Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
'
ANTHoINETTE BoURIGNoNL
Twaelf
Laſeringen
by PET RUS SE R RARIUS ten onrecht haer aengewreven, Waer in verſcheide grondige waerheden ſeer levendig verklaert, en de ſchijn-deug den, met de ingebeelde Chriſtelijke volmaektheden der hedendaeg ſche Chriſtenen ontdekt en
aengeweſen worden.
-
t? AMSTERDAM,
By Pieter Timmers, op de Haerlemºerdijck, ontrent de Brouwerſtraet. Anno 1669. w
|
!”|
----
----
-
-------
--
----*
*****-----
,----
•••
·
|
----|
|
·
• ,
|
·|
· ·
·|
-----|
|-·|
+- -
|-· |
----|
|-|
|
|
|-•
-
*
- -
·•
-
,!
·
|
·
|
!
}
----
*
·
•
--
·
-
, ,
-
*\
+
----------
Te.
Aen den Leſer.
Eſe Brief is geſchreven door Anthoinette Bourgnon “ZO om Pieter Serrurius te doen kennen ſijn ongelijk 'rge me hyheeft, in haer met verſcheydenlaſteringen 't on recht te beſwaren : Waer over ſy haer verplicht heeft ge vonden in 't byſonder te antwoorden, en de oprechte waer heyt openbaer te maken. Anders vreeſonde dat veels Zielen door onweten.theyt in groots verergerniſſe ſouden genaken, doordien hy nu over de ſes maenden beſigh is geweeſt, met te gaan van Huys tot Huys van Stadt tot Stad,om hare Per
ſoon en Schriften te verminderen en in verachtinge te bren gen; ja oock ſchrijft na ver gelegen landen, aan menſchen die haar onbekent zijn,die hem antwoordende, ſchrijven naer
Jijn opwerp dat hareſchriften van den Heyligen geeſt niet voortkomen, weleke brieven hy met vreucht gaet toonen, aen alle die hem aanhangen, om haer te meer een afkeer te doen , hehhen van de voorſeyde ſchriften, die haer nochtansſooſeer nuttigb en profijtelijck. tot de Saligheyt konnen zijn. Deſk wijtloopige brief ſal dan dienen om voldoening te geven over de twaelflaſteringen door hem haer aengedaen.
Sy is niet van ſin te twiſten, maer alleenlijck d' oprech te waerheyt der ſaken te verklaren, en de ware deugt uyt de geveynſde en ingebeelde, te vertoonen; 't geene ſyklaerlijck
doet in dit volgende Trafiast, dat met droefheyt uyt de geeſt en handt van deſe Godtvruchtige Ziel is voortgekomen. De wijl ſyhem alvaorens met verſcheyde brieven had gebeden, in alle vriendtſchap ſich te willen bevreedigen van methaer 2
te komen twiſtenen in ruſte te willen blijven over de ſtrijdig heyt harergevoelens : hemſeggende dat Godt de Rechter daer overſal zijn, die in allegerechtigheyten ſonder Paſſie oordes
Asſad:maer in plaets van hem, naerdeſe ſoo redelijcke gebe den te willen voegen, pooght hy dagelijcx noch meer en meer de ſelve Godt-verlichte Ziel en hare ſchriften te laſteren,
in ſulcker voegen dat de Chriſtelijcke liefde haar verplicht, hem te vermanen, ap dat hy # in. 2 -
"-tºG/0
v
ken miſdaet vergae, en eenyder die daer mede ingenomen is de rechte waarheit te
doen kennen, om niet tegelooven de
miſverſtanden van een Perſoon die alleenlijk aen ſijn eigen verſtant en opinie wilt hangen, in plaets van te willen on derſoakken de waerheit die van Godt koomt. - , 't Is wel waer dat ten allen tijden het waregoet, tegen
geſprooken is geweeſt,en dat de Heilige Propheten,jaChriſt turſelve, ter doodt zijn gebracht, om de waerheit te hebben
geſprooken: maer evenwel het is te verwonderen dat nu een man, die profeſſie van de deugt maekt, het woordt Godts leert, en den Titel van leider der Zielen draagt, ſich ſoo
hartnekkig wilt ſtellen tegen de waerheden die Godt door
iſijne groote genade tegenwoordig op deraerden ſèndt de welke hy niet wilt erkennen, alhoewel de felve ſoo licht en klaer zijn, dat ſoo wel d eenvoudige als de wijſen ge dwongen zijn te belden daer van overtuigt te moeten wor
den, indien men maer niet ingenomen is van verſcheidege voelens der menſchen, want yder een ſoekt op ſijn manier leeringen uit te vinden die hare voornemens ſtijven, 't gene haer verſtant foo ſeer verduiſtert, datſe meeſtendeel onbe # zijn zºontfangen de waerheit die van God ſelfs voort omt, en om dat ſy vervult zijn van de waerſchijnende waerheden die van eenen byſhnderen perſoon voortgekoo men zijn durſtellen fy hen tegen de oprechte waerheit ſel we gelijk eertijts deden de wijsgeleerde onder de jooden, verachtende de leeringe feſu Chriſti, ſeggende dat ſyde wet Godtr hadden, en dat ſy geen andere begeerden t ont
fangen, en daarom hebbenſ hem vervolgt, qualijk getrac - . . . . . .. . teert, en ter Doodt gebragt. * De huidendaegſche wijſè en geleerde, doen aen de geeſt Ghriſti 't ſºlve dat eertijts de jooden aen ſijn Lichaem ge daen hebben, wantſoo haeſt als ſy verſtaen dat het licht der waerheit hem ergens openbaert en dat het ſelve niet is
2-
over een komende met het gene ſy in de Schoole geleert of
Jaffialewaerheit hebben aengenomen, ſoo vervolgenſ al
JulÅkeperſonen die de waarheit Godts in ſich dragen, en 2
J. *
pran
prangen haer ten uiterſten toe, niet om de waerheit van haert'ontfangen, maer om de ſºlve te verachten en te doen
Jmagten, byaldien ſulx in hare macht was, omdat de waer heit die haer beriſpt haer noit kan aengenaem weſen, 'tgene wel droevig is aan te ſchouwen in deſe ellendige eeuw in welke ook de menſchen die men voor d'alderbeſte kent haer dus tegen de waerheit oprechten, ſonder de ſelve te kennen noch eenige moeite te doen om die t ondekken, ofteſoekken waer ſy haer woonplaats heeft, meer achtende de leere en gevoelens der menſchen als het licht van den Heiligen Geeſt, Jonder vreeſe of achterdenkken te hebben van tgene geſchre venſtaet, dat de ſonden tegen den H. Geeſt begaen, niet ſullen vergeven worden in dit noch in het toekomende leven.
De jooden die tegen den Soone der menſchen # hebben, mogen vergiffeniſſe hoopen volgens Godts beloften, want ſy niet wiſten wat ſy deden, maer de Chriſtenen van
deſen tegenwoordigen tijt, hebben ontfangen door Chriſtum. het licht der waerheit, en ſondigen tegen dat ſelve licht.
- Alle de Heilige Propheten hebben de komſte van den Heiligen Geeſt voorſeit. -
-
-
-
-
w
En jeſus Chriſtus heeft ons perſoonelijk belooft dat hy den Heiligen Geeſt ſoude ſºnden # ons alle waerheitſoude lee ren, en men ſet metterdaet dat noch d' Apoſtelen noch d', andere Chriſtenen naer haer gevolgt, niet en zijn onderwe
Jen in alle waerheden, want ſy van vele onwetende zijn ge bleven.
''
k
-
-
-
-
-
--
De Heilige ſchriften zijn noit verſtaen geweeſt in den vol
maektenſin byfoute van 't welk voortgekomen zijn ſo vele dwalingen, ketterijen, en verſcheidegoevoelens, die eens wel
verſtaen zijnde, niet meer als een ſlfde gevoelenſukonnen veſen in alle degene die Godt ſecken want daer maar een n" teaerachtigen Gºltix en een ware H. Kerk: maerſoo lang als
menſiet ſo vele ſcheidingen, ſo vele Kerkken, ſhovele refºr matien, men moet bekennen ende belyden dat dan waren ſin van de ſchriftuur niet is verſtaen door de menſchen, die bi-
hoorden te wenſchen uit het diepſte harder herten, de komſte' * * *
ººk
5
1/4/g
van den H. Geeſt door Chriſtus belooft.
En is 't ſake dat nu
dien gelukkigen dag begint op tekoomen, en dienaangenamen dageraet hem te openen over onſen Horiſont, men mach die niet verduiſteren door verachtinge ºf verſmaetheden, gelijk de ſe goede Serrarius wel ſoude willen doen , dewyl hy in plaets
van wel te doorgronden deligten die Godtſendt, door 't werk ruigvan deſe ſijne Dienſtmaegt , haer gaat beſwaren, omdat , hy de ſelve niet over een komende vind met ſijne eigene gevae lens, die hy gelooft van Godt ſelff ontfangen te hebben, waer in hygrootelijk is te beklagen, met alle die van gelijkken doen, om datter geſchreven ſtaet, Wee degene die verſâdigt zijn, want ſy ſullen hongeren. En elders: Salig zijnſe die Hongeren en Dor ſtennaer de gerechtigheit, want ſy ſullen verſadigt worden, De menſchen die van eigeninbeeldinge vervultzijn, die ſullen
hongeren, om dat ſy geen andere waerheden willen ontfangen dan dieſj eens ingenomen hebben, en ſullen te laat ſoekken de waerheit Gods, als 'thaer onmogelijk ſal weſen de ſºlve te kom men vinden ſyſullen hongerenſonder van haar geſpiſigt te kan men werden, om dat ſy die veracht hebben wanneer die hen ge
- nadelijk aangeboden wierdt, dientijt voorby gegaen zijnde ſal niet wederkeeren,niet meer als eenendach die tot aan den avond
gekoomen is, daarom zijnſ ſalig genoemt alle die honger en dorſt
#naerde gerechtigheit, met belofte, dat ſyſullen verſadigt 'L'ordent.
-
-
Degene die van 't getal deſer Salige zijn, mogen met dendachtigheit leſen deſen brief met meer andere die noch volgen ſullen, waer door ſonder twyffelſy verſadigt ſtellen worden, om dat fy ſullen vinden de rechtveerdigheit Godts daer in uitgedrukt, en ſine waerheit verklaert met ſulken diepgrandigen en eenvoudigen wyſe, dat men noit iets klaer
der heeft geſien.
-
'-
- --
En al is 't dat deſ tegenwoordigen niets traſteert dan
de laſteringen en ſwarte gedagten van dien Gods geleerden, ſco ſal het nochtans dienen tot ſchaduwe voor de ſchoone materien die volgen ſullen, gelijk de bruyne Coleuren om te
verheffende levendige verwen, van een konſtelijke ſchilde * -. -
-,
-
rij,
ry, ſoo ook is't met deſe werkken Gods, die nietſouden ver heeven zijn ſonder beſtreden te weſen. 't Was noodig darter eenige deſe groote ligten ſouden tegen# , om oorſaek tegeven de ſelvete beveſtigen en meer er te verclaren, door goedereeden en vaſte waerheden, of andere ſoude hiernaer maels veele daer aen konnen twyffelen, daerom is 't goet ge weeſt dat deſelaſteringen in den beginne zijn gekomen, om veeleer te bouwen op een vaſtegront van lyden en verachting,
als op den ſandigen grond van lof en eer. En aangeſien de waerachtige deugt beproeft moet zijn als Gout door het vier, ſoo beproeft deſe Sernarius de deugt van deſe dienſtmaegt Godts, haer beſchuldigende van ſoorveele verſcheide misda den, dat het ſchijnt hy geen meerder heeft konnen vinden: Want hy ſegt, Voor eerſt, Dat ſy haer ſelven te hoogh acht, en te ſeer verheft.
2. Dat ſy gelooft het Lichaem Jeſu Chriſti geen Menſchelijke Ziel te hebben. 3. Dat ſy de Heilige ſchrift verwerpt. 4. Dat ſy 't met de Socinianen houd. 5. Dat ſy noch aen hare Herts-tochten onderwor en is. 6. Dat ſi
-
# voldoening Jeſu Chriſti verwerpt
7. Dat ſy wilt dat eenyder by haer kome het God delijke licht ſoekken. -
8.
ſonder ſonden te leven. ## haer gelooft tegenſpraek lyden.
kan 9. Dat ſy geen 1o. Dat ſy in 't byſonder niet antwoort op 't geene haer word voorgeworpen, maer alleen in 't . gemeyn.
11. Dat ſyyder een oordeelt, en dat ſy van een an ders deugt geen werk maekt.
12. Dat ſy haer geſeit heeft, Moeder der ware ge loovigen te zijn. «Alle
. Alle deſe ſteken ſchijnen in 't beginſel ſeer quaet te
zijn, maermen moet ſten in 't vervolg of de ſêlve ook waer, zijn, en of degene die de boven-genoemde Laſteringen haer aengewreven heeft ſuffiſante oorſaek haddeom ſulks te doen, 'tgenegenoegſaemſa blikken aan alle degene die de volgen de TraBaten aendagtglijk ſondervoor-oordeel der Geeſtes ſullen leſſen. " -
-’
,
"
-
-
- -
-
-
- --
-
-
-
-
Gedrukt den 23 February 1669.
» * *
-
- -
- ,,
-
-
- , "
-
l-
-
-
-
-
* *
* -
t
'-
V. - *,
-
-
* *
e
-
-
A
* *
- -
**
-
s"
-
.
»
-
- - -
v. * -
- - -
• • *
* - - - - - --
-
* * *
,
•
-
-
-
-
t
w -
r
-
- - -
-
ſ. , , " ) ! !
-
-
*
- - --* *
p
I
--
-
t
7
-
-
-
.
-
-
*
- - - - --
1 -*
:
--
-
,
i
-
* -
º,
-
:
U-
n
- -
-
-
- -
: :
,
-
'W
-
-
-*
-
. ! .2i
-
-
**
h
"
!
-
- -
-
: : - 4: : - -
º, I :S o; i -
- --
- - --
- -
-
:fº:... !
-
4 g iſ in O º : :
-
- -
-
-
t J
-
n
-
ººi -
-
1
-
: - er
---
-
- -,
-
,
-
- -- C -
* * * * *
in eq
-
--
-
-
t Is it flow 25 à: U &
'
na
-
-- - -- ---- - --''
-
-
tr!
-
rº-ooſt
- -t'- O Wi 13,33 G ſt'. -. -. -T -- , *E- 2--. . --. .--. -
-
*
, -.*
'gd 'i' i & r: - - i. -'; ºf t! 2 e . . . ie 425 r! ! - tiſch. newzi r ' ſ 12', 'I ſlerºi - , . - . :: * * * * : : :: : «
- ze C 12.' er
i
-
- erg 'go ºog 2 rij ſtºelſe ze.:
is ºoit 1 o 1 : 1 3e hººg ov; i. 2 ºf 3
V
- : -
. ºf f: fr; * ** -
- te aze new
- ' tro ºf 25 goo -
-
w
-
-
-
7
--
; f. 'W 1-1- -
t.
-
-
l-, -
-
.T
- -
-
-
- -
-
-, , ºf 1
-
i
1' en ' -
, #- -- 2: •
--- -- -
S w-
f, 27-5
:-
-
-
-
't Lj v . 7. | | | |
--
2 :: - zºwt t e . - - -- 4 « :ºn" ' 'tI ººi
,
-
e -
Mijn Heer, Ck had voor my ghenomen niet meer
aen u te ſchryven, gelovende dat gy u in ruſt ſoud gehouden hebben, aen aende mijne ſchriften en mijn per oon; maer ik verſtae dagelijks uit ver Rès ſcheide perſoonen, dat gy geduurigh
woelt, en van plaets tot plaets, ja van Stad tot Stad trekt, om het licht dat Godt my geeft in klein
achtingh te brenghen, en de ſaken voor quaet te doen rekenen, die ghy ſelfs voor goet gehouden, en ſoohoogh door woorden en door ſchriften ghe reſen hebt. Ikſoud u geern willen vragen, of de e onſtantvaſtigheidt van Godt komt, dewyl hy on veranderlijk is, dan ofſy van mijne ſchriften voort komt, die de ſelfde zijn welke gy gepreſen en ten hooghſtengheacht hebt, dan oock of ſy koomt van mijn Perſoon, die gheenſins verandert ben ſedert d' eerſte mael dat ghy my quaemt ſien. , Sou men niet veel eer moghen twijfelen, dat deſe onſtant vaſtigheidt uit den booſen mag voortkomen, dewijl ſy alle zijne hoedanigheden draegt ? hy is by my een Vader der leugenen, Meeſter van onſtantvaſtig heit, en uitvinder van geveinſtheit, en ick bemerck dat in de grond van uwe veranderingh alle drie deſe hoedanigheden zijn, welke my dunkt dat gy niet ge waer word: want indien gy haer kende, ik wil uwe
Ziel ſoo boos niet gelooven, dat ghy haer ſoud A -
begeeren
begeeren te volgben. Hierom ſal ick u die geern ontdekken, indien ghy maer de oogen wilt openen om het licht der Waerheit te ſied. De eerſte hoeda
nigheit die ſich opdoet in de oorſaeck van uwe ver andering, is de onwaerheyt, door dien gy verſchei dene voort brengt om uwe verandering goet te ma ken: En eerſt, Dat ick mijn ſelven verhef en groot acht. Ten tweeden, dat ik niet geloof, het Lichaem Jeſu Chriſti een menſchelijcke Ziel gehadt te
hebben. Ten derden;Dat ik de Heilige Schrift te gen-ſpreek. Ten vierden; Dat ik het met de Soci nianen houde. Ten vijfden; Dat ik aen mijne Herts
tochten noch ben onderworpen. Ten ſesden; Dat ik de voldoening Jeſu Chriſti verwerp. Ten ſeven den; Dat ik wil, dat alle menſchen tot my ſouden komen om verlicht te worden. Ten achtſten, Dat ik my ſegſonder ſonden te leven, en niet meer te konnen vallen. Ten negenden; Dat ick gheente
genſpreken kan lyden. Ten thienden; Datick op #we vraghen niet antwoorde, dan in 't ghemeen,
ſonder eigentlijke redenen te geven op 't ghene gy voorſtelt. Alle welcke ſaken valſch zijnde ſoo zijn ſy waerlijk voort gekomen uyt den Vader der leu genen: want de menſchelijke boosheitſtreckt ſich niet verder, dan te lieghen om voordeel, om ſich te verſchoonen, ofſijneyghen gebreken te bedek en ; maer de boosheit om andere te beſcha ighen, ſonder ſelfs eenig voordeel daer uit te heb ben. Dunckt u niet, Heer, dat alle de onwaerhe den hier boven genoemt van deſen Vader der leu genen zijn afgekomen ? dewyl ſy niet anders beoo gen, als een ander ſchadelijk te ſijn, en gants geen
#
voordeel aen uſelven te doen. Men moeſt gheen verſtand hebben om dit niet te ontdekken, maer om
dat het uwe in de duiſterniſſe begraven is, ſooſal ik trachten dat te verklaren over deſe oorſaeck, d# k' -*
1-!
-
#
at
iſ k
dat het ook in andere ſaken recht ſiende mogt we: den. En op dat ghy geen reden meer hebben ſoud' om u te beklagen, dat ik niet in 't byſonder op uwe voorwerpinghen antwoorde, ſoo heb ik voor my
ghenomen ſulks preciſelijck te doen op alle deſe cn waerheden, en opyder in 't byſonder een klare en waerachtige beantwoording te geven. Ik wil niet vaſtſtellen, dat ghy ſoud loochenen, my met alle
deſe voor verhaëlde gebreken beſchuldigt te heb ben, maer ik beeldemy in, dat gy wel ſult ſtaende willen houden, dat alle deſe ſaken waerachtig ſijn, dewyl ſy uit uw Mondt voort zijn gekomen, 't welk
ickſelfs kan betuighen gehoort te hebben voor een deel, en ikſal wel een groot getal Perſoonen vinden die het ſelfde uit u gehoort hebben, ſommige alle, en andere een deel van deſe laſteringhen by u ver ſiert. Nu dan vaſtſtellende, dat ghyſult beken nen verklaert te hebben dat ick ſchuldig ben aen al
le deſe gebreken, ſoo heb ik alleen maer te bewy fen dat die niet waer fijn ; 't welck my wellicht ſal vallen, om dat de waerheit van een ſaeknoit word
verandert door de verſcheide gevoelens en oordelen der menſchen: ſy blijft altijt vaſtelijckwaerachtigh, niemand konnende haer doen veranderen.
L',
Ick dan waerlijck ootmoedig voor Godt zijnde, Antw.
ſooſal ik niet opgeblaſen zijn, of ſchoon ghy, of #e yemandt uws gelyck dat wilt oordelen. Ghyſoud' #
ſeer groote moiten hebben om dit eerſte ſtuck te be-# wyſen door perſoonen die my kennen, en gemeen-ſelven iſ.
faem met
my hebben verkeert en omgegaen, om grºot
dat die alle wel tot getuyghenſouden dienen om te" ##
#
#
bewyſen, dat uwe van myn ſel ven groot te achten onwaerheidt is, en dat ick alle
de dagen mijnes levens gewandelt heb, in alle mij me wegen en bedryven, in kleyn-achting van myn
# ſelven, en heb niynoitAonderwonden't ghens ſcin #y # 2
-+
#n mogen verheffen; ja ick heb noit gedacht,
dat
het armſte kind, dat ick heb opghenomen, minder gevoelen gebleven, en gy durft # noch beſchuldi was als ick; en ick ben tot deſe uur toe by dat ſelfde
# van hoovaerdie en verheffingh mijnes ſelfs.
ik b groote en felle Vyanden gehadt, die my over verſcheide ghebreken hebben willen beſchuldigen; maernoit hebben ſy my durven voorwerpen, dat
ick my ſelven verhef en groot acht. Het was niet dat hare boosheidt ſoohoog wel niet ſteigerde, om my met hoogmoedt te bekladden gelijck doet;
#
maer ſy vreeſden beſchaemt te ſtaen, indien ſy iets ſooſeer tegen de waerheidt gheſeidt hadden, waer van ſoo vele perſoonen in teghendeel konden getui genis geven: Maer gy vreeſt niet my met dit gebrek te beſchuldigen, om dat gy geen kennis hebt noch van mijn leven, noch van mijne bedrijven; 't welck
uſeerberiſpelijckmaeckt, van lichtveerdiglijckte oordeelen over ſaken daer ghy geen volkomen ken nis van hebt. Indien alle de perſoonen die gy hebt aengedreven om my te komen beſoekken en ſpre
ken, te vooren niet ingenomen hadden geweeſt van deſelaſtering, ſy ſouden u ſekerlijk alle ſeggen geenerlei teekenen noch bewijſen van verheffing in mijn perſoon te hebben konnen merkken: Want
ſommige hebben my geſeit, dat ſyu geantwoord hadden, wanneer gy haer hebt willen doen geloo ven, dat ik my te veel verhef, dat ſy in mijnen om
megank niet diergelijks konden ſien, in tegendeel een groote leerſaemheit en gemeenſame geſprae kelijkheit, die geen teeken van hoveerdigheit blij ken doet, maer wel van ootmoedigheit en oprech tigheit. Gyſult miſſchien gelijk voormaelsſeggen, dat het woord van Moeder der recht gelooovigen, u oorſaek gegeven heeft van te gelooven, dat ik my in Glory wilde verheffen. Deſe dekmantel ſou bequaem
:
l?
Tw
5
-
bequaem zijn om de eerſte bewegingen van uwe ge dachten te verſchoonen, die niet altijt in de macht des menſchen zijn. Het ſou u wel geoorloft weſen eenige twyffelingen in uwen Geeſt te hebben, in dien dit woord uit achting van mijn ſelven of anders quam : Maer het kan u niet geoorloft zijn ſonder grooter ſonde, van huys tot huys, ja van Stad tot Stad te gaen, om ſonder reden een perſoon met Hoovaerdigheit te bekladden, inſonderheit na dat ik u ſoo naektelijk heb uitgeleit door Geſchrift, dat dit woord van Moeder niet anders betee
kende dan dat Godt ſijn licht door my aen de Menſchen ſou geven ; uitleggende, dat de na tuurlijke Ouderen met goet recht den naem van Vader en Moeder dragen, om tot werktuig ge dient te hebben in 't vormen en voeden van 't
Lichaem harer kinderen , die Godt alleen Ge
formeert heeft ; en dat op de ſelfde wyſe de wercktuigen, door welcke Godt ſijn licht aen andere geeft, met meerder reden Vaders en Moeders genoemt wierden, om medegewrogt te hebben tot de Weder - Geboorte der Zielen,
die veel waerdiger zijn dan het Lichaem.
De
ſe redenkaveling die ik u ſoo byſonderlijk ge ſchreven heb , had den loop moeten ſteui ten van deſe verſoekking, ſoo nadeelig voor uwe Ziel, en ſchadelijck voor de geene die door deſen wegh eenigh licht van Godt had den moogen ontfangen : maer geen plaets aen de reden willende geven, ſoo drijft gy ge
weldiglijk uwen aenſlag voort, van het werk Godts in kleinachting te brengen, ſoo veel in uwe macht ſal zijn ; En dat noch on der ſchijn van goet, denkkende haer ten rechten te brengen, aen welke gy Eerſt de Waerheit vertoont had, na dat alleen in uwe A 3 inbeel-
-
6.
inbeelding tot onwaerheden hervormt is. Gy ſult miſſchien ſeggen, dat deſe gedachte van verheffing mynes ſelfs, ook in den Geeſt van eenige andere is, behalven in haer, aen welcke gy die hebt gegeven. Het is waer, dat ſy ſou konnen zijn in den geeſt der Mennoniſten, door onwetentheidt, aen welke ik
my niet bekent heb gemaekt, gelijk aen u. Enter wyl onder u lieden gebeurt is, 't gene onder Hero des en Pilatus gebeurde ten tyde Jeſu Chriſti, dat ſy tº ſamen goede vrienden wierden om hem te ver oordeelen, daer ſy van te vooren vyanden waren; en dat ghyt ſamen vereenigt zijnde om myte ver oordeelen, om die reden ook vrienden gheworden zijt. Ik ſeg alle deſe dingen niet om my te verſcho nen; maer alleen door de zucht die ick heb tot uw heil, wel wetende, dat men niet kan ſterven in den
geeſt van dwaling en leugen, en ſaligh worden: en uit vreeſe, ghy dat yder tot het Koninkrijk des He mels wel willende brenghen, u ſelven daer ſoud buiten moghen ſluiten. Want Godt feit van ſijne vrienden, die u aenraekt, die raekt de appel myner Oogen aen. Ik heb gants geen belang in deſeſaek; en gy doet my veel meer vermaek, met de perſoo nen van mynen ommegank af te trekken, dan met
die tot my gebraghtte hebben: maer ick beklaegh t1We
# eit,
die meer de onwaerheden dan de
waerheit gelooft, en groot quaet doet denkkende goet te doen. Indien het waerachtig was, dat ik my ſocht te verheffen, ik weet ſeer wel het middel daer toe , want men moet alleen de Menſchen
vleien, en haere voornemens toe-ſtemmen om van haer geeert en geacht worden. Ick ben wel wydt van te gelooven, dat de menſchen my ſouden ach ten, door haer de waerheidt te ſeggen die haer beriſpt; om dat ik al te wel ondervonden heb, dat men ſlechts haer deſe waerheidt moet ſeggen, om Via IA
-
Q
7
van haer verſmaedt, veracht en vervolght te zyn. Ick heb de weereldt al te veel geſien, om daer van niet menighmael in ervarentheidt gekomen te zyn, gelyk ik ook noch dagelyks doe. Dierhalven bid ik u, myn Heer, het voor onwaerheidt te erkennen,
dat ick my te veel wil verheffen; dewyl indien het noodigh was, ick hier de getuigenis van een groot getal geloofwaerdighe perſoonen by de handt heb, die u wel beſchaemtſouden maeken, als ghy ſoud' ſien het gene ſy verklaren aenghaendemyne zeden en mynen ommegank: maer het dunkt my onnodig
u die te vertonen, ſoo lang gy de reden geen plaets kond' gheven, en de voor-ingenomentheden van uwen Geeſt meerder achten wilt, dan alle de waer
heden Godts. Ik falu alleen ſeggen, om omtrent
deſe eerſte beſchuldigingh te beſluiten, dat ick geen Glory heb; ghelijck Jeſus Chriſtus tot fijne beſchul dighers ſeide, ick heb den Duyvel niet, wenſchende met waerheit te konnen ſeggen, 'tgeen de H. Pau lus tot vele Zielenſeide; ik heb u gheteelt of gebaert. Ghy ſoud daer van het voordeel, en ik het vernoe
ghen hebben; treckt hier uyt uwe nuttigheidt, in dien 'tughelieft, het gaet u aen. 2.
De tweede van uwe laſteringhen, is alſoo on Over ' waer als de eerſte, met de volgende; waer opick gene, da u voldaen moeſt hebben in weinige woorden: want Jeſus
wanneer ghy my had betuight, dat ick geloofde, C# dat Jeſus Chriſtus gheen Ziel had ghelijck wy , en # dere ziel dat hy alleen had levendigh geweeſt door de Godt-E## heit: Soo heb ik u krachtigh betuyghdt, noitfooda- lijkheyd nige gedachten gehad te hebben, en om het ſelfde heeft: door de reden te bewyſen, heb ick u doen geſeidt,
datin geval Jeſus Chriſtus geen ziel moght ghehadt hebben, hy dan niet hadt konnen lyden noch ſter ven, uit oorſaeck dat de Godtheit niet lyden kon
nende gh eene quael hadt konnen ghevoelen in Jef: Chriſti v:
* * *
A 4
Chriſti Lichaem : En het ſelfde Lichaem kan ook
niets lijden ſonder Ziel ; om dat alleen de Ziel het
gevoelen heeft van 't gene men ons Lichaemaen doet , Soo dat de Ziel daer af geſcheiden zijnde, het Lichaem niets meer gevoelt, of ſchoon men dat ſelfde in duiſent ſtukken kapte, Zijn deſe re denen, mijn Heer, niet krachtig genoeg, om een Perſoon overwonnen te hebben die daer aen had
plaetswillen geven ? Maer veel liever dan daer me de tevreden te zijn, gaet hy voort met verkeerde
nieuwe beſchuldingen uit te vinden, ſeggende ten Derden, dat ik de Heilige Schrift tegen-ſpreek, 't welk de grootſte onwaerheit van alle is: Want ik heb van eerſten afgeſeit; Indien mijn Leven en mij ne woorden niet over een komende zijn met die
Schrift, dat men my niet moet gelooven; 't welk ik naderhand dikwils herhaelt heb, en noch te deſer uur herhale. En by alle bequame ontmoetingen
ſeg ik aen yder een, dat de ſin der Schriftuur het voedſel der Zielen is.
Indien ik haer verſmaedde en
tegen-ſprak, ik ſou alle de Menſchen niet ſenden tot den ſin der Schriftuur. Wanneer gy meende eenige plaetſen der ſelver my voor te ſchrijven te
gen welke gy my ſeide te ſpreken, ſoo heb ikhaer gevonden my heel en al te beveſtigen; en dat is
geen wonder, om dat geheel de Schriſtur in haer ſelfſtandigheit binnen in 't Merg mijner Gebeente is, en de rechte ſin der ſelver is de regel van al mijn doen : Indien gy my niet wilt gelooven, ten min ſten moet gy belijden dat het een onwaerheit is, te ſeggen dat ik de Schriftuur verſmade en verwerp, dewijl ſoo vele Perſoonen weten dat ik haer heb ge ſonden tot de getuigeniſſe der Schrift ; Niet als tot haer einde , # Godt is; Maer als tot een middel waer door men de waerheit bekennen kan, wan
peer men een Geeſt heeft, die ootmoedig , een voudig,
9
voudig, en aen Godt onderworpen is. Indien gy deſe ſchoone hoedanigheden beſat, daer ſoude
geen tegen-ſpreken tuſſchen beide onſe gevoelens
zijn, Want de Geeſt Godts kan ſich noit tegen ſpre ken, noch in ſich verdeelt zijn: en indien die dui ſend Zielen beſat, en de Lichamen in heel de Wee
reld verſtroit, ſy ſouden nochtans altijt eens geſint
weſen in den Geeſt,in de Liefde en genegentheden, 't welk wel verre van ons beiden is? Want gy tracht ydereen te trekken tot het Geloof van uw voor oordeel, en wilt dat al de Wereld uwe gevoelens
toe-ſtemme, anders komt gy haer voor Vyanden re
kenen. Ik daer en tegen ſoek niemand, en wenſch niet beriſpt of toegeſtemt te worden, om dat ik my vernoege in de getuygenis van mijne Conſciene tie: ik trek niemand tot my, en noch minder over rede ick haer om in mijn gevoelen over een te ko men, wel wetende, dat alle die ſich gants aen
Godt hebben over-gegeven, daer in altijt over een ſullen komen: Nademael te ſoekken gevolgt te
worden, een tak is van eigen Liefde. Indien gy den ſin der Schriftuur had, gelijk Godt my dien heeft gegeven, gy ſoud defewaerheit wel klaerlijk ſien, en dan ophouden van plaets tot plaets te gaen om ſoo vele Perſoonen van uwe gedachten te over reden, haer doende op een tijt gelooven dat een ſaek goet is, en op een ander tijt # de ſelfde quaet is geworden, ſonder eenigſins verandert te zijn. Even gelijk de Vanen op de Torens, doet gy dieZie
len keeren op alle winden na't welgevallen van uwe ſchikkingen; En om te meerder gewigt aen uwe
wiſpeltuurigheden te geven, ſodoet gy haer geloo
B.
ven, dat ik deH.Schrift verwerpen tegen ſpreek ten datOver ik de einde om haer verſtand te verblinden opdat ſy de leu H.Schrif
gen mogten gelooven,wanneer gy ſeit, dat ikde H. tuer ver Schriftuur verwerp: ofſchoon het waerheitzy, dat werp. A 5
niemand die
Teo
die meerder achtals ik, dewyl ik haergants in oef feningh beſit Sy die haer alleen in d' overdenk kinghen hebben, zyn wel wydt van myneghe voe lens, van myne liefde, van myne begheerten en willen, en daerom fijn'erſoovele tegenſprekingen in onſe ghevoelens en willens. 4#e Wat belangt de vierde van u beſchuldigingen alsgy Over dat ik het ſeit, dat ik het met de Socinianen houde, dat ſchynt met de Socinia nen hou
de,
my ſeer belacchelyk; dewyl ik noit heb gheweten, en ook niet wil weten, wat ghevoelens de Socinia nen dryven, niet meer als van eenigen anderen aen 't ook mocht weſen, behalven hank of Religie dieChriſtenen, om dat ik noit geleſen van
#
3 heb, waer in ſoo vele onderſcheide noch verſtaen
Religien beſtaen. Nu ſoo is 't onmogelyck dat ick
Sociniaensſoude fijn, ſonder te weten hoedanigh men zijn, en wat men gelooven moet om ſodanigh te worden.
Indien de Socinianen of andere eeni
gewaerheden in hare Religie of geloovens hebben,
ſooſoud'et geen wonder fijn, dat ick vaſt blyvende in de waerheidt, het met de Socinianen en andere
ſou houden in de ſtukken daer ſy de waerheidt aen hanghen. Want na dat ick bemerck, ſoo is er iets oeten waerachtigh in allerhande Religien, ghe
yker oock iets verkeert en quaet inyder van de ſel vighe is. Indien ghy my geſeidt had, myn Heer, in wat byſonder ſtuk ik het met de Socinianen houde,
ick ſou u recht daer op gheantwoordt hebben, miſ ſchien niet gelyk gy ſoud willen hooren, maer wel ſoo als de waerheidt ſou zijn : want ik kan noch wil daer van niet afwykken, om deel te nemen met u we gevoelens of Religie, ofwel met die van ande
re: om dat ik ſie, dat alle die verſcheide gevoelens en religien alleenigh gegrondt zijn op de verſcheide goetdunckens der Menſchen, en niet op den Geeſt der Schriftuur: en ofſchoonyder van haer ſich ſeg gen
IT
é.
gen gegrondten geveſtteſtaen op de H. Schrift, dat kan niet zijn dan op een verkeerden ſin, dien men daer uit trekt, om dat, indien men den rechten ſin
:
volgde, daer ſlechts een Religie ſou konnen weſen, uit oorſaeck dat er maer een eenighe waerheidt, en een eenigen Geeſt Jeſu Chriſti in geheel de Chriſ tenheit is; Soo dat het een enkele onwaerheit moet
ſijn, te feggen dat ick het met de Socinianen hou de, wanneer ik gheen zyde verkieſe meteenige Re ligie, Kerk of gevoelens, behalven alleen met de ſuivere waerheidt, die Godt is, welcke ick altydt ſal beminnen in wat plaets ick haer ſal moghen vin den, ſonder oidt af te wykken om u te behaghen, noch om eenigh ſchepſel hoe krachtigh het ſou mo genweſen: Want daérſtaet geſchreven, dat die de de Menſchen ſoeckt te behaghen, geen Dienaer Je
ſu Chriſti kan zijn.
-
Uwe vijfde beſchuldigingh is, om de Wereldtte
5.
doen ghelooven, dat ickaen mijne hertstochten, noch ben onderworpen, daer by-voegende dat gy#" de teeckenen en blijcken van de ſelfde geſien hebt, hertstog Ik wilafgeſchildert, geloven, datwant gyu ik ſelfs uwekonnen inbeelding die ten noch hebt ſouinniet beken# OII
nen,mijn datveel in my ondeught heerſcht: ik #" wil eernoch lateneenige voorſtaen, dat ghy niet eens pe weet wat herts-tochten te ſegghen is; Tende dat gy noch Godt, noch uſelven volmaektelijk kennende,
by gevolgh noch de deughden noch d'ondeughden in hare weſens ook niet kond kennen, en dat gy daer van oordeelt na dat uwe drift gekeert is. ; wanneer
gy eenige genegentheyt tot een perſoon hebt, foo ſchijnen u alle ſijne woorden en daden, deughden,
maer ſoo haeſt als de wint van uwe genegentheydt omgekeertis, ſooſchijnen u alle dieſelfde woorden en daden, ondeughden te weſen.
Even eens is het
met de gene die door een root glas ſien, waer hare -
-
oogen
-
12
-
oogen op vallen ſchijnt al root, ofſchoon het een witte muur weſen mogt': het is niet, dat de ſaek die
hy ſiet van verw veranderdt, of dat de witte muur root is geworden; Maer het is de roodigheidít van 't Glas, die maekt dat alles van haer verw
ſchijnt, of ſcheon in der daet het daer niets na ge lijkt. Ik twijfele wel, of de oorſaek van deſe be ſchuldiging mijner ondeugden, niet voort geko men is, van dat ik in uw tegenwoordigheit als ook die van andere perſoonen, my heb vergramt tegen
fommige die my waren komen verſoekken om my te verſpieden, te weder-ſpreken of te vangen in mijne woorden, om dat ik oordeelde dat ſy Godt vertoornden door diergelijke nieuws-gierigheden en wederwaerdigheden, niet konnende lijden dat ſy ſouden voortgaen in 't verſmaden van het goede,
# mede te werkken tot hare ſonden,
wanneer
het in mijn macht was haer te verhinderen en op te doen houden. Ik heb my dan gewillig in gram
ſchap gegeven, en heb na rijpe overlegging haer hard geſeit, dat ſy behoorden in haer Huis te bly ven, veel liever als tot quaden einde in het mijne te komen, of om te ſpotten met de Godvruchti
ghe Redenen, of om ons te verſpieden, en ſich daer over te ergeren, of wel om de waerheit te
wederſpreken, en die te gaen laſteren door de Stad. Dunkt u, mijn Heer, dat deſe gramſchap ondeugend is ? Voor my, ik heb daer noit berouw over gehad, en ſal daer noit berouw over hebben : Want indien ik noch de ſelfde voorwerpen by de hand had, ik ſou noch de ſelfde ſaken doen; en
ſeggen aen wien het mogte weſen, blijft veel lie ver in uw huis, als in dat van een ander te komen
om te verſpieden, of uitenkele nieuws-gierigheit, gelijk dat vele gedaen hebben, en nu noch ſom
mige enkelijk komen om my tegen te gaen op uwe -
valſche
I
# # erſoonen, en
valſche beſchuldingen. Ik ben gehouden
hard te maken tegen mogt dat wel meer gedaen hebben; Ja wilde wel,
dat ik ſulks ſoo lang niet geleden had. Indien gy deſe gramſchap voor ondeugt rekent, ſoo was ſonder twijfel Moſes wel meer te beſchuldigen, wanneer hy door toornigheit de Steene Tafelen brak, waer in Godt ſelfs ſijne Geboden geſchre
ven had, omdat hy ſag, dat de Menſchen die niet in achting namen : En Elias met ſoo veel andere Mannen Godts, die ſoo ſeer tegen de ſonden en miſdaden der Menſchen Gedondert hebben.
Jeſus
Chriſtus ſelfs, ſou na uw Rekening, mijn Heer, niet ſonder gebreken geweeſt zijn, dewijl hy dik wils fich
# in Toorn ontſteken heeft tegen de
Phariſeers, haer ſoo veel hoon en bittere bena
mingen gevende, van geveinſde, gheſchilderde graven, en Adderen Gebroedſel : Ja tegen fijne Apoſtelen ſelfs heeft hy ſijne Toorn gebruikt, en
ſeide tot den H. Petrum, gaet van my Satan. Het grootſte blijk van ſijnen Toorn heeft hy noch geoefent ## de Koopers en Verkoopers in den Tempel : Want hy beſtrafte haer niet al leen met woorden, maer verdreef haer met ge weld daer uit, en wierp hare Tafelen met haer
geld en Koopmanſchappen om verre. Indien ik duſdanige bewijſen van gramſchap in uwe tegen woordigheit had gegeven, hoe ſeer ondeugende
ſoud gy die achten, mijn Heer, dewijl gytracht aen al de Wereld te doen gelooven, dat ik Toor nig van aert ben, om tot ongeſchikte Perſoonen
geſeit te hebben, dat ſy in haer Huisſouden bly ven, ſonder meer te komen om my den tijdt te doen verlieſen, en haer Conſcientie te quetſen. Ick weet niet of dit Rechtveerdigheydt, of
Toornigheydt ghenoemt moet worden; Maer OIEN
-
om dat gy gemeenlijk ſooſeeraen uw voor-oordeel vaſt zijt, en dewyl ghy hebt opghenomen dat het toornigheidt is, ſoo dat men 't noidt van naem ſou konnen veranderen, ſoo wil ick hier in uwe ſwack heidt toegeven; maer daerom nochtans niet, in dat
gy haer ondeughdigh noemt, dewyl het een waer achtige deught is: Want de H. Geeſt ſeit, dat men wel mach toornich zijn, maer niet ſondigen. - Sou men welſoo heilſamenraed, door ſoodanigen Mee
ſter gegeven, mogen varen laten, myn Heer, om byuwe meenigh te blyven, en niet beletten dat ghy my daer over van ondeucht of quade Herts-toch # beſchuldighen ſoud ? Het is beter Godt te ge oorſamen, als den menſchen, En ſich te vertoor
nen ſonder ſonden met het quade te wederſtaen. Want ik houde voor geveinſde, en medeſtanders in de ſonden, alle de gene die ſooſlappen gemoet heb
ben, dat ſy 't quaet met een ſtrengh woort nietſou den durven teghen gaen.
Hier in is't, dat ſy den
naem van goede en nederige willen dragen, ſon der voor Godt waerlykſoodanige te zijn: om dat de ware Goetheit altyt van de Rechtveerdigheit en de waerheit verſelt is. Nu ſoo is het gheenſins recht,
te lyden dat yemandt anders Godt ſou vertoornen, wanneer men dat wel kan beletten, 't zy door te be riſpen, of door d'occaſie te benemen die haer aen
leidingh geeft tot quaet te doen, en daer kan gheen waerheit in zijn, wanneer ghy lijd dat leughenghe ſproken word in uwe teghenwoordigheidt ſonder daer iets tegen te ſeggen, of daer over miſnoegt te
worden, na dat ons de voorwerpen ontmoeten. My dunkt dat gy hier welſoud' konnen tegen bren
ghen, dat de beriſpingen die gymy ſien doen hebt, genoegſaem uit een hevige herts-tocht voort qua men; en derhalven volgens uw oirdeel ſoo zijn dat
ondeughden die aen heel de Wereldt moeten "# - -aCT
baer gemaekt worden, ſonder dat gy, mijn
He# 1
-
onderſcheyt maekt van de ondeugt,buité de deugt, ja gy houd veeleer allerlei ſlagh van herts-tochten voor ondeughden, als of die behoorden uitgeroit te worden om deuchtſaem te zijn, 't welk een groote onwetentheidt is : Want de Herts-tochten moeten meerder heerſchen in een vrome dan een Godlooſe Ziel : Daer is niet te veranderen in den aert der
Herts-tochten om waerlyck deuchtſaem te weſen, als alleen dat die ſelvige hertstochten arbeiden voor de Gerechtigheit, Waerheidt en Goetheit Godts,
daer ſy te vooren bearbeiden onſe vleeſchelycke driften te vernoegen. Men moet niet vereiſchen, dat een deuchtſame Zielſonder de Herts-tocht van
liefde ſou weſen, nademaelſy door die haren Godt en de eeuwighe ſaken beminnen moet; noch dat ſy ook ſonder de herts-tocht van haet ſouweſen, na
demael ſy door die het quaet en de ſonden moet ha ten. Sy moet oock niet meer vry zijn van de herts tocht der blyſchap, omdat ſy ſich moet verheugen in God; gelyk mede niet van die der droefheit, om
dat ſy droevigh moet fijn, wanneer Godt verſtoort, en ſoo weinigh gheeert word. Noch minder moet # Ziel zijn ſonder de herts-tocht van toorn, om dat ſy ſich moet vergrammen tegen het quaet; en ſoomoet ſy ook niet ontbloot ſijn van de herts-tocht der vreeſe, nademaelſy die moet ghe
een
bruiken ons te vreeſen, haren Godt niet ghetrouw
te ſullen blyven : en even ſoo zijn alle de andere herts-tochten noodiger voor de deughtſameZielen om het goede uit te werkken, als voor d'ondeu gende: door dien een ondeugde Ziel, hoe ſy meer na hare herts-tochten leeft, hoe ſy meer ſonden begaet ; en hoe een Ziel deughtſamer is, hoe ſy meer levende en werkſame herts-tochten moet heb
ben, om gherechtigheit te werkken en te handtha Wen 3 *
v
16
-
ven, en ſich tegen de ondeugt te ſtellen. Mydunkt dat uwe Godtsgeleertheyt noch niet ſoo hoogh is geſteigert, om de waere deugt en de ware ondeu te konnen ontdekken, dewijl gy ſo lichtelijk d' een
voor d'ander neemt. En ofſchoon gy met eenige van uwe vrienden ſegt, alles te weten dat ik u ſou
konnen ſeggen, ſoo ben ik niet overtuigt dat te ge looven, ſiende in d een end ander ſoodanig daer
tegens ſtrijdende werkken : want indien gy Godt kende in diervoege als ik hem verklare, gy ſoud ſekerlijk hem beminnen vermits de kennis van 't
ware goet, noit van des ſelfsliefde geſcheiden kan worden , en de liefde van 't goet, verdrijft altijt de liefde van 't quaet, om dat twee recht ſtrijdige ſaken noit konnen t ſamen blijven, en het een het
ander verdryven moet. Gy gelooft Godt te ken nen, wanneer gy hem in uwe ſpeculaci hebt, en gy kond hem niet kennen, dan alleen door 't geloof, En het geloof kan in u niet leven ſonder de Gerech tigheit, WaerheitenGoetheit te volgen, 't welk de
hoedanigheden zijn die alle zielen Godt beminnen de van hem verwerven. Nu indien gy Godt kende en hem beminde, ſooſoud gy by gevolg de Gerech tigheit,Waerheit èn Goetheit kennen, en niet voor
ondeught veroirdeelen, den toorn die ſich tegen het quaet verheft, en indien gy de waerheit bemin de, gy ſoud den toorn die rechtveerdig is niet voor ondeugt konnen veroirdeelen, en indien gy de goet heit had, gyſoud het quaet niet doen, van te gaen van plaets tot plaets, om aen vele lieden quade in drukſelen te geven van mijne ſchriften en van mijn Perſoon, om haer te ergeren niet haer af te doen keeren van het licht dat Godt door fijne goetheit in hare Zielen door mijne Schriften ſou konnen doen
opgaen.
Indien de Liefde, gelijk haer de H. Pau
lus beſchrijft, geen quaet denkt, noch minder l: -
J
-
17
ſy toe quaet te doen, en dat aen andere in te plan ten, om dat de quade woorden en werkken nocher ger zijn dan de gedachten, die geen ſchadekonnen doen dan aen ons ſelven, maer de woorden en werk ken doen ſchade aen onſen evennaeſten. Hiérom,
mijn Heer, houd op van ſulken bedrijf, en begrijpt wel, dat men de Herts-tochten niet moet doen
ſterven om het goede te werkken en met Godt ver eenigt te zijn, niet meer dan ook de Natuur niet ver
worgen, om dat alle defe dingen moeten helpen :
tot goet te doen en Gerechtigheit te oefenen, die alle onſe Herts-tochten beweegt en voort-ſet, ge
lijkſy ook alle onſe natuurlijke driftélevédig maekt: want de gerechtigheit doet onſen Mond ſpreken en waerheit en wijſheit voortbrengen; de geregtigheit doetonſe ogen ſien,en onſe ooren hooren alle ſaken die ons aenleiding geven,totGod te eeren en te lové, ſy doet ook onſe voeten gaen, en onſe handenarbei
en om goede werkken te doen, en ons verſtand be fig zijn, om de Hemelſche en eeuwigduurende ſaken te begrijpen, gelijk alle de andere natuurlijke oefe ningen moeten dienen tot Gerechtigheit, en daerom moeten hare werkkingen niet ophouden, niét meer dan alle de Herts-tochten onſes gemoeds aengeſien die alle werktuigen tot Gerechtigheit zijn. Maer men moet de ondeugt doen ſterven, die de Herts tochten beweegt, en de begeerlijkheit die de Na tuur ontroert. Dit zijn de twee beginſelen die men moet verpletteren en in ons dooden; maer niet hare ſtoffe, die dienen kan om God te verheerlijken, gelijk
alle de herts-togten en natuurlijke werkkingen wel ke Godtgants volkomen en volmaekt heeft geſcha
pen: alleen de ondeugt en de begeerlijkheit hebben haer verdorven en quaet gemaekt, om dat ſonder
de ſelvigeonſe herts-tochten Heiligh, en onſe Na- ' tuurlijke oefeningen onnooſel zijn:daerin is niet te - v
B
verbe
I
verbeteren, dan alleen deſe ondeught en deſe be. geerlijkheit; en aendachtig te bemerkken wat onſe Herts-tochten of werkkingen beweegt, om te we
ten of ſy heilig of ondeugende zijn. Indien men een Herts-tocht gevoelt van Liefde tot deRijkdommen, Eeren, of vermakelijkheden deſes Weerelds; deſe Herts-tocht is ondeugende: Maer indien men een Liefde gevoelt tot Godt en de eeuwige ſaken, deſe ſelfde Herts-tocht is deugt en Heiligheit; en ſoo is het ook met alle de andere Herts-tochten.
Indien
gy geſien had, mijn Heer, dat de toornigheit die gy in my beriſpt, voort was gekomen uit de bewe ginge des vlees # ſoud eenige reden gehad hebben ondeugend geweeſt meght te vreeſen, dat zijn : Ondertuſſchen niet te min had het u met een goede Conſcientie niet geoorloft geweeſt die aenſo vele Perſoonen te gaen ontdekken, nadien mijne
#
gebreken my alleen in 't byſonder raken, en dat er geſchreven is, dat men ſijnen Broeder moet
beſtraffen tuſſchen hem en ons, wanneer hy geſon dight heeft. Indien het niet geoorloft is, en de
Chriſtelijke Liefde het verbied eens anders ghe reken openbaer te maken, of ſchoon die noch waerachtig ſoo mogten zijn; Hoe veel minder kan
# zijn,
hare gebreken leugenachtigh
aenden dach te brengen, en ſtoutelijk te verklaren
hare deugden ondeugden te weſen, ſonder eenige grond of reden, gelijk gy , mijn Heer , ontrent my gedaen hebt: Want gy voegt daer by tot een
«. ,, Seſde laſter, dat ick de voldoening Jeſu Chriſti Rºt, ik verwerp, waer in gy de bekende waerheit beſtry
# denkoomt. Wantgy weet wel dat iku geſchreven * heb, te gelooven, dat Jeſus Chriſtus ten ſijnen aen chriſti ſien voor alle de Menſchen in 't gemeen heeft vol verwerp daen, maer dat hy ten aenſien van de Menſchen
Jeſu
niet heeft voldaen, dan voor de gene die ſijn leven *
-
-
-
-
GR
I
en leerfullen volgen, en wanneer ghy my met: Mond hebt geſproken, heb ik u ## dat ik de voldoening Jeſu Chriſti vaſtſtelle, my beklagen de , dat noch gy noch andere my ſulks oit gevraege hadden, want ik ſou tot aller tijdt en by alle voor
# deſe waerheit verklaert hebben, dat
ik de voldoening Chriſti voor vaſt houde: gelijk ik noch tot deſer uur ſoude doen. En niet tegeſtaen de volhard gy te ſeggen, en te gelooven, dat ik
de voldoening Jeſu Chriſti verwerp, naer u het te gendeel betuigt te hebben, ſoo door geſchrift als door woorden, en gy over-redet andere deſe on waerheden te gelooven, om dat ick deſe voldoe
ningniet uytlegge in den ſelfden ſin, of met de ſelf de woorden als ghy, en met dit al bemerkt gy niet dat gy niet anders doet, als een Af-godt van uwe gevoelens te maken, dien gy van al de Weereldaen gebeden en gevolgt wilt hebben. En om dat ik dit
niet kan noch wil doen, ſoo tracht gy my byyder een hatelijk te maken door laſteringen en valſche beſchuldingen van vele miſverſtanden, tegen alle
waerheit. Gy wilt dat ik uwe gevoelens ſou toe vallen, rakende de voldoening Jeſu Chriſti, 'twelk ik de waerheit volgende niet kan doen; om dat ik
niet kan ſien, dat ſy, die houden dat Jeſus Chriſtus alles voldaen, en ons Rantſoen-geld betaelt heeft, ſonder te poogen na haer vermogen hem naer te
volgen, op de waerheit ſouden gegrond zijn, om dat dit ſpeculatijfgeloof noiteenig Perſoon kan ſa lig maken : En dus is er altijdt het levend en werk kend geloof van nooden om Salig te worden. Sies hier de waerheit voor die, na dat ik haer kenne; en
voor de andere die gelooven Saligte ſullen worden door de verdienſten van hare goede werkken, die
acht ik alſoowijdbuiten den ſin van de waerheit als de eerſte,
": deeffeswear,# 2
2O
ſalig worden: want Godt heeft onſe goede werkken niet noodig, hy heeft ons alles gegeven uit genaden wanneer hy ons heeft geſchapen. De eeuwige Sa
ligheit die wy verwachten, is ook een gave die hy ons toebrengt uit genaden, welke hy ons heeft ge ſchonkken met ons te ſcheppen ter Saligheit, eer dat wy magtig waren goede werkken voort te bren en.
Daerom is het niet, dat men na-laten moet
ie te doen ſoo veel als ons mogelijk is, uit oorſaek dat de verdorventheit van onſe Natuur die ten
hoogſten van nooden heeft: Want indien wy niet waken in Vaſten, Aelmoeſſen, en Gebeden, wy ſouden lichtelijk verraſt worden door onſe vyanden, de Duivel, de wereld en het vleeſch, die alle 'tſa
men-ſpannen tot onſer verdoemenis, en indien wy haer niet met geweld wederſtaen, ſookonnen wy
- tot het Koninkrijk des Hemels niet ingaen. Hierom dienen ons de goede werkken tot krachtige midde len; maer niet dat ſy iets konnen verdienen, noch dat Godt die noodig heeft, niet meer dan iets an ders, alles in ſichſelven beſittende. Maerwy die niets beſitten dan de ſonde, hebben van nooden
geduurig goede werken te doen, ten einde wy de * quade mogen wederſtaen, die in ons als eighen ge worden zijn door de verdorventheit van onſe na tuur, die ſonder ophouden beſtreden moet wor
dem door goede werkken, op dat de quade door hare tegenſtrijdingen verdreven mogten zijn. Siet hier de waerheit voor de gene die 'tgevoelen heb ben, dat hare goede werkken hare Saligheit ſul len verdienen; welk gevoelen. Godt de Eere ont
rooft van de genade onſer Saligheit, en geeft aen de Menſchen, die gelooven dat hare goede werk ken de ſaligheit verdienen, trotſch en verwaent heit, denkkende dat Godt hen is verplicht en ge ::
houden voor die werkken, die nimmers '- # - ': ::
- ",ze:
-
-
-
***.*
''.
n
. .. .
..
.
erger: GTS
-
-
...
21
ders konnen toedienen, als om onſe Zielen te ge ik
neſen, of de ſelve geſont en in goeden ſtant te be
|
houden; Maer niet om Godt te verrijkken, of hem
: :
te verplichten aen haer de Saligheit te geven. Na demael wy een almachtigen en rijkken Godt heb ben, die alles geeft uit genade, uit Liefde, en niet uit ſchuldt of gedrongen: maer onſe Zielen zijn arm en machteloos, door vele wonden gequetſt, die geduuriglijk genees-middelen of heilſame tegengif ten van nooden hebben. De wonde der Gierigheit word geneſen door mildadigheit, of armoede des eeſtes: de wonde der gulſigheit geneeſt, door ſo
## : de wonde der welluſten,
door onthou
ding en eerbaerheit: de wonde derHoovaerdy,door de Verloochening ſijnes ſelfs: de wonde der dertel heit, door het dooden ſijner ſinnelijkheden; en ſoo . met alle de andere goede werkken, die plaeſteren zijn om te leggen op alle de wonden van onſe ſon den, ofwel op eenige deelen van onſe Ziel, om haer
te bewaren datſy niet in de ſelfde ſonden mogt val len: welke goede werken, of genees-middelen onſer Ziel,yder van doen en noodig heeft, dewijl wy al le ſwak en boos zijn. Maer hy die gelooft dat Gods hem verplicht is voor fijne goede werkken, of die de
Saligheit door de ſelve meent te verdienen, bedriegt ſich ten hoogſten: gelijk ook de gene doen, die in tegendeel gelooven Saligh te ſullen worden alleen
door de verdienſtenJeſuChriſti,ſeggende (gelijk men gemeenelijk ſeit) dat God onſeſwakheden wel kent, en dat wy hopen de ſaligheit te ſullen erlangen,
door de verdienſten Jeſu Chriſti, ſonder ſich te bekommeren om goede werkken te doen: dat is een verwaende inbeelding van ſaligheit, gelijk het andere een hoovaerdigheit des levens is, te gelooven die te verdienen door onſe goede werk
ken. Dus kan ik myniet ſchikken met het een nog het B 3
ander
"
...
22
ander van deſe gevoelens; Om dat ſy beide zijn bui ten den rechten ſin van de Schriftuur, en van de
rechtmatige waerheit. Ondertuſſchen wilt ghy, mijn Heer, dat ik my met het uwe ſou ſchikken, of anders ſegt gy, dat ik het houde met de Socini anen, en de voldoening Jeſu Chriſti verwerp. Gy hebt my beleden eenigen tijdt geweeſt te hebben in het geloof, dat Jeſus Chriſtus alles voldaen heeft,
# dat de Gereformeerde gelooven; en dat gy, naderhand de dwaling daer in geſien hebbende, overgegaen zijt in 't gevoelen der goede werkken, ſooals dat de Meniſten gelooven : en tegenwoordig
ſoo
ſiet gy ook dat daer dwaling in is, en gy wilt met die noch ſtooten tegen het licht dat Godt my geeft, daerſygants niet bequaem toe zijn: Want het licht van Godt my gegeven, is niet om tegen te ſtooten, of te betwiſten, of den twiſtenden byteſtaen;maer alleen om te verlichten de gene die waerlijk de ge tuigenis der waerheit wenſchen te ſien: 't welk my niet dunkt dat gy ſoekt, maer veeleer de beveſti # van 't genegy tegenwoordig in den Geeſt hebt. ant indien ik tot u gekomen was, ten tijde dat uwe inbeelding vervult had, van dat Jeſus Chriſtus
alles voldaen heeft; ſonder twijffelſoudgy my wil len verplicht hebben, om my daer in nevens u te voegen: ofwel indien ik gekomen was, ten tijde dat gy met het geloofder Mennoniſten vervult waert, gy ſoud ook het ſelfde gedaen hebben; Soo dat ik, om met u in een verbond te weſen, wel noodig had ſou hebben, eenen Heiligen Geeſt van waſch
# toe te brengen, dien men had mogen her melten, en in een en anderen Vorm gieten, na de verandering van het voor-oordeel uwes Geeſtes. Ick geloof wel, dat gy Perſoonen genoegh hebt, met welke gy foodanig moogt ## , en die gy
kond doen ſchikken na 't welgevallen van uwe ver -
- --
ander
-
-
-
23
/ -
anderlijkheit. Dat zijn miſſchien Zielen die gy ge vangen houd, die altijtleeren, en noit tot de ken
t
nis der waerheidt komen: en dat is gheen wonder,
dewijl gyhaer met ſoo veel ſorgvuldigheit van het licht der waerheit maekt af te keeren, 't welk God
uit fijne goetheit door mijne Pen haer nu geſint is te
ſenden: Even als of gy vreeſde dat ſy u niet meer fullenvolgen, wanneer ſy de rechte waerheit mo
gen bekent hebben;Tot welke gyhaer ter goeder trouw had behooren te helpen, in geval de begeer te die gy hebt van gevolgt te worden niet ging voor de eere Godts, en de wenſch harer Saligheit. Ik moet uwe blindheit beklagen, die ſoo groot is, dat ſy my belet aen u volkomen verlichting te ge
ven, aengaende defe voldoening Jeſu Chriſti, en de verdienſten der goede werkken. Het is genoeg, na dat gy geſtelt zijt, dat ik u doen ſien heb, dat er dwaling ſteekt in het een en het ander van beide deſe
verſchillige gevoelens; om u te betonen, dat ick. noch in het een noch het ander ben ; en u te doen,
belyden dat gy verkeerdelijk ſegt, dat ik het met de Socinianen # , gelijk ook dat ik de voldoe ning Jeſu Chriſti verwerp, dewijl niemand die meer der kan achten dan ik, wel wetende dat het door
de verdienſten Jeſu Chriſti is, dat wy het licht des
Euangeliums hebben ontfangen, en de genade van -
# werkken te doen,
om de quade te weder aen: Want indien Jeſus Chriſtus deſe genade ons niet verdient had, wy ſouden in de Duiſterheden des Heidendoms gebleven zijn, en wy hadden on
fe quade werkken niet in goede konnen veranderen, waert ſake dat de werken en leeringe Jeſu Chriſti ons ontbroken hadden, die ons het licht heeft mede
gebragt, op dat wy uit de duiſterniſſen ſouden ko: en Soud gy na ſoo vele waerheden noch wel konnen volherden
teſts,4., dat ik de verdienſten, Jeſus
24
Jeſu Chriſti verwerp, en aen andere ſoodanigen onwaerheden te doen gelooven? Gelijk ook die wel
7- ,,ke gy voor de Sevende beſchuldiging ſtelt, waer gy. ,,E" ſegt dat ik wil dat alle de lieden tot my ſouden ko # # men, om het licht t'onfangen, want waerlijk ik heb lieden tot noch niemand geſocht noch geroepen, en wanneer my ſoudë ghy tot my gekomen zijt met alle uw gevolg, dat is
komen tegens mijn willen mijn wenſch geweeſt, niets meer der bemint hebbende dan de eenſaemheit, en on
bekent te mogen blijven. Ik heb twee maenden of daer ontrent in deſe Sadt geweeſt ſonder my bekent te maken, en het was tot mijn leed-weſen, dat ik my verplicht vond om een Medicijnmeeſter t'ontbieden over de ſiekte die my op het lijf quam: Deſe maek te my terſtond bekent aen u en eenige andere: En waneeergy my voorgeſtelt hebt eenige meer Per
ſoonen tot myte brengen, ſoo heb ik u daer in te gen gegaen, en gebeden ſulks niet te doen , maer verwonnen door de betuigingen die gy my deed,
van dat mijn by-zijn en ommeganktot haer voordeel ſouden wéſen, ſoo heb ick dat niet durven weige ren, vreeſende ſoodanig de wille Godts te zijn, die dikwils gelegentheden en omverwachte ontmoe tingen voortkomen doet, om ſijne beſluiten uit te
werkken, en met alle mijne ingetogentheden durft gy noch wel ſeggen, dat ik wil dat alle de lieden tot my ſouden komen om het licht te ſoekken, daer gy nochtans niet een eenigh Perſoon ſoud konnen
vinden, die met waerheit ſou konnen ſeggen, dat ik getracht heb door wat middel het ook mogt we
ſen hem of haer totniy te trekken, en ik heb u dik wils geſeit, ja geſchreven, dat alle de lieden my maer belemmeren, u biddendemy in ruſt te laten,
gelijk ook alle de gene die geen voordeel aen hare 2 Zielen doen door mijne woorden of ſchriften. Zijn
dit bewijſen van eene Ziel, mijn Heer, die # -- at --
"-
-- - ,
w
. --
ſ
-
-
..
-
. 25
dat alle de Menſchen tot haer ſouden komen om verlicht te worden? Indien ik deſe begeerten in my had, ſoud ik niet liever van eerſten aen my geopen baert en bekent gemaekt hebben by alle de Godt vruchtige van Amſterdam, om haer te ſeggen, dat ſy my moeſten volgen, en het licht door my ont
fangen ? ofwel in verſcheide plaetſen gegaen, om kennis van my te geven, waer toe gy my menig mael opgewekt hebt? En indien ik u had willen ge
looven, ghy ſoud my van Huis tot Huis, ja van Stad tot Stad geleid hebben om het licht tot ande ren te brengen, my verſekerende na uw oordeel, dat ik een levendig Evangelij was, veel krachtiger dan 't gene op papier gedrukt is. Indien ikhad beſee ten geweeſt door de begeerte dat al de weereld het
licht by my ſou mogen komen ſoekken; ik ſou lich-, telijk tot dien einde in alle plaetſen met u geloopen hebben,maer in tegendeel, gelijk gy wel weet, ſoo ben ik noit uit mijn huis gegaen dan alleen uitnootſakelijkheit, en heb niemand aengeſproken dan daer toe gedrongen, of uit liefde #
#
#
-
my tot ſpreken verpligt ofgehou en gevonden heb, ſeide ik aenyder een, dat men Godt moet ſoekken in't
.
binnenſte ſijnerZielen niet elders,haer alle tot Chriſ.. ſtum ſendende.Want indien ikPerſoonen wilde heb
ben die my mogten volgen, ik ſou nu al een groot getal konnen vinden, maer ik maek die van my los, en ſchrijve noch aen verſchelde, dat ick niet begeer dat iemand aen my ſoude hangen. Het is waer, dat ik deſeGoddelijke geheimenis wel heb geſeit, daergy
ſoo.grooten mishagen in hebt, namelijk dat Godtin , deſe laeſte tijden, door middel van my, het licht ſal, ## aen de menſchen van goede wille; maer deſe ennis doet my niemand tot my trekken, wel weten
de dat hyte fijnertijt my de zielen ter handſalſtellë die hy door deſen wegſal willen verlichten. Hierom. -
B 5
verwondere ik
-
26:
•
ik my ten hoogſten, dat gy my beriſpt over een
## daer van gy ſoo wel #.
# uit onder
te
vinding weet; om my altijt te hebben hooren ſeg en, dat ik niemand ſoek, en alleen wil het licht
aenden daeh brengen, om haer te verlichten die hen daer van ſullen willen dienen; en de andere ſul
verſmaden, of daer van af-wijkken, na dat het haer goet mag dunken. Deſe woorden zijn ſoo dikwils in uwe tegenwoordigheit, als ook len dat
in't by-zijn van andere lieden uit mijn Mondgeko men, dat ik niet weet, hoe gy noch een faek durft
# , welkers tegendeel byſoo veel verſcheide perſoonen bekent is. Het is wel waer, dat ik hem wel-gelukkig acht die naeuw ſal letten op de voor nemens die Godt ontrent my heeft, en de dingen die ik ſeg of ſchrijf wel naeuw ſal onderſoekken; want ſy ſullendaerin verborgene ſchatten ontdek
ken, en daer groote voordeelen tot hare volmaakt heit uit trekken: maer daerom ſchrijf ik mijn felven niets toe, of verplicht niemand om my te ſoekken: in tegendeel vliede ik de menſchen na al mijn ver mogen; en indien ik bequamelijk van haer kon af wijkken, ik ſou my verſchuilen daer niemand my oit fou konnen vinden; ſoo wijd ben ik van te willen of te wenſchen dat iemand tot my ſou komen: En in dien ik niet wiſt dat Godt door mijn middel ſijn licht wil geven, noit ſou iemand ter weereld my meer ſien : maeriek kan ſijne beſluiten niet veranderen,
of ſchoon fy u foo ſeer onaengenaem vallen; gh
moet nech lijden dat fy gevordert worden ſoowe eegen u ſin, als met uwe toeſtemmingen begeeren; dewijl Godt doet wat hy wil, ſonder van iemand raedte moeten vragen. Gy kond niet verdragen, dat hy een Dochter gebruikt om fijn licht aen ande
rete geven, en betuigt dat hy't ſelfde geven moet door groote Perſoonen, die wijsen in Letter-oef • -
-
'-
-
feningen
27
feningen ervaren zijn, gelijk ghyenuws gelijkke. Ondertuſſchen
# ## #
p
# al
tijdt de kleine uitverkoren om ſijne aldergrootſte wonderen uit te werkken, en gy ſoud nu wel willen,
dat hy ſijn gewonelijke ordre veranderde, en de Leeraren der Wet gebruikte, om op aerden fijnen
##
Geeſt te vernieuwen : Maer Jeſus
Chriſtus dankt ſijnenVader met blyſchap van dat hy die dingen voor de grooten verborgen, en aen de
kleine geopenbaert heeft. Leeſt geheel de H.Schrift door, gy ſult daer vinden, dat hy altijt kleine ge
bruikt heeft, om groote wonderen in de Weereld uit te werkken. Hy maekt den kleinen Herder David tot Konink: hy verheft den kleinen Joſeph, een Moſes en ſo vele andere die verworpen en ver veracht waren, welcke hy heeft gebruikt om de Wereld te gebieden en te beheerſchen, en wanneer t
hy heeft een Menſch willen worden, ſoo verkoos een kleine Dochter Maria, om ſijne Moeder te we
ſen, een geringen Timmerman tot ſijn Voefter heer, arme Viſſchers tot fijne Apoſtelen, gemee
me lieden tot fijne Diſcipelen, en ſoo voortsalle de der # van fijne eere, gants opentlijkſeg gende dat hy ſwakke # gebruikt, om de krag
andere, de kleine dingen gebruikkende tot meer tige te ſchande te doen worden, en dat hy de wijſ
heit der wyſen ſal verwoeſten, en de voorſichtig heit der voorſichtigen tot niet brengen. Hoe kondgy mijn Heer, ſoo vele waerheden, op deHeilige Schriftuur gegrond, noch verwerpen, om
hardnekkig te gelooven, dat Godt tegenwoordigh ſijn licht in de wereldſal ſendendoor u of uws gelijk ken, en niet door een gering werktuig? Denkt gy
: :f
dat Godt van ſtijl verandert, gelijk de menſchen door hare wiſpeltuurigheden doen ? Jndien hy al tijdt de kleine heeft uitverkoren, dat hy nu de gºe:
28
-
- ,
-
. ..
.
5.
te ſal verkieſen, om uwe begeerten te vernoegen? Dit fou u ſeker niet nut zijn: want indien Godt de Heere ſijn licht door u aen de andere ſond, gy ſoud
ſonder twijfel u ſelven dattoeſchrijven, dewijl gy. niet verdragen kond, dat hy 't ſelfde ſend door een mehſch in de Letteren onervaren ; Want dat
is een teeken dat gy ſelfs die eere ſoekt, en dat gy over al de weereld uw geſach wilt oefenen, en
ſelver doen het gene gy ten onrecht in my beriſpt. ſeggende, dat ik wil dat alle Menſchen ſouden ko men het licht by my ſoekken. Ik geloove dat het ſelfde voortkomt, om dat gy my meet naer uwe El: want ſonder twijfel gy kent uſelven niet, en meent dat ik met uwen # ben beſeten, daergy ſoekt dat ſoo vele Perſoonen ſouden komen het licht by u ſoekken, ofſchoon het daer niet is te vinden. Godtſal
groot goet doen, met de wijſheit der wijſen te ver woeſten, dewijl ſy belet de ware wijsheit des Hei
ligen Geeſtest ontfangen. Men moet niet geloo ven, dat deſe woorden vervult zijn geworden ten tijde als Jeſus Chriſtus in de Weereld was, om dat
de wijsheit der wijſen ſedert die tijt noch geduurig is
# , in plaets van verwoeſt te worden:
maerſyſullen vervult worden in deſelaeſte tijden, wanneer hyſijne Goddelijke wijsheitſal geven in de eenvoudighe en geringhe Zielen, die de wijsheden
menſchelijker wijſe verkregen uitroeien, en de voor ſichtigheit der voorſichtigen tot niet brengen ſal. Gy Zijt bedrogen, in te gelooven dat ghy een van die
kliene zijt, ſoo lang als uwe Zielſich ontſtelt, in te hooren dat hetlichtſal voortkomen door het werk tuig van een Dochter, en dat ghy ſoo veel moeite doet, om te doen gelooven dat het ſelfde niet waer
achtig is, bewijſt dat uwe geeſt ſich wel hoog ver heft, dewijl # ſeggen durft, dat gy het licht van niemand ſoud willen ontfangen dan van# elfS »
29
ſelfs, en van de H. Schrift, gelijk gy myſelfs hebt geſeit- - zijt wel wijd van te ſeggen met de Kinderen Iſraëls, ſpreekt gytot ons, Moſes, en niet de Heere, of van God te loven, om dat hy ſijn licht noch in de wereld -
#
ſend, door werktuigen die door onſe ſinnen konnen
begrepen worden. # te vreſen, dat gy niet anders
dan uw eigen glory en vernoegen ſoekt,wantindien y alleen de EereGods ſogt, gy ſoud hem al ſooſeer oven, voor dat hyſijn ligt aen iemand anders geeft,
alsof hy dat aen u ſelfs gaf om dat hy alſoo veel ge eert kan worden door een ander, als door u; en
ſoud tragten het licht te ſoeken in al wat plaets het ſou mogen weſen, ſonder het werktuig te verwer en daer door het mocht voort komen, noch be chaemt te zijn van dat u iemaeddaer in mogt voor gaen.
Men behoorde ſich veeleer te ſchamen van
dat niet te volgen. -
-
Het is een doortrapte archliſtigheit des Satans, te geen ander noodig is dan het gelchreven Evangelium, gelijk als gy voortbrengt,
#
#
om dat alle perſoonen in deſeLanden het geſchreve Evangelium hebben, niet alleen in hare boekken, maer ook in haer verſtand en monden, ofſchoon
ſeer weinige dat in de oefening hebben. Het ſchijnt hier dat men de volmaektheit
# heeft,
wanneer men daer wel van kan ſpreken, en nochtans is dat niet als enkeleydelheit, en een vervoering des Duyvels, die ons alle de dagen onſes levens ophoud met het leſen derH.ſchrift,ſonder die oitinoefening te brengen, ons vernoegende met daer van ſchoo ne overdenkkingen te hebben. En wy geloovenſelfs God een dienſt te hebben gedaen, wanneer wy de Predicatien of het leſen des Evangeliums aenge hoort hebben; en dit maekt ons loom en traeg in de
oefening van de ſelfde lere, dewijl wy denkken dat w- er ,"
-
-
wy vol
e
#aser hebben, wanneer wy ons wel in de Heili ge Schriftuur hebben beſig gehouden, denkkende inder daed alles te weten
:
Endeſe beſigheden ſonder die oefening zijn ſeer quaet,en ſullen ons totſwaerder verdoemenis ſtrek ken, om dat hy dieden wille des Vaders geweten, en dien niet gedaen heeft, met vele ſlagen geſlagen ſal worden. Alles te weten, en te ſpreken van 't gene Jeſus Chriſtus gedaen engeleert heeft. ſonder ons leven daer na te ſchikken, is veel erger als daer
geenkennis van te hebben. d. Eenvoudige onwe tentheit is het minſte quaet ; om dat de Schriften
te kennen een inbeelding van Zaligheitgeeft, en ons doet gelooven dat wy goede Chriſtenen zijn, wanneer men alleenig weet 't gene men weten moet om ſoodanige te worden. Ik ſie ſeer vele zielen die
ſich in dit ſtuk bedriegen, geloovende geeſtelijk te zijn, wanneer ſy de geeſtelijke dingen weten, en y geeft kracht aen dit bedrog, wanneer gy ſeit,
# men geen ander licht ſoekken moet dan in de H. ſchrift , om dat yder daer door ſal gelooven het licht gevonden te hebben, dewijl gy alle hier deſe Schriftuuren leeſt, daermen nochtans ſooweinige
Apoſtelen of Diſcipulen Jeſu Chriſti in de oefenin gen vind. Doorſoekt, mijn Heer, uwe eigene ervarenthe den, en ondertaſt tot in den grond uwe Ziel, om te weten, of gy in de oefeningdeſe eerſte leſſe Jeſu Chriſti bekomen hebt; dat, # hena wilt volgen, ſich ſelven verloochenen moet. Ondertuſſchen hebt
## u leven door gebragt, en zijt out geworden in 't leſen en overleggen der Heilige Schriften, en ſiet gy hebt noch in der daed dit eerſte A. B. C. in de le re Jeſu Chriſti niet geleert. Hoe wilt gy dan hard nekkig blijven in dit leſen en andere met u daer in
maken te houden, nadien gy alle daer in ſoowei *
- .
nig
4.
:
31
nig voordeel gedaen hebt ? De lieden des Weerelds hebben meerder voorſichtigheit tot haren koop handel wel te beſtieren, dan gy wel tot uwe vol
maektheit hebt. Want wanneer ſy ſien, dat ſy in een Koopmanſchap geen voordeel doen, ſoo wil len ſy een andere aenvatten, en beproeven ver
ſcheideſoorten, tot dat ſy een koophandel of be drijf hebben gevonden, waer door ſy fich mogen verrijkken, en voordeel doen.
-
Gy hebt getragt, met uwe Diſcipulen u te ver rijkken in deugden, en de waerheit t ontdekken door middel van 't leſen der H. Schriftuur nu ſoa
vele jaren lank, ſonder noch het een noch het ander
verkregen te hebben. Want gy wankelt noch in de deugt, en dwaelt in de waerheit, niet tegenſtaen de alle uwe moeiten en arbeit, en wanneer u het
licht wordaengeboden om een ander middel tºont dekken, ſoo verwerpt gy dat, en wilt niet komen daer het helder ſchijnt, en belet noch andere daer by te komen, met tot haer te ſeggen als tot my, dat men geen ander licht noodig heeft dan 'tgene men kan trekken uit de Schriftuur.
Wilt gy Godt verplichten u ſelfs t onderwijſen ſonder andere middelen, daer uwe Ziel niet een
voudig genoeg is, om deſe leeringen onmiddelijk Van # te ontfangen, door dien hy een ſuivere Geeſt is, die ſich aen de ſuivere Geeſt mede-deelt?
Indien uwe Geeſt wel geſuivertwas, gy ſoud die lee ring wel onmiddelijk van Godt konnen ontfangen: Maerdeſe ſuiverheit blijkt geenſins daer in, vermits die gelooft alles te weten, en niets meer wilt leerena vermitsoock dieſelfde Geeſt ſich aen niemand wils
onderwerpen, noch eenighe middelen gebruiken,
boven diegene op welke ſyſaolangen tijt geveſtis eweeſt. Indien de H. Petrus ſijn Net niethad aen 'andere zijde willen werpen, wanneer E. # . -
aegde
2 -
-
--
# van den heelen nacht gearbeit te hebben ſonder ge iets te vangen, hy ſouſekerlijk geene Viſſchen vangen hebben. Nochtans had Jeſus Chriſtus machts genoeg, om alle dieſelfde viſſchen, te doen komen aen de zijde daer hy ſoo lang had gearbeid, ſonder hem te verplichten, ſijn net aen d'ander zijde te brengen. ': Siet gy hieruit niet, dat God altijt menſchelijke middelen gebruikt heeft om de menſchen t'onder wijſen; en wilt gyniet dat hy ontrent u noch de ſelf de wijſe gebruike; maer alleen dat hy u en uwe Diſ cipulenſou onderwijſen door inct en papier, ofwel door fijn eigen weſen ? Dit dunkt my een groote vermetelheit, en een verſoekking van de vyand u -
-
wes heils, die daer door het licht Godts wel ſou willen uitbluſſchen, of ten minſten dat doen ver
ſmaden, gelijk gy doet eer gy dat kent. Het ſou beter zijn te blyven ſtaen, gelijk Moſes deed, voor den brandenden doorn-boſch, om te ſien en te ver
ſtaen, wat daer in weſen mogt, en naeuw te letten of het vyer, dat ſich in mijn ziel en in mijne leden vertoont, van Godt is of niet. Sy die hongeren en dorſten na de gerechtigheit,
ſouden dat ſeer haeſt gewaer worden; maergy die u gelooft van het licht vervult en met deugden ver rijkt te zijn, gy gevoelt dat niet om dat gy meerder
tijt van doen hebt. - Van duſdanige geſtalte ſeit Godt, wee u die verſadigt zijt want gy ſulthonge
ren. Hy ſpreekt niet van haer die verſadigt zijn met lichamelijke voedſelen, noch met aerdſche rijkdommen, om dat ſy daer van wettelijk konnen verſadigt zijn : maer hy ſpreekt in een volmaekten ſin van degene die verſadigt zijn door haer eigen kennis, en niets meer willen leren: gelijk ook van de
gene die ſich rijk achten in licht en deugden. Duſda nige zijn waerlijk arm, en deſe van haer ſelven # "
, . . '
Vult,
- --
wierd, naderhand dat niet meer ſullen vinden,'
ſchoon ofſy dat met ſmerten mogtenſoekken, Siet hier, mijn Heer, d'afbeelding van uwe geſtalte, die ik uit Liefde u voor oogen wilſtellen, op dat ghy de gaven Godts niet meer wederſtaen ſoud, die hy aen de menſchen ſendin deſe ellendige'
eeuw vol duiſterniſſen, om ſijn kinderen in 't by-' ſonder van fijne waerheit te verlichten. Indien gy uwe duiſterniſſen liever hebt dan fijn licht, ten min ſten belet andere niet dat aen te nemen; met haer te :
leeren, dat men geen licht moetſoekken dan in de letter van de Schriftuur: want die letter is doot,
alleen de rechte ſin der ſelvige is levendig. Nu of deſe ſinin mijn menſchelijk lichaem leeft, of op het apier, het is altijt de # geeſt: waer in nochtans t onderſcheid is, dat het papier niet kan weder
ſpreken of klagen over de miſverſtandendie men uit'
# Schriften trekt, noch ook den rechten ſin der
ſelver uitleggen; 'twelk oorſaek geweeſt is, dat ſoo vele dwalingen,ſecten en ſcheuringen uit de Schrif tuuren geſproten zijn, om datyder een haer na ſij newijſe gedraeit hebbende, ſy alle in tegenſtrijdi e verſtanden gebleven zijn, en ſoo vele religien
gemaekt hebben, als er verſcheide gevoelens wa ren, ſonder dat het papier die heeft konnen verkla
ren of uitleggen. Maer wanneer deſe ſelfdeſin in die
# Schriften vervat, in een levendigen ſpre end lichaem gevonden word, ſoo kan het ſich be
# over het ongelijk dat men de waerheit doet, en de miſverſtanden tegen-ſpreken, of denrechten' ſin verklaren. te vis . 't 14 tºt 7 - 5 - 3 - Is dit niet wel voordeeligh en nut voor de Zielen
# iſ:
d
33
vult ſullen hongeren, en niet verfadight worden; em dat ſy het voedſel harer Zielen verſmaed hebbende, op een tijt wanneer het haer aengeboden
die de waerheit ſoekken? * *
* * -
gead- men niet dacht
-
# nacht Godt te '# wanneer hyſo
-
ontferming aen de Menſchen bewijſt, veeleer als daer over te morren, of die te verſmaden, en daer mede te# gelijk gy doet, om dat Godt ſijn
licht ſend door het werk tuig van een eenvoudige Dochter, en te
# Leeraren ſoekken die uwe oo
ren mogten ketelen, om het licht Godtsin klein achting te brengen, en uwe blindheitaenſienlijk te
laken, met de waerheit te beknibbelen, en uwe te bekennen.
dwa
o . .
t;
'g 't
» Gy ſchrijft aen Geleerde in vremde Landen, die
#
my noit geſien noch hebben; en doet haer elooven de valſche beſchuldingen van u geſtelt,
# ſtofmogten vinden #
eelen 't
# # # ſy # hebben# oordeelt op valſche voorſtellingen,ſoggaet gy hare Vonni #vertoonen van #tot Stadt, om de waerheit gants ſwart te
geen
-
maken. Alle degene die
Vonniſſen vellen ſonder wederpartiete hooren, zijn onrechtveerdige en onwetende Richters, die hare
Conſcientienten hoogſten quetſen, nevens de gee ne die medehelpen tot
# Vonniſſen, em
dat'ergene ſaken mogen geoordeelt worden, ſon der
# te hooren, entijt en plaats te ge
van aen de beſchuldigde, om bare verdedingen en antwoorden voort te brengen. Maer gy doet my
veroordeelen door uwe vrienden, ſonder rijttege # te verdedigen,ofeenige redenen en ver
antwoordingen by te brengen, en de valsheden te betoonen die in 't # den: Jagygaer, ſonder mijn weten, alleſins het onrechtveerdigVonnis vertoonen, dat die onwe pger mijne ſchriften, en over mijn my leen het begin van ſijnen Brief,c maer niet fijn
tende Leeraerºge
#
## #
# te laten # " "E# ge -ºn
#
het."
quade voor-oordeelen zen als van my alleen verſtaen de waerachtige ver
antwoordingen die ick daer op tot uwerſchaemte had mogen doen. WºW
-- - --
v
- Gyſult miſſchien feggen, dat de perſoon die te gen my geſchreven, en over mijne ſchriften ge vonniſt heeft geen onwetende is, maer een Leer aer in de Godts geleertheit en anders: doch ik neem
ſlechs voor dwaesheit en onwetentheit, alle wijs heit die niet afkoomt van den H. Geeſt , maer ghy
houdvoor wijſe alle de gene die uwe beſluiten be vorderen, en uwe gevoelens toeſtemmen. En die
is geen wonder, want alle Vogelen van eenderlei veeren ſcheppen luſtin in haersgelijkke iſ - Deſe Leeraer voor my onbekent vertoont ghe noeg, dat hy geen ander licht heeft, dan te gene
hem in de Scholen en door ſijn Boekken is geleert, dewijl hy veroordeelt 't gene hy behoorde te prijs
ſen, en looft het gene hy behoorde te verſmaden MijneSchriften zijn prijſelijk, als komende van den H. Geeſt, en uwe wiſpeltuurigheit beriſpelijk, de wijl die een hoedanigheit des # is. Ondertuſ
ſehen komt hy alle ſijne boekken doorbladeren, om uwe wiſpeltuurigheidt en veranderingh te verdedi gen; tot dient einde wel durvende ſchrijven, dat mijne Schriften uit de Natuur, en niet uit den
Godts komen, daer my # u te heb henhoorenſeggen, dat de ſelfde hand, dietegen woordig het tegendeelſchrijft, u had geſchreven, noit --
# en vaſter dan mijne ſchriften ge -
en jen die zijn even niet dan de felfde,
hufdoroekkeloos veroordeelt ſonder an # dere , dan de begeerte die in hem is om uwe
, driften te helpen, en te volgen. , heteens beide webopuwe bedrijven, en bouwt niet meer op uwe quade ſtellingen, "E: -
rºl
C
2 -
-
36
de vuilnis die ghy op my wilt werpen niet op uW
####
en dat de
#
geen betalinghzy voor de moeiten die ghy neemt
om my ſwart te maken : Want de Heere dien: ick diene is machtigh, en doet recht aen een volgens ſijne werkken. Ghy moet my niet. ſpringen ſonder te verwachten gequeſt te wor
#
den, nadien de waerheit een ſcharp twee-ſny dend ſwaerd is.
. - .'
'
Gylaet u voorſtaen dat gy kloek in wetenſchap pen en ondervindingen zijt, ſonder in acht te ne men dat de wijsheidt des H. Geeſtes is boven alle wijsheden der menſchen, en dat Godt de twiſt-ſa
- ke des Rechtveerdigen ſal betwiſten, omdat ſijne belofteſoodanig is. Denkt gy een kind aen te taſ ten, wanneer gy de wijsheit # H. Geeſtesaentaſt?
Gebruiktdaer in de voorſichtigheit derſlangen, of anders uwe ſmertenaekt, vermits dat Godt de leu
gen niet lang ſal verdragen, die tegen den H.Geeſt word begaen, of tegen de perſoonen in welke hy Woont. ' t
t.
-
p, ik - Ten achtſtenlaſtert ghy my met groote leugen my ſou tael,## mygeſeitſou hebben of ge
#" loofonſondelijk te leven, en niet meer te konnnen # vallen: want ik heb inderdaed geen grooter vrees, #, dan mijnen Godt niet te ſullen getrouw blijven, en kan ook de perſoonen niet verdragen, dieſeggen
# , dat er een ſtaet van volmaektheit in
deſe weereld is, in welken de perſoonen niet ſou den konnen ſondigen. Ik houde dit voor een groo te dwaling, en eigene verwaentheit. Soude het
wel mogelijk zijn, dat ickfou in mijn ſelven heb ben, 'tgeneickſoo ſeer in andere beriſpe ? Ik ſeg, dat men Godt moet dienen met vreeſen en beven, enick heb noidt iets van andere geeiſcht, 'tgeen ik
ſelfs niet eerſt deed. Indien ik ſeg, dat men Gode Ei, . . i
-
•
- 2
-
-
[Ref
-
- -
- - --
37
met vreefen moet dienen ; iek doe dat ſelfs al dereerſt, en ick verſekere my , indien Godt my
fijne ghenaden onttrok, dat ick van ſtonden aen vallen ſou. Ghy hebt verſcheide mael tegen
woordighgheweeſt, wanneer ick aen veelever telt heb, hoe dat iek ghevallen ben, na dat ick van mijne! jonkheidt af door Godts gena den begunſtigt was; nochtans tot voller Jaren
ghekomen, had ick my laten verrukken om de ydelheden des weereldts te volgen, en heb de in
gevingen Godts wederſtaen die my daer van af trok : en uit oorſaek van deſe wederſtant ver
diende ick dat Godt van my afweek, ſoo dat ik te ſcheppen in de weelden begon mijn ! en vermakelijkheden des weereldts, en in van
de menſchen ghepreſen te worden, en dat deſe val oorſaek geweeſt is, van my te begeven tot groote
# en vermageringen des lichaems,
tot waken, tranen en gebeden, ontrent den
tijt van ſeven jaren. Deſe Hiſtorie is menigh - mael vertelt geworden aen uwe diſcipulen, en in UEWe
#
rº
- -
3 Nu indien ick dus vryborſtigh vertelle, hoeick ſbo deerlijk gevallen ben, uit den ſtaet van 'een ſoo verhevene genade, waer in my Godt had la ten geboren worden ; hoe ſoude ik konnen ſeg
gen of gelooven, dat ik niet meer ſou konnen val len, of onſondelijk te leven, aengeſien een per ſoon't ghene hy eenmael doet, wel meermael'ſou konnen doen ? De ſtaet der onnoofelheit daerik in
was voor mijnen val, had my veel eer onfon delijk moeten maken, dan die daer ik nu na den ſelven in leef. Ik geloof niet dat oit ee
mige Creatuur op aerden onſondelijk ſon kon
#
, terwijl dit ellendig leven duurt, waerin ſoovele ſteenen des men 5-
se: zin een", 3
38
(
Apoſtel, een David na Godts hert, een Salomon vervult van den H. Geeſt, enſoo vele andere heb
ben wel groote miſlagen gehad, een groote ſonden
begaen, nadat ſy gröote genade van Godtontfan gen hadden. ſoude ikdanſoo onwetende zijn, van tegelooven, dat ick niet meer ſou konnen vallen, of vervallen uit de genade Godts ? Ik kan datſeker
lijk alle oogenblik doen, wanneer ik mymaer wil
de onttrekken van de gemeenſaenheit met Godt:
#
om met mijne vleeſchelijke ſinnen zijn.Want Godt doet niemand geweld aen, hebbende aen als
le menſchen een vrye wille gegeven; nawelke ſy in allereeuwigheit ſullen konnen werkken: en ſoö langſdeſe willen Godt geveſt blijft, fooisheton
mogelijkdat iemand ſon vallen, omdat Godt hem ſtaende hond door fijne genade : maer indiendeſe wille afwijkt van aen haren Godete hangen, ſoos valtſy lichtelijk (ſchoon ſy alſoohoogh alseen Se: raphim had verheven geweeſt) door de ſwakheie van hane Natuur. f. H El G.
t net nevel + " 'td'
t! Omdeſereden heb ik geſelt, geen meerder vrees in de weereld te hebben, dan nietgetrouw aen mij' ten ſaddt teſullen blijven, door dien ik weet, dat
ſoo lang ik met hem wereenigt ſal zijn, ik niet ſaf konnen vallen; maer indien ik van hem afwijk, ſoos ſalik vallen op de eerſte keen kind dat niet, kan. En alle deſewaer vaſt zijnde:
#
ſoodurft ghy noch ſeggen, dat ick myonſondelijk ſeg. En wanneer ik u gewraegt heb, waer ik iets diergelijk magh gefeit of geſchreven hebben ? ſod
antwoordgy my: dat gy't ſelfde door gevolgen uit mijne ſchriften trekt.
En , na en t er
5
- Maet ick ſou u wel willen vragen; Indienick uit
uwe Brieven of woorden door gevolgen getrokken | had, dat gy een Godlods Menſehtwaert, ſoud'
my daarom wel geoorloft zijn fiks paaſstad, beºogt.
-
# O
Stadt
|
stad te gaen verbreiden, gelijk gy doet met de
#
de en verkeerde gevolghen, welke ghyſeght uit mijne ſchriften te trekken, ſonder datick mag we
ten, ofhoe en op wat plaets, of door wat woor den, ik ſtof gegeven # om diergelijke ſtrijden hen de #,dierecht #zijn tewaerachtige trekken. g in mijnen eV
e
I Ik weet niet met wat gemoed, of met wat Con ſcientie gy dit kond doen, en ſeggen dat het goet is de lieden te waerſchouwen, dat ik myonſondelijk
# en dat iekmy verhef, met alle het andere. ant of er noch al # faken in waren, ſoo #
daer van ſouder noch goet, noch noodſakelijk ſoo vele perſoonen te waerſchouwen, hoe ſouden
dan welkonnen zijn ſuiks te doen, daer het geheel onwaer is ? want voor eerſt konnen mijne onvol- of
maektheden haer niet beſmetten, ik moet daer over ". aen Godt rekenſchap geven3 en mijne woorden . . .
konnen haar niet ºneiſen, vermits alle delieden, die
##
perſoonen # ſtand zijn iſ die genoeg kopijen # 'het neikhaerſeggegoet zy of juket, en die niet anders daer uit trekken, dan geheºt haer tot goetfoukoh
zien dienen het ander achter de rug latende, ſonder dat het eurºnoodig is, dweh'tijt te verliefèn, met haer te gaen vertellen de gebreken die ghy tiinge beeld hebtºt Uw bedrijf is wel anders, als dat van rekende Jeſus Chriſtus, die van de geveinſde Phariſèen? # ſy uſeg 'gen, maer niet het gehelſy doen. Gybekent dat
##
ik ſeer goede ſaken ſeg, gelijk het inderwaerheit
ſpodanig is, maar ghy wiſt dat goede vernietigen, door het quade dat gy ſonder waerheit fegt in# te weſen,, Het quade dat in deſe Pharifeen was, had geen kracht genoegh om het goede harer woorden tot verachting te brengen maer gy doet mijne by's -- , 1-3
C 4
inge
---- --
ſoohoegentop ſteigeren, #beide gebreken tot het goede te doen verach dat ſy krachtig zijn alle
ten, ſelfs 't geen gy belijd in my te woonen. ſoud een had, Indien gy de
#
#
rechtveerdig oordeel vellen ontrent het gene ghy doen of laten moet: en indien de goediheit in u was, ſoudaen alle perſoonen het goet trachten te ver
ſorgen, dat ſy ſouden konnen ontfangen van het licht dat Godt my geeft: en indien de waerheit in uſat, gy ſou niemand overreden om deſe mis-verſtanden te doen gelooven, aengaende dat ik my onſondig
lijkſou ſeggen, als ook aengaende 'tgene gy voor een negen elaſtering ſeit, dat ik geen tegenſpre ken kan lijden.
- --
, 1 - My dunkt dat deſe beſchuldiging u meerder be
E. ik ſchaénit moet maken dan de andere, want de te geen te-
# affronten, en vervolgingen, die
# tot nu toe met groote geruſtheit en ſtilte ver opinie van uw ſeg # dragen heb, ſullen de quade getuigenis van ſoove 1
#" ## wel ontdekken, en de
- le perſooneu die my de ſelve met gedult en inwen
ſouden wel volko dige vrede hebben ſien lijden,ſeggen niet anders is,
- me
# blijkken, dat uw
dan enkele laſtering door u verſiert: want ik ben geen perſoon, die in d Aerde heb begraven ge weeſt, welkers ommeganck niet word gekent; , Sedert den ouderdom van achtien jaren # de
# geſukkelt hebbende, en tot mijn groot -
leet-weſen verplicht onder grooten en kleinen te
-
verkeeren, op verſcheiden plaetſen, met ver - ſcheiden aert van perſoonen, die welſouden kon nen betuigen, dat ik wel kan tegenſprekingen lij den, dewijl my ſeer groete byna alleſins hebben - bejegent: en ik kan ## dat de tepenſpre kingen my voordeelig geweeſt zijn. Hierom heb ik altijt langer gebleven in de plaetſen daer ik te genſpre - )! - - 3 is
AM
:
ſ
genſprekinghen had, dan in die daer iek gepreſen wierd: want in 't begin dat ickin't Landt van He negouwen woonde, was ik ſoo ſeer berucht van groote deugt , dat ſommige Perſoonen ſtukken
van mijne kleederen ſneden, en die als Heilige overblijfſelen bewaerden, en ſoo haeſt als ick
ſulks gewaer wierd, ben ick van daer gevloden, ſonder dat aen iemand te ſeggen , en keerde niet weder daer in, tot dat de Duivel tijdt en macht
heeft gehad, om deſe perſoonen van gevoelen te doen veranderen; ja ſelfs van deſe achtinghen
tot de verſmadinghen van mijn perſoon over te doen gaen. Te dier tijdt ben ick daer weder
ghekeert, en heb eenighen tijdt daer gebleven, om dat ik daer toen groote tegenſprekingen vond van eenige Prieſters en Geeſtelijken, die ſeiden
dat ſy gelegentheit ſochten om my te beleedigen, en indien ſy my mochten vinden aen een Rivier, dat ſy my daer in ſouden werpen, om dat ick eſeit had, dat de Geeſtelijken oorfaek waren dat Godtſoovele oorloghen en roeden op aerden
ſond: engyſeit na dit al, dat ik geen tegenſpreken kan lijden.
-
.t'
-
::
Het is om dat ghy my naer uwe maet
-
-meet, en gelooft dat yder altijdt voor my
den arm heeft opgeheven, ghelijck men u heeft ghedaen, ' prijſende en achtende ouwe werkken en uwe deught, om van u voor goet, gekent en ſoetelijck beſtiert te worden. j
#
Ondertuſſchen is het gants in tegendeel met mijn perſoon, die altijdt met teghenſprekin ghen van goede en van quade ben beſpron gen , ## ick de waerheidt ſprak, ſonder iemandts perſoon aen te ſchouwen. De boo ſen willen de ſelfde niet hooren , om dat
de waerheit hare ondeughden beriſpt, en de goede -,
-
C 5
willen
#ier doorgeen andere waerheitverlicht worden, dan die fyſiohinbeelden te hebben: ſoo dat ik by al
le winden van tegenſprekingen en lijdens beſtreden zword.
-
;
;
; ; ;r
-
r: '. -
:
- Gy kond u wel inbeelden, mijn Heer, dat ikniet on trent negen jaren in 't Godtshuis heb konnen woo
nen, waer ik onder my een groot getal van Perſoo men had van allerleijaren, en van verſchillige drif ten, onderſcheiden van Natien en Landen, en ve
le van de ſelvige ondeugende, van booſe zeden, door den Duivel gedreven, ſonderin alle die ge ſtof genoegh van tegenſprekingen en #ntheden te hebben # ## dat -1
e deugt meer tegen
kt, dan de ondeugt; en
# iemand mijne gebreken beter opgemerkt, dan de ondeugende Perſoonen, op dat ſy hare ge breken
# ## te beſchuldigen, en ik de
€€nSafide
r
erſte zijnde van ſooveel onvolmaekte en # menſchen, was als het wit daer# na ſchoot:
:: Ondertuſſchen heb ik ſog vele jaren in ſoormoeie lijken volhardfonder dat iemand met waer heit kan ſeggen, geduurende mijn verblijf aldaer pit eenige twiſten of geſchillen binnen dat huis ge hoort te hebben. Ik ſoude u daer van wel rechts
#
getuigeniſſen betobnen, welke de Magiſtra ten over mijne beſtieringh en over mijne zeden heb
doen nemen, die u genoeg fouden teiſiën ge ven, dat gy niet met de waerheitkondfeggen dat ikgeen tegenſpreken kan lijden, en dat het niet dan een laſtering is die gy hebt verſiert, om my in klein achting te brengenºpende deugt gering te maken,
met daer gebreken van ongedult en andere door u voortgebragt onderſtev enkottet zº bar t 3, Mydunkt, dat ſbosvele perſoonen, met welke
ikſtaegverkeert, by dach& en nacht gewoont, gege J ten 14-is-w
-
:
ten en gedronkken aen een ſelfde tafel,
etrº:
en onderwefen heb, geloofwaerdi # er zijn in hareeeden, dan # in uwe woorden der ervarentheit; dewijl gynoit met iny # aen hebt, dan ſlechsin eenigeConferentien of be kken, door welke gyu in beeld gemerkt te heb ben, dat ik geen tegenſpreken kan lijden. Indien
dit waerachtig was, wie kon my verplichtenden eijt van negen jaren te blijven in het beroep van de
beſtiering der arme kinderen, die qualijk bpgevoed, ondankbaer, en onbeleeft zijn,
#
bintenis te hebben dan een vrywillige liefdadigheit, die my drong haermijne goederen, en mij wyfing te geven, tot bevordering van
'
harer Zielen. Indien ik geen tegenſprekingen had
# mijner ſoo ſtrijdig tegen## 1 een beſigheit#
#
ſooſeer tegen mijne inwendi ſtrekken tot eenfaemheit en ontwijkkingen,
, en e
is
#
- Gyfult miſſchien ſeggen, dat ik uwe tege , noc kingen in 't byſonder evoel, ſook die van uwe Diſcipulen, ſondere
##
#
ligheit daer over te vertoonen, waer opſtkant woorde dat dit waerdthtig is, en ik ſou die in het p
#
des H.
#
#
lij # toekomende mede tegenſprekingen niet alleen zijn tegen mijn perſoö
#
in my wilt verdooven, met te ſeggen, dat het va mijnerziel hiétrein, maer met gebreken beſmet,
ibequäem is tot woonplaets voor den H. Geeſt. # Indien gy alleenig rhijf#
#
in't byfonder wilde aerta en ſonder ander o
wit, dan te verſmaden een aerdworm gelijk ik ben, ik ſoulmydaer over in 't mierfte niet on
n: noch
#
zijn, aengeſien ik mijn eenigſins daer over ſelven met alle andere perſéönen verſmade : en ik ": ,
WCCt
#stvºl,
dat alles buiten Godt nietigh is. - Ick ſoughedacht hebben, dat het wel weinigh was, van een of meer nietigheden verſmaedt te wor den ; en daer en boven heb ick van alle deſe nie
tigheden niets te vereiſſchen, vermits ick niet be eerigh ben noch na hare eeren, noch na hare ## niet meer als na hare toeſtemmingen of goede achtingen. Ick heb oock niet noodigh van haer iets vertrouwt te worden, om dat ick
niets heb te beſtellen op aerden. Hare onder houdinghen zijn my verdrietigh , en hare beſoe ken moeielijck; ſoo dat het wel ſeer weinigh is,
dat ghy of iemandt uws gelijck my tegenſpreekt is maer het is ſeer veel, dat ghy den H. ## tegen ſpreekt. Ick kan en wil dat niet verdragen, ſon
# my daer teghen te ſtellen ſoo veel in mijn macht is : maer ghy onderſcheidt de perſoon niet van de geeſt die haer beſtiert, en die daer in niet
als een ſelfde ſaeck maekt. Uwe teghenſprekin
# ſtellen ſich niet teghen mijne gebreken ofſon en, om dat die gants u niet aengaen, en dat gy, noch mijn Meeſter noch tuchtiger zijt, die haer moet verbeteren. Het raekt my alleen daer acht op te ſlaen. Mijn quade driften van toornigheit,
van ongedult, end andere die gy ſtelt, hinderen n eenſins: want wy woonen niet t ſaem, om u dan moeielijk te vallen die te verdragen. Het kan hier
door niet zijn, datgy het eigentlijk neemt op deſe ſaken, om de ſelfdetegen te gaen, maeralleen op
de lichten die Godt my geeft, welke ghy niet vin dende overeen te komen met de gene die gy gelooft
te hebben, ſoo beeld gy daerom u in dat het u ge oorloftis, die tegen te gaen, en andere te bewe gen ookhet felfde te doen; ſonder aen te merkken, dat het de geeſt Godts isdie gy wilt verdachtmaken en beriſpen, ja veroordeelen, gelijk uwe vie: -
--- --
t
dat doet, wanneer hy ſchrijft dat mijne lichten, #
, zºnijne ſchriften alleen voortkomen uit een natuur : lijke geeſt of oordeel, en niet uit de geeſt Godts of boven-natuurlijcke genaden. Hier in is 't dat ghy beide gebrek van beleit hebt, nadien ghy van te voren geſeit had, dat ick my achte en
verheffe. Vreeſt ghy niet te helpen tot mij me verwaentheidt, met te ſeggen, dat ik ſoo veele natuurlijkke wijsheden heb ? Want indien
iek geloofde, volghens uw ſegghen, dat ſoo veel lichts uit mijn natuurlijken geeſt quam;
dit ſou machtigh zijn mijnen moed op te wek ken, en te doen geſchieden, dat uw ſe waerachtigh ſou worden: Wantick ſou my dan
wáerlijk achten, en reden hebben om my te verheffen, -ſiende dat ick in leere en in geeſt d” alder-geoeffenſte lieden te boven ſou gaen.
Ghy had meerder liefdadigheit ontrent my be hooren te hebben, als my den eernaem van
wijſel of met goet natuurlijk oordeel
#
#
oordeelt dat ik hoo te geven, wanneer vaerdigho ben ; Om dat uwe reden alleen be
quaem is, om my, dat noch meer te doen worden.' Ick heb altijdt gheſeit, dat ik niet
als een enkel Kindt ben; En tegenwoordigh verſtae ick, dat de Godts-wijſe en Leeraeren ſeggen, dat ick een natuurlijcken grooten geeſt
heb , die my de ſaken doet ſeggen en
#
ven, waer over ſoo, veele perſoonen zijn ver
% wondert gheweeſt ; en waer over my van ſommighe gheſeidt is gheworden, dat alle * de Menſchen des Weereldts verſtomt en be # ſchaemt moeten ſtaen voor de heldere waer
ºf heden van mijne ghevoelens. Ik heb die altijde # aen de geeſt Godts toegheſchreven, die my.
# de ſelfde ſonder ander middel voortsessie, wi t
t
# gyven, dat ik tot de verwaenheitſou komen van te dat dit al uit mijn ſelven, en uit mijn na lijk oordeel komt. Ik ſou wel een wiiſe Doch moeten weſen, van ſonder School of Leer-oef
ingen, ſonder Boekken, en, tonder. Meeſter ſoo veel ſeer ſchoone waerheden gevonden te
# en de reserveerden ## datgy noch d'een, o ICK-
, ſl3ME inct.
-0
iti8
-
nach d'ander weet wat de geeſt Gods of de natuur
## en datghy nietſoud konnen onder iden wat van de natuur, of wat van de genade kant, om datgy niet genoeg zijt gevordert in de wijsheir des Heiligen Geeſtes, lck vrees dat mijn
oordeel u miſnoeg ; maerickſalbetoonen dat het geheel waerachtig is, en dat ghy nochnoit hebt roodnoch ontdekt, hoedanig de geeſt Gods,
en hoedanig de geeſt der Natuure werkt, en deſe taet-ſteen niet hebbende die 't ſuiver gout van het
valſche onderſcheid, ſao neemt ghy lichtelijk het een voor het ander. Gy wilt onder de Meeſters gerekendworden, daen het u tot geluk ſou dienen een goet Diſcipel te weſensib Yºſt. f... ... # T. .?
2 Gminutebetoonen dat ik heerliefdadigheit heb voor uwe Ziek, dan gymnaetwilligheit hebtvoor de mijne, ſalik hier verklaren wat de geeſt Godts,
##oogt -
, op dat gy u niet meer
#
en, wat werkkingen 'een en van de ander deſer beide geeſten moe vergrijpen. ,,
tenwoontkoomen, en hoe ſy moeten aangedreven worden. o Deſeffaek is wel klaer en vaſt, en wel
om teverſtaen voor alleidegene die de reden willen
gebruiken bºwataengaerde gene die de felfde niet mniken, ſy zijnbeeſten buit oorſaek dat nietan , de menſch van de beeſten onderſcheid, dan als
heen het glaofende reden. Ik ſtellen dan tot eerſte - - -
merk
4A
tan merkteeken en grond, om de geeſten te onderſchei
ſtrijden,
# deſe eigenſchap heeft, dat
## hy nimmer beſig is noch werkt, dan alleen voor de lºk lijke en eeuwige ſaken, of die tot de eeuwig % heitſtrekken, en dat de natunnlijke geeſt nimmer be
ik ſigis noch ſtrekt, dan ontrent de aerdſche en tijde
#
ſaken; uit oorſaek dat alles wat van de Na # tuur is, niet anders als tot fijn middelpunt ſteekt,
g# is in g, #
'twelkde tijt en de aerde is: of de natuur is bepaalt om vermaek te ſcheppen, ſonderiet anders teken men of tot oogwit te hebben, dan't geen methare natuur over een komt. En ofſchoon de menſch een redelijk dier zy, ſoo heeft hy niets meer dan
#
ºf een beeſt, by fijnen # geeſt # blijft. Gyſult miſſchien ſeggen, dat de menſch. # een veel edeler dier als een beeſt is, en my dunkt,
* dat hy veel geringer en ſlechter is als ſommige bee ºf ſten, wanneer # enkelijk by ſijn natuur blijft.'
* Want een paerd heeft meerder kracht dan hy, een vogelmeerder lichtigheit, een muis meerder wak kerheit, een hond meerder reuk, en ſoo met d
andere, tot op een klein kuiken, dat nietſeo haeſe 'uitfijnen dop is gekomen, ofheeft de bequaemhelt # om ſich te voeden, en ſich te reinigen, daer de
" menſch van honger en drek ſouvergaen, indien hy: * geen byſtant van een ander ontſing.
.. . . . .
* . Ghy ſult oock ſeggen, dat de menſch meerder , vernuft en verſtand heeft : als ſommigebee maer ik antwoorde, dat hydaer in ſeer veel
# #
ºf
n ik
# dan een beeſt, wanneer hy die geeſte #al#n:# ijke ſaken. Want wie kant twijfelen, ofeeavo
## * Moekken, dan een menich werkkende om diente ºf tº
#saneerder 3 En wie ſiet niet, dat de beeſten minder gemak hebben in bekleedte zijn #:
met
- |
48
-
-
e
-
-
methare yellen,dan de menſch in de toeſtel van fijne kleedingen? kan men met waerheit welſeggen, dat een menſch gelukkiger is, in meerder geeſt vernuft en verſtand te hebben, om deſe aen te leggen tot het bekomen van eeren, rijkdommen en vermake
lijkheden ; dan een beeſt, die dit al niet noodig heeft, om de kruiden en ſaden des aerdrijks te vin-
den,gants vaerdigentoegeruſt na fijne ſmaken ,ſonder keukenen of brouwerien van doen te hebben , en ook om de velden te bewoonen met de andere
beeſten haers gelijkken, waerſy hare weelden ende vermakelijkheden mogen nemen, ſonderſchaemten en ſonder vreeſen: Is het niet een veel grooter goet,
dit alles in volle vryheitte hebben, dan het vernuft en verſtand te konnen gebruiken om't ſelfde te be komen ? Want alle deſe gaven des geeſtes, zijn niet
dan middelen om te verkrijgen het gene de beeſten ſonder moeiten hebben. Siet hier wat enkelijk de
natuurlijke geeſt zy; en wanneer gy wilt kennen, of de Natuur de daden van een perſoon beſtiert; ſoo moet men alleen letten, of het gene die feit of doet,
ſtrekt tot de aerde of vergankkelijke ſaken: inſul kengeval kondgy wel oordeelen dat die niets dan een natuurlijke geeſt, en niet den geeſtGods heeft,
# deſe noit iets betracht, dan de goddelij ke ſaken tot de eeuwigheit ſtrekkende : ſoo dat,
wanneer men de perſoonen ſiet arbeiden om geltte winnen, of om vermaeken vernoegingin deſe weereld te genieten, men ſekerlijkſeggen kans dat ſy, niets dan natuurlijke geeſten hebben,
#
noch Godt, noch heteeuwig leven konnen vinden." Want of men al ſchoon ſich dikwils vleid, met te
ſeggen, dat men koophandel drijft, om de rijkdommen wel te konnen beſigen; dat men ſich in de
letteren oefent, om de wijsheit wel te gebruiken;
of dat men werktomſijnen koſt te winnen, ditalis 3 - 4.1
niee
-
/
4
niet dan voor de aerde en voor den tijdt, alleen
voortkomende uit den natuurlijkken geeſt, die ſich met den geeſt Godts bekleed : want de geeſt Godts ſtrekt noit anders als tot Goddelijkke ſaken.
--
Indien gy geſien mogt hebben, mijn Heer, dat deſe ſchoone geeſt die gy my toeſchrijft, genegen was om rijkdommen te verſamelen ; Of om roem en eeren te gewinnen ; Of mijnen omme gank, om weelden en vermaek onder de menſchen te nemen ; Ghy ſoud eenige reden gehad heb ben, om te ſeggen, dat ick niet dan een natuur
lijkke geeſt heb : of wel noch, indien ghyin mij ne woorden eenige çierlijkke redenen vond , om my wel-ſprekendende te doen achten, of in mijne ſchriften eenige opgeſmukte gemaektheit
van ſoete ſtellingen, die lof mogten oekken; dat ſouden alle merkteekenen zijn, van een menſche lijken geeſt : Want de natuur tracht altijt na 'tge
ne haer aengenaem of voordeelig is; Sy verheugt ſich in voorſpoeden, en bedroeft ſich in tegen
ſpoeden, omdat ſy geen inſicht heeft als opdetijt . en de ſinnen. Dus het aengenaem zijnde gepreſen
#
te worden, ſoo verheugt ſy ſich in lof, zijnde veracht te worden, ſoo bedroefti ſy
ſich ſoo lang de verachting duurt 3d en in deſer voegen met andere ſaken werkt of
woelt de natuurlijke geeſt niet dan volgens de natuurlijke finnen. Tºt ºns ne H tº o 4 ºf 25 1.5 f;
Ick ſou u wel, willen vragen, mijn Heerlen of
'ghy my hebt ſien gedreven worden door deſen natuurlijkken geeſt? En eerſt of ick oit iets ger
daen hebn om Gelden te winnen ? Of frickin oit eenige vleeſchelijkke vermakelijkheden, vereiſcht ## heb ? Of ick my gevoedi heb met ,,eenighe vernoegens van Lofa en prijs?
of luſt gheſchept --- - - - - 1
in #n
-
Y TO
gnemen
-
go
menſchen? Hebt gy niet veel eer bevonden, dat ick van niemand iets eiſch? want ik kan met waer heit ſeggen, dat indien men my rijkdommen ge ven wilde, ick die niet ſou willen aennemen, uit oorſaek dat mijne eigene goederen my laſtig vallen: en de twee ſaken die ik haet in de weereld, zijn,
de eere en de ſonde. De ommegangen en tijtver drijvendes weerelds brengen my niet dan droefheit en verdriet. En indien ik trachte geprefen te wor
den over mijne woorden en # ikſou my bevlijt # wel te ſchrijven, en wel te ſtellen; daer iék nu niet dan een geringe ſtijl heb, om #e gedachten te kennen
te geven, ſonder de minſte naeuwkeurigheidt of
onilichtigheit. En aengaende mijne ſchriften, ſiet
gyniet ſaaiſy zijn ſonder letter wijsheden of ver giëringen, ovól van misſlagen in letteren en ſpellin en, fonder eenighe ſpitsvinnigheden of ſnedige
# Dénkt gy niet dat ik verſtandghe
noegh heb, om alle deſe misſlagen te verbeteren, en inktpotentijt wel recht te leeren ſchrijven en ſpel len, om mijne bequamheit den menſchen te doen ſien bik ben wel wijdvandeſe driften? Want ik heb noit van de menſchen iets willen leeren, dewijl ik # begeerte had om onder haerghepreſen te en Hiaur Een heeft my uit # willen beeeetige spel konſt #ld ºnder de Dicht-konſt; een
ander de Wis-konſt; Een ander de Latijnfche tael: tuaer ik heb dat alles verfthaed, my vernoegende # # kalen rhet een klein plankje, de
dingen die Gódt my ſendin den geeft, iónder eeni ge náeukeurige opmerkking te willen nemen, om te weten of ik wel of haalijk ſchrijf, of 't geneik ſeg eken iémand ſal behagen, of aen een ander misha j; of dat aengenomen en goedgekeurt, dan of
# # o#datiek ſpreken
ernstig
GH
51
ſprekende of ſchrijvende niet anders beooge, dan alleenig de eeuwige ſaken, ſonder my met de aerd ſche # tijdelijcke te bekommeren; Dewijl ik niets op aerden vereiſch, behalven aen mijnen Godt te en mijnen naeſten tot fijne liefde op te
# wekken.
-
Dit kan niet voort-komen uit een natuurlijken
eeſt, die tot de aerdſcheſaken bepaelt is, en niet
an ſtrekken tot Godt te behagen, of de eeuwige ſaken te beſorgen, vermits de Natuur haer vert maeken vernoegen niet kan vinden in eenen Godt, dien ſy noch ſiet noch taſt: Want daer is niet, dan
'tgene van de ſinnen wordaengeraekt, dat de Nat
tuur kan vernoeghen. Alles dat boven de ſinnen gaet, is gants geen bequaem voedſel voor de Na tuur, even als de koſtelijke geſteenten gheen ſpijſe zijn voor de Paerden, # de natuur van d’ en en de ander met die voe
#
iet over een
qmt: Want # ijke ſinnen ſullen niet meer verſadigt worden van Godt en de eeuwige ſaken, als het rſadigt ſal worden voor fijn voedſel
# # geſteenten, veel liever hebbende kruiden en hoy, welk voedſel over een komt met # . . . . . ne: # # # geeſt en ſin yan de kolf
i
nen :
y achten veel meer
.
-
#
ge ſaken, dan Godt, die een onſichtbare geeſt is,
# de eeuwige ſaken, welke ſy met hare ſinnen niet ſien noch aenraken konnen. ,,Waer uit men een vaſt
gevolgh kan trekken iDat de ghene, die geenerlei # of vermakelijkheden die de ſinnen kete len ſoeckt of # den geeft Godts heeft, en een bovennatuurlijk leven leeft, en dat de gene die niets ſoekt dan de eeuwige faken, het
#
# ſelfde niet van den natuurlijken: 2geeſtt- hebb ;d 5 **
**
*
-
- -
-
- - - - -
“D 2
-
.
.
Ea
-
2
5
En wanneergy wilt ſeggen, dat mijne ſchriften
zijn voort-gekomen uit eenen natuurlijken geeft, ſoo ſoud gy moeten bewijſen, dat ſy eenig voor deel, vermaek, of lof van menſchen beoogden. Indien ik voordeel van haer wilde trekken, ik ſou
trachten haer te behagen en hare vriendſchappen te gewinnen, en indien ik mijn luſt en vermaekon der haer wilde nemen, ik ſou die tot my trekken,
gelijk gy haer tot u doet: en indien ik haren lofbe
geerde,ik ſou haer ſpreeken van 't geneſy geern ho ren, en niet ſeggen, dat fy geen wareChriſtenen zijn. Want indien ick wilde
## , dat alle de gene die
my beſocht hebben, deugtſame Zielen, en op rechte Chriſtenen zijn; ſonder twijfel ſoumyyder een ten hoogſten achten en loven. Maergants het te gendeel doende, betoon ick dat het de geeſt Godts is, die in mijne ſchriften werkt, dewijl fy niet an ders beoogen, als de goddelijke waerheit bekent te maken, waer door de Zielen ten eeuwigen le ven geleid konnen worden,en dat dieſelfde ſchriften
niet ſpreken, als van de aerdſche en tijdelijke ſaken te verachten. Indien gy het licht gehad mogt heb ben, om de geeſten waerlijk t onderſcheiden, gy had niet konnen oordeelen dat mijne leere komt uit 'een natuurlijken geeſt, en uwe onwetentheit ſalu we ſonden niet verſchoonen, vermits het noit ge oorloft is van ſaken te oordeelen die men niet kent, en noch veel minder de lichtveerdige oordeelen te
verbreiden, en aen andere in te prenten. Het ſou beter zijn onder het ſtilſwijgen die te be graven, dan uwe onwetentheden dus aen denda
te brengen, en ſoo vele onwaerheeden daer noc by te voegen, ſeggende dat ik geen tegenſpreken kan lyden, met meer andere laſteringen, en my voor een tiende beſchuldiging te laſt te leggen,dat ik J.
" n
in 't byſonder op uwe vragen niet antwoorde: als of
,
of gy daer door te verſtaen wilde geven, dat #
1e .
uw ſeggen toeſtemme, of dat ik geen reden heb om al # u te antwoorden, of in alles volkomen te vernoe- #
gen; 't welk wel verre van my is, om dat ick noit op de vra
gevreeſt heb aen alle goede lieden te antwoor- genant den, wel wetende, dat Godt meer wetenſchap woorde eeft in een oogenbliks afſondering, dan de men
chen ſouden konnen bekomen in twintig jaren door hare leer-oefeningen.
Verſcheide geleerde Perſonagien hebben my dit toe-geſtaen, en geſeit dat ſy in twee of drie uurens Conferencie over mijne gevoelens geleert hadden, 'tgene ſy in lange jarens leer-oefeningen en over- , . denkkingen nietſouden bekomen hebben: dat wa ren geleerde, maer nederige perſoonen, die leeren wilden van den H. Geeſt, en dien ſelfs niet leeren
noch beſtieren, gelijk het meeſte deel van de Wijſe tegenwoordig doen, die geen andere ſaken willen aennemen, dan die ſy eenmael begrepen hebben: Want ſy durven wel ſeggen, gelijk gy, dat ik haer
niets ſou konnen voortbrengen, dan 'tgene ſy al wiſten eerſy my kenden, waer door ſy ſich onwaer dig maken het licht des H. Geeſtest ontfangen, die noit iets onnuttelijk doet, en hen niet ſal komen verlichten, die ſich laten voorſtaen alle ſijn licht
alreets te hebben. Hy geeft het alleenig aen de gene die dat ſoekken, en hongerig en dorſtig zijn na de Gerechtigheit: ſy die gelooven daer van ver ſadigtte zijn, ſullen maer hongeren wanneer het te laet ſal weſen.
Hier op is het dat Jeſus Chriſtus ſeit, dat hy niet gekomen is om de rechtveerdige ſalig te maken,
maer om deſondaren te roepen tot bekeeringe. Hy ſpreekt niet in den rechten ſin, van de gene die regt veerdig voor Godt zijn; # hy eigentlijk ge komen is om deſe ſalig te maken : maer hy ſpreekt -
D 3
Jaſºn
-
# degene, die ſich in haer ſelven rechtveerdigh achten te kennen gevende dat ſoodanige geen uut ſullen trekken uit de verſtienſten van fijne doot en iyden,aengeſien ſy ſy meenen ſoo rechtveerdig in haer ſelvente zijn, dat geen andere # van no
den hebben om meer rechtveerdigheit te
verkrij
n; denkkende de ſelve volmaeëkt te beſitten: twelk een enkele verwaentheit is, nadien er geen
menſch ter wereld leeft, die niet altijt tot hooger volmaektheit ſou konnen komen, dan die hy beſit. Als de H. Geeſt ſeit, zijt volmaekt gelijk uwe Hemelſche Vader volmaektis, dat is een
#
volmaektheit, en ſy die gelooven de felve te beſt ten, zijn even als Lucifer, ſich Godt gelijk willen de maken; Wanneer ſ # datmen niet moet komen om haer # #te leeren, en dat ſy ge weten hebben al wat men haer ſou konnen voort
# , eer dat ſy kennen wat men haer wilt ver aren.
-
-
Gyſegt, mijn Heer, dat ik u nietsſon weten te ſeggen, dan t ghene gy geweten hebt, eergy my kende en gy beklaegt u naderhard van datſonde: ik unite in 't byſonder antwoorde op u vragen,
ſien dat gyu mijne antwoorden onwaerdigmaekt; wanneer gyſegt, dat ghy wiſt, eergy niy kende:
#PE# weet noch te deſer uur niet, dat gy niet ten rechte Godt kent, noch u ſelyen, # de ware deugt noch de ware ondeugt, hoewel alle defe kenniſ in
# zijn, als den ſin van d' Openba rºng te kennen, din dat gy # wſelven te kennen,- noch te weten wat doen of laten i ghy . moet # u fietſeide alles te weten, ik ſoumif
de die hooge ſpeculatien, en niet ſolider Godt en ſ -
-
#nk ſtoeien wat gyhoch noit hebtgenººt, Rºº. '
-
g:
" '
.
IſlâCT
gy
#
enaer om dat gy de waerheit niet kond verdragen die
u beriſpt, ſoo behoudeik die noch , tot dat gybe- . quaem ſult zijn haer te lyden. Indien gy my in 't byſonder vraegde over 'tgene uwe ſaligheit, en de volmaektheit uwer Ziel belangt,ſonder twijffelſoud ik u altijt recht eigentlijk geantwoort hebben: want ick heb niet noodig, gelijk ghy, vele boekken te door-bladeren, om daer te vinden wat iek u ant,
woorden ſou, op alle 't genegy my mogt vragen, gelijk ook alle andere perſoonen, door dien alle mij ne antwoorden wel haeſt geputſouden worden uit
de fontein aller wijsheit, dat een levendigſprijn gend water is, noit uit te droogen, en dat by alle gelegentheit ſoo klare waerheden verſchaft, dat tegen de ſelvige niets valt te ſeggen. ºr Wat de vrome lieden belangt, die alleen ſoék -
ken verlicht te worden, en de waerheit te vinden;
deſe hebben geen nood te ſeggen, dat ik niet by+ ſonderlijk antwoorde op hare vragen, door diefi mijne boek-ſchat altijdt is in 't middel-punt mijner Ziel; en ik heb niet noodigh andere boekken tele fen, 't welk ik ook niet doe, omdat die papyren m
tot beletſelen dienen. De ſuiverlijk eenvoudig
,
Zielen gevoelen wel, dat mijne woorden en ſchrif ten niet zijn voortgekomen uit de boekken en uit de ſchoolen, door dien ſy in hare Zielen een heel aris ere werkking doen, dan de woorden en ſchriften
van uwe Godts-geleertheit, of van die uws gelijk ken. Maer gy wilt niets hiervan hooren, en ſand my wel willen doen wijkken uit deſe Goddelijke wijsheit, om my te doen leſen en leerende regelen en gronden der Schoolen, op dat gy met my megt twiſt-redenen voeren over ſtoffen die meeh uwe
noch mijne Saligheit raken, en niet dan verſchilli. ge gevoelens der menſchen zijn, op dat ik de zijde mogtſtaende houden die # drijft, »-
,
--
4
is . -
Doch
56
-
Doch hiertoe wil ik u gants niet inlaten, noch ook uwe byſondere vragen voldoen, die aen nie mand voordeel konnen brengen, en alleen konnen dienen om de verſchillige gevoelens te voeden, wel ke ik wel wenſchte uit het verſtand van een yder te doen verdwijnen, indien 't in mijn macht was, in plaets van antwoorden te geven om die ſtaende te houden.
-
Indien gy alleen luſt hebt, om den rechten ſin van alle ſaken te verſtaen, ik ſal noit te kort blijven in u te ſeggen al wat ik weet: doch dit is niet het ge ne gy ſoekt, maer alleen den ſin, over een komen de met het gene, daer uwe geeſt te vooren van in genomen is, niets anders daer buiten aennemen willende.
- Ik heb dit door ervarentheit geſien. En wanneer ik u voldoeningen gegeven heb, ſoo vol van waer heden, dat niets u meerder kon overtuigen, ſoo
hebt gy die ondertuſſchen verworpen, om vaſt te blijven op het gene gy in den geeſt had, ſonder te willen wijkken noch voor de reden, noch voor de waerheit. En gyklaegt tegenwoordig dat ik u niet
byſonderlijk op uwe voorſtellingen en vragen ant woorde; daer ik het onnut oordeele op de ſelve te antwoorden, dewijl ikuwe Ziel niet geſtelt ſie, om den rechten ſin te verſtaen; maer veeleer gedreven om my in mijne woorden en redenen te vatten, in
'dien gy daertoe eenige ſtof vinden kond. En dit is wel te vreeſen, nadien gy my noch op het lijf valt, ſondergrond en ſonder reden, quaet trekkende uit hetgene dat niet dangoet is en onwaerheden uit het
# men niet dan waerheit kan vinden. Wat
oud gy niet gedaen hebben, indien ik u ſtoffe ge geven had om quaet te denkken, of ook quade din # geſchreven had ? Mijne ſchriften en woorden,
hebben geen ander einde, als de Zielen los te ma +
(t
is -
ken
57
-
ken van d'aerdſche dingen, en haer haren Godt en de eeuwige dingen te doen beminnen , en dies
niet tegenſtaende weet gy daer quade gevolgen uit te trekken.
wat quaet ſoude men konnen doen, niet ſich heel t ontſlaen van de aerdſche driften, om vrie
lijk Godt te beminnen ſonder verdeeltheden ?
Zijn deſe raed-gevingen niet ſeer goet, of ſchoon die voort qamen uit een natuurlijken geeſt, gelijkgy dat wilt # verſtaen; ja al quamen ly van
de Duivel ſelfs ? waerom tracht gy dan, ſoonutte en heilſame ſaken voor heel de weereld, in klein
achting te brengen ? Gy ſoud noit qualijk konnen doen, met die te volgen : maer gy doet ſeer qua lijk, met die niet te volgen, en noch erger, met te
beletten dat andere de ſelve niet volgen. Dat is de oorte des Paradijs voor de andere te ſluiten, en
elfs daer ook niet in te gaen ; aengeſien niemand daer oit ſal in komen, dan die Godt lief heeft,
en de weereld verſmaed. Hier in hebt ghy
eenige reden, te ſeggen, dat al de weereld. mijne leere dan volgen moet : Want of ghy dit ſchoon door verachting ſeit, ſoois het nochtans ſeer waerachtig ; Om dat mijne leere niet de mij ne, maer die des H. Geeftes is , welke men vol
gen moet ; Indien men ſalig ſou worden.
Nu
deſe leere, van Godt komende, is dan wel eigen aen alle menſchen : En daer is geen andere, die Heiligh ſou zijn, of Saligh kon maken: Soo dat het wel noodig is , gelijk ghy al ſpottende ſegt, dat al de Weereld de ſelfde
leere volge, die ik volg, om Saligte worden; Of ſchoon men my noidt geſien noch gehoort had. Hierom is 't nochtans niet, dat al de wee
reldt ſou moeten tot my komen , want ik kan niemand foekken: maer dit is om dat het nood D 5 ſaeke -
--
-
-
48
-
ſaekelijk moet weſen, dat al degene die van 't ge
talder gelukſaligen willen zijn, in de oefening den grond van mijne ſchriften volgen, om dat ſy van Godt komen, en niet van de natuur: en ik kan ſeg gen gelijek d' Apoſtel, dat alle de gene die andere ſaken leeren, dan de waerheden die ik ſchrijf, niet zijn van Godt, omdat de ſelfde geeſt ſich niet kan weder-ſpreeken: Hy moet dan gelijck zijn by alle perſoonen in welke hy woont. Sy die den H. &# ontfangen en de weereld verſmaed hebben, ſullen deſe goddelijke wijsheit wel ſmaken, en wel vry borſtigſeggen, dat er geen andere waerheit is, dan
1 die in mijne ſchriften, en in mijne gevoelens ghe
E# Ik heb dat dikwils by ervarentheit in verſcheide word.
*
-
perſoonen, die den geeſt Godts hadden, onder vonden, en wanneerick haer aenquam, en eenig fins mijne gevoelens opende, ſoo waren fy als op
getogen van blijſchap en vernoegen, onſ dat ſy ge voelens hoorden die gants over een quamen met de
gene dieGod haer mede-gedeelt had, enſeiden ſoo
danigen verſterkking te gevoelen, alsof Godtſelfs tot haer geſprooken had: Want het was alleſins ſijn
ſelfde geeſt, en ſijn ſelfde waerheit. En dit is gheen wonder: want dewijl er niet dan een eenigh
Godt, en een eenige waerheit kan zijn, ſoo moe ten noodſakelijk alle die in hem zijn de ſelfde leere
volgen en indien ik die van Godt volg, ſoo is het geen wonder als ik wenſch, dat de andere die ne vens my moghten volgen, en de aerdſche driften verſaken, om ſich geheel en alaen Godt over te
geven, niet om dat ick het ſegh, maer om dat het , en dat er geen andere ware goede # ren zijn, dan alleen deſe leere. ,, Het was beter dat gy u begaeft tot die te volgen, my onnutte vragen te doen, op welke gy
#
-
* - - - -
- -
t
»
-
*
-
-- - -
.
"
-- -
.
.
59
dat ick ſou antwoorden. Ik heb in 't gemeen # antwoord op alle het gene# my bit vraegde: en om dat de waerheden ſooklaer, en alle de ſtukken
der ſelve ſoo wel ontledet zijn ſoo hebt
#
ſtoffe gehad, om my op mijn laefte iets weder te konnen inbrengen, vreeſende dat ik u hoch meer
ſou geraekt hebben. Maer gy gaet by hubndeſeg gen, dat ik niet byſonderlijk geantwoord heb. Ik wenſchte dat # eerlijk en geleert man mijnen brief, laeſt u toe geſonden, # ſien, op dat men mogt hooren, of hy niet ſou ſeggen, dat ik wel net op alle uwe vragen geantwoord heb. Maer gy hippelt van tak tot tak, en wanneer ghy u over wonnen gevoelt in eene faek, ſod brengt gy weder een andere daerby, en maekt groot gerucht over
ſaken van weinig belang. Want of ik in 'tgemeen of in 't byſonder antwoorde, daerisſeer weinigaen ## als ik miaer # de vraeg voldaen hebt
en quaetwillige ſoekt altijttwiſt, ſöowelſonder ---- --
reden, als met recht.
een lakbeſchuldigt, Ik hoor noch dat gymy met die in den âenvank rhyaengehae niet by
lt is; Na
WA) D
hielijk EE#eele, # en geen werk maek van iemands deugt, dan alleen reld oor
van de mijne, en noch dat ik erby voeg, dat er te- # en genwoordig geen ware Chriſten meer zijn, ſpotten-#ms de met het gene ik ſeg, dat Gbdt in defe laeſte tij- En den door mijn middel de ſelveſal voortbrengen. Dit van mij: dunkt my ſoo vertrooſtende te zijn, dat al de wee-nedeng'
reldfich daer over behoorde te verheugen, en te verlangen om te konden verſtaen, op wat voet deſe ontferming, Godts den menſchen'ſal toekomen: ſijaergy veracht en beſpot die fck heb dikwils in mijnen geeft gemurmureert, van dat de Moeder Jeſu Chriſtiaen de menſchen niet had verklaert wier ſydroeg, op dat fy haer mógtenby-geſtaen, # -
;
1-
ulp
'
6o
"
hulp gekomen hebben , en dat ſy niet mogt gedron gen geweeſt zyn in een ſtal te baren : Maer ik ſie te deſer uur wel, dat ſy ſeer wijſelijk heeft ge daen, met ſoo grooten verborgentheit te verſwy
en ; om dat ik de menſchen ſooonwaerdig en on quaem vind tot de verborgentheden Godts te verſtaen; ſoo dat ſy ſich veel eerſouden begeven tot die te beſpotten, als aen te bidden,; Dewijl gy, die een Leeraer der wet zijt, nevens uwen aen hank, maer lacchen wilt, met dat ik geſeit heb, dat Godt my ſijn licht heeft gegeven ; en dat hy 't ſelfde ſoodanig ſal doen werkken, dat de andere door middel van 't ſelfde waerachtige Chriſtenen fullen worden. Deſe ſtelling moet niet beſpotzyn, dewijl Godt de macht heeft ſich van ſodanige mid
delen te dienen als hem behagen, en dat hy kinde ren Abrahams uit de ſteenen ſelfs kan verwekken;
Soo kan hy ook de herten der menſchen veranderen door middel van het licht dat hy my geeft. Ik hoor dat gy toeſtaet, dat hy het kan doen, maer niet wilt gelooven dat hy het door mijn middel ſal doen, omdat gy miſſchien wilt, dat hy 't v
##
ſelfde door het uwe ſou doen, of door het middel
van iemand uws gelijk: Want alle die ſich herders der zielen achten, laten hen voorſtaen, dat Godt ſijn licht aen niemand dan aen haer
ſijne
# moet,
en dat
## bepaelt of vaſtgehecht zijn aen haren
dienſt; niet tegenſtaende ſyleſen en verſtaen, dat Godt altijt het tegendeel doet en ſich van deenvou digſte en gerinſte werktuigen dient om ſijne hoog 12 Da ik ſte wonderen uit te werkken; 't welk ik hier vooren mv Moe aengetoont heb. der der En ondertuſſchen ſchrijft gy aen alle kanten, dat # ik my verhef en hoog acht om dat ik eenmael geſeit Hoovigen geſeit heb.
heb, dat ik de Moeder der ware geloovigen ben, en
gy doet de achting van mijn eigen ſelfs ſo hoog ſtei *
-
- -
-
geren,
61 eren, dat uwe vrienden ſich verplicht vinden te -
t
-
drº
&
-
-
## dat ſy ſtemmen hooren, ſeggende:Chriſtus is hier Chriſtus is daer,en gast niet uyt Hier op verſamelt gy uwe aenhangers, om deſe plaets my toe te eige nen alsof ik ſeide,dat ikChriſtus was. Onderwijl heb ik noit diergelijke ſaken gedacht. En wanneer eeni
e van uwe ſtedelingen my hebben komen ſeggen, dat ſy Chriſtus waren, wierd ik in 't binnenſte mijner Ziel ontroert, en was daer van verſchrikt, om dat ik
weet dat Chriſtus op een andere wijſe moet komen. En wanneer men my vraegde of ik een Engel, dan of ick een Propheteſſe was, heb ik haer verſekert van
neen, en geſeit dat ick niet anders dan een kleinen aerd-worm ben. En # zijnde, gelijk deH.Jo annes de Dooper,te ſeggen wie ik was en getuigenis
van mijn ſelven te geven, heb ik geſeit, gelijk ik noch doe,dat ik een dienſtmaegt Godts ben, aen welke hy
ſijn licht heeft geſonden, opdat het ſelfde tot andere ſou doorgaen : en dit is niet verklaert geworden dan
ſedertweinig tijts, en noch heb ick dat geſeit met vrees en vele omſiehtigheit want ik voorſag wel,dat de gene die ſich door Chriſtum verlicht en herboren
gelooven, ſich daeraen wel ſouden ergeren, enſeer
# zijn, van dat Godt ſijn licht aen de wee reld door eene Dochteren niet door een groot Lee
2 º
raerſou geven. Niet te min om dat de tijt is geko men, ſoo moet ik het feggen, ja uitroepen langs de ſtraten, op dat ſy die 't noodig hebben, ſulks mogen weten, maer ſy die genoegſaem het licht Gods heb
ben, konnen binnenhare huiſen blijven, en daer niet uit komen, om dat te gaen ſoekken. . . Ick verſtae dat vele gelooven het licht des H. Geeſtes te hebben , maer ik kan in haer de vruch ten daer van niet bemerkken : vermits het een eeu
wige wijſheit is, gelijk ik u doen ſien heb, dat de
geeſt. Godts niets bemint en betracht dande eeuwi . ge
.T .
w
62 dingen, en dat de natuurlijke geeſt niets ſoek
#"# ## mijne jeughtafwelklaerlijk gebleken, waerom ik in den ouderdom van vier jaren na een ander land wil
de gaen, om de plaets te ſoekken, waer de rechte €hriſtenen mogten woonen; redenkavelende met mijn klein oirdeel, dat de gene geen waerachtige
'Chriſtenen konden zijn, die ſochten, of wenſchten # , de vermakelijkheden, en de rijkdommen eſes weerelds te bekomen , daer ſy alleen maer
moeſten ſoekken de eeuwige dingen : en daerom
nraegde ik altijt aan mijn
# en andere bloed
verwanten, wanneer wy houden gaen woonen in
# # woonden 'g # verteke Eende dit vººr # nd der ## Chriſtenen
#
nd daer de rec!
-
ty, met mijne redenen lachten,
wasen ; 's welk ik niet kon gelooyen, ſiende dat âwy gedient, geeert, , en met ſchoone kleederen ſºn
# huiſraed versiert ierden , en dat # # Di -
Ruenº da
# # tenen waren : maerik Wierg genoodfaekt te ſwy: gep- en niet meer te # waer de rechte Chriſ +epen mogen zijn om # ot #ef, en mijns Quderen tot andere lieden ſcide hier is een kind dat na 't # der # gaea. Ondertuſſchen wierd ik niet moede van al tijt in mijnſelven # tikdie plaets moeſt vinden, wäer de rech 9uder geworden zijn
ſelfde mogt in de klooſteren vieſen onder de Geeſte lijke i, Wasif men # et met graeuw # g#3f chte geringe ſtoffen bekleedt, afgeſcheiden van den
# des #
om
######kking vaag - «... ,
»
een eeuwige ſaken. Ickging my aer geven
6
, geven in een van deſe klooſteren, het genres: -
t
dat er mogt weſen, om daer in ontfangen te wor # een recht Chriſten alle de dagen mijnes
den, en
levens te konnen leven.
De Nonnen
# my
feer blijdelijk, ſeggende, dat de H. Geeſt my deſe wille gegeven #, en dat ik haer ſeer aengenaem was : maer mijn Vader wilde noit toeſtaen, dat ik
in dit klooſter fou gaen, ſeggende, dat hy liever had my te ſien ſterven, my met dreigen verbieden
de daer meer te gaen ofoit daer meer aen te denk ken. Ick trachte te konnen daer in komen buiten
ſijpe toeſtemming, ſeggende, dat ick naerſtigſoû daer in mogten nemen fonder geld, dewijl ik ſulk
arbeiden en ſoberlijkleven, op dat defe Nonnen #
van mijn Vader niet kon verkrijgen, dochfy wilden daer bierna hooren, en de Pater van't klooſter ſei: de, dat er geld moeſt zijn, en dat ſy't noodig had. den ons # te bouwen, en anders: 't welk hoo rende, ſeide ick, dat ſy de rechte Chriſtenen niet waren die ik ſocht, en van haer af-wijkkende begaf ik my geduurig tot Godt, om van hem te weten in wat plaets ick de ware Chriſtenen fou mogen ſoek
ken. En na lange gebeden wierd my in den geeſt van een levendig geloof geſeit, Gyfilt de Moeder dek ware geloovigen zijn : My doendé verſtaen, dat de Chriſtenen van 't geloof waren afgevallen, maer dat, door de waerheden die my bekent gemaekt waren, vele en groot in getal weder tot het licht
des geloofsſouden komen, en ware Chriſtenen worden. Siet hier, mijn Heer, waertaitick het
woord van Moeder der ware geloovigen heb ge trokken, 't welk u ſooſeer # en waer uit # ſoo groote ergerniſſen trekt, om de Zielen van ſaer hèij af te keereh, Want indien men tot het licht naderde, en wel nauw ſhijn leven en leere on en , #ſeems miſſchien ſamen wel kennen er: •i '
-
-
6
#,
of mijn ſeggen waerachtig was, of niet, en of men dat achtende en volgende, by geval de ei
genſchappen van een recht Chriſten niet ſou konnen vinden, en 't gene men doen of laten moet om dat te worden. Maergy,
# Heer, ſult
deſe ſchat
licht niet ontdekken, dewijl gy die ſoo loſſelijk ver werpt, en niet toelaten wilt dat iemand die als een
goede ſaek ſou aenvatten : in tegendeel, als die uaet achtende, wilt gy ſeggen, dat yder in ſich elven moet blijven, ſonder daer uit te wijkken. In
dienyder den H. Geeſt had, ſoo ſou deſeraed ten
#
heilſaem zijn, om dat men buiten Godt wijkkende, terſtond kan verloren gaen : maer indien
ſy, aen welke gy d, ſenraed geeft, van niet buiten haerſelven te wijkken, door haer eigen natuurlij ken geeſt worden beſeten en ſy daer niet uit wijkken, ſoo ſullen ſy ſonder twijfel eeuwig verloren gaen, uit oorſaek dat de natuur allerhande ſonden baert door haer verderf, en de Duivel ſeer wel met haer over een komt; ſoo dat men buiten deſen natuurlij
ken geeſt niet willende wijkken, voor altijt verlo ren is, want men behoeft niet anders dan fijn na
tuur te volgen, om in allerlei# te verval len. ,,En wat belangt de perſoonen die alleen den
natuurlijken geeſt hebben, ſy ſouden ſeer qualijk doen met den raed van deſe ſtem te volgen, die
ſegt, wijkt hier niet uit, gelijk ſy ook ſeer qualijk ſouden doen met het licht niet te ſoekken, met de
middelen door welke ſy mogten leeren onderſchei den, wat de goddelijke, en de natuurlijken geeſt zy, dewijl Jeſus Chriſtus ſeit, ſoekt, een ghy ſul WInden,
g: ºf
.. .. .
.
.
. .
:
Men moet niet uit gaen om het bedrog, maer
wel om de waerheit te ſoekken, in alle ſoodanige Plaetſen waer nien die ſou konnen vinden, en de
gunſten groot achten van die te konnen ontdekken in.
v! 3
-- -/
1
in een levendige en ſprekende perſoon. Ik weet wel, dat ik noitiemand bedrogen heb, en dat ik niet ſeg ge,Chriſtus is hier of daer, maer dat ik de goddelijke waerheit bekent heb. Sy moet niet veracht worden om uw ſeggen; maer wel verſtaen en ondertaſt van yder die haer ſoekt, op dat men mag ſien, of ik ſpreek, om my te verheffen, of om de waerheit bekent te maken. Want gy kond het niet gelooven, als ik my ::
ſeg, Moeder der ware geloovigen te zijn, uit ſot tigheit , of lichtveerdigheit. Wanneer ghy ge looft, dat ick ſoo groote ſaken doe door mijnen natuurlijken geeſt , ſoo kan die niet uitſinnig weſen, om my lichtveerdelijk een Moeder der ware geloo vigen te verklaren. Gy ſoud veel beter gedaen heb
ben,mijn Heer, met alles tot de grondt ondertaſten,
st
om te weten, waer uit het ſeggenſoo vremd naer u gevoelen, mogt voortkomen, als daer onwetent o ver te oordeelen, dat ik my aentrek 't geen my niet toe-komt. Indien gy van Godt kond verkrijgen, dat hy van dit beſluit veranderde, en dat hy het licht aen u gaf, waer door hy de andere verlicht wilt hebben, en my alleen ſoo veel liet, als ik noodig heb om hem getrouw te blijven, ik ſou daer over u wel verplicht
zijn, en met al mijn macht u bedankken. Gyſult miſ ſchien ſeggen, dat gy niet geraden hebt uit tegaen aen perſoonen die herboren zijn, in welke de geeſt Chriſti leeft. Voor my ik ken noch geen dierge
ke, volgens dit grond-ſtuk, dat de gene die den geeſt Godts hebben niet meer ſoekken, bearbeiden, en
trachten na de aerdſche faken: maer ik ſieyder noch ſoekken en beoogen ſijn eigen belang, #ſijn eigen vernoeging van fijn lichaem, of van ſijn geeſt en dit ſoo zijnde hoe ſal ik konnen gelooven dat ſy herbo ren zijn, en datChriſti geeſt in haer leeft, ſoo dat ſy
niet meer noodig hebben dien buiten haerſelven te ſoekken, want volgens het licht dat Godt my geeft, w
E
ſoo
66
-
ſoo fie ik noch niemand die ſich overgegeven heeft,
#
en geſtelt is om Godt aen te , ſoo als alle de gene behooren te weſen, die ſich feggen herboren te zijn, en den geeſt Godts te hebben. Dit komt van dat ſy de werkkingen en de hoedanigheden niet ken nen, welke de geeſt Godts in een Ziel brengt, en die onfeilbaer zijn in de Ziel van alle de gene die daer door beſtiert worden; ſoo dat het onmogelijk is, dat een Ziel van den H. Geeſt ingenomen, ſou werkken om geld te winnen, of om eeren te ver krijgen, of om de vermakelijkheden voor fijn lich aem, of voorſijnen geeſt te vinden. Want met de ſe toetſteen kan ik kennen of de Zielen van het ſui
ver gout der liefde zijn, of dat ſy maer enkel me tael hebben, vergult met de geeſt Godts in den
ſchijn. Want hy die waerlijk van Godt is, kan niets meer ſoekken dan de Hemelſche en eeuwige din
gen, gelijk hy die na fijne natuurlijken geeſt leeft, niet anders kan ſoekken dan tijdelijke en verganke
lijke goederen. Gy wilt miſſchien, mijn Heer, eenige vermenging en bemateging in deſe volmaektheit hebben, by brengende dat er verſcheide ſtaten der volmaekthe den zijn : maer Jeſus Chriſtus antwoord op dit ſtuk, wanneer hy ſeit, dat men God en de rijkdomment'ſa men niet dienen kan, en dat, indien men van Godt is, men niet van de weereld kan zijn. Nu waer
vind men huidensdaegs degene die niet van de wee reld zijn, en die geen genegentheden hebben, dan
alleen tot de eeuwige ſaken ? Ik ſou wel geern de De Staet ty 4re eetg
ſelfde kennen, en geen reden meer hebben te ſeg gen, dat ik noch geen ware Chriſtenen ken, 't welk u foo geweldig mishaegt. Want ghy gelooft met vele uws gelijkken dat te zijn, door dien ghy den
TD4ey
ſtaet van een recht Chriſten ſtelt, in ingebeelde
chriſten,
volmaektheden, en gelooft, dat alle L. * -
tegen E 1C
6?
-
ſich onthouden van vleeſchelijke vermaekelijkbe den, of andere uitſtekende ſonden, daer om her boren zijn in den geeſt Jeſu Chriſti, ſonder aen te merkken, dat de ſonde een enkele geeſt is, gelijk ook de deugt; en dat de goede of quade daden niet
zijn dan uitwendige teekenen van d' een en van d' ander, ſonder het weſen daer van te konnen zijn; om dat een perſoon allerlei goede werkken uitwen
dig kan doen, ſonder de liefde noch den geeſt Godts te hebben , aengeſien alle goede werkken dikwils
gedaen worden, om de goede achtingte bewaren, of omſich ſelven vernoeging te geven. Want een menſch die voor ſich genomen heeft den Daem van een eerlijk man te dragen, ſal dikwils meerder goer
de werken doen, dan dieinderdaed dat voor Godt is :ſoo dat deſe archliſtigheden des Satans veele.be drogen hebben van de gene die ſich herbooren ge dooven, en dat Jeſus Chriſtus in haer leeft, hen
vaſthoudende aen hare-eigene gevoelens, en ſich alleenig onthoudende van quade ſaken voor het uitwendige, welke men ſomtijdts kan doen ſon der eenige ſonden : t welk men niet onderſcheidenr
de tot in den grond, ſich ſomtijdts belooft den geeſt Godts te hebben, wanneer men niet dan ſijn eigen natuurlijken geeſt heeft. Ik geloof wel, mijn Heer, dat gy dit noitſoo -
"
,
verre bedacht hebt, en dat gy u geloofde herboren
te zijn, en dengeeſt Godtste en, wanneer gy denommegank en het bedrijf desweerelds verlaten hebt,om u totde geeſtelijke ſaken te begeven: maer # gy kon nu noch ſoo vele vermakelijke den der linnen nemen in uwen geeſt, als gy te vooren wel in uw lichaem naemt, omdat Godt de ſtoffe onſer Afgoden niet aenſiet, gelijk hy dege negentheden tot de ſelve doet. Indien oºſe liefde gedreven is tot de
anden: , of tot de verm: 2.
ijk
68 lijkheden onſes lichaems, wy zijn ſekerlijk af-go en-dienaers van die ſelvige ſaken ; Want waer ons hert is, daer is onſe ſchat : Maer indien onſe
liefde ſich begeeft tot de leer-oefeningen en tot het vernoegen van ons verſtand , wy zijn terſtond Afgoden - dienaers van onſen geeſt, of van ons vernuft.
' t .
, ?
- Doch dit is den eerſten Afgodt verwiſſelen, om een tweeden aen te
ſchoon van vleeſch is,
wel van Papier,
nemen : Of
die
of van Metael , of
of van onſe inbeelding,
dat raekt Gódt weinig , 3 die niet aenſiet dan het af-keeren dat wy van hem gedaen heb
ben ,
om onſe genegentheden op de ſchep
ſelen te ſtellen ; Indien ſy geeſtelijk of lich amelijke zijn, dat is eveneens voor Godt. Want men kan ſomwylen meer vermaek ne men in een vernoegen van ſijn geeſt, dan men ſou doen in groote rijkdommen, of in
lichamelijke gevoeligheden. Hierom is het , dat men ſich niet moet gelooven herboren te zijn, en den geeſt Godts te hebben, om dat men van de rijkdommen en vleeſchelijkke vermake lijkheden af-ſtant gedaen heeft : Want alle de Geeſtelijke die af-ſtant van de ſelve doen , zijn daerom noch niet herboren, ofſchoon hare
daden en levens ſeer gematigt en wel geſchikt zijn.
Men moet komen tot deſe onfeilbare
#,
om te weten of men den geeſt Godts eeft, wanneer men waerlijk niet anders ſoekt
dan de eeuwige ſaken ; . En dan is het niet noodig buiten ſich ſelven te gaen, om het hoogſte goet te ſoekken dat men ſou konnen vinden.'
' .
! o en i.
is : - - - - -
-
-
-
* : - -
-
---
--
-
-
Hºck
69
# r
0
Ick ſie hier in noch een achliſtigheit des Sa tans, met welke hy aen vele den geeſt ver blind, haer doende gelooven, dat , ſo haeſt als ſy de quade werken hebben verlaten, om ſich te begeven tot het betrachten des deugts, ſy dan niet anders als de eeuwige dingen ſoekken, hoe wel 'er niets is dat daer op gelijkt. Want wan neer wy de deugt ſoekken om de achting en 't ver
noegen dat wy in de ſelve vinden ; dan ſoekken
wy alleenig dé tijdelijke en aerdſche ſaken, om dat ons vernoegen niet anders dan een voorby
# gevoeligheit Weſen kan, die aen den tijdt enoort. . . . .
. . .
. . . . . . . . .. .
Insgelijks, wanneer men ſich in de geeſte lijke ſaken oefent , om daer wel te konnen van redenkavelen, of daer ſchoone gedachten uit te trekken, of goede ſaken daer van te ſchrij ven, dat ſiet niet dan op de aerde en den tijdt.
#
ons eigen vernoegen, of anderer ons ge ijk
en,
g
. .
» -
. .. - .
1 | 1 : - - -
Gy behoort, mijn Heer, een ernſtige opmerk king nemen over alle uwe daden en beſigheden, en gy ſult wel ontdekken, dat alles maer ſiet op de aerde en den tijdt, of ſchoon gy u inbeeld, dat alles op Godt en de eeuwige ſaken ſiet het be wijsſal hier van onfeilbaer zijn wanneer gy een be geerte gevoelt, dat andere uwe gevoelen mogten toeſtemmen, en dat gyt onvreden of moielijk zijt, wanneer men de ſelve niet volgt, dat is een teeken
dat gy noch de aerde en den tijtbeoogt; om dat, in # de eeuwige ſaken ſochten, # onverſchillig ſou zijn, of onſe gevoelens gevolgt of verworpen wierden, wat onſe perſoon
belangt , aengeſien wy niet voor dit leven vereiſchende, verſekert zijn, dat hy yder, wat de eeuwigheit raekt vergelden ſal volgens ſijn? -
/
E 3
T werk
-
go
-
-
- - -
-
werkken, ſonder ons te bekommeren, wat wy in deſe weereld mogten ontfangen, waer lof en veri
ſmading inderdaet niet dah even eens zijn, voor hem die hier niets vereiſcht, en niet dan op de eeu wigeſaken ſiet. Gy ſtilt miſſchien ſeggen, dat g! de eeuwige ſaken beoogt, wanneer gy wilt dat de
andere uwé gevoelens ſouden volgen en toeſtem men, om dat gy gelooft dat ſy van Gódt kömen; en dat ſ
# # voor middelen tot de eeu
wige ſäligheit van de andere, en dat gy daer door indirectelijk de eeuwigeſaligheit vandalidere foekt:
inaer ik ſië, dat dit niet waerachtig kan zijn, om
#
# hebt,
hy in uw doen
dat men u
volgen ſou ſelfs in die faken, die noch uwe ſalig
heft, noch ook die van andere raken: Want alle de gene die niet gelooven willen, dat de Joden wee derfullen in Jeruſalem keeren, om daer hare oude Cerfmonien t onderhouden, ſullen niet nalaten
## deſe ongeloovigheit, om dat deſe ſaek noch hare noch uwe ſaligheit raekt, en
bygevolg geen eeuwige dingen, maer alleen uw tijdelijk vernoegen, en ſoe van meer andere ſaken. gy van ſoo vele perſoonen #
#
wilt worden, onder voor geven dat ghy haer de Reeuwige dingen onderwijſt, dat is inderdaed niet dan een tijdelijk bedrijf, 't welk uwe en hare ver 'noegensraekt, dewijl alle deſe# 'ſeèr wél weten, al hetgene ſy doen en laten moeten om fa ig te worden, ſoovéelgy hen oït foud konnen lee ren; ondertuſſchen volhèrt gy nu ſoovele jaren in de te doen: º d' Apoſtelen deden ſob niet, maer fytrokken van plaets tot plaets, nadat
#
enoegſaem 't gehe noodſ#kelijk was, ge # 1ëert hadden, en lieten # in de Zielen werkken,
#eſ: faed van Godtswoordgeworpen had:
# sy betoogendaer in, dat is iets op *# * *L
*
* *
OC
->
/
71
ſochten, noch gevolgt, noch gehoort te worden,
,
als alleen ſoo veel het noodig was tot haereeuwige welſtant, en niet tot haer ſinnelijke vernoegens. Gyſult miſſchien ſeggen, gelijk uw vriend, dat ik daer door ſcheuringen in de Gemeinten ſou wil len brengen, met de Predicatien en veelvoudige vergaderingen af te ſchaffen. Ik antwoorde, dat dit gevoelen voortkomt van dat ik niets meer ſoek als de eeuwige dingen; en dat ik alle deſe onderrich tingen en predicatien aenmerkkende, kan ſien dat ſy alleen de tijdelijke dingen beoogen, # of eigen belang, of vermaek van geacht te wor den, of het vernoegen der Herders, of harer ſcha pen, 't welk niet dan aerds en tijdelijk is. En my dunkt, dat, indien de perſoon die tegen my ge
g'
##
ſchreven heeft de eeuwigheit beoogde hy ſou ſoo lange jaren niet gearbeid hebben, om die twee Kerkent ſaem te brengen en te vereenigen, uit oor ſaek dat d'eene end andere verdorven zijnde, het
verderf te grooter geworden ſou hebben door die verbintenis, dan het is wanneer ſy geſcheiden zijn.
Maer die niet dan een natuurlijken geeft heeft, ſiet niet dan op den vrede en 't voordeel deſer wee
reld, en ſou denkken aen Godt een grooten dienſt gedaen te hebben, met die menſchen in een ſelfde verdorvent gevoelen te vereenigen. Want degene die in het recht waerachtig gevoelen zijn, blijven altijt vereenigt door den ſelden geeſt Jeſu Chriſti, of
ſchoonſy mogen verſcheiden zijn van plaetſen, en volckeren. Dierhalven , mijn Heer, indien ghy herboren zijt, ſoo ſoekt de dingen die hier boven zijn , en
'foekt niet meer de dingen die op aerden zijn, en vleid ook u felven niet met te gelooven dat gy den Geeſt Godts hebt, wanneer gy noch ſoekt toege
ſtemt en gevolgt te worden, en gy u verheugt in E 4 *
'twerk
72
't werk uwer handen, en bedroeft in dat niet ge
acht te ſien. Doch hy die den H. Geeſt heeft, tracht noch arbeid na andere ſaken, als na fijne eeuwige ſaligheit, en ſpreekt noch onderwijſt geen andere ſaken, dan 't gene kan dienen tot de ſalig heit van andere : want alles dat dit niet beoogt doet ons alleen den tijt verlieſen. En indien men reken ſchap ſal moeten geven van yder ydel woord, hoe veel meer ſal men dat moeten doen van ſoo vele
oefeningen, redenkavelingen, en reiſen aenge nomen om de menſchen, of wel ſich ſelfs te ver
noegen.
Ik ken niet dan twee ſtaten in de wee
reld, of de geeſt Gods leeft in ons, of wel de geeſt der Natuur, en daer is geen ſekerder bewijs, dan het gene ſich meter daed ontdekt. Indien een per ſoon niets meer ſoekt dan de eeuwige dingen, foo word die ſekerlijk beſeten van den H. Geeſt, om dat
deſe goddelijke dingen alle boven de natuur zijn, en men moet noit wenſchen andere wonder-daden te
ſien om den Geeſt Godts toe te ſtemmen, dan het
ene ontdekt dat die perſoon niets meer op aerden en men moet ook geen ander bewijs begee ren, om te kennen, of een geeſt alleen natuurlijk is, dan 't gene ons betoont dat die perſoon niet anders dan het tijdelijke ſoekt. Gyſegt dat ik toeſtae, dat
#
'er een ſtaet tuſſchen beide deſe twee uitterſten is, te weten de Zielen die na den H. Geeſt haken, en
langs trappen tot de volmaektheit opklimmen Maer deſe perſoonen konnen ſich niet ſeggen herboren te zijn, of den geeſt Godts te hebben, gelijk ik hier foo vele perſoonen hoor ſeggen, die dat in haer ſelven gelooven: en om haer in dit geloof te behouden, ge lijk ook in 't gene gy van uſelven hebt, ſooſegt gy my, dat men niet alle de gaven en vruchten des H. Geeſtes beſitten moet, om herbooren te zijn, noch |
ook alle de eigenſchappen der liefde hebben die z..
i. -
de
V
-
73
:
de H. Paulus beſchrijft, niet meer als de achtſalig heden welke Jeſus Chriſtus gepredikt heeft. En ik
::
houdegants het tegendeel, wel wetende door er
#
varentheit, dat een die wederboren is, en den H.
g,
Geeſt heeft ontfangen, in ſich alle deſe dingen be ſit, uit oorſaek dat de H. Geeſt noit afgeſondertis van fijne vruchten; hy brengt die altijt voort in de
s!
d l, 0'
jf
plaetſen daer hy woont. Want anders ſoud'et een onvruchtbaren geeſt zijn: en indien hy ſijne gaven niet mede-bragt waer hy in komt, hy ſou karig en gierig weſen : en indien de geeſt Godts niet onaf ſcheidelijk was van de Liefde , hy ſou dan # Godt konnen zijn; om dat Godt de liefde is en Liefde is Godt : en niet dan een ſelfde ſaek zijnde,
ſoo kan by gevolg de geeſt Godts in geene Ziel weſen, ſonder de liefde daer in te planten, die altijt de werkking voortbrengt van de eigenſchap
pen door den H. Paulus beſchreven, of anders ſou men wel konnen ſeggen, dat hy een leugenaer ſoude zijn. Want wat reden ſoude hy hebben om ons die eigenſchappen der Liefde ſoo byfonderlijk uit te breiden, als men die niet moeſt aenmerkken
in de Ziel die haer beſit ? Jeſus Chriſtus, noch d'A
poſtelen hebben niets te vergeefs gedaen. Indien men wel kon herbooren zijn ſonder deſe liefde te
3 hebben, # dan niet geſeit, dat men ſonder de 4 ſelfde niet ſalig kan worden, al of men ſchoon alle fijn goed aen den armen gaf, ofſchoon men bergen verſetten, en ſijn lichaem over gaf om verbrand te
worden met alle dat daer volgt dat dit al niets ſoude zijn ſonder deſe Liefde, En vreeſende dat men ſich niet mogt laten voorſtaen de ſelve te hebben ſonder
haer waerlijk te beſitten, ſoo beſchrijft deſe A poſtel gantſch naeukeuriglijk wat voor hoe danigheden de ware liefde moet hebben. %
En
Jeſus :Chriſtus ſelfs leert Eopentlijk, en verklaert r 5 \ in -
4
-
# 't byſonder, wat voor perſoonen# zijn, en ontdekt hare geſtalteniſſen door de acht ſalighe den, daer by voegende de beloften die aen yder van deſe ſaligheden gedaen zijn, om de Zielen aen te moedigen tot daer na te poogen, en te arbeiden om die te bekomen, en ook op dat niemand ſou mo gen onwetende zijn, hoe mengeſtelt moet weſen, om onder 't getal der gelukſaligen te konnen gaen, Maer wat ſalick ſeggen van onſen ellendigen tijdt,
waer in alle deſe Godts-geleertheit des H. Geeſtes omgekeert is , en waer in men niet meer toelaten wilt dan de gevoelens van menſchen, die een an dere Godts geleertheidt na hare wijſe hebben ge ſmeed, en leeren, dat men deſe ſaligheden niet
hoodig heeft, noch oock de eigenſchappen van deſe liefde, niet meer dan alle deſe gaven en vruch ten des H. Geeſtes: alsofſy wilden doen gelooven, dat er een andere waerheit is dan die Jeſus Chriſtus,
en d' Apoſtelen gepredikt en geleert hebben , en dat men nu niet dan een ingebeelde liefde van noo den heeft om ſalig te worden. -
En het ſchijnt, mijn Heer, dat gy van deſen hoop weſen wilt, wanneer gy ſeit, dat men alle deſe hoedanigheden niet noodig heeft om herboo rente zijn, en den geeſt Godts te hebben: en aen d' andere zijde ſeit gy, dat ik niet dan een natuurlij ke geeft heb; daer ik my nochtans geloof alle deſe hoedanigheden te hebben, welke gy ſeer wel ſoud behooren aen te merkken, op dat gy niet meer ſoo onwetent mogt oordeelen. En indien gy kondbe
merkken, dat een van deſe hoedanigheden in my ontbreekt, ik ſal blyde zijn, van daer over ge waerſchoutte worden op dat ik mag trachten die te verkrijgen terwijl ick noch in deſe weereld ben.
En indien gy bemerkt dat deſe hoedanigheden in mn zijn, oordeelt gy dan niet dat de andere, die ſic '
ſeggen
-
-
- -
-
-
7
- -
ſeggen herboeren te zijn , de ſelve niet mee: hebben, dewijl dat Godt niet een-zijdig is, en aen niemand ſal nalaten fijne gaven en vruchten te ge ven, wanneer ſy alle wedergeboren zijn ? Gybe gaet in dit ſtuk twee groote miſlagen; d'een is, te
eggen dat ik denH. Geeſt niet heb,wanneer ik fijne
gaven en vruchten beſit; en d'andere, te ſeggen dat en de ſelve niet noodig heeft om wedergeboren # dat deſe twee dingen gants # de re den ſtrijden want de liefde kan in mijn ziel niet wo hen, ſonder dat de geeſt Godts daer zy; en de geeſt Godts kan in die van d'andere niet weſen, ſonder dat fy alle de eigenſchappen van defe liefde beſt ten Men doo # lleböekken en wetenſchap en , om groote geſchillen, en hooge # Bodtste verſtaen, en men bevlijtigt ſich niet, om te weten wat hoedanigheden de Liefde moet heb te
-
ben, fonder welke nochtans niemand ſalig kan gaen, en de Apoſtelleugenen voortbrengen,
worden, of het Evangely ſoude niet vaſt moeten
Men heeft ſch # ter ſaligheit te vinden, overeenkomende met onſe loſſigheden, en men bouwt den grond fijner ſaligheit, op deſe ons vleien tot ons verderf. Men heeft de wegen
'nieuwe vonden der menſchen, die niet doen dan en
# faligheit en volmaektheit ſoo ver
ſcheiden gemaekt, dat yder de faligheit # # in fijne eigene Liefde kan vinden. Daer zijn ſooveleditbreidingen, en verklaringen over de
ſtukken noodig tot # dat niemand ſich meer denkt verplicht te weſen de gerechtigheit waerte # , noch de eigenſchappen der Liefde tº na den grond van de letter te beſitten, om dat defe ## fin ſtrijd tegen de Natuur, yder draeit dien na fijne iſ! wijſe, enihaekt daer van # # die ter g verdoemenis in plaets van terſaligheit leiden. En-
6
#neermen ſeit,
dat men alle deſe eigenſchappen der Liefde niet noodig heeft, noch alle de gaven en vruchten des H. Geeſtes, met alle de ſalighe den om herboren te zijn, dat is een inbeelding van
ſaligheitſonder goede werkken te geven, om dat hy, die ſich ſou laten voorſtaen herberen te zijn, niet meer ſoude arbeiden om de eigenſchappen der ware liefde te verkrijgen ; nadien ſy niet noodig
zijn, volgens het ſeggen van deſe nieuwe Leeraers, die eenen weg ter ſaligheit hebben gevonden,
heel anders dan onſe waerachtige Saligmaker heeft eleert. Ik wil niet ſeggen, dat alle de gene die #en worden, # ſtond moeten vervult zijn met de gaven en vruchten des H. Geeſtes, en
alle die eigenſchappen der Liefde, gelijk die de H Paulus verklaert, noch ook met de achtſalig
heden door Jeſus Chriſtus gepredikt, om dat men niet teffens tot deſe volmaektheit kan komen: maer ik ſeg, dat alle de gene die wenſchen ſalig te worden, verplichtzijn daer na te trachten, en allerhande moeiten aen te leggen, om alle deſe ſaken te verkrijgen , en dat de gene die de ſelfde noch niet # , met de waerheit noch niet kan
ſeggen dat hy herbooren is, of datde geeſt Chriſti in hem leeft. Dat is niet als een valſch geloof, en een ſeer gevarelijke vleiery. Het was veel beter met ootmoedige nedrigheit te gelooven, dat men noch verre af is van de ware Liefde, en van de
volmaektheit eenes waerachtigen Chriſtens, en Godt wel onophoudelijk te bidden door fijne ge
nade daer toe te mogen geraken. Deſe ſullen al lenxkens wel konnen komen tot de ware Liefde, en tot den ſtaet van een recht Diſcipel Jeſu Chriſti: maer ſy die ſeggen dat ſy herboren zijn, vinden
ſich noch wel verre daer van af, en ſy noch veel verder, die moeielijk worden yanneer men # -, . . ."
-
E
-
eit,
77 -
-
:
ſeit, dat ſy geen ware Chriſtenen zijn, om dat ſy ſich geloovende ſoodanige te zijn, noit de ſelfde ſullen konnen worden. Van duſdanige is het dat Jeſus Chriſtus ſeit ; Om dat gy u gelooft klaer ſiende te zijn, ſoo zijt gy blind; Want indien gyu ſelven blind
geloofde, ſooſoudghy klaer ſien. Indien deſe perſoo nen ſich niet geloofden waerachtige Chriſtenen te zijn, ſonder twijfel ſouden ſy de middelen ſoek ken om die te worden ; Maer om dat ſy ſich geloo
# ſoodanige te zijn,
ſoo ſullen ſy die noitwor :
Cn,
vinden in dat Wat quaet, mijn Heer, kond ik geſeit heb, dat wy geen waerachtige Chriſtenen
zijn, om mijn daer in te beriſpen, en hoe kondgy ſeggen , dat iek al de weereld oordeele, en de - - -deugt van anderen niet acht? Denckt gy, dat ik de deugt moet achten die bui ten de gaven en vruchten des H. Geeſtes is, en buiten de ware Liefde, die de acht ſaligheden in ſich heeft; dewijl Godt my laet kennen, dat dit is het -
weſen van de rechte deugt; en dat ik in andere kan
ſien, dat ſy niet na diergelijke ſaken trachten; maer dat ſy ſteunen op eenige volmaektheden die ſy aen evat hebben, of die men haer aengepreſen of ## achten heeft; ſich daer by geruſt houdende, als of ſy alle de hoedanigheden van een ware Lief de bekomen hadden, ſonder iets anders te willen
hooren ? Het heeft my moeielijk gevallen voor maels van u te verſtaen, dat gy niet meer wilde
leeren; En datick u niets ſou können ſeggen, dan 't gene gy nu al wiſt, om dat my dunkt, dat het ſelfde niet waerachtig kan zijn, door dien men altijdt blind is in fijn eigen ſaek, en dat wy
beter de gebreken van andere , dan die van ons ſelven ſien. My dunkt,, dat ik groot goet doe, met te ſeggen ('t welk ſeer weer: --.
1S
73
is ) dat wy geen ware Chriſtenen zijn i en de voer
## te toon en
die men tot deſen einde
moet hebben: gelijk ik ſou vreeſen groot quaet te doen, met u te ſeggen, gelijk ook aen andere, dat are Chriſtenen zijt, en dat Jeſus Chriſtus in u
# ; om dat deſe mijne woorden
aen niemand voordeelſouden konnen brengen, ofſchoon fy ook
mogtenwaerachtig zijn, engy alle heiligen waert, want mijn ſeggen ſou uwe heiligheit niet konnen
vermeerderen, maar veeleer reden geven totydele glory,om dat de natuur overweinig ſch ## met te ſeggen en te gelooven, dat wy geen waer
achtige Chriſtenen zijn, ſoo hebben wyredenen om
de middelen aen te vatten tot ſoodanige te worden; en ons voor Godt te verootmoedigen, ten einde wy ſijne genaden mogten verkrijgen : Want wy
zijn ooit tot ſoe grooten volmaaktheit gekomen, dat wy geen hoogerſouden konnen bereiken. Waer luit gy genoeg kond afnemen, mijn Heer, dat ik
ſoo qualijk niet gedaen heb, met te ſeggen, dat wy geen waerachtige Chriſtenen zijn, gelijkgy doet goven, ſeggende, dat ik al de # QQTºn Hê.
n
f,
Mijn oordeel kan niemand iets ontnemen. Jndien 'er gevenden konnen worden, die waerachtige Chriſtenen zijn, ſy ſullen niet minder worden door
mijn ſeggen, en indien er geen zijn, ſoeſullen een nige ten minſten trachten dat te worden. * Want ik
heb verſcheiden gehoort, die beleden, ja kraehr kig betuigt hebben, dat ſy geen waerachtige Chris ſtenen zyn : en dat ik haer nietſonder reden ſooda
anig oordeele : maer gy wilt dat niet alleenlijk niet hooren, en berispt my daer over als van een sniſ daed, dat ik uwe deugt met die van anderen niet
verijſe en my dunkt, dat dit prijſsn pluimſtryken ſon zijn : En inſonderheit wanneer ikin de grond '
-
-
Van
7
ºn id
#
van mijn ziel niet gevoel, dat er waerachtige ca: tenen zijn, noch zielen met de H. Geeſt vervult, die niets meer ſoekken dan de eeuwige dingen. En
hoe wilt gy, dat ik ſou ſpreken tegen mijn gevoelen, en tegen mijn licht ; En pryſen de deugt die ik in an dere niet bemerk; Daer ik noch niemand ken, die
# is tot deſe los-making, welke Godt my te nnen geeft? Indien er ſoodanige in de weereld
woenen, fy zijn my onbekent, en ickheb noch de gewiſſen van al de perſoonen die ik gevonden heb ſoo naeuw niet doorgrond. Ik ben wel gewaer geworden, dat d' eene beter geſtelt zijn als d'an
dere om waerachtige Chriſtenen te worden; maer ik heb noch niet een konnen vinden, die gekomen
ſou zijn tot den trap der volmaektheit die in een waerachtig Chriſten vereiſcht word. Gyſoud my wel konnen vatten in mijne woorden, en daernit
redenkavelen dat er waerachtige Chriſtenen zijn; als alle degene die gedoopt zijn geworden, en belij . denis gedaen hebden ## Jeſu Chriſti te weſen. Ik ſou u niet weten te antwoorden op alle uwe ſluitredenen van de School, omdat ik my daer op geenſins verſtae, en gy verſtaet u ook geenſins
op de kenniſſen die my Gedte verſtaen geeft. Gy ſet vele ſtaten van volmaektheden, waer menge ne hoedanigheden der waerachtige Liefde kent; en gy meent dat men den geeſt Godts wel kan hebben
en ook den geeſt der natuur, en dat al de weerelt foohoogen volmaekeheden niet kan betrachten, en dat men wel ſalig ſal konnen worden, ofſchoon menſich ſelven nevens Godt bemint, dat men deſe vermenging wel toeſtemmen mag, en een weinig
arbeiden om Gode, en een weinig om den men fchen te behagen, een weinig de aerdſehe, en een weinig de Hemelſche goederen foekken. Indien
gyin dit gevoelen zijt, ſbo hebben wy geen nood OIIl .
*
-
---
8o
-
om eens-geſint te worden: want mijne gevoelens ſtrijden gants daer tegen, en ik kan twee dingen die oo weinig overeen komen niett ſamen doen gaen, als de liefde Godts, en de liefde ſijnes ſelfs, de rijk dommen deſer weereld met den geeſt Godts ; noch
het ſoekkenden menſchen en Gode te behagen, en dit tegelijk ; Door dien ik by mijne ervarentheit vinden, dat alle dingen die recht tegen malkander ſtaen, niet t ſamen konnen gaen in eene ziel.
En
ſoo lang als ik mijn ſelven bemint heb, ſoo heb ik Godt niet konnen beminnen; en na de mate dat ik
de aerdſche ſaken begeert heb, ſoo heb ik afgeſon
dert geweeſt van de Hemelſche ſaken , ſonder der ſelver ſmaek te konnen genieten. En noch te de ſer uur, indien ik genegen was om den menſchen te behagen, ſoo gevoel ik wel, dat ik Gode ſou mis hagen. Want als ik eenige waerheit ſchrijf die de menſchen miſnoegt, ſoo moet ik haer vergeten, en gants de menſchen niet aenſien, of anders ver
lies ik geheel hetlicht Godts; enik ſou niet konnen voortgaen, noch een eenig woord ſchrijven, om dat dan mijne Son verduiſtert is , en niet weder keert, dan als ik my van dat aenſien der menſchen ontſlagen, en vaſt geſtelt heb, niet meer te willen
denkken om haer te behagen of te mishagen : en dan ben ik weder in mijn eerſte klaerheit herſtelt,
en ſegge vrymoedig de waerheit, en 't geen Gode behaegt. Siet hier mijne ervarentheit en Godts geleertheit, die my bekent maekt, dat den geeſt Godts niett'ſamen kan gaen met den geeſt der Na tuur. Indien gy een andere hebt, ſoo begeer ik daer geen deel aen te hebben; Want ik kan die niet '... . goet achten. , , Hierom is 't nochtans niet, dat ik alleen mijne deugt acht, en die van d'andere verſmade : maer -
-
het is, dat ik wenſch, dat yder de ſelve mogt # eſl *-----
31
len volgen waer in Godt my heeft onderweſen, om het groot goet, 't welk ik weet dat my daer uit ge komen is, en noch dagelijks komt : want ik ben daer door in blijſchap en vrede, en in geruſtigheit
en ſtilte van mijn gewiſſe ; daer ik de andere in droefheit, en moeielijke onſtelteniſſen ſie, ſonder ruſt om dat ſy te gelijk den menſchen en Gode foeken te behagen, en arbeiden om de aerde en om den Hemel, 't welk haer kommeringen geeft, uit welke ik haer wel wenſch te trekken, hen verklarende hoe de waerachtige
#
#
*# en de ware Liefde zy.
-
- -
-
-
-
iet dat my oit in den geeſt valt, dat ik beter ſou zijn als andere ; Want wanneer ik by mijn ſelven
ben, en ſoo lang ik in mijne eenſaemheit blijf met Godt, ſoo ſtel ik altijt vaſt dat al de weereldfijnen, H. Geeſt heeft : maer wanneer ick verplicht ben door noodſakelijkheit, of door liefde onder andere te verkeeren, dan ſie ik wel, dat ſy niet in den weg
zijn dien Godt my getooſt heeft, en als ik denk te
# van mijne gevoelens om haer te verlichten, o ſegt gy, Iñijn Heer, dat ik alle de andere ver ſmade, en alleen mijn ſelven acht, 't welkwelver * re van de waerheit is. . . . . of 7 . . . . . ºf Want ik ſou niet konnen wenſchen van de men ## fchen geacht te worden, om dat ik haer alle voor niet houde; en ik wil ook niemand anders verach gº ten, dewijl ik haer eenvoudelijk de waerheden die g, ik ken verklare, op dat ſy die ook mogten kennen. ## Indien ik haër verſmaedde, ik ſou ſoo gemeenſaem #! met haer niet willen ſpreken, maer ſou mijnen rang van volmaekeheit behouden, en haer alle als on ## volmaekte, ofmijten ommegank onwaerdige ver g'
werpen. Maer vermits ik een keers ben, die Godt #3 5
g' p
in ſoo duiſteren eeuw heeft ontſteken , ſooſalick lichten voor alle de ' .- .
ser: " venaanvºer e
| 82,
begunſtigt zijn : en dit licht ſal haer niets koſten, dewijl het van Godt koomt, die ſijne wijsheidt noch
voor gout noch voor ſilver geeft. Ik heb die voor niet ontfangen, ik ſal ook voor niet de ſelve geven aen de gene die ſich daer van ſullen willen dienen.
Sy die dier van af willen wijkken, doen geen ſchade dan aen haer ſelven, en niet aen het licht, dat al tijt ſal ſchijnen, of ſchoon de menſchen dat noch wilden uitbluſſchen; gelijk gy, mijn Heer, tracht
te doen, doorſoo vele verſcheide laſteringen. Ik kan niet gelooven dat dit komt uit uwe grond, maer veeleer uit d' overreeding van andere, die u gebrui ken, onſ breiden dat ſy in haer hert dragen, dewijl ſy al te veel ſtaets-wijsheit hebben om dat ſelfs te willen doen. En door dit middel ſoud gy wel een werk-tuig des booſen zijn, ſonder dat te weten, en ſelfs denkkende Godt een dienſt te doen, uit oorſaëk dat de duyſterniſſenſoo groot zijn, dat men niet weet waer langs mengaet: en
#
daer zijn ſeer veel ſporters die door verleidingen ſich verheffen, º
a 3 o zieje
5fiti i tºe.
.
.!
, Vliaddeſe lieden, mijn Heer, vreeſende dat de
vloek des Soons Not u op den halsmegt komen, om dat hy ſijnen Vader beſpot liadi Gy, hebt noch minderheden om te ſpotten met eene Moeder, van
welke ghy, Enoch, ook eenige andese, oit eenige oneerbaerleden geſien hebt het goedeeldes Hee ken is na Hy, en liy ſaltyder vergelden na fijne week:
heb. De ſpetters ſullen beſpot worden eiſen die be ſpot zijn ſullen verhoogteweſen : Ome dat Godt
rechtveerdig is. De Jooden hebben met Jeſus Chriſ tus geſpot, omdat hy haer kenbaerſmaekte dat hy Kopink was; 't welk waerachtig is en hoewel hy. van fichſelven getuigde ſoo was nochtans ſijne ge
guigenis waere dat evenwel die hooyaerdige Phari
ſeen niet konden verdragen, maerſetteden hen: Ti ijn - r;
fijn Hooft een Doorne kroon, en een Rietſtok inſijn " Hant; Seggende zijt gegroet gy Koning der Joo den, en hem gegeeſelt hebbende, deden hem een
* Purpuren mantel om, toonden hem aen het volk, is feggende, ſiet hier uwen Koning, om dat yder een hem ſoude beſpotten, en hoewel hy haer verklaerde
ſijn rijk van deſe weilt niet te zijn, hun verſekerende 4 dat ſy hem ſonden ſien komen in heerlijkheit met fijne Engelen ; ſoo hebben ſy nochtans niet opge g, houden van hem te beſpotten en te vervolgen tot # der Doodt, hertnekkig blyvende, ſonder te willen ſijne reden en rechtveerdigmaking en aenhooren;
daerom zijn ſy ook door de rechtveerdigheit Godts 3 verlaten, en zijn tot heden in duiſterniſſe en onder de
ſchaduwe des Doodts gebleven, om dat ſy geſon digt hadden tegen den Soone des menſchen, die van God geſonden was om haer te brengen het licht der
waerheit dat hun tereeuwige ſaligheit leiden ſolide, - Ik twijfel niet, mijn Heer, of gy ſult neffens al-.
he d' andere Chriſtenen toeſtemmen, dat de Joo den grootelijks tegens Godt geſondigt hebben met , Chriſtus ſooſeer te verſmaden; ja dat ſelfs de Joo den oprecht van Harten zijnde moeten bekennen % dat ſy qualijk hebben gedaen met Chriſtus te doo
den : aengeſien hy haer geen oorſaek hadde gege
# ven, en dat Pilatus ſelfs die fijn rechter was ſich g
verplicht vondt te bekennen, dat hy geen ſchuldt
gf
in hem vont. fº
-
... : - 1
is
# : Maer met alle defe exemplen en bekenteniſſe,
g' kont gy noch niet ontdekken of gelooven te zijn ge
# vallen in de ſelfde fouten, terwijl gy ſpot, om dat
, ik geſegt heb de Moeder der wafe Criſtenen te we ſen, door oorſaak dat defe rael niet is de mijne,
# maer desgenes die niy geſonden heeft.
,, .
# # Ik ben niemants Moeder, maer een onvruchtba-” # re maget, volgens de aat", boven den tijdt # -
-- 4-
2.
1Il
84
kinderen te baren, maer is 't ſake dat het Godt ge lieft tegenwoordig ware Chriſtenen voort te bren
gen, hy ſal dat ſekerlijk doen door middel van eeni e ſchepſelen die de rechte Moeders der ware ge ovigen ſullen zijn, met meerder reden dan de na tuurlijkke zijn genoemt Moeders over hare kinde ren, daer ſy niet toe doen tot het Lichaem der
ſelfder, als alleenlijk eenige verdorvene ſtoffe, geen verſtant noch macht hebbende, te maken een eenig haeir op haer hooft. Het moet Gode zijn die't alles doet; Maer nochtans ſoo doet hy 't door toedoen en middel ſijnerſchepſelen, ſonder welke
hy de menſchen niet laet voortkomen, ſedert hy den eerſten heeft geſchapen
Op de ſelve wijſe ſal Godt ware Chriſtenen baren, nietſonder middel door hem ſelfs alleen, aengeſien hyt' allen tijden menſchen heeft gebruikt om fijne
wonder-werkken te openbaren, gelijk hy heeft ge daen door Abraham, Iſaac,Jacob, Moſes, David Sa lomon en ſop vele andere, die werktuigen zijn ge weeſt,waer door Godt t'allen tijden ſijnen willeaen
de menſchen heeft geopenbaert, om haer tot hem te trekken.
-
-
-
-
- Terwijl dan Godt altoos ſoo heeft gedaen, waer om hout gy ſulks ſoo vreemdt te zijn dat hy 't ſelve noch wil doen, en dat hy nu geeſtelijke kinderen wil baren, door 't middel van eene Moeder,
. Ik weet wel, dat ik aen niemant kan geven noch de deugt nog de faligheit, want dat moet al van God komen, maer hy ſal'tſelve niet doen nog ware Chriſ tenen voortbrenghen, ſonder het toedoen eeniger
Moeders ; gelijk hy ſonder dit middel geen natuur lijkke kinderen laet voortkomen, Hy is 't die de ver anden verklaert, de willens verwarmt in fijne lief de, de Chriſtelijkke liefde in de zielen baert, en die
alleen is de gever van-alle deugden, ſonder datmige ee •,
,
A
--
85 #
ge menſchen de geeſtelijke herboorentheit konnen
::
brengen in een andere Ziele; deſe herboorentheit is niet anders als t eenemael in Godt te herleven, en voor ſich ſelven geheel te ſterven ; Dit is een hoof-ſtuk van het werk Godts, veel weerdiger en
##
koſtelijker dan 't Lichaem eenes menſchen, niet te
genſtaende hy 't ſelve niet ſal doen dan door mid del der menſchen, hem onderworpen zijnde en ſijne ſtem hoorende, die ſullen het licht dat ſy van Godt ontfangen, deelachtig maken aen d'andere, waer door haer verſtant ſal geopent zijn om te
kennen hare doolinge , en den weg daer door ſy konnen verſtaen, hoe dat ſy ſullen ware geloovige werden.
Het verſtant, de woorden, en de hant van deſe gee
ſtelijke Moeders, is de ſtoffewaer mede Godt fijne ware kinderen ſalbaaren:haer doende verſtaenſijne waerheden, door de woorden, de werken en de
ſchriften van de gene die het woort Godts ontfan gen hebben ſonder middel, die klein in getal zijn uit
oorſaek dat de tegenwoordige menſchen foover ſtrooit zijn door tijdelijke ſaken en goederen deſer werelt,dat ſy niet konnen verſtaen de ſtemme Gods,
al waert ſake hy geduurig tot hare herten ſprak, te gemoet koomende aen hare ſwakheit en verwert ſ
d'
heit des geeſtes. Deſe groote Goetheit doet haer ſpreekken door middelen, die ſienlijk en taſtelijk zijn, doende ſchrijven de dingen die nootſakelijkſt
ſ!'
zijn, om ware geloovige te worden, aen alle de ge
g
ne, die waerachtelijk't ſelve begeeren.
,
ſoude daer mede niet moeten ſpotten, noch min ver
::
werpen,'tgene ik ſegge van wegen Godt te komen, uit vreeſe de ſelfde ſtraffe der Joodent' ontfangen,
%
Waer't ſake dat ik een van deſe Moeders was men
verlatenzijnde om geſondigt te hebben tegen denH. Geeſt, 't welk veel erger is dan geſondigt te hebben tegen
86
tegen Jeſus Chriſtus, om dat geſchreven ſtaet, dat de ſonden geſchietzijnde tegen den ſone des menſchen, ſullen vergeven werden ; maer dat de ſonden, die te gen den geſchieden, niet ſullen vergeven worden, noch in deſe noch in de toekomende werelt;
#
dat een ſware ſtraffe ſal zijn : en ondertuſſchen zijn der ſeer weinig die ſulks ter herten nemen, door on wetentheit, om dat haer onbekent is waer den H.
Geeſt ſijn woonplaets heeft, terwijl hy geen men
ſcheliklichaem heeft gelijkChriſtus had maer woont en leeft in de Zielen die geheel aen God onderwor pen zijn , daer hy hem kenbaer maekt door fijne vruchten en fijne gaven die hy voortbrengt.
Ik twijfel niet, mijn Heer, of gy bevint in uwe ont dat de H. Geeſt in mijne Ziel fijn woonplaets
heeft: maer het mishaegt u, dat ik alle uwe gevoe lens niet toeſtem, en noch meer dat ik my ſegge de Moeder der ware geloovigen te zijn, waer in gy uſelven behoorde te verblijden: want is 't fake dat
uwe gevoelens niet ſuiverlijk van God zijn, het is een groote deugtſulx te bekennen, en terwijl ik een geeſtelijke Moeder ben,het is goetick ſulcx verklare aen de gene die ſoekken kinderen Godtste werden; om dat ſy ſouden weten waer de ſtoffe is daer door
haerGodt wilt voortbrengen,en ſy deſelve niet ſou den verwerpen, maer nakomen ſoo veel in haere macht is: want al de ghene die een geſont oordeel hebben, ſullen wel konnen onderſcheiden door de
lichten die God my geeft, of ik een geeſtelijke Moe
# u veel beter geweeſt den tijt af te wachten om ſulcx t'ondekken, dan die te ver
der ben of niet. Het
achten eer dat gyſe kendt. . . . . Siet hier alle 'tgeneikte antwoorden had op ſoo vele laſteringen, niet om my daer over te wreeken of u te beſtraffen, maer alleen om der waerheit ge tuigenis te geven, en te doen ſien aen de gene die J :
't ſou
*
V
87.
't ſou mogen raken, dat Lucifer in deſe tijt tegen
den Engel vecht: dat is te ſeggen, de booſe tegen de goede, die klein van getal zijn; maer ſy ſullen eindelijk de machtigſte blijven, en d overwinnig be
komen, na dat ſy kloekkelijk ſullen geſtreden heb ben : ſyſullen hare Zielen in lijdſaemheit beſitten, en de booſe ſullen uitgeroeit worden. Indien er geen booſe waren dan die openbaer zijn, onſetijt ſou ſoo gevaerlijk niet weſen, om dat het bekende t
uaet niet gevolgt ſou worden, dan van de gene
# en de goede ſouden buiten gevaer zijn. n Maer tegenwoordig zijn de grootſte quaden met deugden bedekt, en met heiligheden vermomt ; En het waerachtige goet is ſwart ge maekt, vervolgt, en voor ſonde gehouden; op dat yder: een van 'twaerachtige goet mogtafwijkken
De Duivel heeft nu deſe macht over den geeſt der menſehen, dat hy haer af keert, door wat weg het mag weſen, van de kennis der ware deugt, en haer ophoud met ſinnelijke ſaken en waerſchijnelijke deugden. Hoe veel zijn er van de gene die ſich ge
looven de liefde te hebben, of herboren te weſen, om dat ſy ſomtijtseenige lichten ontfangen, of ee
nige geeſtelijke ſoetheden geſmaekt hebben. Sy' gelooven ſich hierom den geeſt Godts te hebben, en dikwils hebben ſy niet dan den natuurlijken, eeſt, ſich vaſt houdende aen deſe lichten en ſoet
eden om op haer ſelven te ruſten, ſonder te voor
ſien dat de/Duivel deſelvige wel grootkan geven, dewijk hy een ſeer heldere geeſt is, die niets heeft
verloren van de kennis der goddelijke verborgent heden, en aen 't verſtand des menſchen ſeer gee
ſtelijke dingen kan doen ſien; ja haer de kennis ge ven van goddelijke faken, en haer overtuigen, dat ſy komen van Godt en van den H. Geeſt. Dit zijn
de doortrapte archliſtigheden, met welke # geelte
88
# Zielen verleid, wel wetende, dat hy aer niet tot ſich ſou konnen trekken door qnade ſaken, ſoo vangt hy haer door ongemeene lichten, haer doende gelooven,dat ſy van God verlicht zijn,
en ſijne ontferming ontfangen hebben, haer doende walgen van de waerheit die haer beriſpt had, om
haerindeſe gevoelige ſoetheden op te houden. Daer zijn veel perſoonen, die niet wel willen hooren, dat
ſy geen waerachtige Chriſtenen zijn: andere mo niet van de Duivel hooren ſpreeken: andere wil
niet hdoren 't gene met hare gevoelens niet over een komt, en ondertuſſchen ſeggen ſy het licht en de genaden Godts te hebben, 't welkik niet kan begrij # , en daer in moet ik of ſy wel bedrogen weſen. ant indien ſy van Godt verlicht waren,ſoo ſouden ſy kennen dat fy geen waerachtige Chriſtenen zijn,
en ook dat de Duivel groote heerſchappie over den geeſt des menſchen heeft, gelijk ſy ook altijt hare eigene gevoelens verdacht ſouden houden, wen
# dat van andere te verſtaen,om te weten of e niet beter als het hare mogt zijn. Hierom beklagek
haer, en ſou haer niet konnen helpen, dan met haer de merkteekement ontdekken om een waerachtig Chriſten te kennen, en de dwalingen daer tegen
woordig de gene in zijn die den naem van Chriſtenen dragen, op dat fy daer aen mogten bekennen, ofſy waerachtige Chriſtenen zijn, ofſy arbeiden om het
het toekomende, dan wel of ſy ſitten in de dwa lingen, en de bedriegerien des Satans, Waer toe ik
met demeerſten myſal bevlytigen. Oudertuſſchen I -, , " I' . * * * , ik ſ'- -
blijf ik, - 1 roºl MijnHeer, -
-
rº -
-
:: {" ,
-twee teamorde ººie, Uyt Amſterda .
zi:: 1-2 - 5 : " , rºeve ---
+.
den zit. Juny, 7 - 164x- .
- - - -- -
"P)
-' - rr- -- ºf - -
.
x
- v.
- --
- -
-w E"- ; /-"Tik,
- - -
-
115
t 7:
Dat de diſputen door den Duivel Kjn gevonden. XV.
uit
B R IE F.
e-ſen den Heer Dureus Doctor en Profeſſor in den Palts, over de verdediging die hy had aengevangen te maken voor den geſeiden Ser rarius, uit oiraek van de
##
op vvelke de geſelde A. B. ſeer met geant zº voord had, vvaer over Dureus voorſchre ven gebeden
bvord, ſijnen tjt niet te verlie
ſen in ſaken van ſoo d
# voordeel, en niet
gegrond in vvaerheden noch redenen.
-
-
My N H E E R, , * TI Kheb geſien door den uwen van den 23 Ju #J ny 1669, dat gy u gereed maekt om de ſaek -
# van den Heer Serrariusſtaende te houden, ſon
der eenige gronden, want onſe geſchillen be ſtaen in feiten, waer van gy onwetende zijt. Gy a ſeit den brief geleſen te hebben, dien ik tegen hem heb geſchreven, vvaer in gy aenmerkens * vvaerttige ſaken vind, en ſommige vvel nadenk kelijke vvaerheden rakende de deugden en don d ugden, denvvaerachtigen Godts-dienſt, en d ingebeelde volmaektheit van de gene die hui
# denſdaegs geleert vvorden gehouden in vveten: H
ſchap
116
Dat de diſputen door den
ſchappen en lichten over de heilige Schriftuu ren. Ik vvenſch dat gy u daer aen had gehou den, ſonder verder te gaen (vvant het goede is altijt aennemelijk, en de vvaerheit minnens
vvaerdig of ſchoon ſy uit de Duivel ſelfs vvas voortgekomen) ſonder u vvyder uit te breiden tot te of te veroirdeelen de ingebeelde valſheit van mijn Perſoon; of uvventijt te ver
#
ſlijten met mijne aenhalingen te vvederleggen, ſonder tevveten uit vvat grondſyſpruiten.
Gybrengt my verſcheide Schriftuur-plaetſen by, om te bevvijſen, dat een perſoon die opge blaſen is, of ſich ſelven verheft aen Godt mis
haegt, 't vvelk ik met u belijde: daer zijn geen andere plaetſen die gy by-brengt, dan die ik ſelfs ſou
# in diergelijken geval; ja ik ſou
noch veel meer ſeggen: vvant de hoovaerdig heit heeft den Duivel gemaekt, die ſonder deſe
ondeugt een ſchoonen Engel vvas. Wy komen in deſeleere vvel over-een; maer niet in de ſaek
over deninhoud taijnes briefs. Dit ſoo zijnde, ſoo bouvvt gy op valſche vaſt-ſtellingen, en
dierhalven ſal geheel uvv gebouvvvvelhaeſt zijn omgevvorpen. Indien gy oirdeelt dat ik my te hoog verhef, en dat ik van mijn ſelven ſpreek met een hoovaerdigen geeſt, dat ik geacht vvil worden; dat ik tracht meerder Diſcipelen tot my te trekken, als die aan Chriſtote verwekken;
dat ik inbeeldingen voor openbaringen neem; dat
'Duivel zijn uitgevonden.
117
# dat ik de H. Schriftuur tegen-ſpreek, in 't ge
g, ne dat d'Apoſtelen den H. Geeſt niet in volko
, mene volmaektheit hebben ontfangen ; wan - neer alle deſe dingen voor ſullen
#
vaſt-geſtelt zijn, too ſult gy wel doen, mijn Heer, met te gelooven dat ik niet door den H.
Geeſt word beſtiert. Maer ik weet niet hoe gy een vonnis durft geven over een ſoo gewichti
gen ſaek, ſonder Partie gehoort te hebben of ten vollen onderricht te zijn in de grond van 't
geſchil. Ik maek daer in het ſelfde
#
OVer
uwe ziel, gelijk gy doet over de mijne, name- slijk dat de Duivel u verleid, ſich hervormende
in een Engel deslichts! Want wat grond hebt gy, om een perſoon te veroirdeelen, die gy
noit geſien noch gekent hebt ? Met alleen te ſeggen , dat gy gevolgen uit mijne ſchriften trekt, om veeltijts eenen verkeerden ſin van mijne woorden te maken? Ik ſou u geern vra # wie u tot Richter in mijne ſaek heeft ge telt , of getuigenis doen geven van mijne Conſcientie ?
is het niet Godt die alleen de her
ten onderſoekt, en de verborgene gedachten , der menſ hen kent? Moet men dit oirdeel niet
laten aen onſen gemeenen Richter der levenden en der dooden. Indien de Heer Serrarius recht veerdig voor hem is, mijn brief ſal hem die
e rechtveerdigheit nietu,benemen , enenindien ik # van van hem, van alle ºy
*
*--.
»
H 2
dd
118
“Dat de
diſputen door den
de menſchen des vveerelds, dat ſal my niet een hair doen vallen van mijn hooft. Ik ſal altijt ſoo
danig blijven gelijk ik voor Godt ben, en niet anders, door het goet en quaet gevoelen der menſchen. Gy bericht my hoe gy ſoud doen,
indien men u beſchuldigde over eenige misſlag, ſeggende ; dat gy in u ſelven ſoud vvijkken, om t'onderſoekken of die beſchuldiging vvaer achtig ofvalſch mogte vveſen, ten einde gy die mogt verbeteren in geval die vvaerachtig vvas, of die lijdſaem te verdragen indien die valſch
mogte zijn. Ik vind deſe oefeningfeer goet, en heb altijt die ſoo in 't vverk geſtelt, vvanneer
mijn perſoon alleen daer belang in had, maer hier is een andere reden, die my verplicht heeft om de vvaerheit getuigenis te geven, tegen de beſchuldingen die de Heer Serrarius tegen my
heeft gedaen. Ik vvil de redenen niet vveder her halen, die in de geſeide brief zijn begrepen, om dat mijn tijt al te koſtelijk is, om in ſaken van ſoo kleine nuttigheit te beſteden. Ik heb liever die te laten overvvegen door de gene die daer toe de naeuvvkeurigheit ſullen hebben, een ygelijk na ſijn begrijp: vvant ik ſoek de men
ſchen niet te behagen of te vernoegen, devvijl ik tevreden ben met de getuigenis van mijn Conſcientie, ſonder te vvillen van de menſchen
gepreſen of gevolgt vvorden, die my alle tot verhinderingen dienen, vvel vvijd van Diſci pelen
Duivel zijn uitgevonden. 119 pelen tot my te trekken, in plaets van haer tot /
Chrituum te geleiden, gelijk gy mijn Heer in uvven brief ſcgt. Ik vliede de menſchen naer al mijn vermogen, en blijf niet als tegen mijn ſin onderhaer: en ik heb geenen nood Diſcipelen tot my te trekken, devvijl ik ſelfs den omme gank met mijne grootſte vrienden vervverp. Ik wel vernoegen in haer vereenigt aen Godt
##
te ſien; maer niet aen mijn perſoon: vvaer door ik ſie, dat d'onvvetentheit u vele dingen tegen
de vvaerheit doet ſeggen, inſonderheit dat ik de H. Schriftuur tegen ſpreek, vvanneerik ſeg,
dat d'Apoſtelen den H.Geeſt in volkomene vol maektheit niet hebben ontfangen ; aengeſien d'Apoſtel ſelfs dat verklaert, ſprekende tot d'A poſtelen in het veelvoudig getal: VWy kennen, ſithy, noch maer ten deele, en propheteren 77446 7”
ten deele; doch vvanneer de volheit des rijts ſal ge komen zijn, ſooſallen vvy kennen en Propheteren in volkomene volmaektheit. Kan de Schriftuur
mijn Heer ſich ſelven tegen-ſpreken ? dewijl
ſeit, dat ik de Schriftuur tegen-ſpreek, met de ſelfde woorden voort te brengen die d'Apo :4
ſtel in ſijnen tijtſprak? Sijn ſeggen, of het mij ne moeten niet waerachtig zijn, of het tegen ſpreken dat gy daer in vind is tegen reden. Het ſou veel beter zijn te wachten, tot dat de H.
Geeſt u het verſtand der Schriftuuren gaf, als te vroeg op te ſtaen om die uit te leggen na 't H3 gevoe -
-
I? O
Dat de diſputen door den
evoelen van yder een, van welke vermetelheit
# vele dwalingen, ſoo vele Secten en ſcheu ringen in de Chriſtenheit zijn voort gekomen. Ik wil wel, mijn Heer, dat gy weet, dat ik
uwe ſluit-redenen niet ſal wederleggen, noch ook de redenen die gy neemt om my te veroir deelen, want mijn tijt is my te veel waerd ; en ik weet dat de betwiſtingen en geſchillen door den Duivel zijn uitgevonden, of door de hoo vaerdie van onſen verdorvenen aert, die niet
wilt lijden dat wygeraekt of wederſproken ſou den worden ſonder ſich te wreken, en te doen
blijkken de behendigheit, die ſy gelooft te heb ben, om hare opinien ſtaende te houden. d'A
poſtelen hebben geene betwiſtingen noch ge ſchillen gedreven, maer zijn veel eer geſchei den als in cenige twiſten te komen. En leſus Chriſtus heeft haer geene diſputen geleert, ſelfs
tegen de gene die van fijne leere vvaren afge vveken: in tegendeel heeft hy haer gevraegt, of ſy niet heen vvilden-gaen, gelijk deſe ver dvvaelde ook deden.
-
Ik geloof, mijn Heer, dat de vriendſchap die gy tot den Heer Serrarius hebt, nevens ſijne klachten u hebben doen beſluiten tot ſijn voor
deel te ſchrijven, maer indien de vriendſchap die gy hem toedraegt in Godt was gegrond, gelijk gv my wilt doen gelooven, gy ſoud liever hem
hebben willen beriſpen over 'tgenchy tegen my A-
*
Iſla
A
Duivel zijn uitgevonden.
:
t
121
had gedaen, als hem verſchoonen met tegen te ſpreken 't gene gy niet kent. Indien hy oprecht en eenvoudig is gelijk gy ſegt; dat is goet voor
hem : maer hy is nochtans niet te verſchoonen, in dat hy de gaven van Godt my mede gedeelt heeft gelaſtert, die noch nut aen andere weſen konnen. David was een man na Godts hert,
en hy heeft niet nagelaten in verſcheide van ſijne daden hem te verſtooren. Het ſou beter komen
den Heer Serrarius eenen heilſamen raed te ge ven, van ſijn miſlag te verbeteren,ofin lijdſaem heit de ſmert op te nemen die hy gevoelt door dat men de waerheit van ſijn bedrijf heeft ont dekt, liever als hem te willen verſchoonen, en
ſijne vrienden op te wekken tot hem te verdedi-. gen, om tegen ſoo bekende waerheden te twi ſten. Want hy heeft de ſaken die ik in mijnen
brief by-gebragt heb niet verklaert tegen tvvee of drie perſoonen; maeraen ſoo grooten menig te, dat ik den tijt van drie maenden geduurig ben gewaerſchouwt geworden door vele lieden, ſoo van deſe Stad, als ook van andere nabuu rige. En ik heb menigmael daer over hem vrien
delijk aengeſproken, en ook verſcheide malen hem brieven geſchreven, om hem te bidden my in ruſt te laten, en niet te beriſpen 't gene hy niet kent: maer alles is te vergeefs geweeſt, hy
heeft voortgegaen, en gaet noch voort in gele
gentheden te verſpieden om redenen te vinden H 4
Van »
-
“Dat de diſputen door den van, indien hy konde, my meerder te laſteren: 122
en dit alom dat ik ſijne gevoelens niet toeſtem men kan, ſoo wel over de twee verrijkeniſſen die -
hy vervvacht, als over de vvijſe van de bekeering der Joden, die my een vveinig belacchelijk ſchijnt, als hy ſeit, dat ſy vveder moeten na Je ruſalem gaen eenen Nieuwven Tempel te ſtich ten, en daer hare oude offeranden te offeren: om
dat het ſelde geen rechte bekeering ſou konnen vveſen; devvijl Jeſus Chriſtus die oude vvet is komen vervullen, met die des Evangeliums in
te ſtellen, vvclke de Joden moeſten omhelſen, en van hare oude Ceremonien afſtaen. Voor
myikſou geen andere bekeering der Jodenkon nen ſien, dan die daer geſchieden ſal, vvanneer ſy Jeſum Chriſtum ſullen erkennen voor haren vvaerachtigen Meſſias, en fijne leereſullen vol gen. Indien de Heer Serrurius daer over meer
licht heeft als ik,hy mag dat behouden voor hem, en voor de gene die dat ſullen vvillen gelooven: nochtans ſal ik ontrent hem niet doen het gene
hy ontrent my heeft gedaen; noch ſeggen, dat hyſich te hoog verheft, met te gelooven deſeſa ken door den Geeſt Godts te hebben, gelijkhy w
wilt ſtaende houden: want of vvel ik in mijne
grond deſe ſijne ſtelling voor inbeelding houde, en voor harnekkigheit daer by te vvillen blijven; ſoo heb ik even daerom hem by niemand be
fiſpt, hem alleenig geſeit hebbende, dat ik die din
Duivel zijn uitgevodden.
I23
dingen niet kan ſien gelijk hy; maer ſlechs een
eenige algemeene op-ſtanding, en de bekeering der Joden, door de bekeering der Chriſten, die
ſoodanig vervult ſullen zijn met den H. Geeſt, dat het ſelfdeſal blijken in alle hare woorden en werken; ſoo dat door de goetheit en waerheit
van deſewaerachtige Chriſtenen, de Joden haer ſowel als de andere verplicht ſullen zijn te belij den, het waerachtig volk Godtste weſen, die menſal moeten volgen om ſalig te worden.
. Siet hier hoedanig ik de bekeering der Joden verſtae, en indien de Heer Serrarius had begee rig geweeſt om mijn gevoelen daer over te hoo
ren, ik ſou hem alles in 't breede geopent heb ben; maer hy heeft noit gevraegt hoe ik dat ver ſtond. Het was hem genoeg te vernemen, dat ik met hem niet over-een quam,om terſtond alle mijne gevoelens in kleinachting te willen bren
gen, en mijn perſoon van gebreken te beſchul
#
Sy die byſonderlijk met my verkeert
hebben,vvierden lichtelijk onderricht tegen deſe valſche geruchten, maer donvvetende, en die my niet kenden, zijn van my afgevveken, en
hebben ſommige van mijne ſehriften tot quaden # einde uitgelegt, gelijk gy ook doet, mijn Heer, vvanneer gy ſegt, dat ik den Brief tegen den voornoemden Serrarius heb geſchreven, om my
te rechtveerdigen voor de menſchen, en meer andere ſaken. Gy kondſeggen en gelooven al H 5 les --
-
-- -
,
124 Dat de diſputen door den 1es vvat uſal gelieven, gelijk ook alle andere per ſoonen; dat beneemt my niets: vvant indien
ik de menſchen vvilde behagen, ik ſou geen dienſtmaegt Jeſu Chriſti
#.
Ik achte haer
al te vveinig, om ſoo langen Brief te ſchrijven en te doen drukken, om haer te behagen, en my
voor haer te rechtveerdigen. Ik vvenſch dat gy mijne ſchriften meerder door-leſen,en mijne ge
voelens doorgrond mogt hebben, geloovende dat gy dit gevoelen vvel ſoud veranderen, en konnen oirdeelen van d'ongeſtadigheit van den Heer Serrarius, ſonder te gelooven dat fijne # voelens verandert zijn, om dat hy my heeft ſien veranderen, aengeſien de geeſt Godts niet ver anderlijk is. Daer moet noodſakelijk onſtantva ſtigheit in ſijn bedrijf weſen,'tzyin't goet gevoe len dat hy in den aenvank van my heeft opgeno men, of in het quaede dat hy naderhand heeft
gehouden. Indien hy niet wel ondergrond had, dat ikwierd gedreven door den geeſt Godts; hy had ſoohaeſt niet moeten uitgaen, om alleſins
mijnen lofte verbreiden, en mijne ſchriften te ſenden tot in uw land, als ook in andere, eer dat hy een getuigenis had in ſijne Conſcientie, dat
deſe goet,en van Godt ingegeven waren. Want het is een groote lichtveerdigheit, ſoo overal een twijfelachtige of onſekere ſaekte verkondi gen voor waerheden en lichten Godts. Ik wil den Heer Serrarius voor ſoo lichtveerdig niet -
- -
-
hou
Duivel zijn uitgevonden.
125
* houden, maer ik geloof dat hy in 't begin over * tuigt is geweeſt in ſijne Conſcientie, dat mijn 3 verſtand door den H. Geeſt was verlicht: hy ver ::
heugde ſich daer over, vvanneer hy verſtond
t
dat ik de heerlijke toekoomſte Ieſu Chriſti, en de bekeering der Joden geloofde, denkkende dat het licht 't vvelk Godt my gegeven had, be
veſtigen ſou alle het gene hy daer over geſchre ven had, en alle fijne gevoelens ſou goetkeu ren : maerſoo haeſt als hy verſtond, dat ik die ſaken vatte op een andere vvijſe, en dat ik hem volkomen ſeide, dat mijne lichten anders wa
ren dan de ſijne; ſoo begon hy tegen mytetvvi ſten, en te trachten my in mijne vvoorden te vangen : en hy ſeide my, dat ik moeſt ſpreken als hy, om dat hy die kenniſſen had van Godt
ſelfs, 't gene ik niet kon begrijpen, om dat Godt niet verdeelt vveſen kan, noch ſich ſelven
tegen ſpreken gelijk vvy doen. Het moet zijn, dat hy of ik ons ſelven bedriegen in onſe lich ten: maer in plaets van dat oirdeel aen Godt te laten, en te vvachtenden uitſlag van onſe ſtel lingen te ſien, om te vveten vvie de vvaerheit'
geſeit heeft, ſoo heeft hy ſijn beſten gedaen om ſijn gevoelen ſtaende te houden en het mijne te beriſpen, mijne gebreken luid uit-roepende, en my met laſteringen overladende, ten einde
niemand mijne gevoelens ſou aennemen, die de ſijne vveder-ſpreken: maerom niet “## 1jk
'Dat de diſputen door den lijk de reden te verklaren van ſijne verandering, ſooſeit hy dat ik verandert ben, ſedert het goet # , dat hy van my in 't begin heeft ge 126.
ad, ſonder dat hy eenige verandering in de minſte ſaek ſou konnen bewijſen. Want het ge
ne ik toen heb geſeit, dat ſeg ik nochheden; en 't gene ik in mijne kindsheit gedaen heb, dat doe ik noch dagelijks, maer met meerder vol maektheit en lichten: ſoo dat indien de Heer Serrarius denkt ſich bedrogen te hebben met al les goets in den beginne van my te gelooven, hy ook ſou moeten vreeſen ſich te konnen be
driegen, met te gelooven'tgene hem nu quact dunkt. Gy neemt ook reden om my in denuwen
te beriſpen,mynHeer,over dat ik ſpreek van mijn ſelven of van de genaden die Godt my bewijſt. En ik verſtae ook, dat de Schrift-geleerde, de Prieſteren en Phariſeen Jeſum Chriſtum mede beriſpten, over dat hy van 't goede ſprak dat hy in ſich had, als ſy hem vraegden, wat hy van ſich
ſelven ſeide, van ſich ſelfs getuigenis gevende: 't welk Jeſus Chriſtus geenſins weigerde, maer
alleeniglijk ſeide, dat ſijne getuigenis waerach tig was, en ik ſal u ook het ſelfde ſeggen, dat mijne getuigenis vvaerachtig is, en dat ik de
waerheit veel meerder acht, als uitgeſochte woorden om ſich nederig te doen ſchijnen. Ik
heb ergens geſchreven, dat deſe nederige woor
den van ſich ſelven dikwils de grootſte hoovaer -
-
--
-
dig
k
Duivel zijn uitgevonden. 127 digheit zijn, maer gy verſtaet niet wat ik wil ſeggen, om dat gy niet weet uit wat grond het
geput is. Hierom laet ik u vry, ſoodanig daer van te oirdeelen als u ſal believen.Ik ſou op uwen
brief niet hebben geantvvoord, indien ik daer door niet verſtont, dat gy hebt beſloten te ant woorden of te wederleggen de overige bladen van den Brief tegen Serrarius, 't vvelk mytijt verlies dunkt. Voor my ik vvil die niet meer ver
lieſen; en indien gy my noch ſchrijft over de ſelfdeſaek, ſoo behoeft gy geen antvvoord meer te vervvachten. De perſoonen die aendachtig op uvve en mijne brieven vvillen letten, ſullen bequaem genoeg zijn om te ſien, vvie de meeſte reden en vvaerheden heeft. Indien Godt my hoovaerdig bevind, ſooſal hy ſijne verborgent heden my niet openbaren, om dat hy den hoo vaerdigen vvederſtaet, maer ſijn hert aen de ne
derige geeft. Neemt uit mijne ſchriften't gene gy daer in goet vind, daer kond gy geen quaet aen doen : Want of ſchoon de wacrheit ook
voort-gebragt was van de Duivel, ſoo is ſynoch altijt goetin ſich ſclven, meer indien u dunkt dat er iets quaet in is, gy kond dat quaet achter
laten , aengeſien gy niet kond oirdcelen door uwe ſpeculatie in een ſaek van feiten. Men moeſt daer in komen tot het werk, uit oirſaek dat een
ſaekgoeten quaet kan weſen, na 't voornemen van de perſoon die dat doet, en gelijk het een -
goet
123
Dat de diſputen door den
oet werk is, aelmoeſſen te geven door Chriſte lijke liefdadigheit, en om de liefde Godts, ſoo
kan dat ſelfde werkgedaen worden door enkel natuurlijke neiging, en ook door het aendrij ven des Duivels, die dikwils iemand opwekt tot
goet te doen om ydele eere, en om van de men ſchen geacht te worden. Daer is niemand dan
Godt die de nieren doorgrond, en de gewiſſens onderſoekt: indien hy ſiet, dat ik my verhefom de genaden die hy my heeft mede gedeelt,ſonder twijfel ſal hy welſoo veel liefde tot mijneſalig heit hebben,dat hy my die ſalonttrekken, en niet toelaten dat ik ſijn werktuig ſou weſen met ge vaer van mijne verdoemenis.Daer is geſchreven,
Oirdeelt niet, op dat gy niet geordeelt vvord. Ik bidu, mijn Heer, niet te veroirdeelen 'tgene niet kent: want het is ſeer moeielijk tonder
ſcheiden, of de Geeſt Godts ergens ſijn woon plaets heeft, indien men niet gemeenſaem en lang verkeert met de perſoon die daer van beſe tenis, van welke mèn d'uitwerking harer woor den meter daed kan ſien. Want wat aengaet
de ſchoone geeſtelijke praetjes, de Duivel weet daer van meer als iemand en de godtlooſen ſpre ken dikvvilsſeer geeſtelijk: ſelfs vele geeſtelijke boeken zijn door vleeſchelijke menſchen ge ſchreven. En ik heb hierſoovele perſoonen ſoo hooren ſpreken, alsof het Engelen
#
adden geweeſt, maer haer wel aenmerkende 1n
Duivel zijn uitgevonden.
129
in ſommige voorvallen, ſoo heb ik haer ſonder eenige liefde gevonden: vvaer door ik vvelheb a konnen kennen, dat hare herten en vverken niet
g, #
over-een quamen met hare vvoorden. Indien gy my ſoodanig gelooft,ſoo ſullen er geene nut tigheden van ons onderhoud konnen. Het is be ter dat ygelijk blijft by ſijnen ſin, als het goede voor het quade, en het quade voor het goede te nemen; vvaer van ik Godt bidde dat hyu vvil
*
bevvaren, blijvende, MY N HE E R,
#
-
e
Ovve ſeer ootmoedige Dienareſſe
%
A. B. Uit Amſterdam , %
den 23 July, 1668.
-
ſt
E Y N D E. «
w
*
:
# # # '?
g,
- - -
-
DE R DE
DEEL
van 't Graf, der
Valſche Theologie, Uitgeroeit door de waerachtige, die afgeko men is van den Heiligen Geeſt. Voorgeſtelt door ANT HO IN ETTE
BOUR IGN ON.
In twintig brieven door haer hand geſchreven aen verſcheide Tºerſoenen, waar door ſy in verſcheide Puntten kenbaar maekt den waarachtigen ſin der H. Schriften, met vele groo te verborgentheden der H. Godts geleertheit, op een gantſch ongemeene en ongehoorde wijſe; geheel bequaam om de sagen
te openen aen al de gene die de Waarheitliefhebben. H E T W. A P EN V A N DE 2
C/D
5x2
"-H
p4
ExU
-
DEN
CA
zº
Z
v4
Wel
Gſ) G/)
«: r-l
br! t
b>
O
Z
b
P5
tr!
0-4
3 S S K TI
3 CI
g 3 I A I SI
s AM s t e RD AM By Tieter Aertſz, in de Beursſteegh, - in de drie Rapen; A N N o 1671 • w
*
-
e
-
-
*
-,
-
-
-
-
-
-
-
-
-
w -
-
-
w
-
-
-
w -
-
-
-
-
-
'
-
-
w
- -
- -
-
-
-
-
-
--
-
-
-
-
-
r, -
-
*
-
º
-
*.
e
w w s
-
-
-
-
-
-
--
-
* -- --
4
-----
-
w
-
-
-- -
-
-
t
'-
-
- --
« -
-
-
* * -
Bericht aen den Leſer.
#K wenſch lieve Leſer dat gy de ſchriften
#
%#$@# S van ANT H o I N ETTE Bo U RIG No N
# meer moogt ſien, om uw Ziel te verlich
& Echten, ſooſyaennemelijk is van reden, en
het Eewig leven begeert. Want hoe meer dat gy hare ſchriften leeſt,hoe meer dat uw ziel verlicht zal
zijn. De leeringe van deſe Godt vruchtige ziel, is een ſchoonheit die Welnaeukeurig wil beſien we
ſen: ſy is niet geblanket noch ſchoon in den ſchijn, noch opgepronkt naer de manier der Weereld, waar de menſchen niets ſoekken dan de eer en dennaem
van wel te konnen ſpreken, en ſchrijven dikwils om goede Orateuren te ſchijnen, en om te vertoo nen hare bequaamheit en ſcherpſinnigheit des geeſt. Maar deſe ziel verlicht van Godt, ſoekt niets dan hem te gehoorſamen, en eenvoudelijk de Waarheit te verklaren van alle dingen, ſonder
menſchelijke inſicht; op dat ydereen daar uit mag trekken de voordeelen tot ſijne Zaligheit. Haer Rijck is niet van deſe Weereld, waar ſy inderdaad
niets dan kruiſen, verachtingen, en vervolgingen vind, door d'onwetendheit der menſchen, die niet
dan aardſche oogen hebben, niet ſiende de dingen desgeeſtes. . Sy ſouden beter doen te begeren en te herſoekken het gevolg van deſe ſchriften, om de fonteyn te ſien waar uit ſy geput zijn, als de ſelve
blindelings te verwerpen ende te verachten, gelijk vele doen, waarover ik het Gebedt wel mogt doen,
dat Jeſus Chriſtus aen ſijnen Vader deed aen 't einde van ſijn dood, ſeggende, Heere vergeret haer, "; y
- --
n
Bericht aen den Leſer.
|
ſj en mºeten niet wat ſy doen. Ik hoor vele menſchen die deſe ſchriften wel ſouden willen tegen ſpreken. d' Eene over de manieren uitdrukkingen, der ſtel linge: d'andere over eenige woorden die onge meen zijn in 't gebruik der Schoolen. Maar nie mant kan met waarheit ſeggen dat hare ſchriften iquade dingen behelſen; Het fijn niet dan laſterin genen beletſen die de Duivel daer aen brengen wil,
2 ten einde dat niemant de Goddelijke Waarheit ont fangen zou, die hier ſoo klaarlijk vertoont is, dat niemand daar aen twijfelen kan: ten ſy door booſ heit: aengeſien dat de ſelve ſoo verſtandelijk is, dat Geleerde en onwetende die konnen verſtaen, le
ſende aendachtelijk deſe ſchriften, ſonder voor-in
neming des geeſtes. Idereen kan ſijne geeſtelijke voordeelen daer uit trekken ; daarom wil ik die
meer verſpreyen tot de welvaart der zielen, en de ſelve aen den dag brengen ſoo veel my mogelijk ſal
zijn; op dat de gene die door d'eerſte ſchriften ee nige twijfelingen of bekommerniſſen gevonden hebben, bevredigt mogen zijn door de volgende, die voldoening geven aen vele achterdenkingen,
die ſommige in 't begin mogten gehad hebben. d'Eene heeft gedacht, dat deſe ſchriften de mee
ning der Roomſch-geſinden onderſteunde: d'ande re, die van Socinius : eenige, die der Gerefor meerde, Luterianen of Doops-geſinden. Maar men ſal in 't gevolg wel konnen ſien, dat deſe ver lichte Ziel, geen andere dingen ſtaende houd, dan
de waarachtige leeringe van Jeſus Chriſtus, ſonder eenige partyſchap.
Daarom wenſch ik aen alle
Chriſtelijke zielen die begeerig ſijn tot d'Eewige -
goederen,
Bericht aen den Leſer.
-
e
:
goederen, dat ſy deſe ſchriften meer leſen; ten einde ſy verklaart of beveſtigt mogen weſen dat de ſelve
#
door den H. Geeſt gedicteert zijn, en niet voort gekomen uit een grondt, die de Eere der Weereld ſoekt, noch hare vermakelijkheden, of eigen voor
#
deel... Maar # de ſtuivere Eere Godts, en de Saligheit der Zielen : daarom bied ik u die aen
#
blijvende,
#
met het ſelfve oogmerk als die der Auteur; ver E
**
* *
Mijn lieve Leſer.
U E. Wel-beminden Broeder in Ieſu Chriſto
:'
e
E. D. L.
g: 7.
t
t t
ve
",
g :: : #
-
##
-
# #
V
#r
#
# n:
Ar-
iſ! #
*
-
&n.'
3
--IN-,
I
N H O U D Deſes Derden Deels,
Van het Graf der Valſche Theologie. Behelſende Twintigh Brieven, geſchreven door Anthoinette Bourignon. EERST E
BRIEF.
De Chriſtenen van deſen tijt, hebben niet dan een Phariſees Geloof.
Aen een vertrouwt vriend, hem met leedweſen verklarende tot wat ſtant dat nu het Chriſtendom vervallen is. Pag. 1. I I. Dat men geen kaers aenſteekt, om die on der een kooren-maat te ſtellen.
Aen den ſelfden, hem verklarende dat den Duivel de beſt meenende doet twijfelen over de Waarheit Godts. 137. III. Dat den tijd gekomen is om de Waarheit te verklaren.
Aenden ſelfden, hemnaarſchouwende dat de menſchen in alle dingen doolen, ſedert dat ſy de Waarheit verlaten hebben. . . . . . . . . . . 143
IIII. Dat den H. Geeſt, geen naſpeuring van nooden heeft. t
Aen een naſpeurder van Boekken, om hem te bidden dat
by de ſchriften die door den H. Geeſt gedicteert zijn, -
-
niet
I
N
H
O
U
D.
niet wil naſpeuren, omdat die haer ſelven genoeg goet
#
keuren, en dat de menſchen de wegen Godts niet ver
is
ſtaen. - - - - - - - - - - - - - 146.
V. De Geeſt Godts, is voorſichtig en redelijk. Aen Mijn Heerde Cort, getrouwen en vertrouwden Vriend,
:::
* die om raedt vraegden over noodſakelijke dingen, hem word raedt gegeven, ook voor de volmaektheit van fijn ziel, en die van andere, welke hy onderſijne Beſtie ring had.
jf
•
-
-
-
-
-
-
-
I 52.
VI. Aenden ſelfden, over de zelfde reden. . . 155. VII. Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. - - 161.
VIII. Aendenſtijden, over de ſlfde reden. . 166. VIIII. Aenden ſefden, over de ſelfde reden. : 171. * X. Aendenſelfden, over de ſelfde reden. . - 179.
XI. Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. .
188.
XII. Aenden ſlfden, over de ſlfdertien : 194: XIII. Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. Pag, 199. XIIII. Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. - 211.
" XV. Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. ' - 219.
"
-
XV L.
I N H O U - D.
XVI. Aenden ſelfden, orer deſelfde reden. , 225. XVII. - Aenden ſelfden, over de ſelfde reden. 232. XVIII. Dat de Godtlooſen altoos trachten, de Vroomen t'achterhalen.
-
Aen een Pater van het oratorie, die de waarheit niet dor aennemen door oorſaek dat ſijn overſte de ſelve verwierp ſonder haer te kenne.
•
•
•
•
-
•
239
XVIIIL Dat et noodſakelijk is, de goede leering uit de quade te kennen.
-
Aen een Geeſtelijk Rechter, om van hem recht te vragen over valſche beſchuldingen, waar toe men niet heeft , kannen geraken, om dat de booſheit altoos wil bedekt blijven, doende gaerne haer bedrijf in 't verborgen, en - - - - - - 246 niet in't openbaar.
XX. De Wijſen, hebben de Propheten, ja Jeſus
Chriſtus ſelfs gedoodt. Aen een Geleert perſoon die ſich ergerde door quaat te hoo
ren ſeggen van een Godtvruchtige ziel, welke haer verdedigt met de waarheit te ſpreken.
.
. . 25e.
EERSTE V.
ſt t)
-
-
Folo 1
-
EERSTE BRIEF.
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet, dan een Phariſees Geloof.
-
Aen een vertrouwt vriend, hem met leerweſen verkla rende, tot wat ſtant het Chriſtendom nu vervallen is.
# YN HEER. f Ik geef u de vryheit om te doen druc ken, de brieven die ik voor deſen J aen de Mennoniſte Predicanten heb
geſchreven. Ik wil wel dat al de wee -relt ſiet wat ik haer geſchreven heb: want ſy ſpre
ken daer van met weijnigh woorden ſeer verachte lijk; ſoo dattet beter is, dat men opentlijk ſiet wat ik heb willen te kennen geven, met dit woord van Moeder derware geloovigen. Ik heb dat genoeg uitge
leit in den brief tegen SE RARIUS: Maer 't geen tot hare voornemens niet voordeelig is la
tenſy achter, en blijven vaſt ſtaende houden dat ik groote achting van mijn ſelfs heb, door dit woort van Moeder. Mijn dunkt ſedert Serarius dootis, dat ſy nu ſelfs de moeite nemen om my te verachten in
ſijnplaets; waer toe ſy veel meer bequaemheit heb ben dan hy, als fijnde van een veel liſtiger geeſt, veel Staets wijſer en meer geſtudeert. Verſcheide luiden in haer geſelſchap geweeſt ſijnde, hebben my verhaelt, dat ſy ſeiden ik een goet oordeel heb, en ook van goet # ben : maer dat het woord
van Moeder der ware geloovigen, groote achting van mijn ſelfs getuigde.
-
-
Be
2,
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, Beſiet een weinig Mijn Heer de ſchoone manier
van doen die ſy hebben, om de lichten Godts in
kleinachting te brengen : Eerſtelijk looven ſy my, dewijl ſy weten dat mijn leven aen vele bekent is, en dat ſy geen Eer konnen hebben met dat te ver achten; maer daer na komen ſy hun fenijn ſchieten in't beſluit; ſeggende, dat ik mijn ſelft acht; ten einde ſy aen de menſchen die mijn ſchriften leſen, een walging ſouden toebrengen: want indien een menſch de beſte dingen van de weerelt ſprak, en ik wiſt dat hy hoovaerdig was; ik ſou denken dat alle ſijn ſchoone redenen door den duivel waren voort
ebracht. Welcke verandert ſijnde in een Engel es lichts kan wel goede dingen ſpreken: maer het
geen van den waren geeſt Gods komt, dat moet goet fijn in alle deelen: niet goet in't een en quaet
in't ander. 't Is vleyerye, te ſeggen dat mijn leven goet is, daer by voegende dat ik hoovaerdig ben,
Het goede leven kan niet over-een komen met de ſonden. Nu, de gene die ſig ſelfs groot acht, begaet niet een geringe daet der ſonden, maer hy leeft in
geduerige ſonden, ſoo lang als hy blijft in de ach ting van ſich ſelfs.
Ik ſie wel dattet de Mennoniſten alleenig niet ſijn, die ſommige woorden in mijne ſchriften trachten t'achter-halen, of eenige redenen en be drijven in mijnen handel en wandel, die beriſpelijk
zijn: maer alle de wijſen, en al de gene die ſich gee ſtelijke achten, doen dat ſelfde. Deſe wijſgeſtu deerde konnen niet lijden dat een ongeſtudeerde Dochter wijs ſou zijn , de welke hunne ſchoolen veracht, en manier van leeren door ſtudien, of hare -
-
*.
-
-
by
3
dan een Phariſees Geloof l",
by-een-komſten en onderwijſingen van wetende
*
menſchen. Maer Godt ſpot met alle die dingen,
en bedient ſich van geringe ſaken, om de machtige
te vernielen. Die ſich geeſtelijke noemen, konnen
:
niet verdragen, dat een kindt den H. Geeſt heb bende, meer verlicht is danſy: en noch minder is 't
#
haer verdraeglijk, dat men ſegt ſy geen ware Chri ſtenen zijn : want ſy berſten van miſnoegen, te
##
ſien dat een ander veel volmaekter ſou zijn als ſy;
ende ſouden die wel willen beriſpen of verdacht houden van eenig gebreck: 't geen wel te bewee nen is ! om dat ſy die menſchen zijn, waer van in het Evangelie geſproken is, dat ſoo ſy hare blintheit kenden, ſy ſouden klaer ſien: maer om dat ſy ſeggen my
ſien, ſoo zijn ſj verblindt, door eene by na ongeneeſelijke blintheit.
t
Die wijſen ſien geen andere leeringen als die der ſchoolen; en die geeſtelijken beelden ſich in, dat ſy de deugd hebben, van de Godt-verlichte men
ſchen, om dat ſy eenige boecken geleſen hebben die van haer geſchreven zijn. d' Een ſegt dat ik
TAU L ER Us.geleſen heb; de twede TH o M As á K EM P U s. een ander JA C o B B o H EM E N
Sy weten de woorden genoeg die deſelve perſoo nen geſchreven hebbben, en ook hebben ſy de ver ſtandelijkheit daer wel van : maer ſy ſijn daer om
niet beſeten van dienſelven geeſt, die, die Godt verlichte menſchen hadden. Sy vervullen alleen lijk hunnen geeſt met ſchoone overdenkingen,
begrijpende de waerheit en kennende het licht; maer in der daet wandelen ſy daer niet in, noch en ſijn niet beſeten met den ſelfden geeſt, gelijk als die -
«
|
»
A 2.
waetach
4
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet,
waerachtige vrienden Godts geweeſt ſijn: ſy ver noegen ſich met te weten en te ſpreken, gelijk ſj ſien dat die heiligen in haer leven gedaen hebben, 't geen my groote ydelheit dunkt en ophouding desgeeſts; het is ook tijt verlies om met die men
ſchen te handelen, want die Wijſen gelooven alles te weten, en die geeſtelijke willen niets meer leeren, geloovende genoeg te weten door het middel van t leſen der verlichte boecken; al-hoe-wel ſy noch niet geleert hebben in de beleving, den eerſten let
ter van het ABC des waren Chriſtendoms: maer ſy fijn vervult met eene geeſtelijke hovaerdy, die
haer doet verachten alſ de gene die ſoo ver niet gekomen zijn in de ſpeculatien als ſy , en nemen niet gaerne aen't geen van een ander komt geloo vende alles in hun ſelfs te hebben.
, Ik heb vele van die menſchen gevonden, en ik holide die noch voor d'alder heiligſte van onſen tijt; om dat de anderen menigmael haer geheelle ven doorbrengen in den koophandel ; om de goe
deren der aerde te verſamelen, ſonderſich te oefe nen in de volmaektheit haerder zielen; 't welk wel
een veel grooter quaet is, als te ſtuderen in de gee ſtelijke boecken; al-hoe-wel't een en 't ander ver werpelijk is,om dat Jeſus Chriſtus ſegt, dat men niet
moet vergaderen in deſe weerelt, de goederen die de mºor men eten, en de dieven ſtelen, maerſchatten in den He melmaer ſe de dieven niet wegnemen. En aen de gene
die ſich geeſtelijke noemen en niet leven naer hun ne wetenſchap, ſegthy, de gene die den wille des Vaders gemeten en niet gedaen heeft, die ſal met vele ſlagen geſla gen worden. Dit is niet dat de onwetende Chriſtenen **
minder
r
dan een Phariſtes Geloof. 5 minder ſullen geſtraft zijn als de wetende; om dat ſy alle verplicht ſijn te weten, de dingen noo
: ## ter Saligheit : en de gene die onwetende ſijn, door niet genoeg yver gedaen te hebben om
die te leeren kennen, ſüllen niet minder geſtraft
#
worden, als die welke de volmaektheit gekent heb ben, om dat alle Chriſtenen verpligt ſijn te ſoecken
# ente leeren,'tgene ſy noodig hebben te weten. In dien ſy onwetende blijven door haer gebrek, ſo
ſijnſy alſo ſtrafbaer, als de gene die den wille des Vaders geweten hebben ; wanneer noch d' een
noch d'ander het ſelfde gedaen heeft. Maer de gene die met weining ſlagen ſullen ge ſlagen worden, om niet te hebben gedaenden wil
le des Vaders, dat ſijn de heidenen en ongelovige, die niet konnen komen tot de kenniſle van den
wille Godts; om dat ſy noit fijn onderweſen geweeſt, noch de gelegentheit gehad hebben om geleert te
worden: die ſullen met weinig ſlagen geſlagen wor den, niet hebbende gedaen den wille des Vaders; #
om dattet haer onmogelijk is geweeſt die te kennen, Daerom wenſch ik mijn Heer dat gy mijne gevoe lens aen den dag ſtelt, ten einde dat de gene die de waerheit en het licht Godts ſoecken, dat ſien mo
gen. Soo die Wijſen en ſchijngeeſtelijke hare nut tigheden daer uit niet trecken, ſoo ſullender wel andere oprechte van harten zijn, die dat wel ſal ſmaken. ſ
gº
-
Mijne reden ſijn niet geveinſt noch opgepronkt, en ſy beriſpen ook niemant,als alleen het quaet waer datttet gevonden word. . De gene die ſich hier door geraakt vinden A hebben ſekerlijk het quaet 3
1ID
6
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet,
in hun ſelfs : ſonder dat, ſoo ſouden ſy het licht beminnen, en't ſelve niet verduiſteren noch laſte
ien, gelijk de Phariſèen deden aen't licht dat J. C. haer bracht;ſeggende, dat hy de Wet Godts quam te niet doen, dat hy een verleider des volks was, en de Duivelen uitwierp door de kracht van Belſebub,
den aldergrootſte der Duivelen. En dunkt u niet mijn Heer dat even het ſelfde gebeurt in deſen te
genwoordigen tijt; en dat de huidenſdaegſche wij ſen beſeten m,n met den ſelfden geeſt, als de Phari ſeen van dien tijt. Sy ſeggen dat mijn ſtijl won derlijk is; datter ſchoone waerheden in ſijn: maer in plaets van die aen te nemen en te volgen, ſolaſte ren lydie. d' Een ſegt dattet van eenen natuurlij
ken geeſt komt ; d'ander van die der hoovaerdy: een van one vrienden ſchrijft dat ſommige ſeg en, dat den eerſten gedrukten brief van mijne chriften, is op de manier van een paſquil; om dat ter geen anderen naemin is als A. en B. andere ſeg gen datter eenige doolingen in de ſchriften zijn; en ſoo trachten de huidenſdaegſche Phariſeen in
kleinachting te brengen, het licht dat Godt nu wil op d'aerde ſenden; vreſende dat wanneer de Waer
helt aengenomen wierd, ſy haer gewin ſouden ver lieſen, en van hare grootsheden en geſaglijkheit berooft zijn.
Dat is de ſelfde oorſaek, waerom de
Phariſeen de leeringen Jeſu Chriſti verworpen heb ben , die hare geveinſtheden en gierigheit ont dekten ; brengende een wet die hunne hoovaer dige verwaentheit wederſprak; 't geen haer on verdraeglijk was, niet te vreden konnende zijn, tot dat ſy den Auteur des levens hadden ter doodr t & s gebracht
/
dan een Phariſees Geloof. 7 gebracht, teneinde ſy heerſchers mochten blijven
in hare geſaglijkheit. De huidenſdaegſche wijſen doen even het ſelfde; en handelen nu met den geeſt J. C. gelijk als die doen ter tijt met ſijn lichaem de den. Ick dacht dat ſy verheugt ſouden geweeſt ſijn met noch eens te ſien het licht Godts over de menſchen uitgebreit,
om haer te doen kennen de
waerheit van alle dingen; en dat ſy hun gewillig lijk daer aenſouden onderworpen hebben, jage worden als kinderen onderdanigaen de Goddelijke Wijsheit : maer in tegendeel ſie ik tot mijn groot
leet-weſen, dat ſy't ſcIve verwerpen en verachten; ja ſy laſtercn en ſchelden de Perſoon door wienhaer dat licht is toegeſonden.
Ik kan u mijn Heer, in weinig woorden niet ſeg gen, de tegenſtrevingen, pijnen en ſmarten die de Wijſen deſes tits my hebben toegebracht, om dat ik getuigeniſſe van de Waarheit
#
't Is
meer dan 3o Jaren geleden, dat eenige Paſtoors in 't Landt van Henegouen, gants opentlijk ſeiden; dat indien ſy my alleen # vinden byeen Ri
vier, my daer ſekerlijk in ſouden geworpen heb ben,om my te doen verdrenken; om dat ik geſegt hadde, dat de Geeſtelijken oorſaek waren van de
ſtraffen die Godt op d'Aerde ſend: en in plaets van in haer ſelven te keeren, om te ſien ofyſich daer
aen niet deelachtig bevonden, ſoo deden ſy gelijk de booſe honden, die in den ſteen bijten waer me
de men haerwerpt. De Geeſtelijken van deſentijt doen even het ſelfde: want in plaets van naukeurig t’ onderſoecken,of mijne geſchriften waarlijk door
den H. Geeſt fijn voortgebracht, en voordeel aen A4 hunne
De Chriſtenen in deſe tijt hebben niet, hunne zielen konnen doen; ſoo door-ſhuffelen ſy 8
die wel ſeer naeu, om te ſien ofſy daer in eenige ge breken vinden : en al-hoe-wel de meeſtendeelſ ver plicht fijn te ſeggen,dat ſy'er geen in vinden,
#
gelijk als Pilatus van J. C. ſeyde, ſo laten ſy daerom niet te roepen, Cruyſt hem, doet ons dien menſche neg. Dat ſouden wenſch van vele zijn, die my ſouden willen vernielen indien ſy konden : maer Godt
heeft my tot nu toe beſchermt, op dat ſijn licht vorder verſtreit ſou worden.
Men heeft getracht my te vangen, Ja te doen ſterven, waer over ik Godt dank, die my waer dig maekt, vervolging te lyden om de gerechtig heit : want ik heb geen ander quaetaen die men ſchen gejaen als hun de waerheit geſeit, dien ik van Go 't ſelfs leer, welke ſy niet willen aenhoo ren, en ſeggen door een Staets wijſen trek, dat de waerheit niet mach geſeit zijn, dit is ook een les, eleert in hare ſchoolen der menſchelijke voorſich
righeit: om dat J. C. ons leert dat hy is de waer heit komende van Godt: En deſe Wijſen ſeggen, dat men de ſelfde niet ſpreken mach. Sy ſijn in al
hier doen ſoo ſtrijdig tegen de leeringen J. C. dat tet groote ſchande is te hooren, dat ſy hun Chriſte nen doen noemen; 't gene ſy niet fijn inderdaedt, noch inleeringen noch in werken; ſoo dat indien ſy het licht des waerheits ontfangen hadden, ſy ſouden verſtelt en beſchaemt in hun ſelfs zijn, van ſoo dwaes en onwetende geweeſt te hebben met ſich Chriſtenen te gelooven, gedaen en onderweſen
hebbende alle dingen gantscontrary den geeſt J.C. en ſy ſouden d'een tegen d'ander ſeggen: Hoe heb -
ben
dan een Phariſees Geloof.
9
ben wyſo verblindt komenweſen! te gelooven en te ſeggen, dat wy Chriſtenen waren ! wanneer my in ons niet eene ei
genſchap van dengeeſt 1. c. hadden! tij beminde de armoe Zde: en wy beminnen de Rijkdommen ! Hy had een ootmoe
digen geeſt, en wyſijn beſeten van die der hoovaerdy ! hy
#
het lijden : en mywerpen dat met al onſe krach ten van ons! hy is vervolgt geweeſt, veracht, en ter doodt
gebracht, tot een rantſoen voor vele : en my millen niets voor anderen lijden ! maer wy ſoecken ons gemak, onſe eer en ons eigen voordeel! Soo dat indien de menſchen
hun bedrogh en onwetenheit ſagen, ſy ſouden ſchaem-root van onſteltenis worden, elcke reiſe wanner men haer Chriſtenen noemden. Dit quaet is gekomen van dat ſy hun van de waerheit Godts hebben afgeſcheiden, Men heeft de leeringen der Wijſe menſchen in l
geſopen, die met hare uitleggingen den waren ſin der Schrifturen verdorven hebben , en door hunne
ſtudien allerleyſoorten van ſonden bekrachtigen.
Het ſchijnt dat de Schoolen expreſſelijk ingeſtelt zijn, om Gevallen of ſaken der Conſcientie te ſme den, bequaem om alle de menſchen in de hel te voeren : Want wat iſſer uit te leggen over het Evanglie en de oefeningen van J. C. Dit ſin ſeer klare waerheden, die J. C. onderweſen heeft: met woorden en werken, dat men arm van geeſt moet zijn , Ootmoedig van herten, begerende vervolging om de gerechtigheit te lijden,en aen an dere doen als aen ſich ſelfs: maer om alle die dingen te verbloemenſoogaen de Geſtudeerde uitleggen, dattet niet is tegen de armoede desgeeſts; te arbei
den in den koophandel om gelt te winnen, en ee A 5
- nig
15
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
-
nig voorſpoetin de Weerelt te maken, en om noch meer de menſchen te vleyen tot haer verderf, voe genſy daer by deſe woorden, dat men de rijkdom men moet beſitten als die niet beſittende; 't welck
groote bedriegeryen zijn , die de beſt meenende
ophouden : want de Huidenſdaegſche menſchen ſijn niet geſchickt als die van het oude Teſtament;
die de tijdelijke goederen van Godt als een ſegenin ge ontſingen, om die tot ſijner Eere te beſteden niet hebbende eenigſints haer hertdaer aen gekleed als die van onſentijt; welke ſonder ophouden be geren de tijdelijke goederen , en wenſchen die al toCS IIlect en ſneer.
De begeerlijkheit is algemeen, ſoo wel onder de
# als onwetende, yder-een is begeerlijk : n indien die Caſimiſten of ſchrijvers van gevallen der conſcientien, de begeerlijkheit beſtraften, ſoo ſoudenſy daer door hun ſelfs veroordelen, als ſijnde meeſt gevoordert in die begeerlijkheit. Onder tuſſchen is het een onfeilbare waerheit, dat al de
gene die in de begeerlijkheit der goederen van de ſe Weerelt leven, ingeduerig ſonden zyn; en deſe begeerlijkheit baart altoos de gierigheit, en d'on trouwigheit ; 't geen recht ſtrijdig is, tegen het gebodt, van aen een ander te doen als aen ſich ſelfs: want een koopman of werkman ſoekt meer zyn ei gen voordeel als die des naeſtens, en indien ſyan
ders deden men ſou haer voor ſothouden, volgens de leeringen van deſe nieuwe Geleerden, die ſich inbeelden wijſer te zyn om de Schriftuuren uit te leggen als de gene dieſe gemaekt heeft : want ſoo JC geweten had, dat men de Rijkdommen beſitten -
kon,
11 dan een Phariſées Geloof. # kon, en ſijn Deſcipel weſen, hy ſou die niet aen -
Et
ſijn Apoſtelen alle hebben doen verlaten, die ſich meenden geen goederen te hebben dan voor de
nootſakelijkheit. J. C. kon hier afgants niet on wetende zijn, en hy wiſt wel, dat onſe voor Ou ders Rijkdommen beſeten hebben als of ſy die niet beſaten : maer hy wiſt ook dat ſedert haer , de verdorventheit der menſchen meer verdorven is
geweeſt, niet konnende hare herten aftrecken van 't gene ſy inderdaet beſitten; Daerom ſegt hy, dat waer ons hart is daer is onſenſchat. Daerom moet men metterdaedt alles verlaten wat men beſit , om ware Chriſtenen te worden;
buiten dat wierd doen tertijt niemant gedoogt in 't Chriſtendom : maar nu laet men allerley ſoorten van ſonden toe, en men hout ſtaende door uitleg ingen en redenkaveling, dat een Chriſten mach
## weſen, hoovaerdig, ſijn gemakkelijkheitſoe ken , en fijne ſinnelijkheden volgen ſoo veel hy kan. Ik bid u mijn Heer wie machdeſe Wet veran
dert hebben ? en ingeſtelt of toegelaten alle deſe dingen gants ſtrydig tegen de gene die onſan Sa ligmaker ons onderweſen heeft? als hebbende die van ſijnen Vader geleert. En moet men die ge breken niet toeſchryven aen die nieuwe Caſuiſten
van onſentijt: want ſonder hare uitleggingen van gevallen der Conſcientie, ſouden vele goede zie Ien onderhouden hebben de onderwyſingen van gelijk het waer is) datſe noot J. C. ſakelijk zyn tot onſe zaligheit : maer verſtaende door de predikatien en belydeniſſen, dat die Ge
##
leerde Caſuiſten geen ſwarigheit vinden om de men
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, menſchen Salig te maken, met ſich ſelfs te bermin
I2
nen, en niet willende lijden noch ſmarten, noch
vervolgingen of verachtingen , maer ſoeckende te voldoen hare ſinnelijkheit en begeerlikheden; beminnende meer haer voordeel als die des nae
ſten; ſoo hebben ſy uitgevonden een leeringe veel
bevalliger dan die van J. C. wiens goetheit wel vermindert ſou weſen, indien het waer was, dat
den weg der zaligheit ſoo wel was te vinden in # en, als in die welke J. C. ons van den Hemel gebracht heeft, terwijl ny ſegt niets te onderwijſen als 't geen hy van ſijnen Vader geleert heeft. En ſiet gy niet mijn Heer dat wy gekomen zyn in den gevaerlijken tijt door J. C. voorſeit; hunne
waer de valſche Chriſtenen veele ſullen verleyden? Ja ſy ſouden de uitverkoornen ſefs verleiden in dien het mooglijk waer; daerom ſal Godt de dagen,
verkorten, ten einde hy de verleiding der oprech te herten beletten ſou,
-
-
Soo de boosheit van deſe nieuwe Geleerden open baerlijk ontdekt was, ik geloof dat al de menſchen die verleit en bedrogen fijn geweeſt, bijtenſouden gelijk als honden, die Caſuiſten welke oorſaek van hun verdoemnis geweeſt zijn, als die men ge hoorſaemt heeft, en hare leeringen aengenomen gelijk de woorden Godts; en in Plaets dat ſy ſou den onderwijſen, dat men ootmoedig van herten moet weſen, en de laeſte plaets verkieſen gelijk als
J. C. onderwijſt ; ſoo ſoecken ſyſelfs denrang der eere, en nemen de eerſte plaets, en beminnen de groetingen. Wat gewicht konnen hare woorden
hebben, als men leeſt dat J. C. heeft geſegt, ſijt 00t
dan een Phariſees Geloof.
13
ootmoedig van herten en neemt de laetſte plaets ? Wan neer men in der daet deſe Godtsgeleerden ſiet de Eer beminnen, en de vooraenſitting nemen waer ſy maer konnen. Men gelooft ſekerlijk dat het Evangelie een hi ſtory is, die men ons alleenlijk moet vertellen, en niet behoeft in 't werk geſtelt te zyn; om dat de ene die ons 't Evangely onderwyſen, dat niet in # ſelfs bewerken; maer ſyſtaen liever tegen de menſchen op die dat willen in 't werk ſtellen. Ik -
behoef niet uit mijn ſelfs te gaen om die ervarent heit te vinden. Leeſt een weinig ſoo't u belieft de brieven die ik verplicht ben geweeſt te ſchryven aen vele Wyſen, om te ſien hoe vele verſcheidene
tegenſprekingen ſy my gedaen hebben , en dan de
#
Antwoorden die ik ſoo behoorlijk heb ge daen, welke niet konnende verachten, ſoo heb
ben ſy hun begeven tot de laſteringen van mijn per ſoon; ſeggende tot een gront, dat ik my ſelfs acht, met te ſeggen, dat ik de Moeder der mare geloovigen ben, hebbende daer in meer liefdadigheit tot mijne
volmaektheit, dan tot de Saligheit haerder zielen:
hoe wel geſchreven is, dat de liefde wel geſchikt fijnde aen ſich ſelfs begint; ſy verbreken ook den 'ſin deſer plaets, geloovende dat de ſchriftuur ver ſtaet lichamelijke of tijdelijke ſorge : en daerom
ſoektyder een fijn eigen wel gevallen en voordeel, veel eer als dat van anderen : maer dat is niet als overſpel dryven met de Schriftuur, en die te doen
#n tot ſondigen, in plaets van tot hare Salig C] [.
-
,
* *
Ds
i4 De chriſtenen in deſetijt hebben niet, De wel-geſchikte liefde moet beginnen aen ſich li -
ſelfs, voor-al-eer dat wy ons bemoeyen met die van anderen, en dingen in haer te verbeteren, voor
dat wy die in ons ſelfs gebetert hebben. Indien de Mennoniſten deſe plaets wel verſtaen hadden, ſy ſouden aengemerkt hebben in mijne ſchriften, de dingen die tot hare Saligheit nut waren, veel eer als t onderſoecken, door wat geeſt ik verklaert
heb de Moeder der der mare geloovigen te zijn: aengeſien haer dat niet raekt. Indien ik hoovaerdig ben, zy ſullen de ſtraffen voor my niet dragen : maer ſo
ik haer de Waarheit van Godt verklaer, en zy die naervolgen, ſoo ſal al het voordeel voor haer we
ſen, ik heb daer in geenſchade noch voordeel. Soo Godt my niet aendrong om die dingen te verkla
ren: ik zou geen noot hebben van ſulke groote verborgentheden aen de onwetende bekent te ma ken: ook heb ik dit woort van Moeder willen uit
doen, wanner dat ſonder opfigt uit mijn handt was gevloeit: maer den Heere zeidemy, Het gene dat geſcheven is laet geſchreven blijven. Hieraen gehoor
ſamende, heb ik verachtingen, beſpottingen, en laſteringen gevonden, om Godt gehoorſaemt te hebben, waer in ik my ſeer geluckig acht, en in ruſte ben dat ik de wille van mijnen Godt daer in volbracht heb: die geſegt heeft, dat de ſpotters ſul len beſpot worden. Ik doe over haer het gebedt dat
J. C. deed voor de Phariſeen: ſeggende, Heere vergevet haer, want zij en weten niet mat zy doen. Zy meenen voorſichtig te zijn, met het naerkomen
van deſe Staets-wijſe manier, dat men ſich moet
laten prijſen van anderen, en voor zotheit -
"# ijn
dan een Phariſtes Geloef.
T
ſijn eigen lof te ſpreken: maar ik heb een Meeſter die my geheel anders onderwijſt, my leerende noit geen menſchelijke inſicht te hebben, maer altoos de Waarheit te ſpreken, ſoo wel tegens my, als voor , my; waer mede hy de voorſichtigheit der voor
ſichtigen wil te niet maken , die daer ſeggen : te
ſpreken tegen ſichſelf is ſotheit, en ſijn eigen lofie#
en
is hoovaerdy. Ik wil alle deſe manieren der menſche lijke voorſichtigheit daerlaten, en my vaſthouden te volgen de leeringe van Jeſus Chriſtus, verach
tende die der onwetende menſchen. Want indien ſy alle hare wetenſchappenin't gemeen, my wilden leeren in een quartieruurs, ik ſou haer bedanken;
om dat ik geen andere dingen wil weten, als de
, gene die Godt my wil onderwijſen; hebbende hem altoos gedankt voor dry dingen. 't Eerſten is, dat hy my niet heeft laten leeren, de leeringen der menſchen : het tweede, dat hy my niet heeft ver bonden in den Houwelijken Staet: en het derde,
dat hy my gegeven heeft een vreedſamige geſta digheit de geeſts, in allerley ſoorten van ontmoe
tingen , en ick heb groote redenen om hem die # dankbaerheden te doen : want ſoo hy my had laten * aennemen de leeringen der menſchen, ik ſou on bequaem geweeſt zijn, die des H. Geeſtst' ontſan 3 gen, welke rechtſtrydig is tegen diegene die men
% nu oefent. En indien hy my had laten komen in
den Houwelijken ſtaet, ik ſou verloren hebben de "' vryheit om alleen aen Godtte hangen, niet kon * nende dienen twee ſoo tegenſtrydige Meeſters,
* ſonder aend een of d'ander ontrou te zyn. En ſoo hy my niet een geruſte vreedſamigheit des geeſts
-
gegeven
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet .
I6
gegeven had, in allerley ſoorten van ontmoetin
gen: ik ſou meenigmael gewaggelt of gevallen hebben, door ſoo veele verſcheiden toevallen en
ellenden die my ſijn overkomen, en noch dage lijcx ontmoeten ; waer in ik my nochtans bevinde
in een geſtadige gelijkheit desgeeſts, en des wils, vereenigt aen die van Godt : hier over ſil ik hem altoos looven en danken, en als deſe menſchen my
hovaerdig noemen, ik ontſtel my niet; maer on derſoek te naeuwer de gront van mijn conſcientie,
om te ſien of er eenig ſier van dit gebreck in is, en dat niet vindende , ſoo loof en dank ik Godt
noch meerder; ſoo dat al'tgene men van my ſou mogen ſeggen, my niet ontroert, maer verwekt myte meer Godt daer voor te prijſen, Soo dat de
menſchen die mylaſteren, quietſen alleenlijk hun he zielen, en doen ſich ſelfs Pijnen aen. '
-
Dat men goede of quade meningen van my heeft, raekt my niet: om dat ik niets van haer ver
eiſch wel wetende dat ſy my niet konnen Saligma ken: en wat aengaet in deſe Werelt, heb ik niets te doen met hare pryſingen of Eeren, noch met hare vermakelijkheden; Om dat ik ſillx alles in
Godt vind, in een veel grooter volmaektheit, als ſy my oit ſouden konnen toebrengen, met alle de goederen des Weereltste ſamen. 't Is daerom dat ik alles veracht; ſoodanig, dat indien men my wilde en konde geven in eenen dag, en ſonder moeiten, alle de Godts-geleertheit van de Weerelt, de Wijs heit van Ariſtoteles, de welſprekentheit van Cicero, en denSteen der Philoſophen; Ja alle de Wijsheit van
Salomon met alſijn Heerlijkheit; ik ſou die noit # • -
2
.
CID
dan een Phariſtes Geloof. 17 Ien aennemen, omdat ik onder de voeten gelegt heb, alles wat vergankelijk is, en niets en acht dan 't geen dat Eeuwighis, 't welk de Wijſen van
deſe Weerelt niet ſouden konnen begrypen, niet f
konnende gelooven in 't geen ſy niet ſien en taſten Hare wetenſchappen fijn ſienlijk, alle hunnen ar
beit en leer-oefeningen ſtrecken tot geen ander -
einde, dan ſich te doen achten van de menſchen,
en om onder de ſelve voor verſtandige te gaen. Soofy eenige boecken maken, 't is om te toonen' haer kloekheit, en te doen blyken haren ſchonen.' geeſt, op dat d'een van d'ander lofen Eer ontfan
gen ſoude; 't geen my dunkt ydelheit te zijn, en alte hunne verrichtingen, tijtverlies. Maar wat ſalikhaerſeggen, terwijlſy niets willenaennemen, dan 'tgene ſy in de boeckengeleert hebben en ver werpen met verſmaatheit wat onmiddelijk van den H. Geeſt komt, om dat ſy hem niet kennen, en dat erger is, ſy en willen hem niet kennen: want
doen ik heb begonnen te ſchrijven, dat geſchiede door een ſuivere beweging van den H. Geeſt, om haet door dit middel lichtte
# ; maerin plaets
van daerWel naeu op te merken, ſoo laſterenſy't
ſonder dat te kennen. t Is hun genoeg dat ſy ver ſtaen, dat die ſchriften door een Dochter gedic teert zijn, en dat die ſtryden tegens hare huidenſ
daegſche Godts geleertheit,vreeſende dat die moge vernietigt worden door de waerachtige, die van
den H. Geeſt afkomt: gelijk ſy waarlijk ſijn zal, om dat de Waarheit de leugen verſmachten zal, ſoo
haeſt ſy aen alle oprechte menſchen bekendt ſal zijn. . w
-
d -
B
-
-
De
l 18.
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, De valſche Theology ſal veracht, ja uitgeroeit,
worden, om dat vele deWaerheitſouden beminnen
indien ſy die kenden : maer door de verblindheit
voortgekomen uit die valſche Godtsgeleertheit,ſoo weet men niet beter: Ja ſommige ſouden meenen ualijk te doen met aen de Waerheitte gelooven, oor diende Wijſen ſooveel hun mogelijk is die in kleinachting brengen : en in plaets van ſooheylſa
meſchriften te helpen ſterken, foo ſeggenſy door verachting datſe van een Dochter komen: als of
Godt ( die J. C. door het middel van een Maaght voortgebragt heeft) ſijn licht door een andere
Maaght niet ſou mogen ſenden, Men behoeft dit licht niet blindelings aen tene men; maerwel t'onderſoekken of het geneik haer voorſtel, waerachtig is, ook te ſien of mijn leven
over een komende is met mijne ſchriften, en of mijne leeringen overeen komen met mijnen han del en wandel, op dat ſy niet ſouden behoeven te
ſeggen, gelijk als J.C-ſeide van de Phariſeen, doet maer haren oorden, maer niet naer hare merken. Want
mijn leven is in alles gelijk als mijne ſchriften.
En
indien er iemant was die daer in eenige din
vond contrary mijne werken, ik ſou hemſeer dank baer zijn, dat hy my ſulcx kenbaer maakten om
dat te verbeteren, of te herſtellen ſoo 't mogelijk was. t'Is waet dat ik maer een Dochter ben ſonder -
-
-
-
ſtudie : maer den geeſt die my beſtiert is niet vrou welijck ; daerom mogen de Wijſen die leeringen wel onderſöekken, alſoo wel als de onwetende.
Soo ſy de Waerheit Godts ſoecken, ſy # : * .
.
.
"-
vinden.
dan een Phariſees Geloof. vinden. ' Maer indien
I9
# de welſprekentheit, of
de cierlijkheit der Taal ſoekken, ſy ſullen ſich be driegen, want ik mag geen acht ſlaen op die ſooge ringe dingen, handelende van oohooge verbor gentheden. Men moet d'invloet van den H. Geeft niet verhinderen, met te letten op de woorden:
't is genoeg dat men enkelijk de beduiding der ſel ven eenvoudelijk verſtaen kan. Ik en ſchrijf niet
om 't wel ſeggen; maer alleen om my te doen ver ſtaen. Die vieſe menſchen moeten de curieushe--
den ſoecken onder haers gelijk , en niet in de in vloeingen van den H. Geeſt, die voortvlieten als een Rivier, ſonder ſich onderweeg op te houden, om te letten op 't welſpreken, of menſchelijke in ſigten; ſülex kan noch mag niet geſchieden. Hare onwetendheden alleen doen haer eenige woorden
beriſpen, en hun hoogmoet doet haer het licht Godts verachten, om dat het komt door't werktuig
van een Dochter. Sy ſouden dat liever aennemen door een
## Geleerde die wel geſtudeert is, om
dat ſy ook niet verſtaen dattet tegenwoordig den tijt is, waer van Godt geſeit heeft, dat hy de Wijſheie der Wijſen ſalſalte te niet makenbrengen. , en de voorſichtigheit der voorſichtigen ſchande r-
-
Waar ſullen dan de Wijſe zijn, de Philoſophen, de
welſprekende de Godts-geleerden alle hun kramen ſullen omvergeworpen, en hare Schoolen vernie tigt zijn; hare wijſgeleerden verſtrooit, en hunne # uitgeroit: Wat ſullen ſy dan weſen? hare Eer ſalverandert ſijn in beſchaamtheit, hars rijkdommen in armoede ; niemant ſal haer me
ſoecken : want hunne Wijſheit ſal bekent ſijn voor B2
onweg
2o-
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
onwetentheit en ſotternyen , en de kleine ſullen vervult weſen met de Wijsheit van den H. Geeſt;
de Jongelingen en Dochterkens ſullen Prophete ren, en Tale ſpreken: niet ſoodanige gelijk als on ſe Orateuren op de hooge Schoolen leeren; maer
een Taal der Waerheit en van levendig geloof. Het ſchijnt dat onſe huidenſdaegſche wijſen, de
ſe verwoeſting harer Wijsheit en voorſigtigheden vreeſen, door de geboorte van dit licht, en ſou
den dat daerom wel willen in de wieg verſtnooren, vreeſende dat het mogt opwaſſen, en de woorden Godts in haer volbracht worden, niet willende verlieſen die leeringen en voorſigtigheden, die ſy
meenigmael meer achten als Godt en de Zaligheit haerderzielen. En indien niet een ſoodanige roe
ring haer beweegden, wat oorſaekſouden ſy heb ben om my te vervolgen? Ik heb haer geenig quaet
# Godts verklaart, ſoöverre my die bekent is, en wanneer ſy daer tegen op ſtaen, ſooverheffen ſy ſich tegen Godt ſelfs, van wien alleen de Waarheit voortkomt, want alle men
ſchen fijn leugenaers, en de Waarheit is van Godt. Indien ik van Godtswege kom en de Waarheit ſpreek: waerom hoortmen my niet? Ik ſeg niets uyt mijn ſelfs, noch en breng geen # VOOIT, Alles wat ik ſeg,doe, ofſchrijf, heeft geen ander oog wit, als de menſchen te doen kennen, wat het is, een waer Chriſten te zijn; en de middelen voor te
ſtellen om dat te worden. Alle Chriſtenen geloo veji in de leeringe van Jeſus Chriſtus, en ik onder wijs niets anders : want hy is gekomen in de laetſte
liſir, en men moet geen andere onderwijſingen Vef
:
dan een Phariſees Geloof. 2 II verwachten, dan degene die hy ons heeft gegeven; om dat wy gekomen ſijn aen het einde des weerelts. J C. is de laetſte Propheet, die de laetſte middelen
oner Saligheit heeft komen verkondigen : Godt ſal geenige nieuwe meer toonen; en daerom iſt dat ik van geen nieuwe dingen ſpreek maer alleenlijk om in acht te nemen, die, welke J. C. ons geleert heeft , en mits ik de menſchen daer ſoo regelrecht tegensſie leven, ſoo ſchrijf en ſpreek ik, om haero
te wecken uit een ſoo gevaeilijken ſlaep, waer in ſy allenxkens gevallen zijn, ſtervende indien doode lijken ſlaep, ſonder te willen opgewekt weſen. Want
ſoo haeſt als ik heb begonnen te ſeggen,datter geen ware Chriſtenen meer zijn, ſtonden ſy alle tegens my op, om het tegendeel ſtaende te houden: en ſoo haeſt als ik de Geleerde en Geeſtelijke geraekt heb, toonende dat hunne leer-oefeningen en uit leggingen oorſâek zijn van't verval derChriſtenen, ſoo fijn ſy mijne bedeckte vyanden geworden. Ik heb haer menigmaelaengedrongen om myte
ſeggen waer in dat ik gedoolt heb , en gevraegt of mijn leeting in eenig ding ſtrydig is tegen die van
J. C. dat ſy wel doen ſouden my ſulex te ſeggen: want indienſe van Godt is, ſoo moetfe in allen dee
len overeen komen met de H. ſchrift, Aengeſien dat het maer eenen H. Geeſt is, en die onverander
lijk: maer ik heb tot nu toe niets van die Weel-we tende konnen trecken , noch in woorden noch
doorgeſchrift. Oock konnen ſy de waerheit niet doen veranderen; maer wel die laſteren, gelijk ſy doen met verradelijke ſteken te geven; ſeggende
in mijn afweſen datter doolingen in mijne ſchriften B3
zijn,
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
22
zijn, ſonder my te willen toonen waer in die be ſtaen op dat ſy de Godtvruchtige zielen, een vrees en afſchrikſouden geven, en haer beletten die te le ſen, en de ſchoone waerheden t ondecken die daer
inbegrepen zijn. Sy ſijn gelijk de ſtomme honden die deſe ſielen bijten ſonder te baſſen , haer heime
lijk in de ooren ſeggende, 'tſy inde biechte of an
derſins nayders gelegentheit, dat men die geſchrif. ten niet moeten leſen : en om die booſe raetgevin gen beter ſchijn te geven, ſooſeggen ſy, datter oede dingen in zijn; maer datter ook eenige doo ingen ondergaen.
n gedenkt u niet mijn Hr. dat ontrent dry Jaer geleden als wy noch tot Mechelen in Brabant wa ren, men aen het Vicariaet over my ging klagen,
dat ik dolende gevoelens had, en dat ik tegens de H. Outvaeders en Concilien ſprak ; 't welck ik verſtaende ging my vertoonen aen den Vicarius Ge nerael van den overledenen Biſſchop der ſelver Stat Mechelen , en aen andere Raets-Heeren van dat
ſelfde Capittel der Vitaryen, om haer te bidden dat ik my mocht verdedigen, voor hare Recht
bank, als ſijnde daer beſchuldigt van kettery: - maer ten wierd my niet toegeſtaen. Den ſelfden Vicarius ſeide dat hy noch geen volkome klachten aen dat Capittel tegens my had, maer dat hy bui ten het Gericht, wel eenige had hooren ſeggen, dat ik gevoelens had, tegenſtrijdig aen de H. Va ders en Concilien; en dat ik den Houwelijken-ſtaet
meer achtede als de Maagdelijken &c. Waer op ik hem antwoorde, dat hy moeſt weten of dit alles waer was : en zoo het leugenachtig bev: -
-
-
-
WIGT
dan een Phariſees Geloof.
23
wierd, dat hy my moeſt onderſteunen en verde
digen, maer zoo ik Ketteryen had, dat hyals Va der van de Kerk zulcx moſt ontdekken, om my dat te doen verlaten, of te ſtraffen na verdienſten:
dat zynOfficieenbediening hem daer toe verplich te, om te beletten dat mijne Kettery niet mochte komen zijne Schaeps-kudde te verderven. Hy ont
ſchuldigden ſich om deſe plicht te doen ; zeggen de, dat hy noch geen volkomen klachten tegens
my had; en al-hoewel ik van alle kanten aen drong, zoo wierd ik nietaengenomen om mijn in
't Recht te verdedigen, waer ik mogelijk meer ge had ſou hebben om my te verantwoorden, als die
Richters om my te vragen. Ondertuſſchen zijn der tegenwoordig noch eenige in dat Capittel, die in't geheim van my noch die ſelfde beſchuldiging doen:
# datik de H. Vaders en Conſilien
tegen-ſpreek;'t welk niet waer kan zyn, omdat ik
noit de H. Vaders noch Conſilien geleden heb. Kan ik mijn Hr. eenige dingen weder-ſpreken
die ik #
indien ik wiſt wat de Va
1
ders of Conſiliengeſegt hebben. Ik zou wel konnen
verklaren of mijne gevoelens met de hare overeen ſkomen: maer van dit alles niet wetende, ſoo kan
ik ſulx niet weder-ſpreken noch voor goet keuren. Ik weet wel in het algemeen, dat al wat van den H. Geeſt komt, altoos eendrachtig is : maer ſoo zwanneer de Vaders, de Conſilien en ik van ons ſel
ven ſpraken, ſooikonnen wy alle miſſen en groo -telijks doolen; om datter niets onfeilbaer is, als iGod alleen. Daeromſoude ik ſeer blijde zijn, dat
men myin't byſonderBſeide waerin ik de H. ders Va 4 -
24
|
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
ders tegen-ſpreek, ten einde men mocht ſien , of zy of ik, door den H. Geeſt ſpreek, in 't# WaCr in wy verſchillig zijn; alzoo 't niet beyde kan ge ſchieden, omdat den H. Geeſt altoos eendrachtig - en met ſich ſelfs over-een-komende is: hy kan niet aen de H. Vaders eenige dingen ingegeven hebben, en aen my de daer tegen ſtrydige # moet zijn
dat d'een of d'ander ſich bedriegt. Maer ik geloof dat ten aenzien van de Schriften der H. Vaders het
toegaet, als met de H. Schtiftuur, die yder een verſtaet en uitlegt naer ſijn eygen welgevallen, ſon der daer afden volmaekten ſin te vatten, om dat
de gene die den H. Geeſt verſtaen zal, als ook de H. Schriftuur, of H. Vaders ; die moet van den H. Geeſt beſeten zyn, of anders hy ſmeedt niets dan bevattingen van d'een en d'ander, volgens ſijne inbeeldingen of eigenſinnigheit : daer van is het datterſoo vele twiſten en doolingen gekomen zijn, die de Zeden der Chriſtenen verdorven heb
ben, onder dewelkeyder een ſich hecht aen de ge voelens die hunneſinnen meeſtaengenaem zijn, en ſooſijn ſy gevallen van deene dooling in d'andere;
meenende te volgen het gevoelen van eenige H. Vaders, wanneer nochtans zy die geenſins verſtaen; leſende alleenlijk de woorden, ſonder dat ſy iets bezitten van haren geeſt of gevoelens. Indien dit ongeluk my was overkomen, ik ſou
wel blyde fijn dattet ondekt was; daerom bid ik al de gene wien bekent is, dat ik eenige dingen ge ſegt ofgedaen heb tegens het # de Gerech
tigheit of de Waerheit, dat ſy my ſulcx doen zien;
hetſy doorgeſchrift of anders; in ſoo een gelegent *
---------
heit
J
dan een Phariſees Geloof. . 25 heit ſal ik met alle eerbiedigheit opentlijk herroe pen de quade dingen, indien't ſoo is: maer ten ſou
: - niet goet zijn , dat Jemant my ſoude willen aen vallen ſonder reden, om dat hy fijne ſchande ſoek E
ken ſou; Aengeſien mijn pen niet ledig blijft, ſoo lang men haer ſtoffe verſchaft om te werken. In - dien menſe kende, men ſouſe niet aen boort komen
ſonder ſekere vaſtigheit, vreeſende gequetſt te - worden. Ik ben gegront op de Waarheit, en ik vrees niet dat iemant die ſou konnen verande
ren: daerom alles wat men contrary bybrengt, dat - moet verſmelten gelijk de ſneeu voor de Son. Het
moet ſijn dat al de Weerelt ſich overgeeft aen deſe Waarheit, en de reſt in eenen miſthoop verandert, gelijk de ſneeu verſmelt. Ten is niet dat ik wijſer ſou ſijn als die groote Godts-geleerde, want ik heb noit , noch
#
my geoefent in andere dingen, als om mijn Ziel te ſuiveren : en ik heb geen andere Meeſter dan den H. Geeſt; noch andere ſchool, als ſijn inwendig onderhoud; ondertuſſchen vrees ik niets van alle die verſtandige Wijſen, omdat de leugen verdor ret in de plaets waer de Waarheit ſich vertoont. Sy
hebben hunne redenkavelingeſchoon te beglimpen en fraey te beſchilderen : Maar ſooſy niet gegront zijn op de Waarheit, het ſaſ alles verdwijnen, en overwonnen ſijn door de kracht der Waarheit ;
daerom wenſch ik dat ik geen bedekte vyanden meer had : indien er
# zijn, datſe hun ver
klaren, op dat ſy ſoo wel als ik bewijs doen van ha re leeringen, en dat alle goet oordeel zien mag, - wie meeſt op de Waarheit gegront is. Ten is niet
t
-
"-
-
-,
-
-
-
-
B 5
-
dat
26
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
dat ik de twiſtingen ſoek , die ſekerlijk door den duivelſijn uitgevonden, maer hebbende medogent heit met ſoo veele onnooſele zielen, die opgenou
de worden door deſe achterklappers, welke ſeggen datter dolingen in mijne ſchriften zijn, en geven daer door een bevreeſtheit aen de gene die van een teer # zijn ; die nietſouden derven leſen ee
nige dingen die twijfelachtig ſijn of van doolingen verdacht, zijnde alſoo ontrooft van het licht dat Godt nu op d'Aerde ſendt. De Geleerden doen dit, ten einde ſy het volk gehecht mogen houden
aen hunne, leeringen, ſonderſich daer af te wen den: want ſy weten wel dat degene die mijne ſchrif
ten aendachtelijk leſen , in 't gevolg wel ſien ſou den, dat hunne leeringen niet waerachtig noch zalig zijn; als gantſchelijk ſtrydende tegens de lee
ringen van J. C. : en dat haer manier van leven recht contrary is, aen 't leven der Chriſtenen van d'eerſte kerk;'t welk ſy ſelfs verplicht ſouden ſijn te
belijden : maerſybrengen uitleggingen en ſluitre denen om te bewijſen dat wy noch niet fijn in dien
tijt, gelijk als ofden tijt de wet des Evangeliums verandert had; of dat die geeindigt was van d'eer
ſte Eeuw af, in de welke J. C. en fijne Apoſtelen ge leeft hebben.
Indien dat ſoo was, daer ſouden't ſedert geen t Chriſtenen meer geweeſt zijn, en alle de menſchen tot nu toe ſouden valſchelijk dennaem van Chriſte
nen gedragen hebben, en noch dragen, want Chriſten beteekent niets anders alsDiſcipel vanJC.
Nu, omſijn Diſcipel te weſen, ſoo moet men doen 'tgeen hy heeft gedaen , en ge
wºnen en
-
CGIt
4
*,
*v
dan een Phariſees Geloof.
27
leert en onderweſen heeft, anders ſijn wy valſche Chriſtenen, en opgeblaſene ſchijnheiligen, met º
te willenden naem van Diſcipel Jeſu Chriſti dragen, daer wy in der daet dienaers ſijn van den Duivel, van de weerelt en van het vleeſch, volgende in al
les, het gene , dat deſe dry vyanden onſer zielen ons onderwijſen ; naer dat wy hun hebben, met woorden in den Doopverſâekt. Wy verloochenen
het Geloof en den Eedt die wy aen Godt gedaen hebben, met ons te doen opſchrijven voor Diſci pelen Jeſu Chriſti. En in plaets van deſen Capitein te volgen, ſoo laet men hem alleenig in den ſtryt gaen, en wy vervoegen ons met fijne vyanden, naer dat wy hem getrouwigheit belooft hebben, wy
verraden hem gelijk zijn ApoſtelJudas deed. Daer was doen tertijt niet meer als eenen Judas onder
twaelf Apoſtelen : maer nu ſou het wel moeyelijk ſijn te vinden eenen Apoſtel in de gantſche Chri ſtenheit. Is het niet droevig mijn Heert'ontdec ken ſoo vele duiſenden verraders, en ſoo weinig
etrouwe Soldaten van J. C. dit alles is gekomen # de # , door de ſchoolen, en twiſt reden der Geleerden, waer van den Duivel ſich be
dient heeſt, als fijne ware werktuigen, om de waer achtige Kerck, (die de leeringJC. is)te niet te doen, en maken dat er in de Plaets van een gemein ſchap der Heyligen, niets anders is als een verſame
ling van Wijſe Philoſophen, die de eenvoudigheit des Evangeliſchen Geeſts vernielen; niet willende
in een eenig punct der ſelver oefening treden: en daer by hebben ſy noch die verwaentheit, van ſich Chriſtenen te doen noemen, haer ſtellende # 'ra •
erny
.
k
28
De
chriſtenen in deſetijt hebben niet,
ſerny tegens de gene die hnnſeggen dat niet te zijn Ik heb alreets om deſe oorſaekgroote verwijkingen en laſteringen geleden; myſeggende , dat ik my alleen een Chriſten geloof te zijn, en dat ik daer door al de weerelt veracht en myſelven meer acht als d' anderen.
Ik ſou wel dag werk hebben, ſooik alle die ver keerde oordeelen die men van my doet moſt, we
derleggen: ik hebber door voorgaende geſchriften al vele wederleyt , en de Waerheit doen kennen van vele dingen , en men verſtaet my noch niet
wat ik ſeggen wil: wy fijn altoos ſtrydig in de ſtek, met de Geleerden van deſen tijt. Daer is niets in
hare oefening dat ik voor goet keur. Sy moſten alle menſchelijk-verkregene wijsheden verachten, en kinderkens worden, om't ſaem wel over een te
komen : maar ſy willen dat niet doen, al-hoe-wel ſy weten dat J. C. heeft geſegt, dat indien ſy hun niet bekeeren, en worden als kleine kinderen, dat ſy in het Kooninkrijk der Hemelen niet ſullen ingaen. . Sy kon
nen noch uitleggingen over deſe palets vinden, tot haerder verdoemenis : Want deſe woorden ſijn
waerachtig, ſoo ſy groote menſchen willen blyven, en de Evangeliſche leeringen niet willen aennemen als kleine kinderkens, ſykonnen niet Salig wor den, om dat Godt niet te vergenoegen is gelijk
de menſchen, met uitleggingen en bedrieglijke redenen. Het moet zijn, dat ſy haer over geven aen de Waarheit, of dat ſy verdoemt zijn : want
daer zijn niet als twee eewige plaetſen: te weten,het Kooninkrijk der Hemelen en de verdoemnis.
En
terwijl J. C. ſegt dat men kinderen moet worden .
GIE
(
S
29 dan een Phariſees Geloof om in het Kooninkrijke der Hemelen in te gaen,
en dat zygroote menſchen en Wijſen wille blyven, ſoo is te beſluiten datſe verdoemt ſullen zijn: Aen
geſien de Waarheit zelfs ſegt, dat ſoo ſy geen kin dieren zijn, ſy niet ſullen ingaen in't Koninkrijk der * Hemelen : 't en kan geen leugen weſen, nadien
den mondt van Jeſus Chriſtus ſülcx voorſegt heeft. Maer die uitleggers vinden redenen om ſich te
j vergenoegen ,
en verdonkeren hare rampſalighe - den in dele Weerelt, 't welck ſy naerde Doodt -
niet ſullen konnen doen, wanneer Godthaer in
geregtigheit ſal oordeelen, en dat d'Apoſtelen ha re leeringen ſullen tevoorſchijn brengen, om hun te verdoemen ; Oordeelende aenden laetſten dag,
alle de geſlachten Iſraels; dat is te ſeggen, alle de gene die het volk # zijn ; uit oorſaek " dat de leering der Apoſtelen alleenlijk die is, wel i ke de Zaligheit geven ſal aen alle menſchen. Soo
die vand' oudeWet Salig fijn geweeſt voor.J.C. dat t kan niet geſchiet ſijn ſonder volkomentlijk beſeten
geweeſt te zijn , met den Evangeliſchen Geeſt: zwant indien ſy aen de doot, niet arm van geeſt, 3 ootmoedig van herten, en vervult met liefden waren bevonden geweeſt, niemant ſou in 't Koo ºninkrijke der Hemelen ingelaten zijn. Indien dat.' ſoo is, hoe konnen deſe nieuwe Caſuiſten daer toe
#den ingank hebben? als ſijnde van een recht tegen 3ſtrydigen geeſt beſeten? Want men ziet inderdaet dat zyden geeſt vol hoogmoets en begeerlijkheit hebben, en ſonder eenige liefde zijn, hebbende
alleenlijk ſchoone reden voeringe, om ſich te ver »ſchoonen en andere te vleyen, ſ
Sek CT
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, Seker mijn Heer, ik ſchrik van daer aen te den.
3o
ken; en ik kan haer niet helpen , om dat ſy mee nen veel wijſer te zijn als ik, ja dan den H. Geeſt; waer in ſy hun grootelijcx bedriegen. Ik wil wel toeſtaen , veel meer letterlijke Wijſheit heb ben, als ik, die noit heb geſtudeert: maar zy ſijn
#
ſekerlijk onwetende, ten aenſien van de Wijſheit des H. Geeſts, die alle waerheden leert, en ſy veel. 'erley leugens. Ik moet zeggen tegen die Wyſen
dat hare gedachtengants anders zijn als de mijne, want meenigmaelwaerin ſy ſeggen dat ſonden zijn, daer vind ik groote Deugden : en waer in ſy de Deugt ſtellen, heb ik meenigmael de ſonde ver merkt By Exſempel,ſy noemen 't een achterklap
ping wanneer men van yemant quaet ſegt, voorna mentlijk als die in Staet en Waerdigheit is en ik be vinde het een ware liefdadigheit te ſijn, dat men
ſtilx ſegt, wanneer die Perſoon eenige gewoonelij # heeft, als bedrog, # ofnoerery, om dat de gewoonten van die zonden, veel quaet kan
doen aen menſchen die onnooſel zijn, en een goede meening hebben van diergelijken Sondaer, ſoo
konnenſe bedrogen en verleyt worden, om dat ſy noit ontdekt hebben de boosheit van dien menſch,
waer mede ſy moeten handelen: en door hooren ſeggen, verſtaen hebben, dat et vroome luyden
zijn, en dat ſy met ontſag ſpreken of hunne gebre ken verſchoonen: want als men ſich op ſoo anige zondaers vertrouwt, men ſalonfeylbaer bedrogen ofverleyt worden, bygebrek van haer wel te ken
nen; 't welk my meenigmael is gebeurt, voorna mentlijk ontrent dien St. Saulieu, die een beſtier der -
-
n
dan een Phariſees Geloof.
31
g: der had, welke inachting van Geleertheit en Hey r:
ligheit was, wien het volk een tweede Salus noem
- den, aen wien ik ging ſpreken om te weten ofden ſelfden St. Saulien een vroom Man was, alſoo de ſelve
# Godvruchtige en liefdadige dingen voor
1 na ſtelde die de Eere Godts en Zaligheit der Zielen
ſcheenen te ſtrecken; welke nochtans ik niet dorſt aennemen, om dat ik dien St. Saulieu noch ſijnen
handel niet kende, 't gene my deed gaen by
#
Beſtierder, om de waerheit te vernemen, en heb
bende hem onderricht de voornemens en beſluy ten van delen St. Saulieu, ſooſeyde mijn dien Godts-geleerden Directeur
# hy een
Apoſtoliſchenyver had, het geen my, verbondt in de
vriendtſchap van dien menſch, die myſoo aenge reſen was voor een vroom Man, ſoeckende de
## hem had omgegaen, ſoo ontdekten hy zijne on ſtantvaſtige herfs-tochten en woumy ten leſten tot ſijn vermaek hebben, door liefden of door gewelt; 't welk my wel vremt voor quam ; en ik koſt daer van niet ontſlagen worden als door gewelt, en door macht van de Juſtitie. Hy had alreets door mijn
toe doen een goede Somme gelts verſamelt, om aen den Armen uytgedeelt te worden : maar behieu
dat naderhande voor ſich ſelſs, zeggende dat ge wonnen te hebben door zijn Wijsheit: 't welk een enkele dievery was; van den Armen te onthouden 't gene hyhaerop zijn Eedt belooft hadde te geven;
ſeggende, dat hy ſich noyt een ſtuyver wou toeey genen, daer hy ondertuſſchen inderdaadt de me ning had, om ſich rijk te maken, en my tot een Vrou
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, Vrou te hebben; 'tgeen, voor dat hy't verklaer
32
de, ik niet bemerken konde, door de goede ge
tuygenis welke # den meer genoemden Godtsge leerde gedaen had, die fijne gebreken bedekte om - myte brengen in vele gevaarlijkheden: want in dien Godt my niet Miraculeuſelijk beſchermt had,
ik ſou in zonden gevallen ofwel het leven verloren hebben;'twelk deſen booſaerdigen my meenigmael had trachten te benemen.
En hebbende zedert
gevraegt aen den ſelfden Godtsgeleerde, waerom at hy my de boosheit van dien menſch welk hy
ſeer ſekerlijk kende, verborgen had gehouden: ſoo Antwoorde hy my, dat hy niet verplicht was het quaet van anderen te openbaren, en dat hy't ſel ve altoos moeſt verſchoonen ſoo veel in ſijn macht was.
"
*
*.
.
.
.
-
-
Beſiet mijn Heer de ſchoone leeringen der he dendaegſche menſchen; zy onderwijſen daer door indirectelijk dat men de quaatheden vleyen , en den onnooſelen overlaſt aen doen moet ; 't geen
my is gebeurt in de boven genoemde ontmoeting. Want houdende dienSt. Saulieu voor eerbaer en Heylig, volgens de woorden van een Geleert en
geloof-waerdigman, die myſeyde dat deſen Godt looſe, eenen Apoſtoliſchen yver hadt, ſoo heb ik met hem verkeert ſonder eenig achterdenken, my op hem vertrouwende gelijk men aen een vroom, nian moet doen,dieyverich is om te arbeyden voor
de Eere Godts en de Zaligheit der zielen, My dunkt dat die rampſalige leering van een anders ſonden te bedecken, en het Sonden van achterklap te noe
men dat men die openbaert, voort gekomen is uit : ' .. .
-
den
##
dan een Phariſees Geloof 33 den Duivel , om fijne boosheden te bekrachtigen, Aengeſien dit geval der conſcientie geen goet kan doen aen yemandt, maer groot quaetaen velen, ja aen goeden en quaden: want de goeden fijn daer door bedrogen en verleyt, en de Godtlooſen ſijn verſterkt # ſonden, die meenigmael door menſchelijke inſicht, ſouden trachten hunne quaet heden te verminderen , wanneer die aen de men ſchen bekent en openbaer waren ; die haer verach
ten ſouden, in plaets dat ſy door onwetentheyt haereeren en by ſtaen. 't Is daer van dat de boos
heit ſich dagelijcx vermenigvuldigt , uyt oorſaek dat de Godtlooſen in beter achtingſijn als de vrome menſchen, want ſooſy willen in de waarheit blyven en enkelijk het quaet en 't goet ſeggen gelijk ſy dat kennen ; men ſal haer voor Achterklappers hou den, 't welk vele my genoeg hebben te verſtaen gegeven, dat ſy geloofden ik ſeer qualijk deed met
de quade genegentheden van mijnen naeſten bekent te maken: en ſelfs hebben eenige my van Sonden verdacht gehouden wanneer ik hun waerſchoude
van groote verborgene boosheden, die Godt ſelfs my geopenbaert had, om haer uit het gevaer te verloſſen waer in ſy waren, door te verkeeren by
menſchen die meenigmael verdrag met den Duivel gemaekt hadden, en hunne Saligheit in gevaer ſtel den. Maar in plaets van my te bedanken over de ſoo nootſakelijke waerſchouwingen, ſoo hielden ſy my verdacht van ſonden, en ergerden ſich aen my over de vryheit dien ik had, om de ſonden van anderen te verklaren, geloovende dat ik geen vree ſe Godts had, gelijk als ſyd aengeſien dat zy ## -
-
1Il
34
De chriſtenen in deſetijt hebben niet,
ſints eenig quaet wilde ſpreken van hunnen nae ſten, dewijl die Caſuiſten haer ſulcx verbieden, als
of dat een groote miſdaet was: en ik hou het ſelve voor groote deugt. Want de gene die niet alle men ſchelijke inſichten heeft overwonnen, die heeft
# noot van yemant quaet te ſeggen,
vreeſende
, de achting te verlieſen van een vroom man te zyn; 't welk niet als een manierlijke deugt is,wel wijt van
de oefeningJeſu Chriſti, die openbaerlijk de gebre ken der Phariſeen verclaerden, al-hoe-wel ſy in Hoogachting en Waardigheit waren; gelijk als nu de Pauſen, Biſſchoppen Prieſteren en Richters zijn. Hy noemden haer gewittede graven, ſerpenten,
en meenigmael geveinſden; ſeggende aen het volk alle de quaden die ſy deden. Maar deſe nieuwe Geleerden onderwijſen een manier gantstegenſtrydig; ſeggende, dat men de ſonden van anderen moet bedecken en verſchoo
nen ; voornamentlijk die der Prieſteren en men
ſchen die in Hoogheit zijn en d'alder Godtvrug tigſte volgen dit en maken conſcientie over de ſon den van een Godtloos menſch bekent te maken:
maar niet van door haer ſtilſwijgen oorſaek te we ſen, dat den rechtveerdigen bedrogen word, of ſchade lijd': hebbende alſoo meer liefdadigheit om het quaet te verſchoonen, als om den onnooſelen
t'onderſteunen.Deſe Beleefde en Staets-wijſen,too nen ſich hierin, verder in de deugt en Rechtveer digheit te weſen, dan J. C. was, wanneer hy op d'aerde leefde, die ons onderwees alle gerechtigheit in acht te nemen : 't welk wy niet doen met de boosdoenders te verſchoonen , ſonder inſicht op't gevaer der rechtveerdige. Ik
- - --
dan een Phariſees Geloof.
35
Ik weet niet waer van daen, dat men deſe ſonde
van achterklap getrocken heeft: ſy is niet in de Ge booden Godts, waer ik niet te min een precijs ver bodt vind, dat men geen valſche getuignis ſal ſpreken. Nu, de ſonden van anderen te verſchoonen of te
verſwijgen, dat is waerlijk valſche getuignis dra gen, en ſpreken # de Waarheit, dat Godt is.
Het quaat dat men kent, te verſwygen; ofwel te willen verſchoonen het voornemen van den quaat doender; dat is een geveinſde Godtvruchtigheit, die ſich voor de menſchen Rechtveerdig wil doen verſchijnen.
Ik wil daerom de ſonden niet ver
ſchoonen, van de gene die ten onrecht quaet van andere ſpreken : want de ſoodanige doen tegensde liefde, en denraedt des Apoſtels, die leert, dat den eenenden anderen in Eere moet voorgaen; en de gene die ten onrecht quaet van ſijnen naeſten ſpreekt , die tracht hem te onteeren. Hy begaet hier in dryſon
den; het liegen, den haat, en de dievery; hem ſtelende ſijn eer of achtbaerheit: 't welk dry dingen ſijn wederſpanning aen de 1o.geboden Godts. Te weten , met valſche getuignis te dragen, en ſte
lende ſijn eer, en met hem te haten, om datter ge ſchreven is, die ſijnen Broeder haet is een dood-ſlager. Men maekt ſoo grooten werck niet van deſe ſoo ſchroomelijke ſonden; als men wel doet van een Staets-wijſe manier, onderweſen door onſe Godts
geleerde, die daer ſeggen dat men geen quaat moet ſpreken van ſijnen naeſten, alſoo meer achtende de inſtellingen en beſchrivingen der menſchen, als die Van
# en J. C.'t welk groote verblintheit is, ge
zaeit in de zielen , ſelfs der Godtvruchtigen, die -
-
-
C 2
meenig
36
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, meenigmael in den grondthaerder zielen een ver borgen haatdragen tot hun naeſten : maar en ſou den niet willen verklaren het quaet van een ander, ten einde de oprechte harten ſich daer voor hoeden mochte en hun niet laten bedriegen. 'k Heb groote deernis Godtvruchtige zielen ſoo verblind te ſien; en ik kan haer niet verlichten, om
dat ſy meer ſteunen op de leeringen der menſchen als op de Waarheit Godts. Daer werden tegen woordig duiſent diergelijke ſtukken in 't Chriſten dom onderweſen voor deugt, die ik ſekerlijk weer voor Godtſonden te zijn.
Het is wel te wenſchen
dat die vaiſche Theologie begraven was, en dat de Waarachtige, komende van den H. Geeſt, mogt herleven :ſy is verſtorven't ſedert dat de ſchoolen en ſtudien opgekomen ſijn, en dat yder een heeft willen
# doen over de Puncten van 't Ge
loof, en de Chriſtelijke leering. Dat heeft ſoo veele doolingen en verwartheden voort-gebracht, dat men tegenwoordig de leugen uit de waarheit niet kan onderſcheiden.
Vele meenen Chriſtenen
te weſen, wanneer ſy in der daet ware Anti-Chri ſtenen zijn, levende en ſterven in ruſt, vooraleer dat ſy ondekt hebben, het onheil en 't # haer der Zaligheit waar in ſy zijn. Men betrout ſich op de leeringen der menſchen, die de Zaligheit aen niemant konnen geven, en quaet genoeg hebben ſullen om haer ſelfs te bevryen, 't welk ſy niet willen kennen, door de verwaentheit die ſy hebben, van te willen heerſchen over het volk , en ſich te doen
eeren om hunne wetenſchappen ; in plaets dat J. C. ſich nederich en klein geſtelt heeft ;
ath:
-
-
We
dan een Phariſtes Geloof
37
wel hy de ware Wijsheit en alles beſat, ſoo verkoos hy ondertuſſchen d'alder geringſten ſtant, en het minſte voor fijne nootſaekelijkheit, nemende een geringe Maget voor ſijn moeder, een Timmerman tot opvoeder, grove Viſſchers voor fijn Apoſtelen, en ſoo met al het andere. Maar de huidenſdaegſche Geleerden verkieſen in alles het alder voordeeligſte en Heerlijkſte, en daer mede noemenſy ſich Chri
ſtenen , en Diſcipelen van Jeſus Chriſtus; 't welk wel belachelijk is: want dengenen die haekt naer de Rijkdommen, Eeren en vermakelijkheden van deſe
Weerelt, kan geenſins een Diſcipel van J. C. weſen; die de armoede liefhad , de verachting omhelſde,
en het lyden begeerde. Dit ſijn alle dingen ſtrydig
:
d' een tegens # ander, die ſich niet konnen t'ſa men voegen, niet meer als 't vier met 'et water doet, en ondertuſſchen willen ſy niet hooren, dat men haer ſegt, ſy geen ware Chriſtenen zijn; al-hoe-wel ſy in der daet ware Anti-chriſtenen zijn , om dat
hare bedryven recht tegenſtrydig ſijnaen die van Jeſus Chriſtus. Al de Weerelt moet dit belyden,
ſoo ſymet een oprecht oordeel oordeelen; maar die hun willen vleyen, ſy mogen op dat geloof verloren
# naer hun welgevallen.
Ik ben niet in gebre
en gebleven, van haer deningank tot de kenniſſe der Waarheit te geven; het ſtaet haer toe om die meerder tºontdecken tot harer Saligheit. Ider-een
ſalſijn eigen Paxke dragen, en Godt heeft aen alle de menſchen hare vrye willens gegeven ; degene die gehecht blyven aen de menſchen, die ſullen met de menſchen omkomen, en degene die gekleeft
blyven aen de leeringen Jeſu Chriſti, die ſullen# -
C
CII)
38 De chriſtenen in deſe tijt hebben niet, hem eewiglijk leven in ſijn Heerlijk Kooninkrijk :
yder een mag kieſen dat hem belieft. # aengaen de Ik heb de ſyde van Jeſus Chriſtus verkoren, en ik wil die houden tot in den Doodt.
Al iſt dat die
Wijſen my verachten, dat kan niet als voor hare Rekening zijn, terwijl J. C. ſegt,verheugt u wanneer de menſchen liegende qualijk van u ſpreken om mijns naems wil, want uwen loon ſal groot ſijn in de Hemelen. En dunkt u niet mijn Hr. dat ik my deſe plaets wel mag toepaſſen, en my in Godt verheugen, dat de Wijs eleerde qualijk van my ſpreken; alleenlijk om dat ik de Waarheit onderſteun, die ik van den H.Geeſt
heb geleert ; ; m dat ik noit ander Meeſter heb ge hadt. Dit is dan om den name Jeſu Chriſti, dat ik
gaerne lijd' voor de rechtveerdigheit, want ik ſal noit andere verdediging doen als die der Waar
heit, dat Godt is, welke onverdragelijk is aen die Groot-Geleerden , daerom belaſten ſy my met leugens.
Sy hebben tot Mechelen geſegt dat ik den Hou welijken Staet meer acht als # maagdelijke, nemen
de gelegenheit van dat ik geſegt had, getroude perſoonen te kennen, welke arbeide om het leven
te winnen, die vreedſamige en oprechte luiden waren; daerom achte ik die veel beter als meenigte
Religieuſen ſonder deugt, die de volmaektheit ge ſtelt hebben in het dragen van een kleet, of Godts dienſtige belydenis, blijvende ſonder volmaekt. heit of boeten. Men heeft deſe redenen in fenyn
verandert, en geſegt, dat ik hier door den Hou welijken ſtaet meer acht als de Maagdelijke: en ſy
ſeggen dit een Sententie te weſen van de Concilen -
11IT
danen Phariſees Geloof.
39
uitgeſproken, dat de Maagdelijken ſtaet veel vol maekter is als den Houwelijken ſtaet; daer van ik
onwetende ben, om noit eenige Cocilies geleden te hebben, en ik begeer ook geenſins die te leſen:
maar ſoo ik dit gevoelen droeg, van den Houwe lijken ſtaet beter te achten, als die der Maagdelijke, ik ſou ſekerlijk getrouwt hebben: want ik heb al toos gehaekt om 't aldervolmaekſte te volgen. De
leugens van die menſchen worden beſchaemt ge maekt door mijn eigene bedryvens, ſonder dat ik van nooden heb te ſpreken om haert overtuigen. Het behoorde haer genoeg te ſijn dat ik Maaget ge bleven ben, om hunne valſche bybrengingen 'to verwinnen , ſonder andere getuigenis voorts te brengen, om te betoonen de achting die ik heb van den Maagdelijken ſtaet. Ik ſou noit gedaen hebben indien ik naeukeurig wilde wederleggen alle de leugens die men tegens my begaet. Ik vernoeg
my met de doolingen van deſe grootVerſtandige te verklaren op de voornaemſte Puncten van 't Ge
loof, of dingen noodig tot onſer Saligheit; om dat ik die dingen in Godt geheel andersſie dan ſy voor de oordeelen der menſchen ſchijnen. Men ſtemt aen de Chriſtenen toe den oorlog te
voeren, en d' een den ander doot te ſlaen: onder tuſſchen dat Jeſus Chriſtus ons heeft onderweſen, dat wy malkander moeten lief hebben; ſeggende dat men door dit teyken kennen ſal ofwy ſijne Di
ſcipels zijn.Ja hy gebied ons ergens,dat wy onſe vy anden moeten lief hebben: dat is wel wijt van met
onſen Chriſtelijke Broeder oorlog te voeren. Hy gebied dat wy ſullen bidden, voor de gene die ons C 4
vervol
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
4o
vervolgen, en te geven aen dengene die het onſe afneemt : waar de huidenſdaegſche leering oorloft ſich te verdedigen, en het fijne wel voor te ſtaen :
En ſy verſtaen geenſins wat het Gebodt van anders oet niet te begerenſeggen wil: wantyder een doet
# conſcientie , en ſelfs meenende
wel te doen; treckende deſe verſekertheit uit de H.Schrift,
die ſegt dat de gene die ſijn huys niet en vorſorgt, is als een heyden : Sonder in acht te nemen dat de Schriftuur verſtaet, dat men ſijn huis moet onder
houden in de vreeſe Godts, in goede tucht en or dening. Men verdrayt deſen geeſtelijken ſin, en toeeigent die aen tijdelijke goederen, gevende te verſtaen dat de Chriſten moet arbeiden, of neer
ſtig koophandel dryven, om ſijn huysgeſin wel t onderhouden in een prachtige of hoogachtelijke ſwier bekrachtigen alſoo door deſe ſchriftuurplaets, de gierigheit en Eer van de Weerelt, die de men
ſchen hoogmoedig maekt. En al-hoe-wel dat ſulx ſoo wort geleert, door de verſtandigen en Predi kanten van onſen tijd, het is een leugen en een doo
lende leering; om dat den H. #aldaer ſpreekt, dat men ſorg moet dragen, voor de Zaligheit van alle de zielen ſijnshuysgeſins,ten einde ſy Godt niet verſtoren, en ſorgvuldelijk onderwijſen de din gen noodig tot hunne Zaligheit: want ſoo een kint, # of dienſtmeit verloren gaet door onwe tentheit of quade exempelen van haer Ouders of Meeſters; 't is ſonder twijfel, dat diergelijke ver
doemeniſſen, op hunne overhoofden ſullen vergol den worden; ſoodanig dat indien eenig Vader of Moeder des huysgeſins, veronachtſaemde d onder wijſing >
.
-
dan een Phariſees Geloof. 41 a wijſing aen hunne onderdanen, of haer toelieten ſt
quaet te doen; ſoo ſullen ſy ſekerlijk door die naer lating, verdoemt zijn, al hadden ſy geen andere fondſen gedaen. Hierom waerſchout den Apoſtel
haer; leggende, dat men fijn huiſgeſin verlorgen moet; daer by voegende , dat die ſu'cx niet en doet, erger is als een Heyden, Aengeſien hy een Chriſten is, ſoo heeft hy veel meer genaden en licht
ontfangen als een onwetend Heyden, om ſorg te dragen voor de Saligheit fijner onderdanen : want indien de Schriftuur ſprak, dat men ſijn huis moeſt voorſtaen, ten aenſien der tydelijke goederen, ſy ſou de gelijkenis van een Heyden niet voortbren gen : terwijl datter in ſulken geval, onder de Hey denen ſoo wel als onder de Chriſtenen ſijn, die ar
beiden om donderhouding hares huiſgeſin, en an deren die ſulcx niet doen: daeromſou die gelykenis onnut weſen,ſoo de Schriftuur alleenlijk ſprak van
het lichamelijken onderhoud ſijns huiſgeſins. Sy ſpreekt ſekerlijk van aen ſijn huiſgeſin te geven het geeſtelijk onderhoud, en 't voetſel haerder zielen, waer in alleenlijk den Chriſten uit munt boven den
Heiden, en hy doet veel ## wanneer hy geen an
dere ſorg heeft, dan om geſt te vergaderen tot d'on derhouding van fijn huiſgeſin; dat raekt niets dan dentijt : maar het andere de Eewigheit. Ten is
niet nootſakelijk dat men hedenſdaegsaen de Chri ſtenen Predikt, dat ſy haer huyſgeſin wel ſouden verſien met de goederen der voorſpoet, om dat den hoogmoet en gierigheit die ſy in't hart hebben, haer genoeg tot dieneynde arbeiden doet. Siet hier mijn Heer hoe dat deſe Caſuiſten de -
2
C 5
Schrif
De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, Schriftuuren verdrayen om de zonden te bekrach tigen, en de gierigheit der tegewoordige Chriſte nen, die men geduuriglijk hooger ſiet opſteigeren. Indien die Leeraers het volk Prediéten dat ſy ver doemt ſullen zijn, ſooſy hunne onderdanen met woorden en werken de vreeſe Godts en de deugt, niet onderwijſen; en ook beletten dat niemant on der hunne macht ſijnde tegen Godt miſdoet, dat ſou de Waarheit geſeyt zijn , maar ſijnde vervult met eene valſche Godtſ-geleerdheit, ſoo loven en onderwijſen ſy de ſonden, verachtende de Waer 42
achtige deugt. Ik weet wel dat ſy ſullen vragen, of men dan niet moet arbeiden om ſijn huiſgeſin t'on derhouden : want ſy ſouden wel blyde weſen datſe my konden vatten in mijne woorden : maar ik ſou haer antwoorden, dat een Chriſten veel meer ver
plicht is te handelen en te arbeiden dan eenHeyden: want de ledigheit is de Moeder van alle quaat, en de
luyheit is een hooft ſonde ; ſoodanig dat een luye ziel het bedt en oorkuſſen is , waer den Duivelo
ruſt. Soo dat ik geenen noot heb om aen de &# tenen t'onderwijſen dat ſy niet moeten handelen noch arbeiden : want ſy ſouden daer in noch erger zijn als Heydenen; om dat die arbeiden tot opvoe dingen onderhoud van haer huysgeſin , ten einde dat niemandtin gebrek vervalt. Indien de Chriſte
nen arbeiden met lichaem en geeſt alleenlijk voor . de nootſakelijkheit hares hnyſgeſins, ſy ſouden veel meer tijts overig hebben om die te beſteden tot Godt te verheerlijken, en hunnen naeſten in den noodt by te ſtaen. Maart en is niet waer,van dat de Chriſtenen ſouden arbeiden om
#
de enkele '/
dan een Phariſees Geloof.
43
# de enkele nootſakelijkheit, de welke beſtaet in een - kleet om ſijn lichaem te bedecken , en een gering voetſel: omdat de natuur haeſt verſaedt is, wan
neer de menſch ſich wil vernoegen met de juiſt :: noorſakelijke dingen;'t welk alle ware Chriſtenen moeten doen. Maar in tegendeel, ſoo arbeid en : koophandeltyder van hun, om rijk te worden en : gelt te verſamelen , en dat word gelooft en gepre a ſen van onſe Wijs-verſtandige, ſeggende, dat het W een ## man is die voorſpoedig is en wel geldt wind, ſtilcx achtende voor een ſegening van Godt; v 't geen ik voor een van fijne ſtraffen acht: want ge
meenlijk ſijn de voorſpoeden en Rijkdommen den
oorſpronk van alle ſonden, en de middelen om ons van Godt te ſcheiden. De gene die dat voor ſe % acht, die heeft geene oogen dan voor in de goederen der aerde, niet kennende, de gene die is eewig zijn. want wat konnen de goederen van d'aerde voordeel doen aenden menſch ? al verga à derden hy-ſoo veel als hy wilde, hy kan daer van # niets anders genieten , als een kleedt om ſich te 5 decken, en een weinig ſpijſe om ſich te voeden; g 't welk de minſte rijken alſoo wel hebben als de Princen en Kooningen: daer is niet dan dit onder ſcheit, dat d'alder rijkſten hare ſinnelijkheden wat gemackelijker konnen hebben als d' anderen ; 't 3. geen voor Godt een groot onheylhaerder zielen is, # Aengeſien dat J. C. ons onderwijſt dat wy ons ſelfs g moeten verſaken; en dat deſe rijkdommen gele
#
gentheden verſchaffen, om ſich ſelfste ſoecken in alle dingen. Want een Rijke wil een ſchoon huis hebben, niet voor fijne nootſakelijkheit, maer g
-
OIIR
J.
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet, om in achting te Heerſchen, hy wil de ſpijſen op het alder delikaetſte hebben, om ſijnſmaek te voſ doen ; hy wil gedient ſijn, om te toonen d'eer 44
biedigheit die men hem ſchuldis is: eindelijk, hy ſou alle dingen willen hebben, die tot ſijn plaiſier en vermaek dienen ; hoe-wel dit alles vervloekke
lijke ſonden voor de Chriſtenen ſouden zijn : Aen geſien dat J. C. geen andere dingen in deſe weerelt gehadt heeft , als armoede , lijden, en ellende.
De gene die ſijn Diſcipel wil weſen , moet ſich ge luckig achten, van hem te mogen naervolgen in ſijn lyden; in plaets van voor ſegeningen Godts te houden dat men rijk is, ſiende dat hy d'armoede verkoren heeft, als ſijnde het volmaekſte middel. Deſe nieuwe Caſuiſten ofſchrijvers van de gevallen der conſcientie hebben de medaelje omgekeert en beſchilderen den rijkdom als Eerlijk, in plaets van d'armoede , waer aen alleen alle Eer toe-behoort,
als ſijnde het ware middel om Jeſus Chriſtus onſin Saligmaker naer te volgen. Ik wilde wel dat men myſeide wat heyl den rijk dom aen een menſch kan toe-brengen wanneer hy
ſterft. Want ſoohygout, ſilver, of drek naer laet, dat is al even gelijk, d'een kan hem niet meer voor Godt helpen, als het ander : want alles blijft op
d'aerde, en niets volgt hem in d'Eewigheit. Indien ſy willen ſeggen dat de rijken haer huisgeſin, en kinderen, gemak en rijkdommen naer laten; ſoo ſoud ik antwoorden dat haer dit noch tot veel
grooter onheil verſtrekt ; uit oorſaek, dat wel meenigmael de kinderen verleit worden en hunne
verdoemnis bekomen , door het middel der rijk -
-
dommen
f
dan een Phariſees Geloof. 45 dommen die hare Ouders naer gelaten hebben. En
ſoo mag men voor waarheit gelooven, dat de rijk dommen en voorſpoeden deſes Weerelts ſtraffen
#
van Godt zijn, in plaets van ſijne wijl hy caſtijd dien hy liefheeft, en den voorſpoet aen den Godtlooſen geeft, tot belooning van 't
weinig goet dat ſy in deſe weerelt gedaen hebben. 't Is waer dat Godt; Abraham, Iſaaq , Jacob, David en eenige andere Patriarchen van 't oude Teſtament ; bemint heeft , en aen hun allen Rijk dommen gegeven : maar die menſchen waren ge hecht en gebonden aen den wille Godts, en niet aen de
# die ſy beſaten.
Eenen Iobſeide,
Godt heeftet gegeven, Godt heeftet genomen, ſijnen naem ſygedanket. Eenen Abraham was gereet om ſijnen eenigen Soon te offeren, door de welke Godt be
looft had ſijn geſlacht te vermeerderen als het ſant aen de zee. David onderwierp ſich aen de boete, op offerende fijne ſchouders om te lyden alle de kaſtydingen die Godt hem ſom gelieven over te ſen den. Maarten is ſoo niet met de huidenſdaegſche Chriſtenen: want ſoohaeſt als ſy voorſpoedig wor den, ſoo vergeten ſy d'onderwerping aen Godt, hechtende hunne harten aen de rijkdommen, waer
van ſy een afgoderye maken, die haer niet als tot ſondigen ſtrekt, en hun ſelfs tot afgoden-dienaers maekt, gevende door het middel der rijkdommen,
allerley voldoeningen aen hareſinnelijkheden;daer om komt hem, die rijk wort een groot ongeluk
over: Aengeſien dat de verdorventheit van onſen tijt ſoo groot is, dat men de rijkdommen niet kan beſitten, als niet hebbende. Want ſoo een rijk 2
-
menſch
t
46 De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, menſch leefden als of hy arm was , men ſou hem voor een ſpot houden ; dit is meenigmael aen my ſelfs gebeurt. Vele hebben my voor gierig geacht, om dat ik my niet wel deed dienen, terwijl ik de elegentheit had: en 't was haer onverdraeglijk, te ien dat ik het linnen wieſch en 't huis ſchoonmaek
ten, geloovende dat et een karicheit was.
Ande
re oordeelden dat ik my wel moſt tracteren, en in
ſpijs en kleederen het beſte nemen, om dat Godt
my de middelen gegeven had; ſelfs ſeggende, dat Godt alle ſchoone en goede dingen geſchapen heeft voor ſijne uitverkorenen , en ik als ſijnde Godt
toe-geeigent, moſt in alles het ſchoonſte en beſte nemen, als weſende voor my geſchapen. Het ſchijnt mijn Hr. dat alle die dingen een ſchijn van
reden hebben : en ik hou die voor uitvindingen van den Duivel, die door fijne aenhangers tracht te verleiden d'uitverkoornen ſelfs indien 't moge
lijk waer: want alle deſe boven genoemde redenen, weder-ſpreken aen d'oeffening en leeringen van Jeſus Chriſtus. Indien de heidenen alle deſa rede nen voort-brachten, dat ſou geen wonder zijn, om dat ſy niets dan een natuurlijke redelijkheit heb
ben, die ſich vaſt ſtelt op 'tgene dat ſy ſien en hoo ren. Maar de Chriſtenen die kennis van de oefe
ningenJeſu Chriſti hebben , en dagelijks fijne lee
ringen en beleving leſen, des-gelijks ook de ſchrif. ten der Apoſtelen en eerſte Chriſtenen, die moeten
foodanig niet ſpreken : want om Diſcipel van
# Chriſtus te weſen, ſoo moet men nootſakelijk ine Deugden naer volgen, en niet het vlees en
bloet, 't welk hem gantstegenſtrydig is. Hyſegt, IDICE -
-
M - vººr
- 's --* -* g, **, -- --
7
dan een Phariſees Geloof.
47
niet gekomen te zijn om gedient te worden, maer om te dienen, en die menſchen konnen niet lyden dat ik mijn ſelfs dien ; om dat ik wel middelen heb tot my te doen dienen. *
*
-- - - -
, Ik louhaer # vragen, of een weinig Rijk : doms dat Godt my heeft gegeven, my ontſlaet IN
van d' Evangeliſche wett onderhouden ? En ſoo
:
Godt die heeft gegeven voor armen en rijken die
zalig willen weſen: waerom ſouden mijne goederen my beletten het voorbeeld Jeſu Chriſtinaer te vol en ? die ſonder vergelijking veel rijker was als al ## menſchen te ſamen: want voor ſoo veel hy Godt # was behoorden hem alle dingen toe, 't welk noch # tans hem niet verhindert heeft de geſtalte eens ſt Dienſt-knechts aen te nemen, en ſeggen dat hy niet gekomen is om gedient te worden, maar om ſelfs te dienen. Wie kan oyt in 't ge 31
:: º:
#
vonden hebben dat Jeſus Chriſtus de welluſtige ſpij ſen geſocht heeft, of het fijn linne en ſachte klee deren ? dewijl men leeſt dat den valſchen Rijkaert
om diergelijke dingen in de Hel geworpen is? Want men beſchuldigt hem niet van , van hoe rery, of andere grove ſonden: maar van dat hy de
#
lekkere beetjeslief had, en ſich kleeden met pur per en fijn lywaet: 't welk nu een gemeene oefe ning onder de Chriſtenen is: En degene die de beſ te ſpyſen en koſtelijkſte kleederen kan hebben, acht men d'alder geluckigſte , gelijk als of't een
groot Heyl was, dien valſchen Rykeman zeer dicht naer te volgen, inplaets van haren Capiteyn Jeſus Chriſtus ; die uitverkoren was, ſooder oit een
:
ſijn zal, om te ſmaken het alder ſchoonſte w
": elte 5
48 De Chriſtenen in deſetijt hebben niet, beſte; 't welk dingen ſijn, die onfeylbaerlijk voor d'uitverkoornen geſchapen zijn , maar niet om te genieten in dit leven, dat onſentijt van beproeving en boete is , en niet den tijt om ons gemak en ver noegens te nemen: dat Jeſus Chriſtus ons een gantscontrariewegheeft getoont, en den val ſchen rijkaert veroordeelt heeft, om ſijnen welluſt
#
enomen te hebben in deſe weerelt, met eten, drin
en, en kleeding. Dat behoort wel de Chriſtenen te doen beven , want het is een exempel 't geen haer wel naeu betreft: ondertuſſchen nemen ſy dat niet in acht. ,
En de Predikers wanneer ſy de geſchiedenis van den valſchen rijckeman verhalen 5 ſoo ſeggen ſy niet aen 't volk, dat 'er geen onderſcheit is tuſſchen het leven der huidenſdaegſche Chriſtenen, en den rijkeman van dien tijt; hoewel ſy even gelijk zijn: aengeſienider een de goede Tafels, het Fijn lywaet, en de koſtelijkſte kleederen bemint ; ider ſooveel
als hy middelen daer toe heeft. En indien deſe Caſuiſten of ſchrijvers van de gevallen der conſcien. tie den waren ſin deſer Hiſtorie uitleiden; ſy ſouden ſich ſelfs beriſpen in alle de gebreken van den val
ſchen Rijkaert: want al-hoe-welſy hun niet geheel met Purper bekleeden, ſoo nemen ſy niet te min
d'alder fijnſte lakens en ſtoffen, met het Fijnly waet. Dit is algemeen en geſchiet ſonder eenige beriſping, om dat men in Duiſternis wandelt, en dat alle de geeſten der menſchen betoovert zijn: en dat erger is ſy willen hare oogen niet openen om het licht te ſien, hebbende de Duyſternis liever als het licht. Ik heb oorſâekom over het Chriſtendom ..
de
.' -
w'
dan een Phariſtes Geloof
49
i deſilve weeklagte te doen, die Jeſus Chriſtus dede over de Stadt Jeruſalem ; en te weenen over hare kinderen, ſiende dat er niet eenen ſteen op den an deren ſal blyven , om hare groote verwoeſting: want ik ſie niets meer te verbeteren, terwijl het Soutverdorven is, ſoo kan het vlees niet meer goet ehouden Worden. De Geeſtelijke Perſoonen fijn # Sout van de Kerk, die de vleeſchelijke men ſchen behouden moeten , maar ſy verderven die noch meerder, met hun aen te raken door haer ey gene verdorventheit.
Mengaet by de Wijſen om onderweſen te wor den, en men vint haer met minder wetenſchap in de Waarheit Godts, dan vele onwetende die Godt
ſoecken in eenvoudigheit des herten. Voor my, ik kan my niet voegen met een eenig gevoelen dat de Huidenfdaegſche Wijsgeleerde beſitten, omdat alle hunne wetenſchappen beſtaen in Schoone re den-voeringen, geſchikt naer de manier en humeu ## r
l
j,
yº
#
render menſchen. ,,Men mag wel ſeggen dat ſy de Fonteyn des levenden waters verlaten hebben, om te gaen putten uit geſcheurde backen die geen wa
ter konnen houden. Jeſus Chriſtus is dien Fonteyn des levens, en de menſchen ſijn de geſcheurde bac ken die hun water niet konnen houden: want de wetenſchappen der Autheuren waer uit onſe Wijſen
hunne leeringen geput hebben , konnen onſe zie len niet onderhouden noch laven , terwijl die niet dan vergankelijk zijn, en gegront op de verſchei dene gevoelens deſër voorſaten, die volgens de ma
te van de bequaemheden hares Geeſtes, verſcheidene gevoelens gehad hebben. Den eenen heeft D
CGIE
50
De Chriſtenenin deſentijt hebben niet,
een dink ſus verſtaen, en den andere ſoo : in dier
voegen dat het meeſtendeel der ſtudien , inbeel dingen ſijn door de menſchen uitgevonden; die
van Eeu tot Eeu voortgevloeyt zijn; waer op on dertuſſchen vele den grondthaerder Zaligheit bou
wen, op een ſooſwacken ding. Maar de Leering Jeſu Chriſti is een Fonteyn Springende tot in 't Ee wig leven, altoos voort vlietende van de Wijsheit des H. Geeſtes; lavende de Zielen die daar van be
geerig drinkken. Want den gene die vervult is met de leeringe Jeſu Chriſti, heeft geen dorſt meer naer de goederen der Aerde, om dat hygantsver
ſadigt is met de begeerte der Eewige dingen. Indien deſe Geleerden van dit water wel geſmaekt hadden, ſyſouden aen de Chriſtenen niet meer onderwijſen,
koophandel te doen om geldt te winnen , maar veeleer te verlaten't geene ſy hebben , om ſich te maken il Chriſti. Want 't onderwy
#
ſen dat men arbeyden moet om geld te vergaderen, dat is een Valſche Theologie. Ik wil daerom niet ſeg en dat men niet arbeiden moet om nootſakelij
e dingen, want den H. Paulus heeft ſelfs gearbeyt om ſijn Voetſèl, niet willende tot iemants laſt zijn. En ik heb te vooren geſegt, dat een Chriſten meer moet arbeyden dan een ander, gelijk ſulks de waer heit is : want de gene die ledig blijft om een chriſ ten te worden, is door den Satan bedrogen, en grootelijks onwetende in de Deugt: Aengeſien dat deSchriftuur Preciſelijk gebiedt te arbeyden, maar voegt daer by; niet om te winnen mochte verſamelen de goederen van deſe Weerelt, die de wormen eten en de Die
venwegſtelen, maar vergadert u ſchatten in den Hemel, - -3
pvaarſe
dan een Phariſees Geloof,
51
:
nvaerſe de Dieven niet wegſtelen. Geeft dit niet te ver ſtaen mijn Heer dat men moet arbeiden in den
Dienſt Godts, en daer Schatten vergaderen? Maar men verſtaet ook deſe Schriftuur Plaets niet ; en
verſcheyde Geeſtelijke menſchen meenen dat er
deugt ſteekt in ledig te blyven,naer dat men de han
:
delingen des Weerelds verlaten heeft: 't welk groo te bedriegeryen zijn , aengeſien den tijt van dit
leven gegeven is om te arbeyden, en ſijnen noot druft te winnen in 't ſweet ſijns aengeſichts. Dit is het eerſte Gebodt van Godt, 't welk niemant ver
breken mag ſonder grootelijkste ſondigen. Alles beſtaet om te weten tot wat einde dat wy arbeyden: Want noch rijke noch Armeſijn vry van haer broot te moeten winnen in 't ſweet hares Aengeſichts. d' Apoſtelen ſelfs hebben veel gearbeyt, en den H. Paulus roemt ſich van meer gearbeyt te hebben g, als alle d'andere te ſamen, ondertuſſchen dat nie
mant van haer geruſt heeft op d'aerde, altoos voort
# reyſenden om de Zielen tot Godt te gewinnen en # ſijn Glorie te verheffen. Siet hier het einde en oog g, wit van hunnen arbeyt ; haer begevende in moe # yelijkheden en lyden, in pynen en arbeit ; in ge
3 vankeniſſen, en in de doodt, om de Zaligheit van
iſ de zielen, naervolgende haren Meeſter Jeſu Chriſ
10 ti, 't welk alle Chriſtenen behoorden te doen. s Maer helaes! men ſiet in haer niet een ſoodanig ge
# voelen: ſy fijnſorgvuldig en vlytig genoeg om gelt
te vergaderen en voorſpoet in deſe weereld te ma # ken : maar om te arbeiden en te handelen tot de
Eere Godts, en d' Eewige dingen, die haer onſien
, lijk zijn ; ſoodanige worden weynig gevonden: D 2 ider -
52
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
idereen wint het meeſte dat hy kan in deſe weerelt, ſonder vreeſe van quaet te doen: om dat dit geoor loft is aen de chriſtenen, door de huidenſdaegſche
Theologie , Ja men looft en acht veel meer een Rijkman als een Arm man, en men Prijſt de gaeu wigheit en neerſtigheden der geper die goede
voorſpoet gemaekt hebben, of op geklommen ſijn door trappen van Eere, Staten, en waerdigheden van deſe Weerelt , waer idereen ſigh bevſytigt, ſiende ſijn gebuer groot en machtig, ſoo tracht men dat ook te worden; beklagende geen ſorg, arbeit, noch moeyelijkheden om meer te vergade
ren, wel wetende dat alles voor geldt neder buygt. Seker mijn Hr.'tis een groote verblindheit, dat de
menſchen al blindelingsſoo malkander volgen op den weg der Helle, ſich inbeeldende dat ſy ſijnop die des Paradijs. Deſe blinde Leits-lieden geleyden
het blinde Volck, en ſy vallen beyde in den kuyl, waer men haer niet kan uittrecken, ſoo ſy het licht des Geloofs niet weder aen nemen, om te ſien en
t'onderſcheiden het ware goet , en 't ware quaat, waer van de huidenſdaegſche menſchen by naer in alle dingen onwetende zijn. Sy hebben niets meer dan een Phariſees Geloof, gelijk de Joden die ſich ſteunen op den Schors van hunne Feeſt-houdin
en üyterlijke bedieningen, ſonder oyt het #out, der Waarheit aen te raken, noch den oor ſpronck der voorwerpen te kennen, waerom dat # die dingen ingeſtelt ſijn geweeſt. Ik ſou niet konnen ſien in dit ſtuck , waer in dat den Chriſten
uit den Joden t onderſcheiden is, om dat hy al
leenlijk ſtaen blijft op d'uitwendige dingen, ſoo "
--
wel
dan een Phariſees Geloof.
53
wel ten aenſien van de Deugt, als van de ſonde, 't welk twee Saken ſijn hangende aen 't Geloof, als
ſijnde onſienlijk , ſoo wel de ſonde als de Deugt. - 't Geloof alleen kan de ware Deugt en ware ſonde kennen; het is een Goddelijk licht dat Godt in onſe
zielen in de Schepping heeft ingeſtort, waer door wy d' Eewige en onſienlijke dingen, ſien en ken nen. Ten is nochtans daerom niet dat wy door 't Geloof onſienlijke geeſten ſien: maar wel de waer heit van 't goet en quaat. Wy kennen door 't Ge t loof, wat ſonde is of wat deugt is , en dit Geloof werkt in ons de liefde tot de Deugt, hecht die aen de Waarheit, doet de ſonde haten, en geeft een grouwel van hare oefening. Dit alles doet het Goddelijk Geloof,dat alle menſchen in haer mede brengen komende in de weerelt : maar de verdor
ventheit die de ſonde in onſe Natuur gelaten heeft # verduiſtert dit licht des Geloofs, en belet dat het j ſelfde fijne werking niet doet tot dat den menſch uit
# ſijn vryen wil verzakinge gedaen heeft aen de ver dorventheit ſijns vleeſch, en aen Godt wedergege # ven de volkomen afhankelijkheit van fijn wil : Als
dan begint dat Geloof in ons te herleven, gelijk als , of dat van den Doodt ten leven verrees,en baart in
# onſe zielen alle Gerechtigheit en Waarheit, en an j
dere eigenſchappen Godts, van waer 't ſelve afge e
komen is.
Siet daer het waarachtig, Geloof, dat de Hui
denſdaegſche menſchen niet meer kennen : ſynoe men geloofde meeninge der menſchen, en oordee lenſonder een oprecht oordeel, niet kennende de g dingen gelijk die waarlijkDvoor 3 Godt zijn. 't Welk ik
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, ik in alle ontmoetingen ervaer; ſoodanig dat 'et 54
my onmoogelijk is langer met de menſchen te han delen: Niet alleen de Weereldſche, maar voorna
mentlijk met de Godts-Geleerden, en de gene die belydenis doen van een Geeſtelijk leven: want wy zijn in der daetgantstegenſtrijdig. Indien er ee nige zijn die aen mijne gevoelens toeſtemmen, ſy ſtellen die daerom niet in't werk, en hebben ſoo
veel uitleggingen en redenen, datſe in haer den grondt der waerheit vernietigen ; hoe-welſy daer mede noch ſeggen het Geloof te hebben. Soo ſulx waer was, menſou de werking daer van ſien: want
het levendig Geloof (hoe-wel onſienlijk) is nim mermeer ledig, het werkt altoos fijne vruchten tot het Eewige leven, 't welk men niet kan vermerken
in de menſchen die haer gantſche leven lang arbei den om de goederen van deſe Weerelt, en geloven ondertuſſchen het Geloof te hebben. Sy ſouden welgeſtoort zijn, indien ik haer ſeide dat hun ge loof doot is : om dat niemanthaerſülcx leert, uit
oorſaek dat hunne Leyders alſooſeer blind zijn als
degene die geleydt worden. Syſeggen dat 'et de Chriſtenen geoorloft is geldt te winnen, om dat ſy 't ſelve noodig hebben tot d onderhoud haresle vens: maar ſy doorgronden niet, dat de winninge niet bepaelt word aen de nootſakelijkheit van't on
derhoud des levens, en dat et de begeerlijkheit is die hun doet arbeiden, of anders, men ſou de ge legentheden van winſten aen fijn buermanſenden, wanneermen genoeg had tot de nootſakelijke din gen. Maar d' ervarentheit leert ons dat ydereen
na ſich trekt, en ſooveel wint als hy kan,
"# C
dan een Phariſees Geloof. 55 ſich te vergenoegen met de nootſakelijkheit, ge lijk men ſich vleyende wilt inbeelden. Men hoort 'er vele ſeggen dat ſy niets ſoecken dan de nootſa
kelijkheit, ſonder dat ſulcx waerachtig is: want de meeſtendeel der nootſakelijkheden die wy vereiſ ſchen, ſijn gegrondt op de Eeren, op ons gemak, of de ſinnelijkheden van ons Lichaem. Degene die knecht en dienſtmeit houd , heeft niet altoos
van nooden die te houden, ſijnde jonk en wel te pas om ſigh ſelfs te dienen : maar de Eer doet haer die houden, om te toonen dat ſy Rijk zijn, en
waerdig gedient te worden. Den huisraet van grooten Prijs en koſtelijke vaten , ſijn ook niet nootſakelijk tot onderhoud des levens, maar ider een wil die hebben om te doen blijken ſijne eere
en rijkdommen. Vele verſcheide ſpijſen en lecke re gerechten, ſijn ook niet nootſakelijk, aengeſien
dat een gemeene ſpijs meenigmael veel voedſamer is, en beter de geſontheit geeft, als die ſoo lecker en delikaat is.
Ondertuſſchen ſtelt men dit alles in
den rang der nootſakelijkheit, en men wil geldt
winnen om alle die dingen t onderhouden: dat is in waarheit voor Godt te ſeggen, dat men geldt wil winnen, ten einde men ſich gemakkelijker ſou ver
doemen: en niemant word dit gewaer! Onder den deckmantel, dat men ſijne nootdruftigheden moet hebben, ſoo valtydereen # van d'een
ſonde in d'ander : want de begeerlijkheit is altoos % onafſcheidelijk van de gierigheit en dievery ; in diervoege dat et onmogelijk is voor een begeerige niet gierig te zijn om het ſijne te bewaren, en ook * diefachtig om van anderen te nemen ſo veel hy kan. D 4 By g
56
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
By exempel, ſooſt een koopman is, hy koopt ſoo goeden koop als hy kan, al waert dat hy wiſt dat de ene die hem verkoopt op ſijn koopmanſchap ver.
# ſoude,hy tracht om de waardy daer voor niet te geven, op dat hy te meerder mocht winnen. En wanneer hy verkoopt, ſoo tracht hy van den koo
per te trecken het meeſte hem doenlijk zijnde, fich niet vernoegende met een winſt genoegſaem voor de nootſakelijkheit, maar begeert'et om te onder houden den hoogmoet, gulligheit, en onkuisheit. Dit alles paſſeert onder den dekmantel van nootſa
kelijkheit, en noemen ſich Chriſtenen daar ſy niet willen miſſen van een leckeren beet, een koſtelijk
kleet of huiſraet, om Jeſus Chriſtus naer te volgen, die niet wilde gedient zijn, en in alles het minſte nam tot ſijne n 5otſakelijkheit.
Men kan niet begrijpen dat ſulcx een begeerlijk heit tot eens anders goet is, wanneer men duer
verkoopt ondertuſſchen is het een gants openbare dievery: want de goederen van denkooper behoo ren niet toe aen den verkooper , hoe-wel hy die begeert, en ſoo hy met eeren daer van meer kon trecken, hy ſoud'et gaerne doen, trachtende al toos denkooper de hoogſten prijs te doen betalen voor 't geen hy koopt: voornamentlijk wanneer denkooper geen kennis heeft van 't geen hy koopt. En niemant veroordeelt ſoo groote quaden ! Men
beſchrijft hier over gevallen der conſcientie; end' een Caſuiſt ſegt dat men welſesten hondert mag winnen, den anderen tien; een ander ſegt,ſoo veel als men kan, wanneerder eenig perijkel in de koop
manſchap is. En ſy verſtaen noch d' een nochd' - - - - --
-- ---
- -
"
ander,
dan een Phariſees Geloof
h
57
ander, dat Godt de begeerlijkheit verboden heeft. Indien dat niet was onder de tien Gebooden Gods,
-
men ſou mogen ſeggen tot verſchooning, dat men niet wiſt dat al te duer te verkoopen ſonde is. Want den H. Paulusſelfsſegt, dat indien de Wet niet ſei de, dat men niet begeren moet, hy niet ſou gewe ten hebben dat de begeerlijkheitſonde was. Maar de Chriſtenen ſijn volkomentlijk van de Wet on derweſen, en weten dat Jeſus Chrſtus arm is geweeſt in deſe Weerelt, ondertuſſchen dat ſy willen rijk
welen, ſondigende alſoo tegens haer #
en be
decken onder het masker van nootſakelijkheit; de
begeerlijkheit hares herten.
Men ſou door Staet
ſucht my konnen ſeggen dat ik de koophandel onder de Chriſtenen wil beletten, en maken dat niemant meer arbeit noch koophandel drijft,'t welk ſoodanig niet waer is , terwijl ik al de Chriſtenen ſoo wel rijke als arme voorſtel deſe Wet om t'arbei
den, die Godt aen Adam heeft gegeven en aen al Ie de menſchen in hem, om haer broot te winnen
in 't ſweet hares aenſchijns.
En aengeſien dat de
Weerelt ſooſeer vermeenigvuldigt is, en datyder een niet kan op het veldt blijven noch d'aerde be arbeiden; ſoo is het geoorloft eenigen koophandel te doen met nootſakelijke dingen: want een Landt heeft meenigmael van nooden het geen in'tander is, ten einde ydereen fijn nootſakelijkheden heb ben moght: dat is niet verboden, en ſelfs kan 'rge ſchieden door een Chriſtelijke liefde, om ſijnen naeſten te hulp te komen en by te ſtaen in ſijnen noot. d' Een moet te lande Reyſen, d'ander te
ſchepe, een andere ſtuderen of ſchrijven om het - e
D 5
recht
58
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
recht van ſijnen naeſten te verdedigen, mits dat alle dingen geſchieden om de dry einden hier voor genoemt. Eerſtelijk om aen Godt te voldoen de boete die hy ons om der ſonden wil heeft opgelegt, arbeidende met het lichaemofden geeſt gewilliglijk met vreugden, op dat wyonſe # in deſe Wee
relt mogen ontlaſten van de ſtraffe die wy ſchuldig ſijn om de ſonden van Adam. De tweede plicht der Chriſtenen moet ſijn om d' Eere Godts te ver
meerderen, beſtedende alle onſe ſorgen, ſtudien, en arbeid, om de Eere te betrachten van dengenen die ons alle dingen gegeven heeft. Het derde ein de van onſenarbeid, moet ſtrecken tot den byſtant van onſen naeſten, hem radende, helpende , en byſtaende in ſijnen noot. Indien dat ware menſou geen dievery of gierigheit meer onder de kooplui den of ambachts-luiden ſien : Men ſou verkoopen en arbeiden om kleine winſte; en of ſchoon de
koopers meer ſoude willen geven als den nootſake lijken winſt, men ſou het niet willen aen nemen: en
ſoo iemandt eenige erfgoederen of andere overwin ningen had , hy ſou neerſtelijk onderſoecken om gelegentheit te vinden ſijn goederen te beſteden tot de Eere Godts, en tot den byſtant der nootſa
kelijkheit ſijns naeſten. Ook ſou men niet te goe de koop willen koopen, uit vreeſe dat men aen een ander niet mocht doen als aen ſich ſelfs.
Men ſou
dan niet meer behoeven te liegen om ſijnarbeit en koopmanſchap te waarderen en te prijſen. d'Advo eaten en Procureursſouden niet meer valſche recht
betreckingen ſmeeden om gelt te winnen ; dewijl
dat ſy niet anders dan een klein penninkxken #G - - --
t
dan een Phariſees Geloof. 59 de enkele nootſakelijkheit ſoude willen genieten, en niets meer: en ſoo ſouden alle andere menſchen doen van wat ſtaet of conditie dat ſy mochten zijn, levende alt ſamen in liefde gelijk als ware Chriſte - nen moeten doen, en hebben alle een ſelve begeer
E
te enſelve wille in den geeſt Jeſu Chtiſtions Opper hooft en Capitein, van wien wy den naem van Chriſtenen hebben bekomen , die wy valſchelijk dragen wanneer wy ſijn voorbeeld niet naervol gen. Dit is ſoowaerachtig dat et overtollig ſou weſen ſülcx te verklaren; # men niet ſag dat de
Chriſtenen gants het tegendeel oefenen, en haer Leytſlieden 't Geloof om de Waarheit t onderwij
ſen verloren hebben. Indien men haer alleenlijk ſeide dat ſy't Geloof verloren hebben; ſy ſouden
# miſnoegt weſen en krachtelijk ſtaende houden dat ſy in 't Geloofleven. - Hare verblintheit isſoo groot dat eenige gereet ſouden ſijn om voort 't Geloof te ſterven, of wel e
* doen ſterven de gene die dat ſelfde Geloof niet me
de houden, ondertuſſchen dat wel meenigmaelſy # niet kennen wat het Geloof is, houdendevoor't ſel *ve het gelooven van eenige opinien der menſchen, , waer voor ſy ſouden willen ſterven. Ik heb voor
deſen geſegt aen eenige van haer, dat ſy Martelaers % van den Duivelſouden weſen, en ſterven ſonde om de leugen t onderſteunen. Naer dat ik met twee Contrarie Partien geſproken had, ſeyyder
# van hun dat ſy gereet waren te ſterven om de waar heit voor te ſtaan, die ſy (na mijn gevoelen) geen # van beyden voorſtonden, maar beide de meening , van eenige Autheuren, die ſy haer melden# de Waar
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
6O
Waarheit te zijn. Ten minſten moet nootſakelijk d' een ofd' ander deleugen ſtaende houden; aen
geſien dat hare vaſt-ſtelling in een ſelfdeſaek regel recht tegens malkander ſtreet. Dit is een bewijs dat de huidenſdaegſche Chriſtenen van't Goddelijk Geloofſijn afgeweken, 't welk altoos gelijkformig is in wat ziel datet woont, en de gene die het ware Geloof hebben, konnen malkander nergens in te genſpreken, dewijl het ſelve een Goddelijke eigen ſchap is, voort-komende van een ſelfden Godt.
# licht verlaten
hebbende , ſoo konnen de
menſchen niet dan in duiſterniſſen wandelen, en om niet te min te blyven in hare ſtaten en waerdig heden, ſoo hebben ſy een Phariſees geloof aenge nomen, dat niets anders ſiet dan uitwendige ſon
den en deugden, die oordeelende naerden ſchijn, en niet volgens de Waarheit Godts. Die menſchen
ſien niet dat de ſonden inwendig en onſienlijk zijn, beſtiende in de bedrijven van onſen wil , tegen ſtrijdig aen die van Godt; maer ſy nemen de ſon den voor groove en uitwendige bedrijven ; gelijk als Moorden, ſtelen, hoereren &c. in dier voege dat de menſchen die deſe groove uitwendige ſon den niet begaen, haerſelven rechtveerdigen: voor namentlijk wanneer ſy uitwendige teikenen van deugt hebben : ſy ſeggen gelijk den Phariſeus, ik ben geen ſondaer als deſe Tollenaer: Ik vaſte invee mael ter week, en geef Tiende van alles wat ik beſit & c. onder
tuſſchen wiert hy niet gerechtveerdigt als den Tol lenaer die ſich een ſondaer
#
De gene
die niet dan een Phariſees Geloof hebben , ſouden
ſekerlijk oordeelen dat Godt ..."
eneratie: is OON
-*N
dan een Phariſees Geloof.' 6I - door ſulk doen: ſiende de deugden van den Pha riſeus en de ſonden van den Tollenaer ; men ſou niet konnen gelooyen dat den Tollenaer eerder ſoude gerechtveerdigt zijn dan den Phariſeus; uit :: # dat wy dit Goddelijk Geloof niet hebben, dat de dingen door-gront ſoodanig als die voor
# Godt zijn, en niet gelijk die voor de oogen der , menſchen verſchijnen. Want de menſchen die de
ſe groove ſtoffelijke ſonden niet begaen, doen die menigmael veel leelijker door hare willens, waer uit het weſen der ſonden voortkomt : want ſooeen II,
menſche ſijnen Broeder haat in ſijn ziel, hy is een
dootſlager voor Godt, hoe-welhy hem geen quaet ſegt ofaenſijn lichaem raekt. En indienyemandt de : goederen van anderen begeert, en dat hy niet ver # koopt # voor den rechtmatigen prijs van al # le dingen, ſoo begaet hy de ſonden van dievery,
#al-hoewelhy niets van hem nemen ſoude, omdat de ſonde geeſtelijk en onſienlijk is alſoo wel als de deugt. En degene die de vermakelijkheden van't
# vleeſch liefheeft, en wenſt of begeert de vrouwe : die hyaenſiet ; hy begaet hoerery, al-hoewel hy # geen andere dingen doet als haer te begeren. Je # ſüs Chriſtus ſegt dat door uitdruckelijke woorden, # dat die een anders Vrouaenſiet en haer begeert, die heeft
ſ
alreets d' overſpel in in hert begaen. 't En is niet dat het oog 't overſpel bedrijven kan: maar om ons te # doen verſtaen, dat de ſonde inwendig is, voort komende uit het hart en uit den wil: want menſou ſº
alle die dingen wel konnen uiterlijk doen, ſonder eenige fonden te begaen: . Het is geoorloft een an ders Vrouaen te ſien: ook kan menyemant dooden
ſ
gel
(52, 6
De
Chriſtenen in deſen tijt hebben niet ,
# Moyſes dede , of in andere manier tegen' onſe wil : of de goederen van andere begeren om | die wettiglijk te verkrijgen door onſen arbeit of an
ders. Ten ſijn dan de uitwendige bedrijven niet die de ſonden maken; maer de bewegingen van ons hart en onſen wil;'t welk de huidenſdaegſche Wijſen niet kennen, achtende voor vroome luiden alle de
gene die ſich van quade bedrijven onthouden, en oordeelen menigmael de Deugt voor ſonden. Ditis
aen myſelfs geſchiet en heb moeten lijden, dat mijne volmaekſte en waerachtigſte bedrijven of woorden,
geoordeelt fijn voor leugens en ſonden. d'Een heeft mijn ſoberheit voor gierigheit gehouden, en mijne rechtveerdigheit voor al te grooteſuynigheit,mijne
ingetogentheit voor een partyſchap, en ſoo van al het andere. En gedenkt u niet mijn Hr. wat arger nis deMennoniſten genomen hebben,van dat ikge ſeit had, de Moeder der mare Chriſtenen te weſen? in laets van te ſien en t' onderſoecken uit wat gront .
ik deſe Waarheit geput had, en Godt te looven dat hy noch menſchen op d'aerde ſendt, door de wel. ke hy ware Geloovigen wil voortbrengen, gelijk als hy Moyſes en andere Propheten in 't oude Teſ tamentgeſonden heeft, en in't nieuwe de Apoſtelen
en Diſcipelen van Jeſus Chriſtus. Sy konden wel oordeelen dat ik niet ſot was,om ſulcx lichtveerde
lijk te verklaren, noch hare achting wenſte; dewijl ik die ſchuwde uit al mijn vermogen : maar het is dat ſy geen Goddelijk geloof meer hebben, om de Waarheden Godts te begrijpen; en ſy kennen geen andere ootmoedigheit dan die ſig vertoont in oot i
moediglijk van ſigh ſelfs te ſpreken; 't welk "# Ill3G
dan een Phariſees Geloof 63 nael groote geveinſtheit is, verſelt met leugens: laerom kan ik niet meer verkeeren met die men
chen die niet anders dan een Phariſees Geloofheb ben 5 om dat ſy my niet en verſtaen, ende en wil en geen andere dingen aennemen dan die ſy in ha re boecken geleert hebben, niets doorgrondende door het licht des Geloofs, en oordeelen niets voor
Deugt ofſonden, dan 't gene dat ſy door hare vleeſchelijke oogen en natuurlijke geeſt voorſülcx aenſien. Dat komt de weereltlijke Rechters toe, die om een goede Staets-Regeringſtaende te hou den, d'openbare ſondaers veroordeelen; de Die ven die huiſen opbreken om te ſtelen; de Dootſla gers die de lichamen dooden, wanneer daer genoeg ſame getuigen toe zijn ; waer in wel doen: want # tucht ſou het volk ongebonden zijn,en "niet konnende de harten doorgronden, ſoo heb 'ben ſy getuigens van nooden om de quade daden 'e bewijſen van hare inwoonders. Maar deſe Ley
#
lers der zielen die ſich ſeggen van Godt ingeſtelt ºe zijn, om de ſchapen Jeſuſ Chriſti te weyden; die *moeten een Goddelijk licht hebben, om de zielen die Goddelijk en geeſtelijk zijn tevoeden met een
bequaem voetſel, ſonderhaer te leeren, de ſtoffelij ºke en uitwendige ſonden, en deugden, die niets anders aengaen dan de aerde en borgerlijke deug *len, onwaardig om den naem van Godts-geleert heit te dragen: 't en ſy datſe daerby voegen valſche Godts-geleentheit; Aengeſien dat de ſelve geen ware Theologie weſen kan, ſoo die niet geput is uit het: Goddelijk Geloof, anders kan dat niet dan dolin
ºgen zijn, De natuurlijke menſchen hebben geeft, 3
genoeg
De Chriſtenen in defentijt hebben niet, genoeg om haer lichaem te voeden , en hunne voordeelen te bekomen, maar ſy ſijnſor en onwe tende in geeſtelijke en Goddelijke zaken, dat gaet
64
haer
# te boven,
en ſy hebben na propor
tie van haer natuur niets meer dan een beeſt, ſoo
lang als ſy na deſelve leven. Syfullen wel begrijpen den loop der ſterren en veel andere natuurlijke we tenſchappen ; om dat den geeſt des menſchen na. tuurlijk meer volmaekter is als den geeſt der bee ſten : Maar wanneer ſy 't Goddelijk Geloof verla ten hebben, ſoo konnenſy niets van de verborgene dingen verſtaen. Sy ſillen wel geeſtelijke woorden leeren door het leſen van eenige boekken die uit het
Goddelijk geloof of licht geput zijn , maar en ſul len daerom in hun niet beſitten dat ſelfde Geloof Daer van komt'et dat veel menſchen ſeer Godde
lijk ſpreken, hoe-wel alle hare bedrijven alleen natuurlijk en -
#
't Is dit waer uit
alle de onheylen van onſentijt geſproten zijn, waer niemant ſich beſtiert door het licht des Godde
lijken Geloofs, hebbende omhelſt een Phariſeus Geloof, gelijk de Joden hadden, die voor de men ſchenrechtveerdigſchenen, doende hare gebeden, vaſten, en aelmoeſſen in't openbaer; en hare recht vaerdigheden bleken uitwendig voor de men
ſchen ſonder ſmetten of beriſpingen. Ondertuſ ſchen Jeſus Chriſtus veroordeelde haer , noemt hun geveynsde,en dat menigmael herhalende, haer vergelijkende bygewittede graven die van binnen niets dan doorsbeenderen hebben, om te betoonen dathare goede bedrijven alleenlijk uit een menſche
lijk geloof voortquamen, dat op 't uytwendige -
'
ſiet,
dan een Phariſees Geloof. 65 ſiet, en tracht de menſchen te behagen, door ge
rechtigheit en uitwendige # werken; hoe-wel inwendig het Geloof, de hope en de liefde in haer
doodt is 't Is hierin dat ſywaerlijk gewittedegra ven ſijn, en ſchilderyen die valſchelijk het couleur van deugt dragen ; ſijnde vervult met ſonden,
doen ſy rechtveerdige bedrijven voor de men ſchen.
-
Ik ſie gants geen onderſcheit tuſſchen de Hui denſdaegſche Leiders der Chriſtenen, en de Phari
ſeen van d’oudentijt: want ſy ſijn geheel van een ſelfden geeſt beſeten, en menſoude haer wel mo en ſeggen 't geen Jeſus Chriſtus aen de Phariſeen #e : gy geveinſde gy reinigt den ſchotel en drinkbeker van buiten, en van binnen ſijt gy vol onreinigheit; ſuivert eerſt het binnenſte, en dan ſult gy beſten om ook van buiten te reinigen. Want deſe menſchen ſijn Borgerlijk, en
wel geſchikt en gemaniert aengaende het uitwen dige, beriſpen als quade dingen, alles wat met hun doen niet overeen komt. Het fijn van deſe ſchijn
heiligen dat Jeſus Chriſtus ſegt, dat ſy eerſt den balk. ſouden uit haer ooge doen, en dat ſy daer naer ſullen trachten den ſplinter uit haers Broeders oog te trekken. Deſe letter Geleerde Mannen ſien niet dan den ſchijn en het
uitwendige. Sy ſouden te verontſchuldigen weſen ſoo ſy geſtelt waren tot Rechters over borgerlijke zaken, ſeggende dat ſy niet konnen verbeteren de
# die ſy niet kennen : maar deſe Geleerde ie de gevallen der conſcientien uitleggen, moe ſten ſekerlijk het Geloof in haer hebben , om de
deugt en den haat der ſondent onderwijſen; en dit Geloof hun entiek: , ſoo doen ſy quaet 3CI)
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, aen anderen , en ook aen haer ſelfs; ſluitende de oort des Paradijs voor anderen toe, en ſelfs gaen
66
ſy daer niet meer in. Indien hare zielen van bin mengeſuivert waren, ſonder twijfelſouden ſytrach ten te reinigen de gene die haer aenhangen, en ſich
aen hare leeringen onderwerpen. Maar ſy hebben het Geloof verloren ende en kennen de Waarheit
Godts niet meer, hebbende ydereen waarheden
geſmeed na ſijn manier. Soo heeft men ſoo vele verdeeltheden opgerecht als er verſcheidene gevoe
lens zijn, en vele bouwen daer op haer Saligheit, als op waarheden die van Godt komen. Men ſegt dat ſy in Gods Plaetsſijn en fijne woor den prediken, daer ondertuſſchen niets is dat er naergelijkt; om dat Godt en fijne woorden onver
anderlijk zijn. Jeſus Chriſtus, giſteren en heden is de ſelfde : maer deſe menſchen en haer leeringen veranderen, en ſijn wel ſeer verandert ſedert d' A
poſtelen. Sy noemen ſig wel Diſcipelen en Chriſ tenen, ſonder iets van hun werken te hebben :
gantſchintegendeel ſijnſy Anti-Chriſtenen gewor den, om in allen deele de leeringe Jeſu Chriſti recht tegen te ſtaen. Sy leſen wel de ſelve woorden,
maer leggen die uit en verbreidenſe op een gants verkeerden zin, en ſeggen dat 'et onmogelijk ſou weſen om naer den letter uit te werken 't geen Jeſus Chriſtus ons geleert heeft ; daerom is het dat ſy eenen ſtoffelijkken Kerck bouwen, waer Jeſus Chriſtus een geeſtelijke bouwde, en hebben ſooda nig haer gebouwen getimmert op uitwendige tee
kens, dat niemant meer den geeſtelijken in des Chriſtendomsverſtaet. Men gelooft chriſten te # ,
1CIl
dan een Phariſees Geloof.
67
ſen om dat men gedoopt is, en men weet niet wat den Doop beteekent niet meer dan het Nachtmael ofSacrament des Autaers , blijvende hangen als de
Joden aen d'uitwendige kerken-dienſten, ſonder oit tot de kenniſſe der waarheit te geraken. Men
neemt # deugden, voor Goddelijke deug den, en alſoogaen dagelijx de menſchen verloren, wordende geheel vleeſchelijke inplaets van geeſte T
lijke, en alle Phariſeen in ſtee van chriſtenen.
::
# haer wel ſeggen wat den Doop en het Nacht
d:
mael beteekent, maar ſy ſouden hun aenſtonts met
Ik
* gewelt opmaken tegens de Waarheit, niet konnen de door haren natuurlijken geeſt de geeſtelijke din -
# gen begrijpen. Ondertuſſchen ſijn hare zielen gee
## die ſich niet konnen onderhouden, noch & Salig worden dan door 't Geloof: ſoo 't ſelve in a haer doot is, door een vaſt gevolg ſijn hunne zie len doodt aen de genade en aen d'eewige vreugde.
:
# Want niet meer dan het lichaem kan gevoedt en
onderhouden worden met ſteenen ofyſer, als ſijnde
5 dieſelve ſtoffen geen bequaem voedſel voor de na g: tuur harer lichamen ; alſoo kan ook een ziel in 't
# Geloof niet levendig blijven, wanneer ſy niet dan
d natuurlijke lichten en menſchelijke # heeft; aengeſien dat niemantſonder 't Geloof kan Salig
# worden wat hy ook doet, om dat alle de werken % van die gene die 't Geloof verloren heeft, doot # zijn, en tot het eewige leven niet dienen konnen.
# Indien men eenig tijdlijk goet doet, men ontfangt
#
# eenige ijke belooning. Overmits dat de recht veerdigheit Godts geen quaat ongeſtraft laet, noch geen goedheden ſonder belooning : daerom ſiet E 2
IIlGIR
De chriſtenen in deſentijt hebben niet, 68 men meenigmael de Godtlooſen meer voorſpoet hebben dan de rechtveerdigen , 't geen onſe vlee
ſchelijke oogen niet konnen aenfien ſonder te mur mureren. Maar indien ſy oogen des Geloofs had
den, ſy ſouden vreeſen, als ſtraffingen Godts de rij delijke voorſpoeden, die in der daet altoos gevaer lijk zijn: en de goederen, Eeren en vermakelijkhe
en van deſe weerelt, ſijn tot laſten tegenheit, den genen die in 't Goddelijk Geloof leven. En fietgy niet mijn Hr. dat alle mijne gevoelens
recht ſtrijdigſijn tegen die van alle de huidenſdaeg ſche menſchen, en dat ſy niets overeen-komende
hebben met den genen die in 't Geloof leeft; ja in d' alder heiligſte ſaken,
-
Voormy ik geloof dat den Doop een uitwendig teekenis, van het verbont en belofte dat wyin't binnenſte onſer zielen aen Godt doen, om Chri
ſtenen en Diſcipelen Jeſu Chriſti te weſen. Deſe belofte inwendig aen Godt gedaen, openbaert ſich aen de menſchen door het middel des uitwendigen
Doops, om de woorden van Jeſus Chriſtus naer te volgen: en hopende dat wanneer men voor de men
ſchen belijdt Chriſtenen te zijn, dat Jeſus Chriſtus volgens # beloften ons belijden ſal voor ſijnen Vader.
Het is wel een
# volmaekter ſaeck,
Jeſus Chriſtus te belijden voor Godt en voor de menſchen, dan hem in 't heimelijk te belijden, waer niemant kan geſticht fijn van onſe goede wer ken, die Jeſus Chriſtus gebiedt dat men in 't open baer doen zal, ten einde datſe gekent mogen ſijn tot ſtichting van onſen naeſten. 't Is hier in dat hyſègt, dat niemant een keers aenſteekt om onder een Koren-maet te ſtellen; »
t
dan een Phariſees Geloof. 69 ſtellen ; maer op den Kandelaer, op dat ſy lichten mag. ' -
* Dit is voor den uitwendigen Doop # , tOOnen + de aen de Chriſtenen dat ſy door dit teyken aen de
e menſchen moeten doen kennen, dat ſy waarlijk tot # den dienſt Jeſu Chriſti toegeeigent zijn. Maar
u Helaes! alle degene die deſe openbare hoogwaerdi
a ge belijdenis doen, van Chriſten te weſen, fijn dat
# daerom in der daedt niet. Den Doop is menig
mael een valſchen Eedt die wy aen Godt doen: - want men belooft hem te verſiken ; den Duivel,
de Weerelt en alle ſijn pracht, en Jeſus Chriſtus te te volgen gelijk een ſoldaet ſijn Capitein naer
# volgt. Ondertuſſchen ſiet men niemant die deſe beloften houd:gants in tegendeel, een kint is niet
ſoo haeſt gedoopt, en dat er wat verſtant begint te krijgen, men leert het t'alder eerſt de ydelheit des Weerelts; men ſchikt'et op naer de mode, en men
s doet'et de Fraye en ſchoone dingen achten, die g rijſende datſe fraey en ſchoon zijn, om haer in 't , hart te planten, de hoovaerdy die de voornaemſte
, eigenſchap van den Duivel is, dewelke ſy in den Doop verſaekt hebben, en alſoo neemt hy het hart in van den # in plaets van dat Jeſus Chriſ
, tus het ſelvegantſchelijk beſitten moet. - Siet hier de valſche Chriſtenen voort-gebracht 16 door de valſche Theologie der Geleerde Mannen, die -
ſich ophouden met te twiſten over de nootſake - lijkheit van den Doop over de manieren en desſelfs
beteykeninge, latende achter te onderwijſen de nootſäkelijkheit die er is van Jeſus Chriſtus naer te volgen om Chriſtenen te worden. ,,En alſoover genoegt ſichydereen met de uitwendige geſtaltenis -
-- -
E 3
des
72
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
des Doops, ſonder te gelooven aen de woorden
die Jeſus Chriſtus heeft geſegt; ſijt mijne navolgers: en noch minder ſtellen ſy die in 't werk, 't welk wel
beklaachelijk is ! en maekt onſentijtſeer gevaarlijk én # Want de zielen worden ongevoe hglijk in de Helgeleidt, meenende op den weg der Saligheit te weſen door den Doop; hoe-wel die gants geen nut doen ſal aen de Chriſtenen die niet
beſeten ſijn van den Geeſt Jeſu Chriſti en fijne deugden naer volgen. In tegendeel dient den al leenlijk uitwendigen Doop tot grooter verdoe menis. Want een Heiden die niet gedoopt is, verbreekt in dit ſtuck ſijn trouw niet aen Godt,
en hy is ook geen geveinſde, gelijk de menſchen die den naem van Chriſtenen dragen, ſonder de werken te hebben , noch ſelfs dikwils den wil niet om dat te worden , ſich meer bouwende op de
prachten, en ydelheden des Weerelds, als op d'E vangeliſche armoede. En dit geſchiet met groot
vermaek en bijſchap der menſchen, die lovenen # gene die ſorge draegt, om goederen te paren voor de behoeften die haer mochten overko
men, of om gemackelijk te leven in ſijn oude dagen Deſe voorſichtigheit is goet voor een Heiden die buiten het licht desGeloofsis, en door't ſelve de ho
pe der belofte van Godt niet kan hebben; die ſegt, fijt niet beſorgt voor den dag vanmorgen, en ſoekt het Koo ninkrijk der Hemelen en fijn gerechtigheit, al het andere ſſd
# nºorden. Jeſus Chriſtus brengt ons ſoo vele gelijkeniſſen om onſe hope te ſterken; ſeggehde, de
ſt
vogelen die mayen noch en arbeiden niet, en nochtans vinden
ſy hunnen nootáruft. En vraagt,(als voorſiende het wei. , "
,
t
.*
nºg
dan een Phariſees Geloof 71 inig vertrouwen dat de Chriſtenen op hem hebben)
of ſy niet veel waerdiger waren als een Muſſche,ſeg gende dat ſy de lelyen des velts ſoudenaenſien, hoe dat die wel bekleet zijn, met ſoovele andere belof ten,die men niets en acht,ten aenſien van het Goudt t
en Silver , waer op nu de Chriſtenen al hun hope
ſtellen, vergetende de beloften Godts; om dat die onſienlijk ſijn voor hare ſinnen, waer aen de meta
len veelaengenamer zijn: door het welke ſygenoeg betuigen dat ſy't Geloof verloren hebben, en be
minnen Goden die ſy voor haer ſien; waer op ſy haer ſteunſelen vertrouwen ſtellen; ſeggende, dat die wel geldt heeft geluckig is. Ik geloof niet dat de Heidenen ſoo beeſtachtig :
aen de aerde gekleeft zijn, als de huidensdaegſche chriſtenen, en ondertuſſchen ſeggen ſy het Ge
loof te hebben , Chriſtenen te weſen, en dat ſy willen Salig worden ; 't geen een groote verblint heit des Geeſtesis, veroorſaekt door de Studien en leeringen der menſchen, die met hare uitleggingen de Waarheit verduiſteren.
Jeſus Chriſtusſegt, dat men geen ſchatten ſal verga ren op deraerde : en deſe uitleggersſeggen, dat dit te verſtaenis, dat men er niet te veel van moet ver gaderen. Indien men haer vraegde hoe veel dat men daer van vergaderen moet om niet te veel te
zijn, ſy hebben geen mate om deſe voorſtelling t'ontleden, en ſouden dat doen naer de gulſigheit
van hare beeſtelijke ſinnen , omdat ſy geen ander licht dan dat der natuur hebben, waermede ſy het Volk regeren.
Seker mijn Hr. 't is armelijk tefonderende mid .
T. , -
E 4
delen
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
72
delen fijner Saligheit op de uitleggingen en meen in gen der menſchen, die ons niet konnen ſaligmaken, noch ook haer ſelfs. Jeſus Chriſtus is onſen eeni # Saligmaker, die in den dag des Oordeels niets oen ſal om'taenſien van dieWijs-geleerde dan hun veroordeelen met de gene die haer gevolgt heb ben. Want voor hem behoeft geen Rechter noch getuigen; hy alleen is dit beide, en ſiet genoeg dat wy meer de leeringe van deſe Groot-Verſtandigen lief hebben , als # ſijne; om dat die onſe ſinnen meer ſtreelen, en de verdorventheit van onſe na
tuur onderſteunen. Daerom ſeggen deſe Geleer den om ons te vleyen, dat'et onmoogelijk is voor een Chriſten te doen 't geen Jeſus Chriſtus heeft ge
daen. Dit trecken ſy ook uit hare Valſche Theologie. Want Jeſus Chriſtus ſou niet rechtveerdig weſen, indien hy ons dingen boven onſe macht geboodt.
Godt die ons geſchapen heeft, kendonſe beguaam heit, ende en ſalnoit op onſe ſchouders laſtenleg gen die wy niet dragen konnen; hy ſoti wreedt
weſenſoo hyſulx dede; 't welk men met Waarheit van Godt niet ſeggen kan: want hy is geheel liefde, vriendelijkheit, en goetheit, niet konnede in ſich
eenige ſtrafheit hebben; maer alle goedertierend heit en liefde tot fijne ſchepſelen. Dat hy de Wet aen Moyſes gegeven heeft, is -
-
--
geſchiet om dat ſijn Volk hare ſonden ſouden ken nen, en hun daer van onthouden, haer gebieden
de vele uiterlijke dienſten, om haer te doen geden ken wat dankbaerhedenſyaen God ſchuldig waren, die ſy in 't vergeet ſtelden, om haer alleenlijk te
begeven tot de bekommerniſſen der aerde en dit *
leven,
4 ...
.'
---- --
-
-
-
-
ºa.
|
dan een Phariſees Geloof. 73 leven. En nu Jeſus Chriſtus ons de Wet des Evan geliums is komen brengen; dat is niet geſchiet om ons te beſwaren met ondraeglijke laſten : maar al leenlijk om ons te doen ſien door welke middelen wy van het aenhangen aen Godt waren afgeweken, en ons metter daedt te toonen hce dat wy daer
weder konnen toekeeren. Indien dit ondraaglijk is na 't oordeel der Chriſtenen, hoe veel meer on
draaglijker ſullen haer ſijn d'eewige pijnen, dieſy geenſins ſullen konnen ontgaen door yets minder als d' Evangeliſche raetgevingen t' omhelſen, die niet anders als geneeſmiddelen zijn voor onſe voor heen bedrevene quaden, en # ingen tegens de toekomende. Daerom behoorden wy die met vreugden 'tomhelſen in plaets van te gelooven dat deſelve # zijn; gelijk de Wijs-Geleerden deſestijts ons willen wys maken, laſterende tegens de Goetheit Godts, uit wien geen g quaet, noch laſt of moyelijkheit kan voort-komen. Soo hy ons
wetten gegeven heeft die ons hart en ſwaarſchij nen : die Wetten ſijn door Godt niet veroorſaekt, , maar alleen ik door onſe ſonden: want alle wetten ſoo wel Goddelijke als menſchelijke, ſijn door de , misdaden des Volkx voort gekomen. Indien een Republike wel geregeleert was in allen dingen; d' Overheit ſou niet noodig hebben Wetten te geven om die t onderhouden, noch eenige dingen te verbieden ſoolang als hare inwoonders wel deden,
Even het ſelfde, Godt ſounoiteenige Wetten aen de menſch gegeven hebben, als deſe van aen ſijnen Godt te hangen, ſoo 't ſake waer dat hy niet in
ſonden gevallen was. Maar ſiende dat het gemak -
--
E 5
en
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
74
en de ledigheit hem de ſchepſelen heeft doen bege ren, en fich van ſijnen Godt doen afkeeren ; ſoo
heeft hy hem opgeleit de boete van ſijn broodt te winnen in 't ſweet ſijns aenſchijns met de aerde te bouwen, die te voorenſonderarbeit allerley ſoor ten van welluſt voor de menſch voort-bracht.
Indien Adam geſegt had dat 'et hem onmogelijk ware geweeſt die boete te volbrengen, ſonder twij fel ſou hy in d eewige verdoemenis gebleven heb-, ben , waer fijne ongehoorſaemheit hem ingewor pen had. Even't ſelve ſal't de chriſtenen gebeu
ren die ſeggen dat et onmogelijk is d' Evangeliſche Wet t'onderhouden , omdat Jeſus Chriſtus ſegt, dat ſijn lock ſoet en ſijnen laſt licht is. Sy beliegen ſijne woorden die daer ſeggen dat 'et onmogelijk is fijn voorbeelt naer te volgen. Sy ſijn bedriegers des
Volcks , van welke Jeſus Chriſtus ſoo menigmael ſegt, dat men ſich wachten moet. Want ſy ver
vullen vele de ooren met leugens , om dat ſy het licht der Waarheit verlooren hebben 't welk het
Goddelijk. Geloof is.
- -
Want dit is een onfeilbare Waarheit, dat Jeſus Chriſtus waerachtig menſch is geweeſt als wy;en hy heeft niets gedaen of een ander menſch ſou dat ook konnen doen ſijnde met den Geeſt Godts beſeten:
want voor ſoo veel hy menſch was, en konde hy niet boven-natuurlijk leven, noch het lyden, de ar Z moede, verachtingen, en ongemackenliefhebben, om dat niemant ſijn eigen vlees haat, en voor ſoo
veel als Godtſijnde, kon hy niet lijden noch ſter ven, aengeſien dat Godt onlijdelijk en onſterfe
lijkis : waer door blijkt dat al wat Jeſus Chriſtus # -
deſe
dan een Phariſees Geloof
75
deſe Weerelt gedaen heeft, een Chriſten aengedre ven door den H. Geeſt, dat ook wel kan doen.
Ik geloof ſelfs dat fijne Apoſtelen meer wonderen en boven-natuurlijke dingen gedaen hebben als hy
ſelfs. Soo dat men ſich geweldig vleyt met te ſeggen dat 'et ons onmogelijk is volgens de letterJe ſus Chriſtus naer te volgen. Indien men leerde dat 'et onmogelijk is d' uitwendige mirakelen te doen die hy heeft gedaen : gelijk als de dooden te doen opſtaen, de kreupelen gaende maken, en den
blinde het geſichte geven, dat ſou geen ſchade toe brengen aen onſe zielen, die niet noodig hebben
ſoodanige wonderen te doen om ſalig te worden.
Maar te ſeggen dat men Jeſus Chriſtus niet kan naer volgen in fijne ootmoedigheit, in fijne armoede des Geeſtes, en in fijne liefde, dat is een leugen: aen
geſien dat de ſelve Geeſt die ſijn lichaem en ſijnen ſt
wil aenmoedigden, ook alle Chriſtenen die 't Ge
:
ſelfde Godtſijnde, heeft de ſelfde macht om de lief
,
loof hebben behoort aan te moedigen.
Ende een
de in ons hert te planten, d ootmoedigheit in on
ſen geeſt, en de armoede in onſen wil , gelijk hy gedaen heeft in de ziel van Jeſus Chriſtus; ja door ons lichaemſoo vele mirakelen uitwerken, en meer
als hy wel heeft gedaen door dat van Jeſus Chriſtus. Te meer om dat die ſelfde Godt de ſelfde macht
heeft, om in alle Plaetſen waer hy is, wonderen
tot fijner Eere te werken, wanneer't hem behaeche lijk is, en de menſchen om hunne ongeloovigheit
Mirakelen noodig hebben. Het is dan een valſche Godts-Geleertheit , aen de
Chriſtenen't onderwijſen dat ſy Jeſus car: niet OIAIlCHR
- -
w
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, konnen naervolgen : aengeſien dat alles wat hy op aerde gedaan heeft, is om ons tot een voorbeelt te dienen : en dat hy byſonderlijk deſe woorden ſegt, ſijt mijne navolgers: en gelijk ik u lief gehad heb, hebt ook aſoo malkanderen lief. Te meerals hy de voeten ſijner Apoſtelen gewaſſen had ; ſooſeide hyhaer, Ik ben umve Meeſter en heb u de voeten gewaſſchen, doet gy ook ſoa 76
malkander. Haer hier door leerende
# ootmoedigheit,
en de liefden om d een den anderen in dennoot by te ſtaen, tot denalder geringſten dienſt, gelijk het waſſchen der voetenis. En wanneer hy't Nachtmael uitdeelde, leerden hy ons fijne liefde, en de ver
eeniging die de Chriſtelijke Broeders t'ſamen moe ten onderhouden ; ſeggende door toegenegent heit, dit is mijn lichaem des NieuwenTeſtaments, eet mijn vleeſch, drinckt mijn bloet, op dat gy leven in u hebt. Gelijk als of hy wilde ſeggen ; 'tgeen ik in mijn
vleeſch gedaen heb is waarlijk ſpijs voor uwe zielen, daerom eet en drink mijne leeringe , op dat gy leven in u moogt hebben , want die dat niet en eet die ſal ſterven, en hy ſal geen leven in mijn hebben.
, Deſen ſin mijn Hr. is voordeelig en Salig aen de zielen : maar men legt die gants niet uit op ſooda nigen manier.
Want men ſtrijt en twiſt over de
# en de woorden van dit Sakrement ; uit roogende het merg haerder herſenen, om die ge heimniste begrijpen, en niemant ontdekt de waer
heit, dan degene die het Goddelijk geloof heeft. d' Een ſegt dat dit Sakrement het Geeſtelijk lic
kaem Jeſu Chriſttis, 't geen wy geeſtelijker wijs -
-
-
genieten
dan een Phariſees Geloof.
77
genieten met aen de H. Tafel te gaen: d'anderſegt,
't is het weſentlijk lichaem van Jeſus Chriſtus, ſijn vleeſch en bloet dat wy genieten met een ſtucxken
broot en wat wijn : en d’ander ſegt, dat 'et geen broot noch wijn meeris naer de woorden der Hey liging, als verandert ſijnde in de gedaente van't lic haem en bloet Jeſu Chriſti, daer is niet meer dan de
ſmaek en couleur der ſtoffe, het broodt en wijn is verandert in het lichaem en bloet Jeſu Chriſti.
Siet hier hoe dat men ſtrijdt door geheel de Wee relt, en de Chriſtenen haten malkander om deſe
verſchillige geloovens. Het ſouſoo my dunkt wel veel nutter geweeſt hebben , dat de chriſtenen te
ſamen vereenigt hadden gebleven in de liefde die
:
Jeſus Chriſtus ons ſooſeeraenbevolen heeft, als ſich
,
den , over diergelijke omſtandigheden. . Indien
i
te verdeelen, te twiſten, en d een den ander te doo
yder chriſten aen de H. Tafel gink met de ſelfde ootmoedigheit en liefde gelijk jeſus Chriſtus ons # heeft op 't H. Avontmael,ſonder twij fel dat wy niet alleenlijk ſijn lichaem en bloet genie ten ſoliden: maar ook ſijnen Geeſt, en de vereenig ing met Godt, gelijk als hy met ſijnen Vader had. Maar men vermerkt niets dat daer na gelijkt: d'er
varentheit doet ons ſien, dat de gene die de heilige Tafel alder meeſt gebruiken, alſoo ſeer onvol maekt zijn naer hier in 2o of 3oJaren volhard te hebben, als op den eerſten dag datſe daer gingen; ja ſy fijn veel erger geworden. Ondertuſſchen leert men aen alle kanten dat men genaden ont
fangt door dit Sakrement, dat men vergiffenis der ſonden heeſt ; de kracht om het quaat te
# en 5
78 De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet, ſtaen; veel grooter begeerte tot het goede, en meer vereeniging met Godt; daerom verwekt men het Volk meer en meer, als toteenſaekwaer door groot voordeel te doen is tot de Deugt en de nuttigheit
onſer zielen. Men ſegt dat d' ervarentheit de Mee ſterſe van alle wetenſchap is, waer aen men in dit ſtuck daer op geen acht ſlaet: wantydereen onder vind genoeg dat de menſchen ſich dagelijcx verar geren, en ondertuſſchen ſiet men dat ſy de Sakra
menten nu meer dan oit gebruyken,ſondergewaer te worden dat et die uiterlijke teiken niet fijn die Chriſtenen maken, ofde Deugt in hare zielenplan
ten. Evenwel men prijſt en acht de gene die ſich menigmael tot dit Sakrament vervoegen, hoewel het te gelooven is dat vele die daer gaen haer oor deel daer bekommen , en dat dit Sakrament in de
zielen van onſe Chriſtenen diergelijke vruchten baart , even als den Duivel in de ziel van Judas voortbracht, die in ſijn lichaem quam naer dathy 't Nachtmael genoten had, en hy dreef hem aen
om ſich te verhangen. Onſe Wijs-Geleerden ſijn al te hoogmoedig om
haer te willen vergelijken by Judas; om dat ſy ſich voor vroome luiden houden, en Judas voor een Godtlooſe achten. Maar niet St. Pieter die ſijn Meeſter verloochende weinig tijt naer dat hy te Nachtmael was geweeſt, en geſegt had dat hy met
hem ſterven wilde. Indien de uiterlijke geſtalte deſes Sakraments, van ſoodanigenaert was dat 'et kracht en geeſtelijke genaden gaf: waerom heeft 'et
fijne werking niet gedaen in de ziel van deſèn H. Apoſtel, die ſooyverig was dat hy met ſjn Meeſter -
-
wilde
dan een Phariſees Geloof.
ſ
79
wilde ſterven ? maar latende alle deſe voorbeelden
iſ achter, en komende aen onſe eigene ervarentheit,
2 wy ſtillen genoeg bevinden dat dit Sakrament onſe zielen niet meer met Godt vereenigt heeft, om dat 2 ſoo menigmael genoten te hebben.
::. Men moet wel ſeggen dat deſe Godts-Geleert heit niet Waerachtig is, met de genaden Godts te g, hechte aen d' uitwendige dingen die d'alderheilig #ſte zijn: om dat wy doorſoo klare waarheden games & het tegendeelſien. Wy moeten veel liever volgen is de waerachtige Godts-Geleertheit afkomende van den H. Geeſt. Deſe die leert ons dat wy het licht
g des Goddelijken Geloofs moeten hebben, om de Goddelijke verborgentheden te verſtaen , en dat
e men de liefde, d'ootmoedigheit, en de liefdadig
#
heit, Chriſtus hebben moet om aen ſijn & Tafel te ſitten; en dat deſe ziel alleen, die hier
mede beſeten is, dit Banket en deſe vereeniging waardig is : alle de andere dingen ſijn niet dan tijt g, verquiſtingen die de menſchen beſig houden ſon
der voordeel.
Sy ſouden beter doen hunnen tijt
* te beſtedigen in 't gebedt, en te arbeiden om hare is Hoogmoet, begeerlijkheit, en eigen-liefde t'over winnen, ten einde ſy met denGeeſtJeſuChriſtiden Sabath in hunne zielen houden: als ſoo vele boek
#ken te maken om ſoo veelderleye meeningen ſtaen
de te houden, die ſeer weinig nut zijn tot de Salig
# heit der zielen. #, Sooſy het Goddelijk Geloof hadden weder be komen, ſy ſouden wel een andere Tael ſpreken, # en het waerachtige uit het valſche onderſcheiden, , en de weſentlijke Deugden uit de ſchijn deugden; -
|
't geen
De chriſtenen in deſentijt hebben niet ,
8o-
't geen ſy ſonder dat Goddelijk licht niet konnen doen: want de ſchijn deugt heeft menigmael meer
luiſter en glants van Heiligheit, als wel de vaſte inwendige deugt; daarom moet men nootſakelijk dit Goddelijk Geloof hebben om Chriſtenen te we
ſen, anders ſijn alle onſe goede werken en uitwen dige Feeſt-houdingen als dreck en vuiligheit, waer
# om op onſe aengeſichten geworpen te wor CIN.
-
Den Doop maekt de Chriſtenen niet; ſoo de ziel des gedoopten niet waarlijk de leeringen Jeſu Chriſ ti omhelſt, en die in 't werk ſtelt.
-
-
Wat nuttigheit ſou 't een ſoldaet weſen, dathy ſich onder een Capitein opſchrijven deed , en weinig tijt daer na hem ontliep en ginck in een ander landt? Hy had veel beter gedaen ſich niet onder fijn lijſt te laten opſchrijven, om hem niet te willen # den oorlog, want ſoomen deſe ergens konde vinden, dit verbont ſou hem hetle ven koſten, in plaets van eenige voordeel toe te
brengen. Even het ſelfde is 't met een menſch die ſich laet doopen, getuigende een Chtiſten te wil. len weſen; het water, en 't boeck waer den naem
van deſen niewen Soldaet Jeſu Chriſti ſeer feeſtelijk
ingeſchreven ſtaet,in de tegenwoordigheit van ge tuigens. Maar na dat hy onder deſen
#
opgeteikent is, en hem alle de nootſakelijke belof ten van getrouwigheit gedaen heeft, ſoo gaet hy ſich niet te min begeven in de vermakelijkheden der Weerelt, in hare pracht enydelheden, arbei dende om gelt te winnen , ten einde hy in gemak
en ruſt mag leven. Deſen weg is gants contrary '-
-
Indt
: 3.
dan een Phariſees Geloof.
8I
met de gene die onſen Cappitein Jeſus Chriſtus ge gaen heeft, die de armoeden, de lijdens en ſwa righeden omhelsden tot aen de Doodt; om den wil van ſijnen Vader te volbrengen.
Meent gy mijn Hr. dat alle deſe gedoopten die ſich Chriſtenen noemen , niet eens ſullen achter haalt worden door deſe Goddelijken Cappitein? die
haer ſonder twijfel tot d' Eewige Doot veroordee len ſal, waer weeningen en knerſingen der tanden ſal zijn. Sy behoeven geen andere dingen te ver wachten, al is 't dat de verſtandige Mannen haer vleijen, met hun wijs te maken dat ſy chriſtenen -
fijn als ſy uiterlijk gedoopt zijn: want dit is een val ſche Theologie. Den Doop en andere Sakramenten doen niets aenden menſch , ſonderd inwendige wel-geſteltenis der ziel; 't geenydereen toeſtaet:
maar ſy gronden ſich op een valſche ſtelling, dat de ziel wel geſchikt is wanneer ſy het Sakrament ont fangt;'twelk een dwaſe inbeelding is,die alden ſwier en manier van leven der Chriſtenen leugenach tig maekt. Want ſich inbeeldende dat die Chriſte
nen het Geloof hebben, daer men haer in der daet,
ſonder hope en ſonder liefde ziet. Wie hoopt er huidenſdaegs in Godt ? terwijl men al de Weerelt
# aengedreven ſiet tot gelt te winnen, om at te ſparen voor den ouden dag, of hunne kin deren wel te voorſien met de goederen der voor ſpoet? Indien hare hope in Godt was; Sy ſouden haer wel wachten van ſoo veel te arbeiden, en mee
nigmael de ruſt des nachts te verlieſen, door de be kommerniſſen der tijdelijke ſaken. De hope maekt dat men ſich verlaet op de beloften Godts, # GIRCIG
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, dende alleenlijk voor de nootſakelijkheit , en om de boeten te volbrengen dien hy ons heeft opge legt. En ſoo men de voorgeſtelde liefdadigheit had, daer ſou niet meer onder de Chriſtenen mijn of uw weſen: alles ſou gemeen zijn. Want de lief dadigheit is niets anders dan een liefde tot Godt, en eene goetwilligheit tot den naeſten. Te ſeggen 82
dat men Godt lief heeft, en niet arbeid tot ſijnder
Eere; dat is een leugen: want de daden der # vertoonen ſich door de gaven, dienſten, achtin gen , en behagingen die men doet aen 't genemen bemint.
-
-
Nu, indien wy Godt lief hadden, men ſou hem geven 't geen wy zijn, met alles wat wy ebben. Men ſou ſich bevlytigen om hem te die nen en te achten, om hem te behagen met fijnen wil te doen , en wy ſouden ook vervult weſen met
#
de goetwilligheit tot onſen naaſten, hem helpende en dienende in ſijnen noot, en ſoo veel in one macht is, hem vervoorderen ſoo wel naer ziel als
lichaem , ſoodanige goederen als wy voor ons ſel ve wenſchen. Waer inik u bid mijn Hr. acht te nemen op deſe getuigeniſſen des Geloofs, vaſt ge
ſtelraen de chriſtenen die gedoopt zijn. En ſiet men niet klaerlijk dat hare voorgevingen valſch en flatterende zijn ? Maar deſe Caſuiſten die niet dan een menſchelijk Geloof hebben, konnen de
Goddelijke ſaken niet doorgronden. Het Geloof,
de hope, en de Liefde fjn alle Godelijke Deugden: maar het water des Doops, het broot en de wijn des Nachtmaels, dat ſijn fienlijke en gevoeliglijke din gen; daerom ſtellen ſy die de Chriſtenen voor als goede -
dan een Phariſees Geloof.
83
: goede dingen, welke aennemende ſoo ruſten ſy - op een ſwack Fondament. Want ſoo ſy in den - Geeſt Jeſu Chriſti door liefde niet vereenigt zijn, ºf.. ſy lullen van fijn maeltjt noit proeven, alwaert dat ſy haer alle dagen uiterlijk aen de Tafel des Heeren begaven, dit ſou niets dan geveinſtheit weſen, en tot veel grooter verdoemenis haerder zielen ſtrek ken.
-
-
. Nu, om te ſien of de gene die ſich uitwendig aen deſe Tafel vervoegen, de bequame geſteltenis
t ken of ſy met Jeſus Chriſtus vereenigt zijn , en of in hunne ziel hebben, men behoeft maer aentemer
-
ſy hun inwendig vermaek met hem nemen. Want daer is geſchreven dat een goede conſientie een ge deurige maeltijt is : dit alles fijn ook Goddelijke
: Deugden die men door de oogen des vleeſch niet
en ſiet : maer ſy konnen genoeg gemerkt worden
: door de werkingen die deſe onderhouding desgeeſt " en will met Godt, uitwerken in den perſoon dieſe geniet ; de welke ſich niet meer vermaken kan in
# de gaſt-malen en welluſten der vergankelijke ſpij ſèn, wanneer ſy die inwendige welluſt der vereen
º iging van haren wil met die van Godt geſmaekt '; heeft. Deſe # ſouden haer veel aengena mer en leckerder weſen,
als alle de wijn en d'alder
# delikaetſte ſpijſen. Die inwendige vertrooſtingen
% welke een ziel geniet met ſich in den geeſt met Godt t onderhouden; ſou hem doen verlaten al #les wat hy aengenaems en behaechlijks op aerden * heeft : hyſon niet meer nieuwſgierig weſen om te verſtaen en te ſien wat in de Weerelt omgaet. Sijn fſ
alder, grootſte welluſt wint Fhy2.in d eenſaemheit en Inge -
-
-
84
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
Ingetogentheit, daer hy ſich met geeſtelijke ſpijſen verſadigt , die gedient zijn aen die Goddelijke Bruilofts-Feeſt der vereeniging ſijner ziel met Godt: ſoo dat een ſoodanige inwendige geſteltenis goet is om ſich aen de uitwendige H. Tafel te bege ven.
Maar te ſien dat een menſch die noitſonder
begeerlijkheit der aerdſche goederen is , ſonder hoogmoedigheit des levens, en begeerlijken luſt des vleeſch , ſich vervoegt aen de H. Tafel, en meenende met hem te willen eten : dat is een val
ſchen ſchijn die macht aen den Duivel geeft om fich met hare zielen te vereenigen, aengeſien dat Godt ſich met haer niet vereenigen kan, wanneer ſymet ſonden vervult zijn. Den Duivel neemt de plaets
in, gelijk menſegt dat hy in 't lichaem van Judas gink door het Avontmael. Soo datet geen won der is dat men de menſchen ſiet verargeren ſedert dat ſy het Nachtmael ſoo gemeenlijk gebruyken; om dat ſy daer door meer macht aen den Duivelo verhare zielen geven, welke ingenomen hebben de ſoo baart hy alle fijne boosheden, in plaets dat Godt daer ſijne genaden voortbrengen ſou, alsde ziel door dit Sakramenr met hem vereenigt was. Alle deſe dingen fijnſoo klaar dat 'er niet dan een goet natuurlijk oordeel behoeft om dit t ontdek ken, ſop de Wijſen de oogen des volks niet tot bonden, door hare bedriechelijke verklaringen en uitleggingen die 'er meenigten in de Hel voeren om dat gemeenlijk het Vleeſch meer bemint de lee ringen die hunne ſinnen vleijen, als de gene die
deſºlve tegenſpreeken. Want ſoo de Saligheit niet beſtont dan in gedoopt te weſen , en ten avont mael
dan een Phariſees Geloof. 85 8 mael te gaen, of uiterlijk de Sakramenten te nutti # gen; ſonder twijfel dat den Duivel ſijn Saligheit wel verkrygen ſou: aengeſien dat hy alle die uiter # lijke dingen wel veel volmaekter kan doen als de t
# menſchen.
Indien hy een menſchelijk geſtalte
aennam, hy ſou ſich wel laten Doopen, en het iſ gewyde broot wel eten en den wijn drinken, om - dat hem ſulcx nergensin verhindert. Want wan # neer de Zielen door verdrag precijs met den Duivel
verbonden zijn , ſoogaen ſy ſeer gaerne aen de 'g Tafel des Heeren , en ſy doen ſich ook Doopen.
# Ik heb dit geſien in menſchen die ſich beleden hare
2 zielaen den Duivel overgegeven, en Godt ver
ſaekt te hebben, die ondertuſſchen veelvoudig het
:
# der Sakramenten en kerke ganck onder
'
ielden, met vele deugden en ſchijnbaren aendagt;
w
# ſelfs meer ſorghebbende om hunne kinders te doen
# Doopen, als wel eenige vroome lieden. # . Dit is mijn Hr. om u te ſeggen dat 'et alle deſe uitwendige dingen niet zijn, die de ziel beſmetten of rein maken : maar wel het gene dat uit het hert en wil des menſchen voortkomt, dat ontreinigt
en ſuivert de ziel, en niets anders. ,,De gene die # dit niet en ſien, konnen niet anders dan een Phari
ſees Geloof hebben; geloovende wel aen de woor
den waer Jeſus Chriſtus ſegt, dat degene die gelooft en gedoopt is, ſal zalig worden. En dat de gene die ſijn vlees eet en fijnbloet drinkt, Eenvig leven zal. Deſe woorden fijn ſtoffelijk; de goeden en boo ſen verſtaen die genoeg, en gelooven dat die waer
ºchtig zijn. Maar ſy geloovenſe niet door een Goddelijk Geloof, om
# ſelve altoos de hoop 3
d -
en
86
De
chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
en liefde baart. Dit ſijn dry onafſcheidelijke din en, en d'een kan ſonner d'ander niet weſen: want
# Geloof dat ſonder hope en liefde is, dat is doot:
daerom fegt den H. Paulus, indien men een Geloofſoo groot had dat men bergen reiſetten kon, en de liefde niet | had, het ſou alles niet zijn , om te betoonen dat et Geloofſonder de Hope en liefde doot is.
De Phariſeen geloofden in Godt, en Moyſes: en de chriſtenen gelooven in Godt en in Jeſſim Chiſtum. Maar déſe geloovens ſal haer noyt zalig maken, ſoo die niet verſelt zijn met de werken des Goddelijken. Geloofs, die de Hoop en Liefde zijn:
of anders is dat geen Geloof, dan een enkel men ſchelijk geloof, gelijk als ik vaſtelijk kan gelooven eenig Hiſtorie dat men niy vertelt, maar deſe geloo
vigheit ſal my niets geven. Selfs te geloovenin Godt dat hy is Schepper van Hemel en Aerde, en in Jeſum Chriſtum ſijnen eenigen Soon die voor ons
geleden heeft en geſtorven is, ſonder geſchikt te lijn tot het lijden en het ſterven om de wille Godts te volbrengen. Dit geloofſou ons niet zaligma ken, niet meer dan het verhael van een Hiſtorie, Want in Godt te geloven en ſijnen wil niet te doen, dat is ons geloof leugenachtig maken : en tegeloo ſonder hem te willen naergaen ven in je
#
en volgen: dat is met ſijn leering ſpotten, en denk ken dat hy onſen knecht is om onſe ſonden te dra gen; ſonder vlijtaen te wenden om die ſelfs op ons te nemen. Soodanig geloof ſal ons ten dage des Oordeels verdoemen, om datter geſchreven is, dat
de gene die den wille des Vaders gekent heeft en niet ge
daen, die ſal met vele ſlagen geſlagen worden. -
-
-
Wat
-
dan een Phariſees Geloof. 87 Wat voor ſtraffen moeten de Chriſtenen ver wachten, die in harelichten niet gewandelt hebben terwijl het dagjs ? Dit iste ſeggen dat ſy gedueren
de dit leven niet gearbeit hebben met Jeſus Chriſtus, die den weg der Zaligheit en de Waarheit des Va ders is, wiens werken tot de Saligheit geleiden, en riets anders. Degene die leeren dat Jeſus Chriſtus alles voor ons voldaen heeft, ſonder dat wy beſorgt fjn om hem nae te volgen, dat ſijn verleiders ver vult met valſche Godts-Geleertheit : aengeſien dat
Jeſus Chriſtus niet heeft voldaen, voor degene die in der daedt fijne werken en leering niet naer gaen. Sijne verdienſten ſullen aen geen andere toegepaſt worden, als de ware Chriſtenen die fijne navolgers
zijn. Het is ook valſch, te ſeggen dat de menſchen hem niet konnen naervolgen , aengeſien hy haer gebiedt fijne navolgers te weſen , en haer Kruis op te nemen om hem naer te gaen. Indien hy alleen voor ons had willen voldoen, hy ſou ons tot fijne navolgers niet geroepen hebben, gebiedende dat wy ons Kruis ſouden opnemen om achter hem te gaen: hyſou ons veeleer het fijne hebben doen dra gen om hem te verlichten. Maer hy wel wetende dat ſijn kruis en lijden alleen ons niet koſtSaligma ken; ſoogebiedt hy dat wy het onſe ſoude nemen, en hem naer gaen : gelijk ofhy ſeide gy moet gaen door de paden en wegen dien ik eerſt heb gegaen,
of anders kond gy in mijn Kooninkrijk niet inko II] CIl.
Ik weet wel dat de Wijſe Mannen my genoeg ſeg gen ſoude, dat niemant gekomen is tot de vol
maektheit die Jeſus Chriſtus had : het welk ikhaer -
-
F 4
toeſta.
38
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
- toeſta. Maar ik ſag veel liever dat ſy aen de Chriſ tenen leerden hoe dat ſy verplicht ſijn Jeſus Chriſtus naer te volgen, en dat ſyſulcx eerſt deden. Niet dat ſy in eenen dag konnen geraken tot de vol. maektheit die Jeſus Chriſtus had : maer ſy ſouder trachten die allenxkens te bekomen , ſonder te
ſeggen dat ſy Chriſtenen zijn met regelrecht tegens ſijn leering te leven. By exempel: een Chriſten moet de armoede lief hebben gelijk Jeſus Chriſtus die liefgehad heeft; maar ſy ſijn wel wijt van de armoedelief te hebben,
dewijlſy by na nachten dag haken naer de Rijk dommen.
Indien ſy geloofden aen de armoede
Jeſu Chriſti, ſy ſouden bedroeft ſijn van in hun ſelf eene genegentheit te gevoelen tot de rijkdommen
en gunſten deſes Weerelds, die Jeſus Chriſtus ver acht heeft om het lijden te omhelſen : en ſy ſouden geen acht geven om ſoo vele verſcheide middelen te gebruiken om ſich wel in de gemakkelijkheit te ſchicken. Soo ſy door den Doop Chriſtenen waren
geworden , ſy ſoaden de rijkdommen ontgaen, ſelfs als haer die door erfeniſſen toequamen: tenein deſy d' armoede Jeſu Chriſti een weinig van verre
ſouden navolgen. Maar dit geſchiet niet door de huidenſdaegſche Chriſtenen; ſy hebben veel eerde armoede in verachting ; wel wijt van die te begee ren: om dat ſy ſien dat den rijkſten meeſt onderhaer
geacht is. En om haer ſchijnheilig geloof te bedek ken, ſoogaen ſy uitleggen dat 'et onmogelijk is Jeſus Chriſtus naer te volgen , en dat niemant tot fijne volmaektheit geraken kan, ſonder te willen eenentreë terugtreden van haregierigheit, of eene -
Wall
dan een Phariſees Geloof. 89 + van hunne gevoelijkheden verlaten om haerſelven l
# te verſaken, gelijk Jeſus Chriſtus haer onderweſen z heeft. Sy ſeggen alle in Jeſum Chriſtum te geloo
aven, en ſy konnen niet onwetende ſijn dat hy arm is geweeſt , gebrekkig, en geduldig in 't lijden; # van harten, liefdadig tot den naeſten, - gewilliglijk den Doot lijdende voor de Zaligheit haerder zielen.
Maar ónſe Chriſtenen willen niet
n arm weſen, noch ongemackelijkheden verdragen: ſy ſijn hoovaerdig, en achten hun waerdig geeert
en gedient te worden, ſijnde ſonder liefden tot den
naéſten, ydereen fijn eigen baat ſoekkende, ſijn ei gen eer, en ſijn eigen vermakelijkheit; ſonder be kommering over 't lijden van andere : ſy hebben geenennoot haer leven voor den naeſten te wagen, of voor hun de minſte moyelijkheit te verdragen.
Want ſooden naeſten in noot is, en dat hy geen gelt
of andere voordeelen te geven heeft aen dengene die hem helpen moet : hy ſal in fijnen noot blijven
#ſonder byſtant. Siet hier alle de werkingen van dat Geloof't geen
ſy ſeggen te hebben om injeſum Chriſtum te geloo ven. Maar ſoo ſy kinderen van chriſtus waren ſy
ſouden Chriſtus werken doen, en ſich niet vleijen om te ſeggen dat men de volmaektheit van Jeſus
, Chriſtus niet hebben kan, maer ſouden uit al hun
macht hem trachten naer te volgen, en ſy ſouden leetweſig en droevig zijn om dat ſy hem niet ſeer
g naer volgden: in plaets van haer in te beelden Chriſ tenen te weſen , ſeggende dat ſy hem niet konnen naer gaen. Het is goetſte ſien mijn Heer, dat den |
Duiveldeſe valſche Theologie- Fuitgevonden heeft, ten 5 einde
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, eindehyde zielen mocht doen ſterven in de ſluime 9o
ring van een ſoo gevaarlijken doorſlaep: want den gene die gelooft onmogelijk te zijn dat men Jeſus Chriſtus naer kan volgen, die ſal geenen yver aen wenden om tot eene onmogelijkheit te geraken; maer ſlapende den langen ſlaep des doots, op een
valſche hope dat Jeſus Chriſtus alles voor haer vol daen heeft, gelijk als eenige Theologanten onderwij
ſen, door welkersleering ſy van vele hunne Salig heit ſtelen. . Aengeſien dat Jeſus Chriſtus in der daedt niets kan verdient hebben voor de gene die
ſijne Diſcipelen niet zijn: want in het gebedt dat hy deed aen ſijnen Vader', ſeide hypreciſelijk dat hy badt voor degene die ſijn Vader hem gegeven had, en niet voor de Weerelt, maar alleenlijk voor de
ſijne , en de gene die hem in de Weerelt gegeven waren. Hoe ſou hy dan konnen verdient en vol
daen hebben voor de Weereltſche menſchen, ge lijk men ſich wilt inbeelden ſonder eenig Fonda ment? Want ſoo hy niet bidt voor de Weerelt, hy ſalook geenige verdienſten voor de Weerelt doen,
en fijne lijdens konnen aen de Weerelts-gefinden niet toegepaſt worden. Men ſou hier over noch wel eenentwiſt maken,
om te rechtveerdigen de gene die uiterlijk naerde manier des Weerelts niet leven, maer zedig in hare kleedingen en bedrijven zijn, ſelfs verachtende de
prachten en koſtelijken huiſraet of kleedingen: deſe die ſouden ſich gelooven van de Weerelt niet
te weſen; maar veel eer de gene daer Jeſus Chriſtus voor bidt, en die ſijnen Vader hem uit de Weerelt
gegeven heeft. En ik geloof dat ſy hun grootelijx ,
bedriegen:
#
11 * **
-
91 dan een Phariſees Geloof. bedriegen: want indien ſy Abrahams kinderen wa ren ſy ſouden Abrahams werken doen , dewijl ik geen onderſcheit ſie tuſſchen de menſchen die uit wendig van de Weerelt afgeſondert zijn, en de ge ne die ſich prachtig vertoonen: als dat die zedigen wat meerder geveinſtheit en laetdunkentheir harer
Saligheit hebben, maar aengaende het overige, ſy begeren alſoo ſeer de rijkdommen, eeren en ver makelijkheden, als alle # Weereldſche men ſchen, voor de welke jeſus Chriſtusſegt dat hyaen ſijnen Vader niet en bidt; 't welk een groote dreig ing is, die ydereen wel mag in acht nemen; aen
geſien dat niemant tot den Vader komt dan door
Jeſus Chriſtus, en de Vader heeft niets of t behoort ook hem toe: want hy ſegt , alles wat fijn is, dat is ook het mijne; en alles wat mijn is, dat is het ſijne. Soo
dat alle de menſchen die ſich gelooven Salig te ſul len worden door de verdienſten Jeſu Chriſti, met de Weerelt lief te hebben, en te ſeggen dat ſy al te ſwakſijn om hem naer te volgen, die ſeggen hier
door indirectelijk, dat ſy niet willen Salig weſen. Want te meenen dat men uitleggingen en verſcho ningen voor Godtſil vinden , gelijk men voor de
menſchen doet, dat is een groote bedriegery. Soo men by brengt dat men ſich in eere moet houden, om dat men of een Edelman is, of in ſtaet en waer
digheit is, ofwel rijk en machtig, dat ſou voor de menſchenaengenomen worden: maar ſoomen het
licht des geloofs had, men ſou aenſtonts inſijn ziel g
overwonnen weſen, dat Jeſus Chriſtus ſonder ver gelijking veel Edelder, veel rijker, veel machti ger is, en meer geſach hebbende als geenige # -
#
chen
92 De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, ſchen op aerde, hoewel hy altoos in alle dingen het
minſte, en 't alder onbequaemſte gekoſen heeft. En indien ſy ontſchuldigen willen het lijden t om
helſen, uit oorſaekharer ſwackheit : het licht des geloofsſou haer toonen, dat het lichaem van Jeſus Chriſtus, veel teerder en delikater was, als noyt eenig menſch geweeſt heeft. En de ſmarten dien hy in deſe Weerelt geleden heeft, ſijn hem veel ge
voeliglijker geweeſt, dan ſy ſouden ſijnaen een teer der nieugebooren kindeken. Maar alleenlijk de liefde die hy tot den menſch droeg, heeft hem die doen verdragen , en niet om dat hy
#
ongevoeliglijkaen 't lichaem, aen de wonden, en aenden wreeden Doot was, die de menſchen hem hebben doen lijden.
Indien wy nu de minſte liefde voor God hadden
gelijk hy voor ons gehad heeft, niets ſou ons on mogelijk ſchijnen , dewijl een ander menſch kan lijden alles wat hy geleden heeft, hoe teer en ſwak hy ook mocht weſen, ſoohy het Goddelijk Geloof had : want de ſelfde macht en kracht is altoos in
Godt , over-al waer hy ſijn werking doet. Maar om dat wy niets dan een eigen liefde hebben, ſoo gelooven wy 't onmogelijk te ſijn om te lijden t geen het vleeſch niet bemint en hierdoor nemen
wy oorſaek te ſeggen dat onſeſwackheit al te groot
is omJeſus Chriſtus naer te volgen. Het ſou veel waerachtiger weſen te ſeggen, dat door de liefden die wy tot ons vlees en bloet dragen; wy en willen niet lijden om de navolgingJeſu Chriſti: Aengeſien dat wy alles vermogen wat wy begeeren ſijnde ge
holpen met de genaden Godts , dien hyaen nie IIlaIlt
dan een Phariſees Geloof
93
: mant weigert, en mildelijk geeft aen alle degene
die deſelve ſoekt en begeert. De Schriftuur ver ſekert dit, doende de gelijkenis, dat een Vader,(hoe wel boos) weet goede gaven aen ſijne Kinderen te geven, en dat hy die geenſteen in plaets van broot ſalgeven, noch een ſlang voor een viſch. Ons vragende, hoe ofdan
onſen Hemelſchen Vader den H. Geeſt niet ſoude geven aen den gene die daerom vraegt. Onſe Theologanten hebben noch een groote queſ tie, om te weten of Godt fijne genaden aen alle de -
menſchen geeft. Sooſy het Goddelijk Geloof had den , ſy ſouden welhaeſt afmeten van Ja : want Godt kennende ſoo weten wy wel dat hy den oor ſpronk aller goetheit is; hy kan aen niemant quaet
oen, maer goetaen allen. Hy geeft ſekerlijk fijne genadenaen alle menſchen, en niemant komt in de Weerelt ſonder met ſich te brengen het licht desge loofs: maar dat ſelve is verduiſtert door de ſonden
die Adam heeft begaen , terwijle hy alle de men ſchen in hem hadt. Godt heeft ons een Goddelijke ziel gegeven, waer in hy ſijn licht ingeſtort heeft,
't welk het ware Geloof is, waer door wy d'Eewige dingen konnen ſien, die onſienlijk voor onſe vlee ſchelijke oogen zijn. Indien dit licht in ons niet verduiſtert was, alle menſchenſoude kleine Goden
weſen ; om dat ſy van den Grooten Godt voort
gekomen zijn : maar deſonden in onſe ziel gekro pen zijnde, heeft beletſel gebracht aen de werking van dit licht. Even't ſelfde al of wy tegens de Son
een dicken muer opbouden , het ſou onmogelijk weſen dat wy hare klaerheitſouden ſien , ofhare
warmte gevoelen, al waer ſy dicht by ons,ſoo is ſy -
-
3S
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet, als ſeer wijt en onſienlijk. De ſonden ſijn deſe
94.
dikken muer die de werkingen des geloofs verhin deren, hoe-wel dat het in ons is, ſou het geen
#
licht, geen waerheit noch warmte der liefde geven, ten ſy dat wy door onſen vryen wil , den muer der
genegentheden onſesverdorven vleeſch af-breken, als danſouden wy de Son der Gerechtigheit wel ge waer worden die ons beſchijnen ſou; 't welkonmo
gelijk te ſien is ſoo lang wy de verdorven natuur volgen , die ſich aenſtönts inbeelt dat 'et onmoge lijk is Jeſus Chriſtus naer te volgen; dan, dat wy
geen genaden genoeg van Godt ontfangen hebben, om onsSalig te maken , en doet de deſigt ſchijnen als eenen hoogenberg, daer niemant opklimmen kan , ſonder ondrachelijke verdrietigen arbeit. Maar ſoo wy den muer der natuurlijke genegent heden verbraken, wy ſouden het Geloof ontdek ken , 't welk alle die dingen van een ander geſicht ſou doen ſien : want in der daedtiſſer niets gemak
kelijker als de deugt , noch niets aengenamer als Jeſus Chriſtus naer te volgen, terwijl hy ſelfs ſegt, dat ſijnen laſt licht is, en ſijn Iock ſoet. En Godt geeft aan alle de menſchen bequame genaden , ja over vloedig om in 't Geloof te leven en met hem te ver
eenigen ; aengeſien hy ſegt dat 'et ſijnen welluſt is om met de kinderen der menſchen te weſen , ſoo
kan hy haer fijne genaden van hun lief te hebben niet onthouden.
Het is waer dat niemant iets van ſich ſelfs heeft dan de ſonden: en dat tot eene van de minſte goede gedachten, die komt van Godt: maar hy blijft van
'fijnen 't wege noit te kort om fijne genadens over *. -
vloedig
dan een Phariſees Geloof.
95
vloediglijk te geven aen alle de menſchen, dien hy gelijkelijk tot fijnder Eere geſchapen heeft, en alle tot d' Eewige Zaligheit uitverkoren: ſoo dat indien een menſch verloren gaet, dat kan niet weſen dan doorſijn eigene ſonden: want Godt verdoemt nie
mant, en hy kan geenig quaat veroorſaken, noch door bedrijven noch door nalatigheit. En indien hy mankeerde fijne genaden aen de menſchen te
geven, hy ſou een ſonde van nalatigheit begaen; 't geen met waerheit niet kan geſeit worden: maer ſedert dat ſy het licht des Geloofs verloren hebben, ſoo loopen ſy van d'eene dooling tot d'andere, ge
lijk een kuycken ſonder hooft, dat niet weet waer het gaet. Stracx ſeggen ſy om de boosheden der godtlooſen te verſchoonen , dat Godthaer geen meerder genaden gegeven heeft : en dat de Wet Godts onmogelijk te onderhouden is ; op een an
"dermael , dat Godt eenige tot de Saligheit geſchikt heeft, en d'andere tot de verdoemenis; en ſmeden
door alle die middelen eenen onbarmhertigen en pooſâerdigen Godt in de inbeeldingen der men ſchen. Want indien Godt my verdoemden door
'gebrek van my fijne genadengedaen te hebben; hy ſou ongerechtigheit begaen, van my te eiſchen 't geen my onmogelijk was, gelijk als goet doen en
'my Salig maken ſonder fijne genade: en ſoo hy my had geſchikt tot de verdoemenis, hy ſou my on 'barmhartig en wreedt weſen, en ik ſou reden heb ben hem te vervloecken, om dat hy my tot ſoo een
'booseinde geſchapen had: want het ſou veel beter weſen noit geboren te zijn dan verloren te gaen.
Alle deſe dingen ſijnſoo klaer dat ydereen die -
-
ontdec
-
De chriſtenen in deſentjt hebben niet ontdecken kan, en met den vingerbetaſt: 96
# degene die niet dan het natuurlijk oordeel # # Maar de Caſuiſten of ſchrijvers van de geval # conſcientie verſtaen de waarheit der dingen # loofs niet, enyder beduit die naer fijne inbeel #
K
W
p
S
Den eenen ſegt dat Godt eenige menſchen "E) Saligheit beſchikt heeft, en eenige tot de " menis : den anderen ſegt , dat de menſ
il:
ſelfs hem kan verdoemen en Salig maken als E
d'een en d'ander is bedrogen, en deſe twee"# gen ſijn ſchadelijk aen de zielen. Want den # die gelooft beſchikt te ſijn tot de Saligheit #
doemenis, die ſal ſich niet bekommeren om E leven, dewijl wat hy ook doet, ſalig ſalſijn o: doemt weſen, volgens de voorbeſchicking9" # 't welk de deur opentaen allerleyſoorten." "E
welen, en 't neemt geheelijk de vreeſe G# # want volgens die uitlegging kan dengoede"# E loren gaen , al-hoe-wel hy alle de #oo# Weereltste ſamen deed; en den Godlooſen #
aen om noch meerder te ſondigen, en #y
#
#
ſekerlijkg* noit om ſich te bekeeren, tot de verdoemnis beſchikt te weſen. de Ik weet niet mijn Hr. wat ſchadelijkervont goede den Duivelſou konnen uitvinden, ora tedetrecken en quaden met hem in de verdoemrz 15 Ook ſiet men in d'oeffening der huidnſdagſd" |
# den goeden ſich niet beº:erſtigton Chriſtus naer te volgen , geloo V eſus
de t0ſ. d: Et
# beſchikt te zijn # ## alle* # gevoe1 voldaen heeft. Vele ſijn van dit
formatie van Calvijn , en ook in de
3:# Kaki
-
dan een Phariſees Geloof.
97
, Kerk: en deſe ſtellen ſich beide tegens de gene die ſeggen, dat den menſch ſich kan verdoemen en Salig maken als 't hem gelieft ; hoe-wel ſy alle in
dooling zijn : want al ofden menſch in fijne ſchep ping van Godt de macht ontfangen heeft om ſich Salig te maken , hy heeft dat door de ſonden ver
looren, en heeft door ſijnen vrijen wil ſich ſijn ei - gen verdoemenis veroorſaekt; daerom kan hy ſich
ſelfs niet meerSaligmaken, gelijk hy dede doen hy noch in den ſtaet van onnooſelheit was, daer hem T
Godt in geſchapen had, met die volle vryheit van e-
g
ee
ſich met hem te vereenigen altijt wanneer 't hem goet docht. Maar ſedert dat hy deſe genaden ver looren heeft, is hy in de verdorventheit der ſon
den gevallen, die hem altoos tot hetquaetdoe nei gen; en hy kan geen goet doen ſonder een nieuwe # byſondere genade, welke Godt niet en weigert aen degene dieſe hem afeiſcht: maar men moet hier om niet gelooven dat den menſch ſich kan ſalig maken
als hy wil : want ſoo hy Salig word dat is door een
#ſonderlinge byſondere genaden,
welke Godt niet
# verplicht is te geven aen de gene die ſich inbeelden * dat hare Saligheit in hun macht is. Sy maken haer g ;
veeleer door dit geloof onwaerdig de genaden van Godt te genieten: want Godt wederſtaet den hoovaerdi
# gen; meerden ootmoedigen geeft hyſijn hart, , De Saligheit is een genade van Godt aen ons door genade gegeven, al eer dat wy geſchapen , "En, daerom is de ſelve ons niet eigen als opper hoofden, en wanneer wy die door onſe miſdaet eenmael verloren hebben, ſoo konnen wy dieniet weder bekomen, dan door een nieuwe overvloe W G dige ly
-
-,
j
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet, dige genade , welke Godt kan geven en houden 98
ſoo 't hem belieft ; daerom moet men ſich wachten
van in ſonden te leven, op het geloof dat wy de
genaden van Godt konnen verkrijgen als wy bege
ren, aengeſien wyhem geen wet hebben te ſtellen. Soo hy ons naer deſonden fijne genaden geeft, wy moeten hem danken : en indien hy ons die niet en
geeft, hy is daer toe geenſints verplicht; dewijl die door onſe eigen miſdaet verloren hebben. Het
is redelijk dat wy ons voor hem verootmoedigen oIn die weder te bekomen, in plaets van te geloo
ven dat fijne genaden in onſe macht is, en dat wy die konnen bekomen als wy willen, hoe groote
ſondaers dat wy zijn : om dat dit valſch is, wy konnen wel in ſonden vallen als wy begeren; uit oorſaek dat de genegentheit tot het quaet is inge
tomen in onſe natuur, wanneer ſy ſich door de ſon den verdorven heeft: en men behoeft niet dan ſij ne natuu # te volgen, om in # lerley ſoorten van ſonden te vallen. Maar door die ſelfde natuur konnen wy de genaden noit weder
erlangen, dit houdt Godt aen hem ſelfs, die fijne goetheit over ons uitſtort , ſoodanig en wanneer als 't hem gelieft : daerom ſegt den Apoſtel dat wy
onſeſaligheit moeten bewerken met vreeſen en be VCI).
-
-
Indien men het licht des Geloofs had, men ſou niet behoeven te twiſten over die verſcheide mee
ningen, om dat men klaerlijk ſien ſou dat Godt
geenig quaet kan doen , en dat den menſch door fijne verdorventheit geenig goet kan doen : maar
om dat wy het licht verlaten hebben, ſoo wandelen wy
"
-
dan een Phariſees Geloof.
-
99
a wy in duiſternis, en men weet niet waer men gaet Idereen meent den beſten weg gekoſen te hebben; en ondertuſſchen hebben
# alle den verkeerden
weg genomen, hoe meer ſy daer op voort gegaen
zijn , hoe meer dat ſy gedwaalt hebben.
2 . Men meent dat de Kerk nu meer lichts heeft dan
oyt; daer ſy inderdaedt meer doolingen heeft: al le die verdeeltheden ſijn ſoo vele verwartheden.
Den eenen noemt den "# anderen ketter of dwael d'een ſoo wel in doolingen is als d'ander. Het is gelijk als die van
geeft , ſonder reden ;
Babel, die een ſoohoogen toorn wilde bouwen, ten
einde ſy daer op mochten klimmen om met Godt
in den Hemel te ſpreken, meenende dat Godt ee Enig Kaſteel of Palleys had boven de wolken; 't geen wel belachelijk was: en wy ſouden ſpotten met ſoo
#danig voornemen, terwijl dat we van het # # doen, als wy willen bouwen de middelen om Gode te vinden, op de gevoelens der menſchen, die ons # alleenlijk ſtoffelijke en uitwendige middelen leeren # om Godt te vinden, nadien dat hy te vinden is in
't binnenſte onſer zielen.
Men moet ſoo hoog niet
# klimmen als de wolken om met Godt te handelen:
## hy is overal, en begrijpt alles in ſich, niet konnende eenig byſondere plaets hebben daer # * ſich verhout. "Het middelpunét onſer ziel is de
plaets fijner welluſt, daerist dathyonſ klachten s en gebeden aenhoort, ſich met ons onderhoud en ºy t, in deſen waerachtigen Tempel daerde Tafel altoos toegericht en de ſpijſen veerdig zijn om ſich met ons te verluſtigen; men moet niet bui
% ten ons ſelven ſoecken, 't gene wyſekerlijk daer -- -*
G 2.
konnen
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet ,
IOo
konnen vinden. Indien die ſtoffelijke kerken, en uitwendige Tafelen des Nachtmaels , middelen fijn om beter in ons ſelve te keeren ; men ſou wel doen met ſich daer af te bedienen, om tot ons in
wendige te geraken. Maar niet vindende het inwen dig onderhoud met Godt,gaende in de kerk en aen de H. Tafel: dit is een teiken dat wy noch niet ge vonden hebben den weg die tot het leven leidt, en
dat men die moet ſoecken door den middel des le-
vendigen Geloofs. Ik ſeg het levendige, om dat vele het Geloof wel hebben om te gelooven aenden
Doop en aen de gemeinſchap der Heiligen , jaaen de leeringen Jeſu Chriſti, maar hare geloovensfijn doot, wanneer ſy de werkingen hares geloofs niet voorts-brengen. l Gedoopt te weſen en niet leven als een waer | Chriſten; dat is een doot Geloof hebben. Tege
looven in Jeſus Chriſtus, en fijne onderwijſingen niet volgen; dat is een doot Geloof. Te gelooven in de gemeinſchap der Heyligen, en met haer niet Heilig te weſen; dat is een doot Geloof, 't welk ons noit kan Salig maken. Want wat ſal 't baten tege looven dat Jeſus Chriſtus heeft geſegt, die Geloof en gedoopt ſal zijn, die ſal zalig worden; ſoowy die Sa ligheit niet erlangen. En wat ſal 't onſe ziel voor
deelig zijn, dat wy in Jeſus Chriſtus gelooft heb ben, en fijne onderwijſingen niet gehoorſaemt.
En wat ſal't weſen , te hebben gelooft in de gº meinſchap der Heyligen , ſonder dat wy ſelfs Hei ligfijn geweeſt: wy konnen geenig deel aen die ge
meinſchap hebben. Soo dat alle die geloovens en geloovigheden, ons niets ſullen baten tot het Eewig
-
w
dan een Phariſées Geloof.
Io I
wig leven : het ſijn niet dan # geloo vens die de geeſten met wint vervullen, en de her ten met hoogmoet, om dat wy met die geloovens voor vroome lieden en ware geloovigen willen ge rekent worden. Indien wy in het licht der Waar heit gebleven hadden, buiten twijfel ſouden wy , op aerden in vrede gebleven zijn , en daerſouden
ſoo vele verdeeltheden in de Kerke Godts niet ge
komen hebben. Maar omdat de Chriſtenen dat Goddelijk Geloof hebben verloren, ſoo hebben ſy haer gehecht aen menſchelijke geloovens, geloo
vende ydereen naar fijne inbeeldinge, hebben ſy ſcheidingen en verdeeltheden gemaekt, die oor ſaek gegeven hebben om d'een den ander te oor
* deelen en te verdoemen, ſonder te gedenken dat à
Jeſus Chriſtus heeft geſegt ; oordeelt niet op dat gy niet
geoordeelt en word : en verdoemt niet, en gyſult niet ver n: doemt worden. 1 Die van de Roomſche kerk oordeelen de ver -
doemnis aen allen de gene die aen hare Kerk niet
#
onderworpen zijn; ſeggende dat ſy afgeſneden le
#" den en Ketters zijn , daerom haten ſy deſelve en verachtenſe tot 'er dood: en alle de andere kerken doen even het ſelfde, veroordeelende malkander
:
en noemen haer ketters. Ik ken niet een anders onder alle de Religien dien ik hier gekent heb, y * dereen wil het beſte Geloof hebben tot verachtin º van ſijne Broeders : en om dat de Roomſe Ker
#
haer alle verdoemt , ſoo doen ook alle d' andere
* Religies desgelijcx,verachtende die van de Room
ſche kerk.
# ſijn onder malkander wel verdeelt
in. -verſcheidePunden, maar indirvanteſtegen - -G3 dat
v,
Ko2
De chriſtenen in deſentijt hebben niet ,
dat de Roomſchen afgooden-dienaer zijn , daerin | ſijn alle de andere Religies doorgaens eenig. En | alle deſe verwartheden komen van dat men 't Ge
loof verloren heeft, en willen eenen hoogeIn toorn
van uitwendige middelen bouwen, om tot Godt te gaen ; die onſeilbaerlijk moet vallen door de verwaringen der ſpraken van de werklieden, die ſich ſeggen van den Heer geſonden te weſen om te arbeiden tot het opbouwen van ſijn Kerk. Sy ver ſtaen malkanderniet langer, niet meer dan de ge ne die aen den Tooren van Babel timmerden. In
dienſyin't Geloofgebleven waren, daer ſou onder haer niet meer dan een Geloof zijn. Aengeſien datter niet meer is dan een eenig Godt, een eenige Waarheit, en een Ware Kerk welke Jeſus Chriſtus ingeſtelt heeft als hy op aerde was. Alles wat daer buiten is, dat ſijn doolingen, en wie die volgt kan niet Salig worden: want niemant voorheen oyt Sa
lig is geweeſt, als door dat ſelfde Geloof van Jeſus Chriſtus: om dat het ſelfde licht 't welk in hem was,
alle de menſchen verlichten moet die oyt Salig zijn geweeſt, of dat ſullen worden. Dewijl er niet dan een ſelfden Godt is, ſoo kander ook niet meer dan
een ſelfde Waarheit weſen, ook ſoo wel voor Jeſus Chriſtus, als naer hem.
-
-
By exempel : men heeft altoos moeten verſaken aenden Duivel, aen de Weerelt en hare prachten, om Salig te weſen. Maar de Chriſtenen doen een
byſondere en openbare belijdenis door denuitwen digen Doop , gelijk de Joden deden door de be ſnijdenis, de welke (hoewel ſeer pijnlijk) haer niets nut was ſonder waerachtelijk het hert be: te hebben.
)
dan een Phariſees Geloof.
Io3
hebben. Want Godt heeft met ons vleeſch noch bloet niet te doen, niet meer dan met ons Doopſel; aſoo onſe harten niet waarlijk gedoopt zijn door de
afſnyding van alle aertſche genegentheden. Hy wil alleen bemint weſen van ſijn Volk, en afſnijden al 2 le die welke vreemde gooden liefhebben. Soo dat
al de gene die hunne genegentheden ſtellen op de goederen, vermakelijkheden en rijkdommen der
aerde, die konnen geen Chriſtenenweſen, omdat maer ons hart is, daer is onſen ſchat. . Soo onſe harten zijn aen de goederen deſer Weereld, ſy konnen by
2
Godt niet weſen , die ons ondertuſſchen geboden
heeft dat wy hem moeten liefhebben uitgantſcher
harten, uit alle onſe krachten, en met alle onſe ge
" dachten. l:
-
-
-
Nu , wanneer wy ons hart, onſe krachten, en
## deren, onſe gedachten verdeelen in het bekomen dergoe of eeren van deſe Weereld; ſoo nemen wy
# die dingen voor onſen Godt, beſittende de plaets van den waren Godt , in # enegentheden. is. Maar Chriſtenenweſen; dat is bekleedt te zijn met
# de Geeſt Jeſu Chriſtien ontkleet van den geeſt des vleeſch en bloets.Indien wy hetGeloof niet hebben * om dit te gelooven, wy konnen niet gedoopt wor
" den : want nootſakelijk moet het Geloof met den Doop verſelt weſen, anders is 't niet met al. Een
* Heiden heeft ſoo veel ſonder Doop, als een ge niet ontfangen als op't Geloof van fijne Ouders, die verplicht ſijn hare kinderen te doen naerkomen het
# doopte (onder Geloof. Een kint kan den Doop
verbont en de beloften dienſy aen Godt door den :
Doop gedaan hebben, G#voor ſy als getuigen # 4 -
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, etuigen gebleven zijn, ſonder dat, vervalſchen
Ho4
y het Geloofaen Godt, ſy veroordeelen ſich, en leiden hare kinderen met hun in de verdoemnis;
't welk men niet genoeg in acht neemt, doorge. brek van te kennen wat het ware Geloof is , geloo vende genoeg te weſen dat men ſegt met den mond, Ik geloof in Godt Vader almachtig, en in Ieſum Chriſtum
ſijnen eenigen Soon, met den reſt van het chriſtelijk Geloof; 't welk wy niet behoorden uit te ſpreken, a's om ons ſelfst' onderrechten van de dingen die in 't Geloof begrepen zijn : want Godt heeft met deſe woorden niet te doen, die # gebedt fijn;
maer alleenlijk een onderwijſing die yder chriſten aen ſich ſelfs moet doen. Ondertuſſchen noemt men ſich chriſtenen, om dat men de twaelfarticu
len des Geloofs weet, ſonder te doorgronden dat in het ware Geloof, de Hoop en liefde begrepen is. Den gene die in Godt hoopt, vertrout ſich niet op vergankelijke dingen, en die Godt lief heeft kan de oederen der aerde niet beminnen: waer door men
iet hoe weinig ware Chriſtenen datter zijn die de aertſche goederen verachten , en niets beminnen dan alleenlijk Godt.
Daer ſijn Herdoopers die ſich doen Doopen als ſyout worden, ten # Geloof met den Doop voegen, en meenen veel beter te doen als degene
die hare kinderen Doopen.
Maar ſeker daer is
geen onderſcheit te ſien, omdat ſy het ware Geloof niet hebben, niet meer als ſy groot ſijnde, dan als ſy kleine kinderen waren. Sy fijn welbequaem om
't Geloof te hebben, wanneer ſy tot verſtant geko
men zijn, maar ſy weten niet wat het Geloof isIIRCET niet -
- 4
,
-
-
8.
l
dan een Phariſees Geloof. 1o5 rn eer dan de Ouders die hare kinderen doen Doo -
pen: want den Doop der kinderen ſou goet weſen, Hoo de Ouders haer opvoeden in 't ware Geloof,
haer verklarende naer dat ſy out worden, de be Joften die ſy in den Doop voor haer aen Godt ge daen hebben. Te weten: Diſcipel van Jeſus Chriſ tuis te worden, te verſaken aen den duivel, aen de - Weerelt en hare pracht. Indien de kinderen in die
oefeninge opgevoed wierden; de chriſtenen ſou den huidenſdiegs niet ſeggen dat et onmogelijk is Jeſus Chriſtus naer te volgen, en dat de Deugt wel ſwaer is : om dat alle deſe dingen haer ſoet en licht
#ſouden ſchijnen. Daer is niets dan onſe quade ge
woonten die moijelijk om t'overwinnen zijn; bui ten dat is de deugt beminnelijk en aengenaem, en de navolging Jeſu Chriſti is gemakkelijk en trooſte
, lijk; fijn Evangeliſche wet is duiſentmaelſachter als de Wet der Weerelt. Soo de ſelve ons in onſe #Jonckheit onderweſen was, men ſou ſich daer na g
# met veel minder moeiten, dan men
ſich
# ſchikt om denſwieren manier des Weerelds te vol
gen; dat wel ſmartelijk en verdrietig is; ſoodanig
" dat de gene die aen # Weerelt wil voldoen, een
# ſlaef is , en hydoet veel meer boeten als een navolger Jeſu Chriſti: want de Weerelt heeft
niets als voorby-gaende vertrooſtingen, en inge beelde goederen, nimmermeer verſa.digt noch ver
noegt; men moet meenigmael lachen wanneer men
geſchikt is om te weenen, en arbeiden wanneer Fnen van nooden heeft te ruſten.
De Wetten der
Weereld pijnigen de lichamen, en tormenteren de
geeſten, want die de Weerelt wil volgen, kan veel G 5
tijts
1o6 De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, tijts niet een gemakkelijke ſchoen aen ſijn voet heb. ben , noch een kleet aen fijn lichaem , dat men meenigmael tot een martelaer van den Duivel maekt. Men derft niet gapen noch ſpouwen, vree
ſende een ongeſchiktheit te begaen; den geeſt moet ſich geduerig oefenen in de manierlijkheit, of hy is veracht en voor een botterik gehouden : Hy moet welſorgen voor fijne achting en Eer. Hoe ve
le pijnen en moeijelijkheden neemt een Koopman omgelt te winnen ? hyachtet geen moeiten om in ſmerten en ſwarigheden bekommerniſſen en onge ruſtheit te reiſen van 'teene landt naer het andere, wanneer hy maer gelt wint. Een Edelman ſalden
ruſt des nachts verlieſen, om te overleggen hoe hy
ſich wreeken ſal aan den## die hem in klein ach
ting heeft gebracht, of eenige ſchanden aenge daen; hy wil met hem vechten of het leven verlie ſen, om die herſtelling weder te hebben. Siet hier hoe de Wet der Weereld de Weereldſche menſchen
jnigt. Maar men acht dit alles niet ſwae: ; uit oorſaek dat die dingen van jongsaf ons in dengeelt ingeſtamt zijn , en onſe eerſte gedachten hebben
beſig gehouden, ſoo dat wy daer in als genatureert zijn, en wy konnen niet anders doen dan met groo
te moeijelijkheit ; daarom ſchijnt het ons by naet onmogelijk om de Deugt t'omhelſen,of Jeſus Chriſ tus naar te volgen, 't welk niets dan een ingebeel de fantaſie is. Indien wy onſe bedriechelijke in
beeldingen overwonnen hadden, wy ſouden ſelfs door de natuurlijke reden ſien , dat 'et veel ſoeter en gemakkelijker is Jeſus Chriſtus te volgen, dan de
Weerdt. Want Godt te dienen, dat is Heerſchen, -,
Ja in
dan een Phariſees Geloof.
I
ja in deſe Weerelt gevoelen wy een ſoodanigen ruſt en vryheit desgeeltes, als ons de Weerelt met alle hare rijkdommen niet ſou konnen geven. Daer zijn hier eenige menſchen die men vrygee ſten, of Libertinen noemt , om dat ſy onder geene
Religies zijn, Deſe naem ſou haer eigen weſen, ſo9 ſy ware Chriſtenen waren, om dat den Evange liſchen geeſt vel van Chriſtelijke vryheit is, 't geen ik niet vermerk in die onpartydigen. Sy hebben 2 wel vele doolingen verlaten, maer daerom niet de Waarheit des levendigen Geloofs omhelſt, en ſy leven noch in hare verdorvene harts-tochten: ſoo dat ik noch niet en ſie waer dat de waerachtige
Chriſtenen zijn. Ik heb die vele jaren geſocht ſon
: der haer te hebben konnen ontmoeten, dan wel de gene die ſich chriſtenen noemen om dat ſy gedoopt zijn : de ſoodanige ſijn overal, en in alle Godts
dienſten dien ik heb gevonden. Idereen Doopt g, naer ſijn manier.
"
-
Ik heb wel een Prieſter van de Roomſche kerek # eſien, die ſich wilde doen herdoopen, en reyſden #
# tijt om Griekſche Prieſters te vinden, die naer de manier van Joannes den Dooper Doopten
# midden in 't water. "Ik weet niet wat dien goeden man daer in kon hebben: want die uiterlijke geſtals
teniſſen brengen niets aan de ziel. Hy had beter #
gereiſt en moeijelijkheden verdragen, om tot het ware Geloof te geraken, als om op een ander mat nier gedoopt te worden. Dat is meer als oods we ſën, ſich ſoo te hechten aen d'uiterlijke dienſt
plichten: want het is den geeft dielevendig maekt, en niet het water. Maar dien man was al te wi## -
--A -
CS
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, 1o8 het gevoelen van een Dochter aen te nemen, lºlf weet niet hoe hy heeft konnen lijden negen miend: # gedragen te zijn in den buick van een vrouw eni van haer gebooren te worden, dewijl hy haerſolv ſeer verachte , dat hy de Waarheit Godts nie| 0 wou aennemen door den middel van een Vrouwº-lm
Perſoon, door de welke Godt wel heeft willenge | | boren worden in deſe Weerelt als een menſch, doºr li het zaat van een Vrouw, en niet door dat Van den
man. Dsſen wijſe perſoon dacht wel redenteheº | ben de Waarheit te verwerpen ,alleenlijk omdat de
(
ſelve in den dag quam door de middel van " | | Dochter. Hy had beter gedaen met naeukeurig" | | derſoekken, of het gene dat ſy voortbracht wº, achtig was, als die te verwerpen om hareſwack" | |
Indien de kinderen Iſraels de Wet Gods verſtoorn | |
hadden, om dat deſelve op eenen ſwarten diriº | |
ſteen geſchreven was: ſy ſouden noit fijne Gº" | ontfangen hebben, noch hare ſonden gek" die te verbeteren. En ſoo de chriſtenen" Waarheit Godts niet willen aennemen door."
werktuig van een Dochter , ſy ſullen noit chrik nen weſen noch Salig worden, om dat dentiſ E komen is, dat hy de wijsheit der wijſen ſalvernietig" en de voorſichtigheit der Voorſichtigen te ſchande maken, zo. Maar deſe Wijſen willen Godt verplichten on hem te bedienen door een van haers gelijk, om ſj, licht in de Weerelt te ſenden : en Godt ſpot " hunne ordre. - Hy weet door welk middel dath!
voor heeft de Wijsheit der Wijſen te vernietig",
en de voorſigtigheit der Voorſigtigen. Hy"
de Grooten en Wijſen der Weerelt niet gºe: ',
.
dan een Phariſees Geloof
Io9
ſijn geboortenis opaerden: maar kleineſchaepher ders tot ſijne Hoovelingen , en arme viſſchers tot fijne Apoſtelen. En de Geleerden van deſentijt,
willen dat hy ſijn lichtſend door eenig Kerk-voogt of Groot geleerde, of anders willen ſy't niet aen nemen, en verachten het weſen der Waarheit, om
den toeval der ſtoffe waer door de ſelve geſon den is.
En dunkt u niet mijn Hr. dat dit een groote op geblaſentheit des herten is, van deſegroot-Verſtan digen. . Sy laſteren de Joden dat die het licht der Waarheit niet wilden aennemen door Jeſum Chriſ tum, om dat hy arm was en niet geſtudeert had in hare Schoolen ; ſeggende, van waer ſou deſen de
schriften weten daer by dienoit geleert heeft. En fyſien niet dat ſy nu even het ſelfde doen, verwerpende
het licht des H.Geeſt, omdat 'etſich vertoont door
de middel van een Dochter. Sy hebben den les niet wel onthouden # Chriſtus aen Nico demus gaf, die Wijs en geletterd was, gelijk deſe Theologenten of Godts Geleerden zijn. Hy deed hem een ſchrickelijke dreiging, dat hy niet ſou ingaen
in't Kooninkrijk der hemelen, ſco hy ſich niet veranderde , en als een Klein kind wierd. Dit is geſegt aen alle de Wijſen van deſe Weerelt. Maar door oorſaek dat
ſy geen Goddelijk Geloof hebben om de werken Godtste # , ſooſouden ſy wel vragen, hoe # dit kan geſchieden; of ſy moeten wederkeeren in den buick harer Moeder, en op nieuherboren wor g den. Ik ſou haer antwoorden van Ja : niet in den #
buick des vleeſch waer ſy uitgekomen zijn, # ſelfften komende in de Weerelt ; Maar in den buick des Geeſts,
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet, Geeſt, waerde Kerck van Jeſus Chriſtus haergº HIO
boorte genomen heeft, want ſoo ſy niet verlaten
alle hunne menſchelijk verkregene wijsheden, iſ ſullen noit d' Evangeliſche eenvoudigheit omhe. ſen, noch Chriſtenen worden , al-hoe-wel ſy gº. doopt zijn,ja herdoopt door den Doop vanJoaº nes of andere ; dat ſal nergens toe dienen,
#
daer toe den geeſt der chriſtenen van d'eerſte Ker
niet aennemen, die alleenlijk Gedoopt werden naer dat ſy het licht des Gelooft ontfangenluik, en noit van te vooren : want den
# ſonder't
Geloof is niets. Alle de wateren en alle de Doop, te ſamen ſullen niet een eenige ſonde onſet zidº
waſſchen,ſonder het levendig Geloof; kwd in
ons voort-brengt, de Hope in Godt enſjheid", tot dat men het voelt dat die Goddelijke dag" onſe ziel verklaren. Niemant mag ſich doen!"
, ſoohy de ſtraffe Godts over deſe gevan"# niet wilt tot ſichtrecken ; daerom behielden." yoorſaten de menſchen die tot Godt bekeertwº a ſeven jaer als leeringen, ſonderhaerie Doopen, noch aennemen in de gemeenſchap"
Heiligen, maar deſe Groote Mannen diegee: goeden en booſenterDoopenaendeTafelde: ten gaenſonderonderſcheytsy onderſoekken# deren willen worden, ſtaan wel lichtelijk toed" of d'Ouders der kinderen van 't Geloofafgew
zijn of niet, om hare kinderen te Doopen, lºº
gendeel leerenſy dat den Doopinſichalled " den vergeeft, waer in ſy haer bedriegen, uit" ſaek dat geenige ſonden konnen vergeven word: aen de gene die de liefde Gods niet hebben;'t - ,t
de
:
dan een Phariſtes Geloof.
III
de liefdadigheit is, die een ware berouw en leerwe ſen baart, om dat ſy Godt vertoornt hebben door
de liefde die ſy hun ſelfstoedragen. Het is een groote deernismijn Heer! ſoo te ſien misbruiken d'alder heiligſte dingen, door gebreck dat de Leiders niet dan een Phariſees Geloof heb
ben, en niet gelooven dan aen d'uitwendige din
gen, ſonder het Geloof te begrijpen : ja ſy maken meer waerdigheit van den ſchijn der chriſtenheit, als van de daedt. -
#. Indien eenige onwetende mijne ſchriften laſen, ſy ſouden ſeggen dat ik doolingen had, omdat ik
my niet ſtaende hon ophareuiterlijke dienſtplich ten: hoewel Jeſus Chriſtus heeft geſegt, dat het gene Eten mondt ingaet, komt in den buikenwort uitgeworpen, dat kan de ziel niet beſmetten: maar 't gene uithet hart
#roortkomt dat ontreinigi de ziel. ,,En gelijk dit waer is #ten aenſien van de ſonden, het is alſooſeer waer
#achtig ten aenſen van de Deugt, want het gene ten
#mondeingºet ofdat door ons lichaem uitgeworpen , word, dat heiligt onſe ziel niet, maer wel de goe de genegentheden die uit ons hart voorts-komen.
#Soo dat indien het waterdes Doops op mijn lichaem
#word geſpreit, en dat ik in mijn Hert niet heb de #begeerten engenegentheden om Jeſus Chriſtus naer
# en # volgen, dat water ſal mijne ſon #den niet afwaſſchen, noch eenige deugt aen mijn
#zwetgeven. En indien ik het vleeſch van't lichaem
# Jeſu# Chriſtieet, datalleenlijk kan mijnmet zielgeeſtelijke niet voeden, die is en ſich dingen #voedt, waert niet beter mijn #eer, dat ik my sº NQweld om de leering Jeſu Chriſti te nemen voor
S& s
t
IT2
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
ſijn vleeſch en bloet, ten einde om mijn ziel daer ( mede te vereenigen, en mijnen wil ſchicken om die leeringen naer te volgen? veel eer als te twiſten hoe dat hy ons fijn vleeſch te eten, en ſijn bloet te drin ken geeft, of er noch broot en wijn is naer de Hei liging, of datter niets dan denſmaek en couleur is? Wat ſou deſe omſtandigheden aen mijn ziel bren gen ? Wat deugt ſou ſy konnentrekken met te we
fen hoe dat geſchiet? Alle die uitwendigheden kon nen my niet Heiligen , al-hoe-welik waarlijk het vleeſch des levendigen lichaems Jeſu Chriſtiat ge lijk als hy geſêten was aen de Tafel met fijne A poſtelen , en hy haer deſe woorden ſeide, neemt daer is mijn lichaem en daer is mijn bloet ; eet mijn vlees
eudrinekt mijn bloet dat ik u geve. Hygaf daerom ſijn ſtoffelijk vleeſch niet te eten, noch ſijn bloet om te
drinken : Aengeſien dat hygants geheel gebleven is, ſelfs naſijn Doodt. -
Ik kan door het licht des Geloofs niet ſien, hoe
dat Jeſus Chriſtusfijn vlees en bloetaenſijn # len gaf: of het broot dat hy brack van gedaente verandert was of niet, of wel dat hy alleenlijk be
geerde dat men het brood tot fijnder gedachte niſſe breken ſou. Het Goddelijk Geloofſegt my van dit alles niets ; om dat 'et geen dingen ſijn die
eenige volmaektheit aen de zielkonnen geven, ge
lijk wel het Geloof dat Jeſus Chriſtus my doen ter tijt onderweſen heeft, om met hem vereenigt te weſen gelijk de gegetene ſpijſe vereenigt is met het lichaem: aengeſien dat die vereeniging met Jeſus
Chriſtus my meer kracht aen mijn ziel geeft, meer
dan ſpijs aen mijn lichaemZdoet. En als hyſegt dat
mº
##
dan een Phariſees Geloof.
113
dat hy ſijn lichaem geeft voor een nieuTeſtament, ſoo verſtaen ik dat hy my fijne nieuwe Evangeliſche Wet geeft, in plaets van d'oude Wet Moyſi; en dat geeft my kracht om die t'omhelſen ,
# ik
een Chriſten wil worden, en niet in de Moiſaiſche
Wet blijven , die volmaekt is geworden door d'E vangeliſche Wet. Want waar d' oude Wet ſegt, oog om oog, en tant om tant, daer gebietmy de Nieu we, dat ik mijne vyanden moet liefhebben, en bid den voor de gene die my vervolgen ; 't welk veel volmaekter is.
En wanneer
# Chriſtus ſegt,
dat degene die ſijn vleeſch eet en fijn bioet drinkt, Eeſvig leven ſal; en die dat niet eeten, ſterven ſal: Soo ver
ſtae ik door't Geloof, dat die fijne leeringen ſoo hy ons, ſijnde in 't vleeſch, onderweſen heeft , niet in neemt en opeet, den Ewigen doot ſal ſterven:
maar de gene die de ſelvein ſijn memory herknaut en overdenkt,Eewiglijk ſullen leven: en deſe ver borgene ſinnen komen ſekerlijk van 't levendige Geloof, om dat ſy in my, de Hope en Liefde ba ren: hopende vaſtelijk Eewig te ſüllen leven, mits
blijvende in de leering JeſuChriſti en het vermeer dert my ook de Liefde, om te beminnen en naer
te volgen een ſoodanigen weldoender die my heeft liefgehadt tot den Doot des Cruices. Maar indien
ik alle de dagen mijns levensbeſinden,en overdacht de middelen en geſtalten deſes Sakraments, dat ſou
geen Liefde noch Hope in mijne ziel baren; daer om laet ik die diſputen aenden twiſter, en ik neem de geeſtelijke vruchten aen , die nut en nootſake lijk ſijn tot mijne Saligheit. "
,
Ik hou voor de gemeenſchap der Heiligen alle de - - - -- -
H
'T
zielen N
r,
114
- De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
zielen die in den Geeſt Jeſu Chriſti vereenigt zijn : deſe maken de ware Kerck. Maar ik en ſoeck geen ommeganknoch gemeenſchap met degene die ſich Chriſtenen noemen, en 't Geloof niet hebben : ge merkt, dat wy ſonder 'tſelve geen Chriſtenen kon nen weſen.
Men heeft my voor deſen geſegt , datter ver ſcheidetrappen der genaden en volmaektheden zijn, en dat men daerom niet alle gelijk kan weſen in de Chriſtelijke volmaektheit, in een ſelfde ſtant : 't welk ik toeſtae. Want Godt heeft veel-tijts men
ſchen uitgeſondert om ſich daer af te bedienen tot ſijnder Eere, gelijk als hy deed de Maget Maria; eenen H. Paulus, en andere aen wien hy overvloe
'dige Genaden gaf, om fijne voornemens uit te wer ken.
Maar dat hindert niets aen alle de andere
menſchen, die het Geloof en genaden ontfangen hebben, genoegſaen om haer Salig te maken. En den Chriſten heeft byſonderlijk deſe genadenont fangen van in 't Chriſtendom geboren te worden, waerhyleeren kan 't geen dat Godt van een Chriſ ten vereiſcht ; dat is een groot voordeel voor de
gene die Waarachtiglijk Jeſus Chriſtus willen naer volgen : maar een veel grooter verdoemenis voor de genediegedoopt zijn, en niet als een waar Chriſ ten leven, daerom kan't niet waer weſen als men ſegt dat een Chriſten , Jeſus Chriſtus niet ſou konnen naervolgen ; aengeſien die naervolging noodig is terSaligheit. Het is ſich ſelfs gevleyt ſoomenan
ders gelooft : want waerom ſou Jeſus Chriſtus ſoo veel geleden hebben, als om ons t onderwijſen dat
wy lijdſaem moeten weſentotter Doot , om '# OIllG
dan een Phariſees Geloof.
Zº
115
onſeſonden te voldoen? Hy als menſch ſijnde had noit miſdaen, om te doen en te dragen de boete: en ſijnde als Godt , ſoo kon hy ons met een woord
ſalig maken, dewijl hy door't ſelve de geheele Wee relt geſchapen heeft. Neen mijn Heer Jeſus Chriſtus was geenſins ver plicht d' Evangeliſche Wet t onderhouden : hy
rechtveerdigſijnde, was aen geenig Wet gebonden. Maar wy als fijnde miſdadigers, zijn volkomentlijk verplicht die waar te nemen , ſoo wy willen Salig weſen: om dat wy kinderen der boosheit in de ver dorventheit Adams geboren worden : en ſoo wy
niet fijn wedergebooren in 't Geloof door Jeſum Chriſtum , ſoo blijven wy onfeilbaer in de ver doemenis.
Want onſe verdorventheit in Adam
baart de Dood , niets in onſe natuur hebbende of
't is verdorven, en genegen tot ſonden en quaat te doen; daerom behoeft men niets dan ſijne natuur
lijke genegentheden te volgen, om ſich tot allerley ſoorten van ſonden te begeven: ſoo dat men noot ſakelijk moet herboren worden in Jeſu Chriſto, om het Eewig wel geluckſalig leven te hebben; of an
ders gaen wy alle recht naer de Hel, met onſe eigen natuurlijke genegentheden te volgen. En alwaart
dat 'er geen Duivel was om ons aen te vechten, of tot het quaat te vervoeren ; ſoo verleidt onſe na tuur ons maar al te veel.
Siet hier waarom dat men
oorlogen moet tegen deſen machtigen vyant, dat
ons verdorven vleeſch is. En het middel om dien vyant t overwinnen, is d'omhelſing der leering Jeſu Chriſti, en die naervolgens te meer, om dat die leert, ſich ſelfs te verſäken, en 't goede te volgen. -
-
H 2
De
/ II6
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
-
De gene die 't ſeggen onmogelijk te zijn deſe leering t'onderhouden of Jeſus Chriſtus naer te volgen, die willen niet Salig worden; aengeſien datter geen an dere Saligheit is, als de wedergeboorte in den geeſt
Jeſu Chriſti, en van een natuurlijk menſch te wor Siet hier het eenige den een geeſtelijk menſch. middel der Saligheit. Men moet ſich niet vleijen en ſeggen dat men hoopt Salig te worden door de
verdienſten van Jeſus Chriſtus, dewijl dat die noit aen anderen toegepaſt zijn , dan de gene die hem hebben gehoorſaemt en naergevolgt.
Wy hebben wel behouden van den eerſten Adam de genegentheden tot het quaat; en wy willen ge williglijk vergeten degenegentheden van den nieu wen Adam, die ons komt verloſſen: en wy willen
dat hy fijne Wet voor hem ſelfs behoud, ſonder dat
hy die eenigſins noodig heeft, nadien de wetten niet gegeven ſijn dan voor de quaatdoenders. In dienydereen wel deed men ſou genige Wetten van nooden hebben, ſelfs Weereldſche noch Borger
lijke; om dat de rechtveerdigheit Wetaen fich ſelfs geeft. En dat Jeſus Chriſtus ſijne Evangeliſche Wet gebracht heeft, dat kan niet geweeſt zijn dan voor de chriſtenen, en ſoo hy die ſelfs naer geko men heeft, dat is geſchiet om ons aen te moedigen tot die t'aenveerden, gelijk een Medicijn-Meeſter de genees-middelen proeft dien hy voor den kran ken bereit heeft, om hem aen te moedigen tot die
gewilliglijker in te nemen. Maar indienden kran ken geloofden geſont te worden, om dat den Me-
dicijn-meeſter de genees-middelen voor hem ſelfs in nam, ſonder dat hy die wilde innemen; hy ſou ſici, t
-
dan een Phariſees Geloof. 117 ſich bedrogen vinden en van fijne ſiekten niet ge
neſen, gelijk de gene doen die gelooven Salig te worden of van hare ſonden gereinigt, om dat Jeſus
E
Chriſtus geleden en voor haer verdragen heeft. Hy heeft de genees-middelen wel bereit om onſe quaden te geneſen, maar ſoowy die ſelfs niet willen innemen, ſy ſullen geen voordeel doen tot degene ſing onſer zielen, niet meer dan een welbereide medicijn voordeel ſou doen aen het lichaem van een kranke , wanneer hy de ſelve niet wou innemen. Men ſou gelooven dat hy in een raſende koorts was,
ſoo hy tegens den Medicijn-Meeſter ſeide, neemt gy de genees-middelen ſelfs in, en daer mede ſal ik
eneſen worden. De huidenſdaegſche Chriſtenen ſijn in ſoodanige raſernijen , wanneer ſy meenen Salig te worden om dat Jeſus Chriſtus voor haer geleden heeft. Want al-hoewel Jeſus Chriſtus onſe Zaligheit bemint , ſooſal hy die nochtans noitaen jemant geven, dan degene die demiddelen aenne men welke hy haer onderweſen heeft ; aengeſien dat de gene die geen ware Chriſtenen zijn, de ver dienſten Jeſu Chriſti niet genieten zullen, dewijl 3 hy voor d'anderen niet geleden heeft. , Hy heeft
in der daedt voor haer geleden; en hy ſegt evenwel dat hy fijn leven gegeven heeft voor velen: 't welk betekent dat ſy niet alle de verdienſten van fijne lij dens genieten ſullen, maar vele: dat is te ſeggen ſoo
meenig als er ſijne Evangeliſchen Wet ſullen om helſen, en niet meer. Want alhoewel hy van ſij
ent wege voor alle in't gemeen geleden heeft, ſoo laet hy de menſchen in hare vryheit, om te volgen
'sgeen ſybegeren: daarom is ydereen vry, want -
-
H3
- - - - - Godt
De chriſtenen in deſentjt hebben niet,
I18
Godt dwingt niemant. Degene die Jeſus Chriſtus niet willen naervolgen, mogen naer hun welgeval len in de Helgaen; maar de gene die Jeſus Chriſtus willen naervolgen,ſullen ſekerlijk fijne genaden be komen om dat te doen; nadien hyſegt, ſijt getrou over weinig dingen, ſooſalik u over vele ſetten. Men moet ſich niet ophouden in d overdenkingen dat men ſoo ſeer wijt af is van de Evangeliſche vol maektheit; maar de middelen omhelſen om allenx
kens daer toe te geraken : want ſoo wy getrou fijn in d'eerſte genade van in't chriſtendom geboren te
weſen, wy ſtillen waarlijk die bekomen, om te ken ken wat men doen moet om een waarachtig Chriſ ten te weſen , en daer na de kracht verkrijgen om dat in 't werk te ſtellen.
-
Siet hier hoe dat Godt groote dingen geeft, ſco wy in de kleine getrou zijn. Sich ſtaende te hou
den op de geloovigheit dat wy Jeſus Chriſtus niet konnen naervolgen, en te verwachten Salig te
worden door fijne eenige verdienſten ; dat is een dood Geloof hebben, 't welk wy beſchilderen met Eere Godts, door te willen onſe Zaligheit toe-ei
genen aen d'eenige verdienſten Jeſu Chriſti. Die menſchen fijn waarlijk geſchilderde graven, welke van binnen met Doots-beenderen vervult zijn. Want wat Eere konnen ſy aen Godt toebrengen, met ſline Gebooden niet t onderhouden?
Indien een kindſeide, ik eere mijnVader om dat
ik mijn hoet afneem in fijne tegenwoordigheit, on dertuſſchen dat hy niet woud doen't geen hy ge
biede : men ſou ſeggen dat ſoodanig kind een leu
:en
genaer en geveinſde was ;- ſonder te ſien dat wy oo -
*
-
*-
-
N
-
-
-
dan een Phariſees Geloof.
1 19
ſoo voor Godt zijn, wanneer wyſeggen de ver kriging onſer genade te willen toe-eigenen aend'ee
nige verdienſten Jeſu Chriſti. Seker mijn Hr. de huidenſdaegſche Chriſtenen bedriegen ſich in alle dingen : ſy gelooven in de gemeinſchap der Heili # te weſen, en fyſijn niet dan in de gemeinſcha
er natuurlijke menſchen, die niet dan vleeſchelij ke oogen hebben , niet ſiende de dingen des Ge loofs: want ſedert ſy dat verloren hebben , ſoo hebben ſy Kerken gebouwt van hout en ſteen, die met doodelijke lichamen, geen andere bedrijven doende als de geſtorvene lichamen, wel ke ſich ruſten in d'aerde, verrottende altoos meer en meer;'tgeen de Chriſtenen ook doen ten aen ſien hier er Saligheit. Want ſy ruſten ſich op ee nige Religies of menſchelijke geloovens, verwach
#
tende Salig te worden door de verdienſten Jeſu Chriſti , of andersſonder het Evangeliſch leven in 't werk te ſtellen. 't Is hier mede dat ſy ſich dage
lijcx meer en meer verderven, gelijk een doot be
# in d'aerde doet: want die zielen ſijn egraven tot aen 't voorhooft in d'aerdſche gene
gentheden, en daer mede verwachtenſy noch hun ne Zaligheit. Dat geloof is doot ; en ſy ſullen noit geen Zaligheit hebben, niet meer dan een doot lichaem de geſontheit kan hebben , ſoo't niet van den doot ten leven verryſt. Nu, deſe ware verryſenis, dat is op te ſtaen van
deſonden tot de genade, en van de aertſche gene-, gentheden tot de Hemelſche genegentheden ; of
om beter te ſeggen, van een natuurlijk tot een gee
ſtelijkleven; 't welk niet geſchiet dan in't verſaken - 1
H 4
van
12o -
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
van de verdorventheit onſer natuur om den Geeſt
Jeſu Chriſti, naer te volgen , uit ons uitjagende den eerſten Adam,en 't geen hy in onſe natuur ge laten heeft , om naer te gaen en t'omhelſen den tweeden Adam dat Jeſus Chriſtus is, en ons beklee dende met ſijnen Geeſt. Wy moeten nootſäkelijk
ſoodanig wedergeboren worden, ſoowy Chriſte nen willen weſen, en Diſchipelen worden van Jeſus Chriſtus, die ons niets heeft naergelaten dan de leeringen dien hy van ſijnen Vader geleert heeft.
Siet hier ſijn Teſtament en d' Erfeniſſe die hy aen ſijne kinderen naer gelaten heeft ; ſoo wy die niet willen aennemen , wy ſullen arm blijven. Indien een kind alle d' erfgoederen van fijn Vaderlaet ver loren gaen, door dien hy wat moeijelijkheit daer
in vind om die ſtaende te houden; men ſouſeggen dat hy ſoo een voordeelige verſterfenis onwaerdig was : en men beſchuldigt ſich ſelfs niet, met de
deugt te verlaten, om dat men een weinig ſwarig heit daer in vind. Alle de Chriſtenen die het Evan
geliſch leven niet willen omhelſen, die fijn niet waardigden naem van Chriſtenen te dragen, na dien ſy dat geenſints in der daed zijn. Want Jeſus 'Chriſtus heeft ons voor Eiffenis het Eewig leven
naer gelaten , ſoo wy fijne Diſchipelen willen we
ſen, en niet anders. Maar om dat hy geſegt heeft, den Dienſt-Knecht is niet beter als ſijn Meeſter: en indienſe my vervolgt hebben , ſullen ook u vervolgen ; ſoo wil
#
niemant deſemoeijelijkheit aenveerden, van te lij den en vervolgt te weſen. Menſoud Erfenis van
W
't Eewig leven wel willen hebben , Maer niet de
moeijelijkheden die daerſijn om dat ſtaande te # -
-
C1Gſls
I2I dan een Phariſees Geloof den. Men heeft liever bemint te weſen en gevolgt te worden in deſe Weereld, dan om Jeſus Chriſtus -
vervolgt te worden: en liever te dragen denlaſt des Packs van de goederen en rijkdommen deraerden, dan het Cruis om Jeſus Chriſtus naer te volgen. En
hiermede ſegt men in hem te gelooven, en hem te willen Eeren met onſe Saligheit toe te ſchrijven aen de verdienſte van fijne lijdens, ſonder met hem te
willen lijden, of doen 't geen hy ons in ſijne Evan geliſche Wet gebiedt ; voorgevende dat die ſwaar is , ja byna onmogelijk om jeſus Chriſtus naer te
gaen; willende alſoo dendienſtknecht beter weſen als den Meeſter , latende den Meeſter in 't lijden, terwijl dat ſy haer ruſten op een ſacht oorkuſſen
van Religie. Die van de Reformatie van Calvijn, ſeggen dat ſyd uitverkoornen zijn, en in de ware Godts-dienſt zijn, ſich verſekerende zalig te weſen als ſijnde kinderen Godts. En die van de Room ſche Kerckverſekeren ſich dat noch meer, als ſijn de in de ware Kerck.
Een Reformeerde ſchreef my eens op ſekeren tijt, dat ik de gront-ſtukken van de ware Religie
('t geen deſijne was ) noch niet wiſt: en een vrouw onder de Catholyken hier, ſeide my eens dat ſy de geeſtelijke dingen niet wou leſen , dat ſy haer ver noegden met in de ware Kerck te # is ſedert weinig tijts geſtorven, en ik geloof dat y wel on dervonden heeft, dat hare Religie haer niet
#
emaekt heeft, en dat neffens dien ook het Geloof,
e Hope en Liefde behoort. Maar om dat men niet dan volgens het vleesleeft,ſoo neemtyder, een
weg der Saligheit op 't gevoeglijkſte naer hunne 1 -
H5
ſinnelijk
J22
De Chriſtenen in deſen tijt hebben niet,
ſinnelijkheit. Arme Chriſtenen ! die ſich aen den Dood wel beſchaemt ſullen vinden, wanneer het
te laet ſal weſen om ſich te beklagen dat men Jeſſis Chriſtus niet naer gevolgt heeft. Het is waar dat'et
vleeſch in den beginne wat moeijelijkheit vind: maar dit eens overwonnen ſijnde, ſoo brengen alle die diſtelen rooſen voort. Want het Evangeliſch
leven ſelfs, dat is niet ſwaar, maar het geeft ruſt en vergenoeging aen de zielen. Indien het Konink
rijke der Hemelen gewelt lijd , en de geweldigers dat innemen : dit is niet dat men den H. Geeſt met gewelt moet tot ſich trekken , noch bovenmatige kracht aenwenden om 't Geloof te bekomen,'twelk Godt wanneer hy ons ſchiep,ons mildadig gegeven heeft; en den H. Geeſt deelt ſich medeaen die hem
begeeren. Maar men moet alleenlijk verſaken aen de verdorventheit Adams die in ons is, en geweld doen tegens de natuurlijke genegentheden, die al toos de geeſtelijke dingen wederſtaen , waar in de ſinnelijkheden geen voldoening vinden. Siet hier waar in dat het Koninkrijk der Heme
len geweld lijd, en dat Jeſus Chriſtus ſegt, dat men ſich ſelfs verſaken moet ; hoe-wel dat die lesſeer weinig word in 't werk geſtelt : men blijft gekleeft aen de liefde totſich ſelfs , ondertuſſchen dat men
ſoo vele moeyelijkheden vint om Jeſus Chriſtus naer te volgen. Men hoort niet als klachten van de menſchen die hun willen tot den dienſt Godts be geven; ſeggende, dat men veel quaets t'ontmoe ten heeft, # men vleeſch en bloet moet laten;
maar indien wy liefde tot dit Evangeliſch leven
hadde, men ſou ſoovele ſwarigheden niet vinden: -
-
Want
dan een Phariſees Geloof. 123 want al wat men bemind, ſchijnt altoos ſchoon en goet. De liefde tot de deugt, doet de ſwarighe den om daer toe te geraken licht ſchijnen, en men
acht de ſmarten gelukkig die de Deugt voort brengt;aengeſien dat wy ſonder de ſelve niet kon nen Salig worden.
Men moet geen klachten aen
Godt doen, over de ſwarigheden die men in de
deugt vint : maar men moet ſich ſelfs beklagen dat men ſoo vervult is met het quaat, dat wy het goet
niet konnen doen dan met groot gewelt. Dit ſal ons verootmoedigen door de kennis onſer ellende, en aen Godt doen bidden om de kracht te bekomen
tot ſülcx toverwinnen. Maar de meeſtendeelſijn
ſoo verblint, dat ſy't voor deugt houden, in haer te gevoelen een grooten ſtrijt om tot de volmaekt heit te geraken, en meenen dat Godthaer verplicht
is door de veelheit haerder booſe gewoonten, dit komt van dat ſy't Geloof verloren hebben, en de waarheit niet kennen.
Men moeſt leetweſen heb
ben,en ſich beklagen van ſoovele vryheit te hebben gegeven aen de natuurlijke ſinnelijkheden, die men daer na met vele kracht en geweld moet her ſtellen: want de gewoonte is als een tweede natuur,
die wy nochtans moeten overwinnen , ſoo wy chriſtenen willen worden. Wy hebben niets aen - Godt te verwijten wegens onſenſtrijd dewijlwy die
ſelfs aen ons veroorſaekt hebben. Men moet veel Godt en aen d'Eewige welvaert onſerziel: want ſoo die wederſpannigheit des vleeſch niet in ons was, God ſou van ſelfs in onſe ziel vallen, gelijk een ſteen eer de natuur haten, die ſoo wederſpannig is aen
van de hoogte geworpen neder valt, en altoos# jn -
*
*
ww-5
\
124
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet.
ſijn middelpunct komt, des gelijks heeft God voor middelpunct den gront onſer ziel, waar hy gedui rig fijne werking ſou doen, wanneer onſen ver keerden wil dat niet verhinderden. Daerom moet
men verſaken aen dien Ouden Adam, ſoowy den Nieuwen willen aenhangen : want het is ſotheit te gelooven dat wy Chriſtenen konnen weſen, ſonder de begeerten des vleeſch overwonnen te hebben,
en de genegentheden onſer natuur te boven geko men zijn. Men ſou veeleer het vier in 't watet be houden, als den Geeſt Jeſu Chriſti met die der na
tuur. Ik heb my meenigmael verwondert , hoo rende de menſchen ſeggen dat ſy herboren waren, terwijl men haer in der daedtſiet leven naer hunne natuurlijke ſinnen alſooſeer als d'anderen. d' Een
drijft koophandel om gelt te winnen; de tweede is gaerne geeert; de derde heeft groote bekommernis
om ſijn gemack wel te vinden, en bedient te wor den met d' alderbeſte
# en kleederen.
-
Ik ſou haer gaerne willen vragen, of Jeſus Chriſ
tus alle deſe dingen geſocht heeft; of hy koopmans ingeſtelt heeft, en de Eeren of dilikateſpijſèn ge wenſcht heeft.
Want om herboren te weſen moet
men beſeten zijn met den ſelfſten Geeſt als Jeſus
chriſtus was, en ſoekken de dingen die boven ſijn en niet die op deraerde zijn. Maar deſe menſchen
ſeggen, ik ben beroepen tot de koopmanſchap waar toe ik arbeiden moet, of in den Houwelijken ſtaat, ik moet winnen om mijn huiſgeſin t'onderhouden: een ander ſegt ; ik ben beroepen tot eenige bedie ning of in eenigampt , ik moet dat waarnemen.
En indien men dat naeub:ſag , menſou brºn: dag
-
w-w--
dan een Phariſees Geloof. 125 dat ſy alle die dingen door haer ſelfs verkregen heb ben, om hun voordeel, Eeren, en vermakelijkhe
::
den. Want Godt roept haer wel tot den Chriſte lijken ſtaat: maar niet tot de ſorgen en bekommer niſſen der aerdſche dingen : aengeſien dat hy ſij
ne Apoſtelen en Diſcipelen alle die dingen deedt verlaten, tot aen haer eigene Vrouwen en kinders. Indien die menſchen herboren waren gelijk ſy hun inbeelden, ſy ſouden alle die dingen verlaten in het navolgen der Chriſtenen van d' eerſte Kerk ; en
ſouden ſich begeven tot de bekommernis omGodt te behagen, en ſijnen wil te volbrengen , dewijl hy legt, mijn Huis is een Huis des Gebeds voor allen volken:
en hy heeft alle de koopers en verkoopers uit den Tempel verdreven, willende daer door onderwij ſen, # de Chriſtenen ſich moeten beſig houden in
het geduerig gebedt, ſonder hunnen tijt door te brengen in de ſorgvuldigheden der vergankelijke goederen deſer Weerelt.
Want het Huis Godts is
niet anders als de vergadering der chriſtenen: deſe zijn fijn Volk , gelijk voor deſen de Joden hebben # , al waar hy de tafelen der koopers en ver oopers omver geworpen heeft. De gene die her
boren is in den Geeſt jeſu Chriſti, ſal wel begrijpen dat men naer herboren te zijn, niet moet koop handel drijven in deſe Weereld , maar dat men al toos moet bidden ſonder ophouden. Is het niet wel te gelooven mijn Heer, dat die *
menſchen hun bedriegen, met te ſeggen dat ſy her
boren zijn? Want indien ſulex waarachtig was, ſy
ſouden beſeten fijn met den ſelfſten Geeſt als Jeſus Chriſtus was, en niet meer leven naer het vleeſch -
-
-
noch
126 De chriſtenen in deſentijt hebben niet, noch na de begeerlijkheit, Deweereldſoude in haer geſtorven zijn, en ſy aen de Weereld : en ſouden
met waarheit ſeggen als den H. Paulus: ik leef, doch niet meer ik, maar Ieſus Chriſtus leeft in my. Want her boren te weſen , dat is het kleed van den Ouden
Adam afgelegt, en bekleet te ſijn met den Geeſt Je ſu Chriſti ; ſoodanig dat in ons een geheel veran
derde gedaente van Jeſus Chriſtus behoort, en dat men in ons niet meer en ſiet dan d uitwendige ge ſtaltenis des menſchen, maar dat onſe driftengants
vergoodet of verandert # en die geheel onder worpen aen de wille Gods. Een ſoodanigen Perſoon
kan met waarheit ſeggen dat hy herboren is, waar d'andere ſulcx ſeggen met leugens en geveinſthe den, ſoo lang ſy in haer den Ouden Adam noch voelen Heerſchen, met de natuurlijke genegenthe den : deſe leven noch naer het vleeſch en niet naer
den Geeſt. Indien hare Oogen noch niet verſa digt ſijn van te ſien, noch hareOoren van te hoo ren, of hunne herten van te begeeren : dit is een teiken dat den Ouden Adam noch in haer leeft, en dat ſy noch geen ware Chriſtenen van 't Huis Gods
geworden zijn; die ſegt, dat 'et een Huis des Gebedts moet weſen voor allen Volken. Dat wilſeggen, voor alle Chriſtenen waar ſy mogen zijn : daerom kan ſich niemant verſchoonen van de Wet des Evangeliums naer te volgen, ſoohy een Chriſtenweſen wil; aen datter niet dan deſen eenigen weg is die naer
# et Leven leid.
Men vind redenen en verſchooningen genoeg voor de menſchen om niet alles te verlaten - maar
voor Godt is dit alles ongankbaer gelt dat niets II1CCT
dan een Phariſees Geloof. 127 meer deugt. Want gelijk als er niet meer dan een Godt is, ſoo is er ook niet meer als een Geloof, ee tr
ne Wet, en een eenige ware Kerk, die de Gemein
ſchap der Heiligen is, waar van Jeſus Chriſtus het Hooft is; en alle de zielen die wedergeboren zijn
in ſijnen Geeſt, dat ſijn de lidmaten. Indien deſe leden noch leven in de Weereld, ſoo moeten ſyer gens wel verborgen weſen, terwijl men haer niet ge waer word. Menſies wel grootgetal van verſchei
#
de Kerken, en veel Volks in vergadert; maar men ſiet daerden GeeſtJeſu Chriſtiniet leven.
Deſe Kerken ſijn geworden als Kerkhoven daer de doode lichamen ruſten.
Men noemt deſelve de
Tafel des Heeren , en de Gemeinſchap der Heili
ondertuſſchen dat men daer niets Heyligs ge : gen; waar word : en ik heb alſoo veel tegenheit met de huidenſdaegſche Chriſtenen te verkeeren , als een menſeh ſou hebben om te verkeeren met de doode tºt
lichamen: om dat hare gevoelens geen andere din
den beoogen als de verdorventheit. Wie ſou ſich konnen vermaken in een ſoo ſtinkende reuk ? Ik
heb liever my te vertrecken in d'eenſaemheit, om het onheyl te beweenen dat haer is overgekomen,
om dat ſy't Geloof verlaten hebben, en gelijk de kinderen Iſraels, begeerende Goden die voor haer gaen , en die fyſien en taſten konnen. My dunkt dat ik alleen in de Weereld ben; 't welk myſooſeer bedroeft, dat indien Godt my niet miraculeuſelijk, in het leven hielt: het ſou my langer op d'aerdetekonnen leven. Ik ſou wel wenſchen mytegaen vereenigen met de Gemeinſchap der Heyligen die al van deſe
#
Weereld geſcheiden zijn: maar ſooiknoch eenige IRIll,
----+---+-kººrtºAPACITIL LEILEL
128
De Chriſtenen in deſentijt hebben niet,
nutaen een ziel konde doen, ſoo wil ik noch wel l
in mijne droefheit blijven leven om die te verlich ten. Indien er noch eenige in de Weereld zijn die 1 de Waarheit Godts ſoekken, ſy ſullen die vinden in mijne ſchriften , mits deſelve leſende met oot moedigheit des herten.
Maar deſe Geleerde der
Wet, ſouden't wel quaat hebben om hunnen geeſt te buigen onder ſoo een gering wertuig ; en hare wetenſchappen verlaten die ſy met ſoo veel arbeids en moeyten geleert hebben. Doch het Eewig leven verdient wel dat men wat gewelt doet om 'tielve te bekomen. Ik verwerp hare wetenſchappen niet wanneer ſy hun onderwerpen aen de wille Godts, en aen het licht des
#
-
Ik ben niet gekomen om de Wet te vernietigen, gelijk ſommige my beſchuldigen, maar wel om die te vervullen. Ik wil wel dat men met Water Ge
doopt word, wanneer deſen Doop een getuigenis is, van de krachtelijke begeerten die wy in ons hert dragen, om opgeſchreven te worden onder het Veld-teeken Jeſu Chriſti, en te ſtryden tegens den Duivels, de Weereld en het vleeſch.
Ik wil
ook wel dat men fijne ſonden aen malkander belijd en verklaart , om ſich te verootmoedigen en de ſchaamte te dragen tot boeten voor de ſonden:
maar ik veracht die ſoo meenigmael herhaeldebe lideniſſen, die de menſchen voedſel geven in hare
ſonden. Want men ſiet in de huidenſdaegſche ge
woonlijke oefening, dat men ter Biechte gaat door gewoonte, en dat men de ſoo meenigmael belede
ne fonden niet vermindert ; het welk een groot
miſbruik is, want tegelooven dat men vergiffenis bekomt a
dan een Phariſees Geloof.
I29
bekomt, om de ſonden verklaert te hebben, gelijk men doet het verhael van een Hiſtorie ; dat is een
dooling. Niemant kan vergiffenis van ſijne ſon den hebben, dan die deſelve beweent doorleetwe
ſe , of in ſijn ziel een volmaekt berouw gevoelt, ſijnde gereet om boete te doen. En indien er niet
dan leetweſende menſchen ter Biegt gingen, ſonder twijfel ſouden de Biecht-Vaders ſoo veel tijts niet onnuttelijk verlieſen, gelijk ſy doen met de bedriec helijke leetweſigheden aen te hooren, gelijk men ondervind in de belijders. Die naer duiſent mael een ſonde beleden hebben, noch ſoo veelge
negentheit tot deſelve hebben, als op d'eerſtemael dat ſy die hadden begaen. Dit is met Godt geſpot, º º
j
hem ſeggende , dat wy bedroeft ſijn van hem ver gramt te hebben , daer wy ondertuſſchen in der daedt hem noch dagelijcx vertoornen, dewijl hy
geſegt heeft, ſoog) geen boete doet, ſooſalt gy alle ver gaen: en de ware boete beſtaet inſich ſelfs geweltaen te doen om ſijne quaadaerdige genegentheden te
verlaten, en t'overwinnen de ſmaekelijkheden der verdorvene natuur. ,,De gene die niet waarlijk daer toe geneigt fijn, doen ſeer qualijk met ter Be
lidenis te gaen, en ſy ſullen noit vergiffenis van hare ſonden genieten, maar alle omkomen. Indien men door de belidenis of verklaring der ſonde vergiffe
nis kreeg ; ſonder twijfel ſou Judas die bekomen hebben : want hy beleed opentlijk het Rechtveer digbloet verkocht te hebben, en hy deed aenſtonts de Herſtelling, met hetſelfde geld aen de Phariſeen weder te geven. Maar dit alles baten hem niet,
door oorſaek dat de gierigheit dien hy in ſijn hert - -
-- - -
.
I
-
droeg,
13o De chriſtenen in deſentijt hebben niet, droeg, en ſijnen goeden Meeſter had doen verraden en verkoopen, ſich noch verhield in fijne genegent heit,die hy niet wilde verlaten niet meer als de mee ſtendeel doen der gene die wel dikwils ter belijdenis gaen,en ſijnde gierig,hooveerdigofonkuis,ſoó vol herden ſy meenigmael tot de doodt, niet konnende, of om beter te ſeggen, niet willende verlaten de ge negentheden waaraen ſy hun gekleeft vinden; en
geloovende met ſich te vleijen, vergiffenis te beko men door het middel haerder belijdenis ; 't welk een valſche Godts-Geleertheit is. Ik veracht ook niet dat de Chriſtenen ſich verſamelen om haer aen
de Tafel des Heeren te begeven, wanneer ſy waar lijkte ſamen vereenigt ſijn in den GeeſtJeſu Chriſti, en dat ſy inwendig hare Feeſthouding en welluſt met hem willen nemen; dit is wel te wenſchen , ja dat de Chriſtenen naer de manier van die der eerſte
Kerk , ſich alle dagen t' ſamen bevonden, om te verbreken het broot der genegentheden, die ſy hadden tot de Rijkdommen, en de ſelve gemeente maken aen alle de Chriſtelijke Broeders, om haer te dienen in den noot. Maar hoe ſouden ſy die harer goederen doen, wanneer ſy in are hertenſoo verdeelt zijn ? hebbende vergeten
#
dat Jeſus Chriſtus haerdeſe wederfijts-liefde aenbe volen heeft tot fijnder gedachtenis , die ſijn eigen leven niet geſpaart heeft om ons te verloſſen uit de
gevankenis der Helle , waar onſe ſonden ons inge voert hadden.
En hoe ſouden nu de Chriſtenen
konnen Gaſt-malen , en ſich geeſtelijk onderhou
den met Jeſus Chriſtus, wanneer ſy uiterlijk aen fijn Tafelgaen: dewijl deſe nieuwe caſuiſten of ſchrij -
VCTS
dan een Phariſees Geloof.
131
vers van de gevallen der conſcientien leeren, dat 3 Godt ſich nu niet meer mede deelt aen de men
ſchen ; dat hy ſülcx alleenlijk gedaen heeft met d'Oude Phropheten ? Indien dit ſoo is , waarom gaenſy dan aen een houteTaſel, en nemen het ver
derfelijk broot , dat haer d'inwendige gemeen
ſaemheit met Jeſus Chriſtus niet en geeft ? Alle de uitwendige Dienſt-plichten ſijnydel , wanneer ſy ons den toegank niet geven in de gemeenſchap van
onſen geeſt met die van Jeſus Chriſtus. Den eene
ſegt, dat de menſchen gaende aen de H. Tafel, het waarachtig lichaem en bloet Jeſu Chriſti leven diginſijn geheel ontfangen: andere ſeggen dat ſy dit geeſtelijk genieten. Maar ik kan niet ſien dat d'een of d'ander in de Waarheit is : want ſoo ſy in der
daed het levendig lichaemofden Geeſt Jeſu Chriſti ontſingen, ſy ſouden in hem leven , en men ſou
de werkingen ſien; nadien Jeſus Chriſtus ſelfsſegt, dat die ſijn Vleeſch eet en fijn bloet drinkt, die is in hem en hy in haer. Nu, indien Jeſus Chriſtus leefden in de huidenſdaegſche Menſchen; ſoo ſou den ouden A
dam uitgejaegt zijn, en de Liefde, d'ootmoedigheit en lijdſaemheit ſou in de menſchen Heerſchen, ge lijk die heerſten in het lichaem Jeſu Chriſti doen h opaerden leefden: want hy is noch de ſelfde enſal
noit veranderen, ſijnde onverdeeliglijk vereenigt met Godt in alle Eewigheit onveranderlijk; daer
om fijn der vele doolingen in alle de leeringen van
dieMenſchen. En ten is geen wonder dat de Schrift ſigt, vervloekt is de # die op menſchen vertrouwt.
Indien dit onheil ſoo groot is aen de # die
ſch op menſchen vertrouwt, ten aenſien der # -
-
I 2
1jk.
-
De chriſtenen in deſentijt hebben niet, 132 lijke goederen, dewijl haer meenigmaelin den noot
ontbreken de gene waar op ſy hun vertrouwen ge ſtelt hadden? hoe veel grooter onheylſal haer over komen , die, welke # vertrouwen op de men ſchen ſtellen, ten aenſien van 'tgene de Saligheit haerder zielenraekt?
Seker mijn Heer, ik ſchrik als ik er aen gedenk ! dat ſoo vele eenvoudige zielen haer vertrouwen ſtellen op de menſchen, en hunne Saligheit ſteu nen ophare Leeringen en gevoelens, die ik niet te min alle recht ſtrijdig bevin tegens de gene die Godt my geeft door het licht des Geloofs. Want
ſyſeggen dat Godt ſich niet meer mede deeltaende menſchen , gelijk hy gedaen heeft aen d' Oude Phropheten: en ik ondervind dat hy't tegenwoor
dig noch meerder doet ; en hymaekt hem gedue rig deelachtig in mijn Ziel ; ſoodanig dat wanneer de menſchen my geen verhindernis # , ik ſou gedueriglijk ſijne inwendige ſtem verſtaen in de gront van mijn Ziel ; 't geen ook alle de andere
menſchen ſouden doen , indien ſy hun ontlaſten van d'aertſche genegentheden,en van de bedrieche lijke onderhoudingen der menſchen, om de ſtem me Godtsaen te hooren.
deſe Caſuiſten ſeg
is geen wonder dat , dat Godt nu niet meer met de Menſchen #Dochten
reekt, en dat den H. Geeſt alleenlijk is nederge
aalt over d'Apoſtelen op den Pinxſter-dag : om dat ſy niets diergelijks in haer bevinden, want hun ne aertſche willens konnen de Hemelſche dingen
niet ſmaken. Sy moſten alle de beletſelen die ſyaen den H. Geeſt geven wegdoen, en ware Chriſtenen -
WOT
dan een Phariſees Geloof. 133 worden , als dan ſouden ſy wel bevinden dat dien , ſelfden H. Geeſt in hare zielen ſou nederdalen,en de *,
ſelve werkingen doen gelijk hy deed in de zielen
der Apoſtelen. Maar om dat ſy het Geloof verlo , ren hebben, ſoo konnen ſy de Waarheit niet meer, en leeren Leeringen die haer meeſt vleijen , en ſich beſt ſchikken na hare gemakkelijkheden. . Ik weet wel dat ſommige my ſterk laſteren, en ſeggen dat mijne gevoelens ſtrekken tot de vernie
linge der Kerken, maar ſy bedriegen ſich , dewijl ik met al mijn vermoge tracht om die wel op te bou
wen. Sy meenen dat ik de Heilige Vaders, of in eenige dingen de Conſilien wederſpreek. Ik heb u verklaert mijn Hr. dat ik noit noch d een noch
d'ander geleſen heb ; en ik kan niet ſeggen of ik haer, of andere tegen ſpreek : want ik verklaar al leenlijk de Waarheit dien ik ontdeck door het licht des Geloofs, en niets anders ; om dat ik noit yets van de menſchen heb konnen leeren, ſy hebben my
altoos tot beletſelen gedient : het welk ſy qualijk meenende deſe Verſtandige
# konnen ,
at ik 'et door de boekken of Predikatien geleert
heb. Maar ik ſou haer gaerne willen vragen die
hun leven doorgebracht hebben in het leſen der boekken, in d oefeningen der Hooge-Schoolen,
of in het bywoonen van de Predicatien der Wijſe Orateuren : of die Perſoonen de ſelve Wijsheit wel
bekomen hebben die Godt my gegeven heeft t'ſe dert dat ik aen alles heb willen onwetende blijven, endat ik my van de menſchen geſcheiden heb : en f ſedert den tijt mijner ouderdom van achtienJaren,
heb ik alles verlaten om Jeſus Chriſtus naerie vol W
I
3
geſla
De chriſtenen in deſentijt hebben niet, 134 gen. Want indien ik oit eenige dingen door de boekken of Predicatien geleerd had, ik ſou my noch daer van bedienen om meerder te leeren ; 't welk ik geenſints doe. Mijn School is d’eenſaemheit;
mijne boekken ſijn de ſuivere Conſcientie , en mijn Meeſter is den H. Geeſt. Dat die Geleerden ſeggen en oordeelen al wat ſy willen , maar ſy en behoor den niet quaat te weſen om dat Godt goet is, haer ſendende het licht der Waarheit om hunne zielen te
verklaren. Indien ik ſprak van mijne droomen,
van mijne Geſichten of openbaringen; ſoo ſouden ſyjuiſt niet verplicht weſen om my te gelooven, als ſy my niet wel kenden: om dat vele deſer dingen
verdachtelijk zijn. Want al is 't dat een ziel van Godt verlicht is, ſoo kan ſy haer noch bedriegen in het onderſcheiden der droomen , geſichten, of
openbaringen, wanneer ſy eens vermengt is met eenige eigen-genegenheden , of wenſcht en be geert dat eenige dingen geſchieden gelijk ſy haer ingebeelt heeft : dit verderft alle d'openbaringen die van Godt komen, en bedriegt ons , en het maekt dat wy andere bedriegen. Maar in 't gene
ik ſeg dat men het levendig Geloof moet hebben om Salig te weſen , en dat men moet beſeten ſijn met den ſelfde Geeſt als Jeſus
Chriſtus was, om
Chriſtenen te weſen;daer in kan ik niemant bedrie gen: al de gene die de wil hebben om Salig te wor den , ſijn verplicht om my te gelooven: want dit is den Inhout van het Oude en Nieuwe Teſtament,
hetgeen ik ſchrijf, als ik verklaer dat men het Ge loof moet hebben door 't welke d'Oude Patriarc
hen ſijn Salig geweeſt, en dat de Chriſtenen ook -
-
IIl OCtCFR
dan een Phafiſees Geloof. 135 moeten hebben de Wet des Evangeliums, en ſon deſelvet onderhouden niemant Salig worden
#
2R Il.
Ik breng niet nieuws in de Weereld ; men heeft altoos deſe dingen moeten doen om Salig te weſèn; en men heeft t aller tijden het Geloof,
# Hope en
Liefde moeten hebben , het welk den gantſchen Bybel begrijpt. Ik koom geen nieuwe dingen
brengen, maar ik doe aen de Chriſtenen ſien dat ſy van 't Geloof afgeweken zijn, haer aenbiedende den Ouden Bybel met eenen nieuwen indruk, om in hare herten in te prenten de nootſakelijkheit die daer is om ſijnen inhout waar te nemen, en het wa re Geloof te hernemen; ſonder dat neemt Jeſus
Chriſtus geen vermaek in ſijn Volk, wanneer ſy het Geloof verlaten hebben.
Syſouden my mogelijk vragen, hoe dat ik de Schriften weten kan ſonder die geleert te hebben; en ik ſou haerantwoorden die
# te hebben van
den ſelfden Meeſter dieſe gedicteert heeft, en van
den ſelfden Geeſt dieſe ingegeven heeft. De Oude Vaders hebben alles ontfangen door het licht des Geloofs, alſoo wel als d'Apoſtelen: en ik heb geen andere wetenſchappen als die ik door het licht des
Geloofs in den grontmijner ziel geleert heb. In diendeſe Wijſe Mannen eenen anderen weg ter Sa
ligheit konnen vinden, dan de gene die Godt my heeft getoont ; ſy mogen die behouden , en ſien waar ſy hun aen 't einde harer loopinge bevinden f
zullen. Het ſal yder voor ſich ſelfs weſen.
syſüllen my ſeggen dat ik niet moet veroordee len; 't geen ik geenſints - -
#", hebben eennige Ee
x 36
De chriſtenen in deſentijt hebben niet,
nige die onsOordeelen zal, en aenydereen geven ſafnaer ſijne werken, en niet naer onſe woorden noch gevoelens. Sooſy alleenlijk een goet natuur lijk oordeel hadden, ſy ſouden klaarlijk ſien, dat ſy van het Geloof afgeweken zijn, en in niet een eenig punét overeen komen met den Geeſt Jeſa Chriſti, en daarom konnen ſy geen Chriſtenen we ſen dan met den nacm.
Het is van onſen Ellendi
gentijt mijn Hr. dat de Schrift vraegt, of hy # in Iſrael ſal vinden wanneer hy komen ſat. Men mac wel antwoorden dat hy'er niets ſal vinden, De Chriſtenheit word vertoont door Iſrael, aengeſien dat die het Volk Godts zijn : en ondertuſſchen
hebben ſy ſijn Geloof niet bewaart, maar hebben dat verlaten om de Geloovens en meeningen der menſchen t'omhelſen : en ſy doen door overleve ringe veel erger als de Joden; haer meer hechtende
aen hunne eigene inſtellingen, als aen die van Jeſus Chriſtus. En men laſtert my dat ik deſelve niet preciſelijk onderhou; my by na voor ketter hou dende, om dat ik het Nachtmael niet onderhoud.
Men ſou haer moeten vragen waarom ſy ſoo vele Heremiten op de lijſten der heyligen ſtellen, die in de wilderniſſen geleeft hebben ſonder ter Nacht
mael te gaen ; gelijk eenen H. Paulus Heremijt, die in de tegenwoordigheit van den H. Antonius
ſtierf, naer dat hy hem ſeſtigjaren in de wildernis had verhouden ſonder oit yemand te ſien. Ik wilde dat ſy alle vervuld waren met de ſelfde ketteryen dien ik beſit, ſy ſouden haer wel meenigmael meer als eens daegs aen de Tafel des Heeren bevinden:
want een goede Conſcientie is een geduerigeMaal tijd;
dan een Phariſées Geloof.
137
tijd, hetwelkik God bij,hy wil doenfmaken - naer wenſch, dit doende blijf ik, Mijn HE ER, U E. ſeer ootmoedige Dienares, ANT H o I N ETT E Bo UR 1 GN o N. e
Uit Amſterdam den 18 Auguſtus 1669. T WEE DE BRIEF. Dat men de Kaers niet ontſteekt, om on der een Koorn-maet te ſtellen.
Aen den ſelfden, hem verklarende dat de Duivel de beſt meenende doet twijfelen,over de Waarheden Godts.
M YN HEER,
I K verwonder myſeer dat uw en Vriend tot Gent noch in twijfel is over het licht dat Godt my geeft,naer dat hy inſijn gemoet is overtuigt geweeſt dat den H. Geeſt mijn Meeſter is, en dat het licht
't geen hy my geeft, alle verſtant der menſchen te bovengdet, en om dit geloof te bewijſen, ſal ik u verhalen watter geſchiet is in dit geval. Als ik tot
Gendt was in 'tjaer 1666. ſijnde int'ſamen-ſpiaek met dien ſelfden Vriendt, hyſey my onder andere dat hy ſeer gearbeit had, om ſich opteſtellen tegens de quade leering van onſe nieuwe Godts-Geleer den, die onder andere dingen ſtaende houden dat men niet behoeft dan een leetweſen te hebben, om
: de vergevinge van fijne ſonden te verkrijgen, dat het berou der ſelve; de vreeſë van verdoemt te we
ſen, of de pijn der Helle te lijden, bequaam ge I 5
-
noeg
138 Dat men de kaers niet ontſteekt, noeg is om van Godt vergiffenis te bekomen. En l' hyſey in tegendeel ſtaende te houden, dat de ſon- ) •'
den niet vergeven worden dan door het middel van een waar berou, voortkomende uit leedweſen dat
men Godt vergramt heeft, om de liefde die men hem toedraegt: dat ditleedweſe en liefde die men
Godt toedraegt, bequaam is om vergiffenis te be komen, maar niet de vreeſë der Heleen verdoeme
nis. En hy vraegde ter ſelver tijd mijn gevoelen hier over, of wat ik geloofde van deſe ſoo verſchil
lige leeringen; dat hy wel wilde geruſt weſen door andere ſoo wel als hy in ſich ſelfs was: my ſeggende dat hy veel onkoſten had gedaen om de boekken te koopen van alle d'Auteuren die over deſe ſaek ge handelt hadden ; en dat hy uitydereen getrokken
had, de dingen die fijn gevoele verſterkten, waaro
verhy een boek gemaekt had'twelk de Doétoorste Leuven voor goet gekeurt hadden, en dat vele an
dere Theologianten van ſijne vrienden't ſelveſeer ach ten; maar dat 'et noch niet gedruckt was: my bid dende hem te ſeggen wat my docht van fijn beſtel, en of # gevoelen hier in met het fijne overeen fiam. En naer hem geantwoort te hebben van ja,
bad niy dat ik hem mijne gevoelens door geſchrift
wilde over geven, ſooſeyd ik hem al eenige dingen geſchreven te hebben, en ik ſtelde hem dry vel
len ter hand van mijn geſchrift, dien hy weg droeg
# # , en my over weinig dagen weder te geven, gelijkh deed; en als # # weder # , ſoo # ik hem wat hy er van docht: waarophy my al ſuch tende ſeide; gy hebt meer geſegt in deſe dry vellen, ':
met beloften
te
.
'
ſ
*
om ondereen Koorn-maet te ſtellen.
I39
ik niet gedaen heb in mijn geheel boek, dat my ſoo veel geld en tijd gekoſt heeft, en daarom ſal dat Boek den dach nuit ſien, en tenſalniet gedrukt worden: want deſs dry vellenſouden my beſchimpen en beſchaamt maken. Deſen perſoon was als doen verplicht t'erkennen dat den H. Geeſt mijn Meeſter was, en my groote
verborgentheden leerden : maart ſedert heeft den Duivel doen verydelen dit Geloof van fijnen geeſt; dewijl hy nu ſegt noch te twijfelen of mijne ſchrif ten onmiddelijk van Godt komen, of door fijn eenigingeven; het welk my wel ſmart. Want in
dienſooyverige en welmeenende menſchen noch achterdocht hebben , naer in hun gemoet over
tuigt te weſen , en de voldoening mijner perſoon
gehadt te hebben: hoe ſullen die gene twijfelen die my geenſins kennen, en niets geſien hebben dan een kleine afteikening mijner ſchriften? Ik wil trachten hare ſwakheden te verdragen, en haer niet alleen beveſtigen met mijne ſchriften, al is't
dat die bequaam zijn om alie ſoorten van geſtu deerde wetenſchappent overwinnen: maar ik wil ook alle vroome menſchen verplichten te belijden,
dat ſy in haer inwendigſte gevoelen, dat deſe ſchuif ten gantſch boven-natuurlijk en Goddelijk zijn,
door de werkingen die ſy doen in de zielen die daer toe waarlijk geſchikt zijn. Maar ik wil ook wel dat
men ſich onderricht van mijn perſoon, en wandel ſedert mijn kindsheit af, teneinde om te bouwen
het Fondament hares geloofs op den vaſten ſteen der Waarheit , die de Duivel wel fou willen onbe
kent maken, en doen twijfelen in alle dingen. Hy heeft krachtige voordeelige middelen om ditInvoor CIIl CIl
I4o
Dat men de kaers niet ontſteekt,
-
nemen te ſterken. Want vele perſoonen ſtaender te
deſertijt op; ſeggende dat ſy beſtiert worden door den H. Geeſt, ſprekende en ſchrijvende wonderhe den van dingen;ſy hebben droomen, ge ſichten en , welke ſy ſeggen van den H. Geeſt komen, en ondertuſſchen ſijn het niet dan bedriegeryen en ingevingen des Duivels. Want ik ken er (oodanige die preciſelijk door verdrag
# #
aen den Duivel verbonden zijn, hebbende hem
hare zielen overgegeven en God verloochent, vol gens dat eenige van die, my het ſelfs verklaert hebben : daarom moet men niet lichtelijk in alle
geeſten gelooven; doch wel onderſoekken of ſy
# Godt ſijn of niet, CIl.
vreeſënde bedrogen te wor
-
Maar om dit alles moet men de lichten des H.
Geeſtes niet verwerpen wanneer Godt die aenbied;
en als men eenmael gekent heeft waar ſy haer ver houden, ſoo moet men niet lichtelijk veranderen of die verlaten ſonder oorſaek, of om dat de men
ſchen haer verachten , aengeſien dat ſy verblind ſijn in de werken Godts. Idereen moet in ſich ſelfs treden en ſien of het gene dat men van Godtswege voorſtelt, Waarachtig , Goet, en Rechtveerdig
is. Want eenig dink dat deſe dry hoedanigheden heeft, komt ſekerlijk van Godt. Ik geloof noit iets van Godtswege voortgebracht te hebben ſon der deſe dry eigenſchappen. Maar de menſchen
hebben geen geduld genoeg om alles aen te mer ken, en d' uitkomſt der voorgeſtelde dingen af te , wachten, door oorſaek dat den Duivel tracht de
F geeſten t ontroeren en doen twijfelen aen de waar -
- -
heden
om onder een Koorenmaet te ſtellen.
141
heden Godts, ten einde de ſelvein hunne zielen niet # #
uitwerken een bekeering of verandering van het natuurlijk tot een geeſtelijk leven, waar toe alle mijne bybrengingen en voorwendingen haer oog
ºv
wit hebben , 't geen al de Weereld ſien kan met
7.
mijne ſchriften te leſſen. Maar den Duivel heeft ſoo veel machts over de geeſten der menſchen, dat wanneer hy haer niet kan doen twijfelen aen de waarheden waar van ſy overwonnen zijn; ſoo doet hy haer twijfelen aen de Perſoon door wien de
E
waarheden ſijn voortgebracht, op dat ſy die geen volkome geloofſouden geven, of die niet volgen met verſekertheit ; en hy windt meenigmael door deſen middel: want de natuur ontlaſt ſich gaerne van een Wet die haer ſoo tegenſtrijdig is, en is wel
blyde eenig dekmantel te vinden om ſich niet ver plicht te ſient omhelſen een Leering waar in het
vleeſch en bloet geen voldoening vind. Alle mijne leeringen geven niets toe aen de natuur, om dat ſy niet als d'Eewigheit beoogen. Vele gevoelen genoeg dat dit waarachtig is, maar ſy konnen haer niet ontlaſten van haer ſelfs, om die t” omhelſen :
daerom ſoekkenſy buiten de ſelve eenige oorſaken om die niet naer te volgen, gelijk uwen Vriend tot Gend doet, die ſich wel ſou willen verſchoonenſeg gende, hoe weetmen wie die Dochter is; ik heb haer wel
verſcheydemaelgeſproken, en in haer vele bequaamheden
gevonden, en een goet oordeel: maar voor de reſt, ſy is my vreemt en onbekend.
Ik ſou wel willen mijn Hr. verbeteren een ſoo grooten quaat, en aen alle de menſchen een volle maet geven , ten einde ſy niet meer konnen mijne ,
-
ſchriften
142
Dat men de kaers niet ontſteekt,
ſchriften verachten door onwetendheit , en dat de
gene die ſulcx doen, het doen door enkele booſ heit : daerom verklaar ik u wien ik ben, en waar
ik geweeſt zy, op dat ydereen vry is van fich t'on derrichten en geruſt te ſtellen, en dat menſen kan
dat mijn geheel leven is beſteer geweeſt ter Eere Godts, en om de ware Chriſtenen te ſoekken; de Weereld te verachten, en om Jeſus Chriſtus naer te
volgen. De Voorſichtige deſer Weereld ſullenden ken dat'et beter waar, dit door een ander geſchiede als door myſelfs: want ſy hebben een grond-regel, dat dengene die hem ſelſslooft, waardig is veracht te worden. Maar ik en heb niet voorgenomen om
hare Borgerlijke manieren te volgen tot nadeelder Waarheit. Ik ſpreek niets om mijnen lof of ver achting te ſeggen , maar alleenlijk om d'enkele Waarheit te verklaren, ten eindeydereen fijn ge noeg-doening nemen kan ſoohy begeert. Want ik heb grooteongevallen ſien gebeuren door de ge ne die het bedrijf van andere wilde beſchrijven:
ſy hebben meenigmael de leugens daer onder ge mengt door onwetendheit of door boosheit; en Men ſelfs in 't leven van ſommige Heyligen. alder vaſte deug heeft meenigmael den, en in de plaets hare onvolmaektheden ver heft, door oorſaek dat de gene die deſe levens be ſchreven hebben, niet gants in den geeſt der Waar
#
heit zijn geweeſt : maar trachtende meeſt teloven
het geen hare voornemens meeſt beveſtigde,of hun eigen baat voordeeligſt was. Daarom heb ik lie
ver diergelijke ongevallen voor te komen, vree
ſende of men naer mijn doodt, dingen van my be -
ſchreef
om onder een Koorn-maet te ſtellen.
I43
ſchreef die niet waarachtig waren, ſoo in goet als quaat. Ik ſal niet doen dan een enkel kort verhael van mijn leve met gerijf; ten eynde idereen
#
hetſelvemach onderſoekken, en niet meer mijne ſchriften herroepen in twijfel , door gebrek van
mijn perſoon te kenne. Want het ſou ſchadelijk weſen, indien de voornemens van Godt niet wier
den bygeſtaen door de gene die in hun gemoet
ſijn overtuigt geweeſt, dat den H. Geeſt in my woond, gelijk uwen Vriendt tot Gendt geweeſt is. Ik bidde Godt hem de oogen wil openen, en al de
menſchen van goeden wille, ten einde ſy de gele gentheit waarnemen als ſich die aenbiedt, en dat
deſelve niet laten ontſnappen, vreeſende ofſe van haer mocht wijken en niet meer wederkeeren. Siet hier den wenſch der gene die blijft, Mijn HEER, UE. ſeer Ootmoedige Dienares, ANT no 1 NET TE Bo UR 1 G NoN.
D ER DE BRIEF. Dat den tijtgekomen is,omdeWaarheit te verklarë. , Aenden ſelfden, hem waarſchouwende dat de menſchen in
alle dingen doolen, ſedert dat ſy den Geeſt der waarheit verlaten hebben.
MYN HEER,
D' Oorſaek dat de menſchen de WaarheitGodts aen nemen, is, omdat ſy de Weereld aenſienniet in een ander geſicht danſyis, en doordeſe g
Inl
Dat den tijd gekomen is, middel laten ſy haer bedriegen en verleiden door 1 de leugen. Ik ſie alle de menſchen der Weereld van alle dingen anders oordeelen dan die waarlijk voor Godt zijn, en ik kan nergens in vermerken dat ſy een recht oordeel hebben: daerom is het on I44
,"
mogelijk dat ſy tot de kenniſſe der Waarheit ko men, ſoo ſy die niet aennemen welke men haer -
van Godts-wege voorſteld, en dat ſy hunne voor ingenomene valſche inbeeldingen en Fantaſijen veranderen: want den geeſt die met een voor-oordeel ingenomen is, is geenſints bequaam de Waar heit t ontfangen, al waar 't dat Godt ſelfs met hem
ſprak gelijk hy aen Moyſes deed, omdat de voor inneming desgeeſt,'s menſchen verſtant berooft, en maekt hem onbequaam van andere dingen te begrijpen. Maar nu dat wy gekomen ſijn aen de # des tijds, ſooſendt Godt door ſijne barm hertigheit, ſijnen Geeſt der Waarheit op aerden, om alle dingen t onderſcheiden volgens de Waar heit die uit hem voort-komt, gevende ook aen de menſchen ſijnenGeeſt der Rechtveerdigheit,om al les te oordeelen door een rechtmatig oordeel, en niet naerden valſchen ſchijn, waar mede de men ſchen tot nu toe alle dingen geoordeeld hebben, niets vermerkende dan het valſche geſicht desWee
relds, ſonder gewaar te worden hare weſentlijke dadelijkheit, gelijk ſy waarlijk voor Godt is. De ſe gunſt die Godt tegenwoordig aen de menſchen doet, is d'alder grootſte dien hy haer oit gedaen heeft ſedert de Weereld geſchapen is: want hoe wel hyaen de menſchen veel lichts gegeven heeft,
door de komſteJeſu Chriſti op aerden ; ſoo heb * * *
-
ben
om de waarheit te verklaren. 145 ben ſy doch noit deſen Geeſt der waarheit ontfan gen, die haer de verſtandelijkheit aller dingen ge
geven heeft, de welke Godt haer uu mildelijk wil uitdeelen, volgens de beloften gelijk dien ſelfde
Jeſus Chriſtus gedaen heeft. Is het niet welbe ſchreijelijk mijn Hr. te ſien ſoo vele goede geeſten
haer Eewig heyl verlieſen om eene voor-inneming desgeeſtes, geen plaets te geven aen den Geeſt der Waarheit die Godt nu op d'aerde ſendt ? Idereen wil veel eer ſich vaſt houden aen 't geen hy eens begrepen heeft, dan aen de Waarheit Godts. ô Be
klaachelijken ſtand der huidenſdaegſche menſchen! die hare duiſterniſſen liever hebben als het licht !
En wanneer Godthaer komt begunſtigen met hun den Geeſt der Gerechtigheit en Waarheit toe te ſenden, om haer alle Waarheit teleeren ; ſoo ach
ten ſy die niet waardig om aen te hooren , en dat noch erger is; verwerpen en verachten die. Wat e voor een oordeel mogen ſy anders verwachten ;
#
:
d
dan dit, welke Jeſus Chriſtus verklaart, ſeggende, dit is hare verdoemenis, dat het licht gekomen is in de
weereld', en dat ſy hunne duiſterniſſen liever gehad hebben #
als het Licht ? waar voor ik bidde dat Godt u behoe
2. w
de, blijvende, Mijn HEER,
U E.ostmoedige Dienares A NT Ho1NET TE BoUR1G NeN.
Amſterdam den 5. Auguſtus 1666. K
VIER
146
-
-
VIER DE BRIEF.
Dat den H. Geeſt geen naſpeuring van noo den heeft.
Aen een naſpeurder van boekken, om hem te bidden dat hy deſchriften die door den H. Geeſt gedicteert zijn, niet wil naſpeuren, om dat die haer # genoeg goetkeu ren, en dat de menſchen de wegen Godts niet verſtaen. MYN HEER,
I k heb verſtaen dat mijn Hr. de Cort u een Ex emplaer van het licht ſchijnende in de Duiſternis eerſte deel, geſonden heeft, ten einde om't ſelve
te approberen; het welk ik niet goet kan vinden, om dat de ſchriften ingegeven zijnde door den H. Geeſt, niet moeten naageſpeurt worden door de
menſchen : ſy approberen genoeg haer ſelfs. De gene die deſe lichten leſen met een oprecht oog merk en ſonder voor-inneming des geeſt , ſullen bequame voldoeningen hebben van de Waarheden die ſy behelſen , door d'overtuiging harer Con ſcientie. En de gene die deſe inwendige geſtelte nis niet hebben, moetten de ſelve niet leſen; de
wijl aen haer dit licht niet geſonden is: het komt niet aenden dach , dan voor de kinderen Godts,
en die begeerig ſijn hem te behagen. De gene die
degoetkeuring der menſchen ſoekken, die en ſoek ken de Waarheit niet. Want wie ſou huidenſdaegs
de Waardeden konnen voor goet keuren, die de Sy willen veel eer
menſchen van Aenſien
#
gevleyd en gepreſen zijn, dan hare gebreken ver ſtaen, die men meenigmael hoort loven als of het
deugden waren. Onſe Eeu is ſooongelukkig, #G
"
Dat den H.Geeſt geen naſpenring van nooden heeft. 147 de Waarheit niet alleen ſonder Credit is , maar ſy word ook voor ſchandelijk geacht, vervolgt , en geweld aengedaen. Ik ben bemint geweeſt, ge eert, en geacht van alle de menſchen, ſoo lang als ik de waarheit van 't quaat niet ontdekt heb: maar
ſedert dat Godt my openbaar gemaekt heeft, en dat ik begonnen heb't ſelve te verklaren, ten ein de men ſich daer voor kon wachten ; ſoo vindt ik
my overvallen door vervolgingen. Gy weet wat ik tot Rijſſel geleden heb, en hoe veel geweld men edaen heeft om te bedekken de Waarheit van een
ſoo grooten quaat , en ſoo ſchadelijk aen de ge meente, en aen de Zaligheit der zielen. T en heeft
aen die menſchen niet geſchort dat ik het leven ver loren had ; waar toe ſy niets verſuimt hebben; maar allerley ſoorten van middelen gebruikt om my te vernielen ; ten einde ik de waarheit van 't uaat niet meer ſou konnen verklaren. Het is mirakuleus dat ik uit hare handen ontkomen ben.
'Ten is daer niet alleen dat de waarheit qualijk ge tracteert word , maar aen alle kanten. Geenige menſchen ſijn gaerne beriſpt in hunne gebreken. En de gene die meenen klaar ſiende te weſen, ſijn d'alder grootſte vyanden der Waarheit, die haer beriſpt; meenende al vol-leert te weſen, willende niets aennemen als 't geen van haer ſelven komt. Want de huidenſdaegſche herten fijn ſoo opgebla
ſen, dat ſy niets achten dan hunne eigene weten ſchappen. Hoe ſouden ſy een licht konnen aenne men dat haer beriſpt? Al waart dat Godt ſelfs, haer
dingeſeyde, contrarye aen die ſy eenmael in haren geeſt ingeprent hebben, ſoo ſouden ſy die geen -
K 2
ſints
148 Dat den H.Geeſt geen nefening van nooden heeft. ſintsaennemen ; om dat ſy de Eeraen haer alleen toe-eigenen willen, en ſy niet konnen lijden dat die aen andere toegeſchreven word , noch aen Godt ſelfs : daerom begeer ik geenſints dat gy dit
mijn boek, voor goet keurt; vreſende of gy de Eer mocht verkleinen die aen den H. Geeſt toekomt.
Gyſoud mogelijk yets willen uitdoen of by-voe gen: wacht u wel van dit te doen,ſoogy d'ongena de van Godt niet behalen wilt. Gy kond uwe Diſ
cipelen en ſtudenten wel verbeteren, om dat gy meer in de letteren gevoordert zijt dan zy , maar den H.Geeſt heeft geen tegen-ſchrijving van doen, om dat hy de Wijsheit Godtsis, die de wetenſchap aen alle menſchen geeft : daerom en raekt niet aen
dat lijntje, en onderſoekt dit werk niet om nate ſpeuren , maar wel om Salige lichten daer uit te trekken, tot voortſetting van uwe eigene vol maektheit. Want ſoogy dat wilt voor goet keu ren naer het welgevallen uwer gebroeders; gy ſoud moeten uitdoen alles wat niet ſtrekt tot lof der
Roomſche Kerk of andere Geeſtelijken, die ſich de
Pylaren der Kerk gelooven: dit doende ſult gy alle m
de hoogſte krachten van 't werk en de voornemens
van Godt, uittrekken , die my niet alleenlijk ge biedt het goet en de ware volmaektheit t'onderwij ſen , maar ook het quaat, en den armen ſtant #e
j
ner Kerk te verklaren. En daarom, het gene gy ſoud meenen uit mijne ſchriften uit te doen, om beſt wil ; ſou ſeer qualijk gedaen weſen , ja een ongeneeslijk quaat voor uwe conſcientie, die ſich ſou gelooven in ruſt te ſijn, naer de weſendheit der Voornemens van Godt uitgedaen te hebben, voor A
-
ſoo
Dat den H. Geeſt geen naſpeuring van hooden heeft. 149 ſoo veel in u is. Men moet deſe werken niet be
ſnijden,dewijleſy noch een groot getal kinderen aen Godt moeten voortbrengen, en ware Chriſtenen in het Chriſtendom.
Wacht u wel van iets daer
; toe te doen , want de minſte ſaek ſou aen Godt of
aen de menſchen mishagen. Soo gy de gaef van ſterkte des H. Geeſtes hebt om de menſchelijke in
ſichten t” overwinnen, en dit licht voor goet te keuren gelijk het is, en volgens d'overtuiging van
uw gemoet; ſoo ſult gy vallen in d’
# der
menſchen die in aenſien zijn : die ſouden mogelijk uwe goet-keuring doen herroepen, gelijk men my verhaelt heeft dat men den Biſſchop van Namen heeft gedaen , die een Nieu Teſtament geappro & beert # fijnde overgeſet door de Franſche niſten. Menſeid hem dat hy noit Eerdts-biſſchop 3 van Mechelen ſou geweeſt hebben, ten waar dat hy
#
dieſelve approbatie herroepen had. Hoe veel te meer ſou men u den oorlog aendoen , ſoo gy dit mijn boeck voor goet keurden. Men moet dat lie
, ver alleen laten loopen, en 't ſal genoeg ſich ſelfs # prijſen. De gene die 't ſelve miſprijſen hebben geen 4 oprechthert: ſy mogen dat laten voor bygaenſon
der geloof te geven. Ik ſal 't haer noit afvragen.
Want de Godtlooſen konnen de goede dingen niet iſ voor goet keuren.
3 , Ik heb hier hooren ſpreken van verſcheide boe
ken die verboden zijn, en het weinige 't geen ik , daer van in kracht gehoort heb, dunkt my van den # H. Geeſt te weſen. Men ontſègt ook in ons quar tier de werken van Ioannes Taulerus , en ik geloof
dat hy in de rechte Waarheit was. -
-
K 3
Men kan Tho
A
- 15o Dat den H. Geeſt geen naſpeuring van nooden heeft. ' Thomas a Kempus niet ontſeggen, maar men neemt vele dingen uit en voegter by, door den niewen druk, ſoo dat men de kracht van de Wijsheit des H. Geeſtesſeer vermindert: en ik wel mocht verwer
pen hetgeen de huidenſdaegſche menſchen voor
goet keuren. En indien ik noodig had teleſen, ik ſou veel eer ſoekken de boekken die men verbiet of
veracht, als wel nietdegene die ſy voor goet keu ren;meenende meer oprechte waarheden te vinden
in 't gene gemeenlijk door de huidenſdaegſche Ge leerden verworpen is, often minſten word de Waar
heit verſwegen of bedekt gehouden, door vreſe der vervolging of de verwoedheit der Godtlooſen, die met al hun macht ſich beneerſtigen om de voorne mens van Godt te beletten , die door een laatſte barmhertigheit noch eenmaelſijn licht wil ſenden aende menſchen van goeden wille; ten einde ſy uit hare doolingen mogen uitgaen, de welke nu door
de geheele # in 't algemeen verſpreit zijn. Ik weet niet een eenige Religie, ofſy is vol doolin gen: d' Eene op ſulken manier, d'andere op een andere: in de eene meer , in d andere min : maar
alle in 'tgemeen, enyder in 't byſonder leven ſy in een oefening recht tegenſtrijdig aen de werken en
leeringen van Jeſus Chriſtus en ſy ſijn alle in 't ge meen afgeweken van het levendig werkende Ge
loof. Daar is in de gantſche Chriſtenheit niet meer # de ſchors en den ſchijn. En al-hoe-wel in de leeringen, ſommige gevoelens nader aen de Waarheit zijn, d' een meer als d'ander; ſoo leven
ſy doch alle gelijkelijk naer het vleeſch en bloet, en
geenſins volgens den Geeſt Jeſu Chriſti. Sy noe IIl CIA -
N-
-
Dat den H. Geeſt geen naſpeuring van nooden heeft. 151 men malkander Dwaal-geeſten of ketters; onder tuſſchen is d'een dat ſoo veel als d ander.
Soo dat
de gantſche Chriſtenheit een volkome Babel der verwarring is, die welhaeſt moet verbroken zijn, dewijl de werkluiden malkander niet meer verſtaen, en ſpreken alle verſcheide Talen. Men moet Godt
danken die noch eenmaal voor het laaſt fijn licht der
waarheitſendt wel gelukſalig ſal hy weſen die dat aenneemt : maar weinig fijn daer toe bereit; want in plaets van t onderſoekken of mijne ſchrif ten ingegeven zijn door den H. Geeſt, gelijk ik die
de hoedanigheit geef; ſoo verwerpen ſommige die door onbehoorlijkheit, als komende van een Doch ter: andere houden die verdacht van kettery, om
dat ſy de quade gebruiken der huidenſdaegſche Chriſtenen niet toeſtaen. Indien dit een ketterye is ,,ſoo wil ik daer in wel voortgaen , en my vaſt hechten aen de lichten die Godt my geeft, alwaart dat alle de menſchen te ſamen de ſelve ontſeiden,
dat ſou geenige ſchaden aen mijn ziel toebrengen. 'En ik heb geenige vereyſſingen in deſe Weereld, dan de wille Godts te volbrengen, dien ik alleen
ljik heb begonnen t openbaren, hopende u de ſet ve noch meerder te doen kennen; ondertuſſchen
blijf ik,
-
Mijn HE ER, U E. ſeer Ootmoedige Dienares -
ANT H oIN ETTE B o UR 1 GN o N.
Amſterdam den 15. May: 1669. - - - 2'
K 4
v YF
152
VYF DE BRIEF.
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
Aen Mijn Heer de Cort, getrouwen en vertrouwden vriend, die omraedt vraegden over noodtſakelijke dingen hem
wordraedt gegeven, ook voor de volmaektheit van fijn ziel, en die van andere, welke hy onder ſijne beſtie ring had. MYN HEER,
I Khad voor genomen niet meer te ſchrijvenſon I der groote noodſakelijkheit, vreeſende eenige onnuttigheit te begaen, of overtollige herſeggin
# : maar ik heb ſedert geſien datter niets onnutte
# is, en dat onſen onderlingen handel altoos voor deelig is tot eenige dingen; daarom laat ik u de vry
heit om te ſchrijven wanneer 't u gelieft. Aengaende de kinderen; ik gevoel haer ten op ſicht van my, ſeer verkoud. Ik weet niet of gy dat ſiet, of dat # 't my niet derft ſchrijven. Hare zie
len dragen altoos getuigenis dat ik de Geeſt Godts heb: maar d'indrukkingen der menſchen ontroe renſeer haer verſtant. Die van Bruſſel maekt ſe al le ſtruikelachtig dien hy kan, omd' achting te ver
minderen die menſou konnen hebben van mijne voorſtellingen. Die van Mechelen gaen noch met meerder verwoedheit; ſoo dat ſonder mirakelen de kinderen niet konnen beſtandig blijven, ſelfsal- leenlijk om den Evangeliſchen Geeſt te hernemen;
door dien dat die verdrag-makers genoegſame liſtigheit hebben, om haer te doenſien, dat ſy dit alles welkonnen doen in hunne eigen Staat, ſonder
de middelen te volgen waarvan ik ſpreek. Ditis -
bedroeft
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
I53
bedroeſt dat d'uitverkorenen ſelfs in ſoo grooten
gevaar zijn , ſonder dat te kennen. Ik bid, dat Godthaer niet verlaat, en dat ſy de middelen mo gen waarnemen dien hy haer aen bied; ſy meenen dat ik eenige andere # heb dan de ſuyvere Eer en wille Godts.
Mijnen Saligmaker had wel reden om te herha len; laat u niet verleiden. Want hare bedriegeryen ſijnſoo liſtig, ſoo wel bemaſkert, en met redenen bedeckt, # d'alder klaer-ſienſten verblind zijn:
ſoodanig is dat quaat met ſchijnbare deugt bedekt. Een Moeder is altoos in ſorg voor hare kinderen;
voornamentlijk wanneer ſy die in gevaar ziet Den
geenen die my deſe teederheit voor hare zielen #
geven heeft; ſouhy my langer in bekommernis ten? Dat hy ſe veeleer uit mijn gedachtenis weg neemt,dan haer voor mijne oogen te ſien omkome. Ik ben Moeder der ware geloovigen en ſy gelooven niet v# geen ware Chriſtenen te weſen: ſooſy dit geloofden, het ſou my genoeg weſen voor het te genwoordige; om dat het overige haer genoeg ſal
# worden, in de waarneming der Evan eliſche Wet. Ik wenſch my dikwilsbyhaer; maar ik ben hier opgehouden om een goede oorſaek, on
dertuſſchen dunkt my datet niet lang ſalaenloo n: maar ik kan my niet begeven om tot Gendt te komen, noch ſiende geenige noodſakelijkheit, als om het beroep te vervoorderen, waartoe ik my niet kan begeven. Rakende de Suſters, ik had u wel geſeyt dat gy haer ontdekken ſoudt : maar de Suſter M. doet heel qualijk dat ſy haer ſoo bedroeft,
om dat het quaat voor het Volkſoo bekent is. Dat K 5 -
-
IS
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, is een gunſt van Godt : maar ſy leeft noch in hare
* 154
gewoonlijke natuur, die de ſchande noch verach tingen niet verdragen kan. Dit is geen Evange-
liſche geſteltenis, waar ſy naer haekt, om dat die vervult is met verachtingen, en verwerping der
Weereld. Soo ſy het Evangeliſche leven aengeno men had, ſy ſou in gevaar # van haer Moeder te verlaten, gelijk d' Apoſtelen hunnen Meeſter ver * laten hebben, in de eerſte voorval van ſchande. Ik heb haer altoosſwack bevonden in dit ſtuck, van
kleinachting te konnen lijden. Daer de Suſtersſoo tegen zijn om dit Meysken te houden: dat is de vre
ſe of haer vuiligheit mocht ontdekt worden: want
hebbende haer na mijn vertreckaen Godt bevolen, ſob ben ik niet dan te veel beveſtigt geworden, en ik ſou niet derven ſeggen datter een van alle die ik geſien heb, onbevleckt is van dit quaat;uytgeſon dert de Snſter M. Daarom wacht u van op yemand te vertrouwen.Suſter M.kan noit haren wil toeſtaen
ſonder dat ſy ſich in gevaar ſtelt van eenige macht aenden Duivel te geven, om haer quaat te doen,
doorhaer. Indien ſy ſoowel van hare macht verloſt is, dat ſy haer niet meer en ſtelt onder haren wil; het
zyin't verſwijgen van het quaat, of in de kinderen weg te ſenden: dit is een heimelijke mede-werking aen 't quaat. Het waar beter dat al het tijdelijke ten
onder ging, en dat de ſchande door de geheele We reld quam, dan den Duivelſoo te laten Heerſchen,
en fijn aenhangers te doen achten voor Heyligen: en ſoo veel quaat aen het gemeen veroorſaken, en
geveynſtheit inde Deugt;'t welk het bedroch en de verleyding van vele veroorſaekt, " Ik had
is:
--
at,
-
De
Gaſt Godts is voorſichtig en redelijk,
155
* dat ſy afſtant deed van haer gevoele, meer inſende de Eere Godts, dan de ruine van 't huis, dat haer
niets kan geven, dan meer vryheit om Godt te vol en, daer hy haer hebben wil; het welkſy ſoo niet # ſoolange als 't Huis in eere bleef: om dat ſy daer ſoo aen verbonden was.
ſou konnen
, 'k Heb gevraegt in wat plaets dat ik moet gaen, en my ophouden om ſijnen Evangeliſchen Geeſt te beginnen. Men heeft my# , overal. Ik en verſta niet, of ik over al moet gaen als een ſwer
veling,of dat dit overal, te ſeggen is, het is myon verſchillig, alle plaetſen ſullen myaengenaem zijn. Beveelt dit aen Godt om te ſien of hyu d'uytleg
ging ſal geven , maar houd tot dien einde uw ziel vry van alle byſondere begeerten : wenſcht niet
dan enkelijk de wille Godts tºontdekken. Deſen is ſecreet, maar d'andere is openbaer." * . :
,
Uyt Rijſſelden 22. Maart ANNo 1665.
:
#
*
* *
. .
. sEsDE BRIEF. .
. HEER, Aendenſelfden, MYN
over de ſelfdereden , ' '> n
. -.
. ... .
S Iet hier noch eene uitlegging die d'andere volgt, SD houd die verborgen voor alle, tot dat ik kom. Aengaende te logeren in het Armhuis; daer fijn geen redenen, niet meer in 't verborgen als anders; dewijl die verdrag-makers wel hebben derven ſeg
gen, dat het is, ſedertgymy geſproken hebt, dat die miſdaden gekomen zijn. Men moet niet mede doen
k
|
Y56
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk.
doen met hare valsheit : want tot nu toe heb ik aen
niemand van 't Huis geſproken, dan aen de Regen te; uitgenomen eens aen het kleine meysken in u
ſpreekhuys : en dit ſedert dat ſy al haer quaat ver klaart heeft. Nadien ſy geen oorſaek tot nu toe # hebben; ſoo laet ons haer die niet geven in et toekomende. Men moet ergens een kamer of huis vinden dat afgeſcheyden is van de menſchen: het is een kleine ſtek dat men 'tſelve voor een Jaar huert, al ſou ik er niet lang weſen. Ik heb liever
aen niemand onderworpen te weſen, en behelpen mijn ſelfs: want ik kan byna niet langer de Schep ſelen verdragen, om dat ſy ſoo tegenſtrijdig aen
Godt zijn. Ik kan door dit over al niet anders ſien, dan dat ik in verſcheideplaetſen moet gaen, gelijk d'Apoſtelen: het welk ſoo tegenſtrijdig aen mijne genegentheit is, die wel ſou willen blijven in een
hoexken ſonder daer uit te komen: want om te gaen, heb ik geen goede voeten, en ik heb deſe erheit niet om over een plank te gaen: en ſoomen my geen byſtant doet opeen wagen of in een ſchip, ſoo # ik in vrees : aengaande het o ben ik . Soo geheel in Godt; hoe, en waar 't hem gelie hy my beveſtigt dat ik reiſen moet; ik ſal het doen
#
totter Doodtſoo 't hem belieft. •,
-
Aengende de Dochters, ik weet niet hoe ſy my
ſouden dienen, dewijl ik geenige dienſt begeer: en ſooſy hun ſchicken tot alles te verlaten, alleenlijk wanneer alles verwoeſt word; dat is een kleine ſaak; de Godlooſen ſouden ſtilx ook wel wenſchen, om van de plagen verloſt te weſen. Dit moet komen
uit een ware begeerte, om d Evangeliſche raedt : ::
-
- - - - -
gevin
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, 157 gevingen t omhelſen, die ſy niet gevolg: hebben tot nu toe. Al waar 't dat alle dingen haer voor ſpoedig ſouden weſen tot aen de doot: ſoo moeſten
y d'Evangeliſche raedt volgen, want anders, de natuurſchuwt alle de quaaden die ſyhaat;als ſmar ten en vervolgingen. Ik ſagſe # eerſt meer geeſtelijk, want levende volgens de natuur, en ſy hun benaeuwt vindende van eenige noodſakelijk heit; ſoo behoeft men niets te verwachten , dan murmureringen gelijk de Kinderen Iſraels tegens Moyſes deden. de
Want al waar 't dat ik hun alle
# dede die in mijn macht is, ſooſoud ik
hun niet konnen beloven dat ſy noit geen gebreck ſouden hebben, of eenigen noot. Het ſtaetaen
Godt om te bevelen 't geen hybequaam ſal vinden tot hunne Saligheit.
Aengaende hetgeen ik ſeg van mijne tijdelijke goederen: dit is niet dat ik bekommert ben of ſy moeten vergaen of niet , dewijlſy my tot een laſt zijn: en ſooik die behou, dit is om dat Godt geſeit heeft, ik de ſelve van nooden ſal hebben tot fijnder Eere; anders ſou ik my over lang daer van ontſla gen hebben: want ik heb ſe noit gebruikt als ſijnde
mijn eigen dingen, maar als uitdeelſter:ſoo dat het geen my moeijelijk valt, is d' ongetrouwigheit van mijnen ontfanger, en de vreeſe van meede te wer
ken tot fijne ſonden, met die aen hem te laten: en anderſints ſoo ik hem die afneem, kan hy my qua de bediening doen. Siet hier al mijnen ſtrijd, en waarover ik uw goet dunken gevraegt heb.
Wegens de Erf-brieven van Noordſtrant, die
ſijn alle noodſakelijk; het is een geringe ſaek datWat die
158
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
wat gelt ſullen koſten. Aengaende het huis; men ) moeſt weten of yemand dat wilde aennemen die geen huis heeft ; en dat men van yemand verſekert waar, die daar voor wilde borg blijven en de waar de betalen : in ſoo een gelegentheit ſou men die moeten helpen. Maar # iemand dat kreeg die alreede een huis heeft, gelijk dat tot nu toe geweeſt
is ſonder gebruikt te worden, in ſulken geval heb ik geen huis van nooden: wy ſullen daar van ſpre
ken oponſet'ſamen komſt. Ik wacht niet als na d'andere atteſtatien om te vertrekken.
Ik ſalu
noch te vooren ſchrijven : blijft vreedſamig en ver noegt; Godtſal alles wel doen op ſijn tijd. De lief de moet noit verkouwen onder de Broeders, als is't
dat er eenige tegenſtrevingen zijn ; dit is onder d'Apoſtelen wel geſchiet: alles ſalſich wel ſchikken
t'ſijner tijd: God aen fijne kand verdraagt onſe on getrouwigheden wel ; het moet ook fijn dat wy
d'eenden ander verdragen in 't gene dat Godt niet mishaegt.
Ik weet wel dat ſoo mijne tegenpartyen wiſten dat ik beſig ben om hare vuiligheit t ontdekken;
ſy de gelegentheit ſoekken ſoude om my te doen Dooden, indien ik noch weder herwaerts keerden.
Het waar veel beter naer mijnenraedt, met haer geen doen meer te hebben.. " Pleecht wat raed met
de Broeders: ik heb hier niemant om my te raden. Mijnen Huiſwaart is noch niet onderrigt van de Goddelijke voornemens : ik heb alleenlijk ſedert twee dagen mijn hert aen hem beginnen te openen. Hy ſal wel moeyten hebben om my te verſtaen,
dewijl hy met de gemeene leeringen ſoo vervult is, Hy
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk, -
159e
Hy gelooft dat ik niet buitenſporig ben, en dat den Duivel geen vat op mijn heeft , en ook dat Godt my fijne verborgentheden deelachtig maakt.
Ondertuſſchen kan hy de komſte Jeſu Chriſti in heerlijkheit, niet gelooven; om dat de H. Vaders
daer van niet geſproken hebben , ſonder aen te H. Joannes weende om dat nie mand waardig wierd gevonden, het Boek te ope
merken dat den
nen dat met ſeven Zegels verſegelt was; het welk de verborgentheit van die toekomſte is, waar van
alle Propheten ſoo meenigmaal geſproken , en de H. Vaders dit ſoo dikwils geleſen hebben, ſonder
dat te verſtaen , noch Jeſus Chriſtus ſelfs niet ter wijlhy in de Weereld was, tot dat hy was gedoodt geweeſt en opgevaren tot ſijnen Vader. . Dit, dit
Lam alleen, is waardig geweeſt deſe verborgent heit te openen, en noit yemand anders: noch voor
ſ
5 # #
hem, noch naer hem. Ondertuſſchen de menſchen alsof ſy aen Godt wilden regels geven, ſeggen; in dien dat waar Was, de H. Vadersſouden daar van geſchreven hebben ; ſonder aen te merken dat dit een verborgene geheimnis is, tot den tijd die Godt Voor ſich heeft. Ik ben ſoo vol melk der verſtan
delijkheit van die ſaken , en ik heb geen kinderen
: om te ſuigen. Wanneer een Moeder benouwt is # van haer melk, en ſy hare kinderen niet heeft;ſoo %
eeft ſy 't aen een vreemdeling, of wel aen een
ſ
ondt. Ik twijfel of ik ſal moeten gaen onder de # Heidenen, die de vreemdelingen zijn , of onder #
de Joden, die honden zijn, welke het onbevlekte
r |
Lam verſlonden hebben.
|
Gyſult my ſeggen dat gy een kindt zijd: maar gy
\)
16o
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
-
gy ſlockt ſoogulſig dat de melku ontloopt, en dat mengedrongen is u die t'onthouden: trekt wat be
daardelijk. Ik bid u verſpreyt deſe dingen niet, dan aen de gene die 't Godt wil bekent maken, an
ders is dit, het broot der kinderen aen de honden te geven, en ſich ingevaar te ſtellen van gebeten te worden,
-
En vergeet noytdat wyindien gevaarlijken tijd zijn, dat wy moeten gaen als tuſſchen twee ſlag orderen, die alle hun krijgs-geweer veerdig hebben om ons te vernielen. Wy konnen de quetſuren niet ontgaen , maar wel de dood. Indien wyle vendig moeten tegemoet gaen voor onſen Wel-be minde; ſoo moeten wy noch wat lichamelijk leven, maar veel meer geeſtelijker.
Ik heb Mr. C. gebeden om ſijn beraad te hebben, om te weten wat punét ik meeſt moet voortſetten
door mijne verklaringen. Ik weet niet ofgy hem mijn brief over gelevert hebt, dien ik hem neffens d'atteſtatien ſondin ſijn ſieckte. Ik had Mr. N. ook gebeden over dat ſelfde beſcheit, maar hy wil groot blijven : want de kleine kinderkens ver yreemden hun noyt van hare Moeder, al-hoe-wel
ſy in de modder gevallen hadden, ſy ſouden by haer Moeder loopen om hun ongeval te klagen, al
waart dat ſy maar een klein doekxken op de wonde ley, ſy ſouden gelooven geheel geneſen te zijn, om den trooſt dienſy ontfangen ſouden.
Het moet
fijn dat hy eenigen band heeft die hem terughoud. Ik heb evenwel vele goetwilligheit tot hem. Ik op offere "# alle aen Godt. door14ANT Ho 1 N 166# Er rE B oUR1 GNos. Uit Rijſſelden September b
De Geeſt oodtsis voorſichtig en redelijk
16,
SEV EN DE BRIEF.
Aendenſelfden over de ſelfderaden,
-
MYN HEER,
I K had deſe uitlegging geſchreven met meening
,
die aen de kleine Soonen te ſende , ten einde de
kinderen geſamentlijk wat licht ſouden ontfangen
hebben : maar ſiende dat ſy geen onderlingen han del begeren, ſoo heb ik haer dit niet derven (enden,
vreeſende of hare conſcientie niet ſterk genoeg mocht weſen om de Waarheit te verteeren. Neemt
ſe tot uwe vernoeging en ſend my die weder, om dat mijn Waert my verſocht heeft hem te ſchrijven
wat ik van die Evangely ſeggen wil, voorſtellende dat hyſwaar van begrijp was: Ik mag hem het ſelve hier naer geven. k'Heb vele ſmarten van de kinderen in ſoo groo , te gevaarlijkheden te ſien; ſoo dat ik niet en weet
hoe dat ik in 't leven blijven ſoude , wanneer ſy in deſen ſtant ſturven. Den Duivel heeft hun ſooda
nig verduiſtert dat ſy de redenen niet meer begrij pen; en dit is geen wonder, dewijl die aenhangers der booſen,ſoo gemeenſaem met haer zijn. Ik heb
, dikwils in mijn memory gehad, den Biſſchop, den Deken, de Preſident, P. V. L. P. V. N. van Bruſ
ſel: alle deſe perſoonen ſijn my in ſoodanig gevoele' als N. N. en dit verſcheidemael beveſtigt. Bedenkt
een weinig of dit wel gaen kan, dat ſy deſe voor hun raatsmannen en vrienden hebben.
Ten is
geen wonder dat ſy verleid zijn gelijk onſen Heer
voorſeit heeft, dat ſy de uitverkorenen ſelfs verleiden e
k:
zMllen,
j
162 De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, zullen. Indien Godt my de teerheit van een Moe derlijk hert ontrent haer, niet gegeven had; ik ſou \' ſo vele vrees van haer verderf niet behoeven te heb
ben; dewijldatydereen ſijn eigen Saligheit bewer ken moet.
Maar ik kan de teerheit die Godt om
harent wil in mijn Hart geplant heeft, niet wegne men: ik benſeer benaeuwt, wel wetende datet door
onwetentheit geſchiet 5 en dat ſy meenen beter te doen met aen die menſchen te gelooven , als aen
my. Dit is goet ten aenſien voor de menſchen; maar voor Godt, ſal deſe onwetendheit hunne ſon
den niet verſchoonen; om dat hy haer te veel lichts
van my gegeven heeft: ſoo dat ſy noitſonder wroeging conſcientie konnen ſeggen , dat ik van Godtharer niet ben.
!
Beſiet eens wat ongeluk dat Godt voorſeit heeft, t'ſedert het begin des Weerelds. Hy geeft haer noch byſondere inwendige lichten, hy doet haer
:
-
n
ſoo gevoelijkaenſeggen, en met ſoo vele krachti ge ſluit-redenen, dat d'alder Iuwſte menſchen het
moeten begrijppen : en met dit alles noch te gaen
raedplegen by de Godlooſen ! De Schriftuur, kan die miſſen? En Godt, kan die doolen? Dit hoort beſchreyt te worden met bloedige tranen! Blijft ſtantvaſtig , want den gene die tot den einde toe volharden zal, die ſal alleen Salig zijn. Ik verwacht wat gy my ſult laten weten, van 't -
gene God uſal te kenne geven van dit overal. Want ſoo ik geloofde dat men ſou moeten ſwerven van d' een plaets na d'ander , ik ſou ſeggen, komt by
my, wy ſullen te ſamen reyſen tot den Dag des Oordeels, die veel nader is als men meent : maar -
L 2
ik
|
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
163
ikſie niets anders dan dit overal, ſonder 'tſelve te verſtaen.
,
' • •
-
-
, Aengaende dit gevoele, van of die Paſtoor wel gedaen heeft, met aen die Dochter te ſeggen , dat er niets en is naer dat ſy haer ziel voor een ſomme
geldsaen den Duivel gegeven heeft; 't welk ſy in derdaadt heeft ontfangen : dit is waarlijk een doo ling. Want indien ſy een was die ſich ſeide beſeten
te zijn, of een Tooveres te weſen , menſoude dat konnen bedekken door eenige bewimpeling, en gelooven dat 'er niets aen is. Maar een perſoon van goeden ouderdom en goet verſtant, die in't ge heim en openbaar verklaart, dat ſe haer in noot
bevindende , met den Duivelgink ſpreken, om
hem haer ziel over te geven op ſekeren tijd: en ſy ſegt in vertrouwen; k heb dit gedaen met voor
dachten toeſtemming van mijne wil, ſonder dat ik een beſetene, ofTooveres ben; alleenlijk dat den
duivel my aendringt om een te worden, en of een Paſtoor wel doet met een ſoodanigen ziel niet by. te ſtaen die onder ſijnlaſt is
# omſijne hulps
Ik ſeg dat een ſoodanig gevoelen niet dan van den Duivel komen kan, want de Paſtoor van des Doch ters geboorte# , die ſchrijft aen de Matereſſe
van 't Huys, dat ſy waarlijk medogentheit waardig is, en dat men haer moet helpen, en dat hyſeer woede kennis van haer heeft: maar dat de ſaekver
orgen is. De Dochter daer ſy woondwaekt by t
na alle nachten, en verſtaet het getier en de ſlagen, die de Duivel haer geeft, en men ſiet des anderen,
daegs de teekens op haer vleeſch. De kinderen, aen de Duivel toe#
ſtemmen niet
s":
3.
-
u
.
-
164
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk,
hem te bedekken onder ſoo ſchoonen ſchijn: maar ſy doen hem onwetende ſeer goede dienſten. Ik en weet niets meer te ſeggen van alle die Duivelrij. als dat het quaat nu ſoo groot is, dat er geen her
ſtelling meer aen is, en dat men fich moet ſtil hou den, verwachtende dat Jeſus Chriſtus ſelfs alles komt vernietigen; daarom raed ik u , dat gy die kinderen vaſt houd in 't Armhuis, in eenigbyſon der vertrek , ſonder eenig gerucht te maken; en tracht hun te vermanen tot bekeering : en na de mate dat gy eenige ontdekt, doet dat ſelfſte ſonder iemant daar mede te bekommeren. Want dit is e
ven de ſelfde ſaek als in ons Arm-huis, waar geen andere vrucht geweeſt is dan mijne vervolging. En om de Suſter M. ſoo ſy geen vruchten ſiet om het quaat t ondekken, wat nuttigheit kan ſy ſien
met dat te verbergen, danydereen in gevaar te ſtellen van qualijk gehandelt te worden aen zielen
lichaem, door de perſoonen die van ſulke weekig heit zijn ? Sy oordeelt naer de menſchen, en ik
naer Godt ; daarom is er geen over-een-koming : want ſoo my dat aenging, ik had liever dat het quaat bekent wier , om de welvaart van ſoo vele
menſchen, liever dan dat verborgenſoude blijven, om de tijdelijke welvaart van dat huys in 't: - by ſonder. -
Uwe geſichten over de bedriegeryen des wee relds, ſijn waarachtig. Ik geloof dat den Duivel Toovereſſen tot Bruſſel geſonden heeft, die hun als Heylige aenſtellen, om mijne toekomſt voor te
komen, teneinde ik niet ſou gelooft worden. Soo
mendit wel wilde onderſoekken, menſou groot -
onder
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
165
onderſcheit tuſſchen d een en d'ander zien: maar
Godt alleen is den rechtveerdigen Rechter. Ik
ſou gaarne weten wie die Jonkman is, die geſeit heeft dat men my wel in eewige gevankenis ſou ſtellen, en van wien dat hy't heeft. Want hier is men van geloof dat men my niet meer en ſoekt, alwaart dat ik my vertoonde, men my niets eyſ
ſchenſou. Schrijft my debyſonderheden ſoogy ſekond weten.
>
-
Uwenraed van te gaen ſpreken aenſijn Exelen
tie, ſou goet weſen indien men verſekert waar dat
ſ hy een vroom man is, maar daar van niet verſe kert fijnde, ſooſoumen ſich in groote beſlomme
ring ſtellen. Als ik alles wel in ſie, ſooſoud ik my welin een hol verborgen houde alle de dagen mijns levens, indien 't niet waar dat ik my moeſt herſtel
4 lenenverdedigen ; 't geen ik twijfel noch niet uit
iſ gewrocht is, anders ſoud ik mijne kinderen aen
t Godt bevelen, die hun ſooſeer achterwaerts trek
ken van een ſoo wichtigen zaek. Maar ik ſalnoyt iets doen dan't geen aen mijn lieve Meeſter beha gen zal.
*
-
-
, Soo ik tot Mechelen quam, my dunkt dat ik
daar alſoo veel vyanden ontmoeten ſou als tot Rijſ ſel; ja noch meerder, omdat ik daar ſoo wel niet
bekendt ben. Ik recommandere myaen alle ware geloovigen.
5 , Ik heb in vertrouwen aen de gevangene dochters doen vragen, wat voor een bevel datet is 't welke , haer beledene quadenſoo doet herroepen. Sy heb ben geantwoord, dat alle vier, deJe uiten, Min
inebroers, Dominikanen L.en3Minnines zijn , # | at,
166
De ceeſt Godts is voorſchtig en redelijk
dat hebben doen herroepen. Beſietarbeiden. een weinig hoe dat die menſchen voor den Duivel - is
vis Rijſſel ºf Palm-Sendach 166s. 't ,
«
-,
ACHTSTE BRIEF. Aen den ſelfden, over de ſelfde reden. MYN HE ER, '
Khebdenuwen op 23. Ontfangen, niet weten de wanneer die geſchreven is, omdat den datum
is uitgelaten. - Aengaende d'affairen al hier die vervoorderenſeer weinig, de Prieſtersſijn hier noch
beſig om met de Mageſtraat te ſpreken over d'ac cordatie, ſonder te weten wat uitkomſt men ſal konnen hebben. Den Deken draegt hem niet,
om my vry te maken van de Regering, dewijl hy't oordeelt een openbaargroot goet te weſen voor de gemeente: maar dat hy in het licht der Goddelijke voornemens was, hy ſou wel een veel grooter ſien, in de vernieuwing der Evangeliſchen Geeſt. Ik heb myaen hem noch niet geopent; om dat alle de
Wijſen ingenomen ſijn met hunne eigene weten
ſchappen, 't welk een verborgen hoovaardy is, die
# niet kennen: want indienſy die kenden, ſy ſou en hun niet laten voorſtaen, wijſer te weſen dan den H. Geeſt, met niet te willen kennen het quaat, 't geen hy wil dat men kend: noch ook wijſer zijn, met fijne lichten te willen verduiſteren, en ſijne Wijsheit te bepalen aenden tijd der Out-Vaders.
Pit is, te willen verdroogen de Fontein-ader fijner goetwilligheit, die overvloedelijk over de men ;
; ;;
*
.
#
*
,
-
ſchen
De ceeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
167
ſchen moet uitſpringen, tot aen 't einde der Wee reld, en meer en meer verklaren d'onwetendheit
der Schepſelen, die de wonderen Godts niet ſullen begrijpen, dan in de volheit destijds : en altoos klaarder tot aen 't einde des Weereldts, waar men
volmaektelijk kennen ſal, 't geen tot nu toe niet is
gekend geweeſt, dan ten deele. Ik vrees dat hare menſchelijke leeringen het licht des H. Geeſtes be letten zal: en dat haer al te veel weten, ſtootenſal tegens de woorden. Gy moogt Godt wel danken
over de lichten dien hy u toebrengt, en uw leve
ſchikken naer fijne gunſten. Ik geloofdat alle de kinderen komen ſullen, wan neer ſy hare zielen ſullen geſuivert hebben; of an ſlºt
dersſou het te vergeefs zijn, dat Godthaer geroe pen heeft tot het Bruilofs-Feeſt; ſooſy dat wilden weigeren.
Het waar beter het Talent niet ontfan
gen te hebben, dan dat te verbergen. Ik dachru af niet meer te ſchrijven ſonder groote nootſaeklijk
heit, maar door vreeſe dat gy mijnent-halve in be ommernis mocht weſèn, ſend ik noch deſen; ten einde ook om te verklaren hoe't met de ſaek van M. V. is: Ik heb haer door uw verſoek meenigmaal
aen Godt opgeoffert; en ik heb verſtaen dat ſy
# waar Chriſten is ,
gelijk als ik u geſchreven ad: en aenhoudende om te weten of ſy noch niet
bekeert was; men ſeide my van Neen: en hebbende gebeden om te weten, hoedanig ſy weſen ſou, in geval haer de dood over qnam : ſoo wierd ik be vangen van een koude t' # over het gant
ſche lichaem, met een groote verſchrikking : my wierd indachtig van den Doctoor, die oorſaek was -
T-
-
-
L 4
,
van
168
De Geeſt Godt is voorſichtig en redelijk.
van de bekeering des H. Bruno. Ik vroeg doen ook: en de kinderen ſijn die ook in deſenſtant. De kou
de t ſiddering verdubbelde, het welk my't hert toeſloot, door vreeſe of ſy mochte ſterven eer dat ſy in den ſtant der volmaekte Chriſtenen waren.
Siet daar, de ſaek waarvan ik door mijne voor gaande heb willen ſeggen. En wat aengaet de ſeve dood-ſonden; ik wilſeggen, dat gy moet ophou
den van te doen't geen ſy behelſen : gelijk als Gul ſigheit, Luiheit &c. Dit is geen bedrijf, maar een onthouding en nalating, gelijk ook in de Gebo den Godts meer is dat men nalaten moet, als doen.
Godt aen te bidden; dat is een bedrijf. Sijnen Naam niet te misbruiken; dat is een nalating: en ſoo met alle het andere. Het gene Godt gebiedt, dat ſijn bedrijven , en het gene hy verbiedt, dat ſijn nalatingen. 't Is hier over dat ik ſeg, dat in 't betrachten der deugt, meer nalatingen dan bedrij
ven voorkomen. Dit is te ſeggen, dat men # meer moet onthouden als onderwinden.
Want
ſight'ontrooven van de vermakelijkheden des le vens; is beter dan die tot een goet einde te genie ten.
Sigh ſelve verſaken, is beter dan weldoende
ſijnen wil te volgen. Niets beminnen op aerden: is beter dan goede dingen lief te hebben. Geenen wil hebben, is beter dan goede willen te hebben:
om dat den gene die geheel aen Godt is over gege ven, moet niet meer uit ſigh ſelve bewerken't en
ſy dat Godt hem beweegt : aengeſien dat wy wel meenigmaal genegen fijngoet te doen, en goede
begeerten hebben, om de natuurlijke voldoening
gië wyin't goede vinden. Wykoanen het # - --
OO
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
169
ook doen door genegentheit, of menſchelijke in ſicht; ja doorydelheit, of beminnende een goe
de naam, of door menſchelijken lofenprijs:ſoo dat in de deugt, d'onthouding altoos het ſékerſte is. Armoede, Kuisheit, en ehoorſaamheit; ſijndry
Evangeliſche deugden, alle van nalating, men be hoeft niets te doen om die deugden te beſitten, dan
ſight'onthouden van de rijkdommen te begeren,
Van de vermakelijkheden, en van ſijn eigen wil.
Ik heb ondervonden, dat ſoo lang als ik veel heb wille weten, ſoo ben ik in alles onwetende geweeſt;
sn't ſedert dat ik niets heb wille weten, ſoo weet
ik alles. Gelijk als ook doen ik heb willen mijne goede bedrijven vermeenigvuldigen, ſoo heb ik #ºen Vereeniging met Godt gevonden: maar ſedert
dat ik mijne vermogens heb doen ophouden, ſoo gene hem belieft, heeft Godt in my gewerkt hetſelfdeſaek geworden. ſijnen wil en de mijne, is een gymoogtet hem wel Broederſal verſtaen; dit De wel ſeggen. Daer moet geen vervreemding ſijn onder de Broeders, dewijl ſy niet dan een moeten zijn in Jeſum Chriſtum, indien ſy in het licht der hoogſte
Wonderen Godts noch niet zijn; ſy ſullen daarge raken, wanneer ſy in der daadt geheel aen Godt zijn. Men moet noyt diſputeren; den H. Geeſt
werkt niet door twiſt. Houd dat gy hebt totaen einde, en bidt Godt dat hy haer verlicht ſoover als't tot ſijn Eere ſtrekken zal. De ſtrijd-redenen,
dermenſchen fijn niet dan #
en, waar
" den Duivel fijn deel heeft, en hy verſuimt niet, "nſijne liſtigheden mede te deelen aen de Veel -
L 5
Wetende
g7o De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. Wetende geeſten, op dat de herten nietſouden opz
gewekt worden door de dreygementen Godts.
Uwe gelijkenis van d eerſte toekomſte Jeſu Chriſtiaen de tweede, is wel aengevangen: Want
d'eenvoudige hardere hebben 't alleenlijk gelooft. De Wijſen hebben dat niet erkent, maar de Groo ten hebben hem ter dood vervolgt. Doch in de tweede toekomſte , ſullen de Wijſen dat kennen
door de H. Schriſt, die niet dan daar toe ſchijnt
gemaakt te zijn : Want den Staat waar Adam aen t begin des Weerelds in geſchapen is geweeſt, is niet dan het voorbeeld van deſen wel-gelukkigen Staat, waar in de laatſte Chriſtenen moeten leven. Dit is het Kooninkrijk dat de Vader voor ſijnen Soon bereid heeft van de grontlegging der Weereld af DeWijſen die hunne ziel willen vereenvoudigen, ſullen dat kennen door ſtudie, en ſullen verſtande lijkheit hebben van alle de Propheten,Apoſtelen,en byſonderlijk van d'OpenbaringJoannes, die van niets anders ſpreekt daarom is't dat den HJoannes
ſegt, wel gelukzalig zijn degene die dit ſullen verſtaen. Dit is waarlijk het grootſte Heyl dat oyt aen de
Schepſelen gebeuren kan. Seer weinig ſullen 't waardig zijn, dan degene die Godt heeft uitver koren. Ik ben verblijd dat de kleine N. en de Regente -
-
-
haer trachten aen Godt te kleven : Sy hebben be
# genoeg om my te volgen : maar ik vrees dat ſy wel moeyelijkheit ſullen hebben om my naer tegaen in d'overgeving harer wil. Het moet fijn
dat de mannelijke kinderen ſullen beginnen, vol
gens de bevelen van onſen Meeſter ; Waer na # -
-
/
--
-
CTS
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk
171
dere ſullen volgen. Ik wenſcht aller uure de ver alle bintenis onſer harten. Den tijd die naekt :
mijne krachten ſijn niet als daer toe. D'affairen fijn niet dan ſpillen om dit webbe te weven. Indien w
niet in 't kort accorderen met dat Gaſt-huis; ſoo
ſºlik kome, om te ſien ofdengene die 't moeteyn digen , tot Bruſſel gekomen is.
En vreeſt niet voor
mijn perſoon: niets ſalmy over komen dan't gene Godt wil. 'k heb meer na de byſtant der kinderen gevraegt, om te weten of ſe met my vereenigt wa ren, dan om van haer geholpen te zijn: hunne #aagheit brengt my meenigmaal ſmarten by. Ik ſie hun # ſoo wijd van de voornemingen Godts, dat ik vrees haer te verlieſen: maar de Wa
vertrooſt my, getuigende dat hy haer lief der eeft. .
. .
re,
-
va "Jſſelden 25 january 164s. 9
N EGEN DE BRIEF.
Aenden ſelfden, over de ſelfdereden.
MYN HEER,
,
1
Ken vrees niet, mits dat men wil verſtaen en gelooven de Waarheit die ſoo Edel is : maar he
denſdaegs ſoo weining aengenomen, dat men haer wel meenigmael verwerpt om de leugen aen te ne hen,. & Droevige weeklachte! dat het valſche ge kend is voor het waarachtige, en het waarachtige Voor valſch en leugenachtig! Ik bid dat Godt fijne inderen beſchermt: ſy ſijn niet buiten gevaar van
edrogen te worden. Indien daar eenige va: ge
s-
-
-
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, dige vrienden zijn, neemt een weinig raadt ſoo 't UI belieft over dit ſtuck; en ik ſal my ſchikke om dat na te volgen, nadien ik niet ſekerlijk weet door wat wegen of middelen dat ik my moet herſtellen en verdedigen, en het quaat verklaren ; dan dat ik 172
ſekerlijk weet dat alles wat geſchreven is, te ſijner tijd geſchieden zal ; al-hoe-wel mijn kort geſicht niet genoeg doorgrond, door wat wegen of omkee ringen het fijn moet. En gemeenlijk wanneer ik in eenige dingen : dit is dat mijn Meeſter wil, dat ik de menſchen aenſpreek. Ik heb noch andere beradinge om u te vragen, wegens de
in duiſternis
#
# die God verkoren heeft tot het herſtellen van # Evangeliſchen Geeſt: maar ik moet eerſt tij ing van u hebbe, en weten in wat geſteltenis dat
de Broeders zijn. Want ſoo ſy van beſluit veran dert zijn om den Evangeliſchen Geeſt te hernemen; ſyſullen verlaten weſen in d'ongenade der algemee ne ſtraffen , en de Jooden en Heidenen # de woorden ontfangen: want daer ſullen geen andere weſen die de Plagen ſullen ontgaen, dan de ware Geloovigen. Niet alleenin de Heerlijke toekom
ſteJeſu Chriſti: maar in d' Evangeliſche raadgevin gen, die hedenſdaegs niemand in acht neemt: ſelfs gelijk mijn waart verklaart door ſijn eigene bewe ging; ſeggende, daar ſijn nu geen ware Chriſten meer op aerden , en de Phariſeen die ſoo veel vaa.
Jeſus Chriſtus beſtraft zijn geweeſt, ſijn noyt tot ſoodanigen quaat gekomen, als men # huidenſ daegſche Chriſtenen bevind. Soo dat al waart dat.
ik Ketters was, aengaende de toekomſte Jeſu Chriſ: ti: ik kan dat niet fijnin'tgene dat men alles moet verlaten,
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
173
verlaten, en ſigh ſelve verſaken om een Diſcipel van Jeſus Chriſtus te weſen. Dit is al te naaktelijk verklaart in de H. Schriftuur ; gelijk ook al het
andere waarvan ik ſpreek, maar de hoovaardigheit des menſchen geeſt, wil voor quaat doen gaen alles
wat de menſchelijke wetenſchap niet begrijpt. En noytſal Godt waarlijk aengebeden worden, dan als wanneer hy alle menſchelijke wijsheit ſal vernietigt hebben: omdat ydereen een afgodt van fijne eige
ne wetenſchappen maekt. Sy kennen, noch en nemen geenen anderen Godtaen. Want ſoomen
haereenige dingen voorſtelt die ſy door ſtudien ge leert hebben; ſy ſeggen aenſtonds wy weten dat wel beter dan die niet geſtudeert hebben: van waar
ſouden ſy 't weten, ſooſy 't noyt geleert hebben ? Alſoo verkeeren ſy dat in verachting: enſoo men haer eenige dingen voorſtelt die ſy noyt in de Schoolen geleert hebben; ſoo veroordeelen ſy die terſtont voor kettery: omdat een hoovaardighert, noyt kan lijden dat een ander meer wetenſchappen
heeft dan hy: en alſoo maken de menſchen onge voelijk een voetſel tot hunne hoovaardigheit. Maar Godtſal wel haeſt komen alle die menſchelijke we
tenſchappen vernietigen, en alle de Wijſen des Weerelds beſchaamt maken, door hare eigene we
tenſchappen : en als danſal Godtaengebeden wor
den, hebbende tenietgedaen alle afgoden van ei
genoordeel, ſal hy ſuivere en eenvoudige geeſten die den H. Geeſt niet ſullen tegen ſpreken. en mag niet twijfelen dat ik de Geeſt Godts heb :
#
ºndertuſſchen vreeſt men ofik leugens ſpreek, of GCT, “tteryenverſies. Verſaemt eens deſe "# --
- - -- -
---- --
v
--
- - -- -
-
-en
174
De Geeſt oedts is voorſchtigenredelijk
Heer. Den H.Geeſt, kan hy liegen,ofdoolen? Men moet het een of het ander gelooven. Het is eenge ringe ſaek dat al de weereld my oordeelt, mits dat | ik vaſtgekleeft blijf aen mijnen Welbeminde.
Indien deſe kinderen my achter blijven, hyſal my weder met andere verſien: hy heeft de gantſche Weereld aen hem. . Blijft getrouw, ik heb geen
Duivel; en ik heb noyt iemand bedrogen : Godt leeft in my, en hy heeft my geſchapen op deraer de om ſijnen Evangeliſchen Geeſt te vernieuwen:
de gene die dat niet willen volgen, die hebben niets by my te doen: dat Godthaer geleide. Ik heb gee nige vereiſingen op aerden, dan aen Godt te beha gen; dat het andere vergaetals't hem belieft. .
Den Paſtoor N. is van Blatton weder gekomen !
met alle de noodſakelijke atteſtatien ; hyisſoowel geſticht geweeſt van de goede meening ſoo die menſchen van my hebben, dat hy verſcheidemaal geſchreyt heeft; hy ſalu in 'tbyſonder ſchrijven. Aengaende de noticie die gy my heb geſonden; ik verſtae daar niets van, en ik kan daar over niet
ſtuderen, om dat 'eteen ſchrift is uit uwen geeft ge trokken: laat de anderen ſtuderen. Indien N.iets
vind te ſeggen tegen het 24. Capittil van den H. Matheus; ſoo is hy noch geen kind: want hy moet
den H. Geeſt noyt tegenſpreken. En gedenktu niet dat ergens geſchreven is, wat voor roekkelooſheit tº'ſ, dat de menſchen de werken Godts willen verbeteren!, k' Heb vele ſmarten van te ſien dat den Duivelſoo
veel machts over de geeſten der uitverkorenenſelfs
heeft. Wat ſal hy doen over de andere ſondaars! Indien de kinderen de Moeder verlaten: de
":
V
ij. De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk 3 ſalſijne Bruidt niet verlaten.
175
* . Ik heb geen van mijne geſchriften van mijnen
- Huis-waart weder konnen krijgen; hy wil #alle 2 voor hem behouden; hy is noch een menſch. On
dertuſſchen mijne ſaken konnen menſchelijker wij
ſe niet verricht worden, dewijlſealle van Godtzijn.
. Ik kan noch geen twee harten in liefde vereenigt * zien, is dat niet droevig? Moet het ſijn dat ik ſoo aen den Duivel toegeef, onder de menſchen die
Godt uitverkoren heeft ? k'Heb wel pijn om my , daar onder te werpen ; evenwel den H. Geeſt ge bruikt geen gewelt: de menſchen moeten hem ſoek
3 ken door hunhe eigene beweging en wil. Ik be klaeg mijn Hr. N. en ik heb ſoo groote deernis met hem dat ik 't niet kan uitdrukken, en ik vrees dat
hy wel erger mocht worden, omdat hy den wegh a verlaet die Godt hem getoont had; hy ſou altoos & noch grooterlichten ontdekt hebben, indien hy # voortgegaen had met het leſen mijner ſchriften, en
, die naer geſien had by de H. Schriftuur. Dat was de geut, waar door Godt hem ſijne genaden heeft ingeſtort, het welk hy wel genoeg begonnen had
door het middel van 't groot geſchrift. Indien hy doen ter tijd de getuigenis ſijner conſcientie niet
gehadt hadde, dat alle # ſaken van den H. Geeſt # ſoo en ſou hy niet te beriſpen zijn, over
dat hy de menſchen aengehoort heeft, maar ik ge
loofdat Godt hem weder tot hem trekken zal. Mij ne tegenwoordigheit kan hem niet dan goet doen;
, maar ik gevoel ## en ſtrijdt: aend een
# trekt my de genegentheit die ik tot ſijn ziel draeg : en aend ander ſijde wederhoud my ſijne -
-
onge
176
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
ongeſteltenis: te meer om dat ik niemant mag ſoek ken,en noch minder iemand moeyelijk vallen. Hy
ſegt my, niet geſchreven te hebbe om dat hy geen ſtoffe had ; en
# dunkt dat alleenliik de ver-
trooſting ſijner ziel hem dat genoeg had behooren te verſchaffen. Ik heb ook niets verſtaen van mijn Hr. M. men moet hem ook geen overlaſt aendoen: Godt eiſcht niets van ons door gewelt, of tegen ons
begeeren , hy wil alles door liefde en met onſe be geerte en vryen wil. Ook kan ſijne komſte hier d'affairen niet vervoorderen gelijk als die van mijn Hr. C. ſou hebbe konnen doen , die een rechtsge leerde is, om d' Advocatent onderrichten. Laat
alles aen Godt, hy ſal 't alles doen t ſijner tijd : blijft getrouw, en niets ſalder te kort blijven. In dien het quaat d'overhand heeft, het is dat'et Godt ſoo toelaet, hebbende ſekeren tijd aenden Duivel
gegeven om te Heerſchen over d'aerde; en 't is nu den tijd van die heerſchappy, en demacht der dui ſterniſſen, welke het alder grootſte quaat is. Want
indien de goeden in die duiſternis niet waren, het ſou een geringe ſaekweſen dat de Godtlooſen on der fijne tijranny zijn ; nadien ſy uit hunnen vry en wil haren Godt verlaten hebben.
Het is om
deſe eenige oorſaek dat wy moeten arbeiden, ten einde dat dit quaat mag ontdekt zijn: niet dat wy
dan ſullen verloſt ſijn van de vervolgingen, want wy ſullen dat noch meerder hebben : maar op dat de vrienden Gods niet meer omkomen in deſe dui
ſterniſſen en onwetentheden, die men aen de goe
den niet kan wijs maken te gelooven : ſy beelden
hun ſelfs in datſe beter doen met te gelooven # Sn
4.
DeGeeſt Godts is voorſchtig en redelijk
177
het quaat goet is, dan dat te kennen en t'ontdek ken dat 'et waarlijk quaat is. Siet hier den arme lijken ſtandt waar in het meeſtendeel der vroome
menſchen leven. . 'k Heb groote vrees dat M. V. ſterven ſal, ik ben ſoo bedroeft dat ſy den tijd niet beſtedigt heeft, die Godthaer heeft vergund. De Duivel heeft uiter -
mate groote macht, ſoo over de goeden als qua
den : hy wind d'eene door hare # , GHB d'andere door verblindheit. Sy moet niet vree ſen dat ik u ten leſte bedriegen zal, dewijl ik geen
andere inſicht heb als u aen Godt te vereenigen, en hoe gy die meer ſult naderen, hoe gy meerder ſult beveſtigt zijn en ſoo mijn ſeggen met de HSchrif , tuur overeen komt, ſoo kan ſy niet miſſen, noch
Godt kan niet bedriegen : dit is het eenige ſekere ſteunſel , de eenige Waarheit en 't leve: alle men
ſchen ſijn leugenaers. Indien ik de begeerte had om van de menſchen gepreſen te worden; ik ſou myaen hun onderwerpen: maar hebbende geenige
begeerte als om aen Godt te behagen, ſoo verge ſloeg ik my met de getuigenis van een goede con
ſcientie. De byſondere dingen die Godt mymede deelt, dat fijn Rooſen die aen de varkens niet moe een gegeven worden, om dat ſy niets dan een miſt
hoop daar afmaken. Ik heb u dit al overlangen tijd geſeit, my verwonderende dat gy M. V. noch aendringt de Heerlijke toekomſte Jeſu Chriſti, en laatſten tijd te doen gelooven ; nadien ſy daar toe
niet geſchikt is: het ſou genoeg weſen dat ſy geloo ven kon geen waar Chriſten te weſen, om dat ſj niet leeft gelijk als de Chriſtenen in d'eerſte Kerc »
M
leefden,
178 De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. leefden, en dat men anders geen waar Chriſten is. Te meer om dat dieſelfde Wet en leering volherden ſal tot aen 't einde desWeerelds: en ſoo wijd als ons
leven daar af is, ſoo wijdſijn wy van Jeſus Chriſtus. Dat ſou genoeg weſen om Godt te behagen.
Het
leven der eerſte Chriſtenen is genoeg uit gebreyd
#
door het Evangelie en de bedrijven der 9 ja door degantſche H. Schrift : deſe oeffeningſou haer al het andere doen ſien.
Want ſoo haer geeſt
niet betoovert was, alle de bedrijven der hedenſ
daegſche menſchen ſouden haer getuigen zijn, die oordeelen dat de laatſte tijd gekomen is; ſelfs vol
## dat Jeſus Chriſtus voorſeit heeft.
Dit fijn de
eerlen ; al-hoe-wel ſy aen de varkens gegeven zijn, ſy ſullen niet verlieſen; en ſelfs konnen fyin den
# noch weder gevonden worden, om
dat ſy van vaſte ſtoffe zijn.
Maar het Rijck Jeſu
Chriſti op aerden, dat ſijn Rooſen die de varkens vertredenſoo haaſt ſy denreuck daar van hebben. Men moet noyt daar van aenyemand ſpreken, dan aen de gene die honger en dorſt daer toe hebben:
# ſoud haren geeſt te vergeefs pijnigen,
en dat
nder voordeel. Verwekt haer tot het leven der eerſte Chriſtenen, en de liefde Godts; al het ande
re ſal haer gegeven worden. Ik wenſchte dat gy aen de Broeders ſelfs daar van niet geſproken had: het is 't weſen der voornemingen Godts niet, maar wel het Evangeliſchs leven te hernemen: 't is dat
waar aen men ſigh moet vaſthouden, ſonder voor der te gaen eer men dat omhelſt heeft. Ik ſou niet
konnen goet vinden dat gy naar Noordſtrantging:
ik geloof wel dat men u daar wel ſou wille ſemden | OTTA
-
*,
d.
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
179
om van u ontſlagen te zijn. Dat de Dochters daar gingen; daar in ſoud ik de wille Godts niet kon tºnen kennen; ik ſie ook niets daar tegen. Ik heb al & toos geen kennis van 't gene gy begeert: Godt we 3 derhoud het ſomtijds om goede oorſaken. Ik ben # niet bedroeft dat gy van uwe bediening verloſt zijt; ook is er niets meer te doen : want wy ſijn met de
Duivel opgeſcheept wy moeten varen waar hy ons 3 geleyd. Het is of Godt ſijn Volck verlaten heeft! :: Ik verheugh my over uw vaſt beſluit om te leven en te ſterven voor het Evangelie: maar ik bidu,
verſpreit deſe byſondere dingen niet meer. Soo de Franſſenmy niet hatig waren, het boek tegens de Viſionariſſen, dat gemaekt is in # 1656. ſou ſoo onlangs niet na Brabandgeſonden ſijnge
weeſt: want gy hebt van dien tijd afdatet gedrukt is, gemeenſchap genoeg gehad met den Autheur.
& Doch daar is weinig aen
# dat yder tegens
myopſtaet, als ik maar Godtaengenaam ben, want ik hem alleen wil behagen.
door ANT Ho1 NET TE BoUR1 G No N.
t
on is. Maart 1665.
g , l
TIEN DE BRIEF.
ſ
Aenden ſelfden over de ſelfde reden.
#
MYN HEER, TY En uwe van den 12 verſekert my niet ofalle
l-) mijne papieren geſamentlijk by mijn Hr. C. zijn. -.
# ſoui voldaen *# , als ook van my # M 2,
GTTC
18o - De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, erft te ſien; om dat indien uw de plaets wasl van Godt geſchikt tot de toevlucht ſijner uitver
#
koornen; ſooſoud ik my konnen vertrekken op mijn landt en daer eenige kleine hutten maken, en de gene die my wilde volgen ſoude het ſelfde ook konnen doen. Ik derfaen Godt niet vragen, of daer de plaets is, of ergens anders, om dat ſijnen
tijt noch niet gekomen is. Soo men tot Cortrijk Recht gedaen heeft over de Toovereſſen; dit is dat de verdragh-makers daer niet vroeg genoeg tuſſchengekomen zijn: ik geloof dat men in 't toekomende geen meer zal doen ſterven: en ſoo den Raedt van Gendt twaelf Advocaten geſtelt heeft, ſonder de welke men die misdadigers niet kan ver oordeelen: ik houd dat die Ordinantie geen her
ſtelling aen't quaat zal doen; nadien dat een Advokaet van daer, my geſeit heeft, dat men in den Raedt van Gendt gelooft, datter geen Tooveres ſen meer zijn, en dat et niets anders is dan Wis konſtige wetenſchappen, of op 't hoogſte, maar eenige Magia, die men leert als een andere konſt. En daarom is't dat men fijne hope niet moet ſtellen
op de menſchen, om ſoodanig quaat te verbeteren; aengeſien dat er niemant dan Godt is, die dat
geneſen kan: en hy heeft de tijtaen den Duivel be
# van de Heerſchappy te hebben over de men chen: en ſoo lang als ſijnen tijt niet geeindigt is, ſoo moet men altoos erger verwachten; het welk men dagelijcx ondervind. Ik tracht niet om die ellendige te verbeteren; aengeſien dat Godthaer verla
ten heeft, maar alleenlijk om het quaat aen den dag te brengen, ten einde dat de goede ſich daer VOOI
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, 181 voor mogen wachten, en dat niet meer ſoo grooten
getal in de Hel vallen, door aenlokkingen van die verdrag-makers, die onder den ſchijn van goedt
ſoo vele goede zielen ongevoelijk tot de verdoe menis verleyden; het welk ſeer beklaachelijk is! En indien het quaat bekend was; vele ſouden hun daer voor hoeden, en niet meer het quaat voor # nemen. Het waar beter dat dit quaat open aer was door d'uitwendige bedryven; als moor den, ſteelen, rooven, en andere godloosheden,
die niet wederhouden worden dan door een klei
ne bewimpeling van menſchelijke inſicht, als be dekt te blyven onderden dekmantel van deugt en
heiligheit. Ik verwonder my dat men moeyte heeft om te gelooven dat et nu den tijt des Anti-chriſt is, ſien de de Weereld handelen ſoo ſy doet. Niemant behoeft daar in te twijfelen dat 'et nu is als ten tijde Noachs, doen ſoo aen fijne woorden geloof
#
den,en ſoo grooten getal verdronkken. Wat quaat
ſou men doen met dit te gelooven; terwijl dat de gene die ten tijde des H. Vincent Ferier leefden, ſoo
gelukkig geweeſt zijn met dat te gelooven wanneer de ſaak noch ſoo wyt af was? Seker ik beklaagdeſe verblindheit des geeſtes, die ſoo vele Wyſen doet omkomen.
Ik ben wel blyde dat gy mijn groot
geſchrift leeſt, neemt d'onderwijſingen die Gods
my gegeven heeft voor u ſelfs; ſyſüllen dienen tot
# van
uw ziel, en tot verſterkking tegens
l'aenvallen des Duivels. Yvert niet danſoetelijk, Godt ſal de reſt doen, mits dat gy nergens aen
deeft, dan aen de volkomene overgeving, van -
M 3
T
uw
*
182 >
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
uw ſelfs geheel aen ſijnen Heiligen wil, ſonder eeni ge eigen-verkieſing, noch keur van plaets, tijt, of gelegentheit, ſoo het is : want hy ſal u mettertijt waar 't hem gelieven ſal. Indien de fran
#
en, ware vrienden Godts zijn: ſy fijn waarlijk ge lukkig van vervolging te lyden voor de rechtveer digheit. Laet de vreede en d'oorlogh van den Turck heen gaen: Godtſal het te ſijner tijt toonen. Ik geloof dat ik my naer u begeven zal, hebbende nu meer als genoeg van d'atteſtatien over de too veryen. Ik hou my hier noch op, om d’uitkomſt van een Dochter # wachten, die ſedert weinig tijt gevangen is voor een Toovereſſche : ik kenn' haer niet, evenwel ſy verklaert dat de kinderen van 't Armhuis ſooſijn als ſy ; dat ſy dagelijks by malkander zijn op den Sabbath der Toovenaars; en dat de Magiſtraat haer alles heeft doen herroe
pen en ontkennen. Sy ſegt alle de byſonderheden die in 't Armhuis geſchiet zijn, ſonder dat ſy oyt daar is in geweeſt. Sy heeft in 't byſonder een Doch ter van 't Armhuis beſchuldigt, ſijnde 18. Jaar oud, daar ſy ſedert weinig tijd bygewoont heeft : waar op men die Dochter van 't Armhuis ook gevangen heeft, die mede verklaart een Tooveres te zijn,
en veel quaat gedaen te hebben. Sy ſijn afgeſchei
den in byſondere hokken, dat wel werk geeft aen mijn Hr. N. die Commiſſaris van die ſaek is: maar vele ſtellen ſigh op tegens fijne gevoelens; ſoo dat hy van ſmartenſiek geweeſt is. Vele trachten dat quaat te ver-ydelen: DeJeſuiten; de Recolecten, en de Dominikanen fijn ſeer beſig om hun te hel Pen; enſeggen dat 'et maar inbeeldingen zijn, al hoe-wel N ,
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
183
hoe-wel ſy belijden haer zielaenden Duivel over z
# te hebben, met onderteikening van haer bloedt; verzaekt aen Godt, aen den Doop en al het andere.
-
- Beſiet een weinig, of dit alles by Godt voor in beeldingen ſalkonnen beſtaen, gelijk die ſchoone Paters aen de menſchen willen doen gelooven. Valſche Phropheten die er vele verleiden ! ô Gevaarlij ken tijd!
#vedere keer by mijn eerſte Huis-waart, die myaen u heeft doen ſchrijven, neffens fijne ge biedeniſſen aen de Broeders. Hy kan niet geloo ven dat men tot Mechelen my voor een Ketterſche
houd; en tot Bruſſel voor een ſottin. Hy ſou veel eer de
# Chriſti in Heerlijkheit geloo
ven, ſooik de ſaek opende: nadien hy ſegt dat men d openbaringen die Godt aen byſondere zielen doet, noyt moet tegen-ſtreven, maar die in eere
houden, en d uitkomſt afwachten. Ik ſegh hem niet dat Godt my die toekomſte geopenbaart heeft, om dat 'et niet en betaamt van byſondere openba :
W
fingen, in een ſâek die ſoo algemeen beſchreven is In al de H. Schriften, ſedert het begin des Weerelds. verklaar hem ook de verſtandelijkheit niet die
Sodt my daar van gegeven heeft, om dat #jn ziel daar toe noch niet genoeg bequaam is: d'aerde moet bearbeid ſijn eer men het # daar in ſmijd: want al is't dat de aerde van uwe harten bearbeid is
geweeſt vooraleer men de wonderen Godts daar ingeſaeyt heeft; ſoo is't dat ik vernomen heb dat
er onkruit opgekomen is tuſſchen het goede graen. Ik miſtrou den Duivel dat hy die macht alleen niet, M 4
heeft:
g84
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk.
heeft: maar een vyandig menſche heeft dat gedaent dat is te ſeggen , fijne aenhangers en verdrag-ma kers, die onder den ſchijn van Godtvruchtigheit n vreſe Godts,de zielen ſoodanig verſwakken, dat
y geen kracht genoeg meer hebben om de Waar heit aen te nemen, die hare ſinnen wederſtaet:
en ſy is al te krachtig geworden voor de ſwakheit daar in de zielen vervoert zijn.
Ik beſweer u dat
veel eer Godt aenhoort, dan de menſchen : en
ide en laat u niet verleiden door ſchoonen ſchijn.
Dengrouwel is in 't Heiligdom: daarom ſullen wy vele vyanden te beſtrijden hebben. Het ſchijnt dat de menſchen nu daar toe geko -
men zijn, dat ſy geen werk meer van de vaſte deug den maken; maar alleenlijk vand' opinien en oor deelen die de menſchen hebben. Wy moeten ons
edragen naer de mate van hunneſwakheden, en e getuigeniſſen der menſchen voortbrengen; de wijſmen ſigh meer daarna voegt, dan na Godten
de goede conſcientie. Het ſijn dingen die myſoo ongerijmt ſchijnen: maar men moet 'et doen, de wijl'et Godt begeert. Het is langen tijd dat ik het Nieuw Teſtament
niet geleſen heb, maar op uw verſoek heb ik 'tge nomen om het 13. Capittel van de gelijkeniſſen op teſoekken, daar van gymy ſchrijft. Sy ſullen al de hare volmaektheden # en in de Nieuwe Kerk, en noit eerder, al is 't ſake dat men die wel kan toe
eigenen aenden tijd der Apoſtelen ; dat kan niet ijn dan ſtuks-wijs, en niet in volheit; dan in de
ſen laatſten tijd. ,,Daarom is er in gelijkeniſſenge
ſproken, opdat er niet ſou verſtaen worden; #
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
185
dat ſy niet moeſten verſtaen ſijn tot dien tijd; en het is een verborgentheit tot er tijd dat Jeſus Chriſ tusſeggen zal, Komt gy geſegende mijns Vaders, beſit het Koninkrijk 't welk u bereid is van 't begin des weerelds: 't welk men het Eewig Kooninkrijk verſtaet, maar ſonder eenige vaſtigheit : want het Eewig Koo ninkrijk is niet alleenlijk geweeſt ſedert het begin des Weerelds; maar ſedert dat Godt, Godt geweeſt is : dat is te ſeggen; altoos. Alle deſe dingen ſijn
myſoo klaar en verſtandelijk dat 'et my overtollig
# die uit te leggen, 't en waar dat de verwaant heit des menſchen geeſt, dat niet wilde aennemen: daarom ſal Godt deſelve te ſchande maken, met
het t ſamen voegen in de ziel van een ſekere Vrouw, alle de Wijsheit van den Eewigen Vader,
dat Jeſus Chriſtus is dewelke beſloten ſal zijn in die kleine ziel, gelijk als ſijn Lichaem geweeſt is in d' ingewanden van de Maget Maria.
-
Siet hier het klein moſtaert zadeke, in het wel
# de vogelen des Hemels hare neſten ſullen ma CIl,
Indien iemand aen Godt wil wetten ſtellen, ſy mogen het doen. Voor my ik wil fijne verbor gentheden aenbidden, verwachtende fijne toe komſte, die aen al de Weereld toonen zal de Waar
heit van deſe voorſtelling. Indien de geeſten der menſchen ootmoedig waren, men ſou met ver
wondering aennemen, deſe wonderlijke voorſeg gingen, die hare uitwerking binnenſoo weinig tijds moeten voort-brengen, dat het meeſtendeel der Menſchen die nu leven, het ſelve openbaarlijk ſien
zullen, Wervloeckt ſy den gene die ſich ſtoot tegens het :
"
M 5
Pvgort :
186
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk,
woordt: by ſal geſtelt worden in den rang der vergif ge vers. Die ooren heeft om te hooren, die hoord.
Over het gene gy my vraegt, of het noch geen tijd is om mijne verdediging voort te ſetten : wy hebben noch geen bewijs genoeg, om dat de atte ſtatien hebben opgehouden, wanneer men aen 't Punct van de tooverie gekomen is : en anderſints
vind ik my ook wederhouden, ſonder d'oorfaek te weten. k Heb over 15. dagen N. ontboden om my te komen halen: ſy heeft niet dervekomen
wegens de meenigvuldigheit van 't water. Ik heb my ſedert noch hier wederhouden gevonden. Ge
looft niet dat ik ben ſonder mijn goede Meeſter aen te hooren: want ſijn eenig onderhoud geeft my het leve: geen andere byſtant ſiende dan hem alleen; 't welk hy my heeft doen gevoelen. Dat men my aldaer niet aenbiedt te helpen, is
een getuigenis dat ſy noch niet begrepen hebben dar Godt hun verlichten wil door mijn toedoen; dewijlſy hunſoo weinig bekommeren van my te verlieſen door de gevankenis of door de dood die men my bereit. Ondertuſſchen dat Godt my ver
plicht hun te beminnen tot dien einde. Dat mijn Hr. N. my niet gelooft, van dat hy gewenſcht heeft van fijn Moeder ontſlagen te weſen : dit is van dat hy niet wel onderſocht heeft de bewegingen ſijner ziel: want ik heb die dikwilsgevoelt ſonder eenige
bekommernis voor my. Ik weet wel dat ſy in de
gront niet konnen zijnſondergoede getuigenis van my te hebben in haer conſcientie : maar in de ge voelijkheden fijn verſcheide weder-ſtrevingen, voortkomende van de menſchelijke inſichten; van. - -: , -
Wijsheit D
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
187
Wijsheit, en borgerlijke Staat-ſucht, die alle getuy geniſſen geven, dat ſy noch geen kinderlijkheit hebben, maar volkomene Mannen zijn. Ik gevoel ſoo wel hare geſteltenis, als een Moe-,
derde bewegingen van het kind gevoeld dat ſy in haer lichaem draegt, 't welk haer niet dan ſmarten
by brengt, ſonder andere vergenoeging, dan de hope die ſy heeft van 't ſelve eens geboren te ſien. Dit is het geen ik wenſch uit den gront van mijn ziel, dat gy alle dry waard getreden in den Evan geliſchen Geeſt, dat onſe Moeder de Kerck is. Ik
ſchrijf u hooge verborgentheden; ſijd een goede uitdeelder, geeft het broodt der kinderen aen de honden niet, noch de rooſen aen de varkens, daar
ſijn der veel inuwe Stadt; bewaartet voor uwe nut tigheit, ſonder 't ſelve aen iemand te verbreiden; om dat de menſchen niet bequaam zijn het Rijk Je
ſu Chriſtiaen te nemen: ſy maken haer onwaardig van de voornemingen Godts. Dankt gy hem voor de lichten die hyu geeft: maar arbeidt altoos om uwe eigene inbeeldingen te doen ophouden, vreeſende offich die mochten vermengen. Dit is d'onderwiſing die Godt myaltoos gegeven heeft,
herſeggende, vereenvoudigt uwen Geeſt. Neemt dit voor u, ten einde dat wy te ſamen mogen vinden die wel gelukſalige Ziel, vervult met den Heyligen Geeſt; en drinken met lange teugen, van de ſtroo men des levendigen waters, die uit haren buick voortkomen. .
-
Sy is geboren , maar verborgen : ſoo ook den: Anti-Chriſt, dien ik voorledenacht in den geeſt !
gefien heb. Indien dat een droom is het is wel naekt.” en omſtandig.
Soo
t88
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijke
Soo ik dit alles aen andere ſeide als aen u : men
ſou gelooven dat'et raſetnyen waren, maar de wer
kingen die ſe in mijn ziel brengen, geeft my wel getuigenis dat 'etſeer hooge lichten zijn,
Aengaende het toekomende, en verhaeſt u niet: wanneer de uure van Godt ſal gekomen zijn, ſoo ſullen alle de gelegentheden die u wederhouden weg-genomen worden. De locht en Hooft-ſtoffen ſijn medevloeijende met de volkomene wille
# die den Autheur van alles is. Indien den tijd naerSt. Barbaraes Feeſt goet is, neemt dat voor de wille Godts : ſoo niet, en gaet
niet uit:want om eenige nuttigheden in d'affairen
te brengen, ſoo behoort er een geruimentijd toe, en komende met ſulke haeſtigheit, ſoo doet men
niet dat goet is, en ten ſijn niet dan verwarringen.
# #e
Ik hoop uitkomſte van Gendt te be komen voor de ſake. Mijne gebiedeniſſen aen alle de Zielen die ſich bereiden om den H. Geeſt t ont
fangen.
door ANTHo1NETTE BoUR1G No N. vit Rijſſelden 23, Nºvember 1664.
ELF DE
BRIEF.
Aen den ſelfden, over de ſelfde reden. MYN HE ER,
N
I Ken kan niet meer ſpreken aen de menſchen, vindende haer ſoo wijt van de voornemens die
Godt over haer heeft.
# heb den Paſtoor N, niet geſien
|
189 De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. geſien ſedert uwe laatſte reys; uit oorſaek dat dien M. P. een compackt-maker is; alles wat men den Paſtoor ſou konnen geven ; ſou deſen hem wel
haeſt ontnemen. Die van St. N. is van my niet
geſien geweeſt, ſedert dat ſyt ſamen waren, om datalle fijne inſichten niets anders beoogen dan de aarde, de bedieningen, en voordeelen; en hy ſou
niet bequaam zijn om te verſtaen dat ſulcx quaat IS.
-
k'Heb een walging van alle de menſchen; ſien de haer ſoo weinig geſchikt om Godt te volgen.
N. is d’alder bequaamſte : maar ik ſpreek hem niet, om de redenen die ik ulaeſt geſchreven heb, in welk gevoele ik noch ben.
Het dunkt my dat ik gants alleen in de Weereld ben. De menſchen beroovenſich van groote ge lukken, met hare herten en ooren niet te openen
aen 'tgene dat Godthaer door my wil deelachtig maken. Sy ſijn, ſoo my dunkt, onwaardig om te leven. Ik heb niets ontfangen van de twee Broe
ders; men moet haer laten begaen ſoo ſy willen; want Godt dwingt niemant, hy wilgeſocht en ge beden zijn: maekt niet ontrent haer,Tempelen van menſchen handen gebouwt; laet Godt werken: want wyſijn niet dan broddelaers in ſijne werken, en wy verderven ſe meer dan verbeteren. Voor my ik kan niet meer ſpreken noch werken ſonder
hope van voordeel. Mijn Hr. N.isſoo verheugt dat men van Roomen eenige veroordeeling over ſommige artikulen der leeringen van die goede Pa ters heeft ontfangen : maar ik ſeg dat 'et is, een nieuw lap laken op een oud kleet ſtellen, 't
"# Gg
19o
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
het ſelve noch meer verſcheuren zal: want die be
nijders der Waarheit ſullen noch duiſent uitleggin genbybrengen over deſe veroordeeling, om die tot haer voordeel te doen keeren,
Daar is niets te
herſtellen, het moet alles vernieuwt zijn, gelijk'et wel haeſt fijn zal : en de gene die de duiſterniſſen meer beminnen dan het licht, ſullen daar in omko
men. Ik en ſie geen Saligheit voor de gene die ſich hardnekkig houden aen de Hooft Kerck en ſienlij ke leden, omdat 'et de groote Hoere is van d'O penbaringJoannes.
Moetmen dan fijne kinderen ſien omkomen eer datſe geboren zijn ? dat is droevig voor een Moe der die niet en haekt dan naer d'uur om hun aenden dachte brengen. De # die Mirakelen begeren , ſijn in groot gevaar van bedrogen te worden, om dat er
de Duivel nu met meenigte doet, waar mede hy'er
vele verleidt, gelijk Jeſus Chriſtus heeft voorſeit; hebbende ergens bygevoegt ; het overſpelig geſlacht verſoekt teikenen, en ſy ſullen haer niet gegeven worden: hy ſpreekt aen de Wijſen van deſen tijd, die teikens willen hebben om te gelooven : en dat deſelve toe geſtemt ſijn van de menſchen die ſich bedriegen en bedrogen zijn: de meeſtendeel aen den Duivel on derworpen zijnde, geven lichtelijk getuigeniſſen tot voordeel van haer Meeſter.
En dit ſou van de
kinderen gelooft worden : maar de getuigenis die
Godt in haer conſcientie brengt, die is hun ver dacht.
Sijnſe van Jeſus Chriſtus niet genoemt, verkeerde Natie? Beminnende meer de leugen dan de waar heit
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. 191 'heit. Sy ſullen geen tekenen hebben als dat van Jonas, die in de Zee ingeſwolgen wierd, om dat hy aen Godt niet had willen gehoorſamen: ſoo ſullen
ſy ook ingeſlokt worden in de zee der plagen die haeſt komen ſullen, ſoo ſy geen plaets geven aen de vermaningen Godts. . Deſe dreygingen ſijn niet in volheit volbracht aen de , daer hy doen tertijt tegen ſprak: nadien hy onder haer veel mirakelen heeft gedaen,
#
en ook fijne Apoſtelen en Diſcipelen. Deſe ge heyligde mondt kon niet liegen ; ſeggende dat ſe geen ander mirakelſouden hebben, dan het teiken
van Jonas. Het is dan in volheit dat hy geſproo ken heeft aen de huydensdaegſche Wijſen, die ſich gelooven veel wijſer en Godtsdienſtiger te zijn dan den H. Geeſt # Want ſy willen hem wel toe
ſchrijven, de gaven van Godtvruchtigheit, van kracht, en van Godtvreeſentheit : maar niet de gaven van Wetenſchap, van Wijsheit, noch die van verſtandelijkheit. Sy belijden te gelooven
, dat den H. Geeſt (aengaende de deugt) in my woont: maar in matterie van keeringe, willen ſy't niet toeſtaen; als alleenlijk't geneſy in hare boek ken geleert hebben, hier in willen ſy dat den H. Geeſt voor haer wijken zal: maar ſy niet voor hem, Is dat niet bedektelijk ſich booven Godt ſtellen? Want den H. Geeſt is de Fontein van alle Wijsheit;
en hy brengt altijt alle fijne gaven en fijne vruchten met ſich. Wanneer hy in een ziel komt woonen; ſoo baart hy daer alle ſijne gaven en volmaekthe
den ; ten ſy dat des ziels onvolmaektheden hem verhindert : 'twelk goet is om t onderſcheiden, WaIM
19z
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
wanneer de ziel uit haer ſelfs Werkt, of dat den Hºt
Geeſt in haer werkt. Dit onderſcheit ſich, gelijk den dach van den nacht.
Indien men aen de kinders vraegden, wat voor
beletſelen hebt gy in die zielbemerkt, die ſich ſou den opſtellen tegens de gaven van den H. Geeſt. Sy ſouden verſtomt blyven: en ondertuſſchen der
venſy die lichten verwerpen,ja verdacht houden, of voor quaat. Dit is wel een ſchadelijke aenvech ting, veel erger als alle de andere ſonden die ſy in haar leven begaen hebben ; dewijl deſe vermomt
is met Godtvruchtigheit, en vreeſe van Godt te verſtooren.
'Kheb geſchreven van de verblindheit der men ſchen; van de bedriegeryen en valſche ſchijnhe den. In een woord: ik heb verklaart het quaat en den armen ſtant der Kerk; met ſoo vele waarhe
den, dat ik niet geloof iemand ſoo onwetende is
het ſelfde leſende, of hy ſal ſijne oogen openen,
en het bedrog belyden waar de Weereld # lan gen tijdt in geleeft heeft. Ik heb'et noch niet vol bracht, ende en weet noch niet aen wien ik dat
mag toonen. Het is een wel verborgen ſtuck, dat bequaam is om de geheele Weereld het onderſte
boven te ſmijten. Ik bid Godt dat hy't in vele zie len bewerken wil.
Gy beklaegtu dat mijne brieven droogeſijn; en dat gy my geen andere dingen derft vragen. In dien ik in 't byſonder wiſt wat gy meeſt noodig hebt ;, ik ſou 't voldoen ſoo veel my moogelijk is.
Het ſalunoyt verboden zijn te vragen: en ſoouw vrage niet is overeen-komende met den wille # QſniGIQ
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
193
onſen goede Meeſter; ik ſal 't u waarſchouwen. Ik
ſtelaltoos voor dat gy melks genoeg hebt tot voor raedt, door den oyervloet van de voorgaende,
t die niet verderfelijk is, en goetſal blijven in alle Eewigheit,daar van gyu vrijelijk bedienen moogt, wat de menſchen daar van ook ſeggen: ſy ſullen de werkingen niet verhinderen die de lichten in uw ziel gebrocht hebben, mits dat gy aen Godt ge
-
trouw blijft. Ik wilde wel dat gy my ſchreeft, in
wat tijd dat er geſeit is; Ik heb haer overgegeven aen het Bakkus van den Helſchen Wolf. My dunkt dat et tot Bergen in Henegouwe geweeſt is, een weinig tijds
naer dat geſegt was ; Ikſal haer overgeven &c. . Het dunkt myaltoos dat ſedert die overgeving, den Anti-Chriſt geboren is. Wanneer gy eenige
re
nieuwe tijdingen ſult hebben van den gene die nu
in Jeruſalem Heerſt;ſoo ſchrijftet my, ten einde om over de wonderen Godts te verwonderen. 'K heb
' geſonden om een Courant op te ſoekken, waar in de byſonderheden van deſen valſchen Meſſias ge
ſegt zijn: men heeft geſeit dat hy er niet meer is, en dat men hem niet meer kan ſpreken. De Duivel heeft een wonderlijke macht, om te verſmachten alles wat helpen kan tot bekeering der Schepſelen Het quaat verargert ſich alle dagen. 't Is bedroeft
º
* ºn E
opaerden te leven: men ſou ſich tormenteren, in
dien de hope ophieu, van de herſtelling aller din 'gen, waar wy ons aen Godt vereenicht in vreugden ſtillen omhelſen in alle Eewigheit.
Ik groet de twee Suſters en Broeders, ſoogy't goet vind. Ik weet genoeg dat ethaeraengenaam
ſouweſen: maar ik heb liever N dat de doodmy over komt -
en
- .
-
-
f
194
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
komt als te wankelen in de rechtveerdigheit en waarheit.
De gene die haer gequeſt vinden met
deſe gerechtigheit : komt van dat hare werken te # zijn: want andersſoude het haer aenge naam weſen; om dat geen ſchoonheit te vergelij ken is by de waarheit; noch geen goetheit by de rechtveerdigheit. Indien men dit wel kenden, nie
mand ſoude hem daar over belgen als hy beriſpt wierdt: vitgent des 19 January 1666.
T WAALF DE BRIEF.
Aen denſelfden over de ſelfde reden.. MY NH EER,
En uwen heb ik ontfangen, en verſtaen de i verandering van uwen Biſſchop. Dat is een ! ſtreek aengedreven door den Duivel, die ik heb voorſien al over ontrent dry jaren, wanneer 't on
-
mogelijk ſcheen aen Mijn Hr. C. ſeggende verſe kert te ſijn dat er niets te vreeſen was in dat ſtuck; dat alles hem tegen was. Waarop ik ſeide, dat de
Duivel ſelfs het ſou te weeg brengen, om hem te doen afkeeren van fijn goet voornemen: dat men in ſelfs trachten ſou om hem Biſſchop te maken: waar over hy lachte, als een ſotte voorſtelling. Maar
ſoo hy wel acht wilde nemen ſedert dat hy ſich tot
t
Godt begeven heeft, met begeerte om als een waar
Chriſten te leven; hy ſou wel ſien dat men begon- à hen heeft hem tot het Biſdom te trekken, en hem n -
beſig-
4 »
|
Llt
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
195
# verſchaft, daar ſy haer te vooren wel ſoude voor gewacht hebben. Maar nu, dewijl de fiek door hem niet verſocht is,ſoo moet men trach ten te doen dat de Duivel ſich indien aenſlach be
driegt; en dat hy gehangen wert aen de ſelfde gal ge, die hy voor een ander heeft doen oprechten, Soo het kind getrouw blijft aen ſijnen Wettigen
Vader;ik en twijfel niet of hy ſalſijn vyandt over winnen, met d eyge wapenen dien hy tegens hem gevoert heeft. Soo hy ſtantvaſtig en getrouw aen
Godt blijft, hy heeft meer lichten dan oyt om alles -’
te doen keere tot ſijnder Eere. Mijn Hr. N. kan niet naer laten hem by te ſtaen, nadien alles niet
j,
dan een moet zijn, om niets te willen noch te ver eiſchen, dan de toeſtieringe aen de goede voorſtel inge. Ik heb meenigmaal ondervonden dat den Duivel fijn alder grooſte ſchande behaelt heeft, in
ſ
fijne alder grootſte vereyſingen: te meer om dat 'et niet fijn ſal dan voor weinig tijds. Ik ſie niet dat ik ſity tot Bruſſel kan ophouden, alwaart dat ik alle ſie verkregene toelatingen had, omdat ik niets ge
: ſien heb over die oorſaëkt ſedert het woord, overal:
º
of 'ten, ſy datet ook voor weinig tijd waar: ente w", * w
f
ſneer om dat Bruſſel moet vergaen door 't vier,ſoo ik wel geſien heb, gelijk ik u # als ik by Maſuriel was ; daarom moet men daar geen Tabernakels 1wen. Men moet noyt iets vaſt ſtellen ſonder
lichten van booven, om dat onſe eigene inbeeldin # geons meenigmaal bedriegt, ſelfs onder ſeer goede 38
Voorgevens. Dat huys van den Novitiaet ſalu noch
"
aſtig vallen, in geval dat uwe gebroeders het ſelve
e niet wilde aennemen, want om dat te koopen ſie ik N
.
-
-
N 2,
niets
196
. De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
niets nut. Uwe voornemens over dat huis, gelijk ook over Noordſtrant, die ſijn goet geweeſt: maar
-d' uitwerkingen ſchijnen weinig voorſien te weſen. -Het is niet genoeg dat God de ſake te kennen geeft, hy moet ook de middelen ingeven om die ten ein de te brengen, want onſe eigen Geeſt kan ons be (driegen. Men moet altoos met een levendig Ge -loofde middelen afwachten die Godt te ſijner tijd toonen zal. Het is mogelijk de wille Godts dat ik noch tot Gendt blijf, om reden die hem bekent is. “Ik ben geheel aen hem in alle plaetſen ; biddende dat gy ook ſoomoogt zijn, met al de gene die waar lijk de Waarheit liefhebben. - Ik verwonder my, ſoo Mijn Hr. C. het gevoe len van Mijn Hr. Weas over onſe affairen niet geleert -
-
heeft, terwijl hy tot Bruſſel was ſeid Ik hem veel geluks. . Ik kan my niet laten voorſtaen dat # geen andere inſicht heeft, noch hebben zal, in d
bediening, dan de Eere Godts: het ſou een groot ongeluck weſen ſoo de Weereld hem noch aenlock ten: hy heeft al te veel van Godt genoten om in die ſwakheit te vervallen. Ik wil hopen dat die eer, hem meer ootmoedigheit veroorſaken zal; om dat wanneer hy't met oprechtigheit bedient, hy ver 'drietigheden genoeg hebben zal, die hem in yver ſullen houden. De Paſtoors van Rijſſel wenſchen
uitermate naer mijne herſtelling. Ik vrees dat ſy my daar na moeite aen ſüllen doen, om my perſoon
lijk binnen Rijſſel te houden; daarom ſou ik gaarne weten ofhy niet eenige bequaamheden ſou hebben
om tot de verdediging te komen, om het quaat en
denamen aan de- Kerck te verklaren , en alſoo ,. . . aen | -
4
i
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk. 197 aen Godt voldoen, ſonder eerſt deſe herſtelling;
dewijlden tijd ſooſeer nadert, dat my dunkt dat er niet meer # dry jaren ſullen weſen ſonder het # Oordeel te ſien. Ik heb giſteren gehandelt met Mijn Hr. N. hy geeft oorſaeks genoeg om een kind
# Godts te worden , maar ik derf my niet meer in wikkelen in het verbont der kindſchap, ſoo Godt
my daartoe niet en dwingt , omdat ik te ſeer d'on % dankbaarheit gevoel van d eerſte Broeders. M
dat ſenoyt grooterſonden konnen doen, als , dedunkt genaden Godts te wederſtaen, gelijk ſy doen : want ſoo haeſt als het licht in hare zielen is geboren geworden; ſoo hadden ſy't ſelve behooren lief te , hebben en te achten, meer als haer eigen weſen.
g Maar in tegendeel ſijnzy achterwaerts gekeert in de
ſºlve duiſterniſſen daar ſy waren uitgegaan, en dat # # er is; ſy hebben die duiſterniſſen liever dan het g # t, gevende andere aenleiding om ook ſoo te doen.
: Is dit niet beſchreijelijk! dat de gene die in't licht waren, duiſternis geworden # ?
Hoe donker
moet dan die duiſternis ſelfs weſen ? Sy willen uit de Out-Vaderstrekken't geen deſelve noyt gewe ten hebben; noch d' Apoſtelen ſelfs hebben geen
verſtandelijkheit gehad van delaatſte dingen, dan ſtukſ wijs. En deſe huidenſdaegſche Geeſten wil
len niets verſtaen, dan't geneſy in hare boekken
# :
geleert hebben. Ondertuſſchen neemt huidenſ der natuurlijke dingen, der aardſcheen Hemelſche
t daegs ydereen aen alle de nieuwe wetenſchappen
Elementen, dewelke nimmer verſtaen fijn geweeſt
:
ſedert de ſchepping der Weereld, volgens het gene oºk
:
N 3
N. my
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijke
198
N. my heeft geſeit, dat men noyt de eigenſchap pen van 't vier, van't water, van de ſtarren, en van de Son verſtaen heeft, gelijk men de nu ver ſtaet : en ſoo klaarlijk dat niemant daar aen twijfe len kan. Sou Godt meer wonderen doen in de na
tuurlijke dingen, als in de geeſtelijke? Dat die menſchen geen andere dingen willen toeſtemmen, dan die men tot nu toe geweten heeft: my dunkt dat ſulks een groote verborgene hoo vaardy is, wanneer de geeſten die laatdunkendheit hebben dat er geen andere verborgentheden in de
Godts-geleertheit konnen zijn, dan de gene dieſy weten of vinden door geſchrift. Het is de rooſen aen de varkens geven, wanneer men meer daar van ſpreekt. Wat voor een dekmantel ſouden ſy dan genomen hebben om my niet te gelooven, ſoo
gy niet geſproken had van 't Kooninkrijk ? het mocht weſen dat den Duivel eenige andere inven
tien uitgevonden had, om haer te doen afwijken van de voornemens die Godt over haer had: want
anders konnenſy niet twijfelen dat den H. Geeſt in haerMoeder woont: maar ſy derven wel twijfelen,
of ſy haer bedriegt, of dat ſy dingen voortbrengt die men niet moet gelooven. Och ! wat groote macht heeft den Duivel over de huidenſdaegſche
geeſten der Menſchen! Mijn Hr. N. heeft goede be geerte om d’uitlegging over het 24 Capittel Ma
thei te ſien ; ſeker hyis krachtig in de Waarheit, meer als eenich menſch die ik ken. Sijne wis-konſt doet hem ſien dat er niets meer in de Weereld is, dat goºt is : en ik fie een eenig dink; dat is, dat de Schriftuur noch waarlijk ſienlijk is. -
-
Ik
l
199
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
Ik heb noch geſchreven den 13. op dat gy niet meer van dorſt en klaecht. Indien 't noodſakelijk was, ik ſou op het Boek van d' Heer Aernouds dat
#
geſchreven is antwoorden; tegens de maar my dunkt dat Godt wel haeſt telkens ſal ſen
den; en die ſoogevoelijk, dat men ſmaken zal, het ene men nu niet gelooven wil. Blijft ſtant vaſtig in Godt: hy ſal welhaeſt den Duivel onder de voet vermorſelen.
-
'Wit Gendt den 15. January 1666,
D ER TIEN DE
BR 1 ER.
Aenden ſelfden, over de ſelfdereden. MYN HEER, heb giſteren mijn Hr. Weas weſen beſoekken,
'K
die my heeft geſegt, dat hy niet heeft kon nen volbrengen het leſen van ons Proces voor fijn vertrek op Bruſſel: maar dat hy trachten ſal om dat geleſen te hebben voor toekomende maendag; hy
j
heeft my noch meer diergelijke beloften gedaen ſonder die te houden. Het fijn menſchen die ſoo beſig zijn, dat ſe geen tijd hebben om aen andere dingen te denken, en ik derf hem niet moeijelijk vallen: den Duivel van d'anderzijde doet ſoo veel
als hy kan om hem te beletten, en hy heeft groote macht over de menſchen, doende hun ongevoelijk fijne willens doen. Ik ſeide hem, dat ik hem niet te bedanken heb over den ſtreek dien hy heeft doen
doen aen Mijn Hr.G. hy ſegtmydat ét ſoo moeſt weſen,
2oo De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. weſen, om dat et wel een groote verandering is aen den Biſſchop. Voor my, ik weet ſekerlijk dat'et een ſtreek van den Duivel is; om datter niets is te
herſtellen in de Kerck : ſy moet vernieuwt weſen. Het is gelijk als een kaers die op weinig na ºver brand is, ſy geeft verſcheidemael nieuw licht, ge lijk of ſe weder op nieuw wou branden, maar wei nig daarna dooftſe gantſch uit, en ſylaet niets dan een leelijke ſtank na. Ik heb die ſelfde gelijkenis gedaen over de puncten van de quade leeringen nu onlangs tot Roomen veroordeelt: dat ſijn alle klei ne lichten die haer dood voorſeggen. Den Paſtoor Kanunk wenſcht dat N. C. Biſſchop was : en my
dunkt dat ik weenen ſou, gelijk ik hem noch meer eſeit heb, al over ontrent dryjaer: om dat et wel waar voor een Biſſchop is, ſijnſelfs Salig te maken,
hoe ſou hy d'andre Saligmaken? Ik # verwacht dat hy mijn Hr. Weas wat ſoulonderhouden heb ben over onſe affairen ; om dat de menſchen nu ſich veel d'een aen d'ander refereren: maar hy heeft my geenig blijk gedaen. Onſe affairen gaen ſoo langſaam dat ik vrees of wy anders ſullen moeten
aengaenſ, als deſe menſchelijke manieren. Ik ge loof evenwel alles gedaen te hebben wat in my is:
ik en kan niets doen ſonder de hulpe die Godt my eſchikt heeft, mits dat alles voldaen is naar ſijn H. wil. Ik ben ſeer wel tevreden , alwaert dat er
niets tot effeck quam noch herſtelling noch
t , , # , maar ik vrees altoos voor onſe onge
trouwigheden, door dien dat de menſchelijke in Ik beef!
ſichten nu ſoo grooten macht hebben.
wanneer ik overdenk de weinige kracht enyver -
- -
--
die
}
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk 2or die men heeft om de wille Godts te doen, en ſoo veel voor die des menſchen. Dedry maenden fijn
by na gepaſſeert om onſe herſtelling in 't Recht te beſluiten. Mijn Hr. Pires ſal denlaſt op hem nemen,
# fijne beloften: ik heb hem ſedert niet ge ſproken, door vreeſe van hem moeijelijk te weſen, en ook dat ik hem mijn hert niet kan openen van den armen ſtant der Kerck; om dat ſijn conſcientie ſoo teer is, dat hy vreeſenſou Godt te verſtoren
met de Waarheit te gelooven : daar ſijn veel men ſchen van die ſoort, die my groote deernis doen. Ondertuſſchen ſijn dat d'aldervolmaekſte van de ſentijd; ſyſullen ſeer bedrogen ſijn aen de dood, en ſien dat het geneſy voorwaar gehouden hebben, valſch is. Ik kan niet wel handelen met ſoodanige menſchen: 'k heb deernis met haer, ſonder hun te konnen helpen noch verlichten. Aengaende de kleine M. 't is dat de Duivel wel
macht ſou willen hernemen, ten minſte over haer lichaem:ſy moet haer wachten: want men kan haer
niet helpen wanneer ſy toeſtemt, naar dat ſy ſoo veel ondervinding heeft. Sy heeft niet te twiſten in haren geeſt of haer vrouw ſoodanig is of niet, het
is genoeg dat ſy haer wacht, en niet mede doet met
»
ſ i
hare voornemens, dewijlſy genoeg gekent heeft, dat zy altoos aen het quaat toegeeft en het goede wederſtaet.Daar is een ſchroomelijke ſwakheit inde ſchepſelen! Ik ſie noch niemand waarop ik ſteunen
mach om het Evangeliſch leven te aenveerden. De Duivel # alles om-ver wat men ingeſtelt heeft. ' Indien de gene die de Waarheit weten; ſoover- .
anderlijk zijn: Hoe # dand onwetende weſen? 5
Deſen
l
2O2
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
Deſen argen vyand verhindert de goede voorne mens, met ſulke Godtvruchtige voorgevingen, dat het wel ſwaar is om die t'ontdekken. Die ſwart Vaders hebben wel moeyten genomen om haer
Suſter weder in 't klooſter te doen keren;ſy ſijn al toos gereet om het quaat te verdedigen. Ik ben meenigmael # hoe dat alle die menſchen
van dat verdrag; ſooaen malkander gebonden zijn om haers gelijk te helpen: en dat de Chriſtenen ſoo verdeelt zijn, dat men geenenyver ſiet om d' een den
# # te
een twee herten veree
nicht om in een Geeſt in Jeſu Chriſto te leven. Ik ſie der van goeden wille tot Mechelen, Leuven, Gendt en Rijſſel: maar ſprekende van vereeniging,
ſoo gevoeltmem ſoo veel tegenſtreving, gelijk ofyder, een byſonder Godt hadde; of datſe ſon der liefde waren: niemant wil anders dan aen ſich
ſelfs denken: is dat een Chriſten weſen, terwijl men ſonder liefde niet kan Salich zijn, al waert dat men
al ſijngoetaen den armen gaf, jaſijn lichaem om gebrant te worden ? Ik fie het Paradijs geſloten, en niemand gaet daar meer in. Indien dat niet haeſt
verandert, alles ſal vergaen. ach ! Hoe ſal een menſch de Plagen en vervol gingen van den Anti-Chriſtuitſtaen, ſonder hulp, of byſtant van ſijnen Broeder? Het is hier van dat Jeſus Chriſtus ſegt; wee den gene die alleen is. De geſteltenis van ons viere, was gereeder om ver eenicht te weſen over drie jaer dan het nu is. Den Duivel heeft dat goede zaat opgenomen, om dat
'et geworpen was op den weg daer de menſchen Voorbygaen, in de beſlommeringen der Weereld ſche zaken. - Aen-
|
g ſ/ ſ
3 ſ %
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
2o3
Aengaende van uwe Predikatien ; gy moogt
niet nalaten te ſpreken van de laetſte tijden, wan neer de gelegentheit ſich aenbied: maar het is goet ſich t onthouden, om verſekering van u ſelfs te
doen, gelijk ik verſcheidemael verſtaen heb, dat gy de manieren der Propheten gebruikt : ſeg'et liever
met ſachte woorden, gelijk als ſeggende ; ik vrees ſeer of wy niet zijn in de laatſte tijden, om dat ſoo danig een Heilige ſulksſecht, of in ſoodanige plaet ſen der Schriftuur : maar niet van u ſelfs. Het is een byſondere genade dat gy in mijne gevoelens blijft: wanneer die van Godt komen, ſoo zult g noyt miſſen met die te volgen , maar degene die van my ſelfs komen konnen wel miſſen. Ik ben noch in de Weereld, en daar ſijnde kan men noch wel groote begaen: want indien Godt van my afweek ; ſoo ſoud ik noch wel de grooſte Hoer van Bruſſel konnen worden. Maar ſoo lang
#
als Godt my beſit ſoo mag men ſich wel vertrou wen: ik ſalnoyt van mijn ſelfs ſpreken ſonder dat t'onderſcheiden. Het ſou moeten ſijn dat Godt
my ontnam't geen hy my gegeven heeft, om my een woord tegens de Waarheit te doen ſeggen.
van dat gy hier woud komen, doet daarin dat u belieft: ik heb langen tijd gewenſcht van een per ſoon te hebben om myte helpen: maar om de verre weg, en uwe Bediening, en uwe beſigheden, laten
altoos niet toe dat gy u van huis begeeft. De per ſoonen die ik hier heb, ſijn niet bequaam om d'af fairen voor te dragen; dan Mijn Hr. N. maar hy is van huis, en hy ſalſoohaeſt niet weder komen. Dat
ik alleenlijk een Soliciteur had, het ſou veel "#
2o4
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
Ik ſou er wel vinden die my kennen : maar ik derf my niet betrouwen, de Weereld is al te ongetrouw, en ik moet my noch verburgen houden tot dat d'affairen meer gevoordert zijn. De Prophetie
die gy myſend, is wat duiſter; den Paſtoor Chanoiſe
# my geſeit dat hy'er verſcheidene heeft die ſeg
hee
gen, dat Jeſus Chriſtus in Heerlijkheit op der Aer de komen zal: maar hy ſpreekt van twee toekom ſten in Heerlijkheit; d'een die de Kerck ſal komen herſtellen; de tweede die ſal komen. Oordeelen: en hy ſpreekt van duiſent jaer. Ik geloof dat dit ſijn begrip is: want alle de Prophetien tot nu toe, fijn
altoos verduiſtert geweeſt, en ik geloof dat de Pro pheten ſelfs niet verſtaen hebben't geen ſy voorſei den; om dat den tijd noch niet gekomen was om de verſtandelijkheit te hebben, gelijk als tegen
woordig, nu de volmaekheit aller dingen komt. Indien de menſchen bequaam waren, ik ſou ſchrij ven'tgeen ik van die toekomſte en van andere din gen verſtae; met de uitleggingen van de geheele H.Schrift: maar de menſchen ſijn al te wijs in hun ſelfs om de wonderen Godts te begrijpen. Het is een g groot onheil voor de zielen geweeſt,
wanneer men de Studien en de Hooge Schoolenin gevoert heeft : daer is niets dat ſich meerder tegen de Geeſt Godts opſet, dan de verkregene weten
ſshappen door ſtudie. Ik dacht aen Mijn Heer N. eenigſchrift te ſenden: maar ik heb 't niet konnen volbrengen, niet meer als 'tgene ik hem te voo ren belooft had; niet wetende of'et mijne onvol
maektheden zijn die dat beletten, of fijne onbe
puaamheit, ofweldatlet geen tijt meer is om te ſpre en
l
#
iſ, g'
. De ceeſt codts is verfilis en redelijk
205
ken of te ſchrijven, en dat de uitwerkingen van alle de voorſeggingen ſoo naby ſijn, dat men ver plicht ſal zijn te ſmaken, 't geen men niet heeft willen gelooven : dat alle woorden , Talen, en Prophetien ſullen ophouden, om in de vervulling
van alle dingen te treden. En dringt Mijn Hr. N. nergens toe, vreeſende of hy ſich mocht verharden op uwe noodi
en; laet hem ſoetelijk voort gaen - - -
volgens ſijn begeeite : d'aenvechting in hem, is , noch niet ge-einigt.
. ...
.
.
.
. .
- , Over het gene gy my vraegt, ofgy qualijk ge daen hebt met eenige woorden in mijn brief uit te
ſchrabben: ik geloof dat 'et altoos beſt ſou weſen van niets uit te doen, noch te veranderen; om datter niets quaets kan voortkomen uit een goede oorſpronk: ſoomen met kinderlijke eenvoudigheit
f
aennam alles wat voortgebracht is ; men ſoumet
tertijd de daed van alle voorſtellingen vervult ſien: maar de menſchen laten ſich wel dikwi's voorſtaen
veel oprechter te weſen dan den H. Geeſt; ja veel
-
Heiliger en voorſichtiger , gelijk als of hymiſſen
# hun ## houding moet dienen het Exempel van den gene die d'Arke des Verbonts #onderſteunen. ,, of# kon
-
Kl
- Wanneer men weet dat den H. Geeſt een ziel
aendrijft; ſoo en is er niets te verbeteren, dan door voorſtellingen aen te wijſen de twijfelingen of tegenheden die men gevoelt tegens het gene dat ſ
#
y beveſticht # # komt 't geenſy ſeit, ſoo moet men haer niet weder-
voorſtelt;
ſtaen; maar alles wel aenmerken en in acht nemen om te ſien of 't ſijner tijdt de daadt hare woorden * - - - t
4.
volgen
-
266
º De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijke
volgen zal. Ik heb geen quaat misnoegen van d'uitgeſchrabde woorden, maar ik vrees of gy de werk-meeſter mocht verſtooren met uwe handen
aen ſijn werk te ſlaen, voor u die de Wijsheit kent van een ſoo ervaren Meeſter.
Aengaende het ge
ne Pater M. ugeſeit heeft van Broeder Jean d'Aire; ik vind wat tegenſeggingen aen 't geen ik ken; want hy ſpreekt dat den Anti-Chriſt komen moet
na dat al de Weereld bekeert ſal zijn, en in een al En ik ſeg dat 'et nu het Rijk van den Anti-Chriſt is, dat hy fijn ſienlijk en perſoon Rijk begonnen heeft, dat hy wel haaſt de gantſche
# vrede.
Roomſche Kerk ſal vernietigen dat er niet eenen
ſteen op den anderen # zal ;
dat gelijk
alles inwendig en geeſtelijk verrukt is, het ook wel haeſt tijdelijk en ſtoffelijk weſen zal: 't welk de ver vulling ſal zijn van de woorden die Jeſus Chriſtus
van ſijnen Tempel geſproken heeft, datſe ſonder Sinagoge ſullen weſen: en dat die algemeene Vre de niet zijn zal, dan wanneer Jeſus Chriſtus de God looſen zal komen veroordeelen, en den Anti-Chriſt met alle
fijne
aenhangers zal komen uit roijen.
Maar dat er te vooren een herſtelling van eenige byſondere menſchen weſen zal , die het Evange
liſch leven ſullen hernemen; het welk menſonder uitſtel doen moet, want den tijd is ſoo naby, dat
ſoo Godt my getoont had de vertrek-plaats van ſij ne uitverkoorenen ; ik ſou daar heen vluchten op deſe oogenblik, ſonder af te wachten, noch her ſtelling, noch verdediging of andere dingen: want
ik gevoel myſoo aengedrongen, dat my dunkt het geen dry jaer ſalaenloopen ſonder het oordeel te -
-
ſien.
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. '2o7 ſien. Dit is niet dat men my precijs het getal van dryjaren genoemt heeft , maar door giſſing van verſcheide inſichten en oorſaken. Ik geloof dat
die Goddelijke voorſichtigheit my die vertrek plaets verburgen houd, ten einde ik (ſulks niet we tende) volbrengen ſou 't geen hy begeert, vree ſende of mijne ſwakheit my voor den tijd mocht doen weggaen, voor-al-eer dat ik volbracht had
de middelen dien hy my getoont heeft. . . . . Indien dat waar is van die verſameling der Joden; ſoo is waarlijk den Anti-Chriſt geopenbaert en be kent door de lichamelijke oogen, alſoo wel als door die desgeeſt. Soo hy 5o.Steden in ſoo weinig tijds
ewonnen heeft, hy ſal de gantſche Weereld wel
## in minder dan eenjaer : men ſou dat wel willen uitdooven gelijk als van de Cometen en het vier van Roermonde, en veel andere teikenen
waar mede Godt ons dreijght. Men ſgt dat'et niets dan een uitvinding der Joden is, om met ee ren uit Hollandt te trekken;dat is een Godtvruch tigen dekmantel , ten einde dat niemand die ver raderye gewaarſou worden tot dat hy krachtig ge
noeg ſaf zijn om al de Weereld tot fijn gevolg te
trekken. De Joden ſullen haer bekeeren ſoohaeſt
#y fijne bedriegeryenſulen ontdekt hebben, ſy ſtillen hunne doolingen vervloekken, omhelſende
de ware boete, en ſullen de Heerlijke komſte van den waarachtigen Meſſias zien, het welkſy tegen woordig gelooven deſen Anti-Chriſt teweſen: fijne werken ſtillen haer genoeg doen ſien dat een Godt niet ſondigen kan, noch onkuis weſen gelijk hy. j
&#,dt ſaldoor fijne barmhertigheit haer de oogen
|
openen
208
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. -
openen om de Waarheit te ſien, en hare ſonden te
beweenen; die minder ſullen zijn dan die der hui
denſiaegſche Godlooſe Chriſtenen, die nochtans kennen dat Jeſus Chriſtus Godt is : en ſy doen hem dagelijks meer ſmaat en gewelt aen ſijn onſienlijk
lichaem, dan de Joden noyt gedaen hebben aen ſijn ſienlijk lichaem', hoe-wel ſy hem niet kenden
an voor een booſdoender. Siet hier, om te vol doen aen uwe vraeg over de dry jaren. , Soo mijn Hr. N. u beriſpt over dat gy van de
laatſte tijden predikt, dit is een teiken dat hy wel verblint is, gelijk ook vele andere. Want alle de
bedrijven der menſchen ſijn ſoo vele getuigeniſſen van die Waarheden. Maar om dat openbaarlijk met diſputen voort te ſetten, ſien ik geenig voor 'deel te doen. My dünkt beter te zijn dat men in
't openbaar daar van ſtil ſweeg, en alleenlijk daar van ſpreken aen menſchen die gy bequaam ſult vin den om dat wel aen te nemen. Godt ſou daar a meerder Eer ontfangen, en eenige zielen meerder voordeel. Want ſeggende of Prekende openbaar lijk daar van, dat is ſtoffe aen den Duivel geven, en om fijne aenhangers krachtige tegenſtellingen
te doen uitvinden, om te doen afkeeren de gene
die eenig voordeel daer uit ſoude konnen trekken, wanneer ſy afſtant deden van te gelooven de tegen woordige Theologanten. Voor my, ik ſou my niet konnen uitbreiden over die oorſaek, dan aen
degene die ik geloofden dat et voordeelig ſou zijn, Ik heb u op een andermaal noch geſegt dat men # ter moet ſwijgen, dan te ſpreken dat geen voordeel
doet. Gelooft niet dat gy't door uwe Bediening »
-
n
verplicht
e w
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk
209
verplicht zijd om ſulks te ſeggen: want den tijd om de Weereld te bekeren, die is voorby; om dat ſe
verlaten is, en dat d'ervarentheit u genoeg heeft doen ſien, het quaat dat uwe woorden veroorſaekt hebben, die gy geſproken had van de toekomſte Jeſu Chriſti in Heerlijkheit: de Broeders ſelfs heb ben u verdacht gehouden; d'andere hebben ſtoffe daar uit getrokken om u in kleinachting te bren gen : eindelijk daar ſijn vele quaden uit ontſtaen ſonder eenig goet. Ik geloof dat dit uw grooſte aenvechting is, van het broot der kinderen aen
de honden te geven, en de rooſen voor de varkens. Aengaende voor eenige in 't byſonder die bequaam zijn, ſoud ik niets willen verſwijgen.
Soo Mijn
# Sto. # is om d uitlegging van 't 24 Ca pittel Mattheite ſien , gy moogt hem dat wel too nen, ſoogy oordeelt dat ethem voordeelig ſal zijn, mits dat hy ſich verplicht het ſelve verborgen te houden. Maar voor al d'andere moet men ſich
altoos wachten van de vinger uit te ſteken, en van te ſpreken dat geen voordeel doet, en de Godt des Vreders ſal wel haeſt den Satan onder uwe voeten
vertreden: dat moet nu volbracht worden; laet ons
beſcheidelijk ſpreken, en in weinig tijds zal de Sa tan, door den Godt des Vredeste ſchande gemaekt worden.
Aengaende dien man die den ondergang van uw Huis voorſeit, dat moet men wat verdacht houden:
want die verſtandelijke ſtemmen zijn niet Godde Iijk. De Duivel kan die wel Formeren in de Lucht,
en dan is d'inbeelding des menſchenſoo krachtig dat ſe Figuren maekt; ja dikwils ſoo krachtig dat -
-
O
hy
21o De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk hy meent eenige dingen te ſien en te verſtaen daar niets anders is dan d' inbeelding: daarom moet men
't geen geloofgeven't geen die man ſeit; oftenſy dat gy ſekerlijk ſiet dat hyde geeſt Godsheeſt: want anders ſou den Duivel ſich noch bedienen van die
middelen, om alle uwe voorſtellingen in verach # te brengen, en die hatelijk te maken welkeſe kerlijk van # komen.
Want naer dat den on
dergang van uw Huis niet geſchiede op de voorſei de tijd, en dat de zaek openbaar was; ydereen
fou daer mede ſpotten. Ik geloof dat et ſal vernie tigt worden met al het andere. Maar my dunkt niet dat Godt een ſtem ſou doen komen om die
waarſchouwing: hy heeft wel gewichtiger oorſaken om diergelijke mirakelen voort te brengen : ook moeten de ware mirakelen van deſen tijd verbor
n blijven, ſijnde niet meer noodſakelijk om ons ieloof te beveſtigen. En al is't dat Godt niet naar laat ſijne genaden te doen aen eenige byſondere menſchen, ſoo wil hy daarom niet dat ſulks aen de Weereld blijkt, want de Duivelſou ſich daar van bedienen, en de ware mirakelen ſouden de Valſche
verſterken, die den Duivel dagelijks doet om vele te verleyden.
-
-
't Is Godt temteren dat men mirakelen wil doen;
men moet maar begeeren voor Heylig geacht te zijn, om dat noyt te worden. Ik heb u noch ma
len byna dieſelfde redenen geſchreven over de ge
ſontheit van juffrouw N. En al waart dat gyiny ſiegt de dooden opwekken, ſoo ſou men dat noyt moeten ruchtbaar maken, dan onder de Broeders,
ten einde ſyde wonderen Godts ſiende, hem meer ſouden
|
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk.
21r
, ſoudenbeminnen: maar niet daar van openbaarlijk
ſpreken gelijk die man doet. Want al waart dat hy eenige waarachtige openbaringen had; ſoo moet
men die geen geloof geven, ſoo lang als hy ſich ſelfs noch leeft, om dat onſe eigen-liefde ſich lich telijk vermengt met de Geeſt Godts : en het is wel
ſwaar om't een uit het ander tºonderſcheiden. Ons
natuurlijk gevoelevermengt fijnde, verbrodde in gevingen, en't maekt dat wyons meenigmaelbe riegen, nemende onſe eigene genegentheden voor ingevingen. Om van eenig geſicht of ingeving
verſekert te zijn, ſoo moet de ziel in haer ſelfsgants te niet gedaen weſen, en dat Godt alleen haer be weegt en vrijelijk in haerwerkt. Het welk door ervarentheit weet, ſy die blijft, Geheel uppe in Godt J
-
-
ANT HoINETTE BoUR1GNoN. 'Uit Gendt den zo, Februari 1666. ,, !
i
vEERTIENDE BRIEF.
Aenden ſelfden, over de ſelfde zaak. MY N HEER, - . #T Kſie door uwen laetſte dat Suſter N. geneſen is,
I gelijk ik ook byna ben.
Ik heb ſoomydnnkt, met begeerte dat geweeſt, doot de aen ºna genoeg ſe my verloſſen ſou van de tegenwoordige Ellen
Z
den, die ſoo groot fijn alſe nochnoyt geweeſt heb
Een ſedert dat de Weereld geſchapen is, voorna mentlijkrakende de va: der zielen. w: 2
l
2tz De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijks het quaat is veel kleinder van noyt geen Godt ge kent te hebben, dan hem kennende die te verach ten, gelijk men tegenwoordig doet. ,,Dat is een onverdrachelijke ſaek voor degene die 't ſelvenaeu overdenkt , en de waarheit der dingen ſiet gelijk die voor Godt zijn. ſich 't alder
Ik ſie der verloren gaen die
# gelooven in 't ſtuck van hare
Zaligheit, en ik kan hun niet helpen, al-hoe-wel ſy my lief zijn. Dit is t alder pijnelijkſte in al mijn leve, dat ick heb moeten ſien die Zielen omko
men. Ondertuſſchen moet ik dat lijden, om dat de Rechtveerdigheit Godts ſoo wel aenbiddelijk is als fijne Barmhertigheit.
-
Wanneer ik denopperſte Medicijn-Meeſter bid, . dat hy die zielen wil gedachtig zijn en geneſe; ſoo antwoord hy, datſe niet willen geraekt zijn : en hy
doet my ſookfaarlijk ſien hare wederſpannigheden, dat ik moet ſeggen, Amen, of ongerechtig zijn. De kleine N. ſal wel doen na mijnenraedt em Mijn
Hr. C. te gaen dienen, hy heeft haer meer van noo den dan hy wel te kennen geeft : want de toovery die hem gegeven is, werkt ſoo wel in ſijn lichaem als in fijn geeſt; daerom heeft hy van nooden ge voedt te worden; ſoodanig, of meer als een na
tuurlijke fiekke: en deſelve Suſter N. ſal by hem verborgen zijn voor vele vyanden voor eenigen tijd ; geduerende der ſelve moet fy Godt bidden
om te leeren wat ſy doen moet. Voor my ik en ſie niet dat ſy ſaf verloſt worden van 't gevaar harer vyanden, ſonder uit dat huis te trekken, om dat
ſynoch geen deugden genoeg verkregen heeft, on haer geduetiglijk aen Godt gekleeft te houden: €In vº-
--
"'
Degeeſt Godts is voorſchtig en redelijk,
:
enſoo haeſt als den Duivel haer een weinig ver ſtrooyt vindt, geeft hy haer een ſteek; 't welk hy niet ſou konnen doen ſonder dat ſy voorheen in
213
eenige ſwakheit gevallen was, om dat hy ſonder hare toeſtemming geen macht meer over haer heeft. Ik heb haer dat al overlangen tijd geſeit, ten einde ſy haer wel wachten ſou van toeſtemming te geven, of aen eenig quaat mede te doen. Sy moet haer al toos op het beſte voorſien tegens vele duivelen, die nacht en dach waken om haer te vernielen, welke &
ſy geenſins kan wederſtaen door menſchelijke kracht, daer moet een Goddelijke en boven-na tuurlijke hulp weſen. Sy heeft voor een gewoon
te ſich wat te laten voorſtaen wegens hare ſterkte: deſe eenige gedachte van haer ſelfs, is bequaam om
# vatte aen den Duivel te geven, dieſy inderdaedt * verachten moet, ja met hem ſpotten, doch niet om dat wy hem niet en vreeſen door onſe eigen &
kracht: maar door het Geloof en vertrouwen dat wy hebben in Godt , die onſen Vader is, en ons
* beſchermen kan tegens alle de Furien der Helle. # Gy moet Godt danken die u waardig maekt ſot ge * acht te worden om fijne liefde. Oeffent u in de ge
duldigheit 't geen Godt aengaet; ent'fijner tijd ſou hy wel de ſtraffe des viers konnen geven, 't welk
hy belooft heeft aen de gene die hunnen Broeder een ſot noemen. Dit is al ſtoffe om uwe Ziel te ſuiveren, en die met een wit kleet te bekleed en,
" tegens de Bruilofs-dach.
Het is geenſints gelegen
* dat Mijn Hr. C. de vier boekken ſiet. De grºeg heit dien hy heeft, komt niet voort door begeerte
om ſijn ziel te voeden , maar veel eer om een ge #
O 3
laeu
214. De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. laeuwigheit te ſmaken, die hem ſouden doen uit
braken het weinig van mijne gevoelens dat inſijn ziel noch overig is.
Ik kan niet wel verſtaen of 'et
van my is dat hyſeght, dat men qualijk doet van ſijne inwendige gevoelens niet deelachtig te maken aen de klaarſiende Beſtierders. Ik ſou wel blyde weſen van die klaarſiende te konnen vinden, ten
einde dat ſy hem beveſtigen ſouden in de lichten die Godt hem mede gedeelt heeft in 't begin van on ſe ſamen-komſt: die ſouden hem ſeggen dat Godt
hem de deure des Hemels geopent heeft door het middel van onſe kenniſſe: maar dat hy gewilliglijk ſich afgekeertheeft, om daer niet te willen ingaen, ten einde om een veel vermakelijker en ſekerder weg te vinden na ſijne inbeelding. K heb voor deſen, zielen van Godt verlicht gevonden, die hem loofden met het verſekeren dat den H. Geeſt in
mijn Ziele woonde ; en ſy hebben daar afvele be
wijſen gevonden. Eenige hebben daar afboekken willen beſchrijven, 't welk ik belet heb, om niet te willen geacht zijn van de menſchen, wel wetende dat hunne gevoelens niet dan menſchelijk zijn, en
dat de goede en quade opinien van alle de men ſchen te ſamen my niet ſouden doen waſſchen noch vallen een haer van mijn hooft. Daarom is 't dat ik mijn kleine vinger niet ſou willen verroeren om aengenaam te weſen aen alle de Geleerden der Wee reld. Dit kan my niet ontnemen noch geven een ſprankeltje liefde Godts : in tegendeel ſou 't my
veel eer ontnemen. Indien de goet-keuring van
mijne gevoelens nootſakelijk was voor de gene die mY moeten volgen, dat ſouweſen de huidenſdaeg ſche
21 De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk ſche manieren te volgen, die al de Weereld on: met ſoo weinig voordeel. Idereen neemt Beſtier ders ; en ſoo weinig vinden met haer de liefde Godts, die ſoo nootſakelijk is tot de Zaligheit. Dit is een beklaachelijke ſaek ! dat ſoo veelemen ſchen hunne Saligheit vertrouwen op de beſtiering der Menſchen die meeſtendeel bedriegen, of be
drogen zijn. De Beſtierders kennen de geleydin
gen Godts over de zielen niet, enſy doen die dik wils het valſche voor 't waarachtige verſtaen , en
ſoo bedriegen zy, en ſomtijds onwetende, om dat ſy de lichten des H. Geeſtes niet hebben. Godt laat ook meenigmael toe dat ſe bedrogen zijn door L
:t
de beſtieringe, ten einde om hare vermeteldheit te ſtraffen, want Godt heeft onſe Zaligheit niet geſtelt in de magt van die Beſtierders, maar hy heeft haer alleenlijk bevolen d' onwetende de grondt onſes
Geloofs t onderwijſen; ja ſelfs ſegt hy, vervloekt is den menſch die ſijn vertrouwen op menſchen geſtelt heeft. ,
Ik ſou wel gróóte laſteringen tegens den H. Geeſt begaen, wanneer ik de goetkeuring der menſchen
wilde verkrijgen, en met haer raedt plegen over g
mijne inwendige gevoelens. Alle de gene die ik tot nu toe heb ontmoet die een weinig lichts van
den H. Geeſt hadden, hebben mynoyt willen be ſtieren, ſelfs van mijn Wa IB neer ik ſocht om beveſtigtte weſen, ſijnde noch niet
#
genoeg beveſtigt in mijn inwendigſte, om de hevi geaenvallen mijner vyanden uit te ſtaen, die my dachten te verdrukken door blooheit , of vree
ſe van bedroogen te worden. Noyt hebben de
menſchen, my andere dingen geſeit, als w
O
- .
.
# Godt
J
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijke Godt; den H. Geeſt is uwe Beſtierder, en ſoekt noyt geen andere. Dit ſijn de woorden van den Biſſchop, naer dat ik ſijnenraedt wel verſocht had. Den Biecht-Vader dien ik dertig jaer gehad heb,
2 16
heeft my noyt eene verklaring willen doen over al le de vragen die ik hem gedulerende dien tijd ge daenheb, dan my altoos aen Godt geſonden, van wien ik geleert heb alles wat ik weet, en t aller tijd gekent heb dat ik moeſt doen tot mijne beſtiering. Het welk ik nu noch meer weet dan oyt; niet alleen voor my ; maar voor alle degene die my lief zijn. Behoor ik alle die byſondere genaden te verwer en, om my wegens mijne inwendige ſaken te gaen
# aen de verduiſterde menſchen,
die onwe
tende ſijn in de wonderen Godts; gelijk als die met welke de kleine Soon meenigmaelraedt pleegt, als
ſijnde de wijſen der Weereld ? Ik heb veel meer oorſaek om dat onheyl te beweenen, dan methaer de minſte beraadſlaging te begeren, niet meer dan met de vrienden die my getrou zijn. Want de tijd komt, en is nu al gekomen, dat Godt de wijsheit der Wijſen ſalte niet maken; en de voorſichtigheit
der voorſichtigen te ſchande brengen. En gelijk er in de Stal van Bethlehem een Godt is geweeſt ver
eenigt met een kind, ſooſal ook in deſen tijd den H. Geeſt ſich niet vervoegen dan by de kinderen.
Enſoo de Wijſe Mannen ſich niet verootmoedigen als kleine kinderkens, ſy ſullen van Godt verlaten
zijn, gelijk de Geleerden der Wet fijn geweeſt ten tijde Jeſus Chriſtus: daarom volgt Godt in ootmoe
digheit des Herten, omhelſt fijne wet en fijne onderwijſingen, en niets ſalu konnen ſchaden, wat de
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
217
de menſchen ook doen. Ik heb noyt andere ver
eiſingen gehad van alle de menſchen daaraen ik my bekent gemaekt heb, dan haer te doen de liefde
Godts omhelſen. Kan men daer in eenige twijfe ling vinden ? Het is een Gebodt gedaena en alle de menſchen ſedert het begin des Weerelds, Sou Godt nu deſè Wet herroepen hebben, aengeſien dat deſe
menſchen dat achterdenken hebben, en tegenſtaen willen, die daer ſeggen dat deſelve noodig ter Sa lighet is, en die van Kettery verdacht houden? Ik ſie dat d'alder Wijſte des Weerelds verblint zijn en met gebondene oogen wandelen : want het ware
goet word verdacht gehouden, en het valſche goet is bekrachtigt. Het is waar dat ik u byſondere din gen geſeit heb buiten deſe liefde Godts, om dat gy daar in vermaek neemt in d overdenkinge van 't goet dat deſen Godt der liefde tegen het toeko mende voor den menſch geſpaart heeft. Maar ik heb daar van aen geen # geſproken, om dat
ik die niet bequaam gevonden heb , en noch fijn die dingen uit mijn mondt niet gegaen om die voor teſtaen, ofſtaende te houden door twiſt-redenen; maar alleenlijk om de goede nieuwigheden te ver klaren dien ik verſtaen had in mijne ingetogent heit, gelijk iemand aen ſijn getrouwen vriend eeni ge goede nieuwe tijdingen verklaren ſou die hem , Van een ver gelegen land bekent gemaekt zijn: den drager moet geen ondank hebben voor de brieven k
dien hy brengt. De gene die 't niet willen geloo Yen,ſijn vry om dat te doen. Het is genoeg dat ſe
#
#
º vº
Godt lief te hebben van gantſcher herten, en #
elooven niet Salig te ſullen we ſenſonder V af'
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, ſy niet ſullen in't komen ſonder ware Chriſ
218
#
tenen te weſen. Soo ſe dat doen, ſy hebben geen andere dingen noodig om te gelooven. Ik bid u noyt te diſputeren, want alle de twiſten die in de
Weereld zijn, ſijn door den Duivelaengedreven, om de vroome menſchen op te houden. Godt heeft
niet gediſputeert: # enkelijk uw gevoele van de werkingen in uw ziel, en laet de andere gelooven 't geen ſy willen; dat raekt u niet: daar en is niets te betwiſten , Godt heeft aen ydereen ſijn volle vryheit gegeven, het ſtaat u niet toe aen yemandt die t ontnemen.
Aengaende de Hiſtorie van Taulerus; ik heb die noyt geleſen, ende en kan ook mijn verſtant niet vervullen met eenige beelteniſſen, 'k heb liever dat Godt daar ſchildert 't geen hembelieft, en u daar van mededeelen voor ſoo veel gy noodig hebt.
Mr. onſen Raporteur heeft my geſegt, dat hy
geen middel ſiet om onſe affairen aen te dragen ge duerende de vacantie : maar dat hy 't aenſtonts daarna zal doen, dat hy't alles geleſen heeft en't ſºlve in fijn verſtant draegt, dat ſijn noticie wel ſal
gemaekt zijn in twee of drie uren: Ik heb gelijk een wederſtreving dat het afgeweſen werd. Ik dacht aen Mijn Hr. N. te ſchrijven, maar de bode heeft
my doen afkorten; het ſal voor d'andere reys we ſen. Hy ſaluſeggen dat ik niet dan harde korſten heb: maar ſoo hy gedult had hy ſou daar na welde
licate ſpijſen ſmaken voor de ziel en 't lichaem. Wit Gent des 7. -Auguſtus 1666.
VY F
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk VYFT IEN DE
219
BRIEF.
Aenden ſelfden over de ſelfde zaek, MYN HEER,
-
Kheb noch geenige vrienden geſproken, dan Mijn Hr. N. die my heeft komen beſoekken, en
wyſijn een geruimen tijd in geſprek geweeſt, en
dat(ſoo my # met voordeel: ik heb hem ee nige van mijne geſchriften ter handt geſtelt; hy is ſeer van mijne gevoelens in de Biechte en het Nachtmael; verſekerende dat in 't begin, deBiech te niet bevolen was dan voor de dood-ſonden, en
dat men die uitermate ſeer misbruikte. Soo hy een kind word,hyſal tot groote dingen bequaam zijn.
Juffrouw N. gaet wel voort, maar dat is ſoo een werkkelijke geeſt, dat men 't wel quaat heeft om
haer ſtil te houden:ſy ſou wel het weinige dat ſe ont fangen heeft, willen mede deelen aen de gantſche
Weereld. het moet ſoo niet gaen opſulken manier, men moet eerſt ſich ſelfs vervullen, eermen ſich
voordeeligaen andere kan uitſtorten; anders doet men geen profijtaen ſich ſelfs noch aen andere:
het fijn natuurlijkeyverigheden die men voor vie righeit van den H. Geeſt neemt. Ik geloof dat gy
van mijnent-wege adieu geſegt hebt aen de twee kinderen, alſoo
# te haeſtig moeſt vertrekken om
dat ſelve te doen. Ik heb my onpaſſelijk gevon den voor mijn vertrek, gelijk ik noch tegenwoor
dig ben, houdende meeſt altijd de kamer en 't bed de; men heeft my gelate, om het # aen d'een
ſijde van mijn hooft. Het is deerlijk dat men # TGirl GC11e
22o
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
remedie tot natuurlijke dingen kan vinden, en noch minder tot de gebreken der zielen; het welk'er
vele in de Helleydt. Ik fie er vele die vergaen
ſonder haer te konnen geneſen, om dat ſy hunne quetſuren niet gewaar worden., Soo Mijn Hr. C. Raadts-heer is gemaekt, dat ſal noch fijn door de beſtiering van den Duivel. Ik ſey hem over dry
jner dat hy hem wel verſtrikken ſou om fijne goede beſluiten te doen verkeeren; hy ſpottede daar mee,
gelijk of hy geenige vrees had, maar hy heeft al reets vat op hem gehad in verſcheide ontmoetin
en; niet door quade bedrijven; aengeſien hy daar door niets winnen ſou: maar door nalatingen, met af te gaen van de goede voornemens, en van de lichten die Godt hem gegeven had om tot de
Saligheit te geleyden, dewelke hy verloren heeft, omdat hy de menſchen aengehoort heeft, verlaten de de
# des levendigen waters, om te gaen
putten uit de geſcheurde bakken. De kleine N. moet ſich verheugen dat ſe vervolging lijd om de
rechtveerdigheit; ſoo ſy het quaat wilde toeſtem men, ſyſou bemint zijn: ſy moet volharden tot aen 't einde, hare belooning ſal groot zijn; dat ſe haer altoos aen Godt onderwerpt, en niets ſal haer kon nen beſchadigen.
Aengaende de Regente, ſy heeft oorſaek genoeg haer te oefenen om hare voornemens te ſtuiveren; om dat ſy tot nu toe hare bedrijven tot d'alder vol maekſte toe, noyt ſuiver om Godt gedaen heeft; maar altoos vermengt met eigen liefde, of men
ſchelijke inſichten, dewelke alle beloont ſijn door d'oog merken die men gehad heeft in het doen en HACTA
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk
221
men behoeft geen belooninge van Godt te ver wachten, dan van de bedrijven of voornemens die
wy ſuiverlijk om hem gehad hebben. Ik heb haer daar van opentlijk genoeg geſproken, om dat ſy altoos ſeide, niet te konnen kenne wat in haer was dat de genade Godts verhinderde: mijne woorden hebben haer dikwils bitterlijk geſchenen: maar ik
geloof dat ſe haer ſoetſullen weſen, wanneer die wel verteert zijn.
Wie kan twijfelen dat alle die Feeſten daer in men ten toon ſtelt de Beelden van onſe Lieve-vrou;
alle uitvindingen van den Duivel zijn; en het nu ſijn Rijk weſende, ſoo kan hy de quadeluchten er
# anders overvoeren, en door gevolgde Peſt oen ophouden in de plaetſen daer men fijne willens navolgt. De gene die ſijne aenhangers zijn konnen wel beloven dat de Peſt niet komen zal waer het beelt gedragen word: maar den Duivel is een bedrieger en leugenaer; hy ſou de Peſt (ſoo Godt hem toeliet) wel voor eenigen tijdt ophou den: maar daar na ſou hy die veel krachtiger ver hitten dan ergens anders. Het is een groote ver blindtheit, ſoo velen yver aen te wenden om de Peſt t” ontgaen, die niets doet dan het leven des
menſchen weg nemen,'t welk wy nootſakelijk moe ten verlieſèn: en om de zonden tºontgaen die het leven onſer zielen weg neemt, dewelke Eeuwig
moeten leven; daar in ſijn wy ſoo traechen onacht ſaem. Dit is een teiken datter geen Geloof meer in de zielen is, en dat ſe geen gevoelen meer heb ben dan voor het tegenwoordige, en niet meer tot
d! Eewigheit, Ik bid u alle ſoorten van ontmoetin w -
geſ?
222
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
gen vreedſamelijk aen te nemen met een volmaekte overgeving aen de wille Godts ; nadien hy het
quaat wel lijdt, ſoo behooren wy dat ook te ver dragen, wanneer wy't ſelve niet konnen verbete ren : maar noyt in eeniger manieren daar in mede
doen. Godt trekt ſijne Eer van alle dingen, wan neer 't hem gelieſt, ja ſelfs van de verdoemnis der Zielen; fijnde alſoo # verheerlijkt in fijne Recht veerdigheit, als in ſijne Barmhartigheit. Omgeheelijk aenſijnen wil vereenicht te weſen; ſoo moet men niet meer ontroert zijn van de ver doemnis onſer vrienden,dan die van onſe vyanden; om dat ſe alle voor Godt gelijk zijn: en d’ onſtelte nis komt noyt van den H. Geeſt, die niets is dan vrede, liefde, en ruſt in Godt. Al is 't dat de gant ſche Weereld verloren gaet, laet ons nimmer onſe vreedſaemheit in Godt verlieſen : dat vermaen ik
uin't byſonder.
-
Ik hope dat de dood van uwen Eerdsbiſſchop, wat licht aen de Broeders geven zal, en dat ſy ſeker lijk belyden ſullen dat dengrouwel der verwoeſtin ge in de Heilige Plaets is, en dat 'et tijd is om te
vlieden, en Judea te verlaten, om ſich op de bergen te begeven. Ik geloof dat ſy't geleſen en verftaen hebben, niet alleen van my ; maar ook van de
Mondt Jeſu Chriſtiſèlfs in den H. Matthei. Indien ik in haer plaets was; ik ſou niet eenen dagh meer vertoeven om gantſchelijk afſtant te doen van alle Bedieningen, Staten, en voordeelen, hoedanig
die mogen zijn ten einde om mijn ziel te bevryen: want daar en is niets anders meer te doen in de
Weereld.
Gelukkig die 't gelooven zullen, . Ik wil IAlSVS
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk. 223 niets raden: maar ſooſy 'tſagen gelijk als ik dat ſie; niets ſou haer wederhouden. Ik gevoel den eenen dach na den andere dat de tijd nadert en kort, om # beter uit te drukken. Maar ik bevind my noch alleen in de Weereld.
Dit is een vreemde ſaek, dat
mijne gevoelens van niemand beſeten zijn. Het moet ſijn dat ik dool , of dat de gantſche Weereld ſch bedriegt. Daar ſijn wel eenige menſchen die mijne gevoelens ſmaken , maar niemand die ſe in 't werk ſtelt. Het is veel dat men die verſtaet: maar
ſoo des ſelf oefening niet volgt; ſoo is't niets ge daen, dan een begonne werk. En om dat deſe oef
fening de Weereld tegen is, en aen de natuur we derſtreeft; ſoo trekt men ſich daar van af, en men vreeſt daar voor.
Ondertuſſchen is er niets ver
trooſtelijker, dan een ziel die van haer ſelfs ont ſlagen is, en aen Godt overgegeven. Ik ſou geen ander goet konnen ſmaken in deſe Weereld: alle de
vermakelijkheden die men ſich ſou konnen inbeel den, ſijn daar in begrepen. Geenige ſmarten,
,#
moeijelijkheden, ja geenige ſchanden of verachtingen moeten pijnlijk zijn, in de verkrij
ging van een ſoo grooten ſchat, die ons het Eewig heyl ſal geven, voor een weinig voorby-gaende
lijdens. M. N ſchikt ſich het alder #
M. V.
blijft in hare laetdunkentheit desgeeſt, hoewel gy my haren goede wil ſchrijft het fijn niet dan natuur lijke gevoeligheden. - De Regente vervolgt hare oude gewoonlijke Godts-dienſten. Suſter N. valt
in ſwakheden ; 't welk gy ook doet. Eyndelijk niets is er gemetſelt in de vaſte Deugt : 't geen my ſmarten aen doet, van dat te gedenken. Ten ſijn geen
224
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijks
geen puncten van 't Geloof al dat men in den geeft fiet. Maar om dat ik 't door ervarentheit dikmaels
waarachtig bevonden heb, ſoo en kan ik daar niet aen twijfelen, my beklagende van my alleen te ſien,
ſelfs onder de gene die daar ſeggen my te willen volgen: ſop wel die van Gendt als Mechelen, of er g:ns anders. En ſoo lang als onſe zielen niet ver
eenigt zijn in den Geeſt Jeſu Chriſti: waar toe ſou de vereenigging der Perſoonen dienen die van ver ſcheide willens zijn, dan om d'een den ander moe yelijkheit aen te doen? Want voor my, ik en kan niet veranderen; en ſoo d'andere ſich ook niet ver
anderen; het ſou niet dan verwardheit zijn, blij vende ydereen in ſijne eigene ſinnen. . De Geeſt
Godts moet eens zijn onder alle de Broeders en Suſ ters, of andersſou my alles hinderlijk weſen; en ik ſou verplicht ſijn hun te verlaten, alwaart dat ſe
ſtoffelijk te ſamen vereenigt waren : daarom is het beter niet te beginnen, als dat niet wel te volbren gen.
Beveelt dit aen Godt, om te ſien wat ons in
't korte ſal te doen ſtaen.
Onſe affairen vertragen
ſich, en ik kan niemand gebruiken, om dat ik ſul
ken tegenſtreving heb om aen de menſchen te ſpre ken. Ik hou mygants geſloten, om dat ik geene vaten vind die gereet fijn om t'ontfangen: ydereen is vervult met fijn eigen ſin. Mijn Hr. N. heeft eenige van mijne ſchriften ge
leſen, die hem ſeer wel ſmaken: ſegt dat alles ſéer goet is, dat er niets tegen te ſeggen valt, voorna mentlijk een Tractaet van het berouw, 't welkhy het vernoeging geleſen heeft, als ſijnde de ſtoffe
die hy meeſt in 't hert heeft. Maar met dit alles -
ſou
De Geeſt Godts à voorſchtig en redelijk,
225
ſouhy geen kind konnen worden, noch de men ſchelijke inſichten verlaten; anders heeft hyſchoo ne eigenſchappen voor de Deucht. , Indien Jeſus Chriſtus niet gedreycht hadde, dae
-
de gene die ſich niet veranderen tot kleine kinde
ren, datſe niet ſullen ingaen in 't Kooninkrijk der Hemelen ; ſoo ſou men reden hebben om groote
Mannen te blijven, om dat ſyſulks waarlijk zijn, in vergelijking by het gemeene Volk: maar die drey ingbehoort haer te doen beven van vreeſë. Deſe
indtsſchap beſtaat niet dan in d onderwerping ſij nes geeſt, en ſijn eigen wilaen die van Godtonſe Waarachtigen Vader, in alle dingen,gelijk een #
aen de wille en beſtiering van ſijnen Vader onder worpen is.
Door
ANT Ho1 NETTE BoUR1 GNost, vit Gendt den 25. July 1666.
-
-
SESTIEN DE BRIEF. Aendenſelfden, over de ſelfde reden MYN HEER,
-
-
- --
I Kwenſch ſeer dat M. N. my d'eer deed van op mijn brief te antwoorden. Aengaende die an dere Doctoren en Godts-Geleerden , ſy moeten
my niet aen boort komen, vreeſende ofſe mochten gequeſt worden. Want het woord Godts, is een tweeſnijdent Zwaart. .
--
--
- --
Voor degene dieleden van den Anti-Chrift zijn; men behoeft niets dan h: te verachten, om # --
226 º De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk, te doen berften; Aengeſien dat ſy alle opgeblaſen ſijn van hoogmoet, en ſy hebben 'twel quaat om te verdragen de gene die haer niet eeren voor Wer
ſtandige, waar aenydereen moet toegeven: ook is er niets op haer te winnen, om dat haer quaat op 't hoogſte gekomen is. Het is van haer dat Je
ſus Chriſtus heeft geſègt, en wederſtaat het quaat niet. Want alle andere quaden fijn om te wederſtaen; om dat degene die rechtveerdig is, de ongerech
tigheit niet kan lijden. Godt ſelfs heeft die altoos wederſtaen : maar in deſen laatſten tijd, ſou de te genſtantſonder voordeel, ja ſchadelijk weſenaen d oprechte menſchen: daarom moet men 't verdra
# tot aen't einde, waar in de Kroone beſtaet. n oefent ontrent de menſchen, de voorſichtig
heit der ſlange, of andersſouden ſy ons verdruk is't dat ik u vooral beveel: de ſtilſwijgingen voor
ken, ſijnde ſoo machtigen in grooten aenſien. Dit ſichtigheit, is u alſoo nootſakelijk als het broot,
dewijl dat vele vyanden u verſpieden om eenig
woord t'achterhalen waar op ſy vat mochten heb ben, om hate verraderie uit-tewerken, en ons te
vernielen, ſoo 't Godthaer toeliet. Noyt moet onſe onredelijkheit haer de ſtoffé verſchaffen. Laet ons vertrouwelijk aen Godtſpreken, maar aen de menſchen met vreeſe : Want men kent byna nie
mand meer; ſy zijn ## aengeſicht, hebbende hare gedachten wel verre van de woorden. Laat ons alleen in Godt vertrou
wen, houd alle d'andere voor verdacht. Hy is huidenſdaegs wel gelukkig die een getrouweVriend, gevonden heeft. Ik vrees altoos dat de Broeders -
'-
my
t
De Geeſt oodts is voorſichtig en redelijk 227 3 mytelaet ſullen ſoekken, om dat den tijd gedue # rig nadert, en ſygaen achterwaerts. d Alderjong 1
ſte is uit mijn verſtant niet geweken : maar hybe
ſeert my dikwils: ik had fijne andere quaden wel voorſien, maar niet deſe volkomene opſtelling te
#
#
Den Duivel kan hem niet meer doen
ondigen gelijk hy gedaen heeft , ſoorandhy hem 3
# eenige aenvechting van my te doen verlaten en indien hy dat bequam, ſooſouhy't al les gewinnen: want ik heb genoeg erkent dat ik het eenige middel harer Saligheit ben. Die aenvech tingis d'alder ſubtijlſte, te meer om dat ſe geſteunt is op Godtvruchtige # Maar ſooſ de grond haerder conſcientie wel wilde onderſoek ken, ſy ſouden bevinden dat ſe meer lichten en ge naden van Godt ontfangen hebben door mijnege voelens, dan door alle de boekken en ſtudien die ſy oyt in haer leven gedaen hebben. Indien die aen door
5 g % 4 % 4 % 4
menſchennaer datſe inderdaedt volkomen van het , licht Godts verlicht fijn geweeſt, noch wankelbaar
geworden zijn: wat moet men verwachten van de doolende en blinde ? Mydunkt vervult te weſen; dat ſoo den Heere quam,hygeenGeloof in Iſrael vinden
ſou. Ik vrees altoos dat hy my ſal doen vertrek ken, om onder de Joden en Heydenen te ſoekken de goede aerde die vruchtenſal voortbrengen. Of M. C. raedts-heer is of niet; dat is een geringe ſaek, dewijl hy ſich niet gantſchelijk tot Godt begeven wil. d' Eene bedieninge ſal niet meer quetſen als
de andere,ja van twee quaden het minſte te kieſen, ſal hy dat eerder vinden in de Civile ſaken als in de Daar is (naer mijne inſicht) minder - -. P 2 hoop
e'
#
/
v 228 De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. hoop om te verbeteren in de geeſtelijke dan in de Weereldſehe menſchen.
Men moet hem late be
##
Godt dwingt niemand, ydereen moet ver ieſen de ſtaet en gelegentheit die hem beſt tot God eleydt; anders is alles ydelheit. Dat men ſegt,
at twee vrouwen de Peſt binnen de Stad Ooſtende
gebracht hebben , dat is een uitvinding van den Duivel, ten einde het Volk ſich niet tot Godt ſou
den bekeeren, gelijk als gebeurt dat men door vreeſe van de doodt, van leven verandert. De Peſt
is d'alder Saligſte ſtraffe van Godt; om dat men die altoos van de handt Godts ontfangen heeft, en ſijn toevlucht tot het gebedt genomen om gehol en te worden.
De Toovenaers dit ſiende, heb
# verſiert dat et de Duivel is die de Peſtſend, ten einden dat niemand iets aen Godt ſoude toe-eyge nen, en dat niemand geen boete ſou doen. Den Oorlogh ſchrijft men aen de Princen en Re
geerders toe : en de quade voortgangen fijn ge meenlijk toe-geeigent aen enige verraderyen. En dit maekt dat men murmureert; men laſtert en verloochent Godt tegens de verraders, in plaets van aen Godt om barmhertigheit te roepen over de ſonden, die d'oorſaek van de Plagen zijn. Den honger baart ook vele ſonden van dievery, nydig
heit, wanhoop, en duiſènt andere, die maken dat Godt ſich meer vergramt. Maar de Peſt tempt d'alder hoovaerdigſte, door de vreeſe van de ſtraffen Godts: en om dat ſulks niet meer gebeuren ſou, ſoo verſiert den Duivel dat et de Toovereſſen
zijn die de Peſt ſenden; op dat de minſte oorſiek
die ons tot Godt kan doen loopen, noch ſou weg genomen
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk 229 genomen zijn door dat geloof. Het gemeene volk wetende dat de Peſt door Toovereſſen komt; ſoo
ſullen ſy hun bemoeijen met haer te vervloekken, in plaets van Godt te bidden om vergiffenis harers ſonden, die fijne rechtveerdige wraak over haer getrokken hebben. Siet hier hoe dat den Duivel alle de Eere en voordeel hebben wil, die aen Godt alleen toekomt. ſ
Ik heb denuwen ontfangen neffens die van mijn Hr. C. die my ſchrijft dat hy onſe affairen gere commandeert heeft aen mijn Hr. Pirens: maar dat
hy ſich niet uitgebreyt heeft overden voet die men º moet nemen , door oorſaek dat hy den Rechter moet weſen. Hy ſegt my vele reden, over 'tgene ik hem geſchreven had: ſoo dat my dunkt, dat hy het Procederen van de Mageſtraat wil bedekken
en verſchoonen, en gelooft daar mee dat hy Chriſ telijke gevoelens heeft, met geen quaat gevoelen te hebben van alle hun bedrijven die verſchoont
konnen worden door d'omſtandigheden : En hy ſou gelooven ſijn conſcientie te quetſen met anders te doen. Eindelijk hy is in de duiſterniſſen die de e
:
Duivel door de gantſche Weereld geſpreyd heeft.
4
Teweten, dat men 't quaat voor goet neemt, en de leugens voor de Waarheit. Ik ſal hem wijtloo pig antwoorden, Godt biddende dat hy hem ver licht over 't gene hy van de Moeder tot Oorſchot
, ,
:' º " t
geſeit heeft. Ik heb haer altoos voor Heyliggehou
* w
den: maar ik heb daar niet veel werks van gemaekt
r
of haer lichaem onverderfelijk gebleven is of niet; of dat et Olyvan ſich gegeven heeft: om dat dit het
t
3 weſe der Deugt niet is. r
# d'Apoſtelen endere an
23o De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijck dere groote Heyligen ſijn niet in onverderfelijkheit gebleven. Ik # wel dat gyu vaſt hield aende weſentlijke Deugt, ſonder ſooſterkelijk te volhar den over de toevallende ſaken. Want den Duivel ſou die wel leugenachtig maken die gy hebt
#
ſtaende gehouden, om al het andere te doen ver achten. Hy heeft voorſien dat gyloffelijk van my
behoorden te ſpreken, en op dat gy niet ſoud ge hoort worden, ſoo heeft hy twijfelachtig gemaekt
eenige dingen die gy van die Heylige geſegt hebt, om te doen paſſeren voor lichtveerdigheit alles wat gy van my ſoud voortbrengen ; gelijk als eenige
van Bruſſel u getuigt hebben, ja den P. V. L. heeft in dat verweten: daarom bid ik u voor het toeko
mende, dat gy voor ſoo veel my raekt , niet bo
venmatig gaet : want daar is weſentlijke ſtoffe ge noeg die ydereen in het toekomende kennen zal. De gene die de lichten des H. Geeſtes bepalen wil len, die gelooven niet dan 'tgene ſy in hare boek ken vinden, ſich beroovende van groote ſchatten:
laat haer geworden, Godt dwingt niemand, hy heeft de gantſche Weereld tot hem. Indien eenige de Waarheit niet willen aennemen, hy ſal die aen d'andere geven.
Ik heb giſteren met N. geſproken, my dunckt dat hy een kindt Godts zal zijn : maar ik en open
my niet aen hem, door dien dat hy my niet genoeg kent. Soogy tot Gendt komt, brengt de ſtukken van mijn # chrift mede, die hem denweg konnen openen: het is een goeden geeſt, ſeer gevoordert in de Waarheit. Indien hy in mijne gevoelens was,
hy ſou wonderen doen. Ik ſal de Predikatie '# 4
G
De Geeſt Godts is voorſchtig en redelijk.
23 I
de Jeſuiten verwachten om die aen den Deken te ſenden, met de byſonderheden van den Joodſchen Meſſias, ſoogy die hebt. Ik mocht hier wel een
:
Zaek-voerder nemen, om dat ik niet meer met de
menſchen ſpreken kan : my dunkt dat ſy alle ſot zijn. Hoe meer ik my tot Godt nader, hoe meer dat ik een gruwel van de Schepſelen heb. -
Men ſchrijft my dat er noch een van mijne Doch
terkens die gevangen zijn over weinig tijds, in 't ſterke huisgeſet is. Sy diende by den Procureur N. De Duivels ſijn gedwongen om ſich t ondekken; en de menſchen booſer dan ſy, willen 't bedekken. De twee andere blijven altoos opentlijk in de ge
vankenis. Ik heb niet ontfangen van Mijn Hr.N. mogelijk om dat mijne laeſten hem ſwaar heeft ge
vallen. Soo hy vaſt blijft aen ſijn Hooft en ſien lijke leden; hy ſal met haer omkomen: want alles ſal verſtrooyt en vernietigt worden aen het uitwen
dige, gelijk dat over langen tijd aen 't inwendige geweeſt is; ſoo datter niet eenen ſteen op den an dere zal overblijven : om datter geen cement van liefden is, om alleenlijk twee zielen aen malkander te hechten in volmaekte Chriſtelijke eenigheit. Wy ſullen in onſentijd alles vernieticht ſien. Waar
opſullen dan die arme Romeynen haer ſteunſelſtel len, die hun niet hebben derven ſteunen op de woorden van den H.Geeſt? Hoe ſouden ſy hebben
konnen ingaen in den Nieuwen Tempel, die niet van menſchen handen ſalgemaekt zijn; nadien ſj de menſchen niet willen verlaten, maar het vleeſc en dekſel behouden, voor de Kerk, al is't dat de lee
ringe Jeſu Chriſtidaer niet gevonden word? Ik bid -
P 4
-
Godt
23z
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk:
Godt dat hy't dekſel van d'oogen veeler arme
blinde weg neemt, die begeerte hebben om klaar te ſien, ſonder alleenlijk te willen hate oogen op doen tot het licht dat hun aengeboden is. En ſpreekt hun niet meer; uwe woorden die verharden
haer: ſy moeten 't van Godt verkrijgen, met hun van harte voor hem te verootmoedigen. Ik ſou blyde weſen dat gy alle mijne ſchriften na ſchreef die
onder handen van N. zijn dewelke gy niet geſien hebt; ten einden men ſich daar afbedienen kan
waar het behooren zal.
Het gene ik eenmael ge
ſchreven heb, dat kan ik niet weder herhalen, ten
waar dat Godt my noch het ſelve licht gaf, het welk hy ſelden doet , maar ſend nieuwe invloeden, Het is ook nootſakelijk dat men aenteykening heeft van de Paſtoor N. N., over de tooverie. Ik heb
aen Mijn Hr. C. een onderſcheit van den goeden
en quaden geeſt geſchreven. Coppijeert dat ook, het is ſchoon.
door
ANT H o I N ETT E B o U R I G No N. SJit Gendt den z1, -Auguſtus 1666.
SEV EN TIEN DE
BRIEF.
Aenden ſelfden, over de ſelfde reden, MYN HEER. S Iet gy niet dat 'et nu den tijd is van de Mon ſters, in geſtalte van Leeuwen, Draken, Ser
penten &z. Want alle de menſchen fijn als uit den afgrontder Helle gekomen, wel gewapent om het -
werk
*
:
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk 233 werk Godts te beſtrijden. De vrienden ſelfs ſijn Voſſen, verſpieden ons t overvallen, en beſtryden d'alder vaſte deugden. UWe Patersſijn als Leeu wen om my te verſcheuren. De Participanten als
Wolven, begeerendemy in te ſlokken, op dat ſy my mochten onmachtig maken om u te helpen.
*
ſ?
lf
De Gods geleerden fijn als Baſeliskens die mygaer ne om den halsſouden brengen, wanneer ſe mijne ſchriften aenſien. Den Luipaart, dat ſijn alle de ſoorten van Religies, die met hunne verſcheidene gevoelens den oorlog voeren tegens d'oprechte Waarheit. De Geeſtelijken, dat ſijn Serpenten die dooden en ſteken alles wat met haer niet over
een komt. En N. is een Draak, ſpougende vier en vlam ſonder te weten waarom. Hy ſchuimbekt
van gramſchap tegens de Juſtificatie, en ſegt op de ſelvetijd terwijl hy buldert en raeſt, dat hy ſe niet geleſen heeft. Seker ik gae wel door eenen harden oneffenen weg waar ik ſoo vele tegenheden vin, dat 'et byna onmogelijk is, dat ik voort geraek: want
alles houd my terug in het werk Godts.
Gyſelfs
ſijt als over dwars gaen leggen ; ik moet meenig
maeluwe begeerten en gevoelens, onder de voe ten treeden ſoo ik de werken Godts vervoorde
ren wil. , d' Een veracht dat; d'ander beſtrijt'et; een ander beletet. Eindelijk ik vind niet dan on
effenheden in den weg waar door Godt my nu ge leidt. Indien hy my niet krachtelijk by der hand hieu, ik ſou op elke ſtap vallen. Gy hebt my ſoa
meenigmael geſegt dat ik noch meer lyden ſou: maar gy hebt doentertijd niet voorſien, dat etu
we lijdensweſenſoude, die de mijne ſouden voort -
P 5
brengen.
***
234
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
brengen. Men ſegt dat de Maget Maria, geduren de de Paſſi van haren Soon Jeſus, ſoo veel geleden heeft als hy ſelfs. En ik lijde meer in mijnen geeſt, als gy doet in uw lichaem. Dit is niet, dat ik niet
wel wenſchuin die Salige lijdens te ſien, en in de Saligheit door Jeſus Chriſtus voorſeit, leerende dat ſe welgelukzalig ſullen weſen, die vervolging lijden om de rechtreetdigheit. Maar het is dat ik u noch gevoe lijk ſie in de natuur, die noch niet overwonnen is: ſy ontſtelt haer noch in de moeyelijkheden, en ſy tracht geneſing te vinden voor hare lijdens. Dat benauwt my 'thert, ſiende uwe pijnen en gevaar lijkheden ſonder die te konnen verlichten. Maar ſoogy gekomen waart tot deſengraed van vreugde te hebben in het lijden, en dat gy gekten met de wreedtheden,
# den H. Lourens dede in 't
midden van de brandende kolen: danſoud ik my verheugen over uwe lijdens, en Godt hooglijk dancken.
Ik weet wel dat men in dit leven niet
weſen kan ſonder de ſmarten te gevoelen die men ons aen het lichaem of aenden geeſt doet: maar de
getrouwigheit beſtaet hierin, dat men ſijnePijnen gantſchelijk in de wille Godts ſtelt, ſonder meer de klachten # ſinnen en natuur aen te hooren; maar alleenlijk van Godt eiſchen de krachten om dat te lijdentotter dood, en vergenoegt ſijnde om in de rykelen en gevaarlijkheden te blijven ſoo lang als het hem belieft; ja niet begeren daar van verloſt te weſen , dan wanneer 't hem believen zal.
Siet
hier de hoogſte proef van d'overgeving aen Godt,
en van ſich ſelfs verſaking. Wanneer wy daar ſſl lengekomen zijn, ſooſüllen wy bequame werktui -
gen
-
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
235
genweſen, waar van Godt ſich bedienen zal; en niet van te voren. Want ſoo lang als wy dit willen, en niet dat willen, ſoo is't een teiken dat wy noch
niet in de handen Godts geſtelt hebben den toom van onſen wil, om die te wenden waar 't hem be lieft.
Men moet trachten allenxkens daer te ko
In CIl :#
hebt nu vele oorſaken en gelegentheden
om offeranden te doen van uw leve, gelijk Abra
ham wilde doen van ſijnen Soon Iſaacq. Maar ik geloof dat den Engel het ſweerd ſou vaſthouden,
wanneer uwe vyanden gereet ſouden zijn om den ſlag te geven. Soo dat niet geſchid, het is een teiken dat Godt u tot hem wil hebben in het wel-gelukſa lig leven buiten alle moeyelijkheden en lijdens.Wat
het ook mocht weſen lijdgy altoosgaerne in dit dal dertranen. Het is niet dan een kleine oogenblik ten aenſien van d'Eewigheit. Ik ly gaerne uwe
ſmarten, al is't dat gy moeijelijkheden en benaeut heit desharten hebt. Dit ſijn de lijdens die gy my meenigmael hebt voorſeit. Want aengaende die van mijn lichaem; my dunkt niet dat my die groo
telijksſûllen ontmoeten; dewijl dat Godt my ſchikt om noch meerder te ſchrijven. Hy ſalniet toeſtaen dat men my de ruſt en geſondheit ontneemt: Hy
heeft dat voorheen noyt toegelaten. De kinde ren hebben ſoo menigmaelgemeent my te verge ven na haer ſeggen. De Mageſtraat heeft my ſoo dikwils in haer macht gehadt, en ſy hebben my niet vaſt gehouden; het welk hun daar naſeer
geſpeten heeft. Het is dat Godt geen macht heeft willen geven aen mijne vyanden om mijn lichaem
te beſchadigen , maar wel om mijn hert te benaeu . .
WCIR
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.
236
wen door de lijdens van andere, gelijk door d u wen en die van Machteltje voor deſen. Indien ik dat niet had, ik ſou in geduerige vreugde en ver
genoeging weſen: maar ſoo lang als ik u niet ſie in die volkomene overgeving, ſoo gevoel ik alles wat u gevoelijk en pijnlijk is, ſooſeer, dat indien dieſelfde lijdensaen mijn eigen perſoon geſchiede, my die veel lichter ſouden weſen. Soo gy my kond ontlaſten met my te ſeggen in der Waarheit dat gy eet zijt om t aller oogenblik te ſterven; ſoo ſou
en aenſtontsmijne ſmarten ophouden. . Ik kan u niet beſchrijven de ſtrijden die ik in mijn binnenſte
# heb, om te komen tot het beſluit, of onver chilligheit van uwe dood.
Het ſcheen mytegens
reden te weſen om het te ſtellen aen de wille Godts
van u te verlieſen, wanneer ik geloof dat gy my ſeer kond helpen in ſijne werken : en deſe onvol maekte afhankelijkheit aen Godt, bedekt ſich met Godtvruchtige voornemens, meenende dat et ſij
ne Eere is, dat gy leeft en overal fijne lichten voort ſet. Maar wanneer ik gekeert ben in mijne ſuive re ingetogentheit; ſoo heb ik wel geſien dat ik my noch vleyde, en dat ik daar in niet geheelijk was overgegeven aen Godt, die beter weet als ik of uw leven tot ſijn Eere dienen moet of niet; en ſoo hyu verkoren heeft om my te helpen, het ſtaet al leen aen hem om u te behoeden, en aen my om dat
niet te begeeren of te lieven; aengeſien dat mijnen wil in alle dingen moet over gegeven weſen aen de zijne, ſonder eenige begeerten, verkieſingen, of uitſondering; het welk ik noch niet verkregen had in't ſtuck van uw leve of doot. **
Maar nu ben -
ik
DeGeeſt Godts is voorſichtig en redelijk,
237
ik tot dat punkt gekomen van overgegeven te zijn. Soo dat indien men my ſeide dat gy dood waert,
mydunkt dat ik verheucht ſou weſen, gelooven de dat gyſekerlijk met Godt ſoud zijn , maar ik heb daarom noch niet overwonnen de gevoelijkhe
den van uwe ſmarten, ſoolang als ik u in de pijnen ſie; het welk noch een groote onvolmaektheit is: om dat ik altoos behoorden gereet te weſen om te lijden ſoo lang als't Godt believen zal; en omaen
ſtonts, en op die oogenblik te ſterven als hy be eert. En 'tgeen ik ten opſicht van my moet heb ben; dat moet ik ook ontrent u hebben: waar toe ik noch niet heb konnen geraken, als nu. Ik bid
de Godt dat hy my verloſt van deſe perſinge, ver oorſâekt door mijne onvolmaekte onafhankelijk
heit in alle dingen aen fijne Heiligen wil. Soogy meer gevoordert ſijd in dit ſtuk, waarſchoud my, bid ik u; om my kracht, moedt, en inwendige vertrooſting te geven, of oorſaek om meerder te
bidden, ten einde dat wy't beide mogen bekomen tot fijnder Eere en onſe Zaligheit.
Wanneer ik ſpreek van my af te ſcheyden, weg te vliegen, of my te vertrekken van de menſchen. Dit is niet om dat ik haer verachte of haat: want
ik bemin haer als de beelden Godts; en ik heb voor haer een ſoo grooten liefde der goetwilligheit, dat
ik mijn leve wel ſou willen geven voor de Za ligheit van d'alder Godtlooſten menſch der wee reld. Ik heb ook geen vermaek om alleen te bly ven: want het menſchelijk Schepſel is van nature
geſellig, meer dan eenig Dier. Soo dat 'et noch naer den geeſt noch naer de uatuur wenſchelijk is OIIl
238
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk.'
om fich alleen te houden, tenzy dat men ſiet en ondervind dat het geſelſchap der menſchen ſchade
lijk ſou zijn aen de volmaektheit onſer ziel, of aen de geſontheit van ons lichaem. Indeſe twee gele
gentheden ſoo moet men begeeren alleen te weſen, en in der daat ontvlieden de menſchen die hinder
lijk
# aen ziel en lichaem; en dat door oprech
te rechtveerdigheit.
Want dengenen die het ge
vaar bemint, ſal daer in omkomen. Nu, alle de menſchen in 't gemeen of yder in 't byſonder die haren wil niet hebben overgegeven aen die van Godt, en ſich niet gantſchelijk laten beſtieren door
ſijnen Goddelijken wil; die zijn alle vyanden van mijn geeſtelijk en lichamelijk Heyl: en daarom moet ik haer mijden, en my van haerſcheiden, als
zijnde ſoovele ſteenen des aenſtoots om my te doen vallen, of ten minſten beletſelen om de bewegin gen van den H. Geeſt te volgen, Het ſou wel konnen weſen mijn lieve kind, dat
gy quellingſoud hebben om deſe mijne redenen te verſtaan, of ten minſte dat gy vele ſmerten ſoud hebben om die te verteeren: aengeſien dat uw be
geerte is, om u gantſchelijk aen de wille Godts over te geven; en dat gy mijnen ommegank verkoren hebt als het waarachtig middel om u daer toe te hel pen; ſonder het welke gy niet oordeelt daar te kon
nen geraken. In dit ſtuck ſou mijne afſcheidingu het aldergevoelijkſte quaat weſen, dat u oyt in deſe Weereld ſou konnen ontmoeten : waar in ik u wel
reden geef, maar het moet zijn dat gy my ook oor ſaek geeft wanneer ik begerig ben om my van u af
te ſcheiden, als gy my hinderlijk ſoud weſen om de ': -
bewe
De Geeſt Godts is voorſichtig en redelijk. 239 bewegingen van den H. Geeſt te volgen. Ik weet dat gy geenige begeerten hebt om dat te doen. Niet
te min door de daat: verhopende dat Godt u noch meerder ſal verſterken; waarop ik blijf, Geheel umve
ANT Ho1 NET TE BoUR1GN oN. TUit Amſterdam den 15. July 1669,
Y
ACHT IEN DE BRIEF. ment achterhalen.
's
Dat de Godtlooſen altoos trachten, de vroo--
Aen een Pater van 't oratorie, die de waarheit niet dorſt aennemen, om dat ſijn overſte de, ſelve verwierpſonder haer te kennen. * . t
Mijn Eerwaardige VADER, 5
-
- -
-
I Kwilde wel dat gymy meerder kende, ten einde
g
g ſ
dat gyniet ongevoelijk de leugen ſoud byſtant doen, waer van den Duivel de Vader en ſtichter is.
Ik heb eens in mijn leve aen uwe Provooſt geſpro
# ſ f
ken, 't welk in uwe tegenwoordigheit was. Soo't u niet uit de memorie is gegaen. Hy verklaarde
verſcheiden van fijne gevoelens, my geen tijd ge
º
vende om de mijne te verklaren , dan voor-b 3
gaende, en in maniere van diſcours. Ondertuſ j
3
chen ſou hy die wel voor ketteryen willen doen gaen, of ten minſte voor doolingen, waardig om
º
onderſocht te worden door het Vicariaet: En dat er
4
ger is, hy ſou die ſoo willen doen gaen onder de 2 1
,
VIOOIIlG
24o Dat de Godtlooſen altoos trachten, vroome menſchen, vooral-eer dat de ſelve onder ſocht zijn, of eer dat hyſelfs daar van kenniſſe heeft. Ik had hem voor een bedachter man gehouden, als een menſch dien hy niet en kendt,te willen aenran den, ſonder eenig Fondament of reden. Want
indien hy eenige oorſaek had om mijne gevoelens van doolingen verdacht te houden; ſoo had hy my dat behooren voor te ſtellen, om daar afſijnever te hebben, ſonder in mijn afweſen te reken gelijk of die waarlijk ketterſch waren, en # aen menſchen die my noyt gekent hebben. Het waar beter aengerand te weſen met den blanken de gen, als verraden te worden door een mes, waar
#
tegens men ſich niet verdedigen kan, om dat men 't niet gewaar word. Al is't dat hy een Geleert Man is, en geacht van velen; ſoo vrees ik niets dan Godt. Indien hy my kan doen ſien een eenig
punct van mijne gevoelens, dat niet volgens Godt en de ware Kerck is; ſooſal ik hem wijkken in alles waarin hy my ſou konnen overwinnen voor vroo
me luiden die verſtant hebben van deſe mattery, Want ſoo hy Rechter was in ſijn eigen Zaek, hy
ſou niet oetmoedig genoeg weſen om ſich ſelfs te oordeelen, en hy ſou ook tegens het gewoonlijk gebruik doen, van dat niemant Rechter is in ſijn
eigen Zaek. . Alle de ſamenſpraek die wy gehadt hebben in de bovengeſeide by-eenkomſt, die kon
nen niemant geſtooten hebben, dan alleen degene die naer de manier der ſpinnekoppen haer Fenijn
trekken uit de ſelve bloemen waaruit de Byen ha ren hoonig ſuigen. Ik dacht geweeſt te hebben tot Juffrouw N, in een vertroude plaets ,
m":
-
lag
'
- de vroome t'achterhalen.
, , 24H
ſag wel dat het een verſpie plaets was ; ſoo heb ik my derwaerts niet begeven, dan naer verſcheide verſoekkingen, omdat ik niet als de ſtilheiten een ſaemheit bèmin, niets ſoekkende in deſe Weereld.'
dan aen Godt te behagen, ſonderden omgank def menſchen lief te hebben hoedanig die mogen zijn. Soo ik in vertrouwe met u, of eenige van mijn an
dere vrienden geſproken heb, dat is niet geweeſt dan om enkelijk te verklaren de gevoelens die ik
draeg, u alle vry latende om te gelooven't geen aen ydereen believen zal : niet willende in twiſt
weſen latende al de Weereld vry in hare gedachten: De gene die mijne gevoelens ſmaken; ſullen wel doen die na te volgen: en de gene die de ſelve niet ſmaken, mogenſe achterlaten, ſonder daer van in
gebeelde ketteryen te maken, nadien ik nochnoyt niet geweten heb wat et waarlijk is, ketterſch te we ſen; om dat ik ſulks noyt gekent heb, engeboren
en opgebracht ben van ſeer Catholike Ouders, on derweſen in d'onnooſèlheit van't ware Geloof, heb
bende noit iets geleſen 't geen van kettery verdagt was, noch ſelfs geen genegentheit gehad eenigean dere boeken # Soo dat alles wat ik bybreng, ſijn niet dan verſtandelijkheden die my in 't ver ſtant vallen, dewelke het ſèlve klaarlijk ontfangt
wanneer het vry is van alle andere dingen. Of deſe verſtandelikheden van Godt, of van den Duivel zijn, daer toe is vry om hier van te geloo
#
ven'tgeen hem believen ſtil, ſonder dat ikyemand verplichten wil, want goede of quade geloovighe den konnen my niets geven, noch ontnemen: ik t
ſalnaer, alle hunne oordeelingen blijven ## TT "de T did vr ----
--
w-T
w- --*
*
*
*
-
142
---+-rwerArrºrrr TrETTTT-Lºg
Dat de Godtlooſe altoos trachten,
die ik voor Godt ben, en niet meer noch minder:
daer en fijn niet dan d'ongeloovigen die daer ſcha de van ſullen hebben, wanneer 't dingen zijn die haer ſoude konnen voordeel tot de Zaligheit toe
brengen. Het is deerlijk te verſtaen dat ſoo ſali ge gevoelens beſtreden worden, gelijk als de lief de Godts, en het Evangeliſch leven ; door men ſchen die de ſelvé behoorden t onderſteunen, ſelfs
ingevaar hares levens. Soo ſy eenige twijfelingen vonden in andere Punéten der leeringen die door
my voortgebracht worden; ſy behoorden die te doorgraven tot in den gront, en welt onderſoeken van waar ſoodanige gevoelens van daen komen, voor al eer dat men die veroordeelt, of van dolin
gen verdacht houd ; om te ſien of de doling niet veel eer in hunne herſenen is, dan inde voorgeſtel de zaek, die van den H. Geeſt komende, moet
ſekerlijk meer ſekerder zijn dan alle de wetenſchap
pen der menſchen, die hem niets konnen leeren; om dat ſijne Eewige wijsheit boven alle verſtanden der menſchen is. De queſtie is om te weten, of het gene ik voortbreng, uit die quelbron des H. Gee
ſtes geput is, of niet. De gene die vanja, geloo ven; ſijn verplicht de ſelve te achten. Degene
dieſe niet gelooven; ſijn vry om de ſelve te verwer pen, mits dat deſe verwerping geen ſchade brengt aen de volmaektheit harer zielen, welke Godt
dikwils trekt tot de kennis van fijne wonderen, door ſoodanige middelen. -
.
. Ik heb verſcheide perſoonen gekent die my ver
ſekert hebben dat ſy door de verklaring van mijne gevoelens, lichten in haer verſtant en vierigheit -
"-
-
lid
de vroome t'achterhalen.
.
243.
in hare willens tot de deucht ontſangen hebben Hoe ſoud ik in mijn conſcientie die konnen ver burgen houden voor de zielen die Godt mv ver
plicht lief te hebben, welke in klein getal zijn? Ik moet hun eenvoudelijk mijne gevoelens verklaren
ſooals ik die beſit, ſonder dat ikyemand verplich ten wil die te gelooven, gelijk de huidenſdaegſche Wijſen doen; die geen andere dingen willen gedo
gen dan die ſy in # Schoolen geleert hebben, wil
lende al de Weereld gevangen nemen onder hunne beſtiering: het welk een groote dooling is, omdat Godt de menſchen verſcheidentlijk voert, en dik
wils door ſooongemeene wegen, dat d'alder klaar ſienſte verblint blyven, ſijnde haer geſicht al te kort om de lichten des H. Geeſtes door te ſien, die
ſy niet beſitten. Uwe Provooſt heeft weinig reden om te verei
ſchen dat het Capittel my onderſoekt: nademael ik hun geenige oorſaek gegeven heb. Niemand kan met waarheit ſeggen dat ik my waardigen wil 1%
met de naem van Heylige, gelijk men myalſpot tende noemt.
Want ſoo ik die naem beminde; ik
ſou een veelarmlijker kleed dragen, en een meer af. geſturvener en Gods-dienſtiger gemaniertheitaen nemen, my overal in de Kerck voegende en tot het gebruik der Sakramenten, gelijk al diegene doen, die men van een goet leven acht. Maar in tegen ſº
deelbehelpik myſeer eerbaarlijk naermijne ſtaat, houdende een gantſch gemeene ommegang en ma niere van leven, gaende niet ter kerk noch gebrui kende de Sakramenten, dan voor ſoo veel als ik
verplicht ben en die noodig heb. Dit alles kan -
Q_2
dien
w
-
244 . Dat de Godtlooſe altoos trachten, dien uitroep van Heyligheit niet veroorſaekt heb-
,'
ben; nochtans wil ik wel Heylig ſterven: aenge ſien dat er niets bevlekt ſalingaen in 't Kooninkrijk ! der Hemelen.
Maar ik wil dien naem niet dragen
geduerende dit gevaarlijk leven, dat ons in perikel der verdoemnis ſtelt, tot des ſelfs laatſten oogen blik. k'Heb geſeit, dat ik een ware Dienſtmaagt Godtsben: maar ik kan hun niet beletten te ſeggen en te denken 't geen ſy begeeren; ydereen is over
ſich ſelfs vry. Soo ſyaen mijne gevoelens geloo ven, of die toeſtemmen, of wat byvoegen; het
is in mijne macht niet om dat te beletten, niet meer dan ik de gedachten kan wederſtaen die myin den
geeſt vallen, en ik mach die niet verwerpen, na
dienſy my ſoo veel nuttigheit bybrengen, gelijk als de Weereld te verachten met hare rijkdommen, vermaekelijkheden en Eeren. Niet konnende my
inbeelden dat ſoodanige gedachten door d'inge ving des Duivels komen, noch door bewegin
gen van de natuur, die in een zielſülke werkingen niet kan voortbrengen, om dat men gemeenlijk den boom aen ſijne vruchten kent, en den H.Geeſt aen de gaven en vruchten die hy voortbrengt, welke altoos van ſijne tegenwoordigheit onafſchei delijk zijn; dien is het niet noodig door een Vicariaet ondervraegt te worden, om fijne werkingen t'ont dekken, die genoeg openbaar zijn. Geenige Wij ſen noch boekken konnen dien geeſt onderſchei den, dan door fijne werkingen. Daarom is't dat vele onderſoekkers bedrogen fijn geweeſt door het
aenſien van 't uiterlijk gelaet der menſchen, ſonder
tºondervinden ofſy ini: hare zielen vergiert waren 7 UMCG
* ---> .
245:
de vroome t'achterhalen.
met alle de gaven en twaelf vruchten van den H. Geeſt. En al waart dat ſy ſchenen mirakelen te doen; ſoo konden dat niet dan bedriegeryen we ſen, wanneer hare zielen niet in der daet
#
en
gevoelijk beſeten waren van die gaven en vruchten: te meer, om dat den H. Geeſt deſe dingen niet kan. verburgen houden, niet meer dan de Son ſijne klaarheit: Het welk ik aen d'onderſoekkers wel ſou
willen doen verſtaen, vooraleer dat ſy aen 't werk gingen, vreeſende of ik haer mocht bedriegen, gelijk haer ſommige met reden gedaen hebben; # men van haer teikenen en mirakelen eyſ. tegelijk uwProvooſt verſcheidemael geeiſcht heeft om my te gelooven : maar het gevolg dat ik van
hem ſie, verſchaft my ſtoffe genoeg om my in te beelden dat die vraeg niet geſchiet om voordeel
aen zijn ziel te doen door die mirakelen. Maar veel
eer om daar door oorſaek te trekken van myon heyl toe te brengen, en my over te leveren in han3 den van de Rechters, aengeſien dat hy ſulks wel ſou willen doen ſonder eenige oorſaek of voor werp, often waar om eenige reden voeringen dient
ik gehouden heb in manier van t'ſamen-ſpraek,' dewelke alwaart dat ſy in haer ſelfsdoolingen waren:
geweeſt, gelijk ſy niet zijn; ſoo en konden noch ! en mochten die niet voor ketteryengaen; en noch !
minder ſtoſte geven tot een Rechts dwingige on-! .
derſoekking, door hem ſonder reden bedacht of voorgeſtelt. Want ſooik geſeit heb datter nu geen ware Chriſtenen meer zijn; ik beſt dit # in mijn ziel, en het Evangelie beveſtigt my dit ſien
de het leven der menſchen gantſch tegenſtrydig." ' s ,
Q-3
e
En
Dat'etnootſakelijk is, En ikhou voor Anti-Chriſt, alles wat tegen Chriſ
246-
tus is.
--
Door
-
ANT Ho1NET TE Bo UR1G Non
-
'Uit JMechelen den 12. January 1667.
-
N EG EN TIEN DE
BRIEF. :
Dat et nootſakelijk is, de goede leering uit de quade te kennen. Aen een Geeſtelijk Rechter, om van hem Recht te vragen over valſche beſchuldingen, waar toe men niet heeft konnen geraken, om dat de booſheit altoos wil bedekt blyven, doende gaerne haer bedrijf in 't verborgen, en niet in 't openbaer. MYN HE ER ,
I Kwenſch uittermate ſeer te ſienden tijd van uw beſluit, om my te konnen verdedigen over de beſchuldingen van den Provooſt der Oratoren, ten einde om bewijs te doen van mijne leeringe. Soo die van Godt is; ſy moet door uwe beſcher ming ſtaende gehouden worden, nadien gy in de ſeplaets de Vader van de Kerck zijd, die onderſteu nen moet de waarheit die Godt is. Indien mijne
leeringe een dooling was; het ſou voor my een groot geluk weſen dat te konnen ontdekken. Soo ſy van den Duivel was, ſy moet noodſakelijk uit gedooft worden, om de van u bediening,'
#
door vreeſe of de ſelve beſchadigen ſou de ſchapen Jeſu Chriſti die onder uwe laſt mogten zijn; daar *
OTTA
-
J
degoede leering uit de quade te kennen
247
om bid ik u uitalle de krachten mijner genegenthe den dat gy deſeſaek wilt uitvoeren, en mijne lee ring onderſoekken, het ſy door Rechts-bedwang of in vriendſchap, ſoo als 't u beſt mag behagen. Het is nootſakelijk voor d'Eere Godts, voor de welſtant van uw ziel, en ook voor de mijne,ja ook
voor vele andere. En ontſèght my ſulken recht
veerdigen verſoek niet, op dat d'uitſtel het quaat
#
ontwijfelbaer geſchieden ſou: want ſoo mijne leeringe quaet was, het quaat ſou ſich alle dag vermeerderen: en ſoo de ſelve goet is;
niet en voed,
met wat voor een conſcientie kan men haer verach
ten, ſonder ſich op te ſtellen tegens de voornemens van Godt ; die ſich van ſwakke dingen bedient, om
de machtige te ſchande te brengen? De tegenſtel lingen die deſen beſchuldiger wil doen aen deſe voornemens, ſijn van veel grooter gewicht dan ye mant ſich inbeeldt, en hy heeft alreets al grooten
voortgankgedaen, waardoor verſcheideſeer goet meenende menſchen voor-ingenomen zijn met een geloof dat mijne gevoelens ketteryen zijn, of ten minſte doolingen, of valſch; door d'indrukkingen
die deſen beſchuldiger haer heeft weten te geven. Ik en weet niet in 't byſonder alle de dingen dien hy hun mocht geſeit hebben, maar wel in 't algemeen
dat hy genoeg geſeit heeft om te doen oordeelen dat men my behoorden uit het geſelſchap der vroo me menſchen met ſtocken te verjagen, en dat ik
dingen ſeg die ſtrydig ſijn tegens de Concilien, waar mede ik de menſchen ſot maek.
Mijne ergſte vyanden tot Rijſſel hebben my noit
ſoodanig aengerandt; al-hoewel alle d'andere laſte -
Q-4
ringen
248
Dat etnootſakelijk is,
ringen beſchreven ſijn in de herſchrijving dieaen den geheimen Raedt geſonden is; ſoo hebben ſy my noyt beſchuldigt met kettery, gelijk die van
Mecheſen doen: want ſy ſeggen preciſelijk, datet de Waarheit is, dat ik de Chriſtelijke leeringen wel onderweſen heb &z.
Maar deſe
#
hier, derven my wel ſeggen, dat de ſelfde leering een dooling is, of ſotterny. d'Anderen hebben verſcheidemael geſègt, dat men de halfſotte men ſchen my moeſt ter handt, ſtellen, dat ik haer wel wijs ſou maken: en deſe ſeggen my dat ik de wijſe ſot maek. Ik wenſte wel dat ſy in die ſelfde ſotheit waren waar van den H. Paulus ſich beroemden, dat
hy ſor was om de liefde Jeſu Chriſti. Ik ſou wel pijn hebben van te gelooven, dat gy
plaetsgaeſtaen diergelijke redenen, voortgebracht door de gene die my niet kennen, naar dat gy van
mijn geheel leven ſulke volle vergenoeging gehad hebt, door de getuigenis van ſoovele verſcheidene perſoonen, buiten de getuigenis van uw eigen con ſcientie, en de gene die Godin uw ziel gedaen heeft. Die dingen die gy voor deſen toegeſtaen hebt, ſijn noch de ſelfde ſonder # te weſen, dan
tot beter opgeklommen, want ik ben altoos naeu wer met de wille Godts verbonden.
Indien die
ſelfde gevoelens die gy voordeſen van mijn perſoon droegt, noch in kracht waren: hoe ſou men kon nen verdragen ſoodanige laſteringen te hooren?
Enſoo dieſelfde gevoelens verandert of twijfelach. tig geworden zijn door het toedoen van deſe laſte raers; ſoo moet men noodſakelijk den grondt ont dekken, en de waarheit weten. Dit is't dat iku .
bidde
i
de goede leering uit de quade te kennen.
249
bidde hoe eer hoe liever te doen, op dat het quaat ſich niet meer vermeerdert, het is maar al te ver
ekomen. Ik beriſp my dat ik u niet al over een
#jaer gebeden heb, wanneer ik verſtond dat dien ſelfden beſchuldiger tot Bruſſel was, willende my doen veroordeelen door een Doctor van Leuven, die niets doen wilde ſonder dat hy van alles beter onderrecht was, dat was bequaam om die laſterin en te doen ophouden tot de volkomene onder
ſoekking, maar deſe verſierde leugen ſijnde ge groeyt in 't hert van dien beſchuldiger, is ſedert geberſten en heeft ſijn fenijn verſpreyt in verſcheide ſteden en dorpen, waar vele ſoo onderrecht zijn, dat men van my ſegt volgens ſijn ſegge, doet on
derſoekking door den Vicariaet van Meehelen: het
welk my aengenaem ſou zijn, ſoe gy't geraden vond, of't en waar met vriendſchap door eenige vroome en geleerde Mannen, of wel dat my door
# overgegeven wierd de puncten der doo ingen waar mede hy my beſchuldigen wil : ik ſal hem Catigoris antwoorden, ſijnde gereet om rede nen te geven van alle mijne handelingen, voor al de gene die 't behoort, niet van meenigſijnde om
het licht t'ontvlieden, dan voor de gene die onbe hoorlijke dingen doen. De gene die in de Waar heit wandelen, komen in 't licht, op dat hare wer ken mogen bekent en openbaar weſen. Ik ſaldoor deſe uitwerkingeſien of de , #
Paters van het Oratorie
ſoo vele macht over u ziel gehad hebben, als de Pa ters van 't
# voor deſen gehad hebben over
de ziel van den Biſſchop van der Burcht; het welk my een droefheitſouweſen, om de redenen die ik Q_5 weet, ºy
A
25o Dat de Wijſen; de Propheten, weet. Ik ſal een woort antwoordt verwachten, ſchriftelijk of mondelijk, op dat ik my daarna mag reguleren ; want ik ſou niet gaerne van hier ver
trekken vooraleer dat dit weer ophoud.
En ſoo
mijn Hr. den Raetsheer na Bruſſel vertrok, ik ſou my verplicht vinden aenſtontste vertrekken, en daar na weder hier komen om te weten of ik ket terch ben of niet. De ſaek verdient 'et wel; nade mael dat den H. Heremijt alle laſteringen verdra en had, en noyt wilde dat men ſeide dat hy Ik en kan niet qualijk doen met de Heyligen naer te volgen. Vergeeft de lankheit
#
#
van mijnen brief, het is dat uwe gelegentheit my geen tijds genoeg geeft, om mijne gedachten woor
delijk te verklaren, gebruikende mijn gewoonlijk vertrouwen; ſoo noem ik my, . Mijn HEER, -E U E. ſeer ootmoedige Dienares ANTH oIN ETTE Bo UR1 GNo N. Mechelen
den i7 januari 1667.
"
TwINT 1Gs TE BRIEF. Dat de wijſen; de propheten, ja Jeſus Chriſtus ſelfs gedoodt hebben.
. .
. .
. .
Aen een geleerd Perſoon die ſich ergerde door quaat te hoo renſeggen van een Godtvruchtige ziel, die haer verde
igt met de waarheit te ſeggen.
-
MYN HEER, . . . . . . . . Er is geen wonder, dat de zielen die met Godt Il zijn, en beſtiert worden door ſijnen H#
H
-
-
-
Gee
D
re
ſ
f
7 ja Ieſus Chriſtus ſelfs gedoodt hebben.
251
# veracht ſijn en vervolgt worden van de Wij ſen dieſer Weereld; om dat Jeſus Chriſtus dat voor ſeit heeft; ſeggende, ſoogy van de weereld zijd, de weereld ſalu lief hebben; en ſoo gy van Godt zijd, de wee reld ſal u haten. d'Ervarentheit doet ons gen ſien, dat alle de vrienden Godts in deſe Weereld
vervolging geleden hebben, het meeſtendeel der Oude Propheten ſijn ter door gebracht, waar over Elias ſich aen Godt beklaagden ; ſeggende dat alle de Propheten gedoodt waren en hy alleen was over
gebleven. En ſedert dat Jeſus Chriſtus geboren was ; hoe vele martelaers van kleine kinderkens
maekten Herodes, meenende Jeſus Chriſtus ter doodt te brengen ? Wat voor vervolgingen heb ben ſijne Apoſtelen en Diſcipelen ?Syſijn tot in gevankeniſſen vervolgt geweeſt, gegeeſſelt en ter doodt gebracht. Dit alles om de Rechtveer digheit, en dat hare deugden de quaatdoenders, Groot-Geleerde en Wijſen deſer Weereld weder ſprack; en dat het ware goet een heimelijke beriſ
#
ping aen't quaat is, het welk de # geen ſints konnen verdragen : daarom ſijn ſy altoos in
alle tijden gewapent tegens de gene waar in het waarachtige goet ſich vertoont, ten einde ſy dat in
ſijne geboorte mogen verſmoren, vreeſende dat wanneer het ware goet aen den dag quam, haer d' eere en achting mocht wegnemen, met de ver eiſingen die ſy op aerden hebben, of dat de ſelve mochten vermindert worden.
Dit heeft de dood
van Jeſus Chriſtus veroorſaekt: niemant heeft oyt eenig quaat in hem konnen vinden , want Pilatus
ſelfs die ſijn Rechter was, verklaerde dat hy geen quaat
t Y
n
252 Dat de wijſen, de Propheten, quaat in hem vond, en beneerſtigde fich om tºewe
ten waar medemen hem beſchuldigden, en niet te min, men veroordeelden hem tot er dood, door
Staat-ſucht; vreeſende of haer Geſach mocht ver mindert worden door de nederigheit en ootmoe
digheit der Evangeliſche Wet, die ſich uitſtrekten tot het begeeren der macht van hare Sit-plaats, en
d'ootmoedigen daar opte ſetten. Deſen geeft der verwaandheit is niet vermindert in de geeſt van de
wijſe deſestijds, om dat ſoo haeſt wanneer fy ee nige dingen hooren die ſy gelooven hare eer niet, verheffen ſal; ſooſtellen ſy haer in Poſtuer om de
ſelve aen te vallen en tegen te ſpreken ſoo veel als 't hun mogelijk is. En ſoo ſy de macht der voorde ſene Schriftgeleerden en Phariſeen hadden, het is te vreeſen dat niet een menſch beſtiert door den H. Geeſt, ſou mogen levendig blijven op deraerden, en dat ſy ſe alle ſouden vernielen, op dat ſy altoos
ſoude blijven Heerſchen in de Staten en waardighe den waar in ſy geſêten zijn, en dat al de Weereld. ſou aenbidden de dingen die ſy eenmaal begrepen en in hare inbeeldingen ingedruckt hebben, wil lende niets
# , alwaar het dat et on
middelijk van den H. Geeſt quam; dat raekt hun niets, wanneer ſy hardnekkiglijk gehecht zijn aen d'afgoden van hunne eigene gevoelens : ſy ver werpen en verachten alles wat daar mede niet over
een komt, om dat ſy Meeſters willen blijven, en niet begeerig zijn om Diſcipelen van den H. Geeſt te worden, noch niet ſoekken de Waatheit te ver
ſtaen; maar alleenlijk de dingen die haer voordee lig zijn; het gene in onſen tijd ook doet
#
Godts
ja Jeſus Chriſtus ſelfs gedoodt hebben.
25;
Godts-geleerde die niet begeerig geweeſt heeft om den Geeſt van deſe Godtvruchtige perſoon te be d
proeven, om te weten of die van Godt of van den Duivel is, volgens de raedgeving van den H.Geeſt.
Maar ſoo haeſt als hy ontdekt heeft dat de ſelve ſij ne gevoelens wederſprak, en ſy ſich daer aen niet
wilde onderwerpen; ſoo heeft hy haer beginnen telaſteren, om ſoo veelhem mogelijk was de men ſchen te beletten dit licht des Waarheitsteſoecken; ſonder andere oorſaak, als de miſnoeging dien hy had van te ſien dat ſijn begrijp niet bekrachtigt wierd door deſe Godtvruchtige Perſoon, die hem ºf
nochtans noit openbaarlijk wederſproken heeft, dan alleen verklaart dat de lichten die ſy van Godt had,niet over-een-komende waren met de gene die deſe Theologanten ook ſeiden van Godt ontfan gen te hebben; het welk niet waerachtig kan zijn, dat twee tegenſtrijdige dingen ſich in een oorſâek ſouden t ſaem bevinden.
:
Maar nademael dat
t allertijt het ware goet tegengeſproken is geweeſt; ſoo behoort men ſich niet te verwonderen dat ette
genwoordig noch ſoo is,in ſoodanigen verdorven Eeuw, waar de menſchen niets anders dan haer ſelfs
bemianen, en waar de hoogmoedigheit des levens
met d'afgunſtigheit voor de wind Heerſcht: waar ydereen veel grooter en veel wijſer wil zijn dan ſij nen Broeder, daar aen men niet meer wil toegeven 5 voornamelijk de gene die ſich Verſtandige of Gee
ſtelijke gelooven: daarom is het noodſäkelijk dat men naeukeurig op de valſche beſchuldingen ant woord. Niet om ſich te wreeken, ofyemand op
'tlijf te vallen, maar om enkelijk de vania: ſ
3KC
-zºrrºr-Earrrrrrrrrrrr z.
254
Dat de wijſen; de Propheten,
ſake te doen ſien, vreeſende dat de menſchen die
hier in onwetende zijn, mochten in ergernis bly ven, of ten minſten onthouden worden, of ver
ſteken blyven van de lichten tºontfangen die Godt
ons gelieft toe te ſenden, door meerder Goddelij ke Wijsheit dan alle de menſchen der Weereld in hunne algemeene Hooge-Schoolen geleert heb
ben; het welk wel verſekert, ſy die blijft, Mijn HEER, UE.ſeer Ootmoedige Dienares ANT Ho 1 NETTE BoUR1 GNow. gºh vºnſterdam den 5. Auguſtus 1668.
E IN DE.
-
-
-
Van 't Derde Deel, van het Grafder Valſche Theologie.
j
zoo
zo