Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
Über dieses Buch Dies ist ein digitales Exemplar eines Buches, das seit Generationen in den Regalen der Bibliotheken aufbewahrt wurde, bevor es von Google im Rahmen eines Projekts, mit dem die Bücher dieser Welt online verfügbar gemacht werden sollen, sorgfältig gescannt wurde. Das Buch hat das Urheberrecht überdauert und kann nun öffentlich zugänglich gemacht werden. Ein öffentlich zugängliches Buch ist ein Buch, das niemals Urheberrechten unterlag oder bei dem die Schutzfrist des Urheberrechts abgelaufen ist. Ob ein Buch öffentlich zugänglich ist, kann von Land zu Land unterschiedlich sein. Öffentlich zugängliche Bücher sind unser Tor zur Vergangenheit und stellen ein geschichtliches, kulturelles und wissenschaftliches Vermögen dar, das häufig nur schwierig zu entdecken ist. Gebrauchsspuren, Anmerkungen und andere Randbemerkungen, die im Originalband enthalten sind, finden sich auch in dieser Datei – eine Erinnerung an die lange Reise, die das Buch vom Verleger zu einer Bibliothek und weiter zu Ihnen hinter sich gebracht hat. Nutzungsrichtlinien Google ist stolz, mit Bibliotheken in partnerschaftlicher Zusammenarbeit öffentlich zugängliches Material zu digitalisieren und einer breiten Masse zugänglich zu machen. Öffentlich zugängliche Bücher gehören der Öffentlichkeit, und wir sind nur ihre Hüter. Nichtsdestotrotz ist diese Arbeit kostspielig. Um diese Ressource weiterhin zur Verfügung stellen zu können, haben wir Schritte unternommen, um den Missbrauch durch kommerzielle Parteien zu verhindern. Dazu gehören technische Einschränkungen für automatisierte Abfragen. Wir bitten Sie um Einhaltung folgender Richtlinien: + Nutzung der Dateien zu nichtkommerziellen Zwecken Wir haben Google Buchsuche für Endanwender konzipiert und möchten, dass Sie diese Dateien nur für persönliche, nichtkommerzielle Zwecke verwenden. + Keine automatisierten Abfragen Senden Sie keine automatisierten Abfragen irgendwelcher Art an das Google-System. Wenn Sie Recherchen über maschinelle Übersetzung, optische Zeichenerkennung oder andere Bereiche durchführen, in denen der Zugang zu Text in großen Mengen nützlich ist, wenden Sie sich bitte an uns. Wir fördern die Nutzung des öffentlich zugänglichen Materials für diese Zwecke und können Ihnen unter Umständen helfen. + Beibehaltung von Google-Markenelementen Das "Wasserzeichen" von Google, das Sie in jeder Datei finden, ist wichtig zur Information über dieses Projekt und hilft den Anwendern weiteres Material über Google Buchsuche zu finden. Bitte entfernen Sie das Wasserzeichen nicht. + Bewegen Sie sich innerhalb der Legalität Unabhängig von Ihrem Verwendungszweck müssen Sie sich Ihrer Verantwortung bewusst sein, sicherzustellen, dass Ihre Nutzung legal ist. Gehen Sie nicht davon aus, dass ein Buch, das nach unserem Dafürhalten für Nutzer in den USA öffentlich zugänglich ist, auch für Nutzer in anderen Ländern öffentlich zugänglich ist. Ob ein Buch noch dem Urheberrecht unterliegt, ist von Land zu Land verschieden. Wir können keine Beratung leisten, ob eine bestimmte Nutzung eines bestimmten Buches gesetzlich zulässig ist. Gehen Sie nicht davon aus, dass das Erscheinen eines Buchs in Google Buchsuche bedeutet, dass es in jeder Form und überall auf der Welt verwendet werden kann. Eine Urheberrechtsverletzung kann schwerwiegende Folgen haben. Über Google Buchsuche Das Ziel von Google besteht darin, die weltweiten Informationen zu organisieren und allgemein nutzbar und zugänglich zu machen. Google Buchsuche hilft Lesern dabei, die Bücher dieser Welt zu entdecken, und unterstützt Autoren und Verleger dabei, neue Zielgruppen zu erreichen. Den gesamten Buchtext können Sie im Internet unter http://books.google.com durchsuchen.
9cXZ000074S04
Van de
Vitzmtatte
Mllchm de Meduantm tot Gaarlan / ende o. V. Ooratierc.
1'er OoukZe,
8smmt'er vemÄäl van 6e Vsndeling muchm vm RzedtlMtentst l^sarlem/ren yuple van ^icoiaas vsndcr i.aan , oock Metten selben Verlaan, ende 1KOM28 Ikomai«x>n ,ssn d'een/en v. V. coornken glleen «SN d'andcr znde/ IN de tegenwoozdlghept van ^lr Ian van Türen en Lerrir Ltuver, oudt Vurgermeeüeren/ rwngers ende aanhoozders/ gheKhiee opren 6.FebzuM / Anno i z 79.
deles b»« stuenksen» deWispu«
O't IsatSe der Waant January vanderl.ssn,spzeKende vande V.rptsrhe begonnß Vispntatieghesepttot doornkerr sijn advijs te zijn gheweest/ datmen niet soude handeien metten selvi dc«rnken van de leeringhe Ealvtni endeVesse/maar datmen hem soude booz leggen den ^latecWnum diemen liier teKande leert/ ende hem segghen /dat de A.eere alhter te zijn / so hp daar op wat WM te seggen / datmen t'selve derantwoozden soude. Waar op <^lx>rnkcrr sepde/ soo dat gheschiet ware/soude die Wisputatie niet be gonnen zyn gheweest/ alsoo hp be, rispte de Ueeringhen Calvini ende ZSes?, en niet de ^eere deser ZKerrKs/ wrlcker Catechtsmum hp nopt en hadde ghelesen. Oiet te min llp hadse da« na gelesen/ ende die vol merckelgckefauten gevonden/ die hp viel wilde aanwijsen soomens igden wilde /t'welck hp geloosde ja/ als wel mepnende dat die Ata« ten ende Waglstraten niet gaarne souden sien datmen t'volck wedcrom vande V.SrliMop Menschen leere soude aflepden. Vit stont nu Verl«« hem toe/ ende wert epndtlsrk ghesepttusschm henbepdm/
d«t hp doornken dp gheschMe soude stellen pet dar hem onschziftclijck inder Gatechisino dochte/ wclck gheschzift hp lederen soude of bestellen in Handen van de äc». «!«nie tot Uepden/dieweder schzts« tellick daar op souden Levliceren/Zr.Voch begeerdedoornkerr aan verlailn dat hp een marghen soude willen schicken om mondtIgcK hier af te confereren/ soo'r em wlchtighe sake waar/op dat hp Verlssn met deBte meerder seker« hept sulck schM soude moyhen behandighen. Vit en docht Verlan nie^vzeentt/ ende schepden die repse aisoo van malcanderen. Waar na des anderen daaghsdenlesten ZSNuarii doornkerl gan Verlasn eenbziefKssandt/waarinne hp als noch aanstont omso eenS Margen/ niet rursozie maar rgpelyck bandersakeneersteenmaal tespzeken. Waar op Verlasn hrm doornkerr met een bziefken van den 4. Fe? bzuarij daar aan bolghende antwoozde dat hem die mondrlijcke Communicatie bkgsaghde/stellende daar toe den selven OoorvKore dach totWnß hupse de s.Lewuarg na Koene / en daar bp noch dat hp verselschapt soude Komen mettm Wurghermeester Stuver, eii noch es/Slso hp Verlasn,I)amjnm hadde gespzoKS die daar toe Mligh waS/ « g mde
endehpwelvermsede dst de selbe Vag« gv begsn Vander l^ssn te !e« «och een met h«n soude bienghen. sen dteBooz-reden van't geschztft VolgMs UielcK schzgvs OornKerl OoornKerl» , welrke Vooz reden voozneemlijc inhoudende was dat« »ncejicre» 2nren ende Zcuver den menrecgi dede m't wederfzuekm ^.Febmarij des MaandagheS te van Wolinghm / tot ouoouwinge Half vre tween / ghekomen is ten der -KercKen/ al hoe oudt die selve hupse desVurgermeesterS Verlan Wolingen oock mochten zijn / ofte voomoemr / daar hp ghevonden oock met hoe grooten aanften van Keefr dß seiven Osmium Vzedlcant/ Menschen die oock mochten beve» met noch een Vzedicant gbenaamt stight wesen. Gnde segghende d. K. met l'Kom« ^Komsllen ende dat onnoodigh Ware die Vooz-revander I^sn selve. Ende na dat den te lesen/ maar datmen aander sp gheseten waren/geefr doornKerr sakeselfsoudekomen/bewilllghde verhaalt d'oozsake in't öozte van vamiu« daarinne/ segghende dat dten bpkomste / met oock dat die t'gunt die Voozredenstpde recht heele Koomsche ZtercKe/ Conrilien waar / endeismen also vooztS toten Wecreten/ ooc Hatres in grove ter sakni ghesomen. Oamn«. saken ghedoolt hadden/ dsar bp te Vet staat u toe te bewgsen dat dedenckenstcmdr dar dese ZKercKen met heure Keeraren ooc» dolen onse Teere in't stuck van de Grfmochten / ende oock mede dat hp zondeonrechtis. (üoomkerr seif oock dolen mochte dovrnkerr. Keen.Jkk ontkenne u Teere in dlemaareenTeeeK ende eensaam ware/maardat de V.Schziftner- dien te Wesen Srhzistuerlijr/ maar nens en mocht dolen / daarom die Hönde dat vooz een menschs leere/ voven allen mensch? alleen in allen sonder /ja teghen die tz. Kchzift. te ggelooven staat / Ozesenterenve Wus staat u toe u Gheloove ende sgnen Wolingen/ somenB hem dede Meere hier inne te bewljsen te zijn blgcken/naacktelijck te bekennen na der Kchzift ende daaropgheende te verlaten/eN begeerende dar grondet. Damm«. splupdenoock wilden dencken dat sp mede als menschen mochrs do Vat lS al ghedaan. tzetbewijs len. Vit gheschletzgnde ende met datdeseTetteSchziftuerlijcK is/ wepnich woozden bp Osmium be< staat daar al bp indenÄatttbisms schepdelljrk beantwooztzijnde/alB selve. doornkerk. dat sp heure Wolinghen/soodaar eenigßmochts zyn/ niet voozstaan Vat «an ick niet sien/wanr ghp en wllds/is Hpl)zmiu5op sijn «npen segt daar dat de Mensch vsn l>Is< ghevallen / met oock d'ander Oze- lure«KenexgKr is Lock en6e iljne« vtcant/doende een ghebedt/ dat de ^aasten le Karen : Vat heb tcK mijn Deere Ähzistus in Wiens name wp daghen in de V. Schuft Niet gheHaar vergadert waren / ghelieven lesen / noch oock geemsptokö daar wilde volghenS sijn beloften /in't mede men sulcks mach bewijsen inidden van ons te zyn met stjnen waartezijn. D.GHeest / om ons in alle Waar« Osmius. Ziept tot Godes eere /vermeerdeWiegautscheSchM getupght ringhe gjnS Sijcx ende der Wen, dar de ISenschen z«ldigh zgn en ..^ ' , schen hexl / te stnpzen ende lepdm. de verdozven.
Vatismetbewesen t'gunthter fiam. Her zondigh zyn en verdozven is nu r'gheschllie niet / maar L,«« z««. t geschille is ofallcMmsthm zonF«««. dighzgnvanOaturcn. Vttmoet ghp bewjjsen / ende dm en doer die Tatechismus necahens. Vm w? alle zondtgh wozdcn weet ick wel/ maar bewjjst dmwp zondigh gebo« ren wozden: daar lcpdt de Knospe. ij. Ivimilter. Vm en stpdt de Cmechismus niet/endeghp dicht ons dm op. doornkerr. MK en doe Niet/ dam sta« van Oaruren / dat mepllt nnmers dm wp zondigh ghebozen souden zijn/ maardeÄarcchlslnus dese wooz« den vsn^smre.terstontdaar aan sclfbzeeder verklarende/ anrwoozt Vpte Vzaghe : Van «aar Komt «jan /ulcken verävrveazrr cies lViensclie? Vm her Komt u^ren vchi «nler cerlier Oui^eren , ciaar önlc I>lalure allo >8 ver<lorven Atievoi<len, clar vz? alle jn2oncienonkfanzlien encje gkeboren«orclen,stpt dan noch de ÄStechisinus niet dmwp quamghcbozen werden i ij. Ivlinilter. Wp hcbbc u schuft gelesm/ende wcrc dm Oelagius so geleert hccft/ en dar ghp hier bestam te vernicuwell die ncttcrge der Velagiauen. Ghp nwoght nict ontkenlml dat Magills recht sulcx heeft geleert. doornkcrr. Ghp doet mp ongcljjck/ dm ghp mp sulcx oplegt/ teil soude mp nier swam vaUc te bewhscn/dm u Aeermc leere verschcpde Aeermge/ v? vcclcn vooztnaäls ghelccrt zünde/ die b? den Soomsche UcrcK vooz Uttteren ende hcure Teere vooz KetteriievcroozdeeK zhil ghewecst/ dus laat sulcx achter omMnjuric en alte vcrvmermge te müden. Maar
roi.z. doet ghp't mp/ je« sal't lgden Nlde wetc dmghp gualjick doct. Want* ick ben gheen Velagiaan/ maar een GHMen / segghe ick wat dm Magills oock gycseptmmhhebben/ dm mooghd? ist onrecht lMtterSrhzift straffen. ' ^ Vcrlasn. ^ Tam sulcke woozden Vmen/Äe dienen niet ter saken / mÄar tot toozn. Osmius. Gm te bewüsen dm alle Wenschen van Omurelrghenepght zijn _ tot Gode en den Saasten te hmen: «°>«.s.7« stam daar bp inde Ämechismo ne« vc andere oock die spzoue/ Wm die wjjshcpdt desvleeschs eenvpantschap lS tcghen «Sode. doornkerr. Wat tö waar. Maar dit woozt Vlcesch en oeteeckent daar niet het nmuerlijck ghebozen VIeesch/ dm wp dooz onse Guderen Hebben van Adam her / wam dm is noch soo goet/ dm nopt pcmamdmcn hcefr gcham(oocd Godts^epli- «phes.5 «« gen niet) maar elck voedr ende on» derhoudt darre. Tlvelch gcen van de chez'ligell eil soude doen/ soo t s« quam/zondigh en veroozvcn waar als gh? segtnnaar dApostel mepnr hier dat onsichtbare Vleesch / dm öns niet van onsen Gudcre is geKonren / namemliick/ het ltcliaam der zonden/ en deil oude Mensch/ Wiens Hände en voeten men maeh afhouwcll/bljjvende noch gesondt ende levendigh het vlcesch dm nstucrlijck is/ende onsvan Adam aankomr. Summa Zip mepnt dm vleesch rlveu« dieGhnsto webe- «««.5.2« hoozen/ghecrupst hebbcn mct sgne zcnlden eü begeerliirkhcpden. Vn« en dient dese spzoke inet altoss toc ubewhsinghe. ^ Verlasn. VMostel mczm« den heelc mens . -> ' " AG sche
v«„^«>» Vyevozen wozt, spzobe int mmffe nl« ett KöM ghp Hebtonrecht met sulcde de?- dar ons het qusde wert sgngöeUnge tewstlenmaven vanvleescg ende ziele indenMenschdtedoch O«NM5. maareenis. W? zgn al t'samen onverstandigh ende Adam was eerfi wgs/ Wats? Niet een en chn bewgstsich dus erven w? sgn deroovinge va» m't sterben als de ziele upten igve wjjshept. . sche?det. Gnde dm mgn deplinge met u?t mgn hooft Komr/betupght Adam was niet wgs. z.«kssi>.5.,z deH.Schzift/daar Vaulus dese ij. Minister. " ^ Apostelselve vor« selfdeMenfthe Soo wsB h?zot / ghebzecnelgtÄ de?lt in dz?e deelm/nsmemlgcd/ en niet goet van <Sodt geschapen. m Geest/ in Siele en in Aichame. Seensoo Niet/ tusschen wgshept Verls«,. D'Apostel mepnt gier den hee- endezothept izöonverstandtghept. «Ve zot ghebozen mach niet wgs Zen Mensche oocn die ziel. wozden/ d'onverstsndige wel.Gm Oo«»nKerr. <^7iB een zware questie onder den eerstghelwM, mndekcn ts ghem geleerden/ ofdie zieloock iB rra- volwassen Man/maar iB des niet ickuce. ende ts Niet licht om bewjj- temin een volmaacut mensch en« sm.Konu dan die ziele in ons niet dekindekm/t'wclrkghesondt le« «?t Adam / soo Kan s? ooc« gheen vende ec volwassen Man ssl vuysmet van hcm vzenghen/tcnwsar den/alsohoudt «Sodt ozdere insgn Hhp wetten Maronicienen wilde rreaturen. seggen dat de Me Komnlde tnden Verla«,. Was Adam Niet wgs/ hoe wist vnrepnendercker des lichsams/ h? dsnelck Wier sgn name « ge dssrsfbepnetwozt. ben i , Verla«,. ij. Minist«. Watsegdp dst die Ziel Niet soo Gnde dst noch na sgn rechte e?wel en wert ghebozen vsn de moegenschap in de Hebzcusche spzake. derÄBttichaami <Ioorr>Kerr. Sem/ dat Wct m?niet. Nond? Seen. Maar ofs? in Gmbzione wert upte pzopagstte van Adams doen blijcken dath? een paart em zade natupzlyck/ dan ofspva Go- nepaart / een hondt een blaffaart/ begeschspe zynde/ nsmaalB dsar ende so elck Vier met sgn pzopzieKmewert ghcstozt/dit iB de questie tept genoemt heefttZcK houde wel dp den gheleerden / niet usegghen. llecn : est ofdat alschoon waar/ so Man« elck siet wel dat die ionghe «nach Godt sulcx miraculeuselgck Kinderkens levendigh geboze woz« in hem gewzacht hebben als Hz» in den. Alsoo segghe ick noch / dst Kok die «ennisse wzocht van alder dttvleesch daaraf d'Apostel hier Dierm Koeder / ghemerckt vom spzeect/ een onsichtvaar vleesch ts/ t'em Wier fenyn is/dat spgs iB dm niemanden enwert aangebo- vooz t'ander. iT'gebzupcn van re <ren ende onB vsn Adsm niet asn den alleen vermocht in Adam dm xnMum / ende dst mirsdim dese Wierm elck een verschepden name te gheven om spzekende t'een u?t her
Ket ander te verftaan. Maar dat Adam met wjjS en was/blijcbt naactelücb alduS: Wgstzepts aan ts ee kennen der dtngljen namre ende in allen her best te Kiesen mde Ket quade te mgden. Wede Adam bat j Kende dp des Servents ar«helistigKept/ der zonden verderfWckhepl / des dootS ellendigheptt Zhoequamtd« Gn wiMevdt dit quade vooz goet oozdeelde/t y.uade bcgeerde ende t'a.uade doende/hem selfguam ende ellendigh maatte j Men mach gem Men van't vupz schepden : soo machmen Kennisse mdeverkiestngge van't beste met van de WMept schepde.Maar dit was in Adam niel. Mocht Adam danwWzgn; Osmil«. Wert onz5 tguade niet aansHebozen/ Zioekomt dan de Weere« z«m.bz. seggen/tenzpdandmpemantherbozen wozde / soo en mach h? het ShcKeGodes niet sieni (üoornkerr. Vese uwe bewMnge staat also. Waar de Mensche niet qualjjck ghebozen/ soo en beboefde b? niet herbozente wozden. Ou moet vp Kerbozen werden sal K? saligh ziM. So blgckt dat b? te vozen gualgck ghebozen iB.IB dat niet u me?ninghei
^
SSeenfinKSoVolght bandst ha> bszen moet wozden niet die sicht bare maar donsicktbsre mensche/ tewetenhetlichaam der zonden/ ende de oude mensche. Vese is ons niet aanghebozen/ endeblgcbt upt dese uwe selfs bpghebzachre sozode dat de sichtbare Mensche ofc gene van onseGuderen ende Adam ons wert aangebozen / niet aualhck en iB gebozen/ soo't seine niet en wozt herboznl/ende du is mgn segghm ende plat teghen u segghm. Verlas«. Men mach immers niet omKennen dm wp van naturen quaat ende zondigh gebozen wozocn / na dienwp KlaarHcK iesen datWawd sept: M zonden ben ick ghebozen ende in zonden heeft mgnMoedw mpontfsnghen.
^is eew yuade bewgsinghe te seggen. Vawd was in zonden ge bozen ende ontsanghen/ daarupd vÄght dm alle Menschen in zon den zjjn ghebozen ende omfsngen^ Soo soude oocb moghen gheseptw wozden ^Mdas was een verrsder / ergo waren al d'Apostelew verradcrs. Anmers <d soude mö gen gescpt wozden :Smnson ende Jerenuas / oock Joannes wsrcm gehepltM in heurder Moederew luhame/ ergo zgn't vocfalle men^ fthen.Wawd m sept daar immers. niet dat alle Menschen in zondew M dat Koude tc« met u waracK« ghebozen ende mtfsnghen zgn^ «gh te zjjn.Maar last ons nu sien l'Kom« l'KomsKn. watter herbozenwen/teweten/de Vst scbjjnt Niet wel geamwooztL snstthtbare inwendtge/of desuhtbareuMwendige mensche. Sosal ldmseggyen ditasnL fichoocbopenbaren wat gualgck doornnerr. W gbebmen: Segdp dese laatste/ so «Vat gHp daar mede meealtooK derstadp t met Kicpdemo vleesche- en bewöst. Wam Zsssc en wasd Gcö / en soude noodigh zgn dat de niet in zondm gdeboM mde out^ mensthe Wederom in sMWoederB fsngden. bu«Ke ghmg ende weder gebozen W«de.Vtt is de meenmse Mtsti ^kVM nochnWwpaffe.
doornberr. Voozwaar neen/maar seer wel. AcKwil ditsegghen : Ghenomen srhlwn dat de moederDavids niet om kinderen tot Godes eer te teeZen/maar uz« luste versaamde met Kaar Man/t'welcKmen dan eentghsinssoude moglzen seggenin zonden gheschiet te zun : daar u?t soude niet volge dat alle vzouwen niemantuptghenomen/ uptlusten merheurmans versamen. Wam hetreghendeelbliilkt inSara na t'gctupghhaarderwoozdc:Soude zckoudtgewozdenzjjnde/enmjin oude Man noch met wellusten om gaan^Siet/so ist een quade bewgsinghe Davids moeder ontfing David in zonden/ daar upt volght dar alle vzouwen Kare binderen oocu in zonden omfanghm So ven dien machmen du ghcensins op Adams eene zonde trecnen/ gemerckt hier niet eens/maar twcemalen wel uptdzucbelijc staat ^on<Kn , In zonden sept hpzr. nier in een zonde / noch vecl mm sexdr h? in Adams zonde. Verl«». Ka gh? segt soo soude David Vier ghem warachtigh berou moghen hebben / noch hem niet recht mögen schuldigh Kennen vooz dm Ztzeere. Maar die gantsche Malm tupght anders en bzengt niet mede dan warachngh berou/ vcroormoediginghe ende uennisse van schult. ' „ doorokerr. Dat mercse ick niet dat volgen moet/maar wel het plane teghendeel / te weren dat David naar u hedupdinghe/gKeen warachtigh berou/ vermderinghe norh schultnennisse mochte gehabt hebben/so umeeninghevan dese sijnewoozden recht Ware. Wam het berou en schultkenmnghe Davids dan hier
met een hapzken veter gheweest e» mochte zijn dan het berou ende die schulrKenningevaAdam en Gva en was / als sp die schult schoven van heuren halse/ d een ov Gvam ende d'ander op'r Server« :soude Dawd ds hier mede oocu anders hebben ghescpr/ dan Heer / icd in dit Gverspel en dese Dooeflach ben ghevallm iS niet mgn schult/ maar Adams schult / dooz Wiens zonde ick van myn moeder in zon« den ontfanghen ven en in zonden ghcbozen i War is warachtclijr« ! gheen recht berou: wie mach dat David hier toebttrouwe/ immerS i soo deseuwemeeninghetn David , Ware gheweest dat dese sgne zonde waar veroozsascbt dooz sgn guade aart heni narupzljjc« aanghekomen van Adam / overmitB hp in zonden was gebozen ende onrfanghen : soo en waa« hem niet moghelijck gheweest warachtigh beröu/ware ooemoet m wareschultnmnisse ghehadt te hebbem - . Verlaan. ,» Seen : Dm mercbe KK niet. Merck« nu dan. Eis onnwgeljjcb dar pemam inder waarhepdt hem sclfmarh wzoegm over eens anders misdaat.Also en mach icK gheensinSlnpselfwZoegen maben met ernst daar inne/ datpemant anders bupte mgn schulde m? verongelgct nm ltst of geWelt. Ho nu David die mmninghe hadde ghe-> hadt/ dat doozsSbe van die snne groote zonde Ware gheweest sgn vcrdozven nmupze Hem aangeboren van sijne moeder dooz Adams ovcrtrcdinghe/ so waart hem oock onmogelijck gheweest dat hp hem selveom Adams misdamopzechteljjck hadde ,noghen wzoeghm/ beschuldigen osverootmoedtghen. Vaar sicop nu dat gh? spzeerltt te« ghnt
Syenu engen «Vptnie tot stercmn- ten Somepnenmtvgfde Gapittel ghevanmijn segghen. Gndeomu van't xij. verset vsoztupte / ende torh meer te doen blijcken dat ghn daarsalt sich naackrbevinden dat desen spzeucbe Davids guallick wp zondigh ende guaat wozden dooztbzengt ende niet altoos daar ghebozen mde van naturen zgn. dovrnkcrk. met en bewgst : so vza ge ick u lu p' Vier ftaat aldus: Oaeromme ge. ei»m.x,u. den ofghp gek ondersrhepl altooS en maackt tusschen ln zonden ghe- lijck <Zoor eenen menlcke cle «ncle bozen endeontfanghen tewozden/ gkekomen i! incle >Verelr,eü cioor cls Dat des IVoeders mercK is / ende 2on6e clie clook:alio is oock clie cloor tusschen zondigh ghebozen en zon« ße«scn cloor alle menlLKe, in velcks digh ontfangen te wozoen/t'welck lx alle ße^oncligkr Kcbben. Vle text des vzuchts qualitept is / daar af goudt niet recht / want niet alleen mgn schzist oock vermeldet. die tranllatie Grasmi/ maar oock Osmiiu. die Surtrhsche / immers Galvint Wat onderschept soude daar tus» ende Wes« epgen tranttatie Hönde» anders / te Vieren G rasmi/ Galvtni fthenztZni mde WesT/voor ioo vele, sp alle geOoornKerr. Gven datter is tusschen ln blint- zondight hebbS/ maar die ^urichKept ofte Klint ontfanghen en ghe« sche sepdt / Devijl . dats overmtts ioien te zhn.Soo man en wyf van of aenghesien/ sp alle ghezondight d'Gverhept om diefte gheblindt te Hebben. Oamius mer 6'sncler Kliniker. samen Komende een vzucht Won nen / dat klnt soude namaals met Äalvini ende Wes« text en houdt Waarhept moghen segghen dat het soo met. m blintgept ontfangen en mblint, OoornKerr. Aept ghebozen Ware. Waar soude Sp doet / ick hebst noch binnm men daar upt metter waarhepdt eeu uresulrx ghelesm/ wantdaar inoghen segghen dat het bltnr ont segghen sp bepde Äalvin / r»««, fanghen ende gebozen ware^ DuS endeWesa /v««,«»<,datB voozsoa merckt of gsw dees rext oock recht ve^eofovermii5. Watmachmönu invoert. SeKerDaviden Wassels vinds dat opentlgcker u meeninge soo quaat niet ontfangen ende ghe van dit aengheoozen quaat wederbozen/ ende soo onbequaam tot al, svzeeckt dan dese text selve S die ken goeden wercde/ als ghp upt sg- beengt immers naacktelgek mede «en persoon allen Menschen wilr dat sulcx is gheschiet / overmidtK makö.Want hp is nier quaat noch sp alle ghezondight Hebben. Wae onbequaam tot alle goed? werc- is dan immers om geur epghen Ken / die op Gode betrouwen / na zondö ende nietom Adams Zonde. ^ode verlanghen en op Gode ho1° Komas. ^ pen mach / dit alle dede Mavid (so Wie text sepdt tmmers «aackt Kpselfsept) vansgnderjvnckhept/ dat dooz een mensche de zonde lnde xavan sijnder Woeder bozstsaan. werelt is ghekomm. Soo en was David selfniet quaat ' LoornKerr. noch van naturenbedozven. Voe Dat iS waar/alsoo is oocb doo? soudp dan upt David bewgsen dat een mensche die rechtvaerdichept wp't al tsamen ziM in de werelt ghekomen. Sulcx dat Oamius. d'oude Adam de deure is ten doode ZWenIese den anderen text tot- ende de meuwe Adam die deure ts B ten
ttn leben / want ghelijrM «dam d'eerste waSdie daar zondighde/ alsoo was Ghzistus d'eerste die warachtelgc rechrvaardighisgeweest / maar dar en neemt d'ander woozden des Apostels niet Werg/ overmttS sp alle ghezondight heb' bs/daar met hp tmmers wel naactelijck en mlloghbaarlyck uptd^uct dat sp alle ghezondight Hebben. Oamius. Za sp Hebben aUe ghezondight/ maar dal NlAdam/wantsp waren altsamenin Adams lendenen. Oornnerr. Wteniet enisendoet niet/ die niet en doer en mtsdoet niet/die niet enmisdoet en zondight niet / wp alle en waren doe noch niet : soo en zondighden wo oockniet. ij. Kiinilter. Wp Waren a! zaadt in Adams Kndenen^ OoornKerr. Baadt van terweissels terwe/ maar zaat des menschen m is geen mensche / ende en heeft nochreden/ begheerte noch Wille/sonder welck wen niet en mach zondighen^ jj. Kliniker. Vier staat nochtans Klaar dat wpalin Adam ghezondight heb den. OoomKuK. Watstaat in u ovinie/maar niet in den bztes Pauli soo nu al gheftpt iS. VerKsn. W'ander transtatien gonden an ders. Ooornnerr. So gebe ick u re bedencken wat ^p seKers mooght bestupten wt üatwgfelgcken text ofghetupge. Oamius. »dam was nietdan een guade «st fenijnighe woztel van al t menlrhelijcke gheklacht / dusmoesten wie alle die al daar afzgn ghekovien quaatzijn ende fengnigh. OoornKerr.. Vmghde oszondeMouderm w
verändert henliedknature niet/gelgck de kinderen der besneden Jo den niet enwozden gebozen sonder voo)hupt/al hoewel de vader gem voo^hupdt en heeft. Gheschtetdtb ntet in den Uchameself/ niettegeN« staande des vaders lichaain sulcx is:hoe Verl temin sal des Kaders ^mde of Weughdedie geestlijc ende onlhstgck ts/stch mengen en voozt« teeli inder Kinder! Itchami :FVaar glienomen noch al schoon dstinens alsoo wilde nemö dat wp alle in Ztdmn hadden gezondight / war sul<dper dan noch mede Kmmt bewg« sen tot bevefltnge van u meeninges Ktcr altoos/ wat ist so dat AdamK zonde ons werckisenons qua« mach manen van «aturenkAdamK deuggde sal mede ons werck zgn ende ons goedt maecken : some» t'quade ntet meer machts om quaat maerken / dant'goede om goedt maken en wil toeschzkiven: rwelck niet anders soude zgn dan t'quade/dat niet is/ msghendev te manen dan tgoede/dat is> Sadien nu onlochbaer is dat Adam noch inden Varadgs de beloftm Godes gheloofde/hem rotten Vee-> re bekeerde ende vant t'quade af liet: soo volght darwp dat goede oock in Adam Hebben ghedaan/ sg. wel als t'voozgaande quaat/ low ghp houdt/ ende dat wp mitsdien, oock van een goede geloovige ende bekeerde Adam ofwoMl gekomen. zgn/goet/gheloovigh ende bekeert ghebozen werden. / datS wel verde van quaat ende verdozven.. jj. Kliniker. WstS vernuft dat ghpkp vMg^ ende gheen schuft. doornlierk Mmgnvernuft/ soiS oömhet? uvernuft/tewett darwp inAdam ghezondight Hebben om dat wp iri. fgn lenden waren/en dat wp quaat zgnende sengnM«ndat,ws van «nent
ttttm quadm ende fenh'nigenwoz« tel zgn gheSomen. ZIs usegghen dan oock recht/ soo moet het mijne vocn recht zgn/ te wetö datwpalS gespzoten zgnde upt een goede ende mederinalewozlele oock goet ende ggesondt zgn. Heuer nadim Adam om sijn epggen zonde na de bckeeringe niet quaat en bleck so mach» men immers niet ggeiooven dat wp van een beueerde Rdam vooztKomöde omAdams/datsomeenS «nders mdeeensvzeemden zonde selfniet meer quaat zgnde/va gem quaat gebozensoudewesen. Deen/ Godt is met fei noch onrechtvaardigg/ende en straft dm Kinder? met om die mtsoaat der ouderen. Verlaan. Vie VzincS ftraffen alle den naKomelingen met beroovinghe van vzphept ende llaverngen der geenre die Orime« Ie5e ^lsjekstis Hebben bedzeven. , doornkerr. Wie OZincen handelen felZgrK daerin endetegyen recht tot ontficl) / enDit upt vzeese van upt heur SgeK ggestooten te werden. FSaar dese vzeese iß met bp den Almogenven Goning / ende dese felgept lS nietbp den Sechtvaerdtgen Godt/ diesepr oock self dathpsulex niet en doer. Kamentlgck dat die soon des Vaders misdaat niet en sal dzagben. Godt sepdt neen van hemself/gyp seggtia. Men moet Kier Godt boven Wenschm gge« ilooven. >j. ^inilter. GH? siebt self terstont beuent datwp selve in Adam gebben ggezondight/nuloochent ghp't weder/ daer omwaart bcter datwv schze^en t'ggene dattergheseptwozt. SoorvKerr. Vat beb ick niet bewlllight/ maar gbesvzouen / ghenomenost «lsowasr / gyo doet m? ynrecht hurnme.
Also ist/ CoornKen en gttst dSt met toegbelaten / maar gefvzoke«? alsoousegghen. ij. ^linilier. ISonsemepninge duSonrecht/ soo laat ons u mexningge gitt van goozen. Kem/dais noch te vzoegA. Vnl«n. Keen ghp bchoozt u mepningge tesegggen. <5oornKerr. Wat en sal ick gHeensinS las ten alst tgdt is / maar soo langge het onkrupdt noch goopelljck staat optmaruer en zaeptm« gee» Ssom. OSMM5. V.eest voozt / ggp sult daar noch een ander spzeurne vinden so Kla« darmensniet en mach loochenen. Wer las (üoornken voozts / ende quam ovt xvig.verset/ lupdende al dus: Ossrom ekelijck sl« ljoor cZes «gm^s.A. eenißken 2«n6e ciie vercloemenille is gnekomenover »!>e menickenisllöo is ooclc 6oor 6««nißben reckr« vsarcjjgke^r 6is recKlvssrcjißinAli« 6e5 levenz «vor slleo menicneo ßke, Komen. Oamiu«. Vaar staat immers cmentlgrk dat deur des cenigen Adams zonde die verdoementsse is ggekomm op allemenschen:wat bewgsingye bchoeftmenmeer ^ Wat leert die Gatliechismus doch anderzUMeq moettmmers d'Apostei gKeloove gHeven. <Ioornd«r. Iia mm moet maar na Wen sinne/ niet na eens menschen goetdunrben. Wese woozden des Apo< stels bzenghen gantsch een ander sinne mede / die u goetdunrKS vlat rontrarie is.Watugoetdunrumof meenmge met des Aoost«IS sinnen lS ö SSeeu-
gheensins ob« een Komt/ in desen blgckt aldus. Ghp houdt dat alle menschen niemandt uptghenomen (dan alleen Ähustus) doozAdams zonde bupten heurlupder epghen ongheloof/toestemmenmde Wille inde verdoemenisse zgn gekomen: salnuhettegmdeel inGHMome« de soo gheschieden / sood'Apostel verklaart seggende/ ZelijcK a>« Scc. sllös ü oock Scc. Koo moet oock over alle Menschen niemant uptgenomen/dooz Ähnsti Sechrvaar diggept bupten henlupden gheloove/toestemmen en wtlle/dte Serhrvaardichept des levenS Komen/ is dat waar/ soo en mach gheen men sche verdoeml zgn.Stetnu osuwe meeningheniet openrllick en strgdet teghen des Apostels sinne. Verlssn. Vet blijcKt dat niet over alle Menschen Komt die SechtvaardtginghedeS levens dooz dieÄechtvaardichept Ähzisti :is nu ( so ghp segt) die ghelrjck als dar/ soo moet nootlijck volgen dar dooz Adams zonde oock die verdoemenisse niet gekomen en zp over alle/ maar niet bau alleen over eenighe menschen. Vaarhebdp nu u self ggevangen. Wät hier staar over alle menschen, doornkcrr. Goozwaar neen/tck heb mp niet gevangen / maar v elgesept.Want dar mtstnemmermeer / datgelyck alle Menschen niemant uptgheno men /die AdamS zonde navolgen/ met Adam Komen inde verdoeme« ntsse : dat alsoo Wederomme alle Menschen niemant uptgenomen/ die ÄHMi Kechtvaardighepdtnavolghen / Komen inde Sechrvaardigtnghe dr^levenS.Gfnuschoon Adammeer navolggers ter zonde dan ÄHMus ten gherechtlchepdt heeft / so binvet nochtans «uwigg waar/dat gelijc als alle menschen/ «unant uptgenomen / die Adams
zonde nsboighen/ deur die bmre des doors in de verdoemenisse Ko men : dat oock alsoo alle menschen niemant uptghenomen/ die Ähzist» Sechtvaardighept navolgen/ deur die deure des levens komen in die Sechtvaardiginghe des levens. Soo soudp't welderMenschm wercken toe schzgven dat sp saliglj wozden. OoornKerr. Seen geensinS/ maar t'Geloove dar ÄHMum aenneemt ende in hem die Sechtvaardiginghe des levens den gheloobighen also deelachtlgh maackr. Vit ghetupgM: d'Zlpostel terstont vooz desen spzoke in questte seif met dese woozden: Veel re meer lullen c!e ßkcneclie, Ksms.«,llerbelcrienckingeencle cl«R.ecKrvasrcljLkez?k «nlkanAken ^ im leven Keerlcnsppen cloor eenen lesum (IKriltnm. H>otupghtnocd'Guan- ?>o«,.!.isx gellst segghende / Kiaar loo v«Is silier Kern aennsmen, clien Kee5r msclir gKeZKeven om Kinäsren Lo« cltt re «orclen , 6ie gnene clie »e«.iljnen nsme Akeloo5c!er^ Siek dSgr staat mede van't aannemen. Wad doet immers de Menscge ende iS? eenmenschelijckewerck/oock soodanigh/ bat sonder sulr sgn werck de mensche Ähzisti ghenade niet m mach deelachtlgh wozden. . Osmius. Wathebdp gantsch qualgrk/dieMensche doettrnitt toe / maar het woztdengheloovtgen toegerekent in Ähzisto als of hp't selbe dede. OoornKstt. Wp wijkken af Kanons voozo stel ende Kmns opten Justificatie/ oock Vzpe Wille / daar sfis nu de questie niet/maar va de Grfzonde. Wees ist fondamem ende die rede» daar ov ghp des menschen onvermögen ten goedmby«. Vit ghe
ffin licht dergyenadm. 5Marof Godt 00c Wederom gondert wer ven alsoo verscheen / ten vozdert niet altooS indien de mensche d'oo ghen stjns ghemoedtS ghelloten houdt. Warg danmljn antwoozde van her overnarupzlijcke goedt t'welc» Godtis/ wiensgoethept ende Kracht bekent mach wozden ' vanden Menschen /ja Hepdenen^ lsoo Vaulus tupght) dooz sgnen schepselen/in den welcken Godr Hem selve den mensche openbaark Seen het dient ter saken. Kegyt Want alle schepselen ghetUpghen^ ghp:vermach de mensche oork wat KrachtelijrK eb heerlijk« van sO«^ Almoghende Godtheptt goedtKwt hemselve? ij. Kliniker. Wat en vermögen die mmschen> Wat moet met onderscheptbeniet. M d«t wv antwoozt werden / want n,et en heb« doornkett, . Oamius. bk vzve Wik Keenseghtt'eenoft'ander/jaof Vauws sepdt ,a/ ghp segtneen/ le Kenn ende hem moet ick boven u ghelooben. m«cbt om neen. Gnde seder nu wp hier zrjn / ghegeroepkzkin« «ZoomKerr. de/ons dsnt ?ck ben niet ghekome» om te dencbt mp Vauli spMrKe alhier qugde »f te Keeren ende segghen al dar u bettest / maar dat houdende:l)srciie tteycjenenlzbeen toi Gode le trkverstaan salwaarhepdt te We >Ver Kebbenele nsruyrlijck cj« >Vers Keren/vooz sen/ ende antwoozde alfoo: We mkoucien volbrackren. IIs diM die «d»mszon> mensch en vermach van hem seif natupze oock soo gamsthbedozven de / wuns ««ktonggk, mer goets denrks / veel min begee- als ghplupde leert? M des WetS> gedozi soude ren/ willen ofdoen. Want sonder inhouden niet Gode boven al ende zyn: soom naaften als hem seif lief te Heb zgn wp niet t'aansthouwmdeB ghemoetS van den i>»n«dams/ t'goede/ mach niet goemghedacgr ben? Vit volbzachttdie Vepdenm. rn«« dsn werden. Also moet Godt stell ftllS natupzlljck. «Venckt nu of die naK?Wupvels tupzeoockquaatis die t'aloer bt> «arl>r/»rger eerst int gemoet openbaren/ als al ds» de wo)> leen goet wesende/ sal de mensch stevolbzenght. Vamius. lei «dam: pet goers denrken moghen / Godt j . WSr die ge< moet oock t'ghemoedt des menWaar en ftaat niet dat fp t ghe^ xoepen zgn« de mogdr srhmdaar toe verliebten / sullen baan hebben/ maar als sp't voen/ ^ ftrhd«n t> dteooghen des ghemoetS Gode of daar mede d'Zkpostel anders niet ' q»»de tot pet Godlijcx ende goets aenschou« en wll segghen totten Zoden oms S«dkt«krk. wen of denckS. Want in stins lichte hmlieden roem te benemen/dan als (t'welck Shzistus is) >nachmcn al- dus : Ist so dat die Vexdenen sulcx l«n dat lichtsten. Sulcxdat ofde doen/ hoe condt ghp u beroemö inmensch al dupsentmasl d'ooghen de Wer met uweupterlhrkewerc-^ stjnö ghemoedrs spende om wat Ken/ntet dat het dieVepdens doen/ ^ goedts te dencnen ofte aansrhou- maar ßkenomen «fkjlS'tte^cleneK « wen/ tis alvergeefö indicn Godt/ sul»<le6en. OoornK«r. die alleen goedt is/hem self niet en ZS dst vaar de sinne V«uis/ sdk' versctMt/ mde d«t noch met- of il> maarnsr daan ziindeisi ander medegedaan. Want blücket dat wp soo van na« turen zijnverdozven/datwptot Kaat tegen Godeendeons naasten ghenepght ende onbequaam tok al le goet werc« zgn / sooisonsvermoghen ende VZpe wllle van seif vervallen.WIijcKt dat niet/so ifser noch niet bewesen. Wus laatons die waghen niet spannen vooz die paarden ende t'achterste eerst be ginnen.
^
j
«mact VauluS daar ek pdelZdeam Vst w»zr van vzomen Vepdenen die nlet n, «ycstpt : Gf zijn/ghelljck Gicero sijnen Gzaroir Z''?","' , ende «lato snngemeen beste dich«« dzuchir» ten/en so is dese bewysinge en rede^«egh«,/ ne Oaulipdel. Want sp soude hem «ÄÜ.".««^ Vebben moghen anrwoozdenisulcx zs..7s°,?« Voudt ghp seif niee / dar is/ dus um« em «nooghdp daar upt mct altoos beV«nde zgn, wijsen.Vitwaar spotlgc/so soudet «.et mede een spotlijck^dea gemaackt «c.Mso oft ?yn van deyeere daar hp se?t:Sg. u^w«" llggzijnsedtesupver va hertezijn/ wam s? sullen Godt sien. Maar «so«« W« wanter geö supvervä hertten zgn/ d°U«ht«, sg sgi niemant Godt sien.Waar «ochiiietk« bat Niet een pdele ende vergeefsrhe Wschzg,,) redend O^miiu. 5«,d« «hp V reden hingen op s'menschen Nsouvcn vermoghen ende werck. Suweet K'ihebbm Shp tmmerswel dat sonder GheKonnen ber, Kove Niet goets mach geschieden/ U«ttL,. ^deoocdar hct GelooveeengaUe «hekfsche GodesiS: isteengaveGodeS/soo ««tschon- hevettmmcrs memandt vsnhem ««« «he, Keen. Waar ist een gave/ soo ist ^ttki/t« sock gHeen nootdwang. We me>lsehe heeft dansoo vzpe macht om Ilschusnt. dieaangeboden gsvedesGelooss «»wzden/j» aantcuemen/alstewepgheren. 02MiU5. «.ach w?r" M«soude de mensch macht heb««sen suicK, ben om aan teuemen t'Gelooveof Sp^'''«' Ähzistum / nadtm hpsewesepdt/ W s«ttve d, "iemandt Komt tot mp/ten zp dan Zoom heu« dat mijn Vader hem trecke. FSset « roun de, Godt seif ons eerst trecken sullm ^««>^ wp tot Ghzistum komm : hoe souden wp macht hebbö om Ähzistum santemmen^ V^ast ons dötexrsten: Hier staat sso: dliemanr msck kok my Komen Wsn.S.44. re« 27 6sn clar 6« Vsäer.cjie M5 Keetr ' gkeiönäen, Ken, i recke. Waar op volght nu de maniere hoe Godt treckr/teweren doozsnn leeren/ alLos Koudt de tert voozt: l«<wor«>.
plieten 15 ßnelckreven : 5x lsllen alle Zo«.6.4s, variLoäe geleerr vorclen. Vaar 0P volght NU : ^»0 ctle'r v»ll 6enV»ck« ekenoorr K«5r encle ßkelee«, 6ie Komr kor my. Hier mede verklaart nu de Heere Warter de menschen toe docn die tot l?em Komen/d« iK Gode hoozen en van Gode leeren. Wir ig bnpten alle twgfele met Godes /maardekimenschenwerr« Want als Godtsp;eect in de ziele/ so Koozt nier Godr/maar die goee« wlMghe/seggende nietten V^opKete : IcK Kl Kooren var cie tteere in Vs«.S4.>. m^QI sprcKen, Also« ijS dit KovZM hier Met Godes /maar deS menschen werck. Wesghelgcx is dtt lee« ren vanGode (Oiiccre nonOocere) des menschen werck aUeen / want Godt en mach van memandt Wae leeren. Ku en leert oock niemande sonder aandacht / opmercken / ter Herten nemen en t'gehoozdewoozt tebewaren / welck menschelgck doen daarom oock Godt dooz die SSntsche Schztft so lnentghfulde, iljrk als ernstlijc vandö menschö is epsschende. Vus bliickt nu upt dese u selfs ingevoerde spzmcke al me de het rechte contrarte van t gunt ghp daar mede wilde bewgsen / te weten dat de mensche niet altoos en doet tot sgn salighepdt. Want hier upt opentlyck blijct datGodt geen mmsch en salight sonder sulck des menschen epghen werck. l)SMlU5. M soo ghp segr / soo tS t'hooftsiuckvandeZlustificatie/daar inne alle onse troost en salichept bestaat/ pdel/te wetö datGodt onS inÄhzi« st« onse zonds niet toe en rekenr die in ons?ijn / en oock die gerechrlg« yepdt Ciizistt die in ons nier en is. want na ghp segt/souden wp moghen gerechrighept wercken mde d'Zlmputatteniet behoeven. LoornKerr. Kem dat volggt gheenstnS/ w? heb-
yebbm ons alle index Ieught ver- , ioopenende bezondighet/ oft daar nsalschoon ghewel ( dat heel Kltfaam is ) dst pemant heni van Her ten bekeert totten Veere/Het quade Isat^het goede doet,denvoldomen ouderdsmme Ähzisti berepcket/ nlet meer en^eeft/maar Chzistus lnhem/ ende mitsdien niet meer en zondight / maar als een gerbsozne npt Gode nieten msgh zonvigen: soude dese daarom ntet behoeven die gugtscheldinghe of niet toereKeninghe srjnre zonden in Ghzisto^ dzpelgck ja.tzp moet nmH ai mede seggen ^Veer en treet met u Knecht ntet intoozdeele/ wank hpis al sgn leven deurschuldigh Gode teghe, Ztoozsamm : alshp'cnualftlMN namaals volkomentlije doct/ wat doet hp dan meer dähp schuldigh is te doenMat mach hp dan oder» Winnen om dat voozgaande gat sijnre zonds te stoppö ^ Kiet altooS. Hp heeft dan noch die zonde stjnver Jcught/ende soude geen waarhcpdr in Hem zijn / soo hp sepde dat hp gKeen zonde en hrest. Wehoeft dese dan noch niet de genade Ähzisii intniettoerekene sgnvezondeu^ VcrlÄsn. WatiSsoo. Maar ghp nioet beSennen datlop schoon at ghedaan Aebbende dat wp schuldigh zgn/ dan noch motten velnden ende seg gen datwp zynonnütte Knerhten, OocunKerr. Vat bekenne ick gaarne/ dat zgn Ghzisiiwoowen/ ende die en docn nietteghen/maarvoo^mp. Want fc> schgmn mede te bzenghen dar pemant al mach doen dat hp schul digh is.MaaQdatovergh^aaghei. soo wilde Veer daar wech nemen alder tnenschen Verdiensten ende roemteghen Gode/maar niet bpdm mensch?. Want a! istso dat die Stjcke ende almoghende Godt vair ntemanvm «niMnMe/ dienst
ofweldaat en mach ontfanghen/ ende mitsoien alle menschen met ab haar recht doen Gode gantsch onnut zijn:soo en volght daarom gier llpt niet dat snlck Wienaar GodeL ende gheloovighomfangervanve GodtlnrKerijckdomms hem selve onnut sonde zijn« G neen/maar Hz? hoozt : Gp goede Knecht gaat in de blijdtschappe dgnS Veeren. Wpwijcken van ons vzovoost. Wat is> dat ghplupden soudt bewijsen Nied dat wp quaat zijn / dat ick gaarne? bekenne/ maar dat wp't upterna-» turen ende van ghcboozten zijn om Adams zonde willen/ sulcx ^« AkenexgKr 2>jn om Locie en6e ons !>Iaälicn re n«en ,ende,onbequaanv tot allen goedS. WttmsrhirKniet ghelooven^ Want in ons allen iK. noch natupzlijck die alghemepne! wet dernaturen. Vesebegrgptim haar (soo de Veere sclfghctupght) den Wer en Wophetk.Wie iS vzpe^ lijrk al wat goers/ immerS een re-« ghel der Gerechtighept endeGhe-» hooxsaamheptons van Gode ghe-° epscht/ ende hier inne of deur heb-r ben oock dietzepdenen die troilwe^ lijck met dir oondekß woeröerden/' moghen sntsÄnrSelijcKwo^den dern overnatupzlljkker gaven ende Ken»» nisse GodeS/ t'welck htt meeriS? daar sulrke ghetrouwe Knechrnr over gestelr wozdi. Js dat giraatK ZB die natupze gantsch verdop^ veni Wat Kan ick niet mercuen. Oamius. Ka u reden souden dieyepdttNV oock moghen ssligh wozdm^ doornkerk Vatgoude icksoo^ Vke Vepdenen S sonder ÄstzistoK Waar toe iK ons dan GjuifluS nuti. (ÄornKe».. ' Met sonder / maar doox möeM Göiisto / WiMMe MwaarkIMc MV
van Gode gheyadt Hebben ende alledie SechtbaardelSlKghcwan« delt Hebben / die «ebben Chzistum gyehadt/ die de Waarhepdr ende Sechtvaardighept selve ts.V.aat u dese redene^oo vzeemt niet lupden/ wanthetis die leere ^winglij sel be, ^winglius selve hielt dat Sorrates / dat Aristides / datOuma ende meer anderen vzome Gepdenen mede salighzijn ghewozden/ dit San ick bethoonen in die schzif4en van die van Rurich selve, jj. Kliniker. War lS niet soo. Damius. VaariS eenbzief^wingllj daar Hp sepdt dat hp Verculem ende an dere vzome Vendetten hier na in t oozdeel sal vinden / maar hpsept soo niet als ghp seght. doornkecr. Ghp spzeecbt bepde onrecht/ic« sozese van t'schzijven van die van Rurich dieinsuIcxAwinglio ver« sntwoozden. Seggende dar Swinggel recht daar aan heeftgheleert. ij. Kliniker. Ghp seght onrccht van die van Rurich / dat mooghdp niet bewgLen. (üoornlierr. Sem. Zc« mach binnß een quar tier upzs hier Halen eenboeck bp Die van Rurich wtghegheven in dzucs/daar inne sp Awmghel versntwoozden ^eghen Luther / die HaddeTwingelna sijnendoodebeischolden vooz een Wenden ja afgeballenvan't geloove/denr dien hp Ken afgodischö Oumam/ dß waan«eloovigen SocratsHc. voozhep«ghen acht. Wsarop antwoozden die Turichsche bzeedt teg! Dtther dat hp Zwinge! onrecht doet/ende Äat Zwinge! recht ende wel daar Lanheeftgheleert/t'welcK spmet joichrighe redenen bewijsen / sp Hzenghen oock in Job/ Abimelech «nlV andere meer vzomeHendenen«
,
Verlssn. Wat Godt oock der Vepdmen Godt is ghetupght de Schztft« ij. «lmilier. Wie ghetupght dat wp dooz den gheloobe saligh wozden. Verlaan. Kp wozdksaligh dien Godt geen zonde toe en rekent om Chzistt willen. doornkcrr. Wat iswaar/maardatissnlrx in't alghemeen ghespzoken/sonder eenigen ommestanden/ hoedanigh sp zijn dien gheen zonden en werden toegherekent / dat niemandt daar upt mach weten/ seker zijn of berrouwö dar hp vandie lupdt tS. Verlssn« War ts waar. (üovrnlierr. Wochal spzeecktd'Zkpostelhler soo generaal / so vcrklaartse die y« Schzist erghens also naackr/dar«len wel kanverstaan goedanigh die lupden zijn / die van Gode geen zonde en wert toegherekent. Im- Oss>.Zi^. merS die Malm selve daar upt Paulus dit haalt verKIaart terftondt daar aan/segghendehoedanigh dese manis/te wett/in Wiens gheest gheen bedzogh is.AIso mede d'Apostel Vaulus in dese selve sijnen bziefdaar hp sept/want die ge- K°m«.6^. stozvcn is/die Is gerechtbaardight of vzp gheoozdeelt vande zonde. GocK daar hp septZwant die hooz- K°m«.«.iz. ders des Vets en Zijn niet rechtvaardigh bpGode/maar die doenders des wets sullen gerechtvaar dight wozden.Sodanigh ende dergelijcken meer anderen zijn die gene den wilcken gheen zonden van Gode en werden toegerekent. Wie sulcx noch nierenis/ dieenneme sich deser ghenade niet aan / want s? en Komt gem niet toe« Osmium Koo doende soudetuenB noch al ons
«n« selbe toeschzgwn / maar dle>i ij bimstet. . Arlizift sepdt dat wp ge recluvaar' Vat NU? L> pzerrt Paulus dsar dtghtwozden dooz dm «Sheloove. niet van lum sclve : waarom sepdt hp daar so dirkmaa! Ick? «am,,.«. Ijgt'Geloove dat doözdieLiefVat selve ,s in de H. Scftzife dewerckt. Anmers ten minsten O«n.4.!S' doozsulcke Gelooveals Ztwah.ini nierseltsaam/ende dat doer ghplup« hadde/die gheloovende teghen den den oock dicnmaal in t pndicPope inden hope/en niet en sach op ken voozdövolrKe om t'vermridm syn en fijnre hupsvzouws mensche, van Arrogantie. LVaarwildpse« lijcke swackgept/ en niet swack en KerlgcK sien dat Vaulus hier geen» woz^de in sijngeloove/maar Godc sins van hem self en spzeeckt / so« die eere gaf/ volkomenrlyc wetkde mercltt eerst dat hp hier in't 7. capr hathpoock machtigh is te doen Vers.!;, sepdt dat hpghrvanghm Slso wat hp heeft beloost/ en daar- iS vande Wet der zonden/ende ler« omme ssepr d'«postel) ist hem tot stondt daar «an in t begin van't Sechtvaardighept ghrrekent. Gf L.cap.vers.i.sept hp wkl uptdzuc« u ÄathechismuS nu sulrki Geloo- Kclncn dar die Vet desGeests des de leert en dunckt mp niet/ maar levens in Ähnsto Jesu hem verlost weihet kontrarie.W«ntghplupde heefl vandeWet derzondk/Ec.Voe en ghelooft niet alleen niet/tghene mach dir nu in een selve mensch dat Godt onS dooz Ghzistum te teffens op eenen tijdrbkstaan^IS doenbelooft/ maar wedcrspzeeckt hp glievanghen / hoe mach hp vzp dat opentlljrk in t beginsel van Zrjn^IS hp vzp / hoe mach hp ghe« uwenCatechihno daar hp stpt/dat vanghen ?rjn?«lso mede schzyfr hp niemant die wer Godes vä Gode hier dat hp vleeschelijcK is. Vlee^ upt gantscher Herten/ Ec.ende den srhelijck zgn is argher dan inden Naastö als ons selve/ liefte hebbö/ vleescge te zijn. Vie in den vleesche en mach volsomelijc onderhoudt. zijn ftpt hp oorb selfSom.8.8.m >j. Minister. moghen Gode niet beßaghm. Ka Vat en vermach doch gheen en moghthp vleksrhclück seif zgnMtNsrh. doomkerr. de/ dar argher is / noch veele min ZV aar wat den mensch onmo- Gode behagen. Wie mach dat geghelijck is / dat is Gode Ittht/die looven dan dir uptverkvzen vat sulcr dooz Ghziflum indnl sijnen Godes ? Voozt sepdt Vaulus tot sijn Zongers: Maar glzplupds m welvermach. Osmius. zijt niet inden vlecsche/lst so dat die V'«postel ZSaulus selve / sepdt geestGodkBinuwoonk.Kom.8.9. van hem selve/dat hp niet en dede Vaulus was vol van ds V. Geest. r'goet dar Hz, wilde / maar t'quade Artoz.iz.9. Gnhp selve soude da» dat hp niet en wilde :wat mensche noch vleeschelörk zijn / dat argher iS dan in den vleesche i Maar waB findet dan doch vermoghen? hp nochftlfvlecsrhelijck (soo ghp(üoornkerr. * Paulus en spzeeckt daar gheen- lupden dar will verstaan) sos was sins va hem selve/ maar hp spzeert hp noch Kints / in een strafbare« in den versoone vä een mensche die pver ende twifüghept als dieÄo« noch vleeschelyck is lnde een. ghe- rinthiers waren/ i.Äox. j.l.t.z^. vanghm onder deWet der zon- ZNet watvocgemoghthpdmT^ rmthierS dsarvm berisVen^Moch'
km die JongerS niet lmt goede re den est heur Keeraar Valllunl gesept hebbö : hoe dat Vaultt Aaoenlaal gyn selve scWft dar ghp self noch znt vleeschelyck: hoe mooghdp ong daarom berispen/ Sreeldp selfenwildp oiis daarom straffend Vat haddmsp billlgh mögen segghen tot heur Keersar/ ensienia wat die daarteghen soude gehadt lzebben.DenrKetnu na of d' Apo stel dit van he>n self/ soo hp doe rer tgdt was / oock mach ghesmoken bebben;Soodanlgher bewgsreden/ dat hp t gheensins van hem self en heesr ghespzoken / mach irker menichtö vooubzengs.KeKer nadient VauluS at vermoghte in Chusto die hem versterckte:hoe soude Hein macht gebzokshebb! omt gewllde goet te ooen : nadien hp ntet meer leefdemaarChzistus in hem S hoe soude die zonde noch in hem Hebben mogs levi/swyge heerschappeFVeftr gelijcken mach ickveelbp bzm, gs/maar swhge om Kozthepts Wil le. Vuö en bewgst ghp nier altoos met dese woozds Vallli/gespzoKen/ niet van hem selfsoohp doewaS/ maarindipersoone VS esvleesche« lgc mensche.SeKer men mach niet loochenidae Godt ons belooft/ en benAbzaham geswozS heeft dat hp «nS soude gevenrnÄHMo/dac wp verlost zhnde van onser Vpanden Kanden hem sonder vzeese souden ZkieneninSergrvaardighepdt ende Deplighept die hem aanghenaam ts alle die dagenonseS levens^Wte ivoozden: Alle die daghen onses leZ>snK: bzenggen noorujcu met dat ßllcx Hiermder tijdt/ daarlnenda, Lhen telt/ salgheschieden. Kadien nu oock in t voozschzeven ghebodd der liefden tot Gode ende dennaag«z begrepen zgn die Wet en VzoKgttß/mde Defde (die dö bandt is Her volnomenthept) so is dat oock
die hem aangenaam lS.Wese Heerlijcke en treffelgcke beloste GodeS en hoovt ghplupdi niec op/iwch e» geloofc hier iilne Godes toeseggen niet/maar wedersmeect die opent« liic / seggende darse nier geschieden? en mach in pemant: soude dar noch geloovs ihn ? Soilds sulcke lupde» de zondennier roegerewnt woMF Oamiuz. verkrggeiit maarinGgztstov <2»oroKerr. VstS wel / bupten MMmn macg't ninnantverKrijgm.Maa« verkrtjghdp't in Ähzistoso hebdp'e immers / soo zydp oock sulrx/ so en, mooghdpoocknietseggen dathet in niemandt en mach gHeschieden. gyeschiedt in ons / noch m niemandl.Msar wp hebbent doo> dengheloobe in Ghzisto/ in hemtS sulcx/in ons niet/maar t'wert onK inhemtoegherekenr. OosrnKerk. Vehben wpoockalso d'ongherechtighept en zonde in »damF <Te weren bupten ons / soo dat wp die ongherechtighepdt ende zonde u», ons niet en hebbemsarinAdam/ soo datse ons in hem wert toegge, rckentallunlgM Oamius. Seen so niet/wp hebben d'ongereehtighept ende zonde warachteMcn/niet toerekentlyc in ons/ dooL Adam. OoornKerr. Soo heeft dan oock Adam/ ee« mensch ende gheenGodt/niet willeude hem selve/ veel min onS verderven metei emuze zonde w««« achtelgr/niet ilnputabivelSc«/mo«> ghen onrechwaarlugh eil zondigK maken / maar GHMuB/Godt en« de ISmsrhe/willende ons Vepligg, ende Sechtvaardigh maken/daa« toe gp oock was ghekomen / e«> soude ons metsgn gantsche Veplt> ge endeSechtVamlM ^de
bitteren dsvt niet moglM waar- s GyMuS <ns hceft gMttrt / oock «chttVlK/ ma« allccn tocrcbcm- bevolcn te lndden / sulrr dm wp na Wch Sekdtvagrdlgii ende HkMgh ! den Witte Ähzisiibidden/ als w? msuen. Wiemmhdmghclooben dm in den Ghcloobe lnddcn. Gf ftmder te gheloovm dm Adam houdp't anders i machttgher was om te verderben alt menschclgcbe ghcslacht/dan K«n/ maar alsoo. OoinKcrr. ^ Ghzistus is om te ghcnesen ceniIii; dit gebedt vidoer ghplupdm <s«th,ch,s. ghen / 1« seerwepnigh.Ghcloovigheni Ja wie mach dmghcloo- meoc dm GodtS Wille gheschicde m,„^4. ben sonder te ghelooven dm Ähzi- opterAcrden als in den Ztznncie/ ftuo Nullende ende niermoghende daar bp gyplupde verstam : Zl,«5r encie alle XicnlcKen snjc cx. dolbzenghm t'ghene damom hp cisr lS ghekomen mct Almachligh cn z?i Gndc dat <Sodt niet ghevcn^ Ic , cjic sllecn Fvel 15 , loncler eenigk depemanden t'gum hp bp eenen reZlienlprelccn ßkekoorlsäm Gedt belooft heeft te glxvcn / on- .op ll«s!ll»een^ege>jjck ii>n smpr ghetrou is in sjjne bcloftcn ende encje bcroepingke lo« ßKevilligK» onwarachtigh in sjjne woozdeni IijcK cnäe ZncrrouvelijcK mack beV« wp't niet en Knjghen in ons/ cijenencncie uxrvoeren , 2I5 <lic Zn» maar bupte ons in Ähzisto/bzengt ßkelenin lien Kemels cjocn. VitS mn d« w? niet in Ghzisto en zijn/ dan ghebeden omvolmaatte Geende en waar oock niet anders ge- hoozsaamhcpdt : nu en gheloofd? ftptdan ofÄhzistus ons bllnden niet dat een SSensch op Aerdcn tWesicht belooft hebbende ons sulcx mach vait Gode verbrggen/ lbundt Kct blijvcn/ maar dat wp in dm htt warmhrelgck in hem so« detoerekmiugbe in hemsaghen/ ghcschiede/ immer« ghp wochem KansulcK gestellt bupten denbltn- ende Wcoerlvzeeckt dat. Gn gheve den/ in Ghzisto aiieen wesendc/ u mitsdien rc bedencken hoe ghx benlupden ooek d'ooghen openen/ met wamhept mooMgheloobm berlichten ende recht doen wan dat ghp Godcs belosten ghelooft. deren i Jen en meptt immers niet wam icd Hönde sulcx vooz een Shpwyden en gheloofr dat Godt openbaar ongheloof. Woch sic icd ons wil gheden alsoo wm wp ghe- dm w? al weder aMewenm zyn ioovighnaden Wille Ghzisti lud- vande Grtzonde opte Justiftcmit. deu. Waar af uk moec houden dm u Zupder GmceMnnlB niet recht m Ken / soo icu nu bttoont hebbe d« Jawptrouwen. OooroKen. du ScWft sulcx niet cn cMuxght. ij. Kliniker. V Garechismus sepdt oocKseZve/ Wm segdp dm ghp ons verwon« d« u ghebedt veel seeckerder van Godeverhoozt is/ dan dat ghp in nen hebt ; Siek h« waar bcter ge«herteghevoelt datgHpsulrxvan weest dm w? al ghefthzeven hadden d«ter ghesNzoKen ts. Dembegheert. OoorvKett. VstiBsocKsoo. ZSeen dm seg ick ntet /maarlch heb ghern Schzifmpzlgck bewjjs gheßoozt wt u lupden van die leer« <k S mden
tnden Gattchismo d'GrfMlde/ Alsmem so wtl nemen so machaangaande. Gnde daar rcgen be Wesen dal ubpghebzachtezöcwif' mens noch geestnö vec,caan van't tu« teghen n meeninghe >s / dätzS na:up)t,icde vleesch ans aangke, vozen.WantgeenCttMe en crupsi verde van daar mede. dar vtepjcl)/ maar voevt enoeon« derhouor vane. sem d'Apoziel Wp Hebbens u overvloedigh be< Nier dar 6le Anritt« loeb?n«o>e,K»» Wesen numerSrhzifc/ maar gh? ren vlcelcn« mer lijne ^edrckeencjs veduprse verkeert / treckende die lullen Zecruxli Kebden". Wgt mach na u goedxdumken / nu gee,telvrk dar gerrupstevlcpschdäoochmecr danlmdenTerrcr. quaars doen ofsthads^ttoe louäe» doornncrr. (lept OSUtuB) ctic cje Wncj« gneKitt na >nvtt goerduncke/ maar lt«rve„ ?ijn,clä«r in nocll leve? ^itZ0naar behoozen ellde den sinne ghcn die dooden oock per doen? Gf vande ommejtanden. Wamsou- lssergheen onderscheptmet u tusdemen dar woozt ^niina altjjdtrot schen ooodrzun enoeileckzgni een verstände rrecden / men soude Verlasen. monztroje oplmcn voon bzenghen. Wat bedupden die woozden: Gemcrcr om woozr wel rwin- Waar l,scr nier een die goedt doers trchdeclep btteeckeningym heefr/ Mnaite menschen dan so/so zjin-, soarnuzlel/dS M/dsn de mensch/ se oock al guaarende onrerhtvsar. danwaranderSvedupt. So mede digh. OoornKcrr. vereeckenr hec Vleesch daar afw? <SHp Itt niet van wie David nu veel hebben ghespzoken ) som- daarsvzeeckt/te werenvsnäegoär. Vs»r.k4.«w tjjdtB du sichtbare/ ggcksonuudtö losisö SOrren^ie in neur Kerken >»kZ. hetonsichrbaretnhggln. gheen doer gsedr/deser gheen vinrVauluzS schzgfr opmtlijck dm mer of sp Handelen bedzieghiticd Ket vleesch begheerc teghen den met hare tongken/wclcker mondt Gheest. ts vot btttexhepdc ende vloeckinghen : ende merket volcdGodeK DatB waar.ghespzoken hebben- daar David inden selven ZSsalm de dar spmalkanderen bijten ende gf sepdt/ctsrl^ <Z«cje5voIcK verainw »s,ss. . eeten/ vul hp scgghcn dat die vlee- äen sl! drmxtr. AeKer WilMM dit Vs«üzzA schelycken Sicht regnenden ghee- ander geflacht van volcke d wclck srelykken Wiiten ende opstaan / soa Gode som Gsatm. 2 z .s.mede stm«^ aan <gÄin «ghnt Abel / Asmael der allen onderschcpdr toesclugven teghen Maac/ende Gsau rcghen desm quadsaart der Godrloosen/ Ascob erroe alien andere vlecsche- dese valschept/ bcdziegWckhept/ FcKenvan aanbegin altgdt heefr birrerhepdt / Gc. waar saunen ee» geblencn. Wttschijntdteepghenr- volcke Godes ende sizn öcrcke WtKe sm aldaarre zhn. binden optcr aarden ^ zun GodeK Scpligen dan mede also van «an/ M dat gloseerdp na u sinne/ wat ondersrhepdt sslder msschen maarnpspzeecktvan't nam?Mc- godtloosen endel^ighMblnmnL de vleefthe / dst «u MSden ge- ^ynse valsthende wdzieghlMb/sa «egKen. warenroocd DsMMdeVaulvK ^elvtt
selbe: wie sal hm bcpden dan o«K m dtt henlieden segghcn moghen ghcloove ghevm^ Damiu5. Wie Hdt is Komen van gaan/ «lsgohebbenwpnu genöeghsaam bewcsen dm w? att'samen dooz Adams zondeguaar ende zondigh Shebozen wozden. Maar ghp WM da« neentoe segghen / overmirs ghp scgtdar die Schnfr berupght dar Godr etck sal oözdeelen na shnewercken/ dar elcksiin mghen iastsal d?agen/en dar deSone des Vadcrs nnsdaar nier en sal dzaghen. (^«ornkerr. itzoe gh? u segghen Nebt bcwesm iB hier ghenocgh ghcblcken/niaar grßre wel dar nk ghenoeghsaam heb bewcsen dar memandr gllaar «ozdr ghebozen dooz Adams zon> de/maar dar wp att samewuns sel be yua« maken. VerKsn, Srarer Niet Klaar/ dar die sinnen ende gedachten des menschen Her ten ghenegen Hn ten gnaden van ginderjonghepotast (locmkerr, Ja. Gnde dar is waar / maar ghprekeneral vander geboozraf/ Äo en spzceckt dteSchzlfture niet/ diesept^b sciolesccl'.iia.men wcet wel dat dit noch ghcen pucriiis Kindtschepdt is/maar al wat voozder : AK heb mentghen man ghcspzoken/ ghcleett ende versorhr die van mx ghevzaaght zhnde gheweeft/ ofsp per moghren noemcn in hem selven «finden mensch dat yua«is/endedaarhpvan namren toe is gheueghen / ma« hebbe noch nopt pemanden ghevondcn du m? heeft Können segghen/ siet da« toe ben ick uprcr Kmupzen aheneghen/ende d« is quaat. Ou Vzaghe icd uTuzchnld«/end< sonzdcr gaarue doozet^
Vatsim wpdagheWx in dm binderen die noch naumelilc« em yalfjaar oudr ziMde heurtooznig« hepdt ende mecr gnade affectim toonen. dan beginnen sp eenighe Kennisse re ghecrpghen van r'gune heur narupze goedris/als eerenZ supgen ende derghelgcden. Vase« om nier wondcrs en is dat s? r on^ vzeden zjjn alsmen heniieden hongherighe maghe metten mam of heur dozstighe Keei met svgs v»^ Versaden. Vie begheerljicke ende tooznighc Krachten zijn natuwlhcr Ke onB allm aangheoozen/ die ZM nier qua«/ maar goet/ als dienstIhcKe tor onderhoudc van't ieven^ Ma« het misbzupek van dien tK guaat. Vat wrrdt niemandt aanr ghebozcn/maar Komr uptelcx oozdeelsulcxals hpselftoestmu ende aanneenu. Gnftr heeft al « veele ghesozo^ Ken.Ztznwaar berer gheweest dartcr nw« een alleen hadde gesvzo«; Ken. OoornKerr. Vat ts waar/ ma« ten is ober mjjn zgde niet gheschtedt/ ick hev alleen ghcspzoken / niemand« darb die twce mer mp ghekomen/ ma« gh? hebt alle vier nu d'een dan d'ander dicbmaal rwee ofdzpe ge! lhck ghespzoken / so dar ick nier en wtst Wiens ick hoozs of smwoozden soude, Kter re min soo't u njdk mach lyden/ bm ick bcrrpdt alft « ghelcghen söl zijn tot uwen hupse alleen met u alleen vzuntlhlk re Komen voozder hanoelmvandese sakeru. Mv»«nvt lM dar nitt/ icKKeS EH »
tedoen. VaarttttnVm'vcrIZttpt re Sannni aMgyetast Kadde/mde tK Wcklandt/ da« nm mooghdp en ghing doch nitt von da« of Vsndeien / oock sie ick wel dat w? ^rnolclt» enwaBopMtlWkm Gn «n u geen vMMsutten dom/dus epghen woozden ghevanghen ende gamstheljjck verftomr/ tu» hp NM wssrtvergtzeefs. nmr een woozt en wtst te spzeken/ Darseenonvzuntlgcu oozdeel/ ftllcx dat Don<ierKi«cK / die Nvflt so Vaaft yheve ick noch den nwcdt ghesvzslun en hadde, in Gn pla«dm u nia veriozen. Kitt tennn se vegan te spzeken. Vir iBwgar/ mönmthÄven suldpwel in rüste du segt dz? /ende düftae icuve« «ndemghemoept blgve.IlcK heb u nem. luxden/dte «K nM Kmde/Hier nitt Da« na began OK« Verla« beroeyen/ ma« die Vozgemeester .^lici«« Verlas« , dien ic» mouwen wat te icscii upt een Gomment. o? «hebeden hadde een vovMiddagh Job. «Vaar vielen sommige wooz nm n» Wer af montlgck te Han den/ en zgn also van een gheschepdelm/ Mwa« dm bpSzedusn« den ontrem die »lock halfseven. tmofanderen. ahene Wer voozen gyeschze« Ja mm weet welhoegWvan veftaat/beainnendevö desewoo?« den af in reerste bladt verso. Lnä» Uqchen sehende sonder oozlof. n» <lar Zeloren vsre Keetl Loorn» (>»rvkett. Ä^WwAmvektyfeö sdzeert K«r v«K«K.Scc. IKsulcrnadM Uktrccht vander ssden. Want ick stnm/hoewel sonugdtB m« an dan daar ghmg na doozgaande dere woozden en mett ommestanopmbare pzmestarie vsnnttt we dm / sunnnarie ghescWedt tm der« Komnl/ om datmen mpniet aanstm ende aanhoozen vanonzl lwelacm eu wilde dm nanmi Cal- Wer onder Msthzevene/ diesulcx dim ende Ves«tenoemm/ sonder nitt onse handt teecken ter Uefhen «elcker benaminghe ick nitt en van de Waarhepdt/ da« toe der moghte uptrichtm / want ick nM socW zünde bp den vooznoemdm d, Mxche van Pelft/rna« de lee. (üoocnken, bttu?ghen.
- /