Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
TOETS-STEEN Om te kennen het Gout derware Ziefde, Uit het vergulde Koper der Schijn-liefde.
En om uit te leggen, waarin de Verdienſte onſes Salig makersJeſu Chriſti, en de ware Liefde Gods beſtaat, Verklarende mede den Heerlijken staat, waarin alle menſchen » in ADAM, zijn geſchapen geweeſt. En hoe dat ſy leven moet ten; om tot deſelve Volmaaktheit weder te keeren. Met vele Goddelijke en wonderlijke Verborgentheden. D o o R
ANTHOINETTE BOURIGNON• Om te wederleggen de leugens en laſteringentegens haar Perſoon en Schriften: gedaan door ſeker Mr. G. H. B U R CH A R DU S,
b
|
Predikant der Reformatie van Lutherus, in de Dom-kerk tot Sleeswijk, Om alle menſchen van goeden wille # te openen in deſe ge
vaarelijke tijden, waar men gemeenlijk het quaad voor goed, en de Leugen voor waarheit neemt.
Het welk klaarlijk ſal getoont worden door deſens
##
T O E T S - ST E E N.
#
HET
# () | #
#
# #s É VLN'HS S X T H CI
#J#
ºf II A I H
'Amſterdam,» Bv By P 1 e r ER Arentsz. , Boek-verkoper -
, -
J ER E M 1 AE 18. vers 18, 19, 2e. Sy ſpraken tegens malkander: Komtaan, laat ons ge dachten tegen jeremie denken: want het mag niet zijn dat (de Privilegie der Uitlegging) van de Wet, den Prieſteren
ſóu ontnomen worden, noch dat men (het Voor-recht) der Raatgeving van den Wijſen afnemen ſou, noch van de Propheten en Predikanten (de Verkondiging) van het Woord Gods. Komt aan, ende laat ons hem ſlaan met
de tonge, ende en laat ons niet luyſteren na eenige fijner woorden. -
HE ER E , luiſtert na my: ende hoort na de ſtemme mijner Twiſteren (die my vervolgen.) Saldan dan quaat, voor goet vergolden worden? Want ſy hebben mijn zie le eenen Kuyl gegraven: Gedenkt dat ik voor uw Aan geſichte geſtaan hebbe, om goet voor hen te ſpreken, om uwen Toorn van hun af te wenden.
D E
DE DI CAT IE Aan fijn
Hoogvorſtel. Doorluchtig, Mijn H E E R., H E E R.
CHRISTIAAN ALBRECHT. A h
Erfgenaam tot Noorwegen, Gepoſtuleerde Coadjutor van het Stift Lubeck, Hertog tot Sleeſwijk, Holſtein, Stormarien en
‘Ditmarſchen , Graaf tot Oldenburg en “Delmenhorſt & c.
-
Doorluchtige HooghHIt,
#Nſ K heb langen tijt gewenſcht te
##% weten, wie dat mijne Beſchul NE& digers zijn, en van wat Misdaat ſymy willen beſchuldigen. En ik heb dat tot nu toe, niet kon
nen gewaar worden, als is't ſake datikſijn
Vorſtelijke Doorluchtigheit daarom gebe den heb, door mijnegemeenſameBrieven,
en ook door verſcheide Requeſten gepreſen 2
teert aan de Richters, ſoo aan uw HofGot *2 torp,
4.
D E D I C A T I E.
torp, als aan de Magiſtraat van uwe Stadt
Huſum. En na ſulks alles vergeefs ge daan te hebben, ſoo ontfange ik een Boek, gedrukt tot Sleeswijck door Joan Holwijn, uwen Drucker, in't Jaar 1674. Het welk gemaakt is door een ſekeren M. G. Hendrick Burchardus : die ſich noemt, Predicant in
uwe Stadt Sleeswijck, in den Dom-Kerck. Door welk Tractaat, ik begin t'ontdekken, van wat Misdaden men my heeft willen be ſchuldigen. En ik beel my in, dat deſen Burchardus wel een van mijne Beſchuldi gersſou mogen weſen: ſonder dat ik ſeker heit daar van heb, , dan door welgegron de vaſt-ſtellingen. Want ſoohy lijk derft aan den Dag brengen, een gedrukt Boek, vervult met vele bekende Leugens, ſoo ſou hy wel derven ſonder ſchaamte, of
#
ſonder Conſcientie, den Richter die ſelfde
Leugens aanbrengen, ja daar over Juſtitie verſoeken. Want dengenen die de vreeſe Gods verloren heeft, vreeſt niet anders dan de menſchen.
En indien deſen Burchar
dus ſoowel ſijne Leugens heeft weten te be ſchilderen, dat hy die aan ſijn Vorſtelijke Doorluchtigheit en ſijne Raden heeft doen
ſchijnen voor waarheden. Soo en is het geen wonder, dat hy de Stoutigheit heeft -
-
geno
---------
D E D I c A T I E.
5
enomen, van t'ſamen te voegen en te be
ſchrijven ſulke ſchandelijke en leugenachti geDingen. Geloovendedathy ſou onder ſtut worden door ſijn Vorſtelijke Door luchtigheit, en ſijnen regerenden Raat. Aan wien ſijn Boek ook is opgedragen ge weeſt.
Door welke beide Dedicatien of
Opdrachten het ſchijnt, dat hy een iegelijk wil aandringen te gelooven, Pat ik een C5oblooſe perſoon ben: dat iſt Bolingen
,
leer, batih Bobſaſter, batiftbelaerbietta ſten#eſu Chriſti beracht) en de heilige GP2ie-eenigijeit loochenb&c. Waar over het ſchijnt, dat hy Juſtitie heeft willen verſoeken , by brengende tot dien einde, een groot getal Hiſtorien van menſchen, die men voor Ketters heeft ge houden, of ter doot verweſen, om hare
Verdoemelijke Leeringen. Ten einde U. E. Vorſtelijke Doorluchtigheit en ſijnen Raat, ook die ſelve vlijt ſouden aanwen
den, ontrent my. Waardoor ik vermerk, dat het hert van deſen Burchardus beſeten
is, met een wreeden en wraakgierigen geeſt, ſonder eenige Chriſtelijke liefdadigheit. Want al was het ſchoon waar (gelijk't niet
is)dathy in my eenig Miſſlag #Dolingſou vinden. Soo en behoorden hy nochtans *.
* 3
daar
6
DE DI CA T I E.
daarom niet tegens my voort te varen door ſoodanige wegen of ſulke wreede vervol
gingen, Maar volgens den Raat Jeſu Chri ſti, My in 't verborgen geroepen hebben, tuſſchen hem ende my: en indien hy niets
won in 't verborgen, ſoo moeſt hygetuigens met hem geroepen hebben, op dat allewoort beſtandig waar: en indien ik hem gehoort hadde, ſoo had hy my gewonnen: maar ſoo ik hem niet had willen hooren, dan mocht
hy my gehouden hebben als een Heydene,
gelijk als Jeſus Chriſtus ſegt. En niet my gaan beſchuldigen aan de Juſtitie, om
my te doen vangen, of mijne Schriften te doen verbranden, voor al eer ſy my over de ſelve, in Twiſt betrokken hebben, als of die quaat waren.
Maar het ſchijnt dat deſen Burchardus niet wel in acht genomen heeft, de Raat
gevingen die Jeſus Chriſtus doet in ſijn E vangelie. En al is'tſake dat hy wil dragen den Tijtel van Evangeliſch, ſoo beliegen nochtans ſijnewerckenſijn Leering. Want
Jeſus Chriſtus heeft geſeyt aan fijne Diſci pelen: Bemind gy malkander, daar aan ſal men kennen dat gy mijne Diſcipelen zijt. En deſen Man haat ſijnen Naaſten met ee nen Doodelijken haat, en wenſcht "# de OOf
D E DI CA T I E,
y
boottoe, ſonder dat ik hem oytergens in misdaan heb.
Want ik ken hem niet, en
heb ook noyt van hem hooren ſpreken. In dien hy dwaas of met hypochondriaofher ſens-ſiekte gequelt is, ſoo vergeef ik het
hem gaarne. Want in ſulken geval, ſou ik deernis met ſijnequelling hebben. Maar ſoolhy by goeden verſtande is, men moet hem tot Reden laten komen, en ſijn Boek intituleren: #et 45etuigenig bet3leugen/ wederſprekende het gene dat ik toegelaten heb,gedrukt te worden onderden Tijtel van GETUYGENIS DER WAARHEIT. Het welk
hy wederleggen wil, alhoewel hy in der daat dat noch meerder in Achting brengt, e door ſijne bekende en openbare Leugens. Want een iegelijk kan met den Vingertaſ ten, dat deſen Man een Leugenaar, een
Achterklapper, en een Faamroover van d'Eere ſijns Naaſtens is. En dat hy daar in niet ſoekt de Eere Gods noch de zalig
heit der zielen. Ook dat ſijn geheel Boek niet anders behelſt, dan geſtudeerde en versierde woorden, laſteringen en Leugens.
Het gene ik ſal doen zien, ſoo klaar als de Son. En ſooik dat niet doe in dit tegen woordig Tractaat, ſoo wil ik wel in ſchan
de blijven. Maar hmdien ik mijn ſeggen 1
e
* 3
warach
-
8
- - een
vr
DE D I c A T I E.
warachtig maak, ſoo moet hy belaſt wor
den met de ſelve Schande, waar mede hy my heeft willen overlaſten. En dat naar het Exempel van Haman, hy gehangen word aan de ſelfſte Gag, die hy had doen maken, om Mardochat aan te hangen. Want ikſal zekerlijk waar maken en bewijſen, dat hy ſchuldig is aan de ſelfde Miſdaden, waar van hy my beſchuldigt. En dat hy ſelfs de
Verdienſten Jeſu Chriſti en fijne Leering veracht, wanneer hy opſtaat tegens d'Evan geliſche Waarheit, door het ineberſtreben
ber beſtenbellBaarſjeit. Het welkeender zonden is tegens den H. Geeſt, die niet ſal
vergeven worden, noch in deſe, noch in de toekomende wereld. Want mijn Leven en Leering is van vele duiſenden perſonen bekent, voor ſeer goed en heylſaam, en in alles over een komende met d'Evangeliſche Leering. Daar ondertuſſchen deſengepaſt
ſioneerde, deſelve wil doen gaan hoog 3Doe ſingen en ſlaſteringen tegeng&Bob / nadat hygeleſen heeft het Getuigenis van ſoovele verſcheidene menſchen, die alle geloof waardig zijn, en kenniſſe gehad hebben, van alle mijnen handel en wandel, ſedert
mijne kindſche jaren af tot nu toe. Het
welkvele door Eeden beveſtigt hebben, ge lijk
-
DE D I c A T I E.
9
lijk men kan ſien in het voornoemde 45e tuigenig Der ilbaarheit : het gene deſen
#
Burchardus tegenſpreekt, ſonder eenig fon dement. En om ſulks te doen, brengt hy een groot getal Hiſtorien by, van 'tgene geſchied is aan menſchen die men heeft
willen verdacht houden van kettery. Ook verhaalt hy vele vertellingen, om te too nen, hoedanig de Reformatie van Luthe
rus begonnen heeft, en in verſcheideplaat ſen is aangenomen geworden van Konin
gen en Vorſten. Het welk geenſins te pas komt, in d'onderneming die hy gedaan heeft, van het Getuigenis der Waarheit te wederleggen. Want dat is ſpringen van den Haan op den Ezel, te gaan beveſtigen de Vaſtigheit van fijn Reformatie, dewelke ik noyt heb tegengeſproken, ende en wil die ook niet betwiſten : maar deſelve goet of quaat laten, ſoö als die voor God is, die daar over alleen den Rechter weſen moet.
Want ik draag noyt den Twiſt van eenige Secte of Religie in 't byſonder , maar ik wenſch met al mijn hert, dat ſy al teſamen niet dan een waren in den Geeſt Jeſu Chri ſti. En geen menſchen konnen met waar heit ſeggen, dat ikoytaan een eenig menſch
geraden heb, ontrent de van Religie * naam 5 ver t
-
HO
D E D I CA T I EA
verandering te maken, of dat eenige ſich Papiſtiſch ſouden noemen, wanneer ſy van eenig ander Reformatie zijn. Maar ik heb wel getracht met al mijn vermogen, aan vele te raden, dat ſy ſouden ware Chriſte nen , en Navolgers Jeſu Chriſti worden, Het welk ik noch rade aan alle degene die
zalig willen weſen. En ſulks is geen ket tery of Laſtering tegens God , gelijk als Burchardus wil te kennen geven, in ſijn leu genachtig Tractaat. Maar dat is een Chri ſtelijke waarheit, diehy, en alle die van ſijn Belijdenis zijn, moeten raden en onder wijſen aan het volk. In plaats van aan te houden, dat men die Boeken verbranden
ſou, die van deſematerie handelen, dewel ke veel meer te achten is, dan het verhaal van vele Hiſtorien, waar mede deſen Bur
chardus ſijn boek gevult heeft. Dat gantſch geen heylſame Leeringen in heeft, maar wel vele dingen die ergernis geven aan de vrome menſchen, die kenniſſe van de waar heit hebben. Welke menſchenſeer lichte
lijk konnen oordeelen, dat deſen Hiſtory ſchrijver nietanders ſpreekt,dan door quade
drift ofpaſſie,en dat hy maar tracht het volk op te hitſen, om de Dienaren Godste haten,
nadien hy de menſchen vermaant en aandringt,
i
DE D I c A TI E.
11
dringt, die niet te herbergen. Het welkook tegens de Chriſtelijke Liefde ſtrijd, dewel ke onderwijſt, de Pellegrims of Reyſigers te herbergen, als zijnde een werk van Evan geliſche Barmhertigheit.
Maar het ſchijnt, dat deſen Predikerſijn eheele Catechiſmus vergeten heeft, of dat
y ingenomen is van een ſoo wraakgieri gen
# dat hy ſijn goede ſinnen verlo
ren heeft. Want wy zijn Chriſtenen, ge lijk ook hyſegt te weſen : waarom dan wil hy, dat wy op de ſtraat ſlapenſouden, door gebrek van herberg; daar hy ondertuſſchen
op een ſachtbedde ſlaapt, en in een welge rieflijk huis woont ? Behoort hy niet ont
houden te hebben, dat Jeſus Chriſtusſegt, dat men moet aan andere doen, gelijk men wil dat ons ſelfs geſchied? En ik ſou hem
gaarne vragen, dat indien het gebeurde, hy om eenig voorval, van nooden had tegaan - in eenigplaats onder het Gebiedder Room ſche Kerk. Of hy dan wel ſou willen, dat men hem liet ſlapen onder den blaauwen Hemel, om niemand te konnen vinden die hem ſou willen logeren, om oorzaak dat hy een Lutheriaan is? Sou hy ſich niet in gramſchap ſtellen, vervloekende die men ſchen over hare wreedheit. Daar nochtans onder
e
n
I2
D E D I c A T 1 E.
ondertuſſchen ſy met veel meer oorſaak hem niet ſouden herbergen, dan men hier oor ſaak hebben ſou, met ons niet te herbergen. Nademaal het een Punét van het Room
ſche Geloof is, dat niemand kan zalig wor den, buyten die Kerk, alwaar preciſelijk
verboden is, correſpondentie of gemeen ſchap te houden met die van andere Reli
gien. Het gene ik niet geloof, dat Luthe rus ſoo preciſelijk voorgeſtelt heeft aan ſijne Diſcipelen. En ik verwondermy, hoede ſen Burchardus door ſijn Boek bybrengt, GPat LuTHERus geraben ſjeeft/ bejoben te berbloeften/ Inanneer men bie ontmoet,
nademaal ſy voortgekomen zijn uit het wa re Volk Gods, en dat wy geſproten zijn uit de Heydenen. Het gene een oorſpronk is, veel minder te achten, dan die vanuit
het ware Volk Gods voortgekomen te zijn; gelijk als de Joden doen. My aangaande, ik ben daar in, in een
geheel andere meening, dan deſen Bur- , chardus, en 'tgenehy verhaalt van ſijn Re formateur Lutherug. Want ik geloof en verwacht, dat de Joden, die afgeſneden zijn geweeſt van de ware Kerke Gods, doorha re zonden en ongehoorſaamheit, dat ſy we der in deſelve ſullen in-ge-entet worden, en -
1IR
D E D I C A T I E.
13
in Deugt, de huidenſdaagſche Chriſtenen overtreffen, die ſich nu roemen het Boſſt
G5obg te weſen; daar nochtans hare werc
ken , hare Belijdenis leugenachtig maken. Maar ik ſie wel, dat deſen Burchardus niet
beſeten is, dan met ſijn quaataardige drif ten, welkers bewegingen hy volgt: en dat hy voorgenomen heeft, ſich hartnekkig te houden aan de Reformatie van Lutherus, ſonder te weten, datter Godvruchtige men ſchen zijn in allerleygeſlachten en Religies. En dat men een Chriſtelijke Liefdadigheit moet toedragen aan alle menſchen, dewel ke alleonſe Broeders zijn, door de Schep ping. Zijnde alle in 't gemeen, voortgeko men van God, onſen algemeenen Vader. En dat wy ook alle Broeders zijn door na
tuur, zijnde alle geſproten uit een ſelfde Vader ADAM. En dat wy noch ook drie
voudig Broeders zijn, wanneer wy Belij denis doen, van Chriſtenen te weſen. re,
Waarom dan ſoodanige Wyandſchap onder de Chriſtenen, om eenige meining die deen en d'ander aangenomen heeft, te ge looven, of ſtaande te houden? Want het
is een ſeer wreede ſaak, dat de menſchen d'een d'ander dooden, om eenige opinie of
meining van Religie. Ik geloof, -
,
d# O{ef
J 14
[D E D 1 c AT IE.
bloet der gene die om deſe oorſaak gedood zijn geweeſt, wraak voor God ſal roepen,
gelijk als deed het bloed van asbel. Want wat voor quaat doen die menſchen,
met eenige meining te hebben die in hare inbeelding gevallen is, of die ſy van een ander onthouden hebben, om daarover de dood te verdienen: nademaal dat in alle de
ſe verſcheide meeningen, een iegelijk ge looft de beſte te hebben? want indien ſy dat niet geloofden, ſy ſouden niet konnen on
dernemen, de dood te lijden om hun ge loof, waarvan ſy anders veel eerſouden af
ſtaan, dan de dood of vervolgingen daar om te lijden. Het welk aan alle goede verſtanden moet doen begrijpen, dat alle die verſcheidene meeningen van Religies, opeenigyverder Eere Gods gegront zijn. Want hoe vele Lutherianen zijn er gedoot, om de meenin gen van Lutherus? Hoe veel, om de mee ningen van Calvin? En hoe veel verſchei de Gereformeerde hebben gewilligde dood
geleden, om hare Religies, geloovende dat die de beſte waren? En ik geloof, dat deſen Burchardus ook wel de begeerte heb ben ſou, van te ſterven voor ſijn Religie, maar dat hy noch meer ſijn leven aſl
tem:
w
9
HL-E-+- A -- --
DE DI CA T I E.
15
dan ſijn Religie. Alhoewel hy wel ſou wil len het leven van een ander doen benemen,
om ſijne eigene meeningen ſtaande te hou
den. En ſoo hyſoekt myte dooden, omdat ik Catholijk ben, hy heeft groot ongelijk: nadien ik niemand ergernis geef, en niet verkeer meteenige Lutherianen, die hy ſou mogen vreeſen, dat ik aan my ſou trekken, en hy dusdoende, geen voordeel meer van hun genieten ſou. Want ik ſoek niemand,
en weiger te ſpreken aan verſcheide eerlijke luiden van qualiteyt; op dat ik ſou mogen blijven in mijne ingetogentheit. En indien hy ſoo wel gegrond was in de Leering van Lutherus, als ik ben in d'Evangeliſche Lee
ring, die ikonderwijs, hy ſou niet te vree ſen hebben, dat ik van fijne Diſcipelen ge winnen ſou. Want ik vrees niet, dat hy de
mijne gewinnen zal. Ik mag haar wel laten verkeeren met allerley ſlag van volk, ſon
der gevaar. Nadien ſy overal mede dragen het getuigenis haarder Conſcientie, dewel
ke hun ſegt, dat d'Evangeliſche Leering, die ik haar onderwijs, die gene is, die Je ſus Chriſtus, op aarde zijnde, onderweſen
heeft. En ook zijn ſy oogſtende Getuigen, van dat ik in 't werk ſtel, de dingen die ik door mijne Schrift enonderwijs. -
-
Indien
16
D E D 1 c A T 1 E. Indien deſen Burchardus ſulks ook deed,
te weten, in het werk te ſtellen de Leering eſu Chriſti, hy ſou geen noot hebben, my te willen doen dooden, noch te beletten dat
men mijne Vrienden herbergen ſou. Maar ſou ſich by hun voegen, om van haar te verſtaan de waarheit ſijner Twijffelingen. Maar hy doet mijne Vrienden opſoeken, op dat hy hun ſijne dwaſe inbeeldingen indruc ken ſou,meenende haar te verkeeren,met ſij ne Leugens te doen aannemen. In plaats dat hy ſich behoorde te bekeeren, om van hun de waarheit tºontfangen: alſoſy een levendig en werkdadig Evangelie kennen. Daar hy niet anders kent, dan een Evangelie naar de letter, hebbende ook vergeten, dat den H. Geeſt ſegt: dat de letter doodet, en het de Geeſt is, die levendig maakt. Het gene in deſen Burchardus ſelfs beveſtigt word. Want predikt het Evangelie, en onder wijſt de ſelfde dingen die ik onderwijs, maar hy ſelfs ſtelt die niet in 't werk, niet meer dan ſijne Diſcipelen en de toehoorders ſij
#
ner woorden.
Nadien men hun alle een
drachtelijk ſiet ſoeken, de Goederen, Ge makken, en Vermakelijkheden deſes wea relds, ſoo veel het in haar macht is. En dat
ook den Apoſtel aan de Chriſtenen
“# 00
#
En
t-A
D E D I C A T I E.
17 i
Soo gy wedergeboren zijt , ſoekt de dingen die boven zijn, en niet meer diegene die op der aarden zijn. En dat Jeſus Chriſtusſegt: “Dat de gene die hem willen navolgen, hun ſelfs moeten verzaken, en alles verlaten wat
ſy beſitten, ja hun eigen ziele haten. Dit is een ſpraak, die Burchardus en ſijns gelijken niet verſtaan. En al is't dat ſy de woorden naar de Letter leſen , ſoo verdraayen en verbreyden ſy ſoodanig denſin der ſelve,
datſe geen leven meer hebben, en geen voed ſel aan hare zielen geven konnen, niet meer dan de Hiſtorien doen in ſijn boek, dat hy tegens my gemaakt heeft. Want wat voordeel ſal het aan de ſalig heit der zielen toebrengen, te weten wan
neer die Koningen of Princen, ſoohy ver haalt, de Reformatie van Luther aangeno men hebben.
En te weten, dat men de
meeningen van ſommige menſchen voor ketteryen gehouden heeft, ja dat men ee nige andere, daarom heeft ter dood ge
bracht? Voor my, die dingen ſchijnen my ſoo vaddig en ſlecht te weſen, dat ik een walging heb van die aan te hooren, om dat deſelve geen Godvruchtigheit noch leering in hebben. En ik weet niet, of ik wel de pa tientie ſou konnen hebben, om ſijn Boek **
geheel
hi
i
18
D E D I C A T I E.
geheel te hooren leſen. My dunkt dat ik al reets daar van genoeg verſtaan heb, door de Dedicatie aan ſijn Vorſtelijke Door luchtigheit, om te begrijpen, dat dien Man niet veel verſtand heeft, en noch veel min
der Deugt, of Liefdadigheit, noch ſelfs menſchelijke reden. Want hy wilſijn Vor ſtelijke Doorluchtigheit prijſen en vleyen, om bat bie ſjeeft boen opſjouben mijn &P2ucherp / en mijne 25oeſten boen tneg
ingagen! Die met quabe ſleeringen berbult hgaten/ ten einde ljetbolſt niet foubergifa tigt hoogben boo2 bie bolenbe Tieering. Daar hy ondertuſſchen weet, dat in der daat die Boeken en Leering, duiſentmaal meer bekent en geſocht zijn geworden, ſe dert dat die Boeken uit mijn magt zijn # weeſt, dan te voren. Soo dat hy gantſch geen oorſaak heeft om de voorſichtigheit van fijn Vorſtel. Doorl.hierin te loven gelijk als hy doet. Aangeſien datter noyt geen be quamer middel ſoukonnen gevonden wor den, om deſe Leering te verbreyden, en die Boeken bekent te maken, dan dit Verbod,
van die Boeken te drucken en uit te geven. Dewelke nu geſocht en begeert zijn van een iegelijk ſijner Inwoonderen. Waar, van te voren, mijn ſtilſwijgen en afgeſcheident heit,
19
D E D I C A T I E.
heit, deſelvein geheym hield. Soo dat het niet dan woorden in de wind geworpen zijn, alle dien lofenprijs, dewelke hyaan ſijn Hoogvorſtelijke Doorluchtigheit, om die oorſaak doet. En noch veel minder grond van reden heeft hy, om te verhalen de Condemnatie, biegebaan heeft/5aliger gebachtenig fijn 12ogftelijſte Gego?ſ. tº gº.
oberſebene Daber/ ſnegengbe 34eering ban eenen3eſteren @abib #orig. Hièieng 25ota hen men berb?atib heeft in tuine #tabt (Conningen. Want ik heb die Man noyt gekent, noch eenige van ſijne Boeken ge leſen.
Soo dat ik niet weten kan, of
#
ketteryen gehad heeft of niet : nadien ik noyt van hem heb hooren ſpreken, eer ik in deſe geweſten gekomen ben, door oorſaak dat de Catholijken gantſch geen gemeen ſchap hebben, met die van andere Religies. Hierom is't dat ik noyt geleſen of gekend heb , alle die menſchen, dewelke deſen Burchardus in ſijn Boek aantrekt, ſeggende
dat ſy eenige Dolingen gehad hebben. Ik heb wel gekend de Schriften van ee men TH o M As à KE M P 1 s, en TH A u
LE Rus, dewelke niet in Dolingen geweeſt zijn, maar in de Geeſt Gods. Doch indien
deſen Burchard, of andere Lutherianen, *se
2
2
die
-
D E D I C A T I E.
die willen houden voor Ketters, gelijkſe my doen, ſy zijn daar toe vry. Ik ſal hun dat niet beletten, dewijl ſy ſelfs vry zijn, te ſeggen, Dat be 45eeſt 45obgban ben Buie ijelitonit. Nadien de Phariſeeſche Prieſters
wel van Jeſus Chriſtus geſeyd hebben, Dat hy ſijne wercken deed, door Beelſebub, den Prins der Duivelen.
Maar het is een arm beſluit, by te bren gen, dat die menſchen godloos geweeſt zijn, uit oorſaak dat men hun ter doodge bracht heeft, om eenige Gevoelen van Re ligie dat ſy droegen. Aangeſien dat men in ſulk geval ſou moeten ſeggen, dat alle de oude Propheten Gods, die men gedood heeft, ſelfstuſſchen den Tempelen Autaar, godlooſe menſchen waren, en dat ook Ste
phanus, en ſoo veel andere Diſcipelen van Jeſus Chriſtus, die men heeft doen ſterven, om hare Religie, ook godlooſe menſchen zijn geweeſt. En d'Apoſtelen zijn byna alle geſententieert en ter dood gebracht geweeſt om de Religie, en Jeſus Chriſtus ſelfs, is daarom opgehangen geworden aan een Galg, tuſſchen twee Moordenaars. Soo dat, indien deſen Burchardus wil beſlui
ten, dat alle die gene die men heeft doen ſterven, om de Religie , Quaatdoenders geweeſt
D E DI CA T I E.
21
geweeſt zijn, ſoo veroordeelt hy daardoor de Propheten , d'Apoſtelen , ja ſoo vele heilige Martelaren, en Jeſus Chriſtus ſelfs: waar in hy hem veel meer veracht, dan ik doe , met te ſeggen , dat de Verdienſten
Jeſu Chriſti niet ſullen toegepaſt worden, dan aan diegene die hem willen volgen en naargaan. Het welk een ſekere waarheit is, beveſtigt door ſoovele plaatſen in de Schrif tuur, als, daar Chriſtus ſegt, Dat hy, die niet verzaakt alles wat hy beſit, ſijn Diſci pel niet weſen kan: en elders, dat degene die ſijn Vader, Moeder, ó'c. meer bemind dan my, is mijnder niet waerdig, dat men ſijn Kruys moet op ſich nemen, om hem naar te volgen, en dat menſtch ſelfs moet verſa ken. Ook ſegt Jeſus Chriſtus ſoo opentlijk in ſijn Evangelie: Zijt mijne Navolgers.
Nu, indien Jeſus Chriſtus alles had vol daan, voor die gene die hun ſelfs bemin nen, en de goederen en vermakelijkheden van dit leven, die na al hun vermogen de Kruiſen en Lijdens van ſich werpen , die geenſins trachten naar te volgen, en ſeggen, dat ſulks onmogelijk is. Ofwel, dat hy vol daan had voor diegene die willen leven en ſterven in de genegentheit harer zonden: en aan welke het ſchijnt, dat deſen Burchar ** 3 dus -
-
D E D I C A T I E,
22
W:#
dus wil doen verſtaan, dat alles heeft voldaan , ſoo wel voor alle die
godlooſen, als voor de goeden, of die fijne Navolgers ſullen weſen, ſoo ſou dat een Ongerechtigheit weſen, waarin deſen Bur chardus wel een veel grooter Laſtering te gens God begaat, dan alle de Laſteringen die hy ſich ingebeeld heeft in mijne Schrif ten te weſen, om de welke hy ook wenſcht, dat men my ſou doen verbranden, of het hooft afſlaan. Gelijk hy ſegt, dat men ge
#
daan heeft aan drie , in het Land Sweden, en ook aan eenen Servetus, om
dat hy gevoelens had, ſtrijdig tegens die van Burchardus, rakende de H. Drie-eenig
heit. Indien hy geen wreede ziel had, hy ſou niet verheugt weſen, van dat men men ſchen heeft doen ſterven, om eenig gevoe len van Religie. Alſoo het wel weſen kan, dat die menſchen veel beter voor God ge weeſt zijn, dan hy en ſijnen Lutherus. Hierom ſoo wil ik dit Oordeel aan God la ten: want ik niet weet of die menſchen ter
dood gebracht zijn, om de Rechtveerdig heit en waarheit, gelijk d'Apoſtelen, ofwel om hare miſdaden: nademaal ik die Hiſto
rien noyt geleſen heb, en niet weet hoeda nig die geſchiet zijn. -
Maar
A
D E D I C A T I E.
23
Maar ik weet wel, dat door valſchenyver van d'Eere Gods, Jeſus Chriſtus en ſijn Apoſtelen zijn ter dood gebracht, en dat men van hun ſeide, Dat ſy de Wet Gods
wouden vernietigen. Gelijk als deſen Bur chardus nu ook valſchelijk van my ſegt, Dat ift aſſe be Hierfien bernielen inil. Het
# wel wijd van de waarheit is.
Want ik
ou die wel met al mijn vermogen, en het verlies mijns levens, willen oprichten, en om deſes oorſaakshalven, mijn bloed ver gieten tot den laatſten druppel toe. Het is wel waar, dat ik klaarlijk ſie, dat
1n allerley ſoorten van Religies, miſſlagen en dolingen zijn. En dit is hetgene dat ik wel ſou willen vernielen, indien het in mijn macht waar. Want ſoo wanneer alle die
Dolingen, uit alle Religies weggenomen waren; daar ſou dan niet meer als een goe
de Religieweſen, om datſe dan alleſouden vereenigt, en van een ſelfde Gevoelen zijn, Aangeſien datter niets anders is, dan de Dolingen, die de Chriſtenheit verdeelt heb ben, en de vyandſchap onder de Chriſte
nen gebracht. In plaats dat de ſelve mal |
kander behoorden te beminnen, gelijk als Jeſus Chriſtus hun onderweſen heeft, ſeg
gende : Bemind gy malkander, daar aan ſal *x 4
24.
D E D I C A T I E.
ſal men kennen dat gy mijne Diſcipelen zijt Nu, wie kan ſich huidensdaags een Diſ cipel Jeſu Chriſti noemen, en met waarheit ſeggen, dat hy ditTeiken draagt? Nadien men alle die verſcheidene Religies d’een d'ander ſiet haten, met een Doodelijken haat ? Waar mede deſen Burchardus my ook haat, om dat ik niet Luters ben, ge lijk hy een Lutheriaan is. Het gene een quaat gegronden haat is: want wat ſou het baten tot de zaligheit fijner ziel, dat ik Lu theriaans waar ? En wat ſchade kan deſelve hebben, van dat ik Catholijk ben, dan al
leen de eerſucht die hyinſijnen geeſt heeft, van te meenen , dat hy de beſte Religie heeft, en ook de Begeerte, van dat eenyder hem navolgen ſou. Anders gaat hem de ſaak niet aan. Dewijl dat ik niet onder ſijn ge
bied ben, en dat ſijn Hoogvorſtelijke Door luchtigheit in Noordſtrant gepermitteert of
vrygelaten heeft d'oeffening der Catholijke Religie, vooraleer ik ooyt gedacht heb, daar te gaan. Soo dat deſen Burchardus niet gegrond is, naar het wereldlijke noch
geeſtelijke Recht, om my te beſtrijden we gens mijn Religie: nadien ik in een plaats ben, waar ik die wel belijden mag, en dat ik gantſch geen ommegang heb met die van -
*
.
,
-
ſijne
DE D I C A T I E.
25
ſijne Religie , van de welke hy vreeſen mogt, dat ik tot de mijne gewinnen ſou. Want ik wil niemand winnen noch aan
trekken, en ik vinde niet goet, het eene Verderf te verlaten, om het ander weder aan te nemen. Maar ik rade alle degene, die my om raad vragen, dat ſy ſouden aan vaarden de Reformatie harer ziele,en trach ten ware Chriſtenen, en Diſcipelen van Je ſus Chriſtus te worden: en niet van eenen Lutherus, Calvinus, of andere, met wat
naam die ook ſouden mogen genoemt zijn. Aangeſien dat alle menſchen miſſen konnen en gebreckig zijn, en dat God alleen heylig is. Dewelke Jeſus Chriſtus ſijnen Soon ge ſonden heeft aan de menſchen, als God
Menſch , of een Menſch die Vergodet is, ten einde om hun ſijne Goddelijke Gerech tigheit en Waarheit te leeren, en ook met eenen de menſchelijke werken, om te ge raken tot deſe Goddelijke Rechtveerdig digheit en Waarheit. Maar deſen Burchardusſal die ſpraak niet verſtaan, om dat hy juiſt die ſelve woor den of manier van uitdrukking niet gevon den heeft in ſijne Boeken van Studie. Hy hecht ſich veel eer aan het verhaal van een
groot getal Hiſtorien der gepaſſeerde din -
-
-
*x
5
gen;
26
#
D E D 1c AT1E
.
dan aan het gene dat voordeelig
ou zijn tot de Zaligheit der zielen. Waar . in hy genoegſaam betoont, niet te beſitten het ſuivere Gout der Liefde , maar dat ſijn geheel Tractaat niet anders is dan Koper,
vergult met eenige heilige woorden. Want
hy ſegt in des ſelfsTijtel, dat ſijn Boek is, een grondige Cij?iſtelijſte?ianmerking om te ſjerſtellen. De giere G5obg/ en die ban ijſca fitg Cijziſtug onſcn 2 aſigmaſter: ont aan b'ontnetenbe/ noobige maarſcijoutningen te geilen. Het welk alle vergulde woorden zijn: maar van binnen is het niet anders dan
een klinkend koper. Dewijl dat ſijn Boek
niet anders in heeft dan geſtudeerde woor den, Leugens en Laſteringen. En alles wat 'er in des ſelfs inhoud goed is, dat zijn
d'Extracten die hy getrocken heeft uit mij ne Schriften. Noch verhaalt hy'erookver
ſcheide valſchelijk, en verdraayt den ſin mijner woorden en Gevoelens. En hy ſegt Leugenachtig, bat iſt ban mn ſelfg foube
geſeph ijcbben meerbertc3ijn banbe ſl2aa get ſt?aria/ ban b'2lpoſtelen en 132opijea
ten/ of diergelijke dingen. Het genenoyt in mijne gedachten gekomen is. Maar ſoo eenige mijner Vrienden verklaart hebben,
Wat voor gevoelensſy van my droegen, dat CR
HEER-A 27
D E D I C A T I E,
en raakt my niet. Nadien ik myſeerweinig bekommer, over denlofofverachting die my de menſchen aandoen. Om dat ik verwacht, dat God alleen myoordeelenſal in Gerechtigheit. -
-
Maar deſen Burchardus heeft grooton gelijk, van te nemen, hetgene dat andere menſchen van myſeggen, als of ik dat ſelfs ſeyde door ydelheit of laatdunkentheit. Waar in hyſijn ongetrouwigheit betoont, en de boosaardigheit die hyheeft, om van my te willen qualijk ſpreken, met recht of onrecht. Want wanneer hy in mijne Schrif ten niets quaats vind, dat ſijne voornemens verſterkt, ſootrekt hy daaruit den Lofdie andere menſchen van myſeggen, ten einde
hy ſou mogen uitroepen, bat ik hoobaere big ben/ en mp acht boben bººtpoſtelen/
192opheten ( en 45ob ſelfg. Hetgene wel moet in agt genomen zijn, vooraan in het
begin van fijn Tractaat. Waar hy vele din genbybrengt, die hy getrocken heeft uit de Getuigeniſſen van verſcheide andere men
ſchen , gelijk als of ik die ſelfs geſproken had tot mijn Lof. En het is te gelooven, dat hy ſulks doet, door een geeſt van ja louſie. Uit oorſaak dat hy niet ſou konnen
vinden ſoo vele Getuygen die tot lof# CIDIA
| |
28
D E D I C A T I E.
hemſouden ſpreken: gelijk hy ſiet, dat men van my doet. Het gene hem onverdraaglijk is. Want indien hy bewijſen kon, dat alle die Getuigen, of een gedeelte der ſelve, de waarheit niet geſeyd hadden, ſoo mogt hy oorſaak gehad hebben, deſe aan te trec ken. Maar indien hy dat niets doen kan, ſoo behoord hy veel eer hare Verklaringen en Getuigeniſſen in ſtilheit te laten , dan daar van eenige dingen te verhalen. Dewijl hy voorgenomen had my in ſchande te brengen. Want alle die Getuigen verklaren geheel het tegendeel. En ſy behoorden hem
het aangeſicht ſchaamroot te maken, ſiende dat hy alleen ſoo veel quaads ſeggen wil,
van een ſaak die hy noyt geſien noch ge kent heeft. Waar van ſoovele geloofwaar dige menſchen het tegendeel getuigen, na dat ſy daar van volkomene kenniſſe gehad hebben.
-
-
-
Het gene my doet twijfelen, dat deſen Burchardus niet bygoeden ſinnen is. Noch tans derf ik ſulks niet onbeſchroomt oor
deelen, wanneer ik ſie, dat UE.Vorſtelijke Doorl. en fijnen Raad, ſich refereeren aan ſijne bybrengingen, en die gehoor geven. En ik beel my in, dat hy alleen mijn Be ſchuldiger is geweeſt, dewelke oorſaakge geven
H
- En
t
A
D E D I c A T I E.
29
geven heeft, myte doen verbieden, te Druc ken of mijne Schriften aan den dag te brengen. Het gene wel een ſwakke grond weſen zou, nadien ik niet ſou konnen ge looven, dat deſen Man bygoeden ſinne is. Om dat een menſch van een verwarden
geeſt, altoos laſtert, en die gene veragt, die ſijne willens niet doen. Dat de wijſe menſchen ſich geenſins aantrecken, wan neer ſy weten, dat hy, die hun ſoodanige Laſteringen aan doet, niet wel met fijn hooft bewaart is. Sy hebben alleenlijkdeer nis met hem. Gelijk ik ook doen ſou on trent deſen Burchardus, indien ik door er-
varentheit niet ſag, dat vele fijne Leugens aanhooren, als of dat waarheden waren.
Het welk my bewogen heeft, te antwoor den op ſijn Tractaat, en beſluyt te nemen om mijn Antwoord te laten Drucken, o
de ſelfde plaats, waar hy ſijn Boek # doen Drucken, ingeval UE. Hoogvorſte lijke Doorluchtigheit my dat wil toeſtaan. 't Geneik door deſen verſoek, ten einde
dat alle menſchen van verſtant, mogen ſien
en kennen de Waarheit uit de Leugen, en oordeelen, of deſen Burchard reden gehad heeft, om my ſoodanig aan te vallen, en ſoo
vele Leugens van my te ſeggen, ſoo door -
WOOIT
r
I 36
D E D I c A T I E.
woorden als geſchrift. Dat ſijn Vorſtelijke Doorl. ſelfs ſalkonnen oordeelen, door mijn Antwoord, en het vermaak hebben, van
te ſien dat deſen grooten Philiſteen Go
L1 ATH ſal te neder geworpen worden, door eenen kleinen To ETs-s T EEN, die
ik hem in 't Voorhooft werpen zal, om hem den hals afte ſnijden met ſijn eigen Swaert. Dat het Boek is, 't welk hy tegens myop geſtelt heeft. Waarover hy ſich beroemt,
en my verfoeyt, gelijk als Boliatijden klei nen DA v ID.
Ik en ſal hem niet met Laſteringen aan
komen , gelijk hy my doet: maar ik ſal hem toonen, door Chriſtelijke waarheden, en grondige PhiloſophiſcheRedenen,dat hy my ten onrecht beſchuldigt. Dat hy logen achtig is in ſijn ſpreken, en dat hy ſonder Liefde is. Het gene ik aanbiede te doen,
ſoo klaar als de Sonſijn Licht geeft op den vollen middag. Dat ik met permiſſie pre ſentere: verblijvende, -
Sijn Hoog-Vorſtelijke Doorluchtigheits f
Seer Gehoorſame Dienares,
ANTHoINETTE BouRIGNON.
O P
.•-
-
31
OPDRACHT, Aan mijn HE E R., Mijn -b
H E E R,
FREDERIK CHRISTIAAN K I E L M A N, &c.
Sijn Hoogvorſtl. Doorluchtigheits, den Her tog van Sleeswijk, Holſtein, &c. Rege rende Geheimen Raad, en Vice-Preſident
van desſelfs Hofgericht tot Gottorp. Mijn HE ER , SEN/ K heb meenigmaal gemurmureert in
Sh
#
mijnen
# # den Wijſen
# Raad van het Ho F 95otto:p / be #, volen heeft aan de Magiſtraat van Huſum, een wettelijk Onderſoek te doen , wegens den handel en wandel van mijn perſoon en mijner Hollandſche Vrienden. Aan
geſien dat wy alle vrome en eerlijke Luyden zijn, die God vreeſen, en geen quaad doen aan iemand,
levende onberiſpelijk, ſoo wel aangaande het we reldlijk als Geeſtelijk Recht. Soo dat ik niet be
grijpen kan, om wat reden, men onderſoek ge daan heeft van onſen handel en wandel. Maar hebbende naderhand geſien een Boek, g": tOt -
Slees
32.
O P D R A C H T.
Sleeswijk, in 't Jaar 1674. opgeſtelt door een ſe keren M. George Hendrick Burchardus, Lutherſche Predikant, in den Dom-kerk tot Sleeswijk: de
welke my in dat Boek, ſoovele ſchandelijke La ſteringen aanwrijft, en van ſoo vele miſdaden be ſchuldigt, dat ik daar door ſie, het geen wonder is, men verplicht is geweeſt, tot mijnen laſte een
Onderſoek te doen. Want indien de Bybrengin gen van deſen Burchardus waarachtig waren, en dat hy my van ſoo vele miſdaden beſchuldigt had de by den Richter, ſoo behoorde deſelve op fijn hoede geweeſt te zijn, om te verhinderen, dat een
ſoo godloos menſch (als hy my afſchildert) geen ſchade toebracht aan het Volk (gelijk hy voor
geeft) met hun ſoo quade Leeringen aan te bren gen, om hun af te trecken van de Leere des Evan geliums. Waar van deſen Burchardus fich een 25ebienber noemt.
-
-
Soo dat het ſeer goed geweeſt is, dat U Ed. Raad een ſoodanig Onderſoek heeft laten doen, ten ein de om van de waarheit der zaken onderricht te we
ſen. Maar het ſou ſeer quaad geweeſt zijn, eenig Decreet of Bevel te geven op de valſche Aanbren gingen en Leugens, die deſen Burchardusſou mogen te kennen gegeven hebben. In geval het om deſe oorſaak geweeſt is, dat men my een Ver
bod gedaan heeft, van niet meer te Drucken, noch mijne Schriften uit te geven, vooraleer, my, tot mijne Verdediding gehoort te hebben. Want in dien iemand iets quaads in mijne Schriften vond, ik wil dat ſelfs veroordeelen , en niet alleenlijk aflaten, die quaden aan den dag te brengen,
#
CUIS
33 ſelfs die verbeteren, door deſelve openbaarlijk te O P D R A C H T. -
wederroepen, ſoo haaſt als ik daar van ſal over wonnen zijn. Maar ſoo langen tijt als ik niet weet, wat quaat ik gedaan heb , ſoo kan ik dat niet ver beteren, om dat ik het niet ken, en mag altoos gelooven en vaſt ſtellen, dat mijne Schriften, goed en heylſaam zijn, totter tijd, dat het tegendeel blijkt. En het is niet genoeg, dat er eenig gepaſſioneert of haatdragend menſch komt my beſchuldigen -
aan het Gericht, ſeggende, batter Dolingen en 3Jaſteringen tegeng GBob / in mijne áchriften 3ijn. Men moet ſien, of ſijn ſeggen warachtig is;
en mijne inbrengen met fijne Beſchuldingen over wegen, in de Schaal der Gerechtigheit, om het Recht te geven, aan die het toekomt. En indien
het Gericht bevind, dat ik ongelijk heb, ſoo wil ik wel geoordeelt weſen. Maar ſoo deſen Burchar dus ongelijk heeft, ſoo behoort hy ſulken wreede Executie tegens my niet t'achtervolgen, noch mijne onnoſelheit te doen veroordeelen , ſonder my tijt te geven, om de ſelve bekent te maken, of ten minſten die te mogen beantwoorden, en de Leugens tegen te ſpreken. Ik weet niet vaſtelijk, of deſen Burchardus, of -
iemand anders een ſoo ſtrenge Executie veroor ſaakt heeft. Nademaal het aan uwen Raad noch
niet gelieft heeft, my te verklaren, wie dat mijne
Aanklagers zijn, en van wat miſdaden ſy my be ſchuldigen, alhoewel ik verſcheide malen daarom gebeden heb, en verſoek gedaan, om dat te mo
gen weten, op dat ik mytegens hun mogt verde -
*,ik *
digen,
r
34
O P D R A GE H T.
digen; het gene ik niet heb konnen verkrijgen tot nu toe. Soo dat ik maar door ſupoſitien, of vaſt ſtellinge ſpreek, als ik ſeg, dat deſen Burchardus
mijn Beſchuldiger is: door dien het wel te geloo ven is, dat hy die ſtoutigheit gehad heeft, van my te gaan beſchuldigen aan den Richter ; de wijl hy de ſtoutigheit wel neemt van opentlijk te doen drukken een Boek, vervult met ſoo kenbare Leugens.
Want ik geloof niet, dat het ſelve iets in ſich heeft, dat waarachtig is van alle de miſdaden, waar mede hy my beſchuldigt in ſijn Tractaat: dat met recht genoemt mag worden, HET GETu1GE NIs DER LEuGEN, wederſprekende het GETur GENIs DER WAARHEIT, dat over weinig tijd gele
den, aan den dag gebracht is: op welk Boekhy ſoo veel te ſeggen vind, dat hy't niet uitdrukken kan. Nu, indien hy ſoovele Getuigen had, om
te doen blijken, dat ſijn ſeggen waarachtig was, gelijk als er voortgebracht zijn in dit voornoemde GETuYGENIS DE R WAARHEYT , om te bekrach
tigen, dat mijne Leering goet is, en dat deſelve groote werkingen gedaan heeft in de zielen van vele godvruchtige menſchen. Soo ſou men d'een
en d'ander in de Weeg-ſchaal mogen leggen , Onn te oordeelen, wie dat meeſt op de Waarheit ge grent is. Maar wanneer men ſiet, dat deſen Bur chardus alleen ſpreekt in ſijn Boek, en niet een
eenige ſaak van fijne bybrengingen waar maakt, niet anders doende, als my ſchelden en laſteren
ſonder fondament, ſoo behoort hy verworpen te worden, door ontkenning, en als onredelijk, jage VOIl
H-me-n vonniſt te worden, om te verbeteren de fouten die hy begaan heeft.
Ik geloof wel, dat hy niet verſocht heeft een ſoo
!
ſtrenge Executie tegens my; als te komen in het huis mijner Vrienden, te breken de deuren en kof fers in 't algemeen, en hare Gelden te doen too nen; weg te nemen hare Tijtels en Papieren neffens de mijne, en te maken een ſoodanigen oproer in de Stad, dat het een wonder Gods geweeſt is, dat wy niet alle geplondert en vermoort zijn geweeſt. Waar na den Exploiteur van 't Gericht,
|
Doctor Kerckman, ſcheen te trachten, tergende en
quellende mijne Vrienden in alle dingen, om hun oorſaak te geven, van hem eenige tegenſtand te doen. Want hybraken ſneed alles aan ſtukken, nemende alles weg met gewelt en onordentelijk heit, werpende de Boeken van boven naar bene den, ofſchoon mijne Vrienden die wilde nederla ten door het middel van een Windaas dat daar by der hand was. En ſy wilden ook alles in ordre pakken dat verwerd was, waar na deſen Exploi teur gants niet wilde luiſteren, ſoekende matery om te twiſten over het minſte woord, dat mijne
Vrienden tegens hem ſpraken; hun dreygende van haar tot Gottorp te krijgen, met veel meer andere
moedwilligheden : Vragende, of ſy hun wilden opſtellen tegens d'ordere van fijn Vorſtel: Doorl: en ſeyde, dat hy wilde verantwoording doen van
ſijn Exploit voor de genoemde Doorluchtigheit, maar dat deſelve daar over voor God antwoorden
ſou: alhoewel hy ſelfs in dat Exploit geenſins ge volgt heeft d'ordere van meergemelde Vorſtel: *, * 2.
doorl.
|
|
w
O P D R A C H T.
Doorl. dewelke door het Bevel, onderteikent van
UE. Excellentie, in Oualiteit van Hooft der Juſti tie, alleenlijk bevolen had, de Perſſe met ſijn toe
behooren weg te nemen : alle welke dingen onſe Vrienden hem met vriendſchap wilden geven, en
alles te ſamen pakken in fijne tegenwoordigheit; maar als een uitſinnig menſch ſneed en brak hyal les met onordentelijkheit aan ſtukken wat hy maar vond, ten einde om dat tot een roof te geven aan
het Volk, gelijk hygegeven heeft een groot getal Boeken en Papieren aan wien het hem goet dacht, ſoo op de ſtraten, als anders hier en daar, even
eens alsof mijne Goederen geconfiſqueert waren, en inſijne macht geſtelt, om daar mede na ſijn fan
taſien te doen wat hy begeerde, daar het nochtans eens anders goed is, dat hy ſoo verſtrooit en gerui neert heeft, ſonder eenige laſt. Invoegen dat ik denk, dat indien hy een ſoodanig Exploit had ge daan in Holland, waar mijne Vrienden wat te # -
gen hebben, dat het deſen Fiſcaal voor ſijn laatſte Exploit ſou gedaan hebben. Maar wy hier zijnde Vreemdelingen, moeten het Recht laten aan UE. wijſen Raad. Ik geloof wel, ſeg ik, dat dienſelfden Burchardus ſoo vele buitenſporigheden door deſen Fiſcaal niet heeft laten doen: maar nochtans geloof ik, dat
hy daar van de bewegende Oorſaak geweeſt is, aangeſien dat ſonder Aanklager, geen Richter ie mand veroordeelen kan, of 't en zy door valſche Getuigen, of dat hy van ſijn Recht verſteken word: het gene niet geſchied is in het tegenwoor dig geval , ten minſten niet met mijne kennis, •
-
º
-
Wallt
O P D R A C H T.
37
want ik kan van mijn Recht niet verſteken zijn geweeſt, daar ik altoos aangeboden heb my te ver dedigen, en de Getuigniste wederleggen, ſoo'er eenige mochten zijn. Maar indien er nietsanders
tot mijne beſwaring is, dan de Laſteringen en Leu gens, uitgevonden door dien ſelfden Burchard, of
ſijns gelijken, menſalwel doen, met my aanſtonts weder te geven alle het gene, dat men myafgeno men heeft, en ook van mijne Vrienden. Nadien 'er in de Regels der Rechten geſeit is: Qgalijk geno men, wel wedergegeven. Want ik ſal door dit te
genwoordig Tractaat doen ſien, dat alle fijn Be ſchuldingen valſch en leugenachtig zijn, ſonder eenigen ſchijn van reden; en dat hy groot ongelijk
gehad heeft, van my ſoodanig aan te vallen: nade maal ik nooit een ſtroo in # weg geleyd heb, noch in eeniger manieren tegens ſproken. . .
-
# Religie ge
Indien hy my bewijſen kon, dat ik, of iemand mijner Vrienden, eenige ergernis gegeven had den, ofwel dat wy trachten Volk aan ons te trek ken, of hun eenige quade Leering te geven; deſe Predikanten ſouden eenig oorſaak gehad hebben, over ons te klagen: maar ſy hebben geſien, door het onderſoek dat men tot Huſum gedaan heeft over onſen handel en wandel, datyder Getuigen loffelijk daar van geſproken heeft, en dat men valſch heeft bevonden, de twijfelingen die men
gehad heeft, van bat top Sectariſſen mannieuuje iſieligieg maren; bat mp beg nachtgâBergaÜce
ring hielden in het hupg/ en bat ikbaar bc3)3c. bicatie bcbe.
Waar over men eenige menſchen *, * 3
ge
38
O P D R A C H T.
ge-examineert heeft, die tot getuigenis gehoort zijn voor dito Magiſtraat, welke perſonen my dat verhaalt hebben: het geen my oorſaak van lagchen
gegeven heeft, hoorende dat men onderſoek deed over ſulke beuſelachtige en onware dingen, waar van nooyt iet diergelijks in de gedachten van ie mand van ons allen gekomen is. Want een iege lijk tracht alleenlijk ſijn ziel tot volmaaktheit te
brengen, en als een goet Chriſten te leven, ver achten de ſelfs alle die Secten en verdeeltheden,
die er nu in het Chriſtendom zijn; dat wel wijt is van nieuwe Secte te willen aanvangen. Doch wy hebben wel geweten, dat ſommige quaatwillige eenige diergelijke dingen hebben wil len uitſtrooyen: nadien dat verſcheide menſchen van onderſcheidentlijke plaatſen hier ontrent, hun hebben komen aanbieden by mijne Vrienden, ſoo wel in Huſum als tot Sleeswijk, ten einde om in
haar Geſelſchap aangenomen te worden, om hare Leeringent'ontfangen. Het gene mijne Vrienden veracht hebben, en ſulke menſchen abſolutelijk
uit haar huis gejaagt, hun ſeggende, dat ſy geen an dere Leering hadden, dan die van Jeſus Chriſtus. En dat men hun Leugens wijsgemaakt hadde, met
te ſeggen, bat topmenſchen aan namen om onſe 3Icering bekent te maken. Want inderdaat, ik heb noch niet een eenig menſch van dit Landt, in ons Geſelſchap aangenomen. Waar in geen an
dere zijn, dan die mede uit Holland gekomen zijn. Waarvan ik er ſedert vele geweigert hebt'ontfan
fangen, die hun aanboden, ja ſelfs om met alle hare Goederen te komen.
.
Soo
OP D R A CH T.
39
Soo dat deſe Luterſche Predicanten grootonge lijk hebben, met my ſoodanig te vervolgen, ſon
der dat wy hun daar toe eenige oorſaak gegeven hebben.
Ik bidde God, dat hy 't hun vergeeft, indien ſy het zijn, die ſulke geruchten doen loopen door het geheele Landt: man bat mp menſchen ſoe hen / om bie op te ſchrijnen onder onſe baniere; gelijk men de Soldaten doet, om na den Oorlog te gaan. Nademaal wy niet te oorlogen noch ook
geen plaatſen te verſterken hebben, en wy ſoeken geen andereMacht, dan die gene die in de Godde lijke waarheid gegront is. De welke alle de Pre
dicanten, ja de gantſche wereld, niet konnen ver nietigen. *
Maar indien het deſe Waarheit alleen is die hun
in my mishaagt, ſoo hebben ſy een krachtige par
ty te beſtrijden, die noyt waggelt. Aangeſien de Waarheit, God ſelfs is met fijne Almogentheit. Sy behoorden die ſoetelijk te laten hare wercking doen.
Want indien de Waarheit, die ik voort
breng, niet van God is, ſoo ſal ſy genoeg van ſelfs
verdwijnen. Maar ſoo die van God is; ſy en konnenſe niet verhinderen, hoe dat ſy hun daar ook tegenſtellen. Sy ſal altoos, na wel geſtreden te hebben, de Victorie wegdragen. Het is daarom, dat ik niet begrijpen kan, waar om dat die Predicanten, ſich ſoo in 't harnas trek
ken, tegensmy, die haar niets onbillijks ſeg, noch doe; en dat ſy den Richter willen aandringen, om
ons van hier te jagen, gelijk als men quaatdoen ders doen zou. Daar wy hun nochtans geenig *, * 4.
113
4o
OP DR A C H T.
nadeel noch ongelegentheit aan brengen. Daar on dertuſſchen ſy wel gedogen ſoo vele Dronckaarts, Hoerreerders en andere grove zondaars. Het gene my twijfelen doet, datſe my haten ſonder oorzaak:
gelijk als Jeſus Chriſtus van hem ſeyde, dat de Phariſéeſche Prieſters hem hatede, om dat fijne Leering getuignis bracht, dat hare werken quaat waren. En indien deſen Burchardus my ook haat, om dat mijne Leering een ſtilſwijgende getuignis draagt, dat fijne werken quaat zijn, ik en kan dat
niet weten, want ik heb noyt opentlijk geſeit, dat ſijne werken quaat zijn, om dat ik die noyt in 't by ſonder gekent heb,vooraleer hymyſonderoorſaak ehaat heeft.
Maar ik kan nu wel met waarheit
ſeggen, dat hy een quaat werk gedaan heeft, met de Juſtitie aan te voeren, om my te veroordeelen
op ſijn valſche aanbrenging, en UE. Excellentie te loven, van dat deſelve my ſoo heeft doen execute ren, hem ſeggende, bat ſjob hem 3cgenen ſal
met fijn geheel ibupggeſin/ om beſc oog3aaft. Waar in hyſijne vleyeryen en wraakgierigen drift betoont tegens my. Want wat voor oorſaak van Lof kan er weſen, in dat een Richter iemand ver
oordeelt, eer hy hem tot fijne Verdediging gehoort heeft; daar in is ſeer weinig teloven, dewijl dat men op ſulken manier wel den alderheiligſte menſch ter wereld veroordeelen ſou.
Maar deſen Burchard gelooft ſoodanig de Juſti tie van Gottorp in fijne macht te hebben; dat hy
in de Dedicatie van ſijn Boek ſegt, aan UE. Excel lentie, ber5ckcrtte 3ijn/ bat beſcIne bie Gretu. '
tietegengmp herbolgen3al. Waar in ik h:at .
O P D R A C H T.
4I
dat hy een valſche Propheet ſal weſen. Want het ſou onmogelijk zijn, dat U E. Excellentieſou voort varen, mijne onſchult te veroordeelen, na dat hy
die ſal gekent hebben. En het ſou ook onmoge lijk welen, dat hy Godvruchtige menſchen ſou willen wegjagen uit het gebied van fijn PR 1 Ns, ſoo hy ſijne Voordeelen beminde. Want wat voor voordeel of eere kan ſijn Vorſtel. Doorl. toege bracht worden, wanneer men, om aan deſe Predi kers te voldoen, ons uit ſijn Gebied ſou verdreven
hebben? Daar wy in tegendeel fijne Inwoonders ſtichten, door een exemplaarleven, en hun voor deel en profijt by brengen, met hier ons geld te verteeren. En wyſouden albereyds ook de Dijka
gien in Noordſtrantvermeerdert hebben, indien de quaatwillige dat niet verhindert hadden.
-
Invoegen dat de voornoemde ſijn Hoogvorſtelijke Doorluchtigheyt niet dan voordeelen ſou konnen ge nieten, met ſoodanige menſchen te beſchermen onder ſijn Gebied. Maar in tegendeel, ſouhy vol
komen d'Ongenade Gods op ſich laden, met de ſelve weg te jagen. In plaats van ſijn Zegen te bekomen, met hun te beſchermen.
Nadien men
in de Schriftuur leeſt, dat God tegens Abraham ſeyt; Dat hy de vijfSteden van Sodoma, Gomorra, en andere verſchonen ſou, indien in deſelvetien Recht veerdige gevonden wierden. Hoe en ſouhy niet ſpa ren het Land van Holſtein, wanneer ſoovele God
vruchtige menſchen, en eerlijke Huysgeſinnen daar hun woonplaatsnamen? Het gene wel te overwegen is, ja veel meer te achten, dan de voldoening die men geven zou, -
#," 5
a311
42
O P D R A C H T.
aan die Predicanten: met ons weg te jagen.
Het
welk geen voordeel toebrengen zou, noch voor het Lichaam, noch voor de ziel van iemand. En ſou
ook geen tijkelijke noch geeſtelijke nuttigheit ge ven aan de veel gemelde Hoogvorſtel. Doorl, noch aan iemand ſijner Inwoonderen. Sulks wel overwogen zijnde, door, UE. Ex -
cellentie, verhoop ik, dat deſelveſich begeven zal, mijne rechtmatigebeden toe te ſtaan. Met meerder vlijt,dan hybygeſtaan heeft,de quade voornemens van deſen Burchard, door ſijne valſche aanbrengin
gen. En ook dat deſelve, de bybrengingen en praatjes van Burchard, ſal ſtrijken op deſen ToE 1 s STEEN, die ik U. Ed. aanbiede, om te mogen ken nen, ſijne vergulde woorden, niet van een valſche
Allooy zijn. Het welk verwachtende, ſal blijven, Van UE. Excellentie, Seer Ootmoedige Dienares, AN T H oINE T r E B o URIG N o N.
43
B E R 1cHT Aan den
L E S E R. ºsſer, in deſen tegenwoordigen tijt te ſien, dat # # menſchen die Belijdenis doen, van de Waar heit Gods t'onderwijſen, ſich tegens deſelve aankanten,en met al hun vermoge die tegenſtreven, wan meer ſy hun geen Eere en tijdelijk Profijt toebrengt. Of wanneer deſe Waarheit voortgebracht word, door ande re, dan diegene, die de Eer alleen willen hebben van
ſulks te doen. Want ſoo haaſt als ſy geſtelt zijn in eenige Staat ofWaardigheden, ſoo willen ſy boven al Heerſchen, ende en konnen niet verdragen, dat er iemand komen
zou, die hun in de Deugt en ware leer voorgaat. Want ſy zijn bezeten met een ſoodanigen geeſt van afgunſt, dat ſy wel ſouden willen vernietigen, alles wat ſy vreeſen dat meerder ſou geacht worden, dan 't gene dat ſy ſeg gen of doen. Het gene klaarlijk blijkt in de van deſen Predikant Burchard, die ſodanig ontſtelt en ongeruſt inſijn Conſcientie is, dat niet geruſtſlapen kan, wetende dat hier een Dochter is, die Boecken maakt, ſon der hem daarover verlofte vragen. Hierom ſouhy wel
#
#
willen haar doen ſterven, en alle hare Boeken verbran den, op dat de ſelve niet meer ſouden aan den dag komen,
indien dat inſijn macht waar. En hy roept tot ſijn By ſtant , ſijn Hoogvorſtel. Doorluchtigheyt den Vorſt van Holſteyn met ſijnen Raat en juſtitie, om van hun gehol -
pen
L.
i-
|
L
-
- E.
44 Bericht aan den Leſer. pen te worden inſijne quade voornemens. Hun wijsma kende tegelooven, bat'er &Polingen en ſlaſteringen tegeng gBob / in mijne áchgiften 3ijn. En om
.
ſulks ſooveelte beter aan al de wereld te kennen te geven,
|
heeft hy een Boek doen drukken, dat hy noemt: @5gon bige 2lanmerking ber JPolingen en 3Laſterine gen tegeng ſbob / gebomben in de ſchriften ban 2linthoinette 2,5ourignon. &c. Gedrukt tot Sleeſ
ovjk in 't jaar 1674. Door welk Boek hy aan al de
|
2wereld wil doen verſtaan, bat ift in JPolingen ben en tegeng 45ob laſter, dat ik be âDerbienſten “Jeſu Chriſti herinerp / en bat ift bc geheele Chriſtenhept hernielen huiſ. Met veel meer ande
re quaden, die hy ſich ingebeelt heeft in mijne Schriften te weſen: het ſy door fijne onwetendheit, of door pure Boosheit. Want ik ſalin dit tegenwoordig Tractaat doen
ſien, ſoo klaar als de Son, dat alle de quaden, waar mede hy my beſchuldigt, in hem ſelf zijn. En dat ik niets in mijne Schriften onderwijs, dat niet overeenkomt met de Heilige Schriftuur. En dat mijne Leering de ſelf de is, die feſus Chriſtus en ſijne Apoſtelen onderweſen
hebben, als hy op Aarden was. Dat ik vervloek alle ſoorten van Ketterijen. En dat ik de Verdienſten feſu Chriſti meer agt, dan eenige menſchen op aarden doen. Welke jeſus Chriſtus ik erken , voor WAAR GoD,
en ook voor WAAR MENsch , den Saligmaker en Verloſſer dergantſcher wereld; eerende de Heilige Drie cenigheyt in een eenigen God & c. En dan ſalik doenſten, dat deſen Burchard alle die dingen veracht, door ſijne
eigene Bybrengingen, die hy aantreckt in ſijn voorſeide Boek, dat hy tegens myopgeſtelt heeft: en dat hy ſelfs in groote Dolingen, in Leugens en Laſteringen tegens
e",
-
'
-
Het
*
.
Bericht aan den Leſer.
45
Het gene ik niet toonen zal, door uitheemſche Hiſtorien ;
gelijk als hy verhaalt , (wat andere menſchen gedaan' hebben; ommy alſoo toe te paſſen, de fouten of Dolingen van andere:) maar door Chriſtelijke waarheden, en
grondige levende Redenen, beveſtigt door ſijn eigen ſeg gen. Hetgene ik den LEsER bidde, wel in acht te ne O
men, en ſich niet te laten de Geeſt verwerren door de Ver ſierde Redenen deſer Burchard. Die niet anders tracht, dan de wijfachtige verſtanden vervaart te maken, hun door een Momaanſicht doende ſien, alg of ik een Dool. gecſt / en een 3Laſteraarſche tegeng 4Bob imag. Daar ik nochtans inderdaat ben, de ſter Ootmoedige en
Getrouwe Dienareſſe Gods. Het welk genoegſaam be veſtigt is, door HET GETUYGN is DER WAAR HE1T: waar in ſoo vele verſcheide Perſoonen (die my
van mijne kindsheit aangekend hebben) beveſtigen, dat ik mijn geheelleven lang, de warachtige Deugt gevolgt heb, en dat ik ook tot dieneynde byſûndere Genadens van Godontfangen heb. -
#ſchijnt,
dat dit ſelf; de Nijdigheyt geplant heeft, in het hert van deſen Burchard, en hy niet kan Maar
verdragen, dat men ſegt, dat ik meerder Genade van God ontfangen heb, dan hy. Waar over hy ſich niet
moet verwonderen; dewijlhy noch leeft naar de Bewe gingen van ſijn bedorven natuur. Want het ſpreekwoord
# noyt Eer, ſonder Nijd.
En daar kan niet eer
lijkerweſen, dan de Deugt, en de byſondere Genadens die een menſch van God ontfangt. En ſo deſen Burc hard hiervan niets heeft, ſoa wil hy van ſpijt berſten, van teſten dat een Eenvoudige Dochter, gelijk ik ben, byſûndere Genadens van God ontfangt. Nochtans moet
hy hier over Patientie hebben: nadien God ſijn Meeſter *,
r
46
Bericht aan den Leſer.
is, aan wienhyniet vermag eenige Wetten te geven. Ik ken deſen Burchard niet, ende en heb noyt van hem
hooren ſpreken, vooraleer hy my aangevallen heeft. Maar ik heb doorſijn Tractaat, 'tgene hy tegens my geſchreven
heeft, wel komen ſten,dat hy een gepaſſioneert of quaadaar dig menſch is, en ſeer hartnekkig, omſtaande te houden't genehy in ſijnefantaſie heeft. En dat hy ſeer werckelijk is, om te ſoeken en uit te vinden, dingen die fijne aan ſlagen bekrachtigen. Want hy
## ſijn genoemde
Boeck te ſamen geraapt, byna alle de Hiſtorien van menſchen, aan de welke men de naam van Ketters
heeft willen geven. Om ſulcks aan my toe te paſ ſen. En hy beſluyt, om dat vele derſelvegebrant of an derster doot gebragt zijn geweeſt, dat men my ook ſoo doen zou. Waardoor men ſiet, de Wreetheit fijner ziel!
en hoe hy een Dootſlager Voor God is. Die in fijne Gebo den geſeyt heeft: gy en zult niet Dooden ; ſonder ſelfsuyt te ſonderen, de booſen uit de goeden.
Hoe dan, kan deſen Hiſtorij-ſchrijver wenſchen, dat men my ſou doendooden; ſonder de Geboden Gods te ver breken? En dat niet alleenlijk door ſimpele ovenſch, maar
hy hitſt ook naar al ſijn vermogen, de Overheden en het Gericht aan, tot ſulks uit te voeren: door eenpure Wraak gierigen geeſt. Sonder dat ik hem daartoe ooyteemgoor #gegeven heb. Want ik heb noyt geſproken tegens de Lutherianen, -
ende weet noch deſenhuydigen dag niet, waar in ſy do
len, noch waarin dat ſy wel gegront zijn. En ik wil
dat ook niet onderſoeken, nadien myſulks niet raakt. Soo dat ik niet kan geſproken hebben, tegens ſijne Religie in 't byſonder,
# waar dat ik in 't # mocht geſeyt
hebben, eenige dingen quaat te weſen, diehyachtgoette zijn,
Bericht aan den Leſer.
47
zijn. En ſulks moet my vergeven worden; dewijl God
my onderwijſtaltoos Waarheyt te ſpreken, en hyſegt: De Tonge die Liegt, doot ſijn ziele. En indien deſen Burchard, aan ſich, ofopſijn Relige
getrocken heeft, de Waarheden die ik in 't # ge ſproken heb; het is een teiken, dat hy ſich ſchuldig bevind
aan de quaden, die ik in mijne Schriften beriſpt heb: Welke quaden nochtans niet beriſpt worden voor de Luthe rianen in 't byſonder, maar voor alle diegene die ſooda
mige quaden begaan. En indien hy voor ſichin 't byſon der hem daar over geraakt bevind, ſo moeſt hy die qua den verbeteren, ſonder te gaan aanhouden, dat men die
Perſoon, die de ſelve ontdekt, ter dootſou brengen. Het moet wel weſen, dat ik door mijne Schriften ver klaart heb, iets dat ſijn Perſoon in't hyſander raakt, en niet fijne Relige in't algemeen. Want andersſouden de andere
Predikanten, ſijne Medebroeders, ſich by hem vervoegt hebben, om tegens my te ſchrijven.
Maar ik
#
dat ſy wel wijſer zijn, en dat ſy geen deel willen hebben aan de Schandeſijner Leugenen, die hy bygebracht heeft inſijn Tractaat. En indien ſy vangoet oordeel zijn, ſoo
ſien ſy wel, dat ik geen ketterijen hebben kan, onder wijſende de Leering van Jeſus Chriſtus, en een iegelijk
#
aanporrende, om te doen 'tgenehy ons onderweſen en om Godte beminnen met geheeler herten, om Goeder tieren, Arm #.# # Ootmoedig van herten te jn: nademaal dat alle deſe dingen (eer goet zijn. Maar
# ik daar onder ### heb tegens
de Leering van Lutherus, ik kan dat niet weten: om dat ik myt ietsgeleſan heb, van't gene by geſchreven heeft, mochonderſocht wat hy geleert # Want ik heb noyt ommegang gehad met de Lutherianin. Soo datdeſe #
48
Bericht aan den Leſer.
k
dikers geen oorſaak gehad hebben, om miſnoegtte weſen, van dat ik haar volk aantrekken zou. Nadien, dat
geduerende den tjt van drie jaren, dat ik hier geweeſt ben, ik geen kennis gemaakt heb met een eenige Luthe riaan. En ik ſoek noch en beriſp niemand, dan diegene die
my eerſt aanboort komen. Gelijk als gedaan heeft deſen Burchard en ſijns gelijken, dewelke niet kennen de Godde-
. .
lijke Deugt noch de kracht der Waarheit, die Godmyleert. En alſoo vallen ſy my blindelings aan , ſonder eenige reden. Want ik draag my wel, endegeefgeen ergernis aan iemand, mcchſegnoch doe niets dat berispelijk is. Enmen ſou geen andere reden komen vinden, waar
over dat deſe Predikers my willen aanvallen, dan dat ſy moeſten een quade Conſcientie hebben, die ſich ontſtelt over het minſte gerucht dat ſy hooren, van dat men hare Gie- . righeit, hare Hoovaardigheit; of haar geſag wil aan
roeren. Alle welke dingen ik ſeer verfoey, in menſchen die hier de Stede Gods beſitten. En indien het om deſe oor zaak is, dat Burchard of andere my vervolgen; ſoo wil ik my daarover verheugen, volgens denraat feſu Chri ſti, die ſegt: verblijt en verheugt u in die dagen, wanneer de menſchen liegende , qualijk van u ſpreken om mijns Naamswil, &c. Want ik heb geen ander quaat gedaan dan d'Evangeli
ſche Leering bekent gemaakt, en de zonden der quade menſchen veracht. En die gene die ſich daaraan niet
ſchuldig bevind, behoorden de zaak niet aanſichte trek
ken, nochliegende qualijk van myteſpreken: gelijkdeſin Burchard doet, door ſijn Tractaat. Dat veeleerver diende gebrant te worden, dan mijne Boecken. Aan
geſien dat het ſijne in de Leugen is, en het mijne in de Waarheid. Die hynoyt kan # veranderen, hoe dathy ook
ſ
Bericht aan den Leſer. ſn, dat
49
ook ſchrijft of drukt. En ahvaar't dat alle de Lutheria men ſich te ſamen voegden , ja de geheele wereld, ſoo.
teſt
kan men nochtans moyt de Waarheit doen veranderen; de
he'dit
wijl dat ſy God ſelfs is. Soo dat het te vergeefs is, dat men ſoot ſamenſpant om myt'overvallen, om dat ik de
iſ, "
2waarheit
# heb.
Want al zwaar het ſake, dat
# .
men my verbrande, volgens het begeeren van mijne we
trt,
derpartyen, ſooſounochtans de Aſſche van mijn Lichaam 2vel over de geheele wereld vliegen, om # Goddelijke Waarheden te verklaren aan de Turken en Hey Chriſtenen 2wanneer die meer wilden aan niet denen, de nemen. En indien er alſchoon niemand meer in de ave reld was, om deſelve aan de menſchen bekent te maken,
ipe
n 'ar
ſ
#,
ſoo ſou God wel de Steenen en Metalen doen ſpreken, om die te verkondigen, alwaar ſulks tegens de wil van alle
'ºr '-
de Prieſters der wereld, dewelke alteſamen geen macht
hebben, omſijnen krachtigen Arm te wederſtaan. Het gene wel gebleken heeft ter tijd Elias, wanneer daar 45o. Prieſters, met alle het Volk, en de Koning, geſa mentlijk opſtonden tegens de WA A RH E 1 T , en dat
M ",
|
Elias alleen was, die de Eere Gods voorſtond. Maar
)
doen men wilde beproeven, om te ſien, wie den waren God diende; ſoo liet hy het vyer van den Hemel vallen,
op de Offerhande die Elias bereyd hadde: en niet op die der valſche Baals-Prieſters, alwaar het ſchoon dat ſy ſoo machtig onder het volk waren, en dat ſy tot haren God ſchreeuwden en baden met al hun macht.
Wie kan twijfelen, dat God nu het ſelfde doen zal, *
omtrent my ; nadien ik ſijne W A A R a E 1 T ſtaande hou, en dat ik dien ſelfden God dien, die Elias diende, Al is't ſake dat deſen Burchard, door ſijn Tractaat,
het tegendeel ſtaande houd: gelijk als die valſche PrieſtersA. * ** *
-
vert
5o
Bericht aan den Leſer.
ook tegen Elias deden, ſeggende, dat ſy den waren God dienden. Hetgene menſalkonnen ſten, door deſen TOETS - ST EEN , die ik aanbiede aan alle
menſchen van goeden wille, dewelke niet eygen-haat ſoekig, maar onpartijdig zijn. Op dat ſy mogenſien, wie van ons den waren God dient, Burchard, of Ik. Niet door uitwendige Mirakelen of Wonder-teykens, als het vyer van den Hemel te doen vallen, gelijk ter tijd Elias, dewijl dat ſoodanige Teykens nu niet meernootſ
lijk zijn, zedert dat ons Geloof genoegſaam beveſtigt is.
#
Maar door ſoodanige vaſte dat ſy het hert en den geeſt der Verſtandige menſchen doordringen, en
openingen maken in hare zielen, om t'ontdekken de Leu en uit de Waarheit, en het Gout der ware Liefde, uit
# Metaal der Schijn-liefde.
Hetgene ik wenſchedatgy doen moogt , tot een Eeuwig heyl der zaligheit uwer ziele. Welk doende,
##
p
Beminde Leſer, U E. ſeer ootmoedige Dienares,
ANTHoINETTE BouRIGNoN.
Open
Openbare Belijdenis des Geloofs en Ag
Religie 5
n
Gedaan door Juffr. ANTHOINETTE BOURIGNON.
We
”
k,
Geboren binnen de Stad Rijſſel in Vlaanderen. Over de twijfelingen die menſou mogen hebben wegens haar
G E LO O F en R ELI G E.
d
Hier nevens ook hygevoegt een CAT A L. o G E van al hare Boeken die tot noch toegedruckt zijn.
Bericht over de Belijdenis des Ge loofs,en wegens de Cataloge der gedrukte Boecken van Juffr. A. B. Mijn lieve Leſer: EEFTA (A Weederley aart van menſchen verplichten my,
#
## # SV) om teſtellen aan het jºy %# # van juffr. A. Bourignon, d'openbare Belj g E denis van haar Geloof en Relige, dewelke ſy
#4 $%%
-
-
- -
W: 3Rºſe
(Sºº opentlijk aan het Vorſtelijke Hof tot Gottorp in Holſtein, ingedient heeft den 11. Maart Anno 1675. En daar ook by te voegen de CAT A Lo GE van hare Schriften die tot nu toe gedrukt zijn. Want nadien men byna overal vele diſcourſen tot haar nadeel uytſtrooyt, ſoa geven vele menſchen lichtelijk geloofdddº aan, en dat ſowder
de waarheit der zaket onderſoeken, voornamentlijk wanneer »-
ſulke verkeerde redenen voortkomen van Perſoonen, die in Kerkelijken. Staat en Bediening zijn. Op wiens woorden de Lieden ſich betrouwen, denkende dat ſulke Godvruchtige en ſoo
geeſtelijke Perſoonen niet ſoude willen liegen. Aldus wil men de -
--
***, 2
moeyrt
Bericht over de Belijdenis des Geloofs, moeyte niet nemen, om voorder t'onderſoeken, of het geene dat ſulke aanſienlijke Mannen tegens Juffr. Bourignon voor geven, ook waarachtig ts: noch ook niet om de daar toe be
moodigde ſtukken in teſten, om te konnen een recht oordeelvel len van ſoo groot gewicht, dat men ſich meenigmaaldaar door laat vervoeren tot ſoodanige bedrijven, die wel ſouden kon men oorſaak zijn, van een eeuwig leedweſen te moeten dragen. Teneinde dan, dat die menſchen, dewelke de moeyte niet wil len nemen, om van ſtuk tot ſtuk de Waarheit t onderſoecken, door het herleſen der Boeken van deſe juffr. iets ſouden heb ben, waar door ſy een zeker oordeel mochten vellen, ſoo kon
menſy hier door vijf à ſes regels van hare BE LY DEN Is ſien, hetgeheel begrijpenfondement van al hare Leering en Leven, en daar door leeren, niet meer ſoo lichtelijk te geloo ven aan openbare Leugens, dewelke uitgevonden zijn ſelſs door Luterſche en andere Prieſters, en uitgeſtrooyt ſoo door
geſchriften gedrukte Boecken, als ook door hare woorden en Predikatien, waar door ſy deſe Perſoon, hare Leering, en ook hare Vrienden trachten in verachting te brengen, en aan het
gemeene Volk te doen gelooven, als ofſy een ongoddelijk leven , leyden, en een nieuw doolende Relige aanvingen; ten einde
dat deſe Predikers het Volk een afkeer daar van mochten in drucken. Dat ſich door ſulken middel laat afvoeren van de kenniſſe der Zaligmakende Waarheit, tot nadeel van haar eygen zielen, dewelke ſy ſeer quetſen door onbedachtſame en valſche oordeelingen, en door quaataardige driften, waar toe deſe Laſteraars de menſchen aanvoeren, jaſoo wijt, dat ſy meenigmaal algemeene menſchelijke plichten weygeren om trent de Vroome Lieden, die niets anders ſoeken dan God te : t - ", .. behagen. . . . . » -
Maar gelijk als er noch menſchen gevonden worden, die meer bedaarder en omſichtiger zijn, dewelke hunne oordeelen en haar beſtiering trachten te reguleeren naar de byſondere ken miſſe der Waarheit, wanneer ſy maar zweten door wat midde len ſy daar van onderricht konnen worden, ſao heb ik tot ha ren voordeel bygevoegt de CATALo GE dergedrukte Boe ken van deſe juffrouw: alwaar ik in weinig woorden aange
weſen heb, de voornaamſte Materien waar van hare # g/246
Bericht over de Belijdenis des Geloofs. geene U//07'
it
liek door kjn agen.
handelen. Ik en ſegge niets van hare Handſchriften, die noch ongedrukt zijn, dan alleen dat men deſelve ook doºr den Druk ſalgemeen maken, ſoo haaſt als de gelegentheit ſulks toe laat; en dat deſelve niet minder in getal, noch geringer in waardigheit zijnde, dan degene die tot nu toe aan den dag ge komen zijn, ſookonnen ſy al te ſamen niet anders, dan het Herte van den
# Leſer,
krachtig ontroeren, om
wil. l
'en,
heb 777
hem te doen tot God keeren.
-
-
-
-
-
--
Ondertuſſchen, Loſer, mijngoeden Vriend, wiſt in dank aannemen Waarſchouwing Vermaning die ik u doe, om deſe gemeldedeBoeken niet te leſſenofdoor een hoogmoedigen of Mee
ſterlijken noch beriſpelijken geeſt. God heeft geen Meeſters noch Wijſen van nooden. Hy begeert niet anders dan Kinde 4 | |
ren en ootmoedige Leerlingen. Verwerpt niet de dingen (en voornamentlijk diegene, dewelke de grootheyt der Verdorvend
heyt en Verblindheden der menſchen aangaan) het zy hoe
vreemt en wonderlijk dat fyinden aanvang mochten ſchijnen. Ofſchoon deſelveſomtijts ongelooflijk ſchijnen, het en is daar om nochtans voor Godſoo niet. Voor wien de ſaken welgants anders zijn dan ſyfich voor onſe duyſtere oogen vertoonen. De
Waarheit is geheelanders voor de oogen van den Nieuwen ADAM, danſ voor de ogen van den Ouden ſchijnt te dºe ſen, en men is alſoo wijt buyten de kenniſſe en beſitting der Waarheit, als men wijs is buiten de Naarvolging Jeſu Chri ſti. Tracht te oefenen het gene waar over men niet rwijfelen kan, dat het goed en varachtig is. Het gene gy niet ikund
verſtaan, laat dat beruſten: Godſal't u wel doen kennen. » wanneer het u Zaligſal zijn, ſoogy maar getrouw blijft aan het genegy alreeds weet. Laat de toevallige dingen daar, en komt tot het eenige envoornaamſte oogwit, het welk is, uwe Verdorventheit te kennen 2 deſelve af te ſterven,
en door het Lijden Jeſu Chriſti te herleven in de Liefde Gods en d'Oeffening fijner Goddelijke Wet ten, dewelke in deſe heylige Schriften ingegraveert zijn met
ſoovele klaarheit, als ware weſentlijkheit in deſer Chriſtelij ke ziele. Waar van Godſich bedient, om onsfijne Waarheyt
wederopnieuw teſtellen, wil indrucken in onſevoor zielen, Amen.die Hy ook Barnhertiglijk P. P. *, *# 3
Open
-
ve
Openbare
Belijdenis des Geloofs en Relige, gedaan door Juffr.
ANT HOINET TE Bo URIGNON.
.
over de twijfelingen die men ſou mogen hebben, wegens haar
|
Geloof # Religie. Kben een chriſtene en geloofalles wat een
Chriſten moet
waar
gele:n.
Ik ben gedoopt in de Catholijke Kerk, in den Name des Vaders, in den Name des Soons, en in den Name des H. Geeſt. III
Ik geloof de TwaalfArticulen desGeloofs , of het Simbolum der Apoſtelen, ende en twijfel niet in
een eenig punct van dien. Ik loof dat Jeſus Chriſtus is waarachtig Godt, en dat hy ook waarachtig Menſch is: en dat hy den Zaligmaker en Verlo # der wereld is.
-
Ik geloof in het Evangelium, in de H. Propheten, en in de geheele H. Schriftuur, ſoowel het Oude als Nieuwe Teſtament. En ik willeven en ſterven in alle de Punſten van dit Geloof Het welkikbetuyge voor God en alle menſchen die het aan gaan mag.
Lot beveſtiging van dienſoo heb ik deſemijne waarachtige Be lijdenis hand onderteykent, met mijnineygen en met mijn / Signet verzegelt Sleeswijk den 11. Maart 1675 Was Onderteykent.
(L S.)
Anthoinette Bourignon. CATA-
j
i
C A T A L O G E - - ---- it' : - -i
-
*** * > R
ſi
-- - . .
:
der
: ii
-
-
- *
*
*
t".
te
Gedruckte Boecken, Bo ANTHOINETTE BoURIGNoN, II
" Wº
#ſs Et Licht ſchijnende in de Duiſter # # miſſe, afgedeelt in Vier deelen: dewel # # ke vol heilſame Leeringen en Zalige on
"derwijſingen zijn ſoowel in't #
#ook in 't byſonder, ten aanſien van Goddelijke
ſaken als ook van Borgerlijke zedigheden, die in overdenkking, en ook in daadelijke oefening be ſtaan. Bequaam om de oogen te openen, en de her
#ende menſchen van goeden wiſèt ontroeren, om
hun tekºeiden tot God en fijn waarheit op teſ, ken,en haar quaat leven te veranderen, om eenNieu Leven naar God,t'omhelſen. In Frans en Nederduits,
ook haaſt in Hoogduits. - 1
* -
-
Hetdoorgrºſ der valſche Theologie, uitgeroeit de waarachtige die van denHº Geeſt afkomt: . afgedeelt in Wierdeelen." Waa#verhandelt word, velerleyleerſameMa #rien, die men meeſtendeel aan r. A. B. voorge ſteld had, door manier van tegenwerpingen om
#w#erſpreken. 'Menſie daardoºr, hoe,
de wijs-geleerden door hare ſtudien afgeweken zijn,
van d'eenvoudige vaſte levende en krachtige waar -
*x", 5
heit
heit Gods, en van de ware Chriſtelijke Deugt: en
dat ſy het waarachtige Chriſtendom, in een twiſt achtige diſputeerend geveynſde en quaataardige 2
# verandert hebben,
en in ſoodanigen
ſtand als die van Laodiceen gebracht, ſeer ongeluc
kig, Rampzalig, verblinden naakt: daar ondertuſ ſchen ſy hun inbeeldenrijk, en deugdig te zijn, en van geen kenniſſe gebrek te hebben. In Frans en Nederduyts.
'-
-
III,
De bekende Onnoſelheit en Ondekte Waarheit. . . . Het eerſte Deel,
-
-
Alwaar men door een levendig. Voorbeeldfiet, den Haat en Wreedheyt die de Prieſters ſelfs nute gens haareygen Gebroeders oefenen, die ſich niet willen naar hunne beſtieringen voegen, maar ſich
van het verderfdes werelds onttrekken. Doende hun daarom verraden, gevangenſetten, en totter
doot toe lijden. Infrant.Nevens noch een Brief aan een Pater van het Čellege derOratoren over deſelfde zaak: In Frans en Nederduyts. IV.
Het Licht des Werelds. Afgedeelt inDrie deelen,waarvan tot nu het eerſte maar gedruktis. Hier wert in verhandelt onderma nier van Samenſpraak met een Pellegrimme die I13 het Eeuwig Vaderlandreyft, hoe dat de Chriſtelijke Kerken wareGodsdienſt,teenemaal vervallen is,erg geheel uytwendig, aarde en vleeſchlijk geworden:
#at ſtáks de Laatſte plagen Gods over ons heeft behaalt. En hoe dat het ook alſo mogelijk als nood
zakelijk is, God te lieven,en- hem in- geeſten W# -- - - - - heit - --
-
-- -
-
I
HEE- -
-A
eſ!
heit aan te bidden, hem te ſoeken, te vinden, en te
ſt-
beſitten.
ge
tweede maal herdrukt.
In Frans en Nederduyts, nu weder voor de V.
CI)
#
Advertiſſement tegens de Quakers.
CIl
Waardoor wederlegt word een laſterlijk boekje, dat deſe gemelde Juffr. A. B, hadden. En ſy nuſecte tegen betoont, datgemaakt deſelve
dr)
#
Secte geenſins het Licht des H. Geeſt hebben,gelijk ſyhun laten voorſtaan: en maakt al hun doolingen en fantaſien volkomentlijk teniet. Hierin werd ook krachtelijk beweſen, dat men volgens de Wille
Gods, aan de Magiſtraaten en allerley Overheden te-
moet gehoorſamen, en dat men ordentelijke Re # moet onderhouden in het Politike en Burger
et :h le
den die een waarlijk. Wedergeboren en van God verlicht Menſche hebben moet. In Nederduyts.
ſt,
lijke Leven. Men ondekt hier ook de hoedanighe
CT
V I.
Il
Het getuigenis der Waarheit. Waarin verhandelt worden de openbare Getuy
f-
geniſſe van veel geloofwaardige Perſonen, wegens het leven en de Zeden deſer voorgemelde Juffr. A. B. dewelke met eeden beveſtigen, dat ſy van ha re jeuget aan, een ongemeen Deugdſaam en exem
e
plaar Leven geleyd heeft. Men heeft daar nevens
-
ook noch veel andere Getuygeniſſen by gevoegt,
|
, ,
om tot ſchande te maken de Leugens en Laſterin gen, die men tegens haar Perſoon en Schriften o pentlijk uitſtrooyde. Daar word ook in verhandelt, hoe qualijk de Chriſtenen gedaan hebben,met Ver deeltheden onder hen te maken, onder pretext van
eenige onbetamelijke Ceremonie of
Brands: CT1 •
nien, de weſentlijkheit des Geloofs of Liefde Gods nier rakende. Daar ondertuſſchen ſy hebben gaan veronachtſamen haar eigen wedergeboorte en ver zakin# hares ſelfs. Item, wegens de waarachtige en valſche toepaſſing der Verdienſten Jeſu Chriſti: dat de Geboden Gods, geen laſten, maar ware Be nftigen ſijner Liefde, en Vaderlijke Sorgvuldig
heden zijn, en dat het noodzakelijk, gemakkelijk en aangenaam is defelve t'onderhouden om Zali te worden. Tegens de Perſoonlijke Verkieſing of Predeſtinatie. Van de Heerlijke Schepping ADAMs,
en fijnen Val: alsmede dat Godt, Jeſus Chriſtus in een verheerlijkt Lichaam, uit dat van Adam, voor
ſijn Val heeft doen geboren worden. En ook noch veel andere Goddelijke Myſterien meer, die tot
noch toe den menſchen onbekent geweeſt zijn. In Hoogduyts, en ,
" . . ..
.
enºten II. en Frans.
.. .
.
-
-
-
' j
1
e .
Verwonderens-waardige verhandeling der -
Waare Deugt: Het eerſte Deel.
,
-
-
Waarin men ſiet, dat men deſelfde leeren moet door de Soetheit, Goetaardigheit, en nedrige Oot
moedigheit Jeſu Chriſti: dewelke aanwijſende onſe nietigheit,om te doen onſe verdorve natuur verſter ven, om in de liefde Godste herleven. Men ontdekt hier ook alle d'argliſtige ſtreken des Duyvels,waar door hy ons tracht te verhinderen op den Weg der Ware
# voort te gaan.
In Frans, Nederduyts, in
Latijn, eh ook in Hoogduyts. . . :
-
-
-
.,
... .
| |
|
/III.
De Toetsſteen:
Dewelke vertoont hoe #onwaardig: CE -
-
+- 4 2ds
der Geleerden en Leiders der zielen leert kennen, door den Toetsſteen der Liefdadigheit of Liefde
in
Menſiet daar een krachtige Wederlegging, Gods. Laſteringen die men der grouſame Leugens
'ſ-
ge
en , verſiert en opgeſocht heeft, om een dekmantel te
l :
hebben, deſe Vrome Jonkvrouw te mogen laſteren
e-
en tot ter doot toe te vervolgen: als of ſy de H.
g: ik of
Drie-eenigheit lochende, en d’# Godtheit feſu Chri ſti: enſijne H. Verdienſten ontkende, en alsofſy de gehee le Chriſtelijke Relige wou om verreſtooten, met noch an dere diergelijke grouſame Valsheden meer. Men
g
S,
ſiet ook in dit Tractaat, hoedanig en waarom dat
in OI
geſchapen, Menſch God den den gedragen hem ſorg heeft, wat ſelveheeft om voor van hy over
h
fijn Afvalweder te recht te helpen. Hoedanig dat
ot In
de Menſchen Zalig geworden zijn, door de Verdienſten van feſts Chriſtus, met ſijn Geboden t'on
t -
: r
derhouden. Item wegens het groot verval der Chriſtelijke Kerk, en dat God deſelve wederher ſtellen wil, voor dat de Wereld eindigt, en dat hy dit ſijn Werk nu al begint&c. In Hoogduits, in Latijn in 't Frans, en ook in Nederduits. I X.
-
-
w
Verwonderens waardige verhandeling der Ware Deugt: Het Tweede Deel. -
Waarin getoont is dat men,om tot de Ware Deugt te geraken, Eerſtelijk de Wereld moet verlaten,ſich deſelve niet meer gelijk ſtellen, noch ſoeken te be hagen.Ten 2.Allerley begeerlijkheit verzaken,door
een volkome verſterving der VerdorveNatuur, ſich vernoegende met d'enkele noodſakelijkheit, en het
minſte van alle dingen tot zijn gebruik verkieſende Ten
-
--
Ten 3, Sijn eigen-wil geheel verlaten en afſterven, ſoo wel in kleine als groote dingen, deſelve aldus beſtrijdende tot er doot: gelijk ook Jeſus Chriſtus
ſelfs gedaan heeft, komende hyons ſelfs in eygen Perſoon onderwijſen, hoe dat wy hem naar volgen de, ook ſouden doen gelijk als hy gedaan heeft: waar door wy vinden den Weg om uit onſer ellen den te geraken, en met God vereenigt te leven. In
Frans, in Nederduits, en ook in Hoogduyts. X
'De Verblindheit dermenſchen van deſentijt. Eerſte Deel.
*,
Zijnde een Apologie of wederlegging,veroorſaakt door de quaatſprekingen die men tegens den Han del en Wandel van Juff. A. B. uytgeſtrooyt heeft. ' Waar in men door levendige exempelen ſiet, hoe ſeer dat de Verdorven Natuur haar ſelfs verblind, en hoe argliſtig dat ſy is, om hare fouten voor haar ſelfs, en ook voor anderen te ontveynſen,die te ver ſchoonen en te verdedigen door allerley voorgevin
gen, ſelfsſoodanige die heiligſchijnen: willende geenſins over hare gebreken beriſpt zijn, maar die veel eer aan een ander wijten, en ook andere daar
over beſchuldigen. Daar ondertuſſchen ſy ſelfs alles ten quaden doet, en dat ſy ſich wil ontlaſten van de ſchuldige plicht om haar ſelfs te verzaken, en haar leven te veranderen. Alle deſe voorwendſelen
|
en Dekmantels der Verdorvene Natuur, werden
hier in krachtig wederleyt, en voornamentlijk die ene dewelke ſy trekt uit deſe Voorgeving, van dat alles voor de menſchenſoude uitge werkt en voldaan hebben, en dat ſy al te ſwak zijn
#
om de Geboden Godste konnen onderhouden, en dierºl.
l
en,
diergelijke redenen meer. In Frans en Nederduit.
dus
XI. (
#
'De Vernieuwing van den Evangeliſchen
:
Geeſt.
# 'Ils
In
Eerſte Deel. Waarin voorgeſtelt zijn, door Goddelijke over tuigende en gantſch ongemeene Lichten, de groote grondige Waarheden van de ware Chriſtelijke Re ligie, van d'Alweſentheit Gods, van de Nietig
t
e
heitOogwit des menſchen: van des ſelfs Vrijheit: van het fijner Schepping: van den Heerlijken ſtand waarin hy is geſchapen geweeſt: van d'El
lenden waarin hy vervallen is: van ſijne Verdor ventheit, en van fijn
# ook wegens de
groote Liefdadigheit Jeſu Chriſti, en ſijne ver dienſten, waardoor hyden menſch tot driemalen
toe wedervry gekocht heeft van drie groote Afval
ligheden en algemeene Wederſpannigheit, ko mende ons nu tegenwoordig aanbieden een der
de en laatſte Verloſſing, door de Vernieuwing van ſijnen Evangeliſchen Geeſt. En tot dien einde werd
in dit T RAC TAAT getoont, hoe ſeer groot dat d'ongeloofelijke Verdorventheit onſer Natuur is, en van ons boosaardig hert: hoe ſeer noodzake
lijk het is, deſe Verdorventheit te beſtrijden en
t'overwinnen, indien men ſich niet eeuwighlijk wil ter Verdoemenis brengen. In 't Frans, Neder duits, Latijn, en Hoogduits. XII.
“Den Nieuwen Hemelende nieuwe Aarde. Eerſte Deel.
Waar in ontdekt worden de Wonderheden van den v
den Heerlijken Stant,waar in de Wereld en voorna mentlijk den eerſten Menſch van God is geſchapen geweeſt; hoedanig den ſelven van den Duivel is bekoort geworden; van ſijnen Afval, en hoe hy
aanſtonds daar door den doodt geſtorven is. Item van het Oordeel en de Laatſte Plagen,ſoowel geeſtelijke als lichamelijke. Van den ſtandt der Zielen na de doot: van d'eerſte en tweede Verrijſe
miſſe: van de Helle, van het Paradijs, enſeerbyſon derlijk van de ſchoonheit der verheerlijkte Licha
men. Hoedanige geſtelteniſſen de Menſchen moe ten hebben,teneinde dat God wederom alle Schep ſelen herſteld en vernieuwd: en hoedanig de Dui
vel,om de Menſchen van dit groot heil te berooven, hun nu bekoort op even ſoodanigen wijſe als hy voortijts onſe eerſte Voor-ouders # , om hun te doen omkomen. -
In 't Frans en Nederduits. ITIL
-
Johan. 3. vers 19. tot 21.
Dit is het oordeel dat het E 1 c Ht in de Wereld geko men is, en de menſchen hebben de Duiſterniſſe liever gehaddan het Licht : want hare Werken waren boos. Want een iegelijk die quaat doet, haat het Licht, en
hy komt niet tot het Licht, op dat fijne Werken niet be ſtraft worden.
Maar die de Waarheit doet, komt
tot het Licht, op dat fijne werken openbaar worden, dat ſy in Godegedaan zijn. --
-
-
**
.
- - -
# # .
.
Toets
- - -
Tag. 't
TOETS - STEEN om te kennen het GoutderWare Liefde uyt het vergulde Koperderſchijn-liefde. Aanwijſende, Waarin de Verdienſten onſes Saligmakers Jeſu Chri ſti beſtaan : En ook waar in de ware Liefde Gods
gelegen is. Verklarende mede den heerlijken ſtaat, waar in alle de menſchen in AD AM ſijn geſcha geweeſt. En hoe dat ſy moeten leven, om tot de ſelve Volmaaktheid weder te keeren. Met vele Goddelijke en wonderlijke Verborgentheden. Door
ANTHOINETTE BOURIGNON.
Beproeving dergeeſten, of ſy van God zijn.
#
# # # Et
lieve Chriſtelijke Broe
j# # ders, dat deſe ſoo helder-ſchijnen
# de Lichten, niet hebben konnen ### (a) aangeſien worden, door die ge he die leepe Oogen hadden, ſonder hun geſicht te krencken, en haar te doen van pijn ſchreeuwen, met ſcheldingen en laſteringen tegens die waarach tige Leering, onderweſen door # H. Geeſt, de welke niet anders behelſt, dan nutte en zalige din gen, al is 't ſake dat deſen Burchardus die &Boſin # #N
gen (b) en
aanalaam trams 450D Iloemt 4 *
-
(w)ich, ,,s was. @lude tºe.
o
Beproeving der Geeſten
2
Toets
ofwel een NPuibelſche Meering. . . Het gene
hy heeft willen toonen, door een Boek dat hy heeft doen Drukken in Sleeswijk in 't jaar 1674. om d'onwetende een ſchrik aan te jagen, met hun te ſeg gen, batter &Polingen én ſlaſteringen tegeng «Bob in hare 5chgiften 3ijn. Op dat de menſchen een afkeerſouden krijgen van die tele ſen, en belet te worden om daar uit te (c) trekken
- de nootſakelijke onderwijſingen tot de Saligheit ha rer zielen.
-
, , 2. Waarin hy doet tegens de Chriſtelijke Liefda - digheit, (d) dewelkeaan den Naaſten ſonder een ſijdigheit toewenſcht, het Licht des H. Geeſts, en de heylſame Leering, het ſy ook van waar deſelve haar toekomen mocht.
Want alwaar het zake,
dat de waarheit Gods, uitgeſproken wierd, door een Duivel ſelfs: ſoo moeſt men nochtans die al
toos achten en naarvolgen. Dewijl dat de waarheit in ſich ſelfs, altoos beminnens waardig en nuttelijk
Waarvan men noyt iemand is tot de Saligheit. aftrekken moet, maar deſelve een iegelijk aanprij ſen, ſonder acht te geven, of die voortge - bracht word, door een Dochter of door een Man:
En het behoorde een iegelijk genoeg te zijn, te we ten dat de Waarheit Gods altijt goet is, in wat, of
hoedanig een plaats die gevonden word. 3. Maar diegene die de verwaantheit hebben, van te willen alleen heerſchen over het Volk, konnen
niet verdragen, (e) dat deſe waarheit ſou uitgeſpro
#
ken worden door iemand anders, dan Sy.
We
w
(e) Luc.
"': ::
(d)
# #** () Pſa. 12. » 5.
rem. I &, Yl
-
-
ſoef, tger
Viteit , Oſſ!
leſ g . ſtilg ## tek.
ſteen, Of ſy uit Godt zijn, 3 welk ik geloof, doorſaakte weſen, 'tgene de paſt ſien of quaataardige driften van deſen Burchardus bewogen heeft, om ſich tegens my te wreeken, met my door ſoodanig gewelt en overlaſt te vervolgen,
trachtendemy geheel te vernielen door de Juſtitie. . Waar toe niet konnende geraken, heeft hy een Boek doen drukken, dat hy intituleert: GRoN
kia
DIGE CHRISTELIJKE AANMERKINGEN.
th
hoe wel niemand in het ſelve eenige Chriſtelijke
ſd
getuigeniſſen van wreedheit en leugens.
#tſl
hy verhaalt vele geſchiedeniſſen, om te toonen hoe
aanmerkingen ſoukonnen vinden.
Al
Maarwel vele
Want
danig men de menſchen heeft ter doot gebracht, om
Cſl )
ºlyg
eenige meeningen van Relige, die ſy aangenomen
ke,
hadden te gelooven. En hy ſchijnt te willen ver
'Of
eit
jk
d |
oordeelen te vieren te ſwaard, alle degene die van een ander gevoelen zijn dan het ſijne. Hierom wilde hy wel, dat men ook alle mijne Boekken ver
brande, en mijne Leering verwierp, 3lig boline gen en laſteringen tegeng ſBob : op dat de ſij ne alleenheerſchen mocht over alle de menſchen. 4. Het gene het bedrijf niet is van een waar Chriſten: aangeſien Jeſus Chriſtus geſeyt heeft te gens ſijne Apoſtelen, van die in ſijnen Naam leer
den, en hem niet volgden. (f) Laat hun gewor den; want alles wat niet tegens ons is,dat is met ons. En al is het ſake, dat ik niet Luters ben, ſo ben ik noch
tans niet tegens de Leering van Lutherus, in 'tgene
daar hy in de waarheit Gods geweeſt is. Ik acht dat, en onderwijs ſulx ſoo wel als hy. , Soo dat deſen Burchardus geen oorſaak gehad heeft, van over my
te gaan klagen. Dewijl hyſegt, het Evangelie te
(f) Luc »s se
A2 w- --
w-T
-
lee
|
º
L
l
v
4
Beproeving der Geeſten,
Toets
leeren: en dat ik ook het ſelfde Evangelie leer. Want ſoo men in eenige van alle mijne Schriften
iets daar tegen ſtrijdig vind, ſoo vervloek en ver oordeel ik het ſelve, aanbiedende een volkome her
ſtelling te doen. Maar ik kan niet beletten, dat de ſen Burchardus, of ſijns gelijken al liegende ſeggen, dat ik dingen onderwijs die ſtrijdig zijn tegens dat
ſelve Evangelie. Dewijl, men niet behoeft dan ſij nen mont te openen, om te ſeggen, batik ſbob iaſter, wanneer ik tot ſijnen Lof ſpreek: of wel om te ſeggen, dat ik bolingen heb / wanneer ik Chriſtelijke waarheden leer, of wel om te feggen, bat mijne Leering ban ben buibel komt/ wan neer die voortkomt uit de Wijsheit van den Heyli gen Geeſt. Want wie ſou konnen wederhou
den, ſulke dolle en driftige hertstochten, waar in de menſchen ſich vervoeren laten ? Of wie ſou kon
nen ſuiveren een fenijge Tong die alles vergiftigt
wat ſy aanraken kan, naar de wijſe van een adder Tong, aan dewelke het ſenijn en vergiftigen ſooeyenis, dat ſy veel liever het leven verlieſen ſou, dan
are booſaardigheyt (g). 5. Sou ik deſe eygenſchap niet mogen toepaſſen aan onſen Burchardus, dewelke quaat ſeggen wil, al is't ſake dat hy niets te ſeggen vind op mijn Le ven noch Ommegang. Niet meer dan op dat van mijne Vrienden? Het gene genoeg bekent is door ervarentheit, ſedert den tijt van drie jaren, dat wy in dit Land van Holſtein geweeſt zijn. Waar nie mand met waarheitſoukonnen ſeggen, dat iemand
van ons quade dingen gedaan heeft, maar wel vele goede -
(g) Pſa 58, Y 5. Iac,3, r 6,à 8,
is 0êtSk
leer, ee
-En
F-
A
ſteen. Of ſy uit Godt zijn, 's dat als en men ſijn hond wil dootſlaan, men ſegt,ſegt; dat goede ſtichtelijke. Maar het ſpreekwoord
#
hy dol geworden is.
#r
En deſen Burchardus niets
#
tde-
konnende vinden te op onſen handel en wandel, ſoo gaat hy ſich werpen op onſe Leering,
lgêſl,
ſeggende: JBatſe bolenbe ig; ſonder ſijn ſeggen
#
te konnen waarmaken. Want ſoo mijne Leering dolende is, ſoo is ook dolende het Evangelie: na dien dat mijne Leering in weſen, niets anders be helſt, dan het gene begrepen is in het Evangelie.
1ſj50b
Waartoe ik een iegelijk aanvoer, om dat na te vol gen en in't werk te ſtellen, en tot niets anders. (h) ,
6. Hoe dan, ſouik konnen Laſteren tegens God, daar ik hem nacht en dagloof over dat hy ons ſijnen
na-
Soon Jeſus Chriſtus geſonden heeft, (i) om ons den Weg der Saligheyt te leeren ? Sonder welke Jeſus Chriſtus,(f) ik niet geloof, dat iemandZalig worden
gt
,, kan. Hoe ſou het dan konnen waar weſen, batikt
ef
, be aberbienſten ſeſu Chriſti bernerpt de
#
-
,
-
, wijl ik vaſtelijck geloof, ſelfs niet te konnen Sa ,,lig worden, dan door de Verdienſten Jeſu Chri
,,ſti? Dewelke indien ik die verwierp (gelijck deſen ,, Burchardus ſegt) ik mijn eigen Zaligheit verwer ,,pen ſou, en die noit konnen verkrijgen, niet meer ,
, dan alle degene die ſijne Heylige verdienſten ver werpen ? Ik wenſch, dat alle goede Verſtanden wel naauwkeurig onderſoekken, alle de Boekken die ick geſchreven heb, om te ſien of ſy daar in ee
nige Dolingen vinden konnen, gelijk deſen Bur chardus ſegt, datter in zijn. En ik ſal met waarheyt
ſeggen, dat die Aanmerking ſeer Chriſtelijk is, om A 3
dat (h) Matth. 28, 9 2e. (i) Ioh, 12. » 46. (f) Act, 4, 3, 12,
6.
Reproeving der Geeſten
Toets
dat ſy haar oogmerking hebben ſal, om de Waar heit Godst ontdekken. Daar de Aanmerckingen van Burchardus, nergens toe dienen, dan om de Waarheyt te doen aanſien voor Leugens; en te too-
l
men dat goede dingen quaat zijn, gelijckhyaanwij ſen wil, dat ik nerlochenb be SPyie 3perſonen in bei). GP2ie-eenigheit: daar ik nochtans waar
achtelijk geloof, dat niemand ter wereld die meer acht en eer, dan ik doe. Hy wil ook doen verſtaan,
dat ik de Godheit in #eſu Chriſto nerloochenb; lijck beSocinianen doen: van dewelke ik niets an de Naam ken. Maar ik weet wel, dat noit iemand Pertinenter of duidelijker geſproken heeft, om te betoonen, hoe dat Jeſus Chriſtus waarlijk God, en waarlijck Menſch is: gelijk ik ſulx beſchre ven heb in het GE r u 1 G EN 1 s der WAAR H E 1T
dat deſen Burchardus ſoo ſeer veracht, door ſijne Onwetendheit. Die ik wel ſou willen verlichten (indien hy my wilde aanhooren) met hem veelby ſonderlijker uyt te leggen, de Verborgene Geheim miſſen, die hy niet wel begrijpt in mijn voornoem
de Boek. Maar hy ſou niet willen verlicht weſen door een Vrouw. Nadien hy die ſoo ſeer veracht dat hy ſegt, 25eter te fullen doen / met ſich te laten gebguiken/ om be 5otten in het JBol.
huig te ſtureren/ ban tegeng een abgou te ſchijnen. en
.
*
#
7. Waar hem gaarne vragen zou; wie hem dan bewogen heeft, tegens my te ſchrijven? Aange
ſien hy Vry was om dat te laten, en mijne ſchriften niet te verachten, als komende van een Vrouw,
die hyſoo weinig acht. Dat hy ſegt, #ſch niet -
- - ºf
.
-- -
--
aſſeert,
Ofſ uit Godtzijn. "
ſteen
'fs-
7
ar
alleenlijck 5ot ben ; maa2 bat ik een JPup,
en
heïſche AIcering heb. Hy behoorde my alleen lijk die eere aan te doen, die men aan de Sotten en
de
aan de Duivel doet, dewelke noit beter overwon nen zijn, dan met hun te verachten, en te laten
)0-
ij.
. voortvaren naar hun eigen begeerte. Want de Sot ten houden op van hare Sotheit, wanneer men hun nergens in tegenſpreekt. En de Duyvel is noit beter overwonnen, (k) dan wanneer men hem veracht, (l) en ſich tot God begeeft, om ſijne Genade te ver krijgen, en de Gave van kracht, om den Duivel
tm |T-
er 1,
l; (S
te boven te komen; ſonder hem Directelijck te be
ſtrijden. Door dien hy een (m) Machtigen Vy '
and is, en vele aanhangers heeft, die hem byſtaan, om te ſchieten naar d oprechte van herten. Hierom is het altoos beter, hem te verachten, dan te be
ſtrijden. Het welk deſen Burchardus ook behoor den te doen, ontrent my; aangeſien hy my, een AËottinne en een 49erbuibel benoemt.
8. Maar het ſchijnt, dat hy veel ſotter is, dan die gene die hy een Sottinne noemt, met tegens my te
ſchrijven, gelijk hy gedaan heeft. Hy behoorden te verkieſen die Bediening, die hy acht de beſte te weſen, en ſich liever te laten gebruiken om in het Dolhuys te gaan de krankſinnige geneſen, dan te gaan # tegens een Perſoon die noch by friſ ſchen Verſtande is, om hem aan te wijſen ſijne Sot heyt. Die hyacht wijsheit te weſen, willende te
verſtaan geven, dat hy de bequamheit heeft van Boekken te maken, alhoewel hetgene dat hy tegens -
A 4
my
(k) Matth.4, 1e. (l) Matth. 6; 13. 1 Pet..5 x 8, (m) Eph, 6 x 12.
t
8
Beproeving der Geeſten.
Toets
my heeft gemaakt, niets in heeft, dat achtenswaar
dig is. En denalderonwetenſten Boerder wereld, ſou wel ſoo veel of meer konnen doen. Want men
2ehoeft niet geſtudeert te hebben, om een getal Hi ſtorien te verhalen, van dingen die geſchiet zijn. Men behoeft maar d' Autheuren te leſen, om daar .
van een grootBoek op te richten rapende die geſchie deniſſen by malkander. En men heeft daar toe niet van nooden wijs ofdeugdig te zijn; dewijl de Duivelſelfs beter weet de Hiſtorien der gepaſſeerde dingen, dan iemand, en datter niets bequamer is, dan diegene die Sot zijn, om ſcheldingen en Laſte ringen te geven, aan de menſchen, die hare willens niet doen. Want indien ik ging by het kot van ee nen Sot, om hem te ſeggen 't gene hy niet gaarne
hoort, hy ſou my welkonnen ſeggen, bat ik een &Phbaclgeeſt ben / en ſlaſteraarſche tegeng «Bob. Alſoo wel als Burchardus doet, door zijn
Boek, en my noemen, ſPube A5ottin / en gPhmaelgeeſt: gelijk als hy doet. ' ' . . ." 9. Het geneik niet begrijpen kan, waarom hy mij ne Ouderdom veracht; nadien het een goede en Eer bare zaak is (n)langen tijt te leven op der Aarde. En dat God gebied, (o) Vader en Moeder te eeren, ten einde om lange te mogen leven op der Aarde. In welk Gebod begrepeh zijn, alle Oude menſchen. Waarom dan wil deſen Burchardus mijne Ouderdom verachten in plaats van die te eeren om het Gebod Gods te volbrengen? Die aan de Jonge menſchen belooft, als een Zegening, dat ſy lange tijt ſullen le
venop der Aarde, wanneer ſy Vader en M9ederee ren A4 -
(a)Prov: 16 º 31, (2) Exo, ao, z 12,
:
|
oetsWaar-
Ofſy uit Godt zijn,
9 fen: hun vermanende, die te beminnen, ten einde
ſteen.
reld,
ſy lange op Aardenſoude mogen leven. Het welk
t men
genoeg getuigt, dat den Ouderdom eerlijk is voor God en voor de Menſchen. Al is 't ſake dat deſen Burchardus oorſaak neemt, om my te verachten, we gensmijne Ouderdom, my noemende ſoo meenig maal in ſijn Boek; @Pube dPoolſter. Gelijk als - of het een quade ſaak of misdaat was, outte weſen;
lH|- | zijn,
dat | die | tot | de ºrde
is, ſte-
en; º eenet
alhoewel God het lange Leven geeft, voor een van ſijne Zegeningen. Maer het is te gelooven, dat de ſen Burchardgeen andere oorſaak heeft, om my te
yerachten, dan om dat ik Oud ben. En indien ik jong waar, het is wel te gelooven, dat hy my noe men ſou; jonge Sottin, die niet en weet wat ſy ſegt of doet, door gebrek van ervarentheit. In voegen
en iſ
dat men niet weten kan, hoe men 't na ſijn zin ma
g
ken zou. Even alſoo gedragen ſich de gepaſſioneer
jn
de of quaataardige menſchen, die niet weten, wat
I!
ſy danikisniet mentetejong jong,noch of dan Enwillen, alhoewel ookis men niet te Oud. Oud
•
|- |
| ben, ſoo ben ik nochtans niet geſtelt naar de begeerte van dien Burchardus. Die niet weet hoe hy wat #
myte ſeggen vinden ſal. Hy ſoekt in mijne Schrif ten en in mijne Perſoon. En wanneer hy niets quaats in d een noch d'ander vind, ſoo verſiert hy Leugens om my te ſchelden. -
1o. Maar de Duivel bedriegt altoos ſich ſelfs in ſijne aanſlagen. (r) Gelijk ik hoop dat deſen Bur chard doen zal; en dat meenende my beſchaamt te
maken, door fijne verachtingen; dat hy ſelfs ſulx ſal worden door ſijne leugens. Want ik ben van voornemen, om door dit tegenwoordig Tractaat (?) Pſa, 7. » 14, 16,
A 5
wel
IO
Beproevingder Geeſten
Toets
wel klaarlijk te doen zien, dat die Man niet anders
dan door paſſien of quade hertstochten ſpreekt in ſijn Boek, dat
# tegens my gemaakt heeft, en dat
het ſelve niet anders inhoud, dan laſteringen, do lingen, en leugens, die uitgevonden zijn om tot ſijne voornemens te geraken, van my te doen verachten, en mijne Leering te verwerpen, Het gene hyal
reets ſoo wijtgebracht heeft, dat hy een Bevelver kregen heeft, om my te verhinderen mijne Schrif ten te Drukken, en aan den dag te brengen. Maar
dit verbodt heeft veroorſaakt, datſe meer geacht en opgeſocht zijn geworden, dan oyt.
Om te
beveſtigen, dat den Duivelaltoos ſich ſelfs bedriegt in ſijne aanſlagen. En ik geloof, dat deſen Burchar dus ook door ervarentheit genoeg ſal bevinden, dat hy ſeer qualijk gedaan heeft, met my ſoodanig te vervolgen, en op ſulken manier tegens my te ſchrij ven, om my oorſaak te geven van hem te antwoor
den; dewijl mijn Antwoord niet naar ſijn behagen zijn ſal. Hy heeft in den beginne gemeent my een ſchrik aan te jagen, met ſijne laſteringen, geloo vende dat ik een kind was, dat vervaart worden ſou
van ſijn eygen Vader, wanneer die een momaan geſicht voor gedaan had. Maar ik heb achter dit Masker of Mom-aanſicht wel geſien, dat alle ſijne laſteringen en ſcheldwoorden maar waren, om
my te doen verſchrikken, alsmede de wijſachtige verſtanden, die geen kracht hebben om de waar
heit uit de leugen te doorgronden.
Het is hierom
dat ik voorgenomen heb, deſen ToETs-sTEEN, (f) ten einde een iegelijk ſou konnen onderſcheiden
het Gout der ware Liefde, uit het vergulde Koper (f)Ephe. 4, 9, 18. (
--
--
- -
der
of ſy uit Godt zijn.
Yts
ſteen.
den tin dit
der ſchijn-liefde, en op dat men ſich niet ſoulaten bedriegen door valſchen ſchijn. Ik en preſen teer deſen Toets-STEEN niet aan dien Burchard;
de in
nademaal hy het is, die de valſche Munt geſlagen heeft in ſijn Boek. En alſoo is het niet noodig die op
*
II
te, de ToEts-STEEN te ſtellen, om te beproeven. | Aangeſien hy in ſijn hert weet, dat de beſchuldin er - gen en miſdaden waar mede hy my belaſt, valſch iſ zijn, en dat de ſelve niet zijn voortgebracht, dan
ar
om my voor een iegelijk hatelijk te maken. Maar
ht
al is de Leugen ſnel, de Waarheit achterhaaltſe wel, en
te
ſal ſekerlijk alle ſijne leugenste gronde werpen, tot ſijner eygen ſchande. 11. Het is daarom dat hy nu tracht te beletten dat mijn Antwoord niet aan den dag zou komen, al hoe wel hy dat in den beginne wel gewenſt heeft, ſen
dende by mijne Vrienden in Sleeswijk, om my ſij nen dienſt aan te bieden, aan wien hy deed ſeggen, inbien ik iets te berſoekſten hab aan het ip of ban (5ottorp / bathp 't incl berärijgen 3ou /
alſoo hp baar crebijt afgunſt habbe.
Maar
nu ik door Requeſt verſocht heb, om oorlofte heb ben, hem te mogen antwoorden, ſoo kan ik dat niet verkrijgen. Het welk my ſeer vreemd voor komt; dat, na men hem toegeſtaan heeft tegens
my te ſchrijven, (4) men my nu weygert, hem te mogen antwoorden. En ſulx onder ſchijn, van dat men geen twiſten hebben wil. Het welk waar achtig weſende, ſoo moeſt dien Burchardus niet
eerſt getwiſt en gekeven hebben. Dewijl ik hem daartoe gants geen oorſaak gegeven heb.
Le
vendeeenſaam en ingetogen in mijn Kamerke, ſon (a) Act. 25, v 16-
-
der
Beproeving der Geeſten
12
Toets
der in een geheeljaar daar uit te gaan, niemand ſpre kende dan mijne vertrouwde Vrienden. Waar uit men ſiet dat niemand oorſaak trekken kan, om te gens my te twiſten.
1 z. Want aangaande mijne Schriften, die ſijn openbaar, en gezaayt byna door de geheele Chri ſtenheit, ſedert den tijt van tien jaren herwaarts. Daar ſoo vele Godvruchtige menſchen deſelve ge examineert en onderſocht hebben, en voor heilig en zalig zijn goet gekeurt, van vele Geleerden en On
leerden. . En noyt heeft iemand my de ſelve
# betwiſten, dan drie equade B. eenen
BEN
JAMIN van de Secte der 9&akers: Neenen Berken DAAL, Calviniſt: en nu op 't laatſt eenen BuR cHARDus, Lutheriaan, waar van men nu han delt. Dewelke beter gedaan ſou hebben, met
ſtil te ſwijgen, danſoo een leugenachtig Boek aan den dag te brengen.
Gelijk alle menſchen van
verſtant konnen oordeelen, tot ſijner ſchande, door
de ver-antwoording die ik gedaan heb, aan de twee voorgaande B. Dewelke ſoo wel wederleyt zijn, dat ſy geen noot hebben, van haar hooft we
der op te ſteken, gelijk onſen
'Burchardus ook wel
heeft konnen ſien, want het ADvERTIssEMENT
dat ik gemaakt heb, tegens de Quakers, en het GE TUIGENIS der WAARHEIT 't welk ik uit gegeven heb, tegens BERKENDAL , hebben haar weder houden van my meer te antwoorden. Het gene de ſen Burchard wel kan vermerkt hebben; dewijl
hy ſich beroemt, alle mijne Schriften te hebben ge leſen; alhoewel hy daaruit noch niet geleert heeft: dat ik noch in 't leven zijnde, hem ook een Ant -
woord
octs.
ſteen.
Of ſy uit Godt zijn.
13
|ſprº.
woord verſchaffen kon, alſooklaar, als ik gedaan
aruit
had aan de twee voorgaande, Benjamin, en Ber
ſmſen
kendal.
Maar de zonde verblind altoos de ziel,
en maakt dat ſy niet kan ſien, wat ſy moet doen of laten. En de verdorvene natuur (r) laat ſich altoos voorſtaan, veel wijſer te zijn, dan een an
der, al is't dat het ſpreekwoord ſegt, dat hy wel doet, dieſich aan een anderſpiegelt, en dat ſulx niet koſt. Maar het koſt dikwilsveel, wanneer men ſijney gen ſpiegel koopen moet, op ſijn eigen koſte. Ge lijk als doen ſal, deſen Burchardus, die niet ſien zal, de miſſlag die hy begaan heeft met tegens my te ſchrijven, tot tertijt hy mijn antwoord ſal gekregen hebben, en ik hem heb doen ſien hetgroot onge lijk dat hy gehad heeft, van my ſoodanig aan te vallen.
15. Want my dunkt, dat geen menſchen van
goet oordeel ſouden willen onderſtaan, opentlijk tegensmijne Schriften te ſchrijven, al is't zake dat vele daarin wel oorſaak vinden, om in hun ſelfs of met haarsgelijke daar over te murmureren. Door
dien dat die (s) naauwen Weg, die ik onderwijs, nu niet meer in 't gebruykis, ſedert dat men glo
ſen en uitleggingen gevonden heeft over de Schrif tuur, om ſich daarvan te bevryen. Seggende, dat be menſchen al te 3tmak 3ijn / om een Eban geliſch Aleben te leijben ; Dat hop nu niet meer
zijn in bien tijt ban b eerſte herch/ en dat men ſith beriaten meet / op be âBerbienſten gefu Chriſti. En de wijſen ſtaan wel toe, dat mijne
Leering en Onderwijſingen, goede dingen zijn, als -
"
,
(r)Rom. 1, 3, 22. (*) Matth, 7, zº 13,
Unen
Beproeving der Geeſten
14.
Toets
men die in 't werk ſtelde, al is't ſake dat ſy die ſelfs
niet uitwerken. Maar deſe Drie quade B. dewelke tegens my geſchreven hebben, ſeggen rond uit, dat
mijne 25oeåken quaat 3ijn/ en bat mnenſe moet berbganben. En ſulx ſeggen ſy, door
dienſe niet bequaam zijn, de waarheyt der dingen te doorgronden. En ſy gedragen ſich alleenlijck aan 'tgene ſy in hare Boekken geleſen hebben, ſon-, der andere dingen te willen aannemen. . Gelijk
als ook deſen Burchardus doet, die niet heeft willen volgen den Raat van mijn Heerden Supperintendent RE IN B out, ſijn Overſte. , , Dewelke altoos geraden heeft, aan ſijne onderhorige Predikers, niets tegensmyte ſchrijven: dewijl ik vele goede dingen onderwees. Maar ſoo haaſt als die geſtorven is, heeft deſen Burchardus dien raat ver acht, denkende veel wijſer te zijn, en beter te doen dan den voornoemden REINBour, ſijnen Over ſte.
Dewelke wel niet alles toeſtemden dat ik
ſchrijf in mijne Boekken, nadien hy niet geſtelt waar, om deſen engen weg aan te veerden. Noch tans had hy te veel kennis en wetenſchap, om die te verachten: maar heeft deſelve gelooft en gepre ſen op verſcheide voorvallen. En hy heeft opent lijk gepredikt, dat ik niet was van de Secte der Qua
kers, gelijk het gemeine Volk wilde gelooven. En al is't dat hy my geſchreven heeft, over ver
ſcheyde punéten van mijne Leering; ſoo heeft hy dat nochtans ſoo beſcheidentlijk en beleeft gedaan, dat ik my genootſaakt gevonden heb, altoos ver
burgen of in geheym te houden, het antwoord dat
ik hem gedaan heb.
-
-
-
*.
*
. -
I4-
Maar
l
Ofſ van Godt zijn.
'tS
ſteen.'
elf; |ke laf
14. Maar deſen Burchardus heeftgants geen wijs heit noch beſcheidentheit, en ſegt alles rond uit,
iſt ! Of
ºn ck
15
wat d'onſteltenisſijner quaataardige driften verſie ren. Gelijk alsof hy alleen in de weereld was, om ſijne inbeeldingen ſtaande te houden, ſonder dat iemand hem ſou mogen tegenſpreken. Hy is Rechter en Party, in ſijn eygen zaak, en geeft wel
M)•
lichtelijk vonniſſen van veroordeeling, ſonder party
jk
te hooren. Snijdende en kervende dwars door alle mijne Schriften, ſonder die te kennen, ſeggende, batig een ketterp , batig een laſtering tegeng «Bob ; of batig het gehoele ban een en Serve tus, ban een David foris, en ambere, Meenen de dat de geheele wereld ſal verplicht zijn ſulxtege
CIl
m? OS ;, I€
looven, om dat hy het is, die dat ſeyt. Hy ſou wel gehoor konnen hebben, onder de (t) Wijf kens die altijt leeren en nimmermeer tot de kenniſſe der waarheit komen, gelijk de Schrift ſegt. Maar de menſchen van
verſtand,
die ſouden wel zien, dat
hy maar een eenſijdig gepaſſioneert menſch is, die
door quade driften tegens my ſpreekt.
Waar
van hy noyt geen eer behalen kan. Want de waar heden die ik voortbreng, zijn van vele Godvruch tige menſchen bekent. Dewelke ſich ergeren, van te hooren een Predicant (die ſich Evangeliſch noemt) ſoo qualijk ſpreken van een Perſoon die
naar al haar vermogen de raatgevingen des Evange liums onderwijſt en in 't werk ſtelt. En alhoewel deſen Burchardus ſelfs eenige goede dingen in mijne Schriften vind, ſoo wil hy niettemin het goede met
het quade vernielen, en alles te vier en te ſwaard ' bren; -
-
(t) 2 Tim. 3, * 6, 7, 8, -
º -
ſ1 6
Beproeving der Geeſten
Toets
brengen, ſonder acht te geven, dat ſommige van mijne Boekken, doorden overleden Heerde Cort, zijn opgedragen geweeſt, aan de Wel-Edele en Hoog-geboorne Vorſtinne van Holſtein, ſijn Prin ceſſe: en ook aan de Magiſtraat van Amſterdam, Dewelke deſelve geacht hebben waardig te zijn Maar hare Beſcherming en Verdediging.
deſen Burchard wil nergens geen acht op ſlaan, en wil deſelve verbrant hebben, ten recht of ten
onrecht, op ſijn Veroordeeling, of die van ſijns gelijken, En hy wil datſe quaat ſullen genoemt wor den, al waar het dat alle de menſchen der wereld,
deſelvegoet oordeelden.
Het is hem genoeg, dat
hyInſijn fantaſye voorgenomen heeft ſulx te doen. Hy weet, dat ſoo vele menſchen, die Schriften ge examineert hebben, en dat niemand deſelve veroor deelt heeft.
Ondertuſſchen wil hy noch niet af
ſtaan, van ſijne Wervolging.
Daar hy tegens my
behoorden te ſeggen gelijk als Jeſus Chriſtus ſeide, tegens de Vrouw in overſpel bevonden, te weten :
(v) Gaat ende en ſondigt niet meer; dewijl niemandu veroordeelt heeft, ſoo en ſal ik u ook niet veroordeelen. Maar hy wil een Vonnis des Doods tegens my heb Seggendetot het Hooft des Gerichts, in ben. ſijn Boek, JDat hp berſckertig/ beſclbe boſ herben 3af/en bat om beſc oogſaalt/ Bob hem
ſal3egenen met 3ijn 13uiggeſin. Gelijk als of de boosaardigheit die hy tegens my heeft, onver J
ſadelijk was.
-
,
-
15.Want hy behoorde ſich te vernoegen,metteheb ben doen weg nemen mijne Druckery en alle mijne
gedrukte Boekken in 't algemeen, ſonder noch te (v)Joh. 8. » 11,
-
willen
ſteen
ofſy uit Godt zijn. -
17
willen, dat het Gericht verder voortvaren ſou. Nu
deſen Richter, ſou hem die niet wel mogen vragen, het gene Pilatus aan het Volk vraagde, van Jeſus Chriſtus , hun ſeggende; (v) Wat voor quaat
heeft deſen menſch gedaan?
En ſeggen ook tegens
deſen Burchardus van my: wat voor quaat heeft de ſe Dochter gedaan ? Want ſoo ik (x) eenig quaat gedaan heb, ik wil wel geoordeelt zijn, en de ſmer ten daar van dragen. Maar al hoewel deſen Bur chardus niet verklaren kan, wat quaat ik gedaan
heb, niet te min roept hy luytskeels; gelijk als dat Volk van Jeſus Chriſtus dede. Chruyſigt hem, Chruy ſigt hem, en ſijn bloet kome op ons en op onſe kinderen (y). Want ik denk, dat hy 't voor een eere hou den zoude, my (z) te hebben doen dooden, om
denyver ſijner Religie.
En dat hy ſijne Naar
komelingen wel aanmoedigen ſou, van gelijke te doen, tegen alle menſchen die ſich hare opinien niet willen onderwerpen, of wel om datſe eenige con trarie dingen leerde. Aangeſien ſy (a) voor kette ryen houden, alles wat hun niet voordeelig is. Hier om is 't dat deſen Burchardus my ſoo meenigmaal noemt; oube Poolſter / in ſijn Boek. En al is 't
ſake, dat hy niet vinden kan, ik een eenig quaat ge daan heb, nochtans houd hy ſtaande, NBatiſt kets
terpen heb, bemelke bp te ſamen geraapt heeft in ſijn 25oeft , om be berplichting bie ijp heeft boog de eere ſBobg / en bie ban onſen Zalige maker Heſug. Cijgiſtug , en om b'ontnetenbe te B
(w) Matth, 27, 3 23.
imaat
(x) Act. 25. » 1 1. (r) Matth. 27. y 23, en 25, (z)Ioh. 16, ? 2.
(*) Mich, 3, Y 5, Iyde Y 1os
18
Beproeving der Geeſten,
Toets
maarſchouwen. Gelijk hy ſulx ſtelt met groote letteren, voor in den Tijtel van ſijn boek.
v6. Maar ik ſou wel willen vragen aan deſen Burc hardus, of hy ſelfs wel weet, wat kettery is, en hoe danig de ketterſche menſchen zijn, wat voor gevoe lensſy moeten hebben, wat ſy gelooven, en wat ſy En ik geloof dat hy my ſulx niet doen of ſeggen? ſou konnen ſeggen, om dat hy 't niet weet: Het is hem genoeg, te hebben gevat in ſijn geeſt, dat al les wat tegens ſijn gevoelen is in ſake van Relige, ket
tery is; die hy in de Raatkamer fijner inbeelding En hy kangeen anderen gront heb ben, om te ſeggen, datter dolingen in mijne Schrif ten zijn. Nadien noch niemand deſelveoyt voor ſoo Ik heb wel geweten, danig veroordeelt heeft.
veroordeelt.
dat alle mijne Boekken verſcheide malen zijn geexa mineert en onderſocht geweeſt, door Doétoren in de Gods-geleertheit, ja doorgantſche Hooge Scholen. Maar hoe meer men die naaukeurig onderſocht en doorſnuffelt heeft, ſoo veel te minder heeft men die
konnen veroordeelen; nadien d'een d'ander ver klaart. Want men ſou in den beginne wel eenige dingen vinden, die ſommige bedwelmde geeſten mochten aanſtootelijk zijn. Maar als men meer voort
leeſt, ſal men d'uitlegging mijns ſeggens ſoo klaar be vinden, dat ſy daar van niets quaats konnen oordee
len; om hare Achting of Aanſienlijkheit te bewa ITCI),
-
17. Ik geloof wel, dat indien eenige quaatwilli ge, myſchade konden aanbrengen, dat ſy't wel doen ſouden in 't geheym, om mijn Leerings halven. Want een Catholijk Prieſter, heeft noch weinig tijts gele
Oſſy uit Godt zijn.
19
Toets.
ſteen.
groot:
geleden geſeyt; dat hy wel het Stroo geven zou, om my te verbranden: En een ander, doet my verſpie den, om my ter doot te brengen, ſoo hy kon er Soo dat ik moet (b) verburgen gens op de weg.
nBurt enhoe
en onbekent blijven, overal waar ik ben. Maar geen gevoe
Wijſen ſouden opentlijk derven ſeggen, gelijk deſen
n watſy
Burchardus doet; Bat ſp in mijne éthgiften bo
ulx niet : Het
dat: e, ket
eelding nt heb
Schriſ orſo0
-
lingen en laſteringen tegeng ſBob minben : de wijſſy dat niet ſouden konnen bewijſen : En dat voor den Richter geen bybrengingen toegeſtemt worden, ſonder dat deſelve waar gemaakt zijn. Of ten ſy, dat die Bybrengingen toegeſtemt worden partie ſelfs. Want wanneer die door de haar quaat belijd, ſoo behoeven daar geen getuigen,
#
om haar t'overwinnen, nademaal die ſich ſelfs ver Weten ,
geexa n in de
holen, cht en
men die r ver
eenige
feeſten
oordeelt. Het welk niet geſchiet is ontrent my. Want ik ontken ſtantvaſtelijk, dat eenige dolingen in mijne Leering ſouden weſen. En ik tart uit, deſen Burchardus en alle andere, om my dat te bewijſen. Dewijl men geen ding bewijſen kan, dat er niet is, often ſy door valſche Getuigen: welke my gelegen heit verſchaffen ſouden om hun te wederleggen, ſoo Hierom lang als God my het leven gunnen zal.
is 't dat deſen Burchardus al te vroeg is opgeſtaan,
Voort
arbe »rdee
cwa willi doen alven.
gijs gele
om my te willen veroordeelen, van ketterprn en «ſboog-laſteringen. Hy had behooren te wachten
tot na mijn doot.
En als danſouhy mogelijk,
wel beter verkregen hebben, Pat men mijne 25oeithen bab berbgant; Gelijk als hy ſegt, bat men netbgant heeft / be boekhen ban eenent
Davidſforis. Waar over hy ſich verheugt, en roemt dett
B 2.
(º)lst, 36, 26 Apoc 12,3 6, 14:
".
Toets Beproeving der Geeſten, den Richter over ſoodanigen Exploit of uitvoering,
2o
verhalende , Dat mijne gevoeleng ober-een Homembe 3ijn / met bie man ben boogſciben Da
vid Joris, in berſchep be ſtukken/ die hy by brengt in ſijn Boek. My willende by den ſelven ver gelijken, ten einde om den Richter aan te dringen, e
Dat bie ook mijne 25ochhen berbgamben 3ou , gelijft be ſeine gebaan heeft /bic ban ben meer
gemelben David Joris in be étabt GEoningen. Maar ik en weet niet, of dat ook geſchiet is, door
valſche aanbrengingen, of wel dat waarlijk dien voornoemden Joris in ſijne Boekken eenige kette
ryen had: nadien ik deſelve noyt geleſen heb, en noch veel minder fijn Perſoon gekend, dewelke mogelijk al doot geweeſt is, doe ſijn Boekken ver oordeelt ſijn geworden, en dat hy ſich als doe niet meer verdedigen kon. In ſulkengevalſou het wel konnen geſchied zijn,dat men die ten onrecht veroor
deelt had; gelijk men my doen zou, wanneer men voor waarheden wilde aannemen, de leugens die de ſen Burchardus in fijn boek tegens my beſchrijft. Want indien, hetgene dat hy daarin, van my ver
haalt, waarachtig was, ik zou zekerlijk de doot ver
dient hebben; ſºm mp meer geacht te hebben aig GBob / en om een Duibelſche Hicering t'on Op ſoodanige wijſe bermijfen: gelijk hyſegt. (c) ſou men den alder heyligſte menſch ter wereld,
konnen ter doot veroordeelen, door valſche beſchul dingen. Het gene niemaud ſou konnen beletten, wanneer de boosheit der menſchen tot ſoo verrege komen is, van te willen ſoo onbeſchaamt liegen, ſon der God, noch de menſchen te vreeſen. Ik kan my wel (*) Matth, 26, x 66, 8 º . . . e
ſteen.
ofſ uit Godt zijn.
21.
wel onthouden van quaat te doen, maar ik kan niet beletten, dat den Godlooſen qualijk ſpreekt, van de goede dingen die ik gedaan heb. Dewijl Jeſus Chri ſtus ſelfs, dat niet heeft willen beletten, (d) en heeft geleden, dat men liegende, qualijk van hem ſpreekt. En ik kan geen meerder macht hebben, dan hy, om
- de boosheit der menſchen weg te nemen.
Men
heeft my verhaalt, dat men het Lichaam van dien voornoemden David Joris opgegraven heeft, lange jaren na ſijn doot, en dat men deſſelfs Gebeenten heeft verbrant, en de aſſche daar van in de wind ge worpen, om dat menſeyde, hy een ketter was. Het gene my dunkt ſeer wreed te weſen. 18. Want ik en ſou niet konnen toeſtemmen, dat men iemand deed ſterven, om eenig gevoelen van
Relige dat hy heeft. Nadien het onſeker is, of die, gevoelens quaat of goet voor God zijn. En dat men ſich daarin niet kan verlaten op het oordeel der menſchen. Want d'een houd voor heiligheit, 'tgene
d'ander voor ketteryen houd, en men vind dat on-, der allerley ſoorten van Religes. Aangeſien d'een d'ander van ketteryen veroordeelt. De Catholijken ,
ſeggen, dat alle ſoorten van Religes, buiten de
Roomſche Kerk, ketteryen zijn, en ſy houdend voor een punct van haar Geloof, dat niemand buiten die ſelve Roomſche Kerk, zalig worden kan. Nu, ik ſou gaarne aan onſen Burchardus vragen, of het hem niet dunken zou een wreede zaak te weſen, dat
die Catholijken, alle de Lutherianen doot ſloegen die ſy in hun macht hadden, of wel dat ſy hare Boek ken deden verbranden? Buiten twijfel, dat hy ſulx oordeelen zou , een Barbariſche wreedheit te weſen, (d)Act, 8, » 32B 3 . . . . en *,
-
Beproeving der Geeſten
22
Toets
en voor hem onverdraaglijk. Hoe dan, wil hy ſelfs een ſoodanige wreedheit', ontrent my begaan, met veel minder gront, dan de Catholijken doen ſouden,
||
met de Lutherianen ter dood te brengen, en hare Boekken te verbranden, die vol van allerley ſoorten van twiſten en ſtrijdigheden zijn, tot verachting der Catholijke Relige,
Daar mijne Schriften, de
Lutheriaanſche Relige niet tegenſpreken, die ik noyt ij
betwiſt heb, noch ook eenig ander in 't byſonder, Ik heb alleenlijk mijn gevoelen geſeyt, op eenige dingen die my voorgeſtelt zijn geweeſt in ſake van vol maaktheit.
-
-
19. En ſelfs wanneer menſchen van qualiteyt my
gevraagt hebben, of men met honbe éalig mog ben met Lutheriaang te meſen ; ſoo heb ik abſolutelijk geantwoord, ja : mits dat men waarlijk
,
En ik geloof niet, dat ee nige Catholijken ſulx ſouden willen ſeggen , met ſoo
een Chriſten was (e).
veel onpartydigheit als ik doe. Door oorſaak dat ik zie, dat de menſchen ſoodanig malkander veroor
f
deelen en verdoemen. ,
t
Want de Lutherianen
noemen de Catholijken, Afgoden-dienaars, en de Calviniſten, Wederdoopers en andere Religes, noe men alle malkander, ketters. Aan wie dan, ſalik ge looven, wanneer ſy alle, ſoo wel d'een als d'ander ſeggen, dat ſy de beſte zijn, en in den zekeren weg harer zaligheit ? Want de Lutherianen ſeggen,
dat ſy de Evangeliſche zijn, en de ware Leering heb ben. En de Catholijken ſeggen, dat ſy d'eenige wa
re Kerk hebben, buiten dewelke geen zaligheit we ſen kan. De Calviniſten ſeggen, dat ſy d'Uitverko
renen Gods zijn, en fijne ware Leering hebben. De (e)Act. 19, Y 34, 35, 36.
- -- -
-
We
ſteen.
Ofſj uit Godtzijn.
-
23
Wederdoopersſeggen, dat ſy wedergeborene men ſchen zijn in denGeeſt Jeſu Chriſti,en hierom verach ten ſy alle d'andre,achtende hun alleen deugdig te we
ſen. So dat men geen vaſtigheit noch verzekering heb ben kan,over de meeningen van alle die menſchen. En indien ik my tot de Lutherianen begaf,de Catholijken ſouden ook wel mijn Lichaam doen verbranden, na mijn doot; om hun te wreeken over een ſoodanige Ketterin, als ſy van my gelooven ſouden. Gelijk Burchardus ſeyt, dat men heeft doen verbranden de Boekken van David Joris. Wat quaat ſou het ſchijnen aan deſen Burchardus, dat ik doen zou, met my tot de Lutherianen te begeven? Ik denk, dat hy gelooven zou, dat ik ſeer wel ſou doen, en daar door mijn zaligheit verzekeren, en uit de dolingen gaan. Daar ondertuſſchen de Catholijken my
ſouden doen branden, ſooſy my in haar macht had den: om oorſaak deſer afwijking van hare Relige. En ſy ſouden meenen, daar door God en onſen Za ligmaker Jeſus Chriſtus te verheerlijken. Al hoe wel Burchardus in den Tijtel van ſijn Boek ſtelt, dat het voor deſelfde eere Gods, en die van Jeſus Chriſtus is, dat hy t'ſamen geraapt heeft, alles wat hy JPo.
ſingen in mijne Schriften noemt. En hy ſou mee nen God een Offerhande te doen, (f) met my te doen verbranden, Catholijk zijnde. Gelijk ook de te doen, met een Lutheriaan te verbranden. é
Catholijken meenen ſouden, God een Offerhande
zo. Hetgene Afgrijſelijk is te ſien, (g) dat de Chri ſtenen malkander een doodelijken haat toedragen,om eenige Meening, de welke d'een en d'ander aangeno B 4
(filoh, 16, » 2. (c) Matth. 24. " is.
IDCI)
24
BeproevingderGeeſten
Toets
men heeft te gelooven. Daar Jeſus Chriſtus hun in ſijn Evangelie beveelt, (h) d'Een d' ander te beminnen, op dat men daar door kennen ſou, dat ſy ſijne Diſcipelen zijn. En deſen haat heeft gants geen fondament, zijnde alleenlijk gegront, op eenige meeningen, die d'een en d'anderſich ingebeelt hebben goet te weſen,
Deſe wreedheit, van de menſchen te doen ſterven, om eenige Opinien of meeningen, die ſy in hare in beelding begrepen hebben, is meer dan Barbaris, en de (i) en behoort niet gebruikt te worden onder de Chriſtenen. Te meer om dat Jeſus Chriſtus hun leert (k) hare Wyanden ſelfs te beminnen, en te bidden voor de
gene die hun vervolgen.
Het gene onſen Burchardus
geenſins naarkomt. Want al waar het ſake,dat ik zijn
yand mogt geworden zijn, om tegens eenige ſijner
gevoelens te hebben geſproken ; ſoo behoorden hy my daarom nochtans niet te haten, met eenen Doo
delijcken haat, gelijk hy doet; Maar hy moeſt my beminnen, volgens den Raat van Jeſus Chriſtus, en voor my bidden, alwaart dat ik hem vervolgde (l) Want hy die ſijnen broeder haat, is een Dootſlager, ſegt het Euangelie. Maar het ſchijnt dat deſen Bur chardus vergeten heeft alle de Sententie of leeringen des Evangeliums, om alleenlijk te gedenkken aan de Hi ſtorien der gepaſſeerde dingen. En dat hy ſoo veel plaats niet geeft aan ſijne reden, als wel aan ſijne Wreedheit.
Willende de menſchen doen doo
den, om oorſaak eeniger Meening die ſy aangenoo
men hebben tegelooven, al is 't ſake dat ſy anders wel
(h) Ioh. 13 y 34 35. (i) Matth. 13, y 28, a 3o, Rom. 14 y 1. Phil 3, y 15. (k) Matth. 5, y44. -
(!) 1 Ioh, 3 x 15.
-
ſteen,
Ofſy uit Godt zijn,
wel leven, en onberiſpelijk zijn.
25 Het welk de
wreedheit van een Tijgergelijkt, die ik geloof, dat niet gevonden word onder de heidenen of Barbaren. 21. Want het ſou konnen gebeuren, dat iemand ſich inbeelden, een (m) ſaak goet te weſen, wanneer die in der daat quaat was. Of dat (*) een ſaak quaat was, wanneer die in der daat ſeer goet ſou zijn. Sou men daarom die menſchen moeten doen dooden, om
oorſaak van haar fantaſien of inbeeldingen, dewelke ſomtijts niet in hare macht zijn, om te doen veran t
deren ? Nadien de ſchrifture ſelfsſegt, (n) Dat het
2
niet in des menſchen macht is, ſijnen geeſt te wederhou
Iſ
den. Hoe dan, wildeſen Burchardus trachten my ter
W.
Doot te brengen, om dat hy ſich ingebeelt heeft, dat
er
ik dingen fou geſchreven hebben, die niet waarach
N
tig zijn? Want al waar het ſake,dat ſulxſoo was, en
O-
dat ik dingen geſchreven had, die niet dan inbeeldin
N
# waren
eſl
ebben.
: ik ſou daarom de Doot niet verdient Nadien ſulx niet dan een krankheit der
()
herſenen weſen ſou, dat den aldergaauſten menſch
egt
ter wereld wel overkomen kan.
WY-
mand gekent van ſeer goet verſtand, die ſijne dingen
des
wel deed, dewelke ſich ſomtijts, over ſtraat gaande,
# #
inbeelde, datter een groote Rivier voor hem was, en hy wilde niet eene trede voort ſtappen, gaande altoos achterwaarts. En alhoewel hy ſomtijts wat
veel
jne l.
Want ik heb ie
oo
wilde voort gaan, om ſijne gedachten t overwinnen,
OO-
ſoo trad hy met ſchrick weder terug, als meenende,
ders
dat hy van boven nederin dat water vallen ſou, dat
wd
hy geloofde voor hem te weſen. En hy bleef ſom
-
tijtsin deſenſtrijt, een langen tijt op de ſtraten der Stadt B 5 (m) Matth, 16 y 22, (*) Acto, 1o, » 14, 15, en caP, 1 1 º 2, 3, (n) Eccl,8» 8, -
e
26
Beproeving der Geeſten
Toets
Stadt, tottertijt dat iemant van fijne kennis quam, die hem met geweld, over die plaats trok, die hy meende een diep water te zijn. Daar'er nochtans niet anders dan een weg met ſteenen geplaveit was, gelijk als door de geheele ſtadt. En wanneer hy al
dus daar over geraakt was, door hulp ſijner Vrienden, ſoo bedankten hy die, en ſeide al klagende: Wat is doch van de inbeelding des menſche, die hy niet overwin nen kan. En indien ik ſoodanig een inbeeldingge had hadde, aangaande het Lichaam Jeſu Chriſti, of andere Goddelijke Verborgentheden, die ik geſchre ven heb in mijn Boek, GETuYGENIs der WAARHEIT.
Sou men my daarom Dooden moeten, gelijk deſen Burchardusbegeert? 22. Ik geloof, dat een iegelijk Neen, ſeggen ſou. Hoe veel te minder moeſt men dat doen, wanneer ik
niets anders geſchreven heb, dan't gene God my on derweſen heeft?
Behoorde men niet veel eer het
oor te leenen, om die wonderen aan te hooren, en
my daar van d' omſtandigheit en byſonderheden af te vragen, dan my in mijn afweſen, te gaan beſchuldi gen aan den Richter, gelijk als of ik ſlaſteringen tegeng Bob geſproken ſjab / of ketterpen on bermeſen. Moet men niet ſeggen, dat deſen, Burchardus een wreed menſch, en ſonder reden is,
met ſoodanig te gaan woelen tegens een menſch, die hem noit eenig quaat gedaan heeft? Siet men niet wel, (o) dat nu den Grouwel der verwoeſting in de Heylige plaats is? en dat diegene die den H. Geeſt behoorden aan te hooren, deſelve willen verre van hun weg ja
Want ik weet gants geen ander oorſaak, waarom deſe Predikers my uit het Landt van Holſtein gen?
(o) Matt, 24 y 15. -
. . . -
, Ver
ſteen.
Ofſ uit Godt zijn.
27
verdrijven willen, dan om reden dat ik het Licht des
# heb , en dat ik door het middel
der ſelve de waarheit veler dingen ontdek.
Het ge
ne ſy niet willen lijden, hebbende liever in hure Dui ſterniſſe om te komen, dan een ander Licht te ontſan
gen, als het gene dat ſy in de ſcholen geleert hebben. Het welkhare Veroordeeling is, naar het ſeggen van Jeſus Chriſtus, wanneer hy verklaart, (p) Dat het Licht inde wereld gekomen is, en dat de menſchen hare Duiſterniſje liever gehad hebben dan het Licht. Het gene ook gebeurt is, tertijt als Jeſus Chriſtus geko
men is het Licht in de weereld te brengen; (4) Geen van de Prieſters hebben, dat willen aannemen.
Hier
om ſegt hy; Dat dit haar oordeel is, dat het Licht in de wereld gekomen is, en dat de menſchen het niet hebben
: e-
t
n
tC
iIl
willen aannemen. Het gene hy ook noch beveſtigt, wanneer hy hun ſegt: (r) Indien ik niet gedaan had, de werkken die ik gedaan heb in uwe tegenwoordigheit, ſoo en ſoudgy geen ſchuld hebben. En gelijk de Shrif tuur altoos ſpreekt, ſooſegt ſy ook noch aan deſen Burchardus en ſijns gelijken, die my willen vervol gen: Dat ſy geen ſchuldſoude hebben, indien ik niet
n n
Drie jaren hier gewoont had, en dat een iegelijk heeft
#
veracht, en Jeſus Chriſtus tracht naar te volgen.
#
konnen ſien, dat ik my wel draag, dat ik de Wereld
ge
23. Want men behoeft niet dan t onderſoekken, in alle plaatſen waar wy verkeert hebben, en men ſal daar bevinden, dat een iegelijk goede getuigenis van ons draagt. En ſoomen de curieusheit heeft, men
kn
ſal dat ook konnen ſien, door d Informatie of het
w-
Onderſoek 't welk de Magiſtraat tot Huſum gedaan
#
heeft
#
tº
(cf-
(?) Ioh, 3 » 19. (a) Ioh, 7 * 48, (r)Ioh. 15 x 24,
Beproeving der Geeſten
| 28
Toets
heeft, over onſen Handel en Wandel, door laſt van het Hof Gottorp. Welke Informatie wettelijk
zijnde, ſoo veel te geloofwaardiger is. Maar het ſchijnt, dat dit ſelfs, onſen Burchardusquelling aan doet. om dat hy al te veel goets van ons hoord ſeg gen. Het gene hy nochtans niet beletten kan.
Want niemand kan anders getuigen, het ſy dat hy veel of weinig kennis met ons gehad heeft.
Hier
om is't dat hy valt op de inwendige Lichten, waar van de menſchen ſoovele getuigenis niet konnen ge ven, als wel van mijne uytwendige bedrijven. Om dat den H. Geeſt onſienlijk is, alhoewel hyſich dik wilsſienlijk maakt door ſijne werkingen. Gelijk als geloofwaardige menſchen getuigt hebben, in Het GET U Y GE N 1 s der WAAR H EY T. Seggende, (s) dat ſy groote werkingen Gods in hare zielen genooten hebben door het middel van mijne Boekken te leſen.
En veele van die menſchen hebben daar .
door gereſolveert de weereld te verlaten, om Diſci pelen Jeſu Chriſti te worden. Het gene albereits eenige in 't werk geſtelt hebben. - 24. Maar deſen Burchardus wil niet hooren ſpre
ken, van dit Licht des H. Geeſts, dat God my heeft mede gedeelt, maar hy wil veel eer ſeggen, Dat het felbe &Puiſterniſſen / of uberhken beg&Puivelg 3ijn. (t) Alis't ſake dat men de Boom kend aan fij-
ne Vruchten, en den H. Geeſt aan 't gene hy voort brengt. En het konnen geen werkingen des Dui vels weſen,(v)dat een menſchOotmoedig van herten
en Arm van Geeſt wort, verachtende alle de Eeren CIl .
*
-
-
-
-
(3) 1 Theſſ 2 y 13. (t) Matth, 12, y 24 en Y 33, (v) Iac. 1 x 17.
'S
-
-
--
•
te 11
-
ſteen. of ſy uit God zijn.' en vermakelijkheden van dit Leven, om
29 de Nede
righeit en de Lijdens van Jeſus Chriſtus te volgen. 'Gelijk als alle die menſchen trachten te doen, die het licht ontfangen hebben, 't welk God hun geſonden heeft, door het middel mijner Schriften. En ik denk, dat alle de Predicatien die Burchardus gedaan heeft in ſijn leven noch ſoodanige werkingen niet voortgebracht hebben in een eenige ziel ſijner Toe hoorders, Daar hy ondertuſſchen ſtaande houd; RTBatſijnte Leering beter ig aig bemijne / en bat hp een gemangeliſch ig ; en ilt een oube Booſe ſter. En een van ſijne Gebroeders de Predican ten, heeft my geſchreven in een van ſijn Brieven; dat men deſen Burchardus niet raken moet; dewijl
hy een waar Diſcipel Jeſu Chriſti is, en een heilig onber buifent. Waar door ik wel oordeelen kan, hoe heilig dat die overige 999, zijn moeten, dewel
ke noch minder heiligheit moeten hebben, dan hy, volgens het ſeggen van deſen Predicant ſijn Con frater.
-
25. Het gene my wel doetſien, dat d'een en dan derfeer weinig Liefdadigheit heeft, aangeſien dat den alderheyligſten onderduiſent, ſoo veel wreed
'heit heeft, als my te willen doen ſterven, om dat ik dingen geſchreven heb, in mijn Boek GETUIGE NIS WAARHEIT, die hy niet begrijpen kan. Het is te gelooven, dat hy wel ſou hebben doen ſterven, vele der oude Propheten, indien hy die macht gehad hadde. Door oorſaak dat deſelve veel vreemder dingen geſeyt hebben, dan ik doe. Want indien hy de Schrifturen wel wilde onderſoek
ken, hy ſou in de Propheten vinden, alles wat mijn ik in -
-
w
3O
Berpoeving der Geeſten,
Toets
mijn Boek geſchreven heb, dat hy ſooſeer veracht. Maar het ſchijnt, dat hy niet wil ſoekken, om de waarheit te vinden, maar (w) veel eer al ſijn vlijt aanwenden, om de ſelve uit te dooven, ten einde
niemand die ontdekken zou. Dewijl hy my uit de wereld hebben wil, om dat ik de Waarheit uitſpreek, van Gods wegen. Hy wil niet alleenlijk de ooren
toeſtoppen, om deſelve niet aan te hooren, maar wil ook beletten dat iemand die aanhooren zou. Want
hy wil niet lijden, dat ik in Noordſtrant gae, alhoe
wel dat een Plaats is, ſooſeer afgeſcheiden, als daar mogelijk in de wereld is. En dit door vreeſe, dat ik daar kinderen voortbrengen mocht, gelijk hy ſegt in ſijn Boek. En indien hy wijs waar, hy ſou wenſchen, dat ik veel eer in Noordſtrant ſou gaan, dan in het Hof van eenig Prins, daar ik wel begeert ben. Om dat mijne kinderen daar meer ſouden konnen vermeerderen, zijnde midden in de wereld, en onder het geſach van eenig Groote; dan in Noord ſtrant: dat hy het 25aar-bebbe noemt. Nadien
dat daar ſeer weinig menſchen zijn, en dat dit een Ey land is in het midden der Zee, waar niemand paſſeert, dan degene die op deſe Plaats weſen willen, En nadien deſen Burchardus ſich beroemt, ſoo veel cre
dit ofgunſt by de Regters te hebben; En dat hy ge looft, dat mijne Leering ſou konnen quaat doen aan de menſchen, ſoo behoord hy veel eer ſijn vlijt aan te wenden, om my te doen komen in Noordſtrant, en om ons uit de wereld te helpen: in de plaats van my in een ander Landt te doen bannen ; waar ik mij
ne Leering noch meerder ſou konnen verbreyden, aangeſien hy die oordeelt quaat te weſen. - ; (w) 1 Theſſ a, x 15, en 16
26. Maar
ſteen.
Of ſy uit Godt zijn.
3I
26. Maar ik denk, dat het niet is voor de eere
Gods, noch de zaligheit der zielen, gelijk hy ſegt, dat hy werkt in deſe zaak. Maar (x) alleenlijk om ſijn eigen belang. Want ſedert dat de ware Lief dadigheit gebannen is uit de herten der Chriſtenen, ſoo (y) ſoekt een ieder niet dan ſijn eigen, en tracht ſijn eygen meeningen ſtaande te houden, om het (z) Volk meer aan hun te trekken; ten einde hun daar
En ik ge loof dat dit de eenige oorſaak is van de verdeeltheit der Chriſtenen. Want indien ſy alleen de eere Gods
eere en voordeel door toekomen zou.
en de zaligheit der zielen geſocht hadden, (a) noyt ſouden ſy ſcheydingen noch verdeeltheden in de Chriſtenheit gemaakt hebben. Maar ſedert dat de
menſchen hebben begonnen hare eygen eer te ſoeken, in plaats van de eere Gods; en hare eigen voordeelen, in plaats van de zaligheit der zielen te betrachten, ſoo is de Nijt en Afgunſt in hare herten gekomen; ſoo dat ſy malkander niet meer hebben konnen verdragen.
En om deſe eenige oorſaak hebben ſy ſich verdeelt, en ieder een heeft een Relige in 't byſonder willen hebben, of om beter te ſeggen, ider een Secte apart. 27. * Want een Relige, betekent niet anders, dan een ſaak aan God gebonden. Daar alle deſe men
ſte
ſchen door hare verdeeltheden, de menſchen van God ontbonden hebben, om hun te doen
e #l alſ
aan ſich ſelfs kleven. Invoegen dat men met een
.
rechte Naam, alle die verdeeltheden, Setten noe ſl!!
men mag; veel eer dan verſcheide Religes. Waar van'er noyt meer dan een goede kan weſen: dewelke
Wall
mij'
t'ſa
-
leſ;
-
|
||
,
(x) 2 Pet. 2, y 3 (y) 2 Phil 2.y 21. (x) Act, 2 o, ºf 3on (a) Eph 4, Y 2. tot 6.
-
* De waare Kerk beſtaat
32
Toets
t'ſamen gevoegt is, van menſchen die met malkander verbonden zijn, in den Geeſt Jeſu Chriſti. Siet dat is de ware Kerk, en de eenige ware Relige, buiten de welke geen zaligheit weſen kan. Het gene de Catho lijken op hun toepaſſen, door dien dat deſen naam van Catholijk, in ſich begrijpt, de gemeynſchap der Heyligen. En indien het waar was, dat ſy waarlijk heilig waren, het ſou ook waar zijn, dat er buiten hare Kerk geen ſaligheit weſen kan. Nadien de
Schriftuur ons ſeyt, (i) Datter niets beſmettelijx in het Koninkrijk der Hemelen ingaan zal. En alle die gene die buiten de Heiligheit des levens zijn, zijn beſmet met ſonden, ende en konnen alſoo niet zalig worden, ſtervende in hare beſmettelijkheden. Alle deſe dingen zijn ſoo klaar; dat ſelfs een klein verſtand die begrij n kan, indien de ſonde dat niet verblindt heeft.
28. Maar het ſchijnt dat wy gekomen zijn, in den Tijt, door de Oude Propheten voorſeit,(l) Daar
Godzijn Volk over gegeven heeft aan den Geeſt der Do ling.
. En dat het Chriſtendom geworden is, het
(m) BA B e L der Verwerring : waar van dien groo ten toorn (n) die begonnen was te bouwen in Babilon, het voorbeelt geweeſt is. Want ſoo (o) haaſt als de Verſcheidenheit der ſpraken ontſtond, en de
werklieden malkander niet meer verſtonden, ſoo moeſt men dat groot werk achter laten, om de Ver werring die hun overkomen was, door oorſaak van
de Verſcheidentheit der Spraken. Het gene men nu in volle volmaaktheit in de Chriſtenheit vervult ſiet
(i)Apoc. 21. » 27. (!)Deut, 32. » 2o. 1 Reg 22 , 22 Pſa81, y 13,
Eſa 6 x 9 à 1o, en 2,Theſſ, 2 y Ho a 12,
(m)Apoc. 17+ 5, (n)Gen. 11. * 4 (o)Gen. 11, # 7 tot 9,
etS
inder :t dat en de
atho naam p der
ſteen. *.
In de gemeinſchap der Heiligen,
33
ſiet. Dewijl de Herders der ſelve, die als de werk lieden, aan den Wijngaart des Heeren arbeiden, mal kander niet meer verſtaan, ſprekende een iegelijk ſijn eigen Taal verſchillig. Want de Catholijken ſeg gen,dat men moet onderworpen zijn aan de Paus, om Zalig te worden. De Calviniſten, dat men niets
arlijk
behoeft, dan van God gepraediſtineert of geordent
uiten en de in het
te zijn ter Zaligheit.
:
gene
»eſmet
»rden,
lingen
oegtij
De Lutherianenſeggen, dat
men niets behoeft, dan ſich de Verdienſten Jeſu Chri ſti toe te eigenen. De Arminianenſeggen, dat de menſchen ſich konnen ſalig maken als ſy willen. En
de Mennoniſten gelooven,zalig te weſen door hare uit wendige Rechtveerdigheden. De 9gakers verſe keren hare zaligheit, ophet geloof, dat den H.Geeſt haar ſijn Licht geeft: en alſoo met vele andere waar
t .
van ik noit de gevoelens verſtaan heb, al is 't dat ik
ſ! » 1íl
weet, dat ſy alleeen verſcheideTaalſpreken. Door
)Daar
dien dat alle die Secten (p) d' een van de ander afge
ºr Do het.
ſcheiden zijn, en hare kerken apart oprichten. Al hoewel ſy ſich alle Chriſtenen noemen, en alle het
groo
ſelfde Evangelie hebben, de ſelfde belijdenis der
abilon,
Twaalf Articulen des Geloof, en het ſelfde Gebedt
S3
aſt als
van Onſe Vader, dat Jeſus Chriſtus onderweſen
en de
heeft, om wel te bidden. Ook hebben ſy deſel veTien Geboden der wet, door Moijſes gegeven. Soo dat ſy alle Chriſtelijke Broeders behoorden te
l
, ſoo
eWerik van e min
weſen. Daar men hun ondertuſſchen d een d ander
ſt!
nis: om dat ſy ſien dat d'andere hun niet willen vol
(4) ſiet haten, en malkander ketter noemen, Ver oordeelende malkander tot de Eeuwige Verdoeme -
-
y 24' a 1%,
ſtºf'
6) Aposiós is. @Metiatrie
gen
-
34
. De ware Kerk beſtaat
Toets
gen. Want een ider van die Religes, (r)ſou alle de menſchen wel onder ſich willen hebben, en iegelijk tracht ſoo veel naar hem te trekken als hy kan. Een Catholijk ſou veel doen, om een Lutheriaan te ge winnen tot ſijn Relige, meenende een ziel tot God te hebben gewonnen. En een Lutheriaan ſou noch meer vlijtaanwenden,om een Catholijk tot hem te ge winnen. En desgelijks doen alle ſlag van Religes,ſy me nen God een dienſtgedaan te hebben, met iemand te trekken in het gevoelen dat ſy beſitten.En ſy doen ge lijk deSchrift van de Joden ſegt (ſ) dat ſy Zee en Landt,
omreysden, om eenjooden-genoot te maken, en naſy hem daar toegebracht hebben, ſoo maken ſy hem een kind des V.
Duivels,en veel erger dan hy te voren was.
29. God #my in den Geeſt alle deſe dingen doen zien, en heeft my buiten de Roomſche Kerk
geſonden, op dat ik ook de andere Kerken ſou ken men door ervarentheit. Maar om dat ik ſulx verklaar",
ſoo vervolgt men myter doodt.
Niet alleenlijk de
Catholijken, maar ook alle d' andere ſoorten van
Religcs. En dit door oorſaak dat ik hun niet volgen *
|
kan, fende dat ſy alle in Duiſternis wandelen; de eene doolende in d'eene ſaak, d'andere in een ander. Hierom ſoo houd ik my in d'oeffening van d'onder
wijſingen Jeſu Chriſti in 't werk te ſtellen, ſonder eenige van die Religes in 't byſonder te verachten.
Maar ik acht in de ſelve, 't gene ſy (t) goet hebben', en overeen komend is met het Evangelie. Dit is het,
dat onſenBurchardus ook in my # door ſijn Boek, batik dan een 49nſtantuaſtige ben/ bie ſich niet baſt boube aan eenige ſkeligie. Ge (r) Matth, 24.'» 23 24 (/) Matth, 23, w 15,
lijk (t) 1 Theſſ, 5 x 2 1.
Toets,
ſteen.
oualledt
lijk alsof hy my wilde doen gelooven, dat men ſich
In degemeinſchap der Heiligen
35
niegelijk
#
nootſakelijk moet houden, aan eenig Secte in 't by ſonder. En in ſulken geval ben ik hem gehoorſaam;
an te ge
tot God ſou nodi
want ik houde my aan de Roomſche Kerk, in de weſke ik geboren ben. Niet om dat ik hare Abuiſen of afval niet en ken, maar om oorſaak dat ik geen beter
emteg"
vinde.
esſyme
volmaaktheden ſijner eigene Moeder, dan die van
emande
Vremdelingen, gelijk als my alle diegene zijn die bui
doengº en Lamah inaſſian p k
E
ten deſelve Roomſche Kerk zijn. Want voor dat ik in 't jaar 1667. in Holland gekomen waar, had ik noit verkeert met eenige andere menſchen, dan die men
ſe dingen
Catholijk noemt, noch ook noit in eenig Landt ge weeſt buiten de gehoorſaamheit van Roomen. En ſelfs had ik vele tegenheit om in Holland te komen,
4
En dat men veeleer moet verdragen, d'on
che Kek'
uit oorſaak dat men my, van mijne kindſche jaren
ſouken verklaar'
af, een ſeer quaden indruk van de kettersgegeven had.
enlijk de rten W3ſ1
Gelijk men daar alle de perſonen noemt die buiten de
Roomſche Kerk zijn. En men leert aan de kinderen,dat het beter is, met een Duivel om te gaan, dan met eenen
't volgen
Luteriaan, Calviniſt, of andere.Soo dat mijn Natuur
alen;
ſeer wederſtreefde, van in Holland te gaan, meenende dat alle de menſchen daar, Monſters of wan-ſchepſels waren. En ik ſou die Reis niet hebben derven onder nemen, ten waarden overleden Heer de CoRT, my van die ſwarigheit ontlaſt had, my verſekerende dat onder die on-Roomſche, alſoo veel Vrome luiden
eſ)
andeſ,
donde"
, ſonde, erachte"
waren, als onder de Catholijken. Het gene ik door ervarentheit bevonden heb warachtig te weſen. 3o. Hierom is't dat ik nu de Godvruchtige men
ſchen bemin, (u) overal waar dat ik die vinde,
ſonder 't onderſoekken of ſy Rooms zijn of niet. (e)Act, io, s 35. S
C2
Het
-
36
De ware Kerk beſtaat Toets Het welk deſen Burchardus veracht, en hy ſou moge lijk willen, dat ik de Lutherianen alleen beminde; ge lijk als hy doet, hatende alle de andere. Het gene ſtrijd tegens de Chriſtelijke Liefdadigheit. Want wat voor oorſaak geeft my een Vroom en wel-levend menſch, dat ik hem ſoude haten, alleenlijk om dat hy ſich niet Catholijk noemt. Aangeſien hy mogelijk in der daat beter Catholijk ſou weſen, dan denalderheiligſte onder de Rooms-geſinden ? Behoorden ik niet veel eer t'onderſoekken, (x) waar de ware Chriſtenen zijn, om daar aan mijn affectie en genegentheit te hangen, dan om te hooren, wat voor een Naam dat men die geeft? Want alle die verſcheidene namen (y) konnen Leugenachtig weſen. Namentlijk als men een Roomſgaſinde, Catholijk noemt, en dat ſijn le ven niet heilig is, noch ſijne gevoelens Chriſtelijk; ſoo geeft men hem een valſche Naam. Dewijl dat
Catholijk, niet anders betekenen wil, dan een menſch die in de gemeenſchap der Heiligen is. En wanneer men een Lutheriaan, Evangeliſch noemt, en dat ſijn leven en gevoelens niet over-een-komende zijn, met het Evangelie, ſoo geeft men hem ook een val ſche Naam.
En wanneer men een Calviniſt, Uit
verkoorne Gods noemt, en dat ſijn leven en gevoe lens niet over-een-komen met het leven en de Leering Jeſu Chriſti, ſoo geeft men hem ook een valſche Naam. Om dat niemand een Uitverkoren ſal zijn, dan die gene dewelke aan de doot ſullen bekleet ge
vonden worden met den (z) GEEst Jesu CHRISTI. Invoegen dat alle die namen niet anders zijn dan val -
ſche
-
(x) Pſal. 191, 16 en Pſal. 119, $ 79. (J)Rom: 2, p. 17,8 ct. (z)Rom. 8. » 9, ' ſ *
*
v.
-
fteen,
in de gemeinſchap der Heiligen.
37
" ee
ſche Mom-aanſichten, om de kinderachtige verſtan den te bedriegen, die ſich ophouden aan d'overden Iking der ſchoone woorden, of de fraaye en uitwen dige dingen. Maar hy aan wien God het verſtant ge geven heeft, (a) moet alle die Mom-aanſichten af trekken, en die vleyende woorden niet aanhooren, dewelke de wereld bedriegen. Doende het quaat voor goet aannemen, en de leugen voor de waar heit. 31. Maar men moet de ſaken in hare gront onder
" ," " " \Cſl
ſoeken en ſien, of het gene dat ſich als Gout vertoont, geen vergult Koper is, gelijk nu byna alle de deug den en waarheden der menſchen zijn. Want ider een tracht ſijne quaden en ſijn afval te vergulden, met het GoUT der LIEFDADIGHEIT; al hoewel er
»
van binnen niets is dat daar naar gelijkt. Dewijl dat
-
#'
de Liefdadigheit nu ſoodanig (b) vervroſen is in de
" n"
en ſiet in alle haren handel en wandel. Nadien men deſelve (c) vervult ziet met hoogmoet, gierigheit,
de
geylheit, nijt en wreedheit. Het geneſelfs blijkt in
herten der menſchen, dat men niets diergelijks meer
'ſ"
die gene die men heplig onber bruiſent noemt.
vak U"
En my dunkt, dat de beſte van deſen tijt, niet een graan van de ware Liefdadigheit meer hebben, en dat
"0"
ſy ſelfs niet kennen, wat deſe ware Liefdadigheit is.
ſh:
Want indien ſy die kenden, ſy ſouden ten minſten trachten deſelve te begeeren, en hun uiterſte vlijt
'ſ" # Bij
aanwenden, omſe te verkrijgen. Daar men in tegen deel ſiet, dat de Predicanten deſelve verwerpen, en de Boekken willen doen verbranden die byſonderlijk
# ſie
van deſe Chriſtelijke- Liefdadigheit handelen. Ik C 3 -- -- - weet
kº,
(*) Joh. 7. » 24 (b) Matth. 24, , 12. (c) 2 rim-3, " 2, 3 &c
ring
*
|
|
-
- -
-
En
|
- -
-
* De huydige menſchen
38
Toets
weet wel, dat ſy niet belijden ſullen, ſonder Lief
dadigheit te weſen; nadien ſy den Naam dragen van Liefdadig te zijn, door oorſaak dat men nu de Naam van Liefdadigheit gegeven heeft, aan ſoo vele ver ſcheidene dingen, dat men niet meer weet, wat de Liefdadigheit is. 32. * Den een houd die te weſen,dat men wat van
ſijne goederen aan den Armen geeft, de kranke gaat beſoeken &c. Andere, d'onwetende t'onderwijſen, de qualijkdoende te vermanen &c. En al is 't zake dat die dingen, voor lichamelijke en geeſtelijke werken
der Barmhertigheit (d) in de Schriftuur beſchreven ſtaan, ſoo konnen die nochtans de naam der ware Liefdadigheit niet dragen. Ten ſy dat de ſelve gedaan zijn, om d'eenige LIEFDE (e) die men God toc draagt. Want alle die geeſtelijke en lichamelijke wer
ken der Barmhertigheit, konnen wel gedaan worden, ſonder Liefdadigheit. De (f) Godlooſen, die God haten, ja de Duivels ſelfs, ſouden wel alle die wer ken der Barmhertigheit, door menſchelijk inſicht kunnen doen, of door eigen-behagingen, ofwel om de wereld te bedriegen. Hierom is't dat den H. Pau lus ſoobyſonderlijk uitleyt, wat de Liefdadigheit is,
als hy ſegt: (g) Alwaar het ſake dat gy aluwgoet, tot onderhout der Armen gaaft; en uw Lichaam om ver brant te worden. Datgy de Taal der ſprak, de
#
gave der Prophetien had, en ſoo.grooten Geloof, dat gy de Bergen
# konde &-c.
Dit alles is niets, ſoog) de
Liefdadigheit niet hebt. Waardoor hy genoeg te ver
ſtaan geeft, dat de ware Liefdadigheit een andere zaak •1
-
1S
- 'ns
(d) Matth, 25, y 35, 36. 1. Theſſ: 5, wº 14. (e) 1 Ioh. 5, y a.
(f) Matth, 6 » 2, 5, 16. 2 Tim. 3. » 's (4) 1 Cor. 13, + 1 tot3 '; e Vl,"
A
ſteen.
leven ſonder Liefdadigheit.
39
is, dan men ſich ingebeelt heeft. Doordien de Lief dadigheit beſtaat, in de Liefde Gods alleen, en niet in uitwendige dingen.
En op dat de menſchen ſich
niet ſouden vleyen tot haar verderf, meenende de Liefde Gods te hebben, wanneer ſulx niet waarach tig is. Soo beſchrijft de ſelfden Apoſtel de hoedanig heden der ware Liefdadigheit, ſeggende. (h) De Lief de is lankmoedig, ſy is goedertieren; de Liefde is niet af
gunſtig; de Liefde en handelt niet lichtveerdelijk; Sj is mtet opgeblaſen; Sy handelt niet ongeſchiktelijk; Sj is niet eigen-baatſdekkig ; Sy word niet verbittert; Sy denkt geen quaat; Sy verheugt haar niet over d'onge
rechtigheit, maar ſy verblijd haar over de waarheit; Sy
verdraagt alles, ſjgelooft alles, ſy hoopt alles, ſy lijdal les. De Liefde vergaat nimmermeer, alwaar het dat de Prophetien te niet gingen, de Talen ophielden, en alle we tenſchap vernietigt was. 33. Siet daar alle de hoedanigheden die den Apoſ tel beſchrijft dewelke imant hebben moet, die de Lief dadigheit heeft. Op welke hoedanigheden of geſtel teniſſen men wel acht moet geven, want de huidens daagſche menſchen zijn ſoo vol Liefde hares ſelfs, dat ſy ſeggen, ja gelooven door laatdunkentheit des geeſt, dat ſy de Liefdadigheit hebben. Al is 't ſake dat ſy inderdaat niet een eenige eigenſchap beſitten, van de ware kenteekenen die den H. Paulusbeſchrijft, waar door men weten kan, of een menſch de Liefde
heeft, of niet. Dewijl dat deſe eygenſchappen, de Vruchten zijn die de Liefdadigheit altoos voortbrengt inde zielen die ſy beſit. En gelijk men den Boom kend aan ſijne vruchten, alſoo kan men ook de Lief de C 4 (k) 1. Cor. 13, # 4- tot 8,
*
*
.
|
-
De huydige menſchen
4o
Toets
de kennen, door de voornoemde Deugden, die ſy
in den menſch voortbrengt die de ware Liefdadigheit beſit.
-
34. Hierom ſoopreſentereik deſen ToETs-STEEN aan alle goede Chriſtenen, ten einde ſy mijne bedrij ven en mijne gevoelens mogen wrijven op dien Toets
ſteen; om te weten of ik van goet Gout der ware Lief de zy. Als ook om te toetſen of onſen Burchardus daarin ſtaat, met my te vervolgen, en tegen my te ſchrijven, gelijk als hy gedaan heeft, trachtende alles te vernielen wat niet over-een-komt met ſijne meeningen.
35. Men moet belijden, dat hy (i) de Tale der
|
Engelen ſpreekt, wanneer hy het Evangelie aan het Volk voor-leeſt, en dat hy als dan ook Phrophe teert. En het ſchijnt ook, dat hy van ſijne
#
aan den Armen geeft, dewijl hy den Naam heeft, van een Heylig onderduiſent te weſen. En dat hy ook wel ſou willen ſijn Lichaam geven, om verbrant te worden, om deniverder Relige, nadien hy my ſo
ſeer vervolgt, om dat ik van die Relige niet en ben. En dat hyſoo ſeer de Richters aanmaant, door ſijn Boek, om Juſtitie over my te doen, of mijne Boek ken te doen verbranden, en dat hy is ſonder ver moeit te worden in die vervolging. Het welk een teiken is, dat hy wel ſijn Lichaam zou geven, om ver brant te worden, veeleer dan ſijne Relige afteſwee ren. Maar den Apoſtel ſegt ons uitdrukkelijk, (l) dat ſulx alles niet is, ſonder de Liefde. Hierom is 't ſeer
goet te beſpeuren, of al ſijn bedrijf van de Liefdadig heit, of van de Liefde ſijnsſelfs voortkomt. - A.
- -
-
/
(i) 1. Cor, 13: y 1,&c, (!) 1, Cor. 13, y, 3,
w: *
CIG
#
!
Ioets
, dieſy adigheit S-STEEN
ſteen.
levenſonder Liefdadigheid.
41 de eene deſer twee bewegende-oorſaaken, ſou dienen,
tot ſijn eeuwige Saligheit; en d'andere tot ſijn eeu wige Verdoemenis, alwaar 't dat hy een en de ſelfde dingen deed. 36. Daarom moet men meer dan eenmaal, ſijne bedrijven toetſen, om te kennen, of die uit het ware -
bedrij
n Tott lre Lid 'chardſ,
1 myt: chtend: l
e
Gout der Liefde voortkomen. En men moet blijven
by de kenniſſe die den H. Paulus daar van heeft, om de meeſte zekerheit daar in te hebben. Want het ge
ſicht (m) kan ons meenigmaal bedriegen. En wan
ietſje
neer wy ons niet geoefent hebben om den Toers STEEN te gebruiken, ſooſouden wy het valſchegout
Tak dit
wel voor het ware nemen.
aan het hropht
er ver
37. Soo dat men eerſt vooral moet beſien, of dien ſelfden Burchardus (n) lankmoedig is. En dit ſal klaarlijk blijken uit het gene, dat hy my niet heeft willen lijden in 't Landt van Holſtein, ſoo haaſt als hy den Richter heeft konnen winnen, om my het Drukken te verbieden, of mijne Schriften uit te ge ven. En hy heeft het gedult niet willen hebben, om af te wachten, dat ik my verdedigden; gelijkik aan bood te doen. Maar hy heeft my doen overvallen met een executie, tegensmijne onnooſelheit, ſonder my de tijt te geven, om te vragen, waarom ſulx
rente
quam tegeſchieden. En ik geloof, dat hy alle mijne
oederen !
heeft,
hyook
brant te r
my ſo
ºnben. or ſijn Bock
Boekken ſou hebben doen verbranden, indien het in m ver-
ſijne macht geweeſt was, vooraleer ik de reden daar van had verſtaan. Beſiet een weinig, mijne Chriſte lijke Broeders, of in hem eenige Goedertierentheit is.
ſwee ,
(l)
't ſeer
En of men in dat bedrijf ſiet een geeſtelijke Nijdig heit tegens de welvaart van een ander. Het gene ook
dadig gſt
w:
: "
tº . :
C: 5 -
-
-
(m) Eſâ, i1, » 3. (n) 1. Cor. 13. » 4,
Cen
-
42
De huydige menſchen
- Toets-
een der zonden is, die den Apoſtel ſegt (o) tegens den H. Geeſt te weſen. Want hy die de Liefdadig heit heeft, (p) bemind ſoo wel het geeſtelijk welva ren ſijns Naaſten, als ſijn eigen, door dien hy niet an ders beoogt dan de Eere Gods, die hy bemind. Hy is ook alſoo wel tevreden, dat een ander Godt eert,
of van fijne Genadens ontfangt, (4) als of hem dat ſelfs geſchiede. 38. Hierom is't dat den Apoſtel ſegt, dat de Lief de niet lichtveerdelijk handelt. Gelijk men vind, in 't gene dat deſen Burchardus tegens my heeft gedaan. -
Ook is de Liefde niet opgeblaſen, ofhandelt niet onge
#
ſchiktelijk. Gelijk als inbeelt, alleen Heilig te weſen, en niet kan hooren ſpreken, van de van een ander, ſonder ſich t'ontroeren en de wapens aan te trekken, gelijk hy tegens my doet. Den A oſtel ſegt, dat de Liefde haar eigen baat niet ſoekt. # deſen Burchardus kan my tot geen ander einde vervolgen, dan om ſijn eigen-baat, vreeſende of ik door mijn Leering, eenige van ſijne onderdanen tot my mogt trekken, waar door hy hare vereeringen verlieſen zou, (r) die ſijn jaarlijx inkomen moeten
#
vermeerderen. Of dat hy ſou ſchade lijden, in de vermindering ſijner Diſcipelen, hebbende de ver
waantheit of de grootachting (s) van een groot getal te hebben. Want het ſou hem grootelijx ſpijten, dat eenige van hun, wilde ſijne gevoelens verlaten, om
de mijne naar te volgen. Maar indien hy de Liefda digheit of de # had, hy ſou Goedertieren we ſen, en in ſulcken geval ſeggen, met den Pro pheet: -
.'
-
- -
-
-
--
(a) Matth, 12, » 23, 24, 31, (p) Rom. 9, y 3, en cap. 1 o y 1, (4)Num. 11, , 27, tot 29. (r) Rom. 16,3 13- ()Act 29,9 3o.
ſteen.
levenſonder Liefdadigheit.
4-3
pheet: (t) Alle geeſten Loven den Heer: alſoo wel de Diſcipelen van een ander, als de ſijne; wanneer ſe wel
leefde. En hy ſou geen quaat van my denken. De wijl hy oorſaak heeft, om alles goets daar van te denken. ' . 39. En indien onſen Burchardus de Liefde had, hy ſou ſich niet verheugen over d'ongerechtigheit, die men my heeft aangedaan in de ſtrengheit deſer execu tie, waar in den Commiſſaris ſijn Commiſſie ſeer heeft te buiten gegaan, en heeft ons vele ſchaden toe gebracht, ſonder aan iemand voordeel te doen. Want hy heeft laten verloren gaan, en weg-rooven t
-
vele van mijne Boekken, waarvan men makkeltuur
en peperhuiſen gemaakt heeft, en dele heilige dingen zijn ſoodanig ontreynigt, dat men die in de kroegen vond , en in de Winkels om hare Waren in te win den. En de Boerinnen deden die om haar Spinrok
ken, om het vlas daar op de houden, dat ſy ſponnen. Waar van deſen Burchardus ſich ſeer heeft verheugt
over dit quaat, willende quaat denken van goede dingen. En alhoewel den Apoſtelſegt: dat de Lief de ſich verblijd over de Waarheit; ſoo bedroeft hy ſich daar over, en hy wil my beletten, dat ik deſelve meer
uitſpreken zou; om datſe hem mishaagt. In plaats van ſich daar over te verblijden. Den Apoſtel ver volgt, met te
# ; De Liefde verdraagt alles, ge
looft alles, hoopt alles, en lijd alles. 't Genemen niet kan gewaar worden in onſen Burchardus, die niet lijden wil, dat ik in Holſteyn blijf, en noch min dat ik goe
de dingen ſchrijf. En hy wil niet gelooven, dat ik het Licht van den H. Geeſt ontfangen heb, noch ook
niet hopen, dat het ſelve, heylen voordeel ſou toe
(t)Pſ. 15e, + 6.
,- . .
.
hren
-
-
-
Ll
44 De huydige menſchen Toets brengen voor de zaligheit der zielen. Noch minder wil hy lijden, dat men de Waarheden leeſt die ik ſchrijf, ſeggende opentlijk door ſijn Boek, bat ijct &Politfgen en Maſteringen tegeng Bob 3ijn, 40. Den Apoſtel eindigt, ſeggende, (v) Dat de Liefdenoyt # , alwaar het dat de Prophetien teniet gingen, de Talen ophielden, en de wetenſchap ten onder
gebracht waar. Hierom is 't dat onſen Burchardus geen oorſaak hebben zou, iets te vreeſen, ſoo hy de Liefde had; dewijl dat ſijn Relige noyt ſou konnen vergaan, indienſe op de Liefde gegront was. En al waar 't ſchoon dat de Prophetien daar ophielden, en dat hy verwierp 't gene ik in het GETUIGENIs der WAARHEIT door den Geeſt der Prophetie geſeyt heb. Soo behoorden hy nochtans niet te gelooven,
dat ſijne gevoelensſouden miſſen, door mijn ſeggen. Indien hy de Liefde beſat, hy behoorden op die Liefdadigheid,onbeweeglijk vaſt te blijven. Al waar 't dat hy my niet een woord ſprak, om my te verhin
deren, en dat hy geen Predicatien meer deed, en geen wetenſchap meer had, om Boekken te maken; ſoo
en ſou hy nochtans noyt vreeſen, dat ſijne Relige vergaan zou, beſittende de Liefdadigheit, die den Apoſtel verſekert, dat noyt ſal vergaan. Maar ſijne ontſteltenis, en de gerugten die hy maakt, en ook
de vreeſe die hy heeft, van dat ik tegens ſijne Relige ſpreken zou; betuigt genoeg, dat hy de Liefdadig heit niet heeft, noch ook niet een der ſelver hoeda
nigheden, door den Apoſtel verklaart. Want an dersſouhy ſich in ruſt houden, alwaar 't ſchoon dat
ik ſchreef, en mijne Boekken overal opentlijk uitgaf, tot den laatſten dag des Oordeels toe. Hy ſou ſich (v) 1. Cor. 13' » 8,
-
daar
|
E
EE
--
ſteen.
-A
levenſonder Liefdadigheit.
45
daar over niet ontſtellen, ſich verſekerende op de Schriftuur, die niet liegen kan, in 'tgene ſy ſegt:
Dat de Liefdenopt vergaat. Sijn Relige en fijn gevoe lens in ſulken ſouden ook konnen ver gaan, wat ik geval, ook mocht ſeggen of noyt ſchrijven. n
41. Het ſou niet van nooden zijn, Boekken te doen verbranden, of menſchen te doen ſterven, die
tegensſijne Relige geſproken hadden; dewijl dit al les haar niet beſchadigen kan, indien deſelvegegront is op de Liefde, dat een vaſtfondement is, gelijk een Steen-rots, die de winden en baren der Zee niet be
wegen konnen. Dit is de Belofte die Jeſus Chriſtus deed aan den H. Petrus, als hy hem inſtelde tot Hooft ſijner Kerk, hem ſeggende; (w) Gy zijt Petrus, en
op deſen Steenſalik mijn Kerk bouwen, dat de Poorten der Helle tegens hun niet vermogen ſullen. En indien de Lutheriaanſche Kerk deſe vaſtigheit had, ſy behoort de niet te vreeſen, dat de Schriften van een Dochter ſonder Studie, haar ſou konnen omſtooten. Maar
men moeſt veel meer gelooven, dat mijne Schriften haar noch meer beveſtigen ſouden. Gelijk als de wind een Boom noch vaſter maakt, die wel geplant ſtaat,
want de wind doet hem noch veel dieper wortels ſchieten, door hare bewegingen.
'
,
42. Maar het is te gelooven, dat deſen Burchardus ſelfs wel ſiet, dat hy niet gegront is op de Liefdadig
heit, en dat hy niet heeft deſſelfs eygenſchappen, door dien Apoſtel beſchreven. Hierom is't dat hy ſich wil ſtaande houden en bekrachtigen, door men ſchelijke middelen, door twiſten (f) en redenkave lingen, en door vervolgingen aan
"ter,
-
CIIG
-
(w)
weest." 12.
(f)Jac. 3, 214 tot 16:
-
TL 46v
u
#
1
De huydigemenſchen
Toets
die onder hem niet behooren. En door alles te doen
vernielen met den Arm der Juſtitie, wat hy gelooft tegens hem te weſen. Het welk geen Chriſtelijk ge bruik is, noch ook niet toegeſtemt word door Jeſus Chriſtus ſelfs, die geſeyt heeft: (x) wederſtaat het quade niet. Waardoor hy wel te verſtaan geeft, dat men noch veel minder het goede moet wederſtaan. Gelijk als deſen Burchardus doet, die mijne Schrif
ten behoorden in 't openbaar te laten gaan, op dat een iegelijk kan oordeelen, of ſygoet of quaat zijn. De wijl er noch menſchen van goet verſtand genoeg in de Wereld zijn, om dit onderſcheyt te maken, ſonder dat het van nooden is, mijne Schriften te verſmach ten. En ſoo veel te meer, om dat hy in ſijn Boek bid, UPat men beſclbe boel naaukeurig boogſoefiſten
ſou / op bat men het quaat mocht ontbekken / bat baat in berboggen ig / onder ſchijn ban goet. f. » -
43. Waarin hy my dienſt doet,ſonder dat hy't weet: want ik begeer niets ſooſeerin de wereld, als dat mij ne Boekken wel van naby doorſien worden. Want hoe meer men die onderſoekt, hoe meer men daarin ontdekken ſal, de vaſte deugden en waarheden, die ſy inhouden, en ik wilſe voortbrengen, tot over
tuiging of wederlegging van de Scheld-woorden en
iſteringen die hy tegens my doet in ſijn Boek. Want deſe ſtomme getuigenis, ſal fijne Leugens wel over
winnen. En indien er in mijne voornoemde Boek
ken eenige quade of vandoling verdachte dingen ge
weeſt hadden, ik ſou die ſoo openhertig niet aan den Daggebracht hebben. Nadien de Schrift ſegt, (yt) do
Da
*(*) Matth. 3, p. 39. (ſ)loh. 39 zo. 21.
ſteen.
-
47
levenſonder Liefdadigheit.
Dat hy die quade dingen doet, niet aan het Licht komt, door vreeſe dat ſijne werken mochten hekent worden. Maar om dat ik niets onbetaamlijks gedaan heb, ſoo kom ik aan't Licht,ten einde dat mijne werken mogen bekent en openbaar zijn, voor alle degene dieſe wil leſien en verſtaan. En indien ik Dolingen of onbe tamelijke dingen had willen onderwijſen, ik ſou my wel gewacht hebben, ſodanig mijne geheime ſaken aan al de wereld bekent te maken, en die te doen
Drukken in beſondere Brieven dewelke ik geſchreven heb aan mijne Vertrouwde Vrienden. Soo dat mijne naakte oprechtigheit, genoeg heeft doen blijken, dat ik niets onbetaamlijks doen wil. Maar ſoo de Boo ſen (z) dat in 't quade nemen, ik kan hare boosheit niet beletten, maar wel hun doen zien, dat ik de hoe
danigheden heb, die den H. Paulus beſchrijft, (a)
dat de ware L1 e F DA D 1 GH E 1T hebben moet. - 44. Want ik ben Lankmoedig geweeſt, wanneer men
ons quam Executeren, en heb niets anders geſeit, dan dat men de Exploiteur of Uitvoerder ſou laten zijn Commiſſe uitwerkken. En als hy die te buiten ging,
gelijk hy gedaan heeft, ſoo had hy wel Stok-ſlagen verdient, al hoewel niemand van onſe Vrienden hem een quaat woord gegeven heeft, door dien ſy alle
wiſten. Dat de Liefde alles lijd, alles verdraagt, en alles gelooft. Denkende dat deſen Exploiteur ordre
had, om te doen 't gene hy deed, gelijk hyſeide. In voegen dat men niet ſeggen kan, dat iemand van onſe Vrienden in die ontmoeting gemiſt heeft, om
te getuigen, dat ſy de Hoedanigheden der Liefdadig het hadden, die den voorſeiden Apoſtel € '' -
- º - 5:
- -
# En i.
(z) Pſa. 56,v, 6, (2) 1 Cor. 13v,4&c -
48
De huydige menſchen
Toets,
En dat ſy ook alles geleden hebben metLankmoedigheit en Goedertierentheit, ſonder eenige ongeſchiktheit of moet wil, ofſonder eenige Opgeblaſentheit, Hoogmoet, of
Verbittering. Alhoewel men hun daar toe genoegſa me oorſaak gaf. -Wy hebben ook genoeg getoont, dat wy niet Eygen-baatſgekkig waren. latende ſonder
tegenſpreking, onſe goederen voor onſe oogen weg dragen, aanbiedende die in goede Ordre op te Pakken, En wy hebben ook aan geenig quaat gedacht, om te gelooven datter eenig quaat aanbrengen aan den Rich ter geſchiet was. Maar hebben alleenlijk bedroeft ge
weeſt, om de Ongerechtigheit van deſen Exploiteur te zien. En wy ſouden nu verheugt aveſen. van teſten
dat de waarheitſich vertoonde: afwachtende en hopende
de goede uitkomſt. Ondertuſſchen dat onſe Liefdadig heit niet is vergaan noch gemindert.
Want ik kan met waarheit ſeggen, dat alle onſe Broeders meer met malkander zijn vereenigt gewor
den, ſedert die Vervolging, dan ſy van te voren wa
ren. En dat de Liefde onder ons ontfonkt is, ſiende dat de dingen, door Jeſus Chriſtus aan ſijne Diſcipe len voorſeit, in ons vervult wierden. vºl
Te weten,
(b) dat ſy ſouden nagejaagt en vervolgt worden, om ſijns Naamswil. Het gene in onſe Gemeente een begin genomen heeft. Aan dewelke men geen quaat ſeg
gen noch doen kan, om andere oorſaak dan om dat wy in de Waarheit gelooven, die God ſelfs is: en dat wy belijdenis doen van ſijnen H. Naam, trachtende ware Chriſtenen te worden.
En wy bevinden het
waarachtig te weſen, 'tgene den Apoſtel geſeyt heeft, Dat de Liefde noyt vergaat, al waart 't dat alle Prophetien ophielden, en de Talen een einde namen, en dat , , (b)loh. 157, 29, 21, 1 er 3 T
- -
-
ſteen
leven ſonder Liefdadigheit.
49
dat alle wetenſchappen vernietigt waren. Want ſedert ik heb moeten vluchten, wegens de vervolgingen, heb ik niet meer konnen ſpreken noch Propheteren onder de Broeders. En alle de wetenſchappen die God my gegeven heeft, hebben opgehouden ten haren aanſien. Daar ſy ondertuſſchen gebleven zijn in de Liefda digheit, en het Beſluit, van God totter doot toe te beminnen.
-
•
-
46. Alle deſe dingen hebben veel meer gelijkenis naar de Liefdadigheit, die den Apoſtel beſchrijft; dan niet doen alle de werken en Boekken van onſent
Burchardus. Gelijk een iegelijk ſal konnen beſpeuren, door deſen Toets-ſteen. Dewelke ik niet preſenteer aan die Predicanten, dewijlſy mijne tegenpartyen zijn; en dat ſy altoosſouden oordeelen tot hare voordee len. Te meer alſoo ſy volkomentlijk beſloten heb ben, (c) om het geene valſch is, voor fijn Gout te doen ſchijnen. Het ſy door onwetenheit, ofwel door boosheit. Soo dat ſy ſoodanig in haren geeſt voor-in # zijn van te gelooven, (d) dat ſy in de waar eit zijn, en ik in dolingen, dat ſy niet meer bequaam zijn, een goet onderſcheyt te maken. En al waar 't zake dat ſy in hare Conſcientie overtuigt waren, dat ik in de ware LIEFDE ben, ſouden fy nochtans dat niet willen belijden, ten (e) eindeſy hare meeningen voorgoet mochten ſtaande houden. Maar ik preſen teer deſen To Ets-STEEN, aan menſchen van ver
ſtant, die onpartijdig zijn, en die geen belang van voordeel daar in hebben, en die bequaam ſijn om wel te konnen oordeelen naar de waarheit der ſake, t
-
-
-
-
-
-
eII
(e)Pf,6z, f 5, (d)loh,9 y 4 i, Aéto: 17,3 18, 19, (*) loh, 12,8 42,43,- . . . . .
5o
De huydige menſchen
Toets
en om klaarlijk te ſien wie van ons de beſte Alloy of ſtoffe heeft, namelijk de gevoelens van onſen Bur chardus, of wel de mijne. Ik preſenteer dit niet al leen door deſen ToETs-STEEN die ik aanbiede; maar ook door den Tocts-ſteen die den H. Paulus ons na gelaten heeft, in het beſchrijven der kenteikenen die ſy hebben moeten, die de ware Liefdadigheit beſit ten : Sonder de welke alle onſe andere deugden, van
geender waarde zijn, gelijk als hy verzekert. 47. Ik denk, dat deſen Burchardus of ſijns ge lijken, noyt tot in den gront doorſocht hebben, wat de Liefdadigheit is, noch ook wat een Kettery is. Want indien ſy dat kenden, ſy ſouden niet ge
looven de ware Liefdadigheit te hebben, wanneer ſy noch hun eigen voordeel ſoekken. Het welke Sinte Paulus ſegt, Dat de Liefde niet ſoekt. En ſy ſouden ook niet ſeggen, dat ik dolingen heb, als ik de ſelfde Leering onderwijs die Jeſus Chriſtus en ſijne Apoſte len onderweſen heeft. Want dit ſou haar ſelven ver
oordeelen, daar ſy my in veroodeelden. En wanneer fy willen mijne Boekken doen verbranden, ſo moe ſten ſy in gevolg, ook het Nieuwe Teſtament doen
verbranden, dat de ſelfde dingen beſchrijft, die ik verklaar door mijne Schriften, in ſaken van deugt. En ſoo'er eenige dingen in mijne Boekken zijn, bui ten dat Nieuwe Teſtament, ſy behoorden my die voor te ſtellen, om daar over verklaring te hebben, op dat men die punéten, die quaat zijn, uit doen mocht, ſoo'er eenige waren. Sonder te willen doen tegens den Raat en het Bevel Jeſu Chriſti, dat hy
aan ſijne arbeyders in den Oegſtgaf, die klaagden,
(f) datter onkruyt onder het goedezaat was, vragende, (f) Matt, 13, V,28,439.
0
j
ſteen.
Levenſonder Liefdadigheit.
51
of ſy dat uitroepen zouden? Waar op Jeſus Chriſtus wijſlijk Antwoorde: Laat het geſamenlijk opwaſſen tot
den Dag des Oegſt, vreeſënde of gy het Onkruyt uittrek kende, mogelijk ook het goede graan mocht uittrekken.
Maar ten # des Oegſt falik tegensmijne Maayersſeg gen: Vergadert eerſt het Onkruit, en bind het in bundels
te ſamen, om in 't Vier te werpen, maar vergadert het goede Graan in mijne Korenſchuer. En men heeft my geſegt, dat dit ook het gevoelen van Lutherus is, dat
men het quade met het goede laten moet, en dat de doot ſulx wel ſcheyden zal. Maar fijne Diſcipelen willen nu ſijnen raat niet volgen, ten mijnen aanſien. Maar willen alle mijne Leeringen in 't vier werpen,
het goede met het quade. Sonder alleenlijk te willen dentijt afwachten, dat ik die verdedigt ſal hebben. Maar als (g) onrechtveerdige Rechters, geven ſy Vonnis van Vooroordeeling tegensmijne Schriften, vooraleer ſy die gedebatteert of wederleyt hebben, noch geweten, wat ik wil ſtaande houden: ſeggende en ſchrijvende al blindelings in 't algemeen, dat het hetterpen 3ijn. . . . . 48. En ſelfs Burchardus, in d'Aanmerkingen van ſijn Boek, die ſegt niet met vaſt-ſtelling, dit punét in het byſonder is een kettery, dat bewijſende ,
door den gront der Schriftuur, waarom hy het ket tery noemt. En al is't dat hy vele Schriftuur-plaatſen aantrekt, ſoo brengt hy die geenſinsin een rechten ſin te pas, op mijne Schriften. Het gene ik hem wel
ſou hebben doen ſien, indien hy my deſelvein't by ſonder, en onderſcheidentlijk voorgeſtelt had. Maar
hy vermengt groot getal dingen door malkander, op dat de verſtanden mogen verwert en verduiſtert zijn, (t) Ioh. 7. v. 51, De 2 e door
52
-De huydige menſchen
-
Toets
door ſijne Bybrengingen, ſonder ſlot. En hy doet gelijk de Appel-wijven, die malkander ſchelden ten recht of ten onrecht, d'een d'ander Hoer en Dief
wegge noemende, ſonder waar te maken, wat voor Hoerery of Dievery ſy begaan hebben. 49. En deſen Burchardus doet even het ſelfde on trent my, wanneer hyſegt. Batter hetterpen en «Bobg-laſteringen in mijne échgiften 3ijn. Het gene niet kan voortkomen, dan door een raſen de dolheit die hy heeft tegensmy. Want niets is ket
ters, dan 'tgene de ziel van de Liefde ſijns Gods af ſnijt. En niemand kan voor ketter geagt worden, dan die gene DIE HARDNEKKIG wILSTAANDE HoU DEN , DE DINGEN DEWELKE DE MENSCHEN VAN DE
LIEFDE GoDs AFSNIJDEN. Want al waar 't dat ie
mand waarlijk eenige dolingen in ſich had, ſoo be hoorde hy daarom geen ketter genoemt te worden, tottertijt dat hy daar van overwonnen is, (h) en dat
hy niettemin daarin volherden wil. Dit is een alge meene regel, die ſelfsgeoeffent word in d'Inquiſitien der Roomſche Kerk. En alhoewel deſelve ſeer ſtreng
is, ſooſalmen nogtans daar noyt geen menſch voor ketter veroordeelen, vooraleer ſy een Proces gehou den hebben over ſijne dolingen, en dat hy daar van overwonnen is: nadeſelve betwiſt of bediſputeert te
hebben. En dan geeft men hem noch de tijt om ſich te beraden, en daar van afſtand te doen.
En ſelfs,
indien de perſoon, nadat hy al van kettery veroor deeltis, berouw heeft, en van ſijn dolingen wil afſtaan, ſoo neemt men hem in vergiffenis wederaan: ende men ſnijt hem van de Kerk niet af als een ketter;
maar men neemt hem als een gehoorſaam kind aan, (b)Tim 3,v, 12, 1i,
-
dat
t
ſteen,
levenſonder Liefdadigheit.
53 dat ſijne miſſlagen bekend. En indien Lutherus of andere Reformateurs ſoó hadden willen doen, ſy had den noyt afgeſneden geworden van de Roomſche - Kerk. Het gene alleenlijk geſchiet is, na dat ſy hare ſaak verdedigt hadden, en dat ſy hardnekkig in hare gevoelens gebleven zijn. 5o. Maar de Lutterianen van deſen tijt, die wil
len my met geen redenen, de dingen overwegen, die ſy in mijne Schriften, dolingen noemen. Maar ſon der eenige manier van Proces of Reden, ſoo veroor
deelen ſy die, en willen dat men mijne Boekken en mijn Perſoon verbranden zou, indien ſy konden. Het gene een groote ongerechtigheit is, waar overſy hun verblijden ſouden, ſoomen, die uitwerkte, al
hoewel de Liefde gelijk St. Paulus ſegt, (i) ſich niet
verblijd over d'ongerechtigheit, maar ſy verheugt haar over de waarheit. Het geneſy alle integendeel doen, hun ſelfs bedroevende, over dat ik ſoo klaarlijk in mijne Schriften de Waarheid toon. Het is
hierom, dat ſy deſelve willen vernielen. Myaan
gaande, ik doe geheel anders, want ik verheug my grootelijx, wanneer ik iemand in de waarheit zie, al was het een Lutheriaan of andere, die my Vyand mochten zijn. Ik ſou altoos verheugt we ſen, van te verſtaan, dat ſy in eenige dingen in de waarheit ſtonden. Door dien dat de Liefde, die mijn
ziel beſt, my ſulx leert. En ik denk, dat al het quaat komt van d'onwetendheit, en om dat anderen mede ſoo niet doen. Want indien men wiſt, wat van de
ware Liefdadigheit is, men ſou geen noot hebben, van ſich te verheugen over d’# , noch van ſichte bedroeven over de Waar eit. Maar door gebrek van D 3 (i) 1. Cor. 13,7 6.
-l
54
1 | |:
| ||
d
* Hoe de Verdienſten I Chriſti
EHE |
Toets
van dat te weten, begaat men groote miſſlagen ſonder dat gewaar te worden. 51. Hierom ſoo wil ik grondig verklaren, wat de Liefdadigheit is, ten einde om de Oogen der onwe- tende te openen. En men moet, om dat te doen, den
oorſpronk der ſake ſoekken, en het ſelve ſtellen voor 1 -
||
een fondament, van 'tgene men bewijſen wil. Daar om moet men eerſtelijk weten, waarom dat God den menſch geſchapen heeft, en tot wat einde. Want an ders bouwd men alle ſijne Diſputen op den wind der woorden. Waartoe alle ſlag van Religes aren geeſt ſcherpen; dat ſy redenen ſouden vinden, die de gevoelens dewelke een iegelijk
l
heeft aangenomen om te gelooven. En men ſnijden
|
#
#
ſcheurt de Schrifturen, om daar uit eenige woorden te trekken, die voordeelig tot hare voornemens zijn, latende achter 'tgene dat voor en naar die woorden
-
-
ſtaat, dat den waren ſin uitdrukt. ||
r, 1
52. * Als by exempel: een der ſelver Predicanten ſchreef my onlangs, dat ik tegens het Evangelie
ſprack, met te ſeggen, UPat Jeſug. Chriſtug niet holbaan bab boogbe geheele huerelb, maar al leenlijk boog die fijne TIcering naar boigben. | - En om ſijn ſeggen waar te maken, bracht hy my by, het eerſte en twede Cappittel van den H. Johannis: daar hyſegt, (l) Dat het Bloetjeſu Chriſti ons reinigt van alle onſe zonden. Dit en wil daarom nochtans niet ſeggen, van alle zonden die wy begaan hebben, en noch willen begaan: maar hy ſegt uitdrukkelijk van te voren, (m) Dat indien wy in Duyſternis leven, wy
geen gemeenſchap met Jeſus Chriſtus hebben, en ſo # ſºf 4-
-
zº
(l) 1. Joh. 1, v 7. (m) y 6 en 7.
|
Hm-u ſteen.
ons ſºllen toegepaſt worden.
A 55
dat ſeggen, ſoo liegen wy, ende en doen de waarheit niet. Maar indien wy in het Licht wandelen, gelijk als hy, ſoo hebben wygemeinſchap met hem. En in dit geval, rei nigt ons als dan het Bloet Jeſu Chriſti van alle zon den. En niet ſonder die Conditie, noch ook niet, als
*,
wy in duyſternis wandelen. Het is wel waar, dat hy ook ſegt; (n) Dat indien wy onſe zonden belijden, dat hy Getrouw en Rechtveerdig is, en hy ons de zonden verge ven zal. Maar deſe Belijdenis is niet te verſtaan, ſulx alleenlijk mondelijk te belijden, volherdende inſijn zonden: want die gene die aldus volherd, moet niet verwachten geſuivert te ſullen zijn van ſijn zonden; dewijl den menſch ſich geduerig weder beſmet door nieuwe zonden, Het is wel waar, dat indien wy ſeg
gen, (o) ſonder zonden te zijn, dat wy God beliegen: want (p) alle menſchen zijn zondaars, om dat ſy alle in Adam gezondigt hebben, en na Adam in haar ey gen ſelve. Maar den H. Johannis ſegt in ſijn tweede Cappittel. (4) Mijne kinders, ik ſeg u alle deſe dingen;
# gy niet meer zondigt,
maar indien iemand geſon igt heeft, wy hebben een Voorſpraak by den Vader, fe ſus Chriſtus den Rechtveerdigen. Doch dit verſtaat ſich, voor de gepaſſeerde zonden, (r) wanneer wy die wil len verlaten en verbeteren, en niet anders.
53. Want indien Jeſus Chriſtus had willen een Voorſpraak zijn, voor die menſchen die in hare zon
den volherden willen, hy ſou ſich deelachtig ge maakt hebben van hare zonden. Nadien het ſpreek woord ſegt; Dat den Heelder, ſoo veel ſchuld heeft als
den Steelder. En ik heb door het Gericht, menſchen D 4
ſien
)n) 1. Ioh, 1, ? 9. (0) 1. Ioh. 1. » 1 o (?) Rom, 3 x 22.
(4) 1. loh. 2, 3 1. (r) Prov. 28. * 13.
56 Hoe de Verdienſten I. Chriſti Toets ſien hangen om dievery, die nochtans noyt geſtolen hadden, maar ſy hadden de dievery alleenelijk onder ſteunt. Welke menſchen in der daat meer ſtrafbaar
waren, dan de Dieven ſelfs. Die niet veel hadden konnen ſtelen, indienſe geen Ophouders gehad had den. Het is waar, dat den H. Johannis uitdrukkelijk ſegt, Dat (s) jeſus niet alleen een MIDDELAAR is, voor fijne Diſcipelen, maar ook voor alle menſchen. Door oorſaak, (t) dat God geen uitnemer van menſchen is. Maar hy verſtaat, voor alle die menſchen, dewelke ſijne Geboden bewaren; ſeggende, (v) Dat degene die Hem kent, en ſijne Geboden niet bewaart, dat, die
w
i
een Leugenaar is. En dat diegene die ſegt , dat hy in Hem blijft, ook alſoo moet wandelen gelijk als hy gewan
delt heeft. En dat hy die de wereld bemind, de Liefde des Vaders niet in ſich heeft. Nu, alle deſe omſtandig heden worden niet gevonden in die menſchen, aan dewelke men leert, dat Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft. Dewijl men haar niet ſiet wandelen in het Licht, gelijk als jefus Chriſtus in het Lichtgewan
delt heeft. Hierom hebben ſygemeinſchap met hem. Want den ſelfde H. Johannis ſegt preciſelijk, Dat indienwyſeggen, (x)gemeinſchap met hem te hebben, en wy in Duiſternis wandelen dat wy Leugenaars zijn, en de waarheit niet in ons is. En het is niet aan ſodanige men ſchen, dat den Apoſtel ſpreekt, als hy ſegt, Dat het Bloet feſu Chriſti ons reinigt van al onſe zonden. Maar hy ſpreekt aan trenſchen, Die in het Licht wandelen 2
gelijk hy in het Licht is. Om dat met de ſoodanige ſfe ſus Chriſtus gemeinſchap heeft, en niet met die gene die -
ſ/g
(*) 1, Ioh. 2 x 2, (t) Acto, 1o, » 34. (v) 1,Ioh,2. » 4,6, 14, 15, (x) 1 Ioh. i, » 7. v
|
ſteen.
ons ſullen
tºegepaſt worden.
57
in duiſternis wandelen. In voegen dat de Schriftuur plaats van het Capp. Johannis (dat dien Predicant my bybrengt) om te bewijſen, dat het Bloet Jeſu Chriſti, ons reinigt van alle onſe zonden; hem veroordeelt. Herhalende het ſelve ſoo meenigmaal; Dat diegene die niet in fijn Licht wandelt, geen gemeinſchap met hem heeft. Nademaal hy ſegt; dat wy liegen, wanneer wyſeggen, gemeenſchap met hem te heb
## ben, als wy in # wandelen.
Gevende daar
door genoeg te verſtaan, dat het Bloet Jeſu Chriſti alleenelijk van alle zonden reinigt, die in ſijn Licht wandelen. Aangeſien dat de andere geen gemeinſchap met hem hebben.
-
54. Nu, ik ſou gaarne vragen, wie dat nu die men
ſchen zijn die in het Licht Jeſu Chriſti wandelen? En wie het zijn die gemeinſchap met hem hebben, onder diegene waaraan men onderwijſt, dat Jeſus alles voor hun voldaan heeft? Siet men niet in der daat, dat ſy
de wereld met hare ydelheden beminnen, zijnde be geerig naar Eeren en Rijkdommen, Gemakken en ſinnelijke Vermakelijkheden, bevlijtigende haren
geeſt, en beſtedende alle hare ſorgen, om die men ſchen te behagen, waar van ſy eenig Voordeel ver wachten? Alle welke dingen geen gemeinſchap met Jeſus Chriſtus hebben konnen; dewelke ſegt: (y) Ik
ben niet van de Wereld, en: (z) ſoogy met my zijt, de wereld ſalu haten. En in plaats dat de menſchen be zijn na Eeren en Rijkdommen; ſoo heeft Je
#
us Chriſtus gewandelt in Nederigheit en Ootmoedig heit, en ingewillige Armoede, in Ongemakken, Verachtingen en Vervolgingen. Wat voor gemein D 5
1 (y) Ioh, 17. * 16, (z) Ioh. 15. » 19.
- ſchap
E
+--
58
Hoe de Verdienſten I. Chriſti
Toets
ſchap kan er dan weſen, tuſſchen het licht der men ſchen, en het Licht van Jeſus Chriſtus? Nadien de menſchen door een geheel anderen weg gaan, die recht ſtrijdig is tegens die gene waar door Jeſus Chri ſtus gegaan heeft: En dat hy haar uitdrukkelijk ge ſeyt heeft: (a) Zijt mijne Navolgers. En elders ſegt
hy, (b) Dat hy die aan de menſchen behagen wil, ſijn Diſcipelniet is.
. . .
. . . .
-
55. Alle deſe Schriftuur-plaatſen, met noch dui ſent andere, die in de Schrift zijn, om te betoonen, dat men wandelen moet, gelijk als Jeſus Chriſtus op aarde zijnde, gewandelt heeft, die laten deſe Predi kers achter, en ſy ſcheuren uit de Schrift, alleenlijk die woorden, Dat het Bloet feſu Chriſti reinigt van alle zonden. Sonder dat ſy willen onderſoekken, aan wie die woorden toegepaſt zijn, noch ook die dingen
#
in acht nemen, die daar voor, en daarna zijn, op dat ſy de verſtandelijkheit dan ſouden hebben.
Het is hun genoeg, te gevoelen dat die woorden hare verdorvene Natuurvleyen, om het jock Jeſu Chriſti van hare ſchouders af te werpen. Geloovende het ge noeg te weſen, dat hy 't ſelfs gedragen heeft, om
hun de Verdienſten toe te paſſen. Vergetende, dat Jeſus Chriſtus aan haar alle geſeyt heeft: (c) Neemt
mijn fock op u; en ook dat hy ſegt, (d) Dat diegene die by my wil komen, nemeſijn kruis op, en volgeny na. Alle deſe dingen zijn nu ſoodanig uitgeleyt, dat den waren ſin der ſelve verdraayt is, ten einde om de men
gemak, verachtende
ſchen te doen leven naar
de Raatgevingen Jeſu Chriſti. -
(a) 1. Ioh. 2o, y 19.
1
## wel hyge ſeyt
- ' ſ
1, Cor, 1 1, y 1.
(b) Matth, 6, v 24,
Gal. 1. » 1 o, (c) Matth. 11. » 29. (d) Matt. 16, » 24,
t
ons ſullen toegepaſt worden.
ſteen
59
ſeyt heeft: (f) Blijft in mijne Woorden, en elders:
(g) Gy zijt mijne Vrienden, is 't dat gy mijne Geboden be waart. En noch op een ander plaats, (h) Soo gy wan
delt door die wegen die ik gewandelt heb. Dit kan niet verſtaan worden, dat men wel mag wandelen naar het Vlees en Bloet, gelijk nu byna alle menſchen wan delen. Seggende, bat #feſug. Cijgiſtug alieg boog hun noſbaan heeft. Want men moet ſich niet be driegen, dewijl de Schrift ſegt, (t) Dat het Vlees noch Bloet het Koninkrijk der Hemelen niet be-erven zal. En Chriſtus heeft voor diegene niet voldaan die in
# are zonden willen volherden,
maar voor de zonda
ren die waarlijk Boetveerdig zijn, en die ſich onder
werpen aan d'Evangeliſche Wet. Het is van deſe, dat God ſegt, (l) Hy wilden doot der zondaren niet, maar dat ſy hun bekeeren en Leven. 56. Maar die menſchen die gelooven willen, dat Ieſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft, zijn wel wijt van ſich te bekeeren, om eeuwig te leven; nade
maal ſy hun inbeelden, Saligte worden door de Ver dienſten Ieſu Chriſti, volherdende in hare zonden.
En om deſe valſche inbeelding een Veruw te geven, ſooſeggen ſy; bat ſich te beheerenig/te belijden bat ſp 3onbaarg 3ijn / en hare 3makheit behen men: Hiertoe bybrengende dieſelfde plaats, van den
Briefdes H. Iohannis: (m) Dat hy die ſegt, geen zon daar te weſen, een Leugenaar is. Het gene een zekere waarheit is. Daarom ſegt Ieſus Chriſtus, (n) dat hy
niet gekomen is, om den Rechtveerdigen, maar den zon daar
(f) Ioh, 15, » 7, (g) Ioh. 15, + 14, (h) Ioh, 12, y 26, -
(i) 1. Cor. 15, y 5o. (l) Ezech. 18, y 23. (m) 1,Ioh. 1, # 8. (n) Matt, 9, X' 1-3, -
-
-
-
Hoe de Verdienſten I. Chriſti
6o
Toets
daar tot bekeering te roepen. Maar men laat deſe Condi tie of preciſe Byvoeging van Boete achter; ſich laten de voorſtaan, dat Ieſus Chriſtus geſtorven is voor de zondaren. Het gene ook waarachtig is, maar niet voor ſoodanige zondaars, die in hare zonden willen voortvaren, ja die de ſelve noch vermeerderen; ge lijk men ſiet dat de menſchen nu doen. Maar Jeſus Chriſtus is geſtorven, om den zondaar te roepen tot Be keering: Het gene van God aan de menſchen bevo len was, van het beginſel der wereld aan, om dezon den van Adam. En de menſchen na hem, deſe Boe
te veronachtſaamt hebbende, ſoo zijn ſy alle in 't ver derf gevallen, door hare eigene zenden, gelijk als
Adam gedaan had door zijne ſonde. En indien Ieſus Chriſtus niet in de Wereld gekomen was, om hun tot die Boete wederom te roepen, alle menſchen waren verloren gegaan, door hare eigene byſondere zonden; gelijk ſy alle verloren ſijn geworden in den beginne, door de ſonde van Adam. En gelijk als A
dam geen Vergiffenis ſijner zonden gehad heeft, dan met dit beding, van Boete te doen. Alſoo ook en ſul
len de menſchen geen Vergiffenis bekomen voor hare byſondere zonden, dan door het volbrengen der Evangeliſche Die haar van(o) Ieſus Chriſtus ge geven is, als Wet. een Genees-middel voor hare qua-
len. En ſonder dat Genees-middel te gebruiken of in te nemen, ſullen ſy niet geneſen konnen, het zy wat die Predicanten ook mogen ſeggen. Men moet de handen aan 't werck ſlaan, en donderwijſingen van
Ieſus Chriſtus in 't werck ſtellen; (p) of eeuwiglijk verloren gaan.
-
-
-
(o) Luc, 4, 3, 18,
&
-
(?) Matt. 7, y 24, tot 27,
-
*
*
Want
t
+
En ſteen.
t
/
Onsſullen toegepaſt worden.
--
--
.
· 61
57. Want de waarheit is, gelijk als ik in het Ge'r u x G EN Is der WAAR H E 1T geſegt hebt, dat de Geboden van God niet gegeven zijn aan de menſchen
als een Laſt op hare Schouderen geleit, maar ſy zijn ! aan den menſch gegeven, als een (4)groote Gunſt of Voordeel, 't welk God hun heeft gedaan, op dat ſy door die Geboden, hare zonden ſouden kennen, en
dat ſy mochten weten, de middelen om die te verbe teren. Even alleens is het met de wet des Evangeliums: want God heeft met onſe werkken niet te doen,
noch ook met ons onderhouding van deſe Evangeliſche wet. Maar onſeſwakheit (r)heeft die groote lijx van nooden. Dewijl dat ſonder deſſelfs onder houding, wy verlooren gaan, en in allerly ſoorten van ſonden vallen, ſelfs ſonder dat te kennen. Want
de menſchen ſedert Adam, zijn altoos meer en meer gevallen in de Verblindheit ende Vergeting Gods. In voegen, dat met rechte Reden, God door ſijn Pro
pheet geſeit heeft:(:) Mijn volk heeft my verlaten,my die de fonteine des Levenden Waters ben,om te gaan putten uit geſcheurde Bakken, die haar water niet houden konnen. En dit uit oorſaak dat alle menſchen, God verla-
ten hadden, tertijt alsJeſus Chriſtus onſe ſterfelijkheit aan nam. En in 't byſonder hadden de Jooden
Godt verlaaten,dewijl Hy Preciſelijk ſegt: Mijn Volk, gelijk alſſe doen alleen zijn Volk waren. Daar ſy ondertuſſchen haren God hadden verlaten, om ee
nige voordeelen te gaan ſoekken onder de menſchen, die hun niet konden ſalig maken, noch iets geven van d eeuwige dingen,en zy zijn niet anders dan geſcheur de Putten die haar water niet houden konnen, noch -
(a) Pſa, 139, (r) Matth,9? 12, (º)leren, 2, 213,
de
Hoe de Verdienſten 1. Chriſti
Toets
de Zielen der menſchenden dorſt laven.
Hoe meer
62
dat ſy Drinken van de Eeren, Rijckdommen en ver makelijkheden deſer wereld, die de menſchen d'een aand ander geven konnen: hoe dat ſy dorſtiger & worden.
Daar ondertuſſchen alle het Volk Gods,
ſich ſoodanig hadden gewend tot die geſcheurde Bak ken, dat ſy geheelijk haren God verlaten had den.
58. Hierom heeft God door ſijne groote Barm hertigheit, toen ſijnen Soon Jeſus Chriſtus geſonden, om hun weder tot hem te roepen. Haar doende ſien, door fijne Geboden, hare ſonden, en hun onder wijſende de middelen, om die te verbeteren. En ditgants byfonderlijk door de wet des die Jeſus Chriſtus haar braght. En dat is de eenige oorſaak, waarom Godſijnen Soon Jeſus Chriſtus op Aarden geſonden heeft. (t) die van alle Eeuwigheit,
#
ſo
God geweeſt is. Sedert de ſchepping Adams is hy een glorieus of verheerlijkt Menſch : en ſedert den Afval der Iooden , een Sterflijk en Lijdelijk Menſch. En dit, om ſijn (u) Volk te herroeppen
tot Boete en Verſoening met haren God, die ſy ſoo laf-hertig hadden verlaten. Welke Jeſus Chriſtus in de wereld gekomen is, om ſich te bekleeden met onſe Sterflijkheit , een ſterflijk Lichaam aanne mende in het Lichaam van de Maget MJAR 1A,
beladen met onſe Quellingen en Ellenden, die de ſon de van Adam in onſe menſchelijke Natuur gebracht
had. Op dat hy onſen Verfoender(x) en Voorſpraak weſen ſou, om te verſoekken de
#
Genade met onſen; God herbrengende de menſc weder
(*) Matth,s r2, ("Aë,4 x 26, (xyi, ieh, 2, 1-3,
ſteen.
ons ſullen toegepaſt worden.
63
weder tot de kenniſfeder miſſlagen die fy begaan had den, met ſoodanig haren God te verlaten, gelijk e
God ſich beklaagt van ſijn Volck, door ſijn Propheet, ſeggende: (y) Mijn Volck heeft my verlaten, ik die de fonteyne des Levendigen watersben, om te gaan Putten uitgeſcheurde Bakken die haar water niet houden konnen. Gelijk alsof Godt ſich beklaagde over het quaat dat zijn volk had begaan, met fijne Liefde te varlaten, om hare genegentheden te ſtellen op de menſche died een
d'ander niet konnen ſalig maken, noch een eenige Ogenblik levens geven. Het welkeen groote dwaas heit is. Nadien, dat de menſchen blijvende in de Liefde Gods, eeuwig gelukſalig konden leven, drin kende naar hun wenſch van dat Levende water der
goddelijke wijsheit waarvan ook Jeſus Chriſtus ſprak aan de Vrou van SAMARIA (z) haar belovende dat#noit
meer dorſt hebben ſou. Want inderdaat hy die # ken is van deſe Liefde Gods, is volkomentlijk verſa digt, en noit meer dorſtig naar de goederen en Ver makelijkheden deſes Levens, welke vermakelijkhe den men niet begeeren kan, wanneer men drinkt van deſe fonteine des Levendigen waters der Goddelijke
Liefde. Daar in tegendeel,de Liefde der ſchepſelen,de zielen altoos dorſtig maakt, en noit hare begeertens verſadigt. Want hoe meer men drinkt van de Verma
kelijkheden des Vleeſch, hoe meer men ſich dorſtig daarna vind, en minder verſadigt.
59. Waardoor men vermerken kan, hoe grooten Dwaasheit het Volk Godts heeft begaan, met de Liefde Gods te verlaten, om hare genegentheden te ſtellen op menſchen, die alſoofwak en onmachtig als ſy (y) ler, 2 * 13.
(z)loh,4 * 14,
Hoe de Verdienſte I. Chriſti
64
Toets
ſy ſelfs zijn. Maar de goetheit en Barmhertigheit Gods
is ſoo groot geweeſt, ontrent de menſchen, dat hy hun niet heeft willen verlaten gelijk ſy hem verlaten hadden.
Maar heeft hun een (a) Medecijn of Ge
nees-middel geſonden, om hare wonden te geneſen , en hare Siekten weg te nemen, op dat ſy mochten geſont en wijs worden, verlatende hare Dwaasheden, en haar afkeerende van d' Idelheit tot de waarheit en de bekenteniſſe harer Zonden.
Hierom is 't dat den
Apoſtelſeit; (b) dat Godt de weereldſoo lief heeft gehad,
dat hy hun ſijn eenig geboren Soon heeft gegeven, en hem
i
niet heeft geſonden tot Veroordeeling, maar tot Saligheit. Soo dat hy wel met recht onſen ſaligmaker en den waaren Verloſſer dergantſche wereld mag genoemt worden.
6o. Maar men leit dit woort dergantſche wereld, ook met een verkeerden ſin uit, wanneer men uit de
ſe woorden leert of beſluit, dat dan Jeſus Chriſtus alles voor alle menſchen voldaan heeft , ſoo wel voor
de Booſen als goeden, Gelijk de Cathechiſmus der Calviniſten ſegt, -, Dat al was het, men noit de Ge 3, boden Gods onderhouden had, en men ſich ſteetsge 3, neigt vond tot alle Soorten van ſonden, dat God noch »stans doorſijn enkele Genade, de Saligheit geven ſal, in , dien men alleenlijkgelooven wil in Chriſtum, en »ſich ſelfsſijne Verdienſten toe-eigenen. Het geneik wel, een Duivelſche Leering noemen zou, (gelijk onſen Burchardus mijne Leering noemt) indien ik mijneny ver volgde. Maar ik wil het oordeel laten aan alle diegene, die wel verſtaan ſullen, waarom dat Jeſus
##
Chriſtus in de weereld gekomen is, ſich bekleedende met
(a)kuct 4, t 18, 19,
(*) koh,3 * 1617e
ſteen.
- ,
ons ſullen toegepaſt worden.
65
met onſe ſterflijkheit. Het welk ſeer weinig men ſchen begrijpen. Vele ſeggen wel, dat hy gekomen is, om ons weder te koopen, gelijk het warachtig is. Maar ſy ſeggen niet, door wat wijſe hy ons kan we derkoopen. Het welk den Geeſt van vele verwert maakt, om hun te doen gelooven aan de Leugens. Want al is het ſake, dat Jeſus Chriſtus waarlijk ge komen is, om degeheele wereld ſalig te maken; hier om ſullen nochtans al de menſchen door hem niet ſalig weſen. Nadien men vele menſchen ſiet leven en ſter ven in Verdoemelijke ſonden. En datter geſchreven ſtaat, (c) dat ten dage des oordeels, God de goeden afſchei den ſal, hun ſtellende aan fijne Rechterhand, ſeggende:
komt gy gezegende mijns Vaders, bezit het Koninkrijk der Hemelen, dat u bereyt is van de Grontlegging des werelds
aan &c. En ook ſeggen ſal tegens de Boosdoenders: gaat gy Vervloekte in het een wige Vier, dat den Duivel en ſijne Engelen bereit is. Door welk Vonnis men
klaarlijk ziet, dat alle menſchen niet ſullen ſalig weſen; dewijl eenige geſonden zijn tot het Helſche Vier. En
dat men niet beſluiten kan, dat alle menſchen in 't ge meen Salig worden door Jeſum Chriſtum. Waarom dan wil men verſtaan, dat jeſus Chriſtus in de weereld gekomen is, om de geheele wereld'Zalig te maken? 61. Moet men niet door een Waarachtigen ſin ver
ſtaan,(gelijk ik ook in hetGetuigenis der Waarheit geſegt heb) dat Ieſus Chriſtus in de wereld gekomen is, be
kleet met onſe ſterflijkheit om al de menſchen in 't ge meen ſalig te maken van fijne kant, ſoo wel de Booſen als goeden. (d) Dewijldat God geen Uitnemer der Per
ſonen is, en dat men niet Dwaaſlijk ſeggen moet (ge lijk (e)Matth, 2 f; * 33, 34
(d) Act. 1o, º 34 .
-
-
-
66
Hoe de verdienſten I. Chriſti
-
Toets
lijk als die Prediſtinateurs doen, dat hy Pieter wil ſa lig maken, en Paulus verdoemen, Want ſulx ſou een Ongerechtigheit zijn, die in Godt niet kan gevon den worden. En wanneer alle menſchen in 't gemeen,
gelijkelijk tegens hem geſondigt hebben; ſoo en kan, noch en wil, hy niet van ſijne kant,den eenen Verdoe men, en den andere ſalig maken. Nadien (e) hy Recht
veerdig is, en geen Ongerechtigheit in hem gevonden word. En dat hy uitdrukkelijk ſegt, (f) dat hy niet en wilden Doot des Zondaars, maar dat hy ſich bekeere ende Leve. Het welk genoeg bekrachtigt, dat Jeſus Chriſtus van ſijnent wegen, alle menſchen, of het ſchoon Zondaars zijn, wil Zaligmaken. (g) Maar de menſchen wil len niet alle door hem falig gemaakt weſen, wanneer ſy de hulpmiddelen niet willen aannemen, die Ieſus Chriſtus hun is komen brengen, noch ook niet de middelen omhelſen die hy hun heeft komen wijſen tot harer ſaligheit. Alle de ſoodanige ſullen door Ieſum Chriſtum niet ſalig weſen, door hun eigen gebreck, om dat ſy niet hebben willen doen de dingen die tot hare ſaligheit nootſakelijk zijn. o2. En het ſal niet genoeg weſen, te ſeggen, dat men in Ieſum Chriſtum gelooft, of dat men ſich de verdienſten Ieſu Chriſti toe-eigenen wil, maar men moet tot de daat komen. Nademaal hyſelfsſegt,(h) die
in my gelooft, die ſal de wercken doen die ik doe. En dat Godin't laaſte Oordeel ſegt, (i) Dat volgens uwe wer ken g)ſult geoordeeltworden, en ook volgens uwe werken veroordeelt worden. Maar hy en ſeght niet, volgens geloof-bekenteniſſen , of volgens uwe inbeeldin
UlWC
-
-
(e) Deut, 32, + 4, (f) Eze, 33 x 11, (h)Ioh, 14, x 12,
gen,
(g) Ioh,5, y 34 en 49,
(i) Matth, 16, x 27,
1
ſteen.
ons ſullen toegepaſt worden.
67
gen, om de Verdienſten Jeſu Chriſti te willen toe paſſen, aan ſijne Vyanden, of aan menſchen die ſich daar van onwaardig gemaakt hebben, door hunna ongehoorſaamheit aan ſijne Wet; Aangeſien (l) dat
alle die geloovens en geloovigheden ſonder de werken, doot zijn. En dat God door Vonnis des laatſten gericht, de oorzaak van de Saligheit der Zielen ſtelt, in de goede Werken die een iegelijk ſal gedaan hebben. Seg
gende: (m) Beſit het Koninkrijk der Hemelen, om dat ik ben Hongerig geweeſt, en gy hebt my te eten gegeven dyc. En dat hy de andere van hem verſtooten zal, hun ſeggende: Gaat gy Vervloekte in het eeuwige Vier; want ik ben Hongerig geweeſt, en gy hebt my niet te eten gegeven dyc. Om te betoonen, dat hy de menſchen niet Salig maakt noch veroordeelt, om hare ſchoone of quade ſpeculatien, of de inbeeldingen harer fanta
ſien; Maar om de werken die een iegelijk ſal gedaan hebben. Dewijl er geſchreven is, Dat nauwe werken gy ſult Gerechtveerdigt worden, en naar uwe werken ſult
gy veroordeelt worden.
-
63. Voor my, ik meen, dat indien men de gront
der ſake wel ondertaſt hadde, waar om dat Jeſus Chriſtus in de Werelt gekomen is, bekleet met onſe ſterflijkheit. Dat men niet aan de menſchen ſoukon
nen onderwijſen (gelijk men doet) Dat geſug Chgiſtug alleg boog hun boſbaan heeft / op ſoo danige wijſe als men hun nu op aarde leven ziet. Waar men byna door degeheele Chriſtenheit ziet, dat de Leeringe Jeſu Chriſti veracht is, dat ſijne Nederig heit voor ſchande gehouden word, dat ſijne Armoede
afkeerig is voor een iegelijk, en dat ſijne Lijdens (l)
le, * 17, zo ass
E 2 : ſchroo (m)Mattias, 34 en 41
i
re -
-L
E-EEEEE –
-
G8
Hoe de Verdienſten I. Chriſti Toets
ſchroomelijk zijn voor d'alder-godvruchtigſte. De welke naar al hun vermogen, alle die dingen ontgaan, beminnende altoos liever Rijk dan Arm te zijn, en veeleer verhoogt, dan vernedert te weſen, bemin nende meer, ſich te verheugen, dan te lijden. En dit door oorſaak dat men ſich ingebeelt heeft, het ge
noeg te zijn, dat Jeſus Chriſtus alle die dingen voor de menſchen heeft gedaan, en dat ſy niet noodig hebben
hem daarin naar te volgen. Het gene een groote do ling is, veel meer verwerpens waardig dan alle de do lingen waar van deſen Burchardus my beſchuldigt. Want indien ſulx waarachtig was, men ſou maar be
hooren uyt te ſchrabben en weg te doen, alle die Schriftuur-plaatſen, die ik hier voor aangehaalt heb.
Gelijk als diegene is daar Jeſus Chriſtus ſegt; (n) zijt mijne Navolgers, (o) en die in mygelooft, ſal die Werken doen die ik doe, of wel; (p) hy die tot my komen wil, verzake ſich ſelven, nemeſijn Cruys op, en volge my na: met ſoovele andere Schriftuur-plaatſen. Want indien
de menſchen die dingen niet moeten doen, het is t 1
te vergeefs dat menſe leeſt; en het ſou ook te ver geefs geweeſt zijn, dat men die geſchreven heeft. Ten
ſy dat men het Evangelie wil houden voor een Hiſto rie, die de gepaſſeerde ſaken verhaalt. Het welk geen goede Chriſtenen mogen doen, verſtaande dat Ieſus
Chriſtus hun ſegt, (4) Dat hy de weg, de Waarheit, en het Leven is, en dat diegene die door hem ingaat, Sa ligſijn zal; om dat hy de Deure is. Dit is te ſeggen, dat de menſchen moeten wandelen, (r) door dien
ſelfden weg, die hy gewandelt heeft, en dat ſy moe -
3
-
tCR
. (n)Joh, 13, y 15, (o) Joh. 14, y 12. (p) Matt. a6, y 24
(3)Joh: 1o is,encapi4 x 6. (r) 1. loh. âw.6encapier,17:
A"
*
ſteen.
ontſûllen toegepaſtworden.
69 .
ten gelooven in de ſelfde Waarheit, die hy geleert heeft, en dat ſy ook een ſoodanig Leven moeten ley den, als hy gedaan heeft, toen hy op aarden was. Maar dit is niet te ſeggen, gelijk ſommige ſich inbeel den, dat alle deſe dingen van hem verhaalt worden, gelijk men een Hiſtorie verhaalt, om aan de Nieuſ gierigdeit der geeſten te voldoen. Want men moet tot de oefening komen, of anders waar het (s) beter ſulx niet te weten, dan dat te weten tot onſer meer
der Veroordeeling. (t) Dewijl dat hy die de wille des Vaders geweten, en niet gedaan heeft, met vele ſla
genſalgeſlagen worden. Soo dat men ſich noyt moet inbeelden, het genoeg te zijn, dat men het Evange lium leeſt, of dat hoort Prediken in de Kerken. De
wijl dat alles beſtaat, in dat in 't werk te ſtellen. Na
demaal Ieſus Chriſtus preciſelijk ſegt: (v) Die in mijn Licht wandelt, doet de Werken die ik doe. 64. Maar om alle die waarheden wel te verſtaan, moet men de dingen in haren eerſten oorſpronk ne men, en weten waarom dat ons die bevolen zijn,
of door Ieſum Chriſtum fijn onderweſen. En eerſte lijk moet men weten,of God den menſch heeft noo
dig gehad, als hy hem ſchiep, of dat hy werken des menſchen van doen had, tot ſijner Eer of Voordeel; en ofhy ook van nooden heeft, dat men ſijne Wet-
|
ten onderhoud, en byſonderlijk de Wet des Evan geliums. En men ſal daar door ſien, wat hem bewo
gen heeft ſijnen Eenigen Soon in de Wereld te ſen den, en tot wat einde die gekomen is, om ons ſijne
Leering te onderwijſen, en waarom hy die werken
ons heeft voorgedaan, die hy gedaan heeft. 65. * En 6) 2 Petr. 2, v. 21. to Luc. 12,v, 47. (a) Ioh. 14.v. 12. .
E 3
.
|
7o
* Godt heeft den menſch
Toets
65. * En ik denk, dat niemand ſoo onwetend is,
dat hy ſou gelooven of denken, dat God den menſch van nooden heeft gehad, doen hy hem heeft willen
ſcheppen. Nadien hy een God is, onafhankelijk van alle dingen, (x) die niets van nooden heeft. Ja al
waar 't zake dat den menſch in ſijne Nietigheit geble ven waar, ſoo en ſou God daarom nochtans niet een
graad Glorie minder gehad hebben, dan eer dat hy de Wereld geſchapen heeft.Ja duiſent Werelden kon nen hem niets toebrengen,als zijnde in ſich ſelfs, Be ſitter van alle dingen. Soo had hy dan geenſins den menſch noodig, noch eenig ander ding. En als hy de Aarde, de Wind, het Vier, het Water en alle an dere Schepſelen geſchapen heeft, dat is alleenlijk om
den menſch geweeſt. En den menſch ſelfs, is alleen lijkgeſchapen geweeſt, om God te beminnen, en
om geen ander oorſaak. Hierom moet den menſch altoos blijven in die Liefde, en daar noyt van afwij ken. Om dat in (y)deſe LIEFDE begrepen zijn, alle de Wetten en Propheten: en ſonder die Liefde Gods, kan (z) niemand Salig worden. Het komt hier van, dat den H. Paulus daar van ſpreekt, onder de Naam van Liefdadigheit; nadien de Liefdadigheit niets an ders is, dan de Liefde Gods. En deſen Apoſtel ver klaart, hoe dat den menſch niets heeft ſonder die Lief de, ſeggende, gelijk ik hier voorgeſeyt heb, (a) Dat
alwaar het zakegy aluw goet tot onderhoud der Armen
gaaft, en uw Lichaam om verbrant te overden; dat gy de Gave van Prophetie had, en ſoogrooten Geloof, dat gy de
Bergen kondet verſetten &c. Dat dit alles niet ſoude -- - - -
- -
- -
# 'g/0
(x)Act, 17,v, 24, (y) Matt. 22, v,4o, (z) Iac, 2, V, 5, . . . . (a) 1 Cor, 13, vs 1, &g, ,
ſteen.
uyt enkele Liefde geſchapen.
71
ſen, ſonder de Liefdadigheit. Door dien dat deſe Lief de Gods, het eerſte en aldergrootſte Gebod is, en het ee nige einde waar toe, dat, Godden menſch geſchapen heeft.
66. Hy wilde een Schepſel hebben, bequaam om hem te beminnen, ten einde (b) hy daar medeſijne welluſten nemen mocht. En hy had te voren de En gelen tot dat ſelfde einde , om van haar be mind te weſen; en om niets anders. Maar d'Engelen
#
ſich ſiende ſoo volmaakte Geeſten, hebben de Lief
de, die ſy aan God haren Schepper ſchuldig waren,
omgekeert, om hun felfs te beminnen; inſiende hare ſchoonheit en volmaaktheden. En om dat ſy veran dert hadden d'ordre Gods, en het einde waartoe God
hun geſchapen hadde, ſoo is het meeſten deel der ſelve Duivelen geworden. 67. En gelijk als God volherden bleef, om va ſijn Schepſelen bemint te willen zijn: ſoo ſchiep hy den menſch tot het ſelfde einde. En hy maakte deſel ve (c) een weinig minder dan de Engelen,hem forme rende of t'ſamen ſtellende uyt een ſtoffelijk Lichaam. Op dat ſy van wegen hare Goddelijke ende menſche lijke naturen, niet in de laatdunkentheidſouden kun,
nen vallen, om God te willen weſen.
Waar in de
menſchen niet konden vallen (gelijk als de Engelen)
hun ſiende te ſamen gevoegt van een ſtoffelijk Lic haam. Dat in God niet gevonden word, om dat hy
een ſuiver Geeſt is: in welke geeſtelijke hoedanigheid de Engelen hem meerder gelijk waren. Maar niet te minisden menſch nochtans in die ſelfde miſſlagge vallen, als den Engel, aftrekkende ſijne Liefde van E 4 (b) Prov, 8,v, 31, (c) Pſa,8, v, 6,
God
72
God heeft den menſch
Toets
God, om die te ſtellen op de Schepſelen, die God tot ſijn gebruik geſchapen had. Waardoor den menſch geworden is, een Vleeſchelijke Duivel: gelijk als den Engel geworden was, een geeſtelijke Duivel. En dat door oorſaak van de ſelfde zonde. Die alle de andere
zonden in ſig begrijpt.Dewelke,alhoewel ſy verſchey de Namen dragen, nochtans in weſen niets anders
zijn, Dan een aftrekking onſer Liefde van God, die wy hen ſchuldigſijn, om die te ſtellen op eenig ſchepſelhoeda nig het ook zijn mag.
-
68. En daar kan niets in de Wereld zijn, dat zon-
de is, dan deſeaftrekking of verwijdering onſergene entheden van God, om die te ſtellen op eenig ander ding dan op hem. En daar zijn alleenlijk ſoo veel ver ſcheide ſoorten van zonden, als wy verſcheyde voor werpen nemen om die te beminnen. En wanneer wy de Rijckdommen beminnen, dat is de zonde der
1
Gierigheit. En als wy de eeren beminnen, ſoo vallen
t
wy in de zonde van Hoogmoet. En beminnende de Vermakelijkheden desVlees, ſo vallen wy in de zonde der Onkuysheit. En als wy de Lekkernien beminnen,
#
ſoo vallen wy in de zonde van Gulſigheit. En ſoo met alle andere ſoorten van zonden, dewelke in haar weſen, niet anders dan een en de ſelfde zonde zijn. Het welk diegene is, dat men onſe Liefde aftrekt van God, om die te ſtellen op eenig ander ding dan op hem. Dit heeft de Engelen tot Duivels gemaakt, en ook de menſchen verdoemt, om die ſelfde oorſaak.
Door dien dat Goddeſe tweederley aart van Schep ſelen beyde geſchapen had, om van hun bemind te
weſen, en niet om eenige andere oorſaak. Want
God hebbende niets van nooden, heeft ook met # -
-
Schep
A
ſteen.
m enkele Liefde geſchapen.
73
Schepſelen te doen, niet meer met Engelſche, dan met Aardſche. Maar door enkele Liefde, heeft hy ſoodanige Schepſelen willen voortbrengen, die hem
konden beminnen, en de Liefde wedergeven, die hy hun toedragen wilde, als hebbende haar bequaam ge maakt tot deſe Goddelijke Liefde, om de Liefde die hy ſich ſelven toedroeg. 69. Siet daar de eenige oorzaak, waar om God den menſch geſchapen heeft, en tot geen ander einde. Het gene waarachtig zijnde, ſoo moet men ſich niet inbeelden, dat God (d) eenige Wetten of Geboden
aan den menſch gegeven heeft, tertijt ſijner Schſep ping. Nadien hy hem geheel vry heeft willen heb ben, om van hem bemind te weſen, door een ſuivere
genegentheit, ſonder eenig bedwang. Maar alle de Wetten, verboden en geboden, die God naderhand aan den menſch gegeven heeft, zijn voortgekomen van de zonden, en niet om dat God » On ſe onderhoudingen, of eenige Bedrijven, 't ſy het doen of nalaten der menſchen. Aangeſien God van de ſelve niets anderseyſchte, dan hare Liefde. Met welke Liefde tot haren God, den menſch vrijelijk doen mocht 't gene hy begeerde. En hy konde ook tot ſijn vermaak genieten, alle de Schepſelen, die God tot ſijn gebruik geſchapen had. Maar ſedert dat den menſch ſijne genegentheden heeft willen aftrekken van God, om die te ſtellen op eenig Schepſel, ſoo heeft hy alledeſe Voordeelen verlooren, en heeft ſich beladen met allerley ſoorten van ellenden. Sich ma kende tot een Vyand van God, om ſich ſelfstot Vriend te worden, of tot eenig ander Schepſel. E 5 Waar
#
-
(d) Eim. 1. v 9.
-
74
God heeft den menſch -
Toets
Waar door hy een Duivel in 't vleeſch geworden is: gelijk den Engel om de ſelfde oorzaak, een Duivel in den geeſt geworden is: ſonder eenig onderſcheyt ten
aanſien van de zonde. Nadien den Engel, en de menſch verlatende de Liefde Gods, verlaten hebben
allegoet, en ſijn gevallen in alle quaat. Dewijl er geen ander goet is, dan God, en dat d'ontroving van allegoet, de beſitting maakt van alle quaat. Want het quaatis een enkel Nict, dat van God niet geſcha penis. En niets kan er Wat zijn, of eenig weſen heb ben, dan 'tgene God heeft geſchapen. En God het
quade niet geſchapen hebbende, ſoo kan dat niet an dersweſen dan een ellendige Niet, ofeen berooving van het goede. Daarom ſoo haaſt als den menſch af wijkt van de Liefde ſijns Gods, ſoo valt hy van ſelfs inalle ſoorten van quaat, het welk beſtaat in de ont
breking van allerley goet.
. . .
. . .
- 7o. En alhoewel den menſch ſich ſelfs ſooneder
geſtort had in allerley ſoorten van quaat; ſoo heeft God nochtans, door alle ſijne goetheit en barmher tigheit, medogentheit met de onwetendheit van den menſch gehad.
En hy heeft hem niet willen laten
eeuwig verloren gaan, gelijk hy doorſijne Ondank baarheit verdient had, om de Liefde van ſijnen. Schep per en Weldoender, te hebben verlaten, met fijne ge negentheden te ſtellen in eenige Voorwerpen, die ſij
ne Liefde onwaardig waren, tot verachting van een ſoo beminnens waardig Voorwerp, gelijk als ſijnen God en Schepper is, waar by niets te vergelijken is. En die hem tot bien einbe geſchapen had om van ſijn Schepſelbemint te weſen. Deſe groote God delijke goetheit, heeft den menſch willen wederroe * * --
*-
* -
* -
r
J.,
pen
ſteen. ' uyt enkele Liefde geſchapen.
75 pen, naar ſijnen Afval. Gelijk als hy deed aan Adam
in het Aards Paradijs, hem vragende: (e) Adam waar
zijt gy. Om hem te doen in fich ſelfs keeren, ſijne zonden te bekennen, en die te verbeteren : hem
toonende het middel, waar door hy ſulx konde doen. r
71. En hem eerſtelijk verbiedende, om van de Vrucht van den Boom der Wetenſchap niet te eeten, op dat hy ſijne quaatheit niet vermeerderen zou, door het veel weten. Ten tweede, deed hy hem fij ne Naaktheit ſien, waar over hy beſchaamt wierd. Ten derden, deed hy hem jagen uit het Aards PARA DIJs, ten einde hy niet ſoudekonnen eten van den Boom des Levens, en dat hy niet lang ſoude leven in dien ellendigen ſtant, daar zijn zonde hem ingebracht had. Want deſen Boom had dien Aart, om den menſch altoos in 't Leven te houden. Nu, ſoo heeft
Godalle deſe dingen niet gedaan, alsof hy daar door Adam wilde ſtraffen voor ſijne zonden. Maar om
#
hem te begunſtigen: hem gevende de tot ſijne quaden, op dat hy mocht ontwijken, van die niet meerder te begaan, in het toekomende.
En
gelijk als Godinſiende, dat de welluſten en de Ruſt des PARADIJs, Adam hadden doen vallen, om die te beminnen, in plaats van ſijnen God. Soo beval
fijne goetheit, dat hy de Aarde ſoude bouwen, en ſijn Broot winnen in 't ſweet ſijns Aangeſichts, op dat de leuyheit en ruſt, hem geen gelegentheid meer ſou den geven, om te genieten en 't aanſchouwen, alle die ſchoone Schepſelen, om deſelve fijne genegent
heden toe te dragen. Ondertuſſchen zijn de huiden daagſche menſchen, in ſoo groote verblindheit des (e) Gen. 3, » 9. &cº geeſt
76
ged heeft den menſch
Toets
geeſt vervallen, dat ſy gelooven, alle deſe Bevelen van God aan Adam gedaan te zijn, tot laſten en Caſtijdingen van den toren Gods. Al hoewel het in der daat niet dan aantrekkingen ſijner LIEFDE tot den menſch geweeſt zijn, ſelfs na dat hy ſich tot ſij nen Vyand geſteld had. En het is niet anders dan een
ware Vaderlijke ſorg geweeſt, om te verhinderen, dat den menſch niet tot erger voort ſou gaan, maar ſijnen miſſlag mocht bekennen, om deſelve te ver beteren.
8o. Op ſoodanige wijſe zijn ook van God aan den menſch alle de andere Geboden gegeven, tot nu toe. Want Godt heeft ten allen tijden ſorg genomen, dat den menſch niet mocht blijven in ſijne zonden, door onwetendheit. Hebbende hun altoos Wetten gege
ven, naarmate der fouten of miſſlagen die ſy begingen, ten einde om hun deſelve te doen zien, en op
dat ſy de middelen mochten hebben, om die te kon nen verbeteren. Want als God geſien heeft, dat de menſchen hare genegentheden ſtelden op de Beeſten die ſy beſaten; ſoo heeft hy bevolen, men hem van deſelveten offer brengen zou, ten einde, de men ſchen altoos mochten erkennen, dat deſelve hun van
haren God gegeven waren: Het gene ſy konden er kennen, door het opofferen der ſelve. En wanneer
de menſchen voortgegaan zijn om hare genegenthe den te ſtellen op vele andere dingen, ſoo heeft God hun vele andere verboden en geboden gegeven: ge lijk menſoo veel verſcheyde dingen in de Moiſaiſche Wet ziet. Door oorſaak dat de menſchen in dientijt, de Liefde hares Gods verlaten hadden, om ſoovele
verſcheidene dingen te beminnen, dat ſy byna niets . . . .
meer
|
ſteen.
uyt enkele Liefde geſchapen.
77
meer deden ſonder zonden of Aardſche genegent heden.
-
-
73. En ſedert die Moyſaiſche Wet, zijn de men ſchen noch verder van deſe Liefde Gods afgeweken, hebbende alle hare genegentheden geſtelt op de Rijk dommen, Vermakelijkheden, en Eeren van dit le ven. In dier voegen, dat men niets meer ſag in hare werken, dan de (f) Begeerlijkheit der Oogen, de wel luſten des Vlees, en den hoogmoet des levens. Dat recht ſtrijdig is tegens de Liefde Gods. Dewijl dat alle die dingen niets anders beoogen, dan d'eygen-Liefde: van welke eygen-Liefde de menſchen ſoo vol waren, dat deſe Goddelijke Liefde geen plaats meer in hare herten vinden kon; en dat ſy daar van, alle afgeſne den en geſcheiden waren. Waar over haren Hemel
ſchen Vader Medogentheit hebbende, ſoo heeft hy ondernomen ſijnen Eenig-gebooren Soon op Aarden te ſenden, om hun weder te roepen van hare dolin en, en hun ſijn Goddelijke Licht te brengen, om # te verlichten, en ook ſijne Goddelijke Liefde, om hun te verwermen. Aannemende ook een lijde
lijken ſterflijk Lichaam, als wy, om door ſijne wer
ken en ſijne Leering t'onderwijſen, het gene de men ſchen doen en laten moeſten om weder te keeren in de
Liefde Gods, die ſy verlaten hadden. En dat ſoo byſonderlijk, dat niemand meer door onwetendheit kan omkomen, na de Wet des Evangeliums gekend te hebben; dewijl een iegelijk byſonderlijk in deſel vekanſien, alles wat hy moet doen en laten, om de Liefde Gods weder te bekomen, waar aan het eeu wig leven hangt,
74. Want om oorſaak dat de menſchen alteſamen
(f) 2. loh. 2, 16 e .
.
.
. .
leef
78
God heeft den menſch.
Toets
leefden, in den hoogmoet des Levens, ſoo nam Je ſus Chriſtus een geringe en ſlechte ſtant aan. Want hy verkoos een eenvoudige Maegt, voor ſijn Moeder; een Timmerman (welke menſchen veracht zijn, on der de eere van de Wereld, } nam hy tot een Voed ſter-Heer. Ten einde om aan de menſchen te toonen,
hoe dat de eer en hoogmoet, hun afgetrokken had van de Liefde Gods, om te beminnen een blaas van
windt der eere, die de menſchen d'een aan d'ander doen. (g) En op dat ſy die grootsheit mochten ver laten, komt Jeſus Chriſtus # in Kleenheid en Oot moedigheit , om dat aan de menſchen t'onderwijſen, doorſijne werken. Hun ook ſeggende, door ſijne Leering, (h) dat God den Hooveerdigen wederſtaat,
en aan de Ootmoedige ſijn Hert geeft. Ten tweeden; uit oorſaak dat de menſchen hare herten hadden afge trokken, van de Liefde Gods, om die te hechten aan
de genegentheit van de Rijkdommen deſer Wereld; ſoo komt Jeſus Chriſtus de Armoede verkieſen, ten einde de menſchen van hem leeren ſouden, Arm te
weſen, en niet meer hare genegentheden te ſtellen tot de Rijkdommen deſer wereld. Die niet anders dan vuiligheit zijn, waardig om veracht te worden, de welke ons zekerlijk doen verlieſen de Liefde die wy God behooren toe te dragen. En uit oorſaak dat de menſchen, de Liefde Gods verlooren hadden, om hun
ſelfs, hare gemakken, ruſt, en ſinnelijke Vermake
lijkheden te beminnen; ſoo komt Jeſus Chriſtus hun doorſijn Voorbeeld onderwijſen, een pijnlijk, werk ſaam leven, vol van verachting en vervolgingen. Onderrigtende ook door ſijne Leering, (i) Dat men
(s) Phil, 2, 3, 5 tot 8. (b) 1 Pet 5 x 5. (i)Matt. 16, 24
|
LE-LE-A ſteen. uyt enkele Liefde geſchapen. 79 ſich ſelf moet verzaken, Jijs, Cruis dragen; en (l) ver 2worpen en veracht zijn van de menſchen, hun ſeggen de. (m) Den Dienſtknecht is niet beter dan ſijn Meeſter.
En ſoo is't met alle de andere dingen geweeſt, die Jeſus Chriſtus gedaan en geleert heeft, om ons een Voorbeelt te geven, en om ons te doen ſien, dat alle die dingen, (waarin wy onſe genegentheden geſtelt hadden) ons afgetrokken hebben van de Liefde Gods. Om welke Liefde alleen, wy geſchapen zijn geweeſt. 75. *Alle de oude Propheten, hebben ons ook die ſelfde dingen onderweſen, door verſcheide middelen. wanneer ſy van Gods wegen, de menſchep dreyg den met ſoo velerly vervloekkingen, ingeval ſy de geboden Gods niet onderhielden. Hun ook doen de ſoo vele Beloften der zegeningen, ingeval ſy die ſelfde Geboden onderhielden. En de geheeleSchriſ tuur, ſoo wel het Nieuwe als Oude Teſtament, is
vervult met die onderwijſingen. Daar men onder tuſſchen de huydensdaagſche Predikers by na overal hoort Prediken, Dat men be ſ5eboben 4Bobg
niet kan onderhouden / noch b &#bangeliſche met naerhomen; ſeggende, voor Reden van haar
wetenſchap; bat de menſchen al te gºhnack 3ijn/ om ſuir te doen.
Het gene een groot bedrog is;
(n) dewijl God ons alle de Geboden alleenlijk geeft om onſer ſwakheits wil; en (o) niet om ons t over
laſten, of te dwingen tot pijnlijke of moejelijke din gen, tot ſijnen dienſt. hy (p) met onſen dienſt niet te doen heeft, en dat hy niet is, gelijk als de koningen (1) Matth. 24 , 9, (m) Ioh. 15. » 2o. (n)Pſ 19, 59 io.
#
(o) 1 Ioh, 5. * 3.- (?)Act. 17 * 24
Het is noodſakelijk
BO
.
Toets
koningen der aarde zijn, dewelke hare Koninkrijken moeten ſtaande houden, door de goede ſorgh harer Onderdanen. Maar het gaat ſoo niet ten aanſien van Godt, die Opper-machtig is, zijndeonafhanckelijk van alle dingen, en hy heeft niets te doen met onſe onderhouding ſijner Wetten, ende en heeft geene Laſten, die hy ſou willen doen dragen door de men ſchen. Maar de menſch heeft ſeer grootelijx van noo den, donderhouding allerdeſer wetten, om de oor
ſaak fijner ſwakheyt en Ellenden. Dewijl men door ervarentheitſiet, dat hy ſich altoos wijder afgekeert heeft van de Liefde ſijns Gods. En indien dat Jeſus Chriſtus niet in ſijnen tijt gekomen waar, het is te ge looven, dat alle de menſchen in 't gemeen, nu Atheiſten, of Verloochenaars van Godſoude geweeſt zijn, levende in de vergetendheit Gods. Gelijk men tegenwoordig ſiet, dat vele nu ſoo leven: niet tegen
ſtaande dat ſoo vele Propheten, Apoſtelen, en Jeſus Chriſtus felfs, hun is komen wederroepen, en den weg toonen om in de LIEFDE GoDs weder te ke Tell-
-
76. En de voornaamſte oorſaak van dit Onheil is,
dat de menſchen de Beſtieringe Gods niet verſtaan, en d'een aan d'ander deLeugen voor de Waarheit doen geloven, vertrouwende op hare verdorvene inbeel dingen, en hun verdichtſelen in de Lucht bouwende,
om hareſinnelijkheden te vleyen. Want wat voor ſchijn van waarheit is er, in te ſeggen, Patbe mene
ſchen be beboben (Bobg niet komen onber' houden/ of be & bangeliſche Leering? Nadien alle die wetten van God aan de menſchen gegeven zijn, als Hulpmiddelen tot hare Quaden, of Plaaſters ":G * ** * * *
-
• 'Tº
*. * * .
*
-
*
-
De Geboden Gods t onderhouden
ſteen.
8I
de wonden harer zielen te geneſen. Want alle men
ſchen zijn Zondaars, en ſiek van verſcheidedoodelijke krankheden. Dewijl den Apoſtelſegt.
(q) Dat hy
die ſonder ſonde ſeit te veſen, een Leugenaar is, en de 2vaarheit niet in hem is. Dit ſoo ſijnde, moet men ſich dan niet gelukkig achten, van Hulpmiddelen voorſijne Qualen te kunnen vinden; gelijk als (r) de Geboden Gods, en d' Evangeliſche Raatgevin gen, de hulp of heelmiddelen onſer ſonden zijn? En hy die ſegt, deſe genees-middelen niet te konnen aan veerden of innemen, die wil niet geneſen zijn, en hy heeft liever Eeuwiglijk te ſterven in ſijn ellenden.
Want wanneer een krankke geen Medecijnen of ge neeſmiddelen wil innemen, ſoo is hy in gevaar van te ſterven, en men wanhoopt over ſijne geſontwer ding. En indien een gequeſte, fijne wonden niet wil laten ſuiveren, ſoo moeten die mettertijt verrotten.
Even het ſelve is het met onſe zielen dewelke gequeſt zijn met verſcheide wonden, en ſick zijn door ver
ſcheidene krankheden. Gelijk een iegelijk by ſich ſelfs kan weten, en ſien op deſen Goddelijken genees meeſter Jeſus Chriſtus, die ons van ſijnen Hemelſchen Vader toegeſonden is (s) om onsGeneſing te brengen;
als hebbende bereit allerly ſoorten van geneesmiddelen naar de verſcheidene krankheden onſer zielen.
de er
77. Want tegens de gierigheit, brengt hy de ge willige
# ## # #
Ootmoedigheit. Tegens de verharding onſer her
ten, de Liefdadigheit. Tegens onſe geyheit en ſin
lijkheden, de # en
key: een , en ſoo met al
(a) 1. loh, t, , 8. (*) Pſal. 119, 793. Prov. 4 , 24, * ---
al
-
': er
(*) Lºue 4 x 13 tot 21: A
Het is noodſakelijk
Toets
le d'andere. Want ſoo vele qualen en wonden als er
in onſe zielen zijn konnen, ſoo velerley hulp-midde
len heeft defen GoddelijkenDoctoor ofGenees-mee
i| 4
ſter, voor deſelve medegebragt. Maar indien wy met vele huidensdaagſche Theologanten of Godsge leerden ſeggen. Pat mp al te 3tmak of te krancht 3ijn ) om ban bie «Beneeg-mibbelen in te ne men; ſoo moet men in die ſwakheitſterven, en eeu wiglijk verloren gaan. Want God is Rechtveerdig, en (t) laat den godlooſen omkomen, wanneer hy ſich niet bekeeren wil. En indien men ſeggen wil, ge
lijk nu vele dolende ſeggen; Dat jeſus Chriſtus, het «Beneeg-mibbel ſelfg boog ong ingenomen heeft/ en bat ſuir beguaam ſai tneſen / om
ons ſalig te maken. Dat is even het ſelfde, alsof menr # '
ſeyde, dat een ſlekke ſal geſond worden, wanneer den Doctor ſelfs de Medicijn in neemt. En ik bid een iegelijk, om die ervarentheit te willen nemen, om te
|
weten of hy ſalkonnen geſond worden van een ſiekte, om dat den Doctor het genees-middel inneemt, het welk tot de geneſing der ſiekte van den kranke be quaam is, en of den ſlekke, de wercking desgenees middels gevoelen zal, wanneer den genees-Meeſter dat ſelfsen alleen ingenomen heeft. Noch veel min der werckingſullen de Verdienſten Jeſu Chriſti doen, in de ziele der genen die de Evangeliſche Leering, niet innemen wil noch drinken van den Kelck ſijns Lij | l
dens, t die Jeſus Chriſtus eerſt gedronken heeft, om ons men.te doen moet ſcheppen, tot die gewilliger in te ne J
-
-
78. Maar men moet daarom niet gelooven, dat
'| - hetgene Ieſus Chriſtus geleden heeft, in ons ſal door | |
(*) Luc. 13. » 3, (f) Matth. 2o, v. 22, 23.
drin
f.
fteen.
De geleden Gods te onderhonden.
#3.
dringen, ſonder hem te willen naargaan, en volgens Nadien hy uitdrukkelijk in ſijn Evangelie geſeyt heeft. Zijt mijne Navolgers. En dat hy aan de kinderen der Vrouw van Sebedeus vroeg (dewelke begeerde,dat hare Sonenſouden zitten, d'een ter Rechter, en d'an
der ter Slinckerhand van Jeſus Chriſtus) of ſy wel met hem ſouden konnen den Kelk drinken. (v) Waarin men klaarlijk kan ſien, dat het niet genoeg is, dat Jeſus
Chriſtus geleden of ſijn Bloet geſtort heeft, om de menſchen Salig te maken. Maar dat (x) ſy ook ſelfs met hem moeten lijden. Hierom ſegt Jeſus Chriſtus,
ſy). Dat hy die ſijn Diſcipelweſen wil, ſich ſelfs moet vere zaken, ſijn Cruys opnemen, en hem navolgen. 79. Dit wil niet te verſtaan geven, als deſe nieu* we Geleerden ſeggen; UPat Hefug ſtijgiſtug als
ieg noo! ong meibaan heeft, en dat men niet meet boen / 't gene geſug. Chriſtug gebaan heeft / om Abalig te hoogben; beboiji hop baat toe te 3ubach 3ijn. En ik ſou hun gaarne willen vra gen, waar toe dan dienen kan, Dat men ſich ſelfs
verſaakt, ſijn Cruys op fich neemt, feſum Chriſtum gaat volgen, den Kelk drinken, en ſoo vele andere dingen die Ieſus Chriſtus onderweſen heeft, dat men
doen moet, om ſalig te weſen, ambanneer het ge noeg mag i te gelooben / bat Heſus Chriſtus alſeg bolbaan heeft boog de menſchen; gelijk
die nieuwe Geleerden of Doctoren ſeggen. ant indien er oyt menſchen zijn geweeſt, dewelke waar dig waren om de Verdienſten Ieſu Chriſti te genieten, ſoo zijn't ſijne wel beminde Diſcipelen geweeſt; die alles hadden verlaten, dat om hem na te
Een
- 1
2,
vol
(v) Matt, 2e, 32a,23. (x) Rom,8, t 17. (y) Matt: 16, t 24
84
* Het waregoet, is altijt
Toets
volgen. Deſe mochten veeleer ſich de Verdienſten en Voldoeningen Ieſu Chriſti toepaſſen, dan de hui densdaagſche menſchen, (z) dewelke leven ſonder Liefdadigheit, vol van zonden der eygen-Liefde, gierigheit, hoogmoet, en met allerley andere ſoor ten van zonden meer, ſonder daar van te willen af
ſtaan. Aan welke menſchen men niet te min Predikt,
RUDat geſug. Chriſtug alſeg boog hun bolbaan
heeft/ /alg en bie ſoo ſpmei boog de 3onben bie boot by: 3ijn noch begaan. 8o. * Ik geloof wel, dat deſe nieuwe Doctoren, niet ſullen toeſtemmen alle d'omſtandigheden die ik beſchrijf, van de menſchen aan welke ſy leeren, w
spat geſug ghriſtus alles voor hun boſbaan heeft. Uit oorſaak dat ſy altoos vergulde woorden hebben, (a) om de vuiligheit der menſchen te bedek-
,
ken; en dat ſy my ſeggen ſullen, Pat bie men ſchen ook hare 3onben moeten berlaten/en een
goetienen ſeijben. #ſabat men hun onbermijſt/ be #19erelb met hare pbelſjeben te berlaten / om
be Peugt te bolgen. Maar dit alles zijn niet dan ge ſtudeerde woorden, om de Verſtanden te verduiſte
ren; nademaal men in der daat ſiet, dat alle diegene t
die gelooven, dat Ieſus Chriſtus alles voor hun vol daan heeft, op hun gemack, en naar het Vlees en Bloet leven; ſoekken de Eeren des Werelds, hare Rijkdommen, Heerlijkheden en Vermaken, na al
hun vermogen. Welke dingen dagelijx in hun vermeerderen, in plaats van die te verminderen. En dit geſchiet onder dat geloof, dat ſy ſullen Salig weſen, door de Verdienſten Ieſu Chriſti. En ſoo blijven ſy -
*.
IIACt
-
(x)
,,Tim. 3, » 1 tot 4
(a) 2. Pet, 2, P3, -
ſteen
vandebosſen vervolgt.
35
met gemack ruſten, (b) op die valſche Oorkuſſens, die deſe Predicanten hun onder de Armengeleyt hebben.' Gelijk den Propheet voorſeyt heeft, dat ſy in de laat ſte Tijt doen ſouden. Het gene men nu volkoment lijk vervult ſiet: daar men de menſchen geruſt ſiet leven, in het midden harer zonden, nemende hare vermaken en genoegen in deſe Wereld, als in een plaats van welluſt. Daar wy nochtans in de ſelve maar geſonden zijn, als in een Tranendal. En dat Ieſus
Chriſtus geſeyt heeft: (c) Soogy geen Boete doet, gy ſult alle omkomen. -- -- 81. Hierom ſoo dunkt my, dat die menſchen de .
:
-
welke ſulk een ſtrijdige Leering, tegens die van Ieſus Chriſtus en ſijner Apoſtelen onderwijſen, nieuwe Sa ligmakers zijn, die de menſchen willen Salig maken
door den breeden weg, dewelke, Jeſus Chriſtus heeft geſeyt, (d) Dat na de Verdoemenisleyt. Want
wat voor ſtrijdigheit is er niet tuſſchen hare Leering, en die van Ieſus Chriſtus: die niets aan ſijne Diſcipe len ſpreekt, Dan van Vervolging te lijden om de Ge rechtigheit, verworpen en veracht te veſen, gevangen
te worden, ja ter doot gebracht te zijn om de Rechtveer digheit , van de Wereldgehaat te worden, ſijn Cruys te dragen, Arm van geeſt te weſen, Ootmoedig van herten, Goedertieren te zijn, Geduldig, en Liefdadig, en ſoevele andere Deugden (e). Waar in tegendeel deſe nieuwe Saligmakers, een weg ter Saligheit uitgevonden heb ben, ſeer gerieflijk voor de verdorvene Natuur.
Want ſy ſeggen, gaat een iegelijſt moet blijven
in bien ſtaat daarin bpig/in beiterk gaan op -
-
;
G 3 . .. .
. . . belt
(b) Ezec. 13. » 18, (c) Luc. 13, y 3, (d) Matt. 7. » 13. .: « (e) loh, cap, 16. Matt 5, encaps 1e, cap, 24 &c,
Het ware goet, is altijt
86
Toets
ben beſtemben tijt/ en batſp baar mebe ſuſſen falig hoeſen boogbe âPerbienſten Heſu Chriſti. Siet daar eenen wel wijt uitgebreyden weg na het Pa radijs. En indien die ſelve alſoo ſeer verzekert was,
als den (f) Engen Weg die Ieſus Chriſtus heeft ge toont; mijne verdorvene Natuur, ſou die ook wel willen nemen. Want de Lijdens, de Ongemakken, en de verſtervingen zijn haar veel pijnlijker, dan haar
weſen zou het geloof man bat geſug. Chriſtug ala leg nuon haar bolbaan heeft. Nadien ſulx aan de natuur ſelfs, gemakkelijk en vermakelijk is. Maar ik
vrees, dat dit de ſtem der valſche Propheten is, die daar roepen: (g) Vrede en verzekertheit, (b) wanneer het gevaar aldergrootſt is. Het is hierom, dat ik hun niet aanhooren noch volgen wil, hebbende liever van hun vervolgt te weſen (gelijk ik ben) om die oorſaak dat ik de waarheit verklaar, de gebreken en dolingen der menſchen beriſp, en om dat ik ſeg, dat men Ie ſum Chriſtum navolgen moet, om ſijn Diſcipel te weſen. - - - , 82. Is dat wel een oorſaak om vervolgt te worden? Sou men wel konnen gelooven, dat men iemand ſoo danig vervolgde (gelijk men my doet) om ſoo goede dingen? En indien men ſulx met ſijne eigene Oogen
niet aanſag, men ſou ſich inbeelden, dat dit niet ge ſchieden kon, door Chriſtenen, en noch veel minder door Predikanten, die ſig Evangeliſche doen noemen, Buiten twijfel, dat vele menſchen ſich inbeelden, dat men my vervolgt, om eenige andere oorſaken, dan om goede dingen. Maar ik Proteſteer en verze
ker, dat ik noyt dingen gedaan heb, die waardig zijn - -
-
:
-
-
-
,
-;
•
: :
:: : :
be - zº
(f)Matt,7 x 13, 14, (g) Ier, 6, 9, 14, (h) 1 Theſſ: 5,3 3.
!
ſteen.
Van de booſe vervolgt.
87
beriſpt te worden, voor de menſchen. En dat ik noch op deſe tegenwoordige uur niet weet, om wat reede ik vervolgt worde. Nadien men my dat noit heeft willen verklaren. Want ik heb daar meenigmaal om ge beden, aan verſcheide Recht-banken, en aan byſonde re menſchen. En ſelfs heb ik het doen drucken in ver
ſcheideplaatſen van mijne boekken, biddende dat men my doch ſou willen bekent maken, of er eenige qua
de dingen in mijne Boekken zijn, dat men my vriend
ſchap aan doen ſou, met ſulx te doen ſien. En dat indien men my van eenige doling overtuigen kan, ik dat opentlijk wederroepen ſal. Want ik en wilgerer ley doling ſtaande houden, noch iets dat ſchijn van quaat heeft.
83. My dunkt, dat deſe mijne voorſtelling, allerley ſoorten van vervolging en overlaſt tegens my, be hoort te doen ophouden, ſelfs alwaar het ſchoon, dat ik ergens in gemiſt hadde, dat niet ſoo is... Want een quaatdoender, kan niet meer doen, dan ſijne ſchult
bekennen, ſich daar over beklagen, en dat verbete ren. En een menſch die in eenig doling gevallen is, kan niet meer doen, dan deſelve afweeren, en die
opentlijk herroepen, gelijk ik altoos aangeboden heb te doen, ſoo wel in 't Gericht, als daar buiten. En
niemand heeft my noch konnen aanwijſen, waarin
dat ik dool, noch waar in datik ſou mogen qualijk gedaan hebben. 84. Want mijn leven, en mijn handel en wan -
-
del, is wel naaukeurig onderſocht geweeſt, in 't grootgericht tot Rijſſel, dat de plaats mijnergeboor te is. Waar wel meer als hondert getuigen verhoort zijn, ſoo van d'een als d'anderkant, over mijngant F4
ſche
88
Het 'jvare
goet , is altjt.
Toets
ſche leven; ſedert mijne kindſche jaren, tot het jaar 1663. toe, wanneer die onderſoekking gedaan wierd:
dewelke wettelijk geſchiet zijnde, in bewaaring is ge bleven onder de Archiven of regiſter-Boekken der ſelverStadt. En nadat dit onderſoek gehouden was,
zijn de Heeren der Magiſtraat van die Stadt, gehou den geweeſt te verklaren, Dat ſp nietg tot mijn laſt habben. Alhoewel ſy doenmaals mijne vyan den waren. Door dien dat de getuigen ſelfs, die ſyte gens my gehoort hadden, meer tot mijne lof hadden geſproken, dan tot mijne verachting. In dier voe gen, dat ſy om deſes oorſaaks halven, geen vath op my hebben konnen vinden, en hebben my verklaart,
SPat ſp nietgban mp begeerden. En ſedert dat ik in Holſtein gekomen ben, heeft de Magiſtraat der Stadt Huſum, in dewelke ik twee jaren gewoont
heb; ook door laſt van het Hof Gottorp, Informa tie of onderſoek gehouden, over mijnen handel en wandel, en die van mijn geſelſchap: en deſe zijn ook verplicht geweeſt, aan het voornoemde Hof, een ſeer goet beſcheyt te geven, van al ons doen en laten; en te verklaren, datter niets tot onſe laſt was.
Het
gene dat meergemelde Hof Gottorp heeft veroor ſaakt, een voordeelig Vonnis te geven; ſeggende,
*UPat naar geſien te hebben / battop ong tpei gebgagen/ en geen ergernig aan niemand ges
ben, dat ik pºpelijk blij ben mogt/met bie ban mijn geſelſchap / onber het gebieb ban fijn ipoogucgſtelijke JPoorluchtigheit ban ipol ſtein, etc. En naderhand getrokken zijnde in de Stadt Flensburg, waar de Predicanten my ook ver
volgt en nagetracht hebben, en de Magiſtraat aan ;
-
ge
van de booſen vervolgt.
fteen,
89
voert, om ook onderſoek te doen, over mijnen andel om wandel. Sooſijn ſy (na dit geſchiet was)
ook verplicht geweeſt om te ſeggen, Satter nierg tot mijne be3uparing mag / en bat het balſt tuaar /'t gene men hun hab aangebgacht. 2ligt bat ik baat hbag gekomen / om het bolk te bere Heeren en bat te trekken tot be ſkelige ban be ſtoomſche Herth. Dewijl dat alle de getuigen die ſy gehoort hebben, ſoo wel de menſchen van mijn Logement, als die van de Nabuerſchap, beveſtigt hebben, dat ik aan niemand ſprak, zijnde altoos in # in mijn Kamer. En dat de Vrouw ſelfs van het Huis, my niet kennen zou, alwaar't dat ik
voor haar oogen ſtond: gelijk ſy ſelfs getuigt heeft voor dieſelve Magiſtraat. 85. Soo datter ten aanſien van mijnen handel en wandel, niemand meer twijfelen kan, dat deſelve quaat zijn ſouden, of ook het bedrijf van iemand mijner geſelſchap. Maar men wil eenige quade din *
.
gen in mijne Leering uitvorſen, waar van die Predi kers ſpreken, Belijk alg of in de felbe/bolingen en laſteringen tegeng ſbob boaren. - Het welk een onder hun, genaamt M. G. BURCHARDus, Prediker in den Domkerk tot Sleeſwijk, ſoo dik wilsinſijn Boekverkeerdelijk bygebracht heeft. Dat ik heden wederlegge, door deſen ToETs-srEEN. Sijn Boek noemt hy: Chriſtelijke Stanmerhin
gen / over begroue&Poiingen en Maſteringen tegeng ſBob / gebonben in be #thaiften en #Leering ban 3Inthoinette #5ourignon. Alhoe wel ſijn gemelde Boek, in der waarheit, niets Chri ſtelijks inhoud, zijnde alleenlijk vervult met Laſte F 5 º rin -
9o
Het waare goet is altijt
Toets
tingen, leugens, en ſcheldingen tegens my. Want hy noemt myſeer dikwils, 4Pube RPoolſter / ſon der dat hy een eenige doling aangeweſen heeft. Waar
toe ik al de wereld beroep, om dat de doen: door dien men geen dolingen vinden kan, alwaar niet dan
Chriſtelijke waarheden zijn, ingegeven door den H. Geeſt.
Maar ik kan niet beletten, dat deſen Bur
chardus of ſijnsgelijken leugenachtig ſeggen, UPatter boolingen of 45oög laſteringen in mijne leering 3ijn. Het gene verachtingen en leugens zijn, door ſwarte boosheden uytgevonden. Nadien men wil doen gelooven, dat de Lichten. Gods, ingevingen
des Duivels zijn, en dat de waarheit leugen is. Ik kan my wel onthouden van quaat doen, maar ik kan den booſdoender niet beletten, quaat te ſeggen; ſelfs
van d'alderheiligſte dingen. Nadien Jeſus Chriſtus de Heiligheit ſelfs, wel geleden heeft, dat men van
hem ſeyde, dat hy ſijne werken deed, door de kracht van den Duivel.
"
,
-
,
, 't
86. Het gene de Prieſters van ſijnen tijtſeyden(i): En het is dan geen wonder dat de Prieſters van deſen
tijtſeggen, dat ik een Duitſeiſche Heering heb/ of een gemeenſamen geeſt/bie mp be échgiftu ren leert; dewijl ſy in dieſelve geeſt zijn, van te willen heerſchen over al het Volk, gelijk als die Pha
riſeeſche Prieſters deden. Die niet wilde gedogen, dat Jeſus Chriſtus die waarheden onderwees, die hy van ſijnen Vader geleert hadde; ſeggende met ver achting van hem, gelijk deſe nu ook van my ſeggen: Waarſou deſen de Schrifturen geleert hebben, om die te
konnen uitleggen, is het niet de Soon eens Timmer(i)
Matt. 22, y
44,
-
van de booſen vervolgt.
ſteen.
9 r.
zmans? (l). Even het ſelveſeggen deſe Luthériaanſche Prieſters van my: al3aar ſou beſe & Dochter be échgifturen geleert hebben; ſp belijt ſcifg bie
niet te hebben geleſen: ergo / het moet meſen bat ſp eenig Spiritusfamiliarus of een gemeenſa, men 65eeſt heeft/ bie haat ſuir leert; aangee ſien bare Abchgiften bol 3ijn ban be plaatſen ber ſelber échgiftiuren. En ſy hebben eenigſins reden daarin: want ik heb inderdaat een byſonder of ge meenſamen Geeſt, die my dicteert of ingeeft, 'tgene ik moet ſchrijven. Maar men moet inſien, of deſen
gemeenſamen geeſt, die my beſtiert, van God of van den Duivel is, ſonder daar van blindelings, met onbedachtſaamheit te oordeelen, en vonniſſe tege ven, vooraleer dat men kenniſſe van ſaken geno men heeft. Dewijl de Schriftuur uitdrukkelijk ſegt,
(n) Dat men de Geeſten moet beproeven, om te weten of ſy van God if van den Duivel zijn. Sonder te doen als deſen Burchardus, wanneer hy met de naam van «Bobglaſteringen noemt, dingen diegantſchelijk tot Gods lof ſtrekken en dat hy met de naam van hete terpen noemt, de Evangeliſche Waarheden die ik voortbreng. 87. En men ſou wel een weinig, ſijn ſeggen, met het mijne, op de Toets-STEEN moeten ſtrijken, om te ſien welk van beide, de beſte Allooy is, en naaſt over een koomt met het ware Gout der Liefdadigheit. Want het onderwijſt, Pat2ſefug Chriſtug alleg bolbaan heeft boogbe menſchen / en bat ſp ſuſ, -
-
-
- - -
-
-
-
ºf
lenſalig mogben/ alleen boog fijne berbienſten, En e
(l) Ioh.7, 3 15. Matt. 1 2, 9 54 à 56. Marc. 6 * * 3. - - -
-
-
(n) 1. Ioh, 4. x I-
-
-
-- -
- -
I
92
Het ware goet, is altijt
Toets
En ik onderwijs volgens het Evangelie, dat men ſfe ſum Chriſtum navolgen moet, omſijn Diſcipel te veſen.
# Welk van beide deſer twee gevoelens, mijne Chri telijke Broeders, dunkt u, dat naaſt aan de Liefde komen? Want hy die gelooft dat Jeſus Chriſtus alles voor hem voldaan heeft, ſal ſich niet bekommeren,
om de Geboden Gods noch d'evangeliſche Wett on derhouden, nadien hy, ſonder ſulx te doen, ſich van
fijne ſaligheit verſekert, door de verdienſten Jeſu Chri ſti. En hy die gelooft (gelijk als ik onderwijs) dat men (o) de geboden Gods naarkomen moet, en d' Evan
geliſche leering volgen, ſal fich met al ſijn vermogen bevlytigen, om daar toe te geraken, en om, vol gens denraat des Apoſtels, (p)ſijn Zaligheit met vree ſen en beven uit te werken. Welk van deſe twee men ſchen ſouden beſt doen, dunkt u, mijne Chriſtelij ke Broeders? en in welk van deſe twee, ſou men
meer liefde tot God beſpeuren ? 88. Moet men niet ſeggen, en oordeelen met een -
recht oordeel, dat hy die fijn ſaligheit verkrijgt, met vreeſe, en feſum Chriſtum tracht na te volgen, meer ſal verſekert weſen; dan hy die ſich verlaat op de ee nige verdienſten Jeſu Chriſti. (q) Al was het ſchoon waar dat Jeſus Chriſtus alles voor ons ſou voldaan heb ben, gelijk als deſe Predikers leeren; ſoo is het noch tans goet en vermakelijk, d'evangeliſche raatgevingen naar te komen. Chriſtus ſelfs ſegt:
#us
(r) Neemt mijn fockop u, het is ſoet, en mijne laſt is licht. Moet men dan liever deſen raat achter laten,
om te volgen denraat der menſchen, die de verdor *
vcne
(+) Luc. 14, y 26, 27, Ioh: 12, y 26. (o) Ioh, 14, y 15, (p) Phil, 2. »,12. (a) 1. Ioh,4, + 17, (r) Matt, 11, # 29, 39,
ſteen.
van de booſen vervolgt.
93
vene natuur vleyen, willende leven naar de vermaken en begeerlijkheden hares vlees? En ſoodanig de ſalig heit verwachten, door de verdienſten van een ander ? Moet men niet liever altoos den ſekeren weg kieſen,
dan diegene die twijfelachtig is, en alſooſijn eeuwige ſaligheit wagen, op het ſeggen eeniger Predicanten? Het is in dit geval, dat de ſchriftuur ſegt (s) Vervloekt
ſy den menſch, die ſijn vertrouwen op menſchen heeft ge ſtelt. Want de vervloekking, of het ongeluk komen ſal, op die menſchen, die op het geloof, van dat Je ſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft, blijven in
den ſtant waarin ſy zijn, ſonder ſich te willen bekee ren, noch te verlaten hare vermaken, rijkdommen, en weereldſche eeren, om ware Chriſtenen te wor
den. Ik vrees dat de ſoodanige ſich aan de doot ſul len bedrogen vinden, en dat in plaats van dat de ver
dienſten Jeſu Chriſti hun ſullen toegepaſt worden, ſy oordeling. Dewijl er geſchreven is,(t)Dat niemand van
veeleer ontſangen ſullen het vonnis der Eeuwige ver
den Vader ſal aangenomen zijn, dan diegene die met den geeſt feſu Chriſti ſalbekleet weſen. ,,En dat die men ſchen aan de welke men leert, dat Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft, bekleet zijn met een geeſt van
Hoogmoet, gierigheit en geilheit, Nyt en leuyheyt; dat alle Hooft ſonden zijn: om welke een derſelve, den menſch kan verdoemt weſen, om dat hy is in dien doodelijke ſtant, en buiten de Liefdadigheit, dat
de Liefde Gods is. Hierom is het wel gevaarlijk, te volgen de leering deſer Predikers, in dit ſtuck, die (u)de zielen niet weder konnen trekken uit derhellen; wanneer de ſelve daar ingevaren zijn, om hare voor gevingen gelooft te hebben â9an bat 2Jeſug. Gbgie (*)Jer, 17:5. (-)Rom. 8:9, 1644) Pſa. 49,9 8.9, . ſtug t
94
Het ware goet is altijt
Toets
ſtug aſſeg bolbaan heeft. Het welk een verkeert begrijp is, waar in de Predikers grootelijks doolen,
al is't ſake dat ſy hun laten voorſtaan, ſº bangeliſche te hoeſen / en betmare leering te hebben. Het moet weſen, dat de zielen der gene die hun geloven, beangſt zijn aan de doot, om dat ſy ſich ſullen bela den vinden met ſonde. Waar van het te laat zal zijn,
Salig hett ingebeelt hebben, ſondergoede werken te doen. Het welk ook gerekent is. Een der ſomden tegen den heili gen Geeſt te , (w) die niet ſal vergeven zijn, noch in deſe, noch in de toekomende wereld. 89. Maar die menſchen dewelke mijne voorſtellin gen met de Wet Gods over-een-komende gevolgt om daar over berouw te hebben.
Om dat# de
#
hebben en ſich bevlijtigt om Jeſum Chriſtum naar te gaan, omhelſende fijne Evangeliſche Wet, verach
tende de wereld met hareydelheden, om de Nedrig heit en Ootmoedigheid Jeſu Chriſti te volgen; de ſoodanige ſullen wel gelukſalig weſen, voor deſen tijt, en voor d'eeuwigheit. Men kan dat ſien aan de men
ſchen die de wereld verlaten hebben, om Diſcipelen Jeſu Chriſti te worden: want deſe zijn verheugt en
vernoegt, en ſeggen my meenigmaal, nu veel geluk kiger te weſen, met te arbeyden en vervolging te lijden voor de gerechtigheit, dan ſy waren in allerley wereldſche welluſten. Waarin beveſtigt word,'t ge
ne Jeſus Chriſtus geſeyt heeft, (x) Datſijn fock ſoet, en ſijn laſt licht is. Want dit is een ſeer zekere waar
heit, Dat Godte dienen, is heerſchen, en de Wereld te
dienen, is ſlaverny: ſelfs voor den tegenwoordigen tijt, behalven noch de belofte die Jeſus Chriſtus heeft gedaan, aan die gene die hem nagevolgt (*) Matt, 25, 24 à 28. (*)Matt. 11. » 39,
#
w
van de booſen vervolgt.
95 hebben: hun ſeggende : (y) Waar ik ben, daar ſultgy
ſteen
ook weſen. En aan ſijne Apoſtelen ſegt hy: (z) Gy die alles verlaten hebt, om my te volgen, ſult geſeten zijn # twaalfTroonen, om te oordeelen de twaalf Geſlachten
Iſraëls. Wat ſou men meer konnen ſeggen, om te be wijſen, dat de Leering die ons onderwijſt, om je
ſum Chriſtum naar te volgen, veel beter is, dan die gene, die onderwijſt, SPat Heſug. Chriſtug aſ leg boog ong boſbaan heeft. Nadien deene ge
gront is, op d'Evangeliſche Waarheit, en dat d'an dere alleenlijk gegront is, op de inbeeldingen der menſchen, die gelooven, eenige verſtandelijkheit
der Schrifturen te hebben; wanneer ſy daar gants verdraaydeſinnen uyt trekken. Dat ik klaarlijk ſie, door de Schriftuur-plaatſen, dewelke deſe Predican ten ſelfs my bybrengen, om te bewijſen, Dat het bloet jeſu Chriſti ons reinigt van alle zonden. Gelijker
ſtaat by den H. Johannes, (a) die expreſſelijk ſegt,
##
dat indien wy inſijn Licht wandelen,het Bloet Chri ſtions reinigt van alle zonden. Gelijk ik ook even het
ſelfde ſeg, Dat (op deſe conditie) het Bloetjeſu Chri ſti van alle zonden reinigt, van alle die menſchen, die
door dien weg wandelen, daar door dat jeſus Chriſtus ge wandelt heeft. Voor de ſoodanige heeft Jeſus Chri ſtus alles voldaan, en niet voor die gene die in duy ſternis wandelen. Nademaal deſen Apoſtel gants uit drukkelijk ſegt, dat ſy die in duiſternis wandelen, geen gemeenſchap met Jeſus Chriſtus hebben, en door ge volg konnen ſy ook geen deel aan fijne Verdienſten hebben. - - - - - --
9o. Soo
() Ioh. 14. » 3, (z) Matt, 19, , 23. (a) 1 loh. 1. * 6, en 7 * -
- en cap, a, m 6, - ,
-
H Het ware goetisaltje
96
Toets
9o. Soo dat alle de Schriftuur-plaatſen die deſe Predikers my bybrengen, om te bewijſen, Dat ilt in boiingen ben / met te onderwijſen, dat men Jeſum Chriſtum navolgen moet; my dienen om te bewijſen, dat ſy het ſelfs zijn, die daar dolen, met
te leeren, UPat Heſug. Chgiſtug afleg bolbaan heeft boog bie menſchen / behucific iehen naar
be betorgingen bet verbo?bene natuur: gelijk als diegene doen aan welke men dagelijxdeſe voldoe ning Jeſu Chriſtileert. Ik weet niet, uit wat Schole die Leering geput is, maar ik weet wel, dat deſelve ſeer gevaarlijk is, en dat ſy'er veel bedriegen zal aan de doot: die (b) de Verdienſten Jeſu Chriſti niet vinden ſullen, gelijk men hun heeft doen gelooven: wan neer ſy niet ſullen naar gevolgt hebben, d'Evangeli ſche raat-gevingen. Aangeſien Jeſus Chriſtus ſegt,
(c) Hy die my lief heeſt, bewaart mijne geboden. Het gene een genoegſaam bewijsis, om met waarheit te bekrachtigen, dat men Jeſus Chriſtus niet beminnen kan, ſonder naar te komen, 'tgene hy bevolen heeft. En daar is niets klaarder noch waarachtiger dan dat. Daar nochtans deſe Predikersſeggen, UPat het een NBoiingig / 't gene ih onberbuijg: en Dat ih alle hare ſieligeg om betre boerp. Wan
neer ik ſeggen wil, dat de menſchen niet ſullen Salig worden, door de Verdienſten Jeſu Chriſti, gelijk ſy aan het Volk dat onderwijſen. En ik ſeg, dat indien hare Relige, geen andere gront heeft, dan dit Geloof,
dat deſelve niet wel gegront is. En dat de menſchen ſeer qualijk doen, met hare Saligheit te ſteunen of te
vertrouwen op de meeningen van menſchen, dewelke -
()Matt 25, it û, (ſ)loh. 14,1 is en 3,
dolen
-
van de booſen vervolgt. 97 dolen konnen. Gelijk ſy ſekerlijk dolen in dit ſtuck, ſteen.
van te meenen dat de menſchen, levende (gelijk men
die nu ſiet leven) vol zonden der Eygen-liefde, gene gentheden tot de vermaken,rijkdommen en eeren van deſe Wereld,Salig ſullen worden, door de verdienſten Ieſu Chriſti. . Aangeſien ſulx niet waarachtig is. Want hy die niet ingaat door die deur, die Ieſus Chri ſtus ingegaan is, en getoont heeft, (d) Dat deſelve maauw is; die kan niet Salig worden. Gelijk ook (e die gene die niet wandelen, door dien weg, waar door
ſfeſusChriſtus heeft gewandelt, niet geraken ſullen tot de verzekerde Have: en dat diegene (f) die niet navolgt het leven van feſus Chriſtus, geen leven in hem hebben kan. Want niemand kan ſalig worden dan door Ie ſum Chriſtum : en niemand ſal deel met hem heb
ben, dan die gene die hem nagevolgt ſullen hebben in deſe wereld.
-
-
-
91. Maar om oorzaak, dat ik deſe Chriſtelijke waarheden leer, die God my onderweſen heeft; ſoo ſchrijven deſe Predikers, Pat ilt bolingen en laſteringen tegeng ſBob Meer. Het welk men wel ſou konnen gelooven, wanneer men niet wel infiet,
wat een doling, of Gods-laſtering is. Want een do ling, is niets anders, dan een Leering die de zielen
der menſchen van God afvoert... En een laſtering is niets anders, dan God te beſchuldigen met eenig
# of ongerechtigheit.
Maar door dien men deſe dingen niet intiet tot den gront, ſo gelooft men ſom tijts, JPodiugen en Maſteringen te meſen / die dingen, die de menſchen aan God vereenigen, en ſij nen Heiligen naam dit door oorſaak'
velen: En
- -
dat.
(A)Matt,7: ? 13, 14. (-) Ioh, 14, r 6, (f) Ioh, 15, +4 fe
Toets Het ware goet is altijt dat die Predikers het ſeggen, en deſe dingen aan de
98
menſchen doen gelooven. Het welk den overlede nen de Cort, wel ingeſien hebbende (die ook een Prieſter en Predicant was), ſooſeyde hy, ſedert dat
hy het Licht der Waarheit ontfangen had: Wy zijn bedrogen, en wy bedriegen ook d'andere. Maar delen Paſtoor was ootmoedig van herten en vol van Lief dadigheit. Daar deſe huidensdaagſche Predicanten niet dan de verwaantheit hebben, om te willen heer
ſchen overal de wereld; en (g) de voor-aanſittingen,en
groetingen op der ſtraten te hebben. Hierom is het, (h) dat ſy niet willen aannemen de waarheden Gods, die hare voornemens omverre ſtooten. En ſy noemen
met de naam van Hetterpen en Bobg-ſaſterin pen alle biebingen bie baar aan niet boogbeee
5 Ig 3ijn. - - t wat voor Kettery kan er in mijne Lee # Wan rs na ſtrekt, noch ens weſen, r
'
ring
,
ande
die ſich nerg
niets anders beoogt, dan de menſchen tot de Liefde Gods te trekken, en tot verachting der ydelheden van de wereld te brengen? Of wel, wat voor Kette ºry kan er weſen, in dat ik leer, dat men d'Evangeli ſche Leering naar-volgen moet, om een Diſcipel Je 'ſu Chriſti te weſen? Nadien alle die dingen ſich ner gens anders heen ſtrekken, dan tot de Liefde Gods, ' en zaligheit der zielen van onſe Chriſtelijke Broeders. En wat voor laſtering tegensGod, kan er weſen, in t'onderwijſen, dat ## geſchapen heeft, alleenlijk om van hem bemind te weſen; door de en kele Liefde die hy den menſch toedroeg, ſonderde
ſelve eenigſins noodig te hebben. Nademaal ſulx niet -- --
* *
*
-
-
(s)Matt, 23, 2-6, 7, (b)loh,5, 244soap, 32, 4,
all
ſteen.
vandebooſe vervolgt
99
anders ſtrekken kan, dan tot lofGods, en erkente nisſijner weldaden, aan ſijn Schepſel beweſen? En wat voor Gods-laſtering kan er zijn, in 't geneik ge
ſeyt heb, dat God den menſch geheel volmaakt ge
# heeft, en dat de ſelve, beyde de natuuren in fich had, en dat in hem gants geen gebrek noch onvolmaaktheit was, tertijtſijnerſchepping. Nade maal ſulx keert tot verheerlijking van God; (i) die
alle fijne werken volmaakt en volkomen doet, ſon
der eenig gebrek? Want al is't dat wy nu inderdaat vele gebreken in de werken Gods ſien, ſoo kan het nochtans (l) God niet weſen, die deſelve in ſijne
ſchepſels ſou gelaten hebben. Maar de zonden des (m) menſche, hebben alle deſe gebreken gebaart, en in hun ſelfs voortgebracht alle die verdorventheden
en verdeeltheden, die wy nu in de menſchen Zien. . . .
. . . . . . . rºz:
93. Want het was wel veel volmaakter, dat een
menſch beyde de natuuren in ſich had, de mannelijke en vrouwelijke beyde tegelijk,om menſchen haresge
## teelen, dan een deel van ſijn natuur, bui ten ſich ſelfs, te moeten gaan ſoeken, om met ſmer ten te baren. Hetgeneden menſch konde doen, met
welluſt, ſonder om die oorſaakshalven, aan een an der Schepſel onderworpen te weſen: dat hem mee nigmaal duiſentderleye ellenden en quellingen ver oorſaakt, ſoo wel aanſijn lichaam, als in ſijnen geeſt.
Maar deſe volmaaktheit, waarin God den menſch geſchapen had, in den ſtant der genade, is veracht
en beſpot, vandgſe Ezedicanten, door hare onwe tendheden. En om oorſaak dat ſy geen andere oo &
, , zegt : a...: " : Sº 2 x . - . # . . .
gen
65Dat is te doserie eis is dºoren sisal.
rº
Het waare goet is altijt
I oo
Toets
gen, dan de mollen hebben, die niet aanſien, dan de Aarde, en daarom de Hemelſche Goddelijke din gen niet gewaar worden. En noch veel min begrij
pen ſy, hoe dat iemand anders, dan ſy, kennen ſou, t geneſy ſelfs niet kennen. Om deſe oorſaak, ſoo
ſpottenſy (gelijk de(n) Spotters doen van den laatſten tijt) met d'alderhoogſte Goddelijke Geheymniſſen. Want deſen Burchardus ſegt, door ſpottery, inſijn
Boek, laat ik ſou verklaart hebben / bat al bam en geſug. Chriſtug Hermaphroditen maren. Welke aart van menſchen, wanſchepſels in de na
tuur zijn. Sonder dat ſy acht ſlaan, op het gene de Heilige Schrift ſegt, Dat die beſpotters gaan ſullen, met de Toovenaars, Vergiftgevers, en andere grove ren. (o) En het is van ſoodanige ſpotteryen, die de Schriftuur ſegt, over een te komen, met de Vergif
gevers. Nadien dat de ſpottery, dewelke men doet omtrent eenige byſondere miſſlagen der menſchen, noyt ſoogroote zonde weſen kan, die vergeleken ſou konnen worden, met de Vergif-gevers&c. Maar de ſpotteryen die men doet over de Goddelijke ſaken, verdienen buiten twijfel ſoodanige ſtraffen, als de Toveraars, Vergif-gevers, en andere verdient heb
ben. Aangeſien, dat men ſpottende met de Werken Gods, men ook met God ſelver ſpot, die (p) niet
wilbeſpot zijn van de menſchen Dewelke hem behoo ren aan te bidden (q) in alle ſijne werken; ſoo wel in diegene die ſy niet begrijpen, als die ſy wel begrij pen. Nadien, dat hoe de werken minder be grijpelijk zijn, hoe veel te meer die van de menſchen -
- -
-
(n) 2, Pet, 3 v,3,
- -
, k: º, º, .
-- InOCtCrº.
oare, 3, v, 3, en 17, Apoc, 2 is V 8,
“"idººi. E"
ſteen
van de booſen vervolgt.
1o 1
moeten aangebeden en voor grooter wonder gehou den worden(r). En in plaats dat dienBurchardusſig be hoorden te verwonderen, over die verklaring dewel
keik gedaan heb, in het Boek GET u 1 G EN 1 s der WAAR HE 1 T; hoe dat Adam geheel volmaakt ge
ſchapen was, hebbende beyde de naturen in ſich : en dat Ieſus Chriſtus van hem is geboren geworden in dienſtant van volmaaktheit, voor dat Adam geſon
digt had. Soo heeft deſen Burchardus blindelings eſpot, met deſe mijne bybrengingen, als dewelke
# noch niet gevonden heeft in ſijne Boekken; (i) willende verachten alles wat hy in de Scholen niet # , of in de Boekken der Hiſtorien niet geleſen heeft. 94.* Maar indien hy met een ſuivere Conſcientie, de Schrifturen door ſien had, hy ſou bevonden heb
ben, dat die genoeg van deſe dingen ſpreken: en hy ſou zekerlijk wel gevonden hebben, dat Ieſus Chri
ſtus van Adam is geboren geworden in het beginſijner ſchepping. Dewijl de Schriftuur hem dikwils noemt,
d'Eerſtgeboorme onder de menſchen. En dat Ieſus Chri ſtusſegt, dat hy voor David was: al is't ſake, dat de Schriftuur hem noemt, de Soon van DAvID.
(t) En indien men my de Schriftuur voorlas, ik ſou mogelijk hondert plaatſen vinden, die getuigen dat Ieſus Chriſtus d'Eerſtgeboorne onder de menſchen is: waarom hy alleen genaamt is; (x) Soon des menſchen.
Het gene hy niet waarlijk kan genoemt worden, door ſijn geboorte in de ſtal te Betlehem. Nademaal alle G 3
(r) Iob, 36, v, 24- &c,
(s) Iude v,
God (+) Coll, 1,v. is.
I Os
Apoc, 2, v, 14, Matt, 22, vs 43 tot 45, (x) Matt, 16,v, 13 -
.
en elders,
-
-
-
--
'1 o2
De huydige menſchen zijn aan den Toets
Godvruchtige gelooven, dat hy van den H. Geeſt is ontfangen geweeſt, in het lichaam van MARIA. Ge lijk men in de Articulen des Geloofs ſegt. En alſoo
kan hy niet waarlijk geweeſt zijn, de Soon van eenig menſch. En Ieſus Chriſtus kan ook naar ſijn ſterflijk, Lichaam, voor David niet geweeſt zijn: dewijlſijn Moeder Maria, na vele geſlachten, eerſt uit de ſtam me Davids geſproten is, gelijk de Schrift leert, door
het geſlacht Regiſter dat St. Mattheus beſchreven heeft (7). In voegen dat men op geenderleye wijſe toepaſſen kanden ſin deſer Schriftuur-plaatſen aan de
geboorte van den Soon Gods, tertijt als hyonſe ſterſ lijkheit aangenomen heeft. En men moet nootzake lijkgelooven, dat Ieſus Chriſtus waarlijk d'Eerſt-ge
boorne onder de natuurlijke menſchen is. En dat hy een volkomen en volmaakt Menſch geweeſt is, van dieſelve natuur als ADAM. Want hy kan, volgens
ſijne ſterflijkheit, niet geweeſt zijn, voor DAvIn, dewijlſijn Moeder uit het geſlacht van David geſpro
ten is wel duiſent jaren na ſijn doot. En het Kind kan niet gekomen zijn, voor ſijn Over-groot-Va der. Daar nochtans deſegeheyligde Mond niet lies
gen kon, met te ſeggen; (z) dat hy was eer ABRA HAM quam.
·
-
-
- - -
95. Men moeſt ſigplaats geven van verwondering overdeſe Goddelijke geheymnis, en God verheerlij-, ken, over de GRooTE LIEFDE die hy de menſchen heeft toegedragen, van het begin harer ſcheppingaan, (a) willende ſijne welluſten met haar nemen. En dat hy tot dien einde, uit ADAM heeft willen trekken , en
van hem doen geboren worden, een Mali: (y) Matt, 1. (z)Ioh,8, v, 58, (a) Prov,8, v, 3 M,
-
ſteen. Geeſtderdaling overgegeven.
ro3 Lichaam, waar door God met den menſch konde verkeeren en omgang hebben, gelijk den eenen' Vriend met den anderen,door een werktuigbequaam,
om geſien, gehoort, en gevoelt te worden van den menſch, over-een-komende met ſijn menſchelijke
natuur. Welk Lichaam, Jeſus Chhriſtus was, waar lijk Menſch als Adam, en geſproten uit ſijnen Zade:
#
aanneming deſer en ook waarlijk God, door Wel-beminden Soon; dewelke noyt eenen oogen
blik van fijneGodheit is geſcheiden geweeſt,ſedert dat hy het weſen van dit Heerlijk Lichaam, gehad heeft. 96. Maar door oorſaak dat deſen Burchardus niets verſtaat van deſe Goddelijke geheymniſſen, ſoo
ſegt hy leugenachtig in ſijn Boek, Dat ik met be &ocinianen / be Bobheit Heſu Chriſti Ioa, thenb: dewelke ik geloof, dat noyt iemand in de Wereld, ſoo wel erkent heeft, gelijk als God my dat heeft ingegeven en ook doet # Nadien ik veel # de Son, ſie, datJeſus Chriſtusden waren Soon van Adam is, voor ſijne ſonde van hem ge
boren. En dat hy in defe hoedanigheit, waarlijk Menſch is, als Adam; om dat hy uit ſijnen Zade
voortgekomen is, met ſijn ſelfde menſchelijke na tuur, ſonder eenig onderſcheyt. Maar dat Ieſus Chriſtus ook waarachtiglijk WAAR GoDT is, om dat hy deelachtig is aan de Goddelijke eygenſchap pen, van den eenigen waren onbegrijpelijken God.
En dat hy niet een geſchapen God is, gelijk als ſom mige van die Socinianen ſeggen; Maar den ſelfden wAAREN EEUwIGEN GoD, (b) die is, die was,
die zijn ſalin alle Eeuwigheit. En dat het deſeſelve eeu wigen, eenigen God is, die daar werkt door Ieſum - - -
*
-
*
-
-
-
*
2'. -
e
al
ro4 De huidige menſchen ſjn aanden Toets Chriſtum, en in hem ſpreekt tot d'andere menſchen, Die ook ſijn Lichaam en ſijnen Geeſt beweegt, om haar ſijne heilige willens te doen kennen. En dat het door dit ſelfde Lichaam Jeſu Chriſti is, dat God tot Adam ſprack, in het aards Paradijs. Dewelke ſelfs tegens Godſeide, naar zijn zonde, (c) Dat hy hem
had hooren wandelen, en dat hy beſchaamt zijnde over fij me naaktheit, weg-gevloden was.
97. En alle menſchen van goet Oordeel, konnen
|
wel dencken, dat God geen lichaam noch voeten heeft om tewandelen of geſien en gehoort te worden van de menſchen. Want in ſoo een geval, ſouhy geen on
|
begrijpelijken God weſen; gelijk hy nochtans is; maar een ſienlijk ſchepſel. Het gene men niet ſeggen kan, dat God is. Dewijl de Schriftuur uitdrukke lijk ſegt, (d) dat niemand oit Godſag: Al hoewel ſj
eldersſeght, dat God aan Moijſes ſprak: en dat # hem van achterenſag. (e) Het welk ook niet kan ge ſeit worden, van # ſe onſienlijke en onbegrijpelijke Godtheit, die geen achterſte noch voorſte heeft; maar is ſonder begin of einde, en begrijpt alle dingen in ſich, niet konnende van iets begrepen worden.
Waardoor men lichtelijk begrijpen kan, dat God (g) ten allen tijden tot de menſchen geſproken heeft, door
het heerlijk lichaam Jeſu Chriſti, ſedert Adam tot nu toe. En dat hy (h)op ſoodanige wijſe met haar han delen ſal in alle eeuwigheit; Nadien de lichamen, en Sielen der menſchen eeuwigdurende zijn geſchapen geweeſt,
-
(t) Gen. 3. » 8, 9, (d) Joh. 1 y 18, (e) Exo 33: * * 1,22,25. (g) Gen. 3 y 8, cap, 18, y 1 &e. Exo 2, y 4, Ioh. 5 » 13. Iug 6, 14, &c, cap, 13 x 18, Eſa, 6, 7 *, Eze, cap. 1.
-
2
cap. 8 en 10, Dan, lo, v 6, Ioh,8v 56, cap. 12, v 41, (h)Apoca 1, v3, Pſ 4, 22 23
- ſteen.
Geeſt derdwaling overgegeven
1os
geweeſt, op dat God in eeuwigheit ſijne welluſten met haar nemen zou. En dewijl er niets is, dat meerder liefde baart, dan de over-eenkoming of Ge ſoo heeft God ſich- willen gelijk maken, lijkheit; naarden menſch. r
98. Siet hier de lichten die God my geeft, en de verborgentheden die hy my deelachtigh maakt. Dewelke die onwetende, noemen met den Naam
van #teterpen / of Bobg-laſteringen/ of ge
-
boeieng ober-een-homenb met bieber ôocia nen. Maar indien ſy alleenlijk een menſchelijke re den behouden hadden, ſy ſouden veel eer ſeggen,
dat ik door die leering, alle de dolingen van de Soci nianen omverre werp. In plaats dat ik van hare - voelens weſen ſou, in dat ſy de Godheit Jeſu Chri ſti loochenen, en twiſten of ſtrijden, om te weten, ofhy van den Hemel,of van ſijn moeder Maria geko-. men is. Door oorſaak dat ſy in dolingen zijn, en
noit iets hebben konnen begrijpen, van deſe Godde -
lijke geheimenis. Het welk ſchijnt, dat God heeft willen verborgen houden, en dat niet heeft willen
openbaren, # op de Laatſte tijt, waar in wy nu tegenwoordig leven. En in plaats van hem nacht en dag te loven en te dankken, voor een ſoo grooten weldaat aan de menſchen beweſen; ſoo willen ſy die
menſchen vervolgen, vangen, en ter doodt bren gen, die hun ſoo gelukſalige Nieuwe tijdingen bren gen, en ſoo helder ſchijnende Lichten. 99. Want die Predikers, in plaats van deſelve te willen aannemen, als een preſent, of geſchenck
van den Hemel gekomen; ſoo trachten ſy dit Licht uit te dooven, en myte vangen (i) in mijne woorden; (i) Eſa, 29, v21, Luc, 2ov zo,
G 5
en
io6 De huydige menſchen zjn aan den Toets en ſy ſeggen leugenachtig, UPat iſt be ſhobtheit “Heſu Çijgiſti loochen : ofwel, dat ik ſeg, UPat bp t mee lichamen heeft, of wel, @Pat bp een manſchapen menſch ig / gelijk b ſpermafros biten 3ijn. Het welke alle Laſteringen tegens God zijn, die noit behoorden voort te komen uit de mond
van een Chriſten, om een onſchuldig Perſoon te be ſchuldigen: gelijk ik ben. . Die nacht en dag God eere, in plaats van hem te laſteren, gelijk als deſe quaatwillige willen doen gelooven tot groot on recht. Nademaal mijne werkken en mijne gedach ten God geduuriglijk aanbidden, en dat ik geenige voldoening nemen kan in deſe weereld, dan in het
volbrengen ſijner Heilige wille. In het welck te doen ik noit in eenige dolinge vallen kan, gelijk deſe Pre
dikersſeggen. Aengeſien een dooling niets anders is, . dan een leering of gevoelen die de menſchen van de liefde Gods aftrekken. En dat in tegendeel, alles
wat ik voortbreng, aanleiding geeft tot die ſelfde Liefde.
Want wat is er in de weereld, dat meer
verplicht om ſijnen God te beminnen, dan te weten,
dat hy den menſch door enkele liefde geſchapen heeft, op dat hy van ſijn Schepſelſou bemind worden? En
dat na hem geheel volmaakt geſchapen te hebben, en met ſoovele weldaden begunſtigt, noch heeft wil len doen geboren worden, een menſchelijk Lichaam, gantſch over-eenkomende met den menſch, op dat hy door het ſelve Lichaam ſich met den menſch ,
ſienlijk en taſtelijk ſou mogen gemeen maken, door een werktuig, over-eenkomende met ſijne natuur.
Zijn dit niet ſeer krachtige beweeg-middelen, om den menſch te verplichten, ſich met ſijnen Godt te -
--
;
-
-- - -- -
- - - - --
ver
ſteen.'
Geeſtderdwaaling overgegeven
Ioz
vereenigen, in plaats van dat die ſich van hem ſou den afſnijden. Gelijk als die qualijk bedachte men
ſchenſeggen, dat ik doe, met Ketteryen te onder wijſen. ô ! wat ſou het wenſchelijk weſen, dat alle menſchen van goeden wille, in ſoodanige dolin en waren, gelijk als ik ben: ſy en ſouden geen noot # van God te laſteren, maar geduuriglijk met
my hem aanbidden.
|
|
| |
-
-
,
1oo. Maar door diendeſe Predicanten geen ken niſſe hebben van deſe beweeg-middelen, die hun konnen aan God binden; ſo zijn ſy daar van afgeſne
den om ſich te hechten aan eenige meningen, die ſy . aengenomen hebben te gelooven. En oordeelen en veroordeelen voor ketteryen, alles wat ſy ſtrijdig
vinden tegens hare meningen, ſoo wel het goede als quade. Want ſy willen dat de Juſtitie mijne Boek ken verbranden ſou, hoewel ſy ſelfs belyden datter goede dingen in zijn RPie ſp ſeifg te leeren, Waarom dan wil men het goede graan, met het on kruit uitdoven, tegens het bevel Gods. Die ger ſeit heeft aan ſijne Dienaren, ondergelijkenis van een
#
Meeſter ; (l) Laat het onkruit met het goede graan op waſſen tot den Oegſt, en alsdanſalik tegens de maaijers ſeggen; vergadert eerſt het onkruit, en bind het in bun delste ſamen, om te verbranden, maar vergadert het goede graan in mijn Koren-ſchuer. Ik heb nochmaals deſe plaats verhaalt, omdat die ſoo wel te pas komt, op het doen deſer Predikers, die alleenlijk niet wil
len,dat eenige mijner Boekken ſouden behouden blij ven, die niet anders ſpreken, dan van de vaſte deugt, Maar ſy willen alles verbrant hebben, ſoo wel de
goede dingen, als die ſy hun ingebeelt hebben quaat te (l)Matth, 13, v 3o,
- - -- - - - -
v k:
v
weſen:
1 o8 De huidige menſchen zijn aan den Toets weſen: en dat ſonder barmhertigheit, om hare wraak te voltrekken. Want wanneer ſy niets quaat konnen vinden in mijne ſchriften om die te veroorde
len, ſoo verſieren ſy leugens, om quaat te ſeggen,
van goede dingen. Want ſy ſeggen ook leugenach tig, vaat ik geſeit heb / bat geſug. Chriſtug thpre lichamen heeft, aangeſien ik dat niet geloof, en daarom dat ook niet kan geſeit hebben tegens
mijn geloof. Want feſus Chriſtus heeft niet meer twee lichamen, dan ook Adam en ook alle de andere
menſchen niet hebben. Maar ik heb wel geſeit, dat na de zonde van Adam, ſijn heerlijk lichaam, is bekleet geweeſt met ſterflickheit; en ſoo zijn ook
bekleet alle diegene die uit hem geſprooten zijn. 1 o I. Want Godt, hebbende voor AD AM een
heerlijk lichaam geſchapen, ſoo heeft hy ook ſoo danig alle de menſchen in 't gemeen geſchapen, van ſijnen aard. En indien hy niet geſondigt had, alle de menſchen ſouden van hem geboren zijn worden, met verheerlijkte lichamen, gelijk hy voor ſijn ſon de had. Want God heeft niet meer dan een eenig
Menſch geſchapen, die in zijn zaat alle de andere menſchen droeg, die van hem ſouden geboren wor den: en daarom waren ſy alle van een en de ſelfde na tuur. Want alle dingen brengt ſijns gelijken voort.
Soo dat alle menſchenin't gemeen, verheerlijkte lic hamen hebben, die eeuwiglijk ſullen dueren met ha re zielen, gelijk men hun ſien ſal, ter tijt van de verrijſſeniſſe der dooden. En het ſterflijk lichaam
dat wy nu dragen, is geen ander lichaam, dan dat Godin Adam geſchapen heeft. Maar dit ſelve lit haam, is (m)bedektgeworden met ſterflijkheit, door (m) Pſa,49, v 13 en 21.
. .. .
..
. de
ſteen.
Geeſtderdooling overgegeven.'
1es
-
de zonde Adams: en is daar door gróf en ſwaar ge worden, aardsen ellendig. Daar, voor de ſonde, dit ſelve lichaam klaar-glinſterende was, veerdig, ſchepſinnig en verheerlijkt, gelijckhet noch zijn ſal, na dit ſterflijk leven. Soo den menſch ſterft in de Liefdeſijns Gods, ſooſal hy verrijſen (n) in die ſelf de Heerlijkheit, daar in hy is geſchapen geweeſt: (o) want de werkken Gods vergaan nimmermeer, maar ſullen eeuwiglijk dueren. Soo dat wy geen twee lic hamen hebben, maar wel een cenig verheerlijkt lic haam, dat God geſchapen heeft. Niet meer als Je ſus Chriſtus ook maar een heerlijk lichaam heeft, 't ene Godt uit Adam, in het beginſijner ſchepping,
# doen geboren worden.
En in dit verheerlijkt lichaam van Jeſus Chriſtus, woont den waren God, die Hemel en Aarde geſchapen heeft. , 1oz. Door welk gevoelen, een iegelijk wel be
# kan, dat ik de Godheit Ieſu Chriſti niet ver
oochend, gelijk deſen Burchardus van my leuge
nachtig ſchrijft. Maar dat ik ſulx toeſtem en beveſtig meer dan oyt iemand gedaan heeft. En dat ik daar door, God verheerlijk. Daar in tegendeel deſen
Burchardus hem laſtert, met tefeggen, Pat geſug Cijgiſtug be3onben baagt/biebe menſchen ge
buriglijk begaan: aan dewelke hyPredikt, Dat ſpſulien Abalig meſen boot be aberbienſten van eſug Gijgiſtug/alig 't ſchoon / bat ſp ſterben inbeholberbing harer 3onben. Gelijk men die geneſiet doen, die dit volgen, dat zekerlijk een Kettery is, nadien het ſelve van de Liefde Gods
#
afvoert. Aangeſien dat den menſch, die gelooft Sa #
V
- ,
# .
orcererveld, weet, vis is.
--
1 1o Dehuydige menſchen zijn aan den Toets ligte worden, door de eenige Verdienſten Ieſu Chri
ſti, leeft en blijft in de liefde ſijns ſelfs ſonder ſich te bevlijtigen, om de Liefde Gods te verkrijgen. En
het dunkt my ook een laſtering te weſen, te ſeggen, $2at geſug ſtijgiſtug alieg boot be menſchen buſbaan heeft/ ſomber bat ſp noebig hebben/ ban bate kant te bolboen, Dewijſ dat ſulx een ongerechtigheit weſen zou, dat Ieſus Chri
ſtusden rechtveerdigen, ſou voldoen voor den ſtraf. bare, die in ſijn zonden blijven wil. : : : :
::
to; Waardoor blijkt, dat dienBurchardus, meer noot van ketterpen en ſpong-laſteringen heeft) dan er in mijne ſchriften zijn konnen, waarvan hy my inſijn Boek beſchuldigen wil, want hy en zou niet het minſte diergelijks konnen bewijſen: daarik,
door Chriſtelijke waarheden en levendige redenen bewijs, dat hy indelingen en groote onwetendheden # Dieſeerbequaam zijn, om de Liefde Gods uit de
#ten allermenſchen te bannen; Dewelke ſich niet meer ſy gelooven, ſalig te weſen, ſonder die Liefde, door de eenige verdienſten Jeſu Chriſti, ondertuſ #dat den H. Paulus (gelijk ik hiervoor nochge. ſytheby'ſegt, Dat niemandſalig worden ſal, ſandar *ſ Liefde, (die hy met de naam van Lierp Abic, #noemt), (p) dat al was het, dat men alle de # werken der Werelddeed, en de gave van Prophetſe bekommerenſouden, om God te beminnen, want
"d, en het geloof om bergen te verſtten, niets is 'onder de Liefde. ', datiſ ſal&aller te
#ef: Hoedan, konnen die menſchen zalig wor ſy niet een eenige deſer Deugden hebben, en dat ſy
den, door deenige verdienſten Ieſtichriſti, wanneer
" 9) - Cor. 13.51: &c.
. .
.-
en
ver
ſteen. Geeſt der daling overgegeven. 3 - 1 11 # , 1 ,
vervult zijn met allerhande zonden? Gevoelt men niet wel, door deſen ToETs-STEEN, dat de Liefda digheit van deſen Burchardus, niet anders dan ſchijn, en valſche ſtoffeis? Men behoeft niet ſeer ervaren te
weſen, in den Toets-ſteen te handelen, om dit te ken
inen. Dewijl men ſulx kan verſtaan, doorden klank der woorden van den Apoſtel: wanneer hy aanraakt, wat voorgeſteltenis dat # Gout der ware Liefdadig heit hebben moet. En wanneer men by malkander beſiet, het leven en bedrijf derhuidenſdaagſche men ſchen, met de eygenſchappen dewelken dien Apoſtel beſchrijft, dat de ware Liefde heeft. Soo niet anders dan deſe klank, om dat te kennen, al
#
waar 't ſchoon, dat men het ſelwe op den Toetsſteen niet ſtelde. Het gene men nochtans tot veel meerder ſekertheit doen kan. Om oorſaak dat de valſche munt
der ſchijnbare Liefdadigheit, ſoo wel vergult is, dat d'onwetende, deſelve voor waar Gout ſouden aan nemen, wanneer men ſeggen hoort, UPat betig/
ſich ſelfs rechtſbeerbigen / alg men goede mer
hen boet / om falig te mogben, en dat men lie herb'eere onſet #aligbeit genen moet/ aanbe 39etbienſten geſu Chriſti. # # : 1o5. Dat heeft een ſchoonen
ſchijn, van God te
willen eeren, alhoewel men hem inderdaat veracht, wanneer men hem verplichten wil, ons Salig te ma ken, door de verdienſten van ſijn Soon Jeſus Chrir
ſtus, al is't ſchoon, dat wy ſijne geboden niet be waren, en niet trachten naar het einde waartoe God ons geſchapen heeft, te weten: Om hem te beminnen met ons geheel hert: (q) gelijk hy ſedert ook bevolen heeft, doorſijne geboden. Want het is een groote (a)Matt. 22, ºf 37* ** ** * ver -- -
-- -
11 o De huydige menſchen zijn aan den Toets verachting die een knecht ſijnen Meeſter aan doet." als hyſeggen zou ; Ik en kan niet doen 't gene mijn Mee mijn beveelt. En de Meeſter die dat hoorde, ſou aanſtonts ſulken Knecht uit ſijnen dienſt weg-jagen.
Gelijk God zekerlijk uit ſijn Koninkrijk weg-jagen zal, (r) alle de gene die ſijne geboden niet bewaard ſullen hebben. Al ofſchoon die Predicanten, nieuwe
uitvindingen gevonden hebben, om de menſchen ſalig te maken, hoewel dat deſelve de geboden Gods niet naar en komen, noch ook niet de Evangeliſche
Raat-gevingen volbrengen. Deſe leering is van val ſche Alloy; dewijl alle de Heilige Propheten, de ge
boden Gods onderhouden hebben, om ſalig te wor den. En wanneer ſy eenige der ſelver overtraden ſoo hebben ſy daar over een ſtrenge boete gedaan. Want Davidſegt; (3) Dat hyſijn beddewies, met ſijne tranen, en ſijn broot at met Aſſche, en dat ſijn vlees
weggedroogt was op fijne beenderen, door vreeſe en angſt fijner zonden. - Daar de menſchen van defentijt, de geboden Gods ſonder vreeſe verbreeken, ſonder daar over boete te willen doen, noch ſelfs de begeerte daar toe te hebben... En dat op deſe valſche voorgeving,
“Dat ſp al te 3tuah baar toe ſouben incſenſ en bat ſp ſuſſen éaſig hoogben boog beâ9erbien
ſten geſu Chriſti.
- -- - - -
-
-
zoo. Zijn dat geen ſchoone uitvindingen, om de menſchen van de Liefde Gods af te trekken, en ſach
telijk te doen ter Hellen varen? Want konnen daar wel waardiger menſchen zijn, dan die Heilige Pro
pheten Gods, aan wien de verdienſten Jeſu Chriſti -
| |
|
be
(r) Matt 7,, A1. (-) Pſa, 6, v.7, &e, Pſa, 38,v, 4,6&ct
en Pſa, 1oa, v. 1°, 12,
-
ſteen
Geeſt der dwaling overgegeven.
I 13
behoorden toegepaſt te worden; als dewelke het Licht des H. Geeſts hebbende, veel klaarder konden |
zien, dan de huidenſdaagſche menſchen, hoedanig
|
de Verdienſten Ieſu Chriſti, de menſchen konnen
|
Zalig maken, ſonder dat ſy voor hare zonden, be hoefden t ondernemen ſulke harde boetens te doen ?
Maar ik geloof, dat deſe ſpitſvinnige geeſten, my wel ſouden bybrengen, dat Ieſus ## geleden had, ter tijt der Oude Propheten: Het ge ne waarachtig is. Dewijl hy doenmaals noch in ſijn verheerlijkt Lichaam was, dat niets konde lijden. Maar ik ſou nemen d'Apoſtelen en Diſcipelen van Ie ſus Chriſtus, dewelke alle, de wereld verlaten heb
ben, om ſalig te weſen, omhelſende een pijnlijk en werkſaam leven, de kleynheid en d'armoede Ieſu
Chriſti, ſijne Lijdens, ſijn Cruys, ja ſijnen doot. Souden ſy dan alle deſe dingen te vergeefs gedaan heb ben, of als overtollig, wanneer Ieſus Chriſtus alles voor hun voldaan had? Sou men niet moeten beſlui
ten, dat ſy gedoolt hebben, of wel dat die men
ſchen deſestijts dolen, met te ſeggen, Pat men be geboben Boog niet onberhouben kan / noch ookbe Changeliſche ſtaat-geningen niet, en bat men fijne &aligheit nertmachten moet / boog de 39erbienſten dan geſug. Chriſtug. .. . 1o7. Hebben wy niet die ſelve God, die d'A
poſtelen en eerſte Chriſtenen gehad hebben, dewel ke de Evangeliſche Leering in het werk hebben ge ſtelt ? En die menſchen hadden die doenmaals niet
dieſelfde ſwakheit, als de menſchen van deſentijt;
als zijnde gelijkelijk of op eenderley wijſe voortgeko men, uit den verdorven Klomp -Adams 3 Sy zijn # «, - . . . wee
48 - wº 3
114
De huidige menſchen zijn aan den Toets
weeſt inde ſelfdeſwakheit, en in dien ſelfden ſtant,
daar de tegenwoordige menſchen in zijn. En daar en is geen ander onderſcheit, dan dat die eerſte Chri
ſtenen gevolgt hebben, de leering Jeſu Chriſti. En dat de huidensdaagſche perſoonen,de raatgevingen der ſinnelijke menſchen volgen, gelijk ſy ſelfs ook zijn : dewelke willende blijven in hare ſonden, en volgen hare verdorvene natuur, hebben dingen uit gevonden, om hare ſaligheit te hoopen, ſonder ſich te bekeeren, noch eenige boetete doen. Vergeten
de dat Jeſus Chriſtus # heeft;Soogy geen Boete doet, gy ſult alle vergaan; Sonder die gene uit te ſonderen dewelke geloven, ſalig te worden, door de verdienſten van de anderen. Maar hy ſegt met uitdruk
kelijke woorden; (1)Gyſalt alle vergaanſoog) geen boete doet. En tegens dit bevel, onderwijſt men nu, dat men ſal Salig worden, ſonder boete te doen, of men legt deſe woorden foodanig uit, dat men de eygen liefde doet aanſien, voor boete.
-
1o8. Want men bemind ſoodanig ſich ſelfs, dat men niet wil verdoemt zijn, noch d' eeuwige pijnen lijden. En om deſelvet ontgaan, wil men in ſijne inbeelding gelooven, dat men ſalig zijn kan, door de verdienſten Jeſu Chriſti. Is dat niet een ſchoone boete, dewelke alleenlijk beſtaat, in een enkele in beelding, ſich willende toepaſſen de verdienſten van
Jeſus Chriſtus? En in ſulken geval, zijn alled A poſtelen, de diſcipelen Jeſu Chriſti, en ſoo vele an dere heilige perſoonen, wel dwaas geweeſt, met ſoo te weenen, ſich te vertrekken in de wilderniſſen, en
hare lichamen te vermageren (gelijk den H. Paulusſei
de, (a) Dat ht het fijne caſtyde, omdat dienſtbaar te (t) Luc. 13. » 3. (u) 1 Gor, 9, - 27s
maken
l
ſteen.
Geeſtderdoolingen overgegeven
1 15
maken. Daar nochtans alle die menſchen, geen dwaasheden hebben konnen begaan, hebbende den
heiligen geeſt ontfangen; Sy hebben de ware wijs heid Gods gehad, ende hebben daar in niet konnen dolen. Gelijk nu de menſchen dolen, die met hare natuurlijke lichten, niets begrijpen dan't geneden tijt be-oogt; gelijk de beeſten # , die altoos het beſte Grasſoekken, om naar hun ſmaak te weiden. En
alſoo zijn de menſchen beeſtachtig geworden, niet meer willende hooren na de boven-natuurlijke din
gen. Om dat ſy ſich vernoegen, met hier hare ge makken en gerieflijkheden te hebben, en 't gene de natuur begeert.
En hier by noch het eeuwige leven
hopen. Dat niet geſchieden kan: gelijk als tegen de valſchen Rijkaart van het Evangelie geſeit wierd: (v)
Om dat gy het goede gehad hebt, in deſe wereld, en Laſarus
, degelijks het quade; daarom is hy nu getrooſt, en gy lijd pjnen. 1o9.
Dit Eyempel behoort te dienen, voor alle -
-
menſchen, die ſorg hebben over de ſaligheit harerſie len; ſy behoorden vaſtelijk te gelooven, dat men
# twee Paradijſen,
of twee plaatſen van welluſt ebben kan. Want indien ſy die willen nemen, in
deſe wereld; ſy ſullen van d' eeuwige welluſten be
rooft zijn. Maar in tegendeel, ſooſy ſich beroven van de welluſten deſer wereld, om de Liefde van God, ſoo ſullen ſy ſeeckerlijk d'eeuwige welluſten beſitten. -
-
--
- - --
-
- -
11o. * Siet daar het licht dat God my geeft. Wel Gelukſalig ſal hy weſen, die dat navolgt. Want het is ſeeker, dat indien er iets betersgeweeſt waar, dan
de boete, de kleenheid,d'Armoede, en de lijdens, dat
tolie 16, ºf:
H x
Jeſus
> -
* De heilige Drie-vuldigheid
I16
Toets
# Chriſtus het ſou gekoſen hebben; en dat dit het eſte geweeſt is, 't gene Jeſus Chriſtus gekoſen heeft, komende in deſe ellendige wereld. Want daar kan noit iemand geweeſt zijn, aan wien allerley ſoorten van welluſten meer toebehoorden, dan aan Jeſus Chriſtus. Nademaal hyden waren Soon Gods zijnde alle rijckdommen, eeren en vermakelijkheden hem
in eigendom toe quamen, als de Soon en Erfgenaam van hem, die deſelve geſchapen had. Maar hy heeft door de daat betoont, dat het beter was, alle die din
gen te verachten, dan die te beſitten, in deſentijt van Boete, die van God geordonneert of geſchickt is, om
de ſonden van Adam.
En dat die boete
gehecht is, aan de vergiffenis der zonde. (y) Sonder welke boete, geen vergiffenis der ſelveſonden weſen
kan. Door dien dat God alloo Rechtveerdig, als goet en Waarachtig is, dewijl dat defe (z) drie eygen
ſchappen in hem onafſcheidelijk zijn. En dat God noit eenig ding doen ſal, in hemel noch op aarde ſon der vergeſelſchapt te weſen met gerechtigheit, goet heit, en Waarheit, alle tegelijk. 11 1. Hierom is't dat de menſchen ſich bedriegen, met te gelooven, dat God hun ſalig maken zal, door ſijn eenige goetheit, ſonder de tuſſchenkoming ſijner 'Rechtveerdigheit en waarheit. Want indien hy dat had willen doen, hy ſou aan Adam de vergiffenis ſij nerſonden gegeven hebben, ſonder hem boete op te -
leggen. Nadien dat Adam veel min ſtrafbaar was, dan de huidensdaagſche menſchen die de ſaligheit ver
hopen, ſonder Boete te doen, door de enkele goetheit Gods. (y) Act. 3. » ' 9, (z) Pſa 45, º s.. Pſa 89, » 15.
*
*
*
*
d
-
Pla, 145, p. 17, 18, 19, Tob. 3, p. 2 -
ſteen.
is onbegrijpelijk.
1 17
Gods. Naa dat Godt hun deſelve opgeleit heeft » om de ſonde van Adam. En dat ſy noch ſtrafbaar zijn van vele andere zonden, die ſy ſelfs begaan heb ben. Soo dat daarin twee eigenſchappen van Recht veerdigheit en Waarheit in God ontbreken ſouden. Dewijl het ſeer rechtveerdig is, dat den menſch, de ſmertenſijnerſonden draagt, nadat hy, om ſijn ei gen voldoening de welluſt der ſelve genoten heeft. En dat het ook ſeer waarachtig is, dat hy daar voor de boete moet doen ; dewijl God hem geſeit heeft (a) Dat hy in het ſweet ſijns aanſchijns, ſijn broot ſou winnen. 112. Deſe waarheit uit God ſelfs voortgekomen zijnde, moet vaſt blijven. En deſe Gerechtigheit,
by de vergiffenis der ſonde geoefent, moet beſtan dig blijven tot het einde des werelds. Nadien God onveranderlijk is, en noit verandert, al is't ſake dat
de menſchen veranderen. Hy blijft nochtans altoos Goet, Rechtveerdigen Waarachtig, in ſijne drie ei geuſchappen, die ik aan God toe-eigen, onder den Naam van Drie-eenigheit. Waar mede onſen Bur chardus de ſpot drijft, en my daarin beſchuldigt, ban laſteringen tegeng G5ob. En hy ſegt om deſe oor
ſaak, RPatiſt be lº). JPgie-eenigheit loochenb; verhalende de geſchiedenis, van bat een ſecker érre
betug / berbgantig getpogben / om een bierge lijhe oogſaaä / Willende bedecktelijk daar door be
ſluiten, UPat men mp ook behoopt te berbgan
/
bcn / om dat ik geſeit heb, Dat be byie perſonen ber bgie-eenigheit / een grobe uitbrutshing tg / om aan ben menſchen te bocn berſtaan / eenige hocbanighcben ban GBob. Waar in my dunkt dat hy veel meer Godt laſtert dan ik. (a)Gen. 3. » 19. . . . H 3 113. Want
118
De heilige Drie-vuldigheit
Toets
113. Want in der waarheit, daar konnen geen
perſoonen, in God weſen; het welk alleenlijk ſijne Schepſels zijn. En niets geſchapens, kan het weſen Gods zijn. Maar de goetheit, rechtveerdigheit, en
Waarheit Gods, zijn weſentlijke hoedanigheden van God; en alles onafſcheydelijk aan hem. En indien
men deſe Goddelijke hoedanigheden, wil noemen met den Naam van perſoonen, ofanders; dat is een
geringe ſaak. Mits dat men begrijpen kan, dat God in ſich is, geheel Rechtveerdig, geheel Goet, en ge
heel Waarachtig. En my dunkt, dat deſe Leering meer de menſchen tot God voert, dan die gene die ſich ſtaande houd, op de drie Perſoonen. Gelijk de Catholijke de Heilige Drie-eenigheit af-ſchilderen; te weten, met een ouden Man, die de Vader betey kent; een jonk Man, die de Soon betekent, en in het midden der ſelve, een Duif, die den Heiligen
Geeſt betekent. Want een iegelijk weet wel, dat ſulx niet weſentlijk in God is. Dat hy niet out noch jong is. Nademaal hyaltoos geweeſt is, en zijn zal, ſonder begin of einde. En dat hy niet is geboren ge worden in jonkheit, noch veroudert is door verloop van tijt. En dat hy noch veel minder een Duif is, of eenig ander onnoſel Dier. Maar dat alle die dingen,
alleenlijk Aſ-beeltſels zijn, om aan ons grof verſtand te doen begrijpen, eenige dingen van de eygenſchap pen Gods; en om ons te toonen, dat hy niet alleen,
een goedertieren Vader is, maar ook een rechtveerdi gen en waarachtigen Richter. Hierom is't dat ik in mijn Boek, het GETUIGENIs der WAARHEIT; (b)
d'Almachtigheit Gods, heb willen vergelijken by de -
* -*:
| | | ||
(b) Luc. 1, 2 49.
- ,
-
Per l
ſteen.
is onbegrijpelijk.
-
119.
Perſoon des Vaders: (c) ſijne Waarheit, by den Soon, (d) en ſijne Goetheit, by de Duif, die den Heiligen, Geeſt vertoont. En om deſe vergelijking, ſou dien Burchardus my willen veroordeelen ter doot. Gelijk
hyſegt, dat men dien voornoemden Servetus gedaan heeft: om dat hy niet heeft willen erkennen, deſe drie perſooneninde Drie-eenigheit. # 114. Waar door hy genoeg doet blijken, dat hy wel ſou willen vernielen, alle diegene die niet geloo ven als hy: dewelke grof en aards zijnde in ſijnen geeſt, niet wil verſtaan van God, dan alleenlijk dit:
te weten. Dat hy in ſich heeft, drie ſtoffelijke perſo nen, die men noemt, de Vader, de Soon, en den H. Geeſt. Meenende hier mede, dat hy de ware ken
niſſe heeft van God, die nochtans niet gekend is van iemand, en is onbegrijpelijk voor alle ſchepſelen. Het welkhy eens op ſeker tijt heeft doen verſtaan, aan den H. Augustinus, ter tijt als hy op den oever der Zee wandelde. Hy wilde begrijpen, wat de H. DRIE-EENIGHEIT was.
God deed hem een kind
ſien, dat met fijne handen een klein kuyltjen in het ſant gegraven had, en liep na de Zee, om met ſijne kleine handekens, het water der Zee te dragen in dat
klein kuyltjen, dat hy gemaakt had in het ſant. Het gene AUGUSTINUs aanſiende, ging vragen aan dat kind, wat het deed. Waar op het kind antwoorde, dat het op die wijſe, alle het water der Zee wilde dra
gen, in dat klein kuyltje. Waarover Auguſtinus be gon te lachen, ſeggende : Mijn kind, gy kond dat noyt doen, laat deſen aanſlagen dit werk beruſten.
Waar op het kind antwoorde; Ik ſou dit veel eerge H 4 (e) Joh. 14, 2 6. (d) Pſa. 143. » 1o. Rom. 5, 7 5.
daan
12 o
De heylige Drie-vuldigheid
Toets
daan hebben, dan gy ſoud hebben begrepen, 'tgenegy be grijpen wild in uwen Geeſt. En met deſe woorden ver dween het kind. Ik denk, dat deſe Hiſtorie ſeer waar
achtig is, om dat die van Auguſtinus ſelfs verhaald word, aan wienſe gebeurt is. Maar al waar het ,
ſchoon, dat dit niet dan een fabel was, of een inbeel-
ding; ſoo is het nochtans een onfeylbare Waarheit, dat geen menſchelijk verſtantoyt begrijpen kan, wat van de H. DRIE-EENIGHEIT is. En dat men in der
daat, veel eer alle het water der Zee, van den groo ten Oceaan, ſou dragen in een klein kuyltje: dan men ſou konnen brengen in de geeſt der menſchen, wat GoDT is, of wat van de H. DRIE-EENIGHEIT is. Nadien alle de verſtanden der menſchen te ſamen,
niet anders dan kleine ſant-korentjes zijn, waar in, van de wateren der Goddelijke Wijsheit, niet dan alleenlijk eenige druppelkens konnen geplaatſt wor den die God in de byſondere zielen giet, aan welke
het hem gelieft ſich deelachtig te maken.
-
115. Soo dat deſen Burchardus geen oorſaak heeft, van ſich te laten voorſtaan, dat hy weten ſou, wat van de H. Drie-eenigheit is; of my te veroordeelen van AIaſteringen tegeng ſBob / wanneer ik verklaar, 't gene God my daar van heeft te kennen gege-
ven. Te weten, dat hy noyt iets doet, ſonder vergeſelſchapt te weſen, met rechtveerdigheit, goetheit, en waarheit. En dat die gene die gelooven, Salig te
ſullen worden, door de enkele goetheit Gods, ſich bedriegen. | |
| |
|
-
-
116. Dit is het gene, dat God my heeft geopen
baart, en dat is ook een veel nutteren heylſamergevoelen voor de menſchen, dan te gelooven, datter v
:: 9
: : : :
2,
º . .
in
,
l
is onbegrijpelijk.
ſteen.
I2 I
in God, drie ſtoffelijke Perſonen zijn. Dewijl dat ſoodanig geloof, van drie perſonen, gants geen deugt uitwerkt in de ziel van degene die dat gelooft. Want indien men denkt, datter in de H. Drie-eenigheit is, een oud Man, een jonk Man, en een Duif; dat kan de ziel niet ontfonken, in de liefde Gods. Maar wan
neer een menſch gelooft, datter in God een Recht veerdigheit, een Waarheit, en eene Goetheit, alle te gelijk is, en dat deſe drie dingen noyt d'een ſonder d'andergaan. Als dan )e) ſal hy vreeſen deſe Recht veerdigheit Gods, en trachten volgens den Raat des Apoſtels, (f) ſijn Saligheit uit te werken, met vreeſen
en beven. En wanneer den menſch gelooft, datter een Waarheit in God is, ſooſal hy in ſijne beloften hopen, ende in 't gene hygeſeyt heeft. (g). Ik en wil niet, den doot deszondaars, maar dat hy ſich bekeere en de leve. En indien iemand gelooft, in de Goetheit Gods, (h) hy ſal deſelve beminnen, en alſoo met een vaſten tret voortgaan in de ware Deugt. En dit zijn de vruchten van een waar geloof, gelijk als God my onderwijſt. Het welk waar Gout der Liefdadigheit is, dat men vryelijk van alle kanten mag ſtellen op den ToETs-sTEEN : want hoe meer men dat ſtrijken of toetſen zal, hoe veel te meer men ſal ontdekken, de
ſuiverheit van het gout der Liefde. 117. Maar indien men toetſen wil, de gevoelens van onſen Burchardus, Ymen ſal wel haaſt gewaar worden, dat het niet dan metaal of vergult Koper is, dat bedriegt. Want de woorden ſijner belijde nis, zijn vergulde woorden, als hy ſegt: ,,Ik bin -
-
-
(e) Dan, 7. y 9.
-
H 5
-
een
(f) Phil. 2, 9, 12. (g) Ezech. 33, # 1 1, (h) 1. Joh,4, v 9,
+
-HE- - I 2.2
De
heilige Drie-vuldigheit
- -
Toets
een eenigen Bob aan/in brie perſonen; be 43a ber / be #oon / ben Hy. (Beeſt. Om dat ſulx de gemeene taal is, van die gene die belijdenis doen, van Chriſtenen te weſen. Maar die woorden baren geen Liefde in de ziel, wanneer men niet verſtaat wat die woorden begrijpen. Gelijk ter contrary doet,
het weten, dat God geheel Goet, geheel Rech, veer dig, en geheel Waarachtig is. Soo dat de Liefdadig heit tot den naaſten veel meer geoefent is, wanneer men uitleyt, de vaſte hoedadigheden die God onaf
ſcheydelijk in ſich draagt, dan wanneer men hun ee nige ſpeculatien af overdenkingen voortbrengt, van
datter drie Perſonen in de H. Drie-vuldigheit zijn. Die noyt kan begrepen noch overdacht worden hoedanig die is. Want Jeſus Chriſtus, is wel een perſoon in God; verſtaande, na dat hy waarlijk Menſch is, als wy. Maar daar zijn geen Goddelijke Perſonen; dewijl dat alle perſonen, geſchapene din gen zijn, die een begin hebben gehad, en niet altoos het weſen, dan ſedert God hun dat heeft willen ge ven. Maar God heeft noyt geen begin gehad, en is nimmermeer geſchapen geweeſt. Hy is een eeuwige
onbegrijpelijken Geeſt, by geenig ding te vergelij-
,
ken. In voegen dat deſen # , deſen Soon, en deſen H. Geeſt, ſoo men ons afſchildert, niet dan een
t
grove Expreſſie of uitdrukking is, om in ons verſtant eenige afbeelding te formeren, van dat God, goet, rechtveerdig, en waarachtig is, en dat alle deſe hoe danigheden niet dan een eenigen God maken. ,, 1 18. Maar deſen onwetenden Burchardus, wil
die dingen niet verſtaan, en wil die doen gaan, âBoog #ietterpen # of ſBobglaſteringen / bie m: # º . . .
.
.
.
OO
ſteen.
is onbegrijpelijk.
I 23
boot ſouben moeten geſtraft ing?ben; gelijk aan Servetus gedaan is, die hy doorſijne Hiſtorien ver haalt, dat verbrant is geworden, om dit punét van
de H. Drie-eenigheit. Waar in hy ſijne wreetheit be toont, en hoe weinig liefde hy in ſijn ziel heeft, wil lende ter doot veroordeelen, alle die menſchen die
ſijne gevoelens niet navolgen. Het welk voortkomt van een eygen-liefde, en grootachting ſijns ſelfs,wil lende meer ſich gedragen aan ſijne koppige inbeel ding, dan aan de Lichten die God my geeft. En ten einde hy dieſelve, ook door andere mocht doen ver achten, ſoo laat hy een leugenachtig Boek drukken, om te doen verſtaan, Patter in mijne Heering / #etterpen en Blaſteringen tegeng C5ob 3ijns ja hy ſegt, bat het een buibeiſche 3Leering ig. Waar # ik antwoord, gelijk als Jeſus Chriſtus deed tegens de Phariſeen, die hem ſeyden, (i) Dat hyſij me werken deed, door de kracht des Duivels. Waar op
Jeſus Chriſtus niets anders ſeyde, dan: (l) Ik heb geenen Duivel. Het welk ik ook met waarheit ſeggen kan, door degenade Gods, dat ik den Duivel over wonnen heb, die geen macht meer over my heeft. En dat God alleen mijn Beſtierder, en mijne wijsheit is. Waarvan men de daden wel ſien kan.
Want de
Duivel kan noyt een ziel verzadigen, gelijk de mijne geheel verfadigt is, en niets begeert in Hemel noch op Aarden, dan de wille hares Gods te volbrengen, in het leven en in den doot. En ook is den (m) Duivel niet ſtrijdig tegens ſich ſelfs, om dingen t'onderwij ſen die ſijn Rijk vernietigen ſouden: maar hy bevly tigt ſich, om dat meerder op te bouwen. Waar in die ,
1 -
Predi
(*) Matt, 12, y 24, (l)Ioh. 8, 7 49, (m) Matt. 12, v. 25, 26.
I 24
De heilige Drie-vuldigheit
Toets
Predikers hem ſeer te hulp komen, wanneer (m) ſy willen verhinderen, dat men de waarheit verklaart
aan de menſchen, of dat men tegens de Chriſtenen ſegt, dat men Jeſus Chriſtus navolgen moet, om Salig te weſen.
1 19. En om deſe oorſaak, trekken ſy het Harnas aan tegens my, van alle kanten, en roepen het ge richt, om my te doen vernielen, ſoo ſy konden. Maar ik vrees, dat ſy ſich het Hooft ſullen ſtooten, en hun ſelfsquetſen, in plaats van my. Door diende Waarheit altoos waarachtig blijft. Al is't dat ſy van d'onwetende veracht word; ſy en ſal nochtans noyt veranderen. En al was het, dat men my deed ſterven, of alle mijne Boekken verbranden, ſoo ſullen noch -
tans daarom niet vernietigt weſen, de waarheden die ſy behelſen, maar deſelveſullen ſoo veel te helderder en klaar-ſchijnender worden. Om dat deſe waarheden als dan veel naauwkeuriger ſullen onderſocht worden, en van veel meer menſchen bekent zijn. Gelijk ſulks
alreets gebleken heeft door het begin der vervolgin gen, dewelke die Predikanten my aangedaan hebben. Want ſedert dat mijne Boekken en mijn Drukke ry weg-genomen zijn, door de Juſtitie, en na Got torp gevoert, hebben byna alle de menſchen van dit Landt Holſtein, kenniſſe van mijn Schriften beko
men. En vele zijn daar van ſoodanig geraakt en over wonnen geweeſt, in hare Conſcientie, dat verſchey
de fich aangeboden hebben, om van ons geſelſchap te worden, en om de Chriſtelijke waarheden te vol gen, die ſy in mijne Schriften vermerkt hebben. Daar, vooraleer deſe overlaſt aan my gedaan was; niemand van dat Land kenniſſe van mijne Leering (n) Acto. 13, w 19. er kreeg :
-
ſteen.
-
is onbegrijpelijk.
125.
kreeg: die hun onbekent was, door mijne ſtilheit en afgeſcheydentheit. 12o. In voegen, dat wanneer deſe Predikers ful len meenen hare gevoelens op te richten, door de ver volgingen die ſy my aandoen, ſoo is het te gelooven *
dat ſy diegantſchelijk ſullen vernietigen. Want de VVA AR H E 1T is ſterk als de Doot, (o) zijnde een twee-ſnijdent Swaart, dat alle bedriegeryen en leu gens doorſnijt, hoewel die ook bedekt of beſchildert mochten zijn. Waarvan men het beginſel ſal mogen ſien, door deſen ToETs-sTEEN, die my deſe Pre dikers verplicht hebben te beſchrijven, om te weder
leggen de valſche beſchuldingen, die Burchardus my doet, door ſijn Boek. Het welk, ſoo het niet aan den dag gebracht was, ik geen gelegentheit gehad ſou ## , dat te wederleggen, door ſoo klare waarhe
den, dewelke ſullen omverre werpen alle de win kels die ſy opgerecht hebben, om een Coopmanſchap
van het volk te maken,gelijk den Apoſtelgeſeyt heeft, (p) Dat op de laatſte tijt, de Prieſters een Goopmanſchap maken
ſallen van het Volk.
121. * Want wat is het anders,dat men de menſchen
tot naarvolging aan ſich trekt, dan een Coophandel van deſelve te maken:dewijl indien men geen eer nog voordeel daarin had, een iegelijk ſou in ruſt blijven, gelijk als ik doe. VWant ik ſoek niemand; ſelfs afſeg gende, die gene die gewilliglijk ſich by ons komen
aanbieden. Het welk een zekere getuigenis is, dat ik de menſchen ſoek door mijne Schriften, tot Chri ſtum te geleyden , en niet hun aan my te trekken.
Maar deſe Predikers willen met gewelt, een iegelijk ' : Y
(o) Heb, 4, 5, 12,
2, -
92 ret, 2, 73,
e
GA2LA
+= 126
-mTNT
E
* Den Duivelbedriegtſig altjt. Toets
aan haar trekken. En ſy konnen my om geen andere oorſaak vervolgen, dan om dat ik niet Lutheriaans
ben, dewijl dat ſy verwerpen alle die menſchen, die hun niet navolgen. Geenſins hebbende aangemerkt, dat Dav1D ſegt: (4) Alle Geeſten loven den Heere.
Om welke oorſaak, deſe Lutherianen my behoorden in ruſt den Heer te laaten loven, in den geeſt die hy my heeft medegedeelt. Sonder my te willen dwin gen, niet meer te ſchrijven de dingen die God my ingeeft, noch te begeren, dat men die ſelve Schrif ten verbranden zou, door het gericht. VVelke Schriften alreets ſoo vele vruchten der boete voortge bracht hebben, in de zielen veler menſchen, ſedert
den tijt van tien jaren herwaarts; binnen dewelke dat
die bekent en onderſocht zijn geweeſt, byna door de geheele Chriſtenheit. 122. Invoegen, dat ik geloof, ſoo die Predicanten voortvaren, met deſe Chriſtelijke waarheden te vervolgen, of met mijne ſchriften te doen verbranden;
(r) dat hare verwoeſting naby is, en dat ſy daer door meer haar credit en aanſien verlieſen ſullen, dan oit
ſou konnen geſchieden, met alles wat men ſou kon nen ſeggen of ſchrijven tegens hare Religie. Want alle vrome menſchen, die mijne ſchriften voor goet gekeurt hebben, en daar in ſoo vele goede dingen ge vonden; ſullen aanſtonts oordeelen, dat de Luthe
rianen afgeweken zijn van de rechtveerdigheit en waarheit Gods, veroordeelende ſulke goede en heilſame dingen. Waar over ſy van alle oprechte
menſchen verachting en ſchanden op haren hals ſul -
"
len
(4) Pf. 15o. » 6. (r) Pſa. 64, v 9, 2 Tim. 3, # 8, 9, 13 ; * Pet 2x 1, Apoc, 12. » 12.
| |
ſteen.
In zijn eigen voornemens.
1 27
len halen. Al is het ſake, dat eenige Godlooſen, die ſmaak in hare leeringen hebben, en op den bree den wegh willen blijven, hun wel voor een tijt, ſul len byſtant doen, en hun blindelings helpen my ver volgen. Gelijk als onſe Broeders eenige troepen van jongens des avonds aan haar huis geſien hebben, die meenigte van ſteenen, tegens de duur of vengſters van ons huis wierpen, om den haat dewelke die Predikers
hun hadden ingedrukt. Seggende, dat hop ban be A5ecte ber ſàuaherg 3ijn / en bat mp JPup belſche leeringen hebben / ketterpen en laſte, ringen tegeng ſbob. Met duiſent andere Qua den, die deſen Burchardus beſchreven heeft in ſijn boek. En hypredikt opentlijk gelijk als ook de pre dikanten van flensburg, gedaan hebben, ſeggende, bat mijne leering ban ben QPuibei ig / bol ban hetterpen en laſteringe tegeng ſBob. 'tWelk het volk een tegenheit van ons geeft, dewelke meenen wel te doen, met hare Predikers te gelooven, die daar ſeggen, batſp beſtebe ſBobgºbeſitten, wan neer ſy inderdaat vyanden van fijne waarheden zijn, en niet willen gedogen, dat ik die verklaer. Ja den ſelfden Burchardus ſchrijft in ſijn boek, bat be mene
ſchen ong niet behoogben te herbergen in bare ijuiſen.
ººk 'ſ
123. Het welk genoeg aanwijſt, dat hy geheelijk de Liefdadigheit verlooren heeft, en alleenlijk ver vult is, met een geeſt van wraakgierigheit en verbit tering tegensſijnen naaſten. Het ſtaat hem toe, te
denken, door welken weg hyſalig worden wil, al ſoo den H. Paulus volkomentlijkſegt, (3) dat men de LIEFDADIGHEIT moet hebben, om tot de Saligheit te (*) 1 Cor. 13. » 1, etz.
,,
geraken.
Den Duivel bedriegtſig altijt
1 28
Toets
geraken. Daar deſen Burchardus blijft in den haat, die
hyons toedraagt, ſonder eenige reden. En hy voert ſelfs het volck aan, om ons te haten. Het gene wel doet blijken, (t) dat ſijne liefdadigheit, niet dan ſchijn is, ſijnde onbeſtandig of niet waarachtig. Waar door hy vele menſchen voed, in die geveinſ de liefde, onder de hope, bat ſp niet te min aan het einbeſuilen falig hoogben/ boogbe berbien ſten Jeſu Chriſti; volgens deſe nieuwe leering, door de onwetende menſchen uitgevonden. Die geenſintsden ſin der H. ſchriften verſtaen, en niet te min deſelve willen uitleggen,tot voordeel van den Af val der menſchen: hun ſeggende, dat gefug Gijgi ſtug aſiegboog hun bolbaan heeft. Doende hun alſoo ruſten, op een vals oorkuſſen, om dat ſy niet weten, hoedanig Jeſus Chriſtus voor de menſchen voldaan heeft. En ſy voeren hun aan, om ſtaande te houden een leering ſooſchadelijk aan haer ſielen ; ſelfs denkende, ſulx te doen, door een iver der reli
giew & aarin men ſien kan, (u) dat God zijn Volk overgegeven heeft, aan den Geeſt der doling, gelijk als
hy heeft gedreigt, door fijne H. Propheten ; en (x) dat de waarheit nu niet meer geacht is onder de men
ſchen; nadien deſe Prieſters ſelfs,die ſoodanig vervol genbºſaar over men nu wel ſou mogen vragen, 't ge
ne Jeſus Chriſtus te ſijnertijt deede, ſeggende : (y) Indien het Sout der Aarden verdorven is, waar meede
ſal men dan het vlees ſouten? En wat voor Godtvrug
tige lieden ſouden nu konnen gelooven, aan deſe Predikanten, na dat ſy ſoodanig de Chriſtelijke -
waarheden
(s)loh,4, » zo. (u)Ieſ 29, » 'o. (*) Ieſ:59, 14, 15, ' -
-
(y) Matth,5 ; 3. º .
..
-
- -
E
#TREE
t
A
inſijneygen voornemens.
ſteen.
1.29:
waarheden ſullen uitgedooft hebben, die Godt in deſe laatſte tijden nu in de wereld ſend. Waar over men hem nacht en dag behoort te loven en te dan
ken; in plaats van die te willen in de geboorte ver ſmachten, gelijk men doet, om aan deſe Predikers
te behagen. Die daer niets anders in ſoekken, als om haar eigen eeren, ende geſaglijkheden ſtaande te |
houden, om over het volk te heerſchen. Niet ſien
de op de eere Gods, noch de ſaligheit der ſielen ha res Naaſten. Door oorſaak (z) dat de liefde nu ver kout is, en dat idereen niet anders dan ſich ſelfs, en
ſijne voordeelen beoogt. 124. Waarover God wel oorſaak heeft, nu van de Chriſtenen te ſeggen, 't gene hy doenmaals van de Joden ſeide, te weten: (a) Mijn Volk heeft .
"
»
my verlaten, mijn die de fonteine des Levendigen waters ben; om te gaan putten, uit bakken,
die
haar water
de
geſcheurde
niet houden konnen,
Want de Chriſtenen ſijn het Volk Godts geworden, hem verlaten hebben; (b) de welke afgeſneden zijn geworden, en de Chriſtenen in hare ſtam inge-entet, op (c) dat ſy heylſame vruch ſedert dat
#
ten ſouden voortbrengen, (d) waardig om op de ta fel hares Heeren geſtelt te worden. Maar van deſe
Chriſtenen, die nu het Volk Gods zijn, heeft hy veel meer oorſaak, om te # Mijn Volk heeft my verlaten & c. dan hy gehad heeft, om ſulx van de Joden te doen; dewijl de Joden, (e) de Wet Gods noch leerden, en het volk, tot d'onderhouding van -dien, aandrongen. Soo dat hare Leering goet was, #1 -
I
de
(z) Matt. 24, ºf 12. (a) Ier, 2, 3 13. (b) Rom, 11, Y 19, 2o, (c) Ioh, 15, ? 16. (d) Cant, 5, 9 t. (e) R9m, 2,v, 17, 2o.
13o
Den Duivel bedriegt ſtg altijt Toets
dewijl Jeſus Chriſtus daar van ſeyde: (f) Doet het geneſy uſeggen; maar doet niet hetgene ſy doen. Door oorſaak dat ſy ſelfs niet deden; 'tgene ſy aan andere leerden. Maar de Chriſtenen van deſen tijt, lceren, bat men de Beboben (Bobg niet kan onberboue ben / en noch minder be â19et beg ſº banges liumg. In voegen dat men geenſins mag doen, 't ge ne ſy ſeggen, niet meer dan 't gene ſy doen : door dien dat ſy quaat doen, en ook quaat leeren. Nade maal dat de geboden Gods niet aan de menſchen ge
geven zijn, dan om (g) van hun onderhouden te wor den. Want God heeft geen wetten noch geboden van nooden. Maar de menſchen hebben. Wetten van
nooden, (h)om haar leven wel te ſchikkenen diegene die deſe wetten niet willen onderhouden, willen niet
ſalig weſen, Soo datter een groote doling is, in die Leering, die daar ſegt, dat men de Wet des Evan geliums niet kan onderhouden, nadien dat (i) alleen, door de onderhouding van die wet, den Chriſten Salig worden kan, en niet anders. Want indien Jeſus Chriſtus niet gekomen was, om ons ſijn Licht te brengen, alle de menſchen hadden ellendiger verlo ren gegaan, dan door de zonde Adams. Aan welke zonden alle de willens der menſchen niet mede ge werkt hebben; nadien ſy het weſen noch niet hadden, en datter niet was, dan wil van Adam alleen, die de
#
Liefde ſijns Gods verliet, om deſelve te hechten aan de ſchepſels. -
, 126. Dit is de oorſaak geweeſt, waarom dat God de - zonden der menſchen vergeven heeft, en niet de *# "
,
CIA
-
(f) Matt, 23,v, 3, (g) Pſ, 119, vaa, (b) Pſ, 119, v 9. : (i) Matt,7, v, 21, en Pſ; 19,v, 12, »
'
• A'
*
ſteen.
inſijn eygen voornemens.
13 1
dender Engelen: welke nochtans beyde op eenerley wijſe,in de ſelfde miſſlag gevallen waren. d'Engelſoo wel als de menſch, hadden hare genegentheden van
God afgetrokken, om hun ſelfs te beminnen, alhoe wel d'een en d'ander deſer Schepſelen, eendrachtelijk van God waren geſchapen geweeſt om dieſelfde oor
ſaak en dat ſelfde einde. Maar God, door goede ge rechtigheit, heeft de wederſpannige Engelen ver doemt, en de menſchen ſalig gemaakt: uyt oorſaak dat de Engelen van God in getal zijn geſchapen ge weeſt, en dat een iegelijk van hun, fijn vrye wilge bruiken kon. Maar de menſchen, zijnde alle in een
eenig menſch geſchapen, die hadden noch het gebruik harer vrye willens niet. 127. Siet dit is de reden, waarom dat God hun heeft laten vermeenigvuldigen, en uit Adam voort -
-
-
-
komen, op dat hy ſou beproeven, of een iegelijk van hun, uit ſijne vrye wil, in de Liefde Gods wilde blij
ven; ofwel, ſich daar van afkeeren, gelijk als A dam gedaan had; Op dat God de menſchen niet mocht laten verloren gaan, door de eenige zonde van haren Vader. Want het is een ſekere waarheit, (l)
dat noyt eenig menſch (tot het gebruik der reden gekomen zijnde) kan verloren gaan, om de zonde van Adam; wanneer hy uit ſich ſelfs, ſijne gene gentheden van God niet aftrekt, door ſijnen vryen wille. Want alhoewel dat alle menſchen gevallen
zijn, in Adam, ſoo hebben ſy ook in Adam, de ver giffenis fijner zonde ontſangen, met conditie, van die boete te doen, die God hem daarover opgeleyt had.'
Want den (m) Afval, de Vergiffenis, en de Boete, -..
. . . . . ." ' A
»
-: «I
2
- 2 ...
..
(h Ezec, 18, via totae (m)Rom: s.v. 1s, 18, 19.
is
132
* Waarom Ieſus Chriſtus onſe Toets
is aan al de menſchen in Adam geſchiet; uyt oor
ſaak dat hy alle de menſchen in ſijne lendenen droeg, en datter geen van hem geſcheyden waren. Dan de Soone Gods, deſen Eerſt-geborenen allermenſchen; die op geenderley wijſe heeft konnen deelachtig we ſen, de zonde van Adam. Aangeſien hy voor ſijn zonde, al van hem uitgegaan was, en ſijn vrye wil gebruikte, met dewelke hy noyt een oogenblik Van Wille en Liefdeſijns Gods is afgeſcheyden ge
#
Weelt,
- 128. * En om oorſaak dat de LIEFDE GoDs, al
toos de liefde desnaaſten baart, ſoo heeft ſy in de ziel van Jeſus Chriſtus, door ſijn menſchelijke natuur voortgebracht, een ſoodanige Liefdadigheit tot d'an dere menſchen, ſijne Broeders, dat hy voorgeno men of beſloten heeft, ſich te beladen met hare el lenden. Om hun te komen verloſſen van hare ver
blindheden en eeuwige verdoemenis, waar in een ie gelijk van hun, ſich gewillig neder-geſtort had (n). Sonder ſelfs hare onheylen t'erkennen. Want alle vlees had ſijnen weg verdorven, en daar was niets ge ſonts meer in het Huis Gods, ter tijt als Jeſus Chriſtus het beſluit nam, van ſich te bekleeden met onſe ſterf lijkheit. En (o) alle de Schapen des Huis Iſraëls
ſouden verloren gegaan zijn. Hierom is't dat David ſeyde; (p) Dat Godgeſien had over de gantſche Aarde,
en datter niemandgevonden wierd, die wel deed, en hy herhaalt dit, tot niet een eenige toe. Het gene geſchiet is, ter tijt als Jeſus Chriſtus onſe ſterflijkheit aannam : en geſchiet ook (4) nu in een volkomen ſin, meer dan -
-
:
doen
(n)loh. 12, v,46. (o) Matt, zo,v, 6, (?) Pſ. 14,v, 2, 3. -
--- -
(4) Luc, 18, V,8, er
te: - - ,
ſteen.
ſterfelijkheid aangenomen heeft.
13 3
doen tertijt. Want de Schriftuur ſpreekt altoos, (r) en vervult altoos meer en in meerder volkomentheit;
gelijk ſy doen zal tot het einde der wereld. Want God is niet bepaalt noch gebonden, en daar is geen tijt, ten ſijnen aanſien. 129. Jeſus Chriſtus die was van God, en de Menſch geboren, op dat hy de menſchen ſalig ma ken zou... Waar over hy den Richter weſen moet om ook over hun te heerſchen in Eeuwigheit. Maar ſien de, dat alle menſchen, de liefde hares Gods verla -
ten hadden, en dat ſy alle haren weg hadden verdorven; ſoo heeft Jeſus Chriſtus, deernis met hun gehad. En
hy is voor den tijt gekomen, om hun weder te roe pen, en te trekken uit de ſlaverny des Duivels, waar onder ſy gewilliglijk dienſtbaar waren, ſonder dat te kennen. Want (i) de zonde verblind altoos de ziel,
dewelke niet en ſiet, waar ſy gaat, na dat ſy in de ſel vegevallen is. Hierom is het, dat Jeſus Chriſtus haar
is komen brengen, het Licht der Waarheit, op dat de menſchen hare wegen mochten erkennen, ,,hun ſeggende met den VVijſe Man: (t) KEERT wE » DER , KEERT wEDER SUNAMITE, MIJN BE
», MINDE; want gy zijt alle afgedwaalt van uwen » God, al is't dat gy ſijne kinderen zijt. En uwe zie
»len ſijn geſtorven aan ſijne genade: en ſy ver » gaan eeuwiglijk, ſoo gy niet weder keert in ſijne » LIEFDE.
. .
13o. Deſe ſtemmen van Ieſus Chriſtus, konde ſich wel doen verſtaan, in het binnenſte der zielen;
dat geeſten zijn, gelijk als God ſelve een Geeſt is. Maar hare herten waren ſoo verhard, en hare willens . I 3 . . . ſoo (r) Pſ: 1 19,v, 96, (*)Ioh, 12.v,35, (*) Cant, 6,v, 13e
134 Waarom leſus Chriſtus omſe Toets ſoo aards, dat ſy niet meer bequaam waren, om die inwendige ſtem te verſtaan. En ſy konden niet ſien, hoedanig ſy de Liefde Gods verlaten hadden, noch door wat middelſy deſelve konden wederkrijgen. En alhoewel God, hun ſoo meenigmaal Propheten toe geſonden had, om haar te vermanen, om hun te dreygen,en om haar beloften van tijdelijke en eeuwige zegeningen te doen, ſoo bleven ſy nochtans altijt in hare verblintheden; en fy konden den weg niet we der vinden, om weder in de Liefde Godste keeren,
die ſy ſoo lafhertig en onachtſaam verlaten hadden, ſonderſelfs te weten, door wat middelen ſy ſoodanig afgevallen waren, en noch minder door wat wegen fy
weder tot hen keeren zouden... Maar Ieſus Chriſtus niet konnende gedogen, dat alle de menſchen ſooda
nig ſouden verloren gaan, door onwetendheit en ſwakheit, heeft willen verlaten den Schootſijns Va ders, (u) waarin hy geruſt heeft, ſedert ſijn Schep ping, als ſijnen wel-beminden Soon, om op deſe Aarde, door de ſonde verdorven zijnde, neder te ko men, en de menſchen tot boete en Bekeering te roe pen. Hun van ſtuk tot ſtuk doende ſien, hoe dat ſy konden wederkeeren in de LIEFDE HAREs GoDs,
waaromfy geſchapen waren geweeſt. Dit deed den Heere niet alleen door een ſtemme diein de VVilder mis riep, gelijk als die van den H. johannis den Do
per. Maar door daden en bedrijven, dewelke Ie ſus Chriſtus in hare tegenwoordigheit wilde uitwer ken, teneinde ſy hem ſouden volgen, en de werken doen die hy deed, op dat ſy mochten wederkeeren in de LIEFDE HAREs GoDs.
# 12
: : : : : :: :
: :
131. En gelijk hy niet kondelijden noch gepijnigt (e)loh. 1,v, 18,
. .
wor
ſteen. ſterfelijkheid aangenomen heeft. 135 worden, in ſijn Heerlijk Lichaam, noch de boete
doen die God, den menſch opgeleyt had, om ſijn zonde. Dewijl hy niet in Adam geſondigt had, noch ook de Vervloekking der zonde ontfangen, gelijk de andere menſchen. Soo heeft hyſich willen beklee den, met onſe ſterflijkheit, en op ſich nemen onſe el lenden en quellingen, dragende de ſmerten onſer
zonden, al hoewel hy daar geenſins aan ſchuldig was, En dit (x) tot dien einde, dat hy ons ſienlijk ſou on derwijſen, hoe de menſchen aan de Rechtveerdig heit Gods moeſten voldoen, en door wat middel, ſy -
-
-
-
-
-
-
L*
t
ſijnegenade weder konden bekomen.
, ,
,
132. 't En is da rom niet, datJeſus Chriſtus is op
ſich komen # zonden der menſchen, om hun te laten volharden in hare miſdaden, gelijk als die
onwetende doen ver aan, door hare nieuwe Leerin -gen: maar het is alleenlijk, (t) dat hy de gelijkeniſſe eenszondaars heeft willen aannemen, om ons te too # oe dat wy de pijnen, die wy voor onſe zonden ſchuldig zijn, moeten dragen. En hoe dat wybe
hooren te blijven in de Liefde Gods. Het geneJeſus Chriſtus ons leert, wanneer hy ſich bekleed met al le de # in # menſchelijke natuur
ebracht heeft. Gelijk als is, koude, hitte, vermoeyt Het welk alle dingen zijn # God niet geſchapen
# , arbeyt, honger, dorſt, ſiekten en de Doot. 59
heeft, maar die de zonde gebaart heeft, door ver
dorventheit in de menſchelijke natuur. En alhoewel
het Lichaam Jeſu Chriſti, niet verderflijk was, om dat het noyt gezondigt had, noch op eenigerley wij
ſe mede-geverkt met de zonde van Adam; ſoo h: - 22 sº tº
y
-
s
(*) kom, 8. * 3,4
(f) Rom,8
p. 3, 4s
136
Waarom Jeſus Chriſtus onſe
Toets
hy nochtans willen, door de liefde die hy ons toedroeg, deel hebben aan de pijnen, die onſe zonden
erdient hadden. Ten welken einde hyonſequellingen op ſich nam, op (y) dat hy ons ſou doen moet grijpen, deſelve gewillig te dragen, ſiende dat diege dragen wierden door den Rechtveerdigen, die de ſel ve niet verdient had. En dat gewilliglijk, (z) om de
Liefde die hy de menſchen toedroeg, en ten einde hy hun mocht afkoopen, van de ſlaverny des Duivels, waar in ſy hun gewilliglijk verbonden hadden. ,,
133. Daarom is't dat Ieſus Chriſtus voor den tijt ſijner Heerlijkheit gekomen is, om onſe ellenden aan te nemen, door een ſterflijk Lichaam dat God
geformeert of bereyt had, in het Lichaam van een
º
Maget, zijnde van die ſelfde verdorvene natuur,
gelijk alle de andere menſchen, die ſedert Adam ſijn geboren geworden. Met welk lichaam hy onder de menſchen gewandelt heeft, en hun hare fouten en
zonden aangeweſen. En hy heeft hun ook getbont, door wat middelen ſy de genade Gods konden we der krijgen, die ſy, door hare zonde verloren had den. En dit op een ſoo ſienlijke wijſe, dat niemand daar van onwetende kan zijn. Daarom ſeg: Ieſus
Chriſtus ſelfs, ſprekende tegens de menſchen;# In dien ik niet gedaan had, de werken die ik gedaan eb, in uwe tegenwoordigheit; ſo ſoud gy geen ſchuk hebben. Dit was om oorſaak dat de menſchen ſoo onwetende geworden waren, door hare zonden,dat ſy niet meen
den quaat te doen, met hun ſelfs, de rijkdommen, de eeren en de vermakelijkheden deſer wereld te bemin nen. En indien Ieſus Chriſtus niet verkeert had # er '. -
-
w-
'.
0), Pet 2,7 zi,24. (k)loh,3v16, (º)lohºfvaa,en 24
-
ſteen ſterfelijkheid aangenomen heeft.
137
der de menſchen, verachtende alle die dingen, de Chriſtenen ſouden niet ſoo ſtraf-baar weſen; gelijk ſy nu zijn, nadat ſy de werken geſien, en de Leering van Jeſus Chriſtus ontfangen hebben. Die gekomen is, als een Meeſter, om ons de werken te onderwij ſen die wy moeten doen: en als een Pedagoge heeft
hy ons de leſſe na-gelaten, die wy behooren in 't werk te ſtellen en te volgen. 134. Soo dat de menſchen ſich grootelijks bedrie
gen, wanneer ſy gelooven, dat Jeſus Chriſtus alleen lijk is gekomen om te lijden in deſe wereld, en om voor hare zonden te voldoen.
Want voor ſoo veel
als hy God was, ſoo had hygants geen voldoening van nooden, zijnde machtig om genadelijk te verge ven. En voor ſoo veel als hy Menſch was, ſoo had hy meer macht, by ſijn Eeuwigen Vader, zijnde in ſijn verheerlijkt Lichaam, dan hygehad heeft, ſedert
hy met onſe ellenden en quellingen is bekleet geweeſt. Dewelke ſoo in hem, gelijk ook in alle menſchen miſmaakt hadden, het ſchoonebeeld dat God, naar ſijne Gelijkenis daar in gemaakt had. Daarom ſoo had Jeſus Chriſtus geenſins noodig, ſich te bekleeden met onſe ſterflijkheit, om de menſchen weder met
God te verſoenen, op ſoodanige wijſe als men ſich nu wil inbeelden. En hy had ook niet van nooden, om van den Hemel in dit Tranen-dal neder te daalen, op
dat hy onſe verſoening met God ſou verkrijgen. Na demaal hy ſedert ſijne ſchepping, altoos met hem ver
eenigt is geweeſt, in fijn heerlijk Lichaam. Want men behoeft geen Koning te gaan ſoeken in de Wil dernis, om hem een requeſt, of verſoek-ſchrift aan
te bieden, wanneer men hem vinden kan in ſijn Pal . .
. . .
i
) . . . ..I
5
.: .
- .
leys 9.
Toets
Waarom leſus Chriſtus onſe
138
leys, daar hy gehoorgeeft, en de requeſten beant *
woord, die men hem aanbied.
. . .
135. En om ſekerheit te hebben, dat Ieſus Chri ſtus in het Palleys ſijns Vaders was, vooral eer hy met onſe ſterflijkheit bekleet wierd,-ſoo behoeft men
niet dan aan te merken, 'tgene Davidſeyt, ſpreken de van Jeſus Chriſtus, te weten: (b) Den HE ER #
heeft geſeyt tot mijnen Heere, zit aan mijne rechterhand, tot dat ik uwe vijanden ſalgeſtelt hebben, tot een voet bank uwer voeten. Het gene genoeg verklaart, dat
Ieſus Chriſtus niet noodig had, te komen in defeel lendige wereld, om onſen Advocaat of Voorſpraak by God te weſen. Gelijk als die onwetende ſeggen;
dewijl hygeſeten was aan de rechterhand ſijns Vaders, naar de woorden van David, alwaar hy de vergiffe nis onſer zonden beter konde verkrijgen, dan ſoo ſchandelijk op der aarde te komen, in ſoo een miſ maakten ſtant, om ons alſoo met ſijn Vader te ver
ſoenen: ſeggende ſelfs; (c) Ik ben geen menſch, maar een ſchande der menſchen, ja een Worm ben ik, en geen menſch. En dunkt u niet mijne Chriſtelijke Broeders,
dat Ieſus Chriſtus meer gehoor by God had, zijnde in ſijn heerlijk Lichaam, aan de rechterhand ſijns Var
ders, om onſe Voorſpraak te weſen, of de vergiffenis voor de menſchen te bemiddelen, daar hy ſoo nauw met God vereenigt, en aan ſijn rechterhand geſeten
was, dan wanneer hy op de Aarde deſer Balling: ſchap quam, om ommegang met de vyanden Gods te hebben, gelijk als doen ter tijt alle menſchen ge worden waren? Temeer, om dat den Apoſtel ons
ſegt, (d) Dat wy een Voorſpraak by God hebben, die .
-
- - -
.
-
- --
--
-
--
-
* 121 -li ---
“U00r
*
**
* *
-
(b) Pſa. 11 o » 1. (e) Pſ: 22, y 7, (d) 1,Ioh, 2, 9 2,
ſteen. ſterfelijkheitaangenomen heeft
139
#
voor ons bid; te Chriſtus. Hoe kan men dan gelooven, dat Jeſus Chriſtus, lijdende, op aarde is gekomen, om voor ons te ſpreken? Is het niet meer waarſchijnlijk, dat hy op aarden gekomen is, om ons weder te roepen, van onſe vervreemding of af-dwa ling; om ons te trekken uit onſe verblindheit. En om door werken en woorden ons de middelen te on derwijſen die wy moeſten aannemen, om wederin de Liefde Gods te keeren, ſiende dat de menſchen
hare wegen niet meer kenden? En ſy ſagen geenſins, door wat middelen ſy haren God verlaten hadden, denkende hem te beminnen, als ſy hem haaten, en
hem te eeren, als ſy ſijne Goboden veragten. Gelijk de Chriſtenen noch op deſen huidigen dag doen,
wanneer ſy ſeggen, bat ſp be âl2et beg afhanges itumg niet honnen onberhouben/ en bat ſp be eere harer áaligheit millen toe-eigenen aan be eenige âPerbienſten ban 3ſeſilg Chriſtug. ; 136. Het welk een diepe verblindheit is, waarin
de menſchen, door haar valſche voorgevingen geval len zijn, ſeggende deen tegen den ander, bat het bloet Jeſu ſtijgiſti ban alle 3onben reinigt /
op die wijſe gelijk als deſe Predikers dat uitleggen. Dewelke in dit ſtuk, (e) De blinden zijn, die d'andere
blindelings verleyden, en alle beyde in de gracht vallen: gelijkals de Schriftuurſegt. Want voor ſoo veel als Chriſtus God is, had hy niet noodig ſijn bloet uit te ſtorten, om de menſchen Zalig te maken, zijnde machtig om door ſijn enkel vermogen en doorſijn Woort, te ſcheppen en zalig te maken duiſend we
relden: gelijk als hy deſe wereld geſchapen heeft die wy zien. En voor ſoo veel hy menſch is, had Je (e) Matt. 15, wº 14.
- -- - - -
-
ſus
140
Waarom Ieſus Chriſtus onſe
Toets
ſus Chriſtus niet noodig, om de menſchen Zalig te maken, met hare ellenden en quellingen te dragen, te Prediken, en ſoo vele verſcheidene dingen aan de menſchen te leeren, gelijk als hy gedaan heeft. En noch veel minder was hy genootſaakt om te lijden en te ſterven, om hun Salig te maken. Nadien dat een eenige druppel bloets, van ſijn verheerlijkt Lichaam, bequaam was om van ſijn Vader het Pardon of ver giffenis van alle menſchen te verkrijgen. Waar door blijkt, dat alle die plaatſen der Schriftuur, dewelke
ſpreken van de voldoening Jeſu Chriſti voor de men ſchen, ſeer qualijk verſtaan zijn; En dat men daar gants verdraayde ſinnen uit trekt, die de menſchen
meer van de Liefde hares Godsaftrekken, dan dat ſy hun daar naſouden doen haken.
137. Want het is niet dan door Eygen-liefde, dat men ſich wil laten voorſtaan, dat Ieſus Chriſtus al
lesſou voldaan hebben, op dat ſy ſouden mogen blij veningemak, naar hare verdorven natuur, en niet te min de Zaligheit verwachten, door de lijdens van een ander. Daarin tegendeel, d'oeffening der Deugt
en Leering Ieſu Chriſti, de menſchen voert tot de Liefde Gods, en doorgevolg, tot de zekerheit harer eeuwige Zaligheit. Van welke verſekertheit, d'alder Godvruchtigſte van deſen tijt, ſeer wijt af zijn, ſon der dat te kennen, onder den Dekmantel, dat ſy hun inbeelden, in Ieſus Chriſtus te gelooven, en deel aan fijne verdienſten te hebben. Sonder dat ſy aan
merken't gene Ieſus Chriſtusſeyt: (f), die in my ge-
"
looft, bewaart mijnegeboden.
'
:
-
'
138. Nu, wat zijn de geboden Ieſu Chriſtianders, dan ſijne Evangeliſche Leeringen? Maar deſeraat (f)loh 14, v 12, 15, 23, 24.
.
. . .
.
ge
ſteen.
ſterfelijkheit aangenomen heeft.
14
gevingen zijn by na onder alle d'alder devootſten of Godsdienſtigſte deſes tijts, in verachting gekomen. Want wie ſou willen arm, veracht en vernedert we
:
ſen; daar men ſiet dat ider een tracht ſich te verrij ken, ſich te loven en te verheffen ſoo veel als hy kan ? Ondertuſſchen dat men vaſtelijk ſegt, te gelooben
in Heſtig Chriſtug. Waarin (g) dat ſy liegen, of de Schriftuur is valſch, als Sy ſegt: die in my gelooft,
onderhoud mijne geboden. Dit behoort het ſekere ken teiken te weſen, om te kennen of de menſchen ge looven in God, of in Ieſus Chriſtus, wanneer ſy de geboden bewaren: Want dit is den waren Toets-ſteen, om te proeven, of een ziel met het ware Gout der j
Liefdadigheit begaaft is, wanneer ſy de geboden be waart.
-
139. Het gene mennootzakelijk moet doen, om ſalig te weſen; gelijk als Ieſus Chriſtus aan den Jonge lingſeyde, tertijt als die aan hem vraagde, (b) Wat
hy doen moeſt, om ſalig te weſen. Hy ſeyd hem niets anders, dan: bewaart de Geboden. En het is te geloo
ven, dat dien Jongeling in de ſelve bedriegery was, waarin detegenwoordige menſchen zijn, alsſy leu genachtigſeggen, dat ſy God beminnen, en in Ie ſum Chriſtum gelooven: om dat men ſulx ſich ge makkelijk kan inbeelden.
: 'ſ
Maar men moet tot de
Proef komen, en door deſen Toets-ſteen ſien, gelijk men ſagaan deſen Jongeling in het Evangelie, of men
God van gantſcher herte bemint, gelijk het eerſte Gebod beveelt. Want indien het waarachtig geweeſt
waar, dat deſen jongeling de geboden Gods bewaart had
de ,van fijner jeuget aan, (i) gelijk hy voorgaf, hy ſou
(g) 1, Ioh 2,5 4, (h) Matt. is." 16,17. (i) Maleis' aea 2 à •
* De Geboden Godts
I 42
" Toets
ſou niet droevig geworden zijn, als Jeſus Chriſtus hem ſeide : indien gy wilt volmaakt weſen, gaat en
verkoopt alles wat ghy hebt, gevet den armen en volgt myna. Om dat hy ſulx # ſou gedaan hebben.
14o. * Want een menſch die God van gantſcher herten bemint, kan ſijne rijkdommen niet beminnen;
nademaal ſulx onverdraaghlijk ſou geweeſt zijn met deLiefdeGods,alſoo de ſchriftuurſegt:(l)daar uw hert is, daar is uwenſchat. En wanneer onſe herten zijn in de rijckdommen,inde vermakelijkheden, of in de eeren deſer wereld, ſoo en kan op die tijtonſe Schat niet in God weſen. En het is een bedriegery, ſulx te gelooven, en een dwaasheit dat te hopen, of te ſeggen dat men God bemind, (m) wanneer men noch de wereld bemind. Dit ſijn leugens, waar over de
ſchrift wel reden heeft te ſeggen, (n) Dat alle menſchen leugenaars zijn: aangeſien dat onſe liefdens niet op een ſelfde tijt, in twee # wijt verſchillende voorwerpen
weſen konnen. Want naar mate dat wy in de LIEF DE GoDsinſinken, ſoo wijt gaan wy op dieſelfde tijt
uit de liefde onſesſelfs, en de genegentheit der andere Schepſelen. Dit gaat altoos met een eendrachtigen tred; dewijl dat de liefde Gods, met de liefde der ſchepſelen niet meer in onſe zielen kan t ſamen blij ven, dan het vier in het midden van het kout water:
want dat is onmoogelijk naar de natuur. Gelijk het even alleens, (o) naar de genade ook onmogelijk is, God en de wereld gelijk te beminnen. Dooroorſaak
dathet twee ſtrijdigheden zijn,die altoosd een d'ander . - .
(!)Matt 6, a1, (m) 1 Joh. 2. » 15. (n) Pſ. 1 16.11, *
: : : : : :: 2.
(o)Jac, 4 - 4.
****
ſteen.
moeten onderhouden worden.
143
verjagen. En men ſal dat bevinden door ervarent heit, in menſchen die waarlijk bekeert zijn. Te we
ten, dat alle de genegentheden die ſy tot de Schepſe len, voor hare bekeering gehad hebben, van ſelfs ſullen wegvallen, ſonder gewelt, wanneerhare her ten in de liefde Gods gekomen zijn. Ick heb dat ook bevonden, door mijn eigen ervarentheit: want wanneer de liefde Gods in my begon te groeijen, al
le de ſchepſelen die ik bemind hadde, quamen by my in vergeeting, en ik begeerde niets meer, dan daar van geſcheiden te weſen; dewijl dat mijn hert volko mentlijk daar van ontſlagen was.
141. Invoegen dat ik door het licht Gods,en door mijn eigen ervarentheit weet, dat de liefde Gods niet meer in de herten leeft, dat alle de menſchen van
de liefdadigheit zijn afgeweken, datter geen ware Chriſtenen meer op Aarden zijn. En dat de men
ſchen valſchelijk d een d ander doen gelooven, Pat ſp ſuſſen ſalig mo?ben / boot be berbienſten.
#eſu ſtijgiſti/ levende en ſtervende in hare eygen liefde: gelijk men inderdaat nu leven ſiet, ſoo wel
diegene die men vrome, als die men quade menſchen InO€IImte
142. Maer om oorſaak dat ik deſe waaarheden ſchrijf, die ik van God leer; ſoo willen de Predikers
my doen dooden, en trachten mijne boekken te doen verbranden, die van ſoodanige materie handelen. En om te toonen de groote begeerte die ſy hebben, dat ſulx geſchieden mogt, ſoo heeft een Predikantſe dert weynig tijt binnen Hamburgh, in de kerck van Maria Magdalena gepredikt tegens mijne Leering; en leugenachtig aldaar geſeit, bat mijne bochhen - - -- -- --
1 -.T - --- -- - -
-
-
--
, opent,
- -
, v ..'
-
1 44
De Geboden Godts
Toets
opentſijch berbgant 3ijn/ boot be juſtitie. Soo dat ſy niet weten, wat voor leugens ſy uitvin den ſullen, om verdacht te maken de waarheden die
ik van Gods wege voortbreng. En het is wel te ge looven, dat indien ſy my in hare macht hadden,dat ſy my dooden ſouden tuſſchen den Tempel en Autaar; gelijk de Prieſters der oude Wet, de H. Propheten ge doot hebben. Waar over Godt grootelijks klaagt,
-
l
ſeggende : (p) Jeruſalem, Jeruſalem, hoe meenig maal heb ik u willen vergaderen, gelijk een kloeckhin
hare kiekskens vergadert, en gy hebt niet gewilt, maar hebt mijne Propheten gedodet, en diegene, die ik tot uw
l
geſomden had: ſooſalook uw Huis woeſt gelaten worden. 143. Soumen niet, mijne Chriſtelijke Broeders,
i
deſe ſchriftuur-plaatſen in een volkomen en volmaak ten ſin, mogen toepaſſen, aan onſen tegenwoordi gentijt: dewijl men de Chriſtenen, die het Volk
Gods en de H.ſtadt Jeruſalem behoorden te weſen; ſiet de Liefdadigheit ſoodanig verlaten hebben, dat deſelve onder haar in verachting is? En dat de Prie ſtersſelfs niet willen lijden, dat ik van de ware Lief
dadigheit ſpreek, ſonder my tot de doot te vervol gen, my te laſteren, en te willen doen ſteenigen, ſonder dat ik weet waarom. Want ik ſou hun wel
mogen vragen, gelijkJeſus Chriſtus deed aan de Phariſeeſche Prieſters, die hem wilden ſteenigen; als hy
hun goedertierentlijk ſeide: (4) Ik heb u vele waarheden verklaart, die ik van mijnen Vader geleert heb; om welke van die, wilt gy my ſteenigen? Even deſge lijks, mag ik nu vragen, aan de Lutheriſche Prieſters en haar ſeggen: ik heb ſoo velerley ſoorten der Chri-
: -
-- - - -
- -
(?) Matth, 23, 35 à 38. (4) loh 1e x 32.
ſtelijke
s
moeten onderhouden worden.
ſteen.
I 45
ſtelijke waarheden, in mijne Schriften onderweſen,
om welke van die vervolgt gy my; of om wat punct wilt gy mijne boekken doen verbranden? Ik heb die in 't openbaar geſtelt, waar ider een deſelve heeft |
l
|
konnen zien, de Hoven van Koningen en Princen hebbenſe met verwondering aangenomen. En in dien er eenig quaat in geweeſt was, iemand ſouſe ver worpen hebben, en ik ſou ook vryelijk die quaden niet aan den dag gebracht hebben. Nadien de Schrift ſegt, (r) dat hy die onbetamelijke dingen doet, niet aan het Licht komt, door vreeſe dat fijne werken bekent en openbaar worden mochten. Nu, dit is wel een teiken, datter niets onbetamelijx in mijne Schriften is, dewijl ik met de ſelve aan het Licht kom, en begerig ben, dat een iegelijk die ſiet en onderſoekt. Want indien er in dieſelve Boeken eenig quaat was, ik ſouſe ſelfs ver oordeelen, en ten ſou niet noodig zijn dat die Predi kers, de Juſtitie gebruikten, omſe te doen verbran den; nadien ik die ſelfs verbranden zou. Want ik
ben (volgens den räat der Schrift) (*) van het quaat
afgekeert, en doe het goet. Daarom ſoo vervloek ik allerley ſoorten van quaat, en bemin allerley ſoorten , vangnet, over al waar ik dat vind. 144. En indien ik eeniggoet vond, in deſe Predi
kers, ik ſou dat ook beminnen, al is't dat ſy my ſoo groote doot-vyanden zijn, en dat ſy in verſcheide plaatſen Prediken, dat mijne #Ieering & Buibelg ig; bat in de ſelbe bolingen / en Haſteringen tegeng (Bob 3ijn. Gelijk ſy gepredikt hebben
aan het Volk van Flensburgh, in verſcheide Ker ken , geduerende den geheelen Feeſt van Kers K -
(r) Ioh. 3, ? 4o, (r) Pſ: 34, t is,
tijt
* Debooſe ſteekt altijt
146
Toets
tijt laatſtleden. Maar in plaats van hun te leeren, de Laagheit en Ootmoedigheit Ieſu Chriſti, die in .
deſe wereld geboren wierd in een Stal, ſoo hebben .. ſy, geduerende deſe Feeſt of Hoog-tijd geleert, dat ik bolingen hab. Om oorſaak dat ik niet voorgoet keuren wil, hare Groots-heden en Hoogmoet, van
te willen heerſchen over het Volk. In plaats van dat ſy, tot Na-volging Jeſu Chriſti, begeeren ſouden, de Dienaars van alle te weſen. Want hy ſeide tegens ſijne Apoſtelen en Diſcipelen : (t) Gy noemt my Heer en Meeſter, engyſegt wel, want ik ben 't: maar alhoe wel ik uwen Meeſter ben, ſoo ben ik nochtans uwer aller Dienaar.
.
-
i45. * Maar deſe huidenſdaagſche Predikers, al
is't dat ſy ſich Diſcipelen van ſoodanigen Meeſter noe men; ſoo willen ſy hem nochtans niet navolgen in ſij
ne Nederigheit, maar willen heerſchen en geſag heb ben over idereen. En om oorſaak dat ik hun niet na
volg,of hare lange Rokken eere,ſoo willen ſy myſtee nigen, en mijne boekken en leering doen verbranden, om dat die onderwijſen de Nedrigheit en Oot moet J. C. in oefening te ſtellen. Het gene hun een .
ſtilſwijgende beriſping aanbrengt, die haar onver-
,
draaglijk is, niet konnende lijden, dat men hun een Aaske van haar geſach vermindert, ſonderſich in de wapenste trekken tegens die gene die hun niet voor deelig zijn. Want ſy zijn Afgoden-dienaars van het . s
geſach en d'aanſienlijkheit; en ſy ſouden my wel ſeg gen, gelijk als Michal den Ephraimiterſeyde in het Boek der Rechteren, wanneer men hem vraagde,
waarom hy weende en ſoo qualijk vernoegt was; hy | | -
-
(t)loh. 13, #
.
i3, 14-, Matt, zo, + 28.
-
aſlt-
ſteen.
na 't hert vanden oprechten.
I 47
antwoorde haar. (u) Vraagt gy, waarover ik ontſtelt ben, daar gy mijn Afgod genomen en weg-gedragen hebt? Even eensſouden deſe Predicantenſeggen, in
dien ſy de waarheit ſpraken, als men haar vraagde: waarom zijt gy lieden ſoo miſnoegt,tegens deſe Doch ter(de waarheit ſprekende)ſy niet anders konnen ant woorden, als te ſeggen: verwondert gyu daar over; hare ſchriften ende Leering, die nemen ons geſach weg, ende zy vernietigen het voornemen dat wy hebben, van op der Aarde te heerſchen: daar wy niet willen vernedert weſen. Want dien Afgod van geſachlijkheit of heerſchappy, is hun ſoo lief, dat ſy dikwils veel liever hadden haar leven te verlieſen, dan
haren Afgod van aanſienlijkheit of geſach, quijt te raken.
-
146. Siet daar, waarom datſe my vervolgen. Nochtans ſouden ſy my niet konnen bewijſen, dat ik verklaart of onderweſen heb, dat men de Prieſters
niet moet eeren,of hun in goede dingen gehoorſamen. Want ik doe dat ſelfs, en ik geloof, dat de Prieſters, de heiligen onder het volk weſen moeten. En alhoewel ſy hebben willen doen verſtaan, dat ik geen ges ſach aan b'oberheden toeſch?nf/ niet meer mee relblijft alg 45eeſtelijke ſoo zijn dat niet dan laſte ringen geweeſt, die ſy tegens my hebben willen uit werpen, met veel meer andere. Want mijne ſchriften zijn vol uitleggingen, hoe dat men reſpect en eer biedigheit dragen moet, aan d'Overheden. En ik
heb ſeer wijtloopig daar van geſproken, in het AD vERTIssEMENT, dat ik geſchreven heb tegens de Quakers. Alwaar ik ſeg, dat men alle ſoorten van
Overheden moet eeren en gehoorſamen, al was het ' (u) Iud. 18, ? 23, 24K à 3 : ſake
-
1 48
De booſeſteekt altjt
Toets
ſake dat ſy ſelfs niet wel deden, dat het nochtans d'onderſaten niet toeſtaat, hun Wetten te geven; maar dat ſy de Wetten moeten ontfangen van hare Overheden. Gelijk Jeſus Chriſtus ſelfs ons een voor beelt gegeven heeft, zijnde gehoorſaam aan de Wet der Joden, om dat hy een Jode was. En hyge hoorſaamde ſelfs het bevel van de Keyſer, ſich bege vende na Betlehem, om opgeſcheven te worden. Volgende alſoo in alle goede dingen, de beveelen der Overheden, ſoo wel Geeſtelijke als Wereldlij ke. Gelijk ik ook ſeer gaarne doe, tot ſijne Navol ging 147. Invoegen dat deſe Predikers, my niet kon -
nen beſchuldigen, dat ik ergens in hare geſachlijkhe den verminder; dan in dit ſtuk, dat ik leer, dat men
Jeſus Chriſtus navolgen moet, om ware Chriſtenen te weſen; en dat ſy in tegendeel leeren, bat men
#ſefug Chriſtug niet nabolgen han/ boo2 oog ſaak onſer 3mahhcit. Het welk een Leering is, die ſoodanig niet is beveſtigt door de Schriftuur, als de mijne, die gegront is op de woorden Ieſu Chriſti, die uitdrukkelijk aan ſijne Diſcipelen ſeyde: (x) Zijt
mijne Navolgers. En door de vrees die deſe Predikers hebben, dat mijne Leering meer ſal voor goet ge keurt worden, dan de hare; ſoo willen ſy die vernie len, en de Boekken doen verbranden die van ſoodani ge materie handelen. Voerende het Volk en het Ge
richt aan, om my niet te dulden, noch in hare hui ſen te herbergen. Seggende Burchardus, in de De dicatie of Opdracht van ſijn Boek, die hy gedaan heeft aan het Hooft des Gerichts; bat ijp berzekert
is / ſoo beſcIne uooſtwaart met mp te herbol, (*) Ioh, 12, » 26,
-
TT
gen/
w-
-
-
-
-
ſteen.
w
na 'thert van den oprechten.
149
gen; bat bp om beſe oogſaaäg balben/ met fijn geheel bupſgeſin ban ſbob ſal geſegent, hoogben. Waar door men kan ſien, tot hoe hoogen
:
trap ſijne boosheit opgeklommen is, en wat een on
W:
verzadelijke haat, hy de Goddelijke Waarheit toe draagt. Aangeſien hy ſich alleenlijk noch niet ver noegt, dat men my ſonder oorſaak verboden heeft, mijne Schriften te Drukken en uit te geven, maar ook dat men alle mijne Boekken met gewelt weg-ge
-
# #
#
nomen heeft, die meer dan de waarde van vijf dui
#
ſent guldens bedragen. Dewelke alle in Holland en
"
Braband gedrukt waren, hebbende gants geen ge
-
meenſchap, met die moeyelijkheit dewelke deſe Pre
, W
dikers hier in Holſteyn my willen te laſt leggen. ke Predikanten ik nimmer aangevallen heb, Wel noch
tegenshare Religes geſproken. Én ik weet nochte genwoordig niet, wat voor gevoelensſy dragen in ſa ken van Godſdienſt, noch waarom ſy my aanvallen t
:
;
en vervolgen. Dan om oorſaak, dat ſy gewaarwor - , den, dat ik d'oeffening van een Evangeliſch leven onderwijs. En hierom willen ſy, dat men alle mijne Boekken ſou verbranden, en mijn Perſoon gevan
gen ſetten, ten einde ik niet meer ſou konnen verkla ren, de Waarheden die God my onderwijſt. De welke ſy niet alleen niet willen aannemen; (y) maar ſy willen ook beletten, dat iemand anders die aanne men ſou; op dat de ſelve hun mochten navolgen, om ſtaande te houden, dat ſy het Volk wel onder weſen hebben, wanneer ſy ſeggen, dat de men-
ſchen al te 3luah 3ijn / om de geboden ſpobg of b of bangeliſche alpet te onderbouben, en dat
ſp ſuſſen falig incſen/met hun be âPerbienſten 9) Matt. 23. » 13.
K3
balt
,
, 5o
De boſe ſteekt altijt
Toets
man geſug. Chriſtug toe te paſſen/ al is't dat ſy leven en blijven in hare zonden.
148. Ik weet wel, dat ſy juiſt die woorden daar niet byvoegen; aiig 't bat ſp leben en biijpen in hare 3onbcn: om dat deſe woorden een nabeden king geven ſouden, aan de teedere gemoederen, die wel weten dat Ieſus Chriſtus geſeit heeft, (z) Dat hy niet gekomen is, om de menſchen te veroordeelen; (a) maar om dat ſy hun ſouden bekeeren ende leven. Het welk onderwijſt de nootzakelijkheit der bekeering, die deſe Predikers niet onderwijſen: want ſy ſeggen, bat een iegelijk moet blij ben aig hp igt en in bien ſtant ubel boen. Dat wel wijt is van d'Evan
geliſche raat-gevingen, waar Ieſus Chriſtus ſegt, (b) Dat hy die niet verlaat, Vader, Moeder, Vrouw, Kinderen, en alle dingen, om ſijns Naams wil, ſijner niet waardig is. Of den raat van David, als hy ſegt (gelijk ik noch meermaals verhaalt heb), (c) Hoort mijn Dochter, en nergt uwe Ooren, verlaat uw Landt, en uw Maagſchap, en het huis uws Vaders, want den Koning heeft uwe ſchoonheit begeert. Maar die Predi kanten hebben geen noot van dat te ſeggen, tegens de menſchen die God tot fijne liefde trekt; nadien de felve hun geen voordeel meer ſouden toebrengen, wanneer ſy ſich uit de wereld begaven, om te leven in vergeeting haarder ydelheden. Want ſy ſouden
gants geen voordeel meer trekken, van ſoodanige menſchen. Welk voordeel ſy veel meer ter herte neemen dan de Saligheit der zielen. 149. Daarom is 't dat Burchardus my laſtert, ban
(*)loh, 12, » 47. (a) Matt. 9, Y 13. (b) Luc. 14, y 26, en 33. -
(c) Pſ 45, y 1 1.12,
t
ſteen
na het hen van den oprechten.
is 1
ban bat ik in gemeenſchap bet goederen leef/ ſeggende in ſijn Boek, JDat bie & Babibjoriſten en andere ſtetterg / ook geleeft hebben in bege meinſchap ber goeberen; ten einde om my ook van ketterye verdachtig te maken in dit ſtuk. Sonder
in te ſien, dat die Gemeinſchap van goederen, een goede en zalige ſaak is, die ge-oeffent is geweeſt, door Jeſus Chriſtus, ſijne Apoſtelen, en alle de Chriſtenen van d'eerſte Kerck. Waar men ziet, in de
handelingen der Apoſtelen, (d) dat alles in gemein 2vas, en dat niemandſeyde, iets het fijne te oveſen. Maar deſe huidenſdaagſche Predikers, konnen die gemein ſchap der goederen niet toeſtemmen, om dat ſy veel liever hebben hare eige goederen in 't byſonder te be waren, en die van andere daar by te voegen, ſoo veel als ſy konnen, om deſelve te vermeerderen, door gierigheit. Daarom is 't dat ſy alles komen te verach ten, wat met hare voornemens niet over-een ſtemt. Aangeſien dat ſy willende rijk weſen, (e) d'Armoe de des Geeſt niet konnen beminnen, die Jeſus Chriſtus heeft, wanneer hy de acht Zaligheden Pre
# dikte.
-
15o. Mogelijk ſouden ſy ſeggen (als eenige andere onwetende) dat die acht Zaligheden geſproken zijn van het eeuwig Leven, en niet van deſe wereld. Ge lijk op ſekertijt, een out Gods-geleerde eens ſeyde. Het welk wel belachelijk is; te gelooven, dat Ieſus Chriſtus ſou gepredikt hebben in deſe wereld, die Sa ligheden die men in d'eeuwigheit hebben moeſt. De wijl datter niets diergelijx is, in alle den inhout deſer
acht Saligheden. Want men moet in het eeuwig leven K 4 (d) Act. 4, 9 32. (e) Matt. 5, Y 3.
-
niet
1 52
i
r
De boſe ſteekt altijt . Toets
niet vervolgt worden, om de rechtveerdigheit; de wijl men daar over alles heerſchen ſal. En men moet daar ook niet weenen; nadien dat dan alle Tranen ſtel len afgewaſſen zijn; (f) gelijk als God belooft heeft, doorſijne Propheten. Dat daar geen geween noch ge
ſchrey, ofklagingen meer ſijn zullen, maar een gedueri ge vreugde, en een volmaakt vernoegen. En ook ſal men in het eeuwig Leven niet Arm van geeſt weſen; nademaal het als dan ſal geoorloft zijn van alle dingen te genieten met welluſt in overvloet. En men moet ook niet vermaant worden, om Vreedſaam te weſen
in het Koninkrijk der Hemelen; dewijl dat daar noyt
geen onſteltenis noch oorlog weſen zal. En men ſal in het eeuwig Leven, ook geen honger noch dorſt hebben tot de gerechtigheit, want daar kan gants
geen dorſt of begeerte weſen tot grooter rechtveer digheit, dan die een iegelijk als dan beſitten zal. Soo dat het niet kan waarachtig zijn, dat Ieſus Chriſtus de acht Saligheden gepredikt heeft, om te verklaren,
dat de gelukſalige Menſchen, die hebben ſouden in het eeuwig Leven. Maar hy heeft die gepredikt aan de menſchen, noch levende op de Aarde; hun ſeg gende, hoe dat ſy wel-gelukſalig ſouden worden, wanneer ſy in # wereld arm van geeſt zijn, goe dertieren, hare zonden beweenen, indien ſy hon ger en dorſt naar de Gerechtigheit hebben, en ſoo VOOftS,
15 1. Maar deſe Predikanten die Prediken de acht
Saligheden, op deſe wijſe aan het volck niet, want als ſy ſeggen, dat men Arm van geeſt weſen moet, ſoo verſtaan ſy niet, Arm inderdaat zijn, maar# OOT
-
(f) Eſa, 25, v 8. Apoc, 21,9 4.
-
'
na 'thert van den oprechte.
t
,
oet,
ſteen
t; de
door ſpeculatien. Daarom zijn er veel menſchen, die
nºg w, #
gelooven Arm van geeſt te weſen, al is't dat ſy in der daat gekleeft zijn aan de rijkdommen, eeren en vermakelijkheden. Gelijk ſelfs diegene zijn, die deſe
de
Saligheden Prediken. En indien ſy deſelve uitleiden,
ie
naar den waren zin, ſoo ſou het zijn moeten, dat ſy
153
ſelfs verlieten't geneſy meeſt beminnen. Hierom fijn
# #
zy gedwongen, geſtudeerde woorden uit te vinden, om dat Evangelium te konnen Prediken, ſonder het
#
ſelve in 't werk te ſtellen.
WEE
'ſ:
152. En het gene dat het ergſte is, is dat ſy my willen beletten, die beleving t'onderwijſen; op dat
# #
de andere die ook niet ſouden in 't werk ſtellen. Het gene my dunkt, recht ſtrijdig te weſen tegens de
g:
Liefdadigheit: want indien wy God beminden, wy
#
gens d'Evangeliſche volmaaktheit, al was het dat wy
#
ſelfsſulx niet wilden doen. Verblijt zijnde, dat daar
ſouden altoos beminnen, dat een ander leefden vol
:
tij
# ºl,
s
*
ſº #
f
ten minſten iemand anders was, als wy, die deſe volmaaktheit volgde; ten einde dat God altoos mocht ge-eert en gevolgt worden van iemand. Want ik heb groote Zondaars gekent, dewelke de deugde lijke menſchenſeeraghte en beminde, alhoewel ſy hun ſelfs niet konden begeven, om de Deugt naar te volgen, om oorſaak harer quade gewoontens. Sy hielpen en beſchermden na al hun vermogen de men ſchen, die waarlijk deugdig waren, en bevolen ſich in hare gebeden. Maar deſe Predikers willen alleenlijk niet lijden, dat ik, en die van mijn geſelſchap Ieſum Chriſtumtrachten na te volgen, om ware Chriſtenen te worden. Nadien ſy ons niet in ruſt laten, in ver ſcheide plaatſen, en tot de wereldlijke Richters roe K 5 , pen, -
-
l
I 54.
Peloſeſteeltakh
Toets
pen,om ons ſonderoorſaak na te jagenen te vervolgen. 154. Waardoor men klaarlijk kan ſien, (g) dat den Grouwel der Verwoeſting nu gekomen is in de Haei
lige plaats, dat het einde der wereld nadert, en dat het tijt is, om uit fudea te trekken, om te gaan in de
Wildernis, en te vlieden op de bergen.
Dewijl men
nu met wel te doen, niet meer in de Steden blijven
kan; en wy ſullen gedwongen zijn, te gaan onder de Turcken en Barbaren, wanneer de Chriſtenen ons
niet willen gedogen, om het Evangeliſch Leven in 't werk te ſtellen. Om oorſaak dat ſy alle willen ge kleeft blijven, een iegelijk aan ſijn eygen Seête, en de overleveringen die ſy behouden hebben van hare Inſtelders of Voorgangers. De Lutherianen willen niets toeſtemmen, dan 't gene hare Relige voordeel toebrengt: en alſoo doen alle andere ſoorten van Re liges. Want een iegelijk trekt de menſchen aan ſich, verachtende de andere Religien. En men bevindin degantſche Chriſtenheit, geen Liefdadigheit meer, want de Liefde Gods is daar uitgebannen, en de liefde der Wereld, is daar in de plaats geſtelt. En dit ſoo krachtiglijk, dat menſelfs niet wil hooren ſpreken, van de raat-gevingen Jeſu Chriſti, (h) dan met het
uiterſte derlippen, verachtende in der daat, de oeffe ning van dien. 154. Het gene beweenlijk is ! en wel oorſaak geeft, dat God van onſentijt, in volkomene vol maaktheit ſegt : (i) Mijn Volk heeft my verla ten, my die de Fonteine des Levenden Waters ben; om te gaan putten uit de geſcheurde Bakken, dewelke haar -
2water niet houden kommen.
Om dat de menſchen ſulx InUl
ſz) Matt, 24, y 15, 16. (h)Eſa, 29, y 13. (i) Ier. 2, 9, 13,
'tS.
ſteen.
Ten
nu meer doen, dan ſyoyt hebben gedaan, ſedert het begin der Wereld: dewijl men ſoo weinig menſchen vind, die de raetgevingen van Jeſus Chriſtus willen navolgen, en ſoo grooten getal, die de raat-gevin gen der menſchen navolgen willen. Om oorſaak dat hare raat-gevingen de verdorven natuur vleyen, die niets lijden wil, en nochtans zalig weſen. Daarin tegendeel de raat-gevingen van Jeſus Chriſtus niet ſpreken, dan (l) van Boete te doen, (m) het Cruys te dragen, (n) te lijden om de Gerechtigheit, (o)ſich ſelfs te verzaken, en andere dingen, die pijn lijk zijn aan deſe verdorvene natuur. Daarom is het dat de menſchen gaarne alle die dingen wijt van hun
# hij
d: 4 #1
na 'thert van den oprechte.
155
#
verwerpen, indien ſy door andere middelen tot hare zaligheit geraken konden. Siet hier of dit geen nieu we Doctoren of geleerden zijn, die uitvindingen
hebben opgeſocht, om de menſchen zalig te maken, met in hare eygen-liefdens te blijven, ſonder ſich ſelfs
te verzaken, ſonder boete te doen, ſonder het Cruys te dragen, en ſonder vervolgt te worden om de recht veerdigheit, mits dat ſy in hare Inbeelding geloo
ven, bat geſug. Chriſtug alieg boog hun bol baan heeft.
-
-
-
-
155. * Die Leering is ſeer gerieflijk, en eygen, voor de ſinnelijke menſchen, die ſeer beminnenhare
gemakken en gerieflijkheden, in deſe wereld te heb ben. Maar deſe Leering is niet beſtanding, en is ge lijk een back die ſijn water niet houden kan. Want wanneer daar een Perſoon van een ander gevoelen
komt, en die de grontſijner zaligheit ſtelt, in de be le
(l) Matt, 4, 7 17. (m) Matt. 1o, y 38. (u) Matt. 5, 7, 10, 11, (o) Matt. 16, 7 24,
156 * De Leering dermenſchen, Toets leving van d'Evangeliſche Leering; alle hare wate ren van de hoop harer zaligheit, op het lijden Ieſu Chriſti, lekken haaſtelijk uit, en de zielen blijven als geheel droog en verdort, niet meer wetende, waar
ſyzekerheit ſullen ſoekken, voornamentlijk aan de ure hares doots, wanneer het te laat is om boete te
doen. Het moet nootzakelijk weſen, dat die Con
ſcientien als dan ontſtelt en beangſt zijn, om geen ſteunſel te vinden op de menſchen, die hun ſoo vele
hope der zaligheit gegeven hebben, door hare rede nen. Dewelke hun niet konnen zalig maken, noch
eenige ruſt der Conſcientie geven. Dewijl ſy geleyd. moeten worden voor de Vierſchaar van het Godde
lijke Gericht; (f)alwaar dat ſy naar hare werken ſullen geoordeelt worden, en volgens hare werken ook veroor deelt worden. En niet volgens het gene ſy hun ſul len ingebeelt hebben. Dewijl men aan den dag des Goddelijken Oordeelsfeggen zal: ſiet daar den man en
ſijne werken: en niet; ſiet daar den man, die gelooft heeft, dat Ieſus Chriſtus alles voor hem voldaan heeft.
156. Want dat is valſch (indien ſin als deſe Doctoren, of Geleerde dat nemen). En ik kan met meer der waarheit ſeggen, dan deſen Burchardus van mij ne leering doet, dat de hare Duivels is. Aangeſien deſelve, de Leering Ieſu Chriſti tegenſpreekt, en dienvolgens Antichriſts is. Want alles wat tegen Chriſtus ſtrijt of daar tegenſpreekt, is Anti-Chriſtens, ende en kan niet anders dan Duivels weſen. Gelijk 2Burchardus mijne leering met dien naam noemt, door
ſijn Boek. Bybrengende om ſijn ſeggen te beveſti . . . .
.
. . . *
(+) Matt. 16, s az.
gen,
-
Bedriegt er veel.
157 gen, dat den Apoſtelſeyt, (p). Dat hy vervloekt is,
ſteen.
'die anders onderwijſt dan ik u onderweſen heb. Welke plaats hem recht moet toegepaſt worden. Nadien de
ſen Apoſtel noyt andere dingen onderweſen heeft, dan (g)den gekruyſten jeſum Chriſtum, en dat hy (r) door ſijne werken en door ſijne woorden geleert heeft, de Nederigheit, de Armoede, en de Liefda digheit feſu Chriſti te volgen. Want hy beroemt
ſich, (s) van meer gearbeyt te hebben, in de Wijngaard des Heeren, dan alle de andere Apoſtelen te ſamen; (t) dat hy gearbeyt heeft met fijn handen, om ſijn broot te winnen voor hem en voor anderen, (u) en dat hyſijn lic
haam gecaſtjt heeft, om dat dienſtbaar te maken. Hoe ſouhy dan niet vervloekt weſen, dewelke nu leert, bat men nietg behoeft te boen/ ban te geloos ben / bat #Itſug. Chriſtug aſieg heeft boibaan/ om &alig te boeſen ? Nadien ſulx geheel anders
geleert is, dan dien Apoſtel geleert heeft. Die zeker lijk beter wiſt, dan deſe nieuwe Geleerden, hoe dat Ieſus Chriſtus voor de menſchen voldaan heeft. On
dertuſſchen dat den Heiligen Petrus ſeyt. (x) Mijne Broeders weeſt ſober ende waakt, want den Duivel, uwe
weder-party gaat ronts om u als een briſchende Leeuw, ſoekkende wien hy ſou mogen verſlinden; den welke men wederſtaan moet, door de kracht des geloof. Die din gen willen aan de menſchen niet ſeggen; Zijt in ruſt/in bien ſtant / maar in gp 3ijt/bemijl gſe, ſug. Chriſtug alieg boog u bolbaan heeft. Maar
hy dringt de menſchen aan, tot Sober te weſen en te 3 , W3 -
(p) Gal. 1. » 3. (4) 1. Cor 2, 9 2. (r) 2. Tim 3, v 1e, 11. (s) 1. Cor. 15, t 1 o (t) Acto zo, * 34 (n) 1, Cor 9, vr 27. (x) 1, Pet. 5. t 8,
De Leering dermenſchen.
» 58
Toets
waken, tot te denken, dat wy een Vyand, den Dui hebben, den welke ſich geduerig tot ons keert en ons omcingelt, meenende ons te doen omkomen met hem. En elders ſeyt Ieſus Chriſtus, (y) dat men al toos moet bidden en noyt ophouden. 157. Alle deſe dingen zijn anders, dan alleenlijk in Ieſum Chriſtum te gelooven, gelijk die Predikers onderwijſen. Dewijl datter geen waar geloof zijn kan, daar de werken des Geloofs ſich niet vertoo
nen, en dat God uitdrukkelijk ſeyt: (z) Die in my
gelooft, bewaart mijnegeboden. . Anders ſou het niet dan (a) een dootgeloof weſen, en een blinde gelovig heit, dat niemand zalig maken kan. Men moet een levend en werkend Geloof hebben, om tot de za
ligheit te geraken: en niet een ſpeculatijf of overden kend Geloof, gelijk de huidenſdaagſche men ſchen hun ingebeeld hebben, tot haar verderf. Welke inbeelding men waarlijk, Duivels noeme mag, uit oorſaak dat het in de zielen der menſchen, die
ſelve daden werkt, die de Duivel daarin werkt, hun
doende God en alle fijne wetten vergeten. VVant indien men vaſt ſteld, waarachtig te weſen, dat #eſug ſtijgiſtug alleg boſbaan heeft. Soo heeft men niet van nooden eenigſins te waken, van on
ſe kant, noch (b) onſe ſaligheit uit te werkken met vreſen en beven, gelijk als den Apoſtelſegt; noch ook niet te verſaken alles wat men beſit, noch ſijn kruis te dragen, of gedurighlijck te bidden: gelijk als Jeſus ſegt, dat men doen moet. Nadien hy alleen alles heeft vol daan, ſoo en is er niets meer te doen aan onſe kant,
dan (y) Luc, 18, 9 is (z)Ioh. 14. » 12 en 15, (a) Iac, 2, 9 2o. (*) Phil. 2, v. 12, ' .
.
t
*-
-
-
| |
l ſ
-
Bedriegt er veel.
ſteen.
I 59
dan goede Cier te maken: gelijk men ſiet, dat ſy doen die foodanige leering volgen. . . . . . 158. En om te toonen, dat die leering Duyvels is, ſoo behoeft men niet, dan de Eigenſchappen aan te merken, van de leering des Duivels, en van . ſijne werkken; om deſelvet overwegen met de lee ring der huidensdaagſche menſchen, en om te ſien of dieſelve niet geheel overeen komende is, met die des Duivels.
Want voor eerſt ſal men bevinden,
datſe altoos leert te doen, 'tgene de verdorven natuur
begeert. Waar door hy vele zielen aan ſich gewind, hun doende vallen in verſcheideſoorten van zonden,
om aan hare verdorvene natuur te voldoen. Ten tweeden, heeft de Duivel deſe Eigenſchap, dat hy niet lijden kan, dat iemand ſaligh word, ofwel doet, want hy is ſoo jaloers, over het heil der menſchen, dat
#altoos bekoort, ten einde om die met hem
in der hellen te trekken, alhoewel hy de minſte verlichting niet hebben kan, door de verdoemenis der zielen.
Nochtans heeft hy een doodelijke Dolheit,
wanneer hy hun ſiet goet doen, en hy ſtelt ſich daar tegen op met alle ſijne krachten. Siet daar de twee eigenſchappen van de leering des Duivels, dewelke
ſich ook bevinden, in die leering der voldoening.Je ſu Chriſti, gelijk als men die nuin 't werk ſtelt. De wijl die leer de verdorvene natuur vleit en onderſtut, welke gemakkelijk engaerne gekoeſtert is, dat ook die gene eigen is dewelke deſe leering der verdienſteſtaan de houden, die niet konnen lijden, dat een ander de
ſelve navolgt, of dat iemand Jeſum Chriſtum tracht naar te volgen, of te doen't gene hy in ſijne Euan geliſche wet bevolen heeft. " , . . . . . *
-
-
-
-
1 59, . En
1 6o
De Leering der menſchen,
Toets
159. En dat is de eenige oorſaak, waarom die Pre dikanten my haten en vervolgen, en nergens anders om. VVant gelijk als ik hier voor getoont heb, dat
ik hun noit ergens in misdaan heb, noch tegens hare religie geſproken, niet meer dan tegens d'andere, al is't dat die byna my alle haten. VVant de Calviniſten
en de Qgakers ſchrijven ook tegens my. De Menno miſten zijn meer achterhoudende of nadenkkende, al
hoewel ſymy in haar hert haat toedragen. En dit alles komt van dien oorſpronk of fontein der Jaloers heit, dewelke niet lijden wil, dat mijne leering na
grooter Volmaaktheit ſtrekt, dan de hare. En al was het ſchoon, dat ſygants geen ſchade hadden, wanneer ik met mijn Geſelſchap, preciſelijk d'Evan geliſche raatgevingen navolgden,ſoo is hun ſulx noch tans onverdraaglijk, en ſouden ons dat wel willen beletten, indient in hare macht waar. Op dat ſy geen misnoegen mochten hebben, van teſten, dat iemand beter leeft, dan ſy doen. Het welke een Duivel ſche boosheit is. VVant de menſchelijke boosheit,
ſtrekt ſich niet voorder, dan dat ſy ſelfs het goede niet wil doen, maar de Duivel verhindert met alle
ſijn krachten, dat een ander het goede doet, wan neer hy ſelfs niet kan noch niet wil goet doen. In voegen dat ik hier door beter bewijs, dat de leering
van onſen Burchardus meerder eigenſchap van de lee ring des Duivels heeft, dan de mijne, die hy met de naem van JPupbelſche noemt. Nadien ik my ver heug, als ik verſta, dat een ander goet doet, al is 't dat hy my niet navolgt. Daar in tegendeel defen
Burchardus, gelijk als uitſinnig word, van te hooren,
dat wy willen bewijſen, dat de menſchen, d'Evan geliſche
aan-L ſy,
-A
bedriegt er veel
ſteën.
,
16t
geliſche wet werkonnen onderhouden. En dat die ſelve wet door Jeſus Chriſtus aan de menſchen niet
anders is gegeven, dan (c) om van hun onderhouden te worden. Want waar toe ſouſy anders dienen kon nen, en wie ſouſe onderhouden of bewaren ?
De
Engelen die in genade beveſtigt zijn, hebben met ge ne wetten te doen, en de beeſten hebben altoos de wet der Natuur, die machtig is hun ſtaande te hou - den. Invoegen dat niemant dan de menſchen alleen, bequaam zijn om deſe evangeliſche wet naar te ko
:
men. Dewelke Jeſus Chriſtus door ſijne Liefde,
:
haar heeft komen brengen. Ten einde om door de
ººl
ſelve, de menſchen weder te brengen tot de Liefde van haren God, om den welke te beminnen, den
menſch is geſchapen geweeſt, en om niets anders. r
- Het welke weloverwogen zijnde, ſooſal het ſeer ge makkelijk weſent ontdekken, dat Jeſus Chriſtus on ſe Sterflijkheit niet is komen aannemen, om alleen voor de ſonden der menſchen aan ſijn Vader te vol
doen, maar dat hy ook gekomen is, om hun in oefe ningt onderwijſen, welke dingen hun afgetrokken
lf
hebben van de Liefde Gods, en haar te leeren door
wat middelen ſy die Goddelijke liefde konden weder vinden.
, ,
'.
-
-
-
161. Siet daar het Ampt van Jeſus Chriſtus,en den laſt der (d) Ambaſſade of Geſantſchap, die God hem
7
gegeven heeft, als hy hem onder de menſchen ſand.
i.
Het was niet, dat God iets (e) van ſijn Bloet noo dig had, op dat hem het ſelve tot een Offerhande ſou opgeoffert worden niet meer dan hy van nooden heeft L gehad, (e) Pſa. 119. * 4 (d)Jeſa. 49. * 5, 1 Pet ; ; 18. * -- -
- ,
-,
--
- -
-
1 (*) Act, 1 7, # 24.
Li- kºst !
De Leering dermenſchen,
1 62
Toets
gehad, (f) het bloet der beeſten, in het oude Teſta - ment. Maar het is, dat hy aan de menſchen heeft willen te kennen geven, door het voorbeeld van ſijn Soon Jeſus Chriſtus, hoe dat ſy hem alle behoorden te (g) gehoorſamen totter doot, en hoe dat ſy om ſijne Liefde behoorden bereitte weſen,tot het uitſtor ten van haer Bloet, tot den laatſten druppel toe: Sonder diegene te vreeſen (gelijk de ſchrift ſegt) (h) die niet dan het Lichaam dooden konnen, maar hem al
.
leenlijk vreeſen, die beide ziel en Lichaam kan dooden en in der helle werpen. Hun hier door onderwijſen de, dat ſijne liefde veel waardiger is, dan haar leven;
dat ſy vrymoedig behoorden te wagen om deſe liefde ſtaande te houden. Gelijk als den heiligen Paulus ſoodanig geſchickt was, als hy ſeide: (i) wie is het die myſcheiden ſalvan de liefde mijns Gods 3 geen tegenheden noch verdriet, noch het leven, noch de Doot & c.
En
delen Apoſtel had die leering behouden van het Ex
empelſijnsmeeſters Jeſus Chriſtus, (l) dewelke gehoor ſaam geweeſt is tot den doot des Chruiſes. En ſoodanig is het, # hy ons vry gekocht heeft, van de zonden en van de doot, waar alle menſchen in gevallen waren.
162. Ter tijt als Jeſus Chriſtus onſe verderflijk heit aan nam, ſoo was (m) daar niets geſonds meer in het huis des heeren, (n) en alle vlees had ſijnen weg ver dorven. En men ſou daaraan wel konnen toe-eige nen, alle de klachten die d' Oude Propheten gedaan hebben, over Sion (dat de kerke Gods "# -
(f) Pſa. 5o, v 9 à 14
De wel
-
(g) Phil. 2 y 5, tot 8. cap, 3 - 19
Heb 12, y 2 tot 4 (b) Matth. 1 o ? 28, - (i) Rom. 8y34, à 38 (l) Phil. 2, y 5. (m)Jela. 1 # 5. (n) Rom, 3 * 12:
-
ſteen.
-
bedriegt er veel.
-
16 3
Dewelke geheel (o) onvruchtbaar en gants woeſt gewor den was, ja out en ſoo mismaakt, dat ſy niet meer ken
baar was, want d' inwoonders van dien (p) hadden de wet Gods mishandelt, door hare overleveringen, en dronken de leeringe der menſchen in, in de plaats van de wijsheit des H. Geeſt. Gelijk men nu noch tegenwoor dig in volle volkomentheit doet. Hierom is't dat Ieſus Chriſtus doenmaals geſonden wierd, uit de ſchoot ſijns Vaders, om haar te doen ſien, de dwaas heit die ſy hadden , met de (4) fonteine des le
#
venden waters te verlaten, om te gaan putten uit ge ſcheurde bakken die haar water niet konnen houden.
En
op dat hy de menſchen weder mocht geleiden, tot die fonteine des levendigen Waters van de Goddelij ke Wijsheit, ſoo quam hy in deſe wereld, bekleet met onſe Sterflikheit, ſeggende tegen de menſchen: (r) Ik ben de Weg, de Waarheit, en het Leven, die door my wandelt, ſalſalig weſen. Dit is niet te leggen, dat hy ſijn bloet komt uitſtorten, om de menſchen te waſſen, die hare ſonden niet verlaten willen, en ſich
met deſelve noch dagelijx meer beſmetten, gelijk men hun nu noch tegenwoordig leven ziet. Maar Ie ſus Chriſtusſegt, dat hy is de weg; (s) en dat hy, die
door hem ingaat, zalig zijn ſal. Hy en ſegt niet,bat alle die gelooben ſullen / bathp aſſeg boog hun bolbaan heeft / 3alig ſullen mogben. Nadien hy ſegt, (t) dat men de gerechtigheit moet volbrengen; en dat het niet rechtveerdig zijn ſou, dat (u) den on ſchuldigen lijden ſou, voor den ſchuldigen. Voor L 2 . . . . nament:
-
----
(e) Kla. Jerem. 1 , 1 etz. (p) Matt. 15 v3, (4)Jer, 2 v 13: -
-
(r) Ioh. 14 v 6.
(s) Joh. 1 o v 9, . .
(t) Matth. 3, v 15. cap. 5 v 2o. (u) Sap. f2, v 14.
.
-
164.
De Leering dermenſchen
Toets
namentlijk wanneer deſelve ſich van ſijne boosheit niet afwenden wil. Want Ieſus Chriſtus voegt daar
by: ik ben de Waarheit, (x) die in my gelooft, ſal za lig veſen. Dat is te ſeggen, die in fijn Evangelie ge looft, en (y) de werken doet die hy gedaan heeft, want
hy ſegt, (z), dat die gene zijn Diſcipel niet weſen kan, die niet alles verſaakt wat hy beſit.
En dit is een
waarheit uit Ieſus Chriſtus voortgekomen, die aan niemand het leven geven ſal, dan aan diegene die in ſijne waarheit gelooven. ' 163. Hoe dan, ſullen de menſchen van deſen tijt het leven hebben, wanneer ſy niet willen gelooven, - --
-
--
dat men ſich ſelfs verſaken moet, om een Diſcipel van Ieſus Chriſtus te weſen; na dat hy hun ſulx ſoo klaarlijk geſeit heeft. En dat de Predikers alles uitleggen en verbreiden naar hare voordeelen, ſeggende de
|
menſchen, dat ſp al te 3tnah 3ijn om bie bin gent onberholſben, maar bat ſp ſuſſen ſalig hoogben / boo: be berbienſten geſu Chgifti? Het welk niet anders dan een overlevering der men ſchen is, die I. C. niet onderweſen heeft. In tegendeel,
heeft hygeſeit:(a)Zjt mijneNavolgers en neemt u Cruys op en volgt my na. Dit kan niet verſtaan worden, dat hy alleen het Cruis dragen moet, ondertuſſchen dat de menſchen met gemak ſouden ruſten in hare verdor vene natuur. Dewijl hy hun ſegt: neemt u Chruys op, en volgt my na. . . . . . . . .. . . 164. Maar de Ioden hebben deſe taal niet wil len verſtaan, niet meer dan de huidensdaagſche Chri
ſtenen die verſtaan willen. Hy is gekomen onder de . . . . . .. . . . . : : : : : : Ioden, . w- .-- --
(*)loh. (3)loh, 1416v via,24. (2)' Luc. * 11 vag. : (a)Matth. ' 14 v33. j
i
=--+
ſteen,
bedriegt er veel.
k: te g is
Joden, die ſijn volk waren; (b) en de fijne hebben hem niet gekent: enſeer weinig die in hem gelooft heb ben, hebben hem nagevolgt: de anderen hebben hem veracht. Want den Apoſtel ſegt, (c) dat hy de
# #
Griekken een laſt waar en de een Dwaasheit: om dat ſy hare eigene Liefde niet wilden verlaten, om
a #
ſich tot God te bekeeren. Daarom (d) hebben ſy hare Duiſterniſſen liever gehad, dan het licht, dat Jeſus Chriſtus hun quam brengen op der aarden, dat ſy niet
165
#
hebben willen aannemen, alhoewel dat de hulp mid
del harer quaden was, en de Geneſing harer wonden.
, 165.Want Jeſus Chriſtus ſiende, dat de menſchen door hare verblindheden, de Liefde Gods hadden
verlaten, om hun ſelfs te beminnen, ſoo quam hy hun
g
,
onderwijſen, dat ſy hun ſelf moeſten verſaken: gelijk als hy haar door fijne werken onderwees, hoe dat
# verzaakt.
. Verlatende de ſchoot ſijns
Vaders, en den Heerlijken ſtaat, daar in hy heerſchte, om neder te dalen in deſe ſnoode wereld, en ſich te
bekleeden met den Sack,onſer ſterflikheit, onſe ellen
den en quellingen dragende, gelijk alsof hy waarlijk een zondaar geweeſt was. En hy nam op ſijn lichaam den laſt aller ellenden, die de zonde in de menſche lijke natuur gebracht had. Het welk een (e) krach tig voorbeeld is, om ons ſelſs te verſaken, en de lij
denst omhelſen. En dit uit oorſaak dat Jeſus Chri ſtusſag, dat de Liefde die de menſchen hun ſelfstoe
droegen, hun had afgetrokken van de Lierde GoDs. Hy wilde hun tot deſelve(f) doen wederkeeren; ge lijk alsof hy haar geſeit had: #biet mijne25goeberg/ L 3 : (b)loh. 1 + 1 1. (c) 1 Cor, 1 x 13.
Oſſ.
(a)loh 3, 19.
(*) 1. Pet. 2, 21. (f) i Pet. 3 x 18,
D-,
=1–
1 «6.
De Leering der menſchen
Toets
9
om DAT GY U sELFS HEBT BEMIND, so HEBT GY
DE LIEFDE GoDs verLooREN. Maar gelijk als het niet genoeg is, dat een Geneesmeeſters,den oorſpronk der ſiekte van zijn Patient ontdekt (want hy moet bo ven dat hem noch toevoegen, de hulpmiddelen voor ſijn quaal)Soo heeft Jeſus Chriſtus even het ſelfde ge
daan, ſeggende tegens de menſchen, doorſijn evan gelie: (g) Dat ſy hun ſelfs moeſten verſaken , hun kruis agen, en hem navolgen. Nademaal dat ſulx het wa re Geneesmiddel was, om de wonden harer eigen liefde te geneſen, die hun de Liefde Gods had doen verlieſen. En alſoo gaat den Goddelijken Geneesmeeſter onſer zielen, van wonde tot wonde, om alle
quetſueren te heelen, toebrengende het hulpmiddel voor ider wonde in 't byſonder. 166. Want als hy ſag, dat de menſchen de LIEF DE GoDs verlaten hadden, om de rijkdommen en eeren der wereld te beminnen; ſoo komt hy in de uiterſte armoede en verachting, wordende geboren van Arme Ouders, van een eenvoudige Maget, en
(h)hyarbeide met fijn Vader, of Voeſter-heer, om het broot te winnen. Hy woont onbekent en veracht van de menſchen, die hem aanſagen, voor een Soon van een Timmerman, en hy leert hun ook in ſijn
Evangelie, dat ſy ſouden (i) ootmoedig van herten, en arm van geeſt zijn, teneinde om daar door te geneſen, hare hoogmoedigheden en begeerlijkheden, waar door ſy hare herten hadden afgetrokken van de Lief de dieſy aan God ſchuldig waren. 167. En dewijl de menſchen waren afgeweken, van f: ,,
*
d' on
*
(z) Matth. 16,v 24. (h) Marc. 6. v3;: (i) Matth,5 v 3. v: 3 e
en cap. 11, v29.
' , ,
'
-
ERE
-A
-
th
-
-
bedriegt er veel.
ſteen.
167
d' onderwerwerping aan de wille Gods, om aan ha
reeigene willens te hangen, ſoo komt Jeſus Chriſtus haar ſeggen met woorden, en onderwijſen metter
daat, (l) dat hy niet gekomen was in deſe wereld, om
:
ſijnen wille te # , maar den wille desgenen die hem ge ſonden had. Want buiten twijffelſou niemand door ſijn eigen-wil verlaten, dien heerlijken ſtaat, daar Jeſus Chriſtus in den Hemelin was, om op der Aar
den te komen, verdragen de pijnen en arbeit, het
:
lijden van ſijne vyanden, de laſteringen, en verach tingen, en omgeſlagen en gedoot te worden, in plaats van onlijdelijk en onſterflijk te leven, in den heerlij ken ſtaat, daar in hy was, vooral eer hy ſich met onſe ſterflikheit bekleede. Het welk een groote Lief
dadigheit tot de menſche betuigt, op dat hy hun mogt
g,
leeren, d'een voor d'ander te lijden, en den Naaſten
#
te helpen en te verlichten. Chriſtus heeft boven ſijn exempel, noch # e menſchen in ſijn Evangelie geſeit: (m) bemind gy malkanderen; daar
t
aan ſalmen kennen dat gy mijne Dicipelen zijt.Om oor ſaak dat de verhartheit harer herten, hun afgetrokken had vande LIEFDE GoDs, en ook door gevolg van de Liefde tot den Naaſten, waar in de ware Liefdadig
ſ ºn
|
heit beſtaat. Jeſus Chriſtus ontdekt haar ook deſe wonde, en geeft hun het geneesmiddel daar voor ſeg gende: bemindgy d' eenden ander. 168. En uit oorſaak, dat de gemakken en gerief lijkheden deſer wereld, de herten der menſchen van
de Liefde hares Gods hadden afgetrokken, om dat ſybeminden wel getracteert en gedient te worden, ſoo Ieſus Chriſtus doorſijn voorbeeld toonen,
eer W
ee
L 4 6 * 38. (m) Ioh. 13, v 34-35.
dat
L-
168
- mº, T
-
De Leering der menſchen,
Toets,
dat hy de geſteltenis eenes Dienſtknecht aanneemt, En hy ſegt aan de menſchen, in ſijn evangelie, (n) dat hy nietgekomen is, om gedient te worden, maar om te dienen: ten einde om hun te leeren, dat ſy hun ſelfs moeſten dienen en hare genegentheden niet ſtel len, tot de gemakken en dienſten der menſchen. En om dat Jeſus Chriſtus ſag, dat de menſchen hare herten van de Liefde Gods hadden afgetrokken, om te beminnen hare bloetverwanten, hare lantſchappen of Vaderlanden; ſoo komt hy in deſe wereld als een Pellegrim, ende en woont niet in ſijn Vaderlant, aande in Egipte, ſeer kort naar ſijn Geboorte, en
y wou geen teikens doen, onder ſijn maagſchap noch in ſijn Landt. Ja hy ontrok ſich van ſijn Moe der, weſende twaalf jaaren out, om in den Tempel
te blijven, haar ſeggende, (o) dat hy de werken ſijns Vaders doen moeſt, ſonder ſich te bekommeren, van dat ſy in ſmerte was, om hem verloren te hebben. En toen hy voor het volk predikte, die hem quamen ſeggen: (p) Uwe Broeders en uw Moederſijn aan de deur
die vragen naar u; ſooſpreide by ſijne handen uit over. fijne Diſcipelen, ſeggende: deſe zijn mijn Moeder en mijne Broeders die mijne woorden hooren, en de willemijns va ders doen. En boven ſoo vele Exempelen en voor beelden om t onderwijſen, dat wy onſe genegenthe den moeten aftrekken, van d' Oudersen ons Vader
lant, om de wille Godts te doen; ſooſegt Jeſus Chri ſtus in ſijn evangelie, (q) Dat hy die niet verlaat Va der, Moeder, Suſter, Broeder, Vrouw of kinderen, om ſijns Naarns wil, dat die ſijner niet waardig is. Om *
*
*
-
-
-
-,
oor
(n)Matth, zo , 28. (o) Luc 2 » 49. (p) Matt, 12, 147 tot 5? . . (a) Luc. 14 x 26.
# 1°, 37
ſteen.
-
bedriegt er veel.
I 69
oorſaak dat alle die genegentheden, derbloetverwan ten, de herten der menſchen aftrokken van de Lief de Gods.
--
-
, *
*
* *
*
169. Siet daar, hoe Jeſus Chriſtus de wereld ſa-
liggemaakt heeft, brengende aan de menſchen, allerley ſoorten van hulp-middelen voor hare quaden, en verſcheidene genees-middelen voor de meenigvuldige ſiekten harer zielen, die geneſende door de reme dien bequaam voor hare krankheden. En men hoort
nu die onwetende ſeggen, dat ſy die remedien niet konnen innemen, noch d'Armoede aanveerden, te
gens hare begeerlijkheden, noch d'ootmoedigheit tegenshare Hoovaardyen. En dat ſy hare eygene lief de niet konnen verlaten, om God te beminnen; noch ook niet de verhardheit harer herten, om haren Naa
ſten te beminnen. En dat ſy niet ſouden konnen af laten, de menſchen te behagen, om aan God te be
hagen; noch hare eigen-willens verlaten, om de wille Gods te doen. En dat ſy niet ſouden konnen lijden de pijnen en arbeyt, de vervolgingen en de Doot, om Jeſum Chriſtum na te gaan en te vol CIl •
17o. Het gene wel een teiken is, dat ſy niet wil len Salig weſen, noch geneſen van de ſiekte harer zie 8
len, hebbende liever die te laten ſterven in der eeu
wigheit, dan die ſoo heylſame hulp-middelen aan te veerden, die Jeſus Chriſtus onſen Goddelijken Me
dicijn, eerſt ingenomen heeft, in onſe tegenwoor digheit, om de menſchen te doen moet grijpen, om deſelve gewillig in te nemen. Nadien hy hun ſegt: (r) Indien ik nietgedaan had, de werken die ik in uwe tegen L 5 (r) Ioh. 15. * 22, en 24, -
!e
22/00r
17o
De Leering dermenſchen,
Toets
woordigheit gedaan heb, ſco en ſou er geen ſchult in uwe ſen. Dit is een teiken dat ſy ſchuldig zijn, wanneer ſy ſijne werken niet navolgen, want indien Jeſus Chriſtus alleenlijk was gekomen om voor de men ſchen te voldoen, ſooſouden ſy niet hebben konnen ſtrafbaar worden, om dat ſyJeſus Chriſtus de wer ken harer verloſſing in hare # weordigheit hadden ſien volbrengen. Nadien dat haar ſulx meer voordee
lig ſou geweeſt hebben, en meer vernoeging gege ven: in plaats van hun ſtrafbaarder te maken. 171. Maar deſe Blinde ſluiten de Oogen toe, voor
ſulke klare waarheden, die de ſwakheit harer oogen niet verdragen noch lijden konnen. Het is daarom dat deſe Predikers my vervolgen, uit oorſaak dat ik hun waarheden toon, die al te klaar-ſchijnende zijn,
dewelke ſy niet willen aanſien. En het ſou haarge noeg weſen, die te konnen doen verdwijnen, met
te ſeggen, bat beſe tnaarheben / bolingen en «Bobg-ſaſteringen 3ijn / ſonder iets van hun ſeg gen waar te maken,
# in den wind, een
groot getal van geſtudeerde woorden, om de ver ſtanden der menſchen te verblinden.
Dewelke ik
hoop, niet ſoo onwetende ſullen zijn, van ſulx blin delings aan te nemen: want een Papegaay, ſou wel de ſelfde woorden ſeggen, die deſen Burchardus ſegt
in ſijn Boek (ſoo hy die geleert had) en ſou wel roe pen: #etterpen/ſlaſteringen tegeng Bob f of buibeïſche Heering: gelijk als deſen Predikant doet, ſonder eenigereden. Want alwaar het ſchoon,
dat ik in mijn Boek, het Getuigenis der Waarheit, din gen mocht geſchreven hebben, die hy niet verſtaan
kan; ſoo behoorden hy die maar daar te laten, ":e ---
-. :
-
bedriegt er veel.
71
lf
ſteen.
|.
degene die ſe wel verſtaan, ſonder die blindelings te
#
is
# f
iſ.
#
#
:
I
laſteren, om oorſaak dat hy die niet kend. Nadien het niet anders, dan ſijne bottigheit is, die hem deſe Goddelijke geheymniſſen onbekent maakt. En in
dien hy de Heilige Schriften wel onderſocht, hy ſou daar in ſubſtantie vinden, alle de dingen die ik in mijn Boekſeg. Want het kan niet anders weſen, of
den Heiligen Geeſt heeft aan d'Oude Propheten in gegeven, alles watter moet geſchieden tot op het ein de der Wereld.
172. Maar al is't dat deſen Burchardus in de Schrif turen ſtudeert, en dat die verhalen, 'tgene ik ver- klaar; ſoo en kent hy die nochtans niet. Het is ge lijk als wanneer men een nieuwe Deur aan een ſtalge maakt heeft, en dat de Koe weder komt van hare W
Weyde, ſoo kan ſy hare ſtal niet weder bekennen,
|
ſy draayt en keert, alsofſy verdwaalt was, ſonder daar in te gaan. Even al eens doet onſen Burchardus met het nieuwe Licht, dat God nu, doorſijne groo
te Barmhertigheit ſend; hy en kend dat niet, om oorſaak der Nieuwigheit mijner uitdrukkingen, en hy ſou wel willen, dat ik gebruiken zou, de oude termen of manieren van ſpreken der ſcholen, of naar de wijſeder Controverſen of geſchillen, gelijk de Diſ puteerders gewoon zijn te gebruiken, in hare twiſt voeringen. En die taal ſouhy wel verſtaan, om dat hy die al langentijt geſproken heeft. Maar door dien ik met meerder klaarheit, die ſelfde dingen verkla
ren kom, die de Oude Propheten duiſterlijk geſeyt hebben; ſoo wil hy die niet verſtaan, noch my vra gen, hoe ik deſelveverſtae. Maar hy wil, dat men
my gevangenſet, en mijne' :Boekken verbrant, # . . . 's . . . . Clat --
-
-
-
De Leering der menſchen
- 172
Toets
dat die Waarheit ſpreken, en de menſchen aanvoe
ren tot de Liefde Gods, en tot de navolging Jeſu Chriſti.
-
173. Want ik kan met den H. Johanne ſeggen:
(s) Ik en breng geen nieuw Gebod, maar het gebod, van God te beminnen, dat den menſch gegeven is aan het begin: Maar ik breng weleen nieuw Gebod,
gelijk dien Apoſtelſeyt; ſeggende, (t) dat men fe ſus Chriſtus navolgen moet. Dewijl het ſoo langen tijt geleden is, dat men ſich ingebeelt heeft, dat de men ſchen al te ſwak zijn, tot die navolging Jeſu Chriſti. En dat ik geheel nieuwlijks toon, dat ſulx welge ſchieden kan; ja dat het ſeer gemakkelijk is, voor die gene, die waarlijk wil wederkeeren in de Lief de van ſijnen God. Want den ſoodanige ſal ſelfs
de Evangeliſche raat-gevingen aangenaam bevinden, en door ervarentheit weten, de waarheit der woor
den die Jeſus Chriſtus geſeyt heeft, (u) dat ſijn jock ſoet, en ſijn laſt licht is. Gelijk zekerlijk ondervonden
hebben, de Chriſtenen in d'eerſte Kerk, die gewil liglijk alle dingen verlieten, om d'Evangeliſche kleen
heiden Armoede t'omhelſen,ja ſy gingen met vreug de na de ſtraffen, ſich gelukkig achtende, van Jeſus Chriſtustotter doot na te volgen. Men ſiet dat in den Apoſtel St. ANDREAs, die met vreugde omhelſden en kuſten het Cruys, daar aan hy ſterven moeſt, ſeggende : @P/ goebe Crupg. Gelijk alsof alle ſoc
tigheden en welluſten begrepen waren in het lijden voorJeſus Chriſtus. Eenen St. LouRENs verheugde ſich, op het midden der gloeyende kolen, die ſijn Lichaam verbrande; ſpottende met de Tirannen die 4. ' t » - : , . T. # 2 - -hem (*) 1. Joh 2, 3, 7 en 8. (t) 1. Joh. 2, v 6. (u) Matt. 11, » 3e. -
-
ſteen.
bedriegter veel. -
173 -
0e
hem Martiliſeerden, hun ſeggende : ſo gy van mijn
iſ,
vleeſch wilt eten, het is genoeg aan deſe kant gebra- -
#
174. En indien ſwakke menſchen, van vleeſch en beenen te ſamengevoegt, gelijk als wy zijn, wel verheugt geweeſt zijn , haar leven ten beſte te geven,
om de LIEFDE Gods weder te vinden. Waarom ſouden dan nu diergelijke ſwakke menſchen, niet een Evangeliſch leven konnen omhelſen, en dat ſelfs met
blijdſchap? Dewijl dat dit Jock waarlijk veel ſoeter
is, dan de wet der Wereld, dewelke meenigmaal de menſchen tiranniſeert, en hun tot ſlaven van hare
hertstochten maakt, en van de menſchelijke opſich ten, hebbende gants geen vryigheden, dan alleen die de Wereldſche menſchen hun geven. Dewelke ſomtijts die vryigheden aan iemant niet laten, van een kleed of een naar ſijn gemak te mogen dragen, waarin ſy geperſt, geknepen of gepijnigt zijn, meer
#
dan een miſdadiger in ſijn boeyen en ketens. Onder tuſſchen ſoo dragen die gene die de wereldbeminnen, alle deſe vermoeytheden met blijdſchap, om datſe van de wereld bemind worden. Wel, ſouhy dan niet
konnen in 't werk ſtellen d'Evangeliſche Wet, hy die ſijn God ſoo veel bemind, als die menſchen de we reld beminnen ? Nadien de Wet Gods veel lichter is, dan de wet der Wereld; En dat dit Jock Chriſti veel ſoeter is, dan d'alder-grootſte welluſten der We reld. Dewijl de ſelve niet anders dan bitterheit nala
ten in de ziele, naar dat men ſe geſmaakt heeft. ' En
dat in tegendeel, het Evangeliſch leven, aan de ziel
inwendige vreugden geeft, en ruſt in de Conſcien tie. “-
175.' Maar
174
De Leering dermenſchen.
Toets
175. Maar d'inbeelding der menſchen, gequetſt zijnde door de zonde, # gelooven, dat (x) het ſoet, bitter is, en het bitter ſoet. En door dit middel
beſluiten de menſchen, dat ſy niet ſouden konnen onderhouden de Wet des Evangeliums, wegens hare
ſwakheyt. Welke ſwakheit ſy niet aanſien, in den dienſt der wereld, om de welke men meenigmaal het gemak, de ruſt en de geſontheit verlieſt, ja dik wils het leven; 'tgene vele ſomtijts gewaagt hebben
om een punct van eere, of om ſich te buiten gegaan te hebben, in vleeſchelijke luſten, of in te veel eten
en drincken, loopen of ſpringen. Welke dingen nochtans menſoo ſwaar niet achten wil, als het Iock
van het evangeliſch leven. Het gene gebeurt, om oorſaak dat de menſchen nu meer liefde tot de wereld
en hareydelheden hebben, dan tot God. . En ſoo lang als de menſchen in die geſteltenis zijn, het is ſeer ſeker, dat ſy de wet des Evangeliums ſeer ſwaar ſul len bevinden.
Ia het ſal hun ſchijnen, dat deſelve
# om t'onderhouden is.
Daar nochtans de
menſchen dieſelfde God hebben, die alle de Chriſte inen van d eerſte Kerk hadden. Dewelke ook de ſelfde ſwackheit hadden, als de menſchen van deſen tijt hebben. En daar is geen ander onderſcheit in, als alleen dat de eerſte Chriſtenen, de krachtige begeerte hadden, om weder te keeren in de liefde Gods: daar de huidensdaagſche Chriſtenen, de begeerte heb ben om in hare eigen-liefdens te blijven. -
176. En om ſulx met meerder ruſt der Conſcien-
tie te doen, ſoo hebben ſy ſcholen en algemeine ver gaderinge opgericht, ten einde om daar bedrieglijke redenen en Argumenten uit te vinden, om aan de (*) Jeſa. 5, " zo,
men
/
•
|
l
ſteen.
bedriegt er veel.
175
menſchen te doen verſtaan, dat ſy wel zalig ſullen worden, buiten de liefde Gods. En de verdorven natuur die ſich altoos vleyt, heeft gaarne deſe Lee ring van de menſchen aangenomen, (y) verachten de de Leering van de Goddelijke Wijsheit, die aan ons geſonden is door de Bediening van Ieſus Chriſtus.
Welke Leering nu ſoo grootelijks veracht is onder de Chriſtenen, dat ſy ſelfs niet konnen lijden, dat men
daar opentlijk van ſpreekt, of dat men hun toont, haar leven niet meer Chriſtens is. Maar Anti-Chri
ſtens, en gants ſtrijdig met dat der Chriſtenen van d'eerſte Kerk, of tegens de Leering die Ieſus Chriſtus onderweſen heeft, en ook ſijne Apoſtelen en ware Diſcipelen. Om oorſaak dat deſe waarheden, hun
ſtilſwijgende beriſpingen doen, die ſy niet willen verdragen.
177. Dit is d' eenige reden, waarom die Predican ten my nu vervolgen, en willen dat men mijne boek ken verbrant, die klaarlijk handelen van deſe Evange
liſche volmaaktheit. Want ik breng geen nieuwe wet, maar ik maak indachtig die gene die Ieſus Chriſtus ons gebracht heeft: waardoor ik aanwijs,dat de menſchen van deſelve afgeweken zijn, en dat ſy niet meer leven in een waareChriſtelijken ſtant. Hierom wil men my
terdoot brengen, of ten minſten gehaat en verwor pen maken van de gantſche wereld. Gelijk als onſen Burchardus door boek tracht te doen, vermanen-
#
de de Richters, om my niet te gedogen, en het volk datſe my niet ſouden herbergen ofin haar huiſen ne men. Het welk meer dan Barbarisis, dewijl dat de barbaren en heidenen noch naar de reden oordeelen,
en niemand veroordeelen, voor datſe hem in ſijne (y) Prov. 1. » 24, 25-
-
verant
De Leering dermenſchen,
Toets verantwoordingengehoort hebben. Daar deſe Prie 176
ſters nu niet willen toeſtaan, dat men mijne verant w
woordingen aanhoort; en ſy willen my veroordeelt hebben, ſonder party te hooren, door vreeſe dat mijne verantwoordingen, hare leugens en boosheden mochten ontdekken.
Welke boosheden verre te
boven gaan, die van de Phariſeſche Prieſters, die Ie ſus Chriſtus hebben doen dooden: dewijl dat de ſelve, hem hebben veroordeelt, door manier van Iuſtitie:
Want ſy hebben Ieſus Chriſtus dikwils ondervraagt, over fijne leer, ja in zijne ſaak verſcheide getuigenis en de menſchen by hem gebracht die hem
#
eſchuldigden, om tegens malkander gehoort te
worden. Maar my, wil men niet hooren, noch onderſoekken, of eenige formaliteit of manier des Gerichts daar ontrent gebruiken. Om dat men voor genomen heeft, myten onrecht en ſonder reden te vernielen. En hierom heeft men mijne redenen niet willen aanhooren, alhoewel ik altoos aangebooden
heb, die te ſeggen. En ik heb verſoek-ſchriften in gegeven, ſoo aan het Hof Gottorp, als aan de Ma iſtraat van Huſum; om te weten, wie mijne beſchul
gers waren; ſonder dat ik dit rechtveerdig verſoek
heb kunnen verkrijgen, niet meer van d een als van d'ander deſer Rechts-vergaderingen. En ik weet noch
te deſer uur niet, doorſaak waarom dat men my ver volgt, of waarom dat men mijne Schriften verach ten wil. Want indien er in deſelve eenig quaat was,
ik ſou dat ſelfs willen veroordeelen, ja herroepen al les watter quaats in mijne ſchriften zijn mogt. ,,Want ,,ik betuig voor God en de menſchen, dat ik, door ,, alle fijne ſchriften, niet anders onderwijſen "-...
..."
-
k: # : . . . .
#
. s, dan
ſteen.
Bedriegt er veel.
177
.
, dan hetgene dat Ieſus Chriſtus en ſijne Apoſtelen , onderweſen hebben; ſonder eenige Nieuwigheit of verandering te brengen. . .. . . . .. .
178, Soo dat die Predicanten veel meer ongelijk hebben, van my te vervolgen, dan de Phariſeeſche Prieſters gehad hebben, van Ieſus Chriſtus te vervol gen. Dewijl dat hy ſcheen (naar hare inbeelding). dingent onderwijſen, die ſtrijdig tegen de wet Gods waren. Daar ik in tegendeel alle dingen, met dºe vangeliſche wet overeenkomende, onderwijs. ,,En , indien er een eenig punét is, in mijne ſchriften, ,, dat tegen die wet ſtoot; ik vervloek dat, ende en
, wiſt niet ſtaande houden. Maar deſe Ialoerſche menſchen, die ſonder Liefdadigheit zijn, die wil len ſelfs niet, dat ik daar in de waarheit ſeg, en ſy doen het Volk gelooven, dat ik ketterpen onbers
tuijg / of bat ik tegeng Bob laſter. En een van die Predikers ſchreef my laaſt, ſpat ik mijne boo'
iingen behoc;ben te herroepen/ gelijk alg ick boog beſen hab belooft te doen, nabien ijp mp uberhagonnen hab
(ſoo hy ſeide) met my by te
brengen verſcheide ſchriftuurplaatſen, om te bewij
ſen, Dat #eſus Chriſtug alieg bolbaan had hoogbe menſchen / cn bat ſp nietg behoefden te boſboen, maer bat beſcluc behoogben beugt,
ſaam te lenen/ in erkentenigban beſticfte 5ſe #ſefug Chriſtug hun belbeſcn bab / met boot hun te boſboen. . .
.. .
:
:
: : :
:
179. Het welk noch een ſcherpſinnige uitvinding is, dewelke ſchijnt te willen, b eere ban be balige heit het menſchen / aan de berbienſten 3eſu Ggºiſti alleen infº:n , en niet aan be "#
178 De Leering dermenſchen, Toets be merken bermenſchen. Dan dat is een valſche munt, die wel met Deugt vergult is, al hoewel die inderdaat niet dan kooper van eigen-liefde is. Want wat heeft God van nooden, dat wy wel doen, om ſijne liefde; nadien hv onſe weldaden gants niet nodig heeft, zijnde in ſich ſelfs geheel rijck, geheel mach .
tigengants volmaakt,
al was het ſchoon dat de men
ſchen noit geen goet deden. En dien volgens kan hy niet ge-eert zijn, door onſe Liefde, of door onſe vol
doening. Maar wy hebben van nooden, wel te doen,
om zaligh te worden, en om voor onſe ſonden te vol oen, ſoowy willen wederkeeren tot de liefde Gods. Om welke liefde de menſch is geſchapen geweeſt. Want onſe natuur is ſoodanig door de ſonde verdor ven, dat die de liefde Gods niet ſou konnen weder
vinden, dan door het middel der doodiging onſer verdorvene ſinnen. Door dien dat ſedert de ſonde,
den menſch ſich altoos tot quaat te doen genegen vind en hy moet groot gewelt doen, om het quaat tegen te ſtaan, waartoe hy ſich geneigt vind.
Invoegen
dat het des menſchen (z) voordeel is, dat hy wel leeſt, en niet het voordeel Gods. (a) Die niets van noo
den heeft, zijnde machtig
Duyſent werelden
te ſcheppen, tot fijnereer. Sonder dat hy voldaan is, met eenige verdienſten der menſchen. Dewelke in der
daät noit iets konnen verdienen by God, noch deugt ſaam leven, om de liefde die hy haar toedraagt, noch ook niet tot erkenteniſſe, van het gene dat Jeſus Chri-
ſtus voor hun voldaan heeft. Want alle de bewijſen er Dankbaarheit, van alle de menſchen der wereld te ſamen, konnen niet voldoen aan de minſte ; -
- -
-
-
(z)Ioh. 35. v 7,8.
(a) Act 17,v 24.
g: ' - die 2
ſteen.
, bedriegt er veel.
179
# # ## W:
die ſy van God ontfangen hebben. Ja de lof-ſeggin gen en dienſten, die ſy meenen aan Godt te doen , zijn dikwilsverachtingen en oneeren aan deſe groote Goddelijke Majeſteit.
1,3
trº f'',
#
18o. Invoegen dat men niet moet gelooven, dat wy de Liefde Gods vergelden, door onſe goede wer ken; of denken dat deſelve, God verplichten ſullen, om ons meerder te beminnen. Maar men moet met Ootmoedigheit des herten, boete doen, gelijk als
Misdadigers, om aan de rechtveerdigheit Gods te vol doen, die ons deſe boete opgeleit heeft, voor onſe zonden.
En niet om door die boete, de liefde te
doen toonen die wy hem toedragen. den menſch in ſijn
Nadien God
# , niets afge-eyſcht heeft, dan
alleenlijk ſijne liefde, en mits welke liefde, den
menſch allerley ſoorten van ſchepſelen genieten mogt, tot ſijn vermaak, ſonder eenige boete te doen. Het
geneſeer wijt is,van boete te doen,of ſich ſelven vande genoeglijkheden deſes levens te beroven, om aan God te behagen. Nademaal het God mishaagt, te ſien
dat de menſch uit ſijn ſelfs, ſich door ſijn ſonde ge worpen heeft in dienſtant van boete; in plaats van hem geſien te hebben, in allerley ſoorten van welluſt, indien ſtant waarin God hem eerſtelijk geſchapen had. En het ſou God veel aangenamer geweeſt zijn, indien den menſch gebleven had, in den ſtant der onnoſel
heit, genietende allerleyſoorten van welluſten, dan hem nu te ſien, ſich pijnigen en arbeiden, en alſoo (b) het koninkrijk der hemelen met gewelt innemen, dat hem
gunſtig gegeven was, door enkele Liefde. Als te genwoordig de menſchen onderworpen te ſien aan ſoo
vele wetten, door hare ſonden, byſonderlijk aan de (*) Matt. 11. * 12, M 2 : ' wet
H–
D-,
E
i
De Leering dermenſchen,
18 o
Toets
wet des Evangeliums. Dewelke, die Predikers wil len te verſtaan geven, bat men alleenlijk moet on-
berhouben/ om aan Bob meber-liefbe te betuijen. Het gene ſeer qualijk verſtaan is. Want God
an geen vermaak nemen in onſe lijdens of arbeit en boetens, dan alleenlijk ſoo wijt, als alle dingen tot middelen dienen konnen, om de menſchen weder tot
ſijne Liefde te brengen; dat d'eenige oorſaak fijner Schepping is.
-
*
18r. Waardoor men kan ſien, dat die Predican-
en geen eer aan God geven, met te ſeggen, bat men
#ſeſus Chriſtug met nanolgen kanſ om te betoonen bc iiefbe bie mp hem toebgagen: nadien
hy die getuigenis niet noodig heeft, en dat God noit iets anders den menſch afge-eiſcht heeft, (c) dan ſijn LIEFDE; en hy ſal hem ook noit iets anders af-eiſchen. En dat den menſch wel leven moet, en d evangeli ſche wet onderhouden; ſulx kan niet anders zijn, dan om oorſaak ſijner ſonden, en ſijner ſwakheit. En niet om dat hy daar in God eert. Want de ſchrift
ſegt, (d) dat het veel eerlijker is te geven, dan ga'vent'ontfangen: en daarom moet men die eer van gaven te geven, aan God laten, die inderdaat ons alle dingen geeft: in plaats van dat den menſch ſelfs die eer hebben wil, van aan God een goet leven of goede werken te geven, ja d'onderhouding der evangeliſche wet. Want God heeft met onſe gaven niets te doen,
t
noch dat wy iets voor hem doen ſouden. Maar wy ſoo Arm en ellendig zijnde, hebben altoos noodig van hem tºontfangen genaden, wetten, en middelen, door -
-
-
(*)Prov. 23, v 26, Cant. 2, v. 4. Matth. 2 à v 37, a4e. (d) Act 2e, v 35. · · · · ·.
:
l
ſteen.
bedriegt er veel.
181
door dewelke wy de liefde Gods konnen bekomen, om het eeuwige leven te hebben. , 182. Want indienden menſch deſe LIEFDE GoDs. weder erlangen kon, ſonder d'onderhouding der E vangeliſche wet, hy en ſou die onderhouding niet no
dig hebben, niet meer dan eenige andre wetten. Nadien dat de liefde, een wet aan haar ſelfs is. En dat by gevolg, hy die deſe Liefde beſit, inderdaat alle de wetten in't gemeen onderhoud, en niet meer aan ee
nige wetten onderworpen is. Gelijk als den menſch niet is onderworpen geweeſt, tertijt zijner Schepping, geheel vry zijnde en heerſchende over alle dingen, die
God voor hem geſchapen had. Waar door men be merken kan, de Doling daar in die menſchen geval len zijn, die daar ſeggen, UPathetig / om be liefa
be bie men 450b toebgaagt / bat men mei leben en Jeſum Chriſtum nauoigen moet, maar dat
men biedingen niet moet boen/ om be bergif. fenig fijner ſomben te berbienen, en daarby voe gende, dat het ig / ſich ſclfg rechtbeerbigen / aíg men goede berften boet / om ietg te bere
birntn. Het welk uit een hoovaardigen gront voort komt, en uit de liefde en achting ſijns ſelfs. Want met te ſeggen, dat men alleenlijk wel leven moet, of
Jeſus Chriſtus navolgen, om de liefde die men God toedraagt, dat is ſich boven God ſtellen.
Geloven
de dat God meer noodig heeft, ons goed leven, dan wy ſelfs doen. Nadien ſulx, volgens het ſeggen der - Caſuiſten (of ſchrijvers vande gevallen der Conſci entien) alleenlijk is, om de liefde die men God toe draagt, dat men wel leven moet. Ondertuſſchen
dat het den menſch is, zijnde ellendig gevallen in M 3 zonde -
182
De Leering der menſchen, .
Toets
zonde, die van nooden heeft een goet leven, en d' on derhouding van alle wetten, of anders ſou hy eeu
wiglijk vergaan in ſijne ellenden. Gelijk een ſeer ge wonden gequeſt menſch vergaan ſou, indien hy ſich' niet wilde laten reinigen of geneſen. 183. En hy ſou in een raſende ſiektegevallen zijn, als hy tegen ſijn Geneeſmeeſter ſeide: Há muil utme hulp-mibbelen niet aannemen totenmijne
-
t l
geneſing / maar om be liefbe bie ik u toebgaag. Het gene den Doctor of Geneesmeeſter grootelijx. vergrammen zou, als dewelke niet behoeft, de moei te te nemen om ſoodanig een Patient te geneſen, die niet ſouer-kennen den Noot daarin hy is; en meinen ſou, den Geneeſmeeſter dienſt te doen, met ſich
van hem te laten geneſen, al is't dat den Patient niets had, om hem te geven, tot vergeldingſijner gene ſinge. Even het ſelve doet den menſch tegen ſijnen
God, wanneer hy ſegt, @Ze miſſen mei leben t om be iiefbe biebp aan (Bob ben opperſten CBee meeſmeeſter onſer ſielen toebgaagt. Welke den menſch gewond en gequeſt ziende, met ſoo vele doo delijke wonden van verſcheidene zonden, wil tot een iegelijk van dien, de remedienen geneesmiddelen toe paſſen, door ſoovelerley verſcheide Evangeliſche raatgevingen, als de ziele gequeſt is met verſcheide wonden van ſonden, die daar tegenſtrijdig aan zijn.
Toepaſſende de Armoede desgeeſt, tegensſijnegie righeit, en de Nedrigheit Jeſu Chriſti, tegensſijnen hoogmoet, of ſijne Goedertierentheit, tegens de verwaantheit des menſche.
En ſoo met alle d'andere
wonden der ſonden, daar mede de zielen der men-
ſchen gequeſt zijn. Dewelke, dewijlſy arm en el lendig
ſ
ſteen
bedriegt er veel.
183
lendig zijn, niets aan God te geven hebben, tot ver
# voor hun gedaan heeft. Ën ſy willen niet te min, doen verſtaan, dat ſy niet van nooden hebben, om ſich de hulpmiddelen harer gelding van alle het
zielen toe te eigenen, ban alleen om be ſiefde big ſp ben ſBeneeſmeeſter berſclue toebgagen, Het gene wel beklaaglijk is! de menſchen in een ſoodani ge verblindheit desgeeſts te ſien, dat ſy niet gewaar worden het onheil waar in wy gevallen zijn, noch ook niet kennen de middelen om daar van verloſt te worden. Maar door een hardnekkige verblindheit,
vergaanſy in hare ellenden, nadat ſy de medicamen ten of geneeſmiddelen ontfangen hebben, die Jeſus Chriſtus hun bereit heeft.
184. En ſulks komt haar over, door de liefde die ſy hun ſelfs toedragen, ſich te hoog achtende, om te willen lijden iets pijnlijks aan hare verdorvene na
tuur. En om dien hoogmoet en die eigen-liefde, te bedekken, ſooſeggen ſy, JDat het ig / ſith ſcifg rechtbeerbigen/ bat men icfg boet om te ber' bicnicn. Beſiet een weinig, mijne Chriſtelijke broe ders, wat voor ongerijmde ſluitredenen dit zijn: van te willen geneſen en ſalig worden, ſonder iets daar om
te doen. Gelijk alsof God hun verplicht ſou zijn, haar ſijn Paradijs en de eeuwige Saligheit te geven, om dat ſy ſulkx in hun ſelfs genoegſaam waardig zijn, ſon der iets te willen doen, om daar toe te geraken. Is het niet veel meer, ſich ſelfs rechtveerdigen, te ge
looven, dat het eeuwige leven hun in eigendom toe komt, dan te doen dat in ons vermogen is, om dat r,
te mogen verkrijgen? Want indien een Dienſtknecht
niet wilde arbeiden in den Dienſt ſijns Meeſters, ſeg gende, M 4. -
-
l
De Leering dermenſchen, Toets, gende, dat hy hem gehouden was, te voeden en 184
te onderhouden, ſonder dat hy iets behoefden te
doen. Een ſoodanig knecht ſou niet bemind worden van ſijn Meeſter, maar uit fijnen dienſt weggejaagt, als een Deugeniet, volgens fijne verdienſten. Even alſoo ſullen uit (e) het Koninkrijk der hemelen weg gejaagt worden, die menſchen die niet willen arbei den in den wijngaart des Heeren, (f) om hare Salig heit met vreeſen en beven uit te werkken: gelijk den Apoſtelſegt. / 185. Het is wel waar, dat alle de goede werkken -
,
.
.
.
-
.
-
der menſchen te ſamen, niets konnen van het Eeu wig leven verdienen. Het welke God gunſtiglijk heeft bereit, vooraleer dat de menſchen geſchapen
waren ; en bygevolg, eer dat ſy iets konden verdie nen. En dat het daarom door de enkele genade Gods
is, dat de menſchen zalig worden, en geenſints door hare verdienſten. Maar na dat ſy die Genade verlo
ren hebben, door hare ſonden, ſoo hebben ſy ook bygevolg het recht der Erf-ſchap van het Eewig leven verloren; en ſy zijn daar door quijt geworden alle de voorrechten en begunſtigingen, die ſy van God in hare Schepping ontſangen hadden. En van kin
deren Gods, die ſy waren, zijnſe vyanden Gods ge worden, onderworpen aan allerley ſoorten van el
lenden,van onwetendheden en onvermogens. Daar om is het, dat ſy nu van nooden hebben, ſich te pijnigen en te arbeiden, om het voedſel van dit tegen woordige leven te hebben, en noch veel meer, om het eeuwige leven te verkrijgen. Het welk de men
ſchen niet meer toekomen kan, door Erfſchap, ge ' . .. . . . . . .. lijk (*) Matth ºf t 39. (f) Phil. 2, 12. -
.
* *
ſteen.
bedriegt'erveel.
185
lijk als hun dat in den beginne gegeven was. Dewijl jnetc. Evangelieſegt: (g)ſoekt het ko Chriſtusinſi Jeſus der Hemelen zninkrijk F
-
-
186. Dat geeftgenoeg te kennen, dat het ons niet toekomen ſal, ſonder iets te doen van onſe kant; of wanneer wy alleenlijk willen wel leven, om de lief
de die wy Godtoedragen. Die niet kan ge-eert zijn, door onſe liefde; nadien het den menſch is, die ee regeniet, met God te beminnen, en niet God, om van den menſch bemind te worden. Dewijl hy niets - van den menſch behoeft ; maar den menſch moet
alles van ſijnen Godontfangen, aan wien hy niets ge
ven kan, noch een aaske tot ſijn glory toebrengen, door de liefde die hy God toedragt. Maar den menſch moet in een geduerig bewijs van Dankbaar heit zijn tot zijnen God; om oorſaak dat hy hem ge ſchapen heeft, tot een ſchepſelbequaam om een God te beminnen: het gene den menſch grootelijx tot
hem lief te hebben verplicht, om dat God wel wil van den menſch bemind weſen, dewijl hy hem tot
dien einde geſchapen heeft, door een gants byſondere Genade. · Invoegen dat den menſch doen moet alles wat hy kan, om tot die liefde weder te keeren; door
dien dat daaraan al ſijn eeuwig Welvaren hangt. Som der nochtans daarom te denkken, dat God hem ſou verplicht weſen, wanneer hy wel leeft, of d'Evan
geliſche wet onderhoud. Nademaal dit alles keert tot voordeel der menſchen, en niet tot voordeel van
God. Die alſoo veel verheerlijkt is in ſich ſelfs, wan neer alle de menſchen ſouden verdoemt weſen, als
wanneer ſy alle ſouden ſalig zijn. Want dat neemt noch geeft niets aan God. 187. En M 5 (g) Matt. 6. # 33. -
-
1 86
De Leering der menſchen,
Toets
1 87. En daarom ſoo moet den menſch ſich bepij
nigen en arbeiden, en ſijne ſonden beweenen, op dat hy door de Barmhertigheit Gods, de vergiffenis over deſelve verkrijgen mag. Maar niet ſich inbeel den, dat hy iet aan God geven kan, daar hy ſoo arm en ellendig is. Hy moet alRoosſijne ellenden erken nen. En (h) op de borſt ſlaan met den ſondigen Tollenaar, ſonder met den Phariſeus te ſeggen: ik dank u Heere, om dat ik niet een zondaar ben, als deſen Tollenaar, en
om dat ik vele goede werkken doe ! nadien dat deſen Pha riſeus niet gerechtveerdigt vierd, als den Tollenaar. Want als den menſch ſegt, Dat hp niet behoeft mei
teleuen 1 om ſich ſelfg; maar om de liefbe bie hp heb toebgaagt. Soorechtveerdigt hy ſich ſelfs, oordeelende dat hy geen boete verdient heeft. De
welke hy alleenlijk doen wil, om de liefde die hy God toedraagt. Waar in hy ſich grootelijks verheft boven ſich ſelfs.
188. Want indien hy waarlijk God beminde, hy ſou niet meer eenige boete van nooden hebben, en ſou als dan mogen doen, alles wat hy wilde, gelijk S; Auguſtinusſegt: BEMIND, EN DoET ALLES wAT GY wILD.
Uit oorſaak (i) dat in de liefde Gods be
grepen is, alle de wetten en Propheten, en men heeft als dan niet meer van nooden eenige andre onderhou
dingen, konnende dan met waarheit ſeggen, dat men alle dingen doet, om de liefde die men God toedraagt. Maar niet, ſoo lang als men noch leeft, in de liefde ſijns ſelfs; gelijk als waarlijk, de menſchen van deſen
tijt leven, die ſich inbeelden, dat ſy wel leven, om de liefde die ſy God toedragen, wanneer ſy noch -
-
(k) Luc. 18 + 11 tot 14
-
(i) Matth, 22, y 4o.
veel -
-
'
t
bedriegt er veel. -
ſteen. '
187
veel ſchuldig zijn voor ſoo grooten getal zonden, waar voor ſy noch moeten voldoen. Gelijk als de gelijkenis van het evangelie ſpreekt, (l) van een menſch die ſchuldig was tien duiſent Talenten aan ſijn meeſter, de 2welke beval, dat men hem in de gevankenis werpen ſou zozet ſijn huisgeſin, om dat hygeen geld had tot ſijn ſchuld te betalen. Nu deſe gelijkenis raakt den ſondigen menſch, dewelke moet betalen en voldoen aan ſijnen
God, de ſtraffen zijnerſonden, naar mate dat die in groot getal zijn: volgens de Waarheit, Gods, die ſegt, (m) Datvan dien, aan de welke veel gegeven is,
veel ſalafge-eiſcht worden. Gelijk men ook ſiet in de -
gelijkenis, van een Meeſter, (n) die uit ſijn huis ging, en aan fijne dienſtknechten verſcheide Talenten naliet, aan d een vijfaend ander twee, en aan een ander een.
En op ſijne wederkomſt, eiſchte hy van een iegelijk ſijner Dienaren, rekening van hetgene hy hungelaten had, en hyſtrafte dien dienſtknecht, die geen voordeel had ge daan met ſijn Talent: en hygaf vergelding aan d'andere om dat ſywinnigen met hare talenten gedaan hadden.
189. Het gene genoeg bewijſt, dat den Sondaar moet voldoen voorſijn zonden, of om deſelve eeuwig lijk geſtraft worden. En dat men niet moet geloven, dat Chriſtus alleen alles voldaan heeft voor de men
ſchen: gelijk die nieuwe Geleerden willen doen ver ſtaan. Want in ſulk een geval, ſouden alle die ge
lijkeniſſen van het Evangelie onnut weſen, met ſoo vele andere plaatſen der H. Schriftuur, dewelke be veſtigen, (o) Dat de menſchen ſullen rekenſchap doen aan
God, van alle de werken die ſy ſullen gedaan hebben (p) Ja (0Matt 18, 24. (m)Luc. 12.948. (n) Matt, asy 14tot 39, -
(o) Eccl. 12 y 16, (p) Matt. 12 y 3637
1 88
De
Leering der menſchen
Toets
9
Ja tot een eenig onnut voort toe. En dat de menſchen vol gens de werkken ſullen ge-oordeelt worden, en ook volgens deſelven ſullen veroordeelt worden. Nu, wat veroor deelingſou'er konnen zijn, voor de menſchen, in
dien het waarachtig was, Pat Glefug ſtijgiſtug als lrg boo? hun boſbaan hab ? daar ſou als dan niet meer overig zijn te rekenen, noch te betalen en ider een ſouvry en ontſlagen weſen van alle de pijnen ſij nerſonden, ſonder vreeſe te hebben, van daar over
geſtraft te worden. En God ſou niet meer konnen bevelen, Dat men dien zondaar in die gevankenis ſou ſtellen, tottertjt toe dat hy ſijn ſchuld ſou betaalt hebben. Want indien hy niet ſchuldig is, en dat Je
#
ſus Chriſtus alles voor hem voldaan heeft; ſoo moet
hy door gevolg, ſelfs niet te betalen hebben, en noch
veel minder moet hygedreigt worden, van in de gevankenis te ſullen worden geſtelt, volgens de gelijke nis van het evangelie. Welke gelijkeniſſen hy dan moet verſtaan, gelijk men eenig verdigtſel of ſprook je verſtaat, indien deniſondaar niet verplicht is, om aan God te voldoen, voor ſijn eige ſonden. Gelijk
de ſchriftuur verklaart (4) op ſoo vele plaatſen, dat men doen moet, en door ſoovele verſcheidene plaat ſen ſulkx ſoo klaarlijk te kennen geeft, dat noit ie mand daar over twijfelen kan. Of tºen waar dat die Predicantenſoo vele uitvindingen opgeſocht hadden, om de menſchen af te keeren van die voldoening aan - God; (q) Nume. 14. Y 18, tot 36. 1 Sam, 12, y 1 o tot 14. lob, 33, Y 16 tot 29. Pſa,38 y 4, Prov. 1 1 x 3 1. s
3
Ieſa 27 y 9. cap. 4o. y 2. en cap. 5 1 v 17 tot 22.
Ierm. 3 ov 1 1. Ezech. 16v 59, 6o. Dan 4 v 27. Mich, 7, v 9. '2 Maeh, 7, 9 18.32, 33,38. Luc, 23 v.41. Coll. 1 v 24. -
Hebr. 12, v 4 tot 11,
-
bedriegt er veel. .
fteen.
1 89 . God; onder een Godtvruchtig voorgeven, ban bat geſug. Chriſtug alleg boog hun bolbaan
beeft, en dat ſp bien boſgeng niet gehouben 3ijn / om boog eenig beel te boſboen.
Bybren-
gende verſcheide ſchriftuur plaatſen, om hare uitvin dingen te bekrachtigen. Van welke ſchriftuurplaat ſen ſy de zin geheel verkeert uittrekken, ten einde om die te doen dienen tot hare voornemens.
Alhoe
wel inderdaat, alle de plaatſen ſoo die Predikant my , bybrengt, in ſijnen byſonderen brief; mijn ſeggen bekrachtigen. En bewijſen, hoedanigden menſch moet geſtelt weſen, om de verdienſten van Jeſus
Chriſtus te genieten. Gelijk als ik hier voor getoont heb, dat St. Janſegt, in ſijn eerſte ſendbrief, (r)
#
Chriſti van alle ſonden reinigt den ge me die in ſijn Licht wandelen. Maar niet diegene die in
Dat het bloet
duiſterniſſen wandelen. Gelijk die menſchen doen, aan de welke men predikt, bat ſp ſuſſen gereinight
hoefenboog het 25íoet geſu Chatſti. Nademaal dat de ſoodanige geen gemeinſchap met hem hebben. ,, En in het tweede cap. ſegt dien Apoſtel preciſelijk, dat indien wyſeggen, in feſum Chriſtum te gelooven, ende wyſijne # niet bewaren; dat wy leugenaars zijn: want hy die ſegt, dat hy in hem blijft, moet ook al
ſoo wandelen, gelijk als hygewandelt heeft.
-
19o. Nu, het is kennelijk genoeg, dat de hui densdaagſche menſchen, niet in Jeſum Chriſtum ge looven, dewijlſy fijne geboden niet bewaren. Na-. dien men hun hoort Prediken, dat men be ſBebo
ben abobg noch ooh be met beg ſenangeliumg niet betoagen aan. En dat niemand wil wandelen, -
(r) vloh !, v 6, 7, en cap.a v4.
gelijk ,
1 9o
De Leering dermenſchen,
Toets
gelijk als Jeſus Chriſtus gewandelt heeft. En ook
leugenachtig ſegt , dat men in hem blijft, wan neer men fijne Geboden niet onderhoud. Soo dat alle die plaatſen met vele andere dewelke die Predikers tegen my bybrengen, om te bewijſen hoe de ſchriftuur ſegt dat Jeſus Chriſtus alles vol daan heeft voor de menſchen ; ſeer qualijk toege ſt zijn. En dat het niet anders zijn , dan bra vaden, als deſen Prediker my ſegt: "Dat hp mp
ouermonnen heeft boog de ſchriftuur ſelfg/en bat ik behoot mijne bolingen t erkennen. Want ik ſou hem ſelfs kunnen veroordeelen, en ſijn dolin gen doen ſien, door die ſelfde plaatſen der ſchrift, die hy my bybrengt, ſonder eenige anderen aan te trekken, my alleenlijk bedienende, met ſijn eigen ſeggen. Maar ik wil niet treden in ſoodanige twiſtin
gen noch tegenſtrijdigheden, om dat ik een iegelijk laat gelooven, 't gene hem gelieft. De Studenten
hebben met malkander genoeg over die dingen ge twiſt; en van d' een end ander kant, maar al te veel
God vertoornt, een iegelijk om ſijne meeningen
ſtaand te houden; ſonder dat ik noodig heb te treden in tweiſt-voeringen en ſtrijdigheden. Om dat het gants mijn werk niet is, van tegen iemand te diſpu teren of te twiſten.
Ik laat aan God het oordeel van
-alle dingen, en verklaar alleenlijk, 'tgene Godt my
leert, om dat hy't my ſoo bevolen heeft. Maar hy heeft my niet belaſt, eenige byſondere meiningen
ſtaande te houden: dewelke ik gants niet voor goet keuronder de Chriſtenen, die alle in't gemeen, en een iegelijk in 't byſonder niet behoorden te hebben,
dan een ſelve God, een ſelfde Geloof, en een * *
*
. . .
. . .
w
-
-
# G
ſteen.
bedriegt er veel.
19 I
de Leering. Sonder een Lutheriaan van een Calvi miſt af te ſcheiden, of een Roomsgeſinde uit een on
roomſche, dewijl dat alle die verſcheidentheden, het ſelfde evangelium hebben. Sy behoorden ook niet van Naam onderſcheiden te weſen; dewijl den H. Paulus dat grootelijks veracht heeft in ſijnen tijt, ſeg
gende tegens de Chriſtenen: (1) Jeſus Chriſtus is die verdeelt onder u, dat den eenenſegt ik ben van Paulus;
den anderen van Sephas, en een ander van Appollo? Alle welke menſchen den H. Geeſt ontfangen had den, en oprechte Diſcipelen van Jeſus Chriſtus in een ſelfde leering waren. Daar ondertuſſchen dien
Apoſtel ſoo hard ſchold, over dat die Chriſtenen hadden begonnen, verſcheide namen aan te nemen, van Paulus of Apollo. 191. Hoe veel te meer is het dan nu te beriſpen, -
van te hooren dat de Chriſtenen ſich nu met verſchei de namen der onvolmaakte menſchen noemen. Die
wel wijt af zijn van de Deugden van Paulus, of van Sephas, of van Apollo; ſeggende opentlijk: ik ben 3Lutheriaang/ ſlalbiniſt / of anberg. Het welk de Chriſtenen behoorden ſchaamroot te maken,
van een ander Naam te dragen, dan die gene die ſy behoorden gehouden te hebben van Ieſus Chriſtus alleen. En de menſchen behoorden vooronteeringen en verachtingen te houden, anders genoemt te wor den, dan Chriſtenen, om dat ſy alle, door den Doop, opgeſchreven zijn onder het veldteycken van
Ieſus Chriſtus, ten einde om den goeden ſtrijt te ſtrij den, tot ſijne navolging. Maar niet om te ſtrijden voor d Opinie of meening van een Lutheriaan, Cal vin, Roomsgeſinde, of andere meeningen van ee (*) 1,Cor. 1, # 12, 13, nig -
1 92 De Leering dermenſchen. Toets nig menſch, hoedanig die ook ſouden mogen weſen. Dewijl er niemand dan God alleen heilig is, en dat ſijn Soon Ieſus Chriſtus ons toegeſonden is, om ons
te toonenden weg die ter Zaligheitleyt, ſonder dat de menſchen uit dien weg moeſten gaan, om hun te gaan keeren op verſcheidepaden, die de menſchen aange
tomen hebben, een iegelijk naar fijne Phantaſie, en willen in deſelve wandelen, meenigmaal tot nadeel der Saligheit harer zielen. Want het is ſeer ſeker, dat Lutherus , Calvinus, of andere Reformateurs,
van wat ſoort het zijn mogen, dat ſy niet konnen ſa lig maken de menſchen die getrouwelijk hare Opinien
ſullen ſtaande gehouden hebben. Maar ſy ſullen hun wel tot grooter veroordeeling dienen, want alle men
ſchen hebben miſlagen, en konnen dolingen voor waarheden onderweſen hebben. Het gene hun ver
oordeelen zal, boven haar eigen ſonden, om dat ſy andere qualijk geleert, of dolende leeringe nagevolgt hebben. Door welk middelſy tot de verdoemenis van andere mede-werken. Het gehe hun dien vol gens deelachtig maakt aan hareſonden; en hare pijne
in de hel vermeerderen doet, voor alle eeuwigheit, Maar hy die d evangeliſche leering volgt, kan noit miſſen noch dolen in eeniger wijſe, dewijl dat die leering de Poort is, die naar het Leven leit, en den verſekerden weg ter ſaligheit: Want Ieſus Chriſtus
ſegt, dat diegene die door hem ingaat, Salig zijn ſal. Wat is er dan te diſputeren of te twiſten, over dat ie mand de gevoelens van Lutherus, Calvinus, ofan dere houd; nadien als men de gevoelens van Ieſus
Chriſtus houd, dat men op den verſekerden weg der Saligheit is? Maar indien men de gevoelens van # , *
ſteen.
, bedriegterveel.
1 g3.
de Reformateurs te ſamen hield, en dat men d evan
geliſche leering niet navolgde, dat ſou aan niemand de ſaligheit geven. Dewijl den H. Paulus preciſelijk
ſchrijft aan de Romeinen Cap. 2. hun ſeggende. . (t) Want diegene die de wet gehoort hebben, ſullen voor God miet# zijn,
maar diegene die de wet in't werk ſtellen, ſullen gerechtveerdigt worden. Het welk
omverre werpt alle de bybrengingen der menſchen, die daar ſeggen, dat ſy ſullen gerechtveerdigt weſen , door d eenige verdienſten Ieſu Chriſti.
Nadienden ſelven Apoſtel ſegt, dat ſy niet ſullen gerechtveerdigt weſen , om dat ſy meenigmaal het Evangelie hebben hooren Prediken, of d' Evan geliſche Hiſtorien hebben hooren verhalen. Maar
dat alleenlijk de ſcodanige ſullen gerechtveerdigt worden voor God, die deſe wet in het werk ſtellen. 192. Hoe is het dan moogelijk, dat deſe Predikers ſoo veel ſluitredenen bybrengen, om te bewijſen, bat be menſchen mel ſulſenſatig hoogben / boo? . b eenige berbienſten geſu Cijgiſti / ſomber ble hnet in oefening te ſtellen? Het moet weſen, dat die menſchen ſich bedriegen, of wel dat de ſchrif tuurſou valſch zijn, indien het waarachtig was, 't ge -
ne die Predikanten leeren, in dit ſtuk.
Want ſoo
men de Wet moet in't werk ſtellen, om gerechtveer digt te worden, ſeer weinig menſchen van deſen tijt ſullen gerechtveerdigt worden. Dewijl dat ſoo
weinig deſe Wet des Evangeliums willen in 't werk ſtellen, of de leeringJeſu Chriſti in oefening bren gen. Nademaal ſoo vele menſchen gelooven, dat
ſulx niet noodigh is, volgens de leering van hare be ſtierders, die deſe practijq of oefening voorſtellen, (t) Rom, 2 v 13,
N
alg
- 1
I 94,
De Leering dermenſchen,
Toets
alg een erkentenig bie be menſchen aan Bob ſouben boen/ om be liefde biefjp hun toebgaagt, en niet alg een ſaah nootſahelijk tot hare falige heit. Waar in ſy hoovaardig en Trots zijn , ſich niet willende bekennen ſchuldig te weſen, noch ver
plicht te zijn om de pijnen harer ſonden te moeten dragen. Het gene de Barmhertigheit Gods over hun niet trekken kan, als dewelke ſegt: (u) Ik wederſta den
Hoovaardigen, en de Ootmoedigen geef ik mijn herte. Aangeſien het een groote # is, ſich in te
beelden, dat Jeſus Chriſtus verplicht is, om alle ſmer ten van hare ſonden te dragen, ſonder dat ſy daar van de minſte laſt willen ophare ſchouderen nemen. Om dat ſy te veehhare gemakken, ruſt, en gerieflijkheden beminnen, willende wel lijden
# Chriſtus al
le hare laſten dragen ſou, op dat ſy daar van gemak kelijk mogten ontſlagen zijn.
193. En om ſoo veel te beter hare Dolingen op te richten, ſeggen ſy, dat Jeſus Chriſtus onſe voorſpraak is by ſijn Vader.
(x) Het gene ſeer waarachtig is,
Maar ik ſou hun gaarne vragen, of den Advocaat of voorſpraak van een Miſdadiger, wel ſou konnen win nen de ſaak van diegenen, voor wien hy ſpreekt,wan neer den Boosdoender bleef volherden, en dagelijx voortvoer in ſijn Misdaden? Gelijk de huidens
daagſche zondaars doen, dewelke zonden op zonden hoopen, ſonder ſelfs een ernſtige begeerte te hebben om die te willen afſtaan, of ſich te bekeeren.
Want
het is te gelooven, dat indien een Koning of Prins,
eenig dootſlagerquijt geſcholden had, door de be middeling of tuſſchenſpreking van een goet Advocaat, en dat dienſelven Miſdadiger weder op nieuw ver (a) 1. Pat. 5, 7 5. (x) 1 Joh. 2 # 1, . . .
viel Jo
1
W
bedriegt er veel.
ſteen.
1 95
viel, tot dootſlaan ofſijnen naaſten te vermoorden,
dat hy als dan veel ſwaarder ſal geſtraft worden, over
ſijne Miſdaden die hy na ſijn Pardon of vergiffenis begaan ſou hebben, dan hy ſou gedaan zijn gewor den voor ſijn eerſte miſdaat. Uit oorſaak zijner on dankbaarheit, voor de genotene Genade.
194. Alſoo is het met de Vergiffenis die God aan de menſchen doet, door de bemiddeling van Jeſus Chriſtus, onſen Goddelijken Advocaat, dewelke wel verſoekt by ſijnen Vader, de vergiffenis der bekeren
de zondaren, maar niet voor diegene die in hare ſon den blijven volherden. Want men leeſt niet in de geheele ſchrift, dat God oit de zonden vergeven heeft, aan de volherden deſondaars, maar allenlijk aan de berouw-hebbende zondaren.
Men kan dat
ſien, in verſcheideplaatſen van het Evangelie, gelijk ) aan de Vrouw in overſpel bevonden, aan de
welkeJeſus Chriſtus vraagde, of haar niemand veroor deeld had, en haar wegſendende ſeide hy: Soo en ver
oordeel ik u ook niet, gaat henenende en ſondigt niet meer. Gelijk als hy ook ſeide, aan den geraakten van ſoo langejaaren, nadat Jeſus Chriſtus hem geneſen had: (z) Gaat henen, ende en zondigt niet meer, vreſende - ofu noch erger # wedervaren. Om te toonen aan
wien Jeſus Chriſtusfijne genadens mede deelt en fijne verdienſten deelachtig maakt. Sulx is te verſtaan, dat deſe ſich moeten bekeeren, en niet meer ſondigen.
Gelijk men ſiet, dat Magdalena een langdurende boete deed, naar dat Ieſus Chriſtus haar bekeert
had: ſy ſondigde niet meer.
Gelijk ook niet meer
zondigden, alle de gene die waarlijk deelachtig N 2 -
oºks,
tot 8,
-
-
en sº I4.
Waren
I
'136
De
Leering der menſchen,
Toets- .
waren geworden, aan de Verdienſten van Ieſus Chriſtus. 195. Maar tegenwoordigfiet men in der daat, dat de menſchen welke gelooven, dat Jeſus Chriſtus -
alles voor hun voldaan heeft, ſichdagelijx verergeren,
en in hare ſonden volherden, ſonder eenige bekering.
Want den hoovaardigen vermeerdert ſijnen hoogh moet; den Gierigaart, ſijne gierigheit; den onkui ſchen ſijne geilheit. En ſoo ook alle andere ſoorten van ſonden, waar toe de menſchen geneigt zijn.
Daarin volherden ſy ſonder vreeſe, hun ſteunende op de verdienſten van Ieſus Chriſtus. Gelijk die Predicanten leeren, ſeggende, bat bit geloof bes tſuaam ig / om hun falig te maken. Door welke leering, de menſchen ſich verharden in hare
zonden, en gants niet denken, om hun te bekeeren, en noch veel minder om boete te doen. - --
196. Het welk maakt dat menigte verlooren gaan
in die verblindheit, ſonder het gewaar te worden. En om dat ik deſe waarheden klaarlijk ſie, en die aan
den dag breng, ſoo willen die Predikers my doen dooden, ſeggende, dat iſt ketterijen leer. Al hoewel ik waarlijk niets anders leer, dan de ſelfde le ring die Ieſus Chriſtus en ſijne Apoſtelen geleert en
# hebben,
doen ſy op aarden waren. Ge
ijk als deſe Predikanten ook ſeggen, dat ſp bie ſelf be Heering onbertpijſen. Maar nochtans met dit onderſcheit dat ik de oefening of uitwerking van deſe
leering onderwijs: En dat ſy de woorden daar van onderwijſen, daar by voegende deſe uitlegging, bat De menſchen al te 3bbah 3ijn / cm bie Het ring tn'ttnerſt te ſtellen. Het welk ik
"E:
--
-- - -
-
-
-
en;
ſteen.
•
bedriegt er veel.
i 97
-n
ken; dewijl God my doorſijnen Heiligen Geeſt ver ſekert, dat alle menſchen van goeden wille, de wet des evangeliums konnen in't werk ſtellen, door de
genade Gods. Dewelke aan niemand ſal geweigert worden, die deſelve begeeren, en daarom bidden met ootmoedigheit des herten.
Maar aangaande die
gene die gekleeft willen blijven aan de Opinien of mee ningen der menſchen, de ſoodanige zijn vry, om
onboetvaerdig te leven en te ſterven, en deſwegen de Oordeelen Gods te verwachten, over hare zielen,
Nadien er geſeit is, (a) dat degene die de wetſuilen ge weten hebben, door de wetſallen geoordeelt worden. En dat de heidenen die de wet niet hebben, hun ſelfs een wet zijn en betoonen door hare werkken dat de wet in hare hure ten geſchreven is. De ſoodanige ſullen de Chriſtenen in het oordeel Gods veroordeelen, die de wet des
Evangeliums gekent hebben en niet in't werk geſtelt,
want die ſelfde wet ſal hun veroordeelen. Dewijſ den Apoſtel uitdrukkelijk ſegt (b) dat de gene die de wetgekent en gehoort hebben, voorGod niet ſullen gerecht veerdigt worden, maar ſy ſullen veel zwaarder ver
oordeling waardig zijn. Nademaal'er geſchreven is, dat hy die de wille des vaders ſâlgekent, en niet gedaan
hebben, met vele ſlagen ſalgeſlagen worden. En dat hij
#,
-
die de ville des Vaders niet gekent en nochtans ſtraf, # dingen gedaan, met weinig ſlagen ſal geſlagen 20/07'4€72.
» '
-
, -.
-
----
-
- - --
197. Waardoor menſen kan, dat het een
-- -
veel
grooter quaat is, het Evangelie aan het volk te leeren, Het teſeggen, dat men't niet in't merk ſtellen
- Han; dan het zijn zou, haar het evangeliegants niet :
: i. - - -
-
- -- --
N 3
* * *) Rom: 2 , 13, 14, (b) Luc. 12 # 47,49,
tij
De Leering der menſchen
198
Toets
te leeren. Dewijl volgens het ſeggen van deſen Apoſtel, Dat hy die het Evangelie hoort, en niet in't
'werk ſtelt, niet voor God ſal gerechtveerdigt worden. En dat hy die de wille des Vaders geweten, en niet gedaan heeft, met vele ſlagen ſalgeſlagen worden. 198. Behoort men niet te ſien, mijne Chriſtelij
kebroeders, dat wy nu in een gevaarlijken en onge lukkigentijt leven, daar de waarheit niet meer mag verklaart worden; Daar de leugen ſtaande gehouden en verhoogt word, en daar het ſeggender Propheten nu vervult is: (c) Dat het volk Gods overgegeven is aan
den Geeſt der doling? Nadien dat diegene die ons tot den weg der zaligheit behoorden te geleiden, de men ſchen daar van afvoeren, om hun te doen wandelen
door wegen die d' een d'ander voorgebaant hebben,
met de leeringen der menſchen meerder te achten dan die van Jeſus Chriſtus. Want men ſegt my, bat allebe Muterſche pytbicanten / een ecb born/
eerſp tot eenige Beeſtelijke bediening aange' nomen hoogben: bat ſp altoog de leering ban
3Lutherug ſuſſen ſtaanbe houben/rn fith opſtel
# tegen aileg mat baat meebe niet over een ont. -
199. En ik geloof, dat het om deſe eenige oor ſaak is, dat die Predicanten van Flensburg, opent lijk door den Beul hebben doen verbranden, twee
van mijne bäekken het Getuigenis der Waarheit ge naamt: orn oorſaak dat de ſelve de leering van Lut
herus niet in houden. Want het kan om geen ander oorſaak wefen; dewijl de ſelve niets quaats in haar hebben, maar wel vele goede dingen. Want in
dien er een eenig punct, (e)leſa 27, p. 1o.
# tegen de H. ſchrift in r
.
was
bedriegt er veel. . .
ſteen.
I 99
was, ik ſou dat ſelfs veroordeelen, en dat openbaar lijk wederroepen, bekennende mijne dolingen, ſoo ſy my van een eenige konden overtuigen. Maar in plaats van myte ſeggen, wat voor quaat datter in mij ne ſchriften is, ſoo doen ſy die verbranden, ſonder party
# , noch my te vragen,
hoedanig dat
ik verſta 't gene ik geſchreven heb. Nademaal dat een iegelijk ſijne eigene bybrengingen uitleggen moet. Maar ſonder eenige form of manier van recht of reden ſoo gaan die Predikers by het Gericht een ſoo wreede
executie bevorderen tegens ſulken onſchuldigen lee ring. Die geheel overeen komt met de leering des Evangeliums, dewelke ſy niet volgen willen, maar alleenlijk die met de mondt prediken, om den Naam
van Evangeliſchen te dragen. Vernietigende alſoo, door hare gloſen of uitbreidingen de kracht van deſe
heilige leering. En nadien ſy mijne boekken hebben doen verbranden, om deſe heilſame leering , der na
volging Jeſu Chriſti, te vernielen, ſoo behoorden ſy door dat ſelfde gevolg, ook te hebben doen ver branden, het Oude en Nieuwe Teſtament.
Aan
geſien dat alles van een en de ſelfde Oorſpronk voort komt, en dat de ſelfde geeſt die de H. Schrifturen ge dicteert heeft, ook de ſelfde is, die my mijne ſchrif
ten dicteert of in geeſt, ſonder eenig onderſcheit. Ge lijk dat genoeg te bemerken is, door die gene dieſe ernſtiglijk ſonder voorinneming des geeſt willen le ſen, en deſelve overwegen met de H. ſchriftuur.
Want men ſal daarin vinden alle deſelfde dingen, die eſus Chriſtus, ſijne Apoſtelen, en alle de Oude ropheten verklaart hebben, ſedert het begin des we relds. Alleenlijk met dit onderſcheit, dat mijne ſchrif *.
-
N 4 -
-
*
*
-
*
ten
2oo
De Leering dermenſchen
Toets
ten uitgedrukt zijn met veel klaarder en duidelijker manieren van ſpreken, dan die van de H. Schrif tURUIT.
-
2oo. Het is nochtans daarom niet, JDat ik mp
meerber acht / ban de oude lºgopheten/ ban b 2Upoſtelen / of geſug. Chriſtus ſcifg: gelijk dien Burchardus my valſchelijk beſchuldigt. Maar het is, dat wy de (d) Volheit destijts naderen, waar van d'Apoſtelen ſelfs geſeit hebben, in een Propheti ſchen geeſt: (e) Dat men als danſal verſtaen en Pro
pheteren in volle volmaaktheit, en klaarlijkſten, 'tgene ſj doenmaals, als door een donkeren Spiegelſagen. Waar over onſen Burchardusſpot, gelijk als of ik van een fabelſprak, wanneer ik verklaar, die ſelfde woor den, die d' Apoſtelen in haren tijt geſprooken heb ben.
-
-
-
--
-
w
2o1. Waar door men ſiet, de onbeſcheidentheit
fijnes geeſt, en de begeerte die hy heeft, om te ver
werpen en te verachten, alles wat niet over een komt met de leering van Lutherus.
Die hy belooft heeft,
te ſullen ſtaande houden. Gelijk ik beb, de leering van Jeſus Chriſtus ſtaande te houden. Het welk wel een veel beter gegronde belofte is, dan te belooven, getrouw te weſen aan de Leering van Lutherus, die voortgekomen is, uit een zwak en zondig menſch; gelijk alle de andere menſchen, die dolen en miſſen konnen, in 't gene dat ſy gelooven het beſte te we
ſen. Gelijk als Lutherus ook waarlijk gedoolt en ge
miſt heeft, indien hy onderweſen heeft, gelijk als nu - . (d)Ieſ 11, v 9 cap. 3ov 26, en cap 6o y 1, 2, 19. . -
Ierem, 31, v 31, tot 34. Dan, 2 v 9,Zach 14 v 6,7. (e) 1 Cor. 13, v 12,
41
bedriegt er veel.
ſteen.
2or
nu ſijne Diſcipelen onderwijſen; Dat men nietig behoeft / ban te geloonen/bat geſitg Tijgiſting alleg bolbaan heeft boog de menſchen/ om ſa: Hig te meſen. Nadien dat ſulk een geloof, niemand Salig maken kan, dewijl Jeſus Ghriſtus hun ſegt. (f) Zijt mijne Navolgers: en (g) die in my gelooft, ſal de werken doen die ik gedaan heb. Voor my, ik geloof,
dat de woorden die Jeſus Chriſtus geſproken heeft, waarachtig zijn. Maar ik en weet niet, wat Lutherus geſeit heeft, om dat ik niet Lutheriaans ben. En ik
heb noit geweten, wat gevoelen hy had, dan ſedert dat men my bygeval, eenige dingen daar van geſeit heeft. Welke dingen ik eſtimeer, wanneer deſelve
met de leering Jeſu Chriſti over een komen, en an ders niet.
Ook en eſtimeer of acht ik die niet, oma
dat Lutherus die geſeit heeft, maar om oorſaak dat Jeſus Chriſtus die geſeit heeft. Want indien Luthe rus eenige leering gehad heeft, die met d'Evangeli ſche leering over een komende is, en dat hy die hier
in ſijn leven en ſeden nagevolgt heeft, dat ſal voor hem weſen, en niet voor andere. Maar het gene Je ſus Chriſtus onderweſen en in't werck geſtelt heeft; dat is niet voor hem, maar voor alle de menſchen,
die hem willen naar gaan en volgen. zo2. Soo dat men kraghtiglijk moet ſtaande hou
den, de leering Jeſu Chriſti, in plaats van de leering Lutheri, waar op niemand zijn zaligheit vertrouwen mag. Gelijk een iegelijk moet doen, op de leering van Jeſus Chriſtus, die ik onderwijs door alle mijne
ſchriften. Die niets anders be-oogen noch beſluiten, dan dat men de wet des Evangeliums moet omhelſen -
N 5
7 en - -4
' (bloh is, is ſtiek is zat,
2o2 .
De Leering dermenſchen,
Toets
en in 't werk ſtellen, om ware Chriſtenen te weſèn,
Het welk deſe Predikers ketterijen / en laſteringen tegeng ſbob noemen. Om oorſaak, dat die Oef
fening alle hare ſtudien omverre werpt. Dewijl Jeſus Chriſtus geſeit heeft : (h) Ik ſal de wijsheit der wijſen vernietigen, en de voorſichtigheit der voorſichtigen te ſchande maken. En als danſalmen ſeggen: waar is den wijſne, waar is den ſchrijver? zo3. Het gene deſe Predikanten nu willen be
letten, en maken dat die Schriftuur-plaatſen in haar niet vervult worden. En ſy willen ſich opbouwen, in plaats van vernietigt te worden in hare wijsheden. | | En ſy willen gepreſen en geacht zijn, in plaats van in ſchande te komen. Maar den machtigen Arm Gods, kan meer opbouwen, dan ſy ſouden konnen te gron-
de werpen. Sy ſouden wel konnen mijn lichaaam dooden, indien het in hare macht waar. Maar ſy konnen de waarheit niet vernietigen. Nadien ſy God is: En dat ſy eeuwiglijk dueren ſal. Het zy wat die menſchen ook doen, ſy ſullen de waarheit noit veran deren. En wanneer ſy de boekken verbranden, die
Getuigenis der waarheit dragen, ſooſal nochtans der ſelver Aſſche veel wijder vliegen, dan de ſchriften ſelfs konnen doen, om de begeerten der menſchen t'ontſteken, tot kermiſſe der waarheit. Gelijk men in der daat alreets ziet, dat ider een in dit landt van
Holſtein, begeerig geworden is, om van mijne ſchrif ten te hebben, ſedert dat men die ſoo vervolgt heeft. Daarvoor deſe vervolging, byna niemand kenniſſe daar van had. Waardoor blijkt, dat het quaat al toosden quaatdoender te ſchanden maakt. Want in
diendeſe Predikers mijne leering niet aangevallen (h) 1 Cor. 1. # 19. . . .
. . - -
- --
--
- - - - *
- *
# GIA
k
ſteen.
bedriegt er veel. - -
2o;
den, ik ſou hun noit geraakt hebben. Dewijl ik niet gekomen ben, om iemand te beriſpen, maar om de waarheit te verklaren, aan die gene dieſe willen aannemen.
En indien deſe Predikers deſelve niet
wilden aannemen, ſoo behoorden ſy die te laten voor de ſoodanige aan dewelke ſy aangenaam ſal zijn. Sonder te willen dooden die tot haar zijn geſonden. Gelijk als gedaan hebben (i) die d oude Propheten ombrachten. Nadien dat een Reisbode, niet qua lijk moet gehandelt worden, om den brief die hy brengt. Ik trek niemand aan, ik en berisp niemand, ende en doe geenig quaat. Daar ondertuſſchen die Predikanten my vernielen, en roepen van alle kanten
de richters tot haar hulp, om mijne boekken te doen verbranden, en mijn Perſoon gevangen te nemen, ſonder my te willen ſeggen , waarom. Het gene
onverdraaglijk ſijn ſou, indien ik niet ſag in de han delingen der Apoſtelen, (l) dat ſy ook nagejaagt, ver
volgt, en ter doot ſijn gebracht geweeſt, om de waarheit geſeit te hebben, en om dat ſy onderweſen hebben die ſelfde evangeliſche leering, die ik onderwijs. En dat Jeſus Chriſtus ſoo meenigmaal voorſeit heeft aan ſijne Diſcipelen, (m) dat ſy ſouden vervolgt, voor de richters geſtelt, gevangen en ter doot gebracht worden, om zijnen Naam. t
zo4. Het gene in volle volkomentheit volbracht
is in my, en in die van mijn geſelſchap, dewijl dat een van ons, ſedert weinig tijt, binnen de ſtadtflensberg in Gevankenkenis geſtelt is (door het aanhouden en
verſoek der Predikanten) alwaar hy qualijk is
"# CRGIE
-
(i)Matt. *3, p. 34, 35, 36. (2) Aa 7 en 8, en 1a, ikz (m) Matt, 24 y 9e
zo4
De Leering der menſchen,
Toets- . delt geworden, met broot en water geſpijſt, met Yſere kettens aan handen en voeten geſloten, en cin delijkſeer ſchandelijk uit de Stadt gevoert, in het mid den van Diefleiders. En dit alles, alleenlijk om dat hy een van mijne brieven gebracht had, aan de Ma giſtraat van dieſelve ſtadt flensburgh, die hem van
geenig ander quaat hebben konnen overtuigen. Daar ſy onder vºſſchen hem ſoo getormenteert en in be waarn: ze houden hebben, ontrent vijf maanden. Na welke rit ſy nochgelt van hem wilde hebben; of anders ſeyden ſy, dat ſy hem in fijne ellenden ſouden laten verrotten. Gelijk als een der Burgemeeſters ge ſeit heeft aan iemand mijner vrienden, dat ſy die be
taling der begeerde ſomme van den gevangenen wil den hebben, of dat ſy hem anders in ſijne Miſerien ſouden laten vergaan. Beſiet een weinig, mijne Chriſtelijke Broeders, wat voor Ongerechtigheit, of hoedanige vervolging, deſen Gevangenen verdragen heeft, om de rechtveerdigheit. Dewijl dat ſonder eenig quaat gedaan te hebben, hy gehandelt is gewor den als een Misdadiger. En als hp appcſitetbe aan
ben #toning / megeng bie ongerechtigheit, fag heeft men hem geantinoogb / battet geen appel bmag in Criminele faken. En toen ſy alle hare wreedheden gebruikt hadden over die Perſoon, als
over een Criminel of misdadiger, ſoo hebben ſy hem noch doen ſtellen in een diep gat, alwaar geen licht was, met Yſere banden aan handen en voeten gebon den, om hem te dwingen gelt te geven, hem pijni ºgende tot dien einde. Seggende, bathp in die eis
lenben blij ben fou/ al naar 't bat hp baar in
ſoupe nergaan tottertijt bat bp be ſ":# * . * ; - --
- -
-
C[ētſt
ſteen
bedriegt er veel.
.
's
zo,
betaalt hebben / bie ſp hem af-eiſtijte. Hem handelende als een Criminel, ten einde hy ſich niet
ſou konnen beroepen op den koning. En daarna
hebben ſy met hem gehandelt, als in een Civile ſaak, om gelt van hem te trekken, door gewelt van pijni gen. Gelijk als de ſtruikroovers de menſchen ge woon zijn te Tormenteren, om haar geld te beko men, haar ſomtijts bindende aan boomen, met vier onder de voeten, om hun te doen bekennen, waar haar geld is, op dat ſy het mochten rooven. Het ge neik wel vergelijken mag, by den handel deſer Ma giſtraat, en de wreedheit die ſygevoert hebben tegens mijnen vriend. Want indien hy een Criminel was,
gelijk ſy ſeggen; ſoo geſchieden alle de onkoſten der misdadigers of Criminelen Ex Officio, en niet tot laſt
van den miſdadiger. Maar deſe Magiſtraat heeft dien gevangenen getaxeert,om te betalen fijne mont-koſten twee rijxd. ter week: waar voor hy niet dan water en broot genoot. En als hy in de Gevankenis van de Beul wierd gebracht, een mark of 16. ſtuyv. daags. Het gene ſtrijt tegen alle regels der rechten; dewijl dat de Criminelen altoos onderhouden worden, door de
gemeene beurs van de ſtadt, of van die plaats daar ſy gevangen ſitten. En het is niet dan in Civile ſaken, dat de gearriſteerden hare koſten betalen; noch wor
den ſy van de Juſtitie onderhouden, wanneer ſy hun willen vernoegen, met de portie die in ſoodanig ge val daartoe geſchickt is.
, de
2o5. Maar alle deſe ongerechtigheden zijn voor
geen ſonden geacht, van die Predikanten en de Ma giſtraat.
Het is hun genoeg, dat ſy blindelings ſich
hebben konnen wreeken, over die de waarheit ſpre *
*
*
-
* .- .
ken,
De Leering dermenſchen,
2o6
Toets
ken, en hare Leering niet willen volgen: en dat ſy mogen vervolgen, dewelke Jeſus Chriſtus trachten na te volgen. Waar in ſy wel geheel anders zijn, dan haar meeſter Jeſus Chriſtus, dewelke geſeit heeft,
als hy de voeten ſijner Apoſtelen gewaſſchen had. (n) Hetgene ik u gedaan heb, doet gy ook dat aan malkander. En noch meer doen ſy tegens het gebodt, het welke ſegt, (o). Dat men ſijnen Naaſten moet beminnen als ſich ſelf. Want ſy ſouden niet willen ſoo qualijk gehan delt weſen, wanneer ſy ſich onder de menſchen be vonden die van een ander religie belijdenis doen, als
die van Lutherus. En indien ſy wilden Jeſum Chri ſtum navolgen, ſy ſouden alle degene gedoogen die van andere gevoelens zijn als de hare, en ſy ſouden met (p) ſoetigheit hun van dolingen trachten t'over winnen, of hun te trekken tot de kenniſſe der waarheit.
Gelijk als Jeſus Chriſtus gedaan heeft ontrent de Pha riſeen, Eſſeen, Saduceen, en andere die waarlijk
dolende gevoelens hadden. Gelijk byſonderlijk de Saduceen, die niet gelooven, in d' Opſtanding der dooden. Het welk een verkeerde leering is, om al lerley ſoorten van quaat te baren. Want indien de
menſchen niet gelooven, dat ſy naar de doot ſouden verryſen, ſoo hebben ſy niet noodig God t'erkennen, en noch minder hem tevreeſen ofte beminnen, en ſy ſouden weſen als de Beeſten, dewelke eindigen door de doot.
En alhoewel die menſchen in ſulke ver
doemelijke dolingen ſtaken, ſoo heeft Jeſus Chriſtus hun nochtans niet vervolgt, achterhaalt, noch ge vangen doen ſetten, of ter doot brengen. Gelijk
die Predikanten ons doen willen, om ingebeelde ’,
'-
't - 2
boline
(n) Ioh. 13, » 15. (o) Rom. 13, 5, 8, 9, 1o. (p) 2. Tim. 2 - 26
ſteen.
,,
bedriegt er veel.
2o7
bolingen / die ſy ſondergront, in mijne leering ſeggen te boeſen. zo6. Waardoor men ſien kan, dat ſy ſonder Lief dadigheit zijn, ſonder rechtveerdigheit, en ſonder waarheit. Want indien ſy maar een klein vonxken
liefde hadden, ſy ſouden onſchuldige en wel-leven de menſchen niet qualijk handelen, gelijk als wy zijn. Waar van de Predicanten van Flensburg opentlijk in hare Predicatien aan alle hare onderdanen verboden
hebben, dat ſy niemand van ons ſouden loogeren, in geval dat wy in dieſelveſtadt quamen. En ſy heb ben ook aan alle hare inwoonders verbooden, eenige Correſpondentie of vriendſchap met iemand van ons
te houden. Waardoor ſy de wreedheit harer herten en hare Godloosheden betoonen.
Dewijl de H.
ſchrift ſoo menigmaal (q) de herbergſaamheit ver maant, en het voor een werk der Barmhertigheit
ſtelt, de (r)Pellegrimmen of Reiſigers te herbergen. En dat de Chriſtelijke Liefdadigheit verplicht de Vreemdelingen te helpen, en alle die gene by te ſtaan die men weet in noot te weſen. En wat voor onge rechtigheit begaan fy niet ontrent ons, met aan het volk te verbieden ons te logeren, of eenige byſtant te
doen in den noot. Nadien wy geen quaat aan iemand doen, en dat die Predikers geen quaat in ons bedrijf noch leering, ſouden konnen bewijſen.
En dat ſy
ook ſonder waarheit zijn, als ſy ſeggen, batter bos lingen of 45obg-laſteringen in mijne ſchriften 3ijn. Dewijl ik hun tart, om my een eenige quade ſaak te bewijſen, in de twaalf boekken van mijne ſchriften die ik heb doen drukken.
Ik weet wel
#
O
(a) Heb, 13, y 2, (r) Matth. 24. Y 35.
De Leering dermenſchen,
2 o8
Toets
onſen Burchardus vele quade dingen verklaart, in het
boek dat hy tegens my heeft laten drukken. Maar dat zijn altemaal Leugens en laſteringen. Dat ik ſou kon nen bewijſén ſoodanig te weſen, ſoo klaar als de Son ve, wanneer men my ſal toeſtaan hem te antwoor den.
zo7. Maar het ſchijnt dat hy ſich tegens die ver antwoording aankant; dewijl ik van ſijn Vorſtelij ke Doorluchtigheit niet heb konnen verkrijgen, het verlof om dat te doen. Al hoewel ik dat door een ver
ſoek-ſchrift gevraagt heb, aan ſijn hof Gottorp, ſon der daar opeenig beſcheitte hebben konnen bekomen, tot nu toe. Het gene wel doet ſien, dat dien ſelven 'Burchardus vreeſt, dat ſijne leugens en laſteringen aan den dagſouden komen, door mijn antwoort. Daar om verhinderthy, dat ſulx niet geſchied. Want hy
beroemt ſigh, bathp macht of vermogen heeft aan bat ipof 45otto:p: welk Credit of vermogen, het ſchijnt dat hy gebruikt, om my te beletten, ik hem niet antwoorden zou, op den inhoud van het boek dat hy tegens my heeft doen drukken. Het welk nochtans een groote ongerechtigheit is; dewijl hyde ſtoutigheit en het verlof wel heeft gehad, om
tegens my te doen drukken leugens en laſteringen. En dat hy nu wil beletten, dat ik tegens hem waar heden, en goede en heilſame dingen doe Drukken,ge lijk als die zijn, waar mede alle mijne ſchriften vervult
zijn. Waardoor men wel kan ſien, dat het de waar heit is, die ik voortbreng, dewelke hem ſtoot; en niet eenige factterijen of ſBobſlaſteringen / gelijk hy door fijn boek wil doen verſtaan. Nadien dat
niemand van ketteryen kan gelaſtert worden, dan die - -
-
gene
ſteen,
Bedriegt er veel,
2o9
gene die daar van overwonnen is, en dat hy, in plaats van my daarvan te overwinnen, niet wil toe ſtaan, dat ik de redenen ſeg, die ik tegen ſijne be ſchuldingen heb. Willende de waarheit der zaak uit dooven, om de leugen ſtaande te houden. Het gene my dunkt, een ſwarte boosheit te weſen. Want in
dien het alleenlijk onwetendheit of ſwakheit was, hy ſou ſeer verblijt weſen, dat ik my wijder verklaarde, of dat ik mijn ſeggen uitleyde, op ſoodanige wijſe als
ik het verſta. Maar hy wil noch het een noch het ane der niet, maar ſluyt my demont toe, ondertuſſchen dat hy my laſtert, en al liegende quaat van my ſegt. En met alle dieongerechtigheden, wil hy noch den
Naam van een Evangeliſch dragen, en voor ſoodanig van ider een ge-eert zijn. Het gene onſentijt wel ge vaarlijk maakt, dewijl men niet meer weet, waar dat
men de Waarheit vinden zal Sodanig is ſy miſmaakt, dat men (s) het quaat, met de naam van goet noemt, en het goet, met de naam van quaat. En dat men die
gene dooden wil, die waarheit ſpreken, en d'oeffe ning der Evangeliſche leering onderwijſen. Daar Je ſus Chriſtus in tegendeel, de Ketters ſelfs, niet ver volgt noch qualijk gehandelt heeft in ſijn tijt. Maar hy heeft hun vermaant en overtuigt met Chriſtelijke Waarheden, (t) en wijſe reden-voeringen. Waarin
deſe Nieuwe Evangeliſche gants contrary of geheel ſtrijdig doen, en ſelfs mijne redenen niet willen aan
hooren. Ofſchoon ſygants geen ſtoffe hebben, om myt overwinnen, en dat vele ſeggen, dat ſp
#
tegeng my bermogen. Ondertuſſchen willen ſy . my doen ſterven, alleenlijk om oorſaak dat ik . . ... . . . O Waare
(3) Jeſa 5 t zo. (*) Matt 22,5 39 tot 46.
2 IO
De Leering dermenſchen.
Toets
Waarheit ſpreek. Het welk niet gelooflijk zijn ſou, indien d'ervarentheit ons daar van geen zekerheit gaf. En dat die Predikanten niet opentlijk hadden doen verbranden, ſoo heylſame of zalige boekken. En dat ſy ſelfs ſulke ſtrijdige dingen tegens de Waar heit niet hadden doen drukken, gelijk dien Burchar dus gedaan heeft. Dewelke ſich mogelijk ingebeelt heeft, datter geen goede verſtanden meer in de we reld waren, om de waarheyt mijner Schriften t'on
derſcheyden, en om daar goede getuigenis van te brengen tegen ſijne leugens. En het ſchijnt, dat hy
eindelijk gelooft heeft, dat een iegelijk blindelings ſij ne bybrengingen gelooven zou, ſonder t'onderſoek ken of de
# waarachtig zijn.
Dewijl hy ſich in den
beginne ſooſeer beroemt heeft, dat hy my beſchaamt maken zou, ſelfs door de H. Schrifturen. En ſommi
geſijner vrienden deden my ſeggen, dat ik niets kon de antwoorden op ſijn Boek; en indien ik dat doen
wilde, dat ſy welgeſnede pennen hadde, om my te geven. Maar ſedert dat ik door een Requeſt, aan het
meergemelde Hof Gottorp verſocht heb, het verlof om dat te doen,verzekerende dat ik ſo klaar als de Son bewijſen zou, dat alle ſijne Aanbrengingen niet an
ders dan laſteringen en leugens zijn. Soo heeft idereen ſich terug gehouden, en Burchardus houd ſijne Boe ken achter, ſoo dat niemand die te koop vind.
En
men ſegt my, dat ſijn Vorſtelijke Doorluchtigheit den Hertog van Holſtein, niet wil, dat ik twiſten zou met ſijne Predikanten, in Matery van Relige. Het
welk ook goet ſou geweeſt zijn, te ſeggen aan Bur chardus, voor al eer hy ſijn Boek opgeſtelt had.
Want my aangaande, ik wil met niemand twiſten, *
*
.
3
% .
.
, om
bedriegt er veel.
ſteen.
21 t
om datik een idervry laat teſeggen, en te gelooven 'tgene hem gelieft, latende aan God het Oordeel al |
ler dingen.
zeÉ Maar het ſchijnt dat deſe Predikers, die my aanvallen, ſich ſelfs willen vernietigen. En dat men welhaaſt ſal mogen ſeggen: (u) Sy is gevallen die groo te Hoere: gelijk den H. Joannis van de Chriſtenheit,
in ſijn Openbaring ſpreekt. Dewijl dat ik door ſoo wreede vervolgingen gedwongen ſal zijn, tºontdek ken vele van hare Hoereryen. Dat de ongetrouwig heden zijn, die de Chriſtenen begaan, tegen de belof ten aan Jeſus Chriſtus in den Doop gedaan. Daar ſy
verſaakt hebben de Duivel, de Wereld en hareydel heden. Ondertuſſchen dat men hun in der daat ſiet
den Duivel aanhangen, de Wereld beminnen en hare prachten en ydelheden volgen. En dit alles geſchied
onder een Godvruchtigen dekmantel, en hoop van eeuwige Zaligheit. Want om dat ik ſeg, dat het is fijn Trouw aan Ieſus Chriſtus verbreken, als men de Wet des Evangeliums niet in het werk ſtelt. Soo ſegt men
my, ºpat ik naar boot beriuerp fijn berbien # # ſijn bioetbat bp boot be menſchen heeft tgeſto2t. .
2o9.
# het welk, ik van deſe Predikantëti, met
veel meerder waarheit ſeggen mag, (dan dien Bur
chardus van myſegt) dat ſy het zijn, die feſus Chri ſtus verachten, en hem de eer afnemen die hem toe komt. Want hy wil Ieſus Chriſtus tot knecht maken
van alle de menſchen, om hare zonden te dragen, en ook de boete der ſelven. Daar ondertuſſchen de inen
ſchen ſich in gemak houden en goede sier maken. En hetgene deſen Burchardus ontrent die voldoening feſu . (*) Apoc. 18, # 2. o 2 , Chris
2 12
De Leering dermenſchen,
Toets
Chriſtibybrengt, is een veel grooter laſtering tegens
God, dan alle het gene hy voor ſoodanig in alle mijne Boekken oordeelt. Nademaal God zekerlijk mede werken zou, met de zonden der menſchen, indien hy wilde, dat ſijn Soon Ieſus Chriſtus ſou voldoen voor
de volhardende zondaars, wanneer ſy hun niet willen bekeeren, noch eenige boete doen. Maar Godt kan met de ſonden der menſchen niet mede-werken. De
wijl dat dit bloet van Ieſus Chriſtus, hun als dan die nen zou, tot voedſel aan de zonden die ſy gewoon zijn te begaan. Ia ſy ſouden die noch meer begaan, wetende dat Ieſus Chriſtus alſoo wel een groot getal
harer zonden, als een kleyn getal dragen zou. Sy ſou den geen vreeſe hebben, van die te vermeerderen tot den einde toe. Gelijk men in der daat ſiet, dat de te
genwoordige menſchen, t'aller oogenblik meer en
meer hare zonden vermeerderen, op die valſche ſtel ling, 49an bat #ſtfug Chriſtug alïeg boog hun
balbaan heeft) en ſoo moel voor meele 3onben / alg boon meinige / ſonder bat be menſchen fich bemocpcn om ietg te bolboen; naar het ſeggen van die nieuwe Caſuiſten. Dewelke mcenen leſus Chriſtus teeeren, in hem te beladen met het pack ha
rer zonden, en met dagelijx noch meerder ſonden te begaan, op dat ſijn laſt ſoo veel te zwaarder mocht worden om dragen. Gelijk als een wreeden Meeſter, die de pijnen van fijn knecht niet en ontſiet, hem op
ladende ſoo vele pakken als hy met ſmert en pijn dra gen kan. En ſoodanige wreedheit, en ſulke verach ting van Ieſus Chriſtus, draagt den naam, ban Hee
ſus Chriſtus te ceren/ſcggende /bat hp het ta/ bit de pijnen onſet 3onben Ugagen moet, en -
-
*
-
-
# Dop.
-
ſteen,
bedriegt'erveel.
2I3
hop. Gelijk alsof het waar was, dat wy de Meeſter waren, en dat Ieſus Chriſtus onſe knecht weſen zou, Daar wy 3ydertuſſchen op te
die als om loon arbeyde.
ons gemak ſouden ruſten, en hy den arbeyt dragen." Het gene my een groote verachting aan Ieſus Chriſtus' dunkt gedaan te zijn, in plaats van een eer, gelijk die Predikers willen doen verſtaan. -
21o. Maar indien ſy ſeyden, dat Ieſus Chriſtus
geleden heeft, voor die zonden die de menſchen door onwetendheit hebben begaan, ter tijt als Ieſus Chri ſtus onſe ſterflijkheit aannam: Dat ſou geen wonder weſen. Nadien de menſchen doenmaals Godt geheel
vergeten hadden. Waarom den Propheet van dien tijt geſeyt heeft, (x) Dat alle vleeſchfijnen weg verdor ven had. Ofſooſy (eyden, dat Ieſus Chriſtus geko
men was, om fich aan ſijnen Hemelſchen Vader óp te offeren, tot een verſoening voor de menſchen, de-, welke in die tijt ſoo onwetende waren.
Daarin ſou
noch eenigen ſchijn van Waarheit en Barmhertigheit tot haar weſen. Door oorſaak harer onwetendheit en
verblindheit, daar in ſy gevallen waren, en daar Ie
ſus Chriſtus hun wilde uittrekken. Maar teſeggen, gelijk die Calviniſten tegenwoordigſeggen, in hare Cathechiſmus, NBat aſ mag het ſake / batmen alle be 33nben bet merrib hab gebaan / en men
norij genegen injaar tot allerlep ſoorten ban quaben en 3onben/bat nochtang het 25Ioet je ſu Çijgtſti ban aſſeg repinigt, Sonder aan te mer ken, dat den Apoſtel uitdrukkelijk ſegt, (y) Dat als avygewilliglijk gezondigt hebben,na de kenniſſe der Waar
heit ontfangen te hebben, datter als dan geen offerhande -
-
O
-
(x) Pſ. 14 - 3. (y) Heb. 1 o, º 26, 27.
meer
De Leering dermenſchen,
2 14
Toets
meer voor ons over is, maar een verwachting derſchrik kelijke ſtraffe des helſchen Vuurs, welkers hitte den zon daar verteeren zal. Soo is dit wel wijt van het gene die Nieuwe geleerden onderwijſen, dewelke in der daat ſien dat de menſcheu in hare zonden volherden,
ja de ſelve dagelijx vermeerderen, nadat ſy de Waar heit des Evangeliums gekend hebben, die men hun gedueriglijk voor Predikt, en waar van ſy niet kon nen onwetende zijn. Daar men hun ondertuſſchen ſiet, gewilliglijk blijven in hare zonden, ſonder daar te willen uitgaan. Uit oorſaak dat men hun doet ver
ſtaan, Dat het bioet Jeſu Chriſti hun reinigt / ban alle hare bupligheben: daar den Apoſtelſeyt,
datter geen offerhande meer over is, voor ſoodanige zon daars, maar een wreede ſtraffe Gods.
r
z11. Ik weet wel, dat die Predikers, om hare by brengingen een veruw te geven, ſeggen ſullen, UPat het 3ijn moet/bat bemenſchenbare 3onben bere laten / al ſou het maar meſſen tot erkenteniſſe /
,
ban bat geſug. Ghgiſtug boog hun geleben heeft. Maar dit zijn niet dan uitgevonden woorden. Gelijk alle het andere van hare bybrengingen. Want menſiet, dat in der daat die menſchen, aan de welke
men deſe voldoening van Jeſus Chriſtus predikt, er-
ger leven als d'andere, ſich bevlijtigen om haren Naa ſten te bedriegen, ongetrouw te weſen, en het goet van andere tot hun trekken, ſoo veel als ſy konnen, door bedrog aan het gewigt, aan de ſtoffe, en in de maat, Van # gene dat ſy verkoopen of inkoopen. Men ſiet hun ook begeven tot Dronkenſchap en Geylheit, en tot alle andere ſoorten van zonden,
wanneer ſy die begaan konnen, ſonder daar over # -
-
-
-
-
C
;
ſteen,
bedriegt'erveel.
21 5
de menſchen beriſpt te worden. Waar in ſich ge noeg ontdekt, de valſcheit van die Leering, dewelke meer de menſchen in hare zonden voed, dan dat ſy
deſelve bequaam maken ſoude, om hun tot God te bekeeren. Ondertuſſchen dat men ſulx; & De WDate
TIcering noemt, en de Predikanten van deſe Evan geliſche, dewelke ſeggen, om te beter die gevaar
lijke opinie ſtaande te houden, Dat ik Heſug Chriſtug ban ſijne eer beroof/ als ik leer, dat de Chriſtenen hem moeten na-gaan en bolgen. Gelijk als Jeſus Chriſtus ſelfs ook onderweſen heeft, ſeggende: zijt mijne Navolgers. 212. En ik ſou wel willen vragen aan alle menſchen
,, van verſtand, of men Jeſus Chriſtus niet meer eert, , met ons eygen Cruys op te nemen, om hem na te , volgen? Dan met hem alleen ſijn Cruys voor ons , te laten dragen, ondertuſſchen dat wy op ons ge , mak ruſten, hem ſiende lijden. En #het ook niet ,,is, de verdienſten Jeſu Chriſti meer agten, met te , dat hy ons doorſijne voorſpraak verdient 39
#
, heeft by Godfijnen Vader, de genade om hem te ,,konnen navolgen? Dan te gelooven, dat hy ver
plicht ſou zijn, te dragen onſe vuyligheden, de pij nen onſer zonden, en met ſijn bloet onſe overtredin
gen te betalen? Want wat voor eer kan Jeſus Chri ſtus toekomen, met de menſchen in hare zonden te
ſien volherden, ondertuſſchen dat hy ſou lijden en arbeyden, om hun daar van te reynigen? Dit ſou een onverdraaglijke Spottery weſen, indien men dat
deed aan een perſoon, die iemand ten goede genegen was, en fijne ſchulden betaalde, ofſijn borg bleef voor
hetgene dat hy ſchuldig was, dat men ondertuſſchen O 4
deſen
ICEEE 2 16 De Leering dermenſchen, Toets deſen gunſtigen Vriend, alle dagen door overdaat of braſſery, weder nieuwe ſchulden maakten, op het ge loof, dat ſijnen Vriend, die de voorige had betaalt, ook de navolgende betalen zou. Hoe veel te meer be hoord die ondankbaarheit voor God, onverdraaglijk te weſen, wanneer de menſchen ſoodanig verachten,
het bloet en de verdienſten van Ieſus Chriſtus, als ſy willen voortvaren in hare zonden, ſeggende, dat ſp ſullen 3alig mogben boog be berbienſten ban
gefug Chriſtug / almaart ſchoon/ bat ſp aiſe be 50nben ber merelù babben begaan/ en noch 'ſtecrg tot allerlep quaat geurpgt hdaren. Ge lijk men in der daat ſiet, dat de huidensdaagſche men ſchen in 't algemeen ſpreken. Want de zonde heerſt in alle plaatſen. En het ſy waar dat men ookkomt, en
in wat plaatſen wy ook gaan, (z) als men vraagt, of de Gerechtigheit daar heerſt, men antwoord overal, van 2een. Ondertuſſchen dat men aan alle kanten Predikt. Dat men 3aſig mogben 3aſ / boog be
berbienſten geſu Chriſti, die nochtans geſeyt heeft, (a) Dat men alle Gerechtigheit volbrengen moet, om zalig te weſen. En die Predikers maken de men ſchen zalig, ſonder eenige gerechtigheit te volbren
gen. Waar in ſy ſtrijdig zijn tegens de Schrift, en met het gene Ieſus Chriſtus heeft geſeyt, (b) Datter
# onreyns in het
Koninkrijk der Hemelen ingaan
2&ial,
. Waar door idereen kan ſien, dat ik veel meer
2. I
recht heb, om te ſeggen, dat deſen Burchardus de H. Schriftuurverwerpt, en dat hy de verdienſten en -
het
(z) 4 Eſd, 5, 9, 1e, 1 1: (a) Matth. 5 x 18, a2o en pſa. 15. (b) Apoc, 21, 9 27. ,
-
.
-
ſteen.
bedriegt er veel.
2 17
het bloet van Ieſus Chriſtus veracht, en ook God
laſtert, dan hy reden heeft om ſulx van myte ſeggen; gelijk hyleugenachtig ſegt. Want ik tart hem uit, dat
hy bewijſenſou, iets in alle mijne Schriften te weſen, 't gene ſtrijdig is tegens de Heylige Schrift, of tegen de eere Gods en verdienſten Ieſu Chriſti. Ik kan niet be letten, dat fijne boosheit, of onwetendheit ſegt, ge lijk als hy doet doorſijn Boek, Batter ſtetterpen/ «Bobg-ſaſteringen/ en bingen ſtrijbig tegeng 5ijn. Maar be lº). Aéchrift / in mijne men moet tot de proef komen, of ten minſten ſijn ſeggen ondertaſten, door een goede redenvoering, ſonder te ſchreeuwen, gelijk de Sotten doen, geven de laſteringen aan alle diegene die hare willens niet en doen. Voor my, ik bewijs mijn ſeggen, door de Heylige Schrift, en door goede redenen, ſeggende, dat men nootzakelijk Ieſum Chriſtum navolgen moet, een goet leven voeren, en de geboden Gods bewaren, om zalig te weſen. Want de geheele Schrif
#
tuur, ſoo wel het Oude als Nieuwe Teſtament, is
vervult met de beloften der zegeningen Gods voor de gene die wel doen. En allerley ſoorten van vervloek
kingen, voor de gene die quaat doen: gelijk ook de reden ſelfs ſegt, bie uncl boet/ ſal ſnel binben/en die quaat doet, ſal quaat ontmoeten. 2 14. Maar deſen Burchardus, maakt de Godloo ſen zalig, alſoo wel als de Godvruchtige, door de verdienſten van Ieſus Chriſtus. Ten einde om de menſchen te vleyen, en hun in hare zonden te doen volherden. En dat ſonder eenige gront der Schrif tuur, noch ſelfs niet gegront zijnde, op een natuur
lijke reden. Dan alleen, op een dwaſeinbeelding van O 5 . ..
.. .
een
De Leeringdermenſchen,
2 18
Toets
een ſcherpſinnige geeſt, of eenig Aanhanger des Dui vels. Die de zielen tot ſijn Meeſter gewinnen wil, met de menſchen te vleyen in hare zonden. Een ſooda nige, heeft die ſcherpſinnige uitvinding opgeſocht, dat de menſchen wel ſullen zalig worden, voortva rende in hare zonden: dat ſy hun inbeelden, RUPat
geſug. Chriſtug alieg boog hun noibaan heeft. En hy heeft deſe bedriegery met de naam, van het
«Beloof in Jeſum Chriſtum genoemt. Hun ſeggende, bat ſp ſuſſen 3alig meſen / mitg te
hebben het geloof in Jeſum Chriſtum. Het ge neſeer waarachtig ſijn zou, indien ſy uitleyden, wat het is, het Geloof in Ieſum Chriſtum te hebben.
Maar ſy laten den ſin deſer woorden achter, en doen
valſchelijk verſtaan, JBat men / het Beloof in “Heſum Chriſtum heeft, alg men ſich inbeeſt dat bp alles bolbaan heeft nooy be menſchen. Het gene niet dan een ſpeculatijf of overdenkendge loof is, dat niet zalig maken kan. Want het ware Ge loof in Ieſum Chriſtum, brengt de werken des Ge loofs voort, dewijl Ieſus Chriſtus ſelſs ſegt: (c) Wie
in my gelooft, doet de werken die ik doe. En dat men ſiet, dat die ſich de verdienſten van Ieſus Chriſtus toe-ei
genen, hare werken geheel ſtrijdig doen, tegen die, ſo
Ieſus Chriſtus gedaan heeft. Invoegen dat ſy niet in 't Geloofſleven (d), maar in een bedriechelijke geloo
vigheit, dat haar verleyd, en hun Eeuwiglijk ſal doen omkomen. Nadien den Apoſtelſeyt, (e)Datter geen
offerhande noch verſoening meer overig is, voor de ſooda nige die gewilliglijk blijven in hare zonden, na de Waar heit gekent te hebken. En dat Ieſus Chriſtus ook -
-
ſegt,
(e)Joh 14, » 12, (d) Heb. 1 o.. » 38. (e) Heb. 1o, »
#
: ;
bedriegt er veel.
ſteen.
. .
219
ſegt, (f) dat men ſich niet moet laten bedriegen, dat de Hoerreerders en Dronkaarts niet ſullen ingaan in het Ko ninkrijke der Hemelen. En dat men byna hier alle men ſchen beſmet ſiet met die quaden, aan welke men on
dertuſſchen leert: “Dat ſp ſullen 3aiig mogben/ boot be berbienſten 2,Ieſu Chriſti. Waar door ik meer oorſaak heb, ſulke leering met de naam van Ket terye te noemen, dan deſen Burchardus reden heeft, om mijne Leering benaam ban ketterpete ges ben. Nadien deſelve niet dolen kan, zijnde over- ' een-komende met de Leering Jeſu Chriſti, en fijner
:
Apoſtelen, dewelke ſy ſelfs in 't werk geſtelt hebben. Gelijk als ik ook de huidenſdaagſche menſchen ver
:
maan, tot die Oeffening.
215. Want het is niet met al, dat men ſich roemt in d'Evangeliſche Wet, (g) terwijl men God onteert, door d'overtreding dier ſelver Wet. Daar ondertuſſchen deſen Burchardus ſich noch niet vernoegt, met deſe
Evangeliſche Wette overtreden, en toe te ſtemmen dat de andere ook ſo doen ſouden. Maar hy laſtert my ook, Slig of ik geſug ſtijgiſtug onteere / en bat ik ſijne netbienſten berachte / manneer ik de oefening ban Chriſti?leet onberbuijg. Daar het , ondertuſſchen de waarheit is, dat mijn Geloof en
, vertrouwen in Jeſum Chriſtum ſoo groot is, dat ik , geloof, niet een eenige zielte konnen zalig worden, , dan door Jeſum Chriſtum, en dat hy alleen de deu ,,re der Zaligheit is. En dat ſelfs noyt iemand zalig , geworden is, dan door Jeſum Chriſtum, ook voor 3) # hy met onſe ſterflijkheit is bekleet geweeſt. De
#
wijlhy den Eenigen Soon Gods is, aan wien GodInCCIC. l
(f) 1 Cor. 6 * 1e. (4) Rom. 2, 3, 23.
22o
De Leering dermenſchen,
Toets
mede gedeelt heeft, en ſijne heilige willens heeft be kent gemaakt, die de menſch naar komen moeten om zalig te worden.
-
216. En al waar 't ſchoon, dat Jeſus Chriſtusnoyt met de verdorvene menſchen had omgegaan, ſoo ſou
den ſynochtans alle verplicht geweeſt zijn,de Leering van Jeſus Chriſtus naar te komen. Alſoo deſelve de ſijne niet en is, gelijk hy ſegt, (h) maar desgenen die . hem geſonden heeft. Want ſoo de menſchen tot allen tijden gehouden ſijn geweeſt, God van gantſcher her te neminnen, om zalig te weſen, ſookonnen fy ſon der die Liefde niet zalig worden. Niet meer, voor
dat Jeſus Chriſtus onſe ſterflijkheit aangenomen had, dan ſedert hy ſich daar mede bekleed heeft. De wijf dat deſe Liefde altoos nootzakelijk geweeſt is tot de zaligheit, en dat ſy dat altijt zijn zal tot den einde des werelds. Gelijk St. Paulus verklaart, met te ſeggen, (i) Dat al was het, dat men alle de Deugden had, en het Geloof om bergen te verſetten; dat ſulx alles nietsſou zijn, fonder de Liefdadigheit. Dat is te ſeggen, ſonder deſe Liefde Gods. Dit waarachtig zijnde, en beveſtigt door de H. Schrift, hoe willen dan deſe Nieuwe Doc
toren de zaligheit aan de menſchen belooven, door de Verdienſten van Jeſus Chriſtus, ſonder dat ſy de Liefde Gods hebben, en vervult zijn met de liefde hares ſelfs, levende ſonder eenige Liefdadigheit. Ge
lijk men inderdaat een iegelijk, in deſentijt, ſooda nig leven ziet, daar de Liefdadigheit niet alleenlijk verkout, maar gantſchelijk verſturven en verdwenen is uit de herten der menſchen. Het welk Jeſus Chri
ſtus haar is komen aanwijſen, door ſijn Evangeliſche - - - -
Wet
- -
(h) Ioh.7 x 16, (i) 1 Cor. 13. » 1 tot 4,
EEE ſteen. r
t
:
-
A
bedriegt er veel.
22 E.
Wet, dewelke leert, d'Armoede des Geeſt, Ootmoe digheit des Herten, de verzaking fijner eygen-wille. &c. . # , den Hoogmoet, en Eygen-liefde, onſe herten hadden afgetrokken van de Liefde Gods, om alle die geſeyde dingen te bemin nen : en dat wy nootzakelijk ons hert van alle die dingen moeten aftrekken, indien wy de Liefde Gods willen weder vinden. Door dien dat onſe herten niet konnen verdeelt weſen, tot voorwerpen die ſoo wijt van malkander geſcheiden zijn, gelijk als de Aartſche Om oorzaak dat de B
en de voorbygaande dingen van den eeuwigen Godt.
-
217. En niemand ſou ſulks geweten hebben, in dien Ieſus Chriſtus dat niet had komen onderwijſen aan de menſchen, dewelke ſoo onwetende waren in
d'eeuwige zaken, dat ſy deſelve niet meer begrepen dan de beeſten. Soo wijt waren ſy vervreemt van de kenniſſe en Liefde Gods, dat ſy ſelfshare verblindhe den en zonden niet ontdekten, meenende wel te le
, ven,wanneer ſy wandelden in ſchaduwe des doots; al
hoewel er niets geſonts was op den gamtſchen Aartbo dem. Het gene Godlangen tijt van de menſchen ver dragen heeft, om oorſaak harer onwetendheit. Met
de welke hy eindelijk deernis hebbende, ſoo heeft hy beſloten ſijnen Wel-beminden Soon te ſenden, als het uyterſte hulp-middel tot hare qualen, en de laat
ſte Propheet om hun weder te roepen van hare Af dwalingen. Maar niet om te komen lijden en gedoot te
# , om de menſche te laten volherden in hare
zonden en verblindheit.
Gelijk huidenſdaags deſe
Nieuwe Geleerden doen verſtaan, door hare uitbrey dingen en overleveringen. Want in ſulken g: 2 -
-
!
OM
-
_ nu TAELE
Toets
* Dat I. Chriſtus uit Adam,
222
ſou Göd mede-gewerkt hebben met de zonden der menſchen, hun ſendende ſijnenSoon Jeſus Chriſtus, om hare zielen te ſuiveren, naar mate dat ſy deſelve
gedueriglijk weder opnieuw ſouden beſmetten. Aan
# hy die het quaat onderſtut, alſoo veel quaat begaat, als dengenen die het ſelfs doet. Het welk een laſtering tegens God is, te ſeggen ofte gelooven,
dat hy op eeniger wijſe mede-werken ſou aan het quaat. En om oorſaak, dat deſen Burchardus, deſe
Gods-laſtering begaat, ſoo beſchuldigt hy my met deſelfde miſdaat, waar aan hy teenemaal ſchuldig is,
willende dat Jeſus Chriſtus ſou gekomen zijn, om te voldoen voor de volherdende zondaren: gelijk als alle die gene zijn diein dat geloof der Voldoening Jeſu
Chriſti leven. Dewelke ſich vleyen in hare ſwakhe den, gants geen vlijt aanwendende, om de Liefde
Gods te verkrijgen, die ſy verloren hebben. En al ſoo leven en ſterven ſy in hare zonden, en gaan eeu wiglijk verloren. Nadien (l) dat er niets beſmettelijx in
het Koninkrijk der Hemelen ingaan zal 21 8. *En ik kan met waarheit ſeggen 't gene Bur chardus logenachtig van my ſegt, dat hy't is, die Je ſus Chriſtusfijne eer berooft, hem willende belaſten met alle de vuyligheden en zonden der menſchen, of dat ſy die ſoo veel te vryer en meerder begaan ſouden,
op een valſche hoop, van de verdienſten Ieſu Chriſti. Daarikter contrary, aan Ieſus Chriſtus de eere van de zaligheit aller menſchen toeſchrijf, die ooyt zaligge weeſt zijn, en oyt zalig worden ſullen. Om oorſaak
dat jeſus Chriſtus, den Saligmaker der wereld, (m) en den eenig geboren Soon Gods is, waar in hyſijn welbeha ",
-
* *
-
-
-
-
* *
(!) Apoc. 21 # 27. (m) Matt. 17. * 5.
gen
EEE
-A
l
ſteen. d'Eerſtgeboorne onder de menſchen is. 223 gengenomen heeft. Gelijk als God, door een verſtaan lijke Stem ſprak op den Berg Thabor, tertijt als Ieſus Chriſtus ſich in ſijn Heerlijk Lichaam vertoonde. Daar by voegende, hoort hem. Omdat hypreciſelijk en byſonderlijk wiſt de Wille ſijns Vaders, (n) en dat
geen andere menſchen ſoo byſondere gemeenſaamhe den met Godt gehad hebben, gelijk als Ieſus Chriſtus
had. Die nooyt een eenige ogenblik is geſcheiden ge weeſt, van die Godheit; ſoo dat hy by gevolg wiſt, .
alles wat de menſchen doen en laten moſten om by God aangenaam te weſen. Hierom ſoo moet een ie
gelijk Ieſus Chriſtus aanhooren, als diegene aan wien de verborgentheden ſijns Vaders zijn deelachtig ge maakt, om deſelve mede te deelen aan d'andere men
ſchen. En dat is geweeſt ſedert het begin der ſchep ping van de wereld, dat Godtſich mede gedeelt heeft aan de menſchen, door het middel van Ieſus Chri
ſtus. Wiens Lichaam geboren is geweeſt uyt Adam.
Tot dien einde, gelijk ik elders noch verhaalt en ge ſeit heb; (t) dat God ſich willende mede-deelen aan
,
de menſchen, en met hun ſijn vermaakſcheppen. Soo heeft hy willen een menſchelijk lichaam aan nemen,
|
over-een-komende met het lichaam der menſchen,
op dat hy ſich aan de menſchen mogt doen verſtaan, door een werktuyg dat ſienlijk en taſtelijk was voor hare natuur.
En dit Werktuyg Gods, waar
door hy ſich mede-deelt aan den menſch, is het Lich aam Ieſu Chriſti, aan den welken alleen men de za
ligheit aller menſchen toeſchrijven moet, die ooyt geweeſt zijn, en zalig worden ſullen. En men kan
met waarheit ſeggen, dat niemand zalig worden kan, (n)loh. 11 18. (f) Siet hierveersss." 99
dan
224
- Dat I chriſtus uit Adam,
Toets
dan de ware Chriſtenen. Dat is te ſeggen, niemand . dan die gene die den Geeſt Ieſu Chriſti ſullen beſit ten: dewelke is den Geeſt, van den eenigen waren en levendigen God. Daarom ſoo kan men met waar
heit ſeggen, gelijk ook de Schriftuur ſegt: (o) Dat niemand tot den Vader komt, dan door feſus Chriſtus. En het moet weſen, dat alle de H. Propheten, en Pa triarchen Salig geworden zijn, door Ieſum Chriſtum. Uit oorſaak dat hy alleen, altoos onafſcheidelijk ver
eenigt is gebleven met fijne Godheit, en hier door al toos klaarlijk ſijnen H. Wille gekent heeft. Waarin Adam en d'andere Propheten en Outvaderen, ge brekkelijk geweeſt zijn, en ſomtijts van ſijne liefde zijn afgeſcheiden geweeſt. Maar Ieſus Chriſtus is al
toos in God geweeſt. En ſedert dat hy Menſch ge worden is, altoos vereenigt gebleven met ſijne God heit. En alſoo is hy, Eeuwig God, en ſedert den tijt ſijner Geboorte, een God-Menſch. 119. * En dit mijn Geloof, is wel wijt, van het geloof der 5ocinianen, het gene onſen Burchar *
dus my ook toeſchrijven wil, gelijk als of ih be eBobheit geſu Chriſti loochenbe. En ſulx komt, van dat hy abſolutelijk voorgenomen heeft, qualijk van my te ſpreken. En uit oorſaak dat hy geen waar achtige quaden vinden kan, ſoo moet hy'er logenach tige voottbrengen. Gelijk als isdeſe, met te ſeggen, &Dat iä be ſ5obheit geſu ſtijgiſti louchen/ of bat ik hem fijne ter onſtcel/ met de 3aiigheit ber menſchen / aan ſijne berbienſten niet te huilien.
#
Ondertuſſchen dat ik
# Chri
ſtus toeſchrijf, de zaligheit van alle menſchen in 't ge
meen; dewijl het alleen door hem is, dat ſy zalig (*) lob, 14 tºt : . . . . . . . Wor
ſteen. d'Eerſtgeboorne onder de menſchenis. 225 worden ſullen. Het is waar, dat God alle menſchen
ter zaligheit geſchapen heeft, eer dat Jeſus Chriſtus was, en dat hyſe alſoo, van ſijnent wege, alle zalig gemaakt heeft. Maar hun vry geſchapen hebbende, ſoo hebben zy door hare vrye wil de zaligheit verlo ren, en door hare zonden ſich tot Vyanden Gods ge maakt. Soo datter een Middelaar zijn moeſt tuſſchen
: #
-
God en den menſch, om een verſoening te maken; en om den menſch weder te geleyden in de genade van ſijnen God.
En uit oorſaak datter niemand onder
alle de menſehen gebleven was, in de genade en
: eeniging met God, dan Jeſus Chriſtus
Vera
alleen, diege
g
boren wierd uit Adam, voor ſijn zonde, en tertijt
g
als hy noch in den ſtant der volkomene Volmaakt heit was, daar God hem in geſchapen had. So en heeft - Jeſus Chriſtus niet konnen vallen in de zonde van Adam; gelijk als alle de andere menſchen deden die in ſijne Lendenen waren, tertijt fijner zonde. Maar Ieſus Chriſtus daar uitgegaan zijnde, beſtond op ſijn ſelve, en hy gebruykte ſijnen vryen wil, die onaf hankelijk was van die van Adam. Daarom is hy al leen ſonder zonde gebleven, onder alle de menſchen,
hebbende macht by ſijnen Vader, om de Verſoening
*
en Vergiffenis der zonden voor d'andere menſchen te
* "
bewerken. Gelijk hy ten allen tijden gedaan heeft, door een Chriſtelijke Liefdadigheit, # onaf ſcheidelijk is van de Liefde # : (p) dewijl de ſelve
*
altoos vereenigt is met de liefde des naaſten. En het is door deſe Liefdadigheit, dat Ieſus Chriſtus by ſijnen
Vader verkregen heeft, de vergiffenis der zonde van Adam. En by gevolg, is het door Ieſum Chriſtum, - dat Adam zalig geworden is, en ook alle de H. Pro 3 (p) 1. Ioh. 5, 7 1, 2. P phe -
-
º
-l-M
-
Dat I. Chriſtus uit Adam, Toets pheten en Outvaderen. Want het is door Ieſum Chri 226
ſtum, dat God tot de menſchen geſproken heeft, en de hun ſijne Wetten gegeven. Het is ook door Ie ſum Chriſtum, dat God noch gedueriglijk hun ſijne
genadens mede-deelt. Door dien dat Ieſus Chriſtus onſen Broeder zijnde, (4) hy ook onſen Middelaar geduerig by God is, en de zaligheit voor alle men ſchen bewerkt. Soo dat ik niet alleenlijk de eer van
mijn zaligheit aan Ieſus Chriſtus toeſchrijf, maar ook de eer van de zaligheit allergenen die zalig zijn, en za lig worden ſullen. Dat is wel wijt van hem te willen die eer berooven. Gelijk als Burchardus leugenach
tig wil doen verſtaan, my ſchuldig makende met de Dievery die hy ſelfs begaat, makende Ieſus Chriſtus
als de knecht, die de vuyligheden en zonden der menſchen afwaſſchen zou.
22o. Het is wel waar, dat Ieſus Chriſtus ſich be
laden heeft met hare zonden, tertijt als hy ſich be kleede met onſe ſterflijkheit: nadien er niets anders dan de zonde is, die de doot voortgebracht heeft.
Aan welke Ieſus Chriſtus ſich gewillig onderworpen heeft, en dat hy ook de ſmerten onſer zonde gedra gen heeft, lijdende de koude, de hitte, den honger, de dorſt, den arbeyd, en vermoeytheit. Welke din
genden menſch overgekomen zijn tot boeteſijner -zonden. Want voor de ſelve, was den menſch in al-
lerley welluſten, ſonder eenige ongemakken. En gelijk als Ieſus Chriſtus niet gezondigt had, ſo behoorde hy by gevolg ook niet te dragen de verdiende pij men der zonden. Maar door (r) de liefde die hy ons toedroeg, heeft hy ſich gewilliglijk onderworpen aan alle die quaden, ſonder de ſelve verdient te heb(a) Rom. 8,9 33. (r) Rom 5, # 8. . . .
ben.
3
ſteen d'Eerſtgeboorne onderde menſchenis, 227 ben. (s) Om ons een exempel te geven, en op dat wy moet ſouden ſcheppen, deſelve gewilliglijk te ver dragen, om (t) aan de Rechtveerdigheit Gods te vol doen, en ten einde om ons te toonen, wat de ſwak
heit des menſche doen kan ſedert ſijn zonde. Want Jeſus Chriſtus heeft ſich waarlijk een ſwak menſch ge maakt als wy, ſich bekleedende met onſe ſterflijkheit, en hy heeft in ſijn vleeſch de ſelfdeſwakheit gevoelt, die alle de andere menſchen gevoelen. Het genege noeg blijkt in de Schrifturen. Want hy vreeſde, datſe hem wilde gevangen nemen,en om die oorzaak vluch te hy voor ſijne vyanden. Selfs heeft hy ſoo vele ſchrik voor de doot gehad, in het Olyven-Hofken,
(u) dat hy bloet en waterſvete. (x) Hy heeft meenigmaal geweent, en geſeyt tegen ſijn Vader: (y) Indien het
mogelijk is, ſoo laat deſen Kelk van my voor hygaan. Hy heeft geroepen tot ſijnen Vader, als twijfelende in het Gelove, wanneer hyſeyde: (z) Mijn God, waarom hebt gy my verlaten? En hy heeft ſelfs geſeyt, (a) Dat hy dorſt hadde, een weinig voor ſijn doot. Alle welke dingen genoegſaam betuigen, dat feſus Chriſtus onſe qualen, en d'ellenden gedragen heeft, die onſe zon
den verdient hadden, en dat hy waarlijk een ſterflijk menſch geweeſt is, gelijk als wy. En door gevolg kende (b) hyſeer wel onſeſwakheit, en de ellenden die de zonde in onſe menſchelijke natuur gebracht heeft, dewijl hy die ſelfs ondervonden had in ſijn ei gen Lichaam. P 2
12 1. Daar
(s)! Pet. 2. * * 1 tot 24. (t) Rom. 8, , 3, 4. (u)Luc. 22, » 44
:;
(x) Luc. 19 » 41. Ioh. 1 1.y 35. Heb. 5,37. (y) Matt, 26,9 39, (z) Matth, 27, » 46. (a) Ioh, 19, + 26, (5) Rom,8, p. 3, 4, -
228 .
Dat I. Chriſtus uit Adam,
Toets
121. Daarom ſoo moet men ſich niet vleyen, ſeg gende, SEPathop te 3tpalt 3ijn / om fijne &#bail gcliſche alDct te onberhouben. Aangenſ en deſelve
ons alleenlijk gegeven is, om onſe ſwakheits wil. Want God, noch Jeſus Chriſtus hebben onſe werken niet van doen; ſy willen alleenlijk onſe liefde. Maar de ſwakheit des menſche heeft deſe werken noodig, om tot die liefde te geraken, nadat wy de ſelve ver laten hebben. En ſonder deſe werken, gaan alle de menſchen verlooren. Sedert dat ſy de Liefdadigheit
verloren hebben, zijn ſy ook de genade Gods en hare zaligheit quijt geworden, ende hebben nootzakelijk van nooden, deſe middelen der Evangeliſche Wet, om weder te keeren in die Liefde. Hierom ſoo be
driegen ſich de menſchen grootelijx, wanneer ſy ſeg gen, te ſwak te zijn om d'Evangeliſche Wette onder
houden. Nadie# Chriſtus hun deſelve is komen brengen, als een hulp (c) en genees-middel voor hare ſwakheit , en niet als een laſt tot hare el
lenden: gelijk als d'onwetende ſich inbeelden.
122. Het is wel waar, (d) dat men niet (eigentlijk) zalig worden zal, door de werken der Wet: gelijk den Apoſtelſegt. Maar oneigentlijk, of door omwegen ſoo zijn het de werken der Wet, die de menſchen tot
de zaligheit voeren, dewelke hare zonden, hun had
doen verlieſen. Nadien men tot geen eynde van eenige ſaak, ſonder eenig middel geraken kan. Want indien wy over de Zee willen komen, ſoo moet men ſich
nootzakelijk van eenig Schip of Boot bedienen, die ons daar over brengt. En indien wy geraken willen
tot de Deur der zaligheit, ſoo moet men ook nootza ke
(e) Pſa. 19 » 8,9. (d) Eph. 2, » 9.
EEEE
1–
ſteen. d'Eer/geboorme onder de menſchen is. 229 kelijk gebruiken, het Schip der geboden Gods, of de Boot der Evangeliſche Wet. Met welke Wetten wy d'onſtuymige Zee deſer wereld konnen overgeraken. Maar wanneer wy niet willen treden in dat Schip of Boot, ſeggende, dat wy daar toe al te ſwak of te ſchroomachtig voor zijn, om ons door die middelen ſcheep te begeven, ſoo moeten wy nootzakelijk ver zinken in deſe Zee der zonden. Dewelke nu byna alle menſchen ingeſwolgen heeft. Door dien ſy ſich inge beelt hebben, al te ſwak te zijn om de geboden Gods of d'Evangeliſche Wet t'onderhouden, zedert dat men opentlijk gepredikt heeft aan het Volk, Dat #et ig hoog bc3inaitijeit beg mena
#
ſchen / batfp bie HPetten onderhouden fouten/ ijlin tot boogbeeld bpbgengen.be / bat cenen Da
t
vid, een en Salomon, en ſoo uele andere i3. ſperſonen / bie iſ Petten niet hebben âonnen / en bat ſp bie ſomtijtg berbpoſten Dell, Is dat niet een ſchoon gevolg, om te bewij ijCU224.
#
ſen dat de menſchen die Wetten niet konnen onder
iſ s
houden. Om oorſaak dat eenige vrienden Gods, die ſomtijts te buiten getreden hebben. Als dewelke door
#"
3
eenige verraſſing van bekering, in ſommig miſſlagge
# # # #
vallen zijn. Om het welke nochtans, ſy geweent en lange tijt Boete gedaan hebben, gelijk als men leeſt van David, (e) Die ſijn bedde met Tranen vies, door boete. En hy heeft ſich beklaagt alle de dagen ſijns le vens, over ſijne zonden. Het gene men nu vergelij ken wil, by de quaat-aardige menſchen, die gewil liglijk in hare zonden blijven, ſonder berouw of ver betering. En dat om de liefde die ſy hun ſelfstoedra
# g'
ie
(e) Pſa. 6, 9 7-
P 3
gen»
23o
* Hetgeloofſonderde werken, Toets
gen, en om de genegentheit die ſy hebben tot het
quaat, En men gaat die geſteltenis vergelijken, by de heylige Perſonen, dewelke door enkele ſwakheit, ſomtijts in zonden gevallen zijn, ten einde om den
onboetveerdigen godlooſen te verſterken in ſijne qua den, en hem te beletten dat hy de middelen niet ſou aanveerden, om daar uit te geraken. Welke middelen deÉGboden zijn, die men hun ſegt, onmogelijk te weſen, om onderhouden te worden, door de ſwakke
menſchen. Ten einde ſygants geen vlijt aanwenden ſouden, om de Liefde Gods te verkrijgen, die ſy ver loren hebben. En by gevolg, dat ſy ſouden voort varen in hare zonden, en onboetveerdig ſter
224. * Sou ik van die Leering niet mogen ſeg-
Ven.
gen, datſe Duivels is, met meerder waarheit, dan de
ſen Burchardus ſegt, Dat mijne Hcering JPup, belgig. Nadien de fijne, de menſchen afvoert van de onderhouding der Geboden Gods, en der Evan geliſche Wet. In plaats dat mijne Leering, hun tot die onderhouding trekt, en om Ieſum Chriſtum te volgen, naar hun vermogen. En ik ſou wel willen, dat deſen Burchardus my noemden, wat voor een Duiveloyt geleert heeft, dat men de geboden Gods bewaren moet, en ook d'Evangeliſche Wet, om te bewijſen, bat beſc Heering UPuibelgig. Want
my aangaande, ik ſal hem wel bewijſen; dat de Dui vel altoos de menſchen aanvoert, om in hare zonden
te blijven, en om hun noyt te bekeeren, noch boete
te doen, op dat hyſe eindelijk met hem in der Hellen hebben mag. Dewijl hyvyand is van de zaligheit ha
rer Zielen, en dat hy altoos tracht hun te bekoren, op
vA
is een doot geloof 231 op dat ſy in zonden vallen zouden. En noch meer, ſteen.
#
om hun te doen in zonden blijven, ſonder boete. Hun doende hare zaligheit hopen, ſonder goede werken. Het gene een laatdunkentheit en een ſonde tegens den H. Geeſt is. Welke zonden (f) niet ſullen vergeven wor den in deſe wereld, noch in de toekomende, volgens het gene de Schriftuur daar van ſpreekt. Noemende een van die zonden, de Laatdunkentheit, van zalig te
worden ſonder goede werken (g). Ondertuſſchen dat men die Predicanten de goede werken hoort verach ten, ſeggende, bat het ig / ſich ſeifg recht heere
bigen / goebe meräen te boen / om 3alig te mog
:
ben.
225. Beſiet een weinig, mijne Chriſtelijke Broe ders, wat voor een ſchoon Mom-aanſicht van Oot
# |}
#
moedigheit, dat men aan het quaat geeft, en aan de geeſtelijke onachtſaamheit. Den Apoſtel ſegt, (h) dat men onſe Zaligheit uitwerken moet, met vreeſen en beven. En deſe menſchen ſeggen, dat het een TIaatbune
hentheit ig f goebe merken te boen/ om fijn 3a ligheit te berkrijgen. Aan wien moet men nuge
looven, aan deſe Predikers, of aan den H. Apoſtel Je ſu Chriſti, dewelke niet anders ſpreekt dan van boe
,
te, en ſegt, (i) dat hy ſelfsſijn Lichaam gekaſtijt heeſt, # dat hy't dienſtbaar maken mogt; en andere gepredikt ebbende, hy ſelfs niet beriſpelijk mogt zijn. Ondertuſ
º
ſchen datter niemand is, aan wien de verdienſten Jeſu
Chriſti beter mogten toegepaſt worden, om de men ſchen zalig te maken, door dat middel, dan aan ſijne H. Apoſtelen, dewelke alles verlaten hebben, wat P 4
(f) Matt. 12 x 32. (g) Gal 6, 7 7. (h)Phil. 2 * 12. (i) 1 Cor, 9, 7 27.
ſy
2 32
Het geloofſonderde werken,
Toets
ſy bezaten, om Jeſum Chriſtum naar te volgen. Soo
dat fy wel het alder-naaſte zijn, om zalig te worden door het bloet Jeſu Chriſti, indien er een zaligheit te hopen was, op ſoodanige wijſe, als die Predikanten nu onderwijſen. En het ſou overtollig geweeſt zijn, dat
de Apoſtelen en Diſcipelen van Jeſus Chriſtus, ſich ſoo veel pijn en arbeid aangedaan ſouden hebben: haar vleeſch te kaſtijden; de vervolgingen te verdra
gen, ja de gevankeniſſen en de doot: Indien Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan had, ſoo als die on
wetende nu leeren. Het gene waarlijk d'eer van Jeſus Chriſtus weg-neemt; gelijk Burchardus ſegt, Dat
ik het bent bie bercr man Jeſug. Chriſtug lueg neem / met te ſeggen, dat hy niet voldaan heeft, voor de zondaars die in hare zonden volherden. Na
dien de ſelve (k) hem opnieuw wederom Cruyſigen, met in hare boosheden voort te varen. Met dit onder
ſcheyt, dat de Joden Jeſum Chriſtum gedoot heb ben, (l) door onwetendheit: daar de huidenſdaag ſche Chriſtenen hem Kruyſigen, na dat ſy de waar heit gekent hebben. 226. Daarom ſoo moeten ſy niet verwachten,
(gelijk den Apoſtel ſegt) dat feſus Chriſtus ſich tot een Soen-offer voor hun opgeoffert heeft. Aangeſien, (m) dat ter geen Soen-offer meer blijft, voor diegene die zondigen, na datſe de Waarheit gekent hebben: maar een wreede ſtraffe des viers, dat hun verteren zal. Maar de Joden hebben gezondigt door onwetendheit, met Jeſus Chriſtus ter doot te brengen. Hy verklaart dat ſelve,
hangende aan het Kruys, als hy ſegt: (n) res: Af/g
(*)Heb 6,9 6. (1) Aa 3,; 17. (m)Heb 1e , 26, 27, (n) Luc, 23, # 34.
-
is een doot geloof. 2 33 hun Heere, want ſy en weten niet wat ſy doen. Maar de ſteen.
Chriſtenen konnen in die onwetendheit blijven, na
dat Jeſus Chriſtus hun ſijne Evangeliſche Wet gege ven heeft, als een regel om hun te geleyden tot de Liefde Gods. Welken regeldeſe nieuwe Doctoren niet willen onderhouden, ſtrevende alſoo tegen de bekende waarheit. Het welk ook een der zonden te
gen den H. Geeſt is, die den Apoſtel verklaart onder andere; (o) te ſtreven tegen de bekende Waarheit. Nu alle de Chriſtenen kennen d'Evangeliſche Wet, en byna niemand wil die Wet onderhouden. Invoegen dat ſy niet zondigen door onwetendheit, maar tegens hare kenniſſe, en na dat ſy de Waarheit des Evan geliums gekent hebben, die Ieſus Chriſtus haar heeft komen brengen. Soo dat ſy niet moeten verwach ten, dat het voor haar is, dat Jeſus Chriſtus ſich tot een Soen-offer opgeoffert heeft aan ſijnen Hemel ſchen Vader; wanneer ſy willen blijven in hare zon den. Maar voor diegene die gezondigt hebben door onwetendheit, en voor dat Ieſus Chriſtus ſig bekleet
heeft met onſe ſterflijkheit. Want de menſchen had den doen ter tijt, gantſchelijk de kenniſſe Gods ver loren, ende konden ſelfs hare zonden niet. Maar ſedert dat Ieſus Chriſtus met de menſchen heeft om
gegaan, en hun door ſijne werken en woorden ge toont, 'tgene ſy moeſten doen en laten; ſooen is'er
geen offerhande meer overig voor haar, uit oorſaak dat ſy niet meer in onwetendheit konnen zijn. En ſyſulien zekerlijk geſtraft worden,door het vier, indien ſy hun niet tot Boete bekeeren, omhelſende de Wet des E
vangeliums,die hy ons door geſchrift nagelaten heeft, -
P 5
*
.
(o) Heb 6, y 4 tot 6. en Cap. 1o. » 26.
IOC
234
Het geloofſonderde werken,
Toets
tot een eeuwige gedachtenis aan de Chriſtenen. De welke niet zalig konnen worden, ſonder d'onderhou ding van die Wet; niet meer dan ook alle andere. VWant al is 't zake, dat de Turken, Heydenen, en andere, geen kenniſſe van d'Evangeliſche VVet heb ben, naar de letter; ſoo moeten ſy die nochtans in der daat onderhouden, ſooſy willen zalig worden, En geen Propheten, Patriarchen, en anderen, heb ben konnen zalig worden, ſonder d'onderhouding van die VVet; dewijl ſy d'eenige middel is, die ter zaligheit geleyd. 227. Invoegen dat het niet genoeg is, de naam van een Chriſten te dragen, wanneer men daar mede de werken van een Chriſten niet nakomt. Gelijk als Ie ſus Chriſtus hun onderweſen heeft metterdaat, en met woorden. Dit is het, dat de Schriftuur ook ver
klaart, ſeggende: (p) Indien gy kinderen Abrahams zijt, ſoo doet Abrahams werken. Alſoo ook die gene die ſich kinderen Ieſu Chriſti noemen, moeten de
werken van Ieſus Chriſtus doen, (4) en wandelen in deſe wereld, gelijk als hy gewandelt heeft. Of anders ſal de naam van Chriſten, die ſy dragen, hun tot veel grooter veroordeeling dienen. VVant ſich meenende te roemen in de VVet en Leering Ieſu Chriſti, ſoo
onteert men de ſelve, door d'overtreding der ſelver VVet, met te zondigen tegensſijnen Saligmaker, na de waarheit des Evangeliums gekent te hebben. Want indien de Heydenen in kracht of weſen, die VVet on derhouden moeten, om Salig te worden: Hoe veel te meer moeten de Chriſtenen die onderhouden, de
welke daarvan ſoo nauwe kenniſſe hebben, door # y
(p) Ioh. 8, 9 32. (q) 1. Ioh. 2, 3, 6,
ſteen.
is een doot geloof,
23 5
byſondere gonſt en barmhertigheit van God. Die ſijn Licht der Waarheit geſonden heeft aan de menſchen door Jeſum Chriſtum, om hun weder te roepen van hareafdwalingen, en om hun te verloſſen van hare
onwetendheden: waar voor Jeſus Chriſtus voldaan heeft. Maar niet voor de verharde Zondaren, die ge williglijk zondigen, tegen het Licht dat God hun ge geven heeft: want de Schriftuur vermaant krachtig
lijk de menſchen, hun ſeggende: (r) Soo gy de ſtem me des Heeren hoort, en verharduwe herten niet. 228. Maar men ſiet tegenwoordig de herten der Chriſtenen ſoo verhard, dat haar niets vermurwen
kan. Men ſiet dat de wereld aan haar einde is; Dat
de plagen Gods ſich naderen, aan d'eene kant door Oorlogen, en aan d'andere kant, door de Peſt. Het vier valt van den Hemel; de Zee geeft bloet, en ſelfs ſoo veel andere uitwendige teikenen meer. En boven
al ſiet men, dat de liefde verkout is, gelijk als Jeſus Chriſtus(s) heeft voorſeyt, dat het in de laatſte tijt zijn zal. En dit alles raakt de herten der Chriſtenen
niet, ſy blijven volherden in hare zonden, ja ver meerderen die dagelijks, ſonder eenigen ſchijn van bekeering of boete. Door oorzaak dat die leyders de
Boete niet prediken, gelijk als Johannes den Dooper deede. Maar onſen Burchardus ſegt uitdrukkelijk in
ſijn Boek; bat boete boen/geen anbere3aak ig/ ban fijne 3huahheit te erkennen. Om met ſooda
nige beuſelingen, het volk op te houden, en hun on boetveerdig te doen ſterven. 229. Want wat voor ſchijn is er in te ſeggen, bat
men 3ubaitig; dat ſulx ſou weſen, boete ": # -
(r) Pſa, 95, y 7, 8, (s) Matt 24, 9 12.
G
236
Hetgeloofſonder de werken,
Toets
Dewijl dat dit gants niet pijnlijk is, maar veeleer vol doening geeft aan de natuur. Dewelke te meer blijft ruſten in hare zonden, wanneer ſy haar inbeeld, te ſwakte weſen,om die te verbeteren. Want andersſou
ſy gepijnigt weſen door wroeging en knaging der Conſcientie. Dat vele zondaren heeft tot God doen
keeren, vreeſende de Helle en eeuwige ſtraffen, die hare zonden verdient hadden. Het gene veel eer boe te mag genoemt worden, ban fijne 3ulahſjeit te brâcnnen; Want boete, betekent een pijnlijke ſaak, gelijk het woort ſelfs dat uitdrukt. Maar die vleyders
der menſchen, verdraayen de woorden der Schrif tuur ſelfs, naar hunne voordeelen. En om oorſaak
dat ſy geen boete willen doen, ſoo geven ſy den naam van boete, aan dingen die de verdorvene ſinnen der natuur voldoen. Gelijk als is, ſich in te beeſten / bat men te 3bmaſt ig / om boete te boen. Daar Jeſus Chriſtus (die meer dan iemand, de zwak
heit der menſchen kende) hun klaarlijk geſeyt heeft: (t) Indien gy geen Boete doet, ſoo ſult gy alle omko H//0%.
-
-
23o. En om dat ik nu het ſelfde ſeg, ſoo wil men my doen dooden, en men heeft mijne Boekken in Flensburg verbrant, door den Beul; om oorſaak dat de ſelve van die boete handelen. Seggende tegens waarheit; dat het ſtetterpen en laſteringen tes geng Q3ob 5ijn. Waar in die blinde leyders even het ſelfde doen, ontrent de waarheit, gelijk hier voor
tijts deleyders van het Joodſche volk gedaan hebben by Jeſus Chriſtus, die hun het Licht der Waarheit
bracht. Want ſy ſeyden, (u) dat hy de Wet Gods quam “Ugf
s
' (t) Luc. 13, * 3. (u)loh, 9. # 16,
ſteen.
is een doot geloof.
237
vernietigen, (x) en een vervoerder des Volkswas;(7) die een Nieuwe Leering onderwees, (z) en ſich de Soon Gods noemde, hy die een ſterflijk menſch was, gelijk als d'ande re. En door deſe valſche voorgevingen, hebben ſy Ieſus Chriſtus doen hangen aan de galge des Cruyſes. En meenden met ſulx te doen, hare ſtaten en achtin
gen ſtaande te houden, alhoewel ſy in der daat die geheelijk vernielt en ten ondergebracht hebben. En ook om deſe oorzaak, van God verlaten zijn geweeſt aan de vervloeking. Gelijk men het Ioodſche volk noch huidensdaags ſiet veracht en verworpen zijn van idereen, bovendien, (t) dat God hun ook overgege ven heeft aan den geeſt der doling en verwerring. Nu, behoort men dan niet te vreeſen, dat nu even het ſelfde
gebeuren zal, aan deſe Leyders des volks, die de waar heit verachten, en niet willen lijden, dat de ſelve te
voorſchijn komt ? Want Burchardus heeft ſoo lang
aangehouden , aan het Hof van Gottorp, dat het ſelve eindelijk my verboden heeft, mijne Schriften open baar te maken, en te drukken; ſonder my te ſeggen, om wat reden ſulx geſchiet. En alhoewel ik dat ver
ſocht heb, en noch tegenwoordig verſoek, ſoo en weet ik dat nochtans niet te bekomen. En alſoo kan ik my niet verdedigen, tegens de valſche beſchuldin
gen, die men tegens myofmijne Schriften ſou mogen gedaan hebben. En ik moet alleenlijk lijden als een Lam onder de handen des Slachters, ſonder een woort
te ſpreken. Even het ſelve gelijk Ieſus Chriſtus de Doot geleden heeft, ſonder ſchult. En men wil m nu ook de doot doen lijden, om dat ik de waarheit - geſeyt (x) Ioh, 7.v, 12, en Luc, 23,v, 2, (y) Marc: 1. v, 27, -
(z) Ioh, 1o,v, 33,en Cap, 19.v,7.
(t) leſa, 29, vr 10
238
Het geloofſonderde werken,
Toets
geſeyt heb, en de Goddelijke geheymniſſen verklaart, die God my deelachtig maakt: dewelke men kettee rpen en laſteringen tegeng ſBob noemt.
231. En die Predikanten prediken in verſcheide plaatſen, dat het NPuibelſche leeringen 3ijn. Ge lijk men ook van Ieſus Chriſtusſeyde, (a) dat hyſijne 2werken deed, door de kracht des Duivels.
Waar in ik
een over-een-koming ſie ſonder eenig onderſcheit. Nadien dat die Predikers, even deſgelijks nu aangaan, tegens de Geeſt van Ieſus Chriſtus, gelijk de Ioodſe Prieſters gedaan hebben tegen ſijn Lichaam. Want ſy
ſeggen, dat het be Beeſt beg yourbelg is die mp hierikgeſonben en bie mp boet bie ſeg boog heeft/ mijne 25oekken. Syſchrijnen/be ſeggen ook, bat het ketterpen 3ijn. Sonder aan te merken, het gene ik hier vooren uitgeleyt heb, dat een kettery, een zaak is die den menſch van de Liefde Gods af
trekt. Daar in tegendeel, mijne Schriften, de men ſchen tot die liefde aanvoeren, en de middelen too
men, om daar toe te geraken. En ſy ſeggen, datter in mijneſchriften, laſteringen tegens God zijn. Daar 'er nochtans geen andere dingen in zijn, dan die God verheerlijken in allen deelen. Aanwijſende ſijne Al mogentheit, ſijne Rechtveerdigheit, ſijne Barmher tigheit, ſijne Goetheit, fijne Waarheit, en andere weſentlijke eygenſchappen, die in God gevonden
worden;
meer dan iemand ooyt aangeweſen
heeft. En ik ſou wel willen, dat deſen Hiſtory ſchrijver Burchardus, noch meer ſijne Hiſtorien door
ſocht, om te zien, of hy daarin wel een Autheur vin den zou, die ſoo hoog en verſtandelijk geſproken
heeft, van de Godheit, en een Eenigen God in drie (*) Matt, 12, v, 24, .
Per
l t
ſteen.
is een dootgeloof.
239
Perſonen, gelijk als mijne Schriften ſpreken. En of eenige Autheuren meer beveſtigt hebben, de God heit Jeſu Chriſti, dan ik beveſtig. Daar ik onder tuſſchen verdragen moet, dat deſen Burchardus door ſijn boek uitroept, bat ik be it), SPgie-eenigheit
loochen / en be ſBobbeit in Heſug. Chriſtug. Waarover ik gedult hebben moet, en hun laten roe pen, gelijk men de Sotten roepen laat, tegen die ge ne die ſy haten. Want alle goede verſtanden, ſullen wel oordeelen, leſende mijne Schriften, dat hy niet anders dan een leugenaar is, en dat hy valſche dingen tegens my voorbrengt, om den haat te voeden die hy mytoedraagt : gelijk als de Jooden door Nijdigheit
tegen Jeſus Chriſtusſeyden, dat hy de Wet Gods quam vernietigen. 232. Want deſen Burchardus ſegt, bat ik in -
mijne échgiften bergabert heb / alle be oube hetterpen. En de drie Predikanten van Huſum ſchrijven. bat ik aig een bilb 5bbijn / ben gee beelen ºpof ban be #terk / kom omb?oeten. Al
hoewel ik waarlijk geen andere dingen ſchrijf, dank het gene de H. Geeſt my dicteert of in-geeft; dewel ke nu ſijn Kerk opbouwen wil, door de Goddelijke .Lichten, waar mede hy deſelve verlichten wil. In voegen, dat die Predikers waarheitſpreken ſouden, indien ſyſeyden, dat ik alle de oude ketteryen quam vernietigen. Gelijk den overleden Heerde CoRT my
meenigmaal geſeyt heeft, in het begin dat ik kennis met hem kreeg. My verſekerende, bat aſie be ou
be Hetterpen /bie hp opt geïeſen had / vernielt hparen / boot be albaarhept mijner échgiften. En hy kon beter daar van oordeelen, dan ik, die noyt -
24o
Het geloofſonderde wercken, Toets
noyt eenig ſoort van ketteryengeleſen heb. En ik weet alleen van Gods wegen, in 't algemeen, dat een
Kettery, een zaak is die de menſchen van de Liefde Gods aftrekt of afſnijdt. Waarvan ik wel wijt af ben. Want ik ſou wel mijn leven geven, indien ik daar door alle de menſchen tot de Liefde Gods brengen konde; of dat ik kon de helpen herſtellen de Kerk, in haren eer ſten ſtaat, gelijk als ſy was ter tijt van d'Apoſtelen. RUPatig boel mijt/ban ble te miſſen bernietigen; gelijk alg boen 3ou / een mild 5mijn / een ſcer ſchoonen ipof. Gelijk als die Predikers van Huſum, ſeer ten onrecht ſtellen, en met minder reden, dan de
Phariſeen van Jeſus Chriſtus ſeyden, dat hy de Wet
Gods quam vernietigen, aangeſien het hun toeſcheen, dat hy hun een Nieuwe VVet quam brengen, die in verſcheide dingen wederſprak, de VVet die ſy door Moſes ontfangen hadden. 233. VVant ſy hebben meenigmaal Jeſus Chriſtus en ſijne Apoſtelen beriſpt, dat ſy de VVet Gods overtraden, gelijk als doen Jeſus Chriſtus den Blind -
-
geboorne ſiende maakten, door het middel van ſlijk, ſoo ſeyden ſy, (t) dat hy den Sabbadag ontheiligde : gelijk als ook over de (*) geneſing van den Jichtigen Man, dat op een Sabbadag geſchiede: of ook als Je ſus Chriſtus ſprak, met de Vrouw van Samaria, ſoo .
ſeyden ſy tegens hem, (b) dat de joden geen gemeenſchap hadden met de Samaritanen. En die Phariſeen beriſp ten ook Ieſus Chriſtus, (c) dat ſijne Apoſtelen afé/m 3 ſonder de handen te waſſchen, en dat ſy Koren-aren pluk
ten op den Sabbadag. VVant in der daat, de Leering -
(f)Joh.9, y 16, (*)Joh,5, v 16. (b) Joh, 4, v 9. (c) Matth. 12,x 2, en cap: 15 v 2.
Ieſu
.
ſteen.
is een doot geloof
241
Ieſu Chriſti weder-ſprak de VVet Gods, dewelke verboden had aan de Ioden, niet te eeten van ſommi
ge ſpijſen: daar Ieſus Chriſtus aan ſijne Apoſtelen ſeyde, (hun ſendende om te gaan Prediken) (d) eet al
les wat men u voorſet. VVant () hetgene ten Monde in gaat, dat beſmet de ziel niet. VVaar door blijkt, dat Ieſus Chriſtus ſprak en deed, tegens de beſchrevene VVet. Daar ik nochtans nergens in, tegen de Schrif tuur of de Leering Ieſu Chriſti ſpreek, maar ik be veſtigen verklaar de ſelve, om die noch meer te be
krachtigen. En ik proteſteer of betuyg (gelijk ik voor deſen noch meer gedaan heb) dat ik niets anders door alle mijne Schriften onderwijſen wil, als de Oeffening der Evangeliſche VVet, ſonder eenige Nieuwigheit in te brengen. VVaar door de ſterft niet hetnie
tigt kan mogben/ (als de Predikers ſeggen) maar weder opgebouwt, of van nieuws herſtelt, ' 234. Doch ik kan niet beletten, dat die Predikers ten onrecht, eenige dingen van my ſeggen, aangeſien Ieſus Chriſtus ſelfs niet verhindert heeft, dat men ſulx
van hem ſeyde, en hem noemde, een Verleyder des
Volks. Gelijk de Predikers van Flensburg ook van my ſeggen. En ſy hebben aan den Richter, en ook aan
den Koning ſelfs voorgedragen; bat ik in be boog
noembe &tabt Plensburg gekomen mag / met 9Boekhen berbult ban Hetterpcn en laſterint gen tegcing GBob / om het bolk te berhoeren / boo? #iculne Ticeringen , die ſy Duivelſche lee ringen noemden: ſonder dat ſy aangemerkt hebben,
dat de Schriftuur ſegt, (f) dat de Tong die liegt, ſijn Ziel t
doot. Sy hebben ſchandelijk gelogen tegens denning, Ko «, Luc. 19,3 7. (*) Matth, 15, # 11. (f) ser. 1. » 1 i. -
w
-
er - E-TWEE Toets Hetgeloofſonder de werken, 2 42 ning, en ook tegen den Richter. VVant ik en wil niemand vervoeren, ende breng geen nieuwe lee ring, dan die gene die van den H. Geeſt af komt, en
niet ban ben Duibel / gelijk ſy ſeggen. Dewijl dat mijne leeringgants over-een-komende is, met die van Ieſus Chriſtus, die God en Menſch is, en geen Duivel, waardoor het UPupbelſch ſou konnen we ſen, 't gene hy ons onderweſen heeft. Niet meer dan ook het gene dat ik onderwijs, dat de ſelfde zaak is, voortgekomen uit een ſelfde Geeſt. Met dit onder ſcheyt nochtans, dat Ieſus Chriſtus in deſe wereldge
•|
zonden was, om het volk aan hem te trekken, op dat hy hun mogt geleyden tot ſijnen Vader. Daar ik niet gefonden ben, om iemand aan te trekken; uit oorſaak dat de Leering des Evangeliums, nu genoegſaam
bekent is door de geheele Chriſtenheit. En dat men geen nieuw Evangely onderwijſen moet, noch geen nieuwe Wetten aan de menſchen geven. Nadien dat de Evangeliſche Wet, de laatſte is, die God aan de
menſchen geven zal. Hierom ſeyde Jeſus Chriſtus, (g) dat hy ter laatſter uur gekomen was, dewijl datter geen ander Evangely komen ſal, dan dat van Jeſus Chriſtus. Daarom ſeyt den Apoſtel aan fijne Diſcipelen. (h) Indien iemand u een ander Evangelium leert,
dan datgene ſoo ik u geleert heb, die ſy vervloekt, alwaar het een Engel van den Hemel. Welke ſchriftuur-plaats deſen Burchardus, my ook toepaſſen wil; gelijk als of ik een ander Evangelium wilde leeren, wetende niets quaats in my te vinden, ſoo moet hy
#
tig dat van my verſieren, en hypaſt my de Schriftu ren toe, door eenen gants verkeerden zin, ge
t
- - - - - (g) I, Ioh. 2, Y 18. (h)Gal, 1, Y 8, 9, .
i
is een doot geloof
243 gelijk hy meenigmaal in ſijn Boeck gedaan ſteen.
heeft.
-
235. Want indien hy by denrechtenſin bleef, een iegelijk ſou zien, dat mijne Schriften een nieuwe ſchriftuur zijn, die God aan de menſchen ſend, door ſijne laatſte Barmhertigheit. En dat ſy het Evangelie ſelfs zijn, uitgedrukt door veel klaarder en duidelijker, redenen, dan d'Evangeliſten eerſtmaal dat ſelvebe ſchreven hebben, het welk nooyt veranderen kan.
Want (i) God is giſteren en heden de ſelfde. En ik kan het volk niet vervoeren, met te onderwijſen, dat ſy
moeten in 't werk ſtellen, die ſelfde dingen die Jeſus Chriſtus en ſijne Apoſtelen onderweſen hebbe aan de Chriſtenen. Ook en neem ik de middelen niet by der hant, om het volk te vervoeren, dewijl ik met nie mand verkeer, en my eenſaam hou. Blijvende ſom tijts een geheel jaar, in een Kamer geſloten, ſonder daar uit te gaan. Uit oorſaak dat ik van God niet ge zonden ben, om te Prediken of de menſchen tot my te trekken.
Door dien ik haar ontvliede na al mijn
vermogen, verwerpende meenigmaal diegene die my
willen volgen. Gelijk ik van my geweſen heb, vele Lutherſche menſchen, die ſich by onſe Broeders heb ben komen aanbieden, om in hun geſelſchap temo
gen weſen. Alſoo zy bewogen waren, de wereld te verlaten, door het leſen van eenige mijner Schriften, die door de Steden en Dorpen in Holſtein en Deen marken zijn geſaayt geweeſt, ſedert dat die Predikers deſelve hebben meenen in klein-achting te brengen, often plunder te geven als een roof, dat de Dieven in eenig bosgenomen hebben. Welke ſchriften ſooda
nige werking gedaan hebben in de zielen der men (i) Heb. 13, Y 8. Q_2 ſchen
244
Het geloofſonderde werken, Toets
ſchen van dit Lant, dat verſcheide ſich hebben komen aanbieden, om die leering aan te veerden die ik onder wijs. Maar ik heb hun alle afgeweſen haar vermanende dat ſy de Leering Ieſu Chriſti navolgen ſouden, die ſy in het Evangelie laſen; en dat ſy met dit te , ook zekerlijk mijne Leering volgen zou
# CIſle
236. Hierom is het dat die Predikers van Flens burg groot ongelijk hebben, met te ſeggen, batift in flengburg gekomen mag ) om haar bolcht te berboeren/ ja om bie te trekken tot be Catho lijke ſielige / gelijk ſy logenachtig geſeyt heb ben, , Dewijl ik aan niemand van Flensburg geſpro ken heb in drie weken, dat ik my in die Stadt opge houden heb; nadien ik my daar ſoo verburgen heb gehouden als ik kon, hebbende ſelfs alleenlijk geen kennisgemaakt, met de Vrouw van het huys daar ik logeerde, dewelke voor het Gericht verklaart heeft, bat ſnmp niet geſien heeft / ban in het boogbp
gaan/en batal mag 't bat ſp mp boog haar fag/ ſp mp niet kennen ſou. En alle de naburen met haar hebben in dat ſelfde wettelijk onderſoek getuygt,
.
RPat ſp nopt iemanb bp mp hebben ſien hoe
,
men / ban cenig âPoetman of een Hange / om mp bgieben te brengen. Waaruit men ontdek ken kan, de valſche aanbrengingen van die Predikers, en hoe dat ſy ſich niet ſchamen te liegen, om tot ha
re vereyſingen te geraken. Doende verſtaan, bat ift baar gekomen mag / om het âDolft aan mp te trehſten / en hun mijne25oekäen in handen te geben. Want indien dat waar geweeſt was, ik ſou
die aan iemand getoont hebben, en byſonderlijk # -,
--
-
G
ſteen.
is een doot geloof.
245
die van het huys daar ik was. En ik ſou ook die men ſchen onderhouden hebben, met een 't ſamenſpraak van ſaken der Religie, of geeſtelijke dingen. Maar
niemand kan met waarheit ſeggen, dat ik daar kenniſſe gemaakt heb, met een eenig menſch, noch aan iemand mijne Boekken getoont. En ik had die ook in Flens burg niet met my gebracht, maar hebſe op die plaats gevonden, by een Perſoon die nieuſgierig geweeſt was om deſelvete ſien, en van Huſum had doen ko men. Maar verſtaan hebbende, dat die Predikers
deſe leering ſoo tegen waren; ſoo heeft hyſe my in mijn logement weder geſonden, op dat ickſe weder om met my naar Huſum nemen mogt, gelijck als ik van voornemen was om te doen.
Maar alſoo ik
haaſtelijk vertrok, ſoo liet ik de weinig bagage by de weduwe die my vergeſelſchapten, op dat ſy die met
haar nemen mogt, in geval ik daar niet weder quam.
-
237. Maar die Predikers vielen de Magiſtraat van
Flensburgſoo laſtig, dat de ſelve mijn bagage door laſt of commiſſie quamen onderſoeken, mijne Coffer openen, en daaruit nemen'tgene haar goet dacht.
En vindende daarin eenig tranſlaat van mijne ſchrif ten, die my niet toebehoorden, ſoo namen ſy dat weg, en ook eenige andere boekken, die de Diſcipe len van Labadie tegens my geſchreven hadden, nef ſensſes van mijne boekkcn geintituleert het Getuigenis der waarheit. En ſy namen noch een van dieſelve mede, het welk aan die weduwe toequam, die my
vergeſelſchapt had; dewelke dat boek had gekocht door het werk en den arbeit harer handen: Dewijl
ſygeen middelen had, alhoewel ſy eerbaar was. Die -
Q-3
Hee
246 Het geloofſonder de werken, Toets Heeren hebben alle deſe dingen weg gedragen, ſon der dat ik doorſaak weten kan. En als my ſulx ver haalt wierd, ſchreef ik een brief aan de Magiſtraat dier ſelver Stadt Flensburg, dewelke de Uitvoerders van dat Exploit geweeſt waren, door de aanhouding van hare Predikers. Door welken brief ik my grootelijx beklaagden, over het ongelijk dat ſy my aangedaan
hadden, van ſoodanig mijne goederen weg te nemen in mijn afweſen, ſonder eenig recht daar toe te heb ben. Want ik was hare Inwoonderſche niet, om voor hun in recht betrokken te kunnen worden. Ook
was ik aan niemand iets ſchuldig, waarover men ſoo
danig mijne goederen ſou mogen aantaſten. En noch minder was ik een Miſdaderſche, om in manieren van
recht qualijk gehandelt te worden. Invoegen, dat ik in mijn brief ſeyde, dat ſy mijne goederengantsten on recht afgenomen hadden. En indien op hare Juris diétie, eenige Roovers my ſoo veel quaats aangedaan hadden, dat ſy dan als de Mageſtraat ſouden verplicht geweeſt zijn haar te ſtraffen en te kaſtijden.
Daar
door beſluitende, dat ſy my behoorden wederom te geven, 't geneſy my afgenomen hadden van mijn bagage, ſonder myte nootzaken, dat ik haar by den Koning moeſt gaan beklagen. Maar in plaats van ha re miſſlagen te willen verbeteren, ſoo hebben ſy die noch veel meer ver-ergert, en hebben den brenger van deſe mijnen genoemde brief, in Arreſt gehouden, ontrent vijf maanden in die Stadt. Hebben hem ge vangen geſet, en qualijk gehandelt, met Yſers aan handen en voeten geſlooten; hem broot en water tot voedſelgevende. En eindelijk hebben ſy doen ver
branden mijn voorgemelde brief, door haren Beul op
ſteen.
is een doot geloof.
247
op de Markt van Flensburg. Sonder dat ik, of den Drager der ſelve, de waarom geweten hebben, dan
dat ſy in het algemeen ſeyden, dat dien brief hun In- . jurieus was. En op een andermaalſeyden ſy, dat het een ſmaadſchrift was. Al hoewel ik nochtans in mij
nen brief geſtelt had de plaats waar ſy haar Antwoord konden beſtellen, indien ſy iets tegens my te verant woorden hadden. En ſoo haaſt als ik verſtond, dat
den Drager van deſe mijnen brief, om dies oorſaaks halven, door haar in Arreſt wierd vaſt gehouden, ſoo ſchreef ik hun eenen tweede brief, waardoor ik haar bad, dat ſy ſouden dienſelven Drager vry laten, die niets quaats gedaan had, met deſelve te brengen.
Maar indien desſclfsinhout, haar aanſtootelijk zijn mocht, dat ik d'Autheure daarvan was, en den ſel
ven ook verdedigen zou; nadien ik niet anders dan de waarheit van de zaak geſeyt had. Dat ik deſelve alleen gedicteert had, en dat ſy ſulx op niemand anders dan op my alleen behoorden te verhalen. Maar hunne herts-tochten zijn ſoo hevig geweeſt, dat ſygants geen redenen hebben willen aanhooren, en zijn ſoo verre gegaan dat ſy tot d'executie gekomen zijn om die boo
ken te verbranden, op die valſche aanbrengingen ſonder party te hooren. Houdende ſtaande bat ift
in flengburg gekomen hbag / om het 19olit te berboeren en aan mp te trekken: gelijk als of ſy
den Richter niet kenden, die hun in gerechtigheit moet oordeelen en hare ongerechtigheden veroordee len. Noch hebben ſy in der daat wel betoont, dat ſy dieſelve boekken veel agten; nadien dat ſy van de ſe ven, dieſe uit mijn Logement mede gedragen hebben, vijf van hebben behouden, en alleenlijk twee doen verbranden. Q_4 238. Waar
ſ
Ex
- HH -
Toets. 238. Waar in ſy ook veel reden gehad hebben,
2 48
Hetgeloofſonder de werken,
dewijl dat die Boeken veel meer leeringen en onder wijſingen inhouden van de ware Deugt, dan alle de
Boekken waarin die Predikers geſtudeert hebben alle de dagens hares levens. Al is 't ſake dat ſy willen ſeg gen, bat ik het 49olá berboeren huil / boog mij ne Échgiften. Gelijk als menſeyde, dat jeſus Chri
ſtus het volk vervoerde, doorſijn Leering. Daar ik noch tans in der waarheit niemant vervoeren noch aan my trekken wil. En ik ben geen Inſtelſter of Sectariſche van een nieuwe Relige, en ik doe niets anders, dan het licht der Waarheit brengen, aan die gene die dat willen aannemen. En ik ſal daar vangantsgeen ſchade
lijden, indien iemand dat verwerpt of veracht. Want het ſal voor hun, en niet voor my weſen, alle de voor
deelen die ſy genieten ſullen,die het licht der waarheit navolgen.
Ik heb aan God voldaan, met het ſelve
verklaart te hebben, gelijk hy my dat bevolen heeft. En hy heeft preciſelijk gewilt, dat ik het beſchrijven zou, om niet verſtrooyt te weſen door den om gank met de menſchen, wegens hun mondeling de waarheden Gods te verklaren.
Gelijk ik zekerlijk
verſtrooyt ſou weſen, indien ik nu met de menſchen moeſt verkeeren, die meer hare duiſterniſſen bemin nen dan dat Li ht, het welk ſy trachten te verduiſte ren of te verſmachten, indien 't in hare macht was.
Het gene men klaarlijk kan ſien, door den handelde ſer Predikanten van Flensburg. Want wat ſouden ſy niet gedaan hebben aan mijn Perſoon,om het Licht te verdooven, dat ik van Gods wegen haar toebreng. Nadien dat ſy ſoo qualijk hebben doen handelen een
van mijne Vrienden, om oorſaak alleen, dat "# bri -
- -
-
-
- --
ſteen.
is een doot geloof.
2 49
brief van my beſtelt heeft? En ſy hebben ſchandelijk mijne Boekken doen verbranden in ſijne tegenwoor digheit. Het is te gelooven, dat ſy ook wel mijn Per ſoon ſouden hebben doen verbranden ſonder eenige oorzaak, dewijl dat d'een alſooonnooſel is als d'an der.
239. Want mijne Boekken zijn nooyt van iemand bediſputeert geweeſt, en noch minder voor quaat veroordeelt. En menſou daar over wel mogen vra gen; wat voor quaat hebben die Boekken gedaan. Gelijk als Pilatus vraagde aan de Jooden van Jeſus Chriſtus, ſeggende: (l) WAT vooR ouAAT HEEFT DIEN MENSCH GEDAAN ? Ik weet wel, dat men val
ſche getuigeniſſen van mijne Schriften ſou konnen by brengen, gelijk als Burchardus doet doorſijn Boek. En gelijk men (m) ook vele valſche getuigeniſſen by
bracht tegens feſum Chriſtum, die met malkander niet over een quamen: gelijk als ook niet over-een-komen de getuigeniſſen deſer Predikers. Want Burchardus
vergelijkt my by Vigelius en verſcheide andere die men voor Ketters gehouden heeft. Maar de drie Pre
dikers van Huſum ſeggen uitdrukkelijk in haar ſchrift, bat ſp mp niet bergalijſten bp Vigelius, noch bie bbpaal-geeſten. Soo datter geen over-een-koming
is in hare getuigeniſſen. Gelijk ik geloof, datter ook groote verſchilligheit is, in de Hooge-ſcholen, waar mijae Schriften onderſocht zijn. Want buiten twijfel zijn er altoos in ſoodanige Vergaderingen eenige goe de verſtanden, die wel ſouden oordeelen, datter vele goede en leerſame dingen in mijneSchriften zijn. En de ſouden daarom deſelve niet willen veroor Q_5 deelen, -
(l)Matt. 27, 23, (m) Matth. 26 º 6o.
r-E – EYE 25 o
Het geloofſonderde werken,
Toets-
deelen, al is't ſake, dat eenige bedwellemde geeſten in 't byſonder (als die van Burchardus of ſijns gelijk) die wel in den wint der leugens en laſteringen ſouden werpen, 't gene een vroom menſch niet ſou willen doen. Want mijn Heer REINBour, Superintendent van dit Lant Holſtein, heeft nooyt eenige dingen van mijne Schriften willen veroordeelen, en heeft aan ſij ne onderhoorige Predikers verboden, dat ſy niets tegens my ſouden ſchrijven. En hy ſelf heeft ver # opentlijk gepredikt, dat ik niet en was van de Secte der Quakers, gelijk men wou doen ge
looven. En hy heeft meenigmaal gewenſcht, my te mogen ſpreken, en omgang met my te mogen heb ben. Het gene ik niet en wenſchte, om oorſaak dat wy d'een d'ander geen voordeel ter zaligheit ſouden toegebracht hebben. Want hy kon niet treden in mij ne gevoelens, dewijl hy belofte gedaan had, van geen andere gevoelens naar te volgen, dan die van
Lutherus. Gelijk men my geſeyt heeft, dat alle de gene die in geeſtelijke bediening van de Reformatie van Lutherus zijn, belofte of eet doen, van altoos
ſijne gevoelens ſtaande te houden. My aangaande ik keur ſoodanige beloften niet voor goet, die niet kon nen ingeſtelt zijn dan door menſchen. Want na dat alle Chriſtenen in den Doop beloften gedaan hebben, van een Diſcipel Jeſu Chriſti te weſen, ſoo behoeven
ſy geen tweede belofte te doen,om een getrou Diſcipel te zijn van Lutherus of andere ſwakke menſchen, die miſſen konnen.
-
24o. Ik heb ook ſeer veracht ſoodanige beloften onder de Catholiken, dewelke de menſchen beroo
ven van de vryheit om het licht des H. Geeſt -
v, *
# an
-
v
*
* *
*
t
|
ſteen.
is een doot geloof,
25 1
fangen, wanneer ſich dat aan hun ſou willen deelach maken, of dat ſy bequaam waren eenige verſtandelijk heden der H. Schrifturen te ontfangen. Want in ſoo een gevalſouden die menſchen den H. Geeſt moeten tegen-ſtaan, ofwel haren Eed verbreken, die ſy aan d'Overſten gedaan hebben. Invoegen dat de men ſchen ſich ſelfs ſlaven d'een van
# maken.
Daar
God hun alle vrygeſchapen heeft, bequaam om ſijn Goddelijk Licht t'ontfangen, het ſy middelijk of on middelijk. Het gene ſy niet konnen doen, wanneer ſy bepaalt zijn aan eenigbyſondergeloofof gevoelens, gelijk menſegt, dat de Predikers alhier, bepaalt zijn aan de gevoelens van Lutherus. Hierom is 't dat ik niets met hun te verhandelen heb, want ſy ſouden mijnegevoelens niet konnen aannemen, al waar het ſake dat ſy oordeelden, dat deſelve van God quamen. In geval dat die gevoelens ſtrijdig waren tegen die van Lutherus. Nadien ſy geſworen hebben, niets daarte gen ſtrijdende aan te nemen. 241. En ik heb in den Doop geſworen, geen an -
--
dere Leering aan te nemen, dan die van Jeſus Chri ſtus; en ik wil mijnen Eed niet breken, die ik doen
maals gedaan heb, en naderhand meenigmaal be veſtigt. Soo dat ik niet Lutheriaans kan worden. En
het ſoutevergeefs zijn, dat die Predikers my daartoe aandrongen, gelijk ik ook hun niet wil aanvoeren om Roomſch-geſinden te worden, maar wel Chri ſtenen indien ſulx in mijn macht waar. Het gene niet
ſoo wel, noch met ſoo veel vaſtigheit geſchieden zou, door onderlinge t'ſamen ſpreekinge of correſponden tie, als wel doorgeſchriften. Daarom ſoo ontgaan ik gaarne allerhande ommegangen en onnutte
re: pra
D-LEA 252 Het geloofſonderde werken, Toets ſpraken, en ook byſonderlijk den ommegang deſer Predikanten. Dewelke gants geen oorſaak hebben om te ſeggen, batift haar bolſt ſou aantrchken of berboeren. Dewijl ik deſelve niet wil ſien noch ſpreken. Het gene tenemaal leugenachtig maakt, de bybrengingen deſer Predikers. Want een iegelijk kan wel weten, ſoo door het onderſoek van het Hof Got
torp, als door dat van de Magiſtraat in Huſum en in Flensburg, dat noch ik, noch mijne Vrienden nie mand aangetrokken hebben. En dat wy alle trachten te leven in een ware Chriſtelijke ſtant, recht doende
aan een iegelijk, en aan niemand ongelijk. En dat wy ook geen byſondere Gods-dienſt hebben, trag tende iegelijk van ons de geboden Gods te volbren gen, en godvruchtig te leven in het Chriſtelijk Ge loof waar in wy geboren zijn, ſonder eenige byſon dere belijdenis te doen van eenige nieuwe Relige. Maar een iegelijk tracht een waar Chriſten te worden, onder dien Naam die hy draagt. Sonder andere Ge meenſchap dan die der Chriſtenen. Want het is een geringe ſaak, te dragen den Naam van Catholijk, Lutherus, Calviniſt of andere, wanneer wy onder die namen, geen ware Chriſtenen zijn. Alle die na
men konnen ons niet ſalig maken. En alwaar het ſa ke dat wy naaukeurig onderhielden alle de regels van die Religeste ſamen, en dat wy beſaten de gevoelens van alle die ſoorten van Religes,ſo ſouden wy daarom niet tot d'eeuwige zaligheit geraken, indien wy daar
mede niet onderhielden de Leering van Jeſus Chri ſtus. Hierom heb ik geen noot t'onderſoeken wat voornaam van Relige de menſchen dragen die ware Chriſtenen willen worden. En noch veel minſalik -
hun
ſteen.
is een doot geloof.
253
hun vervoeren om de naam van haar Relige teveran deren, aangeſien ik alle die namen voor nietigheden acht, en dat ik alleenlijk acht geef, of men waarachti ge Chriſtenen worden wil. 242. Maar deſe Predikers die niet anders beoogen dan haar eigen voordeel, ſouden ſeer hoog achten, dat ik my Luthers noemen wilde;en ſy ſouden't noch meer achten, dat vele Catholijken ſich wilde Luthe
En ſy ſouden geen noot hebben, om haar te verwerpen: gelijk als ik doe: en haar tot het Evangelie te ſenden, gelijk als ik de Lutherianen daar heen wijs, die ſich by my hebben komen aan bieden. Uit oorſaak dat ik de Liefdadigheit beſit, en niets anders ſoek dan de zaligheit der zielen: daarin
riaans maken.
tegendeel deſe Predikers hier noch ſoekken gevolgt en ge-eert te worden, engelt te winnen om op hun ge mak te levens
243. Hierom is het dat ſy trachten de menſchen aan hun te trekken, en dat
# ſoo veel vrees hebben,
van dat ik eenige van hare ſchapen mocht tot my trek ken. Waar in ſy eenige ſchade lijdenſouden. En deſe vrees heeft hun doen ſeggen, bat iä na flengburg gegaan bag / om het bolft te berboeren # of bat te trekſten tot be ſtelige ban be ſtoomſche
#terh. Om door ſoodanige leugens de Koning en de Magiſtraat te vervoeren om my te vervolgen, of te
doen dooden. Uit oorſaak dat ſygunſt by de Rich ters hebben, die ſich laten vervoeren door de lange rokken deſer Predikers. De ſodanige gelooven lich telijk hare leugens. En door # yver doen ſy
lichtelijk eenige dingen tegens de gerechtigheit, om
aan diegene te behagen die ſich ſeggen de Stede Ge:
=Ym 254
Het geloofſonderde werken,
Toets
te beſitten. Al hoewel ſy veel waarachtiger ſouden mogen ſeggen, dat ſy de plaats van Lutherus beſit ten, en dat ſy meer ſijne gevoelens ſtaande houden, dan die van d'Evangeliſche raatgevingen. Want in
dien ſy ware Evangeliſche waren, gelijk ſy ſich noe men; ſoo en ſouden ſy geen noot hebben myte ver volgen, gelijk als ſy doen. Maar ſy ſouden my veel
eer tot hulp roepen, om met terdaat hare Evangeli ſche Leeringe te beveſtigen. Maar men ſiet in tegen- . deel, dat ſy als wreedeTyrannen my trachten te doen dooden, om oorſaak dier ſelver Relige. En een der Richtersſeyde opentlijk, tertijt als die van Flensburg mijne Boekken hadden doen verbranden : tdaarom
en heeft men haar ook niet mebe berbgant? Het gene genoeg te kennen geeft, de wreetheit harer herten, en de valſche Liefdadigheit harer zielen, die ſy liever hebben te verlieſen, dan de ſelve ongewroo
ken te laten, tegens de gene die ſy haten, al was het ſonder eenig oorſaak. Het welk wel beklaaglijk is! dat de Chriſtenen nu ſoodanig God en de gerechtig heit vergeten hebben, dat ſy niets meer vreeſen dan het aanſien der menſchen, en dat ſy ſeggen en doen tegens d'oprechte van herten, ſoo veel quaat als ſy konnen. En daar mede beſchuldigen ſy de oprechte menſchen met dieſelve quaden, daar aan ſy ſelfs deel achtig zijn. 244. Want al hoewel dat deſe Predikers, door mijne Schriften wel konnen ſien, dat ik het volk tot
Chriſtum en de Liefde Gods tracht te brengen; ſoo ſeggen ſy nochtans onbeſchaamdelijk, dat ik het bolk berboeren kom. Gelijk als men ook ſeyde
van Jeſus Chriſtus, alhoewel hy quam, om het
# Zalig
ſteen.
is een doot geloof.
2 55.
zalig te maken, en hun weder te brengen op den weg der geboden Gods. Ondertuſſchen hebben nochtans
die Phariſeeſche Prieſters Jeſum Chriſtum doen doo den, als een verleyder des Volks, ofſchoon ſy geen quaat in hem vonden. Even alſoo willen deſe Predi kers nu met my doen, want ſy prediken ſelfs, bat hop ban een goet leben 3ijn / hupſch/3ebig / en matig/met andere beugben meer. Maar ſy voe gen daarby, batter bergif in mijne 3Icering gee mengt ig / hbaar boog het âPollt ſich moet bpache ten. En ſulx geſchiet uit oorſaak dat het volk onſen goeden handel en wandelſiet, waar van ſy wel geſticht zijn. Maar deſe Predikers ſtellen hun een onſienlijk quaat voor, gelijk als zijn ſou, eenig bedekt vergif onder het goede leven, ſonder te toonen waar dat is, noch hoe dat ſelve ſig ſou konnen verborgen hou den. Dit is wel een veel grooter vervoering, dan aan het volk t'onderwijſen de oefening des Evangeliums, gelijk als ik doe. Het welk een bekende, en van alle Chriſtenen voor goet-gekeurde Leering is. -
245. Want indien ik quade dingen wilde onder wijſen, ik ſou mijne Boekken ſoo openbaar niet
maken, gelijk als ik doe, vreeſende of dat berûog gen bergif door iemand openbaar worden mocht. Want ik heb ſelfs dat ſelve Boek, geintituleert Getui enis der Waarheit, (waar uit die Predikers haar mee
e venijn tegens my trekken)alder-eerſt geſonden aan
ſijn Vorſtelijke Doorluchtigheit den Hartog van Hol ſtein. Hem ſeggende in mijnen bygevoegden Brief,
dat indien deſelve Doorluchtigheit niet begeerde, dat ik dit Boekuitgaf onder ſijn Gebied, dat ik het geenfans doen zou. En naderhant heb ik dat# | #GG
-
256
TT
-
Hetgeloofſonder de werken, Toets-
Boek geſonden, aan ſijn Majeſteyt van Deenmarken, op dat de ſelve het ook mocht doen examineren, om te ſien of het quade dingen inhield. Maar noch d'een noch d'ander deſer Princen, heeft my iets daar tegen doen ſeggen. Want indien er iets quaats in geweeſt waar, ik en ſou dat niet hebben willen aan den dag brengen: nademaal dat ik alleenlijk tracht wel te doen. En God heeft my ook ſoo weinig verſtant niet gegeven, dat ik ſoo opentlijk aan den dag ſou gaan brengen, bingen bie met bergif gemengt 3ijn. Dewijl dat de Schriftuur ſeyt; (n) Dat hy die
quade dingen doet, niet aan het Licht komt, vreeſende of ſijne werken mochten hekent en openbaar worden: Want indien er eenig verborgen vergif,onder het goe de van mijne Leering was, ik ſou dat op de alder-ver holenſteen bedekſte manier verbreyden, dat my mo gelijk waar. Gelijk als diegene doet die een Lichaam vergeven wil; hy ſal hem wel wagten om dat vergif aan iemand te doen zien,maar hy bedekt dat ſo veel als hy kan. Gelijk ik ook doen zou, indien ik van voor nemen was eenige ziel te vergeven, gelijk als deſe Predikers willen doen gelooven , ſonder eenige waarheit. Want ik ſou wel willen alle de menſchen
in 't gemeen ſalig maken, ende en kan niet begeerig zijn om iemand te verleyden, dewijl ik van niemand wil gevolgt zijn. En dat eenige menſchen met my van Holland in Holſtein gekomen zijn, dat is uit ha
re vrye wil geſchiet, en niet door mijn aanhouden. Nadien ik niemand mag ſoekken, maar alleenlijk hel pen diegene die ſich willen onderwerpen aan de wille Gods. Aangaande d'andere, die heb ik niets te ſeg
gen, en ik ontvliede hun naar al mijn vermogen. Dat (n)loh. 3. # 2o.
is
|
ſteen.
is een dootgelooft
257
is wel wijt bân hun te miſſen berboeren / om haar aan mp te treithen. Of hun geld te ge bent om groolgt te mogben. Gelijk als deſe Pre dikers uitgeſtrooyt hebben; bat ik geïb gaf / om het bblit aan mp te trekken. Want ik heb ver
ſcheide menſchen afgeſeyt, die my hun eigen goede ren en geld wilden toebrengen. En ik heb hun niet willen aannemen, om dat ik niemand van nooden,
heb, noch ook geen gelt. Ik en ſoek niet anders dan o) het Koninkrijk der Hemelen en ſijn Gerechtigheit. aar deſe Predikers die de reſt ſoekken, trekken
't Harnis aan ſoo haaſt als men hare inkomſten en ge ſachlijkheden verminderen wil, hebbende ſomtijts liever hare zielen te verlieſen, dan die dingen quijt te worden: ", , . . . . . . 246. Ik en ſpreek niet van de Vrome menſchen
die onder haar zijn, maar van die Gierigaarts die ſoo danige dingen doen. Het en is niet van de Vromen dat ik ſpreek, in dit geheel Tractaat, en degene die ſich daaraan niet ſchuldig bevinden, moeten hun de
zaak niet aantrekken. Want in allerley geſlachten en Religes zijn altoos goeden en quaden. Soo dat de ge ne die ſich beſmet vinden, mogen ſich reinigen. Waarvan ik wanhope, verſtaande dat de Schriftuur ſegt, als ſy ſpreekt van de laatſte tijt; (p) Dat den
booſenſig verergeren, en meerder quaat doen ſullen. Maar ik hoop, dat de goeden beter ſullen worden, aangeſien dat de Barmhertigheit Gods ſoo groot is, dat hy nu
ſijn Licht der Waarheitſend, om te verlichten alle de gene die het willen aannement 247. En indien die Predikers dat verwerpen y
(o) Matth:55 53. (6)Dan, 14, t is Apoe. ** * * *
# -
258
Het geloofſonder de wercken,
Toets.
ſal voor hun weſen. God dwingt niemand. Sijne goetheit verſpreyt ſig over al de menſchen, alſoo wel over de boſen als over de goeden, gelijk als hy de Son ne doet opgaan over d'een en d'ander. Maar degene die ſich daar van ten quade bedienen willen, mogen dat doen. Nadien ſy alle vry geſchapen zijn, en
'
(4)geſtelt tuſſchen het vier en water, om haar te mo gen keeren tot welke kant dat ſy begeeren. Diegene
die omhelſen willen den engen weg die God my toont, ſullen gelukkigzijn in alle eeuwigheit. Maar
degene die den breeden weg verkieſen willen, ſoo als die Predikanten leeren; die mogen dat doen, en ſien wat hun aan de doot ontmoeten zal. Want het is een
geringe zaak, de bewegingen van ſijn verdorven na tuur, een ſoo korten tijt gevolgt te hebben, als dit voorbygaande leven is, en daar mede ſijn zaligheit in gevaar te ſtellen, voor alle eeuwigheit.
#
ſus Chriſtus ſegt, (r) dat den breeden weg ter verdoe menisleyt. -
248. En ik ken geen breeder weg, dan degene die deſen Burchardus leert, dewelke beſchrijft, UPat begantſche boete beſtaat in fijn 3ubaäheit en krankheit t'erkennen. Het gene wel gemakke lijk is aan de natuur. Want daar en behoeft geen we tenſchap noch deugt toe, om onſe ellenden te kennen, nadien dat de dwaſe die ſoo wel ondervinden als de
'wijſen, en dat het aan niemand onbekent weſen kan,
dat hy ſwaken ellendig is. Men ſou veel meer moey ten hebben, met ſich het tegendeel in te beelden, dan een ſoo klare en gevoelijke Waarheit niet te ken nes. En indien dat de naam van boete dragen moet (ge - (a) Eccl. 15, wº 14, à 17, (r) Matt. 7 ? 8 en 13.
e
:
ſteen
is een doot geloof,
259
-
(gelijk onſen Burchardus dat noemt) ſoo en weet ik niet, waarom dat Jeſus Chriſtus, fijne Apoſtelen en ſoo vele Heylige Perſonagengevaſt, gearbeyt, en ſig vermoeyt hebben, om haar lichaam te vermageren door boete. En waarom dat David foodanig met Traanen der boeteſich nat-gemaakt heeft; het had
hem behooren genoeg te weſen, ſijne zonden en ſwak heit te kennen, volgens d'uitlegging van deſen Bur chardus die alle de Boete ſtelt, in de bekentenig
han fijne 3makheit. 249. Het is eveneens, alsof hy tegen een kranke ſeyde, dat bygeneſen fou worden, mits dat hy maar -
-
-
erkennen zou, dat hy krank was. Of tegen een Arm man, dat hy rijk ſou worden, mits dat hy maar ſij ne Armoede bekende. Het gene belachelijk weſen zou, om een verſtandig menſch ſoodanige redenen te hooren uitſpreeken. Want alwaart dat denkranke
ſijne ſiekte kende, en dat hy ſelfs wiſt waar uit die ontſtond, ſoo en ſouhy daarom niet konnen geſont
worden, indien hy de hulp-middelen niet in nam, dewelke ſtrijdig waren tegens de oorſake ſijner ſiekte. Want indien deſelve voort quam, van te grootenhit te, ſoo ſou hy ſich moeten bedienen van ververſſen
de en verkoelende dingen.
En indieh die ſiekte ont
ſproot uit eenige koude, ſoo ſou hy Wijn of eenige verwarmende dingen moeten innemen, en door ſoo danige middelen ſou hy allenxkens ſijne geſontheit verkrijgen, en degeneſingſijner quaalen. Maar ſoo wanneer den kranken niets doen wilde, dan ſigte beklagen over ſijne krankheit, ſoo ſou hy moeten
ſterven ſonder hoop van geneſing. Even deſgelijks is het ook met de krankheit of ſiekten der zonden. Den -
R. 2.
GGIAGI?
-
-
| 2co
u
- - -
-
-
-
-
t
Het geloofſonderde werken,
Toets
eenen door te veel verkoutheit in de Liefde Gods;
den andere door te grooten hitte dergeylheit, gierigheit&c.
En indien een Genees-meeſter hun quam
vleyen, ſeggende: #etig genoeg / bat gp uupe ellenbigheden kent/ en dat gp u baat onder berootmoebigt / om baar ban geneſen te mog ben / ſomber dat gp andere 2Boete doet, Soo is een ſoodanigen Doctor de Beul, dewelke ſulke zie lenter doot brengt. Gelijk als ook weſen zou den Genees-meeſter of Doctor van een lichamelijke ſiek te, welke Doctor aan ſijn Patient zou ſeggen: i)et ig genoeg / bat gp utje clienbigheben bra
klaagt / om haar ban geneſen te hoogben / fone ber hat gp eenig amber buip-mibbel behoeft in te nemen. En men ſou ſoo een menſch Leugenaar en Bedrieger noemen, die tegens een Armen ſou ſeg
gen, dat hy rijkſou worden, mits dat hy bekenden Arm te weſen.
Ofwel men zou hem voor een Sot
houden, indien hy een ſoodanige voorſtelling deed, Welke voorſtelling nochtans onſen Burchardus wel
derft doen doorſijn Boek, ſeggende, Pat beboe te alleenlijk beſtaat in be henniſſe ban fijn 3boakijeit / en bataig ban geſug. Chriſtiig als
Heg boogbe méüſchen boſbaan heeft/en alieſja re 3onben afgetnaſſchen. Het gene niet anders
dan een valſche voorgeving is, nadien Jeſus Chriſtus niet heeft voldaan, dan voor diegene, Dieſijne Na volgers zijn ſullen, en die trachten herboren te zijn in ſij men geeſt. De ſcodanige ſullen door het bloet ende de ver dienſten jeſu Chriſti vergiffenis hebben van hare voor gaande zonden, die ſy door onwetendheit begaan hebben: avant hy is gekomen om de ſcodanige te met ſij
#
-
2
-
-
7067;
is een dootgeloof
ſteen.
men Hemelſchen Vader.
261
Maar niet voor die gene die
volherden willen in hare zonden, (3) na dat ſy het Licht der Waarheit hebben ontfangen, dat feſus Chriſtus
hun is komen brengen. Om dat de ſoodanige, (t)gants
#
met feſu Chriſto hebben, en dien vol gens (u) geen deel kunnen hebben aan ſijn bloet en fijne verdienſten, maar ſy moeten afwachten de ſtraffe des eeuwigen Viers, gelijk de H, Schrift dat beſchrijft. Want de gene die voorheen gezondigt hebben, door geen
onwetendheit, konnen ſich verſoenen, na dat ſy het - Licht der Waarheit ontfangen hebben. 15o. Maar daar en kan geen verſoening weſen, voor die gewilliglijk in hare zonden blijven, na dat
ſy het Licht der Waarheit ontfangen hebben. Aan geſien dat een verſoening, een vrede is die gemaakt word tuſſchen twee vyanden. Gelijk als den menſch doorſijn zonden, een vyand van ſijnen God was, zijnde tuſlchen God en fijn ziel een doodelijke vyant ſchap, die hun geſcheyden heeft, van de genegent heit die daar behoorden te zijn tuſſchen God en den menſch. Nu, Jeſus Chriſtus als den waren Midde laar, is tuſſchen beyde gekomen, om de vrede te ma ken, en die twee partyen te vereenigen, op dat de menſchen niet eeuwiglijk ſouden omkomen. En hy
heeft ſijnen Vader gebeden, om die verſoening te verkrijgen, en hy heeft deſelve ook verkregen, door ſijn gebedt, voor die gene die ſich waarlijk willen verſoenen en in de genade Gods komen. Maar Jeſus Chriſtus kon ſoodanige menſchen niet verſoenen die gewilliglijk in hare zonden wilden blijven. Nadien de ſoo#ge tot de verſoening onbequaam zijn, wan R 3 * neer -
(") Heb 6 »4,56. ( ), loh.." » 6. (u) Heb, 19, 1 26 27.
G-
- --
-
E
* Goddwingt nooyt, Toets neerſy inderdaat vyanden Gods blijven willen, door 2 62
de volherding in hare zonden. (x) Welke zonden al leen, de Vyantſchap met God veroorſaken. Hoe
ſou dan het Bloet Jeſu Chriſti konnen voldoen, voor de menſchen die (y)alwillens ſich niet willen met God laten verſoenen, door een verbetering des levens, en een leerweſen over hare voorgaande zonden. Aange ſien dat alle de menſchen vry geſchapen zijnde, van Gods wegen nergens toe konnen gedwongen wor den. En by gevolg konnen ſy de vrede of de verſoe ning met God niet bekomen, ſoo wanneer ſy gewil
liglijk willen blijven in hare zonden, en door gevolg in ſijnevyantſchap ? Want Jeſus Chriſtus een zijnde met ſijnen Vader, kan de menſchen niet dwingen, om hun met hem te verſoenen, tegens haren wil, hebbende hare volle vryheit. 151. * Soo dat het niet waarachtig kan zijn, dat
Jeſus Chriſtus ſou voldaan hebben, voor de volher dende zondaren. Maar alleenlijk voor diegene die ſig willen bekeeren, en herleven in den geeſt Jeſu Chri ſti. De ſoodanige alleen ſullen gereynigt worden door het Bloet Jeſu Chriſti, en verſoent worden met God den Vader, en geen andere. Al was het waar achtig (gelijk als Seſen Burchardusbybrengt) dat ges
ſug. Chriſtug boſbaan berft/ boog alle bemen ſchen/ hoe groote 3onbaatg het ook 3ijn mogen/ of gemeeft 3ijn tertijt alg hpig onſe ſterflijkheit komen aannemen. Want (z) God is geen Uitnemer van menſchen, ende hy en heeft ſijnen Eenigen Soon niet geſonden, om alleenlijk Jan of Pieter te roepen;
want hy heeft niet meer d'een dan d'ander van die ſnGraw
(*) Rom. 8, » 7. (y) Ieſa, 1 » 19. (z) Act. 1 o, y 34.
s
ſteen.
de Vryheit des menſchen.
263
menſchen noodig, en hy wil hun alle zalig maken van ſijne kant. Maar hy kan hun niet zalig maken , (a)
wanneer ſy niet ſalig zijn willen. Uit oorſaak dat ſy alle vrygeſchapen zijn. En hy kan hun die vryheit niet afnemen die hy hun eenmaal gegeven heeft. Want God kan ſich ſelfs noyt weder-ſpreken, noch iets on rechtveerdigs doen. Hy heeft alle de menſchen in 't gemeen tot de zaligheit geſchapen, ende en wil van ſijne kant niet, datter een eenige verloren gaat. Maar aan de zijde der menſchen, zijn ſy vry, hun te ver doemen als ſy begeren, ſonder dat Godſulx beletten zal. Even deſgelijx is Jeſus Chriſtus geſtorven, om alle de menſchen vry te koopen. Maar die gene die
niet willen vry van zonden weſen, blijven gewillig lijk ſlaven van den Duivel; en het bloet en de ver dienſten Jeſu Chriſti, ſal hun geen voordeel doen, om hun vry te koopen. Om dat ſy ſig gewilliglijk daar van onwaardig gemaakt hebben, blijvende vyan den Gods, door de volherding in hare zonden, die ſy niet willen verlaten, noch wederboren worden in den Geeſt Jeſu Chriſti. Daar men nochtans hun on
dertuſſchen logenachtig Predikt, Bat ſp ſuſſen 3a. Hig mogben boog be âPerbienſten ban geſug Cijgiſtug. »", 252. Ik heb in mijne Jonkheit een Prediker hoo
renſeggen, op den Stoel der Waarheit (gelijk de Ca tholijken de ſtoel noemen waar op ſy in de Kerk Pre diken) dat alle de Chriſtenen ſullen zalig worden. Het gene my een verwondering gaf.
Want ik gevoelde
in mijn ziel, een getuigenis dat ſulx niet waarachtig was; om oorſaak dat ik ſag, dat vele van onſe Chri ſtenen ſonder Liefdadigheit waren. En dat den Hei (a) Matt. 23. » 37.
R 4 -
ligen
-T-,
254
God dwingt nooyt,
E
Toets
ligen Paulusſegt: (b) Dat menſonder de Liefdadigheit niet zalig worden kan, alwaar het ſchoon dat men alle de goede werken der wereld deed. En ik overwoeg in mij men geeſt, dat dien Apoſtel, of wel deſen Prediker
i
de waarheit niet ſprak. En ik kon niet begrijpen, hoe dat deſe twee, die een en het ſelfde Evangely Predik-
ten, ſoo tegen-eenſtrijdige dingen onderweſen. Maar ikſie nu wel, dat de miſſlag van deſen Prediker quam,
en niet van den Apoſtel; dewijl dat de huidenſdaag ſche Predikers, in ſubſtantie, die ſelfde Lcering on
derwijſen, met te ſeggen bat alle bc gene bic in #leſum Chriſtum getooben / 3alig 3ijn 3ullen. Sonder te verklaren wat het is, in Ieſum Chriſtum te
gelooven.
Niet meer dan dien Prediker van de
Roomſche Kerk, dewelke ook niet uitleyde, wat het was, een Chriſten te weſen.
Want indien d'een en
d'ander hun ſeggen verklaart hadden, ſy ſouden alle
beyde de waarheit geſproken hebben. Daar ſy nu al le beyde leugenen ſpraken, om eenige woorden uit de Schriftuur geſcheurt te hebben, ſonder acht te willen ſlaan op de dingen die voor en na die woorden in de ſelfde Schrift geſeyt zijn. Willende alleenlijk daar uit trekken die dingen die dienſtig zijn tot hare meiningen, en alſoo bedriegen en verleyden ſy het
volk, heit. met haar te verklaren de leugen voor de waar w
.
.
.
--
. .
353. Want het is wel waar, dat alle Chriſtenen ze kerlijk zalig ſullen worden, maar het is ook waar, datter geen ware Chriſtenen zijn, dan die gene die Ieſum Chriſtum navolgen. Dewelke ſelfs ſegt: (c)
Die my bemind, bewaart mijne Geboden. Ofwel: Die gene
(b) 1 Cor. 13, 2
1 tot 4
(e)loh. 14x 15.
jM
ſteen.
de Vryheit des menſche.
.
2 65
gene die my beminnen, ſullen doen de werken die ik doe.' En elders: (d) Die mijn Diſcipelweſen wil, verzake al les wat hy beſit, nemeſijn Cruys op en volge my na. Nu, alle die menſchen die deſe dingen doen, ſullen zeker lijk zalig worden, het ſy met wat voor-naam die ook genoemt zijn. Om oo ſaak dat de foodanige, waar lijk Chriſtelijk, en Diſcipelen van Ieſus Chriſtus zijn. En by gevolg ſullen ſy weſen, (e) daar I. Chriſtus ſal zijn in alle Eeuwigheit, nadatſe hem ſoodanig in deſe wereld ſullen naar-gevolgt hebben. En van die, kan men ſeggen, dat ſulke Chriſtenen alle ſullen zalig zijn. Maar men kan met waarheit niet ſeggen, dat alle degene die gedoopt zijn, en de naam van Chriſten dragen, ſalig worden ſullen, nadien ſulx niet waar achtig is. Maar in tegendeelſoo wanneer ſy niet naar hun geloofgeleeſt hebben, ſoo ſullen die Chriſtenen veelſwaarder geſtraft zijn in alle eeuwigheit, dan de Heydenen, die door onwetendheit Ieſum Chriſtum niet nagevolgt ſullen hebben. Waar door men kan ſien, dat het niet anders is, dan om het volk te
vleyen, als men hun ſoodanige dingen voor Predikt, in wat voor plaatſen of in hoedanige Religes het ook ſou mogen zijn. En dat ſulke Predikers ook geen waar Gout van Liefdadigheit hebben, voor de za ligheit der zielen, maar ſy zijn alleenlijk van Koper der ſchijn-liefde. Alſoo niemand op ſoodanige woor den of Predikatien fijn zaligheit vertrouwen mag. Want men ſou ſig bedrogen vinden aan de doot, wanneer het te laat ſal zijn, om berouw daar over te
hebben. En dat den tijt van boete ſal voorby gegaan
zijn, die nooyt weder keeren zal. Het is wel waar, (d) Lue, 14 y 26, à 33. (e) Ioh. 12, ? 2 6. 2
-i-TYL
-
ass
God dwingt nooyt, Toets gelijk de Lutherſche Predikers ſeggen, dat alle dege ne die in Ieſum Chriſtum gelooven, zalig worden ſullen. Maar het is niet waar 't gene Burchardus ſegt.
“Pat boete boen/ niet anberg ig / ban fijne bmahheit erkennen, nadien dat ſulx geenſins pijn ijk is, gelijk ik hier voor geſeyt heb. Maar te geloo Ven Chriſtum, (f) Dat is doen de werken die hy ons bevolen heeft. Te weten; d'een d'ander bemin
#
men; ootmoedig en ſachtmoedig van herten zijn; Arm van geeſt weſen; de laatſte plaats verkieſen; , veel liever dienen, dan gedient worden, met alle het overige van donderwijſingen Jeſu Chriſti.
Alle diegene
# deſe dingen doen, gelooven in hem, en geen an CITC,
va
254. Want te ſeggen, dat men in Jeſum Chriſtum gelooft, door eenige inbeelding of overdenking des geeſt; dat is een bedriegery. Dewijl dat in hem te gelooven, waarlijk is te gelooven in alle de woorden
die hy geſprooken heeft, en de ſelve in het werk ſtel len. Want waar geen uitwerking is, daar en kan geen geloof noch waarachtig vertrouwen zijn. En het kan niet anders dan een doot geloof weſen, wanneer ons geloof in ons niet voorten brengt, de werken van het
geen wy gelooven. Ik weet wel, dat Jeſus Chriſtus voor alle zondaars geſtorven is, hoe grooten getal zonden dat ſy ook mochten begaan hebben, wan neer als ſy daar berouw over hebben en ſig tot boete bekeeren. Gelijk ik ook weet, dat hy niets verdient
heeſt, voor degene die in hare zonden blijven wil len, gelijk men ſiet dat de huidenſdaagſche menſchen daar in leven en ſterven, ſedert dat men hun heeft
doen gelooven, dat Jeſus Chriſtus alles voor hun vol (f) loh. 14. » 12.
daan
ſteen.
de Vryheit des menſchen.
267
daan heeft. Het welk een verdoemelijke Leering is,
die al bereyts groot getal in de Helle gevoert heeft, door een valſche ruſt harer zaligheit.
,
255. En om oorſaak dat God my deſe dingen ont dekt, en my beveelt die te verklaren, ſoo wil men my doen ſterven, en die Predikers doen mijne Boekken
verbranden die van deſe Goddelijke waarheden han delen. En om hare wreetheden ontrent my een ſchijn te geven, ſoo ſeggen ſy, batik be berbien, ſten Jeſu Chriſti bermerp. En alle de menſchen
die hare Leering gevolgt hebben, die voeren ſy aan om my te haten en te vervolgen. Hun ſeggende, (gelijk als Burchardus in ſijn Boek ſchrijft) bat be
geheele 45chgiftuur tot geen ander einde ſtrekt / ban om be berbienſten geſu Chriſti te boen hennen boog de 3aiigheit ber menſchen. En bat ik be geheele merelb berboementuil / met het tegenbeel te ſeggen. Om dat ſy alle, hare za ligheit geſteunt hebben, op die verdienſten Ieſu Chriſti. Het welk niet kan veroorſaakt weſen, dan
door de inbeelding dier Predikanten, dewelke deſen weg der zaligheit veel gemakkelijker en voordeeliger gevonden hebben, dan het Evangeliſch leven is, dat Ieſus Chriſtus ons onderweſen heeft. Soo dat ſy ſig ingebeelt hebben ſulx waarachtig te weſen, ende ## ben het ook ſoodanig aan het volk doen gelooven. Maar God door ſijne groote Barmhertigheit, heeft my doen zien, dat de verdienſten Jeſu Chriſti, op sooDANIGE wIJs, ALs MEN DIE NU UITLEYr ,
#
NIET ANDERs zIJN, (g) Dan kuſſens die men 074 der de armen der menſchen, om hun te doen ruſten in
hare zonden. Gelijk de Propheten voorſeyt hebben, (g) Ezec. 13. # 18.
-
dat
2 68
-
Goddwingtnooyt,
Toets
dat men in de laatſte tijden doen zou. En dat men ſig niet moet vleyen, alſoo daar niemand anders za lig worden zal, dan die een waar Diſcipel Jeſu Chri ſti is. Siet daar het Licht dat God my geeft, waar mede ik niemand verdoemen kan. En de gene die dat
niet willen aannemen, mogen het daar laten, ſonder my te willen doen dooden, om dat ik aan God ge hoorſaam, met te verklaren ſoo nutte en nootzake lijke dingen voor de Zaligheit der zielen. Want al
waar het ſake dat men my om die oorſaak ſterven deed, ſooſou ik maar ſoo veel te gelukſaliger weſen, mijn doot ſou de waarheit niet doen veranderen, Want het ſal altoos waarachtig weſen, dat men ſig tot God moet bekeeren, en ware Chriſtenen wor
den, om zalig te weſen. Al is't dat die Predikers ſig tegens deſe Leering aankanten, en dat ſy gelooven
my ſchanden aangedaan te hebben, met mijne Boek ken in Flensburg te doen verbranden. Alhoewel ſulx, het tegendeel is, en ſy my groote eer aange daan hebben, onder die van mijne Relige. Dewelke gants
wel weten, dat de Lutherianen geſwore vyanden
van de Catholijken zijn, en dat ſy bygevolg verwer pen alles wat van de Catholijke Relige komt.
En
daarom houdenſe, de vervolgingen die men de Ca tholijken aandoet in ſtuk van Religie, voor wreedhe den. En achten ſoodanige menſchen die van Luter ſche of andere on-Roomſche vervolgt worden, voor Martelaren die om de gerechtigheit en ware
Kerk lijden, gelijk ſy hare Catholijke Relige noemen. Invoegen ſoo deſe Lutherianen my hadden doen ver branden in die Stadt Flensburg neffens mijne Boek
ken, gelijk als een van de Richters ſeyde, dat # : 2
-
IIAOC
w
2 69
de Vryheit des menſche.
ſteen.
moeſt gedaan hebben. Soo ſouden in dat geval, die van de Roomſche Kerk mijn graf opgebouwt heb ben, als dat van een gemartiliſeerde voor 't Geloof,
en ſouden my voor een Marteleſſegehouden hebben, en die Predikers voor Tyrannen. 256. Siet daar de on-eer die ſy hun ſelfs, en de eer die ſy my ſouden aangedaan hebben, meenende my # te brengen. Maar God heeft niet toege laten, dat ſy my hebben doen ſterven. Door oor ſaak dat fy my niet in haar macht gehad hebben, want anders hebben ſy de wil wel gehad, doende mijne Boekken verbranden, ſonder my te willen ſeggen waarom. Hoewel ik ſulx gevraagt heb, en hun de
plaats aangeweſen, waar dat ſy haar Antwoord beſtel len konden. Gelijk ik in dien brief aan die Heeren der Magiſtraat van Flensburg heb geſchreven: nadat ik ook ſoo meenigmaal in mijne gedrukte Boekken her haalt heb : Dat indien er in mijne Leering of in mij ne Schriften, eenige quade dingen waren, dat ik die ſelfs veroordeelen wilde, ja herroepen, alles wat be weſen ſou worden quaat te zijn. Maar deſe Predikers en die Magiſtraat (die ſig laten vervoeren, door hare lange mantels) hebben geen acht gegeven op het recht
noch op de rechtveerdigheit, om mijne Boekken te doen verbranden. En het is hun genoeg geweeſt, dat
ſy-ſig hebben konnen wreeken, door geweltſonder rechtspleging, aan een Perſoon die niet Lutheriaans was, gelijk als ſy zijn, om te trachten haar in ſchan deen kleinachting te brengen. Waardoor alle goede verſtanden konnen oordeelen, ofer Gerechtigheit
indien handel begaan is, en of God ſijn ſegen ſenden
ſal op een # Of dat het "E .
:
:
,
* .*
-
veel
God dwingt nooyt,
27o
Toets
veeleer ſijne ſtraffen te verwachten heeft, nademaal hy in de Schriftuur ſegt, ſprekende van fijne vrien
den: (h) Die u aanraakt, die raakt den Appel mijner Ooge aan. Want ik ben een Vriendinne Gods, en ſij neſeer ootmoedige Dienſt-maagt. - Hierom ſoo ſou men wel mogen doen de wêe-klagingen, over die
menſchen van Flensburg, die Jeſus Chriſtus deed over de Stadt van Jeruſalem, ſeggende : (i) Jeruſalem,
Jeruſalem, gy die de Propheten doodet, en ſteengtſe die tot u geſomden zijn; O! indien gy ſaagt de ongelukken die u ſtaan over te komen &c.
## die menſchen
geenig quaat toe, dewijl Jeſus Chriſtus geſeyt heeft: (l) Bid voor uwe vyanden. Maar ik weet ook, dat hy geſeyt heeft van ſijne Vrienden, (m) dat hy haar wree ken zal. Hierom is't dat die gene die ſoodanig de vrienden Gods vervolgen, ſonder eenig # de Wrake Gods verwachten moeten, die hun zeker lijk overkomen zal. | | -
257. Ik weet wel, dat die Predikers niet ſullen toeſtemmen, dat ik de Bienſt-maagt €5obg ben.
Dewijl ſy dan vonnis tegen haar ſelfs geven ſouden, indien ſy my een Vriendinne Gods noemden, my
foodanig vervolgende, gelijk ſy doen. Hierom ſegt
Burchardus inſijn Boek, dat ik hoogmoedig ben/ en mijn ſeibe meer acht / ban be ?gopheten / b'ºlpoſtelen fibe J.Paget JIBaria/ en alg @Bob feifg. Waar in hy een Leugenaar is, gelijk ook in alle fijne andere bybrengingen, dewelke niet anders uitgevonden zijn, dan om het goede voor quaat te
doen ſchijnen. aanChri J# . . . .Om . . . even . . gelijk . . . . . de . . .Phariſeen .. . . ºr
-. -- -- -
(h)'Zach. 2, » 8. (i) Matth. 23, y 3 7, Lue. 19, + 42, 43 (!) Matth. 1, # 44, (m) Deut, 32, * 43.
-
ſteen.
de Vryheit des menſche.
27 1
Chriſtus vraagde, (n) wat hy van ſigſelve maakte, (o) daar hy een menſch gelijk andere#, ſig Godnoem de. Alſoo ook ſeggen deſe Predikers van my, batik mijn 45ob buil maken. Want een dier Predikanten my een Brief ſchrijvende, noemde my daar in door ſpottery, Bobbinne. Gelijk als de Joden tegens Ie
ſum Chriſtum door ſpottery ſeyden: (p) God bewaar ugy Koning der joden. Daar hy nochtans ondertuſ -
#
## waarlijk den Koning der was. Gelijk hy oook waarlijk de Soon Gods was. En om oorſaak dat hy't niet ontkende tertijt als Pilatus hem vraagde, of hy den Soon Gods was,en hyalleenlijk tot antwoord gaf: gy ſegget, en: mijn Koninkrijk is niet van deſe wereld & c. Soo trachten ſy hem aanſtonts ter doot
te brengen, ſeggende: hy heeft God gelaſtert, en hy
die een menſch zijnde, noemt ſigGodes Soon. Wy en heb ben geen anderegetuigenis van nooden, dan ſijn eigen ge tuigenis. En alſoo hebben ſy voortgevaren Ieſum Chriſtum ter doot te brengen, om oorſaak dat hy de waarheit geſproken had, en de Prieſters en Hooge Prieſters hebben Hem ter doot veroordeelt, om die
#
eenige oorſaak. Want Pilatusſeyde opentlijk, geen quaat in hem vond nadat hy hem onderſocht had. En deſe Predikers doen nu het ſelfde ontrent my. Want al is't ſake dat ſy geen quaat in my vinden, na ſoo vele onderſoekkingen gedaan te hebben, en dat fy
ſig verplicht vinden te ſeggen, dat ſy niets quaatsvin den in mijn geheel leven en al mijnen handel en wan del. Soo komen ſy nochtans ſeggen; dat ik boog mijne Meering C5ob gelaſtert heb / om
"#
(n)Ioh. 8 y 23. (3) Ioh. 1o, » 33. (p)loh Jy. » en cap. 18, en Matth. 27 •,
3.
God dwingt noot,
272
Toets.
*
dat ik de waarheit heb geſproken, en verklaart de din gen die ik van Godgeleert heb, ſonder toe doen of tuſſchen-koming der menſchen. Het gene ſy niet wila len verdragen. En daarom ſeggen ſy, bat iſ hoog moebig ben/en bat ilt mpſelben meer acht ban be pgopheten / #poſtelen/ en ſBob felfg. Ge
lijk als Burchardus in ſijn Boek ſeer logenachtig ſchrijft. 258. Want ik weet wel, dat ik een enkel rhenſchek lijk Schepſel ben, gelijk als alle d'andere menſchen, voortgekomen uit den verdorven klomp van Adam. -
R
'
-
Ende ik noem my geenſ?gopheteſſe/noch 2 poſtcl/ noch be JTRaget JDaria / noch ook ſjob ſclfg niet; gelijk deſen Burcharhus ſegt: Maar ik ver klaar my, te weſen een ſwak Schepſel gelijk alle d'an dere.
Aan dewelke nochtans, God ſijn Licht der
Waarheit geſonden heeft, om dat aan de menſchen deelachtig te maken. En gelijk als foannes den Doo
perſeyde, tertijt als men hem vroeg, (r) wie hy was, ſooantwoorde hy: Ik ben een Stemme roepende in de Woeſtijne, bereyt den weg des HEEREN, en Predikt de Boete. Alſooſegik, dat ik in de Wereldgeſonden ben, als een Stemme die aan de herten der menſchen roe pei Doet Boete, want het Koninkrijk der Hemelen is 5442b Vu
-
-
g59.
En om oorſaak dat ik het verhaal mijner Ge ſandſchap doe, daarom ik gezonden ben, ſoo willen deſe Predikers my dooden. En iemand onder haar, Y'
heeft noch onlangs geſeyt, dat ſoo haaſt alg ift bneber iets ſchrijf / bat het met mp gebaanfal 3ijn. Ondertuſſchen ſchrijven ſy van plaatſen tegensmy, om my oorſaak te geven, hun
#
(r) Ioh. 1, x 22, 23
** *
-
te
l |
l
ſteen. , de vryheit des menſche. 273 te antwoorden, ſeggende in 't ſecreet tegens hare vrienden, JBat ſoo haaſt aig iſt hun ſal geant
hpoogd hebben / bat ift ſal gehangen geſet boog ben. Waar in men hare ongerechtigheit en kleine Liefdadigheit beſpeuren kan, die ſy in 't hert dragen.
Want ſy willen de vryheit hebben, van tegen myal lerley ſcheld-woorden , laſteringen en leugens te ſchrijven. Daar ondertuſſchen ſy my dreygen, te doen gevangen ſetten, in geval dat ik haar antwoorde, of
dat ik toon, dat haar ſeggen niet waarachtig is. Ik het oordeel aan alle goede verſtanden, om te ſien 42 laat of dat rechtveerdig is of niet. En ook of er eenigtey
ken van Liefdadigheit in de zielen deſer Predikers is, dewelke met ſoo veel gewelt, beletten dat de Waar heit niet aan den dag komt, om te verlichten de zie len der menſchen van goeden wille. Want al was het ſchoon, dat die Predikers niet wilden gelooven, in
het licht dat God my geeft, ſoo behoorden ſy noch tans daarom niet te beletten, dat het op anderen ſchijnt. En noch veel minder behoorden ſy dat te
willen uitdooven en verſmoren, met my te doen dooden, gelijk als men ook Joannes den Dooper ter doot bracht, om dat hy de zonden van Herodes ber » \
riſpt had. Dewijl datter grootelijks aangelegen is, voor de Zaligheit der zielen, dat de huidenſdaag ſchezonden bekent en openbaar zijn. Om datſe ſoo
gemeen en gewoon zijn geworden, dat diegene die ſe ſelfs begaan, het niet ontdekken. By exempel: by na is er niemand die nu weet, dat de begeerlijk
heit der goederen en vermakelijkheden van deſe we reld zonden is. Uit oorſaak dat men ſiet, dat eenie gelijk in de begeerlijkheit die
le:
Pieters:
274
Goddwingt nooit,
, Toets
ſoo wel als d'andere. En het is te gelooven, dat ſulx doorſaak is, waar over ſy my haten, om dat mijne Leering (s) getuigenis brengt, dat hare werken boos zijn, ſonder dat ik die beriſp of deſelve wil verbeteren. Sy trekken het Harnas aan tegens mijne onnooſelheit, en tegens de Lichten die God my geeft. In plaats van te ſeggen, gelijk als DAVID ſeyde van Simei, (t) ter
tijt als hy hem vloekte, en dat het volk van David hem wilde dootſlaan, om die oorſaak.
So verhin
derde David ſulks, met te ſeggen: Het mag zijn, dat God hem bevolen heeft my te vloekken. Alhoewel - David doen ter tijt ſoo veel oorſaak niet had, om te gelooven, dat God ſulx geboden had aan Sumei, als wel deſe Predikers nu oorſaak hebben, om te geloo ven, dat God my bevolen heeft de dingen te ſchrij ven, die in mijne Boeken begrepen zijn. Welke din gen die Predikers behoorden te achten en na te vol gen, indien ſy de Liefdadigheit hadden: om reden dat ik ſoo opentlijk verklaar, dat deſelve my onmid delijk van God gegeven zijn. Hetgene wel waardig is onderſocht te worden, voor al eer men dat blin
delings veroordeelt, gelijk als ſy doen. Inſiende al leenlijk, dat deſe Schriften niet voordeelig zijn tot de begeertens die ſy hebben, van over het volk te heerſchen, en ge-eert en gevolgt te worden. Sy ver vloekken om die oorſaak, de Leering die God my leert; alhoewel deſelveſoo ſeer nootzakelijk is tot de
zaligheit der menſchen. Die Predikanten willen noch tans deſelve niet lijden, en vervloekken deſelve, met my te ſteenigen door vervolgingen, en met my te wil
len doen ſterven. Gelijk alsof ik quade dingen# |
:
*
* --
,
(*) Ioh. 7, Y 7. (t) 2, Sam, 16 x 6, à 1e.
er -
ſteen.
de vryheitdes meeſë.
275
derwees. Alhoewel ik niets anders leer, dan hetgene God my onderweſen heeft.
26o. Want ik heb nooyt iets in de Schoolen ge leert van alles dat ik ſchrijf, noch door het leſen van
Boekken, niet meer dan door Predicatien of t'ſa men-ſprekingen van menſchen. Dewijl ik my van alle die middelen niet bedien, om mijne Schriften t'ſamen te ſtellen: om dat alle die dingen mytot be letſelen daartoe dienenſouden, in plaats van tot on
derwijſing. Daarom is't dat mijne Schriften van geen menſchelijke wetenſchap konnen voortkomen, die de menſchen d'een van d'ander leeren. En mijne
Leering kan ook niet van de natuur komen, nadien de menſchelijke geeſt bepaalt is, aan de natuurlijke
zaken, ende geen Goddelijke of boven-natuurlijke dingen kan begrijpen: alleen door een Goddelijken
boven-natuurlijk licht. By voorbeelt: de menſche lijke geeſt kan wel leeren allerley ſoorten van kon
ſten, natuurlijke wetenſchappen, allerhande ſoort
van verſcheyde ſpraken, allerley ſoorten van Am
: Y
:
bachten en menſchelijke uitvindingen. Maar de men ſchelijke geeſt kan niet weten, hoe dat God de menſch geſchapen heeft, noch ook niet tot wat einde, ten ſy dat God ſelfs hem ſulx openbaart. En de menſch kan ook niet weten de verborgentheden der herten en Conſcientien van andere menſchen, indien God hem
dat niet openbaart. En de menſch kan ook niet we ten, watter in het eeuwig leven ſijn zal, 't en ſy God hem dat bekent maakt. Daar ik nochtans ondertuſ
ſchen verſcheyde malen geweten heb alle die dingen, en deſelve ook ſomtijts verklaart aan d'anderen, ſoo
door mijne Schriften als met woorden: S2
26t. En
. l
276
Goddwingt nooit,
Toets
261. En men mag niet gelooven, bat fulr ban ben Duibel komt (gelijk deſe Predikers ſeggen)
nadien de Duivel ſelfs de voornemens van God niet
-
weet, noch waarom dat hy den menſch geſchapen
heeft. De Duivel weet ook de verborgentheden der herten niet, dan doorgiſſing of na-rading. Wan neer hy de bedrijven of bewegingen der menſchen ſiet, dan beſpeurt hy hare voornemens en verborgene gedachten, door de ſcherpſinnigheit van ſijn geeſt, 'en raat alſoo, wat de menſch denkt. Waar in de Dui
vel fig meenigmaal bedriegt, door ſijnena-giſſingen,
om dat hy geen ſekere kennis heeft van de verborgene gedachten der menſchen. En de Duivel kan ook niet weten, wat God voor de menſch bewaart heeft tot het
eeuwig Leven. Hy weet wel, tot ſijn nadeel, in wat ſtant den Engel geſchapen is geweeſt, en met hoe veel genade en weldaden God hem vergiert hadde; om dat de Duivel een Engel geweeſt heeft, ende de
geheugenis van ſijn heerlijke ſtant, niet en heeft ver looren. Maar hy en weet niets van den heerlijken 'ſtant der menſchen, waarin ſy voor alle eeuwigheit zijn zullen, als kleine Goden. Nademaal ſulx
#
het begrijp des Duivels te boven gaat, als dewelke niet begrijpen kan hetgene dat hem te hoog is. Gelijk
t
als den menſch in ſijn verheerlijkte ſtant zijn zal, in
welke hy die van de Engelen des Hemels veel ſal te boven gaan. z62. De Duivel ſiet wel in 't algemeen, en door
giſſing, dat den menſch veel grooter en edelder in alle eeuwigheit zijn zal, dan de Engelen. Uit oorſaak dat hy geſien heeft, dat God aan den menſch fijne
zonden vergeven heeft, en niet aan den Engel. -
-
-
# -
at
-
----
ſteen.
de vryheit des menſche.
277
dat God ook meerder gemeenſchap en meer vermaak met den menſch genomen heeft, in ſijn ſtant van on
noſelheyt, dan hy met de Engelen gedaan heeft. En de Duivel heeft ook verſtaan, dat God aan de Enge len bevel gegeven heeft, om de menſchen te bewa ren; het gene een dienſtbaar Ampt is, gelijk als of de menſchen de Heeren, en de Engelen, de Diena
ren waren. En alle deſe dingen hebben den haat en afgunſt in den Duivel tegensden menſch gebaart. Dit is d'oorſaak waarom hy geduerig de menſch bekoort, ten einde hy afvallen mogt van d'Edelheit ſijner Staat,
daar God hem ingeſtelt had.
Het gene hy nooyt'
doen kan, ſonder de toeſtemming des menſchen. Nadien de Duivel niet anders dan een ellendige on macht is, die niets anders weet dan fijne onheilen, en de dingen die hy ſiet, of van de menſchen leert.' Maar hy en weet de Goddelijke verborgentheden. niet, niet meer dan ook de natuurlijke menſchen die weten, als voor ſoo verre het God belieft, hun die bekent te maken.
263. Daarom hebben deſe Predikers groot onge lijk, van te ſeggen, dat ik een Duivelſche Leering
heb. Nadien de Duivel my niet leeren kan, 'tgene hy ſelfs niet weet. En ik ben verzekert, dat de Dui
vel, alſoo weinig als de menſchen, vele dingen niet weet die ik geſchreven heb. Om oorſaak dat God al leen my deſelve geopenbaart heeft, om die aan de
menſchen te verkondigen. En in plaats van dat de menſchen die behoorden in verwondering en groot achting aan te nemen, ſoo willen ſy my doen doo den, tot vergelding van dat ik hun bekent maak, de wonderheden Gods, en de middelen waar door de * - ,
S 3
-
men
--TERE 278 Goddwingt nooit, Toets menſchen konnen wederkeeren in ſijne Liefde. En
indien die Predikers niet overgegeven waren aan den geeſt der dooling, ſy ſouden het hooft opheffen om te beſien wat ik ſeggen wil, en ſy ſouden my naau keurig onderſoekken, om noch meerder tºontdekken de Wonderheden Gods; op dat ſy die mochten ken nen, en aan het Volk verkondigen. Maar om oor ſaak dat ſy ſonder Liefdadigheit zijn, ſoo en beoo gen ſy niet anders dan hun eigen voordeel. Latende
de eere Gods en zaligheit der zielen achter ſtaan, als de reſt, of het overſchot dat God gehouden is te ge ven; niet tegenſtaande dat de menſchen alle hare ſor gen in de Liefde hares ſelfs beſteden, en de eeuwige
goederen vergeten, die God hun toebereyt heeft; ſoo wanneer ſy inſijne liefde ſterven.
264. En het ergſte is, dat men niet lijden wil, dat ik daar van aan # menſchen ſpreek, door mijne ſchriften, dewelke men ſchandelijk doet verbranden, door den Beul van Fleusburg. Seggende, dat het
hetterpen en laſteringen tegeng Bob 3ijn / ja een Buibelſche Leering ig. Al hoewel ik met waarheit ſeggen kan, gelijk als Jeſus Chriſtusſeyde: (u) ik en heb geenen Duivel. Maar degene die my ver volgen, zijn door den Duivelaangedreven, die wel inſiet, dat de Leering die ik voortbreng, en de Lich
ten die God my geeft, de macht des Duivels vernie tigen ſullen, en ſijn Rijk en Heerſchappy doen op houden, dat hy over de menſchen heeft. Dewelke het ſelve vervloekken ſullen, nadat ſy de waarheit ſullen gekent hebben. En om deſe oorſaak, ſoo voert de Duivel aan, alle de gene die van ſijne kant zijn,
smyte ſtellen, en hy ontſteekt hare her om(*) ſigIoh. tegen 8. # 49. tCul 5.
de vryheit des menſche. 279 ten met dolle verwoetheit, om my in te ſlokken in dien ſy konden. Want indien die menſchen niet aan
ſteen.
gedreven wierden, door dien quaden geeſt, het ſou
onmogelijk weſen datſe my ſoodanig haten ſouden, ſonder oorſaak, of dat ſy een begeerte in 't bertſou den hebben, van my qualijk te willen handelen. My, die aan niemand quaat doe, en ſelfs tijdelijke voor
deelen toebreng, in de plaats daar ik my ophou. En indien de vervolgingen die men my # , niet wierden aangedreven door den Duivel, het ſou on mogelijk weſen, dat een eenig menſch my ſou willen vervolgen. Want ſelfs al was het ſchoon, dat de din gen die ik van de Goddelijke geheymniſſen geſchre ven heb, of van 'tgene God my geopenbaart heeft, alle droomen of verſiercelen waren. Daarom ſoud ik
nochtans geenige vervolgingen verdient hebben. Want (x) het is niet in de magt des menſchen,ſijnen geeſt te vederhouden, of d'inbeeldingen te beletten die # ſijn verſtant paſſeren. 265. Waarom dan wil men my doen dooden, om dat ik geſeyt heb,dat Adam van God geheel volmaakt is geſchapen, hebbende beyde de Natuuren in ſich ? n
-
Nadien ſulx niemand hinder aanbrengen kan, noch de herten of zielen der Chriſtenen quetſen. En wat voor quaat wil men trekken uit deſe voorſtelling: die ik niet voortgebracht heb als een Artikel des geloofs, die een iegelijk moet aannemen, maar wel als een Licht dat ik van God ontfangen heb onder d'andere. Het welk ieder een vry ſtaat, aan te nemen, of te
verwerpen, indien het hem niet dunkt waarachtig te zijn.
Want ik en ſal geen voordeel noch ſchade
hebben, of men de dingen van ſoodanigen aardge (x) Eccl. 8, y 8.
S 4
s
looft.
God dwingt nooit, Toets looft. Ik heb wel een gevoelijke vergenoeging , wan
28o
neer de menſche d'Evangeliſche Leering aannemen, en die in 't werk ſtellen. Om oorſaak dat de felve ter
zaligheit noodig is. Maar te gelooven dat Adam bey de de naturen in ſich had, dat en is niet nootſakelijk ter zaligheit. En de gene die dat geloof nuttelijk be vinden, tot de volmaaktheit harer zielen, mogen ſig daar van bedienen, om God te verheerlijken in de volmaaktheit fijner werken. Maar de menſchen die
geen nuttigheit vinden, in te gelooven, dat die vol maaktheitin Adam geweeſt is, ſullen niet verdoemt weſen om deſe ongeloovigheit. En ſy mogen dat voor een fabel houden, die men wel met aandacht aanhoort, ſoo wanneer als deſelve vermakelijk is. Het gene deſe Predikers ten minſten behoorden te doen, in plaats van mytotter doot te vervolgen, om dat ik ſoodanige dingen geſchreven heb, die ſy niet verſtaan, door oorſaak harer verblintheit. En ſoo veel te meer, om dat ik verklaar, dat die ſelve din
gen my van God geopenbaart zijn.
Het gene wel te
bemerkken ſtaat. Want indien ik ſeide den H. Geeſt
te hebben, en dat ſulx niet waarachtig ſou zijn, ik ſou verdienen de ſtraffen die de Propheten daaron trent bevolen hebben. Maar ik ſpreek waarheit: en al is't ſake dat ik getuignis van mijn ſelve voortbreng, ſoo is nochtans mijn getuigenis waarachtig. Ende ik en ben geen 5ottinne noch ſaatbunfient pere ſoon ; gelijk als die Predikanten grootelijks ten on
rechtſeggen. Dewijl men in mijne Schriften gants geen ſotternyen noch inbeeldingen vind, want ik ver klaar enkelijk de waarheit der dingen die God my te
kennen geeft. Sonder om die oorſaaks-halven, lof, -
-
!
"
"
-
eer,
4
ſteen.
de vryheit des menſche.
28 K
eer, vermaak, of rijkdommen te begeren. Nadien dat alle die dingen van my gehaat worden. En alles wat ik in deſe werelt doe, daar be-oog ik nergers mijn eigen voordeel in, maar alleenlijk de eere Gods en de zaligheit van de zielen mijns Naaſten. Gelijk alle de menſchen getuigen konnen, die met my ommegank gehad hebben. 266. * Want indien ik mijn ſelveſocht, ik en zou niet noodig hebben mijne Schriften te doen drukken, dat veel gelt koſt, en my veel vervolgingen, veel ongemakken, en ellenden veroorſaken. Dewijl ik meenigmaal moet vlieden van d'een plaats op d'ander, en onbekent blijven, om de vervolging mijnervyan den. Want men moet aanmerken, dat opgeſloten te zijn, veel gebrek aanbrengt, en dat ik meerder op geſloten ben, dan een gevangene, dervende met mijn Hooft aan het venſter van mijn Kamer niet ko men, uit vreeſe van ontdekt te worden.
Soo dat ik
niet derf uitgaan, om een ſtuk broot te koopen, al waar het ſake, dat ik het grootelijx van doen had. Uit oorſaak der vervolgingen en den oproer des volks tegensmy, om mijne Schriften. Invoegen, dat in
dien ik had bekent geweeſt, gaande over de ſtraaten
van Flensburg, het wel te vreeſen is, dat de Jon gens my met drek en ſteenen ſouden geworpen heb ben, of mogelijk vernielt.
Uit oorſaak dat hare
Predikers in verſcheide Kerken gepredikt hadden. SPatift een aperboerſter beg aDoſſig haag / bat
ik een JPuibelſche Heering bab / en dat ik ket. terijen leerbe/ erger dan bieber gooben, 39er
bietente aan het abolit/ mp te herbergen/ of eenige gemeenſchap met mp te ſjouben / op S 5
geene
* Hetisſeer heiſaam, Toets-, peene hanbaar ober geſtraft te mogben. Het 282
gene in de herten van 't Volk dier Stadt, een ſoodani ge tegenheit tegens my ingedrukt had, dat ſy ſouden gemeent hebben, God een dienſt te doen, met my te dooden. En de Magiſtraat dierſelver Stadt, heeft ook geen ſchrupelgemaakt, van mijn goet te nemen, en mijne Boekken te doen verbranden, ſonder eenig recht of reden. Zijnde ik in hare Stadt gekomen, als een doorganger, die aan niemand eenig leet deed;
gaande weder uit die Stadt, ſoo haaſt als ik mijne za ken verricht had. Waardoor een iegelijk kan ſien, dat mijne Schriften mygrootelijks ſchade toebrengen, ook vervolgingen, on-eeren en ongemakken. Alle het welke ik ſou konnen ontgaan, indien God my niet belaſte te ſchrijven, en ſijne Lichten openbaar te ma ken. Want God heeft my verſtant genoeg gegeven, om over mijne welſtant toe te ſien, en om te over leggen, wat my het voordeeligſt mogt zijn. Het welk alle achterdocht hoorde weg te nemen, van dat
ik ſchrijven ſou, om aan de menſchen te behagen, of om eer of voordeel in deſe wereld te genieten, dewijl ik door ervarentheit weet, dat my in alles, het tegen deel ontmoet,
267. Hierom ſoo heeft men oorſaak te gelooven, dat het God is, die my beveelt te ſchrijven de dingen
die hy my bekent maakt. En dat ik met ſulx te doen, geen andere beweeg-reden kan hebben, als die van hem te gehoorſamen, en te behagen. Het gene een
iegelijk behoorde te prijſen en te achten. Nadien men nu weinig menſchen vind, die geſchikt zijn, om ſchade en vervolgingen te lijden, om de wille Gods te volbrengen. Integendeel ſiet men, dat alles ": -
G
ſteen. vervolging te lijden om de gerechtigheit. 283 de hedenſdaagſche menſchen doen, altoos ſtrekt tot hun eigen voordeel, eer, of vermaak, en dat ſy geen dingen tot een andereynde ſouden willen doen, dan om daar uit eenige tijdelijke voordeelen te trekken. Want indien ſelfs die Predikanten prediken, de men ſchen doopen, haar biegten, trouwen, en begraven, dat ſtrekt alle tot haar voordeelen.
En om oorſaak
dat ſulx alſoo ontrent haar geſchiet, ſoo meenen ſy
dat het ten mijnen aanſien, ook ſoo gaat. Waar in ſy ſig grootelijx bedriegen. Want ik volg hier in den raat der Schriftuur, dewelke ſegt; (y) Indien gy het om niet hebt ontfangen, ſoo geeft het ook om niet. Gelijk den Apoſtel dede, ſeggende. Ik heb het voor niet ont
fangen, en ik geef het ook voor niet. Want ik en ontfang niets van iemand, om mijne Boekken te beſchrijven, en ik doe de ſelve drukken op mijn eigen koſten, ſon derooyt daar van ſoo veel verkocht te hebben, als de waarde bedraagt die ſy my gekoſt hebben. Maar ik acht, dat deſe ſchade wel beſteet is, wanneer die ge ſchikt word tot de zaligheit der zielen. Daar onder
tuſſchen die Predikers, belijdenis doende, van ge bruikt te worden tot zaligheit der ſelver zielen, willen belooningen, jaarlijkſe inkomſten, en ſchenkagien
hebben. En het is te gelooven, dat ſy ſigſoodanig tegens myopſetten, door vreeſe dat hare inkomſten
verminderen ſouden, indien mijne Leering van het volk aangenomen wierd. Het welk door die ſelve Leering wel ſien zou, dat de volmaaktheit der zielen niet beſtaat, in veel aan de Predikanten of Biecht
Vaders te geven, of in deſelve dikwils aan haar Tafel te hebben. Maar wel dat de Chriſtelijke
van: C1t
-
(y) Matt. 1o. » 8. Act, 3, Y 6.
--
er
T
28 4.
Het isſeer heilſaam,
MEE.
Toets
heit alleenlijk beſtaat, (z) In de Naarvolging feſa Chriſti, in (a) het onderhouden der Geboden Gods, en
in het verlaten van 't quaat, om het goet te doen. 268. Siet daar een ware Leering, die de men ſchen niets komt te koſten, om de ſelve te leeren.
Want uyt oorſaak dat God my die om niet gegeven heeft, ſoo geef ik die ook om niet aan d'andere. En in
dien ik noch eenige andere dingen tot mijne Schriften byvoeg, dan die zalige onderwijſingen, dat geſchiet door den overvloet der Lichten die God my mede deelt. Welken overvloet geen ſchade toebrengt aan de Evangeliſche Leering, die ter ſaligheit nootſaake lijk is. Maar het is een boven-matige mildadigheit van de goetheit en barmhertigheit Gods, dewelke men behoord t'erkennen en te achten, als een gunſt of geſchenk van grooten waarde, om God te loven en meerder te achten. En ſulx geſchiet niet anders. dan dat ik tot dien einde deſelve aan d'andere deelach
tig maak. En niet om mijn ſelfg te achten; ge-. lijkdeſe Predikersſeggen. Dewelke niet konnen lij den, dat ik ſpreek van de Genadens, die ik van God
ontfangen heb, al is't dat God ſelfs my gebied, die bekent te maken; dewijl hy die niet voor my alleen gegeven heeft, maar ook om daar vele anderen van meede te delen. Want God heeft my doen kennen, hoedanighy de menſchen geſchapen heeft, en tot wat einde, met vele andere verborgene Geheymniſſen.
Ik heb in mijnen geeſt geſien, vele verborgentheden, die noch aan niemand bekent gemaakt zijn, om oor ſaak dat den tijt noch niet gekomen was, om die aan de menſchen t'openbaren. Het welk afgebeelt is, (b) -
(z) Luc. 6. » 4. (a) Pſa. 119. Y 9.
door
(b) Apoc. 5 y 1 &c.
ſteen vervolging te lijden om de gerechtigheit. 285
#)
oannesſaginſij door het geſlotene Boek dat den ne Openbaring: welk Boek niemand konde open doen,
dan het geſlachte Lam. En om oorſaak dat ik ſoodanige dingen begin bekent te maken, ſoo wil men myter doot brengen, of inſlokken door vervolgingen, ſeg
gende logenachtig, Bat ik gocbe getuigenigban mijn ſelfg bgaag / boog hoogmoet of poele eer / mp meer achtenbe ban be Pyopijcten / Glpoſtee len en 45ob ſelfs. Waarop ik niets heb te antwoor den, dan met te ſeggen, dat mijne getuigenis waar achtig is. Nadien ik alleenlijk verklaar, de verborge ne ſaken, die God my geopenbaart heeft. En geen uitgevondene dingen, om my meer dan een ander te doen achten ; ſeer wel wetende, dat ik niets van mijn
ſelven ſeg, en dat alle eer aan God toebehoort, die den Autheur of Oorſpronk van alle goet is. En dat
den natuurlijken menſch nietsinſig heeft, dan verdor ventheit en onwetentheit.
269. Soo dat ik geen eere of glorie hebben kan, van de lichten die ik van God ontfang, dewijl deſel ve hem toebehooren. En gelijk hy my die gegeven heeft, wanneer het hem beliefde, ſoo kan hy my die ook weder afnemen, wanneer het hem believen
zal, ſonder dat ik of iemand recht heb, te vragen, waarom dat hy ſoo doet? Maar een iegelijk behoort aan te bidden en te achten alles wat hy doet; dewijl dat alles tot onſe welvaart keert, indien wy dat wel gebruyken. 27o. * Maar degene die met deſe Predikers willen ſeggen, dat die Lichten Gods, #tetterpen en «Bobg-laſteringen3ijn/ of Duibelſche Heerim
gen / die kunnen daar uit geen voordeel -
"# LIl
286
* Nu is het Licht der Waarheit, Toets
En het zijn van diegene daar van Jeſus Chriſtus ge ſeyt heeft, (c) Dat ſy meer hare duiſterniſſen beminnen dan het Licht, al hoewel dat ſelve Licht nu in volle
volkomentheit in de wereld gekomen is. M ne die ſigſeggen, de Stede Gods te beſitten, willen het ſelve niet aannemen, en roepen : Neemt het weg,
neemt het weg. Gelijk als de Joden van Jeſus Chriſtus riepen, die ſijn Lichaam gedoot hebben, gelijk als deſe menſchen nu ſijnen geeſt dooden willen. Het gene niet in haar vermogen is, om oorſaak dat de geeſt Jeſu Chriſti, de doot niet ontfankelijk is, en
dat hy een onſterflijken geeſt is. Want alwaar het ſchoon dat men mijn Lichaam doode, ſoo en kan men nochtans de waarheden niet vernietigen, die God my heeft bekent gemaakt, en bevolen die te ver klaren, aan de gene die deſelve wel willen aannemen.
Want diegene die deſelve niet willen aannemen, heb ben hare veroordeeling ontfangen, gelijk Jeſus Chri
ſtusſeyde tegens de Joden; (d) Dat dit hare veroordee ling was, dat het Licht gekomen zijnde in de wereld, ſy nochtans hare # liever gehad hebben dan het Licht. Welk Licht ſcheen over alle deJoden, al hoe wel ſeer weinige van hun, dat hebben willen aanne
men: daarom heeft Jeſus Chriſtus ſijne Apoſtelen in verſcheideplaatſen gezonden, hun ſeggende: (e) Gaat ende leert allen Volke. En hy ſelfs heeft wel onderweſen de Samaritaanſche Vrou, en tot de Cananeſche Vrou
we heeft hygeſeyt, ſf) dat hy ſodanigen geloof in Iſrael niet gevonden had, als by haar was.
Om te betoonen
hoe God geen uitnemer der Perſonen is, en dat hy ſijne -
(e)roh. 3. * 19. (d)Ioh. 3. * 19. (e) Matth. 28, * 19. (f) Matth. 15, x 28, encap, 8, x 1o.
ſteen.
Opaarden geſonden.
287
ſijne Genadens alſoo wel geeft aan de vreemdelingen, als aan ſijn eigen Volk, # de Joden waren: name lijk als deſe ontrouwen of vreemdelingen ſijn Godde lijk Licht wel willen aannemen. Welk Licht nu ge zonden word aan de Chriſtenen, als aan het Volk
Gods. Maar indien ſy ſijn Licht niet willen aanne men, ſoo ſal hun dat afgenomen, en aan de Turken
en Heydenen gegeven worden, die dat wel willen ontfangen. Gelijk het ſchijnt, dat de dingen ſig daar naſchikken, dewijl men de hedenſdaagſche Chriſte nen ſiet het Licht Gods verwerpen, ſelfseerſy dat kennen. En dat degene die het ontdekken, en daar van niet onwetende konnen zijn; het ſelve vervolgen, en den perſoon ter doot willen brengen, door de welke God dat Licht aan den dag brengen wil. 271. Wat moet men verwachten van ſoodanige ondankbaarheit der huidenſdaagſche Chriſtenen, die alſoo de Waarheit Gods vervolgen, in plaats van de ſelve te achten en na te volgen? Hebben ſy niet ver dient, overgegeven te worden aan den geeſt der do ling, waarin ſy gevallen zijn, betuigende dat ſy meer
hare Duiſterniſſen beminnen dan het Licht, en als ſy hare dolingen willen doen heerſchen, boven de waar heden die God bekent maakt: Moet men dan niet
gelooven, 'tgeen de Schrift ſegt, dat de Heydenen en
Afgoden-dienaars ſullen ingaan in het Koninkrijke der Hemelen, en dat de kinderen derſelver, daaruit ſullen
# worden?
Want my aangaande, ik en twijfel
geenſins, dat indien ik onder de Turken en Heyde
nen, de dingen gink verklaren die God my bekent maakt, dat ſy my ſouden aanhooren en die aannemen, veel meer dan de Chriſtenen. Dewelke my -- -
--
"# doo
E
-
288
wuit het zicht der waarheit Toets
dooden, om oorſaak dat ik de Waarheit ſpreek, en dat ik de wonderheden Gods verkondig, dewelke ſy in hare School-boekken niet gevonden, of in hare
Schoolen niet geleert hebben. Gelijk of God bepaalt was aan hare Univerſiteyten of Hooge-ſchoolen, en dat hy niet meer Licht ſou konnen geven, aan een Perſoonſonder Studie, dan aan een geſtudeerde. Al
# wy ſien, dat God altoos het tegendeel gedaan Cett,
A
-
272. Want waar hadden alle de Oude Propheten udeert, om de verborgentheden Gods te weten, en het Oude Teſtament te beſchrijven? En waar heb-
ben d'Apoſtelen ter School gegaan, om ons ſoovela goede onderwijſingen te geven, door het beſchrijven van het Nieuwe Teſtament; dewijl den Apoſtel ſegt, datter onder de Diſcipelen Jeſu Chriſti, (g)ſeer wei
nig Wijſen en weinig grooten waren? Ondertuſſchen dat geene Chriſtenen konnen onwetende zijn, dat God hun ſijn Verborgentheden heeft mede gedeelt, en ſijne Geheimniſſen bekent gemaakt. Waarom dan willen deſe Predikers, dat God nu niet meer ſo doet,
en dat hy ſou verplicht weſen, om hun alleen fijne geheimeniſſen t'openbaren, om oorſaak dat ſy in de Scholen geſtudeert hebben ? Meenen ſy, Gods Leer meeſters te weſen, om hem regels en Wetten voor te ſchrijven, naar hare inbeeldingen, die hy niet ſou konnen te buiten gaan. Dit ſou in haar een groote laatdunkentheit en verwaantheit zijn: want God de
opperſte of Souverain over alle dingen zijnde, weet
wel wat hy doen moet, ſonder de raat-geving der menſchen. En hy ſalnoyt ſijne voornemens veran deren, om hun te behagen. Hy heeft door ſijnen (g) 1. Cor. 1. » 26. Apoſtel
ſteen. op aarden geſanden. , 289 Apoſtel geſeyt, (h) Dat hyſig bediene van ſwakke din gen, om de ſterke te ſchanden te maken, en dat hy de wijsheyt der Wijſen teniet doen zal, en de voorſigtigheit der voorſigtigen tºonder brengen. En hy ſal zekerlijk de ſe dingen doen, het ſy wat die Predikers ook daar van ſeggen. Sy mogen blaffen en roepen, tegens de
waarheden Gods, gelijk de honden blaffen tegen de menſchen die ſy niet kennen. Maar al hun geſchreeu,
ſal de voornemens van God niet verhinderen. De welke door ſijne groote Barmhertigheit vaſt geſtelt heeft, om aan de menſchen ſijn Goddelijke Licht te
ſenden, dat hun alle waarheit leeren moet. . . . . 273. Het gene nu volbracht word, gelijk dat belooft is (i) tertijt der Apoſtelen. Het welk Bur
chardus ſegt, bioibgatſjt te meſen op ben pinre ter-bag, al hoewel ſulx d'Apoſtelen tegen-ſpreekt,
als dewelke ſedert dieſelve Pinxter-dag klaarlijk ge ſeyt hebben. (l) Wy verſtaan en Propheteren nu ten deelen; maar wanneer de vervulling destijt: ſalgekomen zijn, ſo ſullen wy verſtaan en Propheteren in volle vol komentheit. Waaruyt men ſiet, dat het dien Bur chardus is, die tegens de Schriftuur ſpreekt, in plaats van dat hy behoorden te bewijſen (gelijk hy by
brengt) dat ik het ben, die daar tegen ſpreek. Want hy ſegt, dat die dingen alreede vervult zijn, die de
Schrift uitdrukkelijk ſegt, (m) dat in de Laatſte Tijden komen moeten, of in de vervulling des tijts. Tot welke vervulling, wy die nu leven, veel nader zijn, dan d'Apoſtelen geweeſt zijn. Waarom dan wil men niet, dat God ſijn Licht der Waarheit nu meerder T
-
-
-
ſend,
(h)Ib $ 27, 28. (i)ioh. 16,; 13. (1)'i, Cot. 13. * 9,áiz-.
(m) leſa 2,52. Ier. 3o, s 24. Dan, i2,8 9: 1, Cor 13 t1°,
29o
ANu is het Licht der Waarheit, Toets
ſend, dan hyin der Apoſtelen tijt gedaan heeft ? En waarom ſeggen die Predikers, dat het in my een
#oogmoet ig/ te ſeggen / bat Bob mp beel hſaarber fijne albaarheben te kennen heeft ge gebcn/ ban ijp boentertijt aan b'2lpoſtelen ge baan heeft. Nademaal dat den H. Geeſt, het alſoo in de H. Schriften beſchreven heeft, en dat de Pro pheet ſegt, (n) Dat God van ſijnen Geeſt uitgieten zal over allen vleeſch, en dat de Sonen en Dochteren ſullen Propheteren, en de Ouden dromen dromen. -
274. En ik ſou wel willen, dat die Prekanten my ſeyden , wanneer het kan geweeſt zijn, dat die dingen zijn volbracht geworden, nadien men de geeſt Gods aan ſoo weinig menſchen gegeven ſiet; en dat ten tij
de van het Pinxter-Feeſt, dien geeſt over ſookleinen getal is uitgeſtort geworden; en ſelfsſoo onvolmaak telijk, dat d'Apoſtelen malkander ſomtijts nochte
gen-ſpraken in ſaken van Gods-dienſt. (o) En Pau lus en Barnabas kunnende niet over-een-komen,
waren verplicht van malkander te ſcheiden, d'een rey ſende na Ciprus, en d'ander na Strien. Het welk geen
getuigenis is, (p) dat ſy den H. Geeſt in volheit hadden ontfangen, die hun alle Waarheit leeren moeſt, volgens de beloften van Jeſus Chriſtus. Want indien d'A poſtelen den H. Geeſt in volle volkomentheit ont
fangen hadden, ſy en ſouden geen verſchil of onee nigheit meer onder malkander konnen gehad hebben, noch in een ſtrijdige meening geweeſt zijn, in ſaken
van Relige. Aangeſien dat de geeſt Gods altoos over een-komend is, in wat voor perſonen het ook zijn
mag, daar hy ſig bevind. En ik weet door erva -
.
-
- - -
*
-
rent
(n)Ioel. 2, » 28. (c)Act, 15, Y 39. (?) Ioh. 16, wº 13.
ſteen.
op aarden geſonden.
29 f
rentheit, dat alle de menſchen die eenig licht van den H. Geeſt ontfangen hebben, altoos overeen quamen
met al het gene ik hun ſeyde, dat van den H. Geeſt quam. Alwaar 't ſchoon, dat ik hun voorheen nooyt geſien had, noch van haar hooren ſpreken. Ik ſag in hare Zielen een toeſtemming en over-een-koming met
het geneik hun ſeyde. En dat is de beveſtiging die er altoos is onder de Kinderen Gods, en het gene dat de gemeenſchap der Heyligen maakt. -
275. Want wanneer den H. Geeſt verſcheyde zie len beſtiert, al hoewel ſeer wijt en onbekent d'een van d'ander, ſoozijnſe nochtans alle vereenigt in een ſelfde wille Gods. En naar mate dat men nu de Chri
ſtenen van hert, en wil verſcheyden ziet, ſoo kan men met waarheit ſeggen, dat ſy van de Lichten des
H.Geeſt afgeſcheyden zijn. Hierom ſo houd ik alle die verſcheydentheden der Reformatien in de Chriſten heit, van den Duivel gekomen te zijn, en niet van den,
H. Geeſt, want (q) men kent altoos den boom aan fijne vruchten. En wanneer men alle die Reformateurs ſig
alle d'een d'ander ſiet tegen-ſpreken, ſighaten, ver volgen en dootſlaan; ſoo moet men daar door be ſluiten, dat ſy het Licht van den H. Geeſt niet heb ben, en dat ſy den geeſt der doling volgen, die altoos in verſchil en oneenigheit is. Daar in tegendeel, de geeſt Gods, de zielen te ſamen bind, door een bant der Liefdadigheit, gants over-een-komende, ſonder eenig verſchil of oneenigheit. Want alle die gene die
het Licht van den H. Geeſt ontfangen hebben, be minnen God van gantſcher herte, en verachten de goederen en vermakelijkheden van dit kort leven, le
vende door het geloof in God, en de Liefdadigheit (4) Matt. 22, 733-
T 2
tot
-
Y ---- --
1
TNT
E
292 * Nuis het Lichtder waarheit, Toets. tot den naaſten. Endeſe hoedanigheden met vele an dere meer, zijn in alle de zielen in 't algemeen, die het Licht des H. Geeſtes ontfangen hebben, overal waar ſy ook zijn mogen, ſoo wel in Ooſt-Indien als in alle Landen door geheel de wereld. Waar die zie len ſich verhouden, ſy zijn nochtans alle vereenigt en eendrachtig van willens en begeerten. 3 276. En de foodanige alleen, maken de Ware en Heilige Kerk, maar niets anders. Want de H. Kerk beſtaat niet in eenige vergadering van Relige in't by ſonder, of in eenige naam die men onder de Religes noemt. Al is't ſake dat de Rooms-geſinden ſig de ware Kerk noemen; en de Lutherianen, Evangeli -
ſchen; de Calviniſten, Uitverkoornen Gods; de
Wederdoopers, Wedergeboorne menſchen, en al ſoo alle d'andere. Alle deſe woorden maken de Hei
lige Kerk niet, wanneer die menſchen niet beſtiert worden door het Licht van den H. Geeſt. Om dat
ter geen ander Gemeenſchap der Heiligen weſen kan, dan die gene die te ſamengevoegt is van zielen die ſig laten beſtieren door den H. Geeſt: (r) de ſoodanige alleen, maken de Ware Kerk. En ik heb dit geſchil
of vraag-ſtuk eens opgeworpen by een Doctor in de Gods-geleertheit, van de Hooge School tot Leuven; dewelke ſtaande hield, batter buiten de lib. Hierft geen Zaligheit inag: het gene ik toeſtemmen
moeſt. Maar ik vroeg hem, verſcheide maal, met te ſeggen: mijn Heer waar is de H. Kerk. Waar op hy vertoefde myte antwoorden, en door de derde maal
gedrongen zijnde my beſcheyt te geven, als ik hem bad, my te willen ſeggen, waar de Ware Kerk was:
ſoo Antwoorde hy my: ik hoop, datſe onderonsdrien * (r)Rom. 8 x 9 en 14.
15.
op aarden geſonden.
ſteen.
293
is. Waar in hy betoonde, het gevoelen van een waar Doctor te hebben, en niet het verdwaalt gevoelen van ſoo vele anderen, die alle willen ſtaande houden, dat
hare Religes (die een iegelijk aangenomen heeft te be lijden) de H. Kerk is, uitgeſondert boven alle d'an dere. Al is't ſake dat ik er niet een ken, die beſtiert word, door het Licht des H. Geeſt.
-
277. Waar over Burchardus my ſeer gelaſtert heeft in ſijn Boek, om dat ik geſeyt heb in een mijner brieven geſchreven aan Labadie: (t) Dat alle bie berſcheidene tierhen berbo?nen 3ijn / en bat men heel eer / ſjob behoogben te bibben / bat bpſe bernietigbe / in plaatg ban be ſelbe te buiſ, len ſtaande bouben of herſtellen, op bat men
'er een hebben mogt bie ipcilig mag / ſomber berbo?bentheit. Ik en kan niet ontkennen, alle deſe dingen geſeyt te hebben in mijn voornoemden brief aan Labadie. Maar ik heb daarom niet willen doen
verſtaan, gelijk als deſen Burchardus het uitleyt; Dat ilt be bernieling ber mare #terk menſch; nade maal ik deſelve wil verdedigen en ſtaande houden, in gevaar mijns levens, en met allerleye vervolgingen daar om te lijden. Want alle het lijden dat men my aandoet, ontſtaat daar uit, om dat ik de Waarheit
ſpreek, en dat ik ontdek, het verval van de H. Kerk, brengende in gedachtenis, den ſtant waar in d'Eerſte Kerk geweeſt is. Op dat de Chriſtenen daar weder toe keeren ſouden, om ſijnen eerſten geeſt, weder aan te nemen, waarin Jeſus Chriſtus deſelve geſtelt had. En om dat ik ſtaande hou, dat in d'onderhou T 3 ding (+) Siet in het Grafder Valſche Theologie, in 't 2 Deel, -
-
de 2 Brief,
-
294
Nu is het Lichtder Waarheit,
Toets
ding der Evangeliſche Wet, de ware Kerk beſtaat, En dat ik toon, hoe wijt, dat alle die hedenſdaagſche Kerken en Reformatien van dien Geeſt afgedwaalt zijn: ſoo wil men my dooden. Al is 't ſake dat ik nooyt eenige Relige in 't byſonder aangevallen heb. Ik mag wel wenſchen, door een Chriſtelijke Liefda digheit, dat God vernietigen zou, alles dat verdor venis. Ten einde hy van nieuw weder oprechten zou, ſijn heilige en ware Kerk, gelijk hy door fijne H. Propheten heeft belooft; (s) Dat hy alle dingen herſtellen zal, en (t) dat het Nieuwe feruſalem fijne
ware Bruyt zijn zal. Ik en weet niet wat voor quaat ik ſou konnen begaan hebben, met te wenſchen, dat God alle die verdorvene Kerken vernietigen zou, om een eenige te hebben ſonder verdorventheit.Want my dunkt, dat alle ware Chriſtenen, ſulx behoor den te wenſchen met my, ja te haken en te verlangen nadien gelukſaligen dag, in dewelke alle quaden ſul len weg-genomen worden, en de Rechtveerdigheit heerſchen ſal op der aarde; Dit is dat de Kerk gedue riglijk bid, ſeggende: Ko MT H. GE Es r, vE R NIEUwT DE AARDE. Welke Aarde niet kan ver nieuwt worden, vooraleer dat de oude verdorvent
heit vernietigt en uitgeroeyt is, gelijk als ik wenſch. Maar niet door een verdraayden ſin, gelijk deſen Bur chardus wil doen verſtaan in ſijn Boek, en ſelfs aan het Gericht. Seggende tegens de Rechters, bat ift be ſterk hernietigen huiſ, en dat ift tegen ſp?eek / en onder beboet merp / be fonbamena
ten ſijner ſitlige / als dewelke in het mare Bea Hoofig. 278. En (*)Jeſa. 65, + 16,à 18. (t)Apoc 21, v 9, 1o.
ſteen.
op aardengezonden.
29 5
278. En hy doet ſulx, om my in verachting te brengen, en my te doen overvallen met allerhande ellenden. . Want een Richter moet ſtraffen, een menſch die Gods Kerk vernielen wil. De Catholijk
ſche Prieſters mijne Vyanden, hebben ook geſcyt, bat ik bei). Hierft bernielen miſbe/ en dat ik ban be #tcrit in jàoogbſtrant / een kroeg huilbe maken. En d'een en d'ander hebben ſoodanige uit
vindingen opgeſocht, om my hatelijk te maken voor degantſche wereld, ten einde dat door dit middel, niemand aannemen ſou, de waarheden Gods, die ik
voortbreng.
In dier voegen dat de Duivelen ſelfs,
geen eigentlijker middelen ſouden konnen uitvinden, omſig tegens de voornemens van God aan te kanten, dan die menſchen uitſtrooyen. Want ſoo haaſt als ſy aan het volk ſouden hebben konnen doen wijs ma
ken, batter Dolingen en herboggen bergif in mijne Leering ig / gelijk ſy ſeggen, een iegelijk
ſou een afkeer daar van hebben.
En men heeft my
verhaalt, dat vele menſchen mijne Schriften niet leſen derven, door vreeſe van vervoert of bedrogen te wor den. Het welk een krankheit des geeſt is. VVant hoe meer men vreeſt, datter quaat in deſelve is, hoe meer men die naaukeurig behoorden t'onderſoek ken, op dat men die dolingen mocht ontdekken,
en de ſelve veroordeelen als quade dingen, of ten minſten ſig daar van ontrekken. Sonder blindelings de Lichten Gods, voor dolingen te verwerpen, op het ſeggen deſer Predikers. Dewelke daar in meer ſoekken, hare voordeelen ſtaande te houden, dan
de Zaligheit der zielen. VVant indien ſy geen byſon der eigen-belang daar in hadden , ſy ſouden my in -
T 4
vry
296
Nu is het Licht der Waarheit ,
Toets
vryheit mijne Leering laten verſpreyen, wel weterde datter goede verſtanden genoeg in het Chriſtendom zijn, om te oordeelen of mijne Schriften goet of
quaat zijn, of om t'ontdekken, of in deſelvé eerige
Ketteryen of dingen tegens de Chriſtelijke Liefdadig heit zijn.
-
-
-
*
4
*
*
*
279. Maar die Predikers willen ſig aan niemand gedragen, en willen dat men hun gelooft, alſoo wel liegende als de waarheit ſprekende; om oorſaak dat ſy gewoon zijn in Kerkkelijke waardigheden te we ſen, en dat ſy deſe Schriftuur-plaats aan hun trekken,
daar Jeſus Chriſtus tegens de Joden geſeyt heeft: (u) Sy zijn gezeten in den Stoel Moſes, daar om ſoo doet wat ſy uſeggen. En het is wel waar, dat de Schriftuurge duerig ſpreekt, en dat het gene ſy tegens de Joden ge
ſeyt heeft, ook ſegt tegens de Chriſtenen, en aan alle het volk Gods. Maar ik ſou gaarne vragen aan die Predikers (gelijk als ik vraagde aan den Doctor van Leuven) waarin de H. Kerk beſtaat &c. Op dat die Predikers my recht uit antwoorden ſouden, als ik hun die vraag voorſtelde, om te weten, waar den Stoel Moſes is? En indien ſy my ſeyden, dat den Stocl Moſes, de ſtoelen in de Kerken zijn daar op ſy Prediken. Ik ſou antwoorden, dat Moſes nooyt gepre dikt heeft op ſoodanige ſtoelen, en dat het maar een menſchelijke uitvinding is, van op ſulke wijſe ſtoelen op te richten om te Prediken; dewelke nergens toe dienen, dan om de Predikanten te verheffen boven
d'andere menſchen. En dat Jeſus Chriſtus noch ſijne Apoſtelen niet gepredikt hebben, op ſoodanige ſtoe
'len, maar op de ſtraaten, op de bergen, of aan den Oever der Zee, en in eenvoudigheit overal waar ſy (u) Matt 23, y 2, 3.
*
.
. .
-
,
-
het
,
ſteen, op aarden gezonden. 297 het volk vergadert vonden, ſonder den geleerde of wel-ſprekende te maken. Invoegen dat alle die Predik ſtoelen, den Stoel Moſes niet konnen zijn. Maar ſy ſullen mogelijk ſeggen, dat haar beroep tot den gec ſtelijken ſtaat, hun in den Stoel Moſes geſtelt heeft, en dat daarom het Volk doen moet, het gene ſy ſeg
gen, volgens het bevel van Jeſus Chriſtus.
En deſe
tweede bybrenging is niet meer gegront, dan d'eer
ſte. Want ik heb ſeer Godlooſe menſchen gekent, die gepromoveert zijn tot den Kerkkelijken ſtaat, en ook die godlooſe dingen onderweſen.
28o. Soo dat menſchen van verſtaat, niet geloo ven, dat men doen moet, alles wat die Predikanten
ſeggen: het gene ſy wel aandringen om te gelooven aan eenige ſlechte Vroukens met kleine herſens, die geen begrijp genoeg hebben, om het quaat uit het goet t'onderſcheiden, en die blindelings alles geloo ven dat deſe Predikers ſeggen, als of het van God quam. En ik heb een Weduw-vrou gekent, die ſeer rijk was, ſonder eenige Kinders, dewelke om hare rijkdommen in een Klooſter wierd aangetrokken; en deed daar belofte. Maar na dat ſy eenigentijt daar geweeſt was, beroude het haar, en ſy bracht ſooveel bewijs by om te beroonen dat ſy daar was aangelokt, door de liſtigheit der Religieuſen van dat Klooſter, dat ſy met vryheit daar uit ging, en hare beloften wierden verklaart, van geen waarde te zijn, om dat die niet gedaan waren uit hare volle toeſtemming. En terwijl ſy aanhield om haar gelt weder te krijgen, na dat ſy uit dat Klooſter was uitgegaan, ſoo quam ſy in mijne geſelſchap tot Mechelen, alwaar hare aange
weſen Richter was: en onder andere ſaken, vroeg men -
•
-
298
* DatGodſijn verborgentheden, Toets
men haar preciſelijk in mijne tegenwoordigheit; waarom dat ſy in dat Klooſter gegaan was, daar ſy ſo
out was, en dat ſelfs tegens haar ſin. Waar op ſy ant woorde, dat haren Biegt-Vader haar geſeyt had, dat
# moeſt in dat Klooſter gaan:
het gene ſy niet had
erven tegenſtaan, geloovende dat het God was, die ſulx van # begeerde, om oorſaak dat haar Biegt Vader, haar dat geſeyt had. Waar op een goet Theo logant daar tegenwoordig zijnde, begoſt te lachen, vragende aan die Vrouw, dat in geval haren Biegt Vader haar geſeyt had, dat ſy by hem moeſt komen ſlapen, of ſy hem ook daar in ſou gehoorſaam ge
weeſt zijn. Waar op ſy beſchaamt wierd, belijdende dat ſy al te eenvoudig geweeſt was, met aan dien Pre
diker te gelooven.
En ik geloof, datter noch vele
eenvoudige menſchen zijn, van ſoodanige gevoelens, dewelke gelooven 't geen deſe Predikersſeggen, gelijk alsof het God was die tegens haar ſprak. Uit oorſaak dat ſy ſeggen, in de ſtede Gods te ſtaan, en gezeten te zijn in den Stoel MosEs. Sonder dat ſy weten, , wat die ſtoel Moſes in heeft, niet meer dan men weet, waarin de H. Kerk beſtaat. Uit oorſaak, dat door
overlevering, d'onwetende d'een aan d'ander heb ben doen gelooven, ſchijnbare waarheden voor waar
achtige. En om dat ſy geſien hebben, dat die Predi kersgeſtelt zijn in Kerkkelijke Waardigheden, ſoo hebben ſy gedacht, dat deſelve in de ſtede Gods wa ren, en dat ſy geſeten zijn in den ſtoel Moſes. Son der te begrijpen, wat van den ſtoel Moſes is. Dewel
ke niet is, die Predik-ſtoelen gemaakt van ſteen of hout; nadien dat wel godlooſe menſchen op die Pre dik-ſtoel klimmen konnen, ja een Beeſt of een Dui vel
ſteen.
openbaart aan zijn vrienden.
299
velſelfs, dewelke ſomtijts op deſelve gepredikt heeft. En dat den ſtoel Moſes ook niet zijn kan, het beroep tot den kerkkelijken ſtaat; nadien de ſelve ſomtijts bedient word, door Godlooſe menſchen, die door
precijs Verdrag aan den Duivel verbonden zijn. Want ik heb hooren verhalen, dat een ſoodanig Paſtoor, alle kinderen van ſijn Dorp doopte, in de Naam des Duivels, en dat hy die aan den Duivel op-offerde, in plaats van aan God op te offeren. 281. * Waar door men klaarlijk kan ſien, dat den
ſtoel Moſes niet beſtaat in het beroep ofden dienſt der kerkkelijken ſtaat. Maar dat de ſelve alleenlijk be ſtaat in de leering van Moſes, dat de ware ſtoel der Waarheit is, en de leering die men volgen moet. En niet het gene die Predikers van hun ſelfs ſeggen. Want ſy alle ſwakke menſchen zijnde, gelijk als andere, ſoo konnen ſy leugensprediken en dolingen onderwijſen. Maar diegene die beſeten zijn, met de leering van Moiſes, en deſelve aan andere leeren, de ſoodanige
moet men volgen, en doen het geneſy ſeggen, volgens den raat Jeſu Chriſti. Nadien ſy waarheit ſpreken, met het onderwijſen van 'tgene dat God aan Moſes ſijn Propheet, geleert heeft. En alſoo langhals die Predikers in die leering blijven, ſoo moet men doen het geneſy ſeggen, aangeſien dat ſy 't niet zijn, die
ſpreken, maar God. Als hy aan Moſes geſprooken heeft, ſoo heeft hy in hem geſproken aan alle die ge ne die ſalig worden willen. En niemand kan oit miſſen, in te doen het gene God aan Moſes bevolen heeft, al is't ſake dat de gene die deſe dingen onder- wijſen, die ſelfs niet naar quamen, en dat ſy wel pre
dikende, qualijk deden. Gelijk als Jeſus
c# geleit
Wat het is, Toets geſeit heeft van de Pharifeen, dat men niet doen moeſt, hetgene ſy deden, maar wel het geneſy ſelde. Maar nu
3 oo
tegenwoordig ſou men niet mogen volgen deſen raat van Jeſus Chriſtus, om dat vele niet alleenlijk quaat doen, maar ook quaat onderwijſen: van de welke men wel ſeggen mag, 't gene d'Apoſtel van de Joo den ſeide, (x) datſy ſich beroemde in de wet, en God onteerden door de overtreding der ſelver vet. Want men hoort aan alle kanten de Predikersſeggen, dat ſp be
4Beſonbenen Bobg 3ijn/ daar ondertuſſchen ſy mijne leering verwerpen, om oorſaak dat ik ook niet een ſoodanig geſondene ben, als ſy zijn. Nademaal ſy ſeggen, de étcbe ſBobtg te beſitten /en ſigroe men in ſijn wet en in de verkondiging des Evange liums, om oorſaak harer beroep. Daar ondertuſſchen
ſy Godonteeren,door de overtreding van al die ſaken. Want ſy onderhouden noch de wet van Moſes, noch
die van't Evangelie, ondertuſſchen dat ſy ſich daar over beroemen.
282. * Want ſy prediken, bat bemenſchen al te 3tuaä 3ijn / om beſc ubetteit t onberijouben. Waarin men hun niet volgen moet; nadien dat God
ſijn wet aan Moſes niet anders gegeven heeft, (y) dan om door de menſchen onderhouden te worden: En
dat hy ſijnen Soon Jeſus Chriſtus niet geſonden heeft op aarden, dan om aan de menſchen te toonen, wat ſy moeten doen en laten, om weder in de Genade Gods te geraken, die ſy verloren hadden. Aange ſien dat alle de wetten nergens anders om aan de men ſchen gegeven zijn, dan om oorſaak harerſwakheden, en als waarachtige middelen om hare krankheden te herſtellen.
(x)Rom. 2. » 23. (y) Pſa. 1e 5. » 45.
ſteen
op Moſesſtoel/itten.
3o 1
herſtellen. Dit is wel wijt, van dat hare ſwakheden hun vry maken ſouden van donderhouding deſer wetten; dewijl dat dieſelveſwakheden hun te meer
daartoe verplichten. En naar maate (z) dat ſy ſwak zijn, naar deſelve mate moeten ſy ſoo veel te naau keuriger alle die wetten onderhouden, dewelke hun van God niet gegeven zijn, dan om oorſaak harer ſwakheit en krankheden. Dewijl (a) dat de vol maakten geene wetten van nooden hebben, zijnde hun ſelfs een wet. Het welk Jeſus Chriſtus ons ook doet verſtaan, als hy ſegt: (b) diegene die geſont zijn, heb ben den Medecijn-meeſter niet van nooden, maar die ge me die krank zijn, . En elders ſegt hy : Ik en ben niet
gekomen om te roepen den Rechtveerdige, maar de zon daars tot Boete. Waardoor men genoeg verſtaan kan, dat alle de wetten, Stemmen zijn die aan de menſchen de boete toeroepen, en dat ſy moeten berouw heb ben en ſig bekeeren, om zaligte worden, omhelſen de die dingen die door deſelve wetten bevolen zijn, als de ware middelen tot hare zaligheit. En dat het niet genoeg is, deſe Doctoren of geleerden de wet Moſes, of de leering des Evangeliumste hooren prediken, maar dat men die dingen moet in 't werk ſtellen, ſonder ſig
t
op te houden met de verklaringen en uitleggingen, die de menſchen daar over maken. Dewijl dat ſy niet meer zijn in den ſtoel Moſes, wanneer ſy in de leering der menſchen zijn, die de wetten Gods verdraayen, om de ſelve te doen buigen naar haren afval. Hierom is't dat de ſchriftuurſegt: (c)Wee den menſch die ſijn
vertrouwen op menſchen ſtelt, of die ſig ſteunt op de woorden -
(7) Muth. as x 41. (a) 1 Tim. 1. » 9. (b) Matth, 9 x:12, 13 (e)lerm, 17, 3 f:
-
------
3 o2
-1
Wat het is,
Toets
woorden der menſchen. En al is 't ſake dat ſy ſeg -
#,
be &tebe Bobg te beſitten / ſoo moet men un nochtans niet gelooven, dan voor ſoo wijt als ſy blijven in de Leering van Moſos, en in die van jeſus.
Chriſtus. Dewijſ dat ſy buiten dien, in den ſtoel der Waarheit niet geſeten zijn. Het is wel waar, dat Jeſus Chriſtus in deſe weereld gekoomen is om den Sondaar te roepen, en niet den Rechtveerdi gen, maar dat is alleenlijk den Boetveerdigen ſondaar dewelke ſich bekeert en deſonden afſterven wil, om in de Genade te leven. Maar hy is niet gekomen om ſoodanige zondarenſalig te maken, die in hare ſon den volherden; Nadien de doot en verdienſten Jeſu Chriſti tot meerder veroordeeling ſtrekken ſullen,
voor degene die niet doen dat hy # geleert heeft. (d)Want ſijn bloet ſal tot een vervloekking dienen voor de gene die verloren gaan. 283. Sulx waarachtig zijnde, hoe dan konnen de ſe Predikers aan alle de menſchen nu onderwijſen, bat ſp ſuſſen 3alig mogben/boo2.be berbienſten
2Jeſu Chriſti: Het ſyhoe Godloos dat ſy ook mo gen zijn. Nadien de ſchriftuur ſegt, dat die ſelve verdienſten tot verdoemenis ſtrekken ſullen dan genen die verloren gaat? Moet men niet vreeſen, dat hare on
derwijſingen, verleidingen zijn, en dat ik wel meer deroorſaak hebben ſou te ſeggen aan deſen Burchardus dat hy het volk vervoert, door diergelijke leeringen, Dan hy oorſaak heeft, om ſulx van my te ſeggen, die de waarheit onderwijs? Want niemand kan ver voert of bedrogen worden, door mijne leering, van
d'onderhouding der Geboden Gods, en om de Evangeliſche wet te beleeven, gelijk als ik ſchrijf en (d) Heb. 1 o y 29, 1, Pet. 2, y 7.
A
ook
ſteen.
op Moſes ſtoel ſitten. "
3o3
ook in't werk ſtel. Maar men kan wel bedrogen zijn » met ſig ſelfste vleyen, blyvende in ſijn ſonden ; ge lijk de menſchen van deſen tijt doen, ſich inbeelden
de, dat Jeſus Chriſtus alles voor hun voldaan heeft.
284. Die vervoering is veel kenlijker en openbaar der. En ſulke vleyingen die de Predikanten de men ſchen aandoen, getuigen wel, dat ſy niet geſeten zijn in den ſtoel Moſes:Dewijl dat diegene dewelke in dien ſtoelgeſeten zijn bekleet moet weſen met een geeſt van waarheit, rechtveerdigheit, en Goddelijke Liefda digheit. Het gene niet gevonden word, in het be drijf van onſen Burchardus. Want zijn boek dat hy tegens my gemaakt heeft, is vervult met ſoo grove leugens, dat een iegelijk die met den vinger taſten kan:
Aangeſien hy my beſchuldigt, ban hetterpe, Bobg laſteringen, dat ik een JPupbelſche leeringh heb ; bei?eilige-b?ie-eenigheit berioochen) en
be (Bobbelt jeſu Chgiſti. Ookſegt hy, dat ik fou geſeit hebben / meerber te meſen ban be 4pgopbcten/b Apoſtelen en bc JBager JTBaria/
en dat ik Adam hou boog een HERMAPHRoDIT, met vele andere dingen meer. Van alle het welke ik nooit een gedachten gehad heb, noch het minſte ge loof. Soo dat hy in den geeſt der waarheit niet is,
verhalende ſoogrooten getal boosaardige opgeſochte leugens. En ſelfs heb ik gehoort, van diegene, die alle de boekken geleſen hebben die David Joris ge
maakt heeft, dat die dingen niet waarachtig zijn, die Burchardus daar uit bybrengt, om deſelve by mijne Leering te vergelijken, en te toonen bat mijne ge
boeieng #etterpen 3ijn ) gelijk als naar ſijn ker: -'.
G
".
-
-mT
-
Wat het is,
3 o4
-E Toers
de gevoelens van David Joris waren. En dat de ſel ven David Joris nooyt beſeten heeft, die gevoelens dewelke Burchardus hem toeſchrijft. Soo dat het baarblijkelijke Leugens zijn, het geene hy daar van heeft doen drukken. Waar door een iegelijkſien kan,
dat hy niet geſeten is in den Stoel Moſes; dewijl hy niet beſeten is met een geeſt van Waarheit. Niet meer dan met een geeſt van Rechtveerdigheit. Want wat voor rechtveerdigheit kan men vinden, in dat hy my vervolgt, ſonder eenige oorſaak, dan om dat ik de rechtveerdigheit bemin en de waarheit ſpreek. Wat voor rechtveerdigheit heeft deſen Burchardus be toont, met alle mijne Boeken my te doen afnemen door den Richter, en ook die van mijne Vrienden,
dewelke als een andere Koopmanſchap uit Hollant gekomen zijn. Wat voor rechtveerdigheit heeft hy gebruykt, met my te doen verbieden, mijne Boek ken aan den dag te brengen, en mijne Drukkery te doen weg nemen, ſonder my de waarom te ſeggen. Want indien deſe Boekken goet zijn, ſoo mag men die niet doen verbieden, nadien het goede over-al moet begeert en bemind weten. Maar indien mijne Schriften quaat zijn, ſoo behoorden hy my het quade aangeweſen te hebben dat in deſelve zijn mogt, en ik ſou dat ſelfs veroordeelt hebben, ſonder dat de Rich-
ters of Magiſtraat ſig daar mede hadden behoeven te
bemoeyen. En wat voor groote ongerechtigheit is er in deſen Burchardus, als hy in de Dedicatie van ſijn, Boek, den Preſident van het Gericht tot Gottorp, aandringt, om fijne erecutie tegeng mp uit te
boeren / hem belovende ben 3egen C5oog / ont bie oogſaak, Sonder dat iemand my wil te kennen -
-
- -
geven,
-
ſteen. . op Moſesſtoelſſtten. 3o 5 geven, waar mede men my beſchuldigt, of wie dat mijne beſchuldigers zijn.
Het welk ik noch deſen
huidigen dag niet en weet, alhoewel ik om de qua den die my onbekent zijn, alreets ſoo vele ſchaden, ſchanden, en vervolgingen geleden heb. En indien deſen Burchardus, de minſte Rechtveerdigheit in zijn ziel had, hy ſou niet geruſt ſlapen derven, als hy ſooon rechtveerdig een Perſoon vervolgt had, ge
lijkhy my heeft gedaan. Maar hy betoont genoeg, dat hy gants niets van Moſes Rechtveerdigheit heeft, al is't zake, dat hy ſegt geſcten te 3ijn in ben ſtoel Blºgſig. Hy en heeft ook gants niets van Moſes
Liefdadigheit; nadien hy alleenlijk niet lijden wil, dat ik Boekken aan den dag breng, die de menſchen # de Liefde Gods en de Navolging Jeſu Chriſti trek KCI1.
285. Want de Liefdadigheit die Moſes tot de zie len der menſchen had, om hun de zaligheit te verkrij gen; (e) deed hem gedueriglijk vaſten en bidden, ver manende de menſchen om hun te doen de geboden Gods onderhouden. En wanneer ſy die niet wilden
onderhouden, ſo (f, ſtelde Moſes ſigin toornigheit, en van miſnoeging brak hy denſteen, waar op die ge boden geſchreven waren. Hy vermaande het Volk, (g) om deſelve aan hare kinderen t'onderwijſen, om die te ſtellen aan de Poſten harer deuren, en die met hun te dra
gen waarſ gingen. Maar deſen Burchardus ſegt, bat bemenſcijen te 3unait 3ijn/ om bie Beboben te onberhouben. En hy ſtelt ſig in gramſchap tegens my, uit oorſaak dat ik, als Moſes, onderwijs, dat (h) tº) Exo, 31, 33 en cap. 34. (f) Exo. 32. * 19. (*) Deut, 6s * 5, tot io, (k) Deut, 3°. * 19, 2°,
3 o6
Wat het is,
Toets
men die Geboden naar komen moet, om zalig te worden. En hy ſou my wel willen breken en vermorſelen, ge lijk als een Steen; op dat ik de Leering van M os Es niet meer voortſetten zou.
-
286. Waar door men ziet, dat ik meerder in den
Stoel van Moſes ben geſeten, dan deſen Burchardus met ſijn Promotie tot de Kerkelijke bediening. Na
dien hy het tegendeel leert van 'tgene dat Moſes on derweſen heeft. En dat ik die ſelfde dingen leer die Moſes geleert heeft, en dat ik door de genade Gods bezeten ben, van dienſelven geeſt der Rechtveerdig
heit, Waarheit, en Liefdadigheit, gelijk Moſes be ſeten was. Want ik ſpreek waarheit, en de leugen is in my niet; ik bemin de Rechtveerdigheit, ende kan d'Ongerechtigheit niet lijden, niet meer in my, dan in andere. En ik ben ook bezeten met de Liefda
digheit, meer achtende de zaligheit en de geeſtelijke welvaart van mijn Naaſten, dan mijn eigen. En ik ben meenigmaal in twijfel geweeſt, of ik in deſe Lief de tot den Naaſten, my niet te buiten ging, alſoo de Wet Gods gebied, Sijnen Naaſten te beminnen als ſig
ſelven, en dat ik in mijn inwendige ondervond, dat ik mijnen Naaſten meer beminde dan mijn ſelve, hem meer heyl, dan aan my ſelfs toewenſchende. Maar den H. Paulus heeft my deſe twijfeling weg
genomen, als hyſegt, (i) Dat hy wel ſou willen uitge ſchrabt zijn uit het Boek des Levens, op dat fijne Broeders mochten zalig worden. Alle deſe genadens die God my gedaan heeft, betoonen genoeg, dat ik daardoor ge ſeten ben in den Stoel Moses, zijnde in ſijne Lee
ring en (l) in ſijne gevoelens.
Maar die
(i) Rom.9, ºf 3. (l) Exo. 32, v 32. -
"E:
ſteen.
op Moſes ſtoelſitten. “
307
hebben niet te doen met mijn beroep van God: ſy en achten niet dan dat van de menſchen komt. En ſy willen niet lijden, dat een Dochter iets van Gods
wegen komt ſeggen, ſonder haar te vervolgen en overlaſt aan te doen. Roepende tot hun, de Hoof den en Overheden des Lands en die van 't Gericht,
om my te beletten dat ik niet meer mondeling noch doorgeſchrift ſpreken ſou; en te maken dat ik mijne geheyme Openbaringen van God, voor mijn ſelven ſou houden, ſonder die aan andere bekent te maken.
Het gene ſeer hart ſtrijt tegens de Liefdadigheit, de welke wenſcht, dat alle de menſchen het Licht der
Waarheit ontfangen mogten, op dat ſy ſouden za lig worden. 287. Ik beel my in, dat wanneer onſen Burchar dus hoort, dat ik ſeg, te hebben de Waarheit, de
Rechtveerdigheit, en Liefdadigheit van Moſes, dat
hy my vooreen ipoogmoebige veroordeelen zou, meer dan oyt. Aangeſien hy my nu al ſoo meenig maal van die zonde veroordeelt heeft doorſijn Boek,
Al is't ſake dat ik doenmaals nooyt ſoo opentlijk ge ſproken had van de genadens die God my heeftge daan.
Maar de veroordeeling van een ſoo onvol
maakt menſch, kan mijn ziel niet beſchadigen, want God weet, dat hy het is, die my beveelt dit te doen. En ofſulx aan de menſchen behaagt of mishaagt, dat is een geringe ſaak. Wanneer het maar aan Godbe haagt, ſoo is het my genoeg. Ik en wil daarom niet ſeggen, dat ik dieſelvetrappen van Deugden, derge rechtigheit, waarheit, en liefdadigheit heb, die Mo ſes gehad heeft, om dat God my niet geopenbaart
Me:
heeft, hoe veel hyhem had mede-gedeelt. V 2 - - - -
-
Wi
3e 8
* Waarom dat A. Bourignon
Toets
wil alleenlijk ſeggen, dat mijn ziel, naar mate, beſe tenis van de ſelfde Liefdadigheit, Gerechtigheit, en
Waarheit, die Moſes gehad heeft.
Maar of Moſes
een pont vanider deſer Deugden gehad heeft, en dat ik er maar een ons van hebben zou ; daar en weet ik
niets van. En ik wil dat ook niet vragen, dewijl dat de Deugt van een ander, my niet aangaat, en dat het my genoeg is, getrouw geweeſt te zijn, in 'tgene my
opgeleyt is. Indien God my ſijne Goddelijke Liefde gegeven heeft, ſoo moet ik alle mijne bedrijven en alle mijne voornemens naar die Liefde aanwenden,
ſonder ergens in mijn eigen voldoening of die der menſchen te ſoekken.
En indien God my ſijne
Rechtveerdigheit gegeven heeft, ſoo moet ik die Deugt eenpariglijk oefenen in kleine en groote din gen, naar mijn bedrijf; handelende altoos rechtveer
diglijk met idereen, ja met mijne vyanden ſelfs. En God heeft ſoodanigdeſe rechtveerdigheit in de gront mijnerziel geplant, dat ik geen ongerechtigheit, on trent de Beeſten ſelfs, lijden kan, veel min omtrent
# menſch.
En de Waarheit die God my heeft mede-gedeelt, is ſoo diep in mijn ziel gewortelt, dat ik allerhande vervolgingen verdraag, om deſſelfs oor ſaak. En alhoewel het my hard valt,ſoo veel te moe ten lijden, om de waarheit te hebben geſproken, die God my beveelt, ſoo en kan ik nochtans niet af-la ten ſulx te doen. Ook (m) is het beter God,dan de men
ſchen te gehoorſamen. Dewijl Jeſus Chriſtus my ſegt:
(m) Vreeſt niet diegene die maar het lichaam dooden kon
#**, maar vreeſt hem, die de Zielen in der Helle werpen . . - -- - -- - - i
''v.
..'
(w)aast 2 (o)mut en as.
-,
288. " Ik
van God gezonden is.
3 o9 288. * Ik weet wel, dat het niet geoorloſt is, al
ſteen.
lerhande ſoorten van waarheden te verklaren, byſon derlijk ſoodanige die niet voordeelig zijn. Maar het behoort altoos, dat men aan de menſchen bekent
maakt, de waarheden die God wil dat ſy weten ſul len, om hare zaligheit uit te werken. Gelijk als het ook ſijn moeſt, dat Moſes aan het volk verklaarde, die dingen die God hem bekent maakte tot hare za
ligheit. En indien hy dat niet had willen doen, hy en ſou God niet getrou geweeſt zijn, noch ook geen
#
Liefdadigheit hebben tot de zielen ſijns naa ſten. Even alſoo gebeurt het ook ontrent my, naar mate dat God my fijne Verborgentheden bekent maakt. Want hy wil, dat ik aan de menſchen ver
klaren zal, hoedanig ſy haren God hebben verlaten, en aanſijne Genade geſtorven zijn. Hy wil, dat ik hun aanſeg, dat ſy niet konnen zalig worden, ſon derſijne Geboden naar te komen. En dat ik hun be
toon, dat ſyſonderliefde zijn, en niet dan hunſel ven beminnen. Dat ik haar ſeg, dat ſy alle ſullen
verloren gaan, ſooſ niet wedergeboren worden in den GEEst Jesu CHRISTI. Hy wil dat ik verklaar,
dat de Wereld aan haar einde is, dat den grouwel der verwoeſting in de H. Plaats is, dat de men
ſchen deend ander vervoeren, onderſchijn van goets dat de zonde met heiligheit vermomten met geveynſt heit bedekt is, dat de herten der menſchen ſig ſelfs
bedriegen, dat de Wereld geoordeelt is, dat het Vonnis onweder-roepelijk is. Met duiſent andere din
gen meer, die nut en nootſakelijk tot de zaligheit der -
-
V 3
*
. .
.
zie
Waarom dat A. Bourignon
31o
Toets
zielen zijn. Maar de menſchen willen niet lijden dat ik
deſe dingen verklaar, willende my dooden, om die oorſaak.
-
289. En die Predikers van Flensburg hebben mij ne Boekken doen verbranden, op dat ſy deſe God delijke waarheden ſouden in verachting brengen. En deſen Burchardus ſegt, batik boog een geeſt ban
hobaarbp / mp meer acht ban be lºgopheten / 2lpoſtelen / en be Jſlaaget Maria: Ten einde om de voornemens van God, afkeerig te maken voor de geheele wereld. Gelijk alsof de menſchen in hun hert gefeyt hadden. (o) UPaar enig geen 45ob. Want indien ſy waarlijk geloofden, datter noch een leven digen God is, die rekening van hare bedrijven houd, ſy ſouden niet derven ſoo qualijk handelen, die din
gen die men van Godswege verkondigt. Noch ook niet door den Beul doen verbranden, Boekken die
door den H.Geeſt gedicteert en ingegeven heeft. Waar van men van God en van menſchen getuigenis heb ben kan. Want degene die my ſien ſchrijven, weten wel dat ik het doe, ſonder eenige ſtudie of menſche lijke overdenkingen. En dat ſulx uit mijn geeſt voort vliet, gelijk als een revier van water uit ſijnen oor
#
ſpronk En dat ik niets anders doe, dan mijn hand en mijn geeſt leenen aan een andere Mo gentheit dan de mijne. Want als ik eenmaal iets ge ſchreven heb, ſoo en ſou ik dat niet weder konnen herſchrijven, als ik ſou willen. Ook en weet ik niet,
wat ik geſchreven heb, in het begin van eenigTrac taat, tertijt als ik in 't midden of aan het einde der ſelve ben. Dewijl ik mijne Schriften niet naar-lees,
maar geef die van blat tot blat aan andere, na mate (o)Pſa, 14, » 1,
-
datſe
ſteen. van God gezonden is. 31 1 datſe voorgeſtelt of gedicteert zijn, ſonder deſelve meer t'onderſoekken.
Want naar mate dat ik min
der geheugnis heb van de dingen die ik voorheen ge ſchreven heb, ſoo veel te beter ontfang ik weder nieu we Lichten. Vele menſchen zijn daar getuigen van: en God geeft noch een veel zekerder getuigenis, met
aan my ſijne Rechtveerdigheit, ſijne Waarheit, en ſijne Liefdadigheit mede te deelen.
29o. Want die dingen konnen van de natuur niet komen, als dewelke verdorven zijnde, gants geen goet noch eenige Goddelijke Deugt voortbrengen kan. Uit oorſaak dat ik voortgekomen ben uyt den verdorven klomp Adams, gelijk als alle d'andere
menſchen. Daar en kan in my geene gerechtigheit, waarheit, noch Liefdadigheit zijn, dewelke alle Goddelijke en boven-natuurlijke Deugden zijn. Die niet komen in de ziel der menſchen, dan door de wer
king des H. Geeſt. VVant daar en is niemand dan God alleen, die volmaaktelijk rechtveerdig en waar achtig is. En niemand kan ſig beroemen in de gerech tigheit, goetheit, en liefdadigheit die hy beſit, ſonder een verwerden geeſt te hebben. Uit oorſaak dat die Deugden gants niet in den menſch zijn, maar alleen in God, die deſelve mede-deelt aan wie het hem goet dunkt. En hy die eenige deſer Deugden ontfangen
heeft, moet God daar over verheerlijken, en niet ſig ſelfs daar over beroemen, gelijk als ik my daar over niet beroem door de genade Gods. En ik vrees ook niet, dat iemand my ſou konnen met waarheit be wijſen, dat ik op eeniger wijſe, my ſelfs eenige vol maaktheit of Deugt toe-ſchrijf. Dewijl God my te overvloedig Licht van VWaarheit gegeven heeft, om V 4
ſulx
3 12 Waarom A. Bourignon Toets ſulx te doen. My hebbende klaarlijk doen ſien, dat alle goeden van God komen, en alle quaden van den menſch en van den Duivel; welke beide Schepſelen op eenderley wijſeafgeweken zijn van God, d'Oor ſpronk van alle goet, en zijn gevallen, in allerhande ſoorten van quaat. Soo datter niets uit de verdorvene natuur der menſchen voortkomen kan, dan quaat heden en zonden. Daarom kan er geen oorſaak of gelegentheit weſen, van fig te verheffen over fijne Deugden, dewelke niet de ſijne noch ook in ſijne macht zijn. Soo dat deſen Burchardus met groot on recht in ſijn Boek ſegt, bat ik mp meer acht ban be Propheten / b'?Apoſtelen of be Jſlaaget JT2a, ria. VVelke Perſoonen ik niet weeten kan, tot wat
trap van genade ſy gekomen zijn, om die te vergelij ken by de genadens die God my heeft mede-gedeelt. Want ik weet wel, dat ik een arm Schepſelben, on derworpen aan vele ellenden en ſwakheden: Het ge nemy wel meenigmaal voor God en de menſchen verootmoedigen doet. Maar ik weet ook wel, dat
Godin my woont, door ſijne gerechtigheit, waar heit, en liefdadigheit, en dat hy my alle mijne bedrijven, beſtieren doet na den richtſnoer deſer
Deugden. 291. Het welk mygetuigenis genoeg geeft, dat het God is, die my regeert; nadien de Duivel en de Na tuur niets van die deugden in ſig hebben. Soo dat men geen zekerder getuigenis vinden kan, of een ziel door den H. Geeſt geleyt wort, dan als ſy bezeten is -
-
met de Rechtveerdigheit, waarheit, en liefdadigheit Gods.VVant indien men begeerdenMiraculen te ſien,
om dat bewijs te hebben, men ſouſig konnen bedro -
-
-
gen
ſteen.
van God geſonden is.
313
gen vinden. Aangeſien dat de Duivel wel Mirake len doet doen, of dingen die boven-natuurlijk ſchij nen. Maar hy kan nooit in ſig hebben, de Gereg tigheit de waarheit, en de Liefde Gods. De duivel ſou wel konnen bidden, vaſten, ſijn goet aan den Armen geven, en de menſchen aanvoeren tot aller hande uiterlijke goede werken te doen, maar hy kan nooit de Liefdadigheit, noch de waarheit, of Recht veerdigheit Gods hebben. Dit is het dat den H. Paulus
verklaart, wanneer hy ſegt: (p) Al was het ſchoon dat gy alle uwegoederen tot onderhoud der Armen gaaft, en uiv Lichaam om verbrant te worden: dat gy door uw geloofde bergen verſette, de gave van Prophetie hadetz. dat ſulx alles niet zijn zou, ſonder de Liefdadigheit. Gelijk het ook in der daadt is.
Want den ſelfden
Apoſtel eldersſegt, (q) Dat men niet ſalig zijn zal, door de wercken der wet.
En dit is om oorſaak, dat de
werken der wet niet het einde onſer ſaligheit, maar alleenlijk de middelen zijn, om daar toe te geraken.
En indien wyons vaſt houden aan die middelen, ſoo
en ſullen wy nooit aan het einde geraken, al hoewel de middelen nootſakelijk zijn om daar toe te komen; gelijk als men een Schip of boot noodig heeft, om over de Zee te geraken. Hierom ſoo moet men de werken der wet niet verachten, gelijk vele onweten
de doen, die de goede werken verwerpen, om dat dien Apoſtel geſeit heeft, dat men niet zalig word, door de werken der wet. Het welck door gebreck van de verſtandelijkheit der ſchriftuur geſchiet. Want hy die de werken der wet veracht, ſal noit tot de ſaligheit
geraken: nadien die werken de wegen zijn, om daar V. 5
TOO
(p) 1 Cor. 13, + 1, tot 4 (4) Eph. *, * 8, 9.
---------
3 14
Waarom dat A. Bourignon,
Toets
toe te komen. En ſoo men den nootzakelijken weg niet inſlaan wil, om in een Stad te gaan, men ſal daar noyt geraken konnen. Even alſoo ook kan men niet komen tot het eeuwig Leven, dan door de wet ken der Wet. 292. God heeft my de verſtandelijkheit deſer din gen gegeven, met vele andere. En hy heeft mijn hert bewogen, met een Chriſtelijke Liefdadigheit, om deſelve aan den Naaſten mede te deelen. Om datter
in de Wereld noch vele menſchen van goeden wille zijn, die door onwetendheit omkomen.
Uit oor
ſaak dat men hun noyt de waarheit der ſaken verklaart heeft, en dat ſy vele Schriftuur-plaatſen in eenen ver keerden ſin gelooft hebben. Waar van God my nu den waarachtigen ſin te kennen geeft. En om deſe genotene gunſt Gods, willen de menſchen my doo den en aan een kant helpen, indien ſy konden. En ſy geven voor, ſulx te mogen doen, onderden dek mantel, bat ik mp berhef boben be pgopheten en Blpoſtelen / en boben be J|Paget JIſharia. Het gene een ſwakke reden is, om een Menſch ter doot te brengen. Want al ware het ſake dat ſulx waar achtig was, ſoo en ſou ik nochtans niemand daar me
de beſchadigen kunnen, met een verborgen hoog moet in mijn hert te dragen, wanneer ik goede en heylſame dingen aan d'andere onderwijs. Men ſou alleenlijk in ſulken geval, (r) moeten doen 'tgene ik ſeg, en niet dat ik doen zou: gelijk als Jeſus Chriſtus ſeyde tegens het volk, van de Pharizeen. Want bui ten twijfel, dat dit volk Salig ſou geworden heb
ben, volgende de Leering van de Phariſeſche Prie
ſters, voor ſoo verre, als ſy gezeten waren op den (r) Matt. 23, # 3.
Stoel
ſteen.' van Godt geſonden is. 3 15 Stoel Moſes, en dat ſy ſijne Leering onderweſen En alwaar 't dat de Prieſters om haar Godloos leven,
hadden verdoemt geweeſt; het volk ſou daar van geen ſchade gehad hebben, als ſy ſelfs wel deden; ook en ſouden ſy de ſtraffen niet dragen, van wegen het quaat harer Leyders. Alſoo ook kan ik aan nie mand quaat doen, met te verklaren de verborgent heden die God my bekent maakt,al waar't ſchoon dat ik hoogmoedig in my ſelfs was, gelijk die Predikers willen te verſtaan geven. Dat ſou mijn ſelven maar
raken, en ik alleen ſou daar van rekenſchap moeten doen, voordien grooten Richter, (s) die de Nieren
door-gront en de Conſcientien onderſoekt. Invoegen, dat mijnen hoogmoet (indien die in my was, gelijk als
die daar niet is) nogtans geen ſchade ſou konnen toe brengen, aan degene die mijne Schriften leſen, of mijne Leering volgen. Maar ſy ſouden grootelijks konnen voordeel doen aan hare zielen, door het vol
en der Rechtveerdigheit, Waarheit, en Liefdadig
# die God my onderwijſt;
dewijl dieſelfde Deug den my verklaart zijn, om aan d'andere deelachtig te
maken, gelijk ik doe. 293. Ik ſeg niet dat ik, een 492opijeteſſe/ een 20 -
poſteſinne/ of be JPaget Maria ben: en mogelijk heb ik in my ſelf niet de minſte van hare Deugden. Maar ik ben in de wereld gezonden, om de Waarheden Gods te verklaren, aan diegene dieſe willen aannemen. Degene die deſelve niet willen aannemen, mogenſe verachten of verwerpen, ſonder my eenige ſchade aan te doen, want ik dwing niemant. En indien ik in 't byſonder kon de ſchrijven, aan diegene die dit Licht
der Waarheit ſoekken, ik ſou my wagten om dat aan (i) Apoc. 2. » 23.
tC
n
3 16
Waarom A. Bourignon
Toets
te bieden, aan die gene die daar vyandt van zijn. Maar gelijk als ik niet weten kan, waar dat die zielen van goeden wille verſpreyt zijn, ſoo ben ik genoot ſaakt mijne Schriften in 't openbaar te geven, veel eer dan de zielen niet te helpen (t) die honger en dorſt heb ben naar de Gerechtigheit. En waar 't ſchoon dat my ſulx het leven koſten zou, ik ſou dat gaarne ten beſte geven, om de zaligheit mijns Naaſten; uit oorſaak, dat voor ſoo veel my aangaat, ik begeerig na de doot ben, en het leven met gedult beſit. Soodanig, dat die gene die my het leven benemen ſou, my ver maak ſou aandoen, mits dat hy ſulx doen konde ſon der te zondigen, en dat ik niet meer nootzakelijk waar voor mijn Naaſten. Want ik ſou wel met waar
heit ſeggen konnen, het gene den H. Paulus ſeyde, te weten, (u) Wie ſal mr verloſſen van dit ellendig le ven, (x) waarvan ik wel ſou willen ontſlagen zijn, ſoo ik niet noodig waar aan de Broeders. Want ik heb lan gentijt genoeg in dit Lant der Ballingſchap geweeſt, om weder te keeren in mijn Vaderlant, indien het ſoo aan mijn God behaagde. Dewijl ik geſien heb, dat alles watter nu heerſcht in de wereld, niet anders is,
dan (y) begeerlijkheit der Ooge, welluſten des Vleeſch, en boogmoet des Levens: en daarom ben ik moede tele ven onder die zonden.
Daarom is 't dat ik ſoo wei
nig met de menſchen verkeer als my mogelijk is, om . dat ik hun vind ſonder Waarheit, ſonder gerechtig heit, en ſonder Liefdadigheit. Het gene ik in hun ontdekke, door hare woorden en bedrijven. Want
den geeſt van Rechtveerdigheit die in my leeft, vind ſich
(*) Matt, 5, » 6. (u) Rom. 7.y 24 (x) Phil. 1, » 23, 24 25, (y) 1, Ioh, 2, 9, 16, -
ſteen.
van Godgeſonden is.
3 17
ſich beſtreden door haar ongeregtigheden. En den geeſt der VVaarheit, vind ſich belogen, door hare Leugens. En dengeeſt der Liefdadigheit, vind ſich tegen-geſproken, door den geeſt der eigen-liefde. Invoege dat ik geen goede over-een-koming hebben
kan met menſchen die ſoo ſtrijdig zijn tegen dengeeſt die my beſtiert. En ik kan met hun niet omgaan, ſon der te leven in een geduerigen Oorlog, en alle die ge ne te beſtrijden die niet beſeten zijn met de Recht veerdigheit, VVaarheit, en Liefdadigheit Gods. En ik geloof, dat het van deſe tegenſtrevingen is, dat den H. Paulus'ſeyt, (z) dat ons leven een geduerigen ſtrijt is. VWant voor my, ik ben ingeduerigen Oor
log, en ik ondervinde 'tgene Jeſus Chriſtus geſeyt heeft, (a) Dat de Huisgenoten der menſchen ſijne Vyan den ſullen zijn, ja ſelfs tot die menſchen toe, die my vergeſelſchappen, zijn beſeten met een geeſt, die
ſtrijdig is tegen degene die my beſit. En ik heb noch niemand in de wereld gevonden, die beſtierd word van dienſelven geeſt der Rechtveerdigheit, VVaar
heit, en Liefdadigheit, gelijk als God my onderwijſt, dat men hebben moet, om tot de zaligheit te gera
ken. Maar ik heb er alleenlijk eenige gevonden, die trachten en haken naar die volmaaktheit. Het gene mygrootelijks vertrooſt. Hopende dat God in die menſchen volbrengen zal, 't gene hy daarin begon nen heeft, en dat ſy eindelijk ſullen geraken tot dien
geeſt der Rechtveerdigheit, VWaarheit en Liefdadig heit, die God my onderwijſt. 294. Het en is niet, dat Godt tot my ſpreeckt, door ſtemmen van donder en Blixem, gelijk hy voor de
-
ſen
-
(z) Job, 7, + 1.
(-) Matt, 1°, v 36,
-
Waarom A. Bourignon Toetsſen aan d' Oude Propheten gedaan heeft, of gelijk als hy tegen ToBIAs ſprak, (b) Door het middel van Engelen, ingeſtalte van een jongeling, of gelijk als hy tegen Jacob ſprak, (c) in een geſicht van een Ladder, 3m8
waarlangs d' Engelen op en afklommen; (d) of gelijk als hy tegen JosEPH ſprak in een droom,neemt het kindeken en zijn Moeder en vlied in Egipten. VWant ik ſou my niet derven verſekeren, op alle die dingen, waarin de Duyvel en d'inbeelding der menſchen ſich vermengen kunnen, en diergelijke dingen kunnen doen ſien en
verſtaan, gelijk alsof die van de geeſt Gods quamen. Maar ik hou my vaſt aan de enkele waarheit Gods, aan fijne Rechtveerdigheit, en aan ſijne liefde. Uit oorſaak dat in ſoodanige dingen, de Duivel geen vath hebben kan. Ik heb ſomtijts wel droomen en Geſig-
#
d d in iſ
iſ t
5 " 't ſ n
0
ten gehad, die van Godt quamen, gelijk ik nader
f h l
hand door ervarentheit heb konnen ſien.
Maar ik
|
ſteun niet op die Droomen en Geſichten, ten ſy dat
(
dieſelfde dingen die ik geſien of gedroomt heb, my door eene verborgene verſtandelijkheit beveſtigt zijn,
|
ſoo als ik gemeenlijk met God handel. VVant ſoo haaſt als mijn Ziele vry is van alle Beelteniſſen, en dat
ſy bevrijt is van de werking harer Driften, en dat d'inbeelding ophout te werken, als dan verſta ik de ſtemme Gods en fijne redenen. Niet door mijne oo ren, maar door mijn verſtant. En op ſoodanige wij ſe doet hy my ſien en verſtaan alles wat ik noodig heb
te weten, ſoo wel tot mijne geleiding, als ook tot die van andere. Het welk vele menſchen ondervonden hebben, en gewaar geworden, dat ik hun van d al
der verborgenſte dingen hares herten geſeit heb, die den
(5) Tob. 12, 9, 15, 19, (3)Gen, 28, # 12, (d) Matt, 2, 192o
|
Van Godt geſonden is,
ſteen.
319
den menſch noch Duivel niet weten kon. Waarme de onſen Burchardus ſpot, houdende die zaken, voor inbeeldingen, of ſonden van hoogmoet, gevende voor, dat ik my laat voorſtaan, iets grooters te zijn, als be ?gopheten / b 2lpoſtelen en De JBaget JBaria. Gelijk gemeenlijk de hoovaardige men ſchen ſpotten, met de dingen die ſy niet kennen; en ſy willen ſig niet onder geven noch gedragen aan een ander, in 't geneſy ſelfs niet hebben. 295. Hierom is 't dat de Phariſeen ook aan feſus
Chriſtus vraagden. (e) Wat hy van hem ſelf maakte, met ſigde Some Godts te noemen : en ſy riepen om deſe
oorſaak, (f) dat hy Godgelaſtert had. En indien onſen Burchardus doen tertijt daar geweeſt was, hy ſou buiten twijffelſulx ook van Jeſus Chriſtus geroepen hebben, met de andere Prieſters. Dewijl hy nu veel minder oorſaak heeft, om van my te roepen, batikt «Bob ſaſter, dan de Jooden oorſaak hadden, om ſulx van Jeſus Chriſtus te ſeggen, die ſich de Soon Gods noemde. Daar ik alleenlijk ſeg, te weſen, eene Geſondene van God, om de Waarheit te verklaren, die hy
my mede deelt. Alhoewel het ſeggen van Jeſus Chri ſtus ſeer waarachtig was, nadien hy waarlijk den ee niggeboren Sone Gods is. Gelijk het ook ſeer waar achtig is, dat ik van Godt tot de menſchen geſonden ben, om hun op te wekken van den ſlaepharer ſonden,
waarin ſy geruſtiglijk ſlapen, ſondergewaar te wor den, het gevaar daar ſy in zijn. En na dat ſy ſullen ontwaakt zijn, door het Licht van den H. Geeſt,
ſoo mogen ſy, indien ſy willen, noch blijven ſlapen in hare ſonden: want God ſal hun als dan ſijne Barm hertigheit . (Aloh,8, t 53, (f) Matth, 26. » 65, -
32o
Waarom A, Bourignon,
Toets
hertigheit getoont hebben, en ik ſal ook van mijne kant gedaan hebben 't gene hy my bevolen heeft: En gelijk die Phariſeſche Prieſters niet wilden geloo ven, dat Jeſus Chriſtus den Some Gods was; alſoo ook willen nu die Lutheriaanſche Prieſters niet gelooven, DAT IK vAN GoD GEsoNDEN BEN. Alhoewel dat
ſeer waarachtig is, want indien het anders was, ik
ſou het ſeggen. En indien iemand my buiten de waar heit vind, die mag wel gelooven, dat ik met den
# niet beſeten ben.
Uit oorſaak dat danſg)
'uivel een Vader der Leugenen is. Gelijk als God, een h) Vader der Waarheit is.
En d'een en d'ander van
eſe Vaders brengen kinderen van haars gelijke voort,
in de zielen die ſy beſitten.
God, een Vader der
VVaarheit zijnde, baart de waarheit in de zielen die hy beſit. En de Duivel een Vader der Leugenen zijnde, baart de leugenen in de ziele die hy beſit. Waar door men kan onderſcheiden, of een menſch. beſtiert word, van God, of van den Dnivel.
Wan
neer die menſch in de leugen, of in de waarheit is. Want de waarheit is God, en deleugen is de Duivel : van wien ik mijn leering niet kan hebben, gelijk deſen , Burchardus ſegt, , Dewijl men myſooſeer vervolgt, om dat ik de waarheit ſpreek. En nu ſoo ſeg ik met waarheit. Dat ik van GodGeſonden ben, am ſijne
waarheit aan de menſchen te verkondigen. So dat ik hun ſoo veel Nieuwigheden niet breng, door de waar heden die ik voorſtel, als Jeſus Chriſtus aan de Joo den bracht, doorſijne Evangeliſche wet. Want het
ſcheen, of hy de geheele wet Gods vernietigen wou, door de Nieuwe Evangeliſche wet. Maar ik koom ::,
-
(s)loh. 8. * 44. (b)lse 1, r 17,3
alleen,
van God gezonden is.
ſteen.
321
alleenlijk ſeggen, dat men dieſelfde Evangeliſche Wet onderhouden moet, om ware Chriſtenen te we Jſen. In het welke gants geen nieuwigheit is; nadien men tot allen tijden, die dingen heeft moeten doen, om Chriſtenen te weſen. En uit oorſaak dat den Dui
vel uit de geheugnis der menſchen verdreven heeft,
de nootſakelijkheit die er is, van de Evangeliſche Wet te onderhouden, om ware Chriſtenen te we ſen: ſoo wil God nu, dat ik hun ſulx weder indach
tig maake. Gelijk ik gedaan heb, door mijne Schrif ten. En hy wil ook, dat ik verklaar, dat hy het is,
die my doetſchrijven, en die my deſe waarheden be
kent maakt. Op dat die gene die my willen dooden,
weten mogen, dat ſy d'Afgeſondene Gods doodeng op dat ſy niet door onwetendheit ſouden zondigen. Want ſy konnen my niet doen dooden of vervolgen om andere oorſaak, dan om dat God my ſijne ver borgentheden openbaart. Nadien ſy niet konnen twijfelen van mijn goet leven, van mijne Rechtveer digheit, Waarheit en Liefdadigheit. Dewijl dat ſel ve bekent is aan ſoo vele menſchen, die kennis van mijn handel en wandel hebben: gelijk men ſien kan,
door mijn Boek genaamt het GETUIGENts DER WAARHEIT . 't welk Burchardus, tot ſijn ſchande, wederleggen wil. En men kan my ook niet doen ſter ven, uit oorſaak mijner Leering; nadien de ſelve
gants over-een-komende is met de Leering van Jeſus Chriſtus en ſijner Apoſtelen. Want indien er iets in was, ſtrijdig tegen de Evangeliſche Leering, ik ſou
dat ſelfs veroordeelen, en opentlijk weder-roe pen.
-
X
*
*
.
196. In
|
Waarom A. Bourignon
322
Toets
296. Invoegen dat men wel onderſoekken en
doorgronden mag de oorſaak mijner vervolgingen. En men ſal bevinden dat de ſelve my aangedaan zijn,
uit oorſaak, dat ik waarheit ſpreek, en nergens anders om. Het gene wel beklaaglijk is, dat de huidenſ daagſche Chriſtenen onder hun niet willen lijden een
Perſoon die de waarheit ſpreekt, en verklaart het gene God haar ſoo klaarlijk bekent maakt, en dat met ſoo
veel overtuigende redenen, dat een iegelijk doorſijn natuurlijke reden dat verſtaan kan. Daar men on dertuſſchen ſoo krachtelijk ſulke bekende en vaſte
waarheden tegenſtaat, gelijk als (i) fannes en fam bres tegen de waarheut opſtonden, tertijt van Moyſes. En nu doet men even het ſelfde tegen de Lichten en Barmhertigheit Gods, gelijk als men deed ter tijt
Jeſu Chriſti, die van God geſonden was, om de menſchen weder te geleyden op den weg derZaligheit, waar van ſy afgedwaalt waren door hare zonden. Want men ſeyde van Jeſus Chriſtus, (k) Dat hy een Vervoerder des Volks was; (l) dat hy de Wet Gods wilde
vernietigen, (m) dat hyſijne werken deed door de macht des Duivels. En de wijſen, Wet-geleerden en Hooge Prieſters, hebben ſijne Leering veracht en verwor pen, alsof die quaat was, hebbende hem om dieſel ve vervolgt, en eindelijk ter doot gebracht. Alhoe wel naderhand ſoo vele wijſe en groote Perſonna
gien, ja de geheele Chriſtenheit, die Leering om helſt hebben, en de ſelve nu noch voorgoeten heyl ſaam achten. En ſy hebben ſoo vele openbare koſte
lijke Kerken gebouwt, om die ſelfde Leering voort -
-
*
s
(i) 2. Tim 3,x 8. (k) Luc. 23. » 2. -
(m) Matt. 12, º 24,
/
u.
(l) Joh. 19, Y 7.
te
van God gezonden is. 323 te planten, die onſe voorſaten ſoo veracht hebben, dat ſy aan een galg ophingen, die gene die hun deſe ſteen.
Leering van den Hemel bracht. Dat het ware af beeltſelis, van het gene de Wijſen van deſentijt doen. Dewelke my willen doen dooden, om reden dat ik het Licht Gods ontfangen heb, om te doen kennen aan de menſchen, hoe wijt dat ſy afgeweken zijn van den wegharer zaligheit. Want ſy ſeggen ook, UPat ik het boſłt berboeren huil, batiä be #erft ber
nietig ; bat ik een Duibeïſche Meering heb, en bat iſ berbien gebgant te mogben. Daar onder tuſſchen, indien men my verbrande, men na mijn doot ſien zou, dat de Leering die ik onderwijs, ſal vermaart, gevolgt, en geacht zijn van alle ware Chri ſtenen, dewelke mijn vervolgers vervloekken ſullen gelijk als de hedendaagſche Chriſtenen de Jooden vervloekken, om dat ſy Jeſus Chriſtus hebben doen
dooden. Invoegen dat mijn boot / d'Opbouwing van het Pieumelpemeſſche Jeruſalem ſouwe ſen, dat God weder oprichten wil op der Aarde, eer dat de wereld eindigt, 297. Dit is het, dat hy my geopenbaart heeft, en
hy wil dat ik het ſelve verklaar, tot vertrooſting der vroome, en beſchaamtheit der godlooſe ſpotters van de werken Gods. Dewelke al te laat ſien ſullen, het quaat dat ſy doen, met de waarheit Gods te vervol
gen. Want ſy zijn hardnekkig in hare zonden. En
of ſchoon ik hunſoo meenigmaal vraag: (n) Waar om vervolgt gymy? gelijk als de ſtem aan den H. Pau
lus vraagde, tertijt als hy na Damaſcus reyſde, om de Chriſtenen te vervolgen. Soo willen nochtans de
ſe Predikanten my niet antwoorden, noch in het by (n) Act 9, # 4. X a ſome
324
Waarom A.
Bourignon
Toets
ſonderſeggen, waarom dat ſy my vervolgen. Maar ſy roepen in 't algemeen: ſp heeft gelaſtert; ſp heeft hetterpen) en een Buitelſcijc Heering: daar door beſluytende, dat men my moet verjagen, overlaſten, en ter doot brengen,ſonder my de waarom te ſeggen. Het welk een onrechtveerdigheit is, die ſeer verre te boven gaat die gene die de Phariſeen geoef
fent hebben, tegen Jeſus Chriſtus. Uit oorſaak, dat inderdaat Jeſus Chriſtus het Volk aan ſig trok, gaan de in verſcheyde plaatſen, een nieuwe Leering Predi ken; waar door hy groot getal van menſchen tot ſijn gevolg getrokken had, die hem nagingen. VVant een van de beſchuldingen die men tegens hem deed,
was, (o) dat hy het volk oproerig gemaakt had, van de
##
Stadt Galilea af, tot door 65 c. VVant in derdaat Jeſus Chriſtus leerde opentlijk in de Sinago gen, dingen ſtrijdig tegen de VVet, naar het oordeel
der menſchen. Soo dat de Jooden ſtoffe hadden, om eenige op-ſpraak tegens hem te maken, volgens het civile of burgerlijke recht; nademaal hy ſeyde, dat
hy Koning was, of de Soome Gods. Maar ik die niemand aantrek, en niet ga in de Sinagogen, ook niet wil ge volgt zijn, maar belijde te weſen, een enkel Schep ſel, voortgekomen uit den verdorven klomp Adams, gelijk alle d'andere menſchen: wat voor ſtoffe kan
ik dan gegeven hebben, om eenige actie of# dering tegens my te maken. Dewijl ik niets doe, dat
beriſpelijkis, niet meer voor het wereltlijk dan het geeſtelijk gericht. En al het quaat dat ik doe, is dat ik mijn ziel van zonde bewaar, en de ſtemme Gods aan
hoor in 't binnenſte mijner ziele, en afgeſcheydent lijk in mijn Kamerke ſchrijf, die dingen die God wil, (e) Luc. 23, p. 5. .
.
dat
van God gezonden is. 32 5 dat ik aan de menſchen deelachtig maak. Mag men ſteen.
niet wel oordeelen, dat het een groote ongerechtig
heit is, my te vervolgen om ſoodanige oorſaken. En dat Ieſus Chriſtus volgens de menſchelijke VVet, veel meer oorſaak gegeven heeft, om vervolgt te wor den, dan ik doe, en ook volgens de Goddelijke VVet, onderwijſende dingen ſtrijdig tegens die VVet. Daar ik onderwijs, dingen geheel over-een
komende met de Evangeliſche VVet, welke alle Chriſtenen voor goet en zalig houden, gelijk die ook beveſtigt en toegeſtemt is, door de geheele Chriſten heit. · VVaaraan nu niemand twijfelt; om dat de VVet des Evangeliums aangenomen en beveſtigt
is van een iegelijk in alle de verſcheidene Reli gien.
-
298. Daarom is't dat ik niet moet vervolgt, en
noch minder ter doot gebracht worden, om mijne Leering, dewelke niet de mijne is, maar diens die my geſonden heeft, die den Autheur is van mijne Leering en mijne Schriften. En indien er iets quaats in was, men moeſt God daar over aanſpreken, die den Autheur daar van is, en niet het VWerktuig, waar van hyſig bedient, om die Leer aan de men ſchen te verkondigen. VVant een reys-Bode, moet niet qualijk gehandelt worden, om den brief die hy brengt. 299. Het is waar dat ik wel weet, deninhout der /
Bootſchap die God aan de menſchen doen wil, na-, dien hy my die bekent maakt, en my daar van een
klare verſtandelijkheit geeft, en ook woorden die bequaam ſijn om my te doen verſtaan aan andere. Maar daar is niets van het mijne by, en ik leg niets --
-
X 3
-
3TY- , - ---
32 6 Waarom A. Bourignon Toets anders dan het gene, dat ik van mijnen God leer. De welke my doet verſtaan.
3 oo. Dat de menſchen van deſentijt, alle over gegeven zijn aan den geeſt der Doling. En dat het van den tegenwoordigen tijtis, dat hy doorſijn Pro pheten, in volle volmaaktheit en vervulling geſeyt heeft: MIJN voLK HEEFT MY veRLATEN, My DIE DE FoNTEYNE DES LEVENDEN VVATERS BEN , oMi TE GAAN PUTTEN UIT GEscHEURDE BAKKEN, DIE
HAAR wATER NIET HoUDEN KoNNEN.
3o1. God ſegt my ook, Datter nu geen ware
Chriſtenen meer op Aarden zijn, en dat de menſchen wijder afgeweken zijn van ae Waarheit, danſy wa
ren ter tijtjeſu Chriſti, toen hyſich bekleede met onſe ſterflijkheit.
-
3oz. Godſegt my ook, datjeſus Chriſtus onſé Sterflijkheit aangenomen heeft, door enkele liefde die
byde menſchen, ſijne natuurlijke Broeders toedroeg. Ten einde om hun te trekken van de zonde, en
van den weg des Verderf, waar in ſy alle wan delden.
-
3o3. God ſegt uitdrukkelijk, Dat Jeſus Chri Jſtus, ſterflijk Menſch geworden is, om ons een voor
beelttegeven, en om ons t onderwijſen door welke middelen wy de LIEFDE en GENADE GoDs we
der konnen vinden: hy aannemende een ſwak lich aan, dat onderworpen was aan alle ſoorten van
ellenden, en aan de doot, gelijk onſe Lichamen Kijn, teneinde om ons moet te geven om de werken te'
ſteen.
Van Godt geſonden is,
327
te doen, die hy inſijn ſterflijk Lichaam heeft ge daan.
3o4. Godſegt my noch, Dat hy den Engel en menſch geſchapen heeft, om van hun bemind te wor den, en niet tot eenig ander einde, en dat hy hun om deſes oorſaaks halven, Goddelijke hoedanigheden ge geven heeft, die bequaam zijn om haren God te be
minnen, en dat hy haar alle beyde vry geſchapen heeft, als kleine Goden. Hebbende hun aangenomen voorſijne kinderen. Hun nergens aan onderwor pen gemaakt hebbende, dan alleen aan fijn LIEFDE,
dewelke het Einde harerſchepping was.
En dat ſy
in de Liefde mochten heerſchen over alle andere Schepſelen.
3o5. God ſegt my ook, Dat den Engelen menſch gevallen zijn in een ſelfde miſdaat,en dat ſy alle bey
de hare genegentheden hebben afgetrokken van ha ren God, om deſêlve te ſtellen op eenig ſchepſel. Den Engel, heeft ſijne genegentheden geſtelt, in de liefde van fijne Engelſche volmaaktheit. En den menſch minder volmaakt zijnde, heeft ſijne liefde van God afgetrokken, om die ſtellen op de volmaakt
heit van andere Schepſelen, die aan hem onderwor pen waren. Invoegen dat door dieſelfde miſdaat, den Engel een geeſtelijken Duivel geworden is.
En den menſch is geworden, een vleeſchelijken Duivel.
3o6. God ſegt my, dat den menſch ſcodanig is -
-
4.
cy6 Ven
328
Waarom A. Bourignon
Toets-
verdorven geworden door de zonden, dat hy geen goetvan ſigſelven doen kan, niet meer dan den Duivel. Maar datden menſch, doorhet tuſſchen komen van Ieſus Chriſtus, deſe Barmhertigheit
van God heeft ontfangen, dat hyſig kan bekeeren; en den Duivel niet. Maar dat ſoo lang als de menſch de verdorventheit ſijner natuur volgt, dat hy dan blijft inſijn Duivelſche ſtant, ende niet kan zalig worden.
m
397. God ſegt my ook, dat nooyt iemandſalig worden zal aan diegene die wederkeert in de Liefde
ſijns Gods, waar toe hy geſchapen is geweeſt.
En
dat alle diegene die buiten die liefde ſterven, eeu
wiglijk verloren gaan.
.
3o8. Hy ſegt my, dat den menſch van nooden heeft, ſijne Geboden en d'Evangeliſche Wet te be waren, uit oorſaakſijnerſ wakheits en dat die alle
hulp-middelen voor fijne quaden zijn. En dat den menſch met die hulp-middelen t omhelſen, weder verkrijgen ſal de liefde van fijnen God, dewelke
by verloren heeft, door andere dingen te bemin 746/2.
309. God ſegt my, dat het van deſe liefde is, dat den H. Paulus ſpreekt onder de naam van lief dadigheit. En dat al waar het ſchoon, dat men alle
de hoedanigheden had, die deſen Apoſtel beſchrijft: als de gave der Prophetie, en die van Miraculen te
doen, daiſulx alles niets is, ſonder die liefde Gods. -
-
-
-
--
En
j ,
ſteen.
van God gezonden is.
329
En dat den menſch alle andere genegentheden af. ſierven moet, om te leven in deſe eenige liefdeſnes Gods.
31o. Siet daar, alle de ſaken die God my teken nen geeft, met vele andere meer, waarvan ik in mij ne Schriften geſproken heb. Dewelke men wel aan hooren mag; dewijl Jeſus Chriſtus tegen ſijne A ſegt; (p) Die u hoort, die hoort my: en die my
#
oort, hoort hem die mygeſonden heeft. En dit uit oor ſaak, dat jeſus Chriſtus (4) niet van hemſelven ſprak, maar dat hj de dingen ſeyde, die hy van ſijnen # ge leert had. ' Alſoo ook, kan ik met waarheit ſeggen, dat ik geen van alle deſe dingen, van my ſelfs ſeg. En dat ik die van Godgeleert heb. En dat die gene dieſe ſullen aanhooren, God ſelfs aanhooren ſullen; na
dien deſelve van God komen, en geenſins van my. En daarom alle die gene die deſe waarheden verwer
pen, verwerpen God ſelfs.
-
31 1. Ik laat nu een iegelijk vry, om deſelve aan te nemen of te verwerpen, ſoo het hun goet dunken zal. Want ik heb geen bevel, iemand te dwingen; maar alleen de waarheit der dingen te verklaren die God my te kennen geeft. Dewelke men op den ToETs-STEEN ſtellen mag, om reproeven of deſel ve van het ware Gout der
# zijn.
Toets
ſendende ook daar aan de Leering van deſe Nieuwe geleerden, dewelke ſeggen, dat geſug. Chriſtug afleg bolbaan heeft boog de menſchen. Ten einde om te mogen weten, of dieſelfde Leering niet
van valſche Alloy is. Dewijl God my uitdruckelijk X 5 , (p) Luc. 1o, * 16. (a) Joh. 12, 9 49 * **
ſegt,
r
33 o Waarom dat A. Bourignon, Toets ſegt, gelijk hytegens den Apoſtel geſeyt heeft; (r) dat niemandſalig worden zal, ſonder deſe Liefdadigheit te hebben, die de LIEFDE Goos is.
312. Nu, men ſiet metter daat, dat alle de men ſchen van deſen tijt, levenſonder Liefdadigheit, en
dat ſy alle hare genegentheden geſtelt hebben in de
# hares ſelfs, in hare rijkdommen, in hare ee ren, en in de Liefde harer vermakelijkheden. Daar men hun ondertuſſchen Predikt, Dat ſp alle áa Iig mogben ſuſſen/boog de berbienſten ban Hee ſug. Chriſtug. Ik laat hun vry ſulx te Prediken, ſoo lang tot hun de Duivel alle weg haalt: want ſy be
hooren hem alle toe, indien ſy ſtervenſonder de liefde Gods verkregen te hebben. 313. Ik en mag my niet ophouden, met te gaan antwoorden, by ordre in 't byſonder, op alle de Argumenten of bewijs-redenen die onſen Burchardus
# Boekbybrengt,
als zijnde onwaardig om mij nen tijt te beſteden, in dingen van ſoo weinig nut. Ik en heb ſijn Boek niet geheel hooren leſen; maar alleenlijk een klein gedeelte daar van. Waardoor ik
in
wel verſtaan heb, uit dat kleine ſtaalken, wat het
geheele ſtuk in-hout. En ik heb in 't algemeen geſien, SUPathp mp toil berachten/ en laſteren ſomber reeben. En dat hp mij ſtaande houben/
beſtefogmatie ban Lutherus. Dat hp mp miſ boen bernielen / boog het ſBericht / inbien bp Honde. Dat hp mil bepeſtigen/ bat #feſug Chriſtug alïeg boſbaan heeft boog de menſchtn/
al ofſchoon ſp Ienen en ſternen in hare 3onben, «En bathp toonen miſt dat het aan be abgou
buen niet betaamt te ſtijgijnen. Daarom ſegthy, (r) 2. Cor, 16, » 22, -
.
dat
ſteen.
van Godtgeſonden is.
- 3 31
dat ik my behoorde te bemoeyen te ſpinnen met mijn ſpil. Waarin ik hem gehoorſame; want mijn nne is mijn ſpil. En ik heb noyt geen andere ſpilge # , want ik en kan niet ſpinnen, om dat ik het
noyt in mijn leven gedaan heb. Maar indien hy de Schriftuur wel verſtond, hy ſou daar in vinden, dat SALoMoN ſpreekt, van een (s) ſterke Vrouw, die met
hare vingerende ſpille aangreep. Het welk niet kan geweeſt zijn om vlas of eenige andere ſtoffe te ſpinnen; dewijl dat het ſpinnen een lichte ſaak is, en niet iets krachtigs betekenen kan. Gelijk nochtans de Schrif tuur betekenen wil, de kracht van een Vrouw, om dat
hare vingeren de ſpille aangrepen. Mag men niet geloo ven, dat deſe ſpille, waar van de Schriftuur ſpreekt, mijne Pen betekent, dewijl die ſelve meer ſchijn van kracht heeft, dan een ſpille om te ſpinnen. 314. Maar het is dwaasheit, dat men meerſpreekt tegens de gene die hare Ooren toe-ſtoppen, om niet te willen hooren. Ik wil onſen Burchardus met alle
ſijns gelijke, laten in hare onwetendheden, en m vaſt-houden aan de Waarheit, die ik van God leer, ſonder acht te ſlaan op het geneſy my ſeggen, batift
genoeg geſchieben heb, en dat ik fou moeten ophouben be penne te handelen / om dat het
be abgouinen niet betaamt te ſchgijben: maar ik wil in acht nemen het gene God my gebied. 315. Ik heb tot nu toe geſchreven, door bevel Gods. En indien hy my noch meer beveelt veſchrij ven, ik ſal het ook doen. Maar noyt tegens d'inten
tie der Overheden daar ik ben. Want indien ſy my verbieden, de wille Gods te doen, onder hun ge
bied; ſoo ſal ik in een ander plaats gaan, daar men (s) Prov. 31, # 2o, tot 3o,
** - - - - - - -
, my
33 :
Waarom dat A. Bourignon
my dat wel toelaten zal.
Toets
• En ik ſal volgen denraat
van Jeſus Chriſtus, die ſegt: (t) Indien men u ver volgt in de eeneplaats , vlied in een andere: en wanneer
men u niet ontfangen zal, ſchud het ſtof van uwe voeten af, en gaat op een ander plaats. 316. Ik heb ook wel gemerkt, dat Burchardus ee nige woorden of ſpreuken uit mijn ſchriften geſcheurt heeft, om daar uit oorſaak te trekken, van my te *
-
laſteren, latende de reſt van de text achter, die de ſin
van de woorden of ſpreuken uitleyt, die ik bybren gen wil. Hy en ſpreekt niet met al, van het gene dat heb. Snijdende alſo uit mijne
ik voor of na
#
ſchriften de dingen die fijne voornemens helpen; ach ter-latende het gene hem mogt tegen zijn. Gelijk hy ook doet met deH.Schriftuur,aantrekkende alleenlijk die woorden of verſenderſelve,die hem ſchijnen voor
deeligte weſen; het andere voorby gaande, ten einde men den waren ſin niet ſou konnen ontdekken. Het
welk een groote ongetrouwigheit is, die ook begaan word (gelijk als hy doet) door alle de andere Secta
riſſen van verſcheyde Religes. Want een iegelijk van dien, hebben uit de Schriftuur eenige ſpreuken ge trokken, om daar op hare Nieuwe Religes te bou wen. Daarom is't dat een iegelijk ſijne Reformatie
houd, op de Schriftuur gegront te zijn: en idereen ge looft, dat ſijne, de beſte is. Daar ondertuſſchen God
my ſegt. Dat ſy alle indolingen zijn, uit oorſaak dat ſy den waaren ſin der Schrifturen niet verſtaan, en dat een iegelijk die naar de letter neemt, ſoo als hy't verſtaat. Alhoewel men met ſoo te doen, allerleytegen-ſtrij digheden vind in deSchriſtuurſelfs: hoe en zou men
dan geen meer tegen-ſtrijdigheden in mijne Schriften (t) Matt, 10
x 14 en 23,
- -
- --
vin
van God geſonden is.
ſteen.
333
vinden? Al is't ſchoon dat er gants geen ſtrijdig heden zijn, niet meer in de Schriftuur, als in mijne Schriften.
-
-
3 17. Maar daar zijn vele ſtrijdigheden in de in beeldingen der menſchen, dewelke ſich inbeelden quaat te zijn, alles wat zy niet verſtaan. Gelijk als Burchardus ook gelooft in mijne Schriften gevonden
te hebben, Hetterpen / Bobg-laſteringen / of eene JBuibelſche Leering: in die dingen die God
geopenbaart heeft, en door den H. Geeſt gedicteert zijn. En ſulx is geen wonder, dewijl dat men om de Schrifturen te verſtaan,dien ſelven geeſt hebben moet die haar gedicteert of ingegeven heeft. En niemand verſtaat deſelve beter, dan die gene die ſijn ziel ge ſchikt heeft, om de ſelve in 't werk te ſtellen. Want
naar mate, dat iemand wijt af is, van de oefening der
Evangeliſche Wet, ſoo wijt is hy ook af, van des ſelfs verſtandelijkheit; dewijl hy alleenlijk de woor den en letter weet, en niets van den waren ſin. Hier
om is het myſeer licht geweeſt door deſen ToETs STEEN te doen ſien, dat de Leering van Burchardus, meer ſchijn van Ketterye, Gods-laſteringen, of een
Duivelſche Leering heeft, dan het gene waar mede hy heeft willen bewijſen, datter in mijne Schriften
ſulx zijn zou. Want het gene hy heeft verklaart, in deſelve quaat te zijn, is niet anders gegront dan op leu gens en valſche beſchuldingen, of op verdraayde ſin nen, die hy daar uitgenomen heeft, om dat hy den
ſin mijnertext niet houden wil. Het gene hy op vele
# in ſijn Boek gedaan heeft, alwaar hy ver aalt, dat ik dingen geſeyt heb op ſoodanige Folie, dat nochtans niet waarachtig is, dat ik die gºe: »
eb
Waarom A. Bourignon
334
Toets
heb. Maar daar ſtaat ſomtijts het tegendeel. Gelijk
als ſommige Geſtudeerde vermerkt hebben, die daar van Memoryen en aan-teikeningen hebben gemaakt, op dat diegene die daartoe curieus zijn, ſien mogen hoedanig dat Burchardus ongetrouwelijk ſommige ſchriftuur-plaatſen bygebracht heeft, en ook de plaat ſen van mijne text, ſonder eenige waarheit. En om
deſe oorſaak heb ik goet gevonden, die Notitien en Aantekeningen te voegen by deſen ToETs-STEEN. Gelijk als hy aan 't einde van ſijn Boek bygevoegt
heeft, de dingen die eenen ſekeren Podevinus geſeyt heeft. Alhoewel het gene dien Autheur
#
gants niet te pas komt op mijn bedrijf. Hy heeft dat aan fijn Boek tegens my by-gevoegt, om het ſtuk te vergrooten. En ik voeg deſe CURIEUSE AANMER xINGEN hierby, om de nuttigheit voor den LESER, ten einde die ſien mag, dat ſijn Boek geheelijk we derleyt is, en datter niets meer overig is van fijne by
brengingen, dat niet gantſchelijk opgeloſt en beant woord is. En ook tot dien einde, dat de quaat-willi ge geen oorſaak nemen ſouden, om te ſeggen, dat
ik niet Cathegoris of recht uit geantimoogb heb / op alle de beſchuldingen die hy my aangedaan heeft. En om oorſaak dat het mijn gewoonlijke ſtijl niet is, te antwoorden by ordre op alle Puncten, ſoo heb ik dat laten doen, door diegene die gewoon zijn te vol gen d'ordre der School-geleerden, op dat ik ner gens in gebrekig blijven mogt. En om dat de ijſen en onwetende ſien mogen, het ongelijk
dat dienſelven Burchardus gehad heeft, met ſoo danig tegens my te ſchrijven, ſonder ander oorſaak
dan een haatige drift, en de begeerte die hy heeft, -
OITA
-
van God gezonden is.
335 om ſijne opinien ſtaande te houden, tegensGoden
ſteen.
de menſchen.
318. Want men hout ſijn eygen opinien of mee
ningen ſtaande tegens God, wanneer men deſelve komt verdedigen tegens d'ingeving van den H. Geeſt, ſooik verklaar. En dat is, ſijne opinien ſtaande hou den tegens de menſchen, wanneer men ſelfs aan de menſchelijke reden niet toegeven wil. Gelijk als de ſen Burchardus en ſijns gelijken doen. Die mijne Leering voor quaat oordeelen, al is't ſake dat die uit God voort gekomen is. Waar van ſoovele geloof
waardige Perſonen getuigenis gegeven hebben, in het Tractaat GETUIGENIS der WAARHEYT: waar aan
Burchardus ſig niet gedragen wil, en hardnekkig ſtaande houd, QPat de menſchen ſuſſen 3alig 3ijn / boog de berbienſten dan geſug. Cijgi ſtug. Al hoewel God my verſekert, dat Ieſus Chriſtus onſe ſterfjkheit is komen aannemen, om
de menſchen te wiſſen den wegharer zaligheit, (u) en om hun tot Boete te bekeeren, door het verlaten
harer zonden, om te herleven in den Geeſt leſſt
Chriſti, en Nieuwe Schepſelen te worden, doende afſtand van de genegentheit harer verdorvene na tuur, dewelke niets goets doen kan, en een Dui velin boosheit is. Soo dat men niet dan de genegent heden ſijner verdorvene Natuur behoeft te volgen, om in der Hellente gaan. 319. Het gene een waarheit is die God my onder wijſt, ſoo alsik die verklaar; latende een iegelijk vry,
die te gelooven of niet. Dewijl er niets is dat my aan (e)Act. 3. » 19 en 26
dringt
-
336
Waarom A,
Bourignon
Toets
dringt die dingen te verklaren, dan de Chriſtelijke Liefdadigheit, die ik heb voor de zaligheit der zie len, van mijne Chriſtelijke Broeders. Dewelke ſoo
God my ſegt, vervoert en bedrogen zijn, door
de Leering der huidenſdaagſche menſchen. En dat Ieſus Chriſtus niets voldaan heeft, dan voor die gene die ſijne Navolgers zijn ſullen, en hare verdorvene natuur verzaken, die allerley ſoor ten van zonden en quaatheden baart. Soo ver re, dat ſy niet een eenig woort ſou konnen ſpreken,
noch een eenige daat konnen doen, ſonder te zondi gen. Het welk de menſchen in groote vreeſe wegens hare zalighet behoort te houden, want ſoo lang als ſy leven naar de bewegingen harer natuur, ſoo leven ſy in zonden , en ſy zijn in d'ongenade van God, dat ſy buiten ſijne liefde zijn. Dit is het,
#
dat Jeſus Chriſtus hun is komen onderwijſen , door ſijn ſterflijk lichaam ; hun ſeggende, (x)
Dat ſy ſig ſelfs moeten verzaken, en hem navolgen. Uit oorſaak dat hy die verdorvene natuur heeft tegen-geſtaan, onderwijſende dat men niet bemin nen ſou, noch Rijkdommen, noch Eeren, noch Vermakelijkheden van deſe Wereld; gelijk als hy die niet bemind heeft.
Om ons een voorbeelt te
geven, ten einde om door het middel van naar te laten , Vader, Moeder , Broeder , Suſter, ſich
ſelfs, en alle andere dingen te beminnen, de men
ſchen mogen weder-keeren in de liefde hares Gods, om welke liefde ſy geſchapen geweeſt zijn. Ende men moet geen andere middelen ter zaligheit hopen
noch verwachten, dan die gene die Jeſus Chriſtus (*) Matth, 16,» 24,
-
ons
ſteen.
van God geſonden is.
337
ons nagelaten heeft, door ſijn Evangelie. Die ge ne die ſich van deſe middelen niet bedienen willen »
ſullen verlooren gaan. Nadien dat Jeſus Chriſtus het laatſte hulp-middel geweeſt is, dat God aan de menſchen geven zal, om ſijne liefde te verkrij gen.
En dewijl dat (y) byter laatſteruurgekomen is,
ſoo en moet men geen ander verwachten.
Dit is,
het dat den Apoſtel wilde te kennen geven, als
hy ſeyde: (z) Indien iemand u een ander Evange hum leert , dan hetgene dat ik u geleert heb, die ſy ver vloekt. Uit oorſaak dat God geenige Nieuwig heden meer geven zal ; om dat door J Es Us
#
CHR 1 sT U s aan de menſchen ondêrweſen heeft,
alle het gene ſy ooyt moeten weten, om weder te keeren in de L1 E F DE van H AR E N GoD ;
aan welke Liefde alleen hare zaligheit hangt. En aan d'omkeering deſer Liefde, hangt hare Ver doemenis.
Want daar en kan geen, andere we
ſentlijke zonden zijn, dan die gene dat men ſijne
genegentheden van God afgetrokken heeft, om die te ſtellen op eenige andere dingen, van wat ſoort die ook mogen zijn. 32o. En wanneer gy , MIJNE CHRISTELIJKE -
BR o ED ER s die waarheit , wel ſult begrepen hebben , ſoo moogt gy aan deſen ToETs-STEEN ſtrijken, de gevoelens en Leering van onſen Bur
#
gelijke; om te ſien of die ook van ſuiver Gout der Liefdadigheit zijn, of van
chardus en
valſche Allooy.
Sonder dat ik noodig hebben
zal, u daar van iets meerder te ſeggen, latende het overige voor uw eigen begrijp. God bid den
Y
(y) Marc, 12, ? 6. (z) Gal 1, # 8.
-
338 waarom A. B. in de Wereld geſonden is. dende, dat hy uwe zielen verlicht, om u wel te doen onderſcheiden, de dingen ſoo nootſake
lijk tot uwe zaligheit. Sulx doende, verblijf ik van u allen.
Mijne Chriſtelijke Broeders. U. E. Welgenegene in Jeſu Chriſto, ANT Ho 1 net t e Bov R1 GN oN.
Jeremiae 23 , vers 14, 15. In de Propheten van feruſalem (Predikers van het
Chriſtendom) ſie ik afſchouwelijkheit ; ſy bedrijven (geeſtelijker-wijſe) Overſpel, ende gaan met Valsheit om, en ſterkende de handen der Boosdoenders, op dat ſy ſich niet bekeeren, een tegelijk van fijne Boosheit. Sy alle zijn my als SoDoM en hare Innvoorders als GoMoRRA. Daar
om ſeit de Heere der Heyrſcharen van deſe Propheten (Pre
dikanten) alſoo; Siet ik ſalſe met Alſſem ſpijſigen, en met Galle-water drenken; Want van Jeruſalems Pro
pheten (des ChriſtendomsPredikers) is de Huychelje uitgegaan in hetgantſche Landt. &c.
B L AD
BLAD - WY SER, Inhoud der Hooft-ſtukken.
dergeeſten, ofſy uit God zijn. , vers 1: B Eproeving De ware Kerk beſtaat, in de gemeenſchap der Heili 27 De huidige #n , levenſonder Liefdadigheid. 31 672,
-
Hoe de Verdienſten feſu Chriſti, ons ſullen toegepaſt wor 674, 51 e-n
ee
God heeft den menſch, uit enkele Liefde geſchapen. Het is nootſakelijk, de geboden Gods te onderhouden.
64 75
Het ware goet, is altijt van de boſſen vervolgt. -
79
De huidige menſchen, zijn aan den geeſt der dwaling over egeven. 94. e
-n
e-
De Heilige Drievuldigheid, is onbegrijpelijk. -
11o
Den Duivel bedriegt ſig altijt, in ſijn eigen voorne 7776725,
e-
-
-
I2 II
Waarom feſus Chriſtus, onſe Sterfelijkheid heeft aange 740772672.
en
-
-
-
-
128
De geboden Gods, moeten onderhouden worden. - 139 De boſe ſteekt altijt, na 't hert van denOprechten. 144
De Leering der menſchen, bedriegt er veel - 155 Dat feſus Chriſtus is uit Adam, d'Eerſtgeboorne onder de menſchen is. 2 18 e-
n
-
Het geloofſonder de overcken, is een doot Geloof. - 224 God dwingt nooit, de vryheit des menſche. 251
't Isſeer heilſaam, vervolging te lijden om de Gerechtig hetd. - 266 e-
e-
ene
e-
Nu ishet Licht der waarheit, op aarden geſonden. 27o Dat God zijn verborgentheden, aan- ſijn vrienden open baart. - 281 tes
e-A
Wat het is, op Moſes ſtoelſitten. Waarom, A. Bourignon van Godgeſonden is. te
Y 2.
28z 283
Inhoud
BLAD - WYSE R.,
Inhoud der Saken. vers 176, 271. 272 A DA M kreeg drie geboden na zijn ſonde. 56,7o, 7 1 Zijn Nakomelingen moeten deſelve Boete doen. 56 Hy had beide de naturen in ſig. 92, 94, 264, 265 Hy is na zijn ſonde, met Sterflijkheit bekleed. - - 1 oo CA DE MIEN
Waarom hy ſonder boete geen vergiffenis kreeg. - - 1 1 1 Sijn Val, Vergiffenis en Boete, raakt alle menſchen.
127
ACHT ZALIGHEDEN, raken dit leven. - - 15o ANT H o IN ETTE BOU RIGN O N. ſy vervloekt al les wat tegens het Evangelie ſtrijt. 4. Niemand kan met waarheit iets quaats, van haar of haarge ſelſchap ſeggen.4. 23.84, 295,296. Siet voorder Magi
l
e-
ſtraten, Sy heeft nooit iets gedaan dat beriſpens waardig is. 82. 297
-
Sy menſchen. heeft goede getuigenis van veel eerlijke geloofwaardige 2 e-
e
e
e-
e
Sy raad niets, als het Evangelie in 't werk te ſtellen. 5. 177 Wat werkingen harer Schriften in veel menſchen gedaan hebben.
23
Hoeſeer ſy d' Eenſaamheidbemind, dat ſy ſomtijts in een jaar niet uit haar kamer komt. I ISy heeft het Licht des Evangeliums ontfangen. -
Alles wat ſy ſchrijft, ſtaat in de Propheten.
-
3+, 235' 22
-
25
God heeft haar de dwalingen in de Chriſtenheit doen ſien 29 De Leer Chriſti is haar oefening. 29 e
e-
Haar ſchriften zijn van geleerden en ongeleerden voor goet gekeurt 1 2. 1 4. e-
'
ee
-
Sy bekent dat ſy den doot ſou verdient hebben, indien de leu gens van Burchardus warachtig waren. 17 e-
Indien ſy quaat doet, ſoo wil ſy wel geoordeelt zijn.
-
-
e-
-
Sy houd haar aan de Roomſche kerk. Wiens Afvalſy kend.
15. 143. 1 77
"
-
29
e-
-
ibid
In 'tjaar 1667. quam ſy in Hollant. ibid Sybemind in alle Religes de Godvruchtige menſchen, 3o Bytard ieder een uit, om te bewijſen dat ſy doolt. 17. 85 en
Sydadigheit verzoekt wil dat men haar doen, op den Toetsſteen der lief ſtellen. 34 31 r. e
-
*yºgaert dat men hare boekken naauwkeurig wil 43,8 door• ſoekken. -
-
*
-
-
-
\
T t
BLAD - VVY SER.
Haar Toetsſteen preſenteert ſy aan alle menſchen van verſtant, om het goud der Liefdadigheit te beproeven. Io.46.32o
Sy beſit de Liefdadigheit in oefening als te ſien is. 43. tot 46 Het nieuwe Teſtament en hare Leering, is het ſelfde, 47 Haar Leer be-oogt niets dan de Liefde Gods. 92 Sy eert God, dag en nacht. • 6. 9 1. Sy heeft den Duivel overwonnen. 1 18 Haar Boekken zijn met verwondering aangenomen. | 143 Haar ſchriften ſijn klaarde, om te verſtaan dan de H -
-
e-
ſchrift.
-
-
-
e-
199
-
Haar ſchriften zijn een Nieuwe ſchriftuur en het Evangely ſelfs.
-
-
-
-
-
-
w-
2
Haar ſchriften wijſen aan Gods Goetheit, Waarheit, en Gerechtigheit. - - 23 r Sy drukt de boekken op haar eigen koſten. 267 Hoe ſy haar Boekken ſchrijft. 289 ee
e
-
-
-
Syhoe leeſtſyhaar Schriften nooit na - en hoe ſy die meer vergeet, beter ſchrijft. ibud -
e-
-
-
Men vervolgt haar om dat ſy d'Evangeliſche raatgevingen
pregijs navolgt.
-
U 59
-
-
Waarom men haar vervolgt en branden wil, 17. 1 13.1 19 122 159. 177. 2 68.285. 1o3
Hoewel ſy niet anders leert, dan 'tgene Ieſus Chriſtus on derweſen heeft, en om dat hare waarheden al te klaar zijn. 13. 22. 171, 177, 196.277 • 292 -
Sy wil wel ſterven voor de waarheid, 258, 293 sy brengt een Nieu Licht Gods en verklaart d' oude. Pro pheten. 17 2 Sy toont dat het gemakkelijk is, Ieſum Chriſtum na te vol e-
gen.
-
-
-
-
-
-
1 72
-
Sy wil niet twiſten. 19e Sy is een Bode en Vriendinne Gods en brengt het Licht der en
-
-
2o3. 239. 2 56. 257. 258. 293. 295. 299
waarheit.
Sy ſchrijft door expresbevel van God.2 15 266.267.295,31 5.
Sy gelooft dat geen eenige ziel zalig word, dan door Jeſus Chriſtus.
- , 215. 2 18
-
Syſchen. eert Chriſtus voor den Zaligmaker aller2 18,men 219 e-
-
Sy is als een LAM onder de hand des ſlachters, en wenſcht niemand quaat toe. 23 o e-
e-
HaarleOnderwijſing is van God en uit den geeſt Ieſu Chri S 298.3" ee
bv.
es
B L A D - VVY SER.
Sy wilſe alle helpen, die ſich Gods wil onderwerpen. 245 Haar Leer is nootſakelijk ter Zaligheit, 259. Sy leert niets als dat God haar leert, en heeft nooit geſtu -
deert.
e-
19o. 26o
-
-
Wat God haar byſonderlijk belaſt heeft, om de menſchen te verklaren.
-
-
288. 295.3oo. tot 3 1o
God ſpreekt door geen ſtemmen of geſichten tot haar, maar tot haar verſtand, als dat vry van beelteniſſen is. 294 Sy is een Afgeſante Gods, om de menſchen t'ontwaken door het Licht des H. Geeſt.
-
29 5.
-n
God heeft haar het verſtand der Schriftuur gegeven. 292 Teikenen om te kennen of ſy de waarheit ſegt. 295 Sy ſegt, dat Godt het Nieuw Jeruſalem op aarden wederop bouwen ſal.
-
-
.
296
e-
Sy heeft laſt van God, niemand te dwingen. - 31 1.312 Sy laat een ieder vry, om haar leering aan te nemen of te verwerpen.
-
-
ibid
-n
Sy ſchrijft haarſelve geen volmaaktheit toe. Sy heeft den H. Geeſt. Sy haat lof en eer
-
e
29o. 29 1 265.
e
24. 265 Haar leer kan van de menſch, noch van den Duivel , of van -
-
de natuur niet komen.
We
26o
e
Sykend ſomtijts de verborgentheit des herten.
26o. 294
Haar Lichtſal de macht des Duivels vernietigen.
-
26
Als dat ſy leerd dat A D AM de beide naturen in ſich had, ſoo is een Licht Gods. 265. e-
-
Sy weet van God, hoe den menſch geſchapen is. . 268 Al de eer van haar doen, eigent ſy God toe. - 269. 29o Sy wil de ware K ER K met haar leven verdedigen. 277 Op wat wijſe ſy in den ſtoel M OS E S geſêten is. - 286 Sy beſit de waarheit, Rechtveerdigheit, en Liefde in ſeer groote kracht. . 286. 287 -
sy bemind haar naaſten als haar ſelven.
286. 2 69. 3 19.
Door Ootmoedigheit belijt ſy haar ſwakheit.
-
29 o
sy Gods. ſegt niemand te vinden in de waarheit en Liefde 293 e-m
•
-
-
De ſubſtantie van al haar ſeggen, beſtaat, in dat men d'Evan geliſche Wet moet onderhouden. 29 ANTvVOORD Op de huidendaagſcheGEVOE LE # e
-
Als op, dat het 25loeb #eſu Cijgiſti ban alle 5omben
repnigt/ ofſchoon de menſchen in 5onben "# -
*
CUCIl
;
BLAD - VVY SE R.
leben. . -. - .. 52. 53. 55. I89.218.25c.251 Op, bat het fijn felfgrechtbeerbigen igl alg men goee IC4. 1 o5. 184. 224. 22s.
De bueritſten Doet.
Op, bat Hefug Chriſtug alleg bolbaan heeft 7 cm bc menſchen boo? 5ijn Derbienſten alleen 5alig toogben alig 't Datfn in be 3onden bijben. 55. 63.79.87.88 Io2. I23. 141. I 55. tot 157.163.189, 192.tot 196 209. 214 tot 225.249.251. 252, 253, 255. 263 Op, Dat men goede buctſten moet boen/ tot crftentea
Itig of Danitſjaarijeit. 178. tot 182, 186, 187. 192 209. 21 I
-
Op,3 ll, dat be heiligen ſomtijtg in 3onben gebaſſen 22 3 e-D
e-
e-
aan
-
,
e-
ee
Op, dat men bedbeboben niet ſjouben Han.
75.76
1o6. 124. 135
Op, dat men ſegt, baat toe te3tuaft te 3ijn.
56.77
io5. 147, 196. 285 A R M VAN GE EST. - - - -
15 1
A R M wil men nu niet zijn. '133 APO ST EL S hebben niet gepredikt , ſoo als men nu doet. -
279
A PO STE LEN, zijn de Verdienſten Chriſti waardiger, alsde huidige Chriſtenen, en ſy hebben nochtans groote boete gedaan. 79. 1 o6. 1o8. 22 5.
B. BABE L ſal haaſt vallen,
*,
-
28, 2o 3
e-
B E E ST EN hebben de wet der natuur,
1 6o
e-
B b. GE ER LY KH E 1T, hoe alle begeerlijkheit zonde is,
-
-
68, 259
-
-
BELOFTEN IN RELIG E, is een dwang, 239 24o B. B. B. die tegen de Goddelijke Leer op ſtan,
I2, 13
BE KEER IN G met woorden ſonder daat, kan voor God niet beſtaan , - 56 B E LY D EN IS DE R ZON DE, ſonder ware Bekee -
e
e-
ring, is God niet aangenaam,
,-
-
52
BOECK , dat johannis geſloten ſag, is aan A. B. geopen baart. 268 e-
-
e-
e
BOEKKEN, van A. B. verbrant tot Flensburg, 2o3. tot 2o7. 23o. 237. 255. 284 289 BOE
BL A D - WYSE R.
BOEKKEN, weggenomen, BOOM
DE R
-
284
-
WET EN SCHAP
EN DE S L E
VENS, in 't Aards Paradijs. 71 BOETE, en BOE TE DOEN, is nootſakelijk ter za ligheit, 56.8o. 1 o5. 1 o7. 1o8. 229. 262 BOETE-TYT, is dit Leven. 1 1 o. 127, 18o BURCHARDUS,ſteltſig niet in als een waarChriſten.4 48,284 Hydrie doeteenigheit, de Waarheit, leugen aanſien. als ontrent de en devoor Godheit Chriſti. 6 Hy wil liever de Sotten geneſen, dan tegens een Vrou ſchrij ven; dat hy nochtans doet. 6. tot 8 VVat zijn Boek inhoud. 1 o 85 Hy heeft geen beſcheidenheit, maar is rechter en party. 14. Hy verwerpt het quaat met het goet. ihid Hy wil branden en dooden, door wreedheit. ibid. 15. 16 e
e
-
e-
e
-
-
e
e-
1 12. 1 13
Hem word een vraag, op ſijn wreedheit voorgeſtelt. 18, 22 Hy zijnhem Naaſten, tegens de Leer Chriſti. - 2o. 159 Menhaat noemt een heilig onder Duiſent. 24 Sijn doen, ſtrijd tegens de Liefdadigheidt, 3o VVelkers Toetsſteen hy niet uitſtaan kan. Dat deftig ver e-
e-
toont word, door de hoedanigheden der Liefde die den H. Paulus beſchrijft. - - 34 tot 46. 87. 284. 32e Hy volgt het gevoelen van Lutherus niet. " 47 B U RCH A RD US dwaalt ontrent de Verdienſten Chriſti. 87
Hy ſegt ten onrecht, dat A. B. Chriſtus een Ermafrodyt noemt, en andere laſteringen meer. 93, 96, 1 12. 149. 21 9. 257. 258.268.
Hyſegt met onwaarheit, dat A. B. de Drie eenigheit loo chend. I l 12, - .
e
-
SijnLiefdadigheit, gevoelens zijn maar vergult kooper, en geen gout van 1 17 -
e-
Hybergen raad hetſoude, Volk, dat men haar noch hare vrienden• niet her 1 22 e
-
Hydaan, heeft A, B. ten onrecht groote ſchade en ſchande aan ge e-
'
•
-
e
147
Hy kan niet verdragen, dat ſy ſgt, dat men d'Evangeliſche wet kan onderhouden,
ee
ee
159
Hy maakt Ieſus Chriſtus tot een knecht om onſe laſt te dra gen,
-
ee
e-
209
Hy verwerpt de Verdienſten Chriſti en veracht ſijn Bloet 2 13
BLAD - WYSER. Hy vleyd de menſchen, -
274
-
Hy beſchuldigt A, B, met het quaat daar hy ſelfs aan vaſt is, * 17, tot 2 19,
-
Hy ſegt dat de Boete alleen beſtaat in zijn ſwakheit te beken! Ilen,
-
-
228
-
246
Hy leert den Breeden weg,
B U RCH AR DU S ſpreekt tegens de H, Schrift,
273
Hy ſegt met onwaarheit, dat A, B, de H, Kerk vernielen wil,
277
-
Hy geeft voor dat ſy het Volk verleydt, hoewel ſy de Leere Chriſti onderwijſt,
283
Hy is niet geſeten in den ſtoel Moſes, ſoo als beweſen word, * 84,
-
Hy verſtaat de Schriftuur niet, die van een ſterke Vrouw 31 3 ſpreekt, Hy ſcheurt de ſchriften van A, B, als ook de H, ſchrift van malkander,
31 6
-
C. CALVIN IST EN houden de Prediſtinatie, en andere gevoelens die dolende zijn, 19, 28, 6o, 21 e, 276 '-
cAT H o LYK EN en alle andere religes ſeggen de ware kerk te zijn, die nochtans alleenlijk beſtaat in de Gemein ſchap der heiligen, 18, 19, - o, 27, 28, 276, 277,
CHRISTEN HEYT, waar door die geſcheurd is, en nu BABEL geworden, 27, 28 CH R I ST EN EN, van de eerſte Kerk haar onderſcheid - met de huidensdaagſche Chriſtenen, 1 o7, 175 Ware Chriſtenen worden alleen zalig, 2 18, 253 CH R IST EN EN als die van de eerſte kerk zijn nu niet meer
op aarden. CH RISTIAN DE Co
3o 1
RT, van zijn bedrijf en hoe
hy verſekert, dat alle ſoorten van Ketteryen vernielt zijn, door de leering die A. B. voortbrengt. 14, 29, 91, 232.
DANCK BA A R HEIT die men aan God bewijſt 186. ſiet voorder Antwoord op de dwalingen, van goede wer ken tot erkentenis te moeten doen.
DOL ING, daar is nu de Kerk aan overgegeven.
-
28
9 I, 99 D O L IN G, wat die is, en waar in die beſtaat. DO OPEN, in den naam des Duivels. Dit is een Hiſtorie. : 8e Y 5. T DR IE -
--D-_L_E BLAD - WYSE R.
D R IE-E EN IG HE IT GO DS. Die acht A. B. meer dan , alle menſchen. 6, 23 1 DRIE EIGENSCHAPPEN zijn in al Gods werken. -
\ Io
-
D R IE VU L DIG HE IT DER PERSON EN, is een
uitdrukking van de drie weſentlijke eygenſchappen Gods. 1 13, 1 16, 1 1
-
DRIE VULDIG HEIT, word Auguſtinus # onbegrijpelijk te zijn. I 14 DUIVEL, hoe hy overwonnen word. 7. Hy bedriegt ſig ſelfs altijt 1 o. Hy kan geen Ootmoedigheit werken. 24. DUIVEL, kan wel werken der Barmhertigheid doen. 32 Waar in ſijn val beſtaat. 66, 68, 1 18
DUIVEL, in 't vleeſch, dat is den Menſch. 67,69,305,3o6 Hy raad altijt, in dezonden te blijven. 224 DUIVEL, kent de Voornemens Gods niet, dan door giſ ſing. 26 I Hy weet tot ſijn nadeel, dat hy een Engel geweeſt is. En verklaring van ſijn andere eigenſchappen en liſtighe den. 2 61, tot 264, 28o, 291,295 Hoe hy een Duivel geworden is, 3o 5' en
-
me
E. EIG EN-LIEFDE, of het tegenſtrijdige der Liefdadigheit, in oefening vertoont door het bedrijf van den Predikant Burchardus.
37, tot 46
-
ENG EL EN, waarom die geſchapen zijn. - - 66,3 o4 Waarom ſy geen vergiffenis gekregen hebben. 12 6 Sy hebben geen Wet van doen. 1 6o EN GE LEN hebben bevel, om de menſchen te bewaren. * 62 EN GE L, en Menſch is in een miſdaat gevallen. 67, 3 o5'
EXPLO IT ontrent A. B en haar Geſelſchap.
37 tot 46
F. FL ENS BURG, en hoe dat A. B. daar door vervolgt is. 84, 122 144, '98, 2 o4, 234, 37, 43, 64, 66
FONT E IN der Goddelijke wijsheit verlaat men, om men ſchelijke wijsheit uit geſcheurde Bakken te gaan putten, 7, 58, 59, 15-4, 155, 16*. 5
19.154
G. GE
A"
BLAD-wYsER. G. GE BOD is den menſch in ſijn Schepping niet gegeven 69 GEBOD is uit de zonde geſproten. Siet wat de eerſte drie geboden waren. 7o, 71, 7z
GE BOD GODS is een groote gunſt en geeft den menſch 97, 64, 75, 179, 182
voordeel
GEBOD begrijpt een Vaderlijke ſorg- - - 71, 7z GE BOD G o DS, is in d'oeffening der Liefde begrepen. 69, 182
GE B O D, moet men onderhouden, en wandelen als Jeſus Chriſtus gewandelt heeft - 53 GEBOD MOSES. en wat het gebod der offerhande betei kent.
7 2.
G E BOD, leert ons de zonde kennen en die verbeteren. 58 GE BOD, begrijpt Vloek en Zegen. 75' GEBO D, te houden, rechtveerdigt den menſch. 192 G E BOD, die dat weet en niet doet, ſal ſwaarder geſtraft -
196, 197
worden
GE BOD, is als een Schip of boot, waar door wy de Zee der zonden door ſeylen.
I 22 ,
GEBODEN, zijn ſtemmen die tot Boete roepen en noodig tot onſer zaligheit. 1 39, 82 GEBO D, of Wet Chriſti is een Genees-middel, en geneeſt alle de wonden omſer ziel. 56, 76, 83 GE BOD, is ons door Chriſtum uit genade verwurven, en door liefde gegeven.' 16o, 219 GE BO D, niet te houden, is in Chriſtum niet te geloo -
*
19o
Ven,
GE BOD, is noodig voor onſeſwakheit, en is ons alleen tot een hulp-middel daar voor gegeven 75,1 o, 282, 3 o8 . . G E B O D G O D S, niet te houden, om onſe ſwakheit, dat
is een bedrog. 22 3» - 2 4. GE BOD, die dat niet houd, ſal niet ſalig worden. - 288 GE B O D, is het middel, maar niet het einde tot dezalig heit.
29t
-
GEBOD, maakt niet zalig, maar is het middel tot de zalig 122, 29 t
heit-
GEEST GODS alleen leydt de Schriftuur uit.
- 3: 7
GEEST EN waar aan ſy te kennen zijn, die de Geeſt Gods hebben.
-
275,
'76 g:
BLAD - W Y SE R. GEL OO F in het E VAN GEL I E, of in Chriſtum is het ſelfde 62, 162, 19o, 252,253 GEMEEN sc HAP DER GOEDER EN. 149 GEMEENSCHAP DER HEILIGEN. 274, 276
GENOEG DOEN IN G VOOR DE SON DEN, 179, 189, 199 GETUIG EN IS DER WAAR HEIT is een boek door
A. B. gemaakt. GOD, waarom hy menſch geworden is,
6,93, 2, 18, 245'
58,97, 99, 218
GODS WERKEN, waar door die gebreckelijk zijn ge worden.
92.
GO D, den menſch is een kleyne God. 26 1 GOEDE VVER KEN, waarom die moeten gedaan wor den. 62, 179, 1 o8, 185, 122. -
H. HAMBURGSE Predikers.
142
HEEL DER S en ST EELDE RS een ſchoone gelijke nis.
5 3, 2 1 7
-
HEYDEN EN zijn meer bereit om de waarheit Godst'ont fangen dan de Chriſtenen. 196, 27o, 271 HEID EN EN, hoe die ſalig konnen worden. 226, 227. H EY LIG EN GEEST, hoe die ſienlijk wordt, door fijn werken. 23. ſiet voorder Geeſt.
HER B ER GSA A M HEYT is een Liefdadigheit.
2o6
HE R ST EL L IN G van alles.
277
H IS TO RIJ EN van verſcheideſaken.
21, 28o
I. JES U S CHRISTUS is God, en is fijne eigenſchappen deelachtig.
6,58, 96, 2 18
G O D, ſpreekt en werkt in hem, en hy beweegt hem. 96 Hy is den eenigen Soon Gods, 215, 217, 218 JES US CHRISTUS is God en Menſch en de Godheit is
nooit van de menſcheit geſcheiden geweeſt Waarom Godt in hem Menſch geworden
is.
6,95, 218 95.99
God woont in het Heerlijck Lichaam Jeſu Chriſti. - 1 o 1 JES US CH RISTUS, is Glorieus Menſch, 58, . Hy is uit Adam gebooren voor fijn Val, 93, 94, 2. 19
Hy isden waren Soon van Adam.
'zº ga
B LAD - WYSE R. Godt ſprak door Jeſus Chriſtus tot Adam in 't Paradijs. 6,97 •
-
#.
Godt heeft tot allen tijden, door dit heerlijk licht: ſu Chriſti, tot de menſchen geſproken. 97, 218 Uit DAVID, wort beveſtigt, dat jeſus Chriſtus aan de rechter hand Gods fit, en daar geſeten heeft, eer hy uit Maria geboren was. 135 Niemand komt tot God, dan door Jeſus Chriſtus 2. 18 JES US CHRISTUS is een God menſch en is een sterf lijk Menſch geweeſt. 58, 218 Het ſterflijk Lichaam heeft hy uit Maria aangenomen, 58, I33 .
VWaarom hy op aarden gekoomen is
64, 73, 128, tot
132, 16o, 165, 2 17, 22o, 303 Waarom hy een eenvoudige Maagt tot ſijn Moeder nam, 74 VWaarom hy in Armoede en verachting quam. 54, 74, 1 32, 165 I E SUS CH R IS T US heeft maar een Lichaam.
Ideo
Hy kan niet deelachtig zijn aan de zonden van Adam I 27, 132
-
Hy quam uit Liefde tot de menſchen voor fijn tijt dat hy in Heerlijkheit moeſt komen.
132, 133, 135
Hy toonde de menſchen hare ſonden en de middelen om daar uit te geraken. 54, A33, 148, 154. Hy quam haar onderrichten, op dat ſy weten ſouden, wat hun van Godt afgetrokken had. 1 35, 16o, 1 65 VVat het uitſtorten van fijn Bloet beteikent, - - 16 1 Hoe Paulus dat Exempel gevolgt heeft I6r . -
Sijn Exempel doet ons alle moet ſcheppen om de Gerechtig heit Gods te voldoen.
2.2. O
VVant hy was een waarachtig Menſch dragende onſe zwak heit en ellenden.
1 32, 22e
En ſijn ſterflijkheit heeft hy aangenoomen om ons uit lief de, den Weg der Saligheit, door Boete te leeren. 16o, 318
JESW S CHRISTUS is een voorſpraak, maar niet voor die in zonden vol herden. 53, 58, 135, 193 JE SUS CHRISTUs is verloſſer der gantſche Wereld, en alle zielen der menſchen worden door hem zalig. 59 218, 25 o
Hoe hy ons zalig gemaakt heeft, ſiet. 53,6o, tot 63, 161, -
- -
--
16j,
totte:
BLAD -WYS ER.
De zaligheit is van God. De herſtelling in die zaligheit door Chriſtus.
2 19
JESUS CHRISTUS die koopt ons weder. 6o, 219, 25 o Op wat wijſe hy ons door ſijn Bloet los koopt, en voor ons geſturven is. 52, 162,254. Hy roept de zondaars tot hem, met conditie van Bekeerig,56,282, 283. Hy is Genees meeſter der zonden.75, 165. tot 168, * 17. Soo hy niet ge komen was, alles had verloren gegaan, en niemand zalig geworden. 6. 56, 59, € 15, 218,2 19 Sijn Genees-middel is d'Evangeliſche Wet, die onsde zon den leert kennen en verbeteren. 56, 57,77, tot 79,17o, 183, 184, *o92,49 Hy onderwijſtons,dat wy ons ſelve moeten verzaken., 16,319 Dat wy arm en ootmoedig moeten weſen.2 16. Daar alle menſchen van afgeweken waren als hy in de werelt quam. 217. Al was hy nooyt in 't vlees gekomen, menſou noch tans ſijn Leer moeten volgen. 216. Hy is ons een Voor ,
beeld, om tot de Liefde Gods weder te keeren. Het is hovaardy, Chriſtus Cruys niet te helpen dragen.
3o3
192
JESUS CHRISTUS is onſen MIDDELAAR wiens geboden wy moeten bewaren. 53 Doorſijn Bemiddeling verkrijgen wy de verloren Zaligheit weder.
2 19
JESUS CHRISTUS is de Deur der zaligheit. Waar door alle zielen tot de zaligheitingaan, 21 5 Hy heeft voor fijn Navolgers voldaan, en hun de genade ver worven om hun te konnen navolgen. 2 12.3o6.319 JERUSALEM of het Nieuwe Jeruſalem, en haar weder -
opbouwing,
277, 296
JODEN EN TURKEN, en hoe ſy weder ſullen be 124, 53, 225, 2-6, 27o, 271
keeren.
JOCK DES WEREL DS, is ſwaarder als het Jock Chriſti. 174, 175
K.
-
KER C K, wat de ware Kerk is.
27
KERK GODS, waar in die beſtaat. KEETERS, wat dat is.
-
-
•
L.
276
-
-
49
-
L. AAT DUN KENT HEIT, van zaligheit, zoo, 224 &c: -
-
LAAT
BLAD-wYSER. LAATSTE TYD EN.
2 oo. 288.
LAZAR US bewijſt, dat men geen twee Paradiſen kan hebben.
-
1 o8, tot 11 o
-
-
LA ST ER IN G, wat die is.
e
91
-
LEE RING MOSES, is den Stoel Moſes,279,tot 287,192
LIEFDE en liefdadigheit en dat ſy d'eenige oorſaak ter zalig heit is 47.5o, 5 1, 65,1 o3, 153,216-22 1.252, 292, 293,3o9
LIEF DA DIG HEIT, wat die is, 31, tot 33, 4o. 43, tot 46, 58, 59, 188, 286, 287, 29 1,3o7, 308, 312, 319. LIEFDE, alleen deed Chriſtus Menſch worden. 3ot, 3o3 LI E F DE HAR ES S EL FS, daar zijn de menſchen nu vol van.
33, 58,81, 188
-
LUTHER US, leering is goet, ſoo wijt als die met de lee ring Chriſti over-een komt. Siet voorder. 4, 19, 20, 28, 48, 49, 143, 153, 19o, 191, 198, 2o1, 276
M. MAGISTRATEN houden informatie over den handelen wandel van A. B. *3, 84, 85,2 o4, 24, 256. M EN SC H is vrygeſchapen, en tot wat einde. 67, 68,92, 99, 25'o, 251, 354.
M EN SCH, hoe verdorven hy is. 55, 56, 75.77, 1 o5, 1 o7, 147,22 1, 282,2 9o, 3o6. tot 308, 318 MIRAKEL EN, konnen bedriegen. 29 I 29o M ENSCH heeft niets in ſig als alle quaat. -
-
P. PARADIJS, waarom Adam daar uit geſet is. - - 71 PREDIKANT EN doen alles om haar voordeel, zo5,236, 267.278. 281
PREDIK ER, leerd, dat alle menſchen ſullen zalig wor den.
-
-
-
PROPHET EN hebben niet geſtudeert.
QUAKERs dolen.
-
2 72 272
12, 13,28, 122, 146, 139
R.
-
REFORM AT IEN, uit wat geeſt die zijn.
175
RECHTVEERDIGHEYT, is te wenſchen dat die wederre
geren mag en wat daar meer van geſproocken word. 277,292, 293.
-
-
RELIGE, Naam van Relige geeft niets tot de Saligheit 39
A
BLAD - WYSER. RELIGE, wat dat is, en dat men om deſelve niemand dóo &
den mag,
18, 20, 21, 27, 2o5, 2o7
S. SA LIG worden alle menſchen niet,
6o
SCHRIFT UUR, op wat manier die ſtrijdig is. 316, 317 SC H R IFT U UR, hoe men die verſtaan moet.
31 7
67, 3 19 SVV A K KE M ENSCH EN, wat kracht die hebben, 1 67, 174 SON DE, waar in die beſtaat
-
T. Burchardus van
TO ETS - STEEN, bewijſt dat ſche ſtoffe is,
een Val
33, 32 o
-
V. VER DIENST EN CH RISTI. Daar door moeten al
le menſchen zalig worden 6, 52, 53, 59, 2 16, 2 19 VER DI EN ST EN CH RISTI ontrent d' Apoſtelen en Propheten 79, 1 o6, 1 o7, 1 o8, 225 Hoe men een oorkuſſen van de VERDIENSTEN CHRISTI
maakt, en ſich deſelve verkeerdelijk toepaſt. 56,8o, 81 88, 158 VVaar door men d' Evangeliſche Wet verſuimt te onderhouden. 87,88. Hoe ſy geſtelt moeten zijn, daar Jeſus Chriſtus voor voldaan heeft, 89
vERDo RV EN T HEIT geleid de ziel in de Hel. , 8. 293,396,319 VER RYS EN IS: is d' Aflegging van het Sterflijk Lic -
haam, dat het heerlijk bedekt.
1 oI
W. VVAARHEIT, moet men volgen al quam die van den Duivel. En haare voordre beſchrijving. 2,2 o3.287, 292, 293
VV ED ER GEBO ORTE, ſonder deſelve is geen zalig heit
-
e-
-
-
VVE REL DEN kan God Duiſent Scheppen. VVE RELD, is aan haar einde.
-
288
1 36, 179
-
2 28, 288
VVYS HEYT der vv Ys EN , ſal vernietigt worden, 2 o? » 272.
-
E 1 N D E.
i
chris