Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
Kcc . / 5 5
NepnSYunKer.
DesGrootroennghm Wavtd IoztlKns roemrz'Ke mde Wonder bare schMm elmerlgck tot een Pzoevevoozghestelt dooz OircK VolcKkaru doornkerr.
Veranrwoo!dmghe vandeeere<sshUstt/den PM>.?i welckm God heeft verheven mde emm name heeft gheghevm/ die bovm alle namenis/etc. Koch dasr en ia dm mmschm gheen ander Att^.u. name gheghevm onder den Hnnel /daar üme w? motten zaligb wozdnl. R.oemerr vän ^«Akeickijn. Verde Krijscnknechtlotmdeop mde cnn de» ondeplbarm rockIesuÄhzlstl. K lorery, skeen boever/ ,
verär cie rock
ötijn voorlopers c!oö,va5 lruckvercx broen.
Göed^ucöt Anden I«e l/?o.
AanwpzmOe Wer boecken David Ionsz«. bp dezen Schzpvcr meelt ghelezen mde ghebmpckt/ tot lichten^ spueringhe of danghetoghme plaatsen hier na trouwelijck zijn gestelt / dan mec. Vaar de rpfer talen beteeckmm de voccKm hier nevm decpfer mlenghenonnt . staandemdeeerst <St eerste oft oude WonderboecK. » stzet nimwe Wonderboeck/te wetm daarinneheti.ij.iij.eniig.boeck. 2 Mevzome/goeowilsigheetc.Sal. 5 Vozte antwoozde op twee vzaghm. 4 Amwoozde opte vzaghe Srivionis. 5 Amwoozde teyhe eme die zich beklaaght. 6 Gen aandachtlghe betrachting. ? Ge onderschepdelpke berichting vant rech te ghoed ende quaaddoen. 8 Vande blindhepd dezer werlt. ? ^eerschooneaanwpzinghm. i« Verichting wie iijn Hups op ee velstn/etc. 1 r Gmzupverlzckebewijsteden. llk Gatechesis/datisetc. 15 GrnstlpkeklagAe/leere/etc. 14 Nozt bericht omen bzies 1 5. Wie eerste zuilen de laarste ende de laatsteetr. . . iS Bam ahebzupck der sppzm. 17 Gm kKighelijck ghebedt. 1S Vam gheloof rm hepligh wacker verma«m. 1? A ij Vandr
^anderetHteKeineenteÄhzisti. ,« Gen kostelijcK ulepnoodt. 21 KeermKemdevermanmghemetbequa- ^ meetc. VeghantseleerinsHevanW.Ili ?5 Vande mmsch ende ziju gherechtighqch. 24 Vande snoodthepd des oldm ende duecKdt des etc. 25 W'ellendMe mensch metHmeghoeden. 26 Keamwaar/Wlelaugecr. 27 Vitkanofmaghtckmeconderlaetn. 2S Denmwaarmpnekmderm. 29 Gm zeer cSoede onderw?zmg der wijsGndenoeckt u zeldm of mden cSelooveeet. zr Gen der Varadpscher rivierm uxtvloedt. z 2 <Go een schzift daeter bcspen upterlpke ar.z z VandatKercchtewareSpon. Z4 WtmmondestnumelgmcHesPzoSm. z/ Straffinghe mde leere, j.y.nj. 56 Wande vzennde tonghm mde mim. z? «TweespMe doo! Meter mde Jan. z8 <Tweespzaketusschmmanendewzjf. z? 'Hetvaderons. 4» Klaarverhaal vande wederbzmginMe. 41 doodtwmdighevmnanmSe. 42 «aar bcwijs vanr woozd Gods. 4z thustelpke waarschouwmgHe aan «Ilm. 44 StspzaKe des warm üeligions. 4k Gm uptsvzake wssrhm de Meester mde zgnW.etr. 46 W'aarschouwingKe unde vermanmMe. 47 Van d« voolghaan m navolcHm inoet. 4? VandatrechetvoetwaMm. 4?
5 Vkaghe hoet Komt datepnerwel t'ghoedeetc. VarachtiAe redm ende ghespzeck msschmeer. WaarschouwingHe vooz dm daM des Heeren. 52. SyercKt/ Vaar devoomhaneldeboeckmenboerx" kens ravietelen hebbe inet Ietteren ghedeplt/ heb ick de vlaarsen bp mp anghettghm aanghewezm / te weren met het ghetal het boec» ( als boven ) coonende ooekhet ghetal des rapietels endeleteer . daar ghem mumelen zynwpze ick «an t'ghetal des bkds/of(zgnder gheen dladt-gheeallm ) des leeters Ketal des quatems met de letter. oock zal de Iner Zoetm darickmt scnzpvenMem ander Koeckm «VavldB/dan voozß tß/eu MdkjAeöadt,
Voozreden^ GMpzaacx wpze tullchen veel GhoeddunrKende WetweterK enV.V.Äooznhert. . -
IvJS? Vatmweetickmet. G.B.. Wpwctenswel.Vuwgste ov nims teghm zoumnghe ghanemtc scha den. W.Ä. Oat weet im wel. G.B. Mooghdpimmersmerrusttt D.G. Sem/ indcdmghö met daarmgnmokpelpkeschaVelpke ende van vele ghehate onmst: inpnm evmnaastmtot een vepkgke ende hevllghe xustmaghdimm. G.B. Weestelmhouwctdatdu sthadelvke onrust maackstemet dpnerumoerschconrustlghepd. V.Ä. Als meest e!ck ofeen emigh mmschmp dat beviijst/ zal ick zulcke mpne onrust m stom om een vepliglie en mp nune rust wlffclm. meest elcr zegghe is onzeker/ ende heeft/ zonder bevnjs/ klepn ghekof. «S.V. Zst dan onwaarhepd/ dat ghp ghem njdt en rust? V.Ä. Watmzegghelckmet. G.B. Vat zepdt Meest elck/mde w nochtans waar . zo ist dan mer al loghm dat Werst elM zepdt. VC. Vat zegghe ick niet/maar dat Wecst elcx zegghm anzeuer is.m ofhp al em waartzepd zepdt/daarom m is a! zun zegghen niet waar . of maackt nu em bomekrap wintert G.B. Mat zegghe im van meest eKk/ de Voofdm zelf nonnm dp een molenvaardt.
7 W.Ä. Sp moghm mp oocll wel een ezel noemm / maackr mp Huer naainghevm zulcK dier^ G.W. Keen/heel bot m nonnrdp meest elck niet / inaar schernziningh mde niet minder hovaardigh op dhn vernuft. V.G. Met/ oszonder redend ist zonder/zo ycht icr nietnstmet/bewpzec mp/ick zalc oPentlijck bekennm en mp beterm. G.ZS. Wie weet met dataldijnboeckmakmmde woelm streckt tot toninghe dgnsvernufts/ mde tot bejaghing eensgrocmnamms^za stack dgns ghelgck Dpane kercKe tot Guhezen aaii bzandt:mde du schijtste oock in allen «ercsmomvermaarctezijn. D.G. Ghp btjt . ickweet met dat ick ronn ^occke : weec ghpt / verwgt niet / maar bewijst u zegghen. G.2S. Vat zoude mp licht Valien waarr mp demoeptewaardigh. V.C. Lohoozeic« Wel dat u her schelden lust/ maar niet het nur zijn. G.W. Waandp allem onder alle Zdoeckmakers da eerzucht wp te zijn^ V.L. FRp is nietkmlijck dat alle die boeckc schzpdm/daar inne huer eere zoeckm:zo mede niec bat ick zulx doe.Maar lieve/nu ghp immers wilrdaticK int schzpvm mijn epghm/niec Godes eere mde mgns naastms hepl zoeke: 5o willen w?t zo nnnm / mde achtms of ick herbaeckm met m schzeef upr de beste nupmnghe alst wel behoozde/maar upt eerzucht: en dat dannoch tot mijn ghevaarlijckhepd ende schade . want ghonste der grootm/noch da« / m hebbe ick daar mede ghezocht noch veckreghen. maar dan zondp noch/ om mijn dom hier inne recht te beriwm/moetmbewpze: dat ick onwaarhepd sch^xve/ofdar ftp ynderm schadelijck izS die waarhepd stlMft/ A iiij maar
8 maar niet upt debestemepninghe. G.V. Metdptedisputerm enismijnsdinrxniet/ of du waarhepd schMste: inaar hoe zoudestubewpzen dannen waarhepd srhwvende u?r kgnust ( die zegghm oock eenighe van dp ) daar aan de ghnnepntm niet schaöelijck enoiste? W.Ä. W'Wostelwas blpde/dae Müstus (die de waarhepd is)dooz dewaarAepd verkonoight werde/ alwastnochfthoa,, niet dan upt ngdt mde upt twistghienghepd. Mil. i . 1 5. 1 8. Vaar is bewijs/ dat ghp uiec en mooght wederlegghm . nennt noch daar toe deze vecklaringhe: ^ckkanwatzweinmm. mp vertredmde opcveerstal/ zie ick een vzou inde psele vallm/ende in noodtvan verdzincken . inp lust haar te berghen/ ende int watersplülghende haarop tehalm. inaar zimdc t'veerstal vol volr / deucke ick dat inp elck zal pzpzen. Ick ,nerck dat ick om epgyL eenucht/ ende niet upt liefde devzou wilhelPen.dic is mp leedt. ick kan gheen deter mepninghomdie vzouteberghm in mp vcvmde:nu vzaghe ick u raaonoehooz ick de vzouwe / die ick waan ofweet te inoghen hechen/ te laten verdunckm/ om dat ickse nier um de edelste mepninghe m kan berghen: ofbeho« ick haar upt eenuchc te helpm/dewpletr» daarnieinand anders en verneine die haar bestaatte nelptt <S.S. FRemnoet beken nen dat in zulckm noode/5o tehelpmbest Maar, maar wat noodt düngt dp Vavid Joussons schzifteMnn hebdp oockvooz/50 ick wete ) aante tastend ist om dijn vernuft vovm t'zvne ( datäroot ia ) te doen vlpken? W. Oeen. <S. 2S. Heeft hpt verdimt met tepSm alleman te schzpvö (zo du doerste) danmn
datmmteghm hnn schzpve^ V.Ä. V« en zegghe ick met . van inhn scZVpvcn rcghen anderen heb ick nu al redm ghcghevm. G.V. Ast recht jeghm emen dodm die begravm enwegh ls tesclnpven/ D.L. Tp, ne boeckm zun nut begravm noch weri)/ oock nirtzo heel doodt mde stom / datse vernimt cn venneert zgnde/ vennus veel dooolzcke dolinghen noch daghelijcx niet wcpnigh onwpze mmsche iammerlyck of indm doodt houdenof dodm endedoen verzinrkenmde verdünckenin zvne weetKierighe grondelooze lwzpm . ofna der V.schzift te spzeke/V doen zp denweerzuchtighen endenieughierighm dp hoopm noch dm doodt eten vandm bomn des wetens m zpne schMm/ voozneeinlyck m zijn Wonderboeck / dat vol iL danSerpentijnscheaanIocxelm/ om wonderwetmde Gosen temaken vanden onwetmdm menschen/die noch Huer epghen mmschepd nieten kennen. G.V. Hölainan/ ls dgn zegnhen allemlyck bewijs^ V.C. Kern. G.ZS. Wac doodtlpke dolinghen dindnnminzgnboecke^ W.Ä. Ghpmede/ zult die zo wel als anderen/ moghen zien aanghewezm in mijn schüft / alst inde dzurk zal zijn. maar lust het u eer/ghaat hier b? eenicSe vande zMM. die hadde ick mijn schM zo vzundeUjm als rondelijck becroüwet/ oin te zim ofzp daar pet teghm hadde / voozoar irrupt liet ghaan / die hebbms buptm nnjn wetmdomuptschrpvm. G.W. Wukondestmpnuwelemiqhe hoofrstucken verHa len. W.Ä. Aa ick. hoozt dan. Al de Ähustme/ oock de glimaamde belpdm Mnstum te znn de wegh/ dewaarhcpd/ende ha levcn. A v Zst
stmetzo/ «S.W. Ja. V.Ä. Vaare» is inet dan em wegh/em waarhevd/ende een Kven. G.V. Alzo. V.G. Alzowiedan «^istumwaarlijck heeft ghchadt/ zo dat z? GWstl woozden gheloovende op die wem mtnavolghenvan Ähzisti voetstavpen/ volKerdelnck hebbm ghewandelr en noch wan dele» . die zgn waarhepd int veckrpghm des deloofden levenov verloffinghe van alle quaden / ende veckrpghinghe van alle ghoeden/ andervindelnrk hebben ghckcnt : die hebbm «lle zulx veckrcghen / ofrc veckrzighau daar dooz als noch: ende alle die in ende 00o5 dezö wegh ende waarhepd tor dat leven zijn gheKnnenmdenoch komm te hebben het ware Zeven Godes/en hebbenmitsdim vobnaackte zalighepd daar niet altoos aan en ghebzeemt. G.B. Ghp zcgghet. W.Ä. Wie dat loghmstraffen zonde / die zoude ÄhzistS zelf loghenstraffen ende verzaken/ daar inne dat hp zelve zept dst hp is de wegh de waarhepdendehetleve. G.B. Waartoedin« dic onnodigh verhaal^ Vavid Joussz. m lochent zulx niet. V. C. Wat staat nu te bezim. die een anders voozloper osbode is/ die iB minder dan die navosghen zal / mde dims vodehpis. G.B. üecht. D.C. Alzo waa Aoa,mes Baptista «Chusti voozloper ni bode / en daarom oock minder dan Chzistua. GS. Dat zept S.Ian zelfvan hnn zelf. D.<5. Vavid Zou,1z.zepdt<llh!lstuS^ zjjn vooUoper te wezm / zo maäckt hp Chusxum minder dau hnn zelvö. GS. Ocen/ Vavid spzeeckt dat niet van zijn versoon/ maar van znn dienst ende gheest die in hein was. D.<5. DatSdeverwe.maart'z?zo . . gheno-'
Genomen. VawdB glietst ende amvt is nu noch de zelve Gheest ende annir die ChlistuS hadde oftis em ander . ist de zelve? G. W. Zegt dat ghn wilt zelve. W. G. Ghz, deMM te merrkm . wel aan / ist de zelvezo is D.Zo. zelve Chzistuav houdp dat? G. W. Vaezegh «kniet. V.Ä. ^o ist daneen an der gheest ende ampt/dan Ähzisti gheest ende ampt. GhMi gheest m ampt was eeu ware aHeestendeanntt. G.W. Warbekmneick. W.Ä. WekmtdanmededatV.Aemvalsche gheest enainm zijn. G W. Kem/tis de zelve /maar em meerder gheest en ainm. W G. Wae leere hp oock. maar onbeschezidelijck . wam laat schoon al onderschepr zijn tustchmdes gheests ghaven: tis nochtäns maar em emighe ende zelve G.gheest / wel« ghavm verschepdö zijn. wast de zelve gheest/ namelijck <5hnsti/zo mocht de gheest noch desselfs auu» in D.H. niet meerder zijn . of woonde in ÄhMo niet alle de volhchid der Godhepd lichamelijck ( Äol. 2.9.) G. W. MaarÄhzistus beloofde zpnmIongheren zpnen Gheest te zendö/die Huer in alle waar0 epd zoude lepdm . zo en wast immers oock van Christo niet ghedaan : ofzoudp mepnm dooz Hein zelfnual ghedaan« zijn /dathp dooz zijn gheest noch eerstbelooftietedom? Gswildp dm menschen uedzieghmde vzoedc makm dat stumwerck het vollunnm zp? W Aivostel Oaulus langhe na Chnsti doodt vekmr zelve zijn lere noch stuckwerck te zijn. 5o moecste du nu zegghen em vau depdö/ nammtlqck dar ^hnstuB in diebelofteonwarachtlgli is / die wple upt V«uli epghen zeg^ ghen vlhrKt doe noch niet ghesrhiedt te zun
Mweefi: sf dar yet noch namssls zonde «heftliiede. wilme dan niet liever/dan <Gw ftumteloghemn/bekenne/ datzulxinD.I. Meschieoris. W.G. WatblycKtonsmer/ «nsblykktdat dWostelzichmenm Joden «n Jode/lnerem wetteloozen/als oshpzonderwerwsar/en oockineetezwacumzwack Konde maken s i .Äoz.9. 1 9.20. ^ i . ) derhawi KpmettmvleeschewKen Äazinterendanzgn me!ck-!«re dieh? Huer ghaf/ spzekende de leete diezpinochrenverd^aghe noemdevm» fiuckwerck dwelck vooz rvol«oine(als Huer darcoclluan« ) zondemoeten wpken ( i .«Ta^
lkwo^ miar laacanzszienunen en watMz^ finS hceft belooft met die zvne woozden b? u «wevoo!VKewakht : die gouden alzo : Ick hcbdeu noch Velen zegoHen/ maar ghprn magsM nochniet dMgö.inaar als de gheefb derwaachepd Komezal / dtezal u allewaarZhcpdleerm (Ijoan. 1 6. 1 2. 1 z .) die oSeefthad^ de «CHMus oock rechtS dsar voo! deloöft te senden (Iaan.1/26.) wimwasditbelooft/ Wavid Zonssz over xvr. zgrm eerst « zendtt neen / maar denApostelm in Huer leven zelfl, watwas hu« belooft^dat de tz-GSeestAuer zonde leeren cm stuckwercxe Kennisse ^ neen/ maar allewaachepd,namentlijck tm eeuvn^ gnm levm om wecen nodigh Hjnde : als dar God alleen emen waren God is / en dien gp
Kat ghebueckt hier aan ? zegt NU bat ÄhufiuS dm Mpoflelen zelve dien «lven zpnen gHeeA in huer leven nietmheesr ghezonden d« Auer zulx heeft Oelsert: en zegt dan mede dat Mzistus/die zelve de waarhepd is/ heeft gyeloghen:eude ghem mmsch/die het Gvangelie ghelooft/en zal u ghelooven. of bekendp die waarhepd /zo bekmt' dat Vavid Jons gheest te laat ov is om den inmschm nu eerst te leerm/dat nopt ghebieten is/ oock vmidm «postelenzelfmet/te Vieten devolmaackre kmnisse die Ähiistus den Apostelenzelfdooz zpiun gheest beloofde te leeren, bekendpdit zozuldpoock moetm bekennen dat Mavid Iozis ghccst ghem ware gheest/ veel min TWsti ghecst ls / ende noch minder dat zijn gheest mcerder zoude zijn dan Chnsti gheest: maar dat hp em dool-gheest in zulck zijn schzpvm ghevolght heeft . die toont zieh zülx te weze oock blpkelijck daar inne/dat hp nerghens (dat icd heb ghelezm) zpne leerlmghen aanwijst tot het <levangeliu,n/dat onzs Chzisti leven twelck denwegh totGodeis/ vooz oghen stelt mde te volghm beveelt : dat voc» de waarhepd ia/die ons bevole wozdt te gheloove/om dooz desselfö ghetupghenisse voozder te aherakm tot de KvendmaKende ken nisse Vodes ende Chnsti / de welcke het eeuWighe leben is:neen/zulx leze uk bp Hein nerghenskmaar doozgaans dat hp Chnsti wegh waarhepd mde levm/ als stnrkwerck aa» deen zpde schuift ende ovmtlijck wrzst op zijn Wonderbocrk ende andere zpne schuften/dio doo!gbaans lsshnsti amvt ende gheest klem/ endeziju ampt m gheest wonder grootmakm . Vit zullm mcr handm u«gbe tasten die.
1^ . dttlmjngheschzift daar da handelendezon« der voozooMeel lezm . wat is dan ChMS de menschen afte lwdm tot zich zelve/zo dat niet m is^ vandm wegh toetm onwegh^van de waarhepo roete loghm^ van Gode tot em mensche ? ende ick ?ulx wetende oock middel hebdmde om dat Klaarlijck / waarlijck mde Krachtelijck aan te wpzm tot waarschouwinghe mvnes naasten/zoude em liefhebver vanÄhlisti eere ende mpnea naastenshepl ,noghen blpdm / ala ick zulx stilMpghmde liet onghanerckttdat feplr in inijn oozdeel zo veel/ dat ick retht zoude moete gheven/ allm dm ghme/die mp em Ähnstverradtt argher dan Judas schoidc/ indim ick daar toe zweghe. die eme imwater ghestootm zijnde van em ander / niet m helot um verdzinckms noodt/ zo hp des macht heeft: m is niet min schuldigh aan des verdzonrkma doodt / dan die Hein zelf im water heeft ghestootm. G.W. u zegghe schijnr wat/ maar wie heeft u gheleerczulx in dzuck upt te ghevm zonder Vadids Uonghete daar eerst ofaan te spzekm / mde huer te hoozen ofzp huers heerm leere konnen vetantwöozden^ W.Ä. ^is al ghrschiedt dooz mondtvoodtschav/oock dooz mijn epghm handt/ met aanviedinghc/ zo?pmpkonden dzoednnakm dat VavidB leer recht zp / ofzo da mijn schzift meer scha de dan baat te verwachtm zp / dat ick t'?elve dooz Hüete ooghen zal verblandcn. G. V. Mreeghkw emigh amwoolde^ V.Ä. Ja met vuef/maar onvzundelijcn ende niet fijn/ oock van andetm doo! boodtschav / inet degheerte dat ick mijn schlpvens oozzake aan emighe zoude willen schzpve voozt upt ghe
s 1/ dm/z?ho«wtmmmzoudemzimetschzMn vernoeoHm. G.ZS. VewiUighdeghpdar^ V. G. Dem . het schzpvm onder dm dmnn was mgn beiaanhepd ongheleghm.inaar bewillighde huer bp mp dornende na huer delievm langh ghmoegh huer te hoozm Meöen ende afte staan/zo zpt nw bchoozlijck te zijn konden vzoedt mabm / mde stelde daar toe emen njdt van zo lanyHe met het dom omcken te bepdm. G.W. Guam xnnand bp u. V.Ä. Kem dm tijd is over strek m/miznbeloftm hebbe ich volbzacht. nu dmeke ick mijn bchozm te volbzmghm int waarschuwen aan mijn naasten mdc int voo:staan van mgns Heeren eere. G.W. Macht datu zulx mede niet m gheschiede. D.Ä. Wat. G.W. Vat anderen na n doodtoock met te schanden en makm uwe schnftm . want dä mooyLdpse met meer verantwoozdm . mdeuweiongherm en zmllens moghelyck mede met vermogKm. D Ä. Vit laatst is waar. want ick hedber niet em . oock gheesick mpne schziften huer zelfs zwaart mede om Huer zels metteverwerm/ jck mem dewaarhepd. zo dat z? ghem ander voozvechter en behoevm. G W. Toudm uweschzifte dan allem in allen de waarhepd zegghen^ V.Ä. Vat en zegghe im niet/ waNt ick hebbe eerchdtS oSedoolt/daar ick inezmde waarhepd te zeggHen / dat maH> erMens buptm mijn weren noch gheschiedt ztin.daarvoozwaarschouwe ick dm lczerK «ock mits dezm «If/Wam mijn schuften zijn gheö Gvangelie. Gch ofdat allem recht MeZezen wozde. dat is allem de zupvere ende Hcmrlsche bozne.alder mmschel?ker schziftö ttux?t
'6 Kuppt war onrcpne mcdders ( waa« noch niet wat venijns) inne.maar als na ,nijn «verlpdepeinai« mpne schußenumwaarHepd erghös inne logiienstraffe Mdat magh Valien ) die zal mp ( die zulx wensche ) liefoe waarhepdeere eudedmnmischen heplzamö dirnste doen / maar stoot daar panand reghö daar ick waarhcpd lzebbe ghesthzeven die zal zelfm schanden vallm/wantde waarhwd paat vast. G.V. Waar wat doet V I. name in u boecl^schMr ljp dolingOen;mochr ghp die niet ghelpke wel vooz zulx aanwpze/ alennoclndpzpncnameincr^ DÄ. Dar nwcht ick ghelvkc wel/ inaar niet ghelpke tnuchrbaarlijck doen. G. 2S. Weest elrk houdt anders. D.Ä. Wecst elx?egghen en acht irk niet/alst^öder redm is / Iaar hme mcest elrrcdcne. G.W- Getschzpvmteghe xnnand bp namen doct u boeckm mm lezen/ wam elx is des twist-schnwens moedc/ ende het maackt u zclfs hatelijke vpandm / die lynchten en begheerdv zelve niet . W. C. Die de waarhepd zelf weet / m behocfrmgn sch'.pven niec / dine dast mepnt te wetm / en leest lnijn schziften teghm zpnenwaan hondende öock nier. zo dom mede niet/ die gHeen waarhepd wetm / wanm te wecen/ noch begherm te weten . maar wie weet datbp de waachepd nier en heeft/ende hnn nodigg om wetm verstaande die begheerrte weten :zsl dielieverzoetke daarhpbepdeparrpehoozt spiekcn / dan daar ecn allem kalt al dat he« lust/zonder tehoozen dar hnn nier mmst. nycmt ghp dit twist-boecken/andere hectent waarhepd onderzoeckm . ghem ghoed rech ter zaloozdelm oPtaLchoo^ van eenvartp: zozal
z« zal mede ghem tnnzichtigH mmsch een mepning in üeligiona zaken lichtelijck toe steinmm zonder alrerz,mparremeersttehoten. G.S. Waarwatdoetdcnamedaar b? vande srhzpvers^daar teghen ghp schznft^ V.C. War doer het hop aande hoömö vande stötende ofstt de de! opten bil v znr llaande vaardt? het wiete ropken inde handt/ende de stropwisch oder deduerevanr hupsdaarde pcst in is / ende vande mensch in zulck hunlk wonmde^ ist uiet om dmmenschmrcdam weten waar zp huer vooz Schaden zullen wachtm^ als d'Gverhepd het voozrhnepden Vsude pest wil voochoede: ist Huer g.,enöegli tedoenverkondighen elck wachr hnnvoo! de hupzm daar de pest inneis/endevoozde liwden in die huvzen verkeermde / zonder ds zelve te doen kennen aande voozsz teeckenen? G.W. Her blyckt wel nem. dat kenne ick. «V.Ä. gaat het hier mede in et het waarschouwen vov! denSchwvers en Huer boecken. dir is oom dan meest vMchtdaarlijck in dezm. Kopmdenudatickzulx doendemeer liwder hate op mpnm halze lade tot mn« zelfs ghevaarkjckhepd ende schade: die lude ick ghaarne / als maar mijna naastma ghedaarlijckhwd ende schade aander«ele daar dog! ähennnderr inagh werden. IminerS ick zelve hebbe al verzocht dat het sch!pvm zonder pnnandte nonnß nwniet min hatelijckhepdB toe m heeft ghebmcht/ maar inin nma zonde gliedaan hebbc/tenwaar de cchetreste zich zelfs metjancke hadde gheineldet. G.V. Var raadtsel en meldt mn dijn mepnigiieniet ghenoegh. V.Ä. ZcK zalrdan uaackter verklaren. Ick hadde eenen bnef ZS ghe
gheschtebe aan em Gdelman/ die inp raadtS viaaghde in welckvanalledeglMnepntiof Kerrsen dienu znn/hpzichzoude begheven. waarovickheinanrwöotdemet allee zöder Galvijns / ZSe^e / Auters / Mennos / maar ooc» zonder mzjn epghe name/ en zonder alle bieterhepd ja zonder peinand te berispen. dae namelöos schuft was zo bieter / en maackte >np (die dien buefvoo) mijn schuft bekende upt ooz>akc) groce haat / zo dat daar twee of meermälcn in dMcK/niet al zonder 'hatelpne bleterhepd / teghm werde gHeschzevm. G.W. ZcKweetdaaraf. V.Ä. Tozied? daar dan oock inder daat het jeghendeel van ,neestelr raadt.dievolgh ickniet ghaarne/ wanc Mcest clck klapt meestzöder beschepdr maar nict zöder quaadvennoedc. uzegMe tot mzi magh lwt ghoeder mepumghe kome. dus wil icx oock tm ghoeden ghehoozthcbbe maar niet volghm.wantdaarzgn meerder dunrkenhepden dan waarhepden inm. ick wil ghaarne beterwetm dan ick wete: inaav dat wacht ick wepnigh vande ghme / die wanende alles beter werm dan andere/ noch zelfniet en wetm wat wecm is ^ Zwpghe Wae z? zelfwttm.Vuö mooghdp mpnrnchalve u hoofc/dat ick bchalven nn oberlanghe heb leeren Kmnm/voous aan wel nisten / oock u vnendt Meest elck mede. G.'V. Kochtä« inoetickdpt^ecrghenvanzVcest elr» ineen zane vä ghewichte ; nammtlijck van u benft> pm , noch voochoudcn / om dijn antwoo!dr dsarop te hoim. V.C. Oecmt gheduldc oo!en/hoo!thet dicll ghehoo!deweervaars. G.B. Sepdtniet WeestelckdarÄooulhere Kerckm stozuit ofbzeukt/inaar ghee en timinertt
meet^enofgpnte Wille al moghtafbzeken (dat Hein feplen zal)wat is zgn voomnnc da? t'volck te latm verwilderm ^ zonder Godes diensttelatmzwervm^ moet hctvolckniet Goden hebbcn/die vooz Huer gaan? «V.C. Kaarder ia hp om te koine tot de Ware kerc ke/ Godes dienst/ ende God/ die ghcen / dan die een valsche heeft. der kerckm/ GodcS dtenste/ ende Godm zgn vele te veel. dcwpler in aar em Ware en iszoudet dan niet zochepd zgn noch meer daar bp te timmeren. ick hebve des oock ghem last van God noch van mmschm /vande zichtbare ende niet van d'onzichtbare kercke svzeke ick . daar benevö belijdt elck daeter is em onzimlMe Ware «erckeGodes/daar aft'hoost ls;nict de üoösehe / noch de Ghmeefsche Haus / noch A,uter/noch Menno/noch DavidIo;isscn/noclz Henrick KiclaaaV etc. maar Jesus Ähzistus zelve/des levmdeGodes zone.daar dit hoofe iis daar is deze Ware kercke dat is zpne levmde liormatm/de aarndm/die dic aas ende voetsel der zielm het woozdt des Zevens/ volghen. tot dithooft mde tot deze Kercke w?ze ick aan in alle mpne schziften zo onvedecktelnck' dathpniet wellezmenkan ofhatelijck of roeckelozigh leest die dit niet en merckt . de kercke heeft ghetimmert/en tnnmert noch daghelijr meerder mde meerdev d emMe Woumeester God do« zijn ch. woo!dt. daar toe moghm menschen aanwpzen : maar vergheefs is alder inmschm tim,nere/tm zv dat de Heere zelfdat zijn onziehtbaar gheestelijek mde eeüwigl, staande hu?s timmert. Osal. 127.1 .daarmtussche m dmcKe ick niet te Iatm;zo langhe als ick met kmZö ij nlsse
AS nisse ateine ende middel hebbe ; om dewaaM Kerckm ende twistkercken te helvm afbzeKm:op dat de Geere Matse inagh krxghm m stede van die ware kerckers/zgn Ware ende eenighe vzecdzame kerrKe zelfte tĂźnmerm tot zijnder eerm ende . , der menschen he?l. Amm.
Alcpn munlkcr Des Grootroemighm David I. F Vant GvscW'ft van David Zoriszoons WonderboecK. 'M?' ^ j. ^'voncierboecK. ^ / Grwonderms waardigh gheacht ^ bpdm Wonderbaren schzpver om ^ r'wöder bp hein daar in ghewaant. jj. Vaar in <>ar vanser verelr aan verll«ren «keonenbaarri5. . ' Vetwaarwonder zohierwatvooztquame/ daar as ,nm magh zeWhm : ziet dat ls nieu/ <Grrl.l.io) te weten van zaken ter zalighHepd nodigh om weten. zöude de mensch-lievmde God zgn/ redelpke schcvselen zulx van Adamaf totnuroewel wangonsteujmver^ dozghmhebbme jij . >Vie een,cier ick,2ez?är <ie ?Ieere, ?encI6 «al , onr5angr in m^ncn na,am , ciie onrfanße ni^: vie «nliÄNZr^ onrLangr ciie m)?Sne> ««ncien kee5r. iüj. Weö Heerm zegghe voozsz blijc»t: aan de«S zendtbode zendinghe zalmen niet rwpfeien : indien h? zo ghewisseluck doct blpknu dat hp vanden tzeere ghezondm is : als daar blijckt dat hp ernighe zmden zoude. V. I-I«osnFnel«ver moer 2ijn , ciie als ee» ^mballaaeur Komr incie name öc5 ?Ieeren. vj. Gm Ambassadeur bzengt inet zich em gheloof-schlift : met inhoudm van Wim/ tor wim/mde waar om hp werdt ghezondm.zo dkzmder maMÄer/mde dezakowichei
22 «her is: 5o mede des gSnandten ghcloofMM/ doo! onderteeckming/ mtstier mde zeghelontwpfelpker is. viz. We zmder Ähnstus Zs Grooc-machtigh/ mde dezakehooghstwighrigh : zoudet dan niet wel bekamen dat dezezs ghezanmr gheloof-schnft meer dan aller andere waangszezanten oock Aeloofwaardighst/ja ontwpfellick zp^ wie magh ( op dat ick dezes Ambasiaduers woozden bzupckc) daar tezffjeu^ doet hpt^ wp zuIlms naspucrm. ' viij. Opr nieu skec«rriZeerr cnäe vtu-meer^err b^cien ^urneur ?elve im laar i /5 1 . ix. Vavid Zonsien schchfr zijn anmr ende zpne sthziftm de hooghste volmaacuthmd roe/ja oock boven Chnstl ampt (zwpghe der Apostelen ampr mde srhuftm)inunerB oock de volmaacxte kennisse/ zo hier na overdloedelijck zal blpuen/cnde(om hier emighe aanwpzinghetedoen)?o blijckt zulx iz.fo.i^. «antalderheplighste. Ztem j.eap. 88. b. V.rap.i^.toock i8.etc. x. Ku Mijfr V.IIonssen oock (i. iiij.rap. 1 1 .r.) alduö : 20 lan^Ke cen ciinZ ma^k verbererr «fskemcercierr xvorcien, eni; 3ar2e1ve nier v«tMJ,acKr. xj. VatV.Donsz.inzMeerstuptghegheZsen Wonderbocck zun leeringhe aldaar noce een leeringhe der völkommhepd te zijn/oock Hein zelve de man dooz Wim die voozr zoude Komen/Iecstinm daar doozghaans/ als oock (om emplaats tenonne) j.ij.fo.i 86.rol.iiij. xij. Gm nn te tonen dat in dic watst uprgheghevcn ZVonderboeck grote veranderinghm ;toc verbeteringhe vanr cerste mer af «!detoedom;zgn gbeschiedt/inaglinml le, . , , M
zm i.y. fo.r?/. col.z . sl diete: xii). Wanr^ie^ncmerv!un,ic^I)avic!nebde mcc mvncn ßl^eelr mackr incien ^leerc na clen FNeelr re ««rcielen , n^cier vaarkevc! rs malignen , rc gkebcneclven «5 rc verciuemcn, gnoeci «fcjuaaci ke 2cAZken,cIc ^oncic re vereneven «5vp rc k«lben , re bincien «5re onrbincien bvclcn i-ieere incien Geniel : la rer rccbrer rvcir lnaencrelia^nlnerreicaf mvns rnc>nci5,velcic 15 äar eeuvißke v«urciccier I^rzcKr ö«cie! .ciirzvnveinercie cic>näerüni1agken,2vnr nier ci«cn ker naalr «ncierv«ncien vercicn , «5 mvn <^c>ciex vu«rcir varacnrign , een äncierLoci 2v , ci^n mer mv is. Ker ver^rßkel««i'r «fre nier.ker ^icn 2elvenin^vncier rvcir vel bevinäen cncie xicn laren. >^ce ncm,c1ie mvn v«orcir in cleveranclerinZke nier en ßnelo«tc. öcc. xiiij. Voe Wavid dit zijn schMe verandert Keeft met minderen ende mcerderm/te weten sf mde toedom/ magl) gbezim wozden in zgnghcrozrigeerdeofiaastghedMcKte wonderboeck (2.iiij.c«p. 17 g.) Immers daar V.J.im eerste haNdelendevan Gode toeten zone roeexrlups met meerm heeftgheschzevendanachtroluumm^indtiner mt nieuwewelvier mde viiftigh/elck eer imerder dan minder letreren beheizende, x/. Welcker ghelzcke verauderinghm daar b? groote meinghten ghevondm wozdm. znj. Z^o W.Iozisz.nu te ghelovm iS in zgn voozszzegghen: aar een clins nicrvolmaackr m is, ico langke c'^clve magk verbecerr v«r^ clenc>5 vermcerr : hoe zalmmmoghcn gheKoven dat de ieeringHe zijns eerstmWondervocrx volmaaröt was^ nochcanB zepde
H?t. maghmen zulx dan niet ghelooven :ym zalmcn hein int tweede Wonderboeck mede zulr zegghende/meer dan vant eerste ahelooven/ende waarbp ^ hier van zal meer te handelm valien/ int handelm vanr inhoudm zijnre boeckm zelve : ende achte Vit wepmgh voo! ghcnoegh ovtm tĂźule ofte oxschztft dezk WĂśnderboelx.
SMeHoottffucK.
"
Dat alle menschen blmdc zyn. Gn zepdt van oudts blindt man arm man / al lzadde hp oock donre uv kleederm ail . moeten de Ware . Ki> blinden die waan-ziende lepdtslupdm volghcnde ;Met Huer blinde lepderS niet in verdervms grachte vallen? 2 Kepdersvinvmimlepdervele/cndeon, der andetcn oock Vavid Zozisz.die zepdt al le ander menschen blindt tewezmmetdeze dioo!dm: Dar alle menlcke^iinblinclcke^ct K^n. i.y.rap. l«z.f. Wonder ist/ mde ditwonderbocckwaardigh/dat V.Z.op een plaatsgen des wtteltS srhuvlmde/ zekerlyck zoude weten waeter iS afniet m is in elrk van alle dandete inenfthe op allen plaatscn des werelts wonmde/ mde ban hein W.Dousz.nopt ghezim nochghchooznijnde. W'emighehertenkmnerhoudö wp God te zgn . ?oude V. Iloüsz. wel God wezm? of;alme dic zijn zegghen vooz waan/ nin vootweten moetm nouden?>naar waar toe dit zgn zegghen stretkt/ dient ghnnerckc. zoudet wel «m om d'eenighe lepdtsman w wozdm vande Oamsche blinde wereltt
<Twecde HooktttucK. Dat Vavid Iozih. weec/rghene ler zalWepd om weten nokngkz 2S v 5NN«
i6
Iveeäe zijnde/tot nu toe allen menlchen vtrbozghen is gheweeS. " .
r. XVelcKerZr«ncir stevecevanr R.yclc<ler I^elNeIcn),vancl«, verlclr aan verb«rgnen 15 ßkeveelr, «p cie2e rvclr inv onvaarnigne u^r relprelcenZKegkeveis. ^."i. i z i.r. GuNocg: Vanr nveverreläen vax sulclcen L^nAnelscken nieuven bl^ne inare uncic v«orär cies 1evcn5 bvclen menlekengkek««rr, ^nlclcenv«nclerlvken glciri«^cn gke^ickre «p aaräs in xvaarnevä Fkesien. 2,.j.t li.verso. s. Meer zodamgha inaghme lezen. 2 ij.b/ ^.ig.iz.g.^vlj.g.h/ 2.j.8«.r. 9y.a. lOi.b. i/Ö.b. z.8.g.b. 58. g. 159, a.b. i.ij.n.d.. ,z.b. 8.b.r. ng.verso. ^g.b. i«.h. 2.H. i^.a.etc. , z z Ve vooznennlijckste grondt van zulck W.Jouszoons zegghe/zgn ons Heere woyzdeu/houdende: Ick nebbe u N«ck vele re 2e^gken , cian ßk^ en m«ognr ker nn n«ck nier äragne. maarals skelc«me 2al?ivn cle ßkeeli ner ^, aarke^ö^ä! k)r u alle v aarnevci Iceren. Ioan.i6.i2,.iz. 4 üechtB daar oooz hadde Wsus^gn zongheren bedzoeft ziende/ om hmlupde te trooffen/ghezepdr «IduS : l'en 2y äan ciar iclc van u Za , 2« en 2al de rr««lrer ror n nier K«men: rnaar 20 ick, van u Fa , 2al ick kein ror n 2en6cn. (I«an. 16.7.) dat zun ona Heeren woozden ende belosten tot zpne jongheren. / Die cn mochtens doe niet dzaghen / niet om Huer quaadtwilliyhepd willen : wam zp vercpdt waren met Ghnstum inden doodt tt ghaan (War. 26.;/) maar omMerzwack
Kepd willen:?» blccck inder noodt van Huer ineesters ghevanghcnisse. Maeth. 16.^6. 6 W aar is dit eö goed bewij s^p m inochten doe wer met Ähzisto Ipdm / <wackhcpds Kalve : daarom cn mochten z?S daar na van «I huer ghantse leven Niet ^neen voozwaar. wanrahcsterckt zijnde inet de kracht upten Kooghsten waren zp zo stcrck-moedigh : dac zp nict m schiocinden / oock met levens gheVaar/Chzisti name te belpde (Act.4. 29) daar voo! ttöostmoedelnck te lpden / ende in zulrk onschuldigh lpden te verblpden ( Actoz./.4o. 7 Waar zletmcns een quaad vewya te zijn: de Zkpostelen mochte doe niet dzaghen de leermghe des V.GHcests/die ovetinitShaar zwackhepdtevelezaghcn op zijn liMpketeghmwoozdighepd : derhalven en mochte zpt namaals dooz ÄHMi gheest ( die Huer be logst ende ghezonden was)ghesterckt wezeude/medeniet. L ^cker zoot de jongherm namaals oock niet en mochten dzaghm : zalmm niet moete zegghen dat de beloofde vertroostinghe te dergheefsis gheweest^of dat Chzistus inr niet volbzenghm zijndet beloofde verrroottinghe dooz den trooster zgns H.gheest / bedneghelijck ende onrrou is gheweelr ^ dat hp zgnionghcrmteghen zgn toezegghen weefKensheefrghelaten? (Zoan.14.18) Vezelastennghenmoetmen Ghzisto ; de waarhepd zclve ; toe schlpven : ofinen zal moeten Hem den dat Vavid Jonssen /de V.schustmisbmpckt/zich zelfmet anderen millcpdt/ ende onwarachtigh is. elck dcnrk dic wpdw na. Der
^ Verde VoottlwcK. VelehooghezaKenschziifc D.Ianh. van zuh zelk ende van Zo nen dicnSe. i Uaat d? ems anders /niet dgn epghe» mondtvwzen/zepdt SalomonMo. 27.^ <Sock leeftmnl bp een ander: V lofverbiepd/noch u schoffien'ghepd/ ^ulx doet der dwaze roeinghlerighepd. ^ Doch zgn pzzyen ende lakcn middeloare werckm / dicinen qualijck / oock wel inagh dom. wel heeft d'Apostel zieh zelfendc zpnm dienst ghepzeznn maar dst ter noödt na vele wwMaandebctupghselen:dat hpmlx onDaarne dede / nm tot zijn ronn / maar tot zynder lecrllnghm nutväarßepd : noeinmde zulcknoodtlijck hooghspMen/zelf eenzothcpd/ (2 .Äozin.i 1 . 1 . 1 2. 1 6. 1 7. 1 8. 1 9. 2 1 . z c?/ z..Gonn.l2.i.5.etc.) welck ronnm te recht gheschiede inden Deere (i..<lloz. n . 1 8 ) z Ka zulck lmt/wiKgcu/ende godlyck roe mm/ hebbe «um W.Jo:is5oona stlmften wel ghezochc/maar nerghmB ghcvonde . ic» Wndewel bpwplen dathpt onnodighzepdt tewezen/nmar niet dar hpc vennpdet. onnodlglnepdtlMmet dezewooiden: 4 >Var ick vo«rr cker openb^rinZken Kaiven inäc ßncek unäe vaarke^cl Krackrel^cK K«ven alle Tinnen cies kerren ßke^ien , ßkeraicen , «kennaaclcr , Aneralr uncle gkev«elr kebbe, i5onn««cilAN«ln m^ncier leere uncie v«orcic mer ?anlc> re bevelriAken ( 1 z 9) 4 scheldt oock anderen/ om dat z? huer eere
«rebpdö mensche zoecken(z7.fo.8/4i.fo.i2. verso.) en dicmnale inde penne hebbmde/kec verck p/ytt äen verckman , zepdt hp oocK ds zijn zelfö Werck:ker ^ick «15vel rickrenunaeprz?2en. (2,.nij.i7.e.) 5 Des niet teghensraande zullm Kier Waind Joussms hooghv beronninghen meer dan mm zoude ghelooven/blpken. het zullen dan zpne vzunde/ oock over konstigh in welspzekenhepd tewezm blpke: die eenighewettighe oozzakm vande navolghmde beroeminghen konnm dom blpkm : oiezijn onder vele meer andere deze: 6
David I. maarkt zijn mnpt en woozdgroot. , I-Iierom mask iclc mer reckr clir ämf>r , Ar Voorär, ^irlicnr,lcven, uncic: äe ßkeeii «ver Sl ko«^k l«ven , 2)?ne rimineraßie keerlz'cxc K«läen sz..j.8/.c.) (z..irj. lO.f.) daar nonnc hpt d« licht der emwigher wijshepd. etc. 7 Tot vcle vlaatstn / oock namentlijck liij.i7.a. ) klaaght W. Aozissm/ dattnen zijn tzeplighe leere bespot heeft . anderm zegghen daar teghen dat D. Zlozisz. den vzoeden misijaaglit / om dat Hp zich zelvm te vele deKaaght. Apis vlpttgher/zegghm die/omzijn Mnpthooghelijck te loven / dan om zijn zendinghete bewpzen/daarom ljooztinm zijn dlote roeinwoozdm met te gheloovm. 5
D.I.pzijKzijn/bavmderApoKelen/jaCHMiampr. Ghespzokö hebbmdevantstmkwerchkw Vaulum / oock vant dupstex Prophetisch woozdt
»« ' Verclö wooidtbp Oetrum verhaalt/ schzgft voöM «Izo: « >Vel asn , ilr clarrer v«lk«mene cian eerlr laarlr r«clc«mr, rvelclc Kv r'^lcierke^iiAklre, r'Ieven,b/ cie Iie5äe Okrilri ( 6ie inr Irrste Kaar verk«ZKinAke clie menlckc nvrgkei«r«lcen verär ) ?o en m«oZkr ^kvm^^ian nier onrlvrinAkcn re bel^cle «5re brennen: <lar cle ^evencle ba^uvn«cier lremme ( incl« velclc^e cle verk«lenrne^cl L«cl5 gkeopenbaarr uncie vule^ncir, clarb«ec^c cies lams in<1en aevcncien 2eZkel uriAkedaan ^al vsrcie) v««r cie lrerck^lre nncle meelre ( äaar alle <le v«ri^ke in «vk«lden m«eren) re k«lclen en<je vaar re neinen 15 . gkel^ck cicn ^evencleri ^a^k o«cl^ v«oralle cianciere ke^lißk gkereKcnr uncic^ Fkebene6ijdr vorär ( 1 s.fo. 1 /) 10 ^« cler Ap«lrele »kebon nnäe leere inr slclerke^li^ksre FkeZril?/r vare Zkeveelr, ten^ouae nier Kelzben mosken omvallen. s2,.uj. z .b.) Gnde bat szp V.I!.?M ampt ver^ ghelqckt ende grondct b? ende op t'alderhezillfflistcdes cadernanels maghmenlezen ^'i. 88.b. ij.i z.r. etc. ende waar iner? 11. Anmers hpV.Z.schujft 6ar(Ükrittu, kier al5 een veFnbaner en voorl«oer mc>er v««r^naan , re veren v«or cien dienlr clex <?keclrs , die daar i« kem O. l«rii2. 2,.i, /6.d. Tlc5oock/w!!dp/2.j.8/.c. 1 2, Vanr stuckwerck PauIi/oock vant dlkp-stereMophetlsch Wo0M Oetri/zalhierna (riij . 5 .) glzchandrlt wozdm : zo mede vatvolKomm/ vant hepligne en dam alderhepligHste/met zijn gunkleve. iiet int xij. hooftstuck. iz Maar ofmen d'attegozpen der voozs? Piaaesen m alleK «Izo em roekomede volKomeiu
ttoofrlruck. zk KöinMHepd ghedupdec zijnde vooz ghoede bewvzinghe mochte aannememalo nem.wte Zal Konnen toestmnnmdatVavidZozissm buptm anderen nu in dcze tijdt de man zoude zijn/die dat zoude bediene ^ bcwijst hv erghes zulx op Hein voozzcpdt te zijn ^ mec ee ennghe lmer mec. dupdcc iyeildzick Oiclaao zoou nm alle t'«lve zo wel ov zpnen dimst der liefden (God woms) allj Vavid Zozisscu vptezpne^ 14 Vat hp zich zelve / novmdc zpne dienst/ gheest mde wijshevds kennisse stelr verde bovm der Avostelm/ ja bovm Lhüsti / zietmm hier ende over al ontwpfelijck/ inaar dat hpt erghes bestaalle vewpze mecter H.schzift/of mtt vaste reden waarschpnelijck tc zun en zie ick nergheng in zpne schuften: andere moghe zim ofnre cm mensch in zo hooghwightighö zakeovzijn zelfo zcgghen allem /behoozrte gheloven zo onbedarhtclijc«. ',
tzetlvonderboerk Dsvid Iorilzoonöwozd vä hem ghcpzezen bovel? alle Kharcell. Oant iian zijn wonderboccsr spickml» ?epdtalZo:D^ar«m aclic kcrKMt^ckc,ko1rec «oven alle lcnarren vaarcii^k incie 2in: 6«cK 6aar nier rc ßkel^lccn cn 18. 1. t vi^.verlo. 16 Demnshepdishoogh tehoudm bovm aIle schaeten (Mo. 5.15.58.11.) ?o ia oock <^lmstus de schacbamer ?elfalre Goddrlpne schaetm(Äol.!.z .) zondeD.I.welzrinvionderboeck vovm dcwijshepd / ja bovm Ähnstuin zelve hoogh willm ehcacht ende gheholden Hebbel 17 ZSo-
Z7
2Sove de Y.GoddchiKe schzltt waardeerr D.I. zyn wonderboeck. enäe moer ick ^onäer onäerlaar ciic m^n b«eck in 2^nen Tin Zr««r eii keerlz'cK «ver alle boeck,en,ciie mv belceur va^rv«ncicrl^ckn«men.^.^v.c. 18 Mar boecken Wadid Ionfien oekent Iloarm/ magli ick niet weteu : maar dat hnn «l de ZSpbelsche boecken niet onbekenr m waren/moet ickweten:om dat ick zie bz> hein uz»t elck der zelver wat verhaalt te zijn in ?nn schzifte. moet ick dan niet noodtzakelijck wetm dat V.Ioüsz.zijnwonderboeck groot heerlijck waardigh ghchoudm/hoghelijck «hepzezm mde ghclooft heefr boven de boec ken der GoddelpKer schufturen ^ zonderr hp die uvte ^ neen hp . ofisser pet upt ghezondert daanne al zepdt^daaroin sclnjnr oock dar h? denmenschm/die hp r'bestefclnint ghciont et hebbm/daarendenergljens anderzsl coe om KzenaanwMwanr i?
V.A. wijlk aan tot bat zijn hoogh verpzezen wonderdoeckzegghenoe: ^ I.ce^ ker mer lulr unäe ^äckrmoecilFner ßn«ecier begkeerren (ij.^Vij.h/ z6.vij. aiiij.verso.) Kergftms en leze ick dat V.D. zzmenjonghercn aanwijstcoclezingheder Hschttsturen . zoudet wel zijn om dar de zelve ( mzün oozdeel ) niet dan stuckwerck / maar dat zijn ZVow
Monderboeck de volkoinmhepd alder leringheu is behelzendei dat hp dm zpnen liever toeter zonnen/dan toeter manm irchr ; Iiever tot het alderheolighste/ dan toc het heplighe: ende liever tot het woowt des gheests/da» totherwooMdesgheloofs (icksozekehier . met zijn evghm woozdm/zomen hier na ver»einen zaWeest willen aanwpzen^vue magg hemomzulck zijn zelfs ovennatelrjck pzpzen/ doch met recht Mzmi Mant hpachtzpnewoszdm wonderlpken hoogh / zegghende: Velcx inäerlre gronclr ( nopenc!e r'^irreiz «prenlroel l)avi<i5) ick nock ^keen men5ck ver^laarr «kuvrFnelprolcen kebbe , var m/ v^n (Facies ßkenacien kier V)?cier af^nc^nevenis. D«ck Mr clar kooZKtte en6e dieolre ve^en cierceuvigke^ä , ciar Parlie voorrlcornen mon in ^k«ickre. i.j. i68.inKne. ii Dathptzometmheeftuptghesplokm/ maghwel ghckoinm zijn bp gheltteck van voknaacktetoehoo!ders : die m ghebMen den Apostel a! in zpnm tpde niec ( i .Äoz.2.5) velclcc kevIigken muckren besrvpen vac clie^re, «oclcveren«^: uvrnemenZe liefcls ^erkeanillen (Ükriiii,«m vervulrre voräen ror alle äe volke^ci L«äes. Lpke/'. z . 1 8. l 9 12, Sodanighe volmaackte mannm mokHMhnn D.IIonsz. onrbzokm hebbm om zulckezme groocgheachte verholmrhezid te opmbaren : uraar of hnn hooghroelnighe woozden / m« wmdkrlpke vmnetenhepd G dooi
«4 Verde doozghaans ontbzoken zoudehebbm: ts nie« wel gHeloottiick /zrinwercktoonethler ende zals noch vele meer toonrn. Wt een meerder gheeK/die hogher Kracht bp ztrh Heeke en veccr spzeeckt oan ChziKi geett en woozc waö/SpzacK nu m onzen tpden V. Zoriszoon/ die dasr van lchnzkc alsvolghc. 24 V«orva^r der luydcnde voordr, ( kv lvreeckrvan (Ükrilri vo«rdr ) kadinden deskinlel oock T^n ßKek««r ende ßlanrs,d«c>r de nieuvicne^d des rijdrs inr ßnclove.Öaar«in neroucK v^nvelen aängkenomen. Dan nu vederoin d««r ee ander derer nieuvickKe)?d ver«lder. vermirs die verscnyningke ecn5 meerderen ßkeelres, die kölker Kracke by ^ick kee5r , derer ioreeckr dan ci« KindeHKev«ardr. 48.b.v.Mdeverso. 2/ MVavldMziszoonKluMdeofscWftelpke woozdt beter dan Chusti lupdmde lvoozdt: hoe zalt Ghzistt wooidt zgn^ Ähzisti wooMwas Godes woozdtna Wavids inet Glnistl Worndt: hoemaghtGodeswoozdt ?ijn^ ofzgnder tw« zonderknghewoo2den jndm beghmne gheweest bp Gode ^ is Ähzistlwoo!dt dooz een ander veter nieuwicMpd Keroldet / zo en was «lttinsti WooM het beste niet/lupdet dat oocktcn bestm^zoude dan Vavid Jo!tftoons woottwel beter zijn dan Gnnstlwoözdt / als nu van ouderdom versuftMewozdenzgude^ 26 z?«
t5 So ghaat het hier oock mettm Geeste lS Vavid Mouszoona gheest meerder mde Krachtigher glieweest/dä <lhnsti gheest: wie zal ghelove dat Wavid Aonsz. Chzisti gheest heeft ghehadt? tm magh inet eenzgndaar t'em meerder en krachtigher is dan t ander. 27 ^a Wavid Mnszoons gheest dan oock niet Ämstl gheest /hoe Kant «Hsdes gheest zijn gheweest ^ ofwas deHpnr Godea/ mgar Ähusti gheest niet Godea.ulinrkt dat lelyck/ ende waren Clnisti endo Vavid Zoziszoons gheest bepde Godes gheest /ende nochtanK d'een niet de ^elve die dander was:zoudeinm 5o niet wel twce he^Zighe gheestm/ende mitsdien vier Personen inde Godhepd makm^ 28 Ooe daetet Zp inen ziet opmtlijck dae Vavid Iouszoons gheest ÄHMi woozde verklaart te zgnkindtlijck/^wack/ mdenier wel spiekende/ bp ghelpkmisse vS zijn woozt dea gheests dat dan een manlijck ( zo hp op ander plaatsmschzijft/ ^.iij.^.b. 2.j.i4z.o> wooxdt zoude wezm / dat uptm man inder kracht voottkonit / ende daaromme deter spzeeckt dan dat kindtlpke woozdt ÄHMi. ^9 WaginmnuoocKmeermetredmtwpfelen dat Vavid ZoMoons gheest emander gheweest zz, dan ÄHMi gheest /die oocinoedigh van heetm was^qualijck. masv maghmen oock met reden gheloovm dat zz» beter waa dan Chnsti gheest ^ die spzack als hp zelfwas/ te wetm ghoed mde daarö oock ghoedelijck: oonnoedigh en daaromme oock oonnoedelijck. Hadde Mavid oockzoWelpzoken/ zöude hp niet beter dan nu gheMo»en hebben mde Chnst-ghelpSer? z« FVaarzoudek>ejnandtzegghmdatVa. G g VW
-
,5 Oeräe vid AoMoons mde «Christi ccheest emzewt gheest was : dan dat W. Iioziszoons gheest Krachtigher »uerder ende deter inzgn wercKinghe is : ende dat vmnits des rgdts oudt^ Kepd/ofdes werckmpghs halvm:wie za! Konnen gheloovm dat de werlt ofmmsrhen; die alle daghe argher wozden; nu deter woz« dm/ mde derwaarhcpd onrfanrkelpker dan diewarö tm tpdelrÄsnisti^ zcpde die viet dat de licftie in velm zdude verkonwen^Marrh. ^4. 1 2,) voozMde yp dat hz> r^ijnder komste veel mde Krächtigh gheloove öv aarden vin« dmzoude^A.ucc l8.8. zi Gfzoude pnnandt inepiun dat David Aonffenspersoö een hepligher bequamer en deter wercktupghen des G. Gheest is gspe« weest / dan Ähnsti heplighe ende onzondelpKemmschepd: omalzobequainelpker detet endekrachtigher zijn werckiughetehebbm tot volkommder ghoedinakinghe dan vele ,neer metlschm dan Christus ^ Wat en heeft Vavid Zozissm zelve(dim doch ghem stoutKepd m ghebracö) dozvm zegghm. z 2 Houdt zijn stnnme des Heeren wooidt tezijn / 2« vie clan mijniicmme ; n^mclijck <jes beeren v«orcir rer kerren neemrencie re rcckr Fkeloo5r,öcc. 1 y.c.dj.Verso. z z Glck leeraar alder nieilwer Kerruen/ «heeft inedezgn stnnme ofwomdt upte dom Godes woo:dt : masr wie bewijst dat ? nie» mandt . doet V.^ous dat ^ over al : zo zijn zeggnen allemlijm vast bewijs magy derstrecken. 54 BatdeßooghSeKmmllenoch vanden pzopöete/noch van« . den
^-
dettApoÄele/nochvanZoan-! ne/noch van ChnKo mdm vleplclje / mec opcnbaar ver^ Klaartenis. Xlaar i5 ( ciarKrancK gkeloos) verrevanr ^«ackriAn? lickr^vi^jr vancle Ko^ne Kcnnil^ mcn m«eren. velck^ van Ioanne,i!«cn vanäe ^poiielen , ofvan dnM« inäc vlceicke v^^vgkc cie ?wpkeren niero^enbaar ver« i^Iaarr ea !5,öcc. !.iij.iz.a. 5 5 Vat schzijft V.Avrwijst hpt^nem/ten waarhpdedeblpken/dat d'Äpostelen nocj? oock deHeere ÄhzifiuS/zulcke hooaHste kennW meten hebbm ghehadt/zo welalohp V.W. ofdatipdie denmmsclimnietzowcl gHexonr en hebbm / als hp V.I>. os dat zp de sonst van Huer zin upc te splekm nietzo uiel «Hchadr en hebben/ als V.J. zoude dan zijn gK^welvmer/zonstignermdellonstighee zyn gheweeft / dan der Aposteln, / ja «Misti Herst zeive ? hier afis oock ghchandelt vooz f. i.etc. zs V.Zozisz.HtrSaac/datghken nunkhen verKaac. Overlr <1ac verlranclr ( vanr aanbecien in Kneeii un<ic:vaärkevcl) kecir man nier. »een , ^keen m«nicn cue 6aar leekr op asräe, Koe sneleerr 2v immermeer , avvgks 6er «Kacir. 45.a.v.verso.zict oom 4 z . i^.verso. i.yz.d. i5f.r. z? MochtV. VozV. zmerlijckwetewat «llemmschen verfiaan/zonder zelfalle menG ig scheu
z8 DercZe ' schmghchomtendooz Huer tanKetntgert ende herssmen ghczim te hebhm:watghebzackhnu des halvm öm zelf te wezm de hert-uennende God^is dat niet/ war ghedzack hein aam vennetel beronnme z 8 Slcmandr en maghc veröaan dandoozhemW.Z. 2^ alle vere nier,neen, Könnens niergke» Velen, vijl in ciu) lrernille üaäncle 2onäer licnr^n, w^ar«m eri r«e r'^oorcir vlevick, <^«cl menlcn , de menlck Zkel^cK ßkev«rä« j5. ^ic kever Fkeveren,^vvZnc u^rgkeipr«Icen, cier vande^en ßkerecnren vnren alclerNe^liglilren Fkeett, nier Zkecir«nclcen keerrZ 4i.ft>.iz.vMo. z 9 Vat D.II.mochr verstaan / die een natuurlijck ghebozm mensch was : moght dat ninnand! van al dander mmschm verstaan? ' waar bp wisthpdat? blaast de winde niet waar hp wil ( Zoan. z .8) ofhadde hp Godes Meest enderlichr der ghmadm-zonne in zijn Mndr^was hpr allem van Wims lpve levenpewatermM anders zo)zyn ghevloten^noghmr ander inmsrhen niet Halm daar hpt uhehaaltheeft? ofwashpvan ander aardt Dan (ickzeMhe niet allem Ählistils/maar oock)5Vöpsts was. die bmpde niet dat oock twee, buptm dieneventigh inminm bp hnn zgndeMopheteerden/maar wmschte dar alKrvoKk mochte v:ovheteren (Kum.i 1.2,9) noch «iMistus en wilde niet velet hebbm denghmen diedupvelm uptdzevenin^pnm name/zonder Hein nochrairs natevolgHen ^Warr.y.z8.Z9.) wam alle ^ulx heewerck was van em zelve ghecst des tzeerm . zoud«
ttootrlruck. z> diedanaaneen Vavid Io)lsz.zgnghebon^ Den^dats niet waarsrhijnliick. oock zepdt dpt/ maarwaar doet hpr blpkm^ 4« V.Misz wil datmen hk hoze. ^20 2ulci)^ , cue u 22N lracir dkrilrl , 0cier inclennamednrilrivan kerrenleerr, koren. K 2u!r clie TelviZke , ^eMke ielc nocn , nicr ulleen n«ren^ Ie5um na den vleelcn,lnaar na <1en Zneclr,cl2l is^dkrilrum köre als Loci, dncle nier als een mcntcn. z?.f.4. 41 ^audehiertoewelstreckealD.Z.zegghm/van alier mensche blinde onruetenhepd ende vä Zijn hogheuietmhepd / uainmelyck/ dat elc» hem allem hoozen zoude ^ wel aan/ mmzalhnnhozeals ChMünadmgheest/ ja oock alsGod zelvesdaw wat meer als een mensch) zohpomwpfelgck bewijst/dath? zelveÄWstus na dM Gheest ende God is. maar em mensch als Ähzistum mde God re Kozmmettwpftl / zoudeons wel eenwederrhzlstcndeafgod domhozm. Wet/Wildp/ meer. Z7.f.i6.verso. i.ij.zz.c x./i.c 7.a.b tg.iz.v. mj.i.f. i6.c. n.d. ^^.g. zi.b. zL.ry.verso. /i.s.verso/ 56.g.ij.mdeverso/mdea.vig. 2f.b.n. Z9.e.g. iA.g, jj.verso. e.V. /i.a.lg.ver<o.m. 4- In Zljn ghttupghmö wil D. A.gheloottznn. IcK, ciie clir voorrbrenßke,cien gk^ rlier en zier , bl^ve u in , en<le ci«or Loäes skenaäe Älro«s een ßkeville rrouvc ßkecu^gne , öcc. ^.Z.i6i.b i6/.a i^6.d tg. l z.o. 4Z W«B rAezendt : lnaar ist vepllgA/zonG üg der
4d Vieräe ver Ware tupHms vandezmzelf-tupcK te gheloven / dat hp em Ware ende trouwe NN»
Vierde VoottKuck. Vandettamen dieVavid Iozih. zlch zelven a! coe epghenr / ek aanneemt als van hem ghezepdrmdezS.rcKzikrure. , Wat hoogh beronnelpke «Ken V. A schtyftvan ziryzelvmendevan zpnm dien ste/ hecftmen hier vooz moghen zien/ hoewel ,naarb?em Klepnmonster afvoozsmaack/ danomelban andere ghins endeweder den Zezer zgnre boecke hovelzcken van zelfvoozt* domende. i Gnde wat elck na tghene hv is ofschiint oock gheinemlijck de name voert: zo en heeft V.J. oockmet verghetm ziehzelftevereermmecgrootememghte vand'nMghelezenste heerlpke namm Kleine mdenWpbele Zeest. zulx werdt daar nauwelijcx per trettijcr ofte hooghachrbaars ghevondm / dät hp niet op zichzelveofztjnampt heeft wetmtepasten: maarljoezM past/magn delezrr «ozdelm. z Alzo heeft Vavid Wzisz. tot zieh ghetrockmdmnmne Ada,na:met deseerstm/ ouden/aardtschen/ maar des laatstöAdams (2.ty.ili/l z? des melttum Adams (^.68.« l49.d) cndesyrlnelschmAdama^.^ n.M. 4 D? nonnr zich zelven een Ambafiadeur desAlmacbtlghms ^.i z.e)daarb?noch voe-
Müde dathp höogh gheloofc lnoet ZW / als »ommde inden namc dea Geerm. ^ener In dien du « willpken bleeck/ te wetm / dat hfl quam indm name des Veerm: aist wel grosIpken blljckt dst hp ?lch hoghe dinghm aannennt :hp en bchoozde zzjn waardigheeere nierteomberm. ^ Todatwaar/mocnthpwaarschijnIgcK de name vandm grote Arraxerxes ^.j./2.g/ en van Assuems/zo hp zich nonnt. 5 i.g^ tm Hnnel toe lupde tromgetetrm inetceVazupn 2.j.27.a. mcete derdeZSazupn 2.i./^r. zamettm zevmdm ZSazupn/2.n.i 5. 15. vooz dm welckm de verholmchepd nieten mochte aande dagh komen/ die hpzich aaw nennt zelftewezm. 6 Maargroteristdathp/teghmdeopen< bare waarschouwinghe onzes Heeren Jesu <nzisti/tot HNn treckt dm nanie Ghusti ^ nj / als of Älmstus hier of daar waar te vmdm/immers de gheestelpke GhzistuB. 2.«. /zb 7« c 78.« i.nj.z.b. -7 Gnde ovennitS de name des NoningS Vavid op zpnm name schem te passen/ « cn laat hn nauwelnck onverhaaltmdeophnn «fzgn ampt te dupdm/ emighe plaatsm des Vpbels/ die dm name Davids ofzijnsvaders Desse metwmghm: 2-1.82.a. oock de gheestelpbe David. 2.j./z a 6<>.f 149. b iz/.e iz8.a ii.ty.verso.ete. 8 De n«ne vail em Gnghel des «cht«/ Kttft hp mede niet verghetm ^ 1 9.a.ijverso. niet teWhmstaande SatS zich in quicke schizn we! kanvertoonö . veleminderverzupmr hp dö naine vant ^vmbeelde Godes (dat Älnistus aller is/ 2.<5oz.4.4/<llol. i . 1 /) ^.j. 1 z 8.a. «5 v ?H?
4^ ViercK ' 9 Hp heeft zich oock ee zhn aanghmvmm degheefl des levms(s.i4 ) deSterckeghe, bicder/ i. j.5 2, .r. de gyezalfde des Geerem 2 .j. »^.chende Godes(^.x. 1 Z7.c)d« bepde AesuS GKzistus is/mde de tzerauir (waar vindc Kp de nameni) des aldergrootste -KepzerS. 10 Dp Wadid Iozisz. ofzgn gheestzmid« sock zijn een ghoed leennecster/ 46.a.vnj. oock de rechte meester/2.i./i.a. het levm e.j.68.g. deAoningdergherechtighepd/ ^.j. ,;8.a. ende de rechte Deere /z..j.iz7.b.niet jeghenstaande hv zelfheest gheschzcven/ datmengheen mensch /maar d'Alderhooghste/ Ztzeer ende hooft over zich zal latm wezen. 1 1 Waarbomendeoptwoozdt gheest/ziet«« hein waarlzjckmetmeerdervzpmoedigKepd t'zelve trecken / dupden mde aannnnen «p zpnm dienst woozdt en gheest/ die in Hein Was : dan Hz, inet oozechter behoozlgckhepd znlxerghms inder waarhepd heeft konnen dewpzm.de lezermaghnadmckm/ofhpdae rerhtelijck dan onrechtelgck heeft ghedaan. Vmu aam doen is ghem twpfele. ,2 Mzo zieeineu dat Vavid Zozisz g.) beveelt re merckm/opten zinne des letters i>an zpuen ZVonderboecke:«? äarmenverloek«mcn<ie bel«o/r, langkevervackr encie «ver«m ßkebecien uncie skerocpen is. Andmlijst daar bmcven stur hp: Veni sanSe Hiiritu8,venl erearor öcc. 1 z Derhalven nonnt hp zich zelvm ofzp nm gheest dm gheest der waarhepd : onaanghrzim die van Lhnsto dm Wostelmniet allem
Membelooft/inaar oockwarachteZijcu mde drachtelijck oPtenVmcrter dachisghczondm giieweest. ( hier afis hier vooz / wat des amghaande Gehandelt) 14 WSt spickende vaildewaarhepd ChnsN/sch!ijft hp alzo:äar 15 veel,clar iclcr eeÄ ««oren un^e 2ien vancicn ttcere lelii dkri-
nemenmoer(/2,. z.) 1 5 Welche laatste woozden ( nammtlijck vanclen ^nen nsmen moer)LH:istus splarK van zpnen veloofden gheest der waarhcpd: dltt van t'zpne / te weten Chnsti / zoude nelnm. nnnec dan W.Zouft.van Ähnsto/mde nin meeten Avostelcn vanden H.gheest : war zepdt hp dan hier doch anders:dan dat hp/of 5M gheest zelve/de H.gheest is? 16 Gitzietmen naamr mdeklaar ^.rz.c. deginnende: kierom vie tzkel««5röcc. Btenl 2.I/9.V. beghinnmde: 2ieräe2cntt.Aeeli öcc. ende Overlr nu een anäer ö<7c. ibiciem. ende doozghaans in alle zpne schuften . ende Noch: Lkz' 2ulr kersieNzäarn«^r menlck en 22ßk. vänr cle Kennille äes l^eeren n«^r , als l 7 Indien dic zegghm D.Iouftoons warachtlgh zoude zijn :zoudetnictsthpnen dar God in zijn liefde verälwerlijck waar/ oftm mmsten dar de wereldt im waar verdetert^ l8 Mgm God int gheve van meerder ken nisse ovaarden in dezetpdm/ dan hp opt te vozen/oock na de verzoeninghe in Ähzistci «heschiedt/totVavid Zonftoons tijdt toe Vadde ghedaamzoude innners meerder weldaadt(die uzu meerder licfden inoeste ko,nen dan
44 Vieräe dandsarvoo!) dewezenlMbmdezewettM niet hepligher/maar upter matm fnoder dan de voughe wezmde. dar nier welen zoud« dipdm. r 9 Maar zamen daar met «an m wil/zal* nml ntet inoetm zegghen dat deze laatfte/ arghsw/ mde aarden werelt nu is l»quam«t d«n deerste / beste ende guldm wereldt W«K om te begrppm / te verstaan/ mde asn tenes niendezealdecklaarste m volkomenstekmNisse die nu ter wdtwerd gheopmbaart doox dealdervoikoinenste ghcestvan dat sthijnt niet mm zoetelgck / dam v«z^haandelafterlijck telupdm.wamhetsheen menderwUhexdistezeggden datdewerlt bttert : dan gadloozighepd is tezegshen dat Gad verandert. lv Ku dit zp zoot wil /wiemoet nietverfiaan/ d»t David IoM. hnn ?elf of zgn toooM mde gheest / uptÄeeft willen «Heven »001 dö H.gheest zelve: als mm lvlwmleeV dat nptzondighmnonnt mdm heplighea Meest/ms inm teghm zijn leere/ WooM oft» Keest zondight^ Wathpdit leert blycktupt deze aanghetoghen woozden ?elve mdtupe mmiqhte der aanghewezme vlaatsm. ^ l Ä«,al20 gkelckiccir cien menicke of<ie verlor clriemäal ciar ßk«ecke voorär rer be« rerinßke . vanäe vacier, KinäerlijcK «flick»^ meliiclc uvrvencÜFN: vancien ?one inclejon« ßkelinßicnap: vanäe kevIigken ßkeelrin ciis KeI),Icer Iie56cn , ciar is in die Icrzckr , (Zocies slcierncz'IiAnlre ve^cn. Oareerlre, inrvoorciar anciercle.inr keM^ne : clar cierc!e,inc ^äcrnc/ligküe. (:.ij.i l/.d) Wlt bedupt K? (Z0NM,
tzomminaMzimhiernaxg.) opWopsnn/ Ggpstum/ mde Vavid Iozls5.mrt huere bedienmMm. 22 Ter vooLchzeveplaatsmlekstlNM noch tgKemvolght.ttler6,var äe^cn 6äLN,ttonci, «irijcir cic5 ncx>gnlren ßnenaäe in cue v«l^c«-» Menkes verrez'clcr, u ncie vie clie vaarke^<Z I««5snecir, l«snenackrisk uncie beciricsnt^cl^ nulclencie 3en ke^ligne gkeelr , ciie cla^r «ndeNiv^st,unäe al^« 2vnen raacir, Icere,vil, unöe ciaadr «5 vercK rcsnen 15 : ciiens 2iele mer ro«rn encie onsnenaäe Lo^e; uvrZker«^r vercie, kier nocn kier na ßkeen ver» Zkevingke Icr^gken. ' z.z Toude daar niet wel onlochbaarlijck dlpken uptm naarktm mde klarm woozden zelve/ van Vavid Jonsz. dar hp zieh zelf/ af ten mmstezM gheest mde woozdt hielrvoot den hevlighen gheest ?elve^die daar aan noch twpfeltmagh lezmdeze aanghewezöplaatsm ^ende de twpfel za! Haast verdwpne 1 0.8/ 2.j.5^.c/48.a.lni. xch.a.vij/2.j.85.c izi.a 7.«/ i6.rc/4«.q. endeverso/ n.b.ij.verso. V.verso/i8.c.ij. e.ij.verso. i4.9.verso. i.iij. 1 o.e. etc. 24 Alzo mochrinm hier vzaghm / ofV»< vid Ioziszoons / ende ons Heeren Ähnsti Meest/em >elve ch.gheest ls^ zepdt men neen/ men maackt een vierde versoon indeGod< Kepd : zepdnnen ja / men moet bckennm dat <chustus zelve oock zijn gheest hadde/ zo wel «KiVavld Zozisz. 15 !Tmdighdo Hz, inde V.gheest die teghett «hzistum / teghm zijn ainpt mde teghen zijn woozdtzondiMde ^ neß tupght de Heere zelf. zon
46 Vi«6e zondight hx> nu inden H. gheest die teghett David Zozisz. teghm zgn aitwr ende teghen zijn woazdc zoNölght/als W.Z. srhchft : Wie za! nietmoetmhoudm dat V.WziszoonS anu^t/woozdt ende gheest meerder is dan Miisti^isdatoocKvepIiM , 26 ^ Toudet dan niervepligherziin te houdö dat D.Douszoons gheest een ander gheest ig Meweest dan Chzisn gheest/mde daaromme met de gheest der waarhepd i elm magh toe> zim.Gp dat ick dan weder keere ter besthzpvinghe VavidMMoons van zpnm gheest/ Mlttfimendiebphnnzelf ghmaamrtezijn. Wehezülghe gheest (2.1.1 58.5 iz«.r)de gheest Pelie(i.j.n.e) de gheest des levens (i9.a.ij.verso) de gheest des verstandts (^.j. 44.b) Josephs Keest derwyshepd (i.j.^^.g) De gheest der liefdm ( z ö.a.g.vnso ) de nunripaalste gheest dtt kraft ( 2.^.82.a) mde de «lderheplighste hooghe gheest (^.j.i/S.c) is dat niet hoogh ghmoegh^ 18 Ghüstus vemoeghde zich met ZMen gheest te nonne de Heplighe gheest (Joan. 1 4 i6)maar daar medeen vemoeghde Vavid Iouszoons hogher gheest/zo hp^epdt/ maav niet oottnoedighdtt yheest/zome ziet/gkeansins/de zpne nonnmde d'alder Vevugyste. en dat voeghde Hein oock niet qualijck/ ghemerckt hp toe schzijft Chzisto zijn ampt ende ghecst/niet da t'heviighe : maar han zelf/?ijn mnpt ende gheest /het aldttheplighste des «Tabernakels. 29 Voott bmaamt V.J. han zelfde levk-deminnaar dtt^ielmdi.j. 1 Z 5.a)detoekomc^ de nimwe Heinelsche mmsche(n.j.i Z7.c)do Vemelsche mensche GodesG.j.68.a) demoghentB
ghenthepd Godeo (ij.j. i z 8.a) zijn dat ghem woozdmomtotgrooc achtbaarhevd teghez « Waar v? m werdt het noch niet Wiate vä David Zozissm : «mar wozd noch in zijn zelfs schzistm de laatste oudchepd (^.ig. i «H be Gverste Miester( z 2.f.ij)oock de Ozovheet (2,. l .^^.r) merren velclcc 15 cie alclern««^nlre slori«le L«ci ecvign vancien I^einel , en an. 3er5 sneen rc vervackren is . cien ?uläv korö ^15 >?o^lem , namenrl^ck al5 (-«ci , leiliin <Ikrilru -elf.öcc. merckrer vel «p.sij.j.8^.a> Wem. 1 8. 1 5.dit zijn V.IoMoons woo/de. z i Ja merckter doch wel ov : zalmm hun yoozmals Ähnstum/zo David Iozis dat dupdct; zo cn ist van Ghzisto zelfniet ghepzouheteeet/inaar zo W.Adat hier betupght VS Knnzelve. zalmm danniet onrecht inoeten ghevm d'Mostelen Ähzisti om dat zp hem «atlnainen voo!dm Ozopheet bp MoMin voozzcvdt/twelck dannietvä Gljzisto/inaar van dezen David Aozisz.vzas voo^zepdt^zal,nen dan ooc« denHoden niet willende Ähzi? stum vooz die Vzopheet aannnnen / daar inne onrecht moHen ghevm/nadezeuvtlegahinghe D.Zozissoons vande vooztz zilaatse Weutronmnn^ z ^ Woven alle het gKmevoozsz staat /zoude David Iozisz.na zijn epggen zegghö oock Zijnäe inarsncn ci« ciaaßN5 , L«ci« icnoon. nevci,cie recnre man «ire ttere «n^jckrbaaisI^cK(2.^iZ7.b)«jeFneelr ^ie ciaar«p lraaren levcnciiAn rriaal^crin dkM« (ciars dkrilrus TelLnier) cie vorrcl Iel!e . (2. i . 1 z 7 .e ) NS vermeldm zgnre David Ioziszoons allegozie opte tzistozie van Kaun^son. zijn dat nict ken
4« ViMe Km om een mensche groot temskm? z 5 Daar nocinr V.J. lzein zelvm voozt naäen vlccscke eens mentcken 2one ,MA« K««ßklren(i.j.z8.c) cie ^4orßkenIanär5cke lierrc(2.j. 1 5 i.i.g)kervoljcome vare verlranr <Zoci«(i.ig.i«.s)encieker verlrancir c1ereeu» viZke^ä, 2.i.^7.d/ maghmmt oock groter maken ^ Wie zulcke heerlpke roanrpke ende Goddelijck-fchzmende woo!dm Vavid Io> riszoons ghelovmde/en zoudezgn stnnme(al Kmdehpzeschoon niet) diehv<epdttewe>m deStenune Godes(^i.^7.a)de derde steinme/2 .j. 5 z.. r/ mde de upt roepmde steimne (2. j.i5>.c) bovm alle anderm ghewaandeGerderm niet veplighlijck navolgsien/ Z4 Maar of zulx vevIighInck maeH gheschiede / heeft nadmckö inne om voozraadtS wttlm . daar mede zp hier nu gnmoegh/vandenamm bp V.^Zonfz.hnnzelve/ zgn «mit ende gheeft/ toeghefchMm:om vooüs te Somm aan zijn beroev of zmdinghe en desselfs bcwijB.
Vykde VoottlwcK. F Van Wavid Aoziszoons zmdmghe mde desselfs brwpzinghe. ,
Datomin een ghemeente Gades te leeren zmving van noodeis. Overlt kier r«e(om cle belre verKon^ißker «0Q.»
««»kl» äie ksgke Akeelr , uncie gkeelren ci« «uviZKer Krackre, m«ßkenrke^cle,k«0FkKez?«len uncje lck«onkevclen: clorck cie>velc^en men ske^al/r uncle Zke^«nclen inaer veräen : clie inclcn name cies l-Ieeren sk»eekenermer Keneclvciingke ^ulclcen bo«clr« sckav rebrengken Komr.^7^c.Ug/;7. 1 9.VWso.mooghrmeerz«n z8.z.o/ i6.,n.v.verso. Mde noch: Vild? nier a«len,^o en l«oor nier voor <lar sk^ gke^anclen vor<jr : Icoinr v««c v va<ler o?inse<jer nier : Kaalr u vo«r cie rijclc' vier. z8.lo/l4.i.b. t TendiogsblyckblgcktnodightotverzeimncKe vande Keraar / om niet onghezondm loymde / oock vandm lerrling / om met «pt onzeker volghmde/met malssnoer in dm grachc der verdonnmissen ee vallmwäe descha^m zullm gheepfchcwoidivanzulcK vaMe herders:oock zullm veroervm zodamghe roeckeloze schavm. Gzech. z z .6. Sym woet nitt opcm mensch betrouwen. z Vanr«kkyalvelclestteerevoorärFke. »osr, berr«ur,ackr,ecrruncie ke^liZk koIcir: »I äe vjjl k^ cii? ine!ck,c1er ker kem verkun-. ^ißkr , als een Ln^ke! onmensckel^kc , nier ekebreckelvclc, o? bekoefrizk unäeSkepal^ uonneerr gnel^ck mer kem k«I<ir,«f«er: v«is <1ar anäers als (?oä,FkelycIc «n melck /ckarren , ocier aan kem Zerren ? snrvalr , milr kern <lie, lr^ar kem äie nier aan, ?« onrvaKkem <Z«<j.öc>ur een 2ulcK nier oo r'«anr, »eenijyZ sin «flraar kv nier «p een menick? eelosfx,berrour,o5liett Ky Loä,oäeXl»s5cK? P Wli»
«iclervaarrievciQoclriier, maaräe menick ^aar k> «p iQ.i/.verso. 4 VätS wel ghe;epdt / mde ghelgcKsteinmigh met de D. schärft ( Zernn. 1 7 5) Gave God dat h? zo wel öock ghedaan hadoe / en de mitsdienzijn epgghm schuft voozsz over al «helyckfonnlgh ware ghebleven:zo m zoude ß? David Aousz. met zohoghe beronninghmniet ghcärbepdt hebbm.omdmmmschm op zgnwoozdt(diemede emmensche waa) re doen betrouwö: alsmen nu eensdeela al heeft inoghm zim/ende noch vele ineer zimzalmogfim. SVen moet zieh vooz den men schen wachten. 5 >VacKr u v««r evßke v«orcir, ofcen5 menlck,en skeelr, leere , gke^ickr encle verK^när: vacnr u 2es ick, vanr ciar is vol arck» kevcls unäe lcrialc^kevcis , vol blinlirkevck, «jvalingke encie cinviierniilen. 10.8. 6 Waarschout David D.hier dm mensche zijna onwetes met oock vooz zich zelve^vooz zijngheest /licht mde verstandt^ ofwash? nuKem mensch meer? Wien ia dar ghebleKen^ den ghenen die met open ooghen zijn schziftm hebben ghelezm^ ofnvpnde np hier met dat alle menschö zieh ?elfzullm mistrouwm/oock «Ilm anderen menschen/ bchalven iinn David: Wiena gheest ende verstandt al le menschmallem als dm gheest ende t'verfiandt Godes schuldigh zijntebetrouweni zoude dar niet wel mocSm berouwm^ , Syen za! gheen waan-wvzen ' ghelooven. 7 2o
7 ?s cn malmen niemancir in 2vn evFnen enoe<jrciunclcen, 2eI5s-vvÜ,ev<j , «tlcl«ec^nevd (koe netrigk eener 2icn «pmalccn,roez>cn,unc!e b«läercn,vele ^clr^amc Manieren ßkencbbcn 1concie ) Zkelo«ven . ciie ßkeelr is vollen un<je «ngkerecnr, gkeen vaarkevä in, >Kem, alleen ror ver^ervinAne , uncie nier ror verbererinssne uvr. 4i.z.verso. T pnnandt met opmerckingye leeft David ZoMoons grooc-dmickni / hooghe viyshend ende kloeckhevd/ die hp zich ^elftt «ver al toeschüjftbouen alle andere inensche aarden / hein onbekcnt zijnde / oock mede zgn hoogh roepeu ende sckiickrlijck diepghe: zoudewlckeenoocn moghcn twpfelm/dat «p nietIiende zpnen rugghe->ack / verbode« iieeft zijn schuften te ghelovm?dat zijn ghetst dalsch/onrerhr/onwarachtlgh/endcvcrderfWenlpt donghczondmeOzcdlcamm. « VeIeorecIicKen,2vn ciaaromme nier^ker«ncien,«5beroepen,al5 ^arc>n: n«evel ^icn crlvke 2onäerkcnrcniile van^,ar«n5 beruepinsne ciaar «p rw«lren : T« 2v maar van een iiacir «5 gkemevnre ber«eoen uncie ingneKunrr2vn, omccnnonclerr^ulcien «5 rvee. nier vermercK^en^e ciar ciar vanL«ci(gkeIvcK ^ar«n) nier gker«epen o5 gke^«näen is. I4.j.i.V. 1 o Mer mepn ick niet dat peinandt oozdeel hebvende V.I!.onghelijck in zal gheven. het beroenm van Stedm/ ofvan alle gliemepn« te/noch het loon en maacke ghem ^endinghe/ 'Die vooz God gheldt. Det onderhoudt der V g recht
ViMe recht-cSezondmm en quetst aackhuerzem dinghe ghemssms : eis recht dacme hem n«t het snoodtste dient, diet alderbest aandimr. I i Vavid Ioziszoons onaangheerfde rnckvom etc. en quetst mp oock inet / zo zp velm doet . nuar vzennr schpnet dat hp van andereleerarm af epscht em AaronMe zendlw Vhe/zonder dat hp die zelfdoet blpkm. , i Weennm niet dat Aarons beroepinMe/ dchalvmallede wonderm met Mopsem m «ögpPteMedaan/ oock int bpzondermetiM gxoepen / bloepen / mde amandelm diaghm zijnder roedm wonderbaarlijck vande V«re viajSbevestigbet? (Dum. 17.8.) heeft Da vid Jouszoon ako op de Aaronische U»z< zgnzmdinghedoen blpkm^dacs noz>t gg^ Koozt/Kp ronnea zich oock niet. zoude HP idanwel zijn zelfB ghebzeck hierbenspenm Wil op gheen miraculen Oe» zten Hebbel!. I Z Om ci« 2y ci«orcievorißkerv6enmer «n verneinen eenigke uvrerlvl« «rsckrea ^es ttemek , o^ervan revck^enen , uncie mi^ raculen, claar 2^ 00 2icn , encie nier ov r'ßke. I««ve «fverlrancll (Zocies. 46.a.d>1.derio. 14 Viermisvchsthp / de Kmediemtrarulmepschm. hier naastvooz acht hpanderm «noeroevs / om dar zp die/ als «aron Kadde/ niet m hevom. ( iiij.y. ) we! aan laat het omMeloovighm zijn mde kinderm dienurarw' «n epschen: ende nietware gheKovigheneS mannm/dieze niet m bchoeven. 1 / So staat noch te bedmckm : ofzp alle» MgKeloovWm ende kin deren «modischen
5Ioo5rKucK. ,5 fiHsdelgck zijn^ zcpnnm ja: zo strastnikGodes wondetwerckm zelve/ die im doo! nnen KeplWm/iadooz ZMMzone JesumÄhziftmnheeftghedaan.zoude datWadldoorK Witten zegghe^ick houde nem.wät lzp schiyft zelsdat die repckmen der uptwmdlghepd allern voo! dm onghelovlghm m lonKckmderen staan (2.^5 5.«,) tS Hee gha,«se nieuwe Gestammt (zwpghe t'oude ) betoom o«k met der mirarulcn groee vmcht dat de alwpzeGod die inet verWeefsenIeefrdoöblpKm. Gßustusbeveele «e5pne Iongheröoockte dom(5Valt.io.8) Aa zepdr «wm datse b? dm ghenen/ die dooz ßun pzedicken zullm ggelooveu/ ooc« zulln» Wedaan wozdm. Marc. 1 6. 1 7. 1 6 KSnder nu gheen oughelooviggm^al te vele. zgnder nu Wem jonkAe kinderm? da« «n ghebtteckter Sem . zgnder nu gheö Jongheren Ähzifti/ of die dooz huermedicatie «zhelooven? Wavio Aozisz. oLeeft zich upe dooz meerder dan (ick zegghe nier ZonlSerö Äjftifti/maar dan) GbzlZdunzelue;zovele zchn«nptberoert. ,7 Maar aan ghmzmet dan/ dar Hp gheen «nrakulmendoet^ aanwil/os aaninachtt m« aan WS /wam hp tupght doozghaanM wftte hebbe«ot MiMepd der menschen . on«heloovighm ende Linderen bchoeven da» vttmderdadm/ op dat zp die zimde/ zijn leere dolghmmdezakghmochrenwozden.zoudee danwelgheb^maanzijnmackt^ aanghelooft te gebbm venmtS de ptedicatie der ZonHerm MMF Mopses dimst houdt Dav« Aiyitz. rvoochofofteminste/nocli Kkeftdie rGoWm MetupM vanheerlpk, V V wo«»
54 VijKZe wonderdadm: ÄhMi dimst was meerd« dan Mopzes / te wam ( na W. ZoMoons zegghm) rheplighe / niaar mmder Vau Wavid Zonfzoons dienst: noch isdiemedebetunght met Chnstl mde zijnre Apostelm overgroote wonderdadm : viat schijn van waarhepd inaght dan doch hevven : dannen Vavid Ioiiszoons dienst / die hv het alderdepligIzstenonnt mde d'aldelgröotstezepdt te we;m/ zonder emighwonderdaadts gherupghinsse aannnnm/ mde Chzisti betupMde dienst achter rugghe stellen zöude? iTeghcn deecrghiengheOzediranken. vereerinLnc, lor uncic prz?5 Villen een cliemel^Ice u^ri^relcen , 0cier ?reclilcanr ^n. 41.4. 1 9 Gm leeraar magg eerghierigh zgn ter «oodt inde Deere/tot verbzepdinghe derwatt leere/ mde tot voozderinMevanderhoozHers hwl/ als d'Apostel Vaulus Herst cAe^ daan/ala verhaalt ls vooz (g.^.ctc.) GfGavid WM. zonder noodt zieh over al m zHn mnpt ( sonder bat zijn zmding opt is ghedleKm / als Oauli was ) tot verwonderma toe Aoogh ronnr/ upt ghelpker oo«akö als d'Apostel dedewaar wel te wenschm: hoewel vele niet zonder oonake anders houdm/« Wctm dat hpder anderer klmndereerzuchk straffende allen anderm m eerzncht verde» vovmghaat. delezerina^lezmde,nerckm wathierafzz'. ' ^
^ .
Der?
BenHervozenen van Gode ghezondcn/ zalmen hozen. k A Ix vemanclr v«or u iner L«tjlv^en , varen,reckren verttanäe berickr,vernieur,kerboren, öcc. äen ?ulci^ mer lulr cia^r«m K««ren unae m«eren koren r«rrcn gkel«ve: cian nieralx men5cken, maarals L«ci,<Ke ci««r kaar jprectt, vil, uncle verckr^ilr ancierx ciar van kem ßke^«näen öcc. ^ijn. z 7.Z. Verso/ende4. ^« Magh d'onhervozme dm herbozmm Kennm i de blinde zim datdezimdeziet^de vleeschelpkevande gizccstelpke oozdelen^ Ist zo licht te wetm vooz zckrr/wie van alle dc^e zelfloyers/ van Gode is ghezondm ^ dar cn hielt W.Iozisz. zelfnier/maar recht anders/ zo gö? terstonr/Iezer/ lzier na zulr mogHe zie. Dat de ghezandte Godes zijn 1 l Vanr van clen ciie kaar ger«epe ofßkesonnen keefr , m«tten 2v r'v««rar, clac 2/ preckcl^en 2ullen , kebben . öc^c. Die vo«r «jen ri^ar «nske^onäen van ^elflor^en, uncle na clar ßoeorduncl^en kaarcler kerken pre«liclcen, verclen voor Dieven encle m«or6ers beleclen. l4.i.verso. 22 Sechtist/den Mmm die GodMdet/ Mecft Zip zgn woozdt m hueren monde/ maar is dat woozdt allem zonder successte of wonderdaden/ het rechte kmteecken derrecht-cKezondmm: wie zalhnn David ZoM. daar aan meer/dan danderen zulx met hebböde noch doedevepligh/^SVer bcstoKn ofvcnnoozt te wowe / moghe navoWei
56 ViMe sz GMistus/ niet VadibIozis noch wandt anders / is zelfhet woozdt (Joan. i .) dat kennm alle herbozene / ende voWm zijn Mnme m . beMevm d« pemandtB anders stennne/ 14 tter voorclc cl^r af ick re ßkeru^ßbe« Kebbe s stKMV.H.) keefr sk«n mcn5cl» msckr rc kennen en ^ aan kcrd«ren. V'onherbozm mmoghensdan niet kennen: ist dan allen deze oom vepligh dettyMniffir dan V.ZozH. zelve (zwpoHealle anderen; ghem sucressie hebbmde of miramlm ;gl« Aaron/ Hellaa/ Chnstus / mde d'Apostelen) tot huer zmdinghs bewijs bewpzende nocii domde/ te doozen/ te ghelooven/ ofna » dolguen? 1 5 Vaar toe vozt D.II, nochtans doozghaans heftigh aan / oom met dzepgWmenVnvM eeuwighe verdonnenisse: is dac al recht? ist recht teradm dakmözo wichtighm zake doe / niet uptm gheloove / rwelck zonde iö? (Sam. 1 4.) moetö dm: de Kerbozme Ghziftum ; het lam , allem navolghm / endemet B.Z. uoch andere : moetninnandteens ondekmdmstnnme volghm/t'zp danV.Zorissens noch anderm:hoemaghh?pnnandm te recht/vepllghlijck/vMchtbaarlijck/ ja onzondelijck tot het hozm van zgnwookdt/ mdehet navolghenvan zijn stnnme aanwp, zm ? moest hp met eerst warachtelijck brwpzen dat h? GHMus ; hctwmudt Godes zelve;M dar zljn staume/Ähusti stenunewaar^ wat hp des aanghaande best««/ zuldp hier na mogyö overvloedelijm zlm:maar dat hpt «ghens heeft vermoghen / heb ick nerghenB gdezim, Ve
De zendtbode moec zelk zien eii ! dß wegh Kennk/ zal ghecn bttndtlkpdrrmanMn. i5 ^I2o i/i «nlnoZkehcK ^eman6r een levclrsman re 2z?n : cier 2eI5 blincir , cie vegk «nbevuli «5«nbevancielr 15. z >7 Dat is alles recht ghezepdt . NU zepdt D.J.oock dezewoozden: Kar u le^clen unäe leeren vancien snecli cler v^arncyär , öcc. si i.k.g.) waar genen leedetdie^in alle waarKepd : dats niet buptm / maar in Chzisto die zelf dewaarhepdis (Ioa,i.i^.6)datS oock nm van/maar ovten wegb/dieMzistus zeldeis.llbldein) 27 Wijst deze lepdtsman V.JoM. zpne nabolghers tot Chzlstum/ die deweOiss mmmoetontwpfelgc» jazmGmdaartoe/ «Wim lw Wavid Zozisz. ofzgn gheest zelve degcheest der waachezid/mdezijnWonderdoem den wezck zelve w. wanr daar toe ende nmtot Chzisrumzelve/ nochte tot zijndee Ko«dm cupglMfien indm «SvangeKo WM Hz? zpne ZonWerm. Zuerst hnn / 1 .6.verso/ l^h/ z6.a.n.verso/ i.j.52.r. etc. endedooz alt Wonderboetk zelve/en gL? zult dic waar tezijnvevmden. D'onggezonden leerark pzedicKen zander vzuchr. 28 l-lier«m 2ullen Ofmogken 2y nvrlUck« teüjcx in <?«cl leeren^ ickrvven, oäer preäicKen , cuenier ci^ar roe vZ kem ßk«älrruncls gke?onr!en„«fvarackrißk vanclen geeii clee ^«rke^ä in IuM over ksar macor(äls ^p«» D v üi.le»
r8 ViM ' ' nclen en ?r«pncken)se<jrevcn ver<ien.f!.4. ^9 Ko ist . want die niet van Gode !s Kezondm / pzedickt niet Godes / inaar zijn ep^zm woozdt.vemmo Godeo woozdt is als eeu vupz nide hainer (srhnift V.J. upt tzw rnma(z4.b.uij.) die de steenrootsen/ ja de polte harde Herten te stuckm klaat.nianand« dantwcndcn/hct neft davverlnr«. z« TonuVavlds leere zulx uiet endoet/ niagZimenoocKlioudm dat hp van Godeis ghezonden^zo ?ijn lere datwerrn vandestoltc Herten stucke te llaan niet en dede / inochte zynwooMoock Godes wooM(dat zulcx doet ) wezen ^ dat en maghmen niet zegcKm. zi Wen hoze hnn D.I. hier van zelf jpzekm/o»« daar afupt ^nn epghö inonde te oözVelen. Tot vele vläatstn klaaght hp zich Aoogh dat hp ouder zijn volck ghem beteringheen vcrneant/cnde oock onder anderen schzijst: Dar voc>rcir(re veren ker eenigke, ccuvißke,alm2ckri?ne v««rcir) 15 «iuv^enrmaal bz^ ons veriproken, cian Inrrel bea«ckr, ^orßke nier ccns ingne^ien var aes gkttcvc ?v «cicr in keefr. (41.16) z z. Toude dan noch zijn onvMchtbaar leeren/sch!pvm oder pzedicke/dar haet-treffmdewoozdc Godes ( dat als een vzuchtbarm reghen t'ghee het toe is ghezonde volbzengt/ (JsN./5.ld.i 1) oocKmoghenzgngheweeW wie magh dat gheloovm^ hadde Vävid Jo ris?, dan Godeswoozdt niet/hoemochcK? ghezondm znn van Gode ^ was hpmecgye^ zonden/hoe inocht hn pzedicken ^ Koe 2ullen 27 preciiclcen (sclttijft hp Zkls/ l 4.2,)ciie ßkeen Ievenciigk v«urÄ van Locle cn nebben^daAc sv 00 stä^n m«ZkenZ
Ghetupgh van Vavidö zendinghc is ztm zelks zegghen. z z (!keclencKr ciar ickc u re voren Fke^eckc neb, ivrelce van ciarZkene clarick veer, gke. 2len uncie Akeli««rr neb, «jaar van 15 nnj» ßner«vLk, öcc. (2,. 1 /6.d.) Z4 Wieks daarvanu ( G WavidWusz.) ghetupgh ^ u zim/ zegdp / ende u hozen / uiat tupghe lg dat anders dan V.II. zelve? ChzistilS is de waarhepd zelve/ dit gnelooven w? gl. daarom ghelooven wpinallmÄhnsto/ dan hein zelfghetupghende. doet ons blpkm datghpoockde waarhepd zelve (datis dac ghpÄhnstus zelvezgt) ende menzalughekupghnnsvanuzelve mede ghelooven.het zegghen hoomnmwel oner al:inaarwaar verneciminen het bewpzm^ z 5 Vavid Zousz.zepdt hnn zelve te wezen cie ^mballacieur ciie gneT«näen K«mr inaen nameciestteeren(i.j.tiMle) 6c sr«re tter^ «ier ( ^.j. io8.b ) ciie Oienaar L«<Ks äiemen, merrerllivoenAr^pen, van nem n«renencle leeren moer (i.l. 1 Sj.a.) äe pr««keer äiemen «Al k«ren s2.j.82.g) ,net meer derghelpkm/ «mm heeft moghe zien hier vozm im rweedehooftfluck:maar dat hp toc emennghe Plaarse ZMre boetnm zulck zijn zegghen oft« zendmghewaarsMnnjck ( «k zwpgewaarlgck/dat zgn inoeste/^omm Hein veplighlnck zou inoghm hozen ende volghen ) zoude hebvm dom blpken / m hebbe ick vomwaar/ «andachtellick daar na svuerende/ nerghms . ghelezm. D.Zozlsz.wll dacme hem ghelove.
««räce1 tteeren ) koeäen vil , mocr mv ns«j« v^arkevä gelcxlfgeven , mz^nen ra«K jncien tteere aoen. i.l.Z2.d. «7 3!S dit met alweder roude/dewaarhepdisCHMus (Ioan. 14.6) diezijnstenv me Kenr/die volghr Chzistum zelve na/maar denvzenndm met.«l die Ghustmndan ver daten om V.I>. na te volghm ^ Wie oock de waarlMdnietenkent/hoe inaghdiewettn datV.A de waarhepd leert /ofgeeft/weet hpdat niet/ zal hphnn ovt avomuur Mejoovenendezpnm raapr navolMendedoem Voemaghmm in zo hooglMichngAm handelpetdedenckendat ghevaarlpker zp/d«, zonder zekerhepd eKk leeraar zegghmde/ gj^eftmpgheloofm?n! raadt na te volgW^ Darmen moec zeker wezen m dezen Handel. z8 l-jier«m m«er een ^nicken man («lssral «je v«!^omenkex«i in lrasr ) een vacier «n ineclrer <!er clinsnen «jn : ciie 6« verclc clu nmmerinss recnr unäe vel onlrraikelijck re rnske verlranr n«icle : aanclen velckeo geea «mrne2ien n«ck ?orsne v^revan vsnclce» len.brejce , «5verlev« re veräen. l 66.d. Z9 MazKnMiindezmbeterzegMen/dan yierwdldc chezexdt van David Zozitzo«ms maghmö Mick vet zegMs dat meerder mHdt jeÄienVavid Iozis^hpwil over al bannen alHn vgggm als Godes woo:dt zelve ( tis «lrgdtweeraan: dat zeg ick u als «n woozdt des Heeren/ 1 4. z.vers.etc.) betrouwe:maar vzaarblijckt erghms/d«zgn zegMu het des tzecreuijte
4» >?icr «r (Zwdt V.I!.) en ma^k cle men» icke Loci nock gl«rie re 2len Icomen, r/nen uvrerlten ville , kerr , encle moer veren: clsn u^r d«cn kc^IigKe« gkeeit uncis r^nenlllieckr. 166.0. 4 1 Vat Kp bp die woozdm : u?t dttm V. ghekfkverstaat dm mannelpkm (niet de zjoilghelingsche geest GMisti/bp hein doozgaaus niec yogher upMespwnm ) gheest ofwezm die in hnn VI. zoude zyn vant stuckwerrk tot ha volkomen mde tn alle waarhepd lepden zonde/ ig opmbaar ende zal hier na noch meer dan te veel blpkm. 4^ Ka du sthzpdm D.ZoMoons m magA mnnandt Gode zimnoch Godes wille do^ mentewetm/danuptmV.gheest dieinVavidIjonsz. zoude zijn. Ksdim nuzonderde Ware kmnifst mde wetm vandm wille Godes ghem inensch zaligh magh wozdm/ zoudm met alle menschen/ ghem uptghmoinm/ (oockd'Apostelm Ähzistizelve) voozV.Ioriszoonstockomst ghestozven «jnde/onzas Kay moetenwezm ^ wee hun allen zo dit W. AoziszoonB zegghmwaarhwdwaar. 4Z Maar hoe zalmen zulcd mde alle tander zijn zegghm voox zener moghmgheloodmzonderzozghe ofmmneziö vanverlepdt te wozdm ^ditwilhp V.D. zelve dat zo zal zun. pzoeft (zal pnnandt inogym zegghm)of zun gheest uvt Gode is/ Moev« al/mde dar gyoed is bchoudt. zo dedm de Weromsers Lu onderzoeckm der V.schzift/ofse alzo hielt «IS d'Avöstelm leerden Met. 1 7 i ' ^) mde dit «htervolghende her uptdzumelgc« oevelm Zoan.f.iz. 44 Watswelgöezepdt/nadeH.schzift/d,»
zulxzepdt: maar D.Musz. zepdt al anders/ tt Ulkten : xvanr nv ^nicken pr«efnier en vil Ivcien vancien Lneleeräen , D«l«ren, uncie I<Abini , ciiez?eycir kv,villen cien gkeeir ecrii r^r«even,(z«<ie5 voorclr oncier^oeclcen,eo<je ?ien «5r «ock recnr 15. ( 1 4.4.) zepdt NU deH. schnft recht daaraan dannen eerstmoeven zaleermm ghelooft:hoemagh V.J. recht zegghmdiezulr niet enwll lpdm ^ Gfis dit niet wlllm Ipde veel eer em pzoef/ dat hp zijn leer niet indeil lichte ghezien wil hebbm /die quaadt/maar niet die wel doet/vzeesthet licht. 45 Wil V.I!. dan de pzoeve zijnder leere niet lpdm: hoe zalmen daar afzeker moghm zijn mde zonder ominezien van verlepdtte znoghen viozdtt oin dat hpr zelve zepdtt wat verlepder zepdt niet datzijn leere de Ware zpi Dat de menlch niet wetcn en magh wie ghezonden zp. 46 Of nu eencier vraßnen vilcie vaar inen ciar veren z«I<je,«fvemanc>rvAn Loa ke^anr 2v 0cier njcr ? 2« v«icie iclcacgßnen «rer zelve bvcien menick nier vel mogke» ZvcK^v. l6.m.^.verso. 47 Vaar magh nu zien / Wims oghm van gheen voozoozdel zyn ghclloten ; David Zoriszoons epghm beKeinenisse van dat hp zpne zmdinghe niet heest moghm bewpzen: dat alle zpne navolghershnnopzijnsnkwelzegghen onverzekcrt zpnde van zhn zmding hebdm naghevolght : en dat Vavid Ionftoons woozdt/ leere/ anwt en gheest/ nietmeerder/ maar minder is dan der Äpostelen ( ick zwoghe «5hzisti)woo^dr/ leere/ am?t «ide gheest. Wane
48 W.int(op dat ick vanr laatste/als t'mecste «erst beghinne)zoistghme dat niet moghelijck en is bpdc mmschm/ wel moghelijrk dpGode(Zl.uc. 18.27) 49 Zop Godc ia wel moaLelijcö ghebleken dm mmschm te dom wetm/dat Mopsea/ Gliaa / Lhnstua / ja oock zijn Apostelen van Godewarm ghezondm. döoz war Middels ooozdimzpmrr Huer brachten Godes wararhtigh ende almachtigh W00M. ^0 Vit woozdt en mochte nieinandt wederspzeke vennits dessclfs wijshepd(Zi.m.2 1 . l z)ende doozt zim van desjelvm wooidtS almoghenthepd / in zijn wonderdadm/ inocht elrk zeker zijn ( oocn de werldt wpzm/«5ro.8. 1 y)dat daar de vingher Godes waa . 5o verzekerde die twee ghmipghm dat Huer lupder zmding van Godc was. 5 1 AKo m wast nict meete zendinghe der vsWe jS^opheten.dczm was bp wplm oocu dsnGodetoeghelatm ; terbepzoevinghevadm volrnc Godes ; wonderdadm te doene. maar dar was dan niet dan cm eenzame ghetupghe/diegheen ghelove m hceft/daar die nicr m iö verzelschavt mcete twecde/nammclijck de waarhcpd : in welcker plaatse dan quain deloghe/lrpdmdevandmwarm emi< ghm Gode toetm vzecmdm Goden. welcher MdinaHe mde woozdt God verbicdl te ghe< Kvm.Wem.rz. Gf nu David Iozist. die van Icsmn Äinistum ende zpnrn dienst / afwnst tot zich vftoc zpnm dienst als of die ineerder mvollnaackter waar dan Ähnstt dienst / uiecr em dalschedaneenware Mopheet is ghewccst/ laat ick anderen oozdelen . inaar niet dupster >, > Vattct
«4 VisKK valletgter om merckm/dathp D.Aqn«» zonghenn nerghms na zo ghewtsselpken en verzekert van ZMe zmdinghe : als de Vene <hzistuBZgnionghermvandezpne. , z Vit heeft V.^. zo niee ghewilt/ osniet vermoghen te dom . heeft hp zpne jongherm van zpne zmdinghe nier glMuildt verzekerit viaar blijrut zijn lieftie/ die hp zieh ronm tt Kebbm bovm allen anderen? maar heeft hpA niet vermoghen : waar zal An manlijck ende Krachtigh woozdt dlpvw!? schiW hp niee zelf dat znn gheest in krachtighe werckinghe/ der SwosKlm/ ja <llhzistt gheest verde te boven ghaat? 54 Loudet dan pemand/ die ditverstaat/ noch vepligh wanm na et volghen em lepdts« man/ welx hoogh romielpkewooldö zo Nopselijck blpmm/mde die znn zmdinghe niet «ntwpftlijck en kan dom blpkm? 5 5 Sonde hp zo doende zpne navolgheren Vepligh inakm ? zeker voog wanckm makt^ «nbezozght vooz verlepdinghe znaken^ vne magh dat waarscWnelljck zegghm? F6 )Sekmt hp hier zelve niet dat de navolMermede verzekert moetSn vandelepdtsman^ja hp . verzekert hp zyn volghers ? nem Hp.doet deze lepdtsmäzgnjonghers h«n dan nietnavolgheoVtavontuur?iahp. ghefthiet zulm Huer navolgKö upte ghelove? geenssuui. ls dat dueghde?nee/,naarzonde(Som. 14.2z) <7 Sonde dan V.Z.dM lNmschm bevelmveyeinoptonzekernatevolghm/huer oock viel bevelm quaad te dom/lP darter ghoed «pc kon» ; de verdonnnisse van zodanighe zepdt d'Zlvoste! rttktvasrdigh te zijn/ («owan,z.S.)
LZ Gnde noch zoude (na V.IoMoonS Zegghen) Wuli ( ja Ähzisti) leeremaar stuckWertk en de zpne de volnomene wezm/ voox ZdeweKke Vauli enGHMi leere zoude ,noetmwpken. LS Ku oozdele de lezer ofVavid Ioxiszoös «gOm in deze hoogywighcighe handel vc?Mer is te gheloven dan GhMi woo!dm:m afdie met heeft willm noch konnö zpne schaxmmdeelck/emzekermde vepligh middel ggnwpzen wie mm zal navolghm ofmet/oik zeker te wezö vom alle verlepdtnghe derzelfKpmde valsche herderm/ dievm ende zieluioozderen. S« Viezepdt/mgnschapmvalghennwna/ wam zp Kennen mgn stnnme : den vzennde» en volghen zp niet na/ wam zp m kmnm Zijn jknnne niei (Man. 1 0.4.) die des warö Oerders stmuue Kennen volghö die . zijn deze niet Koozalleverlepdinghe vepligh i ja zp.wcmt dees Harder die zp volghm/lSzelfde wcgh. (Ioan.^4.6. ) Dewegh magk ninnand derlepden. 61 Maar die zijn stanme noch niet m Km nm/ Wien zullen deze volghm ? ninnand, die niemand m volght/ m volght «ock gheen derlepder;magk die oock verlepdtwozdal^ 62, Keen/zegdp/maar z? zgn nu al verlevdt . wam zp en zijn niet opten wcgh / oock dlim/alzo.maar wae raadt iavom zulcke arme blindm^ Ähnsti raadtzelve.welcke^ wp smekm nu van mmschen die gheloven de H.schüftem Ware ghetuvghcnisse te wezm Vsn Godes woozdt «hp leze die / niet David Zoziszöons/noch mptteschüftm. ^ V« domde lupstere h? na GZjüstj ' S wo«
1 6<5 , Vijtte Moozdm/ zoot hnn «ndersernst l's om die te Dom. die bevelm dat wp ons zelve zullen verlatcn.ditdoenzp ghaarne alle die Huer blindthcpd wetm ende mistrouwen. .64 'Wae ig blpvenindm steinmelMm ofte ZeeterlpKen woozdm Ähnsti/ tewecen int betupghende womdt dat naast aanken wegh leedet/maar zelfniet m is de wegh;die Chzistua iß;het bempghdewoozdt des levms. 65 Ve blinde die zieh daar alzo vpde wegh ter nrder zet/ stille blijft van «Ilm epghm verkiezinghe /mde alzo favbatermde wacht tot dat hp <5hnstmn zelf/ Godes levmde ZoooM/ in zieh hoozr fmekm/mde daar van Sherocpen wezende tothnn treedt/ bidt mde tghezlchte verwerft: dczewozd dewaarhepd (dat Chnstua is/Joan.14.6) kmnmde/ende die maackr Hein v)p vande loghm m desselfs verlepdinghe. ia hp niette recht vzp/ dim de «ne ano vzp maackti I,oan.8.z6.mm dencke dit vuozder na. 66 Wen neine of V.Iozifz. schnftm oock zelve ghevloten warm upte penne vandcn H. gheest : dat zal >Thnsti gheest zijn / ose«l ander . zegdp ecn ander / wie zal u em vierde zierfoon inder Godhepd mde twee verschep,dm gheestcn der waarhmd dichtende daar mne uonnm ghclovm? , 67 Maar ^eqdv dat het em zelve gheest is/ , te wete Ähusti gheest (dat oock quanjc» gheloven konnen die Chnsti woo!dm ghcloven) zo zalmm zegghe dat Vavids frhzifren emKel gkeest ende levö zijn ende niet leeter: daar Ähzisti wooiden bvde Gvangelistm beschzeven/ niet m zijn dan een dode lerrer. >8 ^oudeDgvidIozifz.hoewelhpbovm
deinyteroem-rijck is/zulcx ooekwelyebbm dozven zegghe^lck acht wel necn.zpne sclmften«linoetm danooch met meer zijn dan iemdodeletetr. ß9 Ählisti woozdm indm Gvangelio betupght zgnde/ honde w? glle/oock W.Azelf mede l, zo Zip Hein ghelaat ) ontwpftlgck ghesch^cventezgndooz inghevödes D.ghersts. wepnWmmschmgheloÄcn zulrr vanVawd Zouszoons schuften: veletwpfelen daar «an/ ende messt elckwedersvleeckt zulcx/ het xeghendeel van dien houdende. 70 «Thnsti ende zgnder iongherm zendinghe/Wckt onlochbaarlyc« van Godetewezen. Wavld IonstoonsIendiNghe blgct ner^ ghens/ Zminers Zip zelfhoudt dat zulrx nttt wel moghelljck zp . vallet nu zwaar om Lerstaan / dat het navolghm van D.I. zozgliclnck/ maar denavolghmMeÄhuMvepugg ende boven allen anderen zeker is/ 71 Wietlnstle?eWavidZoM.zewe(z./.) daar hp met langhe woozden uprdzuckellirk zepdt: dat de ghme diet ernst en lust isde Wille Godes te dom niet altoos öin dezelve te verstaan ende loghen upt waarhepd te onderschepden inde heplighe schnfture m zal vntbMm.watbchoeftinen dan Wavid Ioriftoon« schziftm/leere/ofzmdmghe? ofzoudetwijshepd zyn de znpvere bome te verlaMzom van d'Wxepm tistemm te dzinckenZ
Van leeren / ende ok David Io§ rihoons leere ter zalighepdt nodlghis. . Vavid Zousz. handelt in zzme boemm vam leermHonder en oock met ofdooz unddel . deerste zwdt hp te gheschledß van ' Gode/^CyMo/ en dm ZH.Heest/ mwmdelgcS: dsnder dooz de 4V.scbzift osdoo^ 5,nöide dar «stnnmelgcu of7 schziftelgck/ j. Vat God allem de rechte leermeeKer is. ^ 51er i« ßkelckrcve,2v 2ullen alle van (?oH ^kelcerr vorcien. 1K <ian ^alce ( ßkelijc^ kcr ?on<ler alle cv^fel eeuvisn vaar is,) ciar (Z«c! ^e I^eer , Klemer cnäe I^eeraar blij/r : iisar «N5 na ßkeen anäer neer, lecraar, ofmeelrer uvr re men : «5 volclsn her cian alvillen5 czualijck.llr nier al2«? vel-aan,ilr recnr uncie s«ccir,maßn nier vcrbererr.FNelijclc gkek«Iclen,vercien : ^« vallen claar me6e alle ^ie meelrer« encle leeraars cier menlckelv^er KI«ecIckcvci uncie evgnen viMc^cl. Z7. 2,. z D«t ZW Mghm ÄeiM oher een lNet k« H.schuftHoudmde : Zck wil inzmen Wet m liuertjerteghekm/ende mhuermzmschzpjien etr. ende mmtandt zal dm anderm/noch em bzoeder dm anderm leerm mde «Miau desmnet dm Deere : inaar zp zullen mp alle Kmnm kIcpn m groot s^zeemt de Heere. Ze rn«.
t«n.Z!.z;.Z4. zietmeer i.Ioan.2.27. Sjoan.6.4^. Hebze.8.iO.ii., . , 4 Oallen daar mee neder alle leeraars mde meesterS / nirr allem der inenschelMer wrjshepd mde kloeckhmd/zo David Jousz zepr/ ylsnr oock alle ander mecstersm leeraars/ dac menschen zijn zo David Zozisz zelve mede was / die dan oock zelfmrde mer zijn leermnPt daar henen moec vallm^ ofzoude h? of anderemmscjjmintwel önderwpzm Gode glielpken/zwxghe verdeteren komim^ s Dat zal ninnandt zegMm/noch oocö D.Imrszoonsvoozstanders zelve met. zelve was inuners mede em mmsch / hp zei he en was nur alweeende mdemochtdolm/ ende hp zelve en mocht dan int wel onderwp zm Gode niet ghelijr» zijn / noch nun verveteren:zoudmzp danniet van zelfs Willens yualijc« willen /die Godes onderwpzinK^ herlatmde hun lieten leerm van David Jo ns; ^ of zoudm zp nu hnnvooz ghemmenWe/inaar vooz Gode zelve houdm wlllmi ij. CHMus leert zijn Aongherm , nu noch. 6 <?«ci cier eenisner I^eer , I^eers« nncle rneclrer dnriltu5^ leerr ^nen nu nier,a!5 cltt tnenlck mar lu^äenäe elemenrilcke v««r«len, O ne6n, leerr «lie 21^^^ vaarke/ci^mic Maarke^d, <iuer gkeelr uncie^in, «jns ke^Ii^ Knen verkanr! na, namcnrl^ck mir 2ick 2el^ ven, in «ck ^elve un<^e «Z««r ^ick selven, bis >^ indem, mir kem nnäe kcm volleerc S^n«ie in eenrv sarr , unäe ^Kcelr Kaan, 57«s. ,
7 Medat D.Z. daar zepdt is sMiftmOl «igh. herelnnmtische lupdmde woozdtder ch.sthzift/ mpghtwarachtelijm/ het gheeste-« Ipke emwlghe woozdt / leert krachtelnck alZezSdatterzälighepdt nodigh is. hctminste moet voozt meerder / de tupghe voozt detupghde/de letter vooz dm gheest/ mde Sind' Jan vooz Ähpsnnn / daar hp ov wijst minDeren wpKm mde vttdwpnm. 8 Wavid ZoMoons leere is zo wel een elemmtisth wooM (ghespzoke ofgheschzevm) »Wde VpbelscheschM. die houdtmmon^ twpfmjck (maar G.Zonszoons schlistm niet) döoz Godes gheest gheMokm ofghefth^evmtezijn. 9 To die Ware eil GodlpKe rupghe nu moet WpKm voo! de leeraar ChMus zelve/die nu^ noch zijn I ongherm lecet/ ende dic in/,dooz/ «ndc inet de waarhepd / die hp zelve is : moet Hz, niet qualyck willen gheleerr iijn / die deze Ware gheestelpke Aeermeester verlaat /om zieh te latm leere van Vavid Iozisz. die niet, en heeft moghm lcerm dan met elttnentische wooidm ofschuftm / welcker onzekere mz^ ghenissm niet waardigh Iijn dttWpbelfthe tupghnissm van deze Ware «leester dr schoe«m na te dzaghcn/mdezulrr nitt ems ghelw Kmminoghmwozde bpdcndoodtllaanden letter /dats verde vanden levmdmakende» gheest? zo zgnze waardigh dzafte ete die niet, «n magh verzade : die het bzoodt upt bzoodtdMicKm zothepd verfmaden. A Ve Hrhzikthoude op/daar de Vghcca zclve leerr. jc> ^al «^e LcKrifx äan «Fk«läen uncle vol^
«z^nclr vorclen,^» 2al ciar nier mer kaars ZneI^cK ,"m^ar 6«or een meeräer , levenciiZNer, ceuvigker, varerl^rafr, uncie ancler «verlekrifr ( ciie ci«or cievinZker Loci« immer« inr incierlre nerre ZncscKreven) moeren gnetckieäe, re vere in ciie gkeb«orre cies ZKccir» Scc. 4j.9.verso. 1 1 Mouden V.Zoziszoons vmndm zicg oockweltezeMhen venneten/ (als een van V.B.volckvan zpne schMen roc m? Heese dozren zegghen)dat zzin schnftm deter zgu dan de ISpbelsche^ zo verde mepnr ick eu zul!m zpt mom aanzichr noch met derre afdoe. Ii Moghcnzpomkmnen /dat David Ioxitzoons Mzlftm niet zo wel elnnemische schziftenzgn/als de BMIsche^moghenz? bewpzen dat zp/ als de ZSxbelsche doozdm dingher Godcs ofG.ghcrst zijn gheschzevtt zullen zp hun des oock ondcrwmoe te bewpzen? maar oftnen henlupden dat noch moch te tocgheven (als nem) zullen z? zegKen dac deGpbelscheschMeinachr liebben de men schen re Wedervaren? i z Wic doet de leeringhe des V.gheests/za V.I!.hier zelve zepdt/ende dat wel.willm zp dan niet met verzupm vande jieplza,nelecringhe des H.gl>ce<is zelve/ onwnNpken lecterknechtm zgn ende blpvm/van (ick zegghe met de Godlpke/ ,naar ) Wavid IoziszoonA Äemmttsche schuften? 14 A,aat get zijn/dat het gheschzevm oslettenpkeWpbeffchewoozdt inden herboomen ophoudt/dooz diö nier öaars gAelijck steweten des letters gbelkjm)maar cm meerder dan de schuft /die maar van Ähzisto mpgl;e (Ioan./.z 2,) nammrlijcu de H. gheest zelve/ G ng da^
52 Teste danleert inder herboome innerste herterwiv zal daaromme zegghen dat V.ZoziszoonS schnftelück woözt de V^gheest zelvezMaatse mede schoon al recht tupghen vanden waren gheestelpkm ChnstonnacHse dan noch al pct war meerders levcndigHers ttc. zrjndandt H.schziftzelve/ ,5 Mm eere dan noch al V. IontzoonK schuftm verde bovm haarwaarde/ en stelle d« gHelijck ofbenevm de G.sclnlft: zo enzullm zp noch niet meerder/ levödigher etc. inoghen zijn.wat zijn ons dan noch al V.IoNszoons schuften van node ter zalighepd^ z 6 Immers mm zier Wavio Jousz. «lve ZlelluptM / clarme gneen meeräer ocler bc«r reckren,varen,ceuvlskcn,l«urere 2in uncle var ociervar in okvan clellelvißken l^. snee» Kes 2in, vil, lneeninFke , uncle verKanör be» grepen, skekebben,«fFnevincien ^an. z .6. rnoeverso. 17 Kadimdan onIoghbaarlpKeblijcStuz« W.ZoMMs zelfSWo«dm/datMschuf< tm niet incerder noch beterm zgn/dande schuften des oudm en nieuwen Eestamems (Soven welcöehpzcpdtdattnengheenmeerMr ofdeter leerincHe en magh Hebben ) ende Hz, Vavid zelf n«de schzyft ( als hier Voch V).:,/.) daldiezichdaar mede metenwillen Zaten bmoeghcil/de gheest derwaarhezid onwaardigh zijn: hoe zalme zulckc Wavld I!o-> riszoons epghm schuften ghelovendemocHö glzcloven / dat D.Houszoons leere en schzzftm rer zalWepd van node zoudm zgn/
tiij. Gey. rchzikt letterlijckverKaan zljnde en haar met. ^8 O5cian z^emanär kem clle 5ckri5c lerrer-» Izx^er vz'Zie al beroemäe skevis , «nverkncnskr,ja als ciie l«clen ^ken«orr re kebben Vanclcn tteere (Ükrilro 2clvc : 20 maFkr lerrerlz'Ker v^ire bnvrecien«n uncie ci6Lkeclr (ÜVllri uncic Loa« slle5 nier ßkcl^en. Z7./. Waar t'meerder niet m heint / magh daar t'minder oock helpm^ maghhet lezen der Godlpker sthnst/ za t'hozen vä Ähzisti stnnmelqck woozdt zelve/ letterlpker wpze buptö dmzmne mde gheest Chzisti mde Godes al les met helven : wat kan Wavid IoziszoonK gheschzevmofghesmoöenwoozdt dat min der is/mc Ietterlncklezen ofhozm hewe buptm den zin ende gheest Chzisti mde Godes^ 1 ? «Sfzoudnnö willen zegghm Vavid Ionszoons schiifrm of wootdm van zulmer Kracht te zijn/dar zp allen huerm lezers ende hooiders noodtzakelijck ondertlezmofhoren dm zinne mde gheest ÄhzisN ende Godes int herte bzmghm ^ dtt zepdt Wavid IoM. hier / dat de MM mde Chzistl stemmmM W0oM met m wzachten. ^c> KoudnnmzulcxdanzegghmdeV.IIorHldons schziften mde mondelyck spzekm nietwel meerder mde deter willmmakm/ dqn deH. schMja ÄhMi mödelijck woozr/ Maar W. Z. schzijft zelve anders / z 7./. ?o hier na maghghezien Molden/ wat bchoeve wp;de V.srhnft zelve Hebbede; V»bid ZoMoonsschzlfte/diemetineer (maar Kel minder)moghm terzalighepd helpen^ ' z.i De ickrikunr 15 ons ^kenoeZK vol «p.
>
74 2eKe encle^n allen mackriZk in karen vyorrkrea^ken6en gocllx^en aarr, sroncir, ^in enZKereckren eenvu!ciißken gkeeir(z. 2.)Zo VavidIoüsz mede zelveschzijft.wat vchoeft, mendanvne schuftend 22 Dar nie I-I.lckrifr , in karen gkereckcen Kc^Iißken v«llc«inen ^in , gkeesc encie eeu» ^i»ke verlranr «n5 dkriitnm in een ovreckr ve^en beru^Zkr,v««rcKaagkr enaanbieär: 'nieralleenkinciclijclc «51errerlijclc, cloncice» lzslcer vz?« ( mecn in karen v«llc«men 2in> ßkeelr uncie veriranär ) maar «ock, manlvclc incle Icrafr cies vollc«inenen «nez?nc1elvlcen Velens cncie Ieven5 na cler vaarnez^ä. Vak Mn altsamen de epghnulpke woozden VavidAoziszoons. 25 To nu peinai:dt cenighe plaatsm upt zpne schuftö een volkomender leere va Ähusto kan aanwpzcn ter ?alighepd nodigh zün de: dan Kp zelve daar scMsc dat de leeringhe oftupghnisse der D. schufturen van «Thnsto ons vooz houdt: wie zal nwghen lochenm Vavid Jonszoons schziften ter zalighepd vannodetewezm^ inäsr vermaghdatn«mmidt (ist moyhelijck pet volkomeners dan dat vomomm ls voozt te bzenghm^) hoe zalmm onsvzoedt makmdat D.ZoziszoonS schuften pnnande ter zalighevd nodigh zijnZ 24^ KvMende vande H.schzift/ fchujft «V.II, alzo . Villen 2V ken llaarnieraanbenoc«Ken laren, ciie skel«ven , cncie verrrou- . vcn : 20 ^^n 2v cie Aeelr cier vaarkez^cl uncle lies vollcome oevincien! Lanks onvaarclizzk. Könnens «ock nier erlangnen. 2 5 Die David Jonszoons schuftm lezen ende de GodlM schzffwre vcrzupmm : zmlten
k^«o5rIruck. 75 dmbeze dö gheest der waarhepd oock waardigh wezen ^ laren zp hun ghenoeghen mecte Goddelpke schuft: war zoeckm5^r meens wmschc schzWin Wavid Ioziszoos schziD «fhoudM ip die beter ende meerder dan de Godlpkeschziftt v. yet verKaan dooz een Semmelyck woozdt van gheeKelpKe zaken enhelpc den ongheeKeIpkenmer. "Wanneer uns nu gkeelrel^I^e 2alcen in een men/ckel^cll xv««rr «cler ci««r een menl'ckelz'Ke c«ngke,cia« incien ßkelvve beeide« ende lercerlvex ßkevi^x ( 6«or ciar n«cn nier Zkeelrel^cK en 2^nlaanFnegkeven verr, niecnen vv)? die dan vel cc rcckr re verlra^n, iv^Zke re d«en? (Hp wll zegghm MM) i«.6.verso. 27 V'ongheestelpke Jodm hoozdm ende verstonden de gheestelpue zakö die huer dooz Ghustl stnnmelgck woozdt zelve leeterliirx ghewpzewerdt äanghegheve wellerterlyck ofnaden leetere /zonder dat zp daar dooz beter zixn ghewozde. zo zepdt V.I^elve w. 1 4. vooz:wat onghee'stelyck mmschmaghdan beter wozde dooz V.H. stnnmelijck woozdt Huer VS gheestelpke zake aanghedimt zijndeF 28 Aanghaande dieghcestelpke enbehoefden zijn stcininelijkk woozdt niet.als met een uheestelpke stnnme vanden ghcest zelve gheKerr wezende . Wim heeft dan Wadid Zoziszoons stennnelijck woozdt beeldes mdeletterlgcx ghewijB aanghegheve ?ijnde vet nutl? moghm domimeer dan de tz.schzift steiinnelgrk
76 TeKe MKghehoött wezmde^ wat heestmen dmi ftnmmlytk wooM ter zalijchepd van nodeghchadi^ ^ AlStvolKomenKomc/zohoudt op de dlmlt des wooMs. / z I Oes nicr re min en is clc lecrer c!e ver nicr , n«ck cic Verclar ^vanselium. Zlloevcl <lie lcnrittelv^e ver , clie Aicbo«len ^lovü lerrer in karen 6ienlr(2« vo«rl^ ls)ßnen«cmr verclr: ßncivck «ock^ Van dnrillo. velck ren laarlren,ais clacv«lk«men;clie Iie5äe; Komr, «laar nicnianclr 6cn anderen meer leeren , «f ?cgZnen 2al nnrven,be^enrcien tteere:vanr iv nem alle inäe sneboorre vanclen KlevnKen r«tten sro«rlrcn benennen 2ullen , verKaar,in nie leere . vanr claar r'^kebieclen cn<je uvrerI)?Ke leere «fclienlr lies v«orctrs 2aa ^pkolcir. i.ij.zo/.v. 52 VatWavid ZoM.ZMe dimste normt/ dm dienst der liefde mde der volkomcnhepd/ hchoeft hier niee verhaalt/ghemerckt dath« wrerveers is in alle zpne boechm/ dsar d'APostelswoozden: als hetvolkommsoint/zo zaltsruckwerck ovhouden,alrijdt verhaa» werdcn/nren zalt ooch hier na zien. ende zuldp hier im nnim vsn emaanwpzincHeof twee/verzaadtmoghmwezen. Z2.e.vrg^»r< so.etc. 14.25.verso.26/ 4z.28.etc. z z W onder David Zoiiszoons ampt/ de dimst zgns woozdtS zijnder schziften ende ^nns vennanms om dm Heere te bekemun/ iotMl>Mm opghehrnldm^dat mveruffgHt nietender boecne grote mmighvuldiÄiepd in veelhmd het rAanrse nimwe/ oominer smnm het oude gestammt tt böven rHaande:wu
?Ioo5rKucK. 77 de : wie maK dat zegghen^ Z4 Wie dic alles merckendezal nietmoetm zeggHm upt V.Z. epghen zegghen / dat zijn dienst niet m is gheweeflde volsoinm dimst derliefdm/diehp noclxans zichzelvmroeKWft^zepdt Zip dan daar «an onwaarhepd; wie zal moghen Souden/ dat zijn leere ter 5a? iiMepd nodizH is ^ ofzoude de loghö wel iu>diNzgnterzalWep«
bedenke VoottttucK. Gkmen' David Iozih. za! hozm. Vie ^redme waarom met zijn z aanradö .daar toe/ 4 locken en ; dzepghm/en 6 dat> inennazpnmgkeestmoethozm. ' , Lven 2« ci« ^m^nen, lterren,inlcie Iceerl^ lickr inclen ciaßn ^keminclerr , u ncie do«r cie s«nne uvrskebluickr verdr : m«eren ««cK van gkel^cK alle I^eraars en«ie ?recli!cer5 in kaar lekrerlvlce ampr , vo«r 6ar ampr cles sneelk «vk«lclen , unäe nuer l^r««nen mir to^nni claar vo«r ncäervverpen.vAN ßke^e^ «ken , leeren uncie levncn luren , nncie cien tteere alleen ciie eere ßkevcn. 2,.iij.iz.b. Dat hp daar tzetamutzijns gheests/namemlijmvandmHerault des aldergrootstk Hlepzers Narolo/ vandm Pzopheet / Hooftman/laatsteBazupnsvzeeckt ^.j./^.c) ende danden Ambassadeur ghezondöindmname des Heeren (2.j.tir»le) numers van zijn Vadid Zoziszoons en niet «thnsti ainpt : blijckc doozgaans (alsmen hierzienzal) en o0m tot betoon
78 Levenlre decoonvanemaWerupt dezeZMewoochK z liierom la« u nsck dir Anc?cWken: 6sr in ecn iremme alle «iinsken veclerßkelceen, unclc re reckr m«ereri gnebr«ckr Tijn : velo K^c^v alle ko«ren uncle volgken moeren,äa» <iie lc«mr vancien I-lemcl 6«or «jen mcmär L«ä5v«orr. 2,.i.6.g. ^ Alle deze heerlpke mde grotezakmzepdt Vavid Dousz. van zieh zelvm . niet minder srhzyft H.Oiclaasvan zichzelvenrwieva» alleSect lecrarm zepdtmet grotedinghm vanzieh zelven ^maar wie dan hen allen betupghrzulck zijn zegghm mette woozdeGodeS^nochWavidAozisz.nochniemandtvsn «l danderm/dat mp vooz is ghekoinm. 5 Allemhet ware levende eeniggs ^voozdt Godes dat zelfvandm Hnnels is ghekomm (Joav. i . i . z . i z .6. z z .z 8.50.5^ . ) heefr He imische wpghnisse vandm God des Hemels upcm Hnnel toetm menschen m>ter aarden roevende vsn dit ZM vermmsthte zalighmaumde woozdt (Joan.i.i4.Acto.i z.26.) dic is mnn gheliefde zone / inden welckm ick een wel bchaghm heooe:hoozt Kein. Mat.17^. ^.Vet.i.17.) 6 Tonn Jesus /vandmioelckm d'Gvangelist ghenwght oock d Apostel Oerrus / du woozden Godes ghespzoken te?ijn/nietm ts gheweest Ähzistus / maar dat zulcx «mde ghespxokenzijn van David Mzisz.oszgnL gheesnzo datme hnn/niet Jesum/ zoude Ho rm : zo zouden Davids iongherm met recht hnn moete ho!ö en mietöJodö Jesum Ähzistum niet achte / maar als em verlepder (die zichdan t'onrecht em zone Godes nonnde) Verachten . maar zullen zp dit 00m moghe» döW
doen zonder Ziuer zelve voozAntichzistmm bekenr tc makm^ i .Ioan.4. z . 7 Oadim wp dan zo naackte! warachtighe ende Vnnelsche nipghinsse ja Kevel Godes zelve hebben/ dat wp Ähzistum Jesum zullö floo!m:t'welck mm met m heeft van Vavid Zozisz.met allem als eeil zone/maar ooek niet als emzmdtbode <Sodes;diezeIfzulrx oockmet allem met m bcwW/maar oock ghmoeghvooz onmogöelgckhoudt om be1vpzen(l6.m.li.verso) zomagH elckzichbedarm enberadmoft zekerderis ÄWstum/ ofWavldAozisz.tegozm. ij. Nedenen waar om men D.I. zoudehozen. ^« koorr nu uven V?.cier <!ie « Fkev«nnen , ciOvc (Ükrilrum Zkebene^r encie voorr ßkebrackr keefr ( ZO.g.vj.) Paulus nomidezich emVadervandm Cozmtiers/ die yp m Ähnsto doozt «Svangeliumhadde ghebozml i . Äoz.4. 1 6)maar ofalle Abtm eii HaterzStoc huerMoincKm/enWavldMrisz. tot zgn leerlmghen alzo mde ,net zulcKe ghevolgge vader moghm zegghm / te weten dat zp oock warekmdcren Godes zoude wezm : m hevvc ick met vlpte oaar na syeurmde noch ghem blyck altoos afbonnm vernemen. elrn lndmzpnmmagh g«n zgn zelfs aarr vernrmm wie hp cot em vader heeft/ want mm vmdt wel vaderzö van yuader aart/Joan.8.42. 9 >Vanr kier 15 ccn vijlke^cir , cl!e,niemancj ' vecierlprckcn ^an) Scc. 14. Watwaanwpze Kan dat niet van zich zelve zeMs)K!wat w?ze k
vipzeheeft reden om zulck boocMpzeKmt« gheloven/ ? i o Gm dat ßp zijn stanme / des Heeren woozdt noanr. i9.r.vi. Verla. Webdm niet «llevaischeMovhecen zulcxmedeghedaani zegghe met nu teghenwoozdelijck aller Sel ten Vzedicamm Huer stnnme ende leere Gr« des wooM te zijn^dar is het leckere aas aan «Ilm moozt-anghelm der onvehoedtzame disschen . zo homrmer Meer haar Stnnmen KoocSroeinelijcK PZpzen / dan waarstWnLjrK bewzyen. ii tt«orr(zefldtV.AdanzVnegheestspzeKmde) clen ^nceit cl« levens: I^eemr in uver Kerren va« ciie I^nSncl cles licnrs. ( lS.SN. verso.) dat zepdt V.Z!.zelfvan zpnm gheeft. waar vzpmoedigh zegghen / sHenoeghzaam dewiis/nunmoest Hein ghelovm . maar d« fepltveel.daar ÄinoocK veeirelepegheestm des doodt/ ende den doodt bareilde; als em zwllwel-ghecAZsn. 19.14)« onrevne cHeest (Maeth.: 2.45.) ecnquadegheest (U.uc.7.2 ') ende andere meer derghelpken.zalmen ek» dezer gheloovm ov huer Ioghen-Woozdt?dat leert hp met dieze beveelt te bepzoeve( 1 .Joa. 4. 1.) ende verbudt alle Meestm te Oekoven. 1 2, To vmdtinen mede onzekerhepd inden «lünghelm.wät Sachan zich oock in een Gnghel des lichts kan verschzmen^welck domde hp zich niet en zepdt Sathan / maar oock een Gnghel de« licgts te wezm/zo wel als Vavid Iozisz hierdoet: zijnzpdaaromme depde te gheloveni te Mlovm Sonder wasrHepdStupghenisttt 1; GmdathpV.McertmdcnameChzi«' M(Z7.4.) Z^aat hier D.Mitz. zieh zelve vzs-
ttoolrlrnck. 81 ZyacHm IN« deze zpne epghm woozdö : vaar n«nv Telvc de^en gronm of leere Zkeleerr, «ulc^cenßkeelr«5 verlranr onrfarigne keefr, van <Ikrilr«z0fvan öelial: van 606 «äervan icken tluvel : vancle L,nZkeI cies licnrx ^ickael ofvancle Znßkcl äer äuvlrerninen un<1e cies afgr«ncirs. Oirliaarvelr'crgwnäenunäere beginnen : seker ^ijn begkin re vere.op <iarinen sijn evnäe verlpeuren,cien u^r^anZ be^ kennen inagn. Dan kerix gkeickreven : een «iunckr^vnen vegk ßkerecnrk , uncie beit, uncie ^ijn laarlre revclcr r«rrer cl««äc. 41. 1. verso. Vnnand(zo hpt weet) wpze mp waar D.I. eens bewezen herst dathpdanGode lsghezondmmdeinden nameCHMileeet^ KK hebbe met rmparrpdigher opinercke daar na ghespeurt/ maar zulx nerghes ghevonde. D.Z. raadt elck dat zp hem . . , zullcn hoozen. I z ^0 luvlrerr na «jc^en 8remme,uncie 2iec «0 clie m«rßncnirerre,v«lßnr kare lo«p, öcc. ^.j.7.b^ To lupsterde ons eerstemoederna een stemme/zp volghde desselves loop. maar zulcudoenvöozt wel-beradm verglnyrhaar ten quaden . na t'svueck-wooM : eerst ghedaan ende na bedacht / heeft menighen in Ipden qhebtacht . waart hier niet baer bv der dupfuens simvelhepd te volghen de Serpentijnsche voozzlrhtigkepd ^ meer Mcx inaghanen b? öein lezen. 2 8. a.ij/ . 2>uij. 1 6/ i.lig. ,2Z,.g ,2,4.«. ' . ,, l 4 Wie ÄHMi(datS nietVadidZouszooS) smnme/kennm/dat zijn zpne schayen/ maar der vMmden Stnnme m volghenZvniet. waarom i wam zp en Kennen zgn stemme L nitt
2eventte met (Man. 10^.5.) Vaar en is maareen Ware Herder /em GlnistuB. is dat Vavid Jons / hoott met elck zun stein te ho^en / iö «pt niet/wie ho«t zijnsteinme ce hoze^Chzismsmagh niet Vediieghen noch verlepden/ datmoghMinenschmwel/iadledoenJuKx meest. iuj. W lockt tot zieh met belas ten. 1 5 Ver-aäinßke (4z . 1 Y.Verso/ 5 6.S.7) bp wimvmdttnözulcx ze«erdermdeovervloedigher dan bp Clizistu die hrt bzoodt (I>oan. 6.48)endehetwaterde,slevms(I>oan.4.i4) ?elfis/ daar afde dzinrkendezelfs fontepnm wozdeil^ öekoeciingkevoorrlrolcn (z..ij.Z Z.r) LöU> deinm dier veloften Vavid Ioziszoons/ wel ?o zekerlyck moghm betrouwm/als de be loste van Nicht des wereItS;«llh!isto^ZIoan. 8.12) ende inet veplighepdvan alle miaadt. 2.Nij.2y.f. 1 6 Aanghaande V. IioziszoonK ghetrouhepd / oock moghenchepd om zuitx zijn roe» zegghm denzpnm te domllebbm/enheefemm gheen ^eberhepd altoos: maar dat de Heere Ähnstus Kerrou is ende machtioH (2.Thes.z.z/Ioa.i«.^8/ !.Vet.i./)NVght d Apostel doo: ingLevm vandm lSeest der waarhepd / dienö woott ontwpfelyck inalS Oelooft wo!dm : maar ?o met Vavid Aoriftoons /wimswoozdtnochnietmisAa' dienen Godcs wooMtewezm.
17
v. David Zozilz. lyepght Die hnn nieten wiilen hozen inetflet
ttoo5rttuclc. 85 «ndbermvant marghmlicht. 4z.^o. dath? Mec eeuwiger verdoanmjssm,4 1 . 1 s.verso. Mettmemwighen doodt. 41.1 1. Meetm hate Godes. i/b.iij. Meruptroedinghe. ^.1.52.1. Meete onverghevelickhepd dm ghmm die zvnm gheest teghenstaan/ ala wezmdezonde/ niet indm Vader/ oock niet inden ^oon/ maarindenV. gheest zelve. 45^8/48.g.iiij/ i.j.L^.r/izO.a izl.g.etc. l 8 Aulme en meer andere derghelpke dzevgheinmtm (voozwaar schzickelzike) spzceckl: «p upt ieghen den ahmen / die zijn leere nier vözenm willen of teghenstaan. wat waa« nuelckomer anders te raden/ dan datwz« zonder emigh teghmsvMe alle David Ioristoons ^egghm hoozdm/ toestnnden/ ende onsalsliindeckms daar onderbooghm in alder ghehoo^aamhepd: zo wp quicke ontwpftlpke ghewifhepdt Hadden/Godes wil le te wezm dat wzihnn moestmhozm/alK wp des verzekerttijn van onzmHeere Jesu Ghusto:a! m waarc schoon dooz ghem steinmeiijck bevelm Godes upten Hnncle/alst noch maar klaarlijck enwaarlnck van hcm D.I!.betupghtwareinde Gvangelio^ maar wieleestdaarzulcx/ l9 Kopmde nu dat Ket zondighm teghen Vavid Aozifzoons lere ofgheest/ zonde zoude zijn d» niet m zal vergnevm wozdm/te weten zondeindm V gheest : staat te bedmcken dat de Vmlighe gheest/is GHMi gheest/ knehpzelfhadde/oockzelfdoo! dmzelvezvnen hevlighe gheest gheleert heeft m ghefpzökeru oftis em ander gheest da Ähzifti gheest.
?4 ?evenKe ,o Zkonuyetzondighm teHmhaipM» ende leeren van David Zonsz. zoude «ndi«hm zgn luden hepiighm gheeft : d« Woeste Komm doaz dim zgn menschepdt hepligher/ of ziju gheest hepllgher / Krachtigher / mde meerder gheweest zoude zgn dan Ghzistl mmschepdt ende ghecst. «anghaandezgnmmschepdiszulxnt«: wanr David Iozffz bekmr zich ?e!szon< digh vom zgn veranderinghe gheweest re zgn . dat en lnaghmm niet zcgghm vanden WeereLhnsto. i i David JonftoöB gheest zoudedanDepZigher/krachtiAier/ mde meerdermoete zgn dan Lhnsti gheest was . en dit »am Kp zieh vom doozghaans /te weten dat zgn gheek KepliglM w dan Ähzisti : wanr hp nonnr dö ?pnen d'alderhcpughstc hooghe gheest( i.j. 1 59-r) Krachtlgher gheest <^8.v.v.verso/ 8z .r) mde meerder gheest ^8.b.v.verso) dan Ghzisti. 2 z Jmmers Kp David Zmisz schzyft alzo: I^ocn mcen iclc ««cK nier eenen Icinclilcken ^keelr , clc5 Vaäers , kocve! vz? ini» moereii t;keci««pr 2ljn : nock ooclc een j«o» ßnelinZicke ßkcelr aes 2^oon5 , <!aa^r ?icll «'vo«rcir in v««rskeefr: ^oncjer kc^Iigke ßkeelt, äie clc rccnrc man 2^ncie , uncie laarlr rerreckrerr^llr^omr. (z^.e.Vig.Verso) Ietst wildpoock 2.j.l/8.e.f. ^tnni.j.lzc>.c.etr. z.4 Zla dan David Ioziszoons gheesthcpligl'er/krachtigher/ mde meerder dan Ähxifti psieest/ zo hp zclvc schnift : zouder niet «» ander nherst moeten zhn dan Ghzistig!?erft? vfmagh em heplighe/ krachnghe ende nnvder gheest cm zelve gheest ?gnm« die daar Zhepll
^wZigher / machttgher zp ende meerder d« zyn iuuners verschcpdm gheesten/daar dem anders iB dan dander. 1/ Seen / want Wavid Iozift schlijft oock zelve dat zgn qheest / het zelve dat hp heeft/ van Ähilstr jKeestzoude nnnm/ep Ghnsti woozden Joam 1 6. 1 4. (4z ^) zoudc dan de firoom meerder zyn da» de spzing of son26 Wel «an herz? noch de zelve ghccstMiifii dar Vavid Ijouszoons was:zal nu de zebde hepligher/ krachngher/ mde ineerder zgn gyeweeft/dan Chnsti gheest was ende is : za yeeft hpden gheest ghchadtzonder maeten vol : mde «ilhiistus m heeftse maar ghehadt na de maet/ Viet vol/maar vooz em deel. magn dar zgn/ zo mocht David Zouszoons gheest meer van Ghüsti gheest neine/dan die zelfhsdde. is dat gheloonyck^ ^6 Magy de Zy.gheest ghedeplt wozden^zyn gaven deplt <Sodvnlche^elycku?te/maar tisalem zelve gheest (i.<Coz.li,.4.7.8.9.io. 11.) ZVm ghevc V.Jozift schoon al roe/ dae zijn gheest «n zelve gheest was dat Ghzisti gheestis/etweren de H.ghttst<lütmagKnen Sein MensstniS tm aanschou zijn« schufte« ttelaren ) yoe zsl dan Vavld IoziszoonK gheest nu m onzen tpden hepligher / Krarhtigher en meerder zijn gheweest/ dan de gheest <hzisttt magA «n zelve gheest anders wezen danhp zelve is^ 27 Vandeeerste Wattelaar ÄHMileestink dat hp vol was vanden V.gheest (Actoz.6.^/ 7.^ 5) oock van Warnadas m anderm:waae dlyckt ons zulcr van Wavid Hozisz ^ mdeof d» «l dm Ztz.Meest dadde ghchadr: zo en FV dadde
Z6 Tevenkre Kaddehp die niet van zichzelfs Äszgnepghendom /inaarvS Chzisto diens gheesth« bau noch is/ende niet Vavid ZoMoons. 28 Zn Ähnsto zelf/niet in WavidIoziszoa/ woonr de ghehcele voZhepd der Godhxpdc Lchamelijcn (Äolos.2.9) istalzomet^ bliicbt zulcx vä Mavid Zoziftedieronnt zieh hooO <zo nu ghezien is)maar roein m is ggeen dewzyen / noch minder wezen : noch menschen woiuden / doen niet wat wozden dat niet is. 29 Wcktdan in allewpzen dar in Da vid Jonsz ghee hepligher/krachtigher/noch «! eerder gßecst (maar wel hoglie roein die in <lmsto inet m was) is gAeweest/dan in Je su Ählisto . maghmen dan oock m«r zondighen indm D.gheest / alsme zondight teghm Vavid Ioziszoons leer mde woowt: dan Äsmm zondightteghendeleeteeni'woozdt vj.Ende datme nazpmn gheek moethozen. z 0 deiner rer kerrcn mir alcler dAnc^2eF. ßningne , uncie verv«ncleringke cies eenvi» ßken v««rclrs , ßneeik, uncie va^rnevcis, 2s «N5 van skenä<jen in cie2en «jagne van lansz Ker r«e^ne^eckr, uncie nu regnenv««rcn'Ai «p^naar. xvie «ren kcefr re n«ren ciie kore» dat sclnijft Vavid Zloziftoon. 4c>.l.vij. "il 1 z i Gan deze gheest Vavid IozistoonSis nu ghchoozt. de toegnezezode gheest Ähzistt iB ( na tllpghmissederschzift) denApostelen glMonden opten Pinrxtet yggh. ^g^de de DcerDeslcs zpnm longheren tot hüetsterfdagh roewezm ßebbö ghelaten onghetrooft/ (Ioan.i6.iz/ i4.i8.)zgnbeloosoe b?vlz» -r vendc
Noo5rKucK. k? pmde Meesttöt uider eeuwighepd toeonrhoudmhebbmlangher dan ii<zO.iarm/eK die nu eerst m V.I.sbezonden hebbm^(Ioz 2 Waarhoe mdewiezal nuhozm dczm gheest van Wavid Aozlsz. meeten oo^ni zgn stmnnelgruwoozdthozeude^ofinmeogiim zgn lerterlgck woozdt lezendc/zo kondc gan «ock d'ongerbozenen nadm vleesthe enlerterlijck ho»n zonderzzmm gheest teho^en/ als de Soden «SHzistl nwndelgck woo^dt hoozden/ ende alle lelterlmechte lm »weh der S^ostelm scgziften lezmde gozen zmwer te verstaan.tBdat met verggeesö werckghedaan^ z z dKemäncir,k^ vie Vilsen NI^k r«r <j«le Icenniile ( re veren cler v^äriie^ci ^ kriKi) d«men «ioor ecn u^rerli^ck Lnek«Or«f zzne^icnr allecn , ofcioor eenißkeboeckltaa/ «deru^rerl^Kelremme <jes menlcnen ^ cis« sllce door een nieuve gkeboorre 6« ßkeelk unäe eeuvigke vaarkevci« : 6ie cisar^omc Metren innerl^Ken ßkenoor 6« levenclen, V«or<1u , binnen äen gr«när des kerren inßkers,s,v<K. t.i./7.S. ,4 SullmdeKerboMehnndanhooMMe vekoevm ninnandtS leermg/wozdm vande zalvmghe(!.Joan.^.i7)javan Godezelve Meleert/zo WavidIruiszzklve upe deaHsaluösten tupgbmsse <Hsal. 84 ?.) aanwpzende scZ»gft.(4o.lij.) zoudm deze de terruschoven tnguer armm »ebbende dieverweqie /ende na de ex»ckelm lopm zoeckm? z / Wiezal Vavld Zozitz dsn Kmm: donKerbozene^ die zgn noch vlepschelgc« mde VKkschelgc« göezüit/Gom.Z.j) ende gebbn,
88 . HcKcKe ; . ., . , gHemMeestclpKe oozm : magymen zonder 0oMßoozm^ttoe 2«1cie vemanör ( schuft W.Iozisii. ZSlf) k««ren ^onäer ««xen,o«rcu Kebben «onnen ciaar kv nocn gkecn ßkeb««rre van en kee5r? si ?. i z .mde verso.) 1» sl verloren Mzijfthptloch) clen cioäenßke. 2onZken,cie cioven r«e^neM«icen. ( i o. 19.) bchoeve dan deherboozne Vavid AoziszoSB leere met/ hozenze de onherooozne inet/Wim maglzdiedmnutzM ^
AchtlK VoottlwcK. Wae David Io)iszoons woozdt/ der Apoltele/ ja EUiltl woozt re bovenghaat. 1 Vande dzievuldighepd Sandelöde scM'ft W.ZoM.daeinen meesters vindt die hooM vande^rmlteprsweezen Sonnen /ende an dere Vocrozen dielust aanhooghwiacktighe woozden / maarMeen bevÄIen aan snnPNHcpd oder nedergepd hebben. 2.tj. 2.!. <sf deze man zgn epghen hooghwoozdelpke lust met meer dan em anders m benspt / moMö «nderm oozdelm.ick heb nopthoogh-woozdWer schzpvm ghcZezm. 2 Dock 2I lckvricn Ze« cirie voorcie merren namen oncierlcnevclcn re v«rcien ; al5 r'v««rclr<ies ßkelo«f« , cies kooen5 uncle cier üescicn ; namenrlijcK Vaäer, v««r^r, kevlißrie FkceK,or>äer velcken clar Kinr^ <iie jonßkclin^, uncie ecn mägkebuvFnr m«er ver«jen,so ^«me 2v nocnrans re «amen uvr een.
in een S^c. i / .v. Wik woozdt des gheloofs/dat vool den H. gheefl moet gaan ( nammtlgck WavldIoiiszoSs woozd of dienst/ 2.)./6,e/8/.c)noemt hp elwaart GKzistmn te zgn / ditzSn ?pne epghm woozden : Oaaron, moer yiÄ'lÜnriitux > äls een vc^n-baner , of V«orl«oer vo«rgkaan. öcc. ^»i.^ö.d. z Wage zimne naacktelijck dat D.I. zijn woozdt/ dat hpover almettmwoo^dedes Meests/ des mans/etr. uprspzeeckr/ steltboven Ähzisti/zijna voozlopers woozdt:ist dan vzeemt dat Kpt stelt bovm der Avostelen woozdt dat hp stuckwerck nocint/ maar zgn woozdt het volkom? woozdt/ tot w elcx aankSst het stuckwerck zoude moetm ophoudtt 4 Vie hier inne W.Zvzift.ghelove ghevm/ wonder ist ?o ?p meer lustmoglzm hebbm ofte vzmht zoeckm/inr lezm vander Moste!mwoozdm.Wie daarmepnt aan V.Ioziszoons schziftm Ket volkomen te hebbemwat mamaghhpwanmint stuckwerck vander Avostelen schziftm^ 5 Wat beboeft lw de woozden des letters/ die Het woowr heest(ofte hebbm waant)des SHeestS^^.j.56)Var dzijft D.I.zijn woozde etwezö/ rvelck (?oclex älcierko«Zklrc v««rcl ix,T«mcnrrcckr in zasne , l«urerßkeelr nn<je leven , scc. (zo is Ähzisti woozdt dSN Niet Ket alderhooAjste/maärnedererofminder woozdt) 2.j.85.c. 6 Hlerom (schZYft D.I. daar noch ) maD ick wel met recht dit anmc / dit woozdt / dtt licht/Ieve unde dm gheest (te wetö ni« GKzisti wooldt des ghekofs/zo hp dat nonnr Der voo! vrij. 2,) maart zpne) over al KoogS lovc/zijn tlmmering Keerlijcxt KoldmibicK. F v «0»?
9« ^ckr/re «oudm die ende derghelpke meerhooghla^ Velpke woozdm van Ml epghenwoozdtm dessewmB ampt wel gheschzeve inoghen zgn zonder «n hooghwoozdelpke lust^ 7 Woch en mochr Wadid Zozlftoös woozt mde amut gheenen hoghm schijn hebbcn: « «p Ghzlfll woozdt ende ainpr / lioven Wiens dp t'zzme stell / mede niet wat (doch minder Kooghepd dantzpm) m liet behoude.t zoude audws oock wat re grosghesponne zijn gheweest. daaromine dp ter naast gbänelder Vlaatstu/noch scWft alzo: L tt«evcl alle 62« ä««r (re veren 6oorr v««rclr äes skel«of« o5 dkritti voorär) i» leium dkrilwm Fkelovencle 2^Iißk v«räe. «j^n u«ck 2alisker z^ulle die 2^n,ciic cv««rär 6er volkomeiikeyä onr5^iißken «5beleefc. 9 Vatis D.I.WooM/twelck hp t'woowt der volkomenhepo noeim (^.j. 85. c) voöit welckehetwaoM Ähüsti/als em voruloPer inoest ghaan/als ghezien is terstont hier vooz/wn.2. schzpvm Homems zpnen Heaoz mde Virgilius 5zn«n Turum / oock Meen Klepne vzoomhepd toe : ende dat inaar «m huerö Achillnn en Gneam des te hooghloonpkeretPzpzm endegrootte lnakenals Verwlmlers der vzomm. !« Verstagt mp/ lezer/ de womden Chttsti zijn gheest ende leven (Aoan.6.6z) niet na de beeldelpke Me^chMelilettet / maar ,m huer warewezen. daar dooz die oock niet recht derstaan/vele min Huer wezmtlpkedMche doozt bzenghe en moghe: tm zp dar de gheest der waarhepd Ähnsti zelve(die al wat meerder/ hogher mde ürachttgher is dantleeterzpm ghettg'gbmde woozdt) die zeloe ind«
hertm opmt mde vecklag« /zulcx dath« woozdt en amvr ÄWsti naden letter ghemssins(ianietu«er dan de schaduwebpt'wezm ) van hooghwaardighwd te ghelpken is dp ÄHMl wooM mde ampt des Aeests. 1 1 Wan dat Lhzisti woozdt/gheest m ampt zulcke zpne werckingHe niet m zoude hebben ghehadt in d'eerste nercke/ te wetm inden Ztziostelenzelve/mde in die huer wooM en leere gheloofden : maar tot noch toevgftimHonde« jarm ovhouwmde / nu eerst begonnm zoude hebbm in mde met David Zozisz: Wiensgheest/Chiisti deloofde gheest zoude Sn/ die nu eerst beghinnmzoude dm men schen dezer onzer tndm in allewaarhepdtt Kede:dat/zegghe ick/schijnr zo wepnigh gheKottgck na rghetupgh des ghantsen nimwö testammtS:ais Vavid Zozisz zulcx noch int aldenninste heeft bestaan/zwpghe vennaghen/gheloofwaardichVck te bewmm.zoude dan zogrote zakedooiemsmmschezegHen alleeulyck zonder alle bewgs behoozm gheloofttewoldm^ 1 2 Gnde zeker nadim Vavid Zozisz oock ZelfschWft/ äarmen sneen meeräer «aer bererleerinake, als incle keyliZke ickrisren <jes «Icien unae cles nienven reimen« öcc.vervsr gkekebben en ^an (z . 6.) WaartoezoudmonsWavid Wnszoons leeringhm/die niet meer dan scWften ofleeterlpkewoozdö en zijn ofmpghenisse vanr woo^t des gheests en moghen weze/dan de H.sMift zelve/ons/ diedeGodlpkeschzift zelfhebben/nu doch um/ zwpghe nodigh moghm wezm^ Gfzalmen ghelovm dat V. Joziszoons sch:iftcn meerder ofbeter leeringhs inöghen inhöude/
dandesrWftmdes oüdm mde m'mwmteftammtS^ Ick wiewel dat hp op vele pIaats sen zuIcr niet dupsterlyck vomOeeft : maar ziemededathnter vöoisz plaacsm plarupt «mtrarie schiijft. zoude zulcx oock komm «ptemeenvuldighegheestderwaarheptt
KeghenlKVoottttucK. VandelaacKe Tyde. i GhelytK Vavid Zozisz zpne deplinghen doozghaans maarkt m dum/ als indm personen/kindt jonDeling en inan: indm ainvttren/ als Mopst/ Ghzisti/ en des tz.gheefts: in Huer werckinoSen / als des Melaofs/ der Zzopenende der liesdmnn Huer middelen/als Zeeter/vleesch ende gheest:etc. ?o dat d em deVhmt/dander middelt/ ende de derde volepndet : «Ko deplt h? oock alle njdt tn dum : als teweten deerstedievooz Lhzistumwaseoc zijn Komste inde Äeesche:de ttvede van Ähufto af tot de njdt van Hein David Jozisz toe: ende de derde van hnn Mavid I.tenepnde toe des wereldtS. Wit zalmm oock(«pe,nandc ^iznschMmnict en haddeghelezen> Kier na im vieede noch moghm zim beweze» rndeaanghewezen. i, Kopmded'ettstctweetpdenschzijft Da vid ^sozisz (z 2,.b.v.)c!ar cic^e aläercl«orluckrißKÄe ßneclr aller v«llc«menkcvcl ( NSlNeIhck die nu in hein was volghende ÄHMi delofte ^Aoan. 1 6. i z) nier ren eerlre van aanvuuck iiuleri vääer. u«cn inäen soqu is uvrLi«
lckcnen, äar ecu^igke licvr nier ßkcluckr Keefr:2ulc1v veren «tar onm«ZkelljcjcFke. 2)? van vegke cie grore veränrvennevcl Äes men/cken , ciie onnur enäe onmackn^K re verciraßkcn vas. z Vat5eptt V. Zous5.ende die red? gheek Hp daar af. welaan.wp nnnent 5o.M 5eggge volghens zgNzelfö^egghen dan oock aho. viac de eerste tijdt da minder vcrdowenhepd Hermmschm öfder5elver booshepd nieten «iagh verdzaghm nide hen onnur is/nooende de Klaarhepd van Godes ghecst: daten «nagh de Iaarstc tijdt ende meerder booshepd der ,nmschm / des aanghaande niecverdzaghen ofnutiijn. 4 Mavid IoM scrmjft(46.a.vy.) De I?.sr^ «e rijcir ciar vr vercn , «v errr^fr alle rväcn . Rl5o overtreft demmsche indm;elvm tijdt alie zijn voughe in booshepd. 50 magh de »roter ende meerder verdozvenhepdm Koosnepdder menschen inde laatste mde quaadste tijdt die klaarhepd vä Godes gheest noch minder verdiaghni en nnt zijn dan die eerste minder vooa mdeverdowm webende / mde dit alles na W. Ioziboöns epghen 5Mhen. / Kadien hp nu oder al schnjst dat hp in deze laatstc ende(na 5ijn 5elftl <cgghe) quaadste tijdt d'alderdooiluclmghste gheest «Ider volkommhepd hervoozr ende aandm dagh bimght : 50 magh de omnchtighe lner licht mermmof de verdowenste en booste menfthmdtter quaadste tpden/deze ?yn gheest oock^ullm moghmverdzaghen ennut5ijn. 6 Gver al arbepdt D.Ij .te dewp?m dat der Z^östrlen rizdt maar cen degyonnrn 1. wcrr»
»4 KegKcnKe wercKwaB (zo dat ha wooM des beloostm» Meeststezmdm/ ovtm VlmxterdagHmet volepndt mwas / z ^.d.iij.verso) en dat deze vjdt mcerder is/dan der Apostelm tndt was (i. i .84.a.lzist etc.) en dat vooznm«nick met Pauli woozdm vam stuckwerck(l.Äoz.iz. 10.) die over al inoeten voochoudö/oock alzo toccm Mil.z.i;. recht ofd'Auosteldoezelf noch stonr inde Kindrshepd eudc de vomomenhcpd doe noch niet derepckt m hadde/ eii nieten waar ghewozden gheweest em volmaackt man / en niet ghekomm tot de maat des volkome ouderdoms Ghüsti.Gvh.4. i z . 7 Wetmen dsn niet dat d'Avostel ou d eerfieplaatse / namentlrick toeten 1 .<Coz. i z . 1 0/ terstöt daar aan / tewete inde 1 1 .en 1 ^.vers. zelfvecklaart die woozde dp Hein gheschzevö te?ijn vanden zwacken Äozintiers mde niet van zich zelve/ daar af hp zept em Kindt gheweest te zgn / maar dat hp nu em man was cOewozden ende de kindische dinghm hadde veriaten ? mannen / niet Kinderwerck ist ( za oock V.Il.over al zepdt ende knijft)kinder«, tewinnm . dit dede Paulus. ( i .Gozin.4. 1 5. Mi!, i «) mocht hp dan em kindt zijn? 8 Dopende de tweede smoSe toeteMil. z . 1 z spzeemt Paulus vandMmnisse des KrachtS der verrpsmisse Chzisti / ende ghnnemscha» zijns Ipdms/dinnm ghelijcKdanWwozdt dooiGlmstidoot/omdaar doozet mocHm Konie toete verrpsmisse die daar is uptm do< dm / diehp vekende noch niet beyrepö te hebbe/ nier teghmstaande hp dickwlls(zo hp zelf verklaardt ^.Äoz.i i.^z.) dodm hadde ghe< Zeden / op datmm hein niet mepnm m zoude hier tesMkm vande doodtder zonden (die dp
Kp doeaIwaB ghesto!vm ( Som.6.!.Gal.!. ' ^c>.),naar vandm Mpken doodt/daar na HL Verlanghede omtewezm inet «LhzistoOhil. l.^z.)w«s dezeApostel doenoch onvolKomen:hoe mocht hp ,netwaarhepdzegghen (mede stracr daaraan Mil.z.i4.)zo veele onzer volmaackt zijn/laat ons mede zulq: ghevoelm. ofwaren daar ghem volmaacktr onder dm Milippmserm/ en die zpne woozden em pdele spocternie^ofwarm van de leerlinghe eenighe volmaatkt/ mde de leraar zelvemett 9 Aanghaande nu de verde svzoke vant dercpckm der maar des volkomm ouderdöz« Ghnstl en een voln:aamtman te zgn/ «Igest Paul! manhepd / in -chn ktnderteelinghe voozft.oock mede daar inne dat hp zieh ?elve dmsr stellen tot een navolghclijr» voozbeelt zijnre leerlinghö( 1 .roz.4. 1 6/1 1 . 1 .etr.)twelck yphem wrlghewacht zoude hebbm/zo h? niet al gants ghclijrk-fozmigh m waar gßewecst het cvenbeelt des zoons Godes / Ghzisto(üom. 8. i Limmera hp hadde d'alder volmaacxte licfde/als die dercxt was/ niet alleö zijntntlijcklevmvooz^pne vnlndm tegheven:mäar hpwmscljte oom omte Winnen zijnvmndm/die Hein vpandt warm;zijn. der zielm eeuwighe doodt / te wetm van Äluisto verbannen te chn (Äom.9.5.) die hp nochtans zo liefhadde/ dar hp zieh zelfna de nrhaam doodt wmschte/alS Mezepdt is/om daärbptezijn. 10 Vat waren nn alrzamm volmaackte pzoevö des volkommhepds m em zelveApostelz die ?ulcke volmaacte liefde hadde swelcKe!iesdezelfbetvolkomei!S/i.<loz,iz,io) en den
z6 dkgkenke Hmbandt der volkommhepd (Col.z.i4)d« Hpvandeliefde Godes/dieinÄhzisto Aesu ZS niec m mochr af gheschepden wozdm. (Ü0M.8.Z9.) 1 1 M nu wel gheweest mde macht van W.ZoM. diezohoghewoozvm spzeerktvä d'alder volmaacxte KmnisseGodezs eu liefde/ onsem Hoogher kemusse ende Uefde Godes vooz ooghm te stelku os te beschzpvm / dan wo hier omwzisclijck zien gheweest te zun linden Apostel Oauw /Wima Kemme D.Z. overal pooght ghebzeckelijck /onvolkmnm/ ende stuckwerck te maKen^ i 2, Geeft hv zulx erghes bestaan te dott en os Hpt Vestaa hadde/zoude hps verinoge hebbtt ?egd^ ja^zo moest de waarhepo gheloghm hebbe:want die steltsals ghezie ls) dehoogdste liefde daar nme dar peumndt berepdttt zijnlevm voozzijn vzundm teghevm.men denrke ditwpder na/ cn mercks ofdeze gronr vestövanal W.IoM.ghebouvandac dooz hannuindeze tpdmde hooghste waachepd ende de volkomentste leere mde dienst der liefden eerst aanghedient zoude wozden / nut wel pdel onvast ende met dan ronn/ Waan eii mlsverstandt zoude mogheu wezm^ i 2 Te meer aanghnnerct hp D.I>.zelw/die devolmaarkten Apostel eüzHn leere onvolmaackt uooght tedom wanen om zich zelf ende zgn leere dqardooz volmaackt te doen schpnm / noch zelve onvolmaackt wazS in de Kennisse/inzgnleven/zo blijcktupt dezezWe epghen naackte mde klare woozden: l j Xtaar ci«ck kee5r z^einanclr van dkrilts , meeräer,keyIlLker, kogker unclc derer Kenlulle ^nz L«äl)'^ö varäckugKen eeuvigke , , .. ... - - , v»eu«
.....
... ttoosrlkick.
55
Herrenvcl re vere, unäe re leren; naciien ick
be. 1 5.20. verso. ende daar na fol.Z4. vertvachee h? noch de aardt / gheest / ende leve» THM te onrfangSen hier üwm leven 0? «ardmnochgbaande. ,4 Ku ist buptm Wipfel datmm niet m heeftverkreggmdaannm na jaaght/noch öntfsnaHenoannm nock verwachr te ont«'-«ftm ..im noch maghverfanMm im ghene glzene dannen sannen iiv^z, ... mde ««>>««ttl«,nnk,tt,/maalimenverbe»rpMn ontfanKm/maaLmmverde« teren mde vennerm . dat msgfl verbeterm ende vermerm m is noch nier volkoitte« LMM Vavid I!ozisz.?elve.(!.im. 1 1 .c)zo en Was dan Vsvid ZoM. noch zeive niet voldomm mde kenmsse/aarde/ gheest / en leben Ghz,iftt/ zo hier noch onloghbaarlgck West «ttzyn epghm schzpven. 1 / Ku ist omnoghelgck bat peinandt die zelf niet volkomm enis/pet volkomms zoudevt Osn 00m oMooklgcK dat V.I.de man zp Meweest du zelfnietvolkomen is ggeweefl/ K« vommnm volrk Glnisti zoude telen of -vooztbunghm^ hp schzijft zelve (2.^ üg.) van ^ckle anderm 6« 2x Nock KebKen moereNr'
56
VeS m« jegymstaande geeft deze man srkilkten eenengrote»
«8 wegkenZre^.^ «ouun: die nochtans dm recht ootmaedlM hertAmsniet min vä Hein äfick»iM;däV de wcetzuchtigge Adampre toe he aanlocke. 1 7 Vaar leesimen äar n^everläen «c> sis. rio2en ßke^icnr or> a^räen in väarkeva en Vä5 ^keeicn.i.j.^ vetso. wist Vavid Jousz. dan iuder waarhcpd alder mensch« Adam r« Hein toe) ghedachten ^ ofws ende elck gheziö hadds ofmet / w« V die oock een menschwaS; ghezimof KooztKadde^.Äoz.i!.i.i.z. , ., Komen Komr , namenrlljck ciar v««rr 2«Ive, «iar ßebeneciijr inäer eeuvigkex^^^ ^ vaarke)?ä,ror recnre Kennille bringen (^.ij.l z.b) komt nu eerst derechte Kennisse/ 50 w die nopt op aarden gheweest / oock niee vpdm Avostelen.die m zijn dan oock(vol«Kens Ähnsti; dat is des woozdtB belofrei Zoan. 1 6. i z .) niet in alle waarhepd ghelepdt gheweest/dooz Ähnsti gheest henlupden opri Pinrxterdagh ghezondm (Zket.i.z.) Nochen zijn daar as niet vervult ghewozden. nochtans ghetupght ahlllcx de Godlvse schM. daar teKm zepdt V.Wnft.plat anders, wie zal hier de gheloofuiaardighstewezen? 1 ? Wavid Hous5. zich zelfteghmwerpenpr«pkeren «c. mer 2ynen tt. «est vervnlc «incle voncierbaarl^e Krackt dz^ ANeteckc Keefr: viekomr ci« « nü nin cl«emaa!» en selckier mecr öSc. äntvoorär , 6« (Zo^ »ocn «jagkel^cx ßrore vercken encie KraK bev^K , unäe beve^en kee5r , o5r vel /ecler»
t« VeteerstebekmtW.J.DeV.schuftghetupglm oock klaarlijcK te weten vanden Avostelen mde O^opZietm: het twede is gheKottijck na t'ghetupgli der schnfturen/maar die msvzeecktzulcr niet vsn Mavid ÄoM. of de ZM«. die schzijft nochtans teHen de scgziftdatbecbpdeÄpostelmniet enis Meschiedt :maar zonder de tz.schM dat zulcx nu gheschiedt l zo hzit doozghaans dupdet doa; hem)nmar met opmbaarlnck.lstal wijshepdditverbozghm onschufrelijck doen döoz em mmschen zegghen / boven het ovmbaarlnck aHeschiedm na GodezS zegghen inde V schalst te betrouwm^ ii KochschMt Vavid ZIoziszoS vantlicht zgnre bedieninghen ende rgdt alzo: Daar «n «UVIAN varacnrißk uncic levenclign bevijs 6er Kracnr c!«or unäe uyr 2^1 «pilaan^als een Lckr Kervo«rr re 2ien aancien ciask 2ä!lc«» men.velcK nieverlclen äl5 nu verlcnenen «5 Keor>enbz,arr ^ijnäe , unäe ciar^olanLerijcir vo«rkecn verk«nciignr,bc!««fr unaeskeIc>c>5r is , 2äl in ßkernz'ßenille cier vaarke^<j rijn eeuvigke Krackr uncie ^Imackrißke^cl roreen «orcieel lremmeli^clc uncie 2ickrbäärI^cK , ja ßevoelvck mir kein brengken . cia« Ker a,lr?amcn cloor verändere , vernieur, un6eserclr^rueerr «5in «pßeb«ur:ciarrer ßcc>nerlr,scbrokcn,nncic rer necier^crre6cn c>5 gkevallen Ic^kr , «ogereckrz uncle verneven verclcn. ^.in.7z.g. VeleglMepdt/metbewezm/dandathfl zich veel tevele toeschlijft.merrkt doch lezer/ niet mp te gHeval/ maar u te nur. uvt waarVepdB sennissespzupt de goedewlNe: dieverzek zijnde met macht doet dat recht is. maar G g mm
7vo l^eßkcnke , mmkmtghem waarhepd zonder Bezieht/ «lstont zp bloot vooz dmmenscheimmtddagh-licht. z^z KuzepdtVavidJozisz.dataIdewerlt dlmdtghebozmis(4c>n.vij.) hpbeveelcdm dlinde te zim (i.i.z.8.a) zo dede Ähzistus mede/mde de blinde zaM. Kur. i 8.42. 14 AB nu Vavid ZoMoons woozdt K« viooMdes gheests (^.j./iZ.e. zo nonnt hp zgn womdt) maar zo kraehtigh (ick zwpM «rachtigherzohpzepdt) alsÄhzistiwooM des gheloofs (twelckhpzononnt i.j./6.d) vias/zo moeti alle mensch?/ die dat beAenZijck Sozi/ terstont na der ziele zimde woM. 1/ Maar dat feplt verde oock na t'gecupcH zöfvan Vavid Jozisz.daar hp klaaght alz« «lir v«orcir l! ciu^^enrmaal b)' on; veripr«Ken , cian lurrel be<iockr , 2orge nier eens inß»ie,v« ker is gesc^r «cler in n«5r. (41.16) MagHme oock ghelovm/dar de Heere Ghzismszlmdedarde blinden doozzgnMeGzo«m woöM klaarlijck zachö / twpfele lnochte/ ofzijn woozdt volbzacht hadde tghene hp wildei 26 Ms Vavid Wusz zo wepnWgheesteZpke vMhtS zgns mewkokmwoozdts vernam ( zo hp daarzelf Mijft ) waft doe niee emKttidtom rwpselijckte zo!ghen/datzij» W00M / niet m waar d»t woozdt GodeS (maar znn epglM dunckm ) dat upte monde Godes ghaat/ mde nierpdel weder en Keere/ maar dat (als de vmcktbaar reghen) zal dok rWme dm Heere heeft ghewiltt Ma.55.11. 27 Mochten d'Apoftelen zimde dm vzucht^ darmougst des woozdtsin veledupzendm iurdeluerde zielm (Ärt.i.4l) oockzoMM/ k als
ttooklwek. ig, «!B VavidDoziszoon dat Huer cOespzoken woozdt luttel bedacht ofinghezienwoM? ^7 Gnde de? ai m« jeghmstaande/?oude Vavid Aoziszoonswoozdt/Waarhepd/ leere endegheest( zouinmzijnonghelooKnck zegghefl willm ghelooven)wezen het licht dae nopt vooz nu ls verschenen/oock bpdm Apostelmnietinzulcker waarhepd mde emwigheßracht/daar doozralvemimtmdeoxgherechrzoude wowm daner gheauetst ende vertrede is/zo hp ?epdt inaar nier m dewnft. 28 Alzowienunietmvernoeghtmeeteghetupghenisse des baninden ^oons Godes ver batet inds nimwen testanieme / bove twelrk mm ghem deter of ineerder leere ( zo V.J. oockzelve schkgft (4.6. mdeverso) minagg binden /welcken ?oon endeniet Wavid Sorift. de Vader ons heeft bevolen tehoozm <5»««h.i7.5) en zichdooz Mckweetzuchtigh «njghenoeghe der «uwlgher waargepk» «nwaardighwümakö (4.4.verso) diemamZ KttAooaHftwaardighe Evangelium GgziM den ruoHhe biedm/ende hozen na Vavid Iorissen/du (maar niet God) van zijn wonderdoeek (in desselvmvoozreden des eerste deelB ^ vy.vttsoMekede tot de lezer schzgft aldus: ^9 ^0 onrranerer nier als van inenlcke Kan<ien cioor cie ßneleercien cic«r verlcir , msar «vrer kooger ickolen ci« ?I.ßKeelrs, vzn «« l«nskcr uncie geboren Loci« vancie I-leme« le : ciieci« eeuvigke leven ßkevonclen , ci« morßken.licbr cies eeuvigen ä^Atzks g»ien, ^ar novroor gkeboorr , novr «oZn belckou» v« Kee5r , in cies menlcken Kerr sbelrcFken is.zial nu kervoorr aancien 6AßK m sment««en Ken gnebrackt »ercien, öce. G ig Vit
Vtt endeveelmeerderKelpKenzepdt Mavid WMen van Kein zelve mde van zpnm boecke/ zonder nochtans eemA beschept van zgn leermeksterscha? van dien Alderhooghstm Sectozder Dnnelscher scholm tt verthonm. Vie wil inagh Hein Meloven.
Wende VoottlwcK. '
VandeMen.
Vavid Zozllzoon verachrle. » Var vooräeel kebben nu , <1ie in clrie ok vi« rongken gelcerr 2vn, b«ven clie all«» War voo!deel / dat zp Mee nmtewetmschap en verachtm/ om dat zp die niee eu verstaan: Wst voozdeel dat zpvelewpzerlupdenghe, darhetninvMmdetalen KespzokmofMeschzevm zgnde inooW verstaan: en dae voozdeeldathuernmbare Kennisse lupden/yuer moeder tale niet verstaande/ in hmiupdi taKnhozmdeoflezmde/ können verstaan. of zoude Vavid wel vooz em zotlgckenspottyck werck des tz. gheests verstaan / dat h? zyn mepningHe dooz der Apostelm toiuM m elckerlgcx Hzake dede verstaan tot verbzepdmghevandm ÄpSe <5hzM Act.i.6.7.erc. SchadeltjcKhepd der talen. z, Oe onkerboren menlck verr6«or rslen «6er rangen cier meolcken nier re meeroer, «on6er vel veel re min6er,6stt «nbel^uarner <s^z 6ie)2« vel uier r'«ncierv^»e, rx ttöen, r«
. . ttd«5rlruck. riz leyöen, nvck re leeren alz <Ie jonge onverencle. lO.^.verso. z ZRorOm de talm misbzuprSr zijnde scha de/ nwghöiwel ghebzuxckt zynde nm zgn. ttB vandm middeldinghm diedmghoeden «Hoed/den cmadm quaadt zgn . die met meer ds eentale m kan/eu is dasrö met te betenza triede met te argher en is dier meer da em KS. 4 Aanc Mebzupck en miivzupck ist m zulrx «lghelegKen.dicdzuckt V.^z. elwaarrupt/ daar hp vande ralö srhzgft aizo:nier aan na« 2elve,oaar «n tcnane recnr gebrn^Ä maar milbruxckr'verclr, Scc. ziet de plaarse bellederu. z?.8. mdezierofWavidIoM.zicK zelven hier niet wederMeeckr. V Waar zepdt oock uprdMkelnck clar O«ci clie ralen «cler r«nsen nier vz'.inar en i«. jy.i«. KU isGod als ghocdwczmdeniet dpandtdanaldatin zichzelve quasdis/eii den mmsche daa« in is noodtlijck quaadt tnaackt.detalenm is Godmetvpandt/za V.Ziozisz schzgft : de talen en zijn dan in zicK zelve nier auaad/noch m makm oommee Sooezakchitk quaad. Guaad ist al dat onbe«uamer maatt toette Szcke Godezö.dic schznft: V.I.dat de talm doe. Vavid Zozis schmft tn dezö dan onwaachepd eil teghm zich zelve. Dat vzeemdespzaken tottenverftandete leerm G«we mishaacHt. ^ Vaaro gk)' n mer u bygeleckre noorclruf. «ge eave re vrcäc , <!ocl clanckbaar 2vn 2ulr, 2Onaer(n^m^n<Ier meeninAc)anclere vreeÄe lpraken rorren verttancke, c>3er necrlickkevö in nver vellulrcn re Iceren o^re begkeren^ V«ir äar Lo6 cen milnasnen 15. öcc. G liij David
zo4 l'iendr 7 Bavid WM. KoPvelt da« onOchckx dinggmtezalmnovder die woozden:w««s Hat God em misgaghm is. Zl>ieve omdat vzeeinde tslm tot eerzucht oft« wellustt? lerm Gode mishaaght/ zoudet daannn G« de mishagLen zomm zulcx dedetoetmv»? standet 8 Velezgnder/diedeH.schMlymomb? dm mensche Oeacht tezijn/ ofomhuer kin? Zusts willen /mde mitsmenGodedaardoox ,nislxaghm:zoude daarom emm/dielezm Kert om doozt middel van dien/dm Wpbel t> Ze;m/Godes Wille ceverstaan mdedaarn« te levm/ Gade daaroin insshaghetzoude dat metVavid JoMbeschepdenhe?dwe)m^ 9 MilV.Wzlsz.hetlnmderV.schmemee onnm makenteghm tKietumönisseVault (2.^Tim z . 1 6) zo en inaghinehet leeren vandetalenoaarupt diezijnvertaalt/oockmet gnnut maken/ zo pnnandt uvt twpfele ( ve» qonaackt dooz der oveneetiugSm verschy» qenherd , van emigh verstandt / dem nodW Wnde dezelve leerde. <d ZSchoeftpanande wnshepd/mooaW» «gOen / die bidde God ( Isca.i .5. ) d« zal w» dom ende daarbmevenom Gode mette Verzoecken of tenteren/degheoazlooft»wquaine mddelm/ daar lwze magh bekomen/ >u« verachten. MopftSvadt /maar t'volck zMebzuxckte t middel van strpden. Gxod. 1 7. ll.IZ, i l Melaan/mlshaaHetGoddattnßvzttMB de talm leert torte verstande im«Scheel / her Mishaaghr God oom int deel. HecGrierx was voo! Vavid Io^isz; em HoUmder zün de ;een vzeemdetale. mislzaagKdelDGod
»Kt/ÄöHpom der gheleerdm oLevoelö vande PersoanlijcKhepd <llhnstl te openen/vaa den taalkondighm heeft willen leeren ver, Kaanwat datwoozdtl>oL«5 beteekkende/z» ueefthp oock torten verstande leerm wete» wat o« tzebzeeusche woozdm Lmanuel (54. d.d.) Zckuäa^ (i.j.tv.) mde andere meer UI Kpne boccum verduprscht zijnde te zeggWn waren, mishaaghde hp God daaromme^ IT VaarisemtijdtgbeweestdatdeBpbel nieten was vermalt in Kedcrlandtsch/ pemandt heeft die daar inne eerst overghezet. men nnne nu dat d'eerste overzeeter hozende dehooghwaardighe nuetighevd bepder^efiamemm / upt inst <nn die te lezen en te ver-^ ftaan/ Katijn / Griecx/ ofHeb^eusch Kadde gheleert : zoude David Zozisz ( hoe «erh? tghum hnn onbekmt is/veracnt) welhebhe dozren zegghm/ dat zulck mensch Gode misKaaGde doo« leeren van vzeeinde talenom tottm verstande te «omen^ GlklKRooktlwcK. SchadelijcKhepd der gheleetthepd. ' t Die (re veren 6er 2iclen icKackelljeKkeych iO2«»c!erkcvci gelegken «fr onrlraäncle is, in uncle äoor ae gkeleerrke^cl ci« menicken. Z7.i.verso. z, S<mdetwel,nogKmzijndatVavidZlIorisz. vp Mebzeck van onderschepd wepnigK ziet wat hp hier zept^zekerzo gp onderschepd hadde m dezen Konnen make tusschm göede/ , , G v gnade
gnade enmiddeZvare dinghm : zoude uever ghezweghm dan zäkm diehpntÄM Kmt/t'onttchtbesrhuldlghthebbm. . z Zl.aatdemu5lickonnodighztjn alsnuniet veel anders/opr beste/ dan rot vennakeli" depo der vermoepde zinnm dimmd« hl» M konnen omkcnue al dander zes/ofnot osnm te wne. Ve schmf-Konst iD em vn vande Grannnatica. hp Vavid IoziS Heeg Konnen schönen . is die zijn zieleschadelijm Weweest ^ dar en Keeft hp zelve nietmolAM gheloovm : zo hp noch maar mepnde zpne schziftm dm menschen noodtlijck / ja noch tnaarnuttewezen. 4 Aaat de ghierighe de telkonstbedziegheiijrk misbMpmm/(ick nenn em vooz «I dander) magh deaherechnghe die niet opzeckteWck ghebzupm^Voe za! Vavid Ioüsz Konnen vewpzen datem Mmstenmeesierznnde inde Arithinetica die köst niet en maAHnanteren zonder zijn ziele tebeschadighmf Gf doolt d'Zlvostel zegghende : dat denrepnen al 5 Monst wozdt zo ghenaamt van «MW wermwel te konne doen.zijnmepnmlHeoiK »özste Klaarlijcxt cnde epghemlijcxt te Könne mettertongljen of peimm uptbeelden is de Konste KS reth«ica oswelspzekenhepd:maar ghemssins em tijdtrovende verwerde ende verdüecWe veelspzekmhevd ofte onnuet» Vioozdkpzonck/ die des veelklavplggm ine«» ninlck twpfelijckverdupstett, 6^ HaddeVavid Jomz.een dzovkm Kennisse ghehadt van de klare vom des welfpzeKrnhepdo.Kp «i zoudezzme schziften zo lelpki niet bekladt hebbsn Wchaot NM vu?le rKo
ttKodttblopmdevan zgn veelfPZchenhepdS moddcrennate welrsegp apelncK nier «delrM/heefr willen schzmeg (zoot wel schgntj welspzekmde ee schpnen. 7 Vit zgnMebMk/venmtS zijn groteoi,matighepd heeft Hz, zelfmeer konnmnurckö Dan heteren:zo blijckt in zijn wonderboecx «rstt voozreden / daar hp zich voonAt te onschuldighm met zijn onkonstighepd: van twee zpne grove ozonck ghebzeke/deen recht/ m dander averrechts uptaliesvzokemtewetö dandathgemzelve liedene dukmale zingt/ dat alzo is : ende dat dickwil vele begrgvt in em kozt woowt/ dat doozghaans reche anders ,nee gem ls.^.j.^ g.) 8 Aanghaande her eerste/wat lezer zijnre schziftm m zietdaarnlec tot waighens toe aügdt weder zijn hooft ov stekö dieallegozu dande hurte Mopsi/met yare upt «Ilm hoecKengZezochte ghelpkenisfi vandm voozhof/ dam heplighe / ende vam aldecheplighste: omme daar mede te bewpzen(voozwaar niet meer krachtelijck dan noch warachtelijck/ zo allegozien met en bewpzö/noch mm dat h? de man zoude zijn) dat de leere der volkomenKepd nu in deze laatste tijdt ggeovmbaarr ^gU^ — — >" >> ^„«^r, K«n Mgvid onopboudelijck ghezongljm/dat des lezer? dozendooz dien Grßo zo dickwilste jzozm/ dooMaans van haar weecklamk schpnen tetuntm. 9 Beroermdenuhet twede namelijc« znn sverrechtste Kozthepd/maar rergtschuldiKe l«ngHepd/die is tot alle plaatsen zijnre schziftenzoovertalligöen ovechoVelijck menigliVUlB
Iv8 RIMe duldiMdatoocKeen onkonsiM mssr «uj,oudiMverstantIichrzoude vallenaklsVapldJouszoons schMm doozt besnoepenvZ zgu onnurte eüonnodighe momkwoozdm rnznnde helft Klepnderte maus : zonderdoo? zulckö veckoztmde afluecu zpnm zmne eemMer wpze « verdupsterm / maar des tt derstaanUjcker ende naackter/ als ontKIeedt zgnse vm' Vjn verdupstermde veelspMenhexii / te verölarm . die dsar zoude mepnen datickindezmoockteveel chMe/nanedezen eemgHen blijck upt grote inenWte tot opinerckinghe van ql d andere. 10 Ant eerste drel zijns wonderboerxeap^ , 6«.h. leestme dlete: Dar is 2« vele ßnesecor, uncie i« ßnevis, dar ker <zuade als een muvre voorr ßoeäc Kaär,ciar vle^lck v«or <ien ßeerc, «Klrvuvlev««r cl« lck««ne , clar on^uvverr vo«r ckr ^uvvere, ciie ongereckriskeva v«or Ziesercckriskcvö , «laronselo«rvoorrske» !oor,6!e vai«i«oe v««r clie nooe, rvvrcunAS v«orr berr«uve, <lle kaar vpor clie lieLäe, l«^ken voor ciie vaarkevcl, eilende vo«iluo eere : Somma, (hier schpnende te epnden/ beghmt hpt ofvervat het noch eerst ) äie onluii v«or äelulr,ciie ickalclckevä voor <ueLm. pclkevcl , ickaamre v««r onn«^elnevct , be» QAurKeva v«orruvmre,ciie <j««clr v«orckr lcven , cluvücrnllle vo«r cl« lickr , «iie Kelle v««r 6cn nel7iel,cie verganclcelicKkevc! v«or «j'onverßAnc!cellcK,kev6,c1« isGlervelHaalt «pweder zzjn athnn/ masr epndt noch met) Zar nier v«or cisr vat , namelijck «iie argks b«^e verlcirv««r ciie roelcomenclesncreckrlßke , ciar is all« in ci« eene v/oorck, namv» Ij)cK c!en oläeu meu/ck voor äenmeuveii.
. ttooskttuck. ivz, cka« vy 6uer cncie «verlxcien moeren,sUs veripvinge «f5enz?nlcke^6,6« nz^rven6igne Klevar inr äan^ickr 6er Menlcnen , alleoor6eelaK Kincieren ßerroolr 2ljn,2ullen vz' 2n» 6erz ror ci« ackrerlr^ar Können Kamen r«rrer «uvigker vaarke^6. k l Wat heeft Mavid Iozisz met die respelpKe wooM-hutSpot doch anders ghezevdt/ opt kIaarste ende oock koztste dan : 6ar kec <^ua6e een nincler il r«r ker s«ecie re Kömen? r 2, V« verstanr heeft maH ooidelm ofniec . t«n vollm in dieem lmieMMskIaarlycK uptghespzokmis/daar VavidIozistmeer dantwintich lmim toe mlsbiupckt^mis" bzlkpcktzeggheick. wantwie verstaat niet dar het vleesch / het vuple etr.quaadt / dat de , gheeft het schone etc.goed / en dat het quaad/ aus een imlpz om tot het goede te Komen/ em hinderis ^ Keesternoch een oelievet u/ mde merckr daarb? warmen in D.Wziszoyns fchziften van zulcx meer zoude verinoghen. i z Inr achrstebladtvan zgnboecxkenghe«aamr:KlaarverhaaI van diewederbienginghe/schM Wavid Aolisz. tghene volghr: Zär«nmoAeliicK(i5 ci^r) rvee 2on6er een,I«ju^l ?:oncier^Vi«5e5 , Ilaac 2oncier Xkr^Kam, Lalom«n 2on6er I)avlci , cier tteer Icm5one . l«N2Nnes,cie r^. skeeir cier vaarnevci 2oncier , 6en tteere dkrur« , r'Iicnr^on6er 6nvlrerxiille , s«ecir ^«ncier c>uaa6r , vaarne)'« ?on« . ^er I«Anen,al5 6er ciagn 2oncier nackr, nncie «ncetr 2oncier vleelcn,6ic man one ner Kinr, 2ar rlvansclium one X^ern, vrvkexci one de- , <j«vang «tbanr, Iicnricke^ci one 2va,ricke>6,. rnlr 2oncier m«e)?re ofarbevr K«men maßk. ' 1 4 Dgt is ozu Koztste ghe5e?dt:wie im eme -
vnlkomöinoetmt ander ghaan /«ot V.Is. zelfdaar verkIaart/wie rwpfelt daaraan4 vegoesde dat bewijs / zo m doet hpr nocK nitt/maar stelt däar een hopen onghelMe ghelMmissen die niet allem niet moghm dewpzm/ maar zjjn mepning oock niet verklann/ danwel met een benevelde verwerrhevd verdupstttm. daar zied? t'gunt in een regIel schüft klaarllicK waa ghezepdt metneKen «fthim zwaarlijck werdt verdüpstert. 15 Äoude Vavid Jousz dan willms zgn inepning dooz zulcke zpnewoozdtstropingHe welhebbm verdupstert omzgn schuften «nm wonderlpken schijn te ghevm van een Kooghwondervaar verstande ^ ofzoude hem Ket ontberm vandegheleetrhepdt/mde namentlnrk vande weMekenhepd/die schicke.« jyck/ulaarlnrk/mde verstandelmkdenzm doet uptsplekm/dielw niet m kmde en daarom vetachte/ zo veeMekende zijns ondanrx ghnnaarkt hebbm/ daar dooz hp in« zulcbe dupstete woozdt-reghens / zijn scheinerW verstantnoch destemeervetdupstertheeftZ 16 Hoet zp. Vavid Ioziszoons onnuete srWnnonstighe'/zinmaahete/maarwoozt. vttte veelspzekenhepd Wckt tot verwänderms toe in zijn wondervöecs mde andere zpne schziften: vande welche de lezer/ zo hp hier met noch onverzaadt Ware/ töt overlovende zadthepd toe zal moMm zien inde navolghnrde aangKewezen ende in dupzent andere Plaarsm. 2^.cav.27.a. z/.a. 46 a. 4Z.b.f. 44.S. Iig.f. Iil.g. iz^.c. >4l.d. !45.d. ,48. d.d. 1/8. b. i6z.g. l66. d. I7s.c. z,.ij./.d. ^.l.li.f. iz.g. Ii.g. ^4.e. 2/.a. ^ö.e. 2.iizj.4.c. ^i.d. z.ig.i^.a. 2,1. n.d«
^8.b. /s.b. /z.b. 2y.51c.etc. Istnn 14. si,l.6.etr. 2 nn.rap.n c.etc. oockz7.fol.i. verso. ende i s.ira a.inj.verso. a.y. «.viij. derso. 52.Ilterab.ij. endewaarniett
GwaclktteHooNlwcK. VZde yutte ok Tabernakel Syop« ses met Huer deplinghe m düm oocN Gelpkenisim mde allegozim bpDavidJorisii. al aan-een aanghetoghm / daar van Kpzich zelf ofznnm gheest / dienst m leere alnjdt het meeste ofte yooghste/ niet allem dovm Mopsnn mde d'Avostelen/maa« vom bovm Gßzisto toe isschzpvende. Voozhgf / heplighe ende aldecheplichtte.
^
, Ve Hütte Mopsi werdt beschzebm b? Vabid Io^iszoon aldus: 0cvljI,To vv 2ien, ^arLoaesinnerl^cl^verclc Kem^ sel^c^in ^ricn , ^n vollcomen sckoonke^ar neemr, en<ie <iar een menlcn in een lcinär , cioor ccitz longeling r«rcen mai^ voörrk«mr : keefr ?ick v^n aanvanck z^ulcx o«clc v«or?ien, eq ^«cloor ärierabernalcelcn, Iiu>2eren, rem. Helen «5voningken beelclelgnev^5 uvkßke« AroKen: ?o clan inäer kurren ^l«vli cl«or cie v«orko^ke^Iißk nnäc aläernevll'^klke atze, maalrvercir^un6 cie cirie veilc^ninzen «frs VpganFncn inciett jarevoor clcn ?leerea^nLneven , Zcloof^ K««v , unäe lic.5äe : vegn.
vsärneyä unäc leven : 1^5, 2leü un<KgdeetK ^draksm, I5^c unäc Iäcob,<Icn reckren ?m öes veritanrs vanr verck , voorr unde loure» re v«en cies V2äer5 , Xoons uncle 6« ne^Ir» «ken ZKeelrs uz'rclrucke , 6« kier re ver^ Kaien «IsnOk,«p anciere orrcn gkenoezk, ,«ltnv«k!aarrverär. z^c.V.Verft>. Mm ziet daar wat Vavld Jotisz. mtt p'aVegozie des Tabernakels mexnt: mm derstaat oom licht dat hp bp t^alderhepliH^ sie v aldervolkommste Kerrke bedtminS« «ide Vienaar mepnt : ende tnen merrlu mede naacktelijck/dat lw bat alderheplüHste opzpnmdimst/kercke est chdtmevnt:twe!ch dp San <zohpooc« hier zelveschzgft) Menoeghzaam ( teveel/ja al veel te vele ) verdlaart werdt :maar dat Kpt nnWms met ememighwaarsrlmnlpke redm/veel minderschziftlpke spzouebewp«nzoude/m vinde ick niet em woozdt. maar wel vanzH« bloot zegghm/d«ar afhier eenighe uptgrott meniMm/ int kozteverhaalt zullm werdet ende mooght dezer ghelpke Aaarftn me« !ezm. ^.j.«8.b. i5.a. 2.ii.iz.c. 2,6,cc.ig> zö.f.ij. aAverlo m. z8,b,8/ ^chj.^.d/ 4«. o.g. Msm/Abzahsm/ Vavw. z ^clam onrf^nßr van <?cxle in cen clsne« «er voorr,c1arnOc:nverre afrer v«: in ^b». Kamverciräarvoorrlaren 2ien LßurelijcK^ roreen v«c>rbeeI6r: Oaviä inr va^ev»enl ^oncier cur al!es nier veräer dzn naci6 vle^jlcb ^iar alrijcir äen voorganck keeLr ßkenome«, Kier «ock lerrerlvck keefr inoeren Kcbben, ^.8z.c/ ?7.c/ 88.a/ i^c/ !4>.d/ 145.«, -
Abzaham/Isaac/Iacob. 4 LkclvcK of ick ^cgzncn viläe , lacob i» «verue lnclerkracnr , clie man een «Icien vrv«n. ^branam, incie velcken 2vn vorrel dcßkinr,vertir verlijckr bv kerKinör.llar bc. tzkln: I5aac, b^cien jonskclins : lac«b bvtien man ok vaäer. vanr Je volkomenke^ä in <jrienlraar.i.j.iz6.a/ i4Z»b/ 14/.a/ 97.«/ ,z/.g/ i zy.S. Ilrael,kieerlrFkeb«ren2««n is nier va ^brakam 6e vacier , nock van Iläac «ie «oon , ^oncier van lacob cie cier<ie o^ßkcAaan,äar is vancle man, cle vervinner, ciie ciö «Ier<je ßkeveelr 15 , en6e bväen ßkcclr uvr LkeiproKcuvettir. 48.0.7. 4z. ^z.verso/ 1? t.v/ i8.d.vnj/ i8.e.j/ ^.ig.2.r.
^
Wöpses/ Aaron/ Ao5ne. ^lov!es,^aron^enäelenolua. 2.1.97.?,
öyoples/ yekaö/ ChziKuS. 5 ^l2« ver<jen clrie kuv«rcn «frabernaj»!en von«jenMox«5,tteIlas unä (^nrilrus. iL. : Z.c/ t.j.A7^/ 2.lg.2.d. Aaron/Gleazer/Wineas.
Davld/SalomonWmbabel.
Vader/^oan/ V.GKeeK. ^ Vncie nocnran5 nier cer Zkebererr ?v» vzagk ,v«or <?ock «n volck ror «vnen nam« uvrver«oren gkemaackr nsefr. var nierin^ «lea Vaäcr. nocK inäen ^oon , soncier inäen
, ,4 ?va«Me l^.ßneelr , naluvär 6er 1cnri5r, ßkelcnieäe» «noclr , uncle 21er , 20 lang vv van6en «elvi» «ken 6«c>rluckriLken tt.gneeit ci« eeüvi. «ken vaarkeväs nier aangnen«men^ke» Kvcir uncle skeleerr -Xaveren vv van (Ikri» ir« s^ar nier , var >Ver uncle Evangelium <?c>3 re -cßgnen 15. z i.e.g/ 1 8.e/ 4 z . 1 1 be» so/ ^6.cc/ 4z.iz.verso/ l8.e.i/ I.j.14/.«/ «.l.88.b/ 9.«/ 2.j.i4/.g.z 9^.v/ 40.0.N Kmdt / Aongheling/ Syan. 1 0 Äer in ciir aläerv«lkomenltc vare lou» rere ve?en aller ciueßKclen , 2ullen alle on» v«lk«men rlingken^vie clar ^inclr uncle ion« ßkelins , clie elcx naar v«llc«lncnevci in neri^ «elvcn nebben , nocnran« v««r cien man , cle slclervolk«menlre ( al« lruclcverclc ) m«ercn opkoläcn. i6.cc.ini/ 4z.2,z.mdeverso/ 4z. n.verso enden/ 26.cri.verso/ lij.verso. jnj/ 4z.z^.verso/ 55>.c.v.verso/ i8.d.vnj/ i.uj.i.c.d/ 8.d d/ z^.f.i/4o.o.g/ 45.a.n.vers so/ 48.a.vg/ 26.bb.vy. cc.verso. lizj.verso/ i8.d.big/ i.,.l4Z.d/ i.ij.iz c/ i.nj.^ j,.d/ i.l.i/.a.b/ i.z.sz b. ' Moozdt des ghelooks/der ho< ^ peninghe/derltekden. ^1 OaaromneefruirLk«lr-Ievenaiekver^ Kanclr,vare Kenniue,nnct vollcomö lcnooQ>t Kevci moerea verlcnvne, nicr inr voorclr ci« «KelooK , ja nier inr voorär cier kopenineke, 6aarmen nock niersn ^ickr, 2«n6er in> « manlckap in lacob ; ine voorär cier volt^smennevä. Scc. i8.e. > ' . ' l ^ .'-
.! Kmdlsch/zot/gheckKtz.,;.^ ^imKwooM. , iklk. Keest.warachligheaanwzymgVeunde Klaarvernaalvan die wederbzengingheac. fol.l8. Knk/Aiel'GhreS. ' , z Aeest mde tweespmke tusschm MSN mdewiik/naunntllick Glyistus mde dieghemeeme oder verlogene «nensch. SuderB zs.c^ v.verso. Kteenen/vZeel'chm/ghke, üelljrk hups. 14 Oarenfevlc u nier, cin cic laarire^erck, rempel «5re kuvs <1ie keerlvc^lre blvtr,öcc. Holght: lraarons over re zeicn war kuv5, «mz>e!«<jer KercKc cier ?!eere Loci van asn« vancK bercvclr Keefr,encie skevilr(merckrcc «p) ecnenKeene, o5vlevlcnelv!cen, ««iereen ISvelrelvcKKu)'«. 45.a.z. Kleedt/Kichaam/Vele. ^ , f Vär is 6ir ci«ck znciers , als «5ick ciir «Klcleeäecen, bv r'Iicnaam ^ nncle bv cÜe«eI ' «vripraaclc , velclce <j«cn cjen ancieren vijr «verrreKen^o äer ttec r 2el5ßke^eckr kee5r, .' NainelvcK Ker lickaam meeräernls ciis 1i^eecierc, uncie cic^iel mcerclerak r'liclnAM jz. 4Z.^z.Verfo. Ghelook/ Vope/Uiekde. ,6 V.eestl8.e/4z.n.verso. iz.verso/ z?. k^.Vkrsg/4c>o.g.
Wegh lVaarhtpot/TtVm. ,7 Vide4Z.".virso/ ^ in.2 d/ 2.g.iz45 4S.o.ij/ i.g.i ^.e/ 45^z.verso. Sterren/ Sysne/^onne^ : ' ,Z VeeU»UnM«nenschmetz?nenaK««dk GnoHe! b.vlij.verft/ 45.a. ig/ 26.bb.vqj. . , 9 Gbister/hupden/nurgben. 4Z l i.berßg. iz.verso. Wcgh woozdt/unde gheeK. un<1e ve^en , «verrrefr in alle lourertie^li, ^aurkez'^r unäe vaarkez^cir vijr . äsn N2 6e« «n r^cir en is gnce ancker m«r äirer , in «ten> men ecnißncn rrooii: uncie kopenivg erlan« ßnen«s«nrtangnen mockte. 4z.19.vers«, he. 4Z.!z.verso/4o.o.ij. 22 He^Ugh/hepUAer/ÄdechepligMe. 4Z4 ,z verso. iz.verso. zz Viewas/is/Komt. 4Z.^z.verso. 24 Gras/aren/vol kozm. ^ 1.145 b. 2/ Sc«n/knom,ö/vzuchetn.2.i.87.c.igft, 26 »nop/lbloeM/vzikcht. 27 Äkjck/rMr/alderrgcxt. 2.1.15 «. 28 Kchoon/schoonder/alderschoonst. 4z. 2z.verso. i.i i s.a. 4o o.it. 2h Tevendigh/Ievmdigher/ »lder leveV VgKst. 2.j.if.a. ^ ^ 50 VoogS/hoogLer/alderhoMste. 4Z >^5> derso. zl.verso. z l Sepn/reMder/aIderrepnfie. 2.j.i5.a. 52 Ver«oMm/vkrbozghender/aid«i,»''
ttosirkuck. lx^ggeuste. 4z.1z.vnso. z^.verso.
kl?
Wet ende Ozopheem / ChnKus ende zljnZongheren/ GheeK enoewaarhepdc. z z Vaarom skv u ciaar in re bezeinne, oncje na «sckickennebr: äargdv immer cioor <iie lerrer 6« vare ve2e,äuerr vlce5cn äe ekeelr, «juerrüienlvke ker on?ien1vk,e (velckecu. vign blijfr) nier een ofrenken 2ijt , 2I5 voor« ^Ke«cKr u. vanrsulcx leerr onsäeZcnrifc nier:neen. V« nock propkeren, ^vvgne <ÜKrilrus «frvne lonskere, ciie ^clvisne maKen «oor <ien ßkeekunäe vaarkcvä, äie na Kem «omen 2«ucle:al?o «i« 27 voor cien «lven. 20 2v regnenvoorcilFN v«c, opkoläe« «olacn ^ gkelvck van loann« «ie Oop« ßke« bleuen en gkeruvßnr is. l 4. r z verso en l 4. Z4 «0 zoude d»n Ghzistus vooz zijn zelfs «Aeest/die hp zenden/ ende diet vandenzzmen «emenzoude(Ioan.l6.7/ 16.1/ ) endevooz Ve wamhepd'diebp zelftslIoan. ,4.6)«««n ophÄdm e vumrhepd vaoz waachepd/de «um vooz de H. gheest verdwpnm / rupme» mdeVwkm als voo! zgn ,neerder/beter ende zp«rdulher?wlemäghd«tgheIovenF ?5 «Sfzoude de zelve gheest (tis nmnerK ZwMi gheest die V.J. zeM zelfeen gheest « zHn. z ig.W.) veter enmaarder doozVa^ vtdIonszmms menscheM hevven Konnen uptHMmdan doozGhMmenschepdt^of zoude die zelve Gheest Lhzisti Vavid Zoriszoons versooN aangsimomm hebbmde de Äumschen jonstigher zgn gheweest dan h? Hemden VersoWMüMisttt Gfzouden ^ V lg d»
5,8 öerriencke . die mmschen met verarghincheder rpden n» beter ende verstandigher ?nn Dhewozdö/ dan zp warm tm tpdm Thzisti 5 andere «noghen ditwxder nademken. 1; .5
Dertiende Voottlnu«^' zs Vavid Jons; maackt grooter zgn/d«r ÄhzistiKcrcke/Mnod Wedaante/Ke» endevMcht. I
Dat de laatSe KercKeheer« lycxtebM.
, VavidIo!lszalaan«nbzouwende(zkkK ^nen zepdt ) op d'oude bostel / naimlgck o?' «MM allegozmhm tabernakel : daar van M t'hepllgh der heplighen t'aIderheplWfte «kM^dupdec/opzgnkercke endeainvt/dir ZKp zepdt de laatste van dzim te wezm ( z W.verso/4Z -^.verso ar.) schchft6«6s^ laarltc KercK , lempel , oder kuvs , ci« !,«r» hckste bl>5r: ciar oock ciie vorigkc voor. «pk«läen motte, mäarru^ZKen.lcKa« Mven , bceläen enäe L^el^KenilZen 2^ 4/ .S.Z. ' ' 1 Wat Mopsi upterlpke GoodMenstm schaduwmzyn ggeweest/ die voozr wezen/ nammtljjcuvooz Mzistuin als wezende der zelverschaduwm wezen/ zoude oohmidm/ Zeestinen wel inde V.schzi'feure (Gol. 2.17. Heb.8.// 10.!.) masr dat Gnnsti Kcrcke mede niet dan em ttlpOe/schaduwe/ beeldt cn
. « r?c>o5rkuck. k r» MspKemffe ^oude zijn ghevuest(zo Mopst danGljZlsnwas ) vande kercke vanVavid AozlS/ m zalmen indm ghantstn Vpbel mec kezen/Wavld ZozisJever oock nerghms be« viezen.ljö dan zulcn zgn hoogH-roemelgcK sangheven niet onnichtelmk te vzeezm ^ oae Ähzisn «ercke de schaduwe zoude zgnmde Vavid Zoziszoons hee wezen? z Gndusomtzeer welover eenmetDavld IoMoons epoHen zegghen elwaartt: daar hp Ähzlstum zgnweSbaner ofVoozKoxer inaackr/zo vooz oock is vennaant lvin. 2.) ende aanOewezen : maar oft wel over em koim meeter H.schzifturen/ moghm dieze lezen ovinerrsen : ick heb daar nerghenKzulcx komun lezmnochinercken. Dat Wöpses hups was Keenen/ CHMi vleescheujck / DavldS gheeKelycK zoude zyn. 4 d^u Kaar oi« over re 2ien var kuv5, ^em^ per ocler ^erc^e ^er l^eere Lo«t van san« vp) eenen K«nen,of v1ev5ckeIvLcn^ «cier «n ßkeelrelijck kuvs. 45.S.ig. / Mlms hupSwozdt^ervdescheVck Hemepnt bp David Zozisz^ÄKMi. Wim« Aheestelnck^ Davids. i.i.i/.a/i4/.a/ ^9. r.v. verso / mdevj. etc. Wat is Zich zelfof Aijn dunst ofuerme voven Ghzistum stellen/ zo datnietmi^ofzoudemmdevleeschelpke ,naarhiervanmeerhiernaxig.i«. YUY
DSt
. ....^««»« «»I» onoergizaan derApoftelen Kerckezevdt W.ZoM aldus: 6« K«r paar «an na de oo!zakeviaghmde vanzulrk onderghaan ttrdacketvmkommwasghev«,öcc. z4b.vin.ver<n
«, «ugyeraar eer dm Klarm Vagh Komt : zon«n zepde / om dat dedaghexayr de Klare dagh nietenis^wie weet dat niett wie vzaaght dat^maar magh de daMergat ovhoudm eer dar de klare daghzelvem Auer plaarse Komt^ wanneer geeftmen dm Volkomen' dagh em uur (zw?gheemdagh> zim ächter blpvm/zonderhanceverschpne» als de dagheraat opkulr? , 7 Ku zoude dye »lare dagh van V.Ilozis?oons «vmvuldigh liegt (^.ij. ^qverso) n» t'oplioüdm vander Avostelen onvolkmnm leer ofdagheraat/ «hrerÄn yheblevm ende vertoeft gebben vantersmntmhuervlaatse te Koinm/niet een vre/ een dagh/ em inssndt ofeen jaar/maarmeer dan 15°«- iaren da« ns.zoude dat hcetm alstVolkomen Komt dan zalt stuckwerrk op!?ouden? 8 Sem t'!noest anders ghezepdt?gn/cewe«n : «»et «Ist volkomö Koint/maar veel h^«^ dettiaröeeavolkomekomt/danzalt flu ksturk. ««« Wenk
Wenk ophoudm: zo moest d'Zkpostel ySezepc hebven/ zoude David Zouszoono gloze war oochs hebbm. Gumognelnkk ist dat de schemerinoHe ophoudm ofw?Ken zoude / rcn zn dat ha dagh licht in hare plaatse kmm ende Kaarverdzxve. ? Wat dzyft hp V. Iozißoons meer dooz slzgnschztftm dan deze ggelvkenissm^ als dexonghelingschap komt / zo houdt de Kintshepd op : als de manhepd Komt / zo houdr d« sonMelingschap op: «Ist vloevsel bomt/zo noudt deknop op:als de vzucht Komt/zo »oudt het bloepsel op: als hepligher koinr Koudt het heplighe op: alst alderheplighste Aomc/zo houdt het hevligher op.als demane domc houdt het sterlichr op : als de zonne Komt / zo houdt het maan-lichc op : etc. zgn hier tpden/maanden/ ende jarm tussch? bepden ^ repckt elck niet toetm naasmoinend« dien hp de handt diedmde vooz hem die in zyn siede komt/ de plaatse ? wgcbt elckander nietzonder eenigh middelvanvertoeven msschen bepdm te wezen/ Daar ker lickamel^Ke ku^s na6ervaar« Kevclin Kelraar,i5 incien Ilcka,meIz?Ken. ,o Datzgn'V.Zotiswoozden/dtedaarbp noch zeydt Sls VolM. Ves vclcken (Ckriiti) ruz^Knille alleen ickri5relvck , a!5 in zeienl?. encle koorlxKe Icrrerhxe äingken Ksar, iner vaarke^ä. 4/.a.iiij. , i Bat David Iluisz deKerrKe Chiisti in <HMi vlcesche of lirhaam zepdtte bestaan ziecmen hier . ende dat hp den zvnen inwendigh ende gheestelijck/oock vandm ghecst eii DvV dm gheest Mebouwet / scluöft hp daar v ua.
ti^ . . Demente , na.45.avnj.b. zomeethpmaNmendeod« «NM kercne/amvt mdeleere/hogher/meerder/ende grooter te wezm dan de Kercke MB VeermZcslKlhzisti. 1 2 Vaar is met dan eenwaarhepd . maar em gheest der waarhepd / en ms« een menfthelpkenature. de zelve die David Iozitz nadde/ hebbm oork «o hp benenr / behalven dat hp Chusti mensxhepd onzondelijck / ende derhalumbeter dan der Apostelm/oocKde zpne gheweest te zijn ) ÄhzistuK en ZMeÄpoftelenghehadt. ^ , , z David ZoM mede een lichamelpke oftevleeschelpke mmsche / zo wel als GhzistuK ende zpne Apostelen warm /wezmde/ ende helibmde (laat dit laatste hnn nochaltoegheghevm zgn/dat vele niet m doen) heeft in onze tpdm gheleert/zonder/ofdoozt nuddel / van zimlgcke schliftm of hoozlgcke woozdm. 14 Tegdp dat lw anderenZeerdezonderzpnelezelpue schMm/ ofhoozlpke woozden: waarvp?alpnnandtmogheweten dat hem zulcx werdt inghestott vanden gheest die i» David Zonsz hier beneden op sardm is : of vandm gheest Ghnsti die om hoghe mde» Ziemeleis/ 1 5 Waar ofnoch al pnnandt zijnrejongheren zulcr te wetm mochte vzoednnaken: wie zaldesselvma zegghm zo vast konnm ghelooven / als d'Apostels zegghm / d« hp zijn «Evangeiimn omfanghen mde gheleert hadde / met van een mmsche /maar vom Iieftnn Ähnstuin mde doaz Ghnstiopenbaringhei
^6 WelaanHeeftGodinder Mostelm tp» dm doe oock al dewaarhepd gheleertdooz Ähzistum mde dooz zijns gheests opmbanngl?e : wat zal David IoM zgn gheest of dtmst/ghenomm ofschoon m dezergdt/tzelve mede do« han mde zijns gheests opmvaring mochte zijn gheschiedt ( dat niet m dlijckr) dan doch nims/heerlpker/groter en de meerupt^erichthebbm:dan God dooz Lhnstum mde zpnm gheest heeft uptghericht. '7 IS dat dan oock zijn am?t etwetm n« den gheest allemlijck / niet met schuftm / of womdeil te leerm/waar toe is danzijn sten^ melijckroepm mzijn wonderlijcktocwonderms toe gheronndewonderboem ,net ziji, «ndere boeckö nodigh ofnnt gheweesteinoecmm dan al t'zelve niet spotlgck ende gantsch tevergheefsachtm^ : ,8 sepdtmödandaartoeoocknem/inoetmm dan niet ja daar toe zegghen / dat Da vid Ioziszoons hups mede als Ähzisti na der waache?« beflaat indm lichamelpken «der vleesrhelpken David Jozissen e dat zij» David Ioziszoons tupghinsse alleenschzif* telgck / als in ziml?ke mde hooüpke dinMen Mat^al waar zulcx oock metwaarLepd/dat niet zo/maar in velm onwaarhepd bliMtt , ^7 Kadim dit zulcr is / wat heeft David Jousz doch ghehadt ( of schoon zijn leere al Zouterewaarhepdwaar/alK nem)dat lw zgn gheest/ kercke/ dimst ofleere hoogher mochc ronnm te wezm / dan V«uZi / Oetri/ Joannis ende Iarobi (zwpghe Chzisti) gheest/ KcrcKe/dlMst ofleere^ ^ ., Wa
z!4 Oerriencke ,8 W«renzpmcnschm/Waw'dItM«a waft medecheeft hp ghelerrt srlSftelgcd «ü« woudelijrS / z? mode. Weeft lw KeKert doa; den Keeft der waarhepd : Ämstusmdezg« Zlpaftcim devens mcde. waar doo? beffaat ^nVsvid Zouszoons kercke/n«er dan r huere/ in gheest endewaarhepd ^waar« «hnere meerdandezzme/l ' UeefthelyM Dae de belookde kchatten SionH dooz cm volkome menlch zu!lenvooZrKon«n. ,5 VavidAozisthaddrghesPzosmvands KenZzcke rijcddommm die Sion van Gode warenbelooft (Jsa.5z.6.7.etc.) ende zepdt Ke» «1««r ecn «preckr , volkomen , var«KUßK, eKcloovi^K asskclrorvcn mcntck : ns» «ncllick uz^ren ßkeclr 6er eeuvisker vasrKc)pä,äar ^Kelrorve rerveo Koon«cnvoorr« «l DeMne die daar gyelooven datDadidAozisz die ghe;ondighr/mdeniet<IMifiuzt die no« gkezondight heeft ghchadtt dooztmmfthelyik gAellacht / ghcstozve» is/ dezcdoozk qyechte volkommeeer. inensck gliewem: diemoghen dewaachepd/dte <lnisw« is<H>an. 1 4.6.) Kghmö zulex dant ttrwm kaoMen van?ich zelvk'gdespzoken
Dar David IoMoons ghctup°.
-
ghe-
ghenille vovcn ÄhziSi ghetuzighemlrclS. ^1 De tzeere «chlistus Jesus z«dtd«h? daartoeg!,ebl»en endeinde wereldtMekome re weze/dar hp ghempghenisse der waarHepd zoude ghevm (Zoan. , 8.Z7) Hein ; ghebiedt d? tzemelsche vader ons ; zullm w? no ren (Matth. 17.5) 21 Maar D. Zozisz ze?dt dar zijn gheruz» Shmisse boven alis ^.j.i/9.b/ zoijszpdan «ock bovm Ähzisti ghetuvghmsse/ende Hz» W.Z. isdelaatste Wazupn/naden Welmen het al nloee hozen / op sttasse van uptgheroeda« werdm uptm lande der levenmgher. «rr. ( 2.1.5 2.c ) zulcx zepdt / met God / masr Dadld^ozisz van W.Io!lftoon:valthier dan ooc» meer twpfelswima stnnme mm hozen / mde Wims tupghnisse mm ghelovm zaliDavid IoMoons ofChziM
WtertimdeVooktlwcK. Anhoudende eemghe spzoken bp David Zozilz / als ok die op znn gheea/dlenK/ en leere rupgndcn/ sanghetoghen ende bedupdee. » De Heere dijn God zal dp em V)oMet «?t dzme bweders verWecken / als n,p / Hein zullm hoo:m/ in alle r'ichene dat hp tot du zal sPMm.Aeto.z.22. DttespwKelSkmIncK dar d'Äpostel KetruS bedu?det heeft op JesumÄhustwn. , . „ ^ Dat
,26 Vierriencke ^ Vat nu Vavid AoM die zelve wgozdm Mopsl beduvdt ov hnn/tewetw optm prin» cipz^llren gkeeii äer Kra5r, c!en bel««fcie» u>rveckoren Davicl,Scc. ZletlNM ovMtlljcK^ ij.j.82.a. Waarunt dan moet volghm dae David Ionsz en Ä^hzistus em zelve persoon v : ofdat D.Ioüsz zelfallem / en met Ähzisius Jesus de jöwpheet is/daar afb? FSopseinwas ghcspzökm/ mde datmitsdien d'Apostelindezm onwaarhepd Mezepdt heeft? «f dat «Vavid Jons? zieh te hoogH beroe,nmde / zieh zelf inde anderm hier ume heeft dedwghm. z Z5o is Vavid Zozisz oock de man ( zo Kp zelfzepdt ) niet Ghzistus ( zo d'Apostelzepdt/ Slxto.l7.z i ) dooz den welcken Goddewereidt m billiclMd zsl oozdeelm. Keest y. j. 8^.v. zulcx moögljdp lezer meerlezen Ä.y. 1 6. 1 ?.van Mt. z . ^0.2, i .Mein mooght Kzm van Acro. z . io. z. 1 z . 1 6. l 7. Gock daar is. verso. van Amos 9.10.1z. envantAv.i.i/ ^.j.i^y.c/ Ano.5.5. ij.i.rap.z 5.a.«c. 4 Kopende des Veerö womdö Ioan.7. z 7, treckt ftp optcn gheest Ämisti in Hein zegMendeixomr alle rc>r mv cije «aar ä«rk kcbr, . ?ccnr«ießneelr dnrilri(li?zepdt niet/Zepdt <hnstnS ) uncle ncmcr levenäe vsrercn «m nier. licve koorr , ßk^ sulr <j« belle skenieren , cÜjn siele sal inder ver« Kev<j cks gneetts vellutt kebben. 51. fol. 6, verso. , s Gnde Gant. 1 5.6. schmft hv 5 1 .6.verso. Z^ier'm^ aan,cian laar unier vcrvon6ercn, rlar ick s« 2verr Ken. 6e sonne kec5r ver« dernr.al ick ?verr,beQ^,srenKerr,nez'gkr , »»m^cujnooren^Scc. ' ^'
F Gp dewoozdm Oauli/ i.Äoz.i z.9.1 0. schujft David Iozis «Izo: vic ci'^vottel äar inrlclare vermelcier kee5r,ciar kuerveren, kennen, uncie provkerercnlruclcverelc^ naincnrlijck onv«llc«men , uncie vu«r ciar voll^«men(vanneer 6ar r«equaam) oon«Iciö m«eü . D«ck is «N5 nier verb«rgnen var ruvßknille 2v van dbriiro ßkcve, vic k««ZK, ?v inclerlcenrenille encle verstancicniilegne» veek, öcc. 7 Dock belväe ick aan kaar vo«rär van ner»n,Iaar mv alleenick r«e,ciar iclc van ecn Kölker uncie meercier (20 cier Paulus ) recien inagn. öcc. 1^1«? ci'^polrelen, 2vaar, ncbben ^l?v^oncicr ?anlux ) n«gke rrerlvke reäe <jaar ene^aan , «verlr ^v en pr«biere nocn en car^ o«nc^ren nier vie ^v n«cn ^ullcn,öce. 8 VelcK slles nier 2vlcie , Konäc «5 m«cnr inclen recnrcn,vvaren, alcierkevlisklrcn gkelo«f bestaan . n«ckran5 rn«clr ciic al2« 2ijn sanvancK , vie «jan alle beginlelen inr Iclevn Illnclllcner vv«, ?ijn aanvanck nemen, öcc. « ?egciv mv . Ko ? ci'^v«lrelen lpraken iner nieuve rongken . Saar«w ist 2elve ciaar vervu!r.Oaar anrvoorcie ick al2« op.O'apo^ Kelen ipra1cen,ris vaar , «oclc mer nieuve tongken,kaarv«orär i5 ««clcvarackclAk, <1ar zcvßberuvßkcien, kaar^nebou vaxnev^. Iißk,Kaar aan<iicninßke cn amprvaaräigk unciesr««r vanaan?ien. Ovem kicr iseen meeroer, 6e2e rongke verär 2ick bevvTen nieulvker^ naar vo«rär nocn varackrigiier, Kaar rimmering kevlmer^ naar ampr N«zzkec unci KolrelvKer^n.^c. Vit aIM sclflyfd V.IoM.z^.vj.f.endeverso/oockf.g. ineer dnAklxKminooOdpMiöiervooz iri.8.
,2,8 Vjerrien<Ze ,« Veze ronn David ZoziszoonS fioot vele harr teghen t'herte. en dar mer tonrecht/ om verschepdm merckelpke oozzakm/zo upt ztjn zelfs/ als oock upt des Apostels woozdö. Schznft D.?ozisz.niet zelf(vj.z i.)dat nie mand dm andermmeer leren zal dozvm of vgghm/bekendt dm Heerei ja Spende dar Volghms de D.schzift. 1 1 Wat doet W Zozisz.zelve doch meer/ ja anders/ in zijil wonderboeck en alle anderen/ dan zegghm / vennanm / ende roepen / dan dsrinm dm Heere ( tewetm hau die zich zelf derechteHeernoant/iiij.io) zoudebekenntt zalmms dan niee meer zegghm «Ist volko<nm «mm . zo belgdt hp lnaar zelfhier mede dathet noch nier m quam /zwpgge dat het «bekomm zoude zgn gheweest in zpnen KVM. datS em. ü Dopende d'ApostelSwoozde i.Coz.iz. «. i s. misdupdt V I. merckelgck. want Paulus die nier m Mack van zpnen persone/zo hp te dim tpde was / >nasr van zpne Kindtschepd: h«n zelve dm zwacken ghelgckinakmde ( i .Gol.5.22. ) zo h? zelve zepdt dat M, plagh te dome / mde zijn epghm woo^m aldaar met zieh Kzmghm. , z Want ghezepdt hebbmde : «Ist Volkamenghekomen zal zgn:zo zal r'stuckwerck ophoudm:schchft hpvooztS daar aan : Als ickem kindt was /smack ick als em Kindt/ ghevoelde ick als em Kindt/dachte ick als em Kindt /liever war verwe heeft dit doch om dm Apostel zo hp doe was de zwacke ende onwpze Kindtschepd roe te Mpvm^ 14 SeMVaulus wp zgn indm verstande mde Kracht noch KKidemie men h? . ma«r of
^>sar zulcx fiondt / hoe ,noghttnen dan noch daaronderrekenen ende dim man die yu al wixshepd svMck mettm voknaaekten( i .Äoz. 2.5. ) mde als eenvolmaacktmandevolkomm maet des ouderdams ÄhMi berepckt »ebbende ( <Lvh.4.i z ) alles in ÄHMo/ die Kem stercKte / vennoch« (Mil.4.iz.) een dziftigh mde verlepdelgck kindt wezm^ « / Seen vomwaar / hp zepdt niet / nadim 4cK een kindt bm(zoudm kinderen van een Kindt Huer Melijm ^ijnde leren ^ ) maar w<^ , armde/dathp doezelf .1 kindt en was / zepdt / als ick em Kmdt _ias/zo spzack ick/zo ghevoelde im/zo dacht «k(dats inec ghezepdt nu ick noch een kindt lben/ 5o svzeke ick/ zo ghevoele ick/ zo doe ick) «ls een kindt. 16 Zmmers hnn zelf noch Klaarder ver-« Klarende/zepdt vooztS «Ko : maar nu ick een man gbewozom bm/hebbe ickaMelepdt/ datkindsch was / i.Coz.i z.n. de kindschKepd hadde hp af ghelepdt:hoe mochte hp meec em kindt zijn ^ hp was nu em man/hoe mochte hpdoemeer em Kindt zijn:ofmagh pemandt teffens em man ende em kindt zijn^ zoudet niet al waarstlujnlpker zijn dat Va^ didIozisz. Kinderlgmdm menschen zulc^ zpne Kindtsche glozen war te vzpinoedelij vooz heeft derren Oevm^ « 7 Vavid Zozisz . sthzijft vom zelf( ij.j.9 z. b.) vant manlpke perseckte wezm/ dar het Kindt mde jonghekng indm man ovhouden «nwedersmekelyck . dit is oock warachtigli nadeschicmnghe der naturen indm lichame ende indm ghnnoede . nu zepdt Kaulus daar zelsvan zicS zelve dat g? em man was. ist d«
z zo Vierrien^e «l bedatMepd van Vavid Zozisz dat yp «ooght van d'Zlvostel em Kindt ofionAeZing lüden verstande/ ende mitsdien zijn leere onvolkoinen te maken: om zich zelve ende zxne leere de manhepd mde volkvinenKepd toeteepghenen? 1 8 Zminers W. A schkijft oock ?elf dat Vauws den aart ende gheest der volkoinenKepdGodes kende( i^i/.verso) zoude dat «inderwercK zijn of stiukwerck in zpnen ooghen^ ig Ick moet het nict allem vooz een grott onbedachchezidt/maar oock vennetenhepd ende onwaarkepd achten « wezen/zo vooz nu al w Aeblekm/ ende hier oock upt Va vid Joußoons epghen woozden/met oock d'Apostelswoozden zelfis bewezm.daaroln ük zulcx nu hier dp ghenoegh acht te wezen. nadim oock dic bzeeder b? mp is gLchandelt Kiervoozix.6. etc. ^« «Ende ovt grove misbMpck van dez« woozdm Vauli/is voozneeinlyrk ghebouwi dehooghberonnde volkoinmhepd vanzpne Vavld ZoziszoonzS ainvt/ dimst/ ende leere/ zomen magh lezen 1514 b. endeiS.b.ind« Zijst/ iZ.d.vtij/ 4-7/ n.i.s/.r/26.cr. rc.iiij/ i8.e.verso/ z^.e.izj.-f/ enmeestoveraldooz allezpneschiifcen. . 2i ^o misbzupckt hp oock onviijllijck of «rcKellstellick de Mollen i.Äoz. z.n..A.j. i6ir/ 1 Go).l/.2/.-ij.j.i2?.r/2Coz.ii.z.4 'ij.j.z8.a/ Wan.^.Z4 'Ü.iü.z b/ Gzech.Z4. 2Z-^Zj.i'52-a/ ende deSpMe Vem.i8.i/. te wete:Gen PzopKeet als mp/zal u de Heere derwecken/dim zuldpholm. Vaar David Zozch (ö.j.8i.a) stMft aldus: ^ Vit
k^oosrlrnck. . Fl, Dir Z5 «!en principaallrc gkeelr cier lcrarr, «len bel«ofcien u^rverlcoren l).^vicl, <jie gkevclciiZke Vorlr , ciis Fke-alfäe äes beeren Loci« , Komen6e u^r micin^ckr vancien«p. ßkangcier sonnen, nacier5ckrifcurcn, in<Zen «n skern^ßke , nncie gkebieciere , ror een V«rK unäe ttoofrman , ciie ror kem een onbekcnr v«lck roeor,öcc. 2Z KU !s kmbaar dat d'Avostel Vetruük deze Koozsz spzoke Wopsis (Wen. 1 8. i ^ver halende (Act. vecklaart epghentlijck voozzepdt te wezm van onzen Heere Jesu Mzisto die ala doe ghekomen was/mde niet dan WavidIozisz/die noch eerst koinm zoude meer dan i /««.Mren daar na. 14 ^o moermen nu noodtlnrk zegghen/dat «Chzistus ende Wavid Jousz zgn em zelv« persoon:of dat Petrus die spzokequalijck ov Ähustum heeft gheduvdet/ ofdat V.Zorm diequalijckopzich treckt, dele^eroozdele heeft hp verstandt. Veeft dan God erghena uptm Geinele van «David Z yhetnpght: (als van Ähnsto) ditSmijnbnnlnde zoon / inden welcken ick m? wel behaghe/ goozt heini Maeth. 17.5. 1/ Todanigh misbnipck Hermen D. ^orch inede ghevleeght te hebben inder schnftüren spzokm ov de navolghende aancHewezmplaatsm/cewete/Gal./.i7.-ij.i.44.b/ Ztzebz. 1.5.-74;.!«/ Heb.5.5.-4Z.2,«/ Heb.7. i.^.z.-ij.in.z.e. Zoe! 2.!z.24.2/.-g.5vH/ VeKv!oKeÄH)isti Man. 1 6.1z.ala ds «Httst des waarhexds konuv zal hp ualls ««iirIq>d icercn; trecktÄ D.IcMmcdc z, 0V5? al
lztVierriencke «VZMM ghttst mde leeringhe. 56.b.iij.vev» sd/endeb.nij. enzonderlmzAm i8.d.y. ver wende ig. MnnIoan. 14. 1 ^.-54b.7.verso/ Aoan. 14. 1 6.-ij.j. 1 6.b/ Joan. 1 6. 1 7. 1 8.-H. Zl8i.b/ Ijo«n.6.6z.-j.Az.e/ Ioan.16.l5. -lz.z.7.verso. 26 ^odupdet David AoüsoockopZMai gheest ende dimste ChMi woozde Aoan. 17. z». Wie in mp ghelooft / zo de sthziftuur zepdt/van zpnm Ipve zullen stroinen vloede» derIevmdtghmwatere.4z.i9,vnH^ Item Ioan./.I.-4Z.Z,0/ 16.14.-4;.!,^/ ZoAN.I4. i^.-4z. i^.verso. Ioan.i4.24.^Z4.c.vj. Zoan. 1 4. 1 8. 1 9.-4; . 1 / .versis/ etr. 27 Met ggelzcker gxootduuckelhepd werdm van David Iozitz ou zpnmname gllettoenen die svMen Mie optm Äoning Cpra lupdmde ( Ma.45.5. ) Znnners die van omen Deere <lgi)isto blaarlyc» pzooheteren ^Ma.4^. 1 . mde 49. z . ) in zizn wonderboeck zI?.d. Watsozoke/hoe klaar die oockz?/ magh zo van peder niet op zich shetoMen werden ^ maar van wie moMen dees ander dan van GHMo MesvzoKmtezijnbewezen werdm^ 28 Ilckvermoepeu/Zezers/oogym/imlezm / oock mijn handt inr schzpvm van Da vid ImiszoöB onlochbare en grove dzaapinghmder H.schzifturm/welcke nu niertot walghens toe meer dan beyoefde zijn Medleken/ende zich in zpneschüften merckeüjcx l«en merckm in zpne vooztghchaaldetupahenissenuptdeVzovhete Maia: der welc«er ick hier noeMnighe wil aanwpzö/ dient zgAelieft maghsena zim. 1 Ma. 1 l - 9. -g. j. 5 h. ende t vch. verso/
Jsa.ii.^l.-45.2z. Ma.2.i.-z2,.e.vj. ende Mich.4. i ibide/ Isa.45.8.-y.j.t h/ Zsg.z. i . Aj.^lx/ M.44.4. ibidein. M.4i.2/.-ij.j. !4Z.e.ttjst/ Isa./z.n.-g.j.i6«.l. oock io« fo.zz/ Is«.5i.7.-g.j.i6z.f/ M.9.6.etc.-ij. l!54.a/Isa.5/.i i.^gi.82.b. en lc,.e.lly.versö.mdee.v/ Zjsa.ii.l.i.5.etc.-g.j.88.b. en 1 29.1/ Ma.6 1 . i .2.etc.-ij.tj.4o.a/ Hsa./4. 1 z -Z7.fo.2/ M«.2.z.-Z4.b.lj.verso/ en liij.verso/en 4; .fo.^o.verso/Zsa.2.z .4.5.ibide/Zsg. 2.6. lbld.fo.21. Zsa./9.2O.lbid.fo.2i.etr.
Aozt bellupt. 1^ Aar hebdp / lezer / zien aam I V wpzen/ende bewpzen vele hooghroemelpkezaken/dte «David Lozilz van zieh zelve/ van zpnen dimK/ en van zhn versande geekt ghelchzeven/ maar nerghenF bewezm / ren waar dan mee openbaar milbzuvck der GodKjcKev tchzikturm / vande welcke hp zpne Iongheren akunjtt tor zpne lchzik« tcn.dle zun wan van llechtewaarhepd/vol van ghoedunckenhevdts ivaan/ende torwalghenstoe overvloepende van woozvcrpke weer^ I itj Klanc
KlancKen.weZcKe hp zo wonder« McK heett opghepzomc/voozneemKttK in zun wonderboeck : dac hec een luKighe boö des wetens magst verltrecken vooz alle weecznchtighe Adamtte: die lieber im hooghvlieghende vernukclizeren vzmhreloze voldladighe vyghbomß wozden : dan im mec leeren wecen aan dm verachten ende gheKruvKen ClniKum vzuchcbare whnranckö doozcnavolghe van zijn Ware ootmaedighepd. KaaczulcKe lupdeir moevelhck arbepdk / duncker Huer ghoed / om quaad blpvende dooz ghoede ende hoghe woozden vooz den menschen ghoed endehooghwijö te lchpne: wp zullen vele vepligher enhepligher wanderen opttn nederen wegh der dadelpker liekden Chziltl. Wie Slcht/maarc wecen blaaK op. ghee onluKigher/ maar oock gheen nuccer wecenKhap/ dan her weten van onze epghen quaadhepd . want dac baart wecen van Godcs ghoedhepd / int '
,
aan-
sanmerckm dat de almoghende Schepper zulcke lnode lcheplelen lpaark.we!cke Kennille Godeö dan bzengt cot ware liefde Godes / die dan zulcke Ware uekhebbers dooz Aelum ChziSumdiedewaarhepö zelkis/vereenightmeccen ghekerden Gode bovß alz vermits mlichtmghe zyns heplighen gheetts/ daartoe die verllchteu allen ende oockmp u alder dimstschuldWe
L V « v L.
k.