Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
/>c'-
^7"
^^
6?5<7. F/?^
Dolmghm des Cittlchilnn. L^ndederOledicamm; desselvms ^een'chnv dm weder opghekraM l;cbbelwc; die nu lmacßter danvool ontdeckt zpndool D.'V.i^oocnKerr.
Der 6va«n lippen ver6erven Kern «lven. ncr beßninscl xvnäcr >ve>orcien, l5clvae5^ llerc^liÄ^tlte tiwalin^Ke.
Aanden G. HooFhachtkaren/hooghgheleerden/endevowzlenicHm Heeren/Ulanen Deere vanden GooKen üade/nntsgaders zeiiere GhedeM« teerden emigher .Dteden in 1)o!land/certpts bpden Heerm Hmtm VhecolnnmteerdmterSllllclimMe vande aaughrvanghm Disvmatie inden Haghe. Gvm pemandm anders /is lnpnm <3. Hooghachtbarcn ^ ende «Serimnen Heeren best rondt / hoe dar der Visputatien affchepd/upten vooighemelder begbonnenWisputatie Anno 8 ; . niet m was om wech te blpvm/ ende den handel z« solemnelilli beghonnen/ te laren stekm/ maar om binnen twee ofdzie wekm/ weder inden Haghe te verschpnen en t'ghesuleck tstGodes eere/des^ands ruste/mde der Uantnaien hepl te vowoere/ opter beghonne/ ofoeter wp;e bp mpncn <E.<3. Veeren te ozdonneren. Mcde acht ick onderOeuonnde/ nlpnen G. ende Voosshachtbare tzeeteu/ vaiwen Hoghm üade met oubekent te zpn/hoe uü mpne schziftelicke amwoozde/ volcHmslietvooH onzeafschepd binnmde kestemde acht daghm na de zelve ;and aan u MM Dooghachtbare Heerm ( van welr ontfangdereeepisse van mpndrc Geerm Gnfsier Gnitz/ nocnb? mn hebbe) mnme den OzeditamenzDisputanti; terstont over ghezondente werde. die lwM daar namethuer teghen schM/daar ov inden Daghe weder verftMlmzoudm/ «wne ons bepder sthzifNÜ ten/
4 tm/ tm aanMm der Heere Gecomlnieteerden UuNtft opentlick voo? de» volcke inieVhenwaowlghepd der Wlsumame/ aan we der zpden ghelezen ende lneeter Visputatie vooztghevarm te werden /na de SchickmghedpmpnmVeerm daarop testellen. G,lde houde ick mpne G. mde Vooghachtbaren Heeren/ daar bmeven noch niet uerghecen te wczm/ dat ick een maand ofzes weue na het doolghnneldeafschepd ; nietbeschlevmzpnde;tcghm tzelve af!chcvd;ende ziende de OMdicantm achter vlpven;wederomlne indm HaOe dm versehenen/ uwer <l3.VaolKachrdaachepd tot bMtpdinghe derMedicanten aanchchte / mdetghunt inmpnvennoghen stondt dede tot volvoerinDhe valtde deghonnm Wispmatie/ die doc allem doott achter blpven der voozsz O)edica»ten iKachterghekleuen/ zonder datzp te dim epnde/ daar na opt weder zpn derfchmeghewelit/ghelnerct nan mpnder zpden ?!o wepnW eeniaH aIed!cclllsbevondengheweeft/dat ick oocnte Mepe Anno 1/84. de hope van desvouzh ghesutecx volvoeringhe niet moahende latm dalleli/lnvn woningiie tot Vaarlem opd)ack indh Gaghe cm huvs huurde / mde daaruiec nnni llrancke vtou / en gheziude/ quam met ter woone/ als die niet m Kunde gheloven/os de Medicanteu ^mlden nch ten laacstm noch eenB uedaren / de grootc schandale dan zulck Vuer achter bwvm vennpden /ende weder-' omme verschnüede ter aanghevanghene disMtatie / de^elde teghen lnv voluoerm / mde dit noch te minder/ghemerckt lnp omtlUFhe» lick was te uermoeden ( zootnoch is ) dat de^ H.Y.Htatm dezewichtlghezalletut GodeK^
eere ende uondinaninghe der waachepd ende vernocghinghe der Kandzami /zoudm hebdeu dom beghlnnen/ sonder voomnnm van de zelve te dom volemde. Waar zpn de Medicantm / niet jeghenstaande alle zulr epndtlick en ghantschelick/zo niet allem u Voogh« achtbaachepd/ maar oocu ecne peOelick deltmt is achter ghedlevennonder tc achten op de grote argherlnsse haarder leere/ en krachtigh vcnnoede van der zelver valschepd/ dat daar dooi dpdm Aaudzatc stondt te deduchten / twelck oock / zo ip mder daadt zelve bedindm/ daar upt is ahevolght . omme welc he huere gheghevm schandelicke arghernisse vet temoLlMn verpachten / zn in dMk lnbbt latm uptFhaan em schlift daieckitt.. ghenamm/ waarinne zz? ni^ne name ontrouwelicu nnsbzupckeyde hueren ghevnloneerdm <5oonchert na hueren zmne tcghen mpn derstant dom sv^ekeu / ende huer zake zo boetellek zelfverarghm:dat ick wel ziende dat nhcmeme verstanden huer grove onwaarhepden licht konden merclie/dat zelve schüft gheen antwoozde (hoewel dieal tenvollm bp lnz, was gheschleve) en hebbe willen gheNmardighen in wuck/maar t'zelve dpmp verdimut/mghelpcr mededer zelverWelsftheMedicante wzocghschuftvanmp aanden Heeren Ktatm ounnü thim oftwaelf daghm vooz dm aanvang der vooLzVis-« pmatien/ bn huer in tnuck uptgheghevm/eil uock hiermböven mpn ghesMcve antwoozde op des onwpzm Z. Groddelaars ghedullkt boerken / die ocicll noch onghetnuckt is ghebleve ander mp/ccnsdecls m aanschou oo« vauden tpd/oock vande hone dp mp A iij 5Zinde
6
zpnde / dat mmi rustW mde stille zwplHen/ huer omustlglje mde onwpze zinnen w« solide lnllghe» stillen/ dom bedarm/ en hucr imalick/ ia onverantwoo!de valsche leere/ wat minder uoghen zouden lnet lnacht t« dom vooAaan/ ghmlerclit zp niet allem/ lnaar a'lnnan ovmtlick konden lnerckm/ dar zp die nm Wem waarßmdm konnm bescherlnc.Waar vindende lnp zelve in zulcKe lnpnc nope lnede LllantstlielilK bedioghe/ . mzimde detpdm eeuighsinstm besten veranderr re ^pn / ooek lnede dar de voozzeMnnhe der stede Kepdm/ende oocli de mpnevan haarder leere haofdm aardt endevooznelni rot verstoiinghe vande Lhnncpue ruste/ wararlftigh is vcvonde indegbeschiedenisietot Arpde/ Vtrccht/Wedmblick/ccr. daar doo: zp d'Gvechevd alliier meer dan «HmoenH vooz huer '.clve ghewaarschout hebben/ zieh tclloedmvooit'mnde daar 3p na trachten/ nalnmelick haar vocten te dom llussen/vandeghmediezp schuldigh ^pn onderwo^pen te weze: 30 en hebbe iek nier langher tot huer land mde luvder verderffelieke onrust/,net nhoeder Conscielitim lnoghen rnstm / lnaar huer schurfte /valsche/ mde verderffelicke leere /noch bzeeder mde naarliterdan opt/ lnoeteli ontdecllcn / zo ou dat zp ems ui^t schaamrm ^olldw lno«Iim rusten /van her ghantschc länd te ontrusten/ als oock ou dat die / des te klaarder ghellmt ^nde / dp d >Overbepd mtvolcll delitcuünghelaofszou^ den hebbe oln des Gverlicvds lnacht te inisdlnvrttm / ende der Aand;aten zielen in vcr« derffelicke dalinaHcn te höudm of te lwdcn: mde die u <5. Hoö«Harlit.i,)ooghepd VooL3/ vor»
7 ooeN Gerzame Heerm Gsiermmnieteerde« dit zelve MW gheschuft willen toeepghmm/ ten epnde de zelve zal lnoghen zim dat her beghonnen stuck vande LNchomzaamhmd Gods niet allem anhake is ghewecst van ,nvn berispm des Catechisini . maar dat iclt vctemeer andere nrovc mdeschadelickezee-' richepdm ende dolinOm inde zelve/ en ooclk in de Medicamm zagh : daar vooz ick de Kandzatm hadde te waarschouwen/ mde die tm epnde u <«3. «E. zoude moghen benaarstighm aande V.G. Ztate» den vooztghang vande beghonnm Disputatie oftm minsten dat de zelve zoude lnogheverstaan de noodlicke mde wettelicke uonallm oln die onware leere vool dat zp is uekmt tc makm / om landen mde lupdm vooz desselftt schadelick verderfte waarschouwm. Ghestluevm kv nwer G. lnmstwllllghe v. V. doomlierc.
8 I
ghesthzcvm deze woozdm: vccicwin ^ließlicven om v. V. doorn-
l viedenmnne / lue dir !,»er dovm <cii?erf tell nrpnl vrr« «!«rclie / ;cWhe»de dNt !?nn dic sch:ift v.vidm Pzedi« l^iurn weder w.,2 Mledm / die ! m> bevalm mu r'zelve wcdewln cr leverm/zezghnrde tot hnn/wp knmk den n,<u, wel/ hel>l>m >net hm« »in ee dm» . ;o h« w.n wü / IH> wo? iundeH.KtHen. Muwi^y.dm^KeMub.
'»' «?cvelnannmended!Undm.IckonW derghenonnde^oeckcndet'zewe/dat V .ick vennoede oock dp alten God-,-» ^ ^ vMlMhen onder u liedm/ niet min . ghezocht te werdm/dan tiv andere Ooed-^ lnepncilde Dienaren van elck der d)ie ande re nenlickenercuen ; tewcem Godes eere en dermenschen hepl; mhebve nietkolmenlatm / zonderliuahen nadim u N.. dpkmnst al liier rcr stedc üock oo^ake daar toe schem te Mven/dezelvevooMstcNetMmevoWt: «Ende eerst /dat 3? nercke Godes dp wpli onzienlick is/ mpaHm- dchalvm dele andere lwolchachtbare mannm oock ; Zohanncs «llalvinuli / en de Heere vau OIcss?. Indien dat opt ip gcweest/zo ist nu in deze onze t?de. Wamiln m I»un> wz>t mn lieuer dm Veeretoe/ghe« menkt I,p >,Ucm dm ;pnm kmt / d.v l,p VMpln, die upt> vimd»Fi,r llniulfsc zpnre kercllm / »wtcc nunschm oogl,»» wech ,mnc' err. In vzcf.,tio»c <«l> Kegnn LlnnoMl» Insilcu.xGmrve/.iPud Io.»»nnn «Keraelnun. 1;;c>. <knde llNesstre VInllPpe Kr. de Olessz> iii Ml Dlwtsche bocrkni va,ldeünclie/F>>l.4.
Waut
Want de KercKi / dir nu opentlick Saeralncmm ghed)upcllen/ zpn viere : namemllck zaomnsche/Dlptersche/ «löherefezmeerde/ en Voops-8hezinde:onderwetckde laatste en eerste in ner vele / m dandrc twee al in zmninicHe declcn verdepltzpu. Melcke due laatste eendMchtelick de üoöMe houden voo! cm valsche : ende eleu vandezelve dzie dander twee/ öfvov) dolmde/of voölghemkerckm. NZit beetlpgl;en ontwpfclick derzelver onderlinghetwist-srh^ften: daarinnc zieh clck aanuenm de Ware zienlicke kercke LNzistl te^pn. Maar dar Mx ghcschicdt doou vonnisse van een v)p rn alghnncpn LoncNium : daar ipdigh Godgheleert Rechter / dp u alle viere tot zulcll oozdeel veckoken zpnde: m magH uwerghem nm waachepd zegghen/lnaar lK elcKuwer in zM epghm zake zpn epghen üechter. Gocwel nu -Mick vonmsse nhemOeloof altoos en verdimt/zo zpnelmuwervande d)ie laatste monheltck daar inne wel mer «chtte onrschuldillhen: datIet inumacht inet m is gheweefl zodanighen vlpm ende weetighen «lloncilium te verzamen. Maar vele achten dat cOpalle viere zwaarlick te recht mooaHt ontschuIdiFht werdm daar inne: dat clm uwer upt onwpze pvers dzonctlelchepd meerpooght zpne lnedeknechten te llaan/met d'Gvechepdlz macht/ osmet u epnheu banne / oow mede dooz mlsdzupckte ftlmfturen / her onwpze volck aan u te hoüdm oft« u te trecKen:Ia oock alle mensche/ A V mde
ende gnemepntc / die met u in allen articnlen niet eens yHezindt m ZM/(waar overOm mmme hier nuvenaanit ofdeuwe/zelfooc« dm Unpierschen * beschuldight) dan met ontwpfmckbevlvs nwer zendingheoftekercKen/ dm mmschm te ver^ekerm wim >? ho»m/waar zp blpven/ofwaar zp gaan ?uNm. «Wer^ezÄim deGhereftumrerdedm lwvterschen aan dernmnni n hcddm : d<« ;u a»lc ander >G!,nnel»uen / d» m-twier m lUlanionmen nin relUl gl,cM^ten5un/ders domie^dn ;z> lüidei den n>«nc de» Hedes/net ;aac der ocnKlgl,eupi spzrpd?: d.n ;u ;ich op menschrlirkc glicwelt der« l>ven : lwist inde Kn-eke stropen/ d'Gveriirnds macht mift lz'l^ellen / nided.lt ->v ccghen l'nnnpel <llh>isn mde ymre Aposlolen/anderen verdocmm/eer M odemwght ende der« b)«m:n Mi/ Pag.15.16. Kendwicfder Dinüu? die Gode« vwwcind^ gherrsiumeerde l,ere«en/ in Wedeeland/verlmn« diglzn, aan de ssl)enc die een zcker «neck 8!,en«aciit Iieddk/ ».wnen nocmt ll« 23erchsche nf <onco!dic boccil. Tant« Welpen ty> «öüles ft<mden Oade/ i>«Q. Du verdonnen verfoepde liutherinde Ko. Mus. idi^ dnn pag.i?. ><5nde nur!i/ «> Set wel toe met Wal ghcwisseu dat g!,v cn>s lunden zodauWen wenighen lzainensplekin» ytickonde ont^gghm: liftemetwaccmisnmnedat giipuc» den ,0 vele KecrKen onvcelimizt m Haren defenllen ende nur iiciwmiuen / Mt macht Hennen te verdonnen : recht als of g!,p de overlK-Vfeerennide nolmachngh waarl om oder «!le liercken/al om u ghchUlle enLe de zelve cc «Kassen. MH »nnPaF.91.
Heeft oock pnnand nwer dum zzm beroep «ide kerwe tot noch toe em ßaarken zekerder bewezm / dan de üoomsche kercke haar smeessie/ Immers ghsinietlnanneu/noch ghem uwer mede Dimaren. Doch waar dit eeniglisins Ipdelim/zo elcü uwerd)iellerckm onderlinOm malkande-!ren / ende andere kpzondere menschen nevnl M, mochtm lpdeu/met huer exercitien: zu n iu>ch niet uerghetm lnaFl 3p» hoe ghp zelftl noch uümm wcMiH Zaren 5erwaa«s/
.
,
elaaOc
«laaM tebiddmom mttuweuercum oef^inMen Mieden te wozden totrustuwer lonscimtlm. Mden Hn,Äbllcfaa„de <?o. MajcNrot van Kpangien/ t>»n welchen de« Oiinre van GiMMM/derKrarmvan NoNand/en. giiedlnlkt t»c DcuwechtAnnoi^z.wpen 3erWecl,envann.ue gr,e!,l>N?aam!,e«d mitonraagMn vie^en/maar a!I-mdatmi;e «constientien voolG^ddrn Neere m,«1,m bevMdt blpven : dar wu -inn I,coli^I, wamd mimhrn rw'M nl dar ;elvenavc<l3!,m/ mn erkminM v.ui «m^ ^ielm dm alder mwerstm rechter / wl Ic»n rm l>.,F,,e t? nw r!,en Mven. Zrnn noch ,nden llniucstc/aan ;in> AIte;e / ende dm Kia» van Kraeen der ü>edeel.u,dm/ vande Mmescanr? wlllmde Icven in de rcfounarw van^k Gvan«Ire/ dm 2^. Amt,/ Amn 1578. V l,rg!;eren ei, venoerkell WtmaeÄlll'll/docut nn^del der Klaren generaal rc nwOen Verden Vary h',l?r int stuck der vwe openbare rrernne/ van i,a«r vciczs; KeliFie/cu. «5» n,ch. War her u vcllevc wech« „cinniÄ? alle opaken van mistrsuwm / ende uMad dernwedm tuMen d'anne mlderzaten der Oedeelandm/ dn l>'a«l,cn alnalnen IMve op u emig^ nnddel te vinden cun« me tae te Icken m, behaghm ende «!,e.wegheli van peghelirk/een nhell>rke oeffminghe v ,n ve?de ^H^iAls/ tat dat , her Güd velicft ;al hebve/ rtc. Doc^t nnddel van een ghael, bepllcmendevn, generaal (oftennunstennaumlaal) «lm,» nlurm / n verenng!,«» de twisten / die w? Mn n weM i>i de^ UandAVluwende t'stucK va>u>e Kellgie.
Maar dies verde te zoecks bpde Ome ow dern /die desGvechepds macht von) )ich Hebben :Romt ditover emmethetvozighe roepm/ dathet OeloofmetLeligions exerntlevtpdehoozttezM^alzo en wil nv niemand anderen nevm nch lpden. Wat anders heeft elcn uwer/a!smen u met Wilde lpden / mecst veroozzaackt ( mde noch zal in veel onwpze pveraars ) em kerck op te richten? ?egdp: wp bouwen gheen nimwe KercKm üiaar läesoMircm als «Elias dede: Wel aan hebdp / als hp hadde / beve! van , 6«^ Gode daar toe : waarom m doedp dat/zo hp ;6. dede/
dede / dm bvlcue tat yner verzeuerthevd niet dlprüm?hebdp oocn zulck bevel niet: zal nier opcmllrK dlpcken dar gh? het onwetende volckluillepdet? unn.14.33. Oet is numers zonde/ manne/alwat niet gheschiedt upten gheloove. Gebdz, dau des gheen bevel ghchadt van Gode / zo m hebdz» zpnwoo^dniet totzulck werck van »efo^« ,neren. lnagll oocü recht Oeloofzpndaar gheen woozd Godes asm is^ Voedp dan zelf die grootewerck niet upt «Sodes bevel/,naar untuzelss ghoeddunrKen: niet uvten gheloove/lnaar zondelick^al Ziet onwpze volck ,nede upt onMeloove/zuuder alle zckechepd zich iu uwe Kerckmlno* Wen degheven/zonder Zieh metutebezondiIhel^ Giertoearbepdglipnochtans^alangher «««^3.17.^ Bender mn te pzoselvteren/en bezondight u hier imu lneeten volclle hoc langher höe zwaarlicüer. Twelcll bp n lnet rechten ernst kedacht ^vnde/de liefdeupt lnedoOen des armen völr zoude verbiede. Immers u luvtlm/lnannen/rer tpt toe ghz, zo wanrlicll/als «pmba.irlick uwe leere ende zendinghe de Ware zult hebbm bewezm. Die wo!d vooz onwaar re zpn beschuldight bp nn«/ ende dat niet hepmelicn / maar vpenbaarlick / niet zonder oozlof/ maar met helicvi/ ja ter ozdonnantie vande Gvechepl, zelfin Vollaud. Vebbm de uwe/ dicmoFhen verantwooldel^ allnnanweet wel neen. Want als ick huer eenighe maanden langheindenVaghe l alwaer ick mn dienhandcls Wille was ghaan woonen ) verwachtede/om ami weer^pden/weder te bomen/ende t'beMml-
!5 kbeOannenwed aftewevm /voWens Im nfschepdt ons ten dwden zpde» dp dm lZecri <onnnissarissen ghegiieven: zu zpn zp achter Mebleven/blf>ven »och achter/ende late üwe Laterhiftnale leere inschandm stellen /zonder die te kannen waar te zpn bewpzm. WooaHdp die onwpze voowecliters uwer leere noch vooz Metronwe dienaren plpzm? zouden dat ware Iongherm «llhnsti wezen^ liu«l.^ offeplm nu des Weesters beloften ^ die zept: uk'ialu eenm mond ende wpshel,d ghevcu: denwelckm niet en zullm konne tegKmspukm/ noch teghenstaan/ alle die zick teMen u stellen. V detamet dan manne / Keddp liefde ende wpsliepd/dezearghernisse uwet leere wech te nemen/die de voozsz uwe onrppe Velfsche met dimarm onwpselickveroo^aackthed-' den. u N.moaWnt oock destaan bupten Lhevaarlickhepd kosten mde schade. Mamhetheeft dm GeerenStatmAnno i ^ 8 ; . noch anderwerve belieft te bevelen dp huer G.<l3. lmMen / datmen dezen handel zoude beOinnen/ mn te volwndm/ tot Kepl/ rust/ende eendMcht dezer Aandzatm. Dat vooznanen moennm noeli betrouUlm dp de zelve huer'l?.«?. onvnandert te Hünen: zomen met «llalmnniermde m wil zegghen:dat huer E.G.« liefde toeterAaudzatm hepl/nu veckom is. Dnmersvele ^ouden memlm/ofschoon de zelve zulx te destaan u ghebodm/ (dat nier tevermoeden e,l ls ) datu luvdm dan zonde ketamen t'antwoowen lneeten Apostclm:?l!tt.4.i,. oozdeelt oft recht is uool Godeu meer dan Gode te ghchoozzmneu^ l Gf
!4 Gfmerckt M ml m'etHo wel als l6ue ,ne,ne dimaren noch Anno 5o.wel hebben konnmmerckm/watzwarighepdtebeduchtm staat voo^ land/daar dem kercke zich meer op d'Gvechepds macht dan op waachepd verlatmde/anderm niet m willen Fhedoo« ghm : zonder te willen haar leere Lhlistelicberwpzeverantwooldm/enhuersMlooss rekenschau te qheve/ tot voozhoedinghe van mlandsthetwist. Die schlnvm/int voms; Verchsche doerk^ totcm luprerschm al;o:wanr ^> uln> >net gl,el,eel/mde al v<m uwm ver stande m M derooft / ,o M zhp viel dar dic is hn voo-ne« mm m>;ei al^nneone vvandm sonder de vielclle de zom« Mlghe ,rer nuchngl, ;vn / ende die tut op deze lud de Ghcmcpneevccvolghcheddcl, ) alssede ;.,kenu,uuelly,verHe «Iicdzocljt hcvdm dooznlie0erloedc>m/d>il nimunwi,« Itrp;errpcKe ,,U mo^hen Marse hedben d.m Oapisten / eil ve llhnicdle datNerchscheboeck ;ullen t,eln>rm>derstMden/ darsealsdan hcm vnronwmke ende veelarmde «n, het nimzlen cii de g!,,ew.yimde nuchr de« K^cr/ alle de .„>de» Mllen polchen upt her KpeK rc dannell/die inet u liedm ,ne« van rmrchande g!,l;»iide!>epd m zv». Mu« hoe vele dalter van dim N>n,die uwc lrcwlghc m« en nm»len arn!,an< ghen/ niet «Ileen mder dm ghrnm / die Awingl, <emugl,e niec versm.U>m'm.,ar oock ander de Ome die de <lonsMe v»ll Ausuurch ondersthzcvm hMdm : war noor i« l>n Me te verölen ^ M« dan ^> verde Plame / d.u de Vozstm/ de welcke uwm raad vülghmde wt 50 on;allg!ie raadllaghen Menmghr ,nn/ aue de V2>ys; nwr Lhcaiapeoder l^nd Mi» dm ^ecke re verdZivt/ wie m ;ier mrr >nrt war em schandelil^tle ende grcmzalne »niaudscht omlughc dar ghcherl« Tllprll«nd/u Ueder vadeeland zoude afgeliMU «erdl^ etc.
«Over mpn ;pde bm ick noch/»ls v«oz/berepdt/ om im» van u mener waachepd (hebdpze erghens inne) te lateu onderwpzm . dat zpöz, dan oocu schuldiah te doen/ uwners oocltte onderzoectim ofdeuwe dat vennoghm / wam mm noch met gheen waachepd en lnagh zegglim/ dat ick erghms üuu v«l« den
^^ nwen . '5 NM met waachepd ovenlwgyt bm/ zwpFßeharmecllekckm dolinghe gheblcve. Waar terchen betamec oock mn: oock volghms der Delfsche dtmaren epahen verul»ren m dzuck ende ln scWfte aan ,np ( die nier em nleftne ofeemame /maar veel dolmalzen m uwen <5arechlsmo wete) die aan tewpzm/ tebcstraffm/ende den ghmm die de Ghemepnte bevole zpn / daar van te waarschouwen : wam zulr een peghelicll «lllpistm Meoozlooft/ia ooill schuldilih ls/ en zülx onvervuertmaah mde bchaozt aan te vwzen/^a der WelfsttieMedicanten schuft aan mv/ en Wer valsch w^oeghschuft aanden Vieren State van mz, ln ouenbare dzuck betupzhe. 3« ml dnefaan ,np npt Delft band? is.Smlmib. i;^. Want dewolc wu !,et>ben de Mmstristhe g!ie,m,de leere/de lee!,te mstrllul^e der Kaeramnu?/ den war? Gndsdicnst/ p, lwck de foznn vaneen Hhürelicke G!,e,nn»lte tndeil Womde^i^des verdatet mde r,llngt,M!dci ;o i» l,et cenni peghelicken Ähnstrn glieomwoft de vergadernighe rii nl,cmwnre W„« rprs da« na te rxannneren/ ende te nen of ,u daarlnedenverernlunm. Ao ln> dedmdt dar de Ghmiezmte Mw tnds dande «Iie;m>de leere afzheweka, is/dn, waren Godsdienstderval>cht/de Kluranienren m afgoderie dNÄndert heeft:;c> en ,jt l,nn n,rt alleen gneaniwoft / maar Im is oock srhuidilil, M^keiwshin>rKen re deslraffen / mde dm ghmen dic de vmlszgyelnenncmhrvnlm M / daar van te w.u,rsc!i,,i,« V",N^?^ ^" ^°°? h'"r nnddel „wchtc g!,c!ieteer wnid?. «r>« Herst Umiern« ende Rwinglins ten errsten gyedami. 3^3?.' '"^^) 5? nmnieer g!,edaandan er» al,e,ncl»l AMengl,ea2N°ftis/eer. ^demtdnulszvaisthwmc!!!,siyM aanden Kt>nm / gl,en»amt Krinmlslrantie / önderH lepckmc «riwldns ende tteFlnaldn» VonteelocK / rii a!iednirilt Mnw lA. wc Velfi tm HUden Uenrin ;. zeHrn W»l^o : <3dm gha.vne belpden wn <«>cl« / dar lude >G?rre> fuMeerde kerckc/ ^, wel dalsrhc leere ll.u, inkuivlini i alsse nilleMlde kerelie zlMwpen n/ ende staat oder ;ulr / nu ;n wel als eerwwoP de leere te lettrmmde welckc ;o vr-nant, o,,5llpvrche>,d devinde/ lip onvcrdurn/ de zelve ln.»!, ende «jiuuztaantewl>)«i. .
IM
Ick tmn grabe eil onlpdelicke dolinOen in «wen Catechismmn vindmde/hebbe de 'leide de Medicamm van Telft voozszeersi äaughewe^m bv dellatm Wisslwu/ oock dp nwnde / ende däar na / de zelve loep ende on-i handzaam bevondm hebbmde/aandm yeerm Staten zelve / mde hcdbe daar aanahedaan dat elcll ghnnepn <Miste tc doe srWi dilzli ende gheoözloft ul. Maar want 5p (50 voozstaat) anders heb< dm ghrdaan dan ghetrouwe Keerareu t« doe schuldig!) zpn/ upter aaughestelder Visputanenindm tzagncwech zpn alzedleven/ teghm der Geerm State« develm /van te volepnden/ mde dit al tot grootm schandale van uwe leere. 2ö erbicde ick mp noch/volghes der Hee ren Htaten o:donnantie/tot volvoerinahe vanr voozsz bespzeck/berepdt tcghen u allen/ ofteghm den glimm dient uK.mp teghen tc stellen zal ghelievm : onnne hier terstont/ ofwaar mdewauneer het uzal vclievm/den veghonnm Handel vooisz te valvoereu / mde dat mondehck inde pmnc vooz alle man / of dp wissel schuften /om in dmrn ghegheven te wowen/ (zoot allnnan aanghaat) welcke laatste vlp;e rustelick mde in stilhepd kan gheschieden. 5V iw u N.m rechter trouwen verzekermde/de waarhepii ter eerm/mde Nur te zullm wpckm/ waar inne / mde 3o haast iclk ?al Konnen mercuen haar oder uwe zpde te iuezm sonder eenigh wedersuieken: maar 30ot oock anders ghcvalt/m hopeickmer Godes hulpe haar nmunrleertebezwpcki. V 3.. zullm huer believmdom.nenndp dez«
ve;e lnpne aanbiedinshe ganz yyp ^,tt <5h!istcllcll dom. ofneen/zo dencve icl: mpne eonscmme zo lmtel te umrilstm dooz lan>-hcr mt ongheou^wst ;wpghm in 5o hooghwichtlghmzaketoruwe dolinghe te rusten : als andere niet en moghen rustm / om clckerllcr Lonscimtiedooznimwe dwang tecnrnste/ tot huer epghmrust/bate mde ghnnacll. Al niet icgheustaande mp wel kond is/ oocu upt ervaringiic/wat Fonste/danck ende loon des waachepds Vimarm beHalm dp dewerelt:die welcke pluznnstrpckers mde loghensplekers lieft ende eert. ^ondä linahe oock nadien; hchawk tgl,eneboven gheschlevm is ; dekercue dienarcn tot Dclft umen nmne vande ghemeente / en de dewllllglughe des kercneraadZ totVelft/ nanghenomen ende belooft hedbm / in ecn schMd«arvan in mpnen Handen /endeb? VonderclocKZheschzeven oock bnhem/bp Armt Loznellsz.ende Dieter Ianzn.gheondercepckmt wnmde. Te handeln, de schüftelzonder aan te zien danwim die qnmnen) van t'sturu vander <3rfzondm vandeV^e Wille/ vande O^edestinaric/ Justificatie/Nchtbare kercKe/ A edinghe der dienarm /Onderhoudinghe des WetS Godes in dezen levm/en vande marlie des Gvechevds teghen dednltnowers der Kercken/ bmeveu toezeMnnghe oock dat ^p dechalvenninnand aan d'Gvechepd euzou« dm bezwarm nochre lierlaFhm/etr. «VocK mede im wzo^ischnft nlmdm K«mi/ydm««mt lilmonstrmne / onnr oocll <wm in dnilk Iiner brwdMFde t>M» de^n ln dezer wpvn : W«un «!;« eenighe die m zom« Niiz^c M.men vnstnilU U««n/ mde ccheacht U»Ii>m 5?«
ua de wllluyepd le staml / »3« ans dtiznchtm / d« wn w« h.ur mideiwp;ing!ie mer <taa.!nl,rrt wild! Handel? / en Wz» deMveaftlaeghelüvielverltamde nocht,ms dnm««wel ltunilewas/lnetpclnaud a>«,er« dic;n mochten vooft« bzenghen (t'Oewande Kinde VM<I vooz runp^m !)«» p>e» zennc lr spzeken : j.' vercul M»de o?te argiunentm / die ;z> toc bewz>» van hare <^>nua> wijtk ! schzifteurk zez« de ane/ zmideraan UMnvanwlen d»e>ii«>Mltn)vllaz le stellen/ fchstftellck ml gönneen? numchend n <uuwo<yde/ ten cpn« dedato»5evoc>if; wepghennghc »iei gheduudetenzoude werden / al» of wz> Wee« raad wlsten coc verantuiondmj zhe on;rr Irr» : L>o hevve' wp wi haaelupder bcgheeree een zcker devai ende h.uwc! teghen o»^ leere vande «irfzonde/ wclrk ;p an« lrueren ;oudn> / aangyenmnen/ n weuerleg^ ziien, ende vonn« mci myen hanrrcccken belooft: dar imch »er leccc afgychandelc ;rmoe/tc komm u« dandere daar in zn onZhelust ^arell/nc.
Ve Delfsche Pledicamm vdoznonnt/teli halven gheüomen wezende inde Handel vande <5rf?onde/llecen die steken: daar inne >v al tewepnigh achtcden op hurc noodlickeende solenmcle beloftm ghelchiet ( 5o ?p schzpvm/ «nder huere handeu/uptm nmne vande ghe,nepme tot Dclft en desseiven Kerckenraads devilllighinghe / zonder eenighsius daar toe veroottaackt te weze/ dan doot haar epghm lacpheüd / zo de vacnsz üclnoustrantle of w «egnsMift opentlick mede vtengt. «Ende 50 Hebbel l zp ooctl niet voozder Wil len handele» van dander vooMenannde stucken / lüet zeer trouwellck op huer voozs; belasten ( om huer twpfelicke lnedebtoederzl tc onderwpzen ) zo solemnelick ghedaan/ leitede nachte op huer schuldighe cmuM plicht tot huerder schauen verMeringhe : n«ar schepdeu upt al de vaolghen«iu Handel van nl dander stucken uaozß : t« dat zp ter ooz« zaken van lnpn aanbiedm aanden Deeren Ktam, ovte Ozoeve des «llatechlstw/ghe
dzoncHen waren dezelve te beantwoozden/ waar upt zp mede zpn gheschepdm / latende dezelvetmhalven mede stekm/teghm hee voomelnm der Heere State in huerG.G.» Misswm aan lnp/noch m mpnm handen wezende. Vaaromme 3o u K. verstand en wpshepd hebbmde / bellest voozt te varm im verantwoo!den «wer leere indermanierm vooLz/ ofbeeer/ die ghz, ^ult lnoghen bedenrllen/ lclt den/ zo lOezept is / daar toe indm Heere kerepdt. Indim oock de zelve dat wepOeri/ dencKe ick dan uptnoodtd^angmpnB ghewetmze tot u aller / mde aller menschen blsten / noch onlanxtelatenzien dacicktot der<Catechlft male grove dalmghen laughe ja al te lanHe nherust hebbe/ uiet ,cghenstaande ick met schuftuurlicke waachepd daar teOm ver mach tespMm. Neve mannen mde vzundm / de menschlicvende God jonne u dooz zpnen licvm ^one in dnen/ende allen anderen desselvms gheest der wpshepd Amen. Ghescluev-n dinnm der Goude/ dm ^/.Augustl/ Anno 1/89. . .nl
,
25p mvuN. aller dienstschu^ «WM V.V.Coocnneer. 23 g
»9
l^xIc eoont onlochbaarlick / dat de Medi^l" ^-^camen zelve bekennen in dmck:dat itt haar leere oock yhctneck magh mlluppm/zli wel aist in d'oude ghedaall hecft. Vat de Oiedicantß zegghen/dat elck <lh)i« stm mensch daar inne onzlmverhepd ziende/ ^ulr onverbm-rt ma^h ende dehooztaante wp>en: ja dat elck die schuldigh is tc straffen nandc Mmm die de ghcinwntö bevo^m ;ijn. «lloomhert ^iet grouwehcke vu?lichepden inder ghercfouncerden leere. hp straft die/en wpstse den Oiedicauten aan / en dat dehoo!« lick / oock umtelick /als doende c'zelve ooen dv Wille ende ter ozdonnanne vande Y.G, ' F>taten zelve. ^odoetdan Laoznherthier inne dat eleu «l^lplsten niensche onverbuert magh doen/ sthuldigh iu te doen /ende dehoon te doen: ende dic alles na der Oledicamm ^egghm zelve. ende is nutsdieli zpu doe eerlicb/ Lhzl« ftelickmdev^pzelick. li'.^i ,7
. , . ' ^,:^ :.. '
:,:.!,!.:'>
Der ?re<iic»nren 6o«n in ticien ll^nciel.
's^Ver betaault de ghme die haar leere te-» ^» ghmstaan(;o die ghezom is)te overwinnm (Tit. i .y.Waar toe Lhzistus ^pnmIonyherm delooft(lner d'Gverhepds voolstam/ inaar ) een lnond enwpsnevd / dim niemant» wederstaan ^al moghen. Tue.^ , . i f. Hierenboden Hebben zpdoozhuer leerlin« Mnvdle in twM stolldm/aaugheMht we
zende om haar leer te verantwoozdm/zulx te dome belooft/ ende is huer t'zelve daar na vom dp dm V.tz. bevolm. Wathebbmzpmeennalm bestaan/nopt voldaan / zpn daar telckm upt gheschepden/ endeweplOermtnu opmtUck tedocn /wz» zmde<5oomhertaandm H.y.Statm. Kecht ofdie lnet macht / ende zz, niet met waarhepd / schullngh waren haar leere « verantwoozdm. Woghm de Medicante zulcke huere wepOerinWe van haar leere vooz te staan/oock verdedilOm vau onbehoozllm/ argherlick mdeschandellM VebbmdeOetdicante de waachepd over haar;pde:waaromverlatezp diezo ontrou« welim^ Gebbi zp de waachepd met/ist recht datzp Heiland huer loghm vooz Godlicne waachepd verkopm^ . ^pn )p «Ileen Ware Doctozm inder Godhepd/ mde alle leeraers der dz» andere kere uen nlflopendellw^alvers: ^ptoonmgheloofwaardigh huer Voctozaatschap : mde t'zal vlllich zpn dat de lapzalvers deze Doctozm wpekm. maar konnen zp huer Docux raatschavmetweetellck dot mpwm/zplupdmlavzalvers zelve lpdihuermedelapzalVers veneven huer/zcmder t'land inwmdilH lu tweedzacht te verbieterm om harm wil le/ tot dauer Ware DoaoMtevoozMn Komm.
»
>,
' .' ,--'1. - ' ..':' ' ,
' ,, ,, > . / ^ ^^ ^
'
"
v-,!l,fn,f,'.-!l:c
./
,. ->i.s„. - >
» ,/ ." -l, ü'^ ?^)M.', , , ,l, ^ l.,.^ >.' , -1 »0> ^ '.>' >^>U!'s7!N:;l>! , , ' ^l.'N'^,:, .'„' . »>,!,^
>'c ', »:7 -. i
,
'>.!
<»<!!,,< i'"/ ,
>^i?inu,l^ ', "U'/.»i ,
<> <:"^<,
! ' °-
.
li-^! !'':;:!. . . ,.., ^:l.'5 ^
(.. «
' ,
'
i, ?>,?! ' : '' -: ',>^,',> > >- - t '.'
Ran Rrmt Coznelis;! ende ümmer Wonderclom/OMu^n« tenwtWelft. n?
^"^1 Dp bepde wert / ick mede /hoe wp » doo) beluvm der Leeren Ghecoln^^ sslnieteerdmoptc Wlspuratie degonnmmdenHaghe/dan daar waren ^ertrocUenlnetons bmdezpds dewilkghe/ inus tliu iltl binnen doc eerMomende acht dahhm/ln?ne amwooide in ghrschMe te rugghe zcNde zendm aaudm ch.D. vanden ^lyoghen OademVolland ; wezeude de vom« naamsteoer Geerm Ghedwmeerdm opter booH Disputanen/ die u dan treive ^oudm over slhicl, m / om bp u in gh cschnfte beantwoozd rewerdemou datwp danvooM binnm een bcstmide koue tpd oder weder zpden berschzmm/mvn en u voozghnnelde schif te« voo! dm völlke le>m / ende dan merlm nanglfe>;evm kandet vooMarm^oudm. 2. T.ulx wn d oder mpi e/niet over uwe zp« d? volblacht. want icll bmne de acht dagiien nwn gheschzift zandt aandm boozs; Heeren bandm Hoghen lnade indm GaHe:daar ick zelfmede haast voleF>de/om u schuft mde «omste ( daar aan im doe al beghan te rwpfseien ) na mpn vennogl,m te vorderen / tot bolvoennglu omes beghonnm handels. ;. Tulckclnpncs twpffelms oonakewall dat ick intschlpven opu zeaghen/het zelve kevantzo onvwD mdevdel /mde daarteghe mpn anrwoold :o sch^ifnnaetgh mde dun-» digh:dat irk nieten nwrht ghelooven inu lupdm te we)m 30 grote onschamelhepd/dar 23 lijj ghpt
24
/
ghptzoud mogyen verdtaghminuaanzim vooi dm volcke ghelezm tewwde:noch ooclt ,net zo vele listichepd / dat M, emighi schpn tot zulck mpn ghezondm schzifts wederleg zoudet wetm te binden. 4. «enmheeftmpmpnvennoededaarnme nmbedzoghm.want ghp bleeftghantscheum achter zonder t hooft meer vooz dm volcke te dercen coonen.dit wasuoockza kestgheradm. < . Wam nu ,noghm de lupdm dooz zultk u argherlick tschupl louen maar vennoedi/ maar waard? te vomsehpn ghekomm/ z« zoudm zp hebbm moeten wete/dat uwe Ca« techismuseen valsche leere is. 6. Ghp willmde schzmen noch wat te konnm ^eMen / liet uptMan em schM ; Oenamm WederleMinghe etc. daar mne ,mslttuvckt ghpmynm naamLooznhen . doet Heln spMm niu MM epghen woozdm alwd/ maar meest uwe epghen dichtinghe: elldeucwpftuzelve mmelick gheoeffmttezM lttl^ceulafalll.
7. NKo lnwnde ghp de lelicke vlecke uwes Latechisnu / schoontghms te blanckeeten. maar dat ghpze lnet vu^l Nnck hebt ghewas-» sehen/ zal moghm ghezim wetdm / m mpne antwoozde ten vollen daar an aSnnaacnt Anno 8 ; . m tot noch toe dp m? om redelicke oonaken/ niet inom dmck uptgheghevm. 8. VanghelMm ist mede ghevarm met mpne anrwootde opuw^ocghschzift of Ll« bcl kameux ; bp u in dmck untghegheve acht uftlni daChe vonu beghinne vande Vaagh« sehe WlsputanennaLhelick ov dat de yeeren K. Htatm u vande zoMellcke Ummie 5<mdm
2/
dm bevzpm/ mits mp te onvzpm . maar dat lsughemist. 9. ßoewel nu tzelve u wzaeghschM opmtluk streckte tot nuetze mpnre nalnm ghevaarlimhepd mpns versoons : twelck ghn nochvalnüeusdedet dzucüm voozuschzife jeghes mpne p^oeve / recht oflnet ems dMrnes Niet ghenoegh gheweest en ware:zo heb« deick nochtans de amwoozd/op dat uwe w^oeghsclmft/tot nochtoeal gheduldeliclt bpmpverdmckt/hoewel tzelve al cHereet was / vooz ons bpkomste mde GaarHsche Vlspmatie. 1 c>. Weze MMe stille en rustWe lpdz aamhepd/ hecft uwe ende der uwm onmstlghmli zo wepnmii lnoghen stlllen. dannen noch m« den voozlede jare 8 8. van mens tenliens mp (nessens anderen )heeft in dzuck latenuptghaan/een derde schzift. l 1 . Ende dat onder dm name van eenen ghepersoneerde Gerovolus ofGrovbelaar/ die uwe hereroocken Latechiste stuMeling heeft tzamm ghegrovbelt/mde eer heeft willm uchalm aan mp ( >o t'scllpnt) mn als aan eenen dode ( om mpn stamvastigh zwpghen) riddertewerdm. l 2. Waar op im mede in schuft antwoozde ter dede emigher mpner v!undm/mn te docn dzucken ghereet ghnnaeckt heubmde/ Nelve iwchlnede tot deter gheleghmchepd dpmp hedlie gtiehoudm / latmdezo in stllhepd alle uwe woelschufte/ na u lujt allee lopc heube. 1 5 . WooMdp dan ln?n ;wpglzm niet lpde/ 30 u doc dool andn e bv u betoont oprm derdmGrtolmB Wnno83. zc>lpdmln'.vns?!e» üni/totluich naacluer omdecklnglievanu onwa«
46
«nware leere/eii ban u voolOmomk dwang lnde Couscientien/ dinnen doe tot Velst aan lupmeeter daadt hceft liewnen. »4 Wanc lu mpncn wandel/ en vennooght Mn noch niemand /mp mei emmhenschM van waarhepd/int nunste niet bcschuldighe: daticilinhoMherlicke handel den lande ee» stherrouPatuoc verstrickt hebde / weten de Dcercn Dtaten. l /. Wat bipfter dan oder daar am mp onrecht is ghedaan tat Weift: dan oln nodighe «n tandnuetc waachevd sp!ckcnde/vä u ghenchtwoide vooz emen/die uwe upterlicke l«ercllrnvzede verstoße /en danrdoozwaar« dig!) werde Macht dp u ; volghens t'schone advpZ aanden O.H.Ktaten; ommet uptzet« Nlmhelt'waar nachte vzocglI met ghevanghcuisse ofnm lpsstraffe)ghestraft tewerdet 1 6. Maar hetschpnt u uergheren te zpn dar nhplnetallee in uweondertceckendeWissl* ven aan mv/maar oocu in openbare dmcke/ nalnentlicli in u wzoeghschM voozft hebt zelflnaeten benennen / daeter dolinghe inu leere mag!) Nupve/en dat clcll die onverduert lnagh straffen/ ja dar elck ;ulx daar inne ;icde schuldig!) is ende behoozt aan tewz^en. r7. «Vit doeicli oocll/ daar toe oocll yhemachngiit vandeu V.O. Z>tate«l ^clve/ daar ghp zm uvt ghescheodm : maghmen nn misdocn aant ghme gh^ ^elfs opentlick schwft/ dat clcll «chuste mensche schuldiFh is re dok^ 18. «5n geller voot mpnen v ersoon is dat u wi,der werck dooi u Schont /met dander onwp;e onderstueterZ uwer vallmde leere/ wp niet leedt nmar lief. ;o de;c eenighe daad» amlmllboetelicker de lumscheu vmdecktu vooz-
.
1?
mttynemen van u verm'eude dwang inder ^onscimtim / die ghz, meeten monde u nocll fthaalnt te delpden: dan hundert Iioeckm die «nen daar afzoudemooHm schMen. 19. IVaar van herten is mz, zuleneoverdaadt leer/ om tyuade voozbeelt aan andere steden/ van minder amizie dan Delft wezmde : die des te lichtelicner haar vartpdichepd zoudm mooHm oozlovm/andere vzoliu lunden ( als auade maOm ghoede sppzm docn) upt te vMen / niet tot meerderinghe vande mnerlicke emdzacht/die hier/ God Veten/ luetelghmoeghis. 10. Waar vooz de stede van A epdm/te wetm vooz deze aanwassmde macht van u lupdm lneeten nwen/ in huer ßhedMcktc Justifieatie/ int Not der zelver/voozzichtelicll alle huer mede aroote lidtmatm des lands hceft Hewaarfthom/mdedat sheensslnstever»Heefs / 3o d'aanNagh ovte zelve Ktede van eenighe uwer voomeanste lnedebloederen dadeliek heeft betoom. 2 l . Tot zulx ,ncer/ van verde voozhocdt te mocOm werden / dp dm llhene die de ?oMe is kevolm.dimt dit kondt lnaum van her voozsz Delssche werm uwes inneghevms (bmevm mpn Oaam-scherm) mde der navolahendegrovc dolinghm uwer<catechismale leere : mde daar up oock tot afueer vmi dm ghmm dienualmoghm zpn/oocutor nfsch^ickvan die noch zoüdm inoahm Ko mm in zulcke uwe onware leere.
..'-7
> .
Gerlte zeerichepd ende dolmghe. Dal V.V.d. clen dareckismum ter oni.
"»-^ It sch:pfdp in u wederlea m elders/ > H ende zegt bat ick grotlick ghedoolr K ^ heube/ noumde de plaatse. dewp^ le u Catechisinus daar inde vpfue vlaOe niet en Handelt van een herboim/ niaar van em onhertnne mnische.m welck u berisuen ghp zelfgrollicn doolt / 5o oocu wel blaarlickmagh ghezim wotdm imbeghin vant verde deel vande verde Mdtcatie outen «latechismmn. i< Mchts ofick van die onderschepd niet al vool u van zelfint eerste dladtun,nreMueveninetveschepden vechaal /gheschlevm m hadde ghehadc:ende als ofick oock t gheen u Catechismus oute 1 i4.vMgI?e vande izerborene schzvft/niet m hadde ghelezm. ;. Waär toe 5o veel onuodtghe woozven? yuudt u Latechisnlns vat de herbozene Wantsvw zpn van uwe aal'Mebo^en ghenepghthepd van God ende den Oaastm te haten : wat stondt u anders te zegghm / dan de herbolene 5un daar vlp a<? 4. WaarOpweetweldatde<5atechismus anders houdt^o weet ick mede. zo hebve ick dan waachepd ghezevt/en en ontfanghe vani mpne weder^akm/ waar ende hoe M u leere zal aanvechten/ aßeenwet. /. Mnmers ick trefte uwe dolinOevande «OeneMOellli om Gode ende dt naajten te
20
De ecrHe
Mtm/ oute vpfde vzaghe dubbeltvoudt te techt.want bewpzmde dat d onherbozme niec ts Lhenepght om Gode ende dm naastö teharcn .was daarmede oock teffens vewe« zei,/dlit oock de herbozme daar toe niet en ig Meneghm. <. Maar ofick oder dander -;?de al hadde dewezm/ dar zulcke hatelicke ghmeghmthepd niet m is inde herbozene: zoudp dan iwch hebbeumooHen zegghm/ daar upt nicr te volghe dar d onherbozene daarwp af^pn) 7. VeMuMluchthadde ick u daarmede llnunnelutweezaue daaroptedz'fdevMghe teffmsnm een »Medaan: en lnitsdien daar reckt ende schickenck ahchandelt.wantzoot valsch dleeck indm onherbozenm/ m n«cht het met waar ZM indm heruozenen. 3. Vehalvm »I daete / zegt doch lnannen/ haddeickubelooftmvuMoeve te schlpden ende te beWinnm nä u ghoedduuckm? «f waart ghp bovm al onghaanu derispt gheweestin dit stuck vande onderdaniMvdi y. VetistevennoediIa.GhemercktghP Ucht konde merckm/dat u leere/ dchalvö vele andere lnerckellcke daliughm/bpzonder in dit stuck was wedrrschuftellck mde schadelick. dit betoondp zclfnaacktelick inde Iaatste zpde uwes glmneldm wzoeOschMs/ daar Uwe onwlendellckhepd oder mp tm liUltsteu uptllerstnm de?e uwe woozden. lo. >V« 15 oocl^ cl'oc>lx^ce,clac K)' voorkebbenlle llen daicckiiinuln te bcveckten , bezkinivanäen anilcbl^erKevIißlimaicinLke en6e cler eKeKc»o«aKmlie^ll clcr vet <^o3«, 6ie Ky teenen <ten darecliilmum lultineerr perfeHcUcil,vuiccn ßKeloviZl, mcnlckein Vi."' <> «Uli«.
Volinßlie. z» «t leven anäerlioncien ce Iconnen ^or<ien: l i . vaai nv clc>cn vel anäer articulen nocl, ncetc« beikr)säcn,2Nljc«'äanuln «nißlie 6aar ciooc mecr rot Kein re rceclcen, enä« <le lcercke in roere re ltellen ? Vat Z?n uwl
woozdmdaar. i ^. Wie tonm u zonderlinghen leedt te zpn gheweest dat ick u opuweecllste aantaste. daar zegdz, recht (zo hier nu zal vlpcllcn) dac lrli lneer ander dollnglim in u wlst te destrp, de: Wie ze^he onwaachepd dat lck pnnand tot mpwll treellen: mde die w^oeOen mp voo; een verstoolder nwer kerckenmede/als oft nusdaad Ware u onware leere met waarhepd re wederspiekm. l ; . Waar du alles ter zpdc ghestelt zpnde/ weet ghpwel/datwp ghcliomm zpndeopt l^licschille: ofhetdoenuan Godes gheboden vooi em decl/oock onderhouden waar van «lbodes ghebodm / al m doermms niet gheheel/ ?o God dat ghebiedt / waar op ghp i»/ icll neen zepde : ons vertreck uptm tzaghe iL ghevallm/ als hier vozm iBdechaaltinden v^les.nume.i. 14. Tot newpsvanmpnvoozsz neen teghe nia/zandtickbümm de bestnnde achtdaghen terugghe indmGagheaandmHeerm uandell Doghm üade nn>n voozghnnelde gheschM; mhoudmde de gheschiedmissm vanden Ozophete dieghedoodt werdvandi lemwe ( z .üeg. i ; .) en vande Koning Saul/ l.Neg.l^. 15. Vel is waar dat MM beweru/ des voozsz mvns gheschzists met het vechupzen mden yaghe van Vaarlem as/ is verlozen. maarzlende dat gMuM ; uschammde als <t g vozen;
,z
Venvec6e
vozM;binnm Delst b'.eeft zieten schuplm/ Zonderthooftmeerte derce vooltstcken indm ucOonum Wisnutaete/ ende ueduchtm« de dat icr niet weder rn ;oude komlendenomm/zoot nu oocli is Lhevallen : hclibe ick t'zelve van mens wcderoln b? glicschztste ghestelt in dezer wpzen.
GweededolinOe. te äoen : enäe tiMcKcn ecn xverc^, vollcomcliclc re clocn. tü^ccclulia. ^ß.2^.1.^. i.
.
H?<l3n Otopheet yuamtdt Vethel/metbe^ Haveli Godes/ van niet te ete noch te dnncben in die plaarse / ende niet daol dm ghekomm wegh wederom te keeren ( ^.Neg.i ; . i .> i. chp puipheteert jmhen het Rltaar . des hnn de Nomng beveelt tevanghen / streckr daartoezpn hand upte die verbogt/ mde her Altaar schuert / zo de Ozonheet hadde vooxzepdt. . . , . WeNoning didt dm Vzopheet : lue lndt dool zpn bede God vaoz hem.hp ghmeest/ »oodt den Mopheet tm etm / ende Uül heln> deghlftlghm. 4. Maar de Ozopheet wepgherende zez^ «nn zulx van Vode verkodm te zpn / mde Mepdtvan daardooleenen andermwegh. daar ghmloet heln ei ander oudt Mophert/ die noodt hem ooctl tm etm / hp wepOerdet inede/zegghmdehemzulx bpden Heere ver» dodmtezpn. /. Wie moet niet kekennm dat deze pu,^ pheet
pheet nu al vcle / vam ghme hnn van Gode te doen was bevolen/ glmrouwelick/dat is/ zo heln dat vanden Heere becolm was / vob« b)acht haddei 6. Hpwerd int laatste bed^oghc dooz d'ou« de Mopheet die dzeugt hem in zpu hups/ en doet he daar bzood eten/ooek waler duncllt. 7. Oa u lupder oo)decl/zo zoude d'eerste Pzopheet/des Heeren bevelen nu al nhedaan hrbbe/ mn dat hp al vecl vant zelve ghedaan hadde : ghnnerckt ghpt oocu des Heere ghebodmtedocende Wchoozzaam tezpnacht/ nlmdoetmms nietvolnomelick/zo hpdat ghebiedt. 8. FVaar plat anders dan u menscheliek duncum hier afooldeelt / zietmen in dezen te wezen het oozdecl vant Voddelick woozd. Tuät dat spleeclit een ander vonnifse van her vom dezeZ V^Mten van C?odeBbevel/te weten diete. 9. Gm dat du niet ghehoolzaam en blste nhcweest de lnonde Godes/ ende niet onder« houden m hcbste t'gheen de Heere dpnGod dp heeft gheboden / ende du Wederom blste ghekeert / ende hebste b!ood ghegheten/ende water ghedioncue/ inde vlaatst vande welc« be de Heere dp heeft bevolen /dat du gheen b:ood eten/nochwater dzincken m zoudtste: 3o m zal dpn dode lichaaln in dpnre vnderen grafniet ghelevt wozden/etc. z .üeg. 1 ; . 2 1 . 1 0. Vaar blpclit upt des Heeren woozd ;elve/datdom/javecldoc/zouderal/ofuolllomelick te doen van des yeere bevelen/ ghem docn ofondechouden lnaar niet doen/zondighe« en overtrcden is vans Heere ghcboden. il. G onbesrhci'dell menschen met u gheO iij dichte
«4 venveecle dichte nulle onderschepd/mssche Godes ghedod te doe/nlde dar volkcmelick te dom:wie zalmm hier ghelovm/ dewaachepd Godes/ ofulnmschelick ghoeddunckm^ 1 2 . Mhoe wel deze emighe klare tuvghmisse der godlicker Hichnfturm/ cHee lindere of meerder wpghnis m behoefde/ als wezende het woozd der waarhepd zelve: 3o wll ick nochtäs upt vclc meer andere Ntbelsche mpyhmissm noch maar een hier bpvoeghm/ cn daarmede ghmoeghm .want vooz em cmZaam woozdstuck ofspllaba Godes/lnoeten alle wooldm/ schziftm mde voecke der mmfthenwprkm. l). Hier toe trede nu voozt de Koning Naul. want hnn volzht ghplupdm meesterlickm naintveruoeghm van dezeuweghe» halveerde en hinckmde ghche olzaamhepd. 14. Sani ontfangt ghebod vanden Heere < 1 .tleg. 15.).) omme hem te trecke/ de Amalekiterm te llaan / mde die upt te roeden met nlle dat zp haddm/zonder huer te sparen/ lnaar te dooden man/ wpf hinderen/ en zup« ghelinghen / oock offen en schaum / kemelm endeczelm.dat was alzodes Heeren vevel totZaul. ,5. Vie beghint datwerck/beter danhpt volkMlFt. Dp verzaamt het volck/trecllt tot dm Ämalekiterm/ Naatse m doot al t'volck. isditnaaruwmzinne met wel beghonnm? <ll uele ghedaan^ ja em dom ofghehoozzame dan Godes ghebod/al en ist schoongheen dolkomm dom ende ghehoo^amm? »6. Mat ghebzecckr daar aan^ wevuigh/nli u dunckm : tewecm dat Kaul derÄmalckiters Noning int levm svaart : 5o b? met het volck
valck oock spaardm de ghoede schapm/ayemeste rundere / lammeren mde äldatgßoed was want dat m wlldm zp niecHoodm. 17. VoedaniFh iZ hier Godzl oozdeel ^ recht anders dam uwe . die zept tot Samuel / «lar 3aul l^ein verlaren en x^n ßlieboll nier voll»aclir en Ka66e metter <iaa6rs l .Ke. 1 5. 1 l .)
Kcnmhier u SophistM vernuft/met het «Godlickverstantover em^evenalshetvupl meetmwatere. 18. Samuel kolnt tmerigh dp Sau! /die zepttot Samuel(mde datmetwaarhe?d/n» ü dedMghm waan.) Ick hebbe des Heeren bevelm vollmacht. ( i Heg. 15.15.) Watdoet hier Samuel <f Helooft hp ( M ghp hier inn« »ockghaarnevanmpmde van t'volckghelooftzoudetZM) Saulszegghm/bovmdejl Veermwowd? l 9. Aept Salnuel tot Sau! ( zo gHp naar u leere in ahelpcue zoudet dom) tis waar/ ohp liebt wel beahonnm/mdevele ghedaan/ ho« iuel niet vommnmtli« al / ende zoot u waB Vevolen vandm Weere. noOtanB heddpe ghedaan? 10. 2«pt Samuel / dezm is ooclt dom/al doennens niet volkonuntlickHegt lieve lupdal sp:eeckt de Movheu al^o/mde n» «wen zinne^ Pluplnstrpwt hp dm Moning/als ghp uweleerlinshm? 21. Vats uerdevan Heln. Hp ghelooft die Wo0M Godes/oock vande blatende dierm; l»ts de daadt^elvechovmSauls bedzoghen vzaan/ze,Mende:wat is dat danvoo^een gheroep der Schaven in mpnm «zm/ m een yheroep der üunderen dat ick hooze^ ( Lue-» < nn
«.Saul
z6 De nveelle 2,2. KaulpooMtditonverMoöllMwerc» tc verschonen lepdt de schult opt vol«/ mde zept de beste beestm verschoont en ghespaart tezpn tm offechande.ziet daar was noch her blancketseleendergoeder lnepninghi. i.Negum l 5. 1 5.
2 ; . Kau! doet alleens / als ghplupdm hier: bwft stps in ;pne verdoolde mepninghe : mde en wll niet bekennen dat hpmisdaanheeft/ mt niet volkomentlick voluzmghm van des Beeren cchebod . maar zept upt een zelven gheest/als hlerin oock in uiS;Ick hebbe doch des Heeren stmune ghevolght. i.üe8UUlis.2O.
24. Waarmetbewpst Haul zulckzpnzegzKm i met zvn wel beghinnm/ ^o ghvlupden ,nede dooMaans doet. want(?eptHaul)icn kmhmmghetoghm den wegh daarmp de Deere hadde ghezonden/ende hebbe de U,nalekitenvernielt. a^. Als oshp wilde zegghm.al dithebbeick «mmers al ghedaan. du was oocu Godes devel/ dat heb ick daarmmne al ghedaan . os ick schoon dm Noning Agag hebbe ghesyaart/ mde mme volcke de bersten tm offer kewaart/omdpnm Godteofferm. Hebbe ick dan des Heeren bevel niet ghedaan/oficx schoon lnet voluommtlick hebbe ghedaan^ 2.6. T^ulr zoude na dne waan uwes vernufts niet allem ghmoeghzameveronschulbighinghe 5M gheweefi vool Kaul : maar ghplupden zoudet ^ulcn^pn dom oocngheyoudenhebbm voöt een dom van s Heeren devel/mdevool ghehoonaamhmd. 27. Maar in deze Handel Zauls toom Goves wsarhmd Het rechte rolltrarle te zpn vä . . ulo-
nloHen. wam Jalnuel upt GodeB dcvclen nI zulcll Sauls beghinum te dom / 5pn ghestuckelc dom/ ende zpn onvolkmuelick doeu/ vool zonde ooMelt /Zpn Ooede lnepninghe verwerpt/mdedatzz,nwerck (dpudueghoe ghewaant ) onghehoo«aa,nhepd ^ept tcweZen noelnende r;elve cm tovcrpzönde/ ende een wederspannighepd/ die Hz, zept te zpn em lasterderaModerie. ,8. «3nde Halnuel vooztsuptvarendezept tocZ>anl:Vewple du nu hellste verwoipm des Deere woozd(>oude dat uiet u noch moeten heetm:des Heerm lievelen dorn^)zo heeft deGeereoockdp verwoipen/zodat duniet meer Htamng en zulste zpn. 29.* Ast nu dar Op AarntenWondeckIocK u oozdeel in dezen Handel met ernst wilt svieghelm teghm Godes oo^deel in dezen : wat Mldp rer werelt moghm nonnen dat jeghen elck ander frrpdigher magh wezm^ watis «ockoHelpcker dan umetKaulsverdoolde waan^ zc>. Te laatste bedaart zieh hier doo!Saul/ endezept tot Samuel: Ick helche ghezow dight dat ick des Heeren woozd ende dpn lieM hebbe overtrede.wam ick lizeesde t'volck ende hoozde haar stelnme/ 1 .Keg. i /. ^4. , 1 . GfWplupdm/Aarnt en Neper nu mede d'anmmste des volx vtccst: ovennits t'volck denkussen-legOers ende vlede-pzekerslief heeft endeweldoetm wert ick lnet. ; 2. Maar dat weee icll wel / dat deze onze Zane/een zclve i«Ke is ,net Smnnelsende Sauls zake. w»nt Sanmcl sept unten monde Godes tot Ziaul/dat hp herst ghezondWt: <nn dat Hp GodeB bevel niet 3o volko<ll v
lNNU
;3 venveecke ulmtlick mde zohnn dat was beuolm/e» ljadd: ghedaan : niet ieghenstaande lw dar wrlhadde deghonnenmde erngrootdeelas yhrdaan. ,5. DierteMmhieltKauI^mdehoudMiMl dö im met hnn) dat hp Godes devel oock doct/ diet beghim ende vool een deel doct / al «u docr hpt niet voluomrllck.mdt zept daar«m ( dooz de^elve waan/ dieunuverdoozt) ßomelick/ dät hp des Heeren vevel hecft volVMlit . maar Hauldoolde/zo hier nu tastellclclllglleblelien. 54. Todooltghp depdenulnedemetuwet« Hau! in dic zelvc stuck; u lamwe beduncken lb.itlncn Godes devel al doet/oftne,lsschoon Nlecvolllomellck en doet.lieve/wat is<iat l»ch anders ghezept/ dan/ hp doet het / ende tmcthetlnet? 55. Woetmmt / ?oot God deveelt : zo doetmmt inmurs voikomelick:ghelnerlllt Got» dar um onvalkonimtlick ofvooz een deel/ maar volkomelick mde im gheheeltedoen keveclt. ; 6. Doetmens dan oocll met zoot God keneelt : ;o m domnells niet allem met volkolnelick / maar mm doet dan Godes bevele» niet. du is nu in deze twee Bpkelsrhenhesclnednussm lneer dan te vollmghMebm. Godgheve udepdm zulx met tesvade met Kmü te verstaan. Alnm. ) 7. Dat mvn ghcschust zam im (als Voozs5 is/ vooireden ofbuefnum.2.) indm Vaghe/ volghde dat/ m verwachtede aldaar u kmnste die ick na vennoghi aanuozde. lnaar dat altevergheefs. 58. Wam alsO? een volhalfiaarwaart achter
Dolin^Ke.
;y
«hterWaartMebleven / latmde nochtanzl lupden/ Äs «lsHp wedermn meeter dMonnen Wisumatim zoudet voozt varen : ver« hup)de im teMepe daar aan volghende mpn hups tot Haarleln / humde ick eenwooning mden Haghe/ daar im nm mpu ghezinde quam woonen ende vermachte u daar / ;onder dat ghp daar o?c ter zakm voozsz dozft verschpneil. zy. Wel aan/hebdptmdm Haghe qualick vom de Hand metter mond konne docn: derzocrkr nu of ghvt na lang deraden mmer pennm deterzult vennaghen : omme staan» de ce houden deze uwe grove ende weder«
sckziftelime
Werde zeerichepd ende dolinghe. Dat niemand liier in clc^en leven 6e ßkebo< llen VHnäer licfäen voll^omentlic^ i^n onäcinouäen. l.
/->Otevpsdev)agyeuwes «latechismi/niet >-^meldmde van hier ofhier na / maar lupdendesimpelick aldus : Condtghp die al ( « v/eteHhzlstlahebodev3derliefde/Mat.^^> volkomemli» houdi : Deeft u Latechismusl gheantwooMnei ick/Zonder mede ei waozd> vennanms/ van hier in dezen levm ofte van hier na. 2. Waar na ghpluvde wel zimde u onmoMeliM tezpn onnne die boete onwaache^di staande te houdm : hebt dooz u Latechist in dzmk dat laten stekm/dm staat ons Oe
4v De 6er^e schilles Veranden ende lnoete bekennen: dat zulx lnorhte gheschieden/doch um die bphanxel/dät lm zal gheschiedennner in dezen/ «naar int ander lcvm. ,. Waar lnede ghp da oock opentlick hebt vekent / dat uwe Latechislnus ouwaachept, leert/end? dp lnn in mnn V«eve desselfs met viaachcpd hadde berispt:wam daaropdie snnpellck neen zept/beljidj, nu ja/tc vmen tu tander lcven hier na. ^. 2o nu dFze uwe veranderinghe in die stuck noch rechtwaar ende warachtW: delioolde ghp die vocaseh!cven antwoozde opte vpfde V^aghe uwes ^atechismi te veran deren / mde die doen stellen aldus . Oem / in de;en/lnaar ja int ander levm hier na. Vit lnoQFhdp »antcpckcnm omvool te lnaghen mueerste Hvnode mn Fhedaan tewozden. zo Fhn!nl>den wel hebt veranden ander dinuhm van minder ghewiehte/in uMiddelvurghscheZ>z,UodeMnl, 81.artic.51.en 81. Fi «knde dan ^oudi>noch reden hebben om mv/dieu^atcchlslnmn met waachepdbcrispt hebue vlundrlleli te bedaurken/twelck ghv met en doet:cnde niet uln um vpandelic« tehatel^twelck ghponbedeelltehck doct. 6. Waar mn nu uwe Catechismale onware nem uoch waar te docn schpnen: benmdp 2vmtl:cKmnn ja/die de zelvc neen derisvn endeom ditlaatste noch wederte omkenne/ bel,endp lni t'ecllte . dat is o,n dewaachepdi te Kiiienen / sp^ccckt ghp van mens openbareonwaachepd. ?. Mät daar ghp eerst oneumd- ,net u <llatcrlnsmc, / dannen der liefden gheboden vol« bolncluk Kan houdnl/bekn« Lhz, zulr uu
waar-
volinzlie. 45 Waarhepd rewezemmdezegt datmm dieonderlioudm zal hier na int ander leve/ twelck «wenbare onwaachepd is. 8. Vam mm zal lner na / noch inden Heinele / noch inder DcUm (het veOnwup) lochent gl»p) ghem gheboden hebum / noch werckm: -0 ghp tc vollen bewezß te zpn/tiede mogheu zien m mpu boecxkeu gljenaalnt zyelnetwerclle. «i. Dadimnudlplktdatzulckhoudenvande ghekodm der liesdm na dezen leve niet en zal gheschiedm eü ghp zelfnu hebt moete bekennendatnetmagh / ,a dar het zal gheschleden: zo dcwpst ons eenm Verden rpd/ die daar niet en zp in dezen levm ofim levm na dezen leve/ da« zulx in zal gheschiedm:ofdellMt dat lzct niet na dezen leven/lnaar in tut leven zal ghe schiedm : mde vekent dan mede / dat u Latechismus onwaachepd leert / mde dat ghp, lupde poghmde met dei onwaarhepd dander «nwaachrpd warachtigh te makm/niet dat/ maarwel uzelvevooz derwaachepds vpande dekmt te make hebt vennoghen/ ,net dezi M boetm als zoeten afwvckmghe van onK rechte gheschille.zo sPNnghm de vischm u?ti Ketelintvupze. 10. Toude u dezewaachepd noch niet ghenoech zpn/ zo maaektu pmne scherp oin met scherper oözdeel te wedersvzeuendeiemvne KoM klare mde vaste dewpscedm / vooztll«mmde niet upt lnmschelick denmft/maar upt des Heere worden zelve/ in deze ghebodm der liefden klaarKen b? ^bZlstum upt ghesmokm Mal.! ^. ; 7^tc. , i.Duzulste llefhebbmdpnm Heere dpnen God upt alle dzi» herte / UM alledzm ziele/endeupt
4^ De 6ercle de upt alle dpll verstande ( Nucas ovechoopt daar noch bp ) upt alle dpn wachten. i :. Ou heeft alle mensche atlezulx niet van zichzelve/ maar van Gode/mdenieteen hapMm minder/ dan God dat elck Herst i ; . No nu God van emigh mmsch m deze nheboden meer herts / lneer Ziels / meer Ver stands/ ofte meer kraches/ afepschte/ dan hp hnn heeft gheghevm: wie zal niet moeten bebmnen ( al waartzpns ondanx) datdezelve mmsch zulckghevod nietvolkmumtlick en magh ondechoudm.want niemand heeft z,et vermoghmsvanzichzelf/oock misser nie mand anders dan allem God/ die ons pet vennoghens daar toe vermagh te gbevm. 1 4. K^aar wp ziß daar teghe dat God in de ze ghebodm(in gheschille staailde)niet altoos vande recht ghelovighm cn epscht dat ooven liuer herte/verstäde ghemoede en krachte is. 15. Wie zal nu met emighm schpn van waachepd maghmzegghm:dat de mensch niet en magh volkomeuck doen/ tghem God m zpn macht heeft ghestelt /mdeW hnn af epsthmdeisi God epscht niet vandemmstu kovm tghem de mensche uermagh. ,6. Tegr damde mensche en vermagh niet te huudm/ tghem hv wetvennaghtenoudm: oszeght dat de mmsch hier vermagh de ghekodm vander liesden volkmnelick houden. zegdp t'eerst/wie zal u ja ende nem v»n em zaue spMmde/ oock zoet en zm») u?t u vuple gote ghietmde konnm ghelovm: Kchamndp u dat : waarom schaamdp u te bekennen dac u leer valsch is/ ende dat ukse lnet waachepd «rechter troüwmte recht beri<ue)
»7. Maar zalupzedicatieop dm <5atechift ,num sennone ilj.^ol. i /.upt Augustlno nhezanmulicu oock upr Lalvino Iull1.c2p.uj. num.94.hier zeaghen: Watdellesoe «oods uvt de Knmlsse Guds ,noet hervloepmnnaar nadimdekennisse Gods in dezm leven onvolkomen mde stuck-werck is ^ dat wp zlen nls dooz emspieghelin em donckerwoöld/ , .Coz. 1 ; . 1 9. An lnoet de liefde Godes oocll Vnvolkolnenzpn ende blpvm/ghcwlk oocll de liefde des nacsten / die wt de neft« Godes hervloevet. 1 s. M al recht dat menschen ous een ander wet vandBliefde vooKellen / dan God zelve «ü zpn zoneFhüstus; ons hebbe voo^esteltt het magh vennetelhepo zpn / ,naar ne>nmermeer recht:ghemerrt niet UuFustvn/<5alwn/ noch eenigh ander mensche / lnaar God allei zelve onze eenighe Deere m wetghever iL. 1 9. Ve;e mensche dichte hier upt huer nmv> schellck vernuft em onghemetm liefde / ende dat npt de onghemeten kmlnsse Godes/die zp hier voozstellennaar onswetFhever;God; zelf/ epscht van ons ghem grooter liefde ( en de volghens dien oock kmnisse)dan dicahe, metm is mde huer mate heeft. tQ. .Gsstelt God mde oocu Chustus deliefi' de van «ns hier ghem mate/daar ghezept wozd upt al dpn herce/upral dpn^iele etc. zept God in deze zpnewet : upte oncHelneten ilennisse Godes/ uvt liefde / die zo ick ongheineml mde van allen mpnm schepselm onbeVrppelick dm/onbegrppelick/bovm alder mmstHm hene/ ziele/etc. vwmoghm isilnel? emcmighwoozdniet. . H i . Gpscht ons God in deze zzme wet alwetenlzepll
44
De clerlke
tenhevd/ ninnand dan God zelfis alwetsl«. dict allcweet/ heeft van al dat is/ende nnfots oock van Gode zels; die alder is of we^en is; vollunnen llmnisse.zeuer zo ons God zulx epschtc:,nm ;al lnoeten belpden dat gheen inelM zulcke zpne wet volnolnelick magH ondechoudm. 22. WaardanzalmenoockmoetenzegoM datGodes wet hier is onrechc ende tmanmsch : ^o hp ans met een niet m maaclu dar wphnnghelpck zpninalwetmhepd ende in die ongnemeten Kennifse zpnre schoneghoedhrnd. dat is / dat wn zpns ghelplk mde zelve valnomen zpn als God. « 2 z . <löod mde alder srheuselen srheuper zpn/ is volkcnnm ;pn endennghemete : lnaar een uunsch ende schepsel Gods >pn/ is onvolko,nm ofstnckwerckende glMneten ;zm. <Godes liefdezelfis Goddeliclie liefde ende zonder allemäte volumnen/ zo dat die immnerlnee»- m magh venneerni oftoene>nen. 24. Maar mmschen liefde islnmschelicke liefde/ heeft haar mate/is (FhereknettelHm dcGoddelicke) onvalllomm/magh toene,nen mde vennerm/lot dat ;p heeft derevckt haar ,nate/ die haar van Göde is ghestelt in de^e zpne wet : namentlich / dat ?p moet we^m/uor ghamser Herten /uvc ghantser ?ielm/etc. welche mate vol zpnde / ts 3? volko< nun mmschelicke liefde. 25. Wen stelle een vat van ecnvmte/var« «n stoope of van een tonne onder den untvliereender emwiahlopmde boule. elck zal nah? vatenlnagh licht vol wozden /zo dae zp elck ; 3o wel klezm als grame ; mede dooze «verlogen wo^dm oveniloepende fonetpntgeng/
yms/ mits d'onepntllme overvloet des eeu< ^,« , ,. WW suunghenden daZn-aders. H>»n^i4. 26. HNaar mder eeuwighepd m ^al dezer yheme den «nghemeten uptvioer de'B enlwigl,m mde onghemete-l boms degrpuen/ vaeten noch vlaatse lnaghen g!)euen . du val Zpnnadervaatgens be^rpo is huervolko-» menhepd /endeis vol,uaallltc,nmschellcke liefde: alhoewll de;emmschelickevolkulnell ende ghnnete liefde / ecuweiick verde is mde Zal blpven vande onzhnnerö nodlickc liefde. 27. Vieishuerzo onmoFhelicKtehedben/ aNt lmer omnÄIhelllK is zelfem onalielucti <l5adtewezm.d:e liefde mepsefttGadvall yheenen mensche /maar epscht ons in deze wet ^elve volmaackte ,ncschei:clle liefde;mec 0i,Mlnetm/maar ghemerm/ na;nmtlick upt/niet daven/hner ghantsc herte/ ziele/erc. 28. Ghplunden zegt datGodzulckeGadd.licke ende onahelnerm valllome liefde/ die niet dan upt zulrue valkomen uennisse vooit Kamt/ hier van ons wil helibe mde mscllt m ditzpn ghebod. Ghp zegt mrde dat iunnand hier zulcke liefde magh hebbm . zo wil God wat van ons hier hedlii / dat niet wozdm en magli. 29. Waaruptvolght noodlich dat God niet wv,l / ofniet almachtigh en is. want te wil len dat niet wozden magh/is vernheefs ghewilt ende onwpshepd:ende te willen dannen niet vollnmghm m magh/is onvermo^hm. dies uepde onwaarhend en lasteringhevan Gode tezegOen. ^o vs^ht deze uwe leere valsch ende oock lasterlich. ,c>. Maar warachtiOer mde eerlieker WeecKt u «llawzm lnet Augustino / van Go« V beA
<l<l
De 6ercle
deswet/ mdevan des menschen vermoOen (nopmde des vms vouunnm ondechouden) daar zp huer voozsz onwaachepd su^ckm/ verghete hebbende/huer zelve daar in opentluk wederspzeben met deze huere ephtzm Wo«Uden: Inl^.Y.boeclc, iii.cao. iz.vell. - l. veßnenacle oni vollr^nclissn te ol^ven in net ßnocclc , Va5 ^clam ßkcßneven x0 Kv villle: cncie onz von ßließneven cl^t vv villen,encie melrcn ville clc czna^e oeßneerlio nevil le overwinncn. i0 Nacl<le clan ^cl^in ci« ' inacnt i0 n^ vilcle , inaar niel clen ville om loinoßnen. On5vori clevilleencle macnr eneßkeven. De ecrite vr/nc/cl V25 , re moßtien niel loncliznen : onxe vr^ne^c! 15 veel ineerclei ; te vete niel te inoßncn xonäißne. l^n op clalinen nier en ine^ne cl« n^ ipreeA van <ie toel^omcnclc volmaeHnevc! inäe onKertseliclcncvcl ( ßnelijclc nein 1x,mbar6uz vericcerclelic^ cl^ar toe clrac^t) sooeneeinr nv clexe lvarieneväve^niLk claar na , als n? xevt, <i2t cler nc^lißnen villc al^o von clooc cien nevlißkcn ßneelt onrltelcen:clat i^ 6aarom Tonnen, om clat xy alxo villen: cnäe 62c i^ claarö villen, oin äat Loa in Kucr veicKr li2tle alxo v illen. ^
, 2. Net hier oock op dit Oekod In quettie Xlulclilum Dul^num:dailr hp wlmnmteert «pzVa«. 22.;?. Vaarhpdeschzpvendehoe wp God hcnen llefte hebbni. onder anderen zeptaldus: I)« v^ beltaan6eeenlileel5 <3o<t en6e ecnlclcelz cle velelt re clienen , äe Lociüclce ^lajestc)'! en6e ßnoeclnevcl niel alleen injurie aancloen : maar oocic onx e^ßnen x3lieneycl Helenen , clie niel 2llcen en l« ßnelezncn «laar in , «Kr vv ccnvul6clicl^en lies <.,. ne^bocn^
VolinFne. ^ llebben, m«r 6u vv u^l^cnrclic^ ende vollnaaclcrelic^ liefncbbcn. >Vant ^ncl/c^ nv niet en MaßK ßnexonc vcnä , clie ßneen vullnaaHe eliexontkc^^ eu necfc:alxo en maßl, vaarUclc en volmaaHclic^cn Uclnecfr , öcc.
Vierde Mrichtpd ende dolmOe Des <atechisnüzelve; leerende; Dar v? van narurcn ßliene^ßnr xvn <3cicl en cien Na^Kcn te naccn.d2,tc.opce /. vra^ne. i.
1^v<3 neen in u Hatechisino daargHestelt/ ^>hebbe ick nu bewegen la/ende m>t! tnm u leere valschtewezen: Hell heb oockbeweicn valsch te zpn/ de reden desselven nems / daar doo) dan blpekt m u'llatechlsma/d'eene loghen lnet dander onderstm te zpn:bovi dien zültw hier «nogHi ?im/wat waachepd nood« «llelpck upt Mike onwaachepden moet volMm. a. Kerghens zeM de V.Kchlift dat alle mi schen ( ja dat een emiah mmsche ) van naruren gMnepHt zzm God ende den naastm« Haten . dus w d«t «tatechismalengglien onsrHnftelicll/wederschnftelick/ende mmsclien dithtinghe : ;o ick heb bewezm in nipn not« gheaheven sch:ift vande vlennveZonde. ;. VaaraanlnooghdpverzoeckeofuKonst ende gheleerOepdnumeer teOi;Hl vermo« zOm: dan Mi vermacht over neghi ofthien Men / als gW bepde zelfverkozm hebbende V tz dai»
<>z De vierte daar afeerst te handele« /de zakemedete» lialvmliet stelle»; daarupteschevdmdew« ondervindell tzoe luetel uwe sophistpue onwaachepd/ uennochrirghe die emvuldinHe/ maar urachtWe/waachepl, / diegliv doe al licht mochtet vermercnm «an mpn ^pde te wczen. en dit zoude noch den gromuest «wer religlen ^godwoms) moeten wnm. 4. Maar deenwlldighe verstanden Konnen hler oocit lichrclick vemi?rckm al ist ?o/ dae uwe Latechlsmuzl zulx leert zonder / ja vlat iegiMdeGoddelltue Kchnfture:dat ghvlu^dm t'zelue lcen niet zander/ maarmet en upt uwe zelfs betlendl mde demoefd? ondervmdinglieuwerepglMlaffcctlM «ftehertstochtm. ). Want daar mne lnoet ick u lieden nood» zakelick tocstnnmen : dat allemmschm van naturen zpn ahencglFNiet mm om den T?« rannen teliatm:dan omdm ghocdenierm Vozstmtelievm. '< 6. »Ende gl,elnerckt het eenizhe middel van zulcke hate mde liefde w de nmnisse: 5o «wet elck mcnsche noodlick baten / dm ghmm die Iw waam of weet em Tpuln / ofliefhebben dle liv waam ofweet/ goedertierm ofdann« hertlMtewezen. 7. Ou ziet mdetastlnm datuweCatecW» muslnaacktvandm ghoedertierenm/ lang« lnoedigizen/ mde bannhertighm Gode eent vneeden mde fellm Tpllume/ diesnel is ter wtakm mde traagli om te ontfannm / pl« jeghm deD. Kchtifture. 8. VHtdlezepcplomp uptoPtetimdevza« yhe / dat God oock 5o schzickelick verto<unt vver daanHebozm zoude ( die wo als 0« noch
Dolinglie. 4» noch nietwezmde / met ghedaan mheddm) dat hp dlc tpolick ende eeuwiglftull straffen. 9. Won daar upt niet onwct,ersu:eüelick volghm dat ghp lnet al uweleerlinghm / die dezeuweCatechlsmale ende valscheerfzonde ofte erfstrafwane waar tezpn/ daar dooZ vorn mon ghencOm zpn / oln God/ als en« nhewaande felle Epzan/zelf/ oock alle lnenfthm om zzmen wil!e/te haten^ io. W«t icli zeaghe u «llatechisinale leere van Godeeen seist TpMn temaüm/hebdp tenvollm ocwezen te zpn moghM zien/in mpn vooMemelde ghed!uckte schuft vande vzennde zonde. tot dat bewns wpze üb u noch. maar waut eleu dat nnm giieschnft niet m heeft/zegghe ick hier noch tot ee iuiu/ maar blaar ende vast bewvs aldus. 1 1 . Tpumnpe ist pnnandm te straffen om eens anders misdaat. Ouhoud de Catechismus inde amwoozde opte 7. v^aghe: dat onze naturedoolonzevoo!ouderen Adams eii <3ve onghchoolzaamhwd verdozvm is. i2. «lendedatzoghcheelicken datwponbecnlaam zpn tot eemghen ghoede/mdeghenepght tot allen quade /zo de 8. vMghc mde üntwoozde metd)M8t. welclleonOehool« Zaamhepd ( Adams mde «lkve ) ofte aanghc« bozen zonde / God oock zo wel / als onze epnhen werckelicke ^onden / tpdeliw mde eeuwelickwil straffen. Vitzeyghmdeir.mde I. vlaghm en antwocndm des «llatechi mi. l ; . Vats nu ghem ulepne / maar d'alder nroorste strafdie u Catrchiftnus allmmenschen unter natmlrlicker Oeboo^ti^egt oll« derwoipm te zpn ; te weten cm zulcnm verdozvcn natu« te hebben/ dat Wzi tot eenighi
V V
ghoedeni
«y veviercle nhoedmmbnmaam zpn/en cHmepanttot nlim auadef mde dan de zelue oock ecwelick «gestraft moetmwmdm. 14. «Omwimsmisdaadimnonzereerster nuderm/Admns ende <5ve ailaHehoonaaln« hepd/zept u Cate. dats nu niet om eleu omer evghö misdaadt ' n,aar om ems antlers mis daadt . ditschmft u Latechismus Gode toe: is dat ni« vandm barmhertlghm Gode em felTv'anOemaacnt) 15. M)m magh nnmers met ghem schpn Dan waachepd legghm/ dat hp pet magh docn/ noch nündrc nnsdoen/ die noch niet en isnochtem leeft. Als Adam ende Gva met nngi;choottaamhepd ^ondigndm/ en waren noch m leefden wp noch niet.lwe konnen wp si.mldigh ull^cn aan hüer misdaadt/over eenighe dupzmtjarm Mesclnet / doe wp noch niet en lecften noch in wezen m warm? ^,6. Wpwaren in Adams Imdmm^egdp. Koe: als menschen/ die redms gheompck en w'.lle hebbe/ofals ?»adt zonderZulx im ghedmpck te hebbi? niaar wat verljale icx hier? M, vende weet wel dat ük zulcu pdel zegghi w MM grote schuft van d erfzonde aan u al tc schande Wnnaarkt hebbe^ daar gljpzulck balcueloos ,andt tot Uwes grondts ghebou haddet bestäan te gheb^usichm. 17. Maar ghenomen ofmm u^ulx/als oft zowaar/nulchte coelaten (als nem) tewetm dat wp alle; als wezende in Adams lendeni; ^elfs lnede lnimm ons wil ende weten met nmi hebdi ghezondightnnerlkt ghp onwpze luvdm dan niet zulx niet te dum voov maar plat teghm de?e uwe waan van zulck u vrrderfder naturen ende straffei ^ GbP
DolinFlie. /l i 8. Glw 5ewe / oock uwe hooftleerarm bekmnm altsamm zelve/ dat Ad«m nwe <eva nadmvalnoch al im Oaradps zzmdegheloovigh warm/ tot Gode bekeert warm / ja herholen waren/ mde nntstnen de ghenade oockverdimstm<5HMl aanyHmo,ne/ mde deverlofilngHe mbeterinOe zelve ghenoten hebbeghehadtm deelachtigllzpngheweest. 19. Als Adaln dat werckv3aHelovmzicH tot Gode tebekeerm/ mde «thlisti Omade zieh toe te myhenm dede / 5o warm wp immero 30 wel m znne lmdmen/ als daar vooz doehpzondighde. 2,0. DebbmwpdatlwaadwerwvanzondioHm daarom zelfmede ghedaa» : wp heb« den oock daarom lnedezelve oHedaan zulrl» zzme gheloovighewerckm : mdehebbm doe mede/ als AVam/ die verlossinghe mde beteringhe Omocm^o wel als hp.wat kan ons die zonde nu dan meer schaden dan heln AlH zelvei 11. Godwil niet des zondaarsdood/maar dat hp zieh bekeere mde leve. («Lzech. ; ; . 1 1 .> Adam was dekeete mde leefde Gode.hoe inocht de bekeerde lHeloovighe en herkoime Adam^ulmeverdowmhepd mdeemwlghe dood/die in heln met meer m was; ons;zpne «nghebozi en onnozelm afKomste aanervtt 1^. Aoudet niet eeuvolkulnitpzannie Go de toe te sclnpvm zpn:dat hp Adam zelve/die t'uuaadeerstahedaan enveroozzaawthadde/v»nzulckezpnmlsdaadt onmiestraftlaten/en ons al zpn afkomst/ die zulx niet Medaan en Helikm / ofna u zegghm / als in zpn lmdmmwczende/ zander ons wilenweten noodtlickdooz Adauls dom yhedaan hebV ich hm/
<i,
De viercle
km/daarom met verdozdcnhchdonzernaturen/metauaadhepd mde mec emwigher verdonnmissc om A>d«ns vercHevmzonde noch zoud? straffen^ 15. Detyuannpkewertk dichtu «Katechis mus dm lieve Gode ovnnoet niet daar dooz <m met dooz Adams ?onde ) ghmepghthmd in u lupdeil/ diet ghelovm/ c^liebozm wozde/ «nn Gode als cm tp:anne/ mde alle mensche sls verdozve mde yüade schevselm te hatm^ 24. IVm schaamt zich oock niet vool re mmdm/oln deze rp^annpke mde grouwelic« be leere waar te doen schvnc: dat NonüiFhm mde Minren/ niet allem dm opzoerders ^elve maar / oock lmer kinderen mde afnomste strassm «n nict huer epghm / maar hunder oudermmisdaadt. 25. WuetmzpmetbelpdmwaarhepdaHevtcrk te hebdm mn huer leere te belrhennm: die niet ^odanighe hinderliche bewpscedmm vooztKömm^ 16. WantdatisBezwtalzo.,nmschmdle mmad ^pn / onrechtdäardicO ^pn/ en tplannm ;pn/ dom zulx : dus dlpcllt dat Gud/ die ghoed is / rechtvaardigh is / mde dennher» tigh is/zulxmede doet.ls dm em bewpB/ waan-wpzelupdm) 27. «Ende noch . menschen die daar weezen upt huer rpck verstotm tewoldi/?o zp d'öproerighm lnet alle huer afuomst nict teghen recht mdereden in lichaaln mde ghoed dernieldm/ tot afschncb van «>,derm / doen Zulx: daar dp dlpcllt dat d'almoghende God: zulx nietv:ee5mde;,nede ^o fellicvm straft dm kindere om huerder oüderm misdaadtB WHen mdc ziele emwclicb. Tuldp
v«lin?l,e. 5) »8. 3uldp u niet eenD schamen nüchezoete ende lasterliche dmghen Gode op ce dichten/ vm u onwaarhepd waar te docn schpnen/ en dic noch vventlirb teghen Godes woozden 5elue inde hepl:s/.»c Kchnft bmipetlt / dat de Zone des vadery imsdäadt Nlct m ZaldzaVhen^«35ech.l8.;o. 29. Herst de NoniuF Umasias^.KeF. 1 4.6.> ilulrihenV deWet des Heeren (Wmt.^4> 1 6.> niet ghespaart delunderen der doodllaghers ZpnZ vadersi ist ghem ommnighepd niet al lem vnder / maar ooek plat tcghm de klare ende'uptghedmtkte H.schnft zodanighe felle Winnie die dp den dzomen Hloninghen met yliepleeght en ,6 / doof Godes vnbodt / da« Almarliüghm ghoedighen endebarmherti-> yhm Gode zelve toe te schMen mde hem on te dichten^ ;o. Mdanoock metnoodtlilk(zo nu ghe'< 5mt is)dat ghv leeraren zelve met äl die zule ite urplannpck mdeliateltck glievoelmvan <Gode mde van zpn straffinghe hebbm / nier doot aanghebo^m namre/maar ;elfveckole Maische opinie/gheneyne moet ?zm om Gode »ls em rpiamie mde allm menschen/ als zpl« «made ende verdozvm schevselen/ te hateni
VpkdedolinOe. Dülmen cle verstoorclcl5 van 6'u^rcrlic^« lcerckenvrcäe be^oori te ltranx.ii aanäcn lvve,öcc. l.
/V ChtervolcOmde welche uwe hateliche ^ghenecHelchez,d/ dieunietvandmboctV V vaar-
54 vevykle ^aardWkMamtB aanGelloMMMlio» haams nature/ maar die ghz, zelf/vande onboetbaardighm engbelna ^Mloghmachti« nheaardrwilligh liebt uer'llozm/poogl,dp wer / opt Gmeess d'Gvcchepd vzoet tema«m: dannen den vcrstomders uwerkercken d:cdeaandm lpvc bchooü te straffen: liietieyhenstaande u hier zu!x niet lneeter daadtlz» ylM andere hebt ghedaan ) lnaar allem lnee waarhepd sptckm mwedervaaet. 2. Oochtluis leert ghp?elve dat her glieloof em g!;.we Godes is : mde dat delnmsch tot desselss veckrpghmgllelnetnm allm m doct noch m vennagh.wät ^.llr waar ghoed doe. tot alle ghuedzmdpuns öubequaam tezM en ghenepght tot alle auade. <5at.Hij.wage. z . Is dat 3o 4vat schulde heeft dan Kerverus/ V. Gentllls mde meer anderen konnen hebben daar aan/dat zp hetware gheloof inet ghchad m hedben: zo huer dat niet m was ghchhevi van Gode/ dm welche zz, dat niet en mochte ontweldighe/ofzplul ondanr bmnnm^ voozwaarghem altoos/na deze uwe Lateeliismale leere. 4. ^oudeoockemMredelich mensche een dlindghebolc menscheom mlcuc 3pne blindhepd mct des daar aan kleeft/schutdigh mde snaffenü / m niet veel eer ontftrmenB waardigh achtens /. ^oevschtghpluvdmenumetbiaederen tp)anniWlirll t'aheloofvan andere/dißGol» dat niet en heeft ghegheuc/ en dat in u mache met en is vemäd te gheve ( wie maah anderi ghevmt'ghme Hz, zelsniet m heefchmde dat »och ov lpfstraf. zoude datniu wel ZM de rech« aa« des vMen vader^Ioan.8.44. DU
Volinßlie. 55 F. VltmercKtyhp.dienvaderschaamdpu. die doet u dm Hemelschm Vader zulckm tv< rannpkm aart toescwpdi/ mn zpne/niet des dunvelslundermte schMM voo^ dm mm« HHm/zohieruvt anderzl nietmiBtemercnm in mzmm oöghm. 7. Wtlarditzuldpquallw Konneu schm«/ ln lnenfthe ooghen die niec heel blind m zpn. »lmwaartmaar allem (het ueeterdoodm noch al ter zpdm gftest! lt zpnde ) datzv inder ftherefunneerdmschMm Ie?m: dat alwlup« denMaraonizermde dm onnoVlm Kinder« Kms/ eer dar 5p ghebolß Wald5/verooldee?t/ (niet als Marao tmlvNullm ende tndelic« Km ^ maar) tm eeuwiaHm dose haarder onstKuldWerzielkms.
'
Kielte zeerichepd mdedolinghe. <^te vj.ViaghedesLatechlsini.
l)at ^<l2M rccnrvaae6i«zn vas «zkelcnapen» i.
^^Olineefl <!en menicne ßnc>e<i , en6e n» >-Iivn evenbeelcl ßneicnapcn: clu u in va«HnelccnneKevll enäe nevlißnev«l , op 6ar liv xvnen 8cneppcr reclit Kennen , nein van bellen liefneboen, encle inet Kein in6e eenvi^ne xalißnevci leve louäe , om Kein re lo-
vcn en « pr^xen. Dat ?ept u «Katechismus «pte zeste vzaghe/ hoe ende tot wat epnde Adamwas Oeschaven. 2. Oopende Mi hoedanighepd / mset yhp met u «Catechiftno zeMm dat Adlun tot / of uut
)5
Vexest^
,net Ware gherechtignepd ende yevsWaH was ghesclmpen / te wetcn dac hpt gheiMaPN, was /ofwowcn lnocht/ofzoude. de zupghelin^eu moghm rechcvaardigh wuwen, umar zp en ;?nt mer gheschapen. ghoed zzniZe mde onnoozel/maar niec rechtvaardigh. 3. Tegdp t'laatste/zo m hadde hpzulcke duegliden mer . wie magh wozdm tghene In» nualise hadde hpdie dneghdm nier/zoen ,nocht hzye mer verlie^m : ende en lnacht Hz, daar daot oocll niet verdervm/noch min w» dool hnn/zo de «llatechismus dau nm unwaachepd leert opre naastvolghedevlaahe. 4. Maar zeaHpdanoock leerste /teweten dar Adam mBware gherechtiOepd en heollghmd/mde mitsdim rechtvaardial, mde hn'ligh was gheschavm / zo zegdv onsthüftellcuc/ ollOelooNicKe/ ja ooek omnoOelu« F. Vät ware tmeghdekestaZtzelfim rechte Oed^uvtll/ mde en magh daaromme niet mlsduy'ckt wl»dm : maar ,noet indm ,nmsthe/daar zpinne m/altpd dat ghoedmde nmunerlneer datauaad iL werckm.aNelpcl« warachtigh du?) al daaet inne isnaodtlirll altvd heet/ en nmnnermeer koud maah ma* «mwas Ndaln rechtvaardigh mde ssmiM nheschavm:hoe,nocht Hp onrerhtvaardiH« hepdmde>ondedom? 5c ^k 3uldp derer hier op anrwooldm dan V.U. heeftulledaan-! datwil ick hootm . die 3epthlerväaldus:I<iti.lj. ciilt.^y.l,. Voocr« plaFktmen te vraßNö ntele menscl, voorxvnen val cie 6ueßKcie NeeicßKeK^-ommi8l,cn n,cxncnnccn, äat TvMul belt^an ce
7>0e
volinßne.
/7»
?. De reentvaar^lekevä , ^cß^nen xv . en tzeetc N)' nietzriekaci, >var K)» (-uclez ßtieboct lieefc vl.rac^>r: nock cic >vv5liev6,var ii^ xicn niet en voorlloeclc : nocli cle in2llßNe^cl,VHr nv, 6 n een anclerz vax, de^ueercle : nocl^ cle sterclcnevcl, vant nv t'czuaacl inßneven nlet veclerrconr.Den velc^en >vv anivvooccl^ncl« ießznen:cli,r nv clexe clucßliclen niet cn Kacl«le, ^Ix n^ xonclißnäe, maar tc voren , en clar tivie clue na6äe verloren.
8. Dat is ghezept / hv Adam m heeft die dueghde niet verloten dooizpnzynde/wane tz«e voou zondighm al yupt was . zoudo God zpne ghavm dan wel veronwen hebbe/ bat lmc vuptm Adams schulde nnn weder bmä^daarzeptd Apostel neewe(l3o.i i.^y.) 9. Gfzou dealwpzeghoedhepd/Adammet dueghde eerst ghewapent hebbm / om indm strpdeteghende zondetemoghenstaandeen nnverwonnm mpven:maar namaalsver< nndermde hnn de zelue wapeuinghe / als de strpd aanstaande v. as/weder denomm lieb« ben:op dat hv zondighm mdeverwonnm zvnde/ vallcn mde verdervm zoude^ io. Gfzoudet schziftlnatigher lupden / dat Adam gheschapm was /noch dueghdelielt noch zondelilk / maar onn«el/ ozmcht ende Vhoed/Msschm depdmint mtdden gftestelt zvnde/met vtpe moghelickhevdom/ zoln, GodeuhchoozzaUnde/rechwaardiLh ende een beelde Godes te wozden : of zo hp Gode verachte /zondigh mdeem beeide des duz« velstcwozden^ , i . Ghvluvdm zult zeglHm wat u ghoel, duntkt : maar dat Adam Ware gherechtigh« hevd ende hevlifHevd zoude hebdm cHchat, v Vooz,
ez veleste vooz t'zondlWm:mde dat Hp daar dooz zulp heeftverioze ende verdozven zoude Ml/ ver< mltszulck verlies /enlnooghdp metwaar« hepd Wemssms zegWm/nochtedechalvenl die vi. ende vij.vzaOen lneete anttuoozden Uwes «llatechlsnu uocb niet van onwace lee re te zpn veramwooldm. , 2. Voozts nopende het epnde / daar toe u Katechismus üwe voozszvi.v)aM enant> woozd/de mmsche zept gheschaventezpn/ namemlllll / oo <lal Ky <3oä x^nen 5cncopce leclir kennen , Kein van netten liefneboen, enlle mer nein inclc eeuvißke xalißnc^ci Ie< ven xou<le, Kem ce loven en le pr^xen : lnoet
M, cm van bepdm ^egahm/nalnellck/ i ; . <Vat Adam zpn wel ofqualick doen «I.» lei vooz zich ?elf: ofdat al zpn aflwmste 5nlr van ende doa)hemzoudeMenieten:te wetm/nUllm hp Gode ghehooz5aalnde / het emwighelevm/lnaarzohpzondiMde/ den doodt. 14. Toudpt eerste zeaOm/M macht ons zpn zondignen zo luetelfthadm/als 5M cKehoozzaanihepd ans lnochte bati . ,na»r wü> dp het cweedezegghe:zo heeft ons M, wercll vanzich tot God te vekeeren/mde de cHena« de Godes in «thzista/aan te nemi/ooc» vande schulde en strasbevnm/niet min dan hem Rdaln zelve < waar zal dan noch al dlpven u aangheerfde verdozvenhepd; uwer Wämser leere grondcvest? 15. Waar ;al dan medebpvenuMedesti« natie/die u Nesa nonm te weM/het eeniW« ftndalnem omer zalighepd ? dit z"M d'Apo« stell« wezen «lthzistus / l.Lozinch.z.l l. d» w« anders is dan de Vledestmatie. Want
is. VamnadimAdam gheschapmisom met <l3ode mde emwighe zallghepd te leon^ 3o u Catechlsinns h,er uvtdmrkellc« belpdt: ende Mamv)pewllleiteür ende venno^hen hadde/zowel oln Gode te ghehoolzame/ als mn tezondighm / zo u leere oock mh^ud : ^a was het m Adams lnachte ghestelt/umte verandere Gades Ozedestlnane/ 5o ghplust» den lne verziert /za om dezclve pdel ende on< nut te maken. 1 7. Ghemerckt niet allee Adam ^o hv Gode haddewülen ahehooMmm/maar oock alle zpne afkomste/met Oode mde enünighe zallOepd dan zoude gheleeft hebbm. ,8. ^.leve/ wat mmsrhe zoude daninden eeumighen dode hebben moghen kbm3/daar toe u twee Gmecfsehe Vaderm leeren het ineeste deel der lneujchen yheundestineert tezpntot zpnderglonen^G lasterlickeftlle endeverzierde glozie des ghoedenieren Godes.watwonder lst dat uwe gdeloodighei, Weneghm zpn om zulcken uwm tp!annt3h5 «nde fellen God/als u leere dicht/te Haren?
endedollnghe.
Gpteviij.VzaOe des «llatechismi. V« <!e menlclien een verciocven aart Kel>> ben n>c ^äam« cucic Lve onZncnoor1.
'Tl^nvaar Komt«laNxuIcKev«äocveaarr V <lermenlcüen3 ^urvvoiäc. u^cäcn val cnäe
<to
vetveeä'e
«non^lie^oorxa^mnevcionTereerKervoor» vncieren ^6^lM5 enlie Zve inr ?ar2clv5 : äa« onxe narurc ^Ixo 15 verciorven ßkevoräeu: «!ac vy alle in xonäen onrianZKen enäe ßko. boren worden.
». Verlozm moepte ist tev:aM van waar emigh ding is ghekomen ^ al cor ghebleki ^z> dm her is . die moest eerst van u lupde bslliezm zpn/te Meten dat der lnmschm aan mde nature verdozden zp. ^ . V ghoeddunllim magh hier in niet ghel« den/ maar GodeS woozd. A.aat ons Noozen de wer Adam van Gode ghegheven . Tept God tot wrlckm daghe ghp vmldenboom etet:zal dpne ende al dpnre aflunnstenaart endenaturc verdcnven we-im? of^eptGod zo zuldp en al d?n afkomste dm daöd stervtt 4. Oeen:maar God dlepght allei Adam est niet zvn afkolnste.dit alles is ulupder verzierina'hc en roevoeghinghe tot Godes woold/ upt n lnenschelim ylweddunckm . zulx te doenwerd onsvanGode opverdonnenifst verboden (Deut.4.2/1 ^.; ^. Mo.; 0.6. Ann». lal.2!.i8.)5oudedatvpons dan gHeldmm zohol>g.l,wlchtlghen Handel? ^ . .< . /. ToGode«MnewaaroHeweestdemenschelicue nannei 1 Adam vool al ^vnm zade te verdervs : mepndp dat God ^elsdool hem zclvm / tegheu Ada,n minder Zlllx zoude heb« den konnm upspiellm tit ee« anrtigher af« sclnicll vande zonde: dan zpnen yheest^ulx wel heeft weten te zeagheu doo: Glizeum rot Giezi toc et lichameliwe strafvä zvn zonde? e. Die spzack/de la>erie Oaamans zal aanKlevrn dp vnde dpnen zade lndereeuwigh«
cyepltt (4.Ves.5.^7.) waarvindnnrvan ?ulx '«enwvold op Adams afhymst mde Wee^ln, <ßodeAd»m ghegtievr? ist nü-t felle onrerlitvaardighrpd pmMdtesttaffenbove devsch 7. De Wer ?epdt : wie menschelljck biyedt MU/^dlens bloedt ;aIMrstÄU woldm ( <Gr^es.9.6.) pelnanl, liebbe ee mensch dood ghesteken. deKchom epscht des manNaghtighi dood ^die belijdt de daadt . ^odeKchepmen nuvonnissm aldus : de daadttagher zal wet ten zwaardeghedoodt wawm/met salnpt nlle^pne kinderm/kims kinderm / ende al huera/nomsten gheene uptglienomen:wat ,nmsche m ^al niet moeten ?egghen/«lullke Mthcpme vneede Tptanne en huer vonnijle mnneschelpke onrcchtvaardilihepd te we;i^ «. Vodanighen aaweel gnecft ^.zplupdett oder Adams zonde/ verdannmde hem felftiKenmet allezpne na^ o,nclli^!,rn zonder al le »naw^waärder/dan de e,,schc vande Met: die hemvan em ghaedernerm nlct van nv» felle God/wlls lil.eghcve: mde dit alles doet de venneeele stauchepd nwes yhoedtdunc« kenhepdß / zonder van Gsde als r?chters daareoe yhn-oepeutew^en. hoemooghtn» zuwvantptanmeversctlvnm^ l .'n:^? 9. Godzelvedebannhercinhcpdvannme oowelenmde V. Schuft vu nlarmde/ <rpdt dat h? deszondaars dootnniet m wil («ö?u^ 1 8. ; 2.5 3. t z ; . 1 1 . W3. t 2.47.) hoe vele min« der wil Npdan den dood der onnozelen^ ^ > 1 c>. Nan oocu een mensche ml-t ernst ;ich ;e!< ven v!liedt lnakm dat liv uocn niet we;end« ende wil noch macht hedbende / m mde lner Adamzoudebebbmgllezondight^enofnorh «3 pnnund
pnnand zo ?ot mochte wezen : die moest dm oock daar dp verstaan / dat lw oock in ende met Äldam Fhelooft oock «llhMl cchmade «anaHmomm hadde ende dat hemnmsdien de Mulde quijt gheschouden/mde de straf afghenomenware. , i. Immers mm vinde nerghens dat die karmhenighe God boven de ghedzepghd« strafpnnanden hecft gNcstraft / maar dickmaal dat hp die ghnnmdert / jaheel achterghelaee heeft : (Jonas ; .4. 1 0/ Ml. ; 8. 1 . f/ 4.Nea. 1 4. 2.7.) zoude dat heeren ^waarder u straffen danzijnWet mhoudt^wle kandat Oelaavm^ ««n<-,« TulckuUyeedtghevoelmvanGodeen chc.^ haddeMjaham/iaAdlmelcch een Vepdn, wezende/lnet nieer anderen niet. iNercnt dau of gljplupden oocli met waachepd <llfoede ^ Vepdenen/dats nünder dan Abzahams kin deren/ ghenoemt mooaiit wozden. , 2. To bannhenclyck handelt God metren l mmschi/ mde niet zo tp)anmchlijrk als Fhp hem lasterede opdicht. na deze üwe felle verzieringhe zoude God snel zpn ter w^auen/ en traghe oln t'ontfmnennnaar na der Heluifturen waachepd is God langzaam af rcaghe ter vnaken / ende snel om te ontfannen (<6xod.;4.6.Omn.i4.l7.) l z. Vit ware verstaut van Godes barmtlertigHepd/maackt noodtlpke gheneghennepd om Gode te lieven : maar u voozsz val-> sehe opinievan Godes wleedthepd/ maacue noodtlpke gheneghmhepd om Gode te hati. Nlde dit brtoont waar re ^ijn des Lauchlsmi zeMen (f. v^aghe) dat Oplunde ghmepght znt mn God te häten / twelck liomt niet (als ^ ^he-
volinßne.
sf
zhchoozt is) upter nannen van Adams gheboo:te/ maar van u zels? ualsche omnie/ oat <lbod felis. 14. Wat moet nnmcrs em valsche opim'e -chn/ofde Osallmst moet lieghm/daar lW zcpdt tot Gode : (Mal. 144.9.) De iZeere lB allem ghoedigh mde ontfenm ^ich oder alle zpne wercke .was Ada niet lnede een vierclk Godes^Mpelijck ja /niet vandm minsten. dimzondaar ^elfdie «Gedrechtelnelllnoch« te straffen/ heeft God omsenm: ende zyn ahoedhepd5«lde vueedelijck bove^yn Vee straffen met verdozven nature/ghmepaHt« hcpdtmauadm/mde emwlghe dood/all« d onno^ele afkomst Adams die mede zo wel als Adam Godes wercli zMwaar leestlnen zulx vandm bernchenighm Gode^lst dan wonderdatghp meeten uwcghe!,eghenzut zulckm uvim seilen God te Haren)
Hchtlte zeerichepd endedolingHe.
Gptevij.VzacOedesCatechlsmi.
l
v« >vy alle in x0n6ö onr5anZnen encle Zne« boren «jn. '^.'i 1.
fFIer wmadp schuft voolt / maar nHe« ^^» weldelncll g?,ediawt tat bewijs van d?« zemue wederscnMelpke opinie:stourely«H zcgghmde / dat wp alte in zonde ontfanghen ende ghebcltm woldm. zept David zoinem/ maar zepdr : in booshepdm dm icil (hp zepdk mec alleuunschm) onrfanIhm/en üi zonde:«
<4
DcÄcKrstc
liccftmijn moeder mp(met alle menschen) glMozen. Heer dar jchnsture mder uzeeze «Zolls recht ghebumriten i is dat ahem toevoeglnnghe tot de Goolpke HGnfture^ 2. OeenMd?/ al zepdt David diewoolden «pgiimt!ijcti zo mec me moec ?u:x naodtliiclk daaruptvellumen.ja zo noodllijru alsinc» magi) vclUlpten/ dat alle menschen gheheplight zpn in mortlns l:riialnm ; oln datzulx staat desch!evru van Zeremia,(Z«re. i ./.) 3. Wild? lner wm ,eghen zegghm / als of Vat gheen aHeulren yhebaone was : wie ;al nyi vervicdcn tc zeZayen dat Davids gl,eM^te/dic hp daar rocrt/ mede mec yhemeen «nwas? nrcim nocli daar en bcven dat Da« Vid mocl.t wetc dat ^ijn moeder zondigli we zende int ontfalUhen upt lustm/ e»de int va«en upt stnerten / ghczondight liadde : ^oude daaruptvolgheu dar zulxm allen v)ouwen alchd ghcschledt^ 4. SnmerK pan Jod staat niet 3heschzeven dät hp m zjju mocders lijf gllkhephlIht was .Jov was ooeu een Gepden . mde noch zcMIou dat van zijn lnndscilepd afmet hnn apghcwassen is de narmhertiyhepd/ en dat die van moeders lpve lnet heln ls vooztMlilllnnm(Iov;i.i«.! ^. Daar upt lnen dan op uwe onwp?e wpze van redenerillghe deüuiiten magh: dat alle NVlNlhrn dannneretIh ^iljn ghel,olen.dat en in dp!o nietzondinil . wäm deze dueghde alKen int omderl den sthapni schrpdm zal van dm anveinnlwrtllliien bockm. 6^ M dienamrcdan oocü zo gllvt achtvervmven : die ?o ßhoed is van giicuooztc ooclt mbi yepdeue «eHdplen tun« u«t.dar t« an chz?^ jj -> Jok
Zovwaar^maar metvan aNewenschen : zn Zegghe ick dan lnet FhelMe rechte : u bcw.jsreden en Nn^t oock > iiec / oft in Dawd uä u dupdmnHe ooek ai ;o Ware : zoudet daarom waar^in tn lillemensehen^ ' ' ^>l '7. Is dan lnet u yheen ondn schcpdt met allen/ danne zept ln zcndrn sMvolcn tc ;ft«/ ofzondiLh Grlioun te >pn ?' d.'t en ste z'epdt Dawd ulcc d:t laatste. niet dät ftp ni ^ondt/ inaar dat t)p zondigh Oebozcn was mocft nhpb.wv^cn. 3. Gf ist met u em noodtvolFhelplie zake^ dat die mBonden ghelioien ^n oorKzondM moetzijn hhMlm^datstaätcven zovastM wen ^epde : bän die vwu/ d'oghen om diefth upl nHedöpt / «fvau die Jode besncdrn Mj» de / is eeu kneehlghen in yllndhn>d ofin t>S> snpdmisse Mehozen: daar nrt volght noodtliick dat het knechtgrn oock blind / ofbesnedenLljcbozrniB. 9. David zelve m moeht da niet meer zött" digh van zpn moeder gllebollm Mi : dan eei« terwen Köozn lnet onrepnder h.inü ghnncpt zpndedaarvm onrrzm ^onde wafien .ueM ducghdenacftMde m erftlnm met vande ondcrentzict hier na x:ii.)maarmm erst Mii de anderen de lneuse^ elpKe namre. van mew sehen Kclitien redelpl:e dieren/Occn deestcn/ voghelen noch wschenvoon. 1 0. Watneeft David liier demwillen ?e«ft yhtt cven t'zclve dat Sint Jacod wilde'Ms?l'FN Niet de?cw00'.den: ^Iz äe bc^Kerrliclc(laco.i.if.)
l 1 . TegtNu/zijn de^elnoeder die liaart^nameljjrk delielHeerlnelcherd/ ende dezone die >l3 ig Lljedo
66
DcaclitKe
yhebolenwmd/te wetm dezonde/emignr zelfstandighe dinghen ofwezms op zich Zclz,e:zo dat d'emwar docn kan/ als barm/m danderwat lpdm maghals gheboim wo)< dmrzonderendebuptm dm mmsche.ofist de mensche die begheert ende ist dumm dm mensche dat de ;onde wo:d ghevolen^ 71 2. ^y dan Dauid hier heeft willm te kmum ghevm dar hp/nnts de ^onde dp han de-» d)evm/em zondaar was ghewoldm/en alzo Vheboien was in zondc/nkmrlijck int guaad te becheren/ upt de begheerlijlkhei,t; mocder vande zonde/ende mit« dien oock moeder ch^ude zondaar ; David : wat zoude hp daar ^ede doch ander« ghezepdt hebde ghehadt/ dan hjer d'Ruostel Zlnc Jacov daar heeft Dhezepdtt 1 ;. Maar, nvt wat schnn van waachepd bondp de,ewoozde Davids dupde opd'erszonde/dieghp ^egt ons van Adam aanghe^ dozente Wn^ verhaalt David hier vä Adam vfvä Udalns zonde^ ghemssins.in deze hecle Psalm en wozd Ndams name niet eens ghe< noemt. immers ick m wnde Adams name m ghem vande l 50. Mahnen. , 4. <3n dit zoude de vaste gl ondt zijn/ daar doomennlijck opghebouwm werd deze uwe »elfverzierde en wederschnftelijche erfzonde/?o u Catechismns die leert . wil hp dan nict bedzoghen zijn/ die de zelve 3o llchtelijck Melooft^ ' 1 5. Dit Z,Zler nu ghmoegh ghemercllt ick dne woozdc Davids dp u leelyck mis wupcc zpnde / bzeedt hebbe ghehandelt in mpn uptgheghevm schuft vande vzeelnde zunde/ lyennde schuld ^^g vzeemde straffe. Oeghm.
Dolinßlie.
s?
MOenlttzeerichepd uide doluighe. Gpte viij.Vzaghe des <5atechislni^ . . ^ « Dar vv ßn^nrlcl^clc onbe<^ua2,m xiin rc>r «» niFNen zkoeäen , cnäc ßncne^ßlir tcic il< leuboo-en. uV^lclijcl^ c>nbcc^uaaln tor cenizne ßnoecle e»6e ßnene^ßni coc allen qualici ^ncvool-? äe. Ia vy, ren x^ 6an <lu ^)< ctooc clen ßnccH (^n6« vccicrbolcn verclen. <5ll0Z,chnt.
f
2. Veze vzaghe is mede vergheefs als de «aastvoozghaande: te zp dat eerst blpcke dae wp^duoz AdaverdowmzW. dic vermooghdp uiet/duB doedp niec dan kasteelen inde luchtbouwm. wam datwaarghevMaFhe van em dinne met eu weet verdozven tezpn: haeishpverdoMeu? 3 . Deye unbequaamhepd mde auade Oenepghchepd dicht gh? allen mensche op/upte «angneerfdestrafvanAdam. zulx zepdt de Godhcke Kchuft nerMms : zulx leert u on-» «odlijck vernust oder al: mde dat noch(zo de »Mm alchd doet) teghen u zelfB leere. 4. Woud die niet dat UdaWeloovigh was/ dat hp «lhzisti ghenade aannä ^ dat Zv Lhzi< stiverzoeniug endevoldommg herst ghmoren^ M zp. A^o lnoet ghp dan oock zm( met n Calvino) beuennemdat <God Adas schulde «hezammtlyckmet zijnstrafvanAdamzel« ve al wech Oenomen jzeest ghchadt. G lii) Wim
63 vc «ebenste 5. Wien^llldpjm j^unen woedtmaKr/dat Adam/tgftccn hv ^rlvc Niet meer cnnadde te wetm^l:!ck > onwyuaamhepd teu ghoede en V ^mcghmhcpd tm yuade / ons lnochte aan" erdenk ü'i'iy^ 6. Was Adam ^clvc toetm Heere bekecrt/ -«rghplupüen oocil vlve leert: hoe mochc z,jn i,il2ighaande Wwelncuhepd/hnn dittemec uleer en nadde / döe noch schaden^ M^oude u lupder mmschelijck dimcken / sp^eumde doot uwe vel-zierdi >6atecljlsmnm d? vKzarltöpd/lna«ir Got> zltlue dool zpnen Wopheet spMmde/onwaariMpdlnaereiMgechen^ 7: «Die ^epdtdow den mmHt ^eeljiellt < ^z . 11. ) tot luclcKtlldÄFln em yadloos heiw lieliecrt toete Dcrce:^om ^?.lt hem inet sthaVen dathpnVdtoil^llissllcweest^ QeWdoch/ iB dm nicr slner reeln t? 7kenvwe Catcchtst lnale leeres wie ;al hier vander wollen ?u3a« d>'s wo^:d vool uwen CatMisminn: ofu <ateejMims vnoi den wonide <Oodes? 8^ Best wMtOh» iuet u lochMn^leer/voo» GodeB waarhepd. Adam was «t «Kode deKeert.dar bekondn<. ^in ^oude mseht Heln dan niet schadni.i»otl,t?Nu e> ^sil-n FjMdaan Zunde llnn ^ondaar 5eluc / im dekeert ?Mdc/ nirt sebadm : <ioe <oude die on« t,os! Hein (daar n niet lneer en was > mogll^ schaden? 9. Eis nnlnrrs yheen Ulenne stll^de / d«tmen onuenuaam ls tot eeni^w Mnede^ ende yhmennln tot allen quade.wll Vod daN dat dlcdendekeck dm ^ondaar Ada niet m schade: n^e loude de dnnnliernahe God willen/ dat^nn;ondeans^nn<'uinderm/die«!elfniet en lindden nllc^nndiFsu : in lmn mve dsoz Hem/Adam/ Zulcl:c grot? schadedoen ^sude? i!^ waart
Volmer. 6y Waart niet van <löode een grollwelncll yhevoelen / 6at hp den sthuldinWn zoude VW ta ten/ endeden antsllnlllllyyen straffen ^ de V^ KchuftMldtzulxvoo! eeu grauwcl/ Vz«" ^o. TietiU leert u «Katechismus onwaar, hend p;arieghenGudcD wöatd;nem opdichtcndefelttepd enürtvzmmlc^ lst danwonder dat uwe yVrloovlLhen ^uleke wteeveil m^pmnyhe vmr<löode lzebvend/: / Weneghen M, «n hnn re naren^ nnmem ner Maar wunder dat p hem niet en haten: Dewyl gln,Ilwdm ^ulckMtvmmnghrn God dat>uvalschep'-l< teel inrt loghen-vnwm schildert in uwe» leerlinnWnherssenen. 'jH>,>. -> .5.7lt
Mmlle zttrWtpd
.lt
Ovte ix.Vzaghe des Tarechismi. Dar (^oli^iincle menlckc e^sclit , 62c Ii^ nict
^-^clar f>^in «Vne >Vcr vaii Kein c^lckc , ciie
2. Dat'ücpdt de Katechismus /maar niee deV.Stlnifture.die zendtdat de Deere ^al enschcn es« pond w'.nst van die met iljn ont-i fanghen eenoond/iuirverlnasch tcwmnen. ^0 he,n aachdernaegl tmetdnepandewinst van die maar dnc nondm vennÜFh ns hnd^ de omfmLßm : niet min danmeue vijfpau«i .> «EU . den/
7<»
Vetienlk!
dm/vandmvijfpondmaar. WatO.ts. 5. Voet u Latechismuo dan Godegheen > onrecht int zegghm dat G^d in zpnm wec f «pstlu / tghene hp niet en epscht ^ dewple yhp danmeetm quaden knecht t'önrechtwaant/ dat God wzeedtizt mde onrechtvaardigh/ zodathpmaept daar hp met m heeft ghe?awt ^ mde dat hp Uergadert daar hp niet en heeft ghestropt (Mat»i f.24.) ist Wunder dat Vhp met u leerlmghm Gode voot ?udanighi «planne aanzimde gheneghm zyt om heln te haten^ 4. Waar wat epscht God in dnezijnder litfden Wet datdemmsch niet doen en kan4 epscht God dat hp hnn boven zijn hert / ziel «skracht zal liefhebbm^nem hp voolwaar/ maar uptalhuer hert /Zielende kracht etc. dat heeft clck onrfänghen van Gode: dat en niet daar bovm / dats zo veel elck heeft mde wlwunghe/uennagh / epscht God. kan hp niet dom "^ tghrmhpvennaM 5. M:ldp noch meer zim dat der <5HMme ueve God in dezen gams onghelyck ts uwer «llatechlstc hatelpke God:dle niet als deuwe pemand afepscht bovmlnaar elckerlijck na znn vermachen ende niet meer:zo dat niet die t'ghoed niet m kan doe maar die t'ghoede kan doen/ mde dat niet m doet / heln zulx zonde is (Iaco.4. 17. Isa.4^.2c,.) e. Tumooghdp lezm daiGodindeosser» handm de zelvc ' matight/ ja oock t imndere naelxvermoghm (»Gem. 16. 16. 17. tA.edit.i4.n.)Danne dm zwacke kindeckms mde zwerdedewoestyne niet m vesnede(Iob«e /.6.8. Omn.9. 1 ; .) Dat dm hardtneclliVhenvolcke emschepdbiies werd toegbela^l ^ ten
Volin^ne.
?«
«m sMat.ly.;.8.) zulxmagymenoocüzien aanden wijngaardt lIsa.5.2..) aandenvpghmboom ( j5uc. i z .6.) mde(om dcn ghant» sen Bpdel hiernietteverhalen) aande ma chet dupten opten delde gheschendt: die gheachtluozd gheroeuen te hebbm:om dat daar nheenvolckontrentenwas / zodat zp niet mccht ghehoou nach onrset zijn ghewecst/of zp schoon al nä vennoghm lupde hadde ghe roepen (Deut.^.:./.^.!?.) 7. DezeFhoedertiereGodwowdanvCatechismo/van u ende van u gheloovers/t'onrecht besrhuldight vä w^eede rplannie / zulcke uwm ghewaanden sellm God / is dan u God / en niet die ghoedertieren God die gini waant sei te zijn. de ware God en magh dan u God Niet zpn/ lnaar een valsche feile God. 8. Ende zodanighe feile kinderm heeft die Godoocn. dieaardm nahuervader/mde nrbmdm lneer om dooz des Gvechepds zwaardt dm verdooldi lnmschen / dan 0oo3 des waachepds zwaardt/ de keeterie te doodm . dit mnlht nheschieden / behouden / des verdoolde/lijfen ziele/ dat doodt dees bezide. «nM»rlnjfde VnDinuien w dm Cateihis« mum/ Pzel>.V.Fol.2l. «. V« liv (<^ocl) n^mcnrlijcll, in xvner >^er van ons c^ic^ct,V«Ilcomen liefcic xijnx xelf« «ncie onxe« nacitcn , nct vclcic onx <iocn in> <1exenlcven«äoen «nmoßnclijcic ix. ttiee roc werci äic lprcuclc ciex ouciö lcerclccn Icclaar5 I-lieronvmi van xommißnc xccr clicl^vils eneoruv^: ^ic<iam xcvl ciac l^ocl on« mnßnelvlce clinßnen "nebicät , 6ie x^ ver-
vloecjcc. m im Uziftlchste sennoon Fol.2 96. staat
V
?l Da tiensse stHU Dar <3oä onx nicr en vil in 6e2etl lcvn< vol^oinelijc^ vecleroaren , <iar v^ nein eei» v»iicomcn ßNenoor^aamKe^ci na alle ivns ßk. düclcn deivv^en, s eil uet Utjfde stNNooÜ! Fvl.ü.) ^laar nv en>vit2iu1xniet<iocn V2i< H^c^iicu x^nerOr^cniNßNe. »' ii . ' ^ . '
i»^ Gier ckove Kmm sock H.Calvyn latijw« OAelnüiru. äe^nno l^^v. u^.catt. nuin.94^ nver ecn ;egOende:I)ac wv ä'unäein^«<iin^ lc^llltr ^ K^ar lNcrXvt.Vnißl^ ^ ooccl^ rq ve^l^ ren^Ncte mcr ecn «ciclc le vevettlFNKn> vanr bdr fÄHcnr ^I,cmecnli«jc ^ul«ll<zo <«»Sne^ scinct^tc n ssN^«tzli»Wcacnt liMS/ck^«^ ivcl^nizne te vervlneciccn.^u ^i< rs^vn,li«< <ll«»ccl^Kcäijcnrliettr en ack'l iclc ,««, v/ willen c»,clei2c>cHen t^nnrliev'llni'lie)'^ 15. lcllen icU KiebAeNÄkFkb onWiUU«5>2oe<> t^Krcn 6r,r N6M ckNGi5 , en ckrs6t>eck ätl^ nzcr Ävrcicn en x^. «Luhe stGlt.MA,nde xe s v^r) xociHinßne ßruocc ßKenoc>riZglnV«/H in^crlieMlWjckz eNc^Hz M^Wva^ n<«>evliH,er , «lje i)N5>jn cili l^even Mssns <in^ «dVneüjc^ ix^te^v^tll-en^lie,», 6<«le'^eroc>l" <j«>lrc>li5 «jaarom tütäen 'tijcklM^eneeu-
väde ghehtloftÄamjiepd voolft is hiy- naaft vool mecr d.ili ahnwegh wrderlri,t : zo ;? in de>eucerstaluiiirdeupter y. Hchnft välscft ceziju
volin^ne. -7; kMzalwozdenucwe^eu. endedatzalhlcr eerst ontdecKen de onwnze pdelhepd vande omnoghelijrkhepds ooz:al»c/n:de d'onrccht« vaardiglze straf/ dimnen daar toe vooMm» det/moeten ghevolLhe der >c!ven. l2. Die met en wll datwoldehetmiddel/ sonder welrü een werck n:etenlnaLllwozde: die en wll cwck niet dat 5ulck werck uu>!de. zo enHccft Gcd im scljc'Mc niet MUnit/ dar de mensch vlmghclen iMlde Hebben son der welcwmrn met en bau vllcghm : daar dpluhtteverstaanlsdcit Godmet en Herst ghewiltdatdemmschals cm voghelzoude Hbeghrn. i ; . Van ghelMen/ zonder hn-dc^m tezyn/ u«Ol nteMHl«i(na u lupder epLhrn beUm-» ,ml ) pet docn dar Gode behaaght / vcle nun Heln Ltzrl.oorzalne lu du gl;cbod der llcsom/ NÄZMM dcvelen. nnenv,crclnicmanclv^ cic rborc« Naclci xield n ^Waar M;Mde Ulet M< dm llrhame ; de wedergl^rboottc hier ghrsllnedt ) ili c!ar allein ccni^n ciccl ßl^cticrc« v orci: maar alz xv ^nrnccl^v^rnicnr vor6,^<l
<awyn wel schuift m Zijn Insmune mt twecdebocck hetui.cap. i.tal. 14. vat<^c>clnicicn vil «lu in <5c2cn Icven VLl^c>lNcihcl< neäcrliai'cn , <lat w)' licm ccn volicomcw Ancnoorx^inncv^ na alle x^ne ßncl?Qlten b^v vxcn. lelstlNNl ludeMldila-
ne oxtm<latcciustuuln <,PMil.U..fol.2<)6.j <7Nde Nl»lh:<lat (^oci 2>,ilx nict cn >vil cloc V2ll v^Kex^nerolälninßnc (?rcclic.V.fol.2,i.>
Maar uude occk ovcr cen strmt <cawhns dcfetetm «lbvdes doo! ;nn dis^msane hier lioor 1 0. in de^en ghrstelt. 1/. In Me twelcl.e KlaarVck blljckt dst God
74
Vctienlte
Godmet allem kelethetemWemiddelzon» der rwelcue de lnensthe zo wepnillh lnaO dolbzenaHen dit ghebod vander liefdm ? na« memkjw die volle wedergheuomte ( ninnäd leefttenhalvm/lnaar mm leefc/oflnenis dood)als de menschezonder vlogHelm lnaD diieahe: nmners dat God oock doozziin dijPmsaetle ofozdmingHe (lue de lnmsch niet in« lnsgh wederstaan) zulcll vollunni uefheodk ^lvedchindert. ,6. To wil dan God Mlde niet datwp hnn na zpnm ghevode zullm liefhebbm.die wille GödesisabnachnMmdemmagh banden mmsche met wederstaan wozdm. zaunen nu houdm teOm dm Kibertpnm dat het zonde is / zo wannm laat te dom alst God gHediedu zo moet in zulck lati/ ofmet dolkomelljck liefhedbm zondegheschiedm. ,7. Wledoetdu/God^diewillmdedat^ull: niet en Oeschiede/ dooz zijn dijPisatiebchindert : ofdelnmsche dim zulx te dom onmo« zhelijcll is^lnm moet dm mensche hier in «ntsclmldigHm . wild? dan Godlner m ontschlUdiDm/zomlnooghdpde U.ikertMM met deschulduHm in nuer zegWm dauer «Dem zondem gHeMiedt. ,8. Maar zegdp dat Adams aangheerfde zonde de oo^aueis/ ende niet God/ zn valdp noch »linuzelfdegraft. weit danheeft God «ns allen »aar dooz niet allem bmomm het middel «n Gode zo lieft« hebki: maar oorl« een ander iwddel rechts comrar«ijnde/ doi hmbm/ te wetm/ dat wv OmeWm zyn om Godetehatm/dV0)welcllmiddelwp God dan zo noodtlijcll moetm hatm : als ons on«oghelzjck is Gode llefte hebkm zonder her >». nuddH
Mündel derwederghebooztm / dat Oodonzl behmdert ende wil dat wp niet m hebben. , 9. Want die het middel wllvande harelpbe erfzonde : die WU ooik dat wp Gode niet zullen liefheobm/lnaar datwphem zuilcn haten . dezelnoghen tsamen niet teffens we-> ;ul in em herte. zo maackt ghpnothGoli frhuldigh / mde de mnische ghaum onschuldlgli aan die zondighen. 20. MaaroftnmuvzaaOdewaardpgltp weet dat God wil dat wp hemmet volko« melijck liefhehbm ofons zulx te doen belet. wat zuldp «ltwoozden^ kondp ons een emlDe Mone upt de nl,antse Wpkel tonm daar Vod zept dar hp zulx niet en wil ^ voozwaar nem/tm waar ghpzulx pooghde te bewpzen upt zijn klare Vet daar hp onszulxbevcele t«doen.zoudeudaarinne«ockpemandmo< ghmgheloovm^ »1. Maar wie zal niet moetM lHelooveli batlHprondelyckslMpvmdedat Godzelf benuddelmvanhnn na zpn ghebod lief te Hekken / j» het liefhebden zelfdoot zijn oldeninghemde dispmsatie^ielet/dubbelt/vatsclI ende bevevnst van herte is dat h? twee strp« digHe willen heeft/ daar afdem ovenbaaxiB «ndeV. schzifr/ endander verkoten inznn decreet : zo dat hp wil met d'oumbarewllle/ dat wp zpnen ghebodm zullen ghchoo^a,nen : en daar teHen wil met deverdozghen Wille / dat wp de ghebodm vande liefte ende «nderm niet zullen onderhouden. 2.2. Vildp dat onpadt banen/hoezalme ten laatsten moghe zmer zijn wat God ons ,net rechten ernst ghebiedt of verbiedt inde G. KMiftu» : waar du niet em doze Mopn« ^<i> . tot de
,
^s De rienste tot- de rechte Kiuertpnerie enve godlooztgyliepd ^ wildp van de;e uwe leere vande dudbelde willm mGode meer zim/zomooMdp bieder daar af lezen in mijll handelinghe van u jzruwelpke pledestlnarionis opinie/ dle ghfi onlanx/ghevet de Heere /in d:mk ^ultmosshmzim. .!1:., .'2 5 . Alnid lZ hier nu volkmntlycll bewezm/ dar na deze uwe dolinghm de mensche in al ler wpzen onschuldigh is «an deze ?onde van «nghehoolzaamhepd int ghebod der liesven. ciai 15, ^egdp^ on5 in ciir leven aIIellU5 nnmo<. ßnelijc^ tc volr>lenßnen : encie <iar (^c>ci «n« 3^arc>in vewocclcclt rotten nj6tl)»icen encle
ecuvißnö 6oacl. d't^l'NUweWoozdi. Hcolt nu die noodtlljck ghrvoW. WiM.l?.i5. 24. DledmrechtvaardiglMlverdoemt/lB 2116^^ voolGode grouwellick.niet nun is grou" ' wclijcKvoolGodmdemmschedieonsclnlldlgl, lilocd ston/Vetdonnt dan God den «nschuldighen melisehe oln tgheen hrler onmo« gheUjrK is/ en hp nlfvnl dat zv Niet en doen/ niel al lem inden tijdlplien/ lnaar «ock inden ceuwighen dood/iu^hplupden leert: wie zal God vangrauwelzcke tMannie moghen verfthunen^wleMrgheloovende^allvulMms nleere) niet gftmeghen M, om-mlckuwen tptanniMe ende grouwelpke Gödtehaten^ ende wie ^al u lno«llM verschont vanliuer« tnnerie / ja vä arnner dolmghe dan der Manicheen die «n <Vade v.in zulcke lasteringhe te verschoonm / licver hadden emm auadm Godteveezierm) ^»s»l'<o ..'l .^ Aiiirwomln «lt^tech. y.VMgh«. !. ^'.sl 25. I^ecii .vantt^otlncestcicn'inenicneÄl^' »c>^n^lcu.Tp<:n«lHinxclu^on<io<ioen. ,
Met
Met deze antwoozde ende redene vandicn bevestight 3hp waar tezijn/ tOei ick rechtzl hier vaM(r.dollN8he)bculncn hedbe:tewetendat Godvanden mensche nmm epschr vovmvennoghm. 26. Wam de mensch (Adam) konde dar (rgfteen God in >ijn Wer epscht) doen/ ^epdt de Katechismus. willende daar mede te nen nen gheven : zo Adam dat niet en hadde vermoghm/ en God lie«n daar over noch hadde ghestraft : dar God Ada,n daar «an onrechr ghedaan zoude hebben. zo keeil de loghen ältijd buer dimarm zelve. 2?. GhemercKt deze antwoolde des <Iate^ chismi/ zelve Gode van unrecht dum ontschuldight daannede dat her Ada vermoch te/ende dat met ghoeden rechte. zo belijdtnu mede datwpals Admn doe)nu oocuvennognm Godes ghebod vande liefde volm ver weil/ dat ons ende met Adam ghebodmis tedoen. 28. Gnde dan moet ghp bekmne/dat u Catechismus onwaachepd amwoozd opte vijfde v:aghe: im ze^gnen/van nem ick: en 0om mede hier/dat God vande mische nu epscht/ tichcne hp niet en «3 doe : ofghv lnoet openclijck zeaghen (volghens dit ^egglzen des <llatech.zelve) dat God ons onrecht doct/int epsrhen van ons / dat wp niet doen en konnm. 29. Wen neme dat God Adamverbodm hadde outm boom des wetms te klimmen/ inn die verboden v:ucht te pluckm : op straf dat hp vallm/ een been bzekm/ ninchm ende daar dooz sterven zmlde . men neme dat Ad3 lllinlt/valt/ zijn dem bzeemt / ende dm dood verschulde üeeft. F Kennt
7» De elMc ; o. Seen« mede dat wp alle vanden hinco kendm Main zijn aheboien hincuende/ mn zijn val ende verderfvan hincken. mm nnne nu oock dat God ons ghebiedt recht te gaan zonder hinckcn / mde ons zulcli recht ghaan asmscht op straffe des doods. ,i. Vit recht glzaan is ons tnn^tm onze schuldt omnoghellick . wie ,noet niet benmnen dat God ons afepscht bove vennoghe/ tßhem hp Rdan:; ;ulr vennoahmde; rechtclijcu afepschtci <Onghebozcli?lindeu!ochten wp niet ghaan/veel min recht ghaan.^hebo« rm^ijndemoetm wph:ncken/?o haastwp «noghen ghaan . wat ghaat het ons nu aan/ dat Rt>3 zulx hecft vermoghen/als wpt nope (30 ghp leert) en hwbm vennoghen? ; !. To hadde God recht int epschm van Adam tghme hp konde domnnaar onrecht/ zo hpt van ziju afkomste epscht dat zp niet dom m konnen / noch nopt vermoghm hebden te dom . m dit al na de wocudm zelfvan u Latechismo/die van Gode maackt em onrechtvaardigh tpzan.
ElMe zterichcpd mde dolinghe Gpte ix.VzacHe des «llatechisnu'. Dat ^<lam Kein «lve encle al x^n nalcome< linßken x^nie ßkaven Kceft bcroofr. M«wo»lde «latech. 9.1HaO,c. ^laar cle menlclic Keeli liem xelve en6c all« i^li nH^omclinLllcn, clucrr in^lleveu 6«
vuvel«
Dolinglie.
79
^At Adam die eenmmschewas^dielees^^de/die Lhavin liadde/ende die wat dede/ nammtlijckauaad/zuh zelve vanzpncrustighe iuste/danzijn omwMirpd/envanzpne oPMlitlghepd/lne hp v»n «Gode Ha3de «ufaugym beroofde:ende imts dimzich beuandt in schii^ure / in onrust/ in wioeghe mde dluchtiaH onghmoeghm / tüpfln de H. Hchuft/eude ghelollvenwz, daarvlmnezulx waachepdtewezm. 2. Waar waar wpOt deH. Schuft dat Adam alle zulx vom alle ;nne nakomelinghö heeft verlolm e dtts u lüpder menschelijck dichtm/ende met der schnftm m 5egghm.dit u«est ghp vewznm/ende niet willen danncn u dichten; zonder mde teghm de V.Schnft; gheloode. ; . ^al God al Adams nakommnahe niet onrecht dom / int epschm van hm allen/ dat zp niet m ksnden doen : zo lnoest ghp dewpzm dat alle Adams nakomellnghm/oock ?a wel als Adam/ dat kondm dom / ende dit in Adam eer dat Hz, zondighde/ofdaar na. 4. Aegdp dat alle Adalns nakomelinMen dathebbmkonnmdom/tewetm t'ghebod Gods ghehoozzamen / vooz Adalns val indm Oaradpze : zo staat u te bewz«lm/ dat de ghme die noch zelve ghem mmschm zijn/die met m levm/ mde die ghem ghaven Hennen/ wat doen konnen/ twelck u mde elcll omnoVheliickis. /i Gnwz^e onderstueters dezes <5atechismi : noelndp «is «llm Adams met-wezmde F 8 tijdghe
z» De cMe tpdOmotm : ofnakomelinoSen? niet dat maar dic. komm Wz, alle langhe na Adam mdenazpnmval/zomwarm wpimlners nm doe hp zondighde ende viel / in of neuen Heln levende menschen d«e wat konden doen. 6. Wie van onD allen magh weten ofghedmchen / daewp noch niet enwaren / ghem mmscheu warm / niet hebben / niet dencken noch niet altoos doe en kondemdat wz, vooz dm val Adams m of met hnn indmOaradpze zelve oock ghezundight / mdo die aaven voozsz of anderen verliezen kollden ^ ist oock panandnioghelychmet ernst en waachepli zieh daarom te deschuldWm / te wzoeghen ofteschamm^ 7. Geeft dan nimland van alle Adams naKomelinOen vooz Ada,ns val/ als wp noch niet en waren/ niet en leefden / noch per doen ilondi(wat kan/ diezelfuoch niet en is/doch doen^) konnm Godes ghcbod Hchoozzamm : zo hebben wp na Adams val/ zelve nu »l menschen wezmde/ lghebod/ghaven mde vermoghc om dat te konnm dom ( als Ada) ontfanghc helibmde / ter navolgmghe Adas zelfmede ghezondight:mde alzo ons zelve mede doo! onze moetwillighe onghchoozzaamhepd berooft ofniet. 8. Wer zegdp nem toe / dit ist gheschil zelve alzo ghv hond:datwp alle dool Adams/nier elcl» doöz ome epyhi overtredinahe / van die ghavenberöoftzyn aleer Wz, ghebozmwa^ rm / zondigh ghebotm zijn / onveauaam tot emighm aSocde mde ghenepght tot allm yuade. <^. Wt welche uwe «llatechistnale leere dan zoude moetm volHemdat niemand van alle Adams
volinßlie. 8l Adams nallmnellnghcn na zpnen val/ t ghebod hecft konnm doen. tenisulupdennict moOelnck fto icll vooz helibe dom dlijrnm) mme tz.schzlst te lirwpzm: datwpt'ghebol, kondm doen vooz ofin Ndams val / als wzi noch niet Münzen en waren. i o. Wt u «llatechismo zelf(diens tupghlns mooghdp zonder u leerte lochenm nietwghmm ) doe ick u nu klaarlljck lilycllm : dat ninnand van alle Adams nakomellNLhen opt tghme / dat God in zpnc Wet epscht / en hecft Konnen dom. u Latechismus bekene vom met dieghnnelderedme datGod dm mensche onrecht ;oude doe/Zo hp in zijn W ce danden lnensch epschte / tgheen hv nm doen enkan. 1 1 . AuIck onrccht dom is oumbare tplannie.die schuft u «LatechismusGode onlögh« daarlijcll toe / daar iime : 6at Ky ncm scnricicelljc« vecßcamr sr.vzaghe) bevcle overclie »al^ßKcbolene enclc ciie verclccl^Ice xuncic, en<ie clie 6oor een recl^rva^rclißli oorciec!
(G tpzannpne ende ftlle rechtvaardighezid dm cMoedertieren ende bannhertlghm Godelasrerlijcll omzhedicht)r)^cliick enäe eeuvelycl^ vil Hraircn,alio Kv F^clprolce Neefr,
zepdt de Katechismus nm min onschmnelyck dan onwarachtelljck daar bp. 12. ^oghpluvdcditLhelezmhebliendemet u<latechismale onschumelhepd noch zoudt willm ontkmnen : dät u leere vanden dennherrighe God maacllt / een onbcnnhrctiFhe rp)an : ghp zult daar niet anders lnede dom: danuzewe noch meer dan voor bmmt te makm:dat m u bepdi/ noclz conscientic noch «re noch schaamte m is': en dat LbpvolKer-
F Ä
digh
<!.
VenvaeMe
di^bMint lochmi vandekwbarewaar« ßepd. i ;. <?nde icu enzal ooeli oder dander^pde niet wedersoieken : dat alle menscften / die u <atechismmn Meloovm / de Ware leerere Zijn/ noodtzake!mk God voo! em tMä moeten achtm: eudemitsdim l7henmhen lnoetcn zyn om ^u?cl:m fellm God inet oock huerm na3sten'( als zulcke verdowm lniade wenfthm)te hatm. W dat een ghezonde leeres
<TwaellNe;ecnOepd endedolmghe. <3vte x.V;agl)e deztLatechismi. Dar (,o<i Ken^ lckliclcelijclc vertoornr , bc^< tieover lle aanßlieborene encie 6c vcrcil^elv^e xoncle . cncle ciie äonr cen rcckrvaar6ißk oocciecl tijäli^c^ cnäc ecuvi^K, vil ltrallen. , i.
"V7ViI <^o6 2ulclce c>nsskekoc>rizamliey«l ' enlie llsval onßl^eKr^tclaten? ^nnvoor6e. I^cen Iiv ss^^enllinz, Ma31 K^ venournc
liem sckriclceliclc öcc. als hier naast Vo« xi.ii.v^aghelx.ii. «llmmchm.
2. De V.schüft sp:eeckt V3 Godes toome/ lnaar dat onepghmtlmk,« ^ept de V.stAift oocudatGod uerdzicrmn werd (4.üeg.lc,. 32.) datGodllaavt sVsal.4;.:;.) dat God eenialie dinghm niet m weet (Gmes. 1 8.^ i .) dat God doct dat hem na berout (Gm.6.6^) etc. Wie maO zulx vmnsedm epghentkjck Oezepl»
tzs,ezepdtte zijn vanden alwp^m/alwetmdm/eeuwighlevmdm mdezalighm Gode. z . ^o mede lzoe maghmen dm lalWnoediMm/ lydzamm ende lieven Gode toomighbepdcocsch!z,vcn inder waachevd^ doewp noch vpanden warm heefthn zynzoneinde werelt ghezondenom dat wp doozhemzoudm levm (i.Zoan.4.3. ÜoM./.1o.) is dat niet d'alder grootste liefde^ 4. Aoude dan die lieve ende langmoediOe God taolnigh zijn moghe in ziel) zelve^ nee» God verandert met. maar die toom ism «ns. wp wanc heln toomigh doolt wel verstaan dat wpt verschult hebbc na de wet die toom Haan (in ons/ niet in Gode) üo^.. 1 5. 5. Al suleecllt nu de schuft tot veel plaatsen op zulclier wpze van Godes toom / zo en spzeecht zp nerghenB van Godes toom over de aanMebozm zondm. dats u toevoeghsel/i daar aan ghpluvde doet em werchelpke zonde/ dieschuckelpkestraffiughmverschuldt/ te weten die daar begreve zyn inde H.sthM. aanghewezm hier von;/ vy.4. 6. Die toom dan is waärlijck in Gode/ os 3? is waälijm in ons. zcgdn teerst/ zo lnaact yhp Gode veranderlijch / of onwijs .want God is dan toomigh ghewozdm dooz Adas zide/ofcmwelijch toomigh gheweest. lyoudp dat God mn Adams zonde tooznigh izt Ocwozdm / zo m was lw daar te vozm niet toommh. ende dan lnaamt «Hp God veranderlijm. 7. DatwederspMtktdeV.schMopmtuch (Walach.; .6.)daar de Pzopheet als upr Gods persone sv!ellende zepdt: wam ich den de Heere/ die met m verandere. ouck Ou-
F inj
lnerl
84
DcnvaeMe
wen 23.19. Vsal.ioi.-L.eazoloOenstraft ghp dan/upc u dedulghc mmschelpüe waan/ de GodlMe waachepd. 8. Maar zegd? t'ander/nmnentlijck dat God (als van ccuwWepd Adams dal vooz epghentlijck ghezien hebhende) ewwelljcll taoznigh is gheweest / zo maackt ghp vande uiwpie God een ;ot / in Wims schooc ( zo de H.HchM zepdt <«?ccl.7. i °) de toomighepd ruft. zöndp lnet zulck God-Iasterlpnc leerlnMe/ Gode oockwrl mezmen te eerm /^oudc Gudeseerzijndoo!n loghm-Ieer/van Ml reuwighepd / ofvan zijn wijshepd berooft te wozden^dit doedp vooz zovele inulupder macht is. 9. God zelfis de liefde s i .Joan^. 1 6.)lief^ de is langlnoedigh. ( i .«coz. i ; .4.) is Hz, eeuWelicKtoauülzh Lhcweest:hoe magh Hz, de liefdezijn/was God toomigh/zowas LhuNus mede toomi^h oval Adams nakmnelu,gtlm:ofhp en was nirt tooMgh. 1 o. Mas Lhzistus lnede toolnigh/als God die verzoent lnoeste zijn:;omocst<LlmsnlS ^elfmede verzomt zijn / ofuiet . lno est Chnstus zelfnnde, als oock tooMigh op ons weZrude/ verzomt zijn: zo mocht hz, zelfde verzoener of middelaar niet wnen/maar pemant anders. dat waar Chustü verlochme. 1 1 . Was <N)pstus dan oock niet tucymW opons/alZzijn vaderwas: hoe konde hz, ecn zijn lnee 'iijn vader^ nadic Hz, dan oneens inde Wille ende asscctie mmm vadermoest Mcwrcst zijn/zo dat God ons wilde straf fen/ <5l?)istus olnfernMl : God/ toonugh was/<llhMus gljuedertieren: God voldanu Wilde zijn/ ende Lhzistus yuijtscheldm . zict daar
baarwatlasterlpkcrzakevan Goddenva« deren van Lhzistoupt dezeuwelnchterlpke Latechismale leere noodtzallelijck lnoeten volghen. , , 2. ^o uele zp hier nu ghenoegh vam schzicKelijck venoomen dat u Catcchismus Gode opdicht: laatonsnu ooch wathooien van 5ulc5 zpnrr schuckeipüer venclomms ende ftraffens oo«aue on ons / daar dp Ol stell/ nawentllictt Adan:B onghehoozzaamhepd endeafval. i ; . Hnde amwoozde opte ix. v:aghe hier naast vou! was Oezepdt / dac de mensch ( ce wetenAdam) i>m, zelflnetalzijn nalunnelinghenvan Zijn ghavmheeft üerooft doo« zijnonghchochzaamliepd. daar op vuiaM de Katechismus hier / ofGod zulcke onghelloozzaamhepd ende afual onghestraft wil latttl^ 1 4. To wozdi wp dan ghestraft/om Adas/ ende niet om on;e onghehoonaalnhepd/vol« «Jens deze klare woolden des Latechismi. Daar teghm )eM God zelsinde G. schuft/ datde ^onemeten zal dzagden zijn vadrcs ,n^daad(>L5ech. 1 8.20.) Gudes woozde Äjn warachetgh.moet dan de «Katechismus daar renhms spukende / hier met onwaachepd leeren^ 1 f. We <Cate. zepdt hier mede dat <God hem schzickelijck vergramt /bepde over die aanVhebozeneendewercKelM Zonden. Inanzer macht en heeft het nopt ghestaan / ofwp van Ada zauden Wcbolen Waiden dan niet. lme moMn wp dan schuldigh zijn aan zulctleVndilZie lchebaozte^aan die aanghebozen 3ondmi aalsdie wercuelpkeMlden ; upt de
F v
aauHe
56 De nvaelille NHnOebatMzonde^ll noodtlucn lpnwtende (50 uwe vadere leere) als des Wolfs schaapÜulden/upt'lijn aanghedozen aardt^ 1 6. Tijn wn da daar oock onschuldW aaw poemagh die sclpickelnke straffe rechtvaardlgh'ijn^maarlit Op 3o van Godegheen «Tpiän^lnaet gl)? lnetnoodtllickghme^iim zyn o,n hnn re liaten^vootwaar ja ghp. !?. M dan oock Godswildatwp altsa« menmet zulck aangheerft quaad om Adas nusdaad ^oude ghestraft zijn^ datwp t'goed niet m möghen/ maar t'yüade moeten doen: wat oonake heeft God doch vä te vergralnmm (zwpFhe ftHncllclijlk) ?o wp upt ouver,nr>delpk!>rnoadnakllncllhepd doen^ tc^ieen «lu straffen zijnwil is/ dat wp moeten doen/ te wnen ^ondightt magh oock pnnand ver gramt wozden/om datier gheschiedt/tOeen Zynwllle is dat ahesrhiede? 1 8. Zs d'onghehoo^aamhepd van al Ad3«l na'lomcllngheu; als Adams was; dan ooclt wil!ilzh:?u lnuFhen wv alle/als Ada «lochte/ oock ghehoolzaam zijn . m»ar is die in ons lwodtzauelnck : hoe magh die onvennvdelpke onghchoonaamhepd zöde en strafbaar ziin^ t'eerstc loghrnt glwluvdm/ t'anderzegt zchplupden. 5o doe deTibettvne oock met u. 1 9. Wat sclzadet uns Adams afval/als wp niet^elve/ oock als hp / afvallm van <Gode) wv älle^ ^egdp/ zsjn in Adam yhevallm . zijn wp ghevallm / ?o hebben wv oock ghestaan. ZV wanneer? vooz ons gheboolte^ doe wa rm wp niet . zegdp daar nä ^ doe stondm wp nopt/zo gl,p leert/ »naar waren »Itsamen in Adamghevallm. »0. Wooghdp dezeschandclpke letreuwes
VolinZlie.
8?
Äatecnismi met emiglie schzifture oock verschaonm^ Woessen wz, / na u leere / dool Adams ongheloodiFie val/altsamen mer ljem hallen:;» mocstm wv in zijn aHeloovigh opstaan oock altsammmethem opstaan . wat ina,Ih ons dan Adams val doeli sttiaden^ 21. tzp ls immers Zelf ( na u zelss ^cg^hm) nocll nHelooviclh g!ieweest/ ende schmieren daaromme altsame oock deweldaadt Llnisti tot rechwaardighinghe des levens/ in Adam. 22. yier ken ick u llunuhol/ yftn ?egtwn llomm altsamen van Adadool lnlivkelznedcwlte / mdewolden der Halven znn verdozvemhevd altsame deelachiigh . dit staat o»B Mlteonderzoecken.
Dertienlte zeerichepd ende dollnghe. Gute x. VzagHe des Catechffmi. Dat ^claM5 verclerf zliclckiecll cioorpropa» ßuie en6e n^ruurhl« ßkeboorte. H'O^er clc aanßKeboicn cnäe äc vcrc^cl/« Mm lwcll «3r»bbela«ir ofAIamt «lloMi«). enl«K.VnweMllcil. «.nzj^f. l.
^x^vvle 6e verciervinßke u^t ^6a,m ßke< ^-^lckleär ciooc c!e propaßatic en nacuullv« . ll^c ßNeboorrc : clc ßliencsinßke enäe xalißninHinßKe u^l (ÜKrilto <1ooi6enßKelnove.
«Vat zegdp. waar u bloot ^egghe vast vewpzm:zowa«rtnual vast bewezm. waar deWgsdpti
88
De 6ctticnfte
viijftpt/nerghens.dewijst u in dezm wzyer^ hebdpwijshepd/da Augustinus is gheweest. 2. Die zagh hier in ghecn uptkmnste / beyheerde llulpe aan Dieronimum / ende zepde tM lautsten alzo : ^Inne>vcl niemanli cloor venlclicn maß« vaar lioen vocclcn , tßneen Niet vaar en ix: nocnlan« xoucle iclc vcnlcne ^inocnt nec xi)n) 6ac clcic mcvnin^ne(ce >ve< tcn van<ic piopaßatie) inucnre vaar xijn : al?o ic^ mecie vcnsclic , 2c> x^ >vaariz,ciatle van u alclerillaarlncxr cnäe onverwinlijcxr inocnivor<icnbcicncrmr. Zsla.i8.
3 . Dat sthMt Augustinus (die van u «llalvljnwatdghcpMmvoozdalder gherrouste uvtlegglier lnder llercüenleringhm) tottzieronnnum(Instlt.rvuj.24.)Ou ist klaar dat/ die een ander om raadten hulpe vtaaghtin emighe zalle/waant die raadt-hulp/ daar m dovm zieh zelsunis mde nuichtigh te zijn. 4. Hleronimus hadde iu dezm vlat em ander ghevocle/dan Augustlnus daar wenschte waar temoghmwozden doolzynwenschen: ende dan ghp hier zo vennetelljck als onwarachtelvlie vomwaachepd uptswecckt. wKt hp stWnft(5uper Zccl. 1 2.7.) 6ac <ic lielö vaiT Jen onäeren nier menö licname ßncxaavci, lnaar van (^ocle ssliclcnapen >vorclcn.
/. Ghp zeght hier vz^lnoedelijck anders/ als ofghzlt zekerlijcll wist. waar uptchebdpr ghelezm indeGodlpke schuft^ neen.wanr ghp hebt zelfmoeten bellennen ( in u replijck bande erftondetot lnp.vi.iij.)datghpdaar afinde V.schzist uiet zellers en vindt lnet «pt yhediuchtewoalden.der ^uterschß «neMinghe int nachtmaal sthijnr Fhegrondt op uvtMedMlKce wooM. noch gZcloofdp die niet/ inaar
lnaarwedervechtse. mlie mmzoudehierin zo wightighen zllke u vunckm zonder schzlft gheloovm^ ghp stelt u zelven alwat te hoghe metKuciferindehepligheplaatse. 6. Maar houdv met u «llalvyn 3o vele van Auaustino. zo houdtMet hnn Hierommum in dit stuck wpzer dan hnn/oock danghg bepde M (mm zal u daar in lichtDewve) en Nieronnnum teghe u ende Augustinum zimde/mooOdpmet Nugustmo bestaantewmMi: dat deze uwe laghen dooz u wmschm m waachepd verandere . dat waar ghewmschc «m vermeermg van Antichzisti/ mde mmderinghevanChM (deswaachepds)rnck. datzuldpeer wmschm danhopm/zwMe/ verlirpOenmoghen. ^ ^.^. ^ ?. Ilnmers het olmkt dat M" die anderi leerende/leert/ dat ghp zelve met m verstaat: ettwederwzeeet daar twee uwer voomaan^ ste vadere/ namentlijck Theodozum Nesain lmdeH.Nullmnerum.want dezebevde wel uptdMkelijck schzpvm: dat onze zielm hare «öMonck met en ncbven upt ofvan Adam. Vela.Gvla.41. noch guest.ful.58.f9. NM. Veca.4 .Herm. 1 0. Gn ou ?ulck u sthuftelu'' «m arundt uweg mmschelpkc yoeddunckes/ als ov em dnftigh zandt bouwet mm em «latechiftnale leere.ja uwehoofdm zyn zelve strpdmh daar in ende teghen u ehezmdt. 8. V bloot zmOi zonder alle wwyB/zo wel Van redme/als vanschzifture/ en verdimr Mem ander wederlegh:dan lck onwenne het «nahm van u / die gheen Movheten / gheen Wustus/noch OeeApostele m ?yt.doch op dat u aanzie de uchtshelovlghe niet meer m verlepde/ 3o hebt hier wederleO:en bezoeckt
9»
De clertienlte
wildp u onwijsbepd meer bekende makm/of Liipt vennooM te wederlegghm. 9. Mnil Moeve ( daar du ghp dit zenhtj ftizeeckt daar väde meschelMe niec da) anS ofjsecers/nature.lsdiegllantsverdo?ve(5l, ghpt leert) dat moet ghesthiedt ziju m Udam dooztghelaofvande loghen dervmijuigher VliUMc/ Gen. z . /.6.ende niet dooz een lnflpkegheboo^c(wantM,am was gheschape maar nopt <Oeba^m:)en dat dezelve ghantse lnenschelpkenawre mdm zelveAdamdoolt ghelaofvande waachepds belaste dezz ghenezendm Seruents(Oü. 2 i . i o.) Jesus <llh)i-> stus en met dooi lijttplle gebouzte (nopt was mensch ?o van Lhzisto «hebten ) wederolnme Fhenc^en is gheweest. , 0. Gfmm moet zegOe dat de gantse mmschclpkeuaturem Adaln verdozven isyHeweest / niet dooM gheloof vanderKlanahm loghm/ twelck de V.schM wpaht zijns vallms/ middel gheweest te znn/(Gm. ; .) ,naar doozem natuurlpke ende lichmnelpke Oebooue: ende dat dezelve nature niet dool een natuurlvke oflijNKe maar dao! een gheestelvke ahebooetc upti gheloove in <5HMo we der Lhennen is gheweest. i i . Seghdp teerste/zo zoudet int jegliendcel; elcumt zpne; «an weder zpde nhelnck lnaar zegdp t laatste/ Mants onOelncb te werck gl,egaan z>in gheweest. wat zoot eerste waar ls / 5o ist verderfdoou ongheloof/ te weten doou gheloofvande loghm inden Vupvele/ ende t'ghme5m dool t'gheloofvandewaarhepd ln «llbzista/ghcschledt. en zult dan ,noeten bekmne/ dat lnnnands menschelpbe na ture dooz natuurlpue aHehoozte uz,t Adam verdoz-
vollnßke. y, verdozve m is gheweest : maar dat elcu ? nn zclve/als oock Ad.un dede/verderft dool zijl« epghen onghelooviOepd. Twelck zegMen^ de/ moet gn? oock zelve zegghe/dat deze uwe leere onwarachtigh is met alle t'ghebou dat op die valsche grondt is ghetimmert. 1 2. Waar zoudz, daar aan uin wlllcde / het laatste zegghen/ te wetm dat het zomette wercke e» ghaat met het verderven/ als met het ghenezeu voozsz(zo ghpoock zegt)n«menttylk dat het verderf«, Adam ls anelitlmen/met doozt middel van^ijnongheloof/ maar dooz zijn natuurlplie gheboozte: nmar t'ghcnc;en üesstlfs upten ghe!oove/;o zicnne daar wederschzlstclpkc ongl?ell)ckhez,d/ d:e» men niet mmagh verdadinglzen. 1 5 . <l3nde zult daareuvoven noch al moeten zegghe dat de mmschelpkenamrenof>tver< dozve ls gheweest/tm >p dat ghp dewijst dat liet onzilhtbarc ongheloof Adanis zijn zienlplie mensthelplle nature mocht verderve: of datGod Adam metzulclieverdoivmmeu« schelpnen namre heeft gheschape^ofghv ^ult ons moeten wpzm em verdozvenmoeder/ daar afhp naden lichame is gheboM/ufdat hv na zijn menschelpKe nanne upten llaug!j2 of upten duvuel ghebozm was. 14. ^egdp een van deze laatste stucllen/zo igt udeghamse SchMure teghmendeghpteghen de waachepd. mocht dau Adam ziel) zelve verderven/ sonder verdozven ghebozai te zijn vä licliamelplle Guders/ dooz Wn on^> gh'cloove/en wedermwne doozzijn gheloove ghmezm : waaromme zoudet met ons allen zo niet tewercke lnogi.en ghaan^ waar leestmen dat kinderen huer ouderm zonde of duegh«
)l
De 6ertienlie
»ueOde ervm^ waar zendt God dat dezocm des vaders misdaadt zal dtaghe ^ nerghms. maar liet teilhendeel tupght de G.Kchnft zo naclclltelyck als overvloedelijck/ alz« hier nu zalblnken. 15. Des doodsverderf komt dooztongheIons: est des lcvens hepl kamt doolr cHeloof. »Gm 7 8. de dood komt dool gheen ander middel dan 33^,^ doot des mmschi'askcervanGode diehet M>y 2 ^ levm is van smmsche ziele. zo m komt wefVem.;«,. deromme dat voozsz levm niet indmmmA ,„ , . schc/dan dool smmsehm ^ toekeer tot <lk>ode. ch ?s, 4?1l dees afncer van Gode is zonde.wätzpkomc »Ä 1 ;. upt ongheloof. alzo weder de toekeer des ^ if.2^. menschen tot Gode unten « gheloove. «^.«l.32. ^ Ulzo czuam Udmns ^ondr mdeverderf <K«, 14.2,. upt ongheloof: dats upt een gheestelnke ende «Vne.ll.6. llnnanlurlike nheboozteint'auadetmdoode : ghelijcK mede zijn gherechtighepd mde ghenezinnhe yuam uptm gheloove dats upt een stheestelpke ende ovenmniurlpke lnaar GodlpKe ghedomte int goede tm lcvö.Adam en heeft ons zijn gheloove mdeghecstelnck levc/dat hp al hadde in zijn Kinderieelinghe/ niet aangheerft:velc minder zun vonghe ongheloovemgheestelpkc dood die hpdoc niet meer m hadde noch in hemm was alshp kindermwan. !?. WZt lnen erst zonde noch dueghde dool lijklpkc Meboolte vandi ouderm: maar deze Kolnm in eleu mensche dool zijn zelfs onrHelöof/ ofgheloof. anders mocsten almd voolt Komm / zo wel niet dan dueFidelpKe kindermvan ducghdelpke/ alszondighekinderi/ van zondiahe ouderm. Vit vewndt zieh dallheltjcx lncest recht anders. oock tupght an ders
bers de GodlvKe schMurc. 30 en bate het di onghelaov'ghen Z,odm nier dat Zn van den gheluovlghen Ad)aha,n : ende zo cn scbadcc dengheloovighen Gepdenen nicr/datseniet vandm gheloovighm Abraham/ maar van dm ongheloovig?im Vepdeurn ; na MM yhebooM waren ^hekomen. 1 8. ^o lzuaul vanden quaden * Ochosia/ de * 4 ^^3. yhoede Jons: vanden onvMnen t Kchas/de ^A'^ v!ome ^ E^echias / endewederom van hnn/ ^ ^2 ". de boze " Manasses . vande gcidlo^e ' Aman/ ^ 18/!. yuam de godzaliOe t Josias/maar daat tc- ^ ^i 2. Men van hem die yodw3e>Iaaclsa;.Im-f 22^25 inersvancctt zelveghelavighe AdainWo-^ 2,,^. tenderechrvaardiOe Nbcl lnet/üebwlder-' ^^^'^ moozder Caiv. IVaghdäxetwarachtigher klpken / dan dar Men * dueghde noch zonde * «3;nh.i4. enwozd aanghebozen l maar dar die in eleu ^^-^ bomen doozt imddel van zijn enMe glzeloof/ ofonghewof^ziet/zo Oaat her taelnethet een als met het ander. 1 9. Vaar tcghen zeaghm Grcbbelaar of Aarnt lncr Vonderlllocli aldus (a.iiij. 34.) der anäerx mct 3c verclervinLne ^Ä2mz roe-
^2. Dat lnooghdp 3o vw 3eM,en/ als mon tier schaaznt zegghm/en stamelijck zegghen/ plat jeghe des Apostels uptFhedulcte wooldm; houdende ghelyck als her toeahaat mer. het eene / alzo oock inet het ander süa.5. 1 8.) ende in die u vlpgheestighe vznhepd moghnz zulckeuoockwelvlp ghelooven/die uzeg« zKm bovm d'Wostels zegghen vzpderren nheloovegheven. »i. WaaewalmeerzuldptvKstelijckbewp» «5 Zeni
>
H4
Vevecrncn6e
Zell ^ Hooit wat ick u vzp magh ^egaHm met vast bewys dattyiuhoo^t te Deldm. Ghp iZaudmetuLalVNN (Intti.ij.l0.) ciar nerval» üocic xulx ix ßnelckiär ßne>veclr.6ar cle ßnaven , ciic nv clcn cerlten menlcne nacl6c verlecnr , nv ue xclve , 20 ncl voor cie xvne , ai« voor xicn iclve, licbben nlverliexen xoucie.
22. Ou leerdp valghms dim/ dat Ada dooz Zijn oli'Ilzeloofd'uplechtillhepi) en ghezondthepd ZlimclnnMclpuer naturen voo) heln eiwc vöol ons volliamrntlijci» lleeft verlohn, en verdozve. ^0 ^cgt dan nu mede: dat Adam dool ^,jn gheloof( ghp zegt >elf dat hv gheloWghir:as)zulx weder valllmnentlliwvoo^ hnn endrvooz unzz allen heeft ghevöndm en verwmvln. 2. ; . <0f w'ldn hier met aan / ?o nM lnet waachepddac de^e uwe ende «llalvlm leere onwarachtigii lB : ende dat Ada zpne voozs; zHaven allem vom zieh ^elve/ ende met voo« «ns heeftomfanyhm ende Verlanen Oehad. maardanontzmckt u oocll de;c uwe gäntse verzierde gramen deze uwe waan-erfzonde. GhnncrcKt Adams ^ande liem allcm/en met deliecle menschclpne natute /vele min der onsheeft Fheschadet.Vltmocht icn vzp ^rgghm / mde die macht icu vast dewp^en (upt u epghen leere) van u aHrdichte pzo Pagatie.
Vcerüende zcerichepd mde dolinghe. Dar ^6am macnrißllcr va5 oin te verclcr^ ven^cianOnliKu« om te Lneneucn.
Dolin^ne.
9>
i.
<l^V? WM ( «llate. pag.6^.; 7. ) dien vol. toc 2c wrackt c>m ou5 in^cr cl^cit rc ver» nicuvcn, al5 ^ciam om re verciciven.
^. 2o sclWsdp:willende schzmen niet te Ieerm/dat gß? lmmers leert/upt schamme van der leere leellckhepd. want du strijdt zilat te» ghen uwe epghen woozdm. ; . GHp leert dat Admu ^ijn natute volkoinclljck heeft verdozvm . dat ChnstuS Adas nature niet altoos heeft ghmezen:betoont deze uwe leere/ te weten dac Adam ons allen ee vollwlnß verderfheeft aanaHeerft: twelcll niet mocht Zijn / zavet aan zijn nature waar ghedetert gheweest . wam lw lnocht «ns Wem ander nature/dan hp zelfm hadde/ine teelm/aanerve. «llhustus heeft dan/na u Ieere/ niet altoos vant verderfvan Adams na< mre yhebetert ghchadt. 4. Ou was Ada >elfoocn herbaM / zo gyn zelve schuift in u schuft aanmpvandeerfzonde/fol.7779. Wnnatuur was dan niet lner allen Oenezen uazijnwederaHeboone. zlr m is zp dan oock met in pnnanduwer wederghevoomen . ?o is dan oock in yHeene herzelver pet/tzoe luetel oock/ghemindert van uwe hatelMe ghenepghthepd <nn Gode mde den »aasten te haten. /. Ghpbckmtzelfmedenaacktelycll/ <lar dl>rillli5 15 ssncl^omen , oin cle mcnlcnelvlce tiarure >vecler in , a!5 rc recnr te brenßnen.
(<llat.64.^4.etc.) Hierupt belluptelcktghellevolght. 6. Vantweediewatwillmvolkfmahm/ elck int zpne/moetmen de maclMaHsteue-
G ij
wnnmi
»3
De vi>fncn6e
,
5
kennen/die t'ghewilde volk^engt/boven diet Niet en volkzeugt. lnen nelne nu noch al ^dwelck niet en is)dat Adam Wille hadde am zijnzelss ende de hecle lnensthelpke natu« volkomelijck te verderven . Heefr hpt volklachti Ja zuldp altsamen zegghen. >. Ou vzaghe ük mede of<Ihüstus aide heele mensthelMe namre ( die tjp wilde te recht vzenghe / volkomelijctt Herst ghenezen4 Dp moet neell zeWhen of u leer lochmm . za yeeft dan Ada tgheen hp niet en wilde docn/ volkomelick volklacht: maar «l5hustus en hccft dan van tghem hp wilde doen/niet met üllm Vollmacht/ na u leere . maackt die dau; Adam em mensche; niet machtigher mn ver^ derve/dan Lhnlrum; God elwe mmsch; mn teghenezen^
ViMmdezcerichepd ende dollnghe. <latechista 62. 41. Hat ^,<iain cie Ke^Ic menlcnelvlce natu« lcnielijclc Kccfr Iconnen >ve>nclen in 6elen leven: maar clai dkrillu5c!ievonclc in nier ccn5 ccni^Ken menlcnen nature en ncetr ino^Ken ßkenez:cn in äir leven. 1.
/^Hpwaatttm laatsten yhedzonghenupt ^«wat schaanits/ dat noch overich was ln " ' u/t«
volinßnc. y/ «/ tebelpdm:dat <llh)lstus niet alleenllick toerekender wpze/ maar oock warachtolycll ghenecst (Latechlsta pag.6 2. z 4.) Ma,«! 3ozghende de eere van u leere tevenninderen: indim ghp<LHMo 3yn waardighe eere toesch^eeft : vennindert ßhp iijn eere noch daa? inne/ dat hp traaghlycll ende lüngzamn ghe necst . dat dimde u daar toe / dat ghp u leere «jdud vestm/houdmde : dat Lhzistuo hier ter werelt beghim der herboozne wanden Adas te ghmezm : lnaar dat hp lnelnaud hier vol»omelijck en gheneest . ditzijnuwewoozdm <late.62.41. 2. ^ät Znclijclc een voncie vel lnb^telijc^ vorcl ßkcllaßnen,maal allencxicens en metlerti^a>ve<ielommeßncneelrmoer^olclen: enäe cen lcranclcnc^ci wcl naaltelvclc 2HNKomr, ln^ai nicc xo naaK verclieven >ver6: alxu is 6e verc!erviußne ciuor^ci5^velicnielicl^clü ^nelcoine: maar <ie ßnenc^inßne cler velllorventic^cl ßn^ar alleucxlccnx toe ciooc
6e wrackt ä« (^neeliz dniiüi. twellk laatst« ghp 3clfs niet en zult omtlennen. z. Vatste recht emonghelpkeghelpkenis« fe . maar waar toe dient die i om vecklaren/ dat het andersmethec verderven Adluns/ dan lnet het ghenezen Lhzisti weghaat. wel/ u mepningzpnu verklaart/datsghezepdt. maar int minste niet vewezen. dit u zegghen verooft Lhzisto opmtllick3ijn eere . dus hek irk rechte 3»ke oln zulck u wederschziftehjcll zegghe niet te ghelooven.waar mede bewijsdv die uwe mepninuM nerghes mede/manr yhaatuoou/ mde wannt dat ghmoegh. H» voozwaar^ls yualyck ghelpkm/met unu
welbewzym^
^
^
G V
Waar-
.z vevljlncn^e 4. Waachepd ontbMclit u om nngaHen te dewp^m.mdepooghtmet em HelMenifie u onviaarhepd te dewpiM/maar «omt daar mede u ongheloovighepd ouemlncll te brwvZm. ditmnn zeggßenga ickunu ontwpfelijckdewpzen. /. Lalvyn arbepdmde inzpne Lmnmmtarimoftedichtinghen ov Tumm(hp noc met Harmonie) om Wariam de moeder ochl Deerm (Kur,i .4/.) oock ^achariam (Uuc. 1 . 1 8.) van ongheloove te besthuldighm/zepc daar ooell deze woowen: <. v'oorxaacl^ van clir iniiironven V25,clar Iiv blvvencie lcaan ooren orciinanz Ioop<ier Naturen , cie mc>ßnenine^6 (^c>ci5 nier tc>e en tcnreef, al5 nv benonrcle re cloen . Mdenoch: inen oenoelr xicn nier xeei rc quellen c>in «aar ßnanrlcneli^clü rc onrlc^nlciissnen, i!cc. «v oleeflraan oore ^neinccne lniciclclcn van 3cincier relen. '.»p
7. Wat liier van is / nopmde AacharianV wilickhier na liandelm:maar niet vande inoeder ons Heeren / die mijn verantwoozDingheniet en uchoeft: ghelnera deH.nl,eest Zelve doot Glizabech zepdt/ dar zp heeft ahelooft (N.M. 1.45) dus maWmm «llalvint valfthwMghen van dat ^upvere maaghdebm/niet gheloovm/bovm des H.Oeests uhenwOmilst. 3. Maar dat Mllupdm lner in deze uwe «Helpkmisse doet blpken dät ghp onWeluo« VWzijt/als vlpvmdestaan opteoZdmansse iniddelen / zonder te zien ovte mogHenthepd «Godes/ maar alleenliirk opter lnenschm «wackhepd; wezmde het plaete contrarie vs AbzahamB gHelove/ dat met m zaO np nm <! lwcht«
volinzlie. yy nocHte Kare zluackhepd: maar ap Godes allnoghmchchd enwaachend ( üa.4.10.2 1.> zal ick mt ueamwoozdm hier aauwzlzm mde bewpzen. 9 . V e grondt dezer ghelpkmissen/daar toe ghp die vooztbMgt / bevint zieh dilsdanigh. Alle wat menschm niet en vennoghm int ghenezen/dat en verlnagh «God mede niet. Menschm m vennoghennietcmwonde te ghenezen /zo subptelijck als diewelwozd ghcilaghen: ^ Daarmnme mvennagh God den wän de Adams zosubptelijck niet ghenezen/alzl die wel vllnden Kerveme w^s ghellaghm. 1 n. Dunckt u lupdm dat ick hier misse/ berispt mp:verstadp oocknu nweschandelpbe dolinghe hier inne/verisvt u zelve met schuldtkenninghe. mm handelt hiervande wonde dp u verziert / inde hecle lnmschclpke namre aHellagym/dooz em eeniLhe zonde Adams: mde niet van emiaher anders mmsehen wonde/die ^p huer zewe(twelck M lner Adam niet m was)dooz vele zondm ende langdurighe yuade ghewöonrm/hebbe gheÄ»Om. ii. Al ist nu zulx dat God(dm welckm niet «NmocSelijm is ) zulcke veruude wondm; Mozden numschmheel ongheneelllickschp«» nmde (Jerc. 13.25.) oock wel schielijck lian nhmezm/ende oock wel zo ghmeest: zo nnnc nadm oMnarissen loop der naturm / zulcke dcroude mdeverduplde ofstincuende wondm Onneenhiell meer njds int gheneze dan versche wondm. i2. Maar wat «made ofoude ghewoome lnocht doch wezs in Adam/ doey em cmighe G iig zpnc
ioc>
De vijtnen6e
3?ne zcnde des onghelooftz^lice altoos. dus waszijn eenighe daadt zijns Lheloofs ghenoegh^aä o«n te vernieten/ die eenighe daadt Zijns ongheloafs . hp mochtuiet teffms wezcn ghelaöviLh ende onMeloouigh : hepligl) endeemzondaar. ,i ; . ^cgt.heeft Kdam dool ^ijn eenighe ?onde voo:sz hcin zelfende deghantsemmschelMe natura sutlptelijck / dadelZck / ende uol« Kolnelijck Oewondt / ende de heele ghezonrhcvd wrch Mnomen^ Ja moet Op zegMe/ os u leere valsch te zijn bekennen . want 3» houdtu leere. 1 4. Als LHMus vooz Mderwerclts zondi (enAdalnsoockdaar onder)5ijn dierbaar bloed aande urupcc stozte/ des vaders rechrvaardtHcpd Valdede/t'hm,.dschuft scheurdc/ den toom verzomde / het verwleu weder vandt^ ende duoz ^ne onsthuldighe wunden lM'.5).) de wunde Rdmns (dicgheloovigll was) ghenas aanden krupee (i.Oet.2.24.) was daar dam dezonde/wonde/eu t'verders Adalns oock der Lhantsrc,nenschelpkernaturm/ suliptellirü/ dadelijck en volkolnellick (als hp riep tis al vervult/Iuä. 19.; c>.)wech yheuolnen ende ghenezen^ OpZeütteghenwoozdchick nccn daar toc. 15. Vier lendr de Knoop . zomuet Opnu ohck uwes ondanx ^eMhen / dar Admn / die met Willende Heln zelfverderucu / dat / ooclt ln dZ t'verdel f vande Mutse lnenschelpke nature in een oolHenvllck in dnen ledc volKcuncntlij cu heeft voldzacht / machtiahel- is nlicwccstumtevcrderve: dan «llhustus willc.lde des wereldts Bonden wech nnncn ende OcueM/endc Zulx nietm volkgmgt(nau ,. ' leere)
VolinFkc. lo; leerchaan em emigh mensche in die leuen/om re ghenezen. dunckcu dat noch al Iesiun der zielen Ware artz/ na ziju hooghwaardighe verdimst te recht ghewezen^ 1 6. Menvindt ,nenschen/die hier menschen 5mn veroude ^lectitu^ ende wanden na den tichame volkomelljcü ( laat het langzaam zijn)Lhmeze:maar <5HMus God en mensch en zoude/ ofniet willm/ ofniet moghen hier in dezm leve ee«: eenighe ziele volkomeutlijclk Mme^m ^ dies u leere . ende dit zoude gheen lasteringhe Lhzisti wezeni 17. V ghewoonlpke Nupphol en magh u hier niet helpen / int zegghen : God en heeft «nsniet delooft uolkomen ghmezinghedeu mensrhelpker namren . want ghp upt noodt ghed^onghen zijnde/hevt zelve nwete beken nen s Lat.64^4.) dat Chnstus daar toe is vcrschenen/teweten/om alles weder te recht tcbMghen. 18. Waarommewpnuwatnaarder bpeen bomende/ laat zich ummschelijck vernuft bedunckm / al ist zulx dat wn hier de voluo,nen ware ghenezinghe niet meer m lnoghen lochenen:zo zegghen wp nochtans na den ozdinaris löop der naturen/ dat de voozsz ghe nezinghe niet >. subptelijck en magh toeMaan / als her wanden der menschelzHer naturen. 1 9. <5nde hier verthoont zich nu u lupder nheloofulat contrar? vanaardt dan Ab)a hams gheloof.want dac zach niet op de ghewoon!pkemidd?len/zo ghezepdtis (üom.4. 2.0.21.) maar op GodW Nimoghemhepd: lnaar ghp^iet opter menschen ghewoonlpke lNlddelen/mdeniet op GodeZ Hlmoghmt« G V hepd.
lo! De vlifriencle hepd . is dit u gheloof oSem volmaackt onMeloofi 20. Bat nu der menschi ongheloofeen hinder is / bat God zijn hepl dp ons niet en werckt/OetupM deG.schzift. wat anders behinderde God de bejaarde Zodm int land van belasten te bznuckm / daar hp huer kinderm innebzachte/ dan huerlupder onOelooftOum.14. H 1 . CMistus m mochte in zHn Vaderland niet vele wonderdaden dom/ ovennits hller nngheloofs Wille (Mat. 1 ; .^ 8^) zo m mochtln oock «lhusti jongheri zelveniet upt dzpvm zeker gljettacht van dupvelen / om huer «nghelooft wille. Wat. 1 7.20. 22. Vit wast oock dat de Heere Jesus ghaf te uerstaan tot velen heln om cmenezinWe diddende als hp zcpde: dp gheschiede na dpnen Oeloove (Mat.8. 1 ; . ^ 9. 2 9. etc.) als os W hadde willen zeWhen: cHeloofd? dat im magh m wil ghmezm / zo zalt in u gheschieden : maar anders zal u onaHeloofin u mijn werck van ghnondt-maken behinderen. 2.;. Wit betupnht oock de volkomen ghezondchepd dadelyck ende schielijck inde Meloovers daar op volghmde : te weten / daar kpbleeckdat zp warachtelyck gheloofden/ Vat Ilesus macht mde wilhaddeomhenlupde volkomelM meeter daadt te ghmezi. 24. 2« leestmen ,nede (Kur. 5. 1 2.) dat een melaatschetotIesum biddmde ;epde: Hee re/ 3o du wilste/ du mooghste mz, repnighm. Dp gheloofdewel dat Jesus/als een heplüW man des macht hMie:maar «m^nnzelfs onwaardighepd/schem h? «an ons Heeren Wille tetwMen.
Jesus
OolinZKe. loz ^5. Zesus zimde zijn gheloos vande mo^ nhmchepd/maackte hem oock zeker van zijn willighepd/zegOmde : Ick wil / wow Oerepnight. eil tersto,u ( dats met allmerkms ofna dezm leven) verlier hnn de lazerie/nicc ten halven/maar volllomelycll. 26. Maar ghp Narm / Vondecklock / met uwe aheloovlghm/lndient u ^ake Ware gheweest:;oudet recht anders ( volghmsuwe leere) hebben ghebeden ende lzhezepdt aldus: 2.7. Heere Jesu . wp wetm dat ghp wilt onzemenschelMc nature/ diewp oock deelachtigh zijn van hare zoudewke lazerie weder in als te rechte dzmghe/ dät is volkomckick «ns ghenezen /wam daartoe zpdp versehenen (Cat.64.24.) Maar wp en Meloove ntct dat ghpt in dezm leve voMomelycK mooghc _ « . Mepnt ghv Äarnt ende Vonderklock/ datghp alzo duldende/ mde «llhnsti almoMmchepd met gheloovende/mäar wederspzckende met uwe zoete «HelMenisse : dat u nock anders zal gheschiede dan na u gheloove / te wetm na zulck u onyheloof? mchndp dat uwe Ware lazerie; met aanghebozm/ ,naar dooz u ovime vernähen, van Meneghs te zijn om Gode mde nwen naasten te ftaten/ u oock alzo zoude verlate^vooMaar gheenssins . maar u zoude Meschiede na u gheloof/ datisnauongheloof. 2y. Al zoudm andere naam-<Tlmstme zieh zulcker nmbarer waachevd schamen / ende derhalvm nrimmrnzo en verwacht ick zulx van u vepden niet/^o langhe Fhvlunde u niet anders dan tot noch toe de noadcvolghelplle oughe
lr»4
^
De ueüiencie
«mMestyickthepd/ upten dolinM «wer lee re wMptcde beOlnt te schmne. wie schaame zicy oack dat hz,t houdt lnet de machtiahstee datiswuhetougheloof/dat des gheloofzl wercklULtie (zo u leere rechrware) in lnacht verde tebovenghaat.
bewende dolinOe. Var<3c>ä an5 ner?nen5 Kee5c c>eloc)fr,v0llcolnen incier lietcien te niaicen in äitleven. (^«ccn.41.1/. l.
Flebben d'GnOelm indeDemeleonvol^ umaackte ofzoüdelpke liefde? dar zultn» nm zegghen . zulcke GnOelsche liefde/ daar doozzpGode vulkomellick ghehoolzamen/ ls ans ( als uozen ) im bidden belooft . zo ist nocl: vollNullcbte liefde die God ons hier te gheven belooft / Veut.H 0.6. etc. maar daar van hier na. 1. WtlGodnmdatwpzijngheliodmvan der licfden / zo hz, die ghrdiedt/ dar is Volkslnclzjri! cnderboudm. zo is her niet/ zo te ondechoudc/Meezonde.datzeahdp niet /maar zeght deit God van onsepscht hierter wereldt d'alder volmaaclite liefde. (Medenen 5. Die liefde hebbe Wz, niet van ons zelf.wil <Vod die memand hier ghevm ( daar tue ghp Wn nm lieloven invoert ) zo wil God datier wat Fhelchiede twelck «m en magh gheschleden ; nammtlijck datwz, Gcdc leveren/ Dat W hier van ons e?scht/dats vollna^ck« liefde
DolinßKe. ll,/ liefde diewp hier niet en hebbm noch mmo» Mm hebbm. 4. Want ninnand magh die hebki davan Gode:diewilze ninnand(na u zegghe)ghevt. hp wil die van ans hebben. ninnand maghse Dem lederen. God wil dan wat hebbe dat he nietwozdß magh . zo maaet ghz^ eell God d» nietalmachtigh is en daar dp niet vnjs . dat zijn de lasterbloelnekms upt uwe weder» WMelpkemzoetewoozde zelve noodtllM säumende. ^.' ^ckbekmneghaarnedatwpmetgoedzl enhebbe ofwp m heliums vä Gode omfau» Mm ( ^ .Coz.4.7.) wp m hebbe ons des ooctl niet te roenun/ maar M»t Gode alles schuldigh:zo dat hpt als W« epghm po„d ons b? ghelepdt/ rechtvaardelijm alles lnagh ez»»
Mm. 6. Ghplnoetmpwedermlnnebellmnedat God van ons niet m epscht / dat hp ons nier m hecft ghegheven/ oft'vermoghc daar toe/ endedatw?nochvanons'7lfnoO van nie mand anders dan allee van heln en moghen hebbm. wmu dat zoude onrechtvaardigh zijn/die niet en is dp Gode. 7. Velooft ons God niet te gheven datwn volmaackt^ijninderliefdm hiermditleve: wilt God niclnand ghevm : lnoghmwpt d3 «ns zelfnoch van nieinanden anders hcbbr: en e?scht/dat God(zo ghp Zegt) van ons: hoe znooghdp Godvämlcechivaardighepd ontschuldighm^ 8. Wiezulcnuzegghe gheloovende magh zich om die liefde hier niet te hebbm / rerlitvaardelijck beschüidiOe'? zalme u niet noötlijrllvan llbertpneriemetwamhcpd numcn beschul
io6
Dc^cKiencle
deschuldighen^ zuldp ^elfniet noodtlijck in u herte Godc vooz een Cpzan moeten deschuldluKen^ijmeghe moete zijn om God als een wzcedc dwangh-macht te haten^ 6. Wat volm anderB dan ghp Uamt ende Wonderiilocliwozd met u epghen veruwe af ghelnaaltvau uweepghenDenrico VullinneroaZt^^.Cap. ^.versetMat. bpWarlcnats expof. eccle.^ lecst daar ende spieOjeltu zclfZ/ tlB epghemlijck u Oedaante ^o Lhclyck als t'eme Gpt'ander.hp scMst daaraldus:X I0. ^u^verlijclcvechaaltk^ (ackere) aller Loälnoxcn laliörl^e vodrcicn , ouclc aller 3cl^ijnä!,icF^ciö ßo<ä!oxc en yciele ontlcnul^ißninßncn. 6c ssoclloxc ro?pen, riz liar6r en ^orzneli^clc cl^tt >icere rc clicnen. xvarc 6inßlicn c^jclft n^ «U5 , ciaar rc>c n^ maar lcleei,
vermögen ßkccir. ziet Zulx doet ghphier/ ende zulckcn loilpkm pms verdienm dne uwe zadekms van gadBlasteringhm dp di« voomennsten eel?er van uwe vaderen. 1 1-. Kaac voc,.t hoo^en wat dewijB dieu voo)ft dichten /van dat het God nerMens l)ccft belooft/met bzengt . de lirwijscede zoude alzo n:oeten staan. Wac God nerghms heeft belooft / dat en magh niemand van Gode verkrpghen.Gad en he<t niemand uelooft volkolnen inder liefden te maken in dic leven. ergo etc. 1 2. Alle die dnc lcdenzijn valsch. want/ die twec eerste >nn niet waar / daarolnme oock t'dellupt. dat het tweede lidt valsch isv zuldp hiet in uilaastvIlghende doling zien bewpzen. twelck doch ännodiah iS/als ick de valschend uewpze vam cerste lidt. datdocir« aldus: Wag
Volinßlie. ^ 107» i ;« Was Jofue belooft dat tot zpnen bevelm zonne mde mane stille zoude staan ^ her wmde (Zofue i o. 1 2. i ; . 1 4.) was Vavid belooft dllt hp dm Goliath zoude overwinntt waar leestmmMp verwan heln ( 1 .üeg. 1 5. z 2. / 1 .) was dm zoomraarcter Jesu ghenezinghdoozdatmiddel belooft ^neen.zp veröreeghde begheerdeghezonthepd (Maet. 9. 20.21.22.) zomede anderen meer (Marc.6. 14. Daarvalt u maior mdemitsdim gl dat u bewijs/nietupte Godlpne schnft/maar upt u onwijs vernuft teghm de H. schzift vooetghckomen ende verziert. zomoetmze altijd te schande kmne die om huer onwaardighe eere/ Godes hooghwaardighe eere vermepnen willm/ende meete loghen teghen dewaachepd strijdm. Tmlnaghttietfeple. maarterzaken. l/. tzet Hebben hier van volmaackte liefde is een ghoede/ (jade beste) ghave ( 1 .Loz. 1 ; .) die daarom bidt/die bidt dan te recht wel mn em ghoede ghave. <God wil oock dat vw die hebbm/want h? wil zijn ghebodennä zpne wille hier onderßoude hebben/ dat son der die liefde zelve/ met m lnagß gheschiede. 16. Viedan Godedaarombld/diewozdse belooft te gheven.wam alle ghoede mdevolmaacme Kave komt vandm Vader des lichts (Zaco.1.17) die gheeftsedmghmen dieze van hem biddm (Waeth.7. 1 1 .) zegt nu dat zulcke volmaaMe liefde in die leven te hebben/gheen ghoede ghave m is : ofbekent dat God diedm biddende belooft te gheven. 17. Gock m maghmm zonder de liefde/ die «ßod epscht in zgn ghchode/Gode met behaghe»
. » »8
De 2eveniien<ie
Om (t.Coz.i;.i.2.;.) noch zijn Hebodm nndechoudm . want zpzelfis derHebodm «ndechoudinghe ( Vom. i ; . i c>. ) dit anderhoude belaoft ans God uptdzucketijck (<Lze. 'z6.27.A,uc.i.74»7/»)
18. Gnwaachepd svMcktgV? dan stautelijck teghm deH.schM/ daar »an/ dat God «ins zulcKe licfde hier metm zaude hebben belooft . ende hebbe u die grove dolinghe en schohfte melaatschepd nwer leeringhe/neven meer anderen hier mede vool oogßm willen stellen . of pemand zijn ooghen openm / die zien/ verstaan/ ende ?ich daar vool/als vooz verdoemelpke verlepdinghe/mpden wilde.
^evmtiende dolinOe. .vat^oäln^edelolre Deut.; 0.6. Vel-Ice«
,
maaclcte lie5äe cn Iicclc bcloott in clexcn leven. . 1.
'^"xGnaast-voozsz beantwoozdingdehooz^^deelckghenoeghtezljn. u is ghem dewtjs ghenoegh / oack Klare schfiftüre zelve niet.wät Mp cn wilt van u vnzleringhe niet Wpkeu. ick bzacht tot overtalligh bewijB voozt de Nare belaste/ Wmt.;o.6. haudende: We Veere^al dijn herte desnpden/ende t'hert dpnes ^ädes/ za daetu zulste lieshebbi dijn itzeere God : upt al dijn herte mde upt al dij» ziele/ou datw pulste moghm leven. 2. Wat Mb^cckwist u Kophistilerie in dezclietlMe belaste te vinden /dit : vaur voccl (Kegdp) v^cl ecn oprccii^inaar ßttecn onFkebreche-
- volinglic. lo« slrec^ely^e enäe volkoinen lieKle l>e!ocift.
Vat deeo delofteditlevmaanOaatbckmdp /maar onckmt de haedamghepd . Wasr bpdiete? ^ ^ . Incle ^ct Ka^n mcer benaminßken , alz Nerc^ xielc , ßliemuecic encie I^raclnen , vaac «en vancie ^clve ^Kebreeclcr , en vorä niec ^neine^nr of^nee^lcnt c»». ^poerlte volicolnennc^cl : inZ,ar nict 6an ccn «NZneve^nll-
ne^cl ci«te uprccntißliexä. Ja zomannm: zoude daar dan ghee volkomenhepd dp verstaan wozden ^ Komdp nu voozt met een onderschepd tusschm em opverste nienschelpke (wp spicken niet vande Goddelpue ) vomomelchepd : wnar leert u de H. Kchzift alzo spzcken^ 4. WaarnonntseChzistuszallghtcwezm die zupver zijn van hertm.;oude de Heere na iV«t.5H de« uwe regule daar dp verstaä em besmeete vfanvolkcmlmzuvvechepd van Herten/ om dat daar niet dpmstaanuwe ovechoopinWe van woozdm/tewetm van ziel/ghelnoet ende krachten? s. ^o domde bckladdet ghp oock dat zup ver Kam Godeß zelve/ vä niet VMomekjck zachtmoedigh endelangnioedigh tezijn ghe-lIN»Ul.,) weest van hertm . wät deze nmne staät daar maar allem /zonderuwevooLz hoopinghe van wooM.dat waar wel een ongheregheldereguletot lasteringhe vande volmaackte,«n,!,!,. reguledeslevenBIiesuChustt. > i^is. 6. Nieve zegt doch / daar de Weere lielooft te makeu dat wp hem van nhantscr * hertm ..,5» z«, » zullm zoecken / van ghantser hcrtm tot hem sHne.24? ^van Keerm/mde zulxtete ^dlmn,/3«ude dom dcveelt/oock 2 ^. Mntserons hertm d«l 5 3°" i^e«.».
tz
van ^
, lo
De leventien6e
van allezulx/desHeerm wille niet beteeckencn dat wpt volkomelijck/ maar allem Oedieckclijck dat is zondelnck ende onbevepnsdelijck zullen dom^ watKiderrpnm zullen u in de« huere hooft-leere niet volkomelijck toestenunm ^ zun zpt van zelfs met deze uwe vnvolkomrn leere niet volkommtlij« eensi menweetwel jU 7. Want n» deze uwe onghehoozde regule zonde naodthjck aldus yhezepdt moete wozV«.».!: den : M ist züix dat God van Iscael niet an ders en vegheert/dan dat hp hnn zal v^eezen Wdeliefhebbm/etc. upt nuer iHantseherte endeziele: zo m begHeert God nochtans niet imn dat daar niet dp m staat van ahantsm ghnnoede ende Krachten) dat w? iulr volkomeliilk/maar allem onvolkonwllicll en zondelijck / te wetm onbevepnsdelijck dato ourerhtelijck zullen volvzenghen ende doen. 8. Dan zal ooek upt deze uwe venierde reVmt.n.13. gncl dit wel volghm : al ist zo dat God heeft ghcuoden hnnte ghehoorzälnen mde liefte hcbben/etr. van ghamser hertm ende van gantserzielemzo m epscht np nochtans daar mede lchett, vollnaackte ofvolkolnm/ lnaar » zondiähe datS onbevesinsdelpke ghehooz< zaamljepd m liesde/etc. want daar m vindt,nm niet deze vooLz ovechooulnghe van alle de vier namen : als herte/ziele/ghemoede en de uracheen : wilt God dau niet ghevni/zalt God dan oock epschen / lioe m«oH het ayek^ecll of«onde zijn dacwp de vollunnenhepd niet m hrvom^ tnt iB u leere : dat is oow der Kibertpnm leere. 9. Maar 5 ^udp ; om «Hem Kibertpnm et sclnmen /u PMmonzlvioedttc maken: dac God
DolingKc. lil «VodonsaNezulx volkmnelijck asepscht in zpne Wet/ ende mitsdim meer epscht dan hp wil ende in zpne belasten uns delooft te gheVM;te wete volmaaclue liefde; zo zuldp oock welover een stnnmemet het tpzannpke ghe-/Nn<A25, voelm/datdeyuade knecht hadde vandm24. Veere/alD hp tot hnn zepde : ^ck wist tzeere dat du een hert man distx/die daar maapdste daar du niet en hedste ghezaapdtt i c>. Wam ghp leert m u boexken / Kedene ?2F. i Z.' ghmaamt/ dat God epscht van zpne gheloo- 1 ! . vighm hier tcr wercldt d alder volmaackste liefde.yier lochendp dat God ons volmaacte liefde belooft tenhevm. Ja gh? zegt dat God die hier niemand en nheeft. Ghp bekmt met mp dat het cen ghave Gudes is/ die liheeu mensche van Heui zelfs en Herst. izl dat nu oock anders ghczepdt/ dan God ghetnedt den gheloovighen zware ( ja omnughelpke) dmghen/daartoehp lnaarklepnvermoghm m gheeft^dat lnooghdp niet verschoonen van Gode tpzannie ende onrechtvaardighepd «an te zeWhen / twelck GodslasterinDeis. 1 1 . Die uwe Godes lasteringhe moet ah? bekennm/ofontlienne dit u zegghi:dat God in deze belasten uheen volnomm liefde en bclooft: ende oock met de y.scluift bekenne/ dat God den gheloovighen delooft zo veel Krachts om liefte hebben : als hp van huer epscht in deze ghebodenchoudende van gantser hertm/van ghamser zielen/van ghantser yhelnoede/mde van alle krachten/maar niet daar bovm : welck herte/ziele/ghnnoede/en Krachten/hp huer zelf heeft verleem. ,H. «epscht God dan oockvandmlOeloo-
V 3
HoHen
bighmniet anders dantghmezpnualvan Heln Hebben ontfanM (al? blijcutMaarom wüdpban nietvelpden de;enaarktewaarhepd:datGod huerin dezmghebodmniec »fen epscht bovm vennoghen : epscht Gab dan oock tghee dat zp verlnoghe : wie magh u gheloovm im zegghen / dat zp niet m zoudm verlnoghrn tFhem God Zepdt dar zp nnNlers vermoghi eöfvermocHe ?p/niet tOei ;p inden tzecre vennoghen ^ of ist im zwaar ende olnnoghelyck/tgunt jO? hier vooz licht mde lnoghelijri! dekent teweHen/nament» UckhetjucK LHMi vande liefden^zierhoe M, met u zelvM over een kmnt. i;. Waar ziedp ghenoegh u grove dolin»hm in deze belasten Veut. ; o.6. noch meer zuldpze zim in deze uwe enghen woozden/ in Vit u schMB deghinsel / lupdende aldus: I^2al onx bcväcr ?ncv«e!6 ix, aar in liie rvee ßkedoäen äe ßKcuec!e>V«i5 bezrepen , cn«toer, ^an ccn v^näe ßkekucien clcior ^lolem xkcßkeven, vcur.6.5. enäe I.evit.19.18.
14. OuenstaaninVeut.6.5.nietmeerdan lyiewoozden / namnulijck herte/ ziele/mde krachem. insghelnxm vindtmer maardlie kpM»t.^2.;7. en daarondernoch emvan een ander nmnc/te wetm ghnnoet.oock^egt Oplupdenzelve: ja ons Heere zendtzelfdat M deze ghebode de ccheheele Wet ls begrepi. 15. 'Zeo m epscht dan de Wet ghem ander nochvolkolnmder liefde dandiednewoo)dm elck begrpvm . zo ,noet gh? nu zegMen/ bat Op in dit u voozsz zegghen / ja dat <Mi< stuB zulx zelf zegghende / onwaachepd sp««: oswild? daar nia aan/dat deze uwe vn? zlerde
Zierde regule van overilooninghe valschzp/ nlszpoockls. 1 6. Want ghelyck de vier woozden inde Met/ vermies huer ovechoopinghe/ na ureVulevollilnnender llefde zouden aauwpzm: Zo zouden zplnede davmdezedue dp Mae-» thmm mde Vmt./.6. lnede völkomender liefde aanwpzm . mde zoude daar uptvolghmdat alzodie Nnee woozdm/vanheree ende ziele/stäande inde beluften Vmt. z o.6; . ininder liefde aanwpzm : dan die d!iewooz-Va«.sf dm/vaN herc/ziel/en krachte twMaethemn: M^.z7 alzo mede dat deze dziewuozdm mlnder lief de aanwpzen : dan devierwoozdmstaandeM.Vi2,<, kp Marnnn mde Kncam. Mc.iö^7. 17. Wildp nvde waarhepd/die Mzistuß zelfis/ ooct»uweepghmvooHwoo!de» loghmstrassm/ daar imu/ dar inde voozsz dzie woozdi de gheheele Wer is vegrevemzo zegt Kut.6.5. dar inde vier womde dp Warcnm mde ^u<"""^ ram em opperder volliommhepd werd gheepscht/dan dp ^Vaeth.mde Vmt.voo!ß: en de dat ovennus de ovechoopinghe va wootdm / na deze uwe nieuwe mde onghehoozde verneringhe / die O? nu bestaat voo^t te Halm. 1 8. Gock zndp in dezm ghams strpdW teghm u Meester;Mn Lalvijn; daar hp m zpneGannonieaut ^^.cap. ;7.veersKm van MatOeo/te nasse bzmghmde de woozdm Veur.6./. de zelve vecklaate aldus: l 9. In ^lo^lc 15 nict bv ßnevoc^nr ber v?oor6: Verstanclr . inaar äaar l5 allcenlijclc verbal ßnemaaclcr vanr ttcrre , ^icle , enäe Xracnrc. alnoevel nu cleie clc^Iinznc : nou«lcnäe vier äcclcn; volclcr i§: xo veranäcit x/
',l4 De «venriencie^ nocntanz niet vanlie xinne . v5c naciie ^lo^» te5 met eenen voorcie neetrvillen Tennen, <iarmen <^n6e volmaaötclijclc moer licfnet,den , enlie ciaai toe beliehen alle claricr 15 incien mclcne:xc> neelt n^ 2icn.vernoeßnr mer nec ^eeßlien van ^iele encie I^ieKame^öcc. HQ. v ncßnt ciaar nocn by , ciac cie ?Iel)rceilven xoniii^lix bcssl^pe ciar>ve>orci , Vcrlianr, «nder t'vciorci I^erre: toncierlinßnen als net enevoeßnr i« b)s ner voocci , ^iele . M hier
staatmWeut.;o.6. Hi. Daarmooghdpnu/Iezer/zienendetafien / hoe onbedachtelijm de Delfsche Oudirantm bestaan tc wedersvzeke de V. Schnfture in harezo Klarem uptghednme woo:tim: die zp zonder alle vzeeze Godes misllMpcken mdeha^)-trecken tot eenewennDmzinne : ende dit aNem oln waartedoen schpnen/tstler onware leere/ daar nme ?p na< döKOm de leere «llalvini : de welche >iiHzels teOen zynde 0V vele vIaatsen/5p hem ßier «ocK teghm zijn / in dit zo boetetijck Sophistizeren meeteH. schM/ niet anders dan oft «n wassen neme waar/ «n na wille te d!a?i «nde vupghm. Die dit recht in ziet lnayh op zijn Hocde zijn voozzulwer lupdersrhzlften.
HOttmde Zeenchepd ende dounghe. Gute rj.Vzaghe des «Catechisnn'. D2l(^c>cionrccntvaarciicn ix , naliele leere. I« Qoä dan uocic mcc barmnerngl,?
Des
i.
V><3s CaterhlsilntimmerllN'dmzelvewel ^/te recht merckmde / dar I> emm feilen/ wzeeden eude tpzlumlllhm God desch:evcn haddm:werpß )ich zelfdeze onbermhertiFh« «epd teghm / dlemm noodtlncll moesteverstaanupt huer vooMaande >eglzhen.zulf bestaanzpnuteverschoonen/zegghmde: <Htechismu«.
oocic nictrer Kooenlle, 6ar 15, mci cie eeuvi« Ilic ltralle aÄN liifeü xicle ßkelirafr veräc.
one^näel^cl^ is.ciar ooclc x^ne ßliercekrißkl^e^ci c^cncc, clät liie xoncle, cile teekcn i1^1 eeuvißke enäe one^nciel^Ice ^ajene^t cncle t»ooßke^6 ßli^claan i5 , oocic mec eeuvißke öcc.
?re«jica.V.fcil.2/.
z. «GodlSwelrechcvaardigh/maarlipiB oock derncherngh. zijn ontfanni m maackt Dem niet onrechtvaardW : maar zyn straf« smmmaacthnnoock lnetonbennhertW. 4. GHMcK God upt bermhernOepd de zonde straft /mn onsdaar afcetreckm:za nntsannt hp upt rechtvaardighepd / mn dar hp zijns maacxels zwarllhepd nent. Godes rechrvaardWepd bzeerkt onze stouthepd:en 3tjnberm5ertlgl)elidstercütonze lllez,mnoe^iüÜeVd»
li6
De aclinen^e
. .
/. Alzo strecke decs bepde upt liefte tonzer zaligßepd: op dat wp doof onghestrafthepd ons ,n onze booshepd met rechtvaardilH wanen m zouden (Iere.zo. 1 1 . ^8.^8.) mde «ock in zijn liefheVdide straf/ met upt Klepnmoedigljepd vertwpfele en zoude. yeb. 1 2./. «lHtelhisimls. Ghv onderstueterzz vande rechtvaardighhepd Godes / die huer val sclinnt te vzeezen/ ?o ghp die niet staande m hielt met uwe onwaachepd/zult hier inoghi zie/wildp maar: dat upt deze uwe leere noodtlncnmoetvol-» Oen em van deze twee lasterlpke zakm : namentlijck/ dat alle menschm die maar eenzl ghezondighthebbe tcOen Gode eeuwelijck verdonm zullen wezm:ofdat God ;elve(tis < schzickelijcll om dmekm) zonde doer. 7. Want lnen moet bellnmen zonde te zijn/ alle wat ghesclnedt teghm de epsch van Godes gherechtighepd. Adam eerst / en na heln alle zondaren hebben ghezoudight teaHen dRlderliaoghsteWaiesteptGodes.de rechtvaardighepd GodeZ epscht dau/ na deze <iatechismale leere / darse alle ghestraft werden met de hooghste dat is lnee de eeuwiaHe/ straffe aan ziel ende lijf/ twelck is eeuwuHe verdonnenisse. 8. 2o moet voWm upt zulcll u Catechlsmalt leerc/dat alle menschc/ als na u epghm leere/ altsamln tcgheu däldechooghste WaMept Godes ghezondight hebdende/ nuete hooahsie/ dats meete emwighestrafvä Godegncstraft/ende emwelijckverdonmzul« Im wozden/ninnand uptHmamen^ Kchamn-
voljngke. !!? 5. Schaamdp u dit te zegghe/als ghp zulc: en mooghd? lüet mltllmni dat zulx met gheschiedmde/pet gheschiedt jeghm den epsch van Godes gherechtighepd/ na des Latech, voozsz epghen woozdm : 50 moet ghp bellennm / daeter pemand is die dat doet . wie an ders dan God ZslfmaacKt den zondarm zaligh? niemand. niemand anders dan God zelve doet dan jeghen zulcke uwe epschvan Godes gherechtighepd / ende doet mitsdien zonde. 10. Loudedezeleerewarschtighzijn^upt Gode zyn^ «evangelisch zijn^dat zp verde, inaar daar teghen dlijckt warachtigh dat deze u/niet Godes/leere valsch is/ upte qua ken is/en verdonnelijck is : als die van Go de maackt een zondaar of een felle rpzan/ die ghp daarom oock gheneghm zijt te haten uprenawur vandeze uwegodlozemdeftlle l 1 . Oeemt noch deze / tot de voozghaande/ Godslasteringhe / upt dit uwes Catechismi zegghen volghmde/ zo noodtlijm als arMerlijck. Al wat Godes rechtvaardighepd epscht /dat epscht oock God zelve /die zulx vnl hebbm. wat God epscht dat epscht ende wü oocn Hebben «thnstus / want h? nmten vader een is (Iloan. 1 c>. ; c>.) i 2. Ou ist warachtigh dat hp wat Hebben vnl: die betaling ofvoldominghe epscht van schulde. zu epschm dan Godmde«5w:stus depde betaling ofteboldoenmghe vande zon de ofsehulde teghen Gode / daar Adam ende alle zondarm in warm vervalle . wie zal die dan betalm en voldoen^ Chüstus niet/wanc Hz, een mmen vader zijnde. dan mede als de
H v
vader
«l8
De aclitien6e
vader betalinghe ofvoldoeninghe epschett dat mepn ick is openoaarlijcn ghelochmt/ dat Lhnstus onzeverlosser zp mdezalighznaker. i^. Maar nopende den vooH epsch van <5odes rechtvaardighepd/die w der<llatclhlsnn mabers verzieringhe / ende niet Gddes wooid/twelek zp na huerlupder ontroud» aardt vervalsctjen . zöude dat zun de wpzevan em Aands-gheloove den volcue vooz te schMen / diemen allem ende gheen ander zoude moeten den kinderm in lmer plw te «tm gheven^za zoudeme vele Wircidaten op " voeden. endevooz deze venpnighe leere moetmalleantureleeringhenupter Schulender jonckhepdwvken. ,5. Deschufture die daar tot bewiis vann lasterlpke dolinghe en verzierdefelle rechtvaardighepd Godes zijn aänghewezen/ ^nn deze/ te wetm d eerste : <3xod. ^0.5. dat «löod t'liups zocikt der vaderen misdaadt aanden llinderen totmhet derde of werde lidt/die Imn hatm. waar vindn daar eeu woozd van straf met zondelpke gnenepghthepd^ vande straf op alle ( niet toete vierde alleenlijck/ maar) alle Adams nakonleliugh5?van straf »ptenallenen die Gode niet enhaten^ vande KoogWe straf en vande eeuvnghestrafaan. njfmde ziele ^ Dats altsamen u lupder verZierde toevoeghsel. <O trouwelozelnisbmz,c-> ners der y.schzifture. 1 6. De tweede is : Dsal.5.5. want glw en zijt niet em God dien lIodloos wezcu deyaaaHt/ wie boos is die en vlijfl niet voo? u^ dat ls recht/alzo boos blpvrnde/zo ghp leert nmuomnoOelulHepd van tyuaad hierte
mnahmOantslaten. manr zevdtdePsa!nustdaar data! die zondigbt teghen God/ na dm epsch van zyn gherechtiahl pdmet de liooghste/dat lB sneteeuwigher straffe aan lnfen ztel ghestraft moet wozdenewaar dat/ wee over wer vooz Wavid zels.. 17. Wc derde ts: 2.<6oz.6. 1 4. wat mededeel heeft de aherechtlchevdmet d'ongherccMlghevd/ etc. zepdt d Apostel dat al de ghene tne nhezoudicht hebbe / deeuwtghe strasonderwonien zulim dlpve/ mde nemmermeer deel zullm Hebben meete ghercchnghmd^waar dat/zo en mochtc niemänd/al hadde hp oci« maär eens ahnondight/zallFt, wozden. l 8. Vat waar ghem Evanaelie of blpde doodtschappe/ maar em schuckclKe vloeck endetruerighe verdannmisse. waar zoude dan Oauws zelfzijn gheblcvm^ ziet u valsch misbnwck mtverhaal der V.schufturen. , ei. Maar u Latectnsmus dlt verghetende/ leert zelfopte 1 1 4.Vzaghe / dar de alderhepligliste/3o laiche zp m dezen leven zyn/'nnar »mklcpndeahlnsel «ebben vande ghehoo!^«amhez,d/mde mltsdim het ander meeste deel der zelver niet en hebbi/twelck zonde ls. 2o. Z5o volghc noodtllick dat ?p huer leven l. nah vaoetbevde dienen /te wem, methet Uepnbealjinsel der gherechnghepd/enmec de aroote reste der ongherechtighepd. 2.1. Wiemagh dan twvfclm datd'Upostel daar ( na deze uwe leere) uptllupt van deel te hebbi meete gherechtighepd / niet allem alle zondaren: inaar oock alle uwe heplighe zelf/ dieuaheloovmdetot huer doodt toe monghercchtighepd volherdm ende over bepdo zvdm hüukmezo vallm 3? mhuer malM, strukni/
stricum / die de Godlpke schzift vermetelM uusbzupcken. »2.. <5nde de vierde: Gzec. l 8.4. welcke Ms zondight/die zal stervm. alzo.want de zünde daartdendaadt.zulcken doodt sterfÄdam ten zelve daghe als hv ;ondig«idei>Gm.2. 1 7. < 5.6.) te weten/hp scheM zieh van Gade: nhnnerckt on;e daoshepden een schcpdinlzhe maKentuMmGudeende ans (Ma. 59.2.) inaar staat daar em woazd van emwigh« strafami lijfende ziele? staat daar/ om Mas nndezullen allezielm eeuwelljck gheztrafr wozden? 1 z . Vat is zo wijt te zoecken dat int zelve <lapietel KlaarllicK het zeFhmdeel werde uz»t uheMoKen met deze woazde:welcke ziele die zoudight/ die zal sterven/ de zone en zal zijns vaders imsdaadt niet dzaahen(<3ze. 1 8.20.) ^4. Is dat nu niet zoeteujck / ofspoetelijcll de H.fchzift ilnsli)upcöt/ u zelve met u epGe zwaan de lue! afghesteken^ziet daaruwe nanaHetoghen sp:o«m/vaa!waar hcel onwiWcit / omte bewp;en zulcke u loghen/ in alder wpzen onbewnlujcb ^ijnde. 25. Demu nu em ander bevnjll teyhen uwe vooLz verzierde en aualijck verstaan epscß vande alterechtiFhepd<Godes/mde berilut die/ heddps macht ( zo ick de uwe hier hetme nhedaä ) met selmfrure ofanders met waarßepd die nlzp üult konum vomttnencchm. 26. WApostelzepdt:watnebdp/dataHfl niet en nebt ontfanghen^ ( 1 .Co!.4.?.) Vaar unte maglz warachtellM wanden ueNotem dat alles wat wpghoeds hehbenmvernui« «hm/ Godes epWendclln is / dat wpt Gode schulÄlgh Zijn/ ende volOmS dien/ dat Gol,
. DoünßKe. «il «ns Mlx rechtvaardelnck Wederom nuW 17. Waardaaruptmomnmwcderomme nlerminwaarlnck bellume: dat Goves gherechtWepdonß yheensslns asm wllepsche «migh ghoed:datwp niet van ons zelftl heb« bm/nocß van niemand dupten God verurpghen moghen : ende dat God zelfons niet en heeft ghegheven. 28. Alzolnocht God rechtvaardelnck Ad, nfepscheNaMcke Oavi endevermoghen/ als hp Adam hadde verleeut ofgheOeven. maär datGodes rechtvaardighepd zoude af «ivschen Ware ghehoonaamhepd / vanden welchen wn t vennoghc tot ^ulx niet en hebvm ontfanghen/maar Mlde ofverderf/dooz de strafvä Adams zonde / die na u leere hup ten ons toedoen aanghebozen zonde ;ijiu dat ls onwaarhepd / wederschnfteltick/ en u onmocOeljjck om eenen schyn vanwaarhexd teghevm/vcle minder waachepdtezijndewpzen. 29. ^0 streckt milcke uwe leere oock mn God vooz een Tpzan te lasterm : maar niet omzijn bannhertilzne ghoedhepdteplpzen: «nn em land vol Aibertzmen te lnalmldie van zonde cHeen-onde m makm: maar niet mnwareende boetvaardighe ChMmm» maken. en om haters / niet licfhlbbers Godestemallm/ volOms uwe vomszcHmennenthepd. zo. Wat olunolHelijck ist vemand ziO zelf inet ernst te deschuldiOln/ om ghedaan of «Kelatmtehebbmdat hp upt aanghebozcn derderfnoodr^akelnck l;crftnloetm dom: of Aelatm te hebbm/daar toe h? rHccn macht
5« öeneßl,entlen<ie omtedom van «O«üe enheeft antssnanent mwrelcu moet zulckm ftllcn enlu tmann? . OmMewaandenGodhatm. «'«-«"'
MWntimde Jeerio^lepd ende dolingye. «l^itexij.Vzaghe deZ Laetchlsmt. Dat^oävil aar .^ner^clecktlßkevcl sslie.
«raffe v«6ienr Iiebhen , iss« eenjeken mici<lci claar <i«ni ^x cie-c ltlaffe nnwkaan mockren cn ^ccieioinrclLkenaäölconicni
!!«^«?^ Sfwlupden of de tlnnnerluZien zyu hwllgh woozdt/ UM u onve
tlllne
<5nd»
volinZke.
ltz
EndenochuMedicztienlVtm <r«ttchisinnm. Pzeo.VI. fol.26.vers. 80 moeren vy 2c>llanißne enercchricncvcl <3o6ez, ofcic>oron5 xeli5,o5aooreene anae«n ßncnoeßn <iue, ßnciijcic alz eene lcnulclliecrnict veel äaaraan ßncleßncn i«,ofn/ van x^ncn lcnuläenaar xelfz , c>fcic>nr ecnen anclcren in i^nen name bciaalc vercic, b)s xV verrc n^te vrecien ßlieliclc vcr6c,en6ctoc bcc ivnc magn icomcn. «llooznhen.
4. Wil God volklnnclijck betaalt en gyenoegh ghedaan ?ijn : zo m wil God oock niet altooB vergheven nochte glüitscheldm . zo en is dan/ na deze leere/ God niet dermhertlgh noch ghenadigh.zo dicht ghp emö strelt« gßm mdewzeeden God. s. Ist dan vleemt dac uwe ghelovers zulckmhuerm Göd als u leere huer doet vermoedm/ moeten haten dats meer dan ghenepght ;ijn oni te haten^ 6. ZF Lhnstus em met God/ 50 wil Hz, mede als God / uolhamelgrk betaalt ende ghmoegh ghedaan zijn/ zo is hp mede onkannhertigh ende onghenadigh ( ziet hoe u leere Gode mde «llhnstnln eert ) mde zo en heeft noch God noch <5h)istus de gherechtighepd Godes gheenffinswillmghmoegll doen noch betalm (veöl min volkomentlyck) inaar wü ghenoegh ghedaan mde voIko,nelijck betaalt zijn. 7. Wie heeft dan willm mde moghen de Mertthtlghepd Godezl ghmoegh dum ende voluomelyck betalm ^ vooMaar God noch) «Hzistus niet/ die zelve da de schuldepschers Ni, gheweest.Iochmt de satechlsmuz« zo lee rende
'24 De neßkennenäe rendeniet opentltjcn dat Chnstus msmid. delaar/verzoeumghe mdezäl Omaker w^ vften llnnstm d« Chnstus andws Nile, de 5:«^F '3^ ^ad detaalt heeft ^ «ehllstus
hpwat mltfanghm ende vcnneerm mochte! tlghcpd Godes zyn / dat <ch)tstus die oants NN^e^eshezondNi^waardat/zom .V^bpvomons nietlnoMen betalen/« u^ate.^elveßoud (Antwomde 16.) """"" ^l o. Gfzoude God yuaad Hebbel, Willi d«i, ^^^'monschuldiMnzone^ straffen op daeter8hoed upt5oudekomen/ NLmentllirsde rechMuldM onOestraft sNN^F^WM^ddannendm^ i l . xo liebben de Joden lnet onrecnt lnaar reche ghedaan/ intfos lateu van Narra^n en mt dodm van LHMo. wat m33me val" scher mde lasterlpsw bedenckmd^/ulck« Srouwelen^ w« volght oock moNb3« Mtuwe^atechlfinodaiallezulx? ^ "s
SwintichsseIeerlchepdendedollNlHe. <Vpte M. V^aOe des LatecMnf. ^ltratlcn, llie <ie mö5cKgncmaHa: K«fr
i.
A/7^n oocl^ erßkenx ecn bloote drcarure I<I«n. vant ten eerltcn cn vilr<3c>cl3.an tzkeen anäerclcatule 6ie sckul6rll:ia6cn 6ie I'en ancieren 20 en Kccfr 6ie xon6e n^c craclil van <^o<i« ßliciecliti^lic^^ aane^eö 2n6er maar even a^n cle iclve narurc^onnen elleltrafr verci^ 6ic ßlic^onäizliet liucl«!e en wecicroin roc Zncnacie xuuclc Icomen, <!u i5 aan cle menlc^elvlce naiure. VII.?«<lic«ie upccn darccnil1nu.11. toi. z i .
t. Vieereamre die de schulde gs'emaackt heeft was <5h!isti ercannezelve: ofiirtwas niec Chllsti ereatureielve/maar eenigh an der ereature dan Lhzisti. 5. Aepdtmm dit laatste / 30 en hceft God de zonde »au Llmsti rceature »let ghrstraft die dan oock vooz ons niet m hecft delaalt/noclI en is orne zalighmaker dan niet. 4. ^ezidnncn leerste / ^o ftecft Clmsti creature ^elvc ghezondight :1updt dat sclftiftlnatigh? nlzo m Kode <llhlistuS;a!s zelfcm zondaar ;ynde,vool de ;oüde niet beialen. want hp dan zelfde smulde oocK gkemanckt ^oude Hebben / en mirsdim niet vooz Heln zels/ veel mm vooz Adam ende ons zoude hebbm mo^ Menbetalen. 5. Maarlaatnnnnoch/als oocll God^nn«' de/von! de zonde betaalt ncbbm . is Lhüstl «eature de zelve gheweest / die de sclmlde heeft ghnnaacllt / te wetm Adams ende ons Hlder lnelMelpke namre : zo heeft lw die Z stratft
l 1,6
De rwimickltc
^tr^.fft yhcdn-.ghm ende bemalt of OmoeO MMalM / attccü vooz ^ij» zelsy deelum ,nenftyciljcilhez>dzz / of voö.i de ghantse ,nenschelpüe uilt'.uc nu gneheel. 6. Var ^iülfiuZ detaaltzoudehebbm aNei bobl -.Ml decluc lnrschcwnc namurs/ die ?elbe incde lzadde LhczondiM ;en magh niet yynepdt wolde zonder Lhustum lnede zondicch te umttcn/ ende zoude hp dan noch in allen Li;cvalle lnaarvuo)zijn deelkmmenscijclnclljc^ds/maarniet voozons betaalt iMblndc/ n-etZijn dau een verlosser van ^ich ^clf/cndc nilt ban ons.uoch en is Hz, ong dan cocu lnet gheschoncllcn als een volluunen bcrlossn-. (vraglie. 1 8.) 7. DntUlaar Irsum opmtluck gelastert ltidc iierooft viln ;ijn mnvt inn >nn volck valshuercn zonde zäligh te mllkk Wat. i .^ 1 . «5>we dar en Ware oock ghemvolliommbetalinghc / noch Lhnwrghdonngbe väde gherccht^hcpd «löodes / die de «llatechismus zeM dat God wildatgljcnoegh gheschiede (viaghe 1 ^blatzynwp daar mede dan gheL. Maar ^egdp dat Lhüstus inzijnmm« schrlsibc nainre of ereature de gherechtigHhepd Godes ghenoegl) ^hedaan mdevolkoinellilb betaalt Herst voot de heclc meschelpke nature dle ^hezödight hadde (v!aOe 1 6^ 9. To moer yhp oock zegghen valscli er wezm liet 'egyftm uweZ Caterhisnu / dat God noch zo schnckchjck vertoomt over deaanghebozm ?onde:dat hp die noch wil straffen/ al waart maar aller» ludm onherbozenen: ofyhpmoetGode lasterm vooz emghllllghe nlde onrechtvaardiLhe tpian: die nch van
volinßke. ü? Van die te vollel, dnaalde sthuldt inzpnm z^lie LNMu / noch onovlloudclnck weder iaac lietmm ende uccnoegl)rn.Vcl antwoozd liier (nelid^s macht) u «Latcchlsmum van valsche leer ofvan «löoodoiasterlnghe. ic>. >Var mocccn v^ ci^i voorccn iniclclelaaicnäc verluller xoccli^n? ^ncv/oc>lcie.
ftcrc^el clan alle crcacuicn , 62t 15 ^ <üc ooclc «llllVznhert.
1 1 . Hier af is vool ghehandelt ( rv. dolin" ghe/ 1.;. 3.4.5.6.7.8.) daarmen mazh zlm/ datu boulleden dezes Latechlstni/bovehuer verstand! gtiesp:unen hebben:ende alzoupt lzuere vennetele ynoedduncklnhepd/lnaar n:et upt het verstand! Godes landen en lupden articulen des gheloofo helikm vooz ghestlncven. 12. Ve sch!icl:elpke vertoomde God oder de zonde/ oock oder daanghebooMe/ wll die doö) em rechtvaardigh oozdeel tpdelnck mde eeuwelijck straffm/zezldt de «Katechismus ovtetiendevzaghe. 1 ; . Wat alles VN! LH' istus ^esus alzo mede met Gode / oftc np wll zulr niee maar an ders . wilt Jesus al-lv met Gode / 1o wll hn medealsGodstraffm mde metgHmaoiM zyn : zo m wilde hv met verlassen/ ende en is ons verlosser met : mde^o moetm wp meets Iodwl em ander We«^im verwachten . of Adam met alle zijnafkomste moeten onder Godes tiidlMc ende eeuwighe strafverloun llltlvm.dat)nn altstunenvrrzHltinghen mde
I 3
laste
, :F De rvinticlilte lasterinOenIesu «llhzisti. 14. Maar wil dan Lyzistus zulx nietmet Gode / maar anders / nammtlijck zalW mallen/volLhms zMen name Jesus/en ^ijn epghentlvlle ampt : zo wil I>esus teghens Gode/wam «lßodwil rechtvaardighevol-< Votinnghe/maar LHMus wilbarnchertlMeyunrscheldinOe. , 5. <3nde dan ls Godes wil almachttgh/ maar Lhnsti Wille niet : of'Ch^stiwil ls allnachnO mde Sodes Wille niet : ofGodeS nwe CHMi willm zijn bepdeal'nachtlgh. ist eerst, zo ghcschiedt Godes Wille/ ende met <llhMi wil: ende dan werden Adam met al znn afkomst eellwelijck Gestraft mdeuerdoelM.maar dan m is oock Chzistusniet God noch almachtigh. 1 6. Is oock het rweedewaar/zo gheschiedt «llhnsti/ ende niet Godes wille : dan wozdm oock Adam nut al zijnnatlolnelinaHmzaluzh . maar dan en is God gheen Göd noch aunachtigh. 17. Loudedan ooeu het derdewaar zijn/ te wete dat God ende «thzistus depde allnachtigh / maar van strpduHe willm zijn : 30 m Meschiedt noch Godes / noch «Mlsti wille/ alzo deen lnatht het volkzenLhen van des anders wille delet. ,8. Ooe dachet dan oock mochte zijn over allm zpde: zo zoude lm üpke Godes oneens zM Mde yhedeplttulschen Gode ende Chri stum: mve mitsdien (na shlisti woozdm zelve / Waeth. 1 2.^4) ^ aetm verghaan . daar moojHdp noch al mede zien / met mal grouweliiwe monsteren u Katechismus zwanLheris. > ^
volinßne.
,iz>
Vmentwmttchlte zeerlchepd mde dolmlOe. Gpte xvj.VzaOe dell<Catechlftni. Dac (^06« lecnrveerclißnc^ll vocclercle ^ 6^r lle inenlcnelvlce natu« 6ie eneluncÜßlir naclcle voor cle xoncie c,et2aläe. 1.
^l/Vaarom mo« n/ een varaennen encie » oi>lecnr mcnlcn xijn? ^nrvoorck. On« «larclie lecktvaarcilßnevcl (-06« voiclercle, «lac cle inölcnclvl^e natu« , clie ßnexonclißnr llaclclc, voor clc ^oncle betaalcle,cncle clat eel« »nenlcne een xonclaar xijncle , niet en ic.on<1e voor ancleren bet^Ien. <nde u Ozediker G> de «latrchismu» mde VI. Viedumie, Ful^s.vers. ^Vllnt lljn encrecnriene^cl c^icner,6at clie N^tuur clie znenonciißnc neelr, eii veclewn» lot ßnenacle ^oucle Roinen , ooclc xoucle c>e< talen cncle ßlieltratt verclen. en noch ftl.^3» >Vant clie naturecließnexou^ißncrneeir, nioct ooc^ boeren. <omnden.
2. Witzeggyen van datdemmschelpbena« ture ghezondiOt hadde luas on mz> berispt/ nls met bevonde ^ijnde inde heVhgheKchAfture.wat deedetglW bepde^belletip die uwezl ^atechismi dollng ter eerm vande Godlpue viaarnepd ^ dats verde te zoerbm . wat doedpdan) ; . Ghv bekent dat die womdekens jupst in de schuft niet ghevonde werdk. dat is waar. 30 ist „ude dat nieuwichepd van leven / uns I izj rHebo-
, ;o
De ecnennvinricnste
ghcbode (Lom.6.4.)maar meuwlchcpd van wooldm ons verbodeu werd( i .T1M.6.2O.) 4. Oet dlijckt dan waerhepd / dat uuie <llatechi^maKersmer opmtliftk hebbeghe?ondiglu tcghen Godezl verdod dooz dApostel «nv daar Wedaan . 50 lilijckt da occu oventIijlkdaticku Laterhismmnmet waarlievl, derispt hevve in die huere aliexdmde meuwichepd. <. GMupdrnschaamtud:ewaarhwdte dekennm / maar en schaamt u niet de waarKevd tc wedcrsvMen: en l,oud u/als ofdaar nietghedaolt en Ware. Innuers u vaders epghen aardt (Ioan.8^4.) navalFhmde^en sclmamdp u met ,np belieahende te zeygiien: i« ä^arom nicr clan een rHcl^ice verlccerinene, ja een valsckü callimni-^ r^nene vancle «nscnrifrcl^lcc wvxe van lprc^cn in clcxen voorelie^entir vorcit. I'i« vel vaar ciac 6exe vooräelccns juyNi incie 8cnrifcnier ßkevyn-
<ien en>veräcn. VatzijnuweepFhenwoozden ofuwes Grobbelaars bewns. 6. «Die schaamdp u niet in dzuck upt te echeillm . de nieuwichepd der wooiden/ denmdp. d'Mostel verbiedt ans zulx. Ick berisve dat inetwaachepd: ende in ulaatsevan die telie« ipdm / zeydv zulx em tastelpke verkeeringhe ende eenvalsche calumnie tewezm . noemd^ 3o niet mijn opmbare waachepd loghm : m u opmbare loghenwaarhy'd teweze^ zo lief ls u Inpdm de bescbalnn,dtwaa»hevd. 7. V «llalvijnzef,dtlInsti.x^o. ) dätzp des yhelooftl oplechtighepd emd'alderquäadste dienst bebben cchedaan / die dat woozd derdimst hebbm inne ghevoert. wat yhpmet d'innevoerinahe van dezeuwe worden/ de waa»-
Volmac. lfl Vaanleerevaozdienstedoet/Zuldphierterstontzim. «. Kuistpeghelijckl cht demwntnghedell waoM/ verdienst /u?t vele schuftuurlpke sptonen waarschnulnlll vaa« tcb:mghm: maar u lupde ist omnoghelycli een tert upti yhantsm Vpkel te toonen / daarlnm met eeUlghen schijn upt treckm maah:dat de menMelpke namre gtmondighr ^oude hcbbm. 9. Is dan mijn viaracüngh dcnspni jupst m diewoozdeiienB giicleghe ^waarlncK nee/ maarindevalschczinne ende verstande/ die de zelve uwe onscwiftclpKe wootdeli ende nicüwe wpze van fp^elieil lneoe blenghrn. welcher ghevolgh gnp hier ;u!t vernrmen. i o. Gl>p dan niet wiliende waacheiw bewden/verdiept u in nieuw? onwaachez,den. want yhp zegt datmmze ( te weten ^ulcko nienwlDepd v«lwoo!dm) welmagh gh?« ktupcke. dus een ulaete onwaarhevd tmlien dewaachepd der sthzifturen/ dp lnp terstonr «ipt Oaulo vechaalt. wät het Meen dat d U, postel u^tdMrKelijck verbiedt^cgt ghplupde ftomelycll gheoozloft te 5ijn.dilnckc u dat de Kibertpne daar in met u oncms >ijn^ lnaart Vhpzontet/ zowelals zplupden/van zon« de ghem zonde^meesters «ver de Godlpke Kchzifturei 11 . V redme van onschuldt ts/ dat het ghedaan ?oude ziin/om de wederspzekers vande mensrhwerdinghe Chnsti . ende lnanckt dezeuwedolinOe die ghpmepndeteverschonm/des noch te vuplder. 1 ^. ^lck houde met u lupden dat de weder< sp!ekers vande mmschwoMnghe <5HMi/ dolc/in dat stucll.inaar em opcnbarc loghen
I lilj
w dit
l;2
De eenennvinnclilie
is ditzeMmdes «llatechismi/dat demenschelpue nature ghezondight hadde. lwMdzi dan danne dzuchtbaarlyek dem logljm,net dander uiagh wederstaän-? i j . 3-cglirn is uerboden / loOen isIonde/ daar zpniet nutmmaglz zijnmaarfthado, lijcll . lst u dan gheoozloft yüaad te doen / op datier ßhoed uxt kmne^ ( üom.;.8. ) nmar wat Lhoed lnucht Mp hier uptlnet reden« üoerhoMl? 14. VeVoopsFhnindeenzijnzoheelvot mec/ «och onervaren inde schüfture : dat zz> deze u luzider onwaachepd mde onschMelv^e w?^c van spzekm vooz (Ooed amnenien/ ende daarom huer waar-ehewaande dolinVhe verlaeen zauden : inuners dar zp niee Ulcrrketnoudm ümmm/wat grover laste« ringhen de^euwe laghen in ;ich Herst. 1 5. Lhzlstus heeft aanghmomm onze?ondlghe menschelpke nawre/ofeen ander . mee een ander/ lnaar d'onze . wät anders m ?ou-> de nict de menschelpue nanne die «chezon« dight hadde /maar een ander mmmzelpne naruur vom de zonde vetaalt hruve ghehad/ tezhen die zeWhen vande Cateelnslna )elf. 16. Deeft LMstus danonze wndiyhenature aanglienolnen/zo heeft Hz, die gl^laten/ 30 Hp die vandt; te wete/zondiFh: ofhz, heeft die vool^ in ofna/ t'aannnnen yhebetert en de ghchcpllght. liet Hz, die ,ondigh blpvm/ hoe ,n«cht Hz, daar mede vooz dezondebetalen^ ' 17. ^Vaar heeft hpdiegheoetert ende «he« ftepIiOt / 5o !B dat gheslhiet vool de ghanrse n! Gen'ez,ne ,nenschc!nke natura 1 8. Wät lneu uwet dekemun dat Ch)istus > de ium-
volinßlie. l,,' de mmschelpke nature / dooz M mkschwozduMe/ cHerechtighepd rn lp'den / heeft wil len hrMiOen mde beteren . ende dat Adam wll ghehadt heeft om ljnn zelf ( veel lum «n dc heelc menjchelMe nature) zcndigli te malien en te verdervm/ lnooghdp niet ^egghen. 1 9. Ou zegt Fhplupden dat Adam/ des niet leghmstaande de ghantse «.enfchelpke natuur Zdndigh ghanaaclu heeft mde verdog ven. hoe maghmen dan Mlooven dat <Mistus;«God mde lnm<ch; wlllmdebeterm en de hmlilHm de menschclplic nature/ die niet int alghnnmn yhehepliahet ende ghebetert/ ende datAdam;een mmsth ende ghem God/ die niet wlllmde verdervm ofzondioH mal,m int deel noch int ghcheel / zulx int alghe,nem ghedann zoude Hennen^ ^0. Wildp dit zeMm/zo maackt ghp Ada; em bloot nanmrlnck menscncz lnachtigher olnverdervmbuvtm zpncn Wille/ dan Iesum <5h)istum; <God endelnmsch;lnetzpnen Wille om te ghennen . wild? Lllllsto die oneere niet dorn /zo bellent dat het över dander zpdemet«clnistit,etellnghe mde hevlighinghetmminstenoock zo krachteliick lstoeVheghaan:alZ met Adams verderfmde zondelicllhepd. 21. Vat bMghm zulx mede de OelMmissen CHMi vande dzie maten lneels (Match. i j . ; ;. ) mde Muli vant ghchecl verzuurde deesnn. wat plaatse zal nu meer moghe hebden u verzierde erfzonde^ u verdowen nawree u ghmeghenhepd om God ende dm naa« stmtehatm^ 2^. WaarM diedwven/alsmmbovmzulx noch aamnercüt al diete^ De lmalmglie I> V Tbiisti
i;4 v? ecnennvlnricklie <hnsti aandm Kruvce voozd?mmscheWe luture d:e (zo ghpl leert ) ghnondiM hadbe/ ls gheschlcde / vom >ijn deelkm der mmschelpkln naturm allem : ofdaar vooznirt/ «naarvootal dander nüschelpile namre die MezondiFhet hadde:ofvo« ghem menschelpke namre mer allen. 2,j. KietvoozCHMl declken allem /want dicmoestint aannemm van dien alvollw«nencl» ghmne / ende van alle zondelicknepd Vhchel,Nglst Zijn: ofanders m zoude hp vo« dezonde niet hebbm moghr betalm/ 30 oock u Catechisnms ^elve npdt. 24. LhnstuV heeft dän betaalt/voo: de zondevä al dander mmschelvKe namre/ ofvooz yheln ln<r allen . zepdrme het laatste/ 5o verzaaclinnm <l^hustmn ende ^vncweldädm. 2 s. tzet eerltc van deze twee is dan waar/ namentlnck dac Lhpstus valllommtlrjck detaalt heeft vooz de zonde van al dander inmschelnke nature. 26. ^0 is die dan oock vlaarlijck ende vol« kolnelijck verlast mde ghevMt / vande zon de/ ende nnts dien oocit vande schulde / mde die volghens mede vande straf/ nalnentlhcll vant uerderf/ >undelijlkhend en gl)mep8htlimd om Gode en den naasten tc haten/ niet nllem de herbozme/ maar oock lnede alle donlierboome. 27. Voolder staat te aamnercki dar Adam ghezondight heeft / mde niet de menschelpke namre : ofdeze / ende niet Adam / heeft ghe zondight. 28. Oerghens mzmdt deV.Sclmft/dat de mmschelvke namre heeft Glezödight : maar dit izl allem u verzieringhe. Daar teghn« zepdc
zepdt de. Godlpkc schuft tot vele plaatsm naacllteiVcl» dat Adam heeft ghe;ond!g.'it. (Genes.;. 6. 1^.17. Gzc.6.7. üam.5.i4.etc. 29. Vne schufmurlplte waachend hier verzwvghendetcrulaatsendaart zande ghelde/ sicitmen deze onwaachmd/ dp u «llatechisinakere verzierten ulaatse vande V.schufture . m oln dat ich lnet waarßepd dezeu eetei i-> ylzln lan?i?n ontdeckt ende gherocrt hellbe/ zo scheldp mv van tastelMeverkeciingheen vaNchc ^alllnune. zoudpt ?o niet wel maken dac het cerlijcli waär / van zodanWe bellen de valsch wloeghers ofralununatuers daar vc>a: veschuldiOt te werden^ z o. Baven alle dat / indien de menschch,Ke nature heeft gl,nondight:zo heeft zp ghezondighetvoo! Mäm allem /in Wien zulx dan ghescinede: of vuol allen menschen iut Oe«neen die van Maln zonden vooltkomm. z 1. Wastvooz Mam allem/ ;o m maM ninnand dan Rdam allcen gheschadet hebden . en dan lepdt u verzierinähe vande aau" Meerfde ^öde/ verderf/hatewke Fheneghentßevdmet dat daar aan kleeft inder asschen/ als cm verzierde onwaachepd. 52. Maarzegdp dat ghcwecst te zijn vciol Adam en alle zijn afbomstc: Zo heeft die zelve menschelphe nature van ghelpkm in Adam oock recht ghedaan/ ghelooft en Lhusti ghenade ailnghenomm / ende dat mede vooz alle zpnen afllolnste. z;. Wam >nm magh de kracht van des gheloofs werckinghe niet kranclier mallen int stoede/dan des ongheloofs mt quade.hier verdwijnt noch al mede uwe vooisz verdojvelchcl,d der mmschelpker naturm / zo llbplu?
« ;s De eenentvlnncklle OMpdm die dzijft. , 54. GommomnalnoodtVenzeggyenen» Danbepden/ reweten dat Adamen de lneu» HHelssKe namre Zijn een zelve ding : oft dat Ket zyn twee verschepde dlnghe . wat een zelveding is / enmagil t'een niet met allen an« ders zrju/ doen/ofwoMn/dant ander. 3/. ^ijnzpbepde een zelve ding: zomoetwen oock zegglje dat de menfrhelpke namre nlies ghedaan heeft/ ende ghevlotdm is dat Adam heeft ghedaan mde is ghewozden.z» heeft dal, ( als nu ghezepdt is) lnede als Ad», ghezondight en is verdaten/ doozt etm van den boom deswemls im ougheloafnuaar zp heeft dan oock mede als Adam Gode ghehoozzaamt/endeis mede alsSp/ghenezen doozt etm vandi boom des leves;Lhlistmn; mdeu gheloove . ende dan zijn oock alle men, sehen als Adam zalighghewo^den/ mdeen zal mnnand (als oomAdammet) verdannt wozden.lupdt dat oock schtiftlnatlgWrk^ 36. Maar zegdp dan ooebdatAdam ende menschelpkenamre zijn verschepdm dinghi: ende heeft dezelve namre ghezondight / zo de Katechismus zepdt: 3o m heeft Adam niet Wezoudight.isdatwaar/3o is niet waar des Latechismi eenighe grontvest van zy» Wantse leere / namentlijm de erfzonde 3o die vande Latechislno Wozd gheleert. 37. DatnuAdamendedelnenschelpkena« luurmetemzelve ding/maar verschepden dinghm zijn/bliickt daar aan datdemm» scnelpkc namre niet m sterf doe Adam na dö lithame sterfnnaar blijft tot nu toe in wezen ende levendigh in hare voou-teelinghe eeni« ghe duzlMt jaren na AdmnZ stersdagh. Glje-
z<. ^helijlb nuAdmn mocht stervmmd« verghaanna zynlnmschept mden vleesche/ blpvmdedesmettemin de mmschelpke na ture in wezm mde levmdigh : zo mocht 3UiH ZondiDm stervm/ mdebedervm nader ziclm: ulpvmde zijn mmschelpke namre nade» lichame opMßt / hepligh ende ghoed. Hier sterft/verderft/ ende verdwijm mcde noch al uverzierdeaauFheerfde^onde mde Verderb z 9. 2o mede mocht oock «chnstus na zpiw mmschelpke namre des lichaams sterven/ zoot oock is yheschiedt . maar maglMlM daarmmne hcudm / dat de mmschelpke nature Lhmru^st io eü gt)lltozvm ^ neen voozwaar. Mzistusmisdan nudezelfdemmschelpke namre niet. 4°. Pecft uu demeschelpke naetrce/ die gljezondiÄit hadde/vooz de zonde betaalt : 50 de <atechismus sepdt dat de rechtvaardighepti <Vodes ',ulx epschte : 5o m heeft iHesuB Cmistus niei betaalt vooz de zo>ü>e/maar de lnifchelpke nature: mde dan m is «llhzistus onZe zaliehmaker niet:maar de mmschelpke nature die Hezondight hadde. 4 1 . Inde 8o. zpde / , 0. Knie Uwes wederlegns arbepdt ghplupom om te verschoben deze leelpkewoozdm uwes <llatechisim : nainmtlijck/ dat de mischelpke namre die ghezsnlnMt hadde etc. ende datzo ^oetclljck bat rHp de ^rlve noch verde verleelijckt.'o varen ^pal/diekeverde waachepdwederstrpdm/ danßuerdolingftmbelpdm. yoozt numijn bewns van dit mrjn aanzegghm. u woozden ter vlaatsen voozsz ?im deze: 42 . (;k)l berilpl oeic Manie« van lpre^en: ^at <!c mcnlcdel)^e natu« Zlicion6ißKr Keett:'
5 ,z De eenenrvmricklle Keett: enäe 2eßt äu äie nilinre nierZli««»«Kr äe (üatccmsmux by äic^oorä^z-.mcn« KKelvKc i^ture: verlraac äen nicnlclle.'Lcc.
4, . Mp was niet onbekent uwercetaal/die «ock dicklnaal recht anders lnepnt dan Fi>p sp^eeckt ( zonderlmg alsmen u grppen wü dz» uwootden)om als Krouune llanghcn u daar u?t te dzapen:maarick w.st oocli wel dat« menmetdie wooMnmepndeden onwpzen in te beeiden dlete:nadien de menschelpue natureghczondight heeft/zo volghr dar delnescheine nature oocll zondigh zmtwelck zulx niet m volght / zomen zepdt dat Adam ^he^andight hreft :wantde^one mzaldesvaders m.sdaad niet dmghe (zepdt God) maar de ziele die zondight zai stn ven . dat dit uwe «luetchismakers zoouschüftelijck hecftdae svzetim in zo hooghwiehtighen zake is deter «lcheloode/dan anders. destamhepd b'lju/ ofsthoö de mepning vooi t'volck vechole is. 44. Maarlaat uwevecklaringhevandes <5atechisini waolden hier ghelden/ ende ghenomen werden/ dat zp daar ter plaatsm lnet die woozden: mensthel,,Ke nature/Onnepnt heeft denmmsche. teweten Adam. 45. Ou zepdt u Latechismus : 0m aar 6e «ckiva^rcliclic^ä 6c>ä5 ve>c>rcier6c , clat <ie lnensckelv^e narure ( te vcren ^ä^m ) <1ie ekexanäißki Kacläe voc>l cie xonclc bcraalae, i^c.
46. Aal nu dezm epsch van Godes rechtvaardigheyd llhmoeah ghcschiedt zyn : zu moet niet <Llpistus/als niet ghezödight hebbende/maar Adam/ die ghezondight hadde/ vooz de zonde betaalt Hebben. zozoudpwel Chzistg
<HMo die eere vKde bemlinOe vom de z«nde bmemm/ ende gheven die AM . lüpdt dat inin lasierlijck dan t' aoozMsande^ wam ^a zoude niet Lhustus/ lnaar Ada onzezallghmaller wezen. 47. Maar dlt lnagh oocll yualijck zjjn mn dewoozden daaraan dulghcnde/teweten: lnoclile voor ancicren bccalen . Veeft da«
<hnstus/ om dat Hp niet en heeftWezmldlgjn/noch Adinn om dat hp ghezondlght hndde/niet lno^hm betalen vom dezondr: wie heeft daar vool betaalcenicmänd.zo stellmwvnochinde-önde.waar blijft nuhet dialpllL «övangelünn) 48. Grover lasteringhen m acht iek niet datmen van onzen zaltghlnaker magh dedencllen : en vastelvKer en mepn ick met dat« men uptpemlmds naackte waoiden lnag^ dlilupten:dan uwe «llatrchismus inde vools, zpne worden verbmahen hadde/ die hier warachtclväe en naackteliick ontdecktzyn. 49. Ghxlupden mooght van nieus de valschetonzhe dMvcKende/;egghe/ dat dit mijn schMenem tastelptleverkeeringhe en valfthe «llalulwlie is: zo ughrwoontedoch is ,net uwe epghm ghebzekm / een ander te deKladden. 50. Maar d'onpartpdiOe lezer zal licht verstaan dat u «catechlsmi onschnftclijck e» «nwarachtlgh splrkm u verlcM in vele Zrouwclvke lasteringhen Godes ende «llhzisti:twelck ghz, noch hebt btstaan vooz te staan ' zonder zelfte verstaä/ dat u dcme onWaachepd in dander voert/ endeindelilorHens dupstechepd verwertende vechardt. Ten
545
De eenennvintlclike
51. Emlaarstm moet hier noch Oezikzyn lwt em eenigh bewijs-redc/wat lcl^wtvele nnderm voo) «mchustel?Ke lastermghi Godes ofChM/ noch zoudemoghen domdl?Ken noodtlnck te moetm volghen uvt hee Voomhemelde zmghm uwes <Catechlsmu VewelmeOeetastelMe verkeeringhmnoch Valsche ralumnie/ Maar vaste beauptmghen endewarachtlahebewpzmghellzoudenwezm / van des CatechHni tastelpue verneert« »epd/mde valsthe verlepdinghe. 52. V Katechismus ?mdt daar op devoozft tvj.VzagHe/ä^r cle ßl^crccKriLke^ä <3o6« ^ooräeräe , aar 6e inensckclylce fiature llie vkexonllißkt Kacläe , voor clc xonäe bctaal-
). UaatMnochalmedenauepMdup«moHe Ada komm/inde ulaatse vande mm schelvke namte : zo dat met zp / maar Adam UezondiOt hcbdc. Mm gheve uoocktoe Watteghmdes «llatechisml naacktewom« dmnochtans)dat met AdamaarChustuS vom Adams zsnde moeste beealm/nadm evsch van Godes WerechtilOepd . Vat wooghtw meer begßerm^ Netnuwatbo« Vm alle dit voozdeel upt de leere uwes <5atethismi nocn noodtlück moet volghm. 54. Mnsms heeft dan voozdezonde mde straffe Adams ofder mmschelMr naturen, de Oerechtmhepd Godes betaalr/mdedat teN vollm/ ofmaar vom em deel. 2eMi dlt laatste / zo bmenndp «llhzisto zun verdimde eere . wam dan lochent Ov dat hp em VolKomm zaliOmaner is. Vat waar CMstum ghelasterc / mde oock u «CatecMno
wederspz«km(Al«.;°. Vlllmt
Volinßne.
l4i
//. NOmt dan teerte /volOmS u gheloofs belpdemlse s arcic.xx. )>V)> ßneloovcn clat n^cleinaal (ioci vollcoinen, ocrmnertißk encie ooclc ßnantlcn iccnrvH2iciißn iz : neetr N^ ßne^oncle /iui xonc aan ce nemen cle I^ature , in velclce cle onssnenoor^aainnc^ci ßkelcnieclr v^z , om in cie ^elve ce volcloen encie ce lcratfen cic ion6e,öcc.
/6. Gndeu VMicaetmoptc'llatcchlsmum ^?re.ij. l.io.) I)0e<^oci on^ecrilenoucieren >Vciain encie ^va in cien ?araci^ie naar on^nenuorxaainlie^cl en ^fw^lcin^ne vooc cle uoßnen lcelcle , oeluoicle n)> naar, encle in naien oelluon cien ßlieneclen menlcnelvKen ßnellacnie , clac vrouven iaZ.r , nrelclc llHari5<Inriltu5,6ie 6enlelpenre ciirnootc xoucie vertreäcn ^ encie cle verclcen ciex Duvcls veiiiuolcn. Lenes. z . 1 ^. 1 .loan. ; . 8. I)ool cvelclc ( ?aac ) alle ßnellacnrdn «0 aarlieu ßliexeenenr enäe leentvaarcli^n ver6en. ^ ?rc.l^ . f. 1 / . ) Ende noch : ^elclccr« (dkrilii ) ciicilyice encie corrc cioocic een ve>IKomen encie ßnelijclcveeiclissne beralinßne iz voor cie8 ßnanclenen verelci« xoncie, «0.. (precl.V.f.i^.enäe/.; z .) ende vaarlieneven 10 inoec n^ (^ocl ^^n , 00 clat n^ cien coorn (^ocies ceßnen cle xuncie 6e« ßlieneelen inenicnel^c ßne^Iarnts lconäe veläraenen öcc. encle clen oorcleele (^oclez lconäe ßncnoeßli
6c>cni<cc. (pleciic.VI.fol.29.) zietmeerMe-
dlc.ij.sol.8. V:ed.vij.foI.Z4.s.;5. 57. Herst Lliüstus tm volle voldaan ende de straf aheledm vooz de heele nawre ende al t'mmschelpkeßliellachte/daartoe hpbelooft mde tzhnonden was : hoezal God /zo hp Mam zelue (zwzlgiie allezMe afuomste) zH noch
Dar niemanci nier in ^xen leven cie ssneboäen van6cr liefäcn vollcumcli^clc Kan onclernoucien. W.P. veranderen den Ktate des gheschiNes. 2. Nekmnen M;wpghende daarmede des satechismi dolmahe. z. Gm wanrheud teloehenen / b^yiellm de D.V. van nlen» openbaremiwaaeluyid. 6. )!Nen «1 int ander levrn de ghclwdrn niet docn. 8. «Zodeüschtindrrüefden gheboden niet alcous bovmder rer«'tgl,eloawcitin, dmnoghrn. 14. P.O, soickni Mt sirnllnM Mm. ,' - is. Gfdemenschrwke liefde tcreclu Mlbylklnnrn glimanmt maF, wwden/ un dat ghcen inmscl, volkmne knuussc van G?d Herst. i». Ru dichtk rel: ander wfde dan «God in ntn wei epsttzt. iy. «od stell Onder liefden wet ren niate. 20. <<?c>dwke ende mensthelicke ncfde onderschepden. 2^ <5od enscht van rlek na vermoHhen w»er verleenr. 2s. Noedamgt, de volmaaekte menschelplle liefde is. 26. Wt de<llMcch>smi>le leere volgljt dlU«3lld uiet wi>»mde lMnachcighÄMdewrzen. 2y. Daar teghr» volM mede ilpt de Mfde leere dat de mmsch hier wder chd ««cht l,eefc mn de wet Gods te volvzrn« Meldende VHlW,«et mllugliMdighcn. zi.
Vierde zeerichepd en dolinghe. Var vy vannanu^en ßnenc^ßnr xijn(!ocle enäe 6en naaüen re Katen. Dat inde «catecNsina d'erne WOen met d'Mder «mderNutis. 1. V.Ol»tmdcgIimnm,Mmtmhalvnlstellell. z. UcermvHl dnm lMrcllptondervindell/eNhlledÄt. 4. «lek lieft of ha«/ dien hp waa,u ofweet een TpM> ofem g,,oedernerenVcerettwe^en. 6. De «tmrchismale leere maact« den luven God/hateliM in l,uer ghcloovrrs wann. y. Tvzanie n dann? pcma'd straffe nn e? anders misdaat. 1 r. Wozden wp Fl,e!traftnn Mains nusdaadt/ ,o en wozden wpniclUe^raftonluuscozillNtUlisdlladt. 14.
<i»ech.nn.icktl,mi<VademlT"l»n. 14. Dienietendoetendaetm^Piaad». lf. yedden w» i» Vam« le,«den^ t'li!,.,d? NM hem ghedaan/ ;o !,ebd? Wz, d.>ar »,ch c' ;!,Äeden,et Heln «l,e»aa». 20. GfGod M.un ;?» ;?lft> uustmell hecftvtrzljevm / l»n de welche nnons straft. 22. Met lnnn de Mpke g!,eb»<nte uut Ad.m« / maar dm« des «llarechismi valsthe leer kmnt de »'lenepuhthend van <3<>deteM?/mdi8!iewavcW de«<Quect,l<,Nl. ' 2;.
Vijfde dolinghe. Därmen 6e verltooc6er5 vanclc uvterl^I^e <ien l^ve,öcc. Ghemredeliich mensche ;nide emdlmdtgl,elmzmnNM» dolenmdevallm/beknvmlieel.NlnllMn. 4. Waaeom de O.K. Gode wlaiuwlie 5>U<en mestlMvm. 6. Verdonnen d'ouno^le luudechen« eer ;z> ghebllM» ;zi». 7.
Testezeen'chepd m dolinOe. Vat^^aM recnrvaarciiZIl va5 Fnelcnapen. W.iie dueghde nugl, ni« misbzuplkt wmdm. 5. «VfMam de dne^den l,adde verwln, ai vuoz dar Im »mdighde. 7. sldamwa« dneghdelycll noel, ;midelijch/m<lai msschen bepdell mizecht ende«nn»;cl ghclchapen. 10. Adam l,reft ghenic dll/Hden donl ;,»n zmideverunm. n. «VfMams docn vaDiaandeMpden of Valien vö«,ich Malleen d.m VHW,« allen ;lnide ;ijn. i,. Gfpnn.,ndW, der^^, uius nuF!,;im gl,epiedestinern/ zlwlulSun machc wa»ltaa>u>etebll>vn,. ' 16.
^evmste zeenchepd est dolmOe.
,
Dal cle menlcne een verclorven aarr nebben u)st ^tiamz en üve onßncliooli3amne?6.
s^
Cozt inhoudt dervoozlI zeerichepden mlie dolmghen/ lnet huerm ghevoWe. > >
' .
Gerstezeerichepd mde dolinghe. Dar V.V.d. clen darecliilmum t'onrccll« terplaatlen Kcefr beiilpr. ^Glynhenh<^Uetein«hterPlH«tstnderist>t. < ^i^ twee dolinghm teffens »p em Plsmst omdeikt. f. Vzelnlanten haddm Urver ghehsd d«t <lt. eemM ans d^re stumm (Nnelck ,m mede gheschiedt) beelspt hadde. 8» PMmmm ulevm tot Velft schustlm uotm bluiumne» ' DlhuUllenldenMg!,e.8.38. y.
TweededolinOe. Datier on6ellckev6 ,5 tussclieneen^ercl: tc 6ocn cncie tullclien ecn verein vol^ci» inelijc^ tc clocn. PMmamm «wHllm unthu« menscheWK demuftpla« Mpm «od«! ul>MedMMe nydeel nwe <0»VWe Vom/ ja veel vom d«n de« yeeren debel / zmdet tut dov lunnelMlltedom/isMltMIm. in. VmKnll«ghchawn«deofhinckkdeondervanighn!d. n. »ade» ooMeel >» recht nwer»/ dan dy« Villnumtni nmdeel. ^ «^ VM?hc«Kan«el «wzdeeltlM «nde«/ lun deze V?eZ^di«,umPlu?mstrMnhu«leerUngI»n. 20. SlMMlvolghersKmü. 2,. »ozdelm vuly «hchlllVUNchwd / tgh«N G»d lM up« »>nl>t nunnt. 27, "lsMWlmttKaulswHan. »^
»ig
Verd,
nochlaat bh,veniu de strafender verdoz« veuthepd der menschelpker näturi; daar voren hp ten vollen w brtaalt; rcchtvaardiO lnoghezyn^Gs straft Godnoch rechtvaar« delliek de lnmsthclpke narure nm verdozventhepd: hoe ?al <ch)lstus daar voo) tm Vollen betaalt mogiien hebbm e Gf ist rechtvaardichepd devol betaalde schulde daar na; als ofzpum bemalt mware;nocy onophoudelyck testrastm? ofist betalmoHe en voldoelnnghedaannen noch rechtclijcli betalinghe ,naV1 epschen ^ daannen schzickelijek vev» toouu over d'auWcbo^Miondm^ daannen die noch tpdekirli ende eeuwellilk wil straft ftn^Cat.io.) ^ ^ 8. «c'Ntuiut dez? Ilnoop llondp zonder de>e uwc<catcchlsuMe lcerevalschte bekmnm/ te wetc,dat '50 <Scd een eeln^h 'nensthe noch straft om Rdalns zöde / die Lhustus te volle Kccft betaalt/God niet rcchtvaardiyh/lnaar ccn glnen^he tp:an ;oude lnoetcu ?nu ^ ofzo <3od Adams ;ondc in pelnanden rechtvaardelljck straft inu aangfteersde yuaadchepd/ met schzlckclljcn vertoouuy ovcr de aanMeholen wanden om die tpdelncll ende ecwelnck te straffen: dat «chustus ; als l,iet te vollen Godes rechtvaardighepd van Adams zow de betaalt hrbbende; ghee volkomi verlosser oszallyhmaker mzp^ ^y. <l5endnertwee lasteren/ tewetiGodttl «f «llhzistt / moet ghp onvermpdelijck toestnnmen: ofghp moet de waarhepd toestanweu dat Uwe Latrchismale leere valsch/ verlepdelytli ende yheen Godes woozd/ maar menschelplleverzieringheio : decs mooghdp verbeterm lnet u aller verbeterinOe/Aluen. 6o.N«M
6c>. Nondzi/ia wildp oplnerckigh ;ien.hae warachrclijcken Ilrachtclijck alle die vschs; lastermgtim volHien u^tuwe <latechlftna/ oark upt u schzpve/het zal u/Äret <CozncllV5. en üepmer Wonderkloek / ontwpfel>ick vcrbeteren. 61. MaarNupt upartpdigßepd lnoedtwilllgh uwe oaghen / zo zal die nchn LlWstelijcK derispci. u bepde licht zo verl»eteren:dat ghp inplaarsevan dewaachepd toetestnmnm/ na u.oudeaardr bp u vulrxkm zultloopen valschw^oeghen/enmpvau lasternyOm beschuldiLhen. 62. WetwelcKe^metdie van lnp ztjn gneschzcven, oflnrcwaachepd uptmpne schufte ghetugheu moFhen wozhen^ nem/lnaar met uwemdeuwer «llntechlsmi zoopenbareals uoodtvulgiielpkc lasteringhe / die onderuwe leere/alv NanWen ander t'gras bedecktelijck schuplen. 6 z . Gmme waar toe u de lnoeptk te venems icll u de zclve (in vlaatse cms kozte bMlptB) hier mt kouewil stellen /eleu onder uweos des Laecchlsmi Woolsploven/metaauwvzinghc waar elcll staat m« zijn dewMnMe. inaackt dan Kondp/den mmsthm vzoedt/dat u lupder lasteringhen de lNMs zijn.
tzrovmhrrf: Adams nÄlnmelinshm dmdoodtnlctMe« din>g <t.
, .
«iirrefc'muerde vocoHm huei Ooedduncllentot «Vode» ^- woo dt. ^. N«,m de« wrts wsch penumd te straffm i« feile omecht'O'aidi'rdwd. ^ <3^'d m wil des ?m,da.ire doodt zelf niet / vele min Mn« «nnoMl kmderen. 14. "« Die niet m w magl, met dom noch zmidiglien. i3' <'odstrnftwel minder /niaae niet bovmdeIhedzwgl,d« OodwtraanHteruyakm/lnaMsnelmnwmufarmk 12' WelÄl'rde ui.ecctl'el!d van Gude/niaachtMlminHtom VodetetMnl. ^" 1,
Athtste zeenchepd mde dolinOe. Dar alle menlcken xijnin xonäen ontfanßlien enäe ßneooren. Gsinni van ee>, tot Mm recht magh bell,»tm. < Gnderschrod tusschen m ;cmdm / of zonUul, «Hebozen « pm. » Dueghde ende Mide m erftmen niet banden ouderm. Mtni.28. « Datnd msMeclu van gheenecfMwe.
iz.
Oeghmde zeerichepd en dolinOe. vat >V7 FtläntselljcK onbequaam iljn tot ecnißnen ßkoeäc, cnäc ^nenevenc coc allen boxen. VmvnderdozvmMimllesteeerstblpllmHmhoe. ^ D.it Xdams ftrofvan hm, w.« «Im mm ! Vat Mam on» niet mocht aanerven / t'nMad nai Hz, ^if D« mi« nin n, ,'wW schadm Adams Mide , lue hnn ,u ;:m bekrelm^iezelfuiermenm mochte schaden. 8. «us gl.een woiwer dar des <eatnW,i> gneiuovers «ne< Nll>Ot )M om «3odc ende den lu.l,ten n hatm. 10.
Thiende zeerichepd eü dolinOe. vat (-06 vanclen menlcli c^lckr.tzlicnc K/ niecen^ncioen. DeCatechisinu« ;wvt d.« God dimdm mmschwschr/ tgüem Gnd uicc van hcm rpstht. 2. VlS,netv»nidt3dn de ghclefopnee'Hm W, gheneFhel» omGod! nKaten. ;. «3od mst^t ix M zheuodm d«mde liefdc nin Hltoos dovrn mlsvcmwgiim. 4. <3<,depschtvm,ellknaver!nog?im. 5. Gf de w«e God oocl« i» der gherefmmeerden Gad. ?. Wenmnnils veruwnktsc dled.ulrzeFg!,edM<3ad<mmil» lchelMdmFhe,ig!,el,icllt. y. Degher.-fHUnrerde yWhm dot «Vod niet mwildatwn Am Mn voüllmielück ghchmn^unm. Y.1316« Vin God ml« verdoelm mn tghrne cm« mmulghellM istevoltumghen. ic>. Vat um huer leere volgittdn Glllldezandedoet/ofdat zondegt,cm;cmdemi«. 1?. ckreml ;in>»er stmft teghm de stlmft 2c». Vn God het v»lkmnen lief lMve n«l MN ghelllid briet vom ;»" mdenmF ende dlspms.Me. 21.1o.1z.14. DmGad twecirchdighe wUlm l,reft / den« «penbatlr/ dmlder verdmgl,e. Pzeu.cm de» Cate.f.2y2.296. 21. Dn de mensch mychuldlgh zoudeUnamlilllethebbl d.mde bevmm liefde. 2z. Dat «God dm lmschuldighm ten eenwighm doudt der« »ml>tell. 25 VmdeloghmhuridienHrmMieHltlldlleelt. 25. Dat wp alle m» (Hl» Main eccst) vermognm «sade te gl,e« hoc^Mnen. 26. De <arech,smu« moet «mrecht leeren / of God maennen PWlien mnecht te dam. 2?« God wjchte dm, Udil te recht tghek M«l immochte^nder« ist nitt m«/M de oliuechisinus waar zept/Hl» nem. 28,
GIfste zeenchepd eü dolinOe. Dal ^6am xick -eisencie al iijn nalcomelin« V« ;«lr de A schzift nerHens m ghetiwM / mam mmslMldllhtMgU>. 2« » ii Sinnm»
God wsik,trcchN,»WdelM dan ms / al w« wn von hm, Hebbenmitfanghen. . 26. ^od epscht v.«l o»s nut/d« wv niet vai» hnn o»tf.r»Fl,eli en lMvm. 2?. De <t«»lcclfisii«lc leere manckt van Godeeentu.lgnmde lznclM»vl>l,;lnc;c8l>cIollven. ' 2^»
' OeOentiende zeerichepd est dolinOe. Dar (-ucl vil liar xvner zKcrecliti^Kc^ci ßlie-
Dal<Zod lumunden vet wil lnOtschelden. 4. DaKbodmihrmchrntghls. 4. Dn <l,iiitiiu nuHr olivmichmtgh is / ofstrvdigh teghell <3ode. 5. D« «cinstus anders wülende da» Gcid/ zcNie gheen Gull e»i». 7. D.«<5«d U<ui ecuwWepdlllec vllllWncnMlde Ml ghr« wccst. > 8^
<Tw:l,tichste zeerichrpd en dolmghe. cic vil ltrassen, äan 6iexc ßKemaaH Kec5r. Dat ,^<Vl «Nmsti n-eatiulr de ?m>de niet m is lllleskaft / m» de diu »nisulcn <l,zli^ls imc ru » Mus / dm« an» ;>>UgIliil.,Ii«. 2. Gf <c!,»sius dttaÄthreftvns^MldeelllMm^lscheluke» >«muis/uf vovl de g!i>nuse meusrhewke «mure, ;. Vecfc <hu!n,s nu» te vollen lici.,.Ut/;<,l» ho ghec»^ liFlmuker, 7. 555,»« hecfc «chnstus te vollen betaalt / ;o is schuwr ende straf ghams uiecl, ghmonlen/of^Zod Mude een «hieri« ghc ende feile «ln.m ;nn. 8. V.N G»d straffe., wi! ende «mstus ghmadlgh M. 14. N<u al ?ll,.,»ls nimmst reuUicMk verdornu werd/ ofal« rsainrn zatlgli. i«.is. «Ofdar noeh <öodes/,u>ch «lnnsti Wille en Fl,e!chledt. 1?. V.w Gode» rM/«ls Zhcllculr zu»de/verghaan zoul» mocten. ' ^ ,8.
<3auntwlnftichste zeerichepd mdedolinghe. v« <3c«lc5 recKrvaHrciißKevcl voorcleräe, ^ar 6e inensckclvice naturc , llic Ztie-
«Ofdemmschelpl» namre ghezendight heeft. ». PaMusverbiedtnieuwiFhepdvanwollwe,«. 3. Ve V.V deschuldiglim delt onschuwigiien methuerel« Ken scftnidt. 54y. De P^dic.mten 'tut Willende de waachepd belpden / vn« diepmMiindewghcn. io> Ubcitmizerm. ' ^. i»» LNm magl, ,llet dMchtbaallijek de logl,rn wederstam, metlozlien. ^ 12. Gf «thzistlis m,;e M,digl!e menccl.elM „am« heeft aa>»< llhmolnen: of een ander »mistl,elplle , latlire. 15. Gf«HMus b«H.M lMmide ten vouen voolde Mln« ghe menschelpke ,uuure / de Mc «och zaudlüh ll» bwvm. >6. GfAdamniachligher was Mlder Wille / mn de mnqchc« lMe namre te verderven / « lieuden / mlr te llom : dm» «chnft» wilhebvende nn die teVhrnezen/Mrtev»^ dmighen. . 2o> Gf Hhnltu« volkomelijlll heeft bemalt txmz deghanUL mensthelplle nature. 24. Gf Hdam/dan of de »mlsthel^Ke nanne heeft Oe;«!diostit.
2?.
Gfde mnlschelM namre Iieeft gl,e^,ndiMvoozAbanl auem dan vo»l al ;pne nakomelmgtien. 30. Veliracl,twulde«g!,elooss weerkm«!!« m is nictzwae^ kel/danvandewerckuighcdesonlz'icwofs.v 33» GfAdam ende de mmstl elvke uatiuetweeverschcz>dell dinglM Wn/d.m een ^ivc ding. 34> yerfr de >ne>chelplic namre gheMloight/ ;o en heest illdam ,lleczhe5«ndO,t. 3^ D.u Adam ende de >nmfchelM ,n«w nm m ;:m reo ;el« veding. 3?» Nreft de >nenschcwkc namre die nHriondizht hadde / vooj de M,lde l>na.M / M en heeft «. hMw >uet vnaaU vooz de zlmde. 4^ Dergheersomieerdeweerc Mietwart) tale/deteeellentalit hu» lu> t/ja vooi nem/eli wederonune nem vuo.l za. 4;.
Vijftiende dolinOe. Dar ^<iam cle Keele menlcnelvlce naruro ictiieli^cic iu clir levöneeirmoßkevon6en^ma^r 6udKliltuz nict een«mcn< icken narnrc neeft inolken Znene2en ü» clirleven. ' VmFhelWfN evghmstliÄP i» d« hetniet enKtopmne zwiu«!,cz»!,/ln<l>v: °P Golls «wluchtigiMll ende waai« ycstd.
»
Der TclfstlM Medicmum gheloofis recht anders v.in >>>ndt'd>m Muzins gheloafw.,3, 8. P^edicamm oo^de^len na hun venmft da» «Vlldesver» moshc-i. » Ver lnensthc» onghewaf hindert Gods heulzium wen« in yuer. 2,,. ^erDriffchcr V^>i«>«mg!,elollf<el>ghe>UWil uprghe«
2esttmde dolmOe. Dar (3c><l otu nereken5 en nee5r beloo/c volkomcn inäer licfcicn te ma^en in «lil Icven. datecli.41.1/. «nglielfthe ghchom;innchez,d i» m« hier belmft. «. DmGodliin«lnunlMl,WenNe,nnvuw. ^. Wz, ;n>, Gade alle» icl,uwigh d« wp vHn hem hebbn» Dm God ons ,net rrchtwardelürk en zoude enssch?/ «l,e« new«^emvcm«mhmt°eghe«hebmmtzreL 6. ^^^^lchuumht<^evm,ml^^ttgl,«d. ?. fN.,«rktiwercMni/mdevMG^emlw2an7^ »^ ^uMuM bl-sclWft de Mdb^en/GodW OeluHm b»» Miaarachmuie. ^ Ve!e hcbdm van Gode l>dm,.nnuelpke dinahenber!n3 ghen / daar D ghem delofcc afm hadden. 11. Vr g!,eIonviHe bidd« «m vollNHalliUliefdelnei/nuet lnevnKrpHe,^ iS.
Teventiende dolinOe. l)at (!c>ä inäe bclofrc vcur. ; o. 6. äc ?Ieerr xal deln^cien <lijn lier« öcc. ß^^en volIcven. VePMcantm MnKalNa ghcbzelKinGlldWblllKmwi» beloftrn. 2. sN.,Ken mwerschcpdt N>M? de mnischelpke lyperste bolkomehwd cll nissch? >nnischelM volkmnfhcpd. ^ Nekladden<lWstt laiViu>edighel>d als ghebMelyc!« Mnde. 5. llibertim5eern yaMmnnulijlll. s. P.P.Iecm> daiGod Men volllnnen licfdevlmonsm l,cgl,nlt.
7.
Isliaai Mldizhe liefde^ 8. <5nde MU eens niet des <ilnde lmechts tpzamllgh gl,e« vaeIellvandmltzerre.ManI1.25.24. y. <3od cpscht inder lief dm Fkelwd vande nhelonvighen/ niet n«eer dan ;p v.m !inn m hebden outfai^he«. ,2. V.O. ^Whm dar de gheloovighm niet en vennoghen tghrellm hller inarlit is. 12. Hllrr rcgule van overhoopinglie van woozdmiseen oinuare lnclMlghe. 15. M^aerm «thnstiun wghenstraffen/ofhuer ^f. 17. XiMioneelwlnethuernieester. 1». WederspMci, de lil. Kchzift / die 50 na huer bellevcn buzlgbell ende djapen. 21.
Achtiende zeerichepd en dolinghe. I>Ic)pen6e 6c (^oääcl^^e lccKrv2al6i^!ie^6. 3?atGodMweldannI,e«iFl,i»»I«recI,lvaaelnM ^. Van twee srtyickelpkr l.istcn»gl,e vol^kde upte <ll.ucchift male leere. 6. <Of alle 5llnde tmhen «Lade ceuuiigl'e straf versel >ildet. ?. Die de Latechlsmum wa,n rc 5 n giielnov?/ r» n^gdk nlec .gheloovk waar te ^,n dat <!.l,n!w» on^ vn wssn is. 1 2. L»r!?nfmrm lwdk H'acrcWnum opentlliek nnsl><u»llT. 15. Dacde «Hnstenm al t'levc»dooztweevleerenUlenen/n.i deleercdes<llaeeMsmi. iy. De <c.,tec!;,snnis haiwru de !I> sMft ^ottctzck ende sp«< telyell. 24.
.fiimlmd Ml>?^ «ch n«et ernsi beschuldiglimoverm» «n»li-s>Nlsl>aa0t. s, Va- wn ter » >.vlll«!,mg MM«« Mfmede ,««dighm. 7. <>nn« ihelijck ist er hau»;?» d»t wp noch onghel,ozlMV deGc>d«>8!>cl««> omzofmAdanWvalle Hebbmwn« nm voen. y. <lod Mide nm mnM nnrelht doen/M hp van heMeofch» te tg!em Im mei k,«> dam. ic». Dat0e<alcc!,if,Mw<3lwr»estwnfttnzalmie. li. V>n d'anwaachwd v.mlle leere de» <IateMsmi hner Vl»e? wnvers OrnwOc uuackt om Gode nll>c dm naastni te Haren. iz.
Twaelsstezeerichezck en dolinOe. Dal (^c>6 Kem lcliriclcelijclc verroornr,bey<ic over li'aanßliebolcu encie clc verciieIvlce ^c>n<1?n, cn ciie cloor cen rcc^rvaar». clii^li oocäcel rijäl^cic cncle celivißli vil Krailcn. Vllt lmrvgiimtHckghrMdtwozd/vanGade/vMhpver» tlWMt.
2.
Dal ><3«l» niet tonmy!, m was / «I» ho >mt lieft» jli» M»e mdm dood ^mdt mn m« llu levm te vln^hen. z. Dr wer Haan m»m m m«s. 4. Ver;irnng ist lut Q»d vertooM nn em aa>lghebon>l «mde. 5. Wp uii,:vn in <3ode » M de nnyn/ die waaelzlckn» «n>s »». s. <?lld m verandert nirt. 7. Ve <c«lrni,,s,nn» p»»ght Gov rMi M eeuwigheod ende wy!I,n,d tr beroven. li. Gock va>> ,!!» Ucfde. y. <l3f <wiftu» mrde mmnigl, Wz» als «Zod/dan niet. y. De <artt!,isln.ilr leere lull,clU<llly»Num. lc». .ssaspiu ring van »Kodes nxun. 12. «Of wn aue mn Mains nlghehuoyaamheod ghestrafr wluden.
1^.
«^fwuscw'ldiFhnjnaandeMndelplwgheluVte. 15. V.n de <atrlwf<>uw d.n« <3ode maaellt een Lfi«n. is. <Vs «?od schnckeluek dliUioznt «n de ;m,dm V<c wp ml^ vennudeuirk moem. docn. 1?!. ^ac l« <5atech.suiale leere i» lloerrgnsth. i3.
D.itwp Msl,i!M m«nn I,ebl>m in AdlNN / ;« wn in l,nn zmlden M ghrv.Ulm. iy. V.«wp «lle ln Adamoock ghelooft IMllcn mdenpFhe« st.nn;ijn. 2«,
Veetiendt zeerichepd en dolinOe.
Ungustim«! wmschste Mir w.iar te wnm. ^ 2» UiercminrVl««l«tegl,cildeMllpl>V,uie. 4. Vzedicwitm svlckmMr niet upt de IZ stlyift/maarupl l»>crvmlllft. 5. ltermilnderclld.Vsevwenietmderst.Wl. ?. ^!,n>»lyi«l» Ve;^ ende U. WulUng^as hmidm dat de Ml Im hueren oo^sPZlmcll nin Iiedden >wt ?ldiun. 7. Adani w,i« nin dan MNpke g!,iiiuo!te deedo^ben. y. M.nr dm>? ?>in miOewof. 10. «kil M glMezinghc d»mt ghewafvlldewaalhmd. n. V« «NMhtbarc onWcic>ufmlnI)t het M!,tb^re vlcl!» met dedcrvm. l)> Wp nmghen oock .ils Admi verdorben worden. 14, <Ve d»»d kmm du«i? «fl«eei v«n Gc>d. 15. Ad.vns vnderf«iuam dooz cm gheestewke mde onnatuur' lM ghebooue. 16. «d.«n heeftmw ;ijn ghewofinn aangheerft. 16. WiUlt zNlde noch ducghde crftmen lllet dll<y Mz>ke on» dem». l^. A».i,n heeft M ghade» «Ucm v«y hm1 Me mltftnghel, «nde veeluM. . 2a.
Veertiendezeerichepd ess dolinOe. Dat ^liam macKtiFker Va5 om re vercler« ven, cian (?KrNli5 c>m tc^Kenexen. Wurm was hertunen. z. AdHn» narure niet «IttnW ghnvM« nn M wederghe» bo»ne. z. OyiNuo is ghckllln? nn de mmschelzcke NÄturcwedermn in h«.ir Oe>,eel n Itellen. 5. «ii)lnis!nenfthmnmuurdllui>l!)ilst»n lirel g!m«zcn, 6.
5M-
Gflldam / dan of <Mstus bet.n» Herst vM de mensch» lpke nznue. 46. L>tr>^fc God lwch de nienschelM nmure mn berdmvn,hrpd / zu m fteeft CMtus dan: vluy mn deualt : «Vf hccft ««Willis oa« Uo»; demau / 50 m nuO Goll iuet
L^näe.
/«?55 ,-