Antoinette Bourignon - Het Graf der Valsche Theologie, Eerste Deel, 1669

Page 1

Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com


Het Graf

e

Valſche Theologie » Door de vvaerachtige # die afgekomen -

,

is van den Het ºgen Geeſt. Voor-geſtelt door

A N T H. o I N E T TE B o U R 1 e N o N. In ſekere Brieven by haer hand geſchreven aen ver ſcheide Perſoonen, hen bekent makende, in ſommige ſtoffen, den - zwaerachtigen ſin der H. Schriften, met vele oote verborgent

heden der H. Godij-geleenheit, op een gans ongehoorde Wgſe, begaaem om de oogen te ºpenen van alle de gene die de waer - -

helt beminnen.

"

-

E E R s T E DE EE. v

" ,

HET WAP E N.

--'

-/

v AN

DE

",

-

a ss xT in om u a 1 A 1 ºf

tº AMSTERDAM, 1669.


- -- -

----

~

*

- _

|

-

·

·|

| |-·

.

|-*|

|

~

|

|

|

·

*

-

· *

|

-----

*|

---------

|-!

|

|

·

|-|

|-|

·

|-·

· ·

·

--------

|-→

----


Voor-reden TOT DEN

LEVER Hij zyn nu vele jaeren, Waerde Leſer, dat men niet hoort dan twiſtenen ge

ſchillen door geheel de Chriſtenheit over

deſtukken van't geloof daerom heeft men ſo veele Collegien en hooge-Schoolen opge richt in de weereld, en ſoo grooten getal

ſwaereboekken gemaakt over de verſchil: lige gevoelens in ſtaken van Godts geleert heit,ſoo vele Concilien verſamelt ,,ſoo vele

hooge Leeraers by een gebracht in onſety den, en dat met ſoo vele ſorgen, vlyti he den, moeiten en onkoſten: en men l0E

#

nu toe de tweedrachten en verdeeltheden

niet kunnen verhinderen.

De ſcheurin

genentwiſten zyn huiden in de Chriſten heit meerder dan oit.

Hoe vele tegen

ſtrjdige gevoelens zyn er onder de Godts

geleerde? hoe vele perſoonen zyn er afge ſcheiden van de Roomſche kerk, om haere tºnen ſtaende te houden ? hoe vele -

-

-- - -

-

zyn


TOT DEN LESER zyn er in de ſelvige die niet over een ko..

men in haere Godts geleertheit, terwylſ;

allein't gemeen, en ºnderin't byſonder, ha, ze gevoelens gronden op eenige plaetſen van de H. Schriftuur? Soo dat men niet

meer kan weten wien men ſalaenhangen,

om de waerachtige waerheit te volgen.

"

Godtſou ons noodſakelyk een nieuw licht

moeten ſenden, ten einde men het waer

achtige van het valſchemagt onderſchei den, als mede de waerachtige Godts-ge leertheit, van de verſierde en nieuw wit gevondene door het oirdeel en de ſtudien der menſchen: 't welk hy ſchynt in de ſen

duiſteren tyt te doen, waer inyder al taſ. zende wandelt, ſonder te weten waer hij moet gaen.

Godtſendt in't midden van deſe nacht een keers om ons te verlichten: niet door

middel van de Geleerde en wijſèdeſes wee

relds, maer door een eenvoudige ‘Dochter, die noit heeft geſtudeert, noch een ander|

#

meeſter gehad dan den H. Geeſt, enſij denkavelt niet te min ſoo wel als de beſte

#'hiloſooph, doorgrond en beſliſt de hoog ſfe ſtukken der Godts geleertheit,-4 |


N

TOT DEN LESER

t

eyeten wat Philoſophie of Theologie te ºgen is.

Sj veſt in ſubſtantie volmaektelijk alle | kwetenſchappen, ſonder die door eenige menſchelyke middelen geleert te hebben. Men kan dit ſien uit de Brieven »

zulke ſjaen verſcheide Theologanten en geleerde perſonaedjen geſchreven heeft ,

he als ſtomen verſet blyven, ſonderhaer 'e konnen antwoorden. Haer ſtijl is een voudig en effen, maer gegrond, met ſoo vertuigende redenen , en vaſte waerhe len,dat ijderſich daeraen geven moetis om overwonnen te zijn. Haer woord als

een twee-ſnijdend ſwaerd, dat niemand ſpaert, ſonder zijdigheit ofmenſchelijke inſichten. Het is als een fontein der waerheden, die altijt opwelt, ſonder oit uit te droogen. wij hebben niet in't breede de gronden harer Godts-geleertheit, maarſluks-wijſe een deel van de ſelvige, door Brieven van -

baere hand geſchreven, waer door ver ſcheide Godts geleerde ſaken beſliſt vºor den op een ongehoorde wijſe, en volgens 'len waerachtig Goddelijken ſin der Heili

-

-

ge

-

*

$5


TOT DEN LESER.

ge Schrift.

Dit is het geneik u hier aen

bied, waerde Leſer, verwachtende u daer van noch meer te konnen mede-deelen

waerop ik verblijf,

vwen ſeer ootmoedigen Dienaer, CHRISTIAEN DE CORT,

Directeur van het Eyland Noordſtrandt, in 't Hertogdom Holſtein.


IN HOUT Deſes eerſte Deels van het Graf der valſche Theologie. Cervattende twaelf Brieven geſchreven door ANT HO IJVETTE BO VRIGNON aen

verſcheide Theologanten van onſen tijt, die genoeg ſaem doen ſten, dat het tegenwoordig is, waer aan de Schriftuer heeft geſeit, dat Godt de wijsheit der wijſen ſalvernietigen en de voorſchtigheit der voorſchtigen te

ſchande maken, 't welk hy niet beter kan doen, dan met de Goddelijke wijsheit te geven aen de kinderen of Perſoonen ſonder letteren o ſtudien; waer in het woord word vervult, dat hy ſijnen loff ſalgroot maken door

de monden der kinderen, en ſuigelingen,

EERs TE BRIEF Dat de huidenſlaegsche

Theologie,

ſtrijd tegen de Wijsheit des H. Geeſtes. Aen een trouhertig Vriend, hem verklarende in. vertrouwen, dat alle de huidensdaegsche Theologie,

de Wijsheit des H. Geeſtes tegen ſpreekt, en dat degene

die ſich gelooven de wijſte in de Goddelijke verbor gentheden, dalderomwetenſte zijn. . . . P#1 /


1 N H. o U T TWEEDE BRIEF -

-

Om te kennen Wat rechte Mirakelen zijn.

Aen een Profeſſor in de Godtsgeleertheit,

van de

Ausburgsche Confeſſie, die niet kon gelooven, dat een menſch onmiddelijk door Godt geleert was, ten ware die mirakelen deed, waer op hem in alles naeuwkeu rig geantwoord is. P. 9 -

D ER DE BR IEF

Eeenrecht Chriſten is algemeen

Aen een groot Godts-geleerde, over ver ſcheide vragen, welke hij deed om verklaring te hebben in ſijne twijffelingen en ſwarigheden, van dat men

ſeide, het ſchadelijk te zijn dat een waerachtig Diſcipel ºfeſu Chriſti vaſt was aen een bijſondere Kerk, en van

datmen ſcide, dat er geen rechte Chriſtenen meer op aerden waeren; als ook van datmen ſoo veleperſoonen hoortſeggen, den Geeſt der Prophetie te hebben, daer

ſij ondertuſſchen dikwils malkander tegenspreken, en dat hare levens in der daet niet over-een komen met

die van de Phropheten Godts; op alle 't welke naeuw

keurig geantwoord is, in verſcheide brieven aen den ſelfden Perſoon,

P.

#

C


deſes eerſten Deels. VIERDE BRIEF

Dat de gevoelens van Godt niet te verſmaden zijn.

Aenden ſelven: dat hij de gevoelens, die van Gods komen, niet moet verſmaden, hoewel hij iet diergelijks noit mocht verſtaen hebben. . . P. 45 VYFDE BRIEF

ºf

Dat Godt niet dan een eenig Gebod aen de menſchen gegeven heeft. Aen den ſelfden: dat Godtnoit iet van den menſch

heeft geeiſcht, als dat hy met ſijnen wille hem ſoude aenhangen, en dat alle andere Wetten en Geboden Godts alleenlijk voortgekomen zijn uit de ſonden der menſchen, want Godt heeft de menſchen noit ſware laſten op de ſchouderen gelegt, maer hare ſonden heb

ben die op haergehaelt.

,

P. 46

sEsDE BRIEF Die van de H. Geeſt onderricht is, heeft niet

noodig iets van de menſchen te leeren.

Aendenſclfden. Dat eene zielonmiddelijk van den -

-

zº -!

H. -'


I N H O

U T

H. Geeſt onderricht niet noodig heeft iets te leſſen, of van de menſchen te leeren, 't welk haer veel eer jou verhinderen, als bevorderen, om de waerheit Golts

P. 78

te verſtaen.

sEvENDE BRIEF Aen den ſelfden Couvert van den volgenden Brief, waer -

in verklaerd word,

Dat de Duivelſch hervormt in een Engeldes lichts en onder ſchijn van goet en deugt ſelfs de beſt geneigde P. 8o .. bedriegt. ACHTSTE BRIEF. Merkteekenen om de ware Propheten te kennen.

-

Aen den ſelfden. Hem verklarende wat gewiſſe teekenen daer zijn om de ware Propheten te kennen

door de Schriftuuren ſelfs, en hoe vele valſche huidenſe daegs opgeſtaen zijn die anderen en haer ſelven bedrie P. 84 gen door hare verwaentheit. -

-

- -

- - - --

-

de

-

-

-

-


deſes eerſte Deels, NEGENDE BRIEF.

Van d'ingebeelde Kerk.

-

Aen een geleert en Godsvruchtig perſoon, die ver

wondert was, hoe de menſchen noch verergeren, daer de Kerkken, Sermoenen, Gebeden en andere plichten van Godts-dienſtigheden dagelijck, vermenigvuldigen, hem doende ſten, dat de »vaerachtige Godtsdienſt niet

beſtaet in de prachten en belachelijkheden van de 'uitovendige Godts-dienſten, maer in de verheffing van ſijnen geeſt tot Godt, om hem in den geeſt en in der waerheit aen te bidden. P. 1o7

TIENDE BRIEF. Dat de chriſtenen nu niet meer : dan den ſchijn hebben. . '

-

*

, -

*

. .

.. . -,

• A -

-

-

Aen dan ſelfden. Hem verklarende de miſbruiken die daer nu zijn in alle de Heilige ſaken, 't welk be wijſt, dat den grouwel der verwoeſting is in de Hei lige Plaets, en dat het wel haeſt tijt is om uit Iudea

te trekken.

.

.

.

. . -

P. 118

E L FDE BRIEF. -

Dat het Gebodt van Godt lief te hebben, noodig is. toea's ter ter Saligheit g Aen -

-


Inhoutdeſes eerſten Deels.

Aenden ſelven. Hem verklarende, dat de men ſchen haer ſêlven liefhebbende, Godt niet kennen P. 126

liefhebben.

TwAELFDE BRIEF. |

Dat de H. Geeſt nu noch in de zielen werkt.

-

- -

In

Aen een Leeraer in de Godtheit van de gerefor-)

meerde Religie, over verſcheide ſtukken rakende de ' gevoelens die hy had ontrent deGodts-geleertheit, ſeg

gende, dat de H. Geeſt nu niet meer in de zielen verkt, gelijk ten tijde der Apoſtelen, met veel meer andere ongegronde ſtellingen, waer op hem naeuwkeurig,

geantwoord word, en vele ongehoorde ſchoonewaerhe aen verklaert, die hy in woorden niet had willen hoo ren, de ſelfde verwerpende, als voortgekomen van een dochterſonderſtudien. P. 146

E Y N D E.


Pag: 1.

EERSTE BRIEF.

7.

Aen een trouhertig Vriend, hem verkla -

rende in vertrouwen, dat alle de huidensdaegſche Theologie, de wijsheit des H. Geeſtes tegen ſpreekt, en

dat degene die ſich gelooven de wijſte in de Goddelijke verborgentheden, dalder onwetenſte zijn. Myn Heer, #

g

I#Theologie, kan niet anders in gants de huidendaegſche dan datſien ſy een verkeerden ſin heeft, en

dat ſy de waerheden tegen ſpreeken die

Godt my bekent maekt.

Ik heb nimmer de

Schoolen beſocht; maer wanneer ik onſe Theolo

ganten hare gedachten hoor verklaren, en hare

gevoelens openen, dan vind ikhaerſoo ſtrijdigte gen de waerheden Godts, dat ik haer nergens in

toeſtemmen kan.

Het is wel waer, dat ſy de

#

Schriftuuren aenhalen, en dat ſy wel ſchoone " woorden hebben: maer de werkkinge harerleeren

zyn niet waerachtig: want ſy beroemen ſich de Evangeliſche waerheit te hebben, daer onder geheel hare levens en bedryven recht daer tegen ſtryden. Zy vinden ſoovele uitleg gingen en verklaringen over de Schriftuuren, dat men daer niets meer levendig in vind. Het ſchynt tuſſchen

, dat het niet anders is als een hiſtorijwelke men aen

05' het volk vertellen moet, om die in

geldt:


2 .

. Dat de huidensdaegsche Theologie,

alleen te houden, en dat alle de wetenſchappen der Schoolen alleen zyn uitgevonden, om redenen t'ſaem te halen die de menſchen mochten vleien, en haer toeſtaen in hare loſſigheden te leven, tot

kleinachting van d'Evangeliſche Wet. Want indien de huidenſdaegſche # de ſonden

niet verſchoonde, daer ſou niemand in geheel de Chriſtenheit zyn, willende ſalig worden, diege

ruſt ſou durven blyven in denſtaet en wyſe van |

leven die tegenwoordig gehouden word. Ygelyk | ſou wel ſien, dat hy op die voet niet ſalig kon b

worden, en dat de oefening der Chriſtenen nu gants ſtrydig is tegen die van de eerſte kerk, welke

Jeſus Chriſtus ingevoert heeft : maer hoorende

# ſoo krachtig Philoſopheren en re den-kavelen, om denwaerachtigen ſin der Schrif tuuren te verbloemen; ſoolaetyder ſich wysma ken, dat men haer wel kan gelooven en volgen,

om dat ſy geleerde voor de menſchen zyn , en nochtans voor Godt onwetende. Sy brengen

ſoovele vragen, ſoovele gevallen dergewiſſe, ſoo | vele verklaringen over den ſin der Schriftuure,

dat het ſchynthare Theologie nergens anders toe uitgevonden te weſen, dan om allerhande ſonden te bekrachtigen, en de zielen ongevoelig terhellen te doen gaen. Wie kan twyffelen, of dit niet

door de Duivel is uitgevonden? want indien deſe Theologie noodig geweeſt had, om de Chriſtenen

de middelen harerſaligheitteleeren,ſonder ":ef r

.

-

-

-

-


-,

ſtrijdtegen de Wijsheit des H. Geeſtes.

3

ſelſou JeſusChriſtus Collegien en Univerſiteiten

van de Theologie ingevoert hebben,ten einde het volk niet in onwetentheit had mogen blyven: maer wel wyd van dit te doen, ſoo heeft hy tot de wyſen geſeit, dat ſy moeten werden als kleine kinderen, die niet gheſtudeert konnen hebben,

e'

nieuw in de Weereld gekomen zynde. Wat valt hier op uit te leggen? deſè waerheden zyn ſoo klaer, dat men de leere des Evangeliums met een kindſche eenvoudigheit moet aennemen, of dat men niet in kan gaen tot het Koninkryk der He melen. Waer toe ſou deſe nieuwe Theologie dan goet zyn, dewyl men de leere Jeſu Chriſti ontfangen moet als kleine kinderen? Men moet veel eerleeren eenvoudig te worden, als ſneedig te redenkavelen : want alle deſe redenkavelingen werpen den waerachtigen ſin der ſchriftuure om verre, en ſluiten de poort des Hemelstoe, voor degene die haer volgen. Jeſus Chriſtus heeft ons met eenvoudige en nackte woorden geleert, wat wy doen en laten moeten. Wy hebben gee ne uitleggingen of verklaringen noodig, om te verſtaen wat Jeſus Chriſtus ons ſeit, wanneer hy leert, dat hy, die niet verſaekt alles wat hy beſit, Diſcipel niet weſen kan: maer het ergſte is,

#

dat men de letter van deſe waerheit niet wil ver

ſtaen, en noch minder die in oefening leggen. - Hierom gaetmen tot de Theologanten, om een

:

andere uitlegging dan de waerachtige daaroverte -

#

-

-

- -

-

-

A #

-

heb."


4

. Dat de huidensdaegsche Theologie.

. .

hebben; dat men meter daed de goederen deſes weerelds niet verſaken moet, om deſen raed Jeſu Chriſti te volgen; dat het genoeg is die met hert en genegentheit te verſaken, om ons te vleien en tC # gelooven, dat wy met genegentheit die hebben verſâekt, terwyl wy daer noch krachtig aen vaſt zyn. Want indien het waerachtig was, dat wy de goederen des weerelds verſâekt hadden wy ſouden al den tyt onſes levens niet beſteden tot die te verſamelen en te bewaren, gelyk men het meeſte deel der menſchen ſiet doen, die niets meer in de weereldſchynen te moeten beſchikken

dan ſich te bevlytigen om geld te winnen. Alle hare ſorgen, # en arbeiden, hebben geen ander oogwit als dat; en deſe Theologanten ſelfs, wanneer ſy ſtuderen, dat is alleen om tot eenige ſtaet of waerdigheit te komen, waer in ſy geld mogen winnen; ſoo dat,indien fy doorhaerleſſen leerden, te verſaken alles wat men beſit, ſooals

dat Jeſus Chriſtus geleert heeft, ſy haer ſelven | ſouden beriſpen, en allereerſt met er daedſouden

moeten afſtaen van alt geneſy beſitten. Deſe | voorbeelden ſouden wel krachtiger ſermoenen zyn,dan die met ſchoone woorde gedaen worden: maerſoo langſy niet dan woorden hebben, ſoo

vervullen ſy den geeſt harer Diſcipelen met win

den, haer aftrekkende van de middelenteſoekken om waerachtige Chriſtenen te worden. Want

dewyl alle deſeleeraren de Chriſtenen leeren, dat ſy


ſtrijd# de Wijsheit des H. Geeſtes.

5

ſy wel mogen handelen en koopmanſchap dryven omgelt te verſamelen,ja ſelfs om ſo veel te winnen alsmogelyk is, dat het geoorloft is na ſtaten, eeren en grootheden deſes weerelds te trachten; waer in het ook geoorloftis ſyneweelden en alle eerly kevermakelykheden te nemen; wie ſouin ſulken

geval den geeſt der Evangeliſche armoede, die

Jeſus Chriſtus geleert heeft,

willen omhelſen ?

en indien het den Chriſtenen geoorloft is,na eeren en grootheden des weerelds te trachten, wie ſou de laetſte plaets willen ſoekken, en altyt de ge ringſte nemen, gelyk Jeſus Chriſtus geleert en ſelfs gedaen heeft? En indien het den Chriſtenen vryſtaet hier hare welluſten te nemen, en hare eerlyke driften te volgen, wie ſou willen trachten ſich ſelven te verloochenen, gelyk Ieſus Chriſtus eleert heeft aen alle degene # hem willen vol-

gen, ſeggende; dat ſy haer kruis moeten opnemen om hem te volgen. Alle goet oirdeel moet ons toeſtaen, dat het dwaesheit voor de Chriſtenen

ſou weſen, de raed-gevingenJeſu Chriſtitevol gen, indien de leere deſer Godts-geleerde waer achtig was, want het is veel vermakelyker voor de natuur, ryk als arm te weſen, geeert dan ver

ſmaed te worden, en ſyne begeerlykheden in te volgen, dan die te verloochenen.

Maer het zyn

bedriegerien uitgevonden door den Satan, die ons vleid om ons te verderven. Want Jeſus t

ſchriſtusisgeen dwingeland, om ons ſoomoeie A 3 -

bke


6

. Dat de huidensdaegsche Theologie,

lyke ſaken te leeren, indien ſy niet noodſakelyk tot onſer zaligheit waren. Hy heeft wel meer der ſoetheit en liefde voor de menſchen, dan deſe nieuwe Godts-geleerden hebben, om ons ſoete en aengename voor de ſinnen te leeren,

#

indien ſy ons alſoo heilſaem konden zyn, als de | gene die de ſelfdeſinnen wederſtreven. ſoo dat deſe Theologie niet anders doet als de Chriſtenen beletten, de middelenteſoekken en aen te vatten

diebequaem zyn om Ieſum Chriſtum na te vol

gen. Sy ſeggen, dat David, Iacob, Salomon, wel aengnaem aen Godt zyn geweeſt, ryk, in eeren en in weelden levende. Daer is geen ver

gelyking te maken tuſſchen deſe perſoonen van et oude Teſtament, en de verdorventheit van

die onſes tyts: want deſe Outvaderen, hebben geen handeling gedreven om rykdommen te ver ſamelen, # eeren en woelden geſocht; maer Godt heeft haer alle deſe dingen gegeven, om die tegebruiken tot ſynereeren; en hare zielen waren ſoodanig geſtelt, dat ſy rykdommen, eeren, en | weelden beſaten, als de ſelve niet beſittende, ge- |

# men van Iob verſtaet, dat hy Godt dankte, ſoo wel in ſyne ellende en # , als hygedaen had in ſyne voorſpoedigheden : maer # |

daegs ſiet men de hertender Chriſtenen ſooſeer

daer aen vaſt, dat het haer onmo elyk ſou zyn, de goederen,eeren, en te ge

#

pietenſonderteſondigen. Want Godt bevolen | heb -


-v

ſtrijd tegen de Wijsheit des H. Geeſtes. hebbende,hem te beminnen van gantſcher herten,

ſoo is het niet geoorloft de rykdommen, verma kelykheden,en eere deſes Weereldste beminnen, het onmogelyk zynde twee ſoo ſtrydige ſaken, als Godt en de dingen deraerde, te beminnen: en # ſoo meenigmael als wy ons hert daer op ſtellen, ſoobyten wy in de verboden vrucht, als Adam. * Hy heeft ons goederen en vermakelykheden deſes levens wel tot onſernootdruft gegeven, maer niet

" * * * *

om onſe genegenthedendgerop te ſtellen; aenge ſien hy eiſcht, dat wy hem ſouden liefhebben vangantſcher herten, 't welk niet moet verdeelt worden in de eeren, rykdommen en vermakelyk heden. Het zyn groote miſverſtanden, door ſoovele redenen en opgeſochtebeſluiten, dat het den Chriſtenen geoorloft is alles te doen, 't welk haer Ieſus Chriſtus verboden en afgeraden heeft:

Want hy ſeit, dat men geen ſchatten moet verſâ melen, welke de wormen verteeren en de dieven

* ſteelen, en alle de Weereld tracht ſoo veel tever ſamelen als hy kan, met alle mogelyke ſorgen en moeiten, tot ſelfs de beſt-ſprkende in de Theolo 3 gie: die niet alleenigin dit ſtuk dwalen, maer ook * in alle andere ſaken. Syneemen dikwils het val " ſche voor het waerachtige, en de ware deugt voor # de ondeugt. Gy kond ſien, myn Heer, door * verſcheide brieven aen Theologanten geſchreven, " in hoe vele ſtoffen ſy altyt verſchillen: Want #a haer Scholaſtiken ſin, is een geduurige ſtrydig heit # . à 4 inCliº


dat de huidensdaegſche Theologie, cyt. heit, tegen de lichten die Godt my geeft. Ik moethaer wederſpreken, ofſwygen, om nergens. 8

in haertekonnen toeſtemmen: door dienſy dik

wils de ondeugt bekrachtigen, en de rechte deugt verſmaden, niet overeen komende met de waer heit Godts. Dit ontmoet men niet in een of twee

ſtukken, maer ſchierin alle ſaken. Soo haeſt ſy maer een weinighare gevoelens openen, ſoo vind

ik haer alle ſtrydig tegen de myne. Ondertuſ ſchen willen ſymy dikwils onderwyſen en beriſ pen, omdat ſy ſich gelooven Wyſer te zyn, als een kind dat noit geſtudeert heeft. Het is haer byna ondragelyk te hooren, dat een Dochter. van de Godts-geleertheit ſpreekt, en de meeſte ſouden liever willen omkomen in hare onwetent heit, als ſich onderwerpen aen de waerheit, welke ſy noit hebben verſtaen. Hier in zyn ſy ſeer te

beklagen. Godt biddende, u de genade te wil len doen, dat gy noit van dit getal moogt zijn, ſal ik blijven,

>

-

2

Mijn Heer

Uwe ſeer ootmoedige Dienares, in Auguſt Amſterdam, den i 1669. 13

vA. B. W

:

l


.

" ,

-

TWEEDE BRIEF. Aen een Profeſſor in de Godts-geleertheit, van de Augsburgſche Confeſſie, die niet kon gelooven, dat een menſch onmiddelijk door Godt geleert was, ten 2ware die mirakelen deed waer op hem in alles naeuwkeurig geantwoord is.

Mijn Heer,

I# heb groote deernis, in te ſien en te hooren, dat de menſchen ſooverre af zijn van de beſluiten die Godt over haer heeft, en dat ſy ſich ſoo weinig ſchikken, om ſijnen H. Geeſt tºontfangen

dien.hy haer belooft heeft te ſenden, die haer moet allewaerheden leeren. Sy houden ſich beſig met haer vlytig te oefenen in de leſſen en leerin

#

gen der menſchen, met de gevoelens welke malkander hebben overgelevert, vergetende de getrouwe belofte, welke haer Jeſus Chriſtus ge daen heeft, van ſynen H. Geeſt in volheit te ſen den.

En in plaets van hare zielen te ſuiveren, en

die te ſchikken tot dit ontfangen; ſoo laten ſy die in de beſmettelykheden van het foekken en begeeren der goederen deſes levens, en vervullen die met ſchoone ſpeculatien en ingebeelde leerin gen: ſoo dat de geeſt der huidenſdaegſche men

ſchen, ſoodanig vervult is met wetenſchappen gnenſchelyker wyſe verkregen, dat ſy in haerſel

A 5

ven


-

'fo

Om te kennen,

ven den H. Geeſt niet meer kennen, en wel moei

ten hebben, om te gelooven dat hy ook in andere

woont. Gyzyt niet wyd, mijn Heer, van deſe ongeloovigheit; dewylgygiſter # ſeide, geen fins te gelooven, dat ik buiten andere middelen alleen onderweſen kon zyn door den H. Geeſt, ſonder het bykomen van boekken of menſchen;

en dat gydaerby voegde, dat men mirakelen ſou moeten ſien, om in dit geloovetekomen. ,,Waer door ik genoegſaem bemerckt heb, dat gy ver ſtrikt zyt in de ſelfde banden van de leeringen der Schoolen, gelyk alle de Wyſe tegenwoordig nu zyn, die de beſluiten niet ſien welke Godt over haer heeft, en niet anders kennen dant geneſyge ſtudeert hebben in hare boekken, ſeer onweten

de in de wysheit Godts, die niet word verkregen in de hooge Schoolen der welſprekentheit, noch doorbetwiſtingen of ſluit-redenen derGeleerden, maer alleen door diepe nederigheit des herten, en armoede desgeeſtes. Maerom dat de menſchen niet willen komen in deſe School Jeſu Chriſti, ſoo hebben ſySchoolen, Verſamelingen, en Univer ſiteiten opgericht, om daer door den geeſt der menſchen te oefenen en te ſcherpen, en haer te

doen ſluit-redenen en Philoſoophiſche bewyſen

uitvinden, die haer vryheit geven om volgens ha re begeerlykheden te leven, ten einde ſy met ruſt in hare loſſe ongebondentheden mogten volher

den. Hiertoe alleen dienen deſtudiën. Want - - -d

*


Wat rechte Mirakelen zijn.

:

11

indien ſy hadden noodig geweeſt om Godt te kennen en lief te hebben, ſonder twyffelſou Je ſus Chriſtus, en ſyne Apoſtelen, hooge Schoolen en Univerſiteiten ingeſtelt, en haere Diſcipelen doen ſtuderen hebben: maer gants in tegendeel ſoo heeft Jeſus Chriſtus tot fijne Apoſtelen een voudige ongeletterdeviſſchers verkoren, en wan neer eenige geleerde ſich aen hem hebben # boden, ſooverſmaeddehyhaere wyſheden , len dende eenen H. Paulum na de School als eenen onwetenden, om te leeren van Ananias, wat hy moeſt doen.

En wanneer Nicodemus ſich aen

bood om Jeſum Chriſtum te volgen, ſooſwoer hy hem verſcheidemael, dat ingeval hy niet was bekeert, en geworden als een klein kind, hyin't Koninkryk der Hemelen niet in ſou gaen, om hem te doen verſtaen, dat ſyne wysheit hem een beletſel was, dat hy die van ſich moeſt doen, om t'omhelſen de kindſche eenvoudigheit. Siet hier myn Heer, de bekeering welke Jeſus Chriſtus eiſcht van alle de gene die hem willen volgen. Hy heeft geſproken tot Nicodemum,den eeni gen wyſen die ſich wilde tot hem bekeeren: maer elyk het woord Godtsaltyt duurt, ſoo ſprak hy ygevolg in hem, tot alle # wyſen die oit op de ſeweereld zyn ſullen. Nicodemus was nu al be

keert van het quade tot het goede, dewyl hy ſich aen Jeſus &# quamaenbieden, om ſyn Diſ

gipelte weſen, maar deſt bekering van # qua w -


12

Om te kennen,

de tot het goede, was niet genoegſaem genoeg, omden inganktot het Koninkryk der Hemelen te hebben; dewyl Jeſus Chriſtus niet tegenſtaen de deſelvige hem ſweert, dat hy daer toe geenen ingank ſal hebben, indien hy niet word als een kleinkind, leerende deenvoudigheit Jeſu Chriſti, en verſmaedende de wyſheden en voorſigtighe den der menſchen. Wat ſegt gy, myn Heer,

van deſewyſe van doen in Jeſú ## 2 kon h wel onwetend zyn van eenige ſaek, hebbende #

Wyſheit des Eewigen Godts? indien de Wysheit en de ſtudien der menſchen haer niet tot beletſelen

dienden, waerom ſoude hy haer eenvoudig als kinderen hebben willen ? indien de menſchen het

minſte ſlechs van deſe Goddelyke Wysheit had den, ſy ſouden niet noodig hebben, hare dagen te verſlyten in de ſtudien der letteren, en noch min der, te ſeggen, dat men den H. Geeſt niet kan hebben, ſonder de middelen van boekken teleſen,

ef van menſchelijke onderwijſing : om dat ſy door ervarentheit ſouden weten, dat men in een

oogenblik meer kan leeren van den H. Geeſt, dan in twintig jaren ſtudien op de beſte Academien

des Weerelds. Maer om dat ſy geene andere wetenſchappen hebben, dan die ſy in de Schoolen hebben geleert, ſoo kennen ſy geenſins de wegen Godts.

Gy weet genoeg, mijn Heer, dat d'Apoſtelen

niet geſtudeert hebben, en ondertuſſchen zijn ſy *

ver


Wat rechte Mirakelen zijn.

"

1;

r

5' d ſt, ſ ſ h

vervult geweeſt met Goddelyke wysheit, en na haer hebben ſoo vele H. Perſonadjen, hoewel

onwetende in de letteren, onderwyl de wysheit des H. Geeſtesgehad: ſoovele Anachoreten in de woeſtynen, ſoo vele eenvoudige herders op de velden, ſoo vele ſlechte dochteren hebben ver

vult geweeſt van de Goddelyke Wysheit, ſonder andere middelen, als dit van een ſuivere gewiſſe.

Wilt gy nu de genade des H. Geeſtes bepalen,en beletten dat hy niet meer ſoo ſou doen? dit koomt aen geenerhande menſchen toe. Sy mogen oir deelen, wat haerſal believen: maer niet beletten,

dat de H. Geeſt don invloed ſyner genadenon middelyk ſou uitbreiden over deenvoudige zielen ſondertuſſchen-komen der menſchen, en maken dat ſy een taelſoude ſpreken, die verſtaen ſal wor den van alle volkeren des Weerelds, voor degene die eenigſins deſe Goddelyke Wysheit geſmaekt

mogen hebben. Sy ſullen alle malkander ver ſtaen, doorden ſelfden geeſt der waerheit: macr de menſchen deſer eeuw ſpottendaer mede; gelyk ſy deden, wanneer ſy d'Apoſtelen verſcheideta len hoorden ſpreken, daerom ſeggende; dat ſy dronkkig waren, ofwel vol van nieuwen Wyn. Wat my belangt, ik heb menigmael Godt gelooft, voordat hy my bewaert heeft, van noit

noodig gehadte hebben deleringen der menſchen in te drinkken, die meer dienen tot fenyn om de

zielen te Tvergiſtigen, als tot Wyn te ver T 7 - TTT-T - om die ſterkken v


14

ſterkken.

Om te kennen, Indien gy niet gelooft, mijn Heer,

dat ik mijne weetenſchapſonder ander middel van Godtheb verkregen, gy zijt vry om dat te mogen doen, wanneer gy ook niet met eenen gelooft, dat ik getrouw ben aen Godt: maer indien gy dat gelooft, en met eenen dat ik leugen ſpreek, ſoo # deſe dingen niet ſamengaen; om dat God de waarheit, en de Duivel de leugen is.

Het is

ook een groote onwetentheit, mirakelen te bege

ren, om te gelooven dat een zielis ingenomen van den H, Geeſt; om dat in deſe tegenwoordige tijt de Duivel wel lichtelijk mirakelen doet, Hy heeft ſo groote macht over de menſchen, dat hy # haer groote Wonderen bedrijft, om de

beſt geſinde te bedriegen, Jeſus Chriſtus heeft ons verſekert, dat er in de laetſte tijden vele val ſche Propheten ſullen opſtaen, die groote teeke nen en mirakelen ſullen doen, Het is tegen- | woordig dat wy leven in 't Rijk des Antichriſts, en waer in hy de macht heeft van door die hem aenhangen, groote teekenen en mirakelen te |

doen, om ſelfs d'uitverkorene, indien het mogelijk was, te verleiden, Sy die nu mirakelen eilſchen van den H. Geeſt, verdienen wel door den Satan verleid te worden: want wat hebben

wy mirake

len noodig, gelijk als die, welke d'Apoſtelen ge daen hebben; dewijl Godt niet meer een nieuwe |

leer op de Weereld wilt ſenden. De wet des

E angelinms is de laeſte, en de volmackſte van alle le

-

Wet


w

's

w

Wat rechte Mirakelen zijn,

15

Wetten : niet nieus ſal' er meer komen, om de menſchen tºonderrichten, dan alleen de vervulling

van de ſelfde Evangeliſche Wet, die genoegſaen, is beveſtigt geweeſt door Jeſus Chriſtus en fijne Apoſtelen, # van nooden hebben gehad, om de verharding der herten, uitwendige mirakelen te doen, van wegen de ongeloovigheden. ,,Voor deſe perſoonen zijn aen hare ſinnen ſichtbare en

evoelige teckenen gedaen, om dat ſyt geloove

# verloren, ongeloovige geworden zijnde. Maertegenwoordig zijn de menſchen genoeg beveſtigt in deſe Evangeliſche Wet : men vin

geene Chriſtenen meer die ongeloovig zijn in dit ſtuk. Tot wat nut ſouden tegenwoordig de mirakelen dienen 3 dewijl men niet anders wilt leeren dan 't gene Jeſus Chriſtus en ſijne Apoſte

Ien hebben dat deſelfde ſaken zijn nuing geloove dergeleert, goede enenquade Chriſtenen ? ,

TVreeſtgy niet,mijnHeer,mirakelen begeerends,

dat u door Jeſus Chriſtus geſeit mogt worden: DIT Boos EN VERKEERT GESLACHT EIschr TEEKENEN EN HAER sULLEN GEENE TEEKB

NEN woRDEN GEGEVEN ALs DAT VAN JoNAs

DEN PRoPHEE r? Jeſus Chriſtus heeft geenſins # de Phariſeers van ſijnen tijt, wan neer hy ## ; om dat hy onder haer veel andere teekenen dan dat van Jonas gedaen heeft. Ondertuſſchen kan hy niet liegen, met haerteſeggen, dat ſy geeneanderen ſullen - - - - - - - - -----hebben en Ib


w

in 6

-

Om te kennen,

-

en inderdaed haer ſoo velerhande voort te bren

gen: Want hy verwektharedooden, geneeſt ha rekrankken, maekt deblinden ſiende, en veelan dere meer. Waer door men moet beſluiten, dat

hy niet eigentlijk alleen tot de Phariſeers van ſij nen tijt heeft geſproken, maer dat hy, door een Prophetiſchen geeſt, tot de huidendaegſchemen ſchen geſproken heeft, die nochuytwendige tee

kenen begeeren, om de werkkingen des H. Gee ſteste gelooven. Deſe ſullen geen andere mirake Hen hebben, dan het teeken van Jonas,die in de Zee wierd ingeſwolgen, om het bevel des Heeren niet te hebben willen

gehoorſamen.

Dus ſullen de

menſchen oock ingeſlikt worden in deſe laeſte roeden, die mirakelen eyſſchen, om te gelooven, dat die ſelfde roeden nu over onſe

# hoof

den hangen. Ik ſeg dat van Godtswegen, en men

#

eyſcht mirakelen om te gelooven. De onge loovige moeten niet anders verwachten, dan het . teeken van ingeſwolgen te worden, als Jonas, om niet te hebben willen gehoorſamen aen het bevel |

des Heeren, maer ſy ſoekken teekenen en mirake

len, van de perſoonen die haer van Godtswegen | zijn toegeſonden. Indien de Niniviten van Jonas mirakelen ge-eiſcht hadden, eer ſy ſich bekeerden,

fy ſoudengewis alle in veertigdagen zijn omgeko men; maer om dat ſy het Woord des Heeren ge loofden, ſoo bekeerden ſy ſich door boete tot hem

en ontquamen door dat middel het gevaer. Het t

'

-

ſou

*


Wat rechte Mirakelen zijn. ... . 17 ſou een groot geluk zijn voor degene die myhoo ren, indien ſy, in plaets van mirakelen te eiſſchen, vangantſcher herten ſich bekeerden tot Godt; ſy foºien miſſchien die ſchrikkelijke roeden in haer

byſonderontvlieden. My dunkt, mijn Heer, dat gyden rechten toetſteen niet hebt, om te onder

ſcheiden of een perſoon den Geeſt Godts heeft, willende door mirakelen dat beproeven, om dat

degeeſtSatans groote teekenen en mirakelen kan doen in de perſonen daer hy in woont. Want ik

heb geſien beſetene van deſen onreinen geeſt, die wonderbaerlijke en gants boven-natuurlijke din

gen deden: deene waren eenige jaren blind ge weeſt, en op een oogenblik kregen ſy wederhaer

geſicht; d'andere waren ſtom ſonder te konnen ſpreeken, en verkregen weder de ſpraek doorbo ven-natuurlijke wegen, ſommige hingen en vlo

gen ſichtbaerlijk voor al de weereld in de lucht,

andere lagen ſonder pols en ſonder bewegingen dagen en nachten, en ſtonden in een oogenblik op engingen luſtig heen. Zijn daer niet, mijn Heer, e dedooden opgewekt,de krankkegeneſen, de blin

deſiende, de ſtomme ſprekende geworden, en de

» Lichamen in de lucht hangendedoor de macht des

3 Duivels? Hoe ſoudgy

# konnen uit de mira

kelenoirdeelen, of een perſoon word beſtiert door den geeſt Godts, ófdien des Duivels, dewijl men :

#ſoongemeene ſiet doen doorden geeſtSatans

ºffs, die nu overvloedig in teekenen is, door # " -

/


#

Om te kennen,

.

valſche Propheten,na de voorſeggingJeſuChriſti? Is het niet te vreeſen, mijn

# # gy wel be

drogen ſoud zijn doordeſen toetſteen der mirake len # Gyſult my miſſchien ſeggen, dat gy ver

#

ſtaet den geeſt Godtste door waerach tige mirakelen, maer niet door degene die voort komen door toedoen des Duivels: en ik vraegu, wat middel gy ſoud konnen onderſcheiden

#

de waerachtige mirakelen van de valſche, ſoolang

gy niet hebt deſen H. Geeſt, die u alle waarheit | moet leeren. Want indien gy deſen H.

#

#

ud alle dingen onderſcheiden, en geen n

-

ſebben mirakelen te eiſſchen, om te # of

iemand anders door deſen waerachtigen geeſt ,

Wordbeſtiert, want het geloof alleen ſouudaer van genoeg getuigenis geven. Maerhetisdegewonelijke wijſt des Duivels, mirakelen te eiſſchen; |

dewijlhy, wanneer hyJeſum Chriſtum wildebe- | proeven, hemſeyde: Indien gy de Sone Godts | v

# maektſusdatdeſeſteenenbrooden worden. Je# ſtonthem ſijn verſoek niet toe, maer

|

ſeide hem ſlechs: de menſch leeft niet alleen van | het brood, maer van het woord dat uit de mond |

Gods gaet. Indien ik u diergelijkken antwoord | gaf mijn Heer, wanneergy eenige mirakelen van |

# # niet | machtig was de ſolve te doen, maergy kond niet elooven, dat Jeſus Chriſtus onmachtig was de

ſteeneninBrooden te veranderen,dewijl de kracht -- f.

van


Wat rechte Mirakelen zijn,

19.

van degeeſt Godts die in hem was, alle dingen wel geſchapen had alleen doorſijn Woord. Het is dan niet, dat hy onmachtig is ſteenen te veranderen in Brooden, niet meer dan hy ook onmachtig isan dere mirakelen te doen door de zielen welke hy nu beſt: maer het is dat hy wel weet, dat de goede

geen mirakelen noodig hebben, want het geloof is haer genoeg en de quade bekeerenſich niet door mirakelen, integendeel worden ſy ergerdaer door, 't gene genoeg is gebleken in de Phariſten ten tijde

/

# ## # # # hem fde gedaen had, ſooſeggenſ rnet eenen # hy den Duivel had, # #

Jeſu

geeiſcht, en

Duivelen uytdreef door de kracht van Belzebub, die machtiger was dan de andere mindere Duive 1en. Dunkt u niet, mijn Heer, dat ook het ſelfde

nu noch gebeuren ſou, en dat, indien ik mirakelen deed, menſonder twijfel ſou ſeggen,dat ik een to veres was? 't welk ook ſeer ſou te vreeſën ſtaen, dewijl men tegenwoordig geene mirakelen noodig heeft,

#om den # menſchen door

verwonderingen te betooveren, anderſins is ons »eveſtigt, en de Evangeliſche Wet bekrachtigt; daer ontbreekt niets meer, dan dat fy niet in 't werk word geſtelt en men moet geloofge

geene mirakelen doen, om aen alle Chriſtenen te

verſekeren, dat ſy niet konnen ſalig worden ſonder de oefening van die Evangeliſche Wet; dewijlJe-

echisatie er een keer: ver 2.


zal -

- -------+--------

- Een rº

l

ze

Om te kennen, .

..

-

1

verſekert hebben. Men moet het Evangelium lo chenen, om te gelooven, dat men ſalig kan wor den, ſonderJeſum Chriſtum na te volgen, dewijl

hyſeyt, dat hy de weg is, en dat hy, die door hem ſal ingaen,ſalig ſal worden; dat hy ook de poort is, en dat men tot het Koninkrijk niet kan ingaen, dan door hem. . Wat mirakelen vereiſcht gy, mijn Heer, van

een perſoon die niet anders doet, dan de ſelfde woorden herhalen, welke Jeſus Chriſtus en ſijne

Apoſtelen hebben geſproken, en die niet anders ſeit, dan dat men den geeſt Jeſu Chriſti moet heb ben, om waerachtige Chriſtenen te zijn? Hebben deſewaerheden noch mirakelen ofuitwendige tee kenen van nooden, om haer te doen gelooven van de menſchen van goeden wille? Geenſins. Hier-

om noemt Jeſus Chriſtus een boos en verkeert ge ſlacht,de menſchen die teekenen eiſſchen: om # indien hare booſheden niet tot hardnekkigheden

waren gekomen , om in hare ſonden te willen blij- | ven, ſy geene mirakelen ſouden eiſlchen, maer ge-

willig na de waerheit hooren: en ofſchoon ſy ſelſs ſwakkeſondaren waren,ſy ſouden alleen het hooſt verheffen, de oogen openende, en de ooren ſpan nende, om te ſien en te hooren, of het gene men haer voorſtelt de waerheit of niet zy; en bekent |

hebbende, dat het gene men haer van Godts wé- |

# is, ſooſouden ſy weenen van | leedweſen, hare blindheden ſiende, en Godt loven | -

-

-

van |


Wat rechte Mirakelen zijn. 2r " van dat hy haer begenadigt met het licht der waer heit teſënden, 't welk ſy met alle hare macht ſou

den trachten te volgen, ſonder ſich tegen deſs * waerheit te ſtellen, of de woorden en daden te wil

* lenberiſpen van de perſoon, door wiendeſewaer - heitaenden dachkoomt. Want inderdaed, de

volmaektheit of onvolmaektheit van de perſoon # diewaerheden ſpreekt, kan geen ſchade noch voor

* deelbrengen aen die hem hoort, en de ſelfdeont fangt. Indien deſewaerheit van Godtkoomt, ſoa word ſy niet verandert, door de ſwakheivofon volmaektheit van het werktuig daer ſy van voort gekomen is: ſoo dat, indien de Duivel ſelſsons de waerheit Godtsſeide,yderſeer wel ſou doen, met #

die te gelooven en te volgen, dewijl een ygelijk # rekening van ſichiſefven moet geven,en

niet van de perſoonen die ons vanGodt zijn toege - ſonden. Indien ſy ſonder andere middelen van

hem onderricht zijn,of ook wel door gewoonelij ke middelen,dat verandert nergens in,dewaerach #tige waerheit, welke ſy voorſtellen. Ygelijk moet

dier alleen fijngeeſtelijk voordeel uittrekken, om dat een wel geſchikte liefde altijt van haer eigen #ſelven beginnen moet, en men moet meer letten,' is of de ſaken welke ik ſegwaerachtig zijn, als be twiſten op wat wijſe ik die van Godt heb verkre

ºgen, om dat het ſelfde niemandraekt. Ydereen' V moet de middelen aenvatten die hem meeſt gelei wden tot de liefde Godts, omdat de wegen van deſe, # . . B 3. liefde "--

--

-


- Om te kennen,

22

ººk

liefde verſcheiden zijn. Sommige geraken daer toe door het middel van een ernſtig leſender Heylige Schriftuur, andere door ootmoedige geduurig aenhoudende gebeden; eenige door eenſaemheit en het afſnijden van den ommegank met men

ſchen, en ſoo met meer andere. Het is ſeer weinig te weten door wat middelen andere tot deſe liefde

Godts zijn gekomen, wanneer wy het middel

maeraenvatten dat ons bequaemſt is om daer ook |

toe te komen. Daertoe zijn verſcheide wegen, ge lijker verſcheide ſonden zijn die deſe wegen ver- | hinderen, welkeyder moet wederſtaen na de mate

dat hy die, en ſich ſelven kent; ſonder een wet of regel in 'tgemeente willen ſtellen, om al de weereld tot Godt tegeleiden: want hy die niet on

middelijk onderricht is van den H. Geeſt, ſou ſeer | qualijk doen, met fich niet te dienen van 't leſen | der H.Schriftuur, of perſoonen te ſoekken, die ſpreeken door den H. Geeſt. Want het ſou zijn

Godt te verſoekken, te willen, dat hy alle demen- | ſchen onmiddelijk ſou onderrichten, daer men

haerſoobeſig en vaſt ſietaen de dingen deſes wee relds: en integendeelſou het ſeer qualijk gedaen zijn,indien een perſoonfich wilde dienen van 't le ſen, of andere uitwendige middelen, wanneer h van alle ſchepſelen is afgeweken, en de goddelijke beſtieringgevoelt. Duſdanige zielſouſich ſtellen tegen de H.Geeſt,

#

-

e

en beletſelen brengen tegen de werkkingfijnerge t

3 %

na


-

Wat rechte Mirakelen zijn.

#

-

naden; indien ſy het leſen, of# uitwendig middelen wilde gebruiken: om dat ſy in deſeſtaet niet meer doende,maer ſlechs lijdende weſen moet

en den geeſt volgen die haer geleid, ſonderſelft. meer te werkken. Dit ſoo zijnde, om wat reden

wilt gymy doen gelooven, mijn Heer, dat het be terſoude weſèn; dat ik Boekken gebruikte, en

ſonderlijk de Heilige Schriftuur? Sietgyniet, dat daer een doortrapte liſtigheit des Satansinſteekt?

Daer is in den geeſt der geleerde lieden van onſen tijt, ſoo# van hare wijſheden inge ſlopen,dat ſy niet willen gelooven noch bekennen

dat Godt de zielen ſal beſtieren door andere wel gen, dan die, waerin ſy harewetenſchappen ge leert hebben, ten einde

# altijt de hoogſteingel

heel de weereld mogten blijven, loochenende dat

er een andere Godts geleertheit is, dandie ſyfinde Schoolen hebben geleert.

.

.

.

Alleonſe Godts geleerde zijn nu in deſedwa lingen, omdat, indien # gaven aen deón

middelijke beſtiering Godts, en aen de waerheid die van hem voortkoomt, alle harewinkkelsſou den bedorven zijn, hare wijſheden vernietigt, en

hare voorſichtigheden verwoeſt volgens de belof tewelkeJeſus Chriſtus daer van gedaen heeft. De ſe Leeraersſouden de ſelfde woorden Jeſu Chriſti

eenſwaredreigingen ſchrikkelijke ſtraf noemen, waerhygeſeitheeſt, dat hyde wijſheden der wij ſen verwoeſten, en de voorſichtigheden der voor ,

B 4

ſich


24

Om te kennen,

.

ſichtigen tot niet maken ſal; om dat ſy al haer ge luk en heil in de ſtudien hebben geſtelt: en ik ſie

daer in den oirſpronk en ſprink-ader van alle de qualen die tegenwoordig in de weereld zijn. Daer om noem ik het een goede belofte Godts,wanneer

hygeſeit heeft, dat hy de wijſheit der wijſen ver woeſten, en de voorſichtigheit der voorſichtigen tot niet doen ſal, uitoirſaek dat het onmogelijk is,

dat Godt gekentenge-eert ſou worden, ſolangen | tijt als deſe hooge en trotſche wijſheit in de wee reldheerſcht. Sy is niet alleenigeen peſt, die 't ge meene volk beſmet, maer noch een rechte weder

ſtant tegen den H. Geeſt, en de zielen die van hem zijn ingenomen: want deſe Leeraers der nieuwe Wet vernoegen ſich niet, in ſelfs afgeweken te zijn van de oefening der eerſte, maer keeren de andere noch af van daer in te gaen, door hare verkeerde

redenkavelingen,ſeggende, dat er geen andere weg tot de volmaektheit is, dan het leſen der Schriften,

ten einde om door dat middel den geeſt allermen ſchen te verblinden, en haer te doen blijven, leven en ſterven in hare loſſigheden; 't welkwy met on ſe oogen door ervarentheit ſien, voornamelijk in deſe quartieren, waer al de weereld haer werk

maekt van de Schriftuur teleſen, yder een geloo vende voldaen en Godt gedient te hebben door het leſen der ſelvige, ſonderſich te bekommeren van in 't werk te leggen't gene ſy daer geleſen of dit leſen den H. Geeſt aen - , - - - de

geleert hebben.

#


:

Wat rechte Mirakelen zijn.'

e5

de zielengaf, men behoefde hier het Boeck van de Evangelien niet meer te drukken, om dat alle de

Perſoonen van Holland, die byna van buiten kon nen alle de Capittelen en verſen des Ouden en

NieuwenTeſtaments, te gelijk levendige Evan gelienſouden weſen: maer men ſiet niets dat hier op gelijkt; ſy zijn als degene daer van geſchreven

is, dat ſy altijt leeren, en noit tot de kennis der waerheit komen.

'

-

r

Het ſchijnt, mijn Heer, dat gy my in dit park wel ſoud willen verwerren, ##

dat de geleerde my mogten vatten in eenige woor denofſaken der Schriftuuren,waer in ſy beter ſijn

geoefent als ik, door hare ſcherpſinnigheden. En dit is de gewoonte dergener die ſich door de waer heit beſtraft vinden, van die te miſprijſen of te ver ſmaden, door middelen die buiten haer zijn; ge lijk de Phariſéen deden ontrent Jeſus Chriſtus. Sy

konden de waerheit niet tegen ſpreeken, die uit ſijn mond voort quam; maer niet willende hoo ren na de waerheit die beriſpt, ſootrachteden ſy hem te vatten in fijne woorden, en overladen ſijn

perſoon met laſteringen, nu ſoggende, dat hy het volk verleidde,en dat hy de Wet Godts wilde ver breken, en dan vraegden ſy hem, wat hy van ſijn

ſelven dacht, dat hy ſoogoeden getuigenisbragt 3 en dus door verſcheide middelen, trachteden ſy. hem buiten de waerheit te vatten, door vragen en

redenkavelingen die ſy hem voorſtelden. En 't ge B 5

ne


Om te kennen,

26

nedeſe Phariſeen omtrent het lichaem Jeſu Chriſti gedaen hebben, doen de huidenſdaegſche wijſen nu tegen ſijnen geeft. Want ſoo haeſt als fy ver ſtaen, dat een perſoon de waerheit getuigenis brengt, ſooſoekken en hooren fydie, niet om ſich door die waerheit te laten verwinnen, maer allee

nig om te ſien offy niet eenig woord of bedrijf in des ſelfsbeſtieringſoudekonnen vatten, teneinde om daeruit redenen te trekken van die waerheit in

kleinachting te mogen brengen; en fyverſamelen Leeraren volgens hare begeerten, om die te ver ſtooten met alle hare macht,uit vrees van dat door

middel van deſewaerheit,de leugen ontdekt moge worden, en dat ſy hare ſtaten of voordeelen ſou den mogen verlieſen, welke ſy ſomwijlen meerder ſaligheit harer zielen, en die deran

# fl.

'

Gyzijt het alleen niet, mijn Heer, die mirake len van my geeiſcht hebt, daer zijn noch meer ge leerde lieden geweeſt die my't ſelfde gevraegt heb ben; maer het was nochtans niet, dat ſy begeerte | hadden omſich tot Godt te bekeeren, ofſchoon

ſy ook waerachtige mirakelen geſien mogten heb- | ben; maer het was om Godt te verſoekken en fijn

macht te beproeven, gelijck de Duivel deed, ſeg gende tot Jeſus # dat hy ſich van boven neder moeſt werpen, hem aenhalende de Schrif

tuur, dat de Engelen hem ſouden bewaren. Deſe

"al-assenemenadere

|


Wat rechte Mirakelen zijn. 27 bekeeren, ofſchoon hy het lichaem Jeſu Chriſti fich had van boven nederfien werpen, ſonderſich tebeſceren; maer het was alleen dat hy Godt wil

de verſoekken, en de ſtantvaſtigheit Jeſu Chriſti moeielijk vallen. Inſgelijks doen de menſchen huidenſdaegs ontrent de perſoonen die de waer het getuigenis geven. Men heeft mijn hier met twaelf laſteringen beſchuldigt, ſonder dat er een Van is, gelijk gy kondſien, mijn Heer,door den Briefwaer mede ik op ſoovele val ſche beſchuldingen geantwoord heb: en onder

#

tuſſchen had ik aen niemand miſdaen, noch in ſub

ſtantie iet anders geſeit, dan dat de menſchen van het waren afgevallen, en dat ſy door hare ſonden de roeden Godts op hare hoofden gehaelt hadden,dat ſynoodſäkelijkſich moeſten tot Godt bekeeren, en wederden geeſt der Chriſtenen van

#

de eerſte Kerk hervatten, of anders dat wy geen

waerachtige Chriſtenen zijn. Alle deſe waerhe den zijn ſooklaer, dat alle menſchen des weerelds daer overſtomen verbaeſt moeten blijven: ſtom

van wegen de waerheit niet te konnen leugenach tig maken, en verbaeſt van wegen ſich ſoo wijd vervremd te ſien van Godt, en van de oefening der waerachtige Chriſtenen: maer niet willende wijkken voor deſe waerheit, noch verbaeſtſtaen van dat men onſe afwijkkingen ontdekt, ſoo be geerenſy niet ſtom te blijven,maer doen haer beſte

om ſchande te ſpreeken tegen de gene die deſe -

waer


.

28

Om te kennen,

-

waerheden voortbrengen, en ſy verſoekken de ſel vige door vragen en ſpitsvinnige ſluit-redenen, ja teekenen en uitterlijke mirakelen van haer verſoe

kende,alsofdeſe mirakelen het weſen van de deugt waren; daer ondertuſſchen geene mirakelen, hoe wonderbaer die ook mogten weſen, het minſte graentje van deugt konnen geven aen den genen die haer voortbrengt, omdat de waerachtige mi rakelen van Godt afkomen,en niet van deperſoon

die de ſelfde doet, die alleen ſijn werktuig is, om aen andere te betoonen wat Godt doet. Dit werk

tuig moet ſich niet meer beroemen van mirakelen te doen, dan een hamer ſich roemt van een koſte

lijkgebouw gemaekt te hebben, omdat het door ſijn werk niet is, hoewel hy ſtoffelijk daer toege dient heeft, maer het is alleen de vernuftigheit en arbeiddes meeſters, die dit ſchoon gebouw heeft. geſticht. Even eens is het met de perſoon door, wien de waerachtige mirakelen geſchieden: ſy is niet dan een ſware grove ſtoffe, welke Godt ge-, bruikt om ſijne wonderen en ſijne macht te ver toonen; en deſe kan hy ook wel doen blijkken, door het middel van een ſteen, of van een hout, al

ſoo wel als door het middel van een heilige ziel:

want Godt heeft geene heiligheit noodig om ſijne, mirakelen te doen; hy # die ſomtijts gedaen -

door Beeſten, door Wolken, en door Boſſchen,ja door goddelooſe perſoonen.

. . . . . . .

Sodat gy niet ſound konnen verſekert zijn, mijn -

-

-

-

-

Heer,

.


1

Wat rechte Mirakelen zijn.

29

Heer dat een perſoon den H. Geeſt had,ofſchoon die uitwendige mirakelen deed; aengeſien Judas die mede deed, gelijk de andere Apoſtelen, en on dertuſſchen washy, volgens het ſeggen Jeſu Chri ſti, een Duivel. Men heeft eenen anderen toet

ſteen noodig,omden geeſt Godts te kennen: want de H. Paulus ſeit, dat ofſchoon wy Bergen verſet teden, en dat wy de gave der Prophetie hadden, dat dit alles niet ſoude zijn ſonder de liefde. Hoe

ſoud gy dan, mijn Heer, mijne woorden eerder willen gelooven de mirakelen ſiende, als wanneer ik eenvoudiglijk de waerheitſeide? Gyſouddaer door in gevaer zijn van bedrogen te worden, en ik in gevaer van totydeleeere te vervallen. Het is be ſter ſich vaſt te houden aen onfeilbaerder ſaken, die

eenige nuttigheit aen onſe zielen konnen brengen, dan ons in gevaerte ſteeken van Godt te vertoor

nen door nieuwsgierigheden of verwaentheden. Houd het voor een gewiſſe waerheit, dat de ziel die de liefdeGodts heeft, en mirakelen doet, niet

meerder voor Godt is dan die de ſelfde liefde heeft ſonder mirakelen te doen: ja ik houde, dat ſy in

een vaſter ſtant is, dan die deſe uitwendige teeke nen doet, 't zy van Prophetie of van mirakelen;

dewijldeſe dingen niet geſchieden dan voor ande re, en niet om hare eigene volmaektheit, die allee nig beſtaet, in de groote of kleine liefde welke ſy Godt toedraegt in het binnenſte van haer hert, en

niet in de dingen die buiten leraren - -- -A

in dien E


3e

Gm te kennen,

dien gyfien wilt,mijn Heer,of een ziel is vaſt in de

deugt,ofbeſeten van den H. Geeſt; ſoo moet men alleenig aenmerkken,offyhaerſelven verloochent heeft. Dit is het gewis mirakel, waerdoor men op

een vaſte voet kan gaen, en ſekerlijk gelooven, dat ſodanigen ziel beſtiert is door den H. Geeſt: want

hy die ſich ſelven verloochent, leeft wonderbaer lijk, dewijl niemand ſijn vleeſch heeft gehaet. De

natuur zijnde verdorven geworden door de ſonde

Adams, heeft ons alle tegelijk gelaten debegeer lijkheit desvleeſch, de begeerlijkheit der oogen, en den hoogmoed des levens: deſe drie dingen ſijn altijt onafſcheidelijk van de menſchelijke na tuur, en die de ſelfde te boven koomt moet nood

ſakelijk een bovennatuurlijke en goddelijke gena de hebben. Want anders alle menſchen in de we

reld geboren wordende brengen met ſich deſever dorventheit in hare natuur, ſoo dat het oog noit zat is van ſien, noch het hert van te begeeren't ge nemen ſiet, niet meer als de oor van te hooren.

Siet hier donverzadelijke begeerlijkheit der men ſchelijke ſwakheit, die mede verſelt is van de be

geerlijkheit desvleeſch: want noit laet het vleeſch af, te wenſchen na de gemakkelijkheden ſijnes li chaems, na de weelden van de ſmaek, en na de be

geerlijke vermakelijkheden der andere ſinnen. En deſe begeerlijkheden zijn ook verſelt van den des levens, die ſoogemeen is aen alle

menſchen, en krachtiger in hare natuuren inge wor


Wat rechte Mirakelen zijn.

st

wortelt, dan die andere ſonden, welke vele perſoo

nen ſomtijtste boven komen door goede borger lijkheit of menſchelijke inſichten, ſonder te kon

nengeraken tot deſe hoogmoed des levens te be ven te komen, die dikwils blijft in de zielder gener die de eeren en grootsheden der ſtoffelijke weereld

verloochent hebben, en ſich verbergt en voedſelfs in de deugden; ſoo dat yemant die afſtant gedaen

heeſt van de ſtaten, de prachten, en uitwendige heerlijkheden, daerom niet ontſlagen is van deſe boogmoeddes levens, omdat die alleen van ſtoffe verandert heeft , en in plaets dat ſy haren luſt ſchepte in de rijkke vercierſelen, en in de dienſten

en eerbiedigheden der menſchen, ſooſchept ſy na die verlaten te hebben, den ſelfdenluſt in de gena den Godts en de hoogſte deugden; ſoo dat het on mogelijk is natuurlijker wijſe te ſpreken, dat een

# deſe drie machtige vyanden, het vleeſch, de begeerlijkheit, en den hoogmoed des levens te boven ſou komen, ſonder ingenomen te zijn van den H. Geeſt. Na dit mirakel is't dat men vragen

moet, om te weten of een ziel uit Godt is geboren ofniet: want om het te ontdekken door uitwen

dige mirakelen, die buitengemeen zijn, dat is on

mogelijk; dewijl de Duivelen, de beſetene, en de toovenaren die ſeer wel konnen doen, en dat de

goede zielen ſelfs, niet ſijn,volgens het ſeggen van

den H. Paulus, of ſchoon ſy Bergen van deen placts na d'ander verſetten konden. r* *

...

L Mcn

-**


Ons te kennen,

32

e

Men moet, mijn Heer, op deſe gevoelige en ſichtbareſaken niet ſtaen, vermits wy een Godt hebben, die een ſuivere geeſt is, onſichtbaer en on

begrijpelijk, die ſich alleenig ſichtbaer vertoont doorſijne werkken, en ſijne hoedanigheden, de welke zijn, de Goetheit, de Gerechtigheit, en de Waerheit. Het is door de ſelfde eigenſchappen dat

men kan ſien, of een zielden geeft Godts heeft, wanneer men hier goet, rechtveerdigen waerach

tig ſiet,uitoirſick dat alle degene die ſich met hem vereenigen, deſe drie hoedanigheden onfeilbaer lijk deelachtig zijn, en de begeerlijkheit van de menſchelijke natuur ook afſterven. Syb geeren niets meer van 't geneſy ſien,in geene dingen vol gen ſy de begeerlijkheden des vleeſch, niet meer dan den hoogmoed des levens,maer worden gants

w

eenvoudig, gants matig, en gantsootmoedig. De ſe drie deugden zijn vaſte en waerachtige mirake len, die bewijſen dat de geeſt Godts de heerſchap # heeft over een ziel, om dat alle deſe dingen oven natuurlijk zijn, en al het gene is boven de natuur, is mirakeleus.

--

Gyſuit, mijn Heer, in de Schriftuur de merk teekenen vinden van de welſalige zielen,ſelfs door

Jeſus Chriſtus gepredikt. Hy begint ſalig te noe men, de arme vangeeſte, dat iste ſeggen, de gene die deſe begeerlijkheit van de goederen der aerde verwonnen hebben, en niets meer wenſchen dan

de eeuwige ſaken, en hy belooftaen haer hetnink Ko : : : v

-

"


Wat rechte Mirakelen zijn. 35 a ninkrijk der Hemelen. Hy noemt ook ſalig die # rein en ſuiver van herten zijn, haer verſekerende,

# , # ,

dat ſy Godt ſullen ſien, dat is te ſeggen, degene die ſich niet willen beſmetten met de begeerlijkhe den noch vermakelijkheden deſes levens gelijk ook degene die hongeren en dorſten na degerech tigheyt, hen verſekerende, dat ſy ſullen verzadigt zijn; dat is te ſeggen, degene die de deugt ſoekken met de waerheit, en de gerechtigheyt, hongerig zijnde na het waerachtige goet, en ſoo met alle het overige.

Jeſus Chriſtus heeft alles naeuwkeurig verklaert, wat voor zielen de ſalige zijn, in welke ſaligheden hy geenſins noemt de gene die mirakelen doen, om dat het ſelvige haer niet ſalig kan maken, of ſchoon een eenige ziel ſoovele mirakelen deed als alle d'Apoſtelen t'ſaem gedaen hebben; deſe mira kelen konnen haer niet een ſiertje deugts toevoe

gen. Waer uit men de groote verblindheit derge , ne ſiet, die mirakelen en uitwendige teekenen

ſoekken, om te gelooven of een ziel door den H. Geeſt is beſtiert. Sy ſouden beter doen met in de . Schriftuur t'onderſoekken, wat voor gaven en

vruchten dieſelfde H. Geeſt altijt met ſich brengt en te bemerkken, of degene, die ſich daer van in genomen ſeggen, in haerſelven de geſeide vruch ten hebben van blijſchap,vrede, lijdſaemheden, en , de overige, met de gaven van wetenſchap van ver

ſtand, en van kracht der godtſaligheit. Want als G deſe - - --

-

- - - --


-

1

. |

|

|

.

|

|

|

om dat het alle boven-natuurlijke en goddelijke |

t

-

deſe gaven en deſe vruchten in een ziel gevonden

# is het ſeker dat de H. Geeſthaerbeſit,

t

| |

. Om te kennen,

34-

.

ſaken zijn. Indien men een perſoon ſiet, wien het -

geoorloft is de vermakelijkheden desvleeſch, de weelden der ſmaek, en der andere ſinnen te genie

: | |

| | | ||

ten, en dat hy gewillig ſich daer van onthoud, om te meerder Godt te behagen, deſe doet een mira kel, omdat hy een ſaek doet die de natuur te bo ven gaet: gelijk ook hy die rijkdommen heeft, -

-

• •

* *

wettelijkerwijſeverkregen,en ondertuſſchenhaer

-

r

niet wilt gebruiken,noch ſich daer van dienen,dan ſlechs tot de enckele noodſakelijkheit,levende rijk | alsofhy arm was, dit is een groot mirakel in onſe | tijdt: gelijk mede, wanneer een perſoon volgens ſijnenſtaetbequaem gedient en geeert kan zijn, en dat hy deſeeeren en dienſten verſmaed, om Jeſum Chriſtum na te volgen, liever hebbende onbekent te blijven, en ſelfste dienen, dan gedient te wor den. Alle deſe dingen zijn mirakeleus, om dat ſy tegen de natuur ſtrijden, en haer overwinnen.

Alle deſe waerachtige mirakelen zijn te wen k

f

f

t

ſchen,en verdienen wel naeuw onderſocht te wor den, en wanneer men die in een perſoon kan vin den, ſo moet men geen andere mirakelen van hem

eiſſchen, om dat geheel fijn leven dan vol mirakelen en krachtige deugden is. Menſalgewis in ſoo danigen ziel alle de vereiſſchingen der liefde vin den, welke de H. Paulus beſchrijft. Ik


Wat rechte Mirakelen zijn. #

35

Ik heb in alle deſe ſaken wat breed gegaen, op

# dat gy naderhand, mijn Heer, beter uwe maten # moogt nemen, om te onderſcheiden en te weten

# waerde geeſt Godts zy; en datgyu niet ſoud la

g ten bedriegen door valſchen ſchijn, ſtaet makende is vanuitwendige mirakelen, die alleen dongeloovi 'r ge en onwetende dienen. Het is niet dat ik de * waerachtige mirakelen uitſluiten wil van de zielen |

» die Godt beminnen, want ſy ſouden er voorſeker

3 tegenwoordig in deſetijt ſoovele doen, als d'A poſtelen in haer leven gedaen hebben, indien ſulks # niet en noodig was voor de eere Godts, die altijt den willeſal doen van degene die hem lief hebben º op alle tijden en alle plaetſen. Maer ik heb allede

ſe dingen geſeit, om u te doen ſien, dat het de min ſte genade is, die Godt in deſe weereldaen een ge trouw gelovige ziel bewijſt, dat ſy hebben de gave * der Prophetie,ofvan mirakelen te doen, en dat de

ſe dingen niet geacht moeten worden ten aenſien van het geloove en de liefde, die de zielen met

Godt vereenigt. Deſe doen waerachtige mirake len, ontrent de zielen van haren naeſten: ſy geven haer weder het geſicht,de geſontheit,en het leven. En met deſe Philoſophiſche ſteenen, van een le

vendig geloof en liefde, doen ſy deſe aerdſche zie len veranderen in ſuiver goud der goddelijke lief de... Het zijn deſe waerachtige mirakelen die ge ſchieden ſullen in deſevolheit destijts,om de krag

ten des H.Geeſtes tebeproeven door de geneſing - -

- -

-

-

C 2

-

-

-

--

-

der


36 Om te kennen, wat rechte Mirakelen zijn. der zielen, die ſonder vergelijkking veel waerdiger zijn dan de ſterflijke lichamen. Soo dat iku bid,

mijn Heer, niet meer te gelooven, dat een ziel niet onmiddelijk onderweſen kan zijn door den H Geeſt, en den ſin der Schriftuuren niet kan weten,

ſonder die geleſen, of van de menſchen geleert te hebben, niet meer dan nadeſen uitwendige mira

kelen te begeeren, vreeſende den H. Geeſt onge lijk te doen, en Godt te verſoekken. Neemt veel

eeraen met dankſegging, de lichten welkeGodt heeft doen voortkomen in deſe weereld van ver

keertheden; en fuigt den melk van de goddelijke wijſheit, ten einde gy een der ſuigelingen moogt zijn, die den lof Godts moeten vervullen. Dit is,

dat ſyuwenſcht, die ſich noemt, . Mijn Heer,

Uwe ſeer ootmoedige Dienares, in Amſterdam, den

t_A. B.

7. Septem. 1668.

DER


37

d: gº

DER DE

BRIEF.

ené

m# Aeneengroot Godts geleerde, over verſcheide vragen,

ºf tºt

welke hy deedom verklaring te hebben in ſijnenvijf felingen enſvarigheden, van dat menſelde het ſcha

#

delijk te zijn, dat een waarachtig Diſcipel Jeſſe

g:

Chriſti vaſt was aen een byſondere Kerk, en van dat

teſ

menſeide, dat ergeen rechte Chriſtenen meer op aer

idt

den waren, als ook van dat men ſooveleperſoonen hoortſeggen, dengeeſt der Prophetie te hebben, daer

Wii-

#

ſj ondertuſſchendikwils malkander tegenſpreken,en

º

dat hare levens inderdaed niet over een komen met die van de Propheten Godts: op alle 't welkenaeuw keurig geantwoordis, in verſcheide Brieven aenden ſelfdenperſoon,

k,

Dat een recht Chriſten in degemeinſchap aller Heiligen is.

#-

Mijn Heer,

I K heb den uwen van den 28 deſer maentont Ifangen,waeruit ik verneem,dat gy eenige moe jelijkheyt hebt, om den ſin te verſtaen van iets in

eenige van mijne my vraegt:

ſchriften begrepen, en dat gy v

Vooreerſt, hoeikden inhoud verſtae van den

$ Briefonlanx aen den Heerde Labadiegeſchreven, -

-

-

- - -- - - -

C

-

3

aen


38

Eenrecht Chriſten is algemeen.

aengaende dat er nu# kerkken in de weereld zijn, die beſtiert worden door den H. Geeſt? Ten tweeden, ſegt gy my; dat het noch veel vremder ſchijnt, wanneer ik in eenen anderen

ſchrijf. Dat er geen waere Chriſtenen meer op aerden zijn. En ten derden, vraegt gy my; wat men moet

denkken van ſoogrooten menigte der Propheten, die huidenſdaegs opſtaen? met eenen vragende; welke de merktekenen en onfeilbare blijkken mo- |

genweſen, om haertekonnen onderſcheiden, of | ſy uit Godt zijn of niet? Om daer

# te voldoen, ſoo koom ik met or

der u antwoorden; eerſt ſeggende, over den Brief |

aenden Heerde Labadie geſchreven: Dat uw by- |

# niet over een komend is, met denin- | oud van den Briefby my geſchreven; aengeſien gy ſtelt, dat ik daer in geſchreven ſou hebben, dat geenewaerachtige dienarenChriſtikonnengebon den zijn aen dendienſt eenes Herders overeenige byſondere Kerk. Waerontrent eenig miſverſtand is, in het leſen van mijnen Brief; ofwel in d'overſetting van den uwen myter hand geſtelt om dat ik noit gemeent heb te , dat geene waerachtige dienaren Chriſti konnen gebonden zijn aen eenige Kerk, door dien ſy alle moeten gebonden zijn aen een -

#

heilige waerachtige Kerk,die de Bruid Jeſu Chriſti is, opaerden met ſijnen geeſt vereenigt levende, -

Cl!


Een recht Chriſten is algemeen.

39

en dat er anderſins geen quaet kan zijn in den dienſteenes Herders uit haer ſelven, nadien Jeſus Chriſtus ſelfs ſich een Herder noemt, en dat hy mede eenige op aerden ingeſtelt heeft, om het voedſel aen fijne kinderen te bequamertijt te ge ven, en ook haer geſegent, welke hy ſou waken de vinden over ſijne kudde. Hy heeft mede tot ſijnen Apoſtel, den H. Petrum, geſeit; weid mij ne ſchapen: met ſoovele andere paſſagien, die ge noegſaem te kennen geven, dat de herderlijke ſtaet van Jeſus Chriſtus ſelfs is ingeſtelt, en bygevolg niet quaet in ſich ſelven kan weſen. Maer ik be lijde geſchreven te hebben aen den Heerde Laba

die ingevalhy een waerachtig dienaerJeſu Chriſti is, dat men beklagen mag dat hy blijft vaſtgebon den aen eenige byſondere Kerk, &c. Ik heb reden genomen om hem dit te laten we ten,van dat ik hem eenmaelaen Godtaenbevelen

de, hem ſag in den geeſt, als gedrongen om ſijne Kerk te houden, die willende gelijk ver beteren en herſtellen: 't gene my deed oirdeelen, dat hy ſijn moeite verlieſen ſou, aengeſien ik al overlangen tiit van Godtswegen gekent heb, dat alle de ſtoffelijke Kerken, of vergaderingen, ſoo

#

danige die nu in de weereld gevonden worden, al le zijn verdorven, en geenſins door den H. Geeſt beſtiert.

-

-

-

Hierom ſoud ik geern alle de gene die Godt

ſoekken willen vermanen; ſich niet langer op te C 4

hou


40 Eenrecht Chriſten is algemeen. houden in 't Reformeren van deſe Kerkken, en

vergaderingen; dewijl Godthaer alle wilt uyt roeien, gelijckſy alle van hem zijn afgeſcheiden, geſticht zijnde op de gevoelens der menſchen, en niet op d'Evangeliſche waerheit,ofſchoon een ſoo # getalden naem en tijtel willen dragen van eilige Kerkken, of heilige vergaderingen. Daer is niet meer in haer dan een borgerlijke en politijke geeſt, die gantsden geeſt Jeſu Chriſti om verre werpt; en dierhalven is er niet meer terefor

meren of te herſtellen, aengeſien alle de Reforma tien welke men heeft gedaen,ofnoch wel ſoukon

-

nen doen, niet meerder zijn dan een veel grooter difformatie of miſmaking van den Evangeliſchen die geheel eenvoudig en is; daer eſe uitwendige Reformatien niet doen dan meer der valſheit en geveinſtheit baren, in den geeſt der gener, die gereformeert voor de oogen en het oir deel der menſchen willen ſchijnen. Hierom ſeg ik, dat degene die trachten waerlijk Godt te behagen ſich ernſtelijker moeten begeven tot na hare eige

#

#

ne volmaektheden te ſtaen, dan tot het Reſorme

ren van Kerkken of vergaderingen. Omdat het verderfalgemeen zijnde, daerin niets te herſtellen kan vallen. Het is tegenwoordig een ongeneſelijk quaet, en detijt,dien wy noch overig hebben, is ſo kort,dat men diennaeuw'lijks genoegſaemſalvin den om ſijne ſonden te beweenen,nevens de blind heit waerin men tot nu toe geleeft heeft, daar al A

ler


Een recht Chriſten is algemeen.

41

lerhande qualen tot op den hoogſten top zijn ge ſteigert, die het oirdeel over de menſchen gehaelt v

hebben.

d'Algemeene quaden, hebben d'algemeene roe den voort-gebragt: ſodat er niets meer is te doen, als tot Godtſijnen toevlucht te nemen, met oot

moedigheit des herten,yder in 't byſonder op ſijne borſt ſlaende; ten einde hy mogt behouden blij ven van den ſchipbreuk die over onſe ſondige hoofden hangt. Maer de Duivel, ſiende dentijt ſoo kort, verſoekt tegenwoordig de vroomſte lie den doorden vver van Reformatien en herſtellin

gen, ten einde hy haer aftrekken mogt van hare

eigene volmaektheden, de ſelve beſig houdende met genees-middelen te willen toebrengen aen de lichamen die gants verrot en verdorven zijn,onder

de hoop van die te konnen geneſen, of haer het le ven te geven. 't Welk een mirakelſou zijn, alleen in Godesmacht ſtaende, dieſonder twijfel het le

ven aenſijneKerk wederſal geven,uit den aſch van ſoo vele andere, welke hy welhaeſt voor onſe oo gen ſalgaen verwoeſten.

Siet hier alles wat ik heb willen ſeggen, door mijnen Briefaen den Heer de Labadie geſchreven, geloovende u voldaen te hebben op uwe eerſte vraeg, u latende overdenkken,of het wel mogelijk ſou zijn,dat in onſen ellendigen tijt,daer het quaet algemeen heerſcht, en het meeſte deel der men

ſchen vaſt zijn aen den Duivel, of in ſoodanigen C 5

-

gele


42

Eenrecht Chriſten is algemeen.

gelegentheit , ſeg ik, de H. Geeſt eenige vergade ringen ſoukönnen beheerſchen, aengeſien ſy alle

beheerſcht zijn van perſoonen door meerderheit van ſtemmen verkoren. Sonder twijfel dat de

booſe daer altijt de verkieſing doen, als in meerder getal dan de goede zijnde, en dat de Duivel altijt de fijne verwekt, om eenige booſe perſoonen te verkieſen tot overſten van de vergaderingen te weſen, op dat hy door de ſelvige daer ſou mogen heerſchen : of hy ſal wel eenen van goeden wille verwekken, om hem af te trekken van ſijn eigene

volmaektheit of ſaligheit. Alle goede oirdeelen, zijn bequaem dit# te beſliſſen.

Maeraengaendeuw tweede, 't welku ſoover wondert maekt van in eenige andere mijnerſchrif ten te ſien, dat ik ſeg; dat er geen ware Chriſtenen meer zijn: en dat, ofſchoon men de verlichtſte onderanderen verkoos, die noch ſoo wijd zijn, in

haer leven en leere, van die van Jeſus Chriſtus, als de Hemel is van de Helle. Ik ſou wel willen de ſelfde woorden ſien, welke

ik gebruikt heb in het geſchrift, dat gy van my af komende geleſen moogt hebben, ten einde ik u naeuwkeurig op die ſelfde woorden konde ant woorden, welke ik niet gedenkkende, ſooſegen beveſtig ik; Dat er geen waere Chriſtenen meer op

# zijn: dat er niet een meer is, die Godt

waerachtiglijk kent. En indien deſe waerheit u ontſet, dat is door dien de menſchen ſooſeer# €


Eenrecht Chriſten is algemeen. 43 deſe gevoelens vervremd zijn, en niet genoegſaem doorgrond hebben, wat het is een waerachtig Chriſten te zijn,of Godt waerachtelijk te kennen. Om dat ſy alleen hooren na de redenkavelingen der # ; en de van yder onder haer bygebragt op deſe vraeg, ſonder aen haren

#

ſprink-bron en oirſpronk te komen, noch die tot

de grond t'onderſoekken, om te weten hoe een menſch ſich moet dragen, en wat hy moet nako men, om een waerachtig Chriſten te zijn: Ook niet doorgrondende, wat voorhoedanigheden hy onfeilbaerlijk moet hebben, die waerachtiglijk Godt kent. En dus verwondert men ſich, in ſoo algemeene woorden te hooren, die al de weereld

ſchijnen te verdoemen, maer indien men de wegen

Godtswelverſtont, yderſoudatoirdeelenwaer achtig te zijn. -

(t

Indien gy,mijn Heerde H. Schriften wel leeſt, ik geloof, dat gy't ſult vinden gelijk ik ſeg; om dat de ſelfde Godt die tot de Propheten in voortijden geſproken heeft noch denſelfden ſtijl van redenen

# in de zielen, die in onſentijt ſich aen hem ebben overgegeven. Men moet ſich niet ontſetten, van de waerheit te verſtaen; maer veel eer van dat men die tegen woordig ſooſelden verſtaet: maer het ſchijnt, dat Godt

# volk heeft over gegeven aen dengeeſt

derdwaling: want de waerheit, die beriſpt, is ner

gens welkom,ydereen verſmaeddie, in plaets# aCT -

-

- -

--

-

-

-

s


Eenrecht Chriſten is algemeen. haerte achten. Ik weet wel hoe ik moet ſpreeken met Godt, maer ik ben niet ſeer wijs om tot de

menſchen te ſpreeken: om dat men de woorden dan wel dient uit te ſoekken, om niets te ſeggen,

dan't genehaer aengenaem is: engewoon zijnde met Godt te handelen, in eenvoudige waerheit, ſor

ſoude ik wel moeite hebben in van die gewoonte af te wijkken, om my nadendrift dermenſchen te ſchikken.

-

Indien Jeſus Chriſtus wel gevat wierd in ſijne

woorden door de Phariſeen, het ſou geen wonder zijn, dat men myvatten kon,in die ik van ſijnen't

wegen ſegge. Ik was geſintuklaerlijk te doen ſien, hoe dat er geen ware Chriſtenen meer zijn, en ook demerkteekenen, om de valſche Propheten t'on

derſcheiden,door goede redenkavelingen en waer heden, ſooklaer als de Son: maer ik vrees dat deſe

ſpijſète krachtig ſou zijn vooruwe mage, en uw mogt ontſtellen of ontruſten; hierom ſal ik uwe geſtaltenis daer toeverwachten, u biddende mijne ſchriften wel te herleſen, om den rechten ſin mij

ner woorden te verſtaen, en niet eenige woorden raeuwlijk te nemen,ſonder al het overige doorloo pen te hebben, en onderwijl ſalik my noemen, Mijn Heer,

Owe ſeer ootmoedige Dienares, in Amſterdam, den

3o Maert, 1668.

A. B. -

VIER


45 VIERDE

BRIEF

Aendenſelven: dat hy de gevoelens die van God kg men niet moet verſmaden, hoewelhy iet diergelijcks noit mogt verſtaen hebben, Mijn Heer,

I Ndien gy vinden moogt in mijne ſchriften, ee nige gevoelens, welke gy noch noit hebt ver ſtaen, beriſpt die daerom niet, maer bid veeleer Godt,omden invloed des Hernels te hebben.Gaet

ook niet met de menſchen te rade, want ſy zijn alle blind in de werkken Godts: maer gaet in de vertrek-kamer uwer ziel, om aen den Vader der

lichten te vragen, of de redenen, welke ik geſtelt heb, niet zijn voortgekomen van hem, en hy ſalu antwoorden.

-

Indien er nochtans eenige ſaek was, dieuſcheen te ſtrijden met de H. Schrift, en dat de dauw des Hemels u noch niet gevallen was, omden waer

achtigen ſin daer van te verſtaen, ſooſult gymy altijt dien konnen vragen, en ik ſalu antwoorden, wanneer dat maer mag zijn in vreden, en ſonder

twiſt geſchillen, daerikeenvyandin van ben: en ik wil ook geen zijde kieſen met eenige gevoelens

van menſchen,latendeyderovervloedig zijn inha ren ſin, tot dat Godthaer bewogen mag hebben, p

- --

om


-

."

e

46 Dat de gevoelens van God niet te verſmaden zijn. om na de waerachtige waerheit te wenſchen; en danſalik haer verklaren, ſooveel als ik ken, en ſy ſullen willen aennemen. Want ik tracht hier ner

gens na: ofinen my gelooft of niet, ik krijgedaer noch voordeel noch ſchade van. Eenygelijk moet ſoekken 't gene hem goet is,en niet de menſchen te

behagen of aengenaem te zijn. Godt biddende, dat hy u wil vervullen met ſijnen H. Geeſt, blijf ik, Mijn Heer, Chve ootmoedige Dienareſſe. in Amſterdam, den

A. B.

1o. April, 1 668. -

VYFDE BRIEF. Aen den ſcifden : dat Godt noit iet van den menſch

heeft geeiſcht. als dat hy met ſijnen willehem ſoude aenhangen, en dat alle andere Wetten en Geboden Godts alleenlijk voortgekomen zijn uit de ſondender menſchen : want Godt heeft de menſchennoit ſ.vare

laſten op de ſchouderen gelegt, maer hareſonden heb ben die op haargehaelt. Mijn Heer,

»

' -

I Kheb uwen tweeden ſonder datum ontfangen, en daer doorverſtaen, dat alle ſpijſe van Godt voort


Dat Godt niet dan een eeniggebodt, &c.

47

voortkomende, u aengenaem ſal zijn, 't zy het

melkofvaſter ſpijſe mogt weſen. Indien uwege ſtaltenisſoodanig is, ſoo dank ik Godt, uitoirſaek

#

dat ſeer weinige perſoonen gevon den worden, die geſtelt zijn om de waerheit t'ont fangen,ofſchoon ſy van Godt voortkoomt. Yder

een vervult zijnde met eigene beelteniſſen, wen

ſchen niet dan dingen te hooren die haer begunſti en; en ſoohaeſt als de waerheit hare beelteniſſen

# , ſoowijkkenſy daer van af, ofſtooten te gen deſe ſchoonewaerheit, die Godtſelfis. En de wijl gy my verſoekt en bid, op twee ſtukken te

antwoorden, welkoikopuwen voorgaenden heb nagelaten, ſooſalikin vertrouwen dat doen, ſoo veel Godt my daer licht toe geeft, u doende ſien, hoe daertegenwoordig geen waerachtige Chriſte nen meer zijn, en wat kenteekenen ik neem, om de waerachtige Propheten van de valſche t'onder ſcheiden.

Om dit te doen, moet men de dingen in haren oirſpronk nemen, en wel aenmerkken van den -

aenvank der Schepping des menſchen, wat ſaken op dat men moge ſien, waerom en hoe men een waerachtig Chriſten moet zijn. Om tot de ſaligheit te geraken, ſie ik dat de menſchen verſcheide wegen inſlaen, om de ſelvige uit te werkken. De Rooms-geſindever

'Godt van hem heeft geeiſcht ;

, ſekerenſich op de Sacramenten, de Gereformeer

de op het geloof dat Jeſus Chriſtus alles voorhaer VeL


48 Dat Godt niet daneeneeniggebodt verdient heeft: de Joden, op de werkken der Wet,

en dus alle de andere: ygelijk ſmeed ſich een mid del tot fijne ſaligheit, na ſijn eigen inbeelding, en niemand koomt (namydunkt) tot de kennis van de rechte waerheit.

Want d'een ſeit, het lichaem Jeſu Chriſti te heb

ben: een ander ſeit, den geeſt Jeſu Chriſtite hebben: en d’ander ſeit, de Wet Godts te hebben; daer ondertuſſchen noch deen, noch d'ander fich

waerlijk aen Godt hebben overgegeven. Want indien het lichaemChriſti in de eerſte was,daer ſou

ookſijnen geeſt zijn, diehare zielen ſou levendig maken, en haer aftrekken van degenegentheden deraerde, waeraen ſy ſoo naeuwgebonden zijn. En indien de Geeſt Jeſu Chriſti woonde in de tweede, hy ſou daer ook de ſelfde werkking doen, mede de Wet Godtsſoude doen, die gebied, em van gantſcher herten te beminnen : maer menſiet inderdaed niet deſgelijk,om dat alle menſchen ſich tot haer eigen belang, eigen vernoeging of eigen overlegging,zijde verkieſende met het gene, daer hare herts-tochten beſt toege neigt zijn, en niet met hetgene de verheerlijkking Godts betreft. En ondertuſſchen wiltyder ſijnen wegen ſijne ſaligheit verſekert houden, ſonder te doorgronden het gene weſentlijk tot de geſeide ſa ligheit noodig is, alleſins de middelen voor het

#

#

eindenemende, ſonder oit tot te kennis van de we

ſentlijke waerheit te komen. Het is wel te bekla 3en,


. . . aen de menſchen gegevenheeft.

'49

gen, dat men ſoogrooten verblindheit ſiet, daer yder ſich meent klaer ſiende te zijn, en het licht te hebben, in ſoo dikke duiſterniſſen; waeruit ik

Godt bidde, dat hy haer wil trekken door de hel derheit ſijner waerheden.

Siet hier, mijn Heer, het licht dat Godt my geeft over het eerſte deel. Ik begrijp, dat hy noit aenden menſch, dan een eenig weſentlijk gebod heeft gegeven; 't welk was dat hy ſich moeſt er kennen,in alles wat hy was en beſat, onderworpen te zijn aen den Schepper van alle deſe dingen. Hy gafaen Adam de heerſchappij over de aerde en de hooft-ſtoffen,over de Boomen,Planten,en vruch-

ten; hy onderwierp hem ook alle de Beeſten der Aerde, der Zee, en der Lucht, met alle de andere

ſchoone en goede dingen, welke Godt hadt ge

ſchapen tot het gebruik en vermaekdes menſchen: Alle het welke hywettiglijk kondegenieten, wan neer nochtans de # altijt erkende, dat hy en

alle deſe dingen van Godt af quamen, en dat hy noit iet onafhankelijk ſichſelven had toegeeigent, maer alle deſe dingen enkelijk genoten, als een

, huurder of begunſtigden van ſijnen Heer: en ten eindehy niet in onwetentheit van deſe ſaken mogt vallen, ſoo wilde hem Godt een uitterlijk teeken , geven, waer door hy kon gedenkken aen de vor

ſ

ſy

plichting, dien hyaltoos had, tot dit van hem te

hangen: daerom verbied hy hem, niet te eten van

eenen Boom in den Hof, #hy hem ingeſtelt had. -


3o

. Dat Godt niet dan een eeniggebodt

had. Niet dat Goddeſe vrucht mogt noodig heb ben, maer alleen op dat Adam altijtſoubetoonen, doorſicht onthouden van deſen Boom, dat hy in

alles van ſijnen Godt wildehangen, die hem alle dingen gegeven had. ' Dit eenigſte gebod is in Adamaen alle menſchen even, en noit ſou Godtaen iemand in 't byſon# anders geboden hebben, dan alleen dit van hem aen te hangen, door middel van 't welkeyder een met vermack had konnen genieten, alles wat Godt voor hem geſchapen had. En gelijk Godt

onveranderlijk is, ſookon hydeſeinſettinginſich noit veranderen, en noit iet anders eiſſchen van alle

menſchen die uit Adam geboren zijn en geboren ſullen worden. Hy heeft haer alle geſchapen, om ſijnen luſt met haer te nemen, en niet om haer aen ſtrenge en moeielijke wettent onderwerpen, noch

haer ſijneſlaven te maken onderden laſt van verſcheidebevelen of geboden, hen niet dan een eenig -

evende, ten eindehy doorliefde altijt de weldaed # erkenneren datdeſe kennis hem gant ſchelijk in alle dingen aen hem alleenig doe #

# hy alles van hem heeft verkregen,

et

ſen, het leven, het lichaam en het verſtand, de ziel, en de eeuwigheit, welke hyverwacht. Gyſult my miſſchien ſeggen, mijn Heer, dat

Gadt aenden menſch meer dan een gebod heeft gegeven: want hy heeft hem bevolen ſijn Brood

te winnen in 'tſweet ſijnesaengeſights, en ook de ande


aende menſchengegeven heeft. 5r ch andere geboden aen Moſes gegeven, met ſoovele leſ -

vi

ſoo moeielijke en laſtige Ceremonien, die Godt voor de Joden heeft ingeſtelt, en noch naderhand, wanneer Jeſus Chriſtus ons de Wet des Evangeli ums heeft gebragt,die ſoo ſtreng en ſtrijdig ſchijnt tegen de natuur, ſoovele raed-gevingen eng den die voor ſommige ondragelijk ſchijnen,en on dertuſſchen komen ſy al van Godt, volgens het ſeggen Jeſu Chriſti ſelfs, als hyſegt, niet te leeren, dan 't genehy ontfangen heeft van den Vader, die Godt is. Waeropikantwoord, dat Godt waer

lijk alle deſe bevelen en geboden gegeven en inge ſtelt heeft: doch dit is alleen geweeſt door toeval van onſe ſonden, om den menſch te doen ſten, dat º

i

hy was afgeweken van aen ſijnen Godt te hangen, en hem de middelen te # om hem daer

toe te doen wederkeeren. Want Godt heeft niet

noodig, offeranden noch brand-offeren, penitenci

noch doodingen, maeronſeſwakheit en onweten; heit had ſeer wel alle deſe dingen van nooden, om den menſch fijne gebreken te doen ſten, en om de middelen t'ontdekken van weder te keeren tot

duſdanigaen Godt te hangen.

-

Siet hier waerom, als Adam, om ſich te willen ontſlaen van aen Godt te hangen, van de vrucht

had gegeten die hem was verboden, Godthem

vraegdewaerhy was, op dat hy ſichſelven weder erkennen mogt, en overdenkken, waer van hy ge weken en waer na toe hy gegaen was doorſijne *- -

--

- -

- -

- -- - - - - -

2

.

ſonde;


v

Dat Godt niet dan een eenig Gebodt ſonde; 't welk erkent zijnde, ſoo gaf hem Godt het tweede gebod, dat hy ſijn Brood ſoude win

'52

nen, in 't ſweet ſijnesaengeſichts.

-

En dit tweede gebod wierd aen alle menſchen

gegeven in Adam, ten einde een yder van haer mogt erkennen d'ellenden, waer in dit niet aen Godt te hangen haer had gebragt, van de aerde te bebouwen,en den vloek der ſelver te lijden,nevens dien van alle de andere ſchepſelen, die opgeſtaen

waren tegen den menſch, ſedert dat hyaen ſijnen Godt te hangen verlaten had,om dat van te voren die alle hem onderworpen waren. Alle deſe ſmer

ten en moeielijkheden wierden van Godt ingeſtelt ten einde de menſch niet meer miſbruiken ſou de weelden en de ruſt waer in hyeerſtgeſtelt hadt ge weeſt, en dat de ſorg en de ſmerten hem # verplichten weder te keeren tot ſijnen Godt aen te

hangen, daer de weelden en ledigheit hem hadden

doen afwijkken. Waer uit volgt, dat dit tweede gebodt godts niet onmiddelijk van Godtkoomt, maer het is toevalliger wijſe gegeven, uit oirſaek

*

van de ſonde, door de groote liefde die Gódt den menſch toedraegt. Hy wilde hem niet laten ver loren gaen; gelijk hy wel had verdient: maer hy geeft hem alleenigeen wet, waer door hy kon we derkeeren tot ſijnen Godt aen te hangen. Doch dit ondankbaer ſchepſel, in plaets van met liefde deſe wet te omhelſen,als het waerachtig middel om weder tot ſijnen Godt tekeeren, ver On


EEA2 PE

-E -

-

aende menſchen gegeven heeft.

-

53

onachtſaemt die, ſich # begevende tot ſijn ruſt en weelde te nemen, in plaets van ſijne peni tencij te voldoen, keert noch allenxkensſooverre van dit aenhangen af, dat eindelijk alle demen ſchengants hadden vergeten aen haren Godt meer te hangen, om haer vermaek te nemen met de

aerdſche ſchepſelen, afſtant doende van haregod delijke waerdigheden, beeſtachtigh wordende ſchier als de Beeſten, die Godt niet kennen , ſich begevende tot Afgoden-dienſt, tot moorden, tot ſteelen en meer andere grouwelijke ſonden,ſonder die te kennen ofdaer voor te ſchrikken, gants ver-

blind zijnde, en de ſonde indrinkkende als water. -

Dan is onſe Godt wedergekomen voor de der demael, door fijne groote barmhertigheit, om wetten aen de menſchen door Abraham te geven; ten einde ſy de geſeide ſonden hadden mogen ken nen, door middel van deſe wetten, en mede daer

uit komen, teneinde ſy weder mogten keeren tot Godt aen te hangen,dien ſy verlaten hadden. Hen wierden ook veelvoudige Ceremonien ingeſtelt, om hier weder geduurigaen haren Godt te doen' denkken, en haer af te trekken van quade werkken, waer in ſy ſooſeer hadden beſig geweeſt tot ver derfharer zielen. Godt had allé # dienſten noch

deſe Ceremonien niet van doen, maer ſy waren noodſakelijk voor de ſwakheit van hare natuuren,

3 die een vaſte gewoonte in de quade bedrijven ge

kregen hebbende, daer niet wederkondenafwijk -

-

D 3

ken,

-


4

Dat Godt niet dan een

#

# , ſonder geduurig in heel andere oefeningen beſig te zijn. Waer door men ſiet, dat de geboden en meer andere Kerk-plichten doorMoſenofdan

dere Propheten gegeven, niet wel weſentlijk van Godt zijn gegeven,maer door de ſonden der men ſcher, voortgebragt; en van Godthaergegeven als lichten # verblindheden, oſgenees-mid delen tot hare krankheden, om haer te doen we

derkeeren tot de eerſte geſontheit van haren Godt aen te hangen, en geenſins tot overlaſting van wetten, omdat God is geheel liefde, geheel ſoet heit en verlichting. Hy gebruikt altijt ſijnegoet heit en barmhertigheit ontrent de menſchen.

't Welk in de hoogſte volmaektheit wel heeft ebleken, wanneer het hem heeft belieft de Wet

# Evangeliums te geven. En ſiende dat de Joden ('t welk ſijn Volk was) de Wetten en inſettingen hadden veronachtſaemt of verſmaed, welke Godt

haer door Moſen gegeven had, hebbende het aen hangen van haren Godt verlaten, om haren luſtte nemen in d'aerde, en daer de vermakelijkheden en

deeeren deſes levensteſoekken, volgende hare ei geneinſettingen, in plaets van die welke God haer # had, die als vernietigt waren door d'over everingen der menſchen, ſoo dat deſe Wet ſelfs, die haer moeſt dienen tot middel, om weder tot

Godt tekeeren, hen daer van aftrok, en 'tgene haerdienen moeſt tot genees-middelen voor hare zielen, henverſtrekte tot ſenijn om haar te vergif -

tigen,

k

f


t

aan demenſcheng tigen, en 'tgene

heeft.

-

# weſen, op #

einde niet was dan bygeloovigheit en geveinſtheit; doende uitterlijk de werkkender Wet, ſonderim

wendig beſneden van herten te zijn, nochlaenden willeGodtste hangen. Soo dat Godt, ſiende, dat ſijn volk hemgants had verlaten, en dat het niet meer danaenſijnen igenen wil wilde hangen, beſloot tot een laefte -

# te bekleeden met de ſelſdena

tuurder menſchen, teneinde haer beter weder te brengen tot hem aen te hangen, hen doende ſien hare afvallen en afwijkkingen, waer door fy van haren Schepper afgedwaelt waren, en ook hen ver

#

elen, door welke fy konden we

der keeren tot hem aen te hangen.

Tot defe ein

den heeft hy ſich een menſchelijk natuurlijk li chaem geſchapen, eveneens als het onſe, om ons

taſtelijken volgens onſeſinnen alle dingen naeuw keurig teleeren, welke wy doen en laten moeten: niet meer door ſtemmen, ofdonde

,ofvyer

en brandende vyer-boſſchen, gelijk hy ten tijde Moſisgedaen had, maer door een menſchelijk li chaem gelijk als het onſe, op dat hy ſich mogt doen ſtenen taſten, met ons verkeeren, en ons on

derwijſen, alſoo veel door daden als woorden, de

noodige middelen, om ons weder te doen beke men dit aenhangen van Godt, 't welkwy hadden verlaten, om ons t'onderwerpen aen onſeeigene

willens, Deſegoddelijkegoetheit, ons ſiende inſo ,

D4

dikke


56 Dat Godt niet dan een eenig Gebod dikke duiſterniſſen,koomt ſelfs ons het licht bren

gen, en ons opwekken om uit het bedde des doots op te ſtaen, op dat wy niet ſouden om komen. Hy koomt ons by de hand nemen, om ons weder tot onſen waerachtigen Vader te geleiden. Kan men wel grooter liefde vinden, dan die onſe Godt ons hierin beweſen heeft? het ſchijnt dat ſijnegoet. heit niet hooger kan ſteigeren. Wanneer Godge ſien heeft, dat ſijn volk hem had verlaten, en de

Wet miſbruikt, welke hy haer door Moſengege ven had, ſoo quam hy in de weereld, om deſe Wet te vervullen, haer veel ſoeteren vriendelijker ma

kende, ten einde de menſchen te gewilliger ſich daertoe mogten gewennen. Hy ſprak niet meer

tot haer door het werktuig van Moſes,of van dan dere Propheten, die niet dan enkelijk menſchen

waren, en noch verſcheide gebreken in haer had den; maer hy ſchiep naeuwkeuriglijk een gants byſonder menſchelijk lichaem, 't welkhy met ſij

negodheit vervulde, ten eindehy doorſijne wijſ heitſèlfde menſchen ſou onderwijſen, met ſulken ſtiptelijkheit, dat geen van haeroit met waerheit

ſou konnen ſeggen, dat Godt hen te kort was ge

:

bleven ingenade en middelen om haer tot hem te trekken, en te doen wederkeeren tot hem aen te

hangen, wanneer ſy hemſoo leelijk verlaten heb w

ben, byſonder de Chriſtenen die de wijſheit godts geſien en gehoort hebben door het lichaem Jeſu Chriſti, als het eigen en volmaekt werktuig, om ſijnen *

'.

1

-

-


aen de menſchen gegeven heeft. -

57

ſijnen willeaen de menſchen bekent te maken, en

hen hare dwalingen teleeren kennen,en de midde

len en wegen te vertoonen om weder tot haren Godt tekeeren,en de ſelfde bequaem te maken tot ſijnen luſt met haer te nemen, dewijl dat het einde

is, waer toe hy haer heeft geſchapen. Sijn wel-bemint volk was van hem afgeweken, en wilde niet meer aen ſijnen willehangen, maer

yder een bouwde op ſich ſelven, als ſchepſelen die d'oppermacht hadden,en onder niemant ſtonden:

want die rijkdommen had, verhieffich in groot heit, en ſchikte daervan als over ſaken die hem ei

gen waren, die beſteedendetot vervulling van ha re eigene willens, en natuurlijke genegentheden, ſondert erkennen van wie hem deſe rijkdommen

quamen, meer beminnende de gave, dan denge ver. En d'andere perſoonen, die wijſheden en ver ſtant hadden, gebruikten ook de als eige

#

naers, ſich meerder dan anderen achtende, en ha

ren geeſt en verſtant aenleggende die om rijkdom men te bekomen,deſe om vermakelijkheden,dan

dere om eeren, ſoekkende glorij by de menſchen te behalen, ſonder acht te ſlaen, dat alle hare we tenſchappen van Godt aſquamen, aen wien ſy daer van wel naeuwe rekening moeſten doen. Ee

nige andere perſonen begaven ſich tot de weelden en vermakelijkheden deſes levens, de ſelfde haer

toerekenende, en hare gevoelige ſinnelijkheden

volgende gelijk de Beeſten, ſonder te gedenkken, te

• ,

D 5

dat


58 Dat Godt niet dan een eenig Gebod dat dit leven een tijt is van boete, en dat fy geſcha pen zijn tot geeſtelijke weelden, en niet tot deſe

lichamelijke en aerdſche. En dus met alle deove

rige menſchen, ygelijk maekt eenen Afgodt van ſijn eigen ſinnelijckheit, geenſins meer kennende Godt aen te hangen: maer ſy beſtieren ſich alle, als oppermachtige over alle 't gene ſy van hem hadden ontfangen; waer inſy dehelend'eeuwi ge

## verdient, om de weldaden

van haren Schepper vergeten te hebben.

MaerJeſus Chriſtus, dat lichaem van Godt ver vult, koomt niet om haer te verdoemen, maer om

haer het licht te brengen,ten einde ſyhare dwalin gen ſouden erkennen en ook meteenen de midde len ſien, om weder te konnen keeren totaen haren

Godtvaſt te hangen, 't welk ſy ſoo loſſelijk om ſo geringe ſaken verlaten hadden. Hy grijpt haer by de hand, engaethaervoor, haerſeggende; Ik ben de weg, die my volgt ſal het #. Men beeld ſomtijts ſich ſelven in, dat Jeſus Chriſtus ons een harde en moeielijke Wet heeft gebragt, als ofGodt door deſe koomſte had voor ſich geno men met een ſwaren laſt de menſchent overladen

En ondertuſſchen is hy gekomen om haertever lichten, en te trekken uit die eerſte inſettingen door Moſes gegeven, om aen de menſchen niet anders te geven, dan een Wet van liefde en van goddelijk licht, om hen het eindete doen kennees

waer toe Godthaer geſchapen had -

in": .

reden /


aendemenſchen gegeven heeft.

59

reden te doen nemen om ſoodanigen wel-doender te beminnen, die verlieſt is op onſe zielen, en be geerig tot ſijnen luſt met de ſelfde te nemen. Jeſus Chriſtus kon geen andere Wet brengen dan deſe eerſte, welke Godt aen Adam, en in hem aen alle

menſchen gegeven had, namelijk dat ſy altijt moe ſten erkennen hoe ſy onder Godt ſtonden, in alles wat ſy waren,en van hem ontfangen hadden. Was deſe Wet niet rechtveerdig, en liefdadig, dat deſe menſchen, hebbende uit het niet getrokken weeſt, en ſoo ſchoonen ſchepſel door Godt ge maekt, met ſoo vele goddelijke en menſchelijke gaven verciert, naſijn evenbeeld geſchapen,mach tig hem te beminnen, en haren luſt met hem te ne men; dat dit ſchepſel noodſakelijk gehouden was, altijt te erkennen dat het alles van Godt had ont

/

ſangen; en dat het vervolgens deſe kennis, door liefde, ſijn weſen, met alle de andere dingen moeſt opdragen aen hem, die de ſelfde ſoo gunſtig om niet had gegeven, hem alles weder overgevende, ten einde hy daer van mogt ſchikken na ſijn wel behagen? Moeſt deſe kleine aerd-worm weigeren ſich aen een ſoo rechtveerdige en liefdadige Wet t onderwerpen; 't welke de eenigſteſaek was, die doorſijn Schepper van hemgeeiſcht wierd, en die van ſijnen 't wegen noit eenige andere ſaken ſal eiſchen van alle de menſchen die geweeſt zijn en, noch geboren ſullen worden, dan alleen deſeon-,

derdanigheit van haren willeaen die van Godt?" Door


Dat God niet dan een eenigGebodt

. . .

#

Door middel van dit geeft hyaenden menſch heel deſe ſchoone weereld, om die te genietend tegebruiken in weelden, en onderhoud hem met

ſijn lichaem,hem ſijnſelvengevende om te dienen tot onderhoud en welluſtigheden voor ſijne ziel. Wat groote ondankbaerheit van ſich niet te willen

onderwerpen aen een gebodſoo goed, ſoo voor deelig, en ſoo profijtelijk voor de menſchen, die, vyanden van haer eigen geluk, wederſpannig zijn

tegen deſe goddelijke ſchikking. Maer ondertuſſchen verandert Godt noit deſe

ordre, en ſal deſelvige noit veranderen, welke hy eerſtmael vaſtgeſtelt heeft. Hy kan noitaenden menſch een andere Wet geven, dan dit aen hem te

hangen, 't welk ſooredelijk is,en waer tegen de na tuurlijke ſinnen ſelfsniet behoorente wederſtaen, want de Beeſten erkennen haregoet-doenders, en de menſch ſich meerder beeſtelijk makende, be

toont ſijne ondankbaerheit, met nergens meer te willen aen hangen, als aen ſijnen eigenen wile. Ondertuſſchen Godt, altijt onverſettelijk, in ſijne eerſte beſluiten volherdende verandert ſijne voor nemens niet, van ſijnen luſt met de menſchen te willen nemen; en ſiende dat

ſywederſpannig ge worden zijn tegen dit aen hem te hangen, ſo roept hy haer eerſt wederom doorden weg van boete, die hy Adam heeft opgeleit; ten tweeden door de Wet Moſis, en ten derden door de Wet des Evangeliums. - Het is niet dat Godt noodig heeft.' -

- -

-

- --

-

of

4

n


aen de menſchen gegeven heeft. 6x of boete,of de Wet Moſis,# ook niet d'Evan

geliſche Wet; maer het is dat de menſch deſe din gen noodig heeft, om weder tekeeren, tot dit bil Jijk aenhangen van ſijnen Godt, die door fijne

# haer vertoont in deſe eerſte en tweede Wet, en ook deſelaeſte, welke Jeſus Chri ſtus ons heeft geleert, de ſaken die ons van dit aen

hangen afgetrokken hebben, ten einde wy die mogten kennen, om deſelve te verbeteren, en de

# genade, waer in hy ons had geſchapen, we der te bekomen. Waer uit men klaerlijk kan ſten, dat Jeſus Chriſtus niet is gekomen een nieuwe wet

brengen, maer alleen om onsaente wijſen, door wat middelen wy afgeweken waren van Godt aen te hangen, en verbroken hadden deſe alleen we ſentlijke wet, welke Godt aen alle menſchen in Adam gegeven had.

-

Gyſult my miſſchien vragen, mijn Heer,waer om Jeſus Chriſtus deſe redenen niet heeft gebruikt en alleenig geleert,dat men moeſt wederkeeren tot

Godt aen te hangen, ſonder ſoo veele verſcheide middelen te brengen, met ſoogrooten getal gebo den en raed-gevingen? waer opikſal antwoorden:

dat waerlijk, indien hy alleen deſe redenen ge bruikt en geſeit had, dat er van Godt alleen een eenig weſentlijk gebodaen alle menſchen gegeven

was, als in alles aenden goddelijken wille te han gen, yedereen ſonder twijfel gelooft ſou hebben

(gelijkmen noch tegenwoordig ſou doen) dat #C /

r

-

-

e

-


62

Dat Godt niet dan een eenig Gebod

-

de menſchen Godt noch vaſtaenhingen, om dat wanneer men in der daed is geweken van hem aen te hangen, men gekomen is in de duiſterniſſen en verblindheden van onſe eigene liefde, die ons wijs maekt, dat wy wel klaer-fiende zijn, en altijt ver

ſchooningen voor onſe ſonden doet vinden, in 't welke noit iemand gekomen ſou zijn, indien de wetten niet naeuwkeurig vertoont hadden, door wat werkken of

# wy afgeweken waren

van dit aen Godt te hangen. - Siet hier waerom Jeſus Chriſtus ons is komen vertoonen, door woorden en werkken, alle deſa

ken die tot betuigingen dienden, om te bewijſen

hoe wy waren afgeweken van dit aen Godt te hangen, op dat wy niet meer aen onſen eigenen willeſouden begeeren te hangen, van welkeyge lijk een afgoden-dienaer geworden was,ſonder # te bemerkken. De duiſterniſſen waren ſoo groot, en ſoo algemeen over heel de weereld, dat Jeſus Chriſtus op fijne koomſte niemand vond die hem erkende voor het lieht, de waerheit en het leven:

in tegendeel verwierpen en verſmaedden ſyhem, ygelijk geloovende klaer-ſi nde te zijn, ſonder an

der licht om te ſien noodig te hebben, dan't gene fy ſieh inbeelden alreede te gebruiken, geloovende

ook op den weg te zijn, door dien fy de Wet Mo ſis in den mond en het geſchrift hadden, en fy meenden da rinderwaerheit te wandelen, wan

neer ſy wel ſpraken, en qualijk deden. Al de wee reld ,

V


aen de menſchengegeven heeft.

63

reld was door deſe middelen verloren, wanneer Je ſus Chriſtus opaerden quam.

Maergelijk Godt Adam beſocht had na ſijne ſonde, om hem in genaden therſtellen; ſoo heeft

hy ook de weereld beſocht, wanneer hy Jeſum Chriſtum ſond, om die weder tot hem te roepen, en na den val in genaden t'herſtellen. Hy deed Adam eerſt ſijnen val bekennen, en leide hem de

:

boete op, en hygnſ hem een kleed om ſijn lichaem te dekken,en verbande hem buiten 't Paradijs voor eenigentijt. Jeſus Chriſtus heeft het ſelfde gedaen, wanneer hy gekomen is in de weereld ſijne barm hertigheit te bewijſen. Eerſt ontdekt hy de ſonden en beſtraft die, hypredikt boete, en leert de deug den door welke wy den eerſten rok van onnooſel heitwederkonnen bekomen,en voorts verbant

#

uit de weelden des weerelds alle de gene die ſit willen herſtellen in Godt aen te hangen. Sict hier de middelen door welke Jeſus Chriſtus de weereld heeft vry-gekocht, en haeruit de ſlavernij Satans rº

getrokken. Niet dat het noodig geweeſt zy, dat Jeſus Chriſtusſou geſtorven en ſoo veel bloedsge ſtort hebben om ons te verloſſen, (gelijk als ſom mige perſoonen in haer verſtandgaen bedenkken) omdat Godt nergens in genoodſaekt kan worden

volkomentlijk almachtig zijnde. Hy kon wel tien duiſentweerelden ſcheppen en ſalig maken,alleen met ſijn woord, maeraenden menſch ſijnenvrijen 14ſ

wijle gegeven hebbende, wanneerhy lenia,

w- --

t?

#

-

OO

-


64 . Dat Godt niet dan een eenig Gebod ſoſal hy noit de ſaken herhalen welke hy eenmael geſchikt en gegeven heeft. Daerom wiſt hy geen menſch verdoemen of ſalig maken ſonder mede

werkking van die geſeide vrije wille, haer aenne mende die ſich ter ſaligheit begeven, en ook ſelfs tot hem trekkende,die ſich willen in de verdoeme

nis werpen, door middelen welke ſijne goetheit verwekt, om deſe verkeerde willens te doen we derkeeren tot de onderwerping aen ſijnen godde lijken wille. i

Siet hier wacrom Jeſus Chriſtus is in de weereld gekomen, op een tijt, wanneer ſchier alle de men ſchen haren vrijen wille miſbruikten tot quaet doen, ſoo verre, dat, ſonder haer van Godt een

nieuw licht geſonden te zijn, ſy alle ſouden verlo ren gegaen hebben, veel rampſiliger dan ſy voor maels deden door de ſonde Adams; om dat, uit

den vrijen wille van yder een, ſy alle afgeweken waren van Godt aen te hangen, en niet meer wil

den hangen dan aen hare eigene verkeerde willens. En indien Jeſus Chriſtus alleen was gekomen om voor haer te ſterven, ſooſou niemand ſalig gewor den hebben; dewijl de verdienſten van fijne doot,

niet toegeeigent konden worden, dan aen degene die gewillig ſouden wedergekeert zijn tot Godt aen te hangen, die de gene niet kan dwingen wel ke hy eenmael heeft vrygelaten, aengeſien alle ſij ne werkken en fijne gaven voor altijt onverander

lijk zijn. Godt kon de menſchen niet tot genaden CIn


andsmenſchengegeven heeft. 65 n: en ſaligheit aennemen doorden doot en het lijden in Jeſu Chriſti, dan met hare vrije medewerkkingen ik willens, omdat hy noit iets doet, ſonder dat alle

::

ſijne eigenſchappen daerby komen, te weten,fijne ſijne waerheit, ſijnegoetheit en al machtigheit. Nu hy konden menſch niet ſalig

#

maken door de verdienſten van een ander, ſonder

ongerechtigheit te begaen; aengeſien het recht is, dat hy die quaet doet,de ſtraffe van ſijn quaetdoen

drage; en het is onrecht, dat dennooſele lijden voor den ſondigen. Hierom is Jeſus Chriſtus gekomen, om den

menſchen de middelenaente wijſen, met welke ſy mogten wederkeeren tot Godt aen te hangen,daer ſy van afgeweken waren. Hy is van ſijnentwegen welgekomen,om alle de menſchen ſalig te maken; maer van harent wegen is hy alleen gekomen om de gene ſalig te maken die met hare vrye willens de middelen ſullen omhelſen welke hyhaer heeft aengeweſen, hebbende haer voorgegaen, en alles gedaen, hen tot voorbeeld, wat ſy moeſten doen om tot ſijne heerlijkheit te geraken. Daerin heeft

hyonſe ſonden gedragen, lijdende en verdragende als of hy waerlijk een ſondaer geweeſt had, ſich

onderwerpende aen ſijnen Vader, gelijkdemen ſchen aen hem moeten onderworpen zijn, en ſmerten en anxten uitſtaende, gelijk de menſchen moeten uitſtaen, om de wederſpannigheden des vleeſch te wederſtreven, dat ſijne

tegelijk:

-


66 Dat God niet dan een eeniggekadt wilt nemen,in plaets van de boete te voldoen,wel ke Godt aen alle menſchen voor hare ſonden op

gelegt heeft, gelijk hy de boete aen Adam opleide voor die welke hy had begaen. Dit gevoelen, dat Jeſus Chriſtus alles voor ons veldaen, ons rantſoen-geld betaelt, en alle onſe ſonden gedragen heeft, ſtrijd tegen alle de eigen ſchappen Godts: want ſijnewaerheit kan niet vonden worden, in dat hy onſe ſonden heeft op

ſich genomen, om dit raeuwelijk te verſtaen, ſoo als men dat ſich inbeeld. Want Chriſtus heeft vry van alleſonden geweeſt, niet konnende met eenige | heladen zijn. De goetheit Godts word ook ge equetſt, in dat hy wreedheden ſou oefenen over

# Jeſu Chriſti, hem ten onrecht doende lijden en ſterven, d Almachtigheit Godtsfou ook ſeer vermindert worden, ingeval dat het lijden en ſterven ſijnesSoons Jeſu noodſakelijk geweeſt had tot de verloſſing der menſchen. ſt Ik geloof, mijn Heer, dat alle

het onnooſel

#

ijn voortgekomen uit opinien en inbeeldi der menſchen,die de werkkenGodts niet

#

de begrijpen, ſich vaſtgehouden hebben aen't ge noſygrovelijk konden vatten, en ſoo hebben ſy de Heylige Schriftuuren verdraeit, en de hoeda

nigheden Godts vele verongelijkkingen aenge daen, ſeggende ſomtijts, dat hy alleen degenedie 't hem behaegt ſalig maekt en verdoemt, alsofhy

eenzydigen herts-tochten gelijk de menſchen on -

der

|

| | |


aende menſchengegeven heeft. 87 derworpen was, 't geen geenſins ſoois. En daer kan noit iet hoe 't ook mag gaen, oſde

# vier hoedanigheden van gerechtigheit, goetheit, # moeten ten minſten daerbyko Cn

men: Want d'eene kan noit tegen d'andere ſtrij den. Nu indien hyd'eene ziel verdoemde, en dan dere ſalig maekte, ſijnegoetheit ſou gequetſt wor- . den door de

# van deſe verdoemenis;

en fijne gerechtigheit ſou ook gequetſt worden ſalig te maken

door ſijne goetheit, van eenzy

een ziel uit de ſelfde maſſe Adamsvoort-gekomen eer die goet ofquaet mogt gedaen hebben: 't welk ik niet kan begrijpen, omdat ik, in alle de werk ken Godts, fijne hoedanigheden altijt op gelijkke voet heb ſien gaen, en noit geſien dat deene tegen

d'anderegeſtooten heeft. Ik bidde Godt, dat h fijn licht aen de menſchen wilſenden, dewijlſyaf leſins in ſchrikkelijke duiſterniſſen zijn, ſonder hem te kennen; inſonderheit ontrent het ſtuk van

waerachtige Chriſtenen te weſen : want my dunkt, dat noch niemand weet, wat het is, en hoe

men zijn moet, om waerlijk Chriſtenen te weſen, ſich vernoegende met dat in te zijn. Jeſus Chriſtus is niet in de weereld gekomen,

#

om die te veroirdeelen, om dat er niet anders kan weſen dat haer veroirdeele, dan alleen de ſonde.

Godt verdoemt niemand, maer ydersſondever

doemt fijn eigen ziel. Hy is ook niet gekomen, om de rechtveerdige ſalig te maken, maer de ſon E 2 da"

A


68 Dat Godt niet dan een eenigGebod daren, haertrekkende tot boete, omdat degene die ſich rechtveerdig achten, de boete niet ſullen omhelſen en ſich vertrouwende ophare eigene ge rechtigheden, ſoo ſullen ſy niet ſalig worden. Hy is ook niet gekomen om de gene ſalig te maken, die gelooven ſullen, dat hy alles voor haer

voldaen heeft, maer alleen degene, die ſich bevlij

tigen ſullen hem na te volgen, en volgens de werk ken en leere Jeſu Chriſti te leven. Deſe alleen kon nen ſich ware Chriſtenen noemen, die in der daed

Diſcipelen Jeſu Chriſti zijn, die gekomen is om de menſchen ſalig te maken door #e middelen haer aengeweſen; en hy heeft die ſelfs in 't werk gelegt, niet door nootdwank of geweld van't gericht, dat ſomtijts eenen onſchuldigen ter doot veroirdeelt voor een miſdadigen, maer hy is gekomen ſelfs die middelen oefenen door de liefde die hy ons toe draegt, en geeft ſich tot med-geſelinonſe ellenden, ten einde ny ons mogt weder brengen tot ſijnen Vader, doende 'tgeen ons noodſakelijk

|

| | |

#

l

is om weder te keeren tot Godt aen te hangen, waer van alle de menſchen waren afgeweken, #

de liefde welke ſy deſchepſelen

# d'Een

beminde de rijkdommen, welke hyals ſijnen Af godt diende. d'Ander beminde de eeren,die Godt alleen toekomen. Andere beminden de vermake lijkheden der ſinnen en desvleeſch, 't welkhaer ſlaven van hareherts-tochten maekte: en dus met

de overige, ydereen was afgeweken van Godtaen .

is

-

te

|


ge

aen de menſchengegeven heeft. 69 te hangen, om ſicht onderwerpen aen 't gene yge

# lijk meeſt beminde vergetende de weldadenGodts

#g om haervermaek te nemen met de aerdſche voor werpſelen.

# : Siet mijn Heer, of het recht en redelijk geweeſt # ſou zijn, dat Jeſus Chriſtus ſich had borge geſtelt, # voor ſoodanige ondankbaerheden, in de oefenin

# gen van allede menſchen over lang in-gewortelt;

of die meerder luſt ſcheppen met haer vleeſch, hare metalen, ofeeren, welke ſy van andere ontſingen,

n: aen te hangen, als in de middelen te ſoekken, om

ſich te herſtellen in het aenhangen van harenGodt # die haer geſchapen en alle dingen gegeven had

Het ſou groote ongerechtigheittegen het lichaem Jeſu Chriſti geoefent geweeſt hebben, indien de gerechtigheit Godts van hen ſoo wreeden lijden eenesſo geſtrengen doots had geeiſcht, om te vol

doen voor ſoovele ongerechtigheden en ondank baerheden der menſchen, ſonder dat ſy verplicht

ſouden zijn, ſelfsaen de gerechtigheit Godts door boete te voldoen. Aengeſien om een eenige ſonde, # welke Adam begaen had, hygehouden was een ſo lankduurigen boete te dragen, weenendeen arbei-

dende alle de dagen ſijnes levens, om aen de recht veerdigheit Godts te voldoen, die hem ſijne miſ-

daed niet kon vergeven, ſonder gerechtigheit te

oefenen. Sijne goetheit vergeeft hem, en ſijne gerechtigheit legt hem de boete op: waer door hy

betoont, dat hy'machtigste vergeven, en dat # -

E 3

-

-


-

7o

- - - -

Dat Godt niet dan een eenig Gebodt

alſoo goet is, van in genaden weder aen te nemen;

#

is, met hem de boete op te leggen, makende dat alle de ſchepſelen, die hem onderworpen hadden geweeſt, ſich verheffen te

en dat hy

gen hem, omdat hy fich had willen verheffen te gen Godt ſijnen Schepper. Waer uit meng kan ſien, hoe de werkken Godts altijt verſelt zijn van alle ſijnehoedanigheden,en dat deene noit te

gen d'andere kan ſtrijden: want hy ſou nalaten Godt te weſen, indien hy naliet volmaekt in alle

dingen tezijn.

*

Kon nu Godt, die onveranderlijk is, wel een

gants ſtrijdige ordre nemen, tegen die welke hyin denval Adamsgehouden had, om ſoovelegrou welen te vergeven welke de menſchen naderhand tegen hem met hare opgeſette willens begaen had

den,om te willen dat Jeſus Chriſtus alles voor haer ſouvoldaen hebben, ſonder dat ſy verplicht ſou den zijn boete te doen? En indien hy barmher tigheit wilde gebruiken, ſonder de voldoening der menſchen; ſoude hy die niet aen Adam beweſen

hebben, die niet dan een eenige ſonde door ſwak heit begaen had veel eer als aen de menſchen die ſo vele ſonden uit enkele booſheit vermenigvuldigt

hadden. Hoe rechtveerdiglijk had ſich Adam konnen beklagen, van verplicht geweeſt te zijn,

tot een ſoolankduurigen boete te ondergaen, over eenfwakheit,dieſelfs noch eenigen ſchijn van goet

had. Want de slang had hem verleis, hem door ſijne


*-

-

*,

aan de menſchengegeven heeft.

71

ſijne Vrouw doende gelooven, dat hy als Godt ſoude weſen, kennende goet en quaet: daer deſe

menſchen naer hem, geſondigt hebbende uiten kele booſheit, en met opgeſetten wille, ſich had den willen onttrekken van Godt aen te hangen, om ſich t'onderwerpen aen hare begeerlijkheden, ofmachtelooſe ſchepſelen. En dat alle deſegrou welen betaelt en voldaen ſouden weſen door de

eenige verdienſte Jeſu Chriſti. Dit is een ſeer god loos gevoelen, dat de goetheit Godts, ten aenſen van Adam, ſou quetſen, en ſijne gerechtigheit, ten aenſten van Jeſus Chriſtus, en ſijne waerheit, ten aenſten van de boete den menſchen in Adam

opgelegt : Nademael deſe ſondaers ſalig ſouden worden ſonder de ſelvige boete door de verdien ſten Jeſu Chriſti. Dit gevoelenſou ook ſtrijden te

gen d'almachtigheit Godts, indien hy de men ſchen niet kondeſalig maken,dan door de verdien ſten en den doot Jeſu Chriſti, vermits hy Godt is, aen geenig dinghangende,die geen doot noch ver dienſten van nooden heeft. Maer hy ſal altijt fijne gerechtigheit, goetheit, waerheit en almachtigheit oefenen, ſonder dat een van deſeoit van d'andere

geſcheiden ſal weſen, in alles volmaekt zijnde. En degene die gelooven, dat Godtſal gerechtigheit oefenen, met ſoodanige zielen, als hem behaegen ſal, te verwerpen, ſitten in groote dwalingen, en doen ongelijk aen degoetheit Godts, die de ver

doemenis van een eenige ziel onmiddelijk niet kan E 4 e- --

ver


Dat Godt niet dan eeneenig Gebod verdragen. Sodat, indien Godt aen alle menſchen den vrijen willeniet had gegeven wanneer hy haer ſchiep, het onmogelijk ſou zijn, dat een eenige ziel van 'tgantſche menſchelijk geſlacht ſouvergaen :

72

Innaer

-

#waerheitGodts kan niet beletten,dat eeni

ge omkomen, wanneer ſy haren vrijen wille ter verdoemenis begeeren te gebruiken ; dewijl hy haerwaerlijkdeſe vrije wille gegeven heeft, welke

hy niet weder kan intrekken, ſonderſijne eeuwige waerheitte quetſen, die nimmer ſal wankelen. De

gaven Godts zijn altijt onfeilbaeren eeuwig. Dierhalven was het noodig, dat de menſch,ſoo danig vervallen en afgeweken zijnde van ſijnen Godt aen te hangen, uit ſijn vrije willeweder tot het ſelveſoukeeren,afſtaende van alle de middelen

door welke ſy afgeweken waren van haren Schep per. Maergelijk de ſonde altijt de ziel verblind, ſo konden ſy de dingen niet ſien die haer vanGodt aftrokken,niet meer dan de middelen om daer van

verloſt te zijn; ſoo dat ſy alle omquamen in deſe verblindheitſonder herſtelling, wanneer Jeſus Chriſtus op aerden gekomen is, aennemende de gedaente eenesſondaers,ſich bekleedende met on

ſe ellenden, om te toonen, hoe wy daer van verloſt konden worden.

v

.

Hy wiſt, hoe dat de weelden en rijkdommen des weerelds de menſchen van Godt hadden af.

getrokken; daerom koomt hy arm en gebrekkig, leerende dat men verſaken moet alles wat men be ſit,


:

:

aen de menſchen gegeven heeft. 73 ſit, om ſijn Diſcipel te konnen weſen. Hy ſag ook, dat de eeren deſes weerelds, de menſchen van

Godt hadden afgetrokken; daerom koomt hy in ſmaetheit en verachting,leerende,dat die den men ſchenſoekt te behagen, geen Diſcipel Jeſu Chriſti kan zijn.

Hy ſiet noch, dat de liefde welke de menſchen haerſelven toedroegen, hen van de liefde Godts had doen afwijkken, hierom ſchept Jeſus Chriſtus geenen luſt dan in ſijnen Vader, en leert, dat men ſich ſelfs moet verloochenen, ſijn kruis op ſich ne men, en hem navolgen

#

dat hy niet is

gekomen om ſijnen wille te doen, maerden wille desgenen die hem geſonden had, om aen de men ſchen te vertoonen, dat ſy geenſins haren wille

moeſten volgen, maer alleen den wille Godts die

haer had geſchapen. Ik ſou, mijn Heer, u in't breede konnen by brengen, alles wat Jeſus Chriſtus gedaen en geleert

heeft,om de menſchen weder te brengen tot Godt aen te hangen, maer dit verhael ſou veel te lank

vallen, om in deſen Briefbegrepen te worden. Gy kond in ſubſtantie wel begrijpen door deſe drie werkken en leeringen Jeſu Chriſti, hoe ik het ver ſtae, wanneer ik ſegge,dat er op aerden geen waer

achtige Chriſtenen meer zijn: want indien men waerlijkJeſum Chriſtum moet navolgen, in al het gene hy ons geleert heeft, om onſe zielen ſalig te

maken ('t welk een eeuwige waerheit is) ſoo ſal -

-

- --

-

-

E5

het -ººk


4

Dat Godt niet dan een eenig Gebod

# u licht vallen te gelooven, dat mijn yver niet buiten't ſpoor gaet; dat ik niemand verdoemen noch veroirdeelen wil, dewijl er noit iet anders ſâl

zijn dan de ſonde die een yeder verdoemen ſal, en niet mijn gevoelen. Want ik ſpreek met leedwe

ſen deſewaerheden die Godt my bekent maekt, niet door droomen of ingebeelde geſichten, maer door vaſte waerheden, welke gy ſult konnen be grijpen, en alle degene die twijfelen, of ik den H. Geeſt geen ongelijk doe,met teſeggen,dat er geen rechte Chriſtenen meer zijn,en niemand die Godt waerlijk kent, en dat d'alderverlichtſte wijder af

zijn van het leven en de leere Jeſu Chriſti, dan den Hemel is van de Hel. Alle degene die geſont ver ſtand hebben, moeten dit met my belijden, wan neerſy de vaſte waerheden begrijpen, welke Godt

my bekent maekt, om dit licht aen de weereld te geven, ſonder't welk alle ongevoelig omkomen:

want de beſte gelooven ſich waerachtige Chriſte nen te weſen, ſtens zijn.

# hare levens en leeren Antichri

Ik gronde dit, mijn Heer, op de oefening der huidenſdaegſche menſchen,ſiende ('t genegy me de ſult konnen ſien) dat niemand de weelden en

rijkdommen verſmaed, gelijk Jeſus Chriſtus die heeft verſmaed, en dat niemand deeeren verwerpt

en vliedgelijk Jeſus Chriſtus die heeft verworpen, en niemand leeft ſonder eigenliefde,noch vetſaekt ſachſelven, om alleen in Godt ſijnen luſtte ſchep Pen,


75 - aen de menſchengegeven heeft. pen, gelijk Jeſus Chriſtus gedaen en geleert heeft. Waerin vindgy dan de oefening # menſchen

overeenkomende met die van een recht Chriſten,

Diſcipel, of navolger Jeſu Chriſti, indien het niet is in deſe drie voornaemſte ſtukken? en hoe ſult gy haer niet oirdeelen ſoo wijd van de werkken Jeſu Chriſti dan den Hemel is van de Hel, wanneer gy hare wegen ſiet in ſorg en arbeid, met begeerten om weelden en rijkdommen te hebben, en in

plaets van die te verſmaden, haer te beminnen 3 Dit verſcheelt ſoo veel als de Hemel van de Hel.

Onderwijl zijn d'alderverlichtſte meeſtendeel in deſe ellenden verſtrikt, ofſchoon ſy ſich ſeggen te leven om Godt te dienen. En als er noch een ge

vonden mogt worden die niet beſmet was met de

ſegebreken, ſoo laten ſy nochtans niet het ſelfde met d'andere volgende te zijn. Want de eere miſ haegt niemant, en in plaets van haer tevlieden, ſoo bemint ofſoekt men die eigentlijk of oneigentlijk, en de beſte beſteden alle haren vlijt om ſich in ee rente handhaven. Soo dat men huiden niemand j

g

|

;

4

meer ſiet, die geen Afgoden-dienaer ergens in is; deene van haren geeſt d'andere van hare rijkdom men of vermakelijkheden, jaſelfs van hare deug den trachtenderechtveerdig in woorden en werk kentezijn,om dennaem van deugtſame te dragen

d

daer ondertuſſchen niemant dat oit kan weſen,dan

d

die ſich in alle dingen aen ſijnen Godt heeft over

gegeven, waer toe geene ſullen geraken, dan: -

%

º

G


76

Dat Godt niet dan een eenigGebod

de werkken en leere Jeſu Chriſti ſullen navolgen;

:

dewijl die niet anders inhoud, dan middelen om

wech te nemen't gene ons verhindert aen Godt overgegeven te zijn. Soo dat hy die gelooft, Jeſum Chriſtum niet tekonnen navolgen, verſtooten is, met niet te willen de middelen wech doen, die

hem afgetrokken hebben van Godt aen te hangen 't welk alleen ons deſaligheit kan geven; dewijl het goet, rechtveerdig en waerachtig is, dat het ſchepſel in alles ſou onderworpen zijn en hangen 2Cn # Schepper, van wien het alles ontfangen heeft. En indien Godt een ziel ſalig maekte, die

hem ſoodanig niet was onderworpen.hy ſou doen tegen fijne goetheit, gerechtigheit en waerheit, 't welk hy noit kan doen. Het is tevreeſen, dat er geen rechte Chriſtenen meer zijnde, wy ook de Bruid Godts niet zijn,

aengeſien dat alle zielen dermenſchen overſpel be !

dreven hebben, en tegen de trouwe welke ſyha ren wettigen Bruidegom ſchuldig waren, hebben '

ſy liefgehad en ſich verbonden met eenige ſchep ſelen, die de edelheit onſerziel niet waerdig kon den zijn. Waertegen men geen andere hulp-mid

delen heeft, als de middelen aen te vatten door Je ſus Chriſtus onsaengeweſen,alleen om tot dit aen hangen te konnen weder keeren. Want Godt heeft onſe werkken niet van doen, noch ookeeni

ge wetten, ſelfs niet die des Evangeliums, maer

onſebrooſheit heeft dieſeer van doen, dewijl nie: v

maand


-

-

/

aen de menſchen gegeven heeft. mandſonder de ſelvige # kan herſtellen in Godt

aen te hangen, noch ſich met hem vereenigen, als ſijne Bruid, maer verwachten moet als overſpelige van hem verſtooten te worden. Nochtans moet

men niet gelooven, dat Godt op aerden is ſonder Bruid: hy kan noch eenige byſondere ziel hebben

:

die men niet kent, dewijl hy ſeit, dat ſijne Bruid

j

eenſaem is, ſoo ſpreekt hy van een eenige ziel: want wat de lichamen der Gemeintebelangt, ſy zijn altijt vele geweeſt, maer eindelijk ſal'er maer een weſen, gelijk het in den beginne geweeſt is, wanneer de ziel Adams fijne eenige Bruid was. Wy zijn nu aen het einde desweerelds, maer ik ben noch niet ten einde van mijne gedachten ge komen, welke ik u hebte ſeggen; geſint zijnde te antwoorden op uwe derde vraeg, door een brief die op deſeſal volgen, en u doen ſien de kenteeke nen om de valſche Propheten van de waret'onder ſcheiden. Ondertuſſchen ſalikmy noemen,

ſ

Mijn Heer,

-

-

Uwe ootmoedige Dienareſſe,

f

'Uitons huis in Amſterd. den 1o. April, 1 668, - -- -

-

',

A. B. . . -,

it

:

j

w -

-

w

-

-

-

-

-


2.

SES DE

BRIEF.

t Aen den ſelven.

Dat eene zielonmiddelijk van den H. Geeſt onderricht

niet noodig heeft iets te leſen, of van de menſchente leeren, 't welkhaer veeleerſou verhinderen, als be vorderen, om de waerheit Godts te verſtaen. Mijn Heer,

'T Kſendeuwen Bibel wederom , u bedankkende voor de ſorg die gy tot mijne volmaektheit hebt: maerikſie wel, dat de menſchen de wegen niet kennen, door welke Godt my geleid; nade mael ſy my nu willen verplichten tot het leſen, en andere middelen, die alleen ſtrekken tot verhinde

ring van mijn inwendig genot. Hy heeft my al tijt geleert mijnen geeſt te ontledigen van aller hande beelteniſſen, van het leſen, en van ſpecula tien; ten einde mijn ziel enkelijk ledig te maken om d'invloeiens des H. Geeſtes'naektelijk t'ont

fangen, ſonder het tuſſchen-komen van eenigean dere verbeeldingen. Sou het niet nutter zijn Godt te gehoorſamen dan den menſchen, die my wel ſouden willen eenen anderen weg doen nemen, dan deſe, door welke my Godt tot nu toe geleid

heeft? Indien men myhierin niet gelooft, ": Ct --

--


Die van de H. Geeſt onderricht is, circ:

79

het te vergeefs zijn dat ik ſchrijf, of dat ik meer ſpreek: want men ſou wel voor verdacht konnen houden, 'tgene ik van Godts wegen ſou willen verklaren, wanneer men niet gelooft dat ik door den H. Geeſt word beſtiert, en het ſoutijtverlies .

zijn my op te houden met over twiſt-ſaken te ſtrijden. Ik heb liever ſtil in ruſt te blijven, en niet meer te ſpreken, om de menſchen te vernoe

gen, om dat ik niets van haer begeer, haerlatende met vreden in haer van te voren vaſt ingenomene

gevoelens, dewijl ſy niet anders willen verſtaen. Ondertuſſchen blijf ik,

Mijn Heer,

-

zºwt ſierenmoedige Dienares,

-

in Amſterdam, den

ze. April, 1668.

j,

#

A. B.


8o.

sEvENDE BRIEF. Aenden ſelfden, Couverte van den volgenden Brief, waer in verklaerd word,

Dat de Duivel ſich hervormt in een Engel des lichts,

en onderſchijn van goet en deugt ſelfs de beſt geneig de bedriegt. Mijn Heer,

-

-

-

L7

I Khad mijnen beloofden Briefgeeindigt,raken de de kenteekenen om de valſche Propheten t'onderſcheiden, eer ik denuwen van den 17. deſes ontſing, maer ik vond in die geen ſtoffe om te ant

woorden of iets by te voegen tot deſen tegen woordigen, die tot antwoord kan dienen opyder ſtuk't geen gyin mijnen vorigen hebt qualijk ver ſtaen; als, over 'tgene gy ſonder reden gelooft, dat ik wilſeggen, dat het lichaem Jeſu Chriſti was ſonder ziel, dewijl die gedachte noit in mijn hert isgekomen, niet meer dan verſcheide andere ge voelens, welke gyin uwen tegenwoordigen ſtelt: waer door my dunkt, dat wy malkander niet ge noºgſaem verſtaen : en # ik twiſt-redenen

voeren wilde, ik ſou wel betoonen dat eenige Schriftuurplaetſen,welke gymy voor werpt,mij- | nebeſluiten ſterkken,en dat ſommige andere noch | I11CU


Dat de Duivelſchhervormt, circ. 8r niet verſtaen zijn in den waerachtigen ſin; maer ik ben niet bewogen tot my meerderuit te breiden ſiende dat gy twijfelt over mijnen geeſt,of die van Godt isof niet. Ik ſou mijn hand niet willen roe ren, om u te verplichten myte gelooven; om dat o, ſchoon gy my niet gelooft, het my niet kan

ſchaden. Ik verklaereenvoudiglijk mijne gevoe lens, latende aen een ygelijk de vrijheit van die toe te ſtemmen, of te verwerpen, en ik ſou het voor

tijt-verlies rekenen, alle de Schriftuur-plaetſen te beantwoorden die gy my voorwerpt. Ik fie met miſnoegen vele lieden met de Schriftuur ſpelen,

gelijk men ſou doen met een bal, dien men van d'een tot d'ander over kaetſt; ygelijk ſlaet dien na , ſijn makker, om te ſien of hyden ſelven wel be hendig tot hem wederover ſalſlaen: en my dunkt dat ſommige my wel wilden inwikkelen in ſooda nige ſpelen, door het leſen van de geſeide Schrif tuur; ten einde ſy # my een loopende jacht

mogten hebben, om ſich ſnediger in de letteren te gelooven. Ik meen dat ſy ſich geweldig bedriegen ſouden, want ofſchoon ik de Schriftuur niet ge leſen heb, en dat ik de Capittelen en verſen niet aenhalen kan, ſoo beſit ik ondertuſſchen denſin

en de ſubſtantie van alle 'tgene daerin vervat is: waer uit ik een gewiſſe verſekering trek, dat de ſelfde geeſt,die haer door de Heilige mannen heeft

ſt r

doen beſchrijven, my't begrijp daervan geeft. In

ſº

dien de menſchen dat waerdig waren, ik ſou miſ

g,

F

--A'

ſchien

-


i

82

Dat de Duivelſch hervormt

ſchien die geheel konnen uitleggen: maer ik ſie haer noch te ſeer vaſt hangen aenhare eigene von den, en te wijd vervremt van aen Godt, als ſijne kinderen, onderworpen te zijn. Sy ſouden veel eer willen, dat hare eigene oirdeelens heerſchten, dan wel de lichten des H. Geeſtes, die ſy wel ſou

den wenſchen te verdooven,

of ten minſten die

t onderrichten , en de leer-meeſters daer van te

worden. Hier door berooven ſy ſichvan groote voordeelen, die haer konden toekomen, door de

lichten die Godt nu op aerden ſend. Men ſegt my, dat ergeen Duivels in Amſter dam zijn, en ik ſie, dat daer veel ſnediger zijn als in ons land, omdat ſy haer met meerdergodtsdienſt bedekken, en eenige goddelijkheit vertoonen, makende door hare doortraptheden, dat men haer gelooft,en de waerheit verwerpt,als Godt die openbaert. Deſe bedriechelijk-vleiende geeſt hervormt ſich in degoederen, welkeyderbemint en betracht. - Men kan hem niet ontdekken door

menſchelijke wijſheit; men heeft daer toe het licht des H. Geeſtes van nooden. Daerom tracht hy dat uit te dompelen, op dat ſijne werkken niet openbaer mogten worden: want deſe geeſt der duiſterniſſen heeft een haet tegen 't licht. Dunkt u niet, mijn Heer, dat hy macht over uwen geeſt heeft gehad, om u tegenwoordig te

doen verwerpen, 'tgeen u in 't begin ſoo aenge naem was, en u, nevens andere uwe vrienden

#

OITCICC

| | | | | |


8;

in een Engel des lichts.

oirdeelen, dat mijne ſchriften# en bondig wa

ren, daerſyu nu ſchijnen voldwalingen, en mij - nen geeſt van verblindheit ingenomen? Deſeon ſtantvaſtigheit kan die van Godt komen? en de

ſchriften die goet en bondig waren, konnen die quaet of los geworden zijn, ſonder verandert te weſen ? moet mijn geeſt, die u van Godt beſtiert ſcheen, u tegenwoordig van de Duivel beſtiert

ſchijnen? ſonder eenige verandering gemaekt te hebben, dan alleen in vermeerdering van goet? Is het niet veeleer te gelooven, dat dit een archliſtig heit is van de vyand, om u te beletten hem niet t'ontdekken? want ofſchoon het noch waerach

tig mogt zijn, dat ik in eenig woord had#

aengaende mijn perſoon, het ſelfde kon de

oet

heit, dewerkking, noch de waerheit niet wec ge nomen hebben, welke op het eerſt in mijne ſchrif ten gevonden wierden. En het ſou een qualijk ge ſchikte liefdadigheit zijn, meer ſorg te mijn bedro begeerte te #

#

en over

#

VOr

derdewaerheden tºontdekken, die tot de ſaligheit #

van een yder konnen dienen. Indien ik uit den TDuivel was,ik ſou niet willen de gewiſſe kenteeke

nen beſchrijven om hem te ontdekken, want hy

kan niet tegen fich ſelven verdeelt zijn, en indien ik van de natuur was,ik ſou geern mijnen geeſt

#

wekken door het leſen, en andere middelen, welke de geleerde# hebben. Vaert wel, mijn

Heer, blijft gy in vreden, en ik in mijn ruſt.

den zo. April, 1668. N

A. B.


ºf

* t

-

r

| |

|| |

#

#| #| | #

| | |

|

|

84

ACHTSTE BRIEF. Aen den ſelven.

#

|| | t# |

Hem verklarende wat gewiſſe teekenen daer zijn om

de ware Propheten te kennen door de Schriftuuren

| ||| | el'' ||

ſelfs, en hoe vele valſche huidenſdaegs opgeſtaen zijn

-

| | ||

3

| || | || | ||

die anderen en haer ſelven bedriegen doorhare ver waentheit.

| | ||| |

| d| | #| | t

Mijn Heer, -,

!

| |

| | f

º

-

|

fi

| |

,

van in deſetijden, daer wy in leven, ſooveleper

|

| |

ſoonen te ſien,die ſich Propheten en Leeraers noe

|

| , 1

| |

| | #|

,

| ,,

t- , zº

#

de vraeg, waer in gy dat nu over vele jaren uwe ziel met een ſwarigheit is gequelt geweeſt;

v

"

,

I Kkoom door deſenuantwoorden op uwe der

# ||

men, en ſoovele leeringen voortbrengen; ygelijk ſeggende, van Godt geſonden te zijn, en dat men haer moet gelooven; Ondertuſſchen dat gy ſon der eenige twijfelingen ſiet, dat ſy alle niet kon nen afkomen van Godt,noch van een ſelfden geeſt

dewijl er tegenſprekingen,verſchillen, en ſtrijdig heden zijn in 'tgene ſy ſeggen en voortbrengen, tot uwe ſluitreden bybrengende, dat het ſou on mogelijk weſen, in de gene die van een ſelfden

geeſt zijn, tegenſpreking te vinden, aengeſien Godt een geeſt is der waerheit, die alles door de

ſelfdewaerheit beſtiert,

--

-- -

-- -

-

Waer - -

-


Merkteekenen om de ware Propheten, cyc.

85

Waerop gy my vraegt,wat men daer van moet ſeggenofgevoelen, wenſchende teleeren, door wat waerachtige teekenen, men den waren geeſt kan bekennen.

Om u daerover te voldoen, ſooſalik ſeggen; jn. dat Godt my bekent maekt, dat wy nu leven in

dengevaerlijkſten tijt door Jeſus Chriſtus voor g

ſeit; en dat er valſche Chriſtens en valſche Pro

pheten opgeſtaen zijn, en dat ſy vele verleiden. Want wy hebben geen nieuwePropheten van no den,nadien de oude voorheen gepropheteert heb ben, alles wat de menſchen moeſt overkomen tot

aen het einde desweerelds. En Jeſus Chriſtus de volmaekſte van alle de Propheten, heeft de alder

laeſte voorſeit, alles wat de menſchen noodig heb ben, te weten: ſoo dat alle de gene die nu wat an ders ſeggen, dan 'tgene voorheen voorſeit is ge weeſt geenſins ſijn te geloven want Jeſus Chriſtus isterlaeſteruuren gekomen, om aen te vangen te vervullen, de dingen die van den des wee

#

relds tot op ſijne koomſte gepropheteert waren. EninGodt word geen nieuwigheit of verandering gevonden, omdat hy onveranderlijk en eeuwig is in alleſijne werkken. Hierom dunkt my, dat alle

deſe nieuwePropheten en Leeraers,ſich al te vroeg opmaken, om van Godt geſonden te weſen. Ik weet wel dat er een tijtſal komen, dat Godtſijnen

geeſt ſaluitſtorten over alle vleeſch, en dat hyaen

ſijn volk belooft, dat hareFſoonen en dochters ſul 3 len *

T - --

-


86

Merkteekenen om de ware

len propheteren, en dat de oude ſullen droomen droomen: maer dit volk Godts is noch niet we

derboren. Wy leven gants in tegendeel tegen

woordig alleen in 't volle Rijk des Antichriſts, waer hyde heerſchappij heeft by na over alle de hertender menſchen, en het gevaer, 't welk Jeſus Chriſtus ons ſooſeer voorſeit heeft, is dit, dat ſijn Rijk niet openbaer is,maer alleen gekent van ſom

mige zielen in 't byſonder, en dus bedriegt en ver leit hy geheel de weereld, onderden dekmantel van deugt en heiligheit, de godvruchtigſte en al der beſt-geſinde blindhokkende. Ik moet u verklaren, mijn Heer, dat ik ſelfdaer

door ben bedrogen geweeſt, hebbende perſoonen voor heilige en deugtſame gehouden, die nader hand wel hebben doen blijkken, dat ſy doorden Duivel beſtiert wierden, en ſommige hebben ſelfs

,

beleden en geſeit, dat alle hare plichten niet dan Duivelſche bedriegerien waren. Hierom moet men wel op ſijn hoede weſen, en altijt in acht ne men, dat wy diegevaerlijke tijden beleven, waer van Jeſus Chriſtus ons ſoo dikwils gewaerſchouwt heeft, wel op onſe hoede te zijn, ſeggende, dat hy ons waerſchoude inſijn leven, ten einde wy, als die tijtgekomen ſou zijn, daer aenſouden gedenkken,en niet verleid noch bedro

#

gen mogten worden.

Ik wil niet ſeggen, dat alle degene, die ſich nu

ſeggen van Godt geſonden te zijn, alle door den '-

Dui


Propheten te kennen.

87

Duivel gedreven ſouden worden, dat ſoutebekla len

# , maer ik twijfele geweldig, ofde gene, die ſich tegenwoordig Propheten noemen, dat niet alleen door inbeeldingen zijn; deene trach tendena de eeren van heiligheit, d'andere ſich la

gen

tende vervoeren door hare eigene inbeeldingen, denkken ſoo verre gekomen te zijn, tot daer de Heilige Propheten waren, welkers daden fykon nen leſen; ſonder acht te ſlaen, dat hare werkken

en deugden wel wijd af zijn van de oprechtigheit en ſuiverheit der zielen in de oude Propheten : maerſyhouden ſich alleen beſig met de overdenk king van hare Prophetien, en # ontſtellen ſyha

re herſenen door krachtige inbeeldingen, welke ſyhouden voor openbaringen Godts, en willen, dat een ygelijk die voor ſoodanige ſouaennemen. Hierom doen ſy haer beſt om die bekent te maken

en de menſchen te perſen die te gelooven : en door deſe middelen wint haer de Duivel allenx

kens met groote inbeeldingen of buitenſpoorighe den, haer doende dikwils het leven of het verſtand º

verlieſen, of ſchoon ſy daerin begonnen hadden met goede meeningen en begeerte van Godt te ſoekken. Nochtans hebben ſy hare willens niet

# aen deſijne onderworpen, ofſyheb weldegoddelijke ſaken al te diep willen door gronden eer dat haer ziel was goddelijk geworden.

Dus hebben ſy ſich bedrogen, inſgelijksookande re bedriegende. Dit zijn noch de minſt quadePro F4 phe


Merkteekenen om de ware

88

pheten: want de gene die door enkele eerzucht ſoodanig ſich noemen, zijn in gevaer van door den Duivel verleid te worden, ofſchoon ſymet Godt mogten begonnen hebben, omdat de ſonde altijt voordeel geeft aen de Duivel ontrent een ziel die

is 1

daer mede beſmet is: en ſoohaeſt als de verwaen

de inbeelding of het geloof van een Propheet te weſen tot eenen geeſt inkoomt, dan ſal hy nader hand ſich licht aenden Duivel geven, teneinde hy ſich ſtaende mogt houden in de achting, waer in hy ſich eenmael heeft willen vaſt ſtellen. Deſe naem van Propheet ſchijnt haer ſomtijtsmeerder

achtenswaerdig, dan hare eeuwige ſaligheit. Het is deerlijk, ſoovele zielen verloren te ſiengaen,om een kleine wind van lof by de menſchen, of van eigen vernoegen by ſich ſelfs. Ondertuſſchen zijn te deſertijt vele in dienſtaet voor Godt; en daer 'sº

zijn er noch meer door een beſcheiden verdrag aen

#

de Duivel verbonden, en noemen ſich onderwijl

van Godt verlichte, ten einde ſy de goede mogten verleiden,die met een godtvruchtig geloof, achten 'tgene alleenig den ſchijn van 't goede heeft, en

ſwarigheitſouden maken quaet te gelooven van een perſoon, in wien ſulks niet openbaer is. Hier

door is het dat de Duivel alles tot ſich gewint: de booſebehoud hy krachtiglijk door hare booſebe drijven, en de goede behoud hy ſoetelijk door be driegerien van goet,en geveinſde ſchoon-ſchijnen

de heiligheden, werkkende door degene die hem •

iſ.

3CIbrse

," -

ke

-


Propheten te kennen. t

l:

89

aenhangen dikwils ongemeene dingen, het toeko mende voorſeggende, als van Godt geſonden, en goede indrukſelen van hare perſoonen gevende; ſoo dat de vrome lieden daer doorgants verblind worden, geloovende dat dit werkken Godts zijn, en ondertuſſchen kan de Duivelaen de Toovena

ren en Toovereſſen wel geſichten,intrekkingen en ziels verrukkingen, of andere boven-natuurlijke ongemeene werkkingen# om de goede te be driegen, die dat niet ſouden konnen worden door quade bedrijven, want alle vrome lieden weder ſtaen het quade, wanneer 't openbaer is. De Dui vel kan haer ook de toekomende ſaken wel doen

voorſeggen, en diedan waerlijk doen geſchieden, een ſnedig archliſtige geeſt is, die van verre doorgiſſingen ſieten oirdeelt wat er geſchie den ſal. Hy kan ook de ſaken doen gebeuren, welke hy heeft doen voorſeggen, door middel van ſijneToovenaers,die tegenwoordig machtigen in groot getal zijnde, dikwilsvermogen, geſach, en macht hebben, om ſekerlijk uit te werkken't gene door haers gelijkke voorſeit is geweeſt. Want in dien de Duivelaltijt een leugenaer was bevonden, menſou hem noit willen gelooven: dus om ſich in eeren te behouden, en de goede door ongemee neſaken te bedriegen , ſoo doet hy wonderwerk ken, voornamelijk in de plaetſen, waer hy minſt bekent en ontdekt is. Ik ſie overal ſijne liſtighe om dat

#

den en bedriegerien met godtvruchtigheit en hei * *

1-

F 5 .

lig


9o

AMerkteekenen om de ware

ligheit bekleed, en in diervoegen verlokt hyvele vrome lieden, die wel qualijk konnen gelooven, dat de Duivel door ſoogoddelijke ſaken ſoukon

nen bedriegen. Ondertuſſchen heb ik Toovenaers en Toovereſſen gekent, die ſoohoog en ſoo god delijk van Godtſpraken,dat men haeraengehoort ſou hebben als Seraphijnen: en ſelfs ſeiden ſom

mige te ſien en te verkeeren met de Engelen ſicht baerlijk en gevoeliglijk, daer het niet anders waren dan Engelen des Satans, die ſich hervormden in Engelen des lichts. 't Welk ſeer gevaerlijk is, en aen alle vrome lieden, vrees en achterdocht geven moet, over de gene die ſich ſeggen van Godt ge ſonden te zijn, doendeteekenen en wonderwerk- |

ken, of voorſeggende toekomende dingen, om dat er tegenwoordig ſoo weinig perſoonen in de weereld zijn, die Godtaenhangen, om ſijne open baringen tºontfangen, en ſoo grooten getal die de Duivel aenhangen, en fijne verlokkingen en be driegerienaennemen. Hierom moet men de gee ſten wel onderſoekken, ofſy uit Godt, of uit den Duivel zijn, en bidden om de rechte onderſchei ding te mogen hebben, op dat men in geen verlei ding ſou vallen, noch ook verwerpen, 'tgene van Godts wegen mogt komen. Want het is ſeker, dat er altijt eene byſondere ziel in de weereld ſal

zijn, waeraen hy ſich mede deelt, en ook ſonder linge onderrichtingen geeft, van de ſaken die wel

haeſt moeten gebeuren, ten einde niemand on -

-

VOOIT


Propheten te kennen. 91 we voorſienste verraſſen,en voornamelijkin deſelae- . Jytt

k? niff

ſte tijden, daer de laeſte roeden gereet zijn om al, les te verdelgen. Maer gelijk de Duivel geern de daden Godts na-aept, ſoo verwekt hy terſelfder tijtſijne aenhangeren, om ook de ſelfde dingen te propheteeren, welke hy voorſiet aen de deur te ſtaen. Hierom moet men niet voor waerheit aen,

nemen,dan de dingen die ons drijven tot een naeu wervereeniging met Godt,en meerder verlooche ning van onsſelven. Deſe dingen zijn altijt goet, ofſchoon ſy ſelfs van de Duivelafquamen, ſooſou men niet konnen bedrogen zijn in die te gelooven.

Maer de dingen die niet ſtrekken ter eeren Godts, en tot bevordering onſer ſaligheit, kan men wel verwerpen als onnutte ſaken, waer in Godt dik

wilstoelaet dat wy ſouden bedrogen worden, om onſe nieuwsgierigheit of vermetelheit te ſtraffen, in ſomtijts te willen weten meer dan ons betaemt, trachtende na mirakeleuſe of ongemeene ſaken,

waer in wy Godt verſtooren, en plaets aen de g: Duivel geven, om ons te bedriegen en te verleiden.

Hierom bid ik u, mijn Heer, noit in diergelijke gebreken te vallen, van oit te wenſchen ongemee ne dingen te ſien of te verſtaen, die niet ſtrekken tereeren Godts, oftot ſaligheitonſer ziel, en ook niet lichtelijk alle geeſten te gelooven, die ſich ſeg gen van Godt geſonden te zijn : om dat Jeſus Chriſtusſeit; indien men uſeit, Chriſtusis hier of

daer, gelooft dat niet, noch in de woeſtijn, noch 1Ik


92

-

Merkteekenen om de ware

in de vertrek-kamer, gaet niet uit: om ons telee is

t

a

ren, dat alle degene dieſeggen, ik ben uit Chriſto, dat in der waerheit niet zijn, en dat men haer niet moet volgen of gelooven, maer men moet onder ſoekken waer Chriſtus waerlijk is.

Hy is niet in de verwerringen, noch in de ſtrij digheden, noch in de aendringingen, noch in de betwiſtingen, noch in de hevigheden, noch in het woeden, noch in de gemaekte vertoogen, noch in

n

de begeerten om den menſchen te behagen, Chriſtus is niet laetdunkend, noch leugenachtig, noch hoogmoedig: Chriſtus tracht nergens na, en ont ſtelt ſich nergens over. Indien alle deperſoonen, die ſich ſeggen van Godt geſonden te zijn,vry wa ren van alle herts-tochten, ſy ſouden eenige be denkking geven van uit Godt te weſen; maer ik bemerk byna niet deſgelijks in haer , ontdek kende, dat ſy noch onderworpen aen hare natuur lijke herts-tochten,leven gelijk alle deandere men ſchen, 't welk my doet oirdeelen, dat de geeſt Godts niet in haer leeft; uitoirſaek dat deſe geeſt alle dingen levendig maekt: en ſoohaeſt als hy de beſitting van een ziel heeft genomen, ſooverciert hy die met allerhande deugden, en verdrijft daer uit alle ondeugende driften,allehare herts-tochten aen fijne wetten onderwerpende, ſoo dat ſy ſich niet meer natuurlijk bewegen, maer na't welge vallen van degeeſt die haer beſit. Deſe geeſt is altijt ſoet, vreedſaem,geruſt en be daert, -

-

-

-

-

-


95 Propheten te kennen. # daert,niets ſoekkende,nietsbetrachtende,dan't ge -

# ne ſtrekt ter eeren Godts: men hoort hem niet

in langs de ſtraten twiſt-redenen voeren, noch door # de Steden nieuwigheden op-ſoekken, omdat h alles in ſich ſelven weet en heeft, niets acht

in buiten ſich; hy werkt wel krachtiglijk, maerſoe

at telijk; hy bekommert ſich niet over de gelukkige # uitvallen van ſijne vereiſſchingen, niet meer dan it over de eere van ſijneverwinningen of Zege-pra #

lens: hy is geduldig in lijden, vroolijk in vervol gingen, verwachtende d'overwinning in ſijnen ſtrijd, en niet in de toejunchingen dermenſchen. Eindelijk mijn Heer,degeeſt Godts heeft ſoovele hoedanigheden waer aenſhy bekent kan worden, dat het onmogelijk ſou zijn de werkking ſijnerre denen niet te gevoelen, ten ware de Duivel alle de geeſten betoovert had om haer te blindhokken: want de Schriftuur wijſt ons aen, wat de vruchten des H. Geeſtes zijn, ſtellende voor eerſt de liefde; -

en d'Apoſtel maekt de werkkingen van de liefde bekent. De blijſchap is de tweede vrucht: niet een blijſchap die voortkoomt uit de vermakelijkheden

desvleeſch, ofuit het vernoegen desgeeſtes, maer uit de getuigenis van een goede gewiſſe. De derde, is de vrede, die geruſtigheit aen de ziel geeft, ſoo # #

wel in tegenſpoeden als in voorſpoeden. De vier

t

de is, delijdſaemheit,die gewillig lijd alle de tegen heden welke men niet kan ontwijkken. De vijfde

k

is, de lankmoedigheit, die met geruſtheit de uit: - - -

5%

* .*

-

koomſt


94.

AMerkteekenen om de ware

koomſt van alle dingen verwacht, ſondereenige verhaeſtende begeerten. De ſeſde is, de goetheit, die aen een ygelijk goet, en aen niemand quaet

doet. De ſevende is, de goedertierenheit, die alle

perſoonen ſonder onderſcheid goedertieren by ſtaet en ontfangt. De achtſte is, de ſachtmoedig heit, die alle onſe zeden beſtiert, en ons van ſoeten

ommegank met den even-naeſten maekt. De ne de is, het geloove, dat ons Godt en de waerheit van alle dingen doet kennen. De tiende is, deze digheit, die alle onſe daden en begeerten bematigt. De elfde is, de onthouding, die ons ſelven ont houden doet in allerhande driften en begeerten, ons ſchikkende onder de bematiging van alle din gen. De twaelfde is, de eerbaerheit, die allerhande gevoeligheden des lichaems en des geeſtes in den toom houd. Deſe twaelfvruchten zijn altijton

afſcheidelijk van den H. Geeſt; ſoo dat hy die ſich ſegt een Propheet of van Godt geſonden te zijn, niet te geloven is, tenzyhy inderdaeddeſetwaelf vruchten beſit, gelijk mede de ſeven gaven des

ſelfden geeſtes, welke zijn; de kracht om het qua de te wederſtaen, en het goede te doen; het ver ſtand om de waerheit des geloofs en dergoddelijke verborgentheden te begrijpen; de wij ſheit, om | de vaſte en waerachtige deugt van de geveinſde en ſchijn-deugt t'onderſcheiden: de # om alle on-

ſe daden wel te beſtieren: de kenniſſe, om de ſaken |

te kennen die tot onſer ſaligheit vereiſcht worden: | de


Propheten te kennen.

95

, de godtvruchtigheit, om die in 't werk te leggen 5 : en de vreeſe Godts, om altijt rechtveerdiglijk te U!!

wandelen.

-

Siet daer, mijn Heer,deſeven gaven, welk de H.

g Geeſt altijt brengt in de zielen die hy beſit, die ons

# tot gewiſſe kenteckenen dienen, om te kennen, of

st deſe perſoonen, die ſich Propheten noemen, waer

lijk van Godt geſonden zijn, en indien men meter

" daed deſe deugden niet in haer ſiet leven, ſoomag leſ men haer wel verdacht houden, uitoirſaek dat de ik

H. Geeſt niet onvruchtbaer is, niet min dan karig of gierig; hybrengt altijtſijne vruchten voort ter plaetſen waer hy woont,en deelt dacrookſijnega ven uit, aengeſien alle deſe dingen onafſcheidelijk zijn van fijn weſen. Men moet daer geen nieuws gierige merkteekenen ſoekken van ongemeene ſa

* ken, gelijkgeſichten, verrukkingen desgeeſtes, of

* mirakelen, dewijl de Duivel alle deſe dingen lich "telijk kan werkken, maer de vaſte gronden welke de Schriftuur ons heeft aengeweſen, door de werk

* kingen en eigenſchappen van de liefde, door de gaven en vruchten des H. Geeſtes, en ook door de acht ſaligheden, welke Jeſus Chriſtus ſelfs ver tº klaert heeft aen de ſalige zielen toe te komen, die # noit ſoodanig zijn ſonder deſe acht ſaligheden te , beſitten, welke beſtaen in de armoede desgeeſtes,

ik de ſachtmoedigheit, de tranen van boete,den hon eiger en dorſt na de gerechtigheit, de mededoogent

# over den naelten, de reinheit van herten, ge ruſt ſ


96

Merkteekenen om de ware # geduldigheit in't lijden voor -

ruſtheit des

de gerechtigheit. Alle deſe dingen moeten gewiſſe lijkt ſamen komen om Propheten en geſanten

iſ

Godtste weſen,ſonder welke ſich niemand beroe

men kan den H.Geeſt te hebben,noch ſijne open baringen en gemeenſame onderhoudingen, om dat de eerſte werkking,welke hyin eene ziel te we gebrengt, is, die te vercieren met fijne vruchten,

en te begunſtigen met fijne gaven, om ſijne eigene volmaektheit, plantende in fijne grond de waer achtige liefde, die ſich openbaert door de werkkin gen van hare eigenſchappen, gelijk de H. Paulus die verklaert, voortbrengende de achtſaligheden, die in een byſondere ziel de ſelfde werkkingen en vruchten des H. Geeſtes en der liefde voortbren

gen, om dat alle deſe dingen tot een ſelfde werk king uitkomen, die niet gevonden wordende in een ziel, die ſich ſegt van Godt geſonden te zijn, ſoo is ſy ſekerlijk bedrogen, of wilt de andere wel bedriegen door een valſchenſchijn: want Godt

deelt ſich niet mede, aen degene die deſegaven, vruchten en gelukſalige merkteekenen niet heb ben, nevens die van de liefde, en noch minder ſou #

de hyhaerſenden als Propheten, om de weereld te waerſchouwen over ſijne voornemensen willens.

Daer konnen wel perſoonen zijn, die de toeko mende ſaken voorſeggen , maer ſy zijn daerom geen Propheten Godts, noch van hem geſonden,

aengeſien de Prophetie een geeſtelijke gave is, die *- -

- -

/

-

geene


WO)

# ſt

. . . Propheten te kennen. . 97 geene deugden toebrengt aen de ziel die daervan is ingenomen,niet meer dan doet de gave der memo rie en desverſtands, wanneer het niet word geoef fent, om de willen Godts te volbrengen: Want indien men fijne memorie aenlegt om de naeuw keurige of nutte ſaken in eenige aerdſche dingen te gedenkken, ſooisdeſe gave der memorieydel, en even is het ook met het verſtand, dat # begeeft om eeren en rijkdommen deſes weereldste gewin nen, gelijk ook de gave der Prophetieydel is,wan neer men die aenlegt tot dingen te voorſeggen, die van Godt niet voorgegeven,ofvanſijnen twegen aen de menſchen geſonden zijn, tot heilſamebe richtingen. . - o . :: r Al

-

--

De twijfeling welke gy hebt, mijn Heer, dat deſe Propheten welke gy kent niet vanGodt afko men, is ſeer wel gegrond, dewijlgy haerverſchei dentlijk ſpreken hoort, en dat er tegenſprekingen,

ſtrijdigheden en verſchillen zijn in 'tgene ſypro pheteren, uit oirſaek dat de geeſt Godts altijt een

derley is, en ſich ſelven niet # tegenſpreken. In *

diendeſe Propheten van Godt waren, ſy ſouden

alle op een wijſe,en ook ſtantvaſtelijk ſpreken, om dat er geen veranderlijkheit in Godt kan weſen. |:5 't Gene hy aen de oude Propheten geſegt heeft, # dat ſeit hy noch huidenſdaegs aen de zielen die hy a

te befit; 't welk geen nieuwe dingen konnenweſen, & om dat Godt alles heeft doen propheteren door 3

###

de Ouden, maer hy geeftGtegenwoordig het ver: --

-- -

-

e

ſtand


'

" ,

, t

Merkteekenen om de ware

Vººr in-

# en de verklaring van die oude prophetien, aen de zielen die ſich aen hem overgegeven heb ben. # geen nieuwe wetten of lee ingen # Jeſus Chriſtus de laeſte heeft opaerdengebragt, 't welk diedes Evangeli ums is, en ook alle dingen in volmaaktheit ge leert, die de menſchen moeten doen of laten, om wedertekeeren tot God # hangen, Waer van en dat ſoonaeuwkeuriglijk, dat noit iemand na hem iets meer kan leeren :

# Want hy

##

ervult, en alle deſaligmakendeleeringen geleert;

# #n, hy een verleider ſoude weſen, dien men geenſinsſou

i

moeten gelooven

va

.

, , nkoomt M#iemand van Godtswege de menſ#nen het oRW opwekken, teneinde ſynºogtenom 1 -

# -

ſien, hoeverre fy vervallen zijn van de leeringen Jeſu Chriſti, en hoe afgeweken van Godtaen te hangen, hen vertoonende door een:

#

||

# # dat

.

alſ goede geeſten die konnen begrijpen, ſoo moet men die ſaken niet verwerpen, omdat ſy goet in

haerſelven zijn,en niet dan voordeel konnen doen

aen alle die hier #ſchoon die ook moge i'

ten komen uit den mond van een valſch Propheet,

iåvan de Duivelſelſ, dan moet men ſich niet op

# houden met ſoanaeuw het werktuigt', ken, waer uit deſe waerheden voortkomen, als -

-

wel


EEEEZEE

-E

Propheten te kennen.

99

wel de ſaek in ſich ſelfs, om te weten of die ook

waerachtig is, of die goet is, of die ſtrekt tereeren Godts, en tot ſaligheit onſer zielen. Want Godt

gebruikt ſomtijts onvolmacktegebrekkelijkeper ſoonen, ja de Duivelfelfs, om ons de waerheitte

verklaren die ons noodſakelijk is ten einde wyner gens in redenen van onwetenheit fouden konnen voorwenden, of Godt beſchuldigen over onſe verdoemeniſſe, van ons niet genoegfaem gewaer ſchout te hebben. Hierom doet hy ſomtijts debee ſten, de godlooſe, of de beſetene ſpreken, om ons ſijne willen te openbaren: doch men moet daer om geen werk maken van de beeſten, van de Dui velen, noch van degodtlooſe, maer alleen voor deel doen met deſaken dieGodt ons door haer be

kent maekt, wanneer 't gene fy ſeggen goet en waerachtig is. -

-, -

Het ſekerſte kenteeken, om de ware Propheten

te kennen, is, aen te merkken, ofſy, die ſich ſoo danige noemen, ook rechte Chriſtenen zijn; de wijl men noodſakelijk eerſt een waerachtig Chri- - ,

ſten moet zijn, eer men een waerachtig Propheet kan weſen: en wanneer deſe perſoonen die ſich ſeggen van Godt geſonden te zijn, onverſchillige ſaken verklaren, ofwelke men niet naeuw onder

ſcheiden kan, ofſygoet of quaet mogen woſen,ter eeren Godts ſtrekken of niet, dan moet men haer naeuwkeurig onderſoekken, of ſy de hoedanighe den van een recht Chriſten hebben, en indien# -

---

G 2

G


1ge

Merkteekenen om de ware

-

die niet hebben, ſoo moet men haer verwerpen:

want Godtſalnoit van ſijnen't wegen andere per ſoonen dan ſijne vrienden ſenden. Ofſchoon hy ſomtijtstoelaet, dat de godtlooſe, de beſetene, of andere, goede berichtingen geven; ſoo komen ſy daerom niet van ſijnent wegen, noch zijn ook waerachtige Propheten. AZ Doch op dat men niet bedrogen ſou zijn door A

de valſche, en dat men ook de vrienden Godts niet

verwerpe die in ſijnen naem komen,ſoo moet men in haer erkennen, ofſy de kenteekenen dragen, en

of ſy de hoedanigheden hebben van waerachtige Chriſtenen, en of ſy waerlijk Godt kennen. En dit isſoo moeielijk niet om t'ontdekken, als men ſich inbeeld, uitoirſaek dat hy die waerlijk Godt

kent, hem ook bemint, en hy kan hem niet be minnen, ſonder deelachtig te zijn van ſijne hoeda

-

nigheden, en ſich te hervormen in fijne eigen ſchappen. Gelijk Godt goet, rechtveerdig, en waerachtig is, ſoo ſal hy ook weſen die waerlijk hem kent en bemint. Indien men in deſe Prophe ten iets ſtrijdig ſiet tegen de goetheit, gerechtig heit, en waerheit Godts,ſoo moet men noit geloo

ven, dat ſy van hem geſondenſouden zijn, om dat degene # ſijn vriend is, ſich altijt in hem her vormt, en naeuwkeurigdeſe driehoedanigheden van Goetheit,Gerechtigheit en Waerheitdeelach

tig is, de ſelfde voortbrengende door alle ſijne werkken.

| | | |

- -

-

En

|


Propheten te kennen. 1 of Enſoodanige zijn ook geen waerachtige Chri ſtenen, die geen waerachtige Diſcipelen en navol gers Jeſu Chriſti zijn. Om ſijn Diſcipelte weſen, moet men doen het gene hygedaen heeft; en om fijn navolger te weſen, moet men in alle dingen hangen aen den willeſijnes Vaders, gelijk hy die aen-gehangen heeft. Men moet ſich niet inbeel den, dat Jeſus Chriſtus dingen, de menſchelijke natuur te bovengaende,

# heeft, die onmo

gelijk ſouden zijn gedaen te worden door een per ſoon van den geeſt Godts beſtiert, uitoirſaek dat Jeſus Chriſtus voor ſoveel als menſch een lichaem

# #

had en een ziel gelijkwy, met welke hy niets heeft gedaen, dan't gene een ander menſch ſou kon nen doen door # byſtant van de geeſt Godts, en ſoo ook alle degene, die ſich Propheten noemen, moeten de werkken van Jeſus Chriſtus volgen, en ſijne liefde navolgen, of anders zijn ſy niet waer lijk Propheten Godts, noch van hem geſonden. Jeſus Chriſtus heeft ſoo grooten liefde tot de menſchen gehad, dat hy de gedaente eenesſon daers heeft willen aennemen, ten eindehydeſon daren mogt leeren, door wat middelen ſyuithare

* qualenſouden wederkeeren tot het eenigſte goet

van Godt aen te hangen. Hiertoe onderwerpt hy g ſich aen de Wetten, aen het lijden, ja aen de doot; ; hoewel hy niet onderworpen was aen de Wetten, #

doorſijnegroote gerechtigheit en onnooſelheit, noch aen het lijden, om noit geſondigt, noch de

r -

-

-

-

G 3

-

boe


Merkteekenen om de ware boeteverdient te hebben, noch ook aen de doot,

1oz

-

omdat hy nergens in daer aen ſchuldig was, dit al doende, om aen de menſchen den weg te vertoo

nen door welken ſy konden weder keeren tot

Godt, wanneer ſy van hem waren afgeweken: uit vreeſe van dat ſy den moed mogten verlieſen, of te moeielijk of # gelooven ſoovele rampent ondergaen,om weder tekeeren totGodt aen te hangen, door wanhoop de middelen achter

||| ,,

en latende, alsof ſy onverdraechelijk waren. Hierom drijft de liefde, die Jeſus Chriſtus haer toedraegt, hem ſelfs, dit ſwarejok op ſich te ne men, en de eerſte haer voor te gaen, om haer ſijn voorbeeld te vertoonen, ten einde ſy weder het hert mogten hervatten, met voor hare oogen te ſien door eenen onſchuldigen de werkken des

ſchuldigen volbrengen,haer de gelegentheit bene mende van te ſeggen, dat de ſwakheit der men

ſchelijke natuur ſoomoeielijk ſwarebedrijven niet

n".

uit kon ſtaen, wanneer een menſch van harena ! 5

tuur die gewillig leed, door de liefde diehytothareſaligheit droeg. Nu om een waerachtig Chriſten en navolger Jeſu Chriſti te zijn, moet men dit gevoelen in fijne ziel vaſt hebben, dat indien men om de ſaligheit onſes naeſtens ſeer geſtrenge harde wetten moeſt -

iLa

lijden, ſinaedheden en ſmerten,ja ſelfs de doot uit

ſtaen, dat wy't ſelvige gewillig ſouden doen, om de liefde die wy tot fijner ſali # dragen. En in -

dien


#!

#

Propheten te kennen. diende gene, die ſich Propheten noemen, van

gevoelen niet ingenomen zijn, ſoo hebben fyde

# liefde niet, en konnen ook geen waer # Chriſtenen weſen, noch Diſcipelen Jeſu Chriſti, en veel minder fijne Propheten.

·

wanneer men haer hoort ſchreeuwen tegen de ſonden der weereld, alle de menſchen veroirdeelen

en hare bekeeringen prediken, ſonder dat ſy ſelfs

hare ſonden kennen, oirdeelen ſy ſich niet ſtraſt baerenſouden noch minder willén lijden voor de bekeeringharerbroederen: dus moet men geloo ven, dat de waerachtige liefde niet hebben, en geen Propheten Godts zijn, die altijt vaerdigſtaen omden doot te lijden voor de ſaligheit der wee reld hebbende deſeliefde van haren Godt behaelt;

#

en of ſchoon ſy nergens aenſchuldig waren, ſoo ſouden ſy gewilligden dootondergaen, om haren naeſten te verloſſen, haren meeſter Jeſum Chri ſtum navolgende. 't welkwel

#

dachten ſchijnt, want men hoort haer niet da

prediken, 't gene ſy ſelfs niet in 't werk ſtellen, Heel de weereld is tegenwoordig vervult met

diergelijke Leeraers, Predikersen Propheten. Hier in is't dat onſetijtten rechten gevaerlijk genoemt wórd, dewijl men ſiet, dat het Chriſtendom niet

meer beſtaet, dan in uitwendige vertoogen, waer

zoemenſith meer bevlijtigt, dan om waerachtige Chriſtenen te worden.'

-

-

Ydereen houdſthgeruſt, op een valſehevaſte -

-

G 4

ſtel


zo4

Merkteekenen om de ware

-

ſtelling: d'eene ſeggen ſich Propheten te zijn,d'an dere Chriſtenen of Diſcipelen Jeſu Chriſti, ſonder in ſijne leering te wandelen, noch fijne daden na te volgen. Men ſiet de menſchen trachten na hare eigene eere; en Jeſus Chriſtus ſocht niet dan de

eere ſijnesVaders. Men ſiet haer de rijkdommen en aenſienlijkheden beminnen; en Jeſus Chriſtus verkoos de armoede en de verſmaedheit. Men ſiet

haerluſt ſcheppen in vermakelijkheden, en volgen al 't gene hareſinnen ofgeeſt behaegt, Jeſus Chri ſtus is in ſmerten en tegenheden, ſijnen luſt alleen ſcheppendeinden wille ſijnes Vaders te volbren gen : en met alle deſe ſtrijdige tegen-ſtellingen durft men ſich wel toeeigenen den naem van Pro pheet, van Chriſtenen of Diſcipelen Jeſu Chriſti. Dit zijn groote duiſterniſſen, tegenwoordig over geheel de weereld algemeen verſpreid. Elias had in ſijnen tijt reden omſichte bedroeven, van dat

hy alleen een Propheet op aerden was overgeble ven; maer de Heere, om hem te vertrooſten, ſeide

hem door den Prophetiſchen geeſt, dat hy noch eenige duiſenden had over gehouden, die hare knien voor den Afgodt niet hadden gebogen. Ik

verwacht dat dit getal gevonden mogt worden in deſelaeſte tijden,en dat ſooweinige duiſenden on der dit groote Al noch machtig ſullen zijn het licht der waerheit tºontfangen: maer ik kan geen waerachtigePropheten # haergewaer worden

pfſchoon ik die van Godt verſoekke. Geduurig -

-

;

-

OI)t -


Propheten te kennen,

Yo5

ººg onthoud hy my noch 't vernoegen van een eeni ſte nſ!'

ik in. TT:

nſ

#

gen in den geeſt te kennen, niet meer onder de Chriſtenen, als elders in heel de weereld, 't geen mijn ziel ſeer bedroeft en perſt met een gevoelig leet, om niet meer te kennen noch een waerachtig Propheet, noch waerachtige Chriſtenen. Gy ſoud my miſſchien mogen vragen, mijn Heer,of ik mijn ſelven ook geen waerachtig Chri ſten geloof? Ikſalu antwoorden; dat mijn geloof my miſſchien mogt bedriegen: maer indien niet in my kondbemerkken de eigenſchappen # liefde, de vruchten en gaven des H. Geeſtes, de acht ſaligheden, ſoo moet gy dat niet gelooven:

n

want deſemerk-teekenen zijn onfeilbaer voor een

##

waerachtig Chriſtelijke ziel, ſoo dat de gene die de ſelvigeniet hebben, of ten minſten trachten en arbeiden om die te bekommen,niet waerlijk Chri

##

ſtelijke konnen genoemt worden, en veel minder Propheten Godts, ofſchoon ſy dat ſeggen. Dit

# beyveren, van te willen dat men haer ſoodanige ºf

et

l,

dé ſ! 5

ſou gelooven, is een teeken dat ſy haer eigen eere ſoekken, om dat een Propheet Godts niets na jaegt, noch geweldaen doet: hy legt alleen ſijnen laſtafaen degene tot welke hygeſonden is, gelijk een bode, die geen belang heeft aenden inhout des Briefs dien hy brengt. Dit geweld om ſich te

g: doen gelooven; deſe begeerten dat hare prophe

»fé 0ſt

tien vervult mogten worden, en deſe hevigheden tot het bevorderen van hare voornemens, betui

G 5

-

gens


To6 Merkteekenen om de ware Propheten, circ.

gen, dat ſy hare eigene vernoegingen ſoekken: om dat een vriend Godts altijt werkt met ſoetig

heit en onverſchilligheit, latende geheelden uit ſlag van ſinen laſt aen Godt bevolen, en hyisal | ſoo wel vernoegtinſijneſchaemte als inſijne eere, niets ſoekkende noch iet anders beoogende, dan voldaen te hebben aen die hem geſönden heeft. Siet hier, mijn Heer, de waerachtige kerſteekenen omt onderſcheiden de ware Propheten uit de val ſche, gelijk my Godt die bekent heeft gemaekt,

neemt haer tengoeden. Ondertuſſchen verblijf ik, Mijn Heer,

vwe ſeer ootmoedige benares, in Amſterdam, den 2o. April, 1668,

A. B. -


:

NEGENDE BRIEF. Aeneengeleert en Godsvruchtig perſoon, die verwon dert was, hoe de menſchen noch verergeren, daer de Kerkken, Sermoenen, Gebeden en andere plichten van Godts-dienſtigheden dagelijcks

#

digen, hem doendeſien, dat de waerachtige Godts 0

dienſt niet beſtaet in de prachten en beſlachelijkheden van de uitwendige Godts-dienſten, maar in de ver

heffing vanſijnen geeſt tot Godt, om hem indengeeſt en inderwaerheit aen te bidden.

Mijn Heer,

Ls ik op den 22. November, 1665. in een ſeer prachtigen Tempel quam ,

# mijn

geeſt geheel twijfelachtig, in't overleggen, of ik mijn knien moeſt buigen om daer Godaen te bidden, waer ik niet ſagdangout en ſilver,'t welk d'Afgodt is van den tegenwoordigentijt; en uit vreeſë van niet mede in deſe gemeene Afgoderij te

vervallen, moeſt ik mijnen geeſt ten Hemel voor Godt verheffen, om Jeſum Chriſtum te ſien, die daerister rechter hand des eeuwigen Vaders, hem niet konnende bemerkken op de autaren, ſoorijk

kelijkverciert, dat niet alleen de vaten van gouten ſilver waren, maer d'autaerſelf, gants blijkkende van deſeſtoffe: het voorſte van #autaer wasſeer

hoog verhevenbeeld-werk van enkel ſilver, nae't Ullte -


Van d'ingebeelde Kerk. uitterlijk ſcheen, doch als ik dat wel van naby on

go8

derſocht had, ſoo wierdikgewaer, dat het onder is

n

niet dan hout was,en het bovenſte alleen verſilver

de platen. Ik ſagdaer door de waerachtige beelte

nis der huidenſdaegſche Chriſtenen : want ſy ſchijnengants blinkkende van godtvruchtigheit,

jagantste zijn van het gout der liefde, maar in den grond, en voor Godt, zijn ſy niet dan gemeen want dit laeſter-werk van uitwendige godts-dienſtigheit,

# , dat door het vyer word verteert:

# alleen glans in de oogen der menſchen;

en

ſoo haeſt als Godt dat ſal komen afkrabben door

verdrukkingen, ſal hy daer inderdaed niet anders vinden dan kalken droog hout, bequaem om het

yyer der Hellent onderhouden.

-

Indien Godt ge-eert was door gout, ſilver, en rijkkevercierſelen, ſoude hy ſich daarvan niet ge dient hebben, terwijl hy in het vleeſch onder de menſchen geleeft heeft? Soude hy een ſtal ver koren hebben om geboren te worden? een arme dochter tot Moeder ? een timmerman tot voeſter

vaer? Zijn de menſchen wijſer en volmaekterge worden, als hy? Dat kan men niet ſeggen ſonder godts-laſtering: maer ſy zijn voorſeker afgevallen en bedrogen, en verſtooren Godt ten hoogſten, daer ſy hem ſeggen teeeren. Hy wilt aengebeden worden in den geeſt en der waerheit, daer deſeo

vertollige vercierſelen, groote en meer dan onge meene verhindering ingeven. De voorwerpſelen IAC

A


Van d'ingebeelde Kerk. ro9 nemen de ſinnen in, en trekken die af van don n: ſichtbare dingen, gelijk als Godt is. Deſe rijkke

# vercierſelen, en prachtigetempelen waren ſeer be #

, quaem voor de Heidenen,die# en natuurlijke ſinnen hebbende, ſonder ſtoffen niet konden ko

men tot de kennis, van de grootheit en hoogſte

heerlijkheit eenes geeſtelijken Godts:

maer wy,

die Chriſtenen zijn, den H. Geeſt ontfangen heb bende, met de nieuwe Wet, welke Jeſus Chriſtus ſelfs op aerden heeft ingevoert, om een einde te ſtellen aen alle de voorgaende, enkele verbeeldin

gen van ſijne Evangelijſche Wet, die geeſt en le ven is. Moeten wy erger worden dan de Heidenen die haren koſtelijkſten huiſraed gaven, om daer

van een gulden kalf te maken? En wy makenau taren van valſch ſilver, om denwaerachtigen daer

toe te trekken, nat gebruik der menſchen,die ſich

als goden doen aenbidden. *

Wie kan twijfelen, of de Schriftuur is nu ver vult, in 't geneſy ſeit, dat alle de menſchen leuge naers zijn, dewijlſoo veel verſcheide perſoonen

ſeggen, wy zijn Chriſtenen, en ſy zijn dat niet? : want Chriſtus, en ſijne leere, is een ſelfdeſaek?

" maer de leere van deſe perſoonen is ſoo verſchei # den, als de verſcheidentheit der perſoonen, en der # vergaderingen verſcheiden zijn. Een Jeſuijt ſal # prediken, dat men alleen ſlechts van hare gemeen

ſchap moet zijn, om ſalig te worden. Een Carme

: lijt predikt, dat menmet den Capulaeitte des: ſº


11G Van dingebeelde Kerk. ſalin't Paradijsgaen, op den eerſten Saterdach na

ſijne doot. Een Dominikaen, dat men alleen van 't Rooſenhoetken moet weſen, om ſich te verſe

keren van ſijne ſaligheit. Een Franciſcaen belooft dat vaſtaen alle degene die de koorde dragen; een Auguſtijn dengordel: en dus matigt yder ſich aen een ſaligmaker der zielen te zijn, wanneer men

haerſlechs onderdanig wilt weſen, ongevoeliglijk een heimelijke Afgoden-dienſt indrukkende in de geeſten des volks, ygelijk haer tot ſichtrekkende, in plaets van haer tot Chriſtum te geleiden, voor wien ſy rechte leugenaers zijn; nadien er niet is dan de liefde Godts, en geenſinsalle deſe beuſelin gen, ſonder die liefde,'t welk het eerſte en grootſte gebod is, ſonder het welk te voldoen, niemand in

't Paradijs kangaen, ofſchoonhy in de broeder ſchappen van alle de Ordens desweerelds megt weſen, en dat hy ſich onderwierp aen alle debt ſtierders die op aerden zijn. Dit al is niet machtig een eenigezielſalig te maken, indien fy hier mede niet heeft de werkking der gerechtigheit, en de

weſentlijke Waerheit, dat Jeſus Chriſtus, en fijne leeré is. '

-

-

Is het wel wonder, dat Jeſus Chriſtus dente genwoordigen tijt ſoo uitdrukkelijk voorſeit heeft

op het 24-Cap. Matthei, ſeggende; Indien iemand u ſoit, Chriſtus is hier of daer, gelooft het niet: hy is in de vertrek-kamer, of in de woeſtijn, gaet daer om niet uit? Want Chriſtuskoomt niet in de wel *

--

luſten,


ch! In W.

111 Van dingebeelde Kerk. luſten,en prachtige gebouwen of vercierſelen, veel minder in de hoovaerdige en eerzuchtige zielen;

gelijk de bedrijven derhuidenſdaegſche menſchen daeruitwendige blijkken van geven. En ofſchoon alle hareleer-oefeningen en ſluitredenen, nergens anders toe ſtrekken, dan om deſe hoovaerdie met de heerlijkheit en eere Godts te bedekken, ſooſal

ſy noit voor ſoodanige konnen gaen, voor de klaer-ſiende oogen, van die de nieren onderſoekt, en lichtelijk dit dekſel en maſker van ſijne eere

doordringt, om te ontdekken, dat de menſchen Afgoden-dienaers zijn van hare eigene deftigheit, ſtichtende Tempelen en Paleiſen, om hare eigene

:

larij onſterfelijk te maken, vercierende de Kerk en met ſoovelerhande vergierſelen, als de wiſpel

tuurigheit der geeſten vereiſcht,om te voldoen aen d'onſtantvaſtigheden van hare ſinnen, trekkende het volk door ſoodanige vernoegingen,tot valſche godts-dien godtvruchtigheden, en eenengrouwe daer hy heeft, l van ſten, daer Godt de prachten en ydelheden des weerelds verfoeit, welke de Chriſtenen huidenſdaegs in de Kerkken gebruiken, om haregodts-dienſtigheden te ver

#

f

»

:

g 3%

## ##

mommen, die in der daedter # gelei

den, Godt verachtende in plaets van hem te veree ren. Het is een beſchreielijke droefheit, dat de

Chriſtenen huidenſdaegs een erger leven leiden, dan dat der Phariſeen, daer ſy het quade doende,

t

ef

bet goede leerden, maer wy Chriſtenen, doen -

het


112 . Van d'ingebeelde Kerk. het quade,en leeren inſgelijks het quade. Sy deden -

goede werkken om den menſchen te behagen, en deſe doen geene wanneer ſy haer ſchadelijk zijn, niet meer om den menſchen dan om Gode te be

hagen; yder een niet levende dan tot ſijn eigen voordeel, eere, of vermakelijkheden,ſonder te ſor

gen voor Godt, noch voor den naeſten. Is dit Chriſtenen te weſen, recht te doen tegen de lee

ringen Jeſu Chriſti, die niet leert dan ootmoedig heit, en verloochening van fich ſelfs op het gevaer van de verdoemenis? En de huidenſdaegſche leids lieden, leeren meter daed, en met woorden, dat

men ſich ſterk moet maken met rijkdommen en eeren, om kracht te geven aen de deugt, aen 'tge ſag van de Kerk, en aen hare ledematen. ,

O Antichriſtens! wat ſekerder bewijs kan men verwachten om te kennen, dat de Duivel nu in het

vleeſch is gekomen; dewijl men in 't Heiligdom niet anders ſiet, dan 'tgene ſich recht tegen Chri

ſtum ſtelt, de hoovaerdigheit tegen fijne nederig heit, de gierigheit tegen ſijne armoede, de ge veinſtheit, tegen fijne eenvoudigheit, d'ongerech

tigheit tegen fijne gerechtigheit, de leugen tegen ſijne waerheit, en eindelijk, alles is tegen hem ſtrijdig, en fijne leere uitgeroeit. Daer is niet dan een eenig goet op aerden, dat het Evangelium noch in geſchrift en ſijne volkomentheit is; alle het andere riekt na't verderf. En indien het de

Duivelgeoorloft was,deſeSchriftuur te verderven, Je


Van d'ingebeelde Kerk. 113 #Jeſus Chriſtus ſou niet meer gekent worden van eenige menſchen : maer fijne belofte is onfeilbaer, iſ dat ſijne Kerk, 't welk is ſijne Leere, noit ſal te

# gronde gaen. Aen deſe is het dat men ſich vaſt g moet houden, en niet aen de wijſen en veranderin

# gendermenſchen: ofſchoon ſy de Kerk verbeel den, van wegen de geſtalte harer waerdigheden, & ſoozijn ſy toch daer van niet dan verrotte ledema ten, zijnde buiten de leeren en oefeningen des E evangeliums, waer in alleen de ſaligheit der men , ſchen beſtaet. Dierhalven bedriegen ſich vele ten hoogſten, geloovende te ſullen in 't Paradijsgaen, door de wegen der Hellen, die breed en effen zijn, volgens 'tgene de huurlingen des Antichriſteslee ren, om te verwerpen den ſmallen en doornachti , gen weg, die Jeſus Chriſtus# heeft, die niet ſal veranderen, ofſchoon de menſchen verande , ren. Hy ſal in alle eeuwigheit, noch van wet, noch

van leere veranderen. Dit vaſtgeſtelt, gelijk het is, wie durft er leven en ſterven, in ſich te laten voor

ſtaen de ſaligheit te ſullen genieten, niet doende dat Jeſus Chriſtus inſijn Evangelijgeleert heeft? maer volgende de leere en oefening der menſchen die recht ſtrijdig en opgeſtelt is tegen d'Evangelii ſchewaerheit? want wie onderhoudhuidenſdaegs

de armoede desgeeſtes, onderſoovele perſoonen, die daer van hoogſtatige beloften doen? Soumen wel een ſookonnen vinden onderduiſend, ja on dertien duiſenden? wie wenſcht niet naſijne eige j

H

ne.

'


-

-

-

Van dingebeelde Kerks

ne gemakkelijkheden ,

waer toe de rijkdommen noodſakelijk zijn? Hoe ſeer weinige vind men onder degene die belijdenis doen van Diſcipelen Jeſu # te weſen,die het lijden en het kruis be minnen om hem na te volgen, die als kinderen

d'Evangeliſche eenvoudigheitaennemen, die ſich

# , verklaringen en uitleggingen te vinden, om hare loſſigheden te begunſtigen ? In dien de volmaekſte van deſen tijt, ſoo wijd af zijn van de geboden Jeſu Chriſti, hoeveel ſullen d'on volmaekſte dat weſen? Het ſout verdorven zijn de, ſoo moet het vleeſch verrotten: en het groot ſte quaet is, dat deſe verrotting in de zielen niet

wordgevoelt,gelijk de melaetſheit in de lichamen doet. De Duivel heeft door heel de weereld ſoo | dikke duiſterniſſen geſaeit, dat de waerheit niet

meer geſien word: debetoovering desgeeſtes ſoo ooten kracht hebbende, dat de vroomſte ſou

# vreeſen Godt te verſtooren, in te gelooven de waerheit der valſche ſchijn-deugden en ſchijn

heiligheden, waer mede de Duivel geheel de wee reld ſal verwinnen, indien de laeſte ontferming noch word vertraegt, niet doende het waerachtig licht Godts # , in deſe duiſterniſſen,

daer geheel de lucht nu door beſmet is. Want wie durft gelooven, dat de Kerk niet meer is daerſe ſchijnt? en noch wel daer men ſoo klaer ſiet als

de Son, dat de leeredes Evangeliums niet is in de

mond, noch de werkkender Prieſteren. Moniken, 1. .

-

-

of


Van d'ingebeelde Kerk.

115

# of Prelaten in ſoodanige Kerkkelijke waerdigheit,

is als het ſou mogen weſen geſtelt? Men durft hare

# bedrijven als quade niet verwerpen, haer altijt # noch nemende voor de Kerk, ſoolang als ſy dege

# daenteenden ſchijn daer van dragen. Ondertuſ

# ſchen zijn het waerachtige Antichriſtens, terwijl

# ſyleeren en oefenen, 'tgenegants ſtrijdig is tegen

# het Evangelium, de leere Jeſu Chriſtien de eenige

# waerachtige Kerk, die ſichtbaer is door de men

# ſchen die de ſelfde beſitten. Alle andere Chriſte it nen zijn niet dan verrotte ledematen der ſelvige, ; die niet gehoort moeten worden, en noch #

# gevolgt, maer verworpen als Antichriſtens, ofſy 3 ſchoon van naem en belijdenis Chriſtenen, iahei lige in den ſchijn mogtenweſen. Nademael Jeſus Chriſtus ons heeft voorſeit, dat wy wel oponſe # hoede moeten zijn,dat er in de laeſte tijdenſouden

3 opſtaen valſche Chriſtensen valſche Propheten, die daer vele ſullen verleiden. Het zijn Chriſte nen, dewijlſy Chriſtens zijn genoemt, en ook hei

& ligein den ſchijn, dragende dennaem van Prophe # ten. Vandeſe is't dat men ſich wachten moet,

g, want ſy ſouden ſelfs d'uitverkorene verleiden, in g dien het mogelijk was. Hywaerſchouwt niet, ſich 'g alleenigte wachten van de hoereerders van de die ## # maer van de valſche Chriſtensen

ſt-valſche Propheten, die ſelfsteekenen en mirakelen 5 ſullen doen. Kon hy wel beter afſchilderen den

p-ſtaet van de huidenſdaegſche Geeſtelijke, die # Chri -

-

H 2.


Van d'ingebeelde Kerk. Chriſtens noemen, 't welk ſy niet zijn dan in den naem, nergens in onderhoudende de leere des E vangeliums van herten noch willens, ofſchoon ſy voor heilige willen gaen, volgens de waerdigheit van haren ſtant, # inbeeldende, dat het geeſte lijke kleedaen de deugt vaſt is, hoewel in der daed

'YI6

hare levens inwendiglijk, ſeer weinig van de wee reldlijke verſchillen; ja dikwils minder volmaekt

#

heit hebben. Syprediken als , teekenen | doende van grootegodtvruchtigheit,ja ſelfs mira kelen, na # het voor de oogen der menſchen ſchijnt, hoewel het te vreeſen is, dat het meeſte

deel der ſelvige door deDuivel worduitgewrocht: om dat men niet ſtellen moet, dat Godt, door

waerachtige mirakelen de geveinſtheit enydelheit bekrachtigen ſou, waer van de huidenſdaegſche | godts-dienſtigheden verſelt zijn. Dies te meer,

dewijl dewaerachtige Chriſtenen, geene mirake len meer van doen hebben, om haer geloove te be-| veſtigen, daer het meer dan genoeg door d'Apo-| ſtelen beveſtigt is. De Ketteren ſelfserkennen den |

vaſten grond van ons geloof, ſoo dat alle deſemi rakelen, die heilig ſchijnen, ſeer verdacht moeten

weſen, als valſche of duivelſche: 't welkonſetij den wel gevaerlijk maekt, om dat men het ware van het valſche niet meer kan onderſcheiden, be

halven door de oefening des Evangeliums, die al

leen de waerheit ontdekt, waer buiten niet dan | |

leugenen en bedriegerien zijn te vinden; deſe E Van -


-

# # , #

Van d'ingebeelde Kerk. 117 vangeliſche Leere de eenige waerachtige Kerk zijnde, die ſich ſichtbaer vertoont, door de werk ken der menſchen, die de ſelfde beſitten: en deſe alleen maken t'ſaem het lichaem der Heilige Kerk,

# # van Jeſus Chriſtus het hooft is. Maer alle de Chriſtenen die de ſelfde niet beſitten, zijn ſoo vele verrotte ledematen, die geeſtelijker wijſe zijn

##

# voor Godt; #

de ketteren, die dat

ſichtbaerlijk zijn voor de menſchen. Ja ſy zijn noch verderflijker, om gehouden en gevolt te zijn voor de Kerk, volgens hare geeſtelijke waer digheden,die haer heilig maken voor de menſchen, daer de ketteren verſmaed en een grouwel zijn voor alle vrome lieden, hoewel ſy dikwils in zeden en rechtveerdigheit en deugden te boven gaen van degene die in onſentijt ſich meeſt ſchijnen gedoo det te hebben. Wat grooter gevaerlijkheit ſou daer konnen weſen, voor de ſaligheit der zielen, als niet meer te weten, waer men de deugt ſalmo

gen leeren; dewijl degene, aen welke Godt die in handen geſtelt heeft, daer van zijn afgeweken.

º Hoe ſoudenſy die uitdeelenaen't volk, als ſy die ſelfs niet beſitten ? Na wat zijde moet de ziel * ſichkeeren, die eenvoudiglijk de ware Kerk ſoekt,

#iſ, Sy als ſy, de ſelfde verbeelden, dieSchriftuur, gants niet zijn moetdiehaer verſekeren op de H. die

* de Leere Jeſu Chriſti bevat, onfeilbaer is, en niet " kan dwalen: 't welk ſygelooft die blijft,

# Mijn Heer, Uwe ootmoedige Dienareſſe. A. B. * Grºnden29 Nov. 1665. T H 3 - TIEN ( |

|


118

-

TIENDE BRIEF.

Aen den ſtºfden. Hem verklarende de miſbruiken die daer nu zijn in alle de Heilige ſaken,'t welk bewijſt, dat de grou velder verwoeſting is in de Heilige Plaets, en dat het welhaeſt tijt is om uit Iudeatetrekken. Mijn Heer,

D# , dat ik mijn gevoelen ſou

ſeggen over alle de ſtukken der Chriſtelijke Religie, waerin ik miſbruiken bemerk; ſoo wiliku daer over mijne gedachten wel ontdekken, of ſchoon die nochgeheim zijn, en weinige per foonen de

# hebben om die wel aënte

nemen, uit oirſaek dat ygelijk ſich vleid, en de

beriſpende waerheit niet hooren wil. Maer ſys nochtansnuten heilſaem voor alle degene die be eerig zijn om Godt te behagen, en hare eeuwige åligheit te betrachten, van welke ik u geloof een

te zijn: en ofſchoon het u een weinig hard ſalval. len, dingen te hooren die ſtrijden tegen uwegodt.

# 't genegy voorheen

geleert en aen andere onderweſen hebt, ſbo ſuſt

gy nochtans door de waerheit overwonnen zijn, en verplicht met leedweſen te ſeggen, ſoo wel als ik, dat wy geweldig vervallen zijn van het geloo *,

*

"

-,

ve,


119 Dat de Chriſtenen nu, exc. ve, en van d'Evangeliſche Leere, en dat de dwa

lingen, die het onkruid zijn, byna alle het goede zaedhebben verſtikt niet alleen door de quadeze den, maer ook door de quadeleere, en quade be

ſtieringen, waer van een dat myſeer quaet dunkt, is, dat men den Chriſtenen het leſen der H. Schriſ

tuuren verbied,daer dat het Brood en het Voedſel van alle Chriſtelijke ziel weſen moet. Indien een Moeder het Brood uit de handen van hare kinde

ren onttrok om haer eenige beelteniſſen tot voed ſel te geven, ſouden ſy door het aenſchouwen der ſelviger verzaed konnen weſen? wat zijn het an ders als beelteniſſen, ſoovele boekken, welke meh

nu aenden dach brengt, die niet dan met praetjes en vonden der menſchen vervult zijn, waer mede

degeeſten vol duiſenddwalingen komen. En het Heilig Evangelium wordaen vele verboden. In

# verbod is gegeven om het miſbruik, dat e

ſommige daer van gedaen hebben, waerom ver bied men, door het ſelfde gevolg, niet het H. Sa crament,'t welk men oneindig meerder miſbruikt? want dat het Broodder Engelen zijnde,die de zie len den wille Godtsdoende, zijn; ſoo geeft men

dat dagelijks aen de ſwijnen, die na harevleeſche lijke driften leven, en niet nalaten dagelijks tot de autaren te naderen, onbedachter dan een hond

naer het ſlacht-huisloopt, waer door meer finaed heit Jeſu Chriſto wordaengedaen, dan in ſijnlij

den aen ſijn lichaem geſchiede: Ja de toovenaers -

H

4

-

na


12o

Dat de Chriſtenen nuniet meer,

naderen dikwils daer toe, om hare duivelerien te

bedrijven. En alle deſe heilig-ſchendingen, ſoo klaer beweſen, bewegen de herten der Kerk-voog den niet, tot het verbieden van ſoogemeenſame rouwelen: in tegendeel betrachten vele die aen eel de weereld gemeen te maken, ſonder te on

# inwendig mogten geſtelt zijn. Soude men, door het ſelfde gevolg, niet moeten verbieden ter Kerk te gaen,om de miſbruiken daer ontrent gepleegt? want ſy zijn huidenſdaegs ſoo ſeerontheiligt als de marcten en de gemeene plaet derſcheiden hoe

ſender Stad: en men vind niet een ſokleinen heer

ſchap, die in ſijn huis geen meerder aenſien ont fangt, dan Godt in de Kerkken. Ondertuſſchen acht men voor een vroom man, die dikwils ter

Kerkkengaet, ofſchoon hy geen meerder eerbie digheit voor Godt mogt hebben, alseen hond of een rat: en als hy daer is met den blooten hoofde, dat is dikwils meer om de menſchen,dan om Godt

teeeren. Alle deſe dingen zijn niet verboden om

het miſbruik, gelijk het leſen van de H. Schrift,die gevolgt moet zijn van alle degene die ſalig willen worden, welkers onkennis groote menigten ter hellen ſleept. Ogevaerlijke tijden! # wel ramp ſalige, dewijl het quade geſterkt, en het waerach tige goed uitgedooft word, de heilige ſaken ont heiligt, en de onheilige vereert. Hier van koomt het, dat de waerheit ongeacht is, omdat hy die de

ſelfdeſtaende houd, de hoogſtein waerdigheden -

*

-

-

quetſt,


dan den ſchijn hebben. I2 I quetſt, die daer van vervallen, ſonder herſtelt te willen worden. Dus vermeerdert ſich het quaet t'aller ſtond, en het is op ſijn hoogſte, ofſchoon -

men meent dat men in ſekerheit ſit, om dat men

op den ſtoel der waerheit predikt, en dat de Kerk noit in ſoo heerlijken ſtant is geweeſt, als nu te genwoordig: 'tgene waerachtig ſou zijn, indien de Kerk niet anders was,dan deſeſtoffe van vleeſch

en kleederen, daer de ſchijnbare Kerk in beſtaet: dewijl al de weereld nu geeſtelijk wilt worden, en ſich in de Kerk ſteken; ſmaerſter weinige zijn dat in der daed; en indien men de ſchors en het uit

wendigſte afdeed,ik geloof niet, dat men een eeni gen ſou vinden, die een recht en volmaekt Chri

ſten was, gelijk die van de eerſte Kerk waren, die modellen zijn van 't rechte Chriſtendom, dat noit ſal veranderen. En ſoo wijd als ons leven af is van

het hare, ſoo wijd zijn wy af van onſe ſaligheit; om dat die niet toekomen ſal, dan aen de ware

Diſcipelen Jeſu Chriſti. So dat eenyder ſich groo telijks bedriegt, denkkende tot het Paradijste ſul

len in-gaen door een andere poort, dan door de leere des Evangeliums. Het zijn dieven der zielen, die de ſelfde geleiden door de leere der menſchen, gelijk men huidenſdaegs doet: want om heiligen volmaekt geacht te worden, ſoo moet men ſich maer onderwerpen aen de wille van een beſtierders # 't welk een ſwak bewijs van heiligheit is. Want heeft niet natuurlijker, als ſich gewilligt'on & *men * . H 5 der iſ.


Espa,

122 -

Dat de Chriſtenen nu niet meer,

derwerpen, aen een perſoon dien men bemint. Daertoe heeft men geen deugt noch heiligheit van nooden. Ondertuſſchen is heel de weereld vol

groote boekken, die de volmaektheit en heiligheit van deſe onderwerping beſchrijven, welke men neemt om t'onderſcheiden, of een perſoon den

#

geeft Godts heeft. Waer in men bedriegt : want indien een perſoon den geeſt

Godtshad,het ſou hem onmogelijk zijn,ſicht'on derwerpen aen eenig perſoon die den ſelfden geeſt niet ſou hebben, nadien ſy in hem niet ſou kon

nen vinden, dan een verhindering tot hare vol maektheit, en veel tijt-verlies, gelijk vele heiligen hebben ondervonden, tot hare groote ſchade, en verhindering. Hierover is het, dat de HeiligeTe reza ſich beklaegt, van niet eenen beſtierder te konnen ontmoeten,om haer tot Godt te geleiden, of ſchoonſydien alleſins ſocht. Sy vond niet dan verhinderingen van hare volmaektheit, en het is buiten twijfel, dat de beſtierders haer meerder tiaet hebben gedaen, dan de Duivel ſelfs, 't welk

yſoo hooglijk ſou belijden, indien ſyweder in de weereld keerde. Ondertuſſchen leert men ons, de

ſe hare onvolmaektheit, als hare grootſte deugt, dewijl die voordeeligisaen de menſchen, die haet werk maken van de zielen te beſtieren. Indien fy den geeft Godtshadden, ſyſouden haer verplich ten tot onderwerping aen de Leere des Evangeli tums, en niet aen haer ſelfs. Maer met hare weeert -

ſchap


:

dan den ſchijn hebben. 123 ſchappen menſchelijkerwijſ verkregen, pijnigen en queſſen ſy de arme zielen, die geleid worden . door den H. Geeſt, die willende beſtieren volgens

hare eigene gevoelens, ſonder acht te nemen, dat alle de wetenſchap des weerelds voortkoomt uit

den H. Geeſt, en dat degene die denſelven beſit, meerder wijfheitinſich heeft,dan alle de Leeraren deraerde: welken men behoorde te hooren, te achten, en te volgen, in plaets van daer aen wetten

te geven, en # te willen beſtieren, gelijk alſe deſe nieuwe Theologanten des tegenwoordi gentijts doen. Die niets voor heilig of volmaekt

willen erkennen, dan't gene voortgekomen is uit de wetenſchappen harerSchoolen,die ſoovol dui

ſterniſſen zijn, dat Godt dikwils met goede reden. toelaet, dat de geleertſte bedrogen worden, door

ſchijn-heiligheden, die inderdaed niet dan bedrie

# des Duivels zijn, vermitsſy, met vleeſche jke oogen, trachten de goddelijke en geeſtelijke

ſaken te ſien: 't welk een groote verwaentheit des geeſtesis. Indien Lucifer is een Duivel geworden, om ſich hevens Godt te hebben willen ſtellen;

watſal van degene worden, die Godtſelfs willen beheerſchen, en ſich boven hem ſtellen, hem ver

plichtende de wet en den wille der menſchen te volgen, doord'oppermacht, welke fy nemen over

de zielen, waer van Godt de eenigſte en waerach tige beſtierder is, het aen niemandgeoorloſt zijn de, de conſtientien te beſtieren, maer alleen haer te -

-

- --

-


I24

Dat de Chriſtenen nu nietmeer,

te onderrichten in de Wet, en de leeringen, welke Godt onsgegeven heeft, die daer van mogten on wetende zijn,ſonderhaergeſagte miſbruiken,met haer meer dan Godt ſelfste doen achten en ont

ſien. Zijn dit niet wel ſchrikkelijke duiſterniſſen ?

En de grootſte is, dat men die noch niet kent, maer gelooft wel te doen, met denraedderkerk kelijke menſchen te volgen, die ſoowijd af zijn van d'Evangeliſche raed-gevingen, als den Hemel is van de Hel. Hier van koomt de verblindheit

des volks. Een weerelds menſch ſich niet inbeel

den konnende, dat men moet verſaken al 't gene men beſit, om een Diſcipel Jeſu Chriſti te weſen; wanneer ſy ſien, dat de Geeſtelijke, de Prieſteren, en de grootſte Hoofden van de Kerk, ſoekken te verkrijgen en te beſitten de meeſte goederen die ſy konnen,en dat niemand derijkdommen verſmaed.

Aen wien ſou men konnen doen gelooven, dat men ſich ſelfs moet verloochenen,om waerachtige Chriſtenen te zijn, wanneer men ſelfs de geſtreng ſte Ordens, met ſoo grooten ſorg, hare eigene voordeelen, vernoegingen, en eeren ſiet ſoekken?

yder een willende ſijnen Broeder te boven gaen, d'een Orden d'andere verachtende, alsoferſo vele

Goden, als verſcheideReligien waren; daer alles niet dan een hert, en eenewille, in Chriſto moet weſen. Kan men wel gelooven, dat men ſijn kruis moet op-nemen, en gewillig lijden, wanneer men

de volmaekſte dºſer tijtſiet het lijden verwerpen, on


dan den ſchijn hebben. 125 ongeduldig in ſwarigheden,en hatende de kruiken

:

met ſooveel tegenſtrevens? Moet alles niet in dui ſternis ſteken, dewijl het licht ſelfs ſooſeer isver duiſtert, dat, in de werkken der Chriſtenen niets

ſ!

meer eenigen glanſch heeft, van het waerachtig licht des Evangeliums? Is het wonder, dat het ge

#

meene volk

#

kelijke goederen, dewijl de Geeſtelijke het ſelfde doen? Souden ſy de nederigheit konnen bemin

#

# niet bevlijtigt, dan in de vergank

nen, wanneer de volmaekſte ſich verheffen, tot de

hoogſte trappen van eeren die ſy konnen? Wie ſou ſich ſelven verloochenen, ſiende degene, die ſich noemen,niets beminnen dan al hetgene

# aer eigen is? De laeſte tijden zijn gekomen, in #eſus Chriſtus geſeit heeft, dat de menſchen haer ſelven ſullen liefhebben. Hierop bid ik u wel acht te willen nemen, blijvende Mijn Heer,

Uwe ſeer ootmoedige Dienares, Uit Gent, den

A. B.

9. Decemb. 1665. º

ELF.


ELFDE BRIEF.

Aenden dºden, Hen verklarende, dat de menſchen haar ſelven lief hebbende, Gadt niet konnen lief hebben.

Mijn Heer, .

Na

H Kheb groote deernis, van teſten en te hooren, dat de menſchen ſeggen en gelooven, dat ſy 'Godt liefhebben,terwijl ſy niet anders beminnen, dan haer ſelven; daer nochtans het Gebodt van Godt lief te hebben ſoo eigentlijk noodigterſalig heit is, dat niemandſalig ſou konnen worden,ſon

der dat na te komen. De Wet des Evangeliums is in dit Gebod alleen begrepen vanGodt liefte heb ben,waer in de rechte liefde beſtaet: maer de men

ſchen huidenſdaegs hebben Godt niet meer lief, om dat ſy haerſelvenliefhebben, en dat deſe twee liefden al te ſeer tegen malkander ſtrijden, om t'ſaemin een hert te konnen weſen. Het vyerſou veeleer in't water beſtaen,om daer in minder ſtrij

digheden te vinden. Nochtans is het een ſo hoog noodſakelijken Gebod, dat men Godt liefſal heb

ben, vangantſcher herten, van gantſcher zielen, uit alle ſijne krachten, anders dat men niet ſalig ſou konnen worden. Het is niet een enkele trap -

-

-

-

*

*

*

V3R


Dat het Gebodt van Godt liefte hebben, Gre. 127

van willige volmaektheit, maer een Gebod, voor alle Perſoonen die in 't Paradijs willen ingaen: en niemand ſal daer in gaen door een andere poort, Godt het ſoodanig geſchikt hebbende van aenbe ginne des weerelds: enſy die ſijne Geboden niet baerkomen, konnen niet ſalig worden, of Godt ſou geen Godtzijn; om dat hy geen Godtſoude weſen, indien hy veranderlijk was, gelijk de men ſchen ſich laten voorſtaen, dat het gebruik der

menſchen verandering brengt ten aenſen van Godt. Het is

# , enſeer doodelij

ke duiſterniſſen, daer wy tegenwoordig in zijn,dat niemand dit gebod onderhoud, en dat al de wee reld wil worden: ſooſchrikkelijken miſver ſtand, dat byna heel de weereld doet omkomen,

#

het meeſte deel der Chriſtenen ſtervende, met in

beelding van hare ſaligheit, hoewelſy Godt niet vangantſcher herten hebben bemint, en dus dalen ſy ongevoelig ter Hellen, de poorte des Paradijs geſloten zijnde voor alle de gene, die Godt niet

van gantſcher herten ſtillen lief gehad hebben. Want het is een naeuwen noodſakelijk gebod: d'Evangelyſcheraed-gevingen zijn middelen om dat gebod t'onderhouden, maer niet enkelijk ter ſaligheit noodig: want ſy, die tot deſe liefde Godts

konnen geraken, ſonder afſtant te doen van al het geneſyhebben, zijn niet verplicht alle hare beſt tingen te verwerpen,ſich mogende dienen van har

regoederen, ſelfs om deſe liefde Godts te behour den


128 Dat het Gebodt van Godt lief te hebben, den. Die deſe liefde beſit, is niet verplicht Vader, Moeder,Broeder,Suſter en alle andere te verlaten;

noch ſijnen mantel te geven aen die hem ſijnen rok ontneemt, om dat alle deſe dingen, alleen tot raed

zijn, en dat ſy ons tot middelen dienen. Maer de liefde Godts, is uit het gebod, noodigterſaligheit; ſonder het onderhouden van 't welk, niemand oit

ſalig kan worden: en alle de gene die in 't tegen deel ſpreken, zijn Antichriſtens, die ſich tegen de

leeren Jeſu Chriſti ſtellen, ja tegen het beſluit van de Heilige Drie-eenigheit, die dat ſoo vaſtgeſtelt heeft, van het eerſte gebodaen, dat hy den men ſchen gaf. Is er wel menſchelijke ofhelſche macht, die dat kan veranderen? Moet men niet vaſtelijk

Godt van gantſcher herten beminnen, ofter Hel lengaen? Dit is ſoogewis en ſeker, dat geene rede lijke Schepſelen daer aen konnen twijfelen, ten ware de booſheit der menſchen die in aenſien zijn,

en den naem van Dienaren Jeſu Chriſti op aerden dragen het gemeene volk verleidden en bedrogen, ſoovele uitleggingen en verklaringen over dit ge bod makende, dat ſy't ſelfde uit haren geeſt doen

verdwijnen, of ten minſten vermommen ſy dat ſoodanig, dat een ygelijk ſich inbeeld Godt lief te hebben, wanneerſyhaerſelven, de rijkdommen, en de vermakelijkheden des weerelds liefhebben. Is dit niet wel een ſchoone over-een-koming? De liefde Godts kan niet weſen in eene ziel, die de

Weelden en rijkdommen desweerelds lief heeft; In Iêt


noodig ter Saligheit is.

129.

ik niet meer dan het vyer kan verblijven in 't water te ſonder uitgebluſcht te worden: omdat het eene in ſtrijdige, altijt ſijn tegenſtrijdige onfeilbaerlijk zº verdrijft. Indien gy Godt liefhebt,gyſult de wee # reld niet lief hebben, nadien

# wetten des

# weerelds, recht op-geſtelt zijn tegen de wetten d: Godts. o# ſeggen alle de weerelds in kinderen, dat ſy Godt lief hebben. En hoe ſoude

d: het mogelijk zijn, de waerheitliefte hebben, ſon n der de leugen te haten, of de gerechtigheit te be minnen, ſonder een afkeer te hebben van het be

drog, waer mede de weereld vervult is?

Wie kan

de armoede liefhebben, ſonder de rijkdommen te

verſmaden, of de nederigheit, ſonder de ydele

glorij te vlieden? het zijn alle ſtrijdige dingen, die hare tegenſtrijdige verdrijven moeten. Wat mid

- del is er dan, om Godt en de weereld lief te heb 2 ben ? Moet het ſterkſte niet de overhand krijgen?

2 konnen ſy wel lang t'ſamen blijven? Men heeft

ſlechs een natuurlijk oirdeel noodig, om neen te # oirdeelen,en bygevolg te veroirdeelen alle degene # die 4eggen, Godt liefte hebben, terwijlſyde wee y, reld lief hebben; dewijl onfeilbaerlijk, hy die

g

# Godt liefheeft, de weereldhaet: en indien men

de weereld lief heeft, ſoo haet men Godt. Want 3 men kan geen twee meeſters dienen, ſonderden iſ eenen ofden anderen ontrouw te weſen, ſeit Jeſus

Chriſtus. De liefde Godts in een ziel komende

# hare ſit-plaets te nemen, verdrijft uit de ſelvige

#


S3o. Dat het Gebedt van Godt liefte hebben,. les wat Godt niet is, en maekt dat de ziel ongevoe liglijk alle aerdſche genegentheden aflegt, en in

dien eenige aerdſche genegentheden een ziel beſe ten hebben, ſoo is de liefde Godts daer uit verdre

ven, en die kan daer niet nevens blijven. En tot

een ſekere proeve, om te weten, of men Godt lief heeft, moet een ygelijk alle de krachten ſijner ziel onderſoekken, om te ſien waer toe ſy aengeleit

zijn, of de memorie niet gedenktdan aen Godt, of het verſtand niet anders beſig is, dan om ſijne eere te beſorgen, of de wille ſich niet perſcht dan om hem te behagen. Dit zijn onfeilbare getuige

#, dat # Godt lief#

:

# indien alle

leſe dingen beſig zijn, om de weereld te behagen, of

# of eeren te bekomen;

het is

een gewisteeken,dat men Godt niet liefheeft: om

dat de liefde Godts de aerdſche begeerlijkheden verteert, en alle de gevoelige bewegingen en drif ten doodet, en dat ſoo krachtelijk, dat, indien de ſelfde liefde de zielen het lichaem niet onderhield,

de gevoelige drift, deſein haerweſen niet ſoukon men ſtaende houden: ſoodanig eindigt de liefde fijnesſelfs, wanneer de liefde Godtsheerſcht. De

ſchoonheit van deſeliefde, doet alles leelijk ſchij nen, wat buiten Godt is; haregoetheit doet het quaet achten, al wat buiten deſe liefde gevonden - word, en alle de geſchapene dingen, ſchijnen niets te weſen, wanneer men dit Albeſit. Noit is een

ziel van de liefde Godtsbeſetan, of ſygevoelt alle -

2T hare


noodig ter Saligheit is.

131

ſharewerkkingen, en blijft nimmer daer ledig van, ſoetelijk en krachtiglijk werkkende, tot dat hy ſichgantsvergodet heeft. Ik laet het te bedenkken, of eronder ſoovele

perſoonen, die ſich ſeggen, Godt lief te hebben,

wel vele worden gevonden,die deſewerkkingen in TI

d

:

hare zielen gevoelen? Maer gelijk de duiſterniſ ſenſoo dik zijn, ſoo mogt noch iemand ſich in beelden Godt lief te hebben, uit oirſaek dat deſe

# liefde Godts onfichtbaer is voor de oogen der V

:

menſchen, gelijk de ziel, met alle hare krachten; en fy kan niet geſien noch gekent worden, dan door de ſichtbare werkkingen: hierom geeft ons

Godt noch ſichtbare en ſtoffelijke getuigeniſſen, om te kennen ofwyhem beminnen. Dit is dat hy ſijne liefde onafſcheidelijk van de liefde desnae

ſten gemaekt heeft, ſoo dat men niet kan weſen ſonder de liefde des naeſten, wanneer men Godt

liefheeft, niet meer dan de Son kan weſenſonder

licht, en men kan ſijnen naeſten niet liefhebben,

ſonder hem goet te doen, 't welk deſichbaerlijke werkking der liefde is. Indien men dan Godt lief had gelijk men ſich voorlaet ſtaen, men ſou,door het ſelfde gevolg, ſijnen naeſten lief hebben, als ſich ſelven, en men ſou alle de Chriſtenen mal kanderen hertelijk liefſien hebben: maer in # deel, ſiet men onderhaer, niet dan wreedheden,

bedriegerien en verkeertheden, malkanderenha tende, ſonder eenige liefde. Bedriegen onsdemen -

-

- -

,

I 2.

-

ſchen


332.

Dat het Gebod van Gods lief te hebben

ſchen niet, wanneer ſy ſeggen, dat men wel ſalig

kan worden, gelijk men tegenwoordig hier leeft? Het zijn valſche overtuigingen, om al de weereld te doen verdoemen, deene door hare eigene booſ heden, d'andere door onwetentheden, ſich laten de voorſtaen de Geboden Godts te houden, met

alles in tegendeel te doen. Ik ſiegeenewaerachtige Chriſtenen meer op Aerden: het zijn niet als val ſche maſkers, die vertoonen't gene ſy niet zijn voor Godt. Want om een waerachtig Chriſten te

weſen, moet men de grond-regelen # Evangeli ums volgen, en niemand ſiet dat. Het ſchijnt, dat te leven als de Chriſtenen van de eerſte Kerk, een

ſottigheit is, om dat wy niet meer in die tijden le ven. Schrikkelijke miſverſtanden ! te gelooven, dat detijden de Wetten Godts hebben verandert.

Soude hyſijne leere niet op Aerden gelaten heb? ben, dan ſlechs voor die eerſte Chriſtenen? Of

wel heeft hy dat gedaen voor de Turken, Heide nen,en Afgoden-dienaers, die na haer moeſten ko men. Die zijn daer van niet onderricht, hoe ſou

den ſy deſelfde konnen onderhouden, daer ſy die niet weten? Indien deſe Leere des Evangeliums

niet was ingeſtelt, dan voor de eerſte # 5

het had niet noodig geweeſt die in geſchrift te brengen; nademael ſy die haer uit de mond ſelf van Jeſus Chriſtus gehoort hadden, de ſelfde lich telijk konden onthouden, en overleyeren aen de

gene die de ſelfde tot op eenen bepaeldentijt moe -

*

-

ſten


noodig ter Saligheit is.

-

, ,

133

ſten na-komen: en dan moeſt Jeſus Chriſtus een nieuwe Wet, en een nieuwe Leergemaekt hebben om de huidenſdaegſche Chriſtenen ſalig te maken: want ſy hebben de eerſte niet behouden, niet meer dan offy voor haer niet gemaekt had geweeſt, en men leeft huidenſdaegserger dan de Heidenen, ja de Afgoden-dienaers dragen de Beelden harer Af goden,van hout of metaelgemaekt, meerdereeren toe, dan de Chriſtenen nu den waren Godt doen;

en onderhouden ſonder vergelijkking veel beter de Wetten der menſchen, # wy die van Godt, die ons heeft geſchapen. Is dit geen beſchrielijke blindheit? En het ergſte van al is, dat men ſijne blindheit niet kent. Men ſiet onſen Buurman al

ſoo blind als wyſelf, en men denkt, dat alles ſoo gaen moet, omdat het een gemeen doen is gewor den, met gedrang in den weg der Hellenteloopen. Ydereen volgt den ſleep, ſonder meer te denkken aen de Wet Godts; en veel minder, dat men de

Leere des Evangeliums moet onderhouden, om een waerachtig Chriſten te weſen. Ookſoo leeft men, gelijk Atheiſten, die niet gelooven dat er een Godt is; ja noch veel erger. Men doet nu vrije lijk, alles wat niet te beriſpen is voor de menſchen; , alsof er geen Godt meer was, om onſe herten te j: doorgronden. Men bekent en ſegt met demond,

# dat er een Godt is, en men draegt ſich inwendig #

overal ons doen, als of er geen was, wanneer de .

ſ

menſchen datſlechs niet konnen weten. Kan het

# W

-

I 3

quade


134

Dat het Gebod van Gods liefte hebben

quade wel hoogergaen? Neen: noit. Maer het ſou wel meerder bekent konnen weſen, indien het

niet bedekt was met het maſker van geveinſtheit, en wederhouden van menſchelijke inſichten. In

dien ons geloof niet anders als dat der Atheiſten was, onſe verdoemenis ſou ſoofwaer niet weſen :

maer den naem te dragen van Chriſtenen, voor vrome lieden te willen gaen,en het Paradijs te ver wachten, ſooals men nu leeft, is een hooveerdige verwaentheit, die byſonderlijk in de Helleſal € ſtraft worden. Want indien de Phariſeer ſo

nig was, om ſich te hebben laten voorſtaenrecht veerdig te zijn, dan den Tollenaer, of ſchoonhy dat waerlijk was, wat verdoemenis moet de

verwachten, die ſich dat valſchelijk met leugens laet voorſtaen: want niemand is vroom, noch kan

de ſaligheit eiſſchen, dan die de geboden Godts bewaert. Buiten dit gaet het al voor den Duivel; het meeſte deel door

# booſheit, en het overige

door hare onwetentheden. Want niet te weten, 'tgene men verplicht is te weten, ſal niemand ver ſchoonen. Te ſien en te hooren dat een andere

quaet doet, ſal het onſe niet verminderen. Yder

voor ſich. Men moet de woorden Jeſu Chriſti bewaren, ofter Hellen varen. Die fijne woorden

bewaert, blijft byſijnegeboden. Die ſijnegebo den onderhoud, blijft in de liefde, ſonder de wel kemen niet ſaligkan worden; gelijk de H. Pau

Husſeit: ofſchoon men alle fijn goedaenden ar InCIn


noodig ter Saligheit is.

135

men gaf, en fijn lichaem overleverde omgebrand te worden, ja dat men de gave van prophetie had, dat men alle wetenſchappen verſtont, en ſelfs ber gen verſetten kon dat het al niet ſou helpen, indien 'mende liefde niet heeft: en van vrees, dat men niet

weten mogt, wat de liefde zy,ſoo vervolgt hy,met dat te verklaren, ſeggende: De liefde is lijdſaem; ſy is goedertieren, en doet niemand ongelijk: de liefde is niet moedwillig, ſy is niet opgeblaſen, ſy is niet eerzuchtig; ſy ſoekt hare voordeelen niet, ſy is niet bitter, ſy denkt geen quaet; ſyverheugt ſich niet in ongerechtigheit, maer verheugt ſich in

dewaerheit. Sy verdraegt alles; ſy gelooft alles: ſy hoopt alles; ſy lijd alles. De liefde vervalt noit, ofſchoon de prophetien ophielden, en de tongen ſtilſwegen en de wetenſchap vernietigt wierd. Dit zijn alle de woorden des Apoſtels, waer in hy ons aenwijſt, wat de liefdezy, wel voorſien hebbende dat in deſe tegenwoordige tijden, niemand waer lijk ſou kennen wat liefde mag weſen. Want men meent in deliefde te zijn, wanneer men niet doot

ſlaet, niet ſteelt, noch eenige grove ſtoffelijke ſon

de begaet, en dat men dennaem van Chriſtenen draegt, doende uitterlijk de Chriſtelijke plichten, 't welknochtans niet is dan de ſchorts en het maſt

ker eenes Chriſtens. Want ofwel, ſeithy, gy ſoo vele aelmoeſſen deed, en uwegoederen aen dear men uitdeelde, gy ſouddaerom de liefde niet heb

ben,indiengy niet met eenende liefde Godtshad, - --

I 4

en


136 . Dat het Gebod van Godt liefte hebben en indien gy uw lichaem over-gaeft, omgebrand te worden, ſonder deſe goddelijke liefde, het ſou u niet helpen; en noch minder, alle wetenſchappen en gaven te hebben, ja ſelfs ſoogrooten geloof, dat gy bergen verſetten konde; dit alles is ydel, ſon der de liefde Godts. Nu doch wie is er huidenſ

daegs, die 't goede doet, van alle fijnegoederen aen de armen uit te deelen, en van al het volgende ? en

wie heeft de gave van prophetie, en het geloove, om bergen te verſetten? Soodanige perſoonen zijn ſeer ongemeen, en noch konnen ſy niet verſekert zijn ſaligteſullen worden, indien ſy ook niet daer neVenS

# liefde Godtshebben.

Hoe konnen dan

ſy ſich deſaligheit beloven, die geene van deſega ven of hoedanigheden hebben, maer in tegendeel | verhard zijn tegen de armen, en ſoodanig met de liefde hares ſelfs ingenomen, dat ſy niet met gedult konnen lijden het

# van een vloo,en veel min

der een woord van tegenſpreking? Ondertuſſchen leven en ſterven ſy, in het vertrouwen van hareſa ligheit; om dat ſy ſchierniemand anders ſien doen

de verblindheit ſooalgemeen zijnde: 't welkonſe tijden wel gevaerlijk maekt. Want de woorden des Apoſtels zijn waerachtig, gelijk ook die van Jeſus Chriſtus: De Hemel en Aerde, ſeithy, ſul len vergaen, maermijne Woorden ſullen niet ver

gaen. Wy zijn ſekerlijk bedrogen en verleid door

onſen vyand den Duivel, die ſoo groote duiſter

miſſen door heel de weereldgeſaeit heeft, dat het e

byna


-

noodig ter Saligheit is. 137 byna langer onmogelijk is de waerheitte ſien. Het is een betoovering desgeeſtes,waer mede hyſchier alles tot hem trekt. Want indien men d'alder-vol

maekſte ondertaſte, die heiligen by de anderen ſchijnen; men ſou bevinden, dat ſy geene liefde hebben, ſonder de welke men, volgens den Apo ſtel, niet ſalig kan worden. De eigenſchappen, welke hy de liefde toeſchrijft, worden huidenſ

daegs niet in 't werk geſtelt, want de lijdſaemheit, welke hyeerſt by-brengt, word niet gevonden in tegenſpoeden, in ongemakken, of in verſmaedhe den, waerſy #de te weſen. Want tegeloo ven dat men lijdſaem is, wanneer men in voor ſpoed, gemak en aenſſenſit, is ſichte vleien: de word niet beproeft, dan door een on derwerp van lijden. De goedertierenheit is niet de

#

ſeſachtigheit, welke mengoetheit acht, wanneer men even voor het goede en voor het quadewijkt, ſonder iemand te wederſpreken, maer het is een

ſoetheit in tegenheden, en een goedertierenheit over ſijnen naeſten, Godt zegenende in alles, en den naeſten by-ſtaende in fijne nootdruftigheden. Hy ſeit, dat de liefde geen ongelijk doet, hy dan die ongelijk met ongelijk vergeld is in de liefde niet: want ſy is niet moedwillig, noch in woorden noch in werkken. Hy ſeit, dat de liefde niet is op

geblaſen, en dat ſy niet eerzuchtig is: hoe weinige perſoonen vind men, die niet zijn opgeblaſen van eerzucht; ja de volmaekſte en geeſtelijkſte ſelfs: -

I 5

want

-


138 . Dat het Gebode van Gods liefte hebben want dikwils zijn dealdergrootſte uitwendige ver nederingen, dalder-doortrapſte verborgenehoo vaerdigheden. Die ſich gelooft nederig te zijn, met een eenvoudig kleed te dragen, en ootmoedig te ſpreken, bedriegt ſich, indien hy de kennis van ſijne nietigheit niet heeft, ſooſal hy eerzuchtig blijven, in de nederigſte bedrijven. Hyvoegt daer

by, dat de liefde hare voordeelen niet ſoekt. Wie gevoelt ſich vry van het ſoekken ſijner eigene voordeelen, die afſtaende en overgevende ter eeren Godts? Hy die op ſijn voordeel niet docht, ſou

huidenſdaegsvoor ſot gehouden worden, onder de beſcheidenſtemen

# ondertuſſchen ſich

gelooven de liefde te hebben. De liefde is niet bit ter, en ſy denkt geen quaet. Wie heeft huidenſ daegs ſijne herts-tochten ſoo wel bematigt, dat hy ſich niet verbittert, wanneer hyaengehiſt word, en diegeen quaet denkt, wanneer men hem eenig quaetaendoet? Men bewaert de oude Wet, die

ſeit; oog voor oog, en tand voortand, maer men is niet verciert met de liefde, die zegent dengenen die ons vervloekt, en men bid ook niet voor de

gene die ons vervolgen, gelijk ons Jeſus Chriſtus

in den Evangelioleert. De liefde, ſeithy, verheugt ſich niet in ongerechtigheit, maer fy verheugt ſich in de waerheit. Hoe velezijn er wel, diefich ver

heugen in ongerechtigheit, met onrecht hare eiſ ſchen bevorderende, ſonder vrees van haregewiſſe te quetſen, wanneer ſyſlechsde

":

,,”

"-

are


º

noodig ter Saligheit is. 139 hare begeerten mogen genieten? en hoe ſeer wei

nige verheugen ſich in de waerheit, inſonderheit wanneer ſy eenigſins haer beriſpt? Niemand wilt die meer hooren, ygelijk willende in ſijnegebre ken gevleit weſen. d'Apoſtel gaet voort, ſeggende dat #liefde alles verdraegt, en alles hoopt om te betoonen, dat de liefde Godtsſoodanigen kracht geeft, dat men allerhande qualen verdraegt, om

V

ſijnent wil. Het is deſe liefde, die de kracht aen den

om ſijnen geweldenaer te beſpot : tenH. Laurensgaf, midden op de gloeiende kolen, die ſijn lichaem deden braden, en die aen alle de Martelaren den

wille gegeven heeft, om voor Jeſus Chriſtus te ſterven, en allerhande ſmerten met blijſchap te verdragen om ſijnen naem. De ſelfde liefde ge looft 't gene waerachtig is, ſonder tegenſprekin gen: hoopt op alle de beloften Godts, ſonder eeni gevreeſe, noch gebrek van geloof. Wie kan ſich ſeggen, deſe liefde te hebhen, daer men ſich ſoo ſwak voelt om te verdragen,ſoo hard om tegeloo ven't geen tegen onſe gevoelens ſtrijd; ſoo weinig vaſt in te hopen op de beloften Godts, daer alle onſeſorgen arbeiden aen de goederen deſes levens, hoewel hy ons heeft belooft, dat, wy het Konink rijk der Hemelen ſoekkende, alle het andere ons toegeworpen ſal worden. d'Apoſtel vervolgt,

ſeggende, dat de liefdenoit vervalt, ofſchoon de prophetien ophielden,de tongen ſtilſwegen, en de wetenſchap vernietigt wierd. Dit is te ſeggen,

#

%

e

i


- ººk zº:

--

14o Dat het Gebodt van Gods liefte hebben degene die in de liefde Godts zijn, geenſins ver vallen, ofſchoon geheel de weereldomkeerde, ſy blijven ſtantvaſtig aen hem vereenigt; en of er geene wetenſchappen, noch prophetien waren,

Godt leert haer inwendig genoegſaem,om alle ha re daden tebeſtieren, onverwikkelijk zijnde in de

ſeliefde tegen allerhande ontmoetingen. Wie ge voelt deſe vaſtigheit in Godt, die niet dikwils in ſwakheit valt, menſchelijke byſtant van nooden hebbende, die geen toevlucht neemt tot weten

ſchappen der menſchen, omſtaende gehouden te worden? Wie verneemt niet na prophetien, om verſekert van het toekomendete zijn. Dit alle zijn blijkken, dat men niet is in de liefde: om dat de liefde niets ſoekt dan Godt,met wienſyten vollen

geleert en verzadigt is. Ofſchoon alle andere din gen omquamen, ſy vervalt nimmermeer. Dat

yder een overwege, ofhy de liefde heeft, door alle de merk-teekenen, welke d'Apoſtel ons in ge ſchrift heeft gelaten, en of het geen groote leugen en bedriegerij is, te ſeggen, dat men de liefde heeft, wanneer men niet een eenige hoedanigheit,by hem aengeteekent, in ſich bevind, en met dit al de ſa ligheit te hopen. Kan de Schriftuur wel dwalen?

Kan d'Apoſtel liegen? Of wil ſich Jeſus Chriſtus veranderen? geenſins; maerwy zijn in deſe dui ſterniſſen, welke de Duivel overgeheel de weereld verſpreit heeft, ten eindeyder een ongevoelig on-, trent fijne ſaligheit worden ſou, geloovende in 't -

- -

- - --

.

-

Pa


noodig ter Saligheit is.

141

Paradijs te ſullen komen, ſonder de liefde, dan al leen die, welke men ſich na ſijnen wille ſmeed.

#

D’een ſal ſich gelooven de liefde te hebben,om dat hy eenige duiten aen de armen geeft; d'ander, om dat hy niemand ongelijk doet; d'ander, omdat hy niet begeert Godt te vertoornen: en indien men

den grond van deſe aelmoeſſen wel onderſocht, menſoudikwils bevinden, dat daer in niet anders

is, als een natuurlijke teederheit, of 'tgene erger is, de begeerte van voor liefdadig gehouden te wor den, en ſelfs ſomtijts om te vrijer in ſijne fonden te

blijven, geloovende Godt voldaen te hebben, met voor de ſelvige een weinig aen de armen te geven. En indien men niemand verongelijkt; het is dik wils om in achting byaenſienlijke lieden te blijven of van vrees,dat men niet ſalig ſou konnen worden -

,

met een andersgoet, of, 't gene erger is, uit vrees dat de menſchen het mogten ontdekken, en hem

g voor een ontrouwe of diefachtigen houden. En i! indien men wel doorgronde, waer uit deſebegeer 4 te koomt, van Godt niet te vertoornen, men ſou

niet anders vinden, dan de vreeſe van verdoemt te

g ſullen worden, ſonder iets meer. Alle deſe dingen, # #

# # 0' ſ

ſ

hebben geene gelijkkenis na de liefde: maer zijn alle vol eigen liefde, onwaerdig eene Chriſtelijke ziel, jaden naem van Chriſtenen dragen, dewijl daer na geene werkkingen zijn. En hy die in de waerachtige waerheit is, kan niet een eeniggraen

tie van 't Chriſtendom in het leven der # daeg


142 Dat het Gebodt van Gods lief te hebben daegſche menſchen bemerkken, niet meer, da

men een druppelſoet water, midden in de Zeege vallen, ſoukonnen bemerkken. Deſen grooten Oceaen die al verſlonden, en in ſijne # verandert hebbende, ſooſoude fy alſoo zout zijn

als het andere water der Zee,ſoodanig, dat niemand haer meer voor ſoet waterſou konnen onderſchei

den, ofſchoon ſy in haer eigen ſubſtantie dat ſelfde

is. Even eens word een Chriſten huidenſdaegs ſoodanig in-geſwolgen, in de zoute wateren der aerdſche begeerlijkheden, dat men geene Chriſte lijke hoedanigheden meer kan bemerkken : Ik ſegge, voor degene die in de rechtewaerheit zijn. Want degene die prediken, dat ſchier alle de hui denſdaegſche Chriſtenen ſalig ſullen worden, zijn in de valſche waerheit, omdat het waerachtig is, dat alle de Chriſtenen ſalig ſullen worden; maer

hy onderſcheid niet, dat er geene Chriſtenen zijn, dan de gene die inderdaed de leere des Evangeli ums volgen, 't welke de eenige ſaligmakende Kerk is. Het is dan een waerheit, dat alle de Chriſtenen

ſalig ſullen worden, maer het is een valſchewaer

heit, tenaenſien van degene welke men ſlechsge looft Chriſtenen te weſen, om dat ſy gedoopt zijn en uitwendiglijk doen'tgene de huidenſdaegſche menſchen teekenen der Chriſtenen noemen; na

melijk, ter Kerk te gaen, gedoopt te zijn, te bieg ten, het Sacrament te nuttigen; nalatende te ver

klaren,dat men om Chriſtenenteweſen, de belof tGI)


-

noodig ter Saligheit is.

143

ten en eeden moet houden, welke men aen Godt

in den doop heeft gedaen,'t welkiste verſaken den Duivel, de weereld, en alle hare prachten, en dat men inderdaed Godt moet liefhebben, vangant ſcher herten, van gantſcher ziel, en met alleſijne krachten. Want wat heeft Godtonſe woorden

of uitterlijke kerk-plichten noodig, wanneer die geen waerachtige getuigeniſſen zijn, van de liefde, van de dienſtwilligheit en eerbiedigheit die wy hem toedragen in 't binnenſte onſer ziel. Want in dien wy uitterlijk gedoopt zijn, en inderdaed niet zijn waerachtige dienſtknechten en Diſcipelen Je ſu Chriſti, ſooſalonſen Doop niets doen, als ons tot grooter verdoemenis dienen. Eveneens of een man ſich bekleede met de livrey van een Vorſt,om te vryer te gaen rooven in de Boſſchen: want na dat wy zijn opgeteekent in het ſchaepſtal Jeſu Chriſti door den Doop, en den Duivel, de wee

reld en het vleeſch volgen, ſoo zijn wy niet in den dienſt Jeſu Chriſti,maer verbreken de belofte hem

in onſen Doop gedaen; en wy worden dieven en roovers, ofſchoon met de livreyonſes Heeren Je ſu Chriſti bedekt en bekleed. En ons ter Kerk gaen is niet dan rechte geveinſtheit, indien deſe plaetſen ons niet dienen tot middelen, om te beter Godt te bidden en te vereeren, als in een andere

plaets : dit is de inwendige aenbidding, die de waerachtige Kerk maekt. En indien de ſtoffelijke Kerkken ons dienen, tot meerder :

artiest,

1GH-n


144

Dat het Gebodt van Gods liefte hebben,

bidden en Godt te vereeren, ſooishetſeer wel ge daen, ons daer natoetebegeven: maer te gelooven dat Godt gedient is met onſe wandelingen, en al leen met onſe uitwendige woorden, is een groot bedrog: gelijk ook te dat wy vergeving van onſe ſonden ſouden ontfangen door de uit wendigeBiegten,wanneer onſe herten niet zijn be keert tot boete van een waerachtige verbrijſelin

#

des herten. Deſe woorden van de beſchuldiging onſerſonden,ſullen niet meer dienſt doen, dan het

verhael van een Hiſtorie, indien waerlijk ons hert

geen ſchrik heeft van fijne ſonden, om die te ver beteren. En het uitwendig nuttigen des H. Sacra ments, brengt ons geene vereeniging of gemein ſaemheit met Godt, indien onſe ziel ſich niet aen

hem overgeeft,en onſe willehaer met de fijne ver eenigt; om dat alle deſe uitwendige ſaken niets zijn, dan alleen betuigingen van 't geneinwendig geſchied in de zielen, of anders zijn die niet dan valsheden en geveinſtheit, welke Godtſalverdoe men: want door onſe woorden ſullen wygeoir deelt, en door onſe werkken veroirdeelt worden.

De heilige woorden, ſonder de heiligheit des her ten, zijn leugenen; en de uitwendig godtvruchti ge daden, ſonderd inwendige godtvruchtigheit, ſullen ſwaerder verdoemenis veroirſaken. Hierom

ſullen de Turken en Heidenen ſachter gehandelt worden dan de Chriſtenen, die meter daeddelee

re Jeſu Chriſti niet volgen: want die veel heeft -

OIlt


noodig ter Saligheit is. 145 ; entfangen, hem ſal weder veel afgeeiſcht worden.

* * Siet hier, mijn Heer, de gevoelens die Godt my # x a # x #

geeft: doet uw voordeel daer mede, en volgt niet de gemeene dwaling van die uwe medeſtanders zijn, die de ſaligheit der zielen willen hangen aen de uitwendige Kerk-plichten: maer houd u vaſt aen d'oprechte deugt, van Gerechtigheit, Waer heit en Goedigheit, die in de grondonſerzielen

# moet ſitten, volgens welkeyder een geoirdeelt ſaf # worden, en niet volgens het gene hy uitwendig gedaen ſal hebben: want Godt is een geeſt, en hy ſalons in den geeſt en waerheitoirdeelen, en niet volgens de woorden en gevoelens der menſchen, die geen richters geſtelt zijn over andere aengaen de hare ſaligheit. Yder een ſal genoeg te doen heb ben met ſijn eigene ſaligheit. Daer is niemand dan , Jeſus Chriſtus die onſe Saligmaker is, en ons ſalig 2 ſal maken volgens ſijne leere, en niet volgens de , Heere der krachtelooſe menſchen, die niets dan het vernoegen deſes levens konnen geven, en gants

niet voor de eeuwigheit. Hierom ſtaeter geſchre

ven vervloekt is de man, die op een menſch fijn vertrouwen ſtelt. Laet onsgaen tot den waerach

tigen Saligmaker, en de bedriegerien der men # ſchen ontdekkende, laten wyonsaen Godt alleen

vaſthouden, dewijl alles, wat nu het heiligſte in

de weereld is, gantsverdorven is. Ik bidde Godt, # dat hy u klaerlijk deſe waerheit doeſien, op dat # gy niet moogt verleid worden door valſchen &

K

ſchijn


146 Dat het Gebod van Gods liefte hebben, dre. ſchijn, maer de rechte waerheit omhelſen, 't welk

u degene wenſcht, die ſich noemt, Mijn Heer, -

Zwe ſeer ootmoedige Dienareſſe,

Uit Gent, den 15.Decemb. 1665.

-

A. B.

TW AELFDE BRIEF.

Aeneen Leeraer in de Godthrit van de Gereformeerde Religie, over verſcheide ſtukken rakende de gevoe

lens die hy had ontrent deGodts geleertheit, ſeggende, dat de H. Geeſt nu niet meer in de zielen werkt, ge- | lijk ten tijde der Apoſtelen, met veel meer andere | ongegronde ſtellingen, waer op hem naeuwkeurig | /

geantwoord word, en vele ongehoorde ſchoonewaer had willen |S hy in woorden heden verklaert, voortgekomen alsniet verwerpende, de ſelfde die hooren, van een dochterſonderſtudien. Mijn Heer,

-

K geloof dat gy door de Conferentie die wy dat hadden, wel hebt gemerkt,onſe giſtert'ſamen # w'


-

Dat de H. Geeſt, dec.

147 -

* onſe gevoelens recht tegen den anderen ſtrijdig

#

zijn, want gy , niet te gelooven, dat de H. Geeſt tegenwoordig in de zielen werkt, gelijkſ ten tijde der Apoſtelen deed, en ik ondervind alle ſoodanige werkking in mijne ziel, en ik word ont roert gelijk ſy geweeſt zijn, tot gants te verlaten mijne goederen, bloed-verwanten, rijkdommen,

eeren en vermakelijkheden, ja ook mijn eigen ſel ven om Jeſum Chriſtum te volgen. Dit nu, kan noch vleeſch noch bloed weſen dat my daertoe aendrijft, door dien het vleeſch om alle deſe ſaken

wenſcht, en de ſelveten hoogſten acht. Dit kan

ook de Duivel niet zijn, die mydiergelijke bewe gingen geeft,dewijl hy gemeenelijk de zielen ſoekt te winnen door middel van de vermakelijkheden, van de rijkdommen, en eeren, alsmede door onſe

eigene liefde. Het moet dan noodſakelijk een goe

de geeſt zijn, die tot ſulke goede ſaken aendrijft,

en dewijl er niet goed is dan Godt, ſoomoet men

beſluiten, dat ſijn H. Geeſthuidenſdaegsnoch in 'de zielen werkt, ſooals hygedaen heeft ten tijden der Apoſtelen en oude # W

Waerom dan wilt gy, mijn Heer, deninvloed

des H. Geeſtes bepalen of mate ſtellen? Zijt machtig hem Wetten te geven,en te maken dathy nu ſich ſelven niet gemeen meer mededeelen ſou aen de ſuivere zielen, gelijk hy in voortijden ge daen heeft? Godt # noch bepaling, noch tijt,

| noch mate. Hy is eeuwig in alle ſijne werkken: K 2

hy


'148

Dat de H. Geeſt

-

hy heeft den menſch geſchapen om # met hem te hebben, 't welk hy noch in aller eeu

wigheit doen ſal, en noit fijne beſluiten om uw ge loof of ongeloof veranderen. Indien gy deſe wer kingen des H.Geeſtesin uw eigen ziel niet gevoelt,

dat geſchied miſſchien omdat ſy ſo ſeer met men ſchelijk verkregene wetenſchappen vervult is, dat

de H. Geeſt daer toe geen ingank noch Plaets vinden kan. Indien, wat u belangt het ſoodanig is, beriſpt daerom niet hetgene de H. Geeſt ten aen ſien van andere menſchen werkt. Gybehoorde veeleer hem aen te bidden, als u een Afgodt van uw eigen begrijp te maken, met vaſt te willen blij ven aen he geloof, dat de H. Geeſt tegenwoordig niet meer in de zielen werkt, gelijk hy in voortij den gedaen heeft: want het is altijt de ſelve Geeſt, ſich ſelven gelijk in alle tijden en plaetſen. In dien er ſoo weinig perſonen zijn, die ſijne werk

kingen gevoelen, dat koomt niet uit d'onvrucht baerheit des H. Geeſtes.maer alleenlijk door d'on bequa mheden onſer zielen, die ſich van Godtaf- |

ſcheiden, door de luſten en vernoegens van dit le ven; d'eenevermack ſcheppende in ſich geeert te | ſien; die, in ſich rijk te kennen; d'andere in ſich wijs en geleert te achten, en ſoo met alle andere. |

Yder heeft ſijn eigen Afgodt, om welken hy den H. Geeſt uyt fijne ziel verdrijft: want men kan geen twee meeſters tegelijk dienen; waer uw hert

is, daer is uwe ſchat. Men moet ſich niet verwon *

-

de


nu noch in de zielen werkt.

149

deren, indien een perſoon, die vaſt blijft aen het ': vooroirdeel van ſijn verſtand, ſeit, dat de H. Geeſt

niet meer in de zielen werkt, om dat hy niet ver

derkanſien of gevoelen, dan ſijne inbeelding hem 's beelteniſſen verſchat, welke ſy ſelfs in ſijn ver ſtand heeft afgeſchildert : al dat boven de ſelfde gaet, ſchijnt hem droomen en onwaerachtige ſa # kenteweſen. Van deſe is't dat de H. Geeſt ſeit,

Sy hebben oogen, en ſien niet, ſy hebben ooren - enhooren of verſtaen niet: omdat het onmoge lijk is, dat ſy, die niets begrijpen dan aerdſcheen

tijdelijke dingen, ſouden verſtaen de dingen des Geloofs, 't welk een licht is van Godt in onſe zie

leningeſtort,waerdoor wy de

#

-

ºgen begrijpen. Dit Geloof een goddelijke hoeda nigheit zijnde, kan niet leven in een ziel die alleen

aerdſcheen tijdelijke ſaken betracht: Nu de gene'

die niet dan ſtudien heeſt, uit de boekken en ge voelens van andere menſchen gehaelt, kan nimmer

begrijpen dat er een H. Geeſt ſoude weſen die de szielen beſtiert, geloovende dat men geen andere

beſtieringen vind, dan die de menſchen d'een den

anderen voorſchrijven, en ik houdevoordwalin ºgen en verleidingen al 't gene uit de Boekken en menſchelijke wijſheit gehaelt word, om dat alles' wat alleen natuurlijk is, vleeſchelijk engants niet

goddelijk kan weſen: want de beeſten hebben gelijk de menſchen een natuurlijk oirdeel na hare

, mate, om haersgelijk te beſtieren. Een Hennebe -

K3

ſtiert


5 56 Dat de H. Geeſt ſtiert hare Kuikens met meerderbequaemheit,

dikwils degene doen die haer ſelven beſorgers der zielen noemen, om dat wanneer ſy alleen het ge leiden van haren eigenen geeſt,of van dien die haer

gelijk zijn willen volgen, ſyhare leerlingen doen omkomen door haer eigen onwetenheit, hen voe

dende met vergif in plaets van Brood. Hier van zijn ſoovele Secten, ſoovele ſcheuringen en ver

ſcheideReligiengeſproten;ygelijk hebbende wil len leeren na ſijn eigenwijſheit,ſoo hebben ſy ſoo vele ſcheuringen en afſcheidingen als # gevoelens gemaekt. Indien deſe mannen die hen Apoſtelenofverſorgers der zielen noemen, door den H. Geeſt of door het goddelijk Geloof be- | ſtiert wierden, ſy ſouden alle de menſchen tot | Godt trekken; en daer ſou maer een Geloof, een

Godt en een Kerkweſen: maerſy hebben aen an dereniet konnen geven, 't geen ſyſelfs niet beſaten | en niet dan menſchelijke geeſten voerende, ſoo hebben ſy niet dan menſchelijke gemeintennaha- | re driften gemaekt, en zijn ſoo verre gekomen, totte ſeggen, dat er tegenwoordig geen H. Geeſt | meer is die de zielen beſtiert gelijk alsoſGodt ein- | digen ſijne genaden bepaelt waren. Het is wel een |

groot quaet in hare zielen, de werkking des H. |: Geeſtes niet te gevoelen;

maer het quaet is onver- li

gelijkkelijk erger, te gelooven dat hy ook niet |

meer in die van andere werkt, het is een laſtering | tegen de eeuwigheit Godts, en een manier van | | Hei


nu noch in de zielen werkt. 151 Heidendom, niet te willen eenen Godt kennen,

dan dengenen,dien ſy ſelfs ſien en taſten. Uwe re denen, mijn Heer, hebben my doen twijfelen dat gy ook van ſoodanige gevoelens moogt zijn, en dat gy door de ſelfde # , my wilde te verſtaen geven, in de ſelfde Conferentien dat uwe gemeinte de beſte was, en dat men daer leert Godt

inden geeſt en waerheit te dienen ; 't welk ik niet kan begrijpen: want indien gy Godt aenbadt in geeſt en waerheit, onſe gevoelensſouden ſoover

ſchillig niet zijn, jawy # in alle ſtukken wel eens worden, om dat er maer eene waerheit kan

weſen die van Godt afkoomt, en al de perſoonen

die in de ſelfde wandelen zijn altijt eens geſint: de wijl er niet dan een H. Geeſt is,ſoo kan er ook niet meer dan een H. Leere weſen, en 't gene met haer

niet over een koomt, is niet anders als dwalingen

en ſcheuringen. Gy houd uwe gemeinte voor de beſte, en ik twijfele of ſy wel de verkeertſte mag zijn. Wat de rechte en waregemeinte Godts belangt, ik vin de die nergens dan in de zielen met hen vereenigt; en dit alleen maekt de waregemeinte, 't zy dat die in groot of in klein getal beſtaet. Deſe zielen zijn

de eenige Bruid, en de ware Tempel des H. Gee ſtes, buiten welken niet dan burgerlijkeen wee reldlijke gemeinten gevonden worden, waer in de leids-lieden der ſelver, ſich meer begeven om de zielen tot hen te trekken, als die in de goddelijke K4

waer


152

Dat de H. Geeſt

-

-

waerheit te leiden : of ſchoon ſy dennaem van Godts Stadhouders dragen, ſoo zijn ſy gemeene lijk, noch van hem geſonden, noch van hem on rweſen,maer veeleer tot hare bedieningen inge voert door menſchelijke inſichten, of om eigen voordeel, dan om de eere Godtste bevorderen: en

dierhalven konnen ſy niet leerenGodt in den geeſt en waerheit te dienen ſonderhaer ſelfs te veroirde

len: dewijl ſy den H. Geeſt niet willen kennen

noch verſtaen, hoe ſullen ſy hem in den geeſt kon nen aenbidden? Syſouden veeleer ſeggen als die van 't oude Teſtament, wy begeeren Goden die

voor ons uitgaen, en die wy konnen ſien en taſten. Want een die niet gelooft dat de H. Geeſt tegen woordig noch in de zielen werkt, ſal ſich niet

ſchikken om dien tºontfangen, ſich vernoegende met te ſeggen't geen gy in de ſelfde Conferentie

ſeide: dat het genoeg is in Jeſum Chriſtum tege looven om ſalig te worden,uwe redenen gronden de op de Schriftuur-plaets, ſeggende, die gelooft en gedoopt ſal zijn ſalſalig worden. Indien men deſe plaets rouwelijk na de letter verſtaen moet, ſoo heeft Jeſus Chriſtus wel veel onnutte ſaken ge

daen terwijl hy op de weereld was. Had hy wel -

nogdig ſoo veel te prediken, en ons ſoovele ver ſcheideſaken teleeren? Nadien alleen dit geloove genoegſaemis, waerom ons overtolligt onderwij ſen, en teſeggen, dat men ons kruis op moet ne men, onsſelven verloochenen,en alles verlaten om hem


nu noch in de zielen werkt.

153

hem na te volgen ? dat men ſacht en goedertieren moet weſen,

# laeſte plaetsverkieſen, met duiſent

andere, die hy ons meter daed en met woorden geleert heeft. Indien het genoeg is te gelooven en

# te zijn om ſalig te worden, waer toe was etgoet ons ſoveel verſcheideſaken te leeren? hy had liever altijt ſlechs moeten herhalen, dat men

alleen moet gelooven en gedoopt zijn om ſalig te

# overige ſou niet dan alleen inyde le onnutte woorden beſtaen hebben; 't welk van

Jeſus Chriſtus niet geſegt worden kan. Die ons t geſeit heeft, dat men van yderydelijk woord re kening geven ſal moeten; ſoude hy ſelfs ſoo groo ten getal voort-gebragt hebben? En ook d'Apo

ſtelen die niet doen dan prediken, en hare Diſcipe len vermanen, ſober te zijn,te waken en te bidden,

de broederſchap lief te hebben, deenden anderen met vriendelijkheit voor tegaen, en ſooveel ande reſaken die overtollig ſouden geweeſt hebben. In dien het genoeg was te gelooven en gedoopt te zijn om ſalig te worden, alle hare Diſcipelen ge loofden immers in Jeſum Chriſtum, en waren ge

doopt, of met water of in den geeſt, waerom haer noch t'overlaſten na dit geloove en deſen doop, met ſoo menigte wetten en geboden? Deſe Apo ſtelen moeten wel onwetend geweeſt zijn ten aen ſien van deſehuidenſdaegſche Leeraren,die ſooge

makkelijken weg ter ſaligheit weten te vinden, waer alle de goede en de quaden ſonder moeiten A.

'

,

K 5

ſa


154

Dat de H. Geeſt

ſalig konnen worden: want de goede en quade Chriſtenen gelooven in Jeſum Chriſtum, en zijn ook gedoopt. Sekerlijk, mijn Heer, dit gevoelen opend de deur tot allerleigrouwelen, en ſtelt ſich recht tegen de leere Jeſu Chriſti, en der Apoſtelen: want de H. Paulus verſekert ons, dat men niet kan behouden worden ſonder de liefde, ofſchoon men

ſelfs allerlei goede werken deed, en gy wilt ons doen geloven, dat men ſalſalig worden door mid del van te gelooven in Jeſum Chriſtum. Ik worde in mijn ziel ontroert met toverdenkken wat ſcha

den duſdanig gevoelen aen de zielen toebrengen, kan, en beklage met groote droefheit alle de zielen die't ſelvigevolgen, van wegen het groot gevaer, daer ſy in ſtaen te vallen, door ſulke groove dui ſterniſſe. Ik heb vry meerder reden om hare ram pen te beklagen,dan gy hebt om te twijfelen of ik ook den H. Geeſt mag hebben, vermits uw ge loof, nevens dat van alle de menſchen, mijne ziel

niet kan quetſen, maer ſy die gelooven, dat het haer genoeg is in Jeſum Chriſtum te gelooven om ſalig te worden, zijn in gevaer van hare verdoeme nis; volgens het ſeggen des Apoſtels, dat de liefde ten hoogſten noodig voor onſe ſaligheit is. Indien gy wilt by-brengen dat gy vaſtſtelt, dat men de liefde heeft met dit geloof in Jeſum Chriſtum; ſulks word verkeerdelijk vaſtgeſtelt, dewijlwyin' derdaeddeliefde verkoelt ſien in de herten derge ner die voorgeven in Jeſum Chriſtum

teg"E: gaer


nu noch in de zielen werkt.

155

g: daerhyons wel dikwilsvermaent heeft van wel op onſe hoede te zijn, en ons niet te laten verleiden. Tºt ## #

Wyzijn waerlijk gekomen tot den gevaerlijken tijtdienhy ons heeft voorſeit, nademael de gene, die men voor de vroomſte lieden ſouachten, lee

ringen drijven die ſooſeer de ooren vleien om ons te verderven. Ik bidde dat Godt het ſwaerd nu

wilbrengen, en verbreken deſe verderfelijke vre

de van degene, die ſich degewiſſe ſaligheit belo ven, met ſlechs in Jeſum Chriſtum te gelooven. Wantdit is een valſche vrede die Godt op d'aerde

niet heeft gebragt. Dit gevoelen moet uit d'in beelding der menſchen getrokken weſen, of uit de Helle geput zijn , want het overleggen der menſchen,arbeid alleen om een aengenaem en ver makelijk leven in deſe weereld te vinden, met rede

nen en bewijſen om ſich de ſaligheitſonder moei tente beloven. Deſe leere van ſijne ſaligheit ver

ſekort te ſtellen op het geloof, dat Jeſus Chriſtus voor ons alles volbragt heeft is wel een breedeweg om lichtelijk in den Hemel te komen, welken vele

ſeergeern willen volgen: want ik vertrouw dat

# de booſte menſch des weerelds gewillig dit geloof ſal omhelſen, dewijlhy door het ſelve met alle ſij nebooſheden ſalig kan worden. Ik ſou my niet konnen inbeelden, dat eenige vrome lieden hen

ſouden mogenvernoegen met deſeleere,ofſchoon symetuwsgelijken die predikt, mijn Heer; ver

mits de conſcientie onsleert dat Godt waerachtig -

is,


156

Dat de H. Geeſt -

is en hyons geleert heeft door Jeſum Chriſtum en ſijne Apoſtelen, dat de weg tot den Hemel eng en ſmal is, en dat weinige den ſºlven wandelen, en dat

de ſelfde Jeſus Chriſtusgeſeit heeft, dat hy de weg' is, dat men ſijn kruis moet opnemen, en hem vol gen; dat een rijkke ſeer moeielijk in 't Koninkrijk' der Hemelen komen ſal: en wanneer hy verklaert

welke zielen ſalig ſullen zijn, ſeit hy, dat het ſullen weſen de arme van geeſte, de barmhertige, de

vreedſame, ſy die hongeren en dorſten na de Ge rechtigheit, ſy die weenen,ſy die vervolging lijden en diergelijkke. Hy ſpreekt niet van degene die geloovenſüllen dat Jeſus Chriſtus alles voorhaer voldaen heeft, om dat dit geloof niet dan een men

ſchelijk geloof is, dat noit onſe ſaligheit werken kan. Daer word een goddelijk geloof vereiſcht

om ſalig te worden, ſonder het welke van den aen-beginne tot het einde des weerelds niemand heeft konnen ſalig worden, en het is door 't geloof, dat alle de propheten , Patriarchen, Apoſtelen en alle andere Chriſtenen ſalig geworden zijn, en noch worden ſullen. Gy kond, mijn Heer, deſe eeuwi - gewaerheden niet verwerpen, maer ſult vaſtelijk

belijden, dat het is door 't geloof dat men ſalig moet worden: doch ik geloof niet, dat gy noch oit ondergrond hebt, wat het goddelijk geloove zy, en dat gy voor 't geloof eenige menſchelijke geloovens neemt gelijk die van andere religien dat

ook doen, yder van hen houd voor dit geloof, de ſaken


nu noch in de zielen verkt. -

157

ſaken welke hy ſich ingebeeld heeft waerheit te zijn: deene ſeit, mijn geloof is, dat men gedoopt moet weſen om ſalig te worden; d'ander ſeit, mijn geloof is, dat men goede werken moet doen om de ſaligheit te verdienen; d'anderin tegendeel houd voor ſijn geloof, dat de eenige verdienſten Jeſu Chriſtions ſullen ſalig maken, en ſoo van menich t andere gevoelens,yder acht het voor geloof, 't genehy ſich voorgeſtelt heeft te gelooven, en gaet dier vaſt op, als op het goddelijk geloof, en dus is men bedrogen, en men bedriegt anderen ſonder

daer acht op te nemen, deene blinde geleid den anderen, en ſy vallen beide in de ſloot. Het geloof dat men geſogen heeft van eenig Leeraer of van die ons voor-gegaen zijn, is uitgebreid tot de mede ſtanders, en daelt neder tot de navolgers, en in de ſer voegen zijn alle de menſchen dronken gewor,

den door de geloovens en gevoelens van haersge lijkken, hen inbeeldende het waerachtig geloove te hebben, dat alleen ſalig kan maken, terwijlſy niets hebben dan een menſchelijk geloof, door de menſchen haer ingegeven. Gy ſult miſſchien ſeg gen,mijn Heer,dat uw geloof niet door menſchen is ingegeven, maer dat gy het ſelfde haelt uit de

H. Schrift, en ik verſtae, dat alle de andere Reli # en het ſelfde ſeggen: want het is waer, dat alle

ſoodanigeSecten of Religien die daer ook mogten zijn, iets uit die geſeide Schrift hebben getrokken,

Enby gevolg hebben ſy alle ietsgoets inhaerge -

loof


158

Dat de H. Geeſt

loof. Sy dieſeggen, dat men gedoopt moet zijn Onn # worden, nemen haren grondop'tgene Jeſus Chriſtusgeſeit heeft, die gelooft en gedoopt ſal zijn, ſalſalig worden. Sylaten't geloof achter, wanneer ſy de kinderen doopen die noch geen oir deel hebben, onbequaem om te gelooven, en ſtel

len deſaligheit alleen aen den Doop, die and're ter contrarie ſtellen op het Geloof alleen: ſeggende dat, vermitste gelooven, dat Jeſus Chriſtus alles voor haer volbragt heeft, ſy voorſekerlijk ſullen

ſalig worden, hoewelſyſchoon niets anders deden dewijl ſy hen onmachtig houden om iets goetste doen. Andere ſtellen hare grond op de Schriftuur plaets, dieſeit; Indien gy geen Boete doet, gyſult alle vergaen, en doen dan boete om niet te ver gaen, en den Hemel te verdienen. Inſgelijks alle de andere, yder heeft eenige Schriftuur-plaetſen aengehaelt om fijne Religie of ſijn gevoelendaer door te beveſtigen, maer dit alles maekt niet als een verwerring, gelijk als die geſchiede aen het bouwen des toorns van Babel, 't welk tot niet ver

viel door de verwerring van de verſcheidenheit

der ſpraken, en ſoohaeſt als de werk-lieden mal kander niet meer verſtonden, wierd dat geſtut, 't welk ik hoop dat in onſetijden ook ſal geſchie den, dewijl het quaet ſoo wijd is gekomen, dat men niet meer kan weten waerde waerheit te vin

den is, yder een ſeit,mijn geloof is op de H.Schrif tuurgegrond, en ondertuſſchen ſiet men niet dan ſcheu


nu noch in de zielen werkt. t

159

ſcheuringen verwerring, ſonder deenden ande ren te konnen verſtaen.

De ſin der ſchriftuur

kan niet verwart noch verdeelt weſen: de waer

heitkan haer ſelven niet tegen ſpreken. men de rechte ſin van de

Indien

# verſtond, daer

ſouniet meer dan een Godt, een wet, en een ware #

d #

Gemeinte zijn: maer om dat yder een den ſin van de voorſeide Schriftuur neemt om zijn eigen gevoelen te bekrachtigen, ſoo begrijpt niemand den rechten ſin, 't welk ook door den geeſt des menſchen niet kan geſchieden, door dien de ſelfde geeſt, die haer heeft beſchreven, haer te verſtaen geven moet, vermits een menſchelijk vernuft de

goddelijke ſaken niet kan begrijpen: dat is bepaelt tot de geſchapene dingen, en kan de goddelijke en ongeſchapene niet bevatten; ſoo dat alles wat de menſch, alleen doorſijn menſchelijk verſtand be grijpt, niet dan verſiering en verwerring kan we ſen, ten aenſien van de eeuwige ſaken. Ondertuſ ſchen worden er ſo verdwaelde menſchen gevon den, dat ſy , geenen anderen Godt teken nen, dan dienſy door hare menſchelijke redenen verſtand begrijpen konnen, en geen anderen H. Geeſtt'erkennen, dan dien ſy klaerlijk ſien en ta

#

1%

# ,

º

ſten, en dienvolgende ſegt gymy, mijn Heer, dat ofſchoongy eenperſoonſaegt dedooden opwek ken, gy hem niet ſoud gelooven, tenware die in alles met de Schriftuur over een komen mogt, en

### onderwijl kentgy noch den H. Geeſt, noch den |

kftº

rech


Y6o

Dat de H. Geeſt

rechten ſin der Schriftuur. Hoe ſoud gy ook dien konnen kennen, daer van gyden toetſteen niet hebt, die het ware gout der liefde, onderſcheid van het valſche der ſchijn-heilige deugt? Gyſegt, dat die Schriftuur de ware toetſteen is, die den H. G.

kan onderſcheiden; 't welk ik ſelfs moet bekennen en toeſtaen: want de H. Geeſt is niet verdeelt noch

ſtrijdig tegen ſich ſelven, en ſoo moet noodſake lijk de ziel die ingenomen is van den H. Geeſt den rechten ſin der Schriftuur in ſich begrijpen: maer ik ben niet overtuigt te gelooven, dat gy deſen toetſteenſoud hebben. Ik weet wel dat gy vele ja ren verſleten hebt in het leſen van deſe Schrift, en

dat gy noch geduurig den Bibel by der hand houd, en uwen geeſt daer in oefent, maer de inct en 't papier is niet anders als een doot lichaem, het is de geeſt die levendig maekt: en hoe ſoudg konnen levendig gemaakt zijn door den Heiligen Geeſt, dewijlgy niet gelooft, dat hy tegenwoor dig meer in de zielen werkt, gelijk hy in voortij den gedaen heeft? Indien dat Goddelijk licht niet in uwe ziel koomt,ſoo moet die ſonder twijfel in duiſternis blijven, want daeris niet dan de H. G.

die ons't verſtand van de H. Schriften kan geven; en ſonder dat kond gy niet ſeggen den toetſteen te hebben, de letter niet dan een rouwe ſteen zijn

de, waer door wy geen rechte kennis konnen be komen. In tegendeel de letter beſwaert de ziel in't onderſoekken van den rechtenſin, want ſy die in -

deſe


##

. nu noch in de zielen werkt. . 18r deſe Schriftuur geoefent zijn, geloven dengodts dienſt vervult te hebben: ſoo dat deſe letter vele

heeft gedood, die aen de ſelve zijn vaſtgebleven, ſonder oit tot den rechten ſin te geraken. Dat zijn zielen die altijt leeren, en nimmer tot de kennis der waerheit komen. Hierdoor ſullen vele bedrogen

zijn,en ſich in den doot met ledige handen # want het ſal niet helpen voor Godt geheel den Bi bel van buiten te weten,en al de Capittelen en ver ſen te brengen, indien wy ons leven nadenſin van deſe leere niet hebben geſchikt. Integendeel

#

te veel te weten, ſalons veroirdeelen; om dat hy

die den wille des Heeren geweten, en niet gedaen heeft, met vele ſlagen ſal worden. Hier

#

om verwondere ik my ten hoogſten, dat gy my

wilt dringen deſe Schrift op het papier te leſen, daer Godt den ſin der ſelver in't merg mijnerge beenten heeft ingeprent: die is in mijne zielinge

drukt, en gy wilt my haer in de Boekken doen ſoekken. Ik kan niet gelooven, dat dit uit de

zucht en genegentheit koomt die gy tot mijne volmaektheit hebt, die u beweegt om my tot dit teſen t'overreden: ikvreeſë veeleer dat het koomt

uit een begeerte van my te konnen vatten door dit

- leſen, geloovendedaerin beter geoefent te zijn als ik, om my toverwinnen: maer het is ſeer te be

denkken, ofgyu daer in niet bedrogen ſoud vin den, omdat de goddelijke wijſheit in ſich een ver

borgenekracht heeft die ſomtijts de geheimſtege L dach -


162

Dat de H. Geeſt

-

dachten der herten doordringt; ſy ſou miſſchien op het eerſte# u doen verſtelt ſtaen, ſelfs door uitdrukkelijken ſin en woorden der Schrif

tuur: want hy die alleen de woorden weet, is niet wijſer als eenPapegay,die de woorden voortbrengt

welke haer geleert zijn, en dan 't einden van hare les en wijſheit is,wanneer men die ſpreekt van't ge

neſy niet in haren text heeft geleert. Siet hier, mijn Heer, 't gewicht en de mate der menſchelijke wijſ heit, die altijt hare bepaling vind, na 't gene ſy door andere menſchenhaers gelijk, of uit de let teren op papier gedrukt is onderweſen. Hierdoor ſiet mengemeenelijk deſe ſchool-leeraers,ſich vaſt houden aen haren text, ſonder te willen daeraf

/ wijkken, om plaets aen andere ſtellingen welke men haer voort ſou brengen, te geven; door dien wanner ſy ſoudengaen buiten de ſaken waerin ſy geoefent zijn, ſy dan ſouden ten einde van hare wijſheden raken: 't welk grootelijks van de wijſ heit des H. Geeſtes verſcheelt, die een fontein is

van ſpringend water ten eeuwigen leven, waer uit hoe meer men mag putten, hoe die wetenſchap helderder word. Het is niet noodig dat een ziel die

daervan is ingenomen, gae de boekken doorbla deren om de hoogſte geſchillen in de ware Godts geleertheit te beſliſſen, want dat vindſy heel vaer dig in haer verſtand, 't welk een dergaven is die de H. Geeſt altijt met ſich draagt: maer de menſchen

die deſen Heiligen Geeſt niet hebben, ſouden ſich wel


nu noch in de zielen werkt. 163 wel willen ſijn meeſter en onderrichter maken, en de zielen die hy bewerkt, ydele onnutte leeringen

leeren, welke ſy uit de ſcholen hebben gehaelt, en

deſe, hebben haer verſtandſoo volkomen ingeno men, dat ſy gants engaer alles verwerpen't geen met hare wetenſchap niet over een koomt, ſelfs ook geen plaets gevende om iet anders te hooren.

Jaſy verwerpen dat onverſtandelijk, en wanneer ſydoor de waerheit zijn overwonnen, ſootrach tenſy die te verdooven, of te beriſpen, of ten min

ſtente beletten dat andere die niet mogten aenne men; wel wetende dat indien de goddelijke waer

heit bekent was, ſy alle de menſchelijke wijſheden om verre ſouſtooten; en daerom konnen die wij

ſe, deſewaerheit die haer beſtraft niet verdragen; ſykonnen de waerheit niet veranderen,wat ſy ook mogen ſeggen of doen: maer ſy trachten haer te verduiſteren door laſteringen en verachtingen, en ſoo ras als de waerheit ſich niet wil buigen na 't welgevallen van hare gevoelens, ſooſmaden ſy de ſelve, om die in kleinachting te brengen, en dit door hare booſheit of onwetenheit: want ſy die

den H. Geeſt en de goddelijke waerheit niet ken nen, blaffen daer tegen door laſteringen, en byten

die door vervolgingen, gelijk honden doen on trent de perſonen dieſy niet kennen. Het ſchijnt, mijn Heer, dat gy byna even ſoo in onſe Confe rentie gedaen hebt: want ſoo haeſt als gy kond vernemen, dat ikuwe gevoelens wederſtont, ſoo L. 2

hebt


164

Dat de H. Geeſt

hebt gymy met laſteringen beginnen t'overladen,

ſeggende, dat ik de H. Schriftuur verwierp, dat ik te hooge gedachten in mijn ſelven voedde; en dat ik anderen oirdeelde, voor reden van weten

ſchapby-brengende, dat men de H. Schrift moet leſen, vermits ſy de toetſteen is, om te weten of men den H. Geeſt beſt: en dat Elias gemiſt had

met te denkken, dat hy van alle de Propheten al leenig was over-gebleven: en ten derden, dat men noit oirdeelen moet, om dat de Schriftuur ſeit,

oirdeelt niet, op dat gynietgeoirdeelt en word. A lle deſe ſaken ſchijnengoet en wel geredenkavelt te zijn;

maer men moet eigentlijk tot deſaek komen, en den rechten ſin van die woorden vatten. Gyſegt, dat men niet oirdeelen moet, en de H. Geeſt ſegt, dat men een recht oirdeel moet oirdeelen: hoeſal men deſe twee texten doen over een komen, van niet te oirdcelen, en ook te oirdeelen ? want een

recht oirdeel te oirdeelen, en lichtveerdiglijk te oirdeelen, is beide oirdeelen, hoe ſal men hier de letter verſtaen, dat men niet oirdeelen moet ? De

wijl de ſelfde Schriftuur ſeit, dat men een recht

oirdeel moet oirdeelen, ſoo kan ſy niet volko mentlijk verbieden niet te oirdeelen, gelijk gy dit nemen wilt. Als ſy beveelt een recht oirdeel te

oirdeelen,dunkt u niet, mijn Heer, dat ſy wilt ge bieden het goede voor goet, en het quade voor quaet te

# ; en dat men noit ſoo dom we

ſen moet, van blindelings het quade voorgoetaen te •

'

's


nu noch in de zielen werkt, 165 te nemen, of om dat met een Prediker ſeit, of ook

eenig ander perſoon, en dat men altijt moet onder ſcheiden, en met een rechtoirdeel oirdeelen, of het

genemen ons wilt overreden ook goet ofte quaet zy? En wanneer de Schriftuur in tegendeelſeit; oirdeelt niet, op dat gy niet geoirdeelt en word;' wiltſy dan niet verbieden lichtveerdiglijk van eens anders ſaken te oirdeelen, en dreigen, indien wy oirdeelen van 't geen wy niet kennen, dat Godt onsſaloirdeelen en veroirdeelen, om dat wy oir

deelen van 't geen ons niet toeſtaet? Het isalleen' Godt die rechtveerdiglijk oirdeelt, die de herten doorgrond, en de conſcientien onderſoekt: als de menſchen oirdeelen en verwerpen

al dat niet over

een koomt met hare begeerten, moeten dan ſoo danige mede niet geoirdeelt worden? maer niet de gene die met een recht oirdeeloirdeelen, aengeſien ſyin degoddelijke waerheit zijn, en het ware, van

het valſche onderſcheiden. Gyberiſpt my, mijn Heer, van dat ik geſeit heb, dat er geen ware Chri

enen meer zijn, en het is een eeuwige waerheit, dat men den geeſt Chriſti moet hebben om waer

lijk Chriſtenen te weſen: want het is niet genoeg dat men een timmermans ſoon is, om ſelfs een tim merman te zijn; men moet ſelfs konnen timme

ren, eer men ten rechten een timmerman genaemt worden kan , het is niet genoeg, dat ſijn Vader ſo

danigeen is geweeſt, indien hy ſelfs het ambacht niet leert, en dat oefent: Inſgelijks is het met de L 3 gene, s. -

\

*,

-


t

166

Dat de H. Geeſt

gene, die hen kinderen Godts, of Diſcipelen Jeſu ||

|

|

Chriſtinoemen. Sykonnen geen ware Chriſtenen zijn, indien ſy niet leeren Jeſum Chriſtum navolgen. Waerdoch, mijn Heer, zijn hedenſdaegs de Chriſtenen die de armoede beminnen, en de eeren

en rijkdommen des weerelds verachten? waer zijn

||

ſy, die konnende vol eerenleven,verkieſenſouden :

1

|| |

|

f

| | | | | |

veracht te worden? waer zijn ſy, die geern ſullen uitſtaen ſmerten en ſwarigheden, verachtingen en ſchanden, ja den doot ſelfs voor de ſaligheitharer evennaſten? ondertuſſchenſoveleperſoonen noe

men ſich Chriſtenen, en dragenden naem van diſ

!

i

cipelen Jeſuvoor Chriſti, hoewelenſydeniet de minſte vervolging de waerheit gerechtigheit hebben konnen lijden. Ikſiedeſewaerheden ſoo

r

klaer, als de Son op den helderen middach: en om

dat ik met een recht oirdeelſegge,dat er geen ware

Chriſtenen meer zijn, ſoo oirdeelt gymy, mijn Heer, als of ik ten onrechte heel de weereld oir deelde, en gy veroirdeelt u ſelven niet, over de

misſlagdiegy begaet in lichtveerdiglijkteoirdee len, dat ik mijn ſelven te hoog acht. Als ik u waer hedenſeg,ſoo gelooft gymy niet, en ſoekt buiten de ſelve mytelaſteren, gelijk als de Phariſeen in de

tijdenJeſu Chriſti deden, hem vragende, wat hy

ih | |

| |

n

van ſich ſelven oirdeelde, en of hy ſich de Sone Godtswilde noemen: ſy konden de waerheit niet wederſtaen dieſy van hem hoorden,maer ſytrach

teden hem iets op den hals te werpen, en hem te

laſte


nu noch in de zielen werkt.

167

laſteren, even gelijk de geleerde van onſetijden

:

doen, wanneer ſy de waerheit horen die haer be riſpt: ſy werpen iets op den hals, en laſterenden

5#

genen die haer dat ſeit: en om dat ſy de waerheit niet konnen veranderenſoo vallen ſy op het werk tuigdherſy door voort koomt. Hierom ſoohaeſt alsik my opentlijk verklaerde, dat ik van uweg voelens niet was, begon gy my met beſchuldingen toverladen, van mijn ſelven hoog te achten: van mijn even-naeften te verſneden: van de H.Schriſ

tuur te verwerpen, en eindelijk van dwaling, en in gevaer van de ſaligheit mijner ziel te ſtaen. Dit was het bedrijf van Potiphars Vrouw, wanneer fy

den kuiſſchen Joſeph niet had konnen bewegen om hare luſten te voldoen, ſoo beſchuldigde ſy

hem van ontuchtigheit, ſeggende, dat hy haer aengeſocht had tot het quaet, daer ſy ſelfs aen ſchuldig was. Soude ik, mijn Heer, deſe Hiſtorie oponſe Conferentie niet wel konnen toepaſſen ? want daerin hebt gy met den aenvank myaenge

ſocht om te gelooven dat uwe Kerk de beſte van alle was, en voorts hebt gym hevig aengedron gen de Schriftuur teleſen, en dan noch mijn geeſt daer aen t'onderwerpen, en te laten beproeven door uwe Leere. Tegen al het welke ik my recht eigentlijk geſtelt heb; 't welkgy ſtendeu hebt be

geven op het ſmaden, en het twijfelen dat al mijn doen gants verkeert was, en ik heb deſelfde ge dachten ontrentu gehad: want aengeſien gy geen L. 4.

Hey


Dat de H. Geeſt

168

-

Heiligen Geeſt meer kent die in de zielen werkt,

.

ſoo heb ik getwijfelt, of gy niet wel een Atheiſt

weſen mogt, dewijl Godt enkelijk een# is,

en

dat gy geenen anderen kennen wilt, dan dien gy door uwe redenkaveling kondſen en verſtaen. Ik heb ook getwijfelt, ofgy niet wel een oirdeel op u haelde met mijnen geeſt van dwaling te belaſten daergy den ſelven geenſins toch kent, en ik heb gedacht, dat het oirdeel, 't welk gy opneemt, dat ik andere veroirdeele, op u veel beter gepaſt wor den mogt dan op my, nademael # my oirdeelt door uwen eigenengeeſt, en ik oirdeele de andere

-

niet, dan door het licht des H. Geeſtes, en ſoude

| | 1

niet durven het minſte uit mijn ſelven daer by doen. Siet dan hoe wy beide ſeer geringe gevoe lens d'een van d'ander gehad hebben. Wat mijn perſoon belangt, ik vragegants niet na 'toirdeel der menſchen: en ik ſoekke noch hare ſchatten, noch hareeeren of vermakelijkheden, niet meer

alshare toeſtemmingen. Ik heb myyan al dat af geſcheiden, om eenen Godt te vinden die my in heit oirdeelen mogt, en hem gevonden ebbende, dien ik ſocht, ſoo wenſchik nu tegen woordig niets meer, my volkomen van hem VCI'

#

ſadigt vindende, ſoo dat, of de menſchen myprij ſen of laaken, het myaleveneens is. Wat my be langt, ik heb alleen deernis, van deſelaſteraerste

ſien meerhare duiſterniſſen beminnen,als het licht

-

di 11' id,

8m dat Jeſus Chriſtus geſeit heeft, dat het hare ver:

', -

-

,

--

-


nu noch in de zielen werkt.

Y69

verdoemenis is, wanneer ſy het licht voortgeko men in de duiſterniſſen niet willen kennen. Gy gelooft miſſchien, mijn Heer, dat gy wel ſcherp ſiende zijt, en ik ſie, dat gy alſoo gevaerlijk blind zijt als ik oit perſoon heb gevonden: ia een van de gene daer Jeſus Chriſtus van ſeit, indien gy blind waert, gy ſoud helder ſien; maer om dat gy ſegt,

dat gy helder ſiet, ſoozijt gy blind. Men moet u wel toeſtaen,dat gy ſcherp-ſiende zijt in de weten

ſchappen die gy menſchelijker wijſe verkregen hebt, en daerom gelooft gy wel te ſien; maer zijt blind met de oogen # Geloofs: want ſelfs gy kent haer niet eens, en weet niet hoedanig ſy is, om dat ſy onſichtbaer is, gelijk ook Godtſelve.

Indien gy dit bekende, gy ſoud klaer ſien; maer om dat gy gelooft klaer in de reden te ſien, ſoo zijt gy blind door een ſchier ongeneſelijke blindheit,

dewijl het genemen alleen doorde reden kan ſien, niet anders dan een lichamelijke en bepaeldeſaek

weſen moet. Doch Godt een oneindige en onbe grijpelijkegeeſt zijnde, kan noit door een eindige reden bevat worden; en hyſoudegeenGodt zijn: indien onſe reden hem konde bevatten. Hy dan die geen anderen Godt kent, dan dien hy door ſij nereden begrijpen kan, is een volkomen Atheiſt, om dat hy geen Godtkent: want al het # dat

begrijpelijk is, kan Godt niet zijn, omdat door oede gronden uit de Philoſophie moet volgen,

# hetgene bevat kan worden, altijt zy minder 5


176 Dat de H. Geeſt dan dat hem bevat: een groote globe, oftekloot, kan in de kleine ooge van een naelde niet begrepen zijn, omdat daer geen genoegſame gelijkheit of hoedanigheit is, om die te begrijpen. Het is on vergelijkkelijk vry onmogelijker, dat een klein verſtand des menſchen, die geſchapen en eindig is, een eeuwigen ongeſchapen en oneindigen. Godt ſoukonnen kennen, die allesomvat, en dierhalven

boven alle begrijpelijkheit is. Wat kan men dan

volgens deſe waerheit van perſoonenſeggen, die eenen, anderen Godt kennen, dan dien ſy door

# verſtand konnen begrijpen?

moet men met een recht oirdeel niet oirdeelen, dat ſy het godde

lijk geloof hebben verloren, en dat ſy vervallen zijn van den goddelijken ſtant, daer in Godthaer had,tot een natuurlijken en geeſtelijken

#

ant?want hy die niets boven de reden heeft,heeft niets meerder dan eenBeeſt,dewijl de Beeſten hare

reden ook hebben,yder na harenaert,en begrijpen door de ſelve wat haergoet ofquaet moge zijn. Is het niet droevig, mijn Heer, huidenſdaegs van de Chriſtenen te verſtaen, dat ſy geenen ande ren Godt kennen, dan dien fy door hare reden konnen bevatten, en ook dat de H. Geeſt alleen

op den Pijnxterdag in de zielen heeft willen werk ken,en dat hy ſulks tegenwoordig niet meer doet?

het ſoude beter zijn, dat diergelijke perſoonen in't Heidendom gebleven waren, dan den naem van

Chriſtenen te dragen, daar fyvan duſdanigege yOC-n


:

nu noch in de zielen werkt.

171

voelens zijn in-genomen: want het heidens geloof ſal haer verdoemen ten dage desoirdeels. Vele van

haer bidden een onbekenden Godtaen, die boven

de natuur is, en ſien doorſijne werkken dat er een Godt is, die van 't verſtand des menſchen niet be

grepen kan worden, daer die Chriſtenen ſoo dom na d'aerde gebogen geworden zijn, dat ſy geen an dere ſaek willen kennen, dan't geen hare reden haer te verſtaen geeft. Sy verachten't geloof en den H. Geeſt, omdat het voorhaer verſtand twee

onbegrijpelijke ſaken zijn: want het geloof is een goddelijk licht, dat Godt inſtort in onſe ziel, waer door wy de goddelijke en eeuwige ſaken konnen begrijpen. Het is geen natuurlijke hoedanigheit gelijkonſereden, maer het is een goddelijke hoe danigheit die van Godt voortkoomt,en derhalven bequaem om eeuwige ſaken die de reden te boven gaen te begrijpen: en indien de menſch deſe god delijke hoedanigheit niet in ſich droeg, hy ſoude niet beter zijn als een Beeſt. Sy diehare wijſgeri ge gedachten hebben geoefent over de natuurdes menſchen, hebben hem een redelijk dier genoemt,

om dat er geen ander onderſcheid is tuſſchen een natuurlijk menſch en een Beeſt, dan alleen dat hy een volmaekter redelijkheit heeft als een Beeſt:

hierin gaet hy alle andere dieren te boven, dewijl ſijne reden volkomender is als de reden der Bee ſten: maer of ſchoon deſereden meerder volko

mentheit heeft, ſoo is ſy toch niet anders als een -

-

ſchep


172 ,

Dat de H. Geeſt . . .

ſchepſel, gelijk ook is de memorie en het verſtand, ,

of wel het lichaem en de zielt ſamen. Alle deſe

ſchepſelen zijn ſwakke en eindige ſaken, die niets in ſich hebben, dat vaſt of eeuwig is: want neemt de reden ſelfs, die uit haeraert het edelſte ſchepſel is in de menſch; ſy is ſooſwak, dat ſlechts een on vochtigheit haer kan verderven: een kleine ſinkking op de herſenen vallende werpt al deſe reden om verre, een teſeer ſterke inbeelding alleen kan deſereden doen eindigen. Hoe wilt gy dan deſereden ſoohoog verheffen, en ſeggen, dat ſy alleen kan begrijpen wat Godt is? Men is de reden al quijt, wanneer men tot diergelijke gevoe lens vervallen is: de menſch verlieſt fijne redelijk heit door de reden ſelve, wanneer hy wiltreden kavelen, dat hy de eeuwige ſaken niet kan begrij pen dan door de reden. Het is een gants verkeerde

- ,

i

#

k

||

º n

ordre, de reden boven 't geloofte ſtellen, om dat | | r;

k

het geloof Meeſterſſe, en de reden de dienſt maegt is: hetdegeloof alleen kan de goddelijke ſaken begrijpen, doch de reden kan haer dienen om aen andere die uit te drukken, maer ſy heeft noit de macht om uit haer ſelven die te begrijpen, van we

gen dat de goddelijke ſaken noit konnen begrepen worden dan door een goddelijke hoedanigheit. En indien de menſch met deſe goddelijke hoeda

nigheit niet was begaeft (gelijk het ſchijnt dat gy my wilt doen gelooven, mijn Heer, ſeggende, dat |di|

gy nimmer degene geloovenſoud,2 verv die ſeggen in . Wen -


:: # :: * [H.

n: iſ,

nu noch in de zielen werkt,

173

wendige ſtemmen te hooren die tot haer ſpreken, ten Ware gy met

eigene ooren

die ſtemmen

mogt

hooren) ſo ſoud ik u geern bidden, aluwe ſtudien en aluwe reden een weinig by malkander te halen, om my te ſeggen, waer in de menſch het beeld Godts kan dragen indien hy geen goddelijke hoe danigheit of licht in ſich heeft, 't welk de natuur lijke reden overtreft : want hy kan in de reden Godt niet gelijk zijn, aengeſien ſy een ſaek is die

alleen haer begin neemt wanneer de menſch tot re delijke jaren is opgewaſſen, en deſe ſelfde reden koomt in hem ook dikwils ten einde, wanneer hy tot kindſchen ouderdom weder vervalt. Een re

den die ſootraeg is begonnen, en in ſoo korten tijt geeindigt, kan het geſeide beeld of een gelijkkenis Godts niet weſen; nadien Godt noit begin heeft gehad, en noit mede ten einde ſal komen. Derhal

venſoud gy my niet konnen bewijſen, dat de menſch het beelt Godts heeft in ſijne reden, niet

meerder dan inſijnen geeft, die ſijne bepalingen maten heeft, daer Godt is een oneindige wijſheit, en een onbegrijpelijke geeſt, ſonder b paling of maten: noch minder ſoud gy my konnen het beeld Godts in den menſch betoonen, doorſijn lichaem van vleeſch en beenen, uit oirſaek dat

Godt een puere goddelijke geeſt is, diegants geen lichaem heeft. Ondertuſſchen kondt gy my met

een geſontoirdeel niet loochenen, dat de menſch het beeldGodts heeft, dit ſoo zijnde, was: -

-

SWilt


174 - - Dat de H. Geeſt wilt gy dan niet gelooven, dat de menſch inwen - dig een goddelijk licht heeft,waer door hyde god delijke ſaken kent die de natuur en de reden te bo

vengaen? Sou ik niet konnen ſeggen 'tgene te gens Paulus geſegt wiert tot alle deſe Carteſiaen ſche Heeren, uwete groote wijſheit doet uraſen, dewijlſy door hare ſtudien haer eigen geluk loo chenen, 't welk alleen afkomen moet van dat god delijk licht door Godt in de zielen der menſchen

als hyhaerſchiep ingedrukt, en niemand heeft oit dan door het ſelfde ſalig konnen worden. Soo dat degene die dit goddelijk geloove verloochenen, haereigeneſaligheit verloochenen, waeraenhaer eeuwige welſtant hangt. Is het niet droevig, mijn Heer, dat wy nu tegenwoordig ſoorampſaligen eeuw beleven, waer in de geleertſte mannen, geen

andere godtheit meer kennen dan door de reden? Sy zijn geen menſchen ſonder dit goddelijk licht, en ſy zijn ook geen Beeſten, dewijl dit goddelijk licht alle menſchen wanneer ſy geboren worden verlicht: men kan haer anders met geenen eige nen naem noemen, als van wanſchepſelen of mon ſtren in de natuur: want ſy zijn noch menſchen, noch Beeſten; aengeſien # Beeſten niets godde

lijks hebben, en dat deſe menſchen in ſich dit god

delijk licht hebben uitgebluſcht, om dat ſy niets anders willen kennen # de reden, door hare re

denkavelingen, die niet dan doorden Duivelkon

men voortgeſet zijn, die ſich raſende verbittert te /

gen


175 en den menſch, omdat Godthem ſoo ſchoonen ſchepſel gemaekt heeft, geſchapen na ſijn even nu noch in de zielen werkt.

We

tº iſ:

grºf

|kſ:

beeld en gelijkkeniſſe, van wegen de goddelijke hoedanigheden in fijne ziel ingeſtort, ten einde hem door het ſclfde bequaem te maken om hem te beminnen, ſich met hem te vereenigen, en ſijnen

luſt in hem te ſcheppen. Deſchelſchevyand van ſpijt barſtende,om ſich van deſegoddelijke hoeda nigheit ontbloot te ſien,en wetende dat al de men ſchen uit hare geboorte daer mede verciert zijn, ſoo tracht hy in haer dit licht uit te bluſſchen, en heeft de herſenen van vele gequetſt, haer doende elooven dat er geen ander licht als de reden is, en # door maken ſy henſelven den Beeſten gelijk, daer fy hen onderwijl de wijſte perſoonen van deſe eeuw gelooven. Siet men hier niet het Rijk des Antichriſts ontdekt, dewijl de menſchen met hare

toeſtemmingen vrye wil het licht des geloofsver loochenen, om niets dan een natuurlijk licht,

't welk ſy reden noemen, in ſich te gelooven, waer in ſy henſelven gelijk maken en over een doen ko men met de domme Beeſten,Godt verloochenen de; want die 't geloove verloochent, verloochent Godt, vermits het een en de ſelfde ſaek is: het

licht desgeloofs van Godt afkomende,is Godtſel ve. Dit licht des geloofs dat alle de menſchen in de weereld komende verlicht, is tegenwoordig onbe kent, en byſonder onder de Chriſtenen. Wy zijn tot dientijt genadert, dat de Heere moet komen -

ſtº -

IImCIR


178 Dat de H. Geeſt men mag wel vragen, ſal hy ook geloof in Iſraël lº vinden wanneer hy komen ſal? Iſraël is het volk -

-

Godts, 't welk de Chriſtenen meenen te zijn:

maerikſou geernvragen, of hy wel geloofinge heel de Chriſtenheit wanneer hy ſou komen ſal vinden? My dunkt volgens dat ſelfde licht mijns

geloofs, dat hynoch meerder onder de Turken en Heidenen ſou vinden, dan onder degene die nu den naem van Chriſtenen dragen, om dat de Chri ſtenen ſlechs niet eens weten wat het licht desge loofszy: ſy erkennen dat niet voor een goddelij- ke hoedanigheit in onſe ziel geplaetſt, die ons de eeuwige ſaken doet kennen, en de tijdelijke klein achten. Dit goddelijk licht doet ons Godt bemin nen, want een waerlijk goet is nimmer afgeſchei den van de liefde des ſelfs; men kan de eeuwige

goederen niet kennen, ſonder haer te beminnen: deſe kennis brengt in onſe zielde liefde voort, en

deſe liefde beſtiert heel ons leven,en geeft gewicht en mateaen alle onſe daden. Siet hier wat het licht

des geloofs in ons werkt, want dit goddelijk ge loof is altijt levendig en werkkende: maer de hui

denſdaegſche Chriſtenen gevoelen deſewerkking niet, om dat fy geen geloof meer hebben, want indien ſy 't geloof hadden, ſy ſouden ook die

werkken hebben. Het goddelijk geloof kan niet minder fijn plaets hebben in een ziel ſonder de werkken,als de Son kan weſenſonderhet licht, om dat het een ſelfdeſaek is, Godt te kennen, in hem te

(


nu nach in de zielen verkA. 177 te gelooven, en hem te beminnen: alle deſe drie woorden hebben maer eenë beteekenis: niemand

kan hem kennen ſonder te beminnen, en in hem te

g gelooven: het geloof heeft dit alles in ſich, 't welk

# noit daer van afgeſcheiden kan worden. Maer het

ergſte is, dat men geen goddelijk geloof meer kent,

- en dat men diennaem van geloof heeft gegeven

, aen menſchelijke geloovens. Een perſoon dieſeer

- geleert word geacht, ſchreef my eens, dat hy my - fijngeloof wilde betuigen,'t welk beſtont in tege looven, dat Jeſus Chriſtus onſe ſmerten gedragen

heeft, en dat hyomonſent wil is verwondgewor den,dat hy ſijn leven tot rantſoen voor onſe ſchult heeft gegeven, en hy ſoo ten vollen voor ons vol

#

ende, dat het gants niet noodig is, dat kwy ergens in ten deeleſouden voldoen. Hierin beſtont het geloof van deesgroote perſonagie; en 'daen

ik heb vele andere gehoort, die alleſeggen, hare

geloovenste beſtaen, in't geloof van iets dat haer is: en gy ſelfs, mijn Heer, 3 hebt my geſeit, dat het genoeg is om ſalig te wor den, van herten te gelooven in Jeſum Chriſtum, 'Indien alle deſe dingen't geloove zijn,ſoo ſoudeik º wel willen vragen, hoe hebben Abraham, Iſaac, en Jacob met ſoo vele Outvaderen ſalig konnen # worden, daer ſynoit kennis van alle deſe ſaken ge had hebben, welke men huidenfdaegs het geloove. te gelooven

#

noemt, daer de Schriftuurſeit dat ſy door 't geloof

, zijn falig geworden? Kan dit geloof verandert M zijn, ,


178 * Dat de H. Geeſt zijn,dewijl het voortkoomt van Godt die nimmer verandert, onveranderlijk in alle eeuwigheit zijn

:

de? Sietgy niet dat de menſchen ſich ſelven be driegen, en dat ſy een enkel menſchelijk geloof houden voor het goddelijk licht? wy gelooven | alle deſe ſaken die men nu 't geloof noemt, even

gelijk men een geſchiedenis ſoude gelooven die ons vertelt word, en daer op laten wy ons geloof ru-| ſten, als op een goddelijk geloof: dus zijn wy be-| drogen, en bedriegen ook andere. Indien gy, mijn | Heer, die Leeraer en Prediker zijt, de menſchen |

onderwijſt, dat men alleen het geloof in Jeſum | Chriſtum van nooden heeft om ſalig te worden ; | hoe vele zielen ſult gy wel doen omkomen, die u houden voor het ſout dergemeinte, en het licht der ſelver? Soumen niet wel mogen ſeggen, da

tegenwoordig de lichten duiſterniſſen geworden zijn? Miſſchien heeft eenig vleeſchelijk menſch, luſt hebbende om volgens de driften van de natuur te leven, dit geloof uitgevonden, dat Jeſus Chri-l ſtus ten vollen voor ons heeft voldaen, op dat wyſ ons niet verplicht ſouden vinden tot boete te

doen. Hy heeft de Sehriftuur doorſocht, om eeni-I

geplaetſen te vinden die fijne loſheit mogten be-1 gunſtigen , en met de ſcherpſinnigheit van ſijn

# heeft hy die ſoo welgedraeit en beredent,dat y andere doen aennemen heeft, het een grond ſtuk desgeloofste zijn,te gelooven datJeſus Chri ſtus volkomen voor ons heeft voldaen; en dat men |


nu noch in de zielen werkt.

179

men door middel van't ſelfde ſalig ſal worden.Dat it kan wel een godloos menſch zijn geweeſt, die te #genwoordig in de Helle brand, die deſe vond heeft # bedacht, en men hout het gene hygeſeit heeft » voor 't geloof dat de ſaligheit werkken moet.Men heeft de goddelijke ſaken in de gevoelens van men ſchen verandert, die ons deſaligheit beloven, ſon # der machtig te zijn die aen haer ſelven te geven. Wy zijn wel in ſchrikkelijke duiſterniſſen geko men, daer die van Egypten niet dan voorbeeldin

' gen van zijn geweeſt, dewijlſy,die 't licht der wee reld worden genoemt, het ware geloof niet meer kennen, en niet willen gelooven dat de H. Geeſt meer in de zielen werkt. Sy ſouden Godt wel tot

een leugen ter willen maken, die ons heeft belooft aſſijnen H. Geeſt te ſenden, die ons allewaerheit ſal

leeren,'t welk tot noch toe niet vervult is geweeſt.

#Want indien wy willen d'Apoſtelen hooren, ſy ſeggen ons, # H. Geeſt op het Pynxter-feeſt

ontfangen te hebben, dat ſy maer ten deelever ſtaen, en ten deelepropheteren, om dat ſy noch niet leefden in de volheit destijts, wanneer men in volle volmaektheit verſtaen ſal. Kan Godt te

kort blijven in fijne beloften ? Moet hy ſijnen H. Geeſt aen de menſchen in volheit niet geven,

op dat ſy volmaekte kennis van de Heilige Schrif ten ſouden hebben, welke noch niemand oit in

den volmaekten ſin heeft verſtaen. Soude hy wel tevergeefs die hebben

der:#ne ; of veeleer 2.

VOOIT


18o Dat de H. Geeſt voor de Engelen,ofook voor de Beeſten? Sy heb-lºg. ben de ſelvegants niet noodig, want de Engelen zijn geeſten die geen ſchriften behoeven, niet meer dan de Beeſten, welker begrijp te grof en te dom is. Het is dan alleen voor de menſchen dat de H. Schrift is geſtelt, en Godt kan niet nalaten het

volle verſtand aen hen te geven, van 't gene hy voor haer heeft gedaen; om dat alle fijne gaven altijt volmaekt en volkomen zijn. En dewijl het

waerachtig is, dat niets van de ſelfde Schriſt noch in den volmaekten ſin verſtaen is geworden, waer

om wilt gy, mijn Heer, niet gelooven, dat de H. | Geeſt ſich ſelven noch mededeelt aen de men ſchen na den

Pynxterd ch ſoowel als op dientijt?

Voor my, ik weet dat hy't ſelve noch veel meer | ſal doen in deſe laeſte tijden, en dat hy dan ſich noch vry volmaekter ſal mede-deelen, als aen d'A poſtelen. Indien gy ſonder vooroirdeel de H. Schriften leeſt, gy ſult de waerheit van dit mijn gevoelen vinden in vele plaetſen. Maer my dunkt dat gy geen groote achting voor die geſeide Schrif ten hebt: gy brengt der ſelver woorden voort,

om uwe gedachten te bedekken, en gy onder ſoekt de ſelve, om daerplaetſen te vinden die uwe gevoelens mogten onderſteunen , maer niet om den waren ſin daer van t'ontdekken. Want indien

gy luſt had, en ſocht door de Schriftuur de godde lijke waerheit te vinden, gy ſoud met my niet ge ſpot hebben,wanneer ik ſeide, dat ik de Schriftuur

ſout *

v


nu noch in de zielen werkt.

18r

# ſou uitleggen, ofſchoon ik die noch niet had gele #ſen. Gyhebt toen niet geſpot met een kind, maer is alleen met den H. Geeſt, om dat niemand dan hy # alleen deſe uitlegging kan geven: met welke ſpot tende, men ſpot met de werkkingen des H. Gee

ftes, diehyin de zielen werkt. Deſe voorſtelling g

welkeik deed van de Schriftuur uit te leggen, ver

diende wel een weinig aendachts, ja een ernſtige # opmerkkingen onderſoekking, om te ſien of mij a neuitlegging goet of quaet ſou geweeſt hebben: want ik ben geen geeſt vol verwerring of verſie ring, niet meer dan een Enthuſiaſte of geeſt-drijf ſter, ſooals gymyſoud mogen noemen, maer ik

levein't geloof, 't welk een goddelijke hoedanig eit is, die mijn verſtand verlicht, en de eeuwige

ſaken de menſchelijke reden te boven gaende be grijpen doet, nevens alle de ſaken deſes weerelds, welke ik te doen en te laten hebbe. Siet hier wat

het goddelijk geloof in ons werkt, het brengt in ons altijt de liefde voort: maer het geloof dat gy

drijft, mijn Heer, werkt niet goets; het is niet dan een doot geloof dat alleen beſtaet in een werk

3 kingdesverſtands, waer door het gegrijpt, dat Je

ſus Chriſtus onſe borge is geworden,en dat myon ſe ſmerten gedragen, en eindelijk alles voor ons 3 voldaen heeft. Deſe werkking des verſtands kan s alleen een groot quaet baren: want hy die geloo wenſoude, dat Jeſus Chriſtus alles voor hem vol dºen had, ſou ſich niet ſchikken in ſijnen plicht M 3

van


182

Dat de H. Geeſt

-

van hem na te volgen, en fijne leereaen te hangen; dewijl inderdaed deſe navolging en deſeleere on nutſouden zijn, vaſtſtellende dat de voldoenin

geJeſa Chriſtialles voldaen heeft. Gyhaelt eeni eplaetſen aen, uit de Schriftuur, die ten naeſten # van de ſelve woorden zijn: maer gy verſcheurt de geſeide Schriftuur, om de ſtukken naer u te trekken die u ſchijnen te konnen helpen. Doch in

diengydeſe Schriftuur in haer geheelliet, ſonder haer te verſcheuren ;

ſoud daer veel andere

plaetſen vinden, die u #en verſekeren, dat men niet ſalig kan worden ſonder de liefde, ook een ebod Godts, dat altijt beſtendigſal zijn, dat men # vangantſcher herten moet liefhebben. Een andere plaets in den Evangelio verſekert ons, dat men ſich ſelven verloochenen moet om een Diſci

# Chriſti te zijn. Alledeſedingen, met vele

andere in de H. Schriftuur begrepen, betuigen die niet ſekerlijk, dat men vry wat anders moet doen | om ſalig te worden, als een menſchelijk geloof | hebben, om te gelooven dat Jeſus Chriſtus alles | voldaen heeft.

En dat alleen deſe daed des ver- |

ſtands,die kent dat Jeſus Chriſtus onſe ſmerten ge- |

dragen heeft, niet magtig genoeg is om ons ſalig | te maken? dewijl daer by noch vereiſcht word, Godt te beminnen, liefde te oefenen, en ſich ſel

ven te verloochenen? Gykond alle deſe plaetſen | uit de Schriftuur niet uitſchrabben, en daer alleen |

l

deſe laten dieſeit, dat Jeſus Chriſtus onſeſmerten | ge


:

-

nu noch in de zielen werkt.

183

gedragen heeft: men moet ſoo wel het een als het ander verſtaen,enden rechten ſin van alles nemen.

Indien gy een weinig van dit goddelijk licht had, mijn Heer, gy ſoud wel ſien, dat alle deſe ſaken niet mogen van malkander geſcheiden worden, en ofhet ſchoon verſchillige woorden zijn, Godt te beminnen, liefde te

# ſelven te verloo

chenen, en in Jeſum Chriſtum te gelooven, noch tans is dit al een ſelfdeſaek. Maergy verdraeit de Schrift naer uw eigen goetdunkken, en geeft een gants verkeerden fin daeraen: want de rechte ſin des text die ſeit, dat hy die in Jeſum Chriſtum ge looven ſal, ſalig ſal worden, is teſeggen; hy die in fijne leere gelooven ſal. Nu ſijne leere

#

ons niet een ſpeculatijf ofaenſchouwend geloofte hebben, of werkkingen van ons # VOOrte brengen, die ons doen ſeggen, dat wy ſwaken krachteloos zijn,ſonder iets goetste konnen doen;

en dat wy ons verlaten op de verdienſten Jeſit Chriſti, ſoo als uwe gevoelens mede brengen: maer de Schriftuur ſeit ons, dat men ſich ſelven

moet verloochenen, fijn kruis op ons nemen, en

Jeſum Chriſtum navolgen, dat men Godt moet beminnen, en liefde oefenen. Indien gy in Jeſum

Chriſtum gelooft, ſoo moetgyaenſijne woorden gelooven, want het is niet in hem te gelooven, wanneer men hem niet navolgen wil. Onſe werk ken maken onſe woorden, en deſe geloovensleu genachtig: het zijn woorden van gout, en werk M #

ken

-

#


184 Dat de H. Geeſt ken van leem. Indien Jeſus Chriſtus geſien had,l dat wyhem niet konden navolgen, hy ſou niet ge ſeit hebben, zijt mijne navolgers, noch volgt my | na: want deſe Goddelijke wijſheit kon niet onbe

wuſt zijn van onſe ſwakheden, ook kon hy ons geen onmogelijke ſaken gebieden, ſooals onſelaf heit ſich inbeelden wil, met te ſeggen, dat wy niet

machtig zijn eeniggoer te doen: het is een traech heit onder een valſehe ootmoed bedekt. Heeft Je ſus Chriſtus niet geſeit, werkt om de eeuwigduu

rende goederen en niet om die op deraerden zijn? |

Enſeggende dat wy in Jeſum Chriſtum gelooven, ſodoen wy het t\gendeel dat hy ons geleert heeft, want wyarbeiden nacht en dach om de goederen ,

deſes weerelds, en wyſeggen ons al te krachteloos te zijn tot eenig goet te doen om het eeuwige lc

ven. Indien wy alleenig ſooſeer wilden arbeiden ,

om goede werkken te doen die tot de eeuwigheit ſtrekten,wy ſouden ſckerlijk Jeſum Chriſtum na-

volgen, en hem wel nakomen: want men begeeſt |

geheel ons verſtand, alle onſe gedachten, en alle |

onſe krachten tot de ſaken van deſe weereld; en |

menſeit, dat wy veel te ſwak zijn, om al het ſelfde | aen te leggen tot

# Chriſtum na te volgen.

Beklagelijke blindheit! die beweent dient te wor

den met tranen van bloed. Ik heb groote deernis over de zielen,die duſdanige leeringen door onwe tentheit volgen. Ik ſou geernhaer willen ſeggen, -

liggend'Apoſtel tot den Galatenſcide; wie heeft -

H


nu noch in de zielen werkt.

185

uden geeſt betoovert, om u de leugen te doen ge looven? Onbeſinnede, waerom gelooft gy de waerheit niet? Het is een onfeilbare waerheit, dat

niemand ſal ſalig worden ſonder de liefde. Alle

deſe geloovens in Jeſum Chriſtum, welke gy voor uwgelove houd, mijn Heer zijn op valſche gron

den gebouwt: en gelijk gy dea naem van geloof acndeſe menſchelijke geloovens geeft, ſooſoud gy door de ſelfde blindheden ook den naem van

liefde aen de menſchelijke liefdadigheden wel ge ven. Want ik verſtae dat degene, die hare ſalig

heit gronden op het ingebeelde geloof in Jeſum Chriſtum,ook gedreven zijn tot aelmoeſſen te ge ven, denkkende dat de liefde in een weinig gout

of ſilver beſtaet; maer ſy bedriegen ſich: want de liefde koomt alleen voort uit het geloof ofgod delijk licht, dat ons drijft om Godt en dennaeſten ',

liefte hebben; het is niet nit een vleeſchelijke of . menſchelijke liefde,gelijkdeſe die dikwilsonsaen

drijft om ietaen den armen te geven, of door nei ging, of natuurlijk mededoogen, of door vriende lijke beleeftheit, of betamelijkheit, of menſchelij, v

keinſichten, of om eigen eere, ofſijn vernoegen,

# alle deſe giften uit menſchelijke goedwilligheit 4.

voortkomende, moeten dennaem niet dragen van

#

lieſde: want de H. Paulusſeit, dat of men ſchoon alſijn goedaen den armen gaf het niet helpen ſou deſonder de liefde. Hy toont genoeg, dat er niet dan deſe goddelijke hoedanigheit alleenig is, die

*e

-

-

-

M1 5

995 A


#86 Dat de H. Geeſt ons kan ſalig maken. En hoe weinige perſoonen | zijn er miſſchien wel, die deſe liefde hebben, on

der een ſoo grooten getal dergener die in Jeſum Chriſtum gelooven, op de wijſe die gy haer voor ſtelt? Ik vrees datm'er niet een ſou vinden, die de

liefde Godtsheeft, en onderwijl belooft gyhaer alle deſaligheit. Zijt gy een nieuwen Saligmaker

:

-t

geworden, die de zielen ſalig maekt door andere

j

middelen, dan die Jeſus Chriſtus ons is komen lee ren? Hy ſpreekt tot ſijne Diſcipelen niet dan van kruis, en van lijden, van gehaet, en vervolgt te worden, van voor de vergaderingen geſtelt, en in gevankeniſſen gebragt te zijn, ja van den dootte

lijden om ſijnen naem: en deſe nieuwe ſalgma

--

kersleerengantsin tegendeel een weg terſaligheit

e-*,

geheel met roſen beſtroit, en men ſiet inderdaed,

degene diedeſe gevoelens aenhangen hen verluſti gen in de weereld; een meer Staets-wijſſelijk, als Chriſtelijk leven leiden; ſich doen eeren, en die

-

men; trachten na hooge Staten, na prachtigheden na rijkdommen,en na 't vernoegen hares #

! *,

en met dit al, denkken ſyſalig te worden, vermits ſyſeggen te gelooven dat Jeſus Chriſtus alles vol daen heeft, en een weinig, van haer overſchot aen den armen geven. Dit is een groote dwaling, en verleiding: want daer ſalnoit meer als een eenig Saligmaker zijn, die Jeſus Chriſtus is, en een eeni geleere, 't welk deſelveis die hyons heeft geleert, en met ſijn leven gevolgt. Hy was niet gehouden te /


nu noch in de zielen werkt. 187 te lijden om ons te verloſſen, want Godt konde ſulks wel doen, ſonder het tuſſchen-komen van

Jeſu Chriſti lichaem; dewijl er niet noodſakelijk rº)

voor Godt is,en hy alles kan dat hy wil. Wanneer Jeſus Chriſtus in de weereld gekomen is, dat was, om ons weder te brengen tot de kennis onſerſon

den: want noit zijn er van Adam aen eenige wet tenden menſchen gegeven geworden om andere reden, dan om hen hare # te doen erkennen, en hen de middelen aen te wijſen om weder tekee

ren tot Godtaen te hangen, daer hare ſonden haer

hadden afgeſcheiden: want de rechtveerdige heeft geen wetten van nooden, hy ſich ſelven een wet zijnde. Het is niet dat de Wet quaet ſoude zijn;

want ſy dient om de ſonden te kennen, ſonder welke kennis men haer noit kan verbeteren. Wan neer de menſchen hadden verlaten Godt aen te

hangen, en afgoden-dienaers, en vleeſſchelijke wa ren geworden, ſoo kenden ſy haren rampſaligen ſtant niet, en hierom heeft de goddelijke goet heit haer Moſem geſonden: en op dat ſy door on wetentheit niet ſouden omkomen, heeft hy haer fijne Geboden op ſteene Tafelen geſchreven, om

diegeduurig in gedachtenis te hebben. Het is niet, omdat Godt den menſchen met ſooſware wetten

en Geboden heeft willen overladen, maer om dat

de menſchen ſelfs van Godt waren afgeweken, op ſoo vele wijſen als de Wet geboden voorſchrijft.

Sybaden de Afgodenaen; en daerom ſeithy, # -

v.

ſy


-- -,

Dat de H. Geeſt

188

ſy geenen anderen Godt als hem ſouden aenbid # Sy ſloegen doot, ſtoolen, gaven valſche ge tuigeniſſen, en meer; daerom geeft hy haer ſijne Geboden, en verbied haer alle ſulks niet meer te

doen. Even eens is het met de Wet des Evangeli ums: wanneer Jeſus Chriſtus die den menſchen

gebragt heeft, ſoo waren ſy afgeweken van onder Godt teſtaen en wilden het alleen met haer ſelven

houden ; ſy hadden de rijkdommen liever dan Godt, ſy waren hoog verheven in eer en in glory, en deden hare lichamen alle luſten vermaekaen;

en ſy waren eindelijk uitg gaen van de liefde

&# , en van ſijne Geboden, en beminden niet dan haerſelven; en daerom quam Jeſus Chriſtus haereene wet leeren, door welke ſy hare verkeert

heden ſien mogten, en middelen vinden om die te verbeteren. Hy onderwijſt haar niet meer door ſtemmen van vyer, en van wolken, gelijk hyin't oude Teſtament had gedaen: maer hy neemt aen een menſchelijk lichaem, dat door hareſinnenge ſien gevoelt en getaſt worden kon: om ons met er

daed te betoonen, al wat wy te doen en te laten hebben. Hy doet alles eerſt, om ons een voorbeeld te geven. Om ons hert van de rijkdommen af te trekken, omhelſt hy de armoede, en ſeit tot alle

degene die fijne Diſcipelen willen zijn, dat ſy ſou den verlaten al wat ſy beſitten: En om ons hert weder te doen keeren in de liefde Godts, leert hy

on: ſich ſelven te verloochenen: en verklaert, dat hy -

-

-- -

- - - - -- -

-

-

,

-,


nu noch in de zielen werkt.

185

hy niet is gekomen ſijnen wille te doen, maerden wille des Vaders die hem heeft geſonden: en om de menſchen af te doen ſtaen van dydele glory, daer in ſy ſich verheven hadden, vernedert hy ſich ſelven als een kleinen aerd-worm, en ſeit: leert

van my dat ik ootmoedig, ſachtmoedig, en nede rig van herten ben: en om haer de vermakelijkhe

den van hare lichamen te doen verwerpen, neemt hyde ongemakken, en draegt moeielijkheden en ſmeren, om de verdwaelde ſchapen op te ſoekken met ſweet, en arbeid, en lijden: ſelfs tot dendoot

des kruices, en hy ſeit, dat die hem wil volgen, ſijn kruis op ſich moet nemen. Siet hier, waerom hyalle deſe ſaken gedaen heeft, me duiſentande re; om ons door deſe Wet des Evangeliumste

doen ſien, door wat middelen wy van Goct wa ren afgeweken, tot ons eigene driften in te volgen: en de menſchen kenden hareafdwalingen niet, ten ware Jeſus Chriſtus hen was komen vertoonen

doorſijne woorden, en voorbeeld, hoe ſy weder tot Godt moeſten keeren, door middelen, ſtrij

dig met degene die hen daer van áfgerukt hadden, en de menſchen tegenwoordig, in plaetsvandeſe leere, als een regel harer ſaligheit te volgen en te

omhelſen, ſoekken nieuwe Leeraers in de gevallen

der conſcientien,die geheel deſe Evangeliſche Wet aen een kant ſetten, en leeren, dat ſy door middel van in hare gedachten te gelooven, dat Jeſus Chri

ſtus alles voorhaer heeft voldaen, en die begeerte -

IIA


-

:: *-

### H. Ga

156

in hareherten te hebben, ſy genoegſamelijk ſalig konnen worden: gelijk ofGodt een onrechtveer dig Richter was, dat hy het onſchuldig lichaema

Jeſu Chriſti gedoemt ſou hebben voor de ſchuld der menſchen, die uit hare booſheden niet willen

opſtaen, en noch huidenſdaegsſeggen, dat ſy veel te ſwak zijn om goet te doen. Dit is een laſtering tegen Godt, en een gewiſſe getuigenis dat ſy't geloof hebben verloren, en dat ſy de hoedanigheden niet kennen met welke de werkken Godts altijt verſelt gaen. Want indien ſy noch een kleine ſpran

kel hadden van dat god# licht, ſy ſouden voorſekerlijk kennen dat alle de werkken Godts

altijt verſelt zijn met goetheit, met gerechtigheit, en met waerheit; en dat noit eene van deſehoe

nºg

|

##

danigheden van d'andere is afgeſcheiden, ſoo dat Godt niet heeft konnen maken, ſonder ongerechtigheit dat het lichaem Jeſu Chriſti alles voldaen ſou hebben voor perſoonen die van wegen ſoove le miſdaden ſtrafbaer waren. Indien deſe Leeraers

alleen wilden ſeggen dat Jeſus Chriſtus alles vol daen heeft voor de ſonden Adams, tot welke ſy ſelfs niet toegebragt hadden, ſy ſouden eenige

waerſchijnelijkheit in hareinbeeldingen hebben,

hoewel men inderdaed niets ſiet dat daer op kan | gelijkken. Want daer hy met een eenige drup- | pel van datGoddelijk bloedgeheel de weereld kon | ſalig maken,ja ook met niet, door fijne Almach- |

tigheit, hoe kon hy dan toelaten, dat fijn Soon -

-

-

ſoo



| Dat de H. Geeſt loof. Sy mogen wel leven na hare vryheit, en ſon der ſorg. Sy hebben niet noodig denraed des A poſtels te volgen; wanneer hy ſeit, waekt en bid op dat gy niet in verſoekking koomt. Sy hebben een gemakkelijker en korter weg gevonden; de wijſſy met een menſchelijk geloof ſalig konnen worden. Indien, volgens uw ſeggen, dit de prac tijk van de Kerk is, die gy de beſte noemt, in wat dwalingen mogen gevallen zijn, die gy ſo goet 192

e

noch niet rekent. Deſe toorn van Babel die over

het heele Chriſtendom uitgebreid is, moet wel ras

vallen, want de werk-lieden verſtaen malkander niet meer. D’een feit, dat het geloof in deeneſaek

beſtaet, en d'ander in een andere. Waer ſal men het ware geloof dan vinden? Indien ik ſegge, dat het niet anders is als een goddelijk licht, dat alle

menſchen komende in de weereld verlicht, ſoo |

wilt gy't niet geloven. Ondertuſſchen gevoet Syder in ſich een begeerte na de toekomende goe deren, en een vreeſe voor de quaden die volgen konnen.

Van waer koomt deſen indruk aen alle

menſchen gemeen? Dat kan niet komen van de natuur, om dat die niet ſou konnen beminnen |

noch vreeſen't geen ſy niet ſiet. De Beeſten die | niet dan een natuurlijke reden hebben, vreeſën |

geene qualen die haer acnkomen mogten, en bc-| minnen geene andere goeden, dan die ſy tegen woordig ſmaken. Is het niet volkomen ſeker, dat

de menſch noodſakelijk in ſich moet hebben, en -

in


t nu noch in de zielen vverkt.

193

f, inwendig in ſich dragen een boven-natuurlijk g licht; aengeſien ſelfs de alder-godlooſte altijt

in haer binnenſte een begeerte #

tot het

# toekomende goed, en ook een vreeſe van de qualen die haer volgen mogten? Moet men

daer uit niet beſluiten, dat alle menſchen in de weereld komende, een licht des geloofs met ſich

it

brengen, 't welk in hare ziel verborgen is, en

, hoewel ſy niet ſeggen konnen waer uit haer dit koomt, ſoo gevoelen ſy toch genegentheit tot de eeuwig-duurende goederen, en een vreeſe voor de eeuwige qualen. De Heidenen die dit noit van iemand geleert hadden, hebben ſom tijts deſen indruk ſoo krachtig gevoelt, dat ſy alle de goederen deſes weerelds konden verſma den, door de kennis die ſy van de eeuwige goe deren hadden. D’een achtte het gout als drek, d'ander wilde geen huis bouwen voor een ſoo korten leven. Indien ſy in haren boeſem dit god

delijk licht niet hadden gedragen noch gevoelt, ij

wie ſouhaer konnen hebben doen kennen, dat

er een eeuwig leven te wachten ſtonu? Seker, mijn Heer, uwe onwetentheit moet wel grof

zijn, met te gelooven dat de H. Geeſt niet meer in de zielen werkt, dewijl hy gewiſſelijk, in de * zielen van alle de menſchen des weerelds is: en

* indien hy in alle niet werkt, dat is, om dat hy in

ſijne werkingen door hare booſheit belet word. "Wy dragen alle het lichtNdes geloofs, 'tH.welk de ſ Geeſt º

º


+

-

. *

I94. Dat de H. Geeſt H. Geeſt is, want Godt, Geloof, H. Geeſt, en

, #

Goddelijk Licht, is maer een ſelfde ſaek, of ſchoon men die met verſcheide woorden noemt:

- . *

, i t

| | | | | |

en geen menſchelijke ſchepſelen worden in de weereld geboren, ſonder dit licht des geloofs in ſich te dragen. En hier in zijn de perſoonen,

f

-

die men huidenſdaegs Queekers noemt, wel

gegrond, als ſy ſeggen, dat ſy alle, in hen ſel

3 || |

ven het licht des H. Geeſtes hebben: maer ſy miſſen in dit ander ſtuk, dat ſy ſich niet alle la

i

ten beſtieren door dit licht, 't welk ſy bekennen te hebben. Het licht is in haer, en ſy ſoeken

noch eenige ſaken buiten haer, met ſich regelen en wijſen van buiten voor te ſchrijven, gelijk de wijſe, van niemand te willen groeten, noch ſelfs malkander goeden dach te wenſchen. Deſe wijſe kan niet komen van het licht des H. Gee

ſtes, dat haer moet geleiden. Het is te vreeſen, dat die in-gevoert is van iemand, die, door het licht des geloofs kennende, dat de menſchen ge-eert willen zijn, by dit licht een natuurlijke redenkaveling heeft gevoegt, beſluitende dat

men de menſchen niet meer behoorde te groe ten, uit vreeſe van de hoovaerdie der menſchen

te helpen, die geern gegroet en ge-eert willen zijn. Ik ſoude wel wenſchen, dat ſy met my

wilden aenmerken, dat deſe regel niet koomt van het licht des H. Geeſtes, uit oorſaek dat ſy

niet alle de hoedanigheden heeft, die de H.Geeſt -

-

-

S.

onfeil


nu noch in de Kielen vverkt.

195

onfeilbaerlijk met ſich brengt, als daer zijn, de

gerechtigheit, de goetheit, dewaerheit. Wel is waer, dat dit Goddelijk licht dat in ons is, niet alleen de eeuwige ſaken leert kennen, maer ons ook naeuwkeuriglijk vertoont al het gene moeten doen en laten in deſe tijdelijke ſaken,tot in de minſte van onſe daden en woorden. Het

licht des geloofsſalons alles onderwijſen, indien wy onſen wille ſullen afſtaen en onderwerpen onder fijne beſtiering, maer het ergſte is dat wy niet gewillig begeeren in alles ons daer aen

over te geven, en ten deele willen volgen, onſe natuurlijke bewegingen, en onſe eigene driften, waer medewy dit licht des geloofs uitbluſſen, en aen onſe eigene overlegginge hangen, meenen

de onsaen dit goddelijk licht te houden; vvaer door vvy in groote miſverſtanden en dvvalingen vallen, en men breekt ſich ſomtijts het hooft, en

belemmert den Geeſt door krachtige inbeeldin gen, geloovende dat het goddelijke lichten zijn. De Duivel mengt ſich ook daer onder, ſich her vormende in een Engel des lichts, en verleid vele door deſen vveg, die hy niet ſou konnen

verleiden door quade gedachten of vverkken. Hier in heeft men ſich vvel te vvachten, en te ſien of vvy ons vvaerlijk aen het licht des geloofs

hebben overgegeven, om dat te volgen: vvant indien vvy noch ſoovveinig als het vveſen mogt,

vaſt zijn aen onſe eigene wiile, of aen onſceige N 2

IAC


196

Dat de H. Geeſt

nevvetenſchap, ſokonnen vvy niet vaſthangen aen het licht dat ons beſtiert, om dat het niet dan natuurlijk is, en ons ſou doen vallen in

d'onmatigheden, die ſomtijts lichaem en ziel in gevaerſouden brengen. Om dan in deſe gevaer lijkheden niet te vervallen, ſoo is er een ſeker merkteeken dat de werkingen onderſcheid die

waerlijk gedreven zijn van den H. Geeſt. En dit is, dat alles 't geen ſuiverkoomt uit dit god delijk geloof, altijt verſelt ſal zijn van drie god delijke hoedanigheden, te weten, van goet heit, van gerechtigheit, en van waerheit. Hierom moet men niet blindeling gelooven, dat

al het gene ons in den geeſtkoomt, uit het licht des geloofs geſproten is: maer men moet wel naeuw onderſoeken, of het gene wy begeeren

te doen of te laten, rechtveerdig , goet, en waerachtig zy. Daer mede konnen wy een va

ſten voetgaen, dewijl er geen waerheit, ge rechtigheit, noch goetheit gevonden word, dan die van Godt voort koomt, die het eigen weſen is van alle deſe deugden , en noit iets

werkt, dan met deſe drie omſtandigheden. En gelijk wy ſeggen dat er drie perſoonen in een eenig Godt zijn, en dat d'een nietſonder d'an der kan weſen ; even ſoo is 't met de werken

Godts, die noit van hem gemaekt konnen zijn, wanneer deene of d'andere van deſe drie hoeda

nigheden daer mogt ontbroken hebben, waer L11t


nu noch in de

Xelen vverkt.

19

uit men lichtelijk kan ontdekken, ofonſe daden door Godt, of door onſe inbeelding zijn inge geven. In deſe regel, van niemand te willen groeten, vind ik datdaer aen de goetheit en de

gerechtigheit ontbreekt, en dierhalven dat ſy niet recht uit het licht des geloofs kan komen. Ik weet vvel dat de H. vvederſtaet en ſich

#

ſtelt tegens de hooveerdigheit, en alle andere ſonden, en dat de ziel die ſich door hem laet be

ſtieren, ſomtijts eenigvvederſtreeven voelt om een hoovaerdig perſoon te groeten, gelijk ſy doet, in iets aen een gierigaert te geven, of ſich

te verluſtigen met de vvulpſche, uit oirſaek dat

deſuivere geeſt die in haer is, geduurig vveder ſtaetaen al dat onſuiver is, en indiendeſe regel van niemand te groeten, alleenig bepaelt vvas tot de gene niet te groeten, die men invvendig gevoelt hooveerdig te zijn, en die begeeren ge groet te vvorden; menſoude die bevvegingen moeten volgen, en den genen niet groeten die

de begroetingen door fijne vervvaenthcit be geert: maer ſijnen broeder niet te groeten, is een uitvvendig teeken van vyandſchap dat on der de haters en nijdige gebruikelijk is. Indien

d'Apoſtelons vermaent, te vermijden het geen alleen ſchijn van quaet met ſich brengt, hoe kan men, ſonder de goetheit te quetſen, een goedendach aen ſijnenbroeder vveigeren; dies te meer daer ons d'Apoſtel raed deenden ande N 3

ren


198

Dat de H. Geeſt

-

ren in eeren voor te komen: en Jeſus Chriſtus ſelfs had in 't geſelſchap ſijner Apoite'en, de manier van te groeten ingevoert, ja ſelfs van malkander te kuſſen en te omhelſen, dewijl Ju das dat deed na ſijne gewoonte, wanneer hy

hem aen de Joden overleveren wilde. Het is noch een ſaek tegen de gerechtigheit, van niet weder te willen groeten den genen die u in

vriendſchap dat doet. Deſe oefeningen zijn al te uitwendig, en al tegemaekt, om van den H. Geeſt af te komen; daer is ſeker eenige men

ſchelijke ſinnelijkheit onder gemengt: maer in dit ſtuk, als de Queckers gelooven, dat alle menſchen in deweereld komende het geloof, en het licht des H. Geeſtes mede brengen, zijn ſy op een onfeilbare waerheit gegrond; daer is al

leen overig vanyder onder hier in 't byſonder te weten, of haer gelooflevendig of doot is. In dien haer geloof in hare zielen de liefde niet

werkt, ſoo hebben ſy niet dan een doot geloof, Want het geloofſonder de liefde is nietig. En indien het goddelijk geloof nietig is ſonder de liefde, hoe kan, mijn Heer, uw menſchelijk

geloof dan iets weſen; en door vvat middelen ſoude het u ſalig konnen maken , daer het is

minder als niet? Het is een groote blindheit, ſij ne ſaligheit te gronden op woorden, die niets zijn dan een lichaem van wind, in de lucht be grepen? Gyſegt het geloofte hebben, wanneer -

gy

w-

* **


uu noch in de zielen vverkt. I99 # deſe woorden ſpreekt: Ik erken mijne ſovak

eit, en dat ik niets goets ſou konnen doen, maer ik hoop dat de verdienſten 7eſ. Chriſti alles voor my voldaen hebben, alsofgy Godt met ſchoone

redenen ophouden kond, gelijk men de men ſchen doet, terwijl gy door werken en daden de kracht des geloofs verloochent, met deſe

waerheit te verwerpen, dat de H. Geeſt tegen woordig de zielen verlicht. Gyſegt te leeren,

dat men Godt in den geeſt en vvaerheit dienen moet; en uvv geloof maektuvve eigene vvoor

den leugenachtig. Hoe kan men Godt in der vvaerheit dienen, vvanneer men niet anders heeft voor ſijn geloof, dan de fabelen der men

ſchen, die met vele ſchoone redenen

hebben

verklaert, dat men alleen moet in Jeſum Chri ſtum gelooven om ſalig te vvorden? en hoe kan

men hemverſmaed dienen indieden de gene hengeeſt, ſeggenvvanneer door denmen ſel ven geeſt gedreven te vvorden ? Gy bid in 't

openbaer, om den H. Geeſt te verkrijgen, en invvendig in uvve ziel gelooft gy niet, dat hy

meer in de zielen vvoont. Wat vvaerheit kan men in uwve vvoorden vinden ? Indien Jeſ" Chriſtus vveder quam in den vleeſche, gelijk

hyvvas by de Phariſeen; vvat ſou hy anders van

de huidenſdaegſche Predikers kon", dan't genehy toen ſeide van deſeggen Phariſeen? Hy noemde haer geveinſde, en gevvitte gra", die -

J

Van


r

Dat de H. Geeft

2 OO

van binnen niets dan doots-beenderen hebben;

of tgene de H. Geeſt daer van ſeit: dit volk bid ) myaen met hare lippen, maer hare herten zijn verre van my. Men bid in de Kerken, en fingt daer Pſalmen, en men vveet ſelfs niet vvat het

ebed zy, niet meer dan vvat het geloove, en

de liefde zy. Ik heb tegenvvoordigden aert des eloofsu genoegſaem verklaert;

en de H. Pau

# verklaert ons in't breedevvat de liefde zy. Hy heeft geleert, vvat omſtandige eigenſchappen ſy hebben moet, op dat niemand ſich ſou laten bedriegen door valſche namen, gelijk vele

huidenſdaegs trachten te doen: ſy noemen met den naem van liefde, aen den armen en aen de Kerken te geven, en ondertuſſchen konnen . deſe giften tot ſonden ſtrekken: Want dikvvils

komen de armen tot ongebontheden, en tot leuy te worden door de aelmoeſen: de Kerken

worden opgeblaſen in hoogmoedt en gierigheit door de ſelvige, ſoo dat het gene men liefde noemt, nergens anders toe dient, als tot ſon den. Maer om te ſien of men de liefde heeft, ſoo moet men de gronden van fijne ziel onderſoe ken, of men daer in de voorwaerde ſal vinden die de H. Paulus beſchrijft, en indien men die

daerin niet vind, ſoo moet men gelooven, ge

lijk d'Apoſtel ſeit, dat men dan niet ſilig ſou konnen worden.

.

.

.

.

...

- Hoe menigte, mijn Heer, ſullen er wel he --:

-

»

|

drogen

| |

-

w

-

-- --

---

4Y


nu noch in de

zielen vverkt.

2O I

drogen zijn in de doot, die hen deſaligheit ſullen

ingebeeld hebben ſonder goede werken, en de

ſonden tegen den H. Geeſt begacnſullen heb ben, die noch in deſe noch in de toekomende

weereld vergeven ſal worden. Wat ſal dan van aldeſe Gereformeerde Heeren zijn, die van de goeden werken niet willen hooren ſpreeken, en hen laten voorſtaen boven alle andere ſalig te

ſullen worden? De H. Geeſtſeit; indien gy geen boete doet gy ſult alle vergaen, en ſy ſpotten

met de boete, doch met dit al vreeſenſy niet te vergaen, alsof hare inbeeldingen vaſter waren dan de woorden der waerheit, die van Godt

voort-komen. Sy beelden ſich in, dat ſy de noodige boete doen, en dat ſy ook genoegſaem bid den, en ondertuſſchen wetenſy niet wat bidden is, niet meerder als boete doen, ſich latende

voorſtaen genoegſaem in den Godtſdienſt vol daen te hebben, met te Kerk te gaen, eenige

Pſalmen te ſingen, en gebedekens te ſpreken; en ſy gelooven ook hare boete voldaen te heb ben, in met de mond te ſeggen ; wy zijn ſon

daers, maer wy hopen op de verdienſten Jeſu Chriſti. Siet hier een boete die de Papegaeyen welſouden voldoen, indien men dat haer leerde,

3 gelijk men doet aen die arme blinden, aen wel kemen noit terecht heeft verklaert, wat bidden, '' noch wat boete doen is. Men ſou voor dit volk

# . wel mogen bidden, gººier Jeſus Chri 5

ſtus


-

2 O2

" ,

Dat de H.

|

Geeſt

ſtus in de doot tot ſijnen Vader deed, en ſeggen; |

-

vergeeft het hen Heere, vvant ſy vveten niet zºvar ſy doen. Sy denken dat ſy gebeden hebben, wan neer ſy de ſelfde woorden hebben voort-ge bragt, die David ſprak, wanneer ſijn hert was -

opgeheven tot Godt; daer nochtans de woor den die David ſprak, ſijn gebed niet maekten, maer alleen uitwendige teekenen waren van het inwendig onderhoud dat hy had met ſij nen Godt. Dit goddelijk deel dat in ſijne ziel was, hield ſich beſich met de geheele Godt

heit, die lovende, en prijſende, of die bidden

#

de om't gene hy noodig had, een Kind aen ſijnen Vader doet: maer ſy, die de ſelf

de woorden ſpreken of ſingen, verſtaen ſom tijts die niet, en gevoelen nóch veel minder de ſelfde begeerten, ja zijn verre van de ſelfde

genegentheden, die David had tot ſijnen Godt; en dus zijn hare gebeden als een klijnkend me 14

*

tael, of als een gebroken glas, dat een valſchen toon ſonder redenkaveling brengt. En dit al, kan geen gebed genoemt worden, om dat het niet voort-koomt uit het geloove, noch uit het goddelijk licht. Het geduurig gebed dat Godt van ons eiſcht, en nimmer ophouden moet, is deſe geduurige onderwerping aen het licht des

geloofs dat in ons is, en het zy wy waken, 't zy wy ſlapen, 't zy wy eten, 't zy wy werken, dat

het ſelfde altijt geſchiede door de beſtiering, en -

; 2. *.

de


nu noch in de zielen vverkt.

293

de beweging van dat goddelijk licht, en noit door onſe eigene ſinnelijkheden. Dit geduurig hangen acn den Heiligen Geeſt, word een ge duurig bidden genoemt: vvant Godt kan van ons niet ge-eiſcht hebben met gerechtigheit, noch goetheit, dat vvy ſonder ophouden ſou den bidden in vvoorden of in den geeſt, uit oir ſaek van de ſvvakheden onſes lichaems, die dees gelijke ſaken in der daed niet konnen toelaten, door dien dat ons lichaem moet drijnken, eten,

ſlapen en arbeiden: en de geeſt moet ſich ook begeven tot noodige ſaken, om dit leven ton derhouden, en kan dierhalven nietſonder op houden bidden, met 'er dacd, en met vvoorden,

En Godtſal noit ſaken die onmogelijk zijn van. ons eiſſchen: maer hy verſtaet door deſegeduu

righeit in den gebede, dat vvy ons geduurig ſou den laten beſtieren door dit goddelijk licht des gekoofs, ſoo vvel in onſe tijdelijke en lichamelij

ke ſaken, als ook in geeſtelijke en eeuwvigduu rende. En om vvel te beſchrijven vvat het ge

bed zy,ſoo moeten vvy ſeggen, dat het is, een vereeniging van onſe vville met die van Godt. En vvanneer deſe onſe vville in alle ſaken met

hem is vereenigt,ſoobidden vvyſonder ophou den,'t zy dat vvy vvaken,'t zy dat vvy ſlapen. Maer deſe

perſoonen die het licht des geloofs

hebben verloren, gelooven dat ſy noit bidden, dan als ſy in de Kerk zijn, of van herten, -

-

r

#

in

Gl)


-

-

|

zo4

;

den geeſt, ſchoone vvoorden tot Godt ſpreken, vvaer aen men ſiet, dat de menſchen tegen vvoordig in duiſterniſſen leven, ſelfs ontrent de heiligſte en volmaekſte ſaken, ja d'aldernoodſa

- ; -

- -

- - - -

Dat de H. Geeft

kelijkſte tot de ſaligheit. Want als de Schriftuur ſeit, dat men boete moet doen, of dat men alle ſal vergaen: vvieſalſalig konnen vvorden, ſoo lang men niet vveet,vvat dit boete doen is. Uwe

Religie, mijn Heer, gelooft: dat het is boete doen, ſichſondig te erkennen, en te gelooven, dat men niets goets ſou konnen uitvverken: en

ſommige andere integendeelſeggen, en geloo ven, dat het is te vaſten, ſich ſmert aen te doen, en ſijn lichaem te quellen, om den Hemel te . verdienen; 't vvelk alſoo verkeert, als het eer ſte is: vvant ſy hebben geen ſmerten van teſeg

gen, dat ſy ſondaers zijn, devvijl dat een ge vvoonelijke ſaek onder hen is, dit ſpreken ſy volgens den gemeenen ſvvier, en ſonder eenig leed, en de boete een pijnelijke ſaek zijnde, kan met ſoo ſoete vvoorden niet vvorden voldaen, die vvel licht uit de mond konnen voortkomen,

De tvveede in tegendeel, konnen die heilſame boete niet vervullen, met pijnelijke ſaken te lij

den om het gelukſalig leven te verdienen, om dat Godt geen koopman of handelaer is, en ſij nen Hemel om geenen prijs vvilt verkoopen;

hy vvilt dien mildadiglijk ſchenken, en hy heeft onſe goede vwerken gants niet van nooden; InaCIT


r Vl

5

nu noch in de zielen vverkt. maer onſe booſheit en

2o;

gebreken hebben die ten

hoogſten van nooden: ſy zijn ons ſoo nood

ſakelijk, dat Jeſus Chriſtus ſeit; Ten Xy gy boete doet, gy ſult alle vergaen. Hy ſpreekt niet tot eenige perſoonen, of Religien in 't byſonder;

maer hy begrijpt haer alle gemeen. En het is eengants ſekere vvaerheit, dat er niet een eenig menſch ſalig ſal vvorden ſonder boete te doen: niet om dat Godt wil, dat wy den Hemel ſou

den koopen door onſe goede werken, want hy heeft ons geſchapen, om ons een gelukſalig le ven te geven,eer wy machtig waren iets te doen.

Het is niet om onſe goede werken, of om onſe boete dat hy ons ſalig ſal maken, maer alleen om de liefde die hy ons toedraegt. En indien wy willen weten, waerom dan hy wil dat wy boete

ſouden doen, op het gevaer van alle verloren te zijn; de reden is, om dat wy zijn afgeweken van onder Godt teſtaen, en het geloof hebben verlaten, dat ons moeſt beſtieren, en nergens

anders als aen ons ſelven hebben willen hangen, en door onſe eigene driften beſtiert worden, die ons gebragt hebben tot allerlei ondeugden en ontuchtigheden. Nu zijn er geen andere mid delen om weder te keeren tot Godt aen te han gen, en in ons het Goddelijk geloof te doen

rleven, dan met pijnelijke ſmerten en lijdens, om onſe wederſpannige wille te dwijngen tot

weder te keeren om onſen Godt aen te hangen, daer -


Dat de H. Geeſt 2o6 dier ſy al willens van uitgegaen was. Deſe boo ſe gewoonte die ſy heeft aengenomen, kan niet overwonnen worden ſonder ſmerten. Hier in

is 't dat men ſeit; Dat het Koninkrijk des He

mels gevveld lyd, en de gevveld-doenders ne men het in. Het is niet dat men met geweld te gen Godt moet kampen om ſijn Koninkrijk te

verkrijgen, aengeſien hy ons gewillig dat geeft, en ons geſchapen heeft om daer in te heerſchen : maer het is dat men noodſakelijk met geweld

kampen moet tegéonſe ondeugende hertstoch ten,die onſen willeſlaefachtig gemaekt,en deſel ve aen ſich onderworpen hebben;ſoo dat,indien

wy haer met geweld niet beſtrijden, wy in 't Koninkrijk der Hemelen niet ſullen ingaen; uit

oirſaek dat het geloof, waer door wyſalig moe ten vvorden, in ons niet kan heerſchen, eer dat

alle onſe begeerlijke herts-tochten gedood en overvveldigt zijn. Soo dat het vvel een dvvaſe hoogmoed is, ons te verhooveerdigen in onſe boete; devvijl ſy ons niet opgeleit is, dan voor onſe ſonden. De boete moet in dit geval ons dienen tot verootmoediging, en tot ſchaemte,

ons ſiende verplicht tot deſe boete van vvegen onſe miſdaden en ontuchtigheden: vvant in den beginne vvas het alſoo niet. Godt had ons geſchapen om in allerlei vermakelijkheden te le

ven, ſonder eenige ſmerten: geheel deſe ſchoo ne vveereld vvas geſchapen om tot vveelden te die -


nu noch in de zielen vverkt. 2o7 dienen voor het lichaem des menſchen, en Godt

ſelfs vvilde dienen tot vernoegens van ſijne ziel: maer de ſonde alleen, heeft deſe ſchoone ordre

verandert, en den menſch ondervvorpen ge maekt aen 't gene daer hy over moeſt heerſchen.

Omdat hy ſich aen donderdanigheit van ſijnen Godt had ontrokken, ſoo heeft hy de boete op ſich gehaeit, even gelijk alle de menſchen nu noch dagelijks doen. Hare ſonden hebben de

wet der boete voort-gebragt , vvelke Jeſus Chriſtus met er daed en met vvoorden haer

heeft komen leeren. Indien de menſchen deſe

boete niet hadden noodig gehad, om die te

# hare ondeugden te ſtellen, ſonder twijf el hy had haer niet geleert ſoo ſmertelijken leven te leiden. Het heeft alleen gevveeſt, om

haer een voorbeeld te geven, dat hy ſich aen ſoo vele pijnen en ſmerten heeft ondervvor

# en ondertuſſchen vvillen

deſe verblinde

em niet volgen, geloovende dat het genoeg

is, hen te verblijden in dat hy voor haer heeft geleden, als of Godt aen haer vvas verſchul digt, en ſy niet aen hem om betuigingen van liefde vveder te geven, door eenig lijden of ſ!!

ongemak. Sy vvillen hem vvel verſellen aen de tafel, maer niet aen het kruis. Sict hier vvel

vleeſſchelijke diſcipelen, en die vveinig getrou heit voor haren meeſter hebben. Indien een knechtdeſes vveerelds ſich alſoo droeg on: -

1jn


Dat de H. Geeſt ſijn meeſter, hy ſou met ſtok-ſlagen uit ſijnen, dienſt vvorden verdreven, om dat het geenſins redelijk is, dat een meeſter ſouſorgen en arbeiden om ſijn knecht t'onderhouden, indien 2o8

hy ſelf ſijn beſten niet doet om te arbeiden en moeielijkheden uit te ſtaen nevens ſijn meeſter

na al ſijn vermogen. De knecht ſoude vvel god loos zijn, die in ſijn hert ſeggen ſou, mijn mee ſter arbeid voor my, en ſich nergens over be kommeren ſou , als om vvel te eten en te

drijnkken. Denkt gy, mijn Heer, dat Jeſus

Chriſtus, die onſe meeſter is, ſoodanige onge rechtigheden ontrent hem begaen, ſoude lij

den ? en dat gy hem ſoud konnen vernoegen met vvoorden of uitvvendige dienſten, met in de Kerk, of aen de Tafel des Heeren te gaen?

Sy die dit gelooven, bedriegen ſich grootelijks: vvant de Tempel is niet die met ſteenen en hout

zijn geſticht, maer ſijn vvaerachtige tempel is het binnenſte onſer ziel: hier is 't dat men Godt ſoeken moet. Indien een Kerk van hout en ſteen

ons dienſtig is tot grooter opvvekking om ons met hem beſig te houden, men doet dan ſeer vvel met daer te gaen: maer men bevind door

ervarentheit dikvvils het tegendeel, en men vind ſich daer vvel meer afgetrokken, door te hoo ren en te ſien vvat daer geſchied, dan men ſou doen in den hoek van ſijn kamer. Wy zijn noch vvel ſeer vvijd van Godt, vvanneer vvy noodig heb


nu noch in de zielen vverkt.

2o9

# hebben hem buiten ons ſelven te ſoeken. De vvarevereeniging geſchied altijt in ons, vvan neeronſe ziel naei vereenigt en naeuvv verbind g met haren Godt: daer is het, dat het vvaerach

tig Avondmael en de Bruiloft der liefden ge houden word. Alle deſe uitterlijke tafelen zijn x vvel vveinig, vvanneer de ziel innerlijk niet naeuw is vereenigt met haren Godt. Men kan

, geduurig niet uitterlijk aenſitten aen de Tafel , des Heeren; maer men kan innerlijk met ſijn

ziel geduurig daer by zijn: vvant een goede conſcientie is een geduurige maeltijt: Hy die

ſich in deſe geduurige bruiloft vind, ſal niet veel moeiten maken om ſijnen Godt te gaenſoeken aen een uitwendige tafel: want hy die deſein , wendige feeſt niet dan uitwendig ſmaekt, kan

fijne ziel niet verſadigen, al was hy ook alle da genaendeſe tafel. Men bedriegt ſich grovelijk in dit ſtuk, denkende met den Heere overvloe

dig geſpijſigt te zijn, wanneer men uitwendig aenſijne tafel geſeten heeft, daer men geenſins in ſijn geſelſchap geweeſt is, ſelfs niet uitwen

diglijk : Want de gene die tegenwoordig aen

deſe tafelgaen, zijn heerlijk in pracht en in ee ren, verciert en omhangen met koſtelijke klee deren, daer ondertuſſchen de Heere Jeſus Chri ºf ſtus gering, veracht, nederig, en arm is ge #

s worden. Wat over een koming is er tuſſchen

de manieren der huidenſdaegſche Chriſtenen, y

O

en


2 IO

TDat de H. Geeſt

en die welke Jeſus Chriſtus op aerden zijnde ge oefent heeft? Ikſegſelfs van 't uitterlijke, dat er gants geen gelijkheit is, en noch minder gelij kenſy in de oefeningen met fijnen geeſt inner lijk: Want hy verſmaedde de eeren en groots heden deſes Weerelds; en ſy die ſeggen aen ſij ne tafel te gaen, beminnen en ſoekken de ee ren, en maken ſich ſoo groot als het in haer macht is. Jeſus Chriſtus had de armoede lief,

en ſy haten en verachten die ſeer. Jeſus Chriſtus was ſachtmoedig en nederig van herten, en ſy

zijn in haer hert verwaent en hoogmoedig. Jeſus Chriſtus beminde het lijden en het Kruis, en ſy willen dat met de vinger niet eens aenraken; ſoo

dat, daer geen gemeenſchap kan weſen tuſſchen Jeſum Chriſtum, ende perſoonen die nu tegen woordig aen ſijne tafel komen. Sy zijn inwen

diglijk en uitwendiglijkſoo verre van hem, als Lucifer van Gabriel is: want Jeſus Chriſtus is

een geeſt des lichts, en deſe tafel-gaſten hebben niet dan eenen geeſt der duiſterniſſen: ſoo dat er geen gemeenſchap meer is met den Heere. Door dien de menſchen ſich vvel vvijd vvillen houden

van ſijn lichaem en van ſijnen geeſt, ſoo vvilt men tot hem niet naderen door een eenige daed; en men vertoont door uitvvendige bedrijven, dat men vvel vvilt avondmael met hem houden, en eten aen ſijne tafel. -

-

Dit is eveneens, als of een arme gaſt, met verſcheur


nu noch in de zielen vverkt.

2 II

3 verſcheurde kleederen, ſich vvilde nederſetten

# aen de tafel van een groot Konink of Heer; ne venshem wilde ſitten, en dien gelijk zijn. Sou de men hem niet verſtooten, als een onbeſchof

ten? En nochtans gaet men ſoo onbeſchaemt

ſich voegen aen de tafel des Koninks Jeſus, ſon 't der eenig bruilofts-kleed van deugden te heb , ben, maer veeleer met een ſlecht en verſcheurt

kleed van allerlei ondeugden. Indien men wel dacht aen 't gene hem wedervaren is, van wien

in den Evangelio word geſproken, die ingeko men zijnde tot de bruiloftſonder bruilofts-klee deren aen te hebben, belaſt wierd handen en

voeten gebonden, en in het vyer geworpen te worden; ſoo ſouden alle de Chriſtenen nu niet anders moeten wachten, als die ſelfde verdoe

menis; dewijlſy hare zielen niet bekleed gevoe len met het bruilofts-kleed van ware liefde, en , niet te min durven ingaen tot de bruiloft, daer

de ziele trout met haren Godt. Ik wil gelooven , dat deDuivelalle deſe uitwendige ſolemniteiten

heeft uitgevonden, om daer mede de zielen op % te houden met eenydele voldoening in haerſel ven, geloovende dat ſy ſich met Godt vereenigt

g hebben, wanneer ſyaen de tafel des Heeren uit # wendig geweeſt zijn. My dunkt dat deſe booſe geeſt meer lieden tot ſich trekt door deſen weg van ſchoon ſchijnende vroomheit, dan hy wel

doet door openbare booſheden, welke de bur %

-

O 2

-

ger


2 I2.

TDat de H.

Geeft

gerlijke perſoonen, of die van goet voornemen zijn, niet ſouden willen volgen. Hy voer in het lichaem van Judas door dit uitterlijk Avont mael: hoe veel meerder macht heeft hy nu wel, om in de zielen te komen, die ſoo wijd van het lichaem en den geeſt Ieſu Chriſti zijn? - Ik wilde wel, mijn Heer, dat gy voor alle het volk, deſe doortrapte liſtigheden en bedrie gerien des Satans predikte: maer ik vreeſe dat gy de gave van genoegſame kracht niet hebt om

dit te doen. My dunkt veel cer, dat gy arbeid om yder een tot deſe uitwendige tafel te trek ken, gelijk als gy my ſelfs daer toe wel trekken vvildet: maer het ſouydel vveſen, dat gy daer om meer moeitenſoud doen; devvijl ik ſie door

het licht des geloofs, dat Godt geenſins geeert vvord door alle deſe uitvvendige dienſten. Het is onſe ziel die hy bemint, en niet deſe uitterlij

ke complimenten van godtsdienſtigheden, die dikvvils anders niet dan geveinſtheden zijn voor de ſcherp-ſiende oogen Godts. Het is van de huidenſdaegſche oefening, dat Godt heeft ge

ſeit; Ikſal het ſlijk van uvve hoogtijden op uvve aenſichten vverpen; om dat hy niet meer in der

vvaerheit vvordaengebeden; devvijl men geen geloof meer heeft, dan dat menſchelijk is, noch geen meer liefde, dan de natuurlijke ; noch meer gebeden, dan met de lippen, alle dat is

maer als drek: En dit niet tegenſtaende, ſoo -

vvorden


nu noch in de Kielen vverkt.

213

vvorden nu meer ſtatige kerk-plichten in de ge iſ meinten gevonden als oit. Jeſus Chriſtus mogt 1 ons vvel vvaerſchouvven, dat er een gevaerlij tke tijt ſoude komen, in vvelken men ſich vvel

, ſou moeten vvachten voor de valſche Prophe ten, die vele ſouden verleiden, ja d'uitverko

reneſelfsſoo 't mogelijk vvas. Noit kon er ge vaerlijker tijt vveſen als deſe, daer vvy tegen vwoordig in leven, vvaer in de zielen vvorden verleid, ſelfs door de gene die haer vvel moeſten geleiden, en die haer doen omkomen door de

ſelfde ſaken, door vvelkeſy meenen vvel te doen, en ſalig te ſullen vvorden. Het zijn vvel val

ſche Propheten, nademaelſy een valſche verſe kering van de ſaligheit geven. Sy ſeggen, vrede, . en verſekertheit, vvanneer het gevaer van de verdoemenis haer is aengekomen. Sy vvillen de geeſten niet ontroeren, om haer al ſtillekens ter hellen te laten varen, langs eenen weg be ſtroit met rooſen en bloemen van valſche deug

den. Dit ſou machtig zijn d'uitverkorene ſelfs te verleiden, indien ſy ſich aen het geloof niet

krachtig vaſthielden. Jeſus Chriſtus heeft deſe verleiders met haren eigenen naem genoemt, valſche Chriſtens, en valſche Propheten; ver mits ſy de zielen verleiden door de Chriſtelijke

oefeningen ſelver, en met het Woord Godts ſelfs. Men kan noit liſtiger verleidingen vin

den dan die nu in ſwanggaen, waer het volk #

:

-

O 3

ter r"


214

Dat de H. Geeſt

ter verdoemenis gaet door den ſelfden weg, door welken ſy meenden terſaligheit te komen. Het is tijt dat Godt de dagen verkorte, om de uitverkorene buiten ſoo gevaerlijke lagen te ſtellen. Gy hebt my gevraegt, mijn Heer, voor

de laetſte queſtie van onſe Conferentie; of ik niet geloofde de Gemeinſchap der Heiligen? waer op ik u ja geantwoord heb, om dat er niets waerachtiger is als de Gemeinſchap der Heiligen: want alle het gene dat heilig is, heeft altijt gemeinſchapt ſamen. Ja ſelfs wanneer de heilige menſchen ook doot mogten zijn, ſoo zijn ſy ondertuſſchen en blijven altijt vereenigt

met de Heiligen die noch leven: de heiligheit is nimmer geſcheiden, om dat ſy voort koomt van Godt die onſcheidelijk is, gelijk mede zijn alle de zielen die in den geloove leven. Of ſchoon hare lichamen verſcheiden mogten we ſen in alle de hoeken des weerelds, ſoo blijven ſy nochtans vaſt in deſe gemeinſchap, welke niets ſcheiden kan, noch de doot, noch het le

ven. Ik geloove vaſtelijk in deſe gemeinſchap: maer geloove niet in de gemeinſchap uwer ge meinten ofte vergaderingen, niet meer als in die van andere ſtoffelijke lichamen, welke men Kerken en Gemeinten noemt , door dien ik

daerin niet heiligsſie, en ik my niet kan verbin den, noch gemeenſaem maken, met verdor vene ledematen: want wy ſien in de natuur, dat »

-

*

CCIl


215 nu noch in de Kielen vverkt. een verdorven lidt van ons lichaem machtig is

het ſelfde te doen ſterven, indien men 't niet af

ſnijd. Ikſie wel dat uwe gemeenten beſtaen uit een groot getal van perſoonen, die daer verga dert zijn in een ſelfde geloof: maer ik kan niet ſeggen, dat dit geloof heilig is; ja veel eer, dat het gants quaet is; dewijl gy ſtaende houd, dat Jeſus Chriſtus alles voor u voldaen heeft, en dat

gy niet verplicht zijt iets te doen om hem na te volgen, dat het u genoeg is, dit van goeder herten te gelooven. Ik heb noch noit een ge voelen gehoort, dat verder ſchijnt van de waer heit, en ſelfs van de reden te weſen, als dit:

want ik weet door den geeſt des geloofs, dat uwe eigene ſonden, nevens die ook van andere Chriſtenen, de Wet des Evangeliums hebben

voort-gebragt. Want Godt heeft geene wet ten van doen, als ook niet d'onderhouding der

ſelviger: onſe ſonden alleen hebben ons aen de Wet onderworpen, maer Godt niet, die alleen

onſe eeuwige vreugde bemint. Indien onſe ſon 3 r!

den de Wet hebben voort-gebragt, waerom, mijn Heer, wilt gy die niet aennemen, en on derhouden? Indien deſe Wet ons niet noodig

geweeſt had, Jeſus Chriſtus ſoude ons die niet medegebragt hebben, als een Artſeny of Me decine, om onſe wonden te geneſen, en een te gen gift voor de gevaerlijkheden, daer onder

wy leven in deſe weereld. Gy belijd dat Jeſus O 4

Chri


Dat de H. Geeſt.

216

Chriſtus onſe Genees-meeſter is, en wilt dat hy ſijne remedien voor hem ſou bewaren , ſonder die ſelfste willen nuttigen of in te nemen. In

dien een kranke ſoodanig deed; men ſoude ſeg gen, dat hy raſend of uitſinnig geworden was : en gy gelooft u by goede ſinnen te zijn, met de genees-middelen uwer ziel te verwerpen. De armoede geneeſt de quale van gierigheit; de nederigheit die van de hoogmoed, het lijden de vleeſchelijke begeerlijkheden, en ſoo met de an dere. Wy zijn gequetſt van alle deſe wonden, wilt gy daer de ſalven niet opleggen, die Jeſus Chriſtus onſe Genees-meeſter voor ons heeft bereid ? Indien een verwonde ſeide tot den Genees-meeſter, die ſijne wonden verbinden

koomt; dat hy gelooft van fijne wonden te ſullen geneſen worden, wanneer de Genees

meeſter die op ſijn eigen lichaem, en niet op de wonden van den gequetſten wilde leggen; ſou

de ſoodanige kranke niet moeten ſterven, by gebrek van niet te willen lijden, dat de genees middelen op ſijne wonden gelegt wierden? Even

eens ſouden de zielen eeuwiglijk ſterven, die ſeggen te gelooven in Jeſum Chriſtum, ſonder hem te willen navolgen. Want de verdienſten

Jeſu Chriſti, ſullen noit de perſoonen toegepaſt worden, die ſijn leven en leere niet navolgen, om dat ſy anders geen Chriſtenen zijn; en dien

volgende ſoo heeft Chriſtus niet voorhaer vol -"

,

daen.


nu noch in de zielen vverkt. 3

217

daen. Indien ſy Chriſti kinderen waren, ſy ſou den Chriſti werken doen: maer ſeggende, dat

ſy in Jeſum Chriſtum gelooven, ſoo gelooven ſy aen den geeſt des Duivels, die een geeſt der dwalingen en leugenen is: want het is een leu gen, te gelooven dat Jeſus Chriſtus alles voor ons voldaen heeft, gelijck het mede een dwa ling is, de ſaligheit door de eenige verdienſten

Jeſu Chriſti te hoopen. Dit geloof brengt ook in ſich een groote godloosheit, die kracht geeft aen allerlei ſonden ; doende een gevolg trek ken, dat dit ingebeeld geloove, machtig is te voldoen, ſoo wel voor vele als voor weinige ſonden, met te ſeggen, dat de verdienſten Jeſu Chriſti oneindig zijn. Heeft men hier in niet de drie eigenſchappen des Duivels, die in dit ge looft ſamen komen? Hy is een leugenaer, on - gerechtig, en boos: deſe drie hoedanigheden zijn altijt verſelt met den geeſt en de werken des Satans, die ſich recht ſtellen tegen de drie hoe

danigheden Godts, van gerechtigheit, goet heit, en waerheit, en alleſins waer eenige van

deſe drie hoedanigheden ontbreekt, daer kan de Geeſt Godts niet weſen; en overal waer in ee

nige van de drie hoedanigheden ſtrijdig tegen

de ſelvige t'ſamen komen, daer is altijt de geeſt des Satans : Soo dat ik met waerheit ma

ſeggen, dat het geloof, van dat Jeſus Chriſtus alles voldaen heeft,ſeker uit den Duivel is voort

O 5

geko


2 13

Dat de H. Geeft

ekomen: om dat het niet alleen in ſich een +

van deſe booſe hoedanigheden draegt, maer de ſelvige alle drie teſamen in ſich heeft. Wat ongerechtigheit is er onrechtveerdiger te vin den, dan te willen, dat Jeſus Chriſtus goet en onnooſel, voor denſchuldigen booſen betalen ſou? wat booſheit; in't quaet doen te willen

volherden, omdat Jeſus goet gedaen heeft ? wat leugen, te ſeggen dat hy alles voor ons voldaen heeft, dewijl hy de wet des Evangeliums ons

heeft komen brengen, om door de ſelvige ons onſe ſonden bekent te maken, en ons te vertoo

nen door wat middelen wy haer moeten verbete ren? Indien hy alleenig gekomen was om te ſter ven, en in ſich alleen voor onſe ſonden te vol

doen, ſoo had hy niet noodig ons wetten voor te ſchrijven, wantalles was dan volbracht door ſijne doot. Waerom na de ſelvige ons na te laten

ſoo vele geboden, ſoo vele raed-gevingen, ſoo vele vermaningen , ſoo vele berichtingen aen ſijne Apoſtelen en diſcipelen; haerſeggende,dat ſyſouden nagegaen, vervolgt, en ter doot ge bragt worden om ſijnen naem. Alle deſe lijdens

ſouden overtollig gevveeſt zijn, indien in dit ge val mijn Heer, uw geloof niet leugenachtig was. Het heeft ſekerlijk alle de eigenſchappen des Sa tans; en het is te vreeſen, indien Calvin deſe

leere heeft nagelaten, dat hy die uit den grond der hellen geput heeft, en dat de Duivel hem ſcherp


N

-

nu noch in de zielen vverkt.

2 19

t

ſcherpſinnig redenkavelingen heeft verſchaft,

l

om de ſelveaenſoo grooten getal van perſoonen te doen gelooven, en als een heimelijk en on

| : ,

ſichtbaer vergift, de peſt in de zielen te bren gen van die dat hebben aengenomen. Want an ders had het om mogelijk geweeſt, dat ſoovele gaeuwe geeſten hen ſouden laten verſtrikken

door eene leere die ſelfs op geen menſchelijke of natuurlijke reden gegrond is. Want, wat reden

is er doch om te gelooven, dat men de werken niet moet doen die Jeſus Chriſtus ons heeft ge leert; dewijl die werken niet anders zijn, dan

hulpmiddelen tegens onſe qualen? wy hebben de

ſonde van hoovaerdy,en willen dootmoedigheit niet volgen. Wy hebben de ſoude van gierig

heit, en willen de armoede niet omhelſen. Wy hebben de ſonde van wulpſ heit en vleeſchelijke begeerlijkheden, en willen ons lichaem geen quelling aen doen: jawy willen bevrijd zijn van

alle deſe qualen door ingebeelde genees-midde len; even of Godt een tooverye gedaen had, met een geſont en wel-geſtelt lichaem genees dranken te doen drijnken, om een andere met vele wonden verwond te geneſen, en die onge voeliglijk in hem te doen overgaen. Deſe be

driegery is ſoo openbaer, dat men wel reden heeft ſich te verwonderen, hoe het mogelijk ge weeſt kan zijn, dat een eenig perſoon van ge ſont verſtand, een ſoo leugenachtige en onre -

delijke


Dat de H. Geeſt delijke leere heeft willen omhelſen. Het is even 22O

eens gedaen, als of een perſoon ten hoogſten met krankheit geſlagen, tot den genees-mee ſter ſeide, geneeſt u ſelven; na dat hy groote moeiten gedaen, enſeer veelgearbeid had, om kruiden op te ſoeken, en dranken te bereiden,

tot byſtant en geneſing van ſijnen kranken, als of de kranken na dit alles hem ſeide : nut

tigt gy ſelfs deſe genees-middelen, en ik geloof dat ik daer door geneſen ſal zijn.

Gy geeft, mijn Heer, ſoo grootenachting aen de natuurlijke reden, ſeggende, dat er niet

is als ſy, die Godt kan kennen, en gy wilt haer niet vertrouwen ſich te begeven tot ſaken die enkelijk noodigt'uwer ſaligheit zijn. Want, in dien alleen de natuurlijke reden eens overwegen vvilde, vvaer in uvv geloove beſtaet, ſy ſoude klaerlijkſien, dat het alleen beſtact in enkelein

beeldingen van neuſvvijſe menſchen, en uvvge loove, niet dan een inbeelding zijnde, ſoo moet

door het ſelfde gevolg, de hoope uvverſaligheit, ook alleen een ingebeelde ſaek zijn. Ik bidde Godt, dat hy geen menſchen meer in deſe

blindheitvvillaten ſterven;maer dat hy ſijn licht in de vveereldſende, om de vvaerheitte ſien; en

de leugen tºontdekken. Ik gevoel vvel, mijn Heer, dat uvv hert verhard is in 't geloofdoor uvv vooroirdeel ingenomen, ſoo hard als een rotsſteen; maer ik vveet ook vvel, dat Godt barm S-


nu noch in de

Xielen vverkt.

22 I

barmhertig is, en dat, ſoo haeſt de ſondaer tot hem keert, hy hem aenneemt tot boete. G moet hem belijden, dat gy tegen hem hebt ge

ſondigt, gelijk de verloreſoon deed; en vveder keeren tot het huis uvves Vaders, die Godt is.

Gy zijt ſijn kind, erfgenaem ſijner genaden en lichten: maer ſijne beſtiering verlaten hebben de: om na uvven eigenen vville te leven, ſoo

hebt gy alle ſijne genaden doorgebragt, en zijt :

tot ſoo grooten armoede der ſelver vervallen, dat gy ſelfs niet meer kent, dat ſy nu meer in de

:

zielen werken, en dit licht is ſoo verre verdui

#

vºl

ſtert, en uvv geloove ſooſeer verſtorven, dat de

huurlingen en vveereldſche menſchen, die Godt om eigen voordeel dienen, noch meerder licht hebben om de vvaerheit te ſien. Ik heb u die in onſe Conferentie door een kleine rete vvillen

ontdekken, maer gy hebt haer niet aengeno men, nochplaets vvillen geven in uvv verſtand,

ſelfs vveigerende mijne vvoorden te hooren, om dat ſy niet voort-quamen uit den mond van een groot Schrift-geleerde gelijk als gy zijt; ſonder

indachtig te vveſen, dat Godt de ſvvakke ge bruikt, om de ſterke t'overtuigen; en dat hy ſij nenlofſal groot maken door den mondder kin deren en ſuigelingen. r

Wie denkt gy, mijn Heer, dat deſe kinderen

en ſuigelingen zijn? indien niet de kleine in haer eigen oogen, en die zuigen aen de borſt van ſij IAC


2 22,

Dat de H. Geeſt

negoddelijke vvijſheit, omdat hy belooft heeft, de machtige uit hare geſtoelten neer te ſtooten, en d'ootmoedige te verheffen. Leeſt gy niet, mijn Heer, dat Jeſus Chriſtus geſeit heeft, dat hy de vvijſheit der vvijſen ter nederſal vverpen, en de vvetenſchap der geleerden vernietigen?

Sict gy niet, dat deſe vvoorden noch niet vervult zijn, om dat de vvijſheit der vvijſen noch altijt

heeft toegenomen tot op deſen dach? Men ſag -

"

noit ſoo veel menſchelijke en natuurlijke vvijſ

heit als tegenvvoordig onder de menſchen, noit meer ſoo veel vvetenſchap: vvant de vveereld vvord door geenen anderen regel als door de

menſchelijke voorſienigheit beſtiert. Kan Jeſus Chriſtus vvel liegen ? Sal hy ſijn woord niet

, tºº

volbrengen, door het ter nederwerpen der wijsheit ? Hy ſal dat nu moeten doen , de

wijl hy niet meer in de zielen kan heerſchen, vermits deſe wijsheit ſoo verre gekomen is , ##

dat ſy word aengebeden meer dan Godt ſelfs:

tº:

want ſy die haer beſitten, achten ſich als Go den, en ſy die de ſelfde in anderen bemerk ken, eeren haer ook als Goden. Het is wel

haeſt tijt, dat dit Rijk des Antichriſts ophou de, op dat Jeſus Chriſtus ſelfs kome heerſchen.

r

, ºf

Hy heeft altijt geringe en nederige werk-tui J al

2

':

tl" ,

|| | |

gen gebruikt, om fijne groote wonder-daden uit te werken. Hy ſal tegenwoordig deſe ordre

niet veranderen, want hy wederſtaet den hoo -

veer


uu noch in de zielen vverkt.

223

veerdigen, en geeft ſijn herte en genade aen de º:

nederigen.

Hierom moet ghyu niet verwonderen, mijn Heer, indien hy tegenwoordig ſijn licht in de weereld door dochteren ſend: het is om dat hy ſich van het ſwakke wil dienen, om de ſterke

tovertuigen. Sy die dat niet ſullen willen aen nemen, hebben haer oirdeel alreede op den hals: want daer is

geſchreven: Dit is het oir

deel, dat het licht voort-koomt in de duiſterniſſen, en de menſchen dat niet gekent hebben , en dat ſy

hare duiſterniſſen liever gehad hebben als het licht. Siet men niet, dat dit tegenwoordig volkomen vervult word, daer alle de wijſen, en ſy die ſich

ſeggen in Godtsplaets te ſtaen, hare boeken en leer-oefeningen liever hebben dan het licht des Heiligen Geeſtes? Sy en de hare moeten de ge-. ſalfden Godts zijn, maer, als het licht haer voort-komt,ſoo verwerpen en verachten ſy dat, lº

liever hebbende in hare duiſterniſſen te blijven, dan het licht aen te nemen. Sy zijn kinderen des lichts, en willen dat niet ontfangen, en tot haer

verſchooningſeggen ſy, dat Jeſus Chriſtus dit licht is, in duiſterniſſen geboren, wanneer hy in Bethleem geboren wierd: maer ſy verſtaen de

: #

Schriften niet, om dat ſy't licht des geloofsheb ben verloren. Het is waarachtig, dat Jeſus Chri ſtus met fijn geboorte het licht heeft in de wee reld gebragt, maer dat is alleen ten deele ge weeſt,

1

w

f


224

Dat de H. Geeſt

weeſt, en gelijk als het aenkomen van den dach des ſelfs, aengeſien het ſoo weinig perſoonen, als ſijne Apoſtelen en Diſcipelen verlicht heeft. En noch hebben ſy't volmaekte licht niet ge had, want ſy hebben maer ten deele gekent: en

daer is geſchreven, dat dit licht ſal zijn als de

-

middach, ja dat de duiſterniſſen des ſelfs ſullen jn als de middach. Siet hier wel een groot er volmaektheit, dan dit licht, dat alleen in een kleinen hoek des vveerelds, en alleen onvol

maektelijk geſchenen heeft: maer de huidens daegſche geleerden doen gelijk de Phariſeen te

dier tijt. Sy hebben de Schriftuur die deſevvaer heden hen verklaert, en ſy vvillen de ſelve niet

aennemen, noch die gelooven: vreeſende miſ ſchien, dat deſe klare vvaerheit hen uit hare ge

ſtoelten van ſtaten en ceren mogt vverpen. De Phariſeen meenden dat licht uit te dooven met

Jeſum Chriſtum te vervolgen, en het ſelfde uit

gedaen te hebben met hem ter doot te brengen; gelijk deſe huidenſlaegſche Leeraers denken te doen, verſmadende en vervolgende de perſoo

#

nen door de vvelke Godt nu fijn licht in de vve reld vvilt ſenden: maer de Vader der lichten is

t f:

machtig dat de doen ſchijnen in 't midden der dikſte duiſterniſſen, ſonder dat alle hare booſhe den het ſelfde ſullen konnen wederſtaen. Het ſal

de nederige verlichten, en de hoveerdige veroor - deelen. Het ſalaen de kleine den rechten ſin der Schrif


nu noch in de zielen vverkt.

22t

Schriftuuren vertoonen waer van niets is ver

ftaen geworden in den volmaekten ſin, of in de volkomenheit.En ofſchoon Jeſus Chriſtus in ſijn doot heeft geſºit, het is alles volbragt; ſoo heeft dat maer geweeſt door den Prophetiſchen geeſt. Want indien alles volbragt had geweeſt,ſoo had den menſchen niets meer ontbroken: het had

niet noodig geweeſt te beloven hen denH.Geeſt te ſullen fenden, die haer in alle waerheit ſou on

derwijſen; om dat de vervulling des goets, de vernietiging is van alle quaet. En wy gevoelen

noch door ervarentheden, dat het quade noch ſo krachtig in ons heerſcht, dat wy, ſonder ons te dienen van d'Evangeliſche raed-gevingen, die

Jeſus Chriſtus ons heeft nagelaten, de # niet ſouden konnen ontvlieden, om onſe groote ſwakheden wille.

Gy erkent, mijn Heer, nau geloof uwe ſwak heit, en krachteloosheit om goet te doen, en gy wilt ondertuſſchen de werkken niet doen, door

Jeſus Chriſtus onsaengeweſen om ſterk te wor den. En of wy ſchoon d’Evangeliſche raed-ge vingen niet noodig hadden, tot geneſing van

onſe ſonden die nu zijn begaen, ſooſouden wy die noch ten hoogſten noodig hebben als krach

tige beſchuttende hulp-middelen, in de groote gevaerlijkheden die ons omringen geduurende dit ellendig leven,dacrgeene goeden in ons vol komen zijn. Hierom moeten wy met alle ons

vermogen de Boete omhelſen, en waken en bid*

P

den,


Dat de H. Geeſt

-

226

,

den, op dat wy nietin Werſoekinge komen; tot dat de Prophetie Jeſu Chriſti vervult worde, dat

alles volbracht ſoude zijn.Siet hier mijne gevoe lens, en verklaringen der ſelvige op alle de vra : indien gy noch iet anders hebt voor te ſtellen, ik ben ge

gen in onſe Conferentie g *

reedom daer op te voldoen, wanneer het maer

f º

zijn mag om de waerheit t'ontdekken, met be geerte van die te volgen: Want wat naeuwkeu rige t'ſamen-ſpraken belangt,die zijn maerydel; en wat belangt de betwiſtingen, die zijn voorſe ker door den Duiveluitgevonden, om de vrome lieden daer medebeſig te houden. Derhalven wil ik niet op my nemen treffelijk te ſpreken,en noch minder iets te betwiſten, niet genegen zijnde,als tot inwendige ingetogentheit, en tot eenſaem heit.Maer nochtans ben ik bewogen,om altijt de

j

:

#

, -

waerheit getuigeniſſe te geven,wanneer ik eenige ſaken ontdek die tegen haer ſtrijdig zijn. Ik ſoek geen gelegentheden om iemand te weder-ſpre ken; maer wanneer bygeval my die voorkomen,

ſo als onſeConferentie gedaë heeft, dan ontfang ikhaer van de hand Godts, en breng het mijne daerby voorſo veel Godt my daertoe verplicht, en niet meer want ik begeere niet te leeren,noch te weten, 't gene hy my gelieft t'onderwijſen.

Dienvolgende dan, ſoo moet gy niet qualijk ne men al't gene ik geſeit mag hebben, ſelfs of

ſchoon mijn ſeggen beriſpelijk ſcheen: doet daer u voordeel mede, want het komt alleen voort uit --

--

-

den


nu noch in de zielen vverkt. 'ſ, .. ne, - '

22

denyver van ChriſtelijkAliefde, door Godt in mijne ziel ingeplant. Ik kan ſeer we ſwijgen 3 maer ik ben gedreven geworden, dm de waer

w

#f #

d 5

iſ!

#

#

heit getuigeniſſe te geven, dewijl ik haer verdui ſtert en onbekent ſie. Het is een ſchuldige plicht van de gerechtigheit,voor welke ik in de weereld leve, en ik ben ook daer toe geboren. Indien gyhaer verwerpt, of veracht, ſoo zijt gyvyand van uwe eeuwige welſtant, welke ik alleenig

hierin beoogt heb: want ikweet genoeg, dat men des-gelijke redenen niet voeren moet, om

u, ofuws gelijkken te behagen, aengeſienyder geern hoort, 't geneſijne voornemens en driften

helpt, en niet dat de ſelfde tegen-ſpreekt. Het is een borgerlijke en ſtaets-wijſe ſtreek, niemand te willen miſhagen, maer het is een goddelijke gerechtigheit, de waerheit getuigeniſſe te geven, ſoo verre men die kent. Indien gy my dit

doende beriſpt, ik heb daergants geen belan-gens in, en vernoege my, met mijnen Godt te hebben voldaen : Het ſtaet u vry daer voor deel of ſchade uit te trekken. Ondertuſſchen

blijve ik,

v

-,

MY N HE E R.,

-

Ovve ſeer ootmoedige Dienareſſe. A. B. t”Amſterdam, deſen

16 Auguſti , 1668.

E Y N D E. /


z z) aa.o2.

Q

*

%

( ſi

Zr.

(

--

·

· · · · · · · · ··

----::

* *

·

(~~~~ ~~~~=+?=~~~== -----


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.