Antoinette Bourignon - Den nieuwen Hemel en de nieuwe Aarde, Eerste Deel, 1679

Page 1

Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com


NIEUwËN HEMEL en de

Behelfende ongehoorde Wonderen, die noch noyt door iemand gefien noch verklaart zijn, nadien

hier klaarlijk werd vertoont, den Heerlijken Stand, waar in den Mensch en alle andere Hemelfche en

Aardsche Schepselen geschapen zijn geweest. Waar van den Apostel in fijn Verrukking sprekende, fegt; Dat hy foodanige dingen: , die geen oo gen gefien noch ooren gehoort hebben, noch ook niet in des menfchen hert was opgeklom men, het gene Godvoor denfelven bewaart heeft. . . Beschreven tot vertroosting der goede Zielen, -

D o, o R

-

-

-

-

ANT HOINET TE BOURIGN ON, '

E E R S TE

D E E L.

Uit het Franse Handschrift vertaalt. HET

WAPEN

:

VAN

assXT a GI N RIA 18 Aq

-

-

'Amsterdam, by Pieter Arentfz. in de Beurs-straet;


Apocalipfis 19. v. 9. Schrijft; SAL1 G z Y N DIE GE RoEP EN zYN To T HET FE E s T v A N DE BRuYLo FT D Es LA Ms.

Defe zijn de Warachtige Woor den Gods.


B ER IC HT aan den L E SE R. zee Y dunkt, beminde Lefer, dat

::M: ik niet langer behoorde verbor #$% gen te houden de Wonderen die ***-> God my ge-openbaart heeft, de welke ik over den tijt van Tien jaren gele den, beschreven heb in verscheide Brieven,

aan een mijner vertroude Vrienden, mee nende defelve als doen ook in 't openbaar uit te geven. Maar God deed my dit

Werkophouden, my feggende: Gaat niet voorder in defe & Materie, want de menfchen

zijn 't niet waardig, noch ook niet gefchickt om fulke klaarfchijnende Lichten wel te ge bruyken:Syfouden meenen in dien Verheerlijk ten ftant te wefen, of in de Genade die ik hun

in hare fchepping gegeven had: daar fy leven in den ellendigen Stant waar de Zonde hun zn vervoert heeft, fich latende regeeren en

be/tieren door den geeft des Duivels en die der Verdorvene Natuur. Schrijft hun veeleer van het Rijck des Anti-chrift, op dat fyken men den ellenden Stant waar infy tegenwoor

dig leven fonder het gewaar geworden. Op defe woorden wierp ik mijn Pen weg, en fprak : IK s AL HET D o EN HE ER E: Nemende nieuw Papier om te beginnen te fchrijven van het RY CK des AN TI * 2

CHRIST 3


Bericht aan den Lefer. CHRIs T, dat ik ook noch niet ge-eindigt noch aan dendach gebracht heb, niet meer dan ook defen tegenwoordigen N 1 Eu w EN HE M E L en NI E uw E A ARD E,

die federt den tijt van Tien jaren in mijn Koffer verborgen heeft gelegen, fonder den dachte fien. Maar heden my het fel ve indachtig wordende, foo heb ik fulks aan God opgedragen,die myoorloft te doen drukken het Eerste Deel, waar op volgen fal Het RY K des AN T 1 - CH R Is T. Ik

geloof dat fulks geschied uit oorsaak dat de menschen foo finnelijk geworden zijnde, fich vastkleven fouden aan de vermakelijke Welluften van den Heerlijken Stant waar in God hun geschapen had als kleine Goden. Vergetende den Rampzaligen Stant waar in de Zonde hun heeft doen vallen, en daar

fy noch tegenwoordig in leven door de Ver blindheit hares geeft. Waar in fytenver derven gaan, geloovende op den weg der zaligheit te wandelen. Ik wil hun weltoonen den Heerlijken Stant daarin fy zijn gescha pen geweest, waarin fy ook eeuwig leven

fullen, wanneer fy in verloochening des Dui vels, willen herleven in den Geeft Jefu

Christi. Diefelfde Heerlijkheiten dit self de Heylfal hun bewaart worden, en

":

•

t


Bericht aan den Lefer. dat in alle eeuwigheit genieten. Het welk de wa re Weder-opstanding is, die alle Christenen moe

ten gelooven, fonder te blijven in de fwakke ge loovigheyt, die vele Christenen hebben, na mentlijk, dat de Verdorventheyt van hare verrot te lichamen verrijfen foude. Nadien dat defe Verdorvendheit niet van God

gefchapen noch gemaakt is geweest, foois fy niet dan tijdelijk, en verdwijnt in het quaat, waar uit

fy getrokken is geweest. Welke quaden het deel der Verdoemde zielen zijn ; als wefende het werck harer handen. Maar de verheerlijkte Lichamen, die God geschapen heeft, zijn al te maal eeuwig, konnende niet fterven; dewijl dat Godt de door niet gemaakt heeft. Die nochtans ons innerlijk en verheerlijkt lichaam bedekt met ellenden en verdrietelijkheden, waar van de menschen niet konnen ontslagen zijn, dan door het middel van de doot, die een einde maakt van onfen arbeydt, en begin geeft aan onfe Ruft, , Soo dat indien den menfch wel gesteld en verlicht was, hy met den Apostel wenfchen foude, van dit fierflijk lichaam

te mogen ontflagen zijn, om klaarlijk fijn onsterflijk lichaam te mogen fien, dat Godt in fijn fchepping geformeert hadde. Maar defe begeerte des Apostels is nu in feer weinig menfchen, uyt oorfaalt dat een iegelijk dit ellendig leven bemind, om het eeuwig Leven niet te kennen. Sy gelooven van Godt ge

fchapen te zijn foodanig als fy fich nu tegenwoor dig bevinden, al hoewel fullts niet warachtig is, dewijl de zonde het werk Gods in hun mifmaakt of verdorven heeft: en f-in 3plaats van menfchen, ge


Bericht aan den Lefer. elijk fy behoorden te wefen, foo zijn fy Monsters in de natuur geworden, verdeelt in tweederley

onvolmaakte geslachte, die onbequaam zijn om ider alleen fijns gelijken voort te brengen, gelijk de Boomen en Planten voort-teelen; die in dit stuk

meerder volmaaktheyt hebben dan de Mannen of Vrouwen die onbequaam zijn onn alleen voort te telen, maar door de conjonÄ?tie of byvoeging van een ander, en dat met fmerten en ellenden. Het

welk de menschen niet behoorden aan te dringen tot de liefde van fulken ellendigen leven. Het *gene fy niet fouden konnen beminnen, wanneer Hy, gelijk als ik, ontdekt hadden de dingen des eeuwigen Levens, die foo fchoon, foo vermake lijk en foo vernoeglijk zijn, dat het herte des men fchen het felve niet begrijpen kan. Ik heb die niet anders gefien dan in den geeft, tertijt als ik begen Valn : Materiete handelen. Ik fach met mijn gefloten oogen, hoedanig dat God de Wereld fchiep: van wat geftalte en materie hy alle dingen maakte: wat voor aart, wat voor vernuftigheit en volmaaktheit hy aan alle dingen gaf. Hier van falik handelen in dit EERSTE DEEL, ten einde om de menschen aan te locken tot de Liefde der

eeuwige dingen, verachtende de tijdelijke. En indien Godt my het toelaat, foo falik defe schoo ne Materie vervolgen, nadat ik door Vier Brieven fal getoont hebben, de Verachting die de men fchen doen van d'ongemeene Genade Gods. Ont fangt, beminde LE SER, dit Prefent van den He

mel gekomen: en gelooft dat ik ben, -

Uwe Wel genegene in Iefu chrifto ANT Ho 1 N E TT E Bou R 1 o No N. RE


R E G I S TE R. Van den Inhoud

Der Vier eerste Brieven.

Dewelkeindeplaats van een Voor-reden of voor bereyding dienen, om tot de Verhandeling der

NIEUWEN HEMEL EN NIEUWE AARDE te komen.

Eerfte Brief.

Dewelke aannvijft, dat de menfchen van defen tijt, de Waarheit niet meer ovillen kennen. Pag. 1 Men wil de Waarheit niet kennen.

3

Christenen foecken de Wereld.

5

Waarheit van de Geleerden verworpen. Tweede Brief

7.

Vertoont, dat men geen twee Meefters dienen kan, fonder aan d'een ofd'ander ontrouw te zijn. 14. Aan God of aan de Wereld behagen. De Waarheit heeft geen plaats meer.

17.

Wijsheit der Menschen vernietigt.

2. 1.

De Waarheit word verworpen.

23.

15.

Derde Brief.

Dewelke verhandelt, hoe dat de menfchon hardnekkig zijn in hare voor- : desgeeft. Voor-innemingdesgeeft verlaten. Vierde Brief.

2 6. 27 -

Vertoomende, hoe dat alle menfchen doolen, enfich bedrie gen in 't Stuk harer Zaligheit. 37 Algemeene Verdorvendheit. . . 39 Vereyfchte gesteltenis*tot4 Vernieuwing. 4-3 RE


R E G I S T E R Van de Aanteykeningen op de kant, die in dit Tractaat door d'Autheure felfs gesteld zijn,

D At God het tuffchen-komen der menfchen, eyfcht om d'Aarde te vernieuoven. Pag. 50 De Hoedanigheden der Engelen en Duyvelen. 5 1. Dat de Duyvelsen de Menfchen hare boosheden trekken uit -

de Genadens van Godt felf. 52 Dat Godt de fuiverfte Wefentlijkheit heeft getrokken uit all Creaturen,om het Lichaam des menfchen te formeren. 53. Dat Godt de Doot noch Verdoemenis niet gemaakt heeft.55. Dat noch Godnoch de Duivelden Menfch niet konnen ver 56

doemen.

Dat God alle de menfchen Zalig wil maken. Dat men God tot een

57 :: wil maken door de Pre

deftinatie.

58.

Van de Schoonheit des Menfchen Lichaams, en der an dere Schepfelen. 6o Dat geenige Menfchen tot de Verdoemenis konnen geprede fineert zijn, 61

Indien de Voorfienigheit of Predeftinatie plaats hadde, foo behoefde men niet meer te Prediken, noch eenige vlijt tot de Zaligheit aan te wenden. 64. Dat de Beltierders der zielen alfoo onwetende omtrent des

\

felf Zaligheit zijn, als de Doctoren omtrent de Krank heden der lichamen.

67.

Dat Jacob en Efau dengoeden en quaden Menfch vertoo 74672.

7o.

Dat alle menfchen voortgebracht zijn en geboren worden met defen Goeden en Quaden Geeft. 7 I• Dat het quaat veel gevoelijker voor den natuurlijken Menfchâ, dan het goed. 73 Hoe


der AN N O T AT IE N.

Het geheele Oude Teftament is een Figuur van het Nieu 75.

2l/e.

Dat Godmoyt de libere Vryheit weder neemt, die hy een maal aan den Menfch gegeven heeft. 76. Dat God getrouw is in fijne Beloften, en de zielen der menfchengekofen heeft voor fijne Bruyden.

78.

Indien den Menfch niet vry was, dan om quaat te doen, byfoude een Slaaf zijn, en geen vry Schepfel 8o. Alle Goetkomt alleen van God dewijl den menfch niet an ders infich heeft dan Zonde. 8 1. Dat alle aardfche Creaturen aan de wille des menfchen on derworpen waren. 83 Dat Godnoyt iets doet, fonder dat daar in te famen ko men fijne drie hoedanigheden van Gerechtigheit, Goetheit en Waarheit. 85.

Den genen die in de genegendheit der aardfche dingen blijft, fal de Toekomfte JefuChrifi in fjn Heerlijk heit nietfien. 87.

De Genadensen Schoonheden, waar in alle Schepfelen uit wendig zijn gefchapen geweeft, voornamentlijk het Lichaam des Menfchen. 88. Dat het onmogelijk is te kennen de Schoonheden die God

aan alle dingen gegeven heeft , fonder dat men een walging heeft van dit ellendig Leven. 92 • Dat men de menfchen niet blindelings moet gelooven. 94. Alle : zijn Leugenaars en komen doolen. , , 96. Dat Godalle dingen in volle volmaaktheit gemaakt heeft, fonder eeniggebrek. Dat de

97.

: de Wonderheden Gods niet kennen, door

de liefde dief de verdorvene aardetoedragen. . 1o 1.

Dat alle menfchen vol ellenden geboren worden, onderwor pen aan alle dingen -

0

* 5

-

I Q2 • dat


R E G I S T E R.

Dat den Menfch doorfijn verblindheit niet ontdekt, dat

fijn Zonde alleen hem foo ellendig gemaakt hebben. 1o4. Het geloof is een Goddelijk Licht, : God in onfe zielen ftort.

Io5.

Dat God eeuwig is in alle fijne Wercken en woorden: het welk den Menfch niet kend door gebrek van geloof 1o6. Dat het innerlijklichaam dat God voorons gefchapen heeft, noch in ons is, zijnde bedekt met onfe Bederflijkheit, I o7. dewelke verhindert het felve te komen fien. De lichamen der verrefenegodloofenfullen beladen blijven

in alle eeuwigheit, met d'ellenden die de zonde dan menfch toegebracht heeft, wanneer fy geen tijdelijke Boete hebben willen doen.

I IO,

Defchoone hoedanigheden en gunftige Voor-rechten die God aan den Menfch gegeven had voor fijn Zonde. 111. Ditleven is maar een Pelgrimage, die ons tot d'Eeuwig heit geleyd.

1 13.

Dat de Wereld niet eindigenfal, maar alleenlijk de Verdor vendheit, die in haar gekomen is door de Zonde. 115. De Vereeniging met God, maakt het Paradijs, en fijn 1 16. Afvefentheit de Helle. De Gelukzaligen fullen divers door de lichamen van een ider onder hun heen ften. God kan aan de Engelen noch menfchen niet toelaten

I 17.

dat fy

quaat fouden doen: Hy laat maar alleenlijk toe, dat I I9. fy hare Vryheit gebruiken. Indien den Menfchfijn vrye wil niet had, hy founiet an

ders dan een enkel Schepfel zijn, dat nergens in God gelijkt. ÂŤn

I 2 I. -

w

Dat God nimmer de Aarde vernieuoven zal, dan door

des menfchen toeftemming.

I 24.

De gene die de begeerlijkheden des vleefchs afgetorven z/n, *.


der

A N NOT AT IE N.

zijn, die zijn verrefen. 125. Dat den Menfch het wefen of de fubftantie fijner wille moet trekken uit de Wille Gods, gelijk de takfijn wefen -

trekt uit de boom.

I 27.

Den Menfch, die fijn eigen-wil, in de Wille Gods over

gegeven heeft, is een geeft met hem.

13o.

God heeft den Menfch velfonder hem gefchapen, maar hy kan denfelvenfonder hem niet Zaligmaken.

131.

Wanneer den menfch volkomentlijk fijnen oville aan die van Godfalonderworpen hebben; foo fullen als dan de Creaturen haren oville aan die van den Menfch onder overpen.

-

I32.

Den Menfch komen geene quaden over, dan door fijney enfouten.

I35

Soo den Menfch van God wil geregeert ovorden, feo moet hyfich aan hem overgeven, gelijk als een kind

overgeven is aan fijn Voedfter.

I 37

Dat men noch niet een eenige Ziel geheel aan God overge geven vind. Het welk vele aan de dootbefchaamt ma ken zal.

I 39

Datallegoet van God komt, en alle quaat van d'eygen oville des Menfchen. I4,o Datden menfch fich felf, alle de quaden veroorfaakt, die hem overkomen.

-

'I 4,3

Dat d'eygenwille allerley foorten van Siekten en andere

krankheden baart,foonvellichamelijke als geeftelijke 145. Dat God moyt iets doet fonder dat fijne drie hoedanighe den van Gerechtigheit, Goetheit en Waarheit daarin te famen komen.

I46.

Dat de Gerechtigheit Godsfich vertoont in de fchepping des menfche,

: ookfijn Goetheit en Waarheit.

Dat ider menfch aan de doot alge-oordeelt is.

15 o I 53 Dat


R E G I S TE R

Dat het innerlijk lichaam des menfchen veel levendiger de fmerten gevoeld na de doot, dan het voor defelve ge daan heeft.

I54.

A

De Plagen Gods konnen geen meerderquaatheit in fich heb ben , dan de quaatheit der menfchen aan de felven geeft. 157. Hetfchijnt dat wy aan 't Laatfte Oordeel gekomen zijn,

fiende dat alle de menfchen een Afgod maken van hare eygen-willens, tot verachting van de Wille Gods. 159. Dat men ook Boete moet doen voor de vergevene Zonden;

gelijk Adam gedaan heeft. 16o. Die aan God overgegeven is, lijdd'ellenden defes levens met vreugde, door de hope der verwachting des Eeuwi gen Levens.

162.

Dat degene die haren wille aan die van God hebben over gegeven, Gelukzaligfterven, als ook die doorfivak heit fomtijts uit die overgeving geweken zijn, wan meer defena de doot gefuivertzijn. 165. Dat alle de rechtveerdige zielen een Lichaam maken, foo 2welde levende als de doode; en moeten d'een voor d'an der bidden.

1 66,

Het ware Paradijs is de Tegenwoordigheit Gods.

, 167.

Van de Schoonheit der Gelukzalige Lichamen, en de Lee lijkheit der Rampzalige. 168. -

Dat weinig menfchen tot de Lichten Gods bequaam zijn. Want ovyleven in dien tijt daar vele valfche Propheten opgeflaan zijn die de Lichten Gods vervolgen. , 169. vers 121. Dat het voor een Ziele die in de Genade Gods

leeft droevig is met de dooden te verkeeren.

I73 •

Defe Annoratie is door misdruk uitgebleven.

Dat de Laatfte Plagen onfĂŠ Natuur gelijkformig fullen zijn ; en niet fantaflijk noch boven natuurlijk. 175, Dat


der

A N NO T AT IE N.

Datter nu kenteykenen genoeg zijn, om te fen dat de Wereld geoordeeld is.

176.

Dat de menfchen ongevoelijk zijn voor de Plagen Gods, die hum over het hooft hangen. 177. Datter nu Hongers-moot voorde zielen is, aan de welke men de Waarheit niet meer leerd.

179.

Dat de Predikers het Levendige Woord Gods niet meer heb

ben, maar den Huurlingen gelijk zijn, die om gewin ar beyden.

18o.

De Kercke Gods is als een Loterie geworden, waar ider een

briefje koopt, meenende koftelijke Schatten te hebben; daar ondertuffchen men niet dan woorden trekt. 18

::

Dat de Predikanten nu geheel anders doen, dan d'Apoftelen die niets fochten dan de Zaligheit der Zielen. 185. Dat het beter is, wel in 't werck te ftellen, dan wel te we 189.

tent,

Dat menfich bedriegt, als men God vernoegen wil met uit wendige dienften , met woorden offchoone overdenckin gen.

-

-

-

19o.

Dat alle de Chriftenen drievoudiglijk Broeders zijn, voortge komen uyt God, voortgekomen uyt Adamn, en wedergeboren

in Jefu Chrifto: en fy dien volgens malkander moeten be minnen.

I92.

Het u een ongerechtigheyt, dat een Menfch de wille van fijns gelijken dwingt ; nadien God hun alle vry gefchapen heeft.

I9

Het gevaarder zielen is, dat ydereen fegt; Christus is : Christus is daar, en datter foo vele valfche Propheten op geftaan zijn. I9 &. Datter buyten de Liefdadigheyt geen Zaligheit is. 196. Dat de ware Herftelling der Kercke Gods, is den Geeft der Euangelifche Wet weder aan te nemen, en niet anders. 198. Dat God alleen, Richter is van alle menfchen. 2OO. Dat allede Religes malkander veroordeelen, hun Ketters moe mende. Dat men: Zaligheyt niet moet

2O I.

betrouwen op het feggen der

menfchen, maar alleenlijk op defuyvere Leering Jefu Chri fti,

2O 2.

-

-

Dat

-


R E G I S T E R.

Dat de Bedriegeryen door de Priefters of Geeftelijke begaan, veel gevaarlijker zijn dan die van andere. 2O4. Dat de huidensdaagfche Predikers niet dan na-apingen heb

ben, die getrocken zijn uit de wercken en woorden van Je fus Chriftus en fijner Apoftelen. 2o6.

Dat chriftus niet te vinden is in d'uytwendige Prachten, maar in de gront van een fuyvere Confcientie. 2o8. Met den Mantel van het Euangelie, bedekt men allerley Zon den.

2 II.

Dat de Menfchen fich bedriegen met te willen Zalig worden buiten de Naarvolging Jefu chrifti. 2. I2.

Dat de menfchenfich felfs vleyen, wanneer fy hare welluften willen nemen in den tijt

harer Boete.

2 I 3.

Den Menfch door fijn zonde, verdient allerley lijden en de doot.

2I5.

Geenige Religes zijn Difcipelen van Jefus Chriftus foo lang als fy malkander haten. 216. Dat het niet ge-oorloft is, menfchen die van andere Religie dan

de onfe zijn, te haten, offchoon fy geen Chriftenen mog ten zijn.

218.

Dat defe geleerde Predikers oorfaak zijn van alle d'onheylen der geheele wereld,

-

2 19.

Dat de Duyveldoor Nijdigheit den menfch tot zondigen ge trokken heeft.

22O.

De hoedanigheden en geftalteniffen des Serpents voor de Zonde,

dat het fekvet'eenemaal gelijk de geftalte van een Menfch *UDay',

22O.

Dat de Duyvelfich van d'alder-fubtijlfte Werktuygen bedient om ons te bedriegen, gelijk als hy Adam en Eva, onfe eer fte Ouders bedroog.

2.2 I.

De Duyvelkan geen macht over den Menfch hebben, feo den felven hem fijne toeftemming daartoe niet geeft. 224 Dat de Aarde en alle de andere Schepfelen in de Vervloekking der Zonde zijn, tottertijt dat den Menfck fal wedergekeert zijn in d'Afhankelijkheit aan Godt.

225.

Dat het Serpent nut famen-gewonden u infijn vel, door Ver vloeking.

217.

De Duivelwend nu alfoo veel vlijd aan, om den menfch te “zwer


der A N NO T A T I E N.

verhinderen dat hy fou wederkeeren in d'Afhankelijkheit

aan Godt, gelijk als hy voortijts gedaan heeft om Eva en Adam daar te doen uitwijken.

229.

-

Dat de Duyvelfijn aldergrootfte voordeelen trekt uit de Scho len en geeftelijkheden der menfchen. 23O: Dat de Verfcheidentheit der fpraken, door de zonde gebaart 23 I.

2a, M77,

Dat men het wefen der ware Deugt , noch het wefen Zonden niet meer kent.

:

2 33

Dat alle defchijndeugden, geen deugden voor Godt zijn: die meenigmaalonfe gerechtigheden veroordeelt. 23 S. Dat d aldergrootfte bedriegeryem gevonden worden in d'alder

grootftefchijnheyligheden. . 237. Dat d'onbekende Zomden het aldergevaarlijkfte zijn. 24-O. Dat d'eygen-wille des menfchen, erger is dan de Duyvel. 242. De Duyvelfiet dat fijn tijt nadert, en tracht daarom de uyt wendige Gods-dienften te vermeerderen, teneynde om te be ter te bedriegen en fich te bedecken, 243 Dat den onbekenden. Antichrift veel gevaarlijker voor de Za ligheyt der zielen is, als hy niet zijn zal wanneer hy ge heelopenbaar u.

246.

Dat het beter is te gelooven, dat wy nu zijn in den tijt van het Rijk des Anti-chrift,dan te wachten tot dat wy door hem

bedrogen zijn, om fulks te gelooven.

24-7.

Dat men altoos het ware goet moet beminnen waar het is,

en ook het quaat baten waar het is, fonder eenige partij digheit.

248.

God is gifteren en heden defelfde, nadien hy moyt veran dert.

-

25o.

Dat men fich bedienen moet van alle de middelen die ons tot Godt voeren, fonder iets te ver-onachtfamen. 25 I. Dat d'uitwendige Tafel des Heeren goet is voor die gene die daar door het Onderhoud met God vinden.

25 3.

Dat het nu tegenwoordig is, dat God fijnen H. Geeft fewd die alle waarheyt

:

2 SS

Dat onfe Voorfaten niet noodig hadden te weten, de laatfte dingen die wy nuften. ' , 256 God vertoont in dit Tractaat een Staaltje van fijn Har: tg: -


[R E G IS TE R. &c.

heyt gelijk als hy deed op den Berg Thabor. Maar de men fchen lafteren of blaffen daar tegen, om dat fy't niet

: 25 5.

71e??.

De Wereld is ge-oordeelt ; het vonnis is onwederroepelijk, Maar Godfal noch eens den Vrede zenden onder de

:

van goeden willen, door de Vernieuwing van fijnen Evan gelifchen Geeft.

26o.

Het verbond dat Godgemaakt heeft met de menfchen op der Aarden, zal nu volbracht worden; en de Chriftenen me

men nu verfchooning om op defe Bruyloffeeft niet te komen, om beufelachtige forgen van de tijdelijke dingen. 263. Dat de menfchen geen vermaak fouden konnen nemen in de Verganckelijke dingen, indien fy niet voorheen d'Eeuwige Saken vergeten hadden.

266.

Dat de Duyvel gezeten is op den Throon Gods, en onder/choo zien fchijn bedriecht. 267. Dat het veel noodwendiger ter Zaligheyt is, de waarheyt van het quade te weten, dan de waarheyt van het goe de.

-

Dat niemand de Verdienften Jefu

269.

: genieten zal, dan

diegene die hem trachten maar te volgen.

27o.

Dat d'Euangelifche Wet, een lichte Laft om dragen is. 272. Dat de feodanige alleen Gelukzalig zijn, die fig om het Ko ninkrijke der Hemelen wille beneden hebben. 273. Onfeeygen-liefde is altoosftrijdig tegen Godt. 274. Dat de vermaken defer wereld niet dan ingebeeld zijn. 276. Dat degene die hare vermaken in defe wereld foecken, geen ander Paradijs fullen hebben.

277.

Dat de vermaken defer wereld, geen ware vernoegang ge 278.

“vezt.

28 1. Dat men aan de doot te laat beklagen zal, de vermaken defes levens genoten te hebben. 282.

Dat God, de wille voor de daat aanneemt.

Dat den Menfch niet voor dit ellendig leven gefchapen is, maar voor de Gelukzalige Eeuwigheyt. 284.

E Y N D

E.

Van den Inhoud defesEersten Deels.

*


'Pag. 1

e

Vier B R I E V E N, In Amsterdam gefchreven: D o o R

Juffr. A. B O U R I GN O N. Zijnde een

V O OR - R E DE N, om tot de Verhandeling der

NIEUWEN HEMEL NIEUWE AAR DE te komen. E ERs T E BRIE F.

‘Dewelke aanwijft, dat de menfchen van de fen tijd, de Waarheit niet meer willen kennen.

MY N HE ER,

K weet niet waarom gy

: berifpt,

dat ik niet meer aan de wereld verkla

ER

%: „S& re de waarheden die God my mede deelt; als of ik boog tarigheit en N;

:

traagheit het (a) LICHT onber be hoogn-maat Beijielb/ in plaatg ban bat op ben itanbelaar te fetten/ op bat bet doo! be ambere -

(a)Matt-5 v.15.

motöt

A -


Nieunven HEMEL en AARDE.

2

I. Deel.

motjt lichten. Gy brengt my voor, (b) bat 5ct een onnut & Picnfiltnertjt ig/ bic fijn talent in bÂťaarbc berbergt.

Ik kan u wel versekeren, dat het genemy we derhoud, en my mijne gevoelens aan foo weinige Perfoonen verklaaren doet, geene karigheit of

gierigheitis: want indien ik mijn eigen leven kon geven voor de Zaligheit van een eenige ziel, ik fou gewillig en geern dat afstaan. Het kan ook geen traagheit zijn, die my wederhoud, van niet meerder te arbeiden om de besluiten Gods bekent

te maken: want indien het nuttelijk konde ge fchieden, ik fou my aan alle de hoekken des we relds begeven, om te verkondigen de Oordeelen Gods, en fijne laatste roeden die over onfe fondi ge hoofden hangen; op dat al de wereld door Boetveerdigheit fich tot God mocht bekeeren. Maar helaas, dit alles fou ydel wefen! De menfchen zijn verhard van herten, niets willende meer verstaan, dan't gene dient tot haar tijdelijk voordeel, tot hare eeren en vermakelijkheden, of wel tot het gene fy te vooren in haren geeft hebben ingenomen, en alles wat daar buiten is, quest haar, valt haar aanstootelijk, en misnoegt haar. Soo dat ik verplicht ben, my te houden in een faamheit, en stille te fwijgen, om dat ik geene waarheden meer met voordeel kan fpreken, dan

alleen tot eenige zielen in 't byfonder, die eenig Vonxken van de Liefde Gods gevat hebbende, daar door ontsteken worden, door den flag der

Donder-buffen te hooren, die haar voor de ooren -

(*) Matt, 25, Y:2i, 3°,

kling


Men wilde Waarheyt niet kennen. 3 klincken, van de Dreygementen en kastijdingen die foo naby zijn. Maar wat aangaat de wereld in 't gemeen, de 1. Brief.

meeste menfchen zijn als rafend en uitfinnig, want foohaaft als fy hooren feggen, dat de wereldgeoor deelt is, dat de laatfte Roeden zijn aangevangen; dat haargeloove doot is, en dat fy geen waarachtige Chrifte

nen zijn, foo fchieten fy op, en fetten fich tegen defe waarheden, en fouden alle de gene wel uit roeijen willen, die genegen zijn om haar te ver manen; gewoon zijnde foodanige leeringen te hooren (c) die haar vleijen, en perfoonen die haar de Saligheit beloven, met te levenyder een na fij

ne driften: foo dat fy geen andere dingen meer willen hooren, dan de leugen en het bedrog, de

Ä lbaartjcit haar hatelijk, ja felfs onverdraaglijk geworden zijnde, om dat fy haar berispt. Sy heb ben liever te sterven in haare valfche gerustheit, ('t welk een dood-flaap der ziel is) dan fich te laten opwekken door de Trompetten des?Maatften g?o:bcclg / waar aan fy de ooren niet willen lee nen , niet meer als na hare afwijkking van den

weg eens Christelijken levens, waar van fy uit gegaan zijn.

Soo dat, indien ik tot een Koopman feg, dat

hy geen recht Christen is, hy wel staande falhou den van 2ja; bybrengende (d) gelijk den Phari feer, dat hy rechtveerdiglijk handelt, dat hy de vollefchatting betaalt van al 't gene hybefit,dat hy geen Dootflager is, dat hy niemand verongelijkt,

en dat hy noch Hoerreerder noch Dronkaart : -

A 2

(*) 2. Tim 4 v. 3 (d) Luc. 18. v. 11, 12

,

Qlgt


4 - Nieuwen HEMEL en AARDE. I. Deel. dat hy God bidt, volgens de gewoonte ter Kerck

gaat, en eindelijk dat hy fich gelooft een der beste Christenen te weten. Maar indien ik hem feg, dat hy geen waarachtig Chriften kan zijn, fonder die van d'eerste Kerck naar te volgen, (e) die af ftant deeden van al 't gene fy befaten, om Jefum Christum te volgen; foo fullen fy vuer en vlam tegen my uitwerpen, feggende; dat ik al de we reld veroordeele, dat ik een lichtveerdig oordeel velle, dat men my niet moet gelooven noch vol gen. En in plaats dat mijne woorden haar fouden dienen , tot middelen om tot de kennis der

Waarheit te komen, foo nemen fy daar uit stoffe tot ergerniffe, my overladende , met Ongelijk en lafteringen. Waardoor genoeg is bevestigt, dat mijne woor-, -

-

den haar niet dienen tot lichten, maar tot redenen

om noch dieper in hare duisterniffen te verfinken, d'een d'ander aanfettende om noch krachtiger vast

te blijven aan de dingen defes werelds, foekende (f) de fieffe / die God belooft heeft tegeven, in plaats van het Koninkrijk der Hemelen te foekken. En door eenen verkeerden fin willen fy dat het Koninkrijk der Hemelen haar fou gegeven worden, wanneer fy de tijdelijke goederen foekken ; dewelke fy voor het boognaamfte nemen, en het Konink rijk der Hemelen voor het Ăœplucrpfci. Siet hier denrechtenaart der meeste huidensdaagfche men fchen: yder een in fijne gelegentheit is befig, ar beid , en tracht na de goederen, eeren, en ver make

(e) Luc. 14. v. 33. Act,4y.34, 33. Phil 3 v. 8. (f) Matt. 6. W-33-

-


Chriftenen foeken de Wereld. 5 makelijkheden defes weerelds, en daarmede wil len fy het Koninkrijk der Hemelen hebben, waar om fy minst arbeiden; betonende aldus door hare

* I. Brief.

werken, dat fy arbeiden om de goederen der Aarde te 2winnen, en dat het Koninkrijk der Hemelen niet

dan een toetncrpfel is, of iets feer weinig te ach ten, 't welk boven de fiefte haar toegeworpen moet worden.

-

* Ik weet wel, dat vele my fullen in dit stuk te gen fpreken , feggende ; bat fyn ijct ttoninitrijft ber #cmelen boog cerft en boog al focliften, maar bat men ontbertuffcijen ooit in De bijercfin moet lea

pen/ en bierbaluen batfp noobig 5ebben te are Ăşcpben of banbelingen te bgijben/ om jare buif: gefinnen t'onberijouben. Maar defe verfchoo

ningen zijn leugenachtig: want boven het noodig onderhoud, doen fy haar best om goederen op goe deren op te hoopen, en zijn onverzadelijk in geld

te winnen, noit genoeg hebbende volgens hare be geerten. Men fiet dat fy die nootdruftig zijn, over vloedig willen hebben: en dat fy, die in overvloe digheit fitten, noch meerder ruimtebegeeren, en van defe meerdere ruimte tot d'Overtolligheit wil len komen, en dus on-verzadelijk. Den menfch be geert altijt meer dan hy verkregen heeft. -

Indienyder een fich met het noodige wilde ver noegen, de koopmanschappen, de handelingen,

en bedieningen van Ampten fouden haast ophou den ; want weinig, is genoeg, voor een menfch die God foekt. Indien wy rechte Christenen wa

ren, men foualleenig (g) met de nootdruft te vre den zijn, en alle het overige verfmaden. Hoe, (g) 1.Tim,6v,8.

A 3

wel


Nieuoven HEMEL en AARDE. , I. Deel. wel het in de macht van een recht Christen mogt zijn,op een geoorlofde wijfe groote fchatten te win nen, ampten en voordeelen te befitten, en hoog aanfien in defe wereld te hebben, foo fou hy die nochtans geenfins willen aanvaarden, of schoon alle die dingen hem aangeboden wierden, om dat hywelfoude weten, (h) dat Jefus Christus, fijne

6

Apostelen en Discipelen,dit alles verfmaad hebben,

om het Koninkrijk der Hemelen te foekken: en niemand van haar heeft koophandel of diergelijk gedreven, of na ampten, voordeelen en eeren defes weerelds gestaan. Yder van defelvige vernoegde fich met het Koninkrijk der Hemelen te foekken, en den

nootdruft voor dit leven te genieten, nadendrang der noodfakelijkheid, en niet meer.

Wat kan men dan feggen, mijn Heer, van de hui demfdaegfche menschen, die fich Christenen, en felfs herborene door den Geeft Iefu Christi, noe men, daar fy ondertuffchen de Rijkdommen be minnen, en de Armoede verachten, met alle haar

vermogen de staten en eeren najagen, fich stellen de tegen de verachting, de verootmoediging en de vernederingen, die haar onverdragelijk zijn; wil

lende heerschen en gebieden over andere, foohaaft als fy eenige talenten meer hebben? En fy vinden groot verdriet, wanneer fy een ander boven haar verheven of verlicht fien: ondertuffchen zijn het defe, die fich Christenen en Difcipelen Jefu Chri fti, ja Verforgers der zielen noemen. Soudet wel konnen zijn, dat de GE E s T Iefit Chrifti foover

fcheiden fouwefen, en fich felfs fou tegenspreken, iets achtende op eenentijt nederigheit, en op een (h) Matt, 19.v,27. anderen -


z. Brief

* Waarheit van de Geleerden verworpen. 7.

anderen hooveerdigheit? Kan defen onveranderlij ken Goddelijken Geeft, (i) fich wel veranderen,om

de veranderlijkheit der menfchen ? Hy fou geen God moeten weten, als hy dat deed. En indien hy niet kan nalaten een God te weten, foo moet men

besluiten, dat er geen rechte Christenen meer in de wereld zijn, dewijl men den geeft Christi in de

tegenwoordige menschen niet meer fiet leven.

,,

* Als ik defe waarheden opentlijk in de wereld bekent maak, fooberifpt en verfmaad men my; en

my word dan te last gelegt, batift lichtbeerbiglijft ooibele, bat ik mijn felben joog atijte/ en bat ilt mijnen f?aaften klein achte; en eindelijk op de wijfe van de woedende dullen, bijten de huidens daegsche menschen die gene, die haar de spijfeen en het voetfel harer zielen aanbieden; 't welk het

licht betaièaatbeitig/van God afkomende Yder een met de krankheit van een doot-flaap bevan

gen zijnde, foo sterven fy in den slaap des doots, fonder te willen wakker gemaekt worden. Sy zijn

gelijk de uitfinnige, die den Genees-meesterslaan, dewelke fich aanbied om hare wonden te genefen, of een heilfamen drank te geven. Ik kan niet ver

bergen, dat God my groote lichten der waarhe den gegeven heeft, om de menfchen te verlichten, maar ik kan haar die niet deelachtig maken vol

gens mijn wenfch, om dat fy fich daar toe niet willen bequaamen. Dit verdrukt my meenig

maal het hert. De Hiefbe/ welke God in mijn ziel heeft geplant, drijft my tot spreken, om de menfchen uit hare duifterniffen te trekken: maar

hare boosheit belet my, haar te hulp te komen, (i) Jac. Iv, 17-

A 4

Ik


Nieuwen HEMEL en AARDE. I. DĂŤel. Ik fie haar, voor mijne oogen fchip-breuk lijden,

8

en fy weigeren mijne bystant! Indien ik haar de

:

hand toereiken wil, foo verfmaden die, liever hebbende te verfinkken, als geholpen te wor den.

Wat falik doen, mijn Heer, in defe ontmoetin

gen? Indien ikstilfwijg, foo verdoof ik de Lief de; en indien ik spreek, foo haal ik my den haat der menschen op den hals! Gy fegt my, bat ift qualijft boemette fluijgen; en d'anderen feggen, iDat ist guaiijft oog met tefp?eiten. Indien ik vol ens de heilige Schriften fpreek; de menschen ge f: die beter te verstaan als ik, die defelve noit

heb gelefen; en indien ik feg, dat God my verbor gentheden mede-deelt, foo willen fy daar bewijs van hebben. Deene eiffchen uitwendige mirake

len; d'andere feggen dat fy die stemfouden moe ten hooren, met welke God fich mede-deelt; en

dus draijen fy de Weldaden Gods tot Verfmadin gen, in plaats van die te achten en te volgen. W zijn gekomen tot den tijt door Jefum Christum voorfeit, (k) dat'er Spotters fouden opftaan, wande lende volgens haren eigenenzin, en die nergens anders na fouden willen hooren. De geleerdfte huidens daags zijn met defe gebreken bevlekt, en verwerpen de Wijsheit des H. Geestes,om niet anderste willen aannemen dan 't gene fy in de fchoolen der men fchen geleert hebben. Ik vind de perfonen fonder ftudien, noch beter gestelt om de Waarheit t'ont fangen dan defe geleerden fchijnen te zijn (l) als JANNEs en JAME REs, de Waarheit •

evaar:

dIG

(k) * Per 3x3 (!) - Tim 3 vs.


I. Deel.

Waarheit van de Geleerden verworpen.

9

hare studien in haar herteenige hoogmoed geplant hebbende, die haar belet het LICHT des H. Geefts

t'ontfangen. Want foohaaft als fy twee of drie derley Talen geleert hebben, foo beelden fy haar in wijs te zijn, en de deugt te hebben, of fchoon men in haar noch het een noch het ander vind. Want de verscheidentheden der Talen brengen geen deugden met fich; maar in tegendeel heeft de verdeeling der Talen een Vloek Gods geweest, (m)

die door de fonde der menschen in de wereld is inge voert : want in den beginne was er maar eene Taal onder haar, alleen de zonde heeft defe ver

deelde en verschillige Talen mede gebragt, en de menfchen meenen wijs en deugtfaam te zijn, wan neer fy eenige onderscheidelijke Talen geleert heb ben. Sy hebben daar door alleen de wetenschap pen, welke de menfchen malkander toebrengen; en de livreye der Zonde, van de hoovaardy derge ner, die den Tooren van BABEL hebben willen

bouwen: en defe qualen noemen fy wijsheden en deugden, alsof de waarachtige deugt in verschei dene woorden en Talen bestont, 'twelk niet dan

enkele ydelheit is, waar door fy onder de men fchen worden verheven, alsof fy wijs waren, om verfcheidentheit van Talen te kennen. 't Welk een

beest wel foude konnen doen, indien men het fulx

geleert had. Is het niet droevig, mijn Heer, de welgeneigde te fien omkomen in diergelyke ver blindheit, fonder haar uit die duysterniffen te kon nen trekken; om dat fy de Waarheit niet willen aannemen , die van God af-koomt. Want in

dien ik nu tot een man van studie feg, dat hy niet (m) Gen,9. v. 9.

A 5

1S


1o

'Nieuoven HEMEL en AARDE.

T. Deel.

is in d'oprechte deugt, of dat hy den rechten zin der Schriftuur niet verstaat, in plaats van te fien of ik de waarheit feg, foo fal hy fich tegen my ver hitten, en my met verongelyking en lasteringen betalen, noemende alles wat na fijnen zin niet ge fchied, dwalingen en malligheden, als of fy al leen wijs waren , en dat de H. Geest was be paalt aan de wetenschappen, welke fy menfche lijkerwijfe hebben verkregen, nergens anders na willende hooren. En foohaaft als fy hooren fpre

ken van eenig ongemeen Licht, foo luisteren fy door nieuwsgierigheit daar na, om te weten, of dat overeen komt met hare gevoelens, en of het kan dienen tot handhaving van hare staten of waar digheden; 't welk fy niet gewaar wordende, foo wijken fy terstond daar van af, en noemen die waarheden Gods, met den naam van ftetterp/niet eens flechs de moeite nemende om die te onder

foekken, de felve blindelings veroordeelende, foo haaft als fy : worden, dat defe Waarheden Gods tegen hare bedrijven strijdig zijn, of niet over een komen met hare gevoelens, en om die ftaande te houden en te

:

Alle defe

dingen niet t'famen gaande met het Licht, 't welk men haar van Gods wegen verklaart, foo verwer

pen fy dat, als ongevoechelijk, om dat fy fich voorgenomen hebben, voor niemand te wijken,

maar vast te blijven by het gene dat fyin haren geeft eerst hebben geplaatst. En of ook God felfs op Aarden quam, om hare dwalingen haar te doen

zien, fyfouden gewiffelijk hem verfmaden, om

vast te blijven by het gene fy eenmaal begrepen hebben.

-

Siet


1. Brief. Waarheit van de Geleerden verworpen. 11 Siet hier waartoe de meeste geleerde lieden hui denfdaags zijn gekomen, aan welke mijne woor

den gants geen voordeel konnen toebrengen, ja haar veeleer dienen tot steenen van aanstooting en

van ergernisfe; om dat fy geen honger en dorst heben na de gerechtigheit, om daarvan verzadigt te worden, maar felfs een walging daar af, foo

haaft als fy zich daarover berispt zien. Sy arbei den niet om de Waarheit te vinden, maar alleen

die dingen, die tot harer eer en heerlijkheit dienen, of om hare meningen en gevoelens wel staande te

houden, welke fy eenmaal in hare inbeeldingen ingedrukt hebben. Soo dat men wel kan fien, dat wy nu zijn in defe laatste tijden, (n) waar de menfchen niets, dan haar felven beminnen, want al het gene dat geen voordeel, eeren of vermakelijk heden hun toebrengt, is verworpen; offchoon het volmaakte , ja de volkomenfte faken voor God

mogten weten. Dat raakt haar niet, wanneer fy hare voornemens of inbeeldingen niet helpen of bevorderen.

Waar door genoeg word bewefen, (o) dat de LIEFDE onder de menschen verkouwt is; dat fy

geen liefde voor God meer hebben, noch liefda digheit voor harenNaaften: yder een nergens aan denkende, dan om fich felfs te vernoegen, en foe ken 't gene hun vermakelijk of voordeelig is; en

met dit al gelooft men fich een goet Christen te wefen, en na den Hemel te gaan, even als ofGod fijn Wetten verandert, en fijn Evangely omgekeert

had; en dat men in plaats van (p) God met gamifcher -

(n)z Tim,3 v.2. (*) Matt 24v. 12. (p) Matt, 16 v 37

herten


Nieuoven HEMEL en AARDE. I. Deel. herten te beminnen, nu alleen fich felven van gant fcher herten beminnen moeft; en, of in plaats van (q) fich felven te verzaken, gelijk Jefus Christus geleert heeft, men nu moeft, door een heel ande enfin, fich felven involgen, gelijk de menschen huidenfdaags doen , niet alleen de onwetende, maar ook de geleerden felfs, en de gene die fich I3

deugtfaam en herboren in Jesu Christo noemen. Ik kan geenfins de taal der huidenfdaagfche men

fchen begrijpen. . Vele feggen my, dat fy Her boren zijn, daar ik ondertuffchen in der daad haar

fie de eeren beminnen, foekende den menfchen te behagen, en blijven vast gehegt aan hare eigene willens en genegentheden. Alle dit doen, maakt hare woorden leugenachtig: want by, die herboren is, foekt niet meer de dingen der aarde, (r) maar alleen die daar boven zijn, wel wijd van hier te willen ge eert worden, en noch wel verder, van te trachten de menschen te behagen; dewijl d'Apostel feid,

(s) dat hy, die den menfchen foekt te behagen, geen Die naar Jefu Chrifti is.

Hy, die herboren is, heeft

fich felven verfaakt, volgt niet meer fijne begeer lijkheden; en deelagtig geworden zijnde van den Geeft Jesu Christi, foois hy (t) ootmoedig van her ten, en dierhalven verfmaad hy de eeren; en arm

van geeste, verfmadende de rijkdommen; en hy is niet andersin defe wereld,dan om de wille Gods te doen; wel verre van aan de fijne vast te blijven.

Soo dat ik nergens in kan gewaar worden, dat defe perfoonen fouden Herboren zijn in den Geeft Jefu Chrifti; Matt 16v,24.

o": 4. P

(r) Coll. 3. v. 1,2. (3) Gal. 1, v. 1o.

(r)

e",

(s) Gal. 1, v


1. Brief. Waarheit van de Geleerden verworpen.

13

Christi, om dat hare werken geenfins deel hebben

aan den Geest, die men in de werken Jefu Christi gefien heeft, wanneer hy onder de menschen ver

keerde. ,,Maar door een gants tegenstrijdigen fin hebben defe wedergeboorene , meerder van den

geeft des Anti-chrift: als dien van Christus. On dertuffchen kan ik haar defe waarheden niet feg gen, fonder haar gefworene vyandin te worden, en van haar alle verongelijkingen en vervolgingen die in hare macht mogen weten,te verwachten. Hoe wilt gy dan, mijn Heer, dat ik aan meer menfchen verklaren fou de Lichten die God my mede-deelt, daar defe Lichten al de Wereld be

rifpen, en niemand nu meer berispt wil we fen? Dit foude zijn , mijn felven in groote ge vaarlijkheden te stellen , fonder eenigen fchijn van de eere Gods te konnen bevorderen; 't welk

alleen ik beoog. My dunkt dat ik wel doe, met defe Lichten t'ontdekken aan weinige perfoonen, en alleen aan fulke, die hongeren en dorsten na de gerechtigheit, en de Waarheit foeken t'ont dekken, uit haren geeft allerhande voor-innemin

gen verwerpende. Defefullen haren wenfch vin den in my te hooren; maar d'andere fullen daar niet in vinden dan ftoffe om te twisten, om dat

fy besloten hebbende by hare dwalingen te blijven, en de duisterniffen meer te beminnen als het licht,

niet dan Philophifche argumenten en redenen ful len uitvinden, om te konnen volherden in hare Staten, eeren, en voordeelen, om dat fy geenen

(u) anderen God meer kennen, dat meerder ach tende dan het Eeuwig leven. Beklaaglijke staat, (*) Phil,3 van 9.

Waar


14.

Nieuoven HEMEL en AARDE.

I. Deel.

waar in de wereld vervallen is ! God moet veran

dert zijn, of de menschen bedriegen fich. En God is onveranderlijk, en fal noyt fich verande ren door de verandering der menfchen. (*) Sijne wetten zijn eeuwigduurende. Men heeft altijt God moeten liefhebben van gamtfcher herten, om Salig te worden , en men heeft altijt fich felven moeten verloochenen, om Christenen te zijn. Soo dat men wel kan besluiten, dat de menschen fich be driegen , en dat de wereld ten Verderven gaat. Dit is het geneuverfekert, fy die blijft, Mijn Heer,

uwe feer Ootmoedige Dienareffe, ANT Ho1 NET TE BouR1 G NoN, Amsterdam den 9 Octob. 1668.

(x) Pfa. 1 19.v.89,96,16o.

TwEEDE BRIEF.

Vertoont, dat men geen twee Meefters die men kan, fonderaan deen of dander on trouw te zijn. MYN HEER,

Kmoet ubelijden, dat ik niet wijs genoeg ben om tot de wereld te spreken. Ik weet wel hoe men met God moet handelen; maar ik kan foo

met de Wereld niet handelen. God leert my oprecht te zijn, en niet te veinfen; de waarheit

te preken, en gerechtigheyt te oefenen, een d

vou


1. Brief.

Aan God faan de wereld behagen.

15

voudig en ophertig te wefen. En de menschen in

tegendeel leeren geslepen, liftig en geveinst te zijn , twijfelachtig of dobbel-finnig te fpreken, wel te betrachtenfoodanig te fpreken als de men fchen willen hooren, fonder haar te wederftreven.

God heeft my een genoegfaam natuurlijk oordeel

gegeven, om alle defe grond-regelen der men fchen te oefenen: maar als ik dat doe, foo ver

doof ik het Licht des H. Geeftes in my, en word niet meer bestiert dan door een natuurlijk Licht,

en een menfchelijke reden. Welke Bestiering, in mijn ziele niet brengt dan ongerustheden, ont ftelteniffen, knagingen, en duifend andere doo delijke toevallen. Ik hebten hoogften goeden raad van nooden, om my wel te dragen in defe ontmoetingen; maar ik hoor Jefum Chriftum antwoorden op defen

ftrijt, wanneer hy feit, (a) dat men geen twee Hee ren kan dienen, fonder outrouw aan d'een of aan d'an der te zijn. Ik heb dan te kiefen, aan wien van tween ik getrouw wil blijven: indien ik de zijde Gods verkies, foo maak ik my vyandig by de men

fchen, en indien ik de zijde der menfchen volg, foo word ik vyandig by God; om dat d'ontrou wigheit altijt vyandschap mede brengt. Ik geloof, dat het meesten deel der menschen in dit ftuk fich bedriegen, geloovende dat het haar is ge-oorloft, ja fomtijts ook nut, twee Heeren, te dienen, en dus willen fy aan God, en met ee

nen aan de menschen behagen, hoewel Jefus Christus opentlijk feit, dat fulks onmogelijk is: maar

fy gaan te werk, als of hare wijsheit en voorfich (*) Matt 6 v.24:

,

tig


I6

Nieuoven HEMEL en AARDE.

1. Deel.

" d

tigheit behendiger was, in defe twee dingen beter t'faam te fchikken, dan d'onmogelijkheit, welke

Jesus Christus daar in heeft gevonden.

Want fy

weten defe Schriftuur-plaats foo wel te verklaren en uit te leggen, dat fy door hare krachteloofe onnutte fluyt-redenen betoonen, dat men God en de Wereld tegelijk wel kan dienen: en defe nieuwe

leer is nu in oefening gestelt by de huidenfdaagse

: , ja by de gene die haar werk maken van eugten van Chriftelijke volmaaktheit, die fich

gelooven de wereld niet te dienen , wanneer fy deffelfs qualen uitwendig niet volgen, als daar zijn de Dootslagen, de Dieveryen, de Hoereryen, de Dronkenschappen, de welluft in kleederen, en

anderfins, maar het is een listig bedrog des Satans, die alle de menschen aan fijn fnoer tracht te heb

ben: want de Godloofe zijn fijne gewillige slaven; maar de goede leven in fijnen dienst door verlok

kingen en valfche overredingen, haar doende ge looven dat fy de Wereld niet dienen, wanneer fy nalaten boofe daden te bedrijven, of rijkke en ko

ftelijke kleederen te dragen.

-

Het welk niet is dan een bedrog. Want een eerlijk man, falfich wel onthouden van quadefa ken door een goede borgerlijkheit; en fy die eer zuchtig zijn na de deugt, fullen fich met nedrige en geringe kleederen bekleeden, door enkele hoo weerdigheit des herten, om dat de rijkdommen noch eeren niet nevens de Deugt konnen geacht worden, die alleen meer te achten is dan eenige goederen des werelds. En dierhalven hy die de eer

zucht heeft van deugtfaam te willen -

ve:â‚Źg:


2. Brief. * De Waarheit heeft geen plaats meer.

17

kleedfich gemeenelijk eenvoudig, en spreekt ook nederig, om daardoor den menfchen te behagen,

ofwelfich felven te vernoegen; ondertuffchen de begeerte niet afstaande van geacht te willen wefen; en fyfoekkenden menschen te behagen, en te fpre ken't gene fy geern hooren:daarom fijn fy geveinst, doortrapt, en listig, verfpiedende of er iemand meer bemint en geacht mogt worden dan fy, om die te verkleinen en in verachting te brengen foo 't in hare macht is.

-

Onderwijl word men niet eens gewaar, dat al le defe dingen door den Duiyel in de wereldwijn ingestelt, om daar door de beste te bedriegen.

Want de Geest Jesu Christi is gants eenvoudig en oprecht, foekt noch vereifcht geen eeren of lof van de menschen, maar God alleen te behagen, op rechtelijk en eenvoudiglijk fprekende, de waar heit feggende, fonder jemand aan tefien. Noch

tans ondervind ik in mijn felven, als ik defe grond regelen Jesu Christi volg, dat ik berispt en tegen gestreden worde van de goede, die men de beste en geestelijkste acht, die my willen leeren t'ont veinfen, en mijne woorden wel te fchikken, op dat fy niemand : mishagen. * Ikfou wel willen vragen, hoe het my moge lijk fou zijn waarheit te fpreken, en den (b) men fchen niet te mishagen, dewijl die waarheit haar

alle recht tegen is? Sy zijn uitgegaan van den geeft Jefu Christi, (c) die de Waarheit is; en overgeko men tot den geeft der leugenen, die (d) des Duivels is, en fy zijn daarin van eeuw tot eeuw ver-oudet, -

B

fon

(b)1 Joh.4 y 5 en 6. (*)1.Joh.5 v.6. (d)Joh,8 v.44:


13 . Nieuwen HEMEL en AARDE - I. Deel. fonder defen geeft der dwaling t'ontdekken, die haar bestiert, door hem bedrogen zijnde, en ver

volgensalfoo ook de andere bedriegende. Sy heb ben het tegenwoordig heel quaat, om fich aan de rechte Waarheit over te geven, die fich voor haar vertoont als (e) een jonge ::52upb voor haren 252upbegom gegiert. Defe glans verblind haar 't gesicht; en fy die fwakke oogen hebben, vlieden daarvoor, in plaats van daar toe te naderen. De an

dere willen defelfde niet kennen en haar verdrijven. Ik moet danfwijgen, en die fchoone waarheit

: d'aarde verborgen houden, op dat fy voor de hu-ensdaagfche menschen niet mogt verschijnen. Want als ik eenige waarheit fpreek, die tot mijn

voordeel is; foo rekenen fy dat mijne eigen-ach ting toe: en als ik eenige waarheit fpreek, die tot verwijtting strekt,foe geloovenfy dat ik niet voor fichtig ben.

Indien ik eenige waarheit voort

brengt, die in 't gevoelen van iemand anders ge vonden word, foogelooven de andere, dat ik die |

vley, of die zijde wil staande houden. Indien ik eenige waarheit fpreek, die haar berispt, of hare gevoelens wederfpreekt, foo feggenfyterstond, dat ik andere veroordeele, om mijn felven terecht

veerdigen, en fymeten allefins de Waarheit Gods, aan de elle van hare hertstochten of genegentheden. Even of de waarheit eenzijdig, en tot iemand met zucht was ingenomen: foodat ik wel mag feggen met den Propheet. (f) AcH HEERE , ik kan niet fpreeken 5 2want ik ben een kind ! Defe groote man men konnen niet lijden, dat een kind in hare tegen

woordigheit fpreekt, om dat fy groote meesters (e)Apoc,21 vz. (f) Jer, 1 v. 6. willen


2. Brief. De Waarheit heeft geen plaats meer.

19

willen blijven, en nergens in wijken, of schoon fy mogten gewaar worden; dat de H. Geeft woon

de infoo geringen Dochter als ik ben. Sy willen fich niet onderwerpen aan defen H. Geeft, wer kende door foo een gering Werktuig : en of fchoon fy overtuygt mogten wefen door defe God delijke Wijsheit, foo willen fy fich daar aan niet als Difcipelen onderwerpen , maar veel eer die bestieren, als Leer-meesteren, om haar raad te geven, te verbeteren, en de misslagen te herstel len , welke fy fich inbeelden te zijn in de woor den, in denfin, of in de letter. Evenals ofGod niet machtig was om aan een Kind meer be quaamheit, ja felfs de natuurlijke te geven, om in te drukken en te fchikken de verçier

::

felen, beter dan den grootsten leeraar des werelds Indien men fiet dat hyfulks niet doet, dat is om dat hy aan al de wereld wil doenfien, (g)batbp fijne âbijgbeit geeft aan bedienboubige / omboogbe felbige (h) be mijgijeit bet toijfentotfcbantje te maken/ en boogb'eemoubige fitiftfcitbet Hinberen/ bewoonficijtige toijsbeitbet Görooten

te vernietigen f finaliste faften gebrupftenbe om bemachtige t'obertoinnen. Wie kan, mijn Heer, de wetten aan God geven? Indien fijn wel behagen foodanig is, wie fal hem tegen-fpreken? * De wijfe defer eeuw fouden veel beter doen, met felver kinderen te worden, dewijl jefus Chri ftus haar verfekert, sprekende tot Nico DEMUM,

dat fy anders in 't Rijk der Hemelen niet fullen ingaan: dan fy doen met dit Rijk te verliefen, om vast te blijven aan hare wijsheden en gefachelijkheden, (z)Matt 11 v.25. (b)1. Cor 1,v,27. B 2. die

.


T

|

2o

Nieuwen HEMEL en AARDE.

- I. Deel.

die haar niet konnen falig maken, noch het minste geven van de eeuwige goederen: om dat alle de bequaamheden der menschen, met alle hare wijs heden en hare fpitsvinnigheden, nergens toe die nen als voor den tegenwoordigen tijt, die foowei nig kan duuren, en geen voordeel tot d'eeuwigheit brengen, ten ware alleen maar foo verre, wanneer alle defe menfchelijke bequaamheden dienden, als dienstmaagden onderworpen aan de wijsheit

des H. Geestes. In fulken gevalfouden fy de fwak i

ke konnen helpen, met haar een stijl van redenen te geven over een komende met hare fwakheden, en de faken van den H. Geest afkomende op een

bequame ordre te fchikken, volgens het begrijp

:

vanyder-een: want anders dienen de wijsheden en bequaamheden der menschen tot

groote verhinderingen voor den H. Geest, die gans eenvoudig en recht is,feerfoetelijk werkende;

maar krachtig in de nederige en gefuiverde zielen. * Het is deerlijk , mijn Heer , te fien, dat de wijfe huidensdaags defe besluiten Gods weder

ftaan, die de felvige niet fal veranderen om haar wederftreven, maar altijt fal voort gaan in fooda

nig te doen, totdat hy door de kleine, de wijsheit der 2vijfentefchande gemaakt, en de voorfichtigheitdervoor

fichtigen vernietigtfal hebben. Ik weet niet wat voor uitleggingen defe gestudeerde aan defe redenen van de Schriftuur konnen geven. Indien fyfeg gen, dat het felfde geschied is ten tijden Jesu Chri fti, foo bedriegen fy fich: om dat de Wijsheit der wijfentoemaals niet is te schande gemaakt, maar

federt noch altijt heeft toegenomen: want noit zijn 2

CIT

k


2. Brief.

* Wijsheit der menfchen vernietigt.

2?

'er foo veele geleerde lieden geweest, van dat de wereld haar aanvank genomen heeft als er nu te genwoordig gevonden worden; en noit zijn er foo

vele menfchelijke en natuurlijke wijsheden geweest, als foo grooten getal persoonen tegenwoordig be fitten, foo dat men met waarheit niet feggen kan, dat de wijsheit der wijfen noch is te schande ge maakt, noch de voorfichtigheit der voorfichtigen vernietigt: want daar is niets meer dat de wereld bestiert, dan de menfchelijke voorfichtigheyt.

Ondertuffchen kan de H. Geeft niet liegen: fijne beloften moet voldaan zijn , en hy moet noch

t'eeniger tijt de wijsheyt der wijfen te schande maken, en de voorfichtigheyt der voorfichtigen vernietigen. Dunkt u niet, mijn Heer, dat dit in den tegen woordigen tijt moet wefen, waar in hy begint aan ongeletetterde lieden fijne Goddelijke Wijsheyt te geven? Hyfou de wijsheit der wijfen niet be -

-

ter konnen te fchande maken, dan door dat mid

del. Want of schoon hy ook fijne Engelen uyt den Hemel fond, om aan de wijfen te verkondi en, dat hare wijsheden, hare Saligheyt ver fouden daarom van de felvige niet willen afstaan: want de eere van wijs en achtbaar

Ă‹: :

te wefen, kittelt haar foo geweldig, dat fy veel eer hare zaligheit in gevaar fouden brengen, dan hare wijsheden en achtbaarheden verliefen. Sy fouden veel liever haar leven, als die wijsheit wil len miffen , en dusfullen fynoit te schande wor

den, dan door de kracht der Kleine, welke God

fal gebruyken; tot dien einde haar een eenvoudi B 3

ge


Nieuoven HEMEL en AARDE.

22

. I. Deel.

ge oprechtigheit gevende , om hare voorfichtig heden te vernietigen; en de Goddelijk wijsheid, om de wijsheid der menschen

: -en gaar

te

fchande te maken. Dan fullen fy fien, (l) dat fy gedacht hebbende wijste zijn, onwetende hebben

geweest ; en denkende de voorfichtigheit gehad te hebben, fy dwaas geweest zijn. Want defe Een

voudige en Kleine Gods, fullen de eeuwige faken voorfien, daar defe vo:ichtige niets voorfien dan

de faken der aarde, 't welk een dwaasheit voor God is.

-

-

Defe Wijfe denken, dat hare wijsheden goed zijn, en op de H. Schriftuur gegrond, ondertuffchen

verstaan fy die niet, om flechs haar eigene zalig heit uit te werken. Sy willen aan andere den weg tot den Hemel onderwijten, en (m) beletten haar de Poorte, die eng is, daar toe te vinden; en felfs gaan fy daar mede niet in. Want de tijd is geko men, dat God fijnen Loffal volbrengen (n) door den

momd der kinderen, en derSuigelingen: Enfyvoeden de andere noch in hare grootheden, en willen felfs geen kinderen zijn, noch gefoogt worden van defe Goddelijke Wijsheit, die tot een kind invloeyt, Maar op de wijfe der Joden, verwerpen fy den H. Geeft, die door verachte middelen komt, dien al leen willende erkennen in heerlijke plaatsen en

aanfienlijkheden; even als de Joden Jefum Chri ftum niet kenden in Smaadheit; hem alleenig wil lende hebben in Glans en in Heerlijkheit. Die heb

ben wel een groote misslag tegen Jefum Christum begaan, maar de Wijfen huidensdaags begaanveel vry r-

(l) Rom. 1. v.22.

-

(m) Luc. 11.v.52. (n) Pfal. 8. v. 3.


2. Brief: * De Waarheit word verworpen.

2;

veel grooter, met den H. Geeft niet te willen ont fangen: want daar is geschreven, (o) dat de fonden,

tegen den Soon des menfchen begaan, falen ve: even worden, maar de fonden tegen den H.öeeft, fullen niet vergeven worden, noch in defe, noch in d'andere ove

::ld. En dit is licht geneegte begrijpen, want de Joden, die

:: hebben tegen den Soon des

menfchen, hebben tijd gehad om boete te doen, en leedwefen te dragen over de fmaatheit welke

fy Jesu Christo aangedaan hebben: maar de hui denfdaagsche Wijse fullen geen tijd meer heb;n om fulks te doen, om dat de wereld aan haar einde is. De laatste tijden hebben begonnen met de ge boorte Jesu Christi, en die fullen wel haaft eindi

gen; foo dat 'er geen tijd van boete meer overig is voor de gene die nu den H. Geeft wederstaan: om dat er gefeid is: (p) Indiengygeen boetedoet,gy

falt alle tegelijk vergaan: " " Waar uit men besluiten kan, dat de wijfedie nu fondigen tegen den H. Geest, geen vergeving fullen verkrijgen, noch in defe noch in d;nde: wereld; om dat het de laatste Barmhertigheit Gods

is, dat hyfijnen H. Geest op aarden feïd, die je zwaarheit fal keren. En gekomen zijnde tot de vol

heit destijds, too moet men geen andere midde

len tot onf: Saligheit meer verwachten, dan de fen H. Geest, die alle dingen vervullen fal, een

volmaakt verstand gevende van de H. Schrifte: en de vervulling van alles dat door de felvige ge

propheteert is van aanbeginne des werelds. "Miïar alle de gene die defen H. Geeft niet fullen willen B 4

e s...

(*) Matt: 12 v. 3** (*) Luc. 13. v. 3, -

hoo


24

Nieuwen. HeMEL en AARDE - I. Deel-,

hooren, fullen gewiffelijk vergaan, om dat fy geen ander licht van Gods wege fullen ontfangen; dit laatste fal alle dingen vervullen, en die het felfde fal verwerpen, falomkomen in fijne duisterniffen Ik twijfel niet, of defe huidensdaagfche wijfe. fullen mijn feggen berispen, en Philosophische, redenen vinden, om staande te houden, dat fy den

H. Geeft niet willen tegenstaan, in tegendeel dat fy hem willen volgen; maar in der daad ver werpen en versmadenfy dien, gelijk de Joden Je fum Christum deden, feggende; (q) bat fp 6p be alèet tuifben blij ben / bien (5ob jaar gegea ben ijab. Dit zijn al fchoone redenen om de menfchen te voldoen, maar die Godt niet konnen,

vernoegen, (r) die de Nieren doorgronden de gewiffen onderfoekt. . Indien fy de Wet Gods hadden willen onderhouden, fy fouden Jefum Christum ge volgt hebben, die niet was gekomen om de Wette omtr binden, maar om die te vervullen. Want hy heeft fich felfs aan hare wetten onderworpen, om haar de volmaaktheit der felver te beter te leeren. Indien

de Joden, (s)de H. Schriften wel onderfocht had den, fyfouden gevonden hebben, dat de toekomste Jefu Christi door de Propheten voorfeit was. Doch fy (t) fochten niet de Waarheit tekennen, maar

alleen fich te handhaven in hare wijsheden en acht baarheden, onder den dekmantel van de eere

Gods, evenals de Huidensdaagfche wijfe nu on ontrent my doen, wanneer ik verklare, Dat God

my 't verstand der Schriftuur heeft gege Ven $

(g) Joh; 19.v.7. (r) Jerem. 17.v.10. (*) Joh,5 Y-39,46: (*);ibid.v.40 en 44, -

i


2. Brief.

De Waarheyt word verworpen.

25

» ven, fondereenig toedoen van mensche »lijke middelen; dat hy my op de felfde

» wijfe onderricht heeft door fijnen H. » Geeft , dat hy fijne lichten door mijn » middel aan de menschen fal geven , dat

» hy my doet fien, dat de menschen van » het Geloove zijn afgevallen, en dat het » nu is, dat hy geheel de wereld door-gefien

» heeft, en dat er geene gevonden worden

» die goet doen, maar dat hy noch fijne , laatste Barmhertigheyt aan de menschen » bewijsen fal, haar fendende fijnen H. » Geeft, die haar in alle dingen fal onder » wijfen, dat defe fchoonen dach over de » aarde nu begint aan te breken, dat het is » als de Morgen-Ster, en veel meer andere Goddelijke Verborgentheden, waar op alle goede lieden wel aandachtig moeten wefen , ja verkoo pen alles wat fy hebben, om defe verborgene fchatten te ekomen.

*,

Maar gants het tegendeel doende, foo bespot ten, verfmaden en wº-derfpreken defe wijfe, dien

blindelings, fonder dien slechts te willen onder foeken. En als iemand van haar met myfpreekt,

dat is veeleer om myte vatten in mijne woorden, dan om de Waarheit te leeren, welk ik haar fou willen bekent maken: foo dat ik niet wijs genoeg ben , om met de menfchen te handelen, Yder

van haar foude my wel aan fijn zijde willen trek ken , om fijne gevoelens :

::- voor::


Nieuoven HEMEL en AARDE. I. Deel. 't welk ik niet kan doen: want alles is verdorven. Het is waar, dat er in alle Religien noch wel iets 26

goets word gevonden, maar met foo veel quaats vermengt, dat ik het met geene zijden kan hou den, by de rechte Waarheyt verblijvende: dier

halven heb ik liever te fwijgen, en te blijven; Mijn Heer,

uwe feer Ootmoedige Dienareffe, ANT Ho 1 NET TE BouR 1 G No N. Amfterdam den 17 octob. 1668.

•

DE R DE BR IE F. -

TDewelke verhandelt, hoe dat de menfchen

hardnekkig zijn in hare voor-innemingen

-,

desgeeft.

My N HEER,

-

-

-

-

-

kweet wel dat gy reden van verwondering hebt, fiende, dat ik in mijnen laatsten foo opentlijk heb gesproken van de Genaden die God myme dedeelt, en van de verbor,

heymeniffen, die

aan de menschen noch nie.--At zijn. Gelooft,

dat ik niets lichtveerdig, noch eigen-eerzuchtig gefeyt heb, maar alleen om de heylfame waarhe den te verklaren, die alle de menfchen ontroeren

moeten. Ik wenfch, dat fy de meeyte megten ne men om van naby wel t'onderfoekken, of mijn

feggen waerachtig of niet zy, ten eindefy het licht des H. Geeftes ontfangen mogten. Ik heb dat voor -

u in

-


2. Brief.

* Voor-inneming des geeft verlaten.

27 uin't byfonder geschreven; maar indien gy eeni gewel-gestelde zielen vind, gymoogt het aan haar

ook wel mede-deelen. Ik heb noch liever doorge fchrift, dan metwoorden te fpreken; om dat, wan

neer ik met de menfchen spreek, fy dikwils in mij ne redenen vallen, en geen plaets geven aan den H. Geeft, felfs vele redenen voerende, om te betoonen,

dat fy wijs zijn in Goddelijke verborgentheden ; en door dat middel verhinderen fy my te feggen 't geneik begrepen heb: ofwederfpreken myfom

tijts met foo vele fluit-redenen, dat fy my voor dientijt doen verliefen het licht, dat my moet ge lijden. Soo dat ik veel liever heb te beschrijven,

in mijne afgefondertheyt, de gevoelens die God my eeft, om fonder aftrekking die uit te drukken: en yfouden my vernoeging doen, met my ook door

geschrift de redenen te feggen, welke fy hebben my tegen te werpen. Want als men met woorden fpreekt, foo brengt dat niet dan verwerring: fom tijts loochenen fy't gene fy gefeit hebben, op een ander maal verstaet men malkander niet wel: foo

dat, om van dusdanig ernstige faken te handelen, hetveel beter is, het felfde door gefchrift te doen,

om fich niet te vergrijpen, of verkeerde verstanden in onfe gevoelens te hebben.

* Ik geloof dat gy wel gewaarword, dat de tijt . geweldig nadert, dewijl ik my foo opentlijk uit breide in verfcheide faken, welke ik voor defen

verborgen en ontveynst heb. De goedheit Gods dringt my aan, om my meerder en meerder te openen, na de mate dat wy tot het einde naderen

Hy wil niemand in d'Onwetentheit laten van de -

gene


Nieuwen HEMEL en AARDE.

28

I. Deel.

ene die de waarheit foeken. Hierom doet hy my

: felfde feggen,

of schoon vele die niet willen

verstaan als met tegenheit, foo hardnekkiglijk

yaft zijnde aan de gevoelens die fy eenmaal by haar felven begrepen hebben, of wel van an dere perfoonen behaalt, welke fy foo feer achten, dat fyfoo lief willen omkomen in die onwetend

heit, als van defelve gevoelens te veranderen, of de Waarheit aan te nemen die fich voor hare oo

gen vertoont, wanneer die niet over-een komt met

het voor-innemen van haren geeft. Sy hebben lie ver hare Saligheit in gevaar te laten, als af te ftaan van hare eerste begrijpens; meer fiende op het prijfen der menschen, als op de waarheit Gods; om dat feer weinig wijfe ootmoedig van herten zijn, en de fchande niet fouden konnen verdra gen, van dat men foufeggen, dat fyhare gevoe Iens verandert hebben, of fulke leeringen drij

ven, welke de wijfen haars gelijken niet fouden willen toestemmen; of by hare voorgangers, (die in achting onder de menschen gestorven zijn, aan

welke fy dikwils meer als aan God toeschrijven) niet aangenomen waren. Want als een Leeraar der

Kerk, fijne gevoelens in Schrift heeft nagelaten,

foo verkiest yder die leeringen na fijne driften d'Een houd het met den H. Hieronimus; d'ander

met den H.Thomas; d'ander met den H. Auguftijn, en dus met de overige. Alle defe lieden zijn fom-. tijts bereid te sterven, om de gevoelens staande te

houden van den Patroon dien fy hebben verkoren: en men heeft er ook gefien, die het leven verloren

hebben, om het gevoelen staande te houden van -

â‚Źâ‚Źnen


3. Brief.

Voor-inneming desgeeft verlaten.

29

eenen Calvijn, van eenen Luther, van eenen Menno,

en andere, die ondertuffchen alle tegen den ande ren-strijdige gevoelens gehad hebben. . Indien alle defe perfoonen geleid geweest had -

den door den H. Geeft , fy fouden alle t'famen over een hebben gekomen: want God kan in fich

felfs niet verdeelt zijn. Het is wel te gelooven, dat defe H. Vaders yder eenig licht des H. Geestes ge had hebben , maar dat is by haar noch feer on volmaakt geweest, dewijlhare gevoelens verschil lig zijn, voortkomende van eenen felfden geeft. Yders vat moet noch niet wel gefuivert geweest

zijn ; en eenige inbeelding moet fich vermengt hebben met het Goddelijk licht ; of God moet noch uitgestelt hebben de volheit van fijnen Geeft te fenden tot op de Vervulling des tijds; foo dat men foodanig niet gebonden moet zijn aan de ge voelens van defe perfoonen , dat men niet meer

bequaam foude wefen om andere t'ontfangen, wanneer het God belieft fijnen H. Geeft te fenden, (a) die ons moet alle waarheden leeren. Defe perfoo nen hebben wel in de wereld gedient tot lichten, even als ons geduurende de nacht eenige lamp, keers, of fakkel dient ; en het is wel een minder uaad, een lamp te gebruiken geduurende de dui- . erniffen, als by dentaft door de felfde te wande len. Maar het is een vrygrooter goed, gekomen te zijn tot het aanbreken des Daags, en een na

tuurlijk licht te genieten, dat ons doet fien alle het gene rontom ons is. Men moet dan niet ge bonden blijven aan defe kleine, door konft ge

maakte lichten, die dan niet als de oogen verdui fteren,

(*) Joh. 16.v. 13-

Dier


3e

Nieuiven HEMEL en AARDE. - I. DĂŤel. Dierhalven bid ik u, mijn Heer, in uw verstand alle de lichten uit te dompelen, die gy verkregen

hebt door uwe studien, door al uw lefen, en over

denken, om dat fy uw geficht verderven fouden,

uit oorsaak dat (b) den Dag is aangekomen, en de Dui ftermiffen verdweenen zijn voor de zielen welke God lief heeft. Sy moeten uit defewolken wijken, en - fich komen vereenigen met haren 252upbegom/ die haar als de Son op den vollen middag verlich ten fal. Vreeft niet een (c) beel te verlaten, om de âDolftonnentijcit te genieten. Dat het aanfien der menfchen u niet wederhoude, van uwe dui fterniffen te verlaten, om in het Licht te komen:

want de tijt is gekomen. Siet den dageraad verrijst boven onfen Horifont. Plukt de bloemen van defe

fchoone Lente. Laat de wilde kruiden varen, wel ke gy foo lang hebt gegeten. De lichten van defe

deugtfame mannen die u voorgegaan zijn, kon nen u gedient hebben, gedurende den nacht uwes

levens ; maar fy fullen u geweldig belemmeren geduurende defen helderen Dagh, die u wilt fon der moeiten verlichten. Ledigt alleen uw hert van alle de aardsche genegentheden, en het falfich vol vinden van Goddelijke lichten, en van foetever troostingen. Defen dag fal altijt voortgaan na fij men middagh. En hoe meer dat gy(d)fult drinken van defe Goddelijke Wijsheid, hoe minder dat gy

fult dorsten na de begeerte defes werelds, en foo veel te volmaakter fmaken de weelden des Brui

lofts met uwen wettigen 25guibegom. Verlaat dan

-

t

(b). Pfa 97. v. 11. 1 Joh. 2. v, 3. (c) 1 Cor. 13. V. Io (d) Joh.4. v. 14. - .

-

--

--


3. Brief

Voor-imeming desgeeft verlaten.

3r

dan de menftijen/(e) en gyfult 45ob vinden. Ver laat hare gevoelens, en drinkt defen wellustigen

Nieuwen Wijn. Verlaat hare leeringen, en gy fult de wijsheit des H. Geeftes hebben. Want alle het

overige is verdorven,

Ik weet wel dat vele persoonen fich wijs, heilig, of deugtfaam noemen, maar ik kan niet bemer ken, dat fy de Wijsheit des H. Geestes gevonden hebben. In tegendeel foofie ik haar alle noch in de duisternisten, en in d'onwetentheden.

De

Roomfch-gefinde feggen, dat gene, offeer weinige perfoonen verdoemt fullen zijn die in de belijdenis

fterven van de Roomsche Kerk. De Kalviniftenfeg gen, dat fy gewiftelijk Salig fullen worden, om dat fy de uitverkorene Gods zijn. De Menniftenfeg gen, dat fy herboren zijn in den Geeft Jesu Christi door den Doop. De Quakers feggen, dat fy den H. Geeft hebben, die haar alle dingen onderwijft. Soo dat men de taal der huidensdaagfche men fchen hoorende, het fchijnt, dat alles in vrede is

aangaande de Saligheit der zielen: maar ik vrees, dat het defe valfche vrede is, die de roeden Gods over ons haalt. Hy heeft ons gewaarschouwt, dat

fy dan fouden komen, wanneer fich yder falfeg gen , (f) vrede en verfckertheit. Dit is gewiste genwoordig in de wereld, daar de menschen de vreefe Gods hebben verloren, en leven volgens

hare begeerlijkheden, en met het felvige zijn fyin vrede en gerustheit over de Saligheyt harer zielen. Voor my, ik fou niet konnen fien hoe tegen

woordig een eenig persoon een waarachtige vrede in (e) figCant kan 3v hebben, foo langen tijt als fijn ziel niet 4. (f) 1. Theff5 Y 3. tâ‚ŹIl


32

- Nieuwen HEMEL en AARDE.

- I. Deel. ten vollen met God is vereenigt. Het zijn niet

dan geveinsde vreden, die op die wijfe van de Si renen den schipbreuk voorfeggen door haar foet

luydende gefang. Want het kan niet zijn, dat een Roomfch-gefinde fou zalig worden, indien hy de Liefde Gods niet heeft: en niet meer kan een

Calvinist uitverkoren zijn, indien hy de felfde, liefde niet befit: en het is onmogelijk, dat een Mennist herboren fou wefen door het water des

Doops, indien fijne ziel de begeerlijkheden des vleefch niet heeft afgestorven, om niet meer te leven dan in de dingen des Geestes: en geen Qua kerskonnen het Licht des H. Geeftes hebben, in

dien fy niet opstaan uit de duisterniffen van haaren eigenenfin.

Soo dat alle de goede meeningen die defe per foonen van haar felven, of van hare Religien heb ben, vonden des Duyvels zijn, om ongevoelig hare zielen te doen omkomen, onder defe valfche gerustheden van Saligheyt. - Defe vreden, wel ke fy fich toefeggen, zijn my een voorbeduidfel van den Schip-breuk harer zielen, gelijk my ook is d'uitwendige vrede, welke men feit , by na over geheel de wereld te weten. Dit zijn alle niet dan vervullingen der Prophetien, die den tijt van d'algemeene Roeden voorfeit hebben , ons

aanwijfende, wanneer men fal feggen, (g) vrede emfekerheit, dat men danfekerlijk de verwoeftingen moet verwachten. Want de Schriftuur kan niet liegen;

maar de menschen konnen fich wel bedriegen, en

geloovenop den weg der Saligheit te zijn, wan meer fy noch op den weg harer Verdoemeniffen W3 Il

:


3. Brief. wandelen.

Voor-imeming desgeeft verlaten.

33

Wat grooter merkteeken kan men

hebben van fijne Verdoemenis, als fijne Saligheit te gronden op de belijdenis die men doet van eeni

ge Religie; aangefien geen Religie in fich ons kan Salig maken? Indien een Roomfch-gefinde God niet bemindt; fijn Religie kan hem de Saligheit niet geven.

Het is een groote verblindheit des Geestes, te gelooven dat gy fult worden , om dat gy zijt onder de Roomfche Kerck; dewijl foo vele

:

duifenden perfoonen, die Jefum Christum licha melijk gevolgt hebben, niet zijn Salig geworden.

Eenen Judas felfs, die fijn Apostel was, is wel verloren gegaan, in de tegenwoordigheyt en in het gefelfchap Jesu Christi, en der andere H. Apo ftelen. De naam van Catholijk of Roomfch-ge finde, fal niets geven, indien wy waarlijk, en

inderdaad niet Catholijk zijn, dat is te feggen, 3llgemeen / in den Geeft Jefu Christi, 't welk is d'Algemeene Kerck en de Gemeenschap der Heyli gen, waaraan alleen de Saligheit onfer zielen hangt, en niet aan de redenkavelingen der menfchen. Want of wel de Calvinifche Leeraren Prediken,

dat alle die van hare Religie, Uitverkorene Gods zijn, foo konnen fy ondertuffchen aan niemand de faligheit geven, noch haar felven Salig maken: en fy hebben den H. Geeft niet, die haar fou ge openbaart hebben, dat hare Difcipelen d'Uitver

korene zijn. Integendeel is het veel eer te vrees fen, dat de Duivel defe valfche inbeelding, dat fy d'uitverkoorne fouden wefen, heeft uitgevon

den, ten einde om de zielen in leuyheit te voe (g) 1. Theft 5v,3 s. C en 3 '

-- -

-

--


Nieuwen HEMEL en AARDE. - 1. Deel. 34 den, en dat fy noit de middelen mogten foekken, door welke fy konnen Salig worden; om dat de

perfoonen, die fich laten voorstaan uitverkorene te zijn, fich niet bevlijtigen Jefum Christum te volgen, fonder het welke nochtans niemand tot de eeuwige Saligheit van te voren geschikt wefen kan. Het zijn niet dan bedrieglijke en feer fcha delijkepraatjes.

Gelijk ook wanneer defe Mennistenfich feggen, herboren te wefen, om dat fy gedoopt zijn. Het

water kan haar niet Salig maken, offchoon de ge heele zee, het water des Doops was, en dat fy ge

doopt wordende, daar in gewentelt wierden, fy Want (h) het

fouden daarom niet Salig wefen.

is degeeft die levendig maakt, en niet (i) het water dat de Saligheyt brengt. Defe stoffelijke faken zijn niet dan uitwendige teekenen van de liefde en

trouwe die fy God toedragen, dit ontbrekende, foo zijn alle onfe uitwendigheden niets. Want

God is enkel geeft, en voedfich niet met onfe stof felijke diensten: foo dat fy die fich herboren feg gen, om uitwendig gedoopt te zijn, fich gewel dig bedriegen: want haren Doop met water, fon der den geeft, is niet dan een geveymftheit, uit oorfaak dat men gedoopt wordende, fich belijd Kinderen Gods te zijn, en Discipelen Jefu Christi te wefen; en men bekleed fich uitwendig met een wit kleed; 't welk de fuiverheit der ziel betuigt, daar men ondertuffchen van binnen vervult is met

vuiligheit en zucht tot de faken der aarden. Het is alsof iemand fich bekleede met de Livrey van ee -

(b)Joh,6 y 53 (?)I: Ret? val,

I11g,

l


3. Brief. Voor-inneming desgeeft verlaten. 35 nig Vorst, om te vrijer de wegen te gaan beroo ven, en in de boffchen te stelen en te moorden.

Dit kleed van Livreyfou hem niet beletten gehan gen te worden, wanneer hy in de handen van 't Ge richt voor fijne misdaden vervallen mogt : even

eensfal d'uitwendigen Doop, een Mennift niet be letten verdoemt te worden, indien hy niet leeft

als een recht Difcipel Jesu Christi, en dienstknecht Gods betaamt. ,, , De Verblindheit des geeftes is tegenwoordig foo -

-

groot, dat fy fich wel fouden inbeelden Kinderen Gods en Difcipelen Jesu Christi te zijn, met te trachten na de goederen, de ftaten en eeren des werelds, offchoon Jesus Christus alle defe dingen verfmaad heeft. Sy wetenfoo wel te fpreken en

alles foodanig uit te leggen, dat fyfich betoonen herboorene, en Discipelen Jefu Christi te zijn, ondertuffchen dat fy recht het tegendeel doen van al het gene hy ons, in de wereld zijnde, geleert heeft. Siet hier, tot waartoe de Verblindheit der

huidenfdaagfche menschen gesteigertis, die eenen weg ter Saligheit hebben gevonden, gants strijdig tegen diegene die Jesus Christus ons heeft aange wefen. Sy heerschen in de Staten des werelds als

kleyne Goden ; fy zijn overvloedig in goederen en gemakkelijkheden der aarde, geven welluften en vermakelijkheden aan hare lichamen, en met

dit al feggen fy, batfgfierhoten 3ijn. Mydunkt dat defe praatjesfoovalfch zijn, dat indien ik die

felfs niet hoorde, ik qualijk foukonnen gelooven, dat perfoonen die wel by haarfinnen zijn, dufda

nige redenen, of diergelijke• Covertuigingen tot) ha: 2, . . . . . Ker \


26

Nieuoven HEMEL en AARDE.

I. Deel.

rer fchanden fouden willen voorstellen.

. .

-

Gelijk ook de Quakers fchijnen te hebben: want indien het warachtig was, dat de H. Geeft

haar alles leerde wat fy doen of laten moeten, het fou onmogelijk zijn, dat fy fouden konnen befig blijven in de koopmanschappen en verhandelin

gen des werelds; dewijl d'Apostelen en Difcipe len Jefu Christi, die den H. Geest hadden, noyt hoophandel gedreven, noch luft om rijkdommen door duifend wegen te verfamelen , gehad heb

ben; maar fy waren geduurig met aandacht in den gebede. Hoe foudendan defe Quakers konnen ar beiden of koophandel drijven voor de wereld,in een foo verdorven tijt, dat niemand meer kan koopen of verkoopen, indien (k) fy niet hebben hetteeken der

Beefte op hare voorhoofden, of in hare handen: dat is te feggen, in hare willen, of in hare werken. Een perfoon die geen liftige boosheit in fijnen wille en in fijn verstand heeft, kan niet meer koo

pen noch verkoopen, fondervan de andere bedro en te worden: en hy die geen boosheit heeft in

:: wille, moet ten minsten die hebben in fijne werken, indien hy met de huidenfdaagfche men

fchen wil handelen, die van het Geloofen van de Gerechtigheit zijn afgevallen, alle besig zijnde om haar belang, glory, of eigene vernoegens. Hy die geleid word door den H. Geeft, kan geenfins tot alle defe dingen iets toebrengen of mede-hel pen, en dierhalven is het hem onmogelijk te koo

pen en te verkoopen, ja te spreken en om te gaan met de huidenfdaagfche menschen, fonder eigent

lijk of oneigentlijk iets toe te brengen tot defever * (k) Apoc. 13 v. 16,1 7.

-

dor


* Brief

Voor-inneming des geeft verlaten.

-

37

-

dorventheden: foo dat de gene, die geleid wor

den door het Licht des H. Geestes, gelijk defe Ouakersfich feggen te zijn, niet fouden konnen met de wereld verkeeren, maar fouden met alle

haar vermogen die vlieden; en fyfouden ook dus

doende, geen goede groeteniffen aan hare Broe deren weigeren, nadien d'Apostel feit , (l) dat men malkander moet voorkomen met eeren, Defe teeke

men der Vyandschap, van aan niemand goeden dach te wenfchen, konnen niet voortkomen van den H.

Geeft, die geheel Vriendelijkheit en geheel Lief de is. Soo dat my dunkt, dat fich al de wereld

: fit.

God biddende dat hyudaarvan wilt verloffen, en blijvende. we: * . - ; 100 -

bedriegt, en in

Mjn Heer, uwe feer Oetmoedige Dienaresse,

Bour 1e Nort.

ANT Hor NETTE

Amneraamden rode: oos.

--

-

(I) Rom. 12 v.10

.

. .

-T-+-

-

. . . ..

. . . -

-

V1 ER DE BRIEF: " , is te -

-

-

- - - -- --

-

-

Vertoomende, hoe dat alle de menfchen doo

len, enfichbedriegen in 't Stuk harer Za ligheit.

-

;'

! :'e- [ii e ,

MYN HEER, ra ra

*

t.

af.

* Bij

de 2 -

2

-

- ,

" G Ylaat my weten, dat gy feer gevoelig zijt Âť

in te verstaan, dat ik feg, dat geheel de we

reld in dwalingfit, en dat alle die menschen TÂşt 1.7 C 3

e

bedro


28

Nieuwen HEMEL en AARDE-

I. Deel

bedrogen zijn; en dat gy niet welkondbegrijpen, dat 'er geen recht vrome lieden meer op aarden fouden zijn, om dat gy noch vele persoonen kent, welke gy vroome gelooft te zijn. Waarop ik antwoord; dat vele perfoonen noch den naam dragen van vrome, die ook den fchijn '

,

.

.

daarvan hebben, ja felfs de begeerten om dat te wefen; en fy zijn in der daad fonder vergelijking veel beter dan d'andere, ja felfs volmaakt ten aan fien van andere die een gemeen leven leiden, vol gens de wijfe van den tegenwoordigen tijd. Maar voor dit al, ken ik noch geene Vromen, foodanig

als God die vereifcht. ,, Daar is geschreven, (a) dat er niet goed is dan God, en door het felfde gevolg, konnen daar gee ne perfoonen goed of vroom zijn, dan alleen die

gene in welke God leeft, en die foodanig aan hem

zijn overgegeven, dat hy de eenige Heer en Mee fter is van alle hare willens. Ik heb noch foodani

gen persoon niet ontmoet, of fchoon ik door vele landen gefworven, en aandachtig op alle de per

foonen gelet heb, welke men my vrome lieden feide te weten. De Propheet feid, (b) dat God geheel de aarde door heeft aangefien, en dat hy niet een menfch had gevonden die goet: en hy hervat in 't ondeilbare, niet tot een toe. Ik heb de geheele aar de niet doorfien, maar volgens het licht dat God my geeft, foo heb ik, in denfelfdenfin, noch niet een eenig persoon gevonden, die goed doet, in geheel het klein gedeelte der aarden dat ik door

wandelt heb; onder de menschen, met welke ik '-

-

- is

-

(*) Matt. 19 v.17. (b) Pfal14 v.2,3.

Ver

:


M. Brief.

Algemeene Verdorvenheid.

39 verkeert heb. En ik hoor altijd in 't binnenste van

mijn ziel feggen, dat 'er niet een is. Indien gy daar over foo

: zijt, dat geschied mijn Heer,om

dat gy de eerste foud zijn, die goed fou doen: want God heeft belooft, (c) dat hyfijnen. Geeft fal uytbrei den over alle vleefch.

-

Ik verwacht met groote begeerte nadese belof te; en ik geloof, dat een groot getal vervult ful len zijn door defen H. Geeft; maar tot nu toe kan

ik met waarheit niet feggen, noch een eenigente kennen, maar wel dat alle de menschen fich bedrie

gen,en in dwalingen fitten,gelijk ik geloof aan u ge noeg door mijn voorige vertoont te hebben. En of fchoon de menschen dat niet willen weten, foois

het niet te min waarachtig voor de klaarfiende oogen Gods. Maar (*) de menschenfien niet als het uitterlijke, en oordeelen volgens haar ftikfien

de gesicht, en de fwakheden hares geeftes; fon der te konnen opklimmen tot de gerechtigheit Gods, die altijt met een recht oordeel oordeelt. Het is waar, dat ik vele perfoonen ken, die met

yver besig zijn in de volmaaktheit, en in de God delijke en Geestelijke faken; en felfs hebben eeni

ge daarvan wonderen begreepen: maar met dit al, kan ik niet fien , met alle de lichten die God my ge geven heeft, dat defe perfoonen in der daat deugtfa

me of geestelijke zijn. Sy hebben fchoone fpecu latien, en begrijpen vele Goddelijke faken, fon der die te

:

-

Dit geschied door onwetentheit, of wel door boosheit: want fommige gelooven fich waarlijk C 4 (c) Joel.2 v.28. * 1,Sam. 16.v.7.

,

geefte


40

Nieuoven HEMEL en AARDE.

- I. DeeĂƒ

geestelijke te zijn, en de deugt te oefenen, daar fy noch zijn noch doen, het een noch het ander.

Sy die noch geeftelijke noch deugtfame zijn, hoe wel fy de deugt noch geeftelijkheit kennen, zijn groote geveynsden, die voor de menschen fchij

nen, 't genefy geenfins voor God zijn; en fyfullen (d) geoordeelt en veroordeelt worden door hare eigene woorden; om dat hare werken hare lichten leugenachtig gemaakt hebben. Het zijn (e)gewitte

graven , die van binnen vol doods-beenderen fteeken. Het vyer van defe lichtenfal hare hel zijn, waar in fy in der eeuwigheit fullen branden, in geval fy fich niet bekeeren in defe wereld van Boete. Maar fy die de Deugd en geeftelijke faken ken nen , fonder die te oefenen door enkele onwe

tentheit die zijn als de blind-geboren, dien Jesus Christus had begonnen te genefen: want als hy hem vraagde, (f) of hy klaar fag, foo feide hy:

dat hy de menfchen fag als de Boomen. Even eens is het met defe perfoonen, die door eenig lefender Goddelijke Schriften, of andere middelen, het

licht Gods hebben ontfangen; om te fien, dat alle de dingen defes werelds ydel en los voorby-gaan de zijn, en dat de eeuwige dingen alleen waerdig

gewenscht konnen worden. Syfien in 't gros alle de qualen, en alle de goeden, en verheugen fich over dit licht, gelijk de blind-geboren deed: maar fy konnen noch niet wel onderscheiden de oeffe

'ning van dit licht, dat fy in 't verstand hebben be

grepen, en zijn in gevaar van tot hare vyanden te naderen, denkende dat het schaduwen of boo nment

(d) Luc. 19.vzz. (*) Matt 23 v.27. (f) Marc,8 va4


Algemeene Verdorvendheit. 41 4. Brief. men zijn, Defe gaan gemeenlijk al te vroeg uit,eer fy ten vollen van hare blindheit genefen zijn; willende het licht aan andere geven, eer fy dat fel

vige genoegfaam tot haar eigen bestiering hebben ontfangen.

-

Siet hier waar door vele Schip-breuk geleden hebben, de gevaerlijkheden niet genoeg gewaer wordende, die daar zijn in de wegen van onfe Pel legrimagie. Even eens een persoon die de men fchen alleen als boomen fiet, neemt lichtelijk de oogen voor de ooren, of het voorhooft voor dekin,

om dat hy geen genoegfaem sterk gesicht heeft, om alles foo naeuw t'onderscheiden. Infgelijks doen ook defe perfoonen, welke ik ken in de be

geerten te wefen om God te foekken; fy denkken

dikwils de oogen, dat is te feggen, het licht gevon den te hebben, wanneer fy yets goets in haar ver

ftand hebben begrepen. Maar helaas! het is dik wils niet als een natuurlijk licht, dat haar voor oo

ren verstrekt om de Goddelijke faken te verstaan, fonder de middelen te fien om die in 't werk te stel len. Sy denken aan 't voorhooft of op den top der

volmaaktheit te wefen, en fy zijn om laeg aan de kin, of aan het begin van die oefening, Siet daar alles wat ik hier tot nu toe in de wereld

bemerkken kan; en ik ken noch niemand, die in de

Gerechtigheit is, welkers oefening my God heeft doen fien. Soo dat ik met waerheit kan feggen, dat

niemand goet doet, van alle de gene die ik be fchouwt heb; hoewel dat foo grooten getal geloo vengoet te doen, om dat fy de volkomene gene

fing van hare blindheit noch niet hebben ontfan -

,

C 5

gen Âť


42

Nieuoven HEMEL en AARDE.

f. Deel,

gen, waar in alle menschen geboren zijn. Syken nen ten deele wat de Deugt zy; maar fooduifter lijk, dat die haar voorkomt als fchaduwen of boo men. Defe zijn alle noch de beste, want indien fy

maar alleenig van naby het licht willen aanfien, 't welk God nu op aardenfend, fy fullen ten vollen haar gesicht bekomen, en fich gantfchelijk van ha

reblindheit genefen bevinden, gelijk de blind-ge boren naderhand is geweest: want God doet fijne werken niet onvolmaaktelijk. Indien hy haar het begin heeft : van de Deugt te fien, en de Goddelijke faken te begrijpen, hyfal haar gewiffe lijk dat volkomen geven, indien fy hem volstandig

getrouw blijven: omdat er geschreven is: (g) zijt getrouw over weinige faken, en ik falu overgroote feiten. Niets kan haar verhinderen, en maken dat God

fijne werken in haar niet voltrecken fou, dan al

leen de hoogmoed des levens. Want indien fy fich inbeelden wijs te zijn, foo zijn fy dwaes; en indien

fy denken deughtfaem te zijn, foo verliefen fy de felfde Deugt welke fy fchynen te hebben. Ik wil de haar dit wel klaerlijk doen fien, maar hare na tuur heeft een afkeerigheit, wanneer fy denkende

gekomen te zijn tot den hooghften top van vol maektheit, van naderhand te belijden, dat fy noch maar aan het eerste beginsel zijn. Het is een Ne

drigheit des herten, welke Jesus Christus ons ver maant heeft, (h) van hem te leeren. Sy die defe les niet volgen, fullen noit tot dekennis der waarheit

komen; om (i) dat Godden hooveerdigen wederftaat: en hy die niet wilt leeren, is met defefonde bevlekt; CIl

(g) Matt 25 v.21. (h) Matt 11,v.29. (i) 1.Pet..5v.5.


r

4. Brief. Vereyfte gefeltenis tot Vernieuwing.

43

en God fal hem met recht en reden fijne Genaden weigeren. Want ik gevoel in mijn eigen ervarent heiteenen drift om my aftefonderen, van alle de perfoonen die hare gebreken niet willen erkennen; maar fich laten voorstaen, het waerachtige goet te hebben. Hoe fou dan God, die onvergelijkelijk veel fuiverder is, fich niet affonderen van degene,

die fijn licht niet foeken met ootmoedigheit des herten ?

-

-

Het is waar, dat ik niet ben gekomen om de menfchen te oordeelen, noch om haar te berispen of 't onderwijfen; maar wel om het Licht toe te

brengen aan de gene die dat willen aannemen: want God doet niemand geweld aan: hylaetyder

de vrijheit genieten, welke hy hem eenmael gege ven heeft, fonder van iemand die weder te nemen: ook niet van de Duivelen felfs, die huidenfdaegs

noch in 't quade werken, met haar felfde vrijheden, welke fy in hare Scheppingh verkregen hebben. Want indien hare willens bepaalt waren foo fouden fy geen meer quaet ontrent de menschen konnen doen, om dat God fulks haar noit foude toelaten,

indien fy niet waren in de besitting van defe eerste vrijheit. Dus is het ook met de menschen die ge

heel vry van God zijn geschapen geworden; waar over Godnoyt heeft konnen berouw hebben, niet meer dan over alle de andere dingen die hy ge

maakt heeft, om dat alles goet is dat van hem af komt, en niets door hem kan quaet gemaakt zijn. Soo dat God noch huydensdaags fijn Lichr aan de wereld aanbiedende, als het volmaaktfte

en het volkomenste, dewijl het feer dicht nadert tOt


44 Nieuoven HEMEL en AARDE. I. Deel. tot de Volheit destijts; niet te min alle de men fchen in vrijheitlaat, om dat aan te nemen of te verwerpen, fonder iemand te dwingen. Hierom

is my verboden iets te foekken, maar alleen te be arbeyden't gene my in de hand gesteld en gegeven fal worden. Sy die hare gebreken fullen willen ontdekken, fullen my waarden aangenaam zijn;en

fy die de felfde willen verbergen, fullen van myaf wijkken: want fyfouden in alle dingen berispingen hebben, door de Waarheit die van God afkomt. Sy is als de Spiegelder zielen, waarin men de fchoon

heyt en leelijkheit der felver ontdekken kan, gelijk als men de fchoonheit en leelijkheit van een Aan

gesicht ontdekt door het glas van een Spiegel; foo dat degene die de harer zielen niet willen fien, om die af te wifchen of te fuiveren,

:

fich niet moeten begeven ter plaats waar defe Spie gelder gerechtigheit woont; om dat fy daar niets fouden vinden dan haar verdriet, en geene vernoe ens: want ik vrees geweldig, dat alle de wer

: der huidenfdaagfche

menschen ontrent m

fouden berispingen vinden, ja felfs h hare befte bedrijven, . Soo dat het quaat gebruik der menschen, de Gerechtigheyt heeft verdorven, welke God in den aanvank vastgestelt had; 't welk men noodfake lijk moet berifpen, of anders konnen wy niet her

boren, noch Deugtfaam, noch geeftelijk zijn. Dit fchijnt hard voor de gene die fich ingebeeld hebben wel te wefen, en niet anders foeken dan 't

gene fygelooven te hebben: maar het is nochtans Waarachtig, dat God de Aarde vernieuwen wil, en


4. Brief.

Vereyfte gefteltenis tot Vernieuwing.

45

en de felfde herstellen in den eersten staat waar in

hy haar had gefchapen. Leeft daar van, mijn Heer, de H. Schriften, en gyfult daar onfeilbaarlijk defe waarheden voorfeid vinden, die ik u voorstelle; en dat God alles Nieuw fal maken. Het is niet dat

hy een andere nieuwe wereld fal fcheppen; maar

fal geheel defe wereld vernieuwen, en die in haar geheel herstellen in de felfde volmaaktheit waar in die van aanbeginne is gefchapen geweest eer dat ADAM gefondigt had. Om dit te doen, begeert hyden wille des menschen, 't welk hy in den be

ginne niet had gewilt. Want hy had geschapen Hemelen Aarde, alle de Hooft-stoffen, ja alle de beesten, en de andere Schepfelen, eer dat hy den menfch had gefchapen, ten einde hy alle dingen

mogt fcheppen volgensfijnen wille alleen, fonder eenig tufchen komen des menfchen: maar nader

hand heeft hy aan den menfch fijnen vryen wille gegeven; en hy wil niets doen in alle de faken, welke hy aan hem had onderworpen, dan alleen met fijn toestemmen. -

-

En gelijk de menfch niet kan toestemmen 't ge-. me daar hy geen kennis van heeft, foo fend hem God nu fijn Licht; en (l) doet dat voortkomen felfs in 't midden der dikste Duifterniffen, waar

de menschen tegenwoordig in leven. Want fy die de klaar-fienfte of de minst verduisterde zijn, le

ven noch foo verre vervreemd van de waarachtige kennis der Goddelijke Verborgentheden, als de Hemel is van der aarden, of de dag van de nacht.

Sy hebben wel eenige kleine Sterren, die haar ge duurende den nacht verlichten, maar fy hebben (l) Jefa.58.v. 1o--13,

-

1)OCh


46

Nieuwen HEMEL en AARDE.

I. Deel.

noch geene Lichten des Daags, dat is te feggen, van het Koninkrijk des Hemels, en dat daar aan behoort. Derhalven moet niemand fich laten voor

ftaan, tot nu toe het volmaakte licht Gods ont

fangen te hebben; maar ydereen moet foeken na defe (m) Schatten, die noch in de Aarde verborgen

zijn; en foohaaft als hy die fal gevonden hebben, moet hy verkoopen al wat hy heeft om de felfde te

koopen, en verfmaden alles wat hy goed en vol maakt in fich heeft geacht, om defe Peerel van

grooter waardigheit te bekomen. Want het is de H. Geeft, ons belooft, die ons alle waarheit, en meer dan een deel van de felfde falleeren.

Om welken t'ontfangen, men moet volbren

gen't gene Jesus Christus gefeit heeft; (n) dat hy die niet aftaat van al hetgene hy befit, fijn Difcipel niet 2vefen kan. Dit is noch niet in volkomentheit ge fchied, gelijk men dat tegenwoordig moet doen. Want het is niet genoeg alleen te verlaten fijne

goederen, fijn Vaderland, fijne Bloet-vrienden; men moet ook noch verlaten fijn verstand, fijne wijsheit, ja fijne eigene deugt, om die des H.

Geestest'ontfangen, die ons alle waarhedenfal leeren. Om dat, al het gene wy tot nu toe verkregen heb ben, hem tot beletfelfou zijn, even als een keers op den vollendach ons het geficht verblind, foo fouden ons ook alle de waarheden die wy tot nu toe ontdekt hebben, verblinden: om dat fy niet an ders geweest zijn, als een klein fprankeltje van 't

vyer der liefde die God ons toedraagt. Wy heb ben weinig gekent, dierhalven hebben wy weinig be

(*) Matt: 3v. 14,45. (n) Luc 14 v.33.


4. Brief

Vereyfte gefeltenis tot Vernieuwing

47

mint: maar nu kennen wy volmaaktelijk, en ful len fijnen Lof vervullen.

Alleenig de gene die (o)fich fullen bekeeren, en als kleine kinderen worden, fuigende de borsten der God delijke Wijfheit. Defe Suigelinghen fullen het voedsel harer zielen vinden, door het Licht dat

God nu op aarden fend. Het is dit (p) MANNA, dat van den Hemel afgekomen, waar van belooft is, dat de gene die daar van fullen eten, niet fullen fterven. Men past defe Schriftuur-plaats op het Avondmaal, of het Nachtmaal, maar men ver ftaat den volmaakten fin der Schriftuure niet:

want als Jesus Christus gefeit heeft, (q) dat hy die fijn vleefch niet eet, en fijn Bloed niet drinkt, het Leven

niet hebbenfal: dit is te feggen, dat die de Leerin gen niet aanneemt, welke hy ons gegeven heeft, wanneer hyin't vleefch en bloed hier leefde, hare zielen sterven fullen; om dat fijn Leere het Waar achtige leven is: maar de menschen in plaats van

defe Leer te eten of in te fwelgen, als een voedsel harer zielen, foo vervullen fy slechts haren geeft met fchoone fpeculatien, en trekken daaruit ver

fcheide gevoelens en uitleggingen, volgens de verscheide verbeelteniffen die fy fich felfs in hare Fantasie ingedrukt hebben ; en fy maken door dat middel een heel verkeert gebruik van de H Schrift.

Want daar Jefus Christus de Liefdadigheit aan de Broeders heeft aanbevolen, haar het brood

brekende en feggende; (r) dot dit tot mijner gedach tents ,

(*) Matt. 18. v. 3. ¡ (1 (r) Luc. 22.v. 19.

oh. 6. v. 5e.

(4): ibid. v. 52 -

4


T 43 Nuovo- HEMEL en AARDE. I. Deel. tenis, haar leerende hare goederen uit te deelen aan den naasten, ja felfs aan de vyanden, gelijk hygedaan had in de wereld zijnde, haar aan bevelende dat felfde ook te

doen tot gedachtenife; daar hebben de huidenfdaagsche menschen fich ingebeeld,dat fy het felfde vervulden, door middel van stoffelijk een bete Broods te eten, blijvende ondertuffchen fonder de Liefde, en fonder de gemeen

fchap van bystantaan den Naasten. Indien men wel aan dachtighierop wilt letten, menfalgenoegbevinden, dat dit Brood van den Hemel afgekomen, niet is van dit Avondmaal ofdit Nachtmaal daar van gesproken word;

uitoorfaakdat, die dit geheyligde Brood eten, noch da gelijkssterven, jafelfs met lichaam en ziel. Hoe vele doodelijke fonden begaan dikwils degene die aan de Ta fel des Heeren geweest hebben? en hoe vele persoonen fterven haastelijk, of een weinig tijts na dat fy van dit Brood hebben gegeten? dat ook van den Hemel niet af gekomen kan zijn, dewijl het kneed en gebakken is van de handen der menschen.

Maar het waarachtige Brood, dat nu afkomt van den Hemel, is fijn Goddelijk LIcHT, 't welk hy overd'aardeverspreyd. Het is geen leere doordes menschen verstand verkregen, of in de Scho len der menschen gesmeed,maarfonder andermiddelvan den H. Geeft ingestort; hy die de felfde niet in fal nemen, sal geen leven hebben. Integendeel hy die (s)deselfdefal ontfangen,en daar uit

het voedsel voor fijne ziel trekken, die fal(t) nimmer sterven, en felfs niet lichamelijk; om dat wy gekomen zijnde aan den mor genstond van den dach des RYKE JEsU CHRIST1, dit heyl fullen fien, dat dezielen, die hetvleesch gestorven zijnde, om te leven na den Geeft, geestelijker wijse weder opgewekt zijnde, ook niet

lichamelijk fullen sterven, maar fullen zijn opgetogen van blijd fchap door de heerlijke ToEKoMsrE Iefit chrifti, die geduurende harefoete verrukking dedoot en verderffenis van hare lichamen fal aftrekken, gelijk God EvAtrok uit de ribbe ADAMs. Wen

fchende,dat gy een van die gelukfalige zielen mogt wefen,blijf ik ra.

Mijn Heer,

-

Amsterd. den 23 October 1668.

Uwe feer ootmoedige -

Dienareffe

AN THo 1N ET TE Bow R 1 GN oN.

(5) 2Joh.v. 9. (*) Joh. 8. v.51.

-

vYF


49

V Y F DE

B R I E F,

Zijnde een Aanvang Of

E E RTSE DE EL, Van de

Verhandeling der

NIEUWEN HEMEL, En

NIEUWE AARDE. Beginnende Van de Schepping des Werelds : Van den verheerlijkten Stand, waar in

den Menfch van God is gefchapen ge

:geefte

worden: Van fijn innerlijk lijk Lichaam, en van fijn Eeuwig heit.

-

M Y N HE E R,

SB=:stยบf Y laat my weten, dat gyten R% hoogsten verwondert zijt, van :: de wonderen te verstaan die ik

#: u fchrijve 3 en byfonderlijk : " van te verstaan dat ik fegge, dat God het tufchen-komen en toe D

ftem


5o

I. Deelder Nieuwen HEMEL

ftemmen der menschen vereifcht, om d'Aarde te vernieuwen 3 en ook van 't ge

ne dat ik gefeit heb; dat fy, die 't Licht fullen aannemen, 't welk God tegen woordig op de Aarde fend, niet fullen fterven : Vermids fulks tegen de Schrift strijd, die feit, (a) dat alle menfchen gefet is eens te fterven. Waar op ik u wil voldoen, als ook op alle de moeielijkheden, die gy in mijne Schriften foud mogen vinden , foo lang gy

nergens anders om defe vragen doet, dan om uwe Ziel te verlichten, op dat fy te beter de waarheit in alles fou mogen fien: en in dit

d

geval wil ik u niets verbergen van de Gehei meniffen Gods, voor foo veel ik falkennen, dat fy voordeel aan uwe Ziel mogen toebren gen. Bat God het tuf fchen-ko men der menschen eifcht, om d'Aarde te vernieu VVen,

2. Om my dan te verklaren over het eerste ftuk; dat God het toe-ftemmen en tuffchen

komen der menschen vereyfcht, om d'Aarde te vernieuwen, foofeg, en stel ik, dat God den menfch, en alle andere dingen, alleenig door fijne macht heeft geschapen, fonder het tuffchen-komen van iets anders, dan alleen

van (b) fijn alèooib / en heeft aan alles het het onderhoud, het oogwit, en het einde gegeven, op foodanigen voeten wijfe, als het hem heeft belieft, volgens de fchik king van fijn eenige en nergens van hangende

(", :: wefen,

wille, die vast en onveranderlijk is, om dat

) Ibid v. (*) de Goddelijke besluiten en welbehagens noit


en Nieuwe AARDE. , noit verandert worden.

51

Het heeft hem be

lieft Schepfelen te maken, aan welke hy fijn goed wilde mede deelen. Hierom had hy de Engelen gefchapen, die fuivere Geesten wa ren, bequaam om defe mede-deelfaamheit te genieten, dewijl fy verscheide over-een-ko mingen met fijne Goddelijkheit hadden.

3. Want fy waren Geesten, gelijk God een De Hoeda Geeft is; (d) vaerdig om fijne willens uytte nigheden

voeren, en fcherpfinnig om fijne Geheime- : :: niffen te begrijpen: doorschijnende en hel- velen: der, om fich met de Lichten Gods te vereeni- (d)Pfä.104. en; en boven al hadden

fy defe hoedanig- v. 4.

: van vrye Schepfelen te zijn,

konnende doen en laten 't gene haar behaagde. Maar defe fich ziende in een foo fchoonen stand, en foo na over-een-komende met de hoeda

nigheden Gods, hebben vergeten dat fy niet dan enkele fchepfelen waren, en hebben in

alles(e) God willen gelijk zijn. Door welker (*)Jefa 14 eerzucht het meesten deel der felver, Duivelen " ***

geworden zijn; 't welk God niet heeft gelie ven te beletten, om dat hy hun in hare vrye

willens geschapen had ; en dus wilde hy de gave van Vryheit, haar eenmaal gegeven, niet weder-roepen. Sy zijn Duivelen gewor den, en hebben alle de Genaden en Welda

den, die fy van God hadden ontfangen, ver dorven;en in plaats van defelve aan te leggen om fijnen wille te voldoen, fooleggen fy die aan tot allerley boosheden te bedrijven. Hare fnelheit en vatrdigheit word gebruikt, om in -

D 2

Gâ‚Ź 2


w

52

I. Deel der Nieuwen HEMEL

(DJ"" een feer korte stond (f) door geheel de wereld #het c. v. te fweven, op dat fy de menfchen van God I 2.

mogten aftrekken: hare Scherpfinnigheden,

* Pet 5 V8 om hun vonden te verschaffen tot hem te la

fteren: haar Licht, om hun geveynfden te ma ken, met fich heilig te vertoonen omtrent de

kenniffe haar gegeven van Goddelijke faken. Want de Duivel heeft niets verloren van het

Licht Gods, dan dat hy, door fijnen ver keerden wil, het felfde aanlegt om quaat te doen, en te bedriegen. 4. Maar gelijk God niet wilt nalaten, om hare boosheit, fijn goed aan anderen mede te

(g) Gen. 1: deelen; foo (g) nam hy voor, andere Schep *** *7 felen om defelfde reden te scheppen ; haar ook hoedanigheden gevende, door welke fy bequaam mogten zijn, om defe Goddelijke mede-deelfaamheit te genieten. Hy fchiep dan den menfch na fijn Beeld en Gelijkeniffe,

dus van de Engelen onderscheiden, dat hy

(b) Gen. 2. daar aan een (h) lichaam gaf uitgefchapene v. 7.

. Stoffe; ten einde de menfch niet in fijne ge

::" vels en de dachten fou konnen krijgen, van fijnen God -

- -

-

- -

- -

- - - -

;ĂŻn te willen gelijk zijn, dewijl hy fich met een hateboos- menfchelijk Lichaam bekleed vond, 't welk

hede: geen Godheit fou konnen wefen.

: van God

5. Maar daarom heeft hy niet nagelaten gedachten te krijgen, (i) dat hy nog wel tot

felfs.

de felfde Goddelijke Wijsheit foude mogen

g): : geraken; vermids hy figfag een foo volmaakt (k) Pfa.8.v. Schepfel te zijn, (k) heerschende over alle de

Hooft-stoffen , over de Beesten, en andere Schep


'

en Nieuwe AARDE.

53

Schepselen - en dus heeft hy fich ingebeeld tot de kenniffe Gods wel te konnen geraken. Siet hier, hoe de Duivelen en de menschen

hare boosheit getrokken hebben uyt de groo te Weldaden Gods.

Het is wel waar, dat

den menfch een stoffelijklichaam had, 't welk

hem moest verhinderen te gelooven, dat hy een God fou konnen zijn; dewijl de waar

achtige God een onfichtbaar en onbegrijpe lijke Geest is, en dat het lichaam des men fchen gefien en omvat worden kan: maar dit lichaam was foo volmaakt, dat den menfch

fig door ingeving des Duivels geloofde be quaam te zijn, om de Goddelijke kennis te begrijpen. . . . . . . . . 6. Het Lichaam des menfchen is van God Dat God niet gefchapen met de gestalte, daar wy dat de :

tegenwoordig in fien , maar onbegrijpelijk N: beter, fchoonder, en volmaakter. Want na :oĂŻen dat God had voor hem genomen, aan de Ziel uit alle Cre des menfchen een Lichaam te geven, om die tur:n: " daar in te befluyten, en voor de Goddelijke :: Ziel een dekfel en een hutte te maken, foo ;en te fchiephy eerst vooral den Hemel en de Aarde,fornieren: de Hooft-stoffen, de Son en de Maan, de Sterren , de Beesten , Bomen, Bloemen, Steenen, Metalen, met al het gene wyhier

na fullen fien: en van alle defe dingen fchiep hy naderhant het Lichaam des menschen, trekkende het fuiverste wefen uit alle de

Hooft-stoffen , uyt alle de Gesternten, uit alle de Bloemen en geuren, met al het gene D 3

daar


54 I. Deel der Nieuwen HEMEL daar goeten schoon is op d'Aarde, in de Lucht en in de Zee, om het lichaam des menfchen

daaruit te formeren, dewijl hy tot dien ein de alle defe dingen geschapen had, en om een andere reden, dan alleen om het men

: Lichaam te maken, dat te voeden en te verheugen. Want fijne ziel, een fuivere Geeft zijnde, had alle defe dingen niet van doen , niet meer dan de Engelen, en veel

minder God felfs, die alles in fich begrijpt, (l) AÄ?to. 17.V. 25.

(l) had niets buyten hem noodig; alleen het Lichaam des menfchen had dit alles van

doen, dewijl het God beliefde het felfde stof felijk te maken. Maar wie kan nu gelooven, fiende ons grof en fwaar Lichaam vol van ftank en Verdorventheit, onderworpen aan

de gesternten en aan de Hooft-stoffen, die dat altijt beschadigen, in plaats van felfs daar aan onderworpen te zijn, (want het vuer ver brant dat, het Water verfmoort dat, de Lucht

flingert dat heen, de Aarde besmet, dat, de Kruiden vergiftigen 't felvige de steenen dooden dat, en foo ook de Metalen, wie kan,

feg ik, dwerfch door dusdanigen veranderin3 den eersten ftaet fien, waar in het Lichaam

des menfchen geschapen was? En ondertuf fchen is er niets waarachtiger, als dat het

Lichaam van God is geschapen helder, fui ver, vaardig, en doorschijnende als Cristal, (m) Ezec.

of de kostelijkste Gesteenten. (m) Het uyt

28. v. 13 tot

muntenfte weten der ffobijnen was fijn 25loeb, dat der Diamanten fijn Water, dat

I 5.

-

-

-

der

N


en Nieuwe AARDE.

-

55

der Hyacinthen fijne Senuwen, en foo ook van alle het andere: het fuiverfte der vruch

ten was fijn voedsel, en dat van alle goede geuren fijne verquikking ; eyndelijk , het

Lichaam des menschen was gemaakt uyt het fuiverste pit en merg van alle de natuurlijke

dingen; en alle die felfde dingen waren daar aan onderdanig, over dewelke hy eeuwig moest heerschen, wanneer hy door fijne vrije wil, God maar had over hem laten heerfchen.

Dit heeft het eenig gebod geweest, van de

plicht die den menfch nakomen moeft, maar dat felfde niet hebbende willen doen , foo heeft hy fich berooft van foo groote voor

deelen en Gelukfaligheden om fich t'onder werpen aan feo groote Verdorventheden en Rampen, fich tot slaafmakende van alle de gen, over dewelke hy altoos moest heer

: chen.

-

7. Dat

7.Soo dat dit Heerlijk Schepfel,door fijn ei-o: gen wil , (*) fich ellendig en sterflijk ge- :n:ch maakt heeft. Dit was het gene dat (n) Jefus Verdoemer Christus deed weenen, wanneer hy Kazarum ni:et gein maakt

gestorven fag, overdenkende waar toe den: menfch doorfijne fonde vervallen was. God (:) Rom. heeft wel geleden, door een rechtmatige ge

5.V. 12 •

. .

(n) Joh.

rechtigheit, dat den menfch fich foo ellendig II.V.35. gemaakt heeft, onderworpen aan allerley qualen , felfs aan de doot. Maar hy heeft daarom fijn eeuwig Befluit niet verandert: hy heeft de ziel en Lichaam des menschen ge fchapen om eeuwig te leven: en gelijk alle D 4

fijne

l


-

56

I. Deel der Nieuwen HEMEL

(o) Pfa. fijne werken (a) eeuwig zijn, foo fullen defe 138.v.8. zi Eccl.3.v.15. zielen dit -

-

lichaam eeuwiglijk duuren. -

-

-

-

- -

Het

-

::ftaat aan de vrije wil des menschen, (p) defe 3e: v.15,19. eeuwigheit, Gelukfalig of Rampfalig te ver Eccl. 15 v. kiefen. Alle de menschen zijn in ADAM ge

**" '7 schapen geworden; en by gevolg zijn fy alle gefchapen om Gelukfaliglijk te leven, wat

(!) Rom• God aan gaat, maar alle zijn (g) fyin Adam. verloren, en hebben ook de Boete in Adam

5.v. 18.

ontfangen; foo dat geen menschen, die de Boete aan Adam opgeleyt, willen voldoen, niet fullen eeuwig verloren gaan. Yder per foon koomt in fijn vrije wil van dit te doen, wanneer hy tot de Jaren van redelijkheit ,... :: komt. (r) Alle zijn fy wel onderworpen aan d'ellenden, en aan de doot, door de zonde

van Adam ; maar niemand is onderworpen aan de Verdoemenis, dan die de felfde door

fijn eigen-wilfelfs heeft verkoren. Dat noch . 8. Want God geen quaat konnende doen, God noch kan niemand verdoemen; niet meer dan de de Duivel, den menfch Duyvelen onfe verdoemenis niet konnen ver niet kennen oorfaken, fonder ons toestaan. En indien verdoemen. God eenige menfchen verdoemde, gelijkmen

-

--

&

--

--

fich inbeeld, hy fou erger doen dan de Duy vel, die, met alle fijne boosheit geen eenige ziel in de verdoemenis kan brengen. Het is

k , 1 "

(s) Pfa.

dan de vrije wil des menfchen, (s) die haar

s1:12; felfs verdeemt; en geenfins God, noch di (*) Jef, rectelijk, noch indirectelijk; om dat hy al

*: lerhande goet doet, (t) felfs aan de gene die V: 4,

" fich verdoemen; en (u) altijt door allerley we ÂŤ


en Nieuwe AARDE

57

wegen de fondaren trekt tot Bekeeringe. En Jelus Christus feit (x) dat hy niet is gekomen om (*) Matt Âť: derechtveerdige zalig te maken; maar om de Son- v.13. daren te roepen tot bekeeringe: en hy roept tot hem (y) M

(y) alle de genen die belift en beladen zijn, be- ;:" lovende haar te verquikken. 9. Indien God de fondaren verdoemde, hy

Dat God

, fou foo veel verborgene en inwendige verma- alle de ningen niet geven, om haar tot hem te be- : keeren; foo als alle de fondaren door ervarent- :

heit konnen weten, dat fy felfs, ter tijt wan

neer fy door de fonde van God zijn afgewe ken, gevoelen, hoe hy haar weder roept

door verscheide gelegentheden, en knagin gender Confcientie. Alle de verdoemde zie

len fijn dikwils van God inwendig en uitwen dig vermaant geworden 3 gelijk gy , mijn

Heer, fien kond in de heilige Schrift. Hoe meenigmaal heeft hy PHARAo, en alle ande re Godloofen vermaant ? Indien het waarach

tig was, dat God haar verworpen had ( foo als het onverstand der menschen dat stelt)hy

fou valfchelijk foo vele vermaningen gedaan hebben, om die te trekken uit hare qualen, of ten minsten foude hyydel in die vermanin

gen geweest zijn, dewijl fy van eeuwigheit te voren geschikt zijnde tot het quaat, het haar onmogelijk geweest fou zijn goet te doen. Seker, mijn Heer, de menfehen zijn welver blind,geloovende dat fyklaar-fiende zijn. Sy beelden haar in, iets in de Schriftuur te fien;

en verstaan gants niet daar uit, maar vinden D 5

al

-


58

I. Deel der Nieuwen HEMEL

alleen den Inct en 't Papier; om dat de finder (x) 1. cor. felvige Goddelijk zijnde,men noodfakelijk(z) 2. v. 11, 12, een Goddelijk Licht moet hebben om dien te ** verstaan. En defe perfoonen noch levende in de blindheit van de doot Adams, fonderuit de verdorvene natuur weder opgewekt te zijn. tot het geeftelijk leven, willen begrijpen

't gene haar te boven gaat en dusdoende trek- . ken fy allerley lafteringen tegen God uit de H. Schriften; yder daar in willende vinden

't gene tot fijne driften en neigingen dient. Dat men - 10. D’een maakt God tot een Leugenaar, God tot een d'ander tot een dwingeland; d'ander onge

::rechtigen boosaardig, onstantvastig, fichiel: ::ven wedersprekende, foo dat menfijnen geeft ken, door -

::- door de Schriftuur verscheurt, erger dan de Jo natie.

den het Lichaam Jefu Christi verscheurt heb ben. Niet dat men hem eigentlijk Leuge

nachtig, boosaardigen anders noemt, maar men trekt daar foodanige gevolgen uyt, dat het

:: wefenfoude, dat hy de faken

foodanig foudoen als men fich inbeeld, fonder in der daad alle de boosheden der voor

geroerde dingen te hebben. Want indien Godt de vrije wil niet aan den menfch had ge

geven, foo foude hy fekerlijk een dwinge land wefen, met hem te verdoemen, wan meer hy de macht noch de vrijheit niet had om

't goede te werken. Wat dwingelandy fou een menfch begaan, in van fijne onderdanen faken te vereifchen die haar onmogelijk wa ren? Daar fon niets onmenschelijker zijn,

:

-

Go

;


en Nieuwe AARDE.

-

59

God te fien een persoon verdoemen, die de vrijheit niet gehad mogt hebben, om tot de Saligheyt te komen: defefou hem met recht

en waarheit konnen feggen ; boosaardige God, waarom hebt gymy niet in de nietig heit gelaten, veel liever dan my te scheppen tot een eeuwige Verdoemeniffe ? Wat had ik

u gedaan eer ik in wefen was, om my dus el lendig te maken? Want het was my veel be

ter, noyt gefchapen geweest te zijn, dan my dus verdoemt te vinden. Ondertuffchen hou

den defe goede geleerden staande, dat God

defe qualen gemaakt heeft ; en dat hy een deel der menfchen tot de Saligheit, en 't ander tot de Verdoemenis geschikt heeft : en

-

-

fommige feggen, dat fy geerne het leven fou den willen verliefen voor defe waarheit. Siet,

mijn Heer, of defe geen waarachtige Marte laren des Duivels fouden zijn, aangefien fy niet sterven, dan voor de leugen, en d'eer zuchtigheyt van hare wetenschap? Dufdani

geworden noch onder de beste gerekent. Tot wat voor buiten-fporigheit mogen dan de erg

fte gekomen zijn? En fy die het tegendeel houden, quetfen ook de macht en de goet heit Gods, geloovende dat fy goet konnen doen uit haar felven; en dat fy machtig ge noeg zijn om haar felven Salig te maken, fon der de noodfakelijkheit (a) van de geduurige (a) Joh. 15.

Ă‹: Gods'te erkennen : 't welk chrikkelijke

een feer:

verwaantheit is. Want daar is v. 13.

niet goets, (b) dat niet van God afkomt 5 (*) *** -

noch V: *7


60 - I. Deel der Nieuwen HEMEL (*) Ephe noch geen Saligheit (c) dan door fijne Gena de, door welke alleen, wy zijn gefchapen, en gestaag onderhouden worden : en alleen door de felfde genade fullen wy het eeuwig en gelukfalig leven be-erven. De menfchen on

2. V. 8.

dertuffchen trekken het een en het ander van

defe verdwaalde gevoelens, uyt de Heilige Schriften ; 't welk de ftraf is voor de Ver

waantheit hares geeftes. Want indien fy fich blind geloofden, gelijk fy waarlijk zijn, fy

fouden klaarlijk fien in die Heylige Schriften -

-

felfs, voor foo veel fy noodig fouden heb ben om hare Saligheit uit te werken. Maar om dat fy fich meenen klaarfiende te zijn, foo zijn fy blind in alle faken. Defe Ver blintheit koomt ook voort uit de fonde

Adams, die de felfde werking gemaakt heeft in ons verstand, als ook in ons lichaam, in het vleefch , in de Aarde, en in de andere Schepfelen. . . . . ..

Van de , 11. Ons lichaam was voor de fonde gants

::" doorschijnig, foodat yderdaardwerfch door ::- kon fien. Onse huid was gelijk als het Mofcho chaams, en vische glas; ons vleefch als het Christal; onfe der andere aderen als Stroomen van Robijnen : onfe

*P" wateren gelijk de Diamant, en eindelijk alles wat in het Lichaam des menschen gevonden wierd, was wel helder en klaar fchijnende,

gelijk ook alle de hooft-stoffen waren. Men fag dwerfch door de Aarde, door het Vyer, de Wolken, en de Wateren, gelijk men nu fiet door de Lucht: maar de fonde heeft alles : Ull


en Nieuwe AARDE.

61

duistert, en maakt dat wy niets meer fien in ons Lichaam, in de Aarde, in het Water, en in

het Vyer, dan alleen d'opper-vlakte en de fchors der Boomen, gelijk het bovenste van de Aarde en de Wateren,fonder de fchoone Schat

ten t'ontdekken die daar in verborgen zijn; alles grof en fwaar door de fonde geworden zijnde.

-

12. En even-eens als defe duisterniffen ge komenzijn over de Stoffelijke en Lichameljke dingen, foo is het ook gebeurt (d) ontrent (d) Ephe.

den geeft en het verstand der menschen, die 4 x 18. voor de fonde alles opentlijk fagen, niet al leen de dingen die ons nu verborgen zijn in de

Natuur; maar ook de gene die ons verborgen zijn in de Genade: foo dat hy, die niet ge komen is boven de verdorventheit van fijnen aart, niet meer denfin der Schriftuur kan ont dekken, dan hy de dingen ontdekt, die in de

aarde, of in fijn Lichaam verborgen zijn. Derhalven is het groote dwaasheit voor een natuurlijk menfch, fich in te beelden de ver

borgentheden der Genade, door de letter te konnen verstaan; (e) want hy fal daar niet (s) 2 Cor. uit konnen trekken dan fonden en dwalingen.

e

":ees gee nige at men

-

e

13. Indien men het wil nemen volgens den :de natuurlijken fin, (f) dat God JacoE verkoo- verdoeme ren, en EsAU verworpen heeft, foo maakt men nis kennen ijdi feifde hertstochten 8"P":" God eenzijdig, en aan de de felfde hertstochten neert zijn

als de menschen onderworpen, die volgens :) : hare genegenthedend'eene persoon beminnen, 9:13. -

-

Clm


62

I. Deel der Nieuwen HEMEL

en d'anderen haten, na d'onstantvaftigheit van hare gemoederen : waar in fyvele fonden en ongerechtigheden begaan: om dat het ge ne fy beminnen, dikwils verdient gehaat te worden , en 'tgene fy haten, bemint te wor den. Maar God is geene herts-tochten on derworpen, en kan ook niet fondigen noch ongerechtigheit begaan.

Indien het waar

achtig was dat hy een deel der menfchen had uitverkooren tot de Saligheit, en een deel ver worpen tot de Verdoemenis, hyfou een groo te ongerechtigheit begaan hebben. Want de menfch is uit de Nietigheit getrokken gewor den, en konde eer hy het weten ontfangen had, geen quaat gedaan hebben, waar door hy ten rechten met de Verwerping gestraft mocht worden. En indien men wilt nemen, dat

defe verwerping hem alleen is overgekomen na de fonde; wat rechtveerdigheit kan men in God vinden, van het een deel der menschen

verkoren te hebben ter Saligheit : en 't an der ter Verwerping; aangefien daarte dier tijt niet dan een menfch alleen in de wereld was,

die alle de menschen in fijne Lendenen opge

floten droeg; foo dat, in 't lichaam Adams, alleen het een fijner leden niet meer vervloekt kan wefen als 't ander; even foo ook alle de menschen, die door fijn Saad noch in hem

waren; dewijl fy alle t'faam genomen, van God door fijne Genade ter Saligheit waren ge

fchapen geweest, en dat fy alle in den Vloek

door de fonde Adams gevallen waren, die IllG:

Âť


"- en Nieuwe AARDE. 63 niet konde gescheiden zijn, dewijl er maar een eenig menfch was. En dus moesten nootfa kelijk alle de menschen of Verdoemt, ofSa

lig weten, in geval God rechtveerdig is, of anders foude hy ongerechtigheit begaan , met een deel te verwerpen, dat geen meer quaat heeft gedaan, dan het ander dat uitver

koren fou zijn. Want de menschen, eer fy uit Adam voort gekomen waren, hadden d'ee ne geen boosheit meer ontrent God als d'ande

rebegaan; en d'Almachtige by fijne gerechtig heit blijvende, kon d'eene niet meer verwer

pen als d'andere; om dat fy alle evengelijk het Werkfijner handen waren ; en d'een kon. niet meer quaat gedaan hebben als d'ander,

dewijl fy noch geen van alle het weten ontfan gen hadden. 14. Indien men wil inbrengen, dat God kon voorfien, dat d'eene het goede, en d'an dere het quade foude doen, wanneer fyfou den geschapen wefen; en dat hy haar heeft ver

worpen om hare toekomende fonden, welke God voorfien had, en d'andere uitverkoren

om haar toekomende goet doen, 't welkhy mede vooorfag; foo moeten noodfakelijk de fe drijvers die defe vraag voorstellen, fich o vergeven aan hare weder-partie,en feggen met haar, dat fyfullen uitverkoren of Salig wor

den, door hare goede werken, en niet alleen door de Genade Gods, als wel de waarheit is,

foo dat fy God tot een Leugenaar stellen , die ons belooft heeft, (gelijk fytoestaan) : y


64

I. Deel der Nieuwen HEMEL

(g) Ephe hy ons (g), uit Genade fal Salig maken. *** Hoe willen fy dan dat de voorfienigheit, wel ke God heeft gehad van hare goede of quade

werken, haar van eeuwigheit fou geschikt maken tot de Saligheit en tot de Verdoemenis? Daar kan dan geen Genade meer zijn; maar

een noodfakelijkheit van het goede of het qua de te doen, om dat God het foodanig voor fien fou hebben: waar door de vrijheit van het goede of het quade te doen, benomen fou zijn; en alle de menschen fouden gedrongen zijn goet en quaat te doen, na dat God het felfde voorfien had.

Waar door men fou moeten

besluiten, dat het God oneigentlijk is die 't quaade veroorsaakt; dewijl fijne voorfie nigheit haar perft tot quaat te doen. Indien de , 15. Indien dit foo was, waaromfou God

: foo vele middelen aan de menschen gefonden

:: hebben, om haar te trekken tot het goede te Ge: plaats doen, gelijk hy in voorleden tijden gedaan hadde, foo heeft en tegenwoordig noch doet? Waar om

:

eenen Moses aan de kinderen Ifraals te fen

x

::e-den, om haar te geleiden? Indien hy voor diken, noch fien had, dat fy uitverkorene waren , en eenige vlijt 't goede fouden doen, hy had alleen maar be ::- hoeven haar te laten geworden volgens defe :ï voorfienigheit; en fy fondenfelterlijk het goe Clt aan toe

-

-

••

T. -

de gedaan hebben, fouder hettuffchen-komen

van Mofes. En indien God voorfien had, dat die gefeide Kinderen Israels het quadefouden gedaan hebben; het geley en de vermanin gen van Mofes had haar fulks niet konnen be

letten?


en Nieuwe AARDE. 65 letten? Waartoe dienen dan foo veel onnutte en overtollige faken? Moeft God de menschen verfoeken, en haar noch straf-waardiger ma ken, dan fy uyt haar felfs fouden geweest heb ben? Wat mogten ook helpen foovele wonder daden door Mofes uitgewrocht,dewijlyder van haar tot het goede of tot het quade van te vo

ren geschikt was? Waarom de Kinderen Ifraels

uit Egijpten getrokken,en haar een Wet gege ven op steeneTafelen tereeuwiger gedachtenis geschreven, dewijl fy niet konden buiten de voorfienigheit Gods gaan? Waarom een Ko

nink DAvi D, een Man na fijn herte gestelt, om fijn Volk te beheerfchen? Want indien fy ter faligheit waren uitverkoren,fyfouden noodfa kelijk de felvige alfowel bekomen hebben on der de bestiering van een boosaardig menfch, als onder die van een Man na fijn herte. Waar om foovele wijsheit aan SALoMoN gegeven, om d'andere t'onderwijfen, en een Tempel te bouwen; nadien alle wijsheit de verwรณr

pene niet helpen, en aan d'uitverkorene niet meer dan de Saligheit geven kon, waar toe

fy van te voren geschikt waren, of 't welk God voorfien had dat haar fou overkomen ?

Sy hadden geen uitwendigen Tempel van nooden, fy felfs de warachtige Tempel des le vendigen Gods zijnde, wanneer fyter Salig heit waren uytverkoren; en fy die verworpen waren, konden de Saligheit door het gebouw van defen Tempel niet vinden. Alles was dan

ydel en overtollig. Waarom heeft God E

: IGK

-


66. I. Deel der Nieuwen HEMEL ferhanden van de menschen ge-eifcht, nade maal d'uytverkorene hun felfs aan hem vol komen opgeoffert hadden, en d'andere niet Salig konden worden, offchoon fy ook alle haar veĂŠ tot de offerhanden, en met een haar

eigen leven hadden opgedeagen. Waar toe heeft Jesus Christus op aarden moeten ko men, om de Wet des Evangeliums te bren gen, dewijl alle de menschen te voren of tot de Saligheit of tot de Verdoemenis waren ge

fchikt? Want dus hadden fy foo vele gebo den en raadgevingen niet meer noodig. Ha re neigingen tot het of tot het quade, moesten genoeg haar bestieren. Waarom Je veel te lijden, en d'Apofte len foo veel te wandelen om de Saligheit der zielen, dewijl het noodfakelijk was, dat fy

:

:

Salig of Verdoemt fouden worden, na dat God het felfde voorfien had? Of Jesus Chri ftus en fijne Apostelen hebben wel onwetend moeten zijn, om dit voorgaan of defe voor beschikking niet voorfien te hebben. En de

menschen die huidenfdaags fich Navolgers

der Apostelen noemen, en defe voorbeschik king voor vast houden, waarom moeten fy noch studeren of Prediken om d'andere t'on derwijfen, nadien yder moet gaan in de plaats daar hy toe geschikt is? Al haren arbeid is ydel en overtollig. Waarom foovele moei ten fonder voordeel te nemen? Indien men

haarfeide, datfy alleen leeraars en predikers waren om eeren te genieten, of om geld te * -

*,

-

--, -

-

-

win


en Nieuwe AARDE.

- 67

winnen, fyfouden wel ten hoogsten misnoegt zijn, en fouden met alle hevigheit betuigen, dat fy alle defe dingen maar doen, om de Sa ligheyt der zielen te bevorderen: en onder tuffchen feggen fy felfs, dat alle de zielen

van te vooren geschikt zijn, of tot de Salig heit, of tot de Verdoemenis. Zijn dit geen

fchrikkelijke strijdigheden? Want indiende fe zielen ter Saligheit uitverkoren waren, foo fouden hare geboden of Predikingen aan de felvige niets meer dan de Saligheit toebrengen konnen, welke fy door de verkiefing ver wachten, en fy die van 't getal der Verwerpene zijn, konnen noit tot de Saligheit komen, offchoon fy dach en nacht tot haar Predikten. 16. Zijn dit geen fchoone leeringen, wel

Dat de

ke de geleerfte huidenfdaags drijven ; met bettier: der zielen welke d'onwetende fich besig houden en om alfoo on komen ? En dit al geschied door 't onver wetende

ftand, 't welk de fondeinden geeft der men ontrent Za fchen gebracht heeft. Even gelijk als de Ge desfelfs ligheit zijn,

nees-meesters blind zijn in de fieltten der Li als de Doc chamen, foo onwetende zijn ook defe Beftier toren on de ders ten aanfien van de krankheden der zielen. trent krankheden Indien de Lichamen helder en doorschijnend der licha

waren gebleven , fy fouden daar binnen en 'ImCIl dwerfch door heen fien, wat deelen qualijk

: mogten zijn: maar om dat fy nu duy fter en grof zijn geworden, foo geven fy fom

tijts hare genees-middelen voor de longe , wanneer de lever ongefont is; en foo fwelgt

dikwils een Sieke fijn vergif, in plaats van een heylfame Medicijne, T E 2

Even


68 I. Deel der Nieuwen HEMEL 17. Even eens gebeurt het ten aanfien van de fiekte der zielen... Defe Bestierders giffen dat haar quaat komt van de Goddelijke voorbe fchikking, wanneer fy niet ter faligheit gera ken; daar het dikwils voortkomt uit de enkele boosheit des herten , die fich vermaken in

haar eigene begeerlijkheden, de Goddelijke verwerpende. En om hare verkeertheden te

bedekken , feggen fy, dat God de Meester is, dat hy kan falig maken en verdoemen

dien het hem goet dunkt, God metende na de mate harer herts-tochten van godlooshe den en boosheden. En gelijk fy dat de

:

groote en machtige der aarden heerschen over de gene die onder haar zijn, meesterschap over haar voeren, en haar gefagover defelve gebruyken, om die aan hare willenst'onder werpen, foobeelden fy fich in dat God mede foo doet ten aanfien van de menschen. 't Welk wel veel verfcheelt ; om dat God eenmaal

den vrijen wil aan de menschen gegeven heb bende, hy die niet weder kan intrekken, wat ook de menschen mogen doen: hy laat haar volgens de felfde werken, en wanneer hy iet dat fy defelve misbruiken, of die aan leggen tot hem te verstooren , foo trekt

::

hy haar door allerley middelen tot fich: (h) want hy begeert den doot des Sondaars niet, maar dat hyfich bekeere en leve. (i). Het kan fijnen wil (i) 2 Pet. 3. (b) Ezec 18.v. 23

Y. 9.

le niet zijn, dat een ziel foude verloren gaan:

want anders foude hy een Leugenaar zijn in

dele woorden, indien hy van te voren eenige zielen


en Nieuwe AARDE.

69

zielen gefchikt had tot de Verdoemenis; 't welk men van God niet kan feggen, die de

waarheit felver is, altijt getrouw in fijne be loften.

En foo haast als de fondaar

:

tot

hem bekeert, foo ontfangt hy den felven met vreugde, volgens de Parabel van de ver looren Soon, voor welken (l de Vader het (1) Luc. 16

gemefte Kalf deed flachten, en fijne gebuuren noo- :" igen, om met hem te komen vrolijk zijn, over het wederkeeren van fijn Soon, die verloren geweeft had. Hierom is er gefeid: Dat er meer vreugde fal zijn in den Hemel over een fondaar die fich be

keert, als over negen-en-tnegentig rechtveerdige. Alle defe redenen zijn wel wijd, van te vooren eenige ziel tot de verdoemenis te hebben wil len fchicken, aangesien God die felverfoekt, die door eigene wil in de verdoemenis wil len loopen; 't welk men vind in de Parabel

van de goede HERDER, die een groot getal van

:

fijne verlaat, om een tegaan foeken (m) (m)Luc. 15. dat afgedwaalt ovas, en het op fijne Schou v. 4-6. ders veder in den Schaapftal brengt. Wie kan na dit al, twijffelen, of God heeft ons alle ter

:

Zaligheit, en geene ter Verdoemenis gescha pen, nademaal wy fien door foo vele bewij fen, dat hy tracht falig te makenfelfs de god

loofe , en die de gaven fijner Genade mis bruykt hebben om quaat te doen, gelijk de

verlooren Soon? Moet men niet veeleer ge looven, dat onfe Verdoemenis uit onfe eige ne wil komt, en gantfch niet uit de voor-be fchikking, of uit de voorfienigheit Gods? 13. Ik weet wel dat door de felfde blind

E 3

heit


7o I. Deel der Nieuwen HEMEL Dat Iacob heit

des geeftes , de Geleerde den text der

en Efan, Schriftuur fullen opnemen, wanneer fy feit, den goeden dat God JAcoB heeft liefgehad, en EsAu en quaden mensch ver tOOnCI1.

gehaat: om dat de fonde haar verstand foo feer heeft verduistert, dat fy niet dan het uit terfte van defe woorden fien, fonder den fin

der felver te konnen doorgronden. Defe woorden zijn feer waar, om dat JAcoB uit fijn eigene wil het gocbe heeft verkoren, en Es Au uit fijne wil daar en tegen het quabe, en God verkiest altijt het goede en verwerpt

het quabe. Defe twee kinderen die in 's moe ders lichaam waren, zijn de rechte Afbeel

ding der twee geesten, die in de ziel aller menfchen zijn, namentlijk de Geeft Gods, (n) die altijt opwekt ten goeden; en de Geeft Satans, of (o) de oude Slang, die altijt

(n)Joh. 1. des V. 32 9•

aandrijft ten quaden. Defe Jacob, en defe

(•) 2 Cor. Efau zijn II. V.3

geestelijker wijfe beide gegenereert in den Buyk der vrije wil, van al de menschen die in de weereld geboren worden: want God

heeft fijnen. Geeft in ADAM voort gebragt, wanneer hy hem schiep,en weinig daarna heeft de Duivel daar in ook fijnen geeft voort-ge bragt door de toestemming van de wille A DAMs en EvA; foo dat defe twee Geesten fchier

te gelijk geteelt zijn in de ziel van alle de menfchen, en met haar geboren worden, ja in elke ziel ook geboren worden, eer het lichaam noch aan den dach is gekomen: want de goede en de quade Geest beginnen beide te heerfchen in de menschen, van dat hare zie

len in hare lichamen ingestort zijn. Defe


-

en Nieuwe AARDE.

4

-

71

twee geesten hebben t famen hare fit-plaats , in den Buik der vrije wille die God ons gege ven heeft; en worstelent'faam eer fy noch in den stand zijn van 't goede of het quabe te konnen doen: gelijk Jacob en Efau worstel den in het lichaam hares Moeders, om eerst daar uit te komen. . . .

19. Eenigenaauw-keurige fouden mogen Dat alle vragen, joe jetfclfbe fouftonnen gefcijice men; ben / bat be 3iel dan een ftinb/ eer ijct ge- voortge horen ig/ foutuo?fielen ten gocben en ten : zijn

quaben ? Dit geschied door de deelachtig- :" heit welke fy hebben aan Adam, die in fich met defen

den goeden Geest van God had ontfangen, goeden en

en den quaden van de Duivel door fijnen ei- Quaden genen wil ; en door d'over-een-koming die daar is tufchen hem en alle de menschen uit

fijnen Sade gefproten. Sy hebben alle de felfde conditien van natuur, en van Genade: de genegentheit tot het Go E D E, de Drift

zijnde welken hy van de Genade Gods heeft behouden, en de genegentheit tot het QuA

DE, de drift, welken hy uyt de verdorvent heit van fijne verdorvene natuur noch ove rig heeft. Dus leven beide defe Geesten in de menfchen ook eer fy noch zijn geboren , cVen wy den natuurlijken drift der bee ften fien foo haast fy aan den dach komen. Men fiet dat een klein Ende-kuiken niet foo ras uit fijnen Dop is gekomen, of het kan

:

fwemmen , en fijn vermaak in 't water ne men,fonder dat de Moeder het dit leert; en foo

ook met alle andere dieren: yder brengt met E 4

fich 2


2

I. Deel der Nieuwen HEMEL

ch, geboren wordende, fijnen natuurlijken drift , dien hy altijt volgt, indien hy daar in niet door geweld word verhindert. Soo ook

defe quade geeft van Efau, die in alle de men fchen door de fonde Adams geboren is, geeft aan alle defen natuurlijken drift tot het qua de; 't welk fy altijt fekerlijk volgen, tenzy

dele goede geeft van Jacob haar dringe ten goeden, en verhindere quaat te doen.

-

2o. Hier van komen de Worstelingen, welke de menfch t'aller tijt in dit ellendig le -

ven gevoelt, van dat hy geschapen is in het lichaam fijns Moeders, tot dat defe verderffe lijkheit weder tot stof is gekomen: dan vind hy fich onderworpen aan d'een of d'ander van defe twee geesten, die in hem d'overwinning gehad heeft. Indien d'overwinning behaalt

is by de goede geeft Jacobs, die van Godt (p) Sap. 3. komt,

(p)foo gaat de ziele, van hare verderf v]Y%:� fenis verloft, fich vervoegen tot hem, als tot haren Oorspronk, naden goeden strijd gestre (q) Joh.8. den, en overwonnen te hebben: maar (q) in v: dien defe ziel den quaden geeft Efaus in fich

laat heerschen, foo vervoegt fyfich na de doot tot haar begin, dat de Duivel is, en blijft hem onderworpen, gelijk als d'ander vereenigt en

onderworpen aan God is. Yder een ontfangt volgens de werken fijner handen. Dit is het 't welk men HEMEL en HEL noemt; dat is te feggen, het Gelukfalig en Rampfalig le ven, 't welkyder uit fijn eigen vrye wil moet

verkiefen, foo als hy dat hoogst begeert. 21. Het is veel meer te wenfchenden Hemel -

4

dan

-


en Nieuwe AARDE.

73

dan de Hel te bekomen , maar men fiet het

Dat het

grootste getal de Hel voor den Hemelverkiefen, ": :

om dat defe quade Geeft Efaus altijt in ons d'o-: verhand heeft, en door geweld eerst uit den natuurlij Buik van onfe vrije te voorschijn ken mensch die veeleer neigt totwille het quade dat wykomt, kon-:" het

nen fien, dan tot het goede dat wy niet kon-*: men fien.

Wy fien de aardfche fchoonheden

met onfe vleefchelijke oogen, en wy begee ren die veel eer, dan de Goddelijke fchoon

heden die onfichtbaar zijn. ,,Wygevoelen de vermakelijkheden van de fmaak en van het

vleefch; en dit maakt dat wy die meerder wen fchen dan d'inwendige en Goddelijke verma kelijkheden, welke wy niet konnen gevoe

len dan als door een feer groote duisternis of verre afgefondertheit: en uit oorfaak van alle defe middelen konnen wy niet beletten dat defe quade geeft Efaus, niet eerst uit onfe wil voortkomt. Men moet hem eerst laten ge boren worden, dewijl hy door geweld daar

uit komt, en dat wy't felve niet konnen be- ' letten, voor dat wy het gebruyk van de reden verkregen hebben : maar men moet nader- , , hant maken, dat de goede geeft Jacobs d'o. verhand hebbe , in fpijt van den quaden

Geeft Efaus. En gelijk de Moeder middelen en liftigheden gebruikte om den fegen aan

haren Soon Jacob te doen geven; foo moet onfe ziel ook alle hare krachten gebruiken,

om den quaden Geeft Efaus te bedriegen en te verfmaden, op dat de goede Geeft Jacobs

E5

mag


74 I. Deel der Nieuwen HEMEL mag voorgaan, en den Segen des Vaders die hem geteelt heeft, dat God is, ontfangen.

-

22. De middelen welke de voorfichtige Moeder Jacobs gebruikt heeft, om den fegen fijnes Vaders op hem te verkrijgen, zijn de fchoone afbeeldingen van 't gene de ziel moet doen, die van haren God gezegent wil

wefen. Sy moet voor eerst bekennen, dat fy bekleed en omhangen is met de boosheit des quaden geeftes, die haar altijt doet neigen tot

fondigen: want fonder defe kenniffe zijn wy groot-gevoelig van ons felven, en verliefen den zegen Gods; gelijk Jacob den zegen fij mes Vaders niet fou verkregen hebben, indien

hy niet aangedaan had geweest met een huid gelijk Efau. Onfe wille moet noch de mid

delen en oefeningen van goede werken krij gen, om een bequame fpijfe toe te richten, die God onfen. Vader mag aangenaam zijn; en fy moet het Beestachtige deel doen slach ten, dat in 't huis van onfe ziel woont, om daar van een offerhande aan God te maken,

gelijk de Moeder Jacobs het huis-dier deed flachten, om daar van een gerichte voor ha ren Man te bereiden. Hier-en-boven moet de ziel hare goede wil onderrichten, om te doen het gene betaamt ontrent God, op dat fy den

zegen verkrijgen moge, even gelijk de goe de Moeder haren Soon Jacob wel onderrig te, om den zegen fijns Vaders te verwer ven , hem feggende waar in hy spreken of fwijgen moest, -

-

23. Siet

*,


75 en] Nieuwe AARDE. 23. Siet hier de rechte over-een-koming, #etg:ele welke daar is tufchen de twee geesten, die : in de zielen van alle de menfchen zijn, met een figuur de twee kinderen van REBEccA : want alle van het de dingen des Ouden Testaments hebben niet N*" dan (r) voorbeelden van het Nieuwe geweest; (r) 1 Cor.

foo dat 'er noch niets fijnen volmaakten fin 10 v. 11. heeft verkregen van alle het gene dat daar in geschreven is, maar het falin defe laatste tij den vervult worden, op fulken wijfe dat daar

in niet een eenig woord gevonden word,of het fal met de daad werden bewefen, van al het

gene daar is voorfeid en afgebeeld. Indien de menschen het verstand van God verlicht

hadden, fy fouden tot in de minste faak kon nen fien, wat de Schriftuur ons te kennen

geeft; en fy fouden foo grooten ongelijkaen God niet doen, met te leggen, dat hy van eeuwigheit fommige ter Verdoemenis ge

fchikt heeft: aangefien defe voor-beschikking, welke fytrecken uit de woorden van verkie

en verwerping defer twee kinderen van : Rebecca voornoemt, niet anders is, en niet an ders beteekenen kan, dan dat God het goebt

oeritieft/ en het quabe bermcrpt/ dat in ons is; en geenfins d'een perfoon verkiest en d'an der verwerpt: want God doet altijt goed, en kan nimmer quaat doen. Nu, indien hy een perfoon had verworpen, foo foude hy het mee

fte quaatdes werelds gedaan hebben. Ofwel, indien hy voorfien had, dat een zielfouver

doemt worden, en hy haar had weg: 1C


76

I. Deelder Nieuwen HEMEL

fich te verdoemen, of eigentlijk verplicht had fich te verdoemen door fijne voorsienig

heyt, die vastelijk fou moeten foo uitvallen; dit fou God een Medestander van 't quaat ma ken , dufdanige gevoelens van hem opne mende. Want hy die het quade toestemt of toelaat, is alfoo ftrafbaar als hy die dat doet. Het is meer dan tijt om op te houden van God fulke ongelijken aan te doen, dewijl er niets valscher is, als enkelijk te feggen, bat 65ob

be aperboemenigban cenige 5iel toelaat,om dat hy noit foo grooten quaat toelaten kan, (s) Eccl. (s) noch ook het minste van alle quaden; na *3 v. * dien hy de Fontein aller goetheden is, waar uyt noit eenige quaden voort-komen konnen. Hy laat alleen toe, dat de menschen haren vrijen wil fouden gebruiken, welken hy haar gegeven heeft ; en voorfiet, noch fchikt niets buiten de felve, latende de menfchen al

tijt vrijelijk werken, na hare willens, fon Dat God der haar oit te dwingen noch tot het goede, : noch tot het quade; hem alleen aanbieden :ĂŻr de fijne genade om goet te doen, en quaat te neemt, die laten.

Maar indien de menschen defe Gena

hy eenmaal den weigeren of verfmaden, foo laat hy hun

: ge- haren vrije wil gebruyken, welken hy haar geven heeft. heeft gegeven.

Godheeft (*);Rom. kanhem fichbelieft 24- WantHet () nergens p: ,berouwen. vry een (u)over

I l.

::

Schepfel te hebben, om (x) fijn luft daar aan (*) Prov. te nemen, en hy wil dat in de felfde vrijheit

* v 31

behouden: wat het mag doen, hy fal noyt dit


en Nieuwe Aarde.

77

dit (y) fijn eerste Voornemen veranderen ,

(y) Pfa.

maar in alle eeuwigheit de felfde vrijheit laten 33

:,

foo wel aan de Gelukfalige zie

en, als aan die eeuwiglijk Rampfalig fullen zijn. Want indien defe vrijheit haar wierd benomen, de Godloofe die leven, de ver

doemde , ja de Duivelen felfs fouden noit

quaat konnen doen, omdat God geen fchep fel tot quaat kan verbinden. Al dat hy bepaalt

en gebonden heeft, is altijt goet, dewijl niets quaat van God kan afkomen: alleen de vrije wil fijner Schepfelen, waar aan hy de felfde heeft believen te geven, maakt dat fy quaat konnen doen: want alle 't gene aan God on derworpen is, kan altijt maar goet zijn. Hy doet hier in als een getrouw Bruidegom, die

aan fijne Bruyd de belofte gegeven mogt heb ben, van haar alles in het Huifgefin na haar wel-gevallen te fullen laten bestieren en be fchikken ; hy ftelt fich naderhand niet tot nauw te verfpieden of acht te nemen wat fy daar in doet, maar laat haar flechs daar in

voort gaan na fijn belofte: en of het fchoon maar aan hem hangt, fich over alles volkomen Meester te betoonen,en haar te dwingen fijnen wille te doen, niettegenstaande fijnebelofte, om dat een Man het hooft is, en het opperfte

gefag heeft over fijn Vrouw: nochtans wil hy defe opperste macht niet gebruyken,om dat hy haar belooft heeft, dat hy haar altijt in vrijheit

fallaten begaan en of hy noch al gewaar mogt worden, dat fy die belofte misbruikte, :: WJ

V.

I 1.


78

I. Deel der Nieuwen HEMEL

wil hy haar even niet steuren, om na te ko men't gene hy haar eenmaal belooft heeft, en daarom gelaat hy fich doof en blind, om haar in hare vrijheit te laten. Dat God 25. Indien een fwak of quaat menfch, van getrouw is

fijn Vrouw wel dingen lijd die hem onaange

in fijne Be

loften , en naam zijn, om haar fijne belofte te houden, de zielen welke hy heeft gedaan aan een Schepfel dat hy der men

liefheeft, hoeveel meerfal God volbrengen belooft voor fijne heeft, welke hy tot fijne Wettige Bruid heeft Bruyden. verkoren. Hy heeft haar geschapen, en ge maakt, foo als hy haar heeft believen te heb ben, en aan haar foodanige hoedanigheden en conditien gegeven als hem behaagde, van (0 Cant. welke een en d'alder uitnemenfte is, (z) haar VRY te hebben als een BRuID, en niet ge 4. v. II dwongen noch bepaalt tot eenig ding, dan alleen tot fijne LIEFDE, door middel van de

fchengeko 't geen hy aan de zielen der menfchen fen heeft

welke fy alles vermogt te doen, of te laten, 't gene haar behaagde. , God heeft de Son, de Sterren, de Hooft-stoffen en de Beesten

gefchapen om hem als flaven te dienen, die

noit de bepalingen welke hy haar heeft gege ven, fullen te buiten gaan; en hy had die aan de menfch onderworpen, foo dat fy door natuurlijke neyging gedreven waren, om in alles den wille des menschen te volgen, fon

der eenig bedwang. De Aardefoude hem alle de vruchten gebracht hebben die de mensch mogt wenfchen : de Boomen

: fouden

niet hoger opgewaffen zijn, dan de mensch fmet


en Nieuwe AARDE

-

met de hand de vruchten kon bereiken.

79 De

Wateren fouden fich vast gemaakt hebben, om den menfch te draagen waar hy heen wilde gaan. De Lucht fou hem fonder moeiten vervoert hebben ter plaatsen daar “hy wenfchte te weten. Het Wyer fou hem verwarmt en verlicht hebben met een foe

te gematigtheit fonder oyt hem te bran den. De Vogelen des luchts fouden de menfch omcingelt hebben om hem te verma ken door harenfang, foohaaft hy die begeerte

had. (a) De Slangen fouden met de kinde (a) Jefa. ren gespeelt hebben na haren wenfch: einde II. v. 8. lijk alle deSchepfelen waren verbonden en be

paalt om de wille des menfchen te doen, en hem tot onderhout en vermaak te dienen, fon der dat fy oit konden komen buiten de palen, (b) Pfa. daar God haar (b) als slaven aan had onder 8. v.7, 8. worpen. Maar de zielen der menschen als de

Bruid Gods, zijn alle (c) vry geschapen ge- () :el. worden, om meerder over-een-kooming te '3'" ** hebben met God, die haar wilde met hem ver

eenigen; en daarom gaf hy haar defen stant van âD:ijen-buille / op dat fy te beter na hem mogten gelijken: want een gedwongen en be paalt Schepfel heeft gants, geene Ilal

:

de Godheit.

En God willende een Verbond

met demenfch aangaan, moest hem eenige hoedanigheden van over-een-koming geven:

en indien de mensch had gedwongen geweest tot het goede of het quade, foo foude hy

gants niet bequaam geweest zijn om fich: O M.

-


8o I. Deel der Nieuwen HEMEL God te vereenigen; gelijk in de aardfche Hou welijken geene voor gehouden wor den dan die met over-een-stemming van we derzijden geflooten zijn. Hoe kan dan het

::

Verbond dat God met onfe zielen wilde aan-

gaan, van vaste Trouw en Wettigheit wefen, wanneer fy geen vrijen wil fouden hebben,

om hare volkomene toestemming tot dit ver eenigen met God te geven. 26. Het kan niet dan door groote onwe den mensch tentheit zijn, dat men feit of gelooft, dat de niet vry menfch fijn vrije wil niet fou hebben. Want Indien

was:" te feggen, dat hy alleen de vrijheit om quaat

::y te doen heeft, en niet om goet te doen, dat is foueen slaaf een groote dwaling; dewijl de macht om zijn, en quaat te doen, fonder die van goet te doen,

: geen vrije wil is, maar gedrongen te zijn tot quaat. -

Wanneer men niet vry is om goet te

doen, dat is alleen een Noodfakelijkheit, en geenfins een Vrijheit: want hy die niet vry is om goet te doen, is gedrongen om quaat te

doen, 't welk een boofe flaverny is, wel wijd van de minste vryheit. Men moet noit feggen, dat God een per

foon heeft verworpen, om het quade voorfien te hebben dat hy foude doen; en dat hy een ander heeft uitverkoren, om ook het goede

voorfien te hebben dat hy foude doen : want God aan gene dingen hangende, heeft niets van nooden; en hy maakt ons niet Salig om onfe goede werken , maar alleen om de

Liefde die hy ons heeft toegedragen. He1St

-


en Nieuwe AARDE.

81

is wel waar, dat hy alle toekomende fa ken voorfien kan , - en ook weten, welke zielen goet, en welke quaat fullen doen: maar hy wil gewillig defe (d) faken niet (!) Jer:

weten, gelijk een getrouw Bruidegom niet : wil weten, wat fijne Bruid doet, hoewel Gen. 18 v.

het hem geoorloft zy fulks te weten; en dit 2.1. en cap. alleen, om alle de zielen in volle vrijheit te ** * * * laten, van hare vrije wil te gebruiken, in de :ĂŤren. welke het hem

::

haar te stellen. 32. v. 31.

Soo dat God in defen deele fich fchikt, als of hy blind was, en (e) van te vooren niet (e) Deut.

fag het gene de menschenfouden willen doen. :: (*) De Vader van JAgor en Esau is het : is.v. rechte afbeeldfel van fijne bestiering in dit (*) siet ftuk; hy handelt de zielen als by den taft, Gen. *7. en feit als een ziel tot hem nadert om Genade te eiffchen: ik gevoel de werken, door EsAUs handen betekent, maar ik hoor de stem van

JacoB; dat is te feggen, het gebed dat gy my doet: en in dat gefchil geeft hy niettemin den zegen aan de ziel, gelijk Ifaac aan fijnen Soon

:: deed, en daarna gaat die ziel voort

Allegoet -van goet tot beter. 27. Want men moet nier denken, gelijk komt alleen eenige doen, dat de menfch geen goet van van God, kon geen ::" fich felven kan hebben: want

:

Erfgenaam zijn onder den zegen fijns Va-:den dets; foo kan ook de ziel den goeden geeft in fich Jacobs niet in fich laten heerschen, indien fy heeft dan

de Genade van God niet heeft, die (f) haar :: 7 Genade :::::: nimmer geweigert word. Want defe ftroomt F


82

I. Deel der Nieuwen

Hemel

ftroomt gedurig tot de menschen gelijk een overvloedige Rivier, voor den genen die haar wil ontfangen : en fy die de werking van defe Genade niet gevoelen, hebben dat niet, door dien God

: haar defelfde toe te fen

den, gelijk met groot onrecht gefeit word;

(z) Jefa. maar om dat fyfware dijken en (g) sterke mu 59. W. 2

ren maken, die 't inkomen van defe Genade

beletten, door de moetwillige fonden, van welke fy geen afstand willen doen. En om

hare rampen te vleyen, foo laten fy fich wijs maken, dat God haar fijne Genaden niet geeft; : Matt. 't welk wel tegen reden is. Want (h)gelijk 53.45,4s. de Son fijn licht laat fchijnen over goede en quade, fooftort ook God over alle, denin vloed van fijne Genaden: foodat hy die feit, de genaden Gods niet te hebben ontfangen om goet te doen, tegen fijne Goedigheit liegt;

en hy, die fich gelooft goet te konnen doen fonder fijne Genade, ontrooft God fijne eere, om die fich felven toe te schrijven. Het is dat yder persoon het goede moet doen uyt fijne vrye wil; maar (i) defe wil kan (i) Phil 2. W. 13 fich tot het goede niet begeven, fonder de ge nade Gods, niet meer als dat goede uit te wer (l) Ho- ken; om dat (l) alle het goede van God af zea 13 v. 9. koomt, en alle het quade uit onsfelven. Wy zijn als de aarde, die diftelen en doornen voort brengt, wanneer fy niet word gefuivert, en die droog en onvruchtbaar word, wanneer fy. niet bevochtigt is. Onse zielen zijn wel de

:

akkeren, die goede vruchten voortbrengen InOC


en Nieuwe AARDE.

-

83

moeten; maar indien fy niet besocht en be arbeid worden door de genade Gods, jage durig bevochtigt door defelvige, foo fullen wygants geen goede vruchten brengen. Daar om is defe Genade (m) ons altijt aangeboden; (m) Prov.

en fy is als den vroegen en fpaden regen, die 1:o &: gestadiglijk van den Hemel valt, en alles be- Clage Jer. vochtigt dat daar niet voor bedekt is. En,3 V *3 indien wydaken en dekfelen van fonden voor onfe zielen maken, foo is het geen wonder dat fy onvruchtbaar blijven door onfe eigene fchuld. " : : : . . . . . . 28. Want God heeft ons fekerlijk foo vry. Dat alle gefchapen, dat hy ons niet kan Salig maken aardsche

(n)fonder ons toestemmen even gelijk hyons: niet kan herstellen, in den eerstenftant, daar: hy alleen ons in geschapen had, fonder dat fchenon onfe vrije wil dat begeert. Gelijk hy mede derworpen

de Hooft-stoffen, de beesten en andere Schep- ::, tt

felen niet kan herstellen, indien onfewilfulks :v: niet vereifcht, om dat God eenmaal die aan den wille des menschen heeft onderworpen; en dus kan hy die onderwerping niet weder

ontnemen, dan wanneer de menfch door fijne vrije wil van God dat verfoekt, en fijne vrije

wil met al dat daar aanhangt, weder in fijne

-

Almogentheit overgeeft, en (o) danfalGod (o) Jef:58: onfe vrije wil gebruyken, om door fijne Al- v.13, 14. mogentheit de verdorventheden onfer zielen, cap. 6x-v.

: Lichamen ,

en alleranderer Schepfe- ::.

8. v.

len wech te nemen, om die te herstellen in ;," : den staat, waarin hy de felfde alleen uit fijne F 2. vrye


84 I. Deel der Nieuwen HEMEL vrye wil had gestelt. En gelijk de boofe wil des menschen het Verderf over alle de werken Gods heeft gebragt, foo moet ook de goede, wil des felfden menfch, de felfde herstellen doen in hare eerste Volmaaktheit, of anders, foude hy die onder den Vloek laten, welken,

de menfchen daarover hebben gebragt. - 29. Siet hier de Reden, mijn Heer, waar

om ik u in mijn voorgaanden gefchreven had, DAT GoD DE AARDE NIET KON VERN1 Eu wEN zoNDER HET ToEsTEMMEN. DES MEN

scHEN. Niet dat hy niet Almachtig fou zijn; maar om dat hy niets wilt doen, dan't gene verfelt is met Goetheit, Gerechtigheit en

Waarheit, 't welk drie wefentlijke hoedanig heden zijn, die altijtby alle fijne werken gaan

Hy heeft fijngoetheit gebruikt, in den menfch volmaakt tefcheppen, met alles dat in de we reld is. Hy heeft fijne Gerechtigheit gebruikt, in de Verdorventheit te laten komen over al les dat aan de wille des menschen hing, wan -

neer hy niet meer aan fijnen God wilde han gen. En hyfal fijne Waarheit gebruiken, in het vernieuwen der Aarde: dat alleen doen (p) Hosea de, (p) wanneer de menfchen hem daarom

:::::::llen bidden, en dat waarlijk foeken; om ::"" dat hy gefeit heeft, (2) dat hy ag: "wille jeĂŻ65.v. doet der gemer die hem beminnen. Sijbe Waar 24- & heden zijn onfeilbaar; fijne Gerechtigheit is

::% onverfettelijk,r: enfijne 9, onbepaalt. i... ff: Goetheirisseuwigen -- --

W.

e

*,

3a, Ennoit fullen eenige Goddelijke -

- -

--

-

-

v: OOT


-

en Nieuwe AARDE.

4

"

ss

door hem gedaan worden, 'tenzy dat defe (r)D: God drie hoedanigheden daar in t'famen komen: er Dit is de Dry-eenigheit, welke men in God : moet erkennen; en d'eene kan fonder d'ande- tesamen. re niet gaan, in alles wat God ooyt heeft ge-l: fijne

daan, en in de eeuwighei: doeĂŻw:" wanneer men gelooft dat God eenige ziel tot va:Gerech de Verdoemenis geschapen heeft, of daartoe tigheit, .

voorsien, of te voren geschikt, fooloochent :" men de H. Dry-Eenigheit, om dat men fijne (r) ::33.

Al-goedigheit loochent, die in 't werk der v.4, 5 en Verdoemenis niet kan gevonden worden. Pf,89 v.15. Indien men daar meent fijne Gerechtigheit te

vinden, foo bedriegt men fich ook ten aan fien van de menschen, welke men feit tot de

Verdoemenis voorfien, of van te voren ge

fchikt te zijn, eer fy noch eenig goet of quaat gedaan hadden: 't welk God niet rechtveer

diglijk foukonnen doen, d'een zaligmaken de, en d'ander verdoemende , in de felfde fchuld, en van defelfde stoffe Adams. Want

het fou gants en gaar tegen de Goddelijke Waarheit zijn, indien hy onrechtveerdige faken deed. Soo dat dit gevoelen van de Pre destinatie stoot tegen alle drie de Wefentlijke eigenfchappen Gods , lasterende tegen defe H. Dry-Eenigheit, die niet te scheiden is, om dat d'eene nooit fonder d'andere kan gaan. En d'Aarde, en de menschen konnen nooit vernieuwt worden, indien defe drie Per

foonen of wefentlijke eigenschappen daar in niet t'famen komen. Door fijne Goetheit F 3

fal


86

I. Deel

der Nieuwen HEMEL

fal hy maken, dat de Verderfelijkheit en Sterfelijkheit van d'Aarde fal weg genomen worden; en fyfalin haren eersten ftand, daar in God haar gefchapen had, weder herstelt zijn. Sijne Gerechtigheit fal maken, dat de boofe, wenfchende in haar verkeertheden by

het quade te blijven, de straffen fullen dragen door de fonden haar op den hals gehaalt; en fyfullen het quade ontfangen na de mate van

hare quade werken, en door een gerechtige (*) Pf62. v. Rechtveerdigheit fal (s) yder een loon ontfangen

:5

fa.gs. *fijne werken. En de Waarheit Gods falver

g : 7. ” vult worden, (t) in 't gene hy belooft heeft (a) Gen. 3. van de Aarde te vernieuwen en den(u) menfch v. 19.

' te doen wederkeeren in de felfde Aarde, daar

uit hy gekomen is. 31. Siet hier, mijn Heer, wat ik met -

vreugde verwacht: maar van dit al fal niets geschieden, dan met het toestemmen en be

@Hofess. geeren van de vrije wil des menfchen;

die (x)

v. ,,cap.” ccrft crkennen moet fijne misdaad, en de 24 v.1,2,3. rampen waar in hy fich vrywillig geworpen

::::::::::: V. heeft, met fijnen Godongehoorsaam te zijn, " * die hem foo vele weldaden bewefen had.

Q)Jef 3 v. Ten tboecben! (j) moet de menfchafweeren, 2.cap. 5ë.v. en van fich werpen allerley boosheit, en fien alle de driften, welke fijne verdorvene na

:R

:"" tuur in hem heeft verwekt. En ten berben (*)Jef 32. (z) moet de mensch bidden, wenfchen, en v. 18, 19, trachten na de Gelukfaligheit van fich ver : ** v nieuwt te fien; en hy moet Nacht en Dach

X: ,,.v. roepen: Koos H. Geest, en verstEuwr 17, 202.

DE


en Nieuwe AARDE.

-

87

DE AARDE ; en dit niet alleen met de mond, gelijk de menschen tot defer tijt toe gedaan hebben , die met fchoone woorden in hare

driften en begeerlijkheden aan de Aarde vast gehecht blijven, hare ketenen en boeyen be

minnende die haar in de gevankenis van dit ellendig leven behouden; waar in wy niet gefonden zijn dan als in (a) een Ballingschap, bequaam om onfe misdaden te fuiveren. En (a) 2 Cor. ondertuffchenfiet men de zielen foo verblind, 5 v. 6.

dat fy haar vermaak fcheppen van daar in te blijven, als in een plaats van weelden. 32. Doch foo lang als defe zielen in dufda-Den genen nigenaardfchen gevoelenfullen blijven fullen:: fynoyt vernieuwt worden; maar eeuwiglijk : r

gebonden fitten onder de schaduwe des doots, dingen om dat fy het leven noch bemint noch gefocht blijft, falde hebben. Jesus Christus fal tot defe zielen feg- :

gen; (b) Wijkt van my; of:

: Vervloekte: fijn

in't eeuwige vyer: maar de Gelukfalige zielen, Heerlijkheit die den rampfaligen ftaet beginnen te fien, :et fen waar in haar de : gebragt heeft, fullen : Matt.

het quade verfoeyen, alles wat in de wereld ” "*” is verfmaden, en met anftig verlangen defe

gelukfalige vernieuwing verwachten, (c)ge- (c), Theft. duldiglijk allerhande fwarigheden lijdende i.v.4 tot 7.

om de hoop van de Toekomste Jesu Christi in Inc. 5. v. 7. HEERLY kHEYT , die alle hare (d) fmerten :) Joh. 15. in blijdschappen, en lijdens in weelden faly.", oï-: doen veranderen. *

33.En foo haast als de zielen gefchikt fullen zijn, uit hare vrye wille, tot alles te verlaten, F 4

Oilil


88 I. Deelder Nieuwen HEMEL om het Koninkrijk des Hemels te foekken, dan fal de tijt maaken: en my dunkt dat ik

alreede begin te fien den Morgen-stond van dien fchoonen Dach, die over d'Aarde fich opdoet. Want ik fie wel klaarlijk den

Gelukfaligen ftant waar in de Menfch is ge fchapen geweest; met dien van alle de hooft

:: , van de Beesten, en van alle de Schep felen; op fulken wijfe, dat niemand denfelf den kan fien, gelijk ik doe, die niet met eenen fou willen afstant doen van duifend werelden, en van duifent foodanige levens als wy tegen woordig hier leven, om alleenden ftant van ons Gelukfalige lichaamen te fien: want denftant

der zielen heb ik noch niet gefien, en ik geloof,

:" indien fy fichtbaar konden gemaakt worden, Schoonhe- dat niemand haar fou kennen fien fonder te

den, waar fcheiden uit dit sterfelijk leven, dat geenfins

:: en magtigfou zijn diergelijke vreugt te verdrage. :

34. Ik kan niet spreken dan van de Geluk

zijn gefcha- faligheit der stoffelijke faken; want de gee Penge-

ften gaan noch boven mijn begrijp.

::

Aarde (e) als Cristal, waar door ik dwerfch

Ik fie de

::::::

heen fie alles wat in de felfde is. De Planten,

het Li-

de Gesteenten, en de Metalen, en alles (f)

::::::: is daar in helder en doorschijnend. Gelijk ook : in de Wateren, (g) waar in foo veelerley g: : : menschen en Dieren als op de Aarde zijn. Ik (f) Apoe. fie het Vyer als fijn Gout, maar mede door ::8: fchijnend. Ik fie de Lucht geheel met Schit

:: " terende Lichten vervult, en geloof dat het alle ::

� Lichamen van Salig-overledene zijn, welke ik


89 en Nieuwe AARDE. ik noch niet kan onderkennen van wegen mijne verdorventheit. Maar boven al fie ik dwerfch door de Lichamen der rnerifchen, de Aderen, de Senuwen, de Beenderen, de In

gewanden, en alles wat daar aan van binnen en van buiten is (h)fob klaar, foo helder, en (h) Dan.

en foovernuftig geschikt, dat men gelooven :-3:

'moet, dat hyiekerlijk het hooft-stuk-werk is:""3" " van geheel de Natuur. Want de Son, de :ĂŤer

is.

Sterren, de Gefteenten, en alle de fchoonheden v.4o tot 44.

der Aarder zijn niets om te vergelijken met

de minste fcheonheit des menfchelijken li chaams. Het is geen wonder, dat inen het felfde een (i) Tempel des H. Geeftes noemt, om (i)rcore, dat alles daar in Goddelijk en onbegrijpelijk v. 19. is voor de natuur, in fchoonheden, en in

volmaaktheit. Men gelooft hier al vry wat fchoonste fien, wanneer men een Lichaam

fiet waar in geenerhande mismaaktheit is ; maar men fiet daar niet dan een grofftukfwar

te Aarde, een weinig van buyten gewit.

Waarom ik my gamts niet verwonder, van dat ADAM (l) foofeerbeschaamt was, wan- (!) Gen. 3. neer hyfich fooleelijk en fchandelijk fag, ge- v. 7.

gelijk wy tegenwoordig zijn ; na fich foo

fchoon en feo volmaakt gefien te hebben! Het kan niet wefen, dat hy na fijren eer

ften val meerder in fonde gevallen is, fiende

tot hoedanigen Schandelijkheit hem de fonde gebracht had: en dus is het wel te gelooven, dat heel fijn leven niet anders geweest is, als een droevigen geduurig leedwesen en Boete. F 5

Want


9e

I. Deel der Nieuwen HEMEL

Want het fou onmogelijk zijn, voor hem die alleen in den Geest, den Gelukfaligen stant van het Lichaam des menfchen fiet, dat hy oit meer vermaak foukonnenfcheppen in de aard fche faken; felfs al fag hy maar eenen vin

ger van dit Lichaam, in den ftant waarin het is geschapen geweest; alle andere fchoonhe den fouden hem leelijk, en alle andere goe den quaat schijnen.

5.Soo dat ik niet kan gelooven,dat iemand defe lichten fou konnen ontfangen , fonder fich terstond los te maken van al dat hier in de

verdorvene wereld is, waar de menschen wel

fouden verwondert zijn van een fuiveren Dia

manttefien, foo groot als de minste vinger van eenig menfch; en dat fouden achten voor

, een faak van feer groote waardigheit; en fy die daar kennis van dragen, fouden alles ver koopen dat fyhebben om dit kostelijk Juweel en defe Schoonheit te koopen: die ondertuf

fchen niet dan leelijkheit is, by de vinger van den menfch in den staat waarin hy geschapen was.

Want in defe Diamant is niet fchoons,

als fijn Schitterende glans, wat voorts daar by is, kan geenfins aangenaam zijn ; de wijl het alleen is een steen , hard , vast en

fwaar, fonder leven, fonderbeweging, fon der reuk, fonder verw, dan alleen de wit

heit; maar in de vinger des menschen is vry wel wat glanfiger, als in duyfent Diaman ten, die verfelt is met duysent verwen, even gelijk doorschijnend en schitterend. Alles Wat


en Nieuwe AARDE

9I

wat daar grover in is, vertoont als Cristal,

dwerfch door het welk men fiet de levendig fte verwen, welke men oit in de natuur heeft

gevonden; en alles is daarin beweechelijk en levend; want men fiet dat alle defe dingen geduurig hare werkingen hebben: de Aderen vlieten en verdeelen haar als Beekskens in hare

kleine takken, die aan de Senuwen eenig krachtig voedsel geven, dat niet van deverw

der Robijnen zijnde, gelijk als het Bloed felfs is; waarin men verscheiden ongemeene verwen vind, die alle hare onderscheidene

werkingen fichtbaarlijk doen, 't welk fooda nig foeten reuk doet voortkomen, dat alle de reuk-werken der Aarden, daar by vergeleken, niet dan een ftank hebben. Dit alles is ver

felt met wakkerheit, en een aangename fach tigheit en warmte. Maar het gene daar in noch verwonderlijker is, en alle andere on gemeenefchoonheden te boven gaat, dat is de Vernuftigheit en het :: een vinger alleen van 's menfchen lichaam; de ver

-

•

ftandige bequaamheit met welke die Beenen, die Senuwen, die Aderen, die Peefen en de

Spieren geschikt fijn tuffchen dat vleesch, en hoe die fich door malkanderen vertrekken, en hare fubstantie en voedsel d'een van d'ander

genieten.

-

36. Dit zijn foo wonderbaarlijke dingen, Dat heton

en foovermakelijke dat niemand die oyt fou: konnen fien , fonder terstond een afkeer te :

krijgen van alle het gene een fchoonen en aan- den die God gena


I. Deel der Nieuwen HEMEL

92 aan alle

genamen fchijn in dit ellendig leven heeft.

dingen ge- Wat foude mensch doen, indien hy volko

::an- mentlijk een Menschen Lichaam fag, in den ::ĂŻen ftand waar in het is gefchapen geworden? een wal- Een Oog alleen is machtig om hem van

ging heeft blijdschap te doen sterven: want de grootste

en ongemeenste uitmuntentheit : schoonheit die daar in de menfch gevonden word, is fijn Ven.

:

, waar men dwerfch door als in een ver re afgelegen uitficht foovele uitstekentheden,

en verscheidene werkingen fiet, dat men als , fondermeer opeten :: of drinken, of andere diensten der natuur lijke finnen te denken, om dat alles daar in

verfadigt fou zijn door het fien van dit Oog: want men foa niet meer konnen wenfcheniet

fchoonders te fien , noch iĂŠt treffelijkers te ruiken, noch fpijfentefmaken, die meerder mogten verfadigen, noch eenigefoeter klank te hooren , dan de volmaakfte t'famen klanken der wateren, der winden , en des voort-vlietens in de Aderen, die in het Li

chaam der menschen bewogen worden : ook

kan men niet foeters, noch aangenamers aanraken. En hierom feg ik, dat het on mogelijk is, dat eenig menfch fijn welbeha gen in defe wereld fou konnen vinden, na

at hy het licht van God fou ontfangen heb

ben, om een Gelukzalig Lichaam te fien. Wat foude hy dan niet doen, indien hy het verheerlijkte Lichaam Jesu Christi fag? d'A

postelen die niet van't felvige, dan al: klein

*, "


en Nieuwe AARDE.

I 93

klein firaaltje van buiten gehad hebben, wil den van de plaats daar fy waren, niet afgaan, feggende, :(m) dat het gaet fou zijn daar te blij- (: Matt.

ven, en haddengants geen forg, waar fy eten """ en drinken, en andere

::::::

den verkrijgen, om dat fyfich gantfeh verza

digt vinden na 't lichaam en na den geeft op defen Berg THABoR. . . 'T ... ' ' , 237. Gyfult misschien verwondert zijn,mijn

Heer, dat ik myfoo feer uitbreide over de hy fonderheden van den Staet eenes gelukfali

Lichaams, waarvan ik u voor defen niet had gefproken. Wel is waar, dat ik van mijne jonkheit aan defe Gelukfaligheit als ten ruig

ften gefien heb, gelijk een faak die den menfch een volmaakt vernoegen, en een verfadigi

van alle goet toebrengen folde; maar ik heb noch nois byfonderlijk de volmaaktheden on fer lichamen gefien gelijk ik die tegenwoordig nu fie, en dit is my een feker kenteelten, dat de tijdt nadert, in welkpn God de Aarde vernieuwen wil: engelijk hy dat niet fal doen:

fonder het toestemmen der menschen foo maakt hy haar al bequaam om dit groot goet te wenfchen, door het Licht dat hy tegen woordig op aarden fend, om haar bekent te maken hoe feer edele Schepfelen fy zijn gefcha pen geweest, en in hoedanigen gelukfali

ftant fy eeuwiglijk fullen leven, indien fyfich willen overgeven aan de wille Gods. Defe kennis moet in haar de liefde en 't verlangen verwekken, van daartoe te geraken. Hierom -

1S C


I. Deel der Nieuwen HeMEL.

94

is 't dat God my defe faken niet alleen voor mijn felven bekent maakt, maar ook voor de

gene die daar na fullen wenfchen: want hy geeft my niet alleen de woorden om foowon : faken te verklaren, maar ook den stijl, de redenen, en de vergelijkingen, foe

krachtig en foo klaar, dat noodfakelijk alle menfchen van goeden wille my moeten ver Il-

i

. .

*

Dat men de , 38 Ik begeer niet dat men myblindelings fou gelooven, of om dat ik het ben die het lings moet feg: want de menschen hebben tot defer tijt gelooven. toe malkander bedrogen, met blindelings te menschen niet blinde

gelooven; foo dat al de wereld is verdorven geworden, om den menfchen gelooft te heb ben: want alfoo haast als iemand de achting

ehad heeft van geleert of deugtfaamte wefen,

: hebben vele hem blindelings gevolgt, fon der haar eigen gewiffe t'ondertasten, om te we ten, of het gene defe geachte perfoonen feyden, ook waarachtig of niet was, dan of fy felfs

noch denfin harer woorden wel mogten vatten. Het heeft haar genoeg geweest te geloeven, dat een groot Personagie dit of dat had gefeit, om hetfelfde blindelings te volgen, welk een

(n) Pt.116. groot misverstand is, om (n) dat allemenfchen w, 1 I•

Leugenaars zijn, en fich bedriegen en miffen konnen.

Een DA v 1 D, een SA L. o M o N,

Propheten Gods , hebben wel gemist; en men gelooft blindelings de gene die veel min der licht van God hebben ontfangen, even als of hare gevoelens onfeilbaar waren. : -

VQl


95 volmaakste Engelen felfs, die foo hoog ver en Nieuwe AARDE.

lichte geesten, zijn wel afgevallen van den hoogftentrap der Genade, in de grootste boos heit, met al de gene die daar in haar hebben

willen volgen. Yder van haar had vrye wil lens, en konden fich staande houden in den

Heerlijken stant daar in God haar geschapen had: maar de minste fiende, dat hare Hoof

den en Meesters wederspannig tegen God wierden, foo hebben fy blindelings de felvi ge gevolgt, gelijk de menschen dikwils doen. Soohaaft alsfy eenige achting van iemand in enomen hebben , foo volgen fy dien, of fchoon fy dikwils met den felven om . komen. Hoe vele perfoonen hebben haar

leven verloren om de gevoelens staande te houden van een Calvin, van een Luther, van een Menno, en van andere Hoofden der Re

ligien? Hoe vele vind men noch tegenwoor dig in de Roomfche Kerk, die haar leven fouden geven, om het gevoelen van eenigen

Outvader staande te houden, daar ondertuf fchen niemand dan God alleen waarachtig is. Indien defe Leeraren eenige waarheit van

God afkomende gehad hebben, daar in zijn fy wel geloofbaar, maar in 't genefy uit haar felven gesproken hebben, daar in hebben fy konnen misten, en noch meerder fy die haar blindelings volgen, omdat fy voor eerst niet

weten t'onderscheyden, wanneer defe waar heden van God, of van de menfchen komen; en noch, offy al fchoon hare woorden ver


96

I. Deel der Nieuwen HEMEL

ftaan hebben, fooverstaan fy dikwils den fin der felver niet : want indien men wel veel

verkeerde finnen trekt uit de Heilige Schriften felfs, met meerderfekerheit falmen die ook

konnen trekken uyt de Schriften der Outvade ren, die geheel en al te famen menfchen ge-* Alle men-

weeft zijn als wy, .. 39. Hierom foebid ik u, mijn Heer, my

f:ĂŻ niet blindelings te geloaven; maar alle uwe Leugenaars finnen te besteden, om wel t'enderfoeken, en konn

doolen.

en of mijn feggen waarachtig zy. Gy denkt misschien, dat het geneik feg van den Geluk faligen Stant der Schepping, in de Menschen, de Beesten, de Gesternten en de Hooft-stoffen, niet bekent kan worden door het menfchelijk verstand, en dat men derhalven in dit geval blindelings te geloowen noodig heeft, 't Welk ik volkomentlijkontken; om dat blindelings te gelooven altijt quaat is in alle faken, uyt

oorfaak dat defeverblindheit dikwils het goe

de voor het quade, en het quade voor het goede doet nemen. God heeft ons de bequaam

heit gegeven om het een uit het ander t'on derscheiden; foo moet men dan defe onder

fcheiding niet verliefen, om onverstandelijk de menschen aan te hangen. Hierom bid ik unoch, mijn Heer, de banden voor uw ver ftand wat los te maken, om felfs door de menfchelijke reden t'ontdekken, of het niet

waarachtig is, 't gene ik van de Schepping der menfchen , en aller anderer Schepfelen gefeit heb, dat fy alle zijn geschapen gewor eten


en Nieuwe AARDE.

97

den in een volmaakten en volkomen ftant ;

en of fy niet alle de fchoonheit en goetheid hadden die men fich fou mogen inbeelden: en daar uit fult gy naderhand klaarlijk fien, dat fy eeuwig moeten zijn, en dat fytot defelfde volmaaktheit fullen wederkeeren, in welke fy eerftmaal van God zijn gefchapen, om de vol gende redenen.

4o. Eerft, om dรกt God volmaakt is, (o) , Dat God

: :l, :::: kan is,gemaakt iet onvolmaakts en dat hyenneit foo (p): om iets dat hygants goet hebben yg

3

") maaktheit

kan hy noit iets quaats gemaakt hebben. Door gemaakt

defe twee feer waarachtige vast-stellingen, heeft, on

fult gy verplicht zijn te belijden, dat alle din- :: gen van hem in een volmaakte schoonheit en * @pur. goetheit geschapen zijn, dewijl men gemeen- 3: A4. lijk uit de werken den Wercker kent. Eenig . (*)S-p, uitstekend Schilder , of Schrijver is bekent " * door fijne Schilderien of Schriften, felfs of fchoon men den perfoon niet mogt kennen. Soo is ook God, fonder vergelijkenis, veel meer bekent door fijne werken, om dat hy noit ergens in (q) miften kan, of gebreken (4) Eccl. in fijne werken hebben,'t welk veel eer fouko- 3 " 't men in den volmaaksten geeft des menfchen. Het is dan een eeuwige waarheit, dat God al le dingen fchoon en goet heeft geschapen; 't welk men in de Schriftuur beveitigt vind; (r) Gen. dewijl fy feit, (r) dat, wanneer God alle din -

-

gen gefchapen had, hy haar aanfig, en fig dat [j "3" goet varen. H n om dat een faak waarlijk goet foude zijn, foo is het noodig, dat in haar 111ei S


98

I. Deel der Nieuwen HEMEL

niets quaats word gevonden; gelijk de fchoon heit ook bestaat, in geen mismaaktheden aan haar te hebben, waardoor de dingen alleenig lijk in der waarheit fchoon konnen zijn. Want

of wel een persoon eenige gedaante van fchoonheit mogt fchijnen te hebben, foo kan

hynoch niet waarlijk fchoon zijn, indien hy eenige mismaaktheit in fich heeft, om dat geheel de fchoonheit bestaat, in gants gene mismaaktheden te hebben, uit oorfaak dat alle dingen fchoon van haar felven zijn, maar de leelijkheit is door eenige mismaaktheden haar aangekomen. Men behoeft dit dan niet meer te betwisten, dat de menfchen moeten toestaan, dat God alle de dingen fchoon en

goet heeft gefchapen, fonder eenige qualen of mismaaktheden.

41. Muis ons noch overig alle fijne wer ken aan te merken, foo als die tegenwoordig

zijn, om te weten of wy daarin niet quaats of mismaakts fullen fien. Laat ons beginnen van de hooft-stoffen, en fien in de lucijt /

of daar alles fchoon en goet in is: en wy fullen daar stormen en dwerrel-winden ontmoeten, die dikwils aan de menschen den doot hebben

toegebragt, door het doen vallen van steenen en balken, die de felvige onder haar neder ftorten, verpletterden, of door Schipbreuken wanneer de Schepen zijn in stukken geslagen

en verbrijfelt: dit zijn groote qualen die ge meenlijk in de Lucht of winden gevonden

worden : en men kan niet meer "ze": GQ


en Nieuwe AARDE.

99

defe Hooft-stof goet is, om dat men daar foo vele quaden in vindt. Gelijk men ook met

waarheit niet feggen kan, dat de Lucht fchoon is, dewijl men daar in foofwarte duisterheden

fiet. Want indien fy niet wierd begunstigt met de ftralen der Son of der Sterren, niemand fou oyt het minste dwerfch door de Lucht konnen fien; 't welk een droeve leelijkheit is die de Lucht in fich heeft: want niets is er lee

lijker en droeviger, als een donkere Nacht. En indien wy ook de 2larbe willen aanmer ken,wy fien daar niet in dan een leelijke verw, en een vuilheit die alles befmet dat van buiten

haar aan-raakt, en fy heeft foodikken duister nis, dat men niets kan fien van 't genefyin

hare ingewanden verbergt: alle dele dingen konnen gants niet fchoon, maar feer onaange naam voor de menschen zijn; die mede defe aarde niet goet konnen vinden, dewijl fyver plicht zijn het fweet hares lichaamste : om de felvige eenige vruchten te doen voort

brengen, die na alle hare moeiten en arbeid niet anders van defe aarde genieten dan ver dorvene vruchten, of van de wormen of an dere Beesten gesteken zijnde. En indien defe

aarde niet bebouwt word, foo fal fy niet dan doornen en diftelen voortbrengen. Alle wel ke fakenfeer quaat zijn, en beletten dat men de Aarde waarlijk fchoon en goet fou konnen noemen. En desgelijks is het ook met het âlèater; want of fchoon defe hooft-ftof een t

weinig meerder schoonheden in fich schijnt te G 2

heb


1oo I. Deel der Nieuwen HEMEL hebben dan de andere; foo is in defelve ook meerder quaatheit; om dat het de menschen dikwils infwelgt en verfmoort; en het meeste deel der Wateren die wy fien, zijn stinckende of filtig, foo dat men met waarheit niet feg gen kan, dat het water goed is. Niet meer als ook het appct; want dat heeft mede fijne leelijkheit en boosheit. Het heeft infich een fwarten rook, bequaam om de menschen te doen stikken, indien fy door de Lucht niet

wierden geholpen, en het bederft het geficht dergener die sterk dat aanfien. Het kan ook niet fchoon genoemt worden, dewijl het dier gelijke leelijkheden en dikte heeft, dat men niet dan het buytenfte daar van kan fien; en

noch minder kan men feggen, dat het goed is, aangefien het foo vele quaat de menschen en den Beeften aan doet met haar te branden, en alle andere ongemakken door fijne gewel dige hitte te veroorfaken. Hoe vele Huysen, Steden en Perfoonen zijn er verteert gewor den door defe Hooft-stof, die ons niets ove

rig laat van al dat fy verslind, dan slechs een quade ftank ? 42. Begint gy noch niet t'ontdekken, mijn Heer , dat God de Elementen of Hooft

ftoffen niet geschapen kan hebben in dien ftant, foo als wy die nu fien en gevoelen, uit oorfaek dat fy noch fchoon noch goed zijn, en dat God noit iets heeft konnen maken dat

quaat of leeljk fou wefen? Moet men dan niet door een warachtig gevolg gelooven, dat de JIucht


:

en Nieuwe AARDE.

-

101

*Iucijt is helder geschapen geweest, facht en aangenaam in een goede gematigtheit, fon der defe dwerrel-winden ? En dat het albater

fuiver en klaar moest wefen, fich vaft-ftellen

de om de menschen te dragen die in dat Hooftstoffouden willen komen, fonder haar te verfmooren of in te flikken ? Nademaal alle

de Hooft-stoffen onderdanig moesten zijn aan

de menschen, gelijk (5) een onderdaan fich

(s)Pfa e.

aan fijnen opper-Heer onderwerpt. Want "7, 8, 9 het is feerfeker, dat God de wereld noch de

Hooft-stoffen niet had van doen, dewijl hy alles in fich felven omvat, en niets van noo den heeft. Den Engelen, fuivere geesten zijnde, hadden mede geen andere hooft-stof- ' fen noodig, niet meer als Godfelfs. Waar uit men kan bevestigen, dat de hooft-stoffen zijn geworden tot den dienst des

:

menfchen, en derhalven aan hem onderwor

pen; foo dat de Aarde hem allerley aange name Vruchten en vermakelijke Bloemen , fonder fijne moeielijkheit , voortbrengen moeft, om hem te voeden en vrolijkt onder

houden. En het Vyer moest hem verlichten

Dat de

en verwarmen fonder te branden ofte beroc- meĂŻn ken; of andersfou men niet konnen feggen, de wonder Gods dat God alles heelgoet had geschapen, vermits heden n iet ken

het niet waarachtig fouwefen.

nen,2 door

- -

43. Maar de menschen zijn foodom aan de del:ie die aarde gebonden, dat fy de werken Gods niet dorvene fy de ver

eens aanmerken, en hier door konnen fy daar:arde toe geen kennis van hebben. Sy houden fich be- dragen. G 3

fig,


102 I. Deel der Nieuwen HEMEL fig, als Beesten met haar in den verdorvenen fak hares vleefch te vernoegen; en fien niet de fchoonheit en edelheit van haren aart,

noch ook het einde waartoe fy geschapen zijn, hare ellenden meer beminnende , dan haar

Heyl; en dit Ellendig Vergankelijk leven, meer dan het gelukfalige, dat Eeuwigfal zijn. En indien fy maar aandachtig wilden letten

op den staat van haar ftoffelijk lichaam, fy fouden terstondt fien , dat fy niet zijn in den ftant waar in God haar geschapen had; en fy fouden geduuriglijk trachten na de Ver nieuwing of de weder-opstanding harerfterfe lijke lichamen, fonder eenig vermaak of ruft in defe ellendige gevankenis te nemen, waar alle dingen ons dienen tot koorden en ketenen om ons af te trekken van onfe eeuwige Ge en waar alle de beesten, de

:

hooft-stoffen, en andere Schepfelen genegen zijn om de mensch te beschadigen en moeye lijk te vallen. Men fou wel fien aan defe verkeerde erdre, dat wy niet leven in den ftaat daarin God ons gefchapen had, waar alle dingen goet waren, en niets quaat konde

zijn. Ondertuffchen ondervinden wy in ons eigen lichaam, dat daarin alles feer quaat is, en Datalle dat daar niets goet is, felfs niet in onfen geeft. menfchen: 44. Want wy worden in foo ellendigen stant vol elleng'

.

*

-

-

-

den gebo- geboren ten aanfien van ons Lichaam, dat in rCn Wor- -

dien d'andere perfoonen ons niet bystonden,

den, onder

wy alle in onfe vuiligheden fouden verfmoo

worpen aan

le dingen. ren: en wy zijn gelijk als stukken fware aarde, -

die


en Nieuwe AARDE

Io3

die niet verder gaan dan men haar draagt. Onfe geeft is foo dom en onwetend, dat er geen Beeft in de wereld is, 't welk minder vernuftigheit heeft om fich te helpen, dan de menfch wanneer hy eerst is geboren. Dit kan foo van God niet geschikt zijn; om dat defe faken noch fchoon noch goet konnen wefen, te weten dat de menfch aan andere menschen on

derworpen fou zijn, die ons door hare vlijtig heit of onachtfaamheit het leven mogten ge ven of nemen.

Dit Lichaam des menfchen

is niet alleenig onderworpen aan andere men fchen, maar ook aan de hooft-stoffen: want

indien het water dat niet waffchet, foo blijft het besmet; indien de Lucht dat niet omrin

ge foo fal het verfmoort zijn, en indien het vyer dat niet verwarme, foo sterft het van koude.

Wat een Slaaf is de menfch onder

alle faken geheel den tijt van dit leven? De Honden bijten hem, de Wolven verfcheu ren hem, de Kruiden vergiftigen hem, het Hout flaat hem plat, het Staal quetft hem,

het Vyer brand hem, de Luchtvervoert hem waar hy niet gaan wil, het Water verdrinkt hem en fwelgt hem in, de Son ontneemt hem haar Licht, de Sterren werpen hare quade in vloeden over hem, en eindelijk alle de Schep felen zijn den menschen vyandig. Soo lang

hy in fijn sterfelijk lichaam blijft, fietofvoelt hy niet anders dan allerlei qualen die hem om ringen; ja binnen fich felven gevoelt hy niet, dan fmerten,krankheden, en geduurige fwak G 4

heden:


104 I. Deel der Nieuwen HEMEL heden; hy kan niet gaan fonder fich te ver moeyen, hy kan niet werken fonder moeiten; hy kan niet geboren worden fonderfmerten; hy kan niet eten fonder moeielijkheden en ge duurige bekommeringen. Hoe veel forg en arbeid moet hy nemen, eer een stuk brood is toebereid, om in's menschen mond gesteken te worden? En hoe veel moeyten en arbeyd neemt hy ook, om eenig kleed te hebben tot fich te dekken? Al dentijt fijnes levens brengt hy door in te verforgen een weinig eten en

drinken te genieten, en fijne naaktheit te be dekken.

Darden r, enfch de:fjn

:

. .

. .

. .

-

ยบ -

45. zijn dit niet al quade faken welke God niet gemaakt kan hebben ? Dit alles moet ko men door de werken des menschen, die on dertuffchen fijne misdaden niet wil bekennen:

ond:, dat en door d'ellendigheden van fijnen geeft, fij fijn zonde me eigene gebreken aan God toerekent, als of

: die eigentlijk daar de stichter van was, gemaakt

hebben

daar

* hy ondertuffchen geen stichter kan zijn, dan van allerley fchoone en goede faken.

-

46. Maar uit oorfaak van dat onfen geeft foo vele fwakheden heeft als ons Lichaam, foois die verdorven in hare oordelen, want die ontdekt de waarheit niet door hare on

wetentheydt , en oordeelt lichtveerdiglijk door hare blindheit ; en van wegen defe ellenden des geeftes , lafteren de menfchen

menigmaal God , om dat fy fijne Werken, noch ook haar felven niet kennen; ondertuf

fchen zijn zy begeerig om fijne Geheime h"

" ,

&

niffen


*

en Nieuwe AARDE:

105

niffen en grootste Verborgentheden te door gronden ; en fijne werken en wonderen ver keerdelijk uit te leggen. Om dat de (t) (t) 1 Cor. geeft, die niet fiet dan door haar sterfelijk 2. W. I4 en verdorven verstand, lichtelijk naden schijn der faken oordeelt, en niet kan begrijpen, dat onfe lichamen , welke men foo dom en

ellendig fiet, in der daat, foo fchoon, foo helder, foo wakker en fubtijlfouden konnen wefen:en nogminder konnen fy begrijpen, dat defe felvige lichaamen weder fullen opstaan, wanneer fy die fien tot stof vervallen, of van de Beesten gegeten, en anderfins verteert en vernietigt.Ondertuffchen is het een hooft-stuk des Geloofs,dat het Vleefch wederfal opstaan. 47. En om dat fy niet verstaan wat het ge

loove mag zijn, foo feggen fy, dat men dit Het Ge hooft-stuk van de Weder-opstanding des loof is een vleefch, blindelings moet gelooven als of het Goddelijk Licht, dat geloof eigentlijk een verblinding was, daar het God in onfe anders niet is, als (u) een Goddelijk Licht, zielen stort. 't welk God aan onfe ziel heeft mede gedeelt, (u) Ephe. waar door wy konnen kennen en begrijpen de 1.v. 18. &c. faken die de verdorventheit onfes vleefch en

ons Geeftes te boven gaan. Want onfe Li chamelijke oogen zijn

: om alleen de

tegenwoordige faken te fien, niets konnende fien van 't gene niet voor handen is. En on fe geeft, begrijpt niets't federt hare Verdor ventheit, dan de tijdelijke en vergankelijke

dingen; in voegen dat wy, foo langen tijt als men, met Lichaam en geeft, vast en be -

-

G 5

-

paalt


1o6 I. Deelder Nieuwen HEMEL

'

paalt blijft aan de lichten van dit sterflijk le

ven, niets konnen begrijpen van de eeuwige faken, felfs niet 't gene alleen ons Lichaam

aangaat. Maar indien wy na den Geloove leven, dat is te feggen, na 't Licht des felfdens, foo fullen wy lichtelijk konnen kennen de eeuwige faken. Welke het schijntdat God

nu wil ontdekken,vermeerderende het geloove; dat is te feggen, fijn Licht,in de : die hem getrouw zijn; felfs willende dat fy het felfde tot andere fouden uytbreiden, op dat fy ook fouden mogen verlicht zijn, en de Godde lijke faken niet meer blindelings gelooven, maar als waarheden die gants klaar zijn, en God nu den menfchen bekent maakt.

-

48. Wy konden niet gelooven, en noch minder begrijpen, de Weder-opstanding des Dat God vleefch, dan slechs door een blinde onder

eeuwig isin werping : maar indien wy door het geloof :: fien dat God eeuwig is, wy fullen als uit

N: noodfakelijkheit oordeelen, dat alle fijne den: Het werken ook eeuwig moeten zijn, om dat er welk den niets eindig in God kan wefen: fijne woorden ::ten fijne werken zijn gelijkelijk eeuwig. Hier Gent door :n om feit hy: (*) Hemel en Aarde fullen voorby geloof gaan: maar mijne Woorden fullen niet voorbygaan, e

-

(x) Matt: dat alles wat uit een eeuwige Oorspronk voortkomt, uit fijneraart eeuwig moet zijn; en alles wat uit een tijdelijke Oorspronk

24. V• 35-

voortkomt, is uit fijner aart aan den tijt be paalt. Aldus den menfch, als uit God voort

gekomen, is onfeylbaarlijk een eeuwig fub -

-

-

ject;


en Nieuwe AARDE.

107

ject; en het verderf, als uit de menfch voortgekomen, isfeker een tijdelijk fubject. Hier om is het warachtig, dat de menfch feker

lijk fal weder-opstaan in het vleefch, maar

hyfalniet. Weder-opstaan, (y) in de Verdor- (y)

1. Cor.

ventheit des vleefch, met welke de menfch ******** door fijnfonde het Werk Gods heeft bekleed: uit oorfaak dat defe verdorventheit, uit den

menfch voort gekomen zijnde, haar einde moet nemen, en niet altijt kan duuren, de wijl fy niet dan tijdelijk en voorby-gaande is. Het vleefch en het lichaam dat God aan ons

heeft geschapen, falin der eeuwigheit leven; en kan ook niet sterven.

Het leeft noch in

ons na de fonde, foo wel als voor de fonde:

maar het is voor ons onfichtbaar geworden, door de duisternis welke defonde over ons in

wendig en uitwendig gebracht heeft. 49. Soo dat wy niet meer fien de dingen. Dat het onfes geeftes, noch die onfes Lichaams, ge- : lijk God de felfde gemaakt had, maar wyfien g; alleen de grove enfware stoffe, met welke de ons gescha --

fonde ons fchoon lichaam bekleed heeft; Pen heeft,

'twelk foo doorschijnent was,dat de menschen :: fig daar in veel klaarder fagen,dan in een Spie- : gel. Defe schoonheit is niet verandert, aan- onfebe gefien de werken Gods noit verandert wor- : mct

den, maar fy is bedekt en vermomt onder een:n dikke muur van onfe sterflijkheit. Dit is foo het felve te

ras gekomen, als Adam gefondigt had. Men :n

denkt dat God heeft gelogen, wanneer hy": hem feyde, (*) dat hy foufterven, foo haaft : :: y

w


108

I. Deel der Nieuwen HEMEL

hyfoude eten van de vrucht, van ovelke hy hem had verboden te eten. Nochtans kan God niet

liegen noch : worden: maar de men fchen begrijpen fijne woorden niet. Want

Adam is gestorven, foohaaft als hy van den Appel gegeten heeft, en de doot is op hem gekomen, en heeft geheel fijn Lichaam om ringt, foo ras als hy aan God had ongehoor faam geweest. En de menfchen gelooven, dat hy alleen is gestorven, wanneer hy van fijne Sterfelijkheit is gescheiden: gelijk fy ook al foo onverstandig gelooven, dat de menschen alleeniglijk sterven, wanneer fy defe Sterfe lijkheit fien geen leven meer te hebben. Maar de faak is wel heel anders dan fy fig inbeelden. Want de menfch sterft, als hy geboren word;

en leeft, wanneer hy sterft: dat is te feggen; dat hy fijne voeten fet in de doot, wanneer hy in de wereld komt, beladen met fijn Sterfelijk vleefch; en hy komt in het leven, wanneer

hy van dit verdorven en ellendig vleefch is ontslagen, om dat indien hy dan sterft in de genade Gods, hy begint te fien fijn fchoon lichaam ontdekt, en alle de volmaaktheden, daar hem God mede vergiert en begunstigt

heeft. Dit is het begin van fijn leven, gelijk

fijne komfte in de wereld het begin van fijn doot is, welke duurt tot dat fijne ziel daar van gefcheiden is. 5 o Men fal miffchien moeyte hebben om -

te gelooven, dat dit Goddelijk Lichaam, of dit werk 't welk God van ons Lichaam ge maakt


en Nieuwe AARDE.

Io 9

maakt heeft, fou gebleven zijn in defen fak van verderfelijkheit, waarmede wy ons om hangen fien; indien de natuur felfs ons geen

voorbeeld gaf, om te fien, hoe dat dit kan ge fchieden. Neemt alleenig,mijn Heer een brok ongebluft kalk: gy fiet daar geen leven in; en dien aanrakende, foo voelt gy daar in geen vyer, noch hitte, maar indien gy daar by ee nige vochtigheit , foo begint het leven fig te vertoonen door fijne bewegingen, en het vuir doet fig door fijne hette daar gevoelen. De

:

fe vochtigheit brengt noch vyer, noch leven aan defen fteen, maar fy doet alleen blijken, dat het vyer en het leven in die fteen felfs was, of fchoon men daar niet diergelijks aan fag. Even eens fal het geschieden ontrent de Li- . chamen der Gelukfalige menschen, die te genwoordig niet dan sterfelijke lichamen, en niets Goddelijks fchijnen te hebben; dit is alleen dat aan onfe oogen vertoont word. Maar foohaaft als wy tranen van boete tot in onfe Doot fullen gestort hebben, dan falons Goddelijk lichaam fig bewegen, en doen fien dat het gebleven is in 't leven, en in het vyer van de Liefde Gods, niet tegenstaan de de verderfelijkheit waar mede de londe het omhangen en bedekt had. De licha 51. Siet daar de Weder-opstanding des men der

vleefch, waar in wy moeten gelooven, maar

verreferre

niet, dat defe รณnfe. Verderfelijkheit, die tot godloofen fullen bela ftof is gebragt, wederkracht fal nemen: want den blijven

het stof falstofblijven, en de affchen affchen, W dil

in alle eeu


11 o I. Deel der Nieuwen HEMEL

wigh:

van alle de menschen te gelijk. Nochtans

: “: enden die

met dit onderscheid, dat de lichamen der - -

d: Godloofen, hoewel wederopgestaan, blijven den mensch fullen met de felfde stank, leelijkheit en el

::::::::::::ht lende, gelijk fy die hadden in het sterfelijk

:: --

r

-

geen

tijdelijke

leven. :: r.De stoffe fal alleen tot affchen ge • -

bragt zijn; maar het wefenen de felfstandig

Boete heb- heit van alle quaat; welke defonde aan onfe

: :" lichamen en onse zielen toebragt heeft falaan OCIl,

-

en

1 -

- -

hare lichamen eeuwiglijk vast-gehegt blijven Dit is de HELLE, waar fy de werken harer handen fullen dragen, om dat fy gedurende dit leven niet hebben willen de heilfame Boe

te omhelfen die hare fonden verschuldigt wa

ren. Defe rampfalige lichamen fullen helder zijn: doch niet om de fchoonheit te fien, welke

God daar in konftig uitgewrocht had; maar alleen om te bequamer te fien de leelijkheit van den staat, waar in fy al willens gewandelt hebben. Dit tegenwoordig leven was haar gegeven, om de misdaad te fuiveren, waar

aan Adam haar had onderworpen. Maar in plaats van voor defe misdaad te willen vol

doen, foo hebben fy menigte andere, door hare eigene opgefette willens noch daartoe be gaan; verfmadende de Barmhartigheit Gods, welke God aan Adam, en alle de menschen in hem, gedaan had. Defe Weldaad Gods was foo groot, dat geheel dentijt defes levens

niet genoegfaam schijnt, om hem daarvoor te danken.

Want de Ongehoorsaamheit

AD AM s had een eeuwige straffe verdient, QII.


en Nieuwe AARDE.

III

om dat die misdaad tegens een eeuwige God was begaan; die niet te min foo grootengoet heit gehad heeft voor alle de menschen, van haar fulks te vergeven, door middel van een

weinig tijts Penitentie, 't welk de loop van dit leven is. En dit ondankbaar Schepfel, in plaats van gewilligen met blyfchap defetijde lijke en voorbygaande fmerten op te nemen, ftelt fich tegen fijnen God en Goet-doender,

en legt hem te laft d'ellendewelke hyuitstaat: offchoon fijn eigene fonden de felfde gebaart hebben p

-

De fcho ne hoeda

52. Want voor die zonden, (z) waaren nigheden d'er geene qualen in de wereld: de menschen en gunstige waren alle als kleine Goden, heerschende :::

over alle dingen. De Hooft-stoffen, de Bee-:" ften, de Planten, en alle de aardfche Schep- mensch ge

felen, fouden hem onderdanig geweest zijn, geven had

ja de Engelen felfs fouden hem gedient heb-:" ben. En alsmaar fijn vrije wil fich had willen & Sap.1. aan God onderwerpen, alle de andere onder- v. 14. hoorige faken fouden fich dan aan den mensch

onderworpen hebben. De Lucht (a) had hem ,,(*)Lue.

vervoert waar het hem mogt behagen; en de :"3"3" Aarde hadfig(b)geopent,om hem te laten gaan ' (b)Joh. waar hy

: de Wateren hadden (c) fich zo v. 19.26.

vast verstijft gemaakt om hem op te houden; ,,(‌)" hetVyer had hem verlicht en verwarmt,de Ge- ""?� fternten hadden hem voor Fakkelen gedient, en de Son had fich noit voor hem verduistert,

maar vast stil gestaan, waar het den menfch had belieft. De Beesten hadden aan den menfch


112 I. Deel der Nieuwen HEMEL menfch tot vermaak en vernoegen gestrekt; (3)Jef. en (d) boven al de Slangen,'t welk dieren zijn, * 1.v.8. die by de fchoonheit van 't menfchelijk Li chaam naast komen, defelve hadden met hem

gespeelt. De Boomen en Planten hadden hem hare Vruchten verschaft naeuwkeurig gefchikt (*)Pfa. na de fmaak des menfchen; ja de (e) Bergen 8 t.v. 17.A-- hadden van Honig en Wijn gevloeyt, fonder mos 9,V.1 3 moeite , fonder forg, en fonder bekomme ring, vermits alles geneigtwas, om den wille des menfchen te volgen,indien hy maar eenig fins geneigt had geweest om de wille Gods te doen, die hem foofeer had beguftigt. 53. Maar federt dat defenmensch de wille fijnes Gods heeft wederstaan, foo heeft het ook recht en redelijk geweest, dat alle 't geen hem onderworpen was, fich ook tegens hem op ftelde. Dit is niet, dat God defe quaat

aardigheit aan de andere Schepfelen gegeven (f)Rom. heeft, maar het is, dat fy alle dat quaat (f) 3.W.2o.

van den menfch behaalt hebben: want alle

de quaataardigheden der Gesternten , der Hooft-stoffen, der Beesten, der Planten en

aller anderer Schepfelen, is geenfins te verge lijkken met de quaataardigheit des menfchen, om dat die Schepfelen het wefen en onder houd, en alles niet van den menfch hadden

ontfangen, gelijk hy dat volkomen ontfan

gen had van God. Defe Schepfelen waren aanden wille des menschen niet onderworpen gemaakt, dan door Genaden en het welbe

haagen Gods 3 maar de mensch moest aan -

God

|


en Nieuwe AARDE.

113.

God onderworpen zijn door verbintenis, de wijl hy hem uit niet gefchapen,en alle bingen gegeven had. Ondertuffchen ging hy fich aftrekken van aan hem te hangen, als of hy hem niet wilde erkennen voor fijn Schepper en Goetdoemder. Defe Ondankbaarheit ver diende duifent hellen, en nochtans is God

foo goedertieren omtrent hem, dat hy hem alles vergeeft, en hem niets wil ontnemen van alle de weldaden, welke hy hem had ge

geven, wanneer hy maar gewillig eenige tij delijke en kort-durende Boete fou willen dragen. -

-

-

, 54. Want ons tegenwoordig leven isniet, Ditleven is dan een korte Pelgrimagie, die ons geleid m: een tot den Gelukzaligen staat, waar in wy ge- Pelgrima fchapen zijn; en wanneer wy maar in lijd- :: ons faamheit willen wandelen , foo heeft God

:

belooft, (g) ons te brengen in het land, waaruit leiĂŻ.

3

2vy gekomen zijn, dat is te feggen, in dat hel- (g) Gen. 3. der blinkende land, en het Paradijs der eeu- " 19.

wige Weelden. ,, 55. Men verfiertfich in den geeft, dat het l

PARADYs ergens is boven de Wolken, of in eenige plaats waar God gefeten is, alsof er eenig byfonder Vertrek was, daar God in fou wonen.

Maar dit zijn fwakke inbeel

dingen van onfen verdorvenen geeft: want God begrijpt alle dingen in fich, en daar kan

geen plaats wefen, die hem fou mogen om vatten, dewijl hygrooter is dan alle dingen. Het waarachtig PARADYsH is niet anders, dan fijne w

-


114 I. Deel der Nieuwen HEMEL

!

(h) Pfa. 73. fijne v. 28.

Tegenwoordigheit , of fijne (h) Ver eeniging, en foo haast als de Ziel komt tot de Vereeniging met God, dan is fy in 't Pa

radijs, het zy dat fynoch levein hare Sterfe lijkheit, of dat fy daar van verloft zy; want

het Paradijs is altijd waar God is: hy die fich met hem vereenigt, is in den HEMEL ; en hy die van hem afwijkt, is in de HEL, 't zyle vende of ftervende : om dat God een Geeft

is, en de Ziel een geeft is , en de Geesten

geen plaats nodig hebben tot hare besten digheit. 56. Alleen de stoffelijke Lichamen heb ben stoffen nodig om fich daarin t'onthouden. :

*

En gelijk de menfch t'faam gevoegt is van Lichaam en ziel, foo had hy een stoffelijk Paradijs van nooden, foo wel als een geeste lijk, 't welk de Vereeniging met God is. Om dat het Lichaam defe enkel Geestelijke ver eeniging niet kan hebben, want dewijl het felvige uit eenige Stoffe t'faam-gevoegt zijn de , foo moest het eenige bequame Hooft ftoffe hebben, om daar op te bestaan; en ook eenig voedsel met fijne natuur over-een ko mende, om die t'onderhouden; nademaal alles wat leven heeft, gevoed worden moet

door een voedsel na fijne natuur geschikt. De Viffchen hebben het water; de Planten, de vochtigheit ; de Beesten, de kruiden ; en

foo ook alle natuurlijke faken. Want in dien men geen hout, of iets anders in 't

vuur legt, het fal uitgaans gelijk mede alle -

-

\

andere


--- en Nieuwe AARDE. -

115

andere fchepfelen fouden sterven, indien fy yder hare bequame voedfels niet hadden. En om bequaam onderstamt en voedsel aan het des menfchen te geven , foo : . heeftLichaam God eigentlijk tot dien einde (i) geheel 8. V,

defe fchoone Wereld geschapen, op dat hy" daar eeuwiglijk fijn verblijf-plaats mogt heb ben, en onderhouden worden in allerhande

lichamelijke weelden, fijne ziel verheugende (l) Prov. 8. en voedende met fijne Godlijkheit; uit oor- Y:31: faak dat hy welgevallen heeft, in fich met ::ye

(l) de Kinderen der Menschen te vermaken, eĂŻn hare zielen vervullende met geestelijke weel-fal,maar al

den, gelijk ook hare Lichamen met stoffelij-l:enlijk de ke vermakelijkheden.

-

: die

57. Hierom moet men fich niet inbeelden,in h: ge dat de Wereld ooit moet vergaan, noch alle komen is het gene God daarin heeft gefchapen. (m) De : Hemel, de Aarde, de Sterren, de Hooft-stof- :::.

fen, de Beesten, de Kruiden, de Planten, en 85. v. 22. alles wat dienen kan tot onderhoud of tot ver-(n) Rom. 8.

maak des menfchen; alles dat fal eeuwiglijk : : blijven. (n) Alleen het Verderf dat de fon- : :

de, of de eigen wil des menfchen in alle defe pf 1o, v. dingen heeft ingevoert, fal verbrand wor- :� 27 Pfa. 5o. den door vuur, maar de(o)dingen felfsfullen in der eeuwigheit blijven, foo als God haar ::

e

gefchapen heeft, uit oorfaak dat (p)alle wer-2 Pet. 3. v. ken Gods en altijd eeuwigvan zijn.d'Aarde Hyfal alleen 7:0: * ** den Vloek de fwaarte weg ne- : p: : men; gelijk men fiet door het glas blafen, :

dat het vuur alles fuivert watHd'aarde onreyns 14, 15. 2 in.


1 16 I. Deel der Nieuwen HEMEL

in fich heeft. Hy fal ontnemen d'onstui migheden aan de Winden, het branden en het rooken aan het Vuur; gelijk ook de wei kigheit en het woeden aan de Wateren. Hy falden loop der Son en der Hemelen vasthou den, opdat 'er (q) geen nacht meer moge we

(!) :* fen; en : : die

daar zijn in de Planten en in de Beesten, weg nemen; alle dingen latende in hare goede ge matigheit: en byfonderlijk het Lichaam des

(r) Je" 49 menschen , (r) geen koude noch nochdorst; hitte meer hebben fal; dat noch honger, noch noodfakelijkheit tot slapen, of bekleed

W • IO•

te zijn : want hy fal alles maar doen uit lust, en niet uit nood; om dat fijne Boete ten ein

(*) Jef 63 de, en het (s) Oude verby gegaan zijn fal. " ***7 Hy fal het Nieuwe omhelfen, of het weder opgewekte van quaat tot goet; en fal alles genieten met volkomen vernoegen, 't welk noit eindigenfal.

De veree-

58. Want ofwel den Gelukfaligen mensch

niging met in eeuwigheit fijne vrye wil hebben fal, foo ::" fal hy nochtans die niet meer konnen aanleg

d: fijn gen tot quaat; om dat de naauwe vereeni Afwefent, ging, welke hy met Godfoo in lichaam als heit de Hel- nade in zielfal hebbenfal, hem gedurig in fijne Ge le. onderhouden. Wy konnen een

fprankeltje van defe eeuwige Gelukzaligheit in dit vergankelijk leven

::

want foo

lang als de Ziel getrouwelijk aan haren God blijft vereenigt, foo is het haar onmogelijk te konnen vallen, of hem vertoornen. Men -

k

-

heeft


en Nieuwe AARDE.

1 17

heeft felfs Perfoonen gevonden foo vast aan God vereenigt, dat fy het Vuur handelden

fonder gebrand te worden; en op het Water wandelden fonder te finken; en met de Slan gen en andere wreede Dieren speelden, fon der daar van beledigt te worden; ja die de macht hadden de Wateren te gebieden, en

de Son vast te houden. Indien defe dingen wel zijn geschied door menschen, die alleenig met haren wille aan God vereenigt waren, en, boven dien noch behangen zijnde met haar fterfelijk vleefch; wat kracht en vermogen

fullen fy niet hebben, wanneer fy volkomen verlost en vry fullen zijn van alle verderfte

lijkheit. Men heeft er hier gefien, die den flaap foodanig overwonnen hadde, dat fy haar gehoorfaamde, en dat fy niet gedrongen waren tot slapen, dan wanneer het haar be liefde; niet meer dan fich te warmen; ja felfs te eten , of te drinken , dikwils weken en

maanden doorbrengende fonder voedsel, of ten minstenfeer weinig te nuttigen. En in dien een wille die aan God overgegeven is,

fich foo vry en foo weinig aan haar lichaam ehouden vind in dit leven, hoe veel minder wanneer fy verloft fal : :: wefen van defenfwaren klomp vleefch ? ::

: die dat noch zijn,

59. En indien eenige zielen de gedachten door de van anderen wel hebben konnen fien,en door-lichamen

gronden de bewegingen harer herten,dwerfch ::er door defe grove muur van verdorventheit ; ;ĂŻn hoe veel te meer fouden fy niet fien dwerfch fen. H 3

door


118

I. Deel der Nieuwen HEMEL -

door alle de Gelukfalige lichamen, die foo klaar en helder fullen zijn? Wie kan aan alle

defe waarheden twijfelen, nadat fy haar fel ven foo klaar voor onfe oogen vertoonen, dat men die fchier met de vinger kan taften? Moet men geen vyand van fich felven zijn, om de

faken niet te gelooven die hen voor ons foo voordeelig, toonen?

foo fchoon en wenfchelijk ver w

6o. Moet men onfe toestemming niet ge ven, om foo grooten geluk te genieten; ja tot God roepen en bidden, dat het fijn wel

behagen mogt wefen, het felfde wel haast te laaten toekomen, in plaats van ons befig te houden met de begeerlijkheden van d'aarde? D'een wenfcht om Rijkdommen ; d'ander om vrienden; defe om vermakelijkheden, die om eeren; en eindelijk alle onfe wenfchen be oogen niet anders als de Aarde en den tijt: daar wy met voordeel konnen wenfchen om

foo Gelukfalige dingen, die noyt fullen ver gaan: welke wy nochtans niet konnen ver krijgen, fonder onfe begeerte en wille; om dat God ons foo vry heeft gemaakt, dat hy de macht niet heeft willen behouden, van ons

Salig te maken fonder ons toestemmen, niet meer als de andere fchepfelen te herstellen in haren eersten staat, indien wy daar toe niet verstaan; om dat hy die aan onfe willen heeft onderworpen, en niet aan de fijne alleen. 61. Want indien alle defe dingen aan den wille Gods byfonder hadden onderwerpen ge weeft, •

-

-

-


en Nieuwe AARDE

I 19

weest , fy fouden noit de quaat-aardigheit van de menfchen konnen behaalt hebben; om

dat alles dat van God is bepaalt, geduurig blijft in de palen van goet, waar in hy dat eenmaal gestelt heeft: want hy is onveran derlijk, en kan het quade niet toelaten aan die dingen welke hy aan 't goede heeft onder worpen. Indien de menlch aan het goede had gebonden geweest, foo had hy noit kon nen Iondigen, noch aan fijnen God onge

hoorfaam worden: maar vermits hy fijn vol le Vryheit had, foo was het in fijn vermogen goet of quaat te doen, offchoon hy meerder reden had om fich tot het goede als tot het quade te neigen, aanfiende de goederen, welke hy in fich had, met alle diegene welke hy in d'andere fchepfelen buyten fich fag. Maar door aandrijving des Duyvels heeft hy na de zijde van 't quaat gehelt, en heeft dus doende alle fijngoet uyt het geficht verloren. Indien hy in fich felven gebleven was, fon

der te hooren noch te begeeren de dingen van God: buyten, hy founoit konnen vallen hebben. : :: 62. Gyfult my misschien vragen, mijn Menschen Heer, joe & Bob aan bcn QPupbel ijccft toe niet toela

gelaten ADAM te verfoehen? Ikfaluant-: woorden, dat God noit toelaat aan den Dui-: vel, niet meer als aan de menschen, quaat Hy laat

te doen, maar hy laat haar begaan na hare maar al vrije willen, volgens het gene hy haar een- : :

maal gegeven heeft: want God herhaalt noit v; ge fijne voornemens , en ontmaakt noit teener bruiken. tijt, H4 -


12o I. Deelder Nieuwen HEMEL tijt, het gene hy op een ander tijt gemaakt had om geen toevallen of onheilen die daar voorkomen. Het heeft hem belieft de En

gelen en de Menschen met geheel vrije wil lenste scheppen, en het kan hem niet berou haar foodanig gemaakt te hebben. Hierom fullen de menschen en de Duyvelen eeuwig lijk in de felfde vrijheit blijven, en voort gaan

ten goeden of ten quaden na dat het haar fal gevallen , fonder dat God haar ergens toe dwingt. Soo dat de Duyvelen foo veel quaat

mogen doen als fy willen wat haar belangt; maar de menschen hebben de felfde vrijheit, wederftaan ; even gelijk de (t) Gen. 4. van (t) haar te Duyvelen hebben om hun te verfoeken, yder V. 7. Jac. 4. v. 7. van haar onbedwongen hare vrije wille ge bruykende , tot in der eeuwigheit : nade-, (u) Pf. 1 19. maal (u) de Inftellingen Gods noit verandert worden.

v.91.

63. De menschen zijn in groote Verblind heit ontrent dit stuk, want foohaaft als fy in

eenige qualen vallen, leggen fy de fchuld op God, of op de Duivel ; daar onderuffchen noch God noch de Duyvel haar konnen dwin gen tot quaat te doen, indien haar eigene

willen uit haar felven fich niet begeven tot quaat: 't welk licht is te begrijpen. Want (x) Ecc'. 15. indien God felfs (x) niet heeft belieft, de macht over onfe willens aan hem te behou

v. 14 Item

Jef. 5. v.4. Matt.

37.

23 v.

den; hoefoude hy die macht konnen gege ven hebben aan de Duyvelen, of aan de En

gelen, die wel minder zijn dan hy felfs? Het -

-

is


'

- en Nieuwe AARDE.

- 121

is een enkel vleijen van ons felven, wanneer

wy feggen; “Bob heeft ijct toegelaten / of beŽuppel heeft mp tot ben wal gebracht; want al het gene God toelaat, is goet: en de Duivel fou niet een hair van ons hooft kon nen doen afvallen, fonder ons toestemmen;

veel minder kan hy ons verplichten tot quaat te doen, aangefien het quade en het goede enkelijk en alleenlijk komt uit het toestem men van onfeeigene wille.

-

64- Gy foud misschien mogen denken, mijn Heer, dat het dan beter had geweest * vrye wil

onfen willefoo vry niet gehad te hebben, ten : had, hy einde wy niet tot het quade hadden konnen founiet an

vervallen ; en dat wy hadden konnen blij-d venin een bepaalde wille tot het goede. Defe : gedachte kan niet komen dan uit een groote zij de Schepfelen gemaakt had, foo fouden wy : ge na fijn even-beeld niet konnen geschapen ge- J

onwetentheit; want indien God ons bepaal- nergens in

weeft zijn; want al dat bepaalt is, kan niet Goddelijk wefen. De menfchen fonder hare vrye willen, fouden niet dan gemeene Schep felen hebben geweest, gelijk als zijn de Ster ren, de Hooft-ftoffen, de Beesten, en an

dere, die God met Ziel en Lichaam gefcha pen heeft. Had het geen groot Ongeluk

voorden menfch geweelt, alleen als een Beeft te zijn, een weinig volmaakter van aart? Wat Ondankbaarheit begaat de menfch on trent fijnen God, met te denken, dat hy lie ver een bepaalt Schepfel geweest fou hebben; H 5

na


122 I. Deel der Nieuwen HEMEL

nademaal hy onsfoo hoog heeft begunstigt, van ons te hebben willen maken na fijn Beeld

en gelijkeniffe, op dat hyfijnen luft met ons fou nemen? Wat fou een natuurlijk Vader

feggen, indien fijn kind, een menfch, gelijk hy, wenfchte een hond of een ander Beeft gebooren geweest te zijn? Wy doen veel meer or recht aan God, met te wenfchen, niet

vry geboren geweest te zijn: en wyfouden ons hier door willen berooven van 't grootste Heil dat de menfch oit kon toekomen, om

dat wy door defe vryheit alleen kleine Goden gemaakt zijn, niets Goddelijks in ons kon

nende weten, als defe vryheit, om dat wy nergens anders in met God konnen vergele ken worden.

65. Laten wy ons Lichamen en onfe Ziel

aanmerken, nergens in gelijken fy God: want ons Lichaam is ftoffelijk , en God is fuyver Geeft; het is fienlijk, en God is on fienlijk; het heeft onderhoud en voedsel van

nooden , en God hangt van geenderley fa ken; foo dat 'er geen over-een-koming noch gelijkheit van ons Lichaam met God kan we fen, offchoon het in den stant van fijn eerste volmaaktheit, en in d'onsterfelijkheit was.

Derhalven kan niets van dit Lichaam komen in de minste vergelijking met God, en even niet meer onfeZiel, die, hoewel fy een geeft zy, nochtans bepaalt is in haar wefen. Sy is niet, dan als een klein stofken, dat vliegt

door de ftralen van de Son, daar God het -

-

*

-

AL

t


en Nieuwe AARDE.

-

123

ALLEs is, die alle dingen in fich begrijpt. Onfe Ziel kan fich felven fien en begrij pen door de gelukzalige Geesten: en nie mand heeft oit God gefien, noch minder

begrepen. Want het geen begrijpt, moetaltijt zijn boven debegrepene faak: en God boven

alle faken zijnde, kan noit ergens van begre pen worden. Soo dat onfe ziel niet gefeit kan worden God gelijk te zijn, en ons Li chaam noch minder.

Ondertuffchen heeft

God, die de waarheit felfs is, gefeit (y) Laat (y) Gen. 1.

ons den menfche maken namjegelijkenis. Siet gy " *** niet, mijn Heer, dat alleen defe gelijkenis, die daar is van den menfch met God, beltaan

moet in dat hy fijne volle Vrijheit heeft, al

leen hangende aan fijne vrije wil? En gelijk God in fich felven van geene dingen hangt, fooheeft hy aan den menfch door mede-dee

ling het felfde willen geven, van aan fijne vrije wil te hangen, welke hy felfs aan fijne God delijkheit of Godlijk weten niet heeft willen onderwerpen. 66. Hierom had ik in mijnen voorgaan -

-

--

-

den gefeit, dat God niet kon de Aarde vernieuwen, noch ook de menschen, fonder het toestemmen van hare vrije willen, om dat hy noit eenige werken fal maken , die wederfpreken fouden de gene, welke hy in den beginne van de Schepping des werelds gemaakt heeft. Hy heeft wel (x) Gen. 3. aan AD AM belooft, (z) dat hy fou wederkee- v. 19. T 04,


124 I. Deel der Nieuwen HEMEL ren tot Aarde, daar hy hem van genomen had: dat iste feggen, tot den felfden staat, waar in hy geschapen was: maar hy heeft hem den tijt niet verklaart, om dat die in de wille des menfchen was. En foo langen tijt als de men fchen, defe Vernieuwing der Aarde, en ha rer Lichamen, niet wenfchen en begeeren , fal die haar niet overkomen. Om dat de wille

des menfchen alle de vervloekingen over de

Aarde gebragt heeft; foo moet het noodfa kelijk zijn, dat defe felfde wille weder her ftelt worde in de wille Gods, door de vrije wille des menfchen , eer dat God de vol

maaktheit aan alle dingen wedergeve, gelijk hy die in den beginne had gegeven alleen uit fijn opperste vrije wille. -

Dat God

67. Hierom moeten de (a) menfchen fich

nimmer de haasten, om hare vrije willens weder over te Aarde ver- geven aan de opperfte Wille Gods, indien nieuwen fy wenfchen wel haast de Vernieuwing der zal , dan door des

Aarde te fien; omdat die noit fal komen voor

Menschen degene, die hare vrije willen niet volkomen toestem

begeeren over te geven aan den Wille Gods.

ming. (a) Apoc. 2.2. v. 17, 2o.

Want defe fullen de Aarde fien vernieuwen

tot harer Verdoemenis, en fullen komen uyt de tijdelijke doot, om te gaan in de eeuwige doot, die noyt einde fal hebben. Om dat

fy hardnekkiglijk de wille van de verdorvene natuur gevolgt hebben, geduurende dit le ven't welk ons alleen is gegeven tot boete, om de misdaad van Adam te fuiveren, weenen

de en leet-dragende over die misdaad,

w: y

:


en Nieuwe AARDE.

125

hy begaan had in fijnen willeaan die van God niet over te geven. Defe godloofen hebben defelfde Barmhertigheit Gods misbruikt om hem noch meer te vertoornen, en van hem af

te wijken onvergelijkelijk noch meerder dan

Adam gedaan had. En gelijk de gewoonte een ander natuur is, foo hebben fy fich ver

eigent aan 't quaade, en zijn daar foo feer in veraart, dat het na de vernieuwing der Aarde,

haar onmogelijk fal zijn het goede meer te konnen wenfchen, door onfe gewoonte en

genegentheitten quaden, 't welk fyin dit le ven met hare vrye wil hebben verkoren. Maar

de gelukfalige zielen, die tegenwoordig noch zijn in dit Dal der tranen, fich tot God kee rende, aan hem volkomentlijk hare vrije ,

willens overgevende, om daar overnafijn welevallen te fchikken, die fullen fich verlost

: van

. .. . . -

ďźŒ -

alle qualen , en herstelt in den

heerlijken Stant, waar in fy hebben gefcha n geweest.

:

63. Van defe zielen heb ik gefeit, dat ha- Degene,

relichamen niet fullen sterven, om dat ::. de gene, die in dit leven de verdorvent-den des heit van fijn vleesch is af-gestorven , niet vle:ch: meer moet sterven in den dach des Oor-

:

deels; om dat hy, die den vleefche ge- verresen. ftorven is, niet meer leeft dan na den Geest;

en hy defe eerste doodt gestorven zijnde, foo kan de tweede doodt geen macht meer over hem hebben ; om dat hy defe engte

des doots niet door-gaan moet, na dat : -

e


126 I. Deel der Nieuwen HEMEL de felfde heeft overwonnen in fijn vleefch:

(") :: hy moet alleeniglijk (*) over gevoert wor *,""" flaap den, van uit vertroosting, dit sterfelijk leven, eenvan foeten tot het in leven de A

T -

eeuwige Vreugde; 't welk de tweede Weder

opftanding is, van den tijt, tot de eeuwig heit. Sy die de begeerlijkheden hares ver (b) coll. 3. dorven vleefches geltorven zijn, (b) worden v. 1, 2, 3

in Christo voor d'eerste maal weder op-ge

wekt; en indien fy blijven in defe opstanding tot aan fijne komfte op Aarden in Heerlijk (c) Apoc, heit, foo (c) falde tweede doot geen macht over

*° "3" “ haar hebben. Siet hier, hoe ik heb willen feg

g:

9.

gen, dat fy niet fullen sterven. Dit weder : : geen de : feit, lat alle menfchen gefet is eens te ferven; de :: : 5 om dat al le menschen sterven wanneer fy geboren wor den, gelijk ik hier voren gefeit heb; en ver loft zijnde van defe eerste doot, door het ver faken van de wille defer sterfelijkheit, foo kan de tweede doot geen magt meer over defe

menfchen hebben. Want fy hebben niet meer

noodig deengten der afscheiding van defever dorventheit uyt te staan, wanneer fy eenmaal gefuyvert zijn door de doot van hare eigene willen, welke fy herstelt hebben in de macht Gods, om de felve niet meer te willen befit

() Deut. ten... Na defen (e) aangenamen tijt wacht :: ze 69. Jesus Christus heeft dien niet willen 3o v. 1 tot God, om d'Aarde te vernieuwen. (

: " verklaren aan fijne Apostelen, die hem vraeg -

-

den


-

-

2 en Nieuwe AARDE. i ! 127 den naden tijt, wanneer defe dingen geschie

den fouden, feggende alleeniglijk; (f) het (f, Aa... komt u niet toe de tijden te weten welke mijn WA-v. 7. DE R in fijne voorfienigheit heeft behonden. Hy wilde gants niet leggen, dat fijn Vader eeni gen fekeren tijt, of eenig feker Jaar vast ge ftelt had om de Aarde te vernieuwen, en alle

qualen die in defelfde zijn uit te roeyen: maar de voorgestelde tijt, welke de Vader in fijne voorfienigheit behoud, isfekerlijk defe voor de menschen Gelukfalige tijt, wanneer fy al le hare vrije willens, welke hy haar heeft ge

geven, in fijne macht fullen herstelt hebben;

(g)en dan falhy voortgaan als uit fich felven, (g, 1 cor. en fal noch wederom alle dingen goet maken, is v. 28. gelijk hy gedaan heeft in den beginne van de Scheppingdes werelds: want fijnen willever andertnoit.

. . ..

-

7c. Hy heeft doenmaals den menfch ge- Dat den fchapen, om fijnen luft met hem te hebben; mensch het en hierom heeft hy hem een bequame hoeda- : of de

nigheit gegeven,die de vrije wil is;fonderwel-:le ke daar gants geen overeen-koming noch be- moet trek quamen eisch kon wefen, waar door Godfij- ken uit de nen luft mogt hebben aan den menfch, dat Ă‹: om

fijn enkel Schepfel was: maar hy heeft in hem :: een Tak van de Godheit, 't welk de vrye wil fijn weten

is, willen planten, ten einde dat gelijk de trekt uit de tak gemeenfaamheit heeft en al fijne Self- :: tandigheit trekt uit fijnen Boom, foo ook de I 5. W : ziel vrywilliglijk al de felfstandigheit van ha re wille getrokken mogt hebben uit d::

:

-

•

2


128 I. Deel der Nieuwen HEMEL God, en dat door dit middel alle dingen ge bleven hadden in den fchoonen en goeden (i) Rom. staat, waar in fy waren gefchapen. Maar de II. V. 2 I, de eerzucht van (i) defe tak, dat is te feg 22• gen, van defevrije wille uit God voort-geko men, heeft den felfden doen afkappen van

fijnen Stam en van fijne wortel, waar door fy is verdorven en krachteloos geworden door de fonde.

o I

-

71. Maar de goetheit Gods, heeft dien ge plant (l) in de aarde van dit ellendig leven, (l) Luc. 13. om te fien of hy niet weder uitschieten zou, v. 6---9. om goede vruchten te dragen. Soo dat de ziel

in defe wereld noch in fich de kracht heeft van hare vrije wil, om 't goede te doen: maar in dien fy eens weder ontplant word uit defe fterfelijke aarde, eer dat fy weder leven en goede wortel gekregen heeft, foo falfy ner (m) Joh. 1 5. v. 6.

gens toe deugen, (m) dan om in't eeuwigvyer geworpen te worden.

-

-

- -

---

-

72. Gy, fult my misschien vragen, mijn

Heer, of er geen berfteffing ooo?be ziet meer iĂŤ / na Uatfp haar fterfclijft bleeftij falaf,

gelegt hebben? Ik fal antwoorden JA. Want indien er geen Zaligheit meer te hopen was na

defe lichamelijke doot, foo geloof ik, dat van Adam aan niemamd fou Salig geworden zijn, uit oorfaak dat niemant na hem foodanig fij nen wille in den macht van die van God heeft herstelt, ten aanfien van fijn Lichaam en Ziel, dat de ziel en het lichaam des menschen

dele Vereeniging met God hebben konnenge nie


en Nieuwe AARDE.

I29

als het einde waar toe hy geschapen was, 't welk bestont in een volmaakte en volle vet eeniging, foo dat de wille des menfchen, en de willeGods niet dan (n) een felfde faak fouden (n) Joh. geweest zijn; om dat God fijnen luft niet kon I 7. v. 2 I. nemen met eenig ding dat buiten hem was, 1.I 7.Cor. 6.V. aangefien niets buiten hem gevonden kan worden dat machtig fou zijn hem te verlufti gen; en dat alles wat God niet is, alleen

droevig en quaat kan wefen, hy alleen alle goet en alle welluftigheit zijnde. En gelijk twee wederstrijdige faken in een felfde onder werpte gelijk niet konnen gevonden worden, foo kan God, bygevolg, geenen luft in den menfch vinden die van fich felven niet wel

luftigs had; indien, als in geval, God hem niet een deel had gegeven van fich felfs, 'twelk de Vrijheit is. 73. En gelijk God uit fich felven alles doet 't gene hem behaagt,foo heeft hy de menschen in dier voegen geschapen, dat fy alles konnen doen 't gene haar behaagt , ten einde om haar hem gelijk te maken; nochtans met dit on derfcheid, dat God alles doet 't gene hem be

-

haagt uit fijn eigen macht, en dat de menfch alles doet 't gene hem behaagt door de Gena de, welke hy van God in fijn vrije wil heeft

ontfangen; God de felvige fouvereinelijk van alle eeuwigheit genoten hebbende, maar de menfch alleen federt den tijt dat God hem de felvige gegeven heeft. Het is een eigene en

Wefentlijke staat voor God, maar een ftaat I

door


130 I. Deel der Nieuwen Heure door genade verkregen, voor de mensch. 74. Hoedanig het ook : , het isfeer waar

Den

mensch,die achtig, dat de menfch in fich een Goddelijk

: :::: gedeelte heeft, (o) om te konnen doen't gene §:i: hem behaagt; foo dat God hem niet kan her overgege- ftellen in den Gelukfaligen stant, waarin hy ven heeft, hem had geschapen, indien de menfch uyt

:"fijnen eigenen wille (p) dat niet begeerde, Ă–":l. en God de wereld niet heeft konnen oordee 1;. v. 14 tot len , fonder het toestemmen des menfchen.

Om dat God fich felfs niet kan wederfpreken,

I 7.

(t: :" foo heeft hyfijnen Goddelijken wille gelieven " " foo krachtig te binden aan den wille des men fchen, dat hy fich daar aan heeft willen on derwerpen, fonder ergens in haar oyt tegen te gaan; foo dat indien de menfch fijne vrije wil aan de wille Gods wilt vereenigen, hy een felfde faak met hem is, maar indien hy fich van defe Eenigheit der willens wil aftrek ken, foo fteekt hy fich in allerley qualen, om dat er geen goeden buyten God konnen zijn. ' 75. En indien men naauwkeurig den tijt wil weten , wanneer het algemeen Oordeel over alle menschen gehouden fal worden; dat

fal effen wefen, (q) wanneer fyalgemeenha (1) Jefa re willens fullen afgetrokken hebben, om ::: gamts aan de Goddelijke niet te hangen: dan ::"Cap #ebb 1y fy ! f 23. v. ,,;. nepben haar Vonni vonnis ontfangen, en moeten 6 en Cip, de algemeene Roeden verwachten, om dat 66 v. 18 die de vruchten zijn, welke hare eigene wil -

lens voort-gebragt hebben. Dunkt u niet , mijn Heer, dat defe tijt w -

-

---

tegen


en Nieuwe AARDE.

I3 1

tegenwoordig verschenen is? Want men fiet niemand meer, die fijnen wille aan de God delijke wilt overgeven ; yder wilt fijnen ei

genen wille volgen, begeerende veel eer dat de Wille Gods fich fou buigen na 't welge vallen van die des menfchen, dan dat de wil le des menschen fich onder den wille Gods

fou begeeren te buigen. Dit is een gants om gekeerde ordre, waarin de Wereld niet dan een grondeloofe poel van allerhande qualen is, federt dat de menschen zijn afgeweken van aan den Wille Gods te willen hangen, om niet meer dan aan hare eigen wille te hangen, uyt welke nochtans geen goet kan voortko men: foo dat indien alle menfchen fich niet

bekeeren, en hare willens weder over geven aan die van God, die haar begin en oorfpronk van alle haar goet is, foo fullen fy noit den dag fien konnen van de Vernieuwing der Aar de; dewijl God defelve niet kan vernieuwen, fonder den vrijen wil in fijne macht te heb-

-

God heeft

ben, dien hy aan de menfchen gegeven heeft, den mensen aan welke hy geen goet kan doen fonder hare welfonder

: 76. Hy kan haar fijne Genaden en fijne : :

toestemming.

goederen wel aanbieden en opdragen, gelijk kan den hy geduurig doet, maar (r) hy kan haar niet :) enfon

dwingen die aan te vaarden, indien hare wil : : lens daar niet willen bykomen: even gelijk: hy machtig is de Wereld te herstellen in den (r) Pfa. eersten staat waarin hy haar had geschapen, 8' v. 9 tot

en foo ook de menschen, want fijne macht :"3" kan noit vermindert zijn. Maar om dat hy ’" I 2

fich


-

132 I. Deel der Nieuwen HEMEL fich heeft willen binden aan de wille des men

Wan-

fchen, foo falhy noyt iets doen in 't gene haar mag aangaan, dan waar toe hare vrije wil lens hem fullen schikken. Hy kan noch wel duifend Werelden scheppen, alfoo fchoon en goet, als defe, welken wy fien, alleen door fijne machtige Willen; maar hy kan niet eene ziel zalig maken, fonder haar toestaan; en noch minder geheel de Aarde vernieuwen: 't welk niet fal geschieden dan wanneer de ziel en het lichaam des menfchen zijn herstelt in de macht Gods, en hare vrije willens vol komentlijk aan hem overgegeven. 77. Ik fie verscheide menschen, die na de

::" te vernieuwing der Aarde schijnen te wen ::ent-fchen, maar ik fie noch gantsgeen, die waar lijk fijnen lijk hare vrije willens hebben herstelt in 't op willeaan , perfte welbehagen Gods : want indien dit

: :" was, men fou wel andere werkingen fien, al onder-

:::

-

nademaal de wille des menschen, de wille

hebben;foo Gods zijnde geworden, door een felfde ge-, f:llen: volg de wille der Hooft-stoffen, der Bee : : ften en aller anderer Schepselen, in de wille remwille en macht der menschen fouden weten. Dit fou aan die van op gelijken voet gaan; wanneer de wille des

: ::h menschen de wille Gods foude zijn, foo is het

:" vast, dat de wille aller fchepfelen aan den wille des menfchen onderworpen fou zijn, aan welke God haar had onderworpen: en alle de wil-, lens weder t'faam vereenigt, fouden niet dan r

een wille maken 'twelk die van God fou wefen. En door dit middel fouden de menschen en de

aarde, met al dat daar in is,vernieuwt worden, â‚ŹIl,


en Nieuwe AARDE.

I33

en wy fouden gekomen zijn tot dien Geluk faligen dach van defe Vernieuwing. 78. Maar foolangen tijt, als er niet een of meer zielen fullen zijn, die volkomentlijk hare vrije willens fullen overgeven aan die van God, waar uyt fy genomen zijn; foo

langentijt, feg ik, fullen de Hooft-stoffen, de Beesten, en d'andere schepselen fich noit

aan den menfch onderwerpen, maar altijtte gen hem wederftrevig zijn, door een wettige

gerechtigheit; aangefien de mensch, die fijn wefen en alles van God fijnen Schepper ont fangen heeft , fijnen wille niet wilt onder

werpen aan foodanigen Goet-doender; maar tegen fijnen wille wederftrevig zijn. Het kan ook niet goet nog redelijk weten, dat het gene

aanden mensch is onderworpen geweest, hem fou gehoorfamen, daar het aan hem niet ver plicht is, dan alleen door de Genade van de Wille Gods, en geenfins door verschuldigt heit. Want de menschen konden niets geven aan de Hooft-ftoffen, Beesten, of andere

fchepselen, om de felve te verplichten fich aan haar t'onderwerpen, daar niets dan alleen

de Wille Gods zijnde, die alle defe dingen onderworpen heeft aan den menfchfonder ee

nige fijne weldaden. Dus kan het niet met recht geschieden, dat alle defe mindere fchep felen, fich fouden onderwerpen aan den wil le des menfchen , foo langen tijt hy fijnen

wille van die van God heeft onttrokken. Het moet noodfakelijk zijn, dat alle defe fchep I3

felen


134 I. Deel der Nieuwen HEMEL felen den menfchfouden quaat doen, om dat

fy die quaatheit van den menfch behalen, door het aanhangen dat fy van hem hebben. En foo veel als de menschen fich fullen aan God onderwerpen, foo veel fullen fich ook de Hooft-stoffen , de Beesten, en d'andere

fchepfelen aan de menschen onderwerpen. Dit fal altijt op gelijken voet gaan.

-

79. Waar uyt men kan fien, dat het niet waarachtig is, dat de menfch fijnen wille heeft aan God onderworpen, foo langen tijt als de Beesten , de Hooft-stoffen , en alle andere dingen fich niet aan hem onderwerpen.

Het zijn niet dan praatjens die wy voortbren gert,-4eggende dat wy ons aan God hebben

overgegeven,of eenige verwaande inbeelding, die ons wijs maakt, dat wy ons aan God heb

ben overgegeven, wanneer wy noch vast aan onfe eigene willen leven. Want indien het waarachtig was, dat wy ons aan God hadden over gegeven (gelijk wy feggen, of gelooven) het Vyer foude ons niet meer branden, het

Water fou ons niet meer nat maken, de Lucht fou ons voeren waar wy wilden weten, de Aarde fou fich openen om ons te laten wande

len, en foo ook met alle het overige, offchoon wy noch felfs met onfe sterfelijkheit bedekt mogten weten. Want men heeft eenige voor-

beelden gefien van de gene die noch niet vol

komentlijk fich hadden over gegeven aan den (m)Aao willeGods; gelijk (m) d'Apostel Philippus weg sv 3Âť gevoert wierd door de Luc it na den Kamer ling 2-


en Nieuwe AARDE I35 ling van de Koningin Candace gedoopt te te hebben. De (n) drie Jongeren wierden (n) Dan, niet gebrand in den Gloeyenden Oven: (0) 3 v. 23. en DAN 1 E L wierd van de Leeuwen, ver- (°) Dan. woede Beesten, niet verslonden, en foo vele *** andere wonder-werken die gebleken zijn in de

personen der gener, die waarlijk fich aan God wilden overgeven. Gelijk ook de voorbeelden dergener gebleken zijn, die den wille Gods hebben verlaten, om haren eigenen wille te volgen. De (p) Propheet die eten wilde tegen 't bevel Gods, wierd van een Leeuw gedoot. (p) 1 Reg. De (q) Konink die offerhande vvilde doen ! 3 v. 16

voor het aankomen des Propheets (r) wierd :), sam. met heel fijn Leger op de vlucht geslagen. :: En (s) A DA M wierd onderworpen aan alle (r) 1 Sam. d'ellenden welke wy noch tegenwoordig ge- **: voelen, om den wille Gods niet gevolgt te :

-

hebben, in 't nalaten van eenen Appel te eten. :9: Indien men de ftoffe van alle defe faken wilt

aanfien, fy fullen wel klein schijnen; maar l: wefen van d'Ongehoorfaam

aanfiende

heit van een Schepfel ontrent fijnen Schepper, foo moet men belijden, dat alle defe welda

den, en alle defe kastijdingen, aan den menfch zijn over gekomen door een rechtmatige Rechtveerdigheit, en een groote goedigheit Den Gods.

mens ko

Maar wy verblind zijnde, oordeelen ver- mengene keerdelijk van de wonderlijke werken Gods, : n

en in plaats van fijne befluyten aan te bidden, door : en fich aan fijnen Heiligen wille t'onderwer- gen fouten, I 4

pen,


136 I. Deel der Nieuwen HEMEL pen, foolafteren wy hem in al wat ons voor komt, hem belastende met onfe fonden, en

beschuldigende overonfe qualen, feggende, nu dat hy vertoornt is, en dan dat hy wraak neemt; op een andermaal dat hy ons kaftijd en ftraft, of dat hy ons verlaat: maar alle defe dingen zijn niet waarachtig, in den fin foo als wy dien nemen; om dat in der daad God geen toornigheit heeft, (t) noch wraak (t)Jefa. neemt , noch (u) kaftijden, noch straffen, 2 7. V. 4. (u) Kl.

noch iemand verlaten kan: maar de Perfoo

Jor. 3 v. 33.

nen felfs veroorfaken fich alle defe quaden,

(nv) Jer. 2. door het (ov) W. I9.

afwijken van aan God te han gen, waar alle goet van afkomt, gelijk uit hare eigene willens alle qualen haar oor fpronk nemen. En dewijl wy ons best niet doen, om t'ontdekken waar uit ons alle defe

qualen fpruyten , foe leggen wy veel liever God die te lafte, die buyten fchuld is, en nimmermeer quaat kan doen.

81. Siet hier waartoe de menfch is geko men , door fijne blindheit des geeftes; hy kent fijne eigene werken niet, en weet felfs niet waar hy gaat. En veel minder zijn hem de Werken Gods bekent, om dat hy daar op geen acht genoeg flaat. Men fiet de men

fchen fich begeven tot de faken van defe ellen dige Wereld, als of fy nergens anders dan daar toe geboren waren; maar in de eeuwige faken, zijn fy alfoo onwetend als de Beesten,

en met dit al denken fy noch Salig te worden.

Sydiefich willen feggen geeftelijker als de an TCFl

Âť

ÂŤ


en Nieuwe AARDE.

137

ren te zijn, begeven fig tot de heilige Schrif tuurtelefen, en van deugt en Godvruchtig heit te fpreken; maar fy verstaan noch het een noch het ander van defe faken: want den- N.

kende denfinder Schriftuuren met hare eige ne overleggingen te vinden, foo trekken fy daaruyt niet dan dwalingen en (x) verwerrin- (*) 1 Cor.

gen; en meenende de Deugt te kennen, (y)

&3':

met daar van wel te konnen fpreken, foo :: :9

hebben fy niet anders daarvan als enkeleydel heit en de eere van menfchen: en dus blijven fy met gerustheit vast aan hare eigene willens, fonder te kennen hoe men de felfde aan God

moet overgeven, en noch minder hoe hy fijne

roedenfend, en dat hy de Aarde moet ver nieuwen.

82. Om geheel aan God overgegeven te zijn, moet men nergens in fijnen eigenen : wil meer gebruyken, maar die herstellen in God wil de macht Gods, (z) gelijk een nieuw geboren geregeert kind in de macht van fijne Voefter is. Dit ::

kindisfoodanigin hare macht, dat het aan :an haar hangt het felfde te dooden, of in 't leven hem over ge te behouden,omom dat dit kind :: een ennietskan om het doen, leven geven,

dan weenen

te klagen,

te behouden niet anders kan aanvangen, dan :: flapen en de Borft fuigen. Een ziel die in aan fijn niet meer Voedster. Wedergeboren word, moet God ,:: Pfa. willen of begeeren, of wenfchen, iet anders

(*)dan dat God haar geleide en bestiere in alle

3

fijne wegen, foo wel ten aanfien van het Gee- (") Pfa. ftelijke, als van het lichamelijke, niets meer 73 "3** I 5

van


138 I. Deel der Nieuwen HEMEL van harer zijden doende dan Weenen over d'ellende waarin de fonde haar gebragt heeft, ten einde dat fy daar van vergeving verkrijgen mogt, en om na de ziele gevoed te worden, (a) 1 Pet. moet fy niet anders nemen (a) als de Melk 2. V. z' van de Goddelijke Wijsheit, die geduurig fpringt uit den Boefem van de goedigheit Gods.

Indien de zielen aan defe Borft vast

blijven, foofullen fy geduuriglijk Goddelij ke lichten ontfangen, die hare werkingen in (b) Pfa. 4. de ziel fullen doen , (b) wanneer fy maar W• 5 cn 9. willen ruften , na de felvigen ontfangen te hebben, fonderbuite haar felven te gaan, of die te verstroyen met de felfde te willen aan andere mede-deelen.

83. Alle defe oefeningen zijn onbekent by de huydenfdaagfche menfchen , want men fiet de Best-meenende in alles hare eigene wil lens in volgen, gants nergens in fich latende van God bestieren. D’een wil rijk zijn, d'an

der wil wijs zijn; een derde wil deugtfaam zijn; en hier toe arbeidyder een om tot fijne voornemens te komen, foo dat geheel hare

levens doorgebragt worden in hare eigene willens te voldoen, fonder oyt te komen tot het over-geven van de felvige aan den wille Gods, waar in de waarachtige deugt bestaat, buyten welke fy niet kan gevonden worden, offchoon men die tracht te vinden in foo vele

verscheidene middelen. D’een denkt deugt faam te zijn, wanneer hy geleert is, geloo vende de deugt in de leer-oefeningen g:


en Nieuwe AARDE.

139

den te hebben , waar men veel eer de on deugt vind. D'anderfoekt de Deugt in het

gierlijk spreken, fich latende voorstaan deugt faam te zijn, om dat hy fchoone redenen van de Deugt weet voort te brengen; foo dat alle de beste Huydenfdaags noch vol van haar ei gene willens zijn: want ik ken noch niemand op Aarden, die aan God is overgegeven; en

foo haast als ik dien falkennen, foo fal ik de âDerloffing :jftaclg/ en de āDernicuuning ber 2larbefien.

-

84. Ik weet wel dat die Gelukfaligen dag Dat men dan fal komen, maar ik weet niet, op wat nochniet

dag of op wat Jaar, defe zielenfich fullen wil:: len foodanig over geven aan haren God. Ik : Geï

hoor vele die feggen, het felfde te willen overgege

doen, maar ik fie niemand die dat doet, het: : zijn niet dan schijn-willekens, of als, ik fou-: de welwillen: maar men vind in der daad defe de doot be

lofmaking eigene mogte willenswefen: in de " schaamtzal. minste faakniet felfsvan diehare lichamelijk want het is haar noch niet even eens, wat fy eten of drinken; noch waar mede fy bekleed zijn. Dit alles moet noch gaan na hare eigene willens, meer dan na hare nooddruftigheden: en dus is het met al de refte , tot felfs hare volmaaktfte daden; als hare gebeden, en an dere hare goede werken. Dit alles moet gaan na 't welgevallen van hare eigene willens. En indien men defe benam ook aan de Deugd faamfte perfoonen van onfen tijt, men fou

haar ontblooten van allerhande Deugden :na 16:Il


14o I. Deelder Nieuwen HEMEL dien het gene dat deugt in haar fchijnt, geen kracht heeft dan uit hare eigene willens. Indien

fylefen,indien fy bidden,indien fy ter Kerk,of ter Tafel des Heeren gaan, indienfy waken,in dien fyvaften,indien fy Aalmoeften geven; dat alles geschied door den drift van hare eigene genegentheden, of door het : Valt hare eigene willens. Soo dat vele fich ver baaft en beschaamt voor God fullen vinden,

van dat fy fich naakt van waarachtige Deug den fien fullen, na fich ingebeeld te hebben daar van wel verforgt te weten; en fy fullen bladeren foeken als Adam, om hare naakt - heden te bedekken, niet durvende voor God verschijnen; om dat fy fich aan fijnen wille niet begeert hadden t'onderwerpen, en dat alle hare befte daden, buiten de felvige, niet

zijn dan bladeren om hare schijn-deugden me de te bedekken.

Dat alle , 85. Ik bidde God, dat hy haar gelieve foo

goed van helderen Licht te fenden , dat fy de ware

::", Deugd mogen bekennen, en ookwat de Roe ::an den Gods zijn, fonder fich in te beelden, dat d'eigen- het de werkingen fijnes toorns zijn , maar wille des veel eer te kennen en te belijden, dat het de

" werkingen zijn van onfe fonden, ten einde fy ophouden mogen te lasteren tegen de wer ken Gods, maar liever op haren boefemflaan,

uit leetwefen van foo ellendig geweest te zijn, dat fy haren eigenen wille hebben gevolgt, 't welk d'eenigste oorfaak is van alle de qua len die ons overkomen. Want uit God kan -

-

geen


en Nieuwe AARDE.

: quaad voortkomen,

I4,1

hoe klein het ook

ou mogen wefen (c) alleen onfe wille baart (*)Jefa 58.

alle qualen,van en alle de (d) alleen is :: Oorspronk goed.wille SooGods dat niemand : ": • 32 met waarheid kan feggen, God heeft my dit (d) Phil. 2. quaad toegefonden , 't zy tijdelijk, of wel v. 13: geeftelijk. Ook foo kan niemand met waar heit feggen, dat hy eenig goed heeft gedaan, 't zy tijdelijk, of geeftelijk, en noch min eeu wiglijk. Want al dat goed is, (e) komt van (e) Jac. 1. God: en voor foo veel als wy onfen wille aan " *7 God overgeven, voor foo veel doen wy het goede, dat hy in ons werkt, en niet meer noch minder ; om dat buiten defe vereeni

ging aan de wille Gods, alle onfe beste wer ken, geheel ondeugden en fonden zijn. Se

dert dat onfe vrye wille is verdorven gewor den, foo kan fy noit eenig goed meer doen, (f) tot dat fy weder in haren God ingegriffijt (f) Joh. 15. is, gelijk een takje van een Boom dat van fij-v-5 ne Stam is afgesneden, 't welk geen vruchten meer dragen kan, federt dat het van fijne Stam

en wortel is afgefondert; om dat het als dan geen leven meer heeft: even eens is het met eene ziel, die gelijk een klein Takje (g) van de Godheit is: fy kan noit goet doen, in dien fy die kracht en die fubstantie niet haalt van de wille Gods: en foo lang als fy van de Wille Gods afgescheiden blijft, foo baart fy allerley qualen. -

86. Wy konnen dit fien in de menschen die fich befig houden in hare eigene willens : VOL

-


14.2 I. Deel der Nieuwen HEMEL volgen; fy zijn noit vernoegt noch voldaan, maar brengen haar felven allerley qualen toe. Sommige fullen de wille hebben om

den Oorloog te volgen, en daarom laten fy fich opschrijven onder de Legers, en voegen fich daar by; en wanneer fy daarin zijn, foo vinden fy duifend moeyelijkheden van hon ger, van dorft, van hitte, van koude van ver moetheden; ja fy behalen vele Siekten, door de overdadigheden en ongematigheden; wel ke men in den Oorloog vind ontrent het leven van een krijgs-man, dat in gevaar staat voor Vyer en Swaart, waar door hy dikwils een Arm, of Been, of andere leden van fijn li- -

chaam verliest, ofwel ongeneselijke fwakhe den bekoomt, ja dikwils fijn leven daar in fchiet.

Waar op, ik bid u mijn Heer, kan men defe rampen al leggen? Kan men feggen, dat fy van God komen, wanneer de menfch uit fij men eigene wil die heeft gefocht, met den Oorloog te willen volgen, die vol van defe fwarigheden is? Moet men niet veeleer feg feggen, dat het fijn eigene wil is, die hem aan foo vele ellenden heeft onderworpen? Want te feggen, bat 95ob noobfaftelijlt toe gelaten ijccft/bat bc fclue hem foubcn obcte RĂśmcn/ is ook een misverstand; uit oorfaak (h)Sira. I 5.V. 2O

dat God geen quaden (h) eigentlijktoelaten kan.

Hy laat alleen toe dat wy onfen vrijen

wil fouden gebruiken, en niet meer. Alle de toevallen die daar voort komen door het -

:

ITâ‚ŹK

-

|


en Nieuwe AARDE.

I43

trekken van onfen wille, zijn door ons ver koren en voort gebracht. Want indien defe

Krijgs-man aan God verlof had gevraagt om

-

v

in den Oorlog te gaan, het is te gelooven dat

God hem noit het verlof fou gegeven hebben, aangefien de meeste oorlogen boos zijn, en door de Duivel verwekt.

En wanneer een

Krijgs-manten oorlog fou gaan, met het ver lof of de wille Gods, dan fouden geene ram pen hem konnen ontmoeten, om dat (i) het (i)Sap. vyer den genen niet kan branden die fijn vrije :: •l I,We -

-

wil aan God heeft overgegeven; het yfer fou; in fijn vleefch niet konnen gaan, en alle de Scherpten fouden verstompen wanner fyfijn Lichaam fouden genaken: de stokken fouden fich buigen en week worden om hem niet te beschadigen,om dat alle demindere schepfelen fich aan den menfch fouden onderwerpen, foo haaft als de menfch fijnen wille volkoment lijk aan die van God fal hebben onderworpen. Defe twee willens, weder vereenigt zijnde,

dan falde mensch alfoo weinig konnen lijden als fijn God, nadien hy niet anders dan een met hem fal wefen.

87. Soo dat de menschen wel blind zijn, in D:len , te gelooven, dat alle hare ellenden van God : komen, dewijl fy waarlijk van haar felven : komen. Indien men dit recht wilt aanmerken oorfaakt,die

men fal het felfde fien door ervarentheit aan hem over-,

allerhande personen, felfs in de tijdelijke fa-" ken.

Waar onder men dikwils fulke fiet die

rijk geweest zijn, en nu tot armoede ver vallen,

-


144 I. Deel der Nieuwen HEMEL vallen, en men fegt ook, God heeft haar ver nedert, of de Fortuin heeft haar tegen geweest:

't welk gants niet waarachtig is; want God vernedert noit iemand door geweld, federt dat hy den menfch vry heeft gefchapen. Het ftaat aan hem fich te vernederen, indien hy by Godwilt aangenaam zijn: en niet aan God

hem ergens in te dwingen felfs niet tot fijne eeuwige Zaligheit.

Dewelke moet bemint

en gefocht worden door de vrije wille des menfchen, of anders fal hy noit daar toe komen.

Want men fiet dikwils de Perfoonen

die rijk geweest waren, en daar na arm ge- worden, noch foohoovaardig van herten zijn in hare armoeden, als fyin den tijtharer rijk dommen waren, ja fomtijts noch meerder,

door het misnoegen dat fy hebben van fich in armoeden te vinden, foo dat fy noch rijk wil

len fchijnen daar fy arm zijn; 't welk een grooter hoovaardie is, dan rijk te willen fchijnen, wanneer men in de Waarheit dat is.

Waar uit men fiet, dat God defe perfoonen niet kan arm gemaakt hebben, om haar te ver nederen, dewijl de armoede haar niet nederig van hertengemaakt heeft. Men moet feker lijk gelooven, dat er niet anders geweest is,

waardoor fy arm zijn geworden, dan alleen hare eigene willens, aan welke de fortuin on

derworpen was. Indien fy wilden in haar felven treden en wel onderfoeken de bewegin gen van hare eigene willen, fyfouden bevin

den, dat de felvige haar fomwijlen g: heeft


en Nieuwe AARDE. -

145

heeft tot te willen heerschen, en grooten staat te houden, waar door hare goederen zijn ver

mindert geworden, ofwel door d'overdadig -

heit van lekkerlijk te eten en te drinken, of

kostelijke kleederen te dragen en prachtigen huyfraad te gebruyken; of wel, door onbe

kommert te hebben willen leven , fonder te Werken: of defe vrije wille heeft weelden en vermakelijkheden gefocht, en noodfakelij ke dingen verwaarlooft 5 of wel men heeft noch onbescheidentlijk en fonder bedacht

faamheit fijne vrienden willen vernoegen , met veel andere meer oorfaken, voortgeko men uit de eigenewille, die de armoede heb

ben veroorsaakt, waarin fy nu naderhand fich vervoert fien. Welke ongelukken fy op God, of op de fortuyn willen wyten, in plaats van

hare miflagen t'erkennen,en fich felfs fchuldig te rekenen, gelijk fy waarlijk zijn, om dat gene rampen, hoe klein die mogen zijn, van God konnen afkomen; maar alle kleine en groo

te, tijdelijke en eeuwige worden gemaakt en voortgebragt door onfe eigene wille.

, 88. Men beklaagt fich dikwils over de Dat d'ey Siekten des lichaams : en indien men wijs gen wille was, men foufich niet beklagen dan over de allerley

boosheit van onfe eigene wille, die oorsaak : : van onfe Siekten is. Want indien men niet at ;ïe en dronk, dan de dingen die noodfakelijk zijn krankheden tot onderhoud van het leven, men fou T. fjo, baar:', foe wel licha -

,

vele verdorvene humeuren niet vergaderen in melijke als het lichaam, die verscheide Siekten en geestelijke,

:

€Cen


145 I. Deel der Nieuwen HEMEL heden veroorfaken.

Maar om meer te vol

doen aan onfe wille als aan de gefontheit, foo

neemt men lekkere fpijfen, wellustige Wijn, en foo velerhande Sauffen om de fmaak van

onfe wille te vernoegen, waar door men fich Siekten, en dikwils den doot op den hals

haalt. En met dit al, gelooft men fich vry van fchult ; ja men legt die God te lafte. 89. En dit zijn noch al de beste menfchen; om dat fy, die fich verwoed en toornig willen ftellen tegen de qualen die haar over komen, de Duyvelen gelijk zijn, die fich geduurig verbitteren tegen de rampen daar in fy fich moedwillens geworpen hebben. Soo dat het noch een minder quaat is, voor de gene die geen ander Licht hebben, te gelooven, dat l hare qualen van God afkomen, en niet van de Fortuyn, wanneer1 fyde felvige met lijd Jer."Q: 3. V. 38. f 1 aamheit op nemen, als komende van de hand Gods. Want fy komen in der daad(k) onei Dat God van hem, door fijne rechtveerdig nOlt 1ets Jo; onder heit, die altijt recht zijnde, maakt dat yder dat fijne ontfangt na fijne werken; en dat hy die quaat :- gedaan heeft, quaat hebbe, en hy die goet n

-

::

-

-

--

--

:" gedaan heeft, goet hebbe, en dat door de rechtigheit, werking van de rechtveerdigheit Gods, die Q: theiten altijt van fijne Waarheit felt is. " goetheit en fijne waarheit ver daar in te

f

e

-

-

e

::eĂŻ- , 90. Defe drie hoedanigheden of eigen inen. fchappen Gods , (l) worden altijt onafschei (t

- delijk in alle fijne werken gevonden. Men

Wall : beeld fich somtijts in, dat hy in sommige

33 V. 42 5.

-

g

-

-


1 en Nieuwe AARDE. , 147 van fijne wercken alleen fijne Goedheit ge

bruikt, en infommige andere alleen fijne Ge rechtigheit, ofwel alleen fijne waarheit: maar het zijn al mifverstanden, die van onfe onwe tenheit voort komen. Want God heeft noit

iets gedaan, en fal noyt iets doen, dan waar in defe drie Goddelijke hoedanigheden t'fa men komen, om dat God niet noch

:

verdeelt is. De Goetheit, de Gerechtigheit en de Waarheit zijn drie hoedanigheden,die hem altijt wefentlijk eigen fullen zijn,en geene van

:

de kanfonder d'andere,werken. Waar de Gerechtigheit Gods is, daar is ook fijne

Goedheit, en fijne Waarheit, aangefien d'ee ne niet fonder d'andere kan gaan. Dit is de Waarachtige Dry-eenigheit, in het Wefen

Gods,waar in een eenig God is in drieperfoo nen. Men twift en hertwift dikwils met groo te geschillen over de Dry-eenigheit, of over een eenig God in drie Perfoonen. Sommig eenvoudig verstandbeeldfich in, dat er in God zijn drie

: perfoonen, gelijk als

wy;om dat men de Dry-eenigheit affchildert, met een Oud, een Jonkman, en een duif. De geleerde feggen, dat er in God drie Goddelij

ke perfoonen zijn, welkefy noemen, den Va der, den Soon en Heiligen Geeft: en met alle hare twisten kennen fy niet, dat er defe drie krachten in God gevonden worden, die van hem onaffcheidelijk zijn; te weten,Geregtig

heit, Goetheit en Waarheit, en dat er noit iets van God is gedaen, waarin defe drie krachten -

K 2

'

of


148 I. Deel der Nieuwen HEMEL of hoedanigheden niet zijn t'famen geko men: Want daar kon niets volmaakt wefen, fonder de Goetheit, Waarheit en Gerechtig heit Gods.

-

91. Het is defe waarheit, welke men nood fakelijk weten moet, om Salig te worden:maar niet te kennen, wat er in 't Goddelijk Wefen is: aangefien dat fulks ons begrijp te boven :: God alles begrijpende, en nergens van onnende begrepen worden: dies te meer, om dat wy geenfins noodig hebben, t'ontdekken wat er in fijn Goddelijk Wefen is. Het moet ons genoeg zijn, te weten wat ons aangaet, om God te behagen; en niet verkeerdelijk de

werken Gods uitleggen, gelijk tegenwoor dig de meeste menschen doen. Want d'een

feyt, dat God door fijne rechtveerdigheit ee nige Perfoonen verwerpt, en dat hy door fij ne Goetheit eenige andere Salig maakt, of dat hy alleenig ontfermt wien 't hem behaagt; dat hy d'een straft , en d'ander fijne Gunst

bewijst: en foo van alle de andere toevallen die ons overkomen, oordeelt yder een ver keerdelijk van de werken Gods, door gebrek van ons te willen vernederen, en onfe boof

heit erkennen. Wy hebben de eerzucht van

de hoogste Verborgentheden Gods te willen doorgronden, en wy verhelderen onfen geeft niet, om de dingen te kennen die ons byfon

derlijk noodig zijn. Wy lasteren by alle voor val tegen de werken Gods, door onwetent

heit, denkende dat wy moeten ": Qe


, en Nieuwe AARDE.

I49

hoe vele Perfoonen dat er in God zijn. Is dit geen fchrickelijke Verblindheit , te willen onderfoeken , wat'er mag in de Goddelijk heit zijn; daar wy niet weten, wat hoedanig

heden onfe werken moeten hebben, om goet,

of aan de wille Gods onderworpen te zijn 5 (m), Tim daar de kenniffe van het wesen Gods ons gants :: ĂŠ: " (m) niet toe komt, en ook (n) geen voordeel (n) Prov.

kan doen! (*) Niemand heeft oyt Godgefien, om ***7.

te weten, hoe veel persoonen in de Godde- (*)Johr.v. lijkheit zijn. De Duivelen hebben God foo i8.

feer gekent, als oit eenig fchepfel gedaan heeft, en nochtans zijn zyfoofeer rampfalig. Waar uit genoegfaem kan blijken, dat defe

hooge Speculatien ons niet Salig fullen ma ken, maar wel de kenniffe (o) der Werken die (s) 2. cor. God in ons werkt.

13 v. 5. Eph.

92; Want indien wy defelve niet kennen, : 1 8,1 9. foo fal het ons wel moeyelijk zijn de laatste :""?'" roeden te dragen, welke onfe fonden over geheel de wereld in't gemeen gehaalt hebben; om dat even eens als wy tot nu toe de byfon dere qualen die ons fijn over gekomen, op ee nen verkeerden fin en tot onfer fchaden heb

ben opgenomen, wy ook de algemeene qua len foofullen opnemen tot onfer Verdoeme nis, indien wy de : niet willen openen, en het Licht der Waarheit aannemen, om te

kennen dat God noit iets gedaan heeft, dat niet verfelt is geweest van fijne Goetheit , Gerechtigheit en Waarheit: en dat het de boosheit van 's menschen oordel is, het welk doet K3


15o I. Deel der Nieuwen HEMEL doet schijnen,alsof de krachten Godsfoodanig verfcheurt waren, dat in fommige van fijne werken niets fou geweest zijn dan fijne Ge

rechtigheit,en dat in eenige andere niet fou ge weeft zijn dan fijne Goedheit. Dewijl d'eene noit geweest kan hebben fonder d'andere, en dat in dit geloof alle Christenen moeten ge doopt zijn, leven en fterven, indien fy Zalig willen worden; om dat anders fy geen God

delijk geloof hebben, nademaal eene van defe hoedanigheden of krachten in de werken Gods ontbrekende, hy geen Godfou konnen wefen om dat daar eenig gebrekfou zijn: en God is

gants volmaakt en volkomen, infich felven , en in alle fijne werken.

"

f

93... Laat ons van aan begin des Werelds

-

Dat de ge- eens alles overdenken, wy fullen in al wat God gemaakt heeft fijne Goetheit, fijne Ge

:

N;n rechtigheit, en fijne Waarheit vinden, alle drie de schep-

te gelijk, in alle fijne werken. Eerst in de

ping:: l

fchepping des menschen, blijkt fijne Goetheit,

:" van dat hy hem uit het niet heeft getrokken, goe:iten en een foofchoon Schepfel doen worden :fijne

waarheit. Gerechtigheit, in dat hy eenig ding wilde heb ben, waar aan hy fijngoet mogt mede-deelen, Want het was niet recht, dat het goet niet mede-gedeelt fou worden , en fijne Waarheit, in dat hy hem volgens fijn woord heeft ge maakt na fijn gelijkeniffe , met hem volle

Vryheit te geven om te doen 't gene hem be haagt; en gelijk als God doet wat hem be -

haagt over alle faken, foo kon de mensch : CS n


/

en Nieuwe AARDE.

151

les doen wat hem behaagde, aangaende fijn perfoon, en alle de Schepfelen die hem onder wotpen waren. Siet daar de drie krachten Gods, die in de fchepping des menfchen gevonden worden , Goetheit, Gerechtigheit en Waarheit. 94. 't Welk noch heeft gebleken in de Barmhertigheit aan den menfch bewefen na de fonde ADA M s, De Goetheit Gods roept hem tot fich, om hem fijne misdaad te doen erkennen, en vergeeft hem fijne fonde : de

Gerechtigheit Gods legt hem de Boete op, van te dragen en uit te staan, geduurende dit tijdelijk leven, d'ellenden van de Verdorventheit, en van de Doot, waar mede hy fich door fijne fonde bekleed had: de Waarheit Gods herftelt hem in de Genade, met dit be-

-

ding van Boete, omdat hy gefeit heeft (p) dat (p)Ezec. foohaaft de Sondaar fich falbekeeren en fijnen 18 v.27,28. toevlucht tot hem nemen, hy hem fal verge ven, en met hem handelen als of hy hem noit misdaan had; 't welk wy fullen ondervinden na onfeBoete voldaan te hebben; en wy ful len fien, dat Godfijnen lust aan ons fal nemen, als ofAdam voor ons niet gefondigt had. 95. Maar defe drie hoedanigheden Gods moeten ook t'famen komen, in het werk van

onfe Saligmaking , Sijne Goetheit biedt ons die aan voor niet; fijne Gerechtigheit maakt, dat wy defelve niet fullen konnen verkrijgen fonder het toestemmen van onfe wille, niet

begeerende de Goetheit tegen te gaan, welke

hy gehad heeft in ons een vrije wille te geven; -

K 4

en


152

I. Deel der Nieuwen HEMEL

en fijne Waarheit blijkt, in dat hy gefeyd heeft, de zielen tot fich te fullen trekken, (M)Joh.6. waarom Jefus Christus feit, (q) dat niemand V,44 tot hem kan komen, ten zy de Vader hem trekke, om fijne waarheit te bewijfen, footrekt (r) en (r)Rom.2. V.4. hy gedurig de zielen door de Genaden, wel ke hy haar aanbied, om haar Salig te maken. 96. Soo dat defe drie krachten Gods, Ge

rechtigheit, Goetheit en Waarheit, onafscheident lijk, en fonder eenig verdeeling, gevonden worden in alle fijne werken. Dit is een eenig God, in drie Perfonen, welke ikkrachten of hoedanigheden Gods noem; die ook gefien worden in de bestiering over de menschen, en heel de Wereld.

De Goetheit Gods heeft

alle dingen fchoon en goet gemaakt: fijne Gerechtigheit heeft die laten verdorven worden door de fonde des menschen; om dat het niet

recht fou geweest hebben, dat alle de Schep felen, aan den menfch onderworpen, hem fouden onderdanig gebleven zijn, wanneer de menfchfijnen God niet meer wilde gehoor

famen, van wien hy alleen hing: en de Waar heit Gods fal dan blijken, wanneer alle de hooft-stoffen en andere fchepfelen weder in haren eersten staat fullen keeren, in welken God haar gefchapen had, om de eeuwigheit van alle de Werken Gods te betoonen, die (s)Jef 44 v. 6.

gefeit heeft, (s) dat hy het Begin en het Einde is;

Apoc. I.v.8.

dat is te feggen, dat hy de heerlijkheit fijner werken vertoont heeft in het stichten van de

fe fchoone Wereld op haar begin, en d: -

het


en Nieuwe AARDE.

I53

het felvige ook fal vertoonen op haar einde, dewijl alles wat er in God is, eeuwig is. 97. Defe drie Goddelijke hoedanigheden zijn ook te fien in de bestiering des menschen felfs. Want de Goetheit Gods is in dat hy hem

vry heeft geschapen, om goet of quaat te doen na't hem behaagt; maar fijne Gerechtig heit lijd, dat hy foo vele rampen ontfange, alsfijn wille verkeert is, en fijne Waarheit, in dat hy weder tot God kan keeren foo dik wils als het hem goet dunkt, hoe grooten fondaar hy ook mag weten, nadien Jefus

Christusgefeit heeft, (t) dat hy niets is gekomen (*)Matt.ov. om de rechtveerdige Salig te maken, maar om de i3. Sondaars te roepen tot bekeeringe. 98. Indien God altijt in alle fijne werken. Dat ider defe drie hoedanigheden of krachten van Goet- : :"

heit, Gerechtigheit en Waarheit gebruikt heeft, : hy fal voorteker dat noch volmaakter doen is.

in 't bedrijf van fijn algemeen Oordeel, en in de Herstelling van alle dingen. Men beeld fich fomtijts in, dat het algemeen Oordeel

geschieden moet op de manier van een ver raffing, of foo haastig dat niemand plaats noch tijt van Boete fou hebben; gelijk men het Oordeel Schildert, waar fy alle Mannen en Vrouwen met de lichamen naakt verschij

nen: maar dat fijn niet dan ingebeelde Schil derijen. Want het Oordeel word van yder

:

in 't byfonder gevelt, wanneer hy met fijnen wille van de wille Gods afwijkt;

dan ontfangt hyfijn Vonnis, en is veroordeelt K ŠI), -


154 I. Deel der Nieuwen HEMEL en gedoemt ter verdoemenis, totdat hy fich bekeere, en fijn vrije wille weder in die van

God herstelle, 't welk hy kan doen geduu rende dit ellendig leven, waarin de tijt is van Boete, maar indien hy sterft, eer hy die felf de willeweder in die van God heeft herstelt,

fooblijft hy altijt onder den Vloek, waarin fijn eigene wille hem heeft gebragt. 99. En of hyfchoon dan verloft mogt zijn Dat het innerlijk li- van de verdorventheit fijnes vleefch, foo is : hy toch geenfins verlost van de fmerten der veeĂŻyen- felvige Verdorventheit;, want die fijn hern (*) diger de gevoeliger geworden, uit oorfaak van de

fine:ng: groote teederheit fijnes lichaams van God ge

: formeert: even gelijk een flag nu op ons bloot h:: vleefch geslagen, meerderfeerfou doen, dan defelvege- wanneer op onfe kleederen, of op onfe huid : wierd geslagen. Dit heerlijk lichaam; 't welk :Q- ** wy van God hebben ontfangen, aangedaan zijnde met een quade wille, gevoelt fonder vergelijking de fmerten veel fwaarder druk ken, dan de felfde quade wille oit kan doen gevoelen, aan onfefterfelijke lichamen, die niet dan kleederen zijn, waar op wy de fla genonferellenden ontfangen, die door onfe

eigene wille ons op den hals zijn gehaalt. (V)Marc 9. Daarom noemt men de pijnen na de Doot (7) V.34•

het Vyer dat niet word verteert.

-

1 o. Het is niet, dat het Vyer vatten fou konnen hebben , op het lichaam dat God

":"" heeft geschapen, maar het is (z)dat door de -

eigen-wille, die in dit lichaam

g: -

y

-


en Nieuwe AARDE.

155

fy daar gevoelig lijden doet de fmerten van *

alle de hooft-stoffen, van alle de Beesten, en

van alle de andere fchepfelen: welke van yder van haar afgenomen zijnde, foohaaft als ee-

nige zielen zich onwederroepelijk fullen her ftellen in aan God te hangen, foo fullen alle de quaataardigheden der Aarden en aller ande rer Schepfelen, keeren in de Lichaam van de

zielen, die haar sterfelijk Lichaam afgeleyt hebben, met vast besluit van aan haar eigene willens aan te kleven: om dat alle defe quaat aardigheden de werken zijn door hare ver

keerde willens gebaart en voortgebragt; foo

dat defe quaataardigheden veel meer quaat fullen doen aan hare eeuwige Lichamen, dan fy eit aan hare sterfelijke lichamen hebben konnen doen, die fonder te sterven niet hadden konnen lijden, het branden des Vyers, het Stormen der Wateren , het woeden en bul deren der Winden, en de vergiften der Aarde,

-

met de beten der Beesten, en het quetfen der Metalen, gelijk (a) t'allerrijt d'on-(a)Jefa. (6. fterfelijke Lichamen der gener fullen gevoe- v.24:

len, die gestorven zijn, met hare willens van die van God afgefcheiden. Sy konnen noit eenige goeden hebben, aangefien alle de goeden in God zijn, van wien fyfich vry

willig hebben afgescheiden; en fy konnen noit ophouden van allerhande qualen te heb ben, die fonder ophouden voortkomen uit haar eigene wille.

" ,

-

1o 1. Dit is het 't welk men !)clle noemt 3 l: iC :


156 I. Deel der Nieuwen HEMEL niet dat er een stoffelijk plaatsfoude zijn, waar defe rampfalige Lichamen verblijf hebben , om dat fy na de doot licht zijn, en door de

lucht konnen vliegen; maar fy dragen hare Helin fich felven overal waar fy mogen we (b) Jefa. fen.

Dat is (b) een Worm , die hun met

ibid. Marc.

verwoedheyt knaagt, door fich van God ver

9 v. 34

vreemt te fien ; en nochtans fonder de be geerte van weder tot hem te komen, met een

gevoelige fmerte van allerhande qualen, die nimmer fullen eindigen, om dat hare willens niet begeeren af te laten van quaat te doen, en hierom moeten fy door billijke rechtveerdig (e)Jefa. 3. heit, W. I I •

(c) de werken harer handen gevoelen, hoewel fy van hare sterfelijke lichamen ver lost zijn: door dien om eigentlijk te spreken, onfe sterfelijke lichamen, of dit grove sterf felijke, de fmerten niet fou gevoelen die men dat aan doet, indien de ziel, of dit Goddelijk, lichaam,niet was in defen sterfelijken fak, die

ook foo in fijn geheel is na 't verscheiden van de ziel, als wanneer die daar in woonde; en ondertuffchen voelt het niets meer, offchoon men dat in stukken fneed: waar door men fiet,

dat het eeuwig lichaam , fijn inwendig foo wel als uytwendig gevoelen heeft: want de angsten, defchrikken, de vreefen en benaut heden, worden door het Sterffelijk lichaam

niet gevoelt, maar door het gene inwendigen eeuwig is.

-

102. Soo dat den menfch, die sterft buy

tende vereeniging van fijnen willemet die :: G


en Nieuwe AARDE.

157

God ,. in eeuwigheit fich beladen vind met allerhande qualen, inwendige en uytwendi ge, aangefien fijne vrije wille hem noit fal be nomen worden, maar hem altijt allerley ram

pen toebrengen, en dit isfeer rechtveerdig, feer goet en feer waarachtig. 103. God oefent Gerechtigheit, met aan de menfchen foo vele qualen te geven, als fy van haar felven willen maken: want God heeft

noit eenige quaden gemaakt, en kan ook niet mand verdoemen.

Den menfch felfs moet

fijne qualen werken , en fijne Verdoemenis mede brengen. Het founiet recht zijn, hem te verhinderen, na hem fijn vrije wille gegeven te hebben: waar in de Goetheit Gods word ge

fien, dat hy de vrije wille aan den menfch heeft gegeven om fich Salig te maken, foo

langen tijt als hy is in dit sterfelijk leven: en ' de Waarheit word noch gevonden, met defe Verdoemenis toe te staan: dewijl God feyt,

den doot des Sondaars niet te begeeren, maar dat hyfich bekeere en leve: waar door hy betoont, het fijnen wille niet te zijn , dat een eenig :: menfch fou verloren gaan. : 104. Siet hier hoe God noit iets doet, dan geen meer 't geneverfelt is van fijne Goetheit, Gerechtigheit : :: en Waarheit: en hyfalook fijne laatste Roede : -

aan de menschen niet fenden, dan wanneer fy dan de � tot de uytterften van hare fonden fullen geko- quaetheit

men zijn. Want de Hooft-stoffen konnen: hare quaataardigheden tegen de menschen: niet uitwerken, dan voor foo veel, en na de geest. .

Âť

mate,


158 I. Deel der Niuwen HEMEL mate dat fy die behalen van de quaataardig heit der vrije wille des menfchen : fooda nig dat na de mate dat de quaataardigheit der menfchen toeneemt, ter felvertijt de quaat

aardigheden der hooft-stoffen toenemen, om wraak te nemen over d'Ondankbaarheit, wel ke de menschen begaan tegen haren Schepper. Wanneer de menschen fich fullen willen baden

in de Weelden defes levens, foo fullen fy door de wateren fich overftolpt vinden. En wanneer het Vyer der Welluften de menschen ontsteken fal, foo fal het stoffelijk Vyer hare fteden en huifen verteeren. En wanneer de menfchen opgeblafen fullen worden van Hoogmoed, en fich laten vervoeren door den

Wind der ydelheden, foo fal de stoffelijke wind haar besmetten met Pesten en sterfelijk heden, door hare quade dampen; en wan neer de menschen fich fullen begeven tot gie righeit; oftot de begeerlijkheit van de goe deren der aarde, foo fal de felfde stoffelijke

aarde haar geen vruchten meer brengen, waar door fy Hongers-nood en gebrek vanlevens middelen hebben fullen.

105. Siet hier hoe de vier Hooft-stoffen fich fullen dragen ontrent de menschen, haar beschadigende en wederftrevende na de mate dat hare vrije willens God wederftreven. .

En dit is meenigmaal geschiedten aanfien van byfondere personen, maar foo haast alle de -

menfchen in 't gemeen van de wille Gods ful len zijn afgeweken, dan fullen alle de hooft ftoffen t


en Nieuwe AARDE

I 59

stoffen in 't gemeen haar woeden tegen de menfchen uitvoeren, en eindelijk alle de ge me uitroeyen, diefich in den wille Gods niet willen herstellen. Men fiet genoeg de voor loopers van dit doodelijk einde; maar men neemt die niet aan als laatste Roeden, fich in beeldende dat dele rampen van tijt tot tijt zijn gekomen over byfondere Landen, Steden en Menschen; en dat het derhalven d'uitroeijn gen van alle qualen fijn geweest, die fich dan voorts vermeerdert hadden, fonder aan te mer ken, dat het gene aan iemand byfonder is over gekomen, die van God afgeweken was,

noodfakelijk alle de menschen in 't gemeen moet overkomen, foo haast als alle de men

fchen in 't gemeen den wille Gods fullen ver laten hebben, om hare eigene willenste vol CIl.

3 1o6. Dunkt u niet, mijn Heer, dat wy tot Het schijnt dien ellendigen tijt zijn gekomen , daar in: :"

men geene persoonen meer fiet die fich geheel 3: aan den wille Gods hebben overgegeven, gekomen maar het meeste deel in alle dingen : eigen zijn,fende

willens volgen, fonder vreefe, felfs met : roem en vermaak? Want men hoort niet an- eĂŻn : ders onder de menfchen fpreken, als itt buil maken van bit en ilt toilbat niet; foodanig aan hare eige- : eigen me willens vast zijnde , dat yder een Afgod :: van de fijne naakt; foo dat men fchier ner- van de wifie ens in meer aan den wille Gods denkt, prij- Gods fende en eerende al wat fich buigt na 't welge

vallen van onfeeigene wille, hatende ": -

-

ma


16o I. Deel der Nieuwen HEMEL

fmadende al wat daar tegen is. En dus zijn de menfchen van God afgeweken, en hebben een afscheiding van haren wettigen BR ux D E G o M gemaakt.

-

107. De wille Gods is de Bruydegom, en

de vrije wille des menschen is de Brujd , met wien hy door fonderlinge Genade een Verbond heeft willen aangaan, door eenen

Band van Liefde en Vereeniging: maar defe verkeerde wille, afwijkende van haren ge

trouwen Bruidegom, gaat Overspel bedrij ven met de schepselen, die onwaardig zijn de edele hoedanigheit,welke fy had ontfangen van haren God, en van haren HEERE, die noit

iet anders van haar fouge-eyfcht hebben, dan de getrouwe Verbintenis van hare wille aan de fijne, waar door onfe wille geheerfcht fou heb ben over de hooft-stoffen,en andere fchepfelen aan ons onderworpen, en allerhande goeden genoten fou hebben, fonder eenige quaden; uit oorfaak dat van de wille Gods alles goets

voort komt, en niet quaets daar van kanaf komen. Even eens fou daar ook niet anders van onfe wille hebben konnen afkomen, in

dien fy met die van God was vereenigt. Dat men ook boete moet doen

108. Sy fou de Roeden niet vreefen, of fchoon fy de felvige geduurende defe Sterfte

gevene

lijkheit dragen moest: fyfouden haar aange naem zijn, altijt wenfchende aan de Recht

zonden;

veerdigheit Gods te voldoen, foowel als aan

voor de ver

gelijk Adam fijne Liefde. gedaan heeft.

Want hoewel noch de ziel tegen woordig vereenigt mogt zijn met de v: VaI. -

2ITC)


ly

:

:f

en Nieuwe AARDE. I61 haren God, fooisfy daarom van dit quaat

|

aardigheit der Hooft-stoffen noch niet ontsla

gen, foo lange fy met hare fterfelijkheit is (d) Pfa. bedekt : ja fy moet door billijke rechtveer- 89 y: 31 tot 33. Jefa,4o. digheit voldoen (d) voor de quaden die fy v.2. Jer. 39. heeft begaen, geheel den tijt dat fy van den V, I I• wille Gods afgescheiden was, en dat wel met goet recht; dewijl ons het goede moet over komen, na de mate van ons goet-doen; en het quade, na de mate van ons quaat-doen: foo dat de tijt die wy door-gebracht hebben met quaat - doen , gefuivert moet worden door het lijden : gelijk als Adam om fijne zonde , na Vergeving daar van ontfangen

te hebben, noch verplicht was foo langen Boete te dragen. En wy hebben wel veel meer zonden gedaen 5 dieshalven moeten

wy niet wenfchen van de roeden ontslagen te worden, dewijl wy de felfde verdient hebben. Maar wy moeten lijden met vroolijkheit, ge lijk een rechte Gerechtigheit Gods, met fij ne Goetheit en waarheit verfelt.

1o9.Want het was een grooteoGetheitGods, wanneer hy aan Adam foo korten tijt van Boe

te opleyde voor de Mifdaed dien hy begaen had; met hem uit het 39arabijg te verdrij

ven, op dat de tijt fijner Boete verkort mogt worden. Indien hy hem in het parabijg had laten verblijven, nadat hy fich met foo vele

ellenden had overladen door fijn Zonde, hy foulangen tijt ofwel ellendig gebleven heb \ ben, om dat er in het Paradijs foo vele ver k,

make


162 I . Deel der Nieuwen HEMEL makelijkheden, en foo voedfame vruchten waren, die het lichaem des menfchen altijt

in gefontheit en in het leven hadden konnen onderhouden. Dit had de Verdoemenis moe j n, welke de rechtveerdigheit Gods aan den menfc 1 moeft gegeven hebben, altoos

ten zi

ellendig te leven, maar fijne Goetheit by fij ne Gerechtigheit komende, maekte dat Adam

uit het Paradijswierd verdreven, op dat hy alleen een korte tijt in defe sterfelijke wereld ellendig fou leven, na 't welke getrouwelijk te voldoen, God belooft heeft in fijne Waar heit, hem weder te brengen in het Landt

waar uit hy genomen was; ja in de felfde -

Weelden van dat PA RA P Ys. 1 1o. De Hope van defe Belofte, maakt Die aan dat alle menschen, die fich aan fijnen wille

::... hebben overgegeven, met vrolijkheit lijden : :: alle de fmerten en ongemacken van dit ellen denderts dig leven, dat foo licht voor by gaet, Defe :::: met zielenfouden niet willen daar uit verhuifen, heit Gods ::... door de ho- eerfyten vollen aan de rechtveerdig -

pe der ver- mogten voldaan

hebben; om dat fy weten,

wachting dat de fmerten na de Doot veel gevoeliger

:" en pijnelijker zijn, aangesien de ziel dan van :

hare duisterniffen verlof is, en wel klaarlijk fiet, alle de rampten, waarin de fonde haar heeft gebragt; en alle de goederen, welke

de felvige zonde haar heeft doen verliefen. Sy fier ook vry opentlijker, hoe feer God, haar heeft bemint, en kan mede niet ouwe

tende zijn, van hareOndankbaarheit tegen -

,

-

haren .


en Nieuwe AARDE.

- 163

haren Schepper begaen; 't welk haar onver trooftelijk quelt en bedroeft. Dies te meer, om dat fyfich berooftfiet van de Tegenwoor digheit hares Gods, tot dat fy aan defe God

delijke rechtveerdigheit geheel fal voldaen hebben. Het is niet dat er een stoffelijk Vage vier gevonden word, als men fpreekt van een Poel des vyers: maar het is een foodanig Va gevier, dat de menfchen na de Lichamelijke

Doot, de berooving van de Vereeniging met Godlijden, en wel veel gevoelijker pijnen uit

ftaan, om het quade te fuiveren, 't welk fy gedaan hebben in defe’wereld , geheel den

tijt dat fy hare willens niet aan die van God hebben over-gegeven. En of fchoon fy wel waarlijk mogten gestorven zijn in defe Over geving aan God, foo konnen fy nochtans fich

met God niet vereenigen, eer fy door eenig lijden hare voorgaende gebreken hebben ge (e)Apoc. fuivert, om dat (e) niet onreyns met God kan ** vÂş7. vereenigt zijn. -- 111. Hierom bidden de recht verlichte Pfi. zielen God, (f) om lang op aarden te leven; 2 1.(f) v. 5 % n.

ten einde fy in defe wereld mogten lijden, ,.,. om de Gerechtigheit Gods te voldoen; en ook ten einde fyterstond, na het verscheiden van harefterfelijke lichaemen, fich met hem.' mogten vereenigen. Hierom belooft God als

een Segen, een lang leven aan de gene die Vader en Moeder eeren. Maar het is een ge luk, langen tijt op aarden te leven,voor de ge ne die hare willens met die van God hebben' -

-

L 2

-

willen


164 I. Deel der Nieuwen

Hemel

willen vereenigen, om dat hoe langer fyful len leven, hoe fy meerder quaden fullen ver gaderen, voortkomende uit hare eigene wil lens: en het getal defer quaden, fal het ge tal deferfmerten wefen, welke fy in alle eeu

wigheit fullen lijden, in geval fy sterven fon der van den wille Gods te hangen. Voor defe zielen is het niet nut lang op aarden te leven; maar wel voor haar die een volkomene wille hebben hare willens aan die van God over te

geven, en ondertuffchen fomtijts geleeft heb ben na hare eigene willens, en door de felvi ge vele quaden begaan. Defe zielen moeten wenfchen een lank leven te hebben, om in

het felvige aan de Gerechtigheit Gods te vol doen: gelijk ook defe zielen die wenfchen en trachten in den loop defes levens aan God over gegeven te zijn: maar de aerdfche voor werpfelen , en de broosheit van hare ver dorventheit , beletten haar, vast te blij ven by dit overgeven, waar in fy niet doen dan struikelen, fomtijts hare willens geven de aan den wille Gods, en op een ander tijt daarvan afwijkende om die felfs te gebruiken.

Defe zielen zijn altijt in gevaerlijkheden: want indien God haar niet op aarden laat, tot

dat fy hare eigene willens hebben overwon nen, foo zijn zy in gevaar van in defelfde te fterven, en eeuwig verloren te gaan, aange fien de gewoonte een tweede Natuur is, en

veel lichter gevolgt word, wanneer men fich vind in de fmerten en angsten des doots, dan Wall


en Nieuwe AARDE, 1 65 wanneer men in volle kracht en gefonheit is om de felfde te konnen wederftaan. Soo dat men altijt moet bidden om lang te leven, foo lang men gevoelt, dat onfe wille niet ten vollen aan die van God is overgegeven: want het was beter noit geboren geweest te zijn, dan in eeuwigheit rampfalig te leven.

1 12. Siet hier het Oordeel van alle de zie- Dat de gen

len in 't byfonder. Sy die sterven in 't over- die haren geven van haren wille aan die van God, gaan : : recht fich met hem vereenigen , om in alle ben over

eeuwigheit daar by te blijven; en de zielen gegeven, die sterven in den staat van hare eigene wil- ::

lens,Âť zijn Z1] van God afgescheiden 3 Âť: en CI1 ver-: Ver als ook de

eenigt met allerhande qualen eeuwiglijk; gene die maar de zielen die geduurende dit leven ge- door wak leeft hebben, fomtijts aan den wille Gods ver- : : eenigt, en op een ander tijd volgens hare ei- : gene willens, indien fy van de Dood verrast geweken worden eer fy defe volkomene onderwerping zijn, wan aan God hebben bereikt; nochtans indien fy ::

fich in de dood aan hem overgeven, welken ; fy aan God opdragen, en fich onderwerpen

te leven of te sterven volgens fijnen heiligen wille; defe hare sterfelijke Lichamen afge legt hebbende, vinden fich in de Weder-op ftanding harer onsterfelijke lichamen, maar met foo vele fmerten, als hare fonden ver dient hebben. Even eens als Adam fich vond,

in d'ellenden daar wy noch onder fuchten na fijne zonde, foo vinden fich defe verheerlijk te lichamen , in de gevoelens der fmerten I- 3 , welke


166

I. Deel der Nieuwen HEMEL

welke alle de fonden verdient hadden, die

fy begaan hebben, fonder daar voor in dit le ven voldaan te hebben; en fy zijn in 't lijden van hare pijnen over al waar fy ook mogten wefen , foo wel als de verdoemde zielen,

nochtans met dit onderscheid, dat defe zie len in den wille Gods gestorven, gewillig en met hoop lijden; daar d'andere in den staat van hare eigene willens gestorven, in ver woedheit en verbittertheit lijden , fonder Dat alle de

hoop van oit weder te willen tot God keeren. 1 13. Aan defe laatste moet men niet meer

*: dige Zielen gedenken: maar die in den wille Gods fijn : :"gestorven, worden getelt onder de gemein -

chaam ma- 1chap der heiligen: fy konnen ons behulpig

key, foo zijn, en van ons ook geholpen worden, ge

::, vende als de lijk alle de leden van 1 een felfde lichaam mal ::: kander konnen helpen. En men moet het -

moeten niet bespotten, wanneer men (g) voor de : en voor zielen van d'overledene bid; als ook niet

:: otetten.

wanneer men de heiligen aan roept, als Mid -

-

(g), ach.delaars, om (h) onte gebeden tot God te i: v.4: 45. brengen,om dat fy fijne Hovelingen en Vrien

(")Apoc 8 den zijn. Wy belijden wel, dat (i) wy hier v:Tob. 3. I 2. v.

d'eene voor d'andere bidden mogen , of -

-

fchoon wy geen versekering hebben van in de (i) Jac.5. Genade Gods te staan, om eenige begunfting

I *.

v: 16

voor d'andere te verkrijgen; en waarom wil len wy niet toestaan, dat de heiligen voor ons konnen bidden? Dit is uit oorfaak dat wy

fomtijts twijfelen, of de heiligen ons konnen, hooren, in den Hemel zijnde; om dat wy -

OllS


<

en Nieuwe AARDE

/

167

ons inbeelden, dat de Hemel feer wijt van d'Aarde is.

-

--

-

-

114. En dus oordeelt men door onwetent

l

Het ware

heit: want de Hemel is niet dan een schepfel, Paradijs

is

en geenfins de plaats des vernoegens voor de de Tegen

Gelukfaligen, die vry meer zijn te achten woordig heit Gods. j

-

-

dan geheel den Hemel. Defe plaats des PA RAD 7 s, is de tegenwoordigheit Gods;

en de (l) welluften des Paradijs bestaan in de (l) Pfal 73.

:

van onfen wille met die van God, V. 28. van welke vereeniging allerley geeftelijke weelden en volmaakt vernoegen afkomt. Wy konnen een klein bewijs hiervan doen, hoe wel onvolkomentlijk: want men ondervind, dat foo haast een mensch noch in defe wereld

levende, fich aan God heeft over gegeven, die daar niets meer vind dat quaat is, maar

leeft te vreden in al foodanigen plaats of ge legentheit als hy fich mag bevinden: de lij dens en de vervolgingen felfs, geven hem

vernoegen, om dat fy geenfins hem van God afscheiden, (m) die fich openbaart door fijne (m)Jefa.43. bystant in fijne aldergrootste tegenheden; foo V. 2 • v

dat men genoeg kan ondervinden dat er geen

ander Paradijs is, als de tegenwoordigheit

Gods. Het is wel waar, dat onfe Lichamen, offchoon verheerlijkt, eenige plaats noodig hebben daar fy fouden wefen; om dat fyftot

felijk zijn. Voor haar is de Wereld gemaakt geworden, en al het gene dat daar in is; want onfe zielen, hadden geen wereld van nooden, om dat fy fuivere geesten zijn, fich -

L 4

-

1Il


168 I. Deel der

Nieuwen HEMEL

in onfe lichamen onthoudende, gelijk onfe wille in ons verstand, die in een oogenblik

overal heen gaat, om dat fy geen plaats noo dig heeft daar fy in foude weten; foo dat in dien men my vraagde, waar de zielen en Ge lukfalige willens mogten zijn, ik antwoor den zou; dat fynergens zijn dan in God: en waar de onsterfelijke lichamen mogten zijn; ik feggen fou, dat fy alle in de wereld zijn, en dat fy onfe gebeden wel konnen hooren,

dewijl fyfoo verre niet van ons af zijn, als van de

men wel denkt. 115. Men spreekt feer wel als men feit,

schoonheit dat de Gelukfalige in den HE ME L, en dat

: zalige Li-

de rampfalige in de HE L zijn, wanneer -

-

-

::e: en men den Hemel wil beteekenen voor een ver de leelij - heven plaats boven alle het goede, en de Hel h: de:,, afbeeld in 't middel-punt of in de diepte der : aarden, datdan defealle rampfalige zielen in den ge" , gronden om lager dingen zijn. Maar te gelooven, dat er bestemde plaatsen by fonder zijn voor de lichamen der Gelukfalige en der Rampfalige, wanneer fy hare sterfte

lijke lichamen fullen afgelegt hebben, dat kan niet gefien worden door de lichten die God my geeft: maar ik fie alle defe eeuwige lichamen door de lucht fweven; de Geluk

(n)Matt falige zijn (n)lichten veel helderer schijnen *3 "43

de dan de Son. Gelijk men het wedersteuiten

der fonne-stralen meerder fietafschitteren op het glas van een spiegel, dan in de Son felfs,

alfoo fiet men ook defe Gelukfalige licha men


-

en Nieuwe AARDE.

,

169

men meerderglans door de lucht hebben dan de Son. Sy zijn in haar PARADYs, wanneer fy in de wille Gods zijn, en dragen dit Pa

radijs over al in fich, gelijk de rampfalige zijn in de Hel, wanneer fyin hare eigene wil

lens zijn, en fy dragen defe Hel door de

:

lucht; en waar ook mogen wefen, foo fien fy niet dan duisterniffen, en gevoelen niet dan erten, daar d'andere niet fien dan licht, en allerhande vermakelijkheden, het een en het ander in-defe wereld, die noch niet ont

dekt is. 't Gene wy fien, is foo klein, dat het niet fchijnt dan slechts de punt van een fpel te weten, ten aanfien van geheel de aar

de. Yder Gelukfalige heeft meer voor fich, (o)Apoc. (o) als geheel de aarde die wyfien: maar defe 2 :V: 7: ,

plaats is foo helder doorschijnend, en hare: gefichten zijn foo klaar, dat fy alles fien dwars toĂŻch door defe wijde grootheit. Niemand kan recht ten Gods

:

defe dingen uitleggen, dan die defelvefiet. :: 116.Hierom bid ik u,mijnHeer aan niemand:" defe geheimeniffen t'openbaren, vreefende in dien tijd

g

dat 'er noch niemand beguaam is om die te daar vele verstaan. Men moet wachten tot dat wy Kin- :

deren en Suigelingen fullen vinden, (p, die opgeĂŻn den Lof Gods moeten vervullen: want Jefus zijn, die de

Christus verbied (q) het Brood der Kinderen den : Honden te geven, of Roofen voor de Swijnen te over- :st

pen. Vele perfoonen doen huidenfdaegs belij-(p) pfl. 8. denis, van Christenen te zijn, en fich te be- v; 3. vlijtigen in het geestelijk leven, ja verstaan (q) Matt.

vele geestelijke faken, maar fyhebben de Lief:: L 5 de


17o I. Deel der Nieuwen HEMEL de Gods niet in hare herten, en weten niet wat de liefde zy. Het zijn niet dan opge pronkte woorden, maar geen bloemen in hare ziel gewaffen. Sy hebben die alleen uit den

Hof van iemand anders geplukt, en die ful len wel haast in hare handen verflenfen, om

dat fy geen wortelen hebben. Sy doen aan andere den goeden reuk van de Deugt welrie ken; maar het word niet als Hoy in het uit

voeren van hare werken. Hierom heeft Jefus (r) Matt. IO•V, 17,

Christus gefeit, (r) dat menfich meer moet wach ten voor de menfchen, dan hyfeyt voor de wilde

beesten, voor welke hy ons niet waarschout ons te moeten wachten. Het is een teeken dat

defe menschen ons meer konnen beschadigen. 1 17. Wy konnen by na door ervarentheit fien , dat de huidenfdaegsche wijfe lieden,

honden en fwijnen zijn, Want fy maken ee nen mif-put, en achten de Wijsheit des H.

Geeftes als vuiligheden, foo haast als die fich niet fchikt na hareleffen, welke fy in de Scho len geleert hebben, en baffen daar tegen, en Bijtende de felvige door lasteringen en ver

volgingen. Alle de lichten, welke fy niet kennen zijn de roofen, waar van fy hare mif put vullen, en het brood, waar uit fy't ver giftrecken. Hierom moet men fich wachten

(*): Matt. 8. v. 2 2.

voor foodanige menschen en haar niets feg gen, dan 't gene fy wenfchen in 't werk te stellen, of andersfou men, fonder voordeel, fich overvallen vinden. (5) Laten wyde Dooden,

#are dooden begraven, en laat ons den Vader 118. My der Lichten volgen.


en Nieuwe AARDE.

J

l:

171

1 18. My dunkt dat ik niet anders dan doo

: de Lichamen fie, waar ik mag henen gaan. Mannen, en Vrouwen, en Kinderen zijn alle dood op verscheide wijfen; even als men met : de oogen des lichaams, niets van de men (" fchen fiet, dan hare sterfelijkheden, of hare i: t:

|

::

|:

fterfelijke lichamen ; om dat haar eeuwige lichamen , of fchoon die in defe sterfelijke lichamen zijn, van onfe vleefchelijke oogen niet gefien konnen worden: even eens de men fchen na den wille Gods levende, zijn my

onfichtbaar voor de oogen van mijn verstand. Indien defe waarachtiglijk leefden, gelijk fy fich laten voorstaan, my dunkt dat God my defen trooft foude geven, van haar in den geeft en waarheit te konnen kennen. Want het is feer droevig fich alleen in de Wereld te vinden, of niet dan van doode lichamen ver

felt te zijn; om dat de menschelijke natuur gefellig is, en vermaak fchept onder haars gelijke. En foo grooten vernoegen als het

fou geven fich in de wereld onder 't gefelfchap van levende menfchen te vinden, foo groo ten droefheit heeft men van in dit groote Al onder de Doods-beenderen te wandelen. In

dien defe Beenen gantfch verstorven waren, men fou haar konnen verachten, en daar over gaan, als over aflchen: maar het quaadfte is,

dat fy noch kracht hebben, en fich verheffen om de levende na te gaan en te vervolgen. 1 19. Siet gy, mijn Heer, d'afbeelding van defe waarheit in het bedrijf der

h:

-

C11C


172 I. Deel der Nieuwen HEMEL fche menschen niet ? want foo haast als fy we ren, waar een Perfoon word gevonden, die

waarlijk levende in God is, foo verachten fy die, ja maken de felvige fwart door lafterin

gen; d'een noemt die lotte, of geeft-drijvers, of ketterfche, felfs eer fy de moeite hebben genomen van eens te letten, of t'onderfoe ken wat die mag feggen. Het is haar genoeg, gewaar te worden, dat die Perfoon met hare gevoelens niet overeen komt, of wel allee

nig daar van te twijfelen: want fy willen den tijd niet nemen om der felfder faak wel t'on derfoeken, om te fien of die van God, of van

de Duivel is. Sy vellen vryborstig haar von nis, fonder de party te hooren, gelijk d'on rechtveerdige Richters doen. 12o. Dit geschied, om dat fy geen andere gevoelens willen aannemen, dan die fy in hare doode hoofden begrepen hebben: daar om verwerpen fy het leven, in plaats van de fchoonheden daar van te bemerken. Sy zijn dood, en willen doode blijven, fonder mid delen te foeken om weder levendig te worden. Sy fcheppen haar vermaak in de Dood, en

daarom konnen fy geen toevlucht tot het Le ven nemen; ja het is haar onverdraechlijk, wanneer fy het felfde in andere fien. Van defe

menfchen heeft Jefus Christus gesproken, (*) Joh. 3. wanneer hy feide ; (*) dat het L1 CHT fal op v. 19.

komen in de Duiftermiffe, maar de menfchen heb ben de duifterniffen liever gehad als het licht, en dat as hare

veroordeeling. Want indien het Licht In ! Ct


en Nieuwe AARDE.

-

I73

niet in de wereld gekomen was, fy fouden ee

nige verschoning van Onwetentheden mogen vinden, maar om dat het in de wereld geko men is, en dat het hun is aangeboden gewor den om haar te verlichten, foo verdoemt haar dit: en niet alleen haar, aan welke het Licht is aangeboden geworden, maar ook haar, die middel fouden gehad hebben om dat te foe ken, indien fy begeerig geweest hadden om dat te vinden; maar vrywilliglijk dood zijn

de , foo fullen fy eeuwiglijk dood blijven.

En het is een gerechtige faak, dewijl fy (t) (*) S-P. " haren lust scheppen in de dood, en dat God"" haar niet dwingen kan tot het leven, na hen de vrye wille gegeven te hebben. 12 1. Maar het is droevig voor een leven

dige ziel, fich verplicht te fien, totalden tijt hares levens met de dooden te moetenverkee

ren. Het is een doodelijk schouwspel, niet dan Doot beenderen rontom fich te fien; en dat men daar van niet verloft worden kan, wan neer men dat wenfcht. Ik fou wel al de men

fchen willen ontvlieden; maar ik vinde my daar van noch omringt, ja verhindert, na gegaen of vervolgt. . 122. En het eenig hulp middel tegen alle -

-

defe qualen, zijn de algemeene Roeden : Want men heeft foo vele byfondere daar van het â?pct eeft eenige steden verteert, de aarde heeft ee nige ingefwolgen, en de wateren hebben lan

: fonder eens te fchrikken :

den doen verdrinken, en ondertuffchen fiet II'16'll


174 I. Deel der Nieuwen HEMEL men niet waar dit van daan komt: men wilt

dat op eenig toeval leggen, als of God toe vallig was, hoewel daar noit iets toevalligs by God is geweest. Men fiet den ÂŽogloog in

verfcheide plaatsen, men fiet de 39eft aan ve le hoecken, en men rekent dat maar als toe

vallen, feggende, gelijk het waar is, dat men die dingen noch meer heeft gefien; maar het is uit oorfaak dat men die felfde fonden

noch meer heeft gefien, die defe Roede over eenige byfondere plaatsen gehaalt hebben: Doch tegenwoordig dat defelfde fonden over algemeen zijn, foo moet men onfeylbaarlijk d'algemeene Roede verwachten. 123. Indien God de felfde niet t'effens over

alle plaetfen gelijkelijk fend, dat is fijn groote Goetheit en Barmhertigheit , die de felfde en uitstelt, (u) om te fien of iemand 12.v.2,9. onder anderen fich niet fou willen bekeeren, 2-Pet..3 v.9. geduurende defe Roeden felfs ; want God (u) Sap. inhoud

verrafcht niemand, hy geeft tijt en plaats tot Boete, aan die de felfde begeeren. Tot aan het einde der wereld fal de deur fijner Barmher tigheit altijt open staan: maar men moet niet wachten met fich te bekeeren, tot dat men

defe ongewoonelijke teekenen aan den Hemel en op Aarden zalfien, om dat de felvige geen krachtdadigheit meer hebben dan de teeke nen die noch al gefien zijn ; dewijl op den 1 I. v. I 5 tot

(w) Apoc. laatsten grooten

Dag der Straffen, geen tijt meer falwefen om fich te bekeeren, (w) alles

18. en Cap.

Tal dan ge-eindigt zijn, en in ":

16-y. 17.

aat


en Nieuwe AARDE.

175

ftaat als daar de zielen gevonden fullen wor

5.

den, fullen fy voorts eeuwiglijk blijven. Men

moet de gelegentheye aangrijpen die tegen woordig : op-doet, fonder de felfde te la ten ontfnappen.

t:

-

124. Want God heeft niet voorfeyt, dat hy in de wereldfijne laatste Roeden of Straffen , Dat de

fa1 fenden, als door Guichelerien of bedrie-:" gen onfe - -

-

gelijke betooveringen, welke de menschen :ge niet konnen begrijpen; maar hy heeft gefeit, lijkformig te fullen fenden den (x) Šonlog/ de #9eft/ ": ::

en den loongerg-noot/ 't welk alle bestraf: fingen zijn met onfeNatuurovereenkomen- boven na de, om dat de Duivelfche of Goddelijke fa- tuurlijk', ken geen lichaam overeenkoming hebben met ons ,: (*)4. Efd fterfelijk , dat geplaagt worden

e

:

moet, met natuurlijke oorfaken; gelijk het Matt. ,,v. felfs ook natuurlijk is, foovereifcht het ook 6,7 Apoc.

:: bestraffingen na fijne natuur ge-* Vatos8. chikt. -

-

-

125. d'g?o:loog verderft de landen , verwoest de goeden, en doet vele het le ven verliefen : dit is de Roede die de Gie

righeit der menschen ftraft, met haar de

middelen t'ontnemen , waarom fy hare ge i negentheden van God hebben afgetrocken, om de rijkdommen en de vermakelijkheden defes levens te beminnen. De 39eft is een roe de, die de menschen fchrik en vreefe aan

jaegt, en defe word voortgebragt door de Liefde, welke de menschen dit ellendig le ven toedragen, vergetende het Geluklalig

:

-

\

Leven,


176 I. Deel der Nieuwen HEMEL Leven, dat eeuwig fal zijn; en om de hoop defes levens te benemen , is de 39eft het

Waarachtig middel, dewijl fy alle menschen de fekerheit of de Hoop van een dach meer te leven ontneemt. De ipongerg-noob is een

Roede om de Gulfigheit te fuiveren, en komt voort van de vermakelijkheden welke de menfchen nemen in het Drinken en eten: (y) Luc.6.

om dat er gefchreven is, (y)WĂŠe u die verfa

v. 25.

digt zijt, want gyfult hongeren. Alle defe straf fen zijn geschikt naar de gestelteniffe van onfe natuur.

Hierom fal Godin defe laatste

tijden ons die doen gevoelen, wanneer onfe fonden de mate : qualen fullen gevult hebben. Dat er nu kenteike nen genoeg zijn, om tc

fien, dat de

Wereldge oordeelt is.

(z) Ozea 4. V. J.

(a) Matt. 24, V. Io •

-

126. My dunkt dat fulks tegenwoordig is; want allerley fonden zijn tot in den hoogsten top geklommen, en de boosheit der menschen

kan niet hoger steigeren. Men vigd in haar niet (z) meer oprechtigheit, niet meer waar

heit, niet meer getrouwigheit; alle zijn fy opgestaan d'een tegen d'ander, (a) het Kind tegen de Vader, en de Vader tegen de Kinderen, Broeder tegen Broeder; Mante gen Vrouw , Vriend tegen fijn Vriend, en alle worden fy wederspannig d'een tegen d'ander, om eenig klein belang of stip van eere. Selfs de Perfoonen die belijdenis doen van Chriftelijk te leven , of van de Deugt te volgen, zijn in geduurige twift en

gefchil ; yder een wilt de achting hebben van de Befte te zijn, tot kleinachting van fijnen -

- Broe


. . en Nieuwe AARDE. ' 177 Broeder : allerhande Ordens en Religien verachten d'een d'ander; d'een beeld fich in

volmaakter te zijn, om dat fy gestrenger le ven leiden, d'ander om geduuriger in den ge bede te zijn, d'ander om een geringerkleed te dragen; en dus van alle : fiet men twift en gefchil onder de Christenen, tot in

de Religien die den herstelden Gods-dienst ge

:

noemt worden; d'eene worden van d'andere gerekent voor Ketteren, en voeden onder malkander een doodelijken haat, foo dat er niet dan Oorloog is overal foo wel onder bor-

gerlijke, Geestelijke, als huiffelijke perfoo-

en

's

-

men: en dit is door heel de wereld in 't ge

:

meen, ondertuffchen wil men niet gelooven, dat de Laatste Roeden hebben aangevan gen, en dat fy niet fullen ophouden tot dat alle qualen fullen uytgeroeyt zijn. , , 2 : 127. Het is een fchrikkelijke Betoovering. Dat de

des Geestes, dat wy de Oorloogen van bin-m:

nen en van buiten onder alle de menschen : gewaar worden, en dat wy ons gelooven in voorde

Vrede te zijn, om dat de Koninklijke Veld- plagen, legers een korten tijt de wapenen neer gelegt :

:

hebben. Jesus Christus heeft ons den tijt :: der hoogste fwarigheden aangewefen, feg- hangen. gende: (b) wanneer fy fullen feggen, vrede en (b):Thef fekerheit. Hy feit niet, wanneer daar vrede 3"3" en fekerheit wefen zal , maar alleenlijk,

,

wanneer fy dat feggen fullen. Siet men niet, mijn Heer, defe voorfegging tegenwoordig vervult ? Want men roept fchiet Vrede over geheel *

*

* *


178 I. Deel der Nieuwen HEMEL

t

geheel de wereld, wanneer alles waarlijkin grooter Oorlog is, dan oyt is geweest. Men doodet malkander door vyandschap en lafte ren. * En indien een kleine gordijne van menfchelijke inficht, dat men noch onder

de menschen vind, weg gefchoven was, men four lichtelijk fonder vreefe malkander

ombrengen ; 't welk alle men doet met de wille, om den naam van Moorders niet on

der de menschen te dragen; maar ondertuf fchen is de Zonde voor God begaan: Want

(e) 1 Joh. Jefus Christus feit, (c) die fijnm Broeder haat, 3 V'5 is een dopiflager. Men maakt geen inficht meer omtrent alle defe waarheden, denkende dat wy in Vrede zijn, midden onder de wreedste Oorlogen. Want de Oorlogen der Konink rijken doen niet dan de goederen defes We relds berooven, en aan fommige het leven

& G ontnemen; maar de Huiffelijke oorlogen, of wel die wy met God hebben, fijn veel erger,

om dat fy de ziel en het eeuwig leven aan

-

-

gaan. Veo:

,

" .

. . .. .

.

. . .

.

I 128. Men beeld fich ook in, dat de Roe

de van 39eft noch niet over de wereld al ge ,

meen is gekomen, om dat men de lichame - lijke niet dan opreenige plaetfen fiet Heer fchen, fonder te dat de Peft overal

::

's

is in de zielen der menschen ; 't welk is defe Doodelijke krankheit der Zonde. Men fiet

fchier geen menfch vry van fonde ; en men feyt, dat d'algemeene Roeden noch niet zijn gekomen. De menschen fijn vol leugenen, -

-

- -

-

-

On


en Nieuwe AARDE

- ; ; 179

ongerechtigheden en ongetrouwheden; en ondertuffchen gelooft men haar gefonten wel gestelt te zijn: hare zielen zijn doot voor de Genade Gods, ofwel doodelijk verwont door de Peft der Zonde, en men denkt daar niet aan, ondertuffchen dat men groot werk fou

maken van de lichamelijke Peit, die niet dan het lichaam kan dooden, dat noodfakelijk eenmaal moet fterven.

.. . .

129. De i3ongerg-noob is ook in de We- Datter reld gekomen, en men klaagt daar niet over, nu Hon tot dat men den lichamelijken Hongers- :

nood, of het gebrek van stoffelijk Brood fal:: gevoelen ; daar men ondertuffchen (d) in de welke groot gebrek is van het Brood der zielen, en men de

van geestelijke spijfe. Misschien fult gy u.: inbeelden, mijn Heer, met vele andere, dat :" de wereld geen gebrek heeft van voedselen der (d) Amos zielen , fiende dat er nu meer Predikers als 8 v. 11.

oyt zijn, die aan het volk het Evangelium verkondigen. Maar indien gy de faak wel

aanmerkt tot in hare grond, gy fult genoeg fien, dat defe Perfonen met hare predicatien,

geen voedsel aan de zielen geven, dewijl fy geduuriguit-teeren,en magerder worden in de Deugt, en (e) in de liefde verkouwen. De 1. ) Matt

Heilige Paulus heeft beschreven, (f) wat ei-,": :

genschap en werking de liefde heeft. Siet ยบf cor. eens, bid ik u, in den ommegank der huy- 13 v.4tot8.

densdaagfche menschen, om te weren, of gy daar in den eyfch van defe liefde ontdek ken kond. Offchoon fy fich begeven tot in M. 2.

de


18o I. Deel der Nieuwen HEMEL de Kerk te gaen, en de Predicatien dikwils te hooren. Dit is wel een teeken, dat fy het voedsel harer zielen door defe Predikers niet

ontfangen; dewijl de felfde zielen dagelijks meer verkouwen in defe Liefde. Het is als

::

een Hagel van Predicatien die valt op de ooren des volks , terwijl hare zielen zijn uitgehongert van Waarheit en oprechte

Deugt. Sy felfs die na defe dingen haken, weten niet waar de felfde te vinden, om dat

daar niet dan woefte onwetende Herders zijn, die hare kudden te weiden brengen in vergifti ge kruiden vol van slangen; die haar den doot aan doen : en wanneer fy meenen het voedsel harer zielen te nuttigen, foo vinden

fy fich van Beesten gebeten, of vergiftigt Dat de door de kruiden, die tegenwoordig in de : Predikers Leven-

::::

den des Heeren waffen. -,

-

13-. Men kan wel feggen, dat wytotden

::"tijt fijn gekomen, (g) dat de Vloek der Verwoe meerheb- fting in het heiligdom is, en het ergste is noch,

ben ; maar dat men het felfde niet gewaarword, om dat

: : men ongevoelig voor de rampen geworden ::e is: want men denkt fijne ziel verzadigt te om gewin hebben, wanneer men een Prediker heeft hoo ren redenkavelen, en men noemt fijn woord,

2:

:: : het Woord Gods,

of fchoon het niets daar

*: jefa. mede gelijkt. Want indien dat het woord 55 v.10,11. Gods was (h) het fou gewis fijne wercking Jer: voortbrengen in de zielen van goeden wille

“: ':t. Want het woord Gods (i) is machtig, de Hemel 4.y 12,

en de aarde zijn door dat Woord alleen ge fchapen


en Nieuwe AARDE. ,

, 181

fchapen geworden. Indien het woord der Pre dikers, Gods Woord was, fyfouden in haar de felfde eigenschappen befitten die van God

felfs onafscheidelijk zijn, altijt drie in een wefen,ennamelijk de Goetheit, dekrachten Gerechtigheit, de Waarheit. Defe drie of hoedanigheden, worden altijt in Gods Woordt gevonden; en indien een van defe krachten in de woorden der Predikers ontbreekt, foo fpre kenfy het woord Gods niet; welke woorden

-

we

-

van hem niet konnen afkomen indien d'eene of andere van defe drie hoedanigheden daar aan ontbreken: maar het fullen alleen eenige

woorden der menschen zijn, die fich : noemen Herders der zielen, in Gods plaats (l) Jer.

ftaande; (l)fonder van hem niet meer gefon- 23 v.: 1. den, als (m) geleert te zijn. - (m) ibid. 131. Hierom konnen fy niets andersleeren dan hare eigene leeringen, om noit andere ontfangen te hebben , dan die komen van menfchen haars gelijken, met welke fytrach ten haar felven eerst te vervullen ; en voort

geven fy dat voedsel aan andere, en blijven beide vervult met wind, in plaats van met voedsel bequaam om hare zielen te verfadigen. (n)d'Éen d'andere zijn be-,":" drogen, fonderbedriegt, dat eens en gewaar te worden; •V. 12 • -

om dat de woorden van defePredikersfoowel

: en opgepronkt zijn, verfelt met de preuken en redenen die Iefus Christus en fijne

Apostelen hebben gesproken. Dit is het, dat een schoone verw aan hare bedrijven geeft, ; ' " M 3 onder


182

I. Deel der Nieuwen HEMEL

fonder 't welk vele haar geenfins fouden ach ten; maar onder defen Mantel, dat fy Gods woord Prediken, en voor ons in Gods plaats zijn, eert en acht haar yder een, fonder het

bedrog te kennen dat daar onderschuylt. 132. Indien defe Dek-plaaster van het woord en den dienst Gods was weggenomen, men fou wel haaft ontdecken , dat er niet

Goddelijks in haar is, en dat fy haar Predi ken en redenkavelen leeren, gelijk d'andere

eenige andere Ambachten doen, foo dat fy niet beter zijn dan een Schoenmaker of Tim

merman : wanneer ygelijk fijn leer-tijt vol bracht heeft, foo doet hy fijn werk op het be fte dat hy kan, d'een volmaaktelijker als d'an der, na dat yder de Geeft heeft om wel te wer

ken, of defe Predikers om wel te prediken. Want het is al een felfde faak, ofd'een fijn

leer-oefeningen neemt in het hout, d'ander in het leer, of de derde in de Boecken en fchriften. -

-

.

. . . .

.

.

. .

.

.

.

.

•

133. Gy foud misschien willen ftaende houden, dat een Prediker een meerder Ampt

als andere heeft, om dat fy den Dienst der Apostelen voldoen, en dat fy ook prediken de felfde woorden die fy gepredikt hebben,

ofwel Jefus Christus, en de Propheten. Maar dit al zijn niet dan fchijnbaerheden en ydele

vertooningen, fonder eenige dadelijkheit. Want voor eerst zijn fy niet van God uitver

koren, noch door hem geroepen tot defe

|

diensten; maar veel eer van haarfelven daar - - --- - -

- -

- - - --- - -

. ..

-

-

in


-

en Nieuwe AARDE.

183

in gesteken, door eenige eerzuchtigheden, of eygen-belangenis, of eenige andere be denkingen of menschelijke infichten : alle welke faken haar den H. Geeft niet konnen geven, en daarom geen

::

ns , niet meer dan het Woord Gods. Of fchoon fy fomtijts heerlijke en gulde redenen

uit de Heilige Schriftuuren voortbrengen, daarom is dat even het Woord Gods niet,

uit oorsaak dat fy het felfde van hem niet ge leert, maar alleenlijk uit de Papieren getrok

ken hebben, foo als een ygelijk kan doen:

wan: de Godloose, ended:fel:n

-

wel de felfde woorden uitspreken die op het

a

papier geschreven staan; foude men daarom

defelvige moeten aanhooren en volgen alsof dit het woord Gods was? De woorden die ik felfs uitspreek, konnen ook uitgesproken wer den van een Turk, van een Jode, van een Heiden; en foude men daarom moeten ge

looven, dat het mijne woorden zijn die defe

lieden uitspreken : Dit foude valsch zijn, want die perfoonen weten mijne infchten niet om die uit te leggen door hare redenen. Sy

feggen wel de felfde woorden, maar geven geen beteekening van 't gene ik in mijnege dachten heb. Even eens doen de Predikers met de woorden der Schriftuuren voor te bren en Sy gebruiken wel de felfde redenen wel

efy daar geschreven vinden, maar verstaan niets van : beteekening der felviger. Hierom

hoort men haar blaffen als honden met ver ·· · · · ·

M 4

fchei


184 I. Deelder Nieuwen HEMEL fcheiden geluid, na dat yders natuurlijke

ftem is. De groote honden dringen dieper in d'ooren, dan de kleine, om dat fy meerder

kragt en grooter stem hebben:fooroepen defe Predikers ookygelijk na de kracht fijnes gee ftes; d'een bestraft geweldig d'ondeugt, d'an der door een foetertoon

: of verschoont

die. Sommige roepen, batmen 25oete moet

boen ; d'andere feggen, bat 3iefug ÂŤtijgi ftilg alles moe? ong uolbaenbeeft / cnbat tUp baar nietg mocten bp boegen/ en aldus met duifenderley verfcheyde praatjes.

De Kerc- 134. Het Heyligdom is tegenwoordig als ke Gods is een Loterie geworden, waar allerley prijfen als een Lo- te winnen zijn. Men heeft niet van doen, geals de gunst van een van defe Predikers, om worden. waaryder het Briefken te trekken van de eeuwige fchat: een briefje want yder van haar geeft dat , aan die : fich na hare gevoelens fchikken. En met &Crie

-

-

- -

-

-

-

-

-

-

-

:" dit gelooft men, dat fy het woord Gods Schatten te hebben, en men hoort haar als Gods-fpra : ken of werktuygen waar God door spreekt.

Seker onfe tijt is wel gevaarlijk, aangefien men niets onfezielen foo grooten Hongers-noot lijden,

t::-

dan gestu- dat fy niet meer weten, waar een ftuk Broods

::n te vinden dat van den Hemel gekomen is, en N:" dat fy gevoed worden met spijfe der beesten, 't welk de gevoelens der vleefchelijke men fchen zijn, die fich feggen het Woord Gods te hebben; en foo grooten getal gelooft haar blindelings. " -

- - -

35 fidiengy een persoon hoorde, mijn . .

,

, .

Heer,


en Nieuwe AARDE, : :

&

185

Heer, in de plaats daar gy zijt, die de felfde woorden mogt spreken, welke gy voormaals

my hebt hooren feggen , foud gy dan wel konnen feggen met waarheit, dat defe per foon mijne woorden heeft, daar hy niet weet

wat ik feg of denk? Het fou wel waarachtig zijn, die woorden met de over-eenwanneer fouden komen, te feggen datmijne fijne

-

w

redenen of woorden de mijne gelijk waren: doch het fouden daarom mijne woorden niet zijn, maar de fijne. Indien dan noch foo veel gelijkheit was in de woorden der Huydenf

daagfche Predikers, met die van Jefus Chri ftus en fijne Apostelen, men fou dan noch konnen feggen, dat defe Predikers Prediken

gelijk fy gedaan hebben, maar niet dat fy het woord Gods Prediken.

Maar Helaas ! of

fchoon fy dat feggen, en 't volk dat gelooft, daarin is niets van het woord Gods, noch ook felfs niets dat daarna gelijkt. Dat de Pre 136, Want indien men alleenig maar aan- ::

fiet de uytwendige gestalte van defe Predi- : kers, daarin is gants geen over-een-koming dan d'Apo met het gene

j: Christus en fijne Apofte-fielen, die

:

len hebben, die (o) eenvoudig en :: veracht waren : daar defe Predikers loos, zilig:

fnedig, Heerlijk en geacht zijn. om d'ApofteZielen. len gingen van plaats tot plaats, het E- der : Matt. vangelium aan 't volk te

:

en A:3.

waren niemand lastig, want de Heilige Pau. (p) Aa,2%. lus feit,gewomen, (p) dat fijnerhanden arbeid, fijnenMaar koft vººr ebben fooals ook fijne Broeders. ::et 2•

M 5

defe


186 IDeel der Nieuwen Hemel defe Predikers verkiefen altijt de beste plaat

fen , die bequaamft en voordeeligst zijn; waar fy niet vernoegt zijn met een noo

dig onderhoud, maar willen dat felfs over vloedig, ja bovenmaten hebben, om hare ftaten of grootsheden t'onderhouden. d'A postelen deden geene Kercken of Huyfen bouwen , om het Evangelium te predi

ken , maar vernoegden fich met gemeene huyfen, welke men haar uit liefdadigheit aanbood, bygebrek van welke fy Predikten op de Straten, en op het Veld, waar fy het volk vergadert vonden. Maar defe Predikers ftichten Heerlijke Tempelen, waar in fy op hooge gestoelten klimmen, om aanfienlijk vooral de Wereld te zijn, na dat fy hare ge

ften, bewegingen, fwieren en uytspraken wel vlijtig geleert hebben, om hen aange naam by de toehoorders te maken, als pop pen opgepronkt. Doch dit al is niet dan de

fchors van het bedrog, daar hare verkeerde grond regelen en leeringen den Boom van zijn, die foovele quade vruchten voortbrengt in de zielen der gener die haar volgen. 137. d'Apostelen hadden voor grond-regel de waarheit te leeren en daar door Ă‹ zielen tot

God te trekken : want foo haast als fy een volk onderwefen hadden in alle faken tot ha

her Saligheit noodig, foo scheidden fy van haar af en gingen een ander volk onderwijsen,

terwijl fy het goede Saad lieten opwaffen, dat

fy in de zielen van die eerste gefaayt hadden.


en Nieuwe AARDE.

187

- ,

Maar onfe predikers leeren geern (*)'t gene (*)z.Tim. de Ooren ftteelt, en by 't volk aangenaam 4-v3

is, op dat fy het felfde te meer fouden trekken niet tot God of fijne Waarheit te volgen, maar tot (q) hare eigene personen en hare ei- (4)? Pett gene gevoelens te volgen, geen plaats aan de "3" menfchengevende, om het Saad in de zielen

te laten opwaffen, (indien fy wat goets daar in gefaayt mogten hebben) maar fy perfen en dringen haar geduurig weder van Nieuws te komen hooren, en gaan foo voort fonder

ophouden alle de dagen hares levens.

138. Het zijn gelijk die menschen daar de

heilige Geest van spreekt, (r)diealijtleeren, o, Tim. en moit tot de kennis der waarheit komen, 't welk 2x7. men door ervarentheit fiet.

Want defe

perfoonen, die dagelijks ter kerk gaan,

zijn alfoo deugtfaam, na defe oefeningen, (welke fy Gods-dienstige noemen) den tijt van 20.30. 40. ja 5o. jaren geduurig gepleegt

te hebben, als fy waren op den eersten dach

dat fy 't felfde begonnen; ja noch wel min der, om dat fy een verwaande inbeelding o ver hare Saligheit hebben verkregen, geloo vende dat God verplicht is haar de felfde te

geven voor de goede plichten en diensten

: fy denken aan God â‚ŹIle

beweten te heb

-

139. 't Welk een groote dwaling is: Want God is niet gedient met onte wandelingen, noch met onfe nieuws-gierigheden van de fchoone redenen der Predikers te ... , . . .

-

-

-

-

.

'

-

hee:

Âť .

1G


188

I. Deel der Nieuwen HEMEL

die meer trachten wel te spreken, als de zie len te voeden in de Liefde Gods. Want ge lijk fy een ambacht maken van wel te Predi ken, foo maken de toehoorderen ook als een ambacht van haar te gaan hooren; en dus na gewoonte oeffent yder fijnen plicht ge heel dentijt fijnes levens, alleen om de men fchen of haar felven te vernoegen, foo dat een

ygelijk in de doodt met ledige handen gevon den word. Want God fal niet vragen, wat ambacht wy gedaan hebben geduurende ons leven; het is hem even eens, of wy Tim merlieden, of Schoenmakers, of Predikers geweest, of ter kerk gegaan zijn; dit alles doet niets voor God: maar hy fal vragen hoe veel wy bemint, en onfen wille aan de

fijne onderworpen hebben , en dienvolgens falhy ons oordeelen, en niet na dat wy ge predikt ofte kerk gegaan hebben. Een eeni

ge Predikatie is genoegfaam om ons teleeren wat wy doen en laten moeten, om God te

behagen: waar toe is het goet foo dikwils defelfde faken te gaan hooren, dewijl wy geen begeerte hebben om de felvige in het werk te stellen? Het zijn alle onnutte woorden

en daden, die ons ten dage des Oordeelsful len verdoemen, nademaal Jesus Christus feit, (s)Matt. 12. v. 36.

(e) dat men rekenfchap fal moeten geven van een

eenigydelijk woord, wat falmen dan wel moeten

doen, van foo veel te gaan en te komen, van

foovele studien, van foovele Predikatien,van foo veel tijt onnuttelijk besteed interkerke te gaan.

-

14o. Ik


189 14e. Ik weet wel dat vele meenen haren Dat het be en Nieuwe AARDE.

tijt wel besteed te hebben in defe goet-fchij-: nende Gods-diensten; maar het kan niets

:

zijn dan bedrog, en onnutte befigheit des wel:

geeftes. Het is waarachtig, dat men van ten. iemand ergens de Wet Gods moet leeren. 't welk men van fijne Ouders fou konnen doen, of door het lefen van de Schriftuur, of

wel noch door eenig Prediker die de waarheit fou leeren; Maar foo haast als men geleert, heeft, wat men moet doen of laten om de

wet Gods, en die des Evangeliums t'onder houden, men moet dan fijnen tijt besteden, om wel te oefenen en na te komen alles wat

in die wetten begrepen is, fonder geduu

rig te gaan de felfde faken weder te hooren, die wy genoeg weten, indien wy de wille hadden om die wel in 't werk te stellen. Wy weten dat de Wet des Evangeliums leert (t) (*)Matt 5. arm van Geeft te zijn, en wy arbeiden om v3 inder daad rijk te wefen; dat fy (u) d'Oot- (*) Matt.

moedigheit, Sachtmoedigheit en Goeder- ****9 tierentheit leert, en men wilt ge-eert zijn, felfs met verwaantheit en trotsheit.DeWet des

Evangeliums spreekt niet als van (x) lijdens, (*) Matt. verfmaadheden en vervolgingen, en men foekt '2::::: de wellustigheden, en den lof, niet begeerende ::r

fmerten of vervolgingen uit te staan. En " met dit al denken wy God te vernoegen, met

in de Kerk te gaan, en dikwils defelfde faken te hooren herhalen, door welke alle onfe da

den geoordeelt worden; en wy ontfangen : Vele


19o I. Deel der Nieuwen HEMEL

A

vele vonnissen der veroordeeling, foo mee nigmaal als wy de Predicatienhooren, waar men het Evangelium predikt en leeft : en ondertuffchen is men meer gerust, als men in

de Kerk geweest, of de Predicatien gehoort heeft.

Dat men

-

141. Dit is niet dan een valfche geruftheit,

fchbe-, , welke de Duyvel geeft, om de Perfoonen ::: van goeden wille aldus op te houden, die met

v:en God handelen, gelijk, men met een klein wil met kint doet dat pijn in fijn Buykjen heeft; men ::::: wandelt daar mede, men maakt geklank en dige dien-

: ander gerucht, ten einde men daar door -

-

het

woorden gevoelen van fijne pijnen wat mogt verfetten, of schoone die door al dit gerammel niet geitilt konnen : worden , maar de geeft van dat kind is een

" ďźŒ weinig opgehouden van 't gevoelen fijner pij nen door het veiten van de gedachten op het

gene het fiet en hoort. Maar God is geen kind ; indien hy lijden konde, hy fou pijn

'

hebben van te bemerken dat de menschen fich foo ellendig maken, door hare eigene willens te volgen: en defe ellendige denken de pij s nen Gods te verdrijven, door de stemmen

der Predicatien en het groote geluid in de Kerken.

-

-

142. Seker, mijn Heer, het zijn wel be

fchreyelijke faken, te fien dat de beste van de fentijt, fich ophouden in uitwendige dingen, ja daar haar fteunfel, en de hoop harer Salig

heit op stellen. My dunkt dat de Duyvel noit meer voordeel gedaan heeft, dan wan *

**

I1GGS


en Nieuwe AARDE

. 191

neerhyaan de menschen het vernuftheeft ge geven van Scholen en Kerken te stichten, om dat hy daar door de best geneigde wint : want indien er defe leer-oefeningen en defe Kerken, niet waren, alle goede lieden fouden fich in haar felven oefenen, om te leeren wat Godt behagen en mishagen mogt, ten einde fy haar leven daar na mogten bestieren, en fouden

in haar kamer gaan om God in 't verborgen te bidden, (y) die haar in 't verborgen fou (y) Matt. 6. hooren. Maar na dat defe goede lieden fich v. 6.

in de Gods-geleertheit hebben geoefent, foo meenen fy het geestelijk leven te kennen en te oefenen, terwijl fy de waarheit niet ken nen van 't minste werk Gods, en hem niet

weten te eeren dan met uytwendige diensten. 143. Waar in de Heidenen fullen de Chri ftenen overtreffen. Hierom is er gefchreven, (z) dat de Heidenen in 't Koninkrijk des Hemels (z) Matt,8.

fullen ingaan, en dat de Kinderen des Koninkrijks "***** daar buytenfallen geworpen worden. En op een ander plaats is gefeit, (a) dat de Hoeren in 't (*) Matt.

Koninkrijk des Hemels fullen ingaan: om te be-**"3"3" toonen dat fy die fich kinderen des Konink :

rijks en vrome lieden gelooven te zijn, niet

fooras fullen Salig worden, als de bekeerde Sondaars; om dat die vrome lieden niet foo

* haast tot God fullen weder keeren, als defe :

Sondaars, of defeteHeidenen, dewijl den #, ken God voldaan hebben, met fich infyGod, w

:

delijke faken te oefenen, of wel met in de Kerk te gaan Prediken of bidden. Maar

: -

: e

r


192 I. Deel der Nieuwen HeMEL fe Sondaars en Heidenen, niet veel hebbende

in de Kerken gegaan, noch van God hoo ren spreken, fchromen en vreefen daar buy (l)Luc. 18. ten met den Tollenaar, (b) op hare Borst v. I3. flaande door berouw. Defe fullen fekerlijk

eerder gerechtveerdigt worden, als de hoog moedige Godsdienstige, die fich felven recht

coren. ,,, veerdigen door hare uyterlijke werken,

die

% :" niets voor God zijn, (c) die in den Geeft en in " - der Waarheit wil aangebeden en gedient worden, en die niet te bevredigen is door ons wandel na de Kerken.

144. Indien gy wilt fien, mijn Heer, dat defe Predikers van onfen tijt, Gods woord

niet hebben, foo moet gy die maar aanmer ken in hare levens, en in hare woorden of

Predicatien, of men daar in de eigenschap pen van Werken Gods vinden kan, die hy

betoont in al wat hy doet, en defe zijn feker lijk en onfeylbaar fijne Goetheit, fijne Ge rechtigheit, en fijne Waarheit.

Nu, in ha

relevens, kan men geen goetheit bemerken, dewijl fy al de gene haten, die van hare ge voelens niet zijn, en niets achten dan hare

Ordens, hare Vergaderingen of eigene Ge meenfchappen, foo dat fy geenerley goet fouden willen doen aan die buiten haar zijn.

Dat: lede - 145. Indien fy de goetheit Gods hadden,

: fyfouden alle menschen in 't gemeen bemin :kbroe:" nen, om dat fy alle hare Broederen zijn , derszijn, door de Schepping, en door de Genade, wel

"g" ke God aan alle menschen gegeven heeft: -

33 R


en Nieuwe AARDE.

-

193

haar te scheppen ; en fy zijn ook Broeders me: God,voort van natuur, als alle gesproten zijnde uit het : •

• •

e

zaad Adams, enfy zijn noch wel nader Broe- :, g

ders, van alle de Christenen herboren in en weder * Christo Iefu. En ondertuffchen fiet men dat

:

defe Predikers alle de gene verwerpen die fich : en : niet buigen onder hare gevoelens; niet alleen dienvol:

-

de Turken en Heidenen, of andere Natien; gen:mal maar felfs de Christenen, hare eigene Broe-:, bas ren. Want indien er geen haat onder de Chri minnen. k,

ftenen was, daar fou niet dan een eenige al gemeene kerk van alle de Christenen t'famen wefen, gelijk ten tijde der Apostelen. Maar tegenwoordig is er niet dan verdeeltheit en, fcheuring, malkander hatende, ja dooden de, om eenige ftrijdige gevoelens, die dik wils niets raken dan de goederen en eeren des Werelds. Sy marteliferen malkanderen om eenige opinien , uit gevonden door eenig

fchepfinnig verstand.

:

146. En met dit alfegt men het Woord Gods te hebben, hoewel men in fich geenfins fijne Goetheit heeft, niet meer als fijne Waarheit, om dat defe Predikers niet zijn't gene fy fchij

nen. Sy noemenfich Herders der zielen, en voeden defelve dikwils niet dan (d) met Fa- (d)2.Tim. belen en

:

Sy

feggen , dat fy van ***, *

God zijn gefonden, en fy zijn alleen uit haar

felven gekomen. Sy willen heilige en vol maakte fchijnen, en ondertuffchen leven fy fomtijts noch erger dan 't gemeene volk.

147. In alle defe dingen kan men gants -

N

geeng. ,


194 I. Deel der Nieuwen HEMEL Het is een geene waarheit bemerken, en ook geene Ge

:: rechtigheit, om dat het niet gerechtig kan : m:ch wefen, dat foo vele Perfoonen fich fouden de wille van onderwerpen aan den wille van een eenig

:: , gelijkyder van defe Predikers wilt,

fijns gelij-

:: na- dat alle hare toehoorders fich fouden onder dien God werpen aan alle het gene fy haar mogen feg hun alle gen; het een groote ongerechtigheit zijnde, de

v:::::::- willens der menschen foo te willen gevangen pen heeft. nemen, welke God alle vry heeft gescha-

pen. En defe Predikers begeeren meerder macht over de willens des Volks, dan God

byfich felfs heeft willen behouden, want fy houden hun foogebonden aan hare leeringen, . dat indien iemand daar van afvalt, fy de felfde verdoemen en vervloecken, als of fy

de macht hadden om haars gelijken te ver doemen.

148. Aan alle het welke men genoeg kan fien, dat fy het Woord Gods niet hebben in alle hare levens; om dat fy daar in geene

Pfa

::" Goddelijke hoedanigheden hebben :(:) pa. 11, v. waar van het Woord Gods geduurig verfelt is. 98 tot 104. En indien fy't woord Gods noch maar allee

J:::::: niginden mond hadden, men fou ten min ***** ften de Waarheit, de Goetheit en de Gerech tigheit in hare woorden vinden, maar men

hoort in tegendeel daar niet dan leugenen, boosheden en ongerechtigheden. Want het

genefy feggen, is niet Waarachtig. Indien in hare redenen eenige woorden zijn uit de

Schriftuur getrokken, fy weten die -

te

: We

-


, ... en Nieuwe AARDE.

i 195

wel uit te leggen en te verdraayen, om haar ... . te doen dienen tot wel-gevallen van hare , 's gevoelens, dat fy geheel de Substantie der beteekenis van het waarachtige Woord Gods verderven. Men hoort allerley Ordens pre- , .

diken tot voordeel van hare infettingen, en r haar feggen bekrachtigen door de heilige Schriftuuren, welke fy buigen en trckken als

of het week Was mogte wefen;

|

| | |

149. Soo dat men niet meer weet waar de waarheit te vinden is, vermits yder die ver

momt om haar toe te eigenen aan fijne gevoe lens, en dit geschied door geheel de Chri ftenheit. In de Roomfche Kerck predikt yder Monnik tot voordeel van fijn Kap. In de Kerk der Gereformeerden predikt men tot

voordeel van de Calvinifche gevoelens: foo doen ook de Lutherfche, tot voordeel van Luthers gevoelens, en de Mennisten, tot

voordeel van de gevoelens van Menno; en foo ook met alle de andere; of fchoon hare

Ordens, ofhare Religien en gevoelens gants verscheiden zijn, foo worden fy alle gegrond op eenigePaffagiens van de heilige Schriftuur, felfs mede de minste Secte beroemt op de heili ge Schriftuur te steunen. En om defe re- (f)Matr. 24. den geeftyder Prediker, de verfekering van de :: Saligheit aan alle die hem volgen. 15o. Wy zijn gekomen aan den voorfeiden Het gevaar

tijt, waar in yder feit; (f) Chriftus is hier, ::. Chriftus is daar: de H. Geeft raad ons, niet uit; te gaan, omdat het niet waarachtig kan z: Chrifin is f

N 2

-

at


196 I. Deel der Nieuwen HEMEL bier chri- dat Christus foo verdeelt foude wefen, in foo fºut is daar 5 vele faken welke men Predikt; d'eene dik

: wils recht strijdende tegen d'andere. Die waï van de Roomfche Kerk feggen in 't gemeen, Propheten dat niemand kan Salig worden, dan die onder opgestaan

zijn.

hare gehoorsaamheit sterft. Die van de Gereformeerde Religie feggen, dat fy alleen

d'Uitverkorene Gods zijn, alleenig tot de Sa ligheit gepredestineert. De Lutherfche feg gen, dat fy de ware Gereformeerde na de regel des Evangeliums zijn. De Mennisten feg

f: fy herborene zijn, na dat fy weder erdoopt zijn geworden, en rekenen fich d'aldervolmaaktfte : en foo met alle de an

dere: yder van haar maakt een Afgod van fijne Religie , denkende door de felvige Salig te stillen worden. * Datterbui- '15 1. 't Welk wel tegen de waarheit is; tende lief- want gehe Religie kan uit haar felven ons Sa : lig maken: de liefde Gods en de liefdadigheit

:"ë moet ons Salig maken, en niet de Secten of

1eit is.

Religien, die fchijnen alleen in de enkele ge gevoelens der menfchen , en niet in der waarheit Gods te bestaan , die ons door de

(g)1 Cor. H. Paulus verfekert , (g) dat niemand falSa :3""" lig worden fonder de liefde, daar by voegende, * - dat of men fchoon de gave van Prophetie had, dat men Bergen verfetten kon , dat men alle fijn goetgaf om den Armen te voeden, jafijn lichaam om gebrand te worden; dit alles founiet zijn, fonder de Liefde. Defe Predikers moeten noodfake

wel leugenen spreken, wanneer fy de Salig heit


en Nieuwe AARDE. - 1 197 heit beleven, als men maar van hare Religien wilt zijn, daar fy noch de gave van Prophe tie, noch die van Bergen te verfetten heb

ben: en het moet zijn, dat defe Predikers leugenen spreken, indien d'Apostel de Waar heit fpreekt. Want alle defe Religien zijn

niet in de Liefde, gelijk d'Apostel: die be fchrijft, en ondertuffchen belooft een yder

van hare Predikers de Säligheit aan haretoe hoorders, fonder defe liefde te hebben; die

als uit alle de huideiifdaagfche menfehen ver bannen is, en niet te min vleyd fichyder een

-

met de Saligheit. De heilige Paulusfour wel, . : moeten liegen, indien defe Predikers geen be

driege:ify: sal::::::::::::::erenfonder defe Liefde, en d'Apostel versekert; . ' dat men met Salig kan wordenfonder de felvige. ,, 15.2. Wat nut fal het geven te sterven in

de

d'onderdanigheit van de Roomsche Kerek? · · · Indien wy niet sterven in de Liefde Gods, foo fal Rornen ons niet konnen Salig maken." En indien wy gelooven uitverkoren of gepre

deftineert te zijn, fonder defe Liefde te be fitten, wy sterven dan met de #nbeefeilig uan bel jaligheit foliber goede bºterlten/

'twelk een fonde is tegen den H. Geeft. Want God heeft niemand uitverkoren, (h) dan de

ene die sterven in fijne Liefde, defe zijn al- (b) Matt. een (i) terSaligheit : , en gee- ; ; v 34&c. ne andere. Dierhalvenlis het fich bedriegen, , (i) Rom:

fijne Saligheit te hopen, om dat men in eeni-*7. ge Religie is, welke men Gereformeerde of -,

N 3

Euan


498 IDeel der Nieuwen Hemel Euangelische noemt, foo langen tijt als men in fijn hert niet gevoelt de werkingen der ei genfchappen van defe Liefde, die alleen de Saligheit geven kan. Want indien men in de waarachtige Reformering der Euangelische wet was, men fouin de waare Liefde wefen, daarin defelve niet is dat daarna gelijkt. Want alle de Reformatien, welke wy tot defen Hui

digen dagefien, zijn wijt van deftijl van leven der eerste Christenen; foo dat defe fchijn-Re formatien,inderdaad waareDifformatien zijn, i Dat de , 153. Want men moet, om een W

:: Reformatie te maken, den eersten voedt der :" instelling van de faak nemen, anders is het Gods is,den nieuwe taken inftellen, en niet de eerste Re

See: formeren, noch de instelling der gemeinte

us Christus hee,ft opgelet. ::an volgen, welke Jes ven e

't welk hy wedera Dit is het fchoon werk verder te nemen; had begonnen door het formeren van fijne

eners schorm daarin de vonden der menerv :" Kerk, met , . ders.

te voeren foo dat alle defe-H

niet

dan verbrodders geweest zijn in de KerkJefu. Christi, en daar eenmisflag willende herstel len die in de felfde was ingeslopen, foo heb ben fy verscheide andere daar ingevoert, veel erger dan die fy wilden verbeteren; en dus is

het volk verleid en bedrogen geworden door defe nieuwe Reformateurs, die de Saligheid beloven, aan de gene die hare dwalingen ge looven. Gelijk de Discipelen van Menno

doen , geloovende herboren te weten wan neerfyweder gedoopt zijn, aangesien de we der

-

r

-

-

-

-


en Nieuwe AARDE. I99 dergeboorte bestaat in het vleefch te sterven om naar den Geeft te leven, ofwel de ver

dorventheit af te sterven, welke wy van Adam behouden hebben, om te leven na de nieuwe Wet Jefu Christi. Maar men fiet in der daad

defe Wedergedoopte perfoonen noch leven na hare eigene willens , en den drift harer na tuur, gelijk alle de andere in de Wereld. En . hier mede denken fy noch wedergebooren te te zijn, door een weinig water, of andere uit

wendige kerkplichten, of met nedrige klee deren en woorden.

154. 't Welk zekerlijk een groote bedriege ry is, die voorkomt door de leugenen van de

fe Predikers, die feggen het Woord Gods te hebben, fonder dat men ontdecken kan, dat fy de Waarheit, niet meer dan de Goetheit Gods hebben, uit oorfaak dat men haar d'een

den ander beschimpen, betwisten, en ver fmaden hoort. Selfs in hare Predicatien ver-.. toonen fy de Vyandschap, welke fy d'eente

gen d'ander hebben, malkanderhatende, en hare toehoorderen ophitsende tot alle degene te haten die niet van hare gevoelens of van hare vergaderingen zijn. Of fchoon fy alle Christenen genoemt worden,die alle Broeders

behooren te zijn,foozijn fytoch alle vyanden;

en hoewel fy noch van een felfde Religie nog ten wefen; foo worden fy verdeelt foo haast als daar eenig ander gevoelen tuffchenkomt, 't welk eenige van haar niet willen aannemen: en hier uit komen verwijttingen en verachtin N 4

gen


2oo I. Deel der Nieuwen HEMEL gen die fy d'een tegen d'andergebruiken;d'een noemt fijnen Broeder een ketter, d'ander fnijd hem af van fijn Gemeenschap, d'ander verbant

hem uit de gemeinte,fo dat er geenGoddelijke Goetheit in de woorden van defe Predikers is, die in plaets van teleeren God lief te hebben en den Naasten te beminnen, foo verwecken fy

geschillen onder de Christelijke Broederen , (l) Joh. daar Jesus Christus gefeit heeft:

(l) Hebtgylie den malkanderen lief; hier aan fal men u kennen, (en) Matt. dat gy mijne Difcipelen zijt: en elders (m) Leert van my dat ik Ootmoedig en Zachtmoedig ben : I 1, v.29. maar defe Predikers onderhouden defe Liefde * 3 V'3423 5.

noch Sachtmoedigheit niet ontrent haren

Even-naaften; om dat fy het Woord Gods niet hebben, dat altijt met fich de Goetheit heeft, als ook de Waarheit en Gerechtigheit; en de woorden defer Predikers hebben noch Dat God Waarheit,noch

alleen,

Goetheit,nochGerechtigheit. 155. Want wat gerechtigheit kan er wefen,

Richter is

in dat d'een d'ander verdoemen en verbannen? van alle menschen,

God alleen is de eenigste Rigter van alle de menschen; met wat gefach of Gerechtigheit konnen fy d'een d'ander veroordeelen of ver doemen, om dathare gevoelens eeniger maten

verschillig zijn, of schoon dat geschilde Salig hcit niet mogt betreffen, of het felfde voor ket tery verdoemen , foohaaft het eenig voordeel of gefach tegen fpreekt, van de gene die fich in hare grootheden willen behouden, daar er nog

tans geen andere kettery behoorde te wefen, dan de gevoelens die strijden tegen de eere .

. .

. .

Gods

w


en Nieuwe AARDE.

IoI

Gods of tegens fijne Wetten en Geboden; waarvan men minder fwarigheit maakt van die tegen te gaan, als eenige viefigheden die ftrijden mogten met het belang of gefach der Predikers. Dat word terstond voor Kette ry veroordeelt, of schoon het een gevoelen van den H. Geeft afgekomen mogt zijn. Het is genoeg om dat te veroordeelen, wanneer het niet over-een komt, met het gene ygelij ke Religie opgenomen hebben te volgen of voorwaarachtig te houden. / 156. De Roomfche houden voor Kette ren, alle de menschen die fich aan hare ge- d: -

hoorfaamheit niet willen onderwerpen: de : Gereformeerde, en andere Religien, doen veroordee

infgelijks, alle malkander Ketteren of ver-:" dwaalde noemende, yder de ware Religie, : de of de rechtSaligmakende Kerk willende hebben; hoewel niemand die felvige hebben kan,

-

dan die in de Gemeenschap der Heiligen zijn. De zielen die de Liefde hebben, 't zy dat fy

mogen uit defe Wereld gescheiden zijn, of daar noch in leven, maken de eenige ware

-

Gemeinte; en ondertuffchen verdoemen alle defe verdorvene Gemeinten d'een d'ander

met ongerechtigheit ; om dat indien er een flag van dwalingen in d'eene zijn , daar van

een ander slag in d'andere zijn; foo dat fy al le d'een tegen d'ander ongerechtigheden be gaan, dewijl d'eene dwaling d'ander veroor

deelt. Defe Predikers zijn gelijk de gene , ("):" (n) die een fplinter uit de oog van haaren Broeder :::: * -

-

N 5

ovillen


202 I. Deel der Nieuwen HEMEL willen trekken, en den grooten Balk niet fien, die haar de oogen verblind. 157. Waar uyt men fiet, dat fy geenfins -

het Woord Gods in haar hebben, noch dat ook aan anderen Prediken,nadien hare levens, noch hare Predicatien, de Goetheit, de Waarheit,

noch die Gerechtigheit Gods hebben; 't welk

eigenschappen zijn altijt (*) onafscheide

drie van het Woord Gods en alle fijne werken; :re,::ot lijk welk ik wel wenfchte dat yder de moeyte 't nam van wel t'overdenken, om fijne Salig

I I-

pa. heit niet meer op de Predicatien, I

:: ::.

: woorden

dermenschen te wagen, aangefien de H. Geeft

(4) Jer, fegt, (p) dat fy alle Leugenaars zijn, en elders, 17 v. 3 (q) vervloekt zyde Man diefjn vertrouwen op den menfch heeft geftelt. . . Dat men 158. Ik geloof dat de meeste zielen omko fijnzalig- men om hare Saligheit op de Predikers ver h:" trouw te hebben, die ons van de verdoeme

-

:wen

nis niet fullen konnen bevrijden; gelijk hare

op het feg- leeringen ons daartoe konnen geleiden. Yder:

gend:

moet in fich felven gaan, om te benmerken of van defe drie hoedanigheden, de

:", fijne ziel

iĂŤenlijk op Gerechtigheit, Goetheit en Waarheit Gods de fuivere is befeten : en indien fy dit in haar felven

::-

niet bevind, foo moet fy niet gelooven op den Weg der Saligheit gekomen te zijn, of fchoon defe Predikers dat feggen. Want ha re studienen Predicatien beoogen niet

aan het volk defe wefentlijke en eeuwige Waarheit te

doen verstaan, namentlijk, dat geene men fchen Salig konnen worden, fonder hare ei -

gene


|

en Nieuwe AARDE. -

zo3

ene willens verloochent, en de felvige in de estiering der wille Gods gestelt te hebben: maar fy betrachten uytleggingen en redenka velingen te vinden, om het volk te doen ver

ftaan, dat fy Salig konnen worden, met ha re eigene willens te volgen; wanneer fy hare

leeringen maar volgen en in achting houden. 159, Siet men niet wel dat Jesus Christus van defe perfoonen spreekt, wanneer hy van de

laatste tijden voorfeit,(r)dat er valfcheChriftenen (r) Matt, en valfchePropheten fullen opftaan,die grooteteekenen 24. v. 24 doen, en vele verleiden fullen, ja felfs

: dat men fich : wachten voor

indien het mogelijk was,en hy vermaant verschei- . de malen ,

defe Perfenen, enfich niet door haar laten bedriegen.

Dit is dat Jesus Christus het groot gevaar voorfiet, waarin de Uytyerkorene felfs ful

,len wefen, door de valfcheden en geveinst heden van defe Predikers, welke hyten recht ,

valfche Chriftenen en valfche Propheten noemt,om dat fy waarlijk den naam van Christens dragen, maar hare werken betoonen genoeg dat fy in derdaad valsche Christens of Anti-chriften

zijn : en fy zijn ook valfche Propheten, met aan het volk de Saligheit te voorfeggen, daar fy in den Wegharer Verdoemnis leven, haar foo ruimen gevallen der Confcientien voor

nde, foo feer geschikt na hare eigent willens , dat de zielen ongevoelijk omkomen,

op het geloof der leugenen van defe valsche Propheten, die fy bedekken met Gods woord:

want andersfouden zy de goede niet konnen ver


204

I. Deel der Nieuwen HEMEL

verleiden; maar onder defen Dekmantel van het woord Gods, foo fouden fy felfs d'Uyt verkorene verleiden , indien God haar niet

ftaande hield, of indien Jefus Christus haar niet Dat de

:

menigmaal vermaant had op haar hoede te ovefen. 16e. Hy vermaant haar foo feer niet fich te wachten voor de Godloofe, de Turken,

::rs Sarafijnen of Heidenen, noch voor de verslin ofGeeste- dende Beesten; om dat er geen gevaar voor ::el de goede is, van fich te laten verleiden

: :: ::: , fich te : ::. dingen die openbaarlijk quaat zijn , maar

van anderc. ten voor de valfche Chriftens, en voor de val fche Propheten. Hy fou de Huydenfdaagfche Predikers niet beter konnen aanwijfen , als

door defe namen en uytdrukkelijke woorden van valfche Chriftens, en valfche Propheten. 16:1. Want fy noemen fich Difcipelen (*)Tit1 v. Christi, hoewel (s yfy hem door hare werken 16.

verloochenen ; en fy feggen fich Gefanten Gods, als Propheten om fijn Woort te ver

kondigen, hoewel fy niet hebben dan hare eigene woorden door den Duivel ingegeven

om de best-geneigde te 'bedriegen; en fy. doen omtrent het volk, 't gene de Duivel (*)Matt,4 ontrent Jefus Christus deed, (t) wanneer hy 8, 9. -

hem op een hoogen Berg had gevoert, om hem alle de Koninkrijken der Aarden te vertoomen, toen • feide hy hem; Indien gy my wilt aanbidden,

foo faliĂŤ u alle defe Koninkrijken geven, en Jesus Christus antwoordde, dat er gefchreven Bont, dat men den tenigen God alleen moeft aanbidden, - -

-

.

Ik

-


n

en Nieuwe AARDE. -

205

Ik wenfchte dat alle de menschen van goe den wille, defe antwoorde in haar herten in

geprent hadden ; en dat fy aan alle defe

-

Predikers feyden , die hun tot haar wil

len trekken , dat men alleen den eenigen God aanbidden moet; dan fouden er foo

vele menschen van goeden wille niet zijn die als hare Afgoden van defe Lieden maken, die fich feggen het Woord Gods te hebben; want de Duivel feide tot Jefus Christus de felfde woorden , die God in der daad tot

alle de menfchen fegt: Want de gene die Godfullen aanbidden willen, fullen de heer

fchappye hebben over alles wat op der aar den is, om dat het alles voor de menfch is

geschapen, gelijk hy alleen voor God is ge fchapen. En wanneer God de volkomene heerschappye over den menfch fal hebben, foo fal de menfch ook volle heerschappy over

geheel de Aarde genieten.

,

162. Siet gy niet, mijn Heer, dat de Duivel de woorden Gods gebruikt, om Je fum Christum te verleyden, gelijk defe Pre dikers het Woord Gods gebruiken om geheel

het Volk te verleiden; feggende dat fy het woord Gods hebben, en het Koninkrijk des Hemelsbeloven aan den genen die haar aan "

|

bidden? yder van haar feit, Chriftus is hier, en wy zijn de Discipelen Christi, en de Her ders om de zielen te weiden, daar fy onder tuffchen haar niet dan yder met fijne eigene

k

1.

V

gevoelens voeden, die by na foo verscheiden, zijn S

--

* --

,


zo6 I. Deel der Nieuwen HEMEL zijn, als men verscheidene Predikers vind; en waar Christus is, daar heeft men niet dan

een felfde Leere: en hy die een waarachtig Difcipel Christi is, heeft altijt een felfden Geeft met hem : daar onfe Predikers foo

wijd van den Geeft Christi zijn, als LU C 1 F E R van GAB R 1 E L is; om dat de Geeft Christi een Geest der Waarheit is - en de

geeft defer perfoonen is een Geest der Dwaling , .. . en der Leugenen. Dat de hui- 163. Alle hare Godvruchtigheden zijn -

den: bedriegerien , en fy hebben niets behouden van den Geeft Christi en der Apostelen, als dan na- Aperyen en uitwendige belachelijkheden. -apingen Yder een weet genoeg dat den Aap een feer : behendig dier is, om na te volgen 't gene het

:: "

:

de menschen fiet doen: indien dit Beeft het werken en menfchelijk vernuft had, het fou alles be woorden quamer dan iemand anders doen ; maar

:: s" om dat het ::"

slechts een Beestelijke kennis

heeft, foo doet het niet dan de uitterlijke

grijmatfen, fonder te begrijpen wat het doet. Even eens gaat het de Predikers van onfentijt;

fy willen d'Apostelen navolgen, fich noemen de Herders der zielen om haar de heilige Schrift of het Woord Gods uit te deelen:

dat

dan Aaperyen, aangefien

zijn niet Gods niet hebben, :maarden Geeft

die alleen

ezielen kan voeden. Indien een Aap, een konftig Schilder had, fien arbeiden aan

een uitstekend heerlijk en kostelijk Tafereel;.

en in 't afweten van die Meester, dien A:e *,


en Nieuwe AARDE 207 de verwen en pinceelen des felfde Meesters โ ข nam, en Schilderde op dat fchoone Werkftuk, hy foude dat gants bederven, of

fchoon hy de felfde verwen en de felfde pin ceelen gebefigt mogt hebben , waar mede

de Meester een fchoon werk had begonnen; om dat hy den felfden geeft des Meesters niet heeft gebruikt. Dit gebrek alleen heeft ge maakt dat alles verdorven is, felfs het gene datter gemaakt was eer den Aap dat aange raakt had, dat heel geet en fchoon was. Dit is een waarachtig vertoog en de rechte beel tenis van 't gene onfe : huidensdaags doen; fy hebben de Schriftuur als het plan chet, waarop de fchoone verwen der deug den onderscheiden zijn, met welke

::

Christus het schoon Tafereel van fijne heilige Kerk heeft begonnen: fy hebben ook de pin ceelen, die het Woord Gods zijn , waar

mede Jesus Christus en fijne Apostelen de fchoone verwen der deugden in de zielen

gelegt hebben, maar haar ontbreekt, gelijk

aan den Aap, de Geest defes deftigen Mee fters, die Jefus Christus is. Sy lefen wel op het Papier de felfde woorden, welke de Heilige Geest heeft ingegeven, en brengen defelfde redenen uit, welke d'Apoftelen uit

gebracht hebben, maar fy hebben den felf den H. Geeft niet om die tot oeffening aan te

leggen aan hare eigene zielen, en noch min der aan de zielen van hare Toehoorderen; want uit het vat kan niet anders

kom: a tยบ


zo8 I. Deel der Nieuwen HEMEL daarin is. Men kan geen goede Wijn fchen tyDat Chri- ken , uyt een kan die niet dan vol Water us niet te is.

En foo konnen ook defe Predikers aan

:::: andere niet geven't genefy in haar felven niet : uitwendi- hebben ge Prach-

ten, maar in

e

n

- -

164. Sy zijn bedrogen , of bedriegen ;

de gront , want het foude quaadt zijn, indien fy al

::1e in 't gemeen gewillige bedriegers wa

vere Con-

-

Âť

feĂŻnt: ren. Ik wil gelooven, dat er onder andere (u) Joh. van die gene zijn die niet willen bedriegen 4:v. * 1:3 fonder dat te weten; om dat fy felfs bedrogen :: :: zijn, fonder fulks gewaar te worden, door de

(:) #a. groote duisterniffen die tegenwoordig in de 35:v,3-

wereld verspreyd zijn. Want foo vele hooge

::J"v. Scholen en Kerken verblinden de oogen der 27-

gener die het licht des Heyligen Geestes niet hebben. Yder een gelooft dat het goet is ge leerde Perfoonen en Kerken te hebben; en ik

geloof, dat de Duivel, door defe middelen veele vroome lieden verleyd heeft, die goet

aardiglijk de schors voor het hout, en den fchijn voor het wefen genomen hebben. 165. En indiener alle defe Schoolen, en

defe Kerken niet hadden geweest, vele fou den fonder twijfel in haar felven getreden, en ontdekt hebben, dat hare zielen (u) de waarachtige Tempel des Heiligen Geestes waren; en dat het woord Gods (x) verstaan wierd van

binnen in hare Herten, die vry van aardfche genegentheden zijnde , de weelden der He

melfche Bruyloft gesmaakt fouden hebben, in een foete gerustheit en volmaakt v": 5 -

33


en Nieuwe AARDE.

209

daar in tegendeel fy nu verrukt en verdwaalt zijn om Christum te foeken waar hy niet is 3

gelijk in de fcherpfinnige vragen en redenen der Schoolen, of in de opgepronkte geleert heit en gestudeerde woorden der Predikers; die niet doen dan bederven en uytwiffen de

fchoone streken der Evangelische Eenvoudig heit, met alle de fchoone verwen der Deug den van de felfde Wet.

-

166. Waar in men onfen tijt ellendig en feer gevaarlijk mag noemen, gelijk dat Je fus Christus

: heeft.

Het had veel

beter geweest, (y) in het Heydendom geble- (9) * Pet' ven te hebben, dan de naam van Christenen * * ***

te dragen, en te leven of een leven te leiden erger als Heidenfch ; om dat het Licht, 't welk Jefus Christus ons heeft gebragt, ons .

fal veroordelen: (z) want hy die dan wille fijnes (Q1: Vaders geweten, en

::s : hebben, fal met “" ***

veleflagen geflagen worden. Wy weten maar al te veel (tot onfer Veroordeeling) alles wat

Jesus Christus geleert en felfs gedaan heeft om ons een voorbeeld te geven; dewijl geheel ons leven, en alle onfebedrijven, fich befig houden in eenen geeft gants strijdig tegen die Leer; en daar mede gelooven wy ons noch Christenen te zijn, en na den Hemel te gaan; *

alsof de Leere Jesu Christiniet dan een Fabel was, ofeen History die men ons alleen moet vertellen , en of dat machtig was, met de

felfde te feggen of te hooren, ons de Saligheit te geven,

A

o

-

- ,

167. De -


21o I. Deel der Nieuwen HEMEL 167. Defe Betoovering des geestes komt fekerlijk van de redenen onfer Predikers, die

uytleggingen en verbreydingen hebben ge vonden, om de menfchen af te leiden van de kenniffe der rechte Waarheit, en dat om hare

eigene gebreken te bedekken: want indien fy de Waarheit Gods aan den dach stelden, fy fouden hare eigene veroordeelinge openbaren: en om dat fy vervallen zijn van de Gerechtig heit, Goetheit en Waarheit Gods, footrach

ten fy hare rampen te verbloemen, en hare

gebreken te verschoonen, tot nadeel van het verlies foo meenigter zielen, die haar aanne men voor het fout der aarden, of de Herde

ren die haar ter Saligheit moeten geleiden. Indien defe Godvruchtige zielen niet opge houden waren door

: verkeerde onnutte

redenen, fy fouden foeken de Waarheit te vinden, in plaats van fich te houden aan de leugenen van defe menfchen, die gants ver

keert zijn door hare eigene boosheit, of door hare onwetentheden.

168. Ik wil , mijn Heer , geen nieuwe

wetten, of nieuwe leeringen invoeren, maar ik foude wel willen dat yder weder aannam,

die gene welke Jesus Christus aan de men fchen gebragt heeft, wanneer hy op aarden was, en onder haar verkeerde. Dit heeft de laatste Wet geweest die God aan de menschen

fal geven, en daarom is fy de volkomenste en alder-volmaakfte. (*) Gal. I • y. IO.

Indien , iemand iet

anders leert , (*) hy is uit den Duyvel, CI). •


en Nieuwe AARDE. 211 en alle de uytbreidingen en veranderingen van defe Evangelische Leere, zijn uit den Duyvel voortgekomen. 169. Want de menschen fouden uyt haar Met den felven noit tot foodanigen boosheit konnen mantel van geraken, van de Wet des Evangeliums te : vermommen of te verkeeren, gelijk die te- :: genwoordig is. Alwaar men onder dit Mom- allerley aanficht des Evangeliums bedekt de Hoovaar- zonden, dy, de Gierigheit, en allerhandezonden; dewijl de Leeraars vinden, in hare Duyvelfche Schoolen , dat een Chriften wel kan heer

fchen in de eeren des Werelds; ja daar rijk dommen verfamelen, en hare vermakelijk heden nemen, en felfs d'een den anderen ha

ten. Het is wel waar dat fy dit al met fchoo ne vleyerijen bedekken, om een valfche ge ruftheit aan de zielen te geven, in haar te Pre diken, gelijk de valsche Propheten, (a) vre- (a) Jer, 6.

de en verfekertheit, wat hare Saligheit aangaan " '4 S-P. mag, midden in de baarblijkelijkste gevaar- :" ** 17

lijkheden. Want indien de eere en Heer- rheft,. fchappie aan de Christenen geoorloft was, v. 3. waarom fou Jefus Christus haar de (b) Nedrigheit hebben komenworden. leeren, enHad toonen dat : (*) Matt fy moesten verfmaad hy foo 26s veel fnedigheit niet als defe Leeraren der geQt 2. § 4

vallen van Confcientien in onfe tijden, om te leeren, dat men wel in de Wereld mogt

Heerffchen, en fich doen eeren, nochtans met defe verhoeding, van die eeren fich niet toe te eigenen, maar flechs ne2 O 2 haar aan te Inâ‚Ź11 w

-


212 I. Deel. der Nieuwen HEMEL nemen, om dat men in staat of waardigheit is ? Konden defe uytbreydingen niet zijn geweten van Jefus Christus, die alles wift ? Waarom heeft hy dan die ook niet aan de men fchen geleert, foo wel als hy de nederigheit (*) Luc en het verfmaden van eeren gedaan heeft ? En

-

I. V. 32 •

waarom feit hy; (*) dat hy de groote en verhe vene fal vernederen, en uyt hare hooge getoelten werpen, en dat hy de nederigefal verheffen?Waar om leert hy niet, dat men wel rijkdommen mag verfamelen, wanneer men daar aan fijn herte niet stelt, gelijk defe Leeraren feggen, om de Rijke te vleijen en haar met achting te

doen om komen? Want indien men geen ge negentheit tot de rijkdommen had, men fou de moeyten niet nemen om haar te verfamelen of te bewaren. Jefus Christus heeft uytdruk (c) Luc. 18. v. 25.

kelijk tot fijne Apostelen gefeit, (c) dat het al foo moeyelijk is dat een rijke in den Hemelfou komen,

als dat een Kameel door een naalden oog fou gaan, 't welk een onmogelijke faak is : want iets groots kan van een kleinder niet omvat wor den. Ondertuffchen konnen defe goede Ge leerde in hare overleggingen vinden, dat het den Christenen geoorloft is rijkdommen te verfamelen, of de felvige te besitten, gelijk yder gelooft en doet, daar door betoonende, dat men de leere der menfchen meer dan die

van Jefus Christus acht. 107. Want hy heeft ons niet alleen de Ar menfchen ::ĂŻe- moede met woorden geleert, maar felfs door Dat de

gen met te fijne oefening betoont, en tot alle menschen ge


en Nieuwe AARDE.

213

::, (d) dat hy, die niet verlaat alles wat hy willenzalig efit, fijn Difcipel niet wefen kan. En indien :e het den Christenen had geoorloft geweest hare : welluften te nemen in drinken, eten, en an- ging Jesu ders met dankfeggingen, gelijk defe nieuwe c:

Leeraren feggen, waarom heeft Jefus Chri- : & : ftus foo gestreng en ongemakkelijken leven " omhelft, vol van moeyelijkheden, fmerten, en lijdens , foo bitter tot felfs in de doot ? Wift hy niet, dat God alle welluftige dingen gefchapen had, tot het vermaak der men fchen; waarom dan die daar van te berooven,

door een foo gestrengen en fmertelijken leven als hy felfs heeft geleyd? Moeft hy den men fchen fwaarder lasten op de schouderen leg

gen, dan Godfelfs gedaan had; alle kostelij ke en aangename faken fcheppende tot fijn onderhoud? Siet, mijn Heer, bid ik u, de Verblindheit van alle de menschen; hoe fy malkander verblinden en verleiden.

Indien

fy onderworpen waren aan 't Geloof Jefu

-

Christi, of dar waarachtige Christenen, fy

s

fouden van fijn exempel niet afwijken , en

-

gelooven , dat alles wat Jefus Christus op d'aarde zijnde gedaan heeft, altijt volmaak ter is, dan de vonden der menschen, waar

aan fytot harer Verdoemenis fich onderwer-, pen.

. Dat de

171. Het is wel waar, dat Jefus Christus menschen niet heeft konnen onwetende zijn,dat God al- fich felfs lerhande voor menfchengefchapen er 6 had; en weelden op dat fy diede fouden :en enge : anneer ly harc wel O 3 - In 1@tell :


,

Vr

214 I. Deel der Nieuwen HEMEL luften wil len nemen

in den Tijt

nieten: maar dat was, in geval fy getrouw hadden willen blijven aan God hangen; dan

was het haar (e) geoorloft allerhande weel den op aarden te nemen volgens alle hare vijf maar federt defen menfch heeft wil (e)Gen. zv finnen: len afwijken van aan God te hangen - om J6.

harer Boe to',

(f Gen.3 v.

fijne eigene begeerlijkheden te volgen, (f)

17, 19

foo is hy rechtveerdelijk onderworpen ge worden aan een tijt van Boete, die de loop

van dit ellendig leven is, waar in hy geen fins fijne weelden moet willen genieten, tot dat hy aan de Gerechtigheit Gods heeft vol daan, door de Boete van den tijt defes le

vens, die hem opgeleit is: ja hy moet (g) gewillig fmerten en fwarigheden op fich ne men, en fich allerhande weelden ontrekken,

foo als Jefus Christus ons dat met fijn voor beeld vertoont heeft: want het is fich vleyen, te feggen, bat men bier fijne juffen met banltfeggingen neemt; dewijl men in der daad veel eer God fou danken, voor dat wy

onfe begeerlijkheden hebben vernoegt, als voor dat hy de treffelijke dingen tot fijner eeren gefchapen heeft ; uit oorfaak, dat

men in defe ellendige Wereld de einden niet fiet waartoe God alle dingen gemaakt heeft: men is alleen wel te vreden, met die welda

daden te gebruiken tot onfe finnelijkheden, en niet in hem te verheerlijken over fijne wer

ken, die wy geenfins begrijpen. Men doet als de Swijnen, die de eekelen eten, die van

de boom afvallen; fonder oit te fien na die *

-

daar


en Nieuwe AARDE

21 5

daarboven is, en defelvige afvallen doet. 171. Indien wy wisten dat alle goede en menfch, Den fchone dingen alleen geschapen hadden ge door fijn weeft voor de menfchen in de fuivere Onnoo zonde ver

felheit, waar in God AD AM geschapen dient aller had, wy fouden foo vermetel niet zijn van leylijdene defe welluften te willen genieten, na God" foo feer verstoort te hebben, en fich te ge OOt.

voelen foo wijd afgeweken van den staat der

eersten Onnoofelheit. Wy fouden gewillig ons daar van onthouden, als ons allerhande

weelden onwaardig gevoelende, en verplicht tot allerhande qualen, rampen, en lijdens, fonder te willen rusten of fich vermaken in

een tijt dat men moet arbeiden en lijden; foo

als Jesus Christus ons den weg heeft gebaant, en een voorbeeld : met woorden en met werken. En de eilige Paulus feit, (h) (h) 1. Pet, dat wy fouden. Nuchter en Wakende zijn ; om vs. dat onfe wederpartijder de Duivel altijt om ons gaat als een brieffchende Leeuw, om ons te ver Jlinden: en fy die de gevallen der Confcientie beschrijven, doen ons gerust slapen, en on

fe weelden met Dankfegging in volgen. Ha re raad-gevingen moeten noodfakelijk quaat zijn, indien dat van d'Apostel goet is; de

wijl fy recht tegen malkander strijden. Hier in zijn de huidensdaagfche Leeraars niet alleen ftrijdig, tegen d'Evangelische Wet; maar ook in alle andere faken: daar is niets meer in haar dat over een-komt met een recht

Christen, of dat JefĂźm Chrum een weinig -

O 4

-

van


216 I. Deel der Nieuwen HEMEL van verre navolgt, om dat alle hare werken en leeringen daar recht tegen zijn; daarom zijn fy van den Staat der Christenen afgevallen en ekomen in den staat des Anti-Chrifts, in alle desfelfs gestalte en volkomenheit; want

hetgene dat tegen Christus strijdig is, behoort alles tot den Anti-Chrift.

Genige Re-

173. Defe Leeraars der Wet, zijn felfs

l:::::, dusverre gekomen, dat fy feggen, dat het P“iP:" den Christenen geoorloft is malkander te van Jesus J)

cĂŻ, haten, en by gevolg d'een den anderen te foo lang als dooden; dewijl Jesus Christus feit (i) dat ::n- hy die fijnen Broeder haat, een Dootflager is, en

: :, 1 Joh. 3. dit v.15.

alles onder den dekmantel van Religie. -

- -

En felfs acht men het yver en deugt te zijn, degene te haten die van een andere Religie

zijn, dan die, welke wy voor goet houden; offchoon fy alle in Jefum Christum gelooven, en het Evangelie tot Regel hebben, foowel defe Gereformeerde, en andere, Roomfch

gefinde. Sy noemen alle de Christenen en ondertuffchen hatenfy alle malkanderen, felfs meenende wel te doen.

En dit is, om dat

yder van defe predikers in hare religien leeren, dat men alle de gene moet haten die buiten haar zijn, om dat fy geen vereeniging met haar

hebben. En de heilige Paulus berispt de Difci pelen, om dat fy onder hun twifteden,feggen de d'een fich Pauli, d'ander Apolleste wefen, haar (!):Gert, vragende (l):fy alle niet Chriftt waren: 't gene

***

men ook wel fou mogen vragen aan onfe Pre dikers, die feggen dat men die van een andere Religie -


en Nieuwe AARDE.

217

Religie mag haten. Of Calvin, Luther,Men no, of iemand anders voor haar zijn gestor ven, dan of dusdanig Pater of Leeraar, op

wienfy haar geloove vesten, voor haar zijn

gestorven, en of fy een ander geloove moe ten hebben, dan de leere Jefu Christi, wiens

Difcipelen fy fich alle gelijkelijk noemen, ter

wijl geen van alle, fijne teekenen of Livrey 't welk d'onderlinge Liefde is, dragen wil;

welke Jesus Christus tot merkteeken gegeven

. heeft, feggende; daaraanfalmen kennen I 3.(m)Joh. V. 35 datgy mijne Difcipelen(m) zijt, wanneer gy malkan deren lieffult hebben.

174: Dit woord veroordeelt alle de gene, die leeren, dat men d'een den ander mag ha

ten, fich alle te famen Christenen noemende Indien het niet is geoorloft onfe vyanden te haten, hoe kan het geoorloft zijn, onfe Broe ders de Christenen te haten ? De Wet des Evangeliums feit ons, (n) dat men moet fijne (n) Matt. vyandenliefhebben, en bidden voor degene die ons 5. W. 44 vervolgen; hoe bewijfen dan defe nieuwe Christenen, dat men die van een andere reli

gie wel haten mag, die ons geen quaat ge daan hebben, en ook onfevyanden niet zijn, daar wy fomtijts haar noit gefien noch ge

hoort hebben. "Het is genoeg voor defe ver draayde Christenen, wanneer fy weten, dat

iemand van hare religie niet is om dien te mo gen haten.

175. Defe dat grond-regel is fooqualen verkeert en schadelijk, fy allerhande baart, O 5

CF,


218 I. Deel der Nieuwen HEMEL

Dat het en de liefde uyt de herten der menschen geheel ge-oorlof verbant: want indien fy niemand liefheb

: ben moeten, dan die met haar vereenigt zijn, van andere foo hebben fyflechs een natuurlijke liefde van Relige, dan nooden, en niet een Chriftelijke liefde, die d:",.. zijn, te ha-

gelijkelijk fonderuytfondering over allerhan y -

::" de persoonen moet gaan, want Jesus Chri schoon fy stus feit; (o) indien gy alleen uwen Broeder lief geen Chri- hebt, wat doetgy meer als de Heidenen, die hare : Broeders en Vriendenliefhebben. Maar het is het : doen van een recht Chriften, (*) fijne vyanden

(-) Matt liefte hebben,jafelfs de Joden Turken en Heide 3: 4:47 nen te beminnen,om dat fy alle kinderen Gods

(") " zijn, en onse Broederen door de schepping. Indien fy eenig quaat in haar hebben, Godfal dat oordeelen; en het komt ons niet toe, haar

te veroordeelen, die geen Rechters over de andere gestelt zijn. Wy hebben maar al te veel te doen met ons felven te oordeelen en te ver oordeelen. Want indien onfe Broeders of onfe

vyanden strafbaar zijn, wy zijn dat even ook; en fouden noch niet willen veroordeelt wefen

van de gene die wy veroordeelen. Men be hoorde veel eer een ander te meten, na de

mate waar medewyfelfs willen gemeten wor den: en indien wy meer gebreken in andere

fien, dan wy wel in onsfelven fien, foo ver plicht ons de Christelijke liefde, meerder voor haar te bidden, en mede-lijden met haar te hebben, in plaats van haar te haten, foo als defe qualijk-bedachte Predikers feggen, die haar wel betoonen niet in de Schole fesu Chri -

-

-g

-

-

t

** *

-

fti


en Nieuwe AARDE.

2 19

fti geweest te hebben, die het (p) verdwaal- (?) Luc. de Schaap komt foeken , en tot teeken van 15 v. 4,1 Liefde, dat op fijne Schouders neemt. Dit is wel verre, van te haten of te verwerpen, die men gelooft in eenige dwaling te zijn, die nochtans dikwils den rechten weg beter heb ben, dan die haar voor dwalende houden. In allen geval, moet men niemand haten, de

wijl Jefus Christus, onfen Waarachtigen Her der gebied, onfe Vjanden lief te hebben, en goet

te doen aan degene die ons vervolgen. Defe stem is wel fachter, als de stem defer verwoede

Herders, die niet fpreken, als van fijne eige me Broeders te haten en te dooden.

Defe

Huurlingen fouden hun wel wachten hare le vens voor hare Schapen te fetten; dewijl fy haar leeren, hare zielen aan het Verderf open te ftellen, om alle de gene te haten, die haar niet willen volgen en hooren; meerder ach

tende hare eeren, dan de Saligheit harer Dif cipelen of toehoorderen.

176. Hierdoor ontdekt men genoeg, dat Dat defe defe perfoonen geenfins het Woord Gods heb-geleerde ben, niet meer in hare werken, dan in hare:** oorfaak leeringen; en dat fy oorfaak zijn der Verdoe zijn van alle menis van velen, en van alle de rampen, die d'onheylen meer fullen komen over de Christenheit dan der geheel over de refte des werelds: want defe Geleerde Wereld.

en defe Predikers, hebben wel foo veel quaat ebracht aan de Kerke Gods, als de flang

: quaat gebragt

aan 't menfchelijk ge flacht. Door de valscheit die hy deed hooren -

aan


22o

I. Deel der Nieuwen HEMEL

aan onse eerste Voor-ouderen,bedroog hy haar . onder den schijn van goet,hen voorfeggende,

(a)gen. (a) dat fy dangoeten quaatfoudenkemen, en Godge 3.y:1 totc.lijk zijn, om haar te doen toestemmen den wille

des Duyvels, en fich met hem ellendig te ma ken. Dit was de rechte figuur van de Predikers

onfestijts, die gedreven worden door den felf den geeft, als de Slangeerftmaal was. 177.Want de menfch had geen andere vyan Dat de den dan de Duivel, die woedde van fpijt, in

: te fien, dat God den menfch had gefchapen, ::en om fijnen lust aan dien te nemen; en dat hy Mensch tot hem uit fijnen Troon en gefelfchap verdre zondigen ven had, om den Mensch in fijne plaats te :" ftellen: dus overdacht hy alle middelen, om te fien waar door hy den menfch foude konncn verderven, en hem aftrekken van fijnen Godt. Hytragte vooreerst de wille van Adam en Eva te verkeeren, op dat fy mogten afgeweken zijn van aan haren God te hangen; en foohaaft als -

Adam begon te waggelen, twijfelende of hy wilde nalaten aan God te hangen, om het goet en quaat te kennen, en felfs gelijk een God te worden.

Siet daar was terstond Adams wille

verdorven, en in ongetrouwheit gevallen on

De hoe-trent fijnen God, alleen door fijne gedachte. danigheden , 178. Maar de Duivel willende fijnen aan ::"fla Adam volkomentlifijjk niffen des d g voltrekken allen in de , en hoorf: *

5: doen vallen in d'Ongehoorsaamheit tegen fij voor de , nen Godfoo wel uitwendiglijk als inwendig

:: dat lijk; foo gebruikt hy een Beeft, dat meeft ::ĂŻal met den menfch over een quam 3 't welk men #lang


en Nieuwe AARDE.

22 I

:

45lang noemt. Men moet fig niet inbeel- gelijk dege den, dat de Slang een groufaam dier was, ge- :

g

lijk men die nu fiet: Want de Slang heeft in w: hare fchepping de fchoonste van alle de Bee ften geweest, en de aangenaamste onder alle de Dieren, die in de gestalte en gedaante de natuur der menschen na by quam, voeten en handen had, en gelijk de menschen sprak,

om dat God haar gefchapen had, tot des menfchen vermaak, boven alle andere Bee

ften: fy had ook over-een-koming in gedaan te met den menfch, wandelende recht met

verheven hoofde gelijk de menfchen; en niets

hem ongelijk , dan dat fy niet was begaaft met een Goddelijke ziel noch vrijen wille: maar aan den mensch onderworpen even ge lijk als de andere dieren. 't welk de Duivel

fiende, bedacht defe Slang te gebruiken, als het bequaamste hulpmiddel om onfe eerste Voorouderen te verleyden: want gelijkheit, baart liefde en gemeenfaamheit. 179. Defe Slang verkeerde foo gemeen- p:: h faam met onfe Moeder Ev A, dat de Duivel van : tot haar fprak door het Werktuig van defe subtijlste

Slang, omdat hy alleenig een Geest zijnde, We:

fich niet tastelijk te verstaan kon geven, dan:: alleen in de gedachten, die wel haast hadden bedriegen, konnen verdwijnen in Adams Geeft; foo dat : hy

fy daartoe geen ingank gevonden fouden heb-7:": ben: en hem willende vervoeren tot een vol- :g: komene Ongehoorfaamheyt aan den wille dersbe Gods, foo moest hy noodfakelijk droog.

":

elijk w


222 I. Deel der

Nieuwen HEMEL

felijk lichaam gebruiken, om hem te bedrie gen door woorden die licht te verstaan waren,

en hem ook uitwendig te doen verbreken het Gebod dat God hem gegeven had, van de vrucht niet te eten van feker Boom. En gelijk

defe Slang het liftigste en behendigste werk tuig was , om eenige kracht op onfe eerste Voor-ouderen te hebben, foo voer de Duivel

daar in, en sprak door dit werktuig tot onfe Moeder EvA, haar vertoonende de Schoon heit van defe verboden vrucht, en verfeke rende, dat fyfeer lieflijk was ; boven dien dat fy ook in fich de kracht had van weten

fchap, waar door fy alle dingen fouden we ten, en het goeten quaat kennen; ja dat fy fouden wefen als Goden, 't welk terstond de wille van Eva verlokte, foo dat fy fich begaf tot het eten van de verboden vrucht; en ge

lijk fy ook veel vermogt by haar Man, felfs noch meer als de #lang by haar vermogt, foo gafhy ook terstondfich over aan haren wille,

omdat men altijt geern doet de wille van die men bemint; foo dat Adam van fijne Vrouw de verboden vrucht nam en at, en meteenen

wierdhy van de door overvallen, en gevoelde den Vloek, waar in fijne Ongehoorfaemheit hem had

::

Hy heeft daar berouw over,

hy is beschaamt van fich foofchandelijk be

dekt tefien met een Doot lichaam, foodeer lijk en ellendig, daar hy te voren dat felfde lichaam gefien had, foo Schoon, foo hel

hy der • foo wacker en Suiver. Hy vlied,VeI -


en Nieuwe AARDE.

2 23

verbergt fich, en neemt Bladeren om fich te bedecken,

188. Men fou konnen vragen, of de Dui-, vel doenmaals eenige macht had over de Slang, om daar in te gaan, en onfe Moe

der Eva te doen vallen? Waar op ik fou ant woorden: dat de Duivel uit fich felven geene macht heeft over eenige faak hoe gering die

mogt wefen dan alleen over fijnen eigenen wille; maar hy had alreeds de wille onfer Voor-ouderen gewonnen eer hy eenige macht kon hebben over de Slang. AD A M zijnde afgevallen van de Wille en van de Gehoor faamheit fijnes Gods, had nu de wille aller dieren met de fijne al verdorven; en foo haast

als hy stoffelijk aan God had ongehoorfaam geweest, foo heeft hy ook fijn stoffelijk Li chaam verdorven, met de lichamen van alle d'andere Schepfelen , die hem onderworpen waren.

Dit alles heeft de ordre der wille

Adams gevolgt. Want na de mate dat fijnen wille afweek van de wille fijnes Gods, ter felf der oogenblik weken de willens der Beesten en anderer Schepfelen mede af van de fijne, en

gaven plaats aan de Duivel, foo dat de Slan aan hem haren wille gaf, foo haast als Adam

het toestemmen fijner gedachten gegeven had, aan die de Duivel hem in gaf in den geeft, 18 1. Want men moet niet denken, dat de De Duivel

Duivel oit eenige macht over de mensch kan kan geen

hebben, indien hy felfs hem geen toestem-: fch e

-

ming geeft. De Duivel kan aan onfen Geeft : de /


224 I. Deel der Nieuwen HEMEL hy hem fij- de

: gedachten wel voortstellen, maar

toestem

die fullen noit tot de daad komen fonder ons ming daar toe niet

geeft,

toestaan. Hy is een geeft, en kan door on fen geeft gaan, maar fich daarin niet ophou den noch verblijven, indien wy niet te vre den zijn hem t'ontfangen, en by ons te her

bergen. De zielen die aan den wille Gods zijn verbonden; fpotten met de Duyvel: ook

falhy weinig tot haar naderen, omdat hy by haar niet kan winnen als fchaamten; en daar om wijkt hy gemeenelijk van haar. Indien hy haar verfoekt , dat gefchied door derde perfoonen, die hem hare willens hebben ge

geven : defe dan noch eenige gemeenschap hebbende met de zielen aan God overgege

ven, verfoeken haar, om te vernoegen de willens des Duivels die haar Meester is.

182. Hieruit komen alle de vervolgingen

voort, die de vrome lieden aangedaan wor- . den. De Duivel verwekt die door fijne boo

fen , die uit menfchelijke boofheit, geenen haetfouden konnen hebben tegen deregt vro me Lieden , die haar gantfch geen quaat

doen: Want het rechte goet in fich is al tijdt Minnens-waardig, en word uit de natuur van de goede en de quade bemint;

maar defen onreinen Geeft, brengt eenen doodelijken haat voort in de zielen der God

loofen, op dat hy de goede foukonnen ver foeken door het werktuig der gener die hem

hare toestemming leenen; om dat fijn enkel duivelfche geeft geen macht over de men -

fchen


v

en Nieuwe AARDE.

i 225

fchen heeft, anders dan dien fy hem willen geven. Hy is als een geketenden hond, die

voorbygaande wel toeblaft, maar hun niet kan bijten, indien fy niet tot hem komen. 183. Het is waar, dat hy door de fonde Adams eenige macht over de Beesten en over de Hooft-stoffen verkregen heeft, door wel ke hy oneigentlijk den menfch kan beschadi gen; om dat foo haast als Adam fich overgaf aan de wille des Duivels, door de felfde daad

fich ook aan hem over-gaven alle de willens der Beeften en Hooft-ftoffen : om dat alles

begrepen was in de eenige wille Adams, (s)g (*) Rom: die haar alle in de macht des Duivels gestelt *** heeft, wanneer hy de fijne daar onder gaf; met dit onderscheid , dat hy de macht kan weder intrekken, welke hy aan de Duivel.

Dat de

over fijn eigen ziel heeft gegeven; uit oorfaak Aarde en

dat fy geheel vry is, en wijken kan uit de ::::::::::: macht des Duivels, wanneer fy weder wilt : keeren tot haren God aan te hangen: maar vervloe: defe andere fchepfelen aan den wille des men-king der

fchen bepaalt zijnde, foo heeft hy de macht : niet om die weder te trecken uit het quaat, :::

waar in hy haar heeft eenmaal gestort: fy Mensch fal moeten in blijven, tot datzijn alle om de menwederge1n fchen in 'tdaar gemeen weer-gekeert aan ::

den wille Gods vast te blijven hangen.

,,

:

184. Dan (t) fullen alle de Hooft-stoffen, aan Godt

de Beesten, en d'andere fchepfelen, aan den (i) Rom: menfch onderworpen, ontslagen worden van 8.v. 19,2°. de macht des Duivels, en wederkeeren tot PS

d'onder


226 I. Deel der Nieuwen HEMEL werping aan de eenige wille des menfchen, in de felfde volmaakheit, als fy zijn gefcha pen geweest: maar foo lang als er noch een menfch of meer word gevonden, die uit hare vrye wille den Duivel macht geven, foo fal hy de felfde macht behouden over de fchepfe len aan hun onderworpen, die anders noit buiten den wille des menfchen konnen gaan, (u) Pfa. (u) waar onder God haar gestelt had. De Dui 3.v.7.

velfal wel nalaten, macht te hebben over de

Hooft-stoffen of andere fchepfelen, ten aan fien van de persoon in 't byfonder, die geheel wedergekeert mogt zijn, tot aan den wille

Gods te hangen; foo dat geene fchepfelen, noch ook de Duivel hem fouden konnen be

fchadigen, maar fy fullen alle perfoonen in

't gemeen beschadigen, die fich niet aan God hebben over gegeven. En of er fchoon maar

een eenig menfch overig was in de wereld den wille des Duivels aanhangende, de Hooft

ftoffen en andere fchepfelen, aan den mensch onderworpen, fouden niet konnen wederkee ren tot den goeden ftant waarin fy geschapen waren; om dat een eenig menfch alle de men fchen vertoont, ten aanfien van de bepaalde fchepfelen, die hare vervloeckingen hebben verkregen door den wille van een menfch al leen, die in fich alle demenfchen droeg. Het

kan niet genoeg zijn, dat een deel der men fchen weder keeren tot God aan te hangen, om de Verdorventheden der bepaalde fchepfe

len weg te nemen, aangesien fy alle vervloekt *** -

-- -4

-

zijn


en Nieuwe AARDE. -

227

zijn in Adam. Sy moeten den zegen ontfan gen van alle de menschen in 't gemeen, die alleen het Lichaam Adams uit maken, alle

t'famengestelt. 185. In den beginne is alles schoon en goet -

geschapen door de eenige wille Gods : het Vyer had genen Brand noch rook; het Water geene onstuimigheden noch verfmoorens, de

Lucht had geene dwerlwinden noch Duifter niffen ; de Aarde geen fwaerte noch boosaar digheden ; de Beesten hadden geen fenijn,

(x) Rom.

noch bijtens, maar de fonde Adams (x) heeft 5. v. J 2 cIl

alle defe qualen in defe bloote fchepfelen me- Cap 8 vao. de gebragt; en na de mate dat fy meerderge naken aan de gelijkheit des menschen, na die mate hebben fy den Vloek behaalt door fijne

fonde. En om dat de Slang een dier was aan den menfch meeft gelijkende, daarom heeft die van fijne fonde meerder vloecken behaalt, dan de andere Beesten, die gekromt zijn ge bleven, op hare handen foo wel als op hare

voeten gaande, maar de (y) Slang in 't by- . Q" fonder is kruipende gebleven, haar lichaam *** langs de aarde na-slepende, fonder voeten of handen.

Dat het

186. Het is niet dat haar voeten en handen se: nu gelijk de andere beesten, ontbreken, want fy t'famen-ge

had die volmaakter dan eenige andere dieren, we:

fien fy aangelien ly

foo feer er met met het n Lichaam aam des:� door Ver

menschen gelijk was, in gestalte, helder en vloeking. doorfchijnend, gelijk ook alle de andere Beesten hadden : maar het is, om dat de P 2

Slang


v

228 I. Deel der Nieuwen HEMEL Slang meerder deel heeft gehad aan de fonde des menfchen, dan de andere, dienende tot werktuig voor de Duivel , om onfe eerste Voor-ouderen te bewegen tot tegen God te fondigen. Hierom heeft fy die in hare huid opgewonden, fonder hare handen of voeten

te konnen gebruiken; om dat fy mede gehol den hebben tot het plucken van die verboden vrucht; en defelve tot onfe Moeder EvA te

brengen. Om defe reden is die gebonden in hare windfelen, als een nieuw geboren kind, dat men de handen en voeten van wegen fijne -

tederheit bind, op dat het fich niet beleedige in eenige fijner leden. Soo is ook de Slang be wonden, totdat de tijt gekomen zy, in welke fy niet meer de menschen fal konnen befcha digen: want haar fenijnfal in een foete voch tigheit worden verandert, wanneer de Aarde vernieuwt fal zijn; en haar lichaam fal weder

hare eerste gedaante bekomen gants gelijk , de menfchelijke natuur, want het Lichaam der Slang verfcheelde van aan begin ner

:

ens in van het Lichaam des Menfchen; men a

*

*

*

-

: voor 't uitwendige d'een van d'ander niet onderscheiden; om dat God aan den menfch allerhande vermaak willende geven, en felfs het Lichamelijke, hy een dier had geschapen hem gants gelijkende; om dat de gelijkheit hem meerder en volmaakter vernoegens fou geven, dan het gefelfchap van d'andere die ren, die van hem verfcheelden.

187. Alle het gene dat geschied is ten : *-- -

**

-

1Gir

-

e


en Nieuwe AARDE.

229

fien van onfe eerste voorouders, en van de

::

Duyvelen de Slang in den beginne des We-: nu al foo relds, geschied nu dagelijks ten aanfien van veelvlijt de menschen, die aan het einde der felvige aan, om

leven, daar wy tegenwoordig zijn. God : :

wilt de Aarde vernieuwen,en fijnen lust met de : menfchen nemen, gelijk hy wilde doen in hy (ou we

hare fchepping, maar de Duyvel, die niet kan ler:ke:ren lijden, dat de menfch fou herstelt zijn in den ::" eersten Staat van fijne volmaaktheit, waar ::, toe de Duyvel niet kan hopen te komen, gelijk als hy

tracht daar om door nijdigheden, de willens :s

der menschen van God af te trekken, op dat :m fy noit mogten weder keeren, niet meer als Eva en hy, in dendat Staat fiet : Adam daar genoeg, hyharer geenschepping, macht overendehymenult fchen heeft, dan alleen voor foo veel als fy JKeIl

<

hem willen toestemmen; en dat hy maar een

enkele geeft zijnde , de menschen niet kan verfoeken , dan door quade gedachten, die geen volkomen toestemming tot de fonde

brengen; uyt oorsaak dat hy de volkomene toestemming van hare willens noodig heeft, om den wille Gods te konnen wederftaan.

Hierom gebruykt hy de bequaamste midde len; en om dat hy geene Beesten meer heeft, die met de menschen gelijken of verkeeren, foo tracht hy menschen felfs te vinden, om

malkander te verleyden en te bedriegen, en haar af te leiden van den wille Gods; ten einde fy noit mogten komen tot den Gelukfa

ligen stant van hare eerste schepping. P 3

188. Hy


23o I. Deel der Nieuwen HEMEL Dat de

188. Hy heeft tot defen einden, Schoolen

B: fijn en Kerken verweckt, op dat hy door die mid

::- delen de menschen van goeden wille mogt af deelentrekt leiden, van fich te begeven tot God aan te uyt de hangen. En hy heeft noit voordeeliger din

: gen tot fijne infichten gevonden,

dan de ge

Ă‹: ĂŻtichten defer Kerken en Universiteyten of menschen. Schoolen; omdat hy daar door te meer vro me lieden wint, en felfs haar, die niet gefint zijn hem aan te hangen. De Duyvel heeft .

wellicht alle de boofe aan fijn fnoer gekregen; om dat fy fich neigden tot hem gewillig te volgen, en verfcheide quaden te bedrijven: maar de vrome lieden, die 't quade verfaken, lronden onder fijn Rijk niet wefen, dan door e" -,

feerfpitsvinnige liftigheden, Godvruch tigheden en Deugden bedektmet en omhangen. De Slang heeft geen handen en voeten meer vry, om de menschen op te hitfen, tot aan God ongehoorfaam te zijn; maar fy heeft een

glad en dun lichaam, om door kleine reten te fluypen in de Best-gefinde zielen. Sy maakt haar eerst wijs, dat fy moeten leeren de letteren, de taalen, en de Gods-geleert heit, op dat fyanderen mogen leeren wel te leven ; en die arme verblinde, ontdekken niet dat fy felfs omkomen, denkende ande ren te fullen behouden: 't welk feer licht is

t'ontdekken voor degene die de faak grondig ondertaften. Men fietoogenschijnelijk, dat

de jeugt meerder boosheit in de Schoolen, dan

deugden leert. En indien fy eenige goetheit -

-

--

IIl .


en Nieuwe AARDE.

231

in hare ziel hebben, fy verliefen die met fich in wetenschappen der menfchen te oefenen, die haar niet dan eerzucht en hoogmoed geven.

189. Want foo haalt als iemand Latijn :d: ,

heeft geleert, laat hy fich D o M 1 N E noe- : men, offchoon hy ook een Soon van een ar- der fpraken, men Bedelaar zijn mogt ; en indien hy het doorde Grieks kan leeren of het Hebreus, foo noemt baart "deg" zijn. men hem feer Hoogwaardigen, even als of defe talen deugden waren; daar het in der daad niet anders zijn dan de werkingen des Vloeks over de fonde, wanneer fyfoo hoog was ge -

steigert, (z) dat de menfcheen Tooren tot in (z) Gen. den Hemel wilde maken, om met God te 1 r. v. 4.

gaan spreken, als het hun fou gelieven. Doenmaals is de Verwerring der talen ge komen , van wegen defe Hoog-moed by den menfchen opgenomen, om van aan geficht tot aangeficht met God te fpreken: want te voren was er maar eene fpraak in ge heel de wereld, en nu beroemen fich de men fchen in vele te konnen; en achten het voor

Deugt, 't welk een werking der zonde is. 19o. Defe quaal komt niet alleen uyt de Schoolen voort, maar noch duyfend andere nevens die: want foo haast als iemand in de ftudien der Letteren een weinig ervaren is,

wil hy een groot Meester wefen; wringt fich in de Staten, om ge-eert te worden; ofin de Pracktijken , om rijkdommen te bekomen; ofwel doet fich Promoveren, om de Bene

ficien te genieten van te mogen onderwijsen, P 4,

OII


232 I. Deel der Nieuwen HEMEL om het voordeel en de eeren t'faam te ver krijgen: en wanneer hy Herder of Prediker is, foodoet hy alles wat de Duyvel vereyfcht:

want hy fegt fich een Difcipel Christi te we fen, in d'Apostelen plaats gevolgt, om het woord Gods te leeren; en hy is noch Chri ften, noch en kend het Woord Gods niet. Hy

leert alleenig’t gene hy in de Schoolen verfa melt heeft, en het volk neemt de leere der menfchen, voor het Woord Gods. Sy zijn wel in eenige uytwendige faken d'Apostelen nagevolgt, maar hebben niets behouden van haren geeft. Het zijn niet dan Apen, die de fchoone streken der Waarachtige Ootmoe digheit en Heilige Armoede bederven en be krabben, welke d'Apostelen in den aanvank van de Kerk hadden afgeschildert. 191. Soo dat de Duivel noit meer vrome lieden tot fich kon gewinnen, als door de werktuigen van defe Predikers, die de zielen tot haar, en van God aftrekken door duifent Aperijen, die fy gedicht hebben. Sy ftellen een andere Wet in, als die, welke Jefus Christus ons heeft mede gebragt. Sy bestraf fer de fonde, maar houden fich alleen aan de

Schorts, fonder te leeren wat fonde zy; om dat fy dat felfs niet weten: en noch minder

wat de waarachtige Deugt zy, om dat fy defe leffen in hare Schoolen niet hebben geleert, waar men alleen Politijke, maar geen Goddelijke faken onderwijst. Soo dat,

indien een deftig Prediker van onfentijt, heeft -

) .

-

-

voor


en Nieuwe AARDE. 2 33 voor fich genomen, de ondeugden en fonden der menschen te bestraffen, foofalhy fich be fighouden met te roepen tegen de dieven die opentlijk steelen ; of tegen de Dronkaars, die haar verstand verliefen door te veel drin

ken, of tegen de Hoereerders, die de Hoe ren en hoerhuifen befoeken; oftegen de Hoo vaardige, die prachtige kleederen dragen; alle welke faken ondertuftchen niet zijn dan uitwendige teekenen der felver fonden, en

geenfins het weten derfelvige. 192.stoffelijk, Want demaar Zonde niet lichamelijk, Datwefen men noch eenisgeestelijke hoeda- : -

-

-

-

er Ware

-

nigheit, (a) die bestaat in de wille des men-; noch fchen, en niet in fijne uitte lijke werken, die het weten :

niet dan toevalligheden der fonde zijn, die derzonden

in 't hert is der gener die defe quade werken:" doen. En wanneer men alleen tegen defe" quade werken fchreeuwt, foo zijn alle de per-(a)Matt. 15.

foonen die Burgerlijk leven, gerechtveerdigt V: 18, 19, door defe Predikatien. Want fy houden fich niet fchuldig aan die misdaden, om dat fy door de Burgerlijkheit foodanige quade wer ken voor hetuitterlijke niet fouden willen be drijven, terwijl fy dikwils de felfde begaan in haar hert, en voor God, ja noch wel veel

erger ; daar fy noit fchaamte van hebben voor de menschen, gelijk wel d'openbare

fondaren, die dikwils fmaad en fchande ge noeg entfangen, om hare misdaden te fuyve ren, wanneer fy daar berouw over hebben.

Want dikwilsfal een Perfoon opentlijk aan de :

P 5

galg


234 I. Deel der Nieuwen HEMEL galg worden gehangen, om vijftig of minder gulden waarde; gestoolen te hebben; en fy w

die in bedrog en woekerhandelen, steelen in haar leven duifenden en millioenen, noch blijvende in't aanfien van eerlijke lieden. An dere perfonen, die genegen zijn tot Gulfig heit, bedrijven duifenden heimelijke fonden voor God in die stof : want fy denken fchier

nergens aan, als om hare fmaken te voldoen, en verquiften fomtijts een anders goed, om

haretongentefeer lekkere fauffen te bereyden: ondertuffchen achten fy fig beter, dan een , arm Man met een fwak hooft, die geen kanne

wijns kan verdragen fonder dronkig te wor den.

Eveneens is het met de hoereerders,

die geyl van herten zijn, en alle voorwerpfe len begeeren die fy na haren fin fien; maar fy gaan niet in de bordeelen, vreefende daar de pokken te gewinnen, of hare achting van eerlijke lieden te verliefen: fy maken geen werk, van de quade driften harer herten, noch van de begeerlijkheden harer willens, die nochtans het WE s EN DE R s o N

(b)Matt 5-1 D e zijn: want Jefus Christus feit, (b) dat

"*

. hy die een anders Vrouw aanfiet om haar te begee ren, Overfpel heeft begaan in fijn hert. . Indien eens aan te fien, Overspel begaat, hoe fou den dan alle de gemeenfaamheden en vrijig heden, die defe overspelige van hetten met een

andermans Vrouw hebben, geen overspelen voor God zijn, hoewel fy voor de menschen

noch gaan voor eerlijke lieden. Gelijk ook -

*

-

|

de


en Nieuwe AARDE

235

de hoovaadige van herten, die fich eenvoudig

kleeden om deugtfaam te schijnen, en willen ondertufchen geacht en ge-eert zijn, en kon men de minste verachting niet dragen, wil

lende dat yder een haar fou achten van wegen d'eenvoudigheit hares kleeds, dat gemeen lijk de grootste hoovaardie bedekt: want in dien de kleederen eenvoudig zijn van fat

foen, fy fullen kostelijk van stof wefen; of

wel, haar hert fal opgeblafen van verwaant heit worden, over de achting van d'eenvou

digheden haarder kleedingen, versmadende :

de anderen, die dikwils Ootmoediger zijn in

een kleed van Fulp, dan defe die fig met ge ringe stof bekleeden. . . . . . 193. Soo dat alle defe politike of staats-ge- Dat alle de -

-

manierde perfoonen gerechtveerdigt worden schijn door onfe Predikers, of fchoon fy vol van al- ::

2

lerhande fonden voor God zijn, die voor de-: fe wijfe blinden niet openbaar staan, daar fy God zijn. niet weten wat fonde is, en noch veel minder die meenig

wat de rechte deugt zy.

Sy nemen voor de :

felvige een groot getal beufelarien, die niets:eden :. zijn voor God. D’een fal feggen, dat de oordeelt.

deugt bestaat in te vatten, en (c) den Pharifeer, (*):"e:8. die twee maal ter week vaftede, wierd niet ge-"3'" rechtveerdigt. d'Ander fal feggen, dat de Deugd bestaat in te bidden; en fy weten niet

- niet wat het biddenzy: want fy ftellen dat, in gebeden te feggen, of Psalmen te fingen; daar ondertuffchen het Gebed niet anders is,

als een geestelijk onderhoud der ziele met -

- -

-

God,


236 I. Deel der Nieuwen HEMEL God, in het welk fy God looft en prijft, of wel de dingen die haar noodig zijn, verfoekt: want alle defe gebeden, die alleen met de

mond geschieden, zijn geenfins het Gebed. Een ander fal de Deugt in d'Ootmoedigheit stellen, en in Nedrig van fich felfs te fpreken;

't welk dikwils met leugen geschied, feggen de met woorden, dat men fondig en fwak is,

daar men ondertuffchen in fijn hert fich wel deugtfaam acht : en het is een groote hoo vaerdigheit, te willen Ootmoedig geacht worden om dat men ootmoedig heeft leeren

fpreken. Een ander fal feggen, dat de Liefde bestaat, in fijne goederen aan den armen te geven; daar men ondertuffchen die wel kan geven, uit eigen-liefde, of om een goet aan fien te hebben, of door natuurlijke drift; om dat er meer vernoegens is, in aan een ander te geven, als van een ander t'ontfangen. Hierom

(d)1. Cor.feit de H. Paulus, (d) offchoon men alle fijngoed aan den armen gave, dat het niets fou zijn fonder

13-V.3

de Liefde, die in 't gemeen geeft aan alle, die

fulks noodig hebben, fonder aan te fien Pieter of Jan , noch Broeder noch Vriend; om dat onfen Naaften niet anders is, dan de perfoon

dien wy nootdruftig fien , 't zy Turk, of Heiden. De Chriftelijke liefde doet onverschil

lig goet aan en yder, fonder eenig perfoon aan te fien; twelk defe Predikers niet eens be

merken: want fy leeren te geven aan die van hare vergaderingen zijn, en niet aan andere.

Ook foois er geen grĂśote Deugt, in hetgoet -

teďźŒ

:


en Nieuwe AARDE.

237

te geven dat wy overvloedig hebben, en dat toch op de aarde moet blijven, het is dikwils meer een Politijke als Goddelijke deugt, op dat de armen bystant fouden hebben. Onder tuffchen Heiligen defe Predikers alle degene die van hare goederen geven, of aan hare Ker ken, of aan hare Vergaderingen. Maar boven al hebben fy groote achting voor de perfomen, die veel ter, Kerk en aan de Tafel des Heeren

gaan ; als of daar de Hoogfte Deugt in be ftont, terwijl ondertuffchen meeftendeel de menfchen , defe dingen doen, om als eer

lijke lieden geacht te worden; of 't gene er ger is, om door defeuytwendige devotien de fonden te verbergen, die fy in de grond ha rer herten dragen : want men fou meenen

groote fonde te doen met te feggen of te ge looven, dat het Godloofe menschen zijn, welke men dagelijks in de Kerken aan de Ta feh des Heerenfiet.

194. Ondertuffchen gaan de grootste zon Dat d'al daars, die voor foodanige niet willen gekent dergrootste zijn, meerte Kerk, dan de recht vrome lie- bedriegery gevon den ; om dat fy daar door hare boosheden en den wor- 3

konnen bedekken. En om volgens mijne den; al. ondervinding te spreken ; foo heb ik ver- dergrootste fchijn-hei fcheide perfoonen gekent, die opentlijk be ligheden, leden Toovereffen te zijn, en hare ziel aan den Duyvel gegeven te hebben, met wien fy byfonder gemeenfaam verkeerden, en onder tuffchen waren fyaltijt de eerste in de Kerk en

aan de Tafel onfes Heeren. En ik haar feer -'

nactiW


238 I. Deel der Nieuwen HEMEL naeuwkeurig ondervraagt hebbende, waar om fy dan foo yverlijk ter Kerk, en aan de Heylige Tafel gingen; foo feiden fy my: dat het felfde was om hare boosheden te bedek

ken , en op dat niemand eenig quaad ach terdenken van haar foude hebben.

195. Siet hier ondertuffchen wat voor deugden, welke onfe Predikers als d'aller volmaakste leeren; en fy noemen fich daar mede Leeraren van het Woord Gods, en be loven de Saligheit aan alle de gene die haar gelooven. Waarin fy wel arme Borgen zijn, die niet konnen geven 't genefy beloven. Het is gelijk, wanneer de Duyvelaan Jesus Chri (e) Matt. ftus beloofde , (e) hem alle de Koninkrijken 4• V• 8, 9

der Wereld te fullen geven, indien hy hem wilde aanbidden. Daar nochtans hy niets is dan een armen Bedelaar, die niet anders heeft dan

fijne fmerten en ellenden, en niet te min foo

belooft hy door bedriegery alle de Koninkrij ken der Wereld.

Even alfoo beloven ook

defe Predikers aan anderen de Saligheit, wel ke fy felfs niet konnen verkrijgen, om dat hy, die niet is in de Geeft Gods, met eenen niet op den weg der Saligheit is. En hierom belo ven fy het Koninkrijk des Hemels,fonder felfs daar eenig deel aan te hebben. De Duyvel

had noch meerder reden dan fy, in de Ko ninkrijken des Werelds te beloven ; om dat

hy wel wift, dat de menschen uit hare eigene willens voor een tijt , hem de Heerschappy over de Koninkrijken der Wereld fouden ge -

Vein S


en Nieuwe AARDE. - 239. W:

ven : maar defe Predikers hebben niets te eif

at

fchen, noch te hopen aan het Koninkrijk der t Hemelen ; dewijl fy de werktuygen zijn, : welke de Duyvel gebruykt , om geheel de - Wereld daar van af te trekken door ydele be figheden en bedriegeryen; gelijk als hy eer tijts de @lang gebruykte , om onfe eerste Voor-ouderen te verleiden.

196. Men fal misschien feggen; dat defe feer Geleerde Mannen foo veel quaat niet fou den konnen doen, als die Slang: maar ik fie, dat fy dit veel meer doen, en haar fenijn be dektelijker, doch noch gevaarlijker geven, dan oit de Slang deed, die eerst aan Eva voorstelde, dat de verbode Vrucht fchoon en aangenaam was. En dit was een waarheit

gelijk defe Predikers feggen, dat de Deugt ook feer aangenaam, fchoon, en goet is, waarom fy de felfde geweldig prijfen, en de toehoorders opwekken om die te fmaken, hun beloovende, dat fy door middel der felvige kleine Goden fullen zijn. 't Welkfeer waar

achtig is , maar dan weten fy de oefening van defe Deugt foo wel te fchikken, te draay en, en te hervormen, dat fy op 't einde niet anders is dan ondeugt en zonde. Hare woor den zijn fchoon en aangenaam; maar daar onder fit het fenijn verborgen dat de zielen

vergiftigt: gelijk de verbode Vrucht schoon en goet was, maar de doot verfchuylde daar onder. Defe Predikers roepen tegen de Die ven, Moordenaars, Hoereerders; dat isfeer -

goet


24o I. Deel der Nieuwen HEMEL goet in den schijn: maar men ontdekt het fe mijn niet, dat onder dit goede verborgen fit, 't welk is dat alle perfoonen die niet fchuldig zijn aan defe foo groote uitwendige quaden, fich felfs rechtveerdigen door defe Sermoe nen en predicatien die haar een valfche geruft heit geven, vermits fy aan defe ondeug den niet vast zijn die defe Predikers berif pCIls 197. Maar indien fy de grond harer ziel Dat d'on bekende'

wel onderfochten, fy fouden door de God delijke Waarheit bevinden, dat fy waarlijk alderge vaarlijkste fchuldig zijn aan alle defe fonden: dat fy zijn dikwils de eere gestolen hebben, die God al zonden het

leen toekomt, om die aan haar felven tege ven; dat fy dikwils gehoereert hebben, ver anderende de Liefde en het geloove, die fy den Schepper haren wettigen Bruidegom

fchuldig zijn, om haar genegentheden te ftellen en fich te vervoegen met eenige fchepfe lenten dat fy ook hare vyanden vermoort heb ben, door den haat dien fy haar droegen, den felfden in hare herten verborgen houdende: ondertuffchen denken fy, met alle fulke mis daden noch wel fuiver te wefen, om dat defe

Predikers niet gesproken hebben dan van uit wendige quaden. Is dit niet wel een fubtijlfe nijn, 't welk fy te drinken geven aan de zielen van goeden wille, die defe fchoone Sermoenen

hooren, om volgens de felvige hare levens te bestieren.

198. Sy denken ook, dat fy als kleine :: -w

â‚Ź11,

Ol

l:


en Nieuwe AARDE.

241

zijn ,

wanneer fy fich voorfien bevinden met de deugden welke defe menschen haar Prediken, geloovende de heiligheit te heb

den

ben, met in de Kerken, ofter Tafelte gaan; en dat fy de liefde hebben, wanneer fy een wei nig van hare goederen uitdeelen aan den ar

me, of aan de Kercken. En dat fy ootmoe dig zijn, wanneer fy een zedig kleed dragen, en ootmoedig fpreken: maar fy zijn met dit al niet dan Goden, gelijk Adam was, nadat

hy gefondigt had: metgeworhem (f:Gen. 3.v. fpotte, feggende: (f)wanneer Siet daar God AD AM erl. 3.y • / Z-TY

ST,

-

en als onfereem. 199. Seker, mijn Heer, foofal het ook ge beuren, voor de Perfoonen die fich laten be

ftieren door de stem defer Predikers, die ge dreven worden van den felfden Geeft, gelijk eerst de Slang was, wanneer hy onfe Moeder Eva verfocht. Want fy doen defelfde wer kingen op de huidensdaagfche zielen, gelijk

de Slang deed op de zielen onfereerster Voor ouderen, die door de fchoone redenkave

ling des Duivels, sprekende door het werk tuig van de Slang, overredend wierden na te laten God aan te hangen, om hare eigene willenste volgen. De Duivelfeide haar niet, dat fy van God moesten afwijken : want hy had haar daartoe niet konnen brengen; maar door oneigentlijke omleidende wegen maakte

hy't foodanig, dat fy in der daadGod verlie ten, denkende felfs noch volmaakter te wor

den dan fy waren. -

Dit is de dekmantel des Duivels,


242 I. Deel der Nieuwen HEMEL Duivels, waar mede hy fich noch huydens daags bedekt, om de goede tot hem te ge winnen. Hy feyt niet dat men van God moet afwijken, dat men eenige quaden moet be

drijven; om dat de goede defe raadgevingen niet fouden volgen. Maar hy feyt door fijne werktuigen, dat men dikwils ter Kerk moet aan, en her Woord God hooren, om dat wel weet, dat hy door dit middel haar van God welfal aftrekken, met haar een groo ter volmaaktheit wijs te maken door defe Predikers dikwils te hooren, die van den

f:

felfden geeft zijn befeten, waar door de Slang was gedreven: en denkende het Woord Gods te hooren, foo hoort men het woord des Dui

vels, vol van dwaling, bedriegery en leuge -

nCIl.

-

: 2oo. Indien fy befeten waren van de geeft :: maar indien fy zijn befeten van den geeft des :: * Gods, fy fouden Gods Woord Prediken: ::" Duivels, foo Prediken fy het woord des Dui Duivel

vels. Men hoort de Duyvel spreken in de Lichamen der Perfoonen die van hem befeten

zijn. Insgelijks hoort men het woord Gods, door den Mond der gener die van fijnen H. Geeft zijn befeten, maar niet door de woorden der gener die van hare eigene geeften befeten zijn, die altijt met die des Duivels verbonden en vereenigt blijven: want de eigene wil heeft den Duivel gemaakt, en dus moet fy noch

erger zijn als hy felfs. Hy die een befeten Perfoon hoort moet gelooven :

::,

,-

-

y

:


en Nieuwe AARDE.

t 243

hy den Duivel hoort spreken, of anders fal hy lichtelijk bedrogen worden, hoewel die ook niet dan fchoone woorden fpreekt. Want het is een gewoonlijk deen des Duivels, fchoone woorden te gebruiken; ja den Text van de Schriftuuren felfs. Men fiet dat in de verfoeking, welke hy Jefu Christo aan,

deed, in fich van boven neder te werpen, hem de yÂşg. (g)Matt. 3 (g in) daar ftaat gefchreven, feggende: toven dragen, omdat hare handen Engelen ufallen *

Q--

voet niet aan eenigen feen tefiooten. De Duivels fpreekt ook dikwils de waarheit, want hy

riep door den befetenen, (b) dat Jefus Gbri--(h)Matt. 8. fus was de Some Gods: waaar over hem. Jefus v.29. -C Christus gebood, tefwijgen, ge: : mijn Heer, 2o1, Gy fult bevinden, -

heelde heilige Schriften door, dat de Duivel: dikwils waarheden gesproken heeft, offchoon :::::::::� hy in der daad (i) de Vader der Leugenenzy: en daarom de dat hy dikwils de heilige Schriften heeft aan- :: gehaalt, om de menschen te verleiden en te : : bedriegen : 't welk hy tegenwoordig meer vermeerde doet dan oit, om dat by fiet, dat fijnen tijt :"; ten naakt, en dat hy niet lang over de menschen : meer heerfchen fal. Hierom tracht hy met driegen en alle fijne macht de Schoolen en kerken te fchte be hy daar door wel : vermenigvuldigen, : ,8. v. fich heeft gewonnen: haaft al de Wereld totdewijl want alle de openbare Godloofe hooren hem toe door toestemming van hare eigene willens, en daarom drijft my haar niet tot dikwils ter

Kerk te gaan, om dat hy haar nu al heeft Q_2 t

3C


244 I. Deel. der Nieuwen HEMEL gewonnen; maar de goede wint hy dagelijks meer door defe middelen van fchijnheilige oeffeningen, die fich naar fijne willens niet fouden begeeren te fchikken , door andere wegen. En de Duivel is noit foo fot geweest, om de menschen te verfoeken door middelen,

tegen welke hy wift dat fy tegenheit hadden: maar hy fchikt fich altijdt na onfe drift, en volgt onfe genegenthedenfoona als hy kan : ja hy drijft ons dikwils tot goedt te doen. Het is hem even veel of hy ons door goede ofqua de faken wint, wanneer hy ons maar vast houd

aan onfeeigene willens, foo heeft hy't gefag en de heerschappie over ons.

-

2o2. Want hy weet wel dat onfe Saligheit en onfe Verdoemenis aan onfe eigenen wil le hangt 5 en niet aan onfe uiterlijke wer ken, die niet dan de fchorts en het buiten

fte zijn.

Indien onfe uitwendige goede

werken voortkomen uit een wille aan God on

derworpen, foo zijn fy goet, ook tot de (l)Matt. 1o. minste V.41 •

toe: want Jefus Christus feit, (l)

indien men flechts eenen Beker koud water geeft in fijnen naam, dat men het Koninkrijk der Hemelen falhebben. Het is niet dat dit water ons falig kan maken, al was het ook de kostelijkste Wijn; maar het is defe wille, van enkelijk dat in fijnen Naam te doen, die ons Salig maakt; dit is te feggen, dat wy ons goet

(m) 1.Cor. 3. V, 3

doen bestieren na de fchikking der wille Gods, en niet na de fchikking van ons eigen wille: Want de heilige Paulus feit, (m) indien : -"

-

attlĂŠ

-


en Nieuwe AARDE.

I45

alle fijn goet in dier voegen aan de armen gaf, dat het niets fou wefen: en defe Predikers belo ven ons het Koninkrijk der Hemelen, wan

neerwyonfe goederen ook geven uit enkele eigene liefde; en fy onderscheiden geenfins de eigen -liefde van de Liefde Gods, de menschen Saligmakende door middelengants tegens de Saligheit ftrijdig. - 203. Indiengy wilt ::, , mijn Heer, of defe Predikers Anti-chriften zijn, en beleten

door denfelfden geeft des Duivels, foo moet gy maar letten op die vrucht die fy doen door harerftudien, en door hare Kercken. Jefus Christus feit, (n) dat men den Boom aan fijne (*) Matt 7.

vrucht bekent, en dat de Wijngaarden geene Appe-" 16,17. len brengen, noch de Appelbomen druiven. Siet, mijn Heer , bid ik u, door de werkingen

die defe Studien en Kercken gewrocht heb ben, of fy ingestelt zijn van God, of van

de Duivel. En dan fult gy lichtelijk oor deelen, van wat boomfy zijn voortgebracht: want men moet niet blindelings in de faken gaan, waar het onfe eeuwige Saligheit raakt. Het is een bedrijf der dwafen, alles te geloo even wat men haar wijs maken wilt, fonder felfs de faak eerst recht t'onderfoeken. Gy fiet nu meerder Schoolen en meerder weten

fchappen als oit voor defen: want van dat de Wereld is geschapen geweest zijn er noit foo vele geleerde lieden, noch nieuwe vonden,

en wetenschappen bekent geweest, als tegen woordig. Dit is noch een bewijs, van dat de -

Q-3

laatste


246 I. Deel der Nieuwen HEMEL (*)Dan, 12, laatste tijden gekomen zijn om dat wy de (o) W.4, wetenschappen vermenigvuldigt fien. En het is ook een teeken, dat wy nu zijn geko )2.Ti

men in de tijden des Anti-chrift, (p) dat de

g::" Seremoenen en de Kerken foo feer vermenig "

vuldigt zijn; vermits men door ervarentheit bevind, dat de lieden geenfins beter worden, door de middelen van defe Sermoenen en defe Kerken. Maar menfiet oog-fchijnelijk, dat de lieden noch dagelijks, ja t'aller uuren, en

alle oogenblikken des daags verergeren. Dat den - 204. Men moet dit niet gaan vragen aan onbeken- onfebuuren om bewijs daar van te hebben,

: want wyhebben dat door onfeeigene ervarent

:: heit

en ondertuffchen zijn wyfoo betoovert

voor de za- van geeft, dat wy noch niet fien , dat alle ligheit der defe Schoolen en Kerken van de Duivel ge

:: sticht zijn.

Wy willen den Duivelfien, in

: schrikkelijke gedaante, met hoornen op den hylgeheel kop, even gelijk men daar mede de Kinders

openbaar is vervaart maakt, eerwy willen gelooven, dat (q)Matt

hy nu gefeten is in de Tempel Gods, en (q)

: dat den Vloek der Verwoefting in de heiligeplaats is; " " "

daar het nochtans ons genoegfaam geopen baart is door fijne Werken, dat de geest der dwaling daar heerfcht, om dat men den - Geest der Goetheit, der Waarheit, en der Gerechtigheit niet meer fiet heerschen in de

Wereld. In tegendeel hoe meer de lieden in de Sermoenen, en ter Kerk gaan, hoe fy boo

fer , onrechtveerdiger en leugenachtiger zijn; maar dit al is met een chijn van deugt * ** *

*

3- 3

bedekt:


en Nieuwe AARDE.

247

bedekt: Want fulk een word voor goet ge houden, die voor alle dingen wijkt, en hy word voor Rechtveerdig geacht, die niet o penbaarlijk fteelt ; en delen rekent men voor

Waarachtig die voor alle de menschen niet opentlijk liegt. Men heeft tegenwoordig ee nen Staats-wijfen God gemaakt, die niet meer de nieren onderfoekt, en de gewiften ondergrond; het is genoeg dat men voor eerlijke lieden onder de menfchen gaat, of fchoon het hert gants verdorven zy in 't aan fien van de Gerechtigheit Gods. Men wil den Anti-chrift niet kennen, tot dat men hem in vleesch en beenderen gelijkl ons Li chaam falfien; maar defe Klomp vees, fal.

de menfchen foo niet konnen beschadigen, gelijk fijn geeft tegenwoordig doet, die byna alle de geesten der menschen verdorven heeft; daar noch niemand bekent, dat hy in het Hei ligdom heerfcht; en daar de meeste vrome lieden noch gelooven, dat het woord Gods in de Mond defer Predikers is, hoewel men in der daad fiet, dat de menschen door hare

:

-

": verergeren. 105. Men fou de Christenen nu wel moe- Dat het ten vragen, 'tgene de H. Paulus aan de Gala- beter is te

ten vraagde: Wie heeft u den Geeft betoovert, om gelooven,

u de leugen te doen geloven? Wyffen door erva-:: rentheit, dat de Schoolen en de Kerken, de : van het menfchen verergert hebben , om dat er noit Rijk des

foovele studien en foo vele Predikingen ge-:", weeft zijn 3 en na de mate van vermeenig- ::en \

Q-4

vul


248 I. Deel der Nieuwen HEMEL tet dat wy door hem

vuldiging defer faken , is ook de boosheit

der menfchen vermeenigvuldigt. En onder tuffchen durven wy niet gelooven, dat alle fulks te ge defe dingen door den Duyvel ingevoert zijn; looven. en hebben liever om te komen door fijne liftig heden, dan die in tijts te ontdekken. Onfe Vader Adam ontdekte wel, dat hy bedrogen was door de Slang, wanneer hy fich ontbloot vond van fijne Genaden, en in de ellenden vervallen, in welken wy nu noch fuchten; maar het was te laat. Indien hy de Iiftighe

bedrogen zijn, om

den van defen vyand voor fijnen val gewaar had geworden, hy fou die geenfins gevolgt

hebben. Maar wy die door ervarentheit fien, dat defe Predikers geenderley goet den men fchen toebrengen, dewijl fy alle dagen noch meerder verergeren, willen nochtans haar volgen en hooren, als of fy het woord Gods

hadden, waar in onse misslag niet te ver fchoonen fal zijn. Want wy konnen geen reden van onwetenheit by-brengen: Wy heb ben middel genoeg om dat te vinden, in dien wy den wille maar hadden om dat te foeken. God deelt altijt fich felven mede aan die hem in der Waarheit foekt: (r) hy fal (r) Luc. fijnen Heyligen Geeft niet weigeren, aan die den I I. v. 13. felfden van hem verfoekt, maar fy die vast aan de menschen willen blijven, verdienen over gegeven te zijn aan den geeft der dwaling; en dit is een rechte Dat men

:

altoos het waregoet

206. Het foudemyleet zijn,mijn Heer,indien gy geloofde dat ik foo krachtig spreek eg:de ItUl


en Nieuwe AARDE.

- 249

studien, de Kerken, en de Predikers,uyt eenige beminnen

afkeerigheit, bitterheit of vyandschap, want: "

ik kan u wel versekeren, dat niets diergelijks:" meer in my leeft. God heeft my tot defen ware quaat

trapgebragt, dat ik niets meer in defe wereld haten waar foukonnen liefhebben, dan alleen het waar- :: achtige goet; en dat ik niets anders fou kon- Partijd: nen haten, dan alleen het waarachtige quaat; heit. foo dat in alle plaatsen daar ik het waarachtige goet vind, ik het felve bemin, of schoon ik dat vond in mijne grootste vyanden, ja in de Duyvelen, indien het kon wefen dat het waar

achtige goet in haar plaats had. Ik fie noit op de plaats, noch op de Perfoon; maar al leenlijk op het goet en quaat, 't welk ik in de voorwerpen ontdek. Ik heb de geleerde lie den, en Predikers bemint, met al foo groo ten tederheit , als ik mijn felven beminde; haar foo veel eerbiedigheit toedragende, dat ik de Aarde welfou gekust hebben daar fy over

gegaan waren, uyt oorfaak dat ik haar Die naren Gods geloofde. Maar naderhand dat ik met haar verkeert heb, kon ik genoegfaam bemerken, dat fy niet van God zijn gefon

den , gelijk fijne Waarachtige Propheten; noch ook van fijnen Heiligen Geest befeten, om fijn woord te verkondigen; maar dat fy

valsche Christens zijn,(3)welke Jesus Christus voorfeit heeft, in de laatfetijden te fullen komen: (*) Matt. om dat fy niets van den Geeft Jesu Christi heb- *4 v. *4. ben , (*) en fonderbezeten ook geen wareteChristenen konnen zijn, zijn van den felf- s :Rom. Q-5 den """ •

-

te

,


25o I. Deel der Nieuwen HEMEL den Geeft als Jefus Christus geweest is: Want fy beminnen, noch armoede , noch ver fmaatheit, en noch minder het Lijden en

de Vervolgingen ; maer fy wenfchen geprefen en geacht te zijn, trachten na eeren en rijk

dommen, met alle 't gene strijdig is tegen de Wet des Euangeliums. Soo dat men geen grooten geeft noodig heeft, om te oordeelen, dat fy geen ware Christenen noch Difcipelen

Jefu Christi zijn, aangefien alle hare oefenin gen gantsftrijden met het gene hy in defe we reld zijnde geoefent heeft. 207. En als defe Perfoonen rechte Chrifte

God is nen fouden wefen,fo moest noodfakelijk Jefus Christus fijne Euangelische wet hebben ver feĂŻde, na- andert, en naderhand geleert, de Hoovaer dien hy digheit in plaats van d'Ootmoedigheit, de :"- forgom rijkdommen te verkrijgen, in plaats

: ert.

van de armoede. Maar om dat Jesus Christus fijn eerste Wet niet heeft verandert, foois het gants feker, dat de Perfoonen recht tegen de

Wet Jefu Christilevende, waarachtige Anti chriften zijn. Dit is de eenigste reden, waar om ik van haar geen goet met waarheit kan feggen. Nochtans haat ik hare Perfoonen niet, aangefien fy kinderen Gods zijn door de Schepping, maar ik haat het quaat dat ik in haar bekenne, dies te meer om dat het foo grooten fchade , aan foo vele Menschen

brengt, die haar nemen voor waarachtige Christenen, en het Woord Gods hebbende;

daarfy ondertuffchen zijn valsche Christenen, heb


en Nieuwe AARDE.

251

hebbende het woord des Duyvels, waarmede

fy ook vele verleyden, met welke ik groote Deernis heb ; en de Christelijke liefde ver

plicht my de felve daar over te waarschou wen, voor foo veel my God het licht en de

liefde tot harer Saligheit gegeven heeft. 208. Men moet ook niet gelooven,dat ik de

kercken door afkeerigheit haat of veracht : Want de Steenen of balken, waarvan fyge bouwt zijn, hebben : noit eenig hinder ge

daan : in tegendeel heb ik haar bemint, en my geduurig daar in begeven foo veel als my

mogelijk was, en om te bidden, en om de t

::

Sermoenen te hooren, en ter Tafel des Hee ren te gaan. Maar ik heb in defe Oeffening

niet lang konnen volherden; om dat de waar: heit die God in mijn hert had geplant, wel haast ontdekte, : are woorden niet voort quamen uit een felfde fprink-bron 3 en dat defe Sermoenen niet waren, dan waarheden

van de hersenen der menschen gesmeed en uitgevonden, en niet voortgekomen uit de '

rechte Waarheit Gods.

.

209. 't Gene my doet afwijken van defe . Dat men Sermoenen, om beter inwendige leeringen in fich bedie

de grond mijner ziel te vinden: en ik week: ::� terfelfder tijt ook van de kerken af, waar ik : gewoon was te verschijnen om te bidden, om die ons tot dat wierd, dat het de plaats niet Godt voe

::

was, die my devotie en inkeering des gee-: : ftes gaf, maar dat het veel eer was de ver- : geting van allerhande voorwerp, •: : men. e

Ilft


252 I. Deel der Nieuwen HEMEL drift die ik had om my met God t'onder houden. Ik vond door ervarentheit , dat

ik fomtijts in de kerken meer was afgetroc ken door de meenigte der Perfoonen die daar gevonden worden , en der voorwer pen die daar verschijnen. Ik befocht in . mijn Kamerken te bidden , en ik vond daar meerder devotie en inkeering des Geestes; om niemand gefien te hebben ,

gelijk men gemeenlijk op de Straten en in de kerken doet, welkers beelteniffen fich dikwils geduurende het bidden in ons ver

ftand vertoonen, en het felfde meenigmael verrukken. Defe oefening van bidden in mijn kamerken wierd my foo aangenaam en nut voor mijne Ingetogentheit dat ik niet,

meer ter kerk kon gaan , dan uit fchuldige plicht. Ik heb ook geleert door defe Inkee ring, dat de waerachtige Bruiloft des Heeren

gehouden word, wanneer de ziel denomme (u) Apoc. gank met menschen verlaat, om (u) fich te 3-v. zo.

verbinden, ente vereenigen met haren God:

dan eet fyaan fijne Tafel een Hemelfchefpij fe die haar vervult met vreugden en ver noegens, grooter dan men in de Feesten of Bruiloften der menfchen fou konnen vin den.

210. Ik heb defe vertroostingen in mijn ziel wel gevoelt wanneer ik my fomtijts in de Kerken uitwendiglijk aan de Tafel des Heeren

begeven had ; maar dit geschiede niet dan door d'inwendige goede gesteltenis mijner ziel;


en Nieuwe AARDE

253

ziel; om dat ik dikwils bemerkt heb, dat de fe uitwendige Tafel, my geen liefde Gods,

noch vereeniging of onderhoud met hem gaf: 't welk ik volmaakter bevond in de Een faamheit, of in de noodige besigheden van mijn Huis: en voorts wierd ik ook inwendig onderwefen , dat defe Bruyloft der weelden

met God, fonder ophouden (y) moet duu- (y) Prov ren, en niet alleen ter tijt dat men uitwendig 15 v.15 aan defe Tafel des Heeren is. Alle defe erva

rentheden hebben my wijs gemaakt, en God in den geeft en waarheit doen foecken.

211. Gyfoud mogen feggen, mijn Heer,dat ,, Dat . dit voor de zielen diedat byfonderlijk Godgoet zijnisgetrocken; maar de andere, van die : :: des

defe byfondere gaven niet hebben, moeten ter geeĂŻs voor Kerk gaan, de Predicatien hooren, en fich diegene die :

uitwendig aan de Tafel des Heeren begeven. : Maar ik fie door ervarentheit, dat de men-: fchen die defe dingen alle de dagen hares le-Godvin vens doen, niet meer gevordert zijn in de lief- den, en de Gods op het einde van 't felvige, dan fy : ging der

: -

waaren op den eersten dach dat fy begonnen:ĂŻ. ter kerk te gaan; en dat fy aldus hare levens dingen. doorbrengen, in ruwe oefeningen van uit wendige Godsdiensten, fonder hem te ken nen, noch lief te hebben; 't welk nochtans

het groetfte gebodis dat hy onsheeft gegeven,

Hem liefte hebben van gamtfcher Herten ; 't gene ondertuffchen niet naargekomen is dan van feer weinig perfoonen. Yder vernoegt fich met aan God uitwendige diensten te geven, CIA


254 I. Deel der Nieuwen HEMEL en niet de liefde die hy van ons eifcht: foo dat, offchoon defe Kerken, en Sermoenen, en uitwendige vertooningen, goede dingen in haar felven wefen mogten, fy quade fou den geworden zijn, door het huidensdaags

quaat gebruik: om dat men niet alleen defe dingen doet fonder Godvruchtigheit en devo tien; maar 't gene noch erger is, om dat men fich gelooft goede Christenen te zijn, met defe dingen te bedrijven, fonder t'onder foeken hoe men die worden fal.

Defe uit

wendige faken beletten God in den Geeft en waarheit te foeken, geloovende dat men ge noeg heeft gedaan, met God door uitwendi ge oefeningen te foeken, die ons leugen achtig zijn en een valfche rust geven, ver hinderende de waarachtige rust te foeken, die in de vereeniging der ziel met haren God (a)2 Tim. bestaat, waar van defe menschen geenfins 3 v.8.

weten te spreken; om (a) dat ff geduurig leeren, en neit tot de kennis der waarheit komen. 2 12. Heb ik geen reden, mijn Heer, om God te bidden, dat hy my woorden wil ge ven, en fchriften doen fchrijven, om defe verblinde zielen te doen fien, hoe noodfake lijk fy hebben de waarheit t'ontdekken, die haar ter Saligheit noodig is? want indien fy in hare verblindheden sterven, foo fullen fy

eeuwiglijk vergaan. Hierom bid ik God, dat

hy noch een weinig wilt uitstellen de men fchen geheel te verdelgen: om te fien of eenige

fich niet fullen bekeeren door het Licht der Waarheit

|


en Nieuwe AARDE.

2 55

Waarheit, dat tegenwoordig haar voor de

Laatste maal aangeboden fal zijn : want de Mate is vervult. God heeft Mofes en foovele andere Propheten gefonden, omaan de men fchen dit Licht der Waarheit te brengen; en ten laatsten heeft hy fijnen Soon gefonden; gelijk gefeit

b m is in de gelijkeniffe, (b) van den : I Meefter diefijnen Wijngaard aan de Arbeiders ver

huurt had, en dat hy tot haar fijne dienaren fond, om betaling van haar te bekomen, maar dat fy

die floegen en mishandelden: En wanneer fy den Soonfagen komen, feiden fy ; laat ons hem doo den, defe is de Erfgenaam des Wijngaarts, op dat

fy aan ons in eigendom blijve. De tijden der Pro pheten en Jefu Christi zijn nu voorby ge

gaan, waar op feer weinig menschen na de fel vige defe Lichten der Waarheit gevolgt heb

ben, maar tegenwoordig fal Godalle quade huurlingen verdrijven, en fijnen Akker aan andere Arbeiders geven, die hem de vruch ten fijner Wijngaard fullen toebrengen, en hy fal de gene uitroeyen die fijnen Soon en

fijne Dienaarsfooleelijk mishandelt hebben. Dat het nu 2 13. Siet daar de laatste Barmhertigheit : Gods; en het is in den tegenwoordigen tijt Gรถd f:n dat die ons toekomen moet. Men heeft den H. Geeft Soone Gods jefum Christum niet willen ge- :waarheit die al e

looyen; maar de Goddelijke goetheit fend: noch fijnen heiligen Geeft op Aarden, die

ons alle waarheit fal leeren, gelijk hy (c)be-:)!"h" looft heeft aan fijne Apostelen, die dit geluk" 13 noch niet hebben genoten om dat fy noch niet -

-

leefden


256 I. Deel der Nieuwen HEMEL leefden in de volheit des tijts, en daarom hebben fy onwetend van vele waarheden ge weeft. Want als fy begeerden te weten; (d)Aato.1. W. 7.

wanneer defe laatste dingen fouden geschie den, foo feide haar Jefus Christus ; (d) dat het haar niet toe quam te weten de tijden die God by fich bewaart had, om te openba ren aan de gene die leven fouden op den tijt van de vervulling defer faken. Maar tegenwoordig is de tijt gekomen, waar in men alle waar heit ontdekken fal, en men fal de Heylige Schriftuur verstaan in de hoogste volmaakt heit.

-

214. Want tot nu toe is er niets verstaan Dat onfe geworden in den volmaakten fin, om dat de voorfaten niet noodig tijt noch niet vervult was; en dat de men hadden te

weten, de laatste din

fchen die voor ons geleeft hebben, niet noo dig hadden de dingen te weten, welke fy

gen die wy

niet konden fien , en bewaart wierden

nu fien.

voor hare nakomelingen, en de genen die ten tijden van defe vervulling leven moe ften.

Het was voor

:: eerfte

Christenen genoeg te weten, 't gene Jefus Christus gedaan had, om haar een voor beeld te geven, fonder dat het haar noo dig was, de dingen te verstaan welke hy tot haar fprak door gelijkeniffen, of door den Prophetischen Geeft ; aangefien defe wetenschappen haar het eeuwig Leven niet

konden geven ; gelijk wel de oefening van d'Evangelische Wet. Dit heeft tot nu

toe de eenigste noodige faak geweest: maar -

s

indien


:

|:

:

en Nieuwe AARDE. . .

257

indien de menschen van nu aan geen meerder

licht hebben, om de âDernicutoing ber?lar be te kennen, foo foude het haar onmoge lijk zijn de Laatste Roeden uit te staan die over haar moeten komen : om dat er foo

grooten Verwoesting op Aarden fal wefen, (e) dat er niets diergelijk is gefchied, federt (e)Matt.21: dat de Wereld geschapen is. Siet hier waar V. 24 om God fijne Goddelijke Lichtenfend, om de zielen van goeden wille te versterken, haar doende fien een fprankel van zijn Heerlijk heit; dat is te feggen, en deel van de Geluk

faligen ftant, welken degene fullen genieten, (f) die vervolging voor de Gerechtigheitfullen uit 5. geflaan, of(g)met blijfchap geleden hebben defiva (f)Matt. v. 8

righeden defer laaifte tijden, foo dicht voor de v,23. #Lucai. deur staande. 2 15. Wanneer Jefus Christusfijne Apofte len op den Berg Tabor geleide, om haar een klein straaltje van fijn Heerlijkheit te vertoo nen, dat wasniet om haar in 't genot der felf der te doen verblijven , want defelve ver dween weinig daar na: en offchoon de Hey

lige Petrus feide ; (h) laat ons hier verblijven, (b)Matt foo was hem fulks doch niet geoorloft.

Je-17. v. 4.

fus Christus verbood hem in tegendeel fulks aan iemand te feggen, om ons te betoonen, dat het in dit ellendig leven niet is, dat men

de Glory en de Gelukfalige goederen genie ten moet; om dat wy hier niet anders dan in een Gevankenis van Boete gefonden zijn.

Maar God wilt ons

is: fijne Heerlijkheit ,

VCI


258 I. Deel der Nieuwen HEMEL vertoonen, die ons te verwachten ftaat, om

ons aan te moedigen tot gewillig de fmerten te dragen, welke onfefonden hebben verdient. 216. Hierom opent hy nu de Verborgent Godver- heden fijner Heerlijkheit, door een Helder toont in dit L1c HT, 't welk hy in mijne ziele verfpreyd, :: op dat ik het felfde tot anderen fou mogen

: : * uytbreyden, die begeerig zijn. Kinderen Gods Heerlijk- te worden. Want defen B R 1 E F moet niet heit, gelijk gemeen gemaakt zijn aan al de Wereld, maar

::" alleen aan de Kinderen, en aan de Suygelin

::.

gen , die den Lof Gods moeten vervullen. bor. Maar Defekonnen feer wel bekennen wat Heerlijk-’ de men-a, heit hun te verwachten staat, na dat fy hier fchen laf:- den goeden strijd fullen gestreden hebben, ren of blaffen daar te- en gewillig geleden de rampen die ons moe gen, om ten overkomen. Defe Suygelingen zijn foo dat 5: niet lijke danigeWijsheit menschenwillen die denfuygen, Melk van kennen. endedieGodde haren en T.

e

-

geeft en eigene Wijsheit vereenvoudigen, om Kinderen te worden, geheel onderworpen aan den Wille Gods , en volkomen onder

fijn Aanhangen te leven. Maar indien gy, mijn Heer, denkt, defe Goddelijke Verbor gentheden uyt te breyden tot vleefchelijke menfchen , die haar vermaak in de Wereld

fcheppen; fyfullen daar opbyten als honden,

of fullen daar den mefch-hoop van vergroo ten, gelijk de Verkens doen met de Roofen.

Dierhalven gebruykt de felfde voorfichtiglijk, en laat die niet fien , ' als aen vertrouwde

Vrienden, van de welcke gy verzekert * .

*

-

zijt,


en Nieuwe AARDE.

, 259

zijt , dat fy Kinderen Gods willen wor den. Want voor de gene die fich inbeelden wijs en gants volmaakte lieden te zijn, fou

defe fpijfeder Kinderen gants geen voordeel doen; om dat fy die niet wel fouden verstaan. Want al is 't fake, dat fy toebereyd is voor roote en kleine,voorGeleerde en ongeleerde, Too fullen nochtans de groote lieden haar niet recht fmaken. Syfullen wel een weinig foetig heit vinden in de foo feer Heldere lichten van

de Verborgentheden der Heerlijkheit;maar foo

haaft als fy fich een weinig fullen geraakt ge voelen door de berispingen hares levens, of

ftrijdige stellingen vinden, tegen 't gene fyvan te vooren by haar begrepen hebben, foo fullen

fy daar tegen blaffen gelijk de honden doen te

f: menfchen die fy niet kennen,

werpende oon en lasteringen tegen de waarheden die fy niet verstaan; om dat fy willen, dat alles fou buygen na 't welgevallen van hare weten fchappen menfchelijker wijfe verkregen; waar toe de Heilige Geest fich niet wil schikken. 2 17. Het is noodig dat de menschen fich

buygen, en alle hare wetenschappen onder werpen onder defe Goddelijke Wijsheit, en

' dat alle wetenschappen der menschen alleen dienstbaar zijn aan de Wijsheit Gods. Maar de huydenfdaagfche menschen houden de Wijsheit Gods voor hare Dienstbode, en de menfchelijke wijsheden voor haar Mee

ftersfe. Dus fiet men dat geheel de Godsge leertheit omgekeert is, gelijk ook geheel het R

2

Chri


26o I. Deel der Nieuwen HEMEL Chriftelijk leven; om dat de gene die de felf de willen leeren, niets meer hebben dan de

dcode letter, en geenfins den Geeft die leven dig maakt: ik spreek van de volmaaktfte die tegenwoordig leven, want wat het gemeen

volk belangt, het is meeftendeel gewillig vast aan de Duivel en aan fijn werken, vol

gende fijne prachten en fijneydelheden. Daar om wil ik my niet ophouden met tot de God

loofe te spreken, dewijl fy geenfins fich wil len bekeeren: en het is te vreefen dat op de wijfe der Duivelen, fy geduurig verergeren: maar ik spreek tot de gene die men de beste onder anderen acht, en die noch begeerte hebben om God te behagen. Defe zijn wel De Wereld in groot gevaar van door onwetentheit om te is ge-oor deelt; het vonnis is onweder

roepelijk. Maar God fal noch eens den Vredefen den onder de men-,

fchen van

goeden willen, door de vernieu

wing van fijnen E

vangeli fchen Geeft.

komen, om dat de Wereld in foo dikke

duisterniffen verwert fit, dat men niet meer

kan fien waar de Waarheit is, yder-een de felvige, na fijne wijfe vermomt hebbende. 218. Het is een rechte betoovering desgee ftes, waar van yder een fich laat betoove ren, fonder eens acht te slaan, dat wy nu ekomen zijn in den gevaarlijken tijt door

:

Chriftum voorfeyt, in welken noch tans hy fijnen Geeft weder fal doen herle

ven in de menschen van goeden wille. Sy fullen den vreede hebben door de Enge

len op degeboorte Jesu Christi verkondigt: want defe vrede is noch niet vervult ge

weeft in de menschen van goeden wille, ver mits fy altijt zijn

: geworden

tot op


en Nieuwe AARDE.

26I

op den huidigen dag, en fy hebben noch geen eer aan God in der hoogten gegeven: Want de menfchen ontrooven God alle fijne eere, en fchrijven die haar felven toe. Het is noodig dat defe Prophetie der Engelen ver vervult worde op defe aarde des doots, dat

God verheerlijkt zy, en dat de menfchen van goe den oville den volkomenen vrede hebbe, in haar 2.Cor. felven en buiten haar felven; om dat God (i) I (i) W.2 o. niets onvolmaaktelijk belooft: maar de men fchen verstaan de Schriftuur niet wel, en

denken dat de prophetie defer Engelen ver

vult is, door de Komfte Jesu Christi op aar den; 't welk geenfins kan wefen: dewijl Je fus Christus felfs die van foofeer goeden wille was, niet in vreden heeft konnen blijven.

Soo haaft als hy geboren was, wierd hy ge m: ::

:: X?

drongen voor de dwingelandy van Herodes te vluchten, die hem ter doot toe vervolgde eer hy hem kende, gelijk hy ook is vervolgt worden tot aan fijne doot;even alsmede alle

: Apostelen en Difcipelen geweest zijn, aan welke hy den vrede niet belooft,maar voorfeit

haar, (l)dat fy mishandelt en vervolgt fouden wor den, ja felf ter doot gebragt om fijmen Naam.

(l) Joh. 16.V. I. &c.

2 19. Alle defe dingen konnen de Prophe tie der Engelen niet hebben vervult, die Son gen; (m)eere zy God in de hoogste Hemelen, en (m) Luc.

Vrede op aarden over de menfchen van goeden wille; 2 V. I4 • om dat de Prophetien Gods altijt hare vol maakte vervulling fullen hebben. Het is niet

genoeg, dat eenige ziel in 't byfonder, God -

R 3

in.


262 I. Deel der Nieuwen HEMEL in het binnenste van haar, verheerlijke; in de volheit destijts moeten alle de menschen van goeden wille te faam Godt verheerlijken,

't welk geschieden fal na dat alle quaden gants fullen uitgeroeit zijn. 22o. Maar eerst fal hy een Feeft aanrichten voor de Bruiloft fijnes Soons, waartoe hy vele

in 't byfonder fal noodigen, foo als ons de ge lijkenis feit; (n) dat de Heere vale Perfoomen tot en wanneer die bereid was, 2 2. V. 2.&c. fijne Dienarenfond om de Genoode te roepen, die fich

(n) Matth. fijn Feeft had genoodigt,

alle verfchconden; d'een feide, dat hy eenen Acker gekocht had, dien hy moeft gaan beften; d'ander had offen gekocht, die hymoeft gaan beproeven : en

d'andere feiden, dat fy niet konden komen, om dat fy Vrouwen getrouwt hadden. Alle defe gelijke niffen spreken van onfen tegenwoordigen tijt, en niemand verstaat de felvige 3 om dat de menschen al te wijs in haar felven geworden zijn, en die dingen door hare menfchelijke wijsheden hebben uit leggen willen, met de welke fy niet dan menfchelijke verstanden konden hebben , fonder te begrijpen den warachtigen fin , die komen moet van den Heiligen Geeft ; aangefien de felfde Geeft, die de Schriftuur heeft gegeven , de felf de ook uit leggen moet : anders fal men daar niet uittrekken dan dwalingen en ver werringen schadelijk voor der zielen Salig

22 1. Ik falu feggen met korte woorden, wat verstand Godmy geeft over defe o: -

Illll G.


en Nieuwe AARDE. ,

263

niffe. Sy is niet vervult, gelijk vele gelooven: , ::

::

maarfal vervult worden in onsetijt. God heeft: : fijn Verbond opgericht met de menfchen , maak heeft

:

j

wanneerhyfijnen Soon heeft op aarden gefou-: den; en hy heeft tot defe Bruiloft byfonder- :: lijk de Christenen, als fijne Naafte vrienden : fal nu -

: , om haar te doen aanfitten aan fij- volbracht ne @Iafel / en van fijn Gaftmaal te doen eten; worden; en en onderwijl dat God het Koninkrijk Jefu :: Christi bereide , hebben de Christenen fich verschool befig gehouden aan de aarde , d'eene met ning om handelingen te drijven, te koopen en te ver- : ::.

koopen om geld te gewinnen; de andere zijn: te befig geweest met in d'aarde te arbeiden, als komen, om

allerhande werk-lieden; de andere zijn ver-beufelachti werpt in de Houwelijken : en dus heeftyder :

-

een tot nu toe fijne besigheden gehad in de fa- ;e #in ken defes werelds, en God heeft haar laten gen. woelen, tot dat de Wereld aan haar einde, en alles toebereid foude zijn. Maar nu fend ,

hyfijne Dienaars, dat is te feggen, die zielen der gener die hem trouwhertig dienen, om alle de Christenen te dachvaarden, om te ko

men tot de Koninklijke Bruyloft van de toe komfte Jefu Christi in Heerlijkheit, die als eenen Bruydegom fal nederdalen van den He

mel, om fich te vereenigen met de geloovige Ziel, die alleen fijne Bruyd is, en alle de Christenen zijn tot defe groote Bruyloft ge noodigt. . Maar als men huydenfdaags haar

fpreekt, dat wynu aan het oordeel gekomen zijn, dat de laatste Roeden begonnen heb K 4 ben 3 -


264 I. Deel der Nieuwen HEMEL ben; ja dat de tijt is gekomen van defe ver vloekte Aarde te verlaten, om ons te verheu n met onfen Hemelfchen Bruydegom; dat hy

: komen in fijne :2 :: : loft te houden met onfe menschelijke natuur,

waar van de Geboorte Jesu Christi in 't vleesch, niet dan de voorbereyding geweest is, foo vind men geene Perfoonen die daar

toe gereed en geschikt zijn; yder een van de Christenen, dat de genoodigde zijn, foeken

:

verschoningen van over te willen ge ven tot de Hemelfche Blijdschappen; meer

der forgen nemende over de dingen defes le vens, als over die des Eeuwigen levens. 222. Ik heb nu al, mijn Heer, aan me

nigte Perfoonen gefeit, dat fy afstant moe ten doen van de tijdelijke faken om fich te be

reyden en te komen tot een gants geeftelijk leven, waartoe God haar byfonderlijk heeft

genoodigt. Maar, och lacy ! Niemand is daar toe gereed, door de langduurige ge woonte aan de bekommeringen der Aarden.

, D’een feit, hoefoude ik mijne Handelingen , en koopmanschappen konnen verlaten ;

, waar mede ik mijnen staat en huysgefin , moet onderhouden? Ik kan die niet nala

, ten, om my te begeven tot mijne ziel met ,, Deugt te bekleeden. Ik geloof, dat God , my daar in fal verfchonen, want ik moet

», befoeken, of mijne koophandelingen, dat » mijne Offchen zijn , my voordeel fullen » bybrengen, ik kan ook daar niet

*: 2, D1d


en Nieuwe AARDE.

265

, biddende den Heere, dat hy my wil ver

, fchoonen. Siet daar de verschooningen die gedaan worden by de Handelaren der

Aarde, van hoedanigen Staat of gelegentheit fy ook mogten wefen: de Practiserende, de Studerende, en de Edellieden foo wel als de

Kooplieden, fy zijn alle te famen gelijkelijk

Koophandelaars ; om dat yder een fich be geeft tot het winnen of bewaren van de goe

deren defes Werelds, en vergeten fich te be reyden tot die Bruylofts-Feest, waar tegen yder fijne verfchooningen inbrengt, om te

feer befig te zijn aan de Aarde, en dus heb ben fy noch tijt noch gelegentheit, om aan

de Eeuwige Bruyloft te denken. 223. Het gene wel beklaaglijk is , dat,

*

nadat den Mensch tot d'Eeuwige faken is ge fchapen geweest, hy fich foo gaat vergapen in dit Dal der Traanen om haaft verdwijnen

de beufelrijen, die van fulke korte duurfaam heit zijn; latende het 2ll verloren gaan, om het j:2iet te nemen, veronachtfamende het ware Goet, om het ware Quaat aan te vaar

den: gelijk als zijn d'aldergrootste vermaken van dit leven, dewelke met allerhande qua den verfeld zijn. Daar kan niet anders dan

een bedwelming of betoovering des Geeft zijn, die eenig goede fmaak kan geven aan de vermaken van dit leven; dewijl defelve in der daat altoos verfeld zijn met fmerten en ellenden. Den Menfch is wel laauwhertig,

die een foo Geluktaligen en Verheerlijken R 5

Staat

.


266 I. Deel der Nieuwen HEMEL

Staat, voor hem in den Hemel bereyt, gaat verlaten, voor een ingebeeld goet, dat hem noyt een volkomen vernoegen noch ruft der ziele geven zal. Daarondertuffchen om foo

ydele dingen en van foo weynig belang, men die volmaakte en Eeuwige goederen gaat ver liefen , die de ziel vervullen en verzadigen voor altoos. Dat de 224. Men kan noyt vermaak fcheppen in : de vergankelijke dingen, vooraleer dat men maal fou- de Eeuwige vergeten heeft: nadien dat al

-

den konnen leen de gedachtenis der eeuwige goederen,

: :, waarvan ik in het begin van dit Tractaat ge : Jke din fproken heb, my heeft doen verachten alle v

-

gen, in- de vermaken en welluften van dit leven; foo dien fy niet dat ik in defelve geen fmaak meer fou konnen

:: evinden, alwaar 't fake dat vele my geoor :: loft waren, ja dat ik defelve vrijelijk enie geten had- ten mogt. Alle fchijnen fy my foo laf en den. voos, en van klein belang te wefen. De -

Rijkdommen zijn my tot een laft; d'Eeren

tot verachting; de Lekkernijen tot walging; de Schoonheden schijnen my leelijkheden te

zijn by de minste fchoonheyt van het eeuwig leven ; de Melodijen of wel-luidende ge

klancken, fchijnen my een huyling of leelijk getier te wefen by het foet over-een-ftem mend geluyt des Hemels; eindelijk alles wat

fchoon en vermakelijk is op der Aarden, dat brengt my verdriet aan wanneer ik den He

mel met de oogen mijnes geeft aanfie. Daar om kan my niets verlustigen op der Aarde: CN.


en Nieuwe AARDE

EL

,g ti:

:: m:

-

-

267

en vele perfoonen hebben fich te vergeefs be vlijtigt om my eenige vernoeging toe te bren gen; dewijl er niets is dat my vernoegen kan, dan God alleen, in wien ik alle mijn Lief de, mijn vreugde en mijn hope vast gehecht

::

hebbe. En ik geloof, dat alle menschen dit

:

felfde Vermaak ook hebben fouden, indien

fy (gelijk als ik) fagen en fmaakten de Eeu ::

wige fchoonheden en Goetheden; dewijl dat

::M:

d'overweging der felve, in ons doodet alle

##

de begeerljkheden der aardfche en verganc kelijke dingen ; defelve doende verwerpen als onwaardg zijnde de edelheyt van den

:: 4;

aĂŻ

Staat waar in God den Menfch geschapen

::5

heeft. En het is geen wonder dat den Apo

:

ftelfeyt: (9) Onfenommegang is in den Hemel.

(*) Phil,

ge

Alwaar de getrouwe ziele hares gelijken in 3

v. zo.

: ::

Heerlijkheit vind. Daar in tegendeel den : : menfchen niet an

:

ders als ongenoegten, ontroeringen en ver drietigheden geeft, die de Rustbenemen.

::

225. Ik ben van voornenen om aan de #:uivel : ge

::

menschen noch veel byfonderlijker te fpreken ze:p

at

&#

--

van de Heerlijkheit der gelukfalige zielen. den throon

::

Maar ik moet hun voor heen eerst toonen den : Cn

: ::e

Rampzaligen stant waarin fy zijn in defefterf- ::en lijke wereld, en ook het gevaar datter nu is, schijnbe

:a a :: :

integeloovenden raat dergenerdiefichWij-driecht. fenofBestierders noemen, omdat de Duivel nu gezeten is op den ThreonGods, en onder fchoonen schijn bedriegt. Het welk my heeft

:

doenfpreken van het Bedrog der g:

:

er

)


268 I. Deel der Nieuwen HEMEL Perfonen, die de Geeft Gods niet hebben; nadien fy'er al vele bedrogen hebben, felfs na dat fy al het Licht der Waarheit ontdekt had den, nochtans heeft de Duivel hun vervoert

door valfche redenen en bedriechelijke argu menten, die verfcheyde zielen van goeden wille, van d'oprechte Waarheit hebben doen afwijken tot de Leugens van hare voor-inne

ming des geeft. Daarom bevlijtig ik my om t'ontdekken de bedriegeryen der gener die feg gen, dat fy de Stede Gods befitten. Want

: foude maar een geringe faak zijn dat men de menschen toonden den Weg die na het Eeuwig Leven leyd, wanner men hun ter fel vertijt ook niet aanwees de periculen en ge vaarlijkheden, de Klippen en steenen des

aanstoots die men op defe Reyfe na d'Eeuwig heit ontmoet. Dewelke foo vele onderno men hebben, fonder defelve tot den einde

toe te volbrengen, en zijn verloorenge offtil gebleven op het midden van den Loop baan.

226. Waar mede ik deernis heb, en fou

de hun , door een Christelijke Liefdadigheit, wel willen wederom geleyden op den rech ten Wegdes eeuwigen Levens, hun vertoo nende het monster van de Heerlijkheit defer

Eeuwigheit, en ook den Weg om daar toe te geraken.

En dewijl ik weet dat alle goede

Verstanden veeleer bewogen zijn door liefde dan door vreefe, foo wil ik hun toonen de

fchoonheden der eeuwige dingen die o: ge -

cha


269 en Nieuwe AARDE. fchapen heeft, om hare liefde daar toe op te wekken, dat fy defelve mogen achten boven al het gene dat men op der Aarde foukonnen beminnen en achten.

Maar ik kan niet na

laten, om ook aan de menschen te doen fien

het gevaar waar in fy zijn ten aanfien harer Zaligheit, met te volgen de gront-regelen

en leeringen der huidensdaagfche Geleerden, dewelke de Geeft Gods niet hebbende, aan

het Volk maar hare eigene leeringen onderwij fen, die fy ook felfs navolgen tot een erger nis van de Gemeente, die hun aanschouwen

als het Sout der aarde, volgende vryborstig hare exempelen na, in meening van wel te doen.

Het welk maakt dat vele fichfeer be

drogen fullen vinden aan de doot, om de Leugen gelooft te hebben in plaats van de Waarheit.

f

227. Mogelijk fult gy mijn Heer, gelijk Dat het veel andere dencken, dat ik beter doenfoude veel nood met niet foo opentlijk te verklaren de gebre- wendiger ken defer Predikanten, te meer om dat gy'er ::

ook een zijt, die daar in eenig belang heb-: ben mogt. Maar gy moet het my vergeven; qnade te dewijl dat ik de waarheit niet verfwijgen kan weten, dan van defe dingen die God my doet kennen. :

En Hy doet myverstaan, Dat de menfchen meer: moodig hebben te weten de Waarheit defergigaden,

dan de waarheit der eeuwige Goederen,

En ik

ben meer verplicht om God aan te hooren dan het misnoegen defer Predikers, die my wil

len dooden, omdat ik waarheyt fpreek.. Ik behoor


27o I. Deel der Nieuwen HEMEL behoor de Gehoorfaamheit aan God meer te

achten dan mijn leven. Indien fy my in haar macht hadden, en dat fy my het leven be namen , fulks fou niet konnen maken, dat het gene wat ik van haren ftant en afval ver klaar, niet warachtig fou zijn ; nademaal dat defe waarheden van Godfelfs komen, die

my fegt, Dat alle de Quaden der wereld, van

de Geeftelijke voortkomen. Waar door ik my verplicht bevinde, fulks bekent te maken aan de gene die fich foo lichtelijk daar door fou den laten bedriegen. -

Dat nie-

"

228. En ik breng hare zielen veel meer

mand de heyl toe, met de waarheyt van 't quaat t'o Verdien- penbaren, dan ik niet doen foude met hun

:: e- daarin te vleyen, belovende hun de Zalig :: heit, door de Verdiensten van Jesus Christus, dan die ge- gelijk alle hare blinde Leyders doen, die in ne die hem dit stuckbedriegen, en felfs van hare Voor

: l-faten bedrogen zijn, nadien er noyt iemand aat te VoI-

gen-

-

Âť

zalig worden zal, door de Verdiensten van Jesus Christus, dan diegene die met al hun vermogen getracht hebben hem na te volgen, door het onderhouden van fijne Evangelische Leering. Waar van ik gesproken heb, en noch wijtloopiger sprekenfal in mijne VER NIEuwING van den EvANGEL1scHEN GEEsT,

dewelke byfonderlijk onderrichtenfal de Mid delen defer oefening. Uit oorfaak dat ik weet,

dat God, voor d'uytroeying aller quaden, op Aarden moet vernieuwen den Evangeli

fchen Geeft in de menschen van goeden ': -

QI.


en Nieuwe AARDE.

271

len, die na de Christelijke Volmaaktheit ha ken. De foodanige fullen vervult worden met defen beloofden H. Geeft die alle waar

heit onderwijfen moet.

*

229. En als dan fullen de woorden Jefu

- ,

- --

Christi vervult worden, die hy tegen fijne

Apostelen fprak , feggende : (p) Die in my (*) Joh. gelooft, zal de wercken doen die ik doe, ja hyfal'er I4. V. 12. noch meerder doen. Dit wierd gesproken door een Prophetischen Geeft, ter tijt als fy de Volheit des Tijts voorfagen, gedurende de welke, defen beloofden H. Geest, (q) over (4) Joel.

alle vleefch foude ujtgeftort worden, onder vijfen 2.V. 28. &e. de alle waarheit.

Doende verstaan , dat in

die Laatste Tijden, de Discipelen van Jefus Christus meerder wonderheden fullen doen, dan hy felfs gedaan heeft, Propheterende en kennende in volle volmaaktheit, gelijk d'Apofte len felfs gewaarschouwd hebben, feggende van haren tijt: (r) Wy verftaan en Propheteren (r) 1 Cor.

nuten doelen, maar wanneer de volheit des tijts fal I 3. V. 9Âť Io.

gekomenzijn, dan fullenwy verflaan en Prophete ren in volle volmaaktheit.

230. Maar het is te vergeefs dat ik defe dingen onderwijs, aan die gene die defelve niet willen kennen, of de Lichten verachten die Godt my geeft, rakende fijne Toekomste in den Geeft, die alle waarheit onderwijft. De

foodanige fullen noyt dit Goddelijk L1 cHT ontfangen , maar fullen van God gestraft

worden door fijne laatste plagen. En ik ge loof dat het van dusdanige menschen is, waar Waf?


272 I. Deel der Nieuwen HEMEL (s) 2 Pet van de Schriftuur spreekt, (s). Dat het Spotters 3 v. 3 zijn die naar hare eigene begeerlijkheden wandelen. Welkers Vonnis is, (t) dat fy fullen gaan met z

::r* de Moordenarsen Vergift-gevers. "

Maar de men fchen die de oogen hares verstands openen,

om te fien wat God nu bereyt voor de Men fchen van goeden wille in defen laatsten Tijt, willende herleven in den Geeft Jefu Christi, door het naarvolgen fijner Evangelische Wet,

(u) Matt. de foodanige fullen defen (u) verborgen fchat 13 v.44

vinden, waar van de Schriftuur spreekt, feg

gende, Dat den genen die defelve ontdekt heeft, alles verkopen zal wat hy befit, om den Acker te

koopen, waar in defen Schat verborgen is. Het is defen Parel van foo grooten waarde, den welken nu verborgen is onder de aarde, de wijl niemand meer in oefening kend defe

Euangelische Leering, dewelke nochtans het eenigste Middel tot de Zaligheit der zie len is.

:

231. Defe Onderhouding; feg ik, is ge

: : heel vergeten en als onder de aarden begraven, lichte dewijl dat niemand defelve meer foekt noch Laft om volmaaktelijk begeer. Daar zijn niet anders

"genis dan willekens, of ik fou wel willen , fich een onmogelijkheit ten aanfien defer Onderhou

ding inbeeldende; al hoewel defelve waar

(..) Matt lijkfeer gemakkelijk is, nadien Iefus Christus 1 r.v. 29 fegt: (x) Neemt mijn Jock op u, het is foet, en mijn Laft is licht. Daar kan niet anders dan de

gekrenckte Inbeelding der menschen zijn, die defelve fwaar of onmogelijk foude kon -

InCil


en Nieuwe AARDE. - 273 vinden. Hierom bid ik u mijn Heer, uit defe duisterniffe uit te gaan , en vastelijk te gelooven, dat gy kund, indien gy wild, nen

d'Evangelische Wet in 't werck stellen, ja met vreugde, ruft en vernoeging uwer zie

le, veel grooter dan gy hebt konnen genie ten onder alle de vermaken en vernoegingen des werelds; dewijl defelve niet anders dan

ingebeelde goeden, en waarlijke quaden zijn. 232. Ik kan u niet dwingen om een Evan Dat de gelifch Leven t'omhelfen, nadien dat God foodanige

u geheel vrygeschapen heeft, en hy niemand alleen Ge dwingen wil. Maar ik wenfchte wel, dat zijn,die lukzaligfich gy daar van d'ervarentheit naamt (gelijk ik om het Ko

gedaan heb) tot uw eeuwig en tijdelijk wel-:inkrijke varen. Sulks hangt maar AAN E EN:

::

STE RK BE s Lu Y r, Dar G en AAR; lenwille efneden MOET W OR DE N

D oo R

T IN G DE R EE U w I G E

DE A c H

ebben.

G o E DE R E N,

en niet om ander oorsaak. Want gelijk de Matt. Schriftuur fegt, (J) Dat er van Nature Gefmedene 9 (y) •W• I 2.

zijn, en die gene die haar felf gefneden hebben; maar dat er ook foodanige zijn die fich gefneden hebben om het Koninkrijck der Hemelen. * : feg even des gelijks, datter menschen zijn die

fich natuurlijker wijfe snijden van de verma ken en begeerlijkheden defer wereld, door

domheit offlaaumoedigheit des geeft: andere 's die fich onttrekken of affinijden van de verma kelijkheden des werelds, door menfchelijke inficht, door eenig belang of eigen gerieflijk heit, maar daar zijn andere diefich affnijden -

S

Çll


274 I. Deel der Nieuwen HEMEL en onthouden van de vermaken defer wereld

om het Koninkrijk der Hemelen; defe alleen fullen Wel-gelukzalig zijn, dienende Godt als gewillige Kinderen die haren Vader be minnen; en niet als Slaven die zijn goet te doen. De foodanige hebben't feer quaat om het Euangelisch Leven t'omhelfen;

:

door dien dat de wereld en hare verdorven

natuur fich daar tegen op stellen , en niet willen toestemmen een Leven dat foo ftrij dig tegens hare gevoelens is, dewelke we

derfpannig zijn tegen al het gene dat haar te gen is.

233. Soo dat den Mensch die een Euan gelisch Leven omhelfen wil, en fijne verdor vene natuur aanhooren, of haar voldoening

wil geven, die is ellendig, dewijl dat hy geen vernoeging heeft in defe wereld, noch ook geen inwendig vermaak van de toeko mende goederen. Ik beklaag foodanige fchepfelen, die twee Meesters willen dienen,

te weten, de Euangelische Wet, en haar ey gen voldoening. Het welk hun erger dan Slaven maakt, die maar een Meester te die nen hebben , voor wien fy arbeyden. Het

ware beter geheel heet of kout te zijn, na dien dat God van fulke Laauwe fegt : (z) (*) Apoc.

Om dat gy noch kout nochheet zijt, foo wil ik u uit mijn Mondtfpouwen. Onse Ey

234. Maakt, mijn Heer, dat u defe Ramp

gen liefde is altoos

niet overkomt: Snijt den band uwereygen

trijdig te•

liefde gants af, ende geeft haar niets meer toe,

f

Ben Godt.

*,

dewijl

-


:

en Nieuwe AARDE.

275

dewijl fy niet anders dan straffen verdient, om dat fy altoos strijdig tegens God en uw eigen Welvaren is. Bemind meer

de Eeu

wige goederen, dan de Tijdelijke, die van foo korte duurfaamheit zijn. Tracht veel eer aan God te voldoen, dan aan uwe Ver

dorvendheit, die u niet anders dan Onheyl kan toebrengen. Ach ! wat fult gy gewon nen hebben, na dat gy aan uwe natuur eeni ge voldoening fult gegeven hebben, anders

dan ongemacken en wroegingen? Want foo gy aan het vermaak der Smaak voldoening geeft, gy fult eten en drinken boven de nood zakelijkheit , het welk in quade hLlm CureIl

veranderen fal, en allerhande ongemak ken en fiektens veroorfaken , en eindelijk een verraffchelijken of ontijdigen doot doen fterven . En wanneer gy aan het vermaak des Vleefchs wild voldoen, foo fuld gy de krachten van u lichaam en beguaamheit uwes geeft verliefen. Want hoe vele wijfe Perfo nen, felfs die God aangenaam zijn geweest, zijn door defe geylfuchtige en onkuyfche drif ten omgekomen ? Eenen D Av 1 D , eenen S A t o M o N zijn niet bevrijd geweest van d'Onheylen door de begeerlijkheit des Vlees ontstaan. (a) Eenen David verviel tot doot- (a)2.Sam. flag, boven noch d'Overfpel. (b) Eenen Sa- 1 I. 1. Reg. lomon verviel tot Afgodery, om voldoening, (b) I.V. I.tOf 9.

aan fijne Wijven of Bywijven te geven. In

voegen dat vele, Arme-behoeftigen gewor den zijn, en hare Saligheit in twijffel gesteld S 2. hebben, -


276 I. Deel der Nieuwen HEMEL hebben, om aan defe geylfuchtige Drift te hebben willen voldoen ; dewelke ook

veele in der Hellen heeft neder gestort,

hebbende gedurende dit leven, boog een Dat de vermaken

defer We

âDermaalt 7buifcnb.&merten gebaart. 235. En aangaande, de vermaken des

geeft , die zijn alfoo broos en ellendig dan

reld niet

dan inge beeld zijn.

die van het lichaam , bestaande alleenlijk in des menfchen verdorven Inbeelding, de welke meenigmaal voor vermaken en aan

genaamheden neemt, dingen die pijnlijk en verdrietig zijn. Men noemt het Bal

fpeelen , de Danffen en Baletten (waarom men de Nacht-ruft verliest) en de feer on

gemakkelijke wandelingen, alles met de naam van vermakelijkheden, desgelijks ook

de studien of leer-oefeningen in de dingen die men bemind : daar ondertuffchen de Studenten hun felfs hier door het hooft bre

ken, en willende dieper doorgronden, dan haar verstand reyken kan , foo werden fy dwaas of met herffens-fiekte gequetft. En om alle defe ingebeelde goeden, dat quaden in der daat zijn, gaat men de Vreugde der eeu wige Goederen verliefen. Dit is even-al-eens gedaan, gelijk als een Mensch die veel liever wilde eten uit een Varkens bak, dan aan een

Konings Tafel, alwaar men in overvloed al lerley foorten van delicate Spijfen voorsteld. Men foude hem voor een dwaas menfch hou

den die dufdanigen verkeerden keur dede, wanneer hy beter hebben konde. Daar

o: tUI -


•',

en Nieuwe AARDE.

- 277

tuffchen men het nu voor wijsheit acht, wan neer men de gemakken en vermaken defer we relt foekt. Dewelke nochtans men niet fmaken

kan, fonder fich te berooven van de gemakken en vermakelijkheden der eeuwige goederen, Het welk men nochtans byna al de menschen

der wereld, niet dan te veel fiet doen. Want d'eene nemen hare welluften in eten en drin ken; andere in hun fraay te kleeden en op te proncken ; fommige in fich te glorieren of roemfuchtig te zijn in Staaten en Aanfienlijk heden; eenige andere fcheppen vermaken in

ydele of onvruchtbare wetenschappen; ande re in het Jacht-gaan , in de Speelen, in Gastmalen, in tijt-kortende gefelfchappen, en andere dingen vermakelijk voor de na tuurlijke finnen, alhoewel fulks alles maar roock en ellendigheden zijn , waarom men nochtans gaat verliefen de Goede

ren die Eeuwig zijn ; dewijl er geschreven

(c) Matt.

ftaat: (c) Waar uw hert is, daar is ook uwen 6.v.2.1. Schadt.

-

-

-

*

236. Het welk genoeg verklaart, dat hy Dat de

die fijn hert gesteld heeft op eenige vermaken gen:ha van dit leven; het felve niet hebben kan in :

d'Eeuwige Vermakelijkheden. Het is dwaas- wereld foeheit fulks te gelooven, en tijt-verlies dat te ken, geen

hoopen : nademaal dat nooyt iemand: twee: „EN : dijs hebben Paradijsen hebben zal. En den genen diefijne :ie: i *•

-

-

welluften foekt in defe wereld, die verkieft daar fijn Paradijs, ende behoeft geen ander te verwachten, dewijl het hem niet toeko S 3 komen -

-

-

-

-

-

-


278 I. Deel der Nieuwen HEMEL men zal; nadien dat God met gerechtigheit

geen ander Paradijs aan den menfch geven kan, dan het gene dat hy foekt en begeert. Na dat Godt den menfch heeft willen vry hebben, foo falhy hem noyt dwingen om den goeden of quaden keur te doen ; latende de lijbere Vryheit des menschen wercken naar fijne ey gen wille. En wanneer defelve fich wil ver luftigen in de vermaken van dit leven, foois dat den schat waar hy fijn hert opgestelt heeft: en het is denfoodanigen als dan onmogelijk, d'eeuwige Schatten te beminnen. 237. Dit is het dat my in mijn hert doet -

Dat de vermaken defer we

reld, geen Ware ver

noeging geven.

feggen, wanneer ik de menschen geneygt fie tot de dingen der aarde; dat zy zekerlijk God en d'eeuwige dingen hebben vergeten, om

fulken ellendigen Paradijs te verkiefen, ge lijk als de vermaken van dit fterflijk leven zijn, die de ziel des menschen niet vervullen noch verzadigen konnen. Welke ziel wel een weing tijt-korting genieten kan door d'in gebeelde vermaken, maar niet daar door ver noegt noch voldaan worden; om dat de ziele Goddelijk zijnde, noyt kan verzadigt worden dan door Godt alleen. Hierom fach men noyt een eenig menfch in de wereld volkome

vernoeging hebben. Ik heb menschen gekend die fich bevlijtigden om in dele wereld allerley foorten van welluften te nemen in eten en

drinken, fich prachtig of kostelijk te kleeden, te fpelen, wandelen te gaan, en eindelijk niets te verfparen om voldoening te geven aan -

hare

-


en Nieuwe AARDE 279 hare vijf finnen der natuur, daar ondertus fchen fy nimmer voldaan noch verzadigt wa ren, wenfchende altoos andere dingen te hebben dan de gene die fy hadden; Sy waren

droevig en neerslachtig na dat fy van hare tijt-kortingen of gemeende vermaken weder om keerden; en tochten altoos weder nieuwe

tot on-eindig toe. Maar alles was tevergeefs om haar volle vernoeging te geven. In tegen

deel, hoe meer fy daar van genoten, hoe minder dat fy vernoegt waren. Aldus eindigde fyhun leven, en stierven ellendiglijk, fonder

rust, met fmerten en wroegingen der con

fcientie, om dat fy het Paradijs in het Eeuwig leven niet konden verhopen, na dat fy het felve gekofen hadden in de welluften defer we reld, die hun aan de doot verlieten, latende

de ziele ontbloot van alle deugden alleen heen gaan na het Oordeel Gods, fonder ee nige hulp of bystant. -

-

238. Ik laat u bedencken, mijn Heer, in wat voor benauwden angst dusdanigen ziele fig aan de doot bevinden moet, en hoe feer dat fy wel moet beklagen de vermaken van dit le ven; dewelke eindigende, foo brengen fy de ziele in d'eeuwige Tormenten. Alwaar fy dan wel duur betalen zal, het weinig vernoe

gen dat fy voor een foo kleinen tijt genoten heeft. Als dan zal fy in volle volkomentheit bevinden het fpreekwoord dat aldus fegt:

Voor een Vermaak, duyfent Smerten, wanneer fy fulks niet bevonden heeft gedurende dit elen dig


28o I. Deel der Nieuwen HEMEL dig leven. Het welk niet altoos geschiedaan degene die met goederen der Fortuyn voor fien zijn, dewelke fomtijts de fmert van een

vermaak wat bedwelmen of een weinig ver fachten , door de genieting van een ander.

Een Koopman die fijn Negotie of koophandel wat qualijk heeft bestierd, gaat dikwils in de

Kroeg om te beter te verfetten de verdriete lijkheden fijner affairen: en door dit middel vermeerdert hy fijne ellenden, in plaats van die te verminderen.

-

239. Aldus doen allerhande flag van men fchen, dewelke trachten haar Paradijs in de fe wereld te vinden: Sy vinden meenigmaal daar haar tijdelijke Helle , verwachtende hier na ook noch d'eeuwige Heile. Sulks

gefchied meeft aan menschen die met goede render Fortuyn niet voorfien zijn, en noch tans met al hun vermogen haar Paradijs in defe wereldfoecken, al is't fake dat hare ar moede niet toelaat te mogen fmaken de wel luften die haar herte wenfcht.

En niet te

min foo berooven fy fich nochtans van de Welluften des eeuwigen Levens, om dat voor Godt, de wil voor de daat genomen werd.

Het gene Jefus Christus felfs verklaart in de

(a) Matt Schriftuur, daar hyfegt: (d) Hy die eens an 5. v.28,

ders Vrouwe aanfiet om te begeren , heeft alreede

Overfpelinfijn hert begaan. Even desgelijks is het ook met arme menschen , die begeerig zijn tot de vermaken defer wereld; fy verlie

fen de eeuwige vermaken, om dat fy geko ' t fen er


en Nieuwe AARDE.

:

281

fen hebben die gene die tijdelijk zijn. En of fchoon fy defelve niet fmaken konnen, fy heb ben nochtans defelve begeert, het welk alfoo veel is, als offy die genoten hadden. Gelijk als den genen die eens anders Vrouw begeert, defelve daarom niet geniet; en nochtans het Overspel heeft begaan door de Begeerlijkheit. Uit oorsaak dat de (e) Zonde uyt het hert

(e) Matt.

voortkomt, en niet uyt de buytenste leden 15 v.18; des menschen. Daarom fullen er alfoo veel arme als rijcke Verdoemden zijn, om dat fy haar Paradijs in defe wereld verkofen heb

ben; dewijl dat fy de begeerte gehad hebben om de welluften van dit leven te fmaken, wan

neer fy maar de middelen gehad hadden om die te bekomen. Want Christus fegt, wanneer hy van den Rijckeman spreekt; Dat

:

het hem alfoofwaarlijk zijn zal in het Koninkrijck (f) Matt. der Hemelen in tegaan, (f) dan een Kameel paf- 19:24,

feren kan door d'oog van een naalde. 24o. En hyipreekt niet der alleenlijk de deDat Godt, gene die rijk in de goederen Fortuynvan zijn; Wille maar van alle degene die rijk van geeft of van :. wille zijn; dewijl dat by Godt, de wil voor neemt. het werk gerekent word, wanneer den mensch onmachtig is om fijn wil in 't werk te stellen, als dan foo werd de goede en quade wille by God gelijkelijk voor de daat gerekent. Hier

om fullen er aan de doot wel veel bedrogen zijn, wanneer fy een verborgen haat te gens haren Naaften in hun herte gedragen hebben. De foodanige fullen als Dootflagers S 5

| | | |

| ge


282 I. Deel der Nieuwen HEMEL

x

gestraft worden. Het welk de Schriftuur ook

(g), Joh. felfs betuygt wanneer fyfegt, (g) dat den ge 3 v. 15 men die fijnen Broeder haat , een Dooiflager u. Maar de menschen zijn foo dom van geeft, dat fy niet ernstelijk de Zaligmakende On derwijfingen in acht nemen, lefende licht

veerdiglijk de H. Schrifturen, fonder te trach -

ten hun leven en hare zeden daar naar aan te ftellen.

-

24 1. Ik weet ook, dat vele dit geloof mis bruyken, van dat de goede wille voor de daat enomen word , wanneer fy blijven leven volgens hare verdorvene natuur, foeckende in defe wereld allerhande welluften, en ver

hopen nochtans de Zaligheit en het Eeuwig leven, om dat fy de wil hebben om goet te

doen en te willen zalig worden. Maar ful ke foort van goede willens branden in de Hel

le, gelijk ik in mijn andere Schriften uytge leyt hebbe; nadien dat die menschen de mid

delen wel fouden gehad hebben om de Ware Deugt en de Saligheit te vinden, indien fy een volkomen of werckdadige wil gehad had

den om defelvete foecken. Dat men, 242. Hierom foo bid ik u, mijn Heer, -

aan, de

dat gynoit u felven vleyd door ydele hopin

door te laat ge. * Geloeft altoos voor een waarheit van 3 lf Welluften wil ::... Godt gekomen, Dat hyy die fijne

fal, de ver-

2

::eĂŻde: nemen in defe wereld, dat die noyt geen Eeuwige fes leveus Welluften genieten zal. Regleert uw leven naar

::- defen Winckelhaak, en meet uwe zeden aan

" defe Elle, indien gy aan de doot niet ": -

Ç


en Nieuwe AARDE.

283

bedrogen zijn, om dat fulk Bedrog onver helpelijk is. Want na de doot is geen verge ving. Befluyt vastelijk, uw hertnoyt meer aan iets gefchapens te kleven. Veracht de Vermaken van dit ellendig leven , die foo

gering en kort-durende zijn, dat fy de ziel niet konnen verzadigen noch d'eeuwige Za ligheit geven. Want wat fult gy hebben

aan de doot, nadat gy in uw leven fult ge fmaakt hebben eenige kleine finnelijke ver noegingen, dewelke doen verliefen die gene die altoos fullen duren. Het waar veel beter

te lijden en te verdragen, en fich felven te ver zaken gedurende dit korte leven, dan aller ley ingebeelde vermaken te genieten (gelijk de vermaken defer wereld zijn) en dan voor alle eeuwigheyt d'onvergankelijke Vernoe gens te verliefen; dewijl dat defe Wereld niet anders dan een dal der Tranen is,daar wy onfe Zonden moeten beweenen,en daar voor BoetĂŠ

doen, om aan de Gerechtigheit Gods te vol doen. Men moet fich noyt inbeelden, dat wy om dit tegenwoordig leven gefchapen zijn; nadien wy voor onfe oogen fien, dat ydereen hier geboren word in lijden, leeft in fmerten, en daar sterft in angsten, nadat hy hier een weynig tijts gewoont heeft, d'eene meer, d'andere min. Dit zijn nochtans de bedrijven die alle menfchen verrichten, de welke in defe ellendige wereld geboren wor den, Het zy Rijcken en Armen, Edelen en On-edelen, van wat voor aart of conditie dat \ fy


284 I. Deel der Nieuwen HEMEL fy ook mogen zijn, alle werden fy geboren - in lijden en traanen, levende in ellenden,

en fterven in angsten. 243. Soo dat men lichtelijk oordeelen kan, Dat den dat den menfch niet is geschapen geweest Mensch voor defe ellendige wereld; en dat het nood niet voor dit wendig moet zijn, dat Godt een ander oog ellendig le-, ven gescha wit en einde pen is, maar Mensch heeft

gehad heeft, waarom hy den geschapen. Welk Einde men

voor de Ge

in defe wereld niet gewaar word, dan door

lukzalige Eeuwig

het Licht des Geloofs dat God in onfe zielen ftort, waar door fy d'eeuwige dingen kennen en die verhopen. En ik geloof, dat dit ge

hnso,

(h) Joh. I. W. 9. x

melde Licht (h) is in de ziel van alle menfchen die in defe wereld geboren worden; de wijl dat fy al te maal een verwerde of duyftere kennis hebben van een God en Overhoorige

Saken, die hun een begeerte tot het goede, en een vreefe voor het quade geven.'

- 244. Maar d'uytwendige dingen verstrooy en onfe finnen van dit inwendig Goddelijk Licht, en de Duyvel tracht altoos ons het

felve te doen vergeten en veronachtfamen, door aanlokkingen der finlijke vermaken. Hy beweegt de menschen om te beminnen en haar

hert te kleven aan eenige finlijke vermaken. D'eene om rijkdommen en eeren te verkrij gen; andere zijn gekleeft aan het vermaak derfmaak of dat des vleefch , en aldus gaat

het met veel andere voldoeningen voor het

lichaam of den geeft des menschen, een iege

lijk waar toehyfich meest geneygt vind.

:


en Nieuwe AARDE. , 285 de Duyvel volgt gemeenlijk defe genegent heit, en vermeerdert de felve tottertijt dat hy alle de

genegentheden des menfchen heeft

doen afkeeren van d'Eeuwige dingen, om defelve aan te leggen tot het beminnen van eenige vergankelijke dingen defer wereld: en

als dan heeft de Duyvelde ziel des menschen gewonnen, doende hem vergeten of aan hem ongevoelijk worden d'eeuwige Goederen , waarom hy is gefchapen geworden. Het is door dusdanige middelen, dat den Duyvel nu byna geheel de wereld aan fich gewonnen

heeft; dewijl dat de menschen niet meer ge voelig zijn dan voor de dingen defes werelds. En fygelooven gelukkig te zijn, om dat fy rijkdommen en eeren befitten , of hare ge makken hebben, en de middelen om fich wel . . te konnen doen tracteren en voeden, fiende dat de Eeuwige dingen hun ongevoelijk ge worden zijn. Syfcheppen geen ander beha gen dan in de gevoelijke dingen, verkiefende alhier hare welluften en Paradijs, gelijk als

of fy voor defe ellendige wereld geschapen . WallTell.

245. Maar gy mijn Heer, aan wien Godt

fijn Licht der Waarheit heeft doen kennen, volgt gy doch die Verblindheit niet na. Opent veel eerde oogen om t'ontdekken het H E Y L

dat u moet overkomen, in geval dat gy niet volgt de bewegingen der verdorve natuur, die niet anders dan een dertel Beeft is, dat ons

van het een Ongeluck in het ander voert, en Van


286

1. Deel der Nieuwen HEMEL

van de tijdelijke ellenden , in d'eeuwige Smerten. Verzaakt veel liever alle deffelfs begeertens en bewe gingen, om u geheelijk te laten bestieren : Godt, , die ons zekerlijk geleyden zal binnen de Haven der Genade in defe wereld; waar van daan wy dan zeker

lijk ook fullen geraken in de Haven der Heerlijkheit. Verlaat, verlaat gewilliglijk alle de kleine vermaken

die gy wel kund hebben in defe Wereld, om het Ko ninkrijk der Hemelen te bekomen. Het welk wel hon dert duyfentmaal meer verdient. Doet fulks niet om my, noch eenig ander Schepfel te behagen, maar doet dat om uw eigen Eeuwig Welvaren. De Sake raakt niemand dan u alleen in 't byfonder ; en niemand

anders. Geeft u gewilliglijk geheel aan Godt over als een Kindt, en niet als : Slaaf bepaalt of gedwongen om wel te doen door eenige menschelijke inficht.Want

(i) God die u in 't verborgen fiet, die fal u in 't verborgen vergelden. En de goede opinie van alle de menschen te famen, fouu niet een graat van Heerlijkheit kon nen geven. Maar Godt alleen kan u tot een kleinen God maken voor alle Eeuwigheit. Gelooft dat van

degene die uw Heyl bemind, in het verblijven voor altoos. Uwe

Wakensgene in. Jeft chrifto, N

ANTHoINETTE BouRIGNoN. t"Amsterdam den 23. November 1668,

E

Y

N

D

E

van het Eerste Deel der

Nieuwen Hemelen Nieuwe Aarde.

|


Openbare Belijdenis des Geloof en Religie, Gedaan door

Juffr. ANTHOINETTE BOURIGNON.

Geboren binnen de stad Rijffel in Vlaanderen. Over de twijffelingen die men fou mogenhebben wegens haar

GE LOO F

en R E LIG E.

Hier nevens ook hygevoegt een CAT AL o G E van al

hare Boeken die tot noch toe gedruckt zijn.

Bericht over de Belijdenis des Ge loofs,en wegens de Cataloge dergedrukte Boecken van Juffr. A. B. Mijn lieve Lefer: Ze z-TN

::

aart van menfchen verplichten my, om te ftellen aan het hooft van alle de Boecken

# van Juffr. A. Bourignon, d'openbare Belj $ denis van haar Geloof en Relige, dewelke fy opentlijk aan het Vorftelijke Hof tot Gottorp in Holstein, ingedient heeft den 11. Maart

Anno 1675. En daar ook by te voegen de CAT A Lo GE van hare Schriften die tot nu toe gedrukt zijn. Want nadien men byna overal vele difcourfen tot haar nadeel uytftrooyt,foa geven vele menfchen lichtelijk geloof daar aan, en dat fonder de waarheit der zake t'onderfoeken, voornamentlijk wanneer fulke verkeerde redenen voortkomen van Perfoonen, die in Kerkelijken. Staat en Bediening zijn. Op wiens woorden de Lieden fich betrouwen, denkende dat fulke Godvruchtige en foo

geeftelijke Perfoonen niet foude willen liegen. Aldus wil men de * 2

moeyne


Bericht over de Belijdenis des Geloofs. moeyte niet nemen, om voorder t'onderfoeken, of het geene dat fulke aanfienlijke Mannen tegens Juffr. Bourignon voor geven, ook waarachtig u: noch ook niet om de daar toe be woodigde ftukken in te fien, om te konnen een recht oordeelvel

len van foo groot gewicht, dat men fich meenigmaal daar door laat vervoeren tot foodanige bedrijven, die wel fouden kon men oorfaak zijn, van een eeuwig leedwefen te moeten dragen. Ten einde dan, dat die menfchen, dewelke de moeyte niet wil len nemen, om van ftuk tot ftuk de Waarheit t onderfoecken, door het herlefèn der Boeken van defe Juffr. iets fouden heb ben, waar door fy een zeker oordeelmochten vellen, foo kon

men/y hier door vijf à fes regels van hare BE LY DE N 1 s fen, het geheel begrijp en fondement van al hare Leering en Leven, en daar door leeren, niet meer foo lichtelijk te geloo ven aan openbare Leugens, dewelke uitgevonden zijn felfs door Lutersche en andere Priefters, en uitgeftrooyt foo door

gefchrift en gedrukte Boecken, als ook door hare woorden en Predikatien, waar door fy defe Perfoon, hare Leering, en ook hare Vrienden trachten in verachting te brengen, en aan het

gemeene Volk te doen gelooven, als offy een ongoddelijk leven leyden, en een nieuw doolende Relige aanvingen; ten einde dat defe Predikers het Volk een afkeer daar van mochten in drucken. Dat fich door fulken middel laat afvoeren van de kenniffe der Zaligmakende Waarheit, tot nadeel van haar eygen zielen, dewelke fyfeer quetfen door onbedachtfame en valfche oordeelingen, en door quaataardige driften, waar toe defe Lafteraars de menfchen aanvoeren, jafoe wijt, dat fy meenigmaal algemeene menfchelijke plichten weygeren om trent de Vroome Liedew, die niets anders foeken dan God te behagen.

-> <.. .

- *--

-

Maar gelijk als er noch menfchen gevonden worden, die

meer bedaarderenomfichtiger zijn, dewelke hunne oordeelen en haar beftiering trachten te reguleeren naar de byfondere ken niffe der Waarheit, wanneer/y maar weten door wat midde len fy daar van onderricht konnen worden; feo heb ik tot ha ren voordeel kygevoegt de CAT A Lo G E. dergedrukte Boe

ken van defe Juffrouw: alwaar ik in weinig woorden aange

wefen heb, de voornaamfte Materien waar van bare : @// ge " »

'

•- ,

- 2:


Bericht over de Belijdenis des Geloofs. handelen. Ik en fegge niets van hare Hand-fchriften, die noch ongedrukt zijn, dan alleen dat men defelve ook door den

Druk falgemeen maken, foo haaft als de gelegentheitfulks toe laat; en dat defelve niet minder in getal, noch geringer in

waardigheit zijnde, dan degene die tot nu toe aan den dag ge komen zijn, foo konnen fy al te famen niet anders, dan het Herte van den wel-geftelden Lefer, krachtig ontroeren, om hem te doen tot God keeren.

Ondertuffchen, Lefer, mijn goeden Vriend, wilt in dank aannemen de Waarfchouwing of Vermaning die ik u doe, om defe gemelde Boeken niet te lefen door een hoogmoedigen of Mee

fterlijken noch beriftelijken geeft. God heeft geen Meefters noch Wijfen van nooden. Hy begeert ziet anaers dan Kinde ren en ootmoedige Leerlingen. Verwerpt niet de dingen (en voornamentlijk diegene, dewelke de grootheyt der Verdorvend heyt en Verblindheden der menfchen aangaan) het zy hoe vreemt en wonderlijk dat fyin den aanvang mochten fchijnen. Offchoon defelvefomtijts ongelooflijk fchijnen, het en is daar om nochtans voor Godfoo niet. Voor wien de faken welgants anders zijn dan fy: voor onfe duyftere oogen vertoomen. De Waarheit is geheel anders voor de oogen van den Nieuwen AD AM, dan fy voor de oogen van den Ouden fchijnt te we fen: en men is alfoo wijt buyten de kenniffe en befitting der Waarheit, als men wijt is buiten de Naarvolging Jefu Chri fti. Tracht te oeffenen het gene waarover men niet twijfelen kan, dat het goed en varachtig is. Het gene gy niet kund verftaan, laat dat beruften: Godfal't u wel doen kennen, wanneer het u Zalig falzijn, foe gy maar getrouw blijft aan het genegy alreeds weet. Laat de toevallige dingen daar, en komt tot het eenige en voornaamfte oogwit, het welk is, uwe

Verdorventheit te kennen, defelve af te sterven, en door het Lijden Jesu Christi te herleven in de

Liefde Gods en d'Oeffening fijner Goddelijke Wet ten, dewelke in defe heylige Schriften ingegraveert zijn met

foovele klaarheit, als ware wefentlijkheit in defer chriftelij ke ziele. Waar van Godfich bedient, om ons fijne Waarheyt weder opnieuw voor te ftellen, die Hy ook Barmhertiglijk wil indrucken in onfe zielen, Amen. P. P. Âťk

3

Open


Openbare

Belijdenis des Geloofs en Relige, gedaan door Juffr. ANT HOINET TE B O U R IGN ON.

over de twijfelingen die men fou mogen hebben, wegens haar Geloof

: Religie.

Kben een christene en geloof alles wat een waar Chriften moet

gel: I.

Ik ben gedoopt in de Catholijke Kerk, in den Name des Vaders, in den Name des Soons, en in den Name des H. Geeft. III III.

-

Ik geloof de Twaalf Articulen des Geloofs, of het Simbolum der Apostelen, ende en twijfel niet in een

eenig punct van :

Ik loof dat Jesus Christus is waarachtig Godt, en dat hy ook waarachtig Mensch is: en dat hy den Zaligmaker en Verloffer der wereld is, V

Ik geloofin het Evangelium , in de H. Propheten,

en in de geheele H. Schriftuur, foowel het Oude als Nieuwe Testament, En ik wil leven en fterven in alle de Puncten van dit Geloof Het welkikbetuyge voor God en alle menfchen die het aan gaan mag.

-

Lot beveftiging van dien.fooheb ik defemijne waarachtige Be lijdenis met mijn eigen hand onderteykent, en met mijn Signet : in Sleeswijk den 11. Maart 1675 Was Onderteykent.

Anthoinette Bourignan:

(L S.) -

------------

CA

•a -----


C

A T

A

L

O

G

E

der

Gedruckte Boecken, Befchreven door Juffr. ANT HO IN ETTE

B O U RIGNON.

I.

::TÉ Et Licht fchijnende in de Duifter ::) niffe, afgedeelt in Vier deelen: dewel ::": ke vol heilfame Leeringen en Zalige on derwijfingen zijn,foowel in 't algemeen als ook in 't byfonder, ten aanfien van Goddelijke faken als ook van Borgerlijke Zedigheden, die in overdenkking, en ook in daadelijke oefening be ftaan. Bequaam om de oogen te openen, en de her ten der menschen van goeden willet'ontroeren, om hun te bereiden tot God en fijn Waarheit op te foe ken,en haar quaat leven te veranderen, om eenNieu Leven naar God,t'omhelfen. In Frans en Nederduits, ook haaft in Hoogduits. II.

Het graf der valfche Theologie, uitgeroeit door de waarachtige die van den H. Geeft afkomt:

afgedeelt in Vier deelen. Waarin verhandelt word, velerley leerfame Ma terien, die men meeftendeelaan Juffr. A. B. voorge fteld had, door manier van tegenwerping en om haar te wederfpreken. Men fiet daar door, hoe dat de wijs geleerden door hare ftudien afgeweken zijn, van d'eenvoudige, vaste,levende en krachtige waar * 4

heit


heit Gods, en van de ware Christelijke Deugt: en

dat fy het waarachtige Christendom, in eentwift achtige difputeerend, geveynfde en quaataardige Christenheit verandert hebben, en in foodanigen, ftand als die van Laodiceen gebracht, feer ongeluc kig, Rampzalig, verblinden naakt: daar ondertuf fchen fy hun inbeeldenrijk, en deugdig te zijn, en van geen kenniffe gebrek te hebben. In Frans en Nederduyts. -

-

III, ,

De bekende Onnofelheit en Ondekte Waarheit. - Het eerste Deel.

Alwaar men door een levendig Voorbeeld fiet, den Haat en Wreedheyt die de Priesters felfs,nute

gens haar eygen Gebroeders oefenen, die fich niet willen naar hunne bestieringen voegen, maar fich van het verderfdes werelds onttrekken.

Doende

hun daarom verraden, gevangen fetten, en totter doot toe lijden. Infrans, Nevens noch een Brief aan een Pater van het College derOratoren, over defelf de zaak: In Frans en Nederduyts, IV.

Het Licht des Werelds.

Afgedeelt inDrie deelen,waarvan tot nu het eerste maar gedrukt is. Hier wert in verhandelt,onderma

nier van Samenspraak met een Pellegrimme die na het Eeuwig Vaderlandreyft, hoe dat de Christelijke Kerk en wareGodsdienst,t'eenemaal vervallen is, en

geheel uytwendig, aards en vleefchlijk geworden:

en dat fulks de Laatste plagen Gods over ons heeft behaalt;En hoe dat het ook alfo mogelijk als nood zakelijk is, God te lieven,en hem in geeft en w: â‚Ź1t


heit aan te bidden, hem te foeken, te vinden, en te befitten. In Frans en Nederduyts, nu weder voor de tweede maal herdrukt. V.

-

Advertiffement tegens de Quakers. Waar door wederlegt word een lasterlijk boekje,

dat defe gemelde fecte tegen Juffr. A. B. gemaakt hadden. En fy nu klaarlijk betoont, dat defelve

Secte geenfins het Licht des H. Geeft hebben gelijk fyhun laten voorstaan: en maakt al hun doolingen en fantasien volkomentlijk teniet. Hierin werd ook

krachtelijk bewefen, dat men volgens de Wille Gods, aan de Magistraaten en allerley Overheden

moet gehoorfamen, en dat men ordentelijke Re gelen moet onderhouden in het Politike en Burger lijke Leven. Men ondekt hier ook de hoedanighe

den die een waarlijk Wedergeboren en van God verlicht Menfche hebben moet.

In Nederduyts.

V I.

Het getuigenis der Waarheit. Waarin verhandelt worden de openbare Getuy

: van veel geloofwaardige Perfonen, wegens et leven en de Zeden defer voorgemelde Juffr. A. B. dewelke met eeden bevestigen, dat fy van ha re jeuget aan, een ongemeen Deugdfaam en exem plaar Leven geleyd heeft. Men heeft daar nevens

ook noch veel andere Getuygeniffen bygevoegt, om tot fchande te maken de Leugens en Lafterin

gen, die men tegens haar Perfoon en Schriften o pentlijk uitstrooyde. Daar word ook in verhandelt, hoe qualijk de Christenen gedaan hebben,met Ver deeltheden onder hen te maken, onder pretext van

eenige onbetamelijke Ceremonie of byfondere opi *

5

I11ell Âť


nien, de wefentlijkheit des Geloofs of Liefde Gods

nier rakende. Daar ondertuffchen fy hebben gaan veronachtfamen haar eigen wedergeboorte en ver zaking hares felfs. Item, wegens de waarachtige en valsche toepassing der Verdiensten Jefu Christi: dat de Geboden Gods, geen laften, maar ware Be

gunstigen fijner Liefde, en Vaderlijke Sorgvuldig heden zijn: en dat het noodzakelijk, gemakkelijk en aangenaam is defelve t'onderhouden om Zalig te worden. Tegens de Perfoonlijke Verkiefing of .

Predestinatie. Van de Heerlijke Schepping ADAMs, en fijnen Val: als mede dat Godt, Jefus Christus in een verheerlijkt Lichaam, uit dat van Adam, voor

fijn Val heeft doen geboren worden. En ook noch veel andere Goddelijke Mysterien meer, die tot noch toe den menschen onbekent geweest zijn. In

Hoogduyts, en haaft in Nederduyts en Frans. V I I.

Verwonderens-waardige verhandeling der Waare ‘Deugt: Het eerste Deel.

Waarin men fiet, dat men defelfde leeren moet

door de Soetheit, Goetaardigheit, en nedrige Oot moedigheit Jesu Christi: dewelke aanwijfende onfe nietigheit,om te doen onfe verdorvenatuur verster ven, om in de liefde Godste herleven. Men ontdekt hier ook alle d'argliftige streken des Duyvels, waar door hy ons tracht te verhinderen op den Weg der

Ware Deugt voort te gaan. In Frans, Nederduyts, in Latijn, en ook in Hoogduyts. -

W II I.

“De Toets-fteen : Dewelke vertoont hoe dat men d'Onwaardig: er


der Geleerden en Leiders der zielen leert kennen, door den Toets-fteen der Liefdadigheit of Liefde Gods. Men fiet daar een krachtige Wederlegging, der groufame Leugens en Lafteringen, die men versiert en opgefocht heeft, om een dekmantel te

hebben, defe Vrome Jonkvrouw te mogen lasteren en tot ter doot toe te vervolgen: als offy de H.

Drie-eenigheitlochende, en d'eeuwige Godtheit Jefu Chri fti: enfijne H. Verdien/ten ontkende, en als offy degehee le Chriftelijke Relige wou om verreftooten, met noch an dere diergelijke groufame Valsheden meer. Men

fiet ook in dit Tractaat, hoedanig en waarom dat Godden Mensch heeft geschapen: wat voor forg hy over den felve gedragen heeft, om hem van fijn Afval weder te recht te helpen. Hoedanig dat de Menschen Zalig geworden zijn, door de Ver

dienften van Jefus Chriftus, met fijn Geboden t'on derhouden, Item wegens het groot verval der Chriftelijke Kerk, en dat God defelve weder her

ftellen wil, voor dat de Wereld eindigt, en dat hy dit fijn Werk nu al begint &c, In Hoogduits, in Latijn in 't Frans, en ook in Nederduits. IX.

Verwonderens waardige verhandeling der Ware Deugt: Het Tweede Deel.

Waarin getoont is dat men,om tot de Ware Deuge te geraken, Eerstelijk de Wereld moet verlaten,fich

defelve niet meer gelijk stellen, noch foeken te be hagen. Ten 2.Allerley begeerlijkheitverzaken,door een volkome versterving der VerdorveNatuur, fich

vernoegende met d'enkelenoodfakelijkheit, en het minste van alle dingen tot zijn gebruik

ve: CIl


Ten 3, Sijn eigen-wil geheel verlaten en afsterven, foo wel in kleine als groote dingen, defelve aldus bestrijdende tot er doot: gelijk ook Jefus Christus felfs gedaan heeft, komende hyons felfs in eygen Perfoon onderwijfen, hoe dat wy hem naarvolgen de, ook fouden doen gelijk als hy gedaan heeft: waar door wy vinden den Weg om uit onferellen den te geraken, en met God vereenigt te leven. In

Frans, in Nederduits, en ook in Hoogduyts. X

‘De Verblindheit der -

men/chen van defentijt.

Eerfte Deel.

Zijndeeen Apologie ofwederlegging, veroorfaakt door de quaatfprekingen die men tegens den Han

del en Wandel van juff. A. B. uytgestrooyt heeft. Waar in men door levendige exempelen fiet, hoe feer dat de Verdorven Natuur haar felfs verblind,

en hoe argliftig dat fy is, om hare fouten voor haar felfs, en ook voor anderen te ontveynfen,die te ver fchoonen en te verdedigen door allerley voorgevin

gen, felfs foodanige die heiligschijnen: willende geenfins over hare gebreken berifpt zijn, maar die veel eer aan een ander wijten, en ook andere daar

over beschuldigen. Daar ondertuffchen fyfelfs al les ten quaden doet, en dat fyfich wil ontlasten van de fchuldige plicht om haar felfs te verzaken, en haar leven te veranderen. Alle defe voorwendselen en Dekmantels der Verdorvene Natuur, werden

hier in krachtig wederleyt, en voornamentlijk die

gene dewelke fy trekt uit defe Voorgeving, van dat JefusChristus alles voor de menschen foude uitge werkt en voldaan hebben, en dat fy al te fwak zijn om de Geboden Gods te konnen onderhouden; en dier


diergelijke redenen meer. In Frans en Nederduits. X I.

TDe Vernieuwing van den Evangelifchen -

Geeft.

*

. .

. .

Eerste Deel.

-

Waar in voorgestelt zijn, door Goddelijke over

tuigende en gantich ongemeene Lichten,de groote grondige Waarheden van de ware Chriftelijke Re ligie, van d'Alwefentheit Gods; van de Nietig heit des menfchen: van des felfs Vrijheit: van

het Oogwit fijner Schepping: van den Heerlijken stand waarin hy is gefchapen geweest: van d'El lenden waar in hy vervallen is: van fijne Verdor

ventheit, en van fijn Herstelling: ook wegens de groote Liefdadigheit Jefu Christi, en fijne Ver diensten, waardoor hy den menfch tot driemalen toe wedervry gekocht heeft van drie groote Afval ligheden en algemeene Wederspannigheit, ko mende ons nu tegenwoordig aanbieden een der de en laatste Verloffing; door de Vernieuwing van

fijnen Evangelifchen Geeft. En tot dien einde werd in dit T R Ac T AA T getoont, hoe feer groot dat

d'ongeloofelijke Verdorventheit onfer Natuur is, en van ons boosaardig hert: hoe feer noodzake lijk het is, defe Verdorventheit te bestrijden en t'overwinnen, indien men fich niet eeuwighlijk

wil ter Verdoemenis brengen. In 't Frans, Neder duits, Latijn, en Hoogduits.

->

XII.

TDen Nieuwen Hemel en de nieuwe Aarde. Eerfte Deel. Waar in ontdekt de Wonderheden van

worden

den


den Heerlijken Stant, waarin de Wereld, en voorna mentlijk den eersten Menfch van God is geschapen

geweest; hoedanig den felven van den Duivel is bekoort geworden; van fijnen Afval, en hoe hy aanstonds daar door den doodt gestorven is. Item van het Oordeel en de Laatste Plagen, foowel

geestelijke als lichamelijke. Van den standt der Zielen na de doot: van d'eerste en tweede Verrijfe

niffe: van de Helle, van het Paradijs, en feer byfon derlijk van de fchoonheit der verheerlijkte Licha men. Hoedanige gestelteniffen de Menschen moe

ten hebben ten einde dat God wederom alle Schep fen hersteld en vernieuwd: en hoedanig de Dui vel,om de Menschen van dit groot heil te berooven,

hun nu bekoort op even foodanigen wijfe als hy voortijts onfe eerste Voor-ouders bekoorden, om hun te doen omkomen.

In 't Frans en Nederduits.

Johan. 3. vers 19. tot 21. Dit is het Oordeel dat het L1 c HT in de Wereld geko

men is, en de menfchen hebben de Duiftarniffe liever

gehad dan het Licht: want hare Werken waren boos Wanteeniegelijk die quaat doet, haat het Licht, en hy komt niet tot het Licht, op dat fijne Werken niet be ftraft worden. Maar die de Waarheit doet, komt

tot het Licht, op dat fijne werken openbaar worden, dat ff in Godegedaan zijn.



den Heerlijken Stant, waarin de Wereld, en voorna mentlijk den eersten Menfch van God is geschapen

geweest; hoedanig den felven van den Duivelis bekoort geworden; van fijnen Afval, en hoe hy aanstonds daar door den doodt gestorven is. Item van het Oordeel en de Laatste Plagen, foo wel

geestelijke als lichamelijke. Van den standt der Zielen na de doot: van d'eerste en tweede Verrijfe

niffe: van de Helle, van het Paradijs, en feer :: derlijk van de fchoonheit der verheerlijkte Licha men. Hoedanige gestelteniffen de Menschen moe ten hebben,teneinde dat God wederom alle Schep fen hersteld en vernieuwd: en hoedanig de Dui

vel,om de Menschen van dit groot heil te berooven, hun nu bekoort op even foodanigen wijfe als hy voortijts onfe eerste Voor-ouders bekoorden, om hun te doen omkomen.

In 't Frans en Nederduits.

Johan. 3. vers 19. tot 21. Dit is het Oordeel dat het L1 c HT in de Wereld geko

men is, en de menfchen hebben de Duiftarniffe liever gehad dan het Licht: want hare Werken waren boos Want eeniegelijk die quaat doet, haat het Licht, en hy komt niet tot het Licht, op dat fijne Werken niet be ftraft worden. Maar die de Waarheit doet, komt

tot het Licht, op dat fijne werken openbaar worden, dat ff in Godegedaan zijn.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.