Antoinette Bourignon - De laatste Barmhertigheit Gods, 1681

Page 1

Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com





----

- …… :~ ~ ~ !


IIIIIIIIIII, -----

---



DE LAATSTE

Barmhertigheit Gods. Pewelke in materie van 't ware Chriſtelijk Geloof, alle

2weſentlijke Waarheden ontdekt, jaſoedanige die noch

nort van menſ hen zijn verſtaan noch begrepen ge 2weeſt, noch ook niet geopenbaart van Godt, die deſelve bewaart heeft voor deſen Laatſten

Tijt, waarin wy nu leven, en alle dingen in den volmaakten en volkomen Sin i

-

zullen vervullen. Beſchreven door

V

'-,

A-NT H. o IN ET TE Bo U R 1 c, No N,

J:

###RSTE DEEL A- Meze 42e 45

Uitha Franſ origineelvertaalt. - HET WA p E N. v AN -

# #

# T

| t

HssXT Hot MaIATYI aq de

| \

t'A M S T ER D A M.

fan Rieuwertſz. en Pieter Arentſz. Boekver

koopers in de Beurs-ſtraet is81.


g

Het Laatſte der Propheten, en 't Einde des Ouden Teſtaments, luyd aldus: Siet ik ſende ULieden den Propheet Eliam, eer dat die groote ende die vreeſlijke Dagb des HE ER EN ko men zal. Ende by zal het berte der Vaderen tot de kinderen weder brengen, ende het herte der Kinderen tot hare Vaders: op dat ak niet en kome, ende de Aar

de met den Ban Slae.


V O O R - R E D EN

Van den overleden Heer

C HR IS TI AAN DE CO RT, 'A,

Over dit Tractaat. -

# Ademaal Jeſus Chriſtus ſegt, dat men ## de Kaarſe niet moet onder de Koren-maat

#)ſetten, maar op den Kandelaar ſtellen, op

SS dat deſelve verlichte alle den genen die daar toe naderen; ſoo kan ik niet nala

ten op den Kandelaar te ſtellen het verwonderens waardige licht / 't welk my dunkt dat gene te zijn dat de geheele Wereld verlichten moet. En gelijk als ten allen tijden God ſich beſonderlijk mede-gedeelt, heeft aan eenige Propheten of heilige Zielen, die hy deed kennen ſijne Geheymniſſen, en de Voornemens die hy over de menſchen hadde, op dat ſy door het middel deſer Openbaringen ſich mochten bevlytigen

in hareſchuldige plichten, en dat ook de Barmhertig heit Gods niet aan zekeren Tijden bepaalt is, maar ſich altoos over de Menſchen uitbreyt; ſoo doet ook de ſelve haar nu noch vertoonen in onſen ellendigen Tijt,

die met miſerien en ſchroomelijke Duyſterniſſen ſoo ſeer vervult is. Want in den Jare 16i 6. heeft God in de Wereld voortgebracht binnen de Stadt Rijſſel in Vlaanderen, een ſoodanig Schepſel waar mede hy

ſedert altoos beſondere gemeenſaamheden gehouden heeft, en aan wien hy groote Verborgendheden heeft

geopenbaart. En het ſchijnt dat hy ſich van haar wil bedienen, om ſijne LAATSTE BARMHERTIGHEIT -

- -

* 2

*

te


te oefenen, en op der Aarden te doen ſijnen Evan

liſchen Geeſt herleven, trekkende de menſchen uit ha re Doolingen, om hun te doen de vaſte Waarheiter kennen, en hun van hare Verblindheden geneſen. En om t'ontdekken d'oorſaak van het beginſel der Oorlogen en Onheylen die de Wereld overkomen, ſoo begaf ſy haar in de Stadt Bergen in Henegouwen in den jare 1637. by mijn Heer Francois van der Burcht, doenmaals Aards-biſſchop van Camerick, aan wien ſy van Gods wegen verklaarde, Dat den Grou

2velder Geeſtelijken en Religieuſen, d'oorſaak van Gods Toorn waren; Dat ſy den Geeſt des Chriſtendoms hadden verlaten, en den Phariſéeſchen geeſt ingevoert; Dat Godt daar over een volſtandige Wraake ſoude oefenen, indien ſy ſich niet wilden tot hem bekeeren, en den Evangeliſchen Geeſt weder aannemen. 't Gene ſy aanbood ſelfs in 't werck te ſtellen, met eenig getal van menſchen die haar wilden volgen in deſen Evangeliſchen Geeſt; aanbie dende dat in geval men haar gedoogde ſulks te begin nen; en dat als dan daar op d'algemeene Vreede niet volgde, men haar in een naauwe Gevankenis ſoude ſtellen en doen dooden.

-

Deſe Voorſtelling door den gemelden Aards-biſ ſchop met ſijnen Raadt der Theologanten en verlich te Perſoonen onderſocht zijnde, wierden ten hoogſten verwondert, en ſtemden ſulk Voornemen toe als van

den H. Geeſt komende: waarom ook deſen Biſſchop haar beloofde op ſijn Bisdom te plaatſen, op dat hy

ſelfsſoude mogen ſien in 't werck ſtellen't gene dat ſy met redenen voortbracht. 't Welk ſy tot nu toe noch

niet heeft konnen uitvoeren, om dat ſommige Verga deringen die ſich Religieuſen noemen, ſoo veel ingang

en macht over het verſtandt van deſen Biſſchop # GI)3


den, dat ſy hem deden afſtaan van haar de behulpelij ke hand te leenen en te beſchutten, ſoodanig ſijnen geeſt vervullende met twijfelingen, vreeſen, en men ſchelijk aanſien. 't Welk deſe Perſoon genoodzaakte ſich in Eenſaamheit te vertrekken,en in Stilheit te hou den, als ook om dat vele Prieſteren, Geeſtelijke Staats

perſonen en Religieuſen haar geweldiglijk vervolgden, ſeggende, dat ſy den Geeſtelijken Staat in verachting bracht.

-

tieo

-

Waar tegens ſy niet heeft willen twiſten, afwachw tende dat Godt haren Twiſt verdedigen ſoude; en ſeyde alleenlijk tot alle hare verantwoording: Degene die het niet willen gelooven, ſullen't mogelijk in korten tijt met de doot beproeven. Haar gedurig beſig houdende met de geheyme Inſpraken Gods aan te hooren, ſon der deſelve meer aan iemand t'openbaren, tot in den beginne van 't Jaar 1662. Als wanneer ſy ſeer ſchro melijke Vervolging leed door de Menſchen van haar Vaderlandt, jaſoodanig dat ſy genoodzaakt wierd in andere vreemde Landen te vertrekken om het geweld harer Wyanden tºontgaan. 't Welk my gelegendheit verſchafte haar t'ontmoeten, en de waarheit t'ontdek

ken van 't geneik langen tijt te vooren maar alleenlijk door Deugtſame en geloofwaardige Perſonen had hooren ſeggen. Ik ſag met mijne oogen en hoorde met mijne ooren ſeer verwonderens-waardige Dingen die alle menſche lijke begrijp te boven gaan. Deſe Ziele ontdekte my d'alder verborgenſte gedachten van mijn hert, en ſey de my vele Saken die verborgen en voor de menſchen onbekend zijn, dewelke ik naderhand ondervonden

hebbe warachtig te weſen. Sy voorſeyde my vele din gen langen tijt voor dat deſelve geſchiede, en dat op 1

-

'

-

-

w

* 3

ſoo


ſoodanigentijt wanneer daar toe niet de minſte appa rentie ſcheen te weſen. In verſcheyde ontmoetingen ontdekten ik dat ſy waarlijk den Geeſt der Prophetie had, en gemeenſaam met Godt omging. Alle de Deugden die men my voortijts van haar geſegt hadde, waren niet te vergelijken by de gene die ik ſelſsin ha renommegang beſperut hebbe. Haar Leven was bo ven-natuurlijk, gelijk als een geduurig Mirakel. In den eerſten aanvang wierd ik in mijn verſtand een weynig ontſteld of twijfelachtig over ſoo wonder lijke Dingen als ſy my ſeyde, maar deſelve ervaren hebbende ſoo wel in mijn ſelven als ook in anderen,

ſoo wierd ik gedrongen, my daar aan 't onderwerpen, my verwonderende over de Wonderheden Gods. - Ik heb een groot Boek beſchreven van de t'SA MEN-SPRAKEN die ik met haar gehad hebbe; waar door ik meerder Kennis en Leering heb ontdekt, dan ik niet ſoude konnen leeren onder alle de hooge Scho len van de geheele wereld. Hare Stijl was geheel een voudig en klaar, verſeld met groote Wijsheit en gron dige ſoo wel Goddelijke als menſchelijkeWetenſchap pen. Noyt heeft men iets diergelijks gehoort als de le vendigheit en werkdadige kracht van hare Woorden. Hare Redenen waren vaſt, en hare geſprekken en

woorden overtuigende. Altoos haar ſelven gelijkma tig zijnde. Waar door genoegſaam bleek dat alle het gene dat ſy voortbrengt, uit de Wijsheit des H. Gee ſtes geput zy. Ik ſoude wel wenſchen dat de geheele wereld ſich en hoorde al het gene dat ik van deſe verlichte Ziele geſien en gehoort hebbe. Maar het is my noch niet ge-oorlooft ſulks te ſeggen; doch wel om te mogen aan den dach brengen dit Tractaat dat ſy my ter han -- -

-

-(

---- -

den


den geſteld heeft, 't gené my dunkt bequaam te zijn om alle menſchen van goeden Wille tot God te be keeren. Het is vol van Wijsheit, van Leering, van Waarheden, Prophetien, en Wonderheden die tot nu

toe voor alle menſchelijke Verſtanden zijn verborgen geweeſt. 't Is ge-intituleert, DE LAAT s r E BAR M H E R T 1 GH E 1 T G o D s; uit oorſaak dat deſe Zie

le verzekert, dat wy in den Haatſtcn GLnt geko men zijn, alwaar alle Dingen hare volle Vervulling hebben ſullen, en dat allerley Boosaardigheden wel haaſt van der Aarden en der Hemelen ſullen wegge nomen worden; en dat dit ook de Laatſte Roep en Noodiging is die Godt aan de Menſchen doen zal om

hun te bekeeren: met noch ſoo vele noyt-gehoorde Wonderen meer, die hequaam zijn om door verwon dering te verrukken de herten van alle de gene die be geeren hare Zaligheit te bewerken: geloovende dat niemand de ſelve ſcude konnen verkrygen dan de ge ne die deſe Laatſte Barmhertigheit Gods aannemen; dewelke d'oogen opend door ſoo klare Waarheden die in 't midden der algemeene Duiſterniſſen te voor ſchijn komen waar in niemand langer verblijven ſoude konnen, na dit Traétant geleſen te hebben, dan al

leen die gene dewelke behagen in hare Verblindhe den ſcheppen,en niet van wille zijn om daar uit te gaan, om het Licht der Waarheit aan te nemen, 't welk nie

mand kan wederſtaan, dan alleen de ſoodanige die Aanhangeren van den Duivel, den Vader der Leu genen zijn. Want degene die deſe Waarheit weder ſtaan, die ſtellen ſich tegen Godt op, en de konnen niet Zalig worden. Maar deſe Laatſte Barmhertigheit werd geſonden tot die gene die deſelve willen aanne men en volgen. * 4 God


God heeft hier in volbracht't gene in Jeſaïa 29. ge ſegt is, namentlijk, Dat de Wijsheit der Wijſen zal te

niet gaan, en het verſtandt der Voorſichtige zal verborgen 2vorden. Om dat alle menſchelijke Wijsheit moet ver nield worden, en alle hare Voorſichtigheit uitgeroeyt zijn, door de Wijsheit van den H. Geeſt; 't welk nu

blijkt door het Werktuig eener ſoodanige Perſoon die

noyt geſtudeert, en niets door menſchelijke wegen ge leert heeft, en nochtans meer weet dan oyt alle men ſchen te ſamen geweten hebben. 't Gene het Woordt Jeſu Chriſti beveſtigt (Matt. 11.) Dat Godtſijne Ge

heymniſſen voor de Wijſen en Voorſichtigen verbergt, en dat hy die aan d'Eenvoudige en Kleine openbaart. Als ook mede 't gene den H. Paulus ( 1. Cor. 1.) ſegt, Dat Godt de Dwaasheden deſer Wereld verkoren heeft, om de Wijſen te ſchanden te maken, en Godt heeft de Swakke Dingen deſer Wereld uitverkoren, om de Stercke teniet te maken, en Godt heeft de geringe en de verachte Dingen de ſer Wereld gekoſen, en degene die niets zijn, om te vernie tigen de gene die iets zijn. Want in de Geleerdheit vind men niets ſwakkers dan een Dochter, dewelke noch

tans d'alderhoogſte Myſterien van allerhande Godde lijke Wetenſchappen kendt; gelijk als al de wereld zal konnen oordeelen door dit haar tegenwoordig Trac

taat der Laatſte Barmhertigheit, dat van Godt gege venis tot Bekeering van vele, dewelke ſullen ſien het Licht ſchijnen in de Duyſterniſſen, gelijk als een heldere Son op vollen Middag, doende de ſchaduwen des Doots verdwijnen voor alle de gene die dit Licht aan veerden. En het zal ook al diegene veroordeelen die bet ſelve Licht verwerpen; dewijl dat Jeſus Chriſtus ſegt: (Joh. 3:) Dit is hare Veroordeling, dat het Licht

in de wereld gekomen is, en dat de menſchen de Duiſterniſ ſen z-


t

-

ſen liever gehad hebben dan het Lidt. Siet daar de Laat ſte Veroordeeling, dewelke met deſe Laatſte Barm hertigheit verſeld is, om dat het Einde gekomen, en de Wereldge-oordeelt is. ,, Dit zijn de woorden deſer Goddelijke Ziele, die , door de Geeſt Gods ſpreekt, en ſegt; Dat wyin't , Rijk des Anti-chriſt gekomen zijn; Dat de We ,,reld door het algemeen Oordeel ge-oordeelt is: ,, Dat haar Vonnis onwederroepelijk zy: Dat het ſel , ve begind uitgevoert te worden; Dat b'4Dologen ,, de beginſelen der Smerten zijn: Dat de 39eſt / den ,, ipongerg-noobt / en andere Teykenen vol ,, gen zullen als Voorloopers van de Toekomſte Jeſu ,, Chriſti in Heerlijkheit, die den laatſten Dagh zal s, zijn, waar in d'uitroeyingaller Quaden zal geſchie ,, den: en het zal ook het beginſel van 't Rijck feſu ,, Chriſti met de menſchen zijn. Sy ſegt ook, dat ,, noch niemand de H. Schriftuur in den volmaakten

,, ,, ,, , ,,

Sin heeft verſtaan, ja ſelfs d'Apoſtelen niet, en dat 'er noch niets van deſelve vervult was, dan maar al leen de doot van Jeſus Chriſtus, maar dat God nu in deſen tegenwoordigen tijt een volmaakte Ver ſtandelijkheit van alle dingen geven ſoude: Dat

,, d'Openbaring van den H. Joannes in ſich begrijpt, de geheele H. Schriftuur ſedert het begin des We ,, relds; en dat alles zal volbracht worden; Dat de , vein ſich behelſt alle de Gelukken en Ongelukken 39

, die wel haaſt alle menſchen moeten overkomen.

Sy ſegt ook, dat de Chriſtenheit alder-eerſt door deſe Laatſte Plagen zal vernield worden, om dat ſy ,, de Oeffening der Leering Jeſu Chriſti verlaten

39

,, heeft; en dat dengenen aan wien veelgegeven is, veel , zal afge-eyſcht worden: Dat de Heydenen en On * 5

ge


n -

,, ,, , ,

geloovige veel ſachter ſullen gehandelt worden; om dat de Chriſtenheit, de Fonteine des Levendi gen Waters verlaten heeft, om te gaan putten uit de geſcheurde Bukken van wilde of woeſte Wate

2, ren-

, , , , » , ,,

:

... Sy ſegt ook, dat de Laatſte Plagen, meer dan de Drie-vierde deelen der Menſchen zullen uitroe yen, en dat detelve ſoo afgrijſelij zijn ſullen, dat er novt iets diergelijks gehoort is ſedert dat de Wereld is gemaakt geweeſt : Dat de menſchen van Schrick fullen uitdroogen, lopende hier en daar als of ſy van ſinnen berooft waren, wenſchende de

,, Doot, ſonder haar te konnen vinden: Maar dat er

,, eenig falcin #ociigſte zijn zal alwaar de Vrien », den Gods ſullen vertrekken,, Eindelijk Sy fegt my foo vele beſondere Wonderheden Gods, dat ik daar door meenigmaal ben uit mijn ſelven vervoert ge worden: en hare woorden hebben ſoo krachtige wer kingen in mijn Ziele gedaan, dat ik vaſt beſloten heb de wereld te verlaten, en afſtand te doen van alle Sta ren, Offitien en Benefitien, om te beter mijn Ziele te

bereyden tot de Verwachting van alle deſe dingen, de telve alſoo warachtig houdende als of Godt ſelfs my. dic geſeyt hadde: uit oorſaak dat in de H. Propheten, ſoo wel die van 't Oude als Nieuwe Teſtament, ik alle deſe Dingen vinde die ſymy geſegt heeft, maar veel duiſterder. Want Sy ſpreekt ſoo klaarlijk, en met ſoo levendige en overtuigende ſpreuken en redenen, dat al de wereld wel oordeelen kan, dat dientijt gekomen

is waarin alle Prophetien ſullen vervullen; dewijl dat een Dochter daar van een volmaakte Verſtandelijk

heit heeft, en dat alles wat d'andere Propheren geſegt

hebben door Voorbeelden en Gelykeniſſen, dat ſegt Sy


*

sy ſoo naaktelijk, dat idereen het verſtaan kan, ſoo wel d'Eenvoudige als

# en d'Onweten

de ſoo wel als de geſtudeerde. Eindelijk het is als de Spiegel van 't ware Licht, of de Sonne onder de Ster ren.

J-.

-

-

Wat my belangt, ik oordeele haar te weſen die

Vrouwe waar van geſproken is in het 12. Capittel van d'Openbaring foannes: 't welk Sy my noyt heeft wil len toeſtaan, maar door de merkteykenen der Hoeda nigheden en geſtelteniſſen die deſelve hebben moer,

ſoo kan ik daar over een welgegront beſluyt maken: om dat ik daar van een preciſe Kenniſſegenomen heb be, en ſelfs naaukeurig by vele Vrome geloofwaardi

ge Lieden onderſocht; ſoo dat ik ben te weten geko men dat ſy van hare jonge jeugt aan met den H. Geeſt is beſeten geweeſt, hebbende alle rijkdommen, ver, makelijkheden, en eeren onder de voetengetreden, als vergankelijke en veranderlijke dingen, die door de

Maan betekent worden. Zijnde ook altoos gezeten geweeſt in de Waarheit, als in een Sonne: en haar Verſtandt vervult zijnde met Goddelijke en Eeuwige Lichten, afgebeeld door de Kroon van Twaalf Sterren: en dat de Duyvel haar altoos heeft vervolgt, en tot

op de hielen nagetracht om hare Voornemens te ver hinderen, en te maken dat het werck 't gene Godt door haar verrichten wil, noyt ſoude tot ſijn geboor te geraken, alhoewel hy noyt eenige macht over haar Perſoon gehad heeft: hebbende haar ook meenigmaal

en langen tijt geſien in ſoodanige Smerten als een Vrouwe die in Barens-nood is, begeerende Zielen tot Godt te baren, niet als door Wijſachtige begeerten en willens

die onbeſtandig en ſwak zijn, maar Mannelijk, met vaſtigheit, gedurig roepende om te mogen ſien Man W

N

lijk


melijke Zielen aan den Dach komen in den Geeſt en de Leering des Evangeliums, en in de Ware Deugt. En de Duivel altoos wakende, ſtaat geduriglijk gereed in allerhande ontmoetingen, om te mogen inſlocken de Godvruchtige Voornemens die ſy heeft om deſen E vangeliſchen Geeſt voort te baren; hoewel hy noyt eenige macht, gelijk ik geſegt hebbe, over haar Per ſoon gehad heeft.

Het zy dan wat hier van is, het zal een iegelijk ge noeg zijn, te gelooven de Dingen die haar konnen tot Godt bekeeren; nadien dat ſulks het eenigſte Voorne men van den Editeur of Uitgever is, die aan al de Wereld toewenſcht deſelfde Weldaden van Lichten

en Genadens die hy heeft ontfangen door de Kenniſſe van deſe door Godt beſtierde Ziele, dewelke niet we ten kan 't geneSy verklaart, ſonder dat den H. Geeſt

haar ſulx openbaart: Want ſy heeft geenige begeerte om iets van de menſchen te leeren; ende vlied haren

ommegang, ſich van geenige Beſtierders, noch het leſen van eenige boecken bedienende, ſeggende dat al le dusdanige dingen haar niet dan tot groote verhin deringen dienen.

Ikſach haar noyt ergens met genegendheit aankle ven, noch eenige dingen van dit leven vereyſchen, be geeren of ſoecken, noch haar hert aan eenig menſche lijk Schepſel hangen, het zy hoe hoog ge-acht, hoe machtigen volmaakt het ſelve ook ſoude mogen zijn; noch ergens in het minſte vernoegen nemen dan alleen in de Goddelijke dingen; en nimmer bedroeft of mis noegt in de lijdens en tegenſpoeden. Haren geeſt al toos geruſtmoedig en vrolijk, ſonder omkeering of

verandering, ſonder beweging van eenige quaataardi gepaſſien; deſelve altemaal betoomt, geregleert, en in -

alle '


alle ontmoetingen onderworpen houdende Seer goet aardig en aangenaam van humeur, maar ſtreng tegen het Quaat, en Vyand van d'Ongerechtigheit: Vreed ſaam; Liefdadig, en hebbende een Moederlijk hert

tot allerhande Menſchen : Sober, Kuyſch, Eerbaar, en Goedertieren, beſittende de Twaalf Vruchten van

den H. Geeſt, met ſijn Seven Gaven, en de Acht Za ligheden. Alle welke Dingen my tot zekere getuigeniſſen verſtrekken,dat de Wereld noch de Duivel geen plaats in hare Ziele hebben konnen. Ook ſegt Sy ſoodanige Dingen die de menſchen of Duivelen niet konnen we ten. Want de Duivelen weten de Geheimniſſen en Voornemens van Godt niet; en de Menſchen hebben

niet anders dan bepaalde wetenſchappen: alwaar deſe Ziele de Wercken Gods ſonder bepaling tot in d'on eindigheit doorgront. Ik heb haar meenigmaal verſocht, dat Sy haar doch

ſoude willen aan de menſchen openbaren. 't Welk ſy niet heeft willen doen, ſeggende dat ſy daar door maar haren tijt ſoude verlieſen ſonder eenig voordeel aan andere toe te brengen: Dat de huidensdaagſche men ſchen in ſoo groote Duiſterniſſen zijn, dat die van E gipten, niet dan het Voorbeeld van den tegenwoor digen tijt geweeſt zijn: Dat ſy de Waarheit weder ſtreven die haar beriſpt, en deſelve niet meer willen aannemen, en ſelfs, d'aldervroomſte of Deugtſaam geachtſte beletten dat deſelve niet aan den Dag komt: Dat de Godvruchtigen deſelve niet derven aannemen, en dat de Godlooſen haar natrachten en vervolgen,ge

lijk als eertijts de Joodſche Sinagoge, Jeſus Chriſtus dede. En veel eer als onnutte Mede-deelingen te doen die geen voordeel brengen, Sy liever

Bºs: Raar


haar ineenſaamheit te houden en verborgen te blyven, gelijk als ſy tot heden toe gedaan heeft, ſeggende, dat haar noch niemand kende, en dat niemand haar ken

nen ſoude dan alleen de Ootmoedige van herten, die het Licht van deſe Laatſte Barmhertighett ſullen aan nemen, 't welk Sy met haar eigen hand in de Franſe Taal beſchreven heeft, ten einde dat de Menſchen we

der ſouden mogen keeren in de Kenniſſe Gods, en ha res ſelfs, dat ſy ſouden erkennen de Liefde die hy haar toegedragen heeft, hun ſcheppende op dat ſy hem ſou den beminnen; dat ſy haren Oorſpronkſouden over wegen, en de hoogwaardigheit van den Stant waarin

Godt haar geſchapen heeft, op dat ſy alle mogelijke vlijd ſouden aanwenden om deſelve wedert'erlangen, ſonder hun langer op te houden indien gevaarlijken Stant waar toe ſy vervallen zijn door d'Onwetendheit en Verblindheit: Dat ſy hare Nietigheit ſouden lee ren kennen, ten einde om aan Godt toe te eygenen al les wat ſy zijn en ſouden mogen weſen; en dat ſy ein

delijk ſouden ſien den ellendigen Stant waarin wy nu tegenwoordig leven, op dat ſy in deſe wereld daar van ſouden mogen uitgaan, om als dan aan de doot te mo gen gaan Godt genieten in alle Eeuwigheit. 't Welk is den wenſch,

Beminde Leſer, t! Amſterdam in

't Jaar 1668.

Van uwen ſeer Toegenegenen Die maar in Jeſu Chriſto. CH R 1st 1 AAN de CoRT.

Paſtoor van St. fan binnen Mechelen, en Directeur van 't Eylandt Noordſtrant.


Tafel van de Materie derVoor-reden, Aangeteykent aan 't hooft der Pages, en alhier aangeweſen door de noemers der verſen, waar ider Materie begind.

TD Ampzaligen Standt der Menſchen.

'Jérs, I

T\ Laatſte Pugen en algemeen Oordeel. Kracht van de Waarheit.

-

- 5 I2

-

Geſtelteniſſen om de Waarheit 't ontfangen.

- 17

Laatdunkendheit der Menſchen.

2. Z

Oorſpronk van 't Goet en 2gaat.

26

Oorſpronk van 't huidige9uaat.

32.

Noodzakelijke Volmaaktheit uitgeroeyt.

45

Studien verjagen 't Geloof.

5I

joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

56

3I12

Menſchelijke uitleggingen zijn onnut.

68 82 93 ' Hog

't Geloof en d'Afhankelijkheit begrijpt alles. al

Nu zijn wy in de Volheit des Tyts. 't Geloof der Laatſte dingen is nut.

n TU1 aIl

'Ik

Uitleggingen der H. Schriftuur. .

.

. 135

15o W eten ſonder doen, is quaat. I59 Nuttighett deſes Boeks. Aanwijſing in wat boeken van d'Authenre over deſelve

Materie gehandelt word.

-

741

e

In


InhoudderCapittelen. EE R s t e CA P 1 T TE L.

Dat er een Godt is: dat de menſchen deſe waarheit loche men door haar leven en hare oefening, en hem niet an

ders dan maar door Speculatien belijden, of door voor den die uit een doot en onvruchtbaar. Geloof voortko gºerºe

TwE E DE CA P 1TT E L.

De Hoedanigheden van Godt, die onbegrjpelijk zijnde, ſich doet begrypen door fijne Wercken, inſijn Macht, in fijn Goetheit, inſijn Gerechtigheit en in ſijne Waar beit.

-

DE R DE CAP1 T TE L.

Van de Schepping der Wereld, en des Menſche, en van fijn Einde. Goddelijke Hoedanighedenſijner Ziele. Hare

onſterflijkheit, en dieGodsoyt van ſijnſullen Lichaam. En maar dat geen mige van de Wercken vergaan, al te,maal ſullen Eeuwig zijn, en in volmaaktheit her

ſteld worden voor alle Eeuwigheit.

-

voor


Pag 1 V O O R-R E DE N. aan den

L

E

S

E

R.,

Over het Tractaat van De

LaatſteBarmhertigheitGods. Mijn Chriſtelijke Broeder. &#sj SC2? K ben geraakt van een gevoelig

# Leedweſen, door te ſien de ge

%) heele wereld omkomen. Én de grootſte benaauwdheit des àS, herten die my meeſt perſt, is, dat ik haar ongevoelijk van haar Ongeluk ſie. Alle de menſchen (a) zijn verblind, en nie- #e mand kendſijn Verblindheit. Het meeſten- "" deel gelooven dat ſy klaarſtende zijn, (b) en (s)joh, 9. dienvolgens ſoo ſoecken ſy geen Hulpmidde- v* *t', len voor hare Verblindheit, maar gaan alle ongevoelijk ten Verderven, door een ſlaap ſiekte der Ziele, die men d'een van d'ander

behaalt, een igelijk geraakt zijnde van een Slaperigheit des geeſtes, ten aanſien van de Zaligheit harer Zielen, en niemand ſiet wer vaarts dat hy gaat in deſen gevaarlijken tijt,

liet meer dan ook alle (c) d'Egiptenaars de-G) # 'en, gedurende die dikke Duiſterniſſen van """ gipten, dewelke niet anders dan de figuur 1 het afbeeldſelgeweeſt#n van d'Inwendi ge


Voor reden aan den Leſer, over het Tractaat van :

de Laatſte Barmhertigheit Gods.

ge duyſterniſſen in onſen tegenwoordigen Tijt, waar ider een ter Verdoemenis loopt, ſonder het gewaar te worden, noch ſchrick en vreeſe te hebben voor de perikelen ſijner

Verdoemenis Men klaagt meer over de ty delijke en lichamelijke Onheylen, dan over

T diegene die Eeuwig zijn, en de Zaligheit der zielen aangaan.

2, Sulks ontſtaat hier uit, van dat de men ſchen, Godt in ſijne Hoedanigheden niet meer kennen, noch ook niet met wat voor

geſtelteniſſen dat alle ſijne Wercken verſeld - zijn. En deſe Onwetendheit maakt dat den Menſch ook niet ſich ſelfs kent, en niet be

grijpt van wat voor ſtoffe dat hy is gemaakt - --

zº 3

geweeſt, noch ook niet het Einde waar toe hy geſchapen is. En dusdoende ſoo hecht hy ſich aan d'aarde en aan de voorwerpen die ge voelijk voor fijne dierſche ſinnen zijn, ver

getende ſijne Waardigheit, en d'Eeuwige Goederen die hem moeſten toekomen. Het

gene wel beklaaglijk is, te ſien dat een God delijke Ziele, ſich gaat ſpijſen met Menſche lijke dingen; en dat een Eeuwig Schepſel niets anders dan tijdelijke dingen ſoekt. 3. Ondertuſſchen ſoo is nu de geheele Wereld in dien ſtant, en niemand kend

d'Eeuwige Waarheit meer. Men ſit tot aan de keel toe in de wateren van Doolingen en Leugens, dewelke een Sondvloet van Zonden

en Quaden gebaart hebben, die --

-

en": 1]


Rampzaligen ſtant der Menſchen.

,,

3

lijk ſchijnen, of ten ſy dat wy met een leedweſig hert ons tot Godt begeven, roepende door een volmaakt Berouw, om BAR M

HER 1 1 GH E 1T, en ſeggende met den H. Petrus: (d) Heere, behoed ons, want wy ver- (4) Matti

gaan alle. Om te ſien of wy mogelijk noch **** eenmaal ſijne 25armbertigbrit mogten verwerven, waar door wy onſe Zielen kon den behouden. Want ik ſoude niet konnen inſien, door wat voor middel dat een eenig Ziele ſou konnen Zalig worden, in die Ma nier van leven die men nu tegenwoordig leydt; om dat de Wet Gods geheel uitge dooſt is door de wetenſchappen der men ſchen, en d'Evangeliſche Leering geheel ver

nietigt, door hare oefeningen, en God ge heel en al onbekent geworden, door het machthebbend geſach dat de menſchend een

over d'ander genomen hebben Soo dat ſy hun meerder doen vreeſen en achten, dan men Godt vreeſt en acht. Daar nochtans onſe Zaligheit beſtaat, in een eenigen waren Godt t'erkennen, waar van wy geheel moe ten afhankelijk zijn.

-

4. Wy ſien dat alle de Staat ſaken geheel verkeert gaan, en 't volk gans ongeregleert en

woeſt leeft, (e) ſonder geloof, ſonder Wet- (29ſ".4

houding, en ſonder vreeſe Gods. De Boos- " heit heerſcht, en d'Onnoſelheit werd onder

drukt. Den Schuldigen werd voorgeſtaan, en den Rechtveerdigen is verlaten. De Lief

dadigheit is doot, ſelfs onder diegene dewel - --

A 2

-

ke


-

2

4

Voor-reden aan den Leſer, over het Tractaat van - de Laatſte Barmhertigheit Gods. ke belijdenis doen van Deugtſaam te zijn. De Gierigheit beſit de herten van die gene die men Heyligen noemt. Eindelijk het ſchijnt dat alle menſchen God verlaten hebben, en

|

(fºrſa 14 dat er Niet (f) een eenige meer is die het Goede ""

doet. Wy ſien noch de vreemde Veranderin gen aan den Hemel en d'Elementen; d'On geregeldheden in de Tijden, Teykenen aan de Sterren, en foo vele toevallende Droevig heden van Vuers-noot, van Tempeeſten, Ongeweers, en Aardbevingen, en men denkt niet eens dat dit alles getuigeniſſen zijn de welkeſweren dat wy Godt verlaten hebben, en dat ſijne Gerechtigheit genoodzaakt is een einde te maken van duſdanige algemeene On gerechtigheden. Men houd ſich liever op en

gaat ſieh verſuymen met onſe Rampen en Onheylen te bedekken, en met opgeſochte diſcourſſen en verſierde reden-voeringen be toovert men onſe ſinnen, om niet gewaar te worden de Plagen die boven onſe Hoofden hangen. Het zijn de gefangen der Strenen, die de Schipbreuk verkondigen, en men gaat

(s) 1. cer behagen ſcheppen in haar ſchoon ſingen (g): is vs. 11. De Laatſte Tijden zijn gekomen, en haar Einde

ſtaat voor de Deur. De Wereld is ge-oordeelt, en (b) Matt, (h) de Laatſte Plagen hebben aangevangen. 24. vs 6.

5. * Ondertuſſchen wil nochtans nie - mand deſe Waarheden aanhooren. Men

tracht uit de Verſtanden te doen verdwijnen

de vreeſe en de kenniſſe van ſoo noodzakelij - --

-

ke

-4-uwd

'te


* Laatſte Plagen en algemeen Oordeel.

ke dingen. De Wijſen bevlijtigen ſich door leer-oefeningen om ſoodanige ſluyt-redenen, uit te vinden waar door ſy mogen ſtaande

houden, bat be ampereſt, noch Hangentijt bueren moet ) en dat men ſulke uitbuena bige tephenen noch meer geſien heeft/

en bat be menſchen hier boogtijtg ooit

n WW laſ?

Ag' en 3

Ankt de eWY3, eert

Dm ) en

e\\

AWoe

lar te

iden 'M6% ,

)

gaat

Eindt lt y én

nie Men

vijnen akelij

-

alſoo boog / ja ſomtijtg noch erger gea meeſt 3ijn. Maar dat ſijn al te maal niet dan ſtemmen en geſangen der Serenen die de Schipbreuk voorſeggen. Want de Waarheit is, dat wy nu gekomen zijn aan 't Einde van den Laatſten Tijt, en dat de Wereldge-oor deelt is, en dat het uitgeſproken Vonnis on wederroepelijk zy. 6. Maar gelijk als den Duivel ons verblind heeft ten aanſien van de Wet Gods en ſijner Liefde, ſoo verblind hy ons nu ook nóchten aanſten der ſtraffen, vreeſende of by geval mogelijk ſich iemand mogte bekeeren door de vreeſe van dien, en dat gelijk als hy alle de menſchen heeft doen omkomen, uitgenomen (i) acht perſoonen ten tijde des Zondvloeds, (i) ret 3, door d'Ongeloovigheit der menſchen van ****°. dientijt, ſoo ſoude hy nu ook wel door het ſelfde willen maken dat alle de menſchen van

deſen tijt omquamen, door het niet te willen gelooven aan de Waarheit, hun inbeeldende dat ſy de Laatſte Plagen noch het Oordeel in haren tijt niet ſien ſouden. Het welk een groot bedrog is, want het Einde is gekomen,

en (l) de Bijl is aan de Wortel des Boomsgelegt, ()Matt, -

ke

A 3

07/g Wse -

IO,


6.

Voor-reden aan den Leſer, over het Tractaat van

de Laatſte Barmhertigheit Gods. om alle Ongerechtigheit af te houwen. De Oor logen zijn begonnen, ende ſy fullen niet ein digen voor dat ſy den geheelen Aarboden (*) Matt ſuffen omring hebben, om dat dit (m) d'eer * * * ſte algemeene ſtraffe is; dewelke zal gevolgt (..) Matt worden van (n) de 39eſt / en den #)ongerg, # 3.vs. 7, noob / en van 't (o) 19uer / dat alle Onge Haba S• rechtigheit weg-ſuiveren ſal.

6) Pſa so.

7. Men beeld ſich ten onrecht in, dat het

#, Oordeel in een oogenblick of in weinig dagen 2 Fer. , geſchieden ſoude; het gene niet warachtig *7 zijn kan, want Godt verraſt noyt iemand van fijne kant, hy geeft altoos vele verſchey den Waarſchouwingen, en ſelfs wanneer hy (*)sar 11. ahſtraft, (p) foo geſchied dat nochtans altoos v* * ** met Ordere en Mate, gevende tijt en plaats (i) 2. pet tot het alder uiterſte toe, aan den Zondaar (4) * * * die ſich tot hem bekeert. Indien hy wel ſoo danig handelt ten aanſien van alle fijne Werc ken in 't beſonder, hoe en ſoude hy ſulks dan niet doen ten aanſien van ſijn algemeen Oordeel ? Soude hy meerder Goetheit en

Barmhertigheit gebruiken omtrent een Zon daar in 't beſonder, dan hy doenfoude voor de geheele Wereld in 't algemeen? Sulks kan niet zijn. Indien hy wel aan een Zondaar in wendige waarſchouwingen en vermaningen geeft, en hem velerhande gelegendheden ver ſchaft om ſich tot hem te bekeeren, ſomtijts

door Voorſpoeden, om hem door Liefde tot

hem te trekken, op een ander maal door te- - $ *-- --

gen


Laatſte Plagen en algemeen Oordeel. ,

7

genſpoeden, om hem te doen in ſich ſelfs keeren, en ſoo vele andere Middelen, die een

iegelijk in ſich ſelven ervaren kan, en oordee len of Godt ons wel oyt overraſcht heeft, en of hy niet ſelfs gemeenlijk aan 't einde een

i

Siekte voor-afſend, om de doot te voorſeg gen voor al eer dat ſy komt. 8. Sulks dan ſoo zijnde, gelijk het in der daat is, hoe kan men ſich dan noch inbeel den, dat het allgemeen Oordeel ſnellijk in der ylſoude moeten toegaan, op de manier van een Guychel-ſpel? Het is waar, dat Jeſus Chriſtusgeſegt heeft (r) te ſullen komen als a) Matt. een Diefin der Nacht, ter tijt als men hem niet # # -

r k

*

-

verwacht. Maar dit is, dat hy wel voorſach E. “ dat de menſchen hem niet ſouden wiſſen ver

wachten, ofſchoon hy dat hadde laten voor ſeggen door ſoovele Propheten, en door hem ſelfs, en dat ſoovele teykenen tot Voorbo den ſouden verſchenen zijn, en dat alle men

ſchen ſouden tegen Godt opgeſtaan weſen.

Ondertuſſchen wil niemand dit oordeel op -

ſijn Tijt verwachten! Het moet nochtans een maal komen. Het zal dan ook zijn als een

Dief, ter tijt als de menſchen dat niet willen verwachten, en dat ſy't ook in der daat niet verwachten. Het gene men nu tegenwoor

| -

dig genoeg ſiet, alwaar men albereyds op ver ſcheyde plaatſen gevoeld de Plagen beginnen, en dat byna de geheele Wereld ſucht onder - den overſtelpenden vloed der ellenden, daar

t

men ondertuſſchen verhard van herten blijft, A 4

om


8

Voor-reden aan den Leſer, over het Tractaat van de Laatſte Barmhertigheit Gods. om niet te gelooven dat den tijtgekomen is, waar van Jeſus Chriſtus voor ſegt heeft, dat #" 7 ſy zijn ſoude (ſ) als in de Dage Noachs, daar

men at, dronk, trouwde en ten Houwelijk gaf tot dat ſy alle wierden verdroncken door de Wa teren der Sondvloet.

9. Dit Teyken der Ongeloovigheit, is het ()Luc is alder zekerſte Kenteyken (t) der Voorloopers

#er, van den Laatſten dag. Want wanneer men vs. ,

,

" hier voortijtsplagt te prediken dat het Oor deel doenmaals algekomen was, ſoo hebben 't vele gelooft, en ſich tot Godt bekeert door Boete. Hun geloof, ſelfs in 'tgene dat niet

warachtig was, heeft haar doen hun toevlucht tot Godt nemen,en hare Zaligheit bewerken. En nu daar het ſoo waar is dat men 't voor ſijn oogen ſiet, en het ſelve waarlijk met ſijn Verſtant begrijpen kan, ſoo wil het nochtans niemand gelooven! Dit Teyken der Onge loovigheit, beveſtigt dat het warachtig is, meer dan eenige andere teykens. Dit komt hier van daan, om dat men meer acht eeft op de diſcourſſen der menſchen, dan op de teikenen doorJeſus Chriſtus en ſoo vele Heyligen Propheten voorſegt, dewelke ſoo

klaarlijk afgebeeld hebben de manier van le ven derhuidensdaagſche menſchen, dat nie

mand daaraan mag twijfelen, in plaats dat het nu niemand gelooft! 1o. Het ſchijnd dat men boos wil zijn om

dat Godt goet is. Indien hy ſijne -

# ang

-


Laatſte Plagen en algemeen Oordeel. langſamelijk ſend, ten einde om plaats aan de

9

menſchen te geven dat ſy ſouden bekeeren; dat is een groote Goetheit en Barmhertigheit . . . die hy haar doet. Wanneer hy die alle op een bot toeſond, ſooſou de geheele Wereld in een booſeſtant verraſt worden, of dat hy het algemeen Vonnis in Executie ſtelde en ſoo haaſtlijck deed uitvoeren, niemand ſou tijt ofgelegentheit hebben om Boete te doen: Sy ſouden al te maal in hare Zonden ſterven. Maar den overvloed van Gods Goetheit wil

deſe L AAT s 'r E BAR M H ERT 1 G H E 1 T

doen; van ſijne Plagen aan de Wereld toe te ſenden met Ordere en door Mate, op dat nie

mandſoude mogen verraſt zijn, dan degene die haar willen laten verraſſchen. Want

d'Oorlogen die wy nu tegenwoordig ſien, zijn (u) de Beginſelen der Siecktens die deze- (u)

Matt

kerheit van onfe doot aan 't einde van dien 24 vs. s

voorſeggen. Deſeonſe Siekte is ongeneeslijk en doodelijk voor ſoo veel ons lichaam be

langt, maar ſy is niet doodelijk voor onſe Ziele, dewelke ſich noch geneſen kan door s

deſe Plagen ſelfs, dewelke als geneeſmiddelen zijn om desſelfsSlaapſiekte te geneſen,ſich op wekkende door de ſchrick en vreeſe voor dit

ſchroomelijk Oordeel: ſonder welke ſtoot of t

Slag ik geenig Hulpmiddel voor hare Quaal inſie: Sy zal eeuwiglijk blijven ſlapen in de Duiſterniſſen die noyt eindigen ſullen. 11. Zijt doch niet van dit getal, mijn lie

ve Broeder, maar neemt den Geneeſdrank A 5

van

i


Voor-reden aan den Leſer,over het Tractaat van

IO

de Laatſte Barmhertigheit Gods. van het Lijden deſer Laatſte Plagen in, op dat (x)Dan..11,

uwe Ziele ſich daar door (x) mag ſuiveren.

vs 35

Cap. 12-vs IO,

(y)

Het is waar dat ſy ſmertelijk voor de natuur

ſullen zijn, en dat men er noyt diergelijke (y) Matt.

zal geſien hebben, maar ſy konnen de Zielen niet beſchadigen die aan Godt ſullen overge (x) Luc.21: geven zijn. Hy zal (z) haar altoos beſcher vs- 18, 19 men. Het is een geringe ſaak, dat de tydelijke 36'

24°vs 2 I,

goederen omkomen, met ook alle de werken der menſchen, mits dat onſe Zielen Zalig wor

den, en dat ſy eeuwiglijk getrouwe Bruyden Gods blijven.

12. * Ik twijfele geenſins, dat alle de menſchen dewelke ſich ernſtelijk ſullen be

vlijtigen om t'ontdekken de Waarheden die te vinden zijn in deſe IIaatſte 25armbere tigheit 45obg/ of zullen daar door met Be

rouw geraakt worden, en dat ſy beklagen ſul len de dagen dat ſy in Duiſternis gewandelt hebben, God lovende dat hy haar dit Licht

#

ſend voor dat ſy ſterven in waarin ſy leven. Maar ik geloof ook, dat al

le degene die Aanhangeren van den Duivel zijn, hare krachten ſullen inſpannen om deſe (a)2. Tim:

Waarheden te wederſtaan, gelijk (a) als Jan

3• VS. 8.

nes en Mambres gedaan hebben, om dat de

cb) Joh. s. vs 44.

Duivel, wienſy #, de (b) Vader der Leu en is, die de Waarheit niet lijden kan, die em tegen is. Maar het zy wat den Duivel

met alle fijne Aanhangeren (die nu in ſoo grooten getal zijn ook mogen doen,ſookon * . .

IDCIA


* Kracht van de Waarheit.

nen ſy doch nimmer de

,,

II

Waarheit verande

ren, om dat ſy Eeuwig is. Niets kan haar doen

waggelen of doen Omkomen. De Waarheit zal altoos warachtig blijven, te meer om dat

ſy Godt zy, die onveranderlijk is. Het zy wat de menſchen en Duivelen ook doen mo

gen, ſoo verandert Godt doch nimmermeer. Men kari Godt wel vertoornen,voor ſoo veel Job 35. hy in ons is, maar Godt in ſich ſelfs(c)vertoornt cs) vs- 6-7. 8 • ſich noyt. Deſgelijks kan men ſich ook wel opmaken en de Waarheit wederſtaan, of trachten haar uit te dooven of in verachting te brengen, maar niet tegenſtaande ſoo zal noch tans altoos de Waarheit warachtig in ſich ſelfs

blijven, ſonder dat iemand deſelve verande

ren kan. Alles wat men tegens haar ſoude konnen te wege brengen, is even al eens gelijk als of de Barentegen een ſterke en vaſte Steen rots aanſtooten, dewelke onbeweeglijk blijft in 't midden der wateren.

13. Ik ſoude niet konnen gelooven dat ee nige onweders of onſtuimigheden ſouden de macht konnen hebben, een eenige perſoon weder af te trekken of in twijfel te brengen, dewelke de klare Waarheden, in dit Tractaat

begrepen, mogt geleſen hebben, om te gelo ven ſulke rechtmatige, ſoobaarblijkelijke en

ſoo Zaligmakende Dingen voor allen Natien

der Wereld, of 't en zy die gene die aan den Duivel verbonden ſijn door expres Verdrach; en nochtans ſouden ſy ſelfs verplicht zijn te

kennen dat het warachtig is, al of ſchoon ſy haar


Voor-reden aan den Leſer,over het Tractaat van de Laatſte Barmhertighett Gods.

H2,

haar mochten trachten te mismaken, ſiende dat deſe Waarheit het Vonnis van hare Laat A

ſte Veroordeeling zijn zal. 14. Het gene gy zekerlijk ſien ſuld, want ik ſal u ter handen ſtellen de Sleutel van deſen

Schadt,mits dat gy niet hard nekkiglijk voor ingenomen zijt van de gevoelens der men ſchen, dewelke tot nu toe van Godt en fijne

Wonderen geſgroken hebben een ider naar ſijnen Sin, ende hebben het weſen van de

Waarheit der dingen niet doorgront, om dat ſy die niet tot in den gront toe ondertaſt heb ben, noch het water uit ſijnen oorſpronkge # , of de Myſterien in hare oorſpronkelijk eit aangemerkt, maar hebben al blindelings de gevoelens van hare Voorſaten nagevolgt,

nemende meer forgvuldigheit om te ſtuderen in d'Autheuren, dan om hare zielen te ſuive ren, om daar in de Lichten van den H. Geeſt

t'ontfangen.

15. Maar indien gy nu wild ontdekken de Verborgendheden der aldergrootſte wonder heden van de Wonderen Gods, ende Ver vulling van de geheele Heylige Schriftuur,

ſoo moetmen de Dingen van haar Beginſel nemen, en hare Oorſpronkelijkheit door gronden, ten einde om aldaar de klare Waar heit te putten. Godt heeft den Menſchen de

Wetenſchappen vermeerdert en de kracht van

haar Verſtant doen aangroeyen, op dat ſy nu ſijne werken en Wonderheden ſouden be grij


Kracht van de Waarheit.

,

,

13

grijpen die hy tegenwoordig openbaart. En ſyzijn ſoo ellendig dat ſy deſe Voordeelen van 't Verſtant gaan beſteden om de goederen, eeren, en vermaken der Aarde te ver-

, %.

krijgen! Zijt doch niet van dit getal, mijn Chriſtelijke Broeder; nadien dat alles ſoo haaſt vergaan moet, en dat hetgene dat wy mog ten verkregen hebben op deſe Aarde, ons zal afgenomen zijn. Soo bevlijtigt gyu dan veel eer om t'ontdekken de Dingen die Godt voor de menſchen bewaart heeft, om hun eeuwig lijk Gelukzalig te maken: dewijl dat het Eeu

wig Leven beſtaat (d) in een eenigen waren abJoker7. Godt te kennen, en in Jeſum Chriſtum te ge- vs. s' , looven die hy geſonden heeft, dewelke ons zal doen ſien ſijn Heerlijkheit (e) in deſe We- (e) Apo.s. reld voor alle Eeuwigheit. VB, Io 16. Het gedencken aan deſe Heerlijkheit, is bequaam (f) om door blijdſchap en vreug- (fr-Pet-r.

de te verrukken alle de geeſten die harege- Yºs. dachten daar op ſtellen. Ondertuſſchen zijn 'er eenige dewelke willen twijfelen, of de Heerlijkheit Jeſu Chriſti wel in deſe Wereld zal geſien worden, of dat deſelve niet Licha melijk en ſtoffelijk foude zijn. Waar medeſy in Verblindheit zijn, want Jesus CH R 1 st u s (g) zal in Heerlijkheit komen heer- g, pſ, ss. ſchen over alle de menſchen; en (h)alle Vleeſch 27 98-99,

zal hem ſien. Hy zal als dan den (i) HE R- #iet 49, st E LD ER aller dingen zijn. Het welk hy vs : noch noyt geweeſt is. Want ſedert ſijn Ge- #"

boorte en fijne dootis de Wereldaltoos erger jeſa sa. *

- iſ

-

ge-

ws' 1 bº


Voor-reden aan den Leſer,over het Tractaat van

14

de Laatſte Barmhertigheit Gods. geworden. Hy kan ook noch niet geweeſt olohiv zijn (l) het L AM dat des Werelds Zonden weg 29e

neemt, dewijl dat die nu noch heerſchen meer

dan oyt. Hy kan ook noch de Macht des Duivels niet weggenomen hebben, noch ſij ne Vyanden overwonnen, nademael de ſelve noch alle dag vermeerderen, en dat de Duivel meer ingank en macht over de geeſten der menſchen heeft, dan hyoyt heeft gehad. Hy kan ook noch niet alle dingen herſteld hebben, nadien dat ſijn Doot en Lijden noch in de verſmaadheit en verachting van vele e-, Lue 1. zijn. Hy heeft noch niet de (m) Machtige vs- 52 van hare geſtoelten afgeſet, en d'Ootmoedi gen daar opgeſteld, want de der Aarden zijn nu meer verhoogt dan # noyt geweeſt zijn, en d'Ootmoedige veracht. En

#

-

.

de het moet nochtans weſen dat alle deſe Sa

ken geſchieden in volle volmaaktheit, en dat alles wat in de H. Schrifturen geſegt is, in al len finnen vervuld word. Want het is voor

de Menſchen dat ſy geſchreven zijn, en niet voor d'Engelen. En Godt kan niets te ver geefs doen noch ſeggen of iets overtolligs ver richten, dat niet ſoude verſtaan worden door

die gene om wien deſe ſaken geſegt of gedaan zijn. De menſchen hebben noch moyt iets van de H. Schriftuur in den volmaakten Sin

verſtaan, en niets van defelve is noch ten vol

len vervult geworden. Dien volgens ſoo

moet er dan noodwendig een tijt komen, -

,

Waar


* Geſtelteniſſen om de Waarheit tºontfangen.

15

waar alles in volle volmaaktheit vervullen zal. En het zal als dan zijn, wanneer J E s u s

C H R 1 sºr u s op der Aarden komen zal, om daar te heerſchen in Heerlijkheit en met de menſchen omgaan. 17. * Soo groot getal Perſoonen hebben

haren geeft gepijnigt door Studie, om haar ee nige Verſtandelijkheit in te drukken van deſe Toekomſte in Heerlijkheit. En hoe meer ſy

daar om ge-arbeydt en daar van geſproken hebben, hoe meer dat ſy hun van den waren Sin hebben vervreemt: om dat dit den ( n) oo

Matt

Verborgen Schadt is van 't Koninkrijke der He- ** vs + melen, ofwel het (o) klein Moſtaard Graantje, toibid vs.

dat wegens fijne Kleinheit niets gelijkt voor " degene die desſelſskracht niet kennen, maar wanneer't groot als een Boom zal geworden zijn, ſoo ſullen de Hemelſche Zielen daarin komen wonen. Wat de Aardſche belangt en

de gene die niet dan menſchelijke wijſe ver kregene wetenſchappen hebben, die ſullen 't

op den eerſten aanvang mogen verachten. Maar indien ſy hun willen bedienen van de Sleutel die ik u ter hande ſtelle, ſoo ſullen ſy verplicht zijn om Godt met Jeſu Chriſtote loven, van dat het hem belieft ſijne Ver borgendheden te verbergen voor de Groo ten en Wijſen; en dat hy die aan de Kleine o

penbaart !

&

-

18-Gy kond welſien,mijn Beminden Broe der, dat de Leering die deſenschadt openen

ofontdekken moet, niet geput is in de st: • CI),


16

Voor-reden aan den Leſer,over het Tractaat van

de Laatſte Barmhartigheit Gods. len, noch verkregen onder de Doétoren van d'Univerſiteyten, als ook niet geſpeculeert door de ſubtijlheit of ſcherpſinnigheit van des menſchen geeſt. Want daar in zijn geen

andere argumenten of Sluyt-redenen dan d'enkele Waarheit, noch geen andere Veir giering dan de naakte Eenvoudigheit, noºi

ook geen andere bepaling of oploſſing dan die gene dewelke den H. Geeſt geſteldt heeft door de geheele heilige Schriftuur, die niet an" ders ſchijnt gemaakt te zijn, dan om de Toe komſte Jeſu Chriſti in Heerlijkheit te voor

ſeggen, met alle het gene dat in dien Welger lukzaligen Tijt zijn zal, wanneer Jeſus Chri

ſtus zal heerſchen op der Aarden met de Menſchen.

-

19. Men ſegt, dat ſommige beſondere Perſonen, eenige Lichtenſouden gehad heb ben aangaande de Heerlijke Toekomſte Jeſu Chriſti. Maar ſy konnen daarvan niet klaar lijk geſproken hebben; uit oorſaak dat de gee

ſten der huidensdaagſche Menſchen niet ge heelijk aan Godt overgegeven zijn, om ſijne Lichten ſonder vermenging te konnen ont fangen; en dien volgens ſoo konnen ſy niet ten vollen onderricht geweeſt zijn van Won deren die 't Godt belieft in defenLaatſten Tijt

t'openbaren; Wegens d'ongeſtelteniſſen ha rer Zielen, en de levendigheit van hare herts

tochten, dewelke tot Wolken dienen tuſ

ſchen de Lichten van Godt en haar va# -

"

Ny


Geſtelteniſſen om de Waarheit t'ontfangen. Sy ontſangen wel eenige Straaltjes van't God delijke Licht al paſſerende, maar ſy door gronden dat niet wel, om dat hare menſche lijke wijsheden en hare natuurlijke bewegin gen daarin verſtrooytheden brengen, verhin derende de Ziele van het ſuivere Licht Gods

t'ontfangen, dat met geenige quaataardige paſſien kan vermengt zijn. 2o. Hierom hebben vele, groote fouten begaan, en ik geloof dat alle de Ketterien door, duſdanige middelen ontſtaan zijn, van dat ge leerde Perſoonen, hebbende eenig Licht van Godt ontfangen, het ſelve hebben willen ver ſtaan en in 't werk ſtellen volgens hare bewe -

die zei: OC )f

e

ti de

gingen of driften en natuurlijke genegendhe den. Want men ſiet ſoo vele verſcheydene Seéten, en die van verſcheyde geloovens zijn; onder dewelke niet een is in d'oeffening van den Evangeliſchen Geeſt, noch in de ware weſendlijkheit der Waarheit aangaande de Myſterieuſe of geheyme Wercken Gods, want idereen houdſijne Meening voor goet,

're

b re

ende willen daar niet van afſtaan, alhoewel er

in allen niet dan fouten zijn. En de gene die ſich d'aldernaaſte aan de Waarheit ſeggen te weſen, zijn meenigmaal het alderwijdſte daar van daan: niet alleenlijk aangaande de Secten

of Religes in 't gemeen, maar ſelfs ook onder de beſondere Perſoonen dewelke beſondere

belijdenis van de Deugt doen, deſe, ſeg ik konnen noch miſſen of doolen, en hare eigen begrijpens en genegendhed heit B en voor de waar

-

w

17


18 Voorreden van de Laatſte Barmhertigheit Gods. heit nemen. En of ſy ſchoon ſommige din

gen naar de Waarheit ſeggenſoo zijn # noch tans in vele doolingen, niet doorgrondende de weſentlijkheit deſer Waarheit, die Godt is; dewelke ſich mededeelt aan de Zielen die

ontſlagen en ſonder eygen-baatfoeking van hun eygen oordeel zijn, en verloſt van alle quaataardige driften. 21. De foodanige zijn de beguame Vaten om het warachtige Licht der Waarheit in te cp) Jer: 2 Ws-I3*

houden. Maar alle d'andere zijn niet dan (p) geſcheurde Backen die hare wateren niet houden konnen. Want ſoo haaſt als het Goddelijke Licht over haar ſchijnt, ſoo leekt het weder om uit door de reten van hare driften, of an

dere indrukſelen die ſy in haren geeſt hebben. Soo dat het Goddelijk Licht maar alleenlijk daar door heen paſſeert, gelijk de Sonne dwers door een glas heen ſchijnt, dewelke al daar geenige werkingen nalaat,na dat het daar van afgekeert is. 22. * En ondertuſſchen ſoo volgt men

nochtans al blindelings de Leering en gevoe lens der menſchen in 't gene dat onfe Eeuwi

ge Zaligheit aangaat, ſonder de weſentlijkheit van de Waarheit der dingen te doorgronden, noch t'ontdekken wat dat Godt van ons ver

eyſcht, noch wat voor hoedanigheden dat hy heeft om ons te beſtieren, desgelijks ontdek ken wy ook niet wat dat wy ſelfs zijn, noch

het Einde waarom dat wy zijn geſchapen ge

worden, zijnde in alles vaa 't Goddelijk Ge loof


* Laatdunkendheit der menſchen,

19

loof afgeweken, om de geloovigheden der menſchen aan te hangen, die ſich nu als Nieu we Goden op der Aarden ingericht hebben, en haar als Nieuwe Zaligmakers aanſtellen, regerende d'een d'ander door opperſte machts hebbing en gefach, gevende hare Wetten als

onwederroepelijke Vonniſſen der Zaligheit, onder eeuwige Verdoemenis. Het welk is een opper-heerſchappy voeren over het macht

hebbend Geſach, van Godt, dewelke alleen Zaligmaken en Verdoemen kan. Want alle de menſchen in 't gemeen en ider in 't beſon der zal genoeg te doen hebben met ſich ſelven de Zaligheit te verwerven, ſonder bovendien

noch belaſt te weſen met de Zaligheit van ie mand anders. -

23. Ik weet wel dat de Roomſche Kerck ſich hier in boven alle d'andere doet waardi

gen, ons ſeggende dat ſy door Jeſus Chriſtus bemachtigt is, dewelke haar kracht gegeven

heeft en belooft, (4) Dat alles wat ſy op Aar- ## den doen ſaude, het ſelve ook in den Hemelſoude "' gedaan zijn. En men doorgront niet eens dat deſe Authoriteit of Macht alleenlijk is gege ven geweeſt aan de Kercke Gods, dewelke

beſtaat in (r) de Zielen die de Leering Jeſu ººk h: * Chriſti beſitten. Deſe zijn de Bruyden aan 2: JE.vr. wien hy die ſelfde Macht en kracht geeft die **

hy ſelfs heeft. Gelijk als een Man in een wel geſchickt Houwelijk doen ſoude, toeſtem mende alles wat ſijn Vrouw of Bruyt mocht

komen te doen, alsof#" dat ſelfs -

-

"-

2.

oud,# Gl2C


zo voorReden van de Laatſte Barmhartigheit Gods. daan hebben. Om dat hy wel weet, dat ſy niets doen zal dan 'tgene dat hem behaagt,om dat hare willens van gelijke overeenkoming zijn, doende beyde te ſamen 't gene dat een i der van hun in 't beſonder doet.

24. Indien deſe Roomſche Kerck van wille met Jeſu Chriſto vereenigt was,ſoo ſou de ſyſijne waarachtige Bruyt zijn, en d'Au thoriteit hebben, van dewelke ſy ſich nu be roemt: door dien dat Godtinſijne Beloften niet tekort blijven kan, hebbende in den be

jinne van onſen LaatſtenTijtſijn Licht aan de menſchen geſonden, door het Lichaam van Jeſus Chriſtus, ſoo heeft hy Macht gegeven te binden en t'ontbinden, met beloften dat hy alles beveſtigen ſoude'tgene dat ſy quamen te doen, wegens de Vereeniging die daar is tuſſchen Godt endeſijn Woordt, dewelke in ſoo naauwen band beſtaat, dat het maar een

ſelfde Saak is, en daarom alles wat ſijn Woord op aarden doen ſoude, zal zekerlijk ook in den Hemel gedaan zijn, om dat het de ſelfde wille Gods is die door Jeſus Chriſtus be werkt. Even alſoo ook zullen altoos veree

nigt zijn aan de Wille Gods de Willens der Zielen, die de Leering Jeſu Chriſti beſitten; en hy zal voor goet keuren en ook doen't ge me dat ſy doen in aller Eeuwigheit. Maar te gelooven dat Godt ook doen en toeſtemmen

ſoude, de dingen die hier op aarden de men ſchen doen door hare eygene bewegingen of genegendheden, dat * *is wel een groot 7 25.Bedrog: Wan w- - - -)

-


Laatdunkendheit dermenſchen..

2I ,.

. *-

25. Wanneer de Menſchen ons deWet Gods

en de Leering des Evangeliums voorſeggen, ſoo moet men hun gelooven en volgen, niet om dat ſy't ſeggen, maar om dat het Godt is die ons ſulks ſegt door middel van haar Amt. Maar wanneer ſy naar hunne eigen ſinnen vervaren,en dat ſy wetten, bevelen en ordonnantien naar de begrijpens der menſchen maken al waar 't ſchoon dat deſelve door groot getal menſchen beveſtigt waren,ſookonnen ſy nochtans doolen en miſſen. ' , kon- 6Pſaw 16 Want (ſ)Alle Menſchen zijn vºri, worden, bedrogen zijnde bedriegen en en nende geen andere Waarheit, Goetheit, noch Gerech

#

tigheit en Macht, dan de gene die in Godt zijn. En de menſchen konnen niets van alle deſe Hoe danigheden hebben, het zy in wat Staat ofcon ditie dat ſy ook zijn, ſooſy deſelve niet deelach

tig worden van dienſelven Godt. En ſy konnen die niet deelachtig worden ſonder ſijn Wet en ſijne Woorden te volgen. Waar in de geheele Wereld ſich bedriegt, nemende de Schors voor

het Hout, en de Kerck van Vlees of van Steenen, voor de Heylige en de geeſtelijke Kerck. En al le deſe Onheylen zijn voortgekomen ſedert dat men ſich heeft willen verſuymen of laten ophou den met blindelings de gevoelens der menſchen te volgen, ſonder de dingen in hare oorſpronk

lijkheit te doorgronden, noch de ſelve in haar begin te nemen. Gelijk als ik u, mijn Lieven

Broeder ontdekken zal, mits dat gy aandachtig lijk toeluyſtert. *** *

26. * Bedenkt voor eerſt, dat er niet meer 1. •

.

B 3

1s, ,

, .:


zz

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. is, en noyt meer zijn kan, dan E EN EEN 1 G G ó ET: en dat er niet meer is, noch ook niet

meer zijn kan dan E EN EEN t G Q u AAT. Het eenigſte Goet is in Godt, van wien alle an

dere goeden voortkomen. Het eenigſte Quaat is in den Menſch, van wien alle quaden voort

komen. Daar zijn ook geenige Dingen in de Wereld of deſelve zijn goet of quaat; en byge (-) Jae. 1. volg(t) alles wat goet is komt van Godt; en (u) v, 17,-, alles wat quaat is komt van den Menſch.

##

27. Welke warachtige vaſt-ſtelling dan het eerſte fondament is, om te beginnen t'ontdek ken de Waarheit aller Dingen. Men moet niets gelooven om dat men 't ſegt, maar men moet al

es gelooven'tgene dat warachtiglijk warachtig is.

# om dat ik de huidensdaagſche menſchen

ſoo wijt van de Waarheit ſie, ſoo wilde ik hun wel weder daar toegeleyden - met hun te toonen

de Waarheit in haren. Oorſpronk, dat Godt is; hun verzekerende in d'Eeuwige Waarheit, dat

noyt iemand goet doen kan, # den genen die aan Godt overgegeven is, om dat er geenige # den zijn konnen, indien defelve niet uit hem

haar oorſpronk hebben, dewijl dat er noyt geen ander goet zijn zal, dan Godt alleen. Hierom ſoo kan niemand eenig eeuwig Goet hebben, (zo?ſa 73, dan (x) alleen voor ſoo wijt als men aan dit ee

"**** nige Goer gebonden en vereenigt is; het welk men deelachtig word naar mate dat onſen wille

ſich aan hem overgeeft, en niet meer, om dat hy

('oh * g)een Godt van Liefde, en niet van Dwang is. aan den #, bent. En hebbende eenmaal de Vryheit (z) Menſch 3o » V8° 19• --

-


X

Oorſpronk van 't Goet en 9uaat. . .

23

Menſch gegeven om het goede en het quade te sit is vººr

mogen kieſen, ſoo neemt (a) hy noytſjne Ga- # #en, ven weder terugge, ende verandert noyt ſijne is vs 29 Beſluiten, uit oorſaak dat alle (b) ſijne Wercken (i) Pſa ,,. en Woorden ceuwig zijn. #";# 28. Den Menſch dan aldus vry

zijnde, kan #s,"

deſe ſijnen vryen wille die Godt hem gegeven heeft, wederom geven en herſtellen in de Af

hankelijkheit en Beſtiering Gods, latende ſich

geheelijk door hem regeren, en als dan (c) zal al- corſa.,7. les wat hy doet, goet zijn en volmaakt weſen tot vs. s. het minſte van ſijne woorden en bedrijven, om

dat deſelve ſullen aan-erven en deelachtig wor

den alle de Hoedanigheden van den genen die deſelve regeert. Alles (d) zal warachtig, recht- (43Pſ. 112,

veerdig, goet, machtigen eeuwig zijn, als we- *** ſende voortgekomen uit den Oorſpronk van alle deſe volmaaktheden. Waar door een iegelijk ſonderſich te vleyen, ſien kan of hy warachte lijk aan Godt is overgegeven.

-

29. Want het is een Bedriegery, te gelooven . . . dat men aan Godt ſou konnen overgegeven zijn,

wanneer dat onſe werken en woorden niet ver ſeld zijn met alle deſe voornoemde Hoedanig heden, door dien dat er niets onvolmaaktsvoort

## uit deſe # van Godt,en noch minder eenige quade dingen, gelijk als we- ,

ſenſouden

##

de Deugdenſtrijdig zijn, als namentlijk, de Leu gen, d'Ongerechtigheit, de Boosheit, d'On

macht, en d'onſtandvaſtige veranderlijkheit. Want het eene ſtrijdige altoos ſijn te

#r

..

\

. .

4.

gen

- ,

s


24

VoorREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. genſtrijdige, konnende noyt eenige quaden in een volmaakt Goet verblijf houden, of het ſel

ve laat aanſtonds na, Goet te zijn. Desgelijks ook kan men noyt eenig goet ontmoeten in 't volmaakte of volkomen Quaat, ſonder dat het nalaat quaat te weſen. *

3o.

*

# ſoo moet men dan beſluiten,

dat alle de dingen der Wereld zekerlijk goet of quaat zijn, om dat noodzakelijk alle het gene

dat wy goet doen of ſeggen, zijn oorſpronk of eerſte aanvang heeft uit Godt, die alle goet is, want van den Menſch komt alle Quaat. Soo

dat den menſch die van ſichſelven afhangen wil,

en ſich laten regeren van ſijn eygen wil, onfeyl baarlijk allerleyſoorten van quaat doet, tot het minſte van ſijne bedrijven? ſy konnen niet an

ders dan quaat zijn, door dien dat de Vrye wil die niet aan Godt onderworpen is, noch door hem geregeert word, noyt eenig goet doen kan tº, ºf 66, dat warachtig en eeuwig zy, om dat (e) d'eygen *** wille des Menſche, de ſuelbron en oorſpronk aller Quaat is, waaruit noyt eenig goet voort komen kan. En het is uit haar, dat gebaart en

ontſtaan zijn alle quaden die wy in alle Schepſe len ſien.

-

,

- - -

- -

op Gen. 1. 31. Want Godt had haar (f) altemaal goet v* *** en volmaakt geſchapen; hy konde daar na de ſelve niet weder quaat en onvolmaakt maken, dewijl dat hy geenige verandering onderworpen is. Maar ſedert dat hy aan den Menſch fijn Vrye wil gegeven hadde, en deſelve ſich ten Quade meygende, heeft alle de schepſelen qua ge * **

5

-

maakt,

-


t

* Oorſpronk van't huidige 9gaat.

-

25

maakt, (g) die hem onderworpen waren. Soo (oRoms. dat er niets warachtiger is, dan dat alle de qua- vs. zo. den der Wereld, ſoo wel geeſtelijke als lichame lijke of tijdelijke, uit den wille des Menſche

voortgekomen zijn; dewelke men rechtmatig lijk noemen kan, d'eenige Oorſpronk van alle Quaat. Want Godt alle goet zijnde, kon gee nig quaat doen, niet meer dan ook den Menſch die alle quaat zijnde, (h)noyt eenig goet van ſich (oz.cer. ſelven doen kan, of door ſijn eygen-wil te wege 3 vs. 3.

brengen, aangeſien dat Godt het (i) eenigſte ſpMatis. goet is, geenig goet buitens hem kan gevonden vs 17. worden, niet meer dan er eenig goet in den wil ledes Menſche ſoude konnen gevonden wor den; dewijl dat ſy den Oorſpronk aller quaden is, ſoo kan men daarin geenig goet hebben. 32. * Dit onfeylbaarlijk warachtig zijnde, wie behoeft ſich dan te verwonderen, van nu o

veral algemeen onder de menſchen te ſien, een ſoo grooten Zondvloet van Zonden en Quaden,

dewijl dat ider een ſich beſtiert en gouverneert naar ſijn eygen-wil, dewelke den Oorſpronken Quelbron aller Quaden zijnde, heeft er ſoo groot getal voortgebracht,en ſoud'er tot in d'on eindigheit altoos voortbrengen, indien Godton ſen Tijt niet verkorte, om een Einde van deeſe

boosaardgie Voorteeling te maken? Men vreeſt van by ſijn leven, het Laatſte Ooordeel te ſien A maar men moeſt veeleer Godt bidden dat hy het ſelve meerder verhaaſte; dewijl dat het Quaat ſich geduriglijk verergert foo lang als de men

ſchen ſich laten regeren door haar eygen-wil, B 5

waar

.


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheyt Gods. waar van ſy geen afſtant willen doen, om dat ſy niet kennen dat deſelve de Quelbron aller Q laat is. In tegendeel ſoo beelden ſy haar in, dat het wel gedaan is, haar te laten geworden, mits dat ſy haar niet begeeft tot ſoodanige dingen die den Naaſten ſchadelijk zijn, of beriſpelijk voor het oordeel der menſchen.

33. Siet daer de Verblindheit van onſen ellen digen Tijt, waar in de geheele wereld ten Ver derven gaat ſonder het gewaer te worden. Want d'Afhankelijkheit van Godt verlaten hebbende, ſoo meent men nochtans te ſullen Zalig worden, met ſijn Eygen-wil te volgen. En deſe Verblind heit kan niet geneſen worden, ſoo lang als men niet de oogen open doet, om de warachtige Waarheit in haren. Oorſpronk te kennen, de welke deſe Verblindheit, die foo ſchadelijk aan der Zielen is, ontdekken ſoude. Men zal altoos

tot erger voortgaan, in geval dat men blijft aan hooren de gevoelens der menſchen, door dien dat ſy door hare leer-oefeningen ſoodanige ma nieren van ſpreken, ſulke middelen en ſchoon ſchijnende redenen uitgevonden hebben, om te mogen de wille Gods met d'eygen-willet'ſamen voegen, en te doen verſtaan dat twee ſoodanige tegens malkander-ſtrijdende dingen wel fouden konnen geſamentlijk in een ſelfde Voorwerp verblijven, ten einde, om dusdoende, de werc

ken voortkomende uit d'eygen-wille des men

# te doen voor goet of onverſchillig hou ſts

-

34- Het gene nochtans noyt zijn kan, want onſe * * *

*


-

Oorſpronk van 't huidige 9gaat.

27

onſe eygen-wille is bedorven, ende ſy baart noyt

iets anders dan de Zonde. En daar zijn geenige werken onverſchillig. Sy moeten, of goet, of

quaat zijn. Het welk niemand in acht neemt, om dat men ons ſoo vele verſcheydene Gevallen voorſteld, en ſoo meenigte onderſcheydin van Zonden, namentlijk, doodelijke, uit de

Vergevelijke of dagelijkſche Zonden, en ge-oor loofde wercken, mits dat deſelve beproeſt wor den door eenig Autheur. In dier voegen dat er niets anders dan een gedurigen ſtrijt is onder de evoelens der menſchen. Den eenen houd voor

# , 't geneden anderen voor Zonden houd, een iegelijk overvloedig weſende in ſijnen Sin, oordeelt naar ſijn Opinie, en niet naar d'oprech te Waarheit. En dusdoende ſoo blijft men al toos in Duiſternis, om dat het warachtige Licht niet te voorſchijn komt, om te toonen dat alle

goede wercken van Godt komen, en alle quade werken van d'eygen-wildes Menſche ontſtaan. 35. Deſe twee willens konnen niet te ſamen gevonden worden in een ſelfde Voorwerp, niet meer dan het Vuer in 't Water beſtaat, om dat

het twee ſtrydigheden zijn. Het gene ik in 't Gevolg veel breeder betoenen zal. En het zy wat de menſchen ook ſeggen of gevoelen, ſoo moet men nochtans onſe Zaligheit niet gaan be

trouwen op een ſoo ſwakken gront als hare O pinie is, maar op (l)den vaſten Steen der Waar- dotcors.

heit, die Godt is. Want (m) alle de menſchen # der Wereld te ſamen, konnen niet een eenige #"

Ziele Zaligmaken, noch iets van d'Eeuwige #


28

Voor REDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. deren geven. Alle hare Machten zijn niet dan

Aards en tijdelijk, en van korte geduurſaamheit. En ofſchoon ſy wat ſchijn van glans geven, ſoo zijn't nochtans niets anders dan enkele Nietighe op Pſas,,den (n) ja noch erger dan Nietigheden, dewijl * 1° dat het quade dingen zijn, in ſich ſelven en ook aan andere ſchadelijk. Want ik wil gelooven, dat indien de menſchen d'een d'ander niet hadden

verergert, dat vele noch ſouden gebleven heb ben in de weſentlijkheit der Waarheit, en hare

willens hebben overgegeven onder d'Afhanke ſijkheit van de wille Gods. . 36. Want overwegende of aanmerkende al leenlijk den Hemel, de Aarde, en alles wat daar (oRom.t. op is, (o)ſoo moet men noodwendig begrijpen, #". " Goet, dat er een Godtis, geheel Rechtveerdig, geheel en gants Almachtig zijnde, dewijl dat alle g

deſe eygenſchappen in alle ſijne wercken gevon den worden. De Kenniſſe, of ſchoon deſelve

maar Heydens mogt zijn, ſoude niet tegenſtaan de meerder voordeel aan de Zaligheit der Zielen

(oRom: toebrengen (p) dan niet gedaan hebben alle de v**r

leer-oefeningen en Leeringen der menſchen. Want men ſou de Hoedanigheden of eygen

ſchappen van de wercken Gods niet konnen ken nen, ſonder die te beminnen en ſich aan hem o

ver te geven. Maar de kenniſſen die de men ſchen ons van Godt geven, door hare Studien, ' die trekken ons meer van hem af, dan dat ſy ons ſouden daar by voeren. En alle hare Leeringen ſchijnen veel eer maar te mikken om ons te vle

yen en te doen omkomen, dan onster Zaligheit tegeleyden. 37. Want


Oorſpronk van 't huidige Quaat. . " 37. Want ſy brengen ſoovele gloſen en uit leggingen over de Geboden Gods en d'Evange liſche Wet, dat ſy al het Leven en de weſentlij ke kracht daar van wegnemen. Hoe meenigte uitleggingen zijn er wel over dit Gebodt van G o D T TE B E M 1 N N E N. Men ſegt , dat het is, hem beminnen, wanneer men hem niet

vertoornt. Een ander ſegt, dat het is, hem be minnen, wanneer men ſijn Geboden onder

houd. En noch andere ſeggen, dat het onmoge lijk is, dit Gebod te konnen onderhouden. En

aldus duiſent andere gloſen en uitleggingen meer, over een ſoo preciſen en uitdrukkelijken Gebod, dat Godt aan den Menſch gedaan heeft van den beginne des Werelds. Men ſoude het ſelve wel willen afdeelen en verminderen door

de ſcherpſimmigheden desgeeſt, en redenen by brengen om indirectelijk of verbloemder wijſe te leeren, dat men niet verplicht is het ſelvet'on derhouden. En hoewel dat hare ſluyt-redens

ſeer ongerijmt zijn, ſoo vind men niet tegen ſtaande noch vele menſchen die deſelve naar vol

gen; om dat ſy door duſdanige leeringen, hare ſinlijkheden onderſtut vinden, hare Quaden

verſterkt, en hunne Swakheden gevleyden ver ſchoont.

-

-

38. Het welk niet een kleine Ramp is, voor

degene die door dusdanige Vſeyers en Leuge naars omkomen. Want het kan niet waar zijn dat het ſou weſen, Godt beminnen, wanneer men maar ophoud van quaat doen, nadien dat

wy niet al diegene beminnen die wy niet bledi -

gen:

# *


3o

VooRREDEN vande Laatſte Barmhartigheit Gods. gen: want al degeene die wy beledigen, die ha ten wy, en dat zijn onſe Wyanden. Nu, wan

neer wy dan Godt beledigen, ſoo laten wy niet alleenlijk na, hem te beminnen, maar wy hou den hem ook voor onſen Vyand, en voor den genen die wy haten: en hatenis noeh wat anders

dan af te laten van te beledigen. Want wy laten na, vele te haten, dewelke wy nochtans nimmer niet beledigen. En den genen dewelke ſegt, dat het is God te beminnen, wanneer men ſijne Ge boden onderhoud, is niet minder buiten de

Waarheit dan den eerſten; om dat men niet alle diegene bemind, wiens Geboden dat men on derhoud, maar men haat die ſomtijts. Wanneer

men eenig Koning, Richter of Gouverneur heeft, dewelke duſdanige dingen gebied die ons onaangenaam of ſchadelijk zijn, wy onderhou den deſelve, maar ſulks is daarom geen getuige mis, dat wy den genen beminnen die ons deſe wetten gegeven heeft, maar het is een verplich ting of nooddwang die wy ſonder geſtraft te worden, niet ontgaan konnen. En hy die ſegt, het onmogelijk is, dit Gebod van Godt te kon nen onderhouden, die begaat een groote Injurie of booſe laſtering tegens hem, want hy ſoude Ongerechtig weſen, indien hy ſoodanige dingen geboden hadde, die wy onmogelijk niet onder houden konden.

,

,

39. Alle de gevoelens deſer menſchen zijn vervult met Laſteringen tegens Godt, en van

Haat tegens de Zaligheit der menſchen. Hierom ſoo dunkt my, dat alle duſdanige Studien uitge --

von


Oorſpronk van 't huidige geaat.

31

vonden en verſiert zijn door den Duivel, Wyand van alle goet, door dien dat het einde der ſelve niets anders be-oogt dan Godt te verachten, en de Menſchen in hare boosheden tºonderſtutten, om hun te doen eeuwiglijk omkomen. Want

waartoe dient het, dat men gaat gloſeren en ar gumenteren of ſluytredens voeren over de Ge

boden, Leeringen, en Raatgevingen van een Godt, die alleſijne werken (4) ſoo volmaakt en opDeuss, ſoo volkomen gedaan heeft dat er niets kan op te ve'. ſeggen gevonden worden? Want ſelfs tot een

klein Vliegsken toe, dat heeft alle ſijne eygen ſchappen volmaaktelijk en volkomen. Soude

Godt dan alleenlijk gemiſt hebben in ons fijn Wet en ſijn Woordt te geven, daar hy alle andere Dingen volmaakt gedaan heeft? Én in dien alle de menſchen te ſamen, niet ſouden kon

nen aan het formeren van een vlieg, de minſte volmaaktheit toebrengen, hoe derven dan noch

deſe ſchoone Caſuiſten,of gevallen der conſcien rie Beſchrijvers ſoo onbedachtſaamlijk oordee len en uitleggingen maken over het woordt en de Geboden van Godt ?

. , 4o. Sulks kan geen menſchelijke boosheit of ſtoutmoedigheit zijn, deſelve moet noodwendig

gevoed en onderhouden zijn door den vyand Manon Heybden welken ſich niet vernoegt van ſich ſelven in d'eeuwige Rampzaligheit te ſien; maar ſoude bovendien noch wel alle de men

ſchen mede tot ſijn Deelgenoten van deſe Ram pen willen hebben. En hy vind groote voordee- . ken tot deſe voornemens, wanneer hy de he: \'

Ges


32

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. bewegen kan, dat ſy ſich tot de Studien bege ven, te meer, om dat hy daar door ſeer krach tige middelen uitvind, om de Wet Gods te ver nietigen. Niet dat hy deſelve oyt ſoude konnen vernielen, want de Woorden Gods zijn eeuwig; maar hy bedekt en vermomt deſelve ſoo wel, door het Middel deſer Leerraren, dat deſelve

**

niet meer kennelijk is, en hy doet het Fenijn in , plaats van Wijn indrinken. En door dien weg

heeft hy by na de geheele Wereld aan ſich ge wonnen, die haar meer blijft ſteunen op de ge voelens der menſchen, dan op het Woord Gods, (ºrſa is het welk nochtans (r) ſoo klaar en ſoo naakt is, VS. 9.

#”,1, dat niemand kan onkundig zijn van de dingen vs, 130 die hy aan de menſchen geſegt of geboden heeft ten aanſien harer Zaligheit. . 41. Konnender wel uitdrukkelijker woor den gevonden worden, en die klaarder zijn, dan aan den Menſch te ſeggen, dat hyſijnen Godt moet beminnen ? Nu, dit woord van beminnen, werd

verſtaan en ge-oeffend van alle de menſchender Wereld. Wat voor gloſe of uitlegging wil men daar over hebben ? Alles wat men daar van ſou

de willen ſeggen, kan niet anders als desſelſs wa ren Sin verdonckeren en mismaken. Want wy ( ſ) pe

u dragen in ons(ſ) herten in onſe gevoelijkheit de

* * * beteikening 3 of beduiding 3 van dit woord Bemin

men, als 't welke ons het alder gevoelijkſte en na

tuurlijkſte zijnde van alle de paſſienonſer Ziele. Wy weten ook wat voor eygenſchappen dat de ſe L 1 E F DE heeft. Sy ſoekt, ſy eert, fy acht,

ſy volgt, en maakt ſich ſooſeer gelijkformig # *--* -

-

-

-

-

-

y


Oorſpronk van 't huidige 9gaat.

33

ſyimmers kan met het gene dat ſy bemind. Siet dat is het gene't welk de Liefde onfeylbaarlijk voortbrengt. Daar behoeft geenig Leerraar noch Caſuiſt, om d'eygenſchapper van de Liefde uit

te leggen, nadien dat een iegelijk deſelve natuur lijker wijſe met ſich draagt, en verſtaan kan wat dat God van ons eyſcht wanneer hy ſegt, dat wy hem ſouden beminnen.

-

42. Dit woord voldoet, om ons te konnen doen begrijpen, de ſchuldigheden van goedwil ligheit die wy voor Godt behoorden te hebben, ten wiens aanſien wy moeſten d'eygenſchappen der Liefden oefenen veel meer dan ontrent

eenig ander beminnens Voorwerp; om dat hy't meeſt waardigſt is. Sonder aan te hooren of te luyſteren na de gene die ons ſeggen, dat het is, Godt beminnen, wanneer men hem niet bele

digt of vertoornt, en veel andere bedriechelijke redenspraat meer, die ons veel eer van de Liefde Gods aftrekt, dan ons daar toe te voeren. Ge

lijk als ook doen alle degloſen over d'Evangeli ſche Wet, die niets anders is dan d'Uitlegging van dit Gebodt, van Godt te beminnen: Want

ſy vertoonen ons alle de Middelen die men naar komen moet, om tot deſe Liefde te geraken; ſy verbreyt ons ook alle de geſtelteniſſen die men vind in de Zielen die Godt beminnen.

43. Soo dat wy gans niet noodig hebben om van de menſchen te vragen of te eyſchen ſooda nige dingen die ons ſoo opentiijk en ſoo naaktelijk door Jeſus Chriſtus ſelfs verklaart zijn, met

een ſoo eenvoudigen en wel duydelijken Stijl, C

-

dat 37


4.

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit God.. dat d'alder kleinſte mate van des menſchelijken

Verſtandt bequaam is om het ſelve te begrijpen wegens het gene dat onſe Zaligheit aanlangt. Want Jeſus Chriſtus heeft niet alleenlijk de Grooten en Wijſen onderweſen, maar het mee

ſtendeel, gemeen klein Volk. Daarom ſoo heeft

hy eenvoudige en verſtaanlijke woorden naar hun begrijp gebruikt. Hy heeft hun niet onder weſen met ſcherpſinnige of welſprekende woor den, om hare verſtanden met ſpeculatien te ver vullen, maar wel met klare waarheden, die ſy moeſten in 't werk ſtellen om tot de Liefde Gods

tegeraken, waartoe hy door ſijn Voorbeeld de weg gebaant heeft, ſich in alle fijne Werken ge dragende op ſulken wijſe als ſich gedragen moe ſten alle degene die Godt willen beminnen. 44. Invoege dat niemand kan onwetende zijn van 'tgene hy doen en laten moet om tot de Liefde Gods te komen, wanneer men overweegt de Leering van Jeſus Chriſtus, fijne wercken en ſijne woorden, die veel klaarder en baarblijkelij ker zijn dan alle de ſluitredens en ſcherpſinnig heden der menſchen, dewelke niet dan Verdui

ſtering tegen het warachtige Licht brengen,Doo lingen in de Vaſte Deugt invoeren, en verſlap pingen brengen in de herten en willens der men ſchen, die deſe heylige Leering moeſten in 't werk ſtellen.

45. * Want als ſy ſeggetn, bat b &#ban

geliſche ſtaabgebingen maar alleenlijk boog De 4Dolmaaſtten 3ijn ; dit is verdoncke ren en te willen uitdooven het Licht dat --

#

Chri


* Noodzakelijke Volmaaktheit uitgeroeyt.

31

Chriſtus ons in de Wereld is komen brengen. Want hy quam (t) om alle Vleeſch te verlich- (oJeh. 8. ten, en aan idereen te toonen hoe wijt dat ſy van vs. 12. Godt vervreemt waren, om dat ſy al ſedert lan gen tijt geleden, ſijn Afhankelijkheit verlaten hadden, om haar Eygen-wil aan te hangen. Hy heeft niet alleen tot de volmaakte geſproken; de wijl dat er geenige waren, en indien er eenige mogten geweeſt zijn, ſy ſouden (u) geen Evan- (uyMatrºoi geliſche Raadgevingen noodig gehad hebben; vs. " om dat de Voimaakten niets meer van nooden

hebben. Maar hy heeft geſproken tot alle de ge ne die willen Zalig worden: en niemand zal Zaligzijn. worden (x) dan degene 2" Dienvolgens len dan geen wil-( er Volmaakt ſoo isdie (y) # I6 e -

Zaligheit te verhopen voor degene die d'Evan- (Dibid vs. geliſche Raadgevingen niet in 't werk ſtellen. **** 46. Het is de menſchen vleyen om hun te doen omkomen, wanneer men hun gaat wijsma ken, dat d'Evangeliſche Raadgevingen niet ge geven zijn dan voor de volmaakte, doende een

onderſcheyd van de Volmaaktheit met de Zalig heit, waarvan er geenige konnen geweeſt heb ben; dewijl dat de Zaligheit van de Volmaakt heit afhangt, Den genen die tot de Volmaakt heit niet geraakt, die kan niet Zalig worden;

aangeſien dat er (z) niets beſmettelijks tot het Ko- Gº Apoel

ninkrijke der Hemelen ingaan zal. Soo moet men **** dan noodwendig volmaakt zijn, om Zalig te worden; gelijk men ook noodwendig (a) vol- (a) Mats. gen moet de Raadgevingen des Evangeliumsom * * * volmaakt te weten. Het is deerlijk om te

#

n

-

C z,

OG


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

36

hoedanig dat de Leeringen der Wijſen, de her ten verſlappen van de gene die goede willens hebben, en dat door hare ſluyt-redenen en uit

-

leggingen. Indien men onderwees (gelijk het warachtig is) dat alle de gene die Zalig willen worden, d'Evangeliſche Raadgevingen moet volgen en in 't werk ſtellen, ſoo ſoude een iege lijk naar ſijn vermogen trachten daar toe te gera ken. Maar wanneer men leerd, dat deſelve maar

voor de Volmaakte zijn, ſoo verontſchuldigt ſich een iegelijk daar van, verhopende ſijn Za ligheitſonder ſulks te doen, om dat er geſegt is;

#" (b) Dat in het Huis Gods velerley Woningen zijn. Sonder dat ſy dencken aan 'tgene dat Jeſus Chri ſtus tot de Moeder der Kinderen van Sebedei

ſo Matt. ſeyde, wanneer ſy verſocht, (c) Dat hare beyde *** Sonen mogten ſitten in 't Koninkrijke der Hemelen, deene aan fijn rechter, en d'ander aanſijn Slincker

ſijde, ſoogaf hy haar wel te verſtaan, dat het ons niet betaamt te ſeggen dat wy niet volmaakt zijn, noch ook niet verplicht ſouden zijn tot d'Evan geliſche Wet, en deſelve voor andere te laten of re ſchicken; nadien dat ſulks niet in onſe macht

is, t'onderſcheyden of te verkieſen de trappen en graden der Volmaaktheden, waar Godt ons in wil plaatſen, niet meer dan d'andere: om dat ſulks niemand anders dan Godt alleen toekomt,

die de trappen der Heerlijkheit in 't Eeuwig Ko geeft naar mate van onſe Volmaakt

#iks €1t. - - - -

- -

-

47. En wy behoorden altoos te gelooven, dat wy moeten Volmaakt zijn, om Zalig te # Cſl, *

***

-


Noodzakelijke Volmaaktheit uitgeroeyt. " den, ſonder het hert ſoo laaumoedig te houden

37

als teſeggen, dat d'Evangeliſche Raadgevingen voor de Volmaakten ſouden zijn, met ons ge williglijk daar van te willen berooven, ter tijt als ons deſelve ſoo gunſtiglijk aangeboden worden.

Want al hoewel er velerley Wooningen in 't Rijke Gods zijn, ſoo en zijn er nochtans geen voor diegene die ſich ontſchuldigen van d'E vangeliſche Leering te volgen. Want den (d) (a) Matt.

alder kleinſte van dit Koninkrijk is veelgrooter dan in vs. 11' alle de Menſchen. En nadien dat Jeſus Chriſtus geſegt heeft, dat het Sitten aan ſijn Rechter of Slincker zijde in 't Koninkrijke der Hemelen,

doorſijnen Vader moet ge-ordonneert worden, en dat ſulks niet in ſijne Macht was, hoe ſoude dan den Menſch konnen d'Evangeliſche Raad gevingen aan andere dan hem ſelve beſchikken, ſonder te weten tot wat voor Volmaaktheit dat Godt hem heeft beſehickt ?

48. Het is een zekere getuigenis dat hy ons ge-ordonneert of beſchikt heeft, tot Volmaakt

* - -

te weſen, (e) wanneer hy ons ſijne Wetten en (e) Pſa 119.

ſijne Evangeliſche Raadgevingen gegeven heeft: vs. 1,4 want hy doet noyt iets te vergeefs. Den genen die de kenniſſe van deſe Wetten en deſer Leerin gen heeft, is verzekert dat Godt van hem voor

dert, dat hy ſoude Volmaakt zijn, en dat hy die moet onderhouden. Indien dan ſoodanige an

ders doet, hy zal een Kind des Koninkrijks zijn dat uitgeworpen zal worden. Hy is een Kind des

Koninkrijks, omdat hy gekend heeft de Wet

en de Leering, die den weg zijn dewelke daar toe - --

C 3

ge


38

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

geleydt; en hy zal uitgeworpen worden, om dat hy in den ſelven niet gewandelt heeft, of daar in niet volſtandiglijk heeft blyven voortgaan tot aan de door. Alle degene die ſeggen, dat deſe

gemelde Raadgevingen voor de Volmaakte zijn, en die niet navolgen, ſullen van dit getal zijn, en veel harder gehandelt worden ten dage des Oor deels, dan diegene die deſe Wetten noyt gekend hebben; om dat het een beſondere Genade en

Uitverkorendheit is dat ons duſdanige Kenniſſe

hy die den Wille des Vaders (fºtº, is toegevoegt. En (f) gekend heeft, en niet gedaan, die zal met vele ſla vs. 47-

gen geſlagen worden: en den genen die deſelve niet ekend heeft, en nochtans dingen gedaan mogt heb

# die Slagen waardig zijn, zal met weinig ſlagen geſlagen worden. 49. Alle deſe Dingen zijn ſoo warachtig, dat het overtollig ſoude zijn,deſelve geſproken wor den, of 't en ware dat men de rmenſchen ſiet de

ſelve niet begrijpen. En men kan in onſen El en oogen hebben, lendigen (#)rfris ja ſelfs niet ſyverſtaan, hebben,(g)enDat Oorenſeggen, nietſien; Tijt VS. Ss met hun Verſtand niet begrypen, dan alleen 't geene de menſchen d'een aan d'ander ſeggen. Want indien Godt niet gewild hadde, dat wy Volmaakt ſouden zijn, hy ſoude niet ſoo vele Middelen by der hand genomen hebben, om ons te doen kenniſſe verkrijgen van fijne Wetten en Onderwijſingen: Eertijts door Moſes en ſoo vele H. Propheten, en in den Laatſten Tijt,door Jeſus Chriſtus ſelfs, en ſijne Apoſtelen, dewel

ke ſoo preciſelijk, en ſoo beſonderlijk ons onder -

Y

-2

-

A

WC


* Studien verjagen 't Geloof. - , 39 weſen hebben den weg (b) der Volmaaktheid, b)Matt s. voor alle degene die Zalig willen worden. 3, 48.

5o. Wat voor onderſcheyd kan er zijn on-E " derde gene die Volmaakt willen zijn, en degene #n 12

die Zalig willen worden? Wat my belangt, ik #s sw ſou daar in geen verſchil of onderſcheyd vinden 6, konnen, want den genen die niet wil volmaakt

#".

zijn, die wil niet Zalig worden: om dat de Za- Cap 3 vs.

ligheit aan de Volmaaktheit vaſt hangt, in dier- &#.,.,.,. voegen dat de Zaligheit ende Volmaaktheit een 1 tot 14

ſelfde Saak is, of wel twee dingen te ſamen die #* * * met malkander ſoo onafſcheydelijk vereenigt jaco. 1 vs

zijn, dat deen noyt ſonder d'ander kan gaan. #re, .. Want daar zal noyt geen Eeuwig Gelukzalig le- vs. ,, Is. ven zijn, ſonder de Volmaaktheit; noch noyte:h geen ware Volmaaktheit, ſonder d'Eeuwige Ge- # # lukzaligheit. # 3» e

-

9

-

-

51. * Soo dat alle deſe onderſcheydmakin gen en ſluitredenen niet anders doen dan de Waarheit der Dingen verdonckeren, en overal doolingen in brengen, en dat ſoo wijt, dat er nu tegenwoordig geen waar GB L oo F meer in de

# is: want de menſchen hebben door hare ſluitredenen gemaakt, datter niets meer dan een menſchelijk Geloof is, dat niets anders bewerkt dan alleen maar werken die de menſchen aan

gaan, en van God niet konnen vergolden wor den, om dat ſy hem niet aangaan. 52. Idereen ſegt, dat hy in Godt gelooft, en dat hy't met de Leering Jeſu Chriſti houd, en dat hy het Evangelie waardig acht, daar onder

tuſſchen niemand een eenige van deſe dingen in "

T.

c 4

T -

't werk

'VS,


4o

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. 't werk ſteld, want in dien men in Godt geloof de, men ſoude aan hem overgegeven zijn als aan den genen van wien men alles ontfangen heeft, en van wien men alles verhoopt. Maar men ſiet dat de gene die het weſen, de geſondheit, de Eeren en Rijkdommen heeft, alle deſe dingen als ſijn eygen onafhankelijk gebruykt, en deſel ve beſchickt naar fijn eygen-wil of genegendheit; ſoo dat ſijne werken, ſijn geloof beliegen; de wijl dat men voorgeeft, het met de Leering Jeſu Chriſti te houden, en deſelve nochtans nergens in niet in 't werk ſteld; en achtende de Raatge vingen Jeſu Chriſti, ſoo veracht men ondertuſ ſchen in der daat de Armoede, de Nedrigheit,

de Verzaking en de Boete, met ook alle d'andere Evangeliſche oefeningen. En het ſchijnt alsof alle deſe dingen, maar ſpeculatien behoorden te zijn, gelijk ook het Gebodt, van Godt te bemin men met geheelder herten, nadien dat men alle de .

menſchen ſiet hun ſelfs beminnen met hun ge heele hert, en haar met genegentheit kleven aan de dingen van deſe Wereld, den eene aan rijk dommen, den andere aan eeren, en aan verma

ken,makende idereen ſijn Afgodt van het Voor werp daar ſijn genegendheit toeneygt. En on dertuſſchen ſoo gelooft men met dit alles noch, dat men aan Godt voldaan heeft, en dat men

aan 't Einde het Eeuwig Leven genieten zal. Het welk wel beſchreyelijk is! Want noyt ſal ie mand Zalig worden ſonder een goddelijk Ge (i) Jac. 2, loof te hebben (i) dat de wercken van het ſelve VS" z.4"

geloof bewerkt. -

'

: 2

53, Men


Studien verjagen 't Geloof 53. Men is grootelijks bedroogen, met ſijn Zaligheit zeker te houden wanneer men juyſt geen quaden begaat die in de Tien Geboden Gods begrepen zijn, om dat deſelve Verboden niet anders gedaan zijn dan om d'oogen der men

ſchen te openen, van de gene die hun ſoo onge

s'

voelijk laten vervoeren tot hare eygen-willens te volgen, tot Dooden,Stelen, en de reſt. En ten einde dat ſy deſe Zonden kennen ſouden, en ſich daar van onthouden, ſoo heeft Godt hun deſe Geboden gegeven, maar voorheen hadden ſy die niet. Want Godt gaf aan den Menſch na ſij ne Schepping niet meer dan een eenig weſentlijk Gebodt, het welk was, dat hy ſoude in alle din gen van ſijnen Goddelijken Wille afhangen. En hy ſoude ook noyt iets anders van alle demen

ſchen ge-eyſcht hebben dan deſe eenige Afhan t

kelijkheit. Indien hy haar naderhand andere Wetten gegeven heeft, dat is maar door toeval len van hare Zonden geſchied, en niet anders. Soo dat den geenen die ſijnen Vryen wille ge heelijk ſoude herſteld hebben in d'afhankelijk heit van de wille Gods,alle de Wetten volbrengt, ſonder aan een eenige onderworpen te zijn. Maar om dat wy niet genoeg de Waarheit in haren oorſpronk doorgronden, ſoogelooven wyge noeg te doen met af te laten die Zonden dewelke verboden zijn, om dat die den Naaſten beſchadi gen; alhoewel men ſich van deſelve wel ſoude konnen onthouden alleenlijk om het aanſien der menſchen. "

54. Want een zedig hert, ſou ſich om geen T c 5 din

41


-

42

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheyt Gods. dingen willen begeven tot booſe bedrijven te be gaan. Hy onthoud ſich daar van door beleeft heit of eerbaarheit, of door begeerte om te beha gen, of om in goede achting te zijn, met duiſent andere diergelijke oorſaken dewelke veroorſaken konnen dat men ſich onthoud van goddelooſe daden te begaan. Het welk nochtans onſe Zielen

by Godt niet aangenaam maken ſouden, om dat deſe oorſaken waarom men ſich van 't quaat doen onthoud, hem niet eygentlijk aangaan: en hebbende een ander Voorwerp dan Godt ge hadt, ſoo kan men in gerechtigheit geen andere loon vereyſchen dan de gene die ons de Voor werpen geven konnen om wien dat onſe bedrij ven gedaan ofgelaten zijn. 55. Soo dat men in groote Verblindheit is, niet te gelooven dat wy Chriſtenen zijn, en de Geboden Gods onderhouden, wanneer onſen

wille niet herſteld is in d'Afhankelijkheit en Be ſtiering van Godt. Om dat wy nimmer eeniggoet do Phil.2. konnen doen (l) dan het gene dat God in ons vs 13 werkt en al of ſchoon onſe Bedrijven zediglijker manier goet zijn, ſoo ſullen die nochtans niet an ders dan voor het tegenwoordige leven dienen. Want dengenen die ſich bevlytigt om hem vol maakt onder de menſchen te vertoonen,die heeft

ſijnen Loon ontfangen door d'eeren die hy van haar geniet, of de goede achting die hy aldaar verkrijgt. En den genen die arbeyd om Rijk dommen te verkrijgen, die is geloont door ge nietinge der ſelve. Deſgelijks ook vergelden

de vermaken, de ſmerten en arbeydſaam A-a

*--*-2.

-w

- -


* joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

43

heden die men uitſtaat om deſelve te verkrij

gen: en aldus met de reſt van al onſe wercken om? Matt.

die niet eygentlijk Godt beoogen, alwaar 't #" " ”

ſchoon dat deſelvein ſich mogtengoet zijn; (m) ſy konnen nochtans geen eeuwige Vergelding bekomen, ſonder dat ſy Godt alleen tot Voor werp be-oogt hebben wanneer deſelve gedaan wierden.

56. * Waardoor dan blijkt, mijn Lieve Broeder, hoe ſeer wijt dat de geheele Wereld van hare Za ligheit vervreemt is, ſonder ſulks gewaar te wor den, en noch minder dat ter herten te nemen;

door dien dat een ieder gelooft een vroom Man te zijn, wanneer hy ſulks voor het oordeel der menſchen vertoont. Wy ſullen aan de doot wel

ſien dat ſy ons bedroogen hebben, en dat wy ons ſelfs ook bedriegen met hun te gelooven. Want het zijn niet dan (n) Blinden die de Blinden leyden. (n) Matt Het is meer dan tijt de oogen open te doen om de I5* W5-1 4 Waarheit t'ontdekken die ons alleen Zaligma ken kan. Jeſus Chriſtus heeft ons de Waarheit gebracht, en ons door werken en woorden on weſen alle de dingen die wy moeten doen en la ten. Wy weten en kennen die. Het is beſon derlijk tot den Chriſtenen dat hy geſproken heeft, maar in 't algemeen aan alle Natien en Volckeren der Wereld. Want alle menſchen

zijn Kinderen Gods door de Schepping en moe ſten alle aan ſijnen Wille onderworpen zijn. Maar degene die deſen Wille niet gekend heb

ben die zijn ſoo ondaukbaar niet als de Joden en de Chriſtenen, aan wien hy ſich bron:# CG »


44

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. heeft deelachtig gemaakt, als ſijn Volck zijnde dat hy uitverkoren hadde, en gekoſen uit alle an dere Natien; daar ondertuſſchen noch d'een

noch d'ander hem is getrouw gebleven, hebben de al te maal de Waarheit verlaten om de Leu

gen te volgen. 57. Want hoewel de Joden, de Wet Gods g, Art. 7. ontfangen hebben, ſoo (o) hebben ſy die noch -

''”

tans niet onderhouden, en dit aldergrootſte Ge bodt van G o D T TE BE M 1 N NEN, is door

haar niet in 't werk geſteld geweeſt. Sy hebben

haar eigen wetenſchappen bemind, hebbende ſoo ſt, Matt, veeſe overleveringen aangebracht, (p) dat ſy de *** Wet Gods in 't vergeet geſteld hebben, om die der menſchen uit te wercken, ende hebben de

goddelijke Dingen uit haar verſtandt verdreven door de natuurlijke en menſchelijke dingen, be minnende meer de teykenen dan de beteykende -

Sake, nemende de Schors voor het Hout, en de

ſtoffelijke dingen voor de geeſtelijke. En wan neer God hun hare doolingen heeft willen doen ſien, ſoo heeft hy haar Jeſum Chriſtum toege zonden, om hun te verlichten en te trekken uit

hare Verblindheit en Duiſterniſſen. Maar ſy (3) Joh.3, hebben dit Licht verworpen (q) beminnende ***

meer hare Duiſterniſſen dan het Licht: en dus

doende ſoo zijn ſy verlaten geweeſt aan den geeſt en Rom. der Dooling: (r) En de Chriſtenen zijn in hare

#" plaats gekoſen als Kinderen des Lichts, en heb ben dat ook aangenomen: maar naderhand heb

ben ſy ſich weder daarvan afgekeert, en het ſel ve niet gevolgt. . . -

-----

-

58, Want


joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

-

is

58. Want menſoude hedensdaags niet een ee nige Religie vinden konnen onder alle degene die ſich Chriſtenen noemen, dewelke in oefe

ning volgen het Licht en de Leering des Evange liums. Al te maal hebben ſy dat verlaten om de leering der menſchen te volgen. Soo dat het Licht der Waarheit in verachting is onder de ge ne die belijdenis doen van dat naar te volgen. Sy hebben daar van niets anders dan de woorden

ſonder uitwerkende daat, daar ſy regelrecht ſich tegen kanten. Want degene dewelke prediken, dat (ſ) De Armen van Geeſte Gelukzalig zijn, die1 W5, (ſ)Matt's 3' beminnen en ſoecken de Rijkdommen met a

hun macht, en achten ſich ongelukkig van die niet te konnen beſitten. En de gene die onder wijſen, dat Jeſus Chriſtus geſegt heeft; (t) Leert (1) Matt: van my dat ik Soet, Goedertieren, en Ootmoedig is vºº. van herten ben; die zijn Stuers, Wreed, en Hoo vaardig van herten, en aldus met al het overige

van d'Evangeliſche Waarheit. Niet een eenig Punct word onderhouden: en dat noch erger is, alles ſtrijd daar tegen, en kant ſich recht daarte gen op. In dier voegen dat de gene die nu den Naam van Chriſtenen dragen, ſich waarlijk be hoorden Anti-chriſtenen te noemen, dewijl dat ſy in alle hare wercken, de wercken en Leering van Jeſus Chriſtus wederſtaen. 59. Sy hebben niet anders dan de woorden van 't Geloof, die hun niet ſullen konnen Zalig

maken, omdat die niets anders danydelheit en geveynſtheit zijn. Eenen menſch die ſpreekt,

doet niets anders dan de lucht van mak: pij


46

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

ſplijten met ſijn Aaſſem : en ſulks kan onſe Za ligheit niet bewerken, al waar 't dat wy de Taal der Engelen ſpraken. God heeft onſe woorden (*) Jer-17. niet van doen. Hy (u) doorgrond de Nieren en ""

onderſoekt de Conſcientien, ende zal veroordee

(-)Jae ,,len de gene die het (x) Geloof fonder desſelfs

#.. wercken hebben, gelijk als hy (1) den Vijgeboom

## vervloekte die geen Vruchten droeg, hoewel het 2o.

buitens tijts was van Vruchten te hebben. Om

tebetoonen dat hy allen Zielen veroordeelen zal, die hy niet vind dat Vruchten t’allen tijden dra gen.

6o. Men denkt ſomtijts ſich te verſchoonen

en t'ontſchuldigen wegens de veranderen der Tijden, ſeggende, dat de Leering des Evange liums nu niet behoeft in 't werck geſteld te wor

den, gelijk als de Chriſtenen ten tijde der Apo €z.) Matt

ſtelen en hare Diſcipelen deden, om dat wy nu in den (z) Winter-tijt leven, alwaar de Liefdadig

#vE' heit verkoud is, en de Herten bevroſen. Maar

dit is een Bedrog dat de Duivel uitgevonden heeft, om ons onſe Verdoemeniſſen ongevoelijk te maken: om dat Godt t allen tijden vervloek

ken zal de gene die niet ſijne Wet en ſijne Lee ring volgen, dewijl dat ſijn Woordt eeuwig is, geenſints onderworpen aan de veranderlijkheit der menſchen, of aan de troebelen der tijden. Het genehy tot d'Apoſtelen en d'eerſte Chriſte ºp Marc. nen geſproken heeft,(a) dat ſegt hy ook tot hun

**7 ne Nakomelingen, als aan ons en aan alle degene die Zalig willen worden tot aan 't Einde der Wereld. Niemand zal een waar Chriſten

#

*

*

AFA

-

t


joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

47

dan de gene die d'Evangeliſche Raadgevingen

in 't werk ſteld: want (b) Hemel en Aarde zullen (t) Matt, voorbygaan, maar fijne Woorden ſullen moyt veran- 34 vs. 5. deren noch voorby gaan. 61. Indien de Joden verlaten zijn geweeſt aan den geeſt der Dooling, om de Waarheit niet te hebben willen aannemen, is het dan wel wonder

dat de Huidensdaagſche Chriſtenen in die ſelve verlating zijn, om niet te hebben willen die ſelf de Waarheit volgen, na dat ſy die ontfangen en gekend hebben; nademaal dat d'Ondanckbaar heit ſich vermeerdert naar mate van de veelheit

der weldaden die men ontfangt? De Jooden hebben eenig voorwendſel, van dat ſy de Wet Gods door Moyſes en andere Propheten hadden ontfangen (gelijk ſulks warachtig was) daarom wilden ſy geen ander Licht aannemen, ſeggen de, dat hare Wetten genoegſaam waren om hun Zalig te maken. Het welk warachtig ſoude ge weeſt zijn, in geval dat ſy gebleven hadden in d'onderhouding deſer Wetten. Maar deſelveo vertreden, verandert en krachteloos gemaakt hebbende door d'overfettingen der menſchen, ſoo hadden ſy van nooden het Licht der Waar heit t'ontfangen, om van hare dolingen uit te gaan, daar ſy in omquamen. Het welk d'Evan

geliſche Leering haar ſoude ontdekt hebben, de welke (c) hare Wetten niet quam veranderen; test,,,, maar deſelve tot volmaaktheit brengen. En in- is. ,,.

dienſy deſe Evangeliſche Leering hadden aange nomen, en deſelve ernſtelijk met de Wet over

ſien, ſooſouden ſy bevonden hebben, dat het niet

i


48

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit God. niet dan een ſelfde Sake in ſubſtantie was, en dat deſe Verandering niet anders dan in d'uitwendi ge Ceremonien geſchiede, dewelke ſy misbruykt hadden, en aan de Middelen gaan toe-eygenen 'tgene dat tot het Einde behoorde, en dat die Middelen dewelke Godt hun gegeven hadde, om hun te doen wederkeeren in ſijne Afhanke lijkheit, haar dienden tot middelen om hun daar

wijder van af te trekken, en dat het gene 't welk God hun tot Geneeskruiden had ge-ordonneert, haar daar na de Doot veroorſaakte.

62. Want ſy gingen haar hechten aan d'Of ferhanden (d) gelijk alsof Godt hare Brand-of vs. 9e tot I 3e feren mogt van nooden gehad hebben, hoewel hy deſelve van hun niet anders afeyſchte dan als (e) Deut, tot uiterlijke merkteikenen (e) van d'Erkente (d) Pſa.5o.

26 • vs. 1. tot Io,

niſſen dat hare Beeſten en alle hare Goederen van

Godt quamen, en hem toebehoorden. Maar hebbende deſe Innerlijke Erkenteniſſe veron

achtſaamt, en uit hare geheuchenis uitgewiſcht, ſoo genoten ſy alle deſe Dingen als Eygenaars, mits dat ſy maar eenige offerhanden tot een uit wendige Sacrifitie hadden opge-offert. Aldus ook hadden ſy alle andere Dingen misbruikt, die God hun bevolen hadde te doen. En niet wil

lende hare Misbruiken erkennen, ſoo hebben ſy het Licht der Waarheit verworpen, dat hun wierd aangeboden, Daarom zijn ſy tot heden toe verlaten gebleven aan den Geeſt der Doo ling, waar van ſy niet konden uitgaan, wegens (f)Eze v5 26,

36 • -

een verharding harer herten, dewelke nochtans wederom eenmaal (f) zullen vermurwd Oor

":

w

- - - --


-

joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

49

door de Laatſte Barmhertigheit Gods, die haar verplichten zal, met hun te doen ſien, dat al het ene 't welk door Jeſum Chriſtum onderweſen was, deſelfde Goddelijke Wijsheit is als het gene dat hun door Moiſes en de Propheten is onder weſen geweeſt, en dat alle d'Evangeliſche Lee ringen geen andere dingen zijn, dan een klare

uitlegging van alle het gene dat in het Oude Te ſtament beſchreven is ſedert het Begin des We relds; en dat alle het gene wat door Godt en de Propheten duiſterlijk geſproken is, opentlijken uitbreydelijk is geſegt geworden door Jeſum Chriſtum en ſijne Apoſtelen, dewelke quamen te doen ophouden de Figuren of afbeeldſels, ontdekkende de daar door afgebeelde Saken ſelfs,

en gaven een geheele en volkomene Beteyke ning van alle de Voornemens die Godt over de Menſchen heeft.

-

--

63. De Chriſtenen nu, die hebben deſe Lich ten ontfangen, ende weten wat Jeſus Chriſtus gedaan en onderweſen heeft, daar ondertuſſchen

y dat nochtans geenſins naarvolgen. Waar in

#

ſy veel meer dan de Joden zijn: want ſy hebben preciſelijk de Wille Gods hares

Vaders gekendt, van wien Jeſus Chriſtus geſon den was. Daar ondertuſſchen ſy noch erger dan de Joden leven, naar proportie van de Lichten die ſy ontfangen hebben. Wat voor Veroordes ling mogen wy verwachten voor dusdanige gro te Ondankbaarheden? Te gelooven, dat een

Godtſich tot Menſch heeft gemaakt, om ons te komen onderwijſen; te weten, dathy is Arms - --- - -

«e -

a

-

-

--

- -

D

T" "

Vera


5o

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. Verworpen, en Veracht geweeſt, en wy gaan bovendien noch verachten door onſe wercken,

fijne Onderwijſingen, en wy arbeyden en be moeyen ons om Rijck, ge-acht, en gepreſen te zijn !

#. Niemand kan het onbewuſt zijn in wat

-

forme en op wat voor manier dat d'Evangeliſche Leering moet in 't werk geſteld worden, om dat Jeſus Chriſtus ons ſulks getoont heeft door fijne Wercken. Hy heeft eerſt vooraf gedaan, g, lehi,. (g) 't gehe dat wy hem moeten van achteren na vs. 13 doen. Hy heeft niets uitgelaten, maar geſegt al les wat wy doen moeten van ſtuk tot ſtuk tot het minſte van onſe bedrijven, woorden, en Handel

doMatts. toe. Want hy ſegt van onſe woorden, (b) dat vs. 37 men, ja, en, Neen, ſeggen moet, en dat al het o verige quaat is. Om t'onderwijſen met hoedani ge oprechtigheit dat wy ontrent den Naaſten behooren te handelen, en dat het gaſ en het #Been/ genoeg is om de waarheit aller dingen te () Lue.14. verklaren. Hy ſegt tot onſer Bekeering; (i) Dat " " men de Laagſte Plaats verkieſen moet, en het

n

Minſte nemen; dat ons ſulks tot heerlijkheit ver

oLue zo. keeren zal. Hy ſegt, aangaande onſe Spijſe (l) vs. 7.

Dat men eten moet het gene men ons zal voorſtellen, ſonder eenſijdig te weſen in 't verkieſen van on (")Matte ſe ſpijſen. Hy ſegt ook, Dat (m) wygeen Rijk

"'” dommen ſouden verſamelen in deſe Wereld, die de Motten en Roeſt verderven, en daarſe de Dieven 2wegſtelen, maar dat men er voor den Hemel moet

vergaderen, alwaar de roeſt niets verderft, en de

bleven niet konnen inkomen. Hy ſegt, dat # 1C

-

.


joden en Chriſtenen hebben Godt verlaten.

-

3r

ſich niet moet laten bedriegen, (n) Dat de Hoe- (o)r.cer. reerders en Dronkaards met ſullen ingaan tot het ºvs 2 13.

Koninkrijke der Hemelen: en, Dat (o) wy Boete #* moeten doen, of anders altemaal omkomen ſullen; (3) Luc. 13: en met ſoo vele andere dingen meer. Hy onder- **** wijſt ende Vermaant ons ſoo preciſelijk in allen puncten, dat niemand onkundig zijn kan in ee nige dingen aangaande den handel en wandel van ons leven, om dat hy ſulks altemaal geſegt heeft met ſoodanige eenvoudige woorden die de Waarheit bloot uit beduiden, op dat een iegelijk deſelveſoude verſtaan, om die uit te werken.

.

65. Maar helaas! degene die deſe Onderwij ſingen ontfangen hebben, zijn nu in deſen tijt wel wijt van die na te volgen. Want in plaats van hun met een gla/en, Peen/te vernoegen, ſoo veynſt en ſimuleerd men, of men bedriecht den Naaſten door woorden, ja men veracht en bé

driegt den genen die deenvoudige waarheit ſpreekt, gelijk als of het hem aan verſtant ont brak, om te konnen veynſen en diſſimuleren. En in plaats van de Laatſte ſtede te verkieſen, ſoo neemen wy gaarne d'Eerſte, en d'alder hoogſten Rang, houdende het Minſte voor verachtelij ke dingen. En ten aanſien van ons Eeten, ſob bevlijtigen wy ons om ſoodanige Spijſen en beet kens te verkieſen die het alder beſte na onſe ſmaak

zijn, weſende verdrietelijk en qualijk vernoegt wanneer ons die ontbreken, verachtende mee

nigmaal tgene ons voorgeſteld is, ſonder ſich

daar mede te willen vernoegen, noch daar mede

voldaan zijn. En in plaats van Schatten voor de ---

D 2.

-

He


52

VoorREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. Hemel te vergaderen, ſoo beſtedigen wy alle onſe bequaamheden en het begrijp van onſen geeſt, nevens alle onſe ſorgen, om Schatten op der Aar den te vergaderen. En alhoewel wy weten, dat de Hoerreerders en de Dronkaards niet ſullen tot

het Koninkrijke der Hemelen ingaan, ſoo laten wy nochtans niet na, ons geduriglijk vol te drincken van de Vermaken deſes levens, en o

verſpel te begaan met alle dingen, klevende aan de Schepſelen onſe genegendheden, die ſich be 'hoorden aan Godt te kleven, den eenigen Brui degom onſer Ziele,daar ondertuſſchen wy meerder ſorg dragen, meerder behagelijkheit en lief de bewijſen aan eenig aards Voorwerp, dan aan Godt, van wien men minder geheuchenis en ge dachten in ſijn Verſtandt en geeft draagt, dan

,

van ons eten en drincken, onſen Handel, of

Huishouding. Waar in wy hoerreren met de Schepſelen, tot nadeel van haren Schepper. En al is't dat wy genoegſaam verſtaan hebben dat

Jeſus Chriſtus geſegt heeft: Indien wy geen Boete doen, dat wy alle Vergaan ſullen, nochtans beelt men ſich de Zaligheit in ſonder Boete te doen, waarvan men een afſchuw heeft, en men ont

ſangt de moeyelijke en ſmertelijke dingen niet, dan met leed en tegenheit. De gemakken en wel

luſten behagen ons, en het Lijden is ons verfoe 'yelijk.

66. Soo dat in plaats van Jeſum Chriſtum na te volgen, als ſijne Diſcipelen zijnde, gelijk wy de Naam daar van dragen, ſoo wederſpreken wy hem in alle dingen door onſe wercken. En # -

--w-.

--

-

t

i


* Menſchelijke zijn ingebeelde onnut. dit alles ſoo gelooft Uitleggingen men door een

33

Laatdunkendheit noch te ſullen Zalig worden, Waarin men ſich grootelijks bedriechr, of men laatſich blindelings bedriegen, door degene die ons de Zaligheit zekerlijk toeſeggen, tegens het

.

gene dat Jeſus Chriſtus ons voorſeyt heeft, Dat avy alle ſullen vergaan. 67. Ik en weet niet wat voor ſcherpſinnige en behendige ſluytredenen de menſchen noch ſullen uitvinden, om de Woorden Gods te doen veranderen, die is, die was, en altoos deſelfde

zijn zal, ſonder eenige minſte verandering. In dien men maar een weinig van verre ſijn Leering

volgde, ſooſoude men mogen hopen, deſelve in 't toekomende allenxkens wat nader te gera ken. Maar wanneer men regelrecht het tegen ſtrijdige doet, dat is ſich al in tijtster Verdoeme nis ſchicken. Want men kan geen Onſchuld van onwetendheit voorwenden, voor de gene

die den Naam van Chriſtenen dragen, of kenniſſe van d'Evangeliſche Leeringen hebben, om dat de ſpreuken en woorden ſoo enkel en een

voudig zijn en ſoo klaar-duidende, dat het niet van nooden is andere uitleggingen te gaan ſoec

ken dan de Text ſelve, in het gene dat onſe Ze den en Zaligheit aangaat.

-

..68. * Indien er eenige duiſtere plaats mogt zijn, of by gelijkeniſſe geſproken, het betaamt

den menſch niet om (p) deſelvete moeten be- oobants,

#pen en uit te leggen 'tgene dat Godt heeft # willen verborgen houden tot op dientijt dat hy # " 't zal willen openbaren. Want het is een ſtoutig D 3 \ heit &

-

V,


VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. 54 (i) 1 cet, heit des menſchen geeſt, (4) te willen de God 2, vs, II

delijke Dingen begrijpen. En de gene die ſich tot het hooft gebroken hebben om deſelve te be

grijpen, hebben hare Conſcientien gequetſt, en zijn toen ook ſchadelijk voor d'anderen geweeſt, hun meenigmaal opgeſochte en verſierde dingen ſeggende voor waarachtige ſaken; dewelke vele Twiſt-geſchillen en verſlappingen onder de Chriſtenen gebracht hebben, die ſich alleenlijk behoorden te bevlijtigen tot de Oeffening der Deugden die Jeſus Chriſtus haar onderweſen hadde, foo hebben fy in tegendeel haren tijt gaan doorbrengen en verlieſen door Twiſt-geſchillen en idele ſpeculatien, willende begrijpen hetgene

dat Godt begeerden ſy niet weten ſouden, dewijl hy herſelve duyſterlijk geſproken heeft of inge lijkeniſſe voorgeſteld. Want het gene hy begeer de dat de menſchen verſtaan ſouden, ſulks heeft

hy heel opentlijk geſegt, ten einde dat het een iegelijk mogt konnen verſtaan en volgen. Het was wel veel beter ſich ernſtelijk te bevlijtigen om Ootmoedig van herten te worden, Arm van geeſt te weſen, en ſich ſelver te verzaken, dan om de duyſtere dingen te begrijpen, en de Verbor gene Wonderheden van de H. Sehrift;dewijl dat Godt die dingen van de menſchen niet afeyfcht, als dewelke wel meenigmaal niets tot onſer Za ligheit voorderen, en veel eer ons daar van af trekken.

69. Want indien men tot in den gront on dertaſten wil om t'ontdekken waartoe dat ſoo

veleTwiſten en diſputen ſtrekken overde Wet -----

. s

-

Gods,


-

-

Menſchelijke Uitleggingen zijn onnut. Gods, en d'Evangeliſche Leering, men ſoude bevinden dat het is om d'Afvalligheden der men ſchen te verſchoonen, en hun een ſoodanigen

weg ter Zaligheit aan te wijſen die met hare ſin nen en genegendheden overeen komt. Want wanneer men gloſen en uitleggingen maakt over het Gebodt, van een eenigen waren Godt te be minnen en aan te bidden, dat is om te verſterken

en t'onderſtutten de genegendheit van onſe dier ſche ſinnen, die ſich neygen om alleen te bemin nen en te achten het gene dat ſy ſien en taſten. En wanneer men ſegt of gelooft onmogelijk te zijn, dat men God bemind van gandſchen herten, of dit Gebod t'onderhouden;

# is dat de deure

openen voor allerley ſoorten van Zonden. Want ons hert kan niet ſonder Liefde leven. Soo 't niet

de goddelijke dingen bemind, het moet nood wendig dan de aardſche en menſchelijke dingen lieven, en aldus de gedachteniſſe van Godt ver laten, om te gedencken aan 'tgene dat hem al dergevoelijkſt is, en leeft als dan naar den ſwier der Dieren, ſich begevende tot de ſinlijkheden

ſonder ophouden, waar uit dan allerhande Zon den voortſpruyten. 7o. Ik ſoude gaarne aan deſe Doolende vra # , waarom dat men Godt niet met ſijn geheel -

l

hert ſoude konnen beminnen, nadien dat men wel een Menſch, Geld, Beeſten, en andere din

gen met ſijn geheel hert bemind? Heeft Godt

dan minder beminnens-waardige oorſaak in ſich, dan een Hondt, een Kadt, of een Vogel? En

hoe kan men't ſeggen onmogelijk te weſen, een - -

-

-

-

1D 4.

ſaak

55,


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. ſaak die den menſch ſoo natuurlijk is, als te be minnen, nadien het hem onmogelijkis ſonder Liefde te leven? Men moed ſich dan noodwen

diglijk aanvoeren tot d'aardſche Voorwerpen te beminnen, wanneer men gelooft onmogelijk te

zijn dat men de Hemelſche bemind. Wie en taſt niet met de Vinger, het groot hinder dat deſe Gloſeerders en Uitleggers aan de Glorie Gods

toebrengen, en de ſchade die ſy aan de Zaligheit der Zielen veroorſaken, die ſich verſlappen en afwijken naar mate dat hare Swakheden worden

onderſtut en voorgeſtaan doordeſe verdoeme lijke argumenten? Men mag onſen. Tijt met (r) 2.Tim. recht wel (r) ſBebaarlijk noemen, dewijl men 3e VS, I • aldaar leeft en ſterft in ſoo ongevoelijke gevaar lijkheden, dat een iegelijk op den Weg der Hel len loopt, terwijlſy meenen op den Weg des Pa radijs te zijn, om dat het de menſchen aldus d'een aan d'ander doen gelooven. Het is meer dan tijt dat men doogen opend om het Bedrog t'ont dekken. Want ons leven is ſoo kort, en na de

doot is geen Vergiffenis meer. * 71. Laat ons opwaken, mijn Lieven Broe

der, en van deſe Slaapſiekte uitgaan, die ons on ſe eeuwige doot voorſeyt, in geval dat wy onſen toevlucht niet nemen tot de Waarheit van alle

dingen. Want de Wereld is nu ſoo vol Doolin gen en Duiſterheden, dat niemand meer weet werwaards dat hy gaat. Het is als een Betoove ring desgeeſt, die de Duivel door de Lucht ver ſpreyd heeft die wy met den Adem inhalen. En

het alderbooſte van deſe Betoovering is, dat hy *, * ,

,4.

--

C


Menſchelijke Uitleggingen zijn onnut. de menſchen ongevoelijk voor hare Qualen maakt. Niemand kend waarlijk in wat voor een

Stant dat hy leeft, noch in wat voorgeſtelteniſſe dat ſijn Ziele is. Men ruſt in ſijne Ellenden, en noch ſchept men behagen in ſijne Verblindheit, ſonder eenige bekommernis om daar toe het

Hulpmiddel uit te vinden.

:

72. Men meent wel heel geſond te zijn wan neer men ſeer ſiek is, om dat men ſich ſteunt op de gevoelens en het oordeel der menſchen, die alſoo ſwak als wy ſelfs zijn, niet kennende de Gerechtigheit en Rechtmatigheit, waar mede onſen Algemeenen Rechter ons allen oordeelen moet. Welk oordeel niemand oyt ontgaan kan. Wy moeten alle in fijne handen vallen, het zy van wat Wet, Geſlachte of Conditie dat wy ook mogen zijn. Alle d'argumenten en gevoelens der menſchen konnen ons niet helpen voor de ſen Rechtvaardigen Richter, die geen getuigens, noch Leeraars, noch Welſprekers van nooden heeft, om onſe Sake te oordeelen. Alle de Sluyt

redenen, deſe ſcherpſinnige redenvoeringen, en ſchoon-ſchijnende opinien, zijn altemaal maar afgeſette Munten, die voor den Richter-Stoel van deſen Rechtvaardigen Richter niet gelden ſullen. Daar is niets anders dan d'oprechte Waar heit die aldaar gangbaar zijn zal, en plaats zal

vinden om onſe Sake te verdedigen. En indien wy in de doolingen en Leugens leven, wat voor waarheit zal ons in de doot dan konnen navol

gen? En te ſterven in de Leugen, dat is de Sijde

des Duivels kieſen, die daar van de Vader is. Wat .

T -

D 5

voor

57


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. voor ſchroomelijken Rampen Ongeluck dat er, over het hooft van de geheele Werelt hangt, daar ondertuſſchen niemand ſijn Hooft opwaards heft om ſulks aan te merken !

- 73. Ik weet wel, mijn beminde Leſer, dat deſe ſoo algemeene Veroordeeling aller men

ſchen van onſen Tijt, u mogelijk al te hard ſchij nen zal, en al te algemeen, wanneer gy gelooft, datter tegenwoordig noch vele vrome Lieden in de Wereld zijn, en dat gy ſelfs gelooft in de Ge nade Godste zijn. Maar zijt verzekert dat het niet aldus voor Godt gaat. Het welk gy wel

klaarlijk ſuld ſien, ſoogy den tijt hebt om het Gevolg deſesTractaats met aandacht te leſen. Het , zal u toonen het Einde waar toe den Menſch

3, geſchapen is. Hetgene dat hy betrachten moet, ,, en wat dat Godt voor hem bewaart heeft voor

, ,, , ,, ,, ,

alle Eeuwigheit. Gy ſuld daar ook Godt in ſijne Eygenſchappen leeren kennen, dewelke haar openbaren door de Werken die hy voor den Menſch gedaan heeft. Gyſuld ook wel ſien dat de Wereld geoordeeld is, dat de Laat ſteTijden aan haar Einde zijn, en dat alle de

, menſchen de Afhankelijkheit van Godt verla

, en hebben. Soo dat indien gy hem vraagde, , gelijk als Abraham dede, of hy de Wereld g, nietſoude willen hare Misdaden vergeven, in » geval gy hem aldaar. Tien Rechtveerdigen s• aanwees ? Hy foude zekerlijk uwe Bede toe » ſtaan, al was er noch minder, want men ſoude

» het wel quaat hebben om er een eenig te vinden. » --- /

74. Wat my aangaat ik kan met 4 w

-

": eg


Menſchelijke Uitleggingen zijn omut, , ſeggen, dat het nu al meer dan dertig jaren , lang geduurt heeft, dat ik een Perſoon ſoecke ,, die geheel aan de Wille Gods mogt overge

, geven zijn, ſonder den ſelven tot nu toe te ,, hebben konnen ontmoeten. Ik heb wel vele

Vrome Lieden gekend, dewelke, by d'andere te vergelijken, heilige Perſonages waren, onder tuſſchen hadden ſy niet d'eerſte geſtelteniſſe die Godt van alle de Menſchen heeft vereyſchtſe dert het eerſte Beginſel harer Schepping aan, na mentlijk; d'Afhankelijkheit van hare Vrye Wil

aan die van Godt, tot erkenteniſſe dat alle din gen van hem komen, het Weſen, het Leven, het

Lichamelijke en het Geeſtelijke, dat er niets ſon der hem gemaakt is, en dat alleshem toebehoort. Ik en heb noch noyt, ſeg ik u, een eenig Menſch gevonden die ſich in alle ſijne Wercken gedroeg naar deſe Afhankelijkheit; uit oorſaak dat nie mand ſijnen Oorſpronk onderſoekt, noch aan merkt de weſentlijkheit der Plicht die hy ſchul dig is te hebben ontrent ſijnen Godt. *. 75. Men houd fich alleenlijk op met aan t merken wat de huidensdaagſche menſchen doen;

en men volgt alſoo d'een d'ander blindelings na, en men acht het Vrome Lieden te zijn, degene die wat minder quaat dan d'andere doen. Maar niemand doorgront dat men moet aan Godto vergegeven zijn, om het goede te konnen doen;

en dat alles wat uit onfeeygen-wil voortkomt, quaat voor Godt is, ſelfs alwaar 't dat de dingen

goet zijn mogten voor de oogen en het oordeel der menſchen; fy zijn nochtans altoos 4", - --

OIls

(59


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheyt Gods. Zonde, wanneer ſy uit onſe eygen-wille voortr komen, om dat ſy de Quelbron aller Quaden is. Het welk niemand gewaar word, alhoewel het

nochtans ſoo klaar en ſoo warachtig is, gelijk als

gy in 't Gevolg van dit Tractaat ſien ſuld, dat u de Waarheit van alle dingen in haar oorſpron kelijk Weſen en eerſte Beginſel ontdekken en vertoonen zal.

76. Men moet geen plaats aan de gedachten van Ongeloovigheit geven, noch aan de mee

ningen die u ſullen, mijne Voorſtellingen, op den aanvang, hard doen ſchijnen, maar men moet met een goet oordeel deſelve tot in den gront beſpeuren, om te mogen ontdekken of ſy waarachtig zijn, of niet. Want anderſinsſoud gy zekerlijk in de Duiſterniſſen verloren gaan, ſon der te willen daar uit komen. Niemand behoor

de Vyand van ſijn Welvaard te zijn; en daar is geen goet noch Heyl te vergelijken by de Ken niſſe der Waarheir. Daarom, mijn Lieve Leſer, ſoo maakt dan dat noch de vreeſe, noch de voor

inneming desgeeſt, noch alle het gene wat gy tot heden toe ſoud mogen geleerd, of verſtaan en gelooft hebben, u wederhoude of belette de Waarheit t'ontdekken, die u ſoo noodzakelijk

ter Zaligheit is. Maar luyſtert met een Ootmoe dig herte toe na 't gene dat God u door mijne Pen zal ſeggen: en gy ſuld gedwongen zijn u aan God over te geven, die u tot hem roept door d'Opening van deſe Waarheden. 77. Gelooft nimmer dat ik iets anders ſoecke

dan uwe Bekeeringter Zaligheit. Want in: ***

**

1


Menſchelijke Uitleggingen zijn onnut. - -

+

ik ſochte de menſchen, te behagen, ik ſoude niet van Godt zijn, en u niet ſoo hoogdringende Waarheden kennen verkondigen, wel wetende dat ſy altoos hun vermaak ſcheppen in te hooren

hetgene dat tot haren lof en voordeelſtrekt, en

dat het hun ook onaangenaam is ſoodanige din gen te hooren die haar droevig of beriſpende zijn, door dien dat de natuur altoos wederſtreeft -

tegens het gene dat haar ſtrijdig is, en wil veeleer gevolgt dan tegengeſproken zijn. Maar ik kan nergens andersop acht geven dan op de ſuivere Waarheit; dewijl dat ſy alleen Godt is, en dat ik aan niets anders behagen wil. 78. Het ſoudemy wel veel aangenamer zijn, indien ik met waarheit ſeggen konde, dat alle de menſchen der wereld op den weg der Zaligheit zijn, en dat het meeſtendeel van dien Zalig wor

den zal; dan teſeggen dat ſy altemaal na de Ver doemenis loopen. Het welk d'alder godvruch tigſte Zielen tegen ſtoot, Maar men moet het

Licht volgen dat Godt ons geeft, ſonderſich op te houden met het overleggen wat dat aange naam of onaangenaam voor de menſchen zijn zal, waarna ik geen acht geven kan, ſonder het Goddelijk Licht uit te dooven. Indien ik eene

Kerk, een Secte, eene Religie, of Profeſſie der menſchen inſien konde, dat aan Godt mochten

onderworpen zijn, ik ſou my daarover groote

lijks verheugen, en in alle ontmoetingen haren Lof verkondigen met vernoegingen,hun indach tig makende het Geluk dat ſy in aller Eeuwig

heit ſouden te verwachten hebben, •

* - -- --

,

-

Me:# 44S


62

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. laas! met een droevige gevoelijkheit ben ik ge dwongen om opendlijk te verklaren, dat alle de menſchen ten Verderve gaan, dat niemand de Waarheit meer kend, en dat ſy al te maal Godt verlaten hebben. "

-

9. Indien ik andersſeyde, ik ſou de Leugen en het Bedrog volgen: en indien ik de Waarheit verſwijge, ſoo werk ik mede tot de Verdoeme nis der gene die door Onwetendheit omkomen. Het is beter, den Naaſten te hulp te komen, met te lijden, dan hun te laten Verlooren gaan door Onwetendheit. Sou men wel ſoo ondankbare

menſchen konnen vinden, van ten Quaden te willen tegens degene die hun de Waarheit voorſtellen, om hun te verlichten in ſoo noodzake

lijke Dingen? Sulks ſonde geen menſchelijke Boosheit konnen zijn: ſy moeſt Duivels weſen: om dat men een Reysbode geenig leed mag aan

doen voor dat hy Onaangename Nieuwigheden aanbrengt, dan alleen wanneer hy tot krankſin mige menſchen, of die niet wel haar geſondoor deel hebben geſonden word. Ik zal niets door

Paſſien of beriſpenderwijſe ſeggen, noch niets ſpreken om iemand te beledigen, en noch min der om Nieuwigheden te willen voortbrengen. Want ik ben dit alles Vyand, ende ſoecke noch eer, noch voordeel, noch vermaak van iemand

in de wereld wie het ook ſoude mogen zijn: ik

affectere of beminne ook niet, dat men myin mijne Gevoelens gelooft of navolgt, als dewelke

ik geenſins aanklexe, om in deſerve geenig voor deel nockeygen-belang te hebben." - teO• 1 '- - - - 4 w


Menſchelijke Uitleggingen zijn onnut.

'

6t

8o. Ik wenſche maar alleenlijk, dat idereen

in ſich ſelven keere, en bemerkeinden grontſj, ner Ziele, of hem ſijn Conſcientie niet aanſeggen

zal, dat alle het gene wat ik ſpreke, de ſuivere Waarheit is, dewelke een iegelijk volgen moet, ſoo hyZalig weſen wil. De gene die ſich willen vleyen met valſche hope, zijn vry om deſelvete , ..." veronachtſamen : want God dwingt niemand,

v4-3 v' v.

ende is ook niet verplicht tot ons Engelen toete

ſenden om ons te ſpreken, nademaal dat de Waarheit in haar ſelven meer dan d'Engelen is;

want ſy is (ſ) Godſelve. Het ſtaat dan een ie- (ſ)Joh'14.

gelijk toe, te weten of hy haar wil volgen of niet, viº, dewijl dat Godt ons altemaal de vrye Wilgege ven heeft, die hy noyt weder terug nemen zal :

idereen moet deſolve gebruiken tot ſijn zalig heit of tot fijn Verdoemenis, ſoodanig als hy verkieſen zal. Wat my belangt ik hebbe voi. daan, wanneer ik u de ſuivere waarheit ver

klaart hebbe, voor ſoo wijt als God my die heeft doen kennen. -

#

81. Dat is een ſoodanig Autheur die niet

moet nabeſpeurd worden noch tegengeſproken zijn, maar gevolgt en nagegaan. En indien men niets anders dede dan ſich Verwonderen over het Licht en de Waarheden die Godt m y nu te genwoordig mededeelt, dat ſoude maar Ydel

heitſonder voordeel zijn. Daar moeten de wet ken en uitwerkende Daden komen, om te cor reſponderen en fich gelijk te ſtellen met duſda mige groote Barmhertigheit die Godt ons nu in

dele ſooduiſteren Laatſten Tijt doet, ſendende . . .. . ?

-

OIlS


VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods.

64

ons het Licht ſijner Waarheden ſoo klaar en ſoo baarblijkelijk, dat niemand deſelve ſoude kon

nen in twijfel trekken, dan alleen de gene die ten Verderve gaan, en de Waarheit wederſtaan wil

len met vrymoediger herte. Ik ben geenſins van meening aan de ſoodanige te ſpreken, want Je en Matt 7 ſus Chriſtus ſegt: (t) Dat men de Rooſen of Parels

"

aan de Swijnen niet geven moet. Maar ik ſpreek tot diegene die de Waarheit beminnen, en ſoek ken haar te vinden, hebbende Honger en Dorſt naar de Gerechtigheit.

- 82. * De ſoodanige die in deſe goede be - - geerte zijn, konnen deſe Laatſte Barmhertigheit Gods niet gewaar worden, ſonder hun weder te

ſtellen in ſijn. Afhankelijkheit, om dat ſy wel

(!)#", ſien ſullen, dat dit d'eenige (u) noodwendige Ff 7, va Sake is, en dat alle d'andere Wetten en Midde

*****

len, niet dan maar toevalligerwijſe gegeven zijn, wegens der Zonden wille, en door de gelegent heit dat den Menſch deſe Afhankelijkheit van

Godt verlaten hadde, om ſijn eygen-wil te vol gen. Daar moeſten verſcheydenderley. Midde len komen, om verſcheidenderlye fouten te verbeteren daar den Menſch ingevallen was,

door deſe ſijnen Eygen wil. Daarom heeft Godt t'allen tijden hun Herſtelders der ſelve toege ſonden; gelijk als geweeſt zijn de H. Propheten in d'Oude Wet, en in den Laatſten Tijt, Jeſus Chriſtus ſelve, als den Laatſten en Volmaakten

Helſtelder van alle fouten en Misſlagen die de

menſchen tot dientijt toe begaan hadden, Soo

dat men geenige Verbeteringen na hem te # <----

wacR


* 't Glofind Afhankrijklei triptalk. wachten heeft. Want alle de fouten die de men ſchen oyt konden begaan, hebben haar Hulp middel en Herſtelling gehad door d'Evangeli ſche Leering,ſoo preciſelijk datter niets in deſelve

is nagelaten van al hetgene dat den menſch doen moeſt om weder in deſe Afhankelijkheit van Godt te komen, waar hy hem eerſtelijk in ge ſteld hadde.

-

-

83. Want God van fijne kant, heeft noyt iets anders van den Menſch ge-eyſcht, dan deſe Vry willige Wet, die hem deed erkennen d'Afhan kelijkheit die hy in alle dingen van ſijnen Schep per hadde. Dit is geweeſt, en zal in alle Eeuwig heit zijn de eenige noodwendigheit om den Menſch Zalig te maken. Hy moet ſich niet in beelden oyt te konnen Zalig worden (x) door (x) Eph, EN de Wercken der Wet, hoedanig die ook mogen vs. 8.9. zijn, en waren 't ſchoon de wercken der Evan

geliſche Wet, ſoo zijn die doch niet bequaam

om een eenige Ziele Zalig te maken, maar al leenlijk het eenige Levende Geloof kan Zalig maken, en niets anders. Het ſchijnd alsof nie

mand deſe Geheymnis begrijpt; nochtans is het ſoo klaar en ſoo warachtig, dat God niet recht

veerdig noch volmaakt zijn ſoude indien het an der was. ''

-

84. Want indien hy geordonneerd hadde,

dat fijne Schepſelen niet afhankelijk ſouden ge weeſt zijn van haren Schepper in al hetgene dat ſy van hem ontfangen hebben; hy ſoude tegens de Gerechtigheit en de Reden gedaan hebben,en

hun geſteld in de Zonde#n ondenken: OX: -

•-

-

-

-

-


66

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. Het welk niet zijn kan, dewijl dat Godt noyt ietsdoen noch ordonneren kan dat tegens de Ge rechtigheit of de Volmaaktheit ſtrijden ſoude. Dienvolgens dan ſoo moet men 't voor een Eeu

wige Waarheit houden, dat d'Afhankelijkheit die wy van onſen Godt hebben moeten in alle dingen,d'eenige noodzakelijke Saak is. Want wy ſien door ervarendheit dat vele Menſchen die

beſondere belijdenis doen van d'Evangeliſche Raadgevingen naar te komen; dewelke noch tans niet konnen Zalig worden door de werken van deſe gemelde Raadgevingen: als by Exem pel, iemand zal openbare Belofte doen, van de

ſe drie Evangeliſche Raadgingen naar te komen, -

namentlijk, d'Armoede, Kuysheit, en Gehoor ſaamheit, en zal in der daat alle fijne goederen verlaten, ſich bekleedende met een gering arm kleedt; hy zal ſich ook aan de Gehoorſaamheit

van eenig Overſte onderwerpen, ſich tot dien einde in eenig Klooſter of Congregatie doen ſlui ten, om ſijn leven te regleren naar d'ordonnan

tie van d'andere; hy zal ook denommegang der Wereld verlaten ten einde om in d'Onthouding te leven;alle het welke hy wel ernſtelijk in't werk zal ſtellen. Maar met alle deſe Wercken der E

vangeliſche Raadgevingen, ſal hy niet tegen ſtaande noch ſijn EY G EN -w I L volgen.

Soud gy, Mijn Beminde Leſer, gelooven dat al ledeſe werken hem ſouden konnen Zaligma

ken? Geenſins, want Godt heeft onſe werken niet voor hem van nooden. Hy ſchept alleenlijk 9) Pſa. 91. VS, 9, 14,

ſijnbehagen (y) in d'Overgeving van onſen v: ***- -

-

*--

--

e


't Geloofen d'Afhankelijkheit begrijpt alles,

67

le aan de ſijce. Hy heeft met geen Rijkdommen van doen die wy verlaten, nademaal dat den He mel en d'aarde hem toehooren. Het raakt hem

weynig dat de menſchen d'een d'ander onderda nig ſijn,dewijl dat ſulksſeer quaad is, wanneerden wille diergener aan wien wy begeren te gehoor

ſamen, niet onderworpen is aan de Wille Gods. Om dat men in dit geval, allerhande ſoorten van zonden volgen ſoude, door de Gehoorſaamheit onderden genen die beſtierenſoude naar ſijnEy gen-wil. God heeft ook deſe lichamelijke Ont houding niet van doen, nadien dat hy het Man nelijk en Vrouwelijk geſlacht geſchapen heeft om ſich te vermeerderen: maar onſe ondeugden en quade genegentheden hebben alle duſdanige werken van nooden, op dat door het Middel van dien, wy onſe Eygen-wilſouden betoonen

tot dat ſy alleenlijk aan Godt mogt onderworpen zijn.

*

-

.

-

--

85. Waardoor men dan genoegſaam begrij pen kan, dat niemand Zalig worden zal door de

Wet of desſclfs werken, aangeſien dat de Wet niet anders gemaakt is dan om der Zonden wille, (z) en niet voor de Zaligheit. Nademaal dat wy tz, Gal, 3, ter Zaligheit zijn geſchapen geweeſt, vooraleer we 's' dat ons eenige Wetten gegeven waren. Deſe Wetten zijn vermeerdert geworden naar mate dat wy onſe Zonden vermeerdert hebben: de welkeophoudende, ſoo ſullen wy geenige Wet ten meer noodig hebben, dan alleen het ware Geloof.

v.

*

. ..

-

86. Het is niet dat de Wet mogt quaat zijn, -

B 2.

W3 ſt?


||

68

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. want ſy is ons van Godt gegeven, uit wien alle goet komt, en noyt eenig quaat voortkomen kan. Maar de Wet is goet en noodzakelijk ter Zaligheit; dewijl dat wy ſonder de Wet, onſe Zonden niet konden kennen, en altemaal door Onwetendheit ſouden omgekomen hebben.

Want de Natuur ſoude ſich ſoo dierſch en aardſch aan hare ſinlijkheden gekleeft hebben, dat ſy niet meer aan Godt, noch aan de Godde lijkheit van hare Ziele dachten. Daarom heeft Godt, den Menſch een groote Weldaat en groo te Barmhertigheit beweſen, met hem in ver ſcheyde Tijden Wetten te geven om hem we der te geleyden tot de kenniſſeſijner Zonden, en hem te doen wederkeeren in d'Afhankelijkheit van ſijn Schepper, die hy verlaten hadde. 87. De Joden behoorden Hem wel te danc ken, voor dat hy hun de Beſnijdeniſſe geordon

-

neert heeft, na dat ſy d'Afhankelijkheit van Godt verlaten hadden, om de luſten des Vleeſch

te volgen, en hun leven te gebruiken als of hun dat in eygendom en onafhankelijk hadde toege komen. Waar tegens de Goddelijke Goetheit een Hulpmiddel in brengen willende, ſoo beval hy haar de Beſnijdeniſſe, tot erkenteniſſe dat hun leven in 't Bloet beſtaande, van Godt af

quam, aan wien ſy wederom een gedeelte van

het Bloet op-offerde, ſnijdende hun vleeſch tot een merkteyken van d'afſnijding der vleeſchelij A

ke Vermaken, lijdende de ſmerten die hare Zon den verdient hadden. En aldus met alle hare an

dere wetten. Geene der ſelven wierden hunge -

ge


't Geloofen d'Afhankelijkheit begrijpt alles. geven, dan om haar wederom te brengen in

d'Afhankelijkheit van Godt, doende haar kennen de verſcheidene middelen die hun daar van afgetrokken hadden. Hierom gaf hy haar ſoo

meenigte verſcheidene Wetten, naar mate van de verſcheydentheit harer fouten en Zonden. Gelijk als hy ook Brand-offeren geordonneert

hadde van den Beginne aan dat de menſchen ſich gingen toe-eigenen de Vruchten, de Beeſten, en andere Dingen die Godt haar gegeven hadde tot hun Vermaak en Onderhoud, mits dat ſy die beſaten met d'Erkenteniſſe deſer Afhankelijkheit van Godt.

-

-

88. Het welke door hun veronachtſaamt

zijnde, ſoo beval hy hun dat ſy Brand-offeren ſouden opofferen van hare Beeſten en andere

Dingen, ten einde dat ſy altoosſouden erken nen, dat hun alles van Godt toequam. Het en is niet dat Godt van ſijnentwege (a) Offerhan- (o Jeſar, den van het Bloed der Beeſten of der Menſchen vs. 11.

begeerde, noch dat hy vermaak in hare pijnlijk heden ſchept. Maar het is, dat van des Men ſchen wege, ſy ſelfs teykenen en uitwendige ſtoffen van nooden hebben, om hun te doen

naar komen hare inwendige ſchuldigheden, en hun te doen gedencken door deſe ſienlijke en ta

ſtelijke dingen, dat ſy innerlijk en geeſtelijker wijſe moeſten erkennen, dat alles wat ſy hadden,

hun van God toequam, en hem geheelijk toe behoort, in dier voegen dat ſy het ſelve noyt moeſten gebruiken of daar van beſchicken dan

haar ſijne willens en begeertens. E 3

89. Maar


7o

voorreden van de Laatſte Barmhertigheit Gods. 89. Maar indien alle duſdanige Merkteyke nen en uiterlijke Ceremonien niet voortkomen

van d'Innerlijke geſtelteniſſe, ſookonnen ſy de Zaligheit niet veroorſaken: om dat wy geen ſtoffelijken Godt hebben die ſijn behagen ſchep penſoude in d'op-offeringen van # maar

ſt, heb. 2. in (b) het Levendig Geloof, dat een Genade is vs 4

door hem ſelfs ingeſtort in onſe Zielen tertijt als hy ons naar ſijn Gelijkeniſſe ſchiep. Soo dat den genen die alle de Wetten volbracht, ja die des E vangeliums, ſonder dit Levendig Geloof, niet Zalig worden kan; nademaal dat de Zaligheit van 't eenige Geloof afhangt. Niet te min ſoo

co Matt hebben wy nochtans van nooden (e) d'Evange #" in om liſche Wet t'onderhouden omons Zalig oorſaak dat onſe Zonden vante'tworden; Geloof e

afgetrokken hebben, dat ons Zalig maken moet. En indien wy geen Hulpmiddel of verbetering tegens deſe Zonden inbrengen, ſoo konnen wy het Geloof niet weder erlangen. Dienvolgens dan ſoo zijn ons Omeygentlijk de Werken der Evangeliſche Wet noodzakelijk ter Zaligheit,

wegens onſe Swakheit, maar niet van Gods we gen, die noyt iets anders van eenig Menſch af

eyſchen zal dan alleen het Levendig Geloof 9o. Maar men moet ſich niet vleyen, met te

ſeggen of te gelooven, dat men 't Geloof heeft, wanneer ſulks door desſelfs Wercken niet blijkt,

(4)Jae. 2. Want (d) het Geloof, ſonder deſſelfs Wercken, is

"*

doot, ende het mag geen Geloof meer genoemt worden wanneer het fijne uitwerking niet doet.. .

Want niet meer dan de Sonſonderlicht kan # -

-

--

th,


't Geloof en d'Afhankelijkheit begrijpt alles.

71

ſen, alſoo min ook kan het Geloof ſonder de

Wercken zijn. De menſchen zijn nu ſoo Laat dunkend geworden, dat ſy byna altemaal ſeg

gen, het Geloof te hebben; daar ondertuſſchen ſeer weinig weten wat van 't Geloof is. Syge- t looven Godt en de Menſchen te bedriegen door " woorden; en ſy bedriegen hun ſelve: nademaal datter nu geen Geloof meer onder het Volck

-

Gods is; hoe ſoude het dan onder de Turcken,

ºn

Heydenen, en Sarazenen, of wilde Menſchen konnen zijn ? . e

w

*

91. Dit is een Voorſtelling die een weinig hard of al te algemeen ſchijnen zal, te ſeggen, Datter geen Geloof meer onder het Volk Gods is. Sy is nochtans (e) warachtig. Het gene gy, mijn (e) Pſa 12.

Beminde Leſer, gevoeld daar tegen te ſtreven, is #,,,,, niets anders dan een weekigheit desgeeſt, die nu is. het herte aller menſchen beheerſcht, waar door 9" t . 2*

ſy verwerpen al hetgene dat hun niet aangenaam Luc is vs. is, of dat hun niet goet, nuttelijk, vermakelijk, ** *

of voordeelig aan hare Sinnen dunkt te weſen. - - -

Maar ik bidde u, uwen Moed wat op te wakke ren, om te luyſteren naar het gene dat Voordee lig is aan uw Eeuwig Heyl, ſonder plaats aan de wederſtreving der natuur te geven, die altoos verwerpt het gene dat haar tegen gaat, en ſoude maar alleenlijk willen hooren't gene haar ver makelijk is, en hare ſinnen ſtreeld. Maar alles wat van de Natuur komt, dat is niet van de Genade. Onſe Eeuwige Zaligheit behoord ons meerder te raken, dan de Behaachelijkheit onſer

Sinnen. Indien het warachtig is, dat het Geloof - -

E 4

. .

1 ſl


72

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. in ons doot is; ſoo was het veelbeter dat t'erken nen, dan daar van Onkundig te zijn. Om dat de Kenniſle ons kan doen de Middelen by der hand nemen, om dit Geloof weder in ons te (d)Jeſa, s, doen herleven: alwaar (d) in tegendeel, d'On *** wetendheitonsſoude doen een eeuwige rampza lige doot ſterven. Het is beter de Waarheit te leeren, gedurende dentijt dat wy noch het leven hebben, dan ſich aan de Doot bedroogen te vin den. En het isbeter te hooren de Waarheit die e-

beriſpt, dan ſich te vleyen om om te komen. 92. Soo het warachtig is, dat er geen Geloof meer onder het Volk Gods is, noch onder de ooden, noch Chriſtenen, noch onder niemand

die deſen Titel van Kind Gods draagt, behoor

den ſy dan niet alle Studie of Leer-oefeningen, affairen, Handelingen en Koopmanſchappen te verlaten, om deſe Waarheit t'ontdekken, ten

minſte deſelve dingen op te ſchorten totter tijt

ko Matt, dat men haar gewaar word ? Want (e) wat ſou i7 vs. 26. de het den Menſche baten, dat hy de geheele Wereld' -

won, wanneer hy aan 't einde ſijn Ziel verloos? Het was beter noyt gebooren te zijn, dan Eeu wiglijk ten Verderve te gaan. Daarom dan ſoo zijn alle Studien, Beſigheden, en Handelingen van hoedanigenaard die ook ſouden mogen we ſen, niets te vergelijken by d'Eeuwige Zaligheit, , die men boven alle andere dingen achten moet, of Vyand van ſijn Heyl zijn. Men kendſijn

Onheyl niet, wanneer men dat niet gevoeld of gewaar word. En men kan 't niet gewaar worden

ſonderſich ernſtiglijk te bevlijtigen tot dondek

kingder Waarheit.

-

93. Daar


* Nuzjnwind. Volbitda Tjn. 93- x

Daarom

#

-

73

ik u, mijn Beminde

Leſer, alle andere affairen en Beſigheden op te ſchorten, om u ernſtelij te begeven tot het le-

ſen van deſe Laatſte Barmhertigheit Gods, de welke u ſchoone Waarheden ontdekken zal, en

ſoódanige Wonderheden, waar van de men ſchen tot heden toe noch geen warachtige ver ſtandelijkheden gehad hebben. Het zijn geen Nieuwe dingen; dewijl dat ſy voorſeyt geweeſt zijn ſedert het begin des Werelds, door alle de H. Propheten, d'Apoſtelen, en Jeſus Chriſtus ſelfs, door duiſtere manieren van ſpreken ofdoor Gelijkeniſſen; uit oorſaak dat de menſchen van

dientijt niet noodig hadden de verſtandelijkheit

der dingen die niet in haren tijtgeſchieden moe ſten, en niet anders voorſeyt waren dan om te betoonen de Vaſtigheit en Onveranderlijkheit der Woorden en Beloften van Godt, die van

den Beginne wiſt wat dat hy eeuwiglijk doen wilde : en ook ten einde dat de Menſchen ſijne

Almogendheit ſouden kennen, de Liefde die hy

haar toedraagt, en wat hy voor hun in aller Eeu wigheit bewaard heeft. Hy heeft alle dingen in 't Oude Teſtament doen voorſeggen, dewelke

gedurende (f) het Nieuwe moeſten geſchieden. gſ Jer, sc. En om dat het om onſent wille is dat deſelve VS- 2 4'

voorſegt zijn, ſoo komt hy nu daar van een vol maakte Verſtandelijkheit geven, om dat alles vervullen moet in onſentijt,waar alle de Figuren en Afbeeldſels eindigen zullen, en de gefigureer de en afgebeelde Saken begin ſullen nemen en

volbracht worden. Daar de Propheten ſullen E 5

- op


VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods,

74

(g) 1.Cos.

ophouden, en de geprophetiſeerde Dingen ver vullen. Het gene dat ten deelen is geſchied ge weeſt, of maar ſtuk wiis verſtaan, zal (g) ſijn

U3, vs

volle Volmaaktheir hebben. Niets zal er meer

9.

tOt J 2

duiſter of ſwaar zijn in de Heilige Schrifturen; want ſy ſullen in allen ſinnen volmaakt en vol komen verſtaan worden. Dit is wel een Geluk zaligen Tijt voor de gene die de Waarheit aanne men ſullen. Maar een Rampzaligen, voor de ge ne die door de Leugen ſullen omkomen, gedu rende deſe algemeene Duiſterniſſen, om dat ſy ſoodanige Quellingen en Droevigheden hebben Ch) Matt. 24 vs 2 1. ſullen, dat er (h)noyt iets diergelijks geweeſt is. 94. Het is tijt, de Waarheit te ſoecken, na ſoo langen tijt de Leugen gevolgt te hebben, en door den Satan vervoert geweeſt te zijn, die byna alle de menſchen onder ſijne Wetten on derworpen gemaakt heeft; d'eene door hare ey gene Boosheit, en d'andere door Onwetendheit en Bedrog; en hy wend noch al ſijn vermogen aan om ook tot hem te gewinnen de weinige die noch overig zijn en niet aan hem onderworpen

door expres Verdrag, ten einde dat hy volko men Heerſcher over de geheele Wereld mogte weſen. Want ſijn tijt, en de Macht der Duiſter

niſſen is gekomen. Hy heerſt over de Grootſten der Aarden, en doet hem als Godt aanbidden? (i) Heb 1o, vs 37,

cl)z'Theſſ. 2. VS. 8.

Maar ſijn Rijck zal niet lange duren, want het Einde der Laatſten Tijt is gekomen; en (t)hy zal niet lange vertoeven om te komen, denge nen (!) die hem door de Klaarheit van

komſte zal te ſchanden maken. -- --

te

-

fijne Toe -

-

95. Ik


Nu zijn we in de volheit des Tjts.

75

95. Ik vereyſche noch twee dingen van die gene

dewelke begeeren de Waarheit aller din

gen te weten: d'eerſte is, dat ſy ſouden willen met groote

aandacht en geduldigheit leſen deſe

geheele LAAT st E BARM HERT 1 GH E 1T Go D s, alſoo wel deſe Voor-reden als het

Tractaat. En die ſelve wel naaukeurig door

gronden met een ingetogentheit des geeſt, ſon der lichtveerdelijk van d'een plaats tot d'ander over te loopen door Curieusheit of Verachting

van 't gene niet juyſt naar hun behagen mogt zijn: uit oorſaak, dat lefende maar alleenlijk een

gedeelte, ofwel nemende maar acht op eeni dingen; men als dan geen volkomene Verſtan delijkheit ſoude hebben konnen, om dat wan neer de redenen door of in malkanderen gelaſt zijnde, men als dan mogelijk eenige Manieren

van Diſcourſſen of Voorſtellingen, niet wel op geloſt of volkomen verklaart vinden ſoude van haar eerſten Aanvang. Het welk mogelijk eeni ge Verachting of tegenweer barenſoude. Maar het ſelve geheel doorloopende van den Beginne tot aan 't Einde, ſooſal men wel ſien, dat het

eene der Diſcourſſen, verklaring en opening geeft aan 't andere, en het gene dat in den begin neten deelen geſegt is, zal in 't Gevolg volko mentlijk uitgeſproken worden: En het gene dat niet fijn volkomene Verſtandelijkheit heeft in d'Eerſte Propoſitie ofte Voorſtelling, zal vol maaktelijk verſtaan worden in 't volgende Diſ cours dat van deſelfde ſaak handelt. Soo dat het

byna alſoo goet zijn ſoude, deſe Leſing a:te C


76

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. beginnen, dan deſelve niet te voltrekken, de wijl dat men ſelfs wel Doolingen ſoude konnen ſmeden over ſommige woorden of manieren van ſpreken die niet gevoegt zijn naar het gebruyk der School-geleerden, dewelke ſich meer bevlij

tigen op de Welſprekendheit, dan op de Betei kening der Saken , en door hare ongeduldigheit ſouden ſy mogen in twijfel trekken ſommige ſeer zekere Waarheden, en komen aldus te ver

lieſen de Vrucht van het warachtige Licht, dat u kan tot Godt bekeeren.

-

96. Ten Tweeden : ſoo bidde ik, niet te

gaan raadplegen met de menſchen, om te weten of de Waarheit warachtig is: om oorſaak dat ſy nu altemaal in Duiſterniſſen zijn, en d'Alder

Geleerdſte, zijn Meenigmaal d'alder Onwe tendſte: en ook den genen die in Duiſterniſſen is, kan aan andere het Licht niet geven dat hem ſelfs ontbreekt. Men moet ook hare gevoelens niet volgen in een ſoo gewigtige Materie. Want de gevoelens van alle de menſchen der Wereld, zijn in eenige dingen verſchillig: (Het welk van de Waarheit niet komen kan, die altoos vaſt is)

dewijl dat de gevoelens der menſchen t'aller oo genblik veranderen;dewelke indien men die wil de aanhooren en volgen, men als dan verwerpt en veracht de Waarheit, die Godt is, en men

doet ongelijk aan ſijn Ziel, die deſelve ontfan gen ſoude, wanneer ſy nalied de menſchen aan

te hooren, dewelke ſomtijts ſoodanig van hare eigene gevoelens voor-ingenomen zijn, dat ſy geen andere dingen willen aannemen, door een -,

-

ge


Nu zijn wy in de Volheit des Tijts. *

77

gewoone hardnekkigheit, meerder achtende 'tgene dat ſy in de Schoolen geleert hebben, dan hetgene dat Godt openbaart. Daarom is 't dat ik vermane ſich voor die twee voor-verhaal

de dingen te wachten, en t'oeffenen d'Onder werping van ſijn menſchelijk Verſtandt aan Godt, ten einde om te mogen begrijpen 'tgene hy belieft ons uit te deelen in deſen Laatſten Tijt, alwaar hy een einde maken zal van alle Diſputen en Controverſſen of Strijd-geſchillen, om de Waarheit aller Dingen t'ontdekken. Want den Tijt is gekomen, (m) dat hy de Wijs- ſmo Jeſias

heit der Wijſen vernietigen zal, en de Voorſichtig- v*** heit der Voorſichtigen uitroeyen. 97. Indien gy deſe Vaſt-ſtelling niet maakt,

mijn beminde Leſer, ſooſuld gy't wel moeye lijk hebben om deſe Laatſte Waarheden aan te nemen. Want gaande raadplegen met de Wij

ſen, ſoo ſullen ſy u twijfelingen ſmeden, ſelfs van 't gene waar over u de Conſcientie voor

ſchrijven zal dat ſulksſeer warachtig is. En dus doende ſoo ſoud gy niet dan Strijt ſonder voor deel hebben, en blijven doolen in de Duiſterniſ

ſen. Voorſiet dan den gevaarlijken Tijt, waar in wy gekomen zijn, ende vergeet noyt dat het Oordeel gekomen zy; en het Rijck des Anti chriſt nu is, dat den tijt nadert, daar (n) Nie- (") Jerºr,

mandmeerſijnen Broeder leeren zal, ſeggende, kend v* * den Heere, maarſy ſullen hem alle kennen. Uit oorſaak dat alle diegene die het Licht der Waar

heit niet ſullen willen aannemen, in d'Eeuwige ,,... ,

telefººn aanvarin, ºnderzºg 2## ».

-

ºv- 15


VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods.

78

niemand meer op aarden overig blijven dan de Bruyden Gods, dat de Zielen zijn zullen die de warachtige Waarheden beſitten. Deſe die ſul

len in aller Eeuwigheit met hem vereenigt zijn, ſonder oyt einde te nemen. 98. Neemt wel acht, mijn Broeder, van u Matt. niet te laten bedriegen: want (p) valſche Chri

(p) 24 vs 24,

ſtensen Valſche Propheten ſullender opſtaan, en ſelfs groote Teykenen en Mirakelen doen. Betrouwd u op geenig menſch, omdat d'eene bedriegen door Boosheit, en d'andere door Onwetendheit. Gy ſuld mogelijk gelooven, dat ik de geheele We reld verdoemen wil. Het gene wel tijt van de waarheit is: want indien 't in mijne Macht was,

een iegelijk Zalig te maken, ik ſoude wel ſoo' meenigmaal willen ſterven, als er getal Zielen in de Duiſterniſſen zijn, ten einde om ſoo vele le

vens te geven om hun daar uit te trekken, als er getal van Menſchen zijn die ik tot mijn Leed weſen ſie omkomen. Men moet nimmer ge looven, dat mijne woorden iemand ſouden kon 44)Jeſa.66. nen verdoemen;

nadien dat de Verdoemenis (g) uit d'eygen-wille van een iegelijk voort-komt.

VS- 4,

Noch Menſch noch Duivel konnen ons niet Verdoemen, noch ook Godt ſelfs niet. Want

hy kan geenige Quaden doen, en de Verdoeme nis is het alder-grootſte Quaat van alle Booshe den. En dienvolgens ſoo moet deſelve dan nood wendig alleen van oaſe Wil voortkomen, en

-

van niets anders. Indien ik de begeerte hadde om iemand te verdoemen, en dat ſulks in mijn macht was, ik ſou my dan ſooſeer niet bemoe yen 'A

)


Nu zijn wy in de Volheit des Tijts. yen om de Waarheit aan de wereld openbaar te maken, op dat ſy hun daar door mogten ter Za ligheit brengen, en my niet ſtellen in de waag ſchaal der Verachting en Lijdens die my de Vy anden der Waarheit aandoen,dewelke ſoo mach

tig en in ſoogrooten getal zijn, dat er niet veel aan ſcheeld of ſy hebben my bereyds al door Vervolgingen overrompelt. En indient 't Godt

niet begeerde, dat ik de Waarheit aan den dach brenge, tot Verlichting en de Zaligheit van vele, ik ſoude bereyds al meer dan Vijftig maal doot geweeſt zijn, door het Vergif en Tooveryen dat des Duivels Verdragmakers my toebereyd heb

ben. Soo dat ik geen oorſaak hebben ſoude, om my ſoo vele Vyanden te veroorſaken, indien ik de Verdoemenis der Menſchen begeerde. Neen, Neen, mijn beminde Broeder; ik heb noyt iets ſoo ſeer begeert, als uwe Zaligheit, ja ſelfs die van mijne Vyanden. Ik ſchrijf niet anders als daarom, en de bidde niet anders als daar toe, wel wetende dat alle het andere wel haaſt al te maal

vergaan moet, ſonder eenige verhelping.

99. Ik hake niet dan na deſen Gelukzaligen

Dagh, waarin ik de Zielen mijner Broederen, al te maal mocht ſien aan de wille Gods over

gegeven zijn ſonder geveyuſtheit. Want het mishaagt my langer onder de menſchen te leven, die niet anders doen dan hun ſelfs beminnen, en hare eygene willens volgen, dewelke regelrecht tegens de Wille Gods ſtrijdig zijn. Het welk te genwoordig noch niemand kend, alwaar een ie

gelijk afkeer heeft van al hetgene dat tegen ſijn -

ey


8o

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

eygen-wil ſtrijd: wel wijt van d'Evangeliſche Raadgevingen te volgen, in ſich ſelfs te verza ken. Men acht niets ſooſeer dan ſijn eygenwil te ousea, volgen in groote en kleine dingen. En alhoewel #, Jeſus Chriſtus geſegt heeft (r) Dat hy die ſich ſel ven niet verzaakt, ſijn Diſcipel niet weſen kan. Men ſegt dit uit, gelijk ook alle andere dingen, naar ſijn eygen genegendheden, ten einde om altoos verſchooningen te hebben tot ſijn eygen wil te volgen, ſonder t'ontdekken dat deſelve ſtrijdig is tegens de Wille Gods. 1oo. Soo dat deſe Uitleggers byna de Ver -

doemenis aan al de wereld veroorſaakt hebben;

dewijl dat huidensdaags niemand meer verſtaat, hoe dat men ſich ſelven verzaken moet, om een

Diſcipel van Jeſus Chriſtus te zijn, hun inbeel dende dat te weſen, met hun ſelfs te beminnen',

en te volgen, levende en ſtervende met ruſt in deſe gevoelens. Het gene wel beklaaglijk is! . Want deſe valſche wijsmakingen hebben ſoo

krachtige indrukſelen in de geeſten der men ſchen gemaakt, dat ſy by na niet meer ontfanke lijk tot d'aanneming der Waarheit zijn. Want ſoo haaſt als men deſelve wil verklaren, ſooſegt men, dat men de geheele Wereld wil verdoe men,ofwel haar ontroeren en ſchroomachtigma ken. Gelijk als of defe Uitleggers ondernomen hadden, alle de menſchen ongevoelijk in der Hellen te geleyden, hun willende in ſtilheit en ruſt der Conſcientie hebben, midden onder de

gevaarlijkheden harer Verdoemenis. Want ſy

ſeggen, dat men besneenſtben weer:


S.

Nu zijn wy in de Volbeit des Tijts.

- e

81

huiſ / met haar be alPaarheit te berklaren, en bat men hun baar boog ontroerb / of

haar ſch?upuleug maakt. En men ontrekt ſich of vermijd de Waarheit aan te hooren, ten einde om in vreden te blijven onder de Leugen en het Bedrog. 1ot. O! droevige en beklaaglijke Tijt! In welkers begin, Jeſus Chriſtus de moeyte aan ſich

genomen hadde om ons te komen onderwijſen; en dat aan 't Einde van dien, de menſchen deſe

Onderwijſingen beſtrijden en tegenſtaan, met ſoe vele Voorwendſels, ſchoone bewimpelingen en ſluyt-redenen dat de welmeenende daar door verleyd zijn! Hy heeft wel voorſeyt het gene

dat wy tegenwoordig ſien, want (ſ) Sy Verley- (6 Matts dender vele. Men mag hun wel tot eygentlijke **** naam noemen, Valſche Chriſtens; dewijl dat ſy ſeggen tot Chriſtum te geleyden, wanneer ſy daar van aftrekken, om de Zielen te geleyden door den Weg van hare Eygen-wil, haar tot hun ſelfs trekkende, om hun altoos te leeren, ſonder

oyt tot de Kenniſſe der Waarheit te komen. Het zijn als Soete en aangename Schapen, die onſe ſinnen volgen en lief koſen , daar ſy onder tuſſchen voor Godt, (t) Wolven zijn die onſe en Mattie

Zielen verſlinden. Want indien ſy van de "

I5 •

Schaapskooy Jeſu Chriſti waren, ſy ſouden ons tot hem geleyden; maar ſy ontrekken ſich ſelfs

daar van, om ons dwaalende te geleyden, ons (u) de Poort des Hemelstoeſluytende, en ſy ſelf gaan (*) Matt: daar ook niet in.

23-V8.1 Je

V

Ioz. Hetis wel veel beter, mijn lieven Broe T

F

der


voorrepen van de Laatſte Barmhartigheit Gods.

82

der, dat wy met een weynig ſmerten onſe Won den openen en uitkrabben, dan deſelve te laten verrotten met ſoete woorden die ons vleyéh, en doen ruſt nemen in het midden der perikelen en ſoo veel gevaarlijkheden, ons een Vrede verkon (*) Matt. digende ſoodanig als (x) Judas aan ſijn Meeſter

*** dedeter tijt als hy hem wilde verraden: hy na derde als Vriend, omhelsde en kuſte hem tot een

teyken van Vriendſchap, terſelvertijt als hy ſijn doot bewerkte. Dit is het gene wat die doen, oolers vs. dewelke ſeggen (y) Vreede en Verzekertheit tot de II , t 5 ,

1 Theſ. 5 V8, 3,

menſchen in de manier van leven die ſy nu ley den; en dat ſy hun doen gelooven Chriſtenen te weſen, en dat ſy de Deugt en Volmaaktheit be

ſitten, tertijt wanneer ſy alleenlijk hare eygen genegendheden volgen. Het zijn valſche Pro pheten, en men zal wel haaſt ſien dat hare Voor ſeggingen niet warachtig zijn. Want in plaats van Vrede, ſoo zal men niet dan Oorlog hebben, ſoo wel algemeene als beſondere, en d'alder-ge

vaarlijkſte zal die gene zijn die de Zielen met God hebben, dewelke men met leedweſen aan

de doot gewaar worden zal. Om dat geenige Zielen bevonden konnen werden met God in **

Vrede te zijn, ſoo lang als onſen wil niet aan de ſijne onderworpen is. -

1o3. Alles wat ons de menſchen daarbuiten ſeggen, is niet anders dan Bedrog en Leugen. Daar het ondertuſſchen ſoo gemeen onder de

Chriſtenen is, dat de Prieſters de Zaligheit belo ven aan alle degene die hare gevoelens volgen, alhoewel dat niemand de Zaligheit aan een “# 4e IG w


Nu zijn wy in de Volheit des Tijts.

83

Ziele toevoegen kan. Het zijn maar liefkoſende redenen om de geeſten in een valſche Vre de t'onderhouden, konnende daar noyt geen ware Vrede zijn, dan de gene die uit een goede Conſcientie voortkomt: konnende daar ook u geen ware Zaligheit zijn, dan door de bewer

*king van 't Levendig Geloof. Soo dat alle de re denen deſer menſchen ons geen deugt noch Za ligheit geven konnen; dewijl dat het ſoodanige Saken zijn die buiten hare macht gaan. 104. Men moet ſich niet laten ſuſſen en paa

# , gelijk men de Kinderen doet, met belle kens die niet anders dan de gevoelijkheit onſer Quaden verdooven, doende ons deſelve verge ten, ſonder die te konnen geneſen. Laten wy onſe Zaligheit op de Waarheit bouwen, en niet op de gevoelens der menſchen, indien wy aan

de doot niet willen bedrogen zijn. (z)Want alle (z) rſa. Menſchen zijn Leugenaars. Eenen Calvin, eenen." Luther, en ſoovele andere beloven de Zaligheit aan alle degene die hare gevoelens volgen; ge lijk desgelijks ook doen de Biechtvaders en Be ſtierders onder de Catholijken. Daar ondertuſſchen ſy alle malkander ſelfs ter Verdoemenis veroordeelen, en ook niet door ſoo ſtrijdige we

'gen tot het ſelfde Paradijs geraken kennen. 1o5. Het zijn niet anders dan redens-praten en opinien der menſchen, die van de Waarheit niets konnen af, noch toedoen, want ſy is onbe weeglijk. Het is een Edel-geſteente van grooten waarde, om de welke te koopen, men alles ver

koopen moet wat men heeft. Den genen die de ſelF 2

k- -

* *


84

voorrepen van de Laatſte Barmhertigheit God,

l

ſelve gevonden heeft, is Gelukkig. Hy moet de ſelve wel in waarde houden, ſonder ſich van haar

t'ontrekken wanneer ſy een weinig ſuur of hard aan onſe gevoelens valt: in tegendeelſoo moet men haar als dan noch meerder ſoeken en lieven.

Want deſe ſuurheit of hardigheit die wygevoe len, zijn getuigeniſſen dat wy noch wijt van de- ſe ſchoone Waarheit af zijn, nadien ſy onste genſtreeft en pijn aandoet. Want indien ſy ons beſad, het ſoude wel een aangename Sake zijn, van haar te mogen ontmoeten en aan te hoo- . rCn,

1o6. Daarom, mijn Lieve Leſer, wanneer

gy eenige ſmert in uwen geeſt gevoeld, om de

## tontfangen

die ik u voorſtelle, ſoo

beneerſtigt u om deſelve noch meerder te door s

gronden, ſoogy geneſing aan uwe wonden toe brengen wild. Gedoogt noyt dat men ſoete ſal ven daar op ſtrijkt om uwe pijnen te verſachten,

maar veeleer dat men 't ſny-mes daaraan brengt om die te geneſen; nademaal dat doch het Quaat in onſe Zielen is, ſoois't dan beter het ſelve weg te nemen, dan dat te laten vervuilen en verrotten

door Onachtſaamheit, of te doen verergeren door kleinmoedigheit. Omhelſt veel eer deſe (-)Rems Waarheit die u Zalig maken zal: want (a) de " ** ſoete lieſkoſingen uwer ſinnen, ſullen u zeker lijk verraden. Indien gy gelooft een goet Chri ſten te zijn, ſoo ſuld gy dat noyt worden. En

ſoogy gelooft te zullen Zalig worden, gy ſuld nimmer de Middelen uwer Zaligheit ſoecken.

En indien gy gelooft in de Waarheit te w: OGD

-

-

'


-

Nu zijn wy in de Volheit des Tijts. ſoo ſuldgy in de Leugen omkomen. Want het

is een zekere waarheit, dat ertegenwoordig gee nig Plaats, noch Secte of Natie is, hoedanig die ook mogen weſen, dewelke in d'oefening der

Waarheit of der Evangeliſche Leering zijn.

,,

1o7. Alle hebben ſy die verlaten, en ſeer weinige wenden haren vlijd aan om haar te ſoek-,

ken: idereen verſuymt ſich door de verganke lijke goederen deſes levens, gelijk als offy om deſelve geſchapen waren. En alhoewel dat der

varendheit genoeg doet ſien, dat dit leven ſoo kort is, en dat er niets van alles dat hier is, ons

in de doot navolgt; ſoo zijn wy nochtans ſooge kleeft aan dit ellendig Ballingſchap, dat wy ons gaan vermaken in onſe Ketenen en Gevankeniſ

ſen. Dit is het gene dat my 't hert benaauwde, wanneer ik overwege de Edelheit, Heerlijkheit. en Waardigheit, waar in dat Godt de zielen der Menſchen geſchapen heeft, en dat ik haar fie ſich onwaardigen en ſoo verleelijken om te gaan

beminnen en ſoecken de dingen der Aarden, die ſoo haaſt moeten vergaan, en hun

noyt ergens

toedienen konnen, dan om daar van een klein

Voedſel te trekken, en eenig kleed om het li chaam te dekken voor den korten tijt dat men

hier verblijven moet, en ondertuſſchen dat men veronachtſaamt of meenigmaal dentijt niet uit

vind om in d'Eeuwige Saken beſig te zijn.

-

188 Ik beklaag dit Onheyl, en foude wel willen de Macht hebben, om tot alle menſchen

der wereld te roepen, dat ſy hun doch tot God bckeeren, met de Waarheit tºontfangen die hun F 3 van't -

v


se

Vo orrepen van de Laatſte Barmhertigheyt Gods.

van 't bedrog ontlaſten zal; dewijl dat anders al les ten Verderven loopt, ſonder hulpe, door de Duiſterniſſen en Verblindheden der geeſten. Ik veroordeele niemand, maar ik vermane een ie

gelijk om de Waarheit te volgen die Zalig maakt. De werken die de menſchen nu doen, veroor

delen haar ſelfs. En indien ſy de Waarheit niet ge

waar worden, om die te volgen, ſoo zijn ſy al bereyds altemaal veroordeelt. Want de We

reld in 't algemeen is geoordeelt, door d'alge

meene Zonden. Het is waar datter t'allen tij den, godlooſen geweeſt zijn, en ten allen tijden' ook Oorlogen en andere teykenen. Maar nu zijn die dingen algemeen. De algemeene Zon den en Quaden, hebben d'algemeene Plagen en het algemeen Oordeel gebaart. Daar is niets aan dit alles te twijfelen. Het is een rechtmatige

g)Apots. Gerechtigheit. (b) Het moet zijn dat wy d'Ai VS 4, 9. gemeene Plagen ſien, wanneer wy d'Algemee me Quaden fien: en ook het algemeem Oor deel, wanneer wy de Verharding in 't quade ſien algemeen te weſen: of anders ſoude Godt geen Gerechtigheit oefenen. Waaraan hynoyt kan ontbreken, dewijl dat hy de Gerechtigheit ſelfs is. Wanneer het Quaat maar in 't beſonder is,

ſoo geeft hy ook maar beſondere Kaſtijdingen; en wanneer 't algemeen is, ſoo geeft hy algemee neſtraffen.

-

1o9. * Men moet hier in niet ongeloovig blijven als den H. Thomas, nadien er geſchre (e)Joh.29.

venis: (c) Gelukzalig zal hy zijn die gelooft zal hebben, en niet geſien. Indien men wil # - -- -

a -

W3CIA


,

* 't Geloofder Laatſte Dingen is nut.

87

wachten te gelooven, dat het Oordeel gekomen zy, tot er tijt dat wy deſe Sententie volkoment lijk ſien ſijn uitwerking hebben, ſoo ſullen wy niet Gelukzalig zijn. Want dit geſichte ſalons ſoo ſchroomelijk te vooren komen, dat onſe ſin nen al te ſeer ontroert zijn ſullen, om als dan de

Waarheit te konnen ſoekken, of't en zy dat wy , haar al voorheen ſullen ontdekt hebben. Daar

om mag men wel Gelukzalig noemen, denge nen die het Oordeel gelooven zal vooraleer dat hy't ſiet: want (d) als dan zal er ſoo groote vree- @Luett, ſe zijn, dat de menſchen van ſchrik niet weten vs, 26.

ſullen werwaards haar te verbergen. Men moet altoos veel eer gelooven 'tgene dat ons tegen en

gevaarlijk is, dan hetgene dat ons voordeeligen verzekert maakt, door dien dat het geloove van't gene dat ons goet is, onsgoet niet vermeerdert; maar het geloove van 'tgene dat ons tegen gaat en gevaarlijk is, doet ons't ſelve te vooren # men en ons verootmoedigen, alwaar in tegen deel de goede en voordeelige dingen ons mee nigmaal doen verhoovaardigen en Laatdunkend worden.

-

,--

1 1o. Hierom hoor ik veel liever de nieuwe

tydingen van de dingen die my tegen zijn, dan die gene die my voordeelig zijn; dewijl dat deſe voordeelen door mijn weten ſich niet vermeer deren, maar degene die my tegen zijn, konnen ſomtijts verholpen of voorgekomen worden, wanneer men die in tijts weet. Maar de huidens

daagſche menſchen zijn ſoo ſeer hun ſelfs bemin nende, dat ſy niet gaarne iets hooren dan 't gene dat F 4


83 - VoorREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. dat hun vermakelijk en aangenaam is,en ſy t'zid deren en beven wanneer ſy van 't Oordeel hoo ren ſpreken, door dien dat ſy daartoe niet bereyt zijn: maar indien ſy't geloofden, en ſich daartoe

bereyden, ſooſouden ſy Gelukkig en verheugt zijn, om dat het voordeelig en vermakelijk te (i) sap- s, ſien zal zijn voor alle degene die in (e) Gerech v*** enz. tigheit en waarheit ſullen wandelen, waartoe het geloove vele daar heen geleyden zal. Want het zal licht vallen, voor den genen die gelooft in den tijt des algemeenen Oordeelsgekomen te zijn, de aardſche goederen te verachten, om de Hemelſche te beminnen en te achten, en hy

zal ook neerſtig zijn om ordere over de ſaken van ſijn Conſcientie te ſtellen, wanneer hy wel haaſt den Richter verwacht die hem zal komen oordeelen.

111. In voegen, dat het gelooven deſer din gen niet dan groot Heyl aan onſe Zielen toe brengen kan, en daarentegen d'Ongeloovigheit

groote Quaden. Want het algemeen Oordeel is vermakelijk en aangenaam voor degene die in waarheit wandelen, en hare willens hebben o

vergegeven aan die van Godt: om dat als dan de Verbintenis van hare Zielen met Godt geſchie den zal, gelijk als hy van den beginne des we relds aan belooft heeft. Als dan ſullen hare

Vreugdens beginnen, en hare Droefheden ein digen, en hare ſmerten ophouden, om tot de

Ruſt en Vreugde in te gaan voor altoos met een volmaakt vernoegen. Alwaar in tegendeel de gene die de Leugen en hare eygene-willens ſule len


't Geloofder Laatſte Dingen is nut.

89

len gevolgt hebben, ſich beklagen en beweenen ſullen over degene die haar ſoo bedrogen en ver leyt hebben. Want als dan ſullen aller men ſchen oogen geopend zijn, ſoo wel goede als

quade, op dat een iegelijk richter zy over de werken die hy zal gedaan hebben. Want niets

-

anders zal ons veroordeelen, dan ſf) de werken ºf Jeſa, 1. onſer handen, en niet Godt, noch ook de men- #ie.

ſchen aan wien wy gelooft hebben. De Gerech-#." tigheit Gods zal maar alleenlijk Vonnis vellen

tegens alle d'Ongerechtigheden die wy ſullen begaan hebben, die wy als dan te laat ſullen ken- ,

nen. Het is veel beter deſelve t'ontdekken ge durende dentijt dat wy noch in dit leven van Boete zijn, ten einde om daar voor te voldoen

voor de doot; dan deſen ſchroomelijken dag af te wachten, die afgrijſelijk zijn zal voor de God looſen, die nu tegenwoordig hare gedachten niet willen ſtellen op het gene dat hun als dan moet overkomen. De gene die niet willenge looven of ter herten nemen, dat wy nu in 't Laatſte Oordeel gekomen zijn, mogen wel vree ſen dat fy daar toe niet wel bereyd zijn; dewijl dat het niet vreesachtig is dan voor diegene die verlooren gaan: en het is vermakelijk, nuttelijk en voordeelig voor de gene die de Waarheit vol gen, waar van ſy als dan niet meer ſullen kennen afvallen

-

112. Ik wilde wel dat al degene die de waar heit willen ontfangen, hare eygene gevoelens en die van andere menſchen afſtonden. Want an

ders zal men ſich vol van ſwarigheden vinden# F 5

0

j


99

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

ſijnen geeſt: men zal den tijt verlieſen die ſoo kort en koſtelijk is, en men zal geen voordeel tot ſijn Zaligheit doen. Het welk groote Schade toebrengen ſoude. Want wanneer men voor-in

genomen is en ſich laat voorſtaan, dat wy noch niet aan 't Einde der Laatſten Tijt gekomen zijn, ſoo zal men ſijn tijt verlieſen met Boecken en Autheuren te gaan opſtecken die daar van

ſpreken. En gelijk als alle menſchen verſchillen de van gevoelens zijn, ſooſpreekt den eenen in fulken, en den anderen weder in een anderen

ſin, en men hun niet overeenkomende vinden de met de Waarheit, ſoo zal men dan in ſtrijt

geraken, om te weten aan wien men gelooven wil; en ſulx alles ſonder voordeel. Want indien alle d'Autheuren, de Leerraren, en Concilien,

ja alle de Heylige Vaderen van foodanige ge voelens waren die tegens de Waarheit ſtreden, ſoo ſoude men daarom nochtans niet moeten na

laten deſelvete volgen, door dien dat ſy niet af

hangt van alle de gevoelens der menſchen van de geheele wereld, maar alleenlijk van Godt. En den genen die haar niet aannemen wil, dan maar ſoo wijt als die Wijſen deſelve aangenomen heb ben, ſoo kan hy ſich niet tot God bekeeren door de Waarheit die ſich nu vertoont, aangeſien dat deſelve noch aan niemand is bekendt ge maakt geweeſt, en dat ſy haar aan de kleine ver toont, ten einde om de Wijsheit der Wijſen te

vernietigen, en de Voorſichtigheit der Voorſich tigen uit te roeyen, door hare eenvoudige naakte

klaarheit waar medeſy aan den dag komt. '-

-

1 13. I

k


't Geloof der Laatſte Dingen is nut.

91

113. Ik begeer ook niet dat gy haar ſoud al blindelings aannemen (gelijk men ſegt te moe ten aan veerden de dingen die door de Roomſche Kerck geordonneert worden) Want God

-

A

heeft ons het Verſtant gegeven om te begrijpen de waarheit der Dingen die hy ons wil bekend

maken. En willende dalder-grootſte Geheym niſſen in deſen Laatſten Tijt ontdekken, ſoo

geeft hy meerder (g) Verſtant aan de menſchen open, dan ſy niet gehad hebben ſedert het Begin des #, Werelds. Want noyt zijn er ſoo vele goede gee ſten en ſoogaauwe Verſtanden geweeſt als er nu tegenwoordig zijn, ten einde om hun veel groo ter Saken te doen begrijpen. Hierom ſoo be hoeft men my niet blindelings te gelooven, niet meer dan eenige andere. Want het blindelings gelooven, heeft er vele doen omkomen. En in dien men nu dat blindelings noch wilde volgen in deſen ſoo gevaarlijken Tijt, ſoo zal men ze

kerlijk bedrogen worden door de Duivel onſen geſworen Vyant, die ſijne Boosheit ſoo wel weet te vermommen door godvruchtige Voorwendſels, dat hy nu niet meer kennelijk is, en d'alder Godvruchtigſte werden noch alle dagen door valſchen ſchijn,en ware Geveynſt

#yd C1t,

-

114. Dienvolgens dan, mijn Beminde Le ſer, laat u niet ophouden noch verſuimen door ſchoone diſcourſſen en ſchijn-godvruchtigheden,

door Viſioenen of Openbaringen, noch ſelfs niet door Teykenen en Mirakelen want de Dui

vel (h) kan alle ſoodanige Dingen verſieren en de Theſſ: *

• uit - 2 vs. *

-


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. uitvinden, om door valſche heyligheitte bedrie gen. Hy doet door fijne Aanhangeren groote

# Teykenen en Wonderen (i)gelijk alsJeſus Chri *** ſtus heeft voorſeyt. Maar bevlytigt gyu om de Waarheit t'ontdekken, en wanneer gy haar ſuld

gevonden hebben, bouwd dan zekerlijk op haar vaſt Fondement, maar noyt op uwe eigenege voelens, niet meer dan op die van andere men ſchen. Want alle menſchen zijn ſwak, en de kon nen doolen. En ik houde het daar voor, dat de

geheele wereld in Dooling is, want ik vindener gens de Waarheit niet ſoodanig als ſy in Godt is. Het gene ik wel aan alle de wereld ſoude willen bekent maken, op dat ſy van hare Duiſterniſſen

uitgingen, en het Licht der Waarheit ontſingen, om Zalig te worden door het Geloof, ſonder ſich op te houden aan blinde geloovigheden of aan de werken der Wet.

115. * Want de Duivel kan wel gelooven alles wat wy gelooven, en ook alle d'uiterlijke

werken der Wet doen, en hy zal nochtans daarom niet Zalig worden. Indien dieſelve werc ken de Zaligheit gaven, ſooſouden dan zeker lijk al de gene dieſedoen, Zalig worden. Want God is niet eenzijdig, maar geeft rechtveerdelijk aan allen. Maar men legt gewikkeld in 't mid den van ſoo vele Duiſterniſſen en verſcheidene

gevoelens, dat niemand eens recht doorgront wat van't Levendig Geloof is. Alle degene die in

Godt gelooven, meenen en ſeggen dat ſy't Ge loof hebben, daar ondertuſſchen alle deſe Sec ten of verſchillende Natien d'een van d'anders -

*

Za


* 't Levendig Geloofen des ſelfs Deugt.

93

- Zaligheit twijfelen, ja ſelfs veroordeelt men er vele ter Verdoemenis, die nochtans in Godt ge looven.

116. Indien het Geloof dat levendig is, al leen Zalig maken kan, wie kan er dan zijn ſon der te twijfelen aan de Zaligheit van alle degene die het Geloof te hebben ? Sulks is geen twijfeling ſondergront. Want ik ſelfs twijfele over de Zaligheit van alle de menſchen die nu te genwoordig leven, uit oorſaak dat ik in geenige, de werking van 't ware Geloof ſie: en wetende

#

zekerlijk dat niemand anders dan door 't Geloof

Zalig worden kan, gelijk als ik klaarlijk in 't Ge volg toonen zal, ſoo mag ik dan met reden twijf felen aan de Zaligheit van alle de gene die het Levende Geloof niet hebben, my ſteunende op deſe waarheit van dat niemand Zalig worden zal ſonder 't Geloof. 117. Maar de Dooling is in de termen en woorden der gener die ſeggen het Geloof te heb ben, en hebbent 't niet. Sy beelden hun in, dat

-

het Geloof ſtaat in een blinde geloovigheit, om

dat men ſegt, dat het (l) Geloof is te gelooven, totaal 'tgene dat men niet ſiet. Dit ſeggen is in eener- Ga i. ley ſin warachtig, want te gelooven in Godt, dat is in iets te gelooven 't gene dat men niet ſiet. Maar men verſtaat de ware betekeniſſen deſer

Dingen niet: want het Geloof kan geſien en be grepen worden door 't Verſtant dat God onsge

geven heeft. (m) Men kan God niet ſien noch (m) Rom. 1, vs. zo. begrijpen, maar wel de Wercken die hy gedaan heeft om ons te doen begrijpen. De Schepping -

'-

van


VoorREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. van alle Dingen, is geen blind Geloof: want wy ſien en begrijpen met ons Verſtandt, dat geeni

ge menſchen noch eenig ander ding, dan een Op perſte Godheit alleen, den Hemel en d'Aarde met alles watter op is, kan geſchapen hebben, noch ons Lichaam kan geformeert oft'ſamenge voegt hebben, noch ook onſe Ziele ingeblaſen. Want alle de menſchen der Wereld te ſamen,

ſouden niet konnen maken een hair op ons hooft. Wy zijn genoeg bequaam om deſe waar heit te begrijpen, dat Godt den Schepper van al le defe Dingen geweeſt is, ofſchoon het ons on

bewuſt is op hoedanigen wijſeen manier dat hy deſelve gemaakt heeft. In dit Punét, kan ons Ge loof geſegt worden Blind te zijn, om dat het ons niet van nooden is te weten op hoedanigen manier dat God ſijne Wercken doet. Het is ons ge noeg, te begrijpen dat hy die gemaakt heeft, ten einde om hem t'erkennen Almachtig te weſen en den Autheur van alle het gene dat wy zijn en be ſitten. Wy weten ook door 't Geloof, ende be grijpen wel, dat wy uit de #2ietigheit getrok

ken zijn, door dien dat wy verzekert zijn, dat er een tijt geweeſt is, dat wy niet waren, en dat wy, voor al eer van Godt geſchapen zijnde, wy #2ietg waren: want indien wy ietg geweeſt waren, wy ſouden daar van de geheugnis heb ben; Maar wy gevoelen en taſten dat wy uit de

JPietigheit zijn voortgekomen , en dat wy nu ietg zijn. Te weten hoedanig dat ſulks is toege gaan, dat raakt ons weynig, mits dat wy aan

Godt wedergeven d'Onderwerping en a":C - --


't Levendig Geloofen desſclf Deugt.

95.

kelijkheit van al het gene dat hy ons gegeven heeft, als dingen die van hem komen en hem toebehooren; als dan ſullen wy het LE v E N D 1 G GE Loo F hebben, dat noyt in eenige Ziele weſen kan, ſonder aldaar te bewerken de

Liefde, het Ontſach, en d'Onderwerping aan den HE ER die ons alle dingen door ſijne Al mogendheit gegeven heeft. 1 18. Sulks is dan geen blind Geloof, gelijk

als men ſich inbeeld; nadien dat men deſe ge melde Dingen ſiet en begrijpt door ſijn Ver ſtandt: maar nochtans is het een Goddelijk Ge

loof; om dat des menſchelijken geeſt noyt deſe Werken ſoude konnen kennen, noch ook de

Hoedanigheden van Godt Almachtig door na tuurlijke hoedanigheden. Hierom heeft hy ons een Goddelijke Ziele gegeven, en een Verſtand om de goddelijke Einden te begrijpen, die van nooden zijn tot onſe ſchuldige Plicht en Zalig heit. Men moet dan warachtelijk ſeggen, dat het GE L o op, een Goddelijk Licht is, dat Godt in onſe Zuele heeft ingeſtort ter tjt als hy haar ſchiep, op dat ſy ſoude mogen gelooven en begrijpen de Genadens en gunſtige Weldaden die ſy van hem ontfangen heeft; en dat deſe Kenniſſe in haar be

werkt de Liefde, het Ontſach, en d'Onderwerping dieſ aan haren Schepper ſchuldig is. 119. Dit Licht is ingeſtort in alle (n) men- (*) Joh 1. ſchen die in de Wereld gebooren worden, om "*

dat het onafſcheydelijk in alle goddelijke Zie len is: het is onverdeeldelijk vaſtgehecht aan on

ſe Ziele, ſonder dat ſy haar daarvan kan los # -

- --

-

Gn

-


96

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. ken of afſcheyden. Door deſe oorſaak is het, dat Godt Almachtig is, dat hy den Hemel en d'Aarde geſchapen heeft, en dat hy ons uit JPiet heeft geformeert, en daaraan niet twijfelen kan, uit oorſaak dat wy dit goddelijke Licht met ons

brengen, in de Wereld komende. Maar nader hand verdooven wy dat en doen't ſterven, wan neer wy de werckingen van ons Geloof niet vol

gen; en dat, geloovende dat Godt Almachtig is, wyonſe hope en vertrouwe niet in hem ſtellen,

hebbende meer betrouwen en ſteunſel op een Schepſel, of een weinig goudt of Silver, dan op Godt. En wanneer wy door ons Geloof geloo ven, dat Godt onſe Ziele, ons Lichaam, met

den Hemel en d'Aarde, en alles wat daarin is ge

ſchapen heeft, en dat wy niet tegenſtaande onſe Perſoon genieten en alle het andere onafhanke lijkgebruiken, gelijk alsof alles ons in eygen dom toebehoorden, als dan ſoo beliegen wy

door onſe werken'tgene dat wy door ons Ge (*) Jae. 2. vs- 26

loof gelooven: het welk (o) niet levendig zijn

kan ſonder de werken van desſelfs geloovigheit uit te werken. 12o. Daarom is't dat er vele Zielen ſullen be

drogen zijn, dewelke gelooven het Geloof te hebben, wanneer ſy maar alleenlijk desſelfs ge loovigheit beſitten. Sulx komt van dat men in der Waarheit niet onderſcheyd, wat van 't Ge loof is, en dat men ons bedriegt met te ſeggen, dat het is gelooven 't gene men niet ſiet, ſich in

inbeelding inſmedende, dat het ge noeg is al blindelings te gelooven of met v:

d'Idée of -

- -

Cºs


n

't Levendig Geloof en des ſelf Deugt.

97

denteſeggen: Ik geloove in Godt, Vader Almach

tig, Schepper van Hemel en Aarde, of denken dat men alles van hem ontfangen heeft, daar onder tuſlchen men ſich ſelven en alle dingen gebruikt

naar ſijn eygen wil en fijn begeertens of gene gendheden. Daar ſullender wel meenigte aan de Doot bedrogen zijn! Want God vernoegt ſich niet met woorden of inbeeldingen, hy wil het levendige en werkende Geloof hebben, of

anders maakt hy niemand Zalig. Men heeft ſoo vele gloſen en uitleggingen over dit Geloof by gebracht, dat byna niemand meer weet waarin dat het beſtaat: En men laat na t'onderwijſen

wat het ware Geloof is, om ſoo meenigte Nieu we Articulen voor den dag te brengen, dat men desſelfs ware weſendlijkheit vergeet. Men ſiet niemand meer de werken van 't ware Geloof

oeffenen: ſonder 't welke nochtans wy niet kon nen Zalig zijn. -

121. Waarop ik dan mijn ſeggen gronde, na mentlijk, datter niemand meer Zalig worden zal, indien hy ſich niet bekeert, en in ſijn Ziele herleven doet dit werkende Geloof dat alleen

Zalig maken kan. Want ik ſoude wel droevig en leedweſig zijn, van rukeloosheit of onbe dachtſaamheden voort te brengen, of de Zielen in Schroomigheit te ſtellen ſonder fondement. Mijn voornemen is, hun te verlichten, maar

niet hun t'ontroeren. Ook behoord ſich nie mand t'ontroeren van de waarheit te hooren, om

dat ſy van Godt komt. Indien ſy in den beginne ſchricken doet, ſy zal wederom aan 't and:Ze-a G

-

ker


98

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. kerheit en Vreugde geven. Het is altoos het tey

ºp Pſa 71 ken van een goeden Geeſt, (p) op den aanvang

#, te doen ontroeren, en daarna vertrooſten, in te is tot 13 gendeelſoo komt den quaden geeſt op den aan ºnt, " vang altoos klaarſchijnende en vrolijk, (q) maar op Jeſa s.hy laat daarna aan 't einde

Duiſternis en Droe

#" vigheit. Even-al-eensgelijk de huidensdaagſche je,s vs It, menſchen doen, diegeleert en in aanſien zijn: I2 • Sy ſpreken niet dan van de Zielen te vertrooſten en haar het Paradijs te verzekeren. Sulks doet in

den beginne verheugen, maar ſoo haaſt als ſy ſich eindelijk ſullen aan 't uiterſte des doots be vinden, ſoo ſullen ſy in Duiſterniſſen en in Ang ſten zijn: want de gene die hun het Paradijs be looft hadden, ſullen onmachtig zijn haar dat

te konnen geven. Men moet trachten Wijs te worden op de koſten van andere. Daar zijn er

-

(r)Matt 7. ſoo groot getal die (r) bereyds al van de wereld #,,,,, gele eiden zijn in valſche hope harer Zaligheit,

#" en hebben hun voor Godt beſchaamt gevon CI), W

122. Ik weet wel dat het een harde maagte

ring zijn zal, een ſoo algemeene Veroordeling aan te hooren, namentlijk, Datter geen Geloof meer in de Wereldis, voornamentlijk voor de ge ne die gelooven het Geloof te hebben en vroom te leven. Ik bidde hun, met my t'onderſoec ken en tot in den gront t'ondertaſten, om te we ten of ſy in hare Zielen, de werkingen van dit

Geloof ook vinden ſullen. Idereen moet inſijn Conſcientie treden om te oordeelen over ſijn ey

gen Saak. En by al dien hy bevind, dat hyde


't Levendig Geloofen desſelf. Deugt.

-

99

eeren of Lof-ſeggingen der menſchen ſoekt of begeert; ſoois(ſ) hy verzekert het Geloof niet (ſ)loh s. te hebben: nadien dat ſelve ons doet kennen, "** dat er niemand dan Godt is die Eere en Lof

waardig zy, en wy, de Verachting en Schande. Uit oorſaak dat hy den Schepper en Gever van

alles is, en dat wy maar kleine aard-klompkens . zijn, geenſins achtenswaardig, en dat wy ook wederſpannige tegens God zijn: 't welk ons be hoorde beſchaamt te maken en te verootmoedi

gen, ons doende aller Verachting waardig ach teIn,

l

123. Siet daar 'tgene dat het Geloof onfeyl baar in ons bewerken ſoude, indien 't daar le

vendig was. Want met den monde te ſeggen, dat God alleen alle Eere waardig is, en wy alle Verachting: en ondertuſſchen in ons hert de be geerte dragen om te mogen ge-eert en ge-acht worden; Sulks is een ingebeeld geloof, dat ons vleyd om te doen onſe Zielen verlooren gaan. Want een geloovigheit, is geen Geloof. Het gene men wel onderſcheiden moet; dewijl dat geloo ven, een Menſchelijke ſaak is; en het Geloofte

hebben, dat is een goddelijke Saak. Men kan wel gelooven, dat Godt Eere waardig zy, om dat men ſiet dat hy ſoo Machtigen ſoo Wijs is : gelijk als men eenig Machtig Prins van goede Regering, Eerwaardig te zijn gelooven ſoude, Maar ſulk geloof of geloovigheit bewerkt niets dan beelden en ſpeculatien of overdenkingen in't Verſtandt. En het Geloof, dat een goddelijk

Licht is, 't welk Godt in onſe Zielen ingeſtort *

,

G 2

heeft,


HOO

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. heeft, dat verwarmt en wakkert de Wille aan,too

lang of ſoo veel tot dat deſelve het Verſtand ver licht, en het kan noyt ſonder werking zijn, niet meer dan het Licht der Sonne ſonder warmte is, om dat het twe on-afſcheydelijke of onverdeelde dingen zijn. Soo dat den genen die gelooft het Geloof te hebben, wanneer hy noch de gene gendheit tot ſijn eygen-baat heeft, die bedriecht ſich. Want het Licht des Geloofs doet genoeg ſien, dat wy niets eygens behooren te hebben; dat alles aan Godt behoort, en dat alles wat wy ſouden konnen hebben en beſitten in deſe We

reld, veranderlijk, vergankelijk, en van korte duurſaamheit is. En ſiende door dit Licht des

Geloofs, dat onſe Ziele eeuwig en geeſtelijk zy, ſoo ſou men ſich niet ophouden en hem ſelfs ver ſuymen, met Gout en Silver te vergaderen voor ſookleinen tijt dat ſy hier op Aarden verblijven moet: en ſoude haar niet gaan beladen met Me talen om hare Reys te vervoorderen. Want een Pellegrim gaat veel gemakkelijker voort wan neer hy ontlaſt, dan wanneer hy met een ſwaar Pack belaſt is.

124. Hy die 't Geloof heeft, ſiet klaarlijk dat de goederen van dele Wereld tot laſt zijn en wel ſwaar voor den genen die na d'Eeuwigheit reyſt. Men moet ſich niet bedriegen, met te gelooven, het Geloof te hebben, wanneer men ſich bevlij

tigt, ſich vermoeyt, en de krachten van ſijn

geeſt inſpant om ſijn eygen-baat of voordeel te ſoecken; dewijl dat ſulksregel-recht tegen 't Ge (t)Heb.11, v: 24,

loofſtryt, dat (t) d'Ydelheit van alle deſe din

+---------- --------

w

a --+

gen


v

S. -

't Levendig Geloof en de ſlf Deugt.

,,

IO I

gen aanwijſt, en een Verachting baart van al't ge ne dat niet geeſtelijk en eeuwig is. Want het Geloof dat goddelijk is, kan geen menſchelijke werken baren, die niets anders dan d'Aarde be

oogen. Het kan pok nimmer de menſchen be wegen om hun éygen-baat of voordeel te ſoec ken, noch om de goederen deſer Wereld te be geeren. Door welke getuigeniſſen een iegelijk met ſijn eygen Conſcientie wel oordeelen kan, of hy't Geloof heeft, of niet, en toeſtemmen of mijn Geloof ſeggenmeer warachtig zy, namentlijk, van dat er geen in de Wereld is. w

125. Maar gelijk als de verdorven natuur haar altoos verſchoonen wil, ſoo zal ſy mogelijk eenige uitvlucht vinden in het ſoecken van haar eigen-baat of voordeel, onder den Dekmantel van dat deſe tydelijke goederen haar noodzake lijk zijn tot het onderhoud van haar leven. Ge

looft my, mijn lieven Broeder, dat de noodza kelijke Dingen noyt ſullen ontbreken voor den genen die het Geloof beſit; nademaal het ſelve genoeg doet ſien, dat al het gene wat Godt voor

den Menſch geſchapen heeft, hem niet ontbre

ken kan, alwaar 't dat hy ſijn eygen voordeel niet ſocht; ſoo veel te meer,dewijl Jeſus Chriſtus

ons verzekert (u) Datſoeckende het Koninkrijke (u , \' at der Hemelen, de Reſt ons zal gegeven worden. En

vs . : 3

indien men ſich wil onderſoecken, ſonder ſich

te verſchoonen, ſoo zal men genoeg bevinden

dat men niet alleen de noodzakelijke dingen ſoekt, maar de gerieffelijke en eerlijke, ja de o

vervloedige en Meenigvuldige. Het welk ze G 3 t

ker

V

6.


1oz,

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. kerlijk aanwijſt, dat het Geloof in ons doot is, of

ſchoon wy teenemaal ons laten voorſtaan dat wy't Geloof hebben en een vroom leven leyden. 126. Sulx komt van dat wy nu met ſoo groo te Duiſterniſſen omſet zijn, dat niemand meer

weet waar hy gaat, en dat den genen die meent het Geloof te hebben, daar wel wijt van ver

vreemt is; uit oorſaak dat men nu tegenwoordig niet meer in eenige Schepſelen de Werken des

Geloofsleven ſiet daar ondertuſſchen ſoo groot getal ſeggen, dat ſy het ſelve noch beſitten. Dit ontſtaat van dat men de hoedanigheden van de werken des Geloofs niet kendt. Want d'alder Vroomſte Lieden van deſen tijt, begeven ſich tot het ſoecken der gemakken en vermaken van dit leven, ſonder door d'oogen des Geloofs te (x) Gcn. 3

ſien, dat het maar een tijt van Boete is (x) de

vs. 17-19.

welke ons van God geordonneert is om voor on Zonden te voldoen. Hy bande ons uit het Para dijs der Weelde, op dat wy met het ſweet onſer arbeyd, het onderhoud van dit ellendig leven ſouden winnen : 't welk wy nochtans ſoo veel ons mogelijk is, in Welluſten en in Vermaken willen doorbrengen. Te gelooven dat het hier een Plaats der Boete is, en niet tegenſtaande daar te willen heerſchen en ſijn vermaak nemen, dat is

werken tegens ſijn geloof, en noch meer tegens het Geloof dat ons ſoo klaar de Waarheit aller

dingen toont, dat het onmogelijk zijn ſoude op ſoodanigen wijſe te leven als men huidensdaags doet, wanneer het Geloof ons bygebleven was.

Want als dankend men werkdadiglijk dat het -

-

goudt,


't Levendig Geloof en ditſelfs Deugt. goudt, het Silver, en de beſittingen der Aarde, niet dan Laſten zijn, daar men van ſou willen

ontſlagen weſen; en dat alle d'eeren der Wereld niets anders dan een blaas van wind is, die ſich

verdwijndt ſoo haaſt als men die veracht. Ja ſelfs ſou men ongenoegte hebben van ſich ge eert te ſien, kennende dat alle eer alleen aan God behoort. En ſelfs ſou men ook de Vermaken

van dit leven ontwijken, kennende dat dit al leenlijk hier den tijt der Boete is, gedurende de

ſelvemen ſich verheugen ſoude in de Lijdensten einde om daar door aan Godt te voldoen: even

gelijk als een goeden Betaalder vernoeging heeft van te betalen de Schulden die hy weet wettelijk ſchuldig te zijn. 127. Bedenkt een weinig, beminde Leſer, of alle deſe geſtelteniſſen van de Werker des Ge loofs tegenwoordig in de menſchen woonen. En /

wanneer gy zekerlijk ſiet dat deſelve aldaar geen ſins zijn, ſooſegt met my, dat ſy van 't Geloof afgevallen zijn : en gy ſuld daar in de waarheit volgen, u ook ontlaſtende van de wederſtreving die gy hadde tegen ſulks te hooren; op dat gy God moogt loven voor de Lichten die hy u toe ſend. Want het is een groote gunſt en Voor deel, ſoo lang te mogen leven tot dat het Licht in de wereld gekomen is, en te mogen verlicht worden van deſen Nieuwen. Dach die over on

ſen Oriſond opbreekt. Wild doch nimmer u we Duiſterniſſen meer beminnen dan het L 1 c Hr, als of 't u in den beginne wat hard

mogt te verdragen zijn. De genees-middelen G 4

van

Ie3-

v.


104

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. van goede werkingen, veroorſaken gemeenlijk ſmerten en pijnlijkheden: maar wanneer ſy hare uitwerkingen gedaan hebben, ſoo blijft het Li chaam veel geſonder en luſtiger. Deſe waarhe den ſullen ook ſoo doen ten aanſien uwer Ziele,

ſoogy deſelve wel inlijven of recht behertigen wild. Ik twijfel niet of het zal u een weinig bitter vallen, te gelóoven dat gy't Geloof niet hebt, wanneer gy ſoo vaſtelijk voor-ingeno men zijt van dat te beſitten. Maar men moet ſich aan de waarheit overgeven, en van de Dui ſterniſſen uitgaan, om in het Licht te komen; veel eer dan van de Tydelijke Duiſterniſſen o ver te gaan tot d'Eeuwige. Gelijk het desgelijks ook hart is, van de Verdoemenis te ſpreken tot die gene dewelke begeeren Zalig te worden. Maar ik ſoude gaarne uw verſtant willen aan wakkeren, om my te Antwoorden op deſe Queſtie, namentlijk: of men wel ſou konnen

Zalig worden ſonder 't Geloof, en of het ſelve kan Levendig zijn ſonder de werken, en of deſelve niet moeten deſe Hoedanigheden hebben, die ik u ſoo aanſtonds uitgebreyt hebbe? En dewijl dan de huidige menſchen deſe werken niet heb ben, ſoo hebben ſy ook het Geloof niet: en heb bende het Geloof niet, ſoo konnen ſy by ge volg de Zaligheit niet bekomen. En aan wien de Zaligheit niet toekomt, dien komt nood wendiglijk de Helle toe. Want daar zijn niet

anders dan deſe Twee Eeuwige Levens, het eene

Gelukzalig, en het andere Rampzalig. 128. Mijn Lieven Broeder, moet gy my -

/

-

'-

-

-

dan


't Levendig Geloofen des ſelf Deugt. dan niet toeſtaan, dat deſe Dingen warachtig zijn? En deſelve toegeſtaan hebbende, ſoud gy

Ioy

dan noch wel in Twijfelingen konnen blijven, of veronachtſamen deſelve waarheden te volgen, indien gy anders begeerte hebt om Zalig te wor den? Dit ſoude weſen, Vyand van uw Heyl zijn, en eene hardnekkige voor-inneming des geeſt meerder achten dan uw Eeuwig Geluck! Indien gy volhard in de meening, van dat gy en uws gelijken Chriſtenen zijt, en het Geloof hebt, ſo kundgy niet gelooven dat de wereld ge

oordeelt is, om dat Godt de wereld in 't alge- ,

.

meen niet oordeelt, dan (y) wanneer het Geloof ooLue is. algemeen doot zy, 't Gene nu tegenwoordig is. #*. En de Duivel kan geen volkomener heerſchappy henen over alle de menſchen hebben, dan aan 't Ein

de der Laatſte Tijden, waar in wy nu leven ſonder dat ter herten te nemen. Ik en wil niet

ſeggen, dat alle de menſchen in 't algemeen ſou den aan den Duivel door expres Verdrag ver

bonden zijn, nadien er noch een weinig is die dat niet zijn. Niet te min ſoo heeft hy nochtans deſe macht over hare Zielen om die ſoodanig te verblinden dat ſy niet ſien, geen ware Chriſtenen meer te zijn, en dat haar Geloof doot is. 't Is aan deſe dat ik ſpreke, op dat ſy ſouden mogen van hare Duiſterniſſen uitgaan, en Kinderen des Lichts worden, wordende wedergeboren door de weder-inkeering tot het Lichaam harer Moe der, die het eerſte ware Geloof is, dat Godt, ten

tijde harer Schepping in hare Zielen heeft inge ſtort.

-

-

G 5

129. Het

N


1o6.

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheyt Gods. 129. Het moet zijn dat al degene die Zalig willen worden, weder in dit Geſoof herleven,

het zy van wat Seête, Natie of Conditie dat ſy ook mogen zijn. Want Godt is geen Uitnemer van Perſonen. Allerley Natien hebben eenige Reden in 't gene dat ſy gelooven, maargeen van allen heeft het ware Geloof. Want die in Godt

gelooft, die bemind en volgt hem. Het welkte

genwoordig niemand doet. De pepbenen hebben eenige Reden, in afgoden te maken om die aan te bidden, om dat ſy ſoo wijt van 't Ge loof zijnde, niet konnen een Godt aanbidden die voor haar onſienlijk is: en ſy maken hare Af goden van 't alderkoſtelijkſte dat ſy hebben, om te mogen ſien en taſten 'tgene dat ſy aanbidden, niet konnende ſien en taſten dien Godt dewelke

ſy nochtans gelooven ſoo machtig te weſen. Hierom is't dat Godt eertijts begeerde tot ſijner Eere ſulke rijcke en voortreffelijke Tempelen gebouwd te hebben, om dat ſy niet konden be grijpen ſijn Grootmogendheit en Heerlijkheit,

dan door ſtoffelijke Middelen. b'2ttheïſten hebben ook eenige Reden te gelooven, dat er geen Godt is, wanneer ſy ſoodanig van 't Geloof afgevallen zijn, dat ſy geen andere dingen meer kennen dan hare dierſche of aardſcheſinnen, die

geen Goddelijke dingen begrijpen konnen, niet meer dan de Beeſten doen, nadien ſy geen an

der Licht dan dat der Dieren hebben. De ſos. ben hebben eenige Reden om te blijven vol herden in de werken der Wet, wanneer ſy't Licht des Geloofs niet hebben, om te ſien dat -

-

ſy

-


't Levendig Geloof en des ſelfs Deugt. ſy ſonder't ſelve niet konnen Zalig worden. De

1e7

Galbiniſten / ALutherianen en alle d'andere Secten hebben eenige Reden om ider hare ver ſcheidene Opinien te volgen, wanneer ſy geloo ven dat deſelve goet en volmaakter dan andere

zijn, om dat ſy niet ontdekken wat het ware Ge loof is. Die van de ſtoomſche #terck hebben ook eenige Reden, te gelooven dat ſy ſullen Za lig worden door het Middel der Sacramenten, wanneer men hun niet toont wat het ware Geloof zy. En dus doende ſoo gaat idereen verlooren door eenige menſchelijkeRedens,die voor Godt geen gangbare Munten zijn, aangeſien dat hy aan alle menſchen in hare

# , het Licht'

des Geloofsgegeven heeft. Soo ſy dat niet gevolgt hebben, ſulks is door hare vrye wil geſchied, die ſich van dit Goddelijk Licht heeft afgetrokken, om hare beeſtachtige en natuurlijke ſinnen te

volgen. Het gene ik veel omſtandiger in 't ge volg toonen zal. 13o. Soo dat er nu geen ander Remedie noch verbeterings-middel is, dan dat men 't Geloof in ſijnen eerſten Oorſpronk wederaanneemt, en

dat een iegelijk alle die geloovigheden varen laat, om ſich geheelijk te herſtellen in d'Afhankelijk heit van Godt, latende ſich door hem regeren en beſtieren, ſonder meer andere Middelen of

oefeningen te beminnen, te volgen of te ſoecken; dewijl dat in alle, de dooling en 't Bedroch ingekropen is. De bepbenen bedriegen ſich met Metalen voor Goden aan te bidden. De

2#tijeiſten bedriegen ſich met geen Godt ter ken

-


1e8

VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods. kennen, daar ſy ſoo vele dingen aanſchouwen die van geen menſchen handen konnen gemaakt geweeſt zijn. De Verſcheydentheit der éecten bedriegen ſich, met hare Zaligheit te gaan be trouwen en ſteunen op de verſchillende opinien der Menſchen; dewijl dat er niet dan eenen

Godt,eene Kerck,en een Levendig Geloof is.En de ſtatholijken zijn bedrogen met te gelooven dat ſy ſullen Zalig worden door de Sacramen ten, dewelke niet bewerken ſonder het ware Ge

loof. Soo dat, mijn Beminde Leſer, gy genoeg kundſien en oordeelen, hoe dat de geheele we reld geoordeelt is ſonder uitſondering van ie mand; dewijl dat ſy altemaal het ware Geloof verlaten hebben, en dat er geen andere Hulp middel ter Zaligheit is, dan het ſelve weder aan te nemen. Om dat men noyt geen goede refor matie of Herſtelling doen kan, dan met den eer ſten Voet van d'Inſtelling der Sake wederom te hernemen en aan te vatten, dewijl dat alle ande

re Middelen en Nieuwigheden, het ſelve noch meerder difformeren en verergeren fouden. 131. Want alle de Herſtellingen die Godt in de wereld gedaan heeft, zijn nu in Verach tinggekeert. En in plaats dat de menſchen ſich ſouden weder herſteld hebben in d'Afhankelijk heit van Godt, door de Offerhanden der Bee

(z) Rom ſten, dewelke (z) beteikende d'Inwendige Of 2e VS. I ferhanden die de Menſchen uit haar ſelfs aan

Godt deden; ſoo hebben ſy hun gaan vaſthou den aen d'uitwendige Offerhanden, geloovende voldaan te hebben, met hare Beeſten of andere -

-

Din


't Levendig Geloof en desſelfs Deugt,

t

199

Dingen op te offeren, ondertuſſchen dat ſy hare eigen-willensen begeertens voor hun behielden, om die te gebruiken naar hun wenſch. En wan neer Godt heeft willen de wereld reformeren en herſtellen door Wetten en uiterlijke Ceremo

nien, die hy den menſchen door Moſes en an dere Propheten ordonneerde, om hun los te maken van de aardſche beſigheden, die haar de den God vergeten, en de eeren en dienſten die ſy hem ſchuldig waren veronachtſamen; ſoo hebben ſy ſich gaan kleven aan de Ceremonien en uitwendige Wetten, ſonder hun Verſtand te beſteden tot den innerlijken Godsdienſt die ſy Godt ſchuldig waren, waar van d'uitwendige niet dan d'afbeeldſels zijn. En noch te meer als

Godt in den Laatſten Tijt de wereld heeft wil len herſtellen ſoo heeft hy ſijnen Soon Jesus CH R 1 sT U s op der Aarden geſonden, om van ſtuk tot ſtuk te herſtellen alle de Dingen die

de Menſchen van d'Afhankelijkheit van Godt hadden afgetrokken: maar ſy hebben die ook veracht. En al is't dat ſy deſelve wel verſtonden en aannamen, ſoo hebben ſy die nochtans niet gevolgt. Want ſeer weinig Tijts na de Doot van Jeſus Chriſtus, heeft men begonnen deſe Her ſtelling te verlaten, en allenxkens de Quaden weder aangenomen die men door deſelve verla ten hadde. En ſulks is ſoo wijt gekomen, dat men nu verachten ſoude den genen die d'Evan geliſche Leering ſou willen in 't werck ſtellen, dewelke nochtans van God gezonden is tot de

Herſtelling dergantſche wereld, en dat er:ul (GT1

-


11e

voorrepen van de Laatſte Barmhertigheit Gods. ken preciſen en volmaakten wijſe, dat het on

mogelijk zijn ſoude, daar nu noch iets te kon nen byvoegen. Want alle de Quaden worden daarin beriſpt en door deſelve ontdekt, en alle de Deugden zijn aldaar in oefening onderwe ſen. In ſoodaniger voegen, dat noch de Men ſchen noch de Duivelen geenige Quaden hoeda nig die ook mogten zijn, ſouden konnen uit vinden, of ſy werden door d'Evangeliſche Lee ring beſtraft: noch geenige Deugden konnénder ge-oeffend worden die deſe Leering niet be helſt.

132. Dienvolgens dan ſoo en is er niets meer te Reformeren of te herſtellen; Maar wel te ver

nieuwen. Niet door nieuwe oefeningen of ui terlijke Middelen, maar door de Vernieuwing van 't LE v E N D1G GE Loo F, dat wy in onſe Schepping ontfangen hebben. Het welk ons toonen zal dat wy moeten v AN G o D'r AFHAN G EN in alle dingen, en hem o Ns E N W 1 L L E o v E R GE v EN op dat hy die naar ſijnen Wille gebruike. Om dat ſulx een Recht veerdige, Goede, en Warachtige Saak is. Want dewijl dat wy al te maal aan Godt behooren,ſoo zijn wy dan ook verplicht ons ſelven en alles wat wy hebben aan hem op te dragen en hem toe te eygenen.

-

-

133. Beſiet, mijn Lieve Leſer, hoe wijt dat wy van ſulks te doen af zijn, want wy gebrui

ken ons ſelven en beſchicken van alle dingen ge lijk alsof ons die in eigendom toebehoorden, en

van onſen wille afhankelijk waren! Als # -- *

*

-

-

Chri-

l


't Levendig Geloof en desſclfs Deugt. Chriſtus de menſchen op ſijn Toekomſte vol

in !

Liefde hares ſelfs vond, ſoeckende de Vermaken,

en beminnende de Rijkdommen en achtende de eeren; ſoo onderwees hy haar de Hulpmiddelen tegens alle deſe Quaden, hun ſeggende : (a) Ver (a)

d

Matt.

12 • V8, 24e 'zaakt u ſelven: (b) Doet Boete: (c) Verkoopt al (b)Mart°4. les wat gy bebt, en gevet den Armen: en; (d) Zijt vs. 17

Matt, Goedaardig, Goedertieren en Ootmoedig van her (c) 1 9.vs. 21? ten. 't En is niet dat hy hare willens ſoude van (d) Matt.

nooden hebben, want hy is meer in ſich ſelven II, VS,29s dan alle de Willens van hondert duiſent werel

den. Hy heeft ook hare Boete niet van nooden; nadien hy hun geſchapen hadde, om alle din gen met vermaaken en welluſt te mogen genie ten, en dat hy ſelfs ſijne Welluſten met haar ne men wil. Noch ook had hy hareRijkdommen niet van doen, nadien hem alle dingen toebehoo ren, en dat hy meerder aan den Armen geven

kan dan alle de menſchen te ſamen. Desgelijks heeft hy ook niet meer hare Ootmoedigheit van nooden; nadien hy haar ſoo Edel en ſoo Acht baar geſchapen hadde. Maar hy ordonneert alle deſe Dingen als Hulpmiddelen en Verbeterin gen voor hare Quaden, toepaſſende de verſchey denderleye Salven, om de verſcheidene Won den te geneſen die hy in hare Zielen vond, ten einde om hun weder te herſtellen in hare eerſte

geſondheit en Afhankelijkheit van Godt. Indien hy haar maar alleenlijk geſegt hadde, dat ſy moeſten wederkeeren in deſe. Afhankelijk heit, ſoo hadden ſy niet konnen bemerken de

dingen in 't beſonder die hun daar van afgetrok ken d


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. ken hadden, gelijk als was, hare Eygen-lief dens, de Genegendheit tot de Rijkdommen, ee ren en vermaken: en ſy ſouden lichtelijk hebben konnen vergeten dat alle dusdanige dingen hun van d'Afhankelijkheit Gods aftrokken; nadien men nu noch hedensdaags wel in dusdanige On wetendheit is, na dat men Jeſus Chriſtus heeft

gehoort en geſien geheel het tegendeel doen en onderwijſen. En nochtans gelooft men noch,

aan Godt overgegeven te zijn, daar men ſich ſelven bemind, de eeren, rijkdommen en Ver maken ſoekt.

-

134. Sulx komt door de Verblindheit der menſchen, dewelke niet door het Licht des Ge loof ſien dat alle deſe Dingen ons van Godt af trekken. En indien wy deſelve niet verlaten, ſookonnen wy noyt weder herſteld worden in ſijne Afhankelijkheit: want alhoewel hy alle de ſe Dingen niet van nooden heeft, ſoo heeft nochtans onſeſwakheit deſelve grootelijks van nooden. En ſonder deſe noodzakelijkheit by

derhand te vatten, ſullen wy noyt het ware Ge looferlangen, ſonder voorheen eerſt weg gedaan te hebben al het gene dat ons daar van aftrekt. Gelijk als doen de genegentheden tot de goede ren, vermaken, en eeren en de liefde tot ons ſel

ven, met ook al het overige dat Jeſus Chriſtus ons

door ſijne Leering aangeweſen heeft, dewelke ondertuſſchen nu minder naargekomen word dan oyt. w

-

153. * Want ſedert dat de Wijſen hebben

Swillen gloſeren en uitleggingen maken over de -

»

Wet


* Uitleggingen der H. Schriftuur,

- - -

113

Wetten Gods en de Leering des Evangeliums, ſoo heeft idereen ſich ingebeeld, dat het niet mogelijk noch ook niet noodig was deſelve vol gens de Letter naar te komen. Gelijk alsof Godt ſoodanige Woorden ſouden geſproken hebben die een andere beduiding hadden. De menſchen hebben ſich tot Tegenſprekers en Leermeeſters van den H. Geeſt gaan ſtellen: want men hoort hun gedurigſeggen: óult moet niet naar De TIetter barſtaan mogben; baat moeten tjiit leggingen ober 3ijn. Gelijk alsof God niet alwetend genoeg ſoude geweeſt hebben, om ons genoegſame bequame woorden of ſoodanige ter men toe te voegen om te beteykenen 'tgene hy ons wilde onderwijſen tot onſe Zaligheit. De menſchen zijn zeker wel ſtoutmoedig, met te gaan gloſeren over de H. Schrifturen; dewijl

dat de dingen die onſe Zaligheit aangaan, ſoo naaktelijk verklaart zijn, en dat de duiſtere ſa

ken moeten uitgeduyt en verklaard worden (e) (i)rcer, door dien ſelfſten Geeſt die haar gedicteert heeft, van 12 en niet door de menſchelijke wijsheit, die een

regelrechte wederſtreving tegen de Wijsheit van den H. Oeeſt is, die ſich uitſpreyd alleenlijk o ver d'Ootmoedige herten. 136. Want hy die de H. Schrifturen verſtaan

wil, door menſchelijke wijsheit, zal groote Misſlagen begaan, dewijl dat veel dingen aldaar geſegt worden op ſoodanige wijſe van ſpreken die niet eygentlijk betekenen dieſelfde Dingen die Godt ons wil doen verſtaan: want hy ſchijnt

ſomtijts te ſtamelen en naar praat H onſe menſchelijke -

-

w-


114

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

gf) Exod. IO- VS, I,

raat te ſpreken. Als by Exempel: hy ſegt, (

# herte # Pharao ## # #! niet betekenen dat God ſoude de herten der

menſchen verharden, hun hardnekkig in't Qua

de makende: want God kan noyt aan eenige quaden mede-werken, zijnde den Oorſpronk en Quelbron van alle goet. Maar hy ſpreekt al dus om ons te doen verſtaan, dat hy den god looſen menſch in ſijne godloosheit laat voort varen, wanneer den ſelven ſich daar van niet

ontrekken wil. Maar van ſijnen 't wege oefent hy altoos goedigheden over hun, het zy door goede ingevingen, door vermaningen en ande re middelen bequaam om hun te bekeeren. Maar wanneer hare Vrye-willens ſich vaſt ge ſteld hebben om in 't quade te volharden, ſoo laat hy haar geworden, en ſegt veel eer dat hy

hare herten verhard heeft, dan te ſeggen dat ſy hare herten tegens hem verhard hebben; uit oorſaak dat er niets is dat ſichoyt ſoude konnen verharden of hem aankanten tegen ſijne Almo gendheit. 137. Hierom moeſt men ſich nimmer op houden aan de termen of manieren van ſpreek woorden, maar vaſt blijven by hare beteikenin gen. Want indien men ſou willen ſeggen, bat (g) Pſa. G5cbtong betſaat; dat (g) is een Leugen; de 1 38.ws 8, wijl dat hy alles in ſich begrypende, hem van geenig ding ontrekken kan. En wanneer men

»

ſegt, bat ſymbt ong ſijn Benabe niet geeft, dat is hem laſteren, nadien dat ſijn goetheit de ſelve geduriglijk mededeelt (h) aan alle ſijne J45, vs• 9• Schep

(h) , Pſa.

-

-


Uitleggingen der H. Schriftuur.

I13

Schepſelen, ende noyt van ſijne kant te kort blijft, het zy wat de menſchen ook gloſeren en

diſputeren over 'tgene dat ſy niet verſtaan. Het ware wel veel beter te bidden om ſijne Genade

te mogen verkrijgen, dan te gaan diſputeren of twiſten om te weten hoe dat hy die geeft, om

, dat alles wat in Godt is, onbegrypelijk zy en het menſchelijk begrijp te boven gaat. Maar hy voegt ſich naar onſe Swakheit, wanneer hy ons wil doen kennen de Dingen noodig tot onſer Zaligheit. Hy heeft ſomtijts door verſtaanlijke

Stemmen geſproken, op ander malen, door Wolken, en door den Brandenden doornbos.

Dit is niet dat hy een Stem, of Vuer, of Wol ken is, om dat hy niets lichamelijks noch ſtoffe lijks heeft: want hy is een ſuiveren Geeſt, die onſienlijk en onbegrypelijk is. Maar hy ge

bruikt ſtoffelijke dingen overeenkomende met de materie of ſtoffe van onſe Natuur. Daarom

is't dat hy ook ſoodanige manieren van ſpreken in de H. Schriftuur gebruikt, die niet eygentlijk naar de preciſe termen of haren uitſpraak konnen verſtaan worden, maar alleenlijk naar hare be -

teykeningen: of andersſou men groote Doolin gen ſmeden en den waren ſin verderven, doen de laſteringen voortkomen tegens de Hoedanig heden die Godt in ſich heeft.

138. Want als men ſegt, dat Godt kaſtijt, dat hy Verdoemt, en dat hy verwerpt , dit is niet eigentlijk te ſeggen, dat hy deſe dingen al dus naar de wijſe der menſchen doet, die door

quade driften, of door een geeſt van wraak # -

H 2

Gea


116 voorraden van de Laatſte Barmhartigheit God. toeſ. ,,. delen. (1) Want God kan ſich niet vergram W5.4•

men, al of ſchoon er ſoodanige expreſſe woor den uitgedrukt ſtaan die van ſijn gramſchap ſpre ken. Sulx geſchied om te toonen dat onſe Zon den, de Straffen, de Verdoemenis, en Verwer

ping verdient hebben: om dat God niemand kan verdoemen noch verwerpen, nadien dat hy , (!) rſa s geheel Goetheit is (l), uit wien geenig quaat kan

#. ,,, voortkomen hoe klein het ook mogt zijn; Wel Oſea 13, vs. 9

wijt van dat de Verwerping uit hem voortko menſoude, die het aldergrootſte van alle qua den is. Nochtans is't hy die oneigentlijk de Menſchen verdoemt en verwerpt, wanneer hy Gerechtigheit ontrent haar oefent. Sijne Ge rechtigheit veroordeelt alle 3. maar ſy vergeld ook alle Gerechtigheit. Soo dat er niets waarachtigers is, dan dat het eygent

#

-,

lijk den menſch is die de ſtraffen maakt, die ſich

ſelven verdoemt en verwerpt. En ook kan men ſeggen, dat het oneygentlijk God is, door dien dat hy't is die altoos Gerechtigheit oefent. Het welk hy nalatende te doen, als dan niemand Verdoemt ſoude zijn. En wederom in tegen deel, indien de menſchen geen begingen, ſoo ſoude Godt hun niet konnen ver - doemen, maar hy moeſt hun met d'Eeuwige

#

Zaligheit vergelden, of anders ſou hy niet Ge rechtig noch goet zijn. Door welke Argumen ten of ſluitredenen men begrijpen kan, dat de Termen of ſpreuken der H. Schriftuur niet te

verſtaan zijn op ſoodanigen wijſe als de men

ſchen van deſen Tijt ſich inbeelden. En wan -

,

*

* *

neer

-

*

.


Uitleggingen der H. Schriftuur.

b

neer ſy ſegt, Dat God, Es A u verworpen heeft, en JA c o B uitverkoren; ſoo wil dit niets an ders betekenen, dan dat fijne Gerechtigheit heeft Vonnis geveld tegens d'Ongerechtighe den van Eſau; en dat de ſelfde heeft gelukza ligt de gerechtigheden van Jacob. Want anders ſoude Godt niet Goet noch niet Gerechtig zijn. Het welk ik in 't Gevolg betoonen zal. 139. Alle deſeſwarigheden die er in de Ver ſtandelijkheit der H. Schrifturen zijn, ontſtaan

daar uit van dat men de Hoedanigheden Gods niet kend, en dat men er hem ſoodanige toepaſ ſen wil die met die der menſchen overeenko

men, denkende dat hy Gunſten of voorrechten

ontrent d'eene oefent, en Vyandſchap tegen d'andere. Het gene geenſins is, maar de Verwaantheit der huidensdaagſche menſchen, heeft verdient dat ſy verlaten en overgegeven zijn aan den geeſt der Dooling; dewijl dat men niemand

in 't Licht der Waarheit ſiet; idereen legt ge wikkeld in ſijn eigen ſin, en gekleeft aan ſijne o pinien, deſelve als waarheden ſtaandehoudende en verdedigende, voor dewelke men ſomtijts wel ſijn leven ſou willen geven, al ſou men ſchoon met ſulx te doen niet dan Martelaar van

den Duivel zijn. Niemand konnende Marte laar van Jeſus Chriſtus zijn dan alleen dengenen die ſijn Leven laten ſoude voor de waarheit, die

in Godt is, maar niet voor die gene die in den

geeſt der menſchen geſmeed is. Het alderbeſte in dit ſtuck is, altoos uit de H. Schrifturen te nemen dien Sin dewelke ons meeſt trekt t&t de H 3 Lief-


x 18

WooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

Liefde en reſpect van Godt, en tot de Kenniſſe onſer Nietigheit; en laten alle die dingen dewel ke ſtrydig of duiſter ſchijnen, in de Wijsheit

Gods beruſten, ſich onwaardig achtende van te konnen begrijpen 'tgene dat hy is,hoe dat hyſij neWercken doet,en door wat voor middelen dat

hy de menſchen Zalig maakt, ons vaſthoudende aan 't Geloof't welk ons toont, dat hy alle din

gen Goediglijk, Rechtveerdiglijk en Waarach / -

tiglijk doet: ſonder ons met iets anders beſigte. houden, dan met het in 't werck ſtellen en oef ſenen der dingen die hy ons opendlijk doorſijn Evangelium verklaart heeft, dewelke noodzake

lijk tot onſe Zaligheit zijn, gelijk als is d'Ootmoe digheit des herten, de Verzakingſijns ſelfs, de Lief de Gods, en de Liefdadigheit ſijns Naaſten. 14o. Het is wel veel voordeeliger ons te oefenen in deſe vaſte Leeringen, dan ons te gaan het hooft breken en den geeſt ontſtellen, om te diſputeren en te willen begrijpen wat er in Godt

is, of hoedanig hy de menſchen gouverneert, Het is beter ſich eenvoudiglijk te laten van hem

gouverneren als kleine Kinderkens, dan t'on derfoecken hoe dat hy ons gouverneren zal, Waar toe ik al de wereld aanrade, wel wetende

dat al het overige niet dan Ydelheit en verſuy menis desgeeſt is. Want alle de Wetenſchappen en curieusheden van alle de menſchen te ſamen,

konnen ons niet Zalig maken. In tegendeel ſoo trekken veeleer, hare leeringen, Studien en ge ons van Godt en onſe Zaligheit af. 14t. Want indien men wel van naby

":

*#

-

-

4

-

OCKt


Uitleggingen der H. Schriftuur. ſoekt wat d'een en d'ander verſteld om te geloof ven, ſoo zal men bevinden dat ons ſulks alles maar middelen verſchaft om Laatdunkend van

ſich ſelfs te worden, of wel onſe herten doen

verflaauwen van de Sorvuldigheden om Zaligt makende werken voort te brengen. Ik ſpreke

wegens het gene dat de Materie der Genade be treft. Want hy die ſegt, dat ben menſch be «Benabe ban ſBobt / om ſich te beheeren/

ſoube honnen hebben tºclftemaai alg 't gem belieft, die geeft den loſſen Toom aan de Zon daren die in hare Zonden volharden, gelooven

de dat ſy hun ſullen konnen bekeeren aan 't Ein de van haar leven, of op de ure des Doots. Der ſe geloovigheit van de Genade t'erlangen wan

neer 't hun believen zal, bedriegt hun gemeen lijk. Want de wille die alle de dagen hares le vens de Zonde heeft bemind, kan deſelve aan de doot niet wel haten. Soo dat deſe Leering wel ſeer gevaarlijk is, en veel meer ſchadelijk dan voordeelig; nadien dat de geloovigheit, van vaſt te ſtellen dat de Genade Gods in onſe macht is,

nimmer geen Deugden in onſe Zielen veroorſa ken kan, noch deſelve aanvoeren om hun aan

Godt over te geven, of Boete te doen. Sy is maar bequaam om ons van d'Afhankelijkheit

van Godt af te trekken, om ons op ons ſelfste betrouwen, en ons te doen onſe Bekeering uit ſtellen tot aan 't einde van ons leven, gelooven

de het als dan nochinonſen wille zijn zal ons tot Godt te konnen bekeeren.

'

-

--

14z. Het gene groot Quaat is: gelijk ook is -

-,

H' 4

-

het

119


12o

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit God. het gevoelen der gene die ſeggen, Pat be ſhge nabe ban ſbobtig gegenen gemeeft aan

b'eene / en gehucpgert gemogben aan b'an bere menſch: of batben eene ban 45ob tot

be Zaligheit uitberhogen ig/ en b'anbere bermo:pen ter 1perbocmenig. Het welk re

gelrecht tegen, de Gerechtigheit en Goetheit van Godt aanſtoot, (m) die altoos recht uit

#" voortgaat (onder iemand (n) aan te ſien. Het (#)Rom.2, verflaauwd ook de willens der menſchen van de * Zaligmakende werken te betrachten. Want den gene die denkt tot de Zaligheit gepredeſtineert te zijn, zal ſich niet meer om deſelve bekomme

ren, en ſich heel lichtelijk tot allerley vryheden begeven, nadien dat hem (naar fijne meening) de Zaligheit niet miſſen kan, het zy wat hy ook doet. Even desgelijks den genen die gelooft, dat hy verworpen is, zal ſich niet gaarne begeven tot goet te doen, geloovende dat fijne Verwer-, ping zeker is, het zy wat hy ook doet. Invoe gen, dat het baarblijkelijk genoeg is, dat alle die

diſputen en leeringen der menſchen niet anders dan groote Quaden konnen aanbrengen. , 143. Daar ondertuſſchen men de Geleerden,

ſelfs die van goede meening zijn, ſiet hun met yver tot de Studienen Diſputen begeven, mee nende Gade behaaglijke dingen te verrichten, en

voordeel aan de Zielen toe te brengen. Maar het gaat gantsin tegendeel. Want dusdanige din gen berooven Gods Eere, met aan de menſchen toe te ſchryven 't gene aan God alleen toebe

hoort. Enmen geeft plaats aan de -

k

*

water:# *

11


Uitliggingen der H. Schriftuur.

.

diſperaatheit,doende Godtachten alsof hyon derworpen was aan de herts-tochten der men ſchen, die d'eene beminnen en d'andere haten

volgens hare quaataardige bewegingen. Siet daar al het gene wat alle de Leeringen en Diſputen der menſchen baren. Sy zijn zekerlijk de voor naamſte oorſake van d'algemene Ongerechtig heit die wy nu tegenwoordig in de Wereld ſien, alwaar vele noyt ſoo meenigte van Zonden ſou den derven begaan, indien ſy niet onderſtut en bemachtigt wierden door de Leeringen van dus danige menſchen. De natuure ſelfs heeft een

wederſtreving tegens vele dingen die defeSchool wijſe Leerraren verklaren voor ge-oorloofde en betaamlijke of wettige dingen. Men is daar in

ſoo wijt gekomen, dat er byna geenige Grou welen zijn, hoe groot die ook mogen weſen, of ſommigCaſuiſt vind daar gloſen over, om die te bedekken en te verſchoonen.

144. Waar in men onſentijt wel gevaarlijk en ſchrikkelijk noemen mag ten aanſien onſer

Zaligheit. Want volgende de Leeringen derge ner die in Waardigheden geſteld,en op den Stoel Moiſi gezeten zijn, ſoo werd men ongevoelijk ter Hellen gevoert. Het welk genoeg ontdekt kan worden, wanneer men tot in den gront toe onderſoekt, waartoe dat alle die Studien en Lee

ringen der Menſchen heen ſtrekken. Men zal bevinden dat het meeſtendeel de Studie beharti-

gen om hun te mogen verheffen in Waardighe den en Offitien, of om hun te doen volmaakt ſchijnen voor het oordeel der menſchen, of wel H 5

OIIl


122.

VoorREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. 4

om de Winſt en het tijdelijk Voordeel. Het

welk altemaal dingen onaangenaam en misha ende by Godt zijn, en ſchadelijk aan de Zalig

# diergene die ſich tot de Studien begeven, als ook aan alle d'andere die dusdanige Leeringen komen aan te hooren en te volgen; nademaal

dat ſy maar alleenlijk uitloopen om ons te doen verſlappen en afvallig worden van de oefening der Deugden, in plaats van ons daar toe aan te

wakkeren. Uit oorſaak dat de menſchen dewelke trachten de menſchen te voldoen of hun te

behagen, ſich altoos beneerſtigen om ſoodanige

redenen en argumenten op te # waar door

ſy hare gevoelens verſterken of hare natuurlijke genegentheden byvalgeven: en dusdoende ſoo trekken ſy hun van Godt af; door dien dat alles coRoms wat natuur is, (n) tegensſijn Genade ſtrijt. On

" “”

dertuſſchen ſiet men huidensdaagsſoo meenigte gevallen der Conſcientie voorgeſteld, en beſlui ten gegeven over die dingen dewelke de natuur bemind en ſoekt.

-

-

145. Om kortheits wille kan ik hier niet ver

halen alle die Caſuſſen of Gevallen in 't beſon der, verſendende veel eer een iegelijk tot d'aan merking van het leven der huidensdaagſche Menſchen: den eene zal ſijn geheel leven door, Hoogmoedig zijn; den andere Gierig; deſe een Dronckaart, of Gulſigaart, gene, Onkuyſch en de reſt, gelijk idereen wel ſelfsſien kan. Niette

genſtaande ſoo ſullen nochtans alle deſe men ſchen in 't gemeen, en ider van hun in't beſon der ſeggen, dat ſy willen tot het Paradijs ingaan, -

-- --

l

- -- -

-

-

CIA

º


Uitleggingen der H. Schriftuur. en Zalig worden. Deſe hope en begeerte der

123

Zaligheit, konnen nergens anders van daan ko men dan door de wijsmakingen en indrukſelen deſer gemelde Caſuiſten of der Conſcientien valbeſchrijvers, die allerley ſoorten van Zonden ſoo wel weten te voegen en te bewimpelen, dat ſy die eindelijk voor geen Zonden meer achten, maar veel eer voor Deugden houden, of ten minſten ſchrijven ſy die aan de dagelijkſche of

ondoodelijke Zonden toe, dewelke ſy ſeggen niet genoegſaam te weſen om de Verdoemenis

te konnen veroorſaken; en aldus Meyden ſy vele Zielen ten Verderven, dewelke geenige van alle deſe Gevallen of diffinitien verſtaan hebbende,

ſouden in Vreeſe wegens hare Zaligheit zijn, en geen ruſt in hare Zonden konnen vinden, in dien deſe Doctoren deſelve niet beſchilderden en verſterkten.

146. Soo dat het niet ſonder Reden is, dat den H. Geeſt geſeyt heeft. (o). Wée den Menſch (-) Jer. 7.

die ſijn vertrouwen op den Menſchengeſteld heeft: * * nadien dat ſy altemaal verblind zijn in 't gene de Goddelijke Dingen aangaat. Niets kan er van

gekend worden dan door het Licht des Geloofs, en naar mate dat het ſelve levendig is, ſooont

dekt en volgt het de Goddelijke Dingen: maar noyt door de natuurlijke ſinnen, die ſich niet

wijder uitſtrekken dan tot aan de bepalingen der natuur. Om welkers reden vele groote misſla-

gen hebben begaan, en in Doolingen gevallen zijn, willende door hare menſchelijke oordee

len begrypen de Goddelijke Dingen, of de Hei lige

"


124

voorraden van de Laatſte Barmhertigheyt Gods. lige Schrifturen uitduiden,waar aan ſy ſoo veler ley verſcheidene ſinnen geven, als daar hare ver ſcheyde opinien of genegendheden ſich toeney gen. En ſy ſouden aldaar ook vele ſwarigheden en tegenſtrydigheden in vinden, uit oorſaak dat er niets kan verſtaan worden in den waarach

tigen Sin, dan alleen door het Licht des geloofs. 147. Soo dat deſe termen of ſpreekwoorden welke ſchijnen te ſeggen, dat God Verwerpt, Verdoemt, en de Menſchen doet omkomen; niet door deſe woorden konnen verſtaan wor

den, maar alleenlijk door desſelfs beteykening: dewelke niet kan gekend worden, dan door het Licht des Geloofs; en anders niet: Dewijl dat

nemende dusdanige woorden naar onſen Sin, men Laſteringen tegens God ſoude ſpreken, en gelooven dat fy Driftig of Boosaardig is. 'tWelk niet weſen kan, om dat hy geheel Goetheit, ge heel Vrede en Gerechtigheit is. In ſulker voe gen, dat den genen die geen Laſtering tegens God wil begaan, noyt de termen of manieren van ſpreken in de H. Schriftuur mag ſtaande houden, dan alleen voor ſoo wijt als deſelve ons

aanleyden om God te beminnen en aan te bid- den, of tot de Kenniſſe onſcr Nietigheit en de

Liefdadigheit tot den Naaſten: want Godt heeft opMichs ons niets anders geſegt noch onderweſen (p) dan vs, 8. Mºatt, 32

vs. 37, to 49e

hetgene dat tot deſe gemelde Deugden aanley ding geeft. Alle het andere zijn Ydele dingen. Maar als wy gelooven dat alle de Genadensen de

Zaligheit onmiddelijk van Godt komen, (gelijk het warachtig is) om dat wy Nietigheden

#;

•a


Uitleggingen der H. Schriftuur.

125

als danſooeeren wy Godt, en kennen ſijne Al

mogendheit om van 32ietg ſoo groote Saken te maken door ſijn Genade. En het moet nood zakelijk zijn, dat wy hem ook beminnen door ſulken aanmerking, en hem bidden op dat hy ſoude willen blijven volherden met ons de ſelve Genade mede te deelen en te vermeerderen. En

als wy gelooven dat Godtſoo goedertieren on

trent ons is, dat alſoo haaſt (4) als den Zondaarſ q)Eze 1s berouw heeft en ſich tot hem bekeert, hyden iſ,7. ,s. ſelven in Barmhertigheit aanneemt, ſubk doet de Liefde ten ſijnen aanſien verſterken, wanneer men overweegt de Liefde die hy ons toedraagt, vergevende ons ſoobarmhertiglijk. Indeſe twee r

ſinnen, kan men de verſchillende opinien der Genade behouden, en gelooven dat deſelvege heelijk van God komt, en ook gelooven dat den Menſch deſelve bekomen kan 't elke maal als hy zal willen, nadien dat God noyt den Boetvaar digen Zondaar verwerpt. Maar het een en t'an

derdeſer gevoelens te houden op ſoodanige ter men en uitdrukkingen die niet ſtrekken tot ons te verootmoedigen en t'erkennen de groote Heerlijkheit van Godt, om hem te beminnen en aan te bidden; dat is een quaat ding, en een groote ſtoutmoedigheit voor den menſch, te gaan de Schriftuur duiden en verkeeren door ſoodanige manieren van ſpreekwoorden die

d'Afvalligheden en verſlapping in de Deugt toe ſtemmen en onderſtutten.

-

148. Want indien men wil gloſeren over de

woorden der Schriftuur, menſoude

ſite: O


, 126

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

(r) Jon ,. God gelogen heeft, als hyaan Jonas ſeyde (r) Dat binnen 4o. dagen de Stadt van N IN 1 v E

vs. 4•

ſoude ondergaan. Om dat de ſake niet alſooge ſchied is naar ſijne woorden, dewelke niet con

ditioneel of met ſoodanig beding geſegt waren, namentlijk, dat wanneer ſy hun niet bekeerden; Neen, maar heel rond uit als iets dat in allen ge

valle ſoude hebben moeten geſchieden. Men moet daarom nochtans God niet vangen of ver raſſen in ſijne Woorden noch in de manieren

van ſpreken der Schriftuur. Maar men moet daar uit de Vruchten onfer Zielen trekken, over eenkomende met de Voornemens van Godt, , die ons niet toeſpreekt dan tot onſer nuttigheit.

Hyſeyde abſolutelijk of ronduit dat N IN 1 vn ſoude vergaan, om dat d'Inwoonders dier ſel

#

Veroordeeling hadden ver ver Stadt dient. Soo dat de Gerechtigheit Gods hare On gerechtigheden had veroordeelt. Maar ſoo haaſt als ſy Berouw hadden en de Boete omhelsden, ſoo heeft fijne Goetheit en Barmhertigheit haar

noch vergeven. Men moet daarom niet ſeggen, dat God gelogen heeft, maar dat hy haar Recht veerdelijk geoordeeld hadde, en dat hy hun daar na noch Barmhertiglijk vergeven heeft. Sonder te willen gaan haarklieven over de manieren van ſijne woorden of uitſprekingen, die niets doen tot de Beteykening der Saken, dan alleen om ons deſelvegrovelijk te doen verſtaan, naar ons begrijp en ſwakke geſtelteniſſen. 149. En niet te min ſoo gaat men de Kercken

degeheele Wereld ontroeren door diſputen#• J

r

-

tW1


127

* Wetenſonder doen, is quaat. twiſt-redenen die alleenlijk haar ſteunſel hebben

-

op eenige manieren van ſpreek-woorden, ſonder te komen tot de kenniſle der Sake ſelfs die dus

danige woorden en ſpreuken ons willen beteyke

nen. Menſoude mogelijk my ook in foodanige woorden konnen vangen, en in ſommige eenige ſtrijdigheit vinden. Want ik hebbe elders ge ſegt, dat men d'Evangeliſche Raadgevingen naar den Letter volgen moet in 't gene onſe Za ligheit betreft. Het welk ik ook van de geheele Heylige Schriftuur ſegge, in al hetgene dat ons tot de Zaligheit geleyden kan. Want andere dingen in de gemelde Schriftuur te gaan ſoec ken, dat is deſelve verderven en de heilige din gen ontheilen, willende glorie trekken van de Wonderheden Gods te weten; die wy nochtans noyt behoorden t'onderſoecken, dan alleen ſoo (f,2 Tim. -

wijt (ſ) als 't onſe Zaligheit betreft, en niet voor- "

der: of anders vervullen wy onſen geeſt met wind, en blijven de Ziele ledig houden. 15o. * Daar zijn menſchen die hun geheele

ſeven doorbrengen in ſpeculatien of overdenkin gen der Goddelijke Dingen, ſonder daarom in de Deugt te weſen. Sy ſpreken de Taal der En gelen, en doen niet alleenlijk de werken der menſchen. En indien ſy tot de Kenniſſe der al derhoogſte Goddelijke Myſterien geraakten, ſy

-

ſouden nochtans daarom niet volmaakter dan de

, sº

Duivelen weſen, die niets verlooren hebben van

hare kenniſſe, niet meer dan wy het Geloof ver lieſen door onſe Zonden. Daar ondertuſſchen

het ſelve ons niets nutten zal ſonder dat wy * .

*

-

# eItS


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

128

o Jae z-ſelfs Wercken hebben. Want God te kennen,

"***" ſonder hem te beminnen,(t)dat is de werking van een doot geloof. Soo alle de geeſtelijke dingen te begrijpen, en ondertuſſchen te leven naar fijne natuurlijke Sinnen, dat is d'uitwerkende daat

van een geveynsde Laatdunkendheit, die ons veroordelen ſoude, door dien dat alle de trappen

en graden der Deugden te weten, en den Weg des Paradijs te kennen, ſonder die te beſitten en deſelve te bewandelen, ſoo ſullen dieſelfde Lich ten en Kenniſſen ons veroordeelen ſonder her roeping, om dat men geen uitvlucht van On wetendheit zal konnen vinden, maar het zal een veel laſterlijker of verſoeyelijker. Boosheit zijn, te hebben willen gelooven en ſpreken van de

goddelijke dingen gelijk alsof wy die beſaten; ondertuſſchen # wy ſeer wijt daar van af zijn.

|

15 1. Dit is nochtans een ſeer gemeen gebrek in onſen Tijt, alwaar ſoo grooten getal men ſchen ſich in de Leer-oeffening der Geeſtelijke en goddelijke dingen bevlytigen,en men'erſo weini vind die opregt geeſtelijk of vergodetſijn.Sy #

gelijk de Klokken die d'andere ter Kercke roe pen, ondertuſſchen dat ſy'erſelfs altoos buiten blyven. Zijt gy doch niet van dit getal, mijn , Lieven Broeder : want het ſoude u niets baten, te

verſtaan en te begrijpen alle de Wonderheden # ## Gods, die ik u verklaren wil, wanneer deſe

" Kenniſſe niet in uwe Ziele (u) de Liefde Gods, -

en de Kenniſſeuws ſelfs baart. Want de Godloo

ſen, en de aan den Duivel verbondene men ſchen, ſpreken nu van de hoogſte s"My : w

-

*---

--


Wetenſonder doen, is quaat. a Myſterien, om ſooveel te lichter de Vromen te bedriegen, die ſy door geenige quade dingen ſouden tot hun gewinnen konnen, maar onder

den Dekmantel van heyligheit neemt hy d'alder beſtmeenenſte gevangen, hun beveſtigende in de ſpeculatie der goddelijke dingen, ſonder die oyt in 't werk te ſtellen, hun wijsmakende dat het genoeg is het Geloof en de Deugt door ſpe culatie te hebben. Daar door komt het dat er

ſoo weinig, weſentlijk de Deugt noch het Le vendig Geloof beſitten. 152. Ik ſegge ſulks in voor-raat, vreeſende of gy mogt bedrogen worden, gelijk my ſelfs eertijts gebeurt is, hebbende menſchen ontmoed dewelke ſchenen Seraphijnen in de Liefde Gods, en Engelen in hare woorden te zijn, verklaren de de Hoedanigheden en Eygenſchappen Gods ſoo hooglijk, en ſchilderende de Deugt ſoo naaktelijk af, dat ſy ſchenen van den Hemel ne dergedaald te zijn, en niets van den ouden Adam aan hun te hebben. Daar ondertuſſchen de wer

ken die ſy naderhand gedaan hebben wel deden ſien, en genoegſame getuigniſſen verſchaften, dat de Duivel haar Meeſter geweeſt was. Dien volgens ſoo zijt op uwe hoede, en de ſoekt niets door Curieusheit, maar alleenlijk tot Nuttig heit. Ik zal u geen ſpeculerende redenen of over denkelijken praat voorſchryven, of ſoodanige dingen die uit Droomen, Geſichten, pf imagi

natien getrokken zijn, maar foodanige die door het Levendig Geloof gebaart zijn. Want ik hebbe noyt iets elders geleert. Deſelve is mijnr -

I

Mee

Yis


VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. Meeſter en mijn eenige Beſtierder geweeſt. Gy ſuld dat wel konnen gewaar worden door de werkingen die deſe Diſcourſſen in uwe Ziele doen ſullen, ingeval dat ſy aldaar geen beletſelen vinden: om oorſaak dat alles wat van 't Leven

dig Geloof voortkomt, altoos uitwerkende en vruchtbaar is.

-

- 153. Gelooft noyt dat ik in alle mijne verey ſingen ander belang hebbe dan uwe Zaligheit. Want Rijkdommen die kan ik niet begeeren; dewijl dat de gene die ik in eigendom beſitte, any tot grooten laſt zijn. En aangaande d'Eeren, die kan ik ook niet begeeren wanneer ik Jeſus

Chriſtus navolgen wil. Ik beminne inderdaat de Verachtingen meer, om meerder overeenko mende met mijnen Zaligmaker te zijn. Ook ben ik desgelijks niet meer genegen om geacht en gevolgt de worden, om dat d'opinien der men ſchen voor my verachtelijk zijn; dewijl ik deſel

we kenne ſoo weinig op de Waarheit gegront te weſen , en dat hare ommegangen en onderhou dingen my tot beletſels dienen, niet konnende eenige welluſten of vermaken vinden buiten d'Eenſaamheit en Innerlijke Ingetogendheit. Ik ben ook niet geſonden om de Wereld te beriſ # , maar om te verlichten degene die de waar eit willen aannemen. Indien ik ſommige din gen in het leven der huidensdaagſche Chriſte nen beriſpe, dat geſchied wegens hare groote Verblindheit. Want indien ik in 't beſonderha

refouten aanwees, ſy ſouden ſich laten voor

ſtaan heel welverlichtte zijn, en dusdoende ſou den


Wetenſonder doen, is quaat. -

»

den ſy niets konnen bevoorderen van 't ware Licht, blijvende in hare Duiſterheden.

154. Ik volge hier na, de Manier die God altoos gebruikt heeft, om de menſchen weder om tot hareſchuldige Plicht te geleyden, en haar te doen wederkeeren in ſijne Afhankelijkheit,

waar van ſy uitgeweken waren. Ter tijt als hy hun door Moiſes wilde wederom brengen, ſoo gaf hy haar Wetten en Beſtraffingen, ten einde dat ſy eerſtelijk mogten hare Zonden kennen; en ten tweeden, dat ſy hun verbeteren ſouden, bewarende en onderhoudende de Wetten en

Regelen die hy haar gaf, als bequame Middelen om huu t'onderhouden in d'Afhankelijkheit van Godt. En als Jeſus Chriſtus op Aarden was,

ſoo beriſpten hy de Pharifeen, op dat ſy harefou ten eerſtelijk mogten kennen, en daar na onder wees hy haar de Middelen, waardoor deſelve konden verbeteren. Even desgelijks heeft het

#

my ook noodzakelijk gedacht, de fouten der huidensdaagſche Chriſtenen te beriſpen: niet dat ik hun kome veroordeelen; maar veel eer hun

ter Zaligheit helpen door de Kenniſſe der waar heit: want hare Veroordeeling is in de Leugen, daar ſy in wandelen (onder dat gewaar te wor den. En indien hun ſulks niet preciſelijk en be ſonderlijk getoont wierd, ſy ſouden niet kon nen ſien hoe wijt dat ſy van d'Afhankelijkheit van Godt vervreemt waren, of andersſoud ik te

vergeefs hare beſondere Doolingen aangeweſen hebben.

l-

155. Indien 't genoeg geweeſt was te GE: I 2

3


132

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.. dat ſy moeſten wederkeeren in d'Afhankelijk

heit van Godt, ſoo ſoude Jeſus Chriſtus niets

x

anders in ſijn Evangelie gefegt hebben; dewijl dat alle ſijne Onderwijſingen tot geen ander ein de ſtrekken. Hy konde geen overtollige of on noodige Dingen doen, of # hy ſoo vele verſcheydene ſaken verklaarden. Het is zeker dat alle die verſcheidene Dingen noodiggeweeſt zijn door Jeſum Chriſtum onderweſen te wor-, den, om onſer Zaligheits wille. Desgelijks ook heeft het my noodzakelijk gedacht om in deſe Vo o R - RE D EN aan te roeren verſcheydene

fouten en Zonden, waar mede de huidensdaag ſche Chriſtenen beladen zijn; dewelke ſoo ſy die niet ontdekken, het hun onmogelijk zijn zal werkdadiglijk te komen in 't Licht der Waar heit. Want of ſchoon ſy al ſagen, dat Godt hun geſchapen heeft om ſijne Welluſten met haar te nemen, en dat ſy ſich geheelijk aan hem moeten overgeven, ſooſouden ſy ſich nochtans konnen laten voorſtaan, dat ſy alle deſe Dingen bereyds al doen, om dat ſy deſelve door woor den verrichten. Want men hoort nietsgemeender ſeggen, dan bat ſp 45ob beminnen en geheel hniſſen aan hem obcrgegeben 3ijn: daar er ondertuſſchen waarlijk niets is dat daar na ge- ,

lijkt. Want idereen volgt ſijn eygen wil, en be

ſtiert ſich naar ſijne natuurlijke ingevings drift: , en daar mede denkt men noch dat alles wel is, en dat ſy ſullen Zalig worden. Het is dan om hun

voor 't Bedroch te bevryden, dat ik wat om

ſtandiglijk verklaard hebbe verſcheidene Doo --d

--

e w


Wetenſonder doen, is quaat. . . lingen waar in ſy leven. Niet door eenige beris ping, maar door enkele Vermaning. Want ik wil niet over iemand heerſchen, noch iemand

overmeeſteren wie het ook mogt zijn. Nadien dat Godt een iegelijk ſijn Vrye Wilgegeven heeft, ſoo betaamt het dan my noch niemand anders, om hun te betoomen of te bedwingen. Idereen moet daar in handelen naar dat hy ſij nen keur nemen wil. De menſchen behoorden

niet gevangen of gedwongen te nemen 'tgene

God Vry laten wil. Daarom zal niemand Re den hebben om my te konnen verwijten, dat ik de doolingen beriſpe; dewijl dat ſulks niet an dersgeſchied dan door Vermaning, en niet door beſtraffing. - " 156. Men zal my mogelijk vragen, waarom dat ik meerder de fouten en Doolingen der Chriſtenen beriſpe, dan die van alle d'andere

Religes, dewelke ſelfs meer berispelijk ſchijnen; dewijl dat ik doch aan al de wereld in 't algemeen ſpreken wil: dat ik dan niet behoorden de Chri ſtenen of die van de Roomſche Kerck in 't be

ſonder aan te vallen ? Waarop ik antwoorde,

dat Twee ſaken my daartoe bewegen. d'Eerſte, om dat de Roomſche Kerk, mijn Moeder is,

waarin ik geboren ben, en dienvolgens ſoo ben ik verplicht om haar meerder te beminnen dan

eenige andere: en d’uitwerking deſer Liefde is d'oorſaak van dat ik hare fouten en doolingen

ontdekke, ten einde dat ſy haar ſoude mogen ſuiveren van de fouten die haar mogelijk onbe

kend mogten zijn, indien deſelve niet in den I 3

Dach

133


t

,

Voorreden van de Laatſte Barmhartigheit God. Dach gebracht of in 't beſonder verklaart wier den. De Tweede oorſaak en reden waarom dat

ik meer de fouten en doolingen der Chriſtenen ontdekke, dan die van andere Religes is; om dat ik geen andere Secten of Religes kenne, en dat

4.

ik nimmer met andere Perſonen verkeert hebbe

dan degene die Belijdenis maakten van het Ca

tholijk Apoſtolijk Romeins Geloof, om gebo rente weſen, en meer dan Vijftig Jaren langge woont te hebben, onder d'eenige Gehoorſaam heit der ſelve, ſonder oyt andere Kerck gekend te hebben, noch door woorden noch doorge ſchrift. Daarom kan ik niet beriſpen de beſon dere fouten diergener dewelke niet onder deſel ve Belijdenis zijn, om hun niet gekend noch

geen omgang met haar gehad te hebben.

-

157. Wanneer ik ſegge, dat de wereld ge oordeeld is, om dat alle menſchen van 't Geloof

afgevallen zijn; ſoo heb ik deſe geloovigheit niet getrokken uit d'oefening of omgang met de geheele wereld, want ik ken er geene dan die van mijn Vaderlandt. Maar ik ſegge ſulks door

het Licht des Levendigen Geloofs, het welk my

-

toont, dat alle de menſchen ge-oordeelt zijn, en dat wy nu gekomen zijn in den Tijts des al # Oordeels. En indien er noch eenige elige in de wereld was, dewelke aan God

mogt overgegeven zijn, en waarlijk Chriſtelijk leven, ſoo ſou de wereld niet algemeen konnen ge-oordeeld zijn. Waar door ik gegront ben te W

gelooven, dat er geen ware Chriſtenen meer op Aarden zijn in wat voor Relige her ook weſen - --

- -

-

T: .

mogt.


Wetenſonder doen, is quaat. Aangaande mogt. van die onder de Roomſche

135.

Chriſtenen, heb ik een beſondere Kenniſſe, bui

ten noch het Licht des Geloofs: want hebbende

ſoo lang onder hun verkeert, en ſoo neerſtiglijk doorgeſocht, om een eenig volmaakt Chriſten

tontmoeten, ſoo vinde ik my daar van noch berooft tot op deſen huidigen dagh.

-

158. Het Geloof verſchaft my nochtans een Hope, dat vele ſulks worden ſullen door het

T.

Licht der Waarheit. Niet te min ſoo vrees ik

dat het kleinſte getal uit de Roomſche Kerck voortkomen zal, op dat ſy ſich gemeenlijk te

gens deſe waarheit aankanten. Want als ik ge meend hebbe het ſelve hun door Woorden voor

te ſtellen, ſoo ben ik van hun vervolgt en nage tracht als een Misdadigerſe, zijnde verplicht te ſwijgen, en my te verbergen totter

#

tijt dat ik door het Licht des Geloofs gekend hebbe, verplichtte weſenby geſchrift op te ſtel

len de Dingen dewelke Nieuwe Chriſtenen moeten voortbrengen. Indien de gene die daar van de Naam dragen't ſelve niet aannemen wil len, ſy zijn vry daar toe. Want Godt dwingt niemand, maar kan (x) van Steenen Kinderen toMatt 3. Abrahams verwekken; en van de in hare Dui- *** ſterniſſen verharde herten, ware Kinderen des

Lichts doen worden; ende kan den (y) Ingank 9)Matts. tot ſijn Koninkrijk geven aan de Turken, Hey- "t'.” denen, en Afgoden-dienaren die ſich ſullen be keeren: en de Chriſtenen daar uit jagen dewelke tegens de waarheit opſtaan. Idereen moet aan

ſich dencken, en ſijn Schade voorkomen. Want '-

-

I 4

het


136 . VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. het is de LAATSTE BAR M HERT 1 GH E 1 +

G o Ds, dewelke voorby gegaan zijnde, niet meer zal weder t'erlangen zijn. Hier in is 't dat

(#) Joh's. Jeſus Chriſtus ſegt: (z) Gyſald my ſoeckenende . ***

niet vinden.’

r

-

159, * Daarom vermaan ik alle de men

korfa,s, ſchen der Wereld, te willen in (a) tijts komen vs. ,, ' het oor leenen aan de Waarheit, geenſins twijffe #" "" lende of idereen, niemand uitgeſondert, zal daar het Licht des Geloofsvinden, al of ſchoon hy godloos en een Zondaar zijn mogt ; om dat het Licht alſoo wel over den Miſthoop ſchijnt als over het Gout. Boven noch het Licht der Ken

niſſe deſer Waarheit, waar tegens de Duivelen ſelfs niet konnen wederſtaan, zal men hier ook t

het 1Ietbmeſig beroum over de Zonden vin - den, van dat men ſoo lang is. Onwetende ge weeſt. Want gelijk het onmogelijk is de Cou leuren t'onderſcheiden die in een donckere plaats zijn, aldus ook is het onderſcheiden der Zon den van deſen tijt, daar men in ſoo dikke Dui ſterniſſen leeft. Men zal hier ook de Liefbe qBobg vinden, door de Kenniſſe der Welda

den die men ſien zal dat hy ontrent de menſchen

heeft gebruikt. Men zal hier ook noch vinden de 49bergebing ban ſijnen in Bille aanbie ban 45obt; dewijl dat men klaarlijk zal ſien, dat alle Goeden onmiddelijk van de Wille Gods

komen, en dat alle de Quaden van d'Eygenwil le des menſche komen. Men zal daar ook groote

Verſtrooſting vinden, ſiende de Goederen die

#", God voor de menſchen bewaart heeft, (b) # ----

-- -

y

-•


. . .

* Nuttigheit deſesTractaats.

hy eeuwiglijk met Jeſu Chriſto heerſchen zal op der Aarde, vervult met oneindelijke Vreugdens en volmaakte Vernoegens.

,

.

16o. Alle deſe Dingen ſullen by ervarend heit bevonden worden in de Zielen die de Waar

heit ſoecken, en honger en dorſt na de Gerech

tigheit hebben, wanneer ſy haren vlyd ſullen aanwenden om ernſtelijk te leſen deſe LAATSTE BAR M HERT 1 GH E IT

G o Ds.

Hierom

ſoo noodige ik eerſt de Roomſche Catholyken, ten einde dat ſy mogen ſien dat de Kercke Gods niet beſtaat in Waardige Staten, Grootdadighe den, of Geſaglijkheden, maar alleenlijk in de Zielen die aan Godt overgegeven zijn. Dat de ſoodanige alleen ſijne ware Bruiden zijn, en ſij ne eenige Heylige Kerck, het zy in wat of hoe darigen plaats ſy ook mogen zijn, wonen of verblyven, ſonder dat ſy gekleeft zijn aan de Stadt van Rio o M E N of elders: want al of

ſchoon deſe Stadt de Plaats is waar d'Eerſte Chri ſtenen hun verblijf gehouden hebben, ſy is daar om niet noodzakelijk vaſtgehecht aan de Bruydt Gods, niet meer dan de Stadt JE R Us A LE M.

ehecht geweeſt is aan de Chriſtenen, nademaal beſitten. # nu de Turcken die ſelve Stadt nochtans denc 161. Men moet daarom

niet

ken, dat ik Ketters zijn ſoude, of de Rooms Catholijken verachten wil. In tegendeel ſoo weet ik door het Licht des Geloofs, dat ſy het Volck Gods zijn. Maar het kan my ook niet on bewuſt weſen, dat ſy het Levendig Geloof ver

laten hebben, en daar van teenemaal afgevallen -

--

I 5

zijn,

137


t;s

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. zijn, En indien ik eenige Ketterien hadde, ik ſoude moeten daar van d'eerſte Uitvinſter we

ſen, om noyt geleert te hebben wat dat Ketterſch ſoude mogen zijn. Ik ben altoos Rooms Apo ſtoliſch Catholijk gebleven in den Geeſt Jeſu Chriſti, gelijk als d'Eerſte Chriſtenen geweeſt zijn. Indien er naderhand Ketteryen ingeſlopen zijn in dele Roomſche Kerck, of elders onder de Chriſtenen; ik vervloecke en verſwere deſel

ve, en houdemy vaſt aan 't Levende Geloof: het welk ik allen menſchen der wereld toewenſche;

dewijl dat ſonder het ſelve noyt iemand Zalig worden kan. 't Gene al de wereld met woorden

toeſtemd, maar niemand gelooft dat inderdaat: want d'uitwerkingen van dit Geloof, ſoude wa reen volmaakte Chriſtenen baren. 't Welk ner

gens gevonden word,hebbende begeeriggeweeſt ſedert mijnen Ouderdom van bier Jaren, te mogen een Landt vinden alwaar de ware Chri ſtenen woonde, ende ben noch tot heden toe niet gekomen tot de Kenniſſe van dien, naſoo jaren met vlyd daar na onderſocht te heb

# Ile

-

162. Nochtans ſoo hope ik er t'ontmoeten, na dat deſe LAAT s T E BAR M HERT 1 G

H E 1T Go D's zal door de wereld verſpreyt zijn geweeſt. Want ik geloove dat deſelve ook wercken zal in de Herten der H E YD EN EN,

dewelke daar door geraken ſullen tot de Ken

iſſe van den waren Godt die hun geſchapen heeft, en dat ſy alle hare Afgoden ſullen verbre

ken, die ſy ſullen ſien onmagtig te zijn. Ik "# -

-

-

t -

ele


Nuttigheit deſesTractaats.

-

ſele niet of deſelve zal noch meerder Voordeel

bewerken in de Zielen der Jo o D B N. Om dat als ſy ſiende dat Godt noyt van eenig Menſch iets anders ge-eyſcht heeft, dan de We

ſentlijke Afhankelijkheit van haren Wille aan deſij ne; en dat alle d'andere Wetten die hy haar na derhand gegeven heeft, niet anders dan maar toevalliger wijſe geſchied zijn, wegens harer Zonden. Het welke wel bevath hebbende, ſoo

ſullen ſy geenige moeyte hebben om het Licht der Waarheit aan te nemen, datſy voortijts ver worpen hebben, en hun onbekend is; ſullende alle de Werken der Wet verlaten, ten einde om

het L E v EN D 1 GGE Loo F aan te nemen, dat d'O v E R G Ev I N GvAN o N sE N wIL LE AAN D 1 E v AN G o D'r bewerkt. Het

welk d'eenige noodwendige Sake ter Zaligheit is. 't Gene alle ſoorten van Secten en Religes ken nende, ſullen verplicht weſen allerley voor-in

nemingen harer wetenſchappeu, opinienen ge voelens der menſchen te verlaten, om deſe eeni ge waarheit aan te hangen, dewelke ſoo klaar vertoonen zal als de Son: Soo dat niemand

twijfelen zal konnen of ſy is waarachtig. In te gendeel ſoo ſullen alle Wijſen verplicht weſen

toe te ſtemmen dat alle hare Wetenſchappen en Leer-oefeningen niets anders dan Duiſterniſſen en verwerringen zijn by deſe foo klare Waarhe den.

163. En dus doende ſaldegeheele wereldge noodzaakt zijn, ſich met Ootmoedigheit des

herten daar aan over te geven, ſiende dat alle ha -

Te

- 139


r 14e voorraden van de Laatſte Barmhertigheit Gods. re Wetenſchappen, Leeroefeningen en Diſpu ten moeten een einde nemen, en begraven wor den in dit Nieuwe L1 c HT, 't welk ontdekt

dat alle de Leeringen der Theologie, (of Gods

geleertheit,). Alle de Regelen en Trappen der Deugden, alle de Wetten van 't Oude Teſta ment, ja ſelfs alle de Leeringen der Evangeliſche Wet, al te maal begrepen zijn in d'A F H A N K E LY K H E 1T, die de Ziele hebben moet van

de Wille van haren Godt; en dat er geen ande re dingen meer t'onderwijſen en te oefenen zijn dan deſe eenige Afhankelijkheit : 't welk d'eer ſte en eenigſte Saak is die Godt geeyſcht heeft van alle de menſchen die oyt in de wereld ſouden geboren worden. Dat is de t'Samen-vatting van alle Deugden, het geheel Begrip der Volmaakt heit, en den eenigen verzekerden Weg der Eeu wige Vreugde. Sonder dat het meer van noo den zy in de Boecken en Schoolen te gaan ſoec - ken de Middelen om tot de Volmaaktheit te ge raken: om dat deſelve al te maal ſullen gevonden worden in d'Eenige Overgeving van onſen Wille aan die van Godt. Gelijk als ik klaarlijk aanwijſen zal. 164. Mogelijk zal men ſich verwonderen o ver dat ik een ſoo lang verhaal gemaakt hebbe in deſe V o o R - R E D E N. Sulks geſchied noch tans niet, dat ik overtollig of te wijtloopig in mij -

ne Diſcourſſen ben, maar alleen lijk uit oorſaak

dat ik vele Saken te ſeggen hebbe, voor al eer dat ik in de Materie trede, om de waarheit in ha

ren. Oorſpronck en eerſte Beginſel te mogen Ont


Nuttigheit deſes Tractaats.

.

.

141

ontdekken. Om dat de huidensdaagſche men ſchen ſoo wijt daar van vervreemt zijn, dat in dien men haar niet eerſt en voor al toonde deſe

Wijt-afweſigheit, het hun onmogelijk zijn ſou de te begrypen de weſentlijkheit deſer Waarhe den, voor al eer voorheen hare Doolingen ont dekt te hebben: En ook om te waarſchuwen

alle degene die hare Nuttigheit uit deſe Aleſing trekken willen, van hun aan Godt over te ge ven, en ſich van haar ſelven t'ontlaſten. Want

andersſoude niemand konnen volgen het Licht dat hy mogt kennen; en hy ſoude de Deugt niet anders dan in ſpeculatie of overdenkelijkheden

hebben, gelijk de huidensdaagſche menſchen' doen; dewelke behoorden. Kinderen te weſen

die werkdadiglijk in alle dingen aan (c) Godtha- en Matt, ren. Vader overgegevene zijn. En ſy niet ken- **** nende de Beletſelen die hun van ſulks te doen

wederhouden, ſoo ſouden ſy hebben blyven tuſſchen beyde hangen, ſonder iets uit te wer ken; kennende van d'eene kant de waarheit; en van d'andere ſijde niet wetende hoe die na te vol

gen, met niet desſelfs beletſelen en verhinderin gen te kennen. Dieshalven ſoo hebbe ik my een

weynig uitgebreydt over verſcheyde Dingen die aldergemeenſt zijn, ten einde dat idereen voor heen ſoude konnen ſien alle het gene dat hem wederhoud en verhindert Godt te kennen, en

aan hem overgegeven te zijn. Op dat deſe Ken niſſe hem mogt bereyd maken tot het Licht der

Waarheit t'onfangen,en het Levendig Geloof te bekomen, dat ſy verlaten hebben. Men "# C w-

- -

-


VooRREDEN van de Laatſte Barmhartigheit Gods.

342

ſich niet laten verdrieten over de Langheit van't Diſcours; dewijl dat het verſcheide Onderwij

ſingen verſchaft, en dat men niet van ſoo vele verſcheyde Stoffen handelen of ſpreken kan met weinig woorden. 3, 165. Soo gy ook eenige Dingen vinden ,, mogt die wat ſwaar te gelooven ſchijnen, als , namentlijk, Dat de wereld nu geoordeelt is; ,, Dat wy in 't Rijck van den Anti-chriſt ge s, komen zijn, en de Laatſte Plagen haar Begin , genomen hebben: Soobidde ik een iegelijk , ſijn oordeel wat te willen opſchorten, en aan -

-

,,, merken't gene wel haaſt geſchieden zal. Men zal genoodzaakt zijn te voelen en te proeven, 't gene men niet heeft willen gelooven; en erva-

ren de Dingen waar over men heeft willen twijf - - ---

felen. Ik wilde wel, dat het my hier in ſoo Ge lukkiglijk gebeurde, als J o N As wedervoer, toen hy voorſeyde, dat de Stadt Ninivé ſoude Vergaan. Want ik ſoude achten de Schande wel betaalt te zijn, door de Bekeering van ſoo groo ten getal Volks. Wy hebben noch dien ſelfden

Godt, dewelke acht nemen ſoude op de Bekee

/

ring en Boete der menſchen, om Uitvoering des Laatſten en algemeenen Vonnis op te houden. Maar ik derfmy niet belooven, dat het my ſoo Gelukzaliglijk wedervaren zal : uit oorſaak dat waar het Quaat algemeen is, de Straffen ook al gemeen moeten zijn. Indien dit Geluck myo ver quam, gelijk als eertijts den H. Vincent Fer rier gebeurde; den welken, na het Laatſte Oor

deel verkondigt te hebben, ſoo grooten getal 1 --4

-

w

- T 7

volks


Nuttigheit deſes Tractaats. .

.

.

Volks ſich tot Godt bekeerden door Boete;

ſoo ſoude ik mijne Vreugde wel volkomentlijk

genieten. Maar ik vinde nu ſoo vele menſchen niet, die gelooven dat het Oordeel nu gekomen

is: gelijk aler doenmaals gevonden wierden. En deſe Ongeloovigheit is my een der waarachtigſte Merkteykenen, van dat het gekomen zy. Welk Merkteyken ſich ook ten tijde des Zondvloeds vertoonde; als wanneer maar alleenlijk acht Per

ſoonen het geloofde tertijt als't geſchiede. 166. Ik hope dat het nu door veel grooter Getal zalgelooft worden en ſy hun ſullen bekee ren, nadien dat Godt voorheen de LAAT sºr Es BAR M HERT 1 GH E 1T toeſend, dewelke

ſich door de geheele wereld zal uitbreyden tot Bekeering van Veele onder allen Natien en Volckeren. Want ik ben niet bewogen om al

leenlijk tot eene Stadt te ſpreken, gelijk als fo mas dede, noch tot een Landſchap of Provintie in 't beſonder, alwaar Vincent Ferrier predi

ten; maar tot alle de Menſchen dergantſche we reld in 't algemeen, wel wetende dat onder al len Natienende Volckeren ſich eenige in 't be ſonder bevinden ſullen, dewelke begeeren de waarheit t'ontdekken. Hierom ſal ik het ſelve'

aan al de wereld toonen voor ſoo wijt als't Godt my heeft te kennen gegeven, niet door Studien of ſpeculatien, of t'Samen-ſprekingen en Pre-, dikatien der Geleerden, maar alleenlijk door een

Eenvoudige innerlijke Onderhoudingof een ge meenſamen Omgang en Vereeniging met Godt.

Dit ondalen een beker meer, -

-

Wa

H43


144

VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit God, wat ik kan, ende hebbe niets geput uit de Lee ringen der Menſchen door eenige Leſing, noch ſelfs niet door die van de H. Schriftuur. 167. Gy ſuld mogelijk hier over eenigen twijfel konnen hebben, om dat meenigmaal al diſcourerende of met mijne Stellingen voort varende, ik ſomtijts eenige Spreuken van Jeſus

Chriſtus, of die der Propheten en Apoſtelenby gevoegt hebbe; ſoo gelooft nochtans dat ſooda nige Bibringen niet door eenige Leſing voort komen. Want indien men my vraagde, waar dat ſulks geſchreven ſtaat, ik ſoude het wel moe

yelijk hebben om daar van de plaatſen of Capit telen te konnen aanwijſen; om deſelve niet gele ſen te hebben, of wel ſoo loſlelijk terloops dat

het my meenigmaal onmogelijk ſoude zijn te ſeggen, of het gene dat ik bybrenge, in het Ou de of in het Nieuwe Teſtament begrepen is. Maar dat zijn ſommige Schriftuur-plaatſen die my in den Geeſt vallen ter tijt als ik van eenige Geeſtelijke Saken ſpreeke of ſchrijf. Gelijk als my ook vele Redenen, Spreuken, en gelijke niſſen invallen, om te verlichten en duidelijker uit te drukken de Verſtandelijkheit der Lichten

die Godt my voorheen heeft deelachtig ge maakt. En wanneer hy wil dat ik die wederom aan andere mede-deel, ſoo geeft hy my ſooda nige termen en woorden die bequaam zijn om

deſelve aan anderen uit te breyden, ten einde dat ſy deſelve wel mogen verſtaan. Soo dat al les uit een ſelve Quelbron voorſpruyt, nament lijk, het Licht, de Verſtandelijkheit desſelfs, #

-

&

/

.

-

&


Nuttigheit deſes Traftaats. 145 de manier om het ſelve voor anderen uit te drukken.

Soo dat ik my altoos verheugt gevoele wanneer eeni geplaatſen der H. Schrift my in den geeſt vallen, op dat mijn ſeggen ſoo veel te beter mogt verſtaan wor

den, of te meer mocht beveſtigt en bekrachtigt zijn 5 nademaal dat vele in de H. Schrifturen gelooven, die

niet ſoo wel in mijne Woorden gelooven ſouden, als

dewelke maar van weynig menſchen in 't beſonder

#ne zijn, aan wien ik deſelve mede-gedeelt heb C.

-

168. Daarom ſoo gebruik ik gaarne de Spreuken

de Schriftuur, wanneer ik die ontdekken kan, als zijnde een meerder algemeene Leering, dan niet zijn de Schriften van een eenige Perſoon in 't beſonder; dewelke nochtans van de ſelfde Subſtantie en weſent

lijke kracht zijn, van 'tgene dat in de H. Schriftuur is, wanneer ſy door den H. Geeſt beſtierd word: om dat deſen Heyligen Geeſt, altoos eendrachtelijk overeen

komende, en gelijkformig aan ſich ſelven is. En het gene hy aan de H.Schriftuur gedicteert heeft,en 't gene dat hy tegenwoordig aan de geſuiverde Zielen dic

teert of hun ingeeft, is zekerlijk de ſelfde Saak; door dien datter noyt in Godt eenige omkeering of veran dering kan gevonden worden. In dier voegen dat wanneer het gene dat ik voortbreng, niet overeenko

mende zy met de H. Schriftuur, men dan het ſelve niet gelooven moet.

,,

169. Men zal mogelijk inbrengen of tegenwerpen, dat de door my bygebrachte beſonderheden niet al te maal in deſelve ## gevonden worden. Soo antwoorde ik daar op, dat men zedigheit hier in ge

bruiken moet, en niet lichtveerdelijk Vonnis ſtrijken, Want - -

-

-A


146 VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. Want indien men ſich begeven wil om met Ootmoe digheit des Herten alles te leſen, men bevinden zal dat

al hetgene dat ik ſegge, van den Beginne des werelds aan is geſegt geweeſt, maar veel duyſterder of door Gelijkeniſſen. En 't is ook ten deelen ge-oeffent ge weeſt door Figuren of Afbeeldſelen, waar van den Tijt nadert, daar men de afgebeelde Saken weſentlijk ſelfs ſien zal. Godt doet ſoodanig, om aan de men ſchen te doen begrypen, dat de toekomende Dingen hem altoos tegenwoordig geweeſt zijn, maar dat hy

daar van de Verſtandelijkheit niet eergeven wilde dan indien Tijt wanneer deſelve wel haaſt geſchieden moeten. En zijnde nu ſoohoog in Ouderdom en tot

het Einde gekomen, ſoo geeft hy daar van # Oss pentlijke Verſtandelijkheden, ſomtijts door het leſen

der geſeyde H. Schrifturen, en ſomtijts door eenige verborgene of afgezonderde mede-deelingen, die hy met ſommige Zielen in 't beſonderhoud. Gelijk als hy eertijts gemeenſame Mede-deeling of Communi catie met d'Oude Propheten hadde; welke gemeen lijk onmiddelijk het Woordt van Godt ontſingen, ſonder Leſing of andere tuſſchen komende Midde len. Het welk hy nu noch tegenwoordig doet, om dat hy belooft heeft, (d) Dat Geheymeniſſen

#'E:

aan de Kleine openbaren zal, en deſelve verborgen hou den voor de Grooten en Wijſen der Aarde. 17o. Soo moet men ſich dan niet verwonderen, van dat hy die nu aan een Klein Dochterken open

baart, die niet in Hoogheit noch geleerde Wijsheit verheven is. Maar men moet wel naaukeurig onder ſoecken, ten einde om den Eeuwigen Vader te lo

ven (gelijk als Jeſus Chriſtus dede) voor dat hy fijne (*) Matt 11, vs 25,

Ge w


Nuttigheit deſes Tractaats. .

147

Geheymniſſen, den Grooten verborgen houd, en die aan de Kleine openbaart, om dat ſijnen Wille ſoo danig is. Ik ſoude niet te min nochtans gaarne de Wij ſen roepen, om een ernſtige Onderſoekking te doen,

mits dat ſy Ootmoedig van herten waren. Om dat de gene die in de H. Schriften ſullen ervaren weſen, veel lichter ſullen konnen begrypen 't gene ik ſegge, dan niet diegene die daar van onkundig zijn, dewelke niet

ſullen konnen ontdekken de gelijke overeen-koming die men bevinden zal tuſſchen mijn ſeggen, en dat der H. Schriftuur. Dewelke ik nochtans noyt geleſen hebbe, door dien het in onſe Religie verboden is de H. Bybel te leſen. Niet te min ſoo heb ik in mijne

Jonkheit het Verlof van eenen Aards-biſſchop gehad, het Nieuwe Teſtament te mogen leſen. En het ſelve in den Beginne een weinig geleſen hebbende, ſoo lied ik aanſtonds weder deſe Leſing beruſten, ſeggende in mijn ſelve: Ik heb niet van nooden ſoodanigen Boeck te leſen; want indien ik ſoude moeten uitdrukken de Ge voelens die ik beſitte, ik ſoude even ſodanigen Boek maken. En dienvolgens heb ik alle Leſing nagela ten, my vaſthoudende aan mijn Ziele te ledigen en te ſuiveren, ten einde om te beter aandachtigheit te hebben in mijn Inwendig Onderhoud, alwaar ik alle de dingen leere die my noodzakelijk zijn,

veel klaarder dan ik de ſienlijke Voorwerpen met mij ne oogen ſie. . . .

.

171. Ik heb aldaar voor 't eerſte geleerd, hoe dat ik Godt en mijn ſelven moet kennen. Ten Tweeden,

alle de dingen dewelke allerley ſoort van menſchen be letten tot deſe Kenniſle te geraken. Ten Derden, heb

ik geleerd de groote Goeden die Godt bewaart heeft K 2 . . . voor -


148 VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods. voor die gene die hem in deſe wereld ſullen bemin nen, en de Leering van Jeſus Chriſtus volgen. Deſe (e) die ſullen met hem heerſchen in het Koninkrijk ſijns Vaders, alwaar ſy volmaakte Vreugde, Gee

ſtelijker, Stoffelijker, en Lichamelijker wijſe genie- ten ſullen. 172. Maar voor al eer dat ik my in dit Eeuwig Verbond wijderinlate, of dit Heerlijk Koninkrijke -

Jeſu Chriſti verklare, ſoo wilde ik wel, mijn Bemin den Broeder, u doen wederkeeren in 't Lichaam u

wer Moeder, op dat gy mogt wedergeboren worden en als een Klein Kindeken zijn. Dit is te ſeggen, u te

doen uwen Oorſpronk in den gront weder aan ne men: ten einde gy met een vaſten tredſoud mogen voortgaan, om te konnen de Waarheit ontdekken in ſijnen oorſpronk; en niet in de verſcheide Opinien / der Menſchen, die altemaal konnen doolen het zy hoe Heylig dat ſy ook mogen zijn. Maar de waarheit kan geen Dooling noch verandering in hebben. Noch tans ſy moet uit haar oorſpronkelijk beginſel getrok ken worden, en alle dingen moeten gekend worden door haar Beginſel. Waar aan men ſijnen geeſt en Verſtand als een klein Kindt onderwerpen moet, of anders ſou men noyt tot de Kenniſſe deſer waarheit geraken, voornamentlijk wanneer men van eenige ſtrydige gevoelens voor-ingenomen is, veroorſaakt door eenig leſing of leeringen die een ſchijn van deſe waarheit hebben: Dewelke niet waarlijk gekend kan worden, wanneer deſelve niet in haren Oorſpronk,

dat Godt is, aangemerkt word. Want vele dingen ſchijnen waarheit te weſen, die dat nochtans inder

daat geenſins zijn. Daarom is't noodzakelijk dat men (e)Apoc.3-vs 21-

-

--

-

we


-

&

Nuttigheit deſes Tractaats, 149 wedergeboren zy, en ware Kinderen Gods word, om van hem de WAAR H E 1 T te leeren, aangeſien dat hy onſen waren wettigen Vader, en d'ongeſchapere waarheit is, buiten dewelke niets dan Leugens zijn. 173. 't En is geen wonder dat men tot nu toe al toos voorder geraakt is in Onkunde der waarheit, uit oorſaak dat men ſich altemaal tot Baſtaard-kinderen

van eenig Schepſel gemaakt heeft. Den eene heeft een Calvinus voor ſijn Vader gekoſen, of een Lutherus, of eenig ander Sectarus. Andere hebben een Domi micus, een Franciſcus, of een Auguſtinus aangeno men, en ſoovele andere verſcheiden Orders onder de Roomsgeſinden. Gelooft my, mijn Lieven Broeder, wy zijn de ware Kinderen van alle deſe Vaders niet; nademaal dat wy maar eenen algemeenen Vader aller Menſchen hebben, die Godt is: dewelke alleen hun

altemaal geſchapen heeft, en haar alle Zalig maken kan. Maar noch Paus, noch Concilien, noch Doéto ren met alle de anderen, konnen noch 't een noch

't ander deſer dingen doen. Want alle de menſchen te

ſamen ſouden niet een eenig Lichaam konnen ſchep pen, noch een eenige Ziele Zaligmaken, het zy wat

ſy ons ook ſeggen of beloven. Dienvolgens dan ſoo moet men met den Verlooren Soon wederkeren tot onſen waren Algemeenen Vader die Godt is; en leed

weſig berouw dragen, van fijne Af-hankelijkheit ver v

laten te hebben, om onste gaan onderwerpen aan dusdanige ontwettiglijke Vaders, die ons geleyd heb ben als Slaven onder de Slavernie van hare gevoe lens, ons doende voor waarachtig kennen, 't gene ha regenegentheden hebben weten voort te dryven. En

meenigmaal doet men alle de Genadens en Lichten -

w

,

, K3

-

ver -


15o voorrepen van de Laatſte BarmhartigheitGod. verdwijnen die wy van God ontfangen hadden, om hun te volgen en mede te helpen, door ſterken vlyd in het Studeren met onverzadelijke vermoeytheden en arbeydſaamheit. Hierom is het meer dan tijt, de Vryheit der ware Kinderen Gods weder aan te veer

den, en t'overwegen uit wien of van waar wy voort gekomen zijn, wie dat onsgeſchapen heeft, en tot wat Einde. Om als dan ingevolge van deſe waarachtige

Aanmerking, het Licht des geloofs wederom terlan

gen, dat ons de waarheit aller Dingen toonen zal, 174. Hiertoe is het dan dat ik u kome helpen,door dit Tractaat, 't welk u eerſtelijk zal doen ſien, I. Dat er een Godt is.

II. U toonen door fijne Wercken, wat voor Hoeda nigheden dat in Hem zijn.

-

III. Dat hy de wereld geſchapen heeft, met alles wat daarin is. Voorwien, en waarom.

'

Deſe drie verklaart: Puntten werden in 't vervolg van dit Gºrace tact -

'•

IV. Zal ik toonen, hoe dat Godt den Menſch ge ſchapen heeft, en om wat oorſaak. Siet &#hangeliſchen beeſt. II. Deel. 2. Brief.

*

*

V. Van wat Matetie of Soffe dat hy den Menſch ge ſchapen heeft, en wat voor Hoedanigheden hy hem gegeven heeft. Siet ipemel en Aarde. 5. Brief 6.vers.

#

VI. Dat hy hem een Goddelijke, Eeuwige, en On ſterflijke Ziele gegeven heeft, met een Verſtandt om te begrypen, en een Vrye Wil om te wercken.

Sie: #icijt üeg 119erelög. IDeel 3ot Samen-ſpraak. II. Deel 1. t'Samen-ſp en III. Deel.2. en ook 2 r. t'Sa

. *#ſpraak- en ſtºtfuignig per ambaarheit, vers 258. - - - VII. Zal

-


Nuttigheit deſesTractaats. . . . . 151 VII. Zal ik betoonen, dat Godt in de Ziele des Men

ſchen een Goddelijk Licht ingeſtort heeft, waar door ſy kan kennen de Goddelijke Dingen die het Geloofaangaan. -

Siet 't Bgaf ber âPalſche @Theologie, I. Deel. 12.

Brief en de beplige âPerrehiſher. VIII. Zal ik ſeggen, waar in dat den Menſch een wei nig minder # d'Engelen zy; en om wat Reden. Siet #2ieubpen ipemel. 5. Brief 4 en 5, vers en &Loefg-ſteen. vers 67.

IX. Zal verhandelt worden, wegens de Volmaakthe den waar mede den Menſch in ſijn Schepping is ver iert geweeſt, ten einde dat God hadde mogen ijne Welluſten met hem nemen: en waarin dat hy

door Goddelijke Eygenſchappen met Godt iso vereenkomende.

-

Siet g?icutnen ſpemel. 5. Brief 34, 35 en 36 vers. GEuangeliſchen 45eeſt, I. Deel. Voor-reden. vers 16, 17. en II. Deel. 2. Brief X. Zal getoont worden, dat God noyt meer dan een eenig weſentlijk Gebodt aan den Menſch gegeven heeft; het welk is, van hem. Afhankelijk zijn, of werkdadiglijk erkennen, dat alle het gene dat hy hadde, en was, van Godt quam, en 't hem betaam de het ſelve naar de Goddelijke Wil te gebruiken.

Siet gaafber apaiſche Theologie. 1. Deel 5 Brief. 'Licht beg meereſbg, III. Deel 14, 15, 16 en 27 t'Samen-ſpraak. XI. Dat het Verbodt 't welk hy hem dede, om niet van de Vrucht eens eenigen Booms te eten, niet ah ders dan het uiterlijk merkteiken was, van deſe Af -

-

-

hankelijkheit ſijner Wille aan die van Godt. -

K 4

-

-

. Siet


r

152 VooRREDEN van de Laatſte Barmhertigheit Gods.

Siet licht brg morrelbg. IDeel 14. t'Samen-ſp. en III. Deel 1 1. t'Samen-ſp. XII. Zal ik toonen, dat alle het Goede van hem komt,

dat hy daar van den eenigen Bronquel en Oor ſpronk is: en dat alle de Quaden van den Menſch komen, die ook daar van d'eenige Oorſpronk is.

Stet ſenangeliſchen Becſt. I. Deel. Voor-reden.vers 19. en II. Deel 2. Brief. Dieumen ipcmei 5. Brief 79 tot 9o. vers. -

XIII. Zalikaanwijſen, hoe dat den Menſch gevallen is, met te willen deſe Afhankelijkheit van Godt

verlaten, om ſich ſelven te volgen.

Siet het ſelfde.

XIV. Hoe dat Godt hem weder in Genade heeft her ſteld, en hem de Boete opgeleydt. Siet ſenangel. Beeſt. I. Deel. Voor-reden, vers 46,

47, 48 en 137 tot 141. Item. II. Deel 2. Brief XV. Dat door de Zonden, allerhande Quaataardighe den in alle Dingen en in alle de Schepſelen gekomen zijn,die voor deſelve,aan den Menſch onderworpen

zijnde, ſich naderhand rechtmatiglijk tegens hem aangekant, hem gehindert en beſchadigt hebben. Siet Çbangcſ. &Becſt. I. Deel.Voor-reden, vers 18 enz.

32ieuinen ſpemel, vers 40,47.96 en 1o4 enz. XVI. Hoe dat Godt Stantvaſtig in alle fijne Voorne mens is, en dat niet tegenſtaande den Afval des Menſche, en alle andere daar door veroorſaakte Onaataardigheden,hy nochtans te ſijnertijt voltrec ken ſalſijne eerſteVoornemens,die hy over demen ſchen, en over #andere Schepſelen gehad heeft.

Siet ſilicijt begiber. I. Deel. 26 en 28. t'Samen-ſp.

XVII. Zal ik verklaren, hoe dat alle de Wercken , Gods Eeuwig zijn, en datter niets zal vergaan van -

--

-

--

-

al


Nuttigheit deſesTractaats drc.

153

al 'tgene dat hy geſchapen heeft, dat den Hemel, de Aarde, en alle de Wercken ſijner handen, hem in alle Eeuwigheit loven ſullen.

Siet het ſelfde, en in 't 3 Capittel deſes Boeks. XVIII. Zal ik ſeggen,hoe dat den Menſch zal herſteld. worden in den Stant van fijne eerſte Schepping; desgelijks ook alle d'andere Schepſelen, en ſulks met noch veel grooter Volmaaktheden: om dat de Schepping een Beginſel der Genade is, en het Ein de der Wereld een volbrachte Genade zijn zal.

Siet iſ?ieumen ipemel, vers 32 enz. en 52 enz, en

in 't 3. Capittel deſes.

i

-

XIX. Zal ik ſeggen, Hoedanig dat IE s u s CH R 1 sT u s den Iberſtelber aller Dingen zal zijn. Siet 1Licht beg 119erclog. III. Deel7. t'Samen-ſp. XX. Hoe dat de Duivel ſich in de Kerck ingedrongen heeft,ſoo haaſt als hy ſach dat Godr ſich tot Menſch hadde gemaakt, om een Begin aan deſe voormelde Herſtelling te geven. Hoe dat hy d'Onderwijſingen van Jeſus Chriſtus heeft wederſtaan, en van 't groot getal die deſen Anti-chriſt hebben gevolgt.

" Siet licht beg âldereſog. I. Deel 3, 4 en 5. t'Sa men-ſp. 3Inti-chgiſt Pntbcht. I, II en III. Deel.

t

XXI. Hoe dat alle deſe huidensdaagſche Menſchen, d'Afhankelijkheit van Godt verlaten hebben om hare Fygen-wil aan te hangen. -

Stet licht begalBer. II. Deel. 9 en 11. t'Samen-ſp.

(

,

XXII. Zal ik eindelijk toonen hoe dat men moet we

dergeboren worden, en weder in deſe Afhankelijk- heit komen.

Siet licht beg 119er. III. Deel 2 t'Samen 25 en 28.

t’Samen-ſp. dºuangcl. 45ceſt. II en III. Deel. ---

t

-

Einde der Voor-reden,


pe

154

LaatſteBarmhertigheitGods EE R sT E CAP IT TE L.

Dat er een Godt is: dat de Menſchen door haar leven en bedrijven deſe Waarheit loochenen, en hem niet an

ders dan maar door ſpeculatien belijden, of door woorden die uit een doot en onvruchtbaar

Geloof voortkomen.

Oor eerſte fondement ſegge ik, datter een Godt is, die alle dingen geſchapen heeft. Vele ſullen my deſe eerſte Vaſt-ſtelling toeſtaan: want alle Chriſte nen ſeggen in 't eerſte Artikelhares Geloofs, tegeloo

ven in Godt Almachtig, Schepper van Hemel en Aarde. De Joden, Turcken, en ſoo vele andere Natien be lijden de ſelfſte Saak, ja ſelfs de Heydenen, en de wil de Menſchen zijn verplicht t'erkennen dat er een Godt is die alle Dingen regeert. Om dat, aanmer kende de Conſtitutie of Geſtelteniſſe der Wereld met

al hetgene dat daarin is, ſo konnen ſy door haar rede lijk Oordeel ſien, dat er noodwendig een Godt moet zijn, die het Weſen en 't Begin aan alle deſe dingen ge geven heeft, nademaal dat den Menſch, noch geenig ander Schepſel ſoude konnen formeren of maken een biesken of bladeken van een kruyt,of een eenig Tarw graantje doen voortkomen, en noch veel minder een Ader, een Senuw, een Nagel, of een haar van

't Lichaam des Menſche maken, noch dat ſy ſouden konnen het minſte van alle deſe Dingen een Oogen blick doen beſtaan of in 't Leven houden; daar moet

een 49pperſte JBacht zijn die dit allesSchept, re r


-

Eerſte Capittel. 155 geert, ſtaande houden voed. Want aanmerkende de Son, de Maan, de Sterren, d'Elementen, d'Aarde,

de Zee, de Beeſten, de Vruchten, en al het gene wat

wy hier beneden ſien; een ider van alle die Dingen in 't beſonder, en alle in't gemeen verklaren dat er een Godt is, ſonder dewelke niets het Weſen noch 't On

d

derhoudſoude konnen hebben. Ja den Menſch maar alleenlijk ſich ſelven aanmerkende, is verplicht te be lijden dat er een Godt is die hem geſchapen heeft, en in weſen houd. Want niemand heeft ſich ſelven ge

maakt. Idereen weet wel dat er een tijt geweeſt is dat

hy niet was. En als hy is gemaakt geworden, ſoo weet hy niet hoe dat hy gemaakt is. Want al het be

grijp en de bequaamheden van alle de menſchen die er oyt waren, zijn niet genoegſaam tot de Konſt en ver nuftigheit die men ſiet in de konſtige t'Samenvoeging van 't menſchelijk Lichaam; of om eenig Werck te

maken dat ſoude mogen vergeleken worden by de volmaaktheit en volbrenging der proportien of ge lijkmatige over-eenkomende deelen van dat ſelfde Li chaam; niet meer dan iemand het ſelve ſoude konnen

een eenig oogenblick in 't leven ſtaande houden. 2. 't Welk al de wereld doet kennen, dat er een

Godt is die ſchept, in weſenbehoud, en alle dingen voed en onderhoud; ſonder wien, niets het Weſen

noch 't onderhoud kan bekomen hebben, aangeſien

dat geenig Schepſel inſijn vermogen heeft, het blad van een Boom in ſijn weſens-kracht te konnen be

ſchermen. Alle dingen, ider naar zijn vermogen, zijn verplicht te belijden datter een Godt is die hun

regeert en onderhoud, ſelfs tot d'onbezielde Schep ſelen, dewelke door een ſtomme Stem ſeggen, d: w

-

p

-


156

'Laatſte Barmhertigheit Gods.

Opperſte Vermogen haar het Weſen en 't Onder houd gegeven heeft. Het welk noch veel meerder verplicht is te belyden den Menſch, die t'aller oogen blick ervaart, dat hy niets vermag buiten deſe Opper fte Macht, dat hy 't Geſicht, de Reuck, 't Gevoel, de Gang, en al het andere niet hebben kan dan wan neer't deſelve Godt belieft. Want andersſou niemand Blind, Stom , Doof of Mank zijn of andere gebreken hebben, indien hy van ſich ſelven alle fijne volmaakt heden bekomen konde. Het welk doet beſluiten, dat

ter een Godt is die het Weſen het Onderhoud geeft, en alle dingen beſtiert. 3. En alhoewel dat ſulks ſoo klaar en ſoo baarblij kelijk is, en bekrachtigt word door alle, ſoo wel be zielde als onbezielde Creaturen; ſoo heb ik nochtans

oorſaak om deſe waarheit vaſt te ſtellen, voor d'eer ſte Fondement-ſteen van mijn Gebouw: uit oor ſaak dat de Boosheit der menſchen nu ſoo wijtgeko men is, dat ſy wel gewilliglijk ſouden willen ontken nen datter een Godt is. Niet dat ik oyt iemand met uitdrukkelijke woorden ſoude hebben hooren ſeggen, bat er geen Bobtig: maar ik heb geſien, en ſie nu

tegenwoordig noch, dat alle de bedryven der men ſchen ſoodanig gedaan worden als of er geen Godt was, idereen aan ſich ſelfstoe-eigenende de Genadens die hy ontfangen heeft. -

4. Den genen die wat goet Verſtant heeft acht ſich aanſtonds meerder dan d'andere, geloovende dat hy met recht behoorden verheven te worden boven het

gemeen. En hy die Rijkdommen heeft, geniet en ge bruikt deſelve alsof hem die in eygendom ſelfs toebe

hoorde, daarvan beſchickende en daar mede hande -

• -- .

-

-

-

len


Eerſte Capittel.

. .

157

lende naar ſijne willens. En den genen die in den O vervloed of Veelheit is,gelooft dat hy naar ſijn wenſch genieten mag de Vermaken van dit leven, ſonder an dere opmerking dan aan de Middelen en gelegenthe

den die hy in fijn macht heeft om ſulks te doen. En aldus met al het overige: Idereen geniet onafhanke lijk van al hetgene dat hy heeft, ſonder t'erkennen dat ſulks alles van Godt komt, en hem toebehoort.

Het welk noyt iemand behoorde te gebruiken noch daar van te genieten, dan alleenlijk naar de begeerte van den Wille deſer Godt, die hem deſe Dingen heeft ter handegeſteld, als aan Rentmeeſteren of Ontfan gers, genoodzaakt om daar over rekenſchap te doen, en verplicht tot reſtitutie of weder-uitreyking van al 'tgene dat ſy ſullen doorgebracht of verhandelt heb ben, ſonder preciſe ordere van den HEER die hun

deſelvetoevertrouwd en ter hande geſteld heeft, 5. Ik verwondere my van te ſien d'Ondankbaar heit der Menſchen en de Vergetendheit van haren Godt daar in ſy zijn. Idereen ſegt met den Monde, dat hy alles van Godt heeft en beſit, voornamentlijk de Chriſtenen, daar ondertuſſchen ſy in der daat alle dingen gebruiken naar hunne eygen-willens. Sy ge looven dat alles van Godt komt, alleenlijk door ſpe culatien of bedenkelijkheit, gelijk als of het Geloof niet dan een ingebeelde of overdenkende geloovigheit was. Waarin men ſich grootelijks bedriegt: want het Geloof is een Goddelijk Licht, dat Godt in onſe Ziele ingeſtort heeft ter tijt als hy ons ſchiep : 't welk ons de goddelijke en bovennatuurlijke dingen doet kennen, te weten, eerſtelijk dat er een Godt is, Schepper en

Beſtierder van alle Dingen, die deſelve in't algemeen {--

on

-

t


r 158

Laatſte Barmhartigheit God.

onderhoud en regeert. Welke Kenniſſe een Liefde baart, en een Onderwerping en Afhankelijkheit van ſich ſelven en van alle dingen aan den genen die deſel we geſchapen en gunſtiglijk gegeven heeft aan degene dieſe beſitten : als namentlijk, het Leven, de Geſond heit, de Goederen, de Vermaken, Rijkdommen en

, Eeren, met al het overige. Soo dat den genen die het Levendig Geloof heeft, alles overgeeft en herſteld in de Beſtiering Gods, van wien hy't ontfangen heeft, op dat hy't gebruikenaarſijn goet welbehagen, en dat hy daar van beſchicke naar fijne Willens; wel wijt van ſulks te willen gebruiken en daar mede te handelen naar onſe begeertens. Dat is de bewerking van ons Geloof, ſonder het welke wy niets dan een doot ge loof hebben, waar mede wy bedrogen en verleydt zijn.

-

6. En als wy ſeggen, datter een Godt is, Schep

peren Beſtierder van alle dingen; en dat wy terſelver tijt ons ſelven beſtieren naar de begeerte van ons ey gen-wil, ſoo zijn wy Geveynsden, en onſe werken beliegen onſe woorden. Want indien wy gelooven, dat er een Godt is, aan wien alle deſe dingen toebeho ren, en dat wy deſe waarachtige gevoelens beſitten; ſoo ſouden wy onfeylbaarlijk ons ſelven en alles wat wy beſitten, aan hem weder overgeven, als dingen die hem toebehooren, dewelke hy moet ſchicken en beſtieren naar ſijn goet welbehagen. En wy doen ge heel het tegendeel: want in plaats van gewilliglijk aan

ſijnen Wille over gegeven te zijn, ſoo hebben wy ſmerten van te lijden dat ſijne willens in ons volbracht

worden, wanneer deſelve niet juyſt overeenkomen

Rºstonſe eygene genegentheden of gevoelens. Daar ----

Oſſ.

)


Tweede Capittel.

159

om heb ik met reden voor een eerſte Fondement

ſteen geſteld, datter een Godt, Schepper van alle Din gen is, ten einde om al de wereld te doen ſien, dat een iegelijk van deſe ſoo noodzakelijke Waarheit ter Za ligheit onkundig is, en dat niemand door dusdanige onwetende geloovigheit ſoude verlooren gaan, na mentlijk, dat het Geloof beſtaan ſoude in woorden of ſpeculatien ſonder daat: om dat het Levendig Ge t

loof altoos werkt. T w E E DE CAP 1T TE L.

De Hoedanigheden van Godt, die onbegrypelijk zijnde, fich doet begrijpen doorſijne Wercken, in fijn Macht, inſijn Goetheit, in ſijn Gerechtigheit, en in ſijn Waarheit. En Tweeden, ſoude ik wel willen doen ſien de

Hoedanigheden van Godt: niet die gene die hy in ſijn Weſen heeft, dewelke onbegrypelijk zijn, in dier voegen dat noyt iemand ſou konnen Godtſien of

begrypen; uit oorſaak dat hy een puren Geeſt is, en ons Verſtandt gevoegt en ſoo naau met ons ſtoffelijk Lichaam vereenigt zijnde, kan geen gelijkmatige be quaamheit hebben, om de ſuiverlijk goddelijke en geeſtelijke dingen te begrypen. Het behoorde, om daar van iets te konnen begrypen, dat onſe Ziele, de welke ſuiver geeſt zijnde, van ons Lichaam ontbon den en afgeſcheyden was, of wel dat dit Lichaam ver godet wierde. In ſulken geval ſou men mogelijk iets begrypen konnen van de goddelijke Hoedanigheden

Gods. Maar alſoo lang als wy in dit ellendig leven

zijn, ſookonuen wy niet anders van de "# OC


r

16o

Laatſte Barmhartigheit Gods.

Hoedanigheden begrypen, dan het gene dat voor ons ſienlijk en gevoelijk is. 2. Hierom hebben vele gedwaalt en ſich het hooft gebroken, met te willen begrypen wat Godt is. Sy vallen in die ſelfſte Zonde daar Adam korten tijt na ſijne Schepping in viel. 't En is niet te gelooven, dat de ſchoonheit of de goedigheit van een Appel hem be -

n

koorde, om te willen aan de Sin van ſijn Smaak vol

doen; nademaal dat gedurende den Stant der Onnoo ſelheit, hy niet konde onderworpen zijn aan geener ley natuurlijke Sinlijkheden. Want ſijnen geeſt had

de als doen de Heerſchappy over ſijn Vleeſch en ſijne driften, gelijk hy dat # over alle d'andere Schep ſelen: maar hy beging deſe geeſtelijke Zonde der Laat dunkendheit, van te willen het goede en 't quade we

ten. Nu, alle het goede is in Godt, en al het quade ſpruyt uit de wil van den Menſch. 't Welk hy wel door ervarendheit geleert heeft, ſich overſtelpt bevin dende van alle ſoorten der Quaden, na ſijn eygen Be geerte gevolgt te hebben. Doch is nochtans van fijn vereyſſing verſteken geweeſt, van te willen het Goede weten, door dien dat ſelve onbegrypelijk voor ſijn Verſtandt was. Desgelijks ſullen ook, en zijn ook al le de menſchen die hebben willen begrypen en noch willen begrypen het Weſen van Godt, of de Godde lijke Geſtelteniſſen die in hem zijn of hem aangaan : om dat geenige ſchepſelen, van wat aard die ook mo

gen zijn, het zy hemelſche of aardſche, Engelſche of Menſchelijke, niet bequaam zijn om het minſte ding

te konnen begrypen van 't gene wat Godtzy, en van 'tgene dat inſijn Weſen is. • 3. Men legt ons, datter Drie Perſonen in een We "-

-- --

-

ſen


Tweede Capittel. I6t ſen zijn, en veel andere diergelijke dingen meer, om -

ons daar van eenige grove verſtandelijkheit te doen bevatten. Men ſpreekt van 't Paradijs alsof Godter gens eenig Cabinet tot ſijn Vertrek hadde, ofeenig Palleys tot ſijn Woonplaats. Daar nochtans niets hem omvangen of bevatten kan, nademaal dat hy ſelfs alles

in ſich begrijpt. Het Paradijs kan niets # weſen dan de Plaats waar Godt heerſcht. Wanneer hy de . Heerſchappy over onſen wille heeft, als dan is onſe Ziele het Paradijs. Indien hy op d'Aarde heerſchte, de Aarde ſou als dan het Paradijs zijn. Desgelijks ook wanneer hy over de Zee,ja in der Hellen heerſch te. Want de Heerſchappie Gods, maakt het Paradijs in alle Plaatſen waar hy verblijft, om dat hy niet ge

hecht is aan eenig plaats, dewijl dat alle dingen minder dan hy zijn: en niets kan er beſtaan in iets dat minder

dan ſich ſelfs is. Een groot Paart kan tot ſijn plaats of Stalling niet hebben het ooge van een kleine Naalde;

noch een groot Huis kan niet op een voet landts ge bouwd worden. Het moet altoos zijn dat het gene 't welk behelſt word, minder zy dan 'tgene dat hem behelſt. Hoe wil men dan dat den Hemel preciſelijk ſoude zijn het Paradijs waar Godt reſideert of ſijn Verblijf houd; dewijl dat deſen Hemel ſelfs niet dan ſijn Schepſel is, 't welkgants geen proportie of gelijk matigheit heeft, om ſich tegelijken of in ſich te behel ſen ſijnen Schepper? Alle dusdanige woorden en verſcheyde Termen, ſelfs ook in de H. Schriftuur be grepen, zijn niet anders dan Manieren van ſpreken om

grovelijk aan onſe Swakheit iets te doen verſtaan we ens de Hoedanigheden van 't Eeuwige Goedt. En

smenſegt, dat het Paradijs in den Hemel is, dat ge -

--

L.

.*

ſchied


Laatſte Barmhertigheit Gods. ſchied maar om te doen verſtaan dat de Vereeniging I 62

met Godt, een Goet boven alle Goet is, nemende by gelijkeniſſe, dat den Hemel boven d'Aarde en boven

alle andere grove lichamen is. Want om ſoodanige Woorden of Termen te vinden die bequaam zijn ſou

den, de Goddelijke Dingen uit te drukken, dat is on mogelijk; nadien dat onſe woorden ſtoffelijke Licha men zijn, ſookonnen ſy door expreſſe termen geen geeſtelijke Dingen doen verſtaan, wegens hare diſ proportie of ongelijkmatigheit. 4. Soo dat noyt iemand dusdanige ſtoutmoedige onbedachtſaamheit behoorde te hebben, van te wil

len begrypen wat er in Godt is, noch ook de Voorne mens die hy in ſich ſelven heeft. Want alle de gene

die ſijne Hoedanigheden en ſijn Beſtiering over de menſchen hebben willen uitleggen, hebben groote Laſteringen tegens hem begaan, en ten aanſien der menſchen, ſijne Glory en Eere verkleynten geſchon den, hebbende Hem meenigmaal by hun oordeel doen houden en aanſien voor boosaardig, of een Godt ſonder Gerechtigheit, Goetheit, en Waarheit; ja mee nigmael hebben ſy Hem tot Medgeſel der Zonden ge maakt, en Schuldig van de Verdoemenis der Men ſchen. Het welknoyt weſen kan, als zijnde d'Eenige oorſpronk en Quelbron van alle goet, waar uit noyt eenig quaat voortkomen kan, noch het minſte ge breck of ongerechtigheit of onvolmaaktheit. Daar om ſoo wenſcheik, dat alle de Boekken van de Diſpu ten der Genade en der Godheit, verbrandt wierden, en dat noyt iemand meer ſijn geeſt verhief om te wil

len begrypen of beſchryven wat er in Godt is, of hoe

dat hy fijne Genadens aan de menſchen geeft, veel -

,

-

-

CCT


Tweede Capittel.

, 163

eerſijnen tijt beſtedende tot het bidden om ſijn Ge nade te mogen ontfangen, dan tot het diſputeren over de Manier van hoedanig dat ons die gegeven word. 5. En ik wilde wel, dat alle de menſchen der we reld; ook alle andere Studien en Beſigheden verlie

ten, om hun te bevlytigen tot het ontdekken van ſul ke Hoedanigheden in Godt, die bequaam zijn ons te verplichten dat wy hem beminnen, aanmerkende met hoe grooten Liefde, Goetheit, Waarheit en Ge rechtigheit hy het geheele A L L., beſtiert, en de Za ligheit der Menſchen bemiddelt. Deſe Hoedanighe den maken ſich ſienlijken gevoelijk voor ons begryp, door het Middel der Wercken die Godt gedaan heeft, en nu noch geduriglijk voor onſe Oogen doet. Dit is het gene dat de geheele wereld behoorde te weten. Want na gekend te hebben datter een Godt is, ſoo moet men dan ook noch weten wat voor Hoedanig heden dat hy ten onſen aanſien gebruykt; ten einde dat wy van 't Geloof mogen nederdalen tot de Ken niſſe van ſijne Weldaden die hy ons doet, dewijl dat ſoodanige Kenniſle bequaam is ſine Liefde in onſe - Zielen te baren: alwaar in tegendeel de curieuſe on derſoeckingen van ſijne Godheit, hun niet dan met Wind en glorie der menſchen vervullen, lofroemende de ſubtijlheit of ſcherpſinnigheit der verſtanden, ſon der eenig ander geeſtelijk voordeel of nuttigheit. Want de Geeſtelijke Dingen te weten, en niet geeſte lijk te leven, dat is Diſcipel van den Duivel zijn, de welke weet en leerd de Eygenſchappen Gods, en de Goddelijke Saken, ſoo wijt als Godt hem die hadde

deelachtig gemaakt voor ſijnen Vall, maar hy doet daar niets naar. Hy heeft niets van ſijne geeſtelijkheit w-

-

L 2

VC v


Laatſte Barmhertigheit Gods.

164

verlooren, maar heeft deſelve beſteet naar de grootse

heit en Verwaantheit van ſijn Hert, gelijk ook alle ſijne Aanhangeren en Diſcipelen doen, dewelke alle hare roemſucht ſtellen in wel van de Goddelijke Din

gen te weten ſpreken, ende zijn nochtans geenſins ver godet in hare oefeningen, maar leven naar de Beſtie ring van het beeſtachtige en natuurlijke deel, 't welk nochtans onderdanig en onderworpen behoorden te zijn aan de geeſt en Reden, hoewel het meenigmaal heerſcht over d'een en d'ander, ſonder dat men daar

acht opgeeft of ſich daar voor hoed; uit oorſaak dat de menſchen ſich niet bevlytigen om te kennen dat ter een Godt is, en noch minder om te mogen ver merken de Hoedanigheden die hy heeft om de men

ſchen te regeren en haar met ook de geheele wereld ſtaande te houden.

-

6. Hy is Almachtig, geheel Goet, geheel Recht

veerdig, en geheel Waarachtig, ende heeft noyt eenige van fijne Werken gedaan, waarin deſe vier Hoedanig heden ſich niet geſamentlijk in alle volmaaktheit be vinden, al is't dat de menſchen deſelve daarin niet ver mercken; uit oorſaak dat idereen van de Wercken

Gods oordeelt naar ſijn eygen Sin, en niet naar het Licht des Geloofs, dat alleen de geeſtelijke Dingen kennen kan, en geenſins de natuurlijke ſinnen, die wy gelijk hebben met de Beeſten. Waar van den Menſch' niet verſchillende is, dan met de Reden, dewelke door

't Geloof gebaart is. Soo dat indien den Menſch in

fijne Schepping het Geloof niet hadde ontfangen, hy geen meerder Reden dan de Beeſtenſoude gehad hebben, en niets anders konnen begrypen dan de groove

en ſtoffelijke dingen, niet konnende de Hoedanighe -

-

-

-

-

den


Tweede Capittel.

165

v

den Gods door ſijne Wercken begrypen. Maar de Reden, als Dochter van 't Geloof, kan begrypen

'tgene dat ſienlijk en taſtelijk is ( tot hare kenniſſege komen zijnde) en daar van het goede uit het quade

onderſcheyden. En alwaar 't ſchoon dat het Geloof in een Ziele doot mogt zijn, ſoo kan de Reden noch tans aldaar levendig blijven, gelijk als een Kindleven

dig blijft, ofſchoon de Moeder die het gebaart heeft, ſterven mogt. Daarom ſoo noodige ik alle de gene die noch de Reden hebben, om te komen overwegen en aanmerken de Hoedanigheden van Godt, ten ein de dat wanneer ſy deſelve door de Reden gekend heb

bende, die mogen beminnen, aanbidden en volgen, door deſe Reden wederkeerende in het Levendig Ge

loof, ſonder 't welke niemand Zalig worden kan. 7. Men kan b'3limachtigheit Gods ontdekken,

door het overwegen en aanmerken van het ſchoon ge bouw deſergeheele wereld, en inſien dat er een mach tigen Arm behoort om dusdanigen A L L., t'onder ſtutten en in ſtand te houden. Wat voor macht moet

hy niet hebben die de beweging aan 't Geſternte en aan d'Elementen geeft, die de Wateren verdeelt, en in 't midden van dien, den Aard-kloot behoud, en die het Leven heeft konnen geven aan de Boomen,

aan de Kruyden, Bloemen, en ſoo veel verſcheidene Planten; desgelijks aan de Beeſten der Aarde, de Vo gelen des Luchts, en aan de Viſſchen der Zee, en hun geduriglijk doen voortgroeyen en bewegen, vrucht baar zijn, en ſich vermeenigvuldigen! Wat voor machtige Wijsheit beſtiert en gouverneert alle deſe

dingen in hare bepalingen en plaatſen waarin ſy ge

ſchapen en opgerecht zijn, hun altemaal ſtaandehou -

L

''-

,

-

den


I66

Laatſte Barmhertigheit Gods.

dende in hare beſtandigheit waar ſy zijn geplaatſt ge worden, in een ſoo ſchoonen Ordere ſonder ſich

d'een onder d'ander te verwerren! En bovenal, wat voor verwonderens-waardige Macht en Vermogen dat Godt getoont heeft, als hy den Menſch uit #2iet heeft geſchapen, en doende het Leven komen in een kleinen Klomp der Aarde, en 't ſelve begavende met een Goddelijke en onbegrypelijke Ziele, met een Me morie of Geheucheniſſe, met een Verſtandt, en met

een Vrye Wil! Eindelijk hoe Machtig en van

hoe

groot Vermogen moet zijn den genen die de kracht en 't Vermogen aan alle dingen geeft! Want alle de Machten die niet van Godt zijn, ſouden niet konnen

het leven aan een klein Vliegsken geven, noch een klein Bloemken konnen doen opwaſſen. 8. En indien iemand ſoo aards ſoude mogen ge worden zijn, dat hy iets aan de Natuur wilde toe ſchrijven; ſoo moet hy nochtans noodwendig bely den of toeſtemmen dat deſe Natuur haren Autheur of

Werk-meeſter heeft, ſonder wien ſy het weſen niet konde hebben. En ſoo Godt, de kracht aan de Na

tuur gegeven heeft als hy haar ſchiep, om te leven, uit ſpruiten of voort te teelen, of wel dat hy die kracht

weder op nieuws geeft aan ider aard of geſlachte in 't beſonder; ſoo is het nochtans altoos d'Almachtigheit Gods, die alle dingen voortbrengt en in weſen houd. Soo hy alle d'Eerſte Creaturen geſchapen heeft door ſijn eenig woordt, of dat hy deſelve nu ſchept door

haar Saat, nochtans is d'Almogendheit Gods niet min der verwonderens-waardig, en ſy verſchild nergens

in, dan ten einde dat wy ſouden mogen kennen ſijne

Almogendheit door de Voortbaring van den", O v.

*-


Tweede Capittel.

167

of wel dat ons alles onbekend zy in de Voortbaring van de Genade: Nademaal dat doch alles onſienlijk en onbegrypelijk is voor onſe Sinnen, dewelke geen Kenniſſe hebben konnen van een Schepping of Voort

brenging, dewelke geſchieden ſoude (naar men ons ſegt) door het eenige Woordt Gods, dat niemand

kan gehoort noch begrepen hebben,alſoo den Menſch noch in fijne JPietigheit was, tertijt als deſe Din gen geſchied zijn. Maar de Wercken die Godt nu , ' door de Natuur voortbrengt, werden geſien en door

onſe Reden gekendt, dienvolgens ſoo moet men de ſelve met ernſtigheit doen opmerken, ten einde om

ons Heylen Geluck te mogen ontdekken, en dat wy niet door Onwetendheit Verlooren gaan. 9. De Tweede Hoedanigheit die wy in Godt kon nen kennen, dat is de 45getijeit dewelke haar ook vertoont door ſijne Wercken: want alles wat hy ge )

daan heeft is vervult met Goetheit. Het is waar, dat

wy wel quaataardigheit in de Wercken Gods ſien; maar ſulx komt niet van hem voort, maar van de Zon

de die den Menſch heeft begaan. Want Godt kan noyt eenig Quaat doen: en alles wat hy gedaan heeft, en dat hy noch doet, is ſeer goet en volmaakt. Het ſeude ons wel aangenaam en licht daar van te oordeelen zijn, in dien wy alle ſijne Wercken konden ſien ſoodanig als

die in den Beginne zijn geſchapen geweeſt. Men ſou de dan wel moeten belyden, dat alles goet en Vol maakt was, ſonder eenig quaat. Maar ſedert dat den Menſch gezondigt heeft, ſoo is er vermenging van goet en quaat in alle de Werken Gods gekomen. Om dat hy alles Goet geſchapen hebbende, ſoo heeft hy 't

aan den Menſch ónderworpen, die alle deſe dingen t

.

L 4

Ver


168

Laatſte Barmhertigheit Gods.

verdorven heeft dewelke aan hem onderworpen wa ren. Gelijk als een Quaden Meeſter, den Dienaar die aan hem onderworpen is, quaat maakt, of wel den ſelven van hem wegjaagt. Desgelijks ook heeft den Menſch bedorven alles wat aan hem onderworpen was, 't ſelve niet konnende van hem verjagen, om dat Godt die dingen voor hem geſchapen hadde, en ſich noyt berouwen kan van 'tgene dat hy doet, noch van den Menſch weder afnemen't gene hy hem eenmaal gegeven hadde. Het ſtond doen aan den Menſch om daar van goet of quaat gebruik te maken. 1o. Niet tegenſtaande al hetgene dat den Menſch heeft konnen doen, ſooſied men noch hedens-daags, dat in alle de Wercken Gods, van ſijne Goetheit is, dewelke ſelfs boven ſwemt over de quaataardigheit die den Menſch daar in gebracht heeft. Soo dat men in alle Schepſelen Gods meer goet dan quaat vind; om dat de Boosheit der Menſchen noyt de Goetheit Gods over treffen kan. Om het welke t'ontdekken, ſoo moet

men alder eerſt aanmerken, wat voor Goetheit hy in de Schepping des Menſche gebruikt heeft. Hy, die het Alder-Opperſte en onafhankelijk van alle dingen was, en niets konde van nooden hebben, gaat ſich nochtans beſig begeven om een wereld te fabrikeren of te ſtichten, om aldaar een Schepſel in te plaatſen, waar mede hy ſijne Welluſten en Vermaken wilde nemen. " Nu, de Noodzakelijkheit noch de Welluſten konden hem niet aandringen tot de Schepping des Menſche; aangeſien dat hy alles in ſich begrypende, hem geenig ding ontbreken konde. En zijnde het Volmaakte Goet, ſoo beſad hy alle Welluſten in ſich ſelven.

Maar fijncenige ſporthcit/ die het overvloedigſte ,-

- -

Wall


Tweede Capittel.

169

van alle ſijne Hoedanigheden is, deed hem willen een

Schepſel ſcheppen, waar mede hy begeerde ſijne Wel luſten te nemen; en dat door enkele Goetheit: want den Menſch voor al eer hy het Weſen hadde, konde hem niet bewegen noch aanmoedigen tot ſijn Schep ping; nademaal dat hy Niets was, ende ook niets doen konde om deſe Goetheit aan te trekken tot hem het

Weſen te geven. . . . 11. Soo moet men dan beſluiten dat de Hoedanig heit der Goetheit van Godt, ſich ontdekt en vertoont

in des Menſchen Schepping, als ook in de Schepping van alle d'andere Creaturen, die den Menſch onder

worpen waren. Want alhoewel dat hy door ſijn 3II mogenbheit den Menſch kan ſtaande houden door een geeſtelijk en boven-natuurlijk Onderhoud, ſoo # hy nochtans gewild, door een overvloed van Goetheit, hem boven dien noch Schepſelen te geven die ſienlijk, taſtelijk, en ſtoffelijk waren, om te verma ken, te dienen, en te onderhouden ſijn Lichaam, dat ook ſtoffelijk was; ten einde dat alles wat hy in den Menſch geſteld hadde, ſijne volmaakte en volkome ne Welluſten mogt genieten. De Ziele die goddelijk en een geeſt is, verluſtigde ſich in de Godtheit, en de

ſtoffelijke Lichamen, met de ſienlijke en ſtoffelijke t

Voorwerpen overeenkomende met hare naturen. En aldus vertoont haar de Goetheit Gods in dat hy aan den Menſch, een kleine jº2ietigheit / allerley ſoor ten van Schepſelen gaf, om voldoening te geven, en

vermaak toe te voegen tot aan het minſte van ſijne Sinnen. Want de Son, die geeſt vermaak aan 't ge ſicht, met hem ſoo vele verſcheidene Voorwerpen te

x

doen ſien. De ſtemmen enL't5geluyd der Menſchen, der


17o Laatſte Barmhertigheit Gods. der Vogelen, en ſoo veel andere dingen die de Lucht openſpalken om vernoeging aan 't Gehoor te geven. De Vruchten, Spijſen, en Drancken, om vermaak aan de Smaak toe te voegen. De Bloemen en ſchoone welriekendheden,om het ſelfde te geven aan de Reuk: 12. voorts De Goetheit Gods niets achtergelaten heben ſoo met al het overige. -

bende van al hetgene dat dienen, voeden, en vertroo ſten kan alleenlijk het Lichaam van den Menſch: wat

ſoude ſy dan hebben konnen veronachtſamen tot de Welluſten van ſijn Ziel? Welke Dingen wy niet konnen begrypen, om dat ſy geheel Goddelijk zijn: maar wel de lichamelijke Dingen die wy ſien en ta ſten, dewelke ons genoegſaam vertoonen, dat Godt een geheel volmaakte Hoedanigheit van 4,5oetheit in ſich heeft; dewijl dat hy daardoor den Menſch ge ſchapen heeft, en hem ook door dieſelfde Hoedanig heit, ſoo veel ſchoone Hemelſche en Aardſche Schep

ſelen gegeven, dewelke van hem tot geen ander einde zijn geſchapen geweeſt dan om de Lichamen derMen ſchen te voeden, te recrëeren en te verluſtigen. Want God had geen Wereld, noch alles wat daar in is van nooden; gelijk ook onſe Zielen dat niet van nooden hebben, dewijl dat ſy enkele Geeſten zijn, geſchapen naar de Gelijkeniſſe Gods, maar alleenlijk ons Li chaam had alle deſe Stoffen, met ſijn natuur over eenkomende van nooden, op dat wy door deſe gevoe lijke Lichamen mogrerf konnen ontdekken de Goet heit van den genen die ons deſelve ſoo mildadiglijk gegeven heeft, en dat in de genieting van dien, wy t'aller oogenblick ſouden looven en dancken deſe ſoo

groote C5Jetgeit / waar van wy deſſelfs uitwerking ſon

z


Tweede Capittel.

\

171

ſonder ophouden ſienlijk en taſtelijk ontſangen. 13. De ſBerechtigheit Gods vertoont ſich ook in de Schepping des Menſch, dewijl dat er niets recht

veerdiger kan gevonden worden, dan dat Godt een Schepſel voor hem geſchapen heeft, waarin hyſijne Welluſten nemen konde. Want na ſoo vele verſchey dene Dingen geſchapen te hebben tot welluſt van dien Menſch; was het dan niet rechtveerdelijk dat dien ſelf den Godt, ſich ook ging voorſien van een Schepſel, bequaam om daar mede ſijne welluſten te nemen?

Sulks is rechtveerdig, goet, en redelijk. 14. En het is ſeer âlParachtig dat Godt aldus gedaan heeft als hy den menſch naar ſijn Evenbeeld en Gelijkeniſle ſchiep. Want bovendien dat de Schrif tuur ſulx ſoo opendlijk verklaart, ſeggende: Laat ons een Menſch naar onſe Gelijkeniſſe maken, ſoo gevoelen

wy noch in ons eenige Godtheit, en boven-natuur lijke werckingen leven; dewijl dat den geeſt en de Re den des Menſche, den geeſt en de Reden der Beeſten overtreft, en dienvolgens Goddelijke Hoedanigheden zijn die afkomen van Godt, dewelke ſoo veel macht

had als hy wilde om den Menſch tot Mede-deelheb ber van fijne Goddelijke Hoedanigheden te maken. 't Welk hy ook waarachtelijk gedaan heeft. En ſulks ſoudeſeerbaarblijkelijk zijn, indien den Menſch niet in hem dit Goddelijke Licht verduiſtert hadde (dat

Godt ten tijt ſijner Schepping daarin geſtort heeft) door ſijne Zonden en Ongehoorſaamheit tegens ſij men Godt. Anders ſou den Menſch een kleine Godt

geweeſt zijn op der Aarde, heerſchende over d'andere Schepſelen : en met ſijn Ziele en verheerlijkt Li chaam, ſoude hy Goddelijke en

bovennatuur:

"-

e


172

Laatſte Barmhertigheit Gods.

ke wercken bewerkt hebben. 't Welk ſijne Zonden nu beletten.

DE R DE CA P 1T TE L.

Van de Schepping der Wereld, en des Menſche; en van fijn Einde Goddelijke Hoedanigheden ſijner Ziele. Hare Onſterfjkheit, en die van fijn Lichaam. En datgeenige van de Wercken Godsoyt ſullen vergaan, maar altemaal ſullen eeuwig duren, en in Volmaaktheit her

ſteld worden voor alle Eeuwigheit. w

--

Elijk als Godt het Weſen en de Fonteyn van al legoet zijnde, ſoois d'eygenſchap en aard der ſelver, ſich mede te deelen. Om ſulx dan te wege te brengen, ſoo heeft hy op zekeren tijt willen een We reld ſcheppen, met Vier Elementen, een Son, een

Maan, Sterren, Boomen, Kruiden, Vruchten, Bee ſten, en al hetgene wat wy ſien in de Hemelen, in de Lucht, en in de Aarde, ten einde dat dit alles ſoude

dienen tot Welluſt en Voedſels, en het Onderhoud

van een Schepſel, 't welkhy van Voornemen was, tot een ſoodanig Voorwerp te ſtellen dat bequaam mogt weſen om ſijn Goet daar aan mede te deelen. Welk

Schepſel genaamt wierd, M EN sc H; en is geſcha pen naar het Evenbeeld en de Gelijkeniſſe van Godt,

waardig en bequaam om hem eeuwiglijk te bemin InC:1,

: 2. Om 't welk te doen, hy hem ſoodanige Hoe

danigheden gaf die tot deſe Mede-deeling bequaam W4


- Derde Capittel.

173

waren, ſcheppende in hem een goddelijke en eeuwige Ziele, nergens in van hem verſchillig zijnde dan alleen hierin, dat hy ſijn Schepſel is, alwaar hy een onge ſchapen Godheit is, die van Eeuwigheit was, voort brengende deſe ſijne Gelijkeniſſe in zekeren tijt, om na deſelve eeuwiglijk te mogen blijven gelijk Godt. En om datter geen ware Gelijkeniſſe zijn konde tuſ ſchen een oneindelijken Godt, en een eindelijk Schep ſel; ſoo ſchiephy in deſe Ziele drie goddelijke en on begrypelijke Machten, fooºals die in Godt zijn. En alhoewel dat wy die de Memorie, het Verſtandt, en de Wil noemen, ſoo kan nochtans niemand begrypen wat het zy, niet meer dan wy ook niet begrypen wat deſelvein Godt zijn, dan wel d'effecten of werken die deſe Machten voortbrengen, ſoo die van Godt, als ook die van de Ziele des menſche.

3. Het Effect van de Memorie van Godt, baart de Geheuchenis van al hetgene dat t'aller Eeuwigheit ge weeſt is, en het effect of werkdadigheit van de Me morie des Menſcheis, ſich indachtig te maken van 't gene dat hy geweten heeft ſedert ſijn Schepping. 't Ef fect van 't Verſtandt Gods, baart dat hy alles verſtaat

en begrijpt: en 't Effect van 't Verſtandt des Menſche is, te begrypen datter een Godt is, geheel Rechtveer dig, geheel Goet, en gants Almachtig, die alle Dingen

geſchapen heeft. 't Effect van de Wille in Godt, is de Liefde en goetwilligheit die hy den Menſch toedraagt, ingewild te hebben, dat den ſelven hem ſoude gelijk zijn: en 't effect van den Wille des Menſche is, dat ſy haar begeeft om haren Godt haren Schepper te bemin nen. Soo dat men ſeggen mag, dat Godt een onbe

grypelijke Goetheit is, die noyt begin gehad heeft:d: at -

-


Laatſte Barmhertigheit Gods.

174

dat den Menſch ook een onbegrypelijke godtheit is, maar dat die een begin gehad heeft: Of wel, dat men deſelve een geſchapeneGodheit noemt, gelijk als Godt een ongeſchape Godtheit is. Om noch beter te ſeg gen, den Menſch is een Afhankelijke Godheit, gelijk als Godt een Souvereine of Opperſte-machthebbende Onafhankelijke Godheit is, dewelke door de Macht ſijner Wille, heeft willen een Schepſel naar ſijn Gelij keniſſe hebben, ten einde om ſich daar aan mede te

deelen, en ſijne Welluſten met het ſelve te nemen. 4. Siet daar, mijn beminden Broeder, dit is d'ee mige Reden, waarom dat Godt den Menſch geſcha pen heeft, teneinde dat hy een Schepſel hebbe, dat bequaamzy om daar aan ſijn Goet mede te deelen, en ſijne Welluſten met het ſelve te nemen, willende dat beminnen, en daar van bemind weſen. Niet dat hy

iets van nooden hadde om ſijne welluſten te mogen genieten, nadien dat hy die in ſich ſelven heeft beſe ten van alle Eeuwigheit. Maar uit oorſaak dat hy ſij ne welluſten noch aan andere dan aan hem ſelfs wilde

mede deelen, en door een Liefde van Goetwilligheit, maken dat ſijn Goet deelachtig wierde aan iets buiten hem.

- -

5. Soo wierd dan den Menſch van hem tot dit ee nige Einde geſchapen, en wierdt ſamengevoegt van een Lichaam en een onſterflijke eeuwige Ziele, ten einde om altoos in 't Geſelſchap Gods te blyven, om

met malkander eeuwige welluſten te genieten, die noyt ſullen eindigen. De Ziele des Menſche een on ſienlijke en onbegrypelijke Geeſt zijnde, gemaakt naar de Gelijkeniſſe van Godt, om eeuwiglijk met

hem te blyven: en het Lichaam des Menſche een # ** *

,

-

-

lijke


Derde Capittel.

175.

lijke en begrypelijke ſtoffe zijnde, maar nochtans ook eeuwig, dient tot beſchutſel of een woonplaats om deſe Ziele in te ſluiten. En zijn alle beyde onſterflijk

geſchapen, om eeuwiglijk te leven: want geen van de Wercken Gods ſullen oyt vergaan. Nademaal dat hy

een Eeuwigen Godt zijnde, ſoo zijn by gevolg, alles wat hy maakt, eeuwige wercken. In dier voegen, dat alle de Schepſelen die hy gemaakt heeft, in alle Eeu wigheit ſullen blyven, ider in haren aart, ſoo als Godt hun geſchapen heeft: niets konnende vergaan van al le de wercken ſijner handen. Altemaal zullen ſy alſoo eeuwig als goet zijn: niets quaats konnende voortko men uit de Fontein van alle Goetheit. Niet meer ,

kan er ook iets vergaan van den Oorſpronk der Eeu wigheit. 6. Ik vrees, mijn Broeder, dat uwen geeſt al een V

-

weinig moeyelijkheit heeft om deſe Voorſtelling te begrypen; uit oorſaaak dat gy van andere indrukſe len voor-ingenomen zijt van 't gene dat de menſchen, u tot noch toe wijsgemaakt hebben, en ook wegens d'ervarendheit van dat gy dagelijks de Menſchen en Beeſten ſiet wegſterven, dat nochtans Schepſelen van, Godt zijn. Maar neemt doch een weinig geduld, om mijn ſeggen wel te verſtaan, ſooſuldgy bevinden dat ter niets waarachtiger is dan de Voorſtelling die ik u vertoont, mits dat men de waarheden in haren Oor

ſpronk neemt, en de dingen in hare eerſte beginſelen aanmerkt. Want doorſaak waarom dat de menſchen

ſeggen, dat de wereld eindigen zal met alles wat daar in is, ontſtaat hier uit, van dat ſy Godt noch ſijne Wercken niet kennen. En deſe Onwetendheit doet

hun aldus ſpreken gelijk als de Blinden van de Cou leu


re

Laatſte Barmhartigheit Gods. leuren doen, die ſy noyt geſien hebben. Adams te den Stant der Onnooſelheit heeft wel gekendt) » alle de Wercken Gods Eeuwig waren, en datter nep, iets vergaan ſoude van alles wat hy gemaakt haddè Maar de huidensdaagſche menſchen, door hare Zone den in de Verblindheit gevallen zijnde, zijn onkundig 176

van al 'tgene dat Goddelijk is, en oordeelen maar al leen naar de dierſche ſinnen, niet anders ſiende dan

door hare oogen desvleeſch: en ſiende de Schepſelen Gods ſterven, ſoo beelden ſy haar in, dat alles ver gaan moet en een einde nemen; door dien dat ſy geen ander licht dan dat van hare ſinnen hebben. 7. Maar indien gy de waarheit aller dingen wild ontdekken, ſoo gaat altoos in haren Oorſpronken in haar Beginſel, en gy ſuld als dan door de ſinnen ſelfs ſien wat van de weſentlijke waarheit is. Aanmerkt eerſt en vooral, dat Godt de Fonteyn van alle Goet

zijnde, noyt eenig quaat kan doen hoe klein het ook mogt zijn. Nu, het ſoude een groot Quaat zijn, te doen een wereld met ſoo meenigte ſoo ſchoone Schep ſelen verlooren gaan. En ſoo Godt geheel Gerechtig is, hy kan dan noytongerechtigheit begaan, en noch min ſoodanig om de werken van een Eeuwigen Godt, tot Nietigheit te doen verdwijnen. Indien men 't wel

voor groote ongerechtigheit houd, als men gaat vernietigen de wercken van een Menſch die men geleerd of Heylig achtte zijn; hoe veel meer ongerechtiger ſoude het dan weſen, te gaan verwoeſten of vernieti

gen de wercken van een Godt?

v

8. De menſchen door hare godloosheit, ſouden wel, voor ſoo veel als in hun macht waar, de werc

ken Gods gaan vernietigen door hare Boosheden. Maar


Derde Capittel.

r>>

-: ººr te gelooven, dat Godt ſelſs, die alſoo Goet Gerechtig zijnde, niet fijne Werken ſoude ge

/ - akt hebben om Eeuwig te zijn, ſooſoude hy ſijne 32erechtigheit vermindert hebben, ja ſelfs tegens Re den doen. Want allerley ſoort van Schepſelen, bren gen altoos hares gelijken voort, aldus ook hebben de Wercken Gods altemaal eenige gelykeniſſe van hem. De Ziele des Menſche is waarlijk hem gelijk, als zijn de een Goddelijke geeſt. Maar de Ziele der Beeſten, der Geſternte, der Planten,

der Steenen en Metalen hebben niets goddelijks in haar, waar door ſy ſouden konnen geſegt worden, Godt gelijk te weſen, dan al leen hierin, dat ſy al te maal eeuwig zijn. Na dat Godt hun geſchpen hadde, zullen fy altoos blyven, als Werken van een eeuwigen Godt zijnde, die ſon der ongerechtigheit of omkeering niet kan vernietigen 'tgene dat Goet is, noch ook niet van wille verande ren naar de manier der Menſchen, die in een tijt quaat

vinden't geneſy in een ander tijtgoet gevonden heb ben. Want Godt is onveranderlijk en Gerechtig: en

na dat hy alle Dingen geſchapen hadde, ſoo beſag hy deſel ve, en bevond dat alles Goet was; Door wat voor Ge rechtigheit ſoude hy dan de Goede Dingen konnen gaan vernietigen ? Hy kan de Quaataardigheit wel wegnemen die in ſijne Schepſelen gekomen is, nadat hy deſelvegoet geſchapen hadde, maar niet vernieti gen de Goetheit die hy haar gegeven hadde als hy hun ſchiep: om dat het niet rechtveerdig kan zijn, dat men goede dingen vernietigt. En Godt kan noyt iets ongerechtigs begaan, niet meer dan hy ook noyt ver anderen kan. Indien hy alle de Dingen goet gevon

den heeft die hy in den --

--

-

": geſchapen hadde, # aft


\

178 Laatſte Barmhertigheit Gods. r kan hy dieſelve niet wederom aan 't einde quaat vin den, om die te gaan vernietigen of uitroeyen. 9. Dienvolgens dan ſoo zal den Laatſten dag des Oordeels, niet zijn het Einde der wereld met al het gene dat daar in is, maar alleenlijk de Vernieling of uit roeyingaller Quaden, en het Beginſel der Genieting van alle Goeden voor d'Uitverkorenen. Het is wel

waar dat wy dagelijks de Menſchen en Beeſten ſien ſterven, maar deſe doot is van Godt niet geſchapen geweeſt, nademaal deſelve het aldergrootſte Quaat is dat den Menſch konde overkomen: en Godt hadde

hem vol van alle Goet geſchapen ſonder eenig quaat. De doot is alleenlijk door den Menſch voortgeko-

men; ende is geen werk van Godt, maar het werk van den Menſch, die onſterflijk geſchapen zijnde, ſich heeft ſterflijk gemaakt door d'Ongehoorſaamheit dien hy tegens ſijnen Schepper heeft begaan. Daar van." daan zijn allerhande ſoorten van Quaataardigheden in alle de Schepſelen gekomen, als by exempel, dat den Hondt bijt, de Leeuw verſlind, het Serpent fijn fenijn uitſchiet; dat de Lucht ſich ontſteld, en het Vuer brant, dat het Water verdrenkt, en de Aarde

Diſtelen en Doornen draagt: Dit alles komt van de Zonde des Menſche voort: want God heeft nimmer

eerige quaataardigheit aan eenige van ſijn werken ge geven. Hy heeft haar altemaal goet en volmaakt ge maakt: maar den Menſch door ſijn Vrye Wil, heeft daar in de Verdorvendheit ingevoert, die wy aldaar ſien en gevoelen. Hoe meenigte ſoorten van ſenijn, van gewormten, en ſoo vele andere ſoorten van On

gedierten zijn van de Verdorvendheit ontſtaan, die

niets doen dan den Menſch beſchadigen en hem# - -

-

--

rie


Derde Capittel.

179

drietelijk maken ? Godt kan ſulks alles niet gemaakt hebben, om dat het quade dingen zijn; en hy deed noyt iets anders dan goet. 1o. En gelijk als men altoos den Werkmeeſter door ſijne wercken kendt, aldus ook kendt men Godt

door deſelve. Men zal de Hoedanigheden van den Werk-meeſter kennen, door eenig ſtuk van ſijne werken. Men ontdekt daar door de vernuftigheit

van ſijn geeſt, ſijn Behendigheit, ſijn kracht, ſijn Nettigheit, en d'andere hoedanigheden die hy in ſich ſel ven beſit, door d'uitvinding en het beleg van ſijne wercken, dewelke als den Spiegel zijn die vertoone wat dat ſijn Maker is. Even-al-eens ſiet men in de Wercken Gods alle ſijne Hoedanigheden afgeſchil

dert, al is't dat hy ſelfs in ſijn Weſen onſienlijk en on begrypelijk is. Niemand heeft oyt Godt geſien, en niets minder dan Hy, ſou hem konnen begrypen. Niet te min ſoo werd hy geſien en begrepen in fijne Hoedanigheden, door fijne wercken, waar hy in een ider der ſelve, ſijne Eygenſchappen als afgeſchildert heeft. Want wanneer men alle ſijne wercken in ha ren oorſpronk overweegt, en hoe dat hy die geſcha pen heeft, ſoo zal men daarin vinden de Goethett, de Gerechtigheit, de Waarheit, en d'Eeuwigheit. Waar door men kennen kan dat het weſen van alle deſe vol maaktheden in Godt, in volheit en volkomene vol

maaktheit woont, aangeſien dat het werk altoos min der als ſijn Werkmeeſter is, en gemaakte dingen, min der dan haar Maker. En ſoo alle de Werken Gods,

waarachtiglijk de Goetheit, Gerechtigheit, en de Waarheit in haar hebben, hoe foude hy ſelfs dan de

ſelvekonnen vernietigen of uitroeyen, ſonder ſich te -

M1 2

--

be


18o

Laatſte Barmhertigheit Gods. -

berouwen van goede dingen gemaakt te hebben, en weder gaan afbreken't gene hy ſelfs eerſt gebouwd hadde?

-

-

-

-

-

-

11. Neen, mijn Broeder, ſulks kan niet zijn. Want daar zal nimmeer in Godt eenige omkeering of veran dering in de minſte ſaak gevonden worden. Hy is

Eeuwig in alle fijne Wercken en Woorden. 't Gene hy eenmaal geſegt of gedaan heeft, dat zal hy noyt weder herroepen. Het zy wat ook de menſchen en alle de Schepſelen mogen doén, ſoo ſullen ſy noch tans Godt nimmer doen veranderen in 't minſte ding. Het heeft hem eenmaal belieft deſe ſchoone wereld te ſcheppen met al het gene dat daar in is; en den menſch naar ſijn Gelijkeniſſe te maken, ten einde dat hy ſich daar aan mede-deelen mogt. En dit zal ook zijn, en in alle Eeuwigheit ſoodanig blyven, niet konnende oyt quaat vinden 'tgene dat hy eenmaal goet gevon den heeft. En by gevolg ſoo is dit een onfeylbare waarheit, dat noyt eenige van de Werken Gods ſul len vergaan, maar dat ſy eeuwiglijk ſullen blyven, een

ider in ſijn aart; en dat alle ſijne Schepſelen hem in al ler Eeuwigheit ſuilen loven, ſonder dat oyt een eeni ge der ſelve verloren ga: en dat Godtſijne welluſten met de menſchen nemen zal in aller Eeuwigheit; dewijl dat ſulks het eenigſte Einde is waarom hy haar ge ſchapen heeft en tot fijne Liefde bequaam gemaakt. 12. Indien men gelooft, dat onſe Ziele onſterflijk is; waarom ſou ons Lichaam dat ook niet zijn, nadien

het ſelve in ſijn Schepping daar mede vereenigt ge weeſt is door een onafſcheidelijken bandt; en dat er niets anders dan des menſchen boosheit is, die hun

heeft doen ſcheyden, en niet Godt?Enſoo het Lich - --

" . *

aam


*

Derde Capittel.

,,

18.

aam onſterflijk was ter tijt als 't van Godt geſcha

pen wierd, waarom fouder dan ook niet alle d'andere Creaturen zijn, als de Son, het Geſternte, d'Elemen

ten, de Beeſten, de Planten, Steenen en Metalen, de welke altemaal alleeplijk voor 't Lichaam des menſche

geſchapen geweeſt zijn, een eeuwige duurſaanheit hebben? En waarom ſouden ſy niet volbrengen het Einde daarom dat ſy zijn geſchapen geweeſt, 't welk is, te dienen tot het Onderhoud en de welluſten van

des menſchen Lichaam ?. 13. Indien alle deſe Dingen eindigde, gelijk men ſich inbeeld, en geen Eeuwige duurſaamheit hadden; . ſoo ſou men moeten ſeggen, dat de eeuwige Geluk zaligheit na de tydelijke dóot, minder Geluck in ſich, hebben ſoude, dan de Tijt van dit ellendig Leven, al-: ' waar men genot heeft van den Hemel, van d'Aarde, en van alle d'andere geſchapene dingen tot den dienſt ! van 't Lichaam. De Gelukzaligen ſouden ſich mo-, gen beklagen van niet voor haar Lichaam te genieten : de ſelfde voldoening van ſoo veele aardſche Schepſe len, als ſy genoten hadden gedurende dit Dall der Tranen, in geval dat Godt deſelveten dage des Oor*

*

deels uitroeyde, gelijk men meent. Het (oude dan moeten zijn dat Godt een Nieuwe Wereld ſchiep, een Nieuwe Son, een Nieuwe Maan, en al het andere,

om deſe Gelukzalige Lichamen te verluſtigen, die geen Volmaakte Gelukzaligheit ſouden hebben kon nen, ſonder ſtoffelijke Schepſelen te genieten, van ge lijke overeenkoming met hare Lichamen die ook ſtof ſelijk zijn. De Ziele goddelijk zijnde, kan ſich vol-, komentlijk verluſtigen in Godt die geheel Goddelijk.

is: maar het Lichaam moet ook fijne lichamelijke wel-, M 3

-

,

lu

-


182

Laatſte Barmhertigheit Gods.

laſtigheden genieten. Indien ſulks niet was, ſoo ſou de Godt dit geheel A L L niet voor den menſch ge ſchapen hebben. Hy had ſich vernoegt met alleenlijk ſijn Ziele te vertrooſten door ſijn Goddelijke Tegen woordigheit, gelijk als't eeniger mate in Adam bleek. Maar gelijk als hy alle fijne werken in volle Volmaakt heit doet, ſoo heeft hy ook allerley ſoorten van ſtof felijke Schepſelen willen ſcheppen, ten einde om te dienen en te verluſtigen ook ſoo wel het Lichaam van den menſch, door deſe ſtoffelijke Voorwerpen, ge lijk als hy ſijn Ziel verluſtigde door goddelijke en gee ſtelijke zaken, op dat de Zieleende het Lichaam een ſpariglijk hare volmaakte Vernoegens geeſtelijker en lichamelijker wijſe genietenſouden,een ider naar 't ge ne dat met ſijn natuur overeen quam. 14. Soo Godt ſulx aan 't Begin des werelds gedaan heeft, voor het Lichaam van den menſch, dat hem

konde vertoornen of tegens hem misdoen; wat ſoude hy dan niet doen voor dat ſelfde Lichaam, nadat het in den Stant der Eeuwige Gelukzaligheit zal geko men zijn? 15. Soude hy een veel ſchoonder wereld konnen ſcheppen, dan de gene die wy ſien, om de ſelve te gaan vernielen, en daar na weder een Nieuwe gaan

maken, gelijk alsof hy had konnen miſſen in d'eerſte te ſcheppen, en dat hy een veel ſchoonder wilde ma ken om die voorgaande misſlag te verbeteren? 16. Ofwel, ſoude Godt dit ſchoone A L L , ge ſchapen hebben, om maar alleenlijk ſoo korten tijt te dueren, en het Voorwerp van onſe elenden te zijn, en dan daar na aan 't einde van dien, vernietigt te wor den ? 17. Al -- -

-- -

- -

-


Derde Capittel. 167 17. Alle dusdanige dingen konnen noyt gedaan geweeſt zijn door deſe hooge Goddelijke Wijsheit, die alle dingen van alie Eeuwigheit aangeſien en ge weten heeft. Sy kan haar nergens over berouwen, en

geen van hare wercken verbeteren, om dat ſy geenige misgeſtalte of onvolmaaktheit hebben kan. Alles wat 'er onvolmaakt gedaan is, dat kan van Godt niet ko men: en hy kan geen volmaakte Wereld geſchapen hebben, om deſelve daar na weder te vernietigen, en een betere te gaan maken, niet meer als hy ook niet veranderen kan de Voornemens die hy gehad heeft, om dit groote UN 1 v ER s dat wy ſien, te ſcheppen om tot een 39arabijg bet 119eliuſten te dienen voor het Lichaam des menſche; en dat hy het ſelve dan daar na weder ging vernielen, na dat het hem maar alleen tot Lijden gedient hadde. Want tot nu tegen woordig toe ſoo hebben alle d'Elementen, en byna alle de Schepſelen de menſchen beſchadigt, en heb ben ſich tegens hun aangekant, in plaats van aan hun

onderworpen te zijn, gelijk als Godt hun geordon neert hadde. "

*

**

18. Soude Godtydele, of tot fijne Voornemens onnutte werken gemaakt hebben, om deſelve te doen vergaan vooraleer dat ſy begonnen hebben die ſelfde Voornemens in 't werk te ſtellen? Neen, mijn lie

ven Broeder; de wereld zal noyt vergaan, noch ook geenige van Gods Schepſelen. Alles zal dienen tot welluſten voor de Lichamen der Gelukzaligen in aller Eeuwigheit, ſoo lang als Godt zal Godt zijn; door dien dat hy deſelve alleenlijk tot deſen Einde geſcha

pen heeft. Maar als men ſegt, dat de wereld eindigen

zal; dit is een manier van ſpreken die ons moet doen M 4

ver


4 Laatſte Barmhertigheit Gods. 184 verſtaan, dat alle de quade werken der menſchen zul len eindigen, en dat er als dan geenige quaataardig heit meer op der Aarden zal gevonden worden. ... > 19. Dat is't Einde der wereld : als wanneer al het

gene dat de Zonde en de Boosheit der Menſchen ge bouwd hebben, zal vernietigt en weggebannen wor den in d'Afgronden der Aarde, om aldaar de Licha men der Rampzaligen te pijnigen, dewelke in aller eeuwigheit ſullen beſitten de werken harer handen, lijdende de boosaardigheit die ſy in alle dingen ver oorſaakt hebben door hare boosheden en Zonden. Siet daar is het Einde der wereld: wanneer Godt van

fijne geheel volmaakte werken afſcheyden zal de qua den die de Boosheit der Menſchen daar in gebracht heeft, en dat hy deſelve zal ſuiveren gelijk als men het Koren-graan met de Wan ſuivert, doende het ſtroo . en ſtof in de Wind wegvliegen. Aldus ook zal hy doen wegſtuiven alle de quaden die in alle fijne Schep ſelen gekomen zijn, om hun te fuiveren in de Ver nieuwing, om die weder te maken ſoodanig als ſy in den beginne harer ſchepping geweeſt zijn, ten dien einde dat ſijne eerſte Voornemens in hun volbracht worden; dewelke geweeſt zijn, dat alle deſe onder hoorige Dingen ſouden onderworpen zijn aan dit E dele Schepſel, dat den Menſch is, mits dat hy ſoude aan ſijnen Godt onderworpen zijn,gelijk hy ook zijn zal na d'Uitroeying van alle Quaden. zo. Want alsdan zal hy treeden in dien Gelukzaligen Stant, waarin hy eerſtelijk is geſchapen geweeſt, -

met noch veel meerder Lichten en vaſter Volmaakt heit als hy in den beginne hadde: nademaal dat d'Er

varendheit Meeſterſſe van alle Wetenſchap zijnde, -

-

-

hem


Derde Gapittel

-

,

185

hem zekerlijk wel zal wijsheit gebracht hebben; om ekendt en geſmaakt te hebben d'Onheylen waarin

# ſich had nedergeſtort, met te willen van d'Afhan kelijkheit van Godt uitgaan om ſich ſelven te volgen. Om dat deſe eenige Misſlag, hem aan allerley ſoorten

van Miſeren onderworpen heeft, ſoo in ſijn lichaam als in ſijn geeſt; hem van den ommegang met Godt heeft berooft; hem vaardig tot het quaat, en onacht ſaam in 't goet heeft doen worden , en veroorzaakt

dat alle de Schepſelen die hem onderworpen waren, ſich tegens hem gingen aankanten om hem te beſcha

digen, en dat hy, in plaats van een Paradijs der Welluſten te genieten, is verplicht en genoodzaakt geweeſt d'aarde te gaan bouwen in het ſweet ende vermoeyt heit van ſijn Lichaam; en met ſmerten van 't lichaam

en den geeſt onderworpen te zijn om ſijn Voedſelte. verkrygen, dat hem te voren ſonder moeyte gegeven, wierd met allerhande ſoorten van welluſten en verma

ken. Alle deſe dingen ſullen hem veel grooter Lichten verſchaffen, dan diegene waren, die hy ten tijde

fijner ſchepping hadde. Want in fijn beginſel was hy onkundig van hoe vele Onheylen dat hem ſouden

konnen overkomen door dele Afwijking uit d'Afhan kelijkheit van Godt: alwaar hem nu naderhand d'Er varendheid heeft Wijs doen worden. Soo datter niets:

meer te vreeſen zal zijn van te vallen in de Begeerte

tot goet en quaat te weten, na dat hy-ſoo gevoelijk, na ſiin Zonde, geſmaakt heeft wat van 't Quade is; al waar hy voor deſelve, alleenlijk noch niet recht ge ſmaakt hadde wat het Goede was.

: : : : :

21. Soo dat na d'Uitroeying aller quaden, den Gelukzaligen Menſch veel meer Volmaakter zijn zal, -

w

-

N

M 5

dan


186 Laatſte Barmhertigheit Gods. dan hy tertijt ſijner Schepping geweeſt is in den eer ſten Stant der Onnoſelheit, dewelke men waarlijk den Ondertrouw van Godt met den Menſch noemen

mag. En het Verbond dat hy met hem maken zal aan't Einde der Wereld, zal het ware Bruylofts-feeſt zijn, 't welk in aller Eeuwigheit duren zal; om dat het als dan onmogelijk zijn zal dat den Menſch ſich oyt meer

van ſijnen Godtſoude ſcheyden, ofſchoon hy in al ler Eeuwigheit in ſijn Vrye-wil bleef, nochtans zal hy noyt iets anders konnen willen dan 'tgene dat Godt zal willen, nadat hy deſeſijne Vryheit ſoo naauw zal onderworpen en verbonden hebben met de Wille van ſijnen Godt, dat de wille van den Menſch en de Wille

van Godt niet meer dan een ſelfde Saak ſullen zijn. En gelijk als men ſegt, dat twee Perſonen getrouwelijk in den Houwelijken. Staat te ſamen verbonden, niet meer dan een ſelve Vleeſch zijn, aldus ook twee getrouwe lijkin den Geeſt te ſamen vereenigt, niet meer dan een ſelfde Wille zijn. Nadien dat ſulke Vereeniging, ten aanſien van de ſoo onvolmaakte menſchen,vaſt is, hoe

veel te meer zal dat zijn ten aanſien van een onveran derlijken Godt, en een verheerlijkte Ziele, dewelke

aan haren Godt zal verbonden zijn als ſijne wettige Bruydt, door een Eeuwig Verbondt, 't welk noyt meer eenige afſcheyding zal konnen lijden,uit oorſaak dat deſe Vereeniging volkomentlijk volmaakt zijn zal,

na d'Uitroeying van alle Quaden? Want de godde lijke en geeſtelijke Zielezal als dan niet alleenlijk aan de Godtheit vereenigt zijn; maar ook zal ſijn geeſt en

ſijn Lichaam geheelijk aan God vereenigt en t'ſamen gevoegt zijn. 22. Dit is doorſaak waarom dat Godt ſich van on -

ve-- --

-

-

ſe


Derde capittel.

187

" ſe Menſchelijke Natuur ontrokken heeft ten einde om ſich in alle volmaaktheit met den Menſch te vereeni

gen. En gelijk als Godt alle fijne Wercken geheelijk volmaakt doet, ſoo konde hy niet, ſonder ſich tot Menſch te maken, een volmaakte Alliantie of Ver bondt met hem hebben, ſonder een Natuur aan te ne

men die hem gelijk was. Want de Godtheit alleenlijk geeſtelijk zijnde, konde geen gelijkheit hebben met een ſtoffelijk en Lichamelijk Schepſel, als zijnde twee ongelijke Voorwerpen, dewelkegeen volmaakte on afſcheydelijke Eenigheit lijden konnen. Want onſe Ziele kan ſich wel van ons Lichaam ſcheyden, al of ſchoon ſy ſchijne daar mede ſoo naau vereenigt te we ſen, en dat ſy het minſte lit van dien doet leven en be wegen: niet te min ſoo konnen ſy lichtelijk van mal kander ſcheyden, om dat ſy twee verſchillende mate rien zijn; de Ziele van geeſtelijke ſtoffe,en het Lichaam

van aardſche ſtoffe zijnde: welke dingen noyt een ſelf de konnen weſen: en al is't dat ſy malkander ſoo naby zijn, ſoo zijn't nochtans altoos twee afſcheydelijke dingen. En dewijl dat Godt van voornemen was om een volmaakte Vereeniging met den Menſch te heb ben, ſoo moeſt hy noodwendig voor hem ook een ſtoffelijk Lichaam ſcheppen, gelijk als dat van den Menſch, of anders konde hy die geſeyde eeuwige Ver eeniging niet hebben, maar alleenlijk een menſchelijk onderhoud door eenig fantaſtijq of ſchijn-lichaam ge lijk als hy aangenomen hadde om met Adam te ſpre ken, wanneer die noch in den eerſten Stant van On nooſelheit was. Hy verkeerde wel met hem als met

ſijne verloofde Bruydt, maar daar was geen bandt van

Eenigheit als met ſijn Bruydt, uit oorſaak d",# dC -


188

Laatſte Barmhertigheit Gods.

-

Dach des Bruylofs noch niet gekomen was, daar deſe Eeuwige Vereeniging geſchieden moeſt, 23. De Volheit des Tijts moeſte afgewacht zijn, alſoo wy geen Godt van verwerring hebben. Hy heeft ſes dagen geſteld om de Wereld te ſcheppen, ende had aldus ook zekeren tijt geordonneert tuſſchen de Ondertrouw of Voorbereyding tot aan den vollen dach des Bruylofs of Trouwdag die hy met den Men ſche houden wilde, aan welkers einde hy Menſchelijk Vleeſch ſoude aangenomen hebben, ten einde om ſich volmaaktelijk met hem te vereenigen met Ziel en Li chaam door een Eeuwige Eerigheit. Godt kan niet veranderen. Sijne Beſluyten en Voornemens zijn on beweeglijk. Al is't ſake dat wy nu noch ſuchten in de Verwachting van deſe volkomene Verbintenis, ſy zal nochtans zekerlijk komen, en dat wel haaſt, nade

maal dat al ſoo vele eeuwen in deſe verwachting door gegaan zijn, ſonder noch daar van d'uit werkende daat geſien te hebben. Wy weten wel dat Godt Menſche lijk Vleeſch aangenomen heeft al over 1668. jaren; maar dit Verbondt van Godt met de Menſchen is

doenmaals niet volbracht geworden, nadien deſelve noch van hem geſcheyden zijn, en hare Willensgroo telijks van de fijne verdeelt: want ſoo weinige van de gene die hem lichamelijk geſien hebben, zijn met hem vereenigt geworden, gelijk als de Bruydt met den Bruydegom zijn moet: en nu zijn er geen die dat doen. Idereen is van hem afgeſcheiden, meer dan A dam voortijts was door ſijn Zonde. , , 24. Moet men dan niet een andere Komſte op

Aarden verwachten, van Godt Menſch geworden,

dan degene die men doenmaals geſien heeft, nade -

maal

V


Derde Capittel. 189 maal dat hy komen moet als een verheerlijkten Brui degom, om ſich te verbinden met ſijn Schepſel, en dat men hem maar geſien heeft in lijden en door het ſelve Schepſel veracht zijn? Mijn Beminde Broeder, ik wenſche dat gy deſe Verborgendheden mogt door

gronden, ten einde om in de Verwachting deſer Din gen te leven, en dat uwe Ziele door deſe Hope ſoude weſen de Bruydt van dit onbevlekte LAM: want an dersſoude het beter zijn dat gy noyt geſchapen waar geweeſt. Ik verſoecke alleenlijk uwe ſtille, en van al le dingen ontledigde Aandacht, om u deſen verbor gen Schadt te mogen doen ſien, van de Toekomſte

Jeſu Chriſti in Heerlijkheit, en van het Eeuwig Ver bondt dat hy alhier op der Aarden met de menſchen maken zal. Gy behoorde te verkopen alles wat gy hebt, om dit Koſtelijk Geſteente van grooten waarde te koopen, dat van een ſoo onwaardeerlijken Prijs is. Niemand kan het ſelveoutfangen, dan d'ootmoedige Herten: om dat Godtſijne Geheymniſſen voor de Groo

ten en Wijſen verbergt, en deſelve aan den Kleinen open baart: want het is aldus ſijnen Wille.

NA


19o

-

N A-R E DE N. Beminde Leſer.

H# is meer dan Twaalf jaren geleden dat ik in Amſterdam zijnde alwaar met verſcheide Perſonen diſcourerende, ſoo wierdik gewaar dat ſommige van hun inwendige Atheiſtiſche gevoelens hadde, twijfelende over de Eeuwigheit en de Verrijſſeniſſe der Menſchen, ja ſelfs van Godt. 't Welk my deed ondernemen dit groot Trac taat van de

LAATSTE BARMHERTIGHEIT GoDs

te beſchrijven, om klaarlijk te betoonen dat alle hare twijf

felingen gebaart waren van een Atheïſtiſch gevoelen. Want indien er geen Godt was. Joo ſou'er by gevolg ook geen Eeuwigheit zijn, geen Opſtanding, geen Engelen noch Dut velen, eindelijk geen geeſtelijke Dingen; maar alles

ſoude Dierſch en eindigende zijn, werdende niet onderhou den dan door de Verdorve Natuur, gelijk als vele deſer On wetendeſeggen en gelooven. Maar dewijl dat deſe Mate

rie een groote uitbreyding vereyſcht, ſoo heb ik dentiſt niet 2vel konnen uitvinden om het ſelve te voltrekken, maar

ik hebbe in verſcheyde tijden getracht in mijne andere Wercken van kleine Volume, van deſe ſelfde Materie te handelen, ten einde dat idereen daar van mogte verlicht worden, 't welk anders de Arme niet zijn ſouden, die geen geld hebben om ſoo groote Boecken te koopen, die meer ey gen zijn voor de Rijcke Studenten, dan voor 't gemeene Volck, aan wten ik nochtans meer genegen ben te voldoen, dan aan de Geleerde van deſe Wereld, die meer de Curieus

heitſoecken in 't leſen der Geeſtelijke Dingen, dan de Stich ting harer Zielen, en ſoecken meer om eenige juyſt niet ef fen geſlepen woorden uit te vinden, of iets om daar over

wat te diſputeren, dan om de oprechte Waarheit en de K# 70ZING d


. Na-reden.

---

191

miſſe hares ſelfs uit te vinden. Daarom ben ik noyt genegen aan de ſoodanige te ſchrijven die Wijs in haar ſelven zijn, dewelke meenen alles te weten tertijt als ſy ſeer onwetende

zijn, ſonder andere Dingen te willen leeren, dan'tgene dat ſy in hare Boecken hebben geſchreven gevonden, nemende meenigmaal de Doolingen van die Autheuren, voor zwaar

heden en vaſte Wetenſchappen aan. En door dusdanige Middelen konnen ſy nimmer de Waarheit Gods ontdekken,

Het zijn niet deſe Wijſen in haar ſelven, die ik onderwij ſen wil; om hun niet bequaam te vinden tot andere dingen

t'ontfangen dan de voor-inneming haresgeeſt, maar aan menſchen die honger en dorſt hebben, naar de Gerechtig hett, en d'eenige Waarheit Gods ſoecken. Aan de ſoodanige heb ik niet noodig ſoo groote Volumen te ſchrijven, gelijk als ik ondernomen hadde, met afdee -

ling van Capittelen en Schools wijſe Ordene: nadien dat

Julks niet # dan aan degene die den Lof der menſchen ſoecken over hare ſchoone voorſtellingen, achtende meer het wel ſpreken, dan de Nuttigheit der Zielen. Om dierſel veroorſaaks halven ſoo hebben verſcheide welgeſtudeerde

Geleerden willen uit mijne Schriften trekken, alle de Ma teriën verdeelder wijſe, en die in vervolg d'een na d'an derſtellen. Als by Exempel, gelijk ik in verſcheide van mijne Wercken gehandelt hebbe van de 49erbienſten

#ſcſu ſtijgiſti/ ſoo wilden deſe gemelde Leerraren alle ſoodange Materie te ſamen vergaderen om daar een beſon der Boeck van te maken, en aldus met alle het andere op

de Manier der Schoolgeleerdheit. Maar God verboodmy preciſelijk ſulks te doen, of daar in te conſenteren, dewijl dat de herſegging der dingen op verſcheide tijden ontfan gen, meer het Verſtandt des Leſers doordringen, wanneer

het altoos verſcheydentlijk en noch krachtiger harſegt word. 6-

-

--

*

Daar


192

- Na-reden.

Daarom wil ik veel eer aan Godt gehoorſamen, dan

aan de menſchen, en ſchrijven op die manier ſoodanig als hy't my ingeeft, en niet naar die wijſe ſoo als 't de Men ſchen jou behagen, dewelke liever hadden willen ſien her

groote Boek van de LAAT s t e BARMHERTIGHEIr GoDs, dan deſelve Materie in verſcheide van mijne Boecken verſpreyt te vinden, gelijk als ik bereyds al heb be gonnen te doen in het Licht des Werelds, de Vernieu wing van den Evangeliſchen Geeſt, de Nieuwen Hemel en Aarde, den Toets-ſteen, en andere gedruk te ſtucken, gelijk ik hope te vervolgen in mijne volgende Schriften (voornamentlijk in d'Academie der Wyſe

Theologanten) ten einde om ten vollen voldoening te geven op de Belofte die ik in deſe LAATSTE BARMHER TIGHEIT Gods gedaan hebbe; alwaar vele Secreten

der Goddelijke Myſterien ſullen geopenbaard worden; om te vervullen de Belofte die Jeſus Chriſtus voorſijn doot heeft gedaan, van ſijnen Heyligen Geeſt te ſenden, die alle de Waarheit onderwijſen zal. 't Gene waarlijk de Laatſte Barmhertigheit Gods is: en men moet geen andere meer verwachten, noch ookgeen Nieuw Evange lie; nademaal dat alles is volbrachtgeworden door het E vangelie dat Jeſus Chriſtus ons nagelaten heeft. Men moet dat in 't Werk ſtellen, of anders eeuwiglijk verlooren gaan. 't Welk u verzekert. '..

Beminde Leſer,

Sy die uwe Zielbemind.

ANTHoINETTE BoURIGNoN. 37

--..


ae


----------

-----

---


- - -------------


----,

→|

** **<!-- ---- ~~ ~!

~~~~*~~~~); ***~~~~ ~~~~




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.