D.V. Coornhert - 1590 Kerckghang:

Page 1

Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com



-–

IIIIIIIIII 11

STERDA


Lxerckghang: TDat is

Ghewille aanwpzinghe Des rechten weghes totte wäre Miercke Godes/metghetrouwe waarſchou Winghe boo! alle onWeghen der unen

ſchelpke waan-kercken ende Secten. Behelzen de Utede

Gntwpfelpke onderſcheydt STuſſehende ware endevalſche leere. JNetgaders oock

Eenbuldighe belpdeniſſe Des Hheloofs ende wandels eensonpar tpdighenveedzamen ende opzechten Chziſtens in dezewerretjdt.

"Äsena Liefhebber derzelvereñnietvant zyne. Chriſtus

#

Ickbendewegh/dewaarhepdenbehetleven. Joan.6.14. Ende noch:

-

MBienietjeghennen is/dieismetu. Marc.939.

TerGoude, Bp SaßarTournap. Snt Jaarrºso,

----

*


-

-

LBerckt Lezer/

Waar de letter C ſtaatindelijſt,meteeni ghecyfer letter of letteren neven zich: die

wijſtäanophet Boecxken hier achter dezen Bóecke, welcx opſchrift is: Vande ware Ä Godes, oprechte Goodſdienſtende uyterlyke kerckoeffenin ghé.Hetſchryvenvan verſcheydéLeeraren. kercke of

«.. -


j

;

vooRRE DEN. Aan allen Hep-gherighen

.

.

.

Äh

-

-

-

-

Y Tr@o u/vunden/werdt hier ghe

Ä vooy dehepli hen Godes/want deze; van Gode

. " "

?

zelfsgheleert zynde/gheens unen > .

ſchenonderwijsenbehoeven:oöckniet vooz nroeckelozenlupden/ghemerckt dezeop er zelfuiet en mercken/veel minderop eweghen:noch veelmindervooz de eer ende gh chtighen / vermits zodanighe navalſcheghoederenjaghende/de.warever achten: maar alderminiſte vooy de blinde Schijndueghden/alzo deze met waan ver

imoeghendegheenwezenen begheren. Maar uvunden/diemet waré ernſtſtaatnauwer Ä zalighepdt/hebbe ick upt Ä liefden ter noodt moeten ghemepn maken

deze mpne Aammerckinghe: roerende het Ä der Goodsdienſtens verſchep denhepdt in verſchepden menſché. Dezezijn leeraren of leerlinghen. In bepden zijn diet

eenvuldelijckmepnen/ende oock die dubbelt zijn vanherten.wantmenvindt zowellee raren/diewanende boven andereheplzame waarhepdteweten/zo3eere zijngheneghen upten alghemepnen wet der naturen/omme zulerhuer evennenſcheghemeentemaken:

t3pdaartoekoſt/moepte/noch arbepdt/ Ä en ſparen.zovindtunen une e Leerlinghen die zulcker leerarenkenntſſe

3g benaarſtighen/dat 3p alles daaromwa

Lhen.welckebepde; elchinzulckzünwoo -

t .

-

L ü -

nemenz


pzen: t3n nemenzowepnighzintemiſpU ulcda inz khuer dt/ tan ilſ wäréeenſtt/o fzo and rſt nve ghö eri opzechten ver andt/als huerpverwevupzighis. Maar dandere/die onder een ſchºn van Hodete dienenden Mammonendienen intzoecké van ſtateofbate/behoeu niet minder eenop

Ä

rechtepver als eenrecht verſtant. Dezeon

ket/hoe Ä pverender leeraren/n/loc s de welupt verſchepd voguneme ghe Ä verſchepden leerinÄ

en epdlck ſchdee ende kerck-oeffeninghen / totggh vereni

kerckenende Goodsdienſté:3e dezpnede wareende nApoſtoliſchetewezen Zonderwelexhantere ende ghelooven mie ighenmagh wezen. Dit is grote nandtzalhey veruneten dtende Ä Lt!» e De onwyze leerlingſ je na zijn zaligh Ä looft oock zolicht pupzighlick -

Ä

vaardelijck als qualijck/dat niemandt # de tew ligh enimagh woºden (ditis uncder eenm ezen pºpzelpkeonbedachtheydt)zon däar eñzic nte/ epn/e ghemoze in eenzienlpkekercke ofteh ht nde

unondtlpkepgedicatien pcken. are Ceremonienteghebzu Hier dooz komenzpin een vooynemen omzichtebe in eenzichtbare ghemeente. endeze kerzulckvooneinen moetmémedepºp5 maärmiet het rocckeloos beſtaan vantzel he.zoudemien danzagrotenwerck beſtaan/ der eerſt welverzekert tezijn welck van enzydeware kercke Godes/deghezonde ere/dopºerhte Sacramentenende Ä ndene Pyedicanten TDooditroerke

Ä

oeveral gro ende vermieteltoeſtemmé/fs detnd

vanverſehepdenähemepnté:3o

Ä

-


FO1.3.

rpzebolckwſlmercken/datzovelever jepSenekerckenleeringhen/ctt.mietaltſa nendewaremoghenzijn/maartenhoogh ſtenniet daneenönder aldezelvenumaght Zijndatgheen van allen dezekyfkerckende wärezp.maarzodat noch almochte zijn/za weten zynier alle weickdies.ſtellen die ar Anezoeckers nahuerzalighepd/huerzeive imret inzog.hipkenhazaardtomhuereeuwi everderfniſſe tevinden? dezeonberaadt amhepdtwaar noch eenighſins verſchoö jck:3ootommoghelijckwaardewaarhepd/ voozt ghaanineenighekercke/zekerlückte weten:ofeen van allende wareghemepnte Godeswaar: daardeware leeregheleert/ endede Sacramentenrecht bedient worden: dooz Godes warezendt

Ä

boden. maar qualijek magh zulck roecke einmé verſchoont Woydé/mudaar :

voothandenzjnontwipfelpkemiddelen: omt deware/uptdevalſche Ä kerckents kennen: endeomuniddelertydtheplighhjck televen zonder datmen zich in een ziemlp. kekerckeÄ ömen niet metghe

wiſſe zekerheydteen ware ziemlpke kercke enweette bekommen. TBezeonberadenonwe tenhepdt sooºzakevander Godvzezenden/

maar noch onwyze menſchen zwermen in erſchepdenwaankercken/occkuptdeen in andertotjammerlijck verlies velergoedt ertigherzielé.Gundewelckenamtjnklepn ondekenvooz tewaarſchouwen/irk eraanwpze/hoe elek die voo! dolinghen Meeſtende Ä hindernumagh ſtille houdé Z

Ä

ken:totdathymetghewiſhepd )

-

>

-

-

"

-


berzekertzalzijn welck de ware3p: endedie voozneemljck doozt tredéupt3pnedupſter miſſen/eüdöoºt koméinden lichte Jeſu Chzi ſt; des wereits lichte. Mits welckempnet dienſtwillighen vlt de goedthertighenoch meer danvoo! zullémoghémercké: datick/ die gheébevelen hebbetetimmeréeen3icht bare kercke (diemer doch veelte velevindt) des nietteminmietwepnigh ghearbeptheb be/zoick noch doemitsdezen: omne/dooz aanwpzinghetot ghehoozzaähepdt Godesf te helpévozmenlevendigheſteené/toteenle vende; maaronzienlpke; kercke Godesbe guaam zijnde.opdatdezelveberepdtmoghé zijn toteenéenighé kercke Godes verzaamt tewoºdé: bp déghené dient Godno

Ä

unoghé believente zenden om huertſaméte Joan. 335.binden dooytvaſtkleveljckſement der een dRachtigher liefdé: die däaris

Ä

zeherſte merckteecken vande ware

LTTig

Chriſti. Tot welckéonzichtbarélevend kercke middeler tijdt oock e Hoenzulcke verſtropde eiionbekendeleven

Ä

deſteenen: alwärézpſchoon uptenlichame verſchepdé/eerdat hierter werelteenkercke woz.de ÄÄ väzodanis

he Levédeſteené het werkhuermietmeer Ä ſchadéter Ä heplighenzalmöghen baten ofzpſchoonal huerleven in der Apoſtelé Ä zelfhaddé gheweeſt.wät dezeniet vergadert Zijndemet Thiſtozullen verſtropen:daardanderémet Chiſto dooz liefdevereenight zijnde pähem Ä9. PÄmm.8.38 mietenmoahé wozden gheſchepden. Hierma

Inc.II.23.

AHeb2.3.15.

ſtaatdewplchct noch hupdé heet/ eer datºr

Fü##2. Herderſchapenendebockenzalſchepden.

hat

-


-

*

-

-

-

kotinhou dt des Goeer aanwpzende op elex Hooftſtuc

-

Fol.4. :

g

. „IBande ziemlpke endesnzienpfieherche Godes

-

"

.

H. WPaar in deestweekerckenbeſtaan. „ , ij. Dat dezienlpke warekerckeſomwplé ſtridtteghendonzienhkekercke Godes. tij. Dfinenmu deware kercke Chuiſtion zienlijck ghelooft: dan ofnen dienu er ghens ziemlijckkan Wºyzen.

Ofnen magh ghelooven/tghenemen:

v.

metzekerekenniſſeziet vooyooghen.

vj. GfThomasgheloofdetgheen hpmet: lijflpkeooghenzagh. vij

Gfdezer tpden verſchepden kercken

leeraren macht hehben ointeghehieden/ endedetwpfelighe nuſchuldighzijnhuer teghehoo!3amen/in alle dat d'Apoſtelen gheboden ende deghelovighehuerdertp dcn/hueringhehoozzaaunthebben. vij. Dfhet alles gheleghen is daar aan/ datmenzpind'onzienlpke kercke. . ir. Df Chuiſtus ist hooft van eenzienlp ke kercke/ende een Koning eensziemlp kenrijcr.

f.

-

-

ir. Dat voo! alnodighiste wozdenen lidt aantgheeſtelpkelichaan.

ĺ MIT.

L

r. Wat kennis in dezen modigh is/om welreoodelen. … xj. Gft onmoghelijck is dat een menſch hier magh hebben zoomtwpfelpke Weten

„ſehap/dathpvooz dolen vzp3p. mu onmoghelick is / om Lande FW. , ware A iij -


Inhoudt „

-

wareleere/endedoo de3elbebande ware kercketeoogdelen/zonderdatmen eenle vendighlidtmg.at Chziſtizp.

rſ

ÄÄ Ä Ä

º eerſthet inwendighe/en daaruahetupt-

wendighemoet repnighen/ofbepdeghe lijck.

riih, Hoelanghe d'inwendigherepnighin . . . .. : ghewooz3alghaan? . xv: WPatreynighingghenaeghis/omzich eenigher ceremoniente #

Äs-

egheven.

-

rvj. Middelom tot waarhepdtskenniſſe -

tekounen.

rvi. Wat de wareleereis. rvij. Ofdeleerehetumercktreckenisvande

wareaneben Än envandeleeremagh depzincipaalſte LLTU. Ul

TF

hebbenzonderwarebekeeringhe. . rr Gfwaarhepdts kenniſſemoetghaan vooyt oozdelen/ende waarbpmenm

ĺ jongher Chziſti "Z.E

d

-

-

-

rr... Boe langhemeninden waoyden Chzi ſtimoetbhºven/eermentat waa

ts

enniſſe komt/ende waarbpmenzalwe tendatmendaartoeis ghekamen. zfrij. Wäaadt/maar pmzekeraumrechtteoo! delen wat de rechte leere/ende waarde warachtighezichtharekerckeis. xrij. Gfmémutertjdtmietzaligh Ä wezen/zonder in een ziemlpke kerckete

-

T. .

rriij. Pft beter is de ceremonien temiſ bzupckeudanteomtheren/alſmeunieton twpfe *-

-


-–T – – – -

–-

„ - des Boccx. Fol. . wyfelicken weet waar die recht ghe ... bzipckt wozden dt n -

-- -

- --

Frv. Gfme Chriſtighebo behoo!ttela ten/upt een twpfelpke vzeeze vandatte rrvj. Gfd'ontberinghe der Sacramenten Ä anders mieten kan aanghezien worden dan voo! verachting der zelver. . . . rryj. Ofmen nudedienſt der Pyedicatien bupten hindermagh ontberen. Trviij. Gfmen de Waarhepd eenigher leere magh kennen/3onder eerſt de Waarhepd zelvetekennen. . . rrir. WBiens Pzedicatien de menſchen be honente hozen/die twpfelen waarnude wareleereis. rrr. Dfinen mietenmagh komentotken nis der waarhepd/dandooztghehooz der Pzedicatien. rrrj. 1Ban wat zakenwaarhepdts kennis s

Ä ghaan voozt

oogdeel van eenighe rij. CDf in deze3oyghlpketpdenhepligher Ä. vepligher de 9.ſchiftallcentele LLCL.

# nder ºzenverbºbse

zedicatien dan

II

A

g


-

-

. . .

--

--

-

-

-

-

>---

“--*-

-

--

-

-

--

-- - --

-

-

-

-

---

- -

-----

-

-

--

-

*

-

-

-

--

-

-

-

-

--

-

-

-e

--

«

-

>--«

"

-

-

-

-

-

--

--

-A, -

- -

--

-

-

------

-

-

-

-

*« *

>

-

---

-

--

---

-

e

-

-

-

>

-

- -"

-

-

-

:

« -

-

-

-

-

-

-

-

--

-

---

--

«

-

-


- -

-

-

-

Fols

Hierckghang: . . -

. Dat is

Ghewiſſe aanwpzinghe rechten weghes totte ware des

V.

«-

.

Kercke Godes.

zwet alleonweghen ahetrouwewaarſchotwinghevo der menſchelpke o ",

--- . waankercken ende Secten. Eerſte Hooftſtuck.

-

-

Bande zienhke ende onzien Ä ze pkee *

-

-

-

- ss-S Ele

Ie

.

""

zienhäe kercken vindtmen

ÄÄhupden/die zich elck zegghende - jó)

Ä

te3jn. Au iſſer maar een Heere/ Epheſ 4-$.

een Ghelove/een Doopſel/ende een God.3o

en vindtmen oock niet meer dan eenware kercke Godes/hetzpdanzienlijck ofonzien-

,

Ijck, ofdan nochal een vanal dezienlpke -, kerckende warenu zijn mochte: zöenmo

Ä aldandere niet

zijn / unaar valſche

erckenende ware Secten. .

--

* Alle die inde warekercke zijn/ die onzienlick iszin odckware leden aan Chºiſtilchaam:maar niet alle die inde ware ziemlpke c.: kercke zijn. WDant in dezeſchuplen oock . vleeſchepke unenſchen / als kaf anºÄ -

-


Aanwyzinghetotte ware „acker.TBeziemlpkevleeſchehke

-

jeden Ä welmoghenzijninde ware3ien lpke kerckzomer UENTURE's

Ä

A

1neeren zijn of moghenzp waarlückwezen 3 indewareonzienpiekerche. -

II. Hoofeſtuck.

Maarinne deze twee kercken befaan. Antdeze onzienhyke herckeis gheeſte

UDÄ ; een Ä jck lifondert ghee Ä Hooft alleenbeſtaande.maar dezien pke kerckezepdtmente beſtaanin herboo!kinderen Hodes gnde in hypgerpten. -

Ä

Ä

omdatzpin dupterhyke verzaminghezin:

zaemaacktbuerdat gheleyendeidtma ten Chziſti. - -

-

- -

- . .

-

z. Reen hetkafen wgºdtgheenterwe/omt datÄ daar hp leydt inder ſchupgen: want ." N

och plagtſe/noch ghezelfchap noch gock

ehºupch der Sacramenté/enmagh gheen C.3.36. eeſchelnhein gheeſtelpke herten verande ren: maärdatis alleen Hodes Werck/doos

Äghºt/indekrachtvanzün III. Hopfſtuck

v:

Det jegten D? War Q

- WP

-

-

Dat ÄÄ Fºrt A Lle warelidtmaten aande onzien

AFFF "

-

-

-


„ . .

Kercke

s.

Gode Fol, Ä ghebannen/ja oocknaden chaneghedodet. ditvaktwel/inde kercke 7:

Godeszelve/alsom des volerzonden wie

de.ppörrptentghebteden daarinehebbé

+ zo.) TOtt zaghmen aanden

Heere k, Z Diewerdtghedoot tot Jeruſalem/daar l

-

-

-

doeter tidt de ware kercke Godes was. crpten waren daar Ä die Pppoacha rias/Maria/Ef vockinneSimeon/Z zabeth/Anna /metmeer andereheplighen Godes. oock zoude de Heerezich nemmer meer daar hebbé latenbeſnpden/zcotgheets warekercke Godesenwaregheweeſt.

IIII. Hoofftuck.

Ofnennude warekercke Chriſti

-

onzienlick ghelooft/danofnen dienuet ghenszieuljckkan Wpzen. -

I.

. .

-

DDºzienpke kercke isvä aan “beghinne gheweeſt/cü zalten eynnden toe ghedup?en: maar de

3tenlpke verdwijnt by wplé unter

menſchen oghen. deze onzienhoke

kercke of ghemeynſchap der hep lighen werdt indentwaelfarticu den des gheloofsgheſooft:alzo her gheloove zich ſtreckt alleen opten On3tenlpken dinghen. B

zervermastmanarzahnzºº -

-


Aanwyzinghetotteware dieonzienlpke eñziemlpkekercken verſcheps den dinghen. want waren zycen, zozoude men möetenzegghen dat Chriſtus een Ko ning ende Hooftware, zonder rijckende lichäam in deze wereltte hebben: ghenner

detſamenkoomſtenmette oeffeninghenby wylenyervallen. 4.rrriij.ende .j. 3 Jckzalhem/wiehpoockzp/maetentoe ſtemmen. eñdaarommeghelovenwpoock; volghens onzetwaelf articulen; een ware heplighe kercke te wezen / als onzienlijck wezende.wanthetgheloveiseeuverzekert epdt der dinghen dienen hoopt/ende een dinghendiemen nieten ziet (He L. I 1. I. 4 Zodanighalsthooftis/moetoockhet lichaam metal zijn leden zijn.wantzo iſtus) is/zo zijnwpoock indezewiere 1.Joan 4.7.) nu is onshooft; Chriſtus; nietzienlijck in dezewereldt. zalnu Chuiſti lichaam nieteen hoofdeloze ziemlpkeromp zijn/zomoetdatmedeeengheeſtelijckljfen

ĺ

-

º

-

deleden zijn. -

-

-

-

Diedan roepen:ziet hier/ziet daaris Chriſtus/enmoetmen oock

Ä

(JNatth24:23.) want zoommo

Melia

C.4. Ähiſtºmº camepke aghente Wpzen:zoonmoghelijck iſt nupemant Chzi ſtigheeſteljcklijfeü deſſelfslidtmatenvooz deslfsghezichttetonen. 56 Eñ zo Ä ziemlpke menſchepdt/zon

derzijn onzienlpke Godhepdt/gheen Chzi ooch niemants ſtus

Ä Ä unenſchepdt/3onder Chriſtionzien ke Godhepdt een waar lidtmaat aant

hoofteñlichäam Chziſtizijn: -

*Ä: err


m-T

.–

sn.ei Ä he led ſteenen/ghee enende Ä Ä Danagh Wezen. -

.. »'.

IDen vzaghe allekercken/ofinenhet wa 7 ghe loovemagh zienmetlijfpke Goghen? re neen3.almenhoyen. Gfnen der uptverkoye

Ä magh ziemº de vootnaamſte

ITET.

banal die zedert tzeventichjaréherwaart 3ijn te voözſchjnghekommen zegghen oock Zelve neen daar toe (1o. r.) ende dat met

*

WIAAChepdt.

.

8. Hauenmagh gheen menſche kennen de : ghe lovighenupte elovighen/dan dooyt Zien vander ghelovighéghelove/datinhuer eis. Inaar dätenmagh gheen menſche zien. enmagh gheémen waarlijck eenghe ovighe als ghelovighezien.na deze werdt de kercke deghelovighe ende ware kercke ghenaamt.magh danoock eenighmenſche Ärekerche hziſti met lijfpke ooghen zen?

-

-

-

V. Hooftſtuck.

-

-

gheloopen tghene Ofmennemetnzekmaeregh kenniſſez tkt vooz den lijf

hpkenoghen.

-

I.

-,

A

TKigheja hier toezegghende/poghézulcr :

Ä

met d'Apoſtelé/diegheloofdé dat Chriſtus inde wereltwas ghekonnen ef

maa dez lup ontbeeckt Sp ondzag erſhen chetpdt r en den tuſſthenghelovenende weten. Want watmenghelooft/en maghmen niet

-

Ä niet Weten/t'ghene mé t , ende

»

Wantunen t'ghene 1nen

Warach \ f


Aanwyzinghetotteware

-

warachteljckzietmöet weten/zoenmackB unendatgheenfſinswamen noch gheloven.. 2 TD'Apoſtelen zaghen Chriſtinnenſchepd daäronen mochtenzp dientet ghekoven een wareunenſchepdte wezen/maarwelmoch

renzpgheloven dathet des beloofden Rºeſ ſiasinenſchepd was:namentlijck demenſch

epd des zöons Godeswantzyne G Enzaghenzpnietmet des vleeſchs/maarnier des gheloofsoghen.diealleen/endeniet zijn Godhepd.want lijfs oghen metgheenlifp 1net des gheloofs oghenghelsoftmagh wog

Ä Ä.

den. 1,3 Gan.4. 12. EPO.33,2o. .

.

3 Chziſtilichaam/dat van Maria was ekomen zaghen 3p ende Wiſten dat ende gheloofdent niet : maar Chriſti Godhepd; üpt Gode ghekomen;gheloofdenzp/maar wiſtens niet. zijn menſchepd was vanhuer nietghelooft/maargheweten: eüzün God hepd/daar doo! hp Ch!iſtus is/was van

huermietgheweten/maarÄ 4 De SharizeenzaghéChriſti Ä ende wiſten die niet min dan d'Apoſteien: gheloofden zy daaromme dathp Chuiſtits was?kendenzphem vooz den waren Meſ -

ſiam?haddenzphem

Ä

nemmermeer

enzoudenzphem ghekrupſt hebben ſchijft d'Apoſtel. Co2.2.8.methuer lijfpkeoghen

Ä

p Chziſtinnenſchepd wel:maarmet

des gheloofsgheeſtelpkeoghenenzaghen 3p Chriſti Godhepdniet. 5 Daarzietmenmudat d'Apoſtelenmieten gheloofden dat Chriſtus inde werelt was

Ä /omdat3p zijnlichaam methuer lichannelpke oghen 3aghen/Wgntde Sº

* -

-


„ Fol.9. " Kercke Godes. Batmede3aghen. maar die enzaghen Chzi niet net gheeſtelpkeoghen voo! Meſ Fiam/3ohen d'Apoſtelen zäghen. dit huet 3ienis gheloven maar weten. -

# Ä Aichaunelijck voozonzeljfpke oghéoock al º

ZLaat ons nennen of

ING

3o wädelde:3oude oockpemandt 3onder des Ä gheeſtelpkeoghenvooyß/meerdan Pharizeen doe tertjdt /hem vooy Chºis

nende devarezone Gödes mogheube kenmen?wie zaldat gheloven?

---

n zy doe altzamen God den Ba er Zaghe /die Chziſtinnenſchepdtaanzaghenmet huerljfipkeoghé?datbljckt hiervooy neen, oockzepde Chziſtus zelvetotten Pharzeen: ghpen kentmyniet/noch oockmjn Dader: niet (Joan. 8.19.) nochtans zepdt hy me

Ä - Her ºid and mºf ejk/ºhe eenlichannelijckzien Ä

dezelfbiempzietdieziet den Bader, 4. 9.

-- -

--

-

Ä

len Chriſti Godhepdt PNetc Ä Godheydt/diegheeſteljrk

gheeſteljcfizien/ twelck gheloven is: daä

Ä TPaar uptme ndämoockklaarljrkm 9 ende Boo! alle vleeſchelpke

oghenonzi

is/metg

Ä

d;diez

jck zien der Apoſtelen mi

enom

Ä datinen teffens een 3e ekerlijck maghzienende daarbp oock en: om daar dooz tetoneti/da º e oack ghfly

Ä

-- *-

* *

*:

.

.

.

-

M

-

.

.“

*

T

:

. -

- “"

2ss.--* vl:


o

Aanwyzinghetotteware VI. Hooftſtuck.

- *

fThamas gheloofdetghene hp metlyfipkcoghen Zagh. -

"».

* -,

“:

I.

-

-

O? tzelve temoghenbewpzen/meteen Kºzelve onbeſchepdenhepdtmuſbzupckéds zelveoock Chziſtiwoodétot Thomanlup dende aldus; on dat ghp ghezien hebt/3a hebdyghelooft.Igä.2929. Watzagh inas Chºiſtimeuſchepdt.watgheloofdehp? dathpÄ mochthp Chiſti Hodhepdt. eüdathyghc

Ä;

Ä

Uligt : !!! CTZLII. - -

2.

loofdeen nocht -

-

-

Petgheloofbzengt den ghelovighent

Waarhepds Weté:maar alſuen deg

Ä

Waarhepd wect/zo moctdatgheloofrupmé. Chºiſtus hadde hemmedc vöozzepdt/dathy zoudeghedgödtwoºden eñ weder verrpzen. dat mocht hygheloven/totdathp Ä

Zäh vander doodt verrezente wezen. dat gheldofwasnudoot ziemgherupmt/zodat

Ä ict Ä en mochte gheloven dar . .. .. Ä Chriſtus berrezen Was/dat zuler van heuunietmeer

Clºſtlis3otide VerrP3en. . .

mochteghelooftwoºdé: zoenzaghhpdaar dmfienochtans Chriſti Godhepdtmiet/die hy doe ghelovende ſpzack: umjn Heer unji

Ä Ali ChziſtiGodheydt wode doe ghes wº

etalleen in Dhoma/maar iu Ä ei/ja oock in Petrozelve/die ertjrself beleden haddechziſtundeÄ Godestewezéwät als huer werde verkon

dight dat ChiFus Vander DOGdt Wgs BeTre Zen:


Kercke Godes.

. Fol. 10.

zen:zoenÄ# niet/maarhielden

hooeenſpzoocrké/(Luc:24.10.11.)hoewe de Heere huerdat veelinalé hadde voogzept. J Pantzpen gheloofden niet/dat een menſch;doödt zijnde; machthaddezichzehvé wederlevendighte maken: oock betoöndet weldatzpdoewepnighgheloofdé van Chzi

Ä zien(daarna noch in zijn

Hemelvaart) op zijn upterljck Ä waar op ende nietop zijn gheeſtelick rück 3paltijdthetoghehaddenghehadt. Act.i.6. 6 Endeditzo Ä deteghenwoodigh

hepd des ziemlpkenvleeſchs Thziſti/hier nu alwasghewozden een hinder:ontekommen

tot ghezicht ende kenniſſe zijnre Godhepd: dienietghezienmaarghelooftmagh wozdé. daarom Waſtoock/dat Chziſtus 5pnenjon gheren hadde ghezepdtnodightezhn dat hp vähuerghing:zo anders degheeſtelpke ver trooſter tot huer mieten zoudehebbenmº ghenkomen. Joan. 16:7.

7 Datwaſtoock dat Paulusſchºeef(2. Co rinth. . 16.17.) daaromen kennen wpmu vootsmeer niemandennadévleeſche.want alhebbenwp Chºiſtumnaden vleeſche ghe

kentzoenkennéwphemmunietmeeräßs. Ziet dezevleeſchelpke ende ziemlpke kenniſſe Chziſti/washuereenhinder/ountekom totte gheeſteh'ke kenniſſe des omzientäe Godhepdt Chiſti:dientenghelooft vermits hetgheeſtehpkeghezicht der zielen, dan Chºiſtigheſtözver 8. Thomas - -

-

Ä Ä# ghevoelde nu weder levendig wäs ghe Wogden. dit hadde hp vooz zulck zijn zier

welmophen

ºrm

m

-


dat F dato ghe wiſt Ä en) Thomas wpfelck omt ntWp

-

lo e/gheenſinsghelo

Ä zepte Chyiſtuste vergheefs tothem. Wantghp hebt ghezien/zo hebdp ghelooft wooyden Chzuſtizijn niet Ä IooMWaar:dle ergheefs/maar bzenghen opentlijck met ich dezennepninghe: ers Ä dumpmietveelhogh h plig tſte ºn hield dan vooz eenighhe unen e of Pophete Godes / mäar niet vooz dd; ende daaroume miet engheloofdeſte mjmre anderejongheren/die unphaddéghe 3ien/ dat ick vander doodt was verrezen/ overmits zulcrgheé menſcheljck/maar ecn Goddelijk Werckis: 3o hebdynu ziendedat ckdoo! mpne Goddelpke kracht verrezen Dezende können gheloven/ende hebt oock helosft dat ick Godben. ſo JPaarzaligh3jn de nakomers die niet r pke en zullen hebben ghezien methue hen:lijf

z

-

ghendatghpmuzietmetuwéog

-

tewe

teübat ick nadenlichaine teghen der natu renloop benverrezen: eñdie des nietjeghen ſtaandc/za ontWpfelijck ghelovcn/als nu ghelooft/dat ickniet alleen een menſche

Henmaar oock een Hod. -1. Lietzo engheloofde Thomas doe niet weer dat Chriſtus was verrezen wantdat # hhp:endeen mochtes doe oockmietghe en/ want hy weiſt dat: maar doo: dat ſonderlpke eü Goddelpke werck gheloofde pdat Chriſtus Godwas/twelck hptevozé eten gheloofde/welckzijnverkreghéghe

fhadoe/als meuinhézijnde/verkläar net die wooden; min Heer mjn Hod/ m Heerunijn God: twelckzohptte Ä -

zo van


Ä# #

#

Chyiſt hadde ghelooft/hpl hplichtel so van Chriſto Ä zoude hebben/ Zi nieten dedete voyen.

A

12 . Zoghingt mede met Nicodemo, d 3agh netzpme lijfpke Öghen dat

Ä

een menſche was/alshp.: oock zagh hy de grote wonderwerchen die Chriſtus hädd ghedaan;nietmenſchelijckmaar Goddelje Wezende: ende Ä daar doo! oock W.

ghelovenzo hp oockzepde) dat niemandt.de wercken/die Chriſtus dede/en mochte doen 3o God nietmethem en ware/(Joan.3.)

maar mochte hp God zien met lijfpken oghen neen.hoemochtehpdanzien ofweté dat God was met Chriſto niet met zijn jfs oghen maar met zijn Ä oghen Ä hp gheloofde dat God wasma

Ä Alto.

-

---

13 TBezc onderſchepdt tuſſchen gheloven ende zien; dat verſchepdenwerckenzijn;en zaghmiet der lupder onbeſchepdenhepd: die epdedevoozſzerempeleu1niſbzupcken/om

daarmedete betonen datmenteffensmagh 3ieneñoockghelové de warekercke Hodes: 3penmerckten medemiet datmenzulckhuer onwarachtighzegghennietmaghgheloven:

onder onghelovigh te wozden dat vooxß

Ä

warearticule des 14 JBaarnamaals zulcr vernemende/la tenzp

-

Ä waarhepdsnoodtdzangtoe(6.9.)

dateyghentlijckte ſpreken, deoñzienelyke

Ä

en alleen ghelooft worden: datoock

bydealghemeyne heylighe kercke verſtaan wordt die onzienlykékercke, beſtaande uyt warelidtmaten Chriſti. -

*

-

dit hue

sºººm-Frººs


-

-

„ ... Aanwyzinghetotteware. .„ . . bekenné(zozpoöck rechtzegghen)metgheen waarheydt befiupten: dat de ziemlpke met d'onzienlyke kerckete zaméniet enmoghen beſtäan.neen : het jeghendeel is hier vooz (Hooftſtuckij.)bewezen.hoeweldat bpwp Jenuptzekeretoevallen d'onzienlyke kercke wodt beſtreden vandeziemlpke/die oock by wplenwelgantſelijck upter menſchenoghen verdwijnt, welckeerſte/tewcten

Ä

p

denis gheblekenaanons Heeren doodt zel peiende t'ander aanden Pzopheet Elian

3:äeg. 19.10. VII. Hoofſtuck.

/

Gfdezer tpden verſchenden kerc kenleeraren macht hebbenom teghebie

den endedetwpfelachtghe nuſchuldigh

:

zijnhuerte ghehooyzané/in alle dat d'W gheboden ende degheloovighe Uerder tpden / huer in ghchoo23aannt

# ebboll.

.

.

-

-

DÄ nutertdt veelzichtbarekercken ehoeft

tert)

.

(Godbe gheen bewis zijn/b Ä nict datſeſtry.digh zijn/want clck n t ſins

ketter ander: zy moghe dan gheenſ

altſamen ware kercken Godes/maar wel allevalſche Secten zyn. ende zodat nieten ware/Zomagh een Ware kercke/maar niet ineeronder allen Wezen. . .

.

.

2 Elck van allen röemtzich alleen deware kercke Gödeste wezenmaarniemandt van

allen en heeſtzter noch wetteijck scwezen. wetteljck zeghe iek in een vºpe vergade ringhe, SZärailsdekerckéghehcszt zijnten -

-

- -

-

vollen:

/


. . Fol.12. Kercke Godes. tdeelt ndergheoo vanon dollen noch veelmi ers

partpdigherecht bphenallen bewillight endevoozrechterns aanghenomen. . . , ren

3 Aldekercke dieſedert tſeventichja Ä ekommen/zegghédat der Apoſtelen ziemlpke kerckeis vervalléover etlpke hon dertjaren. Gheen van allen entoont zulcken dntwpfelpken blijck dat zplaſt hebbenown

devervallékercke Godes wederopte rech té:veleminder noch datzpzelfde warekerc smen zagh inder Apoſte ke Godes zijn: alnen lenkercke/daari

zo opentlijck vernann

dehandt Godes mette wezen: dignh hulme nſcde etodat ſchenzulcrnietghelovende/ni ten Wez . lck en 1zloch mercktmenine enen. artegh allerde

y Da

5erkercken mu zowepnighdkehandt Godes

tewezen: datmerzwaarljc eenmagh ghe lovende warekercke Godeste wezé:3onder van herren/ende Chºiſto; die

Äigh dt:

zuler verbie (Matth. 24:23.)onghe öÄ amtewezen.zepdt dientet klaarljck:en enietgheloven? JDatth. 24.26. 5 Inden mondt van tweeofdzieghetup ghenſtaat allewoodt. (Deut. 17.1.) Meat hebben deze ältſamen van huer Woodt/datzpelckdeware zienhykekercke

-

-

Wonderdaden ?datsmaarcen Ä pgh/die alleenmietghclooft moet worden

tu

in zahooghwichtighen zake. wantom der nden willen ende om der vzonen Ä Zo ywp inghewillé/verhenght

Godb epzoey lendatvalſche Propheté wönderdadédoen, : 13.tu12. tteh. 24, Madi De 24. zjnde/onzekeris/ pgh/ een all 6 utDeze

EU heeft noch gheen van alle dezer kercken -

-

25 lij

verung


„Aanwyzinghetotte ware

. .

n verinoghé bptebzenghen/3penroeme 3icB

Ides oock niet. mäarelck vermeet3ich dan en/te weten Godecs der ghetupghe te hebbkt Woodt. waarbpblyc dat bpeler epghers

5egghen. eick ſteelthet wooºdt van zºnen .) ofvande Evange zaaften (Jerem.23.3oup det datnaz ijns oede r diſtenende Apoſtelé/d ndezepdtvzpmve /e en ck um td ed ho muftsg ghe lück zulckezpne dupdinghe/uptiegghin Godeswoozdtte zen. Ä ende leteerlle/ envämenſché vernufwe t indeplaatſe zulckſ Vande 3.ſchgift Godes wooºdtwezen? n t voot totbewijshuerder3en lcnkenie chte YaTu

Ä ÄÄ di totinÄ ghe der kercken Godes/no ieuw rnhe veng ch

-

Jºopſes/no Elias/noch oock Chºiſtus Zevenietke: maar brachtenelck bepde die on twipfelp Ä die deen dander beVeſten/namentlijckhet woogdt Godes metnderWercken. ende 8te WOZgſpack Mopſestwoodt. alhevebb n

van Gode:zp zullen unpnietghelo

(Ero.

4.1.) TDoe gafhem God demnacht tot wom derdaden voo de tweede ghetupghe. Zo.

oodts ſp?ack Elias deene ghetupghe dedasw tmu/kHeere/ t dubiſtee nu alhebbéde: Toonde de God Iſraels/en ic djndienaar/end datickdit alles na woodehebheghe daan (3. Aeg. 8.36.) ende de Heerezijnbedse verhozende ghafhem detweedetupghede vup?s vanden Hennelvallende.

9 Ende zo ſpzack Chriſtus; die zeifhet

-

."

*

wooydt Godes is; wildpmp mietgheloven/ 3o ghelooft de wercken die ick doe Pei

Ä º ob sr er ad sv eiºhrbandebe

H

-

.


Fol.13. Kercke Godes. Hennel: Hooythem (JPatth.3.17/17.3.) tp wäshet Woodthp dede wonderdaden.dat en was gheen eenzame tupghe, zo hadden pock d'Apoſtelét'wooydt niet alleen tothuer

ghetupghe/maar oock als Mopſes als - Elias/ende als Chziſtus deheerlpke wan derdaden toteen tweede ghetupghedaar

je

WBat reden iſt dan/wat nachthebben teghe dezeleeraren dan/om den 1o

Ä

bieden datmen huerzegghen zal gheloven endeghehoozamen: niet anders danofdA - poſtelen 3elfs nu zulcrden twpfelachtighen menſchen gheboden/als 3p vöozmäalden ghelovighen gheboden hebbente doen, dat pware3endtbaden Chºiſtiwaren/endedat kerchen Chriſti kercken waren ghelo enwpzekerlick/maar niet dat Ä Qs ſtelen zijt/ofelckuwerkerckéwarekercken

Ä

Godes zijn.

-

11. Hheenuwer allen kennenwp noch oock

Ä ſtemmen. De Schapen Chziſttenghe oven noch volghen der vºeemden ſtemmen

Miet/maar haar

Ä ſtemmedie3pken

nen. Joan. 10. uwe kerckenenkemnézpme

demiet voo! Chriſti Schaapſtal/indewelcke lupdengheen Apoſtelen zünde/pooghtte ebieden als Apoſtelen.

I? Loſtaatu altſamen endeelckuwer voos altoewettelijckmet de vooyß twee ghetup : dat Goduheeft Ä ghennuteb denrotditwerck vande vervallen kercknu opterichté: dat Godudaartoezijnwoodt inuwen monden heeft ghelepdt/zo dat ghp . dat/maar niet uglozenleert: eñdat een van

uallen/oockwelck vanuallen ontwpfelpké 3jt/de Ware ziemlpke

hsº. TD

-


" Aanwyzinghe totte ware

Ä te --

13 Doedp dit/men zal uſchuldigh

eloveneñteghehoozzamen in alletghene nadenvoozbeelde der Apoſtelen leertefi

Banons begheert. maar zolangheghpdat mieten doet/ef des nietteminominuzeg ghenende doendathet d'Apoſtelenghezepdt

endeghedaan hebben tot endemer deghelo pighe/oocknu vanden ghenen die unieten behozenteghelovévooz zulck ubewjs/ghe

#

: 3omoetmégheloven dat ghp. Hosft wilt uzelvenſtelt boven NHopſen/boven Eliann/

hoven d'Evangeliſten/endeboyen de Apoſtelen/ja oockbové Chºiſtumzelve: diezulcr gheenvan allen gheepſchten hebben vanden Dmenſchen / määr vermits de voo!ſz huere

twee ömtwpfelpkeghetupghentezamen den volckemoghelijckhepdt ghaven öfaanbodé komzekerlicktegheloven: ende niet omopt onzekerte dolen endete 3ondighen intaan

meinen van een Seete/vooz eenwarehercke/ # ghplupdenmualle tſamenende elekuwer Oet.

-

14 Maar wat zekerhepdt zoudp doch nue dentwpfelighenmenſchen moghen gheven/ dataluwezichtbare kerckende warekerc Ké Godes zijn ? datelckzepdt de3pnedewa

reende alledanderevalſchekerckétewezen! doedpditmiet? is dat gheloofijck?moghen Zaveleſtrpdighe kerckéaltſamédevarach tighewezenºncen/zuldpwelbekenné/maar datterniet däeenmagh zijnde warekerche. 1 | Welaan. elct zepdt dat dezpnedieis. maar wie bewijſt dat zijnzegghen vanual Jen?nieuandt van u allen. Immers die zich

voo! allen anderen zulcrmeeſtachten/ſchy

ghºn penzelveinghedzuckteboecké:datterZEKC -

.


Kercke.Godes. zeker uyterlijck teecken en is, waar by warelidtmaten vanden hypocryten zonder eenighſins te faelgeren onderfëheydékon

nen worden. (4.1.) Dat houden wp oock methuervoo! vaſtewaarhepdt.

-

TDezelve bekennen mede dat de zienly e kercke beſtaat in rweedeelen, nament lijckin wareghelovighe, ende in hypocry ten. (13.rr.) Zp bekennen van ghelpken dat zyhet wareghelovederuytverkorenen niet C.1.2

enmoghenzien metharen oghen. (1o. r.) zo enmoghen Zyoock nietzien Watmenſcheen waarghelovighe is: ghemerckt die näzijn gheloveeeiighelovigheghenaamt Woºdt. oock moghenzp niet net huer oghenzien

welche hypocrptenzijn/zo5pmedebekenné. 17 Jnnners zo3p eendezertweezekerljck 1mochten kennen/endemct huer oghenzien:

# mochtenzp dander oock kennen: want kendenzpzckerljckwel ck deware ghelovi ghenztjn/zomoeſtenzpoock dehypoerpten Kennen: of kendenzpdezeghewiſſeljck/zo

moeſten 3p oock ontwyfelijck de wäre Ä lovighe kennen. mt bekennen 3p hier zelve

datzpgheen vanbepde die declen kennen. in dezebepdebeſtaat dickercke/3o zp3elfoockt

3egghen. . 18 Radienzp dangheen vandedeelen van haarkerckeenzien nöchkemmen: hoemoghé Zp deheele kecke zienofkenné?zienzpnoch kennen zu zeive huerware kerckentet:3alt gheloofijck zijndatzy die ons marhendoer -

-

ziemofhennen? waarblift hier nuhuerwa

reziemlpiekereke Godes/diezn innersons willenpzoedtmafen voo den pfzlie zog & ziemljcktewezen Wil

/

-

)


MBil T

Ä

totte ware

gh

ilmen danzegghen/datmenghelooft

huerkercke wezen/alen

Ä ware Ä ens tten

TE

Ä

mietme

lijfpk

oghen:ickzalt beſte hopende zulcrmether tentoeſtemmé.maar dan en1noghen 3pmp mietmeer wederfpucké Ä en: Daf e Welgheloven/ mendeware Chziſten Inaar nietzien en magh. 2o JBenheeft nunno henzien de blindeort opgheſtaan HLeera 3ekerhepdt die dezer -

Ä

renonsghevé Ä Ä ende Vat

ke kercken: laat ons mu bezien Ä ziemlp hentebeWpzen datmen in de

aarme 3ppog huer kercken behoo!tte ghaan/dc Sacrat

imentendaarte oeffenen/endehuer Pzedica tientehouen:wantdanzalméoockéerſtmo ghenÄ of zy zuler van Godes wegherr rechtelijck onsmoghen voozhouden. C.79.

21 Zyzegghen/d'Apoſtelen dooptenende vermaanden daar toe (11.34.) zy vergader

denende hielden t'nachtmaal (2.2.) ende enzouden niemandt vooreenlidtmaat der Ä Ä Äin huer Ä ?

zienlyKe KercKeen was (13.33.

Ä

doet wettelijck blpken dat ghpA Ä enof zendthodé Godeszñt/dat ghpnubevelhebt an God omde vervallen kercke wederop terichten endede Sacramententehanteren: entdedatelck uwer/ofmaar een uwerkert ké/oockwelckdeware ziemlpkekercke Go des is: ende alle Hodyzuchtighemenſchen zuler kommende zekerlick gheloven/zullen udaar inneghelovenendeghehoozzamen. 22. Plieve zcgt doch/moghenzpoockmet

recht vanden volcke begheren hetzelvete doen/vooz endealeer3pt'vooyß wa


„ Kercke Godes. Fol.1 J. endeklaarlijck hebben bewezenkick zwpghe

Apenmanden vooy Godlozenſchelden/die Longhaaru intonghelove Zoude doen/ei Opt

onzeker? wat waar dat anders dandat3p tvolck wildenint wilde doédolenendezon dighen. Laathuer eerſtbewpzen/menzalt P2pzen endeghehoo!3amen. 23 D'Apoſtelen(5egghen Ä wachten zo länghenietnadereyniginghe (teweten van Huer ogheon eenklaar ghezichtte hebben/ ende met waarhepd 3ekerlijck vande ware -

-

Kercke te moghenoozdelen) omt'yolckop tenemen,&c (. .22.) ofen ſteldédiezolani ghemietuptedaten blicktons niet:maar Wp zien wel dat ghp tot noch toe hebtÄ

wacht ofuptgheſtelt tebewpzen datukerc ke de ware ziemlpke kercke Godes is (im

zners ghp bekent zuler noch u vooznemen hiermietgheweeſt tezijn/71.3.) endedat ghp ware Apoſtelen ofzendtboden Godeszjt. ditubewijsmoeſte vooz ghaan.dat bewiſ dpniet. iſt danmietuſchuldtalenghelooft unen uniet?

-

24 Inder Apoſtelentyden,zegdp/en hebbé

deghelovighezolanghe Ä ewacht, om haarindezichtbare kercketebegheven, tor datſe opzulckerwyzé verlicht waré.(17.13)

aar ÄÄÄnaar erzicht daran demenſchéwel blindelingraadtinukercke teghaan: is dat recht? alles Upten ghelope JOeN? -

A

Deghelovighe/zegdp/en hebbeninder oſtelen tpden zo langhe niet ghewacht. tzpmu alghenomenofghpdatzekerviſte. nementmedeoftzekerwaar datukerck wnede/als der Apoſtelenkercke "Ä L


- Aanwyzinghetotte ware de ware kercke Chziſti is - wat Ä. meer begheren zoſtaatnuhet vooztſtelvain dezeuwe je aldus: 26 Al Wat de Ä inder Apoſteler tpden uptengheloveheplighlijck hebbé vooz ghedaan: datmocten die noch gheenghelove en hebben/indezeonzetpden uptongheloof zondelijcknadoei, zoudpdat welderren be -

lient ſtäau mooghöpwclontkennendatdit U

Äſte

niet en is net deze uwe erem -

Pelcn?

27 WParetit ghelovighe/zoghy zegt/3ode denzp

Ä Ä.

lijckende Weylighlijck: Wat ghaat zuler äan den ghené dienu noch uietghelovigh en zijn?

Warent dangocionghelovighe/zodedenzp datmet typfele/zondelijckendezoghelijck: 3oudp Willen dat Wºp zulcke Zondelpke ende,

Zoºghelpke crempelen zoudennavolghen?" 28 Daar Zictmen het onWpze endeoube ſthenden miſbºupck der hepligher ſchziftu ren/ oock inder zelver erempelen/dat ghp

doogaansdoet blpkenint vöozthalen van de P. ſchzift/meer om veel danweltezeg ghen. ende vermaghende deunenightetebe Wpzen/laat ich mpverngeghenmetditwep migh upte veelhepdt/ die ghp metghelpker

gubeſchepdenheydt vooytbengt: zoomden, lezermiette beſwaren/älson gheen verlo ren moeptente doenint bewpzen: datmen, tietzondertezondighenteghem Gode/uniet enmagheloven ofghehoo!3amen inuon ſchziftelijckleerenende ghebieden. Ä

Fesºterº ---,

LÜTEU.

T

VIII


-

Kercke Godes.

Fol. 16.

vIII. Hoofftuck.“ Gfhet alles gheleghéisdaaraan/ tatmenzpindonzenlpkekercke. ::: I. -

-

-

:

Aaromme iſt alles daar aan “gheleghen/datmenzp indewa

reonzielpke kercke/daaraf Chzi ſtusnumedeonzienlijck wezende: het eenighe hooft is:ende bupten wien gheenzaligheydenis.TZoen iſt nietmette ziemlpke kercke: die

men oock net enghelooft/maar ziet endevande weicke Chziſtus zeifhethooktnieten is/inderwp zen als vo?en. want anders moe

ten alle lidtmaten der ziemlpker kerckenoock warehdtmatě Chºi Ä openthkévalſch is.

Ä alles daaraante zijn gheleghendatmen zy indeonzichtbare Ä g een dode Ä pemandt leve hupten Chziſtinnis Chriſtus niet ORn. 14.6. 1.4. º I., 25, is hP 3elf niet hef ft van Ä lichaam 5.23/Coll. 1,

Ä

#

Z) des welcrmetaldeſſelfslebekensleven Chziſtuszelveisendemet Chziſtg in God 3G W3

Ädanve

ie

L11

Ä UNt # -* -

ſe


Aanwyzinghetotteware endevanghelpkcntghehele levendighelic

Ä Chziſt

of onzienlpke kercke Index:

önzienpkehooft;deslichaams Ä. tent'welck noch leVenenis noch 3aligjepdt.

maghmendan oock unetrecht 3egghen/dat zermer alles daar aanenis ghelegyeu/dat zp inde Ware onzichtbare kercke? dat Waarghezept: daar miet alles aan gheleghen tezyn/datmenleeft endezalighis. -

-

Äjtjhe kercke 5jnendeblpven/en maackthuergheen wa re leden der kercken. ditbekennen 3p (9.4. oock 8.27.)ten baat danniet datmen eenlidt

indeziemlpke kercke3p; alſºnen ghezannent dijck oock nieten is een Waar lidt der Ware -

Ä S

bare kercke Godes. want dat Chri

et enighe hooft is der onzienlyker

kercken,buyté endezender d'wclcke # CE11 zaligheydtis,bekennenzymede(12.2é.) Pet

Ä. zijn eens lidtunaats in de

inzienlpkekercke Godes/naackt allenon zienlpkenlidtmatěaltydt3aligh/alen waré 5p oock niet in een zichtbare Ware kercke: maarhetwezéoftezijnindezichtbarekerc keenmaacktniemanden /3Onder een idtmaat der wareronzienlpker kerckente Ä isdan waardat het alles daaraan

Ä

g

eghen/datmen 3p inde Wareonzien -

--

-

-

L.

# men mp dat wy moeten dencken dat C Ä Ä dinghen nietver

Ä heeftingheſtelt, eñ dat het den Chri nennietgheoorloft zoude zijn die achter telaten(12:6.)ickzal Ä als voten

Ä eholen is 3pneware 3endtboden/ende dat - ---


-

Fol.17.

Kercke Godes.

-

mochinzin ware kercke. 7. De leraren doen nu eerſt dat huer be taamt/intontwpfelück en dat ZP Wa rezendeboden Chriſtizin/eñdat haarkerc -

ken/oöck Welck Van allende Ware kereken

Chºiſti zijn: dan enzullen huergheen ware leerlinghen ontbNeken om oock te doen dat Chriſti bevel te ghe

F

oozzamen: maarhuerbetaamt mietzelflo pende leeraren in waankerckente volghé eñ teghehoo23änien teghem Chziſtibevelen.

8 TBieroepé:daar een warezichtbarekerc ke teyinden is, zo zyn deghelovighe ſchul digh huer daarbyte voeghen (12.2.2.) lieve

- wijſtonsdienumetzekerhepdt/eñwyzullé onsbpuvoeahen. ofziedpdiezelfniet/ende wiltze ons Lupzen ?ons mctu inde gracht

epdenupagheverzachten doo? meiiighte

Äg“ IX. Hooftſtuck.

Of Chriſtusthooftisvaneen zié pke kercke ende de Koningeenszichtbaa TEN

Äjer. ke pemandt dochte: indié daarghe TYF hier

v

LÄ thooftdaarmetaf/eizoenis die zichtbar Ä # º #Ä t

enis Chriſtu

der ſchºifturen klare eeft antwoözde hier opmoghéle: O I ghélezen(Hooft

) dëchwil ich noch ÄÄeen ziemlpke kerckes dienen ineerzegghen.

- -

Fºtºwenewart Chzuſtia#

-

--


-

d Aan Ä Ä

d

meninder Apoſtelentpden hadde ende ghe

loofde: 3o is Chriſtusthooft vanzulcke nekercke/endede koning vandat Ä e Maarhoe?eenzienlickh"oft eenzienlp Ikoning neen/hpwas vooz den Pincrter daghalopghevaren ziemlick metzijn ziem phelichaan inden Hemeie/endevoo! allen ichamehpken oghen onzienlijck ghewozden (Acto.1:9.) dus Ä doeter tijdt # wepmigh met lijkpkeoghen het E lichaam Chºiſti; zijnkercke; als deſſelfson

Ä

zienlpkehooft.

--

- -

4 Ropende mi dat Chriſtirijck zoude zijn dezichtbarekercheen bewijſtménietmetter ſchºifturé/dieenhoudt zulcroockmietmaar # rechte jeghendeel. Want nzelfs die tupghtons oo! den gheeſtChºiſtiuptzj monde/ datzijn rückuieten is van dezer werelt die zichtbaaris(Joan. 18.36.) Dietupght/dat het ghene men mieten ziet eeuwigh/maar Ä Ä Woydt tjdtlijckis (2. Co2.4. 18:) zo Was Aarons Prieſterdom ende het Joödtſche rijck ziemljck ende is daaromme oock a verghanckelijekzinde verghaan. . „ 6 WDilnen dan Ä rijck mrde ziemlijck ende verghanckelijck inaken? de Pu Ä daar teghézegghen/dathpzijnrickza -

Ä

#

eveſtighen tot inder eeuwighepdt(Iſa.9.7) D menſchen ziet voozu dat ghp omu zien lickrijcktebeveſtighenende te eeuwighen/ Chriſti eeuwighe onzienlpke rijck mieten beſtaatommete ſtotenende verghanckelijcß temaken. waarljckzulck beſtäanzalunniſ 7 ...

Paarte- nrºndeyºnºtº: -

-


. Kercke Godes. , Fol. 18. Kerzpdenmijn aamraden van een Ä Iidt aan de ware onzienlpke kerckete wo! den/zegghende alles daar aan nietgheleghé te zijn: maar datter heel veel aanzyghele ghen, datmen zy een lidtmaat vande ware ziemlyke kercke. 14.11. . 8 Recht oftal die in eenzienlykekerckezijn

Ä /alen Waren zyniet inde on

zienlpke kercke:ende dat daarteghenal die indeonziemlpke kercke zijnnietzalighmo tenzijn ten3pdandatzpoock inde ziemlpke kercke waren: dwelck rechts anders is ins der W v tghpden

Ä

9

JPaar iſt zo/waaromverzupm

LZ

inenſchen Ä ziemlpke kercketewpzen/ niet waanlijck unaar Waarlijck/zo dat Wupu.

zekerlick moghen gheloven endedaarinne tredendat doedyniet/dat vermooghdyniet/ daaroºnenbeſtadijt niet/maar pooght den menſchen van Chriſto op menſchétewpzen: wie magh zulckudoenrechtpºpzen?is zulck uleerenwarachtigh?neen.

IX. Hoofftuck. Tat vöo? alnodigh is te woºden een gheeſtelijck lidt aan het gheeſtelpke

chaam Chift. MAarhetiswarachtighdatalle “ gheeſtehnkelidtmaten van het gheeſtehnke lichaä ofte ghemepn te/doo? den gheeſt des gheeltelpké

Hoofts ChriſtiJeſuinhuergheelt "

...

C j

Zulcº


Aanwyzinghetotteware . . .

Ä verlicht endeverzekert zijn/ datzp alle andere oo2delen efi van niemandt gheoodeelten werden/ endekonnen daaromme oock een warachtighoo!deel voeren vande ziemlpke oft upterlyke kercken/ welcke onder alle de warachttghe ts/endewelcke devalſche kercken Zijn. Daarom (ghoede vziendt) un

dien ghy in yooghwichtighe zakk nieten wilt dolen/zonderlicht be

ſtaan te zien/zonder waarhepdt beſtaante kenné endezonderken nifle beſtaante oodclen: zo iſt no

dighdat ghp eerſtelljck ende vooz albeſtaat tc werden een gheeſte lijcklidt/ aant gheeltelijcklichaä/ daar Chzuſtus het onzichtbare hooft af is op dat de oghen uwes

ghemoedts met 3pnen gheeſt der waarheydtalzo verlichtet moghé Werdédat ghP Warachtigh onders eptmooght hebben tuſchende enuMe des Waren )arders ende

dezevalſche huurlinghen /omme

deentevoghéende dauertº - ... -

»


-- Kercke Godes. . .

Fol. 19.

den) want anderswo.dtmen licht

doo: dé Satan in een Enghe des lichts vermomt zijnde bedzoghen. 2.

Hier vzaghe ich allen leeraren alderkerc

en dooz endena Lupter van anderéopghe

# Wezende/ofnodighis Ä dat1nen

eſta te woºden een gheeſtelück lidt aant gheeſtelpkelichaam Chºiſti?ick Ä devoo! neemſteuwer allé daartoeopentlijckjazeg ghen:hoewelzpdatonghaarmeeñghenoodt Zaackt doé. Daarommeſchendeick daaraf. in Want niemandt zoude helove hebben

tzegghé/datickdoleintaanradentotrip beraden voot ghaanineen ziemlpkekercke:

intzegghendatméintlicht moetwezen/zal mein Welzien:datinen welzien moet/zalunen

warekenniſſe hebben: datmen warekennig moethebben/zalmen recht oogdelen welck de ware kercke zp. 1naghmen zonder alls

zulcroockpetdoenzonderte dolen? -

X. Hooftſtuck.

Wat kennis in dezen nodigh is on Welteoogdelen. I.

-

JNJEenzegghéeenigheuwer/unaarghiſſen NÄ ick meerder kenniſſe hier taeepſſche dan modighis/tewetenzo volmaacktéken

niſſe: datmen van alle dinghenzoudekon nenzegghé,dats recht,datsonrecht.(1

#

Dithuerdichtenisonrecht. wätickzegghe

daar toe nodigh te zijn; nict vollnaackte Unaarz Warachtighe j doleickdaar

C iſ

wat

-


Aanwyzinghetotteware ,

Z».

2 WBatmenopt onzeker doet/dat enghe ſchiedt mietupten ghelove/ende datis zonde (äom. 14.23.) men moet gheen vleeſch eten optwyfele:zalmenditgrotewerck/van der zielen Byupdegomte trouwen op eenenon

ekerenhaas-àardt 3ondeipken aanghaan. ultghpdaartoeaanradenderecht/endeick zulexafradende qualijck daaraandoen Zegdpdat ick met die inghevoerdeſpyo e Pauli/van alles teoo!delen etc. te kennen

gheve datmen alle dinghen volkomelijck Imoetweten,eermézichin een kercke hoort tebegheven (16.36.) Ä met waarhepdt Ä ghpnietweldaar aanenzegt. 4 PWPantdaarmetvoordere ick ontwpfelp kewetenhepdt/die demenſchenwelmöghen

hebben/maargheenalwetenhepdt/die gheen menſcheen nagh hebben/want dat is Go

des epghenſchap alleen. uwe omrechte dup dinghe mijmrewooden hebbe ick ghehoozt/

Ä -

l

nu wederomme mpne rechte dup L.

-

-

- "v-"

Ä houdedat zodanighgheeſtelpkemé che alles oodeelt: die niet van al Bathem öozkomt en doet zonder een ghewis ooz deel: zo dat hp die in ontwpfelpkerwaar Ä weetghoedtte zijn eer dat hp die doet öflaat: of/Zohp noch daaraantwpfelt/dat hpdaar inneen doet noch laat/voozdathp vanzulcris verzckert. S WBp alle tzamen in een gheſmolten zijn deenmoghen miet alles (zoghezepdtis) we - -

ren: unaarelck menſch magh(wilhp)ghewis

Weté voo hpwat doetofaat/ofzulerrecht

sºoock iſt onmogheljck dat pemandt pet 30Ude Weten/Zonder3jn weten, magh oock -

PeMANdt


,

Kercke Godes. .

Fol.29.

- pemandt eenighetalen/ konſtet of handt

wercken die hygheleert heeft weten/zonder zelftewetendathy dieweet? 7 Zomedrenzouden die äecht-gheeſtelpke menſchen/indienzpeenware ziemlpkekerc ke mochtenweten/mietmoghenmietweten/ naar zouden noodthjckunoetenweten/dat dezelvedevarekercke Chziſti ware. zulck ºhner warachtigh weten en zoudehuerniet moghen verboughen zijn:ende die3ekereken

niſſe zoudehuerdzinghen Godeteghehooz zannenendehuerdaar innete begheven. het welcke alſdan zoude gheſchieden/niet min

FÄ danheplighljck.

-

8 Wanitwetende watzy weten/wetenzp oock imt alghemepu wat 3p niet enweten/ namentlijck/aldathuervoozkomthueron bekentzijnde. niet van alle zulcrenbeſtaan 3pte doen/maar vperen daar inne den hepli

ath des Heeren. Intdoen vant ghenezpwaarlijckweteu/enmoghenzpmiet dolen/veelminzondighen. ſ Zpatentedoenaldat zynietontwpfe jckenwetenghoedttezijnendeenmoghen ghen

-

daaromme daarinuue oockmietdolen. TDie

danalzo altjtdoetal dathpwaarlijck weet rechttewezen:ende niet altoosendoet van dathpnoehmietghewiſijckenweet rechtte 3in:maghhpoock immermeerinzijndoen oflatendolenofzondighen? XI. Hooftſtuck.

Sfonmogelijckis dat eenmenſch

#

kan hebben zoomtwpfelpke weten

haP/dathpvooz dolen vºn3p. -

.

. -

-

Clij

º

Sant


Aanwyzinghetotte ware QAnt Jacob

Ä dat wp allein bele

Yen (3:2.) Gockiszckerdat gheenmenſ alles enweet/zomuis ghezepdt. datmen niet en Weet Undetmen inne dolen alſºnen zuler

doet: zoudennp dannietmet recht ghezepdt Inoghen worden dat ick zeive hier dale in Inijn bööyſz zegghen/datzodantgh verlicht

menſchezondemoghenlevenzouderdolen! IIter op antwöozdeick voot eerſt/dat

2

Bodvan gheenen menſchen erſcht/boven vermoghendathpzelfdémenſchheeft ver cent/endedat demenſch vanzich zelvenach van niemandt anders dan van Hodezelfen mochtehebben.zonu alle menſchen altjdt Woödthjck invele dinghenmdetendolen: zo en epſcht huer God niet af datzpaltjdt in alledinghenmoeten recht händeten, eſ dan iſt dolen gheen zöndenoch ſtrafſchuldigh. 1naar iſt dathethuer wozdt van Hodeghe

rpſcht/iſtzondecndeſtraffthuldighzomo ghenzpt inpden endeteven 3onder in velen

w yzewwe Ä 3 Bovendat zoiiſt riesigen heplighenw datzpbywplen die waadekensalendemie mandt mifbzuprken ua huerkundtſchap/ voozeldenpcumandt uptghrnomen.3ozeyde Elias datterniemandt overghebteven Was dan hp alleen/als daar noch welzewendup

zent waren (3.ſäeg. 9. 4.) Enbezo3epdt.de Pſalmiſt/datzpakafgheweken warenende onnutghewozden/oock dat niemandt was

die ghoedtdede/oock nieteen/hoewel noch tans Gedzijnvolck noch albadde; eérecht vaardigh gheſlacht (Pſal. 13.3.4.6.) boen de rechtvaardighen niet ghocds? ofis pe mandt rechtvaardigh die gheenrechtvaar -

-:

-

dighepdt


.

Ä

epd d Godes. t dOet? .Jogn.3.7.) . .

.

Fol.21. . .

Sinners Äſaias de Pzopheethem zelve mede onder alle danderen zuenghende (als hier Jacobus doet)zepdtalzo: endewp alle 3ijn ourepnghewozdé/ende als eenmgandt zuchtighüetziju alle onzegherechtighepdé/ ende wp zijn afghevallen als hetalgheinepe nebladt/ende onze booſhcnden hebbenons als de windt wech ghevoert. daar is nie mandt die uname aanrgept. . . .

Ilieve zegt doch ofnen alghemepuder metal einde niemandt tenoennen magh ſp!e ken ?

Ä/ alsofhpoockmedevanZich

E 3elvenſpake/daarnietzowelwp/als Ja robus?menmaghtniet benenen. nochtans was hp zelve van die woozdekens al/nie mandteüwp uptdzuckelijck uptghenomen 3omennietzegghenen wildat de Pyopheet inzulckzijnſpzeken tot Gode daar zelveon waarhepdtzepdt. & WBant ſtraer intnaaſtvolghende vaarſ kenroepthpzelve Godeaan/Zegghende: eñ mu Peere/du biſte onzevader/ende dubiſte onze ſchepper/eude wp alle djnre handen

Ä Äoomt Heere niette veel/etc. Zla-64.6.7. 8.9., ..

-

7 Zomenghen zich noch daghelijcrde Pue dicantenende Schzibenten onderdenzonda reninder3onden belpdinghe/ende datdick Malen in Zonden bphuernoptghedacht/alg

moodt/overſpelende andereghebzeken des volcr/ende datom mietalleenheplighte wil lenſchpnen/3egghende uytennaune der ghe meen lupden: als wp inalkanderen noch mooden/als wp noch overſpel bedypven? als WP noch Woeckeren/

F„nºrmen Ä


Aanwyzinghe totte ware . . . dat God onzerzalontfermen? . . . 2. S WOilmen noch meer(ick zie velenhuer -

bedecken met dit qualijck deckende vpghe

bladt) ick zalmet waarhepdt 3egghen dat Jacobus daar mieten zepdt/dat Wºp allein Velen dolen alonsleven lang. laat ons dann

alghedoolthebbéinderkindtſhepdt: volght

daar upte dat wyalonslevenlangmoeten dolen ?daten maghmen nietzegghen noch d'Apoſtelenzepdt dat oock niet . ditis dann /niet Godeszegghen

be Äro o2 d' Cl.

-

y WPaarzoudeméoock bhpvenmet Iſaias pzophetie die zepdt: Ende daar zalwezé ecn oerpadt endeeenwegh/ende hetzal de Pey

lighewegh ghenaaunt worden. daarenzal gheen

Ä dooz ghaan/eft ditzalu We

zeneenrechte wegh/zo dat oock de zotten daardsoznieten zullendolen.Äſa.64:8.9. o WDie anders isdezeheplighewegh/dan

de wäarheydt; Chriſtus;zepdtdienietzelf dathpdeweghis vindtmeneen anderwegh upten heln? is hp niethepligh/jadehep ighepdt zelve? dat maghméniet wederſpze

kenzonderde waarhepdt zelfte wederſpze ken. of wilmen Ä dat niemandt dezcn

wegh bewandert? Chºiſtus zalhem mede wederſpzeken zegghende/dat die wegh wek

vanwepnighewerdtghevondenmaarwep noch alpemandt/eñnietmiemandt.

Äatth.7. 13.

1 1 Hp zelve iſt die den zynenleedet indenbe

loofden wegh des vzeden/diehpoockzelve fs (ILuc. 1.79.) endeons zelveeerſtheeftghe

baandt (Heb. 11.20.) TDezeheeft Godgheo penbaart/niet den werelt-wpzen/ maj - -

-*

ep


Kercke Godes.

-- -

. . Fol. 22.

klepnen (Matt. 11.2.) namentlijckdenwp Zenzotten/die in zich zelve zot wozdenoin

recht wijste woºden (1.Cox.3.19.) endedit 3ijn de zotten die in dezen heplighen Wegh

wandelenende zyne voetſtappennavolghen (1. Pet.4.1.2.) doende/alshuermeeſterniet huer/naar des vaders Wille (Joau.6.38) eñ

daarom oock niet en maghen dolen. hier moetméjatoe3egghen/ofunen moet tot des

waarhepdts voozßwoozden/neenzegghen. -12 Demoghelijckhepdt dezervoo!ſzwpze

Ä datis het weten onzeronweten hepdt; enheeft demenſchlievende God/oock niet gheſtelthoogh boven onsinden Heme Je/maar indes menſchen redelijckhepdtzel ve: 3o datelck menſch die met dat natuur Hijck

Ä ghetrouwelijck Woeckert/out

fanckelijck magh woºden der vooß over

natuurhpke ghävéin Chiſtoons allenaan gheboden wezende: want die intklepnghe irouis/werdtovermeerder gheſtelt. JBat thei 2 J.2 . . .

-

13 Daarenis gheenjarighmenſche/diezy nenghewoonlpkenkerck-weghnietenweet hem zo ontwpfelijck kenlijckte zwjn: dathy dezelvewegh achtſlaande endebpdaghe

Ä dolenen Zalunoghen/alwaart

oock datter dupzent onWeghen bezpdenla ghen/endedupzent verlepders hemvanden wegh op d'onweghen aanlockten./zegghen ded'onweghenderechte weghentezijn. een uptlandigheoptenzelven I4.

#

kerckwegh/diehpnopt bewandertenheeft endehp mitſdien mieten kent:moet dezelve medemietzekerlijckweten/dathy die wegh ng dekercke nieten Weet?

Z

-

Q.


h Ä wegh vele zoughlpke onwegheit

Zo hemdaarbp noch Wodeghezepdt? 1 -z

iät bp

laghen: zoude dit weten vanzjn onkunde/ met ſampt vande grote ghevaarijckhe rrtet Ä Wezen: on hem afte ſchºitken/vanzich 3onder noodtendeleven &

evaarte ſtellen, want vootghaan opte houdem ende ſtilledaarmnete ſtaan: 16 Padiendandeonherboyéredelpkemen ſehen lichtelijck vermoghen;zo3phuerdoen zude latenwillen acht nemé; kemiſſeteheb benvan alledinghen/diehueromte doeno te laten vooykommen; alzo dat zp waarlie weten moghen/ofzpºdieweten/dan of3p die utetenweten: endedatzpdie ghewetenemo ijck/maar alle die nietghe Ä doenallcenl eteneoock alle moghen laten: wie zani moeten toelatédat deherbooyme Ä verlichte menſché zuler zomedevermöghen ittalhuer döenende laten? -

XII. Hooftſtuck.

-

Oftuunodigh is/datmen eenle vendighlidtnaat 3p on welteoogdelen n doozA dezelve/va Ware Vande leere/ende de3et kercke. Ware de -

.

. .

"

I«.

fYAt zultr waarzp/Houden zommigher – kerckenſeeraren(91.) eñickmethier. wät wie maghdaar nietafoozdelen ja wie oodeelt daar munietaf? «Elcke kerckeoo! deelt immers van al der anderen leeringhen

endekercken/teweten der anderen alle vooz alſche/ ende de3pne voo! de ware. maar

Ünhueralder/30 verſchepdeneende

Ä


Kercke Godes. Fol.23. gHedodelen opzecht ende warachtigh?dat =*

Fag nietzyn. 2 Ditzietende weet elckendcen behoefde Haaromme gheen bewijs.maar bewijs be Ä dat pemandt zönder een levendigh idtmaat Chziſti Ä /zekerlijck vande ware leereende kercke maghoozdelen. Dit nodigheen beſtaan3p niet eenste bewpzen/ Inaar tot dät onnodighebMenghenzp bewijs

Hoozt/upter Apoſtelenerempeleu/daaraf

Ä ghehandelt (vj. Hoofeſt.) ker Paar datis wonderenswaardigh/da

t eeraars ondereenſchijn van wattezegghé/ nietattoosterzakenen 3egghé/immersdin -

Äeñzelfkrach die hier zelfszakeopfhooghſteteghen teljckternederſtoté Want

Ä

athetwelzagheſchiedé atzommighe menſchen, zonderwarebe

keringhe eñde ghelove, in Godes woordt welbezochtendeyerſtandigh zijn,eñvande principaalſte ftucken der ſeere een ghoedt

Ende ſchriftmatighghevoelen hebben. 4 Alzo oock dätſe bequaam zullen wezen dm anderen te leeren ghelijck hetnitte wyfelenenis,oftotalleñ

tydenzijnzelfon kerckewel Ä den dienaren der zichtbare hypocryten gheweeſt, die daaromme niet nghezont inde leere tezijn, #KC. benghelate I9.4. -

Merckt doch metaandacht lezeroptgheé

rwoºdt ghezepdt want hier aangheles emis/endezonderlinghen # het Wooz.de

en Leere 7däar ime je ſchippers oock egghenghezondt temoghenzijn/van welcr paarheydteñootdeelhierwoºdt voozneen ück ghehandelt om daar dooz oock Ä

:


. . . . . Aanwyzinghetotte ware ware kercke (nietverkeerdeljck)maarap rechtelijckte oo.delen. ditis liouſt/dat niet.

6. Lpunepnen dannetdat Woodeké lere/ deblote H. ſchzift: ofzp verſtaandaarbp de

uptlegghing der zeiver/ die elck van alle de kerckendenhuerenpzedicktofleert.mepnen 3phet eerſte daarinede/niemandt achte ickt enzalhuer teghen zijn/noch ick mede niet/.

daar inne: dat een onbekeerde Zondaar een onghelovigheeñ een hypocrijt de. Ä leremagh hebben (metghezondtinde grete. 3ijn hevetzich anders ) Want alle 1nenſchen

noghenhierte landedcn gantſenBpbelheb en:die oock allekercken ja alle Secten; hoe digh die moghenzijn hebben endelezen. 7 Datzpmunietheteerſte/maar hettwede unepné metdatwoodtlere/teweténiet den hloté tert der H.ſchift/maar hetrechte ver

ſtandt der H. ſchgift/dat elckzepdttewezen zijn uptlegghing der zelver . blijckt daar

naacktelijckupte: dat niemantväaldekerc kenen twiſtetom der ſchzifturé waarhepdt/ Ä zpalgheljckvoo! waartezijn in sickmeynde Canonpke)toeſtemmé:ende nochtans altzamnemonderlinghen twiſtéom der zelver Ä verſtant eñuptlegginghen/ 3egghendeelck de3pnewaar/eñder anderen

valſchtewezen.laat onsnuonderzoeckende zaken die dezen lupden zulckehuer onghelo

vighetoeſchypven/inſgheljcrhuerhppocry

Äste Zomnunighe machen menſchen mesſen moghen Zonder erste ghelove wel verſtandigh zijn/ſchºpvenzp.

watis verſtandt? vantquadeafte wijcken (Job.28.28.) tupght de H.ſchift. dit doet een onghelovighe/Wantalzjn -

-

-

-

"Ä EU


Kercke Godes. . . Fol. 14. ſchiedt uptongheloof/endewatnietenghe ſchiedtuptéghelove/datiszonde(Läo.1423) donghelovigheen doetdan/zolanghehp on ghelovigh is/niet dan 3onde.metzondete doen wijckt niemandt van t'quade. Zoen heeft oock gheen

Ä verſtandt/efi

enmagh zonder verſtandt niet verſtandigh jnmaar Onverſtandigh. neen/zodanighe

Ä im gheen verſtandt. zepdt alàS,( 6. I I.) . . . >

9 Zy # noockbequaam; te weten d'on ghelovighe;om Ä te leeren 3egghen Wat? huer dolinghen ? dats ghe

Äää

oofpkerdanom anderen teleerenden rech temweghende Waarhepdt; dats Chziſtum; diezp.zelfnieten kennen. want zondergh love en magh niemandt de waarhepdt/dat

Lhºiſtus zelfis/miet kennen. want 3p zün vleeſchelijck oockvleeſchehjckghezindt(Ho

man. 8. J.) welche dierlpke menſchen niet Godlijer en verſtaan (1. Co2.2.14) noch 3 enmoghenmiet verſtaan wat Godes ghee aanghaat:immerszpzijn van dezes werelts Hod verblindt (2:Co.4.4.) Zokandezou daaroock mietrechtleeré: wäthetenkoemt niet van God. Eccleſ. J.9. 1o Merctnuhoedatlupdet. Eensleraarg amptis den onverſtandighen teleeren/den -

blinden recht teleeden/ende dewaarhepdt dats Chziſtum/rechtte verkondighen. Hier toemakézpbeguaam eendiezelfonverſtan dighis/diezelfblindtis/eñdie zelfdewaar epdt endemitſdien Chziſtumniet enkent. zoude hierdeenhandtdändermietwelklou wenzoplaghtmeneyghenghebzeck in eens anders verſchonen/te verſchonen. -..

-. -

-

-

1. tel I


Aanwyzinghetotte ware

.. --

11 PLatenzpwetens zulcke hier. Ä zedirantentoeomdekudde Ä Änderszjndanmoedtwillighºerlºé je zulien donverſtandighede Ärº

ghenrechtonderwpzenºee ºndeº rechtiepdensterwaarhewº ofº. Ähi Äm könnenwpzen/dieheinnieenenen? och wilmen ditons vzoetmaken insghe

Ä tezijn.willen3pmiet bedzoghen in die thedzogh ghelovenºis ditºchº3 Ä tönwpze volek zo jamºtterlück be zieght:30 ÄÄ dat zulc- i

Änverſtändigher eñblinder Bedicanten jäftniet onvzuchtbaar sgheweeſ (9.3.)

Ä dat de hypocry ſeeregheweeſtrezijn (19.3)mepnen3Phiet datſeinde vakſche leere Ä # ghe 2. ten

Ä ÄEbbenghelatenghezondtineer. ezijn (

jeeſt/datis datzpdevalſrheeregante

#

pollionenticktöeſtenden niemandtrecht hebbende enzal huer willen weder jehen. maar meinen ziſt anders / zoot

hin wie verſtand hebbende3afmoghen ätendattewederfpºeken?

-

-

; wantzoomnogheck alſ is dat she

Ändemedeºn undenzeckennethéºgº ñneiblpvenzonderdezecke geºte Äväzinzièrkte zooimoghejciſdat # hezonde leere in een hypocrit ºf ander“

ſejeckmaghzyneſbºvézöderiemºde jrzieofänderzondéghezontte maë. zäght oup erghens in Zonderheetmar zjnzonaghdeghezondeleere üeenzer

Ä zinderhenghezoust te ma

éinaackt phennietghezondr.hoemaght pe

Ä wahr.


#

Ä Hoe modº # e Wezen hem de ghezonde leere -

4 TBehppocrijt maghdan de H. ſchzift/ dar. ezonde leerets (als 3pons den gheeſt der Waarhepdginlichtinghe

Ä Ä

verklaartwcrdt/endeonsdaardoozleven nader zielen)wel hebbenende /bhºvende een hypocrjt zo langhe hp

Ä

gheen ander kenniſſe daar vanen heeft daut

Boo! den doodtflaanden letter (2.Coz, 3.6.) -

maar hetisonmoghelñck dathyzo blppen zou de hetrechte verſtant der 19.

Ä

dehebben/zonderdengheeſtGodeszelvete Hebben (die hyniet doo! welcr in ghevende

ÄÄ is gheſch?even.

I TDezen gheeſt der waarhepdt en heeft niemandt dan die een levendigh lidtmaat iſti is: zonder deze en magh niemandt

recht vandeLareleereendckerck oogdelen. Ä dannodigh omrecht daar afteoo.de /datuméeenlevédighlidtmaat Chziſti3p,

XIII. Hoofftuck.

- Dfmenomeenlidtmaat Chiltite wordeneerſthetinwendigheendedan het uptwendighe moet repnighen/of bepde ghelijck.

I

-

-OB dan eenlidtmaat Chiſtite werden./ende in hem eenghe willen onderſchepdt der gheelten (dier nuvelevalſcheoptebane zijn) tebekomen. moetick uraden/na

te volghenmeer Chilti dan der unen


.

… Aanwyzinghetotte ware

--

menſchenleeringhe die menſchen ſpannende waghen voo? de Peer denende beſtaandete vlieghen eer

vleughelen hebben/leeren eerſt uptwendighe repnighen / op

dat het unwédighe oock rePn3ou de werden. ditmaackteen Werelt

vol hypocrpten ende beſchilderde

gravenweickerheplighepdt allee ne ſtaatint vermpdé endepleghen

van emigheupterlpke ceremonien/

omdwelckezpoock (zonen hupdé ten daghe ziet aan alle Hecten)

vpandtick twiſté: endehaaralzo metten ſchiin der Godzalighepdt

ghenoeghendelochenen Verzahe eñwederlp.ºekenzp dekracht vºn dien namentlijck de warachtighe heplighinghe endeghehoozaam.

hepdt Chriſti:daaromme iſt oock Hatzpaltijdts leeren lezen eipe

dicken/zonder immermeer tekº métot.de kenniſſe der waarheydt

zo de Apoſtel als van dezeuºe propheterende heeft gheſchehen LPäardeeenigheleraarder ---

Ä


Kercke Godes -

-

Fol.26.

Hepdt Jeſus Chriſtus derechte o2 dennghe houdende beſtraft zulcke upterlyke ende hypocritſche rep mghinghe/ende ghebiedt datmen

et unwendighe eerſt (hpzept niet epde ghelijck) repnighe op dat

het unterluke oock repn werde: wätzijn wprepnzo zijnoock onze wercken repn/ ghemerckt het den

repnen alles repn s/maar denon repnen nictsnet oockhenlupden

ghemoedteñ conſcientie nietrepn LN 3. 2. Hier bekentmen mp datmen voor eerſt ende vooral nade inwendighe reyniginghe

ſtaan moet: zóder welcke alle uytérykerey niginghe vergheefs is: endedat,zo dezenier voor engaat, het nieten is dan enckeleghe veynſtheydt ende hypocrizie:hoe zeeremen inde onderhoudinghe der ceremonien ende

uyterlyke Goodsdienſten arbeydt. (21.15. 3 Dat is 3ooock waarhepdt/doch bewinn

peltonderdatwoozdekénaſtaan. wanthet nade inwendighe repningheen is het

Ä ebben zelveniet.dieze heeft enſtaat daar nietna.zo ſtaatmer dan na omte verkrp nU maghmer Wel/oock qualijck na Ä an.deerſte verkrpghens/deläatſtenem

meruneer.deerſte ſtaandaarma doozrechte/ dander doo2onrechte middelen.

-

4 Maargheen vanbepdenen hebben noch ,

-

D ü

Nie.

-


Aanwyzinghetotte ware ntet (zolanghezpdäar noch naſtaan) ver kreghende in Wendighe rePniginghe: 3onder

welckete hebben zy noch vandeware leere/ noch vande ware kercke niet nader Waars

heydtenmoghenoozdelen. FTDaaruptick beſupte dat daarnate ſtaä endedieeerſtte betrachten niet ghenoeghen is tot zulck recht sozdeel/zonder die inder waarhepdtverkreghente hehbé/welck ver Ä zpommoghelyckhoudéindezewe -

relt /daarinen (niet inden Hemelnamaals)

ulck rechtootdeel vandoé heeftomdeval egheeſtente kennen/die hier/nietinden einele/ den menſchen verlepden. Nu ontkentmen weder het ghene hier Vooz terſtont (riij.2.) bekentis/namentlijck -

dat vooral moetghaan d'inwendighereyni- hinghe. endepooghtmente betonen datſe beyde tſamen moetenghaan, te wetenghe

## niet voor däder.met wattupgh- niſſe? Chriſti (JPatth. 23.23.) vantvertien den der munte, anijs,&c. endevandeberm

hertigheydt, daar Chriſtus toe zeydt: dit möeſjé doen eñdat andernietachterlaté. 7 Lievemannen/dunckt u dat de ſchzift welghebzupckt te zijn datwerck vanver tienden ende t'werck van sondeelte doen/ bermhertighepdtte ouffenen ende het ghe

loven/mochtinen bepdeteffensrecht doen/ svermits teen t'ander niet en behinderde: daarom zepdt de Heere hiermieteenwoodt vanvooz ofnadoen/oockmedemietvandit hepdeteffens ofghelijckte doen. 8 Watkondp däardanmedebewpzendat men deinnerh'kemet d'upterhyherepnigin ghebepdegheljck moetdöenk of zºº -----

-

-*

-

00?


Kercke Godes. He

hebb Boo!

#

ente beWpazen dat de Beere S

zelfonghellick Ä zich3elvenſtry Äghis/eñmit ſdienzijnw oo!dtgheé waar

dtenis/als die hierdus eñdaar anders

zeecktvan eenzelvezake?iſt dan oockgheé renzake/waarom mengt ghp onghelpke 3a

ken ondermalkanderen? … 9 Datſe ongheljck zijnbljrktopentlijck want een onrepnoghevandéſlijcke derzon denenkanmietrecht zien/ ende een ſchalck oghemaacktal tifdupſter (IMatth6:23.) want demonrepné iſt allesonrepn/oockhuer ronſcientiezelf(Tit. 1.1 J.) daarteghenhot jantſe jf licht is daartoghe eenvuldi s/oerk denrepnen alles repn.zoen iſt nie --

anet het muntpachten endebermhertigheydt ouffenen. THat was bepde welghedaan oewelde Pharizeen vanden Heereterecht

eriſptwaren/omdatzphetminſte/tewe ten/dat huerepghenbaataanghing/vlpte lijck benaarſtighden: maar het meeſte/dat

der armen bezozghing beroerde/ouachtza nnelijck verzupuiden. maar gheheelanders

iſt in dezezake. 1o Hºentwiſt nuomde wareleere/Cere monienende kercke. de valſchete volghen hanteren ende inne te ghaan is hooghlijck verboden vanden Heere: oock is hetpzoeven

der gheeſten/voot aannemégheboden. deze 1.3aan.4.x proefgheſchiedt dooyt ooxdeel/eñdatdoozt ghezichte ende derzielen. is ditonzup

Ä

Ver/tenmagh

wel zien noch minrecht

Ä welckdeware Ceremonien/leere endekerchefs. 11 Datis dooyzakewaaromme.onze Hee

-

vehet innerhºhe eerſt

gº tcrepnighen/ 13

OP Vat


Aanwyzinghetotte ware op dat wp niet verkeerdelpken oo.de len/endenazienzoudéof wpwelofqualijck gheooxdeelt hebben . oock beveclt hpt niet Teffenstedoen/want watmé noch repnight/ enis noch nietrepn/opdat wp zo netblin -

delijck onderhetrepnighen/met een onreprz

endeonklaar coghe oozdelen ende de Cere montenint wilde op avonturehanterézou

den:maarde Heerezepdt weluptdUuckelijckt vanvoo! ende na;repnighteerſthetinwen dighe (daaris eerſt) op dat hetuptwendighe \Dock repn Woyde (daar isna.)

-

12. Tepdt Chºiſtusdaar/als ghy doet/dat mens bepdetcffens3alrepnighé ?neen vooz

waar/maarheel anders leertghpdanuwe Jeerlinghen/zo Chriſtus den3pnédoet?ueen voowaar/maar heel anders. Leert Chzi ſtus dat de quadeboon noch quaadtzünde hoede vUuchten magh dNaghen? neen/naar

eelanders/ maackt/zepdthp/den boom ghoedt/ende zijnvzuchten zulienghoedtzjn. JMaath. 12.33. & contra. 13 JPaar ghplupdé wilt dat de boom noch

quaadt wezende/datst'oghe noch dupſter t'herte noch onrepn/ende deronſcientienoch

beſinetwezende/rechtoozdelen/ende decere monienrepnighlijck hanterézalondert'rep

nighen/endezo teffensteene methetander :

doen. maghmen dan3ondighenderecht doé!

3ichzelvendooºtzondighenrepnmaké met een onzupverherte # zien/kenneneñoo!

# Ä ck de Ware leere is ? dats onmos HelMcit,

"

I4, Ditleert u Chriſtus niet maar recht anders;bevelende hetinnerlpke eerſtterep nigheu?tot watepnde ?op dat het

Ä.

-

4.

-

-

ME


ck

Kercke Godes. derg

Ä

ºdigheoockrepn wozde: al anders leert uvolck. u leereis danniet Chziſti leere/oockt niet de warelere/noch de Wareliercke maar DeOnWare.

--

15 , Delezermagh(heefthpklaarghezicht) - oozdelen, die noch nietklaarenztet/benaar Ä tekomentot Chziſtum/die is3el vehetlicht/eñwozdedoozafſtervinghewan -zijnepghenquaadthepdt/eenlevendighlidt maatvan Chriſtighoedthepdt voozalleoog

Ä

deelvandekercken. danint lichtghekounen ende in Chriſto ghezupvert zijnde / 3al hp

met 3ekerheydt hier afmoghen oodelen/ dwelck anders blindelijck/ vermeteljck/ sondelijck/verkeerdelijck ende verderfijck gheſchiedt.

-

XIIII. Hooftſtuck.

Hoe langhezaldeinwédighe rep nighinghevooz ghaan? I.

-

PDÄ huer wederſpzeken van

-

" Chziſtinaacktbevel/datmé hetinner lykceerſtzal reynighen,zodatzijnmeynin ghenieten is dat het beyde te ghelijčkzal gheſchieden, twelck zp vergheefs beſtaan hadden den menſché vzoedtte maken Chut ſtimepninghetewezen/zomennuheeftmo Ä zien: zie ick een anderuptllupp vooyt en/niet altoos deghelpker dandenaaſt vooAghaande/namentlijck/dat hiernodigh gheweten wäar, hoe langhe deinwendighe reynighinghe voorzalghaan, endehoever

reick die üytſpanne. 24.8. .

.

* WPaar die leerevooºß mijnzegghen/ ick *

-

-

TD iij Tzoudet


Aanwyzinghetotte ware

zoudetmprecht moghenachtenghebaaght tezjn/endeghehouden om die huervzaghe tebeantwooden.maarmuiſt Chriſti leeref. bevelen/mietmijns: zobetreftoock Chzifto/ nietmp/dievzaghe endenadienzpniet be decktelick voo: hcbbé mp/als ofickeenon nutte middelhadde willen aanwpzen/tebe ſpotten: zo valt die ſpot oock niet opnts/ maaropten Heere ChziſtumÄ die zulcx

redoenleertendebeveelt/recht ofnennen mermeerzulcke innerhkerepnighinghe hier mochte verkrpghen: ofnemunermeerweten magh wanneermen innerljck ghendegh is gherepnight.

-

---

-

3 JLaat daaromme hiermudemeeſterzin epghenleere verantwoozden eñverklarende hoelanghe die inwendigherepniginghevooz at des lichaams Ä ghaan/zelvezegghen:d ichtdijnoogheis.indiendinoogheeenvul dighis/zo Zalt'ghantſe lichaani lichtzijn/

Jºatth. 6. 22. Js u die antwoozde klaar ghenoegh mannen? ick mepne ja/indienu oogh gheenſhalck/eñtghantſe lfdupſter icht enis (Matth6.23.) werde/niet alleeneen deeldeslichaäs/naar rghamtſelichaam.

Ä -

Chziſti antwooyde Vandeklaarheydt ist

laar.maarofdeze dupſtere Ä Ä komt/mietuptklarekinderédeslichts(Js

12.36.)maaruptdupſterlinghen/die dedup ſterniſſen lieven endehetlicht haten (Isai. 3 # eñdie wanendete zienJoan. 94) noch nieten konnenzien ofzp inwendeliiek

ÄÄ dan miet/laatick den hertekenner oogdelen.

-

J Gun des niet temin hier inne -

-

- -

-

º -

Lt.


Fol. 29.

Kercke Godes.

alle die ooten omte hozen endeo Ätezien hebbé/datis die uptontwpfeljck

-

Wetenvanhueronwetenhepdt/indezen/ei mitsdien urt die bekendebehöefteeeiternſt Ipke begheerte omn dezen rechten zinnete vers

ſtaan inhuerbevinden: enmaghick mietla ten hiervanteopenbaréhetpondekélichts? dat mp des Heeren ghenade belieftheeftghes om voozhem/niet vooz Hadt bp mp / tot nijn naaſtens hepl daar mede tº

Ä

woeckeren. . & Daarenis gheen redelijck bejaartmen ſchelevendigh 3onder ghevoelen vanbewe -

ghingofruſtzowel in ziele als inlichame. inde ziele ghevoeltmen blijdtſchap eñdzoefs

hepdt/ooek ghenseghenende onghenoeghen, maar intlifghevoeltmenluſtendepjn/ruſt endeonruſt.endeghelijck niemandteensan bers/maar elck alleenlijck zijn

Ä beWe

ghinghe of ruft en magh ghevo

Ä et.

magh oock niemandteen ander3uler leeren ghevoelen. 7 WDie magh een ander leerer ghevoelen wanneer ende hse langhe hp blpdeofdoe Voighis/wanneerendehoe länghehpluſt of -

# ghevoelt/dt.de ſupckerzoeteñdegalle itterſmaackt/dat het joerkende klouwen luſtigh/ende devolghendeſmertebitter ist niemandt. daaromzepdtmen dat niemandr en hincket van een andermans zeer. want lijfenghevoelt deppnemiet/ofſchoözjn erteuptmedoghen troerighis. Laatons

#

ditnu voeghenterzaken.

-

8 IHenvaaght hier/als nodigh om weté, hoe langhe deinwédighereyniginghe voor

zalghaan?mercktlezer/

Ä den Ä fe

-


Aanwyzinghetotteware

eenrepnherte endcklaarooghete bekomen/ om welte noghen zienenderechtteoo.de lenwandeware leereeñkercke Godes/daar Godeñ3jnwoodt; Chziſtus/of Emanuel/ tats 5od metons (JMatth. 1.23.) bpis. Gheljckmenmumieten magh kennéeen Wareghelovighe/3onderzekerte weten dat

hetWareghelove/waar dooz hp

Ä

werdtghenaamt/bphemis:3o en mag

oocligheenſſins kennéeenware kercke/zon derzeierteweten dat Godende Chziſtus bp dickercke zijn/daarmazpghenaamtwerdt een kercke Godes ende Chºiſti. 10 Die dan zeierlyck vande warekercke wiloodelen/moet/voo! zulckzynootdeel/ ekerlick kennen Hod/Thziſtum endeeen erckedaar Godefi Chziſtus bpzijn. want

sonder Godesende Chºiſti warekenniſſeen magh memandt zien bp wat Ä ende bp weickeniet. eñzonder Godtezien/ Imaghhemniemandt kennen.

-

1 1 Dm Gode tezien behoeftmeneenzup verherte: endeal dic dat hebbenwoºdtzuler belooft vä Chyiſto/daar hpzepdt:z

3U18

dezupverenvanherte/wantzpzullen Gode zien/Mat..8. JAuwoºdt God/die eégh is endehet lichtzelve(Joan.4.24.)vanzu

gheeſteljckhertſen ooghdat zupveris/ghe

ſ

zien intlicht dat Chuiſtus is Oan. 1.4.)30 evenſtaat: in dpnenli Ä het licht ziem (Pſalz . o.) dat zepdt ooc

Ä SÄ : die nnp ziet/ die 3iet den vader. OAll. I4.9.

12 Dm dande warekercke Godesteken nen/behoeftmenoockzonoodtlºck eenzup

verherteofogheder zielen om klaarljckte 1.

*

- --

-

3ten:


##

sien: betware licht;Chziſto;omin tezien: Ä Godzelvedie/als Ä Chziſtus/hetghoede dingofwezenzelfis/dat ghezienwoºdtende mitſdienghekent: dat zonder alle zultrteza

men God noch Chuiſtus mietenmoghéghe 3ien/veel min recht ghekentwozden.

33 JBaarwatbaät het zupvere ghezicht/ het klare licht/eñhetghocdewezen omghe

zien endeghekenttewozdé/zonder des men ſchen begheerlyke ernſtom Godein Chºiſto te zien endete kennen ? niet altoos dan tot

Wozoeghens vergrotinghe. wantzoluttel als demenſchevan zelfpet vermaghzonder die ghenadtghe verſchpninghe Godes intlicht

voo! onzen ooghenom Godete kennen: zg wepnighwil God oock zonder des menſché begheerlpke willeomhemtekennen vanden lichtvluchtighen dupſterlinghen/die Gode niet willen Ziennoch kennen (Jſa.

Ä

ghekentwozden.wat baat (zepdtzodani

Är) kaars of bzil/ als ick nietzien LN

I

14 TDie blindtis magh wanendathpziet

Ä ) ende die noch niet en Weet30

wetenzoude (datsterecht)maghwanen dat hp weet (1. To!.8.2.) maar die zietende weetmaghniet wané/maar moetzonoodt

zakelijckweten dathpzietendeweet/dat lcr mieten magh mietweten:alwaartoo at hem al de werelt overtupghde dathy

blindtwaareñnietenwiſtetgheen hpweet/ # zp daminzijnupterlijck of innerljck ghe boelen.

1 J JAadien ons nu die innerlpkerepnighin e des herten ogheeerſtendevoozalvandé zelvezo ernſtlijck werdtgheboden: 30

#

UNOLTA


Aanwyzinghe totteware moetmen kennen dat d'onrepnighepdt dfs inwendighis/oock deemighe hinderison, klaarlijck Gode in Chriſtstemoghen zienz endevanghelpken als die hinderniſſe wech is/datmendan Godezalzten/nade beioften ChUſti vooſ3. dit gheſchiedt in alle zucke begheerlijckgherepnighdéaltijdtzoomtwp feſjck als develover; Chuiſtuszontwpfeljck warachtighis inzjn beloften. 16 Hier openbaart zieh nu klaarlijck de blindthepdtdezer vzaghen/hoelanghedin -

- -

Wendigherepnighinghe voo23alghaan/tst.

gheen klepn vermoeden vander vzaghers dupſtere blindthepdtzelve. wantzijnzrzel veuptblindenziendegheworden: zomseten

zpimmers zeive upt verzochthepdt weten/ dat zyterſtondt klaarljck zaghen/als der ſchubben omrepnighepd van huers herten

gherepnighde öoghafvielen. Hebbenzpdit oockzelvemochniet verzocht/zozün3pinder waarhepdt noch blindt/taſtémetterhandt kennen noch God/noch Chziſtum/noch zijn leer./noch zijn herch: maar zinwaanzien ders die blindelijck den blindélepdendennet

malkanderen inder grachtenvallen. . . 17 Maghoork eenen die waarhjckziet/met ernſtvzaghenwanneerzalickzien/ofwaar bpzalickweten dat ick zie? twpfelde die van Jeſus ghenezé blinde of HP zagh/als hp tot

ten Pharizeenzepde: ofhpeenzondaarisen weetickniet: eendingweetick/datick blint was/ende datick nuzie(Joan.9.2.) Lieve zegt/wiezepdehem dathy nu zagh?wie leers deofverzckerdehem dathpzagheemighan

der menſche/ofzijnepghenghevoeleneñon dervinden? Gblindevzaghe.

Hoe >


–------

Kercke Godes. . . Fol.31. – 18 Hoeveleuren/daghen/maanden ofja

- –

ren was de Zalighmaker oock onledighoun

hennziendetemaken?

Ä dedezulcraan

ben ſchauten der menſchen/nietdathpom denlichamen maaronn dézielente ghenezent

Wasghekomen/ende daardooz gheloofbp den menſchente krpgheu dathy doen wilde

ende mochte . daar toe hp oock by wplen vzaaghde : gheloofdp dat icr magh doen? mocht Jeſus däzo volkomeljckziendema ken naden lichame/om welcrwillehpniet epndtlücken was ghekomé: zalhptniet ver

znoghennader zielen/omwelckefeghenezen als

en 3alighmaker epudtljck was ghes

UTL.

19 Jeſus ſpuwedeopteraarden/maackte

upthetſpeecrel lijck/endeſmeerde op3pne (desblinden) oghendatſlijck/eñzepdehem: haathenen / waſcht u in hetbaad-water floe;twelck woldt uptghelepdt/ ghezon den; watdede hierde blinde zepdehytotJe«

ſum (zo dezenudoentothetbevelJeſuvan t'innerlpke eerſtterepnighen) my is nodigh teweten,hoe langheditwaſſchen zal duyré?

hoe dickmaal zalick my waſſchen ? zeven maal, als Naman Syrus (4.Reg..10.) Item hoe verre ſpantghy uyt eer ickt'ghezichte zalkrygheñ? 29 JSeenvoowaar/hpgaf Chriſtiwoozdé al meerder Ä/ dan deze leeraren van iſtileerezo 3ptnoemen)mudoé/hptwpe

felde niet of hy doen zoude dat Jeſus hein beval/zondernochtans (@wonderlück be trouwé/endeovergrootgheloofineenleeke endebedelaar) beloftevanziendetewozden/

ghehoo!tte hebben/wantdaarſtaat Ä


Aanwyzinghetotteware du dat doetſte zulſtu dünghezicht 2:

en? NPaar deze/die zich leeraren der ghelo

vighennoemen/engheven Chziſtiwoozden (repnight eerſt het inwendighe op dat het uptwendighe oock repn wozde/daarig bes

lofte)gheengheloofmaar vzaghenſpotljck/ als van een omnogheljck ofzeer verlang werck/hoelanghezal die inwendigherepni

ghinghevoo gaanzoudedat ghelovenzijn ztin dat ghelovighe? zo waar ick liever int jeghendeelonghelovigh. ... 32 WDatdede hier deze blinde zonder be oftete hebben vanziendeteworden alleen lijck upteen groot betrouwen opteghoeder

-

tierenhepdt Jeſu / die hp van anderen ghe

Hoovt hadde / Zonderpet te vaghen ofte eerſelen: ghing hphemen/wieſchhem/ende guamziende wederam (Joan.9.1.7.)nazijn betrouwen gheſchiede heint ghenehem niet

en was belooft.

º

-

23 Eñghplezer/begheerdp ziendete Wo!

deneerghpvandeleereende kercke oogdelt/ volghtindezéna die blinde/diezjnblint wiſt/endeniet dezewaanzienders die uerblindthepdt nietwetendewanente zié/ uwillenlepden/ja verlepden/eñualleulevé methuerinhuerblindthepdthoudé/moghe lijck op dat ghp ziende ghewozden zijnde/ huerblindthepdtzoudetzen/de blindelepdſ

Ä

lupdenbeghevé/ü van Chriſtoalleenzoudet latenleeden/tot Chziſtieere/totubate/ende

tothuerſchande.endeſchade. 24 . Ick hebbe hier vooy watghezepdt dat wpbenaarſtighenzoudenzekerlickteweten wat wpweten/daarbp wp oock zekerlück 3ouden Weten/Watwp noch nieten -

"Ä RºIP


Kercke Godes. „ Fol. 3 z. daardoo wpveplighzouden moghen wezé vooz dolen/ick zwpghe 3ondighen: 3o wp IT ART

je

acht Malmen op ons doen

ende laten. 25 WPantint doen han dat wp waarlijck weten ghoedtezijn/oockint latenvant'ghe mcwpghewiſſeljckwetenquaadtte zyn: eñ int laten oock vande dinghen die wp noch mietenwetéghoed ofquaadtezijn en mag, hcenmenſch dolé veelminzondighen. dits menſchelpkewijſhepdt. Ä eñveplighe --

alen

Ä wptmietweten. maar wpmo

ghenwel allatente doé/dat wp nietontwp ºljckenwetenghoedtte zyn, 26. Deze omzichtighewºjſheydt waster ſtondtalmazinghenezingheindezen blindé. diéwerdtghevzaaghtvande Pharizeenhoe

pziendewäsghewoden.dat wiſtehp ghe iſſer/dädezevzaghershoelanghehetrep mighen ghedupºt: die moghelrick noch niet ziendcghemaacktwezende dat nietashpen moghcnweten/eñ daarominenoch als met

terhandt daarnataſten. Job.12.2 .

27 WDtzijnzekereñonderwindtljck weten antwoozdehphuerendezepdezootwas ghe ſchiedt.de Pharizeendaarna mietmoghende

verdupſteren het wonderwerckpooghdéon derſchijn van Godete eeren Chiſtozhneere tebenennen/zepden totten ghenezen blinde: Goddeeere/wpweten dat deze men ſcheeen Zondaaris.Joan.9.24. 28 Pp hoWende 3pnen Heplandt ende wel

Ä

-

daderlaſteré/enmochtealseenrecht danck baarmandaarmietheel toezwpghen, oock enwildehp als eenweter vanzinmietweten van Chziſto nietuptWaan onzekerijck

j

PJLU -


-

Aanwyzinghe totteware

en/heeftghezepdtner tewetent'gheen Hº lºckwiſt/dathpnietenwiſt/enleº jtewetentgheen hpwiſt dat HPWS

rächtejckwiſ:zegghendeeighetupghº Ä Chziſtoendevanzich zelve ontº fepkewaarhepd/daarinnehpnieten Ä dolen noch 3ondighen.

ſº

-

j GfhpJeſuszeenzandºrisº ickniet.Dit Ä ckt/ jt gheen zondeen wiſtevan Jeſu/ nochenhpmochteweten/ghennercºthº alleen. noptenhaddeghezondightWatwaºmu 3jrt weten/dathynietenwaande/mar Zeher jckwiſteeñtzelveoockwarachtelic Vooz

jaarhepdtbetupghdeeendingºeetic/dat blindtwas/ende nuzieick (Joan.9.2.) diewaarhepdt bevoeldebº/endº en macht dienietweten/ofheunalniemandtghe3epdt

enhaddedathp zägh.want hºt zelve zagh

dat hp zagh: alwaart oock dat henn al de Pharizeen addenwillenmctwoozdé over

redenofmer dzepghendwinghente3egghen dathy noch blindtwas aº. ja zündezevzaghers blindt/zo moghen wanendatzpzien oock mede weten (dat eſtwaar) datzpblindt zijn:maarzienzpin derwaarhepdt (datickhuer vähertenwen

ſche)zomoghen Zºnieºen dat 3p blindt zjnalzepdetaldewertzuler vähuermaar

Hºmoeten dannoodtzaeck ween datz. ziéja oockmede;zowe als dezebindeghe nezenzindeantwpfelickwetendºwnzehºe spziendeghemaacht zin van Jeſu: twºch inenuptdithuerblindelijck vzaghé qualijck magh vermoeden...

-

31 WPantzwaarlück zoude menpemandt moghcu


Kercke Godes. .

. Fol. 33.

moghéghelcvéinzijn 3egghen/dathpt'ghe 3ochte ghevonden/t'begheerde verkreghen/ ende deopeningheverWozven hadde/die ho rende des Heeren bevelenende beloften vant : eckenende vinden /Vautbidden ende ver

ghen/vantkloppéendeinlaten/zichdaar

teghen ſtelde/endepooghdemet blindevza ghenzulcronmogheljch/oftenminſtélang Zaamom verwervente betonen.

32 MBantzo des Heerenbevel ende belofte vanditinnerh'keterepnighéeerſttedoé/op dathetupterlpkemederepnwozde/mietmin endekrachtighis: als datbevel ehentotten blinden/zonderbelofté. is ghebleken/inzijn ondervinden doo2tmid del van zijn onderdanigh Waſſchen: 3o moet . warach

Vällt WA

in alle deghene / die Chriſti bevelen vant 3oecken bidden endekloppenghelovigh ghe Ä oock warachtelück ende krach teljch dooztondervinden/hct vindé/het ver

Ä endeinlaten unede blicken: tWelck zulcke ondervinders dan oock nieten mo ghenniet Weten/maar moeten dat zonoodt Zakeljckweté/datzpaan die niet Twpfelen / vele min de zeive wed p?eken

Ä

moghen.

33

-

-

- -

-

Want niemandt en magh ernſtelijck

decken te vinden/t'gheen hy weet dat hp

...

:3o en magh oock niemandt die t'ghe-

-

ghevonden heeft/niet mietwetendst Ä ghevondenheefteñhoelan

gheghezocht.

zo magh oock niemandt recht begheren te verkryghen/t'gheen hp Weetdathy nieten

Ä delvan wel bidden/moet moodtljck weten

"abr messbrºugiabºg . .

.“

-

-


.

. . Aanwyzinghetotte ware

-

oockhoelangheende hoehp ghebedenheeft. alzo hevetzich medemet het aankloppen eit

i

Diedan het verkrpghenvant begheer e(ickſtelle hiert biddéalleenommkozth willen/zoot doch met d'ander tweeoockzo Toeghaat)als hier onmogheljck/often min

en3eerlangzaan den menſchenvoo! oghé ouden/zo dezelupden methuerblindt vza endoen/endeditzonder alle bewjsuptde ſchzift:betönenopentlijckdatzp;die menſchen zün; die methuer dupſter vernuft ghelooft zouden zijn boven Godte en klareende openbaretupghniſſen der 9. zift;niet upt menſcheljck vermuft maar upt Godesgheeſtzelveingheghevéwezende.

Ä Ä

J WBant dietupghtnopéde dennoghelijck

epdvooſz/datwp alles zullen v ghen watwpinzpmennamezullen bidden (Joan. 14.13.14/16.2.3.24.) endedatuietlangzaan

nochtraaghlijck/maar God belooftdat hp onsoockzalverhozen/ondert biddenzelve

ja voo! dät wphen aanroepen (Iſa.65.24.

wanthpweetwatonsvannodeisaleer wp

daaromme bidden(JPat. 16.8.)

A

36 Zoude hp dan die innerlyke repnigin ghe; dieons zohooghljckvoozallendinghé nodighisende die Chriſtusons voo! albeñ veeltzonsnietwillenghevenofangzaame ditteghen uptdzuckelpke ſchziftlpke tupgh niſſe/dathponsverhovenzal in alledat wp na3pnéwillebiddé?(1.Joan..4.)Betrout dan Gode die ghetrouisende warachtigh:

miſtroutdezemenſchen die ontrouzinende onwarachtigh/bidt ghelovigh dat hpuin wendelijckrepnighedooz 3pné3one/die alleé --

Tepn


.. Kercke Godes. . Fol. 34. repn is van allen vleckenomeen repn lidt maat te Woyden aan zijn repne ende onbe

vleckte bzupdt. endehpzaleer laten Godte jn/(datonmoghclijck is) dan3pnebeloften

Ä volbzenghen. -

XV. Hooftſtuck.

Bat repnighinghe ghenoegh is/ om zich tot boeffeninghe cenigher Cere 1nonien tebegheven. I.

me zich tot d'oeffeninghe eenigher uyteryke ceremonien te beghevé, hou den zulcke ghenoeghte zyn, datmen een ernſtighvoornemen efgoedt beginſel heb be, omhem zelvente reynighêende zyn le vente beteren. (2 J.4.) dat zegghen 3p älzote verſtaan. waarmede bewpzenzpzulck huer verſtandt! 1net klare ſpzolien der H.ſchziftu

renneen/maar meterempelenvandeghelo yighen inder Apoſtelen tpden. blickt dezer

underkerck zoöpentlijckbovenald'andere die wpmuzien)alleentewezen Godeskerck/ als der Apoſtelen kerck doetezijn was ghe blehen?gheen ding minder.dats een. 2 Doenzpmede blicken dat alle die zich doeinder Än liercke

Ä /zulcr

metzekerhepdtdats upten ghelove deden gheending minder. Wathelpthuer dan dat

Zegghen/tenwaarom demenſchézondelijck anderen intzondighennatevolghen? bewp zenzpoock dat niemandt van alle de zelve uptrepnderhertémetzekerekenniſſeeñwa renghelopezuchinderApoſtelékercke begaf,

batendoénochen vermoghen 3pmedeutet, Eſ

Zºne


Aanwyzinghetorte ware 3 Jmmers Petrus het jeghendeel betup ghendezepdt dat Godooch den Hepdenen e "

die gheloofden/ghetupgheniſſ gaf/unitsdat uer den 9.gheeſt gaf/ende doozt gheloof uerhertenrepnighde(Acto.1 J.8.9.)dunckt

ighen

vooz uer dat zulcke ghelov ÄÄ zonder ende wiſſezeÄ hepdt inder Apoſtelenkerckezich begha ven ghiet Goddan zelf zulckenieuwe zup

, veremoſtinonrepuevaten (JNat.9.17.)ie 4 WPaaromwpzenzponsniettotdeze/d huer welen 3ekerlijckinder Apoſte'en kerc ke beghaven:maar tot dander onrepneme» nichte dienen zulcrmietafen leeſt ende zieh mogheljck daarzo onbedachteltjck toeheb- -

ben begheven/ende mitsdienoock zolicht vaardelijck afzyn gheſchepdé: als menleeſt van die menightederjongheren Chriſtighe ſchiedttewezen? (Joan.666) Gfhebben zp ons lievertewpzentotté verlogenhoop/dan tothet verkoyen

Ä

-

-

J Zo onbedachteljck miſbºupcken deze menſchen derempelé vandº Apoſtelékert ke/zomen beder heeftmoghézieu hiervooz intzevende Hooftſtuck/daaromnickditmeer danghenoegh achte:TDoch/overmits 3p hier ſchpnen eenen beteréraadtte Willengheven dan bp mm was ghegheven/ende als of 3p wat treflijcr wilden zegghen/dezen hueren

raadtvootſtellen/moet die noch een wep - nighnaackterontdeetzjn/op bathueraan zien niemandt entrecke tot navolghinghe Vanhuer qualijck ziem.

6. Alle de leeraren van wat kerckenzpmu moghézijn/diedaarzegghé/datelck menſch die inder waarhepdt Weet dat mueenware -

--

*

zien


. . . Kercke Godes. . Fol.3 . Ä kercke Godes/daar innede ware Hacramente eereis Chºiſt

>

-

ende de ibe nna velnughebzupckt worden/voozoghenis/eü daarbpoockwelck van allen die is/zich be

oogt daar innete beghevé/noetick in zulck uer Zegghen vaſtgheloven ende van herten Toeſtemmen. 7 WDederommeen maghick gheen van alle zulcke leeraren gheloven noch toeſteumunen/ A

die daar zouden derren leeren of den men ſchenraden(zomeeſtelck bedecktelijckdoet) Ä tebrghevenineen van alle dezeziemlpke ercken: zonder eerſtghewiſſeljck teweten (niet Ä tewanen) datzulcke kercke de warekercke Chziſti waar. want zo die zultruptzekerweté doen nietbedzoghemen -

anoghen Woydé/noch huerin zulckdoenniet - enmoghen bezondighen: 3o Unoghé dezewa Rers bedzoghen wozden/ende moetenhuer in 3ulck groot Werck niet upten ghelovete

doen/omtwpfeljck bezondighen. 8 Zo is dan voo! allen dinghenindezen handelvänode "ntwpfelpke kenniſſe/welck van alle dezekercken Chziſtikercke3p 3on derklaarghezicht/maſthniemandtdekert ke Chziſtizekerlijck kennen. maarzolanghe des hertenooghemetterzondenſlpke/noc bedeckt is/en maght zulcr niet klaarljc Ä / noch vele minder waarlijck kennen. daaromwiloock de Heere (zo ick nuvaſte lijck bewezenhebbe) datdezeinnerlpkehert repnighinghe den vooyghang 3al hebben. Hooftſtuc Ä 9 Pan zulckc repnighinghe een ernſtlijck --

jej te hebben/oozdelen dezeleeraren

-

tezjnomzichte beghevêtot d'oef Eij

fenin


Aanwyzinghetotteware .. . feninghen eenigher üpteripker ceremonien/ tewetentottendoope/tother byoodtbgeken - -

ende andcrs (2 J.11.) TDit en laten nu gheert

dezer upterlpke ghemeenten ofkerckentoe/ Ä zp datmen zich eerſt in haar kercke be

º

TDit alles moltick huer/oock allen an

derenleerarentocſtemmen/zo zukommen bewpzen dat een beghonneneñvoldaan werckt

eendingis:tewetédattergheenonderſchept altoosenistuſſchéeen oghedat nochmair: beghonnenisterepnighenende tuſchencen ooghedat nu altevollengherepnight is van

derzondcnflpke: 3o dat hetooghedat noch Ä is zoklaar kan zien als hetzupvere Oogle.

f

-

11 Maar wie zalmen voedtkonnenma kendat des blinden oghen dienuwaarlijck mietwaanlijck vandenmeeſterzelvezo albe gonnen Warente repnighen dat hp nannern

Zagh wandelen als bonnen/3o klaarzaghen omweltekennen/als 3pnamaals derepni

ghinghete vollen voldaan zijnde (want de

Ä datzijnwerck miet bp c'beghinneon volmaackt enliet blpven) waren doe3palle dinghenklaarlijckzaghen? JParc.8.2.2 J. 12 TDie halfgherepnighde oghen ofdiebe ghonnen warenterepnighenzaghennoch3a qualijck/datmannenbomenſchenen/zuler dat zijnootdeel doe noch niet rechten was.

menoozdelenu ofdezeleerarenoockterecht oodelen in huerlecren: dat hetghenoegh omzichtehegheven tot oeffeninghe der Le remonien (dat is omte oordelen welck de Ware leereeſkerckezpendedaar integaan) datºmen een ernſtigh beginſelhebbeomheun zelven -


Kercke Godes. .

Fol. 36.

Zelventerepnighen/datis voozdatmenghe - repnight 3p. Ickziedathetghenoeghison

Är" te Wozden/maar mietom3ekerte gWaal.

13

enzp tot zulcken

Baar Waaronn

beghonnen ende niet volepnden werck van srepnighinghe ende beteringhe? Gun dat3p opentlück leeren/dat niemandtshertſenoo ghe hierzoghantſelijck van Chriſtogherep might eſ klaarzichtighghemaacktenmagh

mözden: als hp welheéftmoghenbewpzen aander blindenlichamelpkeoghen.

-

14. JAu bekennen 3p zelfs mede in openba

renducke/dat niemandtwilmagh hebben Ä noch te doentghene hpniet unoghelijck enghelooft tewezenom

Ä

edaante Wozden. madien 3U nu3elveleren

: dat de repniginghe desherren hieringheené menſchenop aarden.volkomelijck ghedaan magh wozden (wepnightoteerevanderzie lenghezondtmaker)zdiſthoozlijck oock on mogheljck een vooznemé;ick zwp gheeenghoedtbeginſelte hebben (wantzon der voozmemen werdt niet beghonnen)ous hem

ÄÄ

1 WPaar bljcktmunaackteiück/klaarlijcke ende vaſtelijck dat alledithuer Ä Vant upterlück met het innerlijck gheljckterep - nighen /van het langzaam repnighen ende

d'onzekerhepdt vandemate/oock mededic

beghinſel van repnighen niet anders enig danwooden/ſchijn/ende ſpieghelvechterpe tot uptvluchten dienende omme t'völckop tehoudenvandenodighewarerepniginghe/ ende den menſchen alzo blindelinghezonder

kenniſſe/oozdeelendezekerhepdttetrecken E iiij

in hier


-

*

*r

# torte ware

in htter upter p

Kercke. wat is dat doeB

anders dandeen blindedarderindergrach tentelepdens *

XVI. Hooftſtuck.

iddelom tot waarhepdºtsken Ä -

T. -

-

met een oghedat dooz den vuplen etter derzonden verdupſtertis/enmaIh Ä waarhepdt ghekent werden / maar el met eenrepn ofklaaroghe: is dat een

.

Houdigheñlichtzois hetghantſchelichaann licht. die dannoch gheé wäarhepdten mag kennen:hoemagh hpwetébpwatghemepn te nude ware leere Ä die dit oock mieten weet noet hp imt verkiezen niet dolens in 3ieckten ballenende verderben?

2. Paaghdydanhoekomtinéaandeken-

-

niſſe der Waarhepdt:3ohooºt deantwoo.de Vandewaarhepdt zelve. zoghy (zepdt

Ä#

- -

mpnen woodenjft) zuleghn waar mpnejongherenzijn/ende zultdewaarhepdt kennen. hier ziedp nu dar het blpven inde Wooyden Chriſti heteenigheende warenrid /omtekomentotdewaarhepdtsken

#

TUIfE.

-

3 JRaar (mogghdp vzaghen)welcfzijn die .

wooyden Chriſtidaarhn hier inghebiedtte . blpven/hetisdecerſte A. B. C. allerzpner jongheren/teweten die mywil navoighen dienernczñncrups op zich ende volghennp

naar Hoezalditmugheſchiedé mettéwoo

den alleenijck neenmeen/zuleke Heerheer

roepersenkent de Meeſterniet/maar aj


Y

KerckeCode.

Fol.37.

die daardoetzijnvaders wille: Welck is die ?dat wp 3pnen zonealleen

--

O!enzulédatsghehoozzaämzijn.

Alle diet

ernſt is Godes willete doé zullen verſtaan/

dat de leere Chriſtiupt God is / ende welck die is.Téisinderwaarhepd nietpemandts dienaar die daardoet/niet dat de Heerehem

ghebiedt naardathemzelveluſt:maar die Ä Heerenbevelen ghehoozzameljck vol Uengt/isinderwaarheydt zijns Peerendie

naar. Zalighis dat volckwiens Heere God is/endeditzijnze alleen dieinden heplighen

gheeſt Jeſumhaar Heeremoghennoemen. 3 Alzo oockmedeenmagh niemandt inder Waarhepdt Jeſum zwnen meeſter noemen/ dan die in zijn Wooden blpvende zijnjon

szijn/verzakende henzelven/hareep ghenzimmelijckheden/luſten/begheerljckhe ben/willeende vermuft/eñdiemetlangmoe dighghedulthaarepghenkrups dzaghende harenmeeſter Jeſum navolghenzo waar ghaat/het3p dan in verachtinghe/vervo inden drodt zelve.

Ä

-

6 TDie zo dit Lammeken Ä 3Unt waarlijck zijn Jonghers. deze alzo döozt verlochenen vanzich zelfs/ende dooytverlä

ten vanhaarepghen vernuft/waan/ghoedt dunckenendevalſchooydcel/ende inſomma

dooytuptſtekenvanhaar ergherlijckooghe/ eenzupvereñklaarooghe bekomende/ghe rakenzpontwpfelijckdoovtlicht der ghena

den/totkenniſſe der waarhepdt/zohen die

Ä* / die niet en magh lieghen zelf L

E 3

XVIL,


Aanwyzinghetorte ware

-

XVII. Hooftſtuck.

VDat de ware leereis. Y,

ZO

datmenzon

Ä #dtke kenniſſe en

Alarteghé Woºdt

de verlichtinghe des gheeſts welmagh ver ſtaan welck de ware leere zy: ende datmen over zulcxoock (zonderdezelye) de ware zichtbare kerckewel magh verkiezen: om

dat daartoe ghenoeghzaämis deletterlyke ende hiſtoriale kenniſſe, die welzonder de . gheeſtelyke kanwezen. 33.2. 2 Gfmen 3onder zodanighe verlichtinghe des gheeſts welmagh verftaä welck dewa releere3p: 3ullenwphierondcrzoecken/ende

datuptdeghedaante vande wareleerezelve. dezeis der menſchenuptlegginghe vande H. ofſtem ſchifturen dooz gheſchzevê melpkepedicatien/diemenleeſtofhoot: of zpis de blotekanonpke Bpbeiſche Ä Zander alle glozen ofuptlegghinghen: öfz is Godes levendigh woodt zelve/dat is

Ä

Chziſtus/diedewaarhepdt is. 3 Mopende heteerſte/teweten der menſché

untlegginghen ofleeringhen die zelve klareſchzifturezijn/enimaghde ware gheenfinswezen.want de Heereberiſpt die inden Pharizeen/noemendehaar leere/niet

de ware/noch Godes/maar menſchenleere/ die anders leerden dan God/zulcr datzp Daar doo! Godes ghebodtovertraden ende te miete maackten / noemende zulcr mens

ſchengheboden/waarmedezy Godetever

gheefseerden. Matth. 1.368.9. 4 - Dooz dit zupzdeegh der Pharizeen als 098


-

-

Kercke Godes.

Fol.38.

doo! een balſche leere waarſchout de Heere 3pnen Jongheren zoughvuldelijck (Mat. 16. .12.) Waaröm dat ? heten Was niet Godes

leerenoch wooºdt/maarmcnſchenleereende woodt alle wooden Godes zijn warach tigh/endeen Ä memmermeer lieghen: maar der menſchen wooden zijn meeſton

Ä endemoghen ja moeten meeſt eDUteghen. -

Endedaarom wodt dittoevoeghſeltot Godes wooydt zovloeckeljck verbodé van

Sode (TDeut. 12.32/42. Pºo.30.6.)dwelck de Heerezo hardt ſtraftindenvalſchen Pro pheten/diennethuerpuplevoeten dezupvere waterenverontrepnighden («Ezech. 34.18.) ende die in 3pnen name loghenpopheteer den/endehuers herten verlepdinghen (Je TeN.23.2 J.26. 6 WDat is dit anders danhuter d!onnen voes -

ghen tot Godeswoogdt/eñalzo huergoedt dunckenpzedicken in 3pnenname vooz Go

deswoodt?men ziehuerglozenende huere pgedicatien/of daar mietdanloutereſchzif ture inneenwoºdtbevondé: watgheldether tiendedeelis gheenſchzift(eñdat noch meeſt miſbupckt)tänder zin huer dichtinghen/ glozen/ende menſchenleeringhen zijnhuer glozen enckelſchzift: waaroin zetten zy die daarniet ? zijn3ptoock niet/waaroun voe

ghenzphuerghoedtduncken daartoe? 7 Zietlezer/hoe3pmet zulckhuertoevoe ghen Godeveezen: 3penontzien huer noch niet zulckehuereveronrepndewateré/zulck mengſel vºn huerder voetenvuplichenden/ ende zulcke vupleghegraven ciſternen (Ie ren.2.13.)tewetenhaar/niet Godes Ä. -

z

P


- Aanwyzinghetotte ware Ä Godes Woozdtte noernen/eſ alzo huer loghenen in CHodes name tepze dieken. zoudedat noch inderwaarhepdtde wareleerezijn? . . . 8 Maarnadien elckVandekercken diena renzulcke waterlozeciſterné/dezelvedewa releerenoemen/ende déonwpzenvolcke tot dezelvenooden/als tot.de zupverewateren (doch mietheelomniet aanbieden/jaeenighe oocktekopen aandwinghen) teghem Godes vºpghevigheaardt/(Iſa. : 1.)hoe zullerr die menſchenzekerijckmoghenweté/ofeen -

der zelver/eüwclck onderhucrallen/deva re leere heeft? º JBoghenzp de wareleere kennen 3onder

-

waarhepdt tckemmen? neen. kennenzpdann dewaarhepdt zelvenict/hoemoghenzpwe tendatdewaarhepdt/daardeleeréwarach eigh ma werdt ghenoemt/in of bpdie leere sº enofdie aldaarinne waar/nadie. 3p waarhepdts ghedaante mieten kennen/ze Waart onmoghelijck vooz haar dezelvete

kennen voo! deware leere/ j zp.de waarhepdtmietmetkemniſſe daarinenkon Menzen. II.

19. tonnende nuvande glozen ende uptleg Phinghen der ſchzifturen/die elck intzpne noemt de Ware leere ende Godes woogdtte Wezen/optekanonpkeſchUifture alleen/zon

der alle mengſele der vuplreglozen endebe nevelinghen van menſchelpkeuptlegginghé: acht ick dezelve dezupvere ende wareleere -

tewezen/teweten dewaretupgheniſſe Go des/die doozingheven vanzpnen H.Gheeſt/

dewärezendtboden Godesbeſchevenheb ben vamt levendighe/ceuwighe/ ende on '-

3len


Fol.39

Kercke Godes.

skenlpke woogdt Godes.

-----

1 De waretupgheniſſezeggheickeñniet dat eeuwighe zelfſtandighe/onzienlpke/le

vendeendealmachtighewoodt zelve:vant - welcke alles datiñdewereltis zijnwezeueſ Ieven heeft outfanghen: van Welcke

ende aller heplighcngheſchºevéwoodt/dat inder tijdtna is gheliomen/efinieteeuwigh enis gheweeſt/een wareghetupgheis:maar

nietzelfhet betupghde wezentpkewoodt dat voo! alle beghinnewas:efizelfbeghinne

noch epide en heeft / twelck in thetghe ſchºevenwooydt/dat wp de H. ſchzift noe men/zonieten is. -

12

Des niette minzo 3p dit betupghende

ende beſchºeven woodt deware leerenoe men/niemandt die waarhepdtrechtkent/en Zaldat in 3ijnrewaarden/ als dendierbaar ſtem ſchatop aarden wezende wederſp?eken/

mardat ghaarnetoeſtemmen/ende beken nende wäre leere te wezen in die ziemlpke

kercke / daar dat Bpbelſche gheſch:even Woodtlouter eñonvermengt van allennen ſchelpke ghelezen eſ gheleert wozdt/ 3onder alle toedoen ofte afdoen. 13 JPaar want ick nopt en hebbe verno mien in dezeonzetpdédat erghens zulcrghe

Ä

ſchiedt: zöenkanick die wäre leereingheen ienpkekercke nuvinden: hoewelelclimen e/op3ichzelvediealzoinzijnepghéhups magh hebbé endeonverbeurtlezen/betrach ten/ende metaanroepinghe Godesom ope

ninghe zijns verſtandtsende verlichtinghe

herten/3pnen wandeldaarvepligh Änaſtieren.

4 Gmnutegaantothetderde/datmé alles erghent *

III.


Aanwyzingherotteware /di moetmen dewarelevendtmakendelere hende beſchze upg ett eth nni eze tew bekemé -

h men epghentlijck inder Waarhepdtmag e noe

veneñindertjdt beghounen woozdt/maar

wezentlijck gnde eeuwighe #Ä dat enbeghinnewas t

bp ind ood Godes/ Gode/ende Godzelveis (Joan. 1.,) waar inne hetlevenwas/welck leven het licht der n. 1.2.) Joais is(odt menſchentwo Chziſtus zelve. die is het 15 TDi de(Joan. betupghde daar Joannes af dtwp alleiſſ s ontfan 1:1 J.) van wiens volhepdet ghen hebbé/namentlijck: upghen e van de ghenade dooy JUMopſem/maar de waar

of Wezen der betupghdeghenade/dooz # m cſu Chziſtum Joan. . 16. 17. hp is de warelere/de.wareleraar endedewaarhepdt z Ä /daarinne God den 3pnen leerdt doo engheeſt der waarhepdt. welcrleerlinghen alleen omtwpfelick de waarheydt kennen; niet als der menſchenleerlinghen dooz lezen ofhoenzegghen/maar intbevelen uptzien ende Onderwinden.

-

-

-

16 Zozhnder dandzie leermeeſterendiebe em upghde zijnntl indick tupghenende zelvehet beteze Peneleofhethemelſchew n/name ñdeze de Pader/de Zone/endedeº.gheeſt/e duiezjneen. (1.Joan..7.) devaderleertzo/ datal die van hem hoodt ende leerdt/tot SChºiſtum komt (Joan. 6.4.) dat is totte waarhepdtdoo den rechten wegh die Chzi ſtus zelveis.maghmen des vadersleringhe dan mietwelinder Äpot ende epghent

lijck de wareleerenoemen -

. . .

. .

7 Do leerdt oock dezone Chriſtus onze

eraar endemeeſter/die van alle de

ab"# -


Kercke Godes. . . . Fol.4e. leerghierigheozenende eenvuldigheooghen -

ebben ghehoodt wozdt ende ghezien als erleermeeſter huer opten onwegh zijnde roept:ditisdeweghdaarinne achter wandelt/(Iſa.3o.29) teweten innp(Joan.

Ä

14.6.) verlaatu zelfmetublindt verkiezen/

endevolght up na/zo zuldpuzelfs quaadt hepdt verliezen endeunjn ghoedthepdt win

nen (Mat. 16.24;) wanthpis dcleeraardes rechtvaardighepdts (Joel.2. 23.) dieze niet alleen leerdt verſtaan int verſtandt/maar die rechtvaardighepdtleerdt doen met wel

º;

enderhandt.

18 Ende zoleerdtmede.de ).gheeſtnietal leenſtuckwerckofeen oftwee waarhepden/

maarallewaarhepdtdieons omdooz Chºi ſtummetHodetevereenighen omte weten nodighis(Joan.14.26.ende 16.13) endedat zo krachtelijek omtghewetente doen/als Mwarachtighlijckoun die zekerlijck tekennen 3o gheſchºeven ſtaat Ä zalmpnen gheeſt gheveninu/ende ick zaluaken dat ghpin mpneghebodézultwandeléendempnerech tenhoudéende daarna doen. Ezech.36.27. 19 Zodanigh is de leeringhe des gheeſts (1.Coz.2. 3)dwelcknieten vermaghdelere des doodtſaandenletters (2.Cox.3.6.) zoda nighis deleringhe mede hetwoodt des le vendighé Godesdat déhoozders levendigh

maackt(Pſa.1 8:2 J. Joan. 11.25:26.)want eensmenſchenwoodt/maar het volbzengt

hetkonntnietpdel wederonn tot Gode/als zowathp Wil /endehetghclucktaldaar het

Hod toezendt(Iſa. 5.11)zodatſealzali zijn die van Gode zelve zijn gheleert (Pſal.

93.12.)zonen van Paulo leeſt (Gal, -

-

-

-

Iſº

LZLa


Aanwyzinghe totteware

leeſtmenzulervant beſchºeven woodt/ick zwpghevander unenſchein glozen? o TDit is her levendigh wooydt Godes dat ghezondt maacht (Pſal. 106.2o.) dit is oock beware leere die ghezondt werdt ghe naaunt on dat zy gheneeſt ende den zielen waarlijck ghezondt maackt (1. Tim. 1. 10. Tit. 1.9)eñniet als hetlezen des lettersende het mondrpzediken der menſchen glozen/die zowepnighkrachts hebben om een ziele te ghenezé/dat3p die totdelijfpke doodttoein Zierkteendekranckhepdt laat blpven. 21 TBielere die danzelvenieten vermagk teghevendatinerinne zoeckt is eereen gle tupghe vande Waarherdtte noennen/als 3z

< recht ghetupghet/dandewaarheydt zelve/ dat Chºiſiusis/ende niet de ſchzifture / zo hp zelvezepdt:onderzaecktdeſchufture/wät hpmepndt daar inne

Ä eeuwighelevente

ebben: zy zijnt die ghetupgheniſſe ghevent van mp (Joan.J.39.) wantick benzelfhet leven/(Joan.14.6.) endegheveheteeuwigh levé/alle die daarghelové/niet der menſché/ maar mpgheloven (Joan. J.24.) alzo mpne woozden gheen lettermaargheeſtendeleven (Joan.6.63) endeick die zelf het broodt

Ä

es levens ben(Joan.6.3.)oockzelvehebbe dewoozdé deseeuwighélevens. Joan 3.68. 22 Ziet dat is dererhte warelerezelfvan dewelckede 19.ſchziftende alle Godgheleer demenſchenwelende Waarlijck ghetupghé/. maargheen macht en

Ä onn pemandt

teghevenhetleven/dekennis inderkracht? de

Ä noch 3alighepdt daarzpaf

ghetupghen. want noch planter noch nat ualieren vermoghensghecuſſing/ man ak -

-

-

-

-

LEU


Kercke Godes.

Fol.41.

dfedewaſdom gheeft (1.Cox.3.6.)dats

odzelve: vanden weltkenalleen/endeniet bandenmenſchen alleghoedeen volunaack

teghabenkonten. Jac., 17. . . . 23 TBiedan noch van Hodenietenisghe eert/dteenkent noch de wareleere/diedaar gheeft dar3pbelooft/niet/noch hpenheeftſe oock niet/alwathp 5ichzelvenoock vzoedt kanmaken: maar al die van Godezelfzijn gheleert/diekomentot Chziſtum (Joan.6. J.) die dewegh/dewaarhepdt/endehetle

Ä

ende konnen zonderdo Ä tWpfelen uptendodeintleventot Ten Bader. -

-

24 TDeze hebbende wareleere/die3pken nen ende volghen/ als hcbbende dezalvin eontfanghen van hem/die in huerblijft 3.9.) eñniet wedervähuervlieght 1 o.zo.) zo datſe nietvau nodeen heb /dathuer pemandtmeer leere: maar zo alshuer dezalvingheleertväalles iſt waar 1.Joan.2.27.)datis danderechte warelee renade beloften (Jerem.30.32.) 2 , Ick 3al mijn wet in hueringhewepdt

Ä #

even/eñickzaldieinhuerherteſchºpven/

endeichzal hier totern God wezeneñzul enmptot een volck zijn/endegheenmanzal 3pnennaaſtenmeer leeren/nochmanzpnen

Ä kent den Heere/wäntzp

--

RIE vandenminſtentottenmeeſté zullenmnälle ennen. Jere.30.34. Peb.8.10. 1. 26 Liet/dat is devareleereende datis.de warele ermeeſter/diezo3pneleerlinghen die menſchéleere verlatende/nazpneleerin heder gherechtighepdt hongheren eñdoz en/leert. die oock alzo daär afverzaadt

"

wozden 43


º. - Aanwyzinghetotteware rlpke Äh gheen ware upte kercke/leere/noc Sacramentenvegzhan

Woºden / of

den is . want die de jonghe raven voedet

(Pſal. 146.9.)ende de vogelkens bezoght niet verlaten/noch3pnenzadeomhzoo

hen. (Matth.6.26.) enzal den rechtvaardigdtla Tenghaan. Pſal.36,2 J. . ,

! . .

XVIII. Hooftſtuck.; ---

Ofdeleere het mercktekenspan deziemlpke kercke. I.

Ck hebbehiervooy (Hooftſtuck iiij.)bewe

Ä

kercke Godes met Zen/datter gheen lijfpkeoghenghezien/maarwelmet ſherté 'Oghenghelooft magh Woyden.vanghelpken is betoontint vierde Hooftſtuck/datméniet en magh gheloven/tghene menontWpfelijck lichaants Ziet metten

Ä

Ä

vj. ſtuckv. ende 2 Maghmézogheen upterlpke kercke hier ien/zo iſt vergheefs datméonderzoeckewat mercktelten 3p/daarbpm. n deziemlpke erckezoudemöghenzekerlijck kennen.zou

#

det niet een onnut Onderzoeckien/

Ä

ké da daar twiſtenwezen/na ofomeenmerckteké ; tis u hoof ſtum enn van zijn diet Chzi hpm kercke/endenu op aardennietzichtbaaren

is;nuzienljck hierzekerljckmagh kennen? menmoet kennen ja: ..

A

TOesniet temin wilick (om immer den naat volte gheven)hier inne3odanighelup den die de leere hetmercktekévandekerckezegghentewezen (33.11) antwoozdeneſ

zegghen alzo, Ick höude immers dat

#

-


- Kercke Godes. . . . Fol.42. gheen merktehen vanza wichtighenzaka enwilt ſtellen datonzekermaardatghewis endezeker3p/3o datmen dat erghensziende endekennende antwpfelijckzalinoghenwe ten/dat daarzpde ware

Ä kercke Go

des zyzullen mp daar innetoeſtemmen. . TBatm nu ondºr alle deziemlpkekerc en omdeenwarele ere; die clck by henzeydt alleente zijn; kljft/ isbupten alle kijf. waar

doozzalinenmuditontwpfelpke.merckteké; de wäre leere;zekerlijck unoghen kennen eſ verkrpghen neu antwoodt mp: doortle zen Yande H. ſchrift. wat kenniſſe der 2. ſchzifturen behoeftmen daar toe: een ghee ſtelpke ofletterlpke . - - -- - Pier Ä datoockdoor 3 een uyteryke ende letterlyke keniſſe der waarheydt deuyterlySeleere der zichtbarer Ä neoordelt worden. (33:30) van Wat1uenſché/van Ä Ja/hooz ick zegghen/ende ooc medé vanden hypoCryter (33.31) van watſtucken niet váñde echtſten, maar wandeprincipaalſteſtucken -

-

der leere. (19. )

6 Zoen is dan de Ä leeringhe, die van Godeinthertegheſchiedt, ende van anderen nietzekerlijck bekentkan werden, hetmerckteken niet vande zichtbarekerc ke?neen (33.22.) wanthet, welmoghelijck is zondor (ware Ä kenniſſe ende werlichtinghe des H.gheeſtsteverſtaäwelck deware leere zy: ende over zulcx de ware zichtbarekerckete verkiezen:want daartoe

ghºngeghzºam is de letteryke ende hiſto riale kenniſſe,&c. 33.1.&c.

7 Ick hoze ongheloofpkeeñwederſchziffj

Ä

-


Aanwyzinghetorte ware zaken, welaan/Zijnderoockpºinck paalder ſtucken vande leere danwareken niſſe Godesende Chriſti“ (Joan. 17.3.)neen moetghpzegghé.diedan volghens dezeuwe letterpke eñhiſtoziale kemniſſe der H. ſchzif turenghevoelenofgheloven/laſterlpke dun ghen van Gode: zuldpoockzegghendat3n warekenniſſe der

Ä

ékickhou

deghpneenzultmoeten 3egghen. 8 Laſterljck ghevoelt hp van Gode ende teghende waarhepdt: die daar houdt dat Godbpwplenisonzaligh/onvosyzichtigh/ ontrouende onwetende: ditmoethpnoodt -

#

doen die daar houdt na den letter der

ſchzift/dat Hodes herte beroert werdt van bzoefheydt (Geneſ. 6.6.) want die danver ſtooytzijneeuwigheblpſchap: die houdt dat

doetdathemna berout: (Job.42 Ä 1o/ Geneſ.6.6.) Want die Ä is/en doet dat niet: die houdtdat God bedzieght

KEze. 14.9.) want dat is het werck des ghe nen die ontrou is: ende die houdtdat God 8.21/ ghedinghénieten weet/ Gen.1 zommi X II. I ſ. (Tren. 3. 6. -

-

-

-

TDithoudt j de Hiſtorie eñletterſche enniſſe der H.ſchwifturen lochendydie/zo. hebdpghten uyteriphe eñletterſche kennife derwaarheydtdiemé doot lezen der ſchºiſ turen verkrijght (33. 26.) ſtemdp die toeza

hebdp eenvalſche ende God-laſterhkeken niſſe van Gode:ende hier nazoude (zoghpt

ſchuft)de upterhke leere derzichtbaarder t werden:z3.27. kerchengheoo.delteñbeken r

maghmenonwarachtighe ende.onzekerder

goºdeelbedencken?

-

19 JBoet hp niet noodtlijck houdenÄ D -

.

-

V-

-

W.


»

Kercke Godes... Fol.43. ºGsdisſaperighverghetel/toozmigh/hare lijck ende wzeedt/die gheen waarheydten kent van Gode dan nade hiſtozialeeide let Terlpke kenmiſe Poedoch anders zepdt.de ſchzifturenadéletternietuptdzuckelijckdat God flaapt ? Pſalm.43. 23. TDat God ver gheetPſal. 2.1. TDat God vertooznt?Ero. . 14. TGat God haat?TDeut.1.27. ende dat God verandert in wyeedt-Job.3o.21. Dat ende veel neer derghelpken en magh uie

mandt lochenen. . . Lowarachtelijck menzuler van eenf # quadenenſchénaghzegghen/upt welc eraardt ded.ſchrift bp wplen van Hode ſchijnt menſchelpker wayzeteſpucken (Gen. -

3.22 / JBatth. 25. 26.) zo onwarachtelyck

inoeten zy zulrr van Gode ghevoelenende «Godezodanighkenné: die gheen anderken van Gode/dan upt dehiſto Ä en hebben rialeeületterlpke kenniſſe der H:ſchzifturen. 12

WDantwat anders dan die kemnis des

etters metmenſchelpker tonghen van Go deſpºeken.de/heeft de Secre/diemennaamt Badianers of Anthºopomophiters daar toeghebzacht/dat3p Hode/deeengheeſtis (Joan.4. 24.) warachtelijck gheloofdente Hebben/oozen(Pſal. 5.2.)oghen(1.Pet.3.12)

een mondt(Iſa.1.20.) een arme (Jere. 27.) handen(Pzo. 21..) voeten(Pſal.98.J.)ende meer andere ledéalseen zichtbaarmenſche! zoudeditmetulupdennoch almoeten heten een upterlpkt ende letterhyke kenniſſe der waarhepdt? 13 Auzepdt de waarheydt zelve dat een gheeſtvleeſch noch ghebeenté en heeft/PLuc. -

24.39. allearuuen/handen ofvaten hebben. „f iü

vlecſch


Aanwyzinghetotte ware

bleeſchendeghebeenté.Ismuuweletterlpke kenniſſe warekéniſſe:zomaght gheé waar dt zijndat Godeengheeſtis. TPatzepdt de letterlpke kenniſſe nochtans oock vooz waarhepdt, is deze letterlpke kenniſſe dan unedeware kenmiſſe: zo maght gheen ware kenniſſezhndat Godarmen/haudeneüvoe

ohne dien; vleeſchende ghe

Ä

ende JELIUtEN

-

-

- --

ga hier (om kothepdts willen) Ä menighte van ſtrpdigh-ſchpnende ſpºokennaden letter der heyligherſchziftu ren: als devaderismeerder danick/Ioan. 14.28. devader eñick3jneen/Ioan. 10.3o

*14

„Goden verzoecht niemandt/Zacob.1. 13.

ende God verzocht Abmaham/Geneſ. 22. methonderden dierghelpken: 3oudeu 3p die 1netteletterlpke kenniſſe alleen/zonderghee ſtehoke kenniſſe 1 ente konnen vereenf -ghen? dat zullen 3phuer Wel

Ä.

ghé/zwpghedatzptvermoghézoudéte doé. Daarmaghmen nu aan dat wepnigh (waarlijck ick maghzuler in menighte van

Godetonen/ontſagheick delanghepdtmiet onloghbaarijckzienwatgrovermiſbupe sende kindtſche onwyjſhepºt der 9. ſchuft/ deze leeraren van mannen hier vootbzen ghen/omte bewpzen datmen3onderverſich tinghe des H. gheeſts/alleen doo de letter Ipke ende hiſtoziale kenniſſe kan verſtaan wat de wareleerezº, Eüis daarmedeoock

Ä te zijn/huer# enniet Godeszegghen/want de

H. ſc znerghens enzepdt) dat de leere her unerck

teken is vande ziemlpke kercke: welckhuer Fegghen niet anders enis dan -

F# "DL

-


Fol.44.

Kercke Godes.

# verploerkehpketcevoeghin C.

h

-

Äöööpieſj xx. Hoofſtuck. Ofeenigh menſche warekenniſle "vande pzincipaalſte ſtucken vande leere

- maghhebben/zonderware bekeeringhe. I9.7. *

-

-

-

-

Arekenmiſſeeenighdingste hebben/is “ontwpfeljck te weten hoedaugh dat bekendedingis vanaartende werckinghe. zo heefthpnoch gheé warekenniſſe vandes vupys ghedaante/aardt/endewerckinghe/

die deſſelvens ghedaantkonſteljck gheſchil dertziende/dieſchilderpewaantwaarwurz tewezen/want dieint doncker gheen licht vanzich ghevé/noch tgheédaaraanraackt/ alwaart dyoogh böſkrupt/mietbzandenen kan.maar die upt menighvuldigh verzoec kenweet/dat gheen vupzonderlicht/noch 3onderbtandendehettenpanzichtegheven/ en magh wezen: deze heeftware;niet waan; kenniſſe/vanden vupge/van zijnaardtende

werckinghe. Dat mepnick nietdat vanpe 1manden; zijn vijf 3innen hebbende; weder ſpyokenzalwozden. 2 Zoickmedehoude/dat warebekeerin- .

Ä

Zincipaalſteſtucken vande eere: wat is die datumenvantquadeafwp

keendet ghºdede doe/ 1.Pet.2.11. waarupt

ountdat datmentguade hateendet goede teve/Amos . . wätnatuurlijckhaat elck dathpweethen quaadt/endelievet/dathy Westhennghoedttewezé/immersdevalſche -

-

If iij

Waan


--

Aanwyzingherotte ware het wareweten) doethe waan # teneñlaten ofvliedé/tghunthpzichquaadt tezijnwaantalwaarthéoockinder waar Ä ghoedt: cñvangepkendoctdewaan

#

lieven/hantereieñbejaghen/tgheen demeu

ſchehemghoedt waant tewezen/al waart hemoockinder waarhepdt quaadt... 3 Hierdoo kometdat deönwpzendinghé begheren/diehuerſchadelyckzyn: endewe tenſthaphaten (Pyo.1.22) die elck eengoedt is. her eerſte bleeck waarte zijn in Adam,

(Geneſ.3.) endet laatſte aanden godlazen; Zegghende tot Gode/wijckt vanons/eñwp enwillé de kenmiſſe oftewetenſchappeuwer

weghenmiet/Job.2...14. wat is doch ſcha delplier/dan d'Adamijtſche wetenſchap die

den doodtbaart? wat is oock beter dan de tenniſſe van des Mceren Wegh; Chriſtus; die iten leven bzengt JDatth.7. 13. deen hegheer DeÄ Eva/ende dander de WaanWp 3e CHodlozen.

-

:

--

4 MDatis hier anders oozake af/dan de loghen / die de vermetele waners toeſtem 1nendezegghcneñWanen/hetgoede quaadt

ende hetquadeghoedttewezen? Iſa. J. O. numagh deloghen/inden menſchedaar hp heerſchapt/niet anders doen danna3pner aardt ende werckinghe/het ghoede quaadt te doenwanen endedaar afte doenvlieden: inſgheljcr het guade ghoedtte doenwanen endedaarnatejaghen. ... º . . . . . Deloghenheeftherrſchappie indéonbe eerden/ zo Ä Ä zich mieten bekeert vantquade/dathpzelfis/tot Gode/diede goedthepdtzelveis.waaromdatº hpwaant voo?hemghoedtte3ijn/dat hpzijn rº.


..

. . . Kercke Godes. - - Fol.4,

endequaadt voo: hem tezijn dathy Hod wille volght. die oubekeerde en heeft d noch gheen warekenuiſſe vant pºincipaa ſtuck vande leere/namentlijck van zijn ghen Ware quaadthepdt/noch van God

Wareghoedthepdt: 6. Dit is heel anders in deghene/die deze

nöödtzäkelpkewaarhepdt kennen. wantö waarheydt maackt hier vUp (Joan 8.32. mietwaanlijck(zoment nuleert)maar waar ückzo de Waarheydtzelveleert/3egglſende: dandat dezoneuvUp maackt/zo Waarljck vxpzjn/Joan. 8. 36. waar va maackt de Ä waarlijck vzpº van ſchattinghéºvanlichamepkeſlavernie van kerckers ofghevangheniſſen? . Li 7 Neen/unaar vanhaar vpandt/datsval deloghen. Wantzo Ä iſtdat indE

#

#

menſchevan eenzelve zäliedelaghenzoud bluvé/daar afheindewaarhepdtis bekent: alſt is dat in eenzelve licht dedupſterniſſe oudemoghenblpven/daarderzonnéglant ſchºnt. deloghémoet danrupmé waar ewaarhepdt inne komt. zamoetoock het rwpfelijckwanen wpken/upt den menſche

#

daar het ontwpfelijckweten inkomt/vau alle zaken daaraf de waarhepdt of weten nden menſchekonnt. MBatis nu ditwerckendeaardt van die

ontwpfelijck weten ofware kenniſſeeenigh dincrºdat heeftmen voozmoghenmercken inde warekenmiſſe vä des vuns aardtcude werckinghe.watwerckt die dat hetommo ghelück is voo! den ghenendieze heeft/zin handt in des vupºs Vlammen teſtekenende daarinneecnwpletehoudé/omluſt deghé ZF b

UlLTLIZ

-


Aanwyzinghetotteware nfeten van zijn handt daar doo! te verkoe len? dat zegghe ickis zulckenkenneroulno

gheljck: gheinerckthp ontwpfelpkenWeet/ Hät devlammen hen gheen luſtigheverkoe linghemoghen/maarpy.nlpke hetten/Itoe

tentoebenghen. JAu iſt inder waarhepdt zoepghentlijck s

er zondéaardt ende werckinghcdat3n dett doodtbaart/daarzpwoºdt ghedaan (Jaco. 1.1 / Geneſ.2. 17/Ezech. 18.2o.etc.) als dat et vupz ſmerte baart / als men de handt aar innehoudt. nadiennudeware kenniſſe

zonden; dat des menſchen quaadthepdt is; zowaarlijck daarafbevyjdt/dathpdie danzowepnighmetluſt/begheerteeñwille;

zonder welcke we dolinghemaargheézon de die de herbozenen niet moghen doen/ 1. Joan.3.9.) engheſchiedt/ende den onbe

keerdé belethuertot Godetebekeeré)magh doen: als de ware kenniſſe van des vupts bandighe ende pinlpke werckinghe des vupzs/zukckenkenner bevºijtja verbiedtzün

handt upt luſtväverkoelinghebegheerlick

eñwillighin des Ä vlammen tehoudé. Io Zoiftonmogheljck dat eenonbekeer de/zolanghehpzich niet en bekeert/ware

kenniſſemighhebben vanzjnepghenware guaadthepdt (vele min van Godes ware

Ä allet

le1.noef

bekennen niet alleeneen vanden pzincipaal Ä /maaroockvande eerſte ſticken/vande leere. Ende Ä hier bpal die ditver ſtaan lichtmerchen/datzp noch huer zon Dennietwaarlijcken kennen/dieze nochniet hater/endemetluſten können

Ä

laten. Ick zwpghe vande ghene die Ä


-

Fol.46.

Kercke Godes.

hartnerhelich leeren/datſe niemandt hier

-

Kerwerelt ghantſejckmoghen laten.

xx. Hoofftuck. ek waarhepdts kennicle moet ghaan voot sozdelen vande warelcere endekercke/eüwaarbpmenmagh we ten/datmenecnrechtjongher Chziſtiis - ghewozden. -

-

-

. .

I-

«

-

-

--

PDJldp niet grotelier werdébe d?oghen/muijn lieve vzuendt/za

Ä ghelope aanvoo?dat ghn ghekomen zijt tot de waar

hepdts kenniſſe. Als ghp dezehebt bekomen zo en mooghdy niet do len: maar zonder die moet ghP

noodtlijck dolen. vele is aande waarhepdts kenniſſe gheleghent want nadenaalmeeſt alle Secten tot een hooftmerckteecken vande

ware kercke ſtellen deware leere: ende om deze voonemelijck alle tgheſchilleis/zo elck nu roept de wareleere bphem tewezé:hoe zou

detu oftepemandt andersmoghe lijck zijn teweten welcke leere de

warezpzondereertdewaarhemd teken u.

**


. Aanwyzinghetorte ware te kennen? ABaghmen oork de waarheydt / 3onder waarhepdt waarlijckkennéegheenſlins. Deze kennillenoet dai voo?ghaan: de ze kenniſlebenaarſtighrboot bhv ven inde wooden Chºtlti: eüzon

der deze kennuſle en oodelt van gheéleereenwildp nietbederven. 2. Hier woldt unpghevzaaght/ofmen my altoeliet (dat niemandtenmagh net waar hepdt wederſpyeken) datter gheen kennis der waarheydt wezen en kam dan by den rechten ende ware Diſcipulen Chriſti: wan

ickoordele dat eeñmenſcheghezeydt # ägh werden tot het rechte leerjongher ſchäp Chriſti, eñalzo tot dezekenniſſe der

waafheydtghckomente zijn? 3 .12., pde evzaghenbe TDezevzäghe beh

Ä Ä Ä een ärit MooNdebepdenghenºeghzalzin. 1naghd Mi

Ä

º wezen/zonder dat zelfte weten ?ma mandt waarheydt Weren/burtenzinwetk? werende leraars oock die zulex zelf nieten

weten/hoe3pdat anderen zullenleerenwo –

den endeweten?

2

Menpzaghe ſchoolkinderen die lezenefi

Ä Ä of

h gheldet 3p zullen een mceſter wät

meeſter Bieter nocmen.waarbpweetghpt dat ghpzin leerjongherézjtomdathpons

oſchziftengheeft diewpylpte Ä endevoghen cnde naſchºpven: "ei op3eg


Kercke Godes.

Fol.47.

Wpvauhem ende zijn daarom zijn leerjon gherszullen3P3egghen. . . . . 3 TDiedan oock naarſtighzijnintbetrach ten van Chriſti woodé/om die recht te ver ſtaan: ein bevindende datzp die terecht ver

ſtaan/ooek alle moghelpken vlpte docn/out die wel verſtaan leſſe / cock we te leeren doen/datis/alſtgheleghenisdaadtvaarde kjckzo tekonnen doen als men die verſtaat: 3ouden deze unoghentwipfelen/ick zwpghs niet weten dat 3p Chyiſti jongheren zijn? Merckt hier lezermoghenzpoockrechtele raren zijn van Chriſti ghemepute/diezelve noch niet en weten ofzy Chziſti jongheren 3jnkmaarlaatonsditwatbzeder natrachté eñdatupte wooden zelvevanonzémceſter, 6 Diezevdtaldus (luc. 14.26.) zowie tot mpkomt/endenictenhaatzjn vader/ende zünmoeder/endezjnwhfendekinderen/eñ

bzoeders ende zuſters /ende oockmedezin ziele/dieenmaghmijn leerjongher nietzijn (ILuc. 14.27.) ende die zinkrups nieten dzaaght ende mp navolght die nagh mijn

leerjongher mietzijn . Jºatheus deze zelve nepninghe Chuiſtimet anderwooden upt ſpUckende verklaardt dat de Heere bp die Woozdekens:ende nietenhaat3jn vader ete,

oock zijn ziele/Chziſtus verſtaan heeft die

zünvadermoeder/etc. endezijnzielemeer derliefheeft danheim/Mat.o37. . . . .“ 7 Laarons munoch almenné datter3ijn die

daarmoghen wanen dat 3p tot het rechte leerjongherſehap Chriſtighekommen zijn/za datzpoockmepnen warelerarente zijn van deleerongheren Chziftizonderzelvetegie loven datzp, dezeleſſe Chriſti hier moghen –

. . .- -

- RULtte E .

-

\.

-

-

-


-

Aanwyzinghetotte ware

metterdaadt können zo hp die leert/ oock zonderwilofopzette hebbéondiezotedoé/ maardatzp die beghinnendete doéof unaar eendeeldaar vantedoen: laat onsnenné3eg

gheick dat zulck huer zelve konnen vzoet makendatzpal ghekomen zijntothet rech teleerjongherſchapChºiſti/nietjeghenſtaai dezulernietzo en s: magh daaronme pe

mandt inder waarheydtdaar toeghekommen 3onderzelfte Weten dathpdaartoe ghe Ä onnents?

8. Petrus met d'ander Apoſtelen mochten

wanen dat 3pzo welde vooß leſſe Chriſti panhuerkripste daghen/Chziſtumnate volghen tot inder doodteñhaar zielete haté datsnietmeerliefte hebbé/dähuermeeſter/ endedatzpmiſdienal waren ghekomen tot het rechtejongherſchap Chºiſti:maarmoeſt die vermetele waanmiet rupmen upt huer/ voo! d'inkomende bevondenwaarhepdt als zphuermeeſter indernoodt verlieten/jaupt Petro/alshpzijnmeeſter verzaackte/daar

dooyzy doe(huerondaner)moeſtenwetémet bitterlijcktroerendatzphuer meeſters leſſe Vanhemnatevolghé/huerkrupstedzaghé/ endehuerzielte haten noch nietwelenhad

dengheleert/eñ Chriſtijongheren noch niec Terechten waren? wieunaghdatlochenen?

Wederomme als Petrusende Joannes huer zielen ghetrooſtelijck waaghden/ende berepdt waren om huer meeſters willente

verliezen/oockmietalleenhuerzelfswelver ſchuldekrupg/maaroock Chºiſtionſchuldf-

ghe krups/zoberepdt waren te dzagheneñ dadelijck kondendzaghen/datzphuerdaar

inne verblpden(Acto..) machthuerdoevers ho?ghen . -

-

,


-

Kercke Godes.

Fol.48.

boughenzijn/jamoeſté3pdoenietnoodtlijck weten / datzpware leerjongheren Chiſti waren als die huer vooyß leſeniet alleen lijck/als voo/inhuervernuft verſtonden/ maar dat 3p die oock metter herten zo iief Ä / dat 3p die oockmetterdaadtvzolp envolbzenghenkonden? 19 Eüghp3elvelezerwieghpoockmoocht jn/dienuäl ſchoönwel ontwpfelijck ver aat dat niemandt een recht leerjongher Chziſti noch is gheworden die zijn vader/ 1moeder/etc.ja epghen leven lieverheeft dan

Chriſtum.endeghpbeduchtendedat Godu lieve vader/moeder/wyjf/ofkinderen/ja ofu

epghenzieletothemuptdezenleven wil ha

len/inubevindt dyoefhepdtomdat Gobmet Hetzpne(niethetuwe)zpnen willewil doen/ zuler niet gheljckmoedelijck (met Job 1. 21.) Gode als zijn epghendomme enkondt opofferen/maardzoeflickwelwildedat niet Godes/maaruwenwille gheſchiedtteghen umeeſters lereendeuepghen daghelijrrbid den /kondt immerg lichtelnjck däaraan we

ten(wildpermaar achtopſlaä)dat ghp noch nieten zijt ghekomen tot hetrechte leerjon gherſchap Chriſti? . I1 Maar zoghpinuherte bevindt -

Ä

„ren ghclijckinoedichepdt / dat ghp

-

LENt

uwer meeſtgheliefde/ het 3p vader/etc. of oockghpzelveinſtervens noden zijnde dan 3onderduoefhepdtwederwiljaonwil/maar metdanckbaarder hertendat gheleende lie veghoedt den epghenaar vzolijck kondtop daarghpzuler inder daadt warach telijck inubevindt: iſt oock moghehick dat ghP zoudt moghétwpfelen/ick

Ä

aºrj


Aanwyzinghetorte ware

weten/dat ghptotzuerechtºl ſchan Chifzit gyeº niet

Äeineſ wetendatahpnudaar altos zjöÄ..................…....

Äu zelveezerofde zoon die däarzepdttotzpnen vaterlºº Ä jünghebeltendedat nie ÄÄ jan.hehptnietendoer nach Ä eenhehdozzame zoon zÄrº. kbenzellerdatglyphiertoemer mp moer antwočbenº...….....….…… ÄÄathetoockmettenſchoojºghen

#

ſie neten doctintleerendathenzinfº jſtertoteenleſegheeftzonen aºn Ä endezogaathetmeteen die nieren Äthemdewareineeſterbeveelttela jnamentlich heinzelvenende3jnepghen jlleeñoockmietendoctdathemºemeſter. beveeltteººg tewetenzinsmeeſters voet

appenmatěvoghen Ä jfejpmogheſ verwaändelück ºane Är onmoghelijck iſt huerwaarºcke

ºctendatzpwareſchooliönghers/ofrechte

Ästers "Wederöme die ſchoohonghers erste die äanhebbende zohuermeeſter huer leerde nuntanderwinden konnenesene pen/of deghehºº van Chriſtibevels jet PetroZöbPaulo/ende anderehep

#

lighenende

Ä leerjonghers

der waar

endt dat Chriſtuss, alſº denoodt

cht

batzphuerlesopmoeten 3egghen/dºn on

nen Chziſtun huermeeſternavoghen # willighghehoo.zamenvanzinvaderswº le: zoºnoetenznnºje Är waarhepdt

wciendatzpßiter leswekonnen/ende5P hat tot -

-

-

-

-

-

-

-

-

-


Kercke Godes.

Fol.42.

3p tot het rechte leerjongherſchap Chzi 3ijnghekommen. . . Zulcke zint die den ghecſt/niet dezer werelt/maar den gheeſt die upt Gode is/ ontfanghen hebben:zodatzp Weten(niet niet

weten öfwanen/als dezewaners) wat huer van Godealis ghegheven(1.Co2.2.12.)wät etniet in een dzoom waanlijck/maar int evenwezentljckgheſchiedt. endeditzphier mede ghenoegh tot bewijs vande onwiſſ hepdt der voöztſtellers vande vooß eerſte blindevzaghe. X x I. Hooftſtuck.

Hoelangheméinde woodé Chzi ſti moet blpven eerinen kommt tot waar

hepdts kenniſſe/eñ waarbpmenzalwe tendatmendaartoeis ghekounen.

-

(T)Pmpne werdendeze kenniſlebe naarſtightmé/doo?tblyvenin Den Woodé ChNſtitwoydtghevzaaght aldus: Hoe langhemoetmen blyveninden woorden Chriſti, eermentot deze kenniſſe

derwaarheydtgheraken kan? (3.21) ende noch: wie ziet niet dat ditaltegeneralijck int hondert ghefproken is ? behöort niet daar by verklaart te werden hoe ende waaraan men bevindézal, dat ick tot.de kenniſſe der

waarheydtghekomen ben? 3 .33. z. „Dnzes Heerenwoodézelve unden Ä

Äſtdat ghpinmpnewooden blift/zo zuldp waarlück mpnejongheren zin (hier afis nu gheſpolié) endeghp3ult

"Fanprºj


Aanwyzinghetotreware nen / ende de waarhepdt zalu vzymaken/ Joan.8.3 1.32. endeſtracrdaarna (36.) Zo

udandezone vzpmaacht/zo zuldp waar lijck vyp wezé.datſpzeeckt Chziſtus/inhou dende wat wpmoeten doen/ende Wat dands

Waarheydtzaldoen. 3 WPie woudt hier Ä doo! Ä untee ſters/van alte generalijckgheſpzokéteheb ben? vaninthondert gheſpokente hebben

van nietalſt behooytgheſpokente hebben? ckzijntmpnewoozden? neen/maar Chzi ſtus dopperſte meeſter zelvewoºdthierbe - riſpt:zpñé/nictmpnewoodenzijnt: Iſt dat

jft/zo zuldpwaar # ininpnewoodenbl zijn/ende jck mpnejongheré

de

Ä

zalu vºn maken.ſtelt de rechteleermeeſter daar tijdt hoe langhennen in 3pnewoozden ungetblnven/eerinentotdezewaarhepdtzal raken?zepdt hp daar hoeeñwaaraanmien bevinden zaldaartoeghekométezijn?neen. 4 CD onbedachte ſtöuthepdt . wie heeft vgoztsmcerredenhem tebelghen/dat jon heonrppeende onbeleefdemannendemee overhem willen maken: nadien 3pzich ſº nieten ontziendewijſhepdtzelveteberiſpen endehemteleeren hoehr behboxt haddez

nenjongheren teleéré/endehennzifnonwijſ hepdtint onderwpzen aan tewnzen. want et zijnmietmpnemaar Chriſti wooºdézel

ve/die 3p als ghebzekeljck zijnde beſchul dighen.

Alzo ziermen deze voegh-meeſterlple aldermeeſteren ſchielick

leerlingſen

over thooft leeré. FPuſculus TDuſanusvin

dendegheſchºeven tezijn bpd Apoſtel Jaco

bus/dathemmtſhaaahde/beript ben:


-

Kereke Godes.

Folge

Hv Abzahamgerempeldaarniet behoozlijck tepas byengt/dat hphet Woodt des ghe loofs daar verwert/ende dat d'Apoſtelbeter

ghecolligeert zoude hebben ghehadt/zo hp dat ghedaä hadde opzijn wpze bphendaar

Ä # Meeſter Jan Calvijn in zulcke ſtout

moedighepdt noch te bovenghagnde Nºuſ rulum/dienaareen Apoſtelberiſpt/taſtde ſt moeder ons Heeren vzonelijck aan/beſchul dight dat zum vermaaghdeken vande macht

Godes verklepnt tehebben/vanopter natu ren ſchickinglje gheziente hebben/ende van

niette recht des Enghels boodtſchapghe looftte hebbé/haar leerendchoe3pghelöoft behco.zdetehebben. Harm. Luc.cap. 1.34. JlMaar deze jonghe meeſters in zulcke

outhepdt huer vooß oude meeſteren niet alleenlijcknavolghende/maaroockvoozbp ghaande/Hebben hier ooch den eenighen wa renleermeeſter Jeſum Chziſtun (zömu

Ä

zienis)derren aantaſten/beriſpenende heln onderwpzenhoehp 3pnen jongheren hädde

hehoozenteleeren. 8

Kopende nu mijn beantwoodinghede

5erzottevzaghen/heeft delezervolkomelijck hezien/indien hp van vonen afghelezéheeft/

# voo! int riiij. Hooftſtuck. TDes niette min hevet mpniet onmut Äht daarop hier noch teantwooden alditte: 9 Een Bedicus ofzieckt-ghenezergheeſt eenen die ſchubben opzinoghenghekreghé hebbende blindt is ghewozdé/totzpnenver 5oecke raadt on een ooghwatertemaken/

metbevelvanzpneoghendaarmedebeſtrp

ken/ende beloofthem vanzpmeblindtherbt G j

verloſt


Aanwyzinghetorte ware verloſttewoºdézohpinzpnewoodéblift datis zo hp het ooghwater/zo hp hem dat

bevolenheeft/maacktende3pneoghendaar medebeſtrijckt. .. 10 To mu de blinde den ees-meeſter -

vMaaghde: hoe

Ä zalick zulcr doen/dat

ishoelanghezalickindpnewoozdéblpven/ eude waaraan zalick bevinden datick mijn ghezicht verkreghen hebbe : Wat zoude de doch mogherr

Ä

Ä

Zegghen? dam/doetalsick ubevolenhebbe/ zolanghetot dat ghp ghenezen 3ijt/tot dat ghp vanuſchubbenende blindthepdt verloſt Zjt/tot dat ghpklaarlijckziet. Indien de blinde dan noch vaaghde: als ick dan zo vºy benghennaacktvan mijn blindthepdt datick Ä Zie/Waar aart zalick datmoghen wetenwatzoudehpan

derszegghen dann ghezichtzelfzaltuzo ze kerljck doenwetéintontervinden:datghpt nieten mooght nietweten. niemandtmagh

van anderen weten/leeren/tghuntelck zelf 1noetintghevoelemondervinden. maghmen ogckvemandtleerenriecken/hozen/ſmaken ofſuyckerzoetendegal bitter is? leerenons d'ouders dat vankints beenafºneen/maar denaturezelf. die leert onslevenende athe

men/hangher ende doſt/verinoepdthepdt enderuſt/pijnende luſt ghevoelen. maghdit

pemandt van anderenleeren? 12 , Chriſtus leerde den blindenwathpdoé zoude/te weten dathy zich intbaad-water ZSploe zoudegaan waſchen: maar zepdehya

Ä # zult u dus ofzolanghewaſſchen.”

leerdehp

Ä Waarbphy zottdemoghé we

ten wanneer dathy zaghe? Ofvaaj# --

UNDL


– =–

Kercke Godes.

– Fol.1.

Äinghp ÄHeere ÄÄ Ä nu zijnghezicht verkreghen heb bendetot Chziſtum vzaghéofhpoock zagh? die zothepdt endetwpfele en leeſtmen vooz

waarvanhemniet/maarwel die ontwpfe lpke wetenhepdt/dat hp zyn ghezicht ver kreghen hebbendezepde: eending weetick/ dat ick blindtwas/eft dat ick nuZie. (Joan. 9. 2 ſ.

13

".

-

Chziſtus zelfst'licht endet'ghezicht der

zielenwezende/maackte blindézo Ä 3iende/dat3p waarlijck 3onderpemants on derwijs meer/wiſten datzp3aghen: of deze/

die andere welzienden/ noch willen leeren waaraanzpzullenmoghenzekerljckweten datzpzien/ghcenpdelhepdtenbedºpven/en dedaarmede betonen dat# zelfblindt zijn/

Ä dezieuders die klareoghen hebben OOzDelen.

-

XXI 1. Hooftſtuck.

-

Raadt/maaronzeker omtekon nenoozdelen wat de rechte leere/eñwaar dewarachtighezichtbare kerckeis. -

I.

D# voozſchNeven vzaghers/doen hier een Chziſten vzaghé äldus: watzalickdoé, hoezalickkonnen oordelen wat de rechte

leere, ende waar de warachtighezichtbare kerckeis?aanghezien alle kerěkenhäÄ derechte leere beroemen, als van het rechte

hooft-merckteyken, by twelcke dekercke rincipalijckghekent moet werden. (41.1.) iertoewpzen 3p aan dNie middelen/Waar op Wat te Zegghen ſtaat/ende is daar van d'eerſtedeze; Gij Ten


Aanwyzinghetotte ware Ä henzz)datmš de Bybelſche, dat is de Prophetiſche ende r Ä ſchrifturen ontwyfelijckvoo hétwoordt Godshoude, indewelckegheo penbaart is alwarter eeren Godes endetor zaligheydtonzerzielen van node is. 41. 1 1 . Ä laatſte nopende t'openbaren / is 3 waar/maart'eerſte/dat deſchziftzelf Go deswoozdtzoude zijn/isnual anders ghe

-

I.

2. Teneerſten is no

bleken hier vooz int rvi. Hooftſtuck/daar het Woodt ick betoonthebbe dat

#

Godeszelfis/maar de Ä 3jnghetup gheis/Joan..39. daarö ick hiermetwep nighbewpzens vandit Unijn 3egghézalghe

Ä

d

4 TBaar is maar eenwoodt Godesende gheen twee als oockmaar een Chºiſtus/eit nu is Chziſtus zelfhee gheen twee wooydt Godes(Joan.1.1.4/ 1.Joan.1.1)

Ä

zün nu de Bpbclſche ſchzifturen mede hee wooydt Godes/zo zijnde Bpbelſcheſchifté 3elfmede Chziſtus ? wie maghdattoeſtem

men/dandievandeBybelſcheſchzifturéeen afgod willen maken? die enmoghens inn 1mers net gheen verwealtoos beſtaan:die de

Catolpkenbeſpotten/om datzpvant bzoodt (zomen hueropzepdt) Godwillen maken. nghede ſ Die benghen vooy haar meeni doyden Chiſtizelve/neemtendeeetdatis 1nijnlichaam/Matth.26.27. waarmoghen

deze een woodt ons Peeren bpbzenghen/ daar Chriſtus ghezepdtheeft:leeſtdeſchif ture/want die benick? zoudet welmoghen onderzoerktdeſch: 3ijndaar hp

Ä

en/Want gghy meent dat ghpheteeuwighe evendaar inne hebt: ende die zijnt die ghe tUps


Kercke Godes.

- Föfyz.“

tupgheniſſe van mpgheven/Joan..39. 6 TDats wel het platte jeghendeel. Want

Chriſtus zepdt datſe van hemghetupghen: zijn mu detupghémethet betupghde eenzel vedingmetughewozdenºdaten3pdPZoniet

ghewoonte höuden inu twiſt vant Nacht maal.want baarghebzupcktghptotuſchilt

Auguſtini wooxdt / dat de tºpg #

NIL Lt.

magh wezenhet betupghde. Poe kondp nu vandetupgheeüvan het betupghdeeenua ken? vande letter heteeuwighelevenmaké! Ende Bande Ät dooy ſchepſelen gheſchze Ven God maken?

-

-

7Genweetdat de Wöpbelſcheſchifté dooz Godesingheven zijn gheſchzevé: dar3pons van Gode/van Chriſto/vande 9.gheeſtlou tere waarheydtghetupghé:datſein als ghe loofwaardigh zijn teghen ende boven aller menſchenſchiften: ende datzpzijndalder Hooghwaardighſteſchatop aardé/ons van deraardenten Hemelwaart wpzende:maar wiemagh weten/datzy zijn/tgheenzpniet enzijn/teweten Godes Woozdt/datis God

lve Joan... .

Laat de H. ſchzift huer waardigheeere behouden: Unaar zoonºnatelijck nietboveu

haar waarde/dat het woogdt Godeszelve Zijnwaardigheeere verlieze .ten is dennaan

gheenoneeredatmende3omnezepdtmeerder TeWe3é daar3p haarlichtafontfangt.maar unen 3oude derzonnen eere teklepn/ende der maneneerete veel doen/zomen wilde zeg

ghen/dat demane ende dezouneeen waren. 9. Eerdat Abahamwerde/benick/zepdc Chriſtus die zelfhetwoozdt Godsis (Joä.

8.8.) waren de Bpbelſche ſchziftenalÄ -

-

WH iij

ſ 02e


Aanwyzinghetotte ware .

.

ſchºeven eer dat Abahan was/jaeerdat Mopſes; meer dan vier hondert jaren ua Abzaham komende;zinvyfboecken/daar dandere altſamen näghevolght zijn / heeft gheſchzeven?dat voo! was eüdatmakomt/ ja dat eeuwigh was ents/eñdatindertjdt

Woydt ende beghint / magh dat een 3elve dingzijn? 10 TDats mu ghenoegh vant eerſtemiddel datzpnodigh achten on vanderechte leere -

ende warezichtbarekercketeootdelé/welck middelvoo! alle ziendeoghenzichtbaarlijek

valſch blickt/ende den rechten weghofmid delom qualijckte oogdelen vandererhtelee

reende warekercke.isdanoock rechteaan wyzinghete verwachten/van die zelve her middeldaar 3p toe aanwpzen/zo

Ä

kennen:als derechteleereende warekercke/ die 3p anderen poghente leeren kennen ?dat

ſcheeltmuveel/van eenzekeréraadttewezé. II.

11 Ten anderen (zegghenzp)moetmen aan deze ſchriften(de Bybelſche) als aandéeeni ghenpr9efſteen, de leere, die inderzichtba rer kerckengheleert werdt,beproeven,ende

totdieneynde dezelvevlyteliſckonderzoe ken,omte verſtaan,of devoorgheſteldelee re daarmedeover een komt, &c. 41.16.

12 5hpmaménoemt dagheltjervºpmoe delijckuleere Godeswooxt: zijndermuoock tweerelepe Godswooden/dat Ä een. tothet anderwijſtofzpoock alleenshoudé? welaan, laatons hier de H. ſchzift nemen

vooz Godes woodt : is u leere Godes woodt/zois zy de P.ſchzift.zoenhoudtzp oock meer noch min inne dan de H.ſchwift. is ditzo?neen vooºwaar, zois uºreº -

- -

U

-


– x V.

-

Fol. 3.

Kercke Godes.

niet Godeswoodt:ende zohandeltghyniet opzechtelijck met ugheloovers/daar inne/

dat ghphuervoo! Godeswoodtindehamt ſteeckt/uleeredienietenis Godeswoozdt/

inaar menſchelpke glo3en.

“---

Maarnadien ghy hieraanwijſttotten

13

poefvander H. ſchzifturenom dieteonder Zoecken: 3o zoude een ander u met 3o vele

Äj

derren beſchuldighen (hiervoo Hooftſtuck rrj.) endezegghen: metuweepghenwoozdé totu/dieghp meenende tot unpte 3egghen/ totten Heerezelve3egt? - -

-

14 Hoelanghe moetmen in Chriſti woor den (hier intonderzoecken der Bybelſche ſchriften) blyven, eermen tot die kenniſſe

der waarheydt (hier tot dat verſtandt) komé zal ? wie en zietniet dat dit alte

Ä

ende inthondert gheſproken is?(35.21.)be hoort niet daarby verklaartteworden, hoe ende waaraanickbevinden zal dat ick tot

die kenniſſe der waarheydt (teweten tot dat "verſtandt dat de voorgheſtelde leere daar medeover een komt) benghekomen ? want zonderdatteweten, enzalick myniet dor ven vervoorderen, om erghensvante oor

delen. 3 J.34. 1 | Batzijn nu op ghelpkezaken uweep ghen vzaghen/beantwoodtmudiewel/heb - dp verſtandt. lievemerckt doch voo!top de 3en uwen raadt/ende wien ghplupden die gheeft. iſt niet een Zegt:maarwatzalick hier doé/zaleen Chzi ſtenzegghen? 4.1.1. 6 Hiiis niemandt een Chºiſten/zonder -

-

Ä -

Chyiſtum te kennen. Chriſtus is 3elvede -

GHW

WATT


Aanwyzinghetotte ware

-

waarhepdt.de Chziſten kendt dan3elhede waarhepdt. Die het betupghde3elflient/be hoeft die den tupgher oftunghen? De Hooft nan Cozneliusbehoefde Retro (Act.o.-) De Camerling behoefde Philippo (Act.8. 29.)omhuer Chuiſtumte betupghen/dien3p noch mietenkenden/als hetnieuTeſtament noch nieten was gheſchzevé.maar Watghe mueenſchap heeft datmet een Chziſten/ die Chziſtunnnuzelvekent? den Chziſtkenner 17 Jſt recht dat

Ä

-

s

cha ooght aftewpzévantlicht zelve opteſ uwe?vantlevendighwoo!dt/optendodent letter endevantwezenzelfſophetbeeldt des We3eng ºis hp

Ä zo is hp een

ſchaapken van Chiſto kudde.zo kendthp zjn Herders ſtemme/die waarhepdt is/ zo hp die bekende waarhepdt/ende en

#

volght den vzeemdennietmaarvliedethem/

wanthpzpnen ſtemmeniet enkent (Joan zo. 4.5.) de vzeende ſtemme is dan gheen Waarheydtmaarloghen. dievliedthy: was vzezeisdaar Ä dolen? in zulcken Chziſté 3eggheick/die alleende bekende waarhepdt vglght/ende deloghenvliedt? 18 Aanghaande der Berrocnſeren vooz

-

beeldt/vande ſchziftteonderzoecken/daar ghp hier toe aanwijſtonnate volghen (41.

22.) gheeft unp unedeeen vzeemt bedencken vandeſtrpdighepdt uwerherten/diemudat 3elvevoo ubzengt/alſt uſchijntre dienen:

naar wederomnegants verwerpt als ghp mercktdathetjeghenuweleereſtrüdt. 19 MBant mietmeer daneenbladeken hier poo2 (39.18.) ſchzijfdp oock zelveteroo!3a ken vande zelve WHerroenſeren/aldus: de ghene


v

-

Kercke Godes.

Fol. 4.

ghene dan,die alle leeringhenzekerlijckzal öordelen, moet oock neerſtelijckveleende

langhe deghantſe Bybelſche ſchriftonder zochthebben. want het oordeel moet daar

uyt gheſchieden . heeft niet een menſche

ſchierzijnlevé daghe lanckwerck hieraan? heteyſcht voorwaar gheenenkleynentijdt noch ſlechtemoeyte. want daarnauwelijck eenpunt der leeréis, dat nietvanyemanden beſtreden wordt . wie en ziet niet wareen

kleynen beſcheydt dat ditis, datmen daar nazoude moeten wachten, eermenhem tot

deware zichtbare kercke beghave? Datzijn daaruweepghenwoozden. 2o , WPiezietdaarnietwatgroter zwarigh hepdtghpdaarmaacktint navolghen van

der Berroenſeremonderzoeckéindeº.ſchmift omdaardooz 3ekerljck van alle leeringhen teoozdelen ende hoe langhen tjdt daar toe 3oude behoeven ? is dat zeer bedecktelijck ghezepdt/pzoeft niet alles on dat ghoedt is

Tebehouden/maar neemtons leere aan vooz allen anderé/3onderdat ghp die ofonsrecht ghepzoeft hebt endeghegozdeelt,

21 WPatinooghdpdoch zegghédat platter ſtrijdtteghen des Apoſtels woozden booyſz

(1.Theſ..21.)oockteghen Sante Janshe velendat wpniet allen gheeſtenenzulléghe loven/maar die zelve bepzoeven öfzpoock uptGodezijn (1.Jan.4..)ofzijndernuniet veel valſche Propheten indewerelt uptghe ghaanghp bekendthierzelveja. 22 Zeghdp hier niet zelve dat de ken niſſe der waarheydt, waar door de leerezal - gheoordeelt worden, moet uyt hetlezen eñ onderzoecken der H. ſchrifturen voortko IYETH


Aanwyzinghe totte ware wijſdpdaär toemietzelve aan ten exempele vande Berroenſeren. jaghp waarjch hier

men?zegdpnietdatzédaartoeisghegheverº

# º

oock intnaaſtvolghende blade

4 I »22. 23 Immers/dat noch meeris 3egdp ter ſtondt hier na(42.12)zelfoock dezewoozden: maaraan d'ander zyde kanmen niet loche

nen,oft'ghene totterzalicheydt van node is teweten, werdtzoklaarende beſcheydelyck uytghedruckt inde ſchriften des oüden eñ nieuwéteſtaments: dat hetvan eenyeder die dezelvemet neerſtigheydtonderzoečt, ver ftaankan werden. wy ſpreken vande hiſto riale kenniffe ende verſtandt, dienende om. diezichtdare kerckete kennen.

gh 24 , WDelaan.isons de kenniſſeter de3ali iſtons hepdtmietvannodeteweté/watnons dann dieickt dandaarmate.onderzcecken?iso ſchz vämoode/zoghphoudtja/waaroun p den men Ä afdooz langhetjdt ende heenflechtemoeptenom daar nade Ä

teonderzoecken?3almen uwe of enigheleere Zondervooygaandeoozdeelaannené/Waar om raadtghpteghen u3elfszegghen (39.8.)

25 JBoethetoozdeelupteſchzift voogaan: waarom noemdpt klepn beſchepdt datmen daar na zoude wachten eermen zich tot de zichtbarekerck beghave? zahmen hier oock nietna wachten: hoemooghdpuonſchuldi

zichte ghen te raden tot zo hooghen zake beghevenzonderkenmiſſederwaarheydtopt avontuureñzonder eenzekerooxdeel?zoude Dat Utet U

Ä beſchepdtheten

laatonsunt

onderzoecken ofu derde middel wat groter

beſchepdtsinne heeft/dandezé voozgaanden UWett


## Ä is hier toezeer Ätze, d

Kercke

#

*

WWen raadt 3o opentlijck teghen ſtrpdigh zijnde/dat was alduſdanigh. 26

dat deghene, dienhet ernſt is de leerete be

proeven, neerſtigh zyn int onderwraghen, ghaande tot dedienaren des woordts, ende

brederbericht van hare leere begherédeuyt den woorde Godes:t'zelve ontfänghenheb

bende neerſtelycknadencken, endealtijdts tottenvoorzeyden toetſteen wederkeré,om

„den eenen ſpreuckmetten anderen overleg ghende,hetrechte verſtandtvandientekry ghen: 4.2 J. 27 Js dituzegghenmietrecht wonderens -

-

waardigh?op Chºiſti Jeſuraadtzelve/dat méounde waarhepdtte kennéinzpnewoo!

denzalbpven (Joan.8.32) vzaaghdpſpot telijck/als oftop eenen ommuttéraadtwaar endealte generaalendeint hondert ghefpzo

ken (3 J. T1: 33:)hoe langhe datmen in den woorden Chriſtizalblyvèneermentotken niſſe der waarheydtgheraken kan; eñwaar by mé wetézal datmé daarroeghekoméis. 28 Ende ghplupden gheeft hier tot dezel vezake uwen raädt/zonder een wooydtte

vermanenhoe langhe datmen bericht aan den Pºedicantenvanhaar leerezal begheré.

noch veleminwaar bpmenzal weten dat unentot warekenniſſe van dienis ghekonné. 1naar3egt vaſt veel van ondervzaghen/Van

ghaan totte Pedicanten /van haarte be gheren etc. behoodp zelvediemaar menſché niet welte volbzemghent'ghunt ghpin den wooden ons Beeren beriſpt vooz ghe bzecknamentlijckte verklarenhoeeñ waar aan ick bevinden zaldat ick tot de -

-

--

mi

III.


Aanwyzinghetotte ware der waarhepdt ghekomenben ? zalick mp zonderdatteweté (dit3jn uweepghéwooz den 3 J.34/36.1.) dozven Vervoozderen oun

erghensvanteoogdelen?

29 Teght ons voogts tot wat dienaren wijſdpons/tot die vanuweleerealleen/ofde dienaren vanalle d'anderen leringhenzegdp totdeuwealleen/tot welckewijſdponsdain noch: tot utwee alleen die dezen raadt hier eeft; of tot elck van alle dienaren uwer ckéº Itemzoghpons oockwüſttot aller anderen kerckendienarenhoevele zullen die zijninpdergheinepnte: een oftweedienaré/ öf dedienarenvanelcke kerckevanelck van alle d'andere leeringhen? 30 Zoudedat.flechtemgeptenwezen/klep ne ºſtenintberepzen vallen/ende nieteens

menſchen leven eer wechnemen/dan hem t'verſtandt vande wareleeregheven ? iſt alle

man gheleghen/ dooUgaaus Europaterep zenende allendienaren van alle kerckenaan teſpeken?ſtierdpons danalleen tot dendie narenuwerkercken ja totubepdé zelfalleé/ dat berepzenzaldo.enpkervallen/maarzalt onderwijs oockzekerder vallen?

31 JBaar waär hebdp ons verzekert dat ghpbepdealleen deverſtandighſte zijt/niet alleen UWer 1nede dienaren/maar oock van alledienarenalderanderkerckéin alle d'an Dere

Ä met uWe leere

zjn

de? Wie Zalu zulcru roemende/daar inne

ghelove kommen gheven? ndt der ſchrifturen waar 2 Kendt epdt niet

magh hpweten datſebpule

reis?maarkenthpze dan oock 3oziethp van

zelfdatuleerevalſchofÄ

; Wat


Kercke Godes. . . . Fol. 6. behoefthpuwerleeraren bericht? is oock.de ſchzifture d'eenighepzoefſteen in dezen (za ghp 3egt 41. 8.) waarom zendphen tot een anderpzoefſteen; namentlijck tot Pedi

ranten zoudé die eentweede wareÄ jn/alſſermaareenenismaghmédewaar epdt upte eenighepzoefſteen beſt weten/

wät behoeftmen der Pºedicanten bericht in dezen? maghmensdanupteheplighe ſchzift

mietweten die Godlückis:hoezalmentipté menſchen weten/die meeſt ongodlijck zijn? leerdp 30 opte natuurlpkemenſchéniet nieer

betrouwen: dan opte Goddelpke ſchrift? 33 TDaar3ietmennuuwen raadt/dieghn tonrechtzegghende dat ick gheen middel omtotterwaarhepdts kenniste kommen etr.

nieten verklare / hebben willen verkuen 1nettenzekeren grondt/die ghp wilde Ä teſtellen. ghplezermooght oock deze# et. nadencken ende voot ghaan in een kercke

ekerijckleeren verſtaan wat ghp doct/op atuhaaſtigh doengheenſpade berouween

veroozzake 3p zegghen daar oock eenwep nighvant bidden/twelck ick hier verbpga/ om dat ick hier na noch daar af dencke te handelen. XXIII. Hooftſtuck.

Gfmen nutertijdt niet zaligh en

Äm 3onder in een ziemlpke kerc ete3yn.

aarofpemanden betont zwa ighepdtte maken/als ofmen -

NUE


Aanwyzinghe totteware

/

niet mochtzalighzjn/zondertele venineenzienlpke kercke. zoghe dencktopt beghinnemins ſchºn vens (i. Hooftſtuck.;)eñoockdat deonzienlpkelidtmaten vandeon

zichtbare kercke als daargheen

zienpke kercke enwas/mede al zalighzijn gheweeſt als eenwezé

demettenhoofde Chiltozo voo zepdtis. 2 Devoozneemſtenlaten weltoe datmen zalighmagh wezen alenismen miet in een ziemlpke kercke / wanneermer gheen vooz

Ä

anders niet (44.36.)3p behoYenmutertjdt/dan oock niemandtaan teradeninhuerkercke tetreden: vooz dat3p ghenoeghzaaunzullen hebben bewezen/dat nu erghens onder alle dezenhoop kercken een wäre voozhanden 3p/ende Welcke: of3p

betonenmetterdaadt/datzp.zoecké/niet des

volerzalighepdt/maaronzalighepdt. 3 WBantonzalichepdt iſt/datmen zondi

iſt datmenpet doedat nieten ghe Ä chiedt uptenghelove(Wäom. 14.23.)3pleeren

altzannen dat de kercke Godes vervallen

was, niemandt van al deeskerckſtichters bewijſt noch heeft bewezen/datzpvä Gode bevel hebbéghehadt omde kercke optetim vele mindat pemandts huer 1TUTTCI der alder kercken/de warekercke3p. noch

Ä

locktelck den menſchen in huer kerckente ghaan. ditdoenmenighten dan/maar niet upten. -


ak tsdien ghelob Ä eñmir

eijä

oöc 3 “ dathe Äobooe/ck Ä ghepdtte -

zoecken? tendes volcr3ali t an3ic dehrs tewezen alſſer 4. Lyzegghent wasom tot.de ware heleghenthepdtt el pden en3i

ge ke kercketebegheven.maardat zegghen/zola # nietenbewpzen/datter nueenware ziemlpke kerckeis. is pennandts kercke die/waarom bewpzé3p dat niet zijkn gheen van allen/waaromzebeggdzheienzghpeenlczp ptzijn ?3o verzupmen/of

Ä #

chengheenghoedt # vanden menſ/di e zich vanhuer n en ben ele nn heb ko evo e ickhuer/ ercken altjdt Leemt houden/zilſt bljckt t/a eld ngh ghe n zeg ghe 8.) zeg (46 lſt t Ä Wozd r3egghent ote zijn/a ofs elo egh als dezegghe Ä vel p waar lijcktte zijn/uzegghé/doedp.niet elf ebt ghobl ken: doetnueerſtblpkendatghpz rmoeden van zulcker menſchen zjt/het vedtz maär3p quaadthep aleen etenghevoe mo dp.zelfnietghoedt/menzal lendat demenſchenghoedt zijn/daarde qua ckt.

ſ"VolDa

#

-

Ä

Ä

den/quaadtghevoelen afhebben.

Böe kan bat/zegdp/ een recht TDiſcipel Chziſtiwezen: die zijnmeeſtersozdonnantie petn ozie rwtn deyd onhe ende inzettinghe mieten wil ar wezentenis/zegdp/inderwa ent andts Dienaar: die Daar Doet/Niet dat de emzelveluſt. hemghehiedt/maardathen /ick doe die (46. 18.) dat zijn unpnewoozdaarh epdt. nw he pg tu zp nt wa gheſtandt/ t

F Zoiſtoockwjäarheydt/da alle menſché oena

en/endedaarinned 3ettinghe Ä Fºrmejº


-

--

*

Aanwyzinghetotteware .

Chriſtijongherenberaamt/diezichuptalle herchenhoüden/zolang die leerären nietbe

Ä

enbewyzenhüerbevel Chriſti/oms evervallen kerclien wederopterechten/eñ des metteminzegghen: bponsisdekercke Chziſti/dat is by ons/die Chriſti lichsam zijn/ is oock der kercken hooft; Chziſtus:

Äut thjerjejuckejej

Ä verlepdersteghelové. flºat.24.23. d

Zijnt daar inne dän oockghehoozame Piſcipulen Chriſti/die zulckeroepers van Ä is Chriſtus/datis/hieris de warekerc ke Chºiſti/mietengheloven: 3o enmoghent een TDiſcipulen Chriſtivwezen/maarver epdersende Ä Diſcipulen/diezon der ja tegheutbevelen Chziſti; giyenluſt ofpver;kercken

LT

ÄÄ.

ende anderen met huer zelvejammerlijck perlepden. volkomenghehooz cht 8 Ä hepdtinkerckelpke oeffeninghen/zon

Ä

erte doen blpken of God nuzulcrbeveele endebp wien: waaromme nietindendienſt

des gheeſts ende der liefden/zo Goddoch zulcralthdt over alepſcht tot vervullinghe

vandeghantſche Wetende Propheten? Gf wildpmetuwe volghers met halverherten . Godedienende onhewlighlijck doo upterly kekercken oeffeninghehppocryteljck Gode

gheheelyckte dienenſchpnen? Kadet ghpzo niet metten Pharzeen tot muggheziften/ munteende anijste vertienden/oin achterte latendat meeſtis van node? -

9. Wyen konnen die huydenſdaaghsvoor gheenrechte Chriſtenen aanzien, die haar

Vande ware zichtbare kercke, indewelcke - -

-

zy in.

-


Kercke Godes. . Fol. 8. in haar conſciencie overtuyght zijn dat

Ä. leer is,onthouden. 46.27. 1o Menmoet bekennenzandetewezenzo wat de menſche doet oflaatteghen zijnghe weten/alwaardatoockvalſch.3ozoudeeen Wäo.Catolijckzondighenwaartdathp teghé zjngheweten op een Paaſchdagh eenepate, tupght Paulus unedevantvleeſch eté. Ä 0UM. I4.2 Z. -

Äöheneickmededatzpzondichede

mepnennueen warekerckete weté/ eñdaar uptblpvéteghenhuergheweté.maarmoet menmp nietmedebekennen datſealtſamen zondighé/dienuineenzienlpke kerckegaan/ eerzp;inder wpzen hier voyennu dick ver maant;dewaarhepdtkenné/eenleerverme telijckja blindelijck voo! waarhepdttoeſté anen/ende zowanende in een warekerckete

treden/ineen valſche ſecte zwermen? ofen gheſchiedt dat hupdens daaghs niet ?ofzijn

alledezehoopſtrydighe kercken warezicht bare kercken Chriſti

12 MBaarwp/zegdp/enkonnenzehupdenſ daaghsmietvoo! rechte Chºiſtenen aanzien etc.Lievc/blicktonsdat ghytotoo.delaars aller menſchen van Chiſto zitgheſtelt ? dat zelve rechte Chziſtenen zijt?datukerc Ä edewarachtigheis zo Ä de Pha rizeen Chºiſtun zelve niet voo! Chºiſtunn ganzien/maar doden hem voo einketter/

blaſphemeerder ofoptoerder. maacktehuer valſch ootdeel dat Chriſtus ecn laſteraar was/endedatzpopzechte Joden waren ziet mannen/wat ghpuzelben toeſchºijft. datuleerede zupve 13 TBoet ee NOT Ts leereis.dät

Ä ºrs

»

-

U

#

-


ingheÄ iſdezens aewezenteAanwyz hebbé.ende ofghpt alw

# Ä te verantwoozden/dat ghpzenfet

en: zoweet alleman hier/dat gh All

kommen verantwoozden/ende dat ghp

weghblpvendedieinoneeréhebtlatenſteké, ) hebbent: 14 Alle ware Lrekten NO int beghin der Chºiſte

Ä

ghehoudézich inde ziemlpke kercke te bege ben/endedatoockmetlevenspericulenghe daan (46.39.) ditistoudeweervaars. zijnt

Ä gheweeſt/zo waré3p verert dat de kerckede ware was/daarzp nuerinne beghaven. , ,

-

If Wat mumanmen?omdatzpindeware

Kerckemetzekerhepdtghinghenuptenghe ove: zoudyons danraden in ukercke7 die wp nieten wetende waretezijn/

Ä

le/metonghelove/endemet wzoeghéteghen onze conſcientien tetreden?wieleert udat? bewijſteerſtdatbpude wareleereende wa

rekerckeis:ofbelndt dat ghp den menſchen

Ä

bevelente doen. raadtteghen 16 Ghp verhaaltdzie(depºincipaalſte)ooz 3aken waarom de menſchë haarvandeghe -

meynſchappe derwarerzichtbarer kercken (die ghy door Godes ghenade houdt daton der uis) onthouden: namentlijck/menſchen e/ende argherlijck pzeeze/omtzich der

leveneenigher kerckenlidtmaten. 17.19. 27. Die däaromme latenzich in uwekerr

kete begheven (die ahn welhoudt/maarden omzichtighen gheenſſins en blickt devare zichtbare kerckete wezen/immers veeleer

hetieghendeel)enzijnniettepyyzé/danvooz noch nietwetendebathuerzielbeteris dant

lichaamzichminderterhertenlatenghaan/


. . . Kercke Godes. . Fok.y». Ä eenkoztetjdte eſchadeaanlyfofhave/dan hueroneer eñdan dezupveringhe huerder epghenher ten/nadenuaalzpallen anderenmeer will zupverhebbé/däzelfzupverwezé. Ä zegtuptmenſché vzezeiughelatente wozdé zichdaar intebeghevé:3oudenutertjdtzo danigher vzezémeer daarinnedoen: als we

Ä of hate zphebbente vers machten/dienetoftegheu bekerckſtichter: zijn die totmacht kommen. . tende Wat

Ä

-

18. Maarzouden 3aken daaraf We3éºofdunc te/ofeenklepne tewezen/miettewil F

Ä

len doen upt anghelove ende 3ander3eker pd/indeze alderwichtighſtezakeofmepn dat 1. Äze/3onder alle bljckdatſede zegghen: wyhoudéyar

Ä des ghénade datzytis van allen menſché. O

daar voo! ghehouden behooztte Wozden

9. Keenvoowaar/dats alte vermetelen

Ä derÄÄ Go Godes ghenade 30 gls ghp; dat Ä deware ziemlpke udementdaaromme - wie

net30

3jn3o

van huer

ede behozen Lehouden. Ä huermouden ofhoo2tuné

Ä

iſt jck zoteh daar inne alledander kerckente miſtrouwen/eñ

unetualleenzulertehouwen ?neen/zoniet/ bewijſtdatu3egghé/eñbegheertniet/maar dwingtinet wäar s(miet Dverhepdts) krachtdatmenu 3 ghelove. . 2o. Daartoebz en/maar) uwesridderſchaps/dienietvlee elichenzijn/maareen macht van Gode

Ä

» -- - -

Ä Fºtº:

W


Aanwyzinghetotteware

ercktenendetermederteſtoten alle hoogh epden 3ich verheffende teghende kenniſſe Godes/ ende alle ghedachten ghevanghen

telepden totte ghehooyzaamhepdt Chiſti,

s “Ä jongl eren/3 3pne Ware jongli n/s o bHooºr Ä Chziſtote Ä hy n:

2I

ü zulcke macht niet enzallatenontbºeke teweteneenmondtendewijſhepdt/déwelc IOL

enſtaan/alle Dle 3!

Uſtes

Ä Ä us Ä Chziſt Ä pmen en.zpdp.danoock nietvalidenz

denzpm

iſt opNechtigheydtdat#

-

ghevende den volchepoöghtàanute 2 Menztet weldat ghrt völck (ondat miinderisdäülefis)beſchuldight angheen pverte hebbenickt (4.10.) dat magh zininvelen:maarhetbl jck int allendatghpgheen waarheydten hebt/om ukeerevooz de warete verbedinghen/omu zendinghe tedden blpken/ende öinteronen

Ä

datukerckedeware ziemlpke kercke Godes 3p. ditvermodgh.dpmietdit beſtadpoock niet/maar beſtaat uſchuldt/dp tvolckte ſchupvéendeuwareſchande/mietonwaar hepdtte bedecken. E ---

::

-

--

XXIIII. Hoofftuck.

º bAUpliÄ Ä te miſ en/danteontberen/alfinennietons * tw.pfeijcken wert waar die recht ghe -

bAUpckt werden « .

.

?'', “ , , . ?:3 -

imogbenzoah, rzouds Maa L: ghpn


Kercke Godes.

. Fol.6e:

ghp ontbeert de Sacramenten of

reremonien. wat ſchaadt dat alſ endedinghenheektdiezpbeteet

-

nen? wat baatoock hethcbben vande ſchaduwe / alſmen dat we

zenderft? Dock iſt verlbeter dere remonienteontberen 1 dante miſ bzupckenende malkanderéteha

renteſchelden endete vervolghen: om tghene datons tot liefde ende

eendzaehrzoudedienen/3omen nu om tnachtmaal zietgheſchieden,

aanghaandehetmſbunck der ce remonienmooghdy alſdanzonder querfe mede vermpden. . .

l

Z

Ä

ein my

te3judienoptmijndagheninmu eñis ghewe Sendedat en

Ä

doozt argh dupden mijure uniſghonſtighen:

Ä

verachtingheder Sacramenten Chriſti/dat médezelve/daarmentwetteljckghebzupck

metzekere kerniſſe maghieſjägſ ofhootteontberen: zohebbe ick met wäre

tupghniſſemijns herten moetenverklaren/ -

dat zulcrmet onwaarhepdt van mp wodt /ende datick daarteghemontwpfe lijck houde: dat elck /al ha

Ä Ä Ä Ä O

LIN

L

te

I T

T

- B nü

DIET

E

/daartná.

Chriſti

.

.


Aanwyzinghetorte ware Chiſtiinzettingheende wille Ä

-

3 Ruzieick dat wptvolkomeljck eens 3jr.

C.79.

indezebepdeſtucken. ende eerſtdathetont eren der Hacramenten niet ſchadekijcken vodz den hebbere der dinghen die daar dooz beteeckent wozden: wanneer God de

Ä nieten gheeft/omde Hacra mienten nazpnehepligheinſtellingheteghe bzupcken. II.

6.1.

-----

4 Tentweeden/dathetghebruyck derzel ven nietenbaat wanneermen herwezen in

de beteeckende zake derft. ( . 17.) la dat meeris, dat het hebben oftéghebruycken

der Sacramenten zelfs ſchadelijck is, den

Ä die het betceckende ding nict en “Ä JJ.21. »alsº J Batter mu niet wepnighen

-

onthoudenvantghenieté des nachtmaalf weten3P3elf/3o blickt aanhuerbeſchuldi derzelver.maardat zultrhuerepghen

Ä

ſchuldtis/zouden 3p onghaarn bekennen. nochrans is dit waarhepdt die 3xºniet er. 1noghen ontkennen.

*

Ä

iſt anders dau 6. ATTÄTTENten: W epghen/dat 3p zuler mietontwpfeltjck

Ä ºhebben 3pdanoorktrechte ebzupck der zelver niet/zo iſt volck on

LI doen

chuldigh daar inne/dat 3phtternietenbe 3ondighen int der ZSacramenté.

Ä

f dezelvetehanteréin 7 Iſt nietmiſbºupck eenighewaankercke dat huernieten blickt

een warekerckete wezéºofmoghédewaan Kerckende Ware leerehebben Zegdpdat/3o.

isdeware leeregheéwaarmerchtekévande ziemlpke herche maarghp leertdat 5pt


Kercke Godes.

Fol.61.

dusmooghbpdatmietjejahen. 8

TDaar deWare leere dannieten is/dgar

enis oock gheen ware kercke/veelminhet

wareghebzupck der Sacramenten. aan wie ebzeketnudat ghp nieten Ä dat ghy wareleere hebt/deware kercke3jt/ende dat bp u is der YZHacramenten rechte ghes bzupck ?aant volckmiet/maaraandeleera renzelreuweralrekercken. i CPfkondpons erghens gheloofwaarde

jedoen blpken dat uwer een/van allede jfkereken; zedert tſeventichiarenopghe tümmert; in eenwettighe verghaderinghe voozonpartpdighe ende Godwyze Wiechte ren/aldepartpen volhoozt zünde meteen dachtigher ja nochmaarmethetmeerdeel/ men der äechters ghevomiſt is eeſttezijndeware ziemlpke kercke Chziſti

#

10 TDäten heeftmen tot noch toemietver nomé:maarweldatelck uwer;zich3elfjons igherechteren zijnde; allen anderen kercké

ootketterſch/ofverdoolde/ſcheldet/maar erzelfoozdelen endehoudenvooz de ware eGodes. zouden menſchenmaarhal-

pezinnen hebbende dan niet moetentw len aan uwe kercken/ende die vooz valſche

verdachthouden? - 11 Lieve acht ons altſamen nietlangher voo! onredelpke dieré. Laattoedat detwp -

felinons blpvevanuwewaankercken/ende

oock mede dat wpons wachtenvooz tebe zondighen/vanonghelovighin uwe twpfel

kerckenteghaan/ende uwe verdachte Sa rramentente ghenieten: tertijdttoedat ghp.

Ä # Äte Ä

metontwpfelpker Waarhepdt be H v.

3U

Ä


Aanwyzinghetotte ware hebben wat kercke onder u allen de ware 5ienhoke kercke 3p. Tpdp zelfuietvan uwe Ä berooft/zoenzüldpdit ghelezenheb de/dieuptvermeldeoo!3ake Uwe Sacra

mentenmieten kommen ghebzupcken voots aanmietmeermoghen aanzien voo! verach : ters der Sacramenten Chºiſti. 12 Ghpen zultons nietmeermoghé Ä ghen/Chriſtus enheeft de Sacramenténiet

Hergeefsinnegheſtelt maaroockzelveghe kt: daarö is elck menſchmuſchuldigh

Ä in on3e kercke (in Welck van allen?)te gh

LIN. ,

«

-

Ä Vander Sacralnetuten Ä net Ä vandeghelovighe MaV0

T3 Rochghpenzultons nietmeer vervaartmakémette ſchade diewponszel ve(zoghp 3egt) aandoen umethetontberen Der

inder Apoſtelé ker eende anderjmeer des ghelpk en.

. .. . . . . .

------

?

INHaarzultzodanighemenſchéomhuer

niet lichtejckteghelové/omhuermietblin delijck der menſchen ſlaven te maken/omt huerrechte vzeezevan verlepdtte wozden in beensföander vandewaan-kerckeneñoun Chziſtoghelooftende ghehoozzaamtte heb ben/unt nietaanhanghenvanderoepers hier is Chziſtus/daaris Chriſtus/vooytaanniet zmeer beſchuldighenmaarpypzen/endeu3el

penaltſamenſchuldighmöeten kennen/om datzpvanden Heere ghewaarſchout zünde /ei. gheen verlepders hebben willen vo am dat ghponghezondézijnde/3o vlptelijck ghearbepdt hebt anderen/upt pver/maar mietupt verſtandt/teverlepden.

XXV,

-

* -

-

-

-


. Kercke Godes.

.

.

Fol.62

xxv. Hooftſtuck.

-

* Ä Ä Ä F s

I.

-

JZemandt; zijnsredés ghebzupckma zjnde;enzalt ghoede/dathy N# is/verlaten/omt'quadedathynietzelieren s quaädtte zijn. Betis voozzekerghoedt/ datmen doetghene menzeker is dat God beveeltte doene3oiſtvangbelpkennietmin

Ä:

eker quaadt/datmé doedäaraammentwp

eltofonzekeris/oft Godonsoockte doen 2.

zpnen “ensºwtsewesºmmiss iºn All

willezullendden: (NBat.6.6.) endena3pne/ nietmet menſchen gheboden ghedient wer den:(FMatth. 15.9.) zo dat wpvanalons ghoedtd

vieren/

#

dt alleen

zpnen wille in ons wertke (Zſa.8, 3.14) bitwiloock d'Apoſtel/daar hpzepdtzonde tezjn/alle datnteten gheſchiedtuptenghe Ioove. Mäsin. 14.23. . . .

in Ä Ä

'ortrecht OP dicht datmentghene Vons CÄ

magh nalaten uyt een onzekereendetwy felächtighevreeze vantzelvete miſbruyc

ken (9.6.) wantmijn ghevoelenindezen

Ä t

-

-

-

-

Maardit bekenneickminghevoelé van oubts nochteghenwoozdelijck rezijn:datick zowepnighzekerben/datpemandt van alle ane rkéeenware ziemlp

erºse


Aanwyzinghe totte ware zp:dat ick eer ghelöove/upt uwehatelpke enalleuwerkerckémenighte(devzo niemenſchen der zelweruptghenonen) liefe deloze Hecten/dan lieve kercken Hodests W J

Ll.

-

Ämershebben niemandt vanuallenzuzeifop de;enheeft noch sé Ä -

-

nietd

pken (zoickvoozheb betoont) dät ghpeen warekerckezjt/nöchdatuweleeraren van Godezijnghezonden omnu;ngt vervallen des kercks/dat ghºs vootwendt; upt 3pnen zameeenkercke ºpte richteu/ghemeenten teleeren/ende Sacramenten uptdedeelen. mooghdy u allen of Pemandt Gnder udan oockt vante zijn zelf-lopers die

Ä

booººhºl

-

kommen. J

Io.8.

##

Ä ÄÄ ſtusonsbeve Ä Äde Ä

tramententeghebWupchen maghmenzeker

Ä

Ä uniebewesen Äboten Ä

-

-

dathet unuvan Chiſto is hevolen eeno

jejej

Ä nuwewerreende waan-kerekenans bevolen wie zietdat nietveleeerdat kerbewyjste Ä dat ghpaltezamen ja teghen Chºiſtiheveltimmertaan van Babilonien wie hoo Ä uallenſaatmet werringheder

8 Radien dan wpbp -2.

Ude *-


. Kercke Godes.

Fol. 63.

bentigh-jarighe waankercken gheenzeker

Ä L. Ä # het jeghendeel) dat anonzen Heere Ä bevel hebt om kerckentebouwen/ NHAU

tzpmenname ghemepnten teleeren ende acramenten uptte deplen: zoenmoghen vop mietzekerlijck weten dat ons Chriſtus

Herftbevolé/maarweldathpons heeftver bodendenwaan-ſacramenté in uwe waan kerckentegh zoondereenenlo zenſchnntemenieten/end iſbzupcken.e z

Ende dittelatenmietalleen upteentwps

evzeze/maarupteenzekerweten/dat vopnietenwetenzuler ons van TUR bevolentezjn, inzijn warekerckenghelové Wpt Ä vanhéghebodentezün:maar in uwe waankerckentepleghen enzien wp

Ä

dat gheenszins.

-

-

-

19 Dntbzeeckt u dewaarhepdtväGodes lebendighewooydtomonste verzekeré; dat

Chriſtusonsnubevolen heeft zuler zo wel in uwe nieuwe kerckente doen/als vooz maals in d'oudekercke 3ijmre Apoſtelen: zo

beſtaattenminſten onsdattebewpzenmet rer ſchwifturen

Ä

DÄtnert

die maghonderzoekéofdieoockalzohoudt rotwelchonderzoeck ghp zelfons aanwijſt Ternavolghingheder Berroenſeren (Act. 7: 11.) dieghpoockzegt daaromnmete3jnghes Pze3en. 62. 17.

2 WPatrechthebdp.danommevanonste epſchen/ghp/zeggheick/wiens heplighepdt der Apoſtelen heplighepdt noch gants one

ghelijckis:dat wpzönder van Chriſtobeve ehebben/endezonder tupghnis der ſchrift tezien/elckuwer/inzijnvooghevé Ä -

-

-

-

TE

s


Aanwyzinghetotte ware rekertkente3jn/zoudenmoetengheloben. 13 MBildp als ware 3endtboden Chriſti ghelooft zijn: waarommeen doedpuwe Cä -

miſſie ofÄ niet eerſt blpkéghp3egt/

mengheloofde dApoſtelen/dushootspons teghelooven. die bleken ware Apoſtelente wezen: waaris ubljck toomt die ende wp zullen ons gheloof oock upterlijck betonen netter daadt?

-

14 WPaar blüft nuu vooghewendtbevel Chriſtivan nutertjdt in uwe kercken of in

weicke van allende Sacramentennaumiſ bzupcktemoeten ghebzupken zoisdaaraf niet alleengheen onzekerbevel Chziſti/maar gheen bevel altoos/ja een klaar verbodt Thziſtivan zodanigheroepers: hieris Chzi ſtus etc. niet tegheloven/maar dat wp die zullenvlieden. 15 TDit weten wp ontwpfeljck een 3eker

verbodtonzes Heerentewezen. daarombe hoo.dtmenu vermetel aanraden nietnate bolghenzopdatmende Sacramentennieten

miſjäenjteenzondghetwjee

maar

upt eenzekere vzeze des Heeren (die wjſ hepdtsbeghinneis Pug.1.7.) latente doen tghenewpnietzekerlijckenwetenons van Lhuſtonugheboden te zijn/zonderlinghen dit werck dat ons ontwpfeljck van hem Wogdt verboden. -

-

XXVI. Hooftſtuck.

Ofdontberinghe der Sacramen ten anders mieten kanaanghezien woz

den/danvoo verachtinghederzelver.

zap


" F .

M

KerckeI Godes. •

. .. .

Fol.64. --

woldt hierghezepdt/dat d'ontberin

# der Sacramenten niet anders voor

/ -

g

. .

aanghezien en kan worden dan voor der zelver verachtinghe. wantte latentghene

I!

º

Chriſtus bevolen heeft te onderhouden wä neerment bekomen kan: wat is dat anders dan t’zelvete verſmaden?

6. 18.

2 ZodanigheſpNeken huer 3elben teghen. Want daar 3p nu in dezeWerretijden grote onde mepnente maken vant niet ghebzup en Huerder Sacramenten/bewpzen daär medezelve/dathetgheenzonde/maar recht ende Ä zp.wantzpenkonnen(zonu terſtondtklaaris ghebleken) miet bewpzen dat Chriſtusonsnubevolenheeft deSacra Nienten

Ä in eenighen van huer

alderkercken:Ä Ä zekerhepdt nieten hebbenbewezen welck de warezien pke kercke is/waär de ware leere is/het

rechtghebzupck der Sacramenten endeghe Zondenedienarenmetlaſtom die upt te rep

ken.want zonder daarvoozalafverzekert tewezen/ishetghebºupckzonde/endemitſ dienhetlatengheboden. Ten anderen bekennen 3p hier zelfmet dehuere bpghevoeghdewoozden: wanneer

i

ment bekomen kan:datwyhet ghebzupck

(dat miſbaupck is alſmen trechte niet net zekerheydten weette bekomen)rechtelück moghen laten . want niemandt van al de

nieiwekerckenzalderren zegghen/datmen de Sacramenten recht mäch ghebzupcken 1net twpfele/ofdekercke oock Godeskercke

/veelminmet krachtigh vermoeden dat

ekerckevalſch 3p/welck vermoeden -

Ä l


Aanwyzinghe totte ware fdieliefdeſtelt tot des herr en/ Ä z krachtelijck inden onzichti Ä Immersmenheeftmpſtracr hier vooz (56.1.) taldus:wy bekennen wan neer Goddie gheleghenheydtnieten gheeft om nazyne heyligheinſtellinghe de Sacra mentenrechtteghebruyken zoen ſchadet

alderliefdeloostwiſté(ghemerckt Chºiſtus

hetonberen niet, alſmen dedinghen heeft die daar door betekent worden.

WBp kennen dat ghaarne/maar

s

ander agh t alſinézena Godes inzettinghewelm

Bekommen. datmoeſtghp danvoo! albewp zen.bewijſtukerck/uzendingheuleereende abevelon nu zuler een vande nieuwen tendeten doen/endeghyÄ ons vlptigher bevindéom Chziſtibevel(datindezezolicht

Ä

Wpubevin Ä Vallen)teghehooyzanné:dan bzupcktebe

enomukercken/laſt/endeghe

Lt. erts mietupt noadtdatghpe Änz maaruptmoedwil/upt

Iaat/

anert der diſci

plinen ende upt vzezen van u repnighepdt

(Godwouts)te beſinetté/omdatterzonda renzijninonzeghemeente/ghpmannenzegt uptuwanéja/zulerväallé:maarickzegghe daartoeuptwetenmeen/voo! mp zelveneñ;

upterliefden ghoedt vermoeden; oockvooz veel anderen..weet ghp nu wat indenmen

ºÄnºmmen

I.COM.2. I I.

gheeſtzelve?

-

7 Datis ghewis (zegt wat ghy wilt) wie de Sacramenten; van Gode tot onzernoodt

hulpinne gheſtelt; willensontbeerdt, als sf hy die nieten behoefde, dat waarvermetek

heydr.


Fol.6%.

Kercke Godes.

heydt.ja die veracht Chriſtum,verwerptzijn gräcie, ende bluſcht uyt zynen heylighen heeſt. Inſtitpag.726. de Sacramentis. Dat is oock ghewis, dat Ä zelve 3egt/. dathy de ceremonien niet en breeckt, die der zelver kracht behoudende, deſchadu wen laatvaren. Harmo. Mat. J. 19. Junmers

ghp kaltÄ noch als volght: dat de Sacra menten dienen totbeveſtiginghe der belof tcn Godes.

oftgheenteken op vzaghende 9 Eñdaar Ä enis: datmen den be

V2.11

lofteh Godesnierte vollen enghelooft, ten

zy dandatze erghens anders mede worden beveſtight(teweten mette tekené)antwooz

Ä

dat zulcxeenteken is van krancken.

ghelove,etc. dat is uwervooyneemſterzeg ghen. hoozt mu mijn zegghenende bewijs däär OP.

-

-

1e NBen hanteert de Ceremonien oun der zelver kracht sf wezente moghen verkrp ghenmaarmen verkrpght derzeiverkracht endewezennietomde ceremoniente moghé hanteré. daarom iſt Sacrament(nachtmaal)

niet voor den volmaackten(datzijnſtercké)

maar voor den zwackéinne gheftelt (Inſtit. xviij.41)deſterckeen behoevens däoock niet - 1naar dezwacke. 1 1 Petbzengtzich zelfs oock zomede.Vät iſt eenteken van krancken ghelove/datmens

behoeft: hetmoet eens ſterckengheloofste kenzijn/datmens nietenbehoeft:ghemerckt deſterckeint ghelove debcloften Godeste vollen betrouwende/gheen teken en behoe ben/dat dezwackghelovighe/om dezwack

hepdthuerggheloofs/albehoeven. want zu I

VernOL


„ Aanwyzinghetotte ware . . . .

vernseghenhuermettenwoozde Godeszel vewel/oock zouder teken... …

12 Merckt nu het noodtlijck ende oock. lejckghevolghuptuvoo!ß epghenzegghé. aldiedeHacramenténoch behoeven totver ſtercking huers gheloofs/zijn kranck van noch altzamer ghelove: ghp lupden

#

(nauepghen zegghen)de Hacramenten tot verſterckingeuwes gheloofs:daarbpbljckt dat ghp noch alkranck zijt van ghelove/3o ghpanders eenighghelove hebt. Ende we DerOUNte.

ºp

13 Alleſtercke indenghelove die der Cere anonien kracht nu al heeft ende vooy den

welchen als voodenvolmaackten/de Sa cramentenniet/maarvoo! den zwackenzijn ghegheven/die houdédatzp die welmoghen ontberen: aldiehoudendatzp.de Sacramé ten Welmoghéontberen/die verachté Chzi ſtum/verwerpen zijn

Ä

zpnen 9.gheeſt: dus volght dat alleſtercke indégheloweendevolmaacktevooyß/Chzi ſtum veracht/zijn ghenade verwerpt/cnde den 2.gheeſtupt bluſcht. lupden die bepde Ä niet elickºvolghenzp bepde uptu eers nietnoodtlijck? 14 Bootsiſtbuptentwpfeledathethooft alsdattermu is/alleen: Ä desnachtmaande wpze hoet Chriſti ºde modo / datsv -

vleeſchis onderofinden bzgde/uwer vooz

neemſtekercken oppermeeſter/bekentrondelijckdathpzulerzelvenieten verſtaat.3n neepghenwoo!den zijn deze:zomyycmandt vraaghdevande wyze , ick en zälmyniet

ſchamétebelyden, datde verholentheydtte hogheis, dandat die metmijnverſtandt be reyckt, -


-

Kercke Godes... -

Fol.65.

reycke, ofmetwoorden uytgheſprokézou-: demoghen worden. Inſtit.xviij. 3o.

15 , Fu is aantrechte verſtandt van deze

Ä

modoof niet vele gheleghen/ofvele. zegdpnietvele: allé verſcho

Ä

nenvan hatelpke liefdelozighepdt ende van vleeſchelpke twiſtghierighepdt/dat ghp zo

vpandelpkend'een d'ander ſcheldt mettela ſterlpke ſchandtnamen van vlepſchvºeters/ van bloedtzuppers die eenen ghebacké ende

wpuighé God hebben:eñwederomväzwer mers/vanzielvzeters/yanzielmooders/die

Ä

daar zijn in ghedupvelt/ / Ende overdupvelt? zoude dat die ieve v!uchten -

in van dat eendzachts teken der Chziſte kerliefden?

p

16 Zegdpdandat daarveel aan is ghele ghen/datinen verſta hoe endein wat wpze Chztſtilichaam in ofonder den badezp: zo datpemandt dat niet recht verſtaande niet terecht ghehupken enzoudemoghen/maar

noeten miſbupcken : zo gheeft u opperſte mceſter zohooghgheleert/zoſpits-voudigh van vermuft/ende lang in dezen twiſtghe

ouffent3pnde/denghemeenélekeuwepnigh Hoops/onnte1noghémethuerongheleerdc/

grove/ende ongheoeffende zinnen begrppen/ datzodanighenmeeſterbeliidtte hogheende teverboughenvoo: hemtezijngheweeſt. 17. Tadien mcn dan het nachtmaalafgod

delijck zoghpaltzamenleert) miſbºupckt/ als deleere des zelfsvalſch is/zo datmerdä een afgod af maackt/of Chriſto van zijn waardfgheeereberooft: endeinzulcken miſ

verſtandtoverallenzpdébeterwaarte ont berendanzo groflijcktemiſbauncken/wclc. I j

miſ


-

Aanwyzinghetötte ware

"

-

miſbzupck ghplupden aan allen 3pden elcks anderen opzegt. 18 Iºadien ghy medeonsleert datmenzs: grotelijckzondight intontberen der Hacra-x -

menté:zo ſtaatutoeuzelfmetelck van dan derkerkenmetten eerſten vooz alteveree-: nighéende hetonwpze volckeendzachtelijck ende ontwpfeltjck het rechte verſtandt der ZHacramenten voo! teſtellen: of bp3ulck us aller verzupmé/het arme volckuzelfsſchul--

demietmeeropte laden/ende overvºederzp den de ZSchapen doozuwe dolendewerrin-ghen verdoolt 3wservende/niette doden/te vervolghen/te bannen noch teveroogdelens 1booy verachters der Sacramenten. 19 Ende beſlupte daar twiſtigheſtrpdighepdtonder aldekercken/ het ghemepne volckzo wettighe oox3aken: gheeftom tevRezendat3p bp deen of dander

Ä

Terlepdt mochten wozden/ende mitſdien de Sacramenten oeffenen tot huer verdoeune-niſſe:datzpuptgrootachtbaarherdt dezel vevueezen tothuer verderf temiſbzupchen: dat zy wpſelijckhuer wachten daar vante

oodelenbovenhuer verſtandt: ende dat 3p. Chriſtelijck dezelvelieverontberé danzon - delpken miſbruncken. ghtszijn/ evoek/al bpghelñc 2o Ditmoet hier nochneck nuick zieunietminhardt

on

1wpſelijck op dit uwaanghebuupck/jazon.de lijck miſbºupck der Sacramentétebouwen. 21 Zegt mannen/mooghdpontkenné het.

voouncemſte ende oock het meeſtedeeluwer leeraren ſchºiften/ende oock uwe Puedira tien te ſtrecken teghende ghoede wercken/ vzuchten/of(3oghptnoemt) der zur Ä -

-

Lºs


Fol.67.

Ketcke Godes.

-

ſ

dienſten?bewillightuwe leere inder Catolp

kenopus operatum? menweet welanders. 22 Schuijft ende pzedurkt ghp uict dooz ghaans darniemandtzaligh noch herboxen/ jaghelovigh en magh Wogden doo? Wercké/ oockuietdooz dewercken der liefdeneüder bermhertighepdt3elvedte Chziſtusultlaatſteootdeelzalepſſchen? JDatth.2 J.42. ditis onlochbaar. inſgheljcrmede/datmen Gode niet nazpnen ghebode en magh ghehoozza

unen/ in 3pnegheboden der liefden (alledan verein wuer behelzende) maar dat d'alder heplighſte unaar eenklepn beghinſeldaaraf

en hebben. ditbetupght oockzelfuwe Cate chiſmus: 1P2ag. 114.

23 MPatdoetghplupdenzelfuzelfverghe tende; in dezen handel?laatghponghedaan/ den Catolpken om ſcheldt als t'gheen

Ä

Werck-heplighen/Sacramentſchenders/aü afgodeerders? dat zuldp zo onghaarnebe

kennen/alsghympgaarnezoudetſchennen/ aundatick u die hatelpkewaarhepdt in dat ſtuckendemeer andere aanwpzeeñbewpze. endedit upten ſchriften zelve van uwer leere vooxſtauderen/met boecken ſchUpven ende anders.

-

24 Daartoemooghdplezé der glozen glo eerders boeck/ick mepne degheglozeerde zedicatien opuwen Catechiſmum/die une deniet ents daneen menſchégloze: endeghp vinden dat ulupder leere de menſchelp ke wercken (ende dat noch Unaar van upter lpke kerckoeffeninghen of ceremonien;verde

Ä

beneden der liefden wercken zijnde) zono

dighende nut acht ter zalighepdt/datmer


Aanwyzinghetotte ware

2, Datdekerckendienſt endet ghebºupek der Sacramenté een middelistotteWeder cbooyte (P2edic.iij.fol. 9.) Dat dooz ds

acramenten hetgheloofwoºdtaangheſte en(azedi-fg.)onderhouden/vermeerteſi verzeghelt (ibid.f. 11.) 26 Tatdekerckons doot Doopſelbaart/ wederbaarteñmet Chºiſtovereenightdooz -

het Pachtmaal/

Ä

t de Heere van Pleſſz

f, 14.weluptduckelick. Gaatnuvoo uwe ghewetens ſpiegheleüziet/hebdp noch licht endeghezicht ofdezebalckinuepgheuofün der Catolpkenoogheisſtekende. XXVII. Hooftſtuck.

-

Ofmen nu den dienſt der Pºedica ttenbupten hindermagh ontberen. I

Aarof3p zepdé/ghp ontbeert

de Pzedicatie vande zupvere leere: die is/mooghdp antwooz.de/

mogheljck onzupver. want die ghelijckvoo! isbewezéenmoogh dp niet kenné/zöder eerſtdewaar heydtte kennen. Hier teghenzepdtmen/dat/ghelijck Chri der Sacramentézynerghe meynte heeft achter ghelaten: hylzodock

ſtustghebru

inzonderheydt ingheftelt heeft den dienſt

#Ä Ä 2. Hier opzeggheick/dat/ghelijckick Ä bewezen hebbe datmenmu/om Ä. en daar vermeldt/ de Katammtºº --

Es


Kercke Godes.

Fol.68.

baarlpkerontbeert/danhanteert: alzºoock u lupder py.cdicatiémetiueerder3elierhepdt endeminder ſchade vermpdet danghehoozt

moghen wozdenvoo! den onwpzen volcke. ant zo voozderlijck tot der menſchen eenware leere ofpzedica er enderuſt alsſchadclijck /javeleaeer/ig tie zoudezyn:3o die veelhepdtdervaiſcher leeringheneipze dicatien.TBatternu veelrelepcleeringhézjn/ unoetunen kennen: 3o mededatter Ulaareen

onder allende Ware magh Wczen. TPehepli ghe ſchzifthouden wp ältſanien in als vooz Waarheydt: unaargheen van aller menſchen pzedicatien noch glozen en Ulaghmen in als -

Ä houden. 4. PLaat onsmunennende H,ſchzift vooy dé

Ä

back/volvande zupverebone uptendiepen ader(Godlpkerwyſhepöt) zo overvloedelijck/dat die back oockuptvlie

Äzes

pppen: dewelckennenze tet dooz kerljck weet dat al met doodtlijck venyn

inwendelijck beſmeertzjnbehalvéeen/zon der datuen die eene oock kentupte anderen/ oock twpfeltof die algants vzpisvävenyn. Zoudehpniet dolzjn teachten die doz

ſens

ende moghende meer dan noodzuft ſcheppen uptezupvereboUneinden backinet zekereveplighepdt/nieten ſchepteuptéback: maar3jnmapkéhieldtondereen vandezo ghelpkepppenomdaar afte dzincken/ende ichalz. noetWillighlijckſteldein ghevaar jckhepdtvan verghevêtewoºden/daar hp 3onder 3oºghe upten klaren ende zupveren back mochte ſcheppen endedzincken?

6 MBie zijn zinnen machtigh zynde zoude

. -

nietghaarne/aldievenpnighepppen öfyze -

Iiij

---

dLä


„ Aanwyzinghetotte ware bitatiémetoockeenonzekerederzelverorte beren:omveplighendezekervoozallevenjn tewezen/ende Zich alleen vernoeghennnette ghezondcn boyne inden back overvloedigh

Ä hemopenſtaande?endeghenomé/men noch al zeker mochte zijn dat een der 3elver pppen noch onbeſnet ware/doch 3onderte

weten welck van allen die ware: wat zoude die meermoghengheven/dan devollebackt zelve/daar5pmede uptvlietet ? daarmen ze erhepdtheeft/watnootiſtonzekerljckner zoughen eñancrten nazekerhepdtte zoecké? 7 MBp hebbégheloofwaardighetupghnis, dat de heplighe Schzift van Hode istnne ghegheyen (2.Tun.3.16.) dit bekendphier oock 3elve (61.27.) maar wat

is DOE

dponsblpken/datelckuwerhooftleeraren commentarien (dooºwelekepppenu Pzedi tatienmeeſtvlieté)sfaluwemondtlpkeupt egghinghen/van Godezijn inn 8 Junmerstothetlezender

even.

Ä

zift woz denwp vermaant (Jean. .39.) als in allen Waarhepdt zijnde: immers die wozdt bevolé telezen endete betrachten (Denter.3 1.1 1/

1, Teſſal..27/ Pſal..z.)maar voo men ſehen tehszenendevolghenwozdenwpghe waarſchout/als meeſtalloghetaehigheñ Vier oock bedzieghlijek zijnde (Matth. 16.6. 1 S. 16.17. Ä Epheſ 4,14. Col.2.22.etc.)ja die werdtons Höma des Verboden.

H. ſchzift zelvezekerſteende Ä jº Fºdan de am/

Äsghenoeghza

Ä daarinne gheo

Ä“penbaart is, alle warter eeré Godes endetor

leeñdie . Ä3 ons telezenghe 1.)

ie Äerz eloeſehzüft41. Ä

äÄbodenis: wat ſchade is enºanbº -


Fol.6 rem van menſchenpyedicatien ende ſchzift dupdinghen/die zoughljck is/oock onsnier gheboden/maar verboden stehoenende gheloven(JRat. 24.23.2.26) ick ſpzekeniet Pan Apoſteleneñ wettighezendtboden Go des/maar van alledezer kercken Pyedican Kercke Godes.

Ten/die gheenwettighezendiughe eurkonnen

bewpzente hebben? Iſt ontberenvandoot pke ghevaarlijckhepdt ſchadelijck ? meen waarlick: maar die tpeck aanraackt zal baarafbeſmet worden (Eccl. 13.1.) ende die pericule benuint 3al daar inne verghaan. Eccleſ.3.27. -

XXVIII. Hooftſtuck.

Gfmé de waarhepdt eenigher leer magh kennen 3onder eerſt de Waarhepdt 3elvete kennen. I.

-

EÄ beſtaande zulextebenenen, hou den dit vooreen omkeeringhe vandeor dene, diemen tot allen tyden heeftonder houden int oordelen eenigher leere . men

heeft (zegghen zy) voor allen dinghenghe hoort,daarnabeproeft, eñnade waarheydt zelveonderzocht. wantzolanghemen niet

en wce.watter gheleert wordt,kanmen niet weten ofhet recht dan onrechti3. 62.3.

2 Maarmaghmen (mamen) oock oo.de len/zolanghemenmieten weetwatrecht of direet us. Die dit noch niet ein Weet/Wäf

baathem t'hoten vanpartpen om van huer 3ake recht te oozdelen ? het oozdelen zonder t'hoen vanpartpenisonrecht: maar magh

toozdelen zonderrecht ofonrechttekennen Lecht3ju?.

-

-

-

-

-

J. v.

TDas


Aanwyzinghetotte ware

W

3 TDatde H. Schzifture derechte leerefs/ tewetende ware Ä vant wezentlpkeef. zeuwighewoo!dt Godes/hebbe ick ghe3ept hiervoo! (Zooftſtuck 17.)Ruhebtghpelck ºpnzelve(ickmeynealde verſchepdenkerc ken) oock eenleeringhe/die elch int3pne de

wareuoemt/ende daärteghen alle der ande

renleringhévoo! onware:hoewelghpnach tans altſamen de P. ſchzifture houdt vooz deeenigheware leere. 4 Zoenis dangheen vanualderleeringhé deware leere/tei waar een der zelverniet anders van woodete wooºdt inhieldt dar de 12, Schziftzelve: maar ditis nietzo/wät eler leerhoudt veel inne dat nietenſtaat in die 2. Schrift/vermitsualdertoeeñafdoé/ oun dat etch uwer een 3onderlinghe 3inne -

treckt Upte H.ſchzift/die elckzepdtderechte LEWe3en.

-

4 TBit is elckuwer dupdinghe/dienoemt elek de wareleere/ende hieroinmekjftunen/ nietomde 3.Schift: aan welcrwaarhepdt Miet/maar aan uwer alder leere alleenlyck

wodtghetwyfelt. eñhier afvaltnuteoog delen/teweten wiens dupdinghe vande P. Schziftmette zelve overeen ſtemt/datis/ wie vanuallen het rechte verſtandt der H. ZSchziftleert/ende wie niet... . 6 Gheene van uwe alre leeringhen is de toetsſteen daarde 2. Schziftdoo! Ä werdt/ofzpoock rechtzp/maar die isalleen -

detoets/dieu alderleeringhenendeelck bp

Zonder ap moet bepzoeft worden. nahaar WANdeit dan UWe

Ä ghe ent/zo daar

penandt metover eenſtemt vanuallerlee Teil/endc3Pnietna deuwen, die dan *

-

-

-

-

de FULE


Kercke Godes.

Fol.7o.

waregoudtverweder Schzifturétoetsuier waarljckenkent/aleerhpuwe leeringhen daar op toetſt: hoe iſt henn mogheljckom weten ofuweleerin en/ende Welck van al lenlouter goudtzpofkoper? 7 JBen magh (tis waar) van gheenleere

recht oogdelen/3onder eerſt3g weighehoozt ofghelezen/ ja oock welverſtaante hebben den rechten zinne vande leere/ dienen will

vozdelé/als vandehepligheSchzift detoets;

#onrechtzaloogdelé:

daarnamen die recht maarwatbaat alle hethozen ende verſtaan vande leere dienen oogdelen zal/Ä zin der H. Schzi t OftOet vozen den

Ä nietenheeft/waarnamen alleé deghehooz deleeremoetoozdelen ende onderzoeckeno F daarmedeghelijckfoUnighis? TDit heeft oock reden. want die den rech ten zinne der H. Schrifturen verſtaat: die

weetoock daar door of deleere zuyveris of onzuyver.ditſchºpvende wederſpzekers in

r verſtaanoockal dezen zelve (68.8.) maa e

die vandeghepzedickt leere den rechtenzin

ne verftaan/daaroun den

inne van Ä All dagr. Wie

de H. Schzift? dats verde -

dan niet datmeneerſt moet benaar den rechten zinte verſtaan vande 9. # chºift/omme daarnaulttpder leerete hozen

/endedan

verſ nahe Ätelezen der H.Schzifturenteoodelenofdaaronder uallenoock een warelereis/ende danwelck tandt

trechte

van allen die 3p.

-

Een van bepden moet waar zijn. men eert den rechten zinne der H. Schuift recht verſtaan doo2 uwe/of dooz des H.gheeſts verklaringhe. 3egdp dooz

urabehojeft


Aanwyzinghe totte ware des H. gheeſts verklaringhettier. difzuldpuwelwachtenteberoemen/zoghp beho

uniet de vermetelemachten wittberoennen/ des Paus van Lionen/ die 3icht'gheentse

epghende/dat de B. ſchzift des gheeftszal vinghetor epghent/I. Joan.2.27. Jerein.

31.34 etc. verſtaatmen dan sock de rechte zinne der 2.ſchzifturen dooz des 19. gheefts verklaringhe/3oenisonsuwe uptlegghin ghenietnodigh. 1o Lomaghmédan de H.ſchzift recht ver ſtaan/zonder upzedicatientehogenofu glo -

5en telezen. maar zonder den rechten zinne

vande H. ſchzift te verſtaan/en maghmen nietverftganofu leeringheunette H.Schzift over een kcmt danniet:alhoozdemendup zent van uwe pMedicatien/ende allaaſmen dupzent van ulupder glozen.

1 1 Ljeve3egt noch. ofghpuſtemme3ou detgheven on een rechter tekiezen/diena volozinghe alderleeringhé ofkerckézoude wozdelen wiederechte 3P: wie3oudpkiezen een die ghpweetdewaarheydt vanderechte leereniette kennen/of Waarljckte kennen?

“12 Gaafdp d'eerſteuſtemme/wienerckt niet dat ghpu zake miſtroubwende liever t’ooIdeelhet blindegheluct/dan Welziende waarhepdt zoudtbevelen? maar verkoogdp den kennts hebbende der Waarheydt : dan Zoudeghewetel Woyden dat ghpuleerewel bctroude. -

3 Daar mooghdp noch mercken dat des Waarhepdts kennis voo al nodigh isom Vande leere recht ende in der waarhepdtte oo!delen. -

-

-

Weg


«: Kereke Godes. Fol.71. “F Des neemt hier tot eeubeſluptdeze, Wooden des Pzopheten. r: t 14 De Heereheeft u eenengheeſ ndedes har-:

denſlaaps innegheſchoneken/e

uwe os

an. uwe Pzopheten netten ghentoeghedaſa mé de ziendersheefthpver tt Poſtenme : dt r t in ophetenghezichten zullé le bl da al Pr é od ls zjna dewo eens helden boec ndr:e eenendielezenkan/e det: dwelckzoment ſt deda ſpake/lievelee thetisendedathy ſpeake/ck niet e iegh /dte eghe rzed vetd enkanniet/wä di:enOf e/lt enhe lijck/alsteanneerm t: da ſt evelee lezenkanendeſpake/li endehp ſpake/icken kämietlezé (Iſa.29.1e.11.12) aatons dit muter 3aken voeghen. 15 TDat beiloten ende open boeck/3phier de Godlpke ſchzift/te weten de toetsſmoteetené daar opuweende alle leereghepzoeft worden. 5hpwilt hier immers dathetghe hoo! väuweleere ofpzedicatiéenzullengaan/ -

1boo! waarhepdts kennis/ind ghenen die Van uwe leere-wel zaloozdelen. Pemandt,

hebbeumu ghehgot pzeken ofuweglozen on ismo e/te ghelezen. hp twpfelt noch aanu leerer ekoude mz uo p ot nh tt mm vernoeght/ende ko nh ri e/welc er le we fu ng te we en gh ock ar is. nu Weet/o ft hemghde 16 Hhp ghaneeWa 9.ſchift/ als de ende toetsindeh dt/zeg leeſt diemuende s e dt r on nden aa ft ze/z ed oe we er . Py le ſhepdtopverſ hptaat zowjs dathyzjnonwnt: tot u. e t pd

echt verſtand vandit 1net waarhe hetr s Bpbelſcheboeck/i mybeſloten/ofick kan noch nietlezen der waarhepdts letteren.hoe. zoude ick dan zonder de waarfepdt dezes: en boeer zelvete kennen/rechtmogh

Of II

-


Aanwyzinghetöttewareze,gtman hé ofu leer waarhepdtis danlog et ot

toteenſp nen/waar dit zodanighenni eerghewezen lpkenpyoefoftoetsuwerl maar rechtzou 17 19 ozdzeisdäverkeert. deſe zijn zo die twpfelachtighete vozenwel

e kommende lezen ende verſtaanbpdeheBp m belſch hebben waarheydt/endehpdieodepé de/udaar nahooz.de/en dan in zijn opers mocht boecklazeofdat oock alzo

Ä

hpzienofde Bpbeloock alzo houdtalsghp leert/maar anders niet. ece nſeren die/mgh 18 Zodedende Berroe nend eppt kvootbengt

Kenonbcſchepdelijc die vooy u opinie tezijn/daarzp dieplatje

et altevozenle? ghenis. haddédie de ſchziftminz pdieniet Washuer die beſloten konſte zen? dat mooghdp nietzegghen. 3p hadden

dan eenrechtofeenomrecht verſtandtte vo renvande Bpbelſche ſchrift. hadden 3peen onrecht verſtandt daar af/zo mochtenzp der oſtelen leere die recht was/daarnanier

cht/maarmoeſté gheoodelt hebbé voo! opze nhebben.

dits an die voo! valſchghehoude dt. der t hie blijckt dan vaſtelijck dat 3p voot 19 sahHeeſc

-

Hoen vander Apoſtelen leer al een opzecht

verſtandt endewaarhepdtsy kenniſſehadden vande 9.ſchift:waarnaz deleereoodeel den; zo blickt hier oock vaſt/dat ghp ver keerdelijck leert/de waghen ſpant voo de

paarden/endede H.ſchift totſcherm van upckt. uwe opinien miſb 2o Ende madienghplupden hiernerghens omuf anhui epdt anderstoe en hebt ghearbatm rſc éde/d pºedicatientedoéhoeneerd turen Waarhepdthozen zoude/welckewaar


„ Kercke Godes. . . Fol.72. Hepdt Chriſtus zelveis:ende hp zelvezepdt dathetal dievé zijn endemoozders die vooz

hem komen (Jsan. 10.8.)3o moghen dele zers bedencken vooy Watlupden3P3ichheb bentehoeden. -

XXIX. Hooftſtuck.

Viens Pºedicatien nu behozente hozé: die twpfelé Waar nude warelereis. I

N

devooyß verkeerde raadt/dietach terſte voo ſtelt / wozdt met ghepker gheſchickthepdt noch ghezepdtaldus: Daar omme behoort ons de Ä »die wy aan deghepredickteleerehebben, niet afte treckenvantghehoor der zelver, maarvele meer.daartoeverwecken. 62.12.

2 Daartoevoerenzpinne/het voozheeldt der Berroenſeren eſ Athenienſeren die aan endeSplanns leere noch twpfelden/eit ermeerdaarafbegheerdétehoenſpzeké. 3 . Ditinvoeren vanberghelovighenerem peleninder Apoſtelen pden/ende oockvan

Ä

den Apoſtelen zelve/is hetoudeweerveers: dat hier voo! (IHooftſtuck vij.)alte vollenig

beantwoodt: als oock dit aanſpºekender Medicanté (IHooftſtuck 22. ij.) dus zal hier o2te antWooz.de oock een volleantwooz.de ſte. hebdpond I

Äus

4 Alzo3eggheick voozt eerſte. hebdponder

uallen/ Ä alleuwerkercké leerareneené eenighen Paulum int leven/ick mepn een leeraardiewpzo verzekertlijck moahé ghe loven van Godeghezondente zijn/omkerr kenmetautoziteptupt Godesbevelteleren: 303p


Aanwyzinghe totteware zpdpſchuldigh oüs dat te doen Wheldof aardelijckblpken/ende wpzullen in onze rwpfelinghen ſchuldigh zijn/omme 3pnen raadtdaaropte holen ende die ghetrötcwe lijcktevalghé:maarhebdp des gheémacht hoemoouhdyonſchuldigh zijn dat ghyons;

poghemdetotonghezondenemenſrhédie van Zelfslopentewyzen/inplaatſevanzodani ghen uptverkoren Apoſtel Godes/endronsf per vooz louter goudtindehandtte

Ä

etten:

-

y To uwer nieuwser kercken maar een waar/ unen zoude 1nepnen dat ghpwatre

dens zoudet hebbenommeteraden datmen

uweizedicatié medehoenendeoptentwp felen uwe Pedicantenraadtspleghenzott de: als gly daar beneven oock den völcke

riedet medetehoYen uwer wederzakenpzes diratien namentlich der grauwer Monic ken/der Jacoppnen/der Jeſuiten/eñder an deren meer: maar zoudp daartoe oockpe 1mandtraden? Wat gheldetmeen/maarmet

aller vermoghenafraden. 6. Wat is ditnuanders ghezepdt/danwz zñndeware Pedicantéalleen/bponsisde rechteleereendepedicatie/wp verſtaanal leen den rechten zinnc der 9.ſchift. doet als

1wpu leeren/oo.declt onzeleere recht tezijn endeneemt die aanzonderdanderpartiere

holen/Wantu die zouden verlepden. bpons is Chºiſtits ende de Ware kerckc/daaron

medo.delen wp alles/maar niemandten Magh vanons;nieuve Pauſen; oo.delen. Zieverzegtofahpzelfwaart Pºzoviſoozer

Defenzoudptplompelpkernauwenzinne MoghenWp5cn? IAtº


„ , Kercke Godes,

Fol.73.

Muzijnderbehalven de Catolpken oock

eñboven die noch menighte van verſchepden TDoopſghezinde kercken : wat zouden die tot z'lckenuwenraadt doch zeg

ghen?zouden zy met omrecht moahen vza hen: Wie

jef

u unachtgheghevenons al

vooz onware te ſchelden ende u zelve voo: dewarekerckenteroeméºwaarisghes bleken/datuwe Pedicatienalleen deware ended'snze altzameuonwaarzijn? 8

Ghp zultinoghelijck zegghé:zpalle/oock

de Luterſchen/dgenons mededat Ä . dat zo/isudat liefduncktudatrecht?daten etoondpnietinuantwoozdeoptBerghſche boeckteghenden Luterſchen/dienghpdaar meerinaals vzaaght wie huer de macht beeft ghegheven / om parteinaudita over alle andere kerckente oozdelen?

Maarzegt dan meternſt/wie zuldyra #enteho ten/di aan depzedicatienende leere

e

vanu/of andere kerckentwpfelen?uweppe dicatien alleen dat doedp/unaar als rechter in uepghenzake.is datrecht? ofzalmen alle zuwerpartpenraadt; medeals ghpradende;

elckinthueralleengheloven/endeeler hare/ Maar niemandts anders Pzedicatien/alleen

hoazen?dat zoudp;ſcherperinanderlupder dan in u epghenghebzekenztende;omrecht

oozdelenende gants afraden. . . o WDat zuldp den twpfelachtighenmen

ſchendanradé alle ende elck vander kercké dienuzjnpredicatien dickmaaltehoeneñ onvermoeght zijndedé Pyedicantéom voo! derbericht tevzagheni zowepnigh als ghp dat zukt raden/zo billighzoudet ſchwnen/ Maar 3a mugepelijck oock vallen

zºu"

VO03


Aanwyzinghetorteware

-

boo! gheinenelupden/dienieten vermöghen dooz gants Europa tereyzen.

- -

Baar ofzulcr noch alpenandt ver

11

mochte endebezochte/eñdat (nau verkeer deraadt) 3onderghezicht/licht/endekennis derwaarhepdttehebben/waarna hpdepze dicatienendeleringhen zoude moghenooz delen: lieve wat zoude hp dan noch alupt

rechtenommetekennende ware leere ende kercke zullen menſchen; dieditzondervoog

oozdeellezen;niet lichtkonnen merckenwat onwpze raadtſlupden ghp 3ijt in 3o alghe mepnenbzedenende wichtighenhandel, 12 Ende noch3egdpdat deghene die daar rw.pfeléaandeleere die in uwe kercken wozds des te meer tot het ghe oozbehoentehenaarſtighen/teweten van

Ä

uwepgedicatien(62.32.) lieve3oudet nietbe

terlupdendatmenzepdealzoºbestemeerbe houendeghene dietwipfelenaander menſché onzekereleere/daarons de gantſe H. ſchgift vooz waarſchouwet/3ichte

Ä

tot het lezen der ontwpfelpker waarhepdt vä Hodes leere;onsbetupghtwezendeinde hepligheſchzift/die van allede twiſtighele raren endckerckenzelvevooy d'emighe ware leereendealderzekerſtetoetsſteen (zcºnoent

ghpzeoo.cnzelve) wozdtghehouden? iſt op rechtighepdtvanu lupden dat ghp den on Wpzenlupden ghaat wpzen van Godes leere

gp menſchen leereende vande Goddelpke ſchzift/op umenſcheljck vernuft zeker iſt dathp die waarhepdt nietbehoeftte.zoecken

uptuwepnedicatié/diezerechtfnde H.ſchzift verſtaat.dieze daaroockmieten verſtaat/en Magh uUeleeredaarnantet oogdelen

/#

-

-

-

QQL


Kercke Godes.

Fol.74.

oock gheen vanalder menſchenleere.

I;

Zopemandtſtaädebpvifofzes updé hgheleerdttezijn roemendeinde Griecre

zake/ die een nieu Teſtament voo! huer

ädden open legghen: ende hp huerhoo.de wiſten/onndebetekeninghen/niet van een/

maar van vele wooden ooch van gheheele zinnen/daarelckzijn3onderlinghennepnin gheop vootbachte/zonder van huer on derling twiſtente konnen overeendzaghen:

zoude dat zulck hoozderte meer oozzake ghevenomzulcketwiſtendente vzaghen 14 Boozwaarneen/nahethooghduptſche Ä woozdt: wer vilfraghet/der gehet vilir: datis.wie veel vzaght die doolt veel. waarondat zijn vzaghen Ä dat Ä dé weghnietenkendt: nu doetonkondedolen/ 3s mede het volghé der onbekenden aanwp en. dit bevindt zich lepderte veel in allen ſecten. zoude zulck twpfelen dan meeraan

pouren aan die/zelftwpfelen/tevzaghen?het Zoude meer dienen om hemvan huerte ja ghen/3penzoudens oock van hemmietver

dzaghen (haddenzpmacht) dathy dezen of dienueerdanhuer vzaaghde ende ghelöofde. 1 % Loude zulck twpfelende menſch hem daardoo:temeer benaarſtighenom huerte Hozen? ja on d'ozenvooz huerte upten/om

den rugghetekeren/endeom van allekercké teverwilderen/endealzote dencken: degro tegheleerdenen konnens zelfmieteens wer HUrftur ighepdt. Ä Verwoghen? is 3p dan # 30 rº t/

iszpzo dupſter dat de gheleerden die ware innenieten konnen zien/hoevele min zal


Aanwyzinghetorte ware

dathuer grote konſt ende ſcherp verſtandte diemieten kan in een eenvuldighe Waarhepd

vereenfghen: tlick

3

-

ongheleert efiplomp mens 16 WDätw ſcheinp in die verwerrende doolhofvoltwi

tighepden begheven? God gheve dat eer lang de Werelt nieten vernenne die godlo3e

endewoeſtevzuchten in velenmenſchen van dituargherlijckhatelijckende vermetelick zwiſten7eñdat alleenlijckom uwemenſche inke glo3en / maar niet om der chzifturen waarhepdt.

Ä

-

:

XXX. Hooftſtuck.

Ofmen niet en magh komen tot kemnis der waarhepdt/dan dooz tºghe hooz der Pºedteatºn. -

noch immers vandévolckeghehoot

tewoden/voodathet Chziſtumhoozt/ namentlijckhuer Pºedicatien/ vooz der H. ZSchzifturen warezinne:want 3o der voghelenooghen open waren./3oude het net ver

gheefs vooz huerooghen worden (Bgo.1. 17.) zieick huer weder wederſp

mpnenvooßraadt: datmeneerſtzoudepo ghen tot waarhepdts kenniſſe tekomen/ous dan vandeleerete kommen oogdelen. 2 TDgar op werdtbp huer d:

Ä

dat dekenniſſe der waarheydt welkanko men natghehoor,ja dat

Ä een mid

delis om Kot de zelve tegheraken. (63. 13.) Amen. datzputoeghelatenwatbeſluptghp daarupte? Laat waarhepdts kenniſſe oockt

Welkomen nat’ghehooz, volght da -

Ä TTE


Kercke Godes.

Fol.7.

datſein niemandemagh komévooztupter lijck (datmepndphier)ghehoo! ? zegdpdat net/zo zegdpoockmietdatmpnenraadtje ghenis. lnaarzoudphicrdat Willen 3egghés

3 Zovzagheickuhoeghpden

Ä

3indenint wederſpzeken wanden kinderdope denmondt zult ſtoppen? want dan moetghphuergockitoeſtemmen/datdezup

Ä

edoopt Wozden. gHebd Ä

TL.ET.

Wit merchte oock welu Hooftleeraar int ſchºpvenzjnre Commentarien op die ſpzo ke Pauli Wom. 1o. 14. Hoe3almenghelöven vanden welckenmennietenheeftghehoozt Baar hp 3epdtalzo: -

4 Nochtans, zoyemandt voorder wilde treden,ende daardöorzegghen dat Godzy ne kenniſſe den menſchen niet anders en

Ä

gheven dan doort inſtrument vande

predicatic: wyzullen zegghen dat zulcx.de meyninghe van Sančt Pauls nietenis ghe weéſt: diet'ooghealleenlijckheeftghehade op Godesordinariſſe diſpenſatie, ende zyne gracie gheen wer willenſtellen. bekenthierzel Juimers ghplupden ve(44.36) datmenwelzaigh kanwezézon der in eenzichtbarekercke te zijn, daarde predicatie des woordtsis, endetghebruyck der Sacramenten. want dezichtbare kercke

altemets uyten ooghen verdwijnt, &c. Au

erwoºdt niemandtzalighzonder Chriſtum: dieſtwoodt Hodes..diedan zalighwozdé zonder upterlijck ghehoo! der pzedicatien/ Ä zaligh dooz dien dat Godzelve dooz C

huer zielen

; zijn levendigh woogdt; in Ä ſtaat/ 30 Ä l!)

-

-

CDſe.


Aanwyzinghetotte ware Gſe.2.14. Jck zalhaarinde eenzaamhepdt lepden/eñzaltothaarhertefpzeken.daaronn

Ä oock de Pſalmiſt: ich 3al hoo!en Wat

din mpſpzeeckt. Pſal.84.9. … 6 TPaarmercktmémuhoe qualijckzulcku -

héſlupt/nietminoock u3egghé vandat

etghehoozoock zowel om tot waarhepds ennistegheraken/een middelis/alstan der. wanthier blickt dat Godesſpzekéint menſchéherte oockweleen middel/immers heteemighe Ä ende nodighemiddelis:

Ä welck het Ä Ä h?pvé/3o Wepnigh vzuchtbaar Umagh zijn ÄÄ

als endenatunaken/3onder Go deg. Waſdom gheven. -

7

Hetzpverde van mpte willen zegghen

dat de warepzedicatien omnut 3jn omtot warekenniſſe tegheraken: maar ghpmoet

bekennen upt nootdzang datmen ternoodt welzonderdepgedicatiedaartoemaghghe raken. ditisnugheblehé. waaronsmughe bleken doo! zo unerckelpkemiddelen alſmen

heeft vanden Apoſtelen/datuweleere/ofpe mandsuwer aller leerede wareleerewaar: Waarom zouden Wup die niet ghaarne met begheerliſckhepdthozen? JPaar hier fepithetons. vanuwezen dinghenende kercken en blickt onsnietze

Ä

kers: uwehatelpke twiſtenghevenrechte/ja

noodtlpke oozzake van onzekerhepdtende miſtrouwen:iſtons dannietzekerſteeñvep Highſte/dat wpd'onzekereendeghevaarly menſchen uptleg Ä miſtrouwen: den rechten

Ipke

Ä

ode in 3pneontwpfe

Ä der waarheydt indehepli etrouwé/die aandachtigh Ä

gheſchiftb

-

ST


-

Kercke Godes.

.

Fol.76.--

endehem inden ghelove bidden dathpons om zin lieve zoons wille verlichte met zo viele ei zodanighe kcnniſſe der waarhepdt/ als onsvannodeiste weten tot3jnreeeren ende.onzerzielen 3alighepdt? -

9 GPfvindtmenmenſchédewelcke wpmet meerder zekerhepdt daarom moghen aan ſpzekendan Hod? diewpzer zijn/ounons de Waarhepdtte wpzendan God? die beter zijn

ende ons liever zulckeghoedeghaven mede deplendan God ?3egdpja/wiezalughcloo vens bekendp neen: wie unaghong ſchelden/

omdat.wp verlatendedeonzekere/onwpze endehatelpke menſchen:ons keerentotten ghetrouWen/alW endelieven Gode (die onsvanden menſchen/doozghaans totzich

elvéaanwijſt) omzovelektniſſe der waar Ä /ende zodänighe alsonsnoodzuftigh /oun heunna3pnen Willete dienen/teung ghen verwerven. -

»

io FRoch zalmenmpefter hiermoghente en werpentghene volght.

R.ſchzijft

5hp Ä ende datom ghelezente Wozdé.

an wie van diedewaarheydtzelfkennen? diebehoevenzeniet.vandiezenietenkenné? dieenwetenmietoft recht danomrechtis dat ghpſchijft: dusblijcktunnoeptevänſchºp venover allen Ä vergheefs.maarditis

# ck ghedepltendedaarom oockniet Wel LOTEU.

i Mpne boecken woºden ghelezen van vierrelepe menſchen/maar om vande duie ghelezentewozden/nietachtendeoptevier de/zoläghe3pzulr Ä als Ä zy die Jezeudan niet:teweté Godgheleerden/twp felachtighen/eüwetersvähueruietwete, -

Ik iiy

, Its


Aanwyzinghetotte ware

met oock hardtneckighewaanweters/ die wanendete weté/noch mieten weten 3omer

wetenzoude/want bp dees laatſtegheenoo

ren (datsbegheerteomwaarhepdtteweten) enzinom te hoYen.

-

12 D'eerſtempne Schriften lezende/zullen intghene zp daär waarhepdtte Wezé bevin den/dcatwpfelighenende oock niet Weters/ zulcroockb hen/ende dezelvedes tebe

gheerlpkermaken/ommedetotdeſſelfsken niſſe rekomen: dieze dan oock lezende eſ een

vermoedenbekomendedat zuler waarhepdt 3p/ende dat de zekere kenniſſe zodanigher zaken huer noodtlijck 3p oum welte event

moghen beſtaanupt huerzelvente ghaan/ dats upte dupſterniſſe tot Chziſtum dats int licht:omme daar te moghen zienende dewaarhepdt teleeren kennen /diehuerno digh zalzinom opechtelijcknade beken dewaarhepdt/ ende miet verderteoogdelen vantghene zpmoeten doen oflaten. Die sdehooftzakevanaldatmijnvooßraadt in 3ich

Ä

4 -

-

-

3 Ende blickt mitſdiendatmpneboecké in allen ghevallevelemenſchennut/eñdaar teghen niemandt ſchadelijck enmoghéÄ

ten waar datpemandt wilde3egghenſcha

delich ofonmittezijn/datmenden menſché afwijſtvan huerepghé dupſterniſſen/cgher

Ä

eñquaadtheydt:tot Chriſti eñghoedtheydt. ghemerckt allempne ſchrif ten Zulcr inhouden ende voozneemljck toe zijnſtreckende. p

14

MBelis waar/datick afwpze van der

menſchen onzekerepzediratienzdie3pterza

igheydtnodighachtenhuerſeer "Ä.


Kercke Godes.

Fol.77.

eſ die Godeswoozdt/teghendewaarheydt; tothetlezen der H.ſchifturen (ditraackte dekoltenende hier laghde zwarighepdt) die zekerlijck ghetupght vande levendmakends waarhepdtendevanteeuwighewoodtGo des.3onu

Ä wildempopdichten/dat Ä

ich demenſchen vande pzedicatientot

Ä wtlwpzen:zal hp nietbotteljckte

handé Äé doo mijnuptgheghe ven boeerken ghenaamt: JBiddelentotunin

#

deringhe der Decten: met desdaarop volght is / in elck manshanden wezende?

maarwatkanzowelghezepdt worden: da 1Dalſchwzoeghénietten arghſtékan dupdé 15 Toveleſchelet dan/dat ick de menſchen 3oudewpzen tot unpne ſchziften dm daarups

dewaarhepdttelceren kennen: twelck Das vid Sozißende Pemrick Miclaasvypmoedes jck/endede Dzediranten eerſtrothuerpzo dicatten/onbeſchepdelijck doen:dat de Waar huer pennen gheperſtheeft Hepdt 3elve enwoozden: deze

Ä

Ä

16 Maar herreghéziéwy,dat deze Schry ver den menſchenalleen wijſtophetlezen der ſchrifture: eñzeydt wanneermenzulcºt doet met aandacht, oock met hertelyken

ghebede, datmen alſdan gheen menſchen gloſe daarop.behoeft. 6635. i7 Bit zijn huer wooden verdozzaacke upt min ſchzift. dat ſpeerkt nietwatbeſt waarghedaan inder Apoſtelen eendzacht gheeentghekercke:maar indezeronghezon den leerärémenighvuldighe twiſttghekcro

ken/omintlicht waarhepdttemoghenken nen/ende danmet waarhepdrtemoghéooz delen: ofnueeuWare

hatºhann # I

-


Aanwyzinghetotreware endewelcke die 3p. Ende dit dunchthuer3g qualijckte arcozderen unette Schzift: als ick welziedathet qualijck accozdeert methuer -

erre endebate.laat OnSUUZiel. XXXI. Hooftſtuck.

Ban wat zaken de waarhepdts kenniſſe moet ghaan voozt oozdeel van eenighcleere. I. –

H

-

. Hier dient gheweten, wat

J. ghy byde kenniſſe der waarheydt ver ſtaat. ghy meent, ofeengenerale efalghe meyně kenniſſe, die haar ſtreckt tot allen »oinčten der leere: of een particuliereghe

Ä kenniſſe, die allečdatpunčt der lee reaangaat,daarmé vanoordelen wil. 63.26. 2 Zegdy teerft,zomoeſtervolkomenken - niſſe van als wezé zonderte moghé erghens indolen, eermen erghens vanoordelenzal wanneer zalyemandt die hebben? hebdyze

zelve oock?nochtans laatghyniette oorde lenväonze leere. maarzegdytander,te we ten,dathetghenoeghis.dewaarheydttewe ren van het punčt der leere, daarmen van

oordelen wiſeñdat die wetenſchapnóodt ijck moet voorghaan: wyſtaantutoc. want anders zoudemen, ghelick ghy vorenghe zeydt hebt ( Ä ix. 1.)zonderlicht beſtaan te zien ende zonder waarheydtte ennen. 64. 22.

- -

-

3 Antwoozde. Reemt mannen datickdit laatſtemepne/zoudpdat wederſpzeken ?ick Ä neen: wantghp bewillightdat volkome ijcli.netgaders oockmjnvozighe

zºooº

-

. .

.


-

. Kercke Godes.

„Fol.78.

ban zodiekenniſſe mietvoo! enghing/dat hetniet anders enzoude zñn/dan (zampne wooden oock zelfhoudcn)zonderlichtbe ſtaante zien/eñzonderwaarhepdtte kenné. 4 Iſt danniet wonderdat ghpzulckmijn 3egghennuzoplatteljck noch hebt zelfmoe

enbekennen: twelcghphiervoo (Hooft ſtucken rr. ende rrvij.) zolanghe als on

beſchepdeljck hebt wederſpzoken / ende ins hebt willen bekennen ? welaan/

eteriſtdewaarhepdt ſpade/dannemmer meertoeteſtemmé.alzo houdeickdatſtuck mubpuwettelijck toeghelaten/ende dencke mp dat van unfet onwetteljck WedertelaTen benennen.

-

-

3. Beroerende nu u eerſte vootſtel vande alghemepnekenmiſſe/isvoozteerſtoockmp neantwoozdealzo, Tiskélijckdatghpalle/ aniemantväu allen/noch vangheenuwer, erckéende derzelverleeren/zodanighever

Ä Ä doen blpken: als deghe LI

ovigheintpdé der Apoſtelen van harekerc -

keende leere die eend

igh Was/gheziert

hebben. die zodanigh was dat3p nietbedzo ghenen mochten Wozden.

& TPaarteghen zozoudehp willen bedzo

ghenzjn/diepemändts van alleuwe twiſti gheende menighvuldighe kercken ende der Zelver leeringhc in allen ſtuckenblindelijck eüopt avontup toeſtemde 3onder gheloof: om dat de ghelovighen alle d'Apoſtoliſche

leerevooz waarhepöttoeſtemdenverzekert lijck eñzonderanert van bedzoghen te Woy

den vanzodanighe heplighemannen/daar bpuwergheéin heplighepdt3ich zoudeder Ru. renghelzkeU.


7

Aanwyzinghe totte ware lichtofÄ We Ävooz

1noghelijck/of Vo0? 3WäAT ende

Äyemandt Ä

Ä

ben zoude zo volko

menwerenſchap van alle articulen der reli

gie zo dat hetönmoghelyckzoude wezen erghens inte dolen. (63.; J.) houdpt voos licht often minſten wel moghelück: 3o. möoghdp mp niet ontkennen/datmen die oghwightighenhandel beter aanga unet ekerhepdt van niettemoghendaarinnedo

en/danophazardtvantemoghendolen upt lichtvaardighepdt.

8 JBaarhoudphet laatſte/te weten vooz zwaarofghenoegh onmoghelijck3omen3ier dat ghpthoudt/zo doetghpalledieuwe leere toeſfeuimen in allen arriculen / blindelück handelenopavontureeñdezelveinvelédin ghen3onder ghelove aannemen/datis3on dighen/endezichzelvein openbaren hazardt ellenvanenighe onware leringhente ghe - oven vooz warachtigh. Ä s Ä zal dat vermetele Ä int ghaan vanzawightighen3a

O!

E

moghen achten wie maghuoock on dighen vanoozzakete5jn/dat zogrotenme mightezovermeteijck hier in Ä gh mooght immers nu nietzegghen dat al die intweghemeente gaanende verklarenvooz warachtighte houden alle arttcuken uwer leereende elck bp zonder volkommen weten

ſchap derzelver hebben.

»

10 MPatzekerheydt hebben 3p doch dat de Catolpken/TBoopſghezinden eñ ILuterſchen in allen ſtucké/daarinne3pſtrpdighteghéu alleen recht? al wat ghewiſhcpdt is bp elck mede

zijn/omrecht hebben ende .

"#

'an


Kercke Godes. Fol.79. d'andere toeſtemmers vanelck der die an derekercken/datalledanderdzieindenſtuc -

ken;dgarinne3ptwiſtighzjn;önrechthebbé eñde leereofkercke die 3paannennen alleen

recht zo doetmen hetonwyze; maar oock roeckelozeeülichtghelovighe; volck 3onde lijckeñzoghelickwerren/twiſten/eñzwer men in verſchepden kercken of Hecten. . . 11

TBits onlochbaar/dit doedp/ende dit

betoont dat ghp gheen opzechte Wäaadtghe versenzjt/hoe3eerghptwilt ſehpnen.ende

Ä dat ghpu doenniet en mooght ldighen/ende poghende/maar miet D

moghende/mpnenzo ghetrouwen als zekeré raadtte wederſpxeken/wendetghp vooz een deplinghevan kenniſſe/daar bpghpopent lijck betoont/dat ghpuzelfs gheghevéraadt

zowepnighverſtaat (zo hier ſtraer voo! nu isbewezen) als den mpnen/die ickniet laten

enmagh zelve noch wat bzederte verklaren (op hope ofpemandt/alwaartmaar een Zie le) daar dooy afghewezen mochte Woºden Vandevalſche/ende aanghewezen tot de Wa Teleereende kercke Godes.

12 Ten welckenepnde ick nu dezer leera renzo guadedeplinghe als bewpzinghevan de3aké (daarafde warekenmiſſe moet gaan leere)ter 3pden

WooUtoozdelen van

Ä

ſtelle / ende mijn ghevoelen vzpmoedelijck onderverbeteringhe voo! pedermans oghen

ſtellende / houdeick ghenoeghzame verze keringhetezijn omniette moghen dolen in dezen/datmen hebbewarekenniſſevanonze onWetenhepdt ende van onze Wetenhepdt/

Äghºrmºn alons doens ende

Ware


Aanwyzinghetotte ware verklarendehetgheljckdanighbeeldeemi dinghsintverlichteoghe des verſtandel hepdts.3o verſchijntoockelckdings ghedaä teinden lichte vooz een vlacke ende klare ſpiegel komende/evenzodanighals die is. 14 Waardan zulck ghelijekdanigh beelde ghe dickmalémetaandachtintlicht werdt aanſchouwet:daarpzentzpzichzelvezodiep indeghedenckeniſſe: dat de menſchetelcken als hem dat ding wederomme verſchijnt/ dat ghewiſſelijck moet kennen/ Ä zelve dat het is: al openhaardet 3ich oock onder dupzent anderedinghem/denzelvendingmiet heelonghelickwezende...jn Tözoudceenmanzi hupſvzouwe zié -

-

13 Ware kenniſſenoemeick hier.(mp3elve

deonder dupzent andere wpvel van eender

ouderdomme ten eerſten aanſchouwen on twpfelijckkenné: overmitshareghedaants beelde nu doo!t dickmaals wederzien ghe

lijckdanigh gheſchildertende vaſt ghepzent is inden ſpieghelzijns verſtandelijckhepöts.t 16 Dodanfghekenmiſſemaghmémetrech volmaackt noemen: ghcmerckt de kenniſſe van zulck bekende ding niet vermueeren en magh.3o ghaat Hetmede met ware weten

ſchap, pemandt weetdathp welkan lezen/ vermits langhe aanmerckinghe vander let teré wareghedaante/dezelvevaſtghedzuckt heeft in zwneghedenckeniſſe.zaldezeimmer ineer/al laze hp alle ure noch vpftichjaren Ä zekerdermoghenweten/dathpwelle

zenkandanhytmüweetdatmaghnietzin. 17

Anders iſt mette beghonnen ende noch

onvolmaackte kenntſſe/oock wetenſchap. wantpemandt eens of tweennalen gh b LJs


Kercke Godes.

Fol.8e.

Hebbendeeenmenſche/zondermeer daarna tenzelvente dencken/ofzich netdeſſelfs

Ä verbeelden/zal van den zelven emeenwple daarmawederziende welmo ghen hebben een twpfeljck vermoeden/of nevelachtighekenniſſe dat ditdezelve is eñ

zulcr ſlappelijck moghen wanen:maar hp

enzaldat nietzekerijckmoghenweten. 18 Reen.wäntwetébeſtaat in Wareken niſſe/maarwanenbeſtaatin waarſchijnhºlze kenniſſe. de Waner magh niet Weten/maar welwanen/daarteghenmagh de Weterniet

Ä Ä weten/dat het waar hepdtis daarophp3tet. 15 WPant wäan maghzowel waarhepd/ als loghen/maar de wetenſchap niet dan waarhepdt/voozoghenhebben. ghemerckt loghenwelghewaant/maarniet gheweten

Ä

enis als

hpſchijnt.maar waarhepdt/als ſehpnéde 3p is/magh 3o welghewaant worden als

Ä welcke waan/zo 3p beftendigh blijft zoweldengangher (ishpopten rechté wegh)zowelterrechterſtedenzalbzenghen/

als dewetenſchap: mitsdien onderſchepdt nochtans/dat de wanerondert ghaan niet zekermagh weten dathprecht ghaat/daar Weter onder t'ghaan niet en magh

Ä

. TWpfeleN.

20 Zo magh dewaner bupten zijnweten recht ghaaneñoock dolen/ja dat gheſchiedt meeſt:maardewetermaghniet dolenzjns onwetens/maar ghaat altijdt uptzckerwe

tenrecht.wanthetwetenbedzieghtnieman den/maardewaan meeſtelck. ditkomtom datdewaarhepdt/die devetenſchapleedet/ -

ghs


Aanwyzinghe totte ware

hetrouis:daardelaghe; lepdtſnan bär Äanvalſch is.dtmaachtdewaanal Ä jzeker/maarde werenſchap altödc LT.

z

Dezé waren onderſchepdttuſſchenwe

enende wanen hebbe irlbººeºngº fchen te zijn vernomennet jeghenſtaande

djuvoo neemlijek/allen enſchézºt jÄnodighis/omvepighijewº leven joot bedvogh derwäanleeraren vaº nialvuldighewaankerclien. t heeft mp3o

jhe ghehouden inde verklaringhe der VLT. z Tot verzekeringhe voo: doingheint jodelen van eemighe leeringhe hehra

jezepdt nodighte zün warekennº Änze onwetenherdtende van on3eºeten je dt net ooek vhptighop.mercken ons doensendelateng.

-

#Alledat gheweten afghewaant magh werden/is.ghoedt/quaadt/ofmiddebºar Hetgheedtmagh niemandt/daart bpkommt guaadt/mochtquade niemand ghaedtmºº

Äenmaarmaackthetghoedealtidtghod jehet quadealtjdt quaadt allenmenſch

daarmede hetelcºvereenightnºpene het jdelbareis ecken zoot elck bzupekt of

miſhaupckt/teweten den bºunckere atdt goedtmaar démiſbzupcker altjdtgaº.

j

Goedtts God.dieaderghoedheº

eenighezelfſtandighwezéis.maar heteen

rheiniddeloundat deelächtighteworden/i bewaarhepdt; alderdueghden ooxſpºong/ die ons vermits ghoedt worden tot Gode

benahentendemet Godedooz liefdedeſſelfs bereenight. -

-

CNuaadt


Kercke Godes.

Fol. 81.

2y Guaadt is een ontberinghebant goeds viezen/daarthadde moghenende daart be hoozdete zijn. daartoeis deloghenhetmid

del;vaderalre3ondenzdie den menſchen doo huerbewillighen/dieze haddenmogheulat methetquade int niet wozden vereemighen endemitſdien oock quaadtmaken. 26 NVaar middelbaar zijn alle Ceremo mien; elck op zijntijdtende plaatſevan Go deinne gheſtelt/ oock ſpijs ende d!ancken/ rijckdomme endearmoede/ende alles datmé welofqualijck nagh

Ä /ende die

den menſchen van zelf ghoedt noch quaadt moghenmaken:maardengoedenaltydtten

Ä ende den quaden altjdttenquaden LDPLU.

Ä

To en iſtmiet metdandertwee, want

alzo niemant de vueghdeenmagh miſbzup ken: ghennerckt die zelve beſtaät int rechte -

ghebzupckalredinghé: zoen nagh oock nie mandt dezondewelghebyupcké/alswezen dezelfin alledinghen een miſbUupck. 28 Auis allen menſchen aanghebozeneen

gheneghenhepdttotonderhoudeniſſe/eüeen

Ä tot vernielinghe/zijns

lichamelpkenlevens: van Ä eenghe neghenhepdt tot zijnre zielen zalighepdt of welzijn/ende eenafkeer van deſſelfsonza lighepdt/ofqualijck zijn:zo dat ghelijckhet lichame doodtliick/maar mede venijn einvooden tzelveghenezeljckis:dezondeoock

ÄÄun/ eñde dueghdemedecijnis vooz eziele.

-

29 MBilmupemandt wetéinder waarhepdt

ofhpwetenſchappeheeft vädezonde: hp on derzoeckeinzjndaen/ ofÄdie noch niet bp


Aanwyzinghetotteware . . . . . wplenen bewillightmetluſten: vindthpja: pyzaghezichzeive/ofhpoock bekentdoot ck/maarzoet/venijn onluſts Willet 3ou - -deinnewillen dyincken?

z9 , Watgheldet/hpzalºonmoghelück be vinden voöhen tezjn. Iſthem hier dooz oock onmogheljck/ja zwaar/om warewe tenſchapte hebben:dathp dezondenoch niet waarljckenkent/noch oock nietzekerlijck enweet/dat dezondeeendoodtlijckvenynis zjnrezielen?

-

31 WDederomme/zopemandt de Peſt heb bende eenen gheneeſdanck baarteghen bp zich ghereet Ä die hy zeiterlück wiſte datinneghedzonchen zijnde hemontwpfe lijckzoudeghenezé: hpzoudediezondcrver trerkinne dzincken7al waarzpoock bitter als gal:datbehoeftgheenbewjs/wantelck - - - weethet. 32 TDie dan oock zijn ziele bevindt mette ddsdtlpkepeſtederzonden beſinette zijn/ei des niette minderdueghdé ghenees-dzanck Ahetveuijnderzonden) nietenbegheert inne tenemé: zoudehpnietzekerljclt moeten we tk; Zohpt acht name;dat dedueghdé noch

#

-

haarhep ame Ärächte jheenſſins enkent? i Matwildp.zegghen/metdezedinghen/ enckt hier pemandt?dat warewetenſchap pederdinghen aardt cnde werckinghe met. wackereop.merckinghederzelvernoodtza

eijckmoetenwerckéeen anertigheplucht/ ende een begheerlpke tochtvantghene zy Waadt endetothetghene zpghoedt/vooz

huerantwpfeljckwetentezjn. . pr. datvermagh gheenmenſche/Zalmphier 34 Alestewetenis Godes epghenſchap --

Pellaudt.


-

Kercke Godes.

Fol. 82.

pemandt zegghen: twelck fck toe ſtemme. welaanzegdp/watmen nict en Wect/daar moet demenſchein dolen. 3o blickt nu dat alle menſchen moeten dolen in velen dinghé/

want huer gheby. ckt deware wetenſchap van veledinghen. . . Pola/watménieten Weetdaarmagh 3. inen indolenzomen zulcr dOet. Ulaar magh

men niet latente doentgheen unen weet/ datménietzekerlijcken vseetoft ghoedt dan quaadtzp?vzpelijcija. alles te Wetenen ver

magh gheen menſche / maar alle menſche maghlaten toete ſtemmen/ tgheen heln gn bekentis.

- -

-

36 Jmmers ditis ons allen vooynement lück verbodenint vieren vanden Sabbath Iſaias 8. wat is dat anders/dan dat wp niet altoos upt ons ghoedtduncken zullen willen noch doen/maar Godeswille alleen/ die alles zekerlijck weet/inons zullenlaten Willenende wercken? wat bidden wp oock anders/zegghéde tat Gode:uwillegheſchie de: dan maackt Heeredat wp die blindt zijn mieten verkiezen noch willen/maar vpercn: endedat ghn alleen/diedewijſhepºtzijt/in ons verkieſt/wilteüwerckt?maghditnie mandt/zulcrinden ghelovena Chuiſti wille biddende verkrpghen: hoezalmé d'Apoſtel (1.Ioan. . 14.) van loghenmoghen verant woo!den?

37 Domoetmendantoeſtemmen/dat een menſche/die daar ware kenniſſe heeft van zwneonwetenhepdt/rewetendaarinne/dat

hynietenweet welckeleeringhevan allede zekerekende rechteis: maar daarbpoock

ware kemiſſe heeft vanzpnewcteuhepdt/ Lj

Däar


Aanwyzinghetotte ware daar immegheleghen zijnde/dat Ä We te Weten/dat zo hp

Ä inne qualijck oozde

lende eévalſchelerevooz de wareaan nam/ datzuler doodtlijck vooz zijn ziele zoudewe en: dat zulckéweter endenietweter zohep ghljck als veplighlijck in zijn blindt doz deevandewareofvalſche leere/zoudebehö ren/moghen/jamoetéophouden/ſtille ſtaan ende vieren: tot dathpuptzpnedupſtereon waarheydenghekomen ware in Chziſtikla re waarhepdt/ende in dat lichtende waar

hepdt/herlichtvande ware leereuptendup ſteren loghenleeréontwpfelpkéjonderſchep

den/endedewarevooz zulcrmet waarhepdt Warachtelijck kanoozdelen.

38 JLievezegt doch of noch alonder alle dezevalſchetwiſtleré/eenware mochtewe zen: wat iſt anders danofmenſchen komen dein een Aptekersmedecinalekrupdt-tupn: daar viermaalmeer doodtlpkevenpnendan enezelpkemedecpmenitºnewaſſen/die alle hemonbekent waré?zoudet niet eenzoeghe

pke vermetelhepdt vöoyhun zijn/optavon tuureenighekrupden innetezwelghen zou denzpmietveeleerde doodtaantvenjn/dan ghenezingaandemedecinopflocken? 39 Pier toeraadt nu elckdezerlapzalvers

hetonwyze volck. die woºden mp vpandt/ om dat ick daar teghen rade: wiens raadt van allen is nu veplighſte endezekerſte of nu ſchoon een van alle detwiſtleeren d'op rechteware wie ziethierniet cenſchzickelp

keghevaarlickhepdt vandolinghe daar al danderinvallen immers/zodaargheé wa re leere onder alle dezenieuwen enis/een noodtlijck endedoodtlijck dolen? -

-

-

-

-

IN KdF


KerckeGodes.

. . Fol.83.

4b JBaarwatverzupmethp/die in dezent zoughlpkenkeure ſtille ſtaat/totdathpzeke rekenniſſe heeft wat de ware leere 3pende

waarjcweetbpwatghemeente die 3p?of oude zulek werck op avanture dueghde jck/ende het illeſtaan/uptenghe love zondelijck gheſchieden? Wie maghdat ghelovens ofzalinen hier net d'oude Weſt

Ä

Ä

phäalſche (zonenzepdt) den man doeuhanghen/endedaarna onder3oec

ken/ofteendiefwas danniet?

41 Teniswaarlijck gheen ſpeeltghen een religiete verandetenofeen leeretoeteſtens unen.hetghelteeuwelijckzalighofverdoennt te zijn. iſt onrecht in lijfs oozdelente von

Ä zonderontwpfelpkevooghaandeze kerhepdt: zaltrechtzjn in zaken donſterfa lpke zieleoptalderhooghſteberoerende?

42 TDatunagh niemandtontkennen datzp alleghebaarljck ºoghendolen/die eenighe leere toe ſtemmen/vdo datzp3ekerlijck we

ten/ofzp.dewaredandevalſche3p:maar die niettoeenſtentdandat hp te vozen waar lijck weet recht te zijn / en magh in gheen Walſche leerekounen.

43. Die allede ſtemmen der vzeemden;hem onbekentzjnde/vliedet: eüdie Chziſtiſtem me/zo velehem die bekent is/älleene na völght:hoemagh hpdolen? Jdan.10.intla ten van alledinghen die hpweet miette we ten/enmagh hpniet qualijck doen:eñintdoé alleenlijck wandedinghen die hp weet goedt tezijn/enmagh hp mede nict qualijck doen maar ghoedt moct hp dan niet altjdtwel deen/die doetna dezen

rader ly

ºranº UE


. . . Aanwyzinghetote Ä dienietuntmenſcheiück vernuft/maarupte Godlpkeſchrift vootkomt? -

xxxII. Hoofftuck.

-

Of in deze zoghlpke tpden voo den ghemepnen man hepigher Ä Äris de H.ſchiftalleentee 3ºnder/ jnethethoven der Pºedicatié dannier

jeſpaketuſchen C. endeeenighe Pºe »dicante.M.

GH E s PR AK E. *

-

s -

Slot des byiefs. I. -

DE menſchen hebbendezupvere “leere in huere hupzen/teweten

de ). Schzift/dat deklarefontep nezelkis. die moghen 3plezelnde

vzeeze des Heerenmeternſtende aandacht oock met hertelpken ghebede/zo en behoevé 3p daar op

gheengloſe. Ende of daareenighe Supſterniſſe voo! huerinnemoch te zijn: 3o moghen 3p alle diepe

queltienterznden ſtellenende wel zo veelin eenpaarurentijdtslezé: bat zu een maandt tijdts / ja een jaar lang wercrghenoegh hebbé:

Änjendent werck te bzenghen: alen Waart NäAU « «


- , Kercke Godes.

.

Fol.84.

maar inde verzakinghe van huer 3elfs/daarickafgheſpokéhebbe. Ditmoghenzpoock huere daghe

lijcreoeffeninghen laten zijn : en demeer vlits doen om dueghde

ick vao? Godetewezendanvooz den menſchen teſchpnen. Ende 30

moghen 3y ſtuderen de eerſte leiſe

ºerekerkamme die telcker ure ºanzen Beeter Chriſtoinder daadt op tezegghen. dan zullen zu

Zºne rechtejongherenzijnende de Waarheydt kennen, die zal huer

danºmaké van alle ongherech ighenden/oock van alle valſche opnien. Ditbiddeickons allente Wilien verleenen démilden Bader doo? den warachtighen belover Wandien 3pnen lieven zoneonzen

Heereende Peylandt Jeſum Chzº-

ütum/Amen.

-

Pediranten. 66.17.

-

-

2. Dät de H.Schrift,diede zuyvere leereeñ klarefonteyne zelfisindevÄejcerert metaandacht,oockmet

Ä gebeden,

Äyeder Chriſten in zijnhuyghejÄ behoort te werdé: daar van Änis gheenque ſtictuſchenuendeons."

L iiij

*““

De

s


Aanwyzinghetotteware TDe Schºpvere. 3

-

Lo iſt. ick en zegghe oock niet dat

mende Pzediratie behootte verlaten: als die maariseemrelepe/endemen vander lee rings zupverhepdt zo verzekert magh3n: als deghekovigheindeerſte kenbare kercke warenvander Apoſtelenende Evangeliſten leere ende ſchziften: van welcker lichannen onsdielevendewateren dooy den beloofden Chriſti in repnelouterhepdtzünghe Ä vloten Ä Deze leere is her nieuwe Teſtament; eenzo warachtighe/als ghenoeghzanne uptleg j opſes ende der 32opheten (41.3 J.) maar

Ä

demengſelen vanuofvan andermenſchen/ ehuerzendinghemietbeter danghp bewp en: enmoghenwpniet anders houden/dan

vooz menſchen toevoeghſelen ende Heſnet

tinghenuwer vuplevoeten/van die loutere bone des 9.gheeſts, Ezech34.18.

.

. . P?edicanten. . .

. . .

4 Maar hier inne verſchillenwyvanu, dat wyzeggen, dat het lezen der H.Schrift met

hér höören der predicatientſamen behoort te

Ä aanghezien het beydeyan Godver

ordentis totopbouwinghe endeſtichtinghê zynerghemeynte. Da

De

Dats nuons

Äss il. niet of Godzuler

eeftgheſchicktte gheſchieden doo Chºiſti

Zendtböden ofApoſtelen in 3pneghemepnte totterzelverſtichtinghe/wätdatons werdt betupght indeſ ſchzift/diewp in allen gle loven: naar of Godzulcr Ä gheozdentte gheſchieden doozulupden in uwe

an.


Kercke Godes.

Fol.8.

ten/die noch nerghens hebt doenblpken dat ghp warezendtboden Godes/endedatuwe

ghemepnten ziemlpke ghemepnten Godes Zjt.ditmoeſtghp ons doen blpken:dat lezen

wp intmieuwe Teſtament zowel als ghp/eñ enbehoevé daar afgheen anderblijck.maar derghemepnten zünnumenighrelep/Pzedi ranten vindtmen bphoopen verſehepdelyck ghezindt/endedaaromnie oockpzedicatien zonder epnde; d'eene plat jeghen danderen eerende. ditwas zonietinder Apoſtelentp den/maar waren deghemepnten eens ghe zindt/zonderafghevallente3jn vande Apo ſtelen/die alleupt eenémondtleerdé. Toont

onsnu zulckeghezondeneleeraren endeon twijfelpkeghemepnten Godes: eñdoetpze dicatienzowpziendat dApoſteleninhuere erckenende bzieven (ofbpmonde könd oenb.pken) ghedaan hebbé: de Godvzuch tighe zullenze ghaarne endemetzekerhepdt

houen. dat doedp.miet/onstwpfelenºanuwe

Ä veröoyzaackt ghpdaardoo23el be. Dat de P.ſchzift/diewplezen van Gode is inghegheven / ghelaoven wp vaſtelijck: Datüwépzedicatien Godes woodtzoudé zjn/daar vooghp die achtet/unoghenwp nietgheloven. TDe 2. Schzifttelezenisons van Godegheboden (TDeut.3 1.1 1. Coloſ.4. 16/ 1.Theſ. J. 27. Joan. J.39. LUc. 16.29.

2.Pet.1. 19.Apo.1.3. Iſa. 34.16.1äom. J.4) uweveemde ſtemmente hozenverhiedtons Chriſtus (Joan. 10.) de 9. Schuift lezende docnw.pna/upzedicatientehoen/doen teghen Godesghebodt. teeniszekereñwe hedaä: t'anderonzekereñqualijck ghedaä

tunoch/dat ghpons alwelradet? IL V.

Pze


Aanwyzinghetottcware

P?edicanten. g Indient zyngodlyke wijheyd ghehoegh gheacht hadde hergheſchreven weordt te

# eñhem daar medeaileente behelpen: hy zoude in zynerghetneyntegheé hcrders noch leeraars ingheſtelt hebben : om dat

woordt tot onderrichtinghe, vermaninghe» eſ vertrooſtinghe zijns volcx uyt telegghé.

De Sch2nver. 7 Indient nuzouodigendenutWaar als 1nder Zipoſtelé Äj Zoudezowcl als dge / in ein Welverzekerdc kenbare kercke /

enbare herders zenden. mu zienwyhoop Berck van werrckercken eütwiſtpyedican Liu: Wat konne! Wp anders doé dan die ghe

Vaarhäe unenſchen-twiſt mpdeneñons be Kheven totdeveplighe Schzifture; inneghe gepenzijndentet van menſchen/maar van

Gode ?ofis die nuniet meer mutomteon berwpzen/onnte beriſpen/omte beteren/om

teieeren in rechtvaardighepdt : op dat de nenſche Godeswelbericht zytot allegoedt Werck? (2. Tim. 3. 16.17.) wat ghebzecckt

daar aan Pfpzediken d'Apoſtelen onsnu noch daghelñernietzowel/als Mopſeseñ de Propheten den Jodennoch pºedicktéten tpden Chriſti/dat wyzenumedemoghenho ren? Luc. 16.29. Zietu Bullinger TDecas j.

Hermo. j.tal78.9. endezegt dandatmen iiweglozé behoeft/of de H.Schziftnietghe noeghzaamwaar. -

PD?edicanten.

8. Maar hier teghenzienwydatghyalleen wijſtophetlezen der Schrifturé, endezegt, wanneermé zulcxdoetmetaandacht, oock met * *.


Kercke Godes. . . ., Fol.86. methertelykengebede: datméalſdangheen menſchen glozé daar op behoeft. Höe dir met de Schrift accordeert,kan eenyegelijck

meteen half ooghe uyt t'voorghaande be mercken.

Schºpver.

TDe 9 Alzo/maar dan moeſt deze helft bant ogheniet medealſtander upt eenpartpdig

vöozootdeel verbindt zijn.maar ziedp.zelf mannen/hier alweltnet uwc vier goghen!

lievezegtons/waaromisons de Godlpke Schzift/als unendie zoleeſt nietghenoegh/ zonder menſchelpke glozen?uwertrefljerte vadercn een/P. JUN. zalu hier zelfantWooz den aldus (Loc.6.claſ 1.num. 16.) Io

Maar

Ä pleghenteroependat

de H. ſchrifttwyfelijckende duyſteris, &c. maar dezen is nu al gheantwoordt dat de

ſchriftuurgheen klaarheydt en ontbreeckt inden dinghen, die ter zaligheydt nodigh

zijn, ende die op deene plaatſe wat duyſter achtigh wordenghezey Ä plaatſe klaardergheleert worden, &c. ende noch: (nadien gezeydt was dat de Schrift nietghe noegh enis terzaligheydt,datmen daarom me behoorde aante nemé der vaderen ende

ncilien ſententien) Dat noch vaderen,

# Concilié van godlyke zakéniet meer enmoghenleren, dan zy uyter H.ſchriften -

hebben ontfanghen: wantwatzy behalven zulcx daar roe dj dat moetmen als men ſchelyke verzieringhen verſpouwen. Dat zepdtu P.FM. 1 Ende noch u Cal.(Znſt.vij.tal43.9he »

dzuckt Anno 15 o.) Alzo cn heeft de V# -

-

111E


Aanwyzinghe totteware

-

niet onbedachtelijck zynen zone met een

zonderling prerogatijf ons tot en leeraar heordonneert; hem; niet eenigh menſché

evelendeghehoort te worden: want met weynigh woordé heefthyons zijn meeſter ſchapghecommandeert.äl;hyzeyde:Hoort hem:In welcke woorden meerghewichtsefi

crachtsis, dangemeenlijckwordt gemeynt: hemerckthetalleensis, als of hyons van

Ä menſchenleeringhenafleydénde,voor dezen eenighenſtelde, endevanhemalleen bevalte begheréalleleringe des zaligheyds: bphem alleenre zien: hem alleen teäankle vèn: eyntlijck (zo de woordenluyden) zyn ſtemrhë alleente horen. Ende zeker wätzal

uvanden

menſche behooren verwacht of Ä teworden, immers aller menſchen mönden behoren geflotente wezen, na dat

Fens heeft geſproken die ghene in den welc ken de Hemelſche Vader heeft willen ver borgen tewezen alle de ſchatten van weten

ſchäpendewijſheydt.Eñhyheefrzogeſpro ken als het betaamdedewijſheydt Göds(die in gheenen deelen en ghebreeckt) endeals Meſſias, vanden welcken alle openbaringhe Ächt worde, zulcxdathy naar hemniet achterghelaten heeft omgezeytte worden. 12 Eü Annadu Bourgin Cortent vande Staat van Mieligie etc. van Dzanckrijrk/ want Jaar : 6 J.fo.3 Ä Wantaangezien Godvolmaacktis, zoiſtoockzynleeringe, ende en behoeft Ä ofvermeeringe. want anders zouden d'Apoſtelen huerkerc

ke qualyckgheregeerthebben &c. 3, Eñ Bezaupt Baſilio ibidé f289.Bſ.

lsdattet alle zóndeiswat niet uyten gelöwe -

15, ZGD


Kercke Godes. Fol. 87. is,zo d'Apoſtelzeydt(Rom. 14.23.) ende dar geloof komt door tgehoor (Rom. 1o. endet'gehoor door twoordt Godes, zo

alles zönde watter is buyté de ſchrifture van Godinghegheven.

EndemooghtmeerzienC. Beza.bekent des Chziſt.gheloofs cap.iiij.tal25:. H, Bul. Somma des Ch'iſt. Äeli.cap.v. rap.vj.capvij. Idéinde Concilien/cap.iij. rap.v. in Apoc.cap.13.f210. Joan Haler/dienaartotBarn.indevooz Leden Ä H. BulTDecad.fo.4..…. # eſſ vandekerck cap.iij. Cal. Coun.Iſaf.cap. v. 13. dem Inſt.vij. 1. Bezain Coment.vande Staat vande Äe ligie in 192anckrijck/Anno 16.fo.286. I4 Zegt nu/zijnuweglozenenckeletert der B.ſchift? dät wachtÄ tezegghen. hetzijn danuwe menſchelpke verzieringhé: die wachten wpons innete zwelghen/maar behoven die(zo P.IP.oockzepdt)uptteſpou

wenzouden danuweuptſpouwelpkeglozen mette Goddelpkeſchziftaccozderen ofditu dnbedachtzegghen?

15 Het zoudebeter arcoderenmethetont dezegghé der KCatolpken/twelch dezeuwe Schzibent/metaldandere/ja oock ghplup den zelf/3o ſchamperlijck doo2ghaans te

Ä : vele minderooghe heefthet/ atmen beneven de Godlpke ZHchziftmen chen glozenzoude behoevenendegheloven. Immershoemooghdp zelvearcozderen/nu

Ä datinen menſchen glozen behoeft/ aargh"eenwepnigh hiervooz(4.11.)plar anders hebtghekaltuwe woogden zü# - --

-

-

-

1 Y

-

-

AIM-

-


Aanwyzinghetotte ware i6 Wanneer het dangebeurt, dat geenwa rezichtbare kerck voorhandéis, inde welc

kegeen zuyvere Godſdienſt geoeffent zou demogen worden: zomagh we een Chri ſten op hem zelve blyven, endehem behel pen met het lezen van Godes woordt bin nens huys,&c.

17 Dewple.de Schºiftureons doo!ghaäs Werbiedtdezelflopendeleraren eñhuer leere te hoYen(Jere. 23.6.2 1.32/27. 1 W/14.4.1 J.

16.Eze. 13* FE.Nat. 24. J.I. Joat.4. 1. Nat.7. 1 ſ. Lltc. 21.8.Acto.20.29.3o)de Wpl3p oock alleen ghenseghzaan is on oiste onder Wupzen in allen dat ter zalighepdt van ncde

is/zo oock uwe vooznaamſtelerarenzelve altſamen betupghenzo hier voo aanghe wezenis) endeghpzelve hier ſchzüft dat een Chriſtenhemwelbehelpenkammet lezé van Godes woodt binnens hups; alſſer gheen Warezichtbarelierckevooºhanden is.

18 To zegtnuteghende H.Schwift/teghen uwervaderen/ja oockteghenu epghen Ä. ghé(45. 11.)dat de H. Schzift nietghenoegh zaanenfs zouder unenſchelpke glozen (daar

innegipdan zult acco derenmetten Wäo.Ca tolpten) ende bewijſtdatnueen Ware zien Ipke fierckevoo2handen is/daar de zupve

re Goodsdienſt gheoeffentmagh worden./ twelck u doch van zelfnodighiste bewpzé/ eñghphierzelfbekent (71.3.) hier noch nier bewezente zijn: Gfbekent dat ghp onwiiſ Ijck ſpzeeckt./dat glp noch nette H.ſchrift/ Roch inetuWevaderen /noch unetu zelvenen accoUdeert: ende dat ghp noch Warezendin

Phe noch kercke hcbbende met grocenon

rechte den menſchen tot uwe

mºkiº PL

-


1ptl Le Uptle

º nghen Kercke # Fol. 88. ende glozel die onwaar

3jnaflöcktvände Goddelpke Schzift die in allen waar eide CPUechtig. T

-

P?edicanten.

19 Ickbidde uindien hetezenghenoegh is, waaromme heeft Chriſtus Paulum beke rende nietghezondentothet blote lez3 der ſchrifture, ef de mondelinghe onderrich

ringe Ananie, alsonnodighachtergelaten? waäröme heeft de Heere Petrum niet thuys hehouden, ende Cornelio gheopenbaart,

at hy zijn woordt naarſtelijck ièzen einde daar uyt de waarheyd verſtaan zoude waar omme heeft hy den Moorman, die zonaar ftighwasintlézé der Schrifture Philippum toegezonden om hem mondelinghete on

derrichten verſtaatghy oock wat ghy leeſt? (zeyde Philippus) waar op de Moormäant woörde: hoe zoudeick konnen, ten ware

dat my yemandt onderweze? heeft hy een uytleggher behoeft: wat vermetenheydt iſt

yan Öns, dat wy ons achten niemanttebe hoeven?

:

De Schºpver.

20 Den JBoozman (3o noemdp hem) zie ick alsuſterrrtebewijs indehinderhaldt bn ugheſtelt tezijn.diewil ick (omkothepdts willen) voomchnen. wantinhemzal Pauli ende Coynelizake oock beantwoodt Wezen.

dat nu Jeſus is de beloofde Meſſias of Chriſtus/ endeindat zulcrtegheloven onze 3alighcpdt voozneemlick isbeſtaande/ be g tupghthetghantſenieuwe Teſtament/ende

almetuptghedzuckte wooden d?po l Hoannes/zegghende: al die

sº # LU


Ä totte ware Jeſus is Chziſtus/die is upt Godeghebos Teil 1.“ HOAll. ſ. I. ºr TeghelovendatIeſus is Chriſtus,is (za -

uvocznäamſte Ä die plaatſe commenteert J.Cal.)alles van hemte verwachté, dat van

eſſiais ghepropheteert: Litengheloöfden nietvan Jeſide Joden die hemdöden/oock mede nict Paulus als hp Chziſtun in 3pne Jeden/voo! een verlepder vervolghde.

22 Ten welckentpde oock als Petrus tot Conelium / ende oock Philippus totten oozman werden ghezonden/onhuer van

eſute.onderwpzendathpdebeloofde Meſ ſiasis/ noch nieten waren beſchºeven de Evangeliénoch der Apoſtelen Paulusken dedoe Chziſtünoch niet)bzievékrachtelijck betupghendcdat Jeſus is/die dooz de Pzo phetente voyen was belooft. 3. Tot wat Schzifturezoude God den IBoozman (oock danderé)ghezondé hebbé tot Mopſenneñdé Propheté?hplasdé Pºo heet;van Ch!iſtobovrº alle d'anderéalder

Ärjerte betupghende: zulerdathpmeer ſchijnt Chriſti Hiſtozie/däzijnpyophetiebe

ſchºevétehebbé.dezenlas de Moozman van t'ghene

Ä

plas/verſtont; antwooy.de: hoe zoudeicr

perſtaanté waarpentät mpdatonderwees? 4 hp hadde den Propheet/maar hadde hp d Evangelie - hadde hp der Apoſtelen ſchrifteu/diezonderlinghenghegheven zijn # ghpzelveöock rechtzegt./42.) tot ver

klaringhe vander Pöpheten Zhziften? d'Evangelieende der Apoſtelen ſchuften en waren doe noch mietgheſchºeven:wa zou

dehemoockd andertweeGoddan mº


-

Kercke Godes."

Fol.89.

den Hebben tot het lezen vanden nieuwen Teſtamentedat zulcrverklaart in 19topia/ dats nerghens?

2. Pnbeſchepdenmannenkondpdetpden niet beter onderſchepden / welcke onder ſchepdt van kinderen kan ghemerckt wo den/endronderWindt ude ).Schºi

Ä

CfpMedieatien/ dooz uwemondelpke te verklaren ende recht te onderwpzen na huerverboughen zinne ? jaaghdy zelve niet den menſchen; zulcke groveonbedächtigepdt

in unnerckende/vanthozenuwerpuedicatié daartoeghpdienmeent aante locken/tot de

B. Schzift die ghp daar mede zelf/beſtaat uwer glozenbehoeftightemaken? . 36 TBiedziemannen/cock de twe jonghe

renna Emaus ghaande behoefden ſchzifte lijck bewijs/dat Jeſus is de beloofde Deſ

ſias: dat hebbenhuer Jeſus zelve/Petrus Ananias / ende Philippus op die tijdt zo krachtelijck upten Pºopheten (dat doe de ſchziftuur was alleen) ghedaan: datzpt ver

ſtondenzotewezen endedat ghelogfden. 37 Petbewijs vantzelvebp Jeſum zelve inden Evangelien endehyden Apoſtelen in huere byieven zoklaarlijck/ als waarljck hedaanwezende hebbenwpindenmieuwen Teſtamente/dat wpaltzamengheloven/eñ t'onzenbelievendaar inne noch hupden Je

ſum/Paulum Petrum Joannem/etc.zelve die verklaringhe houendoen. 28 Leo mpnu(irk bidsumede)waarwijſt ons God vande H. Schmift daarde waar hend“ zelve noch inne ſpeeckt /omme die verkauringheofonderrichtingheuptermen ofpredicatienteha mondelpke

Hºmº-esses sºzialen,


: Aanwyzinghetotteware en!immers omidiete zaerké;nietitide Bod pke Schuft/daarwpdienuzekerijckende warachtelijck moghévindémaar;bwenighe van zelflopende leraren/in twiſtighe kerc ken/omme die daar/upten ghenendieze3elf niet verſtaantemoghen verſtaan? 29 Was tot verklaringhe van dat hooft artikclonzer zalighepdt; namentlijck dat

Jeſus is thziſtus; op dietjdtgheenmeer der onderwijs nodigh dan men las inde Schzift die doewas/teweté/inden Puophe ten: wat node was dan Chriſtozelftever klaren/zijnjongherentedocnpzedicken/eñ Evangeliſten oock 3pne Apoſtelente

Ä

oenſchºpven.

-

3o Js dandit alles/te weten het ghantſe

nieuwe Teſtamentoock ghenoeghzamever klaringhe van zulcr/zo de Ap hier ghen/uwevaderenleeren/endeghp vooy (als boven) hebtgheſchzeven: wat be

Ä ontwpfelpkeendeGodde lpke verklaringhehebbende in ſchzifte; uwe

Verdachteende menſchelpke glozen/3n zijn dammondelijckinuwepnedicatien/ofſchzif teljch in uwervaderen Counmentarien?

Iſt dangheen vermetelhepdt van u al

len/die zelfwel Weet dat wpdezupvereopen

fontepneende louterebouneder Goddeln Schzifturen in onze hupzen hebbende; des nietjeghenſtaandeons noch wilt vzoetma

ké:dat wpdaaraaunietghenoeghenhebbé amonzendorſt der zielenteleſſché/ten3pdat wpdaarbenevé noch drinckéuptuwemod derighe ciſterné van de mondt-glozenuwer

menſchelpkéghoedtdunckenhepdts gfwaät -

ghplupden die verklaringhe van Ieſus dat - . . HP


Fol. 9e. Hpis Chriſtus/beter endenaackter tedgen endevaſtertebewpzen/dan Chriſtus zelfde Kercke Godes.

-

«Evangeliſten ende Apoſtelen dooz den 1).

gheeſtdat hebbenghedaan?

h

-

2 Ickvraghe hen wederom, wie de duy erſte vanbeyden zijn, ofte het Evangelie, ofte de Propheten ? zy enzullen nietzegghé

Ä is: want dekinderézöu den metherſpotten. Ende der Propheten 2 Pet.1.19. Ä Ä isklaar als demorghen-“ dat het

ſterre, die in duyſterplaatſen, ſchijnt. Ende Chriſtus is de Z5ne eñhet licht dät alle mé- Joaº-9

ſchen die op deraardékomen,lichtendeis. 3 Wantin beyde vinden wy Chriſtum, in d'eene belooft, eñ in danderghegheven: in

d'eenetoekomende, eñ in d'änder gekomé: in d'eenevoorzeydt, in d'ander

zelveie

henwoordigh van hem zelven ſprekende.

# iszekerijajeere der Äligheydt in Ieſu Chriſto klaarderis in den Evangelio ende nieuwe Teſtament,dan in de Propheté ende oudeTeſtament,twelckdoorhetnieu

we uytgheleydt werdt. (Pleſſivande kerck. Cap.iiij.pag.61.

-

4 Maar na dat de wijſheydt Godes, ten

Äſj gheopenbaart is inden vleeſche, zo heefthy met vollen monde ons vertelt alle zowatmetmenſchelyké gemoede van Go de begrepen magh worden, efighedacht be hoorttewordé. daaromme na dat de Zonne

des rechtvaardigheydts;Chriſtus;is verſche

nen:zo hebbéwy den perfecktenglantſe des Goddelyken wäarheydts, zodanigh als die op den middagh plaghtewezen, daarte vo ren het licht een weynigh ſchemerigh was.

I:Cal.Inſt.viij.143. *

-

º.§ U9.ghedruêt. Ends

- -


. ... Aanwyzinghetotte ware 3 EüBezaupt Auguſt.ij.lib. Doet Chzt, rap.6. in Coment. van Staet vande läeligie van19zanckrijck/Anno 1 6J.f23. Zodaareenighe zwarigheydt is ind'uyt legginge van deene plaatſe, de H.geeſt heeft

ÄéHſchrifºghemaghrdergej op d'een plaats wat duyſterachtigh is ghe

zeydt, elders klaarlijckwordtghezeydt

P?edicanten. 67. 23. 36 Laat onsdan veelmeer der Hſchriftu engheloven,dan dezen Schryver: dewelc ke onsbeveelt den geeſt niet uyt te bluſſché,

endenietverachtende Prophérien, datis.de verklaringhen der H. ſchrifturen, die den menſchen ghedaan werdétothareropbou winghe, vermaninghe ende vertrooſtinghe.

TDe Schºpver. 37 Gmdatick de P.Schwift/diewp allein alswaarhepdttewezengheloven/ghelove/ bové uwemondt glozen/die aldandere kerc

ken wederſpzeken/zegdplaatone de Schzift meerdanhem gheloven. beglereick dan of Ä dan de Schuiftgheloofttewerdé? ck acht de #Schzift zo hoogh dat u/ noch gheens menſchen zegghen/bupten/zwpghe

beneven haarghelosft behootte werden: maar ghp acht uwe pZedicatienzo hoogh/.

datmen die beneven de Schuift (als of die nietghenaeghzaamen ware) nochmgetho ren: is dat nieteenverachtingheder Godde pker Schmifturen/ende eente grootachtin

Ä uWeglozen? ditis nuſtracrten vol enghehleken.

*

z? Iſt nietzekerder den zekeren *#


(h

Ä

ghenoegh/zo f ;ltlaarhepdts Ä egh Ä t/ OO

Ä dcWare leere teken

einºdighis/innehcudende(naaruweep Whenbekenteniſſe)tegheloven: danuweon

Zekerººmnodighedinſtere/verwerde ende ſtrºdighemonöt-glozen die ghpmettenne Mepäp?ophetie oppzoncketdäarghn noch UWe Ä recht./uweleerewaar/ende uWekfreke Godes kerrke tezijn intalder minſtenieten hebt bewezens

Z9_ºº onzes eenighen Herders Ämj WpStemme inde Ä Schzift/hooxen k,

Tºrna/ende volghen die: uwe Stemmj

:

diebzeemt3jn/onsdaaraflockenendej

ºrtrecken/en kennen/hoozen noch j

Ämtdat verhiedtons oock Ehi º/die ghehoo!3amen wpdaar inne:3jn

K.

-

-

gheeſ der Waarhepdtachten wphogherj Ä Schift/danaller menſchenzef en glozen. zoude dat den te uſchenende depzophettete verachtende hºtºnmetu/ende kleynachtinghevan Äfº-ºdenzelf/depzophetieoog KIT morten zijn?

P?edicanten. 4° Yy bekennenwel, datzelfghevonden menſchenglozennieten deugheſ. De Schºpver. 4 Daar vooz noetmen uwe glozen/3 zjndanmoudelijckofſchzifteljck Verdacht -

*-

- - -

hebben/tot dafgh/jejdÄ Woodtupt Godesbevelte P2edicken/doer bpken daar toe

w

te 3Um Vanden l!

Heere \


„ . . Aanwyzinghetotreware Beereghezonden. diehpzozender gheeftHy? eenenmondtende wiſſhepdt/die alle huere vpandenmietwederſtaan noch wederſpzekS en moghen (DLuc.2.1.1 J.) was zulcr bpu/

waarom bleefdptſchupluptdatbeghonnen Werck/daareeneralleen uwer velen weder

ſpzack?

-

PD?edicanten. -

42. Maarwyzegghenoock, dat die uytleg Ä eenuyt.de zelfs ghevonden glozen" zin, dewelcke Ä verghe C lykinghe der Schrifturen metelckanderen voortkomende zyn : maar zynte houden voorgoddelyke verklaringhen, die hethem ghelieft den menſchen door menſchen te OCI1.

De Schºpver. 43 De uptlegghinghen Chziſti/ende der Apoſtelenvantoude Teſtament/diewpher nieuwe Teſtament roemen:houdenwpal tſamen voo! ware_uptlegginghen. Dezeu lupderuptlegghinghenzñnzozekerteghelo ven als die: of3p zijnÄ erniet teghelo

ven.zegdpteerſte/Zoſtelöp deuwe3ohoogh als de Godlpke Schzift zelve: is dat niet de Goddelpke Schziftte verachten/tisten

Ä umenſcheljck vernuft veelte hoog

te Actel.

-

44 Maarzeghdphet laatſte/dat ghpwel moet doen/als die zelfbekendt: datmenuwe glozen; mondelijck of ſchziftelück; moet pzoevenopten toetsſteé der turen/die nietbepzoeften behoeftte wozden

Ä

-

---

-

OP


KerckeGodes. . .,

Fol.92.

uweglozen: zo3egtons wiederechter is toetsuwe Ä die opter Schzifturen glozen/boven alle de uptlegghinghen aller anderer kercken; die altſamen erghens inne

teghende uwe ende teghen elck der anderer ſtrpdighzijnzalleenſchiftmatighende wa rachtighte zijnheeftgheoozdeelt

cf

4 Ghp zult niemandt noghen noemenf die onpºrtpdelijck daar afna volhoyinghe van aldanderen / heeft gheootdeelt: noch vele min pemandt van al dander kercken uwe partpenwezende.wiebljfterdanover tot derechter danghplupden zeive/inuwe epghen zäke ? die en behooytmen immert daar inne miette gheloven. hoemaghmen dan

Ä zijn dat uwe glozen

Goddelpke

verklaringhen zouden wezen ? zoudemen: die metzonullen bewijs daar voözmeghen aannennen?

-

46 TDe Romaniſten (zo umeeſter Inſtit. vij. 168.zepdt) ſchºppen de macht / omde upttelegghen/de Concilientoe.

Ä

aar teghen roept ghplupden metaldan der nieuwe kercken, nochtans is zulck zeg ghen der Wäomaniſten onghelijcklpdelpker dan dit u

Ä / die zulcke macht hier

toe ſchUpven elck uwer Pzedicanten /alſt maar na u duncken ſchºnt ſchziftmati tezijn: al hieldent oock alle Pedicanten Al ler anderer kerckenvoo! wederſchzifteljck/ ja valſch te3jn. 47 Zoude nu de Pzophetie upt epghender niet ingheven ? Daten

Ä

Ä

d'Apoſtel ( 2. Petri 1.2o.). maar 3epdt >

..

"

JD iij

recht


Aanwyzinghetotte ware recht anders/daarbpvoeghendedat depta Ä invootpden mieten is dooz menſché ille

Ä maar dat de Ä

ſehen Godes die hebben gheſpzoken/ghedge venzjnde vandégheeſt Hodes. 2.Pet: 1.2. 48 Alwat wpindeheplighe Schziftlezen/ dat gheloovenwp alles vooztghekomente ndoozheplighemenſché/die vandegheeſt 5odes waren ghedyeven.doct zuler mede Wlan uwe uptlegghers ende van huere upt legginghé blpken/.enzalzemede daar vöoz höuden.datfepltuallen. waarvoozunagh iucnze dan doch anders houdé van Voo! ver 3ieringhen der menſchen? der menſchen/die

elck miede poghen äomente unaken/dern van Geneven/dander van Wittenburgh/de derde van Merhenlandt/ ende elck dezpne boven allen anderen inthooghſtete ſtellen -

.

. P?edicanten.

"

.

49 Indien ghy vreeſt dat die uytlegghin

je onzuyver wezen zal, waaromme Vreeft.

Ä niet,datu,onrec verſtandt, twelckghy uyt her htzalzijn, endelaatalzo ezen ſchept

hetlezenmede achter?

-

Me HH.ſchziftiszeker/uwe dup o TDe

#

ken ghevaarlijck: des 9. Schzi

Ä is Ä

er.

# er

eplighe ſchzift Ä niemandt:dehezen/ voozmen sons van God bevolentel

ſchenglozenbeveelt Hodonste vzezen: im mers de P. Schzift houden wpzupvervan alleonrepnigheydt; maar uwe dupdinghen Roudclºckende ſchziftelück bevinden # Q


Kercke Godes.

Fol.93.

volonrennighepdentezijn.bzenghenwpzelf onzepuplighepden nietinde H.Schzift wp moghendaargheene in vinden: unaar uwer alrcuptlegginghen bzenghen vupleeüdoot lpkemey ſinghéinderonwpzen herté/daac gheen in en Waren.

31 Aanghaande mijn lezender H.Schzifa turen/moetick noodthalten wetézo iclt daar pet te recht inne verſta. want clck magh t’gheen hp noch nieten weet wcl wanente

gheſchievt:maaronmoghes Ä mecſt peilan

ck iſt dat

-

dt bupten zijn weteneen

ghewaarheydt zoudeweten. maar watick nieten verſta/maghicklichtweten up

#twepnigh wetens dat bpmpis. wanta

bat daarbupten is/weetickwel dat ickniet enweetendemp onbekentis.neem ick dazu hoven mijn zeker weten nietonghewetens aan/zgenmaghitkniet dolen. ſ2

Ä en weetnier hoe anderen dehepli

Schziftlezen/in watſtuckenzpwanen fweten/oockniethae groteghavenzphet ben. zºn die boven den pne/zo naghick

die noch niet verſtaan / veel nin recht af oozdelen. van al dir magh ick inmineen vuldighepdt zeker zijndgoz des Heerenghe nade.daaromenvºezeick/die voethouden de/nfet vooy dolen docy mijn epghenver

ſtandt inde hepighe Schrift. Als ick die voo! my hebbe/datloutereterweis: zobie deick alle kaf/zvspghe epckelen/den rug ghe. iſt niet zothepdt menſchenleeren voöz Godeste aankleven ?hetſnoodtſtevoo! het beſtete verkiezen hetonzekervooz herzeker NebetrouWen!

-

JP v. ">

Pze


..

: Aanwyzinghe totte ware

P2cducanten. .

... .

53. Maarzoghyuverſtandt betroutdather recht is, als ghy ziet dat hetaccordeert met die eenſtemmighe waarheydt der Schriftu

ren, ende noodtlijck uyt de zelve volght: waaromme wilt ghy oock de uytlegghin ghe der Schrifturen niethoorendoen, om

ezelve opghelyke conditié aante nemen? 4

.

. .»

-

-

-

-

-

De Schºpver. 4 Dathebdp muterſtondtuptmpal mo # hozen. zoudet mp nieteenſchändclyck ozenzjn/met verzupm van ghoedetarwe

ze maapen/ſnode epckelenterapen/op dat ick gheenkafen zegghemet waarhepdtºof mepndp dat wpdeliozte ende onzckere tjdt

s

tevelehebben j, Bfis de H. Schziftmietkoſtepker dan uweglozenzijn HofÄ diewaar ghes bzeck/die onsterzalighepd nodighis is het kennen uwer leeringhenende kercken ons modighter Ä /zozullen wpdieken niffe daarzekerljrrtemoghen vinden. is danoock inde B. Schziftter Ä ef modigh: 3o en behoeven wpuuptlegghinghé

Ä

derhalven niette hogen.

56 Pebbe ick het rechte verſtant eenigher noodtwetelpkezaken/zoweet ick datrecht tezijnendeen behoeve u twpfeh'ke dupdin ghen miet. verſta ick dan oock daar inne mietdeheplighe Schzifture/dienen in allen magh vepligh betrouwen: hoe 3al icr mo

ghen verſtaanupt uwe uptlegghinghen die 1nen nerghens inne * ** . . .

-

--

Ä

betrou Wet:


. . . Kercke Godes...

Fol. 94.

Wen? is hp niet vervloeckelijck/ die unen „ſchen betrout?

7 Zo iſt mp dänoch in alléghevallezeker der net ernſtigh bidden aan EHode inde ).

Schzift nadewaarhepdtte trachten nacht eüdagh (Pſal.1.2.) dan zoopt onzeker na uwe unondt-glozente hoozen ſchzüfdpnier zelve dat om t'verſtandt dienende om de zichtbare kerck te kennen / zuler zo klaar

Ä ck uptghedzuckt is in de Ä ture Lit het van een pe

ende heplighe

/ der / die dezelve met neerſtighepdt onder

3oeckt/ verſtaankanwozden ja ghp voo2 (42. 12.) Mochzegghen deuWeal

Ä TE:

-

58 Nu zeydt David dat dit woordt is als een Lampe aan zync voeten (Pſal.1 19.1o J.)

dat is nietalleen een licht, om hem teghe leyden, ende om dathy zienzoude waar hy behoort te ghane , mäar den wegh zelves dien hyghaän moet, ende die niet verley denen kan, ende zeydt dat hy daarby wy zeris, dan de alderoüdtſte. Daar enteghem

zoroept Eſaias, dat de wachters van Iſrael, dewelcke meynden dat zy zeer klaarghe zichte hadden, blindt waren, om dät zy haaroghen, vanditlicht (daarbuytenmen blindt is) afghekeert hadden (Iſäi. 56. 10.) Oock en zendt Chriſtus zynetoehöorders

niet tot.de glozen der Rabbynen, noch tot Inſtellinghen, noch Cabalen, ofte andere

voorgheſchreven wetten, daar afde Phari zeenvol waren, maar hyzendtſetot.de hey

lighe Schrift, tot degheſchreven wet. (Pleſi vande kerck, Capiiii. Pag-6-

-

. .

-

Dan


Aanwyzinghetotte ware Danvragheick hen oock, oft.de dery erheydt der Chriſtelyker lereinde materie

j?

zelve

Ä oftindemaniere van diete han

delen? zyen zoudenniet derren zeggen dat hctinde materie ware: want daar enis niet

naackter noch klaarder,dan de leere derza ligheydt. Twelck Origenes antwoordende is teghen Celſum, die de ſimpelheydt ofte

flechtigheydt der H. Schrift ſaſterde, z. ghende: dat de Schrifture moeſte zodanigk zyn,mitsdathetgieen Philoſoph.ſche leere

van Pythagoras, van Plato, oft Ariſtoteles enwas: mäareen leere derzaligheydt voor

alde werelt, die eenyeghelijck groot ende kleyn, gheleert ende ongheleert, verſtaan mochte. Pleſi.vande kerck Cap.iiijpag.6o. 6o Alwatzy(d'Apoſtelen)gheſchrevêheb ben,is zogheſchreven,datter gheen zogro Yen ende onwetenden menſchterwerelten

is»ofhyen kan(wilhyimmers) daaruytlee ren, alwat totzijnderzaligheydtvan noden is. wät waaromime is doch anders dat Evan

gelium beſchreven in een tale (1.Cor. 1.26. 27.)die alle man doe verſtaan konde(1.Cor. 14.6.7.&c.) ende metalzulcke flechte ende

hemeynemaniereyan ſchryvenende ſpre en, als moghelijck was te doen. Daarom betuyght oock Paulus (1.Cor: 2:1.) Indien

dat Evangelium bedeckt is,zoitindenghe nen die verloren ghaan, bedeckt &c. Ende noch. Zoverreiſt van daar dathy zyn leere

heeft eenighſins willen verdonckeren, op datſe alleman niet verſtaan en zoude, &c.

welcke deyroukenszoudémoghéverſtaan. T.Beza,bekent des Chriſt.gheca.iiijtal 2. 61-Davidzeydt(Pſal. 119.10.)u woordtis CCA


Kercke Godes.

. . Fol.yr.

eenkaerſe mynenvoeten,eñeenlicht myñé Padé. Ickbiddeu wat maghdaaropenbäar der zyns dandatmenomtwyfelachtigheeß duyſtere dinghente verklaren,nietenzendt tot duyſtere efi onzekere j maar dat

onzekere, twyfelachtighe eñ duyſtere din ghen worden verklaart door dingen die ze

erder, vaſteref klaarder zyn. Nu zowan

neer inzaken des gheloofstwyfelinghe ofte heſchilkomt, is niet eensyeghelijcxeen

Ä gevoelen» datinézulcx moetmer

de ſchrifture ſcheyden ende verklaren? Zo

Ä ef. Datons Äteweten vande ware

moet dandeſchriftureklaar,

zeerzekerzyn. H.Bullin.Dec.j.fer.iiij-f. 19. 62

kenniſſe)werdtonsghenoeglizaamgheghe venintwoordt, zo datwy nietmeeren zou

den begheren I.Cal.Com.Ifai.4.12 63 EüCalvimus(beriſpendede Catolpken/ die de Schziftureonzekereñ dupſter zepdeur tewezen) ſchziftalzo: Maarwyantwoorden met David Pſal. 1 19. u woordt Heerez is een lanternvooronzevoeten, ende een licht op

bnze paden. Wyantwoorden met Iſaiaende

dandere Propheté,datterniet duyſters,twy felijcx, of bedrieghlijcx vanden Heere enis hegheven. Wyantwoordéoockmet Petro Ä een vaſter Prophetiſch woordtis, op. twelckeindienghy merétals opeenlantern in een duyfteren hoecke: zodoedyrecht,tor dat dédagh lichtet, ende demorghenfterop rijſtin uwe herten (2.Pet. 1.) Zijn dan deze

dingen ghezeytvande Ä Propheten. Watzullenwyzeggenvant'Evangelie: waar door ons. gheopenbaart is t'alder klaarſte licht.Zullenwynietzegghenmer Pau# 2.

C.


Aanwyzinghetotteware . . . dient'Evangelie duyſteris, zois het duyfter voordenghenen die verderven, den welcké Satan; dezer wereldt vorſt; heeft verblindet. Laat Ädeze blinde endeſtickziendemen ſchen huer zelfs beſchuldigen, dat zy dezen glants des woordts nieten moghen verdra ghen: 1.Cal.Com, Iſai.4.19. . Ä4 Hier door bekennenwydat hetalleste verdoemen eñte verworpéis,dat déwoorde toewerdtghevoeght, wänt de Heere wildar

wygantſelijck aan zijn woordthanghen, eñ dätwy daarmedeteyreden zijn. Zöwydan anderen de oren verleenen,zo doen wy hem

grootinjuric. (ICalCom.Iſai.8.2o.) … Kietnochmeer, Pleſſivande kerck/rap.iiii. f. 59. 9. Bul.Höna des CHMiſt.reli.ca.vj. 6; DZeghdp unethaar daar aan de Waar hepdt/ wat behoeven wp dan uwe uptleg inghen? 3eghdp dan daar aan onwaar

epdt/hoemgghé wpuzegghen hierbetrott wen? iſt wijſhepdt den dubbeltongighen die ja eüneen van eenzelvezaks ſpUeken/nadat

Ä tepaſſekomt/teghelovéºwatzjnuwe uptlegghinghendanmutick zwpghenodighs 66 Gf iſt gheloofijck dat ghp menſchen wpzerende beter dan God zoudet zyn. die detongheghemaacktheeft/zoude die3pnen Ä niet zo verſtaanlijck ende klaarljck onnenuptſpzeken als ghpmenſché. ofzou de Goddiezelfdeliefdeis)hetrechte verſtät zijns willens nietÄ wel/om diete ghehoo!

zamengonnen/als ghy menſchen ofzoudet nodighznn datumenſchelpke vernuft zoude

moeten verpullen/t'ghene degheeſt Chºiſti nieten heeft moghenofmietwillen volben ghenna Chziſti beloften? Die LE


Fol.96. Kercke Godes, 67 Diezepdetot zijn Apoſtelen: ick hebbe u noch velete3egghen/maarghpenninogher noch niet alles duaghen. maar als de Ä der Wlaarhepdt Zalzijn

Ä

mé/303a

allewaarhepdtleeren (Joan. 16.12. z.)w aan/zoudp Chziſtü/dewaarhepdt zelve niet derren van anwaarhepdt beſchuldighen: 68 ZozuldnZpne Apoſtelen unoghelijcko van ontrau/ jfvan ongunſt/ofvantraagh hepdt willen beſchuldighen/vandat zy zulckt

licht onder een kooznmate gheſteken ende onsdatverboughen hebben.maar wie zuldp datkonnen wijs malten?ghpkonnt dantela

teommetuwe glozen pette vervullen/dat

Godinde H. Schziftverzupumt zoude hebbé teopenbaren/datonsomweten modigh3p. : :

P2edicanten.

69 Watkenniſſe is lichter? of vande leere die ghy hoort predicken, ofſe zuyver ofon zuyveris: ofvande Schrifture die ghyleeſt,

wathetrechte ofonrechte verſtant daar van

Ä houdent voor evenzwaar, ja voor een Ng-

-

*

De Schºpver. 70 TDathoudeick mede zo/wamtualder elflopen/ualder twiſtighepden/ eñualder

eroodelenvanelch ander/makédenmen ſchen/dienietheelblindtenzijn/zolichtelijck bekendt dat uwe leeringhen onzupver zijn eñverwert als hetgheloofdat de H. Schzift

van Gode is;eenvüldighis/ghants zuſver is/endeinalswarachtighis/den eenvuldi ghenendeootmoedighen dient ernſt is Go des willetedoenlichtelijck/deſſelyens ware . 3inne opeutende opzechtelück

vianº

F ---

ze


.

Aanwyzinghetorte ware

.

,

Pedicanten.

.

.

-

yr Want die den rechten zinne der Schrift verſtaat, die weet oockdºardoor of deghe

predickteleere zuvºr ofonzuyveris. De Schºpver. 72 Dats recht ghezepdt/endedat3ander moeptenteneerſten aanhoyen; maar alle die den rechten zinne van uwe p?edicatie ver

ſtaan/en verſtaandaaromnter den rechten inne der hepligher Schzifturen. Docken oo:tmenuweleerenfet/on daat navande

.Schzift/of die waarzp danmiet/teoo.de len: mäarmenleeft de H.Schzift wel onnte

ſch: wozdelenofu leere oock waaris dauval Hier bekendpmuzelftgheéghpdoozghaans pooght te wederfpºeken/namentlyck dat inen eerſt den zinne der Schzifturen behoeft

recht teuerſtaan/eermenrechtvanuwelee rezamoghenoo.delen. 73 Diedan oock de H.Schzift recht ver s

ſtaat/en behoeft u leere niet/wanthpheeft beter.maar hp ooºdcelt:lf van Uleere/own

anderen temoghenbetupghen of 3 opzecht

ÄÄ ÄÄ

Ä

dfe AlWinghels gleleert (1.JOän. 2.27.) n

O02 Ä zelve behoeven menſchen leere? Wl die van zelflopende men Ä .. maareleert /behoeven noch van God

chen zijngh

gheleerdtte woºden dooz zpnen P. gheeſt; am van der menſchen vleeſchelpke wer-lee ringhe verloſtteworden.

PD?edicanten. Kanmen nuzulcx niet weten, zonder #mniſſe der waarheydtte hebben,ghelijck gr yhier recht voorghezeydthcbt, zokö. MEIN * . .


Kercke Godes.

Fol. 97.

inen oock zonder kenniſſe der waarheydt niet weten welck het rechte verſtandt der H.Schrifturen is.

TDe Schºpver. 75 Datſtaickualles toe. P2edicanten. -

76 Eñzoyemandthem behoort aftehou den vantghehpor der Predicatie, omdathy noch tot die kenniſſe der wa3rheydt niet

ghckoméis: zozalhyhem,oockom dezel vereden, vantlezen der H. Schrift behoren afte houden.

-

De Schºpver. 7

Mepndy pMedicatien die ghedaanwo

n Medicanten/van Welckerzendinghe eñgheeſtmenzozekeris/als vandeheplighe chzift/3a döolt ghp: want die kammen #

veplighlijckendezöheplighlijckhoozen/alſ mende H.ſchwiftzekerijckende vzuchtbaar lick kanlezen.3pdpnuzodanighezendtbodé Godes ofzulcke Pedicanten/doetdatblp

ken: wtſkons Pºdicanten wiens pzedica tienwyn als3oveplighliek/als de Schif turezelfs/moghen betrouwen/eñmenzalze ooyen zo begheerlijck als wp de H. Schzift

ezen. Maar mepndp dan oock de Pzedica tien/dieghedaan wozdenºvan uendeuweg ghelpké/welcherzendinghe endegheeſtniet alleenonzeker/maaroock merckelijckvooz palſchis bedacht:zoiſtons veelzekerderdat

Ä deº.Schzifture/diezeker is/ghe

noeghzaam is/ oock klaar is voozelckna zñnbehoefteterzalighepdt:endedat wpuwe zoughlpkepeditatienontberen/diemen doch 1“etonzondelfjckenmagh

ºmmen sº


... Aanwyzinghetotteware derte vonendaarväzekerteÄ het wce re verſtandt der 9. Schzifturé:alzamenzon Der Ä eerſtendealvozente hebben/nier verzckertlijck vanualder kerckenleeringhé enmaghoozdelen. . -

-

P2edicanten. 78 Ende alzo zalder niet anders overbly ven, dandatmé een Hemelſche openbarin ghe verwachte metten gheeſtdryveren, die

alleuyterlyke Schrifturen verwerpen.

TBe #Schºpver. 9 Ofder menſchen pzedicatien der men herten vaſterteverzekeren macht heb en vander Schzifturen zimme ende waar

#

epdt:dandegheeſtGodeszelveinonzeher /dooz wtens inghevenzelvedeheplighe mannen die hebben gheſchºeven: en is nu gheen Ä hier afte handelentvä Welcke verzekeringhe um int handelen

vander Schzifturen gheloofwaardigheydt/

Ä heeft Inſtit.j. 24.etc. Altjdtis e Hemel-gheeſt die eenvildighis cndewa rachtighheter inde P. ſchzift tebetrouwen: dandeheſche gheeſten die menighvuldigh/.

loghenachtighende bedzieghliickteghémal kanderen ſtrpden/eñelckoptliſtighſtehuere nettenuptſpzepden/onveelonwpze zielente Vanghen.

8o Maar in allen ghevalle fluptÄ weldatterniet anders en zoude ov

en

dan ghp3egt.wantnau epghenzegghen hier

voodatuhaaſtſchijnt verghetente zijn; za blüfter nochal wat anders open/näment ückeen onverdoten arbepdtdeSchzifture telezen. ditzjnuweepghenwoozden/4W 3 -

-

-

-

“-.

-

- WA

T


z, Kercke Godes. ... Fol.98. Sr. Want wy houdent daar voor, daj Schrifture zó duyſter niet is: of zelfs een

nenſche, die ghoedt natuurlijck verſtande aat verdrieten,kandaaruyt vernemenende

heeft, endehem den arbeydt int lezennie

bekennen, wattghene is dat de Propheten Ende Apoſtelen (der welcker Schriften ons

Chriſteien tot zonderlinghe verklaringhe der Prophetenghegheyen zijn)ghevoeſfeñ heleerhºbbº Zºnudatuepähenzegghé oaar mochtzijn (als ich neenhoude opje warzeghepoten)watbehoefdemeneen He j e.openbaringhe/ als een Ä Nº tuurlijck verſtandtinetmeerſtighlezen (alen badeinen Godoockniet) Ä enrechten zinnete verſtäan. -

ÄHehalvédat noch Zotzendpoockopent

Wück ºdezenlyke kercke bywylen Är

menſchen oghen verdwijnt: Ä als dat wie leert dan Godes volck leert

#

angheheneſche gheeſt/zoudetmoe eneewhelſchegheeſtzin 'ofisdan Chriſti beloofde.

to des Wereldts epndetoe

eghen3jn beloften medeupter wereitgj baren?

ZÄeºaminzodanighenmodeoprebeloſ, Ten Chºiſtimet Ä ghebeden aan? ſ

Sodehetmiddeldes 2 chºiftsghebzupca kendenadenoodthoke ware Ä zoecké:

dezuhrmetualsgheeſtdºpverenmoeté beſpot wozdens vervierpen die de Schzif ture.diede3elvelezende/indenghelove F

ºhiddenom verſtandt/datzp wetenmiete

Ä endendodtlüchtebehoeven: TGatu beliuptenüuptwaarljcknietvaſt. K? Ü

Pze


Aanwyzingherotteware Maar

Pzeducanten. n,

Ä niet dole

.

zolaat ens

wolghen wat God ons in zijngheſchreven woördtgheopenbaartheeft: eſ wat hytſa /men ghevoeght heeft 2 dat ſcheyde gheen nde Ä Hethooren, lezen, bewarene woordts Gods werdt ons pracktizeren ghezamentlijck, r'-enezowclalſtanderbe volen. Zo wie nu een ofte meer van deze

ſtucken laté wil, die zietoe hoehethembe

komenzal,dathy hemlaat duncken,ofwy zer,ofſterckerte zijn, dan de Hcere.

.

De Schºpver.

84 Tis niet opzechtelnck van ughedaan/

dät ghp my opdicht/als of mijn bzief een

Woodtinhieldt/daarmetirkunpnen vzundt

hpnen gheradente hebben/ Ä moghenſc evolghenintghens nieten athp Gode

God ons in zijn

zoud

Ä woodtheeft

;twelck ghphiernietminon Ä beleefdelijckſchijntmpaantezegghen/alsu Ä naaſt vooUgaande onwijsb upt mepndete rapen/omvaſtelijck beſſupt/ immersteghenuzelven. Ä doch daar dantothetlezenmetghe

ick meertoerade/ bedenvande H.ſchzift?watisumeerteghen therte wat wederſpzeeckt ghp hier dooz haans neer ? is dat Godvzuchtighe eer

chtelten er tsud Är allenºtersu netbº JAteten y at ene Ä pden k als ofic ſche

Ä t'gh

tzamenghevoeght.waarbeſtaick datºdaar

ick nieten rade we pzedicatientehoozen/ maarlieverde Schzifturetekezen/mudaar 3o verſchepdenleeringhen/

erreven.


KerckeGodes. . . Fol.99. kenofHertenoptebanezin/die 3ichelclide . rechte leerete hebben/ 3endtboden Chziſtite zjn/ende deware kercke alleentewezen be Än/met veroogdelinghe Van alle dau Deren?

86

JPaghmen dan in zulcken zozghlpken

verwerringhe de Schzift/die Ä endg heplighis/niethoo!en/ lenhoozrmen uwe Ä ende;elckandccélaſterende pzedi

# Ä Ä de ÄÄ Ä Ä U

ofis hp nuzelfſton

PSſalmiſt zepde?

oyden/daara

Ä

Jckzalhozen

wat de Peere Godin mp3alſpzeken. ofzou de u ſpzeken ondert pzeken mu zelf Gode woozdt zijnghewozdenºmepndp dat/zoghy

oocknieten ſchoemtu leere Godeswoozdt tenoemé/zoniaacktons eerſtzekerin welck vande vier ofviftwiſtkercké Godeswoozt nuwoldtghepzedickt. 87

Ä

pmiette 3amen/twelck God

als Hemelende äardeheeft verſchepden/na mentlijck zijn troueñ Warachtigh Woodt/ loghen ende derÄ

ÄÄ

achtighwoozdt? hetuwe verbiedt/hetzpne ebiedtons Godtehozen. Ghparbeptom en menſchen te trecken in de ſcholeuwer menſchelpkerpzedicatié/niet anders:dano men zonderuwe uptlegginghende H. ſchzi nietenzoudekonnenrecht verſtaan... . 88, Ditmuſhaaghdeuineeſter(Inſti.rvij. Catolpken/als hp Vant Pacht

-

32.) indcu uerciniſdupdinghen Ä der Schzifturen ſchzeefaldus:Dit alles ſtrečt

daar hênen,op dat de Godvruchtighelezers zullen Ä verſtaan: hoeonveyligh het

is inzo wichtighe zaken afre zwerven vanr ſ

ſ

.

Rij

ccn


Ä totte ware

. . .

eenvoudighe wöordt Godes, totte dromen onzerherſſenen. eñnoch: maarwytercon trarien, omnierindezelvegracht tevallen, laatonsooren, ooghen, herten;ghemoeden ende tonghenghantſelijckveſten opte hey ligheleere Godes. want dat is de ſchool des

aſderbeſten meeſters, te weté des H.gheeſts.

dat zepdtumeeſte.. al. Joan. 89 Henricus Hullingerop Apgr cap.13.pzedic.58.fo.zio.verſo/ſchUüftalzo: Opte zelvewyze heeftoock de Antichriſt in zijn Pauſdom de waarheydt der Schrift in twyfelgheſtelt. dewelcké hytotalder tijdt, alsonvölkomen, donckereñtwyfelachtigh

yoorgheeft. endeterſtont door dezeoorza ke dringhethyzyne traditien, ghebodeneñ menſchen inzettinghe &c. inne. Eü noch aldaar: Derechtegrondtende fundament Yan allezaken in het Pauſdomis, te weten dat de Schrift onvolkomen, duyſter, ende guaadtom verſtaan zy.ende daaromme,be hoeftmen de traditien van het mondelyke Claſ4l

der Ä Ä 90 Ende Petrus fEYa

a.4.loc.4.tal.

. . Nu zegghen zy (de Catolyken) # de Schrift duyſter zy . maar de vaderen waren

oock duyfter, daárom men behoefde eenen Magiſter ſententiarum. Doenudeze Magi ſtermede ſcheen duyſtertewezen: zo waren daar van by nanoo.de oneyndtlyke uytleg ghinghen. eñ hier uyt zijngheſprotenzeer Yele Sečten,onderlinghenzöonéens zijnde, datmen de

Ä Schoriſten noemde,

anderen Thomiſten, eenighen Occaniſten, ende anderen mct andere namen onder

ſcheyden. --

-

-

-

Zs


Kercke Godes.

Fol.19e.

-

91 Zowas mettéuwen numede nietghe noeghtehebbenbenevende 2. Schzift/des helöofstwaalfarticulen vooz eenkotin oudt vande heplighe Sch!ift: imaar ghp

imoeſt u daaren boven noch zevenendeder

Ä

/eil daar tigharticulen inubelpdents bové noch dichtenu Catechiſmus uneerdan twintighmaal grooter jude/als detwaalf

articulen des gheloofs. . . 92 Welcke üve Catechiſinale gloze mede nochte dupſteris gheweeſt voozuvolerken. daarö die dupſtereglozealreedeal van node heeft ghehadteéandergroter gloze/ommet d'een dupſterhepdt dandertcverſichten/of ombeter tezegghen/noch meerteverdupſte ren: namentljck vierende vijftigh Pzedica

tienineengrootboeck/behalven demondt

Ä vande Catechiſmus/ op de3e uwe epnder gloze/als eenglozederglozen: 3. Benevendewelcke unen dagheljcrme eheeftte verwachté noch meer andereglo enopten Catechiſmum; ende wat anders anniet alleen oock uwe Thomiſten/Scho tiſten/ende Decaniſten: maar oock Ä ghenaflepdinghe vande P. ſchwiftzeſve:dat uwe aanhangheren tijdt zalghebzeken om die telezen/vermits d'onledevandemenigh te/ende degrote der Catechiſmaleglozen. dan de H. ſchziftunede weder zoon 94 eplighghewozdé/datmenzonderuweglo

j

1 der glozen/de ozen/herten endeghemoe

enmietgantſelijckenmagh veſten optelere Godes? dit zepdt u neeſter Calvijnzelfte

wezendeſchale des alderbeſtémeeſters/na meljch deshewlighégheeſts.is die umwe derzo verdachtghewozdenendezoghelick daß Rug


nijÄ

Äber dat uvepligher atmenſc e verzierde Ä endezekerder zaltu evepligher zijn (zo Calvijn vanden Cato -

Ä

-

pkenzepdt) te zwerven vant eenvoudighe Wooydt Godes tot dedzoméuwer herſſené?

EPfhpdatmede van ughepzopheteert #eeft/n mindan hp zultrheeftghezepdt

iet

vanden Catolpken/moghenzpmercken die welzien/dat ghp den Catolpken pooghtte haventeghaan/nietalleenint willen alleen ghehoo!tzijn in huerpzedicatié/maar oock mede daarimne/dat Zyalleen demacht tat

hter namenvande 2 Schiftureupt teleg onvol

koméeñdupſter Ware. ghen/als of die Mopendehetlezen/bcwaren endepMac 96 tizere

n/bpudäarbpgheſtelt/enraackt mp nietatoos/danu Zelf treft dapperlijckhet Woodtpºactizeren wantmenzietzo opent lijck doozgaans/dat ickniet uninder het lee rendoen/ofintwerck byenghen/vantghene wpmualinde theoype of verſtandt hebben eermé zalbeſtaan nieuwcleſſente verſtaan: als ghpdoozghaans (zooock noch ſtratrzal blpken) naälle vermöghenarbepdt/om den menſchen van zulckpzacktizeren op tehou den endete beletten:dooz een onophoudclpke weetzuchtighepdt/van ältjdtte hozen/vant beleven des gheens men ghehoozt endever

ſtaanheeft. recht ofmélezenende hozenzou de/nietomte doen/maar alleen omte ver ſtaan:endedit noch alondereenſchijnofghp daar ernſteljck toevermaande.

Pedicanten. 7 Hoe ſlapende traagh darwyzijnomte eij, ende int Ä telegghcn, Ä -

-

-

«

-


Kercke Godes. Fol. 1or. de Heereons leert endeghebiedt: Item hoa verghetel datwyzijn in Godlykédinghen, ghetuyght de Schrifture, ende roept deda ghelijcxe experientiezclf.

TDe Schºpver. Jckhebbe Ä dient hierno # datmengheéepckelen;veelminkafbehoeft/ daar zupvere tarwe ghendegh is . CDpten gedickſtoel vooy clckerljck uagh / zowel

lsinde Hupzen bp3onder/gelezen wozden de Godlphe Schzift Ä die deshalven immers uwe menſchelpke glozen nietenbes

hoeft/zo nual meermaal uptuepghenzeg ghen oock is bewezen. 99 OfÄ ghp nu van onWaarhepdt# epdtte hebben rechtelick moghen beſchul Nighend Apoſtel net klaren Woodentup ghende/dat: Alle ſchwiftis van Godeinne ghegheven/endeoozbaarlijck totlceringhe/ etc. 2. Tim. 3.6. TOt

Ä

1oo Gfzultghplupdédaar innemeeraan

ziensendegheloafshebben bpdenmenſchen Dan de P. ſchUift ? die beveelt onsmededat Wponszelvenzullen vermanen alle daghe heet (Heb.3.13.)zal dewple het noch

Ä

Abraham hier oock niet meghentotuzeg ghen: zo3p de H. ſchgift zelvenieten achten?

Zpenzulléuweglozémiefachté (ILuc. 16.31. 1o 19 pºedicken mepneick hier/dieniet enbewüſtdat Godu heeftghezonden/ende niet die blpken wettclick ghezonden tezijn van Gode, wie zoude zulcke niet begheer

Ä aluroepen isvergheefs/

5odnietenrgept:hpkanleeréalſtnoadt #(3ootnubljc kt)zonder menſchen dienſt:

s

JR V.

deze


Aanwyzinghetotte ware

dezeenhelptniet altöos (alwaarzpoock 3a opecht als Pauliende Apolinus) zo Göd zelfniet en zeghent met waſdom. Boden verzupmt dehertémietteberepden/als daar

alghoede leeraren zijn/aleer dieÄ wozden. ditbleeck aandie ghpzelfghewoon zit voot te halen/namentlich den NBooz nan (Acto.8.) Coznelium (Acto.10.) ILp dtau/ende andere.

Lalhp dat nuverzupmen?zoudehp/

1o

dienuzendende totte P. Schzift/argherbe raden danhpdevoanoemde beriedt/ofhpze andt/tor Petri/Pauli ende der Evangeli en Schziften?Ickzegghenu/als wp Ä Paulum Petrum/noch Evangeliſten licha meljck/maarhuerbeſtedcel hier hebben: eü daarteghenniet en hebben dan eenmeni

teverwerde/zelf-lopende eude vleeſch twiftpzedickers.

2edicanten. 103 Wateenkracht by delevendigheſtem meis intbeweghen,aanporren endeverver

ſehen der menſchejke herrenje zinné, hebben alle menſchen altijdts cendrachte

lijckbekent.

TBe Schºpver.

e

WPateenkrachtis bpde rethorpkelp kekonſt (die ick doch nietvelebpuenverne ne/maarbpuwemeeſteren wel/zo qualijck de Ä welſpzekenheydtmagh heten) om en menſchelpke herten met konſt-woozd

te

benevelen /vant rechtemiddel afte lepden nde recht krom; oock krom recht te doen hijnen: hebben d'alderwelſpyekenſtemen

chen Welterecht verſtaan/ende **

-

-

-

"Ä gT


Kercke Godes. Fol. 102. eradé/inrecht niettoetelaten:dat dewel

pzekendekonſtenaren der rechteren harten tat haat/ ofjonſt/ tot ſtrenghepdt/ of tot bermhertighepdt zouden beweghen ein alzo hetrechtonrechtzoudemaken. 1oy Roemtunende wareleerete recht een ezondelere/omdat 3p den krancken; haar oyende ende volghende;ghezont Unaackt: 3o

-

enzoude menu mondelpieglozen/omdat zu pandelevendmahendegheeſt der Schzifturé inghever/aftreckt tot udoodtſlaande dup dinghen: met ghelpke waarhepdt moghen noemendedode ſtemme/inthoudeneñver

Ä der menſchen

herten inder zonden

oodt: vermitsuweimputatpvekuſſentgés eñommoghelijckhepdtspoeluwen van ghe oo25aaunheydt/ die ghp onder aller uwer

hoozderen ellenboghen ende halzenpooght telegghen.zoudedat deleyende ſtemmnezin? 1o6 TDerechtelevende ſtemumeis des Da

ders ſtemme/ die ons zo krachtelpken tot Chziſtumroept: datalle/dietvanden Pader hoogdteüleert/tot Chziſtum komt (Joan. 6.4J.)hemaanneemt (Joan.1.12.) endehet

leven heeft (Joan..45.) want zulcke heeft denghenendiezelfhetlevenis (Joan. 14.6.) eñhet bzoodt des levens(6.3 J.) daar deziele bpleeft (Mat.4.4.)

97 Zegt nu mannen ofghp zodanighen

levendighenſtemme oock hebt:älsdeſtem me Godes is/of als Chriſti ſtemme/diede dodenhozende/levendigh maackt? (Joan. I 1:2 J.)

108 Alle die vande levende God zyne le

vendmakende ſtemme hoozt die komt tot Chziſtun/diehetleven der dodeniseñ Ä -------

-

U


Aanwyzinghe totte ware deninhemlevendigl. iſt 3omet deghene die uſtemmehozen?isuſtem Ä leven dighenſtein? Werdenze al in Chziſto leven

digh dieuſtem hozen? 69 Gfghclückt u levende ſtemme beter der

Ä ſtemmen; die om eenhandt vol

gherſten endeeens beten boedts wille/die zielen ter doodtveroodeelt / die doch niet enzoudé: ende die tenleven oodeelt/

Ä

ie doch niet leven en30uden/dooz huer los

Ä (Ezec ondert volck/dat ghaarne loghenen h. )datis;die den godlo oodt? h oodeelteñdé rechtvaar # rechtvaardig13.19. ighen verdoennt? Pºo. 17.1 J.

o Datzoudemannéveeleereendodende daneenlewende ſtemme zijn die dodet/maar niet levendigh maackt oock en roemtzich dApoſtel Paulus miet dat 3pne Ä zp in beweghelpke wooben unen

Ä

chelpkerwijſhepdt (datis konſtomdeher Tente beweghen) maar in beWpzingheghee

ſtelpker macht. 1. Co2.2:4. . 11 Reen/het Evangelum is gheenretho rpckelpke konſt-pzekinghe/maar hetiseen

kracht Godes (äom. 1.16/1.Coz.i.18) het woodt Chziſtidatinden3pnenwoomt (Col. 3.16.) zoditwoodtis# soockzin ſtem ime.diedan Chziſtum heeft / die heeft zijn woodt / twelck is het woodt des levens (Joan.6.68)die datwoodt des levésheeft die heefteenlevéde ſtemme/die zulcke hooyt/ die hooytoock delevende ſtemme/doo levé

de/ghezondeneende waretupghen Godes. 12 . Doetuublijcken dat ghy zodanighe tupghenzit/CPhoeghaarne zullenwpuwe lebende ſtemune/ickzeggheniet alleenhoYen/ -

-

Uli RE


Kercke Godes. : . Fol.103. maardieleyendekracht Godes in onze bc -

Ä met vzolpkerherté ghevoe Godedoozumiddelloven en/ende

/dancken

endepypzen unet eenen levenden ende hepli ghen Wandel. 3o verde iſt vanonsdatwp.de

rechtleyende ſtemme zoudenverachten: dat wpterliefden van haargheene dode ſteuuné pet moghen achten. A >"

P?edicanten.

x 13 Wat wildydan den menſchen van het horen op het lezen trecken ja op een paar uren lezens, omcen maandt ofte jaar tijts tepracktizeren.

De Schºpver. 1 14 Pier vooy hebbe ick ghezepdt dat ghn

ondereenſchijn/als ofghpoockmede ernſt lijck vermaande tot het ghehoo!de te leren

doen/daaraflockt dooz een onophoudelpke Weetzuchtighepdt.datmijn 3cgghen betonen

nudezeuweepghenwoozden waarhepdtte wezen. oockzietmen hierhoedat ghpmpne woozdenhoudende:ende welzo vele in een paarurentijdtslezen/dat ghp een maandt tijdtsjaeen jaar lang Wercrghendegh hebt

pundattebelevenendedatintwercktebzen ghen/de laatſte verandert in dat Latijns WOoydtp?actizeren.

s

-

Gfdatnu is om die mvne wooºden diempnenzinne daar recht uptbeelden/ende uweleere des aanghaandete ſchande maké. te verdupſteren / endelichtvaardightedorn

ſchpnen/als ofick handeldevan cenigh on nodigh Ä tepaetizeren/mooghtghy

beſtweten/ick weetsniet.zoudedante

# ET


,

etotteware Ä,dat Aanwyzingh Höd Ähebied een lichtbáät ghp?actijckgenzijn I

º "# ick pemändt pooghdete trecken

panthozenpzedickenderontwpfelijck blic kende zendtboden ChYiſti / als mez weet

Paulum/Petrummet d'antere Apoſtelente zijn gheweeſt/tot hetle3en van Werhooft

leraren glozen/wie zotide mp dgaromniet metovergrootrecht moeten beſchuldighens 1 17 JAupogheick den menſchen aftetrec- ken van aller menſchen mondt-glozen die

doch gheen Apoſtelen/noch oock gheenware

Ä zelflopende Pze icanten zijn/tothetlezender

H. Schzifturen/daarmé Paulum/Petrunt/net d'ander

Apoſtelenende Prophetenzelfhoot ſpeké/ Ä Ägh mp daarom met recht beſchul jen?

-

118 Maarnadiéghponghezondeme byeé delinghenmeerpooght den menſchentother

hoen vanuwe(niet Godes)woozden dieön warachtigh zijn/dantothetlezen vä Godes

woodendooz zwnen H. gheeſt ons ontwpfe lijck inde B.Schziftbetupghtwezende: wat menſche; maareen voncrké Godlpker vzeze hebbédezzalu/väuzelfs in Godesplaatste ſtellé/doch eenighſinsmoghéontſchuldighé? 19 Jck doemijn beſte om den menſchen tetrecken vander zelflopende

Ä. Ä Ä

zedicatien/die vol d ijn/tehozen:tot de lezinghe der vepligher Godeingheghevenzijnde iemietdanlauterewaarhepdtinen houdt: endewyze voots vanzulcklezendat m

Ä

ſtichtelijck is/tothet belevenende int tebzenghen vant'ghenemen daar

"#

-

-


Kercke Godes. _

Fol.104.

berſtaanzalhebben Godeswille te3jn dae Wp3ullendoen. 12o Pemandt op aarden trede hervoo!/ -

die zulcke mpne aanghewezeneraadt met harenommeſtandéupter Schzifturêtupgh niſſe beriſpen/ ick wilnietzegghen verbere

ren/kan/heefthysmacht: däarteghenzie ickniet hoeghp/ofwietoock nagh beſtaan/ uafwpzen van Zulckiezen der P. Schzift/eit aanwpzen tot üwe mondt-glozente hözen/ verdadinghenzalkonnen. 121 Immersickderftzelve noemen een onnutte ende verlocn moepte: dat bewjs Ywilicknietlanghe vertrecken. Zooztmaär. niemandtenmagh ontkennen/dat hetepn de/niet alleévantp2edick-hozen/unaar oock vantlezen der lve/niet enig alleen omhet ghehoo.de/oft ghelezenerecht teleeren verſtaan: maar cun hetÄ INLIN

Ä

verſtaanheeft recht tewezen/gorkinetrech ten ernſteüopzet dadelijckte leeren doen. 122 MBiemaghmeternſtveevzaghcn/ho renende lezen omupt veleonweghen eenen rechten wegh te leeren kennen: als hp wil noch opzeten heeft/ounne dietebewanderé

endedäardootekomen terſteden daar zp leedet? Deesweghis hier Chriſtus (Joan. 14.6.) die leedetzpnen wilvaardighenavol

Ä Ä Ä Ä Ä /van TOt

NL

Ä

in gheenen dinghen huer epghen/maar in allen tsdeghehoozzaamhepdt die Chi I 23 ſtusonsmetzpne woodeneñ wandel heeft gheleert/ende dtts.de onderdanighepdt die

Hodvan onsbegheert. ghelooft ghpzuler hier opten wegh/daarmen Waudert (nietÄ LU -


Aanwyzinghetotteware neen/ghpwederfpzeeck die mogheljckhepd

) oockmog den Hemeldaarmeñruſt t alsketterpe. 1 2.4

Ä

Ä ghpoork dat niemandt - -

-

- - -

- -

-

- -

-

1net ernſt wil of vooznemen magh hebben/ pmte beſtaan (3Wpghe doen) dathp onino gheljckhoudtomghedaaute werden neen/ inaardat bekendpin openbaretndºucke.ma dienghpdäonmöghelhckhoud dezé voozß wegh van onderdänighepdt tenepndetoete bcwanderen/zoen undoghdp(nauweepghen wooden) gheen ernſt/wil noch voozneuten hebbenomdenvooyß eenighenrechtlepden

denwegh ChriſtunnJeſum;tebewanderen:

wat maghmen zulck upgedick-höozen dan och anders metrecht noemen daneen ver --ozen möepte? 125 Gftupght d'Apoſtel Paulus/dat niet deswets vooz de doëders unaarde ullé wezé?(Tomt. Godegherechtvaa

Ä

2.13.) neen/maar daarſtaat recht anders. die dan nieten verkrüght/t gheenhpomar bepdt/dgetdieniet verloeninoepte doenzp dan verloren moepte die Godes wetz ozen/alszpdie mieten doen: wat doenzp r uweméſarna che an/die/miet Hodeswet/maadeni etda Ipke mondt-glozenhoYen/en

Ä

endoenghpmoet bekenné verloren 126 Maar die zo ghoedthertighmoghen keonwareglo zijn/datzpnauwemenſchelp niet doen alleenper zentrouwelñckdoen:en JoYenmaar verderflpkemoepten: als die 3o.

velete verderuptenrechtenweghe/die Chzi ſtus is/lopen/ende daar afte verderflpke vervzeemden: 3o zpmeerdan anderen daar inne pverigh loopcn/ niet anders dan een


Kercke Godes. blinde

* Fol. 1of.

an Älopen Ä

5pneſnehepdthem des te verder doetdolen bandenrechten Weghe.

127 Anders doen de Schapen Chziſti /die Hozen/kemmen/ende volghende ſtemme hue

ren Fäechtleedenden Perders (Joan. 10.3.) maardeſtéme der valſche Pzopheten (TDeu ter. 13.3.) der bedzieghers die huers herten domen ſpzeken (Sercun. 23.16.) der onbe kende dieven (Ioan. 1o..8.)ende der bloedt

ſtemmé (Iſa.33.1 J.) enhozen3pniet/maar ſtoppenhuer Oozendaar voo!/ twelck doen

de zu den Heere alleen hozen ende ghehooz 3amen.

128 Banthonender Pzedicatien/allerzo danigher Picdicanten nict levende/maar DJodt Ä ſtemmen/ die zelve leerende der Dpoſtelenkercke vervallen tezijn/endezon

der den volckehuerzendinghewetteljckbe wezente hebben/totzichtreckenelck inzpne opgherichte kercke/ſcheuringhe/verſtozin

gheeñ Secten maken onder den onbehoedt Zamen ghoedthertighe menſchen/endeniet van warezendtboden Godes(die zulcrisen alt 3ich nietaantrecken)bekenne ick ronde

ijck tot voozhoedinghe vander menſchen eeuwigher verderfniſſen/hueraftetrecken/ endediezelveaantewpzen(dewplegheen ze kerhepdteenigher warachtighe 3endtboden Godes; totzo groten werck nodigh wezen de; voozhanden zijn) vander menſchen

mondtipke of ſchziftlpkeÄ VKIN mpneuptghegheyen Ä en mede zelfaf/ tot het begheerlijek ende ootmoedigh lezen der Godhpker Hchzifturen/niet on

#

maaromnodighekenniſſe.gmºobei


. . . Kanwyzinghetorte ware Benlieven 19ader des lichtsendealreghöeds ghever/déghelovighen bidderzulc bedetewep

Ä

j3pnemoodturftighehertelpke LLE»

P?edicanten. 129 Tercontrarie, ghelijck Paulus Tima theobeveelt aante houden met lezen, ver

manenende leeren: alzo verſtaanwydat de zelve Apoſtel met eenen den ghemeenen Chriſtenen ghebiedt, niet alleen telezen, maaroockaante houdé metten vermanin-

henende leeringhen aante horen.wantzal

# Dienaardes woordtsvermanen ende lee-. ren: zo moetender oockwezen die de ver maninghen ende leeringhenhoren. zalhy aanhouden in zyn officie, zomoeten deze oockaanhoudeninthare.

TBe Schapber.

-

13o Tist'oude.zondertebewpzen dat mandtuwer Tinotheus is/3ondertebe wpzen dat Paulus of Chziftus zulck bevelu upden heeft ghegheven/ endezondertebe wpzen wie vanuallende wareApoſtoliſche kercke is/en mooghdp daar niet metallen anders medebewpzen: dan dat ghp3onder

zendingheendekercke van zelfsnäaapt der zechten handel/vermetelijcku oſt 3elve Ä plaatſenſtelt/epghen ecten/ghern kercken Godestimmerteñ hetonnozelt volck jammerlpken in verder Vens

weon Ä lepdt.maar van dezeu eghmoghen

Ä

hebdp gheno zien hier voozint zevende Hooftſtuckende

wpzet

dooughaans/dewpleghptzelvedeuntgen/al aaneenzungt.


Kercke Godes.

Fol.106.

Än,

131 Ghelyck oockdezelve Apoſtel hernar maken ſteltby het planten, aanwyzende dat de Dienaars altijdt volharden möeten, om

door de Godzalighe leere de menſchente doen waſſen in kenniſſe ende in dueghde. alzobeveelthyons dcze beghietinghe waar renemen, twelck gheſchiedt doortgheſta

dighhooren des woordts Godes Ghelyck Möyſes eñ de Propheten op alle SÄ inde Synagoghenghelezen ende oockuyt gheleydt werden. Ä ginghen de vromen öp alle Sabbathenom hetlezenende uytleg Ä van diente horen. -

-

TDe Schºpver.

132 Äſtniet noch alweeraantzelve wat ghaat Pauli endederwaren Dienarendoen ulieden aan ?uzeggheick die niet bewpzelp kenaanen wijſt dat ghp Pauli/dats Apo

ſtelenende ware TDienaren Chziſtien3jtin zjn ware kercke. elck uwer zepdt zich een dienaar Chziſtitewezen/maar niemandten bewijſtdat. pemandtväaller uwerverwer dekerckédienaarbewpzezichwetteljck een waredienaar Chriſtitezijn/totzulckwerck

vannatten: niemandt van alle Hodvzeezen demenſchen enzal verzupmé zulckzjn nat renwaartenemen. 133 Dºpmoedelijck neemdp uaan tot u -

ÄÄ tezijnt'gheen Jeſus 3pnen Jon

gherenbeveelt/endet'gheen Paulus denzp nenghebiedt/daartoeghpuzelveoock ver

waandelijckwaantbequaanitezijn/hoewel zuler anders ſchfint upthet bewijs van uwe

wiſtvzuchten;hebdp.dangheenvzeezevooze Gſ

9UNIQs


Aanwyzinghetotteware ontmoeten onder den uwen van eengheeſt die Jeſumwelzepdtte kennen ende Paulun 1uede/maurulupden niet?

13 J

Debdp inder waarhepdt zulcke laſt/

tööntſe.toontdat ghpware dienaren Chzi ſtizijt tot zulcken dienſt/als Paulus was:

demenſchen die Gode van hertenzoecken/ zullen tonen dat 3p Chiſto in ughebieden

Ä zijn. Lievezegtons/Waarefi

wienzalmennuhogen tot äomende Cato

lpken tot Wittenbergh de Vluterſchen tot eneven de Gherefoineerden? tot Zurch de Twinghelſchen?ofin Jºerhemden bzoc deren. zoudeditmenſchen holen die onghe

Ä er zijn dan deheplf # zifture telezen metaandachtende

3ondenzijn/nu

Pºedicanten. 136 Zylietent nietblyven by een weynigh

lezens binnens huys, ende by een eeuwighe meditatie der verzakinghe haarszelfs, ende opzegginghe hareleſſevoor déHeere: maar zyghinghen dickmaalhoren, hoevele haar. noch aande kenniſſe eñ verzakinghe haars

zelfs ontbrack, endehaalden dickwils een nieuwe leſſevanden Heere.

TOe Schºpver. 137 Dfghpalles wät endehoezpdedenza puntelpkéweet/enweetick voozwaarniet imaar dat weet ick weldat ghp die ghelovi ghen der Apoſtelentpdendaarzoonbeſchep delpken /int gheennadtrSchzifturen ckeer # recht beriſpens verſchuldet:datzoi bé verſtandighé3ochte/hardeonghaarne 3ulcke onwpze pºpzers ghepzezézoude

#

Ä


Kercke Godes.

Fol. 107.

138 Ghp zegt daaronder anderen datzpt nieten lieten bpven bpde opzegginghe hare leſſevooz den Heere. watis dezeleſſe? ong

zelfteverlaten ende Chziſtum nate volghé/ nietindeeerzuchtighepzaat/maar indeghe

hoozzamedaat. watis dit anders dät'qua dete laten/dat Wp

Ä endet'ghoedete doen

dat Chziſtivoozbeeldtons leert? 139

Sierzegghe nu pemandt die verſtandt

# : warmenbeters maghdoendanſtade jck die leſſe op te3egghen/niet net de roem zuchtighetonghenmaarunettendaadtvaar dighenhandensis hpniet Hode in Chriſto Ä die dat ſtadeljck doet? wat epſcht Bodmeer van onsº die altjdtvau jnepghenwilleruſt/ende doetniet/dandat weetdat Hodzelveinhemwil/jazelvein Zülcken Sabbaterende menſche zün wille doetswatieertons Thuiſtus oock anders? 14o TDie heeftons dezelveleſſeghegheven/ endezelfvooz ghedaan:wanthpnieten was

ownen on3pnen/maar om zijnvaders illete doen. Zo hadde henudeleſſedade lick naghekeert/diedaarzepde:ickleve/miet ick nu/maar Chriſtus leeft in mp (Gal.2. º2o.) ende zog

en Petrus metdandere

jongheren intwelopzegghen endedadelijck neiidoé van Huerleſſe/willigh/mietdaar 3p wilden/maar daar zpgheleedt worden?

Ä

.18.) als 3phuer verblpdendatzp

Waardigh Waren on des Heerénannen wil

leſmaadthepdttelpden/Attoz.:41, 141 Derſtädpmannen/zelveal wel/ditwel leeren verſtaanefi Welleeren doen van

Ä

leerde verſtandt?verſtadpoockwatdeze inne heeft/ende wat den “FFin S Ä l?

-


Aanwyzingherotte ware ditles opzegghen?dat betoonende wooden iermiet/vanu/die zulcrbeſtaat anderen te

eeren. Ghy zought/3ootſchunt/datuwe jongheren nieuwekenniſſezoudeontbzeken: 3o 3pſtadelijcknaarſtighwarenindevooyſz eerſte leſſemetter daadt Wclopte

Ä

datblijckt dat ghpmeerradettothetſtadi

hovenpzeken:dantothetſtadigh leerendoé

vantghenezpmual weten antwpfeljck des Heerenvilletewezen/dat is huerzelvente verlatenende Chziſtumnatevolghen. 142 Wat is dat doch anders dan opten wegh/die Chriſtusis/ſtadelijcktevoozderé die op eenwegh ſtille ſtaandedupzent Pzedi

Ä

ranten hooztpzeken/hoe gbeſteltis ende wat daaroptezien is/als hp eenmil

## Ä Ä Ä Ä die

-

enen welveelrelepe verbeeldunghe

ghen vandédinghé die

noch nieten

Ä

Zien /hpzaldaaraockafkonné kla als een blindevande verwe:maar dieopté wegh ſtadelijckvoozt ghaat/zalkomenterplaat

Ä

ſendaar die n/ende dezelveWaar lijck kennen/al enhooz.de hp PAeken

altoos/dan3pneaanpoºrende ernſtonmet ſtadelijckvooztghaan hetgheleerde verſtant te volbzenghenindehandt.

r

143 MBpzienaltſamenvoozderdanwpzjn/ teweten dat binnenons ghezichts Ä is intlicht/zg als hetis/endemoghendaar

omme deſſelfs ghedaante inder waarhepdt kennen.maarwat voozderis danonsghe zichtmagh berepcken/enzienwpnietzo alſt is/zulerdat daardickmaalt gheéeenboom is/eenmanſchijnt: dat eenmanis/ eenwjf ſchijnt: eñdat Zanis/Pieter

bin.Ä

-


Kercke Godes.

Fol. 108.

bebindtintwooyghaandenaarderkomen. 144 JBennememudatpenandts ghezicht opzechtekenniſſe berepcke van hondert tre

den weeghs: zal hp blpvende altjdt ſtaan

zondervoortgaanop zünoudeplaatſeoock immermeer warekenmiſſe moghen bekomé

(menpzedicke heunende hphogeſchoon alle zure) vanden dinghen die twee honderttredé weeghs van heun 3jnºmen moet neen be LT.

14

Een anderzodanigh ghezicht mede

hebbende/ ghaat

Ä

tot hondert treden

weeghstoe/zaldeze/alenhoozdehpniet een woodtpzedikens/niet ware kenmiſſe mo en/jamoeten hebben/vandendinghen die treden verder zijn/dan daar hp te bozen was? ick ſpxeke vandeghene dienual

Zoveletnder waärhepdt hebben leerenver ſtaan/dat 3p van

zelve tot Chziſtrmn

imoetenghaan/hueroude ſchoenen verlaten/ ende3jnvoetſtappen vol / die zelve de weghts/ende niemandt daarop ghaandeen

Äs ghaat den vooztgangherint dade # Do lij Ä van3n voozſ3 leſſe/altijdt znieuwe kenniſſe van zelfop. want hp kommt verder van zin dupſterniſſen/naarder in Ohziſti licht/daar henutelcken openbaren dinghendiebptevozen niet en hende/oock dewegh3elve/die haarzelve zulckenvoot ghangher altjdtmeerende meer bekendt maackt/3o dathpniemandt daaromenbe

hoefttevzaghéof nieuweleſſentebegheren. 147 Zo leertmen al doende doen/ veout ghaandeopten wegh rechtwanderen/ende o3amende ware ghehoo Chiſto 38ants CD iij -


Aanwyzinghetotte ware

3aamhepdt/endedatis van deenklaarhepdt tot danderopſtpghé(2.Cox.3.18.) zo volgh (als 3pnen Wegh) dat

de Abzaham

Ä

Godtothemſpzack: Ghaat upt dpnenlan de ende dpnennaaghſchappe/endedjns va dershups/ende komtinden landedat ick dp

3alwpzen(Geneſ. 2.1) endezovolghdende twee jongheren Joannis Jeſum/die huer maarzepdeophuervzaghe/waarwoonds: komtendeziethet. ziethoeeenvuldelijckdat zpvolghdëhet

Ä des levens wegh

is/ende zynennavolgherste rechtleedet:als 3pmaartrouwelijck net ghehoagzame upt gang htters zelfs dat wegh-wpzendewoözd

3onderveelöndervzaghens natreden. 148 Die 3o met ernſt zonder vootghaan indenwegh des Peeren; tt. Chiſto; wandelen/envzaghen mietvelena denwegh/diehaar zelve vooz zodanighen opent ende wijſt. zyen behoeventoockniet van Pedicanten tehogen nöchtevzaghen/ hoevelehuer noch aände kenniſſe of verza -

kingheontbzeeckt/wantint dadehºckvoort tredenzien ende ondervinden 3p dat zelve. behoeft/jamaghméoockvanéenanderlee ren verſtaan/t'ghene elck zelveinder daadt RNOL gh ngh tuſſch

Ä

I49

E

g Lettel

aller

ER

twee Steden eenmple oftwee banden ande renlegghende/3o dathp vandcn eenen upt

ghetredenzijn.de/omte ghaan nadenande ren/diehpoockvan verremaghzien/maar dupſterlijck. deze ſtadelijck voott ghaande laner den rechtenweghna.dander/bpwplen ommezietnade Stedediehp verlaatzzalhp Mietlichtelijck 3elve unoghen/ja Moeté

Ä

-


Kercke Godes. Fol. 109. ken/dat de verlatene telckengheklepnt ende iggheWozden in -

-

ÄStede/groter pneno

-

-

so MBiejarighwezendeheeftzulerintrep 3en niet bevonden? laat de Weet-ghierighe verlangher 3pnenghennoeters vzaghen/zon der noodt t'ghene hpzelvezietmet3pneoo

ghen/maar iſthemnoodtlückom vzaghen? dat maghmen nietzegghen, laat verzochte zienders vzaghen/maarzalhptblindenvza ghens die moghent zelveniet zien/veelmin anderen recht aanwpzen Lowepnighals jzulck ſtadigh voozt hangherop zodanighenrechten wegh/be

eft te vzaghen hoevele hp ghevoozdert heeft intafwpken van d'eene endeintghena

kenvandander/alsdienuzelveziethoeveel d'eenklepnderende onkenbaarder/eñdam der groter endekenbarerisghewozdéinzijn ghezichte/dathemniemandtszegghé/maar alleenzijn

enztenlijck bevindé in waar

hepdtmagh doenweten.

1 2 Zowepnigh iſt eenſtadigh vooytgan

gheropten wegh des Liechtvaardighepdts/ die Chriſtus is/vande aardtſche Stede der 3ondigheghewoonten des oudenmenſchen nade Hemelſtadtderdueghden des mieuren menſchen/nodigh on anderen te vzaghen hoeveelhpheeft ghevoozdert/ende wat henn

noch ontbzeeckt: ghemerckt hp te rugghe iendebeterzelfkanmercken/hoedupſter eñ lepnde verlatenaardtſche/eñhoekenbaar debegheerde gemel-Stede/in 3pnen oghen

isghewozden/danthemeenigheziende Pºe dicanté (hoevelemin blinden)komévzoedt maken. wjſthuer

deugge haar #


Aanwyzingherorteware endeweten 3pwaarzpghaanende wathuer nochghebzeeckt/watnaodt iſtzulckevoozt aanderepzighers zulcrvan blindelepdtſ »

Iupdeutevzaghen?

,

1 3 Ten ishuer dänietnadigh noch oock nietmut/maarwelſchadelijck/alswezende een Serpentijnſcheweetghierighepdt: die dé

menſchenafleedet vant welleerenleven/tot het veelleerenweten: nietown devzucht van

datte doen/maaromdeluſtvandattever ſtaan.dits nietdan verkeerthepdtendepdel hepdt.want menleertnietwetenalleenlück omdatmenthovaardelijckweten/maarom datmen vzuchtbaarlijck daenzoudedatmen Weet. hetleeren verſtaan/ttswaar/ghaat

vao/maar daarvoighthetleeren doen.her doézonderverſtaanisquaadtwerck:maar hetleren verſtaanzonderdatte doen/ispdel werck verlozenwerckendeſpotlückwerck. 1 J4 Zyhaalden dickwils eenmietweleffe

Vanden Peerezegdp.hoedat vooztghaande opten wegh/daardoozhueralzoint beleven bandeoudeleſſe van zelfseen nieuweleſſein Chziſto (als voozis ghezepdt) verſcheen of lleſtaande/endezonderd'oudeleſſenochte ommen welop3egghen?datis/doendetrou Weltjck t'ghene 3p nu al haddenleerenver

ſtaangoedttewezenofzonder teleerédgen t'ghenezpalhaddenleerenverſtaan/intſpe TUleren ledigh zijnde?

Zegby doendezulcr/ended'oudewel konnende inder daadt/ waaronnne b

ghP unpnéraadt dan/die zulcr endemietan ders inhoudt? zegdp ledighlijckſpeculeren

de endemieuweiuetenſchap zoeckende Ä degheleerdc/noch hebbé leeréwelintw -

3

-

-

“-

-


-

1bten

Kercke Godes.

" Fol.1 1o.

Ä ghpzolaſterlick

endeſchandelijck deghelovighen vander A poſtelen kercke ? is dat nieteen wertzucht gheende Serpentijnſche begleerte vanon

nodighewetenſchap 136 Diewas Adam verboden/mutteende nodighewashem gheboden onder die Wooz den Godeg:eet van alle bomen des luſthofs/ (daaronder oock Was deboom des lebens/

Gen.3.22.) ende d'onnodighennaar ſchade lpkewashem verboden: nnaar vandeboom

Ä endeÄ / er Ä mieteten (Geneſ 2:16.) Degheboden

des

eſſenoch mietgheleert ofvolbzacht hebben de/teweten/noch mietghegheten hebbende vandenboom des levens/leerdehptzünder ſchaden/tgheen heumniet gheboden/maar Verboden was. -

1 7 Padde Adam degheboden leſſe eerſt # edaau/hpenhaddede verboden noptbe ſtaan. want hp zoude eenweljck ghcleeft hebben. ditbetupghendewooden des Hee ren: op dathpnietenneme endeetevanden

boomdeslevensfeñleveindereeuwighepdt (Geneſz.zz) Kuliet hp de gheboden leſſe Godes/ende leerde des Serpents nieuwe

doodtsleſſe. wat was dat anders/danon nodighejaverbodenleſſegheleert/eerdat.de nodigheende die gheboden wag/inder daadt Was gheleertendeghekommen. -

18 Jsonsaltſamennietverbodenhoog wijste zijn (Äom. 11.2o.) meer te Willen

weten dant behoozt? (Läom. 12.3.) meerte willenwetendant van nodeis (Eccl.7. 17.) weldupdelijck: die noch zijnbevolenlesniet enkandoéZootbchoogt/enheeft gheen

Ä

g


Aanwyzinghe totte ware keſſe van doen/zo länghe hp toude mieten han. die heeft oock daar aan noch weten ſchapghenoegh. 1 9 Wºeze een mieu leſſe alzotevzoegh be gherende/Wilhoogh Wjs zijn/meerweten

dant behoot/meer weten danhemnodigh is/ ende zöndight midtſdien intb van onmodighe wetenſchap . dit zonöighen pzijſdpin/ende hier toe Whſdp aan tot de ghelovigheninder Apoſtelen kercke. is dat nuniet eenlaſterlijck p2pzen ende verlepde lyrk aanwpzen? . 16o WPatis oock Ä L. Ä dantelckenern nieuweleſſetehalen/eerdat mendoude welkan zovintmenoocknau welycr ſchadehpker zothepdt vooz den lic haamdan nieuweſppzeinnete zwelgheneer dat d'oude verdouwetis.eude ghelyck als

beze honghertazeeerghierighepdeenyzucht baremoederis van verſchepdézieckté:zoigt die omnodighe weetghierighepdt een vzucht barewoº teivan vele verſchepden Secten.

161 . Gheen ghoedt ſchoolmeeſterengh zpueleerjongheren nieuweleſſen/eer dat

d'oudewel kommen/wanthet waar verloren moepten/jahindervantvoortleren.dejon

ghersmoghenzozotzündatzpuptonkunde begherézoudéeennieukeſſevaniezenteleren voozdatzphuer eerſte eñoudeleſſeväAbc/ welkonné.maarzaldemeeſter/die welweet datonmogheljrkishetlezenteleren/zonder eerſtaldeletterêweltekonné:3j.rejonghe rézoſchadelpke als zottebegheerte oockniet miuzottelijcktothuerſchade bewillighen 162 Todamighe hinderlpke zothepdtſchrift ghP toe niet alleen den ghelovighen

Ä

Qa


Kercke Godes.

Fol.1 11.

Apoſtelen kercke inthalen unaar oock der Deere/inhuerteghevèvaneeunieuwe leſſe/ eer zy doude konden/want haalden3p die vanden Deere/zoghafhuer de Heere oock Die. # ſtreckt uyooºß laſterlychpyrzen der vooſchueven Chziſtenenniet alleenlich tot huerder "unaar oock grotelijck tot des Hee PCIOTREETL.

163

WDat magh devzuchtvä zulcke Weet

Ä begheerten der nieuwerleſſen vooz atmen d'oudeleſſen welkan/oock anders

wezen/daneenſtadigh begheren vanonno dighe met een onophoudelijck verzupmen van nodighe wetenſchappe hebbe ick dan onrecht dat ick zulcreen Serpentijnſche ef doodtlpkeweetzucht ghenaamt hebbe? 164 Jck ſtelle de Heere

Ä

kenhet demcken alleenlijckdathp3pnenjon gheren 3o altijdt nieuwe leſſen/voo! dat3n

deerſte Jelkonden/zoude hebben

Ä

läſterlijck waar/terzpdé: wiennaghdatupt zentbode zulcke verkozenvat Paulo;3 ſchadelpke zothepdtrecht toeſchUpven ?zon

der teghenhem zelve oock met waarhepdt

Ä

: ghppzedickt anderen datmen te zulcrnieten3al doen (Aoun.2.2.1.) endeghy

doetdatzelf. 16. Die beriſpt immers ſcherpelijck de epghenlievende welluſters/ende --

-

Ä:

zene/wederſpannighen/die eenen ſchiinheb bende van Godvzuchtighepdt / deſſelvens kracht verzaackten/endezelfs noch altijdt leerden(diſſebant)zonder immer totkenmiſſe der waarhepdt te komen. (2.Timot. 3.7.)

dats muwel verde/dat hp de melckbehoef tighe3Wackeleerlinghen/die deerſte :

as

-

LE


Aanwyzinghetorte ware

-

Jeſſe noch nietenhaddégheleertvandebzien delpkeeendzacht (die ghp alle nieuwe kercké betoomtoock zelve noch niet altoos te kon nen)henlupden nieuweſtercke ſppze/diezp daarom noch nieten konden verdaghen/ telchen/als 3pnieuweleſſen begheerden/Zhe gheven zoude hebben.(1.Co2.3.2.) 166

Peen/dat blijckt anders. anders/leer

de hp ter vooyßende tot veelmeer andere plaatſen: daarinne hp navolghde 3pnen imeeſter/daar hpzepdt: iſtdat ghpditweet/ zo3pdp zaligh iſt dat ghpt doet (Ioan. 13. 7.) laat het Chriſtus daar bptweten/al leenbipven ? iſt wetenzonder het doen

#

noegh ?behoeftinent gheen mennual heeft Heren Weten/oock niette leren doen ? neen

vooMwaar hpnoemtze dan eerſt 3aligh/alg zpt'gheweten ghoedt doen. dat doen moet oock zo wel leeren / als eerſt het

Än LTCM.

167 Maarghpmeeſtal/leert den menſché naarſtigh3ijn om velete leeren weten/om telcken noch nieuwe wetenſchaps leſſen upt uwepeditatienende upthet lezente halen/ endeomthooftmetomnodighewetenſchap pétebeladenleertghphuer oock zovlptigh zijn/om t'ghoedt dat 3pweten intwerckte

leren bzenghendoozſtadigheoeffeminghe der dueghden/intverlatenvanhueroudequade zeden/ende in Chziſtiheplighevoetſtappen ;tot e tghplupdémp aartnftrijd nries ssºre Ämtre

Y

radende; hier opentlijck teghen/ eñ arbepdt metalle vernoghen Zom den menſchenvant gheleerdeghoedtoockteleren doen/aftera den/ende daarteghentetrecken tot

Ä LE


Kercke Godes.

-

Fol.1 11)

WiwerpRedftatien/ende het leeren van veek

nieuweleſſen. i69 Wat maghdaar doch anders upt wozden/dan ſtilſtaandevzaghers/eerzpop -

ten wegh des Heeren 3jn/Wat unen moet

doen alſmenzo verde/watalſinendus verde ende opten wegh des Heeren ghehounen zal zijn: die nemmermeer int dadclijck leeren dooytghaan altjdt blpvendaarzpzijn/eñ5a

altjdtlerende nemmermeeren komentotte“E3ech-333 kenniſſe der waarhepdt? 17o MBatis datosck anders dan met het lerenweten vande wille des Heeren/3onder

diete doen/woecker van dubbeltſchuldighe flaghenopten halze te halen? Luc.12.7.) want dieweethetghoedete doen/eüdat niet endoet/dien iftzonde.Jaco.4. 17.

Ä

171 Daarghy onder anderen zegt, vande diepe queſtien ter zyden teſtellen intlezen -

der Schrifture: daarvanen behoeftméoock

Ä te hebbenint horen vande pre indenpredica icatie .want

tien werdégheen

diepe queſtienindiſcretelijckghedreven.

De Schºpver.

-

«

172 Wat ghp altezamen ende elck uwer dzijftinuwepzedicatien/moghenderzelver oozders/ickniet/weten. doch verneineick elunate ghaan/datelck der anderëſplin Ler

Ä

elaſtert/endeeler eyghenbalck

zoetelijck verſchoondt wordt . dit ſchijndt temeergheloofwaardigh/overmitsick overvloedelijck bevindeinuwerhooft Äerare nboec

ken/daaruptghplupden upze dick-leſſen vanbupten leert. P -

-

ze


Aanwyzinghetorte ware P?edicanten.

V

:

.

Maar men gheef met diſcretie den kinderen in Chriſtö melck, ende den ſterc ken vaſte ſpyzezzo dat een menſche, na dat hyhem zelven bevinden, d'een of d'ander uyte predicatienemen magh. M

De Schºpver.

-

174 39 diſcretie indien/doet mp u grobe onbeſchepdenhepdt die ghp toomt in dezen/

gheloven. Immers dat doet de H. Ä Ä zelfalles inder waarheydt diſere gh. teljckzonderuwemondtglozé. Baarma elck die metzekerhepdthalen/maarin uwe zorghelpke pzedicatien niet . wat behoeft men die dan?

-

Pzedicanten. 175 Dezwacken altijts neerſtigheyd doé de omſterckerte werden ende tot mcerder kenniſſe tegheraken.

De Schºpver.

-

176 Ghwaltijdt naarſtigheydt doéde om dezwackéinhuer zwackhepd vaninduegh denvoo!tte ghaan/tehouden/ende dooz.de onledtghe weetzucht/van weldoenslerente beletten. nawetenſtaatinen/het doen ver

zupmtmé.doendezouden demenſchévoozt ghaan/endemitsdien van zelfs dantelcken dockvoozderzien dante vozen.

PD?edicanten. 177 De ſtercken om niet te verſlappen, maar noch overvloedigherte werden; waar toehet blote lezen niet zo veel krachtsen

heeftals hetlevendighleeren.

Da


- Kercke Godes. - -

-

Fol. 10.

Be Schºpver.

-

173 Saom miette verflappen vanover 1bloedigherte wozden in pdele ende opghe

weetzucht; maar pdel ende flapte Ä blpven inde ootmoedigh weldoens konſt. e

TGaartoe (ghemerckt ghpdaar hertteghen Heerdt)het blote lezen Zonder t'ghelezenete

Herendoennietzovelekrachts en heeft: als et doodtlijck weetleren mette doodthpke erpentijnſche ſtemme vanden ſtoelof boö

deswetenſchapszeervelevermagh. -

HiONtbeſluptaan den Lezere. Gmu als voozmaals/niet daneen zienhykeghemepnteen waredie zich

-

Chziſtighemepnteroemdete zijn/eñ daar beneven de Godlpke ZSchrift mede als voozmaals 3o ongheacht laghe Verſchoven achter de bancke: 3p zoudenon -

-

gherwpfeltmeerte verontſchuldighen zijn zopemandtmietdaarinnezijnde dooz zoda nighendederghelpken aanlotkinghe als nu elck inden 3pnenghebzupckt/ghezindtwo

Ä" inde 3clve te begheven/dan muter

Ghemerckt men vier verſchenden ſtem derehepmelpke)hooztroepen: Komt alle die menopentlijck (behalven nenightevan an

3aligh Wil Wezen/inonzeFes

ob Ä


Aanwyzinghetotteware te/wpzijn de warelidtmaten Chriſti/ws in het warelichaam Chriſti bp ons in -

Hooft/datis bpons is CHMiftus/bpons

alleen/bupten onze kercke alleen entsgheen en Ä /zulerdat/aldienietmetons erghaderen die zullen verſtropenende eeu welick verdoemt ende van Chriſta afghe ſchepdéblpven/wät alledandere ghenaäm de kercken zijn Hecten ende Hoeren/maar

wp zün alléen de ware kercke Godesende repne bzupdt Chziſti.

-

-

Raarnadenmaal daarmietdaneen eenf gheware kercke Chriſtien is/als oockmaar een eenighe Godt/ChRiſtus/ Gheloofende Dope/zodat/ofdaarnualeen van alle deze zienlpke zercken deware enzoudemoghen

wezen (ofdiedan noch aldaarondermoch tezjn)endealdandere Secten ende dezelve/

3ode daadtbetoontvooz alle man noch niet ghewiſſelijck bekenten is/want nie.landt willensendoolt. Aadien voozzepdtis bpdé Heerezelf/dat

5

ter veel verlepders zullen komen in name/dieroepenzullen hier ofdaaris Chzi ſtus / daar hp ons zoghvoudelick vooz waarſchout ende wel uptdzuckelijck ver biedtzodanigheroeperstegheloven/ ver-mits wpmede weté datmenſchen moghen/ jameeft al/lieghenende bedzieghen/maar dewaarhepdt Godes miet inzpnen woode doo zpnen gheeſt inde heplighe Schzift bp Evangeliſten/ende Apoſtelen

Ä

betupght zijnde/die in allen zupverendeon bevleckt isvanalleloghende bedMogh. JRadien wp oock weten dat Godt beter 2.

--

-

W


Kercke Godes. . . Fol.107. endewyzer is dan alle menſchen/ende dat Hn

Ä ons beter gondt de ware

miſſeende zijn wijſhepdt/öns de3elve be terweet teonderwpzen dan alle menſchen/ zuler dat niet gheloofijcken is dat ua de Ä egghinghe vanhet oude Deſtament die hziſtus zelve ons daar afheeft ghedaan dooz d'Evangeliſten ende den Apoſtelen int

nieuwe Teſtament als een volkommen leere/ daarinneniet enghebzeeckteenighekenniſ ſeterzalighepdt nodigh zijnde/ecnighemen

ſchen onshetoude Teſtament heter zouden können verklaren / dan het nieuwe doet/ tWelck te 3amen gheen Volmaackte/maar

een onvolmaackte leere zoude moeten we 3en.#

dat noch ander verklaringhe van

menſchébehoefdeals eétaevoeghſel/tweick allenmenſchente beſtaanop 3oſchzickelpke vloecken isverboden. „JRadien oock Godes wpze ghoedthepdt wooz.dt in bepden Teſtamen sijn tenzo heeftghematight/dat gheljck d'alder Chziſtenendaar inne noch 0

Ä Ä binden 3s

L

epdt/dat3P/daart de

noodtverepſcht/noch zo welGod om ope ninghe des verſtandtshebbentebidden: als

dealder onverſtandighſte ghoedtwillighſte menſche daar inne vindt Ng klarewaarhepdtommits ernſtigh Ä vanden 1Bader des lichts/die hyomuneda delijck nate volghen welzekerljck magh betrouwen: vermits Godes milde A. hepdt niemanden dient maar ernſt is zijn

Ä

Wille te volbzenghen / deſſelvens kenniſſe

en magh weygheren/maar zodanighen /

P j

vaſte


„ Aanwyzinghetotte ware vaſtelijck belooft te gheven. JRadien ons allen dan leven ende doodt werdtvoo:gheſteltmetbevel van t'leven te verkiezen/ende den doodt te vliedeu:ende

Ä altſaméontwpfeljck ghelovende God pke Schzifttewezende zupvere Fonteyne vlietende upten boºn des levens/nament lückuptengheeſt Godes/daar teghenaller menſchen Ä of wooden als Ciſter nenwozdégheleken/meeſtal vermengt zijn de met eenighe menſchelpke vuplighepdt/ endevele vol zijnde van zielmoozdelpke ve mpnen.

Ende men zonder de ware kenniſſe der chzifturente hebben/zo velenodigh is om ewareupte valſche leeren tekennen/oock de wareuptevalſchekercké niet maghken

nen (ten waar dan pemandt Ä middelen ofzonder middel van Gode 3elf

waargheleert) maar datmen dooz verine telende blindt verkiezenende aanneméeemi gherzienelpkerkerckenvooz deſſelvens wa rekenmiſſete hebben/moet zondighenende III

Ä

Herten moet zwerven tot

jammerlpkenghevaarljckhepdtvaneeuwi ghe verdoemeniſſe. MBiezalnietmoeten bekennédat demen ſchen / die huerder zielen hepl ter herten

aat/moghende dooz Godes ghenade dezen erckghang/tewetenhet ghaan in eenzien Ipke kercke (3o daarnueen wareonder alle kerckents) metzekerekenniſſe

Ä

oen/of (zo daar nu gheen ware zienhyke kercke Godes op aarden tevinden enis) met ghewiſhepdt laten/ ende dit r 3o. -

-

ep


Kercke Godes.

Fol. 1oy.

veplighlijck als heplighlyck/alzo elek eerſt met Hodes hulpe magh een waarendele vendighlidtunaat wozden inde o'zichtbare

kercke Chziſti / als voozmaals Coznelius ende andere alghelovigh ja herbozen ende Gode aanghenaam 3hn gheweeſt/al vooz endeeerzy inde ziemlpke kercke waren/die God (zo daar een op aarden is ) huer niet en zal verzupmen aan te doen Wipzen dooz

eenighander Peter:wie3al/zeggheick noch niet voo2onzinnigh/often minſten ghants

Ä

vanherten endekindiſch van

alle venpnighe winden der valſcher leerin sºgheghedzeven zijnde:moeten noemen: die moghende in deklaarhepdt der waarhepdt ziſti/dietlicht des wereltsis/vaſtende 3eker ghaan in deze alderhooghwichtighſte

Zake:zulcrbeſtaateer hpdewaarhepdtver ſtaat / op een bedzieghelpke waan bupten

Chziſtoindendupſterennacht desonweten hepdtsmet verlatinghe Godesuptbetrou wenopmenſchen./datis niet alleenlijck opt

onzeker endetwpfele/maar opt

Ä Wan

debedzieghelpkeende verlepdelpke loghen?

Aammerckt dan/Glezer/de groote ghe vaarlijckhepdt die daar in dezen kerck ghangis gheleghen. tgheldt eeuwelijckza Highofeeuwelijck verdoemt te wezen/laat des ghevaarljckhepdts groothepdt u om

zichtigh maken/hoedtuvoo! valſche Pºo phetendie muwelvoozhandenzijn/ghelooft

niet alle gheeſten/maar poeftſe eerſt ofz wijndan venijn inne ſchenrken.miſtroutu verſtant/viert vanuzelfs verkiezen/zwijght Pij

LUTIL


endehoot wat God doozzijngheeſtzelf of beſchzeven woozdt tot u ſpzeeckt/verſtaat vooz dees Kerckghangs daat Matghy doet/

1verbepdt tot dat u de Zonne des verſtande niſſen opghaat/ Ä intWare lichteerghp sozdeelt/ende WEET OF R VST. ><

TBit Wenſchtu als zi

Ä" EY ND E.


-->

T=TTE





Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.