldaan heeft. Siet daar, dat zijn
Eeuwige Zaligheden wel lichtelijk verkregen, de wijl dat na zijn leven doorgebragt te hebben in welluſten of eigen liefde, deene in zijn doot zal
zalig zijn mits dat hy zijn zonden vertelt aan den Prieſter : en d'anderen mits dat zy zig konnen inbeelden dat Jeſus Chriſtus alles
# vol
dan heeft. Indien deze Leidslieden des volks ( *
. .
.
nieu:
Doling ontſtaanſedert 't VerliesdesGeloofs. 89 nieuwe Saligmakers waren van God geſonden, mijn natuur ſou hun ook wel willen volgen gelijk de an
dere doen, nadien ſy wel genegen zou zijn hareſin nelijkheden te volgen en zalig te weſen als men ſterft. Maar het zijn al valſche leeringen die deſe wijſen ge inventeert hebben. Sedert dat ſy het geloof verlo ren hebben, ſoo hebben ſy ſig begeven tot redenen
uit te vinden, om hare ongelukken te vergeten; zig wijs makende, dat ſy door eenige manieren of leeringen het middel wel uitvinden zullen om zalig
te worden zonder het Godlijk geloof. Waar in ſy zigzelfsen ook d'andere bedriegen, zijnde die (r)
blinde van't Evangelie, die d'andere blinden ley den, en vallen alle in de gracht. Want daar is noit iemant zalig geweeſt, noch zal dat niet zijn tot aan
't einde der werelt, dan alleenlijk die gene, die ſterven met het Godlijk geloof, buiten het welke ons niets kan zalig maken, noch Sacramenten, noch
Geloovens in God, noch Jeſum Chriſtum, of an
dere zake die men geloofnoemt een iegelijk na fijne wijſe. . .
-
6o. Daarom mag men vry ſtudeeren, diſpute ren en krakeelen over de puncten van de artikelen
desgeloofs, over de verſcheiden gevoelens der Chri ſtenen, of over de hoogſte Goddelijke verborgentheden, het zal doch al vergeefs zijn: Want al had men al de Wijsheit van Salomon, en alle de Godde lijke kenniſſe van alle de Engelen te ſamen, dat kan
onſeSaligheit niet bewerken zonder het Godlijk ge loof. Daarom is 't overtollig zooveel te diſputeren
om te weten wat er in God is, en hoe hy ſijn Ge [r] Matth. 15. vſ. 14.
-
Ar
9o DE HE Y L1 e E VERRE K Y KER, nade aan de menſchen geeft, om 't welk te doen
(nochtans) de gantſche Chriſtenheit beſig is, ſedert ſoo veel jaren herwaarts.
61. Men wil bewijſen dat er drie perſoonen in God zijn; die (nochtans)zoo onbegrijpelijk is als onſichtbaar. En niemant (*) zagoit God, om te weten wat hy is, of wat hy doet. Mag men dan
wel met waarheit zeggen, dat hy drie perſoonen is ? aangezien dat alle deperzonen te zamen, alleenlijk
ſijn ſchepſelen zijn. Indien hy alleenlijk drie per - ſoonen in zig behouden had, alle de werelt zou gro
ter en machtiger zijn dan hy; nadien de ſelve inheeft perſoonen. Alles wat wy willen zeggen van God, zijn leugens geinventeert
zoo veel duiſenden van
of uitgevonden door laatdunkende geeſten, de wel ke begrijpen willen wat hun onmogelijk is. En alle lof-prijſingen die de menſchen God meenen aan te
doen door hare woorden of bedenkingen, zijn laſte ringen en verachtingen die men ſijn Godheit aan
doet. En als men zegt, dat er drie perſonen in God zijn, en dat men den eenen van die noemt de Vader, d'ander den Sone, en den anderen den H. Geest,
dat is om na onſe kromtongigheit daar van iets te doen verſtaan; 't welk ondertuſſchen (t) geender leye gelijkeniſſe heeft. Wy zien wel dat God ge
heelgoet, geheel rechtveerdig, en geheel vvaar achtig moet zijn, om dat men niet
# dan een
natuurlijk oordeel, om te zien dat die dry dingen goet zijn; en dat God (weſende den oorſpronk van
allegoetheit) die hoedanigheden in volle volmaakt heit
g, en 1. vf -
is.
[t] Pſal. 71. vſ. 19
Prov. 30.
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 91 heit in hem hebben moet.
Maar als wy willen zeg
gen dat er dryperſonen in God zijn, zoo willen wy alleenlijk een ontwerp maken, wel grof, om daar van iets te doen begrijpen. 't Is even gelijk als die
gene, die te verſtaan willen geven wat de Son is, ſy maken een groote O, in de welke ſy ſtellen twee kleine o, en een ſtreepje in 't midden, om te ver toonen twee oogen en een neus, gelijk alsof de Son
een aangezicht was, doch die afbeelding heeft gans geen overeenkoming met de Son, die geen beſon dererondigheit is, maar ſijn algemeeneronde heeft; gelijk # natuurlijke dingen hebben: de aarde is ront, het watet is ront,
de lucht is
ront,
alle deplanten en boomen hebben hare ſteeltjes en ſtammen ront, de beeſten zijn ront of in lengte of in dikte; zoo zijn ook de menſchen, die alle de le
den hares lichaamsront hebben, om te betuigen dat de werken Gods oneindig zijn, en hebben noch be
gin noch einde. En mitsdien zoo en isde Son niet meerront dan alle andere ſchepſelen. Sy en heeft ook geen beſondere oogen om d'aarde te zien, om dat haar geheel lichaam een oog is, dat alle dingen omringt. Sy en kan geen neus in 't midden heb ben, om dat ſy geen midden heeft, niet meer dan einden.
Maar de menſchen die niet bevatten kon
nen, wat het is, van dat Element des Vyers, die makender een mom-aanzicht van : om daar eenige dingen van te doen verſtaan aan de kleine geeſten;
hun doende gelooven duiſent leugens, nadien dat die Sterre-konſtenaars ofSchilders zelfs niet konnen
ontdekken de waarheit die daar van is.
zooveelabuyſen en doolingen zijn -
-
En alſſer engen", de KCn
92
DE HE Y L1 G E VER R EK Y KER.
kenniſſe van de Son, die niet anders is dan een en
kel natuurlijk ſchepſel, veel minder dan den men ſche; hoe veel meer doolingen moeten er dan wel zijn, over de kenniſſe van een God, die onbegrij pelijk is, en boven alle menſchen en alle dingen is? Indien ſy niet konnen begrijpen wat er is in de Son, die een begrijpelijk ſchepſel is voor den menſch die ootmoedig van herten is. Hoe zouden dan de wij ſe geſtudeerde menſchen konnen begrijpen wat er in God is, die hun weygert de kenniſſe van de Son,
om oorſaak van hare hovaardye. Want ſy zouden de ware kenniſſe van de natuure zelve niet konnen hebben, zonder hun zelfs die eere toe te ſchrijven, en hare herten op te blaſen om hare natuurlijke we
tenſchappen. Hoe veel meer zouden fy dat dan doen, indien ſy eenige kenniſſe van de Godheit hadden? Maar om dat God hun wil ter zaligheit
helpen, zoolaat hy niet toe dat ſy ontdekken, zelfs maar de verborgentheden van de nature, de welke nochtans wel begrijpelijk zijn voor 't menſchelijk verſtant. Want den menſch konink van de Natuur zijnde, kan wel begrijpen alles wat minder is als hy,
om oorzaak dat alle natuurlijke dingen in 'smenſchen lichaam zijn. Hy moet buiten zig zelfs niet gaan, om te weten de kracht en
# van de vier
Elementen of hooft-ſtoffen, door dien dat die een gedeelte van hem zelfs zijn. Maar God ont hout hun alle die kenniſſen, gelijk men een mes onthouden zou voor een jong kint; vreeſende dat het zig daarmede quetſen mogt. Een ieder weet
wel dat de Son deſe dry hoedanigheden inzig heeft,
te lichten, te warmen, en te geven de waſdom
#
- -
alIG
-
'-
-
J
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 9; alle dingen: maar men weet niet wat hy in ſijn we
ſenis. Van gelijken, deſe Theologanten weten wel de hoedanigheden Gods, die ons bevattelijk
zijn. Een ieder weet wel (*) dat God goed is, dat hy rechtveerdigisen vvaarachtig: dit moeſten zy aan alle 't volckleeren,op dat een iegelijk mogt trach
ten te worden goed rechtveerdig, en vvarachtig, om hem ten minſten een weinig van verre te naderen
inſijn gezeide hoedanigheden. '
-
62. Maar ſy willen hun leeren wat er in God is, om hare herten op te blaſen, meenende wel wijs te zijn, eenige Goddelijke zaken te kennen; 't gene tot hare zaligheit niets doen zal, maar wel hare ver
doemenis veroorzaken, gelijk het die van Lucifer gedaan heeft: dewijl dat het geenſins voordeel aan den (x)menſche geven kan, te weten, of er dry
perſoonen in God zijn, maar het kan hun groot voordeel geven, dat ſy weten dat hy inzig heeft de Goetheit, Gerechtigheit en Waarheit in volmaakt heit; En dat God noit iets doen zal zonder dat deſe
dry qualiteyten daarin medewerken: het welk hun zou beletten tegensGod telaſteren, met te zeggen,
dat hy eenemenſch verdoemt na ſijn enkele Gerechtigheit, en dat hy een ander zalig maakt na ſijn en kele goetheit; zoo als de janſeniſten onder de Roomſche zeggen, en de Calveniſten onder de Gereformeerde; 't welk diemenſchen zijn, de welke meenen onder de Chriſtenen de meeſte eere aan God
te geven, door dienſy gelijkelijk leeren, dat er dry Per-f
(a) Pſal. 36. vſ. 56.
# 7, 8. ule 1
en
Pal. 89. vf 1 5.
[x] Job 11. '
Pſal. 139. vſ 6. Prov. 30, yſ: 4. H. Cor, 8.
-
94 DE HE Y L1 GE VERRE KY KER. Perſoonen in God zijn. Ik wenſche dat ſy anders zouden uitdrukken de Hoedanigheden Gods, dan
| •
met deſe naam van Perſoonen, en als ſy dat niet
konnen doen, dat ſy dan ten minſten anders zouden uitleggen, wat het is van deſe dry perſoonen. Maar
miſſchien weten ſy het zelfs niet, want indien ſy het geloof verlooren hebben, zookonnen ſy niet meer kennen wat van de eeuwige dingen is. Daarom ma
ken ſy een God die lichamelijk is, gelijk als ſy zijn; en om hem een voordeel toe te voegen, zoo zeggen
ſy dat hydry perſoonen is, daar ieder menſch maar een perſoon is. Siet daar die grove plompe ſchets die deſe wijſemaken om ons God te doen kennen, noemende het een artikel des Geloofs, te gelooven
dat er dryperſoonen in God zijn, verdoemen en
veroordeelen van kettery alle die gene die niet bui gen willen onder dat geloof.
-
63. Soude het niet beter weſen, zich te bevlijti
gen om te doen gelooven, dat God noit iets aan de menſch doen zal, dan'tgene Goet, Rechtveerdig, en Waarachtig is? door dien hyaltijt in zig zelven
heeft deſe dry hoedanigheden, die onſcheidelijk zijn, dat is de dryheit in een eenigen God, 't welk mengelooven moet om zalig te worden. Want die gene de welke gelooft, dat Godden eenen menſch zaligmaakt doorſijngoetheit alleen, en dat hy een ander verdoemt door ſijn Rechtveerdigheit alleen; die lochent de dryheit in een eenigen Godt, al is't
dat hy die met den mont belijt in dry perſonen van Vader, Soon, en H. Geeſt, gelijk als de hierbo vengenoemde doen, die wel even gelijk ſouden
willen ſterven om dat geloof dat er dry Perſonen in
Dolingontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 9s God zijn, verlochenendemeter daat ſijn dry oor ſpronkelijke hoedanigheden of die ſcheidende deene van d'andere, om de menſchen te doen wanhoo
pen, ofwel hun te doen dunken, dat God ver plicht is hun zalig te maken, 't zy wat ſy ook doen; om dat ſy ter zaligheit gepredeſtineert zijn. Siet daar dat is al de vrucht van dat Artikel des Geloofs,
namentlijk dat er dry onſcheidelijke Perſoonen zijn in God, maar niet deſe dry onſcheidelijke hoeda
nigheden, wanneer hy den eenen menſch zalig maakt door ſijngoetheit alleen, en dat hy een an
der verdoemt door ſijn gerechtigheit alleen. Indien dat alzoo geſchiede, daar ſou geen volkomen vol maaktheit in God zijn, hy ſou doen gelijk de men ſchen, die iemant haresgelijke beminnen, en haten, een ander die hun zoo wel niet behaagt.
64. Ik ſchrik van zoodanige leeringe, om dat die de Eere weg neemt die wy aan God ſchuldig, zijn, en doet de menſchen die zulx gelooven vallen, in alle ſoorten van zonden.
Want God ſou niet.
rechtveerdig zijn, als hy d'een menſch verdoemde en een ander niet van diegene die evengelijk in.A dam tegen hem miſdaan hebben.
En wanneer een
menſche gelooven zou tot de Verdoemenis geprede ſtineert te zijn, hy ſou al dentijt ſijns levens door brengen in te laſteren tegen God, van dat hy hem
# had tot de Verdoemenis, in plaats van em in ſijn Niet te laten, liever dan hem in alle eeu
wigheit ellendig te maken, dewijl dat hy daar geen ſchult in heeft, doordien dat den menſch niet konde
zondigen eer hy geſchapen was. En zoo een ander,
menſch gelooft, dathy gepredeſtineert is tot de za lig w
96
DE HEY L1 GE VERRE KY KER.
ligheit, het ſtrekt om zig te begeven zonder vreeſe tot alle ſoorten van zonden, doordien dat volgens de ſtelling van deſe gepredeſtineerde Caſuiſten, de gepredeſtineerde ter zaligheit altijt ſekerlijk zaligſul len zijn, 't zy wat ſy ook doen. Daarom is 't dat ſulk een gepredeſtineerde zig wel mag begeven tot alle ſoorten van zonden, en volgen de zinnelijkhe den gelijk de beeſten, zonder zorge wat er na de doodgeſchieden zal; dewijl dat ſy verſekert zijn za lig te zullen weſen, 't zy wat ſy doen of niet. De ſeleeringe is zoo ſchadelijk dat menſe moet verwer penals een kettery; al is't ſchoon dat men ketters noemt diegene die de ſelve niet willen aannemen.
Daar is weinig aan gelegen dat de menſchen d'een d'ander ketters noemen, als wy in 't byſonder ge
trouwelijk vereenigt blijven aan de waarheit, goed heit en gerechtigheit Gods. Want daar kan geen andere kettery zijn, dan die, welke ons ſcheiden van deſe dry Goddelijke eigenſchappen. Wy zijn altijt ketters als wy geſcheiden zijn van de gerechtig heit, goetheit en waarheit Gods, maar zullen dat noit zijn, om eenig gevoelen te hebben dat contra
rie zou mogen zijn tegens de gevoelens der menſchen, die na de manier van de werkluiden aan den Toorn Babel, malkander niet meer verſtaan. De
een zegt, het is een ketter die tegen de Roomſche Kerk ſpreekt.
D'ander zegt, 't is een ketter die
niet gelooft dat Jeſus Chriſtus geheel voor ons vol daan heeft. D'andere die zeggen, dat het een ket teryiste gelooven dat men wel kan zalig zijn buiten de Roomſche Kerk.
-
65. Enzoovoorts van duiſent andere verſchillen de •v
Daling ontſtaanſaert 't verlies des Geldof. 97 doolingen ,
beſchuldigen de huidenſdaagſche Chriſtenen malkander, hoewel ſy alle gelijkelijk doolende zijn, ſedert dat ſy het Godlijk geloof verlooren hebben. Sy doen niet dan diſputeeren, om te toonen welk kouleur van alle hare doolingen het ſchoonſte is, de welke ſy dekken met den man
de
tel van de H. Schrifture, daar ondertuſſchen noch d'een noch d'anderden rechten zin daar van verſtaat,
hun hechtende aan eenig woort, dat zomtijts ver ſtaan kan worden in verſcheiden zin, door dien dat
deGeeſt Gods,die de ſelve gedicteert heeft,vrugtbaar is en overvloedig, niet gebonden aan eenige woor den noch tijt noch bepalinge, hy ſpreekt altijt, en zal ſpreken tot aan 't einde der werelt, aan alle men ſchen in 't gemeen en aan ieder in 't beſonder. In dien men de Schrifturen las (y) alleenlijk om daar uit
te trekken de lichten en verſtandelijkheden nootſa kelijk tot onſe zaligheit, een ygelijk zou daar ſijn re
gel en ſijn voorſchrift vinden, om ſijn zeden wel te voegen, en te volbrengen de wille Gods. Maar veleleſen die door curieusheit of nieuwsgierigheit,
gelijk men eenigeydele hiſtorie leſen zou: andere die leſen ſe, om daar van wel te konnen ſpreken, en
te toonen de bequaamheit van haren geeſt, of wel, hoeveel ſy gevordert zijn in de Goddelijke dingen, kunnende van buiten alle de ſchrifturen, ja de eapit tels en veerſen daar van aanwijſen. Weer andere die
de wijſte geleerde zijn, leſen de Schrifturen om daar uit te trekken ſpreuken die de ſonden der menſchen verſchoonen, en hun doen leven na hare loſſighe
den, met te hopen de zaligheit buiten het Godde G . lijk
[7] Pſal, 119 vſ. 129, 13o: Joh. 7.vſ 17,
98
DE HE 1 L 1 GE VERRE KY KER,
lijk geloof, en in 't vergeet van God. Siet dat is de reden, waarom dat geen van die menſchen de verſtandelijkheit der Schrifturen hebben konnen,
doordien dat het einde en oogmerk dat ſy hebben om die dingen te verſtaan, niet recht is, noch ook niet ſtrekkende tot de eeuwige zaligheit, niet ſiende dan op den tijten het behagen der menſchen. En
indien God in ſoodanige geſteltenis der zielen hun die wetenſchappen en verſtandelijkheden gaf, ſy zouden hun tot grooter Verdoemenis ſtrekken. Daarom is't dat God hun die onthout, (z) de ſel ve alleenlijk deelachtig makende aan de ootmoedige van herten, en aan diegene die niets begeeren te
weten dan alleen wat God behaaglijk is, op dat ſy ſulx getrouwelijk mogen in 't werk ſtellen, achter latende de curieusheit, de menſchelijke wijsheit, en de begeerte om den menſchen te behagen, hun toedragende een Chriſtelijke liefde, om hun de
waarheit Gods te doen zien, zoo veel als hy hun die heeft doen kennen. Soodanige menſchen zijn be quaam om te ontfangen het verſtant van de Heilige Schrifture tot hare eigen nuttigheit, en ook voor andere.
t -
66. Maar de menſchen die noch leven na de Ver
dorventheit der natuur, en willende aan de men
ſchenbehagen en voldoen; die zijn vervult van do
lingen, de welke ſy uit de waarheit zelfs trekken, dieſy miſmaken met valſche Philoſophiſche redenen,
om de deure des hemels voor andere te ſluiten, en
daarſclfs niet in te gaan. Het is het ambacht van de huidenſdaagſche wijſen, altijt nieuwe doolingen - V6
* Matth, 11, vf-ar
-
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 99 te bedenken, om valſche ruſte der zaligheit tege ven, na mate dat de menſchen afgeweken zijn. Men
legt de ſpreuken der ſchrifture tot haar voordeel uit, om hun te doen gemakkelijker ten Verderve gaan, en ſonder het gewaar te worden, op dat ſy hare eeu
wige ongelukken niet zouden zien, tot dat ſy'er in zijn.
-
'
-
.
.
.
.
.
.
.
67. Menſegt, dat de ſpreuke van het Evangelie, daar Jeſus Chriſtus tot den rijken Jongeling zei de, Sooghy wilt volmaakt zijn, verkoopt alles
vvat ghyhebt, en geeft het den Armen om my te volgen, een ider in 't gemeen niet raakt.
En men
glofſeert of verbloemt deſe ſpreuke, om alle rijke menſchen te vleyen, hun zeggende, dat het aande
ſen Jongelink alleene was dat Jeſus Chriſtus geſpro ken heeft. Welken Jongelink ſeer rijk was en klee vende aan ſijn rijkdom; daar men ondertuſſchen niet zien wil, dat de huidenſdaagſche Chriſtenen ook deſgelijx rijk zijn, met gelijke aankleventheit
aan hare rijkdommen, 't welk maar al te waarachtig is. Want indien men niet gehecht was aan ſijn rijk dommen, men ſou ſooſeer niet arbeiden om ſe te
winnen, noch ſoo veelſorge hebben om ſe te bewa ren, noch droefheit om ſe te verlieſen.
Want dat
alles zijn getuigeniſſen dat men daar met genegent heit aankleeft, andersſou men ſe verachten, en men
ſou tevreden zijn die te verlieſen, ſonder ſig dat aan te trekken. • Soo dat het niet geweeſt is aan den Jon gelink van 't Evangelie alleen, dat Jeſus Chriſtus
geſproken heeft, als hy ſeide, dat hy alles verla
ten moeſte, om hem te volgen. Maar dat hy in G * . . hem ºy:
,”.Z ze
-A
-
1co
DE HE 1 L1 GE VER RE KY KER.
hem, tot alle menſchen geſproken heeft, die in de
toegenegentheit van de vergankelijke goederen ſtaan, en tot aan 't einde der werelt in ſoodanige geſtalte niſſe ſtaan ſullen.
Doordien dat de H. Schrifture
ſpreekt, en ſal (*) altijt ſpreken: en 't gene dat Je ſus Chriſtus geſeit heeft tot deſen rijken, dat ſegt
hy, en ſal het ſeggen aan alle Rijken, die ſedertdien geweeſt zijn, en weſen ſullen tot aan 't einde der we relt.
-
*,
68. En diegene de welke zig die leſſe niet wil aantrekken, zal 't weliſwaar hebben in 't Rijk der Hemelen in te gaan. Dewijl dat Jeſus Chriſtus op
den ſelven tijt ſegt, (*) dat het alſoo ſvvaar is voor een Rijke te gaan in 't Rijk der Hemelen, als
dat een kabel gaan ſou door een naalden oog. Het welk niet alleen ſwaar is, maar ook onmogelijk;
doordien noit eenig groot ding kan gaan in een klein ding, ſonder dat het van nature verandert: alſoo is 't onmogelijk dat een rijke zalig weſen kan, wanneer hyrijk blijft, en geaffectioneert of genegen aan de goederen doſes werelts, 'tenzy dat hy ſijne rijkdommen verlate, en worde waarlijk arm van geeſt, van
wil, en van genegentheit. Dat ſou gelijk een tranſ formatie of veranderde geſtalte zijn, wanneer een,
die rijk in begeerte is, ſoude arm worden in gene gentheit, en dan ſouhy wel konnen zalig zijn, en anders niet. Want gelijk men wel de quint-eſſentie ofweſens-kracht uit een groot ſtuk houts trekken
kan, door het middel van een diſteleer-vat, en gie ten het in een klein glas, daar het hout noit in zou hebben konnen gaan, alzoo ook een Rijk menſche -
VPſ 119.vſ. 96. c Matth. 19. vſ 24,
m0ct -
Doling ontſtaanſedert 't Verliesdes Geloofs. Tot moet ziglaten diſteleeren door het vyer van tribula tieoflijden, of door de gewillige armoede, als h wil ingaan in 't Rijke der Hemelen, aangeſien dat het hem anders daarin te gaan onmooglijk zijn zal, door dien God dat niet geven mag aan die gene die 't Geloof verlooren hebben, en hare genegentheden gelegt hebben op de aartſche dingen. Maar de be
drieglijke menſchenſoeken, ſelfs in de H. Schriftu re, middelen, om de zaligheit te vinden op den breeden weg, de welke alleenlijk te vinden is o den (d)ſmallen weg, ofwel het Evangelie is valſch,
en Jeſus Chriſtus heeft dan de waarheit niet geſeit: 't welk niet waar weſen kan, en de menſchen voeden
malkander met doolingen en leugens om verlooren tegaan ſonder het gewaar te worden, valſchelijk de Schrifture toepaſſende aan een beſonder menſch,
hoewelſy waarlijk ſpreekt aan alle menſchen in 'tge meen, en voornamentlijk aan alle Chriſtenen, die het volk Gods zijn, voor de welke het nieuw Teſta ment nagelaten is, gelijk het Oude was voor de Joden. En de wijſen (om hun al blindelings na de Heltegeleiden) willen hun wijs maken, dat deſe Evangeliſche leeringen geſchikt zijn, alleenlijk aan
eenige byſondere perſoonen, die ten tijde Jeſu Chri ſti leefden.
--
69. Het welk een groote doolinge is, geleert
door deſe bedrieglijkeleytslieden: nadien de Schrif ture ſpreekt (e) aan alle diegene die in die ſtant of ge legentheit zijn, daar in die menſchen waren tot de welke Jeſus Chriſtus geſproken heeft, op de aarde weſende, hun leerende een iegelijk wat ſy moeſten G 3 A
* Matth 7, vſ. 14. s Marc. 13 vſ. 57. /
doen
102 DE HE Y L1 GE VE RR EK Y KE R. doen en laten om zalig te worden. Want hy heeft
aan dien Rijken niet alleen gezeit dat hy alles verla tenſou om hem te volgen, maar ook aan alle (f) ſij ne apoſtelen en andere diſcipelen, ſoo wel die arm als die rijk waren: om te toonen, dat alle die gene die ſijne diſcipelen willen zijn, alle dingen verlaten moeten : om oorſaak, dat hy meer waardig is dan de goederen van deſe werelt, de welke tot groot be letſel dienen om in 't koninkrijk der Hemelen in te gaan. Daarom is het dat hy in 't veelvoudig getal
ſegt, dat het ſvvaar is voor een Rijke in te gaan in t koninkrijk der Hemelen, ſprekende in eenen tot alle Rijken ſonder uitſondering van iemant. Want gelijk niemant zalig worden kan ſonder het Godlijk geloof, ſookonnen ſy ook niet zalig wor den ſonder de armoede desgeeſts; dewijl het eene aan het andere hangt: aangeſien dat de gene die 't
geloof heeft om de eeuwige goederen te kennen, noit de tijdlijke beminnen kan: en dieſebemint,kan 't Geloof niet hebben; doordien dat het ſelve (g)
doet verachten alles wat vergankelijk en aartſch is. Van daar komt het, dat ſelfs eenige Heidenen ver ſmaat hebben alle de goederen van dit leven, heb bende gekent door eenig klein vonxken van 't Ge
loof, dat er een Eeuwigheit was: eenige wierpen haargelt in de zee; andere wilden geen huiſen bou wen, om een ſoo korten leven, als dit verganklijke is.
Indien deſe Heidenen alſoo veracht hebben de
goederen van deſe werelt, om ſoo onvolmaaktelijk ontdekt te hebben dat er een eeuwigheit is, hoe ſou
het konnen mogelijk zijn, dat een Chriſten, # et
-
V Luc. 14 vſ 33 s Heb 11 vf 24 tot 24
-
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 1o; het Geloof bewaart ſou hebben, noch ſou konnen
met liefde of genegentheit aanhangen de verganke lijke goederen deſer werelt? Het is een bedriegerye
ſulx te gelooven: doordien de minſte kenniſſe van d'eeuwige goederen , terſtont verachten doet de vergankelijke goederen, die men aanfiet als nietige dingen, onwaardig bemind te zijn door menſchen die een Goddelijke ziel hebben, en tot de eeuwigheit geſchapen zijn. Invoegen dat men zig niet valſche lijk moet willen wijs maken, dat men noch het ge loof heeft, alſoo lange als onſe genegentheden noch
zijn aan de dingen van de aarde, 't zy tot de rijk dommen, vermakelijkheden, of eeren van deſe werelt; ſulx dat het liegen is tegens ons ſelfsen tegen andere, te denken of te zeggen, dat wy konnen in gaan in 't koninkrijke der hemelen, als wy rijk zijn in derdaat of in de wenſch: door dien dat zulx een
ſekere getuigeniſſe is, dat wy het geloof verlooren hebben; ſonder het welke noit iemand zalig zijn ſal, wat hy ook ſou mogen doen. By aldien Jeſus Chriſtus niet gekomen ware ons te leeren (b) arm
van Geeſte te zijn, en ook de andere Evangeliſche deugden; een ieder ſouſig inbeelden dat hy het ge loof bewaart had; om dat er veele de begeerte heb ben om het te bewaren al den tijt hares levens. Maar
wy konnen genoeg zien door de Evangeliſche raat gevingen, of wy het Godlijk geloof hebben of niet, aangeſien dat de belevinge van de ſelve niet an
ders zijn dan de getuigeniſſen van het Godlijk ge loof, die ons Jeſus Chriſtus heeft konnen toonen, op dat wy daar door zekerlijk ſouden konnen zien, * • G 4 of k Marth. 5. vſ. 3.
-
104
DE HE 1 L1 c E VERR EK Y KE R.
ofwy het geloof verlooren hebben of niet, door dien dat de gene de welke die Evangeliſche raatge vingen niet kan onderhouden, getuigeniſſe tegen
ſig ſelfs geeft, dat het Godlijk geloof in hem doot is, en dat hy niet anders leeft dan na de natuurlijke zinnen, beminnende 't gene ſienlijk, gevoellijk, verderfelijk, en vergankelijk is: 't welk een men ſchede welke in het
geloof leeft, niet ſou konnen
doen, doordien dat de ſelve geen behagen nemen kan, noch ſigverſadigen, dan in de beſtandige en eeuwige goederen. 7o. Waaruit men ſien kan het bedrog van deſe uitleggers der H. Schrifture, die met valſche waar
heden beglimpen en verdrayen de waarachtige zin der Schrifture, tot nadeel der zaligheit van veele.
Want eenige ſouden noch wel na de letter nemen de leeringe Jeſu Chriſti, indien deſe Doctoren hun dat niet behinderden door leugens, hun doende geloo ven, dat het Evangelie niet gemaakt is om onder houden of nagekomen te worden van alle Chriſte nen, maar alleenlijk van eenige in 't beſonder, tot
de welke Jeſus Chriſtus in ſijn tijt geſproken heeft: 't welk niet waarachtig is, door dien dat God eeu wig is (i) in alles wat hy doet : en Jeſus Chriſtus zegt, dat (!)Hemel en aarde vergaanſulſen, maar mijn vvoorden ſullen niet vergaan. Daar door te verſtaangevende, dat alle 't gene hy aan den eenen Chriſten heeft geleert, hy ook aan alle d'andere ge leert heeft. En daarom is't dat al degene die de E
vangeliſche Raatgevingen verſtaan; hun die in 't be ſonder moeten toepaſſen en aannemen, ſonder te . den &
# Eccl. 3. vſ. 14. l Matth. 24 vſ. 35.
-
Doling ontſtaanſedert 't Verliesdes Geloofs. 1of denken dat die voor iemand anders gegeven zijn, 't gene hun geen voordeel geven zou konnen. Want al ware het dat alle de Chriſtenen door het
geloof leefden in de onderhoudinge van de Evan geliſche wet, en dat mijn geloove doot was, en mijn natuur te gevoellijk om de Evangeliſche wet te omhelzen; 't en zou my niet baten dat zoo grooten menigte de zelve zouden onderhouden hebben; dat zou wel voor hun goet zijn, maar niet voor my. Ooken zou het niet noodig geweeſt zijn, de Evangeliſche Hiſtorien aan de Naarko melingen na te laten, wanneer dat alles einde ne
men zou in de Perzoonen die ten tijde Jeſu Chriſti leefden; of in diegene welke korts daar naar volg den; nadien dat d'Apoſtelen die konden bytradi
tie of overleveringegeven aan hare Navolgers zon der in geſchrift te ſtellen. En wy zouden niet meer behoeven het Evangelie zoo dikwils te lezen, om alleenlijk dat te onthouden als een Hiſtorie,
zoo wy dat niet en moeſten in 't werk ſtellen; het zou genoeg zijn die twee of drymaalgeleſen te heb ben.
En waarom zou men deze Schrifturen met
zig dragen, en by na nacht en dag daar in ſtudee ren zijn leven lang? Het zou onnutte tijt-verlies zijn die zoo veel te herkauwen, zoo het ons niet aangaat die in 't werk te leggen, en zoo haren in houd bepaalt is aan de beſondere menſchen tot de
welke Jeſus Chriſtus geſprooken heeft. Het zou de veel onnut werk gedaan zijn geweeſt, zoo veel te ſpreeken en te ſchrijven, voor zoo kleinen getal van menſchen als Jeſus Chriſtus onderweſen heeft,
of voor dien Jongelinkin't byſonder dewelke rijk dommen had. G 5 Het /
1o6 DE HE Y L 1 G E VER R EK Y KE R. 71. Het en is geen wonder als de huidensdaag ſche Chriſtenen rijk blijven, zonder hare rijk dommen te willen verlaten, dewijl Jeſus Chriſtus in zijnen rijt, tot hun lieden niet geſproken heeft,
volgens het zeggen van deze (m) blinde Leidslui den, de welke die valſche Chriſti zijn, daar van Je
ſus Chriſtus waarſchouwt, (n) dat menſíg vvach ten moet. Sy zijn waarlijk valſche Propheten,
die de Zaligheit voorzeggen aan die menſchen, over de welke Jeſus Chriſtus alle zoorten van Ver vloekingen geſprooken heeft, want hy zegt (2)
Wee ugy Rijken die verzadigt zijt, want gy zult hongeren. En deze Doctoren zeggen, dat hy alle Chriſtenen niet geleert heeft, te verkoopen alles wat zy hebben, om hem te volgen, dan al leenlijk aan een Jongelink in 't byzonder de welke vele rijkdommen had.
Deze zou alleen wel on
gelukkig geweeſt zijn, (na 't zeggen van de we reld,) dat hy verplicht zou geweeſt zijn alles te verkoopen; daar ondertuſſchen d'andere Chriſte nen hare rijkdommen wel mogen behouden, en daar noch altijt meer by vergaderen, en dan noch aan haren doot zalig zijn. Deze bedriegeryen zijn zoo grof dat men beſchaamt zou zijn die te verklaren, indien men niet en zag alle de huidens
daagſche Chriſtenen zig den geeſt laten betoove ren, door de verleidinge van deze uitleggers der Schriftuur. Het is te gelooven dat zoo zy die geheelijk mochten doorhalen en uitſchrabben, dat men geen meer Bybels zien zou : doch dewijl Je ſus
V"] Matth. 23 vſ. 24 tn] Matth. 24 vſ. 4 (o) Luc. 6. Vers 24, 25.
-
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 1o7
ſus Chriſtus belooft heeft, (r)aat hy eeuvviglijk by ons blijven zal, zoo zal hy noit toe laten dat zijn leringe vergaat, door de welke hy by ons blijft, en ons altijt leert. Maar deze blinde Leidsluiden, hebbende het geloove verlooren, en niet konnen
de het Evangelie vernietigen, zoo trachten zy die aan 't Volk te doen verſtaan in eenen geheel ver draaiden zin, en ſtrijdig tegen de waarheit : en (g) onze afwijkinge maakt dat wy over gegeven
ſijn aan den Geeſt der doolinge, en dat wy geloo venaan de leugens van deze valſche Chriſtens, die leugens trekken uit de waarheit zelfs, doende ge looven aan de Chriſtenen dat zy niet verplicht zijn
te leven na de maniere gelijk als leefden de Chriſte nen van d'eerſte Kerk, als of Jeſus Chriſtus ver
anderde van raatgeving, en als of hy nu een lering leerde, directelijk of eigentlijk ſtrijdig tegen dat
gene die hy geleert heeft wezende op de Aarde, het welk valſch is: door dien God eeuwig is in alle zijne werken , ende en zal noit veranderen,
wat ook de menſchen zeggen of uitleggen over ſij ne woorden.
e
72. Soo dat men heden al zoo wel moet verla
ten alles vvat men bezit, om vvare Chriſtenen te vvezen , als men het heeft moeten doen ten
tijde Jeſu Chriſti en zijner Apoſtelen, over mits het noch de zelve God is, en het de zelve
menſchen zijn : Hy is nu al zoo magtig als hy doen was, en wy zijn in de zelve ſwakheit waar in ge weeſt zijn d'Apoſtelen en eerſte Chriſtenen, doen
zy hun wilden begeven te worden Diſcipelen Jeſu -
? Matth. 28. vſ. zo. 1 2 Theſſ: 2. vſ. 10, 11, 12
Chri
108
DE HEY L 1 GE VER RE K Y K E R.
Chriſti: daar en is geen Verſchil in dan alleenlijk dat de menſchen nu meer ſcherpzinnige argumen ten of ſluitredenen hebben, om de waarheit een
anderen ſchijn te geven dan in dientijt. Siet dat is het , waar in het verſchil beſtaat van ons leven en dat van d'eerſte Chriſtenen : voorders (r) en
iſſer geen veranderinge in God; en (*) Jeſus Chri ſtus en zal niet veranderen om de veranderinge der menſchen. Sy moeten doen 't gene de eerſte Chri ſtenen gedaan hebben, of zy en zullen noit zijne Diſcipelen wezen. Sijn raatgevingen van te we
zen zijne navolgers, zigzelfs te verzaken, zijn Kruis te dragen en zoo voorts, zijn gegeven aan alle de gene die zalig willen worden, zonder ie mand uit te zonderen, en de gene dieſe niet vol gen wil, die getuigt dat hy niet zalig wezen wil,
noch gaan wil daar Jeſus Chriſtus gegaan heeft. Niemand moet daar onkundig van zijn, al iſt dat
de wijſen het tegendeel leeren. 73. Sedert dat zy het geloof verlooren hebben, zoo wilden zy het Volk wel doen gelooven , dat de Schriftuuren na de letter niet moeten verſtaan
worden , want zoomenſe na de letter neemt, ge lijk als alle Chriſtenen doen moeten, zoo zou het
leven en de leringen van deze Doctoren zeer beriſ pelijk zijn; 't welk zy niet willen toeſtaan. Daarom is het dat zy trachten te bedenken nieuwe leeringen, die hun vryheit geven om na te laten 't Evangeliſch leven te omhelſen, en verſterkt het
verval van haar zelfs en des volks; geloovende
d'een en d'ander, dat God hem genoegen zal met -
r Jac, 1 vſ. 17. ſ Heb. 13. vſ. 8.
hare
-
Doling ontſtaan ſedert 't Verlies des Geloofs. 103 hare redenen, gelijk zy de menſchen daar mede vernoegen. Waar in zy hun zelfs eerſt bedriegen, en daar na het Volk, die niet en zullen nalaten
verlooren te gaan, al iſt dat zy geſteunt hebben op de leidinge van deze wijze Herders of Leeraars; door dien dat er gezeit is : (t) VVeé dien die in den
Raaddergodlooſen gaat. (u) VVeé den Menſche die zijn vertrouvven op den Menſche ſtelt. 74. De eenvoudige menſchen nemen deze Leidsluiden niet voor Goddelooze, maar veel eer
voor deugdelijke luiden, aangezien dat zy'er de ſchijn van dragen, en zouden derhalven noch ee
nige ontſchuldinge hebben, indien Jeſus Chriſtus hun niet zoo (*) veelmaals gewaarſchouwt had,
dat ſy hun wachten moeten van valſche Chriſti, en valſche Propheten, die in ſijn naam komen ſullen, en ſullen er vele verleiden. Deze waar ſchouwinge zoo dikwils herhaalt, zal niemand verſchoon ingelaten behouden van die gene die de
leugens gelooven , dewijl dat zy daar meer als ge noegzaam van gewaarſchouwt zijn, en zoo wel
met uitgedrukte naam van valſche Chriſti en val
• ſche Propheten, alsof hy zeggen wilde : dat het niet is van de openbare Goddelooſe daar men zi van wachten moet, aangeſien dat die een ſchrik ſijn voor de goede menſchen, maar hy ſpreekt van die
gene, die zeggen in ſijnen naam te komen, ge lijk als doen de Herders en Leeraars hun zelfs noe
mende Diſcipelenjeſu Chriſti, daar zy ondertuſ ſchen zijne leeringe leeren in een heel verdraaiden zin;
t Pſal. r.vſ: 1. u Ier. 17. vſ. 5. n Matth, 7. vſ. 15. Cap. 24.
yſ. 4
en Cap. 11. en 24, 3
-
-
11 o DE HE Y r. »GE VER R EK Y KER. zin; waarom zy met recht geheeten mogen wor den valſche Chriſti, door dien dat hare voorſtel lingen valſch zijn, die zy voor de leeringe Jeſu Chriſti uitgeven. Want zy zeggen, dat jeſus
Chriſtus geſprooken heeft aan beſondere menſchen, en niet aan alle Chriſtenen : 't welk niet waarach tig is; nadien God noit een uitnemer van Perzoo nen geweeſt is : ny ſpreekt aan alle, en zal altijt
ſpreken aan alle de Chriſtenen, tot aan 't einde der wereld.
* 75. Jeſus Chriſtus zeide tot Nicodemus, (die een van de wijzen zijnestijds was: ) dat (y) hyſt
-
moeſt bekeeren en vvorden als een klein Kind, o
dat hy in 't Koninkrijk der Hemelen niet zou in gaan. De wijze van onzentijt willen dele Schrif tuure hun zelfs niet toepaſſen, maar wel aan Ni codemo, die meer bekeert was dan zy nu zijn: want hy zogt Jeſum Chriſtum, om van hem on derwezen te zijn, van 'tgene hy doen moeſt om zalig te worden,in plaats dat deze wijzen zoo groot zijn in hun zelfs, dat zy van niemand iets willen leeren, maar willen hare eigen wijsheit aan alle de wereld onderwijzen : daar zy veel meer dan Ni codemus noodig hebben hun zelfs te bekeeren, en te worden als kleine kinderen, indien zy willen
zalig zijn : doordien (z) God den hoovaardigen vvederſtaat. En mitsdien zoo lange als zy wil lengroote Mannen zijn, zoo en konnen zy in 't Rijd der Hemelen niet ingaan. Doch dit en trek kenzy hun niet genoeg aan, hoewel het hun wel zeer raakt : want het is aan hun dat Jeſus Chriſtus in.
3/loh. 3. vſ 3. Math. 18. vſ. 3. z 1 Pet. 5. vſ. 5.
tA
Ruine der Wijſen,het Gel verloren hebbende. 11r in Nicodemo ſpreekt; hun verzekerende dat zy in 't Rijk der Hemelen niet zullen ingaan, indien zy hun niet bekeeren, en worden gelijk als kleine kin deren. Sy en mogen deze waarheit niet ontken nen, maar zy vinden verſchooningen; op dat zy hun niet zouden verootmoedigen, noch kleine kinderen worden, zeggende: dat die bekeerin ge te verſtaan is, dat men zig bekeeren moet van 't quade tot het goede, en dat men niet meer boos heit hebben moet dan een kind.
Ik zoude zeer
wenſchen, dat zy tot die bekeering van het quade tot het goede gekomen mogten wezen, alhoewel het niet genoegzijn zou tot den ſtand om te mo gen ingaan in 't Koninkrijke der Hemelen, maar vereiſcht ook, zig te verootmoedigen , en te
vvordenſoo klein als een Kind, voor God en voor de menſchen, gelijk als Jeſus Chriſtus geweeſt is,
die hoewel dat hy in volheit de eeuwige wijsheit had , nochtans als een eenvoudig kind onder de menſchen gewandelt heeft, en zegt : (a) dat die
gene dieſijn Diſcipel vveſen vvil, ſijn Kruis op ſig nemen moet om hem te volgen. Om aan alie de wijzënteleeren, dat zy uitbraken moeten alle haare wijsheden door menſchelijke middelen ver kregen, eer dat zy ontfangen mogen de wijsheit van den H. Geeſt : de welke zy noit ontfangen zullen, voordat zy hare zielen gezuivert zullen hebben van die zondige genegentheit , van den menſchen te willen behagen; al zoo wel door de wetenſchappen van de Philoſophie, Theologie, als andere, aangezien dat alle zoorten (b) van men * Math, 16, vſ. 24. b 1 Cor. 8. vfi.
112
DE H EY L 1G E VE RR E k Y K ER.
ſchelijke wetenſchappen de herten der menſchen opblazen, en maakt hun Hoovaardige, de wel ke (..) God wederſtaat , gevende alleenlijk zijn
herte aan de Ootmoedige. Het is daarom dat Jeſus Chriſtus zegt : (d) Ik/alte niet maken de VVys
heit der Wiſſen ente gronde vverpen de voorzig tigheit der Voorſigtigen. Sulks uit oorzaak, dat de menſchen die zg niet hebben willen bekeeren, noch van de Evangeliſche eenvoudigheit gewillig lijk kinderen worden; in het einde van God ſul len gedwongen worden, gevende de ware wijs heit (*) aan de Kinderen; om te niet te doen de wijsheit der menſchen, die groot blijven willen. En zal te gronde werpen de voorſigtigheit der
Voorſigtigen, die ſig niet bekeeren willen, uit vreeze van het aanzien der menſchen te ver liczen.
-
76. Dan ſal vervult zijn den Lofſang vande Ma get Maria, de welke gepropheteert heeft, (f) dat
Godſalafſetten de magtige uit haar ſtoel, en ſal de ootmoedige Verheffen. Het ſal dan fijn dat men vragen ſal, (g) VWaar is de VVijſe? WWaar is de Schriftgeleerde ? Door dien dat hare eeren ſullen verwelkt zijn, en de ende en ſullen niet meer onder de Kinderen Gods gevonden worden, dewijl hare glorien en eeren hun ſullen gemaakt hebben tot
Kinderen des Duivels : by de welke ſy haar heer ſchappye ſullen mogen ſoeken, de ſelve niet meer konnende vinden onder de menſchen, door dien
dat hare bedriegeryen als dan al te ſamen ſullen ont dekt c : Pet. 5. vſ. 5. d 1 Cor. 1 vſ. 19. e Pſal. 8.vſ. 3. Math. 11. I, vſ. 52 g 1 Cor. 1: vſ. zo. -
vſ. 25. fLuc.
--
Ruïne der VVijſen,'t Gel, verloren hebbenae. 113 dekt zijn: en het (b) volk ſal hun qualijk hande len, om dat die van hun verleit en bedroogen zijn: en dat onder de naam van Leidsluiden, ſijn geweeſt ſijn rechte bedriegers, hun hebbende het Evange lie uitgeleid in een geheel verdraaiden ſin, en ge ſeit : dat men niet verplicht was dat in 't werk te
leggen, niet meer dan te gelooven dat het voor ons gegeven was : en dit, om dat zy ſelfs dat niet wilden nakomen. Overfulx hebben ſy het Volk geleid door eenen weg recht ſtrijdig tegens die ter zaligheit leid, de welke ſy ſelfs niet hebben willen gaan, noch willen lijden dat een ander die gaan
ſoude, gevende opgepronkte dekſelen en uitleg gingen over de Evangelien, om het volk te belet ten daar aan te geloo en, ſcggende : dat vele din gen alreede vervult zijn; (gelijk als het gene dat geſchreven is in 't 24 capittel van St. Mattheus; daar Jeſus Chriſtus tot fijne Apoſtelen ſpreekt,
van de diſtructie van Jeruſalem;) om dat ſy ſien dat dien ſtoffelijken Tempel is verdeſtrueert of vernielt geworden. *77. Het welk nochtans maar was een voor
beelt van de Chriſtenheit, die de ware Kerke Gods maakt, en het Goddelijk Jeruſalem. 't Is daar van dat Jeſus Chriſtus tot fijne Apoſtelen ſpreekt door den Geeſt der Prophetien, ſeggende : (i)
ſiet gy alle deſe dingen? Ik ſeg u dat er niet een ſteen op den anderen blijven zal die niet gebrooken ſal vvorden. Het is waar dat ſulx na de uitwen dige ſtoffe vervult is aan den Tempel tot Jeruſa -
H
-
-
em;
hier. 23. vſ. 15. Cap. 25 vſ. 34. Zach. 13 vſ 3 tot a Matth. 24 vſ. z.
-
214 DE HE Y L1 GE VERRE K Y KE R. lem : Doch het is maar alleen in het voorbeelt vol
bragt, en het moet nootſakelijk volbragt worden in den volmaakten ſin in de Chriſtenheit, de wel
ke het hemelſch Jeruſalem is, daar Jeſus Chriſtus
van geſprooken heeft, desſelven ondergank voor ſeggende. Want hy en had niet van nooden, (tot de zaligheit van de zielen) te voorſeggen de Ver woeſtinge van dien ſtoffelijke Tempel, aangeſien dat de ſteenen en het hout daar toe niet konnen
helpen. En de ſelve Jeſus Chriſtus die ons zegt
dat men ſal moeten rekenſchap geven van iege lijk onnut vvoord, die en mocht er ſelfs ſoo veel niet ſpreken, gelijk hy gedaan heeft in dit 24. Ca daar hy byſonderlijk ver
# van St. Mattheus,
laart, wat den Chriſtenen gebeuren ſalin de laat ſte tijden, in de welke wyleven. Daar deſe uit leggers der Schriftuuren, tot hare ſchade gevoelen zullen , de dingen die zyniet en willen gelooven. Want het is zekerlijk van de ſelve, dat Jeſus Chri- , ſtus geprépheteert heeft, zeggende : dat er niet
een ſteen op den anderen blijven zal, en dat ſy
# van den anderen zullen geſcheiden vvor 673,
-
; 78. Het welk alreede aan het inwendige vervult is : door dien dat al hare gevoelens en geloovens al ont-voegt zijn , en ſtrijdig tegen malkander. Daar ontbreekt alleenlijk aan, dat deze menſchen lichamelijk van den anderen gedeelt zijn, tot ver
vullinge van de voorzegginge Jeſu Chriſti in 't ge zeide capittel. En dat moet ſchrik en vreeze ge ven onder de Chriſtenen die nu leven, op dat zy
mochten achting nemen op die valſche Chriſti # #
-
-
*
*
-
Wal
w
--------------
M
kuine der chriſt. 't Geloof verloren hebbende riy valſche Propheten die zig verheffen zullen, op dat zy hun van de zelve niet laten verleiden, gelijk ſod grooten meenichte tegenwoordiglijk doet, door onwetentheit van niet te kennen de blindheit waar in gevallen zijn hare Leidsluiden, die hun leiden
op den weg der Hellen; hun doende gelooven dat zy zijn op den weg der Zaligheit : waar in vele hun volgen, meenende dat zy de ware Herders
zijn van de Schaapskoye Jeſu Chriſti, daar ſy maar
vtilde Herders zijn, (i) die door de Venſters in klimmen, die zy zelfs aan 't volk geopent hebben,
om hun te doen verlaten (m) de deure die Jeſus Chriſtus is. Want indien men wil acht nemen, waar toe dat ſtrekken alle de ſtudien van deze Theologanten of Gods-geleerden , men zal be vinden dat die nieuwers anders toe ſtrekken, dan
om de menſchen te doen leven na hare natuurlijke
zinnen, in verachting van de Evangeliſche Lee ringe : nadien men inderdaat alle de Chriſtenen
ziet wandelen op den breeden vveg : zonder dat iemand hun beriſpt, al iſt dat Jeſus Chriſtus ge zeit heeft, (n) dat die ten verderve leiden dat ves
le op de ſelvegaan ſullen. Niemand en ſpreekt daar van, uit oorzaak dat ze alle gelijkelijk het godlijk Geloof verlaten hebben; ende en kennen
w
niet meer de Waarheit die tot de Zaligheitleid, Men zegt dat die al te hard of ſtraf is, en dat men de conſcientien niet en moet ontruſten, uit vreeſes
datſe mogten in wanhope vallen. Men wil liever ſterven in een dulle wanhope, dan te kennen dat:
men niet en is op den vveg der zaligheit , dewijl H 2, dat tjoh. 1o. vſ. 1. mvſ, 7. n Matth. 7. vſ. 13, e
- ;
-
-
116 - DE HE Y L1 G E VE R RE K Y x E R. datmen noch den tijt of gelegentheit heeft ſigte be keeren, ſoo men wil.
79. En om te kennen dat deſe huidensdaagſche
Leidsluiden, de Walſche Chriſti en de Walſche Fropheten zijn, door Jeſum Chriſtum voorzeit, ſoo behoeft men maar te zien, wat voor vrugten
hare leeringen voortbrengen in de zielen der men ſchen : aangeſien dat Jeſus Chriſtus zegt , (o)
dat menſe kennen zal aan hare vrugten. En men zal in 't algemeen zien, dat zy voort gebrâgt hebben , 't vergeet van 't Godlijk Geloof in de herten van alle de Chriſtenen; de welke alleenlijk niet weten wat het te ſeggen is het Godlijk geloof: door dien datſe met de naam van Geloof genoemt hebben de gevoelens van alle die menſchen. Een yder volgens ſijn inbeelding heeft voorgeſtelt ver ſcheiden dingen, als verſcheiden geloofs Artike len: doende de menſchen gelooven dat zy in het ware geloove zijn wanneer zy alleenlijk ſijn in eenie ge menſchelijke geloovens. Men ſiet dat klaarlijk
door de Vrugten die het geloof van de menſchen van deſen tijt voortbrengt.
De Gereformeerde
hebben ſoo een Geloof als hare Reformateurs hun
geleert hebben ; den eenen houd het geloof van Calvijn; d'ander van Luther, een ander van Men no; een ander van Arminus; een ander van Soci
nus, en ſoo van vele andere, hoewel zy al te za men leven na de verdorven natuur, ſoekende hare
eigen eeren en voordeel, alſoo wel als die van de Roomſche Kerk; weſende daar in al te ſamen een
derley, en zonder verſchil. Het welk genoegbe tuigt
-
fo] Matth. 7.vſ. 14. r-
»
Ruineder Chriſt. 't Geloof verloren hebbende. 117 tuigt dat ſy alle het Godlijk Geloof verlooren heb ben, 't welk voortbrengt in de herten der menſchen
die daar van beſeten zijn, (p) de Liefde van de He melſche dingen, en de verachtinge van de tijdelij ke en vergankelijke. Siet dat ſijn de vrugten van 't Goddelijk Geloof. En dewijl dat Jeſus Chri
ſtus zegt: dat men den boom aan fijne vrugten kent; foo kan men het Geloof kennen aan 'tgene dat het voortbrengt, ſonderſig te laten ophouden door de diſcourſen van de menſchen, of te diſpu teren om ſtaande te houden dat het eene van hare
geloovens beter is als 't ander , dewijl dat zy alle afgevallen zijn van 't Goddelijk Geloof, 't welk alleen de zaligheit aan de menſchen geven kan, en
niets anders, Al ſeggen ons deſe valſche Prophe ten (4) Vrede en Zekerheit; men moetſe niet ge looven, noch ſig door hun laten bedriegen, (vol ens den Raat van Jeſu Chriſto, ) maar trachten hun te kennen aan hare Vrugten. Hoe vele men ſchen van goeden wille hebben deſe Reformateurs gevolgt, meenende dat zy hun de waarheit brag ten en het licht Gods, om hare doolingen te ken nen? Maar helaas ! willende de misbruiken van
de Roomſche herſtellen, ſoo hebben zy'er in der daat veel grooter voortgebragt : en in plaats van de Kerke Gods te reformeren of te herſtellen, ſoo,
hebben zy die meer gedifformeert of mismaakt,
en meer verwerringe veroorſaakt, en daar in ge bragt meer duiſterniſſen en doolingen : doende even gelijk, als of men een keersſnutten wilde om klaarder te ſien, en dat men die ſnuttende uit H 3 bluſch
? Heb 11 vſ 14 &c. Tjer 8 vſ. 11, 1Thefs vſ. 3. -
|
3 18 º DE HEY L1 GE V E R R EK Y KE R.
bluſchte. Sulx brengt ſchaamte over die gene die gemeent hebben ſeer wijs en voorſigtig te zijn, in 't ſnutten van de kaars om meer Lichtste geven aan
diegene de welke wenſchten daar door klaar te ſien. En ſou het niet beter zijn, de keerſſe een
weinig duiſterder te laten dan die geheel fijn licht te benemen, door het uitbluſſchen met die te wil len ſnutten? Soo als alle deſe Reformateursgedaan hebben, want willende meer licht aan de Kerke Gods geven , ſoo hebben ſy die donkerder ge maakt, en hebben hun ſelfs daar door gevonden in veel grooter duiſterniſſen. Van waar mag doch
dit Ongeluk gekomen zijn, dan door deſe Valſche Propheten en die Valſche Chriſti, die Jeſus Chri ſtus voorſeit heeft? de welke opgeſtaan zijn om nieuwe doolingen te inventeren of bedenken, on derden dekmantel van andere uit te roeyen. Sy hebben alle den naam van Chriſto aangenomen;
zeggende (r) Chriſtus is hier of daar. Maar Jeſus Chriſtus waarſchouwt ons, dat men niet uitgaan
moet, om in de Wildernis te gaan, noch in de bin
men-kameren. Doordien dat Jeſus Chriſtus aan geen plaats gebonden is, noch aan geen gevoelens der menſchen, zijnde alleen lijk te vinden inde (s)
grondt van onſe zielen, en in 't binnenſte van onſ, gedachten. 8o. Indien onſe zielen beſcten zijn van de Ge rechtigheit, Goetheit, en Waarheit Gods, Chri ſtus is in de zelve : en 't en is niet van nooden hem te gaan zoeken in nieuwe Religien of Reforma -
tien, de welke ten meeſtendeel uitgevonden ben en w-
-
-
-
-... *-*
Flºrakºvſ 14 toern, ºf z
...,
Ruine der Chriſt. 't Geloof verloren hebbende
119
bedacht zijn door den Duivel, om de Chriſtenen van't ware Geloof af te trekken, in hun werkx ge noeg te geven, om een iegelijk hare doolingen - ſtaande te houden : in 't welk te doen vele wel meenende menſchen haar leven verſlijten, mee
nende Godeenen dienſt te doen, welke ik groo telijks beklage, door dien dat zy noit de Vruchten van haren arbeit zullen plukken , en zullen inden dood zien datſe gelijk zijn aan de Appelen van So doma , die in 't aanzien ſchoon ſchijnen, maar van binnen vervult zijn van ſtof, dat met de wind wegh vliegt; gelijk als doen zullen alle de
ſtudien en Theologie der huidensdaagſche men ſchen, de welke ſchoon ſchijnen van aanzien: Want vele zeggen dat de Kerke Gods noit ſchoon der gebloeit heeft dan nu, om dat gelijk zy zeg genzoo veel Doctoren en Leringen zijn dat noit diesgelijks is gezien. Maar het zijn alle die dingen
daar van Jeſus Chriſtus ſegt,(t)dat er niet een ſteen op den andeten blijven zal. En ſekerlijk moeten zy vernietigt worden vooraleer dat het ware Ge loof herleven kan in de zielen der menſchen, waar toe alle hare geleerdheden beletſelen geven, aan dat het alle gebouwen zijn van menſchen nden gemaakt, die omverre geſmeten moeten worden, eer dat'er Jeſus Chriſtus een bouwen zal
#
dat (t) niet van menſchen handen gemaakt zal zijn. Dan ſal ſijn woord volbracht worden in volle volmaaktheit, en hy ſal ſijn Wet in de herten
en Verſtanden der menſchen in ſchrijven, en niet meer op ſteen of op pampier die men altijt mis H 4. bruikt
ſ} Matth. 24 vſ. 2. [i]Act. 7. vſ. 48,
22o ' DE H E YL1 G E VER REk Y KER. bruikt heeft tot op deſentijt toe. Men (al dan geen meer Doctoren of Leidsluiden van nooden hebben om den Heere te doen kennen, doordien zy hem alle kennen ſullen.
Het ſal dan zijn, wanneer de
Chriſtenen leven zullen in de ware Kerk daar Jeſus Chriſtus het Hooft zal zijn.
81. Maar alle deze gevoelens en ſtrijdige Lee
ringen zijn de ware Kerke niet, al is 't dat vele de naam daar van dragen willen, gelijk bezonderlijk doen de Gereformeerde van Calvijn en die van de
Roomſche Rerk, door dien dat deerſte gelooven zekerlijk het uitverkooren volk Godste weſen, le vende in de reine leeringe. En de Roomſche ſeg en dat zy zijn die in de ware Kerk zijn, buiten
de welke geen zaligheit weten kan. Indien ſy bewijſen konde dat de Roomſche Kerk gebleven was in de onderhoudinge van de Evangeliſche wet, zy zouden met waarheit mogen zeggen, dat er
geen zaligheit buiten de zelve is, door dien dat alle Chriſtenen zekerlijk in haar wezen zouden, om dat er niets is dan die Evangeliſche wet die za
ligmakendis, daar alle ware Chriſtenen in een zelve geloof in zijn, en volgen de zelve raatgevin gen die Jeſus Chriſtus hun gegeven heeft, en ook aan alle zonder onderſcheit van namen van Gere formeerde of van Roomſche of andere.
Het is
genoeg dat men de Evangeliſche wet onderhoudt om zalig te zijn, zonder dat het noodig is, te we zen van Romen, van Ieruſalem of Elders. Want
'Chriſten te zijn is veel meer dan te wezen Roomſch of Gereformeert , 't welk alles tot onze zaligheit
niet doen zal, zoowy niet waarlijk bezitten het - - --
-
- God
Ruinederchr't Geloof verlooren hebbende. #21 Goddelijk geloof, dat ons de Evangeliſche wet doet omhelſen, als het eenige Middel om tot het ware Chriſtendom en ware Geloof te geraken. Daar
om en moet zig niemant bedriegen, of zig laten voorſtaan in de ware kerk te weſen, ſoo lange als hy niet en is in de onderhoudinge van de Evangeliſche wet, de welke de laatſte en volmaakſte is die God
gegeven heeft of geven ſal aan de menſchen.
-
82. Het Oude Teſtament heeft maar geweeſt een voorbeelt van het Nieuwe: en het nieuwe is een
figure van het nieuwe Verbont dat God met de menſchen maken zal; het welk (u) in Abraham
aanſijn nakomelingen belooft is. En dondertrouw
is gehouden doen jeſus Chriſtus menſche geworden is. Die gekomen is om te bereiden en te vercieren de zielen der menſchen om dit houwelijx-feeſt te
vyeren doorſijn Evangeliſche wet; hun door ge lijkeniſſen of ſpreuken bekent makende van alles water weſen ſal op het Bruiloft-feeſt dat ſijn Vader bereit heeft om zig met de menſchen te verbinden, en wat hoedanigheit ſy hebben moeten. Hy toont eerſtelijk dat ſy moeten bekleet zijn met den rok der
Onnoſelheit die Jeſus Chriſtus had, met ſijn oot moedigheit; met ſijn armoede, met ſijn lijden,
&c. En dan zegt hy hun door ſpreuken, waar aan dat het koninkrijk der hemelen gelijk is.
Eerſt aan
(º)tten Maagden, van de welke vijfvvijssen vij avvaas vvaren. Dan gelijkt hy het by (7) een ſchat die onder de aarde begraven vvas, zeggen de, dat vvie dien gevonden heeft moet alles ver H 5 - kopen -
(u) Mich. 7. vſ. zo. (x) Matth. 25 vſ. 1, &c. (y) Matt. 13. vſ. 44-
-
-
k
-
122
DE H EY L1 GE VE RR E KY KER.
kopen vvat hy heeft, om dienſchat te koopen, als weſende een Peerle van groote waarde. Op een andertijt gelijkt hy het by (*) een Heer die #
aanſijne knechten gaf, en vertrekt. Dan by
(a) een Prins die de ſpijſe bereit had tot de Bruiloft van ſijn zoon, enſemdſijn knechten uit om dege mode te roepen. Sprekende alfoo door vele gelijke niſſen van het Koninkrijke der Hemelen, het welk de vervulling is van alle de wetten en Prophetien, ja van de H. Schriftuur. Maar in plaats van dat de menſchen hun ſouden ſchikken om hun te bekleeden
met het Bruylofts-kleet van den Geeſt Jeſu Chriſti, ſoo houden ſy ſig op met diſputeeren, om te weten wat het beſte is van hare eigene gevoelens. En in plaats van hun te bevlijtigen om te ontdekken of het niet nu dentijt is, dat deſe ſpreuken of gelijkeniſ ſen haren volmaakten zin moeten hebben, ſoo ſtel
len ſy hun om die te wederſtreven, met te zeggen, dat die dingen alreede naden letterlijken ſin volbragt zijn, alwillens niet willende weten dat alles wat
Godgeſeit heeft, ſekerlijk ſijn volmaakten zin zal hebben in alle dingen, tijdelijke, Goddelijke, en Geeſtelijke. Want God kan noit iets onvolmaakts doen.
-
83. Wy mogen de vervullinge wel verwachten van 'tgene dat wy ten deele hebben zien gebeuren, het zy in een ſtoffelijke of letterlijke zin. Gelijk
als geweeſt is den Tempel tot Jeruſalem, die ſtof felijk verwoeſt is; weſende ook den Geeſtelijken, Tempel Gods na de Letter. Maar in den Godde
lijken en volmaakten zin, ſooisſijnen warenTem *
-
-
& Matth. 21 vſ. 14 a Matth. 22 ºf 2 &c,
Pel -
Kuine der Chr.'t geloof verlooren hebbende. 123 pel (b) de zielen der menſchen die men Chriſtenen noemt. De welke, doordien dat ſy het Geloof
verſaakt en de Evangeliſche wet verlaten hebben, ſe kerlijk verſtoort en verdeelt ſullen worden. Invoe
gen dat er onder hun niet een ſteen aan den anderen vaſt blijven ſal.
Al is't dat onſe Wijſen niet geloo
ven willen aan de woorden Jeſu Chriſti, ſy en zul len daarom niet laten altijt waarachtig te weſen; en ſullen volbracht worden tegen dank van haar onwe tenheden, ofſchoon ſy onwetende zijn van de H.
Schrifturen, daar van ſy nochtans belijdeniſſe doen dat ſy die wel weten: 't gene hun onmogelijk isſoo lange als ſy willen wijs blijven in hun ſelven, en niet
omhelſen willen de Evangeliſche eenvoudigheit, ofmeterdaat de leeringen Jeſu Chriſti volgen. 84. Indien men de doolingen van deſe menſchen zien wil, men behoeft maar in te ſien, waar toe
dat hareleeringen ſtrekken, als ſy de menſchen wil
len wijs maken, dat de Schrifture niet altijt ſpreekt, en dat het meeſtendeelder dingen die ſy ons voor ſegt', alreede gekomen en voorbygegaan zijn. Dat te gelooven # geen voordeel doen aan eenig
menſche, aangeſien dat hetgene wat alreede gepaſ ſeert is, niet meer in onſe magt is. Byaldien het Bruiloft-feeſtal gehouden is doen Jeſus Chriſtus menſchelijk vleeſchaannam, ſoo en is 't niet meer van nooden dat de menſchen aandoen het Bruilofs
kleet van den Geeſt Jeſu Chriſti. En byaldien de
verwoeſtinge Jeruſalems alreede gekomen is, ſoobe hoeft men niet meer te vreeſen de ſtraffen Gods door
hemdaerover voorſeit. In het welke wel te be mer b Heb. 3. vſ. 6.
. . *
e-T .
. --
124 DE HE 1 L 1 GE VERRE K Y K E R. merken is, dat die leeringen van den Duivel komen,
om den menſchen te beletten een goede bekeeringe en boete te doen, door de aanmerkingen van de Oordeelen Gods, en van de kaſtijdingen die hy in onſentijt doen ſal. Degene die deſe dingen ver wachten, die (e)ſullen vvaken en bidden over ha 're zielen: maar die deſe valſche propheten geloven,
die ſullen hare eigen zielen verſuimen, levende in ru ſte, ſonder gewaar te worden de kaſtijdingen
Gods, die niet ſullen nalaten hun t'overvallen niet tegen
ſtaande hare ongelovigheden, gelijk de Heere ge daan heeft ten tijde van Noah; daar alle de ongelo vige vergingen door de wateren van de Diluvie. Even het ſelveſalgebeuren aan alle deſe valſche Chri
ſtenen, de welke ſeggen, dat de dingen begrepen in het 24Capittel van S. Mattheus, alreede geko men zijn, door de verwoeſtinge van het materiel of
ſtoffelijk Jeruſalem. Menſiet dat ſe valſche pro pheten zijn, door de valſche bybrengingen die ſy doen: want indien ſy propheten Gods waren, ſy ſouden het volk opwekken tot bekeeringe en boete, in plaats van te trachten uit haren Geeſt te doen ver
dwijnen de vreeſe van de verwoeſtinge der Chriſten heit, en van alle de werelt : het welk moet aange noomen worden van alle de gene die zalig willen,
zijn: 'tgene geſchieden zou, indien deſe Doéto ren hun niet af en keerden van ſoo heilſamen Geloof
-
-
-
* 85. Waardoor men zien kan, dat de leerin gen van deſe Leitsluiden quaat zijn, dewijl dat ſe quade vrugten voortbrengen, doende de Chriſten -
c J "c. 21. vſ. 36.
men -
'
/
,
* Algemeene onvvetenheit aangaande 't Gel. 125 menſchen leven in 't vergeet van hare ſchuldige plig ten, nadat ſy het Godlijk geloof verlooren #
in ſig te vernoegen met eenig menſchelijk geloof, dat hun noit zalig maken kan. Jeſus Chriſtus had wel voorſeit, (d) Dat ſy'er veele verleiden ſouden; door dien byna alle de Chriſten n verleit zijn onder dat ſchijn-geloof, 't welk hun het verſtant verblint om de waarheit niet te kennen: hun doende ver
ſtaan, dat hare geloovensgegront zijn op de heilige Schrifture: daar ſy ondertuſſchen geenſins verſtaan den zin van de ſelve, die wringende of drayende om ſe te doen dienen tot hare afvallingen. Waar door
men onſentijt wel gevaarlijk noemen mag, in de
welke de valſche Chriſti en valſche propheten zijn opgeſtaan, en verleiden er vele, dragende het mom aanſicht, van hare leeringen te gronden op de H. Schrifture, terwijl dat ſy die ſteunen op # traditien of overleveringen en uitleggingen na hare wijſe, en niet na de waarheit: waar mede ſy ver dorven hebben alle de Chriſtenheit in 't gemeen, ſoo wel in d'een plaats als in d'ander. Want ſoo wel die gene welke gereformeert zijn, als diegene welke ge
bleven zijn, hebben gelijkelijk het Godlijk geloof 'verlooren, door hun te hechten aan eenige menſche lijke geloovens: den eenen aan het Sacrament, dan dere aan de verdienſten Jeſu Chriſti, weer een ander aan het Geloof, of aan de H. Drievuldigheit; 't ge ne gelooft kan worden door alleenlijk een puur men ſchelijk geloof, het welk niets in de zielen brengt, hun doende alleenlijk ruſten op een valſch oorkuſt
ſen, met hun in te beelden dat ſy het Saligmakend .
ge
- . *
d Matth. 24 vſ. 4, 5, 11.
-
1
*
-
126
DE HEY L1 c E VER REr Y x ER.
geloof hebben, als ſy maar hebben een ſpeculatijfge
#,
ſigtelijk of hoorelijk met woorden van geloof
in de mont: Het welk een ſoo grooten onwetenheit is, dat indien hare duiſterniſſen afgenoomen wier den, de Chriſtenen malkander vragen ſouden, hoe dat het mogelijk geweeſt is, te gelooven aan dier gelijke leugens? beſchaamt zijnde van die gevolgt te hebben. Dewijl dat er niet dan een menſchelijke reden toe van nooden is, om te ontdekken, dat al
le'tgene wat men hun voorgeſtelt heeft te gelooven
als artikelen des geloofs, geen Godlijk geloof van nooden gehad heeft, om daar ſijn toeſtemming toe te geven: aangeſien dat het gene men ons van God ſegt, maar alleen by inbeelding is, dewijl dat hy ſoowel onbegrijpelijk als onſichtelijk is. En 'tgene men ons van Jeſu Chriſtoſegt, is een verhaal van 't
gene wat er gepaſſeert is, dat wy ſooveel geloof ge ven mogen, als men de Evangeliſten (die het be
ſchreven hebben) geloofwaardig acht. In voegen dat alle deſe dingen konnen gelooft worden (d) ſon dereenige werkinge in onſe zielen te doen, als we ſende doode geloovens die niemant konnen zalig maken, niet meer dan de naam van Chriſten doen zal; die ons tot ſwaarder oordeel dienen, ſal; uit
oorlaak van de zonde der geveinſtheit, willende ee nen naam dragen die ons geenſins toekomt, om dat men inderdaat geen Chriſtenen is in geenderleye wijſe, niet hebbende in den grontonſer zielen, no
de leeringe, noch de beleevinge, noch de
#
Jeſu Chriſti. Sulx dat men geheel van verſtant moet berooft zijn, om te gelooven dat wy Chriſte nerd *
a iac 2 vſ. 19.
Algemene onvvet aangaande 'tgeloof: 127 nen zijn, als weſende ware Antichriſtens, in álle
onſe werken, wenſchingen en genegentheden. , 86. En het grootſte ongeluk van allen is, dat wy het niet kennen, zijnde ſoodanig betoovert van geeſt dat wy niet en zien de dingen die voor onſe oogen zienlijk zijn. Hoe ſouden wy konnen zien de din gen des geloofs, die onſichtbaar zijn en onbegrijpen lijk voor de natuur.
En als men niet zien kan dat
men het Godlijk geloof verlaten heeft, ſooſal men
dat noit wederom verkrijgen, al beelde men ſich tot derdoot toe in, dat men het Godlijk geloof heeft, om dat men in eenige menſchelijke geloovens geble ven is.
Ik ſou wenſchen dat alle menſchen der we
relt mogten zien wat het Godlijk geloof is, op dat een iegelijk in ſijn conſcientie onderſoeken mogt, of
hy ſijn geloof bewaart heeft. En indien hy bevind van neen, dat hy dan trachten mogt om het te ver krijgen door de waarachtige middelen, zonder zig meer op te houden met de gevoelens der menſchen; de welke meenen het geloof te vinden door middel van uitwendige devotien of aandachten, of door het verwiſſelen van d'een Religie tot d'andere: nadien dat ſulx de rechte middelen niet zijn om het geloof wederom te verkrijgen, maar veel eer om het ge heel te verlieſen, ſoo men daar van noch een klein
vonxken in ons had. Deſe verwiſſelingen en uit wendige Godvruchtigheden ſouden het geheel uit bluſſchen, daarom is 't dat de gene die het geloof heeft, niet behoort uit te gaan buiten zigzelfs. 87. Maar het is, dat men meent het ge loof te hebben, als het ſelve uitgebluſcht is in onſe
#
zielen, omdat men niet begrijpt wat het Godlijk -
ge
-
N
128 DE HEY L 1 G E VERRE KY KER.
geloof is. Het welk een boven-natuurlijk licht ik, dat God ingeſtort heeft in de zielen van alle de menſchen, vvaar door ſy konnen kennen de eeu
vvige en boven natuurlijke dingen, die voor de menſchelijke nature onbegrijpelijk zijn. Dit ge loofis(ſ)een onſienlijke geeſt gelijk als God is. En niemant kan zien of het Geloof in onſe zielen geble ven is, dan alleen door de uitwerkingen die het daar in voortbrengt. Even gelijk als men God niet ken nen kan dan door fijne werken, alſoo kan men het Geloof niet kennen dan alleenlijk door het gene dat
het voortbrengt. Waar door men ziet dat het een dwaasheit is, te gelooven dat men 't Geloove heeft, als men niet voorzien is van liefde. Men ziet men ſchen die meenen het Geloove te hebben, weſende
buiten de liefde: het welk een valſche ſtelling is, dewijl dat het Geloove de liefde baart in de zielen, als weſende een hoedanigheit die onafſcheidelijk is,
van het geloof. Andere zeggen, dat ſy't geloof hebben, daar men ondertuſſchen hun veele
leugens
hoort ſpreken; 't welk niet waarachtig3 weſen kan;» p
aangeſien dat het Geloof de waarheit zelve is, om
dat het geloofGod is, en is deelachtig van alle ſij ne hoedanigheden : daarom ſeit Jeſus Chriſtus,
(*) Indien gygeloove had als een moſtert zaat, gy ſoud de bergen verſetten , Ons daar door onder wijſende dat het Geloove God is, en dat het deel achtig is aan alle fijne hoedanigheden, van Gerech
tigheit, Goedheit, en vvaarheit, ſelfs van ſijn Almachtigheit.
: -
,
-
88. Invoegen dat degene die het Geloove in ſijn -
- -
-
-
-
--
V.
-
f* Cor 4 vſ 13 & Matth. 17. vſ. zo.
-
zië
Algemeene onvvet aangaande't Geloof 125 ziele heeft, en kan niet onrechtveerdig zijn, noch leugenaar, noch bedrieger, niet meer dan quaat. En t en kan niet zijn dan door onwetenheit, als men zegt het geloove te hebben, wanneer men noch ſijn eigen voordeel, ſijn eigen eere, of ſijn eigen ver maak en voldoening ſoekt;aangeſien dat alle deſe din gen zien op den tijt en op de aardſche dingen, de welke een ziel noit kan beminnen, die beſetenis met
het Godlijk geloof, de welke alle die dingen ver acht, ende kan dienoit beminnen, om dat ſy door 't licht des geloofskent dat alle die dingenydel zijn en waardig veracht te worden, niets vindende dat waar
dig is te achten oftebeminnen dan alleen de Eeuwi ge dingen. Soo dat men met waarheit zeggen mag, dat diegenedie arbeit en handelt om geld te winnen,
van het geloof afgevallen is. En die gene die na ee
retracht of naStaat van deſe werelt, die is ook van 't ſelve geloof vervallen, gelijk ook is de ſulke, die ſijn vermaak neemt in eeten, drinken, wandelen,
zig kleeden of te versieren, of leeft in eenige ſinne lijke welluſten. Alle deſe dingen dragen getuige niſſe dat men het Godlijk geloove verlooren heeft:
dewijl men ſignoch verluſtigtinydele en verganke lijke dingen. .
. . .
. . . . .
. . .. .
89. Door welke getuigeniſſe een iegelijk zeker
lijkzien kan, ofhy het geloof verlooren heeft, dan of hy in 't zelve gebleven is, als weſende dit een rechte regel om het te ontdekken. En men moet
zig daarin niet vleyen, met te gelooven dat men het Geloove bewaart heeft, wanneer men zig noch ge
negen vind tot de ſinnelijkheden van de verdorven natuure, nadien dat het Geloof en de verdorvent: • -
*
13o DE HEY L1 c E VERR ex Yke R. heit (b) niet te ſamen konnenblijvenin een ſelvezie -
le, ſonder geſtadelijk te ſtrijden, om te zien wie de overhant hebben ſal.
Indien het Geloof de (i)
overwinninge krijgt, alle de zinnelijkheden en ver maken van deſe werelt zullen welhaaſt een einde ne -men, en zullent'eenemaal in den menſche verſter
ven: Maar indiende zinnelijkheden heerſchen, ſy zullen zekerlijk het Godlijk Geloof daar uit jagen:
aangeſien dat het twee ſtrijdigheden zijn, die altijt d'eend'ander verjagen, * De menſche die beſeten is van 't Godlijk geloof kan hoit de goederen deſes we reltsſocken noeh beminnen, ziende de waardigheit van de eeuwige goederen, alle dereſteis hem als(ſ) meſtofdrekdat hy met voeten treet in plaats van ſuiksiu't hert te dragen. En byaldien hy zig daar
van dienen moet geduurende dit korte leven, hy doetſülx tegen fijn dank, daar van nemende het weinigſte dat hy kan." En de menſche die van het
geloof vervallen is, die neemt er het meeſte van dat ykan, hyachtſe en draagt ſe in ſijn herten in ſijn
genegentheit, achtendede eeuwige goederen min
#
e, omdat hy die niet kennen kan na dat
het g loof verlooren heeft. Siet daar hoe dat een ieder waarlijkonderſcheideh kan, of hy het God
lijk Geloofverlooren heeft of niet. Want alhoewel
hetſelveGeloofeenonſienlijke Geeſt is, ſoomaakt hetzig altijtzigtbaar en gevoelijk door de uitwer kingen die het brengt in de ziele van die het bezit. Men behoeft geen andere proeve dan de hoedanig
heden Gods, om te ontdekken of wy in den Ge 9:: 4! G3 & N , ºf tºe tºt , gº tº . . . - . loove
1a is vſ. » g) : loh, 5. vſ. 4. G1 Phil 3, -
-
UAlgemeene onvvet aangaande 'tgeloof: 131 looveleven. Want de Geſichten, de Verrukkin gen, de wetenſchappen, de prophetien, de open baringen, de Goddelijke diſcourſen of woorden, de gebeden, het waken, het vaſten, de Sacramen ten, de menſchelijke geloovenskonnen wel bedrie
gen; Maar de Goddelijke hoedanigheden zijn al tijtvaſten waarachtig. Daarom nodig ik alle men ſchen, die begeerte # hun ſelven ter zaligheit
te brengen, om wel in te zien ofſy in hun ſelfs heb
ben de gerechtigheit, goedheiten vvaarheit Gods, dan ſullen ſy met waarheit mogen zeggen, dat ſy
het Gelovein hare zielenbewaart hebben. En by aldien hun dat ontbreekt, ſoo mogen ſy geen zalig
heit hopen, 'tenzy dat ſy hun bekeeren, aanveer dende
# rechte middelen om dit geloove wederom
te verkrijgen, ſonder het welke niemant zalig wêſen kan.
-
:
-
9o. Ik weet wel dat veele hare zaligheit door an
dere middelen verwachten, dan door dit ſuyver
#
Godlijk geloof, maar ik ſullen hun bedro gen vinden in den doot: nadien dat noit eenig
menſch zalig is geworden ſedert het begin des we relts, dan door het geloof, 't welk eenie elijktoe ſtaan ſal: ondertuſſchen nemenſy het # voor een ander ding dan het inſijnſelven is, het makende
eenigſpeculatif of bedacht geloof, gelijk de men ſchend een aan d'ander dat afgebeelt # Waar door ſy alle gevallen zijn in de verblindheit des
geeſts, om dat ſy niet weten wat het Godlijk geloof
is, 't welk altijd voortbrengt (#) de hope op God, en de liefdadigheit tot den naaſten, met de andere T
[ 22.
in Hob. 11. *,
.
God
132
DE HEY L1 c E VE RR exy ker:
Goddelijke hoedanigheden; van de welke men niets diergelijx ziet in de daden van de huidenſdaag ſche Chriſtenen , daar een iegelijk ſijn hope ſtelt op ſijne Rijkdommen, in fijne eere, en achting, en niet anders denkt dan om ſijn eigen voordeel, in plaats van te waken over het behoef en nootſakelijk # van den Naaſten. Siet dat is een geheel omge keerde ordre, en een verdraayt geloof dat geen plaats noch achting hebben kan, dan onder de na
tuurlijke menſchen: welke menſchen hun van ge lijken gevoelende van het geloof vervallen te zijn, lichtelijk ſullen toeſtaan dat men in 't geloof geble ven is, ſchoon dat men gebleven is in de genegent
heden der aarde, de welke ſyzelfs niet willen ver laten.
-
91. En die wijſen ſouden wel zeggen dat men bragt, wanneer men de waarheit Gods brengt: door dien dat ſy overgegeven zijn aan den geeſt der doolinge, niet # het geloove herneemen door de middelen die God ons geſonden heeft: het welk is de Evangeliſche leeringe, in de welke Jeſus Chriſtus ons onderwijſt alle de midde len om wedertebekoomen het Godlijk geloof. Die Wet is de Leederom wederom op te klimmen tot hun ketteryen
God, nadat men hem verlaten heeft.
Ik en vinde
niet dat het noodigisteloopen na de kerken, de Sa cramenten te oefenen, groote menigte van predica tientehooren, raat te vragen by de geleerden, als le de Schriftuurenteleeren, maar ik vindeten hoog
ſtennootſakelijk den Geeſt Jeſu Chriſti te herne 'men, zoomen het Geloof weder bekoomen wil. -
't Geneonsalle d'uitwendige dingen niet geven kon "
*--*
IlCIl,
l
e
s
* Herſtelling der Kerk in 'tgeloof door &e. is, nen. En door dien S. Paulus geſien heeft dat de menſhen niet wel verſtonden, wat het Geloove
was, 1oo voegt hy'erde(n) liefde by, voorſtellen
de van ſtuk tot ſtuk alle de conditien of hoedanighe den die de ſelve hebben moet, (de welke omſtoo ten alle de menſchelijke geloovens, door de men
ſchen uitgevonden, hoe ſchoonen ſchijn ſy hebben mogen) ſeggende, dat ofmenſchoon bergen ver ſetten konde, dat men de gave van propheteeren had, dat men alſijn goed tot onderhoud der ar men gaf, jaſijn lichaam om verbrand te vvar
den, dat ſulx alles niets vveſen ſoude ſonder de Liefde. Om ons te onderwijſen, dat het Geloof niet gelegen is in uitwendige werken te doen, maar dat men moet beſeten zijn met de inwendige hoeda
nigheden, van de welke het Goddelijk geloof on afſcheidelijk is.
* 92. En alhoewel hy de zaligheit aan de liefde alleen toe-eygent, zoo is 't nochtans eigentlijk van
't geloof dat hy ſpreekt, 't welk altijt onafſcheidelijk aan de liefde is, en maakt zig ſichtbaar door fijne werkingen.
Alsof den Apoſtel voorſien had, dat
de menſchen den naam van Geloof zouden geven, aan eenige geloovingen van menſchen, die niets in
de zielen doen. Hy waarſchouwt dat die geloo
vensſonder liefde niets waardig zijn. Willende 't getuigeniſſe van 't Geloove hebben door de liefde 3 de welke ontbrekende, ſoo heeft men niet dan een menſchelijk geloof, 't welk niet zalig maken kan, al deed men alle ſoorten van Goede werken. En in
dien dat geloof niet beweſen wiert door de liefde, I3 een n 1 Cor. 1 vſ 1,8:c.
134
DE HEYL 1GE VERR EK Y KER.
een iegelijk ſou gelooven het geloof te hebben, als men er wel verre afſou zijn.
En op dat niemant
zig door onwetenheit bedriegen zou, zoo be ſchrijft den Apoſtel zeer beſonderlijk de hoedanig heden van de Liefde, ſeggende, dat ſe goedertie
ren is, lijdſaam, en de reſt van de hoedanighe den, door den Apoſtel in ſijn brief beſchreven.
Waar door hy aan de menſchen toont, wat voor eſtelteniſſen ſy hebben moeten, om te betuigen dat het Geloof noch in hun leeft, 't gene on-af
ſcheidelijk is van de liefde, die hyafſchildert, vree ſende dat ſy hun mogten bedriegen, met te geloo ven dat ſy de Liefde hadden, wanneer ſy maar een menſchelijk Geloof hebben. Van gelijken ook
ſouden ſy denken de Liefde te hebben, wanneer zy een weing milt zin tegen hare naaſten; het welck
wel beſchieden kan door een alleen natuurlijke ge negentheit. Men moet onderzoeken of die mild
heit voortkomt uijt het Godlijk geloof, door de teijkens en hoedanigheden van de ware Liefde die S. Paulus aangetekent heeft in ſijn brief. En ſoo mengevoelt dat die hoedanigheden in onſe zielen niet woonen, ſoo moet men ſig zelven niet wijs willen maken dat men de Liefde heeft, om dat
zulx niet zou konnen waar zijn; dewijl dat de Goddelijke liefde altijt onafſcheidelijk is van die hoedanigheden beſchreven door den Apoſtel, die door de oogen des geloofs wiſt, dat alle die dingen nootſakelijk waren ter zaligheit. Maar de onwe tende menſchen ſmeden hun ſelfs ingebeelde Gelo vens en liefdens, ſedert dat ſy niet meer in de waar-,
heit Gods zijn: het welk wel gevaarlijk is, en be -
W
-
-
quaam
Herſtelling der Kerkin't Geloof & c.
135
quaam om ſe onboetveerdig te doen ſterven. Om dat degene de welke gelooft het Geloove te heb
ben; de middelen niet ter hand nemen ſal, om het te verkrijgen. En de gene de welke gelooft de Liefde te hebben, ſonder dat zulx warachtig is,
die ſterft in de laatdunkentheit van fijn zaligheit ſondergoede werken; het welk een van de ſonden
is tegen den H. Geeſt, aangeſien dat geen wer kengoet konnen zijn, wanneer die niet voortko men uit het levendig geloof, dat God is, buy ten de welke niet goets voortkomen kan.
93. Ik ſal my alhier niet wijder uitbreiden we-, gens de Doolingen en Verblintheden der men-, ſchen, om daar van omſtandig gehandelt te heb-, ben in een Boek dat bereyts al gedrukt is onderden, Tijtel van Verblintheit der menſchen; het welk ik,
meene te vervolgen, ſoo 't God wil. Maar ik, wilindeſe Heilige Verrekijker handelen, tot Ver trooſtingder Vroomen, wegens de hulpmiddelen,
tegens de Doolingen, die nu tegenwoordig door geheel de werelt verſpreit zijn, en alwaar alle men ,
ſchen in gevallen zijn. Nadien het maar een ge ringe zake zoude zijn hun ontdekt te hebben den rampſaligen Stant ten aanſien harer zaligheit waar in alle menſchen in 'tgemeen leven; # ik hun, ook in het ſelfde Tractaat niet aanwees de middelen,
om daar uit te geraken, en weder tot God te keer,
ren, door een vvaar geloof, en een vwerkdaaige Liefdadigheit, die hun van de Dooling en Ydel-, heit tot de Wijsheit en Waarheit Gods bekeert. De welke noch eenmaal, voor dat de Werelt eyn
digt, ſijn Kerk wil op aarden vernieuwen, ontdek-, W.
I4
kende '
136
DE HEY L1 e R VERR E K Yke R.
kende alle de doolingen en fijn H. waarheit in alle dingen. Dit is deſen heiligen Geeſt, door Jeſus Chriſtus belooft, tertijt van fijne hemelvaart, wan
neer hy van den Laatſten tijt ſprekende zegt: (o).
ikſalu den H. Geeitſenden die u alle vvaarheit le ren zal. ' ' . .. . . $ 94. Ik weet wel, dat veele Geleerde gelooven, dat deſe belofte van Jeſus Chriſtus albereits vol bracht is, en dat deſen doenmaals beloofden heili -
gen Geeſt gekomen zy ten tijde des Pinxter-feeſt. Het welk een groote Onwetenheit is; nadien dat
wy zien, dat ſedert den beginne van d'ontfankenis deſer heiligen Geeſt op den Pinxter-dagh, de menſchen tot heden toe noch in zoo veele dingen onwetende geweeſt zijn, dat men alle de religiens er-
gens in ziet doolen, en dat ſy niet in alle waarheit onderweſen zijn, gelijk als Jeſus Chriſtus noch tans belooft hadde. Selfs ziet men zoo veele ge leerde Mannen, ja ook onder de Heiligen, die niet in alle dingen in de Waarheit zijn; en d'Apoſtelen
ſelfs hebben ten haren tijt in veele dingen onkundig geweeſt. Eenige zeiden, (P), dat de menſchen moeſten beſneden worden; andere zeiden het te
gendeel, zoekende de waarheit zonder nochtans de zelve in alle dingen te vinden. Het gene den Apo ſtel zelfs, in den naam van alle ſijne Mede-broede
ren te kennen gaf: (4) vvyſoeken en trachten daar
na, om teſten of vvy't mogten vinden, vvant ik hebbe het niet, maar ſoeke daar na. Wie kan ook twijfelen, dat d'onwetenheit veler -
-
": deſe
Act. 1. Joh. 16. vſ.- 13. 15. vſ. 7 4.• Rhul. vſ. 4. 13. pP Act. 12, 13Act 15te 1, 2,» Ze 3. vſ.
| |
Herſtelling der Kerk in 't Geloof &c. 137 deze twee Apoſtelen (r) Paul en Barnabas , van een ſcheide, en hun verdeelde, en dat iegelijk een
bezonderen weg verkoos, niet konnende mal kander verdragen om gezamentlijk te reizen ? Waarom zonden (ſ) d'Apoſtelen na Jeruſalem, om een uitkomſt over het verſchil der beſnijdin ge te hebben? En waarom wierd (*) den H. Pe
trus van den H. Paulus beriſpt, over dat hy met de Beſnedene at, alleenlijk om dat hy voorheen met d'onbeſnedene gegeten hadde : het welk hy ontveinsde in de tegenwoordigheit van den H. Paulus 3. Alle deze dingen zijn genoegzame ge tuigeniſſen, dat d'Apoſtelen den H. Geeſt niet in
Volheit hadden ontfangen op den dag des Pinxter Feeſt, die hun alle waarheit zoude onderwijzen; nadien dat zy in zoo vele verſcheidene gevoelens
verſchillig waren, en dat de Heilige Vaders na hun , ook niet alle waarheit gekend hebben, ſiende hun verſchillig en on-overeenkomend ſijn in zoo velerlei gevoelens, als by exempel, den H.
Auguſtinus wederſtaat den H Jeronimus in ver-,
ſcheide dingen; den H. Chreſoſtomus en den H., Epiphanius waren geduurig twiſtig, en noch zoo vele andere Heilige Perſonages meer, de welke men gelooft den H. Geeſt ontfangen gehad te heb
ben. Men zegt, dat de H. Catharina van Sien na zeide, een openbaring van God te hebben,
dat de Maget Maria, Moeder van Jeſus Chriſtus, ontfangen zoude geweeſt zijn zonder Erf-zonden;
en dat terzelver tijt de H. Bregitta zeide, God haar geopenbaart hadde, dat de zelve Maget Ma I 5
(r)Act. 15 vſ. 39. (*) Act. 15.yſ 2, El Gal. 2 vſ: 11
ria,
138 DE HE Y L1 GE VERRE KY KER. ria was ontfangen geweeſt in Erf-zonden gelijk
alle andere menſchen. Soo dat deze Heilige Zielen niet ontfangen hadden den H. Geeſt de welke hun alle waarheit onderwees, alhoewel zy waarachtiglijk den H. Geeſt ten deelen hadden
ontfangen, nademaal dat zy alle beide een heilig leven leide en wonder werken deden, en nochtans wiſten zy de waarheit van dit geſchil niet, aan gaande d'Ontfankenis van de H. Maget Maria, zijnde boven dien ook noch in veel andere Godde
lijke Miſterien onkundig; gelijk als ook de Con cilien zelfs onkundig geweeſt zijn, de welke meenigmaal zijn gehouden geweeſt, zonder te konnen een uitkomſt of oploſſing geven over de geſchillen die er onder de Chriſtenen waren ontſtaan ; om dat zy niet van den H. Geeſt in al
le waarheit onderwezen waren ; uit oorzaak" dat den zelven de menſchen noch niet is toege
zonden geweeſt om hun alle waarheit t'onder wijzen.
95. Het gene niet geſchieden moet dan in de Volheit destijts, alwaar alles in volle volmaakt heit zal verſtaan worden. Het welk d'Apoſtelen'
altemaal ſelfs beveſtigen, ſeggende: (a) VWyver
ſtaan en # nu maar ten deelen, maar vvanneer de Volheit des tijts zal gekomen zijn,
dan zullen vvy verſtaan en Propheteren in vol le volmaaktheit. Alle deſe dingen ſijn geſegt ge worden, na dat d'Apoſtelen den H. Geeſt op den Pinxterdag al ontfangen hadden ; verklarende dat
ſy niet ontfangen hadden deſen Heiligen
Ge: Ul Il
/
(u) 1 Cor. 13 vſ 9, 1e.
-
-
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c.
139
hun alle Waarheit moeſte onderwijſen, gelijk als
Jeſus Chriſtusbelooft hadde, maar hadden alleen
lijk een gedeelte van deſe Goddelijke Wijsheit ont fangen, en niet deſſelfs Volheit. Het gene noch tansgeſchieden moet in den laatſten tijt, waar in wy nu tegenwoordig leven; dewijl dat de Belof ten Gods onfeilbaar zijn. " Jeſus Chriſtus voor
ſeit hebbende; (*) Dat God ſijnen Geeſt uitſtor ten ſal op allen Vleeſch , en dat de Dochteren en Soonen ſullen propheteren , en d'Oude, Droo men droomen. Het gene noch noit geſchied is;
in tegendeel zegt den Propheet, (…) Dat alle Vleeſch ſijnen vveg bedorven heeft. Sulks is wel wijt van dat God ſijnen Geeſt ſoude uitgeſtort' hebben over allen Vleeſch; nadien dat ſy altemaal haren weg bedorven hebben. Hoe konnen dan de menſchen van deſen tijt met waarheitſeggen, dat alle deſe dingen ſouden volbracht zijn, en dat
deſen door Jeſum Chriſtum beloofden H. Geeſt, zoude geſonden geweeſt zijn op den Pinxterdag, daar d'Apoſtelen ſelfs en alle de Heiligen ganſch het tegendeel betuigen ? Deſe menſchen doen ! ſulks om het ſtof te werpen in d'oogen van het Ver-s
ſtant der menſchen, ten einde dat zy niet zouden ! geraken tot de kenniſſe van de Waarheit Gods, en » hun laten ſterven in d'onwetendheit van dien. Maar !
God door ſijne Goetheit en laatſte Barmhertigheit,
ſend nu ſijnen beloofden H.Geeſt inde Wereld,die alle Waarheit onderwijſt, en ſulks door een Per- :
ſoonſonder Studie.
Waar in vervuld wordt ge net
(#) Joel. 2.vſ. 28. (y)Gen. 6 vſ 12, beſiet met Matth. 24 vſ. 37, 39,
-
-
',
14o DE HE YL 1 G E VER REK Y KE R. ne Jeſus in 't Evangelie geſprooken heeft : (z) Ik
bediene my van ſwakke dingen, om de machti ge te beſchamen, en elders zegt hy : Ik zal de Wijsheit der Wijſen vernietgen, en de Voorſich
nigheit der Voorſichtigen uitroeyen , en als dan ſal ſeggen; vvaar is den Wijſen ? Waar is den men Schrijver? -
-
-- .
r
96. Alle menſchen der wereld, de welke het zy hoe weinig verſtant dat ſy mogten hebben, konnen ſien dat deſe dingen, te deſertijt, in vol le volmaaktheit vervullen, en dat God geen ſwak
ker werktuig ſoude konnen verkieſen, om den menſchen alle waarheit te verkondigen, op dat de Sterkke en Machtige der Aarden te ſchanden wier dien, dan een Eenvoudige Dochter, de welke noit de Schoolen beſocht, en niets van de men
ſchen geleert heeft, en nochtans meer wijsheit van Godt heeft, dan alle deſe Schoolgeleerde Docto
ren, de welke niets anders hebben dan gedachten van hare verdorvene inbeeldingen, of het gene dat ſy in hare Boecken geleert hebben, en indien d'Au
theuren van dien, gedoolt hebben, ſoo doolen zy by gevolg hun ook van achteren na. Siet daar tot waar toe dat d'aldergrootſte wijsheit der verdorvene menſchen in Adam ſich uitſtrekt. Sy ſien
niets anders dan het gene dat hare Verdorvendheit voortbrengt, of het gene dat de verdorvendheit van anderen voortgebracht heeft. Daarom ziet men hun van d'eene dooling in d'andere vallen ſon
der ophouden. En niet alleen ſcheppen de men ſchenbehagen in hare doolingen, maar zy willen -
[x] 1 Cor. 1 vſ. 19 en 27.
-
bo
Herſtelling der Kerk in 't Geloof, dºe.
14r
bovendien ook noch beletten dat de waarheit door
iemand anders aan den dag komt : en al is 't dat zy hun zelven niet willen bereiden om de Waarheit
t'ontfangen, zoo verhinderen zy met al hun ver mogen dat een ander de zelve meerder zoude ont
fangen dan zy. Het gene my ſchijnt een Duivel ſche Boosheit te zijn; dewijl dat de menſchelijke boosheit of ſwakheit ſich niet wijder uitſtrekt, dan tot hare gebreken te verſchoonen, of die aan hare eigene ſwakheit toe te ſchrijven, daar onder tuſſchen zy nochtans wel lijden kan dat een ander deugtſaam is, al is 't ſchoon dat zy zelfs niet deug dig is, jazyacht noch de Deugt in andere. Maar
de huidensdaagſche Prieſters vervolgen en laſte ren degene die waarachtiglijk deugdig zijn. Het gene ik door eigen ervarentheit bevinde; nadien dat de Luterſche Prieſters in Holſtein mijne Goede ren hebben doen weg-roven,my aan 't Geregt gaan beſchuldigen alsof ik een Quaatdoenſter waar ge weeſt, ende hebben zoo wijt hare raſende boos
heit tegens my achtervolgt, tot dat ik veroordeelt wierde tot een eeuwigduurende Gevankenis o
het Kaſteel van Tonningen, zonder dat ik
#
waarom, noch van wat misdaad dat men my be ſchuldigde, noch wat dat men tegens my uit werkte, tot na dat het beſluit genomen was, om my te komen weg halen met magtiger hand uit mijn Huis tot Huſum, alwaar ik doen ter tijt woonde, om my door een party Ruiters te laten
voeren op het Kaſteel van Tonningen. Tot wel kers Exploit of uitvoering by den Vorſt van Hol ſtein geroepen wierd, d'Heer Generaal vander Wijk: -,
2
|
DE HE Y L 1 GE VERRE K Y KER.
142
Wijk : de welke mijn Sententie hoorende, zeide tegens den voornoemden Vorſt, dat het Wreed was, dusdanig een Perſoon te veroordeelen, voor aleer dezelve tot hare verdediging gehoort te heb ben; en dat ſijn Conſcientie niet konde toeſtaan een zoodanig Exploit uit te voeren. Het welk
deſe wreede Executie deed ſuſpenderen en uitſtel len. En ik wiſt daar niet van, dan totter tijt dat de Raatsheeren van dat zelve Hof my deden
dagvaarden, om reparatie harer Eere te hebben, uit oorſaak dat ik in een Miſſiveaan dien zelven Vorſt
gezegt hadde, Dat Godt in fijne vvet verbooden
hadde, geſchencken aan de Richterste geven. Op welke Citatie of Dagvaarding ik antwoorde, my
Perſoonlijk op dat gemelde Hof wilde tranſporte ren, om my te verantwoorden, en dat indien ik
iets zoude mogen gedaan of gezegt hebben tegens de reputatie van deze Heeren de Richters, dat ik daar van een Eerlijke reparatie doen zoude. Het welk hun tot vernoeging ſtelde zonder my voorder te dagvaarden niet willende dat ik perſoonlijk
çompareeren zoude. Maar de Prieſters aldaar trachtede my verraders-wijze t'overvallen , for
merende klachten in Latijn tegens my, ten einde dat ik die niet zoude verſtaan.
En al of ſchoon ik
langen tijt aan 't Hof vervolgde door verzoek ſchriften, om de punéten van mijne Beſchuldin gen te mogen bekomen, zoo heb ik die nochtans
noit konnen verkrijgen : en den Richter om my te bevredigen, deed my zeggen, dat er geenige klachten tegens my waren , daar ondertuſſchen men voortging om myte doen veroordeelen ': '-.-
-
*
GCK
Herſtellingder Kerkin'tGeloof & 14, der oozaak; dewijl dat ik ten allen tijden aanbood, my te verantwoorden, biddende zelfs deze Gee ſtelijke, my bygeſchrift te willen opgeven de din gen, waarin ſy ſeiden , dat ik doolingen hadde.
Want zy Predikten zelfs, dat wy menſchen van oet leven waren, ons houdende in Vreedzaam
# Kuisheit en Soberheit,
maar dat er doolin
gen in mijne Leering waren. Welke doolingenſy my noit hebben konnen aanwijzen, noch eenige doolende zake in mijne Schriften konnen toonen.
En al of ſchoon zy een Boek tegens my gemaakt hebben, zoo behelſt dat niet anders dan laſterin gen en Leugens, die door een ſwarte boosheit uit -
# zijn.
Want zy zeggen, dat ik de ver
dienſten jeſu Chriſti loochene, op een ander plaats, dat ikde H. Drie-eenigheit loochene, en diergelij ke dingen meer. Het welke , een iegelijk die mijne Schriften leſen,ſekerlijk konnen zien, dat het
pure Leugens en valſche Beſchuldingen zijn, uitge vonden door haatdragende Paſſien die deze Prie ſters tegens de Waarheit Gods hebben, de welke zy in een ander niet lijden konnen, wanneer ſy die in hun zelfs niet vinden. Daarom zouden zy wel willen mijn Perſoon vernielen, op dat de zelve niet meer beſchrijven zoude de dingen die God nu aan de menſchen wil verklaren in de Volheit des tijds,
alwaar een iegelijk behoorden het hooft op te hef fen, om aan te hooren't gene d’Heere haar zeggen wil; in plaats van de Perſoon te willen vernielen
waar door dat God ſpreken wil. 97 Moet men niet toeſtemmen 'tgene dat God
doet? Indien hy my verkoren heeft om zijne ": -
-
-
-
Cen -,
144 D e H E Y L1e E VERRE kyker.
heden en verborgene Myſterien aan de menſchen van dezen tijt te verklaren; wie kan hem wetten
ſtellen? Is hy niet volkomentlijk Heer en Meeſter over alle zijne Schepſelen? Ende kan hy die niet tot zoodanige Bediening gebruiken als 't hem be lieft, zonder dat de menſchen daar tegens morren,
oftrachten zijne voornemens te verbreken of te ver anderen ? Heeft Jeſus Chriſtus zelfs niet in zijn Gebed gezegt : (") Vader ik dankeu, dat gy de
ze dingen voor de Wijſen en Grooten der Aarde verborgen hebt, ende hebt dezelve aan de kleint jesge openbaart. Dat het alſoo geſchiede Vader, devvijl het zoodanig uvv Welbehagen gevveeſt is. Maar deze hoovaardige menſchen willen niet dat
God alzoo doet, maar dat hy alle zijne werken door de Grooten en Machtigen der Aarde zoude uitvoeren, al of ſchoon zulks noit de gewoonte Gods geweeſt is, die altoos tot zijne werktuigen, de lage, ootmoedige, en verachte dingen geko zen heeft. De Maget Maria zegt expreſſelijk in haren Lof-zang, (b) Dat Goat de Machtige van hare Geſtoelten afſetten zal, om d'Ootmoedige daar op te ſtellen. Maar de Leeraren dezestijts,wil len God verplichten dat hy zijne manieren van doen veranderen zoude, en Geleerde Mannen, Prelaten en aanzienlijke Perſoonen verkiezen, om
zijne Waarheit aan de menſchen te verkondigen,
op dat zy daar door eere en voordeel zouden mo ,,gen trekken. 'Arme qualijk-bedachte ! de welke ,,onwetende en onkundig in deSchriftuuren zijn, ,,die
Taj Matth. 11. vſ. 25. Lb] Luc. 1. vſ. 52.
V-Ir-=-ve +>-
-
-
Ek"
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c.
145
,, die op zoo vele plaatſen verklaren, (c) Dat God
,, zijn Kerk vernieuwven zal door het middel ee 3, nerVrouvvs perſoon, gelijk als hy de zelve in ,, Jeſu Chriſti heeft opgericht door het middel ee ,,ner Maget, aldus ook moet de zelve wederom ,, vernieuwd worden door het zelfde middel eener ,, Maget, om aldus door het ſwakken, de Mach ,,tige te ſchanden te maken. Wie kan aan God ,, vragen, waarom hy alzoo gedaan heeft ? Aan ,, de welke men niets anders zoude konnen ant
t
,, woorden, dan alleen dat zijn goet-welbehagen 3, zoodanig is. Ik zoude wel wenſchen te mogen ,, ontlaſt zijn van deze Bediening, en ik heb God ;, verſcheide malen gebeden, dat het hem believen ,, mogt, zich van iemand anders te bedienen, om ,,zijne waarheden aan de menſchen te verkondigen, ,, nadien ik om deſes oorzaaks halven niet dan ;, ſmerten en moeyelijkheden hebbe, laſteringen
,, en vervolgingen lijde, en ik meenigmaal ver ,, plicht ben van d'een plaats tot d'ander te vlieden, j, om mijn leven te beſchermen, dat vele Boos
,, willige my trachten te benemen. En zulks alles g, om dat ik de waarheit ſpreke in de zaken die God ,, my mede-deelt , die zy niet willen verdra 3, gen- ,
-
.
r"
-
• •
--
98. Het welk de Prieſters en Predikanten zelfs
in Holſtein genoegzaam betoont hebben, zeggen de, dat indien ik wilde nalaten te ſchrijven, dat zy my alsdan welby hun gedoogen zouden; maar In16 tºt
(c) siet Geneſis 3. vſ. 15. en Pſal. 11 o vſ. 3. Pſal. 113 vſ. 8. Prov. 3 1. vſ. 25, 26. Jeſ: 54 vſ: 1. &c. Jer. 31. vſ. 22.
Mich. 5. vſ. 3, 4-Eſd. 2 vſ 15 en 25 tot 32, Apcc. 12: vſ. 1. &c-
-
146 DE HEY L1 GE VER RE K Y KER. niet wanneer ik voortging met ſchrijven. Daar door betuigende, dat het niet mijn Perſoon is die zy vervolgen, maar de waarheden die ik van Gods wegen voortbreng, dewelke zy niet willen hoo
ren, (2) beminnende meer hare Duiſterniſſen dan dit Licht. Het vvelk hare veroordeeling is. En deze veroordeeling maakt, dat zy de waarheit der dingen niet ontdekken die men hun vooroo # ſteld. Ik heb van den Heere een Verrekij
er ontfangen, waar mede men kan zien van 't Begin des Werelds tot aan haar Einde. Men kan daar door onderſcheiden alle d'Omſtandighe
den hoedanig dat de wereld gemaakt wierd, en in wat voor een heerlijken ſtant dat den menſch is ge
ſchapen geweeſt ; hoe dat hy zich zelven mis maakt heeft door zijne Zonde, en hoe dat hy kan wederkeeren in dienſtant waar in hy is geſchapen geweeſt. Maar deze verblinde menſchen ſluiten nu d'oogen toe, door vreeſe van de waarheit t'ont
dekken, die zy niet willen naarvolgen, en willen veel eer verbreken en onder de voeten vertreden
de Heilige Verrekijker, dan zich daar van te be dienen, om daar door Heil en haar Onheilt'ont
dekken. Gelijk alsof zy haars zelfs Vyand wa ren, en wanhoopig in de zake van hare eeuwige Zaligheit, door de genegentheit die zy hare Dui ſterniſſen toedragen.
Zy verwerpen het Licht dat
zich nu zoo voordeeliglijk aanbied aan alle men ſchen die nu zijn en noch zijn zullen. En in plaats van zich te bereiden om deſen Heiligen Geeſt
tontfangen, die door Jeſum Chriſtum is
": ,a
Pºl Joh. 3 vſ. 19.
-
Herſtellingder Kerkin't Geloof &c. 147
alle waarheit onderwijzen zal, zoo maken zy ſich daar tegen op en wederſtreven deze waarheden; ende willen niets aannemen dan het gene dat zy in hare boeken geſchreven vinden, het overige ver
werpende als of het Ketteryen waren, meer ach tende de ſchriften van menſchen, dan de wijsheit van den H. Geeſt ; de welke zy al willens niet
willen kennen en daar van onwetende zijn. 99. Want indien zy niet door een hardnekkige Boosheit wilde onwetende blijven van de Godde lijke Myſterien , zy zouden door de H. Schrif tuur wel zien, dat alle de dingen die aldaar door de Propheten, Apoſtelen en andere belooft zijn, :
noch niet zijn volbracht, en dat er een tijt komen moet, alwaar God zijnen Geeſt over allen Vleeſch
uitſtorten zal, en de geheele H. Schriftuur in een volmaakten zin zal verſtaan worden; het welk noch byna nergens in geſchied, een iegelijk heb bende daar over gegloſeert en de zelve verſtaan na zijn opinie, waar over men noch dagelijks diſpu teert, om dat er niemand dan den H. Geeſt zelfs
is die verſtaan kan'tgene hy zelfs gedicteert heeft. De menſchen verſtaan niets van de Goddelijke za ken, dan voor zoo wijt als God hun ingeeft, en dienvolgens zoo doolen zy in alle het gene dat zy met hare verdorvene inbeeldingen begrijpen. En
gelijk als er vele dingen in de Schriftuur ſtaan, die noch niet vervult zijn, en nochtans vervult wor den zullen ; dewijl de zelve niet te vergeefs e
ſchreven zijn, en dat God niets belooft dan het gene dat hy geven wil, zoo moet men noch vele
dingen verwachten dieaanſtaande zijn, gelijk als -
T
w
en
148 DE HE Y L 1 GE VER R EK Y K E R. ' degene die in Apocalipſis zijn begrepen, met noch zoo vele andere die God heeft doen prophetiſeren van den laatſten tijt, waarin wy nu tegenwoordig
leven, (*) daar alle vvetenſchappen vermeenig vuldigen , alwaar God aan Daniel beveeld, (e) het Woord te verzegelen; ende het (f) Boek deed verſluiten met ſeven Zegelen, verbiedende dat het iemand aanraken zoude, daar aan iets toe of
afdoen oppoene van geſtraft te worden. Daar on dertuſſchen deze huidensdaagſche Leeraren willen doen verſtaan, dat alle die dingen al bereits zou den geſchied zijn, en dat het Hooft of den Kop des Serpends al vermorſelt zy door het zaat der Vrouwe ; daar ondertuſſchen dit Serpend nu
meer dan oit de heerſchappy heeft over de verſtan den der menſchen, en byna alle de menſchen in 't gemeen onder zijne wet gevangen houd, waarte gens zy niet weten te wederſtaan. Dat is een ver
zekerde bewijsteiken , (b) dat ſijnen Kop noch niet vermorſeltzy. Het welk hem nochtans eens gebeuren zal door de gene die (i) de Geboden
Gods ſullen bevvaard hebben, zijnde geſproten uit het zaat der Vrouvve.
Welke menſ hen nu
noch niet gevonden worden, alwaar het meeſten deel der Wereld laſterlijk zeggen, dat men de
Geboden Gods niet bevvaren of niet onderhonden kan, ja ook men predikt opentlijk, dat men de Geboden Gods niet kan onderhouden.
Dit is
wel wijt van (!) ſich te laten dooden om de WWaar heit, en onder den Authaar te vvachten de toe kom Td] Dan. 12.vf 4. [e]ib. vſ. 4,9. IfW Apoc. 22.vſ. 18, 19. (b)Gen. 3. vſ. 15. (i) Apoc. 12.vſ. 7. (l) Apoc. 6. vſ 9, 1 r.
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c. 149 komſte van het Lam, gelijk d'Openbaring foan nis ſpreekt. Alle deze dingen wel haaſt te ver wachten ſtaande, zoo willen deſe ſinlevende men
ſchen de zelve doen verbannen uit den geeſt des Volks, om hun in de laatſte plagen te laten omkomen, zonder dat zy daar acht op ſlaan of het eens gewaar worden. In plaats van hun te predi ken , dat het Oordeel voor de deur is, dat de
laatſte plagen over hare misdadige hoofden han gen. Sy vleyen hun, om haar te doen omkomen, belettende de Bekeering van vele, door hare val ſche wijsmakingen en doortrapte uitleggingen der Schriftuur, wiegende aldus de Welmeenende in
den Slaap der dootſieckte van een valſche Hope, namentlijk, dat het Oordeel noch wijt af is, dat men ſich noch niet voor die dingen vreezen IIl OCt, i
,
.
“
,
1oo. En om dat ik geheel het tegendeel zeg volgens het gene dat God my leert, zoo zeggen deſe Predikers, dat ik uit den Duivel ben, on
derwijſende een Duivelſche Leering. En ik ſou de hun wel willen vragen, wat voor een Duivel dat oit geleert heeft, dat men ſich tot God zoude bekeeren , Boete doen, en Jeſum Chriſtum na volgen? Soude het niet veel eer te vreezen zijn:
dat deze Verleiders, werktuigen des Duivels zijn, daar zy het Volk van de Waarheit en van de Vree ſe Gods afwenden, van een volmaakte Bekeering
en ware Boete ? Van welke dingen de Duivel en de Verdorvene natuur een afſchuw hebben, alwaar
nochtans Jeſus Chriſtus tegens een iegelijk zegt: K 3
(m) Soo --
15o - DE HEY L1 GE VER R EK Yke R.
(m) Soogy geen Boete doet, zoo zuld gy alle omko men. -
De Schriftuur kan niet doolen, maar dus
danige menſchen doolen en liegen op het vertrou wen van eenige tijdelijke voordeelen die ſy van de menſchen verwachten, met hun om deſeroorſaaks halven te vleyen in hare Zonden, en aldus (n)
ſluiten zy de Poorten des Hemels voor andere toe, en ſelfs gaan zy ook daar niet in. Wat voor ſchijn zou er wezen , van , dat ik een Duivels Menſch zijn zoude, daar ik aan niemand eenig quaat doe, leidende een vroom Leven, naar het
getuigenis van mijne Vyanden zelfs, levende in onthouding, ſonder dat ik eeren, rijkdommen of vermaken wenſche , noch eenige dingen in deze
wereld zoeke; Nadien men zegt, dat de Dui vel aan fijne dienaren niets anders geven kan, dan de gevoelijkheit van de vermaken des Vleeſch, en die der ſmaak? Indien ik uit den Duivel was, ik zou ten minſten in eenige deſer dingen vermaak
ſcheppen, tot een vergelding voor den dienſt die ik den Duivel bewees. Maar God mijn Zielever zadigende, heeft de zelve een afkeer van alle deze vermaken gegeven, de zelve geduurig vernoegen de, zonder dat zy eenige ſinlijke welluſtigheden
ſchept in de dingen deſer wereld. Welken ſtant niet kan gevonden worden in een Duivels Menſch,
die in deze Wereld zoo veel zijn vermaken zoekt als hy kan, wel wetende dat hy geen ander Para dijs dan dat genieten zal.
1or. Hierom geven deze menſchen, groote lijks ten onrecht, dezen naam van Duivels, aan my
(")Luc. 13 vſ. 3. (n) Matth. 23 vſ. 13.
-
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c.
r; 1
my en aan mijne Schriſten ; nadien dat de zelve waarlijk geheel Goddelijk zijn, zijnde gedicteert of ingegeven door den H. Geeſt. Het is wel waar dat ik door mijne Schriften vele nieuwe dingen
voortbreng, die deze Study-geleerde in hare Boe ken niet gevonden hebben. Het welk een meer der yver en gelegentheit behoorde te verwek ken, om de zelve zoo veel te naaukeuriger te doen onderzoeken, om te mogen zien, of in mijne Schriften ſich niet eenige nieuwe Goddelijke My ſterien vertoonen, de welke God gezegt heeft (o)
in den laatſten tijt te vvillen openbaren, gelijk hy belooft heeft te doen. Want de geheele Schrif tuur moet vervult worden in den volmaakten Sin, voor al eer dat de Verderflijke Wereld eindigt. God niet konnende noch ook niet willende iets te
vergeefs doen. Alles wat hy aan de menſchen voorzeit heeft, zal in volle (?) volmaaktheit ver vullen; 'tgene niet anders dan noch maar ten Dee len is vervult geweeſt. Maar deze qualijk-be dachte menſchen, willen de genadens van God bepalen, naar de mate van het gene zy in hare
Boeken geleert hebben, en maken dat God zijne
Beloften niet volbrengen zoude, van (*) ſijnen Heiligen Geeſt te ſenden die alle vvaarheit lee ren zal.
Maar alle deze booze Voornemens de
zer menſchen, zullen de Voornemens van God niet verhinderen. Hy heeft het gezegt; hy wil het, en hy zal het ook doen in volle volmaaktheit, s
tegens de meening en zonder het toeſtemmen van K 4
- deſe
(o) Dan, 12. vf 43 9. (?) 1 Cor. 13 vſ. 1e. (1) Joh. vers 13.
16,
15z DE HE Y L1 G E VE RR E KY KE R. deſe Vyanden zijner Waarheit. Want al waart zake dat zy my het leven benamen, zoo zoude God nochtans de zelve door andere doen open baren; en zoo de menſchen zich daartoe niet be reiden, zoo zoude hy de Steenen of Metalen doen
ſpreken, om dat hy Almachtig is, en volbrengen wil de voornemens die hy heeft, van zijnen Evan geliſchen Geeſt op Aarden te vernieuwen in den laatſten tijt. De gene die dit Nieuw Licht niet willen aannemen, zullen in de Duiſterniſſen des
doots omkomen. Ik dwing niemand om my te gelooven, latende een iegelijk vry t'onderzoeken het geneik daar van zeg, en het zelve t'overzien tegens de H. Schrift, de welke getuigenis draagt van al het gene dat ik ſchrijf. Maar zy verſtaan noch de Schriftuur , noch ook mijne Schriften
niet , en zy laſteren die meenigmaal zonder de zelve te kennen. Want aan eenige deſer Quaat
ſpreekers gevraagt zijnde , of zy mijne Schrif ten wel gelezen hadden, zoo antwoorden zy;
Neen, maar dat zy daarvan vvel hadden hoa zen ſpreeken. Waar door een iegelijk oordeelen kan, wat voor gront dat deze menſchen hebben om quaat te oordeelen en telaſteren zoodanige Schrif
ten die zy noit gezien noch haren ſin verſtaan heb ben, om te mogen weten of zulk Quaat-ſpreeken niet door een haatdragende en quaatwillige herts tocht tegens de Goddelijke Waarheit voortquam,
die hun van goet oordeel en van de reden zelfs be rooft, de welke zy ten dezen aanzien verlooren hebben, niets anders in acht nemende dan de voor
inneming desgeeſt die zy van meening zijn te #
Herſtelling der Kerk in 't Geloof &c. ' 153 gen het zytenrecht of ten onrecht. Het gene wel beklaaglijk is! te zien dat de menſchen de Waarheit wederſtaan, en ſich onwaardig maken van de voor nemens die God over hun heeft.
1o2, Hy wil noch eenmaal fijne laatſte barmher
tigheit aan de menſchen bewijſen, haar ſendende deſe beloofden H. Geeſt die alle waarheit onderwij ſenſal, haar met deſe Heilige Verrekijker doende
zien haren ellendigen Stant, en hoe dat ſy zullen wedergebooren worden in den Geeſt Jeſu Chriſti, om weder te verrijſen in de Genade die door de zon
de verlooren is. God toont my daar toe de geheel beſondere middelen.
En om dat ſulx de Verdor
ventheit der verdorvene natuur niet vleyt, ſoo wil
len veele my dooden, zeggende, dat ik een Nieu vve Leer breng; alhoewel ik in oefening geen an dere dingen leere, dan het gene dat Jeſus Chriſtus
geleert heeft ter tijt als hy in 't vleeſch op aarden was. En in mijne Leering onderwijs ik niets an ders dan hetgene dat in de H. Schriftuur begrepen is ſedert het begin des werelts aan, ſonder eenige
verandering, uitleggende alleenlijk deſſelfs waren zin, ſoodanig als God my die uitleit. En om dat de menſchen de ſelve noit op ſoodanigen wijſe ver
ſtaan hebben, ſoo willen ſyzeggen, dat het Ket
teryen zijn, gelijk als men ſeide, dat Jeſus Chri ſtus de Wet Gods Guam vernietigen door ſijne E
vangeliſche Wet. Om welkers oorſaak de Joden wierden verlaten aan den Geeſt der doling, om dat
ſy het licht der Waarheit hadden verworpen, dat Jeſus Chriſtus hun toebracht. Aldus is het ook te /
vreeſen dat de Chriſtenen ſullen verlaten worden, K 5 de
154 DE HE 1 L 1 GE VERRE KY KER. de welke een ſoo klaar Licht en een ſoo heilige lee ring verwerpen. io3. Want de Jooden hebben veel meer reden
gehad de leering des Evangeliums te verwerpen, dan de Chriſtenen nu oorſaak hebben te verwerpen de leering die ik van Gods wegen voortbreng; dewijl dat de ſelvegeheel overeenkomt met de leering des Evangeliums, die alle menſchen in ſubſtantie moe
ten navolgen zoofy willen zalig worden. Het gene de Chriſtenen wel met woorden belijden, maar ſy komen dat door uitwerking niet na. Sy ſeggen: Ik
houde my aan't Evangelie: en indien dat waar was, ſy ſouden ſig inderdaat ook aan mijne ſchriften hou den, waarin het Evangelium veel klaarder werd uitgeleit dan in de text van 't Nieuwe Teſtament, dat men tot nu toe maar door gewoonte geleſen heeft, ſonder daar van den zin te verſtaan. Tegens welke Chriſtenen men wel zoude mogen zeggen, het
gene Jeſus Chriſtus tegens de Joden zeide, nament lijk, (r) Dat met u in de vvet te beroemen, zoo vernietigt gy door uvve vu erkende kracht der ſel ver vvet. Het welk noch beter te pas komen zoude om tegen de Chriſtenen geſeit te worden, te weten,
dat daar ſy zich in 't Evangelium beroemen, ſy door hare werken de kracht des Evangeliums vernietigen,
doende alle dingen recht ſtrijdig tegens den Inhout van dat ſelve Evangelium. En wanneer de Joden ſeyde, dat Jeſus Chriſtus de Wet Gods quam ver
nietigen, ſoo hadden ſy (naar hunne inbeelding) eenig oorſaak om ſulx te doen; dewijl dat in der daat de Wet des Evangeliums in verſcheide e
die:
t
r Rom. 2. vſ. 23.
-
7
*,
Herſtellingder Kerkin't Geloof &c.
155
de Wet Moſis wederſprak, de welke verbood(s) verſcheideſoorten van ſpijſen te eeten, alwaar de Wet Chriſtiaan fijne diſcipelen ſegt: (1) Eet het ge
me uſal voorgeſtelt vvorden. En daar de Wet Mo ſis de menſchen bevalde (u) Tienden te betalen van al hetgene dat ſy beſaten, ſegt d'Evangeliſche wet,
dat (7) men alles verlaten moet vvat men beſit, en het aan den Armen geven. Waardoor men ziet,
en noch door veel andere plaatſen meer, dat de Wet Moſi in veelen dingenſtrijdig was tegens de Wet des Evangeliums, en dat door een blinden yver voor
de Wet Gods, deſe Joden oorſaak trokken om te
# Jeſum Chriſtum
te murmureeren. Maar de huidenſdaagſche Chriſtenen hebben gans geen oor ſaak om te murmureeren tegens de leering die ik
voortbreng; dewijl dat het de ſelfde is die Jeſus Chriſtus onderweſen en geoefent heeft: en ik pro teſteere tegens alle het gene dat daar tegenſtrijdig mogt zijn. Want ik vereiſch door mijne Schriften niets anders, dan aan alle menſchen te doen zien,
dat ſy van de GenadeGodsafgevallen en ſijne vyan den geworden zijn, met ſijne voornemens te we derſtaan, en zicht onttrekken van ſijne Liefde, na
dat God hun alleenlijk geſchapen hadde om van hun bemind te worden.
En ik wil noch veel bezonder
lijker toonen, hoe zeer wijt dat ſy vervreemt zijn van den Evangeliſchen Geeſten van die des waren Chriſtendoms, op dat een iegelijk zoude mogen de middelen zoeken om weder tot God te keeren, en fijn genade en de zaligheit weder te
versie:
-
S
-
»
1e
# 11. t Luc. 1o vſ. 7. u Lev. 27. vſ. 3o, 32. y Matth.
19, vſ.
156 DE HE Y L 1 c E VE RR E KY KER.
-
die ſy door de zonde verlooren hebben. Alle deſe vlijtige betrachtingen konnen van geen Duivels Menſch voortkomen, de welke noit de zielen aan
dringt om hare zaligheit te bewerken, maar veeleer
hun tot d'eeuwige Verdoemenis zoekt te trekken, ten einde dat vele zielen mogten in der hellen varen tot geſelſchap van haren Meeſter Satan. Siet daar waarom dat niemant behoorde te twijfelen dat mij ne Schriften onmiddelijk van God komen, ſonder
dezelve van eenige dooling verdacht te houden; nademaal dat het Evangelium niet doolen noch be driegen kan, en dat ik niet vereiſch iets anders t'on
derwijſen, dan die Leering de welke in het Evan gelium Jeſu Chriſti begrepen zy. Io 4. Het is wel waar dat ik in mijne Schriften
verſcheide dingen voorgeſtelt hebbe, die niet juiſt preciſelijkin't Evangelie begrepen zijn, als nament lijk, dat God den Menſch geſchapen heeft in een volmaakten ſtant met beide de naturen in zich, en
dat Jeſus Chriſtus het eerſte kind is dat Adam ge baart heeft, of diergelijke dingen, de welke de menſchen tot heden toe noch niet begrepen hebben, door enkele onwetenheit en bygebrek van 'tLigt des H. Geeſtes te hebben om haar verſtant te verlichten;
nademaal dat alle de H. Schriften zoo dikwijls en zoo
klaarlijk van deſe dingen ſpreken: gelijk ik meer malen in mijne Schriften aangeweſen hebbe, dat in het Boek Geneſis Moſes zegt: (z) God ſchiep den
menſche, en hy ſchiep haar Man en Vrouw. Hy ſpreekt (aanvankelijk) in 't eenvoudig en onverdeelt
getal, dewijl dat inderdaat God de Vrouwe niet ge « Gen. 1 vſ. 17.
.
" -
Herſtelling der Kerkin't Geloof &c. 1 57 geſchapen heeft, maar hy heeft haar naderhant ge formeert of gemaakt van een gedeelte uit het lichaam van Adam: maar hebbende eerſt den menſch ge ſchapen, zoo ſchiephy hun te weten den menſch en alle fijne nakomelingen in hem) Man en Vrouvv,
gelijk den Text met expreſſe woorden uitdrukt. Maar om dat de ſwakheit van des menſchelijken geeſt, dit Goddelijk Werk niet konde begrijpen, en verſtaan hebbende dat t_Aaam naderhant een
Vrouw bequam, zoo hebben ſy de tijden door mal
kander verwert, en de Schepping met de Makin offormeering onder een ander gemengt, alhoewel
'er een groot onderſcheit is tuſſchen een Making en -
een Schepping; nadien het aan God alleen behoort, van niets, iets te ſcheppen, alwaar de menſchen wel van iets vvat konnen maken. En de Schrifture be wijſt ook klaarlijk, dat er in 't Paradijs geen Man nen noch Vrouwen zullen zijn, maar wel een hei lige Voortteeling gelijk de Engelen. Het welk Je ſus Chriſtusſeide tegens de gene die hem vraagden,
aan vvien de Vrouvvtoebehoorenſoude, de vvel keſeven. Mannen mogt getrouvvt hebben : haar noemende; Gy dvvaſen, (a) en vveetg) niet dat men in 't Koninkrijke der Hemelen niet trouvvt. Daar nochtans de gelukzalige zielen in alle Eeuwig
heit een heilige Voortteeling zullen hebben, van zich zelfs barende, gelijk als d'Engelen doen; de wijl dat ergenige werken Gods onvruchtbaar blij ven.
Siet daar is het eerſte ſtuk vaſt beweſen door
de Schriftuur ſelfs, namentlijk, dat Adam geſcha
pen wiertMan en Vrouw, hebbende alle beide de I13
* Matth, 22, vſ. 3o.
158 DE HE 1 L1 GE VERRE KY KER. naturen in zich. En aangaande het tweede, dat men niet begrijpen kan, hoe dat Jeſus Chriſtus het eerſte Kint van Adam geweeſt is, dat is noch veel 3
beſonderlijker beweſen door de zelfde Schriftuur,
de welke Jeſus Chriſtus (b) den Eerst geboornen al ler Creaturen noemt. Daar was noch genige voort
teeling of baring geſchied tertijt als Adam Jeſus Chriſtus voortbracht, een volmaakt Menſh, hem gelijkformig naar ſijn Menſcheit, en aldus wiert Je ſus Chriſtus d'eerſtgeboornealler Creaturen, gelijk de Schriftuur hem met waarheit beſchrijft. Maar
door dien de menſchen deſen volmaakten zin niet verſtaan hebben, ſoo hebben ſy gegloſſeert en ge pluiſt over deſe Schriftuur-plaats, een iegelijk daar van geoordeelt hebbende naar fijne meening, alhoe wel dat deſe dingen met noch veel andere meer, ſoo klaarlijk geſegt zijn, dat niemant daar van onkundig kan zijn, want Jeſus zelfs ſegt: (c)Ik vvas eer dan Hoe konde hy eer dan CAbraham
UAbraham.
geweeſt hebben, de welke al zooo jaren geweeſt was voor dat Jeſus Chriſtus uit de Maget Mariage
boren wiert. En hoezegt David, ſprekende van
Jeſus Chriſtus, dat Godgeſcgt heeft tegens ſijnen Heere (d) Sit aan mijne rechter hant, tot dat ik uvve Wyanden tot een voetbank uvver voeten ſal geſtelt hebben? En wie kan twifelen dat het feſus Chriſtus geweeſt is de welke verkeerde en wandelde met Adam in 't aarts Paradijs, en hem daar na een kleet maakte om hem te bedekken, na dat hy van
den Appel gegeten haddeen fijne Naaktheit geſien Want? w
#, Coll. 1 vſ.
-
15.
(c) Joh. 8. vſ. 58. [d] Pſal. 11o. v
Herſtelling der Kerk in 't Geloof, 65c.
159
Want de Godheit is niet zienlijk, en heeft geen ſtoffelijk Lichaam om te wandelen, en met Adam te handelen door woorden en luide ſtemmen, hem
by ſijn naam roepende, als hy zeide: UAdam, vvaar zijtgy ? Alle deſe dingen zijn geſchiet door het middel van de Menſcheit Jeſu Chriſti, die ook
tot Moiſes en andere Propheten geſproken heeft. En het is door dit verheerlijkte Lichaam Jeſu Chri ſti uit Adam voortgekomen, geweeſt, dat God alle de wonderheden ontrent de menſchen gedaan heeft.
1o5. En door dien dat ſy geen Heilige
##
ker gehad hebben, om van ſoo wijtaf deſe Godde lijke Myſterien in te zien, ſoo dunkt het haar nu dat het doolingen zijn, in plaats van de ſºlve ernſte lijkt onderſoeken om daar van de Waarheit t'ont dekken. Nochtans is deſeleer-oefening niet zoo nootzakelijk, dan tot den gront t'ontdekken de re den en de Waarom dat Gedden menſch geſchapen heeft, om wat oorſaak, en tot welkeinde; dewijl dat deſe wetenſchap van nooden is voor alle men ſchen in 't gemeen, maar niet de wetenſchap van of
Adam de beide naturen in zich had, of dat jeſus Chriſtus uit Adam geboren is, nadien den menſch wel zalig worden kan ſonder ſulx te weten, hoewel het nochtans een groote Vertrooſting voor de Chri ſtenen is, te verſtaan in wat voor een ſtant van heer
lijkheit dat God den menſch geſchapen had, en hoe dat hyzoo gemeenſaamlijk met hem verkeert heeft
door het Werktuig van het Lichaam Jeſu Chriſti,
# als hy ook met alle de menſchen zoude gedaan ebben, wanneer ſy haren God waren getrouw ge
bleven. Het welk de Gelukſaligen zullen bevinden -
1028
16o
DE H E 1 L1 GE VERR EK YKE R.
na de doot, als wanneer ſymet God zullen hande
len in alle Eeuwigheit, gelijk den eenen Vriend met den anderen verkeert, dewijl dat na d'opſtanding der dooden, de vroomen zullen wederkeeren in
dien ſelfden Stant waarin ſy eerſtelijk van God zijn geſchapen geweeſt in een volle volmaaktheit. En het kan niet dan door onwetenheit zijn, dat de hui
denſdaagſche Chriſtenen gelooven, dat de men ſchen weder zouden opſtaan of verrijſen in hare ſterflijke lichamen. Het welk ik ook niet ſtelle
voor een geloof nootſakelijk ter Saligheit; nade maal het genoeg tot verkrijging van dien is, te we ten waarom dat God den menſch geſchapen heeft, en dat ſijn laatſte einde niet anders is dan om God te beminnen, beſtedigende alle onſe bequaamheden om de middelen uit te vinden tot God met ons ge heel hert te beminnen. Dit is noodig voor allen den genen die zalig willen worden, ſonder eenige uit te ſonderen. De Joden, Turken, Heidenen -
en andere zijn al te maal aan deſe nootwendigheit on derworpen. Sy moeten God beminnen, of zon der verhelping verdoemtgaan. Dit is d'eenigenoot wendige zaak.
Alle d'andere wonderheden die
God my doorſijne Heilige Verrekijker doet ſien, zijn maar toevallig: men mag die gelooven en ter Wat my belangt, deſe won derbaarlijke dingen hebben mytot krachtige midde
herten nemen die wil.
len gedient, om mijn hert los te maken van de wel
luſten der aarde, wanneer ik deſe eeuwige welluſten overwoeg, de welke bereit zijn voor de gene die
God met haar geheel hert ſullen beminnen. Indien iemant anders geen geeſtelijk voordeel in ſijn ziele -
ge
---
Herſtelling der Kerk in 't Geloof &c t61 geniet, door het geloove en d'overweging deſer Goddelijke nieuwe Lichten, zoo mag hy de ſelve ,
laten beruſten tottertijt dat hem God het verſtant
zal geopend hebben, arbeidende ondertuſſchen ge duriglijk om te mogen geraken tot de Liefde Gods,
'
de welke het eenige Oorſaak en einde zijner Schep ping is. : : : : 1o6. Het welk men klaarlijk zal konnen zien,
wanneer men ſich wil bedienen van deſe Heilige Verrekijker, die God my gegeven heeft, en ik ook wel wederom aan andere geven wil, wanneer ſy die willen aannemen en ſich daar van bedienen,
gelijk als ik my daar van bedien. Maar eilaas! de menſchen zijn ſoo wijt van de Waarheit, dat het ſchijnt ſy die niet meer begeeren. Ik verkondige
haar, ik beſchrijf haar, ik roep haar uit en open baar de ſelve, ſonder dat ik hare Beminners gewaar worde. Ik heb den Sleutel van de geheele Schrif -
tuur, hebbende van God de manier en de midde
len ontfangen om fijne Liefde weder t'erlangen: maar ik vinde nog niemand die haar waarlijk ſoekt. Men wil wel God, en ook ſich felven beminnen,
willende aldus (e) tvvee Meeſters dienen, waar van men noodzakelijk den eenen of den anderen
moet ontrouvv zijn. - Door dit middel zijn de menſchen ſoo wijt van haren God vervreemt, om
dat het onmogelijk is,God en den Mammon tegelijk te dienen. Het Evangeli Jeſu Chriſti is het ware ende de laatſte middel om de Liefde Gods weder
*
t'erlangen, die door ſoo vele Zonden en ontrou * wigheden verlooren is. Indien de menſchen deſe I- . - - - mid to Matth, 6 vſ 24. • -
-
=-ºm-u
162
DE HE Y L 1 GE VERRE K Y K ER.
middelen niet weder willen aanveerden, ſoo moe
ten ſy altemaal omkomen. Dit is niet dat men juiſt naar den voet der Letter alle d'omſtandigheden, in den Evangelio beſchreven, naarkomen moet; nadien dat d'Onchriſtenen van dit Evange lie niet onderricht zijn. Maar noodwendig moe ten alle menſchen in 't gemeen, die geweeſt zijn, nu noch zijn, en in 't toekomende zijn ſullen, in
«
weſentlijke kracht deſe Liefde Gods naarkomen, om Zalig te worden: en den genen die buiten de Liefde Gods ſterft, is ſekerlijk verdoemt, het zy
van wat voor naam van Religie dat hy ook zoude mogen zijn.
1o7. De Roomsgeſinden ſeggen, dat buiten de Roomſche Kerk geen Zaligheit is: en ik ſegge, dat buiten de Liefde Gods geen Zaligheit is, het ſy dat ſy dan Roomsgeſinden of anders zijn. Men kan wel met de waarheit ſeggen, dat buiten de ware Kerk geen Zaligheit is, maar men moet onderſchei den waar dat de ware Kerk is. Sy beſtaat niet in
eenige naam van Religie, noch in eenige ingebeel de gevoelens, maar alleenlijk in d'Onderhouding
der Evangeliſche Wet, de welke Jeſus Chriſtus is komen brengen als het laatſte Hulpmiddel voor on
ſe Quaden, ende men moet geen andere meer ver wachten ; nadien Jeſus Chriſtus zelfs zegt, ter
laatſteruure gekomen te zijn. Dit is te zeggen, dat hy het laatſte Hulpmiddel gebracht heeft voor de Zielen die met zoo vele Zonden overladen zijn ,
ſoo dat men geenig ander Hulpmiddel meer behoeft te verwachten.
En indien ik een andere Leere
bracht dan die des Evangeliums, ik ſoude ei
-
# }ll1
f
-
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c.
16;
Duivel zijn; nadermaal dat men geen andere aan
nemen moet, als zijnde d'Evangeliſche Wet d'al We
dervolmaakſte, en die den Zondaar tot de Zalig ligheit geleit, en de Hulpmiddelen tegens alle qua den verſchaft. Daarom is 't dat nu een iegelijk de ſelve in ſubſtantie moet navolgen ſoo hy Salig wor den wil. En dewijl daar nu ſoo vele menſchen be
driechelijk ſeggen, dat ſy Chriſtenen zijn, en de
Wet des Evangeliums onderhouden , ſoo heeft God my doen ſien door fijn Heilige Verrekijker, wat het zy, Chriſten te weſen en waarlijk d'Evan
geliſche Wet t'onderhouden. Het gene ik wel wil de dat een iegelijk ſoo welſag als ik.
Want het is
ſich vleyen, tegelooven dat men Chriſten is, ter wijl men een Heidens leven leid, volgende de be wegingen der verdorve natuur, de welke men vol komentlijk verſaken moet om Salig te worden. Wie
is er hedensdaags die dat gelooft,daar een gelijk fijn verdorven natuur volgt ſonder te meenen qualijk. te doen, door dien dat men het leven van d'eerſte
Chriſtenen uit het geſicht verloren heeft, en don
#
derwijſinge van Chriſtus in 't vergeet geſteld? Alis't ſake dat ſommige daar van noch weten te ſpreken, ſoo wil nochtans niemand de ſelve in 't
werk ſtellen, een iegelijk fich deSaligheit beloven de ſonder deſe werkſtelling. Waar in de menſchen
ſich grootelijks bedriegen, en geen Saligheit vinden ſullen buiten d'Oeffening van een Evangeliſch Le ven, het welk tot geen ander einde ondeweſen is, dan om de menſchen weder tot de Liefde Gods te geleiden , waar van ſyuitgeweken waren. 1o8. Het is niet dat God deſe onderhoudingen
L 2
- van
, vººr
164 DE HEY L1 GE VERREK Y KER. van nooden heeft, maar hunne groote ſwakheit heeft de ſelve grootelijks van nooden, en ſy kan ſonder deſe hulpe ſich niet weder opheffen van den afval die ſy gedaan heeft met de Liefde van haren God te verlaten, waar ſy ſich van afgekeert heeft om de vermakelijke dingen deſer Wereld te bemin nen. De welke de menſch niet weder verſakende,
ſooſal hyaltoos afgeſcheiden blijven van de Liefde ſijns Gods, tottertijt dat hy volkomentlijk ſijne
aardſche genegentheden ſal overwonnen hebben. En wanneer d Evangeliſche Wet, d'Armoede des
geeſt aanraat, dat is niet anders dan om de herten der menſchen t'ontlaſten van de rijkdommen en be
geerlijkheden deſer Wereld, ten einde om God van ganſcher herte te beminnen,welk hert niet kan ver deelt ſijn in tweſo verſchillende Voorwerpen,gelijk als fijn de rijkdommen deſer wereld, en d'eeuwige Schatten die in Godt zijn. Dit is d'oorſaak waar om dat d'Evangeliſche Wet beveeld, alles te verla ten dat men beſit. Het is niet dat God onſe goede ren of rijkdommen van nooden heeft, maar het is
dat de ſwakheit der menſchen ſoo groot is, dat ſy deſe rijkdommen niet beſitten kan, ſonder harege negentheden daar op te ſtellen. En dienvolgens ſoo is # een ſeer Saligmakende Raadgeving (f) alles te verlaten: gelijk als ook is deſe van de (g) laatſte
plaats te verkieſen; door dien dat de verwaantheit van 't herte des menſche ſich altoos verluſtigt in de
eerlijke dingen, en ſich den eerſten rang toe-eigent, in plaats van de ſelve aan God toe te eigenen. Ein
delijk, de Liefde onſes ſelfs, berooft de Liefde Gods uit
-
(f) Luc. 14 vſ. 33. [g] Luc. 14 vſ 1o.
-
-
Herſtellingder Kerk in 't Geloof &c.
16;
uit ons hert. Daarom is't dat d’Evangeliſche Raat
gevingen ſoo meenigmaal herhalen, (b) Dat wy ons ſelven moeten verſaken, om dat het onmogelijk is, God te beminnen, en ook ſich ſelven. Het moet zijn dat d'een of d'ander deſer liefdens van ons her
te uitga; dewijl ſy aldaar niet te ſamen verblijven konnen. Het zijn twee ſtrijdigheden, de welke noodwendig d'een d'ander verjagen.
ro9. Alle defe dingen vaſtgeſtelt zijnde, gelijk ſy ſiet gy y waarachtig g zijn, Zij g) dan niet menſchen,
Broeders van Gods wege,en ook van wegen Adam hoe groote nootwendigheit dat er is om een Evan geliſch Leven weder aan te nemen ; nademaal dat noit iemand, ſedert het Begin des Werelds heeft konnen Salig worden, die niet in de Liefde Gods geſtorven is? En dat niemand heeft konnen leven of ſterven in de Liefde Gods, ſonder ſijn eigen Liefde verzaakt te hebben, en in ſubſtantie de E
vangeliſche Raatgevingen naargevolgt? En nu dan,
reſolveert gy, om te weten ofgy wild Salig worden of niet. Ingevolge van dien fuld gy konnen uw mate nemen, en verkieſen welk Paradijs dat gy voor alle Eeuwigheit behouden wild. Want ſoogy niet kund een Evangeliſch Leven omhelſen, gy ſuld niet konnen Salig worden. Men moet fich niet
meer vleyen om zich zelfs te doen verlooren gaan, gelijk de menſchen zich tot nu toe gevleid hebben, daar men hun zoodanige wegen ter Zaligheit on
derwezen heeft die recht ſtrijdig zijn tegens de Evangeliſche Wet : waar door dat vele eeuwiglijk zijn ten Verdervengegaan, deene om de raatge 3
h Matth. 16 vſ 243.
vin
166
DE HE YL1 G E VER RE kY KER.
vingen der menſchen gelooft te hebben , andere om de Verdorventheit van haar eigen vleeſch nage volgt te hebben. Aldus zijn groot getal door den Breeden Weggegaan, die ter Verdoemenis in der Hellen voert, en groot getal wandelen nu noch door dien zelven Weg, hebbende liever een wei nig vermaak hier in dit korte leven te nemen, dan de zelve te verzaken om het Eeuwig wel-gelukza lig Leven te bezitten, dat noit eindigen zal. Gy moet in 't korten uwe Beſluiten nemen, want den
tijt is kort, en onze Boete zal niet lange duuren, alhoewel nochtans de zelve vrywillig moet geſchie den, om aangenaam by God te wezen, die geen
gedwonge Slaven hebben wil, maar Kinderen die haren Vader gehoorſaam zijn, zijne ſtem met aan
dachtigheit des herten aanhoorende, geduriglijk
zeggende: (1) Heerevvat vvildgy dat ik doen ſala Ofwel: (!) ſpreekt Heere, uvven Dienaar hoort. Want dat gy meenen zoud, dat God u door ge weld tot het Evangeliſch Leven trekken zal, daar
in bedriegt gyu. Hy heeft niemand van nooden, ende wilden Menſch geheel vry laten, gelijk hy hem geſchapen hadde, zonder hem ergens toe te
dwingen. Hy moet uit ſijn libere en vryborſtigen wille verkieſen God te beminnen met zijn geheel herte, of anders heeft God met een beknibbelende
of eigenbaadzoekende liefde niet te doen: het welk God wel haaſt ontdekt; (m) dewijl dat hy de Nie
ren doorgront en de Conſcientien onderſoekt, en aan eeniegelijk geven zal naarſijne Werken, ſon der hem met hare ſchoone diſcourſen of fraaye o En #Aſt. 9. vſ 6. l 1Sam. 3. vſ 1o. m Ier. 17. vſ. 9.
verdenkingen op te houden. w
"
-
ww
Herſtelling der Kerk in 't Geloof & c. 167 11o. En alhoewel Godt eertijts is gedient door uiterlijke Ceremonien, zoo wil hy nu niets met al len daar van meer hebben; dewijl (n)dentijtgeko
men is, dat hy zal aangebeden vvorden in den Geeſten in den WWaarheit, niet meer in den Tem
pelnoch op den Berg, gelijk als Jeſus Chriſtus aan de 'Vrouwe van Samaria zeide. En al is't zake dat de Sacramenten, Gebeden of andere Feeſthoudingen, van God zijn geordonneert geweeſt, zoo ſied hy nu nochtans dat de Chriſtenen alle deſe dingen mis bruiken, ende hy wil die veranderen in een vvare
Aanbidding in acn geeſt en in der vvaarheit, om de menſchen van goeden wille voor het Bedroch te bevryden, de welke gelooven God groote dienſt te toonen, met in de Kerkte gaan, te bidden en o pentlijk te prediken, ſonder te denken dat Godge ſeit heeft door ſijnen Propheet, ſprekende in vollen
ſin van onſen laatſten tijt: (...) Ik ſalden Drek uwer Feeſtdagen en byeenkomſten op uvve aangeſichten vverpen.
En even desgelijks als God eertijts (p)
een Kopere Slang deed oprichten, om het Volk te geneſen dat doorfenijnige Slangen gebeten vvas, en daar na (4)vvederom deed aanſtukken breken,
vvanneer hy ſag datſijn Volk de ſelve misbruikte, aldus ook heeft God t'allen tijden verbrooken en vernietigt de Heilige dingen, wanneer de men ſchen die misbruikte. Gelijk hy ook noch in deſen laatſten tijt doen zal, alwaar men de Schriftuur, en de Sacramenten misbruikt, en al het gene dat be hoorde te dienen tot middelen onſer Zaligheit. -
L 4
Men
n Ioh. 4. vſ. 21, 23. o Mal. 2.vf 3. p Num. 21. vſ. 8, 9. 4 2 Reg. 18 vſ. 4. -
168 DE HE Y L1 o E VER RE kyk E R. Men bedekt zijne Sonden, met dingen die heilig in den ſchijn zijn. Waardoor nu den Duivel ge ſeten is in het Heiligdom, en ſich aldaar doet aan bidden als of hy God was. Ik ſie alle deſe dingen met noch duiſent andere
meer, door mijn Heilige Verrekijker, en ik drage die op aan alle de gene die ſich daar van willen be dienen, om hare Heilen en hare Onheilen te zien,
God biddende dat ſy mogen een goeden keur doen in ſulken hoogwigtigen Saak , en verkieſen het
Evangeliſch Leven, waartoe ik hun veel zal hel pen, door het Boek dat in de drie Deelen volgen zal, en geintituleert is Vernieuwving van den E
vangeliſchen Geeſt, de welke ik wel haaſt hope in 't werkte ſien ſtellen door ſommige goede Zielen. E 1 N D E. Van de Heylige
V & R R E K r k E R.
opent
i
openbare Belijdenis des GE LOOFS en RE LIG IE. Gedaan door
juffr. ANTHOINETTE BOURIGNON, Geboren binnen de stad Rijſelin Vlaanderen.
s
over de twijfelingen die men ſou mogen hebben wegens haar
GELOOF en RELIGE. Hier nevens ook bygevoegt een CAT A Lo GE van al hare Boeken die tot noch toe gedrukt zijn, B E R I C H T
Over de Belijdenis des Geloofs 2 en wegens de Cataloge der gedrukte
Boeken van Juffr. A. B. Mijn liever Leſer: |Weederleyaart van menſchen verplich
% ten my om aan alle de Boeken van juf. A. Bourignon, by te voegen dopenbare # Belijdenis van haar Geloof en Relige,
W de welke ſy opentlijk aan het Vorſtelijke Hoftot Gottorp in Holſtein, ingedient heeft den 11 TENN-
Maart Anno 1675. En daar ook by te voegen de CA
T A Log 2 van hare Schriften die tot nu toe gedrukt
zijn. Want nadien men byna overal vele diſcourſen to haar nadeeluytſtrooyt,ſoogeven vele menſchen le: - --
--
- - --
ij
Bericht over de Belijdenis des Geloofs.
lijk geloof daar aan, en datſonder de waarheit der zake t'onderſoeken, voornamentlijk wanneer ſulke verkeerde redenen voortkomen van Perſoonen die in Kerkelijken
Staat en Bediening zijn. Op wiens woorden de Lieden fich betrouwen, denkende dat ſulke Godvruchtige en ſoo geeſtelijke Perſoonen niet ſouden willen liegen. Aldus wil men de moeyte niet nemen, om voordert onderſoe ken, of hetgene dat ſulke aanſienlijke CMannen tegens uffr. Bourignon voorgeven,ook waarachtig is, noch ook niet om de daartoe benoodigde ſtukken in teſten, om te konnen een recht oordeel vellen van ſoo groot gewigt, dat men ſich meenigmaal daar door laat vervoeren tot
ſoodanige bedrijven die welſouden konnen oorſaak zijn, van een eeuwig leedweſen te moeten dragen. Ten einde dan, dat die menſchen de welke de moite niet willen nº
men, om van ſtuk totſtuk de Waarheit t'onderſoeken, door het herleſen der Boeken van deſe juffr. nochtans iets ſouden hebben, waardoor ſy een zeker oordeel moch ten vellen, ſoo konnen ſy hier door vijfd ſes regels van hare BEL x D EN 1s ſien, het geheel begrijp en fonde ment van al hare Leering en haar Leven,en daar door leeren, niet meer ſoolichtelijk te gelooven aan openbare Leugens, de welke uitgevonden zijn ſelfs door Luter
ſche en andere Prieſters en uitgeſtrooyt ſoo doorgeſchrift en gedrukte Boeken, als ook door hare woorden en Pre dikatien, waar door ſy deſe Perſoon, hare Leering, en
ookhare Vrienden trachten in verachting te brengen, en aan het gemeene Volk te doen gelooven, als of ſy een on
goddelijk leven leiden, en een nieuw doelende Relige 'aanvingen, ten einde dat deſe Predikers het Volk een afkeer daar van mochten indrukken. Dat ſich door
ſulken middel laat afvoeren van de kenniſſe der Zalig -
me
Bericht over de Belijdenis des Geloofs.
makende WWaarheit, tot nadeel van haar eigen zielen, de welke ſyſeer quetſen door onbedachtſameen valſche oordeelingen, en door quaataardige driften, waar toe
- deſe Laſteraars de menſchen aanvoeren, ja ſoo wijt, dat ſy meenigmaal algemeene menſchelijke plichten weigeren omtrent de Vroome Lieden, die niets anders
# dan Godte behagen. Maar gelijk als er noch menſchen gevonden worden, die meer bedaarder en omſichtiger zijn, de welke hunne oordeelen en haar beſtiering trachten te reguleeren naar de byſondere kenniſſe der WWaarheit, wanneer ſy maar weten door wat middelen ſy daar van onderricht kon men worden; ſoo heb ik tot haren voordeel bygevoegt de
CAT AL o GE der gedrukte Boeken van deſe juf frouw: alwaar ik in weinig woorden aangeweſen heb, de voornaamſte Materien waar van hare Boekenhan delen. Ik en ſegge niets van hare Hand-ſchriften, die
noch ongedrukt zijn, dan alleen dat men de ſelve ook door den Drukſalgemeen maken, ſoe haaſt als de ge
legentheit ſulks toelaat, en dat de ſelve niet minder noch geringer in waardigheit zijnde, dan de gene die
tot nu toe aan den dag gekomen zijn, ſookonnen ſy al te ſamen niet anders, dan het Herte van den wel-ge
ſtelden Leſer, krachtig ontroeren, om hem te doen tot Gsd keeren.
Ondertuſſchen, waarde Leſer, mijngoeden Vriend,
wildin dank aannemen de waarſchouwing of Verma ning die ik u doe, om deſe gemelde Boeken niet teleſen door een hoogmoedigen ofmeeſterlijken
of beriſpelijken geeſt. God heeftgeen Meeſters noch VVuſen van noo
den. Hy begeert niet anders dan Kinderen en ootmoedi-,
g* Leerlingen. Verwerpt niet de dingen (en voorna -
7776% tas - --
Bericht over de Belijdenis des Geloofs. mentlijk diegene,dewelke de grootheit der Verdorvend
heit en Verblindheden der menſchen aangaan) het zy. hoe vreemt en wonderlijk dat ſy in den aanvang moch tenſchijnen. Ofſchoon de ſelve ſomtijts ongelooflijk, ſchijnen, het en is daarom nochtans voor Godſoo niet. Voor wien deſaken wel gants anders zijn dan ſy ſich voor onſe duiſtere oogen vertoonen. De VWaarheut is ge heel anders voor de oogen van den Nieuwen A DAM, dan ſy voor de oogen van den Ouden ſchijnd te weſen.
En men is alſoo wijt buiten de kenniſſe en beſitting der VWaarheit, als men wijt is buiten de Naarvolging fe ſu Chriſti. Tracht te oefenen het gene waar over men
niet twijfelen kan, dat het goed en warachtig is. Het genegy niet kundverſtaan, laat dat beruſten: God ſal 't u wel doen kennen, wanneer het u Zalig ſal zijn,
ſoo gy maar getrouw blijft aan het gene gy alreeds weet. Laat de toevallige dingen daar', en komt tot het eenige en voornaamſte oogmit , het welk is, uwe Verdorventheit te kennen, de ſelve
af te ſterven , en door het Lijden Jeſu Chriſti te herleven in de Liefde Gods en
d'Oeffeningh ſijner Goddelijke Wetten, de welke in deſe heilige Schriften ingegraveert zijn met ſoo vele klaarheit, als ware weſentlijkheit in deſer Chri ſtelijke ziele. VVaar van Godſich bedient, om ons ſij me VWaarheit weder opnieuw voor te ſtellen, die Hy
ook Barmhertiglijk wil indrukken in onſe zielen, A grºeng,
P. P.
Belijdenis des Geloofs en Relige. Openbare
gedaan door Juffr.
-
L.
-
ANTHOINETTE BoURIGNoN. over de twijfelingen die men ſou mogen hebben, wegens haar
Geloof en Relige. I.
Kben een Chriſtene, en geloof alles wat een waar Chriſten moet gelooven. II.
Ik ben gedoopt in de Catholijke Kerk, in den Na me des Vaders, in den Name des Soons, en in den Name des H. Geeſt. III.
Ik geloof de Twaalf Articulen des Geloofs of het Simbolum der Apoſtelen, ende en twijfel niet in een eenig punét van dien. IV.
Ik geloof dat Jeſus Chriſtus is waarachtig God, en dat hy ook waarachtig Menſch is en dat hy den
Zaligmaker en Verloſſer der weereld is. -
V.
-
Ik geloof in het Evangelium, in de H. Propheten, en in de geheele H. Schriftuur, ſoowel het Ou de als Nieuwe Teſtament.
En ik wil leven en ſterven in alle de Punſten van dit Geloof. Het
welk ik betuyge voor God en alle menſchen die het aengaen mag. N Tot beveſtiging van dien, ſo heb ik deſe mijne waarachtige Be lijdenis met mijn eygen hand onderteykent , en met mijn -
-
Signet verzeegelt in Sleeswijk den 1 1. Maart. 1675.
(L, S.)
Was Onderteykent. . Anthoinette Bourignon.
CATA
C A T A L o G E Der
-
-
-
Gedruckte Boecken, Beſchreven door juffr. ANTO INETTE
V
-
BO U RIGN ON.
I.
# gt3lichtſchijnente in te zeug ſferniſſe.
##
-
Afgedeelt in Vier deelen.
g
De welke vol heilſame Leeringen en Zalige on derwijſingen zijn, ſoo wel in 'talgemeen als ook
in't byſonder, ten aan van Goddelijke ſaken als ook van Borgerlijke Zedigheden, die in over denking en ook in daadelijke oefening beſtaan. Bequaam om de oogen te openen, en de herten der menſchen van goeden wille t'ontroeren, om hun te bereiden tot God en ſijn Waarheit op te ſoeken, en haar quaat leven te veranderen, om een Nieu Le ven naar God, t'omhelſen. In Frans, Nederduits
en Hoogduits.
-
II.
beteraf ber 19alfcijt (@Theologie/ uite geroeit boo? bt maarachtige uithan ben H3. «5teſt af âomt: Afgedeelt in vier deelen. Waar in verhandelt word ,
velerley le: iWI4*
C A T A L. o GE, Materien, die men meeſten deel aan Juffr. A. B voorgeſteld had, door manier van tegenwerpin # om haar te wederſpreken. Men ſiet daar door,
oe dat de Wijs-geleerden door hare Studien afge weken zijn, van d'eenvoudige, vaſte, levende en krachtige Waarheit Gods, en van de ware Chri ſtelijke Deugt : en dat ſy het waarachtige Chri
ſtendom, in een twiſtachtige diſputerend, ge veynſde en quaataardige Chriſtenheit verandert
hebben, en in ſoodanigen ſtand als die van Lao dºceen gebracht, ſeer ongeluckig, Rampzalig, verblind en naakt : daar ondertuſſchen ſy hun in beelden rijk, en deugdig te zijn, en van geen ken
niſſe gebºekte hebben. In Frans en Nederduyts, ook haaſt in Hoogduyts. -
III.
aPe beäembe 4Annofeſſjenten@nte beſtte 1Daarijeit. Het eerſte Deel.
Alwaar men door een levendig Voorbeeld ſiet, den Haat en Wreedheyt die de Prieſters ſelfs, nu tegens haar eygen Gebroeders oefenen, die ſich niet willen naar hunne beſtieringen voegen, maar ſich van het verderf des weerelds onttrekken.
Doende hun daarom verraden, gevangen ſerten ,
en totter doot toe lijden. In Frans, en ook haaſt in Hoogen Nederduits. Nevens noch een Brief aan een Pater van het College der Oratoren, over de ſelfde zaak.
IV. Het
C A T A L o G E. IV.
-
pet lichttestterreins. Afgedeelt in Drie deelen. In 't Eerſte wert verhandelt, onder manier van Samenſpraak met een Pellegrimme die na het Eeu wig Vaderland reyſt, hoe dat de Chriſtelijke Kerk en ware Gods-dienſt, teenemaal vervallen is, en
geheel uytwendig, aards en vleeſchlijk geworden: dat ſulks de Laatſte plagen Gods over ons heeft be haalt: En hoe dat het ook alſoo mogelijk als nood
zakelijk is, God te beminnen en Hem in geeſt en Waarheit aan te bidden, hem te ſoeken, te vinden, nu te vveder voor de en beſitten. Intvveede Frans, maal Hoog herdrukt. en Nederduyts, w
V.
2ſbbertiſſement tegengbedſhuafittg. Waardoor wederlegt word een laſterlijk boek je, dat deſe gemelde ſecte tegen Juffr. A. B. ge maakt hadden. En ſy nu klaarlijk betoont, dat
de ſelve Secte geenſins het Licht des H. Geeſt heb ben, gelijk ſy hun laten voorſtaan : en maakt al hun doolingen en fantaſien volkomentlijk te niet. Hierin werd ook krachtelijk beweſen, dat men volgens de Wille Gods, aan de Magiſtraten en al lerley Overheden moet gehoorſamen, en dat men ordentelijke Regelen moet onderhouden in het Politike en Burgerlijke Leven. Men ontdekt hier ook de hoedanigheden die een waarlijk Wederge boren en van God verlicht Menſch hebben moet.
I n Nederduyts, en haaſtin Hoogduyts.
C A T A L O G E -
VI.
.. .
. ..
het getuugenig brrilPaarſjeit. Waarin verhandelt worden de Openbare Ge
tuigeniſſen van veel geloofwaardige Perſonen, we gens het Leven en de Zeden deſer voorgemelde
Juffr. A. B. de welke met eeden beveſtigen, dat ſy van hare jeuget aan, een ongemeen Deugtſaam en exemplaar Leven geleyd heeft. Men heeft daar nee
vens ook noch veel andere Getuygeniſſen byge voegt, om tot ſchande te maken de Leugens en Laſteringen,die men tegens haar Perſoon en Schrift ten opentlijk uitſtrooyde. Daar word ook verhan-
delt, hoe qualijk de Chriſtenen gedaan hebben, met Verdeeltheden onder hun te maken, onder
pretext van eenige betamelijke Ceremonien of by ſondere opinien, de weſentlijkheit des Geloofs of Liefde Gods niet rakende. Daar ondertuſſchen ſy
hebben gaan veronachtſamen haareygen wederge boorte en verzaking hares ſelfs. ftem, wegens de waarachtige en valſchetoepaſſing der Verdienſten
Jeſu Chriſti : dat de Geboden Gods, geen laſten, -
maar ware Begunſtingen ſijner Liefde, en Vader
lijke Sorgvuldigheden zijn : en dat het noodzake lijk, gemakkelijk en aangenaam is de ſelvet'onderhouden om Zalig te worden. Tegens de Perſoonlijke Verkieſing of Predeſtinatie. Van de Heerlijke Schepping AD AM s, en ſijnen Val: alsme de dat Godt, Jeſus Chriſtus in een verheerlijckt Lichaam , uit dat van CAdam , voor ſijn Val
heeft doen geboren worden. En ook noch veel andere Goddelijke Myſterien meer, die tot noch
'
CA T A L O G E.
toe den menſchen onbekent geweeſt zijn.
In
Frans, Hoogduits en Nederduits. VII.
-
49ermonbereng-maarbigt tºerijambez iingber ilbare Peugt: Het eerſte Deel.
w
Waarin men ſiet, dat men de ſelve leeren moet
door de Soetheit, Goetaardigheit, en nedrige Oot moedigheit Jeſu Chriſti : de welke aanwijſende onſe nietigheit, om te doen onſe verdorve natuur verſterven, om in de liefde Gods te herleven. Men
ontdekt hier ook alle d'argliſtige ſtreken des Duy vels, waar door hy ons tracht te verhinderen op
den Weg der Ware Deugt voort te gaan. In Frans,
Nederduyts, in Latijn, en ook in Hoogduyts. VIII.
zee@toetgeſteenbanhet Souther mare4Liefhe. De welke vertoont hoe dat men d'Onwaardig heit der Geleerden en Leiders der zielen leert ken
nen, door den Toetsſteen der Liefdadigheit of Liefde Gods. Menſiet daar een krachtige Weder
legging, dergroufame Leugens en Laſteringen, die men verſiert en opgeſocht heeft, om een dek mantel te hebben, deſe Vroome Jonk-vrouw te mogen laſteren en tot ter doot toe te vervolgen als
of ſy de H. Drie-eenigheiten deeuvvige Godtheit Jeſu Chriſti loochende, en ſijne H. Verdienſten,
ontkende, en alsofſy degeheele Chriſtelijke Relige tºvolt 't . .
-
-
c A T A L O GE. vvou om verre ſtooten, met noch andere diergelij kegrouſame Valsheden meer. Men ſiet ook in dit Tractaat, hoedanig en waarom dat God den Menſch heeft geſchapen: wat voor ſorg hy over den ſelve gedragen heeft om hem van ſijn Afval we
der te recht te helpen. Hoedanig dat de Menſ hen Zalig geworden zijn, door de Verdienſten jeſu
Chriſti, met ſijn Geboden t'onderhouden. Item wegens het groot Verval der Chriſtelijke Kerk, en dat God de ſelve weder herſtellen wil, voor dat de
Wereld eindigt, en dat hy dit ſijn Werk nu al be
gint &c. In Hoogduits, in Latijn, in 't Frans en ook in Nederduits. IX.
*
*
*
49ermontereng maar bigeberſjant te
ſingberipart terugt.
-
Het Tweede Deel.
# Waar in getoont is, dat men om tot de Ware
Deugt te geraken, Eerſtelijk de Wereld moet ver laten, ſich de ſelve niet meer gelijk ſtellen, noch
ſoeken te behagen. Ten 2. Allerley begeerlijkheit verzaken, door een volkome verſterving der Verdorve Natuur, ſich vernoegende met d'enkele noodſakelijkheit, en het minſte van alle dingen
tot zijn gebruik verkieſende. Ten. 3. Sijn eigen wil geheel verlaten en afſterven ſoo wel in kleine als # dingen, de ſelve aldus beſtrijdende tot er ot: gelijk ook Jeſus Chriſtus ſelfs gedaan heeft, komende hyons ſelfs in eygen Perſoon onderwij
ſen, hoe dat wy hem maar volgende, ook ſouden doen gelijk als hy gedaan heeft : waar door wy 2 vin
C A T A L O G E.
vinden den weg om uit onſer ellenden te geraken, en met God vereenigt te leven. In Frans, Neder
duits en Hoogduits. X.
De Derblinbijeitbermenſchenban 2.
-
brſen (dſijt.
Eerſte Deel. Zijnde een Apologie of Wederlegging, veroor ſaakt door de quaatſprekingen die men tegens den Handel en Wandel van Juffr. A. B. uytgeſtrooyt heeft. Waarin men door levendige exempelen ſiet, hoe ſeer dat de Verdorven Natuur haar ſelfs ver
blind, en hoe argliſtig dat ſy is om hare fouten voor haar ſelfs en ook voor anderen te ontveinſen,
die te verſchoonen en te verdedigen door allerley voorgevingen ſelfs ſoodanige die heilig ſchijnen: willende geenſins over hare gebreken beriſpt zijn, maar die veel eer aan een ander wijten, en ook an dere daarover beſchuldigen. Daar ondertuſſchen ſy ſelfs alles ten quaden doet, en dat ſy ſich wil ont laſten van de ſchuldige plicht om haar ſelfs te verſa ken en haar leven te veranderen.
Alle deſe voor
wendſelen en Dekmantels der Verdorvene Natuur, werden hier in krachtig wederleyt, en voorna mentlijk diegene de welke ſy trekt uit deſe Voor
geving van dat feſus Chriſtus alles voor demen
ſchen ſoude uitgevverkt hebben, en dat ſy al te ſv vak zijn om de Geboden Gods te konnen onder houden: en diergelijke redenen meer. In Frans en
Nederduits, ookhaaſt in Hoogduits. -
-
XI. De
CA T A L O G E. XI.
GPencrnieuming hanben Gºijangte
diſchen beeſt. Eerſte Deel.
Waar in voorgeſteld zijn, door Goddelijke o vertuigende en gants ongemeene Lichten, de groote grondige Waarheden van de ware Chriſte lijke Religie: van d'Alweſentheit Gods, van de Nietigheit des menſchen: van des ſelfs Vryheit:
van het Oogwit fijner Schepping: van den Heer lijken ſtand waarin hy is geſchapen geweeſt :. van d'Ellenden waar in hy vervallen is: van ſijne Ver dorventheit, en van ſijn Herſtelling: ook wegens
de groote Liefdadigheit Jeſu Chriſti, en ſijne Ver dienſten, waardoor hy den menſch tot driemalen
toe wedervry gekocht heeft van drie groote Afval ligheden en algemeene Wederſpannigheit, ko mende ons nu tegenwoordig aanbieden een derde en laatſte Verloſſing, door de Vernieuvving van
ſijnen Evangeliſchen Geeſt. En tot dien einde werd in dit T RACTAAT getoont, hoe ſeer groot dat d'ongeloofelijke Verdorventheit onſer Natuur is, en van ons boosaardig Hert: hoe ſeer noodzakelijk het is, deſe Verdorventheit te beſtrijden en t'over winnen, indien men ſich niet eeuwighlijk wil ter
Verdoemenisbrengen. In 't Frans, Nederduits, Latijn, en Hoogduits.
-
X II.
Hoet Hicſjtbegil Sereſſig.
,
Tweede Deel.
Waarin gehandelt word wegens het Misbruik -
- - - -
- 3
der
r
C A T A L O GE. der Sacramenten en den geheelen uiterlijken Gods dienſt der Chriſtenheit; van des ſelfs Verderf,
van 't gevaar der Menſchen, de welke in plaats van hun aan God over te geven, tegens den H. Geeſt zondigen, en fijne Lichten verwerpen : En ook
wegens de Bekeering der Joden, die wederom het Volk Gods zullen worden, tot uitſtooting van 't verdorvene Chriſtendom. In 't Frans, Hoogduits
en Nederduits. w-
XIII.
-
-
--
3Pen ſlieumen hemel en De Jºfette *
*
*
me2ſarbe.
Waarin ontdekt worden deWonderheden van de Heerlijkheit waar in de Wereld is geſchapen ge weeſt, en voornamentlijk den eerſten Menſch : hoe dat des ſelfs Bekoring, ſijnen Afval, en ſijn Doot is
toegegaan. Item, van het Oordeel en de Laatſte Plagen in den geeſtelijken en lichamelijken ſin. Van den Stant der Zielen na de doot: van d'eerſte
en tweede Verrijſſeniſſe : van de Helle: van 't Para dijs : van de Schoonheit der verheerlijkte Licha men. Wat voorgeſtelteniſſen dat in de menſchen zijn moeten, op dat God alle de Schepſelen weder herſteld en vernieuwd : en hoe dat de Duivel, om
de Menſchen van dit Geluk te berooven, haar nu tegenwoordig op even ſoodanigen wijſe bekoort,
gelijk als hy in den beginne onſe eerſte Voor-ou ders bekoorden en verleyden, om hun te doen omkomen. In 't Frans, Hoogen Nederduits.
xiv. De
c A T A L O GE.
x1v. gPt19ernieuming ban hen ſchange liſchen GSeeſt. Tweede Deel. Al waar voorgeſteld worden de bequame en feer krachtige beweeg-redenen om aan te vaarden
de betrachting der Ootmoedigheit, Nedrigheit, Armoede desgeeſt; en Verzakingſijns ſelfs, en den Haat tegen fijn Verdorvendheit; de Boete,
de Liefde Gods, en in een woort, het Evange liſch Leven. Alle welke bewegende Oorſaken ge trokken zijn uit d'Aanmerking en Overweging van de Heerlijkheit waarin God den Menſch ge ſchapen heeft; het Einde of Oogwit fijner ping; d'Ellenden waar in den Menſch naar Ziel en Lichaam gevallen is in dit leven, en de Myſe
#
rien der Verdoemden na dit leven.
Van de Ge
rechtigheit Gods, het Exempel van Jeſus Chri ſtus, en dat der Heiligen. Van de Vreugde en de Heerlijkheit des Gelukzaligen Levens in de toekomende Eeuwigheit, ſelfs van d'Innerlijke
Vernoeging en Vreugde diemen in dit tegenwoor
t -,
dige leven geniet, met ſich in alle dingen van Godt te laten beſtieren, gelijk als een Kindeken van fijn Voedſter doet: waar van een omſtandige Gelijke
niſſe ſeer fraay en ſtichtelijk verklaard word. In 't Frans, en Nederduits, en ook haaſt in Hoog duits. & -
-
,
xV. Den
* 4 *
-
c A T A L. o G E. XV.
-
apen?Intitſjyiſt Dntbrât. -
Eerſte Deel.
.
-
Waar door vertoont word wat den Antichriſt
Zy; hoe dat hy over al regeert en de heerſchappy voert, niet alleenlijk wegens dat het meeſtendeel der menſchen aan hem door gewillig Verdrach ver bonden zijn, maar ook door dien hy de overige,
en ſelfs de beſt-meenenſte onder fijne macht houd, .. de welke ſich overal uitbreit onderden ſchijn van 'Chriſtus, in het Heiligdom of de Kerken, in de
Gods-dienſtigheden, in de Verſtanden, in de Her ten, Oefeningen, Speculatien en Leering : door
welke dingen hy feſus Chriſtus en ſijne Hulpmid delen doet verwerpen. God laat den ſelven aan A. B. vertoonen, en ſy maakt hem van Godswe
gen aan andere bekent. God, de Wereld die vol iÖuivelſche Verdragmakers is, geoordeelt heb bende, wil eenige Godvruchtige in afgeſcheiden heit buiten de Heerſchappy des Antichriſt leiden.
In 't Frans en Nederduits, ook haaſt in Hoogduits. XVI.
ernaïntichriſt Ontträt/ -
Tweede Deel.
-
"
Alwaar men ſiet hoe dat den Antichriſt, onder de Menſchen, den Geeſt en het Leven van Jeſus Chriſtus vernietigt en weg-gejaagt heeft, door de Duiſterniſſen waar in hy de Chriſtenen, aangaande
de Leering, de Oefening, en den Gods-dienſt, *-
- --
--
.
WCT
C A T A L O G E.
k
vervoert heeft : namentlijk, wegens de Heilige Drie-eenigheit, d'Eeuwige Godheit Jeſu Chriſi, ſijne Verdienſten, ſijn Voldoening, ſijn Bede- .
ningen alle Goddelijken Dienſt, het Oogwit ſj ner Toekomſte; de gemakkelijkheit en moere
lijkheit fijner Naarvolging;hoe men ſich vleid met d'Inbeeldingen van Kinderen Gods te weſen, en Wedergeboorne, en Vrygecochte &c. te zijn. Waardoor hy de Beſtmeenenſte bedriegt en re
geert met alle d'andere menſchen die onder ſijne Heerſchappye zijn.
In 't Frans en Nederduits,
ook haaſt in Hoogduits.
; *
xvII.
een antichriſt ontbrät/ Derdeen Laatſte Deel. " Alwaar men fiet de Middelen waar door den
Antichriſt ſijne algemeene Heerſchappy heeft voortgeſet in alle ſoorten van Staten, Conditien en Profeſſien over alle de Chriſtenen, ſelfs tot in den Throon Gods, ſich bedient hebbendevan de Letter (en niet van den Geeſt) der Schriftuur en
der Heilige dingen, van de beſondere Voorwend ſels der Verdienſten Jeſu Chriſti, van ſijne Vol doening, van de Swakheit der Menſchen, en an dere ſchoone Verwen en Dekmantels om het Ge
loof, de Liefdadigheit, de Vrede, den Geeſt ſeſu Chriſti, ſijner Naarvolging, en de Boete te vernietigen, door hare Twiſten, Secten, On
eenigheden, Doolingen, Vyandſchappen, Laat * 5 •-
-
-A'
L
dun
C A T A L O G E. dunkendheden, Geveynſtheden , en diergelijke
bdrijven meer, overeenkomende met haar prin cipium of bewegende oorſaak, 't welk deſen alge
menen Geeſt des Duivels en des Antichriſt is.
In 't Frans en Nederduits, en ook haaſt is Hoog duits. XVIII.
-
aet laatſte 25armſjertigſjeit. &#3Uijg. Eerſte Deel.
Behelſende een Voor-reden, waar ingeſproken word van den Rampzaligen Stant der Menſchen; van d'Oordeelen Gods over haar : van de Laatſte Genaden en Waarheden Gods : en dat de Men
ſchen, door hare Studien, alle het goede vernie tigt hebben; het levende Geloof en d'afhanke lijkheit van God uitgeroeit; het welk men nood wendig weder aanveerden moet, ſonder ſich te vleyen, gelijk men gemeenlijk doet, noch blin delings met een doot geloof te gelooven. Hoe dat men de H. Schriftuur uitleggen moet, en d'Opi nien en gevaarlijke Leeringen der Menſchen ont gaan. Hierna volgen drie Capittelen, waar in werd van de Weſentlijkheit Gods, van
# jne Hoedanigheden of Eygenſchappen; van de # der Wereld en die des Menſche : van
|
d'Onſterflijkheit der Ziele , en ſelfs die van het | |
Lichaam des Menſche ; en dat alle de Wercken Gods,
C A T A L O G E.
Gods, eeuwig duren zullen. In 't Erans en Ne
aerduits, en ook haaſt in Hoogduits. XIX.
bººtabemicher Scieerbeſ@tijcoe Hoganten. Eerſte Deel.
Alwaar tot in den gront toe, door Nieuwe en levendige Lichten uitgeleyd worden verſchei
de Theologiſche of Godsgeleerde Materien, ſoo in Leering beſtaande, als van de Genade, van defielfs Algemeenheit , Werkdadigheit , Ge noegſaamheit, en Wederſtant: van de Predeſtina tie, Verkieſing, &c. De Vryheit des Menſche &c.
Soo in Moralen of Zeden beſtaande, als
wegens het Berouw , de Liefde Gods, en de verdorvene Leeringen der Caſuiſten, &c. Des
gelijks ook wegens den Uitterlijken Gods-dienſt of Kerk-plichten, en de Beſtiering der Menſchen. Item wegens den Stant der Kerk, der Religieuſen, der Paſtoren, en der Chriſtenen, ſoodanig als ſy
voor God zijn. In 't Frans en Nederduits, ook
haaſt in Hoogduits. XX.
b 2 ſtabemie bet 45eſterbe (dºfjege Hoganten. Tweede Deel. Alwaar gehandeld word van het ondafi: Cr
C A T A L O G E.
der geeſten, dat men oefenen moet in den Stant van een geeſtelijke Kindſchap, waar toe men ſich begeven moet , om van God beſtierd en geleid
te worden, ſonder 't welke onſe eygen beſtiering, en de verkieſing die wy doen het zy tot welk ſoort van leven dat het zijn mag, als Geeſtelijk, Borger lijk,of Huyslijk, niets dan Ydelheit,tijt-verlies, en ſchade voor d'Eeuwigheit is. Van 't misbruyk
in den uiterlijken Gods-dienſt, in de Devotie, en Kerkelijke Ceremonien : van het ware en op rechte gebruyk dat men in alle deſe dingen be hoord te doen : en van den gevaarlijken Stant waar in de alder-godvruchtigſte van deſen tijtle venſonder ſulks te weren. In 't Frans en Neder
duits, ook haaſt in Hoogduits. XXI.
b 2 tabemieber 45cleerbe (Gºſjtoe -
ioganten. Derde en Laatſte Deel.
AKwaar ontdekt worden de Zonden die in nerlijk, verborgen, en tegens den H. Geeſt be gaan worden ; 't welk byna in alle de Godvruch tige van deſentijt geſchied. Hoe d'Afhankelijk
heit van God ſoo hoognoodig ter Zaligheit is: dat alle de Wetten Gods en de gantſche Leering
Jeſu Chriſti daar op uitkomen. En wegens het groot Misbruik dat er geſchied in het veelvoudig
biechten en Nachtmaal gaan, waar van men # 8 J
*-.
C A T A L O G E.
bediend tot vermeerdering ſijner Zonden en Ver
doemenis. In't Frans en Nederduits, ook haaſt in Hoogduts. xx II.
zeebenige perrränäcr. Waardoor men ontdekt dat de Menſchen het
geſigt en het Ligt des Geloofs om d'Eeuwige din gen te kennen verloren hebben, en door welke . oorſaken : En hoe dat ſy, niets anders dan een dierſch en natuurlijk licht hebbende, haar felfs
ſoo verkeerdelijk beſtieren in ſaken van Religie, Leering, en 'tgene hare Zaligheit aangaat. Wat hetzy, dat de Verwoeſting van 't Chriſtendom veroorzaakt, 't welk geheel blind is, niet meer wetende wat het Geloof is.
Hier werd ook ver
klaard wat het ware Goddelijk Geloove zy , en dat God daar in de Kerk herſtellen zal, door de volkomene en laatſte Lichten van den beloofden
H. Geeſt, die hy nu tegenwoordig op der Aarden
ſend.
In 't Frans en Nederduits, ook haaſt in
Hoogduits.
-
,
XXIII. Het “%
C AT AL O GE. xxIII.
het lichtbrgibertſtg. *
Derde en Laatſte Deel.
't Welk vervuld is met klaarſchijnende en ſeer overtuigende Waarheden, de welke ſeer heilfaam, en vele van dien noch moyt, tot heden toe, zijn
bekent geweeſt, als wegens de Lybere Vryheit of Vrye-wil des Menſche; de Predeſtinatie, d'Over
# aan God, en d'Afhankelijkheit van hem. egens het Verderf, de Verblindheit, en de Verwoeſting van 't Chriſtendom. De Heerlijke
Toekomſte Jeſu Chriſti : de Sending van ſijn Licht; de Gelukzaligheit; het Geloof, de We dergeboorte, de Kerk, en veel meer andere din
gen die alhier verhandelt worden, door een geheel goddelijke en baarblijkelijke overtuiging. In 't Frans, Nederduitsen Hoogduits. XXIV. -
ze Bernicuming hanten &#hana -
geïiftijen 45reſt. Derde en Laatſte Deel.
’. Waar inſeer krachtdadig verhandelt word we gens de Noodzakelijkheit en Manier om de Ver dor
C A T A L O G E..
dorvendheit t'overwinnen : van de Middelen on
een Evangeliſch Leven te oefenen : wegens d daar toe behoorende geſtelteniſſen, en deſſelf beletſelen : van de Vernieuwing aller dingen door de Heerlijke Toekomſte Jeſu Chriſti, na de
ſchroomelijke uitſtorting der laatſte Plagen , en wegens de Rampzaligheit der Godlooſen, en de Suivering der Vroomen, &c. In 't Frans, Neder duits en Hoogduits.
Alle welke Boeken te bekomen zijn t'Amſter dam by Jan Riewertſz. en Pieter Arentſz. in de Beurs-ſtraat, als ook in s'Gravenhage, tot Rotterdam, Dordrecht, Middelburg, Vliſſingen, in Harlingen en Leeuwaarden,
als ook tot Hamburg en Franckfoort, & c.
Joh. 3.
Johan. 3 vers 19 tot 21: Dit is het Oordeel, dat het Licht in de Wereld ge-
komen is, en de menſchen hebben de Duiſterniſ: ſe liever gehad dan het Licht : vvant hare Werken vvaren boos. Want een tegelijk die uaat doet, haat het Licht, en hy komt niet tot # Licht, op dat fijne Werken niet beſtraft
1
vvorden. Maar die de VWaarheit doet, komt
tot het Licht, op dat ſijne VWerken openbaar vvorden, dat ſyin Godegedaan zijn.
-
-
.*
*
-
----