D.V. Coornhert - 1630 I. Deel van Dieryck Volckertsz. Coornherts Wercken.

Page 1

Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com


-

-

-

-

-

-

-


–==--------

||||||||||||||||||| 91 1179 7445 -

UB AMSTERDAM -

-

-

-


-– – – –-


- ----

-

-

T



Coornhert, D. V., gedichten verzameld uit zijnĂŠ heolog. werken. Amst. 163I. hr. bd. Belangrijke en unieke verzame ling, bestaande uit afzonderlijke vellen, en strookjes uit zijne werken genomen, en zeer netjes bijeengevoegd.


HT

TT.

º

--- ---

Dieryck

Volkertſz.

Coornherts

GE DI C H T. EN, Verzamelt THE

i zy

oLoGIsche

W E R KEN.



Jol..

-*-

Hetleben van D. V. COO RN HART. s2 Irck Volckertſz Coorn Amepde/ &c. als Hof-JBeeſter/ bp den herr ts in den Jare 1522. Welchen hp welglyeſten ende bemunt Was/ tot Amſterdam gebogen/ maer/ſpnzinnen nuettothet Hofſtrecken

ºvanouden goeden Bog de/is 'tſelfdehaeſtmoedegheweeſt/ende lijcken gheſlachte : Ismetſpn Wel-believen Van Henn gheſchep -

pn 19ader. Was een HLa den / doch noch dichwuls in Verſchepden ken-cooper / de Welche/ ſpne ſakenghebzupckt gheWeeſt; enöe 3ich zjnde inde feur w in ſpn tot Paerlem metter Woon begheven heb leven / welcks neeringhe op't beſt. 3pn bende/ heefthet plaet-ſupden un't coper/

de/ verliet dieende ſchepde daerupt / ſeg ghendedat hpryck gheloech Was/eide gyeenryckdom meeren begeerde/ende als ſpn Hupſvzouwe daer over t'onveden was/meenendedatbp Daer upt nieteil be hoozdete ſchepden/dewple de neeringheu goetwas / ende ſplupden noch in't Veſte Vanhaer leven/ende metkinderen begaeft/ daer unen ſozghe vo0 moſtdzagen; gaf hp vooz antwooz.de/dat hp genoech hadde on eertjcken televen/ende de Kinderen/ſooſp haer totdeughden wilden begheven voozt te helpen. Dat hp ooch Uever hadde darſe waren eerlycke ende ueerſinghe winners dan ledigheende ſchandelyche Verteerders/ endedatter eenentjot Vanghenoeghen be

ende oock etſen aenghevanghen/ende daer ln/ ende oock iu’t 1 nVenterell/ende Wat D1e

conſteaenginck / ſulcr toeghenomen/ dat hp daer eerlyck ſpn 100dtd2uft unebe Ver diende. Pp seell lNangheweeſtvan een

groot ende cloeck verſtaudt ende begrpp. Als Pp 1nde Dertigb Jarell Oudtwag Heeſt

hp 3ich vegheVenom de Latpuſche tale te, leeren/daer in hp onderWeſen is gheweeſt deur den gheleerden TDocto? Johan Baſt us/ die naderhant Wäaedt Is gheweeſt van den Pºinte van GPatigen. De oozſake waeromhp oudt 3ijnde de Latpnſche tale leerde F gheWeeſt/Dathpin eenighcpoinc ten der religle ongheruſt3pnde / ende ſpn ghenloet nlet connende Verngeghen/meen

ooz.de te weſen bp den ſterflyckenmen dedat Üpinde boucken van Auguſtpn of che.

Sijn PupſvzouWe hielt noch even andere Patres (dte in't Latpnalleeighe

Weldeneeringeaen/ulaer hpen Wildehem ſchzeven hebben) ſoude connen onderrech daer nopt meer mede bemoepen. WPirck tinghe ende Vernoeginghe vinden : Pp Cooz Hertwas de jongſte Zone/ſpn tWee uncozten tydt.de ſelve taleſulckr

Ä

ouder XBYoeders ſpn oock aenſenlyche ende verſtaen/dathp verſchepden boecken Boxghers geweeſt/Clement ſterfballungh upt den Latpne in WPuptſch vertaelt heeft/ om des 1P2phepdts Voo2ſtandt / jfranS als namentlyck/ Ouder andere/ de CDfficien

Cooznhertis mede ballulgh geweeſt/ende Cicerons/de Weldaden van Zdeneca/ de nader handt Secretaris ende Schepen tot VertrooſtingPe der Philoſophie van Boé Amſterdam: ſpn oudtſte Duſter Tryjn 18

tius/eenghe ſtucken van Homerus / de gehouwetgeweeſt/aen Bendzuch äroock/ hiſtozien van Paulus Zovius/ endever

ZSchepenende äaedt/ende oock Lalien ſchepden andere eendeels ghedzuckt/ ende rooper unhen 1Baders Dups/ pm tWeede "tmeerdeelonghedzuckt. Zu ſpnejonck ZSiſter Alef trouwde Paulus Häerſtenſ3. hepdt heeft hp yem oock gheoeffent inde TDurck Cooznhert ſelf is in ſpue Zollck

Ilºuſpcke/ ende in 't äpmen: Hp conde

hepdt/ naerghewoointe deſes Landts/om watte beſoucken in Spangien en Poztu Jaei geweeſt. t' Pups cgmende is hpjock gchouwelycktaen JReeltgen Spmons WDr.

ſeer meeſterityck

Hollandt.

ghende dat ſes uren te ſlapen meer dän

Ä op

de duptſche

Zfupte/oock op de Ilupte/ende Clavecim val: 1Panſchermen is hp meeſter ghe Weeſt/elde Van alle eerlycke/loflycke ende de Duſter Van Auna Spinols TDr. dle gheooloofde conſten ende oeffeninghen znoeder tsgheweeſt Van Zonckheer Lan heeft Üp eeigh verſtandtghehadt. In celot van Bzederoede / 1Bader van Heere maaltpden heeft Pp ſeerverumäkelück van Wäepnout van Bzederoede/ Wäldder/ Deere pzopooſten oock ſtichteljtk gheweeſt/ende van Deen-hupſen ende Spambzoeck/die/ Henn altydt ſober ende nuchterenghehou zpnde Pzeſtdent unden hooghen läade / iß den/ Up Waseen vpandt van ledichepdt/ Ao. 1632.oberleden/ende oock moeder vall ſpUglycULoollte Wasmeeſt 'savondts ten onckheer Artus van Bzederoede u ſpn thie urell ſtapente gaen/ ende wederoun ven Wäaedt in den Pºovincialen Hove van 's mo?ghengsten Veruren op teſtaen/ ſeg TDurck Cooznhert huWelychr

goedt dervende/vermidtshpbuptenraedt

Ä

Was/ende Datmendeur’t langhe apen/hetleven vercoxte/ende/metvzoech optaen ende Waken / het cogte leven ver leugbbe : Ppheeft een vermakelyck pgo teſt in rpm teghen den laep gyemaecht/ vermutsdeſevoozſchzeven gheleghenthept/ ('t welck blyckt in't 3. TDeel Fo. 306.) hem beghevenindienſte bp Peer ºepncut ende Veelandzefrapeende conſtighe rpme, van Bzederoede/1P2p-Heere van Diaſta/ merpen/ Comedien/ Keferepien /Tende ) («) Liede

Van ſpn moeder (die doen WcDUWe / ende teghen ſpul Vaders teſtament) ghehuWe lgckt was / endenetſpn hupſvzouU wep nichofte gheen goederen hebbende / heeft/


Hetleven ban PLiedekens; Dphieldt den tijdt vooz eenen lepdt 3pnde deur Sonck-Peer Artus van koſtelijcken ſchadt/ endeen verſupinde dc Bzederoede) naer Haerlem/ende voogts ſelve niet onnuttelijck : ºp Was een be mpt den lande vertrocken / ende willic' mindervande TDupdtſchetale / die hp ſep- ballinck ghews2den. Peeft 3ich metter de een vanderijckſteder wereldtte weſen/ woone begheven in den lande van Cleef/

endeſachſeernoodedatmenvzeemde talen alwaer hp ſpn coſt metplaet-ſnpden vooz

hp in ſpne hem ende ſpn hupſghezu heeft moeten

daerondermenghde/ ghely

nde ghevancheniſſe zijnde / voo!-reden van d'overſettinghe van Cice WIllel ronis CDffitien verhaelt: 13ooº ſpn devps heeft hp dooz goedekenn1ſſe die hp hadde had hpghenomen/als hp een Wple thts in met den Pzogureur Henerael/ verhreghen quadegratie van ſpn moeder was (oun de dathp totſpnoeffeninghe mocht hebben/ĺlib. Fol.132.meit -

ooyſaeche van ſpn houwelijck hier vozen penne / inckt endepapier / endeheeftal-Ä Prins

verhaeldt) Verkieſen doet verlieſen, op daeringheſchzifte ende rpme ghennaeckt vwijpe welcks zinne hp oock eenigye liedekens de Comedie van Liefdende Leet, hetlof der cem.An se ghemaeckt heeft. Maerſpn dertichjaren ſeker Diſcours dat hpnoennt Ä ghe ompas der ruften, ende eenighe andere Ä heefthp henn oock mette penne (hoewel

Ä;

hpdaerin nietgheoeffenten was) behol- ſtichfelycke Tractaten / oock Liedekens VÄ pen. Znden Zare 1361. 18 hp Rotarlsende Aeferepnen. Inden Zare 1 572.doen ºnd-ige ghewozden. WDen 15. January 1 362. is die van Hollandthart vzphepdt opentyck ÄÄ No-. hp Secretaris der ſtadt Paerlenghewog begonſten voozte ſtaenteghende moetwil-TÄge den. TDen 11. JBaert 1564. shp Secre lighe tpzannye Vanden Pertoghe Van Al- RE GE ## tarig bande Burghemeeſteren Van Haer ba/den Spangiaerden ende andze vzeenn-ÄGS tBormon lem ghewozdenende in Politike ſaken ge denghen/ſooshpwederon in Hollandt Ä bzupckt/ in welche bedieninghe hp veele (ſpn Saderiandt ghecomen / ende is Se-Ä moepten gehadt heeft: Znde Jaren 565. cretarius Vande 9. P. Staten Van Hgl-vveté Coorn h

inghe ende 1566. is hp Van ſtadts Weghen tot landtghemaeckt : TGoch dooz ſpno Il-Ä. ſtelt verſchepden tpden ghedeputeert gheWeeſthertugheopzechttchepdt zich een

Ä

1

te repſen bp den Pºince Van Dzangie/der van 'sandts middelen / endeteghen ZStadthouder van Jollandtweſende/ende de moetwillichepdt van des Gzaven van dewple 1nde ſelve aren de troublen inde ILume ſoldaten ſtellende / ende ghecom

Mederlanden begonſtenopte ſtaen/ende mitteertzpndeomunfozmatiete nennensp dat bp groote kenniſſehadde met den Ed. | derſelverönbehoozlyckerhandelinghen te Peer Hendzick van Bzederoede/ Hoone ghenden ingheſetenen der platte landen/ Shp Daer deuT inde onghenade van den

vande vooznoemde Peer Läepnout van

Bzederoede Beerevan 1Dianen/Sc. (deur ſelben Hzave ende des ſelfs Hoplupdenen oozſakevozen verhaeldt dat WP ſpn Vadº de Officieren van 't crychs-volck (die Pof-meeſter was gheweeſt / ende dahº doentertydt veele authozitept hadden)ghe denſelven oock eenighe goededienſten had connen/waerdeurbpſpn leven niet verſe deghedaen:) dewelcke/neffeusandze Van liert3ynde ('tgheweldtboven de Dolicien depºincipaelſte Edelen der Rederlanden/ ſtpghende ) wederom upt het landt ver de läequeſten Apzil 1366. aen de Barto trocken is/den Pzince Van Gzangie/ende ginne van Parma hadde ghepzeſenteert/ de P. P. Staten van Hollandt/ſpnemee ſoois hp oock bp den ſelven gbeweeſt ſoo ſters/deoozſaeckeſpns vertrecksſchzifte tot 19iänen/ 1Btrecht ende Amſterdam/ lyck tekennenghevende/ende heeft 3ich als ende oock buptenende binnen Paerlem op doeeerſttot CEmbden (daer oock inſpu

den hupſevan Cleef: ('t Welch den Vooß ballinghſchapeenighetydtghewoonthäd HHeere toebehooz.de ) hebbende ende Üou-de) onthouden/tot dat de Szince van G

efcoom-dendemettenſelveneengbecommunicatie rangiede ſaechen des landts in beter oz hº gheen. tot voozſtandt van 's ndts VAPhepdt: dze endeſtaetghebzachthebbende/ hp we Äsaerojer de ſahen weder veranderei.de/deromin't Ändtendeis.tot Haerlemmet gewveeſt dat hp tegen die Pzevilegien der ſtadt Paer-ter woone ghecomen Deſes Atozen

Brederod -

Äas ſem (de Gverhepdtende Magiſtraten der herts verſmitſteherſenen / endeonfapba Ägin ſelverſtadt / daer teghens niet dovende Ä heeft Pzins Wilm/

Ä

Devan Parma

Ä -

-

Paerlem bupten alle tw J l/erkent ende de Staten Äh are PHzevilegien voozſtaen)upt ghevoert/ alwaerhp van Hollandt gherecommandeert/ eer hp overleveren, Ill aette be langhen tydt in ſoodanighen ghevaerºck totſulcken eerlycken als vertrouden ſtaet

*en-

hepötdesſevens ghevanckelücksghehou-vander H.H. Htaten van Hollandts Ä den: dat ſpn hupſvzouwe Van ſpn upt- cretariuste wozden/ghecomen is. Alſoo romſte wanhopende / inde hupſen daer.de men Coppen upt Cooznherts beſchzeven

# was deärmelupden ginch dienenn | memozenvindt/daer in menvint hoehp aer3ieckte/ophoopevande Peſte tecry van Pzins MBilm d'Ozangietot/endein/ Ä Ä man connende/ghe ſpnedienſt verſocht ende ghebzupckt is ende

amentlijck däer van teſterven /'t welck gheweeſt/oock noch uptlandich3jnde/en Coozmhertghewaer werdende/ baer ern de hoe ſozchvuldich hp der Rederlauden ſtelijek beriſptendeverboden heeft/Willen Boochepdtendedes GPozloghs verloſſingh dedatſe unethem deuptcomſte van Hodt beharticht heeft/ eerſtelyck blickende upt ſoude verwachten. Epndelijck heeft bp wäerſchouwinghe aenden Pins dooz zich ſoo cloeckeljck wetente verantwoo Zoncker Honopalduglupdende. den/ dat den Haghe vooz ſpn ghebancke niſſe werdegheozdonneert/maerdaer naer Nno 1570. 6. Iunij ſprack ick ghewaerſchout 3pnde datter ſchzÜbei Was met Ioncker Sonoy, - -

-

van Bzuſſelomben weder indeghe an keniſſeite ſtellen/is hp ſecretelijck (uptght

A#

die onder ander comende te

ſprcken

-


D, TÜ. Coo?nhert. ſpreken van B. heb ick gheſeydt dat hy mijn H. de Prince welmochte van mij

nen't weghen adverteren, dat B. alover

2,

Noch iſſer dtſe Demozie.

A

- -

Dit iſt jaer doen de Sta -

-

TCI)

Hol

Nno 1572. 18. Julij, ſprack ick tot Ä

drie Iaren aen my verfochte of opwirp ID,-; Aldekercke met mijnen Heere den Ä Ä om aen ſyn Excellentie gherecomman Prince, dienickbacte moghen met yn DaÄ lI TC , C“ ecn believen goet Iaer noch Gerade öft deert Ee zijn, oft in kennis te comen, mé als vvan *t welck ick (om ſyn jonckheydt wil) hit byven inde Landen van Cleef, daer ncer Cornh: nieten wilde doen. Item dat ick daer mingheleghentheyr ſülckx vereylten, ºhnt # en deit mochte doën tot Ä Ä naertor Embden B. hoorden vertellen endec.ghe ieren, dat nu al in handen van ſyn invvilms deaenſlaghen van ſyn Excellentieopd: B. mede ſyne Chenade was. Syn Ghenade ſeyde ny, Ä Nederlanden, da2r in dat taet aen u ſetzen, Ick repliceerde, Prins nej V

Ä

opinie hadghegheven, die (niettegen

weten darf n Ghenade niemand. Ä. ſtaende ſyſingulier was) ghevolght wer wete en wanck,maeed tickhadeen impreſ- Ä de, ſoohyſeyde,'t welck my verſchrick

te. Soo dat ick B. vraeghde oft hy wel met een ſchip naer Spangien ſolde dur venvaren op ſyn verſtand van ſtueren,

ſie dtſyncGenade believen was da ſich Ä* om daer nur ende vrucht te ſchaffen, Ä

nueck voeghenſoude binnen's Landts äëoot voort ghcmeen beſte, ende dat ick der

Ä

hyfeydeneen, ſooverwondert mydatu verſtant van crijghſhandelniec min Kleyn hºven hier uy de Linden ſoudewillen Ä.

byven in fülcke wijſe dat het my nae-Ä tot nacdceloft lachter ſoude mo-Ä. macls niet alleen by uſelven, maer oock &c. ghcn comen, maer met we believen van als van ftueren weſende betrout wird,

Ende ſeyde voort tot Sonoy dat hy ſyn yne Vorſtelijcke Ghenade bereydt we Excellentie (quaemt te paſſe) wel uyt

endetallentijden waerßn Vortelijcke ieven ſoude myte gebruyc Genadeghel oock gheraden ware B. ſoo diep inde doenſöo't yne Ge tegaen ken, gheheymniſſeſynder Excellentie aenſla nade believenendete ſoude (alſt niet én ware mijnenmonde mochte voorhoudem, oft

ghen, ende ſaecken toete laten, ghe

buyten mijn beroepen, oft boven mijn merckt B. Ionck, van gheen naemach vermoghen ) al waer 't oock met de tigheouders, ende van gheen goedenen hoogfe perycklen mijns levens, (nu is ende daerteghendes Albaners milde wiſtſyn Ghenadewel van te vorendat raëtycken behendighende menichwul ick gheen vruchtconde doen, overmits dich zyn. Ick kende in B groote eer Ä der Calviniſtenopmy)'t welck gieri gheydt, (die gheerne ſchandelijcke Ä Ghenade verſtaende waste vreden werckendoer vlieden) grooteneertig atickmochtblyven. heydt , gheleertheydt ende verſtan digheydt, maer hadde hemdaer bene Anno 1574. Cooznhert willigh ballingh

Ä bevonden tot mywaerts anders Zynde / vindtmen ſpnen Patriotſchen dan't behoorde, doch ick ſprack niet uyt Uoollaghom al degröote Potentaten in

Ven

hate, wantick(Godt is mynghetuyghe) De Ch2ſteihepdtte doen gheloven dat de hem ſoudc dienſt doen daer hy't noodt kaitligh der Heunieerde Pzovincien te den Comingh van Spangen ende hadde, noch ick begheerdehem niet uyt glen teſtoten, om ſelve inonderwint teco WDuc d'Aibagheen rebellte/noch upt Peer On!nnes beeldtſtoznninghe ontſtondt/inaer men, wantickwel verſtaemijn onghe Upt DUVeraine unlacht tot ſchern der lan leertheydtende onbequaemheydt, oock deit Pooghepdt/ rechten/ende Couſcueutie

watzaligher dingh ruſtis, ehde waton

VApjepdt.

danck, peryckelen, ende moeyten int bewintdeſerſaeckeisgheleghen: oock

Stilcks blijcktbp deſen volghende bzief ſeydeickdatick indeſenhandel by nie (CooMulerts) gheſchzeven in Dallten den

mandt vruchten mochte doen ſoomy.de 5. JlMap All No 1 574. Calviniſten (mettenwelckenmenmeelt Ieve Broeder, of Ionſtighe Neve, moethandelen) vyandelijckhaten , uyt

ofwaerde Vrunt, wien vanu dryen partydighe loghenralen , ende Ä behandightſal worden, ofte oock deſen achterclap, &c; Maer ſprack alle dit u alteſamen, groete ick metherte. By alleen ten goede van't ghemeen beſt endeſyn Excellentie: bietende öncker mijnſelvengheraeckt zijndein verwon Sonoyhier van mijn handt te gheven, deringhe van dat alle Potentaten, ende

voornenmelijck de Euangheliſche, den Nederlandtſchenjammer (henluydenal woorden, maerhy vernoeghdezichmet tſamen oock aleenighfinstreffende) dus mijnwoordt. langhe ſwyghende jebben COI)11CIl ACIl endehet voorſzte ſtaen, ende verant

ſien, ſonder ſich als middelaers der ſel (.) 2 Ver.


Hetlevenvan vertebemoeyen, zwyghehulpte doen: ſten met een boecxken gheſüppliceert Liet ick my beduncken de hooft oor alleenlijckomnietonwaerdelijck maer ſaecke van diente weſen Ergherniſſe of goedertierclijck ghehandeldt te wor ſchandale vander ſaecken, alſoodie van den WaT Äe ſoudenu moghen co beginne, door een verloren hoopken men uyt verſoeck van recht ende cer beeldt-ſtormers, den name moet dra biedinghe vande oirdele onderdanigh

ghen van wederſpannicheydt ende op lijckte volcomen: Maer ſoo ick hier roer: daer door elck Prince, verſtaen mcde in dole, enishiermet niet meer

de dat hun bemoeyen metter ſaecken verloren danu moeytein'tleſer ende.de in't goede, een ſchyn van behaghen myne in't ſchryven, die cleynis. vaert met brenghen, ende ſyn ſelfsonderſa wel bidt ende wacckt» wanthet is nu tenlicht verſtouten ſoude omter eerſter

tijdt of nemmermeer, Groet alle de

gheleghentheydt ſülckvoorſpeloockte ghenhooren Landts-Heeren nae te vol ghen, deſer ſaecken ſoo ganſch ledich

vrinden.

Bp deſen Bziefwas gheboeghtditvol

ſtaen: dcor welck bedencken, als re ghende gheſch2yf.

dens ghenocch voor my weſende het voorſchreven verwondren in my moſte ophouden, maer nietmijnbegheerlijck nae ſporenommeyer te bedencken dat

Diſcours onder verbeteringhe-, Rede ſal noctlijckmoetenzijndes

Oorlooghseynde endeditdoor Ac tot nutvan nyn Vaderlandt ſoude mo ghen ſtrecken. Want my daer door Coordt of völcomen mattinghe. Dat zyn in ghevallen eenighe middelen die Hollandt ende Zeelandt den Coninck ſchyn hebben , in mijne ooghen, van ſoudemattenſchyntniet te verhoopen,

moghelickheydt ende vruchtbaerheydt, maerweltevreeſen dat wy vanden Co- - Syn't geers die ick bygheſchrift hier beneven over ninck ghemat ſullen werden (“ickſtel- Ä ſende, begheerende ghy de ſelve oock lemirculenter zyden, ende ſpreecke Ä wilt latenſien den Burghemeeſter van menſchelijcker wyſe) Ofnu aſ mocht Ä 1.

der Laen, oock

Ä (ishy dacr) geſchiedendatHollandt dander Lan-Äs

die ick beyde vrundtlijck groete, op ſchappen tot ſich kreegh, ende den Ä Är uyt alle veſten, jaeuyt de Ä dat 3 ſoo daer yet nuts inne machzyn, Spangaerden Ä NÄ

Ä

Ä. doen verbetert , ende myn Heere den al't eyndezyn? ſalden Coninckdever-ÄÄ t ſelve byu ende hen met toe endeaf

Prince, ofte Staten (maergheenſins als uyt my voortcomende, ſoo't dan om

Wat

otingheyr ſyn erfandenlyden? geen-Ä. ſinsmaerlieverſtadelijckoorloghévoe- Ä

myndervyanden wille, voorquaetaen ren; ſoude dan de vrede noch öntbeert licke Ä. gheſien ſoude werden alwaer't oock

fee goedt) aenghegheven mach wer den, maer ſoo'tuendehenluyden dunc ket eenideleuytſlachtezyn, machmens branden, ende mooght dan verſtaen

moeten werden alſtſchoonboven wen-Ä ſchenwelgingh: WatvredeverwjÄ.

menbyteghenſpoet? eeneeuwigheſa. Ä vernye: Devrede waerdanbeter, die j

moer gheſöchtzyndoorvreedſame ton-Ä

mynenyverſoo groot als myn verſtandt ghen, endenietdoor bloedighe ſwaer- Ä ledich clcynteweſen, omin ſoo groote ſaec en» endeditſooeer ſoo beter. Maer*en, kenyet vruchtbaerste Ä Doch wantmenſelfs gheenghehoorheeft, des

canickniet bemercken eenighe ſchade Coninghsooren metSpaenſche arghe altoos gheleghem te zyn in't verſoeck liftomtuyntweſende ſoüdediebeſtghe van deſen, uytghenomenalleen vanden vordertmoghen werden doort Rijck, Legaetſchappe, die dubbelt bethaeldt amtwelckdaer toetebewillighenno.

ſoude werden, ofſchoongheen Vorſtin dighſchijntdat mijn Heere den Prince

ſülckverſoeckbewillighde. Vraeghdy

van Orangie» met Hollandt, Zeelandt

waermede ? daer met, dat Hollandten ende Vrieſlandt, gheſanten ſchickten

Keyſerlijcke Majeſteyt, Keur de Zeelandt danindruck gewende, ſülck aenden Ä ſteden des Rijcxomme den

vertoon van henlieden önſchuldt met vorſten ſulck henlieden verſoeck ende eerbie ſelvente

dingheaen Keyſer, Keurende Vorſten Wertoomen

ghedaen, den valſchen name van we

derſpannicheydtafweren, enhareſaec kegheenkleynjonſteby alle menſchen

I. Der Landenoude ghetrouheyttot

horen Landtſheeren. 2. Der Landea onſchuldt in allen 1570. alſmengheen voet in't landt en

maecken ſoude, ſeeckerheeftmen Anno

hadde, aenden Keyſerende Ryckx-Vor

daſen.

3. d'On


D. Tl. Coonhert.

3

3. d'Ondraeglijckheyt vander Span lijcke Waerde te vooren oock bewilli gaerden regheringhe. ghenint volcomenvande uytſprake, 4. Derechtvaerdigheyt vande noot ende oockmede dat allede Stenden des WCer. Rijckx ſicheerſteendrachteljckſouden 5. Dat den Coninckdoor den Span verplichten vyandt te zyn den onwilli ualick bericht is vande Ne # vandenvoorſchrevenuytſprake, en

Ä rlandtſcheſaken.

e de ſelve (ſoo't noodt werde) met des

6. De Wanhoope vanbyden Coning Rijckxmacht te execüteren ofte handt haven. ghehoorte verwerven. 7. Ende de Hope ofwaerſchynelijc

Omme nu den Vorſten hier toete

ke machtom d'andre Provintiétot hen-

moghen, bewillighen; moſte vertoont

liedenteghekryghen, die alghclijcke- werden dat ſülck werck van vrede ma lijck.de Spaenſche regheringhe vyandr-ken Godtlijck is Math: 5.9. ende hore lijckhaten, endeby een Iaer quaerghe-Keur ende Vorſteljcke ghenade ſelve was doorgebreck van koorne ſich noot-hooghnootlijck Ä nut: Dat vrcde lijck ſüllen moeten verſellen metten met ſoude brenghen hoorder Keur Vor

Hollandersende Zeelanders, die dezee ſtelijcke genade onderſäten welvaren,

inne hebbende hen moghen gheneren dienueenneringhlooſediertealder din ghen ghcdoghen, die terltonr mec des oorlooghs eynde ſoude eynden: oock

metcoophandel. d Welck däñder lan den ontberende gans winneloos ſüllen ſitten, verteren darſy hebben, te weten den coopman ſynhooftſom, ende dam

ſoudend incomſten vande tollen weder

Conenmetten vrede, ende ſouden van

bachts-manſynklerenendehuyſeaetsſoo horenſtaten verſekert zyn, die nuwanc dat deydele burſe haelt een ydel hooft kelijck ſtaen by krenckinghe van een ſal maken, ſonderlinghe oock den moet vanbeydepartyen , wantonmoghelijck willighen overlaſt van 't gheweldighe is, datby denederlaghe der Nederlandt cryghſvolck, dat den borghersten be ſche Catholijcken de Overlantſchenier Cp deſen ne toe knagher ende beroyt macckt. ghekrencktſoude werden, ſoo medebyÄ. Maer wantſulcks noch alle ſoude vallen het onderdrucken der Ghereformeerde, uälijce

tot gheheele bederfeniſſe der gantler de Proteſtantſche Vorten in ancxſten Ä Nederlanden, zaghende Hollanders en ſouden comen. Wantalſt inden Neder-van Ceule

de Zeelanders (als mede lidtmaten van landen endeVranckrijck uytware, ſog-Ä dien) ſülcksgaerne voorcom.cn. Daer derbyhen beginnen. Menſoude de Ca-Ä ge tholicxſe ende Proteſtantſche Vorſten

omzy

Ä.

aeneen herſen: alsdan de Roomſche,de .

. sº

Ootmoedeljck verſecken.

Spaenſche, ende Franſche macht ende ÄÄ

Dat zyne Keyſerlijcke Majeſteyten dehoreKeurende Vorſtelijcke genaden ſich daertuſſchen willen legghen, ende eerſtdaeghs by den Coninck van Span gienaenhoudendatſyne Conincklijcke

deProteſtantenſitten? Maerofalſchoon“Ä noch Keyſerlijcke Majeſteyr noch Keur Ä

vrede quam nemen: Liever waer ſouden Ä noch Vorſten des Rijcxhier toe bewil- Ä.

light mochten werden. wat can't ver- 7cÄ

Ä“ Waerden ghelieven wille deſegheſchil Legaetſchappeniet weldubbelt beracle Ä ſouck ſchaden? Sullen d'oncoſten vande

lente ſtellen aen't oordeel van Keyſer zyn Daermededatmen dan,met Waer-Ä“ lijcke Majeſteyr, oock Keurvorſten 3 en heydt, ſülckeenvuldigh vertoon; ſülck Ä Stenden des Rijckx daer toete verkie Gödtlijck verſoeck ende eerlijck aen- Än

ſen, ende bewillighen, omme des Co bieden, door dendruck alle de wereldt Ä nincklijcke Waerden aenclaght» ende ghemeenmachmaken, ende alſoo wech Ä Ä * *gers. der Landen antwoorde, volcomelijck nemenveelvalſch vermoedens, als van * voor alle po -

-

ghehoort zynde - te doeneen

# vanderſaken, De Prince met Hollandt

wederſpannigheydt , vanden Coninck ÄÄ

ende Zeelandt ſich

Ändenmindrenendevrundenmeeren. Ä

ſynLandtte willen ontweldighen, vy-Ä Ofmen wilde ſegghen war reden Ä

Erbiedende

connende Vorſten hºbben ſich te be-Ä

moeyeninſakenden Coninck vanSpan-Ä Soodanighe uytſprake onderdanigh gien beroerende, ende niethenluyden, Ä ſtaette bedencken, dat ſyverſocht Ä lijcktevolcomennierminint gedogen &c. Ä ſaecke, Ä vande opgheleyde ſtraffe (ſoó ſy des Ä Ä ſchuldigh werden bevonden) danghe

neinge hoorder vryheydenende ghe

een reden hebben die te Weygren Ȁ

Ä Ä

quan, daer rechtigheyden.Mitsdan ſyne Coninck de Nederlanden (Lidt des Rijckx) ver-Ä

(») 3

dorven,


Hetleven van Ä, dorven worden, oock dat ſy elck by der ſülckßngheſchrift den 8. dervoor «Ie TAI - I

Äſonder daer in gheſchadight werden, ſchrevenmaendt over gheſonden heefe -

-

-

Ä? &c. Immers oft myn buerman met ghehadt, meynende dat de aenghehe ſeker ondeſ ec als Kooj. ßnghefinde daeghlijckx kyvende ende ven diſputatie voortgangh hebben, huyſhieldt dat oock wel bemerckende dat die foo ° gº" zyn vechtende ſoo mcdc bc ticht. ſyn huys by wylen aenbrandt uame haeſtniet eynden en ſoude, overmidts endeickheim ſtraffende, tot vrede ſpra voort voleynden van alle het eerſte ke, wat recht ſoude hy hebben tant van meer dan 50. artyckelente hande

Ä

woorden? hout ghyhuysſoo ghy t ver lenſtaende, nu al dryegantſche boec, ſtaetickhoudehüys ſoó't my lüft» dar ken papiers , met dicht gheſchrift, roertuniet. Soudeickniet rechtelijck ghevült ſüllen weſen, daer op ſyn huy moghenſegghen het roert myal: comt ſinghe tot Haerlem verhuert , ende u huystebrandenhet myne alniet vry eenhuys inden Haghe heeft ghehuert, gaen. Daerom mochten de Vorſten tot vermydinghe van tijdt-quiſtinghe, met groote reden, oock van felfson coſten , ende moeyten in't dickmael verſocht, ſchryven aen den Coninck reyſen tuſchen Haerlem ende den Ha ende aen den Prince, maeckt vrede, oft ghe , ende van't ſchadelijck verſuym wy maken onſachtelijckvrede.

midts het ſchadelijck weſenuyt ſynen huyſe. 't Is nu ſoo dat de ſuppliant

Als Coo!nhert nutot Haerlem woon teghens alle vermoeden van dat die de / alwaer hp zich in ſtilhepdt Was erle Predicanten heur ſchrift inne ghe

rende / s hp naderhandt doo? cenighe hevigye endep2eciſe pveraers lil ſc)?f tuerlycie twiſten gheraecht / Daer Over hpniet alleen verſchepden boccxhelis Vall ſpn ghevoelen in dzuck uptghegyeven heeft 7 maer heeft oock / met bewill

bracht ſouden hebben binnen

Ä

daghen , de ſelve Predicanten nu al

ghewacht hebben ontrent veerthien weecken ſonderte beantwoorden des

ſuppliants gheſchriften , gheſchreven

gligheende beſch?pvinghe Validen P2ilice zyndebinnendentijdt van vyf daghen, WDilin van CDUangen/lofjclier mellogie/ ſonder dat de ſuppliant nach weten ende der Jeeren ZDtaten Val: Zolalldt/ tottweennael / ſoo tot Lepden 1llde Aca wanneer ſydaertoeghereetſoudenmo demie (blychende bp de handelinghe daer ghen werden, ſonderoockte weten of van in dzuck zijnde ) als in 's EHzaWeil ſülckheur ſoo ſeer lanckſaem ſchryven HAghe op 't Zoff openbaerlych teghens comt uyt deſwaricheydt die ſy bevin den intwel beantwoorden van des ghediſputeert / derhalven Üpulden Ja ghe quam woonen / om / net Veel over ſippliants gheſchrifte, dan uyt eeni de Bzeducanten / alleen / V?pmoedelyck

ende weder repſen tuſſchen Haerlem ende

ghe veranderinghe vande ghemeene

den Daghe/ gheentydtte verſpten/ende landts ſaken. Daeromme nadien den tenaerder bp der handt te weſen. - UMaer ſuppliant onmoghelijckiste vermoeden alſoo deſe diſputatie wat gheduert hebbel dat de H. H. Staten een alghemeyne de dooz bevel van Hoogher Halldt 0Pghe

handel van ſoo grooten inſien ſouden doen aenvanghen , omme al hebben ghen verſchepden verſoecken ſoo aende 9. 2. Staten als aen de Pzedicanten ſelve/ ſoo op den dorpel vande conferentie bp ſonderlich oock inde Dpnodeter EHou in't eerſte articulte laten blyven ſteec Houden Wlrdt / dede Coogllhert daer te

deon die tenoghen volvoeren/olider all ken, rechts oft hare E. E. numercken

dze gafhpdaerloe over deſe läerWolghelde Tequeſte/

e-Henßm Excellentie. Ertoont metalreootmoet D. V.C.

dedolingheinde religie te zyn, liever ſaghendathec volck fülckx twyffelijck ſoude vermocden doortophouden, dan

dathet ſülckx ontwyfelijck ſoude we ten door den voortgangh der diſputa tien, die nu ſoo langhſaem valt, dat

dat, volghens het afſcheydt byde dePredicantendoorſus danighstijdt H. H. Comiſariſſen op den eerſten De winninghe veel eer het eynde van des cember Anno 1583. hem ende de Pre ſuppliants leven dan van deſe diſputa

dicanten ghegheven, te weten dat hy tie ſoude moghen verhopen: Nadieh ſuppliat voor den 11. derſelver maent mede nu al lichtelijck vermerckt is ſoudeinne brenghen'tghene hyteghen by deñſuppliant watcleynder jonſte hy der Predicanten te ſeecker heeft , ende wat groot aenſien ſyne ſegghenhadde, omdaerop by de Pre partye, die Predicanten hebben , by dicanten weder gheſchreven, ende dan den hoofden ende voorneemſte der

Ä

terſtont "teen metten andre den volcke

Staten ende Raden, den welcken nu

voorgheleſen te worden, hy vertoon al by den Predicanten voor advys gheghe


D. Tl. Coolnhert,

z,

gheghevenisgheweeſt, dat oock onder gher tot ſchandale(zoogheſeytis)vande andreher ampt des politycken Over Ghereformeerde

# dan tot

heydts is, met ghevanckeniſſe oft aen onghemackoft ſchadevanſynenperſone den lyvete ſtraffenden ghenen die uyt ofarmoede. Welck Ä van ſyn terlijcke Kercken vreede verſtoren, ghedachtenvryuytte ſpreken ende van daer at den ſuppliant ſoo weynich ſyn Loede Boeckente drucken anders dan beriſpen van der Ghereformeerde als ſy by grarie ende Previlegie (alseertjdrs luydenheurberiſpen vanden Rooniſche die Ketter-meeſters plachten) die Re in heure Remon Catholijcke dolinghe ſoude willen of gheerders van

Ä

moghenverſchonen. Nadien oock hy ſtrantiewel uytdruckelijck ſegghente ſuppliant wel verſtaet dat d'Overheydt weſen her eenigh Merckteken van ty in Hollandtalsnual Eedt ghedaen heb rannye: Sooverſoeckt deſuppliant met

ben, (nae'tſegghender Predicanten in alreootmoet Dat uwe Princelijcke Ex - DeH. H openbaren druck) * van gheen andre cellentieten aenſien van'tghene voor Ä an Religions exercitie dan alleen de Ghc ſchrevenſtaet - ghelieven willetedoen firmeren -

jet reformeerde in Hollandtte ghed ghen, beſtellen dat die voorghemelde begon

Ä. gheenſins en ſal willen ghedogien dat nen diſputatie (daerinne nualeenghe Ähuyden een Coornhert, marghen een merckelijcke deſordre gheſlopen is)

#

ander, ſulck nualvoor oprehte ghe in alder ghelijckheydt,ende oordeelde Religien ende Leere met ſoodie aldemeſttor verbredinghe van

beriſpen ende diſputeren in twyffele de waerheydt ſalmoghen ſtrecker, ghe ſouden beſtaente trecken, m er veel

redreſleertendevolvoert mach worden eer 't ſelve niet met een ydel Woordt ter eeren Godts ende heyl der men verbodt, om dat niet Illuſoir tot ver

ſchen, ſooſülcksdooreenigheverande

achtinghe te laten blyven onvrucht ringhe vander Landen ſaken deſelvenu baer, maer met de voorſchreven der

ſouden moghennadclich gheacht wor

Predicanten voor ghewende ofte an den 2 (als hy ſuppliant verhoopt neen) dre rigoureuſe executien daeelijck ſul dat danhemſuppliantgheoorlooft wer len beſtaente beletten, ter naevolgin de»int voorghemeldeſedighende Chri

ghe van de Roomſche Catholjcken, ſtelijck beriſpen vande dolinghen inde ſonderte letten op de groote ſchanda voorſchreve ende andre leeringhe, te

4 als den le die dacruytſal volghen over gantſch

Ä" Europa, van ſoo ſchielijckſelvete fple

vyheydt dieduurghecochte henieren Ä minſten ſoohem

Gr

hen, tgheen men ſoo onlanghs ghe dit oock nieten mochte gheworden, aſtert heeft inden Roomſchen Catho

(ewelck hem ſuppliant ongheloofijck

lijcken: Iaeter oorſaecke van 't wele ſchynt)dathy dan, omſchandale vande ke menmeelt den noodtweer om de

Ghereformeerde Religie of quetſinghe

Conſcientien vryheydtte handtveſten fyner ſuppliants Conſcientie, Perſöóns terhandt ghenomen, endeheur Landts ofarmoedete voorcomer gheoorlooft Heer verandert is.

Ende naedien den

ſuppliant ſulcxhoudende voor openbare dwangh der Conſcientienter naevogin eu * Apolºgie defenseeg sº ghevanden Apoſtel Petro, Iacoockvan uwet Excellentie ſelve , in ernſtighen voornemen is , meer Godtsteghende

werde ('t welckhemdoch in ſyn oude daghen met een krancke Huyfvrouw niet ſeer luſtigh en ſalvallen }te ver

trecken metter woon in eenighe nae buerighe Landendeſenniet Vyandezyn. de, enaldaerhetkleynreſtghen ſynsle

menſchen, dan de menſchen teghen venste Eynden, in'teynden eens grco

Godts ghebodenteghehoorſamen: bet ten wercx niemandt nadeligh ende alle ſydan metſpreecken, metſchryven, of menſchennutzynde, te weten, in indruck gheven, ſaecken tot bewysen ſonderlinghe Index der H. Schrifturen, de waerſchouwinghe vanſulcke en der byhem nual meer danxxvj. Iaren vly

ghelijckemeer andre groote dolingen, telijcken in ghearbeydr zynde, ende - oir ant-inder Ghereformeerde oft andre Kerc hem daer

ÄÄ

Äken Leere weſende, ſoo hy ſuppliant Paſpoorte»midtsdathyſippliant bereyc de E. A. Bot

Ä ſelve alſdan bereydt ſalweſente verant Fanſte"... woordenmette H. Schrifturen, onder mede aendë -

-

-

ÄÄ

midts deſen » tal n tyden, als hy ingheroepen ſalwor

Ä#aenghevan

Äineenigheſtuckeateroeren die Polityc den tot Ä ver keregeringhe die "verde verſcheydenis ghendiſputatiedaer toeinden Haghete rachtich j vande Kerckelijcke, daer door dan oock comen ende bl

tot coſten vande

Ä denſüppliant nieten heeft te verwach

enediehemſullenbeſchrijven.tWelck

Äten vöör ſynen perſoone dan die voor bellie uyte- C.

oende, &c.

»r->r r;

-

Ä“ ſchrewe regureuſeexecutiennier weyn K.) 4.

TBar


Hetlevenvan TDandeſe Läequeſteen opereerdeniet tot het vooynemen van Coonhert / die daer on Evenw:l n1eten 1etopentlichte Ver claren datip in den Depdelberchſche Cate chiſino (die in veel Häerchen hierte Lande doen tertijot gheleerdt ende ghep2edicht werde als oft Euangelle Ware:) nerche

endeeen der Kloeckſte Pedicantenter era mein gheſtelot ſoude wozden/daer opniet anders ghevolght en 1s als een bevelsmal

de Erenplaren in ſpi JlMagiſtraetg han den televeren / meteen uptſtropinghe dat

Üp metſulclie Schziften teghen de Placca teil Van't Boeckdzucken gyeſondicht had

inclie groote doinghe bevondt/daer over de/'t Weick Coo?uhert verſtont te zienop fiiere Dzoevein TGzuck ghevende/ dei ). muptighe/endenletop ſtichteljclie/ ende ). Dtaten die dedicerende / aeubledeide dell Laiden teilhooghſtell nuttighe/ ſog ſiciisoch bederte bewyſen. Alſoo dan lietloodighe/ Schziften: die oock dooz noc de Rºedicauten wepgherich bleven gaetsſoo irachtich ende bundtch gheooz omniare leere tegyells Coo!!!Wert te Ver deelt werden/ bpſonderteghende verdoe altujoo.de / heef hp opeilt Uck 1n TDZuch uneiycke Pedeſtillatte eilde Erf-ſonde Dedoliig)e bcs Catechiſm! Verroout/ende met Dell aencleven / dat/Wanneer eentghe

ſu Soci den Ed: P. P. Vande Hooghe Zaren daer nae/den / wyle Poogh-ghe Tºdell ende del LHedeputeerde Vallde Dle leerden Dr.Iacobo Arminiotedtertydt Dze den over de aeghevanghen WDiſputatie dicant t'Amſterdam een vandeedelſte ver toegteſchºcven / Der in Doende / t gheen ſtanden onder de Theologanten /vande «en Chriſtengheoorlooft ende ſchuldichiste Coſſtole of Hiercken-Läaedt aldaer op doen in't bérien vande dolinghe dienen ghelept Wasteghende Vooſepde Schziften inde Kercken iétkruypen, ſoo kenlghe Pze L002illertste ſc)2!jUell/hp Arminius de Hoe, Edeler

ticanten aen henn Waddei glechZeven. TDisnietteghenſtaende 1s hp hier om 0p

ĺlebºeºeºercºre dathpÄ Cooznyertsargumenten bundighervoñdtĺ

de Pedickſtoeien ende over algheblameert dan dat de felveilchtelyck met Schziftue-T“ eideſeer gheſchoben eilde gleCalUnnleert

relyckie arguuleiten ſouden couuen van

ghewobei / waer doo dei haet Van Vele fegesicn verweclit is / ende heeft daer over/oocii als andNe/'t ſpielloeteilpden: TDoch heefti)phen in alle ſucreer cloecki moedicly we gijeruſt ende verſeliert ghe

Henn ofcatioNe wederleptwo?den. 't Welck Ill0ghellycli Dell ſelvet Arnullli Zalr. d'eer

ſteoogſacci Valliladellcken ghegeven heeft 1lt die naterle. 1D002ts m0etunen beken llen dat illenlandttegien den Conſcientie

toolt ende is ooltiſtantVaſtelycidaer bp dwangheide vooz de alghemene 1Dzpbept der Landen /midtſgaders tot weringh Lijeülevel. -

--

-

Jºzedurende deſe Schziftuerlücke diſ Van äerchel-ſcheuringh/heplſamer/hef puten/enheeft deſen dºpperen voogſtander tigher ofte deftigher / met waerhepdtg an WDäerjepdt ende 1D2phepdt / (C002n macht in die tiden gheſchzeven heeft (al hert) evenwel oock niet naeghelaten bpalle leen upt liefde ſo der Loon/ten warenrien gheleghentheden, te helpen met raden/ hemdendöoitſchen haet die hpzchdaer iaheen hpmepndete dienen tot's Landts medeop Dell Wais glehaeldtbeeft tot Loon beſte : ſoo dathp Anno 1584. dles aen Wilde relielleil) als Coozlhert/ 3jndeſpne gaende andermaelſpn Inſichten ſtelde/ra Zuſchten in deſeil't eenigbe middelon de Sende de Pederlanden tot 192anckrycks gheheele Ch?1ſtenrijckſche Politique ende ſehutende ſcherm ſoo blyckt in dut eerſte däerckelycheregheringheinruſt ende vze TDeel Fo. 55 o. dete bzenghen. WPanthet hooft-ſtuck ZHoo is oock Veltegheloben dat Coogll der Chziftelücker Läeliges Dzede ende sietcornh hert/algeen vandeſchzanderſte verſtanden Weilchepdt/ endeten s niet welmoghe-2.ruyge ont -

ſpnstyts/vä 92ins UPilm doogaeus/ tot

ücdat debºuen/teſp men ſoa wep-Ä

"Overſuicx des ghennenen Plandts beſte/dehandt bo nichpoineten bepaleaſinen, can / endein Ä“

Ä. ven't Hooftis ghehouden gheWeeſt/ om Veledinghen 'too?deel 1P2plate/ſoooock Tejedaer

Äst

alſoo de läoomſche/ Lutherſche/ enDe Cal

Vandeſeer Vermaerde Eraſmo van Gotter-d'outſte Ge

Ljßn ... viniſche Politpchen tot een Wel bedaerde onderſchepdttuſſchen prºcesſor-hunieur endeende " claer / dooz ſpn Häerckelick Ä "t Ä. t Politicq

damſeer we ende trefycaeghenerckt Ä

Ä

1 322.gheſch?even aenden Eertſ-Biſſchop hays, Tj

ÄcÄ

s/n pÄ-reden oft Hºf

no Ä

van Palermo/gheſteldt vooy de Wercken Sybrants ek

bye H. H. waerlyck niet gheſchzoomt en heeft de des Dudt-Paterſºlar. Doozwaer Ä. Ä Saen inden blom van gheleerthepdt ſoo in't Politicq wanneer de Catholycke kerck ondert be-jeº“

Äaisint Kerckelchaer zielende Laut

ÄÄ

Ä verderflycke muſverſtanden/op'tſcherpſte

unet Pzopheterende vzphept ſonderdwang Ägºcomen

* Deen s-nawaerheptte beriſpe/diſputerende opet avia vlch tyck in den Hagetegen T Dr. Aryan Saravia Ä den in Enge Szofeſſo der Theologie tot Lepde. Ende Ä. rtzyvende teghen den Pooch-gheleerden

T9.

Ä #Ä

ſouden over

vande Conſcientie hädde noghengher ĺr foymeert Wogden / ſoo hadden alle dolin- Ä...

ghen inde äercke ghebetert ende gheen emjj

ÄrcepÄervogh/oftomde Ä ſche Conti- Juſtus Lipſiuson ſpn ure & Seca, Datis het liglete CBologhen / connen opghemaockt Ä 2.Lº Ä one landtende Ziel-Verderflijck äetter-doo-ende m1 bzupckt Wozden. Eraſmus upt

Ä bejtegen teſtaen/ende upt de JLanden terückuniPauſdom bpvendeheefteven Äte weeren oock de rechte Pºphepdt in weiveleabupſen un't ſeiveberiſpt. ILu For lib. 2i. Religionsſaeckenvooz teſtaen / als oock ther/ Dwinghel/ende Menno / van't F.3 teghen Beze Tractaer. vandeſelve materie. Hauſdomupterückgbeſhepde/ hebbenÄ comende,

Äöverwpb.deſe Geraſiemietenon vele der Pauſlycke dolunghen Wel naechterjº

Äs

nen latente voeghendat/ als de 9. B. op Wederſpºoken / maeren hebben ditalder-relſooſna

hart aenta-'t uptgheven van pne Poeve teghen den EHodlooſte ſtuck van Conſcientie-dWanghººterº

Caºrepº/enöÄ ungheodoñiert haben, dat niet naºerhºndº Ä“ Caijin ſelve der Theologie/ naeden Epſch des easºnabisÄFER

hert ende andcrs.

de

bp een Pzofeſſo


f

!ydé dat Ser wetlevendich

D. U Coonhert. teghen gheſtaen/maer Hebben'tſelve veel

jeer/elch in den haren daer ſp de macht heb

gaen Ä beghebadt/inplaettieghebacht/ op

-,

5

des 1Paderlandts in Hollandt minder als 1n eenighe andze Pzovincientot Lieligions dWangt Verſtaen/hoeſeer ooch d'onruſt1

1# Ä- rechtende ſoomenich Nooft ſoo

nettigte ghe H2edicanten/haerdaer toepeghenaen Hierck / met groote partpſchappell d'eet te huſen : over ſucks oozdeelen d'Erva jj d'ander verdoennende / elck Voo! zici ſoo Ueliſte/ D1en dWang) te zyn / een Deſtelen Pauſdo mſtich tende/oocliveel tIael Verglft Kettert Ant- veelalseen Ill's LanUts welVarell / ellde Ä 9 tydts metopzoerſwangher gaende. Hier V002 de Couſcient1e den opzechten waer Ä doo! zijn de Papiſtenmeer verſtift ghe hcp S1noogdt Pylem: Däeroin ſpoock/alg Duytſlandt woz.Den / ende van quaedt tot argherver dooz eenen zBzophetiſchen gheeſt / van doór Brieven vallen 3pnde/ hebben alles Wathui tegyell C002nhert gleWäerſchott zijnde de 1nelli aengerºh was . ſonderonderſchept van't gheen up Jherit Ponhep\en daer niede ſonunigte oft Loy Schaly-

Ä Co ſeientieurg endet of nºetºlº quam/ Ä

opzoer voot

Ü002 go Daerdlgle oogl)ilipciiing)e ſonl

op een natier / Duo!

Polityken/of Loo! ſchynheplige Fjled. d'Overhepdts ſwaert / Willen den petl : nigher 2äct.pctiell / of Cortiſonryors do0! Op ib.5.lib,4. UDaertegl)en d'eerſtetWee / HLut)er/ende j Twinghel/of Calvin (DeſetWeeiefte leen ich in deſen deel vo02 een)ſelfdoo! g)e Wet/ ende JINellno / D002 älte l10:lWe eilDe Tec)T

ſcheur euclierigie Valldell der Co ſc.e tie-dwanck gheſtpft/ ende de Wplip gee

van dzien vzphepdt Van jPYopheterei oe ſtoiden / Igal haer berpeil eilde Bºde

TocrighgjeWelüt/tot Coiſiſtsºziale Lall Tegicululle ende Lieiiglo!s-dwanghſche lei te krachten/oſt oocli alreeDe eetilchſluß D002 gledgouſteil Warell/ 1net)are UDyſ GLPül elde autlolitept op 'talder namhaf ticliſte hebben Ueteil teil: pten. 't Blyck

Ä

23,

Üde Vall l)eftinell Vert!011:en / teil dcellll

LÄntw die Upleil 3 Nr. Jan van legghen Val Pauſdoms DolläJÜel ellbe ºldenboo!de arievelöf upc laſt Vande Etaten Met. lib. Is ſuperſtitien niec atleen Clnachtic) elibe Aillo 13 87. lot JacLicu (daer Coozihert Fol. 277. ſo der klein gheweeſt naer heeft efö ge LOel Wootlbe ) gaf üetlde Whedeputeerde ſtreckt tot neerder verwarrillgie val 't Vande Lupot eide Noodt-Hollandtſche Ä Chºiſteildom / 3)ilde De ſieclien ſoo Uerre äerclienefoe Deifſche Spnodeopſeeckere Ä verlopen/ datmeil net recht nach ſegTeil/ Ulli Lillol ſ alle aengi)evende Deveree1net Hilariotegen Conſtantin. Terwydeen tilgllig) der Stateil inet Iliceſter / die gº Fedican d'ander Anathema oft vervloeckinghe is ghe Was dat de J. P. Stae den Inhoudt Ä ſtroy worden,enis nubycans niemandt incer Ciri der Lemoiſtanieuselwiſten ende noch Ä ſtj, CPfte/ghelyck CooUnhert 0Peel Pläct " Vcci neer DäcL (0e : dºt)aer's Landtg dien vande ſe ſchzjft/ Met woorden diſputeertme), nºn Welbaren ſoo Welter harten gingh als Ä oproert mer Ä of aiders worden de

Ä

hunlieben; dat ſp ſonderhunlieden daer in Ä syne Oo- neeſte Chriſtvogighe als Chriſtus ſelve voor WelWoo ? 3len ſouUell; dät poverſulcr welj Är Ä cl,Fol, 177,6,oproerighgheſcholden, laeghe - : - door. Jten: 10cit laer Upg trechel / ende de Hee-Mourits be i voorta Komen noGdic enniet meer h nae tis reu Dtäten net de ſaecken begaen laten/Ät anº tegaenom den Paus ſn voeten e Cufen, maer voonenelºckbjekt ſücs inde Ä O

+ Pſal: 25

-

alsofhp wilde ſeggheil Datelcli ſpn Paus läeſolute Der 9. 2. Stateu op derſelver verenje gleiloech vundt in ſp! Hiercla. lae bp der aendie ghenomen / ende inde Hiſtozie andeco Handt. Dnſen Coozihert hier keghel van Pr.nen Bor, lib. 22. F9. 58. geunſereert/ Al-Ä heeft den eenighenonſpdigen middel-Wech dus lupdende. Ä ghehouden van niemandt om den laeumte den Erfraedt

Ä“ Häten/ Leerende alle Hodvzeſende ºel

t af i-Ä, Llevrome Chriſtenen ende Patrt'Vtrech

ÄÄj3sſchen die dooy den gyeloove in ChZiftun Ä Är. Wº trachten nae te volgljen / Voo! Goede

ÄChziſtenen/ende alle Vºedſag.

otten hebbenmeer als reden om-Bor lib. -.

bedroeftte

- mevan

(gh

e-Ä.“ weſen, n Ä“woondzenvoo goede Diderdatei e holl lijck deharte Staten voornoemtmet ende on- Melib. 14

Anno 19°, den; uaoſtaende de 192Pheptval Pzophe derhen-luyde uytgantſcher herten be-” n aller ÄConſcienten gaendeteghe des Ä droeft zyn) dat inde vier verleden Iaren Äéº ouheplen ſooonſpdghdathp al de ſubtpl den coursonſes voordeelsop den alghe je ibs F. ſteghemoet-heerſcheidé-dwangh-Vonden meynen Vyandt des Vaderlandts ende

Ä Äteren tot ºpÄgy Ä

Ädepenanººººººr glyebzacht heeft/ ſoo Kercken Chriſtiis gheſtuytet, ende Ämeiredencupſ den eine alle Ä der dat die Landen in afbreuck, verderfen jÄÄÄvoo! deſe Ickherighe ſoo op trouhertighſte

Tomºre-waerſchout/dat niemandt optſple Crac“ de verloop ghecomenzijn: maer voor dete hebben taten nietwaerhepdts grondtheeft Weder.“ waer de Staten voornoemt en kunnen

Ä. lepdt; Zae de Hartſte T Critici onderde boven die ghemeene oorſaecke van dien Ä Gherefoneerde ſchynen heln aber“ (weſende Onſe Sonden)gheenander vin Ende de pendetepzuſen/+ ende de redelycliſte Vere Äöedighenoozher gewoele/Ät ſº den, dandat eenighe, ſoo groote Per- *Denºnce s Ä“ maer des 9. Hheeſts Leerete 3) als ſonnagen als andre, hen inde regeringe Ä Ärhi-gheheel ende al unet Godts Woodt oft (onderpretext van de Ghereformeer.de bien,

Ä"deº Ähºftºreºree. connende. 191eT Regieſeergroctelijcx to ghedaen terreuu p Ä Ä upt iſt ghecomen/onderaudzen/ dat de be“ weſen) eerſtin de Naeghebure Provin- Ä Äſte Politici ende ghetrouſte voo!ſtanders

ÄF.aeen heeft querel patrie en detvvaede Feelsf-i

tiengheingereerrende aenhare zijde Ä

mael verela

eenighe vande I Principaellte dienaers wandé Prcec. L

-

ngeſteldtomdatſe andreniet doen mºchten, sº date nietvvilden haerte geſchieden. + In 't Remen fran“C" diſ. totſche rm vand-afgeſonderde Remonſtrantchc vergadcringen «sur

des Goddelijcken Wocrdts ghekreghen ſtoel ſchold

Anno 162, Fol. a.,

onecnicheydt, ſoo(...)tuſſch nÄ en die Heere ende Anno 157 K» 5

WOOT ECU A

hebbendehet vyer van tweedrachtende heia E je


IHetleven van -

º Fc1

ende Perſonragien, als den Provintien landt, Zeelandt, Vrieſlandt, endeande

(profeſſis van de Ghereformeerde Reli ren (wiens onveranderlijcke ghetrou-ÄÄ ghetoockt, wicheydt voorde defenſie vande Lan-Än ulex Ä ſy eerſt ſeeckeren langhen tijdt ſoo denten volle beproeft ende beſocht is) Ä in topenbaer als onder die handt, niet vermaecken, ende inhaet, opſpraeck, Ärº

"gie doende) ſulckxhebben

andersen hebben ghearbeyr dan omme ende naedencken van de Ghemeente“ sor.lib.,. Bolibs. mijn Heere den Prince van Orangie ende alle de Wereldt ſoude connen- Fol. 34 63.65 ſº

### “ Höoghloflijcker ghedachten (die ſoo brenghenende voeden. Hier toe ver-Ä lib. »I, veelvoorde welſtant deſer Landenmet ſtaende Staten dat ghelopen ende ghc-Foij.

oetendebloet ghedaen ende gheleden dracft - gheſchreven ende gheſonden Ä.. Ä )ende den Staten vam Hollantende worde,Nächtendedach, ende dat vele 33.34-39.49

Zeelandt, (diehen ſooveel Iarentenſel eenvoudighe menſchen ſchandelijcken

veneyndeghequeten hebben)onder die miſºyd worden - dewelck hare miſ zaub-, goede Ghemeenteinhaet, opfpraecken leydinghe eerſtbeclaghenſüllen, (tenſy Foj“ denaedenckente brenghen, ende'tſelve

-yden daer van in jd deſſteren) „u.

tewegheghebrachthebbende; heteyn alshettelte, ende deſaeckbuyten re- # üt ºt sea, dehares voornemens gheopenbaerren medieweſenſal, ghelijck die exempelen*osss es Ädeteneffečteghebracht, namentlick.de ande andere Provintien ende Steden sei. „r. Ä Landenende Steden van den gheheelen daer van noch ſoo verſch ende notoir Foº jr.

Ä welſtand die GhereformcerdéReligie, zijndattenhooghſten te verwonderen Ä is, dat, byvele, ende byſonder by eeni-

köij

Ägherechtigheen: yyheden - Prive šej.gien ende loffelijcke ghebruycken be ghedienaers des Goddelijcken Woorts, Ä. de ſclye totworden. gheen beter ſpieghel ghe-.. Ärooft, endein ontallijcke zwaricheden bruyckten °" lib,2F7.

hier jajghebrocht, als Ann. ghebrocht?

ende voórts OO ſoo openbaer P

Äjck alsonderdehandt ghetracht, mer j“ Brievenaen verſcheyden Steden gheſon

't Ghenevoogtsten tpden van't Gou-Borib. 3. Fol

denende anderſints, omme den Steden vernement des Hzave van Luceſter/ ende Ä van Hollandt ende Zeelandt oock daer

tevogen in Blaenöerenende Bzabandt.de-Ä”

is ghepaſſeert/bpſondereen-Met.lib. 14. toetebrenghen: ofte onder denſelven ſegheaengaende Zaren herwaerts over de Dufputen met ſcheuringhe ende diviſie te maecken. de Gäemonſtranten ghehouden/ ende eeni- Ä: lib.9.

Endehoe welveelevanhen-luyden inde

regheringheende't Gouvernementghe

Äerckeycletechende Ämnaº Päulgepocederen der Ä eiveföochmetghe-ÄÄ

weeſtzijnde, alsoockeenighe Dienaers ſtadlch ſoliciteren Vande executien der ri-Anno 17. goureuſe Placaten / op der Kerckel des Goddelijcke Woordts (wiens verra aendzpven ghemaeckt teghen der ſelve º szé. derije ende Hypocriſie teſeer notoyr Gadsdienſtabe vergaderingbeboºooh Ä was) byden ghemeenen vyanden ghe deſe ſupvze mupt-wogtel / naer dtchwils j" bleven zijn, hebbende de ware Chriſte bottenen knotten/ nietſeerlanghgheleden zuyde ende heeft beginnen televen / oock binnen Ann- Ä sorib... Iijcke Religie afghegaen , ende open ſterdam: Wat voo .ezaghen toto-Ä* -

Ä

baerlicken verſaeckt Soo ſtaet noch

makingh vander Bozgher Eedt menden Äj“«29.

tanstenhooghſtentebeduchtendat veel Lepdtſche Hºofeſſozen dies aengaende den 20.Feb. anderen (wiens handelinghe ſoo open heeft voozgheſteldt/ wat antwooz.de op de Ä baernietis) hen als voncken van't voor

ſelve becoien/Inwatgroote ſogle ende Ä“

de goede JBagiſtraten al-Ä.djy ſchrevenvyer des tweedrachtsende on becommerniſſe daerhaerſelvermeer alseets hebben - Febr.door.de eenicheydts inde Landen van Hollandt,

den Concente dmangº te Ä Zeelandt, ende andre Vereenighde Pro vondenom dempen/ende die treffelycke groote ver- # Ärz re, ºb „. Ä verſpreydt hebben, ende dat de maeroe Stadt / bupten ſoodanighen acht ve Ä. ſelve ſoowelin de Kerckelicke als We dwangh/invzedentehouden. MDatwuplºannº 33» reldtlicke regieringhe ondert voor Smoütighe Gedicatienende Invectiven Ä

daer over techen de Magiſtraten adaer Ä ſchrevenpretext vande Religie hen in zyn gheweeſt / Wat ſeltſame ende in variº dringhcnde, deſe Landen gheerne in van ghedaen opgoer ſwangher ſparteiunghen men Äs ghelijcke ſtaet ſouden brenghen als ſy aldaer veruommen heeftteghende Wettighe

ÄÄ

Seſſte der CDverhept inde Kercken-Kaet/ erckelijck Ähaer eyghen Vaderlande hebben gh | om te3len/ Wat daer omune gaetende alles seſſie Ä

Ä”

daen; Maer dat ſy-luyden, hen inde

Ä. wechvindende den Statenvan Hollandt,

in goede ozdzete houden/Willen Wpdevol- Ä ende

ie Hiſtouébevelen / ende ſoude bierveelte Ä Ä. Zeelandt ende Vrieſlandt, midtſgaders lang Vallen. Detſal vooz ditmael gtze-jeo. die overghebleven Heeren vande Huyſe noech 3yn upt alle de voogheftelde tdt- ºz.anns

Ä; van Naſſouw ende haere gheaffectio

monſterkeiste betoonen dat Coo

Ärums

Äneerden, nieten weten by wat midde batershemtotgheenwaſhiºzopheebeb- Ä. I2.F ben wilienmaechen/hpvooſegghende aen Änj Ä. Ä lenſy-luyden alle die vande voorſchre ſpn Iliebe Baderlandt't onbepl Van Con-ee-ub.5.

Även Huyſevan Naſſouw, deEdelen, die ſeiente-ºwanghteſchupenoider de Cale Ä Ä door de Li-

-

-

Ä* Magiſtraten van den Steden van Hol

vlniſche Leert/ (de Vzoomt

º

Fol, Iz,


D. TA. Coo!nhert.

6

dies alle ſeo wel Polititque Heeren leu/waerthnehpſeergheduldigh weſende/ meente in JE als Conſcientieuſe ghefinthedet over teiaetſteno Geotºnne pöeirrtJeriaultende so Ä grogte reden hebbel on ſpl hepl Ulet gOci Loluonell Uaſt Ver-joot ſaein verſtandt / trouhertighe waerſchou Wl ghe / ende onfeplbare Voo!ſtellulgien tot der Landen behoudt / voogtaei 1n Deſe ende aenſtaende tpden ſo ſeerte beminnen/ alſ!eil lyeln 1nde VooMJaende eldet'ſpne tpdel ſooonſchuldich als doodtlyck gye haet heeft : oock Godt Voo! alte dauctiell dat hp Üeſe landen een ſo0Janighe l?al/ Die-rijck Wol-kaerſenzyilde / ſpi licht op - Deil äändelaergheſeteilde Doo!'t ghe) ee landt met treffeyclie voeclienende ſch: f tei U0ell ſch!jileil heeft/ 01ll 10t CH00lseect

’s Lindts Welvarel ende. Der tierclici dienſt (wan men't Wys ware) te Loen ſchi)leil alle die illdell Glpſe 3ju/g cjoc liell ende Verleelt)eeft / eel ji)all Je ool:

Trouwel op Godt riden Jeere ontitapen

getel by

sei. Weſende acht entſeſtgh ren: Ä Eieovernits batter deur eengenpolgte ÄÄ lieiiſcell/hen PartpDigi) zy.de/ oilwa-16s den.

Tachºlgie gierichten Wareiigheſtroptdat Peember.

hp eroghedulöich in puzeclitews ge: ÄÄ Wecſ ſo heftſpn ſuſter dochter/die bphé Ä Ä W00.de/ol' legenüeeike Vetoone/doen ve-169den.

lePöei Le Ghettipghen!jen van lMr. Bou-Ä; 9.

Duº die Toco

de Jie echte ĺ

Die DUri einladde güegleil / 1nt0tſgaders jrri 0LU ºflºt alld2e eerlUcie Perſoolett/mali-glandus ulc lei eiüe V10-Wel/ Die jein dagellºcr qua-Änº

téoocÄ men beoice./eideheit ſpizieci eeldzac)

geUJaecil häbdel: De Welclie alle -j Ä Lejci Jettpc) jeöuen/Dät pull ſpilzlecü- voorrede de

d00 güetls jeeft doell bipclie! Vºt eiliäei teſeer gedulölg) ſtil/ende ſedi geweeſt Än der Lallbeil Vºn)epd U0Veil pn epgel stieeel Vºſ Uetrouwen op Goöt/ſpze-Ä

welvaren gleleg}el W. s / Waer Goo! Yp äeideſeer Verfaidgle eilbeſichtigereöe-Äghj unet knapcGeſober)epot / il placis V!! lel daer ſpaf verulodert Ware: Tºoh Cämpere ſtaetende Digille l / 0p 't alJerv Taci)iſe la ſeer Wepnic;tigts verurtshem de p2-Änº older de tWiſt-ſuc}tig)e roocii-111 erliers

liefeer bezögeruci viel zu de tot denſjet-Ä“

g}elecſt)ceſt / 011 alO0 te V!p T (0llDer ſteil toe ſeer Wel bp ſp! Verſtatt/ſoo dat yet j Ä ſch:oon/ net de 0:1beſc).00/lide Waer)ept de ghetUpghell eell Verwoldgen W. s ver-d uä. voo: dew re v2p)epot Van ſpne V!ye Da clareide Wepilch gezlei teleuben ſoodan- Onderan deriator einde beoWolg)el Coiſeteiltel/ gle goede gheſtelteiiſſe in een menſche die Ä

meerbchulpste doeil / daer lii hp Sauniet öe ure ſpis ſterWeis ſo nacrgekommen was. Äj hedurig!) arbepden ende ſloVeil ſoo Veel Ende oder and?e ſoo verclaert endeghe-ſtellende te

lofs verdient heeft alspenlandt Untl0e Uhc tupcit Co?ttels UDillemſ; openbaer jºo- äÄ Lice

leerse (ong belient) eive Dät inſulcietydt taris ende oocliSecretarus päude UBeeca-ÄÄ Doet alle in all illeet De Dat); als eenell Ver

Uerblicil Der CH0Ude/dat hp op den rrvyj dj

ſuften falltaſtraes-lialde / Eicii als oilla CDctobAls naermlddaeghs olitreit ten vpf M. van Am tuurijcki dulciiel De Da De CalWin1ſc)e/dle urei Üein quan befouchen / zitten in ſpüÄ

ſooveelomde Läeige oder algheledel/te

klederen op hetvoet-epide van pn koejÄ

ghenden dwang) gleiLLDen / ende den beddeken/aend'een3p.de vanden haart met Ä Met. Anno

15 o. lib. 16. Fol. 306.

welciien de Captaie

icrtet der Vºpe liuſeils Gnderſet: Dat hp tot hennonder da, als oock

1Landen (daer ſpfe feivelliet alle te Vogel andze net eenen grooten pverſpzack unef-PÄ upt epgheller aut)0;ltcptfeptelycli Haddell ferte deſ woode: Ick hebbe Än Godteen Ä 1ngljenomen) oit Be Bºpjept in gerupnnt zieleonfanghen, die behoorhemtoejdj°“

waren / echter net conſcientiedWangh ick die beſitte als myn eyghen, foodoeick 4 Nameliick ſudangerſouöcllgae: ! Do Zll deſe dungen qualijck: maerbeſitteick die als Godes, ſoo devve tcole Jail/tot Waerchou Valde laſ teil/ter eeu

doe ick recht, 'ris gheen eyghendom, hy

Ä. wiger menozie des memozabetenmans in Ä Ä Verhaefpºeves enthoo.ghºſtedt.

mach die verwerpen ofbehouden ſoher hern

ghelicft, ick hebbe gheen claghen; maer God

Ärye or Dietinin iſt ſelve oock inſonderhept dien 1s goet, hy doct niet dan goedt , ende en ſal veracting

ſtui tot Auſterda1nſche pRollcli / hp een

Amſterdaminierzuldedaer weghebozen Ä deſe laetſtetjdt 'talder ghcWaerljcliſte ſij Ä

+

in

mitsdien ſyngoedt ſchepſel nier bederven. Houdende daer medeop/vermitshet ſpze ken hemmoepeljck viel. In ſummage

byckende in otheplop'tadergleluckilghſt in eenen ge duerende ſpn zechte/ alsoock inſpn voöz "geº- weſten Politicquen ende Häercliclycken gaendeleven/Weeftinen in henn ghezuen/ ſo

Ä-vſteuſtaetgheb setzt sºweet Coozih.

in W002den als in Werchien/ſeer cläre teke

j hºddehp het mogyel beleven'sladtswe neu Van een Waer geloofu Chziſtum als igh vandé ghenhein een volmaecht vermoegien foude medeva opzechte Godtfarchept/ghelyck borgere zijngheweeſt / zünde alles confozu ſpuen ſpne ſchziften in overvloet betupgen. Pp

Äherteychen wetſchende ghetrouweiar

leptbillilen der Houde begraven/volgende

Ä“ bept/die hp ter Houde/daer hpepndelyck

ſpn begheerte VandatInet heuf niet ſoude

j die is gaen wonen/gheluchelhek gPeeplöight vervoeren na Amſterdam daer hp was ge heeft. Vant na dathy de Paraph2äſs E bozeil: u.och la Paerlcludaer Up zueeſt minſt Äraſniupthetlatpnitte erºtſchºpna ghewoouthadde,

Ähaddeovergheſet/Ishpin3echten verval

verre een lit mact der ge

LDplpngrafisditgraf-ſchiftghehouWen. Nu ruft

-

Noch ſticht

diensluſt, envreught

entwaer

ſijndicht

hierbleeft

hoeſwaer

Godheeft

was deught,

'toockviel:

gheſchrif maer 'tlif,

dczcl.



R E C H T

Ghebuyck en Niſbaupck van Dpdclijcke Habe.

Hierby isgevoecht hetbedrochdes Werelts,of het Luye en Leckere Leven door PANDvlphus CoLLENurius. Mede den Lof-zang van't Gout. Oock Gedichten opten A.B.Calles in ſeerleer lijcken Dicht ſeerſtichtelijckende ver maeckelijck geſtelt. Van Rijckdom,Noodruft, enGhebreckick belºyck,

onſalgh Miſbryckmettet ſalgh Ghebryck.

T“AM STEL DAM,

By Iacon AEKT Coom, Boeck-verkooper op't Waterin de Vyerighe Colom - 63 1. Rrr 2



Folteertr

-

Aenden Leſer,op des dichters naem.

Dlerijckenmiltis, laet ſich hier mercken, Volkaerßender kennes, die opentlijcklichten, Koorn, Wijnen voetſel,tot 'sGeeſts verſtercken,

Hertelijckuyt deelende,om elckeente ſtichten.

Deghd«verheght, So velelofen danckden Wyſgierwert hegheven, Dathyhetrechtgebruyck van Ä tongeleert, Komt hier ooc Kookſiekrtoe, die onsheeftvoorgeſchreven,

Hoc darmentijdelijckgoed oft weloft quaediegeert. Den Kofferir niet quat Weerin den Rijckdamßuet, NºchRyckdomgeequº Kºgen, gef Maer by,die goed

Ä

Veelmeerdereeraendet,

Als daerbytvan gecrgen, heft.

S O N N E T. ÄChbreynelooſe menſchlſeght doch eens doof Z

I -

-

Ä

-

watreden

*

Datghy de Rijckdom prijſt, en d'Armoed ſoo veracht?

ÄS Meyntghydat dees of die u ſchade met hem bracht? Is 'tyſers ſchultdat ghy't tot Swäert of Ploegh wiltſmeden? S

-

-

*

-

-

-

-

Het ſchadelijck miſbruyckendoverdadigheden Dieghylaes ſelve pleeght, doen darghy onbedacht Als in ueyghen vuyrs en onderganekverſmacht:

'rlsbeyde goed, kundghy ſlechtsu gemoedbevroeden. Swijgt danghy Satyrſwijght, dat ghydijn ruygenbaerde In Promethevlam verſengthebt, leerdt den Ä En'trecht gebruyck van dien: wat hebt ghyſote naderen. 3.Deel. Rrr 3 wel ºb


Recht gebUPck endemſbNipck Welſeydt degulde ſpreuck, dat Niemant comtinnood

Oſtdedet ſelve, want Rijckdom,noch Armocdgroot Vquetſt, maerwan-gebruycken onmact in't vergad'ren.

Set niemantſchgbenoegbt, ty«rm ºf rje, maerdreergh El claeght vanzjughehrec den armenbroot begeerd,

Derjckeſüchtom Goud, enyn 6b9d behoergh, Soois noch darme rjckſ, als wienhet minßontbeerd. GA.

Rijckdom ende Armoe zijn

-

(Tré deémacßtigen Creſsſon,

goed noch quacd.

5Ma6 ſtoy,nort Genſſ Fooxde Genn Proverbiorum 17.verf. 1.

ſpxeken,

Eenendzoogen bete/daermenhem aen ghe

noegenlaet/isbeter daneenhupsvolaht

CTot dat een stand des Cominczper

ſlachts 1Dees mettWiſte.

ſoon Rades menſchen gemoed neemt alledingh zijn beelde: . twº Paradis ee

-In Knecßt6ßaßijt (6ilde doorſteken, en was Adam gheen

E.

«Sacris ve6 ſoonéiefe gesceken,

-

ZHooenis den armen/ die in God kanver blnden/

«Benr'6Sadersnootſinnen zijn 66o -

Sjnghebzeck gheenghebzeck/maer oeffe

ning

9

ning Van ſtrydet.

<Beſommeſzack Gnet cruſelice ſmcKen,

Scß ſecckt niet Srien?t, zitié den

Recht gebruycen

-Koningſ.

demiſbruyck van tydtlijcke So de Menſch is,ſois hem

Have.

alle dingPatijdlijck goedvintmer Arm/ Middel baer/en Wätjck:

- -

Matths verſazzz.

't Leven der Armen/waentelck Menſch ellendigh/

'tGemenepijnlic/omme d'arbepd beſtendig Dekeerſſe des Lichaems is de JPaer

Ä

ſaligh/Ädooz weeldes Valſche

ycki:

TDusjaeghtelcknarijckdommetgewelt oft pzachtijck/ . . .

Das chendlg). Ä

oozdeel verlepdt zijnde -

Want tisnietbupten/ maerin elck inwen digh/

ZHo

-

wÄnd oftbedzoeft ouslevenal ge ycli.

-

NDen vint ſo welrijcken als armen die treu TLI1.

oogeindien danuoogeeen voudighis,ſo ſalgeheelulic haemluchtigh weſen: maer indien u oogeboosis, ſo ſal geheelulichaem duyſterwefen.

-

Immers de grootſtedzuc/dzuct den groot Ryck vergat Iob God nier,maer deylde over ſten deuren

-

-

vloedigh,

Alſmengroote vzeughdeinklepnehuttekens Armlaſterdehyniet, maer prees God gelyck 3let.

moedigh.

-

-

Ditmoght niet3pn/ſo dupterlijckedingen Godſvruchtigheydt is nur tot allen dinghen gemeyn: MBtharen aert vzeughd oft dzuck nootlyck Den Reynen iſt alreyn, den onreynen iſt al voozt bzinghen: onreyn. TDusbaertrijckdom gheenluſt/noch armoe -

-

gheen Verdziet. TDer


Tantydtlicke Habe.

Fol.ccccc.

Erdinahen recht ghebzupckbzeigtvzolijckhepdt Eenhoosſluptende on'tbeen/werd nodzuftgheleken/ eilbget/ J2eemtmeraf/al iſt klepn/daermoetaengebzeerhen: -

-

3maer "tmiſbzupck gheeft ſchademetſchuldighe iine.

TDe

Ähaert zupckt ſieckte upt geſonden Wpne:

Een wpdeborhout veel/al verlieſt ſp een darm.

ºtº gbºneros

ja Veel die ſich arm waent met

INE

Iwantzinzothepden kent haer kracht/ epnde/ noch Genander heeft lettel/en isrijck in zijn hert. Inaet.

-

WBaenheerſchaptde Werld/ wäen maechtrijcken ärmt.

-

TDaertegien bzupckt wüſhepdt/ die des dings aerd verſtaet/

--

«Totgheſontheptsluſt oockdoodepckebene. „ «Feſondtreedmien veplig doodoozent de Doeſtjne/ Als een dooznige Voet pijnlich op pÄ ſtaet.

Sjºrsº int ghevec JBaer

##

tquetſt den dwaeg - - - -

-

--

-SO.

CS

-Nyeſſauß (6ert gestaegßt,

-

zjnvpandt die 't wüſſelückgript bp 5Matmen den <Joºgéré ßeſt Gnocßt ſeexen,

"thecht:

«Sateſcß (ſerd' r) in1 »outßegt ßedaccßt, Benvzoeden iſt almut/den narrenitateghe Mijckdomen Armoezijn vanſelf goed noch bºº (Weeſ ſac pſegen, date Peugſd SoCeeren, "Sindertald'onwijſen'thelptal den zoeden º; ZSoo veelisaen't Ghebzupck of Miſbzupck geleghen. &Heenyoet Germacßdeugſo tontßeren,

5Wie Goſt ort Kiiſtranté6oozt gesen? SOeſ ſaghmy on6-Jeuyßt ?euyſt ßanteren, QMenſo“ miyſesyry By meerßeresgy.

„25.

Bax Pode6 quam eyyroot

Pßifoſof

Onſchuldighe Armoe. Gyet anderen ſchipßzakich nacckt op ?e ſtrant, - Jnd “Sta? Krkeſ ſiin 66iiſere ſuſcßgeſoof Job..zt. Sat gemecek feſhoncé Gºet Giºer ant: «Sander eerßen ma ſy 50a?exſant, Ickben naeckt van mijns Moeders lijf «Sgt daer vatſ eur-Kindezé ersen:

gekomen, naecktſal ick daer weder

«Sprack x 6osen'tgeſt-seeert Sexſtant, „Sat's WiicCoom die mach mict ßcdceSci1.

hcnen varen: De Heere heefthetge geven, de Heere heefthetgenomen: Den naem des Heeren ſyghelooft:

Wat overvloet,nodruft,en gebrecis. Eccleſ29.verſ2s.

was Iobs grooterijckdom niet vanden Heer gecomea wie anders dan de Heerheft die weder ghenomen? Komer danbey van God, ſoo moethetöock beygoed,

Herisgenoegh tot deſen leven, wie wa

Die dir recht verſtaer, ſalinbeyghelijck van moed, zijn.

zyn:

ter Änbrootkleederenen huysheeft, daerhy zijnen nodruftmede bedcc

E Menskomtingebzetbupten of metſpnſchuld Dnſchuldigh werdter veeghebzeckigh ghebozen: Dnſchuldigh hebben veel hun have verlogen/

ken kan.

UPelhem die ſulcrghedooghtmet Jobsloßſjc geduld. Hodgeeftelcßdat beſtig/wanthpunethaef vervult ants Koninghrijck d'armoe Achab bedroefde» DenWeechen dient.gebeck tot wanhoop ſou bekozen/ ÄÄ waen-gebrecNaboths VWyngaerd behoef-, «En maecht arm den ſtouten/ die naluſtſouſpozen Enzijn God verachten als Kemel hoogh ghebut. de. oo welals derjckdom komtarmoevan Gode. Daerregenskonſte Paulº arm ſchynenderyckzzijn: iezenddathpvoozſtet elck tezijn van node: Hyiswaeryck rijck, die'them allaer gelyck, zijn. ZHalighzijn die armen die des nieten belghen/ Die tonſchuldighghebzeckvan Godshantoñtfangen/ henoeghſaem vooz een Welbaren lijf/ Enals bitter danck/met ſeker verlangheu DÄ e/ende kleedom te decken/ Dejoſt koſtſeer lette/daer hongerkock mach ſtret Ra'tghemoedsghenezing/bpdelickinſwelghen. --

--

aejº ſonderpurper/ 'twarmtſonderſteeckſe

# leed/bzood/oſtboznontozeeckt nodzuſts ge Dae-Ära heeftmengoockom nau uptte tret

-,

TDAer

"Sdalumſaeßme serich stiegy,

eFeeddats nodzuſt/maerkanmensbeed recké QMaer-Jcaru6Leryzancºnetrouſsen, Zjennodzuft/ totluft/dats overvloeds bedzijf Fºtoſt

-

Wºrx

4

-8eſe


Tantpdtpcke Habe. Troverb. 20. verſ4. Om derkoudewille en wilde luye niet

- Leſeziet ſein dooz googherºſediGB, «Néſicßde Hyadezmeer Koſt fouſsºy,

<Sie doºſ ſºn sucht niet ſex ſetroussy,

ploegen: ſoomoer hy oock inden

'5)zeendepſurmſe ad few nict Sexßtent: 5Macrijc eck ſooz? ſin ſtaet t'afnſchouß6.M. Seruſetºckſ Leeferdienty minſt Kent.

Oogſtebeedelen, ende niets verkrij

Schuldige armoed.

gen. D'onſchamel Bedelaergheen Aelmoesen betaemt, Soeckt naeerlyckgebreck,die hour in eerende ſchaemt.

want d'onſchamele wert van deerſuchtige ghevoedt, Als deſchamel verderftdoor zijnſchantvluchtig gemoet,

TÄ ghebzeck bp den ghemeenen armen

Prorverb23. verſ21.

Js luphepdtvetgheVoeddoo?'sValcr mild outfar

Want de ſuypersende ſlempers verar men, endeeen ſlaper moer verſcheur dekleederen dragen.

Ä

U1E1.

TD'onſchamele is gierighofteen lecker vzaet/ U De tragheig onſchamel/ oft groothºertigh intquaedt/ Enveracht verachting/vltedtarbept/ſoeckt ghemack Ende volght

Ä den rijcken troggelſack:

Die hem ſonderhaſaert ſekermagh gheneren:

Luyheyt brengtſlaep, ende een ledigh ledigh

WPantmen geefthem veelmeer dan hp mach verteren:

-

Ä Ä Ä lijden.

Ende dat bpſonder in den dieren tijden/

Als elckmildelijck deplt om Gods ſtraftemijden. MDant daneen ſtuckdzooghbzoodts/dat3p meeft ver koopen/

Overdaed verarmde den zoone verlooren.

MBeergeldt/dan bierſtuckeningoeptijdt can belopen

Önachtſaenheydt bracht Kaf onder’rg9ede Kooren, Hovalt deghemeeuſcha/des bedelaers meeſte baet/ Enſlapen traegh ſloot buyrende naeghden geck: Hokcmt ºfgeldintſtrickdaer 'tlanghſaemuptgaet/ Dees die zijnmeeſt oorlaeckvan alle ſchuldigh gebreck. Sp krijghenveelmeer bzootsdam ſpmogheneten/ Enhaervzuchtbaerſte kleedtisghelaptenverfleten: D huldi hebzeck volwzoegens oneerlück/ -

T# Ä ball menſch/

matr Van ep

gengeckhePdt:

TDuswertdick bp dees Bedelaers geltgierig, 'tHälepn bedelpennincrken vand Aelmoeſſen vierigh/ (Tot ſeer groote ſehattenen Widderlijcke ſommen:

Die verdoet of verſupmt/dat derouders bzeckhepdt Tºicßtſamen heeft gheſpaertdooz'tſpare Vermeerlic TSeguiſt-goet bzaſtenpºnckt bovenzſtaetheerlje/ Enpdelt zijn bözſedoo ſtropende lecfl)epdt / MBtſottemildighepd/dte haeſt totgheb2echlept/ Enmaechtdenghevereen arm bidder deerlijck/ Tietgoetoock verwaerlooſtenonachtſaemverſupmt/ ZSmaeckt benaudeliommertaee weeldighe rupmt/ Fietſonderverachtinghen ſmartejck Wºzoeghen: Jºaer die darbepdvzeeſt/dentraghen ſlaep bemint/ Envan'thoopkenaf teert/ werd armeer bpt verſint/

werdklepndaermen afneemt ſonderbptevoegben.

WPanttoe/ſonderafdoen/totgrootigheit moetkonnen, Dch of de Overheidt ſo wacker hier oppaſte/

Datmen 'tlant van deeslaſt/doozlaſtigwercontlaſte,

F ESM fziciu6 Paeoſnan Gay Pomen 5Wa6 San eZaGe arm,San Seuß?ezijcK.

(Tot feinſin-Zegate gekomen

“SYnionſte Koopen Getſchenexpzactijck. Zºnen Gmokt ßteefoußesseechºck, -

5Want ſoßerßert Gerſmaetſter

San geld,66as, Es <Jong e§erdex plach ?ickte ropy, GMint van Seugd Zoon, daer ßeßoßxck eZept, den 5MoffHeeft yzeen Schatpont Sat >Sexe oxt Get Haer Serſed,66a6. ſchaeckt,

Smetſende Bedelaers.

-

Quamen de s§erdere day ßr ſein Copy e§y ſe,ick ſie macx of Ür oock Sacckt,

Proverb.z3. verſ27.enzg.

Sacrnaer Heeſt ve5Wolfe v“Scßacp ge Hetjockende ſtricken buygen den hals, Kaéckt,

-

cenen booſen Knecht ſtockef en

s§r riep, niemantſiep, voedacht den zot

kluppelen Drijfthem ten arbeytdat

<Sie san't Liegen gesoonte maeckt,

hyniet ledigen gae.

-Nfſexté E6aer, mey agict sooº ſpot.

Vande gierige Bedelaer.

-

Die eens ſchaemten eer te Kerckenheeft ghebracht, Leeft boven zijnghevers in luyer weeldenacht: sVolcxmiltheydt verſmetſthy avond en morghen Enlaet ſorghelcos den vogelkensſorghen d’Gr


Tantydtipcke Habe. 'Onſehantelebidderſsogulſighen trage/

Äeddºenſoo welveeſe als den arbeptmoepeljc/

ZHiende des bedels vzuchtvandage tot daghe/

Wºerden du/ oftepnden haerleven verfoepelijej

ſoHaseloos/enſeker/oocßbsvenbehaefte/ Derlaetſch daer op: ſo datdit ghebaefte Daſter betrouwenheeftop'svoler mildigheptzot/

ºtſwaerd/ put oftſrieder wanhopen ſpinſele. Fºtºband'eeuwighedoadhettijdtick beginſele: -

jehernthiervoa (o Peer) alle detrgge ºockvoodieft/ghewetd/envoozallejaden

Ditzijn Sacrilegers/ die ſtuetſenenſteelen Deele!1.

-

-

- -

Ägºrofſchandebierietliewerte weichend

Dandenaeº-Cßzifteten op den gaefriſchen God.

FäÄ die ehek need Chziſto

Jol.ccccc.

in d'arnnente

U?

KBaerimmers vöoz wºanboap/vſandtuwerenaden.

-

TDitſºn Weſpen onnut/die overdadelijtk

Goedearbepºswinſt verdoenmetarbepdſchadelück. Endit zijn dieven/ bovenal baſt waerdigh: -

Dertraghende ĺn/die voouuaeiswas vaerdigh/ MDant als deghevers ſien/ dat veeltraeghlijck verſuſ NLIl -

e§.

e§eeft d'-Nuyet den 50ſcheené Fedzogen,

Hunſelfseerjchgewtnende eens anders verflupmen SndereſcKaes Ex danſuſex ßeducßt, Derbzaſſen/verſnetſen/Avond enmozgen: -36 de <Surf den eZaBitKontSſogen, Beginnen ſpterecht tw.felijckte Dat hungifte mocht Vallen in die looſe vipcken: Sx Szceſ Gooz aczer Sſoycéyérucht, dangeeftnumtraeghicker/desweelpdelbupen Den waerdighen Aemis diefück wert gheſtolej

Ä

-

Dandeestrahe Beſpºn, Dintmen dan geenjolen? Geen TDücken?gheen Galepºgeen andermitte dinghen

Om die ſterckelupaerts tot arbepttebedwingen

ÄSFacpdat»es wofs ans outöſucht,

-”SinnB'tſtal (afé GonicEin -Set) ruft, WMaers roof ſuſ, aldéx deugſdey Szucht,

Wºc Gint ecº Geyſe desaßge sefuß. S.

Rechte armen.

Gºse 't dolcK de fand Gooz.de neuſe Sofxt, «N/ſmen paſſiert Foozé CeypziGaet,

Sft datenbyfenſtincKenzr getexoert,

broederen gedaen hebt, dat hebt ghy mygedaen.

(Tot dat dry surfen ſtancß Scrgart:

“Soſt»pt“ oszsySaerſ Berſaet <Sat agtérkſap Feinanté ſejand omß6xoft, Spant feſtanck déur reuck int ſicßaem ſact,

«Soéreytaghterkapzond in jemoet. -

Chriſtusbleef in den noot, Barrabas kreegh'tleven, Gods armen verſuymtmen, den fchelmenjerº gegeven, Peyrome ydhonger,de tragheis ſaten ejej EckwerPrzyn aeltnisweg niemand op't wel gheven let,

B Jong/oud/kranck/winneloo Shalbenden lupen/vintmen noch rechtearmen/ Waerdighdes voler

Quaedt-doenders.

Ontfºrmen.

Epheſ-4.2é. Dje

Matt.2. verſ40. Soo wat ghy eenen van deſen minſten

deºe/grpſen/ſecken werden Bierte landghevoet/

geſtoolen heeften ſteele niet meer:

Ägſtraetofinſtichtenvanderrnchen odepoj:

Mae de Winnelooſe/die gheenrechte winſt Verſupmt/ maer arbeydeliever,ende wercke dat Dochboven denodzuftmieten teert inzjnrupnºt

Sie de3innaerftighepdt nietgenoeg

tevermoghen/ goer is mer zijnehanden, op dat hy Enuiet Tot bºoodvoo! wñfenkind/die honigher gheBoogen/ dieft of roof/ Wyctdenherden nood/ hebbetegeven den genen die noodt vºrkºwillende Ärab ſinſchaemtomeen ſtücrken d200g 00 heeft. ?

ZHo deeg nieverleckert aen'sbiddenslup gemack/

Der Werchberomendeſchept vanden tröggelſäcß/

Mildelycker voetmenden ledighen ſtercken, Danmenſe wijlyck dwinght tot landnutte wercken.

Shn bzood met et 3weet verdient/ na arbepd ſpoozdbe

Soa maeckt ſotte miltheyd den landen volgheboeft,

Ltlepn

Datden vromen met dieft,roofen moord bedroeft.

geerlijck/

Ä

en Goddanckt/bzupckthpzjnarmoeeer

ITlt.

-

ºaº Had/datmen hiermetghebenwel vaerdigh/

Andertraghen tot bedelente Hooghmoedigh/ D * Ä dieft/zijngheWeld/ of Wanhoop kommen 1Boozquam, enootlyck biddenvan ſulck Ontfaugher waerdigh:

- -

oedigl).

Die

Ä Willen doein/end’hen quaed doen ſcha II1ell/

-

Steelen eens andershaef/ tot ſpijs haerderlichamen: Pp hoep van bedeckthepdt ſtilen behendelpck. DMndere achten.'tſtelen als'tbedelen ſchendelijck/

Dees rooven/ſettenaf/enmoozden met ſmerten, ZDaer die ſo eerlick zijn/dat ſpupterherten

Äer ºmdheptſnelder danzin traegh begheeren/ Ziji eerlicke ſchaemt bleef eerljck in eeren Ätſoubpveevºomen'tbedelenhinderen/ Bit ſollhupſgheſinnen vanbeeldelaerg minderen/ Endſoluptwiedentonkruptvan bedelens zaed: Zalighis die Menſch/diehen op den armen verſtaet. 3. Decl. Wir r 5 Indien


«A

-

Clantpdtlycke Habe. r

Seſe Komtaſtet nict mette grºſſert,

-3.

5Mant ſucck i6 zot zEnde, dicß s6x6 sermaent, Macr vie ſicß Goo: ſem Meſse ſcßaemt,

_Indivvenant yaerne Szoom iéseacht, Sie lecreſn quade ſuſtendöinsºy,

Atér ſin zotßerttreurig voozſet, «Zaer -Juckrymoet zyney moet miet Gözingey <J6 s6x6, al Sacréx oock spt ßefacmt,

NEngeefzon.de oser ßensey Gacht,

SNC Koſmy.de 66éxeſt t'ondër 6xingen,

5yat ſaet Konſt Kentinyßem ſeisen niet.

5wat iſt, a(6'tßert in’6 6ooſßerdédéans cert?

Noodrufts miſbruyck.

«Sie ſingvmoevt temt,ié eZeer der Pingen, Waerdieuſen dient,»ssijnt San Francßert.

Proverb.21 verſiz Wie gaerneinwelluſtleeft , die ſal

Noodruft.

kommerlijden: Ende wie Wijnende 1. Timoth. 6 7.

Olye lief heeft, die enwort nietrijcke. Wantwyen hebben niet inde We reltghebracht,het is openbaer dat wy

Oft die ſijn noodruft waeght, werdt recht in't ghebreck

daer nieten konnenuyt dragen. Wan

VVant braſaerdt enhazaerdtmaecken'tkleyngoedtken

neer wy koſt ende kleederen hebben, wy ſüllen ons daer medelatenghenoe

Engeltſucht inthebben vrywilligh kommerlyr.

ghen.

dooz't D Enoodzuftwertmiſbzupckt # zt teere teerenonwj

Die noodruft heeft,en daerboven oft onderreert, verneert :

-

haeft quyt,

Bcvgn oft beneden nood?uftsmatepzijſelijck/

Alseen ſchoete cleynis,ofre groot,guerſthy den voet GDft dooz't ſtoute Waghen Van des noodzuftg behoeft. Door wringen,of ſlappen,de maet dats te Pasis goet.

Eerſtdoet de doozbzenger/dehemſelf haeſtbedje

Nimmermeer ghenoeghthem,dienapracht ſijn noodruft Alshpnodzufteerijckdoo ſmets oneerlich wtjaegt voeght Deshem'tſchandlºch gebzeckinſhnen hupſeplaeght. Maer die leeft genoeghlycºdien ſlechte nodruft genoegt. Hettweede werdtghedaen bpden gierighenzot/ Die’t ontrougelt betrouwt boven den trouwen God:

WDº ter ndodt bederfis/wert bpmodzuft gemepnt. 19an nodzuft natuerlych g'tecnighe epid/

Bongers/dozſts/enliouthepts verjaging ghereedt:

Dees vaft/ſtingheltgedonghendeght is ſijnquellen/

magert ſijnlichaem om den benrste doenſwellen. So veel't doobzenghen 3ondightbovendemaet/

Cºn

ZDoveel

Ä degheldt-ſtichtonder den Conincklijcken

TBitdoet (bpgheſonden) bzoodt/water entleedt...

dL.

MDatmenmeer neemt/ister noodzuft nietberadelijck/ TD'een komt wt genoegheptin waerachti JDaer'tdient totwelluſten waenonverſadelück. TDutleeren oock Depdensupt de Wet der natueren/

Die wp Chziſtenen(Godt wouts)alter Hellenſturen. Itaaer Chziſt/wiensarme hooft niethaddeoyternſté Dolghenwp weeldighna in boot-dzonckenluſten: 4SCreedt "Ä Heer dooz dooznen met ons Krups be aden/

Enſullenwp knechten in den rooſkensbaden? # acht/ dat de Hepdensbponsveracht/in deſen nden dagh des ooz.deels ons rechters ſullen weſen.

eb

Ä. tDerde doendwaſen/die met Eſopus Hondt

TD'ander heeſtgenoeg/s arm wt

TDwazelñck hazarderen den mobzuft wthun mondt :

't Seher dat ghenoegh is/conttuangſtvanbederven/ GDun d'onſekererfickdom ſozchlnc teverwerven.

ZHadoet des averbloetshazardues verkieſen/ Dick den rechten nodzuft treurigbljck verlieſen: Sokomtveeltytºtghebzeeſenzotten verraſſehen/

Enſozitmentuſchentwee ſtoelinderaffchen

TDe waei-noobzuft koſtveel/de natuerlycke Wepnig).

Zſtmeteenſnoodtmenſche/traeg/gulſig/envilepnigh/ TDie ſynbzoedt

º

waerdt is? Peeftmen't Water niet

Onl Illet

L.

Lage

E6 /

eZoéré in SaifcKen Germaert

9

TDupzt oock een Feedt nietlangh/alſmen 'traedlijck verziet

-

-

-

Zöp hebben alnoodzuſt/die in Ambachtof Mering Genoegh/doch magherlich genietet haerteering,

Är arbepdt / mlaer

GDoch Illet nu0ept

ſonder ſo?ghljcke

Als die vepligh bp 't Landt / onder 'tklepn Teplken roept.

-K.

Reuniſſe sanßenſefié Kºrſext <Bie foSty aſ ?Hy menſcße ßctačnt,

“Scßoonen Luſtiyßom man6te ſoony, Sext yße Szafgße Sanegy man Ebij6ßedacre,

Sacrnet reen firſinmoyßt vonen? «Sx erſte ßem See vurſent Krooney, e§r derße,en 6edsBang's Seeſcß6 noopg,

Segyßende tot ſinéſefs Scrſſoony, o difr Ö11

sic icß'tferouß6 miet Koopy. Noo


Clan tpdtpcke Habe. Nodrufts gebruyck.

Fol.cccccif.

ſeyt: Icken ſalunietbegeven, noch enſalu niet verlaten.

Eccleſ40.rs. hemmetz ijnen arbeytgeneert, en Wie

4

º 'rſpreeckwoortleert) deryckſte die hier Die ghenöegh hebbende, Ä met dathy heeft. de laethem genoegen, die heeft een Ditghenoegh is Chriſtus,die hemheeft, is waerlyckryck

ruſtſaemleven: dat heet eenen ſchat boven alle ſchatten vinden.

Dieis

lecft

Deesperl vind elck,die't alom Chriſtum verachtals ſlyc.

Pºckdomenisgheenſchadtdiemenniet machber N1erell

Maerdie zijn nodruftheeft, nadeneyſch vau nodruft leeft

Eerlyck wiſt, Godlyckſpaert,'tghepaerde den armen eeft: God

"Äs ghenoegh Hebben/ ſonder meerte begee Arm zijn van begherenmaecktrijcke menſchen. 1Dol Än ſijnſe arm/die veel hebbendemeer Wen -

bÄmeer na deught,dan nagheldis begeerlyck

Desleeft hy Godlyckghelond,natuyrlyck, en cerlyck. Aerde vzoede trefthfertmiddellichtelijck/ Peeftnaerſtigh/natuerlückenvoozſichtelück:

MP) MHantua eerinch ghewinarbepdhpvlpteljck/..

Äfneemthynodzuft/ namaerpzofjtelijck/

Tell

Tel.

Soleptwarerjckdom nietin Kiſten volgoedt/

-

Daer in een volhert/ lnt ghendegent genoet.

!

"t Goetghenoeghen maecktrijck/veel begeeren maeckt dTM1» Bp'tgenoegenwoontvzeughd'bp'tbegeeren gekarm.

Wie doetººgeernº/debaerºngeng

nde 'toverſchotteghens den tüdwinneloos. Wir vernoeghthaeſt? wijſhepd/die gebzupckt'tklepn Ajmudenodzuf/ doozlands zedezinneloos/ vzeught. ZHohooghopgheſteghendatmººr Heeft vandoen/ Allestemet verkrijgen datelck begeerten hoogh acht/ . THjodwater/wooningkleederen/enſchoe/ Bodtnietgheſteltindemenſchelicke macht. Enheeft goedeman nochanºg redel ºede ZSo teert dees JBaer Ä„Än nietenſtaet in ong macht om Ver ÄHapnighboven nodzuſt veelonder de quazeden/ rVen/

jejttemetzinſtaet/ſchichtlertºltebehºeven

Moghenwp't begeerenmijden/ derbenenfterven:

Ärjtmet zijnoverſchot der armenſwaerbedzdepen/ TDitmaecktrecht armvangheeſt/ enerfghenaem van voo!deel/en rijcker machzijn

Jsaltidto

leenen/

GBsdsrijck/ ZÄraedick ºupſvaderoudichterwerelºenen Deſen Jobsſooneis hebbenen derven ghelijck: Ghetuckighhooghbove ade! rijck van goede:

WPanthp verkrijgt Chzuſtum/die ſijnbegeert can make

Pºjthpſeeſthier vapligh/ vzpenbipºannede/ Änbelaeght/onbenijdt/onbekommerten gheſond/ IGoo! flechte ſprsendzanckvoozh. ſoberemond/ Tjeen gedeghewiſſenupt een gºewa.deing/ Tjrechtvaerdightezüninal ſcn handelng

fLI1.

TDie Chziſtum heeft/ die heeftinhemal Godesſchat TeI1.

Doelangh

ar

o menſch/ in valſche rijckdom ſlup

TEI!

Äjo tvaſt betrouwen op Hodſºnen ºder Endit Hemelſche Cooznom 'thelſche Bºtaf verſupmé. Tje hemtrouwelyckbeſozgytuptſün mildhepts ader. Doelanghſultgbpſottendus onberadelje Dinghenbeminnen/die uſijnſoo ſchadelijc? GM,

-

(W.

Ytenser» Pit Leertesy eZeden, “)intmentf

ſaſigert oocß Korter facn? NSß Joncſſºnseſſrack Catoſeexſec

Gptmen 'tquact,ßer syndigß Screwden,

Pén,

-

jemºander -Fonger6ßeéesen, -Zitmenoock Sod666excßyant6onderdaen, Sßmcusßt (ſerv'r) ſtöggen Sr ſcßeſden, 't-J6 m genoegſ prrſmen mrn Lesen, «Satmen ſºnen 66iſ wift s6everſtrijt, -3ydeccuſen en?eßlinde Saen.

Sie 6

5Mat macß van ſcßaven oft tonſöigaen, eNſnen ſo quaet mºvende goeverºt.

Gnaer dan S6ifickt ſºrgen fegesen, O\(6 mx 't 66oor? ſcßand' 66afx inszeßoußen, -

-

e§x S6iſt, Pat Klappen méniqß doct ſiesen, Wat Rijckdom is. Heb.13..

Gacré6ien ié'ſ 7sſenort Kerouſsen?

Doorbrenghers.

Dewandelinge ſyſonder giericheydt: weeſtte vreden methet gene dat te

"Prop.20.1.

genwoordichis, wanthy hceftge Den wijn maeckt looſelieden, enſterc ken z.dccl.


Elan tpdtlycke Habe. ken dranckmaeckt wildt, wie daer luſttoeheeft, die enwort nemmer

Gierige. Eccleſaß.6.2.

meer wys.

Proverb. 29.3.

Een dien Godrijckdom.goedendereen eere gegeven heeft,endehem nietsen ontbreeckt dat zijn hertebegeerten de Godhem doch gheen macht en geeft des ſelvente genieten,maereen

Wie hemmetHoeren geneert,die comt om zijn goedt. Iſtvreemd,dat des ſmetſersalverſinnendekaken, Ten leſten huysenhofſchandelyck uyt braken? Iſtonrecht, dat ghebreck pijnlyck hunlyfdoetquelen, Die uyt hunovervloed der armen nodruftſtelen?

ander verteert her, dat is ydelheydt, ende een booſeplage.

G wie hoven nodzuſt/ghewitt, of renten Heeſt)

Dewreede gierigheyt,magher,enonverſadigh, nietminhaerdienaer dan d'armenongenädigh. JBiſ Ä zijnrijckdom/ "tghebzeckſalhem bedzde Hyjaeght narijcke haef, die hy armoedighheef, LI. Enweetniet dat niemant van't overvloedighleef. Terecht quelthem'tghebzech/ diemetoverbloedber upºnt/ D Je Ä Äºn ghenoegh/en mindanghenoegh le Enbaven'tbehoeven denkomſten uptgheeft/ Ankochs/anroffiaens/anhoeren/en anboeven/

-

"tGuntſtjns naeſtens ghebzetümochtſtoppen/enßou den rupmt/

-

Ditzijngodlooſedieven/ſtelende Hunſelfs goet/

Sond ſtjn kiſt’tgeldwel/maerſonenbupck miet:

ºerſohpºt in daerde dan inſün maegh begraven/

n't alleen verdoen/daer ſes bpmochten züngevoedt. ºp derf niet ſateten/noch ſin dozſtrecht lanen: ees anbarmhertigheſal Gsdniet ontfarmen: Hier bljchtde gierigheptint ſtraffen rechtvaerdigh/ MBant fp achthaerfave ſijn voedſelniet waerdigh/ WPanthaer ſotte weelde verbongert Godsarmen. oliet des rijcken pyacht den Laſarum in neod/

ie dieſ voerterhellen/ d'arme in Abzams ſchoot: MDatſal doch epſſchen dooz ſijn rechte Wiechters

Ä

"

TOll

Dees Win/ ºnt niemandt weldaer danaen woecker ghe

Dpontfangbt geern/houtvaſtisondanckbaervanſin/ Enverbooſt genoeghept dootkrügen van veelgoj

TDanderliefden woecker vanonſe ontfangen pond?

Ä

gierigbepdt/ als'tvier'tinwerpen van

JBaer dit

die 'tpondbzenght ſonder weldaedts

hout/ FHoo Had ſoteen vooydeel: Heeft. IDie "tpond ſchemtlijck verdoet/wat verwacht Hpdaer Hp voozooz.deel? PerI0eUlt

Poozeen bluchtigheluſt/eeuwighdurendeſmerten. 25edenckt ughpquiſtgoed/neemtdit doch ter Herten,

Zbpdp godloos? vzeeſt ghp God/dupvel noch helle? Pseeſtöantenminſten hier geñuelle. MGant die hier deur verlieſt "tgoed vanztjnouders ge

Ä

erft/

werld (was daerghebzeck of be

"Än/nften beeft waen-ghebzeckßem edzoeft. Viecht dekaeſwerpers d'ont t Enfluralsnaandere ſen: ſooverachten Ä Äes/ wengºstan- gleWin/ſo Wepnighmachvera LN

-

Alsmen des Pels afgrond metſielenmachverladen.

Erftſjnepgenarmoe/ die Hemmet ſcßanden bederft. 't CPverſpel Walghtvanſjn/en ſoeckteens anders wijf Zobzandtnatºeemdtgeld degeldminnende katjf TDie

ĺ ſchraept/die ſpaert/bewaert

beſogen

Olel

SO.

'tSnoode geld/enisſijnſelfs/ noch niemandtsvzient, 2.

-, -

Peen tºt sraegde Siogenes "Senen Sterreyckerrscec Soſzyße ſtafi,

Ren». Keten GattoeKomendes"

«Segßt oſick umet deſenſtockſafſtaen? Seſtroo murs dacßt met tsöxſetéesaen, «Seg icKneen, G ſtact,oft iaß ſtaet, (Weenſe d' Äsenes ſoyß zºen, "Snſpracé,“ oyßen ſicßtmetter dact,

ä,

d

-2iniué ſcßrft dat eenen Spant Sie ſende een anverſack vier 25osen eingecrt mkt eenen faſant, SmºkerseGaedte zyn dooz een Aisier, “Soo treurde, met yrbesigengßetier,

Sßemercßt "anderpréHad'sersöorsen, «Sat ß doot ſºn grootßertigertfer

4

Switces. San Fongeriéseſtorsen, wercld


Tantydtpcke Habe. Werld-wijſe.

Jol.ccccci.

Onbehoorlijckuytgeefen bewaren.

Luca 4.

2.

(ors. I4

Want waeruwen Schatis, daer ſalooc Maeropdatuyt gelijckerbedeclinge in

u herte weſen.

deſenteghenwoordighen tyde, uwe overvloedt haren ghebreke te hulpe

O Doodt,hoe bitterudercken met ſmerrequelt,

kome.

Dejcken die op't goudfin trooten hereſte

je roode Äerd krygverhoºpÄck

Elcx

vÄn ſijn Chriſtelyck,elcxdaedt met Chriſto

Swelght hemde ſwarte aerd' diepin haer helſchebuyck. pot.

D egierigheenquiſt-goedtſgnzotoock in'svolckr

Detongh betrout Gode,"thertſeyt daer enis geen Godts In hoogh teeren,en veel opleggen's wereldsprysleyr, Maer Godes wyſheydt vervlöeckt deſe dwaeſe werelds

ll -

Maerdieboven odzuften beneden bermoghen Ä hupſhoudt/ſo datſnngelt noch vermeert

Fjälde werd vooz een wüsmenſche gheeert:

Djetounutteljcſ (ſomen'theet) ſynhaef ver D0et/ D

-

chniet ſoghvuldelijck na groote winſten Waet/ verzaed van 't onverſadeljck gott/ ZSeptmet Epicuro tot ſö bedyoghenghemoet/

ÄÄ

Äpas miſ bzupckt ſijn rjckdom ooglyck/ Jntuptgeben ende intbewaren onbehoolijck. Äſ met HLandtzede doenhemte veelbe 's wei DEes wº

hoeven

Ente veel verteeren tot veelarmensbedzoeven: M9ederom doethen ſijn Hepdens Godt miſtrouwen/

4

ÄDergrootnuu ſchüren/ ruſt/eet/dzincht/en bzaſt:

wyſheyt.

h

Maeſten verſupmen/en t.geldt eveelbehouwen. Fºjtansnoenut Godthemdwaes/want hpbout op't Den Baerſegdp/ gºldt ls intjn/mach ick ’t mijn niet ver zandt onvaſt/ Teeren pbemijtswelluſt bovendeneeuWighnºº. Jckben Ä " dzonckaert/ick leef van'tmijn met Ä Schatten op Aerdtryck voo den ſchalcken dief eTER -

0f Ut0t/

-

Enbewaer'toverſchottotmut van mijn kinderen/

-

vÄ metghelt ſijnboomlooſekiſtofpot / Tjedeighdenſjuziel opecht

Dult

W9ienmach mijnbewaren oft uptgift dan hinderen? zot? "tGeldt hooztu maer God/ghp bewaert des Jets

/is dat niet een

Iſt gheen Zot ? Die zottelijck der zotten Waen-goedt Verluleſt? TDaer dooz hp éawige enware goedt verlieſt? Zftgheen zot/die tſnoodenfºoº dezielepziiſt Äſt gheenzat dieſen geldtºe ſijn Godeer bewijſt? Eiceertmeeſtºtguntyp meeſt beſo?ght/dient/el Be -

/

ren ponD/ .

-

Teert nanodzuft/nietnadijnwelluſtfghemond:

Homooghdp.vandenkoſt noch rijckelijck deelen/ Godts immaenders/ d'armen/dit is Godtgbevelen/

Ziedpdeſein noodt/voedtſe metu ſparen/ Mooghdpuoverſchotoock noch beterbewaren. Unt/ WPat ghp den minſten geeftaenkleedt/ſpijsoftedzanck datmerwellu Ä-wöſenº ſtdooz tgedom TDitg den Desdanckt u Chziſtus ſelfsals vanſjnergêontfant Ullllſ. Godtspondt verdoet in u Aerdſche welluſt/ ghp Als Mieboujthemelſekoo nieweſchuré -

znrupmeen

GDnntgelt

? @f ſozghvuldighopſlupttotu miſtrouwensrnſt:

Ätituendagen:wie denckton Goduren?

19 maegh enkiſt vult/maer leeglaet unaeſtens bupck/ Zs’t uptgeefeuopleg dangheen Godloos miſbzupck?

=SZ

QÄ ken geleext “Sopßiſt s6ert Sanſºns voné doodt trooſtig

A. FEx

macnt,

R-Net Zone,66at iſt dateſcKmenſcße SSsen seet ſcßoeft? Ssen seecßeef?

(Wernt niet( ſeº r)vatick mct Sodetéſ, Vén d'cen teuttet eeft naßenſcße? (Mort ßeß ickßem on ſerfircé geföaent,

Sander te Seecafé vier omnietgeef?

(Tenßaetgeſcßt,ges6eent,nocß getraent, (WAogſtick mvoxtfet een manßesExſen,

Sité tydt,die ecßtegenſGoozois eef, S(ckſoeckt jaerserozzftſeßßen ſeeeis:

«Sie geengeleentgoet ergen Saent,

WMaer die aersöacroekentenaenkleef,

Nën Gaumoo?t «Beugſ? maëckt, i6 66acxdt té

Smccºttet Yſerterför dat eetié.

pxxſen. 3. Deel

VVeeldi


Wantydtpcke Habe. Wecldigh leven.

Cierlijck leven.

Ecckſ 7.33.

Eſaia3. 18.

Wele eten maecktkranck, ende een on Tediertijdt ſalde Heere het cieraet aen

verſadigh eter krijght het krimpen.

den koſtelijcken ſchoenen wechne

Velehebben den dootgegeten: maer

men, de Hechtſelen en de Span

wie matigen ect, die leeft dies telan

ghen,&c. Ende daer ſalſtanckvoor goeden reuckſijn.

gher. Die den armen onthour,ſijn buyck geeft ſijnovervloer Komt hierin kranckheden,hier nain der Hellen gloer... .

Elck

F

ckt met ſijn gebreck, wie leent niet’tkoſtel eedt

,WWolfoft VWurm? Droeghtdieniereerſt? Noyt was by anderen nild, die'r voor hemſelfste veelis Van Schaep Ä elckweet Hemſelfs niet eerwaerdigh,'t kleedt moet eerlyckdoen ſchynen, ante veel uptgheven/ P beſtaet't miſbzupckv Dees diereen zotte pracht bloor Chriſtumindenſynen. ÄÄn eenweeldigh/cierlijck/enheerlychleven: Deſedzie Goddinnenſtjn meeſt bpelck gheacht/ Luſt deg ĺr oogheu/met homoedighepdts ITÄ levenmaerkt oock d'uptgift ſo groot/

Hydoet Chriſtum vaften,diens Godlult van de keelis.

Daſ º

pyacht /

--

"tmBeeldigheleventeert koſtelijck en lecker/ Dit maecht voo! den armenden mildente vzecker/

delic Roeßupt vooz Chziſto aeckten

00

Den ſoettmeermenſcheneer doozzpd'enbonttedzagé

TDie lucht/aerde/en watermoepelijck doet deUrw!0eten WPal Hodt dooz'tkleeden der armentebehaghen. Alſolaetmen Chziſtum inſijnleden verkouwen/ CDnu d'rdelhept des bupermet welluſt 3atte boeten. Pncierlijckte ſchijneninder 1Lupdenaenſchouwen: Bozaegdpwatfeſtbees waen metgrooten koſten ſoecht WPat mach'tdterepurper tot warm oftderkſelſtrecké. ktvan rmaer ckt: e onghe Socrat Vervloe Atoſt die waeth nuttehoſt den naeckten nietbedecken deeson Hou MDant die ſouderhongher grooten luſt näeckt tet en hoffterich

BZacht Plazarikoude naecktheptſc Den Pzonckaert gheen hetten intenvlammenvierichs oemlic miſbzupc/vooz geenmtſbzupckgeket GPverd len/ t is mozſee der vethep dooz Hier wert d'aelm mager rmoot gbpdeziel doozoogſluſtseerzuchtblent. Poebe MPant't veelbehoevenenmachniet veel uptdeelen. eete 11/

TDoo! verbeelding des ſmaerks vandeleckerebeten.

Äen Teeronthoudptſijn/enlaethem naechtnaioopé

MBieſo mildelijck gheeft tot vulſelſigner darmen/

Biedt Chriſtodenruggeenonthouwetdenarmen, Aldunckthemnudwaeſelich dat Godts oozdeel ber traeght/

Eºn d'onnoodighenhoop'tghelt teghevenbp Hoopeuz Als Perlenſtickers/Derwers van tſcharlalien pluºmapers/die dwaſen'tgeltontſchaki

Ä

uºliers/Tapitſiers/met veelſmetſendej ZSo ſijn gpinderdaetnual jammerlijck geplaeght. . unaet / maer vergript ſich Beeldſtpders vermuftigh/enonſe Juppiterg Apel/ Paer3othept -

- -

Ägen

blendelijck/

--

Danqueltonluſt/walging/met zieckten ellendelijck/ Endan moet de TDoctooy der lecker verladenrompet/ NDetdurejuleppen den overvloetuptpompen.

Pietsleeſtekunſt beſtaet inkunſtighelogheu. Baer ſal Ähn/ kleedthem upzacht und armenniet

Daetafbolghtwaerhept/diewerdtnetbedjogheu: 9ter/

Zck wasÄtabr lietmpnaeckt/gaetimt

Eeuwige

LC.

“S. S-Nsßnen renamt siſſcßey inde ſucßt,

(T.

-Jaysy inde Zeepſogen ope 6 :

TS een Pie“Socratenßeef geszaesſe

>Endoorn ſezieren op opesan Szucßt,

-

eZoemen seriöerftgoevefaem sepreſP?

-

-Nºtéoozder,datszyuſo dzaeßt, (Wocßtan6 mceſ efckenpleest vees Scrécer e-N(6 sßrsacrnc.seacßt ſou?t Kßeſen,

-§r Kreegsanzottert venßooyßſenpzré, séré, K6aert dan oock al recßt datmenſe ſpaexx? Hé

eNſ

ſcßrnt fesenſteſts faem gereſen,

Cenduert nietſ ducßt soot geſeamgy.

-Jſtrycé,arm,groot,éſern,-Jonck oft gré, Gaer Peugété fofstrfsaſſönder Szeſen, NEcé ſoccßt den sZeme Eier op d'eNexw. Setºoey facet aſeggoedefamy. W

Heerlijck w


Tantydtlºcke Habe.

Fol.cccccib,

Heerlijckleven.

Onbehoorlijck bewaren.

L« y.f&.

Iacobus 2.23.

Ieſusſeyde: De Voſſen hebben Holen, Want een onbarmhertich oordeel (ſal ende de Vogelen des Hemelsneſten: gaen) over hem, die geen barmher maer de Sone des menſchen enheeft tigheyt gedaenen heeft.

niet, waerhy zijnhooft neder leg Lufttotweeldighleven,doetonrecht bewaren 3.

ghe.

In Rycke ſchueren,nierin Gods arme Dienaren: Menſluyt kilt,herten oor, voor 'tgheroep der armenz

Deheerlycke doet koſt, veelmeeraen Hond, Valck, oft SalGodfulcke dievenin'toordeeſoock ontfarmen ACT Dan sº deſ BeeldenGods, die Lidtmaten Chriſti waerd "tA Ä Godesmetalle datdaer inne//is: Synhooghehert,bouthoogh,voorhoogen,'tkleyn blyft Voe Ä dat de Menſch ſoo diefijck vatt buyten l? Chriſtus Ä Äöyt zyngaſt, die ſalhem oockuyt ſluyten. ZDatplaneenghdingberfſegghen/ſtet datift mtinº mieteerſtbauBodontfalghenmoet 52dere willenleveningrootachtbaerhepd heerlück/ warbºndat 3!!! -

«En

zb Änverach jch/

- -

-

van haer Homoed begheer jºietalons epghen/maerrecht als gheleende goeden/ CDnn "# den Äentemeeſteren en Gods Arulente vot

ll. De Burgherbouthupſenals een Pzin oft tsning/ ZHunziel bltzfteen vupl graf/ der TDupvelen woningh. CDmhemſelfste voeden dees rijckenfeten verſupmt/ Jſt niet Ä dit graf uptwendigh te vergul JBaer Ä Är Gods armen upt zijnoverſchots

Dell/

Upun

-

Alft binnen blijftvol ſtancr/ vol helwaerdighe ſchul WBpheeten alChziſtens: is men Cziſten ſonder liefd? d ell/ Heeft bermagh/en den armennetghes eT WHeerlijckbout hp Gode in zün zieleenkamer/ IDie arme hupſiens bout/dits Gode aenghenamer: ºdemoghenwponsſelf doch Chziſtenenwanen/ DLls Wp Äw.robern 't 3ijn als hp ons komt ins Jºaerwpbouwen voo! ons gemackelücke luſten/ -

Ä“

-

-

TD'arme Cziſtus heeft nietonn zijn hsofdopte TU TDe

vº leptin den ſtalbp'tghedferte vertreden/

ºs doo?Waerders an ons doozen metoota Gheen ĺm/ maer derent/ van 'tzijn/ nietonſe gOeD., Ä Ä Ä Ä onſe t Weelden: NQe

Dehnecht woont in't Paleps/ is dit noch alreden? boutmen ſoo Hoogh/ meellen WP dat de

wareg00D

«Trap onbzeeckt omklimmen in onſehupſengroot?

Staat,

ITI!!f11

Godmaent

LIl,

aertbzoodts Illetrecht/dat Wºphende deelden?

krup p nuketls

ſingt

wp niet ſelve/ in groothupg Woont groot

rups/

-

WPatmenden Armen geeſt dat oktfamght Godſelbe: ght“ Sodſelvea thouick"tſin/alsickrinmijnhiſtjºe.

-

Sees,pUpg. gheſind/grootbewillt/metdat laſtigl) -

-

Ätº./elpleeghn dees dieft volkomepcº

2Behalven dat de Weermethertſmoepelſiek verdziet/ Dit der Sodomiten goºooſhepdt verdomeljr Dijn Haef van't onnut volrk onmutlijck verſlinden Godt Ä barmhertigh/maerhpisoork rechtvaers ziet/ «Dock Ä Daerd/Hond/en Dalck/ die Hp mochtont Donbarjertighe is Godts ontfarmen gantgsn eeren/

-

Waerdigh.

MPat gheniethpdoch meerdanzinkoſtenkleeren. ZHoygyvuldigh beſo?ght hpdielaſtigheovervloedz «Eubevint hier zijnſonde Haer ſelfg ſtrafen boed, "200.

VWYSecußenroussaren eens séſaß, 49. 50eur -Jupiter efck Peve daer zin VFeºſkºps name i6 muſo geßeet gemey Kayßt, OMſ ſny feſt ſakm recßte Friendtſcap Sint, Sie ſocßt Greve goetcijcken iſyſ, «See6 maccßt santé6ee ßerten attrt ery (Waer 66at ßx ſerve, 'tSa6 niet geacßt, Sat z'egy d'andez ſin ziele femint, Sie6 66erdt ßx graG,én ſteftſe 91 ft Kraft, "Sickmint ßemſefiſ man,66xfoft Kindt, -Nencen ſtaſen Keten t’ſagen geſmeet. "Eggy fact ſcßuxſt in alleyßoecßgy, eZicrom Sofgſt maſuſ den rou onſaft, Gnaereeny Szienst moet (66at ßr oock ßeyint) «Sit wacckt ſief aftii» fegin sancet. 5Piendéoozſaer Soodeſne ſoecky, Min


Tlantpdthycke Habe. Mingevenommeernate laten.

Recht gebruyck der Rijckdommen. 2 Corint.9.6.

Proverb.28.27 Wie

Wie den armen geeft, die enſalgheenen

lyden: wie daeren teghen zijneoogenafwendet, die ſalſeeraf kommer

ICIYCIl.

Ä ſaeyt, die ſaloock ſparic

lyck maeyen: ende wie mildelijck zaeyt, die ſaloockmildelijcmaeyen. De Chriſtenbouwende opzijn Vaders woorden vaſt,

Leeft lober, gheeft weeldigh,valt dick uyt liefd vooreen "tMiſvertrouwen Gods wil't kindt ſorghlyckeryckdom

aſt.

weet, dat een Vrou haerkind eer vergeten ſou. Dan die trouwe Wader zijn kinderen ghetrou.

WWant

erVerl

Deeswil van veel hebben, doet den armen veel derven,

"tVolck betrout God veel min, dan'tontrougheldt inde

DE Chziſten teertſpaerlück/ depltmild/bewaert

pot:

Godis hundertonghen, maer 'tgeldishun herten God.

D Jtonrechtbewaren/endit Aelmisminderen/

voozſichtigh/

Doozarm/vsozhem/vooz kind/eniselcknutenſtich tigh/

ZHtreckt omrijcktemaken niet ons Hiel/ maer Alepſcht verſchepdenhept elckerlijcr verſchepden ſtaet. tinderen/

Noch gheeft beſchepden liefo/ hier elck een beſchepden

CDmons Attnd lief te doen/ wpons Daderen Vertoo2

ITldet.

Die teertbeneden ſtaet/watondertghemeen beſteck/

Tel1:

JBaer iſt oock liefd/datmen'tkindbeddet in den dooz Enſnoept zijn overvloed/ 'tſiioepſelvult bzoeders ghe Zn

ºÄ. die "tkoozen van Gods woozdt ver

bzeck.

TDatleerthem'tveel gheven dooz oeffeningkinnen/ APpdepltziynovervloed/waer hpghebzech hanvinnen:

Gdwaſeliefd/ die 'tkind lepd doodlijcke ſtricken.

WPant hpſps naeſtens nood/die 1 umeeris behert/ s 3jnskinds toekomende onwiſſe MBiegheeft zijn kint gheenſwaerd tot ſpelensberblij TDanzi# TULT WDie Äzjn zoon gheen paerddathp niet kan berij bpwylen beweeghtdoo pemandtspinlpckelaſt/ ptot diens verſading willighhongherighvaſt. TDit isrijckdom woeſt/wiens welluſtighſme JDaerſtende niemand recht in behoeftighepts plagen/

E. Ghedenckt hp in Gode d'anſtaende quade daghen7 TDen woeſten jeughd beel tijds den Hals doet byeecken. Enbewaert voozſichtighdat rechtvaerdge overſchot? JBenklaegt over ſtrenghent vanden weg der waerhept 1Pooz vooz wyf/ vooz klid/maerbpſonder vooz DD. JNoch elck vooz zijn kindmeer ſozghlyckeſwaer -

Ä

Ä epdt:

Want in dit bewaren is hp meeſt in onbzeden/

DLuſtong dan'tverſwaren van den wegh totten Demel Des ſoect hp rechte armenom 'tpondrecht tebeſtedeu TDaer ſWaerlijck als dooz den naeldeen Ditzijn rechte Heeren/deeslevenoockheerliyck/

Ä ſchar

TDoen

entel/

TDiedan d'Aelmis op ſluptom zijnkind rijckte maken

Arbeptomhemſwaerlickten Pemelte doenraken. Elckplantmeerin zünkindgeld eneerſuchttghepdt/ TDande goedadighealnutte Godſvzuchtighept/ Enelepooghtmeerzijngheld dan wüſhept teerven/

Änd

quaet/elck goeden ghevenſoobegeer

1jc

Alſt degierighe neemt inſpnbodenlooſevupck: Zsbitdanrijckdom: niet 'trechteenGodlpc gebzupck

TDusheerſchaptrichdom zot/drts tgemeen bederven.

Ach betrout Bod/die laet den vzomengeenſinsternoot Rochſpnenſademietdat gingh noptbedelenom bzood.

Sºßeſiicx monden San't yoedt klappen,

T

-

OÖ.

3Cenopßon ſerve dat

fé11 Gzof.06

Zrn Srandt tenoorflacz Kangefruycken,

Swantaſtdtſeefer opzin ſoede, Smteſcßoussen zijn ſaſtezé Suzcßen, QMocßt die get onrecßt Sauſem ruycken, e§r ſouvt e(cß Get ſchande SECCén, eZ Kanßoni Gurt diſte6 ſüEcken, «Sie 6cſ (ceft om ſºnen syant te queſſen

Sßerck SNageré of Papegaeren, (Waez mercßtmen cené opeſes Sottſtappen, <Saer ſictmen 't Compa6 yant6 Serdraegen, “Scſſoon Klappen enſal Sod niet paeren, E6oort ſon?ex stercßen Poetycen Soorde, <Sie 66oor»en zaext ſa Sint macyey,

Sex Kap gſeefeſcß zyn vordet.

Minde


Tlan tpdtpcke Have.

Fol. Cccccb Oordeel.

Mindering vanbehoefte,om meer tegheven.

Matth.2. verſzsende 41. 2.Corint.é.y.

Dan ſaldeKoninck ſeggen tot dege Want ghyweet de genade onſes Hee ne die tot ſyner rechterhant zijn füllen: renleſuChriſti,dathy, die rijck was, om Komtmijn geſegende mijns Vaders, uwentwille armgheworden is, om dat beſitdat Koñncºrjcke ÄMae tot die

ghy doorſynearmocde ſoudrijcke wor ter flinckerhantzijn: gaetwech van my den.

ghy vervloeckte,&c.

'tIsdebeſte menſch,die God meeſtisghelyck, Die wasrijcken werd arm, om d'armen te makenryck.

Arm. nodrufti gh,ryckbuyckt u welghelyckelyck.

Äk door’t derven van uweelde.

Lydt duldigh, wint naertigh,paertmatigh,deylt rycke lyck: Ryckons atmoe anderen, ſoo draghenwy recht Gods Soo bj alsſchaepkensintoordeelby d'Herdergoet, Beelde. Boet uwes naeſtens

Daer af alle bocken ſcheyden terhelſcher gloer.

D 19ncht pemandtsonghewoont dit Läecht ghebzupc watte ſtreng? THielees der Naturen Bet/deesie immersſo eng/

ED

TDoet anderen/ſo ghpwllt datu ſougheſchieden. MBieſouniet begerenom zijn honghert'ontvlieden/ TD.at eenryjck gheſond Maneen tapoen ſouontberen/

war

-

-

-

wetende äechterſatnden jonghſten dagh

-

Elck ghevenna 3in werck/ loonmetvzeughd/oft ſtrafmet klagh.

je

oftlyd/magh weloft qualijck ghe Ä Läechters ooghen/ die'tal wackerljck aen «Dmoock verzaette zijn dooz mildhepts klept teeren? 1Booz - , le11: 3Die ſouniet bcgccren/ tot warmt van 3jukoud ghe der nt/

-

-

chten

Iſt dannietloflücker/totonseeuwigh verblpden/

-

"t Geld van't bogderen/ dat den pºonckert deckt noch AllesWel/dan qualijckte doen oft telpden?

e . Ä pemant in armoevolpijnlijcke onluſt/ Wertnºt? ZHouden wpdat behoeſtfahſuler van anderen wenſché: Die ſcbouquaedwerck/oock’tniet doen/dats qua ruſt Daerom doen wpdat liiet den behoeftighenmenſchen? Al Waer hpſchoon ſelve anzijnarmoede ſchuldigh/ Ägarº hpsrecht/metlydſaemhept Ald'armen Doz-ringengaf Iſrael tot'tſnoode kalf/ scheUlDig). 30.aeromgheven wp God onſeklepnodien miet half? Doudt welzin untveeſe/voo die eerlycke ſchanden/ : Die ſechte nodzuft heeft/gebzupckt die manierig/ TDat wp God mter volgen/ dan die gheWoonte vande Vermpende hazard/ſnets/en ſpaerbeck geldgierigh WDineerlick/teermatigh/en betroudentrouwen God JLänden? Sobºtipckthpnodzuftrecht/ na't Goddelijck gebod/ Plaetons veelmeer vzeeſen intoo.deeltekomen/ 3: Berijckevlie groot behoef/en ontroubewaren/ Moickt vooz ſchandelpcke eer 'teewigh verdomen. ZHoeck levende kiſten 3pn ſchatinte vergaren/ FÄnderſoecmeternſtinder waehepdtbootejck/ Denligh voo! den Botten/en vooz 't dieflijck belägen Apathpnoodlick verteert/ende watonnotelijck' ºbztipck ſoo rjchdonn recht na Godes welbehagen. Tonmootlijcke koſtſalhp ſo grootaenſchouwen/ TDathpeenarm gheſinddaermetmochtonderhouwen CD! hoevzolpck en blpſullen deſe anhoozen 39erteert wepnigh/gheeft veel/en mindert.'tbedzoeven Tat laetſte blpde woozt: Komt myns Väders verkoren, JNaer den miſbupckers ſalvzeeſlijc 'thertdoozſnpden TOerrechte behoeverg/doozu klePnbehoeven t1.02ceſelijckeleſte Woogt: Gaetghy vermaledy.de. -

-

-

-

-

E YN D E. «

S -Nigert is ſet upterſte ern? Sen eZenci 5Nierſcßaer ßout, Pé SzaGen <Saeralder Söcreſté Genſhyma ſpoet, ßarſty opčn. Sie 66erdt San clckey tonrecht jemcgut, e§et SN.extrick Kret aſſiné San Zieſen op e§et 66eeſdich geßruxck iéosersloet, géKropcn, (Waersöat er 6rcugze.och at d'eer?ſche goet

Jnt Knagende fert dat aſtrdt ſterſ? -25oöen aſſoccßt eydéuchtſaengenoet,

- Sjn ſoete Gy feſſe ſicm ze Accßtex ſoory ſaft,

5Want de Veuſt 6aert Secucht die rotmc deſ Scſereºrde Kot, 5Üernaſcºx.de gact. 3. Decl.

S ſſ

ODE


O DE HORAT II II. LIB. EPOD.BEATVS ILLE, &c.

Tiertaelt. Op de Stemme vanden 23. Pſalm. Alich leeft hymetons Voor-ouders ruſtich, Die losen vry van handelingh onluſtich, Met Oſſen ſterck bout Vaderlijcke landen,

Van'tknagen vry derwoeckerige tanden: Hyſchrickt niet door des Krijchs Trompetten bloedich,

Envreeſt oock niet der golventoorn verwoedig. Dies vierſchaers

Ä vermijt hy onpartijdich,

En huyſen hoogh,volhovaerdyenijdich, En houwelijckt den wijnſtockrijck volwaſſen,

Aenboomen hooch, wiens rancken daerom paſſen, Enziet metluſt zijn vette Melck-fonteynen Erkauwen'tgroen van zijn gras-rijcke pleynen.

D'onvruchtbaerſpruyt zijn kloecke hand can ſnoeyen, Die entgoey vruchtop ſtammengoet van groeyen, Den Honich zoet perſſenzijn trouwe knapen: Die oock ontkleen zijn ruygh bekleede ſchapen: Als d'Herfſt vruchtbaer vergult de groenebomen Met Appels geel, die op den diſch dan comen. Hyplučtmetluſt veelnieuge-entepeeren,

Endruyvengrof, alspurperſchoon völeeren: Daermethydan zijnvriendengaet beſchincken, OocuSylvam het vrolijck nat Ä drincken:

Intgroenegras ruſthy, bevrijt van quaden, Eenoude Eycbeſchaemthem met veel bladen.

Het pluymgediert zijn vreugdmet clanckdoet bljcken, Dat orgelt ſoet natuerlijcke Muzijcken:

Van clippenſtey, verciert met wilde pruymen, Ruyſchtſnellijc dael, veelwaters witvanſchuymen, De Beeckens claer, alſuyſelende vlieten,

Teesluſt metruſt doen lichtintſlaep beſchieten. Maet als hetjaertreedtop des winters wegen, Met coudeſneeuw,methagel,wintenregen, Zictmen hem raſch metraſſche Hondenjagen, Her wilde Swijn in zijn verborgen lagen: of


Jol.cccccbt. Ofthybelaeghtmet dunn eh blinde netten Hourſnippen vet, die op't bedrogh nietletten. Een ſoetevangſtis oock de Haze duchtich, Devalſcheſtrick beſtrijčt den Kraen hoochvluchtich: Wie ſoude nier in ſulcke luſt geſeten, Welluſtelijck des drucx onluſt vergeten? Ia ooc de Liefd, volleets door lief ontberen,

Moerruymen ſelf, metalzijn ſorghhjckderen.

Isdaer danbyeenhuyſvroukuyſch entrouwe, Vruchtbaerenbly, daerblift geendruck of rouwe.

Eenluchtich vier van drooch hout gaetſyſtoken, Tegensdekomſthaers mans, vermoeytvan knoken, Haerteylenbreet doet ſymet melckvervollen, Van'tvette Vee, en drooght d'Elders geſwollen. Wt vaten groot,ſy Vernenwyndoettrecken: Spijsongekocht laetſy den Diſch bedecken, Gheen Brugs Capoen,geen roy Calcoenſche hanen, Geen Oeſters vergheen Stuersverſtuerlyckwanen, Verſtuerthaer Diſch,mettwyfelijcke ſpijſen. „ Haereyghen koſtſyvoor de vreemd moet Syſlaet een Lam, lſt Lam voorons moſtdoghen, Of teeder Geyt,denfellen Wolf ontogen. Menſiet metluſtaentafelonder 'tpraten De Schapen ruygh,na'eſtaltoe komenblaten, En d'Oſſen moed, met halfen neer gheſtegen Den Ploegh verkeertſleypen,tot Ä genegen

#

Raastalde wereld,dees man leeft ſtil

Ä,

zel God hethoogh, hyhouthem neerin ruſte: Hoflicke pracht haethy,endraeght hembuerlijck: slºchtende heelons voor-ouders natuerlijck,

coorn wynenkleed vernoeght zijnlijfgeſtadigh,

Hert,zinenmoedt danckt God, die’t geeft genadigh. -

-

3Dee

-

-*

Sfſ ,

Fxo:


P R O T E ST

Teghen den Slaep. GY Nsleven wordteen droevigh ſlaep beſchreven, KÄDie een doodt: dien 'tvolck vreeſt, om't verlies van't leven,

Metwelckx liefd', elckbovenalisbevanghen.

t deen zijn geld, danderzijn Landtte meeren, Sſº Nuſpoed Deesarbeydt om faem, die om ſtaet van eeren: T

-

-

Maer wie isnaerſtighom 'tlevente verlanghen? Dunckt dityemandt boven'tmenſcheljckvermogen: Dienemede knaghende ſorgh voor ooghen, Dewalghende ſätheydt, hetſlorpen en ſtorten, dWrgemergeldegeylheyd, de dolletooren, De quijnende droefheytuyt booſ heyd gebooren: Eenoordeel, of dees 'tleven nieten verkorten.

Waerom ſoude daneen leven van ſorghen vry, Seecker, luſtigh,ſober,kuyſch,vrolijckenbly,

Hemſelfsnier mogen verlangen oft recken? Zoo veel als degemeenezotheythet leven krenckt, Werdt dat oockdoor het ſeltſame verſtantghelenght, 't Welck dat tot zijn volcomeneyndecan ſtrecken. Menſteltweekaerſſen van eenlenghte,dicktendeſmeer, d'Een in een windige tocht, vooreen deur aenkeer,

Datſe verwaey, verdruyp,ende verloopin'tbranden: d'Ander in een ſtillebeſloten kamere,

Zaldees niet lichten langer enbequamere, Toor'tſnuytenen reynighen van 'smenſchenhanden? Die dan’tleven ſo minnen, en'tſterven ſchroomen, Den Slaepaencleven, (die maer door athemen droomen is de dood, der menſchen kinderen, Dies menſe recht noemt Broeder vande dood)

Ä

Wat dwingtheur? watportheur? wat iſt nood, Door’twilligh ſterven heurlevente minderen. De

Ä zijn leven ſoobemint,

Datmen gheen ſchat opaerden ſo dierbaeren vint, Daer voor hyd'onſekerereſt ſouverkopen: Maer wie bemint doch zijn leven metſulcker vlijt,

Dathy zijnenhuſtigen ende ſekerſten tijdt Met den doodelijckenſlaepnietlaet verloopen? Zes


Jol.cccccbit. Zesuren ſlapensis de ſchuld der naturen Slaept ghy dan in u levens fleurtwalef uren, Zydydan van 'tvierendeel uwslevens niet ſelf een dieſe

Ä ſchaemthem niemant denatuerte beklagen, Vandevliegendekortheyt der Menſchen dagen, Welcxlangkheytclck verkort om des ſlapens gerief. Oockisdeſlaep voor dees zat-ſlapersonluſtigh Mereyſſelijckedroomenbeſwaertonruſtigh, Recht als den Rependenmaegh, ſpijs metovervloed: Maergelijckſpijſevooreen hongerigeknape, So valt den wackeren arbeytſman de ſlape,

G.

Doornootdruft luſtighende ruſtigh,korten goed. Dusproteſteerickteghensu van deſen daghe, Otijdt-rovende ſlaep,luy,ſwaerentraghe, Plompe beeſte die metſpa beroubedroeft, Daeghy in my (dien'cleven gheenſinsen verdriet) Vannuaf nietmeerrechts eyſcht noch ghebiedt, Dande vermoeyde natuer van ſelfs en behoeft.

Doerſe ſlapen,gapen,fluymen, ſnorckenen quijlen, Diens verdrietigeleven macckt langhe wijlen, Sendt deſen u Bode Mankoplaeten vro na,

Begraefe die in upluymige

Ä

Kerckertſe binnen u duyſteregordijnen, Weſluyrſters vande goud-blinckende Aurora. - Bantuytheur wooninghende blaffende honden, Teghekroonde vogels die den dagh verkonden, Hn vluchtighe vloyen, der ſlapers verdriet:

Sie darghy Smidsende Kuypers, die vroegh wercken, Deklinckende klocken, dezingendeklercken, Oock ruyſſchende winden, hetzwijgen ghebiede.

-

Somooghdyudienaersen willighe ſlaven,

Dielevendigh als doodeleggen begraven. Inuſtomme, ſtille, blinde dromeryen, Soo veel van heurtijdten levenontſtelen,

Als ſygaerne ontberen, enu willighdeelen, Omte ontgaen heurwroeghende fantaſyen. Maer neemtin my, niet bovenurechtmet liſte,

Wantick langhghenoegh, buyten oftindekiſte,

Vergetenſallegghen uyt s volcx memorien, Totdat myinde verrijſenis der dooden,

Hetleven metzijn levende geeſt ſalnooden,

In't ghenadige gebruyck vanzijnder glorien. 3-Decl.

Sſſ;

tBedrog * - --


tBedoghdeswercts/ Alvvaer als in eenen

Ä de be

drieghlijckheydt deſſelven levendigh wordt vertoont , onder - den Name van't Luye en Leckere Leven. 't Welcktertyds ſeer konſtighin Latinſchen Dicht beſchreven is van PAN Dv LP Hus PISAvRENSIS

Co L LE N uT 1us

Rechts-geleerde.

Ende tot oeffeningh des verſandts van D. V. ( beneffens den Lof-zang van't Gour, in Dytſchen Dicht ghºſel : Maerns tot openinghe ende verclaringhe veeler dyferhedem metaemºryſinghen verrjckt ende verlicht.

t Boecxkentotten Coopers. Oluſtighhad Pendulphin't Latijn ghepreſen Denarbeyd naerſtighmet die Deughde door luchtigh, Datſeelck Leſer moſtbeminnen.

Enſo ancxtighdedehyde Leelijcheytvreſen, Van zotte traegheydt metbeveynftheytcerſüchtigh, Datſeclckvyandt wert van binnen.

Maerwant die nutteluſtdiemen hier moght winnen, Vooral dieſe uyten Latijn niet konnenhalen, Onvruchtbaer verlooren wert.

Benickt uwenoorbaermetnaerſtige ſinnen

Rijmſghewijsna-gebootſtin Ne'erlandſche Talen Door D 1 ERI c K V. «.

-

-

KooRN HERT.

tBedzogh


Jol.cccccbitſ,

t Gedoghdes EAElerelds/ Van weeldighe ende veylighe le digheydt. Navolginge. P AN D v 1. P H 1

Co L LE N vT I. e Lares Huyſgoden of Demons die d'oude

Ä

O Jerijcke aOrcus beſtadeter Echt/

D Tenden goutbarenden b Labor opzecht "Ä nootlijck/ enghemeen

aenghebedenhebben als VVachters van hare huyſen.

alle men f God der naturen of der gaſteryen en voort

eelinghen. want d'oudegheloofden datter

cgell/

Zöijn Zoncrſte dochter lieflijcknawenſchen

ſooveelGenien als menſchen waren.

Zentreckigvanſchijn/ enſmekendebefaemt

taerleupen ſot c Inertia genaemt/

Soo

YBelovende methaer Wijckdomg Weelde/

Indien Labor kinders bphaerteelde.

Ä ſpbanſchoone Itinderen

Dot

LT

Gock een achtbaer MBüfonder ſulcken

't Was voozſept Vande d Parce WaeracH

Hoeder.

"tIsdie man die vzuchtbaer Ackers din

t 1gh/

bl t EII ZHoſpbleef methar

Gºtt eend Ä" ºjg. Fºtº

TDatſpſoudebaren ſeven vzuchten/

Coopmanſchap bzin EZ. TDein clckſoudeeeren/ dienenen duchten. Die de Steden ſticßt/ beſchermt en ver 3 Maerſo 3p de eerliche Echt verachte/ Ileert/ ZHoudenſnoode Boelen/eenſnood geſlaehte/ ÄDinnenaen haerſnoodhenthovaerdigh/ Denheerlückenmannenloflijckeneert/ maeckt en onſterffe Totſchande van haer geflacht eerwaerdig. GDock ] TOelckerwinnelooſe gilſighept zadt/ DPerntelen ſou/haer aenge-erfde ſchat. Alſo wert dees Bzuploftewitvermaert/

Äuabtoo TD Ä werdt der Godhept ervelpc. De daden 602 Äman/ die oock hoogh dedeko- Herculis -

In't hups vande c Lares ghetrouw van Die Werlt regerendedeſtedeg Romen. # nyege äerD/ Ägrºaten machte/Ä bekent JNetgrate coſten endeheerlijckhevt/ TBooz der Burghersnaerſtgheeendjt Äe Wälckelhc bereptmet begeerlijchept. Ä van TDe welſpzeeckende f Genius boerde WDie waren ſsseelen vzoom van unoede/ TDatſpdie ſtadtbouwden metharen bloede. Ä "twoozt/ ZSegghende/ dees 19zeuw/wtens ſchoon «Dmwelcr ruſt ſp gheenarbeptenſpaerden/ Alcmena, En ſochten metvpandtizcke Swaer hepdtelcü bekoozt/ ell. IHeeft Ä ghetrouwt die't alver

*

-

man

Ilt

-

SPpdathethplijt danſpvoozſpoedigh/ Hal

Änyºga

B2 updt grootmoe Zſtſaeckedatſphem blüftonderdaen/ Mietachten der Dzners minlijcſmeken/ TDoendein als nahetnaerſttgh vermaen/ 19an den Mau/ die daer ſchjntin'tbegin Koch der Speelnotenliſttghetreken. CEnalbeteuntdatmenter MBerekt bint.

ne/

jMaerſalhaerman liewen intherte binnen/ ('twelch 'tgrootſteisindermin

WBat ſtrengh en moepelijck in haer ſin ZHoodat Il

Nel

Als een Spiegel'tgedaenteconterfept/ † Fabula, is een verfſerde reden, uytdruc aer manghelichzpin lief eulewt. kende deghclyckeniſſe der waerheydt. a Orcus öf Pluto &c. isal een bediedeniſſe:

tſpdit/ſp weröſalighenlofſaem.

hywort gheheetende God vander Helle,Va gRomulus en Remus tweeghebroeders, zyn der der Ryckdommen, oock inſwelgher, eerſte Fondateurs van dat vermaerdeRomen, om dat d'aerde alles verfwclgten weder voort Ä in Italien aende Riviere Tyber) int derdelaer Olympiades Sext, dat ſoude brenght. zijn intthiende Iaer loaham desKoningsvan b Arbeyr. Iuda,naer.de rekeninghe van Pomponius At c Traegheydt. d Godinnen des Levenen Doodrs: re weren,

ticusende ſommighe andere. hoeſytoeghe

Clotodraeght den Spinroc, Lacheſisis Spin nomen engheweldight heeft. leeſtmen in Ti ſters, Atroposſmytdendraetaf van’smenſchë tus Liviusdaer den Leſer ter noor gaenmach leven. en Pliniusſal hem daer af kunnen gherieven. Bruytgave*Laboris oft Arbeyr, 3. Dcek,

Sſſ 4.

Er


thGedMogh des wereits/of Enſal"tquadegheruchtdathaer quae naem

i Gheduldighinde arbeyt ende ſpaerſacm

TBooz zijnlelickhept häek toeheeft gebzacht/ k Aendryvende totten Ploegh ende onder

waſ

: Want die goet is/Werdt goetge hout des levens. l Daer mede hy zyn Acke

renomwroet, men "troer of beſtier van zya huyſgheſin heeft. n Een dapperen voorſtandt Doo ſpack Geniusmet ſoeter talen/ TDoe Laboz den Bzuptgaef vooytha teghen haedten achterklap. o Eenrechtveer Lll. dige wraecke vierig tot ſtraffe der boofdoen h Een wacker Haen/ die den mozghen ver ders. p Eenboeck, d'oeffening om met ver kondt/ ſtant op alles teletten. q Een ghedachteniſſe i Een Eſel lpdtſaemin't Werck/ſober van der goeder zeden, en eenregiſter of onthout N10ndt/ harer daghelyckfchenhandels. r Driemidde k Eenſtercke CDſſe/ eenpoºrendeſwepe/ len tot voorſtantzijns huys,als nodruft, voort l Eenmopelljchouweel/men vanden ſchePe gancken vermeerdering. f. Volvlytigheydts en waeckens. t't Beginen "teynde des Huyſ Hetghevaerlpcke roeder ſozghvuldigh. Il een beſchermend ſchilt ge houdens beſtaetin ſorghe, want hy wortinde kiſte van ſorghe begraven, ende laet d'andere digh/ o Eenſweeridsoz ſtrafendeweerebloedig/ vierkiſten zijn erfghenamen, v p Eenboeck der ſinnen ſipp-ſteen behoedig. mifhaeght al deſe gaven, als daer mede niet Ä hebbende, xArbeyt voeght ſich q Eenſchzyftafel der ghedachten kouwe/ r TDzie vaten holwarme arbepts douwe. y de VVyſheyt.y Den Arbeyr begeeft ſigh ſ Een muddewakens van moepten wichtig/ in dienſte vande VVyſheyt,want Pallas Trito ATit.

"Ä

*ÄHp

Ä

r Nºet vpf Kiſten vol ſozghe voozſichtigh.

niaen Minerva is aleé ſelfde Goddinne die de

Veul belochte Athenianen totVooghdeſſevan v NRaer die muſhaeghde den tederen Bzupt. dewyfheyt ghekooren hebben, fyisna'tſeg hen van Ä uyt Iupiters harſenen ghe TDieſe eerſtbeſpotte/ en voogts verwerp/ ooren,en Pallas ghenoemt, om datſy (haer Als zijndete ſtoode/te hertente ſcherp/ 1Doo! ſo ſaerteien weeldighen Maget/ Vader helpende ſtrydenteghendeHemel-be MBelckr weecke oogl)ſkens beter behaghet/ ſtormende Reuſen, den wreeden Pallantmet Halſdseckens dooſchy haer eyghenhanden doode: Tritonia noemt Elepzees sie gave loflück overlupt/

sºnlg!)/ºris zwÄns

d

-

menſenaer 'tghetal van drie, daer verſcheyde

Spieghelkens/Chziſtal redenen toezyn,ſommige duydent op de wyſ

Inlgh/ heyt,dat i.de teghenwöordige dingente ver En Bedden/die dooz ſachthepdt van Plup ſtaen, de toekommende te yoorſien, en de Nell/ voorleden teghedencken,oft dat die wyſheyr

"t1Dermoepde ſlapen doetruſten metſlup wilt leeren,wel moetraden, recht oordeelan, -

enoprechthandelen Minervawortſe geheten

Nler.

om datly den menſche vermaent, endoorce

Ditbaerde toozn entwiſt vpandelijc/

arºſchen JBan

en WDijf ſchande

C yc.

Traegheit

wyſheytroept tothaer ſchuldigheplicht„Ho merud, Lucianus-Auſonius, Ciceró, Papinius, Virgiliusen Ovidius getuyghen dat zyalder

ZHois Inertiametonwaerden/ ſcheyt van 19an Labor gheſchepsen eer ſp vergaer eerſtgevonden heefthet Naeyen, Spinnenen

dé arbeyt

VVeven, oock Stedentebouwen,Huyſenen

de11/

TDienſpeenen ſchepd-bzief heeft geſonden/ TDoendehem daer bpaldit vercondon. JRadien ghp/o Labor, mp/ ſoo ber ſinaedt/ -

TD.at

Äaben liefjcker gift dan "tgHe

wagenste maken,'tgebruyc van d'Olyf-Oly, maer-ſangen Fluyten, Oorloghſche ſtrijden te voeren,daeromfy oock Bellona ghenoemr enghemeent wort te welende Goddinne des

trydts. zTraegheydt neemtſchijndeugt,be drogh en ledighey met haer totſtaet-ſüffers.

laet

19an u ſtrengh aenſight / treurigh om a Schyn-deught. b Bedrogh. c Ledigheydt.d Pºwerelt heeft een ſonderlingh behaghenin , dencken/ JMp verſamen hebt willen ſchenc defe Iuffren. -

en:

-

Soowil ich ugavennietontfanghen/ IPout

Ä. doet udingh/ic gamijngatt gHert.

Tls ſp nu died werelt alſo gincbeſoecken. Derſaemdedaerterſtont uptallerlephoecké. TDie "Ä Vollupden/alleen on t'aenſchou

LI. TDusſachmen ditmieu Hplijck miſlocken Elck Vanhembepdeniszins weeghs ghe Hetliefſjcke gelaet dervermaerder vzouwé Zp ſchoouhepdt/ oock vanhaer trocken/ gyelnde: TDienaer der wijſer y JPiner TDie elc ſtilſtaendepzees/ enoock be en/

ÄÄ

-

-

ziteWerd

Ä

UTINUC,

z. Inertia dachtbuptens Landts teſwerven. DZp verſachhaer van nodzufttraechelijck/ Baer ſachmenelcom ſtrjtvanden mercten Ennam tothaer Loeyheydt behaechelijck/

a Hypocriſieen goet j quaedt/ Met tweemaerten/ eendom/ een ſchalck Van raedt/

DieinÄht

bphaer Waren ber

ſaemt/

TD'een bFraus d'anderc Deſidia ghenaemt.

b. Een wackeregheeſ des Huyſeadersende Moeders,

ſtlgh/

wandÄÄ PÜnlP/

van Pierſcharent

1gy:

vº Ä propen

ſchepen/(vooz ſozghlig

IBt alle Winchelen hoopigh tot Haeriopen. Pet Wasal den volche eenbegeerliche Ä Hunte verſellen indeheerliche ruſte. Elcpzeese nerciam, datſp ſowpſſelijck/ Dºtſichtlichen man/en gaven afgriſſelpe Zonder Ä beraden hadde afgheſlägen.

Wanthetalghemepne Goddeſſt ºbºg Kl


Luyen Wecker leben. Folcccccr. Danhaer ſoetaenſicht enhaerſaertHepdt vzouWeltjck/

autºr veletreflijckenhoogver Ilſe N1

-- - -

-

-

MBasalveelte edeldandat het houwelijck/ Opentlick oradende datmen beropthepdts

Äjan man/onderonruſts Wim ſchaemt/ Spot/verwtia dieſmerige bedel-bzocké oraenach Paren Än Huptmotmoeptenſourinnpe Endupſent-Verwighedick-ghelapteroché/

Pan ſoo

-

Pelen/ LI1:

-

- -

Betander quaep ſahen eer ſolide aenvaerdér

fJnertiaontfincditvolckal te ſamen/

Dan'tſchentpc verſaken van haer vzou vol

JBinlpckende vzindlijck noemende elck met

waerden.

lºllfl.

Die doot die 'tepndeisvanalder menſchen Enbeloofdevoogtsaen hen allen tegheven/ clachten/ Eengants onmoepelijcken ſo?geloosleven. Daddenſpalghelijcals Heplantte wachten.

"Ä ſp/mjn paden alle ſtant baſteltjc

e Pryſen haer datſyden Arbeyt hadde haer

Enwilt ooc verſmaden den garbept laſtelpt houlyck ontſeydt. f Traegheydt ontfanght Datsmijn verwozpenman/vliedhem t'al Schyndeught, Bedrogh ende ledigheyt g leuſteden/ Labor, h Schyndeught. i Bedroghen Ä# Ghp hebt maerte voedenen ſlecht tekleden/ heyt. k Murcia, als ghetuyght Hermolausia Eenſeer klepngeſtnde/mp die uſalleeden Plinio is befaemt gheweelt voor Goddinne En mijn h Gheſellin/ die is metklepnte wandeluyheydtenönachtſaemheydt, gheyck vzeden/ Gock

Ä tweei

Strenue vande ſorghvuldigheyt én vernuftic Baerten/ eendjcker dick heyt, want Murcidam isby den ouden,onwe -

ontbijt/

3Deerdanois Maeltijdtcoſt/ want arbept maect appetijdt.

enende onachtſaemghenoemt gheweeſt, als Ä ht, deſe Goddinne hadde een kleyn Tenºpelken onder den Berch Aventine,

MBp ſullenk Murciam het Goddinneken de welcke dock byde, ouden Murcusghe ſoet/ noemt was,Murci ſunt hominestimidi &gna TDienélen offeren: niet metmoozdelijcbloet vi, dat zyn bloode ende onwetende menſchë. --

CPfmetſtrenghewieroock/maermet Cuſ ſell en ſtoel/ JNet

Ä ſachten met

Ä

offerden bloedt van menſchen of beeſten. m Honger enden Gebreck beſtor

ſlaep/ der ru menhaer, ſyworden van Ovidiusin gedaente

LIl Ü0L1,

van vrouwenbeſchreven, leerleelycken miſ

TBees verſaminge dooz.diewoozdenſme

maeckt.

-

kelyck/

19andaentreckende vzou/ſart/ſachten we TDaer Än (ſepdenſp) hebelekeenblpde kelijc.

IIOLT

----

Gewaſſenzijndetoteen mentchte ontallic/ ZHo lanck die milde Godons mildelijc voet/ TDoorwandeltdewerlt/daerdéclap bevallic 1Palter Watonſpoedighstegen onsbehagen. Pandat minlicke wüfd'arbept mochthin TDatmoetméonachtſaemen lachende dagé DeTell. 't Hedierte dervende kelders ende ſchueren/

3Midd'lertjtbegandievaozraette minderk. Doedt ledighen weeldigh demilthepdt der IldtUETLI1.

TDie ſpps wertſeer dieren'tvolckte metbe TeUrt/

-

So

-

MDattraeghepdtvereenightwertdoozkom mergheſcheurt:

- -

oſºnwp lifet/als Wojvenſwat elpck/

Dandaengenomen Sect/ſoet engemacke

- Gock quam inde ſcharen een ſchzicklpck

lpch:

-

- ---

-

p Die natupz/tgheluck/ en'tghebzupck

duchten/

Endeditniet geheeluptvalſche gheruchten: packtjckeltjck/ TDatm Hongerenn Gebrecktwee Doſten Sullenonsverſorgen van alles rijckeljck. vervaerlijc/ w Än ſegghen of Wp ſonder --

-

Oeſie!!

Metgrate dach-repſenhaeſten openbaerje,

-

-

@mte verſtropen die gantſche Vergaringhe/ Ergenseen ſchat vonden in eenſamehoecké? diere waren op 1Bolck-looſeſtran Sºmmers datſpnual (owatbeſwaringhe CDf

JBet

Ä macht waren geheelna bpder

L! /

-

-

WPt verdzoncken Schepen ons quamenter

ant/

die lichtelijckenen ſonder wederftant/ Ä derdingen haeſt waren geredé/

handen/

FGoozal die ledige Landenende Steden:

@foologh enſterfte de lupdenſoplaegden Datſpſeat'ſamen ſooanertighverjaegden

Jndit

TDat

Ä quaetwaſt volck anerſtigh

Verbgeſt/

Ä rijckdomen verliet gants on beOet/

-

-

-

Die wpondertptel ban b2p-verlaten goedt Desdievaozharighſte bp Znertie naeſt/ Haertwijflijc vzaegden/Watin ſulcker vze TDan Äepgendom aenvaerden rechte -

-

1]

*

Tot vºreros beſt gedaenſouweſen En of e ſommige dooz vzeeſe knechte Bedregh TDäerwert den opperſten, die om ted're Dan däenſtaende quaden den Ster-kickers aken -

vÄ kloeck waren/bevolente Waken/ kondigh Tevinden/teraden/en middelte ſpoozen: wasÄr-sºn alderſielen ſon lg. Eerſt om dien Ä te verſtozen. Poogts Ä pa ſonder arbepts 1Banden upterſten dagh/ van'tgrouwelpck oogdeel/ . . . weijedoghen/ Änertiaſpüshebbenſou mogen/ CDf van r Radamantho verſchzickt t'onſen voodeel/

middelen (Te

-

-

3. Deel,

ZHſſ

Ha


tBed ogh deswereits/of Soomildt mochten werden over haer rijc r Radamantuswort ſone van Jupiteren Et ropa gheachtte weſen, en was vermaert van

Ä

* TDatſp/ofom Die

Hellevepligteontcommé weghen zyn ſeltſame verſtant, gematigheydr, -

# tevolbzengenhaer beloften deboº/ enopreehtigheyt.daeromhytote ézie-rich IGerdjſtelpc gedäen/inlpfs anrrtendo ter inde Helle was gheſtelt, met Minosen Ea goeden ons-lup quamen/ cus,oockupitersfonen,als Homcrus, Virgi usen Ovidius dat verhalen. TII1CifR. JBochtmen Ä nºt luſtighpoppen ende t Sibillen waren Prophetiſſé,die'roekomen

CDf

ºrwurº

de coſtenvoorſeggen,en worden by d'oudein groorer eeren gehouden.v Diogenes Laertius Altptſalmévindeverwaenderoen-gie Envuldighe milden/ veelpurige Verg/ lib.6.int beginſel,legt datAmtiſthenes was van Tjoſienſullen van kleed/fpÜG en Athenen geboortigh,en in Philoſophiageſtu deertheeft,ten tyde van Socrates en Pläto,hy dzancke/ En datom Godes of on der Menſchen is’thooft ende vinder geweeſt vande Cynique ſečte,en heeft totſcholieren gehadt Diogenes, dancke. . JBaerofdeſedinghendan noch alontbzaken/ Cratesen Zeno,armen onnütalseen bedelaer So heeftmen niet vergeefsGaſthupſendoen was zynleven, enisonbeſchaemt (doch met dzincken?

-

ſmerte) als eenhont geſtorven.x was ſone van

maken.

Ä

«Dock gaeld'rpen/hupſen/lupffens/ een Abſconde,en een vande eerſte Diſciplen van Diogenes,by wien hy geſtudeert heeft in boghett/ Diogenes Jatonné/dieternoothupſ ſtrecken mogé. diëhontfcheen bedelſche Philoſophia van An Cinicus POatlantis doch ſoonaeckt/ ſo arm el ſo tiſthenes,hy heeft luyen lecker geleeft,ja ande re darleven leer aen gepreſen als ſommige vá woonden eplaeght/ zynſchriften betuygen, ſiet Laertius, lib. 6. º een TDattet gantſchgheen rupghhop/of Warm Tonne. ſtrop endzaeght? y Laertiuslib.6 p.369. leghr: dat Diogenes Mildp.vandecſelen verſtaenden beſtenºrt toegenaemtCynicus dat is honts,was van Sy Soſchoon Ädiemen omnietkrüght/ diens verlies nopeen,ſone van een wiſſelaer,hy quam t'Ate niet beſwaert. nëvluchtig ſynde omvalsgelt dafhygemunt Endiederftbetghequelvan'tgediertes rot" hadde. en wiert ſcholier vau Antiftheres. hy leefden op den bedel als devoorgaende.geen haer volcx jelyck/

can de on

-----

deught

Äpre- d'MOelck der burghers beddenplaeghtnet anderhuys oft woning hebbende als eenton ken.

-

ne. zyn ſpreucken waren aerdighmaerbitter waken moepeltick. Eutlpckſoo mocht henlupden nemmer en ſcherp. beriſpendeal.de werelt.als cenbaſ ſende hont. hy verwierpale deghelchencken meer gebzekeu/

Peel voedende krunden nocßoot klare bekk. van Alexander de groote. endeen verweer

toº.

geltmeeſt/ is ſeltſaem/en digdchem niet omAlexanderte gaen beſoec tet:

TO

Jºaer die nocdzuftcoſt ntet/ is lichteneck

van Craterus, hyſterft na'eſeggen Demetrius

hereet. TDie

Ä

ken. hy wilde oock liever ſout t'Athenen eté. dan de leckerny (onder dieoſt) aen de Tafel

-

mede ghenseght/ mach ſofder op den ſelfden Ä dat Alexander de groote ſtärf in Babilonien.

ſwarighept

-

firaecheyr 1Bolghenſ Inertiau), GoddinvolklarichePt. Grijpt eenen goeden moet/ want die palett uws Li er

ZHonderteeniger thdr beim ePne ºel

-

Gan'tlaſtighedelven/ van't ghevaerlyck ZHijnſeer wijde verſpzepdt/men vintgheen haerſsghelijcL.

ſtrtjden/

-

Pan't anertige ſeplen/ende van alleſaken/ - Doch was deeg PLeer den volck ſoo lief dooz "twel p?ateu/ , TGiea'tonwiſe volcverdzietigh Doen Walé Elck ga Ä vaozt/ende ontfang trooſt TDatſhen elch ſouſchannen u 11ttte verlaten. UNO

TDus

-

't Menkoméde gebzecmethongerverWoedig: ZSpmogenmietdupzen/maer noeten haeſt elldell/

Sp

genoechſaemßept/of Wp/doo? Haer chenden.

gPfrUſt.

-

TEHeſe redene gaf"tmniddel volceenonluſt. T TDat vervuldet allemettreurtgeklachten/

zÄÄ Be

*

-

Ä # PLeere/ nnpdt ſo?gh en blijſt Ä dat Labo! quaun Woonen bp we- Ä.

-

Ilſen/ >Air ZHoſpzahen eenigevanſchin als Sybé: CDmmeta Inertia hemte vereenigen. gen ledic Z5ommige riepens lupt/om'tvole teſtieu WPanthet waer een nut man/ immers bp de heyt.

“FMeteenvpnoedtgheptalte ozeanel.ch/ Szijſende den bedel naecten anſchanelych.

a Traeg hevt Q

eken/

FDit waren meeſt Grierken/Kaenlyc u Au Soo vootidts menighmaeltreflijckwaer“ ghebleken.

tiſthenes/

Bewys vande be-

-

-

haerb Labozemſomtijtsdoenb. Arbeyt, Dock Cafesvaux Theba/diebonty"Dio JMen mocht ghenaken/ genes/

klap

marººn Hemanden v2og Hdpte ge

a. Ädchens van ledigheptſnapptg.

Haer geſelſchap waerhem nietvozderte ge-

je. Metnöchmeer andere van dien volcite igh/

Al

ARE. -

z. IDeſebadthaer 19zouwe bipºnoedaßte weſen/ .

z Ledig-

Ä Ä. TGiejder die grieckenuwen vluchtigé man Eerſt herberge wergerdé/en hebbé Voogtan FÄ met veel boecke ghelooft/ TDees

Än

. -

-

TBan wat doende dathaer oczbaermocßte

Ä. Z5egghende/ditraden Geleerden moetaen.

jenghen/ bNeughen:

-

Gmhongeren kommerveplighteverjagen DulcT Volc/maer hunarx

ÄÄ ROLII

-

Bleef geheelongeachtvandégraten inſtaet . niet/ al goldet oock haer Togants vpaltpchen Wasc Labosnaem cArbey s. -

gBehaer. TRgt


Mup en Leckerleben.

Fol.cccccr.

Boeis d'ander maerte d Fraus in ſchalt GDoc en is glozinietdaneen valſch geruchte/ Eert vzeught die lanckſaenn kommt / maer

hept aerdigh/ dBedrºgs aenſprake Gyhaerknien Ä

ſchept mettervluchte.

booz haer 19zot We - -

En Werdt doch tenlaetſten van den laetſten

een gheruftig)

dagh bedeckt. e Aengaende dieliefde/ werdt rechtvooz

Aldus looſlijckaenſpzack meteen ſtem ber

3ot vºm Ä op aerden ſpotljcker dwa

eerWaerdig

WDie

wcººnbºns eVLI!

eVe11.

vºr. Ä ſake die ditdzepghen rot

-

begeckt.

erp ?

Dan inde zotteliefd'. Welcrblinderaſerpe

Weltjck/ Änallemans

Än/ves

mp maeckt groU CDngelijck doet lijden met gelyjcke ſinnen/ Ein anderlupboven henſelven beminnen? DAls die alleenghenoegh al’t1Polck can ber welijc elycli.

[ e De Poèten fingeren,datter een Godinne

Lil.

Andere

dÄrten hebbende den mogen

is, Venus genoemt (geſproren ſonder Ouders

Doozghebzachtintſchickenvanden pluma uyt de Zee) die deherten enghemoeden der menſchen t'lamenbint,daer mede verſtaende

gien/

Crul-pziemen/kups-doeerkens/en anderci deaenlockſels, waermede haer de menſche lycke natuerbehelpt , en een groote kracht

TKULI!

Ä

JBepnen

/ 3p

Än Haerdinghenſeer

Pryſthaer 1Booz

heeft,als de daedt dat ſelve betoónt,uyt welc ke aenlockſelen wort geboren den luſtomre

Wel geddell

Ä Maerteen ſie mp niemant

genieten herbeminde, daer zyby voegen dar

Venus een Soone heeft,Cupidogenoèmt,die Aldit doeickmede / namijns DzouVen voorſien is van boog en pylé,meteenbrandë

Melven,

GIE.

-

de Fackel waerhymede querften wonder het ghevoegh/ Raerſchickedaer bovendatvan als3pghe herte der Goden en Menſchen,betekende de prickingeen vierigheyt van liefdenspaſſie, als notg!) : 4Danalsdatnoodtlijckig/en datmen nach zy geplaetſt is in onſeziele. WWat meer van Venus en Cupido valt te ſegghen, leeſtmen wenſchen/ Tot ghenoegh-doeninghe van 't begheeren overvloedighby LGiraldüs, N.de Contes -

en V. Cartarij. ]

der menſchen,

Gzoot ishetvermogen dat ickter Werlt Boe veel mutter iſt datmen hier op aerden

hantere/

1Deel vermach ickbp'tlicht maerbp't donc Bobei allen aencleeft/enhoudt in waerden/ odanigeſaken/daer dooz men verwerve her noch meere: MBantickdooz mujnliſten (alſchjnen 3Peer toſtende kleederen/hupſen ende erven/ loos)

Nefin vpantbetemme endemakeweerlaos. -

Ditmaeckt mijnº nootlyck in dees VergaVillg}e. vzpeninſulcke beſwaringe. GPnt Val:

rad macht Ä be-Ä kozÄ drogh en gyeeren ban sºrgt aber met Namen Ä

Äck mepnliſte / balſchepdt/dubbelthepdt/ Ä Vergelyčt moepterpe/ Raedt tot Dant diedaer wilvolgen deesedele V2ouwe jenen Luyen Leckerleven,vepligh ſonderrºuwe: MDückingh van't woogdt/ſmeeckingh/ende des WWe relts be „of-tupterpe. jic-Sönderſozgvuldichept in geluch beſten.ch pdt/en dt/kloeckße dreg / heetnuwſbep die MDant minſte ten of kromvingert Noetſyn/of heyr. lyckheyr, tr0UUUe. behen #achten die pdele namen ZHo ick's Än leven als in een ſpiegel O TRGLT GOC ſchouwe die ſich abelheptſcha Ä wiert bpſimpelen/ Bºck 3ie (_ntet in't doncker/in hoecken of TILI. -

-

2

D

watnutkömtvan Feuab

Ä

dighromen k

19AU!

van 'thobaer

W9inckelen/

Miet ſeltſaem/net bp den Apen of Sche

.. . .

. .

Ä. lief.de/endiergeljcke dº

minekelen/

Faem vult (als wint)hetooz/maer tghelt/ fMaer) bplichten Ä daeglijcr erempelen/ Bp Menſchen opt Waedhüpg/in der Goden bmpck enkiſten/ ,

Raet gelt-

Ä

-

Meeſt a! Tempelen/ te Dushootmen nae äjckdom teſtaen met Zn Coninghen Hoven / op Derckten/insmenſché Ä liſten. ren/endaerte begravé/

worden,

1Pierſcharen/

emeer #"inkomſtent tSoudt in de Akiſte /

-

T-

-

doë ſtrečt eygen baetende

-

't Schipisinde Deel verſchepden ſoozten van ILupden ver- tot garen/

aVen.

-

Daran

ghpmanuen/ die mijn redenoor Als oudekleerkoopers/ Taelmans/Ma-bedrogh. helaeren/ oogt/ Spdpte rechtmannen/ſoſchicktunaemün Paerdekoopers / Lodders/ MPijnheereu/ -

WI00?f.

Schickt dat ghp

WBoeckenaren/

ĺ

hebt/datghp veel

Uldeng 0M1

alemanſal ( Ä“ mp)vzagen van Waer -

Veracht

"ttt i0N1T.

-

de deugd. 1Banons

Äg

lchemiſtengi Deal deur den raedt bpmphemgegeven/ 19deden verwinnen/o Pinces verheben.

-

TDie grove verſieringh die wp van deugde leſell/

ſterren begapen/ Ä erigh/ en HepdenſchePapen

Alditmachmen oochzien in den natuer- Exempel lücken aert

int ghe

Guders in d'oude WDerelt Dan 'tgedierte inde3ee/inde ILucht/ en op dierfe. der Aerdt/ ghepzeſen/ 't Welck alt ſaemen verkrightgemackelijck snualveroudert/verſuft/en ºpter tijt. voetſele/ mäer eenwerckhepligh/die'tlevennet -

-

#

Haerverügt.

Bezit:


tiGed'ogh des UBereltsof f Her kommen over een Heſiodus in ſijr1 TBEureens anders ſchade/en bedzoghs ver Teogonide , Orpheus en Homerus in hun ſoetſele.

Ick beneen Dochtere der kloecker JRa Goden Lofzangen,dat Mercuriusis den zone van Jupiter, ende Nimphe Maia de Dochter kUren/ l kenſtadigha ſchynt eë IDieminlijc van d'eerſte uren van Atlas, hy was ghehouden den bode van Dochter TBeuſterflycken menſchen upt vzundlücken Jupiter,enſeer behen digh diefreweſen, Lu

"tBcdroch

cianusinfijn t’ſamenſpraeck van Apollo ende

jonſteu

der natu-

rete we- Gnderweſen hebbemijn mutbare kronſten/ Vulcanus, ſchryft,dathy vanin möedersLyf ſenz om TDus dztiftupt u Herte des ancrſtsellendig ſcheen reverſieren midlen teſtelen,enfelfs int werckleyde,ſo haelthygheboren was, hyis dar ſv met hepdt/ -

redelycke Menſalhäeſt dooz'tbeleet en kloecke behen oock den eerſten Koopman geacht,hem wor den veel konſt-vindinghen oegeeyghent,ſijn dighepdt Eſ OIlICdelycke DanfMaiezoonen mp/ met liſtigekluchté/ werck iſt oock d'afghetorven zielen nae Ca gedierten Armoe engebzech ſchandelijc ſtenvluchten. rons Oever teleyden , Hermeswordthy int Griecx genoemt,om dathy der Goden Tolck er werelt Als g Fraus deesdinghen hadde methon oft Taelmanſoudeweſen, en Mercuriusis ſoo -

-

-

ſte vertaelt/

komr.

PHevet Haer bp den 1Dolcke groote jonſtebe veelalseen woort oft reden, Cicero beſchryft dat Mercurius den Egyptenaers de Letteren

haelt/

-

MDant behalven dat elck lichtelijck konſt en wyſe van ſchryvenheeft gheleert. g 'tBedrogh wint de heten door haer merckelt TBatzp.de waerhepdt ſpzack gheſterckt met ſchoon ſpreken. h Bedrogh. elcx wercken/ Ltreeg die reden h Fraudis noch veel grooter i Bewyſthaerdoen merte Philoſophen. gheloof/ sºg Ä Fas bernaennt Wijs

k Democritus vail Abderee, ſtadt in Tra

-

Dooz't

1

cien,heeft geleeft omtrent ’t Jaer des werelts 3942. oft naer Laertius Lib.9.int Iaer 3505.

91000f .

inde 80. Olympiade, hy is in ſijnen tyde een Philoſopherende met handekonſtelück/ En Fraus vereerende met monde jonſtelijckt. deftigh engheleerdt Philoſooph oft wijſgier k Ick/ſep d'Abderiter ben mijn Deeſter gheweeſt,die naer Plinius Lib.4.cap.11. ende Aelianus Lib.4. van ſiju

Ä Hiſtorie,

Ä Ä ocen mijn 19zundt fijnbe m Ick/ſp #etene gingh ſtom het

belacht heeft de zottigheden vande werelt,en alle d'ydelheydt daer medehem den menſche OEII. aflooft 2 hyop’t uytgaen van fijn levenghe komen ſijnde, verlengde, oft Ä rechtbupghrn/ Ende'tonrecht ſterchen dooz mujnderſilver noch dry daghen met het broodt daerhyaen roock,tot dat het Feeſt van Ceres ghehouden Upghen. n Zck/riep Platoos Jonger/Heb mijn mee was,en ſterfint 109. Iaer ſijnsouderdoms, by na ſonderpyne, oft weeghevoelende, noch ſter verache/ EnHoopwerck van loghens waerſchijnlijck tans ditſchynt den ſinte weſen , dat hy hey

l En heb

- -

-

-

- -

-- -

melyckontvluchtende van ſijn Meeſter, te

vooztghebzacht.

-

ZSonuma elcpzees omſeerft Fraudis groot Athenenquam,en dathy aldaer, verachtende

alle Eere niet wilde bekentweſen, hoewel hy

vermoghen/

-

e,ſeyde hy nochtans,ick bente Ä gheſterckt dooz konſtighe Socrateskend r niemant heeft myge Äen geweeſt,mae Og)en.

Als 3p m#

Alle die oſchijnwiiſen ondermantelsheplig Pzeſen ZFraudis Vooznut/goet/en

"Ä

CIl T.

l 't Schynt dat Demoeritusſijn Vrient be drogen hadde: want door de wetten was ver

DoeſcheenpInertiawe'erwattebekomé bodendär niemant ſijns Vaders begraeſſeniſſe ZHoodooz d'Erempelen der Gziecken upt moght hebben noch gebruycken die ſijn Va denlycke Erffeniffe hadde verquiſt endoor

ghenomen/

A

Dls dooz Fraudis reden metkonſt cierlijck ghebracht,en om dat Democritns daer door opyedersongewas, ſeyt Antiltenes,dathy beſmuckt/ TPfe ſcharen heel vaſtin Hadge omyders klappery te onigaen,voordendach

baſin Ä zucht. Doch b Ä Hertontruſt entwijflijck -

-

--

brachte ſijn bºeck ,,gheheeten Diacoſmus,

- -

"t welck alle ſijn andere wercken te boven

ging,waerdoorhytot ſoodanigheneereghe

LII.

MDant Hongeren Kommer hielt 3p d'argſte raeckte, datmen in plaets van hemmecrder

ſchande nate ſpreken,gheſchonckenfijn 5co.

qUaden.

Ende voozſagdaer bp(Hoeſeerelcdat deckte) Talenten, en naer ſijn dood tot ſijnder ghe TDathaer

Ä lateinal tot Komunerſtadt

dachteniſſe,koperebeelden opgerecht, eſ be

wees alſoo, dathy ſijn Vaderlycke Erve aen Die raedt van de eerſte maeckte Haerqon roodige wetenſchappen beſteethadde, welck ſoet bedroghhem tot grooter Eeren brachte. luſtigh: DWlg een ſtrengh van de Weelde m Demoltenesis eë treflycredener geweeſt te.

Äo

byfijnleven Athenen, die doorghedurighe

TUſtt

arbeyden veel nacht-waken ghekomenistot den hooghften trap van welſprekenthcydr, en hept ſoet/ begheerde als Haer opperſte den roemonder den Griecken behoudEhéeft Zl"t Welch vanden kloecken welſprekert reweſen, daer JOLT. 19än gerechtjenslieftjck / en vanlecker -

Gockſtelde Fraudisraedthaer niet Heel on die van Athendn hem dickmael inhaer ſtad-ſakengebruyckthebben, maereyndeyc in bzedet. r Alſoo die den Wetten en ſtraffingh der verlooshyalleſjne achtinge door dathyhem met ;helt hadde laten omkoopen,en Herpa Steden -

-

CDndeE

lus die


Muyen lecker leben,

. Jol.cccccr.

CDnderWoºpen ware/en mitſdiégevaerlije/ palus die hy eerſt tegheu ghefproken hadde Gock vooz onachtſaemhepdt onvzpen be int recht) mede viel, Herpalus was ghevlucht ſwaerlijck. uyt den dienſt van Alexander, en quam t'A Vaerangſt werdt noch vermeertdooz den thenen metal ſijn goedten Galeyen, verſoec kende onderhaerte ſchuylen , d'ander Ora ſpieders TDie bzachtenÄ- orhaerman / die 3p teuren greetighſijnde näer ſijn gout en ſilver tWiſtlg begonften terſtond voor hemte ſpreken, wt

Ä

-

Demoſthenes , die d'Athenianen 19anhaer had verſtotenen ſchandelſjckver geſondert raden hemte verdryven. HÄpÄuj ſiende dat aeght/ -

-

pÄ hulpe/ een ſeer naerſtighe

ſijn faken ſlecht ſtonden ſoohy defe man niet demondt entopte,zondt hemdes nachtsee Toteeunieuwe zupſ vzouw nu hadde Ver nen ſchoonen kop met o.talenten. Demoſt henes deſe Gifte ontfanghen hebende ginck kreghen/ . TDie dewaeGoddinnen verbitterdéegen 's morghens naer den raedr, hebbende ſijn

TDooz

JMaeght ght/

Paer ſtans verachterſſe/om den gheleben ſpijt.

JBaer

Äalle vzijt

hem

Ä

-

Dooz t Hjeryſe haergeſelingetrouwe/ Al

hals omwonden met wolle doecken ,

veynſende niette konnen ſpreken , maer ſijn na uytkomende, en wilde hem ſozghen wert 3p geheelbe "tvolcknoytmeerhooren,eyndelyck geban -

nen ſijnde wt Athenen, en vreſende Antipater

Ä. Ä trage en mackeljckevzoºe.

TDeſe

Äĺr

inde handente vallen,vergaf hemſelven met meeninghein twee vergift dat hy uyt een ſchryf-penne ſoogh.

Ä vundinne in angſt twijfel D2NTT

Enhaer

achtigh/

- -

n Ariſtoteles zoone van Nicomachus en

Prince vande Peripatetique Philoſophen , is (naer Diogenes Läertiusverhaelt) de Diſcipel

-

Js opeejjiken traghelijck geſeghe/

van Plato,ſijndehem afghegaenby ſijnleven,

IÄereichäermoghthöozen en Verſtaente ende 't hooft gheworden van een beſondere Sečte , doende ſijn Meeſter die ſchande aen deghen. Ende tot Ä ſwigen gedaen hebbende teien dat Plato van hem gheſeyr heefr: Ariſtoteles -

Bjºſatejaſdaer diste ſpekt Begint

Äertjtdejonſt van mjn ghe“

ſprake.

ſlaen met de voeten teghen haer Moeder, hy

ſellinne/

haer aen

heeft ghedaen,endoer ons als de jonghe Veu len die eerſtter werelt konnende achter uyt

«Doch die je (19zunden) daermet ich" isniet regenſtaende eentreffelyck, Philoſooph gheweeſt in fijn leven, en leer-Mceſter van

beulinne/

-

ſegghen'tgunt in mp lept Verholen : Jckſoudejejgen/mpernſtijcbeºº/ Als ickind'oozdr vquam van MurceaGod JBp

-

Inne/

-

Geenſinsjken/noch ooc den verpollº TDie elck Ä wjſjndevoozhen ſelber GlieEIlg

dien Grooten VVereldt-winner Alexander

daer hy groote gunſten afghenooten heefr, maereyndelijcknyr Athenen gevloden ſijnde om eenighe beſchuldinghe, iste Chalcis ghe ſtorven door vergift dat hy over hem droegh oudt ſijnde 70.jaren. o Philoſophen. Is noch onluſtigh.

Behooztte verberghen nietintgenºl

-

TDusonbevepnſdelijck hier hebben geopen“ MeTt.

v D'ordre,VVillekeuren oft VVerten van

demorfighe Godinneworden u hier na ver“

te kieſen

19andeſjetjheptofweeldete verleſen/

haelt»

-

Gemerckt onſe ſäken ſo ſozgelijckenſtae T9at wpeenévandzpennootlijcken moeten aengaen/

diefte en

-

t Schyn-deught ſoect met haer leydighe mondt de menſchen te verkeyden...

Verbaert/

Deur’tgheſchilder wijſen int minſte qUatt

denBedel,

r Vreelt de ſtraffe.

ſ Arbeydt.

-

Haaerziejättwijfel u angſtigb maecht

Stelt voor

-

p Ledigheyd verquiét haer eenighſins,

-

-

THat d'eerloöſebedel/ofdie ſtrenghe Pºte

Daeromme gelijckmen in alderlep conſte

vooz-ſtelt naecktelijck op't TSie onsin onghennack ofin anghſtſouden Een beginſel arbeyd. Tonte: welt)hetlaſtighgedogen CDf(daerÄ mpaſ grUWe ſich bellupt Ä x Labörsghebiedt/dien WP hebben ver Santi ſtof derſaecken/die menleerten ſpoghen. edupt: ZSo is Äĺn van dees wichti So deſtºÄ nuoorku wat Wettent'ont d'WBelck men voo! ſeecker Houdt/en datin

xArbeyts.

A

-

P

LAKE

(Te

sene Ä beſt met goedengemake

nnen/

Helt na

bp eenloos)d'een d'ander nach Leert de Tjeſoete ledigheptbeſchermen ſalmogel/ TBaerbp(als kinnen. middelen de ledig Äverlighontgaendangſtnuſtaendewoo heyd en TDie ons een Compasſijn om welop te om daer ooghen/ -

# Ä <Iſt dan ſaec deſen datahplupden mp ſoovee helptin I LCVC.

>

Alsude

Ähºw

nutbaermach

Weell :

mercken/

toete ge

Jntſtierenvanalonswoozdenen werden. raken, TDie dinghen dan daer in onsalder Veplighepdt/

-

Hoo ſuddp verſtaen dat mijn behulpſanne Ende d'inwendigſte verboghen hepigfept dgedt

PD ſo

-

-

4Ganonſe Godinne Murcia is geleghen: JBoetelck als ſtin A.B.leeré/weten/plegen Enſtadigh bedencken/bpdage/bp nachten/ R Ä Baer Jckſalſe uſegghen/elck wilder

"Äch ig als mijn Vernuftighe TMLDT,

y

4

/


tBedoghdes wereits of LY Hier worden ordentlyck achtervol TDenvelclt nietkondt 3p/elck nioetnaerſkig

gej

de VVerten en Leeringhen beſozghen van Murcia en Inertia, die neghenint ghetale Tegaen in viſibel / vermomt/bedeckt/ver bogghen/ ſijn,en aenmerck-waerdigh, om eyghentlyck Alle dinck te heelen moetmen altütpfnen en weſentlyc de Natuur van't Luyen Lecker ſw.jghen/of unet Eerlyck Leven afte malen. D'eerlteleertſwyghen,dat Det -

-

-

Ä

ſchelmen en Dieven inhaer booſheydtepas

chlynen.

komt,om ditte veyligher te pleghen.'t Beeldt IBaer dm 'tvernemen van's volcks verho VAIl Hajocrates mer den vingher op de mont len ſaken _ . betekentſtilſwygentheyd, d'Oude Egypte JBorteck van anslooßijc ſpooYen ein Walié. naers noemdenhenn den Godt der ſilencie, MBanteels anders ſecreetop goet ghcloofte

Verſtaen/ daris:Van ſwygen heelen, oft heymelyck ver borghen rehouden, Pt welck we een vande KVeertgroot achtbaerhept/enhout den volc ken onderdaen.

Deughdeyckſte goede zeden ſyn die Pytha orasſijn Lee1-jeughd keerde,hun voor d'eer

TDen

Ähn name bander eenbuldig

# ſchool-les vyfgeheele Jarenlietſwygen. ]

1ept/

Arbeptte bewaren metalder geduldighept. y Houdt met Harpocrate den bingherop Maerd'eenvuldigheptſelf dzyſt valugbe den mondt.

ringen/

T9'arbepdtpzijſt unetwoozden / Verſaeckt . . . henntn's hertengrondt.

-

Want 3p ist zotſte en ſoghlückſte alder sy ver. dinghen.

-

acht d'eč

-

Ozüftvan unaerftighepdt/ſozghen/ende Sp facht d'Glpe/dfeisuptwendighgeſont jij medelijden. Maer inwendigh quetſt3p / dit's alleman hey,

-

niet kont.

Bennint onachtſaemhept f dientſe t'allen

JBendiudt oock onder algheen gedaent des

tpden.

Dijckdom ontfangt/ bmilmens uterſchenck

ghennoets

TDatonsmeer onluſts / meerſchadenmeer

aen tellen.

JBelckt den goudrn Schapen ſo lange d'el ders ſUuellen.

-

teghelſpoetS

't Kecht van Tafelen Bedtenwilt geenſins bzeken.

-

Den welluſt bemantelt met onſichtighepts treken.

-

Toe machbzengen dan Ware eenvuldighept 30t/

Als wponder haer ſtaen / endden nahaer

warefººntentmessen ederom is 3p mut/endtemtons grotelf Ä Ästen "terteontdeckt Ä # „I

„º

"t Ghelaet en weſen dzaept na dzaepen der Als 3p bp

Otellºckt.

3onnen.

MBte hier in anders doet die ſpoverwonné Sbodathaer echte tongheons inthert doet z Traegh- Als die z Inertiam trouweloos heeft ver hjckeu/ bcyt. Sonderlingh als dit valt bp IBoghenden

Ä.

Ä

Mätcken. 'tGheſelſchap verlaten Hemſelf ellendigh Bn verſuftemannen/bppv'rige wpven/ ghennaeckt.

TDitſjn dan die Wetten/dit ſjn die Sa CDf bpdoozbzenghers/daer’tghelt doch niet mach blpven. cramenten/ . . . Die 1Byou Inertia gheeft in hare Tenten. TDits ensmut als and're / 'tſijn ouwen of -

-

Hpſynkozt Van woozden / maer van ſtn

lanck en bzeet/. . . .

Songen/

Daeropen herrdzagenop baer zottetongen.

TDus iſt noodigh dat elck die vaſt van bup JWaer wpmoeten ons tonghen diep inthert te! Weet.

Verberghen/

Gmonsdoen en laten in aldermanieren/ Ilons lebendeure däer na teſtieren,

Deel Gziecken vercierden voozmaels

-Ä traegheptledigh/ „. . Griecſche IBetten Än naem van Philoſophp ze

Ofwp ſullen waelijck ous goede Staet Verergen

Atomtons pet

Phen.

Raet den

Hoſtaetons omtezien/envoo! alte vzeſen/ arbeyt te CDf daer

Fº°- Gmſote gerähen achter der weelden Kiſt.

vootedoen datnut ſchijnt

te weſen/

Ä

3p ghemeenſehap met

vlieden en

RerbepT/

Fºaerºticaltſamen ſehendelijckgemiſ.

Onsbatijant/volverdziet/volfwaer-"

vºr.elijek/ in leeghept te fmetſen verſtan smººrbººt bzachtſe in lüdenſchan

WPantwaerhpeenigſins inneis te duchten/ TDat ſlaet fuer vanderhandt/ dat wiltter

Sp

ſtont vluchten/

elycki.

Dug

hept.

"Äbeſozghenmetlooſhept blp Want Labosherdt/ſtrenab/ſcherp/ende Arbeyd. W) moepelpjek/ -

TD.at ots

Är en koon die ſpot verwj

En om 't ſtadtgh ſlaben den traghen ver foepelick/

telyck.

Leerr arg * mº "f Weten voozſeeckeren gHeWt Ä Ä So Datdemjmºnienmeiſterents. Ä ans Ä: ºpranºs“ Totſtelijcken -

TDie Bzou Inertia gaet betomen fellijck: Traegh So haeft vzundtipck en Ä.

Ä ÄÄuana gMeIelllºck.

Luſtens dan ruſtig in weeldente verblpden

Bat d'eenOMUTULT JBenſch den andereen Wolf of

Ben moet dees 19ader van ſozghenen on Tuſt mpden.

9:“, sº FäÄtheidet Ä Tejej

Ende ſoomen ter werelt viergroote ſaec

ſen.

1eronn 3pe

op fijn heode.

Roede

PTlg!] Opyn JoeDe

ken 31et /

Bovenal volſtooznis/oRruſts/moepte/en verdzet/

Mls


MUp enLecker leben.

FolCCCCCrjj.

Een vrou, Alseen Echte 19zou/'t Hof/ een Schip/en gMedeana'tſegghen van Apollodorus en Hoff, een Acker/ . . . Ovidius, was een Dochter van Aeetus, den Schip,,en Soo moet elck die vlieden voozſichtighen zone van de Zonen Idyia Dochter des O een Acker Wacker. ceans,ſy was kloeck enervaren in de Tover ſijn vier , MDant ſoo wpong alſulckrmet ernſt onder konſt, daer mede zyhaeren Iaſon het Gulden -

ſaken vol

-

-

-

binden:

-

Vlies deed winnen, en trock merhem ſonder

arbeydts Terſkontſal arbepdtons bangen/klupſt'ren häers Vaders weet na Theſſalien, daer zy nae en mocyein binden. derhand van hem verſtooten wierr. Sydoo TC, WDoch machmen hier bzupcken beſchepden den Ä Kinderen die zy byhem ge heptunatelyck.

-

-

wonnen hadde , en vJuchtende

-

Ä

Maeryers MDant dees dinghen van ſelfs Rietſjn ſo Ha troude zy den ſoon des Konings Pandion Ae Imet Antelijck ? geus die alreede Out was, hier hadde zy doch -

der lieden Batmédie bedoozt tedziſvé uptons fupcké by eenen zone Medus, die zy wilde doen be arbeydt Alſmenſe ſozgheloos ſonder Arbepdt unach zitten het Rijck, en daerom ſocht te dooden bzupchen. Theſcum den oudſtenzone van Aegeus, maer Auaemeen andermans wßf/joncl/rück haer aenſlagh miſſende, vluchten zy in Aſien,

cunnende

-

becomen, dat aen TC

ſchsone/

LI!

nemen.

--

dood ſijnde, konnende ter Hellen inde Velde

Eenlicht-aheloovigh Pzins dzagbende die Elyſij,trouden zy Herculem. Ptroone/

h Apollodorus die de Gulde-vlies-reyſe be

CPfeenpveraermilt in ons dupſtere laghen/ ſchreven heeft , ſeght dat Jaſon het hooften

Jck verſtaniet datmenſedaerup ſou ſagé. Leydſman vande Vlieſ-heldeu was,een zoone

Ä ſinnietdatmen 't Schip ver affe

van Aeſon, die van Iupiter afkomftigh was, denſelven Aeſon ghedood ſijnde door Pelias

Alshpternootlückerreps omniet kröght

die deheerſchappye van ſijn Ooms ſtadt Iol

FHols

cos aengenomen hadde merghewelt, was Ja

de vzachte/ .

Honderdatäpdaeriniet.behoeftte weré. ſon vluchtigh ,en heymelyckopghevoedt by Dat kondp nu oock licht vanden Acker Chiron den Centaure , tot dathy groot er nlerchell. manbaergheworden was, door’t beleydt van MOertiteen vzuchtbarebeſpzokenofgegebe: Junowiertgheſonden om 'rgulden Vlies uyr

werabºeVeU.niet/ 3p dient tot Lup Lecker

Colchoste halen,hy ginck'ſcheep in Schip

Argo,'t eerſte ſchip vande werelt, verſelt van fTraegh Wantſulcrf Inertia in ruſtdoet volherden 54.gheſellen,d'uytmuntenſteblom van Griec heydt Als 3p van anderen vooz ons bearbepdt ken, waeronder waren de vrome Hercules, Werdet1. Orpheus dekonſtighezang-meeſteren Dich Maer wederhatigß / pünlücken ter,Caſtoren Pollux, Poleusen Telamon,Ca eet/ laisen Zetes, en quam naer veel ghevaerte -

- **

Als hetgheenyzuchten abeeft/dandoo ol8 Colchos,daer hy doorhulp van Medea'rgul de Vlies verkreeg, enkeerdemet Medeawe Arbepten ſweet. . . Deſe bedupdiughe kan die voederapº/ deromt'huys; dienhy naderhandt verliet om

M9 die verholenthept van deguldenſchapen de Dochter des Coninghs Creonte trouwen, daer Medea uyt ſpyten wraecke mer een val g San Medea h Jaſºn enſün gheſellen 19an't Gulden Blies vermaert / doo?'t ſche kroone hem de Bruyten Bruyts-Vader mer alle 'tKoninghlycke Ä deed verbran Poeetſch vertellen. k Ick verſtreckte laſon en Medea ionſtele. den. Enick leerde hem die Coverp konſtec. i Ovidius lib.4.vertelt van Phrixusen Hel MDaerdooz die wackere en ſozghouldighe les,by de Kinderen van Athamas, hoe zy't -

ooghen "Ä verblindt waeren en be

39ält

Inö, want fijn Moeder Nephele was van ſijn

zogHetl

Endte

gulde Vlies brachten in Colchos, Phrixus (ſeght hy) was benydt vanſijn Stief-moeder

bj.de wapen vanden gouden

Vader verſtooten,deſe tweede Vrou verliefde

ophaer Manszoon,en om dat hy haer niet te

omp/

Wetgierighept eerſtſcherp/onſnedigb wer wille wilde ſijn ſocht zy hemte dooden, en bracht ſoo verre datmen hem offerenſoude,

den enplomp/

-

Als die ſchalcke Mannen dooz ſchijndeught Athamaslietſijn Phrixusroe-maken meteen Vermaert

-

.

"

-

-

huyve, banden en hayr-ſnoeren ſoo de wyſe

Dienrijcken Ikoning als een Schaep een was datmen vercierde die tem offer gheſchickt waren. Endoen menhem op den Altaerſbude vuldigh van aert/ Doo

ºb Ä vanſjn rijckdon

Hebben leggen doe quam Nephele en namhaer twee kinderen wegh,te weten Phrixus en Helles, 1 TBaerom/o ghpalle / die nnp Doggten engafhun een gulde Ram die Mercurius haer haddeghegheven,en defen Ramdroegh dees ghelooft/ eTOOfT.

-

-

Radien het lievelüfonsnaeſtemaeghſcha tweedoor de Locht,over de Zee,daer Helles O et in viel, waer van de Zee hiet Helleſpontius: Altpdt beſozghtmoetſijn/enweeldelück ge en Phrixusquam eyndelijckte Colchos, daer hy den Ram Jupiter offerde, en hinck’tVlies

e VJet/

Welck liif wpgevoelen enweten dat watts opcen geſlacht van Eycken boomen int Luſt Sonder’t welck wpmietenſjn noch doen/ wout van Mars, dit's een vande gulde Scha dit's gewis/ Ban

wa

en,en'tgulde Vlies beyde. Laetons nutot -

- -

- - -

ons oockvooztkomt die liefjcke uſte/

zMetalle ſoetighepten gerieflicke ruſte/ Gmweler wille het leven ſonderling werdt begheert/

edea komen.

k Sy roemthaer daden.

l En vermaent met Epicurus om vanden Buyck ons Godte maken, 3

Deel,

ZHoA


tBedMogh des werelts/of ende gheymantelde Sophi- ende ſon Soſult ghpaltſamen in myngbeſelſchap Als verſierthebb den bedec Iten. --

--

ghe-eert

-

Die met deughdelHrke ſchijn booſheptkon-kende met 1Dolghendeminradenende beleden/ ... haer ſchyn den verblommen/ . . . Totdit veplig)e werck vepligh moghen Tomoetelck (zjn wpwijs) ſich metſchijndeughts tredell. .. rock vermommen. Endees behendighepdtleechlück enonmoe“ jeitick Shebºn

PLpni-recht doenſchijnen 'tgunt wpmutlijc verkronnnnen/

om onſevpanden verfoeje

Geveynſ

-

En in dees ſecreten hartneckigb verſtom-de ſchyn heylighe E. Als Hongher en Ghebzeck vervolgerson Want die ſtil-ſwijghenthepdt isnietalleen die den ſer ſtelen/ tſch/

-

Tevrºlen

-

-

-

-

-

te ſlaen/ en heel te vernie

LIl.

LHier toe is eerſtnodigh ons Hendighte ſchicken/

-

Dat wpmoghen temmen en anertigh af

Y Codſdiëſt nootlipch Tot des lebensnood2Uft/ Maerbozdert oockom haer bedriege , grootlyck -

ens ſtilen beddekens lieve-ry aenge Tºrbjº l) .. -

nomen

1Danonspp'righepthetepnde gheriebelijck. hebben. Äm 1Beelmannenſwaerhoofdiabaheleerdten Al ’t völc dat anders doet/wilt vooz Po- Beveelſe te fwygé, ghelshouwen/ doozſichtigh/ Gelº redenwich TDaerbpacht dieſteden Vooz U 19ogel-tou- als Ä aten:enmet osleegheph Die Ä ti dieÄ VEIWen. nodigh. leydé,on eizammer aenpozren onste TDie ruſttoemetbeelden der dinghen booz der decſel ſchicken

-

-

veraj

verhaelt/

De onno

-

Ä*“ Deeslpdenmoetmen der Godenvzees te JMetgrijnen/metſwijgen/dat gheen ſetreet ſele man ghen ſtellen/

Le«

vertaelt.

-

is dejacht

- -

Want der menſchen ontſich werdt dickmael Schoone ſchijn ſal 't Aeg zijn om 'tnette entroof bedecken/

d00? jonſten/

väde boſe

-

Dooz gift/oft dooz des waerhepts krachti TDanmooghdpalt'ſamen Vogelaers ver- die op hé ſtrecken/

.

..- loeren, cn

ghe konſten/ (Als ſpghehooze krijght) gheheel Wech ge Enden domme 1Poghels/ die op gheenliſt valſchen -

ttten/

U01lle11.

ſchijn is

-

Sulckemoetmenvoozal ſchoontjens voo? Kloeckelijck verwerrenin uberholen Net-hetacs, tell. voghen kommen JUet eeintiptwendighe ſchoon-ſchijllend Condghpumaerberghenen ſwijgende ge -

dooglen/

EHodg-dienſte/ maecken (ditis Verr' 'tghe - -

Ezt

W

-

Ä

Datſpaen'taesverlackt werden en bedzo ge11.

lellte

daeromte werckelooſe metgheſel Syfpreect het volck Neemt eenen verſcheuunoet/ elck wilhem een hart

Heyden- Dat wº gheheel verſtaenden wilenraet der ſche guy-

EI!

Hoden/

-

Ä, Doo openbaringhen derſelenvandendoo int lvf Verſiellen Dell/ daermc.de ydeen- Doovendegheſichten/ dooz Philoſo Omtezndie eru-Ä." naeſte vanons Princeſſ geertie ſt!Ji). phleil/ voudige nlu-” luſtvooz die º 'tleveno gly ZH00 ijbe Doozdzoomen/endooz anderveelgupchel -

drogen.

rpell.

-

-

ſig

-

Menmoet oock vzpmoedigh belovenſchoo Lijclidoin nedinghen TDie ong onmoghelijck zijn on te volbzin

-

h

º

armloede/Weeldevoozonge

1Ulacki/

-

- -

Luſtvoo! arbept/voozmoepte/enbooznaer ſttgjepts Pack/

ghen.

- -

JWen noetelck doett verſtaen dat wp Wel Euvepligtept ſekervoo gevaerlijckhepdts Verdtelldelljck

ſ0! Jell

TDick daer boven ſpzeeckenmetten Goden Dolg.htmilienheplſamenraed/ wacht niet vziendelijck. -

Hier by

mo?gen.

--

JlMenmoet dapper ſegghen (ernſtlück ende Hier doenlici)

- --

-

verta dat deGo-

. . . Denl/

-

willen fy TDat lupiter Ä dooz giftenisverſoenlijck.

totten liittel allert Voo! Waigen oft mooz Ä

TO ſticki

R2en moetdzaghenden ſchijn (maerniet de

-

Ä Wil ſtaenint Voozſt' der ſlagh

O020ell.

laſtiglepdt)

JlMaercan pemandt nietallemijn Wetten den door Danſobexe ſtrenghepdt ende ſtautvaſtig onthouwen/ TOien icſe met Wepnighwoo:den ontfoil heydt. gifté ver-

#

ſoenlyck Men moet ſomtjdts bp Bzundekens upt zyn, geyc

vºphept

Ll.

-

Sci wiluontſuptenmijnenboſte devsotr Sybeluyt

Eu Piës Waerhept toonenvanbeweeghlijckhepdten JAJ: ſecreet Ottdeclicn/en nipſelf naeckten cn Ovidi-

uste kennengeven

bipherdt. hepdt/ tijdtghepdt:

geveynſt- Alt’ſamen önsmaeghſchap daerons hert ſeer toe ſtreckt/ heyten uvederenſchoontjens werden Metvzeemden gººy bedecfit. baerde in ĺ JLaetons ſtilck gewadeberepden metliſten gebrcken

.

Gockis vaunoode dat hoverdp/njdig 1P g;elcelcondmakenmet die verkilaringhe Eeug heerlijckenſpoocr/elck leem die in beWºrltighe.

ZSchalckhept/quaetwillighept/ bittere par Raer tot

.

bloot

Ä einge

Ä e’tſon -

-

1llara! In 18

Spzeecktaltijöt deugdelijc/maerdoetniet war ahaer TO

Ä

redet cn.

k

Doetſonde vzeughdelijck/ weeſtdeughde lijck Vaii mollde. THit


Luyen leckerleben. Fol.cccccriff Ditverhael ontfinghenmetgroot welbe Hetwrseen volch intael ſo verwert tn ver ſchepden

haghell .

Als Ä en leven volepghen ſinlijckhep Al die Hypocriſim Hoogde en ſaghen Ell. jºen ſagh daer verblpden die herten der menſchen/ ZHp ſcheenen altſamen in haer wandering -

Recht alſmenint huldeneen Pzinsgheluck r Vertumien Proteivolverändering, gaetwenſchen: Elckpjeesten Hemeltoe haer welſpzekent "DanApollo Orakel, oft geheym van Del Heptkondigh: ..

phos, Apollo die oock Phebus hiet was deſo

-

elckpzeesſeerwonderlück haer wÖſBepdt diepgrondigb/

ne van Inpiteren Latona, en wordt voor de

Sonne ghehouden, daer van veelfabulen van

Gockhaerkloecke reden/maerelcpzeesbp hem verſiert zyn hier te lanckomte vertellen, ſondere. Ovidius lib.2.inMeramorphoſis beſchriftſyn -

Petkot begrüp van dien als een Hemelſch Majeſteyts woningh,waghen en peerden, en Wondere.

revooren'tdooden vanden Draeck Python,

-

IDatwaervoozhen allen herlichſteenbeſte/ zyn vryeragiemet Daphne en anders. Hy wort geplaetſtonder de Muſes, als hun dans EnvoozT Inertia een onwinlpcke weſte.

TGooz'tvolghenvandie WBeten waer nie beleyder weſende. mant beſWaert/

o Plutarchus verhaelt dat de Staetſ-Heeren

t Traeg- Enelthwanhenlupden verſekerten bewaert. van heel Grieckenlant. Lieten boven de deur IGees leeringh (ſepdenſp) en Waerniette van die openbaer vermaerdeKerck van Apol ſiven

lote Delphos metgulde letteren ſchryven deeskort ſin-ghevende ſpreuc„van Chilöden Als dieveelnutter waeren bequamer boot Lacedemonio.Kent uſelfs. welcke ſpreuc den vernuft/ OutvaderS. Auguſtinus nietghenoeghſaem

Äten omeenwighteblpben.

TD an

n Dan Apollinis ſpzoock/mu alberoudten kennende pryſen, acht die uyt den Hemel ge verſuft.

kommente zyn, als een beginſel der volkom

Daer bpbevolen werdt/ oelckhemſelfte men wyſheydt, enſelfseen groote wyſheydt weſende, want ſelfs kenniſſe en beſtaet nietint

hinnen.

pwant ditvalswaert enisbpgeenmen ſcheute vinneit.

wetenhoemen ghenaemt, wiens ſoon, of van

wat gheſlacht menis, maerte kennen zyn ey

Maer lichten mutwaerttehennen anderen/ ghenſwackheydt,onvermoghen brooheydr, onbeqnaemheyt. onmatigheyt.bloheyt. kor Enſelf in 1Diſibelonbekentte wandern. Tendede oock ntet wepnig tot'sgelooſs ſelheyten andere gebreken, daerneffens alle vermeringhe/

zyn genegenthedenen begeerten welt'onder

oeritſche voozſchzevenleringe ſcheyden, om deſchadigeönvoechelycke, en

ände

Ä ſp Ä was ſedigh en TerWaer di

CDnder

Ärn 19olck quam ſp niet licht

oneerlycke te onderdrucken,atkeerenen ver

myden,ende nutte te volgen oft nate comen. p VWyſulleneerder den ſplinter in eens an

vaerdigh/ ders ooghe ſien, dan den balckin ons Endan noch een . deel Haers aenſichts ooghen. verboyghen/ . . q Schyndeughtsweſen en afmaelſel.

Ät

19an

(Ä "Äsdao

eyghen

-

bol vanſalighe

Ovidiusintveerthiende Boeck van zyn her ſcheppinghe,verhaelt de verſcheyden veran-, gheſichte oockvan minlijcker deringen dieVertumnus gebruyckteint vryen en/ van zyn Liefſte Pomona, Appel en Fruyt Go

etl/

autº

ÄÄhab ſcheen

TDie

vooz ouden en dinne, tot dathy entelyckint weſen van een ſchoonen longeliug van haer aenghenomen

ll»

Baer

Ä inſaghen uptkloeckheptout

wiert. De Griecken noemen hem Proteus.

(Proteuswiert een Zee-Godgheacht by de en Griecken, en ſone van Neptunus ende Nim phe Pharnica, ghelyck Zezes beſchrijft inde ſchalcke aert. Det völch ſchepdevan een/elck gincbp.de 44 gheſchiedenis van zyn Chiliade, hy ſoude ghewoonthebbenint Eylandt Pharos, by A inzijn Dut/ atiº densingherop heurder Wooden lexandrien, Euripides ſeght dathy trouden UTPſamathe, . waerby hy hadde vyf kinderen, “sſ j almetſwßghen Harpocrati te ee vande welcke een, zyn Dochter Idothea Me aert/

waſ Ä eenvalſche/ verkeerde/ -

nelaum in Egypten weſende, leerde haer Va

TEIl.

4Terſtjtmaeckten ſphenveel verſchepden der bedrieghen, op dathy zyn reys mocht leeren/ Ä mantelen/eerlijckelangbe Läot -

Als

ſpoedighen, endede hemmet zynghelellen aengghen, bekleedt in varſche huyden van

ee-Kälveren, hunghelatendereſa en,daer ken/ Läondejderkle'ren/ Capzoenen en Hot“ op den middaghhem Proteus was ghewendt ken/ uyt dehirtete önthouden midden in zyn Zee Enanderghewaden/elcknamzijn ePaden kalvers, daer ſyhem vingen en vaſt hielden,of zeUre/ ſyſchoonhemin veel gedaenten verſchiep, ſo -

-

Pangraujvanſwart/vanwit/vanalderlep

mochthem'tſelveniethelpé,door dienſybe

gerich warenteweten waavontuyr ſyophun haddenhapz/ andre waren ghe reyſe ſouden moghen hebben, want hy een COOLI. root voorſeggher was van Neptunus, als by Dgesdzot Ärt deeskin was kat als Ä telcſenis coleure.

Eeni

gerſtgebozeile

z»Decl.

Gºt

t Hon


tBed ogh deswerelts/of t Honger en Armoe.

Soveplighginck elck zijn wech na dat’s

hem was gheluckt/ TDat d'aenſlaghſozghelijckheelt'onder Was

v Arbeyd.

-

P

ghedzuckt/

x Labortrout door Pallas hulpe een maegt . Agenoria, datis werckende.

-

r Ban Eſarie en Egeſtatepijnlpck/

Mieten was onweeghſaemvooz haer deugt TDie dienſt-Zoffers ſtoode metalhaerghe ſlachten/ ooghſchynlijcli/ DandaervLabor wachte had gheſtelt veel b 19an Murcia die traghe en vuple God dinne/

en groot/

-

Dees vermijdenſplup als den bitteren doot. Alsnamelijckſlofhept/onachtſaemheptvan ſinne/ die ſaken/ ſo waſt metten Derſupmelhepdt/ leuphept/ verdzietige on alden/

º, Ä

-

Als ſp die doo-ſwerfdenmetledigehanden. JDiddelertjdt Labor hemſtende verſtoten Dan 19zou Inertia, hevethem verdzooten

-

-

ſtedighept/ ºsº# traeghept/en d'onnuttele lgHept.

- -

Te zijn onder 'tghebzupck eenderechter TDatſphaerſou wachten Haertijdt leeg dooz 1Bzouwen/

tebzinghen/ -

-

-

x Deshp bp Pallashulp te WPhve ginck Zet onnodighs te doen/te leeren pdeldin g en/

trouVen Een

Ä Edel van ſtam/banerempel van

TDie mennametpijuen behoeft te ontlee Ten/

even/

TDeughdelijck/voozſichtigh/ metnaerſtig TDat ſpaltijdt ſou doen pettotoozbaers ver NULETen. hepdtdoozdzeven/ ZSo niet altoos van al’tguntenont Ende intbedencken voozonmogheljckhoU

daÄ

zacki/

TDatmen in een19zou mach wenſchen tot luſt IPgt

º den/ Ächen/die mietendoen/weldoen OUDEIl.

enghennack. . .

Ä

Haers

en vintmen in gheen Hi a Ende oock des Komepnsſpzoke Wel aen Mercken/

021e

y Die naem was (die doende bedupdt) Age TDat die menſchuiet doende/ Hetquadeleert Wercken.

NOT1e.

ZSP Was ernſtigh/dapper/ vzoomen on verwinnelyck/

-“

y Onſen Poeetgheeft d'uytlegginge ſelfs

Memmermeerdzoef of mat/maeraltptſeer van't woordt Agenoria,welcke Goddinne om datſe tot wercken aenporde, Stimula (die van

minnelpch/

Altödtluſtigh/wacker/vzolijckenblijde/ Cºn aº bphaer Man/altijdt aenzijn zij E.

TDen

Ä Ä ſchadu volghde onverſchep

ſelfs omte wercken aenprickelde) en Strenue

Ä worde, die oock vande vroede Romeynen binnen haer

dieſe vroom maeckte

mueren als Goddinneghe-eert wierden.

zVſus, dat is’tghebruyck, was Vader van zVſushaer 19aderhad haerghevoedt ar Agenorie. d

bepdelpcki/ a Leert dat ſyharen man ghehoorſaen ſal Tuchtelijck en eerlijck/ oock vermaend in't zyn,eñmyden voor alledigheyten traegheyr. b De namen vande Staetvrouwen van

ſchepden/

a Datſphaer man/ Labormetbedienſtig

-

Murcia.

hepden c OtiavantVitia, wantledigheytis desduy Gehooſaemhepdtſoudeeerenenmetherten vels oorkuſſen,eneen ſchoole van alle ſchelm ſtucken enghebreken, beminnen/ Gockdatſpſoumijden met wackereſinnen boo?alnaerſtighepdt ſoude 't Geſelſchap der Poukens/ledighvangoep Daſ I

Äm

daden

1Poo?al Inertiam, moederalder quaden/ Vliet als vansnnutte ſchen

3WPiellg

Ähr

Sabº immt, ghetrouhepdt Han CeLell

Ilſe

Enhaergheſellinnenmetonſichtighervlpt: Pet ſpooyen nanootlpckeen nutte kenniſ Zu eereſou houdenen beſchermen altjdt. E.

Daer Waerghepzopheteert/ſoo ſpgante

Enditonderdeckſel/ dat veelonwjajck ſoecken

enmº kennfs/tjdtroovende Boec

, onderdaen

4.

alſº volaben zijn Paderlijck ver lg flº

Sy ſai vrucht

Ell.

SPſoudenvermaerdtwerden/ enſeerheer baer zynº TDus Äen goetoozdeelhier toeſeer no lijck gheacht/ TDät

ſ elljc Äteontgaend'onwetenHept doote

Gockmoeder zijn van eenlofjcken liefjc gheſlacht.

lJC

WPantſ ſoudebarenſeven ſulcke vzuchten/ ſoumlnnen/eeren/ outſien/en Die Wetenhepdt niet meer nochoock min TDat *

#

p20efde/

Ilſ Tel.

--

Ä "twelleben/ nootlijcken be GDnt n inn Haertijdten haer wa TDan

OLſ Dé.

TD.at

Äpie, ſepde hp/upter liefden Godt, gronl

-

Haren man Laboriminnelijcken gejont.

e!!

Dergeefs in vergeefſeheof alteſware ſaken/ TDatſpÄ LI

º aenſels Waerdigh enſoude

dAgeno


Wup enLecker leben. Folcccccriff, d Agenoriamet des leerenonderweſen/

h Ops, Cibele, Rhea,Velta en Ceres,was aleen TDie ſp met navolghen waerdelijckheeſt ge Goddinne en bereeckende onder vele namen eſell/ de verſcheyden deughden en krachten der Labore inhouwelijcke verſaemt krackten der aerden, ſywiert oock ghenoemt MDag had haer ghedaen/ edel vzouwen Grootmoeder en moeder der Goden: Ops e Arbeyt. f PallasVernaent wiert Ä ouden gheheten, om dat dat Dewyſ f bphaerſeer rijck woort betekent hupe, want daeren is gheen die g Tot heyt. l]t dinck dat meer helpt tot 's menſchen leven, gGeſellin Gpghevoedt pack onderwüs met waren daerde. Homerus wilt dat oock ſegghen, dan nen Vall tpcklirk/ haer noemt Levengheeflter, en onſen hy als Agenorie, in allen konften Poeet van'tbehulp der aerden een vinſtere. göede re eerltycki. i Virgilius inzjnj. Eclogue, en Ovidius in eringhe zyn Faftorum:ſeggen beyde dat Pales was een oft Politia ls Politia voo! alvermaertenheerlfick/ ue oock over d'anderhaddete ghebleden/ Godinne der Herders (doch by den Griecken 1 Pat/en hoe veelelch doeu ſoude/ en Wat onbekent) deſe naer dat eenighe Latynſche Wieden. isſooghenoemt naer Palca, datiska h Gock Opes van't behulp der aerden etn of Stro, 'r welck.de Herderstehoop brach vinſtere/ teninhaer Feeſten ontftakent, ſpringende dan i Pales die wepſtere/ kArachne die ſpin d'een nad'ander over"tyuyr, dit gheſchieden

dVVerc kende.

Ä

-

-

-

ſºnnen

- -

braa

- -

wüaº

Ä

-

Ärº ere/

l

altydt den eerſten Maybuytenint Velt. Som m Doris kloeck int mighe hieten deſe Pales grootmoederen Ve -

eplen/

n TDie

Är Bellona/

ſtaſy ſteldenſe oockſomtydts int gheſelſehap o Panacea int van Apollo, ickachte om dat Apollo oock -

ep en/

een Harder was gheweeſt.

-

Ilijfs kranckhepden conſtighbo

k Ovidius lib.6. Metamorph. int beginſel, verhaelt het wedpel tuſchen PallasenArach ne, en hoeyin een Spinnekop wiert veran p Agenora haddeſenoptºrate Möchoockſplupdenhaer: want ſpbp dage dert, dat wy overſlaen ſullenen ſegghen (naer ennacl)te Plinius en Polidori Virgilijghetuygeniſſe)dat waren/ of Bielden Arachne een Maegt van Lydien, deerfte vlaſ t’Hups of Wac)le. vinſteren Spinſter vande VVerelt ſoude ghe MDaerdan dolitiabequameplaetsbant weeſthebben, en die de Voghelen Viſnerten ſtehten/ was elckdsendebp oockop ghebracht heeft, daer van Ovidius CDnn Dan

Ven Ulalell.

Änden“

-

Ä der hallt/

«Dmvzuchtenom Dee/om deeskleetsvºr werminghe/ waren/om vzome beſcher dÄ unillg)e/ GEn om Ä Äther vlptightebeſozghen/

CDnn

Ä nodzuſteuop voozraetſon

zyn fabel ſoude verſiert hebben, van datſe in Spinnecopis verandert, die noch daghelyckx V

Ä ſpint, enhaer netten inde windt

omvlieghen tevangen.

pant

-

l Larundaiseen Nimphe oft huys-Godin ne,de welcke van Mercurius beſapen zynde,

heefthem tweelinghen voort ghebracht, die men näer haer Moeder Laresnoemt, dat zyn ruſtigh. huys-Goden,als wy hiervoorgheſeythebben. ZSplepden een even ſalighende Mieten ahebzackhenlup vand“ uoot-ruſt lu m Dorisis een Zee-Nimphe döchter van gl/ den Ocean en Thetys. dewelcke ghetrouwt weelde/ noch Grieck zynde methaer broeder Nereus, een groote q menichte van Zee-Nimphenghebaerdt heeft, ſchedzonckenheden Doenjehniet verdozvenhadden die goede dienneh nöch Nereides noemr. n Minerva, Pallas eft Bellonaisaleen ſelfde ſteden. jeeftdaernatevolderdzacht/ Geddinne, doch onder de naetm van Bellona r ſeven Kinderenter werdt zymeer ghekent vooreen bloedt-dor k ſtighe en woedende Goddinne, als Stacus Perlt ghebzacht doozhaer Godlpcke aer ſeght, 'die haer Voerman van Mars VVaghen Zl van maeckt, daer ſymetbebloedehanden die fel dighepdt ſchoone / ende vol eerwaer le Peerden voört ſweept, en Silius Jtalicus dighept. doetſe loopen door de ſlaghoorden, gantſch van de namen had Vernd“ overſtulptvan bloedt,,onſen Poeet verſtarer Cºnde GD0c des

der bozghen.

wajºroſch

-

-

„Ä Ä

wensº

Ä 3W9as Äurden een Godlijcke antwoozt ektoUntt/ ſ TBgt Ä vande namen der TDochtersſou TE

- -

beſt!lllell

t NDet

-

-

Ä Äeldiemenin't Grieckr niet i) vinnen/

- In Ä x d' w# die Grammatiensſepden die U --

int ſchzüven of tnt le

mede denktygh, en't ceryck en moedigh herte der Borghers om haer Vaderlant te be ſchermen.

oPhanaceawort ghenoemt eendinck dat alle onheylenenqualen geneeſt.

p Agenoria verlaet de deughdennochcon ſten niet.

-

Verſcheyde oude Schrijvers zyn noch befigom d'Egyptiſenlof uyrte ſpreken,wanr dat

fÄ heeft fulcken roem

ghehadtint ge

waste voeden ende vermeeren, dattet den VVarlevé

teweſen.

ſlaghseghen noch lucht nieten behoefde danc ſyleyden. teweten, overmidts dartet altydt van zyn 3. Decl. Nlſo

Tt r 2.

eygen


ts of / wereioudersweet tGedoghdesBuptenhaer

eyghen Rivier (de Nyl) overloopen worde, daer door het met ſo veel ſtaende ghewas be

met heelenen

ſwyghen/ kleedt wierde,dattet met de alder-drachtigſte Bphenlupdenſtadighmetter woon tekrg g!)en. . . . . . Landen wel moghte kampen ſonder ſtryder MBaer voozal was daer Hoede eh ſeer te verlieſen,enghenoemt wiert deghemeenc 2 ... ... ſcherpopſchte Koorenſchuyr des VVerelts en de Herberge der Goden; nakende ſijn Inwoonders de TDatſuler vooz a Veritas nietenqtaine int -

-

-

-

weeldighlte des Aerdbodems. Belanghende Want sºver- tontdecken Haerla de Grieckſche gulſigheyt enoveldaed is over vloedighte Leſenby Schryvers, als onderan dere

Ä Gellus en Atheneus.

aner Än vanahen º deerlick

r’t Getal van ſeven is een volmaeckt ghe

tal,beſtaendein twee gheſlachten van Manne lycken Vrouwelyck, dat is paeren onpaer, te weten van 3. en4. de Planeten endagen der Scheppinghe,worden met ſijn nombergetelt, "tis ſo Ä de Medecynen ghelooven willen, een wonderlyckghetal,en naer'tſegghen van

Scaliger,däer wy't bylaten beruften. ſ kinderenſoudenghenaemt wor

#

b 18zou Agenoria Heeſt met Kldecke ſin

*sabaº.

vermäent älhaer Gheſel

» 3Ä

boedebaerder sopern

des

Ä

werck begonnenwelent

Welſoudenvolvoerenen löftjckbolbyengen

Cll.

t Vocael oft Vocalis,isºr geen dat een ge Gmbaerdochterghebzupck gheenlupaert uyt heeft,waer van de vyf Letteren by de La Labor

tynen Vocalengenoemt worden, om darzy

#ºbºtropen ver-

Arbeydt.

byhaer ſelveneen gheluyt gheven,ſonder be TDat 3p die MDaeghdekeus in elckr jonſte

hulp van andere Lerteren.

ſtaende/ v Figura betekent by de Latynen deghe konſten beſupzt enghewont- WWaer daente enommetreck van een Lichaem, wort En Inet oock by de Reden-kavelaers gebruyčt voor ſaperigheptimmers nietſouden ſchºw" eenbyſondere engecierde maniere van ſpre TBoozhaer jonnen. _ . winghe d ken, vandeghemeene ſeer verſcheyden.

Ä

-

x

Grammaticus is die de Letter-konſt

weeten onderwylt, worden woord-twiſters, of eer Letter-kibbelaergheheeten. y Genoegheydt. z

En weelde.

ghe Dieren om traeghlßckte Ägº * TD'Dnkonſti nuſ bzupcken. trage mc

Herculeskende ooch wel die laghen en" Fupcken

he volck / "twelck bpvpandt 1Banditſeda -A*Y“ Ähate/ bpvpandt- Ä

à De waerheyd.

Labozsgheſel/ beſighbzoeghen olé'tvod b Agenoriawaerſchouwt de Maegdekens Dees waslate/ "dighe

voor Inertia.

Dem wertdaerbevolen in alder ſtillighept/ Yº Alſoo wert d'eerſt-gheboozen ghenoemt „ .

. Vita, dat's't Leven/

-

1lllgWep

TD'andere Werdt oock elck haer nameghe gheven/ 1

-

Als Valentia,dat's ſterckheptof vermogen/ Veritas dat's Waerhept/ bpandt vande Lo

„Ä

volck betemmenſoud' vzomelück. Maergheen wacht / noch gheen mächt/

1Dan't

envej Ä moghten beletten/ Bed n vlptlnch gepleeghten -

-

Die liſtighe/ ſchalcke/enbehendigeopſetten Ä

ghen/

Ä.

Viëtoria,3ege/Virtusſalighe TDeugh.de/ Dan't vermuftigbbedzogb/en der deughden deugt ofbzeugh ſchijn. . . . . . . bewe

vºr-ºrabve auſ

Ä.

Dees waren behendigh/ſonder arbepdt of Dan die ſchoon Maeghdekens ſpzaken

dekes tot

III PI]

Ä

... , alle Denſchen/ dogé Tot Agenoriam WDiens Wijckdomin'tenLegherghed Luſten 3p zonghen/mc EI medOge«. Kae Haer was al’t ſoecken/begheeren / en O . . . wenſchen/ , Kºen vandt niemandt/hp endede alle vlüte 19än’t deplden obervloede -

"ÄZeta

en konſte.

- -

-

-

-

-

-

CDntegheraecken inder MDaeghdekens jon POelcke -

-

-

e/

1jc Äbe

-

-

hope alſulckr blpmoede

1jck/

-

Gockt Inertia ſelf/dat noch al wat meeris Als ſelfs ghewonnen goedt ledighlijck ghe JBethaer grooteſchare/die Lup die traegh 1l0TeII/ etl teer 1g/ ZHo "Ä elcksooghedooz JuertiagDe -

GEn der

*gºn ouders Hatetonverſoen

OTLII.

-

-

U

Ja oock

Ä koenlijck

Heeft die vera

«Tweevande rijck Endez

ºfts / algy Ubertatem -

Vºm die 3plupden alle ghe 1JC

-

-

-

Yºu ſelve die aldergrootfte ge

T ach

GPnder den MDaeghdekens ſcheen t'oulder ghebzacht/

En verwonnen/'twelck meeſt te verwonde Teil ſtaet.

Booz hulpe van bedzogHenbevepnſthepdt liſtigh/

19ptigh benaerſtighde bp nachten daghe miſtigh/

MPalf


LUpen Leckerleben. Traecheit

WDant als Deſidia ſo jammerlijck ghelaet/

Fo!.cccccrº.

d Politia of burgerlycke regieringe, klaeghe

Bedzeef vooz haeroogen bermhertigh en dat de liefde doör alte grooten hardigheydt h goedigh/

uytgeroeyt wert, ende dat bedrogh ende ge

Gock nmont Philoſophen vanſchijne oot veynſtheyt 'tbefuerde gheldtonnuttelycken verdoen.

moedigh/

-

-

Än grooten ghetaleſeer deerlijckenkreten/ Lant lo CDmdeckſel/ om WBoninghe/omdzincken/Dat die minlijcke en geſellighepdt ers,prac 1Berntelt werten gheſcheurtdooz ſommiger ometen/ es, en "tWelck die Handen (dat's volck) waren ſp fellighept/ ſchoon (de ooghen) TDie onderſchijn van deught die vzuutſchap lprekers. Wert Virtus beweeght tot Godlijck medo uptroep.de/ TDooz welch de Werlt voozmaels ſoo live ghen/ TDie "# verachte den c Weſpen ſchade lijckenbloende. Deughd, 1jck/ JDen vint (ſp.zack die ernſtelijck) onder u WDolcheil Noch oork haeraengheſicht van hen keerde

Ä

-

- -

Eenbooſen aert van 19olck/ja 'tſchupm al ſmadelljck/ , der 1Bolchen/ JBaer gaf henſpiiſe engelt'uptmilthepdt -

IDie

wenſcheljck/

Äb

U9erlt ontſegghen 19pan

--

elych/

Segghende/wpgevent als zijnde oocmen

TDeur twee ſnop Goddinnen/ die ſp dienen ſchelijck/ ſchandelijck/ Mietoft menſchen waren welcrhant dit van -

ong leeN1t/ Ramelijck Murcia leup/ en Inertia ledigh/ Jaeen/ſp zijn'tonwaerdigh/en onſegeſlach Die veel verſoenoffers op offerenſtedigh/ -

"Ä die ſp ſelfs nopt en hebben be Uert/ JDet Ä hoereren endzincken dataltjt

19all

tevzeemt/

-

JBaer aen vzoomen onvzoom moetic milt hept hanteren/

Die hupdenonvzoom is/ mach hemmo2

Uert/

Enbzupckendedenliſt bedectaenelcken ſp’e

ghen bekeeren.

Alſo is'tgeſelſchap van 'tleupe en traghe

1Pan Deſidia, Frausen Hypocrifie,

Treckenſpffin tot ſich 'tgheltmet grooten

MDjf/

ſommen

Eenſdeels dooy't bedzogsſeer grootmogen“ debedzijf/

--

-

-

- -

TDatdooz een anders ſweet bp een is ghe konnnell.

Eenſdeels doo der Maeghdenverbiddelüc hept minlick/ Zn

-

gÄan in't goet/dat die handen win T

Äsia

e Hoe Laboren Agenoria verſtoten werden. f. Hier worden verhaelt deampten en werc kingen int langhe, vanyeder der ſachte mede

beſozghdentallen ſtonden. CDnder dees werringe is ſeer goet gevoll" geſellinnen van Agenoria (datis werckende) Dell die ware uytleghſels zyn vande Bruytgave TDatmen ſonder vertreck ſoude raedt gaeil Labors (dat is Arbeyt) ſoo hier voor verhaelt V2.lMell is, alſmen die in ghemeen verſtaet, maerwy 2en Ä Äod Iupiter, en hem ditonrecht in onſe aentekeninghen, hebben die op den huyſvader alleen gnctrocken, om van beydts klagen/ Gock hupe verſoeckenaenzijn wiſſhept al“ een leſe te hebben, numet Opes, werckingh, verſtaet den Haen,net Pales. den Eſel en Ös, machtigh. 3Dan

- -

- -

-

MDantſp der menſchen machten vermuft met Politia.de Sweep.met Larunda. 'r Hou weels. met Dor1s. '11.oer. met Bellona. den eendzachtigh --

Ingeenderwijsmogende of wüs genoegh

Scbilten Swaert. en met Panacea. de Meer roofe.

Wiſtel I

-

Gmmetebelettendiebehendigeliſten. TBusquam vooz Iupiter Labor WÜs Vall

C

"Ä.. vzoome ILaboz met Agenozia TUI

ſinnen/

-

Die elck hoozt teeeren als nootruſtighepts

Meet Agenoria, oock haer Geſellinnen

Ut /

Endie Schareloflucder vzoomen eerwaer

Werden veracht/beſpoten verwozpen met

digl)/

CDotmoedigh biddende/dat HP methulpe

Ä

verwijt/ 1Paul dees die doch niet doen/ dat konnt tot

ghemeenpzofyt: aeropzechte ſähem doch wilde ſteren Ä die in ſozghe ſtont dooz der booſen anſiºn 'tgeſelſchap van Labo!s vzou wercken. -

L

-

Daer heeft d Politia (dien'twooztwas 1Polarbepts/volnaerſtighept/volſozgsge TTOUUUe/

bevolen)

--

u geſegent doozmiltheptovervloedigh Hoogh behlaeght boven al "tmenſchlücke t 1Dan Ops Ä Fraa teilghemeen beſten doolen/

-

poeDlg

Gmte geven Coozn/MPjn/ Olpe/Plaſch/ c Deweſpeiseen ſchadelycken dappermoeye lyc dier die zyn ſpyſe en as Ägºº li Soutett Ä

ſicheytisſoeckende.rovende alſo ens anders JlNet andernootlijcke t vzuchten dupſentigh ſpyſe daervoorhynieten heeft geweet noch

Ärbeyt.So ooc den bedelaer (dieegen w

Ä zyngeduer

aenhouden vanden gever

fout/

Pales

Ä

'tgediert arbeptſaemen hupſ

yc

Ä Ä verkright,om dathy van WDolen Jºelck tot voetſeloock tot ghemack Cupſijck, hementlagenſoudeworden. (Ttt 3

DUBle


tBedMogh des werelts/of D. amps wie ſiet ooch Arachne niet vernuftelück pmen

vande ſe-

Ä- Om Spinnenen Weven/Kleeren/ Dekens linné wor

Gozdnjnen:

pdel toon/ TDat deſe/ ſegg' ick noch net hertg treuren klachtigh/

Ä vzuchten zijn en blpven deel -

-

jj Larundabout hupſen/ Kaſteelen/ MBoonin

TDer

achtlgl).

gien/

lange be-

Ä

Mietbzengen dan roocf/Wooyde ſchaben een

Häerchen vooz den Goden/ Palepſen voo? JBen vint noch andere die opt viertgh ſpeelden/ Häoningen. . . WPanneeris oock Doris ſo?ghvuldighepdt Metverboden liefdeenſchantlickeweelden. Anderenerenſigh methelſche toberpe/ dervende? Ägemie Wiecd niet den Schepen opten barenſwer Alckemiſterpe/ gupchelſcheroverpe/ WBichelrp/wangeloof/engodlooſedinghen. die 't volc ende TDitzijn name-ſchenders/ nachtmenſchen/ Wys, maec JMetalle behoefteom hente generen/ ken dat ſy dupſterlingen/ JlNettoevoering van Waer/ die geen Stadt -

-

-

*----

19an ſnoöder geboote en der Poeten Apen/ echte TDie Ä allenerkens die vzuchtei tot ſtoffe con ſich ſchapen/ ne1n gout Beſtelt Swaerden/Schulden/en WPapenen Bp Agenoria bearbeptvlijtelijck/ veranderë ghetrouwe. sonde tevzeeſenſtof/ het ſweet/het CDm leechlijckte verdoen/ valt dat nietſpij machointberen? Bellona die daer is een dappere 192ouwe/

-

telijck?

t 0eT,

Gock den doot ſelveniet/die ſpdick looptint gemoet/

Onn Tae TTS

lupcken. Ä uTDonderen Blirem

.

Alleen tot beſcherminghe Vande ghemeente HAU

te bzupc gen alle onghere geltheydr u goedighept daer toe noch onwil en dat Po

Lll»

MOet.

JPaer wanneer ſiet men oock Panaceam

ma

(r/ }

ruſten? Pat

Politibid

Teghenditquaet/ o God Wilturaetont

"Ä ſp doch niet net doozſichtiger

lemus haer

So ſent terſtontneder/ dat's immers recht ſtraffe. en billigh.

Uſtell/

Alleenliyck totdienſte van 'smenſchen ghe TDen wzeden Polemum Goddes wzaecr/en Godt des

ſtraffehert/

ſonthept?

Spdoozwandert de Zee/ſoect watin Aert TDeesbooſen in booſhepdtopt alderbooſte

WraeCXen

berbvert.

riſcr gront lept/

1C

ZSponderſoeckt den aert van1Dogelenen die Straft dees Weſpen/ ſlupmers Tell/ verſtnders/

19ankrupt/hout/ſteen/ metael/enkan 'tal Die gantſch gheenmutendoen/maerkrach tigh veel hinders.

beſtierell/

Ä. C1C

en OnnUtte Griecken

Nemeſis Dochter

van d'O

(Tot kranckhepdts verdzijven/of deſſelfs Dſelve betamet/ D Iupiter machtigh/ CE2en en TDeeg ugaven eendzach voozboeden. nacht ge tigh dan oock ſelve eenighe nutte goe CDf acht heb dat So beſchermen/ die ſp ſnode Han ell ben. LI Politia 1Permach bpte byenghenten oogbaer van't Miet tedeelen werden t'uweren'thaerder beſchrijft 1Paderlant. haer ampt 1Derklaert mijn nameſelfs/ die geeſt daer ſchanden. Alsna Politia deesdingen verhaelde CI WAI Ons oft Verſtant/ ernſt/ daer geen ſoethepdt nutte ſaké WPantickſtler den menſchen ter godlijcker mit

Änachtens

-

w

Äy“

deughden.

daer om-

NEUE

me gaen. Ick ſtraffe dtemiſdaet/ loon/weldaet met Ende met

m oock wees op de maegdekens

repn

Vzeughden/

Zckbzenghe goep konſten boozt/ vermaen Behaelde ſpdenjonſtvanden Goden ghe-Jupiterſe Nepll. hent La goedeleeren/ ljc/boren t ronberwinne WPaeromhelſ IupiterLabo A Schicke 'tghemene goet/ beledeelckhups Cuſt Agenoriam ſeggendeminnelijck/ genoria. Met eeTell/ Geffen hetoozlogh/voede Gods-dienſt met Gaet Ä ghpdappere/ volhertin udeug -

klaerhept/ Teweten die daer ſtaet inden gheeſt ende TDell

e

waerhept/ Stelle

Ährt / en ſchzijve Wetten epllg

TDie

ĺaden

e

ºd ende onsſiedp een luſt envzeug

Wel ruſtighen

g Orcus geeft zijn Dochter Inertie die aerde/ Ppſelf ſaloock haermethaer Dolck van onwaerde/

Lebendighen dootopſlockenen verllinden.

pepligt).

JRU iſt immersonrecht/ſchande/enwaert om verfoepen/ De Helle en Afgrondt geeft zijn Dochter TDat die gheen die metſulerhen nietenbe g. Traegheyt de Aerde,datis'sVVerelts welluſt moepen/ Die niet altoosen doen/die gemeen ſaecken en vermaec, daer ſyaerts, en ſonder ſchroom opeyen,tor darhäer tydten zynongheduldt vluchten/ "tDouwelijck verſmaden upt vzeeſen van haer levende inſwelleghr, dat is datſeeeuwe lyck ghepynicht ſullen worden inde Helfche , vzuchten/ -

ormºnren, waerhaer worm noch pynenier Die in dees gemeenſchap burgerlijc/minlpt enſalſterven. LN

ſchoon/

Daer


LUp en lecker leben.

Jol.cccccrbſ.

Daerſtllen die tragen haerh Furienvindé/ h. De Furien oft raſernyen zyn drie geſüſters TDie bº ſullen quellen met ſware ellendig ghenoennt Tiſiphone, Alečto en Megara, ſy worden geſeyt dochteren vande Nacht ende

epdt/

Sonder datbevepnſthepts of bedzogs be Acheron, Orpheus noemtſe Dochteren vandé Helſchen Iupiter, dat's Pluto, en van Proſer hendighept , Daer verdzietpet ſalmogen ver pina, Heſiodus maecktſe Dochter van Satur

Ä“ ichten/

nus,en van d'aerde,ſegghende datſe voorrge

MDant die ſalverſwaren'tghequel der booſ kommen zijn vande Druppelen bloedt dieder wichten. droopen uyt d'afgheſneden mannelyckheydt i Maerghpe'eldeught Kidders die onder van Saturnus, dees drie furienncemtmenmet den ſtandert eeren naem Eumenides oft Erynnes, Eume A9anmijnen Hercules VätdderlijckeU Wan nideswigheſey zijn gheen goet ghedacht of -

-

-

- -

Ä

dert/

MBiltmanlijck ſtrijdenen verwinnen vzo .. sin melijck/ ſtaet/ zijnenroep/en zijngantſche eVen. - -

k Menſalu gheen kranſkenvan Laurente

Erynnes ſin verdervende oft

ulworden, d'eerſte is gheheten Tiſiphone: Tiſioisop Griecxwrake,en Phonosis moort, dus ſoo veel als wrake-moord: detweede A

lečto, dat is onrulte: Alečtosisint Griecx ſoo veel alseen die gheen ſtadigheydt of ruſten

loongheben. heeft:dederde Megerais benyden: want opt JBaerſalighepdteeuwigh die maeckt ware Griecx Megarein, is ſo heel als nydig zijn,deſe verblijders/ dry hadden naer derHeydenen meninge over Diekomtepgentlijck toe den wettigen ſtrP den Menſchen verſcheyden ſtraffinghet'oeffe -

De TS.

1Als Jupiter 'tſelvevzuntlijck hadde vol ſept/

nen,eu waren daeromſeerghevreeſt, en elck ſtrafte ſoofy meenden,deghene die vervielen in miſdaden van haer aert, d'eerſte demoort

--

Dzuſtehn die Naeghdekensmet Godlijcker oft wrake, de tweede d'ongerufte, die door JMajeſtept/ onſtadige ſinnenhunter onkuyfheyt oft wel Enbeval den vpveſtadelijckte weſen luſt begaven, de derde die uyt droegen, &c. 25p den vzomen menſchen in naerſtighepdt i Vermaningeomſtantvaſtig zynberoep waer - -

Tenemen. ghepzeſen. Boozts hp dat die deuchtmethaerſu k De vermaerde ſpelen die d'oude gebruyêt

Ä

ſterdie luſt/ ... hebben, ſoo Olimpiſſe, Pythienſe, Nemeenſe Raeckten º ſtadelijck bphem ſoude zijn en Iithmienſe, die geoeffent wierden door de - -

Il TUT.

voornaemſte van Griecké,en wiert den over

Alleen tot genotvan die d'aertſche Diemele/ winner omkranſtmereen Lauwre krans, in Dooz den Haaelde ſteken/en uden Hemele/ beloninghe van zijn vičtorie, engedyden hem Alwandelende die Wizlſp noch leven op aer den ſelven crans toteen eeuwighe geheugin

# van zijn nacomelingen.

Den.

JNäer Politia wert bevolen ma waerden/

Weltedoen ſchilderen die m twee ſchoon GHOddinnen/

En die 'tvolctetoonen totaenloerelder min 11ell/

- -

«Pfſp noch eens doozliefdevan't Godlijck behagen/

-

Schijndeughtenaertſche luſt verſma'ende opwaerts ſagen/ -

-

God ſegent deſeven dochtets vanAgenoria, enghebiet devyve, als mogentheydt, waer heyr,ſeghen, vruchtbaerheyt,entleven,by de menſchen te blyvenwoonen, maer deughden luſt treckt hymethem ten Hemel, om den menſchte betoonen dat hier noch wareluſt, noch deugdte vindenisopaerden,maer datſe Hemels, ſuyveren naeckt God dienen. m Te weten,deughden luſt, want alhier en isgheen ware deughde noch luſt te vinden.

Ende begeerlijckten Hemel wildeſtijgen/ «Dm'tgenotvandetwee ſchoon Goddinnen n Caliopeiseen vandeneghen Muſe of ſang tekrijghen.

-

-

woj heeft daer Jupitern Caliopen be Volen/ ZHo u als ſpmochte/inald'aertſche ſcho LII

Gm

Ä

datis goede ſtem, en betekent niet anders als ſoetigheyt des gheſangs, engoede over-een ſtemminghe die het ſinghen vereyſcht te heb verhoeden van'tdootlijcſon ben, fyisweerdiger als alle haer ander Suſters

diMhen.

TDeeg

Änahe klaerlijckte verkondi

want y leert den dichters gheen lichtveerdige liefdeſinghen; noch derjongher luyden be geerte vervullenmeteen, ydel gheſnap: oft

Är nieto menſch vooz Jupiterte ſulcke met vryagiſegenegentheden. Oneen.want Dichters wilde Plato uyt de Steden hen.

G

Goddinnen, die Dochters zyn van Jupiteren Mnemoſyne, haer naem komtvan Kale Ops,

-

elen/

TBen

Ä der Herten valſch/wanthpſal

verjagen. te weté: uyt

Ä derjeugd

Deelen.

en der onwetende; teſeergheneyghtrorbe Den goeden loon/ſtraf den quaden/elck na roeringhe des gheeſts: als die de verborghen zijn Wercken. meeninge der Dichters nieten verſtaen. maer p TDie laetſte dagh komt alledingen ontdec ſy leerte ſingende Hymnen,dat zijn Godde -

ken/

-

ycke Lof-ſängen,deloven enheerlycke da

Die traghequeldthemſelf en macht leven en der Heldenen der gheruchtweerdighet mannen,men ſeghtſe te weſende Moeder van nietrecken/ .. 1Bernieutu 'tis nutijdt/. menſal'thaeftal Orpheus, om detref lijckheyt van zyn ſchrij nieumerchen, ven: gelyck verelt wort dat andere Dichtes

Muſe (Ttt van 3.dºnºre 9ock bejonſigh Deel, 4

EIN


ciGedMogh des UBereits eneyndelyck mer hunnen konftighen gheeſt door dat weynigh oft gheen Menſchenghe waren toegheblaſenen ghedreven , te weten uyghen zynvan hunheymelijcke zouden, en JMuſeus van Urania, Homerus van Cilo, Pin dat dickwils deoverledenen oondeel ontfan

- darus van Polymnia, Sapphe van Erato, Tha gheneer dat de Levende (die dat kondeghe myras van Melpomene. Heſiodus van Terp tuyghen) daer by zyn, ſo iſt date gedwongen ſichore. Virgilius van Thalia, en Ovidius van zynte verzieren datter inde Helle dryhelſche Enterpe... o Om dat d'onwetende en roe Furien, Erymes oft Eumenides zyn , die als kelooſen hoop niet wel en konde begrypen Beulen mer Tormenten yeder afgheſtorven dat Godt doordringhende is tot.de achterka ziele voor de Rechters doen bekennen haet mers van onſerherten,en dathy weet de alder miſdadé,endan Loon na verdienſtëontfangé.

heylighſte ghedachten onſerzielen,ſo dat daer wt völghende hyſtraft oft beloont een yeder naer fijn verdienſten, hebben ſommighewyle Ouden ghedwonghengheweeſt hun vroette maken door een plompe entaſtende middel

p Een grouwelijcken Dagh des Oordeels, daer van ons de H. Schrift ſoo dickmaels ver

maent,int welckditgroot Al, uyt niet geſcha pen,wederomdoor vyer en vlam tot nier ſal komen, en yeder menſch voor den Richter

datter in de Helle Richters waren, die een ye ſal moeten verſchynen,omloon naer verdien der afgeſtorvenen richten nazijn verdienſten, ften tontfangen, daer nietbedečt oft verbor ſalblyven. Schrickt,ſchrickt o Menſche! en op dat zyniet dencken en ſoude hun mil daedt voor de Richterste verſwygen,ofmey n ghedenckt dienlaetſten Dagh.

Ä

non dat de Richtersſulcx nieten kondeweten

Hymnus oft Lof-zang van't Goudt. M den Boerken bp d'oudewijſe beſchze

Van de ulde

TDit maeckt dat de Menſchen allerlep Om Goue

Ven/

waren/ waeght 19indtmen d'oude arme Wereltſover Sp ſijn noodtlijck garen/ of luſtigh/willighende men alles,

-

-

euwe,

-

heven/

Metamor.

Ovid.lib. Dat zy die ſeggen geweeſtteſtjn vangoude/ CDmdatlteve Gout te hebben/overgheven/ I• TDaertegen die haremaer Cooper ſtin ſoude Om't Goudt waeght Crpgſmanen Coop End'onfepſer/ja nietdan ſnoode aerde. TDits vgeemt Stuver/ want doe waſtro Datmen

de

man't leben/

Want3p dencken / wpmoeten't hier doch al laten/

Betael

numeer Gantſch ſeltſaem/en mingheacht dan Fºſer JBaer Gout vint oft Stael.

bº Featºn ſalons namaels ge

-

als in de

THaerteghenvindtmen nUtertjtmeer gout

Want dat mach deur vper noch doot gheen

int Landt/ .

ulden

ſingbederven

Dammen in d'eerſtetijtkoper of Iſervant/ 't Isgoetgoedt/datelck ſtervende Hemſelſs ZSo dat "Äh DWDereltnet Goude Ver mach erven. O but/ Hier deurvindtmenſowepnighghevende Ände MDelrßckelijck metlouter Goudt moghſjn Chziſten: . . YYºrt hergult. Enſo veele Houtſuchtighe Alchemiſten: Ä be Goudt TDie blickende Gheſteentenſünſulcrvan TGievlptighblaſen omd Äerde 7 Steenen 3erven te Ä bevryden wort door Aature/ euwe.

-

-

-

Ä

Immers die gantſche Werelt teveranderen ſºººmen in Goudt. nu Gour. Ä“ Maer't begheerliſcke Gout heeft ſojonſti Om met den vermuftighen Midaste wee-9vi. Me

fijn veel-" TDathun Ure/ſeltſaemHept waert maeckten

ren/

gen kracht/

amorph.

TDathetdeurſun veelhept veeltenmeer wert TDathetſlinnendebper die Wereldt nietſou Lib. 11. gheacht/

deeren/

Hieromachtens d'ouden deur ſijn ſeltſaem Ende die ſoeeuwigh in weſentehouwen. -

hept klepn/

TDusweetnuelch des Boudtsaert wijſ

Ku achtmen't groot/ om dat het beel is en Gock quam't

. . . lijckte aenſchouwen. TEDie is

ghennepn/

sººmsºmwºrthod

om dat d'oude'tGoudt niet

bzupcken konden/

-

WPanthet Gout ſchijnt ter werelt een God . Goudt Almachtigh/

MDant 3pſtjn aerten werckingh niet ber -

Nu is de

ſtonden.

is

raC)! lg.

houdmer

'tJBaeckt oochdeur ſijn bpſijn Almachtige voorGod.

Baer nu weet elck dat Het vper"tGoudt

JBenſchen/ Ghenietende in Lijf-waen ende Ziel heur Gouts be-So'tdaerdeurwert gheſupbert/maerntet wenſchen. -

aert des

ter bekët.

nteten hindert.

Vernindert:

Seker

CEnde want dte wereldt metten Vpere moet -

vergaen/

TDencktelck dat hem'tgedurighe Goutdan bp ſal ſtaen/

Endat des Edelen Goudts onbederflijck „ hepdt Hijn JMinnaers Weeldfg.ſal voeden in d'on fterflijckhepdt.

"

gholt heeftmachalſijnluſten

Goudr

E oopen/

Sietmen net dupſendtmenſchenvlptelijck

Ä

loopen/ Gmte bullen den rijcken bupck onverſa-

genieren,

delijck?

-

Eenighe


Loßang bantGout. Fol.cccccrbit. Eenighevanghen met Retten verrade Gout mag

lºck/

jagen Vº“ Goc metſnelle Bondenen 19alcken konſtich

Siet ſoo menfgh Menſch dient den Wijt- 't Goudt fien uptwendigh/ . maečtghe

Tºie erkvoozander naerſtighen behendtah dienſtig

gelen, viſ-

ter vlucht/ GPm Val 3yngout te genietenznn pogende.en mogen ſchëºey 1Diſſchen in Lee/ TDierenin't Wout/ Po ſtMaectdantGout niet over veel tºenſchen.de. den,ſaeyé gels inde Lucht/ unoghende? maeyëëc Anderezijn beſich intwepden endemeeſten/ Alſo gee het gout/aldat den lichaem mach Pan

"Ä Fontepnen en MDoldzaghende LTE.

UCI.

Dat iſt alleenniet/het ſtiltootk den waen

-

TDees verguldt met Gout-geel Coozn het aertrijckſwert Ende die plant die vzeught van 't Menſche

metruſten.

NDepntmen dathoogeſtaet den moet nach vernoegen

Edel

"tGheſchonckeuGout can hem die terkeure

liicke hert.

CDm alle "twelckſmakelijckteberepden

Eerlyck,

toe Voeghen.

Äd gaerne in vermaerthepdts

Allelec- Hetmendan noch veelrelephandenarbep kernye der1.

Stont

word ºm Als molenaers/Backers/bierende Wºhn tgout bebzouwers/ .

Bet edele Gout maerkt den Boeren edelen. R

«or Ä ackers/Aptekers ende19lepſ

reyt.

houwers.

Alle kon-

haerluſt

wercken vervolgés

verhaelt zyn»

Wanthetgoutis verde boven deughteer Waerdigh.

Makende Hoopwerck van konſteners groo

't Goutmaerktdootſlagers/ja oocmooz-„ ders rechtvaerdigh/

ten onruſt/

om'rgour,

die hier

Äre

Peeftmen'tvolcreere boven alle dingen lief

't Eerlijcke Boutmaechteeijeljiwaertºgh» IPoerof dief

-

Behalven den Bupck hebben d'oogen ooc

1tenaers

TeDele!!

Dë blödg

Bet Schildzen/ Steenhouwen/ Gouten 'tGout maeckt den blodenſtout/denplom-tºur, den ſtlverte ſmeden/ pen konſtigh/ lelvcken CDock met Tappten en bozduer-Werckte Den leelijckenſchoon/enden ſtrengenrech-ſchoon. TEDEN. terjonſtigh/ Jºenſet oock metallen vlptelijckwoelen/ Die (mits van 'tgenadige Gout beelt'ont -

-

ZDpinſters/wevers/enBontwerckers voozt

fanghen/ Genadelijckverbeurde levenkanverlangen/ Verlangt Zckſwinghe die 19zoukens/daer die Mans So datmenniet wenſcheltjer en mach be-het leven ghevoelen/

na loopen.

dencken/

MDant die zynſelden ſoo dicht/ ſpen werden Of 'tovervloedig Gout krijget metſchent

Är

Ä gout reghen/ boo? Haerbe

rll) T

d

Wls

dÄ enklatert/

en mag

ken

wel open. -

Ovid.Me Dooz een

--

Dits groot/maer noch beel gröoters can nier wen

t Goutons gheven/

ſchelicker

wantdan bljftmen Want deur mithept verkrijchtmen 'teeu-alft goudt

noch eerlich. Wighe levei. bedencké TBendienſt des reucronderhout mede veel Ghemerekt Aelmoeſſen den Menſcßban lupden/

ſonden vzpen/

-

TDoozplänten ende bzanden van riechende Ende bzengen die ziel in't Hemelſch verblpen Ltrupden/

-

Machmen

Äh petbeters Wenſchen

of be

geeren Dooz'tkonſteljck menghen van dierbare Alditmoſten die ſlechte ouden ontbeeren/ ſalven/_ .. Endoodieſghelijermeer/biernauberhaele Deurtontberen van des Goudtsovervloe-d'Onden -

ten Halvetl.

dighepdt/

verſtondé

JBaerwatmoeptenmaken die leckereoo Enoochdeur heur ſimpeleonvzoedighepdt/ des gouts el Die des Goutsaerdtnochwerckiñghennet aert niet Dooz Ät/Furt/ Barpe/Gzgel/Crom en verſtont. -

Hierom nadien 'tGout voozmaels lagh ins WBerelts gront/ jvooz die ſtemme/ſoeterdam die Mach Derbozghen/onbekendt/onghebzupcktende ongeacht/ Daerom tegael? -Poozbraende die tederoozencamoſnich TDatnuelck kent/mint/bzupckt en vergaert was d'ou metalder macht/ de werelt Fjºdper ropenhontchwoozdekens fenſ IW. Hoo blickt d'oude MBerelt Pºſer/ja vermol-yſer,ende OOLI

wesjäte Inſtrument Muſicael:

«Dnn

Än 'tguntſp nieten willenwe

ſennthout/

tegëwoor

Ende legen Woodighedaer tegen fijn Jou-dige gour

ſen/

Als ſpvanden quadengotdtwetdengheyze E. wº ich dan hier noch ald'ambachten bzenghen terdams DWlg ſcheinwerckerspotbackers/ ſtlel zae

ter Gout,

-

De Poeet can niet alles noe

jerstimmermanº/

E YN DE,

Smits kerg/dzoochſcheerders/ LindaepÄr./glaſemaer Hºetmeer andere arbeptſamt Gout begeer»

Imen WaT

her Gout dOet,

derg/

Die alle heuren arbept het Goutonderwer Zck ſºÄn gheſleten Pendickmael msº teuſchergtul»

Lof «tt


L

O.

F

Van de

Ghebanghenille, S» eNmachtig is 6onderijck inſ" Serºtº Jnac's Gmenſchgydory mach myooc Sowder"ºV, >Syick moet 66onder ſHºrsenſ 't zert ouxuſtigß-i6 E>y fry Paradog- dat'666onder ſpzoockte ſeißrſºy,

66anticß dencßdeyesancEniſſe te parſen,

-Jnt ßetßoongydatſes6enſteiickey uſigſ- 6

'50erkriggy verßeGeertgy say'tgoed menſGeije“, - j6 Soozallymeyſhy cuſtigßgy 6enſcßeſicß, “So iéoocé mcdc'tontgagy Gau'6menſGry "ade, <Sit goed i6 Seuyßd,'t quaedzonde,66ant Sazedelsde

“Sagt dey menſche met geſtadige Szeugßve, Gaerzondé ſoct ſty ſetſ„ey quet mct ouyenade.

(Wu oeffent de Kercker dygocogy met Sezfºrdey «Sey quadgy doctſ ßooſßerd6 anteriºge af-ſ"? V "Nén geeft ſo dy goedy Szcuyßt,dy qua?ty xuſte 3. -2Saertſe day induy nanſijckxy serduldigßerd, Nºy Szy»eſe dan»ere San queClijcke ſcßudigſegº, -Jſ de Kerckez day wieterv Senſcßeliitkeuſie? (VMaerſacßieryemandſsgy.zyrooftdy Szxßerº, Siti6 der G meeſe (uſ,ßegeerte,en fließend,

Ä

eZoe cay Szyßerd6 Serie6 eenichſinº fuſicH Seſy ? Gerckt : Giſſzuzcßte Szxßerd quetſ y iéſhabig, <Sacraf Seroſ degesancécniſſe geſtadiyß,

Sat San't quaed scroſserte recht gepreſy. -Jſt Sooz den onf6xſy Kinderyniette SenſGry,

<Bat Ytrous6eſicß §dyſozyßsücºigy GenſGy, 5Puxx.Geßen adat quetſeflick ié E6er» ontßoufög ? Syan: ſet ſoude in ßacx miſßzuzcßey ſandy,

eZydoodeſjcß Sondy, eyſnerteijck ſtandgy, s§et i6 Boozé6aer Luſtich dat 6eſcßermt Sooz ßenouſsy. 50zxßerd i6 Gmacht ſieß6gy ow s6icte Soßzingen, «Sie Sic Gérnt de6 Genſch vGut iy alledingy, Gaerzy Serkieſt dicK66ic6 ſcßave deur Sptfe? 6edzogy, vani6ßaer mut des Golfzenger6 Gmacßtte dersey, 66a1t

ſoeckende Gut,ſouſ ſindex Gerß6eröy,

sie ſouvéſineggeyſcßade zog Keuſchy mesy? -

:

-

Sgy


Ghebangenille.

Fol.cccccrbit.

Syonſörſyſtaet dan (6enſchefickte flegeergy ?e Gmacht Sanſacx zotte Göille reontßeeren, Smſoßaer federffejcke ſchade t'ontKompy :

(W“ ſinaſſe Genſch vop SN-erdgyſoonszoe»,

Patſe nict y Söcty Gatºryquaco iéoftgoed, Pietsry aſſemeyſtyzot, nieman» uxfgenomy.

“So Sosſt, dat soox alle menſchgy op der aeroy ze Kercker Gutié„luſtigß,6eyecrijcß San 66aerdry,

Sant die rooft em Sanmachtgyserdziet tepzoesgy,

50ooz&aer San't Gerdersy is eckßyafLeerließ, “So iéniemand day serversen6 macht flegeerlick,

50zxßerd derBy i6 dan Luſtigſ,66ant zsöerkt 6evzoesy. eN ſo 66zoght de Sxxßer? Gauon 6 eerſte 50a?ex Prnicke dzoeffer» Gooz de menſchgy alleyader,

SAL6 ſin ouserſtand 't Serdersy ging serKieſºy:

Ah aºßr die ſchadeticke Szyße dontßeert,

e§rey Kg Gary Goghonſchuldigh ge-kert

-But Paradi6, ſonder vat temogy Serieſºy. 5Wiſerdan-Ndays6as an Sexmuftigºy pcſſes Piešetende Pat'émenſ Hyszeßer?onsré„ié,

-

9

ešaerzotticherdmet siclige 6ay»gyßedsbanck: Santéroy Say zry Szye Luſt wie eſ in Serraſ, -

e§eyſesydede Banyºygyßin» ary demaſt, "En ontquam ſo der “Sprengyaentrecé Hygeſancé. Scºerckt ?at de menſcheficßeſungyonsaſ,ſin, «So dat Kr Ö007 onſe 6Cindf Szrßer? Zickiy faſt, ſin

Sné quaſiicß-Gaert (6enſchy deux zot ßedenckey. Sie ſoußem ſecSyniet sooz eenssenſch toeſszsen, vat ºr op't ſheepéßoordt Goeſe srsy,

"En macht der syomßemſefste Serdzincégy? (Wu Sederde gesangené vie zynisbeesudich, f6antaſiegesangen6ſin ſchuldig oft ontſchuldigh:

Peſhºcºsy Sangt myom miſvaed of 6ogy, Drmiſoacd i6 oock doodecijck ofniet, Den Poo?ſchuldiyy queſtegy onendijck sez»ziet “Somen't Kaentendander ontérfijck ſozgy.

Aédy quavyſerft,ſo erndßr ſin doesige quae)ßert, Pit 6'tgenedaer inſn föenſchelticße fact fert, -Jſt net ſuſfich dzuck en't quacordatmfy Breeſ tontsſicdry?

ešr Seetdat Fx doch sanßemſefseeys ſerspymoet, des Frem 6egeerrck om zy" quacoßer?te dersey,,ſpoet,

Kant de doodtissenſ Hezek Foosec.endige 42ieden.

Sock


Lotvande Sock is de quaez-doender ſo ſtezöende andery"t, E5ant d'evéupſaer ſtraffe Qflix Szeeſe See quacd ßeſcßut, Zu6) Salt ſin 2oo? Czuchtßakr Ly ſticßteiick,

=Nnder gy (esgy

eyſelf6 ooch nieman? totprofite,

- Enssersy'tcesy Gaeppnſiicke ſmerte quxte, Gmacx déſe ſtérſt gßeſons.ſpoedigßv Lichtercß. Sº eyiße Sextery «Sinté -2Sarßer met 66ooz?tyß5ichtich,

25issen?e desoot om keniggy Zoo? Soozzichtigh, Hat ſey Vicß miſt, an quetſt ßer on Soozſºy yWßeſhut meeſ: Gmaer zºgy Lexcker jou? Py dood ſtaPigh Sooz ooº ſºy,

zat Hey vegesangen6 daer Gaeſchicky Goſly, VEymaect datmry deuxt dicmaeſ6 Szeſe drydoot miet enSzeeſ.

- Jé vees gesaugey6 miſzae» dan Giet voo?rck, Die Kercker voet ſein ſºn quave Latynoodycé,

Kantnudy menſchaftzt Kat Goet voy,'ſ goe? oft quaet, «So SoCIſt Pat fix 't quakd Latendé,'tyoed Goet pſeyßM,

Soeddoeude,66exdgoe»ßerd6 aerd Hy'tgoed SerErgß v, «So SerKrygſt ar Rexcker'tflegeexS goed SzoeyßgyLaet. 5Patt'tserrgºßeu Gay 'gessenſhte yoez mietfuſfigß?

vit SexKrygt dry gesangen vdeur dy-Kercker ruſttsß, -Js dandy Kercker nict SeegyLuſtigße ſaecke, zaticE ſegge die Kandgy'tquaeddogyte 6efetty,

't=2étickt datmy Paer mach nochrosen, mooz?ty,afſetty, QAoch Kne Geſgy,osexmid6 die gercede E6xakcke. 't-J6 oocK 66en ſchéſijck dat Gan't geſichtſ ßcKooxinyße,

5Man't seeſcß 6egeerfiicßſt?,9'6ßerty serſtoozinge ze gesangſen osermidt ºr ſoezené Ser? Seroſ, r ſt doncker,of r ſet Mit da! 1 onluſt,

Köant

SX:6ſeeft

ß getyquade ßeyßeerty noch onruſt,

NSnſerſt ſoo dezondy vat jem Cutte moegte Eoſ. (Wiemanden i6 ſo surt, HKaergaernerenyßepreſy, 2Semint eſcß der Deuyßdy ſchiiy, ſoe Stec meer 't 66eſºy. zie Kexcker maccétet oock,en dooz diry 66ozt 't ſif ßee rezn,

(Waerdiydan zeßan?gy ac Hooghſte 66enſch serkrigſy, SMie ſo. ſaéx Kßenſchelijck ſuſ Konny Sexſöigſa/ ?

“Srgesy een ſayser Wert aller deugern Ufontern. zic Rexcker doct Sczonacn treurich fedencken,

-

«Sx can doozafatingſ en flexou,de ßooßeyt Krencßen, “S 6atzt dooz t ſtraffense onder6iis ſefs Kenniſſe,

“S Gaeckt Sen Guenſche doozoozºeerengoeven ſpoedig, Seºuldigß, yeßooxſacy af6fen fam,ſachtmoedigß, %)ozdcrende ſo de deuyßt Get ?exzonden ſHenniſſe. -

-Jn?en


Ghebangeniſſe.

Fol.cccccrip.

-3nden Kercßex ſpreccßtmcn dagepcß6 Ganſtersen, «Sit German doct ºe2ootſijcßeſonde zersen, Swant nen gedruckt.daer fix'émenſcßen oock Sodéoozdee, «Say Kom nºt de Szceſe, annut Ban'éſeGenßmoot, -

">Senſatige Szecſe, Goox Deckußise dood,

<Sité Erſeté fiegin, Kat vuncßt wi6 dat gßeen Foozdee? -F6 dat yßecn Boozdecomßegeexißmarefoopen?

-Jé vat geen Peezſe,dgermentaCom ſoude serkoopen? -J6 vat mict’tnodelijcßſte, cn fir Gagdalena Serkooren?

Swat macßmcn ſicrºocßs6euſſercker flegeeren Sands Sexſtant ſernen?e Szeeſe deé-Zeeren?

«Sie deeé Sint,af Berlieſtr. a, Feeſt nict Scrooren. «Siti

erſeem Sooree, dereZoeren en2Soesen,

<8en Seckenaerſon?enmeer dan die Kurſers ferroesen «Se6 ſ oock Gonz ?enſcßrnſeyſise ſaſſen in gaen,

-

Scſ, Sacrºit serſant reckgesangen mißaºis, So ſoude Haeraſeroutfernensenadigt, Maer nu sintmer Seele die't in een Sezkeerde ſinſlakn.

«Seßandcußetemmen Pee6f6i Pepieren fe, e-NCE raſcnze Genſſen die int zuxſier ßedaren sei, Sft al6 veucßmieten, vieze CaſeetenSoeſt maccken,

(Miemant i6 ſoo Scré6oeſt, Peſſoten maßen ſeG tam «N. (6

dacrgêmant serandert in een-Zam,

«Zoc ſout geneſen?e soet nict ſocifick ſmaecken? GMacrié gemautugt penninckſicßeſtuftgesangen, Sie en ſeeft ycen anczt Goox 'tſcßanderck ßangen,

Swantſcºdenſeemen die Groote diesenopknopen. Secéscsangen Eſcudisß,ßrten, oft metörnſcßuſt, -3ſtzinſcßuſt niet,ſo Heeftigſte Feſseºut, >Enprnt Heyniet ſecromurt.de fanden teſopçn.

5watſäcße menſcßenºnsindenßunſtsenniet gezogen, eNfé die metſnacd6ßaſert nacryocº'zenpogen,

-

>En Komen (oeingesanckzcker Goggºgen: -Ncs een Pacrt totſen Federscnout Koeſen Gift, Dooz FE6

opſttex6 Konſe

11ft df 4 toom ruſtig 66fxt

ºßeſiſt,

vat gen tot ſnyßemackſsetexckfactſerzen. So föert die deugt 6etent Santföoeperckßotten, 5)an moegerck (esen, san'tonSzoederck ſollen voor den matisßen toom Bande-Rexcker fledaext. zit (et ſen et dzincßen,ßoerexenen Secßten,

-

5wonnen, dootſacß, en anderongerecßtiſiert Knecßten, “Soo Paſº Henseßntendcomſcßudisſcºacrt.

-


Hof bände Sit i6 noch alten niet, 6amtſeason?en Gnoye“

Senſoºsedigen menſchen den Koſt can ßeſozgen, <Sie ayders in geßzccKßongericſ Seren deryeten. -N-ſoo seztoſt de Kercßer Soorſcßtisſen Eſoeck «Sie gesangen6 San GMdagº6 pincke Sſofck,

Saſe ſouver (see aersaenſcßrns froodt Saerºseten «Sonderling alé'Saft dat een milde Werten,

(Wet een ſozgſsuidigte eNnna getrousan Herten, 2'-Nrniegesangen6 oock gerieBeyriickerck:

Swane van zinſe in't solle eure Lecke-ſant,

sZessen de onßeſorgßde koſ, Szeeſey Soozyern zeckexßane -Zaren'tsogecken ſozgen,en ſingen Gmuſckºrck. <8eſe mogen op Haeresſen-Ncker nie ſouffen,

«Sesserangßt ſein niet testiegen uyt de Couſsen, 5Want ſº mogeyma ſuſ eten,dzinckenen ſapen,

Pecßt afé degnortenzeonregneßeeſen

Senierenſſcße edele ſºrnige skeſten, «Sex NEpicuremen ſafigſſert reſtſcßapen. QMaerdienen doct Saigen fluten Haerſcßulden,

-36 om ſaer deugßt, oft om een oftetien durſentgurden, -Inveßetalingſje Sande stecke ſº faſen

“Suſcße 6adde »efozturn metarmoevesevezcßt, GMacrgesangen maccétéxſezijckuptionſe genercßt, eScin San alleé Serſende, dat andere Fetaſen.

=NLengact ynietuxtºßeset Sangeen doen

5Mant een anveraet zijn ſeHoefteasonten moen, Sie jemaen dient sºrtis,66eedicſ enéegeerrck, 5Watſjaet dengeldeooſe froerkené et versey Sane ger, SAſ een ander Goox aerföccluſt milderck teſt, «Buéi een pennincsken teſesseneerrck. GMoetdan emantom dencßt sesancénis ren

-Ncſondersszen Kecsaft in GCuzcken

-

«Saert den qua?én Luſt i6 den jocden té Fernieſen

“Soo i6Freen jonger San Soºgcke Klaerßert,

-

Sie sacßtem metonsersinncyckesaeßert, Smßem te ßeörgen Sande fanden synex Feen,

5Wat faet ſeu'666ereits Szrßert dienézieciéyeßon?en

GMetºnrſentaenkfesenvedoorºckeſonden? 5Watſcßaet oock derzcße Siec deesicßaems fandene (Wiet,ßpronckt metzin Gmeeſterscluſters cerck,

Geer danmenigg“Sot met Ketens sangout ßgeercé, «Sex Sromen ßoezené ceren Kunden Sanger tot ſcßanden. 5We


Gebangeniſſe.

Fol.cccccpr.

50eecdeughtſamesZerdensſooſrºrßaerafé gefeext, eZe6ßen Gnct ſaren geöancKeni6dry Rezcßex ye-cert SNM6“Socrates,

Pßotion, Pegufu6, Lymfexander M.

Sock ſoo sect Propety,-Npoſesy, y Sové Sziendy,

<Sie dy-Zeer SzorcKinsegesancEnisdiendy. <3atGenſcontaſijck Sint in ſcßziftuer6 dooz-E6andery. Sat nu de ßandy yßeydzoef ßerºté ooxſaccKenzin

Gerctmen ſicßtere aend'onderſcßerttuſſerydzoefegt WPC" 5Want dzoefegt iéegy 6ay Feſtaendeint gemoet, -

“Spruytenar urt merninge dat dé menſch Fet quactyeſhiet QMaerprn i6 ſmertin fichaem, gegy trcury noch Strozier NSn Komt urt ſo ger, dozſt, oft gequet, in Ségév ßlocdt.

Sesansy teſgn Gisevprn sooz't fighame, 5Mant Scplatt6 i6 grootex Pay trfssarin (11A ßequame,

Sock Gmach 'tlichaey ſpii6 Hydzancß genocchgeßeury,

Se E6xſe Gman vßeeft yßey Say, maexgoevt Sexſant, Sat noyt in ſanºgy Letſcßtßaéré quacotßerté Sant «Bu6 Gmachßey die „GßesancKniſſe mift Pory txkurry.

Seronsörſe ſottydzoefegt Bergaet Getter tºt, Sant die Soeſt dat fix not prnreggy Fºr,

-Nedieg6eſont,set,ſterck,in Soerenseefe, eßr treuxt niet dat ſºnziecin ré pfé Kercker Soont, Se6ßx't ſoove (ichaemoocKniet Ly serſcßoomt,

Satscerernveren ruynergesancéniſſeßeeft. (Wyſet deſº see tiidt na uxtkomy Stranggy,

Gmatraſſe Genſcßyſºn inar SexcityßeSaugy, 5)am 66ecke, ve durſeitſe nietna GfroſSinge ßoopt,

Kantecksseetſacßx de Zemetſcße Szxßerdt ersey, «Bat y in '666ereité gesancéniſſe de doodt moctſfersgy, Gaer veßoop San d'anderdicß 6an?

Hy doot ontſoopt,

«Se troußecß man en Siif, dat seg San Dyßery 25 andere machſapy,ſ mosſº oocKniet ſcßergy, «Nlſo d66ingt Se Kexcker vºy Genſcßey opeyſtede, Seyckey Grou Soozeyman, i6 eyplact6 genoesſ

't Sueſt eG man niet,maereysérf teeßßen zyn gesoeg «Sieé eef oock die gesangen in eenplaetſezyn Brede, Gaer Segesangen (dencßt mcn) woetzjn föxfontßereu -J6 dateyveucßerircße Szoušemet eeren, «So Serandert jet serfangen die Lieföeßeſondere. «Sie trouß6e voet ßaexpzoc§e, dat Scruſicht deman, «Ses ßrſapené ſatßert maccßtz in Krachten mietfóan, Gaer 'taf Keſen maccßt deymay GroGexey geſondere:

-Jſees


Pof Vättde -Jſieg quaedt Krf ſo efcé?ezie &acut gélicenfºtº, Swat serdzieriſ Heu geſcßerºsteſſneenfick 5)anegy tsöiſtigßiſtig, Eſappichſappy „ßerooé sócſ Sees sprnyckte essgy fuſsſe miſſen Zwant aeafseſ y voet ſtadise onrºſt ſiſſy, «So ſtreckt de „Rexckcr en Kerckßof Gooz Sjeſtn ff. «Sr toontze Szicu?é Hy Kan Öcc onſuſ- ßclettry, - Siegmeyeeft intreſyſonger, Kout M et V Aegy,66indt, Sally,arm, ßery,ia Pryſalétefreéry,

-Inſockſttende, nacßmy in Zeeniessering, (WAgy Hoozdersey moozdercke «S66aerºy Klinckry,

sGaut desscerooſeen secßt niet-vsert ooc niet doorſfeKey. >Erndexek zußisternde Sanat 'émenſcßen 6excken, Su6 i6 ſ ßeter dan d'axßert, een Eint ſout mércKen, -Jnde gesanckeni6 Siextmen aſtFdt ruſtich, <Saer ßx- Gy; 6x al 'tsexſcßzesen Klaereck maß ßckcu, «Satyßeen sxxFert 6x aer iéte Gßeſiicken,

>Enda desßesangenié Genſcßerck ié enfuſis macx nu op dat oock niemanten f6aén,

Satickgierſouve (6iſſenfeſtae 50andegesanckeniseen eZeme oft Prieet té makkºs, “So 66c ickßier Hetſergaen ſsichten, Sm 66ezerom Gannicu 6te dichten

Senige anvere ſtichtcyckeſaßen,

Begonnen ende voleyntindeghevanckniſſe, 't läer ſevenentſeſtighop Vrouwen ontſangeniſſe D. V. CooRN HERT.


Jfol,466,

Vandenthien Maeghden, Malz. Tragica-comedia. Perſoonen, 1. Gratia Dei Praeveniens -) 1. Godts vooycomendeghenade.

:

2. Bermhertigheydt.

2. Miſericordia

3. Modeſtia ſeuhumilitas Q3. GPotmoed

K

4. Fiducia in Deum 5. Vigilantia 6.

Betrouwen op Gode. 5. Wackerhe

Ä.

Perſeverantia

# ? engelstah. 3. Incredulitas 3. Evangelica 4. Curioſitas F F Onſtadtab 5. Inconſtantia

---- *. Philautia

Wijſherdt.

e belcke

nebaerte. 2. Superbia

-

dooz Pppa Criſus

-

2. Excellentia Wtgheeſenhept,

-

bet

emtzpunde

Evangeliſch

-

Dočtrina

Neeringhe.

g

5. Diligentia -

T

Raernthept.

Gratia Deipraeveniens.

er binde tck een der maeghden ber de/Heeft uptonuptſpzekelijckeliefdeſingroot aemt/hterluſt mpnmünen blüdenboot hepöt vernedert / sm den vermeerden dochter

ſchaptevercondighen ende hier wiltek van Spongroottemaken/die hp totſhnen ee -- : mynen vzeuchde - rücken trompet doen nighen Bupdt heeft vercoozen / alleenomme clinckenmetſoo vzoolücken gheſchallt datalle Ä deelachtighte maecken ſyn onepntlicke recht bedzoefde over tgantſche aerdtrückſich chatten / ſyn waerdige goedthepdtende ſüne des ſullen vervzenghden. Den dºoeven tt ver eeuwighe vzeughde: Jae Hem ſelve metalle bljden is mp eenluſt/hetluſt ooch unſmengoe ſijnen Läncken. TDaertoeheeſ ſynevooſient Ä Heere/ die om veelen te poedtgherte ghe WPHſhept een Piepſerlück Paleps ghebsu verluſtighen däer toe heeft uptgheſchickt mp wet op den onveranderlijcken rotſe ſijns eeu ſtnaderſtelſtepoſte in Hemel ofte op aerden Wolghdupzenden WBoozdes : de vette runderen/ die gheeugalepen/gheen poſt-paerden/ gheen deghemeſte calverenende de Weeldtgerammen vloghelenghebzupckende / ſchielijcker dan de zinghellaghen/de ſoete wijnen zijn gekeldert/ ſchitterendeblicrem verſchöne Uooz allen men ende deheerliche tafelen zijntse-geruſtteghen

ſchen in't al-ghemeen als Sonne/luchtende deſen alder- r1jckelijckſten Bzuploft/ omme reghen/dochen werde ick niemanden geſchonc-waertoealleen menſchen minnelijcken tenoo ken dan den willighen begheerlichen ef Wen den/ arrn ende rijcke/Hoogh endeneder / oudt

ſchenden verlanghers ende oſtfangbers/ als ende ongh/ick vandenhooghwaerdighen ede näementljchdendzoevighen / den armen/det len einde mininelijcken Byupdegom gheſonden ootmoedighen/ belaſten ende belaedenen men? Ben tat u allen. Soo comt muſs alle g!)n clep ſchen: Äaermhie goedighept/hulpe/trooſt nenende onwiſſen bpuſelveter Coninchlicher endeheplſame vziendelijckjepten Wert ntet ge-waerſchappen: daer ſuldp eeten dat wel-ſunaec nootenvanden geenen die mit in-ſp?eken ber keltjcke boot des Levens ende den ſoeten wijn ſupmen/myn vermaenughe verachten oft Up der eeubVlgher vgewghden dzincken. Derlaet u moetwillich verwerpen. EP neen deumdetwil ouwijſe ende doolende kindtſhepdt / leeft den lighenenddeick gheen wel-daedt met gewelt/ vzeedtſaennen gerechtigheptende wandelt dooz noch bp den moetwilligten die mp verjaeghen de ſoeckerepaden der goedt-lievender wijſhept enblijveickniet laersondancr/ Willigl Werde | inden claeren ltchte als kindereu des doozluch ick ontfangheueü bewaert/ Willigh verſupºnt tighen dagles/ſoo ein ſtillen uwe voeten niet

endeupt-ghedzeven: TDaerom coonende bli-ſlipperen/ghy ſult unet ſtooten / noch en ſuc veichallee bodengheloovighen/oughevepnſ net doolen / maerrechts-Vieeghesſpoedelijtk den/maertot den onghelooviglen ende Pppo-gheraechen in't Pemelſche Jeruſalem die ſalt

erhten engae ick nieteens inte/mjn Woonin ghe ZStadt des vzeesen. ghe/mijn onderwijſinghe endem jihepl is bp Hier inne enznntenantonachtſaem/onwil Sengheenen die haere ſonden belyden endeber ligh ofte traeghe: niemalt verſupmeſtjn noot laeten/henſelvendtep vernederen / ende goede dzuftigte teer-gelt/ niemandt eu ſtete rugghe leertnghe van herten begheeren. Soodanghe naede ſnoode welluſten des wederſpannighen vindeick hier nueenige teghenwoodigh Pöo2 bletſches : UBaecktop/ waerktopoghpdoin oogen:daerom flae iciniumulten blyden trom me menſchen upt den doodtlijcken ſlaepe der ptjnbaerende ſonden/om-gozdet uwen arbepdt pette/enderoep. Doozt toe alle menſchen op aerden/Hoozttoe: t’ſaemen lendenen / wandelt nae den lichte op TDe Coninghaller Coninghen / de P2ince van waerts upt deſe aerdtſche dupſterniſſen van

vzeedenende eenighe Hoone des Almogenden de blinder luſten ende doolende begheerlijck Piepſers/ grooteghebieder van Dennelei aer Heden. GP 0 0

Dewijle


*

-

Uandenthien L9aeghden

-

Ä ende opgehouden werde/ dieſenfethaeffcart in't gemoete Pansntknopen / nethe het ſpedfghemesdegwaer des almoghenden Scheppers lieve Sone den zepts/endeſnüde die fºicr oogts benaer TDe wüle noch hupden het ſoo gaet met hert endeſinne

Ä

Bzupdegomvoleeren/dé Coning der gloien/Iſtigheelckeen eerljck Bzuplofs cleedtvanden der onſterflüchhepteñdes rechtvaerdighepts. wittelinnen des repnen onmoſelhepts/oockme

Ppſal gewiſſeljckcomenende niet nptblüber-deofbeconnſtebp nacht ghevtele/ſowillenons maer deurezijnscomſte is ongewis. Daeron elck noodich zijneen daetveerdighe Lampe van ſoo wieghewis wil3hn die werde ongewis Ä oetteninghe der deughden in onſe weldoende

ſich ſelfende allen ſchepſelen/ ſieelcke ure aenhanden.

Den moet oock hebben olte der ver

vooz den laetſte/efizjn vercnoopte herte vande ſtandiger liefden/dientetalleenlicht gheeft tot

aentreckelijckeliefde der tydlycke dinghenſon-onderſcheptmaeroock vierighebegeerten dooz dereenighen valſchen toeverlaettemaken opte hären bzant terdeughden/op dat alleons doen

bzoerſche jeughde ofte vluchttghegheſonthept gheſchiede in rechte be nhepdt ende upt Elcke ſtercke ſich met wackere muchterhepdt/lontere liefde. Mae dienoock detydt van des met vzoedevoozſichtigheptendemet dlepe oot- Bzupdegoms com.ſte onſeker is / oockmede moedichept/toteenſtadich bidden om rechtbe-wäntons desweghers lanckHeptonbekentis/ rept gevondente Wozden/tottert ingangemet ſoo rade ick dat elckhem intjdtsalmede mit ten waerdighen gheſelſchappe deſes Edelen metterdaet verſo2ghe van eengoede menichte Bzupdegoms / , die ſonder vertreck 'tſünder ſulcker olpen. Harrilitas. Comſten doo?ſallepden/omme alſoo eeuwelt -

ken methem te verblijden in deſen ſalghen

Daertoeerkbehoefteen dichtendebeſloten

Bzuplofte/daer koeghp nualtſamen oghp Vat/ daerin ſalelckſijn olie doen/ende ſlupten ſtervelijcke menſchen/upt loutere genade min

ſedichtmet eendeckſel genaemtdeck deughde/

11elrich

ſo dat wpmet geenmindervliſte onſen deugh

Ä waeckt op/ waeckt op

oghp domme menſchen. den als andere hareſouden verbergen helenen Als Gratia Dei fulcr met claerder ſtemme de bedecken / want de olpe ſoecktnauwe/ ende endeminlncken uptſpakelupde hadde gheroe leckthaeſt upt ſoo 'tvatniet rechtdighten is/ -

pen/isterſtont werdwetien upttermenſchen ge dat vat moet dan oock ghedzaghen zÜn inde ſobe ſichte/endebleven den maegyden een wyleſtt rechter Hant van opzechter dat delincker der epghen ſoecke ten malcanderen aeuſien/eeuige van bljdſchap peneñanderen van verwonderen ſeerverbaeſt gcke Ä aſ niet en vernenne. 1gtlanta. 3inde. UBaer laeterſtont Vigilantia een dooz ſichtlgle naerſtige maghet opſtaende/ den an Hetopſet is ghemäeckt/ de Deere moetdat deren maeghdenaenſach meternſtighen ghela voldoeren / maer wpmoeten dat oockpoghen te ende ſpzack alſoo : WBaerde nuaeghdekens/ tot volbzenghen. Wäaſch gaen wp binnen elck herts lievegheſuſters / wp Hebben daeralt'ſa "tzijne benaerſtighen. Comt ghp mede maeg men moghenhoo?en Walbljder/Wat grooter/ denmet onsbinnen/ doetoock als wplupden wat wenſcheljcker ſaeckeons daerts vercon datſal uvzomen/blijft daerntet ledighſitten. Superbia. dicht/ ende wat hoochwaerdiger eerenons al ien daer ſoo genadelipck aeugheboden wozdt. Ghebiedtuwendienſt-maerten/dat ſijnwp Alſoo dunckt mp gheraden dat wpalt’ſamen niet / ſoudenwp dan van unnoetenleeren Wat ſondereen ooghenblickte vertoeven/terſtondt onste doeneſtaet? Humilitas. gaen in onſenſlaepcamere/ die vzolijckenodtn ghe natrachten ende ous ſonder allen vertreck ILiefgHeſuſterebelgetuntet. Vigilantia. daerſootoe ſchicken / dat wpalleghereetmo ghenzjn als die ſaligheure ſalconen/omme Jswaternſtlich 7 ſpmepndtubeſte/ ende dan metteil B?updegom temoghen inne gaen. radetumaerghebtedt mietghelievetuniet/ſos Tevzoegh gereedt3yn mach niemantſchaden: doet alſtuſelve goetduncket. maerhetlanchſaune vertreck ſchadet den berep Superbia. den altpt. Dats dock demeentnghe/moepetU Riet Ut

Ä

Ä Ä auptabt

-

-

---

Humilitas.

MDaert oock niet ſchande nu de Hooghe Ca ninghonsonwaerde deernen ſulcke eere aenbie

ſelve laet onsbewerden. Vigilantia.

-

-

Comt gheſuſters / gaenwpbinnen detijdt det dat wuphovaerdelijckſouden wanen dat die loopt/wpſtaen hier ſtille/ſtille ſtaenisachter Edele Dzincena ons ſoude bepden?dat ſaloock waersgaen/ elck voeghe ſich wacker op zijn niet geſchieden/dus voeget onſe clepnhept wel werck/d'een om eens anders vertreck behoozt dat wp des grooten Bzupdegomstoecomſt niemant zijnepghenſaligheptte verſupmen. Wackerbegeerlgch einde gleTeet Verbepden. Fiducia ick neem den läſtaenmp van onsal Miſericordia.

Alſoo iſt / Iaetons binnen gaenendeelck Het ghenenoudich is op deſe repſe berepden. W1gilantia.

Terſtont/terſtont wackerlückdaeraen/elck ontcnoope 3ijn herte van allen den begeerlfjck Hepts banden der aertſche zinnnelickhepden/ op dat Het inden ſchielücken toecomſt jns on

len olfes ghenoeghte beſo?ghen. Miſericordia ick wil raedt winden om'tgelt

tot veeldingsnoodichtebersmen. Humilitas de doſen ofvaten ſalick derkrijgen “ ende dicht maken. -

Pereerantia delampen weetickte benaer ſtighen. . Vigilantia ick wilwachthoudéende opſicht

dancraen den liefde der ſchepſel / "tſponderg

nennen datter nieten werde Verroekeloſt/

maghengelt eer of anders nietghebonden blj

verſoft ofverſupmt.

AV


jf0l.467,

Tragica COMedia. A

V

C

T

O

R.

Ä

Aer ſachmenterſtont een ſchepdinghe der Maeghden vanons allenweldupſent thien Maeghden/van welche devpfter boelenheeft ge)adtilider jerten: ſullen WP Dan ſtont binnen gingen als ſedighe ende goe oock liigatn? Incredulitas. dertieren ſchapeu ende bleven dandere vyve

MDatmen met gedachten verlieſt vercright moedigh ende fer van ghelaete bupten bp den anderen van welche Superbia het Woogt weder men weder met gledachten/ten Wszt del Ver op nameñ ſpzack alſo/die ſich een ſchaep maect cooziéntettoegeekent/dus ſchaet dat nlet/Dat wert vande Wolven ghegheten / Wat hout die woozt Maeghöé ſtreckt ſich alleenopten licha kackjoffer vanhaer ſelve dat ſponsmepndete nie tfiupteripcke quaden/te weten ſoo Wiegeen ebteden. Meen / ſoo niet Wp3jn oock unen openbaer hoerderie/dootſlagh/diefte / ende dlerghelijcke qllaeden / daeron men den men chenende gheen wiegb-kinderen. Pnilantia

ſchen doot/ balnet/ oft eerloosmaeckt/en be

-

Dan joncksaf ſuſter hebbe fck u bemint/ dzijven/ dat 31jnalt'ſaemen JEMaeghden/ dug ende moete u Van daghe te daghe oock meer jn Wpal t'ame mede voozmaegden ghere ende meer benuinnen/ Want ick Vinde in ueen ent / want wp etnen eerlyckenwandelupt ſtaetwaerdighe dapperhepdt ende rechte dele Wendelijck weeren. Curioſitas. moedighepdt / die ae waerde bpelcken haer TDats waermaer inwendelijck zijn wpſulc grootachtbaerheptin eeren Weet te houden, Curioſitas. ke Baeghden dat hoeren ende boeven vooz ong PhilantiaMPp 3fin muonder onsalleen / gheen vzeem illgaen. de oogen aenhoozen minredenen/ ende moet Neen ſo niet wp ſullender oockwelbinnen eo daeroin volghendemyn onbevepnſde wit upt Mell/daer Wett1cli raet toe. -

ſpzeechen/ dat ick met verwonderen aenſchöu- .

Superbia.

we, wat füner gheſelſchap hier bp den anderen tsghebleven/ biehet oock mercke waerte zijn

Liefſuſter welch is die?

datvoghelen van eender Veereu/gheernebpden

CDttgaetons de wal (ſoo menſepdt) dat wp

anderen verheeren.

Philantia.

ons aen'tvlotgras houden: bat is/ontberen wp het Weſen der deughden (dat doch hier niemalt mach vercrngheim / ) laet ois haer ſchihn ne

Superbia, Doe datſuſter?

Lurioſitas men/ die elck itcht nach beconnen ſoogheraken Dzaegt dpdatte ? boozt mpmaeronsalder Wp mede binnen/1ltet naect maer net een eerlic

nartnet noennen ghp ſulf antwooz.de hebben. cleet dat ſchijndeught heet vermomt. Lichter Ält eerſte zyt ghpdepzonchelpcke hoovaer-lb ecountmen een ſchaduwe eerg dincrdan "tdtnc dje / deſets.de otvarmUarttgheepghen liefde. ſelve. Do is oock deſch. In luſtiger dande deug

TDie rs Het hartiieckighe ongheloove. Daer deſelve/ want die is ſtrenghe oock Statelycß ſtaet.de woedenbeougheſtadtghepdt. Ende tch ende gheacht bp den lupden: maer de ſchijn 1s

bende omnutte curteufpept ſoumer invyf Co ghemackelnck bpelck aenghenaemende hoogh ninckrncken noch we ſulcke gheljckſinnighe geacht/ſiet ſoo doende veranderen wpmaer nae Vybe Tonnen

bevº.

den ſchünendeblyvenwp luſtighghebzupcvan

-

1land14.

onſe ghewoonelijcke ſinnelijckhepden/begleer

19luſtelcksgbehzeckopte balen.

lijckhepdenende weldighepden. Superbia.

Curioſitas.

Datsmijn natupzende gheweete/ ick mott TDats voozwaer recht verſtandelijck ghe quaedtclappen alſoude icrvan mpſelvedoen/ ſp?oocken. Curioſitas. gbphooz oock dat ich mjn epghen deughde „Dathoude ick mede / maer mp ghebzeeckt nietenverſwyghe. MBaer wat groote gecktn-hier noch watte. „ , nen zijn de wegh-ghegaen vübe. Sck dencke Philantia. dat hen-lieden luſtisellendigh te Weſen eide Verloozen moepten tedoen. Incredulitas.

Seght op. Curioſitas. 'Tghenleen Volck ſalonsp?hſen / maerniet die daer binnen gaei.. Philantia.

Dat is waer ſpwillen goet doen endedat fs

TD.at zijndwaſeggen/eiieenlaſter der ſottin doen hpen moet eerſt goet Weſen / nach van nen is een der pzig vzoedé. TDoch ſin woozden

platonmoghelijck. WDant niemant mach gcet

onrepnen oock Wat repns / Of Van quade booul maerwint ende d!oon /maereen Weeldighle

goede vzuchtenvoozt comen/ Wlois den Peer ven gevoeltmei Wat ſchaer onshaer zotteclap/ goethebben/hp alleen machons goetmaecken als wp wijſelich in wºcluſten baden/wpcon

ende dat bupten ons toedaen. WDil bp ntetal nentnonſen vupſtlachéons in onſengeneugh ons arbept isverloozen / ſiet ſoo pünighen ſp ten verblijdenende hacrellendighept beſpotté/ ſp vaſten / Wpſnetſen/ſp waechen des nachts Henſelve ende is doch niet dan arbept. Curioſitas. wp ſlapen totdat den dagh opgaet/ſp ſuchten/ Ghp ſeght wüſelñck maermplet eenſwa wp verblijden/ſp geven anderen haerovertchot righept/ ich ſie u verſtandigh inde ſchzift/ be ja oock ſomutijts lookdzuſt wpgeventong nae antwoozt mp doch die... .. ſten. TDatsons ſelve ende onsepghen lijf/wie Incredulitas.

MLaethoogen.

is hier wijſer? wie heeft luſtigher levens wies

ſaligher ? Doch willen wphenlieden metten Curioſitas. woozden recht ghevenende pziyſen maerinder Gßp hebtgheHoozt dat de Maeghden ghe erten baerſothepdtbeſpoeten/ ſoo hebben wp de Minſte Oſruſt zt 3n nu5gº Wºſulcke Aſtghduda S9 og z Superbig -

j

«


Uan den thien 99aeghden Superbia. deſchaduwe/maer ghpen wilthetgheene mit All dat mercke ick waerhepdt te weſenende voozhanden is om hetonſeeckere toecsmende houdet vooz een Goddelycke wiſſhepdt ſuſter/ niet verſupmen/ eenmoſchetsbeter inder hant

naer 'tvolck is nochtaus ſoo gheſint dat het danthien opevaeren inder lucht / wie ghevoelt bevtudende deſer dwaeſe ſegghen daedelijcke hiermietinder waerhepthetghemach/luſtende vzendelijckhept/deſelvemeer ſullen eerenende weeldevanonſenlievenlichame? watweetmen pzyſen dan ois/daer ſpmaer woozdt-dienft af vande toecomendevzeughde ? wie beeftſe ghe ghenieten/jae dooz d'andere ſullen "tvolck ons voelt ? wie heeftſegheſien ? jaewieweetoftſp verachten: dat ſpyt mp (om de Waerhepdtte oock werden ſalºwp weten Waer Wpzijn:maer

ſegghen) al wat/tck waer lieber doodt Dan ſp wie weet Waer Wp Tonnen ſullen? Wie kent dees boveuons gheacht/ oft dat wp verachtſullen Bzupdeghomº wieweet oft daer een Bzupde 3jn/datſwecrick ubp mijnhooft. gomis ? wie kent declapſter die ſoo veele on Philantia. nuttewoozden daeraf maeckte? Iſt gheenſot Dep ſuſter / maeckt ſulcke ſwaerigHeptniet heptonbekendelupden van ſulcke ongeloofijc daer salgoedtraedt tae / wp ſullen meereere kedinghenſoolichtteghelooven ? MBaer vdan

becomen dan die armedieren/ ſonder alle men neerſaldees lieve Bzupdeghom comen?ſpſtelt

ſchen/alleen doozrecht anders tedoen danſp ons ſelve upz noch dagh ? ſoude men wanſoo leden doen/ ghpdoolt in den waen dat ſp net

rooteſaecken gheenſeeckere tüt ſtellen ſpzijn

Ä

baer deught hanteren eere bp den volcke ſullen onſeecker hoe konnenwp des ſeker weſen? behaelen/watt het volck haet den deughtende ſoudenwp dannietpupz ſot zijnſulcke onſeker bemitldthaeren (chyn/beſpottinghe / verach hepdtte ghelooven daeropteboopen?daer na tinghe ende verjaeginghe is de eere diemen ter te verlanghen?onsdaer aenteHouWendaerop Weerelt den deughdelpchen bewnſet/ daerom tebouwen? daer opte betrouwen? Meen deden

ſoawpeer willei behalen/ nuoeten wp eenen wij'thetmoeſteons berouwen. Philantia. Wat anderen wegh in-gaendanſpdoen/ dat is wp dunckt ugeſuſters van die reden? comt die upt ſullen ſoo wys zyndat wy't vandenhanden in een onwiſeboeſem ?ſeher dat'svoozſtchtelück den mondt bzenghenende daerſal't almetghe ghemerckt/ ende treffeltjck gheſpzoocken / de holpen zin. Superbia verclaert dat naeckter. welluſt die onslievelichaem nutegenwoozde Philantia, valletlichter/deughdeluckerte clap lijck gheniet/ghevoelenendeſienwp dagelycr: Pen oft televen ? Superbia,teclappen. Philan endeal die ander leuren van bzupdegom waer ta,laethenliedendai den ſwaren arbepdt doen ſchap ende toe-comende Vzeughde is maer van Valde deughde te beleven: wpſullen delichte hoozenſegghen/meer een dzoom dan waer moepten nennen vande deughdete couten. Jet hepdtghelnck : ſouden wpdan niet geck weſen ſPyeecken van deughde valt luſtighhet beleben dat wp anderen bovenonsſelfgheloofden? een laſtigh: laetons het luſtighe memen hem'tla ooghen tupgh is ghewiſſer dan dupſentoozen ſtighe laeten behouden/ wp ſullen ſtaedelijck

clappen van Godt/ van deughde / van goede conſcientie/ van Hemel / vanbel/van ſterven ende van't laetſte oozdeel. Liefde/gheloove/ barmhertighepdts wercken ſullen altjdt onſer redenenweer-vaers zijn/ende ſullenboven dien plijtellick alle ceremonien onderhouden op het ſcherpſte / mis ende pzeecken renende gheenſchijn van deughden verſupnen. TDitſalons (ſondereenighander conſt) doen

Ä

tupghen/ wpſpzeecken upt ſienende taſten: al dat anderts maer vanhoozenſegghen. Miette min omnietdooz onſe alte groote Whſhept in

des voler haetete comen / ſoo moetenwphter oock niet alte wüs zün/ dat is wpmoetenons fndenſchijn nae des voler onWijſhept watma

tighen / want het volck dooz deſe ſchcone be

loften van goudenberghen (ſoomen ſept) aen ghelockt zñnde/ ſullen deſe bzuploſt nodinghe al watſchijnen teghelooven/ ende ſoudenons

becomenelck een loffelijckenaeme. Dochmoet derhalven nietgunſtigh zijnſooſp opentlijck in dat optvljtighſte bponsverſozcht zündat Ä deſeneen andergevoelendan ſp-lupdenhebben/ niemanden onſengrondt openbaren/maer die bp ons (ſoo't dochinderwaerheptis)vermert

met een hertneckigh ſwighenſtaedelijck ver ken. TDaeromal iſt ſoo dat wpdien Bzuploft bergen. Superbia, TDieraedt behaeght mp vol metten Bzupdegom met alle ſijn ſchoone be comentlijck. Curioſitas. G watmoepten hevet loften voozdzoomen achten/ endehem weleeu inne quaedt Weſende goedtte ſchynen. welijckſon feeſtalleen ſouden laten bouden/ ſo Incredulitas. wp hier altijt in onſen ghemackelijcken weelde Menmach hiernietgoedt weſendus moet mochten bliven: Soo Wil ons nu noodigh menmet den ſchun vermoegé. Curioſitas. Baer zijndat wpons doch in den ſchijnalleenlijck) watnoot iſt ſulcke moeptente doenomeerltick medeop den repſe deſer bzuploftruſtenende al teſchijnen. Philantia,merckt ghpſcherpſinnige len nootdzuften daer toe berepden/ twelck bp

deerne dat niet? men ſoude ons mietalleen ver den volcke gemerckt zijnde oock ntet wepntgly achten/ unaeroock (als omnutte Weſpen ) nlet ſaldienentot gonſte ende groot-achtbaerHepdt liden/jae d'overhepdt ſoude ets verholghen/ bpden volckete behaelen. Inconſtantia, Mºpbe dat verjaeghen /vanghenende quellen als ledighe haeght u voozlemen / maer mp landtloopſteren/hierteghenſalons alduſdant ghp't ſoo langhemaeckt / Watnoot iſt ſoo veel hen elck lief hebben/eerenende beghiftighen/ bewijſenstedoen in een bekendeſake den ghe oo dateen anders ſweet ons miſt/ een anders loovighenteweten ſulcrvzoedtmaecken ende ghewinons tebaet/ ende een anders armoede dan vänſelfloopendeaente pozren? Zck vinde inſerijcken weeldeende luſte ſalweſen. Incre dees bzuplofterije ſoo onghegrondet dat't mp dulitas,dat is nietalleen welgheſept/ ick moet walght daermeer afte ſpzeecken: laetons hier wijſheptloven endevooznementljck daer inne af-ſchepden / wp verſupmennet onmut geclay dat alle uwe aenſlaghen ſtrecken op het ghe onſe nutte welluſttgheden/ mp verlangetomte wiſſe. De arme ſottinnen daer binnen ſlach beſtaé'tguntmet onsgemeé ſtemméeendzach

Ä

tende den Eſopiſchen hondt/ verlaetendwaeſ ück Hetghevoelijcke Weſen ometngjedzoon

Ä Ä zeugdeghewinnen, Ä Ä Wercp

tgl./sl/G M10gell

A W CTO


Jfol.468,

Tragica comedia. A

V C T O

Ät ſegghen van Inconſtantia behaeghde Dj allen/ſpſtonden opende ginghen bill

R.

Ickvaſt vooz een gaſt/fck onthielpmpom den hulpelooſente helpen/ende ich ſoecli waer

„ nen/waermaentet langhevoozt-gecomen dtghe ontfangers omte geven/ metſulcherbe in de vrfandere voozſchzevenmaeghden niet gheerten als gauw gheleverde mildeg'evers edigh maeral doen.de/elckdgoegh 'tWerckmer ſoecken omte ontfanghen. Weldoen is myn ſichteweten: Humilitas een heeckelmet äaen aert/nutztjnis mynluſt/ende trooſten dienen

vlach/Miſericordia een ſpinrochenmetrupgh radenende helpen 7 is mins herten blüdſchap vlaſch bedeckt/ Fiducia een Weeftou/ Ä. ende vzeughde niet minder dan of ck ſelfher tiaeen Waſchtobben ende ſchamel/ende Perſe ghene ändere ghenieten ghenoten /ſalich zynſe verantia een Webbe lijnwaetg met een elle ende die mphterinnenavolghen/ ick heb geſonghen naepmande. TDaer ſtelde ſich elck naerſtelljc gen ende gheſept. Fiducia onsſnſter mach nuhaer

haerwerck/d'een beghon te hekelen / d'ander

deel doen.

Fiducia,

-

teſpinnen/ dederdete weven/devierdete waſ 'Tſalaen mp nietghebzeecken ſoo lieflijckert ſchenende dev)fdete naepen/endeaen't werck ſangh endegheſpzakete volvoeren. Daerom 3Ullde/ beghon Vigilantia te ſpzeecken alſoo: ſinghe ick in Godesname alſo waerdelieve gheſuſterhens ich ſie hier elck op Van draeykens cranck een webbe haerwerck / "twelck mijnherte ſoo vervzeucht ſterck dat mp wel ſoude luſten CHGde nuet ſaticktelo

Te wevenis mijndaeghlijckxwerck

ven ſoo't u unden nieten miſhaeghde.

Fiducia, MDat danckbaer menſche ſoude dat Ic werc door lief trouen goet dadig. Epheſ. 3. moghen miſhaeglheit ? de cupſche Vyeuchde des Ick weefin een leeckende clerck. d. 19 Gheeſtes ents gheen geple wijn v?euch.de / de HJeere is gaerile ghelooft eide gledanckt met

lofſanghenende gheeſtelljcke liedekens / conde

En maeckeendrachte gheſtadich. Eendzacht gheeft macht/ die make iek dach

nu elck ouſer Wat ſtilghen tot haer Werch die en macht onder’tgheloovich ghellacht daerelcr nende/ dat mocht ick gaerne hoo?en. Perſeve hert ſinen gedacht hemſelfootmoedelijck ver rantia, ſoo ſolide 1cli une.de/maer Wieſaleerſt acht/ ick doeverſchepden hoofden ende zinnen

beghinnen/wieſalaenheveil? Vigilantia, diens een eenich goedtalleen beminnen/ endedaer in Werck het beghinnen sono aller werck. Miſe die ſaltghe eenhept winnen. TDaer metſWijg ricordia, dat ſoude Humilitas zin : want ick ich een andermach beginnen. mach ſoo luttel ongheheeckelt vlaſch ſpinnen Vigilantia als Fiducia ongheſponnen gaern nach weven. G heplſame wevinghe/moeder van die lie Humilitasſoo ſoude de behoozlhcke ſchickinghe Vevgede/hoe weltghenn dieu verwerven?ver gantſchontcltctit Woyden: weet ghp alt'ſae werven ſegghe ickniet inde quade/ſondelijcke menniet wie ich ben? Zckt behooz de leſt ende endegodloſe vzede met ſondelycke vuplhepdt/

ntet de eerſt teznn in allen dinghell. Pericveran maer in die deughdenrijcke ſupvere vzeede/ ria , Neenſtifter maedien U Werch het beghin ig maer vooz dit ſoetgaethetſupze/ Vooz dit lief Vail ots aller Wercli ſoo wllt u toebehoogen. bet leedt endevooz deſeeere deſchade Humilitas, JEN» behoo!ttoe in allende minſtte So wie recht kentzijn vuylhz ſwert 3nn/min wllte bilpg)en onderelck/eide mp Waſcht die metfeepenrouwichſmert eler begheerente oil DerWerpei / ſoo Willck nu

ooch da ende u alDer bevelei onderdaelligh

Met hertelijcke tränen bitter. .

3Pleide heVedaeron aen te ſinghen:

Oprechte boet blijckt fulcken hert

Voys

"

Wie hem verheert diep inder aſch Als ſneeu, ja nochal veel witter. 3: Enhemlaet ſwingen weeck als vlaſch WOttterdam ſneeuw wozthetherte/dat ſo in Waerachtich berouwe ghewaſſchen zijn / het Door hckelen ſcherpen ſpijtich; quadelaetende’tgoede doet/ werden endewe

Die wert gheſuyvertreynen raſch

ſen helpt ſich ſelve onbevleckt/ bewaretvande

Hem quelt geen ſchampe verwijtich.

ſmettelyckeluſten des wereldts. Puſuſterna

CD Heer gheeft dat ſulcrinelck geſchiede met begheerlycke herten. Soo comen ſpter waer actiger ruſten / want denederhept is heplich endebeplich/wieſe metherten begeert/Verblyt ſich als hempelnamt vermeert/ende denckt ſtoet

dien ghp allen dinghen gewoon zitteepnden: oock dit liedtonſeg werckinghen epndet. Perſeverantia.

ſo ſchicket ſich nu dat

Ä

Alle werckr beghinis onnut / epndes wille/ iſt epnde geet ſoo is 'tal goet. Js nnmyn ſlot

nupdaer ich weſenwtloftch valledaerfelf Pu ſoo goetals ubegin endemuddelis / ſo ſal'tſin heb ich'tmijnghedae:/dietghelteft mach vol ghen mp endeut'aen hoogen vermakenſoo mp ualder ſanghheeft ghedaen/ des 1ckte vzoljc ghen. - -

-

-

Miſericordia.

ker uptrechtervzeughdenuſinghe.

TDie ſangh behaeght mp ſoowel / dat mp het ſinghennedeluſt/ ende wanthetnu min glyebeurte wil3yi / ſoo heefic i aen ende Volge

daer op: ,..

"Tvlaſch,'tſpinnen, tweevé,'tbley ken gent, Streckttot een cleedt dat is fijn ent, -

-

Dit maeck, ic vooreë dracht väeeré

Mijnslijfswelluſtick my ontreck

Daer ick den naecten warm me deck "Tbeſtaë baet nietdat halfwech went

Recht als dit gaern bedeckt den ſpille "Tvolherden doetelckx begeeren. Peel beghevenwepnighvol-harden wantde

Om d'armensnut lijdick ghebreck.

coſten zijn niet overghelepdt/deſengrontmoer

Ickhelpelckmetluſten ſtille.

--

-

diepghelept zijnſalmer vaſt op vol-bouwen.

A

u.

G QQ

3

3.

Tis


Wandenthten Gaeghden

*.

*Tisnietghenoegh wat goedts boozente ne-ghelieven/doodt/ vernfeltende verderft/ want men/maermen moet in't vooz-tremeu vsozt daer tsntet goedts in ons dat ſpaerens waer

waren.Dewandelaorcomt inde ſtadtnet/vol dights / ghp zqt de Heer does ughelieven. ſtreckt hp den Weghniet ſolo en crijght de Vºse Maer Heer wilöp booz u goedthepdt ons dte der-looper den pzijs / uoch de camper den ze muguaedt3nn ſpaeren/ oris van't quaede ver

ghennet/indien bpten halbenkeert oft nieren lofſen / u rrrl endeheerſchappije nons aen erwint/ gheen epnde magH ſonder beghimme richten: @ hoeſaltgh ſoudenwp zijnende hoe

Ä

maer weggenſonderepnden isbergerfs. willeloos fouden Wop u in alder ghelatenhepdt

aeromen ſalniet al die welbeghtnt / maer volghen/terfront nadeſe hertelekeenderecht dieten epndetoe bol-hardt ſalighzyn. Kntheb willtghebewilligtrige inde rechte ſtraffen Go beick tot noch toemet blyderherten deſeſtant des ghevoelden wp/ als meteen ſaehre ſupſe baſtighe vljtegheſien in u allen ſonder eeintgh linghe eens verroelende windeken/1nonſenſe

verſupm/ ghemerchtick behalven 'tcleedt dar ken een vercoelende onſer bzandender Wzoegin / ende een ernſtelgck opſet om't quaedtte wp teſaemen benaerſtight ende mu volmaerkt Hebbenopſeerwepntgünae/hier alghereetſte/ enende 'tgoede rehanteren. Ende want wp metalleenlampen/vaten/maeroock genoegh Bel merckten dat onſe verwaenthepdt ons in ſaemhept vanolje tot vooz-raedt/ dat mp een ſulkenjammer hadde ghebzacht/arbepden Wp ſonderlinghevzeuchde des berten is/eft mochte onn meerende meer neder te ſincken/niet alleen

wellijden dat elck man ons hier verhaeldeboe onder Gode/maeroock onderallen menſchen/ ofin wat wyſe elck 'tgunt ſpte beſozghen had verſtaende datelck oderonsrecht/wp overnie deaenghenomen / ſooſpoedelgch ende ſoo wel mamt recht hadden/alſooleden wp willighgler benaerſtught heeft. Duweet ick dat deſe vlt onder-dzucken/verachten ende verſmaeden/jae tighepdt veetveroozſaerkt is dooz u lief ſuſter wp ſochtens/ſoo dat wpliever waren daermen

Vigilantia, daeromich begheeredat gbpeerftu ons ſchande dan daermen ons eer aen dede/ want wp verſtonden dat onsdeſchande rechte Vigilantia. lich toe-quammaer de eere gheenſins. Ende

beljdinghe wilt vertellen.

Gaerne lief ſuſter metſulcken ghedaeghe dat Het verſtaéwoz.de ſonder roem alleen tot ſtich tinghe. Alſosſuldp weten dat terſtont als wp naedes Bzuplofts vercondighen binnen wae enghegaen/namick vooz mphetboeck müns

ſiende dat de lupdenſuler in ons beſtondente

merchen ende daer dooz wat van onstehou den/vloden wpdenlieden daer wpmochtenefi waeren ſoo bliyrighom onſerhertennederhept/

dan andere zijn om haerder herten hoowaer

herten hielt ſcherpelck acht op nijn it-val dighepdtte bedecken / want dit bevonden wp ſendeghedachten endebevandt die quaedt ende vepligh/ licht lijdt hp om ſün ſchatten gevaer verderſfeltch / ſonder te connen in mp Verne lijckhepdt / dieſe onder den Wäoovers openbaer

menverſtamt oft machtom die gºe ghedach dzaecht. TDaerom gigyen wp inden apteecke tente moghen wederſtaen: in't volbzenghen des heylighen Gheeſts cochten eenighedooſen van't quaede ſach ich den doodt tezijn gelegen/ om deſelve onſe ſchatten in te verberghen / die eñſiende datic die nietdooznipſelve en moch bupten wanſchapenende ſnoode /maerinwen teontgaen/wat mocht in mp anders op-ſtaen digh cierlijckeñooc wonderliycken dicht zijn/

dandzoevigheanghſte/ benaude verſuchtingen endeellendigheptaen allen 3jdenºmijns quaets ſnoodthepdt was mpnu ſoo naecktelijck condt daticks moſte Haeten/ ende mynſwachhepdt

harenaemen zijn verſmaedinghe der eeren. Als

ten. Zck dan ſach op de groote Wel-daeden mijns ZScheppers ende op deſſelvens hoogh waerdighepök/ ende daer teghen wederom op mijnſcßanveticke ondanckbaerhept ende hoo wäerdighe ſnoodighepdt : ſoo werde mp ſoo banghe dat mp 'therte woude berſten./dat mp "tleven verdzoot/datick.de doodtwenſchteende mp waerdtgh oodeeldete 3hn een verdoemde

ſen mochten hebben om de olyen die wp van

nudeſe onſeſuſter (ſo ſpWacker ein omſichtig) is) die dooſen ſagh net ſooſeer dicht-ſluptende deckſelen/ ghenaemtdeck-deughden / woztſp was ſoo groot dat icks nieten vermocht te lae terſtont ghedachtighdatmen gheen berer doo

Maeve alder dupvelen: nae-demaelickeeneedele ende vzje dochter mijns Hooghwaerdighen

Ä

te blijven / ſoo ondanchbaerlich

doen hebben ſullen tnne tebewaren/alſoococh

ten wpdaervyve/dat's voozelck onſereenende

ginghendaer medebponſe ſuſter Fiducia, om den olge daer innete beſozghenſooſpdathad deaen-ghenomen / dieſebildelijck ontfinghen endeons belooföe oilze ghenoegh daer innete

beromen/ ſoo ſp oock ghedaen, heeft / en nu

verhalen in wat wujſe. Fiducia. Alſoo iſt

# hiedt/ uuus waerachtgh dat ich groote enniſſe hebbe inden apteecke daerons ſuſteraf

upnnt hadde. Ich verſuchte diepelück/ ſept/ſoo hebbe ick mede aenden Collingbende wzanghmtjnhanden/Weende bitterlickende Pzince ſelve dienu de Bzupdegom ſalztjn. De Ä hapzupt den hoofde: 'Twelehghe ſe Coningh hadde mp vaſt toe-gheſept alleste mercht zijnde dp myn ſuſter Humilitas quam ſchenckenwat ick van henlinden naeme efinae ſpbp mp/ſp.zack mpvgiendelück aenefitrooſte denwille ſijns Hoonsſoude begeeren. So had mp/die unuwelvoozt ſalvertellen watbphaer deickmet den Bzupdegom (dewile gbplieden daer upt voighde/ want dit Washet beghin intoozn laeght) eenshepmelijck gheſp.zoocken vänons allerdoen. Humilitas,

endehem gheclaechtdat Wºp ter bzuploft niet ſouden conten rcmen (daer hp ſelf onshadde

Jckonſe ſuſters treurighebenauthepdtaen doennooden) tenwaer dandat hp ons bpdae ſiende ende haeren oogfaecken verſtaen/ bevant ghedaer lepde/ oft ſoo hp inder nacht quann mpterſtonteenmet haeren ſtaet/ treurde niet

dat hp ons olie beſozchde ſoowparn waren

meeralleen om haer maer oock om mºnep endegheen raedt daer toe enwiſten. Scit ken ghenſnootHept/bernederdemometonſeſuſter dezijn graefrijcke nulldthepdt ende hadde den aenghenomenon olie tcbeſozghen/ ſobad Gnder den moghendenhandt Godts/ſeggende: Deere wildpverdoemen efdosden / ſoo doedp ick met vertrouwen daeromterſtondt dedehp recht/wp hebbens dubbelt verſchult doesu den Ayteher Spiritus fančtus bp

j

"Es -

E


jfol,469,

Tragica comedia.

ende belaſte Hem mp allestegeven / wat ick op die heeft luſt in een vzolickeghever/ſoudet mp

zjnenname daer ſoude begheeren / wat conſt bangheen luſt3hn mynen Waerden Heere daer waſtmp die olie ghenoechte ghecrighen? Al icks alle afhebbe met luſtich glevente verlu ſooghinghick ſoo haeſt ghp mp de ledigheds ſtigen? Wat is oock Wenſchellyckers ende God ſen bzacht bp den Apteker (die de doſen terftont delyckers dan Veelen lupdennutte zyn/te hel

kende / endebadt hem vzpmoedelijckhaeree nich dencken van wepgheringhe/die doſen met olie te willen vullen / ſoo hp willichlijckter ſtont dede metolie der ghenaden ſoo clarenlicht

pen ende goette doen/deſenhne ſoo minnelyc ke edele endeGoddelyche lufte nerchte onſeſu

ſter Perſeverantia die daer dooz oock gaerne bp

mp Was/ daghelyckr met mphanteerde ende als de Sonne ghevende/ende daer bpſoo vieri de lampen daer doo?haelde : Waer endehoe ſal ghen liefde ofte hettentothetbekende goet dat ſpſoo'thaer Werck s/ſelver beter connen ver

deghene dieſe in zyn lampe bzandt eer ſterven tellen daul Ick. Perſeverantia.

ſoude danlaten elck een goette doen. Ende ſep

dehp nnp noch dat Wpniet behoeven te ſozghen

Det is onghetwyfelt ſoo gheſchiet/ende om datſe verminderenſaldooz't bzanden/ want ſp nute ſegghenhoeck die lampen hebbe vercre van ſulckeraert is dat ſpin't bupz verteerende ghen / ſoo ſal des weten dat deluſt ende liefde daer dooz altit meerende meer toe neemt/niet onſes ſuſters Miſericotdia tot wel doen daghe alleentnveelhept/ maer oock in claerheptende lyer alſoo meerende neer toe nennende wag/

httten/maer daer bpoock ſoo datſe pemant een nu de deughde van behulpſatmhept een nature andermach met deelé maer datſeelck ſelve van n haerghewozden/ overmits des alderhooch hemmoethalen. Ich bedanck hem hoochlück ſtens 3egel deſerliefden waerachtelhck op haer uamt'hupsende gafelck uwer 3hn doſe ende herkeghedzuckt/ ja dat deſe goetdadighe liefde

ſekerſoo haeſt als Miſerecordia onſeſuſterhaer nUſterckerin haer was dan de doodt/ want die doſe van mpontfinghe/ſtoteſpwat oliesdaer heen macht hadde haer van ſulck weldenafte upt in een clepn lampgen dat ſphadde/ſoo't nu

chzicken / nochte veelarmoede ofghebzeck/

alavont was ghewozden endeghingh alleen

ghemerckt Fiducia althtoock bphaer was/on

daer mede inderſtadt / waerende om watte wÜffelnck betrouwende dat de ſteenéeerbzoot doen / ſalſpſelvebeſt connen vertellenof Vigi ſouden werden / dan ſpdooz't gheveninghe lantiaang ſuſter die net haer tradt. bzeck ſoude comen/daer dooy ſpoock dickmael Miſericordia. haer leſte bete bzoots aendenhongheriger dan Albedecken wp ſozchvuldelijck onſen ſchadt pwas ghetrooſtelyck met deelde. Als ich mit dut 1n haer ſach/ſo wertick denc booz den rovers/ ooch tot vernydende van ep ghen roem / ſoo mach ick niet laten onderons kende omde Bzupdt ſelve die ick oockvanſooe (daergheen ſozgheen is) te vertellen / mjnen danigheliefdewel hadde hoozen ſpzeken/ende handel nadien hetu allen ſooghelieftendeghp oockmede (ſoomp daer dooz in viel) wanſon lupden mp dit vooz doet /te meer ſoo ickru derlinghe lampen haers Bzupdegoms. Au merckete doenniettot uſelfsmaer tot Godes Wiſt ich waer die bzupdt tevinden was. Ich eere/omoock begleerlijcktemakenzinremil ghinghe tothaer / ſp?achſe vzpmoedelickaen

der gaven anderen die ſulcke mtlthepdt Godes ende verhalende baer ſegghen vande lampen in ons/ als in bzandende kaerſen op tenkaude haers Bzupdegoms/vzaeghdeick of ſpnteten laer (nietonder een cozen mate) gheſtelt zijnen wiſte waer die tebecomen waren. Daerop ſp Godes mtltheptpzyſen / zin heplſaem gaven mpgantſch minlücken(ſo't een goedertieren efi begeeren/ ende die overvloedelijck vercrnghen ſeer oodtmoedighe maghetts) antwooz.de dat moghen / hoo!t danhoe ick dede. Ich hadde p van die lanmpen van haers Bzupdegoms aenghetomen'tgelt te beſo?ghendatmen ſoude Welwiſte. ZSpgafmpraedt om die rebecomé/ behoeven / ick mepnde tot aclmoeſſen aenden dedempaenwillighe waer ick haren Bzupde

armeilte deplen. Du was deſe onſe ſuſter Vigi gom ſcude vlnden / ende gafnp een bzief aen lantia altjdtaen mijn 3hde endepo2.de mp daer hemmer vzuntlycker voobiddinghe/ desick toe aen/daer toe ick van ſelf oock begheerltjck haer bedanchte / van haer ſchepde mpnae den

was. Deſebegheerte on anderen nootdzuftte B2Updegoun haeſtelijch/daer quannick bpdter gheven dedeick mijn ſelfs benennen allen ober ſeven bandende hadde in ſynen ſlaepcamere. bloedt. TDoebevandt ich dat ſparen een groote Sck cuſte den byief/leverde die met eerbiedtn tolle endeeeneerlijck ſeker ende Godlick ghe gye hp ontfighſte / bpacht oplaſt die endemp

winne is bunten pemandts ſchaden. Alſoebe vzutlych aenſchouwende/ beval hpzijnen Ca

an ich televen wat beneden miyn ſtate (naer nuerlingh unpte leveren vnflampen / des 1ck antſzedenterehen) ende ſocht telchen waerick henn ootmoedeliſch bedanckende / denlampen wat overghegaderthadde nae rechte behoefti ghen/ om die met ſulcke middelinghe tever bliyden / want hare blidſchap dat Was mijn hoochſte verbliyden. 19erſtaet mp / ick gaf Godtvzeeſendedaerickſe coſt becomen/maer onndes den ghemeenen armenſocht ick ma lup den die gheen eerlijck gelken en verſupmende/

Vanden Camerlingheoritfligheende wederom

hter quann. Diet ſoo ben tch ghekomen aende lanpen. Det het epnde van mijnen wederva Teil/ epult oochet Werck va deſen laetſté boeck.

Alſoo zijn nu liefgheſuſterkens/devijfclee deren voozelck onſer volmaecht. WBpmoghen nu binnen gaenende verſterchen een wepnich noch van't ghewounen boven nootdzuſt teren onſe vermoepde nature / omons dandaer nae de dan noch ghebzeck hadden / ende der ſelber Wat ſtellen tot ruſten. Det is goedt ruſten op

ſchaemten voozcomende gafick eer ſpvzaegh- ghedaen Werck. Die wercke moſte ghedaen den/oockoudé/krancken/kinderenende anderë, 31jn/'tis olis vanden Heere bevolen / die leeft

die ghebzeck hadden ende nietcondenwinnen. |öns oock verſtaut wille ende vermoghenghe Inſulck gheven hadde ich groote luſt dande gevenommeditte doene/ſoo dat het nietons/ gierichſteter werelt mach hebben in'tontfan- maer epghentlijck zijn epghen werck in onsis en/ wantick weet ſeker dattcks mijn Deer dat ſp den Deere/net onseeuwelijckpzijsende

# gheef/wat ick ſoodanighenarmengheve/tere Amen, CD 0 0 4

Aučtor,


THändenthien LPaeghden A V C T O R.

SÄ ſtichtigheredenen ende ſulchen liefjckengheſanghe hadden deſe verſtandi

Superbia.

Ghp moet oockwelnaecktende ongebepnſt

ghe Maeghden anderlinghell onder haer vertellen/ want wpzijn onderons allen veplicy Werck / "twelch ſpalle niet min blijtich deden Voozallen vzeemden oozen. Curioſitas.

dan ofdaer niet een Woogt gheſpzoken en ware

Jckdieniet lievers/ ghpmoeght alt'ſamen gheweeſt/ſoo aendachtich/naerſtichendevlp ttch ginghdaer en tuſſchen elcrwerck dooz ha lichtweten oock uptminen name ſelbe/dat ick renhanden/ende nu ghedaen hebbende namelck allemans dtnghen ſo vlpteltjckbeſpoze/dat ick ſinghereetſchap tot ſich / ſtondenopende gin mñnſelfs dtnghen verſupme: ſuler dat ick alle heil binnen henlupder cannere. WPaer nae niet

anderlupderaertmeerkennedanmpſelve. De

anghed'anderevnfve / bp nae als ofſp op het Wl dan bp Ons. Was beſloten datWpniet de Wechgaen van deſe ghebept hadden Voogt qua deughde maerhaer ſchaduwealleenlyckſouden men: Welgheheel van een ander ghelaer ende benaerſtighen/ overmits die ghemackelnckis Weſen dannen inden anderen hadde moghen te becomen (ſaoulupdendochte) ſoodoozſocht mercken. Walt menſach niet dan ſtolthepdt/ ick in mnn memogievolvananderlupden din vermetelhepdt/woeſthepdt ende alle lichtvaer ghen / bp wienmen deſen ſchaduwe beſt ſoude dicheptuptharen oogen. TDoch waren ſpghe moghen benaerſtighen/ende quam mpterſtont p?onct als Coninginten met gecrulden hapge/ tevoogende gedaente van vzouwe hppochztſte.

gulden hupven/zyden hoeden netvlieghende Ickmerckte ſtraer devzouwerechts ghevon plumagien/lunferſchen/gheſtickte ende dooz dente hebben/die onsaent begeerdeſoude mo luchtighe halſdoecken daermen den rijſende ghenhelpen/ende want ick groote kenntſemet boeſem dooz mochte ziet/ 'tſchenen meerhoe haer hebbe/ghingh ick vzpmoedelijck tot Haer/ renom unannen aente lockeil / Ban eerbare

gaf haer onſeghelegentheptte kennen endebe JPaeghden/behalvenalleen datelch eenen lan geerde raedtonn eenen goeden ſchijndeught te ghenſtatighen tabbaert arn hadde/daeronder becomen. TDeswertſpbzo/ ende Haer gantſch

een deel vuple ende gheſletter.de vodden bedeckt willich tot mijn begheerenthoonen / ſpzack ſp Waren. TDeſe tabbaerſt waren ſommighe van teneerſten tot mpaldus. Ick pisu voozne

ſyde weerſchtjn/ſonnnnighe van fjn fwert En men lief nichte/maermietulupderflechtichept/ gelslaken/maer Superbia die alder eerſt voozt ſpdp dan ſoo finnpeldat ghp mieten merckt wat quam hadder renvat ſchoon Wlt ſatyn/betaept namen gbpelck hebt? datuwe namenu overal

net Sonne/ Mane/ Sterren/ ende een ſchip pers äeghen-boghe vaii flynen goutdzade ende Ä daer op ghebox.duert. Detabbaert van Philantia hadde een cierlycke boozdemietperlen gheſticktende beſaept / metſpiegels die rontſ

verſtandichept daer innets gheleghen. Iſt niet

Omme daer op ghebozduert waren.

wnſheptdatelck hemſelve boven eenander be

Maerde

ten eerſten beſchamen? voozalmoeten die ver andert zijn ende dat wel met goeden verwe. WBant dat Philantiaepghen liefde heet verſtaet elcklichtelijck/maer allemanenweetntet wat

boozderinghe van Incredulitas was met gulden mintº dat elekhemſelve/ Ä epghennutende lettereubeſchzeven/te weté den namen der vier zlinepghenluſt ſoecke in allen dinghen? Tett Evangeliſten/oock Pauli Petri/Jacobi Jo mach oock niet quaet maer het moetgoet zyn anntsende Jude. CDp ten tabbaert van Curio datmen liefheeft tgunt goetis/ den menſch is ſitasſachmen conſtelſek ghetapitſeerteengroo een goet Schepſel Gedes/ſomoethet immers te Llbzarijevol boecken/ende hadde debooz.de goetznndat de menſch ſulck ſchepſel dat goedt Lingle van Inconſtantia niet danſwepen ende ts liefhebbé/die hemſelfniet bemint hoemach ſpogen d'een onder den ander vermenghetende hp een ander beminnen? ja hoe machpemandt ronts om den rock gaende. Alſoo toegheruſt terechteens anders welvaren benaerſttghe die ZÜnde / ende elck een name in een bztefop haer 'tſjne verſupmt? wie macheen ander nutztjn

bo?ſt hebbende / recht of ſp gheconnen waren om een batenmentſpelteſpelen/ ghingen ſpbp malcanderen ſitten/ ende begonſten ledichlyck teclappen aldus/te weten:

die hemſelfonnntis? Hiemant/ want delief debegint natuerlich in haerſelbe eerſt/ende ſp is in allen natuerlycken dingben totharen on

derhoudeingheplant. Ditheeftdewyſenature

Superbia eerſt. ſooghemaeckt / endehp is whs die haerdaer WBp hebben ong alte ſomen waerde Curioſ tnnenavalcht / wat ſegh ick van nature tevol tasuwervljtighe ſozchvuldtchept hoochltickte Chziftus ſelve pziſt ditte: daerhpolis bedancken/vandat ghponselck eenen tabbaert veelteen ander liefte hebben als ons ſelveen naer onſenſtate beſtelt hebt/ dat niet ſalonghe ſchelt bpdepghen liefde niet/noch hpenver

Ä

loont blpven. Baer want mpgrootelljck ver bietſe vzpelic niet/maerhpſteltſetoteenvooz Wondert hoeghpſuler ſo haeſt hebt connen be beelt vandebzoederlñckeliefde: mach datoock

ſtellen/ſoudet mpwelluſten uptute hoozen/ quaetzjn?ſoo doethp oockmethetgheven van de Wet der natueren / doeteen anderſoo ghp ſoo'tunieten verdziette vertellen. Curioſitas.

wildedatu geſchiede. Isnu occk welpennant

Meen voowaer/maer duchte u lupdende ſoo onredelnck dathpſoude willen datpemant anders ſich am ſynen willenſoude verdervens lanckheptſal verdzieten. Philantia.

vaozwaer neen. TBe epghen liefde is danntet

Neengheenſſins ſuſter / gaet bzpte Wercke/ alleen natuerlickende goetmaer oock Evan geliſchende EBgdtlick / nutshet Evangelie Wat hebben Wºp doch allders te doen.

enckelewñſhepkendeghebiet nietdanwnſhept/ die gebtedt ſoo zu blickt de epgheu liefde/ſos M10e


Dragical comedia.

Jfol,47o.

mdekdle oock wñſhepdtzñn. Daerom is van niet comen/ wfemachſemetrecht alsondeug noode datanen terſtondt die lelijcke name Van

deſchelden ? Jae wie moetſe ntet als deughde

Philantia verwerpe endedat ſpghenaemt ware Prudentia. Alſoomede verſtae ter van Super bia. TDat is op duptſchhovaerdtchept/dats ge ſept dievaerdich in't hooghets. ZSeght nu doch wat is hooger dan den Hemel? Iſt quaet vaer dich in't hooghedatsna den Henne teſtijgen? wat leert de Schziftuer doozgaens doch hefti ger?wat beteeckent Surſum corda doch anders? watts't anders daeruſchat is daertsu herte/ wil Chziſtus daer niet dat onſehertenſtadich nden Hemelſullen verheven zijn wil Paulus niet datonſe wandelinghe in den Hemelſp?We

pzyſen? doch vermachdit des volcronverſtant Intet endedaerom moetmen hier den volckete

gemoetgaende oock deſen hatelyckéende noch taus deughdelnckename veranderen/endenoe menſe Dihgentia wantſpwoelt altydt/isaltijt onledich/endealtyt doende van't een op'tander (omniet dulte wozden) ſoo datmen geenwac

kerder/vlütigher noch naerfttghermenſch op aerden eil mach Vinden dan Inconſtantia entg.

Ghpmerct nuwel datmen indeſe veranderin

ghe der namenom’svolcronverſtant geſchie dende) noch niet altoosenſondicht/maerelcks

derom wat werter meer verbeden dandatmen medezften epghentlycken name can gheven

"therteaen aertſchedtnghen vernedere?ghpſtet (ſootch ne doej die den volcke bevalluckſp. Endetenleſten aenu ſelve comende/ ſoo isu nudat denamenn ſich ſelf we Evangeliſchen degoedt is : maerdaerbpigſp bp Theronnes nante mede wat verdacht vooz den menſchen/ (dat gheen waerhepdt verſtaende wut ſwert hoe Welnen nauwelyck petbeters/om welle noemt) ghehaet boven allen dinghen. TDaerom

ven ſoo welna den lichame als na den ziele en

ſalmen haer niet meer Superbia unaer Excel nach binden. WPant mademael d'een menſche lentianoemen: want ſulckenhooghen gheeſtte des anders Godt of dupvel is/ ſo dat den men hebbenal umatercellentsendebpſonders is. ſchevanden menſche hetmeeſte goet oockhet Comende nu op lncredulitas wondert mp meeſte quaedtgheſchiedet : wat is doch meer

dat ghpſoplompeiijck behoudet die name/niet vannoode dandatméaller andermenſchengert min hatelijck bp den volckedan opzecht Inder endeleven vlpteltjcken naſpoze endecurieuſelic waerheptweſende. Dtater niet geſchzeven Wie

onderſoecke? Boemachmen in coopmanſchap

licht getaoft wert lichtbedzoghen?31jn Godes oozdeelénietrecht anders daii des wereltsoo“ del?iftniet een grouwelvooz Godewatbp den menſchen goedtſchijnt ende ſoo wederownnte? Dit merckt alle hemlighen Godes zinſetters bpdenwerelt ende alsongeloovigen nervolcht

enburchtochtingen ende allenhandolingende chade vermnden / ſonder wnſſelijckte kennen

den updendaer medemen handelt ? vergheefs is't ſpeech Woogt niet wie danſen wil ſie wien hpnetter handt neemt.

Baer weetmen oock

anderlunder mtlthept/ ryckdomende vzunde

endeghedoodt geweeſt. Haer ſeght doch wie lyche traeghept met: hoe ſalmen vanpemandt elooft meer dat net en ſch!jnt dan deſe UWe eenich luk Connen bejagen? immerghöemach uſtere Incredulitas? Spghelooft immers men warevzuntſchap metmenſché hebben (dat

opentlick dat ſp noch een ſlave der ſonden 3un ſoo Clerijcken als nutten ja nootincken dingen deende blijvende vander ſoliden ghevypet is:dat is)ſondereerft te kennen den ghenen daermen

ſpblüvende in ſoliden ſo der het gl)eepſchte be vgutſchap met wtl ingaen? Joe machmen rouw van allatente van alle 't quadete hebben/ bem keinen ſonder eens anderslevenende ſeden vergiffeniſſe heeft van hare ſoliden dat het qua te onderfoecken? ſoudeick ſoo mede vanderſe de dat waerachtlch in laer/ is haerntet/ Maer lenſp?eken het ſoude langhe werden. IBantſe het goede dat niet in haer is haer nuners toe keralſinen nietnaſpozenſoude danhoemen ſich gerckentſal woaden. ZSomme ſpghelooft dat ſelf verſaken ende Chziſtum na volghen/datis mengoedt mach wo?den ſonder goethepts Ver boemen het quadelaten ende het goede danſal crygen/ ſalich worden ſonder ſaltchents ghe“ (welche dingen ſooſlechtſtjn datſe dekinderen mieten / met Thyiſto nach verrnſen ſonderlt oockkonnen verſtaen)lievé/wie ſalinderGod Chziſtoteſterven / ende datmen inden Demel hept geleert mogé werdé?wieſalvandeonder mach comé ſonder den wechten I)emelWaerts ſchept der die perſoonen in eenen Gode connen (dat Chziſtus is) te betreden : is dat niet een

ſpgehen? Wie fälſch voozketterjehoeden: jae

crachtich/ waerachttchende volmaecht geloo vonlſal die Weder Vechten connen/ naedemael u be? TDaeronn ende onn veel meer andere reden naturedan 1sminſte inde onnodigeeñkintſche nutelanghom verhalen/ſuldphaername ver dtnghen / als 'tquadete laten ende 't goedete anderen ende noemenſe Evangelica, Watt dat is doen/ natr 1neeſt die hooch noodighe/hoogh

haerrechte uame. U9thet gheſende moeghdp diepe ende verbo2ghen queſtien tegronderen:ſo nuoocklicht verſtaei: dat het alſoo mede gaet willcknietdatmenu Curioſitas, maerdatmen Ametten name van Inconſtantia. WDallt Wte 18 u Dočtrina noeme: op dat ghpmetuwe ſuſteré meer Vervloecht dan die een kitt bl!)ft Van hon alſoodooz die bevallnrke namendenvolcke des dertjaren? wie soock gheſtadigher dan ſulck tebevallyckerſyndemeer geloove moeght crij hondertjarich lindt? wie s godtlooſer dan die gen/meeraenhangs hebben endemeer vzuchts in ſynoudeleven (ick ſpzeke vande uptwendi moeght doen tot des voler lut/ tot Godes wel ghenſchijn/ want in der herten moetenwp alle gevallen ende tut de lupder eere/ oock mutbaer oockdeheplichſte ſoo langhe wp hier leben vol heptſelve. quadeluſten eide begeerte blpven)gheſtadelück Als mu vzouwe Oppochziſialleſulcrmetne blyft ſonderte veranderéineen tuchtige Evan derghellaghen ooghen / metſedighen ghelate geliſche wandel? is hier dande ongheſtadtchept endeſtatighen ernſt fot mpniet min rüpelijck nietloflijck?ten ſp dat wpomkeerenende wer dan wijſelijch gljeſp?cken hadde / bevalſpeen -

-

denals ktnderkens (verſtaet mp inden ſchün haerder clerchen deghemelde namen metgroo mepnick alleenlijck) ſpzeeckt Chziſtus ſooen te eſ leeſbare letteren te ſch2iven op rollen van moeghdptn'trijcke Godes niet connen: is dit parckement/om de ſelve bpelck oiſer/op haer een veranderinghe? is dit gheen ongheſta cleedt ghehecht te wozden / op dat de lupden dichept? machmen danſouder die inden Demel fulckr ſtendrons daer voozoock kennen ende Go o 5 achten


Uandenthien 99aeghden achten ſouden / welcke rollenick uelck de 3 jne ghelevert ende den mynen behouden hebbe ſoo

die niemant liever heeft dan haerſelben / Wak igu meeninghe hier ſuſter Ercellentla?

menopelckr bozſte noch mach ſien. Alſo ſchep

Excellenta.

deick van haerende bedanckteſe hooghelujck/ in welch afſchepden vzouwe Pppochziſis m noch ernſtelijck bevaluallente ſegghen/dat ſp ſulcke groote wijſhept bp Wepnighen noch ver nomuenhadde als bp ons lupden/namentlich

19 ghebeden behaeght mp eenſdeels / maer Voeghe daer bpt Weedligen/ teene 1sdatmens

daerinnedat wp den ſch!)n der deughden/die

menlicht mach becomen/ vercozen/ ende den

moet doen utet alleen Cmons mut of des volex yonſte/nnaer oock cm olſen goedénaems wille endeloflichen eldedat oockbpwy len (daer’t Veeleeren mach Inbzenghen anders niet) ſoo mildelnck / dat Wpoock ſomtjtswat

Ä

deughdenſelven/die niemandt hierinder waer

ghemackr ende Welluſts doo? outberen/ ende

hept mach vercrighen verwo?penhadden/en

ſoude goet achten datnen ſulcke deughde niet in't hepmelhck enverſmooz.de / als een kaerſe ondereenkogen mate/ natrdatmenſeſo.opent lick uptdeeldedat alle menſchen daerafwiſten te ſp?eken/op dat de menſchen onſegoede werc

de dedemp daer bpeen hertelück vermaen/ dat

wp immers gheen dingh ter Wereldt Hoogher benaerſtighen ſouden dan deſe twee hooft lee rende/te weten/dat wponſengront vooz allen

menſchen verbergen: ende allen vlütom deug ken ſtende Gode daer dooz moghenpznſen. delijck teſchijnen (niette wozden) althdt doen Datsminghevoelen ſuſter Evangelica ſeght ſouden. Ende daermede ſchepdende bzacht ick nU uVen ſinne. Evangelica.

u de cleederen met oock den rollen ende ſepde

in't cogte harenraedtende vermaninghe/die ick D bepder meeninghen behaghen mp wel/ nuwatbzeeder doozu lupder begeeren verhaelt doch isumeeninghe lief ſuſter Ercellentiamp hebbe.

wat verdacht/als Datmé bp Wylenom der eeré

-

Prudentia.

TDe wijſhepdt beſtaet niet alleen daer inne datmen ſelf raedts ghenoegh hebbende oock anderen wel can raden: maer'tis oock wyſ hepdt datmen zijn oozdeelmeſtrout / ande

Willen/ oock 'tghenlack ende denluſte ſoudete na gaen/ "twelch ick medeweltoeſtemme/alſ menniet verderin bzake/ ſoo dat wp zelfinge bzeck quannen / Wie ſoude ons dan watgeven? waeraf ſouden wpſelveleven?wat voozdert die eere des voler in een hongherighe endepdele ſpiſcamere? niet. Dusmoſte(ſalmen immerg

ren raedt vzaeght / ende recht verſtandighe raetghevers weerte ſoechen. Dit ſie ich liefſu ſter Doctrina doo ugheleerdeſinnen bp u in aelmiſſen upt deelen ſcherppelick daeropghe deſengheſchiedtte zijn. Detwas een wichtige letwerden dat ſottemilthepdthet vermoghen ſake/endeuverſtant meſtrouwende/wiſt ghp titet upt ſcheppe/endevanghevers biddergom tevinden die alderwijſte vzouwe (ja Gotdinne make / alſmen daer vo02 al op butlletten/ ſoo machmen ſegghen) op aerden/ſooharen hooch mach ick hetaelmis ghevenlyſden / oock mede wyjſen endeheplſamenraedtendevermaninghe het verſoecken der cranckenende anders. Prudentia. onlochbaerlijck metbzenghen/ die wpoock al

tſamen eendzachtelyckgheſamette ſynte vol

„ Dnſe ſuſter Evangelica vermaent wijſſe lück/ ick ſtemmet methaer. Watdunckt unu ſuſter TDoctrina.

ghen/iſt niet ſoo lief gheſuſter? Excellentia.

-

Dočtrina.

TDaer ſal niemandt van ons allen neen toe

ſegghen: wpen ſoude ſulcken metten eerlücken

Detbehaeghtmpoock alſoo/ende(om'tmg

ſekeren raedt/die ſoo lichtom Volghen is/ niet nedaer bpte voeghen) niepne ick dat het niet

gaerne navolghen? maer mp dunckt noch een quaedt Ware datmen ſekereende bpſondere da klepnſwarichept.

ghen ozdonneerde ot deſeuptdeelinghederael Prudentia.

moeſſen/die oock van andergheſtalteniſſe ſou

Excellentia.

den moghen 3ji dan beghemepne aelmoefſen/ als naemlnch Van blanck b2oodt op een ſonder

Welck is die

Wp mercken opentlijck dat die vüfdwaſe linghemaeckreldaer toeghebacken/van wijn/ ſegghen (dte ons quantſups mepnden teleeren Val kinderen roecrkens met merck teeckengen ende regeren) grooten aenſien ende jonſt beja dedier ghelijcken/ op dat het nieten werde ge ghen bpden volcke dooz aelmoeſſen: daerupt ſmoozt onder den ghemeenen aelmoeſſen/ ende

tonnenwp oock licht verſtaendat ons een ha dat net een ernſtlich endetoozmich ghelate/op lichte

teljcke verachtingheghewiſſelijck ſtaet tebe datmen den bedelaers aftrecke van niet dUchten: ende ſtelle daeronn hier tlu in beradin lijckaelmoes aen omste begheeren. Eccellentia. ghe/oftong medentet mutende nootlycken ſp

eenigheaelmoeſſen of barmhertichepdtswert Datsſeer welgheſept endedient ſonderlich Kente hanteren/ ende Indien jae/ in wat wüſe totter eeren/ Want dat ſoude uptſtekenbupten endehoe verde?

den ghemeenen aelmiſſen / ende ſoudeopſon Prudentia.

derlichen daghen bn elck telichter ghennerckt TDats wijſelijck op ghewo?pen/ende ſegghe unoghen werden. Wat ſeghsp hier toeliefſu metten co2ſten voozmyn ghevoelen daer toe/ ſter diligentta?

dat ick het aelmoes gheven wel goedtvinde Diligentia. maer niet anders dan tot deſen epnde ende op Scklaetsmp alleswel behagen/upt geno deſemate/te weten datmen aelmiſſen gheven/ men datmen Welvooz hoede dat die aeſmoes

waer wütons ſelfgheven veel meer danden daghen niealte dickmael romen. Wie mach ontfanghers/datis/ſoo waerwpgonſte/dien alt.dt onledch3jnmetten bedelaren, wie an ſteofeenich mutdaerupthebbente verwachten altijdt in't clach hups31jn? ſoudenwp ſchade endedat niet anders/ dandatſulck ghevenghe lichbp den ellendighen zin / wpmoſten ſeine ſchiedeſondereentghe verminderinghevanons ellendich werden/is dat oockonſemeeningtzes epghenghemacke ende welluſtichepdt / Want

anders waert jeghen den aert der

wuſdepot Prudentin,


Dlamen-pzaken.

Jfol.47r.

Prudentia.

Adameü Ebaberleede/watfatſoen hpdaeraf Meenbooy WaerſuſterghpHebtſeerwe/ende gemaecht hadde/een oft Voo!-ſchoot/met

Ä

Riceteude aelmoesef vtfiteer-daghenſoo wep

bupſent andere diergeljcke ſo luſtighe als diep atgh ende ſeltſaengbeſchteht wozden alſmen ſinngeſaken. Wildphooen van menſchelycke wag). Alſoo/omste

en/ſten ich allerſtem ſaken/bp den menſchen geſchieter nietdatmijn

Renover-sen coºlendaertunne/te Weté: datmen

kennffe ontbloodt ſonderlinghen van quaede dinghen/ den goeden let ick luttel op/maer gHeven/ſoodaentghdat Haerupt-beſonderhept deghebzeken banelck man ſo vljtelpck dati

ſo waer't ons Lot eer ofºedaet

Ä tsſal

elerooghe tothaer trecke/ ende daerom oock die beter weetdanmtjnepgben/watt des voler REITUTRECTREET jck Maer ſoonnen opent Ä ſteketck in deſenſack voozmyn boz lijckſtennacº/ooe.ſeden ende ſoo wepnighdat /maer münepghen indeſack op münrug Wupntetalleen ſelfs gheen nootdzuft (dat vooz Hanghende / die ſie trk nimniermeerende alvooz-Hoetmoet Wogden) nnaeroock nauwe

pzekedaer oock ntetaf/ ſoo datickſe heel ver

ljcx (ten waerdan oungrooter eere wille) luſt

Ä /maer 'svolcrghebzekenzijn mp altydt

noch gbemaek.daerdooteontbeeren. Iſtntet n'tooghe/oock op myn tonghe/daeromont houdeick deſe gheheekvaſt/ſomma dat geluck alſoofievegheſuſteren Euangelica. tsbpmphoe ich geleerderende wetenderwoz "Cisalſo ſuſter/daertnne3jn wpmu alt’ſae deinanderlupdenghebzeken/hoe ick ongeleer der Wogde ende ouwetender inmijn epgen

Ä

Neu eens.

Prudentia.

bzeeeken. TBaer dooz ſpmpoock niet oft ſelden

Willenwü'emudaerooch niet eens innezijn quellen methnaghinge/wzoeginghe ende ſelfs dat wpbinnengaen/ onsalder-liefſte vztendtn alſoo bzoolijck levende/ can cu andere vzolyck ne. Ich neen onslichanne Wat ghennacrende Maken over taſel ende anders. Prudentia. luſts aen-doen / deſwarighedenter zjdenſtel Dat is ſoo / ick hebt dick verſocht/ wpſul en/ watghenoeghlycreappen (daeronsſu ſter Dočtrinaſeifsgenoechte toeHeeft)ende dan lens noch deſen avont gaen verſoecken/daerom ſoetetycken onsſelven Ä ruſtenſtellen. is mp ugheſetſrhap liever dan de neuſ-whſt

Philoſopile/ die altytvan haer epghenſonden

T1I12.

Datbehaechtons allen ende ſonderlich mp/ endeſwartghedenſpzeecken. Ja oock welover die meer verlanghe ommet mijn ſtichtelyche tafeldaermen doch vzolijckbehoozt te3gn. So pzaetualderoozen/ dan on mtjnepgenmaghe onbeſchepden zyn ſuicke ende vltede dan oock mietetente verluſtigen/Wat Wildp van Godde baer keurigh geſelſchap/ wanteenſlanghe be delijcke of van menſchelcke ſaken hoozen? Ich derfteen heele tobbepalingh/eñeen Edwytſche weeterafte ſpzeecken. Ick weet te kallen van ofreſwaer-Hoofdige cop/ verſtoozt ten gantſch "tgeene dat Godt dedeter hpdeweerelt maeck geſelſchap/ watſullenwp hier doch op der aer te:hoeveelupzen Adamint Paradfs/Ja ILu den hebben/dandat wpeten/dzincken/ſpeelen/ zufertnden Demel Was / Wat vzucht-boom de

ende vzoolijck zijn ? Is dat niet hier ons deel?

boom des wetens Was/Wat beeſten het wae

aen wp inne ſuſters. Ghp vooz Excellentia, ck en d'andere ſullen bolghen,

rendaer af Godt devellen nam waer medehp

AV C T O R. Xcellentia Haerlatengheſegghentrat alſoo teeren,/ daer op d'andere vier meteen eerbaere

E meteenfierende verhevenghelate eerſtbin nen. Prudentia met d'ander volghden/ende

nijginghegheſept hebbende datmoet alſo zijn/ ſatenſpneder aendétafel waerop ſtondentwee Waut ick Woonde op een ſoldere ſtreckende over ſchotelen metflechte ſpijſen/ vande welche Mi de twe cameren daeronderdeen3ide devijfeñ ſericordia den eenen tothaer nam/ ſtellende den indander ooc vijfwoonden/ſulcrdatelck bup ſelventer 3jden Haer op een bancke ſonderdat

tenhen-liedenweten almochte ſienende hoozen dandere pet ſepden: 'tWelck mp verwonderde watdaeronder gheſchiede/ endeick nu in d'ee endedacht dat Hetpetbedupdenf ende d’andere

ne endan in d'andere camer ſende / ſeerver unaeghden ſuler gewoon weſenmoſten. Gndee ſchepdenmael-tijdenende hupſ-houdingen heb "teeten vermaende Fides noch al weder vande be gheſien / mach ick niettaten tot des leſeus ghetrouwe lieſde Godes / die hen-lieden ſoo. ſtichtinghe 'tſelve ſoock op't cozſtſalmoghen Haderlijck beſo?gb.de/ ende dathetdaerom de tevertellen. Ende eerſtvande maeltüt der eerſt beſte menſche waer/ die Gode indeſen meeſt tn-ghegaen MDaeghden/ die ick voozts aen naevolghde / daerinne dathpoock andere ſijn om haere Godt-vzuchttghept de vzoede / ende even Menſchen die ſün overvloedt behoefden/ deſe andere de dwaeſe wil noemen/ Het was even ſoo ſoghvuldelück daer mede beſozghde nu avont gewozden als Vigilantia dennoot als Godt den menſchen doet / dit eten dupzde

dzuft beſozght/dentafelghedeckt/ende den an niet langhe: ſpreſen op vander taſelen. Fides deren maechden upt Haren laep-cameren/(daer nepghde haer weder vooz Gode / dien ſp van ſpelckeen Wül in Haeren ghebede hadden ghele nieus danckte Voo? "tvoetſel/ badtom ooc inder

ühen) ghehaelthadde/deÄ teſannenghe zielen met den woozde der waerhepdtghevoedt Feet zunde onte eeten / Fides bupgHende haer te moghen wozden met ſodantghe kenniſſen/

gedighlückteraerden/ſtreckteharehandenende datſpupt rechte luſt tot danckbaerhepdt (die

Ä opwaerts ten Demele ende danckte den

ſynovervloedigheptvan gheenmenſchen mach Deere die Haerliedkupt1Paderliche ſogvuldig ghenieten) haerſelve metalledatſphebbenmil

Hepdt deſes lijfs noordzuft hadde verleent/bid delijck haeren beboeftigbe naeſten net moch dende daer beneben DatpHareherten ſo Wilde tendeelen / ende ſooinhaeren naeſten Gode beſtupgen/datſp de t vant vsetſeder ſpß danck bemüſen / pneghen atſaen ſozaechen ſentotztjnder Goddelſcher eeren mochtenver denngedelijck Annen/ ende ſchicktenſtgh nº


Tlan den thten 99aeghdeU dedzie naementlijck Fides, Humilitas endeVi gilantia onn een ſtoel daer een Bpbel op lach ende daer Fides een kaerſe op ſtelde / die den Bpbel open ſloeghende daer inne beſtont tele

rendaer welmette vzeden/lachten ſoeteljc daer

toeeñhadden eengoet behaghendaer inne. Alſo woztde maeltytover-ghebzacht/ die ſoo dooz 'tveel clappen als dooz'tveeleten endedzinchen ſen/middelertydtnam Milericodia den wegh bp nae tweeupzen lanck ghedupzde/ten laetſten ſchootel metſphſe in haeren handen/ wert daer wederom metnauwernoot eenſtllte erieverantanam eengthebzaden in een mande (overmits Dočtrina qualychronſteop-houden) ende d’anderen gheſeghenthebbende ghinghen Euangelica dede een danck-ſegginghe medebp ſpdaer mede upt den hupſe. TDoe merckte ick naeen halfupze lanck ghedUpzende / de welcke

Ä

eerſtdat Miſericordia deſe ſchootel ſpnſevooz ſtende dat daer eeil ſpeel-man ghereet ſtont on.

den armenvandertafelen haddeghenomen: al te doen danſen/daerinne Watt'onveden ſcheen ſooliet ich de dzte maeghden ſitten leſen/eñ van daer Comende lude camer vanbe dwaſe maegh den die noch eerſt ſoudégaeneeten/eenſdeels om dat haer-lupder ſp;jſen als wat leckerder ende

vzagende Excellentia, of dat oock Chziſtelyck waer / maereer die antWooz.de gafwas Pru

dentiaghereedtendeſepde/ het waerbeter met danſen deſphfe Watte verteeren/ dan metlan

overvloedigher weſende niet gereet en waeren/ ghe aendentafel teſttten/denbupck teover-la ende eenſdeels on datmen wät ghetoeft hadde den. Gock mochthetnu gheenſonde zijn dat nae een ſchaeck-ſpel dat Diligenta efi Doctrina voo!-maels deughde Waergheweeſt/ditwas

begonnenendeiner vol-epnthacden / daer ſagh in THabid geweeſt een Coninck ende Pzopheet ich met verwondertilge/eenheerliche tafel volende dat noch openbaer Vooz allen menſchen. Weeldghe ſpyſen val ſoo twyffelljcker lecker Waerom ſoudet dannuſonde oft ſchande zijnk hept dat ooch eenhongherch menſche hem ſou om dat de Iſraeliten om'tlialf danſten?ofon. de beraeden Wac hp vooz 'tfinaeckelyckſte erſt dat S. Zohan doo: een danſſerſſe 'thooft ver Rengrupé ſoude: daer Waré maerren ein knapé/ looz?ſoude pemants miſbzupck een ſakedtevan die noch almeer ende meer (pnſcn aendzoeghen ſelfs goet Was qUaet mogen Mlaken ? ſoonoſte Ten laetſten was 'tſpel gheepidet/de twee qua oock niemant Windzinchenomdatter ſich vee men naedertafeleu/ ſo deden oock d'ander dzte le in bedoven hadden / net meer andere rede tkaerten verlatende: eſ began Euangelica een nen / die ſpdaer toe Voogt-bzachten des Euan benediciete ſegghen/ die ſoo laughe dupzdedat gelica miet alleen daer toe beweeghde / mäer mP eerſt Verluoderdehoe d'anderell/ende ſon ſelf medehantaen-ſloeghende ſo luchtigh dan

derlingh Diligentiaſulclt gedult hadden. JlMaer ſteals pemant anders/behalvé Excellenta,dies 1np beſ11:leibe dat hettotter eeren diende / ende ſcheen den pliste bel)alen ſoo ſtatelijckſojof Dat ſp-ltipdel in't uiddagh-unael ſoo veel lec ferlijck ende ſo0 drijvende wiſt diete danſen/ Kereſpyſen ill-gheftigert hadden/dat den hon ende metten voetente weven/te ſpertelenende yer Incer Was ipt Voozbcldtige van weeldtge te gambaderen / dat ſp meerſcheen eevlieghen P]ſen die ſp ſag!)21 / dan doo! ledighepdt van dantedanſen. Doch ſtonden hier inne Doctri Üuren magell / telt dat verwonderen op daer naende Diligentia niet ledigh / maer bethoonde Illil?/ Ilaer)et VeritieerDell Wat anders te We

wel dat ſpmeer daneen daelderaen danſen ver

ten: dat tciſe ſagh ſo vpattlnck/ſoo haeſtelyck leerthadden/ſonderlingh Diligentia, die hier in elde ſoo gilſigluck vallen aenden ſpnſen als haren rechten koe-wepde was/ ſoo het danſen ofſp in ſeven dagijen net gheghetenen hadden vol veranderinghes. Maer deſe was alwat ghehat/niemant uvas daer de letſte/elck gre lichtveerdighendehoerachtigh in'tom-ſlinge ren/opſp?iughen / ende uptſteecken van haere nae 'tbeſte / elck dooptein't vetſte / ſoo tottéoozentoe van beſmeerdevettighept blinc beenen Waerinne Excellentia haerſoo ſtatelijck ten als kaerſſe-nnaeckerskatten. Bendzalick endejofferlich wiſt te houden dat ſpoock in't oock het wijntgen intet alteſoberberlic'twelck omme-dzaetjen haerfoorecht op hielt als een Warte veelgheconnen zynde in 'thooft van Do tolle op een zarche. Deſe danſerie dupyde ſoo. Ötrina, opende ſpeen nont die haerſothept ae langhe tot dat ſp alle vermoept waren/evenllet booſheptupt-ſtozte ſonderop-houden/dandiſ nnen den ſpeelman gaen / men dedeeen ſlaep

#

Puteerdeſp Vande manierehoennen ſul verrijſen dzanck/mien ontcleede ſich inthemde toe/ ende renoozdeel / dan ooydeelde ſp weder alle men men viel op de bedden als ſwijnen./daer ſpter

ſchen/ vande welcke ſpmeer quaets clapte dan ſtont van vermoepthepdt in flaepe vielen. Ick Mietl ſoude niepnen dat nietſchen bedzijven Uno datſpel doo?ſten hebbende gingh van daernae ghen/ niettegheuſtaende men qualyck te veel den Camer Valde vzoedemaeghden / om boozt quaetsvaliden menſchen mach ſegghen. Haer teſien hoennen daer hups hielt /daer ſagh ick montſtont met ſtille: TOeſe was hoveerdigh/ Miſericordia met Perſeverantia weder thupg/ die wageenpapen-hoer/deſewaspock.chenbe comen/ die d'andere die noch vant leſende inde empich/anderen ſaten op eenbancierottema Bpbele. Het Was tual middernacht ſp ſton ken / anderen waeren Ketteren / andere Waeren

Goddelooſepapiſten/ ceremonialiſten/ meno niſten/valſche Ciziſtenen af-goden dienaers/ etc. ſommaniet anders daneen ſtinckende p2p vaet geopetit. Ha dei kele van een wende dyake / een vuplereuckeende dootelijcke luchte/ den ornme-ſitteren inden neuſe eñkee

Ä

den op van't leſen/ſp.zaken watmet Miſericor dia, dat ick niet welen mochte verſtaen/ ende [n alle vijve op haer kriſengevallen zündeſpzac

Fiducia, met gevouwen endeopghehevenhän den/ haer ooghenten Hemelſlaende alſoo. Al iſt ſulcro heumelſche Dader/datons van herten verlanget itae Ulieve Soons des Bzupdegoms

lebzenght/endebacht haren venijnighenſttic toekomſte/ommetegenwoozdelhckende Volco kende ende achter-clappende tonghentet Voogt mentlich uwer goethepdt teghenieten: ſoo be danſonden ende vuplighepdt van anderemen vinden Wp nochtans in der daet datu getrouwe

ſchendeur den oopenoozenvan dwaſe toe-lup liefde in alder aenvechtinghen ende Moodtmet ſteringhe een quaedt vermoeden van haernae ſoo crachtigh beſchermingheons bp ſtaet/dat ſten endeeen ziel-mgozdelljck venyn inde her de booſe ons nieten mach aenroeren / noch veel

ten, TDitmerckten ſpinochtans niet/naer Wa Min VerWinnen; ende alſo Wetende dat niemant -

- -

eghen


Tragica comedia,

".

Jfol.472.

egten on nach zin nu ghpſelve o Almo ons ſelvegheheeldaerban onberſienvinden/ſo ghende Peere bp ous zijt/3hn wpdesſtrydens onbewaende verraſſinghe/ als dooz een onghe ºeghetrooſtendeberepdtomſoo langhhierte tick onsop ghetomen 7teweten doozlechjept ſtryden alſt u 19aderlijckeliefdeende wijſhept anſerole vaten genaemtſchoon-toogh die ons ſº Wºllen gbedogben: Daeromo Heerehetzp Pooz dichtvertochtwaeren/ende onſeolyedaer ofghp on hier noch wat wilt laten bljven nie gedaen 3Önde geheelupt-gheleckt is/ootk danofghponsHaeſtbpuwtlt doencomen dooz eenſdeelsupt-ghedzooght/doödien wpdeva den toeconſt des Bzupdegoms: ſoo bidden wp tet nietghedeckt of beſloten Hadden/daerghp oatmoedelijcmetvaſt betrouwen van verhoot rechtſoo Wºpnuternoot bevinden/helaes ! wie e Wodell / dat ghp ons in alder nootbp wilt ſoude ſich vooz ſulck bedzoch verhoeden, dit blüven/eude van allen quaden beſchermen:ende Dzingetons dat wp van noothalven vzundelic eggen ons nu hier totruſt van onſe vermoep ken/ter liefden banden Bzupdegom moeten de natuPze opditbedde/alsoft't ong dootkiſte bidden / ons behulpelijck te willen weſenmet ſoude3gn berepttot leven oft ſtervennaer uwen Watoliete leenen. Bhplupdenweetſelver des heplighen wille/Amen. Bzupdegoms bevelente zijn datmen elckenſal Vigilantia ei Perſeverantiaſoudendien macht leenen diet v?aeght/ oock ſonder hope vanbe de Waecke houden / ſoo daerghemeenlyck alle taelt te werden / maer wantwpſeugaerneten nacht tWeeghewoon waren te doen/om berept dierſten willen betalen/ oftenminſtenmetolie gbepondente Woyden als de Bzupdegomon willen vergelden/ſoohaeft wpeomendaer olje Verſtells indernacht mochtecomen/ende waren tecopeis/hebben wpdit nochte vzpmoedelijc doeu Wederon gaen ſitten bpdenſtoelmetter ker derren begeeréaen ulupden die metuover kaerſſeibooſep/endebeſtonden in den Bpbele vloedigevoo! raet vanolie beſozchtte hebben/ telefet/ hebben bphenlieden op een tafelghe dadelück betoont voozſichtige eñ wiſſemaegh reet ſtaen dei vgflampen / ende oock den vijf den3ht. Daeromwpoockmoeten betrouwen Doſe met olye. Dedziezeghenden deſetwee/ dat ghplieden diensluſt doch iselchengoette bebalen henleben den wacht/omhenliedenter doen/onsin deſengrooten noodt deſebehulpe ſtontſooſpwat vernamente weckenende gin lücke leeninghegaerneſultbewullighen. GDlte gen die die Minnelycke toztel-dupfkens in Hae ve maeghden wepghertons nu doch niet / de ren clederen ruſten. Ende benick ſendedat de B2Updegsmmercken wpdat bp der handtig/ Qinghen dar teuepnde waerenghecomenende ende onſe lampen dooz gebzeck van olye begtn dapeu a midder-nacht was / endevaer nen aluptte gane / waerde ſuſteren helptous dig gbegaen nae münder rnſt-ſtede verbetert doch dit Maelin deſen onbewaendell noodt. Perſeverantia. Synde dooz tgoede voozbeeldt dat ick aen die Waerdighe Maeghdekens gheſten hadde. D ghebzeck lieve ſuſteren is ons leedt ban

Een Wepnigbgheleghen hebbende/terrecß herten/te meer nughpt'onthdt comende van er midder nacht als demeiiſchen lagen begra ons niet er meucht geholpen werden. Datong Wen inden lieffelycken ſlape wogdtdaereenon luſtelchen goette doenſeghdp/recht aen/maer Voozſienlyck gheruchte gehoozi van'tgeclanck de daghis verbpende isnudenacht gecomen berbaſupnenende van'tgheluptvan veele ſtem inden Welcken mennieten vermachmeer goetg. ºnen als donderſlagben roepeude ſtaetop ghp te doen. So dooldp oock inden overvloedighen flopende dooden/ ſiet den Supdegomcomt/ Waen onſer olien ofte voozraedt van deughden.

gºetup uſelve deſen Bzupdegom tegemoete.

Ghemerekt wp ſeker zyn dat wpſelveterozt

MuhaddenVigilantiaende Perſeverantiaditge ſullen comen/ indten naenmaels derechter opt dzoeu al van Verde vernommen / ende den dzte ſcherpſte met onsinde waghe des oozdeelswil maeghdekens metteneerſten clanck der trom treden/ende boven dients deſe olie van ſoodant Petten algheweckt/ die ſtracrop waren ghe geraert dat niemandt een ander daer afmach ſtaenhaeren ſneewitten bzuploftcleederen aen met deelen/maer wert alleen ghegheven van gedaen/haren ampenaltſamen metolijegHe den Apteker ſelve. TDusmoghen wp ununiet vultende ontſteeckenhaddenende ſtonden nual Helpen/ Want de tytis hierdat niemandt voo? ghereetinder deuren wachtende op des Bzup anderen machſtaen/ maer ſalelch ztjnepghen degoms comſte / de trompetten ende groote laſt dzaghen. Seker ſoo Wponsolpe endelicht menichte perſoonen/ dievooz den Bzupdegonn ofte ghetupgh-deughden / beſtonden medete her guanen eenighete Voet/ andere te Wagen/ deelen: ghp ſelve weet wel/ghp-lieden ſelbe/dat andere tepaerde/redévaſt voozbp/onder welck wp die deught van ughetupghen ſonden moe

gherucht de dwaeſe maeghden oock wacker tenonwaerheptſegghen. Daer mede en mocht zijnghewozden/die haeſtelijck (ſonderdoe wel ghp gheenſins gheholpen zijn voo! den al-ſien op het pzoncken ende palleren teletten) haere den ooghen des herten kenners / ende wpſou vodden aen ſchoten/ de ſelve metten deucht

den daer doozonſenolpeverminderen/ende ſelf

ſchijnende Tabbaerden bedeckten ende quae tecozt upt/ende in ghebzeck connen. WPatnut nnen mede inder deuren ſtaen naethaeren lam ſoude u dat zijn ? ſoude die Waerhepteñdeugh

peninhaereuhanden / die ſpdoe eerſt begon debponsniet verminderen/jaeuptleſſchen ſoo nen toete ruſten: JPaer mercliende dat het noc) wp met logentalen begonnen omte gaen ?heb

verde was Vanden dagh ende dat ſp gheen olije dpu leefdagheons oock ſtof gegeven endeoog meeren hadden omme haeren lampen te doen

bzanden quamenſp bp den vzoedenmaeghden die aengbeſpoken waeren van Incrudelitas op deſer Wijſen. Doe onvoopſiens alſmens mtnſt bedencken

ſake om goetghetupgh vanu-updente geben. Immers hebt ghp-liedenniet ſelve / alſmenu ſoo vziendelyck ten beſten riedt / metſooon vziendelijcke ſpitigheptgeantwoozt uſelfster deughden onwilligh betoontº onſen ghetrou

conde des Bzupdegoms comſte onsaltſamen wenraedt beſpot / veracht/ ende Verwo?pen. overvalt / ende dat noch inder midder nacht/ TDusmerckt ghp weldat gbp nute ſpadehulp

weet ghºſelve lieve ſuſteren : maer gbpweet comt ſoeckenäenons/dte't aen gheen wil/maer

nletdat Wºpmepnende oljeghenoechtehebben/ aen Machtghebzeeckt onlute Helpen / ſoo Ä Mll


UlanUenthien L9aeghden unu beeleer boeghenolpete gaenksopen aen- Ä niet dat wpong ſelfs quaedt

doen fork

den plupm-ſtryciers / tafel-vzienden / ende den / dats vooz ute lieghen / oun den rechterte datter Ugoetaf ſomenſoude/noch! valſchen vzebe-pzeeckerenende loftuptersuwer

Ä

ſchljn-deughdeu / endete verſoecken of die nu wpen 3ju ſo ſot niet dat wp ſchade ſoudedoen/ dat is oiſe onlooſelhepdt verminderen/ ſonder wat goets van ughetupghenmoghen / of

Ä

ghetupghenuſſen hier verſtrecken unogen/ ende hoope te hebben Vaubaette doen / datsusn ofheil-lueden gladde olpe der leughellen U ſchult te Vermeeren/'tWelck wpweten onmo licht ghevenſoude mogben. UPantmetten co? ghelpckte Weſel.

nu

ſten ende op 'tronſtegheſepdt: wp3jn ſo moet

A V C T O R. PLs Perſeverantia ſulcr meteen treurighen tande-knerſinghe/ ſuchtenwee/kermenende eude medoogeuden ernſthadde gheſp.zoken/ knaghen des onſterffelycken wozung ende een ijn de dwaeſe Maeghden beſchaennt ende grouwelyck verdoemen. berſtumt van daer ghegaen om olpete Coopen. GP ſtrenghe / nochtansrechtveerdighe ant -

Däer-eu-tuſſchen quam de Byupdegomſelve/woode min herte berſt mp ſchzickelychine devjfvzoede maegyden waren berept/ voegh vertellen. Zſtdat vzeemt datdttonwederroe

den ſich in des Bºuvoegoms gheſelſchappe/l Pelüche von n1ſſe Vandeeeuwigheupt-ſiuptin ghtnghen met den Bzup0egom binnen / Waer ghe die een bertwhfelde verbaeſthept wagvo Ä terſtont de eenwighe deure Wozot gheſio die dwaeſe deernen / ach riepen Wp Ä LI1.

#Ä Ä Ä

Een goedewijle daernaezünde vñfdwaeſe -

-

-

-

Wphielden haerle

nye rezyn / maer nu

maeghöen gecoinen aen des Bzupbegonns Pa die ſalige feeften als Pzinceſſen leps / maer 'twas tiulspderte ſpaede de deure

binnen Ä

nderen gheeert/maerwponſalighe die dip

was gheſlooten/ ſp waren treurlgh/Weenden ſtere moepelücheende wandelaſtigheonweghen

dooz teſpade berauneideriepen/uptonber“ bewandelt Hebben in't volghen vanonſe j mydelyckernoodt: Heere 9eere opent onsdelende begheerlückbepdt / daerons de ſonne der deure. Dphadden helaes qaelijckſonthouden verſtandeniſſen netopghegaenis/zjnbupten dat vleeſch noch bloet/datis gheen menſchevol ghetooten ominden eeuwighenachte meteej aertſche zinlºckheden / luſtenende begheerten/Wigh Wzoegen knaghenende knerſ-tanden ver weſendehet rgcke Godes mach beſitten nocbte doemtte Weſen. CD

Wee ouſer upze/verbloect.

deelachttghzfn/ die vzoolñcke waerſchap van Isde dagh onſergheboozten/ach mee ov deſen Hemelſchen Bzupoegonn / dle daerom ſooriepen ſp/ſpw.eenden/ſp Ä: Hen-liedenhoozende oöckantwooz.de alſoo: hier kenthap?upt den Hoofde/Tſp Ä detes enmachniemändt binnencomen die ich nieten derehandendattertbloedtnaevolgh e ende kenne. Ich en kenne niemandt die anders is ghend'een vooz ende d’ander naer Ä

Ä

banaert Gan de geenedte mijn Pader dooz mp

ºhne/dºerlaghenſpals doodenomvanje Füt ghp-updenvoozwaergheenſing/dusken-grontwanden vupzigen poel Ä neich unier / noch vooz myn Daders maeck-den. Daer voozbehoet die barmhertige Fj heeftherboozenende vermieuwt/ſoodantgheen ſchedupvelen Wegb-ghenomenende

ſele/ nochteoockvoozmjn hermaeckſele/daer-allen goet-Hertighenmenſchen./dat mieten ghe ommoetghpoockbuptenblnvenende wachten ſchiet ſondergheloove/waeckenbiddenbaj dat gbpwegh ghenomen wozt (dat Paeſt ſalbertigbept uptliefdehanteeren end

werden vºn ahºº.ÄÄÄgherºten Ä ÄÄ:

gheboozen # / wiensaert ghptn u hebt endeGodt ons Wilgonnen/ Amen. deſelve oockterſtamtweltnu kennen ſalte We ten vooz den zynen. Die ſalumet ſich lepden/ Gheſchreven den 4. febr.7s, inſgn Helſche vupze / daer eeuwtlück ſalzün

s

A.

Aertzen


Compaster Ruſten, In Gheſprake geſtelt tuſchen Leer-gierich-Menſchende de Waerheydt, door D.V.C. Leer-gierigh Menſch: Door ſijn wyſe goetheyt. Deesiſt die ſtadigh At doet den Denſch ſijns herten ruſte V1ert, verlieſen ?

Van

A

-

ersſºnd verkieſen , end'zotte

VV. Duconde Gods methetblinde ber ulte, Sabbatterenſtein Chriftiſoete rufte, hieſen. L. Wie iſt die Godt kent/en'tblindt ber VVanthy weerghewis , dat alwathem hier kieſen verlaet? ... .. gheſchier D

VV. TDie Gods beſtier/wijſhept/en goet Hem opcomt van Gode,die'ralleen algebiet, Hy weet# Godswijſheyt’t beſtbeter be hept recht verſtaet. L. Iſt ſtadighe ruſt t'aen Cnt, 15, P

Äbiº e

Dan hem,2 diens oordeel onverſtandighen

I

VW. Begheerdp't / Godt mach/en wilt u aerne geben. „.

-

-

blent, „is.

Enhyweet dat Godthet beſt liever geeftdea

L. 't Schijntonghelooflijck. Wie iſt die dat niet begheert ?

menſchen,

Dan zy dat ſelf connen begheeren ofwen

VV. Hoozt. Gheloofdp dat Godt alleen

ſchen:

die MBereltbeheert ? So weer hydan oockvaſt , dat alle wathesa Sulcr niemanden pet macßght

"Ä leden

Ä Nierquaedte n machſijn,maergoetja't beſte -

onder Godestoelatingheofgebieden

gOet.

TDie daeraentwijffeltisongeloovigh VVant het vliet op hem uyt desgoedtheydts Adere end zot. VV. MBieis wijſer: Demenſchen? Gfd'al Van ſijn Almoghende,wyſe.goede Vadere. wiſe Godt? L. Godt. MDant hpisſelvede wijſHept ge --

eſen. VV.

w# recht.

Macheockeenigh Menſche recht droevc lyck treuren

Omdathyhem,'t gheen hemgoetis,fet ge Seght voozt: Wie acht

ghpdebeſtteweſen? Godtof de Menſch? L.Godt. VV. Die -

iſt dandieu bemint

beuren ?

Mach

seÄn comen in onruſtigh vern 16-T

Diens wille,jae 'tbeſt dat kymachwenſehen

Deelmeer daneenig Dader of Moeder Haer HTint.

L. Dat's buptentwijffel.

heſchiet.

VWildy dan ruſt hebben met Godtlycker Sooſtjnoock

laſten:

d'ander vzaghen.

Laetuonruſtigheluſt ruftelyckruſten. VV. Dat claptdemondt/ thert ntet / dit VWildy comen tot waere ghelyckmoedig baert omruſts plaghen. . heyt, (digheyr.

L. Wat ghenaemt Chziſten vindtmen die Volghther veylighepadr vanned're oomoe dat niecghelooft ? VWildy ChriſtiVreed ſtadigh inthert behou Wen

VVaerheydt.

VVantrour u zotheyt,leert Godes wijſheydt

Meeſtelck,meeſtelck,volght boven Godt fijn betrouwen. onwys hooft. Somooghdy waerlyckbiddenintherte ſtille: Maerwieghelooft dat Godt heralleen albe ſtiert?

Ogoede VA DER , doer u , aier myn VWille,

F I NI S.


DER

Maeghdekens Schole, G OMEDIA. Eerſte Handelingh. Eerſteuytkomen.

-

Chriſtiana Philoſophia. Iohanna,verſeltmet Humilitate. Galilea volubitis.

Miſericors.

Pdat gbpwaerde doch ende onwaerder acht / ende minder lieſt dan terkens/ die mp3üthe tvluchtighegheldt/die pdele Eere/ ende het volen/tenaerſtigher ſult dienſtbare PLif. Dit valſche verkeerde/ende moghen leeren in deſer dupſtereooge/dat het gantſche Lichaendup maecht/moet vsozal uptgheſtekenſijn. Scholen/hebtckuvooz al moetenverclaren/dat So moetmenoock/als het arghſte Fenijnder a. Supers ick liefhebbe / niet het zielen/miden die verwaende Hºyaedghºyº, bla, uwe/maeruſelve/dat's die den Menſche hatelijckmaeckt vooz Gode

#

Z) -

u Eere ende u Saltg-ende vooz den KVenſchenſtinckende ende ver ept. Ditmaeckt mßnacht. 19angheltjcken mede haer ſnoode Doch

uſtigb_te onderwüſen tere verachtinge der Ouderen, een verwerpſter 3. De.

die Veplighe verſtandeniſſe. Deſeneehºer jupt die vzeeſede Heeren/enderºt Äujherſalighept/die hierindertjdºbe ginnet ende hiernammermeere epndet. Äeralmjnonderwiſſen ſauergheeſ, ſºn/ iſt dat ghºniet ſoo begheerlijck enſtante

van wüſenraedt . ende een verderücke wer-Ä lepdtſtere vande Jonckhept. Ende want de

«

k CBozen ghemackelijc Ledigheydt,e ſlaperighe ve/* Defidia upvelenſel enjaaderTD salderzond kuſſen -

die nimmermeer watgoedts moghen verooz

ſaken/ſomoet elck vermijdenhaergheſelſchap/

Ärftaenäs ick omute leeren. Deſebegheer methaervervloeckte Dochteren/daerafdeene lijckheptts bp den ghenen die wijſhept bemint heetCºieu(heyd, die baerepghenende nºodt- 3. Curio jeñghelt/welluftof Vooghepöt...tºelck lücke ſaken verſupmende / haer ſtadelück be-ſta. Äſie die Än die daer verſtaen/dat Wäijckdom moept inänder Lupder/ ende onnoodighe/jae der Zielenſo veele waerdigher is dan des Li verboden ſahenteonderſoeren Ende anders. L e sailemans Ä chaems rijckdommen:als die Edele/Godlicke Pachº wiens booghſteuſ en argſten lledinghentnghe ghebzelten optehalen/a ende Gnſterflijcke Ziele in waerdighepdt het tebedupden/ telie- tračtiOe totelckr naemſchendi ſñoode Aerdſche ende ſterfliche Lifte boven gaet. Dm u dan.de "zeeſe des Heeren/ ghen/teoozblaſen/ende metanderlupder vupl -

diemen inmijne Schole alder eerſtleert / Wat makenhaer ſelvete willenrepnigheu/ "twelck te verclaren / ſo mercket metaendacht dat die recht anders valt / Want zpbeſtaethaermet

veeſe in ſich behelſet ware GPnderdanighepdt buplterepnighen/ende bevleckt haer ſelbe deg Godes/ beſtaende intatenºantguade/ºndemaerteleecker. Ändetenlaetten/moetoock int hanterenvan't goede... Dit is niet anders als een Pupſverraedtſteronophoudeljck ghe daneen verſakinghe vanönsſelve/ende eenna vloden wozden die Vleeſchelycke welluſt, een 7. Volup volginghe Chziſti in alleons doenende laten/ vande Hooft-bederfſters der Baeghdekeng/ tas. wanthetquaeidat wplatenſtinoneuſten/de boo! haeraentreckelicke ſmakelijckhepdt ende gheerten/ende wille/ ende die onderdänighe verbeeldelycke ſoetighept/welcrvervullinghe

-

jandeleninden voetſtappen Chziſt/iſt goede met verdzietverpult/welcr verzaedthepdt van dat Wºp moeten hanteren ende navoigen/ 3onden 3adt maeckt/ende welcr cozte hetelingh als deſtpvere Spieghel ende Hemelſche Vooz net langkeſmerte/pHne ende berouwe pfjnigt.

beeldt onſes gantſchen Levens. . . Dit is de 1Posz de liſt vandeſebedzieghlijckeverlepdtſfer wegh/die ons in der waerhepdt (die hpſelveig) mcetelckſich voozal wackerlück hoeden:wann bzeñghtten Eruwighen Leven / dat hpmede onderſchijn van noobzuft iu ſpyjg ende d?ancRe ſelveig / endeinhern ſelven ons allenaeubtedt voert zwaentot ſlickerleetges ende ſoet MBijnt wtghenaden/ende allen begheerlijcken antfan gen/ende dosz'tſelve verder/dan der Maegh ghersmildelijck ende trouwelijcken ſchenckt. belicke kupſchept weluutis. Als die metſpäde

Endeomudatquade dat ghelaten / oock het berGitaltijdt janinnerlijck bedzoeft. TBan wind goede dat ghepſeeght moet ſijn / noch wat mendatharevalſche zoetheptſnel als eenphle naeckter voozooghentehouden/ende dit voo? vervlieght/ ende datharewarebitterhepdt als ſo velevoozneemliyck u nutts/ die jongemaeg eenaer clevende kanckere lanckſaem ſchepdet: 1.Opinio

dekensſtjt. Soo noetghp weten/datu Vooz al Meer attdere quaden Windtmen die te vlieden

ſtaet/ oock vooz den Maeghdekens/maerdeſe perverſa. tevliedenſtaet die gemeene ofverkeerde opinie, v00?.cmel.c h. die "tgoede qtaedt/erde 'tqtade goedt noemt/

daer doozelt Hod, deugdecide Ticle/ſnoder/ TDus


fol388,

maeghden Schole. TDuslieve TDöchterkens ſchouwet haer ge

ſelſchappe als Slanghen / want 5pbzenghen haer indertjdt tot ſchande/totarmoede/tot zieckten/tot ſchanden/totonghenoeghenende imzoeghe/ende hier na toteeuwighe verdoeme

Eerſte Handelinghe. Tweede uytkomen.

miſſegheloofter geene/zpſºn alſamen valſch/ bedzieghljck/ende

Ä

ochtersende

Richten vande vervloeckte Loghen. „JBaer ſoeckt in allen udoen ende laten hetgetrauue

Iohanna, Humilitas, Galilea.

gheſelſchap vande Deuruchtighe UDaerhert/ Ändenedere ootmoedighepdt/ende vandeghe

Iohanna.

hoozſameeerbiedinghe der GDuderen. Laetuwe

F3n Moerken/wetendedat ick goedt noch

ZSpeelghenotenſündie wackere Maerſiger/

leeren tot deſe Schöle.

quaedten keine/ zandt mponſulckste Iohanna

Zck merckenum Hu die voöſichtighe WPyſhept/dieveplighe Stil oock datier nieten kenne/endedatiernoodlijck militate CDnthoude behoeve/ſaltckniet verdoemelijck dolen/begee-vallen op iſcjept.“ Dit doende/ſildp waerachtelic. re hertelnick die bepde kenniſſen. Au hoszeick de knien Änallen quaden ghevzpet/_ ende metale Coe hter dat ick quaedt ſpende ghp goedt/CD goede ende bid ſwijghenthepdt/ ende die

jvervuitwozden.

Ä

Ick weet dat ghwalle milde Heere/daeombiddeick netvaſt betrou-den.

gerne hier ende hier naſalighlick begheerte j"dat isſtadelijckblndtſchap/daergheen juwena volghtte ghenieten: Maerdaer bp jet ich mede dat ghpnietalen verſtaetoe jencomtaenſulcken ſalighenleven. Derſtaet pmededeſeuweonwetenheptte wete/dat ghpſulcr mieten verſtaet ſoo ſuldp mijne Lee

Ägheghelooven boven u Hegdeckºnver ſtjºt/ ende dooſulckgheloove bewindedat hetual glaedtis dat u hindert oock dat het u Ägoedt is dat uvoozdert tot het verkrighe jdanighenſalighenleven. Eckishpſelf jtſjnepghen onwiſeluſten/begheerenº jeſinghenende Welle / met ſamp oock het

Uenoughetrouwe beloften (holwende bidt ghyſultyerkrighen ) dat ghp (P9aef-rücke Dader des Lichs mp wili verleenen waere wijſhept?datis ſoodanigle keninſſe van mijn engl;enqrtaedthtpdt / ende van u Goddelijcke

goedthept / dat ick mpſelve ſoo vpandthcken hate/ende u ſominielñcken lief hebben mach/ datick inder waerbept mpſelfin allen dinghen vliede/ende u in ultevezone altydtnavolghe./

ſoechen/ende bauenalpegheeren mach/ Amen. Lieve Pader/dat3p alſo / verhoozr mtjn be gheerlijck bidden.

wissabºss.

MDatzieick hier/ſeght Johanna ? zijdp een voözſzquade gheſelſchap den aldermeeſten/a Baghntje/ Clarifſe/of een Peplighſkens eenighen hinder tot die ghewenſchte ſalighept. ghewo!den?een@f dekonſt ban Heplig Ätoewederomme de Heere Chzuſtus met ÄÄ komdp Seght Ä nnepndp ſeinen Hepligen Erempelende "tvoozſz. God ughebedt an dat dedoet. Schole een Hiercke is/dat /dat ghphier eijck gheſelſchap die rechte Wegheenghe jele endeyooghſtevoozderighis Ät Iohanna. jn vanuſelfmet ſulck quaedt/ ended“ Meenvoowaer, Maerick weetdat ick niet jghen van Chziſto / net ſºlch gºe gheſel ſehjpe / zv daeromvoo deſ Ä eerſte wns ben ... datick verſtandtbehoef/ende dat voozneemljck int leeren/daerom bidick onſen

jniet öm vanbupten in deghedachten

Heere oock inde Schole/ overmidts ick gelso

jominwendig inderherteljckerluſte ende

vedat Godt mp

dadelijcke oeffening teleere!.

b.

Welcan Hoogen. l1C3.

Äjeerd beeöer verclaeringhe

dere

Dats welmoghelück / maer ghp bidton vajdje Leſſe/ſomoogdperna3enbo Wylljc on "tgUnt Ä ig. enghenaeint het Evangeliº dº hier Iohanna. Ätjeſdatu Gudersu Lunden/ſoº ick zie/ Zs wñſhept te Äaben quaedt ? ghekocht hebben. Dat leeſt/dat dencht na/ende A!11E 1, je Äpuluſt nacht ende dagh Hebt Js gHeneught/vzeughtende Welluſt teont Ädt altiſdt voozooghen / Wandert in ſzti quaed/ſotshethebben vandeſwaermoe Heplighe vzeeſe/weet dathy alu doen endela beren dighe / fantaſtjcke einde ſteengye Wjſhepdt ten/ja oockuweghedachten aenſchouwt. Acht Uaedt.

je alsoftülaetſte ſoude ſiji... Ä

Johanna.

meeromgoedtteweſen dano goedt te ſchij

TDat ſeght ghp. Baerdtt Boeck dat ickbo j Ähtu ſelve clepn/weeſt gaerºººº/ ven ugheloove ſeptunpalauüers. houdtuherterepn/ſoo blijfdp met Gode ghe Galilea. PT1EP11.

Ä Dochterkens/hier mede Wºl -

-

ick mijn

Hebdpdaerinnealrewat gheleſengheſpele ,

Boeck doch? Pleſſe epnden/begintgºpſeº doen. Leert Lieve wathoudt ditons lohauua. jºtlaien/ende Ick heb t'Hups daerin mijn Les al wat Iac.3. 17. vöighen "ſo ſuldp dooz Chiſºmºlº hºſ Ä Gode ober Ä endegheleſen/dat Sie wnſhepdtis j ' Fatjonne ude barmhertigbeende kupſch/vpeedſaem / zedigh/ ſeggheljck/ vsl Jaenſchlievende Paderdº? Thziſtum, ſºnen barmhertighepdtende goedevzuchteu. TBatzp Pro. 3. 14 Äjerichtinghevanſynen Qeplighen beteris dan alleſchatten/datzp den Menſchen 8. 11. Gheeſt.

bevzpetvanden quaden / ende datzpmet haer 16. 16. bzengt alle datmen g0ets mach begeeren. WPat

AM E N.

dunckt unu/mach mpdewlſheptoock quaedt Sapien, 13 ſünImmersmoetzpmpnietgoet ſijn? Sou- Sap, 8. deick menſchen boven Godes ſegghen gheloo

vegheven ? Reen/dat heoft min Roeperken mpniet gheleert / noch onſe Meeſtreſſe mede niet.

Ich C cc 4


Galilea.

gDaeghdenudaervan? Schole Is dat nieteen

ander Boeck dan

Zckhebbeeen Speelghenoot ghenaemt Cu ditfantaſtticke/grove/botte/endeplompºboec/ rijas, die ſoude uwel wat andersſeggen Waer dat allen diet leerennetalleen verdietighºn luſtigh/ endedzoevigh maeckt bphemſelve/ phler. 3P ) Iohanna. maer onluſtighgrof/bot/plomp veracht/ ja TDiemsoghdphoo!en beliebet u gheſpeele/ oock hatelijckbpallen anderen menſchen? .

ten iſt mphietick wilmun Lesleeren/daer

Gal.

IMp dunckt voozwaerdat ghp rechtſeght/

toe beniclihier/ ende nietomte klappen.

wantheteerſt dat mp in dit Boeckvºo gº

Eerſte Handelinghe, Derde Wtkomen.

was/datſpſaligh zijndierouwe dzaghen. Ich dacht terſtondtdats een grootelogheu/.mach. dandzoefhepdtſalignmaken? ſoo ſtandthetmp

van ſelf wepnighaen/daerlepdthet/tebe haeght mp niet7 dietwil macht neunen. Baer ſeght my waer vercooptmen dat Boeckºande

Galilea, Curioſitas, Iohanna, Hu

militas, becleet met onderda

genoeghljckevertellinghe datbehaeght mp beter/däer verlanght mpnate leſen/ick Wilder een Copell.

C UT.

nigheyt der Ouderen.

Deman hiet NBendacium/ende woontinde Ghemeene ſtrate

nº ºr

t.

Al«.

Daermen vanden quaden man ſpeeckt/s

-

Ickken die Boeckverkoper/dat Dups/en

hpgaerne omtrent/ſet wpſp?aken van u ende de die ſtrate wel/ ick wilſtrackreen gaen Rog ghp.comtrechtsopt ſlach. Curioſit.

Pen. Cur.

--

Daermin hertismoet mijnlüfweſen. Ich beminne umetherten daerom benich gaerne

k

Ät die moepteniet/

bjaerſeght gheſpeele/ watboecken leert unen doch in deſenſchole?

neentditick ſchenk

L

Gal.

Zck danck uſeecker/ Hoeſalick dit verdie

-

Galilea.

11ell?

Cur.

TDit boeck. urioſ.

Haiet metallen/maermochtlüden dat deſeu Pat nu? iſt al Gecken werck? dient dat ſuf gheſpeleoock wat namtjn reden lupfterde: Het boech Jong;e weeldighe ende, wel-luſtighe ſjude haermutter zijndanaldus (ſoo ichhaer ItNaegheelies?'tis niet anders danken will zedoen) teſttendolliſeren in die ſinnelooſe/ ghe eſiendighepdt/ende een ſtadighe berovinge freurighe/ende verwerrende twiſtboeck. Eegt Äder vzoljchhept/tenleert niet dat armsede/ doch ghp Jonghe Dochter/waertunietnutter rot wedzaghen/vaſten/lyden/ende verdzietig wat luſtighs teleſen/ dandit treur-boeck/dit jept. WDechmer die leurenende fabelen. Laet kyf-boeck/endedit Ketterboeck. -

dat Boeck voo! afgheſleten JBarottell/30tten eibe zottinnen dienen/Ickmeyne Voo? melan

lohanna.

Iſt een Ketter-boecks uckhout alvoozlou

gleuſe Clarifſen of mpmerighe Cathuſers/ tere waerhept. C Ulf» wopet ſeliereenwijle achter den Hiiſt todat ghpoudt woldt/ endemetten, eenen Woedt int Datſpſoo ſchoonghenomen: maer comen Uptboot. jraf gaet. ÜDildp andersubloepende ghº daer niet alle Häetterpen Iohanna. jeuchijcke endewelluſtighe jonckhepdt niet uellen met ſuffen/metſuchten en metonnutte MPatkantdie goede MBün beteren dat bpden jarighept/datsweleen ander Boeck/datlees onmatighen veeſdzonckenſchap ende veel qua ichaltjdtende benaltjdtvzolück/Coopter ooc den upthäervooztomendenºcºnº eell ſulchell tighen Lupdenniettot gheſonthepdtendev20 Galilea.

lyckhepdt? Cur.

Hoeheet het?

Seghtdoch:watis die hooghſte wöſHepdt

Cur.

Daer zündertweeineen gheo.dºn/ War ºe Änderde Äpeghelvanander lupder ghebe

van het eene heet luſtighe vertellinghel/

die dat boeck leert?

Johanna. Atenniſſe Godes º mijnsſelfs.

ken.

-

Gal,

UlT.

Endedat Boecdatick Galilea hebgeſchonc

ken leerdt den MDereldt ende ander ILupden

MDathout hetinne. Cur.

kennen.

Peel ghenoeghlijcke Htozien als Va Anna dis.de Äule van Malegys/vande vier ZP jskinderen/van Clamide/eide biergbelº enontalicken meer/midtſgaderSeen qlºe.“

MDat dunckt unu het luftichſte ende

jcetnutſte dat Boeckſept ſelf ſoo ich

welhebhoozempzeken) dat niemant God opt gheſenheeft/mächmen die oock kennen leeren demenniet mach ſien? TDatboeck leert Mede ñiap jallemanshoen/ja oºck.de Ä datdemenſcheverdozven boos/ende leeltjck is ſtigher thdt-verdzifen machruen niet Vindell inwendigh/is die henniſſe van een ſmoodton t-Äs noch dat niet alleen/mºe het leerteen repndingh oock luſtigh. ſeerſierlijchetale/ het maechtee welſpzehende tongle/ ende het vertodidt ſulcke bevalljcke heuſche/ ende Jofferlücke ſeden/dat alle dieſe WDgt leeſen abelijck Hoofs/ ende ghenoechlijck met Pzinceſſen ſpzeken/vzpers onderhouden/ etlde

eckerlijcrgönſte behalen konnell-

WDät dUllCt


A

g9aeghdenSchole.

-

Ol 389.

F Humil.

Watnut of luſt mach datbaeck dan doen? IBaer mijn boeck leert recht luſtigheſaken int

Däende ghpdeſe perſoone oock? lohan.

onderſoecken of de Wereldt gheſchapen is dan JAeetlick.

vanſelfs/of daer veel Wereldenznn dat maer een: hoeveele uren Adam int Paradis is

Humil.

Ghelooft dan oock niet/ maer eertu Ilief gheweeſt: of Adameen älbminderheeft dan TEua/of de Boom des Wetens een Biabau JBoedermetghehoo!ſaemhepdt/ volght haer Weil WBoom was daneen Guldelingh Boom/ trouweraedt boven de opinien der vzeembe/ſo

watdterhetwas/met welcr hupt God Adam ſalu blinde Jonckhept haervoozſichtigeoudt ende Eväcleede/of deſenhupdtghenaept was hepdt ghenietentotuWen Welvaren. dannietendewieſe ghenaept hadde/metveele Gallea. diergheljckeghenoechlückedinghen/ ende be Spaert umoenten Cartoſitas/ſtropet geen langhende dennut/ſoo leeretaller anderlupden gert doenende laten onderſoecken/daer Uptmen Wäooſen vooz Parckens laet deſe Geckinne in

mach weten wiens gheſelſchap ots luſtigh/ haer geckernpeverghechen/ laet haer ſuffen/

pzofjtighende eerlück is/hetleertodchander dudden/ endet Hooft bzeken/ Inhare dwaſe ſipderghebzehen ſooveelſogrootendeſobloot altydt vöozooghen hebben dat wponsintver iuſtighenvaneler miſſhandelinghe den onluſt vanönſeepghen vergheten/ die ſpdaer bp ſoo clepnmaechtinonſenooghendat wp Haneten ſchijnenbpghelickeniſſe vananderlupden/dat mentckis oockweleenmutte endepzofjteljc

ende verdzietighe leſſen. Ich wildieuwelee ren/nwe Boecken leſen/endeu boo! mijn mee

ſterſſe aennemen endeloonen/want ghpleerdt voozwaer ſoo luſtigheende nutteſaken/dat ſp mpterſtondt als ghpmpdaer af ſpzaeckt be gheerlück

bbagbº

. .-UT.

äe Leere. TDttweet oock meeſt al de Wereldt

Gaen wpdan van Ä

weldieſulcrmetterdaet betoontendezept. So iſt oockgaerre waerwatal de Wereldtzepdt. IGaeromlief. Johannaghelooft dus dwaeſ Inchniet die neuſwfiſeende ſwaerhoofdighe

Gaet voozick volgheublpdeljck.

Jal

Eerſte

Philoſophie vanu Nºeeſterſſe/die metheuren Äenhang welopeenTellooz ſoudedanſen/maer volahtdenmeeſtenhoop dienpbeminen/er dein deſemijne Boecken ſtuderen. Ende zit ſo verwaent nietdat ghpuepghenſinnehens die noch Jonckende onwijs zijn (ſooghp ſelf be zent) neerbetoont/ dan'tghene gebolgt Wozt

1.

Handclinghe Vierde Vytkomen.

Philoſophia, Iohanna, Hu militas.

vande bedaerde van alle wriſe/ vandegheleerde

lupdenter Wereldt/van groot/vancepn/ van eſtelyck/ende waerlich van Oudtende Van

Ä/ of ſeer wepuigh fantaſticke

Altijdt verſellen ſich lief ende leedt hierter

of tetrerſche lupden uptgheuomen. Laet wereldt bpmalcanderen/waer het doen lief is/ van die JLeſſen die dupſteren verſtaen/ endela daeris oock hetlaten leedt. 19 doenis mpher ſtighomdöenvallenende leert de melicht teltjck lief hettſlücke Johanna/maer het laten van Galilea mpgrontlich leedt. TDie on on begrpen/ ende luſtighom wercken. wüſe Deerne zieick is wegh/ verlaetmpnon Iohanna. derwüſingheende volght die lichtvaerdigecu IDit Boeck tupght mp dat die oodeelen rieuſh-pdt/die haer (achditbedzoeft mp) noch Godej vander menſchen/ als die Hemelen Van ſullenbzenghen in Jammer ende noodt: 3p deäerden verde verſchepden/ endedat alle din volghtnueenwepnightydts haerluſten:maer jen anders zijndanſpºſchijnen. Netverbºt hetellendighe verdzietſalhaer langher danzp

jpdenghenieenenweghte bewanderte.

Ä

het ſepdt dat hetleven der hier wel enraſernpeſchijnt inden oogheder gheºre die ſelfraſen/maerdat 3p namaels mete ſpa de berouſulien bevinden Satſpgheraeſt hebben erde dathetkinderen Godegzin die ſpbeſpot jebbeughehadt. gheh

Humil.

mepntnavolghen/aenelevenende quellen. CD 3p verſtaet luttel dat het verachtender CDuden een verachte Guderdonumaeckt.

JBaer Wat

quel ick mpſooſeermethaerdaer ick mp ver luſtighen mach aen u? 19 naerſtighepdt/ u ghehoo!ſaemheptende ootmoedigheptdiemijn enden RNoederbeveelendoetmaecktmn bljde: JBaechdeken : hebdp een Leſſe ghe

Är

JMijnaheſpeleſeptwelende waer;hetſºbe eeijote verwaenthept zijndat ſphaer Lief

eert?

Iokan. mjeresghebodtliet varenom 'tſpekenban Ja ick Beeſterſſe/doch Wepnigh/Want ick jſjieten kendt. Haer moerkenheeft haer hevolendit Boeckte leer/ ende t0t Be heb nietdan twee Letteren gheleert. Philoſ.

jjeeſterſſetegaen in deſen Schoole/waer jſp.dandat Boeck wechwerpen/ deſe

Condpſe bepdewel.

HDeeſterſſe verlaten/u Boeck leeren/ende U leſ

fjoze? goedekinders hehooſamen heur Hujersmeer danvzeemde upden/sf uepgen

j ſeght Johanna/ heeft n MDoeber u lief? ief

Iohan.

-

-

Iohan.

Ick weets netwel/ ghp ſullet beſt hso TEN.

Phileſ. „Äh op/ Welcke 3ijn't/ende Waer toedle

-

llé,

Ilieverdanhaerſelve/ dat bebinde ich wel dagheljer.

C cc -

Lohan,


maeghden Schole, Johanna. .. Iohanna, en Chziſti:daerdegntett woozd die IBgt lich ren nnenſa elette moetco ick die 't Sijndi g /daeri chattg z U1. herte. ſchenſ recht leerenleeſen den Leſſe die gbp mpgaſt

#

vanverſakinghemjnsſelfs/endtnavolginghe Chziſti.

WPatnuepnt dat Woozdekenſchat? Johan.

-

Phil.

.

TDes menſchen opperſtegcedt/ teweten het

PLaethoogen dan Lief.

ghene datip ſgo boben allen dtnghen bemint/ t alles ſoude verlaten dat hp is of heeft n n Jck hebgheleſen datme zot moet Wogde Dathp' T.Cor.3. Tienſchatte verwinnen/ſoonien leeft oa alten 18. om wijste moghen Wozden. per des Ackers .metten verholen C den a Philoſ. bestoſtelijcken Paerls diet Vätot ſcia! Hoeverſtadpdatte?mach danhet leeren Van rict Daulo Coper alles vercoehten ende voo: dzeck 3othepdt Wijs maken? acute alleen om den Gpperſten ſchat te be Iohan.

-

Iohan. ſogmen oock ſiet äen Bagdalena die fBp duncktja/ want te weten Hetleeren Van connen en hebbende daer ſtadelijcbp deel tbeſte onsepgen zothept/want die waentdat hp Weet bleef ſitten vercoz als 3p mochte hoozen die wooden eten ſoude Deſe enweet noch nietſomenw MetVerſupm van alle aertſcheſaer waen-wtjshet behinderdt dat die verWaende Lll» gheen wijſhepdt Phi, !« Wat wildphier al Ä ſegghen. 3WPäer0N1 dat?

t:Cor,8,2

jºs

mac Ägbºren.

Ollan.

Johanna.

JRiemandt mach begheerente vercrighen 'tghene hp alheeft ofteten minſten Waent te hebben.

Phil.

-

TDatswaer/maer mach niemant wiſſhept verhryghen ſonder die te begheren? Iohanna.

't Schijnt neen/ want als God zijngaben

ſchei ckt ſonder datmenſe begeert/ſo waer van Ch21ſto vergheefsſoo dickmael bevolen/btdt

ghpſult Verkrüghen/ ende namentlijck werdt

onsbevolen (ſoo wp wiſſhepdt behoeven/ dat Wp die van Godeſullen bidden, TDusbljcket Immers datmetſe ſonderbegeeren nieten Ler

Ä

TDat wpſhepthetalderbeſte goedtkent/dfen alderwaertſte ſchatbovenallen dinghen (niet uptghenomen) verkieſt/ſodat de menſche alle anderedinghengaerne verlieſt ja ſelveterug gewerptomtebecomendeſen alder-dier-baer ſten ſchat. Welckxhooghwaerdighe ſchoon hepdtende goethepdt des menſchen hertentet anders daneen Zepn-ſteen den Iſere doet/ſoo begeerlpck tot ſich treckt/ſulck wijeherteal jdtis bpdat GPpperſte goetdat inden Bemel º/daerdan oock3ijn wandelingheal is/ de

W'le’t Lichaenn hier noch optergerden ig/en 'Want de Wet des Heeren deſen verboghen ſ hat weette openbaren ende aente wijſenſoj Wozden ſp alſaltghghenoemt diensluft ſoo

dathet lirtight/ ten Waermen wilde bidden vergheefs Waerende vanGode vergeefs grootis na'tbertſpen van deſen Hemelſchen inde WBef ſp gheboden. Hier bljckt medealgick terſtondt uſt oU0ph inne daer JATelll ende LH Heere . Pho0U hebben delijck ſepbedat wpmoetenweten dat wp wpſhepdt

Ä ÄÄÄ

behoeven/want ſoo pennant wijſhepdt behoeft ſepthier d Apoſtel. Aubehoevenallemen

Philoſ.

-

ºochbehaeghtmpuſtuderen wel/maerſegt

ſehen die datsghewis/maeralle menſchenver HWP 11U Wat de kenniſſe Van deſen dient tot ve ſtaenhaer zothepdtniet/endeenweten daerom ſtant Vande Leſſebpmpughegheven/te weten niet altſamen dat ſpdewijſhepdt behoeven. tot.de verlatinghe ſelbe? Zmmers gheenwäenwüſe/ ſoo wepnigh als OIl2A. die blinde die daerwanendatſpſien. Däerom Hpdientdaertoe/dätmen lichtelijckminder oock gheljck deſeinheur blinthepdt/alle waen goedt/ ſwijghehet quadecan verlaten als men wüſe in heur zothepdtmoeten bljven ſolan beter kenten de verhooptte verkrjghen maer pdt wantſp wüſhe in heur blüft/ ghe die waenk dient dit oock tot hettweede lot melijc Woozne z connen nietinder waerhepdtdoo bekendenoot p ghegheven/tewetentot bpum Leſſe Wade ch denno ombid ndaer en/en herte arbepd upter he ti/wäntwatſwarighept. ogng Chziſ deºl at dedunckt mp daerom noch alwaerte zijn/d te volghen aſmen tumna llen Chziſ achtva Wp it onſen oaghenrecht zot moeten Woyden hat lleenent/ende chenſc nieta Hemelſ deſen foowpilder waerhepdt vooz Godes ooghen

"#

WUsbegheereute -

wÄ. 1.

bobenalbegheert/ maer oock ſoo in Chiſto Wetteweſendathyalleen is de Treſozierja

cheſchatkamer van deſe Sodde Dat Hebdpſeer wel Maeghdeken/ditzfin ſelf de Hemelſ jceſchatten/ sons herte daeronſeſchats Verſtaenwp Chziſtum alleen onſenſchattewe ſalghneemt/ endehetrücke Godes toezepdt: ſen: .boe macht hertelaten CHziſtinnte vo ztin/ zñnde ſaligh ende rijck niet dat ſparm Ch?iſtum als onsopperſtegoette lie ghen? maerdatſp’t gewisſullen wozden. Die Let dooz die liefde onafſchepdelicite terverſtadpal recht/ende dient bovenallendin Wen ende ighen met deſen gheliefden ſchatdaer bereet ghennootlyck tot die verſakingbe ende verla ttughezijnsſelves/ want men verſaeckt licht therte alt.dtbp is Soo dunekt mp noch eſſe dat ditoock een Hooghnoo 'tguntmenvalſchepdt endebedzogh bevint te Waerde ſºeeſtrrsom welteleerenleeſe/ughege yn/ſoo alle waenwyſhepdtisendemen ver digte Pette verlat inghevanong ſelve ende vande Leſſe Wen nde flücke ſcha aetgaerne 'tguntmen verder t. inghe Chziſt naVolg de deluckverſtaette weſen/ datis zothepdtende die Arnien van gheeſte den welcken Chziſtus

blindthepdt die moepelijck ende verderflijck valt. Baer welcisiu d'ander Letter bequaem tot mynet ghegheven Leſſe.

Philoſ,


gGaeghdenSchole.

Fol. 39o.

Philoſ.

vighen/maer wat acht ghp doch nutte ende G Dochterkenhoewelhebdp gbeſtudeert? verkrüghelijcke ſaken? 1n1O, Hoe waerachteljckheeftudie 9.geeſt gheleert? endehoehertſgrondelück verblüdt mpuoot Geendzomen vandeſwaerhoofdighedeugde moedighe naerſtighept. Gaet ſoo Ä lief vandeonbekendeziele van een oozſpzongder maechdekenleeft aendachtigh/merchtblütigh dinghenvoozallenmenſchengheheel onbegry-. optwoozt/erkauthetgheleſenemet beſchepde pelijck/maer taſtelijckeendeſienlijcke waer nebetrachtinghe/ bljftſtadeljckmeteen ghe hepdt/teweten ghemackelijcke rufte ende lief hoozſaemdadelück volbzenghen inden wooz ſeljckeluſte vanuvzundelijchelichame. Stu den Chziſti/ſoo ſulöp die waerhepdt bekennen deert omdattedienen/ omdat ghemachende ende die ſalubevzpen van logen ende van allen omdat luſtte doen/ditgevoeltmen/datſmaect quadenluſtenendebegeerlijckhepden . . Baer men/ditſietmen/ endeditweetmen ontwijfe volght den voet die ghp mual hebt/ dat is leeſt lijck. Datseen/ ten anderen datghpufraep wepnigh/ bedencktdat veel/ ende beleeft dat kensende ſterlichen cleedt ſoo dat ghpuſchoon nochmeerder. Ende op dat gbp immers in aenſichtmet ſchoon klederen eerteüſinnelycr ditgoedtbeginne moochtvolherden/ ſoo rade kens oppzolicht/ ſo krijghdpeere bp den ge ick uingantſcher trouwen dat ghpu ſozgvul menen lupden ende jonſtebpallen Jonghelin deljck wachtommegangte hebben met Gali ghen/umoeder isrück/ghpmoocht nawenſch leaendehaergheſelſchappe/ wantu dat ſoude auluſthebben inſpis/dzanck/endeclederen. verlepdenende verdervei. Spzeken ſpu aen Äſt danniet lachterlich dat ghpſoo ouwñſlijc geeftſe wepnigh antwoogts/houdt Ubinnens als moetwillichliſeuſelve alle welluft in 'tvoet }upseenighende ſtille/ wantſelden. Was upt ſele ende alle heerlijckhepdt in ghewade be

gaen ſo goet/inbljven was beter: ſeldencomt rooft ende als een verſuſte Clarifſeuſelf net unen ſoo goedtvan/ als aendenlupden: ende Ä endeſnoode Clederen queldt ende ver ſelden beroutpenuanthetſwighen/maer dick

IleeTT,

mael het ſpzeken/ die twee Letteren verſtadp nuredelijcken wel/ volbzenghtſenu oockdade ljchſnel/ghp hebthetnu ghenoegh inthooft/ bzenghetoock in uherte ſoo dat gbptlieft ſoo ghp'tnuweet. Zckgaenubinnen/weeſt gbp altjdt naerſtighendevlietdat ounutte ſchade

Johanna. WDie deughtlijck willeven/moet zijnlu ſterven/ ende wie den behoeftighen wil helpen

lycke gheſelſchap.

-

-

Moet veel overvloets derven/ die liefdevaſt

Vooz een gaſt: ende is met ſlechte klederente vzeden/om den naeckten nanoodzuft tekleden/ uraetmiſhaeght mp. IBün meeſterſſeleert mp anders/haerletren volgh ick boven den U

wen/ende vliede daerom vanhter nahups/gae tºdaer ickte verſupmen hebbeende hier niet nu ick nietmeerhieralleen ben/ vaerdtwel ick "

Eerſte Handelinghe, Vyfde Wrkomen.

Mäl«

Opinio,Perverſa, Iohanna, Humilitas. Cvinde hier waer'tghemepn ſPzeecwoozt dathetghene waeris dat alle man ſepdt ZIllemangheeftuna lief Maegdekendatghp elck in naerſtigh leerente boven gaet/ditmaer

Eerſte Handelinghe, Seſte Vytkomen. Opinio, Galilea. ADÄ gaetſe inne/dievinc isverroert/maer

tempjonſfightotu/dwelck mpdzingt hier

daer komt een anderupte die beter gehooz te honnentot uomu mutte3ijndaer inne/dat ſalgheven mepnich/dees verloozen/die verco

ghpummers deſeuwe lofijcke neerſtigbepdt ren. Wellecom Dochter ucomſte verblijdt

nen ſout miſbzupcken/hier af moſt icº mpſoo ick om uwen wille hier kome .

ck

Ä de zotbept van Za-,

wäerſchoume enaenºººººººjjetdat ſulckeſtadighen vlite totuwen meeften ooz

hanna ſultvolghen/u bederben/beminnen/en-,

baer ſout moghen beſteden.

de van dieu lief heeft hatelijck vlnchten

lohanna.

* Zckdanckeuderjonſten Halben/maerdunct u datmenſaligher arbepdt mach doen dan tot

ontwozdinghe van't quade endetotgoedtWo3 dulghe? gh

Gal.

Datſp verde/ ick

-

Ä die nnp beminn pin.

Opinio.

Hoo ſuldpoock mp u Minnareſſe bemin-.

come ten beſtenradeu. Zckſoudet medevootſalighſte pºtſen ſage nen/die u minlijck Galilea.

ich pemanden daer toecomen of mochtmens verwerven/maerdewhl alle menſchen al"tleben

PBaerinne?

Opinie.

deur hier zondaren moeten blüven ende ware

",

-

-

Jntvooznemen uwes levens. Seght wat herechtontbeeren/ſos achticdat ghponwüſ wech wildp inne? Ä arbepdende om'tguntte doenwozden dat onmogheijckis/verlozen motpten doet/die ick Pan wat weghenÄ gºp? nradete latenvaren/ om die moeptente ſtrec 1n1E. zen tot nutveende verkrüghelijcke ſaken. 1Bandeghemene Iohanna.

º

ſeltſame Als

-

Meat God belooftte ghevenis niet onmoge

Hoedanígh is elck ſeght mp dit/ditmacß

lijck/maer glicht omte wozden in den ghelo ichmetoezdeelkieſen. GDpinie,


Paeghden Schole .

TDatsſeer wel

Opinio Äh ſaltſeggen/maer

ſeghtghp nnp eerſthebdpliever tguntu goet/

Opin. Wathetſchoonmomaenſicht is vanditſchurft

Dathebdpwaerlück recht/ maerweet gbp

aenſicht?

Gal.

_ ..

of datu quaet is.

3.

Galilea.

Za Wel.

TDatmp goetis.

Philoſ

Opin. Daeckthaer vzsedt dathet lijden hierhaeft WBat acht gbpbeter veozu dzoef Hepdt of ſallüden/ endedatſphiernaeeuwighſal ver vzeuth.de? blöden. CD dubbeldegeckhept/ ſoudeick het Gal. 122eughde.

weten begevenom’twanens 'thebben verwer enom’tverkrügen? ºtſeker verlatenom'ton

-

Opin.

Smertof welluſt

ſeker/neen. Ick ben ſoo zot niet/ick weetwat

..

ick heb/maer niet wat ick krjghen mach/ wp wetenwaerwpmuzin/ maer wie weet waer

Gali.

Welluſt.

Sckpzijshebben boven ho Opin.

hpſalkomen Opin. Armoede/ ſchande/ ende berdzuckingHe of P EIN. -

röchdem/rºndº brot

Seker ghp treft den Spöcker opt Dooft. edzoghmet zinen öozſaken condtis/ Bietb out dfe enmachniet TDatsgheen vzaghens weert/wieh verblidt werden/ deeskenniſſe rijckdom/eere/ ende macht niet Voozt alre alllCá.

ts in U/ ende die ſalu oock Wel voozhoeden

beſteg ſt goedt.

Opin. vooztopperſte bedzogh vande ſchoonklappens TDochterghpantwöozt verſtandelijck/ ende de Philoſophie. A moet daerom noch vzaghenofghptweelupden ebt evoo!/waerickmaer ſozgh gheen Daerh vgozu hadde ſtaendieu elck wat gsedts be

ſoo rückende machtighals die gecke Johanna ick ſoudemphet miſu ſoontet laten ont ghereette gheven/ d'ander beloofdetovereent is/pehele n om doozmijn vaſten anderentever en / e ſoudet beloft wiens gheven ghen jarent aden / ende doozmin ſlecht gaen anderen te toe ſtemmen? loofden/ maer d'een haddet inderhandt omu

kleeden/neen/neen/ickſouder leckerlyckafle de ſoobzaef afghekleedt ende ghereedt ben/en egen Jckname 'tſeker vooz'tonſeker/Hetj enteſeggen/ woozdighe voozt toecomeude/eude het alwaert 3ündatmen vanGalileaſoudewet elluſt k de ontvluchten. gheenw mpooc nanſou ſchoon minder. Beter is een MBoſch inde Hant Sckſoude Warſchap/ſingen/ſpzingen/larhen/ ghp

Galilea.

däueen Dpvaerunde Lucht. 1Il«.

WBaerlijck ghpantwooztrecht/wijſelijc/wie ſouſulc verſtallt U

jahr

tos betrouwsn.

kaertenſpeelen/ ende als den Apteke van ſoete lijcke reucke van mpghe

Ämann fll.

O lN1O.

JDepndp dandatmijn Guders/mijn 19oet ſter/jamijn Speelghenoten die verſtandigh zijn/mpnetalfooggheleerthebben? deſedin ghen verſtontichalvankintsbeenop/Want 3p jn mpal in münpapte eten ghegewen. TDoch

eſchepdenonder Ä ick dat gaerne/datub heit ghe

richt/ deſen mijnen menin beveſtight ende

ºrig

niet Wepnig

in

Dienietrijckis mj rijck wozden/ en of

modelwiſt om

Gal.

CD mocht mp dat gheſchieden? maer Hoek mphanght gleen Erfmeer over 'thooft/ ick

doegheen Toopmanſchap/ die ghevers zijnal meeſt gheſtoven/ waer van ſoudet mpcs UEll,

“Ick mercke dan ig Wat Umeeſte

Ädatu onberbozghen

u haeſtigh rückte maec

LM:

-

-

Opin. Pn

TDooz een rijck Huwelijck / daer wflich na

sº r

dencken/daer weet ick halfraedt toe/endedaer cht ſooſle dat ickniet Wil ick ueer langaen helpen.Dolght mp/gaer 19zpelfjckmepndpmp ſoudeweten dateen d?oevigh/ onluſtigh/pijn Wp binnen/'tistijdtomons lieve lijf wat ge Gal itjck/arm verwozpenleven argher 3pdan die macp te doen. 3l. 2.

doodtſelve/ ende datalſulcrals der menſchen hooghſte quadente

Ä 3jn?

D watgroote ſaecke beloofdp mpdaer: ick

betroutuoock gantſcheljjck toe/ ende ziet dat “19kloeckantwoozden verblijdt mp niet min ghp nnp als uſuſter lief hebt. Soudeicku Iſ) Pln.

-

dan't mpen verwondert/ſeght dannoc/ waer voozhoudp den ghenendien God macht heeft gheghevenomſtadeljckblijdete zündes niet temunhemſelf bedzoeven/om welluſtelñcte leven/heun ſelfmetwilligheonluſt quellen/eu de on ſchattente vergaderen/ van elck gepze

dall oock uiet beminnen.

Tweede Handelinghe, Eerſte Vytkomen.

ſente wozdenende anderen teghebieden/"theu reweghgheven/allemans ſpotWeeren/ ende ſich anderen

enorwº Al«.

Philoſophia Iohan.

ZHodanighe houdeick Vooz onſinnighegot ten/vooz moetwillige dwaſen ende Vooz raſen ſeltſaem wozdt mijn Schoole met D Chhoe de menſchen. Sulck een zie ick onſenZohai verif f ht/endenijn Leere metterdaet verſoc m t nam wozden. Pelaeg ich benme datar

wicht telpden.

cht. Het Volck heef ſulcken luſt tot Het laetſich jammerljck be Volbga zo:jepºt ende loghenkalen/dat ſp die lieverdter

toveren van die waeuwÜſe Philoſophie.

kopen/


MaeghdenSchole.

jfol39. Iohanna.

kopen/dan wijſhept ende waerheptte geeftonn

Waerachtfghgoedtts dat allen den ghenen boe langheſult gbp klepnen kindtſhevdt beminnen/ die zotten begheren die’t verkrjghen wºtech g0et maeckt.

Pro. 1. 22nietontfanghen/

dinghendiehen ſo ſchadelijck zijn/ende die on

11O1.

Ea.3 ... wiſſe wiſſhepdt haten Comt alleghpdozſti

ſºgelſchwaerachtigbººp is dat alle tgenedaer'taenof

ghetottenwateren/ende ghpdie geengeldten

inconut/oock vupztchende

hebt/haeſt/coopt/endeeedt/comt kooptſonder heetmaeekt. Johanna. ZSilver ende ſondereenighe WDiſſelinge/ MBijn ende Kºelck/ waerom beſtedp ugeltintgunt Petbalſche goedtis niet goedt/ endelaet den gheen bgoodtis/ ende uwenarbeptin'tgunt menſchedaer’tbp comt bljven in 3ijn quaedt

nieten verſadet? Hoogende hoozt mp/ eedt Het hepdt. Philoſ

goede.ende Uzteleſalinvettighepdt verluſttgen.

Jaghelijck het gheſchilderde ofte 19alſche bup den kouden menſche die daer bp connt niet lileamettenmeeſtenhopeverachten alleminen Pro,t.2 J. Belaen/ die niet en Wilen ſaloock nfet. Ga

raedk/ende verſupmenmijne beriſpinge/daer et. Verwarnt/maer

Ä laet blijven,

omſalick oock lachen inhaer verderfniſſe/ende

OIl2Il«,

Seghtdoch waerde IBeeſterſſe: is ſalighept

hun beſpotten als haer opkomt'tguntſpbzee Prov.3.1 ſen. Baerghp minlieve Boehterken/ die

Illegºſ

anºramºre

blpfchap.

mijnraedthoozt/ ende mijngheboden terher

ll.»

tenneemt/ſult een langh levenende vzedevin den. Haligh is de menſche die wijſhept vindet

't Ss.

wanthaer verkrüginghe isbeter danalle Han

IBoghen ſaligheptende gsethept sork van

Iohan. MalcaRderen

delinghevanlouteren Goude ende Silver. Je ſie datahpuooenepchttot mijnen wüſhepdt/

asbrººyoºne

Ä als dehette banden

dat ghp acht neemtop mijnen leeringhe/ ende

ze/en

dat ghpughedachtengade ſlaet/. opten Heere dehet Lichtvander Sonnenmoghen erden denckt endeinhem/niet in i goethuneken ube gheſchepden. Iohanna. trouwen ſtelt. Ditbehaeght/ditghenoeght/ PBiedan ware ſaligHepdtheeft/die Heeftoot endeditverluſtight mpvanherten/winneick u alleen/wogdt ghpdeurmijn onderWijs Ver blpſcßap die ſtadigh duert/ende in geen rouwe ſtandigh/ ende verkrijght ghp de Ware deug Unach Veranderen, hi.

dendooz ſtadighe oeffeñingheder ſelber/ſosen is mijnarbept noch gheenſins verloozen: Zck

IPp Heeft, Iohan,

vinde uneerſtigh intleeren/ dit maeckt mp

hopedat ghpniet ſtilleſtaet/maer voozt

MachſaligHepdtoock gbeſchepden wozden

Ä

indeugden/ſoo datghptothetgunt gbpgiſter Vande goethept? verſtont noch al Wat hebt geleert, on! Wat dat ſp.

SowepnigdalsdewarebljtſcBapvandeſa lighepdt.

Iohanna.

Moch twee andere

Phi

egt daer

Jeh

Ärn.

Ollan.

MDachgoethepdtoockgheſchepden wozden

h1

Phil,

19zeemt of gºenueen metten eerſten Leſſe B an Gode?

1

bp nipughegheven? -

. Keen oock geenſing.

Iohan.

Iohan.

HAietvzeemtmaernodig daer totſompdunc

wab

WDie dan Heeft/ dießeeft blütſchap? H f oock ghedupzige gh

ket.

Phil, Phil,

MBelcke ztjnt?

Gngßetwijfelt.

OMAfl«,

Ie-2-19-

TD'eenis/ dat Hetguaet isende bitter den

ohan,

Heerete verlaten: ende d'ander dat Chziſtus Ma,tt. 3o Zuck ſoetende

Ä

WDiegoeteeft

zºº Äubt lF.

oockſaligHepd.

ls

11O.

Iohan.

Meat verſtadpbp die twee Letteren? Iohan.

)

WDie God Heeft/dte

º

oock goetJepdf.

Tweegoede Leringden. -

Philoſ,

TDats oock ſo,

Iohan.

Johan. Pfer uptſchijnt dan ſog waerachtelijck als

WBecke?

Dat allezonde zijn epghen boeteende alle nootſakelijckte volghen/ dat alſoo wie Gode deughde zijnepghenloon medebzenght/Bock heeft dat bpooekmede heeftware goethepdt/ ſalighepdt ende

hier indeſen leven. „. . -

Daeren mach niemant jegden ſeggen.

Hoennerckt ghpdat daerupt?

gº. Jaßet warabº

MDat ſchept den menſchevan Gode? Iſt

Is Godniet

O

goet alleen.

ntet zijnſonde ende af Miet anders.

Zck doe.

O

AIlI1A.

Das ubpghebzacht woogdt Waerachtig)/ geefdp medete kennen/datter oockvalſch goedt

Johan.

Hsolluptickhier uptedat die 3onde zijnep

Philoſ,

genboete is/den menſche vanware blijtſchag endeſalighepdt bsrooft endthen maeckt

j

-

-

Eſa, 59,2,

Iohanna.

Johanna.

d

bººp.

Philoſ

-

ſ «4


-

maeghdenSchole.

-

digh/dzoebighende

Ä

? Phil.

ſooooch ſtaet

gheſchzevendatdte Godlooſeghenen vzedeen

Watghebiet CHziſtus te laten

hebven/dat heuren MDozmnieten ſterft/ ende datſpſware weghen wanderen/ ende blickt

Rpdfghept/dzonckenſchap/ Toozn/Gierig

Iohanna.

midtſdien hier bpdie waerhept venden eerſten hepdt/ende derabº quaden. Letter/namentlijck dat het quaet is ende bitter den Heerete verlaten d'welck d'eerſtets vande twee Letteren bp m

1.

1Baltdat nietſwaerende bitteronlaten. Iohanna.

gHeleert.

Geenſins/maerlichtende zoet.

1

't Schijnt welſulcr dat afgheſchepden tezijn van Gode bitters: maer volght daerupt dat

Philoſ,

Poedatte? Iohanna.

het werck van'tafſchepdenſelve bitter is?3m nuers datſchynt

ſoºº luſtigh?

Utnaegt die bittere

º

nietſtadigh'tHerte?

1.

Ollan.

Pet mach ſoetſchijnen/ maerten machniet ſaet weſen/ wantafſchepden is ververden/

Ja. Iohanna.

Js die dzonckenhepdtmieteenwillighe Bol ende het jeghendeel des te meerder. Znt ver hepdt/walghende zathepdt/ endevercoztinghe

waermen af dervert dat ghenietmen minder/ verden van Godeſelve/ verminderdt het ſoete

des Levens?

Philoſ

ende vermeerthet bittere/of ſchooneen vluch

tigh luſtgenghevoeldt werdt inden lichaeme/

11Ole

ZSpis. Iohanna.

daer op volght ſtracreengheduerighe ſmerte/

maeronder tſchaduwelyck ghevoel vandat Ss die Toonoock wat anders dan een Beete huſtge/pzickelt/ püntght/wzoeght/ende quelt quellinghe ende verſtoozlgheemwellinghe des des ghemoetsbitterhepdtaleghenwoozdelijc. bloedts? Madiennu die ziele eelder isdan'tlichaem/ſoo

s oock haer verdietende luſtgrooter dandes ILichaems/_ watluſt can een dzoevigh herte hebben in lichamelnckewelluſte? Even ſo vele

Phil 1.

Reen

Johan.

Soo weetmen oock dat gierighepdtnfetan

als in een treurig) Ltjck die MBün ende Bu dersen is daneen rück-ſchijnende armoede en ſijck moghen verluſtigen:mach des Lichaems deſtadigh enabnegg. derzielen. ketelige luſteen ſondigh wzoeghent ende dzoef ghemoedt verblpen. Ja dat ergherigzpmoet

hil.

Gßewis.

Johanna. bedzoeven/ want hetontberen van'tguntmen äerne heeft bedzoeft nootſakelſjck/welluſt des Iſt knagk)en des ghemoedts/Hetſtoztelijc sm ichaemsmachniet langh dupgen/ ſoo moet bloeden des bloedts/ die raſende 3adthepdtende

menſe immers langontberen... Ditmoet dan

tonverſadelijckonghenoeghen gheen laſtighe

oöck lang bedzoeven alle dieſelief hebben. Se ſwarighepdt/endepiÄh betterDepdt? ll.» ker ſoo latigle die hongher/ do2ſt/ende koude uccilgheduert machmenluſt hebben int Eten/ CDnghetwijfelt. Iohan.

Duncken/ ende Warmen/ maer gheenſins langher wantalleen in nootdzufts

Ä die

Pet laten ban Valtlichtende ſoet. ſware ende bittere dingfe gben

lyflyckeluſte beſtaet/dat duertonlang/ſo doet Philoſ oock die luſte. Muts alle 3ondaeronwyjs/geen Alſoodeſeſwareende bittere dinghenbebeele anwüſe can mate ghebzupcken/ alle onmate ende quelt. So moeten alle gulſigheden Chziſti WPettelaten/ſoomoetſulch zijn Juck nake des nondtstelanghe volghende/teveel dan immers ſoetzijnende licht. Alſoo mede

Ä

Eten of Dzincken/de Matuereoverladenende

ſtetmen'tſelve in'tgunt hp ghebiedt/datis

krencken/ende den ſondaervooz een cozteluſte/ Liefde/Buchterhept/langmoedighept/mtlt lanckduerigheſteckte endejammerdoen heptendederghelijcke goeden: wat vintmen ghevcelenende midtſdien dubbelt verdziet ge nu doch volleker danrechte Liefde? luſtiger

Ä

. . - -

. . ."

: --

ben/tewetentntontberenvandebegeerde luſte danmatighepdt vzeetſamer dan gheduldig bepdt of heerlijckerende wenſcheljcher dän die goetdadighemildighepdt?die ſoete/luſtige?

ende luthebben Vande hatelijcke pÜne.

Ä

Philoſ. ende lichtedinghen ong CHziſtus: is TDat lupdtalwel noch laetmu oock Hoogen dan zyn Zuck/ Laſbende Wetniette recht in deſen oock licht # tengenettº wat ghp van d'anderÄ hebt gheleert.

en

-

IIO.

Ohan.

MBp dunctdatmen heteene lichtverſtaet upt

Waerltfcklief Dochterken/ghphedtutſdt

het ander/ wanthetrechte contrarien zynzon blitelijck ende recht beſteet intwelleeren ver de ende deughde. Det juck Chzuſtiisnietan ſtaen van deſetwee Letteren. Baer weet ghp ders dan die ware deuchde/die beſtaet intmid al Weldat ſpu dienſtliyck ende nodigh zijn/om Welte connen mijn eerſte Leſſe van 'tguadete

den/dats indematighepdtende en miſbzupckt

ghenen/maerghebzupcktte recht allendingen. laten ende 'tgoedete doens Pantdie voozneemlückſte is whſhepdt die elchdtncraert kent/Het beſt in allen altüdtver kieſt.

lohanna.

JBp dunckt ja

e ºtſtaff.

Phi

PLaet Hoozen.

Js Hetjuck Chziſti netdan deughde? 'tis

immers zijn WBet die verbiedt ſoo weldezonde als 3p de Detlghde

oÄ ohanna.

ohan.

Zck achthetonnuoghelfjckdatmen Hetqug dete rechte mach Verlaten ſonder dat in der

- -

waerhept voo! guaedtte kennen ende vpandt UJet laten van zonde is oock deighde/tewe lijck te haten.

tenonderdaughepdt Godes. Philoſ


Fol39.

„maeghdenSchole.min d

&booiſtsoch.

ohanna. doen/end / Ende den Heere QT

wilbidden. Hulpe 3jnJrk

Iohanna.

Deſghelijcrdunckt mp medeniet mogeliſch datpemandthetgoedete recht macß hanteren ſonder'tſelve waerachtelijckvoozgoedtteken lenende

brisanºgº te begheeren.

Twccde Handelinghe, Tweede Vytkomen.

t3smede ſultralsabpſeght. ohanna.

D9eroozſaec nliefde? ghheeu vpantſthap ende weldaetgheektmiſdaedtg Fa.

Defidia, Iohanna.

WD Ap Hodſegbenons/dit mepſkenſal noch

ohanna.

idoliozum ſtuderen/dus neerſtigh Jo Mlſmendantnderwaerhepdt berſtaet dat zonde ons quaedt doet ende dat die deugdeons hannaemmermeer ruft ghpſult'wjerſj in dit onmatigh leeren weldoet/moet Uptſulck verſtant niet nootſa Werden. DallgMemep annen Ä tmepndp ſtaen? p dat dileboge keltjck velgßen bate tev3onden ende lief de ter altijdtgheſp deughden. Ol)2I). Ph. ick/ die isstot nachtruſke maerde Keenich/ tot eſchapen. tot ruſt/dedach et MR0et. Iohanna. H

-

"Äſ

C11C112.

Wienmenhaedt/dienshanterenendegheſel ſchap vlietunen Ban

JBaerhoe macht

ſº

Ben bliedt. JB

Iohanna.

Ä

berdzaghen

Ohan.

ll

ck emaechtſter en/ghewoont ſterckte Hartende dick. Eelt den Hupt alsDoenleertdo

-

WDie menlief heeftdiens Banteren endege ſelſchap

begººrtml of

Defidia.

sehanssoºn ºn arbept. ſpelende luſt/ Meen'tis ſt/ die alle Arbept ſoedt Ä Ellde Oll,

-

-

IDen begheert. Iohanna.

TDietwee JLetterendandat3onde zijnepghen boete ende deughdehaer epghen loon is/ baren dan hateende verminderinghevan3onden ende

denwaes mp sagrºuj het In Ä U

e,

ICTEDE

h.

lief de/ methanteringhe van deughde. Js dat ntetu Leſſe ende

Miº ſelve?

de

-

't Mach3ün dat gdpledigbept bemint, Defidia.

1IOI.

Petismijn waerdelievekindt. Ghoe luſtigb TDat Hebdp gheraden. Ioh. iſt ſogdantghe leergierighe/vlijtige/ endege

Ickbeminneneerſtighept/dus iſt mp luſtf boozſame dochterkenste onderwüſen UBaerdt datulaftigb s/want watmen voozt in deughden mepſken/ leert deſeleſſe nu inderdaedt oeffensn/'tverſtant hebdp vaſt/ in doetmengaerne/datvaltoocklicht.

Ä º

alle u doenende laten vliethet bekende quaedt/

Ä

bdp gh d he naerſtighe p deſeonmatig Baeroehebo doet hetgheweten goet: die oeffeningheſal u WPaertoehe

Ä:

dooz Godesghenade den woecker/bet pont der eſ ghp 3ijtterñck dan ghpmet deughden ſoo overvloedelijckbermeeren/dat bººnoſſouwinnen nuoudedj ahpin Chziſto der deughden Treſozier alle anºdisudan doch dit ſoo vlptighſj

ÄÄ

bande ledighept Ä zjne DemelſcheſtHattenſult deelachtighwoz Ä Ä ſoetſ. ende ſoetſlapenc Ilg)ghen. hp den, Banſuldpthienmaelsmeerluſts bebben ſoutweleenanderlietſin inthanteren dannu noch intleeren der "deugh den/wanthetleven dient omtehanteren.

Ä

ghpd luſt vande doende naerſtig Ltende ende glpden bandenobzuftighe Bepdtende de ölijtigher 3in. wackerderen ghpſout r Jck wilt met Godeshulpedoen/mae oft Iohanna.

Ä

Ä

Ä

ºedghepdt waeckt ſoo langhe ende berdzte gheviel dat ick uptoncundevan goedt ende tighe Wpten dat ghpdoozgaens Caertſpelende juaedt noch radenÄöfide andere anmuttepdelhepden pleeghtonte Ver 1IO1. Dataetongedaen/ſoomoochdpernietqua divendedierenſnellen tydt te ſneijdje

ºtºtºeckmºmeerendemeer verooſject mj Ähnach)aftebzehen Belanghend RBaer of mpden nostdzongten Van bepden ſtuderen/al denckick gheenHchool-meeſterſe - te doen? ºben/ſoodencheck noch eens ſaiichiff Pkiloſ. lijck in doen.

Iohanna.

om die welte beſtedenende den ſtape noch Wat

-

Dandoethetguntuminſt luſt/maer met ende Welteleven/ dat gheſchiet nietſj twyfeltjck opmerckenna'tepnde ende dort upt ganck deswercr/ſoomooghdpnietſwaerlºck doolen.

verſtaut ditdoet mp naerſtigb daeromj. Deſidia.

Soo maeckt d'onſekerhepdtſeker in

die periculooſe onwetenhepdt - Adieu Lief Gbpqueldtuſelven/niemantleeft ſonder hint/oeffentmutgeenghp verſtaetendebzengt digeu/die ſondightminſte/die Ä wat # het wooz.dt intwerck. Laetdit nuu Lefſe ende dedoemiſt wat die mesſtäaept/bp dan mietdatſeminſte ſondighen die neeſ äÄ Hyll.» Vºll

Johan,


e t deſeledighe Joffer Scholgh/maeromda Paeghdenicknietledi Iohan.

TBienietendoetendoet nietgoedts/dieniet goedtsen doet dieſondightint laten of Petdan van'tgheboden goedt. Die veel ſlaept doet minſtegoedt/ſoo volghtvaſtdatdiemeeſt Ka pen oock meeſt ſondigben: Deſidias.

hier binnen 1s werde ick mynsondancr ledigf. g)ehouWen. Det.

TDat deſe ledig isverwondertmp niet 'tis.de

moeder van ledighepdt: maer wie ſoudet van Galileaghelooft hebben? 'tis ſeker een fraep unepſken/ick hebt lieſtende deert mp van goe

TDatlupdt miet/ als ick ſlapeſoo ſlapen oock derherten. Batmepſ kenmaeckt ſo den Jof mijn vpanden/als mijn vpänden ſlapenenbe fer/'tisſoo lup/ſoſaert leckerendehovaerdlg/ vechten noch verwinnenſpmp niet/als ickniet datterelck of weet tefpzeken.

eu werde verwonnenen zondige ick niet. Blpct

Deſidia.

daer muntet vaſtdat die meeſtſlaept ooc min ſtezondight?

TDat is waer/al"tvolckheefter den montvol d, f

Iohan.

Iohan.

Jckhebt noch noptvanhaergheHoozt veel CPns allen Wozt gheboden onſen bpandente verwtunenende dooden/ die ditlaet die Son mingheſepdt/ het mach wel onwaerächtigh dight. Slapende euverwint niemant zijn vp 3Ün.

anden. Wie danneeſt flaept verwintminſtſpn vpanden/die minſt Ä vpanden verwint ſon

-

Detraétia.

Jaſoonwaerachtighalſt is dat ghp Hier nu

dightmeeſt/ ſooblijcktnuter contrariendat ſit. Zck wilu noch WelWatmeer ſeggenmaer Ioh datinuooze, die meeſt ſlapenoock neeſt ſondighen. Deſidias.

OI1.1Me

Ghpendeelck moet bekennendatruſt ſalig

Ick hebt gheen luftte hoozen/ſegghet ande«

epdt is/ hetontbeeren van ghequelle verooz ren beliebet u. aeckt ruſte/ alle menſchen zijn ſondighende

-

Detractio.

Doozt doch lievegheſpeele gbpſult umoeten Joh waken/deſlaep beneemthet waken/endevzidt VerWonderen. Ollan. midtſdien denmenſchen van dat 3sndighende dat ghp van Haerwildt quaedt of Iſtgaedt onruſtighwzoegen: wat dunckt unu/ maeckt

hebben wzoeghen der conſcientien ſoo langhe ſp

-

ſoo maecht oock lange ſegghen?

het ſapennietſaltgh

D ETTae

lapenmueeſtſaligh/ ſeghtHier teghen kon

Gaet/dat weet ick van haer niet watſou

dp.

det goedt3ijn/

Iohan.

beºb lek blds u.

Ollan, Maghpkaldt ſoo waer die langheſapedats die doodt beter dan'tleven. Goudpuleben Wel Swightdoch ick bids u/ mp verdziet niet unin quaedt Van pemandt te hoozen/-dan willen wiſſelen om den doodt. Eefidias. een vuplendzeck te riechen. Ga ick vooz bp een Bote die lelyckenſtincket/ ick ſtoppe den h TDatſeghick

mit,

OIl«.

Reuſe/ſoudeick nu Vooz een mondt die ander

Datmoſtghpſeggenſouſeggé recht waer. JBaer tisdaeroorkomrecht innedatter men ſchenzijndiemetgaeder conſcientien wandelen vooz Bodeinziyn Peplighe äjcke/.twelcks recht/vzede/eude bli Ä indéHepligengeeſt.

lupden vuplighept uptſpout/ mjnoozenope nen/en mpnherte methetpeſtilentiale 1Denyn

van anderlupdenghebzekente laten beſmettens Reeu ich ſeker. Gch ſwijght docß of ſegt war

goedts vanden ghenende hierntet zijndehaer

Deſe blijtſchap doet de ſape hier inder tijdt ſelf niet en mach verantwoozden.

eenighſinsontberen/'tontberen vande blijdt do wat epliger Hppocrjtken dital iet doch Siet ſchapmaectonſalig/ſo maeckt de ſlape (naeru rede is gheWozden. )onſaligh/immershetlanghella ſegghenſelf Iohan. penlang onſaligh. Rulaet ick uſoo Ä ſa Ghp moogbt welwaerſeggen/ Ä: penalſtubelteft/ruſt ſo ghemackelijck a Ä

Ä -

wilt ick macht wellijden/ immers Wenſchemermeer iſt recht van penuandt aldus

ter

weldat ghp nuuhooftruſte om mp mpnlu klapte doen/ghelooftmp/al die eerlyck van ſtighe arbepdtmiette verſtoozen/endedat ghp herten 3jn moetenſulcrupt uhozende u daer ſachtgens ſliept/ſoomochtickte wackerlijcker om haten ende berachten. Deſidia. onbehinderdt vooztgaen met upn Stude TEIl.

Ä

dat al TDits Wonder/moetmen nfet de Wereldt Weet Weetelck nietdat Galileg met

-

een vzeemt gheſelle Bancketgens hout/ van

Tweede Handelinge, Derde Wtkomen.

Detračtio, Iohanna,

bengiftenantfanght/bp nacht endeontijdtmet hein ſpzeeckt endeickſwÜghehetarchſte)maer allder dlungen doet?

De

Johan. Weetdatelck/watnoodtisupemantteſeg ghell? Uu macht oock Wellogbenzüné

ſidia.

Detračt.

Logben? is dat loghen ſoo iſſer geending; WMET,

Ckſachu Meeſterſſeupt gaen/endedacht Johannazit nuledigh/ick wilWatbphaer gaen Couten.

Iohan.

WPaerbp Weet gbpdathetWaerfs?

Ioh Ohan.

Keen/ omdatmijn Meeſterſſe upt isben

Detraët.


gPaeghden Schole Folyz Batteruptfulcheupden gehoozt Hebbe die Tweede Handelinghe, vierde geenſinsdaeromliegden ſouden. Derraët. lohan.

wtkomen.

't Hſnosek menſchen dencke ich Wel/ alle menſchen zjnloghenachtigh/ dte luppen Mo endan oock Hieraen lieghen of een logenna

Curioſitas, Iohanna, Hu

egghen» Derračti.

militas.

Keen/neen/'tzijn lupden die itk welgelobe/ imnuers daer inne. Iohanna.

Jamenghelosft beteuaedt veeleer danbet A Ltſdtdoende Johanna/datmoetick pzij goedevan een ander, Bäer ſout ghpwel Willen ſen/meu vinterouderveelett wepntgh ſod dat anderen van ugheloofden al"tquaetdat Wel vlñtigh noch veelmin ind'alderbeſte ſahen/ſoa Van ugheſept Wozt

ickuſievooz hebben. WPatt ghp ſtudeert in de

Detračti.

kenniſſe validen Euangelio/_dats de Fontep. Äleſſebebdp hier inne.

MDatquaetſeptmen van mp?

van Wyſhepdt: lieve

Iohan.

OI).

Jck heb gheen quaedt van ugeheozt/maer of men quaedt vanuſepdeiskgeloove gbpwel

IBijn A.B.

ſout willen datmens gheen ghelooveen gave/ iwaeromen doedpſoomtetuwen naeſten blet

Welck is die

Cur.

Iok.

doch war ghpdoet/gºp ſpzeectquaeteer ghp't Het latenvantquadeendehethanteerenbant wett upthoozenſegghenalleenlück/ende ſoom goede.

een onſekerder zande van unaeſten beſondght ghpuſelveſekerlijek/ofis achterklap aheen z0 nde?

Car.

Itendp 'tgoedtal

wºsmatch Oll.

Det.

Jeſus hoeheplighis dit mepſſen menſon

Meen vooz waer/ick leert kennen allenerkens "tgoede Hanterende.

den op een Autaerſettenſoo ghpnieten.at/ eve kerck-Joffer/ziſt ghpalleen deuchtljck

Mepndp't doendete leren?ſs dooldp Buſter

ende Wp

abtralapº

UT,

ften.

Oklán«,

Atemant nach goetdoen die’t noch Miet

enkent. Iohan.

Dat ſeggheickniet/ maermochtlßdendat

Ä opzechtende Heplig

waren/ende TBtehetghekendegoethoe clepndiekenniſſe midtſdienmnnghebzeken teklaerder mochten oock is/ghetrouwelick hanteert ofdoet/dte is blickentotmünder ſchande/ maer oock tot Chaſſtt Zongherbltſſt tn zijn woodenende ſal alle

de waerbepdt kennen/ Colen ende Then waren Ä gheen eenendach ghemaeckt/ben ich int Datſeghdpſchoontgens/maer ick ghelobe klepnghetrou/ min Beeſterſſe ſalmpover

münbeteringht.

D

eITA.

dat ghpſöwel als wp/mede den bedzeten oe

meerder ſtellen. Cst.

flachtet/die om anderen tevuplen oockmeter ſtaertenſoutem ſlaen/ſou bppocriſie dat nie ebelettede. Heker ſoo veelemp aengaet/ ick bekennewel dat ichgbebzeken hebbe/maer ſie

JBaer ſeker.

Ä ecken ÄÄ hebben. Doo enÄ Pee

Betſpeeulerenende onderſoecken voozderdt

Petdoen gaet

Tºm Vo02k. Oll, Ult,

gJeV zeien

oock onſe

Ä ntet daerick af ſpzeke. WDiſt

ghptſowei als ick gbpſoutalanº

ſtellijck.

Ädewanthetmp geenclepne verſchooninghe j datanderlupen vuplder zündantch/ jerona mach ick oock niet laten ſooººººº

jupderghedzekentepzaten/ als andere

h Ohan.

Pºº JBaer

sºlaj

onſeker.

UT».

JNiemandt mach goedt doenhpen moet hek goet eerſt wel

vºrſº O2,

vande inßne doen. Johanna.

Die hetnienw wilverſtaeneer hp hetoude

«Dnsmeninghenzünperſchepden/ck ºder“

ſojie erminepºen gebeten. º.Ä. jingte vanoneer lupder/ende minderinge Van

(dat hp verſtaer) heeft ghedaenen mach gheen van bepden recht verſtaen Geffening geeft ver ſtant/ntet die daer ſept Heere/ Peere/maer die

daer doet des 19aders wille ſalinue gaen. Da ligh3nnſedie't weten endedoen/naer dubdel ZHoomoeten onſelchamen oock verſchepden dellaghen wacht hp diet Wett endenieten doet.

eDUelzell. myne gheb?

Detrac

blyven/ want my ſuche epghenſinnigen clup

UT.

-

ſejrinnen gheſelſchap sº ſo luttelalentin jeniuſdenmach verluſtigel: Blüftdan ſittenſüffen/uck gaſoecken begHeerlpcke ende

ſaken inde Z.

open oogen.

TBaer is oock nochaldat lekWel berſtaende noch niet en candoen/ die Willck eerſt leeren

Deſi.

Jckgaomſoechenlnpºe.

ruftens bege

TDat gaetu hietaenwant daer zijn noch veel

ehnt Ä ghpnitten Weet. O

doeneerick na meer Wetens ſpeure. T9ttheeft

reſeer ſp moede zijn/ ende dteals ich myn vp myn Deeſterſſe mp oock bevolen.

jdt den arbept hate endeblieben.

Hum.

ZHoudet nteteen verwaende ſtottthept zijn/

datſpdelefſediehaerbevolens lietongheleert/ onnte leerenlefſen die Haer mieten zijnbevolen? TD DD

CDr.


Cur.

le Ocho maeghdendupſter niſſe blüvende/ weleeuwelijckgheſlo

aertſthson dat ick ſtade Sijn dieſakenbande DzievuldigHept/bande tenſoudebljven/alw/wzoet ede ker

natie/ vande 182pe willefende andere PÄ lfjcke dan vergeefs inde D.Schziftong

derghe voozooghen gßeſtelt?

ohan.

Geenſinsſowepnighals die 5zierkſcºeleſ

ende ſpecul lijckdaeromarbepde de. Want of pemantſchoonal wilde/ſoo iſt Hemonmogeljcſonderlichtteſien/ ſonder ſien

waerbeptte kenné/ende ſondev waerheptsken niſſe pette verſtaen

Äon.

UIT1O. ſeninden Scholendaetmenoock den A. B.C. oudt endeick bevint nu wa ſeggen Jseen 't leert vergeefs ghedaenwozden: maerdaerom rachtighdat g)eboden dienſt onwaertis: nu en wozden dientetghedaenvooz den ghenen die

wepgherdt gp mijnraedtte volgen/ des ſalu lupden onraet na volgben: ſo allenſt

Ä

noch A.B.leeren. UT.

a dienghp hartnecktghlüft/ Ghp ſpantdewaghenvooz de Paerden/en gHeſchiet. Dusn ensteſtropenen en

deleert hetachterſteeerſt/dus mooghdp niet laetick afrooſ Voogderen.

Ioh

vooz Darck

dega wederomme.

Ohlall.

TDat Weetick utet. Cur.

Zckſeerwel/wildp.niet leerengoedtdoen?

Tweede Handelinghe, vijfde wtkomen.

Iohan.

S de

Cur.

Canmen 'tgoedt oock doenſonder’tgoedtte

Superbia, Voluptas, Iohanna,

kennen?

Humilitas.

Iohan.

-

JNeen. Cur.

Wat iſt goedt?

f in n nochna ſufu dusſti Wepſke Itdit e?ſegh t Zohan er deſe fuldp wanne Z ſchool

Iohan,

ſelf eens kennen.

Ggd ſelſ. Curioſ,

Altendp Godtwel? oha.

ohan.

TDaerbenick in doende. Super

eckenſalunfet

/maer een clare

leeren TDatbo Watſoudeick Godwel kennen ick kenne Criſtalüue ſpieghelſoude nutterboeckdaer toe noch myn ſelf niet wel. Curioſi.

Zin. WBildpöannenmuermeer verſtaendat ghp

Sicdp nuwel dat ghp den waghen vooz de ſchoon zütºdat gbpjonc zijt/dat ghpEdelzit/ aº ſeden Paerden ſpant? dat ghp'tgoedt wildtdoeneer Wijck/endevau anGIALl. ghp'thent? Ofſulcrin mpisweetic niet/maerweet wel/ Joh. 1Poo? 'tgoetdoengaet Het quaet laten. TBit zootdaerwaerdathetGodes gavenſoudeſün. 't ebben van dienmaect den hebber mietgoet/ quaedtleerick eerſt kennen/dätsmpſelve/ om naer 'tWel obºrº nipſelve dats et quaette laten/ twelci doende

ick 'tghebadt ChUſti onderdanighbei/datis dan oock goet doell. Hum.

upe.

-

Dat is waer/daer ſchickt utoe/mepndpdat

Gadt udie ſchoenhepdt heeft verleent omeen

eenſame Clariſſe te dſijveu?dfe jonchhepdtom Sonderhemſelvewelte kennen macß bpin dugoul uſtigbdenouden marottennate Apens der waergept niet clepnende ootmoedigd zün ueeldon on Pºeder/urijckdom om dusſecht/ inharen ooghen/ ſonder Ä 3p Godentet bebaghen noch pet goetsbanGo deontfanghen. Die den ootmoedigBennet goeden vervuldt ende den Hovaerdtghenneder ſtottet. Dus doethp noch alrecht na den be

ende uninnelijckezeden om als een Clupſener

ſe alleente leben? neen voozwaer dat is eeno penbaermlſ bzupck van deſe ſonderlinge gaven Godes/dieghpverdergtonder den Cooznma eſeipocriſie/ditmiſ haeght mp (om teband bele Godes/maer ſo ſpu ingheven wilde vol bzpte ſpzeke n) in ultef gheſpeele. Vaer wil gen/hooch wüs wilde zijn/ende den Majeſtept o dzaeght moetopu beſtaente onderſoecké/watſoude ſpanderg ver dpſeal recht ghebzupckenſ lept/vermaerde Edeldom/ wachtendan Verdzuctitte werden vaRde glozie ſupWerltjckeſchson ende groote röckdomrhen/beſteedt dieaen rjc Godes? Kelijcken ghewade/dat uſchaonheptals'tgout Johan.

Doozwaerghpmöoghtu hooftruſten/want den Edel ich niet u raedt/maermlinder Peeſterſſen be velen wil navolghen. TDat heeft oock reden in

adiºn Ä Verſchdotlen.

-

oup.

Datsrecht/ ghebzupckt Liefgheſpeele die

ſich/wantghelyckhet onmoghelt)ck is dat pe ſoete luſten vanulieflijtke Jonckhept/ ende uäldermin mant ſoude leeren leſen ſo langhe hp noch geen verblijdt den Jongen 19zpersmet 3eden/ ſo ghebzupcktmenſulcke gavert letteren/ſwighe ſpelden tan/ alſo iſt dnmoge lijck datpemant ſoude comentothetlicht/totte TLC C. Su pe. waerhept/endetotte kennfſe Godes/ſslanghe enweten dat ghpuſelbe eſalm doend Zoo hpnoot bluftſtaen indéſpelonche zijnder dup ſterniſſen/des logens endesnverſtändighepts/ recht kent/ endedathetonnadigh is booz een herben ick noch in/om hier wtte ſchepdenar Spieghelte doen voeren omute doen verſtaen bepde1ck met Godes ghenade / endetwhfele dat ghpſchoon/jonck/enderijck ſijt.TDitweet

Ä“

nietſootck daer Wt 11it lichte io ne/ of mp ſal

Ä (ſooÄ

U00

ſoo ÄÄ noch 3 iſt

loegheluctan g!] n1er unede ooch tte. enalda dandooz t licht der wacrher tende 5odes ghe behalb made Vanſelf opengaende/ 'tgull unp hier inde

GUP

h3j

VPgik


gGaeghden Schoole,

jol,392.

Want (tkmachsuuptlief denniet berghen) hebbenzfjniek achtsveeleerhaten/diepemans hierinder Stadt is eengroot Edelman/upt lief heeft dien doer haerlief endegoedt/meer ZSpangten eens Donnen Sone/rijck/mach heurs geliefdeneereende welzjn/ danzjnep tigb/ende van grooten vzunden / ende boven genluſtet ſoeckende. dieneenman heerltjck vangedaente/fris/jonc/ Supe. vanaenſichtaen man als ghpeen 19zouzijt ſo So lief heefthpu/wilu lief/eer/endegoedt devallijck/vzuntlickende aentrechelijckalseen doen tot zÜn echte wijf trouwen ende zijngeſel Enghel/die heeft umaer eens gheſien/gendeis inne mahen indenepghendomme van alle ſpne ſoo doozuGoddeltjckeſchoonhept endeeerbaer Weeldigerijckdommen. Leeſt deſen Bzief eens ghelate (ſoghelijckheptaltidtliefde baert)tot dAnſuldp't mercken. -

uwerlief den ontſteken/dathpzijn Stamme/ machtende groothept verghetende/u nemmer meer encan vergheten/nietenſpzeeckt noch en denckt dan van u/ende daeromnietafghelaten

Iohanna.

Reen/Heefthpmp liefendeghpliedenmede/ ſo doetmp dat lief dat ghpmp inmijnen lieve

nabrvºrbr Ä ruſte laet bljven,

Heeftonstebewillighen uſultraente gheven/

OUDIASA

deſen TDierbaren TDiamant tebzenghen/ met

Wiltghpſe dan nietſelf leeſen/ ghpſultten deſen bzief die wphem hebbenſientekenenmet minſten gedogen datickudtevooſeſen. Hoozt epghender Handt/daerinnehp vsozder ſijnme Johanna ickbtdu/ſp sniet langdat die Rä ninghe verclaert. TDienwiltdocſ leſen/ ende tuere alle hareconſt eñmachtenaenuaenſtchte dit Zuweeltoteen minlijcke eere ontfanghen

(hertſalderlieſſte Lief)tewerckeghelept ende

van zijn bzandende

datmet Demelſche ſchoonhepdt boven alle die

detot UWaeTt.

U1Il« ich optſach Goddelncken verſiertheeft u leedt Houde dat het rechte ghebzupck zijn vau ick ontwÜfelijcken dooz twee geloofwaerdige

ſchoonhepdt/ Eeldom/ Wijckdomende jeugt? tupghen die rechte kenniſſe hebbenvanſchoon

Js verwaenthepdt/hooghmoetende laetdunt bept/cmepnmünbepdeoogen/die mphetſup betrechte Ä Godes gaben? vere Beeldeuwesalderlieflºcken gedaents niet Olla I. min getrouwelijcdan vaſteliciuminherte ge

atºr

Dat duncket mpvoozwaer niet:maer Houde Ä ghegrieft hebben/datinu ſulcrvooyt rechtemiſbzupck/het rechte ghe ulcke Engelſcheſchoonhept oock verſelſchapt bzupckleerdtmp mijn Meeſterſſe/baeronder ſpnet waerächtige deugtſnchhept/geloove ich wijsende niet bet Ä ſtaet mpte Volgen. baſteliſt ſo doozmjnaengebozen aert die alles Olupt. tenbeſten moetbedupden als oock doozmjne G Johanna/ſijtghp noch ſo onbernuftfgh/ natuerlijckeredelijchept/dien'tonmogeljtigte danghpnieten verſtaet wat eenluſtig/vzolje/ eloven dat die wiſe Matuereſulcke volinaect ende ſaligbleven is: wat ſoeterweelde ſp ghe intminſtedeel des menſchen/dats inden nieten die daeghlijckrheurlieve Lichaemmet ichameniet eenwoninge der zielenſjndewerr leckere ſpizſenendedzancken voeden metſier ken/eñde ſelveint edelſte Deel/dat is die ziele lijcke gewaden Goddinnen doen ſchinenmet ofte gemoet bzouwe endetnwoonſtere van die dänſſen/met ſpzingen/met ſingen verluſtigen? ſerijckewoninge verſupmen oftemetminder weerghpdan noch niet die aentreckelijcke ſoe Volmaeckthept begavenſoude. Madiennu alle tighepden gelegen intbanteren Van ſchoonebe kennife van ſchoonheptende goethept nootſa vallijekewelſpekende jonghe Edelmans glºp kelic. llefde moetbären inden goedenendeoot ſijt immers geenſteenclip noch block maereen warelief de tot ſchoonhept ende goethept/ſulck menſche/ jäeentederſoetendeſchoon maesb Liefhebbergoetmoet maken/ſo macht ſolut deen van vleeſchende bloedt. Acht ſulcrntet teleen oneereſyndatic uboven mpſelfbemin terechteen recht ghebzupck vande jeughdelijc nenalſtu eereſoude ſijnſulcke wareILiefdemiet eſchoonhept? alle fulckr machungebeuren/ met MLiefdetebedancken. Iſtniet ware Liefde anderen wenſchentbovenal/ſonderdatbethen datmijnherte bovenalledingen ſoerkthemſel iieden mach wozden. Soudi ſoo geckzijndat demetalle 'tſpneuteſcheneke?metonverſchep ghpſulchwenſchelijc geluchſout aſ aen/ſc delijckereenheptinu lieflijch hertete verſmel Än weeldighen/rijckelijcken/endepzolicken ten? Uman/u TPienaer/ende uepgen in Echte evenwepgheren/ſo zotmachickunietachten. lpcke ſtate tewozden/eudeter doottoemet lief Pleeſteens deſen Bzief endeſietwatgunſt ghp dete Vereenighen?dits mpn begeeren/dits mpn

hebt bpdeſenſchoonen/machtigen/rºchenende verlangen/endempneenige hope. TDaertoeſen bleefden Edelman danſuld (meijnick)an deick udeſen Diamant/_dienneemt metten trouWeban ughetrouwe Lief/ niet ſoeekende chenleſe danU getroude Dante Wogden . Dat waer mpnleven/hetwepgeren mpnſterven/ſoo ſtaet cßenontfang niemants giſell 10 bzieven. Szeeckt ubooft nietmet mpuleven ende doot in uwenhanden. Laet nu

ders gheſint Woºden-

Iohan.

-

gift

Ä

mpthoofttebzeken# bidSU.

onpnherte/mpnztele/npnhope/wenſche/eñ

eengelevens trooſt mpngoetbetrouwen totu eeckt wteen onmenſchelijcker herte/ niet miſſen. Gontmpu Liefde / die isdieſele „ÄSpdpſooon Godlycke aenſicht mach toe be ende hetleven mpnderherten/endeditſpoedelpc vzuntlückeghede als minnelrek wildp niet Manſlachtgh wog jen. jhemſelf bemintwatſoudºzin teghen U den aendteſonderu wederliefde unliefden moes olupt.

--

jden Bodghebiet den ĺf heb jaerghpzjtonvzuntlück ja hatelßckte ghen die ulief "ohn... 19zpers hebbenmeeſt henſelben ºde RT81 ta jefjet den MDaeghden die lockenſp veel tjdtsaen met giftenende ſchoº. Ä/ ſeelenhaerherten/bzengenſe diennaclter ſchan

VerdWpten.

Volup. TDats die Bzief/ endeditsſpnepghen hant/

datis die Diamant/dienneemtnuv untpc op des Bziefs voozwaerden endetoondt dat ghp

liefdeverſtaet/dat ghplief pcſpt/ende terecht liefhebbes waerdigh/ als die liefdemet liefde tan bedancken. Voedp dlt/ghpſultal u leven

denende verlatenſe dauli treuren/ſotdt dat lief in weelden/welluſten/ende bzeughden baden. Super, TD dd 2


ole. QGaeghdenlch ſoudentetwenſchen eenheerlijek/ende wteldig

Superb.

Ghpſult die

mej uwer bzundenzfn/ eghedient

leven telenden ſeecker die ſooeen man kri

in rijckelijcke wooninghe/pzachtighen als een Landtſ unach Hunſrade/ſterlijcken ghewade/dierbare Ju V20UWe. weelen/ leckereſpijſen endedzanckenzijnsher Iohanna. entlijck boeten. WPanteleweet tenluſt n ſouder en/ick ſnepgh etſemf eſepla WDaerd be van ſijnvolcom Edeldom/groothepten Läijckdom te gheacht/geeert/end

velen upt te gaenende mp met vzeden te laten. Opin. Muſchepdeickerupt endelaet uhier. NBepndp ſp?ehen. dan dat ick huwenwil - d'oncupſche 1Benug Gedenetunietdatickuonlancrſepde (maer - dienen aeenmeen/daerheb ick noch gheenſt bedeckt elijc) vaneenÄ houwelijck? toe/enof icralgheſint mochtzin ſoudeicdan C2. pemattdts giften ontfanghen?met IBinnebzie venom gaenº of doenbupten weten ende

Ä

wille van mün Lieve IHoedere/daerſal mp boozbehoeden die lieve Godt/hembeveelieku

ende ganahupſwaerts.

Heer Wel.

-

1T1«. . pin.

Beſen Edelmanmepnde ich doe. Bemheb

ickudoenaenſpzekenende deſake ſooverdebe naerſtight/dat deſetweevan hem laſthebben

een wenſcheltjcke bootſchappeaenute doen/is

Tweede Handelinghe, Seſte Vytkomen.

wiſt dat ſphler ſouden weſen/daerom bzachtig

u hier die andersnongaerne hierhebben. Segs op nu Moeghden Wät

Ä

S.

UDETD12.

CD geluckige «Ä mu romtu

Superbia, Voluptas, Galilea,

Ä

ute paſſe/dte ſalu nueenſaligendewelluſtigt leven doenlepden/ leeſt dienbzief ende neent deſen Ringinu

ban. al.

Opinio.

Gblñdedach'ongehooptevzolückHept/mfin CPptſach ichpyeutſcher/fierder/ende Dart Herte ſpzinght op inmijn lüf van geneuchten. JBaer iſt oock ernſt? neckiger Mepſken. Superb. Volupt. Twijfelt ghpdaetaens wpalle die hebben TDaerkomter een die ſoo Hartneckighnteten is. MBpmoeten ensbootſchappenu aen haer dien Bziefzten ſelf ondertekenen? Is dat oock doen. Spdpdaer gheſpeele? gmp komtrechts een Läingonn tot ſpotte verſchencké?TDie TDia guldens Waerdtg. op't ſlach/ wpſochten u hier ende hebbeneen mantisober debgf

Är

vzoljcke

bootchaprº

1)»

U.

Watſou dat 3n?

-

Opinio,

WDelcke?

Superb. Debdp niethoozenſpzeken vande Spaenſche Edelman die hier gheliomen is/ ende t'hnps

TPatisſoo. Gal.

TDats alleen ſoo veel als mijn halve goedk.

lept inde Herbergheghenaemt Prana Conſue- Ghoe bzaef wilick mp nukleden auſuilen die Goutſmeden/Eidelakenwinckels/ Crup denierg/Cocxende Paſtepbackers watte doen

tudo? Gal.

Mepndpdienlanghenſchoonen Jongenen krügen dat verſekere ich u. Comick totſulcken derycken Edelman/ dienen noemut Habitus atemen ſalſien dat ick myneerrende welluſt oven tGelt Peccati?

bmingº verſehere ick u. uper

Volupt.

Blfjfthier niet langhe ſtaen ghpmoet Ta vontmetons bp den 1D2perop een Bancketgen

TDienſelven/kendphen? Galilea.

JMietalleen van aenſien/maeroock banna dat bp leckerlück heeft doenberepden/daerſul me endetoename/ſoghpHoozt/jatck Weet van len oock Speel-lupdeu3jn/men ſalder danſen dus gaet ueerſt optfraep wat Lupden endevermoghenhpis/ ende dtt ende vzoljck weſen/ alles wt zijnen epghen monde/ als die nunmeer ſtedat ghpkonttoeruſten/ verſtert u ſchoon aenſtcht matſchoonklederen/ſocomt ſchosn bp dau eenunaelnet bº geſpzoken

º

ſchoon.

UDCTD.

Js datſulcrſoo iſt metonsalhalf ghedaen

Gal Al«,

"Ä“ Nall?

CD beſte gaetmet mp/ſonderlinghe dte boven alle menſchenvanſierlijckhept verſtant hebt TDathebickalrede algheſept/ickhoudt boo? ende helpt mp watſteren. eenſchoon beleeftenderjck Edelman/die ſoo

Werck/Wat Duncht

vzundelijck is/dathet wijfte recht ſalig mach henoemt werden die ſodangen man tendeele

# Vallen.

Derde Handelinge, Eerſte Wtkomen.

-

Volupt.

@f hpumochtghebeuren/watſoudpdaer

Opinio, Voluptas.

toeſeggen? Galilea.

KBp gebeuren/daertoebenich teonedelende tearm/maer mocht dat znn ickſoude(hier tuſ fchenons vzpelijck geſept)nieteensdaerop be raden. MBieſoude ſich doch beraden te Doen

'tguntelck bovenal ſoudewenſchen?

Wie

ADÄ Hebdp Meeſterlijeu verbogencrach "teuontdeckt aen die 30tte Galileº.

volapr


ol =--

-

Gaeghden Schole.

fol393

Wol,

-

Ende gbp u openbare conſtennfet verboz

Ä lichtvaerdigh aßeloofdeſp uvalſche O'Dell. Opin.

Derde Handelinghe, Tweede wtkomen.

Datsbanhupden noch dangiſteren/wiege losft mp niets Volu.

Galilea Voluptas, Opinio.

ZoJanna. Opin.

Dat wicht acht

Doemocht dat

Ä oocknfet beel. oup. Ä

Indeie gbeweeſt uhierbziendinnekeus/ſnwpnet T? vzolück deſennaeht? # Ä ic in den Demel Was/jaick gheloovenietdathet

Pln.

Bpghelooft die waerhept/dfe is neeſttegen ſsgBeneuchlichsinden Hemel/mpdocht dat

mp/ oock heeftſe eenüetvinchaltjdtbphaer degantſchenacht gheen ureen dupzde. M9ap ghenaemt Pumilitas die lijdt nietdat ſppet dats danſſen/datsſinghen/dats bzäſſen/couten doetuptheurepgenhosft ſouderraedt van Haer endegheneuchlück 3hn/ maer u verloozicka bptijdts/waerom Ä ſo vzoegblopen. moeder of "nºrſ ol.

olupt.

--

-

Batsmin aert/ſobaeſt tek van ſpis/dzanc

'tGtnganderstoemet deſedwaſegger.

danſenende ſpzinghenyadt ben/ga ick wande

Q9P1n.

Ät Superbiam tot een gheſellinne endeghelooft mpboben/ Ä TDie heeft dock

Tel.

-

Ga.

e

de waerhepdt in allendinghen/ maerhoelicht

Icmercktedat wel/maer want Opiniomp

vaerdighende onſchameldzoegh haer Galtlea/ ghetrouwelück bp bleef/ ſo hadick unoch ſoo ick ſchaems mp noch(.. O

Datdedeſpſeker/ic verwondermpſeervan

ſterch inde verbeeldinghe/ dat mpdorht ghp waertnoch teghenwoodigh/ doth haddem in ſmake/müngevoelen/eñmijn gantſchelichaem

ſulcke geplhept/3atheptende 3othept/dat cuſſé/ die vooztsaenwepnigluſts/maerveeleerver lecken/endeombelſenhaddennethaer geen epn dziete/dan GPpinio verſoete dat. Maerſeght doch Wat dunchtu

de.

Opin.

"g mtjnvzper? pin.

Ä

't Iseen Peerle van een daerBan/ aen. datwiſtick ſt Datgeſchiedevoozonſenoogen/ denctwat Wel/ tertnthepmelyck oy sºa. O

Swiight dat/doch zjn't ghetroudelupden/

It wiludes noch tererhtbedancken. lp mp

maer Hoeſlobberdehaer hant inde Taerten en ich ben nochpermoept van die rechtſchapen

vzeugbde/ebooftdzaept mp/demaghe Ä t/

de Paſtepen? pin.

minbenenſidderen/ende d’oogen3hn Ä.

Spvwas beſmeerttenoozen toe/ende glimde rich/nochtans Bebich tot over den middagh toegheſapen. alseell Ät. Ol. Opin. Datbaltghemeenlijek ſo die 'tvier wtlfeb ben moet e Saeghdp wel inden Supcker viele

*arſaales beſ P1n.

ÄÄ &

Jahoe 3pſe bphanden vollinhaer Gnuptel

«

Datsdeminſteſwarighepdt/maerwatſal ſchuldt/ghp wuchtet haertoeende dedet haer mün Gomſeggben. . . O 1hlO. alle nate ell.de tºr vergeten. O. FDepndpdat b weet Watter gheſthiet d'Dnſchamelen hebben detwee derdendeelen doech hnoopte?fpfp derlelickßept/dat was u

-

vance UBerelt. NDen moetſuch aen een Tafel

De Mepfkenszinhiapachtiad/ die weten datickte nacht uptbenºbºn.

niet ſchannell. Opin.

JVettmoetaen

Taſſjad zedigh zijnende

O

p

Wats dan of Hij'tſchson weet? Is Dpu 8a

netonſchamelsbedzijven/maertoeft Wat/dat der hpregheert 3ijnepgbenkinderen die zijn

rozt ſpelengaenſalineen langhe gatſachende goetfullenerven/bpfalunietgheven watgeeſ dievlüchtigheluſt in eenblhvende verdzietper dijdanom Jem? Gal. eeren/ſpeeckt mp daneers aen/ſoo luttel als pmaethieltinhaer weelde/ſalſp maetkonnen 't Sls oock de waerhept/iminnets "tieoptrou Ä inhaeraenſtaende ellende. 1Ban die el enop eere/wieroerthet: benick 3jn Dicht/ich

lende 3jt gbp soaky

benzijn Slave ntet.

Vo

O4

O

Reenghp/die Haerriet bupten vzundenraedt Ä een onbekentman in te faen. Gbp weet wie hpis/ſp behooz.de haer vzundenraedt gevolghtte hebben boven Benuwen.

-

d

't Salhiernietlanghe dueren/ghpgaet doch

Ä.

nietuvzper inztjn

Gal.

Ä

Datswger/ verlangt mp van Herten na.Ban ſalirkſpelen Hertgenwatluſt unnaer volghde haer luſtbs Wät dlincht ubepden ſalick mijn goetgen oock vej Bodes gebode ende heurder mage! Wille/ hier laten daeron ſalhaeroochaeſt ammerlichverdztet Opin. quellendooz Godes teghen haren Boe groot Opin.

Jaboven dennwen/

hºebe

upille.

Pola/ſp is daer ſelbe

ſºwie

O. 3.«

Metdrpſentgulden. TDd dz

".

Opin«


maeghdem Ochole. eensgheſchiedtende dat noch in deighdenende

Opin.

„ºb“ ariabspÄ uwer Dooghdenhan

eeren.

Jºgerdat Doerken ſchaeunthaer niet

deen nachtaendander des Avondtghepme I1

-

lijck npthaermoedershupste gaen/ nu bpdett

Gal.

TBaeris goede middel toe/_'tghelucktmP eenendan bp den anderen Pol / daer mocht

optalderbſtegheheelnawenſch. Binº daghenis de heeleſomme die op rente ſtaetaf gheloſt/het geltlepdttnmün Gomº CantO03/ je ſal"talledaghe wederoprenten ſtellen. Se

menmetreden quaetaf klappen ſepoetck. Doe

º mp die lupden waer bpick dat wi f,

Gal.

MBatantWoozdeghp?

jerdaer ſchiet mp inden ſinne denraedtnis

Detta.

Djers/datichr hier immers nietenſoudela

WPat? ick ſepde datpetgbeendzoomen wa

ten dus dunchtmp beſtdatierhepmelñck tº het Comptoir krßghedewſlemijn Gº noch ren maerdat mynepghen ooghen haer d'een Avondt voogdandernaſien upthaer MBoeders

ºpter Stedeis/ dät wilick doen op ſteeche/ Ä bp d'oncker ſuppenmeteen vupl Coppe # geſdttotmjn Byperbzenghen/ende vooz. hpjemblhventotdat wprepſen/ ſoo laet ick erſe/ghenaeut Charitas/daermet3ndanal min Gomkakelenſoo lupdehpwil/ wanthet tijdt ginghirteen Cabaret daer niet alteeerlyc volcrkenwoout/Watumen daerdedemochteck ig"tmgne datick neme. licht dencken.

Temeer noch madien dieſelve

CoppelerſealtjtmeteenCrommen armquam upten hupsvande beoeder van Johanna/te

Opin.

12zpalseem NDept/toontdat ghpu ºpghen weten metſchotelen ſpüſe/eude met Crupcken doen verſtaet.

vollecker wijiltgen/Batheb ick dickmaels met

Voluptas

ooghengheſien ſpzack ich/dat weettck waerte Luſt uhier noch langerte ſtaenghpmeucht/ znn: daeraf mochtmenklappenende nietvan Galileaom eenen Avondtgheweeſt te 3jn bp

ick noet noch wat gaen ruſten.

den ghenen die hare aoude man is, A

Derde Handelinge, Derde wtko

4

was wouderDWel/Watſepdend denDat doch? ſepden die ILup

IY1CIl.

eTTA.

Sp verwonderden ſich Hoogh/ elekſpack "tztjndaerop/dat mp aloitgaenis/maerweet wel datter een Meve Was Van Zohanna/dte viel mphartſteaen/ſepde dat ich daer aenſoude lieghen/dathp't de Moeder ſegghen/ende

Detractio, Galilea, Opinio.

MDatmu Galilea/hebben die ZLupden dus veel ickr metſchanden inmünen

Ä

Ä

Ich ſepde doetu beſt ende ging van daer. Siet datdede ich om uwer eeren wille/daeraenghp

metu te Doen? Gal.

ſienmoocht dat icku

MBatiſttlu? Det.

Hebbe. Al«

-

Daeraentwüſels ickniet/ endewil unoch Dundenhaeldeick totonſen Barbier vooz myn Jonghe Suſterkeneen plaeſter / Waer dancken/ het deet Inpſacht dat ghp mijn leedt na eenwepnighwachtende/Poozdeick dat die met dathypocrjtgers letdt hebt verſacht/ hoe PLupden inden Winckelalvaer den mondtmet ſalhaer ditter beriengaen uſpoelden/tverdzoodtmp/ickhooz.de/ſweegh lajgh ſtille/ ſepde daerna 'tmyne/ging voozt weghendemoſtdatukomen ſegghen. Derde Handelinghe, Vierdewt.

komen.

Gal,

MDat TDupvelklap thetvolck van mp. Dct1.ac.

TD'een ſepdedat ghpeen vzeemdeling gle

Philoſophia, Galilea, Detractio,

trout jedt/ d'ander dat ghphem ſonder trou

Opinio.

wenalbeſtapenhebt/de derdedat ghp methem ghebanchetteerthebt ſomma elch ſep.de 3 jet verwonderinghe van u lichtvaerdighe

ſtoutighepdt/ ſoo ſpzakenzp/dat ghputzunº

Ä

Galilea/Galilea/mp jammert O verlaet deſe Schoole ende mp/ uwer

den niet meeren achte ende U eer niet Meer ell gbp een ander Schoole endeandergheſelſchap verſchoonde. begint te Hanteren. Boegaernehadde icran

ders gheſten? ZHolangheickl Galilea.

Gal.

mijn leven atwaerdpbetaelt/Bebi VANU te Ä ck olangbeickleerde Hebbendieſmappers anders niette doendan belooftal

vajmpte klappen. Ich mach mhndanwel jeteeren verantwoozden/Willenſpwat Callen daergaetbp anderen welwat andersom/maer

wat ſepdeghpdoch?

-

Al deedt ghp'tten ſoude uniet deeren TDoch

ter. Ick hebu’tbeſte ghedaen dat ick moche te/doer ghpuſelve ſullet tquaetſte/ick den/maerghpſelve beſueren.maethe lºs T"

Derra,

Even dat ſelve .

WPildp intimers PZaten

(ſepdeick) ſoopzaetvan Johanna dat valſch

hypocrytgen.

Dut van Galilea smaer Salil,


gBaeghdenSchole. Gal.

KBooghdp nietlüden dat wphierwatcouten Wp konnenwelvan

fol 396. Iohan.

hº Ä.

Achlepdermachonſchultnerghensvzpzijns noetmen, dan deughdeintquade verkeerens

11O1. hoozdt münlieve Beeſterſſe enderaetmnten Ditsgbeenklapbaenmaereen ſchoole/ die beſten daer toecome ich nuhier. Mentaſt mp niet leeren/maer alleenklappen wilgaterliever ae, in mijn eere mmn alderwaertſtepandt. Upt Danin. Gal WDzing) ick d'eenachterclapſter tot verandt

Woodinghemijn hertſlieve

Woeperken ſal't

Laetons dangaen gheſpeelen/ſoenhindert brtemen endedatvanhartſeer beſtervé. Swj ditſwaerhoofdighe wifonſen coutniet:nochte Weickdaer toe/menſaltwanenwaerte zun/ Wphaerfantaſtijckeleſſen.

ſoo Werdt mijn goede name te ſchanden

pp

is algheſchent die meteenloghenisgheſchent/ Watſalick nu doen.

Derde Handelinghe, vijfde

Phi »

WPatroeret.

wtkomen.

Iohanna.

MDen ſeptmenopentltck na dat ick d'een A bondtaend’andermeteen Coppelerſemetſpys ende MBijn beladen upt myn Doeders hupgga

Philoſophia,Iohanna.

een oneerlnicke plaetſe/ endedat ick daer

Machtgens over/ nu bpd’een/ dan bp d'an ADÄ komter een inne die Haer beter ſchickt Ilgt;IE. Upt mün Boederkens hups ver dan diedaeruptgaet. Deere Godthoe Ph. ang Delijck zijn de menſchen/ och of daer veel WPieclaptſulcr vanu? ſoo van aerdt waren als dit Dochterken/maer

Ä

Iohan.

watick ziehaer ghelaet bupten ghewoonten

JBÜn Döpeelghenooteertfjdts Galilea met treurigh/ immers d'ooghenztjnroodt/ ja de haren gheſelſchappeſtroepen deſe ſchandelycke paerle traentgensligghennoch op haer rooſ ſp?ake van mp. " , Werwighewangehens/of haer Hºoerken wel Ph. S. kranchmach zynº dieheeftſpbartelijck lief. MBt Wat oozſaecke comt die liefkint? men ZSeght liefkint/ickzte udzoevigh/gebgeecktu Heelt zelden Koebleſgenzpenheeft een vleckr Wat? iſt metu meº oock noch Wel? ken. Een eerbaremaeght hoozt ſo weld'ooz

Ohanna.

quaedt klap als 'tquaedtſelf te ver Jawaerdevzouwe Goddanck/maermetmp ſakeban nijden. iſt ſoo qualijck gheſteldt dat het niet langhe Iohan. met myn Lief JBoeperken welſalbljven. Detmoetmufmmersgheſept zijndat ick lie lohanna.

ber hadde te heelen. TDaeris een WDeeuken Wiesman metaldat ſp ter WBereldt hadden ter Zee is ghebleven/latende zyn Pupſözouwe

Philoſ.

ſwanger die was bevallen van twee kinder kens/ſpis Godſvzuchtigh/naerſtighendeſo

Philoſ.

Hoedat kintzjdp kranck? -

Meen 19zou.

bermaerwatte ſchamel onnte Bedelen. TDäer deurleedtſpeerft bande Ikinderkens gheleghen

Hebdp ergenspljn? lohanna.

Reen ick maerdzoefhepdt overdzoef Hepdt 3Ünde/ghebzeck in Ltmen/ WBollen7 Spjs/ ende anders. Witalles wiſtick upt ſekereooz in myn Zonghe ſ

ſahen Waerachtelijck/mhnherte wasmethaer

lO.

UPtwatoozſake/ſegghetvzplief

Weet

eſden/ckgaft mün Boeperken aen/ ende badt oozlof omdaerdagheltjcrwat ſpijs/wat

dat ick ultefhebbe/watſwijghdp? chzoomt voozmp ntet/ ſpzeketklaerupte. Z Wil U metraedt ende daedt helpen.

d?anckr/wat Linnensende andernodzift bp Zbondtte bzeughen/helaes myn Moederſoo luttelpet quäedts hier upt voozſiende als ich/

Johan.

beWillichdemp dat gaerne/met laſt dat iciitet ſpaerlückſoudegheven/maerbeſozghen dat die arme ende deughtſame , Craemvzounerghens

Gch lieve vzou/

Äco. ll.»

ghebzeck inhdenende ich haer ſchaemte in ee WBatisu TDochterken laet mphoozen/ miſ rein Holden ſoude. CDnn ditnu immerg Welte lijck of ickuleedt Ä verlichten. OIlaf.

doen/ſoodedeier bpdoncker/ſoo omdat nie

manthaer gebzeck/ als oock om dat niemandt deſeonſe Weldaet ſoude vertiemen/ende omim

Daergaet watomme dat mpberobenſal van't alderwaertſtegoedt datickter Wereldt mer alle quaedt denckente voozcomen/ oeck hebbe/. Iſt dat ick daer etoeſwijghe... Maer om hetalderbeſtegeſelſchap inſulcke oeffenſn ſpzeke ich het ſalduchte ick vaft mijn liebe en ghete hebben namlck altydt met mp myn al de waerdighe Boeder met treuren int graf

CozmuptCharitas die gaernemet mp helpen: CD Heere God wat laetghpmpulu doch derliefſte gingende ſoo Willigh Was als ick om diearme OP Tonnell.

Craemvzoumethare hunderkenste dienen/ ee Philoſ.

bewaſſchen endete ſpijſen. Dit is meteen argh

hieruptcomtmpdeſeleljc WPatkomtuop ſegghet mp rondeljck upt ooghegheſien/ende ke klancke vooz ſo velempaengaetcanickdie ſchandeltyckelogen nocß weleenighſins vande handt des Heeren tot minder onfermingeaen

hetſalverholen blijven.

nennen endeliden: maermijnarmeoude moe

der ducht Ick dat vandzoevigher ſteurniſſe in eenpopelſie of argherongeniack ende daerdeur in haerlevens vercogtinghe ſalgheraken. TD 0 0 4 Philoſ


maeghdenSchole. Phil.

Thetiseentrenrighe ſake voowaer/maer daerts noch alraedt Ä

Derde Handelinghe, Seſte

ONA1.

M9at paedt doch

Vytkomen.

atºrt vzouwek ll.

Seght mp eerſtu vooznenten ende goetdunt keulndeſen.

Detračtio. Iohanna.

Ich ohan,

ijn Moeperswelvarents mp lieber dan nalderliefſtegoedt „Ä wel'tſelvemhwigen

endetenden is/daerom denckickteſ want mijneere canick wederghekrighen als die Heereghelievenſalde loghenteſchandente

A Johanna/lnſtunoch intſtpoolte gaen/ "twäerbeter dat gbpoptºſaedthuPsgingt, Iohanna

MBaeronudasc?

*

-

DeT maken/maer verloozick mijn hertſlieve KBoe en/weet gbpdannie verantwoozd 19ſakente jerken ter oozſaken vanſulcken lepden mare: nennunermeeren mocht tck die bweder beto watteromgaet?watmenunaſept/endedathet

ueereghelt

RTLIl.

uarmeoude Moeder looptdaer

treurighna de Secretare meeenºerº

Philoſ.

Die kintlijckeliefde toteen Moeder/ ende vejom teſien ghetupghenbeleden van ueer die beſchepden redene inſoö benevelden treurig lyjckleven. Johanna. hept pzijſe ick in u dochter/maer merckt Acßgaetnjn lºÄ dat. nietdathetumoeder vanſelfgoocſonder Uſeg TT3.» gente voozen ſalcomen?

Ä

Iohan. Jaſpſwaerlijckendebpna Palf doodt/det Spcomt ſelden bp den menſchen endegheen ſoude ubeter voeghendeſen onluſttedzagends Coinneeren heut ſp Ä. ghpdoozu gepleluſt uoude KBoeder aen boe. Iohanna. IIOI. Sullentu Dagenhaernietſegghen? Ghpfpzeecktqualijek/ick gheloof oor ua Iohan.

IHogeliſckneen/wieweetoock oftmetſwij genupfgebluſcht/datmet wederſpzeken groo ferontſtekenſoudewozden/en oftdan noch tot mijn JBoerkensoozenquame/ſo heb ick liever dat andere dan ick oozſakeben vanſulck haer bedzoeven. Altüdtweetde Heere datickaen de

lijck. WBatcanmen mp doch quaedtsbetups hen? ghen

Derra.

-

1Daeghdpnoch wat/weet ghpntet Hoene nigh Bäncketgen ghptot die weghebp. Macht

metuwe pollen hebtghehouden/dat ſalmenu

evertupgen/ende datmet twee loofwaerdight daedtonſchuldigh ben/dit 1g vo02 np de mee tupghen. MBatmepndpdatuarmeoudennoe der daer vooz een welluft upt ſalnemen? endt Philoſ. ſte trooſt. want alle Dozdeelhangtaentwee ghetupghen/

Pvooynemenisgoedt Dochter/tremrt dus ſooſalnublijckenvooz al die Werelt dat ghp een dubbeldt ende bedepnſt Poerkenztjt/ende

niet 19 noeder ſchoon verneemtſpſelveſalooc

usnſchult wel verſtaenendegheduldt nennende inden 9eere dencken dat heteen Coninchlick (nietelckerlijcr) dinghis am weldoen laſterte kounen hoozen met gheduldigen moede. Miet te min nadienelck ſoo veel hp mach ſchuldigh

datu ReveeenGeck is/ die uſoo vermekelijck

wilde verantwoozden/ . dat hp mp vooz den ZSchepenendede verdaghen/ willende dat ich myn ſegghentnden halſeſoudehalen/maerdat

heefthem ſoo veleghemiſt/ dathp't nuſalſten ismetalle geoogloofde middelen zijn goedena betupgen bptwetonwyaeckbaregebueren die's

mete verantwoozden/ ſowtlick die ſozgevooy metheuren ooghen gheſten hebben .

Iſt nu

uende u Moederop mp nennen dat ick doo? u niet weldoozrechtgeroepenende 3ijneer voozt gheſpeele 1Beritas benaerſtughen wilomdtelo recht weder ghehaelt ghphadtbeter u Doere ghenſulerte beſchamen/ende die bleck vanach ren/of hp tenminſten 3hnteghen-ſpzekenach

terklap ſoo klaer afghewaſſchen datfegheen terweghengelaten. JAuhebdp.daereenſchoon vooytganch hebben/toch gheen blpvendeſmet ſtacie/waer die Pot nietbeter toe ghedeckt ge te op het ſupvere kleedt van uwen goedenna weeſt? me latenenſal, dusſtelt ubert fevzeden mpn Johanna. hint/ beveclt de waerhept die verantwoozdin

Pintmen menſchen die ſuleke ontnaerhepdf

ghe van uonſchult/die achterhaelt den PLoghen derren ghetupghei/Weemyng wat ga ick ma Welalls hpſmel/gaet ghp thups bp umoeder/ ken. Ach litve JBoedermoetghpdit leet van eude 31et ghpvgunden kamen daer op ghp ver mpu lieve Dochter htbben?mach wareonno nocden hebben moocht dat ſphaer hier af ſul ſelheydt voo! den Loghennerghens, yzpzijn

lei ſpzeltei/ſoo gheefthenlupdende waerhepdt moetick Duſanna indeſennoodtghelje wog te kennen ende vermaentſetot ſwijghen/ter tºt den? DHeer laet mp dan oock haer eerlhcke toedat ick 'tgheen ghefept is eerſtverſocht ſal verloſſinghe deelachtigh wozdentottrooſt van hebben. mijn bedzoefde JBoeder. Iohanna. Äck wildoen ſoghp mp radet/daer afende

van trooſtdanckeick u waerde 19zouwe/ga thupſwaert/endebeveleu den Heere.

Seſte

Handelinghe.

Eerſte

uytkomen. Galilea. Curioſitas, Detračtio.

Ä

heb ich mugbehadt/ MDat vgolijcker ud:macht nfet O voozmaelsſo tch ſulcken jebben


maeghden Schole.

"

Folz»,

Hebben konnenwenſchen als ick nu gheniete/ ende noch meerende meer ghenteten ſal, in Spangienſoompnalderliefſte mp ſept/, tis uochmaer clepnnuaetgen in Bºſn herte

Tweede Ä Vierde Handelinghe, Vytkomen.

ſchierderwaerts. Kart verlanghde menſch ſo hupzichlicnaeenrepſe/die ſalmozgéaen gaen/ dtepoſt-paerden zünbeſtelt/mjn dinghenztin ereedtmijnplonder is al in mün liefſtens dt/devzeeſevanmin bekrüghen is alwech

Veritas, Curioſitas,

waut wpgaenwech eer hp konnt/ HP ſal mp

ntet meerſien. Zſſer oack ſoo gheluckighen enſcheopaerden? ich hebeen man als een

SÄ rupmt die dupffere nevel vooz der zon

nenclaerhept/ſoo verdwynt die ſneeu vooz Hp lieft der Sonnenwermte/ende ſoavliedt/ vlucht/ mp als hemſelve/wat ſtaet mp anders voo? ende wijckt die naemſcheuringhe/achterklap/

Ä Edel/rijck/ ende machtigh/

sogheudaneenheerlück/ ſterljck/ Weeldigh/ net die quaetboende dupſterling vooz np die endewelluſtighlevenna almjns herten bege daerbendteeenvuldigheonbevepnſde/ende vzp ren. Mijnhert ſp24ngt Ä intljfVan

Ä

moedtghe Waerhepdt.

WDaer zijnſe nu die dat

opendeneder. Aldiemp liefhebbenfullenhen eupſchelteflijcke ende goedtdädighe Paech luſtaenmpſien endempvpanden haer onluſt: deken / ick mepn mijn ghetrouwe Johanna watſal nup Johanna dat ſufſterken/datenſ“ meteenſchantlijck gheruchthebben willen be

whſtgenſdathppoerütgenſegghenkſpſalſpl.

cladden/haereere bevlechen/ende haer welriec

tenvannidtdathetmpſogaet nawenſcheen devermeertwederom mün vzeughdeal wat deſehaerſpytdoozmijn welvaren noch verſel“ ſchaptismet dzoefhepdtom Baer pghenon

hier tut openbaer gheſtant doen connenſp/ die inthepmelijck achter rugghe met oozblaſerpen

LLß-

Detr.

TDatmoohh.dpmp dancken Joffrou/maer aliſt ueen vzeughde -

Doeſo0?

Ämp een duchten.

Detračti.

kendefame ſtinckendennahen?

ILaethen nu

ſooveeleeerlooſe loghenen dat opzechte maeg deken naghedichthebben. Petcomtalupt dat men onderden ſneeu hupt/dan Wert de achter klap teſchanden/ ende de belogen met dubbelde eere ghecroont/ſo varet hier met mtin Johan na/dte heefthaervingerhen geheel bewonden/ einde macht daerom nu oock heel ontbinden/ bloot maken/ende ontdecken. NDen verſierde

TDeſe Meptſept mp dat diewaerhept verno haer na dat ſpbp nachteghewoone waste gaen men hebbende wat gheruchtick van Johanna meteen Coppelerſe beladen met Bancketgens 3aepe vljtig) op

pº 1gonn mptebeſchanen.

TDesmoet ickſeker WPaeromdat? ig

toteen oneerlück hups/bpeenighe Boelen daer pin oneeren bancketteerde. Nuwiſt ick dat ſulcr Valſch wag/endedatteral Watandergom

UT

achen.

Derract.

ging desickdoo tweevande Revenvan Zo

nº bereedt uvzeughde?

hantla d'achterkläpſtere hadde beriſpt een of

tweemalen/dewelcke welverhopendederechs

UT

Neenſo niet/maer am datahpuſoo ſatigh ſchuldighe beſchaemthepdt heurder valſcher hout algofghpnoch ſchaemtehaddet Degºt loghentalente ontgaen/ ende Johannam nocß Äoffrau weten wp danniet dat ghphaem meer tebecladden haer vermetenhadde ſulck ode eere alovereeuwijle teffels tertierchen haer liegen te doen blicken waerachtigte ſpn/ hebt gebzacht? dat ghp.de

Ä al lange

op eenen Avondtgheſten hebbende Johannam

hebt uptgetoghen/het vaozhooftdoo geklaut met Charikate upt haer moeders hups inne endetaenſüchtaenden Wolle gheverWet hebt/ gaen tot ſeeeker Hupſken/ghekomenig metten dochweetick oocknualwatu noch gſter Gs Schoudtende twee Hchepenen tot den vooyſ3. vontwedervaren is/daer deur ghP liet 'on“ twee Reven van Johanna ſegghen/ comt nu recht beſchaemthept vzeſenſoudet/ſs daer noch beſten oftckeenachterklapſtere ben/dan of u JA1chte een onſchamel gepl 9oerken is/die Re denighe ſchaemtein uWare. Ven gingheuſchzoomende beſchaemt methaer/ Detracti. Ghpklaptdatuluſtendemp verdziet/maer met Schout/Schepenen/ende Dehouten TDie ſekerof die waerhept ergens mpomtreng.“ naren/ die methaerdzoeghen een Ladber/3p mewatradpimpte doen want dat ſpmach quamen aen 't Pupſken van een ſchamele MBe

duweinde Craemlegghende van tweekinder

tighlsendeſpljtigh Ä ghpwel.

kens/datſtont opeé hoec/men ſteldeſachtgeus

UI1O.

elt den Haſenwimpelop/keerthaer den den ladderaeneen Glaſen-Vepnſter intſtraet liſteljck ſuppennau dotic gen comeude/ ende d'een vooy d'andernadaer

„Ä Ä

opgheklommenzijnde/ſaghenſpdaer Johan

kereſchuplhoecyclen. Galilea.

Hoetmetuſtaetraeckt mp niet/ºtismpim mers ghelucht/want die lupden hebben nu ſoo veele teclappen van Johanna/datmen van mp ſwyjght niet andersÄ of ick doot Waer

iammetopgeſtrelien uaeckten armen ſtaen in een Tobben waſſchen het vuple ILHwaetende

windelkens vande Weduwemet harentwee kinderkens/ende Charitas die den Kinderheng

op haer ſchoot Pap gaf te eten.

Was dat

niet een eerlijcke Boelderpe? daer waren die

CITA«.

TDaerromtſedieick als den TDupbel'tcruPs Peven van Zohannaverblydt/ ende Detrac tto beſchaemt/ſoodatſpnietopt ſtraet mach

doet vzeeſen. Wdieu:.

komen ſonder vande hinderen doch met vinge

Galilea.

Ich wilmetu/ haeraenſicht blamt als

de

rennagheweſen te Wozden. Want deſeghe

bzändende Sonne haerooghenſch als ſchiedeniſſe des anderen Daeghs ſinargheng tot de Blirem/haertredtisſnellyck namP toe/ick eenwel behaghen van allen goedenlupöen over den gheheelenſtadt verfpzende.

wil netU biullen.'

TD DD 5.

.

-

Curio


ole. gBaeghdenſch tebeddenen was/hp bzaeghde na den Span-,

Curioſit.

Aldat ghpdaer verteldt isdewaerhept/ick giaert/ſp bzacht den Schottmetten Dieraten hadtalvertomen/ Betractiowiſt oock ſelbe inder Cameren/daer van'thp Galileam leg welwateerſpdaerbehaelthadde/daeromginc ghenin zijn arm/hp werde snſachtgheweckt/ ſp metoock Galilea ſtricken ſoo Haeſt ſpuver moſt ſich kleedenende metten Schoute gaen namen. Maer Galileawiſt noch nietwathaer indervangheniſſe. GP haddet ghp gheſienhoe gheſchiet was. Hooztdoch lief gheſpeelewat verbaeſt/ hoebeſchaemt/endehoe verſchzickt dat sghnſult uverwonderen/ſit wat bpmp dat die arme Galilea was. Spwzangharen neder/ ick bids u/ ickſalu vzeemde dinghen handen/ruckte'thapzuptenhoofde/ afpcrab de 'tvel vanharenaenſichte/roepende endetie Vertellen. Verit.

rende niet anders dan of ſp raſende dol ende

19 endemingheſelſchap ſchickt ſich oockbp beſetenhaddegheWeeſt. De CDom werdtont een/ menluſtmietpemants ſchandete Hoozen/ boden/die quam treurighende dedehaerinſºn ickweetmoghelück batende waerachtiger van hupsbzenghen-

Curioſi Ur1OI1.

derſakendanghp/maermünwerckhierghe

#hebbende/ga ick erghensdaer ick te doen

TDats een bzeemde veranderinghe alder vzolijckſte fnt

Ä

Ä

LUUf.

Maerwaerom werdt die Spangiaertſooghes Vanghen?

D EL.

Vierde Handelinghe, Derde -----

Vytkomen.

Ppis upt andere Landen na geſchleben/'tig (ſootblijckt)een vernaemt TDtef/oockheeft twee TDootſlaghen lelickenghedaen/

Ä

noch mo?genbanden daghe (ſoo ick Hooze)aen Lell

Ä

Curioſitas, Detračtio.

-

Curioſ.

Ifpderſchandendaerleptalle die gedzoom de eere/PZacht/ende weelde vanditghelzoſen mepnonſen Galileatnder Aſſchen DÄ gaetſe binnen die waenwijſe hobaer potgen/ick digheende ſpitighe Deerne/_watlaetſp ºſchieltjckeveranderinnghe dats waertjci

haerduncken? moghelück datick ſo goetben onſtadighemommecanſe van 'tgbeluck. Soo

als ſp. Ja comdpdaer weder uptſluppenºver meteenhup upthethooghſte intnederſteteval

Är

ſoo haeſt datu Dziendtnne wegh en latsledebekinghe Maerſeghtnu doch:

haºſtmotten geldedathp van Galilea hadde Detračtio.

Ick ben ſo vol woozden dat ick daeraf ber ſteelideſplyte/ mijn tonghe loopt over van

olltfanghen? Det.

TDat'g al

dºwnlºad endete niet, Ur

Wooden/endemoſtoogen ſoeckendaer ick inne

h/men Calleen TDatsinonmoghelüc eendach Ärn. gh Dupſent ſtotteveele wonderlijcke wooden die daer nu gulden alop mnn tonghelegghen. Nuvinde ich uhier Et.

welte paſſeudieſe ſoo gaernehoozt als ickſe

Äur

kalle/hoozt doch wonderlijckedin

P. jell.

Curio,

WBaerafbanonſe Galilea. Detračt.

Za van Haerſelve/weetſort alrede, Curioſ.

MDatgheſchieter doch dat mp verboy blüft?weetickniet vooz pentandt ter wereldt al Watterom gaetº Detračt.

Poe TDupvel komdp't teweten? Curio.

JMencan welhondertdupſentgulden fn half uer verſnelen. 't Gelt

Ä ſeer Ä

laal verdobbeldt/hetreſtgengherechte j Dienarenhandendats inder ÜGoiven Kaken/ dus iſt gantſch verloozen.

o-Ä wavus t waſtuietghenoeg aen Äpºeda oeſt dºeere verloozen/m haergoetje deſooteffens verquiſt Ä gel ndär ITNEs ZHod

t der

Detra. ſ

od?apt der Fo?tupnen ſpille/diedoetdat Haermeeſt nahaer Äna der menſchen

Ä ÄÄ Ä heeft den wint niet in

pne hängt Melde ſich danſen. aendenfoztu Harendie pype Atupne TDats alleens ick machſwarte conſtencon moetna hangt nen. Baer Weet ick niet dat de192per vanonſe Galilea ghevanghen is? Derračt.

TDat is'tſelve/maerweet ghphoeende waer

Vyfde Handelinghe, Vierde

dooz?

Vytkomen.

Curioſi.

Meen ſoo wel noch niet want 'tis nu eerſt geſchiet/vertellet mp doch/men weet eer wat tergheſchiet dan in Wat wyjſen met d'oozſaecke Van den/dit luſt mp watte hoozen/maer doe ter immers niet bp Vanden uwen.

Curioſitas, Detractio, Io hanna.

Detra.

immte niet af doen. TDatgeef ick obº

Jck ſalder

UT.

Jet daercomt Johanna/ en sffſpſpbandit SÄ oock betºnom ET.

CT.

Paer tarre gaetnu op eenzant-we f ende Galilea net onſenZpanjaert rechtſlapen in eeren/ende haer vpatt in ſchanden waren ghegaen/ quam de Schoutennet veele luftaen/ waer heen Johanna ter OOLI., TDienaren inthupg/ſoode waerdtnne noch niet JNadat wpgiſter ſo v2elijck waren geweeſt

#

ÄÄ

Detra.


mäleghden Schole. Detrac.

fol.396,

ſpleptghenoegſ in Wanhopen/ niemantmach haer troofen. Siet/ſoo heeft alle ſpezijn we derſpel. Die u tebeſpottenplach/wertnuvan

WHebdpnietmetallenghehoozt. ohan.

Javeelmeer deughts danick noch wel can al de Wereltbeſpot. gHedoen. Curi Iohanna. -

Jonckheptisdomendeonwiſs/ſonderlingh Reen wpmepnen dat niet/daergaetwatan als die nieten leeftna Dudersraedt. Jgdeſe UlT1.

dergom.

arme Deerneupt Zonckhepdtgheſnevet/ſpis meer ontfermens dan beſpsttens waerdtgh.

-

Galilea

“Isſchielijckupt die alderhoothfte weelde (ſo Die ſtaetmn mochvallen/ wat haerghebeurdt Ä waende) gheſtoztet indealderdiepſteellen machons gheſchieden/ dan ſouden wpliever bzuttlijck ghetrooſt dan hatelijck beſpotzijn. Iohan.

TDushoozenwpoock anderen te doen/ dat doedp nietende doet qualyck dat ghpuoudeſe den nieten Wilt verlaten. 19ooytydts waſt u

WHelaes!“ daeraf weetickniet. Detr.

Seghdp noch Helaesl ſekerdat Heeftſpaenu ſpeelghenoot/ ghppzeeſthaerende waertvzo MietVerDIent. lyckmethaer/ waerom verlaet ghpſenuter Iohanna. nsodt/ja Waerom ſpzeeckt ghp nuquaedt van De Heere Chziſtus heeftal wat meeraen mp haer Poozwaerdthooytſoniet/wildpſentet

verdient/danickmedoghen ſoude hebben in gaentrooſten/of wildperniet goetsoffpze ’tverdzietmijns nat ken/ſooſeghttenminſten gheen quaet van häer totuwerſelf oneeren.

T.

Cuſſcheneen naeſten die in vzuntſchapter

Detra.

-

nootna bpſtaet/endetuſſcßeneen vpandt die in

Dit mepſkenblift aleven neuſwijsende v?untſchap komtverde vau Pups/maer om ſpitigh/ connt Curioſitas wildpmet/mp luſt

hatelycklepttepleghennabpts/en is gheen dtgheſelſchapniet. thlepn onderſchept.

Den weet welwat Gali

lea teghenughehandeldt heeft daev ſp mp (dat mpleetus)toemiſbzupcktebupten mjnweten/ arbepdeſpuietor ugoeden nanre tot ſchanden teb2enghen. engh

UlrIO.

JDpoock niet

Vierde

Iohanna.

Dat wasHaerkranckhepdt/ ſpmepndp mp

ſeej

Ret A.

Handelinghe, Vijfde wtkomen.

welquaet/maer God ſtupyde die laſterpileop nnp/mpten goeden. Die nopten vielen ſtondt noptoppe.

D

Iohanna, Philoſophia.

etr.

Jaop ſtaen. Mubljftſevlack legghen Heeft lookinawerchen/lepdtgoedeloos/eerloos/ende hopeloos in vertwijfelen. Iohanna.

MBacharmdatsmp waerlyckleedt. Detračti.

DÄ gaenſpheen/ſekermpen kuſtoor miet ſeer naſulch gheſelſchap/ die aen de Ketel wztjft Wert vanden roet beſmet/ die metkreu pelen Wandert leert oock hincken/ende die met

quaedtklap verkeert/ leertoock verkeerdelyck

TDat ſeghdp ſo.

quaedtklappen/ja quaedt hanteren/ wantälle Iohanna.

quadeklapbederft goede zeden. TDaer zieick

Datmepn ick ſoo van Herten/ſoude mppe münwarrde Beeſterſſe. Ovzoiwe wat won marts ellendfghepdt verbljdens daerbehoede zijn dttin Galilea?

verlycºvratºriº

nnp voogdte heve Godt. Derraët.

TDatswaerdochterken/doch mochtmen die

Ep Haddeeenluſt in Uleedt,

ellendigheepndealeentchſinsvoozſteiiuptſulc Iohanna. hen quaden beginne . Det Repſken TDat Wag ſulckr) gheen goede luſt/na harteer.de niet dan quaetgheſelſchappe/te we ſtilcken haſtenluſtmpnet. IBaer haer onlu ten Opinio/Snperbia/Doluptag/TBeſtdia/ ts mpvoozwaer een verdziet endewil die hel Curioſitas/ende Betractio wären altydtaen pen Veruntnderen daerickmach. haer 5yde/daer deurſpoock ſulchtal verandert ende Verdoven/datſpfergheng nooderen Wag Detračti. dan int School/mietongaerne dede danleeren/ Datsonmogeljck/haer verdzietiste groot. luſt hadde ledighte ſitten/quaedt klappenvan -

ZHp werdtghevzpetvan een Spangiaerdt die anderen/eide boven alle dinghen'therte geſtelt ſchoon Was ende fraep van leden/hp ſcheen E adde tot eenhovaerdighlecker/ende weeldtch

delenderyck/ beloofde Goudeberghen/ een

even. Pet verachte den Meeſterfſen ende

weeldigh endepzachttgh leven. Die arme vzunden raedt/ volghde in allen dinghen haer TDeernegheloofde/ ſliep bphem/ bzachthem alle haer CDuders Erfwel dupſendt gulden/

epgen luſten ende opinie. WBatwas uptſulc ken onwüſen/ſtouten/hovaerdtghen/ledigen/

endeals ſpmepnde 'sanderen daeghsmethem endebzootdzoncken Sonckhept doch andergte terepſen naer Spangien werthpna geſchzeven verwachten dan een ellendightendeſchandelpc van TBootſlach/veel Dieverpen/ende ſchande ht / OUderdomme.

üchefepten/deshem die Schout vanzjnbed

Iohanna.

Ä

de haeldedaer Galilea in zijnarmlach/endeſal Hoiſt ſeker deſe oneere ende dit mozgen ghehangen wozden. WPantznn doot verlies van Galilea veroozſaecteen ongewoon ſlaghenende Dieverpen blicken onlochbaer lijcke d?oefpeptin mijnherte/ ſoo dat ick mijn lyck oock dat hp noch weltwintigh whven Warme traten niet on can butinen houden. heefthfer endedaer.

Duts Galilea bpmaupt

ſinnighVanhertſeer totyeur CDöinghebacht/ Phil.


Philoſ.

hole maeghdenSc nietbetersdoeu/dat Waerte recht

Colen van

de op des vpandtshooſtghelepdt. Spdpdzoefom Haren't willen of omuſelfs vierigheltef mp isſpniet dubbeltellendigh? Jºaerſeght h Willen? J OI1ATl«. jckleedt. DHaerleedtis nuijn

º

in ghemoedt.

1

-

,

Zckpziiſe die menſchelijckemedoghenhepdt/ maerſeght mpſoudeudan haer lief oock niet herteljck lief 3jn? Johanna, Doo} Waer Jja. Phil.

Johanna. ...

-

Jain goedt (ſoo mentqualück noemt) ende Phil 1.

Spbehoeft dan dubbelde trooſt/te wetenſº welhandeliſche als mondelichetrooſt. Ebpbal in ſchieliſche Armoede heur Gom heeft ſelf kinderen ende verſtawel dathphaer niet Zal

willen onderhouden/ ſonderlinghe nu ſp öen deſengrooten oneere heeft aen gedaen. Gheſchiedt hierin deſen watguaedts of Wat vunden t 3p oock wel dat ſp baren tijdt TDaerbpwee Ioh goets? verſupmt heeft endetnde jeught nietgheleerdt OnAn . Boedatte waerde 19zouwe?machtgoedt3jn daer met # haer coſt can winnen. Duncks Datmenzjn goet

"Äverlieſe? 1IO1.

umuniet dat hethaergheenclepne trooſt ſoude ſtjn wat gheholpen te wozden met tydtlücke

MDaertgelt goethetmoeſte alle zijn hebbers have?

Ioh OI1AT.«

oedt makenghelijck 'tvierheetisende noodt jckaldaert bpisheedt maecht. Dit is ſoomet

Soo iſt boozwaeroock mocht ſptot argher hefgelt niet/ want dietmeeſt hebbenzin mee gheraken endeghemeen wozden dat Bod wen ſtendeelminſtegoedt/ daerom hebben'tonſe de. Dit wilick mñn Moerken gaen aenghe Doozouderswyſelijck ghenoennt nietgoedtſo

ven/ende haerbidden vooz Galilea om vier of

mennu doet/maerhave/dats hebbingheofbe vßf pont Jaerlijcrtothaer onderhout/tat dat ſittinghe. TDatover gheſlaghen ſegghe ick dan ſp watgheleert hebbende haerſelvemach gene op de Uzaghe dat het goet (1ck mepn Waerach ren/min Moeperken is goedighendemilt/dis tigh net valſchgoet)te verlieſenmachntemant ſal well den datier Haertoeſegghe eude jaer goetzin Honuede niemanden goet mach ſpn. lycrgheve. het Verlieſen Vande Ware eere Wanthetwerck is Philoſ.

Vanſelfs quaetende oneerlyck daer dooz mens verlieſt/maerdatpemaut valt in welverſchul

Datdoet lief hint/ ick wilhaer oockgaert

de armoede ende ſchande nach wel pemanden goetzn: jaſulcrls goetalleen. Den genen die

Verſoecken in Haerteghenſpoedt/die mp inhaer Weelde verachte ende vergär. Baer vzuntlyck

den goeden ſtraffunge Godesdaer innebekent/ trooſtenende vermanen/dat ſpnoch niet ents 3hne ſtrafWaerdighezonden belydt/te recht gheghetenal isſpghebeten/dat het meeran

deren gheſchtedt is/. dat hethaer (neemtzy't

Jaetende Verlaet.

Ä

metſchulthenningheaen) nochten CD waerdat bponſe Galilea/ſo mocht Haer goeden ſal koman/dat het op trouwe ende eers Iohan.

alle dit noch welten goeden kommen/ ende deſe ggheſchtet/alwasſpſchoon bedzogenzpwiſt Heker ſo dat niet anders met ernſtlück vernamen dat ſpupt val tot baren opſtaen betroecomende leere verſtaen/dat gheſchiede ſoude mp bithaerleedt nietbedzoe het ende die aertſche In bedziechlijck demenſchen Phil verblpen. vet maer

Ä ll«

Ä

ſten berganckelhckende verderflückzijn/dat ſp

Ja vzpelijck/ want danſoude ſp oock ſelbe die Verlate/den getrouwen Godaencleven ende CHodes liefdehaerconnen merckéindeſeroede

betro wen/die ſalhaer niet verlaté. Maervooz

die ſp Cuſſen/ des Heeren raſtijdingheghedul aldat ſphaer quade geſelſchappe verlate/heur digh aennemen ende verſtaenſoude/datſpeeu der v?unden endederwijſenraedt altjdt boven welijck verdozvenſoude 3ijngheweeſt: ſo God harenluſtenendeopinteleertvolgen ende Godt oogen Heb haermetten langhen roedegeſ gen hadde ende in allenharen doenende laten 1nde gedzoomdevalſche weelde laten verlopen/ be/altijdtditende deſergeljckeſake wilichaer

Ä.

ſterven/ende Dat Godtghenadelijck methaer handelt/dathp deſen haren vercoozen dootlic

ken anwechaltºus mettegenſpoedighepts dooz nenſcherpellyck

betº

ende onhepningt.

OBan.

CD verſtondt ſpdatte/ſpw.aer alHalf ghene ſen. TDuncket u quaedt waerde Dºzouwe dat 1ck haer vzuñtlich beſoecke/hertelijck trooſte/

voo houden endevermanen/ ende den Beere biddendathphaer herte Wil openen. Mugae nahttps Dochterkenende Handeltmet u Woe

der/ſo ghpboozhebt/dan comt tot Galilea/ck ga Voozheen den Wech derepden. Iohan.

Äckgaedan Waerde Dzouwe/Adieu.

endeſulerclaerlijck betupght?wieweet of mijn Vermaninghein tegelſpoedt nuach vzucht doen die in Voozſpoet

vºr. Äs

-

Philoſ.

Adieumjn lieve Rint.

11Ol.

FHoude mp dat quaet duncken?gbpen msordt

'tvervolgh


-“

GaeghdenSchole.

ſol397.

ſinSerlicke Lupden/ende daeris omwelaf

'Vervolgh aenlohanna

teleben. De 19zper is inde 19zeeſe Godesop ghevoedt/ende is oock ſelve Godtſvzuchtig/ laerſtgh/oozbaerlyck/ende mildt/ ſoo dathp Tai Chztſtelick leven/Eerlijck winnen/vooz

Devyfde Handelinghe. Eerſte Vytkomen.

ſichteljch bewaren/ende barmherteljck ghe ve/hoeſoudeick ubeter Manop Aerdenron

e.ºenſchen ? Lün Rameis Laudatus van Duma/een Deerlñckende bevallick Jonghe lingvanaenſien/oudtontrentrrviſ. Zaren

ID1DA amibilis, Moeder van

-

Iohanna.

lohanna.

-

Salick dan immerg waerde Boeder moe ten P0UUWeljcken?

did

Idida.

Erts lieve Dochter/daticku wt den Zale hierleedeinde Camere/isom met u alleen

Ä

Sal fck dan van ſoolievan TDochtergheen linderkens unoghen gh

teſpzekenvan eenſakedte u ſonderlinghelbe

ohan.

roert/ endempbovenallendinghen Hooghter lieven . Salick danverlaſ om een onbekent 1Gzper Doeder zperſſoo Herten gaet. Ghpſhtmualdichmael aen mp verſocht geweeſtten Duwelücke van verſchep 1CK. den Zonghe 19ypers/ſonder dat ickuºdaer Geen TDochter verlaethaermoeder intdeen

Äfhebbe willen vermanen/ſo overmidtºck u Lief is. zinneſagh van bpmponghehuwettº bljven/ Vau dat haer Moeder Iohanna. Äls oock om dat mp die ſelve Pºpers nieten

Zck hebtgheſepdt lief NBoeperken/ende ſeg

sehaeghden.

IBaerwant ckmu aenghºſocht get noch uterherten/dat ick gheen leedtontſie werde van een Jonghman die mpbehaeght/en daeruliefwtmachcomen. Maerunminderlief moock on ſtjn TBeughdelijckhept ſalbehagher'. te hebbendaneentghander menſch/envermach Ende ickdaerbenesen ziedatutht nu als om minherte gheenſins. Reem ich een NBan/ſal inden Echteltjckenſtate te begheven/ſohebbe ick hem niet lief moeten hebbenbovenu?ſou fck udit moetenvoozhoudel/om U Mepnillge deu dat oock lief ſyn

te Vernelſell.

id

1C12R.

Iohanna

Djae Dochter/bovenalledingter Wereldt. Ach Moeperken/huwen l Soudºmijnder WBant dat is behoozlijek/dat is Eerlijck/ende gaerne ontflaghenweſen ? Dat machichnet datis Hoddelnch. Houdemp danſulcke Edele jhelooven. Äck niet/dieurecht-moederijce TDeughde leedtſjn? Liefde daghelijcr ſo overgroot totmpwaerts ohan. behinde.

Ghpweet waerde MBoeder datditeen groo

-

Idida.

teſakets/dus biddeick dat ghpmünſpzeecken Oneen/waerde Dochter/dat's demeeninge niet qualmckaenen neemt/ 'ten camtwtgheen niet. MPiens gheſelſchappe is nup doch op der quaedtwilighepdt/maer wtverbaeſthepdt/als Aerden lieverdan het uwe ?

Daer ongaerie die daer op onvoozdacht ben/ende mijn ſinne

ſäghe iconshups woeſt ende Kinderloos. noch nopt recht tot huwen hebbe Ä Ghn ſijt dieeentgheſtochmijnsouderdom/ noch ſoüdeick uwesdienſts ende daeghlies maernuick zieſulckruzinnete weſenſwil ich

mp in der vzeeſe des Heerendaer op deſen nacht

ſoetegheſelſchappeontberen/alleen om vzuch“ bedencken/indien'tughelieft goedtlyck ſo veels

tente zien vanüwen Ltchaeme. Die mpſode tydts vanberade Heereuhaelde/iumijnetrooſtlaoſedzoefheºdt

Än. 1C12.

eenrehandeverſuchtinghemijnsdzuchs ſouden Gaerne hertsalderlieſſte Joanna/bedenckt verſtrecken. Bovendien hebdp.nuonangsbe ulanghghenoeghinden Heere/ dienbidde ick von den dat het muveel lichter valtſignkupſ dathpuingheve'rguntu beſt is. Ich ontbere heptdanſijn Fameonbevlecht te bewaren. lieverallemijne zinneljckhepdt dan ich u Met -

-

-

Johanna.

Huwelycken bedzeeven / veele min daer toe

TDaerheeftons die getrouwe Heer met Ee dzinghen ſoude. MBpſtaet weltoe/als die M renwtghehölpenvoodeſerepſe / die ſalmp JBoeder ben/umhnſinnetot uwen oozbaerte vootsäen oock niet verlaten/ſoo ich henn niet verclaren. Baerwant gbp den 1Dzperſelf ſoud en Verlate.

Idid

-

1C1Ko

-

trouwen/ende niet ick /ſoo iſt Welreden/dat

-

meeru/dan mijn wille hier inne gheſchiede. TDat goedt betrouwenpzisick / maermen JBaeroch! oft Godt gave datons bepder Wils möet den ſteenwt den wegh legghen. Opisal lehier tune unoght Äbt Werdell.

gheſchent die met een loghengheſchendt is/ OIl l!). waerdpghehouwet/ſo waer alle quaedt-class Datſallief Doeder gh2ſchieden/ſo dit Du oozſahe weghghenomen. Ende ſo moght ich weljch bpden Peerevooſtenis / die ſal dan mynhooghſtewenſch op Aerden ghenieten. mijnhertedaertoebeweghen/niet min dannu lohanna. min Liefde tot u minherte treckt om bp u Jckſoudeliever/lief Roeder/ſelveint Pu teblijven / ende oock uwille indeſenbovende Weilch veel verdziets hebben / dan glp doo? mjnete Volghen.

mijn niethouwen uſoete wenſche ſoudetont beren.

ida.

GHp ſpeeckt wel lief Kindt. Ick Hocz Idida. daervoopemandt namp vzaghen. Bedencks 1Boo! verdziet en Hebdp met Godes hulpe uop mijnſegghen / maer bidt eerſt den Heers niette vzeeſen in dit )uuoeluck/ ſoo tde 9eere dathpu'tbeſt ingheve. -

-

vooztgang doethebben/watt de perſoo nach niet verbotert ſijn/ de CDuders ende de Wagbeil

lohanna.

Äck Wilſo doen (Boeperken.

Wyfde


maeghden Schole. pen/maerintweldoen. Wºedden - anders riet dan'tghebodt Godes begbeerlichte vol

Vijfde Handelinghe. Tweede Vytkomen.

Iohanna,Philoſophia. DÄ recht noemt Job onslebenen ftrijdt

enboveniaeteghenepgbenzinnelückPepdt. ſt niet ſo

Dobt.

Alle

Ja 19zouwe/ſo iſt,Philoſ Godt gBebiedtelck Ä GDuderste Eerktl. Dp

ohan, Philoſ.

doet.

oyter Aerden de Heer heeft unpnauWe licks verloſt wt.de wözſtelinghe teghen die MDat Eer mepnt Godbier een Kniebupginge ſehandelſcke Calumnia ende näemſchendinge/ of Bonet af nennenIohanna ofhpenſtelt mp weder in ghevecht jegHens Dielichamelijcke Eere meent Godalmede/ mijn epghen vöoznemen/zinnelüchepd/º maerdaer bp noch (dat wel"tmeeſte is)onders herte. Füijnvoonemenºs welhalf onghe

jetötven'tghelieſt mºnºſoude jſal Houwen. Ähnſinneliehepºt jelvallen als ich immersſoudt Houwen) OP

danighepdt in goedeÄ ileſ.

Dat hebdprecht Mtindt. Zsdit gbeen goed

begheert? jrdeughtijckſten Äneaslemiº:'tghe“ ſakedieu Boeder vÄ Oll» jn toeder dat ick de Pºpſºoº 't Huwelijckis een goede ſaecke/datmoettch jerde vÄn eenen van Dumen / dien kno? bekennen: Maeght blüven gheen jhjchkende : Endemijnhertehang. beter ſakt ? Baer ishet Phil jnieve Jºan Roedere/'tgheliefthaerdat jenveenden beminne. Hündº niet

Js uopſet inden deºrvaſt onn inde JBaegs Da ſjareſähen "topſet canmen noch verände/ delycke ſtaette by" º dezinnelijckhepdt is eenighſtnºte verlaeten/ OIle jr die rechte Liefae en laet ſich ſolicht niet TDatſeggheick niºw. wº der erteiverjaghenalseen 1DoghelWºt den 1 Feſte. "H watſwaerder bekommerniſſenbe ſtricken mpaenallenkauten. Mijn PLief.de tot Jckßeb oock wel Half anders terſtondkgBe

mijn Moeder dzinght mp mn Hooghſteleedt merckt wtuwoozden/ſulcxdat gh-geengroo Äente gaenover d'eenzide: MDaeroverdander teſwarighe-tenſoudet maken in't Puwenals zidedzinght my min Boeder- leedt/'tgunt 'tgheſchiedenmoght met den genen daeruſin nenu al Wat toe

r

ijndeſjliefſtewaerete verlaten. Ich hoe

O

e

perſſen mp deſe ſaecken mijnbenautºeher Dat hebdpal gevaet/hetiswaerbept/dfemoet ſº erhou /' zie ick daer mijn Meeſterſſe ickbekennen. TDit iſt dat mſn nudis meeſte illet ?

Philoſ.

ſwaerhept maerkt. •

Jaghp lief Lindt. Ick hooze treurgh u trere

Hiermercke ick Dochter/dat unoch alwas

19 moederſpzach ick een Woezdeken vlecraencleeft vande 1Berkeerde Gpinie / die ſnoode geſellinne van Galilea/die uindit ſtuck onrechtdoet waenen van u Moeder ende vanu

Äen/die mp/als ick weder gaen wilde/hier bin.“ nenſtierde/om ueens aente ſpzeken: . Alex comende/vandtickudzoevigh /dat bedzoeft mp. mbat is doch d'ooſake van deesudzoeſ hept: Mijn Jongerspleghennietveelte Dzoe Ve11.

ſelve. Ioh.

Doedat 19zouwe Phi

Johana

mºulef

Dooz Heeft uweuantwoeiden ſuldp p antwog ºds MDaerde Beeſterſſe/dat mach ickt niet Hee Hoozen.

Jen/want ick uraedt behoeve/enderechtsdacht O Zute gaen aenſpzeken. Mijn moeder Wulmp daghelycks. Liever danick mjelve. TDat beb lude lch niethouwen/mäer Huwen / daer toeheb ick luttelzins. Temin noch/om dat hetaen eenen 1 is die ich nieten kenne/ende hebbe doch alwat Sp is ouderdan sº zins(ick moet unaecktelnck biechten) tot eenen O anderen/als ich immers Huwenſoud moeten. TDat's Wel reden. mBatſalick hier doen? Doe ick mün Moeper Phi. kensiefickdoempſelvetalderhoochſteleedt. Spheeft danlanghergheleeft dangºp/meer TDoe ick dandat nun lief is / dat ſalmijn lieve

º

G

JBoeder op't

beschſ ºdt ſijn.

gheſien endeghehoogt danghp/ mee dan ghp / ende Weet Ä

Ä

11.

1D ſake lief Johannais kommerlück/maer zpisuoock tot een oeffeningeende recht pzoeſ

P.

ſtuck der TPeughden. Integhenhepden toomt

Ml dat is waerachtigh.

eendeughtſaemghennoedt haer TBeughdelljck hept / niet anders dan inſtozmende onweder een goedt Stierman ſtin conde / ende indes nachts dupſterhent die Sterrenhaerblinckende claerhept.

Iohanna. Phi L&ÄÄ

maeckt.

Äg ILE / pinte

dat gbp muſtaet in Le U Duß

d20evig -

Iohanna.

Au iſt alweder tidt inder handtte

ſpouwen / ende die Leſſe bpu van mp met woode gheleert netter daedt op teſegghen. MBant Deughteil beſtaet niet in't conſtigclap

Wat Opinie ſoudedatſünlief KDeeſterſſe? Ph.

-


maeghden Schole. Phil.

TGat gbpuſelveliever hebt dan u Moederu Heeft/ endedatghpwiſerſüt dan u Moeder. Woantwteeenanöermeeſtbemint/ die doet den

Fol.398,

goedt dadelijck geffenen. Ghelooft mp Doch ter/deſe ooghenblickelückeſwarighert/ſal als eenrootke verdwünen/maer die vzeugde uwer goeder conſcientien ſaleeuwelijck dueren. Hu gae ick metblütſchappeudzoeve MBoeder ver

beminden oock Pet meeſtegoedt. Ru Waent p / dat ghp nennende een 192pernaer twen blijden nongaerne bedzoefde/maer 3pjon ne/uſelvemeer goedsſoudt doen/dan ofghp deu een/die alighe nde ruſtigb / ja vzolijck leven naeumteen 19zpernaerumoeders ſtnn. Waent metſalchen Joinge ling als deſeig/dien 3p goet ghpdanniet dat ghpuſelve liever hebt dann kent/ende nietſeerghem een ſijn. noeder UHeeſt?

Johan.

Ghp ſoudtmptrooſten/maerghp hermeert mindzoefhept/ wanthet waerachtighbewts uwer redeneu maeckt in mp een behen einde

Vijfde Handelinghe , Derde wtkomen.

wzoeghen over ſulcke müne verboughen ver baenthept.

-

Phi

IoH ANN A.

IDeſeſalighedzoefhepdt verdztiftaltñtdan der onſaligbedzoefhepdt/ endeberandert dan

ſelfijvzeughden. Alſo gaethenede met die wien (hoewel bedeckt tuuſchupleude) van dat

willenaltſamenwelmet Chziſtoleven: PD FDaer

wie ſterft gaerne met Chziſto ?

Ähpuſelve wüſer acht dauumseder-Wantch npemandt. Dſeer ſelden vindtmenſe. dtſeker ben/dat glp die Dzper daer afghp ZHelde Moaer om dat ? Dm dat het ſtervenptinlizck ſpeeckt nerghens anders on beſinthebt da valt. Baeris dit oock waerachtigh? Houdt jdat gbpfſem waent Dsug0tlijck/ Eerlick niet- MBieſterftme tluſten ? - 3mmers wat ende Gzeedſaemteſtin / ſulchrdatſjnal)eſel valt ſmertelijcker dan't ſterben ? FUNaer wat

fchapugoedtſoudeweſen. Iſt nietſo? lohanna. Onghetwoßffelt. Phil.

ſterven ? WPat anders danſelfteſterven/ende

gheenander? Want niemandt en Dincket van

een andermans zeer: Maer ſterft die KPenſche bp nocßinden Lichamelevendig datumoederuliefeeſt/ſs oockſelveals RadieR Mpdun blijft cht Welmeen/maereenander. ? weetghpoockwel datzpu boven allendingen MBarent gheen levend e dooden van de Welcke eengoedt Dau jonnet? Chziſtus ſepde: Laet.de Dooden den Dooden

Ä

Iohann

a. en ? Havzpeltjck waren dat Dooden. Dat weet ich ſooſeker alsdat ick Johanna begrav MGat waren 3p doodt? Petgoedeleven. Eog heet.

leefdenzpdannschnae den Lichanne. TDoch niethe tgoede/maerhet quade. Dat is waer. Meiſtghpmuſoſeker datumoeder wüſers Ruis het quaedteen zieckte der Tielen. Ende -

Phi.

danghnſitonueen goedt Mantekennen Zck gelijck des Lichaemszeckte tot zuchtenheeft achtdatahpu NMoedors oozdeel indeſenboven pijn/o nruſt/endeſwachhept: So heeft oock hetuwe ſoudt betraº deſezie ckte der zielen gheen andervzuchtendat OI)2T).

Dat soockſekerber danſeker.

dzaefhepdt / onruft/ endeonmacht / om te doen'tguntmen wildoen... Salmen danbet

Phil goedeleven/ſomoetmenditquade ſterven.TDit So iſt oockſekerderdauſeecker/nade gDp quaedtiseenander. WPpenſunt ſelveniet/maer ſwjrighrptmaeckt deu19zperte verlaeº vpandt/die onsbedzoeſt/ontruſtet / ende onſe jendete uemen die umoeder behaeght/ krancket. Seker alſmen'tquade nons waer

dÄrghpuſelve wüſer acht dan gbpu Moeder achteltſchkent vooz ſuicken vpandt / die ong D0et. Iohanna, Q 19 Ledet dzoefhept/onruft/ende onmacht toe bzenght/ ſomoetmentquade wt der herten haten. TDie

ckmaehsnietlochenen 1Dzou. redeten menppandtlyck haet / diendoebt men ende Ich verſtaeſe vernie aerne. Zamenheeſtlufthenleedt canna veeeerda ickſe volghen/Doch hebbenſº tedoen.ltmeng Iſ dit alles wáer/ ende iſt waerdat diekracht in mp/datſemp een ander opfetende het quade of die 3ondeons bpandt ts/moghen willebaren dauick eerſt dadde. MDant das wphen daer vooz kennen endeha ſÄ dandtenniſue.

myn vooznemen was om mün, moeder odt nujedelhckte bidden dat ick noch vooz een Wß eonghehouwetmoghte bºven/om vandeſen mponbehenden 19zperontſlaghenteſjn/ ende noch tenlaetſten temoghencomen te Duwen aendenghenen die mp bemintalsſijn rpghen ziele/endedaer toemmnherte gockal wattupg“ de (wat mach ich u heeleil) daer tegentº mün vsoznemen/opſet/eide wille/doozu ſoo waer“ achigh als Eerlyck onderwjis ſuickr veran dert 7 dat ick muvanopſet ben nun moeder waerdelijckte Eeren / haer raedt boven min ſinlijckßeptte volghen / ende milien Willete bupten gaende/ Haer wille in deſen volconment lijckte volghen. Phil ll.

TDat gaetwel. TOat heet enghen wil ende geetdunchen ſterven/dats de Waeiwife epgen dunckenbept verlaten./tudt dat is het beäende

ten: Ende iſt deſealleen (nietons Lichaemeen goedt unaeck ſel Ä dien wpmoeten ſterven endedgo den: Watſwarighept macher docßgheleghen ſijninditaf-ſterven van't quade ? Immers hoeſoudet niet luftigh moetenſtjn ? Dola. MDat Paradoren valt unpdaer wt den monde.

ZHoude het ſterben van 't quade dan luſtigh

vallenmoghen?'t Schnnt waerlückſo. Maer al die WBereithoudt recht anders. Godegende, des WPerelt ſyn als die Demelen van

Ä

der Aerden ooch verſchepden. Heker ſoo tch eenpñnlücke Zichte/ofeen 19leeſch-knagende Kancker hadde tot zieckten in mijn Lichaem/ en die zieckte/te weten Mäancker of Jiehteal lencrkens beganteſterven: Soudemphet ſter

yenvanſulcke ſmertelicke ziechten oockſmer ten? Pijnliick vallen ofte ſwaer ſin? Geending minder. Petſoldempächt/luſtigh/ende licht ballen.

Js


gPaeghdenſchdle. Isnuhetzondighen oock eenighe Ä Iohanna. vanderzielen ziectedzoefhepdt/onruſt efſwar Reenick boozwaer/wieſou de Bzupdegomt hept/hoeſoude herophoudenof ſterven van't Zondigheu oock niet noeten vallen/luſttgh/ru zün? . AEneas ſtighende tot minderughevanonmacht mün t ghpdatmietºick rliefſte?wee W9atsditalde leclite was hier noch epgen wijſhept/epg)en liefdeende zot verhieſen/ditbedzoefde mp/dat ſelve/ick ſelve biede umtjntoekomende Bzupt vt:ide ich iider waerhept/ wat ſwarighepdt gheluck met mp ſelve utoekomende Bzupde mach mp dan doch comen upt het ſterven/ja gom/dus gheeft mp nueen Vzuldelijek non in dit ſterven/dats intmtnderenende verliefen deken. vaideſemtjne quaethept/ſiechte/ende verdzle eghenin woozben f MTIGTE Jes Ach! h! u woozb ong die tigkept?ghene altoog. CD hoe dan anders ieve Aeneas"tis lijckeherte/l van ſterven het verheerde wane/ elch waent 3onden/ſwaer/ endepijnlijek/ende 'tis inder helaes/ſoudet mp dan voegbenueen monde waerhept licht/ endeluſtigh. Rubevinde ick ken reghevens uliefdete toonen/of uvznntlic waerte zijndatmen mp eertijdts gheſept heeft aente locken?endedat noch op ſulcken groete vat deſemijnemeeſterſſe/te weten dat die Chi mp verdztet van Hertenu verdziet/maer'tisal rurghnenende Medicinenmetſcherpe Co2o lesbupten mtjn ſchuldt. Zck moetmtjnmoe ſgnen endebttteredzackenpnnlich gheleſen: dersraedt volghenboven mijn ſinneijekhept/

Ä

Ä.

# Mpnoptghekeit.

maer dat due Philoſophteterſtontal geneſende ohadde tcku/noc) verſach: ende verluſtight. @ch of alle men ſchen dit verſtonden/ 3p ſouden ſo niet ſchzoo

Ä

neas.

Hoptberoerde ſooſeermijn Hertewatſegdp

mennoch grouwelen vooz deſen luſttghen doot Johanna/ ſuldp een ander danmp trou endedit verſachtende ſterven der 3onden. Deere Ven? Godhoe verlicht deſe waerhepts kenniſſe mhn

Iohan.

-

PLepderja. 3ck macßugheenbalſch gelaet ouruſtig!) 'tis nu geruſt/endehet Wasteſwar toonen/ noch die waerbepdtverſwilgher mpn Poeder willettvoghen/ dºrtoe lteve ÄEneas/toondtnuu deughde init gheltjck Sy valt op ommt de knian ghevoele ich nuvolcomen vermogen. @Gena moedtgb.dzaghenvanſulckeot wäerde tegien digheende barmhertighe God/dte niet alleen hepdt. Dolght me e (als ick doe)des Beeren 1nousſchept het willen/ maeroock het vol wille boben uwe 3inlijckhept. ncas. bzenghen/van wtentek bevinde deſegoedega MDat ſeghdp mp nu Johanna ſuldp een anf benalleente komen/ nnoet ick met bFolÜcker zielen./dancken/pzijſenende loven/ ſterfkt ende der man hebben dan mp? hebdp danſelveeen bewasrt deſeuwe goede gaven in mpdoo da anderghetrout buptenumseders wille hoe gheltjckſe vermeeringhe van dien/ ende gheeft mach ick dat gheloven Ä U?

ghemoedt?bettreurdetignuvzoljck/hetwas

impogaefricke milde Bader/dattch deſenſtaet mach aengaen ſonder alle vleeſchelijckebegeer Inchendcu7alleenlijck omna twen bevelempn 1nsederteghehoozſamen tot Kinder-teelingbe/ tereeren uwes Peplighen namens: Amen/ A men peere maeckt dat hetalſoo wozde. Ick weet dat ghp't waſttoe ſeggbet allen den genen dte inder waerheptdats tnuzone ſulcke geeſte

lijcke gavenvannbegheeren. Ick weetdat ghp ghetrou endewaerachtighzft ick weet dat hp Almachtighzijtſoudeick dan eentghfins möghentwijſelenaen't verkryaben van deſe

OIlsfl.»

Meen/ick heb gheen anderghetrout/ maer mtjn lief moeder Wilmp een ander geven/wat unachtckdaer teghen? neas.

TDatsmp noch ongheloofijcker/ iek tome

nu noch ſtratx van UMDoeder endealden vzun den daer’thupwelſch ruſſehenuendempis be ſloten/ende daer mpgheſeptts datiekugelusk ſoude gaen bieden. Dats dut/ben ick of 3js

ghpbetovert/ ofdzoomdp Johanna ? maer wle iſt dieu MoederuwtlgPevend

mjne bede.“ Iohanna.

Devyfde Handelinghe.Vierde Vytkomen.

Äck kennehem niet/ mijn MDoeder ndennt hem Laudatus van Duma. Pelaes icüdzoo mentet noe) en benniet betobert Lief AEnea

Haddeick u oock noptghekent.

Soude 1cku

ſoo lief ntethebbendatuleedtmpdus leetſou dezijn. GP ſchieltjcke veranderiuge. Maermen

AEneas, Ieſmaias van Duma,

Noet CBode

volabº

daerop ruſtich, REASe

Iohanna.

Obertſalderliefſte trenrt mpnenthalbenniet meer/maer verblßdt u/die Laudatus van TDu men benick/tis een ſelve man met AEneas Ieſ Godgheveugheluckalderliefſte/fekmepn majas, 'tis doolinghetn mijnen name. Ruver die vzuchtendergerechtigbeptdatsvzedt ende blijdp mptndengrontmunderzielen/ ickwiſt waerlijckniet wat denchen/ende was almeer bljtſchapinden 9.geeſt. lohanna. der beroert in mtjnherte/dan die ſchaemte mp TDatgheluckts niet verachtelijck maer bo gHehengde teopenbaren/ dat kenne icku/ niet -

venallendinghen wenſchelijck/vzuntlücke AE jeghenſtaende die

nca, ich bedancke u des/naer upt Wat oozſake

Äb“ verbaeſthepdt. OIAN T2.

Swenſcheliche dooling.de/ ſoude dat waer

biedp unpgheluck? Eneas.

Jsudat verboughen lief? wett ghpdan niet dat ghpdue bzupt zyt?

zijn? mach icrgeloovenlief. AEneas.


gBaeghdenSchole. ZEneas.

Fol399. Iohan,

-

Soudpniet? Bßn naem ÄEneasis Gzieer „Wat min lief Moeder daer inne ghelieft/ ende betekentint Latin Laudatus , deſe Ila ſal ick volghen/maer het ſal (mepn ich) hier tijnſche Name heeftu verlept / dat mercketck. inte anders ballen danÄ Waellt Richten. um wel. WBanteenighe/maer luttel ILupden/ behalverfnijn CDömeu/noenneunup ſoo.

1 .Nichte.

TDie

hebben (als 3pu Fºoeder van mp aenſpzaken mpalſooghenoemt/ſoo ick nu hooze- Dust weeſtgheruſt Lief/ ende verſeetkertu dat ghp mp/ende niemanden anders / toteen Bedde

/

.

"

Hoedat doch Nichte ? Shpſ.tvangroote 1PZuide / ſo s die Bzupdegom medebzeedt Vak gellaclte. Tºie moeten daer alle weſen/

ende dit unser Dantybee of dzie daghell. Taer

meten oök: Speellledenſtn/om den Jogen

genoot ghegheven ſijt vanu Doeder/ die hier ILltdel f? Leriſtighen. Ich denclzeitmerg comende uſuler oock ſalſegghell. lºtet dat g!'b cen epndeke Htaers/als ofghp cen. UDedue Waert/m2ten bzupdegonnte Reſt

Wil gopen.

Vijfde Handelinge, vyfde z“

.

.

Johan.

.,

- Nee. TPaerſaltenminſten een eerliſckemael tjd ſijnvooallenden Punden/ſoo welvooz die Verde vanbloede-end Schamelen/als vooz

Wckomen.

die na-nlaghenſynense Wijckt. JBaer ſoo ich

Twee Nichten, deen heeft met

eenighebede hebbe aen den Byundegom ende genmijn Moeder/ als ick wel verhope Ja/en

haer Superbia, ende d'ander

ſalmenopmrju Bzuplöft gheen gemeen Brir

H1Weltjtk goedt/net onma gl; Dzitic Io ghers henende eeten verteeren / noch reſ ſai net

Pravam Conſuetudinem.

hanna. AEncas.

gheenlichtvaerdigh Banſſen ten Hodſvzucº tighe Verſaeminghe inden Heylighen Echt ve

ſpotten,

Laerdeickete beſtellen (ickſal hope

ick noch deſe Eerlycke Bede verwerven) dat

1.Nichte.

Jerzit de Bzupdegomſelve. Godtgheve eenighearine Liede/min bekent/ hen ſullen verblijden in min B5zuploft/dooz genietinghe

uveelghelucr Nichte.

2. Nichte. vanden overvloedt/die anders ſoo onnuttenck TDtt TDathetſaligh weſen moet lief Micßt. Äjck als zotdelijcl verdaen ſoube wozden. weet ick dat 56de behaeghlijckig dat Eerlijck ende ſaligjºuget glp Wozden. . . -

is/ende datb:hoozlijck is Richten.

lehanna.

2.Nichte,

TDie ſaligh is/die Ws oockrijck lief Richte/

ick besance u bepden per goeder wenſchen. JBaer van't HüWelück en Weetick noth niet.

Watſulen wpdan inſulcken Bzuploftdoen F te?Fºetuſtillekens zittenpztjcken? Son der T9ailſen/Sp.zin

1.Nichte. WPatſoude dat ſijn ? Ötiſe Pader/u CDonn/ contſtracxt'https / ſepbt dat het Huwelijck

-

Ä

B0erten?

I. TN1C TE,

.

"

.

Sullen wpdanineen dekleedinge ſñn Mich titſſchen defeu Bzper Eneas endeughetooten te? Nºtjn Duncktghpſtelt uaen ofghp een Ba

is/eidezende ons benden hier om ugheluckte gijn ſoudt Wodell.Aeneas. biedeli/cid? te

berappen

Sulcken Bagintgen heb ick verkooyen

Oll AI1.

Maeghden/die ſoo in allendinghenbegintwät te doen/behaeght Gode/ende allen Bödlichen 2.Nichte. Menſchen... Dit beginvanſulcken Barn Seght doch Michte / wat Speelghenooten hertighen Bzuploftis mp liefvauherten/cor dit Baghntgenſelve noch neerdanopt. JDet begheerrghpinder Bzuploften tejebben? lohanna. Haer wil ich ooch in de Ozeeſe Godes vegtunen Godt ſchicketal tot ſijnder Geren. ſo/ſo moettcr gelocven.

Äsdat

Ick heb gheen andere danIDumilitas.

ende Volepnden dit Juwelljck.

-

1.Nichte,

Die is te clepn ende ſlecht vooz u perſoon

De Maerte,

-

-

19 Gomen ſijn gecomen Peer Bzupdegom/

tot een Speelghenoot. TDtt dachten Wophalf einde hebben daerommt metghebzacht elck een die wachten naert ende de Bzupt/ vzaghenbt ban one Fptelgenooten /te weten deſetwee oft u belieft te conten eeten ? -

Dzpfters/onn daer teſtjn ſoo't u geliefde. Iohanna.

“Ich kenſebepdewel/ maer alte wel/datts

Aeneas.

Ja wp comen Dochter.

-

Comt laetons

gaen Alderliefſte: TDe Gudersenbepoozen na

ſo wel Richten (on naecht teſpzeken) datirkſe den Etinderen niet te bepden. nieten begheere / 3p 5Ün nipal Watteopſtch tig), 2.Nichte.

E. YN DE,

Ende Bumilitas duncktons waerlick al matte ſlecht endete Verwozpen vooz uwen ſtate. . . Ghp wilt immers/dencken wp/een Deerlücke Bzuplofthouden!

K. ee

-


WAN

DEN BOOM DES L E V E N S. Gheſprake

TuſſchenAdaias(teſtis Domini) ende Achimoth (Frater mortuis) Adai.

Adaias,

GDozt toe / Hoszt toe/

-

Ja/denbooſen/maer d'onnoſelen niet/

alle vzome PLunden/ Somenclaerlijek ind'eerſte Menſcheztet/ haer 19zucht weluoght Be Pzins des Lichts Die in

Ä“

3endt mp upten 3up Den/

-

Des Levens Boom te

verclaren hunden/ Elck vzaegh dient luſt.

pzoeven

Baerzondtghniet. Opdathem'tbedzoeven Dan ſün booſbeptniefeeuwigh ſouquellen/ Bes ging Godt Wachtvooz depoozte ſtellen.

IPpluſt recht bedup Dell.

Achi.

-

Pa/ick verſtaet. D'onſchuldt mepnt de Weelde/

Dien hphad/eer miſdaedt armgedteelde/ 19inde ick u hier! @ vinden wenſcheljck! Den weeldigen waert Eeuwigh Leven/luft D'ellendighenwaer't een doodtiycke onruſt/ WPult ghp nu wt Sonſten Menſchelyck/ Dieringheef ickuſegghen grootghelück. Faghpbelooft/verclasende waerhept Gp mjnvzaghen/ſoo rupnntalmijnſwaer t W9aer Ä Ä goedt / ick ben weeldtghen Achimoth.

Hepdt.

JC

Adai

4

Adai.

Q3 -

waab Är meternſ/om doen "tbekende

-

"t3s den rijcken/ſobpis/goedt sf quaet.

goe

Ickſalſjehen naerepſch vanugemoedt. -

-

Achi.

Batmachniet ſijn. Achi.

Sijt

a.

de Man die den Boom an Wºp

Adai.

-

eI/

WDiens

"Ät.

Speeckt nieteerghp verſtaet. ick ouſterflijck hooz zzp

ckmepneen Boom ſo eel van Raturen

TDathaereeter gheen doodt machbeſuren/ JBaer Eeuwtch leeft doozhaerlevende kracht,

"tEeuwigh Leven fsdzoefofvzeughdenrijck/ Gock is de äijck van Gheldt of Beughden rick/

Altpdt

Ä Pºnadº

bp de

Heplighe

eught

Maer niet altpdts is bp Kijckdomme Adai.

1Dzeught. . . . .

Zck westdien Boom.

TDen Beughden-rijck iſt Eeuwigh Leven

Achi. Gfghpmp derwaerts bzacht

Den Gheldt-rijck niet / want Läjckdom

ſoet/

Jck

onen

ar

CDch waer ick onſterf

maeckt nietvzoedt/ Moch altpdt blp.

1JCli. Adai.

MBaerudat goedt/of waert u verderflijck? Achi.

Achi.

19an des TBeughts rijckdommen Claptmen ſchoon. Ick pztys Läiyckdommen van Sommen/

TDiens nutvoelick. Die doethier verblijden/ MDat vzaeghdp nu. KNachdand'onſterfijc Baer d Deughdt voert in deerlijck hepdt .. JVfN, Welpenmandt ſijn tot een verderflijckhept

Ä.

Adai,


des Lebens .

fol4oo.

Adai.

..

-

Achi.

- -

BleeckÄ

19valſchoozdeelmiſhaeght mp metſmer

LIl

ten/

.

.

.

luſtpjn/ickwenſchte omſter *

-

-

IBaerickpziſeu Raeckthepdtvanherten/

Dmvooz'tghequel deruſtte verwerven/

Want ghp ſpzeerkt wt een onbevepnſde

Maerdatbewysis uonmogelück.

nondt/

-

Adai.

tGuntelck verberghtinſijns hertengrondt.

Ä Fºtº vooz't quaedt te vepli

TPUs is

gPen

Ick ſegh waerbepdt/dieis betaghelick/ Ghp be, Läjckdom alleene ſonder TDeughs

-

TDaermenÄder aen allen Schijnhepli

e

-

-

Doedp niet 13zundt? h gh Genoeghſaem tot die Weeldighebzeughde/

gen. IBelgen.

#" mp.

Hebdp'tboozgoedt ghe

DOC

Dat de Gheldt-rijcke hier Eeuwig) blijben mocht.

-

Achi.

.

.

.

Ja ick/ter goeder troubven. Achi.

-

Dooz't Hooghſte goedt.

- Adai.

Adai.

MDaer ſijn Lijfvol pijnen/

-

IGoiſuchtvoi Gicht ſoudtdanoock goedt ſchijnen?

-

hi

-

alle goedt/

-

Die Godtnieten heeft / Hetweſen alder din ghen/

-

Adai.

niº zieckteghequelt? Ja/alszp turtºvao fsonſtelt, WBerdt die ziel

Cl1.

-

Al«.

*.

.

PIdelvanvzeught/maer vol jammerltickeboek/ ÜBant derftmen Denght/menderft Godt/ tn

,

CIlle

JTeen.

.

Sonder TDeught iſt Leben volrouwen/

PBat

d

hp doch? WPatnachhem bzeught

oe-bztnghen ? IDach oock een TGopſonder Itern verſaden? -

-

Machſchau van Spijsdenhongherontladen? Bach

Ä p“ niet pentandts hert vernoe

Jſt levenrijek oockvoo! goedtte achten gHen . . Mils deziel queelt voldzoeveghedachten? Al Hadt ghp dan al’t Landt datmen 3iet Als zwzieckis volangſtelijck duchten ? ploeghen/ Dooz ſozgh?Dooz Dzuck? Dooz'tknaghende Al"troode Goudt wt deſwarte Aerd' ghedols "

zuchten ?

-

ben/

-

Ach,

-

Al’t Schatbedeckt metteſo?ghlijcke golben/

-

Hoeſoud’tleven volözoefpept ofpijn Eenighſins goedt

-

sºeb moghenſtjn? A1

Ja alledat de wereltwenſcheljck biet/

Hebdp Godt niet/alhebbende hebdpnet/

" / vooz 3oet/ bitter Ban TPfe niet Äb /maer altjdtmeer be JAist

ZHodanighisu Läijckemans Leben/

d

ſteer

Fºetdzoefhept/leedten verdietdoozdzeben:

*

Het derft blijdſchap/heeft altijdtongenoeght/ gheert/ ZHo’t zönde is/waiit 3onde pijnlickwzoeght/ &Auellende"19olck met treuren ſtadelück TDte "Ä ſterftniet/de Godtloosbeeft geen Snonghenoeght/gantſch onverſadeljck/ ee : TD'eenbegheerte moet aider baren/ "tEeuwigh Levenis Hem een eeuwigh WBee/ TSeenvoght d'ander als aen't ſtrandt debas -

ºdº Ä werdt recht vooz qtaedt miſ pzeſen

INHach oock 'tquade

-

-

Ä Vooz pemant weſen? LIll»

nlet. Zck verſtaet ſt

-

TEN.

De

au:

ſonder TBeught/3ondighen

OOS

Gntbeert Gode/iseenrecht Goddeloos/

Enieft ſchadu Want dees verblinde Geck

Adai.

Daerſpeechtghpvoedeltick. 3Däerſeghtmpdoch/naeckten vznmoedelijek/ M9atſaeck doet u 'tEeuwigh Leven wen

Etieſt niet voozal/lijdt in allen gebzech Dusbi º dat de Läjckdomondeughdt Miet anj istotterweeldenvzeughdelick/ C

-

Maerwelot TDzuck en pinlück ghequelle zot iſt 1Booz-burch van de

Ä

WPant

'tStadighahebzupckvanthooabſtegoedtder -

-

-

Menſbek

A1. -

-

Elf

-

AlſchinthetILifte ſijn inder Weelden cgot

MBieleeftuietgaern Eeuwigh in welluſten? *anz lydt Hongher / Kommer/en Godf. TDat's 'tParadiſs/daereerſtinſocht te ruſten De ſoete Meijn bzenght gheen 19zeught bp't Epicurus/metſºn af-homſte ſwijntgh/ -

Ajelevers van's Bieeſchs Welluſten fenü nigh.

Radien ghn nu't Eeuwigh Leven begeert/ CDmwelluſts wil/dooz een oozdeel verkeert/ ZHomepnick wel/indien ghp claerlijck 3iet/ TGat die welluſt ghequelis en verdziet/ Ghpſult die niet Eeuwighlück begeeren/ Maergaern'tghequel en verdzietontbeeren.

PLtjcke/ TDé11

SÄ verſacht gheene

Muſijcke/

Sheenſchoon Aenſicht ſtiſt den Gzavelighen ſmert/ .

-

Engheen Lifs-luſt vervzeught het Dzoevt

Ä

Dert/

iſt Hert/altijdt beghterende 't Gunthetmeeſtwenſchten is ontbeerende. T9

CE et 2.

Hier


"r

Tanden Boom erab# werelt /

Hierenboyen quelt Henn’tſtadigº zeeſen Bachbp die angſtºol welluſt Woonen?

watſaltdannamaels

Pantgheltsverliesſen verdºte Weſen.

Äwa vzeughtnach'tvleeſch TDus blickt Ä al dat Wijckdom ſonder

Aehi

Als die Ziel

TOOllLIl

eau reden ſchönt mºnºelºſtenpfn Äſt mp

"Ä

/wien iſt leven gheneught

EU

«Ellendigh.maerkt/datsWßtban Weelde

Lijck

19zeught.

-

Adai.

of

*

/

ZHeght: 1Pindtmen Deught/ſonder waere

Ä wüs/en can't alterecht ght

TDeeg is

kennis ?

Arme/diewelleeft datis Deucht

bzupekten. Achi. Achi,

Sonderkennisiſtalzondeenſcßennis.

Doe gaet dat tot? Adai.

Mach oock pemandt ſonder der dingfert Conde

Adai.

Jckſal'tuontlupchen: TSewijſeweet/dat alle wat Dp Heef/

Betrecht ghebzupcken?

Aldathpis/ja oock mee dat HP leeft/ Achi. Adai.

2LI!« 22et

Ä F" dieus mildthepdt dat al

19an

gHet

TDeshp'toockal/nietmetherten aencleeft

claert/ TDat alle zat/niet kennende denaer

ºral. Ä. maerälseen Leen-goedf zten TDUgs Ähp niet/alſt d'Epghenaer/Godt/ leeNUK.

Pjden äjckdom/dat moetwillighe Pºr

TPeeß

WBtu enghen Monde.

Als

2slichtdan nochal'tguntickboo! Heb ver

auau

berydt / 't welck hem bederfnis ert RETT. W9antzothept mach nerghens mate in HOU WelM.

-

Den Wegereerder krenckt het nniſbzupck van 192ouWen. WDjn den zaet

Ä"

-

-

PLeckerbeetgens den

Enelckſijndoen meer of mindºn

matt.

Zooplaeght miſbzupck alle Zotten ſcheR digh.

ĺ beſteedt het goedt ſºns LTE.

Ten/

Des Maeſtensnnt/ende ſijnſelfsleben/

ZHoud'hptdan Godtſelf nietwillengheben? Aldathpkentin Pemel enoy Aerden/ PLiefthpwyütjch / na elckrdinghs rechter waerden/ vºranºſ" daermede Henn Godt ge rieft/ PLiefthp

Sjn dees Läjcken dan niet recht ellendig !

-

TDooz Liefde mildt/alleen tot Godes Ee

Soo

Dat

Ä met verganckelicke Lieſt/ # iefd' met het gheliefde ver

dwijnt /..

En Hemgheen lief met leedt dzoeflijck quelt

Achi.

'tLüf heeft nochtans altenigheweliuſ

enpijnt/ Ä PLief matelijck verkozen/ MDant die Liefd' is net’tgeliefde verloozen/ JBaer ĺad EHoedtlieft ſijn Ziele danc

GPnn"

Adai.

Ditghevoelmaeckt datelck Dwaes daer in ruſt/

Äshp

JBet

"Ä, Eeuwig)/ende

nº Ä / die 'tbeſt om'tſnoodtſt ver

Teañtſjuwaenluſtpozthem aenomruſtigh Gnn ſondernoodt/ wtverbeelding onrepn/ Hemmet Benus te koppelen ghemep/

vejºs/ doöz't dencken van goep

wirsºjas

esmº

Haiet om dat hemdit Leben hier verdziet Baer omdat Hp een beter PLeven3tet.

vongher koockt zoet/noodtbaerthem tuſt tot ſijn Dzou/

Lºpghebzupcktmatt/dat's Deught/Baerluſt

ILuſt wutghebzupckuoodtſaecke

U)T

dzeck willigb can der

LI.

efell

ZSjn buvckte laen metontüdelückeeten. JRU

onVergantkt

ijck/

So hertelijch/dathp onſulertebe-erven

L

Jahpderft noch'tgheboel recht luſtigb/

CDf

keltj

-

Die cozte luſtvso d'Eenwighe berkieſt/

TDoch

volght gheen rou/ 't Leben hier niet on

º Ä m

-

Gheeft Dzou of Bpjs dan oock Welluſf ſmaecheltjck

"t Hert

ÄÄr /

daer nae jagHet onTU

Alſmensonriſp miſbzupckt ſonder alle nootk TBezotisdan van alle WBelluſt bloot Ä ontbeerdt hp / alſchijnt ſün MBelluſt groot/

hpwil leven/veel nutcer waerhem die doot/

Föant in PLºfen Zielderft hpware Luſte/ «En heeft in bep/TDzuck/ Perdziet/en euruſte

Ach.


FO 4o:

des Lebens Acht.

Ach.

19 reden is fo ſtichtelückenleerlijck ... TDatzpmp 'thertontſteecht/ begeerlijck

VatHooz fcknu? is in mp een Itercke Ben

„de Kerck

Sck verdoolde Atlert

L

«Totdit levenluſtigh/ruſttgh/ende goedt.

-

-

CD beſteman/maechtmp den Weg derWaerdts V20et.

4

Adai.

Ghp de tercke?

TDatleven goetmach gheen menſch verwer Verl

2een/ de Kerckeis overalder wereldt wijdt/ Daerleden ſijn/ daer is dit Godlijcke gf MBogdtghpeen Lidt van'tcupſcheſalighe wijf Dan dees Gods/ghpſult inde Hiercke

Gfhpenmoet zijn quaetleven ſterben

ºr

MOildtghpdan vÄ uleven eerſt verlaten?

3l;ll

Achi.

- -

ghp die noch gheen ILidt

enſfit

Ada.

-s

En want de wech tot dit Pepligh percke fijn. jagaerne/ ick begint altehaten ghp mp ſoo claerlyck hebt ver Mietuptu/maerin uisgheleghen

Ä

Nldell

-

Dathetſueris/ 'tgunt ick ſoedt Bad ghe

WDijs tck uinwaerts/ van't Vernuftsonwe ghen/ -

-

Optwoozdt in U/ſeght/ Weet ghpuu Wat

Wäent.

quaedtis?

.

.

.

Adaias.

Allenoozen die na'tleven verlangen

Achi.

Tupghickr ſoogaern/als zÜdtgaern ontfan

ZSonde.

«

Lll.

*

Adai.

Hooztdän/verſtaeten volght raedt/ſoo Woz dp Wii Wys.

WOgts MOet? GI

Achi.

-

TBaeriseenplaets/ ghenaemt het Paradis/ Deught die demiddel-maetis. (Jºenſoutoackrecht die Kerckemoghennoe Sooghp mp Seghtwelen beradelijck men) Pol Peplighe Crupden/ Dzuchten en Bloe Adai. Wien/

-

-

Laetditquade/doetdeughde dadelijck Alnudttotheteeuwigbleven vol Vzeughen/ ZSßt hier ghetrou God ſalgenadelijck Äjwelcrmiddel/ das inde vºr dºghden Fietmeil

Ä Boom klepnvanſchijn/Kechten

VLTATT

19 meerghevenenſtieren ſtadelijck TBenrechtenbaen naſjn Hierckeonbeſmet.

- -

Maerdaer bpvolvanſoo Hoddelücke cracht Achi.

ZÄt alle menſch die van haer V2Acht gle flief.

-

ZSünderdantWee/ dat ghp dit.merck daer

Eeuwigh leeft/ſaligh ſonderberd? 3WPallt

Ä Booms

'tſaltghe WBoozdt des Adai.

PLeVellg

waerachtighe/ Dat verſtant geeft/ oock kracht geeftomdoen Zaet/eenvalſcheeneen Een twiſttghe/eneen alteVeugs isverwert/d'ander is eenvuldigh/ goedt. Dus moetmen hare d'Eeen d'Eenisſeerfel/ d'anderſeer 0MUC)Tell d'Eene isvzeemt/en wildes kinderkens doot/ ſonder Boer die 'tHtindt voedt in haer ZSönderloonſucht/ ſondera knechtelijck/

Ä

vºr Ä

Ä;

-

sehjaemheptuptlieft

Ä

** CJoot

FEerdient God/onu Godopzechtelick Zoo dees Boomſelf int maecken van onſe End'eenkentnnenaen Ceremoniſche werchen/ d'Ander aen lieft die ſp totelck laet mercken. OE.

anº Gods wil/

- -

niet om ſijn Wilke Achi.

D0ell.

Achi.

Ä

verluſtight uredens claerighept nnp beſwaert Ä ſakenſwarighept. dai.

PBelche?

Hepdits weder eenmeuweſchenuiſſe/ Wat baedt nup doch goedten quaedts ken niſſe.

-

Als ich deestweenietkanonderſchepden? Saldevalſchemp niet licht verlepden? Den twift nuſcherpomveelrelepe ſaken TEDte Ä kennis ghecnſins mach gheta LIl.

Achi.

Deplaetsvan't Paradys heplig). Ä Lucht of over Zeeonbepligh...

<Iſt

MÄerepdtdewegh/ daerdoo icrmacß bin.“ nen?

Bach oockpernandt des valſchen ſtricken ont Jael

Die Häer

ºſchepot niet mach

kennen of ver- .

NE1

Mach oock pemaudt ſonder kennis Ken IE II

Hf »tºs mietupt u/maerÄh intherte binnen

Ä jendooz een wechwepnigh bekant

Denwart Iterck/en

ſich tot haer Wen

l?!!?

Ghenaemt nptganck Van ois vleeſcheljcVer ſtandt. Eee z

Adaias


Tlanden GOON JBaerſupbertmen inwendigh Het quadebloet/

Adai.

TDatmen mit twiſt/fsmeeſtal/ja gheheel

Dmdendtnghen of om Ceremonien veel. Äſt datmenom Ceremonien kyft

Hoo werdt deſweerntet meerdaeraf gevoet/

"

etſchurftvaltaf doodohepts verdoghen/ Matth. 5. an Werdtbet lizfoock repn in 'g1Dolcr oo

-

ghen/ Baſtdat ghpinons Heeren Woozden blijft. 't Innerſt vaeghteerſt/ dan repntghthetupt Een goedtoozdeelbehoeft elck in 3onder hepdt W EN eft Dithe niemant/bpeu heb oock onderſchept ijf hthetl repmig Eeurepneziel bebendigh

# om dtughenenkeer unoch 3judete Hooghe t gle

-

Dit heeft niemattſondereen claer gheſchte

19an't Hemelſcheen Goddeltjche lichte aetdieruſten naerſttghuoo niemandt/ dan die God ſelve aen Gpten dinghen die ghpontwijfelijck verſtaet TDIt COUf Deffent die wel/dits eenſekere ſtraet Deesgbenade/alleenghenadigh bedout Totterwaerbeptdien noch is verholen Den hertekens die ſupverzijnenrepn MDatmen Wºel Weetmachmenniet in doolen/ Mumercht ghp licht dat hetherte certepn ght ing eubzen Geffen leert/ totter Watryepdt. Doozallewerck eerſtgherepnightmoet 3jn

b

Dan d'Afgodenen der luſten venſjn

Achi.

ant werck ſonderoogdeel 7 19an'tupterlijck maeckt ghp teluttelſwaer Eermeupetdoet/w

Miſhaegt Godendoet den menſchgeen vooz

Hept.

deel

Gock mede is Waerdatumen ntet waerhepdts

Adai.

Dan'tupterlijck maecktelck veel te grooten TBes

eeſt/ en "trepnighen ban Änn

Sielen

3tet ºsolt ſcheptſtch van Go aenzenÄbte Elf

En Godt woontmietbp Belial in eenHert Dedupſterling valt dan over Hooft en ſtert/ Sneuveldt/ wentelt/ tupmelt/ dooldt en

get

Achi.

Doozalßooztelck vlütighte vermjen Ceremontell vol Afgoberpen. Adai.

ſwerft

Hoolangbp Godhet Licht der zielen derft/

".

illeteerſt deziel/ Gods Teunpelen OlIng

-

Binnen repn3ijnvooz die ſupvere Coning? qui mun t Wuf/uptwendtgh repuendenet useſ "tGuutons Chzuſtus/ niet de menſchgaet lee Doch laethe dts Deetj de3 elvolgopkensen vupl beſmet. rečtuj TCI. niet Jºdaer 'tmach 5yn/ dat een ſupver gle- opus eins. ren IDenſchenlee d'Edelzielte verſupmen/ Doozalhaoztelck vltſtig te Panteren

«Gnu 'tſnoodellyf vande vuplHepdt teſchup ITIEl

Dats den Beeldeninden terckentebzeken/ 2is unen 'tjertvol Afgodenlaetſtehen.

"tEHrafs Verftcren nuáeckt Weldatmeu't ſupber

DA"-T -

gVen)__ . ºººr binnenſte eerſtterep sº II

meent/

Pro.21. 3

NOLT

t Lijfonrepnlaet/of pet onſupvers doet TDus Wasnodigh (algheſchiet het bp wepnt EIN

JBaer 'tſupvertnfet van't onſupverghebeent. WPantſoal'tquaedt upterherteukomt ſpzups LEIl TDIt doenſpal/ole’tmeer vltjtelijckpplien/ en'teerſtdaer verdzijven/mietvanbups KBoetm Dooz den menſchen/danvooz Godt repn te Tell. ſich Chziſti Jongher oock JBaer Äpooght/om Waerlijck goedtte -

ĺ

TBan

Ära

wach nun

boo2 goedt te 3ijn ghe

Diener Äuchttiwooden bigbene Achi.

leer/ repnighteerſtvan bin Meen,

Sijn hert/3ijnziel/zijnooghe zijn 3fnnen/ vaſt den Woozden Chziſtt vooz

vºn Ä Alſt º klaer ReT

is/ dathetgantſcßeltjf is

Adai.

Comt dees oock tot kennis vander waerhept/ TDueleÄ Vºgdt/

dooßaer crachtige kläer«

Z

deT/

WDast danlaet nenniet uptonſekere Waen Achi.

JBaer upt Waeryept/ het quaedtdatter werdt ghedaen Bp de Hoere van Babilonien/

Meen.

Än heur valſche ſchijn Ceremonien

anº. Fºtº:

TDie

* Än ſelfs dooz des

waerhepdts ghe

Adai.

WaerHepdts Ken«

E

fit Wiecht ech Gants vedwijnen uptſulckHerteverlicht. t etſne ghenm JDen macy Pocken Wel Verja

d' dſche ÄWerden ban d'Afgo

ſpen

Achii TeII

Danarin in Been/maerdiepijnlijeke zeeren/

JReell.

En rupmen niet uptet pochtghelijf

Soo lang 'quaede bloetheuuvoetſeidaer Heeft gheblyf/

Adaº

-


--

des Lebens

fol4o:

Adai.

Adai.

Blüftmen daníndenwoozden Chziſti miet/

Hebdp recht berouwen/

So

MDaſchtu herte eerſtin utranen heet/

by Ägºv hoe ſeer die ſchijndaer af IL.

Ä

19 booſhept

niet Godsläoed goed/3p

U lee

Muleertmeneerſtvan buptentebeginnen/

ºfis ſepdt: Liepnight eerſt vanbin Dan Vall Ä. Ppſepdt oock niet bep ghe

TBierepnight repn

Daer bpick toon metontwijffelijcke blijck

@f dit waſſchen in mp almoghtgeſchfen: Hoe JlMenſch d'onſichtbaere 5cdt

JEMaer

NL1/

-

Gaet tot Chziſtum des Levens Fontepne/ Ä ſen ſinertonrepne. CI11.

macÄ

Datmen nu'tvolck Hipocrijtelijckenleert/ Het

at

el

3

doen/en Chziſti woozden ver LLT

-

Adai.

Baeſt u tot Chziſt/ der belaſtenontlader/

Soo bljftmen nlet in Chziſti ons Heeren Die Ch?iſtum ziet / die 3iet in hemden Dg Woozden/

DeT.

TEes 3p oock niet d'Afgodt / maer zielen moozden/ . . -

Achi.

Pferhebick oocheen ſwarfghept vernomen/

doch tot den IHeer Chziſtum

Want d'Afgods ſchijn mijdt elckmetanghſt Hoe ſal onbepligh/ JDaer

NE!!

"Ä ſelf Woont inthertſchijnhep 9 I

- -

co

-

Adai.

Dooz't gheloove.

chi Schijn-deught paeptelck / elck doet teghen Der ghelooben ſijn veel/ Chziſti woogdt/ 'tHertblpft zondigh. Werdt ſoo de Zielniet Doe wertmp beſteen recht gheloof tedeel -

-

-

WDat

-

6

-

Vermoogdt ? ºdº Van't Lichaemuptwen lg

ÄÄ Ä t repuight haeſt met goedt

Iſthertonrepn/ vol Pro. 21.8. BaereenÄ

L

Adai.

Das OgÄgdad/ºn 'tongheloof ban en

tºs Gods gave/die wp wevgherenmoghen/ Alſt Godt ons biedt/of begheerljck ontfan

ÄÄT Eenomrepn Ljfvan alleonrepnighept.

gJen.

Ä Thiſſpackdit niet van Zoodſche Schün Zººang de Benſch deloghenmet verlanghen rectum odeught alleen/

Gheloovegheeft/bltift ſijnherte ſo doof Äro bphem krüght gheenghe

-

P**** Meen hpmepnt oock onſe Chziſten Phariſeen/ TDat die

oof/

TDte alde werelt vooz Phariſeen begecken/

Mat. 23. Enelck den Splinterwt willentrecken. Ghelooftmen d'een / d'ander bljft heel ver ſchoben. z6. Acht ghp dan niet Wat Benſchen hier af lee TDie mach de Sana nietghe UC« II » rell/ DOUer. 39,4o. JPaerhout uvaſtaenden Woozdenons Heeren / 1Dolght / loopt nietbuptenom Die 't Serpent volght/moet Godeverſaken,

Sº Äft

-

ſ er.de/ gboot 't Hert "Ä eerſt repn/op dat het PLjf repn Werde/ -

TDie 't

Achi.

Poe ſalickaen 'tongheloofgheraeckens te recht wil repnighen Aen't ongheloof "ÄLoghen verradeljck

Äab

21.

cMoon

Die repnigheeerſt binnen. Ditbeveeltdezoon MBiens1Bäder wildat wphem ghehoozſamen. - JNoeten 3p danſtch niet alle ſchamen TDie’t Uptwendigh eerſt beſtaente waſſchen (HLatende 'rhert voldoodtbeenders aſſchen)

Ä

TBooz't Godlijck ] PLicht ht /

ſchijnende ghena --

Int alghemeen vooz PLekenen Klercken/

Doch dooz't wackeren ernſtighop.mercken Danal onsdoen enlaten verſtift/

-

WPantdan bindtmen dat ons blinde vermuft

«Dm inwendtgh van vuplhepdtte geneſen?

Js dat den DZoon recht ghehoozſaem teweſen?

ºnalſthoodeelons ſchendeliſchen lieght/

En in allen behendelijck bedzieght/ ſoo doeide ſyn 1Pader äuſe belooft/maeromruſtgheeft pünlück/

TD3en 3pſontet platteghen Godts ghebodt?

ºbbes Än 0 Dt:

/maerdzuckgheeſtfenyn

PLuſte

ZHeght: Äſt noodigh #

T

meertebewjſen?

't Leben terſtondt/ belooft / maer den TDoodt ahee gheeft

CIll.»

Peen. 19 ſegghen mach ickniet miſpzijſen/ JDaerickmiſpzrjs mijn's herten blendighept/ Hooghepdt belooft/maerzinckt int Belſche m nieuwe ellendighepdt. afgrondt.

MDant die baert

-

Als

-

Welck: Seghtvzpwt. . Achi.

Jekbenblindtalseen upl/

-

«

GDock

sºentraonen beſmet eiigants

TDus

up

Die ditint Licht ondervindtljck aen ſchouwt/ Gnmoghelnck iſt dat hp de Loghen be IPp

„trouwt/. vº #ſchün volbedzieghlijcksghe

-

ick Godt nimmermeeraenſchou Al quam 3p oock als een E

äe als “n enabl es

etl /

JPaer moet vergaen.

Ach! Eee 4

Als


TYanden BOOM Asten Csopwnan / die wt Hosp Vaul Winſt TDie vereenight deeg PLedenallegader FDetten Schepper/ſo hp een is metten Pader/

berDooft/

Ä year

Soo Ons Pader 00th WaeL «Eenbedztegher eerſtwel betrouten gelooft/ achtlgh/ T5etaele de miet/ule behoeft Aiet te ſozghen TBatons Coopman den WDzogh ſalbozghen. TDiens wilgheſchiedt ( wantſgu wilis Al Die wunſt begeert/betrout gheen bedzieghere/ machtigb). TBle / eu Bolght gheeu Lie CPnbehindert altjt in allen dinghen/ En d'onſe oock/om des Eenhepdts vermin ghere/ ghen. DLls THzogten Logh eens terecht ſijn bekent/ 'tgeloof dooz't woggdtsdol TGeeg üennigſlupt hetooz Voo? 't Walſcße Ser Siet ſo

er

-

ÄÄ

Pel Cf

21110 Wet!

-

En opeine bat boo? 't Waere Pzophetiſch Znt Paradijs(datsinde Lterek)gheringßen/ TDaer wp den Boom des Levens Wetluſtigh

WBogºt/

MPeirſslicht de Menſch wtdessdupſter Hoeck befpoozt

evrºn dooz 't Habbatheren ru l!

WDt Egipten/de dienſtbaerHepdt der zonden/ Danons vernuft/en volghen van Godsſten/ Deg. UBleeſchs whſhepdt/ die d'oogBeu heeft Die alleenheerſcht int Hemelſche Zeruſalem/ En ots des Levenß vzucht Wil Verb0nden/

Äh Äſ

-

2WD2rdf

"tºt Menſch ſijnvernuft

ber

gVeVen

TDie eeUWeljck in ſalighepdt doetleben,

det/

Eu volght Chziftunn (ons Bopſen) Godts Ach. dj Woozdt heb ickte recht ber

Wonſhepts raedt/ TDgt (Treedtdooz't Gäood Bepp (den Doop) daer de zon.de ſterft/ Eet Hemels Bzoodt / daer doozhp't Leben "t Berdt

EIl

Ä gheHoogt/maer niet ſoo veel ge«

ALN. verwerft/ . WBaut Hpbl)ft recht in't WBoozdt ſijng Heeren Ick danck uvzundt van't vzundelück bericht

ſoet/

Baer vsozal Godt van'tberadeljck Licht.

PLatende 'tquaedt/doende "tgHeweten goedt/ Datdoozuſchynt vooz unp en al deeg Detl ſchen. En ondervindt inontwuflijcker claerhept TDie itebe vzuchtvan d'almoghende waerhept/ C9 moght iek mp/en allen PLupden wenſchen/ ZHoete Dzphendt van twffelsgheſchille/ Datwpternſtlück volgbden 1Patzand/blindthept/luſt/enewghen wille: Soó wp des Levens Ell» "tLBleeſch is ghekrupſt met luſten begheerljc Hept/

baº

TD e

allen ſtonden/ Boom ghevon

"Ä leeft met/ Chziſt leeft in Heerljc ept/

F I N I S.

Men

Äst ende quact deughde,zonde

VVCC

TDie daneerſt het ghewaende.doet of laet/ verlaet het ſekereonn’tonſekere/ wie twijfeldt of willentegen Godeſonde zp? of ghelaten Hept of Sabbatteren deughde 3p Mie

de vuplhept is/datsintghemoetendeconſcfen tie/ſood Apoſtel hierſept. (Op dit repnigen) Lu. 11.41

Wlyſt middel Van repn Wozden/ ja dat ong alleg repn Wogde aenſegghende (als voozſz. verunta INällt/ elf. men quod ſupereft, date elecmoſiam: & ecce omnianunda ſunt vobis, TDats niet ſulck werck TDe Tert Houdt/ repnight eerſthet binnen van Aelmiſſe geben doen: d'welck oock een eer ſte des Bekerg ende Hthotels op dat het bup ſuchtighe 3ondelick nach doein/ maer'tig ſoo Mat. 23. tenſte ooch repn Wo2.de. gheven als Luc.6.39.31. etc. immers 35. ſtaet 26. -

TDits danderechte middeloock ende gheen Rmaer hebt UWebpanden lief/ende doetſeweleit

anderomupterlick repnte wozden/ dit leerdt leent/etc. Bat is lief hebben/dit werthier met " Chziſtus oock Luc. 11.41.op dit ſelbepzopooſt gbeboden. Auhout dellefdealsbant der volca ſeggende: Date ellemoſnam & ecce omnia mun uenbepdt degheboden/deſe doet niet quaedts/

qui mun- da ſun Yººs. Dat is waerde Lief.de inther 1: Co. 13 ende die deſe heeft iſſet daeröm recht dus eſt rečtum

teis, Titus 1. 15. Pov.21. a.8. Den onrep alles repn/ Wederom qui non diligit fermones nen isniet repn. Soomoet de repniginge oock meis non feuar: Zoan. 14.24, Ratio. Die ghe

cpus eius. voo! gaen. Welche deuptwendighe? neel: daer

biedel ullet Dall lief de,

4

Serpent


des Lebens. TD.at Ä al

-

Fol4o3. 'tgheboomt des Luſt-hofsſal

L Il

Midts intwelck ſtaet die Boom van't levens

Serpent, Eva.

verblijden

daer eeis af ſpſal dees eeuwigh mtj

Gedt

Eva werdt metliſtigheydt, van't ſchalcke Serpentverleyt.

EIl.

TDaerom isvoozmp nu die alderbeſte raedt/cGºnſeker En Vooz dtt ſwervende Wuljf 'talder-archſte ſe quaedt/ ker volgE.

º

Serpenr.

Ledig-

TDat ick haer met onnodigh weten verbeelde

19allet nietſpjtighteſten met dzoeben 00“ Eerſpdoer/het weté/dat haer Godmet deelde

heytaCu-

ghen

ZHooſalick haer dooz een anſeere kennis Pandeſekere byenghen tot ſeker ſcheinis

-

zieuſheyr. Dees Fertſcße menſch in mjn Hooghe ſtaet verhoghen?

Enſoo vermeteltjck doozt onwijs verkteſen

se Ä dat ſp Wls heeft/

Jckſalhaer lief alſtmtn/fneedtverandere THaerſte ich dit jonge wnfleechlyck wandere Douderman/ ſondervooght/ ſonder beſtier

Wis doen ver

ILLIl.

IHola/ſpghenaeckt alleen/ vzpmoedighen

leerlijck

V?oon1

Polghenbecurieus haerluſtenbegeerlück

Seghtvzou/watbedunckt uvan dees vzuchten

Äechts als d'enſtadighe/enſnelle gedachte

en Boom/

"Ä h ſtigh en behaeghlijck/ſchoon/luſtighe ZSujerven/ ſonder’tverſtandts beſtierte ver“ Sijnſpnet Wachten

ZSpgeuaecht/enmachuu heurman geen raets vzaghen

Eva.

19oogwaerjaſp/dat d Swer oock TDieflijck treckt mijngangh ganghhhier vende ge

-

-

-

IDuswitch haermetluſtighe liſt belagen Endces Boom/daer'tooch op F/ ſoo ſchoon Sondermpnmans weten doen ſp mp hier acnte. -

Verkloeckel

dsolen.

TDatzpmet mp/eer tquaedt/dau'tgoedt ſal verſaechen.

Die ſoechisſekerſt/ eu die ſtrjdt duerton“ laicliſte

Serpent. MDaeronn (antwoozdt nnp doch)heeft Godt u bevolen TD.at nietvan alle Boomenen ſout ſmaec

a

-

Daer meint Scherptſte verlaeten bebechthet kranckiſte.

-

-

EI!

TDie

bºjab in deesluſthof Heeft gaen mg

Ditvatjerde man isſtercker dan't WPÜf Wäecht als

Fºrtan

IR

h

Eva.

Vätl macht.

-

-

boven die begheerlücke

WBpeeten luſtigh die ſmakelñcke vzuchten/ Pande Boomen deg Paradis ſonder duchten

CTAT)k.

Uzlicht des Boomsmidts Vanluſten G int Pof Dockweetjet WDijf wtdes, mans mondt Van TBan Vande dit Verbodt

-

KOaer de manweetdat ſonder middel ſelf Beval ons God niette eten/maerterliſten van God

- -

-

*

*

- -

Zit

Ä Vandien/

op dat wp niesenſter

Dusſanin waerſchijnlijck/ maer dootlich liegen

Serpent.

Eer 'tſjackewijf dan den ſterckenmanbe“

Meen/geenſinsſuidp den doot daer dooz ver WerVen.

dziegl)en

Dema werdt danoockvooztslichtelijck be“ Want Godtweet/ op watdach utonghedaer af ſmaeckt

Dzoghen

1Ban zijnſief wijf/ want wijfs meerdauick Datuooghen ſullenopgaen enghp voimaeckt Vernuoghen

ZHultzün als Godé/Wetende’tgoet en'tquade.

Dmd onwiſen tetreckenvan Gade. „ UDaerickſelf niet nach comen ſende ickmijn bode.

V3.

Ä kan Gods WBetniet latenom uwenrade/ ge Weldie goedt ſchgut dooz't beloven van

Maerwaermet wilick haer voozt eerfte J.Net

Ägbrot

-

wanthaer is aenghe Spdp gheen - -

-

t!]ght

-

(Tot Gob/ elckr hepl/ diemen niet dan doo? heil!11s hr1)g9t. -

keyt

OWCT

ºmenſch? W3.»

002en

stºtrº tothepl/dte natuerlijck OP b Getrou-

Godthepdt. Serpent.

becozeil?

God heefthaer nual kennis ghetloegh ghe gleVeil

Ja, Serpent. 't Waerdan zothept Dat ghpublindelyck ſout laten verleden

wurº zn die terecht ſp wert dat verwerffe ijckt W9äut Ä ſalſp eeten vanden Boom des Le ERG

Eva, WPatſou dat?

Serpent. LHoozt maer. Eva.

Spzeeckt ghp?mp luſtnaerupzaet

Engheveplight zijn Vooz deſen Boom vol Dat maeckt myn begheert jeghenden Wetal ſnebens ſtrüdigh. Ghemerckt Godthaer inſijn ghebodtheeft D0ell WeTell Eee 5 Serpent, -

-- -

morvoor

Ä Äerden. Ä. en Verſtaet 00ch Waer 2ſ ck liet ie ghpſelf/noch Ooſaeck oock lie wyckenf.

"rcleyn _ CDnn daer deur (volght 3p die) tekomen intle pondekë. Vell

Datzalich is goetlijcken oock onſterffelijck.

Vernuft


TºclºdeU GOON Serpent.

Serp.

Gont Godu'tgoet niet/hpisnietgoedt/maer Hoozt noch meer/ enaenkleeftminredenſtj felijck mpdigh TDan waerdtuoock niet goet/om teghen'tbe LPp is

-

Ä "so ſalich die 'tquaedt niet

Ellegſ

Tallel

Een quade God tot ſchaedte gehoozſamen

JNaer

feſ.

JBaerts hp dan/ ſo ghp't acht/lieflijck ende g0et

Soogonthp

Ghpzijt we goedt/maer God Houdt ualleen

-

utgomet Hertſin enghemoedt

Dochtans verbiedthp't. Serpent. JBerckt ghp nochGodsmeningniet?

w

Voogt zyn

Ghp hebtufelf niet/ waer toemooghdpſeg

V3.

Pp

ghendatsmtjn?

-

Hoemooghdpuſelf dan dochſalighvermoedé Als

leTIT eU

a. ºtsum

epghen MlaerVzeende goe

L!

dat ghpgaerne Doet’tgUntmenu ver

TDus dient dit

-

Ä tgoede heeftende Weeldigh daer inne

-

Als ghpſelfureden/berſtant/ Wilen crachten

verbºt Udaer toe tenoden.

1Dſelfs nietzijt/maer Gods/hem dtéten moed Wl C)ten?

W3.

't Gunt wpliefſtdoen/werdtons ſtrenghſte WPatbaetu deesluſtighevzuchten t'aenſchou Well

Verboden

God verbietons bptweten van 'tquaedtoock 'tgoede.

Als ghp's nietmoet eten/ noch vooz epgen houwen

-

Eva.

Serpent. JAu

ſo Äghp recht Wjſlück/

Want ick be Dreden ſchijnenwaerachtigb vol claerbepdt.

ZoeDe

erpent.

Dat Godu die kenniſſe vanbepden welgont. 3W9allt ubep goedt is/ ſooghp Weldencken

Ä

Ollt/

Spſchinenniet/maerzinwaerachtigewaer epdt.

Wert het PLijf oock dooz'tgheſtcht van ſpij

Zs God nietgoedt/die dees Boom oockheeft

ſen

abbº

gheſchapen?

VA.

TDe Boom is dan goedt/machmer qua vzuch tenafrapen?

Hoemacheengoede Boom quade vzuchten dzaghen?

Ssweten quaedt? VA«.

Reen/maerghegheten/wozt die ſpijs Pleeſcß endebloedt TDie gegetenſpijſeſtercktenvoet den Eeter Serpent. Soſalight oock het geweten goedt den weter W9at helpt doch den menſch al die Godtlijcke

Meen/'tquaedtweten baertmiſhagen. ... TBit verbledt God opten dootonghenadeljck. Serpent.

Als

Ä brÄ“ epghent/

enbupten 3ijumoedt -

epDe

't Quaedtwetenis mietquaedt/maer'tquaedt Maerwildprechtgoetzſjn/ſalicb/jaſelveGod doen dadeljck: FHeght Ä jn goedt/neemtvanuepghen

Ä

-

CDm ditteſien/laet mp u antwoozt gherüben.

LIO

Iſt nietgoedt dat den goeden lang goedt doet Epgentudie goevzuchtvandets Boom ghe blyven?

rievelpck. Eva.

-

Soet vanſmaeck/ oockvanaenſienſchoonen

TDats goedt.

lievelijck. Serpent.

-

-

Ghelooft mijn woozdenmiet/maerditſchoon

JBachmengoedt bljven ſonderboot quaedt tehoeden?

aenſchouwen/

Taſtaen/eet/epgent/ wozt God/"tmachniet Eva.

berouUen

Geenſits.

-

-

Want goetheptskrüghenmaeckt goedt/ſaligh Serp.

en ruſtigh.

"abº "tquaetnujden uptwaens vernoe E.

Eva.

Zck ghevoelmijn begheerten verhit ſo lu ſtigh

Sonderverſochtweten van quaedts dootlück

DasÄ

ſchennen? Eva.

aenſchou van die begheerlücke

UTTEI

Gock

Neen.

Serpent.

# cloeckereen dat ick ſonder duch E.

ZSalmen 't quaedt dannüden menmoethet TDeſelieve bzuchtafbzeeck en op wileten kennen/

-

Gm Godtte wozden dooz goedten quaedtte

- - -

"t@uaedttekennendoozondervintlücke vzoet hepdt

-

-

-

ÄepDt. gºden DevÄab goedt bljven maeckt u Got TDoet

Weten/

Soo mach ick dooz Hetonderbinden ſekerzjn/ k ghelück GEICOU volherdigh blüveningoedt CDff die ſ 9 is/ 'tſchoonaenſch -

Ä#

teltjck

Sooghp van deesvzuchteet/aldochtsuſpot teliick WPantſÄr 'tquaedtteweten/moet gbp ver

Lang 1 z-Regen

-

vallen . . . TDoozonverſtant intquade.

Nadenc

Eva.

ZHeker ukallen

- - -

- - -

TDunckt mpte beſtaenop reden ontwijfelijck.


des Lebens. Nadencken.

Fo!.404.

quade/ditgomthp onsnet/wätons alle Wetenſtapſehadclijckvaltdiemet

2.

Je quaetbarende ledigheydt gUaedt Wcfcn verſclt is/ als in deſen heeftcurieuſheyttoteengeſel Boom/daermenuptverſaeckinge des linneenbºengtunt verderven dootljcken quardtshet quadeinende

ſomen hieraen Evam ende naaende tW0ede bupten ons leert weten/ met man mach ſien.

ontberingevant goede/gclyc decranc

b Sod geeftelckenpontsgenoeg/om ke dooythebbenende weten van zijn

ohnt ſelve trouwelic gebzupctdoo? quade ſecte/ecrſt recht leertwetenwat ſpu hulpe totmeerder tekomen. Tit goederſaccke die onbckende ryckdom trouwelpck ghebuycken ishetquade Wangcſontheytis.

datmennual verſtaetquaetteſpn/da-hh

Betwetenvan goedtende quaedt in ſich ſelf goetende voo neemlick mennuweet goedtte pn dadelpckte in Gode dientet quaets doo: zjncy

delpckte leeren laten/endetgoededat

hanteren/ eer Datmennanieuweken Wendoen/datal goetis/ mach weten/

nulle peurt.

-

-

naer ten is net goedt inden men

c Curieuſeweetgierigheyt/ſpeurende ſehe die tquade ſonder zijn quaedt begeerhºck nakenſt van hoghe ſa doenok onghehoozſarmhept niet en ken/doetſottelpckverſummen hetna mochtweten. Pet ſcheppen deſes volgen ende doen Vande geweté A.B. booms ſchijntby Godete zijn gewerſt C. ſonder welcke te connen onmoghe hetſcheppen van des menſchen vºnen hºckistotdiemuddclbare/veclemn tot Willemacht hebbende ſowclom taua hoge kenniſlete geraken/ſoo leertmen de alsom tgoedeteaencleven/twelck altpdt ende Comet nemmermeer tot vanGodealeeuwelijckvooſtenſjnde kenniſſe der waerhemt. teullen geſchieden ooc altegenwoo!

d Sondergedachten wert gheen be delijc als nu algheſchict/geweten was geerte ſonderbcgeerte gheen wil/ ende ſo welwie goet als quaedt doenſoude,

ſonderwilghecn deughde noch zonde Ditweten Gades is hepligende goet/ inden menſchen geboten. Dusſmdie maernteten iſt goetdat demeſch doo? gedachtende Spcghel van deughden overtredinghe dit quaedt in ſich ſºlve endezonden/leven eüdoot/endemuts

Weet.

dienbovenallendingen ſogvuldelpck i Demenſch hadde macht omdoo?dit Schºftu quaet vanGode gedºepghtte geloven/

waertenemenſoon.de

rederhalven bovenallendingen ernſt ſulck quaetwoden temijden/endedat nemmermeerteweten/ſulerdathetge hjckbcvecit/Pov.5.1.4.23. e

TBaermen ſeecker is dat Godons

loove vandetrouwe waerſchouwinge watbevecltſtaetonstoe dat gehoo! Godes ghenoeghſaemts tot voorhoe ſamelucktevolgen ende niet vermete Dinge van't quade/ſonderdatte weté/ hºctebºagen naeen waercn/dtc God ende isbetervzedete houden dante

Ä Ä ft Ä Ä maken/die ſteckte upt tellupten

dan

mt. /t Serpentient neenEva twp UPtte Jagen.

felt. Betiscen ſo?ghliickeltoutighept k d'Gnnoſelemenſche haddeal groo voo! kinderen/ vzouwen ende onver tegoeden van Gode ontfanghenende ſtandtghe metſchen in afweſen van Was Goddelijck/doch nietmetengen

henlunder Ouderen/man of Tlecraren ſhapin ſich ſelve/maervºp in Gode. mctoibckenden ſp?akete hcuden/ Doehnnudelogé gelovende dathyrt Walt Veeledaer doo? In Valle ende ver mieten was maerwoºden ſoude/ doe lepdinghe komen. ontwodehpſuler/ende willendetge f Godgwooºdtmoetons redene Ver mcen goctep / ende diefachtigh lichten/maer ons redene moet VatiGo die Goddelicke goetheyt ſich ſelf toe deswoozt nietoodeelenwaer smen ſchUjven/om datals 'tzijnte beſitten. ſeinen vernuft de Goddelijcke Schuft. Toe verloo hp ende ontwode dat beſtaettennecſteren daer wijckt get ge goetdathymetjain Gode vºj gemeé love een verlendende cpinte. hadde/rechts of pemant willende den

g God guutons 't goetallcen ſonder glantſe derzonnen doo? zijnveinſter ſchijnen


vandenBoom Eva.

ſchºnende/in zin Camerſlupten Gm vándezonne dat licht afteſchemie endetoteen engendomme op ſich ſelf allcenitehebbentertontmetſulck toe ſiuºtendesvemſters datlichtende die

glauſe verlieſt endchemſelfaſſuſden

ILaetaf met waentevoelen. Houtuaen mp/hetoidervintlück gheboelen. Hebtckſs ſoeten ſoo lieveltjck bevonden TDat icx u moetraDen: Adam,

-

Äck b2eeſe vooz zonden Danteet ick van den Boom ickſal den doodt ſterven. E -

-

Fc berooftovermidtshetlichtende die

W3.

alantſemetterſonneneen zinde daer

Jaonwijſhepdts doodt/ en'tVerſtamtsle

wen erben.

ak geetlinsen moghen gheſchepden

Benich dandsodt?

is mp 't ſoete leveuont

LUCICN.

1 Dat is des menſchen wiſſheydtdat hn Weetwiens de gaven zyn/teweten

Godesvaawien alle goede gaven Co

menende datis zin ongerechtigheyt dathn Gode nuetghevendedat Sode oecomt ſich ſelfstoeepgent den God

Ä

Doch Heb ich luftigD die luſtigfe vzucßt gle ſmaecht/ TDicluſt gon icku/neemten eedtoock Ittſtel -

19 wepgheren queldt münliefde ouruftelijck/ Die enſal/dat zijt ſeker/nemmermeer Ä Soo

Ä ghpniet

deelachtigh 36t münder

TEL

Eetdoch/doetuſelben Welom wuijuen wille. Adam.

lickeigaven van rijckdom/ſchoon heyt verſtandigheptende anders.

m D2o: dzieſakenkright die zonde

-

TGit

Ä

laetmpnietaf/ ickt ſie ſp wertniet

C

TDoe

haer wiluiet/ die naecktempgaeru

ſyn Volonnenheydtteweten doo?'t cU

4.

aer ßerte gaern in ſtilhepdt ru

Eſ ich#

rietisſpºake houden metten quaden ghrdachtenof inbeeldinghen/ doo?'t

't Waeroscheen klepnſaeekdattck haer groo

zentreckelijck verluſtighen met het botleeren derzºetebecoolinghenende

Tanjs

Doo:tonberadentocſtemmen tot het

Hoobenick van'tmoepelijck ghequel ontfla

l

d

te lief de

met eten van een vzuchtghe

TIgſJL

gottſ gijnende quade.

Ä Ä

En DOs lief ggel

int volghen van Haerbeha -

Fva Adam den Appelbicdt, die Lanck 36.Regulen.

eet, en comt in doots verdriet.

Nadencken.

Eva, Adam.

Aenbediegt/onwiſe yverſchenct den beminden venijn voo? UDijn/ menſchen boven Godtte

D Atsbplageenwaen/die mevalſche ſchön bedzieght/

Icvintweſengoetbovéſchºn die nietenliecht TBeſeſmaeckeisbovenalliefüchengoet/ gheloove doet inden vloeckvallen/ re Hoe mach ich alleen genieten die welluſt ſoet, Tieweeldeſmazelückintghevoelderkeelen/ den hooºt den luſten tetemmen. Zot moer tek untönen lievenman mede deelen. CD waerhphier/'tgheluckt/daerkonathpher . . waerts gaen/

heydt iſt tot miſdaette haeſten opte

lanckſaemhept van Godesſtraffunge.

-

Ilief man ſietdoch dieſchoonhept deſer vzuch Deman hooºt des UDijfsmuldaedt te tel GL1! .

beriſpenende nuetnate volghen. Gn

-

W5ovenhaer ſchijnis/ die ſmaeck luftigh om

mattghe lief detothet Schepſel doet Wetell. Adam. den Schepper verachten. P?edete Hesn/God heeftonsverboden daer afte eten ſoecken metten verdoolden menſchen Atwat goet ig van ſchijn/igniet goet intweſé . God ſprach van ſteroen/ o ſoudick den doodt maecktonvzedemet Gode. Ende pe

mantte ghehoo!ſamen tegen'tgebodt

liiet vgeeſen?

-

-

V3.

PLief -

ĺº

S

ºbº

onghehoozlaemheydt van

3pdp opt doodt ghe

LL

-

godt.

-

-

Iſt wüſ hendt datmen onbekende dingben : vzeeſt?

Sy weten 'tquaet byhen gemaečt.

Adam.

-

Enfien hen beyvan onſchult naect.

't Doetons gtaedtzün/datons verbiedt die goede Godt. 19olghde

Ä echt

gbR

F

. . . zjit Wilboven zijn Heeren -

Adam Eva.

--

V Erandertnien ſoodoozvandees vzuchtte eteil?

Dat waer cockomrecht. ..“

z

Js


des Lebens, sºÄnº Hetgotde/'tquaedtoockte we- MBp bej macht/

Fol4os

-

omnazfn wil'tgoette

ELIN

"Än quaderſtuckßeb ick doozuge

Ach

ÄII

uſt/luſten ſijnraed/en verlfe Geneuchte/rquaedttegen MBpkfeſen't

Eva,

Ach: boeroeckeloosisons 'tonſchultontdze

Adam.

den/ WpmoghentonsF eeuwiab fchannen. Zºpderſchan

Weil.

MBatiſt man? -

Sinuooghenoork nietop ghedaen? WPapen/ickſiemetſchalcke dupſtereoo

**#ĺ dat mp ghequel doedt

Eva. WPgt Yaedt? Adam.

O

sºlaj

hechtente gaen PLaet gnsterſtont vijgen ſamen ſoete 3jnonsoog Jenlicht en: eenbul Bzeede bladen van die

iºde ſiet nietdan dubbeltHepdt

TPftbalſ

Ägºv dat was weſen/nu zie

Eerſt

"Ä wpelck een voözſchootdaeraf CDm doozgoethepdtsſchijn onsware quaedt Ä TD germen deughdederft/ noetſchijndeught

H00

TLIN

d

te

Ä" quaedt/ o dit wzoeght met

JBetopen

deught verſtreeken.

gh

ſchij

verdziet

Jck ſie# dan Wet/ſtrafendoodt booz oo Stjn wpnietdeughtlijcá wpſulent noch wat ſchijnen

ll.»

zººÄ* Ä ſulermet uoockahe

Diegoedeſchijn verloſt van beſchaemthepdts Pijnen,

ſÄĺstja Hoe "#Ä ditgheſicht. Gch waertckſteke

Äſ voozſchoten ſtaenheelſchicke

VA.

quaedt noptdp ons "t1Palt

Jck

Adam.

die ſtenu ver TDats waer/maerh ſchzickelick ou/ ickhoozz dieſt "tºsalverkeert/

Än was/

snuonder.

1Banden Heer, TDie gaet indekcelt/naſijn wfjſe Zſt

m

uoock ſooº ditoozdeelgeeft mp won Sich ſelf verluſtigen inden Parabtiſe/ Gch/och/ nU ghenaken ons dootljtke rot

LC

Wen/

'tGuntmp eerſtgoedt dochte/ ſchijnt mp nu

Jcken der dit deughtſchijnigb cleedt niet be Tothetguntick bemfndeghevotlick een haet. trouwen God de hooghſt/Hemhoozden Wptegbelo 19ooz nglinſterende oogendfe'talaenſchou louter quaet

LIl.

.

L

Bovenons. Wpſteldenons'tonderſte boven

Weeons/ wp mogenbooz dien rechter Wel TotVUen.

TDzt bfengtong in dees verwerde verheerthept.

Dch hoequeltmp deesdootlijcke geleerthept? W9at verwacht nuons overtreden miſdadigh/ Ich waerlieverblint in God/mochtbet noch Dan die mogende Schepperoins ſo goetdadlg TDandat hp ons verachters ztjnre geboden gheſchien rechtvaerdelijck ſaldoo mijnſelf het quaedtdus klaerlijck Met L!

0U UEll

Beter

Äur niet/ dan'tquaedt metghe

9elaes! die ons boozmaels ſoovzuntlijck is gheweeſt/

qUellt.

-

--

werdinuvanons als vpandtanerſtelück ge

Eva.

Ditquaet ſienenweten is mºoock endelle/

ºr“ ruſtighdan qttellijckgbe

Beter

erabr

a

Ä

TDan

vzeeſt.

19ermachdan ſooveel "tvalſche en verkeerde oogdeel? es Än

Adam.

-

Hoeſchadelijck is u vooz

LEl» wpen waren niet blint/maerſagbenklaer int TDie wpte voozen minden als lieve Da“ licht/

der/ Metluſtigher ruſten'tgoedt datGodbad ge 19zeeſenwpmu als een Tpzanne te gader. maeckt. JBaermuſienwponsvanaldat goedt blooten Haeſt Ä ſtºm genäect/ ſchuplt mit in Den H0 naeckt int pºrnº dat daer ſtatt dicken JBetmp er leedt cieraetons iswegh/wtl @nſchuldtsk -

-

De gT0 •

rechtbeamt

V2.

Kaecht zünvanonnoſelhepdtmatckt mproot van ſchaemt/ Ächwiſttevoozenvangbeen ſchaemtete ſpze

Lang 7o.Regulen.

ken.

Datloaf ick wel/doe hadden wp gheenght bzehen.

Wiemachhemſchamen metberanderingban bloet/ TDatmen - goedt. ons God alldell

Änach ſiet/ als Hp is opzechten

"Ä

Nadencken.

-

Dºn quaden te belieben maeckt quaet. TBaermen'toogheten goe

goet ghemaecktmet ſijn goede den fluptwerdthetten quaden gheo -

Wopmakenons quaedt/ditbzenghtons nutot ſchanden.

pent/deught bekleedt den naeckten. Fonde


Clanden BOOM -

Godt.

- -

-

-

Sondebloot den bekleden. Deughts warambchop/gonwüſevzou/dat gedaen? ontberendoetſchjndeughthanteeren.

Hºiſdoenisanert. So tooge ofoo!

LVA,

-

Het liſtighe SerpentÄsah mpenickat. OdL

deelisſoos de menſche. Die Verkett

weeughpvalſchewäen/aertſcheluſt/ Rel

den achtentguade goedt/ende gºe

quaet. Die quaetdoen/hatentlicht

ſchepadt

GEn

Ä ºpter

om dat ghpu Hebt ber

ClOLT

ende ſoecken ſchuplhoecrkens. On verſtantveeltmeerden ſtraffe die goet

TDen

is/dan die zonde die quaets.

ZHijnen blqven metſchanden onwaerden/ CDnder al"tanderghedierte vander aerden/

Don

deſchept den menſchevan Gode.

"Tot het

Serpent,

Ämenſchte verderven/

ſulöp ber

VOLTE

-

-

-

Gp dgnenhovaeidighen Bozſt ſuldp treden

Ä

TDlyn

God ſtraft des Serpents,Eve enA damszonden,

vlieghenſaldp doenſinchen benes

Elz.

-

Etenſuldp metdijnetanden feniſnigh

Gheen Bzoodt des Levens maeraerde Her

Engaet den boetvaerdigen ghena

Pentinigh. Ä maeraertſche dinghen ſuldp -

JRiet

verconden.

LIUCLI

Aertſch zijndeſuldp verſlindend'aertſchemen chen

Welcker zinnietdandat aertſchis can belupc

Godt, Adam, Eva, Serpent

hen

X

-

TDatsmeeſt des vleeſchswelluſt d'Afgodt van

D Emenſchwandert nietmeer onſchuldig!) uaechtint licyt/

der Bupchen.

TDie elch nettiguntdaeronders weeldigver

-

Imaerbjbjermin ſupver geſicht/

Ämen

veel geple Doerderpe be

IBaer hp in mijn heplſamewoodt ghebleben/

TGäer

IPpwaer noch utonſchuldigye goedeleven:

wäÄmt saj 'twüf

Jºu

hp van'tleven/ van mp3guen Go

L/

-

oock gheenſtem ſalge

En comtdeur de ſonde inderſielen doode GBm van dees valſchewelluſt 'tvalſth Lofte ZHoo quaedt iſt overtreden van my ghebode TBochwilick noch vertrooften in deſen noobe: ghp deedt) oock tebes

Enſhem die ſich ſelf net nach vzpen Van't JBaer tot eenboete vanſulck u venjnigh lie

quade

Hooliefiyek voozcomenmetmildeghenade

br Ä bovenzjn eerſte ſtaet Werbt eer ]T ZHoo b Ähon äen neemt mijn ſtraffing En op Ä eloften bout vaſten begheerlich TDat

#

Stel

LEUT

waerhepdt crachtigh Vooz tria

Cule

-

Algeen

Ät der 19zouwe (een groot

mira

TUE

-

(Tuſſchel den Weltken enu/ haer endijn 3ade

Blgvende nuvoozts in myn Woodt ou“aſ“ Ich vpatſchapſal ſtellen ſonder ghenade. keerlyck.

*Ä waerhepdt ſal dit quaedt oock gelien Gºul "Ä waen/dijnhooftſnler tot mszteren

D -

Haukeerthpvluchtighvan mpdoo't Wºot ghen dooznigh

-

-

-

En'tverheert oözdeel/ d'welc mp die lieft ben Waenttooziigb

TDus

ÄL.hpnetmp/

gelien

TDat ghp bpwaerhepdts JongHers ſoo blpft

maerick hem welſoec

Waerzydp Adam komtupt die dupſterhott

verfchooven

-

TDathen onmoghelijek ſpu meerte gheloben/ Dooz in heurkloecke her

Äubrºws

lien

EI1EIl

Adam.

Dan ſteldpſebelaghenin heur verſenen Ick Hoogdeuſtenlinden luſthof/ en quam TDatsinharenavolghendeghewoonten quaet/ -

in ſozghen

-

voantmentquaeteer verſtdeten haet/dandaet

«Dmmjjeckthepdt. TDushebickmp Peer Verb02ghen/

Doozu aenſtcyte

liyIklaet.

JDaer ghp vzou diemijn ghetrouwe Waer Tot kee ſupveren volmaeckt. | hept hebt veracht OUT. TDetl en uman ten val ghe wyf.

ſº

#gboot

MBieheeftu gheſepdt dat ghp van onſchuldt waertnaeckt? . .

Dndergdandat u weetgierighſoo Vermieten 19 vandt Verboden

Ä zondlgh Dede eten/

Zal

Boozuongheloofs vermeteleblendighepdt ZHult

ĺn met meering lg)epdt

Vanellett

-

3Ill«

Jnt sieben van die wenſchelijcke deug

Ghp beklaeghtmprecht Heer/ recht iſt dat Ickit ilnlle

't Lieve wufdat ghp mpgaeft tot geſellinne/ Gaf mpdo vzucht/tckadt/ en condthaernet

LIN

TDie gbp goedt zijndemooght verwerben met WZeUghden. Baer

* Weerſtaen.

Ä den ghp dooz de 3oldtquaet 3ßt Vart ertet./

Suldp ſondervoozgaende dootlijcke ſmerten Zut

Ä F zolioen/gheen deught moghett aren/

Poo2t


des Lebens

jf0.406.

Wootlebensdeugbeſader zondendoodtbe daren/ Veelmin des opechten men“ ſWaren. DBant ghpdieu mang raedt behoozdete vol

ſchen. Zonde baerdt den doodt/godt

ZHen

Hondº zijn weten die vzucht Hebtinghe ºdokommt genadelijck den vluchtigen Wolgen

b

Za

hem noch/ doozu aentreckelijckſme L

h

Netu doen vallenen in den doodt verſtehen die hem ſchuldigh waerdtte ghehooz

2lg

a

-

RNL.

MDem ughehoe2ſaemmaerktetegen'tbetanien/ ZHoodat het minſtehetmeeſtet'onder bzachte ÄHulop Voogdtsaenweſen onder des

FDäns

machte.

't Berſtandt

al die begheerlijck

hepºt Enmin woogdt het verſtant/ dits des Mans heerltyckhept. WDits mijn ſchicking/ wacht dat ghp die niet -

meer verſtoozt. Totten Man.

Enghp Adamom dat ghpdwaelijck hebt Ihehoozt

-

hick Valt het ſterven van't quade Snootſtemoethet Edelſte dienen Duadeghewoontebaertquadewer

-

ſtadter

menſche/dehovaerdighewert verne Berthopaerdieverlintd Aertſchemen ſchen liiflijckew luſtverlept. ÜDaer heytmaect vºn vandelogen. tQuaet moettervenſaltgoedeleven. Pijn

ken. Jide UPereldt/datsbupten die ghehaolaemhemdt Chiſti/hecftmen onruſt. Ootmoedighept bengt tot ruſten. Den cleynenwert gods goet

ÄÄn. läenniſlevangoethept teelt LT Oº,

-

Dieſmekende ſtemws wijfs die u heeft be C002t

Soo dat ghpſmaeckte van die vzucht teghen myn Woogdt

Door Abels deucht verhit Cains

--

Daeropghpmeerdan op't wüf hoozdete mercken. ZHal " dte Aerde vervloeckt zijn in u werc p

nydt metſmertigheyt, Dat hy Abel doodt mer ſchijn

Ell.

van barmhertigheyt.

Äck mepnu aertſche Menſch/u Aertſche ſin ILII

Cain, Abel.

ZHoo dat ghpdaer in moepte en verdziedtſult Vlllllell/

Ende netſonderuarbepdelijck zweeten/ Ellendighe V2uchten daer af en ſult eten.

Als roubarendeluſten/wzoeghende dooznen/

Sºu Ä Hoocht/5jn ongheleerthept/ zijn edighept/ -

verſtant/ en minder deughdenze PDel hoPen/ancrſtigh vzeeſen/dzoevightooz Myn gris dighepdt Nell JBetau. er aertſche Crupdenbittervol rouwe Tebovengaenende voo! Godemeergeldens Godt 3jn ruſtepzyſen mijnmoepten TDtt ſalub2oodt zyn in WDarme Arbepdt? Sou ſcheldens -

d0UUUe

Äer 3juedan mijn offer aenſchou

(Totdat ghp Adam nu Aertſch van naemen Sou

LN

Vat1 aert

mp noch onlaner/ wie ſou dat niet MBten ghen Hemel valſch daeringhpHoogh gheſte TBitdocht rouwen? Waert •

esmºloch daelt intdiepſte

WDien

Äat niet

met treurighept bitterſpj

van der Aer eil

EII

mpmünwerckenalsaertſch ver TBaeruptghpeerſtquaemt/ja tot ſtof van DpſelfsÄ Mten OnVaerden

-

Boudende die 3ñne als opzechten Gotlijck. 19altdat van die Jonghedwaes niet herdten ſuldp dees arbept pijnlyck ghedo ſpottelijcks

Pſelf vermeertenverclepntinuwenooghen ZDoo

Ä

e gnen

MBozt

-

Ä ſoo inder waerhepdtſtof/ clepu ende

Lºp

"#ſich (quanſups) eerſtHeel inwen

Ule

Terſtontſalverdwijnen umoepeljck verdziet Jck mÄrºrwart blijft binnen ſchen VDan talder een nieuwe Adamu in urijſen upt lief/ ickuptepghen ghe Die mm met rechte ghehoozſaemhepdt ſal rºt Pp

L 1

God ſelf/ ick Gods gaven met 19 met het Pemelſch. Man verſadenen ſpijſen/ Ppſoeckt Woecker kloeck Eul

"

lieft tot uli hemſoo naeckt bewy

KI.

TDat ghp

me

het alderbeſte goedtſult kin

Pp mepnt die Goddeljckeeer. Jck mijnep ghenpºns BenicktÄ Bootloos en3ot/hp Gotltjcken -

ILIl

Enbovenalmethertende zielbeminnen.

js

ab. Ä zijn offergheſchiedt

vzoljck en

P0eDlg!

Lanck 104 Regulen. Nadencken.

TDie

"Ä tragelijck lanckſaem enſwaermoe 1g).

-

Ickſie weldathp offert (ditſchijntzijn ruſte) d'Eerfte vzucht/het beſt/'tDet/en zijn hooch ſte luſte,

Godwilniethet verderben derzon

Icß


banden GOO!!! wit: watromtonsGodshulpte (Ä dathp bpſijns naems bedupding, Dermogen ſtäde? i ſt *baº ºder moetmen ſcha be Zºlg s Ä al'tgoedt/ſich ſelf pdelhepdttoe Jek

(

UTTEI!

chzijft/ Cºil

Ä 'tſnoetſte van mijn Aertſch ghe

ic

=

--

Wt die ſin/ verderflijck voozal Abels vzucß EI!

Wäſſe

ſº.

van Heur neuſwijſe 1Bader NLee "tvet/ en beſtmijn ſelben toe IDie TelDIE pafe oneer) ſullen ſijnbegerende/ naem Cain datsbeſittingh gelijt Dock (tot Gods Dg hÄutrºnin Wilt jammerluyckſwer Dooc LI ?II van Aertſche goeden rijck DF:1 ill Pemſelve enal heureaf konſt bederven 2II. IBaer iſt geenſotheptſchadelijck/ waertalder Eump metten mijnen dooz pdel deughden -

Daet U;"t

dÄn Ärabendem

- -

-

- -

en

Der ſchandºberen en vzuchten -

enbp menſchen in verachtingh doen e ſchijn

--

-

te verbzan bp

-

!!!.

El

Eten Wp

U0eDt.

JBaerwien

-

wp wozden daer afght

Reen/ neen/ dat dient niet ickſaltwijſlijck

Imten verbzanden Offer doch

Den quaden teſparen is eenſtraf der goe

Ä ſelf/

Voo?hoeden. f den

tegoet

Zck ſal gheen felle barmßertighept Pan

-

Duswaent Abelonabel heelonwijſelijck, TeeTel Sin Offerenmutboven hetmijnpzijſelijck. fDaerkipt een pberoun Gods eer te vermee gle te 'tmijn bp leven zijn dan se TCI.

U) Chen WPieſkettiet dat ſijn wandel demijnmoet GDock -

Wutjcken?

j

mijn afcomſt ſeecker te vepli

g!Je

-

Schapenen Teghen die Gods-laſterlijcke ſchijn-hepli ... gPen. UPUlf Als m!;nnaerſttgheonlede gheen dingh ber TDit verdo?venlidt banons Lichaem af-ſnpen

APpſt

- -

-

Ä gants ledighbpſijn

E>mal onsgheſlacht vooz verderftebevzpen. Sju eetighe moeptenis Schapeute Wach WPit ſchozft Schaep ſou ſcho2ſt unaecken ong gantſche Cudde TKil iet Ick becommermet veel dinghen mijn ghe Hooicrmetſtrenghepdt/barmhertigheptn ſtynik/

-

beſchudde.

Dachten.

- -

13anuniji doen komtnut: wat voozderdtſijn rufttghepdt/

-

Tehoedet dat die onwiſe welluſtighept

JBaerwaerſaltgbeſchien? ditmoetick eerſt beſlupten/ . Binnen kan't qualijck vallen/'t moet weſen

bupten/ int wilde en doet Bupten die Wetgheplant/in onſenatueren/ WDie anderen niet doet/datſpniet wilbefuerert. d00lell loochhemſelf daerin tebuptengaen Ibelſa baren ende fake? vzucht Is dat too nutten

19ande domune Schapenſijn ſozghe bevolen TPle

-

"Ä niet ſozghlijck

Äsdatgbecken bp "i Werck dat ick naec Als HP mp/hem oughclijck volght om doen Verunaen. g Bpdie vzuchtbare mutpepdt/ booahſte van Danſijn betooverdeendegshedzoomde deught/ Daerkomthpgaen/recht namyn wenſchen waeden/ TBie

Ä Aertſche arbept upter 1Better Aer

ghtneught. Hºll

LIl

Dooz baertſche menſchen teeltendevoozt can Ghp bzinghen? -

Äſ

-

deſen Peplighen Schapen Voe

LT

Ä tepas/ ick Hedu teſpielen bzoe

---

Tºpnoemtſjn Ampt/Dierlijcke affectente dWinghen

Sfin begeerten enluſten te Houdentntoom

eT

ebe

"

met mp wat hier buptente tre

EI

APct Lamineiiel te houden olſchuldigh en Abel.

U200U1

Netwacht vooz den Wolf in ſeeckerhepdt Gaern Bzoeder. bepligh/

-

CD n ſoo te wozdenheel rechtvaerdighen Hep

Schoj d?0onten/watmenſch ſouſulckrdoch

Cain.

Gbpſpzeeckt altemetvzeemdereden

Die mpargherlijck treuren baren nuet fmer vermogen? te/ hen/ jck s bedzog ſondeli niet Hijt oiſe Guder Misſpiloch bepde waren opzechtende goedt? Godt eT ſeghdp/meer op het opzechte ſp tilettenumen heur luſten on WD0e TDan hpſtet op liefdelooſegoede wercken 19edt. moetmuenmet vlijtigh op dat ſp hadden verwoz TDaeromſeghdp en/ unerck Lll, 'thert van quade affecten repnighen/ ºp dat nu moghet/doo? heurbedoz Doozal bp niemandt/ of bpſeer wepa TDit 2i IICIN die verwaende geck ſulckr te beja Roch

Ä

Ä Ascººtbwaren den Ä gen/ JMäch Ä ºfhebber Gods die laſter verdza -

Ä"

Soo waren alons goeds wercken verloozen/

-

}en

Can een neaſch recht leven/wathoeft hp ghe 1ladt:

WGie


des Lebens, Wiemachſuchebarderedenvanu hoozen

F0 407 Ä ots Oudersaltijdtvaſthebghe

TDie

# ghp alleen een

Pepligh Uptverkoozen? O verſto Dan't Zaedt dat vertreden ſoude d Äoft/ ſ er Slangen MBiezijt abp:dat ghpu repn/ en mponrepn TDat is dat ºs balſchewaens dupſtere klaer Gf

Jsu

ÄL pn/ en'tmynvolzondigh

IlOeNUt? e

Ä ſaldoo? die doozluchtighe waer Abel.

Oneen Boeder/mün hertmietu/maer mp Alſmen'tquaedt verderf lück kent/foomoet ſelf verdoemt

ment haten/

Iſt ſwaer'tbakendequaedtmet Godshulpte

Sch geef overmpſelf/ nietvanuoozdeele

laten? ZSpeeekick ſomtjots wat/dat ſtreckttotu voozdeele Cain. Cºll Äs om Uargherlijckte bedzoe JDach #n WatbehoeftmendanGods ge -

II

Abel.

GPnnÄ

Cain.

teberloſſen vandezondeen "tqua

DatVen. ſºllen wpterſtont intſpzeeckenbepzoe Macbºniet ſijn: watkomtonsghenaepte ſtade?

Houdt ghpnietdat Godt die goede wertken

Cain.

Veracht

Die upteen onſupverherte werden vooztghe

ºdºº ghp uniette laſteren Godt hier bo 1.

bzacht?

Abel.

Zckſchaem mpntetſijn warewoozdt teghe looben

Abel.

Niemandtenpluckt goede vzuchten vanbo Hübeloftenvoozontwijfeljchte houwen/ Ven quaedt Enſqn trouhepdtte eerenmet baſtbetrouwert Is'smenſchen hert onſupver/ onrepn iszijn Dat Demelen Aerde veeleer ſoude Vergaen Daet hp belooft van hemnietſowjer JMaerdte ſef terſtrepnis/dien werdt Hetal Dan 'tgunt den ghetaen/ les repn.

Ditweetick vaſt/ſeeckerendevolcomelück. En

Cain.

19allen wpmieteerſtintomrepnverderfghe mepn

Swervenwpniet aldoozonverſtandt inzon Dell?

Abel.

Geen menſch Werdt vooz Godgoogen repn

Ä baſt/

Cain.

owerckhepligh verdoeme

ijck

Dalſcheſchijndeught/ waenwiſe geck hooch roemelyck. Datulaſtertonghenietis betonnelick TDan Äjpmºg ſtrafvanu Lichaems GO

am Ärom die Slagh opubovaerdighe

beVouden.

Cain.

DO

Soo doet niemandt watgoedts onder alle Daer -fſer noch een die u den Herſſenen menſchen/ ſchoozt. bel EI. MDant die quaedtis can niet dan quaedt doen

en wenſchen. TDit volght upt die Ketterpedaeringhp ver

lnicke moozt.

Heerwilt hemdeſeblinde miſdaet vergheben/ JDyn "Ä ſterft/Godlaetmijn ſelbpu

Abel.

6.

G Boerſchendtubandtnietmet2szoeder

't Isſo Bzoeder/ ſoo langhde menſch int quade bl1jft. JBaer als goede God onſe quaethept ver dzipft

even.

#

Enghenadeltjckmet ſijne goethepdt gherüft,

Lang 154.Regulen.

Canſijn machtousſwackbepdt tot deughden ſtercken

beriſpt Cain van bloedig Scºr dochdolover u deughdelijcſnerc Godt heyt boos, Wpzijnte ſwack/ º te luttelu ooghett Cain vertwijfelt door wantrou Cain.

LIl

-

-

-

S

God macht al/teluttelſtedpop Godgver m0ghen/

Godloos.

- -

Gods Almogenthepdtſchijnt klepn dooz ver

nufts Bztlle.Cain. . .

- -

Godt,

Cain.

JPaer oft God ſchoonal mach: waerblijckt u Gods Wille

M9tmacht ſonder willen geſchiedt nemmer

gDººº booſhepdt/ hepdt/

o felle bloedig

Meer Wercz.

Abel.

(Tergbt dees Bzoeder-moozderſoomjnlang moedighepdt?

Godtswil is ghewiſſelijck in zijn belofte Terek.

Fff

ZHßn


Tanden Boºm Hün paedtheptſocht des vomen doodt mer Ä arbeptnietdzaghengoede vzuchten/ Enghpſult onghejaeght vooz mijn goethept

ſpoedtchept/

-

-

vluchten Geenſtºsſoeckt dees quademans doodtmün CDock onſtadighſwerven doo?u ſtadtgh duch goedighept/ Tell, znaerſºn berouenboedt/ omhemte doenle WDiens bloedighepdt maerkt dat andere hem

Vell.

-

Daer jckhemtijdten ghenade wilghe“ JBoetvzeeſen/ altydt ſelf vooz anderen in anerſten Veil. weſen. Soo hptmoozdelijck quaedtootmoedighwil kennen!

-

Envanſyn quaedthept totmjn goethept wil WeIlklLI1

Cain.

IBijnſondeis te hoogh/booz u Hooghepdt

-

Hierom gaick/'tguntic welweet/ hem af

ghereſen

MBijn booſhepdtiste groot/ick machnietge

vzaghen/ ...

-

-

CDf hp't mocht belijden met grondighmiſha g!)en.

neſen/ . . . En mijn macht iste klepndanick ſoude kg

ZHegt mp Cain/waerts Abelu goede.bzoeder?

NEI!

Cain.

(Totughenade/ utoozn ſalmpberdomen. Zckenweets niet/ of ben ick mijn Bzoeders Ghp veraeght mp hupden van dit aertrijckx aenſchou hoeder? God OClT. En werdt verbozghen booz U aenſchijn bol Ghpweetweldatmijnwacker ooghe alles TTOU. TDatmp ſoo ghetrouwelijck plachte beſcher ſtet LHoe

daghr nunoch ſegghenicken Weet da! 111ef:

-

Tel1/

Omnuvluchtigh int wildt met wanhopigh

Js Yszoeder-moodtniet groot ghenoegh in u ooghen

Moſt die

- -

Äh vergroot ſijnmet Godlooſelo

kernien

Tezwerven/te doolen/entelopen dooz'tlant/ TDaer º" ſal ſlaen alle wzaeckgierighe

Ä

lIldf/

ell:

Ghp

d'oudtſte/dehoedebetaemtde

TDie

19zoeder/

m

eerſt (owzeet bedencken) ſalghemoe TÉll.

Powasöochu 19leeſch van een Dader /en Godt.

fDoeder

Dusſtondtutoehem voo! alle dauer beſwa 't Sal Ä Tell

Ä ſtjn/maer hpſal'tſeerſwaerlijc

- -

INet Boederlijcke ſogh wijſlijck te bewa TDie Cain doodt ſlaet/ Wantſondertupgh en oozdeels kracht/

Tell,

JNaer wat hebdp ghedaen?

u lief Broeder Engheef ick gheen menſchenopaerden doot

beſchermt?

ſlaens macht. Dats verdeſtemvanubzoedersbloet claech 19 sºÄ heeft mijn goedt maeckſel ghe LII lijck kernt/ ZHp w ſphuplt/enſproept ſeer ellende Mochwert het/bzeecktmenu W20tiell. A /ſeven vout ghe tjſ

Än bevlecktmet wzeetheptſchen

Pander delmc

-

4Totmjwiens oogen onafkeerlijckaenſcßou Well/

Lang 58. Regulen.

- -

Allenrechtvaerdighendiemijn woozt betrou“ Weil

Doozu Padersſontwasd'aerde/niet bpver Vloeckit/ Die hemdooznendzaeghtfoo bpmet ſmerten Verſoeckt.

Manthp hemſelf noch niemaudt

wilde ver

Der VeIl.

TDan anepide doozt weten Watgoettste ber

Abramternoodt verſwyght een

WerUetl.

waerheydt,

Maerghp o moozder der omnoſelen zielen/ Ginghtmetopſet ugoede Bzoeder Vernelen/ Die rechtvaeröigh was envooz mPhoogh van

Om tontgaen een doodtlycke zwaerheyt.

Waerde.

-

TDusſÄ ghp ſelf vervloeckt zijn op deſe aer E

Welchp mondtu Bzoers onnoſel bloet heeft ghedzonchen/ TDatu

Abram, Sara.

Ändado handthaerheeft geſchone e!

Jeris 'tghebzeck/ in Egipten d'overbloet

h

Gcrk mede ſogahp/dfemijn handt goetheeft -

gheWzocht/

JAp

Ä“ maer quadevzuchten hebt ge Z0C)f.

Salooch der Aerden goede vzuchtbaerhepdt

groot/

Hierenis gheen Coozn/ maerdaeris rupmte Van B?oot/

-

TBaerwoont quaedt Dolck/hierheerſchapteen Cpzandtenoodt/

Vluchten: "tGgen


Des MLebens,

Jfol.410,

Hier ents gheen Coozn/maerdaer is rupm Soudeick ſoo münzielnietmet loghen be te Van b2oot. vlecken? Baerwoont quaedt volck/hierheerſchapteen Gch Ä ſaetonsom 'tleven niet dootli;ckr STpzandtenoot/

ALI.

-

"tGaen valt ghevaerlyck/het bljven die wiſſe Boot

Abram.

Gbpſpeecktr edelijck MPüf/Godyzuchtig GU Vermaen.

-

TDusiſtons beter tot behouding van't leven/ nnerckt nietrecht die Dature van't "Peripckel vooz den wiſſen doodtte aenkleven JBaer 3WBaut Wp derWaerdts/wpmoghen be legen:

Ä

Ä

za

erbe

MDaer blybet wp/

zondt/om hetſchadelijck bedzie

banhongher moeten wp

ſterven

"tZsdan beſtgberepſt/aliſt moepte met ſoz ghen.

g)en:

Maeralſmen pemandt wel of nuttelijck be d2ieght: Hoo Zondemaer deughde datmen

Ägheen ECT

Sara.

-

"

-

Äck bolghumijn Deer/ liever hupden dan Wooden dienenden menſch/niet demenſch.de Wooden. Mozgen/ Wat laſt weeghtmeer/ dandeshongers be TDit "Är helen ſalhunhoeden vooz mooz LI!

ſwaerlyckhepdt.

-

En mp/buptenhun ſcha/intleven bewaren.

Abram.

So iſt/maerupſchzickt een groote ghevaer

ATA.

mºtſaloock ons Cupſbedghevaerchept

lyckhept/

ATLIl

Die mpancrſtigher maeckt dan doodtljcke Sara.

Welck is die doch Heers Abram.

-

Ghp3ſteenſchoone vzouwe

ein Ä Woont boos Hell)c

-

TDie

ferl

1Dolck onnen

ÄFer ſien uſchoonhepdt wenſche

19/die God/eeren mpmintboven uziele. TDie

U)c

Maer acht mp (beminde WBjf) nietſoglicht

Pell/

Vaerdigh

IPp vermoozdenen uvzundelijckhanteren/

min.ch hert ntet

ÄHol dat

dr

hertelyck dee Dat ick om mp/Haſardeeru cnpſhept waer D

Tel

Jch

Sara, Ten/

-

EF vaſtdat onſe

Däervoo Heer/behoedeu die Heer der Hee

Godt Almach

tig

1B kupſch ſalbehoeden om zünwoozdtwaer

Laet lieber die hongher mp/dan't Swaerdtu D00del.

d

LIl

Sheefoºckrupmt om tontgaen dees

chti Änao onsghellachtg/desick ver I11E

Dathp't nietſalveroneeren intbeginne. was leven doeurk dat ick machmetdit hee

doodt

licue vupcken/

Dºsmoetenwp'tgbeoozloofdemiddelbzupc lien.

--

-

-

19än

Abram. tuſſchen tweehoghe no Ä ſteltons

TDe

Abram. Ä waermp liever/dau dat ſulcrge Viele

"tGlhebzupck van ulevenenmijn doodt bege -

-

Als ſpºmp wanen v?pte 3inen niemants vzou LBenſalmp miſbzupchen of beſtäpenoptrºu/ ºn LI1.ºd oneerbaerhept nietgaenter her Sc achtdathetumeer dan diedoodtſouſmer

TOUWE.

E.

-

"Ä niet voozmacßdoen/.moet ick Godt evelen. aemº mpu man/ menſalmy wisontlij -

Sara.

LIl

--

---

-

-

Ontdecktdat/ ſoo maeckt ghpmp teghe Roendpumtjn Suſter/ ghp mooght noch ruſtere.

cupſch blijven.

-

Die hemnietontſiet een Baeghtte onteeren/ (ickbidsu)dat ghpzijtmijn ſu Saloock nietſchzoomeneen Baus MBgfte Abram.

- Heght

Ä

begheeren.

re

- -

„Hooghpdoch3ſt/ wantghphebteen 19ader 't Segghen dat gbpmijn MBijfzijt mach dan met mp

niet baten "Än vandfen mach mpbplevenla -

«DPdatinp daer welgeſchiettrliefden van dp

En't

Eidat min 3tel mach leven omdijuen wille.

EIl.

Hooſepde ich waerhept/en ſweeghooc waer „heptſtulle/ -

19 Suſterbenich/daerbpoockuechte Wijf/

Ärn

-

Ten Doeght gheen Godſvzuchtigh man den

Sara.

Heghick

-

TDaer hp

Peerteterghen/ Ä mtödel heeftom g EI.

-

-

"tlijfte ber *

-

-

enſwügh ick 'tander

om Ult)

Salick voozden-Godtder waerbeptmietzon dtghettº -

Lang 68.Regulen. 15.6.7o.

*Än nietineen waerhepdt tekondi en

-

GPm een anderwaerhepdtte bedecken miſtich? ſegghen datickuſuſter benntet lt HoU igh

#

TDie waerhepdt dat ick u Hupſvzou ben be decken.

Abram


TlandeN M 500m Beter

Ätch van een/

Abram, Lodt, Geneſ 13,8.

danbp een te kij

EI1/

Daerrickdommenden menſchen te veel be Tuſſchen Abram en Loth ſtondt

haghen

maºpdickmaeltwiſttuſſchennabloetma (IUell.

twiftte vermoeden,

Maer ſyſcheyden vruntlijck om diete verhoeden.

G ſoete vzedeu waerdighepdt is ſoo groot TD.at tepzijſenzijt Aneteen Bete dzoogh In

a. Z00t/ " Dutghen/boven veel weeldighe

lu

LIl

In eenÄab Palleps met dzoevighe onru

M

"Ä op aerden gheen

en

ſoo beplighe

e!!

Dit

Ute

"Ä niet/

die Läjckdom ſoo heetbe

LLTL. Als die ſoetelieve en hepligheruſte TDietverſtaet/ſal lieber Gout/ danrußtontbe TDie ſoecktwelelck menſche in alle 3ün on

rell/

lede

JBaer

Äab

ſºnst of

krjghen 'sherten ſtadighe En met

zede/

-

berlies Van goudenho

pen

- -

-

Soo om dat ſp d'oozſaeck van't hatelückſtry TDie ſoetelieve emſalighevzedekopen.

ÄÄ doenenſegglen mijn Meefront eltjc Än vandaenſtaende twiſtſon elyck/ Gm Ä net Vzuntlijcke boo?raedtte boozHoe TBit

Den/

HAiet wpſlijck vooz comenen lfeflück mijden. Zlgonn Ä ſpeendzachts ruft net goeden ver JPijn UUlt

HAietwillen betalenmetſchaden ofgheduldt/ 3Lichtervalttwiſts voozhoeden dan v?ede ma hen.

EII.

Daerſte ick mijn Meve hem tot mpwaerdt

JNiemant kooptte dupz het beſtvan alle ſaec ien/

Pianº oock wenſcheljcker ſchat op

ſpoeden/ TDusbliftc hier nuſtaenom hemteverwach

Aer

Lell,

ell/

TD an die

derbare vzede alderhoogſtvan waer Loth.

Dtl1

"# met Gode oock met goede men cheli/ Js mÄn alderhooghſte luſt en Wen TDie

Goedendach lief Gom/ hier zijn weernfeuble Dan

clachten/ "Dolck over dieuwen/ die Hunquel ell

chen/

TDuswil ich dees vonck 'tbegin vanonruſts vlammen

-

Hoeſullen wiſſe doch beſtinruſten ſtellen? FRU iſt ghebzeck in mijn dan in u volcke.

-

Gnderous Herders/diebpandtljck vergram 1N1ell/

TDzep

Abram. Ändevoozts vupzighetooznighepttuſ wtrº bintmeugheen ruſtonder den Wolt / TLII

E

Jºhn Peef en mp/ bptijdtsmetljtſaemhept TD'aertſche vzedeenmachniet langer geduerent bluſſchen. TDie

CDf

Ä # ontrouwen 3aepen Wooyden tWiſtlg)/ Ä Ärºrs in bupckdienſtar gHellſtlg.).

Danons hier toelaet die onruſt der gebueren/ Ghpenick houdeoſtadigh vzedeonderlinghen WBant gbpkondt (Godtlof) u/ick mijn moet: bedWinghell/

JBaer wie can ſoo grootenhoop twiſtighe CDf ſp zijn in ghetrouheptte onbeſchepden. knechten TDaiican lichtghelooven/ den Peer tot onruſt -

lepden.

Dwingº

ſchte hoeden voozkijven of vech

-

-

MDant daer't archdencken hepmelijck comtaen

Te11.

TGusſtaetois bepden ancrſtelijcktebeduch cruppen .

. ..

-

Teil

JBoet hattghetwiſtliiflijck binnen ſluppen.

TDat heetmen een WDolf in den Bupck laten Dandeelachtighte werden des tweedzachts vzuchten WaſſenTDusſal mp dooz't ſwighen des twifts niet Laet doch den twiſt/ die wpdick hebben ver -

-

-

NOT1LI Verraſſen (Tuſſchen W3eter iſt pemantmetwoozdentebedzoeven/ " . NEIN TDie 1wiſt Voozhoeden/ dan twiſts dzoefhepdt

ypen U (datbidick)

gheenſins ko

PLaetgheen twiſt ſijn/ als tuſſchen Wolf ent tepzoeven. Abchapen JPijn JReef heeft mpte metovermijn volck Tuſſcheuuen mijn Herders/ons bepderkna gheklaeght/ Pen/ Jck ſtraffe myn Herders/ of hp de zijn ver zijt mijn/enick weer u/lfebebzoe dzaeght EU --

wanger

En

wsº Weldat ons Herders ge

PLiefdeſp tuſſchenons de Perderen Hoeder/ Datter gheen olimin eh coon on knechten mpende hem ſal baren een onwil

Cllle/

Eaſy / Iſt ". Wplangher €

pen /

OllWaert

-

-

- -

-

aldus te ſamen blij (Tuſſehen mpen u/die deugt lieflijc heeft ger gae.TL,

Dhes


Des LeveUs. Num. 36. 19:nt -

Jfol.409,

º et die liefde groepen.

- Phedick lief/ghp

Ä Gom/

OL

ickſal mp daer raſch

toe

Godt, Abram, Schriftuere.

6.7. poepen. .

Jc vzees min mijns lijfs, dan onſervzuntſchap

raop Ä

BE

pen doodt. Abram.

woozdt Abzam/en wilt niet

Zeeſen/

-

Zck ſiegheen andermiddel Reef/ in deſen Watttckſal unmogende beſchermer weſen n000T nlet myu gavel/ benu ſeer groote Zck 00ll. Gmt'ontgaen twiſtighepts net/ datons volc

Gen.16,1

ſº

bzepden

Abram.

TDandat wpeerſtdaegs van malcanderen ſchep

Ickheb geenkinderen Heere Godt/ dochter

Dell

10C 3001

Äur U9ader des hupſgheſins/

Mnders ſalons volcrtwiſtons eendzacht ver WD.at Ullulen.

ghe

f11?

Loth

Bijnhupſvoorht heefteen Soon tot Erfghe

„OI).

näen leVeil

Hetſchünt ſoo lief Gom/beſt ſchepdenwp

JPp geefdp gheen zaedt/ ick noetli derloos Dandat wponruſtigh bp malcander woo ſwerven. Inlet T1111etl

-

Ä

JPijn

IlEIl.

WPatruſt gheeft mprijchdom inthebben van

Daer toeheeft God ong goet middel wil

dat Trups?

len Toonen

TBooz

nuhn Erfghellaem 3ijn en’tnijn

erUetl

Abram.

Ä“ gheberght en rupm weeldige

Godt.

Meen/miet deknecht/maer dezoonblrft eeu-Ioan.8.

Il T

wigh inthuns

TDaer af u diekeure open ſtaedt aenelcken

-

TDellyf-epgenen wert gheenſinsu erfgheraem ick U Wijckt nuban mp lichame JUMaer vºne ſoon/een vz cht vandgi Iluch

Tallk.

TDus

Ä

deT

Uf

TDieſuldptot erfghenaem hebbenen houwen/ Comt upt wult deuPennelklaer blauaenſchuu Äſt ſaeckedat ghpaendielinckerzhdegaet/ Ulen WPowert die rechter zijdemnn wegh en ſtraet JMuer hteſt ghp die rechter/ is dieu beghee EIl teÄr met lanckmoedighepdt ghedul

Opdatons hertenblüveneengbeſamelijck.

1gh/

Tel.:

Soo ſalick mp dan ter Lincker zijdenkee TDie glmſtrighe Sterren/ als 3andtmenich Wuldigh.

TCIl. -

-

IDün bejaerthepdt gheeft mp "trecht onn ſelf Zoo Uelighvuldighſalick u zaetvermeeren. Abram.

te kleſen

Die ſoetebeloften nawenſchen begheeren/

Maermnn left totu doetmpmijn recht ver lieſel-

I

LOth.

Zck bedancluſeer CDonn/diekeureneemick

vº Äste unt hoozen met ruſten ver IDt JBaer Ä ſtratr daer op met onluſten een TI)dt

Clf Il

Joz 'tGhel wijſt mpopu Almachtigh vermo glell/ ſoo luſtighſoo weeldigh/ſoopzijſe 't1Dernuſt houdt mp des 1Bleeſchesſwacßhepdt

"vºrliche ooghenſten bp den dEI

Ä "abºut een ILufthof Gods paradjſe Mc Al 't

-

Voo2ooghen.

IICH.

't Gheloof gaetmputrouwe waerhepdt be toglen/

JMet Beemdengraſich met 1Biſchrijcke Wiivie 't 19ernuft verbeeltmp metmenſchelijcke loo Te!

Tot een luſtigh voetſelvoozmpenmün Bie

anº

Tel.

Welcker weeldempweeldigh maeckten doet rijckten. derwaerts van't TDug Worl

Ä

dozreghebercht

Ell U

owaerhept/als eé menſch mocht

Äa- menſchen balſchept mocht be

ea Free

ontWÜfelyck wat ghp be

Wºche!

TDaernooghdphoogh metarbept inden geeſt 't1Bernuft begeert bovenu WBoozdtte zijn ge , ſchouwen ghpzijt Abzann/teoudtbanda Enickn ederwepdenintaertſch bedoub"en.

sanºÄ

gl)en

E YN D E.

Danu onvzuchtbaer WDßf vzucht van u ſou dzaghen

WPat Boommach vzuchtendzaghen ſonderte

Lanck Hondert Regulen, 17.6. 1579.

Boepen? MBat TDou mach op een ſteenklip Terwedoen groepen? WPat

vÄun lijf dzaeght Levende

kinde

Tell

Gf ſoudentnegentigh Zarenniet hinderen/ gluſtab WD1;f kinderen te Tee

Zu

EI:

't BindzooméAbzam/laetſometunietſpelé Metudie wijs 3ijt boven den gemeinen hoop/ Ffſ 3

DWPat


Tändel! B00M

Än acht/

Matgheſchieter doch tegendernatueren loop? JBaer

war Än Gods ſchicking

en onlla

alimt WBater is ver

UTüt

-

MBasſulcrinder naturen van Gode geſchickt? ſtadighe WBerlt-verderflycke Wie TDatu verſtozven WDijf een 3oonſou baren W9as 11lerIUCkt.

#

gHell

ſuerlich?

Ähn ſchickinghe Godes niette WDie b ºpt meerſoodootljckenreghenghe

WDatmenſcheliick verſtant/ mach deesknoop TDen ontknopel? Änach die onmoghelijckhepdt ho TDeeg Äghliederte licht betoghelijck. -

MDat

g)en lell:

LIl

Vant menhout het metrechtal voozonmo ghelhck/

TDatnopt in eenighen menſchen en sghe ſchiet:

-

dº Gods ſchickinghte gheſchieden ver Wat Ä Heeft optter Wereldteenkint voozt

CDf

et

God doet danwel wat jeghenzijn ſchicktngh gheſchien

ze hp inder natueren heeft ghe TDeeg is Är netboben/ Godsmoghende andt/ TDug Ä ontwüflijck vaſt enals de Lucht Jck Ä

Plan

RET

TDat ghp vzucht mocht winnen aen Sara on

gheb?acht

vzuchtbaer

Weler oudrheydtgrüsverdozt had haer bloe TBgt

endecracht?

Wat

nº Ä

ĺch meer teghen die ſchicking van

sgheſchiedt/ gheſchiedt noch in

eele!

En die ſchickinge volgt des ſchickersbevelen/ Ä Schepper 't Schepſelonder Dandateenonvzuchtbaer wijf quaminkints CDf

erpens

Ilode?

aanſichtte 'tGheloof ſweegh/ 'tvernuftbe verſcherpen/ ftbeganſich Spſpzack noch voozt/ als 'tgheloof haerge clapdoozlich dat Godt wil/ acht ick dathp Miet mocht dulden/maermet pber Enſep.de/

Ä tooz ig Met Ä.

e

IR

verſocht/'tblindevernuft dee JBaer doet God

l)gen

En mp noch eenveel vaſter hope dee krijgen/ TD.at

º

natuerlücke ſchickingh wilbzeec

# haoſ heeft Godt ſelve hoozen

Deeg

ſ

Dathp# ſoughelooven datter een Godt// TDathp

1

Machhn oock Godt Ulachttgh?

T

# in Sara/nietinelck wilwerc I.

3ijn die nieten is Al

Daerbp bam/betrouthpºt/Gods trouſal

ºÄ** 3ijn die nieten

JDach

waer doet

El

WPatmenndpſp?ack 'tgheloof/dat Abzam ſoo 3ot//is/

zº Üp mach?

hp ghewach...

-

-

-

-

-

is waer

acÜtig

Ä macht/ een Utenſce nennj Jtzen hept Äg ſchenſwac

TOU:

El Gods ware woozt boven 't bermuft be

Ä ºch Waerachtigh3jn die niet isge

JDach

TTOUWeil.

Zs Godt Almachtigb/ ſoo ickr waerachte

Dvalſche Waenden menſchentrouweloos be

liick hou Enis hp de Scheppcr alder Creatueren/

d?leghc/

m Waerhept niemandt Ägere LI

MDatſchepſel nach 3jn looptegenzijn Schep JNaer

EI

4

per ſturen?

"# dingf/dandat gheſchiet is/ge sº# waenheeft Adam tenvalghe AC)f. TIE DEI LHoe "Ä Godt des Werelts wozden ghe Godt Ä Üplooft/zijn wilis verſeltmet IeDe Gf was de Werelt/ voozdatſpwozde/alge TDie Ände ghelooſt/moet bedzogen// Il

maeckt? Of heeft ſie het wozden (als nopt gheſchiedt) Wat die rouwe Godt belooft mach gheenlo ghen /zijn/

verſaecht?

Ä baddenopt Dzouwe een Itint ge

1Booz

NCT

Gheſchiede

From niet Cains ghebooztever,

IRRET

Är voo? Saranopt Dzou over

Betroudt Hodes woozdt boven't vermuft der

Ä Ä

Ghel in G fn Godt/ ghp Kri WBf elooft enhooptlck Krüghtalu

vÄs

Heur

zu TD etls W002tbp elckI man doch ch wueerder ghe

IBeteen Pºucht vanbeuren Lichaemen was

vº º Doozt in allen tot deſer Ä JAiet aÄu oPechten waerachtigh bevon

’t Sp

Verbljdt

Soutdaeromnu in Saraniet moghen we ſen?

die aldatbpbelooftgetrouwelijck geeft

Doosis Bodt niet onderzün ſchickinghe Inuuptgang beloofdehpuzijn ſeghen:

gepgeſen/

Maer dees sonder Godt/

die werckt dick Hebdp

Ä achdem Ä

ghekre

Wondere

verhefthp/ 'tbovenſt werpthp on ere.

Soo "

Peeft Hodin Egpyten niettrouwelijck ghe ſpaert

tiieder Waterboven Hooghe Ber. gen

T.

Znde dontvloet/doeſich gheen vleeſch mocht berghen.

D9 le


es NLebens.

ve

, wºfs Mert:

JFol.410,

\

ruhepdt ſupver be Datshem toegherekendtis/dathpheeftahe looft.

ºenchen vanden Coming

beduch Tot gereghtighepdt/maeromonstep2eken ell D do02 Äs verloſſinghe vermaertdoozluch Te Leeren/ dat het ons Godoockſal reke

Ddoen

t g!)?

-

Iſ):

-

llen/

Än gheſpxaken ghetrooſt ſoo min

Et1 U

-

-

-

G. sdte gheloven inden levenden Gode WDies levende kracht verwueckt heeft van den

jch?

MBeetghpal dees weldaden nfet ondervinlick

doode

ZDn gaen die beloofdezeghen verdete boven/

ehnſº ºs iPeer/die ſchatcanner der gena

UPultdandietrouwe belover oock geloven/ “Inznne beloftenvolrijckeghenade/

Die ghelevert zijndeenſchentlich verraden/

el!

19at vermenighvuldigen van dijnenzade/ Dmoiſe 3onden den oodr doode met vzeeſen/ ZDer net op die verſtozvenhept van Saralijf/ Enomois rechtvaerdighmahlughs verre JUN er op Boºslevendigh wo92dt/ dat ſtaet ſen. vaſt ein ſtijf/ Sijn Ä Ill huſs met Chziſti doopſel ghe

Äht

WDlt

-

-

-

ſchijntint vernuftighghe

00p

sºwpmet Abzam teghen den hoop .. Mocpt.

Cit/

ge

TDat is d'Almogende Godt ghereedt enlicht. 1Boozt ſweegh 'tgheloof/beroert hebbende Hinwpoock gewapentmetghelicke zeden mijuengheeſt. Pebben wp oock ais Chziſtus/int 1Hleeſc -

-

-

ZHoogantſch vunztchlück/ dat ick intminſt noch intmeeſt

gheleden/

Doudenwpopnaſulck lnden inden vlenſche/ En mach toeſtemmen het vernuft verdzijfe Tepeghen der zonden begeerlijckhepts erſche -

lijck WDat Up Sabbaterende van 3 nden ruſten glecrupft hebben 'tvleeſchmetzjn "t Welck mtingheloovigh hert nietenbupght H2a da

Ä

twijfelick

Uteil

"tÄmieer die begeerlijckhept der men Baer # Godlijcke willeonsluſt is en wen

-

Meen/ten heeft noch ſoo veelbp mp niet ver ZHoo

Cel1

moghen

-

-

Ä mijn verſtozvenlüf keer mün oo

TD.at

TEIl/

gHeil/

Alhoewelick gain mijnhondertſte Jare/ JckſteÄ

GPm die voogts hier in den veeſche te beeven/

niet op die onvzuchtbaerhepdt ÄDoo werdt die 3o.de/ itet alleen nuettoeghe ſchºeven

ATE

IBaer opu moghende trou/ indeſeſaken/ Kºaer wpwerren in een nten leven verheven/ 19 vzuchtbaer woozt/ mach 't onvzuchtbaer/ Als dieÄ Unterong ſelf/ maer 5od aencle vzuchtbaer maken/

€II

Dlevende ſtem/ maeckt levendigh den doo Ell

deſl/

Det

n

deelachtighin devtntlijcker wij

PI!

wogt wat/ dooz't gheroep uwerghe

CDns

0 Den

-

Äs- Hoofts/enons Heen éver r1) en

Hoeſoudeick dan doch dooz ons cranckhepts Zoo dat wp methem inden Bemel wandelen/ aenſchot Wen:

Hoe

19trouwe Almoghende waerhepdt miſtrou Well:

Ä ºp die doot zyn'tquade meer hau (1EI1?

Doe ſouden wpdie dezonden zin gheſtoven/

-

HAeen/ neen/'tgeloof can mpſoo krachtigh

TDe

zºº Ä

Verſterchen/

Wteig doodtwp puyulys ver

eTUEI1.

Datick upzijs moet gheveu in al u wercken

Sünwp.de Sonden rechtdoodt/ſooleven wp

MDant ick bevlndeu beloften ſoo waerac tigh/

Godt/

!

19lteft ſoo ghetrou/en uwilſoo Almachtigh/ TDitleven sghehoozſaemhepdt van Godts ghebodt/ Datick derfſegghen (alſchgnetberoemelych) Datic ghewis weet/ſeker envoltomelnck/ Die ſoo leeſt is van Godt tot ſijn Soon ghe Heer/watghpghenadelyck Wiltbe TDat waerdight/ g/is van Honden gerechtvaer TDie OVell/ g). Machtighzijtomte doen dooz u cracht Van

Ä

boveu. Schnifr.

Abzahamgheloofde Godna waerdighept/ TDaerom iſthem gherekent tst rechtvaerdig

Lang 184Regulen.

-

hept.

Muis ditniet alleen gheſchzevenom3jnhooft

E II 2 D E. Fff-

Ware


LPijnGodt voetmy Pſalm 22.

Optbeclagh van't meſbruyck D E S

A V O NT 'Beclagh van'tvoler vpantlück per T gen

MA ELS. Was dat gheen Uterck/ſpmochtgheenher dersſenden

-

A

-

-

CDmliefsteken/ methatelück benijen TDooz claeckvernuft incurieuſeſcholé/

ma

Wolvenfelomſchaepkens goetteſchen E.

Sonder Gods WBoozdt wert niemant recht Daermenbeſpeurtdatons ntetis bevolen gheſonden. IBoetnumgnzielmet ſtemmetreurich ſingen ghpo Heer/ dat het wat vzuchtsmach Dit wasdaer nietdus warent ſtommeHondé

eſ.

Zawolvenquaetghebzoet van wolvengerich

Allgell.

Die voozt quamen uptdatbozdeelputierich. De JLeeraer vzoet dooz lieft liefjck ver bziefde

--

"Är 3Ün oock gheenzendboden des Hee

- -

el Avontmael tot voozbeeltvanzinliefde mdooz 'tvermaézijnsliefs d'onſetemeeré JBaer Satans liſt/ conſt datin haetverkeeré

TLIl

Da

WASgen keeren/maermethaeronrecht LLTE!

Als wp den ſchauwaencleefdenboven'tweſen Beſtontelckeenſienlücke Kerckte ſtichten WDie mach hier upteen wäre ſendingdichten?

Enliefs tekenmeer danlieft ſelve pgeſen.

Dienietenisenzendt miet/maerdtlopen WPech was de kern / men ſpeelder mette MBtpverblindt/ſaeptnuſecktenmethopen. doppen

Dintmen dan gheen Leeraers opzecht bp

Pppocriſp hiel merctvanſchoonepoppen AHet meſverſtantdooz goedemeeninghs bzille

apen

Hocht een Gods-dienſt (platteghens Godes Sünd'ändzealnietdan Apoſtels apen Poe machpemantgheſondenztjn van Gode

Wille)

SºAvontmael (dat lieft in ons mocht Wec

PLooptelck wanſelf ſonders'Heerenghebode CDmnaſünhooft een epghen Däerck tebauwen

etl)

Wäechts of Godt baeten luſt daeruptmocht UBie(nletheelſot)ſalſulck Leeraerbetrouwen trecken.

Den Godt nietzendtnazijnlouter WBooz.de Elck mepnde Godt met ſulckzjn werckte Ennoptbevel van Godt of Kerck enhooz.de/ LLTEI Dien geeft Godtnietzjn Geeſt/ 3jn WBoozt/ 3yn MDaerhept Elck ſorhteenwijsom zijn Godtehobeeren/ Die Bismiſte dooz miſt van wetten milijck 1Pan't Avontmael / noch van zijn leeringhs

Als Alchimiſt in menſchenleer onwijſlijck. "/TJNachtmaelquam voozt/en ſpottes'vleeſch gheboden

claerhept

Der Än mach dees’tverſtant in niemandt Ele.

-

TDte IBis vergramt/decd'veelarme zieledodé.

deºab Hp gheen Sacrament recht upt ll.

Ärº was groot/nfetclepnen was De WJſte

'Tvolckſach meeſtdat die Misſeergroflijck

Homaght dannu oock niemantrechtont fanghen

miſte

WDusaetonsthert wat minaenteken hangen Pueronwijs bzacht ſecterp verwoedich Dmtwegenſelf (dats Liefde)tebeſpozen Et! eer/metpen/enſWaerden bloe Totdat de Heerons ſchickt Leeraer vercozen

zºº

Die heur ſending ontwijfelſick bewijſen/

1c)/

ZHodatmen vooy die lieft ſoeten geradich

"#

Die mogenwpgelovenen Godtpzijſen.

creech ſeerfel/Wzeeten mooztda

DIC,

TPanſal de Deer doo?ſulck 't verſtantont Decken

Doen Sacramenten leer Gods volck recht Pet recht ghebzupck des Nachtmaels ſonder mercken vlecken/

MBietwijfelt aendevalſchept vander terchen » Än hoogh/daer Weelde vleeſchelijck LELUE

Een afgoep die’t volck van Godtafkeerde Tot werringh van die Babploonſchetale Enſalvering van't Belſche Avontmale,

En3hnen wildatwijt mumoetenplegen

Hoºmogen wpmeteendzacht doente degen

ecuw ſoo lange dees twiſtelijcke bupc eminder quaet t'ontbeeren danneſbzupc l

Ell«

Oordecl


fol.cccccrbif.

A BR A H AMS Elptganck, Argument oft Inhoudt. Hoeſgh die GheloovigetotGodmoet dragen, 't Wijf totten Man,endiebeyde tot'svyands lagen. Saldeſeyganck Abrahams ſchriftuerlijck gewagen,

Koopt,leeſt, verſtaer,en doet, 'tſal Godebehagen. Dit rymde in ßm ytganck byten druck of ſmert, Der menſchen verworpen, maerGods ver-CooRN HERT.

Edelen, Erentveften, Vroomen ende ſeer wyſen Ionckeren Arent van Wachtendonck , Cleviſche Raedt, Maerſchalck, ende EDroſt tot Cranen burgh, &c.

Etzijnnualvecljarengheleden, datby myghelegenheb benvele Nederlantſche Rijmen, in Comedien, Sentbrie

ven, Liedekens, ende anders, die welckenuende dan by eenighe

zijn geleſen gewecſt, die teluſtige ſtichtinghe (ſoofyſeyden) daer inneſaghen, dan datſyongedrucktby my verdruct ſouden blij venliggen, alſooben ickten lactſten doorbede van ecnighe ge

drongen geweeſt dieſelvemijne Rijmeryen allenſkens door den prent gemeente maken: als icknudeſen Abrahams uytgancktot

teneerſten uytganger geſchictthadde, ſach ickrontſommena ye manden, den ick (na 'tgebruyck)dienſelven mochte toeſchrijven. Ende quam myterſtont voor oogen die onbewaende vruntlijck heytendeeeremygeſchiedtendeaengeboden (meer danick heb willenghenieten) van V.E.L. Daeromme op dat die ſelve oock gheen onbewaende vergetenheydt van weldaedt in my en be

vinde, hebbcickmet die toeſchrijvinghe van deſe kleyne: maer cerſte vrucht mijns onledigheyts int Rijmen, aen V.E.L. willen

3Decl.

V V V

bethoo


VOOR-RE DEN.

bethoonen, dat die ſelve te gebieden heeft over het cleyne ver moghen. Van V.E. L. verbondene ende dienſtwillige Dirric Volckertſz. Cook N HER T.

Cruijſvlucht.

Raet wel.

-Je 66at tref Lijck 66i doºy, yoeteerſ Secßerady, Zaſt few mietflexous6 vmet ſghandy Lyſcßadry

5want erſt sevay (ſo menſext)enSenaßeyacht, eZeef wenige Genſchein groot FPyseßzacht. -Jck SiC Sexßuyſen, enßeſoef ſoyderſityV, Socdy raed, maer S6ie 16 Kbps in ſin ergy Pinsºy? JcKniet. -Jmmer6 geenſn6 in erſyßandeinge, Wertſach ick Szreyt (and,6aer ſtreck ick Gºrnsandexise. Giju -2-uxzman i6 ſker sópt ßereſ,San ſinngyriick -

Grfectionſtich,en zynymaem (Raetwel)gegck eZey 66il icß Gyn opſet naccßteiick ontzecKBy,

"En Szaggy Katrick 6eſ mettcz (6oonſa trecky't Séluckt my,ßx i6 aſſeen, icK tref Dić 14xf.

W

Socden Pacß 2Suxxman. Soesy dagh (ief geßure, Raed wcl. Kat ooze ick? Sertreckt grindzie of Sifx F6kfcKfn? -JcK Gern söcia, Paer af Koomicß métu ſpzeKry, Cruyſ.

Getu, vit See-Qandy Lyſuzdyßeßt Sexſoght. Saeföertsradx mx feſt tenemy mijny tocht? Raedwel. Saéxt u 25uerman miet mutter Eerſt te pſycy raer

Sf yßx sanßierſuſt gaen,?an Sexf6aertégér feſsaet, 66atport ueen eNndex föoonpactste 6eiayy?

Cruyſ.

Jck föif 't-Zan? Bern?gy, dacx So?ſent zynpaspy.

Raed we Mermºdt eerſ.de ſonvey vaer So»ßet-Zantowpaecht, «Seſtraf iégoet,maex'ti6 Peſonde die Sod miſſacht. Cruyſ.

-Jcé Kit Laſt, duerte Hymexingſoo6 (autont Guſtry, <Jck föin niet,teer ßoogh, vmoet armoer ßedughtry.

Raedwel. 50ſucht Satſan6 Laſt, die 'terte Golzºfare sonvºy ſoapt, Sſucht 66cLuſt dikxt', vie ?'écſitſ omdzoom Szeught Sercoope ">En Sſucht dé E6creſt, met E6aen6ßlinde fegeringe,

25égraeft vaer upont Giet, ſoeckt Sovicke nexinge, “Soeckt Soo6xiick Sooz al,Serptop Sodafu ſoge, 50 ſaniet ontßzcKy. - söcrtyß vieé ſozge? Cruyſv.

Sz


Cloo!-reden.

Fol.cccccrri,

Sßr ßeßt aſ Daſ fx ßozje, maecke ycry ſSaerjet.

Raed Wel.

Miy?

Cruyfv.

Rawe. Se Eicken Sodéonße.iechſicke saeregt. 't-Fé E6c ſoo, maer dit <Zandt iégants Sofouruſy, «Sie 66ilick scievey.

Cruyſv. Raed wel,

50ſievt u Soeſende ſuſen, 50 Siegende 6egeerten, u voéndessicce,

“Saß6ateerts daer 6et, u ßerte s5er»ſice. GMité oneer afdes Bereits moezerck seſsary Aegt aſſt Compa6,2ooz fes6cecßlicKeßary,

(Wieten Sezt ßesBeeßt,intßes6eegHde ſcßipſsierende Gnaer Gſacken ſtil opten ſextſer ſcjf ſierende:

“So siift eck sciendezyn Sitten quadry uſich -Int Bogen San onéſetſiert Cßziſ ſicen ruſtich, Witéonderadeé Serets onruſtichraſen, Ziinsör in ru ſtºßat ſtact on6 vonruſt der dföaſen? “20ceſ ſoecky ruſ, macr 6ernich Wndex »ieſe Sinnen, Cruyfv.

eZoé Komt dat?

Rºep w“ Genſoecktſe ßuxty,ſ iéßinnen Gmcn Sint zie ſocteruſte mietdooz See 66anderen,

Gnaer dooz ſtic zijn,ſtijet Kan'tßerte Seranderen, 50eranderinºy Sanpactſen, geen Sare ruſ Ly geeft, 5wic» xuſt, Lactal Paex u jext ßuyten Sod aenkeeſ,

eQ2aet uergen 66iCom Sod666ictefelesen.

-

<Zaenſef, sogét Sod, die ſatu ruſte gesen. Cruyfv. Raed wel“

Cruyfv.

<Sat'666c Light geſcht :macz't Soßzéngen Salt ſeer ſºaes eZocyact zattoc?

<Lifo Satiersºrſſt 6et Laer “Spce(66iiin e-Nfzaam Boozooſen ſen uxßeeeren. “Salmer ſpeeſen? tjedencé wFnau patmer ſpeecven, 50an -Nézaßam? dat'6 recht vie ſin, die 'tßerte ſegeert,

-Jeßooze ſeiensaerne, Santjetmee uſeen eert. Radwe.

“Scßickt “vanneer, en Gerckt wie serſiaen deugt "r 1mintén,

5want ick Gerckdatmen 't Specaeſſt seginnen.

Voor-redens eynde. 3.Deel.

vvvz

Perſo2


Wuerby verſtaen werdt.

Perſonagien. 1 Abraham:

1 Verſocht verſtant.

2 Sara.

2 Goede wille.

Goeden raetsnavolger.

3 Loth. 4 Timor Dei.

4 Vreeſe Gods.

5 Fides. 6 Spes.

5 Gheloove. 6 Hope.

7 Affečtus.

7 Verſtooringe des herten. 8 Creatuerlijcke Liefde. 9 Gemeenghevoelen.

8 Cognatio. 9 Communisopinio.

Eerſte Deel. Dateerſte uytkomen.

Ä

(Ten was boo2mijnen Geeſt Hongers U ſt geen Hongt

Abraham.

CDegenadelijck handelt Godt met den JBenſchen/ GHeen ſchepſel/ maerdieſchepper/is des Geeſts boetſele. Net den JBenſchen/ die deurhaer verderflyck wenſchen God upt ghenade/ mietupt

Ä

a

Alleen wederſpannige Creatueren// 3n:

O02ne

Wls die teghen d'ozdene der natueren//fijn

TDesſondaers onwegh/metſtekelijcke dooz le

Teghen redene/jateghen Godes gebodt

Gode verachten/omſelf te wozdene Godt. @pdathem die ſmerte ſoude dsen bedaren/ TDitkomtdeur valſcheſchijn/ metbedztech Die ruſtbegeeren/ . en'tgequellaten waren. lijcke Waen/

Ditpijnlück gevoel/deesboetmünsdwaeſ

TBiemetluſte van goet/ ende quaet te ber ſtaen/

"Ä begeerljckhept ontſteeckenſoo 1erg): TD.at 3. blinde wille/ſondernoot/weetgie

"g

hepts luſtigh antºrº enpzickelde 'tHert ſo onru lg TDat ick (als upt een dzoom) begante ont Waken/

ers

T

Derachtende "teeuwigh leben/om"terdijcke verlaet/en kieſthet bederf

Dwº'tbeſt

Doe vernamick (hoewel metkrancken

yrtie

ICTE

dere bedzoghen

"Ä die waerhepdt/

gheſichte) herten venſter/ 'tgßenadighe

Ä, En a Ärn mündupſterniſtengrouwe

Sulck Menſche was ick/mede alsd'an 1Dooz Jck

Ä te doen/ente mercken op nnjrt diEN.

ick bolghde die

oghen/

WCli.

Ä bzeemtgoet mit ongBerech ttghepdt/ GEn "Ä # deur in ſondelijcke knechtig

Jck ep

TDoen toonde mp die naeckte waerhepdt trouwelijck/

-

TDen valſchen/bedzieghlijcken/moozdelijc kenaert/

epdt

Znjammer/ innoodt/intreuren/in doodt Danderleughen/diempden doodthaddege baert.

ellendigh.

Ende in verdoemeniſſe uptende inwendig. Ende doe betreurde ick mijn dooſHepdt vanherten Met dees Benſchen dan/ handelt Godt genadelyjek , JBeerdan mijn ongheneught en knagHende ſmerten/ TBitvindeicin mp/dies hpmpſoberadeljr JBet condmakingh myngdolingsterechte Want die ſtraffeisrechtengoedt/ maerde ginckſtieren ſondeis quaedt/ Deur zijnen goeden geeſt in deſermanieren. Tegen die ſonde vernannick een dootljc -

Dolende intdonckeropſware onweghen/

ken haet/

25leef mijn geeſt onvermoeght/ enſtadigh genegen/

Ma 'tBzoodt des levens/ geendzaf mocht

hem verſaden Aldedeic'tljfin Weeldenna wenſche baden/

Dät


AbMahams Uptgang.

9ält

ajºn teghen die leughen ontrou

Jol.cccccrritt.

Zckmoſt voozt/envantgeenwechnamjit

e/

behaghen.

wantleugenb etaelt beloofdeyzeughdemet TOUWe/

Gaet ghp ſpzack Dzees) dienwegh/u

TDeſhalven en mochte ick hem nietmeer ghelooven/

Jammj Ellende ende eeuwigh verdo

-

gleilaken plaghen/ men/

--

TDie 't credüt eensquñdt is/ blüftvoots JMaervolghdp waerhepdt/dat ſalu alttdt licht verſchoven.

bi.Vzomen. Ä ſtrengh/ſp islieflijcken minne ych/ ebt Fen van kracht onberwinne -

- - -

Jck bevandoock des Heerenwoozt wa Wl

Sº rachtigh/ jºn doodt

-

-

mijnder zielen

achtigh/

]T

-

TDie icß vermaunterſtout namijn obertreden WPatſpſent/dat werdt. Dit Hebdp ſelfs be

In't miſſen van'tonuoſelleven volvzeden. Jn

# ondervintlijcke kennis der Waer

vonden/ In der doodt/ die voozſepde vzucht uwer ſonden/

epdt

-

TDie mp/overmidtshare.deurlu.chtige claer Nuvoozſeptſpuhetleven uptghenaden/ hepdt

So ghpvolherdigh wandertopharepaden.

CDozkondmaeckte Godes ſtrenghe recht vaerdighepdt/

Alſoo ſtaende in ghedachten gants twjf felljck

-

IBidtſgaders mjn doodſchuldigheonwaer ZHant Ä noch een TBienareſſe gherjf dighept/

gº in. een oogenblicke ſpoe dig Een Z Änatºr zeedigh enootmoe digh/ MBerdick

-

-

T

TBieſiende dat ick den loghen mijn rugghe Tot

hadghekeert ſegghen/192eeſe heeft urecht ÄÄ gHeleer

Segghende: de Hooghſte ſachu diepverne Laet die leughen varen/die kanniet dan be -

ren/

dzieghen/

Dieſchickt nutotu/mp/dievzeeſe des Hee Dolcht die ghetrouwe waerhepdt/die mach Ten/ niet lieghen/ MBtloutereliefdengenadighe//goethept/ Zckben 'tgeloove/een gave Godts verkoo «Dmuteledenunet beradige// vzoethept. .

Ten/

obe des leughens nieugheboo Tot Gods wyſhepdten haer ſupveremin Intonghelo Tel. lle/ -

-

-

-

MPantvzeeſe des Heeren is wijſhepdts be Gmu betrouwenter waerhepdt ſoo vaſt te inne/

TDUS

Ä niet vooz mp/ wilt vzeeſen.

maken/ gheentwijffelen ſalghena den Jeere alleen TDgt U

Änab

-

--

Ell.

-

Ghpſult Godes/maer ick uwendienaer

Terſtont "tvervloghen mijn twijffeljcke Wkſen/ ghedachten/ Zchwerdvzo/denmitverdzeefverſchzic Ick sntfinck 'tgheloof met begeerlijcker -

-

--

hell

-

Ihpwagmp willekom/ wp ginghen ons chicken

krachten/ 1Bolghderaedt:liet die loghen: engheloofde

twoozdt/

Haadenweghdeslevens/om bevßdt van TDatic van d'eenvuldige waerhept hadde ge wzoegen/

Üoozt.

-

-

D'onruſtmins hougherighen gheeſtste Diebinde ick opzecht/wantſp verſaetmj nen Gheeſt/

vermoegen

-

-

3Metſpyſedienemmermeeren machbeder JlMetdat bzoot des lebens d'welck mijnſiele Vell/ gheneeſt. Maer eenleben gheeft/ dat eeuwigh niet JRadien nu die waerhepdt Haertrou heeft -

doen blijcken/

mach ſterven.

-

Meptradenvoozt/ons quameen ſchepweg Soo en mach ick ſeeckergheenſins vanhaer -

Wijcken:

vgo2ooghen,

9

Op d'eenſtonöttie waerbepdt/ opd'ander Algheboodt mpoock Goddeur haerſulcke dillghen/

die loogell/

-

Elck arbepde om mptothemWaertste Datſpredenen natuerte bovengingen. . trecken/ "Ä Än ick nu oock metſpoedig eptſnel/ DeloºÄ gheenſchijn/omhenutebe -

deckt1!

Poozmp/ die hemkende/ en hate als den doodt/

volbzengen mijns Heeren be Dadtjay el/ Ende gaenupt mijn PLandt upt alle mijn

Dies mhn herte van Hemkeerdetot der waerhepdt bloot. TBeesdochtmpeerſt oock/ruid/ſtrengh/

maghen/ En upt 1Baders Hups/ommetebeja

harden ſpütigh Haermuſha

Een vzeemt landt/datmp die Heereſaltoa

-

Ä

-

Fººm" voogtganc

-

eerſt vlptigh.

-

-

Zcken mocht d'eenloghen geenſins weer -

betroUWel!

'sGeeſtsaheneghenthepdtpodeſonderop houwen/

„g}ell nen/

TDie Godt volght/ Godſalover albphem WJOOIlell.

-

Ick ben't welghetrooſt: maerwat ſalmijn MPijf ſegggen?

19zoukenszijnte kranck om veel laſts opte legghen. 3.Dccl.

19 b V 3

Wat


Ablahams Uptganck. MDat heetertranenſalhaer dzoebigh herte

Büft Godmetors: watſchaed vanmen ſcheute ſchepdell?

ſchºepen/ Als ſpvanharelieve vzienden ſalſchepen/

Alrepſt gf pwterwerlt/ick wilu gelepdé Sara. 't Is "# ief/mac) Ick U noch Wat behou Paer leedtis mijn leedt/dus Wilickſe vooz -

LI.

commen/

Soich beſtkan/ endeesrepſe op'tſchoon

19

d

nletmijn Magen ging ick trou LN

ſte verblommen

-

-

Een goedt NBanſoeckt meer zijns WPÜfs Alg wp verſaemden in Huwelifckenſtate/ Pmualleen/ ickal d'ander willighverlate. vzedeenderuſte TDanzijn epghen vzeughde/ of vleeſcheljc 'tGebieden betaemtu/gpzijt mijnen Deere/ --

JUNp

keluſte.

"Ä gehoozſaemhept/dats der vzou LI LL!'E.

Behalven U wijſe/ eneerbare tuchtighept Abraham

*mºWByf verblijt mpu Godtſvzuch

Eerſtedeel. Tweede uyt

1ghept/

komen.

Berept/ommetmp in een bzeemt Landtte doolen/ TDatmp van Gode/maeru van niemantig -

Sara.

Abraham.

-

„.. bevolen. -

O Hoogdeick Fledigweſende daerachter der deuren/ mijnen Heere ſeerſwaerlijc

WBillighedienſt is aenghenaem talder uren JBaerdWanckis hatelijck/ mach oock niet

ghedltren.

kentreuren: ... , 't Welck mpoock treurich dgingtute comen

-

Radienghpdanſoo ghewilligb met mp

bwiltpaerten/ vzaghen , Mad'ooſakevandien/omdatte helpendza LJetſupzalstſoet/moetghpbevelen umaer ghen "Äu Heere/maket mpoockdeelach flg). Geniet # lief: waeromnietuleet/klach

Jck

tlgh.

L Tel

Datſp't alruſten op derepſetegenmozgen.

º Ä "tmijne dooz myn kuapen be 03ghen/ Soo Ä Än 't Ghebodt ons Gods

Zck

Sooongaern als ghpu byeuchtbooz mp

gUep2eſen.

Die Heereſelf ſalonſeleptſman weſen: Soogeernehgozdpmpudzuckmedtedeelé. Srnwillemoet geſchieden in allen dingen. kondheelen/

JU2p is ſoo lief die helfte ws leedts te ver Den uWen gae ick nu vljtelijck volbzin Hen/ pachten: datons Volck U bevelen ber Als 'tu is/ metvzeughtmijn dzuckte ver Snt

ſcÄ

-

Än

ſachten. ZSij den Heere in allen onder MDaerde MPpf bemindelieve Suſtere/ Ddeitghde mäeckt mijnherte dickmaelte Jck ºde en u/ ons gheſinde Gode uen gheruſtere Als ick dencke datutrouhept mp inliden Soo Peere (datbetrou ick hemals Soo geerne verſelt/als in minverblyden. -

Abraham

-

Ä

ghp) TBochvzeſe ick dat u1Dzoubvelijcke//herte CDnshups van allen quadenaltijdt verſcho Genakeude is een trouwelicke//ſumerte/ Ilell/

TDeur 'tgunt mp die Heere Heeft Willef o

Enmetzijn bzuchtbareſeghen bp ons woa

Penbaren.

-

MLII,

TDit uäeiſtaende verdziet/(Wasmijn beſwa rell).

Sara.

WPat iſt doch Heer? is uſterfdagh ghe

Eerſte Teel. Derdeuyt

komen?

Werd mijn Heeremp uptditlevenbenomé. Abraham

komen.

En of dat ſo waer/lief?'tmsſt alghele den 3ijn.

D Wer gaetſein/enedelbloemederwñben Abraham -

WDie ſoude een 192ouw ſulckmanlºcge

Seghtdoch/hoeſoudghpdaerinne te vze den zijn? Sara.

dult toe ſchzyven?

Ach/ dat waer 'therte uptmijnenbozſte Peteerſtewtjfwas ghemaeckt tot Hulp van den matl/

ghetoghen.

JBaer wat mäch’smenſchen teghen Godes Sp

-

hem: deesis die helpſter ſtrecken

dIl/

vernnoghen/

-

IHelaes!nuoeté wpſchepdé van malcanderé? Abraham,

-

-

aalgº die man vanſulcken wijf getrou fº

Jawp lief/nietmetten doodt/maer met

Enſalig iſt geſind van ſo goedigen vzouwe: wanderen/ Bphaer goetheptisſpeerbaeren kups/ Zndien ghpdit Landten umaghen mieten Dernuftigh/Vzolgcq/vzuntlyjck enaltydt int begeeft/ G Ups. MDanthetmp Godtelatenbevolen heeft. JPaer Wildp mede’t Landt/ Vzund en maeg daer ſtaetſp d'eerſtop/engaetalderleffſlapé LZaer oogh let op JUMaerten eu begeven/ _ . . . Mapell CDm met mp/ka Gods wil/ bupteu'slands -

Äſb

te leben/

CBp

"Ä welvaert/enopmjn glemeen

03 Rl. ZSo blpven wp t'ſamen deur 'tſchepden van Alſchickt zittenoozbaer ſoo’tweſen ſa!. menſchen/ Dereenightmet God: Watnachmenbeters Soo datmerniet verſoft/ verwaerlooſt oft Verſupºnt/ wenſchen? r

Miet


Abrahams weganck, Foltercar Miet iſſershebzeck/maervoozraet van als die TUp!nt/

Al 'tgeſelſchap inwendigh

-

Äbt“

ſinget.

tijdt beſteltgantſch wij ſelijck/ . Js dat niet hupſHouſtere Hoogh P2Ü

25p haer

Stemme: Pſalm 23

--

In Jonckhepdtdom/doetons het blindt

elfjch?

vºrÄrderliche/

deughde

Werk leſen

TD'onnoſelhept/ en'tleven goet verlieſen/ Dandolen wipptjnlijck op vzeemde paden/ Tot dat ons CBod/deur 'tlichtſpuerghena

Jjpeen begeerliche/ beighde/ Ämte denckenen afte ſpzekel jpwoozden mogen antbºeken.

Dell/

jrjemmermeer ofychºaerhept

TD'ellendighepdt banonſenſtaet doetweten/ En "Är ſond' daer wp den doodt aen

19an haer eerwaerdigheklaerhePt- ,

IGje vertoonthare 3eden eenvuldigh/ Hare langunoedigheP geduldig!)/

eTeII.

Vier blickt die krachtvan waerheptseer

jſenherdtoºtmººgb/

HJare

fte kennis/

jehülpſaemheptſpoedigt. Äſtreckt den "Deeienseen vgetſtere/

Enhaer

Die openbaerd des leugens valſche ſchen 111g/

TDjnoſele een.behoetſtert. TDenhongerighenten verſadingbe/

So

TDenöverlaſten een sntladiughe. TDendzoeven den trooſtlpcke luſte/

b

dat wpdaer gantſch of grou LN

Gn

sºbedzogh niet

meerkonnen betrou

gIl 4

Äjejmoedeneen ſoete ruſte:

zaermontſeptvan niemant quaet/enban Baerkomt Gods vzeeſe in't Hert om ons Velen g0ed/

3Daerhaer

Ä eenpegelückſtadige hulpe -

Elt

m geneſen/dat wp Gods Tooznen ſtraffe zeeſen.

doet. Sulcrismet den menſchenhaer wandeling

as Ä

-

0g)en

tuehtigh:

JNaer

Ä

-

menſchwantrsut de balſche

heere leeft ſpgeheel Godſ Enkeertter waerhept zijn verdooldeoogen/

vzuchtigh:

--

metlajöighverdzaghen van alleſ“ Dell/

Hoſent die Ideer"tgeloof intherteleerlyck/ Dathaer ontfangt vzpwilltch eu begeerlyc/

desº Woozt boven'tvernuftaen

- -

eVg Il «Dockwjſelijckhet quade tevermüde Totfnder doot/upthoop van'teewichlevé. GDock Ä ſo vzoljcken hantering der deug“

Deurdit

den/

Ä begintmen dante ſtrujdé/

-

Datalj'tbedenckenmjn hert doet ber“ Cegen die ſond'/getrooſtindzucenlyden/ v2euahden. SpÄ Ä dan diedierbare perle Wen -

Äm

God over 3hn wil inwen

lg

chelijcli/

Iſt

Perſecht verſtantvanſotheptsluft ellendig

vÄht

-

datmijnmontondanc Die isnugset/en valght in gotmoet ſtille Baermans bevel/naal des Heeren wille. baer verſtomt? -

Behoozic nettemercken van wien

ſp nnp

Welhuu dieſo gheleovightquade haten/ En

ZHp

"Äos Woozt die aertſche luſt verla

Ä van daer alle goede gabenko

e11:

CDm ſalighlijck in't goede JLanttewoonen/

Da Äsad

die ſcheuckt giften upt ZHo Abzamde'/ wantditzinrechte ſoonen 1Ball

TDie

b#Äſes edele deughden ber

Ä

oock vzuchtbaer Chziſten

Tºllſtell

-

WDienshooghſte luſt is Gods ghenaedte

endjemr abenadelchen "eabº eLt:

dälchen.

Tweede Deel. Eerſtenytkomen.

- -

HJem

Ä Äck danckenvan zijn groote Wel UB* poztdoch den man zin hups/wzun-Cognatio den enerven

dadell.

-

STe verlaten/ om in een vzeendt Landt te ſwerven?

Abraham valtop

zynknien Dmilde Hodt/overvloedigh van ghena So Äſ onverſien/bupten penlandts TALDT: Dell/ Diebovenugroote goedthepdt/"P beWe Gfhp pet quaedtsducht hier is niemandt -

die hem haet:

nº ebt verleend dees gaveuptghele en/ Dees Äg hulp/dees trouwe lüdensge

MDaerelck bemind hem/elck eerthen/elck gunthem goed CDmdievziendelickheptvanziju deuthtſaem

dancÄ metherten van dees weldaden 00t. enbº jlt mp oock deur u wjſhepdt

Hp ſithiermetghemack/midtsonder3tjn

Jºp

--

gemoed/ 19

„vztenden/

--

leeren

Al deſegavenghebzupcken tot uwer eeren.

Die hemoptternoodt/ trooſten/ riedenen dienden/

Aldit acht hp nfet/enloopt ſelf in ellenden

W9tſpn lieve vzienden/onder dieonbekendé. Zckmepnimmers nietdat bp goep daghen

ſat//is. Gfweethpmietwateen goetbzuntvdozeen ſchat//is? s. Deel. Pb b 4 2.9go -


Abºahams Uptganck. Weethnt niet/ Hpleeret haeſt metſcha en Jºen ſept die Jonghen verdzijven die CDU WBell/

ſchanden

- -

In d'eerſte noodt die Hemtreftinvzeemde Ditvindeick waer deur 'thatelijck Vercou Wen.

HLanden.

-

TDanſal hp vinden die vzeemdensnghe 19anzinjouſt tot mp/ſederdt dees nieuwe dUE ZHlave/

meenſaenn

-

Ende hemſelf in onghemack verachtende Timo bphemquam/ dieneert hp als een eenſaenn/ Sonder Hulpe enraedtubt alleker

/

GraWe/

Hondt/

1llſe/

verrºsº zijn epghen ſchen

-

Adieu/volght/ ſpzeeckt ſchoontjens/ende kommt terſtont

II1ſſe

TDie

-

Daerteghenacht hp mpnu min danktatof

z, Äunden upt luſt der vzeenden

-

't Gheltuniet min dannp/ wantdaer ick

erldet moet wijcken .. Watdoet die anders dan een die dwaeſljch IMoet Creatuerlijckelieſde oockgaenſtrüc -

(Te

ſºr beſtaet. zinen vleeſſchen handt p

Gnn daer

Ä

hell. -

van zijn

Tweede deel.

Derde

dcen eenhouten Hant/ doodt

eu ftpf

uytcomen.

"tbloet cruppt daertniet mach gaen/alwaer devzuntſchap ſticken?

Communis Opinio. Cognatio.

Baer dievzeemde koe/ ſietmen "tvzeemde Italfliclien.

At dunckt ulief dochtere van A- Cognatio # dathponsoude vzuntſchapbe V bzams repſen. geeft/ Conn.oP. W)oe weetghp't Moedere? CDlls Ä verlaet/eer hp nieuwe vzunden Jck Hadgoettepepſen/ heeft/ TD.at Ära“ was vanu begeerde ghe Hp viÄ tuſſchen twee ſtoeleninder aſ pzeck/ l) JRadat Än mp treurich ſepdevan'tver Znt “ ongheval dat hem komt verraſ treck/ Chell/ Zſt dan

-

fell

WBpmoeten daer heen/hier op isnfetteſa

TDit waermpgrontlijckleet/ dat ſweer ick bpmtjnhooft

-

-

-

Jºpdunct dees wjſe manis zijns verſtants berooft.

Pe1.

MDatſuldpſegghen?

- -

-

Dijn tongheontbzack nopt wapen/

Haerenſainuoock geen ſchooneklap ghe- “°P*

-

bzeecken. . . . . . . .

Tweede uyt

Tweede deel.

Suldpſebepdeghelijckeliick aenſpekens Cognatio Neen minvooznemen ste ſerpentineren. Com. op. MDatsdat? Cognatio

komen.

Get WDüfmet deerſteaenſpzaechteeeren. Com. op TDaer 'tCaſteelkranckſte s/moetmenſtoz mens beginnen/ .

Affečtus. Cognatio PI

mrºn tepndemijnaeſſenghe open

19zoukens zijn weeckhertichtſt/en gereedſt omwinnen

-

-

Goeden dagh 1Dzou: hier koomickter TDaer MByfgheveltis/leptdie man al on ere/ ſteelgheſlopen. CPmuint hepmelijck wat ſeltſaems teont TDe Peulu Machtegaelvermach wondere

*#laetons Ä

decken/

doeck

Ä

eerſtmijn doeck verſchoonen/ Cognatio Ghpen weet mijn Heer wil upten JLande Eeil ck moetdoeckkan'taenſicht bevallijcker Cognatio trecken. 00NLI.

G Wat anghſten verdziet ſalhem daer op komen.

Cognatio

-

"t Gaetmpoockterherten/ ick heb't al

Tweede decl. Vierde Wt.

vernonnen/

TDeg

a. is ſträcr tot hem met mijn Moe

COINCI1.

-

ere/

Zck benwel bevallijck maerſpig vzoedere Ter

Wereldt regeertiselck be Com, op. Äm een unats vooznemen omte D* opinide lient/ ETTell

Die ghemeenſteheeftoock gemeenlijck

Als Wp danpooghendeſerepſetebeletten/

Schickt udaer bp/en wiltiiſtelljcloeren/ GPm dooz onſen klap die herten omteroeré. Affečtus.

'tgemeen regiment

Zck

Ä.

ghemeen inder ghemeenten

II

Zck gäevoo!/volghtghp:maerſegt doch Daerom benick oock des Wereldts Itep minſt nochtemeeſt Seghtbplpveniet/datick hierbengeweeſt lijden/ een een ſaemhooft lllyDen/ Ä Äch benvanſelfsalin's Beerenonghenade: Spgrautenſnaut jegen mpvzoechen ſpade/ Epghenſinnigh Wäyck? televen tothi Hinder van mpn Dusſalick ſeerwepnigh bphem vermo

sond“F

ghen/

-

Houdphemniet grontlijckeliefen leet vooz aoghen.

ſTe


Abahamswegang Focettarb. ſ ghebiet

(Teſegghen/fck

een Godt/die mpſuler Maer watſalniendoen ?men moet volghen 'tghebodt

Äsmaereendzoom : MPantmendien Godt Dan den levendighen/eenigen waren Godt/ en hoozt noch ziet/ TDie heeftÄ ſijn Schepſelste gle ILDLIl MDaert een Godt/hp ſou ſyn goethept ghe meen malien/ 1Deel meer dan mijn Deeroverſijnepghen

ver

Liede11.

«En hzpelijc niet voo! Abzann alleen waken/

WPaert een Hodt/hpſoudewel wat goedts En oft noch alleenware mijns Heeren wille bevelen/

ZSoude

-

Ä volghen in ghehoozſaemhept 1lle

Enſtjnvolckniet alleruſtenluſteontſtelen.

MDaert (ſeggheich )een Godt/hpſou den ſyj Wateerbaer wijf ſou niet met herten ghe boghen/ nen hoeden/

Doozleedt / vooz verdziet/en booz teghen JMetſulcken JlMan al 'tleedtterwereltghe ſpoeden/

dooghen/

-

3Daer hier blmckt het jeghendeel in allen Hp voozſiethetepnde eerhppet begint/ ſtuckzell/ Ppis die mp/als ſijnepghenziele/bemint/

Ä

MBil dees Godt Ab2am ntet gantſchelijck 19pſtaetſijn booz in TDeughdenen in Eeren verdzucken? gh indevzeeſe des Hee TDzijſthp hemniet uptweelde intellendigh Emhp leeft -

gheween? Enishp

Ä pmands Godt dan Abzams

geſtº CDnn's ÄWilte doen is al ſijn verlan Tell

Ilekt!?

g!yen

JNoch houdt hem deſe ſtijfſinnighe ver Jºa's Heerenbevel ſtreckenal ſijn gangen, Piet Doet upt epghen luſten lichtvaer lende JlMan digh/ Pooz een Godt / die ſijnvoick helpen wil endekan 2 Iſt ſulcken Ban dan oockmet recht niet MBeet Abzam danalleen al der ſaecken waerhept ?

Jſtons

wel waerdigh TDatick

Ä Wurſter Jſthemalleenclaer

ghehoozſaem ben ſijnghe

0Uf

Als hp't gebodt banden lebendigen Gode?

ent ?.

jNeeu/ Dejveelweten meerdan een/ dit's . openbaer/

Daerom o Godt wilt mp uptghenaden// ſtercken

Euwatal die Werelt ſept/ is ghemeenlijck TBatick'tgoedt vooznemen mach met daden Wercken.

Wat T.

Al'tgeſelſchap binnen ſinghet.

Derde Deel

Tweede

uyt-comen.

STEMME: Pſalm. 12.

Communis opinio. Cognatio. Sara, Affečtus.

Je JLeere Gods/van krups/verdziet en lijden/

Js t'aldertijt der werelt een gheſpot/ TDie heeft gheen hoop van naemaelste Ver

Nvzeughden romtvzundt tot bzundt niet JUMaer

blden/

ongheroopen/ noden gaethpvan ſelfderwaerts

oopen. Enſepttnt herte daeren isgheen Godt. TDaerom achtzp'toock vooz eenraſerpe/ Moodt toont den vzunt/dangaet die plupni -

TDatmenſtjn wilom Godeswille haet.

ſenſtrickerdzijven/

Gils kendp vanons/obloemederwij Desvzomenleven noemt 3pdwaſerpe/ Ell CDnn dat hp willighharenluſt verlaet. JDaer als zw't ſien den Zoone Godts te TDie dzinght ons hier van ſelfs in uwerte Weſen/ ghenhept. CDns wonderdt Fichte dat ghpughele WDienslevenhem hier was eenſpottertip: ghenthepdt

Danroepenzpupt wanhoop van gheneſen/ Pelaes lieſpaepblyckt onſe zotternp.

CDns Lupden/uolide 192unden/hebt ber

bo2ghen/ .

-

Wp hoozen ghp wilt van hier vertrecken

Derde Deel. Eerſte uyt

mozghen.

Maerwaerom/of werWaerts ghpnu wilt

COII1CI).

gaen dolen/

mrºOlell/ al den 19zunden/gheheel ber TBus is # connſt niet om 't Hoogen uwer aken/

Js

Uns Heeren woodt fs volbzacht in Sara.

allen ſticken/

Mitſgaderstgunt mphupdenſtondt te beſchicken/

TDuskommick hieralleen mp wattebepepſen 19 an deſwarghept deſer ſchielijcker repſen.

Do onvoozſienste ſchepden upt alonsdin

JBaer uons oude 19zundtſchap noch totdt temaken.

Ja Lief Richt/wp comen omujonſtte Cognatie toghen/

JBettrooſt/dienſt/Hulpe/enraedt/na alons Vermoghen Ol't ſalgheen clepn.coſt/ſchade/en moepte inbzifghen. ghen/


gh. AblahanUs Uptgan mºrnº ſchepden ſonder treurighe

Sara.

Jckdamekulieve Nichte van de Pºundt NWETTE lycke Jonſte/ TDat ick uvan dees repſe niet ſegghenen 19anuvzienden/dieubeminnen vanherten? -

konſte/

-

Atomtom datons die ſo gantſchonvoo?ſien k0111t ael/

19alt u dan het moedtwillighe ſchepdenſoo dzuckigh … MPatſaltontberen ſijnternoodtongeluckig?

MBp repſen upten Lande dooz Godes ver Bch weerde 1D2ouw / opent u verſtandts gheſuchte/ TIMEI).

Com. op.

Iſtons Reef bevolen/waeromtreckt hp Bedenckt/ verſtaet/en volght den raedt van u Nichte... MBatmaeckt ghphierboeve? WBech/gaet Sara. doet u dinghen/

niet heen? . MDaeromlaethpterwijle Uhier nietin ruſte -

-

-

en vzeen? Sara.

-

Die ſtoute knecht derf ſich in ons reden

MBp keeren niet haeſt.

dan begheben ? Com. OP. 19 MDldpolis Daderlandt / u 19zunden/u Michten/en

minghen. . .

-

Wildp

waerhepdt/ gaenſwer Lief Nicht, datis noch maer’tminſte van

Reven? uru lieve CDudershups ell/

Gmals een ballinck bupten's HLandtstebe

derven? Sara.

't Belieft mtjn Heer ſo. ghpdan ſyn ſaef of maert?

önſpoedigh/

Ä

enbloedigh/ MDatmijn Heere behaegt datlaetick mijn WDatmepndp ſaldaeruptuwe Wijckdomme Is Godloos/

behaghen.

bzoeden ?

-

Com. OP. Behaeght udan gheen welvaert/ ghennack/ noch Eere ? Sara.

chep

Want het volck daer toe ghp wilt trecken

-

d}EN.

Saa.

dieſwaerhepdt/ Daeringhpuſtelt/ ick ſegt waerachtelije: Ghp ſetin perfickelgantſch onbedachtelych 19 rijckdom/ulichaem/ueere/en uvzphept ĺb wel o Michte eer ghp

ers

#

Cognatio Äck mepnde lief Richt dat ghp ſijn Dupſ vzouwe Waert/ Ghp oock een ſegghen in bpgants

Ä

Dp mepnet goet Micßte/en ſepdtoock die Cognatio

-

Ä uWF ILHſs / of roofuwer

Mietdat

g0eDeil.

-

-

Jae’t wel : JDaer veelmeer die wilvan WBatuptuſchoonhepdt! GHeweldighever krachtinghe/

mijnen Jeere.

-

WPatuptuheerljckhept?ſmaethept/en ver Com.oP. CD Richt! wat ghenaecktuleedt/verdziet/ Sara.

Ick

Ä mjns ſarenſtriden.

-

Jeeren wil al gaerne

banden/ VerkoopingH tene/catpbi esock bºer Ä“/

19ervoeringhe/ende levende U)Dell: TDatduncht u tiu/maer als ghp't inder daet 19anu lieve man/omhemeeuwig federven Cognatio Än een vertwijfeldeſlaef van hemteſtervé bep30eft/

-

Siettoedat iyet u alſdan niet alte laet be Aldat ſtaet ute duchten/fladpop wege. Affečtus. Goede ºzou/wiltſulcks dorh wjſſeljck dzoeft. . . . overweghen/ TDanſuldp (duchteick) uſelfbinden ellendich eutrooſteloos uptende inwendich. Aenmercht den quaden/dzoeben/en treuri ghen ſtaet/ TDanſuldpu vinden in jammer en claghen/ gbp)ghewiste berwachten Ma bpden vzeendeu/ Veer Van bzulden en TDie U

Ä

-

º

NE

unaghen /

-

-

-

Ä dan Wenſchen/mgerlepderte GPm U "Änne ghpmu verachten ver TDan Ä/ die voozmaels mildeljck

TDanſuldp 7 als’tlanckmoepeljck is ghe Doedick

NL

ſwozven/ Die goeden verſlinghertſjn/die man ghe ſtozven/ Die jaren verloopen/en die ſchoonhept ver -

e

dweenen/

19dwaeſhepdt bebinden van dit verwaent Derſtaen dat dieſwaerſte Armoedt volght Ila Weelde.

I1LCI1LII.

GEn ſoo

"#emº

metten kouſe op 't

Ach! hoekomt hier ditvolck mjn herte Sara, omroeren/

OO

JBet ſpaepberouweten’t gunt ghp nu niet Gbpſnop catijf/ſuldpdenmondtnoch niet

ghelooft. Derwacht dan niet dan allemans ſpotte Staet -

TDie

ma

hoogen

ºſsen /

032en/

Saa.

die kennig ber TBozft

.

Ä Är

berachtghpmp?dozft T ?d ghp ſpzeken?

aÄ Weer uſnap in ons reden el

De Bzunden vzeemt/die noch overſjughe Acht ghpuſelf die Beere en mpuſlavinne WDeetghp niet hoeghp ſtaetin uws Deeren ble Beil/ llllle : CEnde een Ä arm/veracht/ jammerljck Ofterght ghp19zouwen moedtwillig goet EULII. „ „uwer ? ghh de goethepdt Godt mach'tbeter ſchicken/maer wilhpt ſo Voeghen/

IPpſalmpgbedult gheveu met goedt ghe moeghen. gheen ghedult tebe Affečtus. *tWBger

SwÜghtmaerkt uvan hier/flucr/of'tſal u berouwen.

d Ächt

/

OLULIl.

G 192ouwe / Haeſt dus niet/uſelf bedzoe Vell/

Affectus ſluypt treurighachter die Vrouwen. Siet


Abahams uptganck, Folcccccrrbj. Sietdoch: dieboef werdt ſtout op mijn ſachtmoedighept/

Dat's welwaer : JPaer’t verdziet is u Com.op. methem ghemeen.

-

JBaer opuwoozdt/WNichte / ick hoop op TDushebdp oock ſtem/twee ooghen ſien bet Godsgoedighept/ dan een/ TDathp ons gheen lijdenen ſaldoen gedogen D'een verſtaet dickmael dat d'andermieten CDf hpſalons ſterrken dat wp 't dzaghen Tanzen. unoghen. Soudt alleen deur mijns IHeeren goedt- Sara. -

19hoop is onſeher/zpbehoeft welboge:

Com.op.

duticken gheſchten/

ZHytghp'tal gewis dat Godt UWer dzaegt Ick ſoudermogheſjck het mijn oock toe o2g)e ?

keeren.

Jezie demenſchen die Godmseſtbetrouwé

Baer wetende dat hetistbevel des Heeren

JMeeſtin lijden/inverdziet/en in rouwen.. Dalickt mp Wachten/tcken ben't oock niet Beſoyght Godt ſinvolck: wat doethendit ghewoen/ ghehenghen ? Gheen TDienaer Godstwijffeltofhp Gods MBildp mp ſ ſo Godlooſen twijffel bzen wil ſaldoen. g!Jen volght ſonderberaet Godg Baer --

Sara.

"Ä“

Ja ſeecker: Comdp mp daermeed'te be koozen?

eV?

's Menſchen raedt bedzieght : Gods wil

So gaetwegh/ick wildaer niet een woozdt af hoogen.

Zn's

*

--

Meen Ficht/ ſtooztuniet/datiſtmietdat

Com. OP.

ic nueene/

leptſekeren wel/ miſan º Valt beraedt en Der ILLI!

In Godts werck moetmen keur / wil/en

-

JBaerick duchte / quaenudp in dzuckende

raet Verleſen :

Weelle/

Hier gheldt gheen vermuft/dus ruſtumond TDatditbetrouwen Godts nu vaſtin UWen en mijnſinnen/ mondt/

- -

Wantghpbzeeckt maer thooft/en ſult niet

-

TDan wildte ſoeckenſouſijn in uw's Herten grondt /

Sulck wäend/diemiſt: Hp valt die epghen

ghemoedt

gebºt dat is ons ſalighen

raet betrout/

Mietergersdanop quadetoeverlaet gebant/ Sulck

op nnp Winnen/

Ghemerckt ick ortwyffelijck weetin mijn

a Ä deveele van lijdtſaennhept eggyen/

TDat Godt ... g OEDT.

-

MBildpdanu quaedt vsoznemennietver-Com. 9P. anderen/

-

TDie in d'eerſte aenſtoot het Vaentjen laet Ss latenwp 't ſtaen / engaenthupſwaert legghen.

Cognatio

Wanderen?

Belghetuniet JRichte/neemt gheen quaet Adieu Aicht / de Heer wilu verſtandt ver vermoeden/

lichten.

JNijumoederfpzeeckt onn uvoozquaedtte Verhoeden/

Amen / en u verſtandt oock/ beminde Sara Richten.

-

«Een bzundt ſept d'onvzundlijcke waerhepdt Van gronde/

Doch is boven'svpandts kuſſe nut eens vzundts wonde. . .

Menſepdt ghemeenlijck/die mp ſepdt dat mp miſtept/ Dat is mijn 19zundt/alwaer't mp ooclept: WDpdoen/al waer't datghp onsten quaedt ſten af naemt/ . . . Alle dat een recht 19zundt inder Moodt be taenlt/ Ln/

hande

GHp weet het / ghpſaeghthet / ghp Waert hier beneden/

uindeſen'tquaetſte voozoºgé/

n00t/

Sonder u bpſtandt waerick indem eerſten aenſtoot

Enwpradendatghpditu Mauaf Wiltra Perraſcht/bedzogen/verlepten verwonnen/ Dell. Helaes! wat ºe ick van ſelf daer tegen Sulckuſpzeken neem ickint goedt/niet OI11911? ten quaden/ bzooſhept ſulcken machtkon ſoumijn Hoe JDaerickſoudemijn Heer tot Toozne ber nenwederſtaen? wecken/ -

-

-

Sara,

! wat harder aenſtoot heb Sara. Aso Godt 1ch daergheleden/ Ghphulpt/beſchermde/ en verloſtempter

Onshulpe enraedt wpumeedtedeelen Po MBp

Derde deel. Derde uyt komen.

-

2Beſtondt# hemin deſen eenraedt teſtrec

Gheenſins / nietick/maerghphebt datin nnp ghedaen.

fn/

Als ick mijn JBan / hp en ick Godt gbe hoozſamen/ _ ...

ZHadoen wpbepderechtelijckna'tbetanien/ Pantick bennietmijns Heeren/ noch hp/ Godes raedt/ Godtis die wijſhepdt/die kentbeſt het goet en't quaet: TDie GodeÄnalabt

Swaert/en mijn Schildt/ En bid dat ghp mp voogtsaltijdt beſcher

en mach geenſins

Ä Man/hem is dieſozghebe OlEll.

Baeromdanckeick umfyn Godt/ mjn

-

olen/

TDat doet

Sara knielende.

mnen Wilt/

Hoedtdoch mijnhandt voozalle 3onden ep booſhept/

Hoedt mtjn gedachten voozalle Goddelooſ hepdt/ 3.Deel.

Ett


Abmahams Uptgang. M9p waren binnenuherte/ lijden/ ſtrijden/noodt/dzuck/en Fides, Enhoedt mijnhertevoo! alle quade luſten/ MDantin Peer/ ſijtmijnhulpe / inualleen laet mp ſmerte/ . Canons die geloovighedick ſelfs nietmerc

ruſten.

-

lien/

NBaer die Lupden wel / wt ſijn woogdenen

Sara opgeſtaen ſijnde.

Wercken.

- -

-

sogºgº wp ſomtijdts onſichte 1] ch/ Ett blic Äs elck deur u daden ſtichte

1Pooz

CD ! wat ſchoon-pzaten heb ick daer tot

-

JBaghen/

.

.

Poeliſtelijchlepden 3p mijn ziele laghen: 1)Cli. Gmmemponder eenenvzundliche ſchie Ghp ſchijnt mpnu grooter en blijder dante - -

19an Gods willeen verſtandtte trecken op't M11)11e.

-

-

-

Vo?en. Ä begin en waſdom aen ons Sara. P002ell. Als wp "Äts comen bp menſchenvlij- Fides.

JUNen

-

JBaerwatvalſcher verrader is die Affec TuS,

TDathp mijnvzouwelijcke hertetrecktdus: ttgh/ Gmte verlaten 'tgoedt dat Eeuwighſal TDietrouwelijckpoghennae woecker pzodUeren/ -

Entaencleven die vluchtighe Creatueren. TDie

anº bzupckte noch weldiemeeſte Iſte:-

Ä

TDanzietmen het Moſtaert Zadeken ver -

IT!LeTeI1

In eeu groote Boom daer 1Doghels oplo

ZHp was mpaen'hert / enroerdet eerick't Wiſte/

geeren.

Soo nemen wp toe/bp den vzomenmetter

Tot noch toeheb ick hemdickbarmhertigh gheweeſt/

tijdt/

TDie danziende ons waſ dom / van Herten

JMaer nu iſt tijdt dathp eenste recht voo? verblijdt/ . . mnyn vzeeſt/ Want in ons waſdom ſmaecktmen liefjc MBattickÄ mijn Heer ſoooverhemte ke//ſoethept/ aghen TBeur't bevinden van Godts gherieflijcke//. Dat hemmach grouwelen booz d'aenſtaen goethept . de plaghen/ Dan Godts minlijcke Liefd' en bloepende - Die ſchelmen dient geenſins langer binnen Trouwe/ ons hups. . . Die daers in ons / waſdoms groepende MDant quade Affectus is een annutpijnlijck douwe/ krupS. TDiemen bevindt dat altjdtmeer gheeft dan -

- -

-

- -

-

p belooft/

Iſt wonderdatmen hemdanmeer daneerſt

Derde deel. Vierde uyt

ghelooft ? TDienstrouwe milthepdt men ſoo ſeecker Spes.

komen.

windt open,

Iſt vgeemt datmen daer meeren meermloet Fides. Spes. Sara.

-

na hopen? Änab ſo toeneemt in claer -

Aer ſtreedt ghp vzoom/ Pzinces/ſeer 2Lls die

Spes.

ghetrouwelijck.

Jep

Daer bleeckt ghpſtandtvaſtigh meer dan 19zouwelijck/ Sara,

JPiet mp -

Ä Fr

-

In kennifſe van Gods goethept/trouwe en waerhept/

/ maer Gode gheeft die Poe ſouden wp ons waſdom konnen ber

L

Äw

Godtalleen wasmijn burgh/voozbechter/ Enll hUOL OU ONS Waſſdom dönt den Menſ IAenſch verblijden/ ch Illet en WeeTe/

- -

Anders waer ick met ſchanden ſwaerlijck Waſt niet metons d'onverwinnelijcke//ge hevallen / duldighept/ Ghppyij /maerickpzijsu nietmet Waſt niet met ons die minnelijcke// on -

-

Ä allen/

ſchuldighept? TDatghp mijn inſulcken noodt daer alleen WPaſt niet metons die Godt-beminnende -

verliet. Fides. Sara. Fides,

Ä Henligheptºſalighept/eneeuwige vzeughde?

WBp waren bp u.

-

"Ävºn

Schen ſaghu immers niet. ZHßt Volherdt/gheen Fides. En Wºp ſaghen u wel/en hoozden aldat ll VZeeſt. ghpſpyaerkt/ Ho getrou als d'Almoghendemufsgeweeſt Deurons heeft Godt u ſoo ſtandtvaſtigh ZHalbp Voogtſjn/al meer danghp kont be ghemaeckit/

dencken/

MDant dat ghpantwooz.de op haer treu Godt ſelf oock wpſijnmetu / wie machu righe ſaken/

hrencken ?

Godt mach'tbeter ſchicken/of mpghedul digh maken/ Deſghelijcks dat ghpop Haer twijffel ver boyghen/

-

-

'Sswaer: Ich gelovevaſtintherte ſtille Sara, TDatGoddeſchepper van mijnégoedé wille Zn mp Wercken 't Volbzenghen das

Ä

elych/

Alsoft Godt uwer mieten ſoudebeſozghen/

Ditwilt mp verleenen o God genadelijck. Tsongĺn ſonder Wancken ſijt ge t Wert laet/gaeuwp in / ickom mijn Heer EULI! teſpxeken/

GMuaminu ſinne/alleendeuronſeingheven. Gßp/om 3ien/of pet tot.derepsmachont Sara.

Waer Waert ghp Dank

bzeken.

Al


Folcecerrb

Abahams uptganck. Al 't gheſelſchap binnen

Sijtghpbp mp/als mjn licht/gheſicht/en oozdeel /

finget.

Zöodoolick niet: dat waerſalighvoozdeel. WBeeſt ghp

Ä Ähter /

ick ſta Vooz uWen

DOILI

Stemme: Pſalm 38. CDnn

Je hier na Gods woogdt willeven/ Hemaencleven

PIdel waen metaerdſcheluſt.

ºn. Ä 'tguntu lof mach ver 00M)en.

Dier merche ick in mijn gedachtente ver „ ſchijnen/

Poemijn WBijf ſonderclaghen/ treuren/ of

TDiepoghendeurvalſche treecken/

grynen/

En ſoet ſmeecken/

Berepdfs metmptevertreckennauwoozt/

Hem teHouden wt Gods ruſt.

TDes

dan Ä U/o Godt/en bidde dat ghp 00?

Dolghdp(ſegghenzp) u dzomen: Ghpſult kommen

Haerendemniuditvooznemen wilt ſtercké D Wil/niet d'onſe/moetgheſchten in along wercken.

WPtveel vzeughdenintreuren. BlüftHier/wildp't niet beklaghen

Waut ghpſtjtons Godt / Schepper/ Co

Bp u Baghen/

-

ning/en Heere/

Binnen der Weelden deutren. JBaer die Godt

Ä

Desſjn wpüſchuldighalledienſte/eneere. häve/ mjn wijf/mjn ootmoedigH/ 19 offerick op/mjn jf//

HaeſthemſpoedigH

bin gheeſt : nemetal in ube zif/

WOthemſelf tot Bodt tetreen.

IBjn

Dpkomtmethoopen betrouwen

"tComtualtoe/doetmetaluwillehepligh/

TDeur veel rouwen

Ickbenuepgendom/in uruſte ick vepligh.

In vzeughden met Godtghemeen.

Gp u werpeick mijn ſozghe / werwaerts Wp baren/

WPantghp ſult den uwen/o Godt/wel be

Vierde deel. Eerſte uyt

WATell.

komen. Paerdtoock beſozght Abraham, APLs’t P. eeten/is/moet die Äup Up

Vierde deel. Tweede uyt komen.

Gm't Liifs moodzuft/ moetmen dezielniet vergeeten/

-

*Ä plonder 1s beſchickt nabe Haggen Muſtaet Ä Än gheeſt oock ſozghe te Zaghen

TDes

TDie 'tſnoodtſte waer neemt ſozghvuldigh

Cognatio. Abraham. Affectus...

„erwarbigbº liebe

VSnde ick u eV€

Jck wenſch dat Godualu begeerten gebe/ alleen den vooztganck uwer rep

I en/

eil vlijtelijck/

pepſen/ 1Derſupmdehpt beſte/waer 't Hem nietver Alderbeſtemanwatmooghdpdoch TDat ghp dit Landt/ ende gns allen wilt wijtelijck?

welajerſalierbeſtaenº wat eerſt beginnen?

.

-

Verlaten

Gmte gaenſwerven op onbekende ſtraten? Js dit wijſhept?

1Boozalſlupteick die deuremjnder vßfſin

Abraham, 't Zsghehaozſaemhepdt van Godt/ Dies van alle wüſhept hetepnde enflot/ WPant dieÄ verdzijven die Hemelſche Godtis # Fºtº: Godt volght doet MLl.

Ä Zck ÄÄs eltjck/

Lelde11

ell CH:

Diebaren dootljcke/deeseeuwige Weelden/ loutere zothept miſpzij- Cognatio JBaerwant alle inval/het 3p Ä ofte goet M9ter ghedachten fontepne vliedt int ghe TDaermen'tquaedtſte verkieſt / ende’tbeſte t N10et/

ZS3 wil ick metalle münderzielenkrachten

verlaet. TDaten doeickniet.

Abraham.

Gadeſlaenopmfjn invallende ghedachten. Ghpdoet trouwen/merckten berſtaet. Cognatio TDequaden mijnrug/den goeden 'thert toe DPerkieſt ſoeteruſte het ongemack

Ä"

zeeren/ IUCT

WDant upt het quaedt dencken / komt Het Doozoozbaer/ſchade . Dooz weelde/treu quaet begheeren. righ verdziet? TDatbaert dandie 3onde / en die den doodt 19ooz JPagen/ vzeemden ? Dooz Dzun der ruſten/ den/vpanden?

MBaergoede ghedachtenbaren goedeluſten. Goedt begheeren/goede wille/en een goedt 1Pooz Eere/verachtinghe 19erſmaethepdt en ſchanden ?

leben.

TDoch want ickint onderſchepdtsoozdeel moetſneven/ Bp'tontberen vant licht der godilckerclaer -

ZHo

er

ept/

3. Deel, -

mp/o Godt/kenniſſe der Waer ept.

Gf Dg


Abahams Uptgancl. Abraham

Ä º ghpſeght) alwareuptwende

Of

Bedenckt dit doch Peef/ eer ghp van hier gaet treden:

f yck/

-

- -

- -

TDan doeicſt noch niet onWijſſelijck noch

mandtſchaden/

blendeln)ck:

MDant men vint niet ſo goet in al 'swereldts wyclien . . TDatmen eenighſing Gods goethept mach

-

-

Gock machgheen pden den lijtſamen ber quaden.

-

Overleghtwatudaer ghebeurenſalmo-Cognatio ghen.

ghelijctien.

Dem verkleg ick bovenal/is datoock dolen? ick 'tmijne/ ſoo hp mp heeft be

wrº

olen/

Haiet dÄn God over mpſal willen ghedo- Abraham ghen. toº isgroot Neef/datickuſie ge- Cognatio Sijn Ä is oock groodt die obermpſal Abraham

Heavy- ſtadt/ mijnſtadighe Uſte/

Mijnvader/miju vzunt/mijn hulpe/mün

iL.

Ghpmooght berooſt wozden Van alleu- Cognatio we goeden. ..

.. Dictozie/ Bijnſalighept/mtjneere endemijn glozie/ ZHoo TDoolt dannmijn keur (diempdees maeckt - -

-

-

IlliCI •

So wert Godſelvemüneeuwigheruſte/

nun

-

DiejGodwil beſchermen/en machnie- Abraham

# mp die rijcke God nocß goetlijck Abraham

-

-

Oedet.

M9aert vzeemt/ of menu om rijckdom Cognatia

ontfanckelijck)

Vermooz.de? Jmt naſpoozen van 'teeuwigb vooz tver Alſterft mtjn lijf/die gheeſtleeft in Godes Abraham ganckelijck?

TDat Godnietonrechtsbeveelt/moetelck

Cognatio

ghelooven/

Wooz.de. Gf udaervingh/

Äte/

CDnrecht iſt/pemandt vanzjn rechttebero Ende

Vell/

Ä

vervoerdeen ver- Cognatio

eenſlaefin verre MLandenbzocß

t8

MuHoogt niemanthemſelf toe/na'tgemeen

Beter van Menſchen dan banſonden ge- Abraham

verſtant/

JNaer eenſ deels den vzienden/ eenſdeels het

Vanghen/

-

MDaermenden vzomen voert/God blijftſpn verlangHen/ TDat ſoud nu die ghehoopte bzucht metber 1Baderlandt/

langhen/ 19an U

Äbt

-

verſtant begeerlijck ontfan

JÜetl.

Alghehenghthem God vso een Hlaefte verkopen/ Hpblijft Gödsknecht/ ende Godstrooſt

blijfthem open/ JBenmagh welJBenſcß van Denſch/maer gheenziel van Godſchepden/ In een vzeemt PLandt/cmſo aen allekanten B nutbaerhepdthaer/ oock den b2iendente Gheen ziel/die haer geloovich van Godlaet tpden. ontrecken Hlavernpevalt ſwaer in denoudenda-Cognatie Enniemandt oock miet/uſelf/nudtte ver ghen/ ſtrecken/ Dit is dan immers omrecht/ja ongottelfjc/ Sonderlingh vooz dies nietghewoon 3ßnte WDie onrecht doet/ die doet voozwaer oock dzaghen. ’t 3salleens vooz een Godſalich recht bzpAbrahama ſottelijck. Abraham Men myn 1Paderlantdooltghp/want hier 't MBelcghp wepgert/engaetuſelfs verplan TEI

-

benich Vzeent/

CDf't PÄ Lichaemzijn/ daneen anders belie -

-

3Waer oft ſchoon alſos mocht ſijn/ als ghp dat neemt/ . ZHoiſſer een ander/die voozaldatterleeft/

vendoet. Alſtniet quaedten is/ tot quaetendWinght , menhem ntet/

TDen rechten epghendomme alleen aen Mp

TDie den dootveelminder/dandfeſondeont ſiet.

eeft/

TDienick moet onderdanighzijn t'alderuré:

Of u kupſch wijf deurhaer ſchoonHept Cognatis waer verkracht?

Datts die ſchepper van alle Creatueren

haer

Die is mijn rechte Heere / ick zijn epghen God

# veur beſchermen/Hpheeft Abraham

IL TAT

knecht/

-

Gch Heerlet hier op/neemtditdoch welAffectus. TDie Gods wille willigh doet/doetdaer in terherten/ gheen omrecht. Cognatie PP Ä van onwijſjepdt niet "t1Dermaenalleen verſchzickt den moet met

Ä yº Ä verlaet/om 't onſekerte verwer

ſmerten/

eTVell

TDie

Gebieldat: wanneerſoudenuwangen dzoo ghell?

I

Abraham

Aldatmen ſiet is onſekeren ongewis/ . .

Swyght gbpboeve/ loopt wegh/ raſch Abraham Upt Mlynen osghen.

Dug volgheick Gods belofte/ omdat die

eb Än Cognatio

".

mach bpden booſen ſeecker

LEI

. . wüſelyck/ Lief, Meve/mp jammertunamepzijſelijc/

Ghpvgeeſt God/ engaetbp die hemnieten Elck verwondertſigh in u/ dat ſoo wijſen IN TIN

vzeeſen/ .

Ä Än als een

ſchuptkes in den Soo groflijchmiſſen/ſalen endolenkan. WDie ſou doch voozmaels van u hebbenghe golWen loo Een Haes vooz den Honden/een Schaepbp

T9ger

-

Een Slave ſpeecht ooch ſomtüdtswelen Cognacio

ſeecker is.

den WDolpen/

IDen magh niet ſeecker zijn/ daer Wilgaet W00 reden.

TDgt

a.

I.

moetwilligh ſout hebben

ergof 19ar


AbMahams uptgang. Folcccccrrbitſ. Paneen ſtaet/ die ſo weeldighen wenſche- Ghp wilt immers niet leben ſonder bewe lijck is/ Gmellende/ die bpma onmenſchelijck ig?

gyens

Wildp_al die hertſtooz verdzijvenom zijn Ghphadt dooz veel goep daden/ een goe ſmertighepdt/_ .. ZHo

de fanne/

TDeſeeene daetbzenghtuinſpot/ſchande en blame:

"ÄÄ

er

Miet erjej dan "tverlies eender goeder Ilºllfº.

Abraham

Gheen whſe ſalſich den ſpot der ſotten ſchamen/

-

WPant daer "teen is: moet Het andermede weſen/ Detickt dit na/osckmooghdp gheen ſlaven Ontberen.

an. j

TPatnarren ſchelden/ verdient der vzoeden LI! tjſen: O

ozdeel isquaet/enmaeckt quaet/

de ſoete Hoop wildpnietvze

I

Der dwaſen lofis eenlaſter bp den wiſſen/

tood

jonſte/liefde/en bermher

1g)ep

die konnenmiethelpen/maer Abraham

Lerell

Beter heeftmengheenſlaef/ dan ſtoudten

quaetaerdigh/ Zck ſoeck mijnen God/niet Hetvolcktebe Die een Slaef zijn Heermaecht/ig der vzp hept onwaerdigh. .. haghen/ Ghpſeght oock vander Lupden klap en Behaghe ick God/ 'ken acht geens Ben dierna vzaghen/

Affečtus,

ghedachten/ ſchenoneere. 't Segghenvaltlicht/ 'tondervinden be Men moetom Gods woozt der Menſchen Woozt Verachten ſwaert ſeere/ JBen weet geendinck Wel/ Heere/ voogdat Wl wilick dees booſen Affectusontlijven/ Äck goede noch 1n mijn dienſte blp mensbepzoeft/

adie

-

Ä

M/ MBaent ghp oude man/teblijven In arº/ ſpot/ catpvighepdt en ellen Een onghetempt paert bzenght die waghen den? I opter loop/ Abraham Ja Doghel: zijt gbp noch daer?ſult gbp Ende een ſchozfte Schaep/verderftald'an derhoop/ nietenden? - -

-

-

Denckt ghpniet/dat ghpmijn ſaefenlüf Men heeft gheen nut vanontemmelijcke epghen zijt? dieren/ Dat ick ugram ben? dat gbp miſHandeldt Zck lijder gheen/dat nieten lijdtredensbe -

ſtieren,

altijdt?

Jckſal't u doenghedenckentot u beder Ven: Enu inghelatenhepdts Kercker doen ſter

Vierde deel. Derde uyt

Ve11/

komen.

JRiethaeſtigh/maer/vanhongher/commer enghebzeck.

Communis opinio. Abram. Cognatio.

Affectus op de knien vallende P3 Eltepas hebbe ick u noch bp een ghe met ghevouwen handen. Vonden/ Jck

JReef/mtjn Dochter totughe

onden/

«Dch Deeregenade/ vergramtnietommün gheſpzeck

Jckmepntgoet/ tot uwer Welvaert

en ee

-

Gmueen deelſwarigheden te verklaren/

TDieuopterepſemoghen weder varen/

JMaerſoomp noch veeltreffelijcker in vie TEU.

Abraham

Sultghpmpraden? mP bermanen? leeren?

MBieheeft u Hoe

Cognatio

mp

Ä Ä raetſman gemaeckt/

len/

JBoſte ick (ghelooft mp) uptgantſ Jonſti

-

egt IlaPPETT? w# Är

gherſtelen/

19/ die noch ſelfvoozooghen kommen Hou

ep quadeklappert WPalltWen/ duchteudeesrepste ſpadeſalrou

#

TDatis waer: eenſlaef betaemtdienſte en illighept/ Ä hp ſpzeeckt upt pure goetwil -

JBaer

en/

Maergaetvooztmetu reden/ laet mp die niet ſtoogen.

lighept. wºradº hemdoch mu/

GHp zijt gantſch beſo?ght vooz mp Mich- Abraham

hpſalthem boot

ten Verkoozen/

- -

wachten/

Godelck in zijnepghen 19erſchoonthem Reef/uepgen eer wiltbe Jck wenſchedat ſake trachte11/ Sooſozghvuldigh/ſonaerſtigh/ſoomſich TDoode Ä hem/ elck ſoude ugbeboozen tigh make/ Nlgelell Haietupt Menſchen/maeruptharde Iteſel JBaerwät belieft u? _ . Laetmp’tpzopooſtniet -

-

-

bzeecken/

LEIE.

NDeuſ# ſegghen hpwilde menſchepdtber

MBp waren'tepnden banonsſpzeken: Cognatia Jck }ons Reef al Vo02 00gen

#

ſºr «Dmeen Steen of Block/jaeen Steenrots gheftelt te Werder. Pat Affectusſepdt/ daerisnatuer toeght JMeeſtal º ſwarighepdt/die U en mp vaſt qUelt. terdell

-

-

-

negen/

Com. OP,

Gaetghp voozt.

3. Doel,

APp


Abahams Uptganck. WHp

r

Godſalmpwel bewaren/ofſterc en/

Petſchijnt Pèicht dat ghpdeſaec mietrecht Abraham en verſtaet/

Mpbetaemt/nietmjn/maer Godswillete Ick ſie ghpdeoldtintoo.deelvangoedt en quaedt/

Wercken:

Com. op.

-

Daer Ä“ ſwarighept/Meve Weet gp't Ghp achtrijcdom Weelde/en eere des men ſchengoedt/

alWe l Wel/ TDatdeſe ureps gheſchiedt deur Gods Wil EnHout vooz quaedt Armoede/oneereente -

V Abraham

enbevel?

ghenſpoet/ Ä voozWaer groflijckzijt bedzo -

-

-

e Ä op aerden ignpminder ber

TDaer

Uen.

OEI.

Com.op. Abraham

WBanthoeſonde'tgoetpemandtquaetweſen „ moghen? Godtſpzeectop zijn wüſe zijn Dienaren Sijnderniet veel deur rijckdom weeldeen Ren/

Zſtudandeureen wuonder teecken bevolen

--

Die 'tſelf niet ondervint/machtvan gheen menſch verſtaen: Com, op.

-

-

eerbedoºven/

wºj hebben veel

't-Zsalleens/ofghp'tdzoomt/hoozt/

ſalighepdt verwoz

LIl

TBeurarmoede/deur verdzieten deur ver ſmaethepdt: *te Buntghpahelooft isſtem/woozt/geſicht waent teſten/of leeſt/

oftegheeſt TDatigÄ of valſch/maerzüdp'talghe

Daerdeurmenſalig wert/is voozwaergeen

-

quaethepdt.

Alſultris dangoet noch quaet/maerſonnens

B/

-

ghebu?cht/. TDathet Godeswoozdten niet der Slan „-... tJsdaer Ä Spin femijn/de Bpe Honig upt -

ghen is:

"t Belck

-

º, ghelooften ſo vaſtelijckopbe

Upc t/

't1Paltal quaet vooz den quaden/goetvooz

TOUT:

Lief Reve/pzoeft den gheeſt doch Wel/tert U berout/

den vzoumen.

Kochtansſietmen den goeden meeſtleets op kommen.

".

Com.op.

PLaetu doch van gheen ſwermerpe berdo“ Hoſietmengoep kinders vljtighonder den Abraham

Vell.

Abraham

TOede/

Jck weetwlenende wat ickbehoote ge

Com.op. Jck

"eins loopen tupſſchen ſonder

Alg

looVen.

Ä aen den geeſt die uvanons doet

OLDE:

Sooſtet men een bzoom Krijghſman 3pn

Vlikdell/

TDat'svaſt. Bodenmachnietquaedtsghe

vpanden ſaen.

Als die bloode Boeven int Leger ſpeelen

biedet1:

zMaerhoekan'tgebodtdoch bp Godsgott ept Voegen/

MIAEll.

Hooſietmeneen Liaedtin'sPzincenſaecken

TDataldes herten ruſt/luſt/ trooſten ghe Wls

noeghen/

ſºdoende/ e Wäoffiaen na'tBozdeelisſpoen

-

f

2Beveeltte verlaten/ommete bejaghen/

JNoepten/ verdziet/ellendeentreurigheda JMaer wie twijfeldt/ of die raet/ Landtſ knechten "tgoepkint/

ghen/

Zs ditÄ hie ſom/vandat ugedzoomtge- En3ijn vanden Pzins/Hooftmanen Pader -

benuint/

Odt.

't Itomt dan van den quaden/ niet van den goeden Godt/ MBantgheen Daderſalzijnkindt ſulck upt -

1Der

Ä 'tBoefken/

Läoffiaen ofte bloo

L

Ä hetoockte wercke met mijnen DJE.

ganckwenſchen:

JAuis Godt immers beter danalle Men TDie oeffentmeeſt/dten hpdiemeeſteliefde dzaeght/

chen/

Dequadeheeft luftdenvzomentebederven: Snt Ä gheven/ſoo'them mutſte be TDie Wilu unethen in ellenden doenſwer

aeg

hun mach deren/

Merckt nu of dit welvoeghtu wjſhept be Ende

ſchepden/

TDat

-

Hpneemtzijn kinders 19upzen Mes dat

Ven/

sº # Än een balſche Geeſt

laet ver

Ä hem'tkrupsboeck/omgheduldt L 1LfTEN.

Ppneemt ous de ſchepſels/daerwp 'therte

epDeils

opſetten Ghp betroudt God/ die heeftu als zyn CDm opt ſchepperg goethept ſouden ſone lief/ LTILIl Bien Gode bemindt/ gheefthp weeldigh Au iſt ſchade allen Schepſelenteder al Ä gherief/ EI Pan eere/van alle welluſtig

Ä

Ä

º ĺn

Als menden Schepperſelf daer deur mach epdt ZSoude God u dan quellen metdeſeonruſtic Iſt sºVerUerVell. alte winnen/deur 'tuiet ver epdt? Let doch lief Reve/optergeeſten ander ſchept/ Cºnde

ICE1

Dit valt nietſoolangh wp't quaetſtvoczt -

Ä“ ſoolichtniet/doch in ſonder

beſt verkieſen/

-

Intkrups wert God gheſocht in weelden Den indzuck van deſepdelefantaſpen/ vergeten/ 'tIs die booſe gheeſt die bzacht ugeerne in MDat nach die menſch doch ſonder verſoec Hep

pen.

liell Wekell?

Riet


Abmahamsuptganck."Ä jn quade Jolcccccrrr. leven / mijn dudeze

sitºele 11).Den. beel verſoeckt /moet oock

TDats

Abraham. Die hier veelitſanamaels beleverblüden

IBijn

Com.op.

CIl

Pet meeſte lüdenis indenwaengeleghen/ „hepds weghen/

2 –

A »»

KINDe

-

-

Of

*–

-

Gbpſcheut die wi/dus gheeft dorkmacht

Jn duoÄrºnºs God ghehoozſaem

in mijn ghemoet/

-

LLI

-

Ä Ämpaen/ mp/laetimpughenadebp de!'. . . TDaerzieick Ä / ſeght Dochter/wtldp

Ghehoozſaemſijn/iſtdoen van Godtswille CD Godt ghepgeſen/ Gods wil is/dat ick upt dit Landſchapſal

v.

- - - - -

Datwllt ghp/datmooght ghp/endatbiedt -

( .

-

-

in deughts volherden/

...

-1

Tup?e/

# ſaigh werden/Öätignagoette werden/ Goedt wertmen deur goedlſepdts kryghen "

--

3ondigh/mijn tweede na

ºrº icr niet / het werdtmpte . . . Upge/ . . . Jºaer ch # yp kracht/ſoo valletlicht

Die quelt mp niet/maermerrkeojwaer -

.

o.Ä.

-

-

=

-

.

ſchepden/

-

Gm int Landttegaendathpmpſalberep A3 -

den.

-

– "

N1p pct

't Isalghereet Peer / tot die repſe enont

-

-

r

b?eecht niet. non-see. Boefckdat: Bodtmaecktmpſaligh enge 1Boozt "Ä # Heere in uwer Richten luckigh/... TBie alis/die isbljde/alſthijnthpdzuc reuren/

-

»-

. as

a

- - - - -

IW).

SP ſchepdeſodzoevigh uptonſerdeuren

-

Hetnabolghen Godg ſalight danminſtende Batmenwel verſtondtüvzeught upthaerd 1neeſt/ - Weeninghe/ *

Bat ſaligh maeckt/en fs voozwaer gheen Derooſaerktdeur uſtandtvaſtighemeenin valſche gheeſt. Mºe/ . Cäm.op. Bit'sveemt Reef/ſou Godt dan uwen Sp ab # gaerne hier eeuwtgh vernach ſºll Godalleen ſin? wille / om Godts wiltever Bou ſijn e de ons oocknletghe Znu *

-

"Ä

--

Ä

gſ)le11. . .

meen ſyn

-

Sp

Houdehpualleenroepen : ons laten baren ? Dnsſijn wilheelen/enu die openbaren?

-A 2

"Ä f

-

-

-

-

beſt mp in 3ondente verſtij-Abrahams

l/ . . .

. . . . .

MBeetghpalleen? „Hebt glp alleen eenrecht JBaer Godt dede.dotk'tbeſt/ die hulpnp Vande MBijven.

g!)ttoof?

-

-

Saligh ſijt ghp Heer / dat ghp aluwe Spes.

So doolenwp al/met ntentgh wjs Philo ſocph.

Abraham,

-

Ä

MBat GÄt anderen doet/fs mp ver Ra Gods beloſten ſtreckt met trooſtelijth - . . . . verlanghen. bozghen/ .. WBät gebiedt/weet fck/en wilt be Dienêhope Hodtis/krijght ſijn begler ten alt'ſaunen. o?ghen/ --

- -

-

Ä

- -

--

--

-

-

A

Aencleven/volgen/enter doottaebpbliven. Dats ghewis/niet en mach den Menſchen Cognatio

beſchamen/ Üuſtuhooft Moeder/wp ſullen doch niet Die nieten hopen/wenſchen/ndchte beghee bedzijven/ e -

TeN/

CDns Beefwilt immers niet gelooven/maer

TDan'tſtadigh

P20eVell.

Com, op.

G Meve/Meve / hoe Haeſtghpna'tbe d?oeben...

Älten LI

-

-

- -

-

-

Äm Dochter bpugoede Abraham,

Blüft althdtbphaer / hope is een trooſtin

verclaert/ . . . . . . Waert. . . .

LETEIl.

-

U0UWe,

Rubevindeick/gheboden dienſt is dick on

Paert

-

1Bolght unp 192ouwe

..

Daert wel: Äck bid Godt dathpuooghen

Abrahams

.

ºbenaben van den wildeg

-

. ick bedanck uherte

Al 't gheſelſchap binnen

.

zBaer menſchen vernuſtmott vooz Godts

ſinghet.

Wille Wijcken,

STEM: Pſalm 8.

Vierde decl. Vierde uyt komen.

O Fs lebens Ä ſtrijdtmenhiervzoegh "# Welſirijdt/ isvpandtlücke LI

Abraham, Spes.

gle

d CE

GHp ſüt bet/a Godt/die mijnster nöodt ontfermet:

* -

-

FTDie

aetbeſtaet in waerhepts kennisklaer/

't Böe ende quaedtte laten valt ntctſwaer.

Ghpſijtdiennpinaenvechtinge beſchermet: Ghpſijt

Ämp Ä. gheeft mijn- vpandt Welluſt bekooztdent ſchooneſchinmet ſümeecken/

te TTR!!Tie

-

Ghp ſijt danooc die ick behooz te dancken/ Der Slanalenwoodt toont noch fjn val Tepzijſen/teeeren/en eeuwighteloven/ ſche treecken. Mu a. #oock IHeer mijn epg;ennhacht Gemeene wen wil # als Goden groot/ & JOUSt. P? Dat ick ſchielijck upt mijn Duders hups Deurditbeſtaenkonnen wp in der doot. MU9et (Tedel/

-

3. Deel,

ZEr r

JBaer


MaeT

g. tgan AbMahams Alſo uyudei ck oocupterwereltdaernalopen/

# Godgraet bovenhaerluſtaen

PBat

wººd

iſt doch te laten datons

ileben/

Enmetterdaedt des Heeren wooztbeleben/ Werden gebzacht/int Godlijckeleven ſoet/ TDeur Godes kracht/niet deur onsvlepſch en bloedt. danckt oſt WDie ſo verwint/ rouwen/

God/verl

eert/

Gmte verwervendatmenbovenalbegeert? Zck mercke dan hier bpdat 's menſchen hooghſte pzis lept In Wantrou van epghengoedt-duncken en

van

wihſhepdt/

t deurvolght de Jeucht/niethaer MBienoodt bevindt/ſoeckthulpmet vaftbe Wan daer maerd'ouders raet/ . wen/ deſjnom Godts _ trou t danvzeeſt/moet Hier uptvzeught En daer deur iſt dat d'ou Wie God / maet raet verſ sfpijn/ die Jonckhept wel Zn gheeſt bidden of danckbaer Soo edOcht/ Ull. Hetkloecke verſtandt der Guderen wel be -

wºº-

ab# ºbo.

-

ſocht/

--

End'oudthepthet Godlücke verſtandt van

Vijfde Deel. Eerſte uyt

ghelhcken.

Maerſºgt Dom/als wpmuuptditlant- Loth

komen.

ſchap wijcken/ MBaerlept het PLandt?hoenoenntmen'tdaer Abraham. Loth.

-

WUptoe trecken ?

"TVerblüdtmn Reef/dat ghpſovptighen

Tenheeft God noch nietbelieftmpdat te Abraham

TUT.

FHonder

Ä 7 Uvolght mijnenraedton Uſtigh/

JWaermp

Ädert van't gelooven ſo gerin

-

TDie ſal

ontdecke ffn/e "Ä

Wel een goetlandt

ſell/

-

Godt en belooft niet/ of'ten iswaerdtom

g!)eil.

pziſen/ TDaertoe pozden mp/weerde Gom/veele Hieren dooc ht niet/beter woontmen bp wil

Loth.

-

en ding u wijſhept/van mijn zottic Ähen/

de TDieren/

-

Als

TDan bp volch/Woeſter dan'tghediert van

eDell/

-

manieren,

19andit Lands quade/en vanu TPeughtſa n/ . n . . zedeſchij / ick "tTs Waerme hier bp anderen noch - Hetmijndwaeſ ant /verdiët JBaerbpuwat verſtwys

Vijfde Deel. Tweede uyt

-

komen.

„ hepts pans/ Hetmju Ä jubilees in Woozdéklerc elUcki/

Maer het u blickt vzuchtbaer in TBeugh den werckelyck/

-

Sara. Abraham. Loth. Timor. Spes. 'TIs alghereedt Peer/daer reſt niet/elck

Dotweet ick dat ghp mp alsuzone bemint/

TDuS Volghdeick uraet/ boven mijugoedL TDaerreſtVolbyacht. U002 ſi Abraharf, Ql IIO et ſün 00? al duncken blint/ te epdt Jºu mp die bekendebooſh erte? n ſijnghebeden/ t moet 's dat God vanh Sara. Wat Heer leden/ n hp eree e Bat 3P/ bewa otſ ſtier fn Abr n ck oone hti Poemog Ä langherw bp dees

rº.

ÄÄ

eden

I Gock ballet vertreckenvooz mijn jonckhept Ditlaetonsdoéootmoedelijceendyachti noch licht. Een gheloovigh ghebedt Ä Ä Maerwant d'outhept vanſelfsiseenlaſtig Waerachtigh. -

ghewicht ? TBeg noeticku lieve oom wederommevza

ZHovaltudierepſe ſwaer in d'oude daghen/

n

dt:

Sykniele al. Abramſey a, Schepper van Hemel en an

ghen MDatut doch

Ä haeft Godt-volgigh conſt

eT

Dena ugenade/niet namijnwaerde/ UUdKell JAºgoetlijc bebt verkogenuptveelanderë/ Abraham. t Siin beminde Peefalmeeſt dieſelveſaké ºnlau gebºdt van hier tegaenwanderen 2Bp Gods verſtant vant ick't mijn 3othepdt W9t des hepdt/in ugotdthepdt verſchoven/ (I Dusmoetick Godsboven'tmijne gelové. Lepdtons Ä # Uptons doolinghenon SDachebbeicGodin allen ghetroubevoudé/ veplig

Äes

WDit doet 111pſijn Woogdt betrouwen t'allen

ſtonden/ Maerhoe ſoudeick 'tgoedt ghebodt Godts lonnen laten

Zſtſwaer/epghenzothepdten wiltehaten! §

"# Äch ſulcken

WDtongbintheptenupt onszondelijckver ſtandt/

Deuru wegh/in ulicht/na'tbeloofdelant Stiert/hoedt/ſterckt/en bewaert Ä. - -

kiinderen/

belofte ont Sijt gbpnetons/ſo en macbons niemand allgle11 hinderen, Datick daergheſtadeljck naemoet verlan

Bobel

gl}ell /

JRa Wenſchen/nae ſoecken/nae jaghen/mae Üopen/

Sy


AbMahams Uptganck, Sy r] ſen op. Abram ſp reečt. .

-

- *

Folcccccrrr.

gröotheeren welruken. 19 Uerſtant/inuWes te bzupken landen/ſogpdaerbegint Danden

mpwatbetekent 19z? treckt ghpmetal'tgheſindevoo? TDusſeght 1Dup?of lichte.

Timº

Lell.

TDzaeght welſozghe/dat gheen menſcheint

"

Loth, Sara.

Ä boncrke

ſich etnatuerlijck voncrken en'tgeſichte mepnt

Loth.

groot nochkleen

tot Godetreckten ſtiert smenſchen 19an mijnvolck leedtgheſchiedt/ maer be TDat ghedachte. naerſtight ſeere Sara. Wats Haran? TDatbp den mynen plaets hebbe deuchten Toozn: däts detooznighekrachte. Loth LLTE, So is hp upt beter naſnoder gewandert. Sara.

Heer/ na Än haghen.

Timor.

Godts en u

e

Ä

Reen/ P. was Chaldeeuſch/ enin'tquade Loth verandert/ 'tnatuerlijckelichtte veel ge WPant

#

--

-

gaeR? Halick Spes. Meen/ghpmoet Helpendzaghen Abraham. Ooft/ Ald'onluſt die mpen uvzou machontmoe WBert God verächten vanztjneere berooft/ ten/ oock Chaldea/ als quantſuPG TDat -

Ä

Want hopekan alleſwarighept verſoeten.

Ä#

Baer TBeur

TeVerg.

ſtreckt u Boep een ruſtige

agBen. ſº

Als ſich danbedarende vernuftghelovers ſpvpantlijek op heur quaſeoen/ 1Dertooznen gewa luſtigh reen/ met Upt na't beloofde Chanaan En sº

Ä

g!)en.

LDKI.

Treedvooz/ ick volgh: enſchicktdatelck "tzijnte degen doet/

>

ZSelf toe ſien/ verhoetmenighetegenſpoet.

Chanaan bedupt eé coopman/ofeendzoeve Of een gebzokengeeſt/doozlydtſaemhepts poeve Gf een die rechten behoozlijck antwooz.de -

geeft.

Vijfde deel. Derde uyt

-

Wie dan op ſijnbooſhepdt rechte gram

ſchappe heeft

komen.

- - --

-

-

Werteenwyscoopman/wiſſelt om 'tſnod ſte het beſte/ BetreurtÄ queathept rupmt der ſonden -

Altdumckt uvandit Lant/

Loth.

JNoep/ſchynetniet luſtig

e neſte/

Gaethetſovoozt/ mpver 19lietmiſdaedt/ſoeckt deught/volcht Gods dzietges moepte onrüſtig roepen ſpoedigh/

WDatut

"Ära Was 'tlichaenn in

Paran

Enantwoozt Bod/wnetghehoozſaemhepdt

Ille/

ootmoedigh/

't Herte had alttdtomruſt metonwille, 'tZs

Sara,

Ä /maer hier bp des Lichaems

QIllU

-

-

-

Alſo trecktmenrechtupt HarannaChanaan TDlt volbzengtnumhn Waerde Gom/ule veman/

Ghevoelickalreedeinthertemeerder ruſte/ TDie heetdaeromoock Abzamt/datshoöghe 1Pader/ TDees ſoete luchthen in mp veel gheſonder tOgilt/ Derſmaethp d'aerſtedingen niet allegader? TDeur 'tlaten van quaep/en winnen van goepgheWoont

-

-

Peeft hp den hooghen Godniet op'thoog ſte verkozen?

MGaſtgheen quaepghewoont/teruſten t'al Daerom Wert hem noch ſalighe vzuchtge boozen/

der uren

Bp opinie en liefde der Creatueren?

Iſtgeen goepghewoontvandaertſche luſt tetrecken/

-

-

- -

-

Äuſt/luſt/blptſchap (die in gheen roumach verkeren) - -

---

-

JVeteenſtadigh verkrjghen van'tgoedt be

---

Enbegeerljcna die Godlijcke te ſtrecken?

Opiniſepdedattet ſchepdendzuctoe voegt

geren.

TDit

JBäerick ſte/ver van Gpini/nabpgeioegt

Ä

kinderen van een Godlijc ver

all

Bp veelwaés isluttelweté en groot bedzog Pieraf ſalhp 1Bader zijndeur Gods milde Jºubetrouweick Haermin danniet/ maer handt/ Want Sata heet een Ende ghp Reefſtet doch MDat luſtigerboſſchen/wat graſigerwepdé/ z0UWe Sijndaervan sie vzuchtbare Ackeren Ver CDf Pzinces/die als een goedebwil getrouwe

ºr

-

TDeur 'tghehoozſamen van'tverſtänt werdt ſchepden/ Netcromme rivieren/ en rupſchende beken Ä özeughden/alwaerdpooc aertonrecht datmens eenparadis geleké Met deughdenen Loth.

-

-

-

enſiet nietdan Coozn/Gras/Geboomte en Fontennen. ... Petſal'tlaut Canaanſijnſou ic mepren/

hooghjarg Intbleeſchsgeboozt doenjaren bzuchtbaer hept v TDaer afmrjn groot-heer Thara veelheeft Maer inden geeſt/ baert d'outhept demeeſte V2Uchten/ ... gheſpzokert. Sijn naemis rieckende/hphad oock recht TDatsdaer man ghenoegh: -

Ä

A

-

-

geroken/

Waeromlaet ghp't ſo ſteke?

Ditlants deugt/eñhetlantſchap 19 begevé CDnn

Ä Ämen/ maeris tot

Daranghe

-

-

TDaer komtmſin Gom/die wil(ſo 'tſchijnt) metuſpzeken,

EVE!?

Sara,

Shpzijt Reve geleert/u ſouwel betamen (Teverklaren die bedupdinge der namen/

3.deel.

Xxx z. Vijf


Abahams UptgatI. Äck dieſpnewaerhepts trouweſominneiijc

Änden geoove aeſchowe ondervinneljc/

Vijfde deel. Vierde uyt

Zckweet ghewis dat Gods woogdt niet en

komen.

mach liegſen/

-

Ick weetdat die trouwe God nietenmagh bedzieghen/

Enick weet dat hp onsbemindt alte gader

Abraham. Sara. Loth.Fides.

TDegſpudancken lof o Hemelſche Pader.

Ghemerckt nu God belieftheeft mp hier

En lieflijckdinckis den vermoepden teghemoeten/ CDm met nieuwe trooſt mijn oudt leette het ruſten/ TDitſoude ulief/ denckeick nu oock verſoeten/ wel luſten. TDeur belofte dat ick noch vzucht ſalaen HAietſeer: ong Reefs ſoetecout heeft mP ſchouwen/ -

-

Sara.

--

Än mjn weten dus wijtbenge

TJett.

Abraham

Datswel Aeve/ ick moetubepden hier verklaren/

-

Ä hier den Heere een Altaerbou Ommeteäenroepenzin Godlijckename. Fides jahr dit/op die hoochte bequa

Soo

ſo vermaeckt TDgtic

TDat het Godbelieft heeft mpte openba ren/

I1

NUE

Ä

God is 'tHoochſte Werthenurecht toe geſchgeben /

Hoedithet Landtis dathp upt ghenade IHem verhoocht een nederhert/ doch Hoogh GDnverdientlyck ſalgheven mijnenſade/ . verheven/ -

MDat duncktüvan't Landt/dat Wºphierſien JMethooghe begeerten bandenedere aerde. Voo? ooghen

-

Soumen

JReemt daer toe viercante ſteenen vanhoger

perlaten hierbp gheljcken mo

ghen?

Waerde/

Bp

-

anbrºt gheſlechtgheljckmoede

Geenfins Dom/Gods wooztblüct waer d'opinie Vals/

I. oth.

-

Bouwetv.phoogh opeen diepegrontvzoe

Die ſpacßſmeeckelijck deurhaerbedziech lijcke hals/

-

Delijck/

Degrontſteen ſp een ontwijffelijck betrou

Treckt ghp/ick weetdat ghp'tuniet bevzo menſult/

Well/

TDan Voeghetmetter liefdenkalck/die ſal't Ghpweet waer ghpzijt/maerniet Waer gP vaſthouwen/ konnten ſUlt/ TDitſult ghp beſozgen/Timorſal't wercken/ - -

-

Hauvindenwp veelbeter danwp verlaten, Godswooytis vaſt/ziyu gaVengoetbo

TDaer

Ä gaen Wp'tlichaem Wat Ver

ETCTLII.

Weil U1ätell/

Abraham

Ibeerdanons tomtfangenluſt/luſt God hetgheven. God läerſe niet/ die Henn met troubven -

aenkleven/ _ ..

Sara,

Al’tgeſelſchap finget

-

d'Dntrouweunenſchſietmendick van Gode

ST EM ME Pſalm 5.

Wijcken.

zBaerdelieve God mach gheenmenſch beſwijcken.

- -

Den/

Deſcheppertrooſthenn/dieder ſchepſels

Ä begeeft/

Abraham

Gdt ſchept den Menſch totſalighe Daerſotte wilhemſnevendoet/ Dankomtmenweerintlevengoet/

PLicht derftmen menſchentrooſt/ alſmen't

Alleen deUT DOOdenen Vertreden

Hodlijckeheeft/. JBaer Än minlijcke trooſt van hier

Pan quadeſeden.

(Totdit Verſtant mach niemandt raken 0UL!! TDaudeur Heeren heplighwoozt/ TGat God mpditlantvooz mijn ſaet konnt TDat helptdes den klepnen vepligh voözt beloven? Gmhemdeurquaetheptsrecht verſaken/ TDaeruptbeſpeureick met begeertenbeha

Salightemahen.

TD.at

ghen "Ä# vzucht voil gheven in d'oude

TDie hier het quaet ſept goette weſen/

Enhem van Godnietraden//laet/ aghen/ ſtadighin zijn quaden//ſtaet/ Schijndt dit vooz 'smenſchenvernuft oock Blift Daer die ootmoedigh Godwilvzeſen/ betoghelijck? WBertheelgheneſen. die talvermsch onmo TDeesheeftGodswooxttotzijnderſpjſen ghell)c ZHoo Ä ſ# hp in d'onvzuchtbare mjn lºpſterftzinwilen luſte//quaet/ MDaerdeur hp in Godsruſte//gaet/ LIl T]L

"Äjº

-

zijn God/met deughtg bewijſen/ Als hp van eenſtuck eerde ſchiep d'eerfte TDaer hpEeuwighmoetpz!jſen. JPMenſche. -

-

Ppmachsdan oock wilhpt/ſo3fin TDie naer ſept/ . Hoekanickdantwüffelenaen d'almogende

F. Y N D E.

Waerhept?

Die


Fol.cccccrrri.

Die Rijmere. -J'é Sander getoosigen artgancEmijn seie,

D -Fn?en 50aScr Scé sßeſoofs Sterrcésgeſciet. -

Sp?a Kö,ſo ENézamgeßoozſáems6a6 Sode,

Scßoozſaemſoudenſnons QMeeſters gesode, acrßr,om,derzondaren ſalicßmakinyße, 5Pooz acßeseelt onſes ſerses SerſaEinge.

'Verſtan?t Sandeeéuptgancé Leert vné oocksanderen, (Wiet ompactſ y, macromertente Seranscren. GMentreckt uye'éserets moegte,na d'-ZeGeſcße zuſe: 5W)t A zugseſcße Ma HGºyodliicke Luſte.

5wtet gecaccßeſiick seeſºsna dessſeeſs Seigert, "NSn uxtſate, nader <Ziefen ßerger,

Sit'édeytocßt nxt deygonſe ºr Creaturey, % Mt 6 Seeſcße armoet vat'6 St’é exten zor seruxen, Syt geméey geSoeſen,66t doodiicke spnden,

5wtquade ges6oonte, Gaſinen 'tertyeßonven, "En St 2Saße, Pat'6 sót sersöarringe san't Scrſandt,

Wa’t Szeedſem-Jeruſalem,ße fecoofer-Zandt, ſºertgegd,

Om Pacrte (eGen ſonvex

-

-Jn 2Szoericke liefee,in ſoete ßarn Fertise?» -Jn Gaſſenseosein?ſemßrzºgeduldig,

-In Sre SacFer?,in Penséeſaemßegº onſjucºs, -Ingoede geföoomte,in recßte eensuſdiseden, -jn't riicke Cßziſion6 Conincz,50osſ Dc5 Zzföfin,

CTodeſe reſe ſeveſtmenpack» nocßsasſen, Wocß Scßip,nocß “Scßugt,not (Teex-Hedte fleissen, GMacralleen een Daſtyelovse en opegessis,

«Sat So» inſin fieſoften Sacracßtig is. “So séienuin'é vu setérijcketkeurteccends,

<Sie trecé ſonderomſen na Sopé Eijcke inssendis, «Sie ſoecke daßegeerfjcksoozackenzinsten, SSnxerſe zezenſpoedis ſeien geringen Sº macrop Seyß géſiſt Sodé Eicke ersen, -NCquacindy in d'eerſte trcedt uß6'666 tgancgte ſtersen, “So aen veu Gmoozdex fileeck, die in '62ood6 ßeſuren

5wgincéen in't Parasiié uam eraeſer uren. “Saet macrop Seyß,eſcßſpoeveſem tot Peſºy (6eganck, eZiéxtoc i6 niemand teoud,te arm,ofte Franck,

5want Soºßeſosft die ſº Eijckſoecken ſocetick,

Weté macßentocéepſesserstecNeick. 3-See. &éz

SNs


Ablahans Uptgang. e-Acßrfu ſicßaem Kreupec of ſeck finncué Fré, -Ja 6inny een tooznyße danyºyonot«'t Krux6,

'e-Eyßelet u Sreé reſein't minſic nocß int meeſt, 5Mant my rerſt niet inden rse, maerindy gßeeſt,

-Indry geeſ can See6 Pegrim dy-Zeme éctreºgy -N.C6(iift ſin Lieſaemopter acxden 6c.cden.

Sp zeſen föcgſ 6eßoefmen nict te Szecſen % an Seriert, 6edzogy, of Sexmoozdt te Köcſy, 5Want Sodt ſeeft ſinzoon tot oné erdtſnang gesen, Sit itſef die 66egß,ſef »esSaerßerd,ſef zetſesen.

Sießzeugt onést »SEsxptſcße vuxſiereſsaerßert -Fn»e ſicßte,ſiefflicke eZemcſſcße Kaexßert. Sie ſou miet gaerne Koper of gout Scrargy? Sie ſcßzoomut Soo» ſoodſe 6et ßeſ teaensaten? Sie ßiift nu noch ſo zot en Serkcext Sanſinney, Sie tmieta Sooz »zecß acßt,om Cßziſium te Köinnen? zit doet des6erect, maer Seeſ niet meersöer'ſt,ßert eZemeen 50eract die geltſuchtige 6uſt 2xx „Remeſy: 50ermºt ergy ſooſer?, Sost Sodſijcke goetßert:

5){iet zoo?ſijcße

Ä deugßt om'6 (eGené ſoetßert

f6ijckt Vanu sernuft,aenkfeef So2é Saeracßtighegt, NSn gaét 66t 1 Kranckßerd,omßeſ Sod6 afmachtichert.

"Scé aeſ ſcß desópcar genaven Kindt noch 6aert, «Sesópt 't nocß ſurden Geet,eer ſein die Zonne dzaert, «Sesör die Szuchtßaxe“Somex noch i6 Boozooyßry, CTot vecé Kötganck, in Sové,niet in 6 Seeſcß6 sermosy. «So Lºy ſau die fuyten ſurrende (Waſte, d'SnSzucßtßaxe Kintex,2x6 66asßopen6 Kracßte, (Wocß'tsexdoemſcKooxdeet nietosersatg,

SacrSoorſeſeermediegoex Sodons afg. eN. QM SS (M.


Abahams weganck

Fol.cccccrrrt.

Op de Wyse:

Hoeben ick in Liefdenaldus verblindt,&c. 9

AÄ dooz Godsbevelen goet

Rondom end' in uhert de Heerewoont/ WPtſün gheſlacht en bloet waerdighept verſchoont/ In vzeemde Landen wüt. ntvlieden van booſhepdt. WDelhem/die ſo methert/ſin/enghemoet/ Poog.htmeerdatſjn goethept u Deughds

#

Dan d'Aerdſche luſten ſpoet/ kroont/ Ten Hemelwaert altjt/ TPandatſün ſtrenghevtloont Die als eengaſt//ter WBerelt Pelgrimeert/ 193ond"meteeuwigh lept: Geloovigh vaſt//den Heer toterf begeert. WPanthpaenſietuwerck/ja u gedacht. Diensweldoen gaerteenſchat/ Acht g!)p / ghp Wozt van Hem. TDaerſe gheen TDief noch Dat LTHC Enſteelt nochen verteert. MBaerhoozdpnaſtin ſtem/

Ä g“

Dolght ende eert ghphem/ * - -

Menighpadtſchijnt welrecht voozd'oo So eert hp umet macht. -

Ä de ins Emanuel/

ghe bloot/

Dienslaetſte voertterdoodt/ Sijn Engel Gabzie Daer luftdeziel vermoozt. 19 toteen JLepdſman doet. Betert/o Songelingh/u wegh/'tis moodt/ Als ghpupt Babplonien ſeerſnel/ JBet Gods genade grsot/

Deur't Daderlück bevel/

Alna ſijn hepligh Woozdt.

Ter deughden ſtiert uvoet/ . Eerghp beſtaet/hetepnd inals aenſchout/ Ho leefdp God//ter Eeren inu Jeught/ Dat niette laet//u daed vergeefs berout. 19 ouderstot//een hertelücke vzeught, Ghpkright hier edelmenſch

TDit is het rechtepadt

Ä

Ä” E Y N D E.

Comedic

Elan de Blinde voo? Iericho. D1xck CookN HERT.

Alle blinden die haerblindtheydt bekennen, Nietwetende tot wat Leydtſman hemte wennen,

Omdatzytverleyden der verleyders vreeſen. Mogen hier ondervindtlijcktaſtenen voelen eBedrogh der blinde Leydſluy, die om hat Boelen,

En veyligh voor der Zielen verleyding weſen

Doort volgenvande ware Leydſman gepreſenDieſelfisdewegh,'toogh,enblintheyds gencſen. 3-Decl. ------

Xxx 4

Come


TJan de Gltide Terſtontſagh hp/en volgdeheminderechte

Comedie.

ſtraet.

Comedie.

Aetghpmpſoint wilt ſonderhoeder varen ? .. JAeen/mijn hert lieve bzoeder ſalu bewaren/ .

Een anderende breeder Inhoudt. TDieſelfs oock van de konſt is. HJer umsº der Blinden ellendic Comedie. Heeft Frans Cooznhertdanoocgerjmt? epdt/

Coornh.

d

Coornh.

Dat's mp wonder. van waenſienders ſchalcke behen Aerdigh/dus dient hp tot uſcherm-heer 1Berlepdt dichepdt/ bpſonder/ TBooz't vermetel oozdeels toeſtemmen on MPanthp in der Lämers Jonſtis/ .. bedacht/ -

WDat Verunach

ſe konſt niet bp jonſtighen

Oozen?

Comedie

Hoeſalhy weten (die mpniet ſaghtevozen) TDatuck benſyn bzoeders ghedicht

Coornh.

Hp kent ſoo epghentlyjck myjn Bijme en

Welck bevonden bedzogh ſulcken haetheeft ghewzacht/, Inde dathpſe verjaeght/enpzeecken

"Ä d0t/

JBetopſet om doen/'t goedt om leeren ſal

Wercken

Gods Wooydt.

TDat hp met eens aenſchouwe myr aert ſal

TDaer verſtaethphoeſtreng Godtſtraft den j. js quaden/ WDt.de gedaentevan ugeſicht. Comedie. Ick ken hem niet / woudtghp nnp een Enden goetwilligen beſchenckt uptgenadé. 1Booztshoedelogen ſchalck/doozvalſchen j.ti voozſchzift gheven. ſchijn bedzieght/ Coornh. Gaerne. Liefbzoeder/dees Comedie was En met ſtaöigh treuren loont als luſt ſnel gheſchzeven vervlieght. Dm in dzuck te wozden ghemeen. die zenden altnthaer ſelfsboete//ſijn/ Zpſchzoomdetgeclapvähateltckemenſché: TDat WPelcz dan Walghendoet van dat Äck beloof.de u haer voozſtandt teſyn nae 0et feuyn. Wenſchen: Dooz deſeware afkeer j. iiii, CDp die trooft gaetzp van mp heen/ merchen

-

-

Ä

-

Ä

HNaer utoe: met dit voozſchgift aen mpbe donghen/ -

Cöthaerde heplſamegaefdesgeloofstogè. 1Berclarende wat 3p is/waertoe3p genaect,

"Ä

-

Vzichten/en hoe3pſaligh JLaetujonſten konſt bp miſgonſtigetongen Paer TldfTHT. Paer naemſal helpeh verſchoonen. TDit enditſuldp volbzeugen met Daer nazietméhse die verdienſtberoemelic j.f Den blindé Öblijt/opeéonweg Hdoemelic. LTLIl

moº

WDiedan ooc wertondecktmetalhaer valſc Peel willigherdan icrvanucanbegheeren: bed? Hf/Van een Ä Iuſtitia Imputatif. Deesmaeckte den blinden argeliſteljc vzoet je. je JReemtſedan in u ſchernu/3pſelf ſaluloonen TDat Hp º º hoeWel hp mietgoedtheeft En(doetghpſo 3p ſept)u meteeren croonen.

3D luſtig ump lief te toonen.

Oſ DOCT,

-

So maeckt uvan dees Comedie eé behoeder Dirck Cootnhert, u lief Bgoeder.

Inhouden. Marc.1o.46.

Delck bp bedzogh grooteljc wozt gemerckt ii.e iii. den blinden/ AULI j»t ij, TPoot gheloofs ghetupgh/met wackeron dervinden/ -

Ls Jeſus metſiin Zonghers/en veel Dies hp ſich dan wantrouwigh van den menſchen keert volcrmethem/ Godt. TDaer Hphulpe CDpwaerts gingen van Jericho na Je (Totten

Ä

ruſalen/

af begeert.

ZHat Bartimeus/Tpmei Zoon/blindten

DerWerft merckt dathp ſelfte veel iiſe l Heeft ein betrott/ hp ſich ſelf

ATU/

Bp den wegh / daer hp bedelde(met groot CDoch

eimeeren mindan Godes woozt Il!OUT.

ghekarn)

Baer doo het ware berou uptgantſerzieléij. En Hoogendedat Jeſus van Mazareenen Daerquä/riep hp updeupt herfelijcmeené t Permeteloodeel vpandlijcgaetvernielen. ZeſuTDavidszoö (o groote trooſt der armé) Desdedzoeve blindemſtrowédeſhnhooft/ iiſ WBiltmijnsellendige blinde doch ontfarmé. Betclaergheſicht en'tvzoljcke licht werdt 1Peellupdendzepghdenhem / op dat hp 't WBoozdtſtraten Wijſthem tenacker / die bpp der iiii ſoud' ſwighen/ lept/ der iiij. JDaer Üp riep des temeer (om hulptever krijghen) Cºmdaerte gaenſitten/genaemtgelatéhept. Zeſu Bavids Zoou / ontfermtumijner. TBaer zit de blinde ſtilmethertig verlangé. itjej Jeſus bleefſtaeu/ GDmeenstrecht ſtierédegeſicht teontfangé Enbebalhemteroepen. Dpriepenhem gen/ Enhootvan Jeſu wouderlijcke geruchté j. Degghende:ſyt goebs inoeds/ryſt/hp doet JPiëhpChºiſtumte ſijn gelooftſöderduchté 9Proept onophoudelijc Jeſu TDavidsint iij. U TOepeil.

wesj

-

-

Pp werpt den rocli af/ſpziuſſt op/comt tot Ontferntunins/tck benärmellendigſ et.de blindt. hen loopen.

Wat wildp(fpack Jeſus) dat uvan mpſal gheſchien?

TBit

bÄ#

milde Jeſus/ die dooz ſijn iiij.

O

De Blindeantwoozde: Meeſterdatic mach TDen lichtgierigen tot ſich doetmoden. 3tell. Die hoozendedat Chziſtus hemom helpen Zeſusſpzack: u geloof heeftu ftu geſondtghe geſondtghe TD'OUde To0pt. en ſp0edig tothem .

"

Ä"

Ätºr OOWo

TDAey


TAoO? Jericho. Fol.cccccrrriiſ. Ä" (wat Hp wil/ 3inde sººº Ände verheught doozt lievelijck weſjÄt bobenal dat de MBerlt be Dathp nu aeuſchouwet metopen geſichte/ Sºmim dancktmet hertelyck ver °t PBelck Ä ck verwerft van Chziſto BooztA. Ä middelvan den adiº- GEn "Ä* nubolght in onſchuldig, TDaer HP

VAL

ITTE

QL

pDen

crachtigh/

Perſoonen. Blinde.

Tropheetſch roort.

Sermo Propheticus,

Verkeert Oordeel.

Perverſum Iudicium,

Eenmeyſken waermeminge ßns ſelf.

Obſervatioſui,

'tGeloove.

Fides.

éen Phariſeus verdienſte.

Meritum.

Toereeckentljckerechtvaerdigheydt. Een Vrouwe met eenen fackopthoof,

Iuſtitia Imputativa,

gegordet met eenſpaert.

Poenitentia, Berou,

Emangeliſchegeruchte.

Rumor Euangelicus,

( 51. Peccatorum cognitio,) Scaren. 2.Lep. 3.Phariſei. J U

Turbe. Twee Apoſtelen .

Chriſtus.

Eerſte Handelinghe. Tweede wtkomen.

Bartimeus die blinde heeft by hem Obſervatioſui, waerneminghe zijns ſelfs, wertmetterhandt geleytvan Perverſo Iudicio Verkeertoordeelende ſeyt alſoo.

º

Lämoede ſwaer bedzoeft qock den WBatoondeels/ omdenſiende Leptſmante ſienden menſchen:

kieſen:

-

Endolendeblinthepdt quelt Wäjc-'t Waermptotveplighept inmjneeuwtghe kennawenſchen. macht/ -

M9erdt Hp danniet net dobbel verdzietbe- JPaer nukiesickblinde/ dooz notelijcßepts kracht.

dzoeft/

Die alleen dees tweejammeren teffens zoeft. TDit

be-

in mparmeenelendighebltnde/

-

-

-

Die blindelijceen blinde/die ſich ſende acht Enſolept d'een blinded'ander inde gracht/ Elch wilanderlepden/ die ſelf blindt is

als Wol/ TDesick mijnhertmet dzuck overladé vinde JBoeſt danarmoetſtrengh met haerfelle Elck ſeptick ſie/dieſelfsſwermtindupſter clupſtere/

-

-

hepts hol:

- -

Hºoch altüt verſellémijn blintheptdupſtere? Elckroemthemvantlicht/ die ſelfsgheen ZHonen kent. Boeſtdithongherich bedelénoch vergroté/ -

IDyjn

Änd OOTLIls

doolen/met vallen/met

Hoe

"Ä # Ä

-

danweten/wie ſieude is

0fte blindt:

Hadde ick maerbehoudenint gheſichts Connen mjn blinde ooghenoockeenichſins verlieſen/

ſien/

3. Deele

Frr ,

Weer


Tlaude Blinde Weer hpſiende of blintis/ diempdehandt Totdatickeenvind/dien ick vaſt machbe comt bien?

-

- -

--

. trouwen/ .

IDenvintmenſch menſch die ſün onwüſ JDidlertydt moetickup nuetdeſen generen. hept verſtaet. Obſervatioſui, waernemiughe Doch kenthpwyſé/die hp vzaechten volgt zijnsſelfs.

hael Taedt/

-

Jºaeruch eplaes/benſooblint/datick gheen

auº

te houdenverderft/mut iſtont Wech en Weet. eeren/ CDocken kenne ick uiemandt/ die blinden te dan qualijtte gaen. Seeckerder iſt rechteleet. - - -

-

1DC1C.

Bovenden mach icß gheenſins Welonder

ſchepden/ rs vanſienders die rechtlep“ sinºpe -

-

WDie machſitten in hongersnootlijc ver maen/

TDiethups geenbzootheeft/moetdaerbup

LIl.

dieſeerovervloe

TDeſerÄn wepnigh/

ten naſpoozen/

MBeetghpbeter Leptſman? noemthem laet mphoo?en. on dolinghe Canick dan oock vermijden Ghpſwijght TDochter/en hebt(ſoickmerc) ſpoedigh. digh:

-

des gheen macht.

Obſervatioſui, waerneminghe

Maerzntgheruſt/ dees ILeptſman is mp

ſelf verdacht/

3jnsſelfs.

Dits d'oozſaeck dat ick in dees terckben

ſ2 Eenghp 19ader/ ghpbevintſulckr dick

qualitas &

ekomen.

WPanthierſalpzeken (ſo ick hebbevernomé)

officium

„metſmerten/ s vanſinnenenheplighvan Concio ſº etpijnlycktreuren/en ongheneught des Eenmanwj natorum. leven. Hertel. zevé: den/en Hoemen uptliefdeged Godegheſon Dan IDit bei oodp t'aenmerckét'uwen voozdele/ En d'ooyſaec vädté/dats vermeteloozdele. Gm'tvolckdeſer Stadtvzpmoedichte ver-e recht, 1)

Ä ſoo ſtoudt/ als onberfochten Lil Dt/

Dienghpdwaelijck volght/ aenkleeften

Ät T011Dell/ Degrootheptmettenoozſaken haerderſon-Frcken dell

Goc raet van ſpoedelijcdaeruptte geraken/ mp nu unet begeerlijck Lyoe dickmael heefthp uſchendigh gaen en verlesen? 19 ſin ſtrecktenu ooc na'tgeſichtedes vzedé. Gmte verſtaendehepmelijcke gebzeken. diepſt münder blinder zielen Ramentlyc Jeruſalem Gods hepligeſtadt/ TUDie uneeſt benntnt.

*Ärab

-

Ä

L ſteken/ Gmdaer tebecomen doozdatveplige Padt. n/dfemp daerin doenbol d'oozſaecke Gock Gheſicht/ Licht/ ware kennts van Godt

goetdadigh. unet vzeetſame ruſtgheſta enluſt/ Dlſ J.

TDaer/daer/beloofdeukeptſmanuteſtieren/ naer bzachtu bpfel Bp "

Äphens

L DUCTLI1.

Indit Godlooſe Jericho ſtadtvandemaé.

ºnſº.

dupſter/ der hellen Pzius on

herden/

Wantom eens recht vzp daeraf temoghen werden/ bp Godshulpete vºn.

laten metter

f

Alle dat ickſal vernemente weſenquaet/ En teverſtaengoet/daetlijckte

aÄs Plegen.

LTDHLU.

Obſervatioſui.

TDie uqueltmet twiſtighverdziet/pünlück

-

Pader/de Pzedicant is op den ſtoel ghe Wzoegen/ ſteeghen/ Swaremoepten enhongerighongenoegen. Enwil/aliſt 1Dolckluttel/'tSermoenatn SIs dat niethettegendeelvan alu begeert? Doeldp nietdat ghpſtadighal u Wenſchen Heven. -

ontbeert?

-

-

-

- -

Heeſtuleptſmann dannietlelick bedzogen:

Blinde.

Wiltmp Gozent Hºoch geloofdp zijnraedt voldootlücke logé CD Godopent H jn Herte/ gheven. mjn

en

Bedzogentewozdenvane onbekende/ Ärºpeann in d'onverſoghte smabº erUE

JPaer wie can verſchoonen hetmoetwilltge

Eerſte Handelinghe. Tweede

ooft/

TDät

Äs denbekenden bedzieger ghe

wtkomen.

OO

"t1Bermereloozdeelisdoozſaec van alu leets

Moch volghdphen gaerne/ghpdie 3Ün on Sermo Propheticus,

EF. Claeghdp dan, oock recht van verlepdens Perverſum Iudicium, verraſſchen. -

Bzopheetſche woozt

wº Ärzte ſºÄ Ä

tTOU Weet.

Blinde.

Gngaern ſit ick tuſſchen tweeſtoelen inde aſſchen/ TDit doetmp dees outroubve Leptſnan nocbouWen.

-

Ä

1Berkeert Gozdeel.

Jºame des menſch liebenden Go Des/Annen

hp Boyghersdeſerſtadt/contthier/hoozt altſanien/

IG

-

e


TAoO? Jericho, Folcccccrrrib. Dewaerheptu hatelijck/omdatſeudlaemt/ Vier toe behoeft vlijtighaendacht en klaer 49ſonden/ulogen Inſt/altijdt ſo beſchaemt:

gheſicht/

-

TDat ghp vanhaerheplſaemberiſpen wijckt Maervoozal Godsghenadigh voozcomen duchtigh/

Delicht.

-

Tot de dootlicke loghen/valſch/endelicht Danmachmen het goetſchijnende quaet be kinnen: vluchtigh Hemmintghp/hem ſoeckt ghp/hem coopt Endanmachment haten met herdtſielen ghpdier om gelt ſinnen. IBaeraengeboden waerheptverjaechdp met Alſoo mach nuelck die wilhier licht upt -

ghewelt.

nRerckieil/

Haerwoozt hebdp/ſo ick merck/bp mp TD'oozſake die tquaetdoetlievenenmercké: Vern011ell/

namº ºs menſchen ouverſtandighepdt

-

TDaeromis uwer ſo luttel hier ghekomen.

IllT.

MDant ghphooz.dt liever ValſchpzÜſen/ dan JUNetbalſch oozdeel/die 'tguaedt goetnoemt . waerſchelden/ en benunt, . . . uinbooſhepdt/deughthanteerdp Dit TDees blinthept is mietdandeslichts ont

"#

elDLI1.

beeringhe

**-3“ Jauimmermeer. @alleghpſottegeflacht:

TDger

Ä elckdooztoochſluptens afke

TDie burgers 3gt indees maenſtadt enGod looſe macht.

ringMe.

19antlicht/Welck God is/dits dat denblin

-

TDaer sgheen God/ſeptu hert (niet uval

denbederft/ Soo lanqh hijt licht den rugh bietende int inden „ dotickereſwerft. TDaerom/ CD alle ghp blinden/die ublint

ſchemondt)

-

"Ä isuluſt/ vol grºs gron

heptkent/ Mieteen vanu allen endoet goet/ootnieteen JRiemant vzaeght hier ua God/elck wycket Iteert jÄ.lichte daerafghp u hebt ghe LI af intghenieen Oſea.4.1. Hier woont waerheptontfermen/nochGo Treet upt dees JBaenſtadt/verlaet deesdup

des kenniſſe:

ſterlingen/

-

Boozt/ Dieverp/ Gaetna Jeruſalem/'tlicht des vzeedsghe- Eſa.30.20 ringen. ..

Maervloeck PLoghen/

1D2ouwenſchenniſſe. 1. Reg. 25

-

Hondight JBenſch teghen Menſch/HP TDaer Ä hryght bp God noch ſoen.

Än lichtet als degulden ZHonne dEC

JNaer verfoozſtmen God wie ſaltghebedt Ende Sonne/ htvanſebenſon- Eſa.éo,ze 1e Ille C.of daert lichtvanſevenſon daer Vo02d0en/

-

Ezech. 14 En ofº, daeralvoozbade/ wie ſalthoo Jadaer de Maen nietminderdt/ norh die I4-

TE11

Ä

wighelichtlieflijck God niet/albaden oock 3ijn dzie uptverco WDant vau lichtltetlgc Bodelfs 31]n eeUWtgle gel Pſa.35. 5, ſich Ä TEIl. -

Exod. 1o. 2O.

Moat verwachtdan die Godlooſe die int Änden openoogenvan blindélichtgierigh/

waſ

quadevolhert? .

. vFºt trug. U13!ynºn

warze Hºrst 2slindthept

Ä

E.

d

14. C. 13. l D. 59.1o

Die hp verlichtmet waerhepts kenniſſevie r

-

udan ghp Blinden Hemel- Pſa, 145.9 „ .. tot dees HemelSpoetſcheklaerhept/

p

Gßpkrightſe/gheloofdijsen begeerdijs in

Dagº -

waeuhept.

S..

H.

Ä Lotieven/meteenknagend/Onſterflöck/

Eerſte Handeling, Derde

ÄÄÄ Sjn Hodsweldadengroot/ſooklepn in u Ä Ä Datah Ä zf 'tquaetnietlatenſout 1U10g)en

- - --

Wtcomen.

-

üder deughdenloonſoowepniab Ä. of ſoud vermoghen. quadetotweldoen wilt #jing TDatghpunietvant -

A

WPaernemingezijns ſelfs

Obſervatio ſui, "Äurº perverſum, 19erkeertooz Dee -

voeghen?

Knecht

dat Sermoen? doch lief 1Pader? HCDebehaeghtu

-

-

'tquaetom 3jn ſelfs - Hoolaettenminſten ghequelle/

Seght Segh

Hoemen

Blinde. qºe - Enuptveeſevoo! degrouwelicke Pelle. Haerdencktpemandt (die ſulekrgaerne Hertelijck wel/de redenzijn goet alte gader leert haté. -

-

ſoubeginnen)

-

Hoeconnen wptquaedtlaten/ als wütbe minnen?

JPMochtans treffen ſp mp welharteñ ſcherg opthooft. Obſervatio.

-

Ghpmerctdanoockwel wien ghpte veel TDie moet verſtaendatmen tquaetnietrecht hebtghelooft. mach laten/ Blinde, 19pandtljckſtrijden/na'tdootlijck

-

-

-

ate11.

WDien?

Salmenthaten/menmoetzijn ſnoothept

Obſervatio. ...

Volrouwen/

TDie u doozgaens ſoo deerlijck Heeft be

Zntlicht der waerhept ondervintlijckaen -

ſchouWen.

dzogen/

Jckmepndenſchalcken/ looſen/enbalſchen loghen. z. Ä

Blinde


Tlaude Blinde Blinde.

Blinde,

-

Schande en allemans haet.

WPAer in

Ecc23.tx

-

Obſervatio.

Obſervatio.

Jntgoede quaet/ende’tquaetgoetteheté: Hebdp'tgelt nietbemin: Poe

Ä hebdp zünfenhn gegeten:

Blinde,

Gndertdeckſelvanuwerzielen Medecin/ Ja/Hoogh dobende maet. Obſervatio, Alleen doozt behaegh van3hn bedziechlycke WPatrijckdomäreeghdp?

ſehylte.

Blinde,

Blinde,

MDatſchijn?

Eccl. 5.9.

Eenhert altjdt onverſaedt/ .

-

-

JBid'ringe van genoegen/meeringe ban be

Obſervatio.

Bchtjn vanluſt/der ſmertbarende ſondé/

geeTen.

jcdoms ontbeeren. ILuſt vervloogh raſch/ ſmertebleef inder TDatsrechte armoet/enri Obſervatio. Zieleul Wonden.

Soo iſtmet d'anderſonden/ elckplaecht 3Üu knape/ . . .

PLogen loofdeint ſondighenſtadigen luſte/

Dolcomen ghenoegen metſaltghe rufte. Hoebequamu deluſt? Blinde.

Ät auſgerºttº goºdºpe Eccl..1x

Äpeptverteert den natuerlycken Fº; Geple cracht/

Eencoztebzeught//langh verdziet/ Jageenvzeught/ eendzoom/ eendwaen/een Endolledzonckenhepdtheefter beelterdoot

ſchin een niet: Jºu

Dusmercke ich das leugensvalſchepdt nu

defellijck deſond' zijn dienaer Än Ä -

Obſervatio.

delyck/ sºmnºj eeft.

boer.

Äbte

EnHoe

TDttblijckt daerin/dat fp dooztledenſon

Sonde is zyns ſelfs

-

-

DO

grondelljck/

-

de loghen3jn geloober

Hoon W9antender 'tdeckſelvan een luſtige'fthjne

denbloofden ſalighepdten Beloofthpvgeucht/maergeeft nietdandzuc

ºabensboedtſoet inder Sotten Proact, bºenpyne. -

NBaer geeft altjdt ſaltgheptdiebaſterleeft/ Al Aeudenſondaer/ ſoo haeſt als hp de ſonde

ENE11

't 19UltÄs den mout metharde Keſel

D0et.

Blinde,

d

p Obſervatio. LZ0e meendpdat?

ERLIN

TDtedit bevint/ machhp meernalooghens hoozené

Sonddaertaltüdtzijnepghenboet/ ZSo veelſchelet/dat ſondigen luſtſou geven/

Blinde.

Ddozwaerneen/hpheeft bpmp 'tgHeloof

Dat deſondaers altjdt ellendichlijckleven.

verloszen/

WBant der ſondenſtraftoeft ntet tot.d'aen (Tfpmüns/dat ick zijn valſchept opt ginck betrouwen ſtaende helle. ſuldp nietmeer ſtraft den ſondaer ſulcr met Ghp JBaer

ÄÄgsſtºr

Ä

Il.

gHequelle/

Pro. 14.34 TDelogen belooftdoozſonden hepls verwer In Ier. 14.7.

uº dienſt/nukenne ickughevalſchte P I.

Verl.

Ier. 2. 19. Maer altfjdtis de ſond derlupden verdervé. Doo? ulck bitter dootlicenmoozdelic femijn niet meerſal moghen TDat Eſ. 57. 73. Dnsmiſdadenvergeldentons opterſtede“ 21nclien/ GPnsbooſhept ſtraftons/ende de Godloos Al quaemdp't nochſoo ſoetgheſupckert in Heeft gheen vzede. Blinde. ſchincken. Derclaertditbzeeder. .

# Än

bſervatio.

IHebdp noptrjckaert benijdt?

Eerſte

Handelinghe . Derde

Blinde,

Pro. 14.30 Z g

wtkomen.

Obſervatio.

MBaſt nieteenetter in ughebeent? Blinde.

Altijdt. Prov.11.1

Blinde. 'tGeloove. Fides. Obſervatio, waerneminge zijnsſelfs,

Obſervatio.

1 Dat

# gaf ude verwaende hobaerdig ept: P

Blinde,

Odtgroetuvzunt/endegheveuvzeuch de des herten. -

Derachtingh htinghe. Obſervatio»

Wat gaft lieghen. linde.

Spots onwaerdighept.

-

Die niet ſiet Wat mach hp goet ſienenver bljden. Fides.

Obſervatio ſui.

Spzaeckt ghpnietachter ruggße vanpe Muandt qUaedt. Blinde, TDickmael:

Blinde.

Der Blindenvzeuchtisrouwemet dzoe vigheſmerten.

WPat nu nietis/werdtwelin toecomende tÜden/

Daertoekome ick/gheſonden t'uwerver ſchooning .. Blinde,

Obſervatio, -

Wat Wasde vzucht:

Dan wies

Fides


Too Jericho. Folcccccrrrb. Fides.

-

Fides.

-

1Ban Gode/alder Toningen Coning.

TDie hoozt.

Blinde.

MBaertoeſemthpu?

Ende

id

Äbt

hphoozten leert aendach

tei ] C

-

1C1CS.

'tGhene Godſelf hem leert/ eideſpzeeckt Ioa.8. 4. crachtelijek. Eſaia, 64 ndupſternis ſout blj Alsdan die menſch verſtaetzijnbloedighe//

methulpſootegherjven/

Ä* 36 Dagºutancher

-

-

II

Ioa. 20.31

ſmoothepdt/

-

-

-

Äghºvandolendeblintheptſgut geneſen a Ä ſoon vant Pemelſche licht ſout Gock mede des lieven Godsgoedighe/ /

TD.at

groothept.

eſen

Älinde. endeſalich werden.

Endat ghpſout

Soomſtrouthpzijn vermuftmet haet af keerlich Ende oſtfanght mp Godsgave/willighen -

WDie ſpdp?

begeerlijck

Ditvätſeidenmeeſtelekhemſelfteveel

Fides.

Eph.25.8 . Matt, 16.

-

Gods gaef/tot deugtsbeginen volherdé

Ä Eengront onbeweechlyck vän Godgvolck Hierdoo is dat God doozgaeng- -den men ---

18. E

Ä beklaeght.

lll 1100 de!!.

"- - - -

-

- -

--

*** Endeeeijderhautvan sheerengeboden/ Datſ.net willenhoozen noch waerhepdt Iere, Iob 38. leeren 3. 3. Blinde,

27,

M9ätſpdp?

-

-

Fides.

-

Doch31jnaengheboden gavenniet begeren/ 'too ſtoppende in verwaenthepdt

WPant

Eébaſtbetrouwen van'tguntmietenſchijnt Blinde.

-

epgeren

SoHooghdatſpmoetwilligh Godsgaven

MDatſuldpdgen?

Wepgeren. Fides.

-

:

-

-

JBaer die haer enghen blinthepdt ende Matt.1 1.

quaethept verſtaen/ 28. Tºtghene/waer dooz ghp verdwijnt/ Degblemen en hepl ſchencken/dit valtbp Jºercken opt woozdt/ en tiemen mijns be- i. Par. 2e, Wepnighen. geerlich aen I2» Aët. .9. God ſaldoozmpuhertvanſonden repnigen Alſulckeenacht ick/ dat ghp (CD blinde) nu begeerdp mijns? Co.2.12, 12 upt der ſonden graf levent doen verrºſé . Blinde. Heb. 1-8 Gock nazijnbevel ghehoozſaemhepdt doen Eph. 2. 12 bewijſen/ Och ja mijnſiel is ſo verblijt Rom. 3. * Änzin Zoen/enſooghetrooſtelickleden. Doozuvzelicke toekomſt/mpſo wéſchelpe/ Tot Godewaert/van hier na'tgheſtcht den Dat ick vzeught ghevoel/ ineer Godlich - -

*- -

-

dan Uneiiſchelijck.

VJeden:

Fides.

Blinde... .

Ä vierigh verlangen Geloofdp.tpgedickendatghp hier ſtrackt hoozde.

19 ſeggen baert in

1C1ES.

Gº3. 14.

Blinde.

Doo2mpſuldpdiebeloſtenGodsontfan ghen.

i. Per. 1.5

Riet als eens menſchen/ maer als Gods W002de.

Gala.3.-6. Salichlick in Gods cracht werden bewaert

Fid

EPh.3. 17 Een Sone Godsweſen/goet/van Gode lºcker aert.

-

Ja de Geeſt Godes ſalin uherte woanen. Blinde.

1CleS.

WPeetghp noch Wel wat den Blinden daer wäs belooft. Blinde. -

CD groote

webadeſſº

ſalick Godelonen?

1C1CS.

-

God ghebet al/maerontfanckt niet/ſpzeect Vangheen loon/ G50d ſaluheplwercken doozmpin3jn -

-

'tGoddeickelichtmetopéoogen inthooft Oſaligh Woogt/ mochtick de beloftenont faen. - Fides

--

Betroutghpt/ ghp Blinde,

OO.

19aſt.

Blinde.

Of God Godt ſalicht ons dan (ſootſchijnt/ ſonder den menOls Werchen/ Fides.

fchen fa-

-

-

Meen. Pieromis groote werringebpden 19an hier te gaen? Clercken.

gheydt ſonder

menſchë Eenige ſeggen als ghp/andereplatdaertegé werck.

Fides,

Doo? Wat middel/ Blinde,

Eñmiſſen bep

nº'olende oponwegé 1ll Cle.

-

Wat iſt middel, TDat enhebick noch niet ghemerckt. „.

Fides. Dat Godniet ſonder den menſch/ dees niet ſonder God Werckt, Blinde,

-

-

GDm rechts weechste wandelenna Jeruſa len. Fides,

Staet op dan/ggetvan hier volchtrag des Heeren ſtem/

Deſe lateil. Stadt/met oock uſelf moetghpver -

Blinde.

Gaetbooznick volch. Heerſtiertons op rechte ſtraten,

Wat iſt wertk Gode/ Fides.

Aenbiedingh van zijn heplighwoozt/ GEn Van mp3ijngave. " .

Blindes

Aenco- Watdott.de menſch? ming des

geloofs,

Chorus.


Ulände Blinde Tweede Handeling, Eerſte

Chorus.

Wtkomen.

Een Liedeken opten Sang, van den 128. Pſalm.

\

Meritum. Een Phariſeus verdienſte/ Blinde.

’t Geloobe.

Fides

Perverſum Iudicium. 19erkeertoozdeel.

Ie Blindedooltmetſorghen, bzundt/ waerwerts Haeſt Volgt vreemdenint verdriet Gedenudagh dupſtertreden. Blinde. helºx blintheyt isverborghen -

Voorhem dies niet enſet,

Vermoeytinonghenoeghen Ktert by'rvernuft denrugh Endoorzinpynhck wroegen, Soeckt byeenwaſſerbrug.

Ma Jeruſalem/ 'tſoetegeſicht des vzeden/ Mynhert verlangt nadie Stadt Godsupt ghenouten. . . Meritum,

Daerbenich so ger/vandaerbenickabe konnen TDaer gaicheen/en wilumetherten gaerne TBaer ledenom weſenueenlantaerne/

Een Licht/een Leptſman/ metſekerevep lighept.

Hyhoort des woorts verconden TBegeerhein zjnhert, 'tWoortopenthem die wonden,

Blinde.

Ä dallz

Zijt

Chriſtclare lichtvolhep

ghept

-

Meritum.

Reen. Maericalleen bzeng tot Chztſtunt ghep2eſen. .

vanzjnreſondenſmert, Tandreyght het inmiſdaden

.

pwoontmetmpinenſaluddozmpgeneſé ooghpmptroutoeſeggen vaſt wilt be troubven.

Tdes Heeren ſtraffe zwaer.

tBeloof oock uytgenaden,

Fides.

-

Het licht gelovenbzengtlichtelijc in rouwé En'tvolghen eens onbepzoefden Gheeſts baert bedzoeven.

Den blinden Oogen klaer.

Iudicium Parverſum.

Doe

Ä eenigbgeeſt ſondervolgen p20evens

vopmerckengaet voortstoghen,

TDieraedt volght/ enmerckt oft werdtdöef rechtepzoebe.

Toort onderwinden fjn

Hoe dat de valſchelogen, Het quaetſeytgeet tezijn,

Die doet naquadelºßen, Twelck alleſonden V0et,

Danleerenſwerts omrußen. Datſenthemſelvenboet.

Blinde,

Bola. Spdp daerghpſtouteboeve? WDät maecht ghphier? Wie Heeft u tot np

"camp.

ghLTOLPLIN.

HRtemant.Jck coom vanſelfjonſtig hier TB0e

Ägeflopen: dat Hoerken ſachvolgen ſonder OEVEI.

MOelwetendedat gp mijn raet ſoutbehoevé M9ant Fides klapt

a hints/enheeft noch

gheenoozdeel. CI1TUIY).

Hierterdt die ware hate,

1Bolghtmp/ofblüfthier/icſoeckunietmijn voogdeel.

Ä0.jell. ickutegoet/mjntrouhept ſo be

'tHooft-vant-valſche Serpent, Tot blindenſo van State, Die Heer'tgelooveſent,

TDoch

d'Welckßſeergaerneonfanghen,

Ghewis.

Om dat het hope baert, Deßerckenſhelhaergangen,

Dietot God wilgaen/ moet gelooben dat Heb,11 «S

Vandaerten Hemelmaert,

S0dget deeß.

Datghpſehlaerſultſienmeturedens oogen Seght dan ſoudp Ä nietgaernegenaken/ Blinde.

Meritum. God is. Fides. Meritum.

CPockdathp boozal die hemſoecken/ Eeu belo0nder S..

Fid 16 GS,


TÜoo? Jericho. Fides.

Fol. CCCCCrrrbf.

JMijn lepdtſman/en mtjnvoerder/u acht ick goet. J / we gH

TBat leeren Waerhepts boecken. Meritum.

Gaet voo/chvolghe/ſtiert mijnentwijſfe

omoeten oock bekennen Leken enklercké

lijclien voet.

at Godteen beloonderig vau goedewerc ken.

-

Tweede

Fides.

Handelingh. Tweede

Sulcr tupghtal de Schzift. Wtcom.cn.

er1TUIn.

GBelooft dan ('tis gheſienſte)

So waerloon is/datdaerooc ſpdeverdiéſte Ioan 14.2

GDock ſyn bp God veel verſchepdenwoo Juſtitia Imputativa,toerekentliſcke rechtvaer ningen/

dighept. Meritum,een Pharizeus ver

-

dienſte. Blinde. Judicum Perverſum IBerkeert CPozdeel.

WPatſündat anders dan verſchepdéloningé TDaerelck geniete Vergelding na waerde/

Dan ſün goedewercké gedaé hier op d'aerde

Radié dan die minder deughde hebbé gedaé Docwelſalighept doch minderſullenontfaé So blycktdat demeeſtdeughtwerckenme nighfuldigh/

Fides.

Ih° lang blijft ghpeenaenſtoot den blin Den intſoecken ?

-

ghpdan niet des volckr recht Le. 19,14 JBeeſtverdienen / enmeerdoendanzp ſijn Schzoomt vaerdigh vervloecken. Deut. 27. ſchuldigh. Beritum blindt/ die den blin 18, CDfſoudp wanen dat de ſupberemaegden Ghp blinde den blendelijck Godenoptboven echte lupden behaeghden? CDp d’snwegh doet doolen/vermoeptellen «Dfmepndpdat die al'tgoet den armengevé delycks Dietmeer verdiené dan die daer welaflevé? TDoedp.nietdolémetu verdienſte ſpottelijc TDie trout/oftſjn behoudt/zondight niet/ Meritum. -

ende behaeght Godt/

Ghpſchelt mpt'onrecht/want mijn leer

JPaer d'ander ſijn volmaeckt / ende doen

is Goddelijck. meer dan'tgebodt/ God belooft de weldoeuders der eerékrone/ JBeerdan'tghebodtepſcht/daerom 3p vooz

JBoetdaerniet verdienſt ſtyn / daer Godt Godt den Heer ſpzeeckt vanloone? GDock meer verdienen/meerloonskrjghen/

Wat vindtmenmeer inde Schzift/alſmen

ende Meer eer/

recht doo?ſiet.

Gvermitsdaer goede werckenobertallijck/

Iuſtitia Imputativa. Daeris geen verdienſt dan daermenont

Die God ſo aengenaemſjn/enſo bevallick

Dat3nſe andermenſchen metmogendeelen

fangt oft geniet.

Wls die'tſelf niet behoeven / dit moghtick

Weldaedt mach wel van d'een menſch tot

niet heelen/

d'ander vlteten/

Gmunuts willen. Wildp mpvolghen/ghp

Maer Godt mach van menſchontfanghen

muabte

noch genieten/ d 1Il ClC. JBp ſchzickt des weeghsſwaerhepdt van WPant God is volcomengoetheptsfontepne Dus verdientmen bp Godt in groot noch ſo volmaechter deught/ int clepne/ "tJs allemausding nietdaeraente geraken. Oockenkrijgt niemandtloon ſondergoet Meriticum. -

doensganghen/ Schzoomtmiet/mijn deugt ſalickudeel En niemandt doet goet/hp moeteerſtgoet achtighmaken/

heptontfanghen. Gock de deuchtvan alle depligenvolcomen Gntfanght dan de goet-doender’tgoeteerſt Haer overſchotſaluonvolmaectheptvzomé van Gode/

2Mlhebdpſchoon gheen deught/wildp maer

So en mach hp goetdoédena Gods gebode

WandeTell

"ÄÄnbr

jMiet betaeltſtjn ſchul Luc.17,to CDponsheplige weghſonderveranderen/ . LI TEL]. MBant de deughtpleeghtmen oock in Babi 19erdient danpemandt/blijftdebeſt meteen lonien. onnut Knecht? Blinde. Mach't die menſch verdienen:watbehoefde Hoeheet die wegh?

hp ghetlade.

Meritum,

Betrouwen in Ceremonien/

Meritum.

-

13erdient

Waſſchen/ Scheeren/het Paeſchlam eeten/

nietdie vzpwillighna Godgs

TBDL

Beſnijden/

Sabbateren enorderſchept inſpijsentijdé. JBeer deughts doet dan hem die Godlijcke wetbeveelt/ Derckt Wegh beſchermt Vooz TDiedoethpdie alſijn habe den armendeelt/ dolen enſwerven/ maeghtblijft/daer hp wel Enleetgemackelijcſonder’tquaette ſtervé/ Oockdie Willigh moghthouwen/ ATot Zeruſalem in devede rijckeſtadt. Godtſelf ontfangt/datmendaermengheeft

Ä

-

Iudicum Perverſum.

Upt troubMen/

Watdunckt unu Meeſter. TDie wegh be Derdientmen dan niet doozaelmis aen den haeght mp badt/ Wrmen Dan alle ander is effenenlicht, Iuſtitia Impurativa. 1nde. Keen: Doozoeffeningh vermeert Godt ZHp ghebaltmpoock. mingheſicht/ JN Meritium weeſt liefdſ outfarmen. 3. Decl. Godt

"Är

x


Tlaude Blinde 't Js danvalſch bedzogh/G menſch/dat

Godontfanght niet / alacht Hijt ſo t'onſer

JVeritum leert

Vºomen.

-

PBpontfangen gebende. WBant in dns comé Die uvan Jeruſaléen Chziſt rechtafkeert/ Inthevé dooztwel beſteden/woeckersvant GEn leedt Ä na Babilonien tot Antichziſt aethem/volght mp/Wantinmjne TDus pondt Ute11/ beſitten vanong Haefinden GDockdoozt met3ijn opzechte Sacra 1090ont grollt/

Ä Äus

s

-

-

-

So datons gelijckis/winnenof verlieſen. Geen geltte hebben/ofgeenwñf verkieſé

TLITel.

En

Ä Leer/ na Ggdtlijcker waerdig

Enis Gode geendienſt weldaetnut of luſt/

Blinde.

G neen. Maer als demenſchvanbetemme Wie ſpdpº „. .

ring ruſt/

Iuſtitia Imputative. ZSo mach zijn onbecommerde vupzige geeſt GPm 'tgoedebidden/enkrijget daerom oock Imputativa

ºt. acÄgbr linde.

meeſt.

Läechts ofteen ſcharjck Coningvan Her- MBatmepntdat? Iuſtitia Jmputat. ten milde/ TDteelcgeven/ van niemantontfangen wilde Coerekentlijtkegherechtighept/ warmºch ſpzaecke tottcn armenbe Wantelckisenblift inder ſonden knechtic -

25ldt

zoeft Ä

-

-

ſalu ſchenckenmeerdanghp KU

Godin Chziſt/ dooz mp ſonderu a epdt dadett/

eIOeft.

Gntfanght veelwertrijck/ endeplt anderen Gfgoep wercken/denmenſch gherecht upt henaden/ ryckelijck. Als mijn barmhertige engaefrijcke Bonen Die Sonddieinuisenter doottoein blüft ſp nietinu waer/ niettoe en Danwittck ulieflijckemilthept beloneu. yzyfr. metmnrijcken wilu hier int --

sº, En deº" buptenuis/ en blijſttalder

sam

eVell

't 19erſchonckenhondertfout wederomgevé Seghtwat ontfanght God/die elck ſo geeft

O

Rekent

gron

nazijnwenſchen/

oghp betrout op Chziſt onſchuldi

Pandebehoeftebedelende menſchen/ U9ie merckt oock niet/ madien deught waſt int halteeren/

-

Än toe/of ſpwaerin 's Herten

Ä e VerdW1IntVer erctt/ſ00 ſt/ en genadigh/ dienſt/ blijckt

-

Godt

TDat deghevers gevende milthepdts deught

Enſodeertmen Godrecht. Leertuſooeen

Vermeerell?

baſtert. Doow Iudicium Perverſum, Der leen: Den ſſietdat JBeritum 003Waer Godlaſtert/

EuGodniet van haer/maerhem van God weldaetgbeſchiet MDaerblijftnude verdienſt/daeropgpvliet -

Pro"

leT00cki Illet U Weldaetover bſervatio.

alllg

TDie wildeghp (arm Bedelaerongevallich)

ZSeght ºder ſºeckt abpnietnavzede op dets Weghen?

Anderen met deplen/als verſchietende. Betaeldp Godzijn pont/wat is God ghe Z letellDe

19allu

Ä hoe meugbdp 3ijn pont noch

Obſervatio.

Meritum ſep des

etalen

»bb

linde. d.

--

wp nieealinſotte jeUght gaendwa

Hebdpsvertregen Ä 1ndle.

Oneen/tisonruft/datepgenvermogen//

L I.

ZHinwp Godonsgantſe lebennietſchuldig

gheeft. Obſervatio.

Wäecht tedoen/wie en3ondight nietmenigh

Gbpmerchtdanoockklaerdathpubedzo

fuldigh.

C9f ſich danſchson pemant noch ſo recht

ghenheeft.

MBildp

bekeerde/

denbenº Ärger meer volgen?

Dathp (dwelckſeltſaem balt) voogtsaltßt deught hanteerde.

- -

ICIC

ickhaedthem/enbentooznig. GDeenſins/ verbolghen.

En Godesgheboden volcomelijck vervulde meer dan betalingh van

TDoet

Äst ÄÄ dan doch ober/daermethp

CUIDE

3WPat

LTUUIt

TDebetaling van voozledenoude Bltjft

Ä

Ä noch altijdt d'alderheplighfte

Ä Ädie

1Gan deen verlepder 1ſt hertnu afghewendt an deſ dees GHp zijt blint/ ich kengheen 19zou Welkent.

Laetonshaer navolghen/ſoo toomdp tot vzeden Juſtir. Imp.

INLIl

Een ſchuldenaer Godes: waer blijſt die Dolghdp mp na/ickſalutrouwelick leden/ WDen Wegh kenick wel. verdienſte/ . . Blinde. Behoeven wpniet aldie genade van Godt/ ſtreng/ INoetenwpniet albidden inootmoedichept Zs die -

En Wilt o Deere metons intoozdeelniet

ºdºº Iuſt. Imp.

kreden/ Keen/neen/Sachteurupm/d'onweghis Comenwpaltecogt/ſijn wpal volfeplen cyarpen eng. Wien Ä deughkoveroin and'renmette Chziſtus juckis ſoet/daerisniet danbzeugt -

-

-

ePlEIl.

engheneught-

-

-

Blind 1nClc,


boO? Jericho. Fol.cccccrrrbit. Blinde,

-

Hoeheet dees wegh/

.

Iuſtitia Jmputativa. Haer naemis ghewaende deught. WBant ſp ſonder doetzijn of ſchijnen deughdelijck/

Ä“

- Obſervat. Solangdieſondt noch woandtinuherte Hoeſoudp.vzp3hn vanzinpjnlijckſmerte. Machſmert verdwijnéalsſjnoozſaec blpft Iuſtit.Jmput. Ä. Achtender wijswert p glyer)ft.

Ghp

Är goet/heplighen vzeuch

Enſonder den rjr

JBetruſt endeught/ die hem Godes ghe Fides,

naet toeſchzijft.

Datmachnietzijn/ Menſch/dienonweg Wilt niet Terden.

Obſervatio.

----

-

Blüft die ſondtmeachtender wijs in hem

Iuſtitia Imputativa.

MBaer de JBenſch goedt/hoemochtshem

toegherekent werden?

verſtjft: . . Iuſtit. Imput. Meen/in waerhept/maer 'tWerthemniet -

-

Salich is hp/niet die goedtis/maerdie't

toegerelient: Obſervat.

_ . . woztgheatht.

-

-

TDitleert de waerhept der ſchziftmet gantſe Iſtvierheet/of werthetten bp 't vier be telzent, eendzacht, -

Fides,

"

Iuſtit,

-

't1Pupzisſelf Heet.

TDats trouboenſo. Iudicium perverſum.

bſervatio.

't1Pupg moet danoock (daertis) bzanden Slaen wpdan op wechmetluſte/ Mukrijgé Wp luſt.Jmputat. die verhoopte ruſte.

nochÄ

Detmoet.

1N1C1C.

1Bolghtmaer/ghpkrygetvepligh „ JBaer

*

-

-

Sijn/of ſchijnende ſonden vpanden:

Iuſtit. Imputat.

-

-

. Obſervatio,

GP mocht dat werden.

Ä Äste myden van u ſchijnon

ZSpzij

Iuft.Jmputat.

PZijllt. z

Obſervat,

epllg

Sodect metdeesmantel/genaemthetrech Sijn ſp ſoet enminlijck: uſt. Imp. JAeen Wzeet enfel.

teghebzupck/

Der Sacramenten/updele ſondigebupck.

Obſervat.

-

-

MDaerdanſondenzijn/ daeris odckſmertig

Tweede Handelinge.

Derde

hequel

Wtkomen.

-

zijn quaedt/oockſieckte/en verderf

WPant

Van natup?. . .

Enis

-

Är ſonder dzuck/ als ſonderhetten tvupz/

-

-

-

Blinde,obſervatio waerneming Juſitis Im Blijſthenditdzuckig quaethieraltptwaer putativa. Doerekende gerechtighepdt

lijckbp

Fides. 't Heloove.

Zeb beÄ h op hijnlijck?

Hoemacht waerzijn/als ghphem vandzoef heptſeght "Ä.

deſepaden waer

T

-

Jckſoeck ruftighe luſte en binde ſmerte

Ä

U

'tQuaetblijſt/maerniettoerekenenneemt Wegh -

wº Obſerv.

-

Inw is/ſtadighongenoeghen/ nwendige ſtooznts/ſta Envande knaghende wozm/ het dootlück Wzoeghen/.

TDatsgeſept:'tvupzblijft/maerdiebzan

be

TDie grovelogen machmen geenſinsgelovk.

-

dende hettenniet. Fides.

-

Moet ick daneeuwighderben die ruſte

ſervat.

geert?

-

Obſervatio.

Wathelptwaenruſt/hem die ſich voeldt in

ZHo langhghpvoightu vermerelooºº

ſmert bedoven?

- -

Watbaet geſontheydts waen/daermendie

Verkzeert/

Met dees ghewaende (niet ware) gherech-, ſiecktbevint? . . . Tigept Watvozdertwaen-geſicht/als menindup s# iſt nieteenſchantlücke ſech ſterbeptblint/ tighepdt/ Smertighvaldt/ en moepelijck doolt met anerſtighvzeeſen/ «Te wilijdoo waendeught gheneſenden -

- -

-

-

wonden

Panwarefondenpjnljcenſwaeromgro* den/

-

JNach eenmenſchoockteffens blintenſien

. .. -

-

deweſen/.. Goeten quaet/ blijde/ endgoevigh/ vzpen ghebonden/ . . .

Machdienietigheſchauhetweſen verdſ“ Een TGienaerdergerechtichepten der zondé Well Mach doom ſpüsu wackere honger gbe“ WDie hoozdeoptſpottelijcherr Toverpen/ Ty)Vetl Jºochbetroutmen die helſche ziel roverpen CDf mach Ähön goedt wareqkedthept Ghpgevoeltmet ondervintlüchept hertelijc ---

Verjagen MI -

-- -

«Eliédſcheptonruſtig/met wzoegéſmertelp

gt. Sºſontmietoozſaeckvanupßnljck Enaetunoche välſcheruſte vzoedemaki Wie heeft optgehooztvau ſotteliycker ſaké knagen? -

Blinde,

Ja,

Segt Bader is dit geendolleraſerpe: Wech/wechmetdresmoetwillige dwaſerpe 3, Decl.

Pºpp

Joe


Tan De Blinde oelang geloofdp metten verſtocté blindé/ MDiensſenentranien/

Ä Ä woozt/ boven epghen oder“ Vindell Claptuelc jet vºn einer geëomruſt linde.

Sijn Ceremonien/

TDie hp ſeerſcherp doethouwen/

-

Die deught euachthp niet/ Sp komenint verdziet/

a dochter/ick bevind dat mün blinde luſt/ Aldtezijn Leer betrouwen. Ä # jejtreckelickende en ſmeechende WDie daer oock metonvernoeght/ 1Dan

logell

ZHijn CBozbegeerlijck voeght/

Älche vzede-pzeeckſter mp heeft

Tot waen geacht rechtvaerdigh,

Imaer bedzoghell. lockte 'tgemacvanhºer ruſtige zetel -a -

Diemerckt den palſcheptgroot/ 1Dan Perito ſo bloot

jvielmetongemack intberº Ketel/ Dat hp beſtricktwertaerdigh/ Dan't quaet intergher/ Ach dit doet mijn 19an eenſeer luſtigh Wijf TDie deught Imputatijf/

blendighept Jckſoerkruſten vzee/maer Vinde -

onruſtg Diehem voozt vzoetgaetmaken/

TDateen ſondighghemoet/

ellendighepts.

-

-

Weej“Weatmake ick: ſelf ranick

FHender goethept Wert goet/

En God ſo mach genaken. gheen wech aenſchouwen/ JBaer die dan wilverſtaeu JMenſchen bedzieghen / men mach op nie -

Ä Vermaen/

mant bouWeH.

-

-

-

*

ZSmertighgebzee lüdt niet/dat ick Hier blj

TDathpderft ruſts genoegen/

Endat quaethept verſtift/

ve ſtaen

-

Betdzuck intberte blift

Enamºrtvooz.dgolen verbiet mp boo? Wers

Betſmert metpijnmet wzoegen

tegaeil.

-

merchtintlaetſten noch Moaerſajelarme blindemp nadoch keren. Dees Imputatijfs bedzogh IclCS.

19an d'ontrouwe JlMenſchen totten Petr Ea noet ſich ban haer Keeren/ Die ſo gheenmenſchen gelooft/ der Heeren. -

-

op zijn treurigh hooft TDie isghetroudiehelptgaern/die leedt in Beurt Liechttothet Woozt des Heeren, claerhepdt. Bidthejet betrouwen om kennis der Wäerjept.

Derde Handelinghe. Eerſte Blinde.Fides. 't Hheloove/knielende

Wtkomen.

ſept hP.

V Anu hebbe ic mp gekeert/ D ILicht des Sermo Propheticus Pzophetiſch WBoozdt. leVellg/

Totmijndupſter oodeel/ Ende met veel Fides.'tgeloove. Blinde. Perverſum,Judiciung Derkeertoozdeel.Obſervatio. WBaerne ſneveng/

Ulinghe zijnsſelfs.

Jnvermeteiblinthept op menſchen betroit TSat mp mu inſmertiger ellendigbepthout/ Gpſwäreonweghenen pünlücke ſtraten/ 1Hériaetghpnp.nu/ ſo icliuheb verlaten. Fºoetickniet bekennédat ghp mp ſondaer quaet

DIe wajabe God/ die alleen Wil Matth.11 eeTell/

TDen

Ä

2.5«.

die ghelobigh wijſhepdt be- Iaco. 1, J.

g!)eeren

Sonder oftdooz Hetmondelijekepgeken

-

Mäechtväerdelijckſtraft/verdoemt eñverlaet ZHent Ä uptliefdenom grondelhckte ſpze Jºaerwant ugoethepturechte tooznelicht LII ſtilt. engpuptliefdedéſondaers dootnieten wilt Cotuellendighe diens gebedtts verhooze IHoogt

Ä Ämtrentanoachtlich OP

ſo bidde icu ootmoedig metrecht betrouwe

00gt:

-

blootvan alle trooſt/gants verläté in rouwé Ghpdie dooldedooz verlepdersmenichful TD.at # mp metu geeſt der waerhept wilt dig eDell/ TDes ſelf aenudolingen zitſchul

Ä

Wäechtſweeghs tot Jeruſalem 'tgheſicht des V2eden/

ºder werringhen ſpdp meeſtver

CDnder ep

-

TDooz Meritumendooz een waengherech

Ehorus.

tighept/

Genaemttoerekentlijck/die metopzecht be che

'tgunt JBeritum Haddege Een Liedeken opten Sang van vacºns PT.

den 3. Pſalm.

S

ZSo wederom doozu Obſervatio fijn/ Waengerechtichepts dootlije

entºÄ n1)n

haeſt de JBenſch gaetſpoen 1Pan't quaetomgoette doen/

WBtwendigh optgheſtenſte/

Geſupckgrtmet Godseereendelevenſacht/

º ſchalckerdoet vallen in den

TDgt den gTacW.

Wert zijn blinthept verdoozt

#

WPantaldolenſpbep int geloben Ho gerechtighepts dolinge tebo

gººn

Als hp begeerlyckhoozt/ . Den roen Van groot verdienſte,

d

-

JMeritt --


TAOO! Jericho, ſolcccccrrrbiſ. Intrº ººling So deesmaer doolt in een astrº.de zijn epghen crachten werct €

eel.

Petblyven in Godeswoozdtis die wegh

K

Maerd'ander betrout Gedte veel/ osc Illet

JBoſthp mietbupten der ſtadtſwerben met rouwen?

abnogº

ten leben

Die blöwenjsodeswoozt/dieſich ſelfbe gheven.

1cles.

ſBaer die ſtadighheimſelf enden ſondegen

TD.at verwondert mp.

kleven/

STIMO.

TDees Wech verlaten/op haeronwegenſnevé En nochtans indeſtadt Godste komenho

veelbpboegh?

CDm dat ick daer

ides.

pen/

Ja/wat menſch Heeft Gode optte vels ge BetrouwéGodteveel/vergeefs ishaer lopé looft?

H0

d # treuwers OP

CTIMO.

Wael: gherech

glep

TDie betroude/niet Godeswoozt/maer WDant ſpblijven inder ſonden knechtfghept des

menſch Ä.

TDats Vande wegh/ dooz onweghen die ſp

1UCS.

d?00Uten.

Jckverſtaet niet.

19aſt gheloovendatſpbp God ſullen romen

wºg

Sermo,

anders/dan of des wjngaerts

LeTL

Reemt of pemant God betroude

Tat hp ſonder eten gheſont blijven ſoude/ Totarbepders ſpaeck/gaetwerckt in mßn Wfjngaertſeere. ZHout ghpnietſegghen dat dees dwaeſlück So wilick u arbeptloonen na'tbetamen/

gheloofde/

HPiet Gödeswoo?t/maer 'tgoetduncken van Enſpinden Wijngaertniet Wzochten nocß 3ijn

besº

quamen.

id 1CC3

TDocß des niette min betroudenmuet verlan ghen/

Jckſout Sermo.

WPaerom?

Sonderarbepdenarbeptsloonte ontfangen

WDie ſoude ſeggendatſulck betrouwen ſodt/ 19eelte grootis : ſo betrouwen dees lupdett TDathpt middeldats eten/verſmaedt Godt/ menigh Coning bljvende godde Godesozdeningh verwerpt/ op 3ijn goek So -

Fides.

-

be 003

dunchen ſtaet. Sernno.

-

Gp Godshulpte veel betrout/dooz vzepze kers boos

MDathoudp "trechte middeltot rufts ver

-

Enſo werdt oock vandit volck Godte Beel 1cl ES» betrout. Sich ſelf/die ſondt/ metal3ſſnquaep lu TDitteveel betrouwenig optmiſtrouwen ghebout/ ſteute ſterbeil. Werven?

Fid

-

Sermo.

25l.jft Het quaetoock lebendig daer Meute recht

ſterſºn

MBant dees betrouwen oock beel min/ dan't wel behoozt.

TDentrouwen beſoſtenvanGodes waerach

1C16?S.

tigh Woot.

-

C5eenſins. So lang tquaedt noch leeft/ 19anzijnvolckte vzpen vandedienſt der ſon dell. werthet goetghederft. Sermo. Gunhem nazijn wilte dienen talléſtonden

Diedan betroutdatmen ſonder 'tquaedtte UPanthpſouden dit (ſoot oock is) boven Luc,1,7% D00DCI. 's Menſchen macht/ Än boven Gods Almoghende "tGoetjerright (dat inder cracht Wodt JWNaer iſt TTÄTit gengeboden Dem die tquaetrecht doot in 3jn lichanne JUNachdan d'almogendeniet lichteljc Werc- Ä. 19. -

-

- -

-

-

d

I Oe

lien/

erfeltck)

Äs

jaengebodengoets verwerf 't Guntmen bp menſchen onmogeljck kan Mercken

lgcli?

-

-

-

'tGuntmen bp menſchen onmoghelijck kan

Fides

Unercken

Doowaerneen.Wanthp wilden middel

-

Daer hoozdpgronten dooling) vandat Waer dooz Godzijn goethept waerlijc aen , valſchewif/_ Die verleptſter Juſtitia Zmputatijf. csult bieden. err O. Segghendedat ſp allenmaeckitſaligvzeucß delijck/ oiſt/dees gelooftdanteveledats gewis vlieden/

..

-

-

-

Ä

jlegheloofgheen Goddelück Sonder/daer Meritumſept doo2/ Wercken

Woogt ell lß. ImmerstBodickwooxtroept daertegell

deughdelijck. Fides.

Mochtansſietmendat die Schziftuerclaer

naeckten claer/

Reemt of na Zernſalem maereen wegß

Ietekent, TDathpſalig is

"

en Waer/

(Sootootkis)en God belooft/ dieſe wan

-

-

God geéſonttserekent. Rom.47 ETTINO,

Die ſchziftſeptdaerintalgemepndatſulckr

deren/

TBenſaligen bozgerſchaP/maer Jºe

andere

Ä Ä ſonder den wegte terden nde ſtadtte comen/enbo?gerte Werdell/

geſchiet:

--

-

Maerhoedanigh dees lupden zijn/ meltſe daer niet. Doch verclaertſpelwaert/ wien Goddaer -

Hou dees Godenitalte veele betrouven?

met Waerdight/ Ppp 2.

ß. Deel,

FNiet


Tlattdebit.de. Blinde, Niethoo!ders/ maerdoenders/werden ge - Sodoethet/ maerniet ſondercrachtighe rechtvaerdigl}k. . . ſmerte Rom.2.13 Mietroemers/ näerin wiens gheeſt gheen

Pſa. 3 1.2.

Sermo.

bedzogh en Woont/ TDiedenſonden dootis/ maerniet dieſe Ver *

Rom.6.7. Eza.18.21

-

4.–

"

WBaerdp die

F

Gndteal

qußt?

1fde.

ſchsont.

latende/goet doetdach en JNet allemfjn herte. Sermo.

näct/

-

Ä

daerfekuwillede TDiens ſoliden werden van Godt niet meer ZHoghpmp wilt Comdp noch te Zeruſalem/ 'tgeſicht des ghedacht . . . . . . -

V2eden.

Mochtoegerekent/niet die in ſonden blijven ZHod'anderdoen. Mogenzüt ſich danrecht

Fid 1C165»

Jahpgaerne.

toeſch?ijven?

-

ermO.

JMogenſp, die ſegghendat ſpaltütſondigen Henſelf oock wäerſchijulijck metrecht ver

Somoethpgants vanhenn jagen

Dyn verkeertoozdeel go2ſaeck van al zijn condigen: . plagen. TDeſe genade die nietſulcken onwaerdigen Penitentia. Toecomt/maeralleen den rechtenboetvaer TDat ſalzijn. ScwilHenn vpantlijcbernielé/ dighen ides. Enheel uptroeden/iptengront zijnderſielé HAeen. TDeesblüvers inſonden moghent TDitgae ick nu crachtigh Volbzengenmetter -

-

ſchroemen/

Datt/

-

Maer die gantſche Schzift dzepgßthun Wee Gnn

" Äs blinde Hemmu ſoo dootljcken AL

ell Verd0eUUell.

TDat bp Hembooztsgheenſins gelooben ſou

Sermo.

Soo veele vermach dantat des Dupvels

moghen/ Sermo.

Voogdeel.

"Än van 'smenſchen verkeerde oozDee TD.at Ä die twee verlepderste veel ghe

Keen/ 'tſchtjntdathijt nocß doet boozmj

Pet

nenooghen/ Fides. W9aer in

OO

Sermo.

EBock ghp/ſp verlaten Gods woozt/ volgen

Än dittoeſfemmen vermetelen blende Ghp wilt mpvolgen/mepudpdatgy

haer Hooft. 1,Tim,l. 7

En leerenan eren upteen onſekerewaen/ ZHaké/die ſpſelf nietenweten noch verſtaë TD'een

mp alkent?

Fid

Ät Gods gellap/en ruſtop ſün

1C1éS.

@ntwñfelfjckdoozondervintlßcke claerbept

aDell/

Danderloochent deugt/en ſteuntop dzoom WDauntal u woozden binden wp vaſte waer hept Äuº 3jt oock geetſinsonſchul vº.Äm uietſaeck U Wooztte betrott

ghenaden Daer

-

LIl

D! PI

TDoozt volgen van uvalſch oozdeelmenigh 19ledingte volgen mach niemantberouwen Blinde. fuldigh TDatbinde ick waerachtigb upt u eerſte Hermoen/

Derde handeling,

Tweede

Liaets

Ä

o beſte man/wat goetsfck nu ſai

QEll.

Wtcom.cn.

* - -

-

-

Sermo.

Riet/nieto menſch/ dget niet/udsen fg

Penitentia wtcomende blijft

eckel quaet Dant ghp3ijt quaet/19an't quaetdoen ruft 'tquadeverſaet/

ſtaenopten hoecke vantTon neel,tot dathaertijt van ſpre

Derlaetuſelf/uwille/ublint verkieſen Bitlateudoet/ wildpouruſtverlieſen.

kencomt.

Dan al dat is oozſaeck/dees godlooſeboebe: Mat,

enitentia.

WDech voo TDupvel duſchelmdat Godden bedzoeve, ſcheln/ dp

Blinde. Sermo Propheticus.pzophetiswoozt isb antganſeMe, J• Een bzouwe met een Sack opt TDuſchalcke ooghe/ ghe/ du dupſternis

Penitentia.

Hooft gegozdet meteenſwaert.Iudicium Perverſum. Derkeertoozdeel.

MBildp

Ärupmen?

blüfdphier noch even

At bekenne ick metſmertelijckerouwe/ Iſtniebeter dp nptenHoofdeteſebeuren Mochtans hadde nnpuherteljcke trou

Danºnen cß eeuwigh

on dp ſou

LUTen

We/

Äſo gewaerſchout/dat ick bpande

Wattgefick? waerom bzupck icÄniet die ſnedighwoozt. Denboef verjaegde/die (oſtoutheptſchan Her/Her/dief/ nuwerdpban mp eens recht T9äler

/

berNoozt.

delijck) 3WPeer

Ä Äuam

enginckmpvannieusver-|

gecken

Sermo Propheticus.

-

"PÄ hoozentupght/maercrachtig) erthet Verſoeckeil.

Sy


boo? Jericho.

Fol.cccccrrrh.

Dats ver/maerdat ick 'tguaetjebbe/ en

Sytreckt hetzwaert van Leer,

'tgoede miet/ Ss die

treet tothem aen, Iudicium

-

-

orstºsſ

"

mijns bitteren roubven

- OeTIMO.

-

-

-

Perverſum, dat is verkeerdt

Diedzoeveisſalich/ wanthpſal bedouwen. h/ want hpſal tro trooſt

oordecl, looptancxtigh bin nen,ſyvolghthem.

Trooſt benfck onwaerdtgh/ diecanick noch ontberen/ JBaer gheenſins/ditsmin Herten

„ . . . . Blinde.

-

-

Ach höe hongertmijnſiel/ na wareghe

Derde Deel. Derde uyt

weijÄ eſaltighept/ MP DOC) V2pen bander ſſondenknerh rorn. - sºzia

komen.

Sermö.

-

Serme Propheticus, Popbetiſch woodt/

Meughdperſelfsniettoedoen/ bzupcteens

Blinde,Obſervatio. MBaermeminge zijns

àl Utracht.

ſelfs. Perverſum.Berteertoozdeel.

warenesſjer - er at ſott deesblindevermöept der verſtant en macht: pt/ hp derft Daewºº behaegdt mp/datsernſt/die moet ickpzijſen/

ZHindupftereſielſtet niet/die ſit gebonden/

Ä Vaſt/

Den

Datsrecht intwoozi blßvenmet daetljck bewijſen. MBfen

ſterckeghewoonten tot

ONDLIl

Äniet luftenſulcken Hoozderte lee

Pp mach ban ſelf nietgoets/ditg nu dic be

ren/

Hooghphemterſtont inet waerhept gingt

-

-

- --

Vonde!

Die ſovliſtelijck volbzenghen 'twoozt des IHeeren

.

.

Verkonden.

-

•same Festess

Dantloochenen3jnsſelfs.

„@ſalige U9 genaecktarmoep/enhongersbelading, Godsrijck/met wareverſading, Märth, 36. h. 5, ſ

Hyluyſtert war ende ſeyt voort

Dan ſulcke recht dzoeve gevangene blinden/ Pſa.14.8

Boot verheert oozdeelcrgten.

Huckerblºéoogen(daticherteljc jonne) Ä ZSullenaenſchouwendesgerechticheitzonne“ *** Diehenlupder vzoliſcſälspgaenna wenſché TDité Chziſtus het waerächtige licht der Mala.4.2

TDie Heere Tomt/enſaldeboepens ontbinden -

-

1

Booztoosk Penitentieſteken enſmñten/ Pp

a"ÄedeTDie ſtrot safdaer rupmtmet

menſchen/

Oan. 2.4.

-

O

Dieſa.romen openenden dupſteroogen Ela.427. Dievalſche ſtelemetten ſchupmende bloede Alder gelogen. Metzijnsijfskercker. Moozt ſtekenzyn de Endieblinden/dieſulerbegeerlich ſalontbindédenbant der dupſterhept ſleutelen. -

Dieopenen'tſlot/ghedaeniſtreutelen

Pan dieinden terrkeraender ſonden rlup ſterlept.

't Isuptmethem. Wap dat heetrechtſcßa

sº.

pen dooden.

zit van Chziſto waerachtig vooz

EPL

---

-

Boovolbzenghtmen wercklück des Heeren

Fides.

-

gheboden

1Baſt.

-

DGameperen indenpan comtgeen quaetkiec TDie

dºº

-

"Ätº LCHER

"

als die quijnende dathetChziſtſal GHewis.

TDäer af 3iſt beſoecker.

zijn trächtberept

1ClCS.

Gfverjaeghdebooſhepdt die weerkeertmet woecker/ ...

-

Sermo.

4

.

Sermo.

.

.

#ides. hp'twildoen/enſals TDat gelogft oock # Ände ontwßfeljc al

Ghp gelooft dan blindeaen dees Boef een -

-

-

Blinde. Gchwee hoe bitterljcis mijnher tebedzoeft A-

-

Sermo.

- Blinde .

"

Ä

-

-

-

WBaerlijc ja. Dmochtaldat Pzopheetſch bedieden/

-

Daeromédatu verkeertoozdeel den döot Raderwaerhepttrachtelitin mpgeſchiedé. nopzoeft? „. Derde Handeling. Vierdeuytkomen. Blinde. Gneen/ want datbaert mpaltet eenigeruſt Penitentia. Eenvzouweinet eenſack op't Sermo "_ _

-

hooft gegozdetmet eenſwaert/ Sermó W9at queltudan?'tGntberen van God lßckeluſt/ Gf

"Ä

Propheticus, Pzopheets woozt/ Blinde.

-

u'sHeerenſtrafmet onboaer

-

*

.

. . Fides. . . . .

Das volbzacht/

Dighept. Blinde.

-

,

»

die boefert ſal untet

meer quellen/ . .

.

Gheenſins wantdats bepde goettnrecht Hp m F TDupvels verlepden inder zel Waerdighept L Houdeickmpbedzsevenomdatter goetge wantichem/ hem abedoodthebmetdes ſchiedt/

Heeren Woog.de/ z. Deel, Ppp 3

-

Hy


GAUde Blinde Dpkreetverbaerlijck. Zckmepnghi't hier Metſamt hetongeloovevande waerbept Wel

boº

DB ant

Ja Wop altſamen,

Ä Ärº

gheeſthp'tgheſichts

ClaerMept.

ermopro.

ºr ſp lof

endanck. WPaſtmietlogen geloof alsudocht geſienſte

1n C1E.

MPatraedt nu voozts/ 'tſmertigblüden balt npte lanch . . . . .

Haltchte wozden dooz u epgen verdienſte? ſonder Waerhepts Weghte be

CPock

ÄÄ

TEDLIl,

..

-

Doelehntetaltoos/ blüf ick hier ſtillekens Geloofdetekomen inde ſtadtvanvzeden WBaſt oock niet een Godloos ongeloof miſ

ſtaen

pgeſen

Hoegerake trimmermeer opté rechten bak

Als ghphieldt/ dat God nietwil of mach

ermo. pro.

't Guaettelatenſaluwert zijn/dats wech

heelgheneſen/

TDitvalſche geloof hielt u in uwenſondé/ IBand'onweghenen booſHept/die gbpdoozt Welckerſtrafghpmet dzuckenſmert hebt te gaen /

-

vermaen. Äs weet’tvlieden van blinde

bevonden.

-

Dan

TDusſulbpden waren Cßziſtlicht daer aen Mercken/

Ed.

Jseentoegancſekernadenwegh tot ruſten

Als

R

"Goet kendp noch niet/het quaetig u kin -

nelijck/

-

-

dÄst tegendeeigeneſing comtwert

Te weten doozt ongelosf van loghens be

Doozopmerchensverſoecké ondervinnelie TDit quäetlaetſtadigh/daerin moogdpnet En

do Ä # oof van WaerHeptdienietmath

doolen

-

leg)en.

Welchtvand'onwogh bekent/naden wegh

Wantwil hpdat ghpu verſtantencracht miſtrout/

uverholen.

TBaer ſit bpneder/ ſonder daer opte terden/ Baer in/datCGod waerachtighwileñmach 3Batt

Ä onſekergaetnaach bedzogen Wer

1D doozhem geneſé van ublinthepts geclach

Homooghdp henn wel vaſt geloven want p iſt. Beter dan qualijrk gegaen/is welgbeſeten PLeertd'onderſchept verſtaen vanu Waeu en“ Die uſal geneſen/namentlic Gods Chziſt CI

-

Wls dieu danroept/dooz zynboden eerlhc dooz een waerſchßnende Doet danu werck endeloopttothem be geerlijck/ waerlijck Weet Wertpennant JVet Upter herten grondes

De Weten.

MBaen

-

Ä dick D

EI

gÄmen Ä waerbept/Hetgoetdunt "t@ndervindenleert Än

Ärammen W

IHebdp dees mercktekenswel verſtaen Blinde.

ken liecht

M9etenleedtaltjdtſeker/ als Waenmeeſt be Läondelfjck. dzieght

-

Sermo.

-

-

-

-

Eſa. 3.13 wildptgjetengoet doen/keertuſondige Doudp minreden voo?opzechten warach 0Oedt

-

19an 's-Heeren Sabbat). Wäuſtu van Werc/ Jaickſeker. datsmetgoet/

Blinde.

-

SITIO.

1Danublinde begeerten enepgben wille...

TDit weetghpgoetteſign/Hiermooglºdi nietmiſſen.

- - -

-

* -

Maermenmiſt intwanen/ inttwijffelijck

Spoet udan metherten jaehtigH 19ändeesonwegenna gelatenhepdts Acker/ bp den wech/ Wacht omſichti ZHit daer Wacker ſichtigt.

gſſen

«Ä Ppſal comenendeniet uptblſ ſchijnlijck 25edtreedt geenwaenwech/wanthp quetſt Gmſulckenblindenmetgeſichtte gerijven Enintbint ramenvan een wegh goedt GP meeſtpynlijck.

Enghp Fidesneemtzjn

*

der twee/ Bertillee/

-

# ÄÄ Ä "tv.golfcke geſicht Tril O

Tenepf

melſche licht.

Sitdaer ſtillekens entot uwen baten bepdt To dat ghp vanden Chziſt Godes werdt

E

PE /ghperygthetT. De

Blinde.

Adieu/en Godloonu/ghpalderbeſteman Taet/ Want ickr niet vergelder u Were/dats raſch tot Chziſt 19an U

Heropen

ÄÄ

-

Leedthem flucrvan hier/ Godghelepdeu

Wetenſou/

volghtmeeſtſekore rou „Cors. Radonſekerewaen Gaetbpdenwegh op d'Acker Vanghela

T9ält

ÄÄ

-

Wiewaentdathpweet/enweet nietfoo hp

Ä

te lopen/ Blinde.

Jckſiemiet/hoeſalick hemſekerlijc kennen

Chorus.

Sermo Propheer.

Middel

Ppſalu voozcemen/en 3ijnbodenſennen/

em Chri- Gmuna dat ghp "tgetupgfſult Hebben ge ſtum te

kennen,

002t

Een nieuLiedeken op den Sang

-

Dathp blindenmaerktſiende dooz 'tlicht

vanden 13. Pſalm.

ban3ijn Woozt.

Ende dit doozeencontrari betoghen

Dandat u verleptheeft/dats "tgeloof van denlogen

ºdoolt/dfe op zijne wercken ſtaet ### Ä al die

/

CPfmin danaen Gods Voogts betrouwen/ Ball


boo? Jericho. Fol.cccccrc. Opt wonderlijckerdingen/nopt

MDant Godt deckt niemantsſonden quaet-TDan dien ſp grolltlicli beronwen/

s

der ſaken/

p

nopt V2een -

.

1Perſochthept meer danboeckenleert/

Bººt ende doodenlevendichtema

1Berſtaenonsoozdeel gants verkeert TDitmoethp die ruſt ſoecktbegeven“

WDie heeftont ſulcke dadé in Iſrael

Endooz beroll dit quaet vermeert/

't1Polch volghthemna/dooz

JBet Godeswoozt nennen'tleven. ... , TDie 'tquaet neer dan den ſtraffe vzeeſt -

JB aerdle geleerde ſeggen dat ſuler geſchiedt

Pochºn deughtºderºendoefismeeſt/

L!!

Ä -

Ä faer ÄÄ -

TBooz den TDupvel/Tunach

«Endo?ſt ömmrechtvaerdighte weſen/

s opzecht dzoef enarm van geeſt/

Ä. Ä.

ZHdu vels werck zñn were nºrm goet doen TDupvels Y 3jn/

da dat -

phoopt in Chziſto 'kgheneſen/

WDie tquaedt verſtaetengrontlijckhaet/ Perlaetdat waerlyck metterdaet En Habatheert vanepghen wille/

immers die durves gehdozſamé ſingebi

ZHitbp den wegh enwacht metraet Chziſtum ghelatenen ſtille.

on ghewoen „ ZHal JWeſſtag tomtmeer tekené doen

WPatongehoozder werc/wats Ä Ä ſt geen ooſaer om groot temºkédéheere 1LIl

Ä niet dingen/groot heerlyr er

JBeer danwp nu

Ä deſé man geſchiedé

Vijfde deel. Eerſte uyt

1TC1S.

Danwieſpzeerktghp vzunt/dirwilt mp doch bedieden/ TDſe oozen Än den blinden ooghen ver

komen.

-

LTifl

- Blinde ſitaendenwegh/met Fidesende Obſervatiofui.

tebº Än Hunwatblintheptgaetbe eftiell

- -

-

PLaet doch van wien gbpſp?2eect/mp doenuſtem aenſrhouwen. -

Oeveelſaligerisghevendan ontfangen/ And'zen raden/ dauna andersraedtver

Sckſpzeeckv van Är Jeſu/ der armen hulper Äzeeck trouwen/. -

langhen/ GEn net

Ä öogen intlicht ſelf den wegh Diemaeckt blindenſtende/die doetkreupe

Te ſell

TDanlepſiupte volgen ſonderte weten wien. eyeeft alleo Ondertje Weged Achlepder ich armeradelooſe blinde/ Endieweetal wat in eler hert Ä E # Hoeck hulpzaet en beſtier/daer irr luttel

Debºrengenºssen

Wantwat ick opthebahebaenheeft j

Wilde

Inmphebickr miet/ ick vintsoock niet in menſchen GD

gheſept

------

-

Sou dat niet wel3iinde ware Chziſt TBa

-

vids Hoon/,

hier Beſſias derbedzoefdennten

d

1nCle.

CEI!

geneeſthp den blinden TDieſoumtjn commer ſo volcomelit ſtelpé Seghtmpvzunt/hot omloon? Dat nnp onnodtgh ſou31jn het menſchelyck Jº ittlf Rumor E. ſtdoozi helpen een/onn nfet, Der geneeſtdooztgdelaof t gd Gchof die Hemel Godts Schatkamer -

Är

ſchooz.de/

Die Heplandt of quam/endenp eens trooſt «Envzaeg/gheloofdp?die ja ſept/ſiet's Hes mels klaerheptS. ghebooz.de. -

-

-

-

-

ºft- j ºts debeloofde Meſ Derde Handeling Tweede

Dees deetdat von

Wtkomen.

Ä boozſeptis. Blinde.

Moptmanſooblp//was. ,

Heghtvzunt waervindeick deſen Heplant ghepgeſen.

"Rumor Evangelicus, Euangelisgerucht. Blunde,

Ä jeijöbejü.,

Rumor E.

SitÄ komit gaen/enſalterſtant hier

MBaerneminge3jnsſelſ.

CEI.,

Derde Handelinghe. Derde Wtkomen. -1.Peccatorum co

Tab

itio.

2. Lex.

Zande

3. Phariſ

Yy77 -

Öbſer


Tlande binde. IDen fietnothtansdathparocte wonde ren D0et/

-

Der dzoevigentrooſt/ender blinden geſichte Zc die daerroep met voo!coine.de genaden/

-

Daerom ghelooft in zijnen naem Het volck Comt tot mpal die belaſt ziten beladen/ Äck dieſeg tot Armen Creupelenen blinden oll U20el» Bidt/enghpſult verkryghen/ſoect ghpſult Obſervatio. -

-

VInden/

T9aer comthp. Laethem immers niet verbpliyden.

---

--

Ät niet t'allen tjdé Ishpdan ſoona/ Ä mp machhdozen? Dees gelegenthept #

1Il (JC.

luleS.

- -

ghedaen/

Met zijn harnende Weervers/dat was al verſtaen -

Pooz de eerſte roep zijns Mondts/want ijn hert met cracht/

Läoept vzplupde/ gheenrecht bidden gaet verloogen.

Ärammen

Inva

Blºnde

-

-

Clapt/menſal op doen/dit heeft dees nudic

doch liet ick datonghe

acht.

G Jeſu Tavids Soon/ſoete tro:ſt derar

Sootſcheen ommeertontſtekenzijnvie

Men/

MBilt mpellendige

Ä doch ontfermen/

righ begeert/

-

-

Gock/op dat ghpdooz zijn gheloof moght in gheleert/ Swight/wat hebt gbpbedelaerſondigh ULD.

-

Hoe’tſtadig kloppen/en biddenſonderſwij

en Onrepn/

(Tedoennet

Seuº ſupverheptfontepn

ghen/ Znt

1C1CS»

aÄ 'tbegheerde goet van mp doet

Dat Hp doozzijnalderſupverſterepnichepdt

sº Ält vilepnighept/

Wäepnige3juder

r!)gt)en

Alſcheen mijn ſwfighen dees mangghe loofteterghen/

lnde»

Jeſu Davids Soon/ontfermtwißnarmen Ick hielt ſtille/opten wegh/ditmoththem . . niet bergen/ Sijn blijde hope/ die hemtrooſtlijck ant

blinden.

Turb. 2. Lex.

Swiighthpisgherecht/ghp quaet/ſtraf ſuldp und

Wooy.de

e

ſtonet en (berepdtom helpen) hem 002"e

1C1ES.

Chziſt comt nietom verderben / maerom TDusſal hem zijn gelovige hsopmu vzomen Gaet ghp twe/en toethem terſtont tot mp gheneſen. läonnen. Blinde. 1. Apoſtel. «Dutferntunning Zeſu/ G TDavids ſoon Godleerdt welſomtydtsdooztinſpzeken Die twee ghepzeſen/ vanztingheeſt/ Apoſtelen Tur. 3. Phariſ. hp dooz gbeſonden TDienaren tredé uyt Swjghtroept ghn Seſum aen/ 'tmochtu TGoch -

-

Ä

nadé blin

INfe

denhals gelden/

2. Apoſtel.

Blinde.

Stoute uoot dztngt/ die ontſietdzepghen noch ſchelden/

den toe.

-

Al die Godehoenmet geloofwilvaerdig Dynder aengebodengenadenrechtwaerdtg.

CDſalighmakende Jeſu/ CD TDavids kindt/ Alwert die maer dooz eens IDenſchen ſtem

onbº u zus

verbzepdet/

ick benarm/ellendigh

1. Apoſtel. Ja/ als die menſchniet tot ſich/maertot

LIl Vllll

Vierde Handeling. Vierde

j Festna hme lerlt Üp. Deght. Doeroept glp Metſos dira lupder keelen? Blinde.

Wtcomen. Iſt

Ä aen?wilt ghp mp Cotá ſwögen KVEler.

Laet Jeſus ſpzeken. Swijghtghpenalle

z. Apoſtelen. Ieſus. Blinde.

2. Apoſtel. Reen bzunt/roeptvzpwjbzengentijdinghe

1. Apoſtel.

JBen Hoogt geen

menſchen.

-

ynheplighſo Hartelije

na

Ä

Sen blñdebootſchapboozu blindeverſchové

karmen.

WBantu hepl is naerderdanapſoutgelové, Ro. 13.us z, Apoſtel. 1. Apoſtel. Heen/ die mepntteſten/enbehoeft geensnt ZHijt goets moetsudolédenacht isvoozledé Debach genaeckt/ſtaet fluckr op/wldt tot

barmen/

1. Apoſtel.

-

hemtreden/ En die acht Jeſum eenſoon banden Titn diensbarmhertige goethepdt (Tot merman/

Maer nietvan TGavid?

elpen/

Är

En

2. Apoſtel.

Hpiſſerdeste

anº/an/

-

-

wil

-

almachtghuleedt kan

LIVE

SIUS.

"-

2. Apoſtel,

Elck ghenaeckt den 3onen comt aen den da Staet op wtuktlinthepdts ſlapen/dzoomen en dichtel/ gheraet/ WDiedenſwarten macht ſijns blintheptstreu Comt tot Jeſum/'s MBereits licht/wildtu -

righverſtaet/

-

2.

verlichten.

1.Apoſtel.

ZHodoer dees blinde/upt bekéde nootropéde MBerpt afdeſeveel verwige bzodderñe MPaert danniettutdatic zijnoogenopende TDees Werreopinienenvupl vºr. Äcdie daerben des dupſteren werelts lichte

ees


TÜoo? Jerichº.

ſolcccccr.

Deesbedelrot uwerdupſterniſſen wercken/ Saecken die ghpwiſt dat ghp noch nieten Doude 3eden/'t verſtandt van d'aerdtſche klercken/

Verſtont/

Doruſelf/omſobloot totJeſum teloopen/ Dieroept/haeſt/

-

Doe heeft u 'tgheloof bpden wegh voozts

-

Ä º genaed ſtaet u cpé

tot unp gebzarht/

Goc doozubidden enmijnſchenckenuhepl

1Il|CC. Jewzacht/ CD ſalighedagh/genadigh lichts bedouwen "tGelodf debidder/ick die Houde ich noch wel eens des Hemels claer g!)ever Ghp die gaef vannipuheplsaen hept aenſchouwen. LUer Wegh cleedt/ die ſchandt dupſtereenlaſti waerhept/ JAuſtedp jiicht/ en wegh/3it niet meer

Ä yº/adr "g

-

-

-

-

Dderve ickgaerne/ophoop van verlichten de claerhept/

Ä ic liever van de wereltbzockenbedelé

ſtille/

Jºaer gaet van d'eendeught in d'ander/doet Godes wille.

an van Chuiſt'tgeſicht hepl/niet veredelé Dſchuldeenmin genaed'kendp nu ſo ſeker Sou iclteverſno in de ſnode rock derzonden TDat U ntet Ä anghen der verdienſten TDan die in onſchuldtomnoſel naerktſyn be vonden/ -

Soudeicknieteer mpſelf laten behendelick

p?etier.

-

WDoc beviiidp muſorlaer mijn gerechtighept TDatu

Ä

meer inderzonden knech

Dan in blinthept dupſterblivenellenbelnc. . . . lghep Meen/ic mijn quaethept/daeraf Vlucht Die balſche Imputatif ſalmogenhouwen –

Ä

tch gaerte

Koch op haer wäengherechtigheptdoen be

-

Tot ſijn goedthepdt/daerbzenghtmp/wreſt

trouwen/

-

myn lantaerne.

MDant ick heb uniet waenlijck/maer waer Ieſus. lijck gheneſen/ Ghparme blinde ſoeckt hulp met Herten Danu blindthept / anders moſt ghpnoth -

bedzoeft/

-

met vzeeſen

-

-

Jck mildt en rñck helpelck die weet dathp Dolen/en vallen/dooz blindthepdts durſter belhoeft/ teeckenen. Reen. Ä º gheneſen die Lapſalvers Hogaerne als ghp van mpſultontfangen/ 1ſtig So gaern geefick die ſo gelovig verlangen. -

-

-

-

Äckhoozdeu vperighljc toepen upt 'sher Zöpnemen'tgelt/enlatéinblimthept miſtig „ten grondt. Rºaer ick verdzif blinthepdt/ſoo datſe niet -

Wat wildp dit ick doe / ſeght het werdt u

Ineer G/

-

sº s Hemels licht/des 3pdp ge So 3pdp nu oork ºn mijn woogdt waerlijc Ioan. 9.3. Ghp

terſtondt. Blinde.

IS

PHoe miachick tt voldancken/Bolpzijſen/ Vol Eeren

-

-

- -

gheneeſt

-

Goede Jeſu/dat ghpverhoot münbegeeré Dant ghpweetdat ghpnu ziet/enblint ſijt JBaer watſal ick begeeren/het gierige gelt/

gheWeeſt.

Petſozghljtgebieden metangſtighgewelt/ Hovaerdigheſchoonhepdt vän een ſpitigh Edel WGijf/

-

Ieſus met ſijn geſelſchap gaen binnen,

-

- -

Gfvluchtige ſterchept vanmijnzondiglijf/ GB

sºnº Äſulcrſonder WPaerhepdts Vierde Handelinge. Vijfde uyt EINIſſe

komen.

35zenght a dit den dwaſen niet meeſt in ſchenniſſe/.

--

-

Perdervenzpniet al die ſulcr zotlijek miſ Blinde, Öbſervatio ſuiwaerneininghe ſijns

bzupcken/

- -

ſelfs.

TDus begeer icrniet/maerwilt mijn oo ghenontlupcken/

Fides.'tGeloove.

-

! WPat's dit? Moptfulcken Baticki zieenken / G PLicht Hemelsen O God! °Ä ONDCTE krachtigh

-

Itenne ick urecht/ſoo kenne ick oock Godt Ick ziemet open ooghen/boben enondere. Doudt dzoom ſijn? Reen. “Ich heb waer waerachtigh: -

Jll gheſicht/ g!)elc athttgh mijn den Godt te kennen is heteeuwigh leven/ TDie uzietkentu/ " Wilt mpgeben. Dwenſchelijckgenoegelich/lievelijelicht/ Te recht ſupver/ininli;ck/luſtigh eti EIUS.

gebe

Ä

TcILT

13oozmaels dacht ghp met wiercken nat -

So inp was gheſept. Rubevinde icrmeet

blinthepts rade .

-

(Te verdienen mijn (otn niet geſchonten) ghcnade/

-

dan waer. JAumereke ic recht mijn dupſterhepts blint -

Vermeten. Totdat ghpdeverwaende roempdel ban/ Enueen ſoeterdolinge wertingeplant/ . Mp bochtickwiſt wat : Wat mach een

blinde doch weten. Sonder utoedoen.TDitmioght ooc niet ver WBat tinachmen ſten ſonder doozſchijnighe

Die ueenwaengerechtichept woutoevskgk noeghen/

- -

-

claerhept?

-

- - - -

-

-

A=

Dosztonderwinden/totdatgbpmijnwöozt Wat mach men kennen ſonder blijckende eloof.de/

## ghpÄ delogen enwaen vanuwenhoof.de/ nteerte doen of laten onder *

En Wat

waerhept? Ä vindtmtn van van letins olderhep/

FPF 3

-

Daer

-


TaU De Glinde, TDaer't Hemelſchelicht niet engheeft claer Sinngebsdé/uiet woozdelijcmaerdadelijc. Hebdp dees lieft noch nietconné veroperen

enderſchept?

-

-

&Dnderſchept van'tlieve goeten quaethatelic Pandeſchoone deughten zonde verwatelñc/

JLaetu

Ä

Waen doch gheenſins beto

eren/

19an't ſoete Huck Chziſti / en’STDupvels WPant CHYeſtus dees gaefniemant danbid ders ell bittere laſt. -

-

TDit's gheen wael-kennis / neen ick voel

En niemandt bidt OM 't aunt hp

waent dat Ioan.1.

hp al heeft.

mijn hert verraſt

JDetluſten/metbegheerten/met liefde/met

ZHoo

vzeughde

Oan, 2.4»

JBaervindpu ledigh van die levendelieft

ab. ÄGodt mildelijckdaermet

gPerle ZHovpergh outſteken tot.de ſchone deughde TDatic nieten achteoplevé noch op ſterven All dieſ in toeſeggen betrouwen warachtigb JlMach ich maer die Bodlycke P2inces ver En die ſijn ghetrouwighepdtgheloovenal WerVe11.

JDaer

m

machtig).

-

krnghtſe dooz een navolginghe l adigh

-

TDooz ditware Geloof krijahtmen't ge ſichte ſoet/ -

kennis Chztſti/diemendan min Pander deughöenleer-meeſter/dat's Chziſt TDit baertMEIl MOet goetdadigh/

-

-

Hvalleen tanen wilſeſjn navolgersleeren: Boben al/ſeo ghp Aen mp mumosghtaen aenſchouwen. TDooz't quaedt nuden/ 'tkrups lijden/en TDitgonneudelieve Godinſijn woozdt vol deughde hanteren. ... -

trouwen/

Hpis van ware deught het voozbeeldt oot

-

ZHoo wozdp(alsick) waerlijck verloſt van

moedigh/ Hem wilic ooc navolgémeternſtſpoedigh. TDatmpeerſt grootſcheen / vind' ick clepu als een JUNugge/ . -

TOUWEIl.

Amen. Comtvolght mp Zeſum/ghpmans e11 VgoUWen.

CDm dees Edelpaerlwerpeicralvoozdzeck achter rugghe. TDie noch blint is/nachroepen Met claeg

Chorus.

-

Een Liedeken. Opden Zangh

lick karinen

Jeſu (TDavidszoon) wilt mijnre dochont

van den 74. Pſalm.

farne11.

IBaerſondergheſichtenlicht te Hebben ver

#die

Ä

onwijſhepts blindemi E Lendichmaetkt Want die volghtraeteer goet

reghell

JMach

bº Än langvolgen oplijdens

. kennen/ Ä. .Ä Ä hemÄ afWenné

eghell,

MDie ſou holghenſtantvaſtighinallen Roode

alllepders ſumblindt/methoop Chzift. OP tgt deſen ſen Ze

Zeſum/dieſ in levé geeft wiliensindédade Fiemant:hpenſage eerſtmietſgeloofs oogé TDat Jeſus navolgers waerlihc come moge

Als deſe blinde aenhooythet waregerucht

Jaſiſlé/tot eewige eer/dooz tytlicſtrid (DTOt an Ä vzeughtdoozeenvluctich

1Ban't

dat Chziſt

Ä#

Ile LIl

Idell/

En doo?

wÄgº

Gelooſthpvaſtdatdit die Chziſt moet weſé

Ä" in’t leven onbergallf

TDer

ansÄ

/ een repll Inaeghdekeng

CUTlt.

Maerdeesheplſaeme kennis en ſün niet ontfanckeltjck.

-

TDiens.comſt ghewenſcht ſündzoeveziele

Die waenſendeoogenvandewerltonbzoet

verheught/

Akieſende'tverganckelijc vooz't eewige goet. IPp bzupckt dees ttt met waken / bidden/ WPant dees ſoecken unacht/eer/ rychdom en

Ä claeghlijck wilt mijns doch nu inomruſtéteruſté. EnroeptOntfarmen. MDt defe anruſt gae ick nu vzolic ſchepden G Davids 3oon/helpt mp / ghp wilten

welluſten/ JBet langleven/om Matth, 11 jàa der

zÄ ruſt

Ä

Jeſum)die daerrecht can

mtught.

Iepden.

2% •

TDoch vermaenick ueerſt / G ghPont -

Sulckénootroept vaft opt geloo

ſtanderen

Hoozt Jeſus raſch/die gäern

Älatt ban

Dieoor luſttchſntom metmpte wandere Ist Jerichode maéſtat volongeſtadighedé

CEngeeft Ilg

JAa Jeruſalem 'tſoete geſicht des 19zeden:

't Geſicht enlichtmet Goddelijck verſtant.

TDät gp

Ä vooz verdienſtljcke knecß

Än ziddeT NIet betrottweil b -

Ä

ttghept/

Gods aenſien licht verblijdt/dan baert baertddeughts

Gock meedvoo! die toverſche waen M Es rechtighept. Een repne lieft tot Bodentottenmenſchen vzoedtmaken/3jdp PLaet u immers miet WDie volght Jeſum des deughts voozbeeldt TP d IN b noch blendt/ TBat ghp ziet/weet/en Chziſtum met ſijn oo den's krupſ weThzoon. an d'Aerdſc Hemels ſch mag -

-

Ä

-

deughdenkendt/

-

MBant niemandt kent Chziſtum/Hpen moet hem minnen

Boben ſich ſelf / met Hert/metkracht/ende met 3innen. . . . . Enwie hemſö bemintdie houdtgeſtadelijc

Eynde des Boecx.

CO


Folcccccrl

CoMEIſraelD. IE Van

Elertoomende Iſraelszonden/ ltraflinghe/ Beydinghe / Ghebedt/ Beteringe ende verloſlinge. IudicuM: Alseen claereſpiegele der tegenwoordigetijden. Gemaeckt Anno 1575. door D. v. CooRN HERT.

Wthetthiende Capit.

Iob.343o.

-

-

Öm des volexzondenwille laetGodteen Hypocrijt regheeren. -

ESAI. 3. 4-

-

-

*

-

-

jckſal hear Kinderen gheven tot Vorten, ende die verrifle ſºllen heur Regheeren. --

Es 4 i. 58.39.

Syſoecken my dagheljcx,ende willen mijnenweghen weten alseen volck dat recht doct,ende den 1echten zijns Godes nie

Ä

enheeft verlaten,&c. Dan füldymy de Heereſal u antwoorden, alsghy ſchreyenſült ſalhyſpreken: Hier ben ick. Als ghyuwen laſten vanu leght,ende uwen vinghcrne derlaet met hetlaſterlijckſprcken. esA. sº. zu.

«

endebetſloſendatiekbeneer Groepesſal«verhooren: Ende.dºyk ß noch freken, ſalieſe verheeren, de Wolfende tLm ſºllente ſamengheljck weyden.

-

3 Dec.

Perſoonen.


COMedie

Perſoonen.

-

-

*,

-

1 Iſrael. 2 Ariſtobolus. 3 Amal.

(1 'tVolck,

)

- - - -

- Debefte Raetſman, 3

Booſheyt.

4 Marma.

4 Bedrogh,ºf die ſich verheft.

5 Neregel.

Onderföeck, Preſident, & Lºghen. -

6 Achazib.

7 Amaſſai.

7 Vertreduphe der volcx.fäaden» Betekent, Dooder des volkx.

§

8 Demophon. 9 Eubulus.

9 Welradende. ro 't Ghebedt.

1o Precatio.

11 Cogitatio vaga.

11 Swervendºghedachten,

12 Iohanna.

12 Ghenade Godes.

1; Cognitio vera.

U3 Ware Kenniſſe,

J

Argument. Judic. 10.

IÄ Soeyßde nicuß6e tot Seecouvezonven, «See» quaed Soox dy sZeerſ Patx <AfgoyeerSr, -Jady eZeer Seriet,enem niet Lycéx?e.

«Beé 6ert deeZeereyram,ſo-Fſrae Heeft 6esondry, 50an Sovt onversöozpen den eZedenſchen ſonden: «Sicßem ſoßartplaeyßden,dat ßrſcß Bernecrde, «Siinspnden fiekende,écn Scroſſing ſcyßeerde.

Sod Gergert,antsooºdſreng metſin Sedacds serkoiden. -

<Boeſpaack - Iſrael tot

Sod:66 ßeßßen miſsen ſtacriic,

<Soetonédatu ßelieft: Gnaer Bande and Sexsaerſtick

«Sex föxeede standen seroſioné nucn feſ Hermt. Sitſessende,66ierpenſºurt alle eurpalen z'e-Afjoden: NSn dienden den eZeere a teenemaſen. Sie zocgenadelijck ßenfuxdex eef ontfezmt. Eerſte Handeling, Eerſte

Gpſijnepgen wegen/bphemſelf verkozen.

En niemant en helptditſchaepken verlogen JBaer veel ontHelpen hem/die dsoz ſchijn deughtspleghen locken op rechtſchijnendeon Uyt ghetrouwe Liefde, des Vrundtſchaps Hem eg E. moedere, Straft.de verſtandighe ſijndolende broedere. TDitjammerte aenſien / ſonderHulpe te bieden /

uytkomen.

- -

-

Ariſtobolus,

Dermach die lief deniet /diegbeenmoept -

Aen lepder I hoe deerlijckdoolt Iſrael mit Bzoeder/

wil vlieden/ CDm des Raeſten moeptentebekeeren in ruft *

-

daer 3p mach. Helpen is haer Sondereentgh Herder / ſonder eenigh Enhelptelck luſt, hooghſttluſt ZWaer Poeder/


Wan Iſrael, Maerminlieveruſte / mp voozthelpen VerVaert. Want luteelottderwints(ſoomen ſepdt) veel ruſten baert/

Fol.ccccclriſ. Iſrael.

Leef ick dan ſo qualijck? Ariitob.

-

Ja ghpboven ſchzeven.

Gock koſthet vermaentjt tot bzoodt-win nens bergeten/

Ilrael.

Dat zeickniet. Waer induncktumn

-

JBaer tot snaeſtens voedſel/laetliefd heur

leven ſo quaedt ?

ſelVe eeten,

Ariſtob.

Of'tvolc min doen achte voozroemſuchts

TD.at

a

d'oude 3onden niet alleen mieten

begheeren ?

det/

Ick ſoeck’tvolcks eer miet/heurſpotmach Maernieuwen daer bp voeght/methoopen boven maet. mpniet deeren. JBaer wie weet of Herder of Pzins op mp Ditdoedp/al ſchijnet dat ghp't mieten ver -

ſal Woeden ?

Aet.

Gsdſalmp verſtercken / of voozaenſtoot Gbpſtopt moetwilligh'tooz vooz Godts behoeden. Zuſp?aeck ghenadigh. Ä oVer U Wandel Die weet dat ick maer ſoeck Iſraels eeu GHp en

Ä

zent

mt. Dadtgh. wigh verblijden. G moght hem dat wozden/ick acht gheen Ghp verachtſtouteljck Godes rechtvaer

tjdlich lnden.

-

-

dighepdt

- -

-

JBijn onluft ſchgut ſeker/onſeecker isſijn Dsoz uhertneckfghepdt/en ſtijve onwaer VyUcht/

Iſt alwnſ

-

dighepdt.

-

datick die’tleedt gewis be

dUcht/

JBoſten deſe nieuwe verdoemelückezondé

Dan noch bpdeoude (veelte groot)ſjnghe boldell ?

Gmſtin onſeker lief in ongemack galopen? GDch jae’t die Wijſe liefd' can't al dulden en hopen.

Ickmepn nietdatuluft Gods goethepdtte tergHeu:

-

-

Jckhoop noch ſünbet'ring/dus wtlichem KBaer wat doedp anders met dit zondigh ſpoedelijck Sijns dolens vermanen/minlück en ſacht

vererghen ? . . Om Gods lanckmoedighept t'ontfieken

moedelijck Cuſſchen mp / daer come af dat

Behoefdegheen nieuquaedt: 'toudekonſt

-

Ä" NlaC,

-

ter wyaken dat Wel maken.

Ghp

rº.

beroemelijck ſeer veelHooghe

Ilſe!

Eerſte handeling. Tweede

GBp

rºtº

Gods volckßepligh ſonder

Ing) en/

sehanſºn aen U veel oudt deſem

uytcomen.

EUEll»

Elck belyr ſijn zonden,die hynieten wil haté Hebdp dees valſcheroem niet al langhebe dzeven ? Maerblyft daerin,en ſeydr: men mach't niet Iſrael. laten. Lepder ja ick. . . Ariſtob.

Ariſtobolus. Iſrael.

Daer comthpupt. Bzoeder/Godtgheef

't Ssdante rechteenoudezonde. WDyct dees pdele roem nu oocuptu monde

u goeden dagb.

-

Ghpcomt hierrechtsghewenſcht/ickhebu

Hoeghpooch! Bzoeder handeltgantſch . . onredelijck

teſp?eken. Jſrael.

WDeetick. Ghp vergheeftmiet/maerplaeght ,,,,hem wzeedelijck/ MDaeraf dat dochbzoeder Ariſtobolus. ? tPielte lang ſouds icaluoudeſonden nomé WDie uptblinde dolingaltſamen vooztcomé. Danuſelfsghebzehen. Iſrael Deesoudedoling/dees grooteoneerljchept FDanmijn ghebzeck tot mp?TDaten werdt 3s noch nietwegh/maer bljftmethäre be gheerlijckhept

achterklap.

ab.

Är

rächtig/doozhanterévan dieoudepadé.

Hetgheloof methaer lokljcke Die doetmijntongheniet/dieen ggheen Ghp ontº ADLIl. lachter tap. GHp taſt Än handen/en vergeetſo ghe Iſrael. TDatbandt

Ä noptinu/nuaer WeltotUp

Le

TDe Ware ſupvering uweroudezondenveel/

U Onſte

meer ende meev nieuwen daer bp Ä G Ggdlofickdiebolghen TDat ghp gaet voeghen.

Äntwel

-

OTE.

bzoeder/hiermede genoe Hadicraltijdtghevolght/Bethadde mpveel Soude «Äef et! gVen ghebaet

Ariſtobolus.

Dolght noch mijn goedenraedt/'tishup

-

ſträffen Iſrael,

den niet te laet. Iſrael.

WBäer in dat „D Ariſtob. -

Znt latenbanuquade leben.

-

Sulck verarghenlijden | u niet ſwaerlijtſ Ppſtraftmünbueren miet/ die sockſulck guatt ſchaffen. 3. Deel,

Ariſtob,


CTO Nedfº Ariſtob.

Als wptquadelaten/eide 'tgoedt beleben.

TDiehebbenalleenlückdewet der naturen:

JlMach dit femalt Uct CH0dt. ZH0 gip Wilt beW ſel/

TDie hebt ghnoock/ en noch Mopſes Wet

-

-

Soo ſijn Godts beloſten/Mietmijnraedtte miſp?lſen/ Ende dooz u (van Godt voozſjn volck upt in Schzifturen.

--

gheſchepden) Als eenſpot/een zothept/en pdel verlangen. MBert Gods naem ghelaſterdt bp d'onbeſtle WPantdan gevet CH0d net/en gheen meiſch macht den Pepden. . . . . . .

"Äben. II alCl.

Gockheeft Godt umeeſt lief/ſijn gelief den

JAumaerkt ghp't noch argher. TDoet dit

ſtraft hp meeſt. Iſrael.

niet ſtracrlopen "Ä

baen tot het vertwijffelde wan JMaeckt mp doch niet vzoedt / maer een TDen lopen : onredelijck beeſt. PLteft doet den lieven lief/maer diemen haet WBant geen Menſch ter werelt mach'tqua de gheheel laten. boetmenleet. dan ſulcke/die beloften te Maecktmen liefteen ſtrafſter/ſomaectmen Atomt

nij

Liefde wzeet.

atell/

Ariſtob.

Machooc pemant hopen'tbelosfdeteervé?

19erſtadpdat noch niet? Wel ick ſtelt mu JlMoet dan niet elck menſch in vertwijfelt ter ſijden.

JBaer

hept ſterven?

aÄ verſtaen int verſoecken van

Ariſtobolus.

yDen:

Meen/nietmijn/maerugront den menſch So ghpdat niet en bermijdt dooz ware on maeckt ſchuldighepdt. . . 'tGeloofkrüghtdebelofte/oock eermenter' Gheloof daedt geraeckt/ TDitradeick u: Terghtniet Godslanghe doet den gheduldighepdt/ Wie ghelooft datmen't quaet in Godmach zonden TDierceptuter deughden upt der zondaeren ontwerden/ ſterven. TDie ſal hp leVend) tntafſterven vol perchen. -

-

-

Maeckt deesberoepingh vaſt dooz deught

LTULIl,

ljcke wercken.

CDnmoghelijck iſthemeenighſinsteruſten JNimmermeerſuldp(doedp dit)meerzondigé Dooz dat hp ghekrupſt heeft’tvleeſchmet ſynenluſten. JNimmermeer ſal Godt u.ſyn ſtrafverkon dighen. Dees quaed later verkrüght'tbeloofdemet En nimmerUleeT onſalig mogen weſè. verbijden/ TAEl. Maer een gelovige onder dit welſtrijden/ 19 jonſt/maer niet uraedt werdt van mp APp is der beloften almedeontfanckellick. ep2eſen. gÜeP? Ariftob. WBant Godt de wil vooz't werck van hem -

Ä

aenneemt danctielick. MDaerom?

So

ab. # JBopſes dat het Beloofde

Iſrael.

H

't Middeldoogh niet. Dat is onmogelijc. Ghewonnen moght wozden dooz Godts moghende Handt. JDachnen gheen ſtrafontgaen (ſo glpſijt betoghelijck) IPpſacht met verlanghen / engheniet dat TDandooz't nietzondighen/ſo mach die nie gherſtelück. mandt ontgaen. Dongelovighe miet/die ſtovenbeeſtelijck. MBatmenſch zondigt hier niet?van wie wozt Die danwaeriſchghelooft / en ſtrdet -

Vzonelijck

gheen 3onde gedaen ? TDoo?

naelden ooghe kroop beeleereen Om'tquaet gantſchte dooden/hem iſt niet emele:

verdomeltjck/

ebenbasco ickeerten He

Enſonder

Alſterf

Tele

h ÄIlk.de3eghe/want Godt hem e

Dandat hier een menſchna Gods wet ſoud Es hpgheen volmaeckt man/hp is een vol Wandelen. maeckt tindt. Bljckt deesraedt dan nietſpot bp alle ver TDe clepne änderkenskrijghen oock 'tbe ſtandelen?

loof.de goet. Daer blijckt claer dat mijn grondt mie

Ariſtob.

Allenatuerlijck menſch vander Jeught in

mant Wanhopen doet.

3onden ſneeft.

JDaer dat Betu gront doet/ſuldpnumogen Geen on Verſtaen.

Maer gheen recht Godtlijckman dezond' hier meer aencleeft:

Seghtmpnach ºockpemant hetbeloofde erkj

TDaer enleeft gheen JUMenſche die nlet ghe

goedt ontfaen TDieongjelovighis? ſrael.

JMaerdaer leefter weldie dezond' ſo gantſch

begheeft/ Dat/ſo hp in 3onden bzp was vangherech

M LL!«

tighepdt/ Ä Är is van der 3ondenknech lg!)ept. JPerckt Ä º bzoeder welop deesonder

Ariſtob.

Waerdan totugheſept: Äckſchenck ueen ſtede / maer metſulcken

-

IPp in

beſehept TDat ghpsſelf mietſult hebben / ten 3pdat ghp betreedt ".

ſchepr.

WPanthier inne dooldp ditletufnſonderhept TDell wil Godgoedigh ver vergeeft, Alde de zondé

aujº" gytven

de belofté

-

3ondght enheeft:

wien God

gelovighe

.

rº. Oß

ſmallen wegh/die alleen daer leedt,

Scheen


Wan Iſrael,

FO.CCCCclip.

Scheen dan die wegh teſmal in udupſtere Aldiep inde kalienvanden wolve bloedigh. ooghen/ TDusnoopte mp de lief d' enghetrouhepdt Enommoghelückom gaen/ſeght/ſoudtghp moedigh/ -

19/verſcheurende WBolf/ vgomeltjck aente

oock Poghen

Den weghtebetredenmetbetrouwen koen-

randell/

jck ?

.

GmditſcHaep tetrecken uptufelle tanden.

Iſrael, Seght/waerom bedzoeft ghp/dten Godt Meen. Want niemand beſtaet/ 'tgunthp niet wilhebben bedzoeft ? Waentondoenlijck.

-

Ariſtobolus.

-

Loonshoopºerſoet arbepdt. Wie is ſo zot Sck bedzoefdenblyden(dienoodlijcdzoef dat hp loopt hepdt behoeft) Terplaetſenwaert däermentemoghenco- Metſalighedzoefhept/die hem totvzeught men Wanhoopt?

ſal comen.

Ariſtob.

Achazib.

-

Glypſeghtwel. Machmen oockteffens | bljflijck weſen

Detwanhopensdzoef Hept/die hemſou

-

de verdomen.

Znde quadezonde en goede Deught ghe- Ghp beſwaerdt ſyn ſchouders meteenlaſt pzeſen . . . . . . . ondzaeghlijck. Intdoncer entntlichtkindendoodtenint MBiemachonderhouden Godts Wet onbe leven ? klaeghljck ? -

Iſrael, Ariſtob.

32een.

Ä TDe recht gheloovighe vermach't Gode. LI h al in Of men

-

FHalmen in't een gaen/men moet’tander

-

Gods wet

-

noode :

derhoudé

Machmen hier goedt werden in ghehooz

-

ſaemhept bequaem

Ariſtob.

-

Achazib.

>

MDat is dan deghellaed' en Deſſias ban machon

begheven. Iſrael. JDen moet.

JMachmen in't quaedt blüven en weſen

Ariſtob. .. JBoetmen hier quaedt blijven/en altijdt

ſaligh?

Iſrael. . . . . . onghehoo!ſaenn/ JNeen.'tQuaetmaecktellendigh/entegen Watbaetons Weſſtasen Godts ghenade WDerdt demenſch oock ſaligh die altijtblijft int quade?

Godtweerpaligh.

Ariſtobolus:

„.

.

JRadien ghphoudt datelck hierintquaet TDaer toeis deghenaed' en Meſſias ons moet bljven:

vºn Ä erſtyven

noodtlijck

-

hopen ? moet g!)p niet .

es Äanº dats Vande zonde 00Dtlljc

-

Snwanhsopvertwüffelt/dooz't ongheloo- Ende onste benghen in onſchuldts leven vighſwerven? vepligh/ Ghp ghelooft Gods woodtmiet: hoeſoudp | Dooz'tvolbzeiighen ſijnswoods/het licht -

verwerven

-

onslevels Hepligh.

-

Hijnbeloftenſalich/ſonder die tºbetrº

-

Schijnt dit onmogheljck bp deuſwacken

Ghptreedt op de weghniet : ſoudt ghp.de

menſchen:

-

ſtadt aenſchouwen ? 't1Palt Godsmoghenthept licht/die wore Siet ſoo uptugrondt/dat de beloket na Wenſchen.

Ä

Wer Godt/

Znt

-

-

bj.vandeſtad met alle menſchen

Achazib.

-

TDat

PO

ſº. Ä Ä

3p/moſt ghp eerſt

Oen UlyClien.

-

Mäechts of hp die gabe dooz een Weghon- Maeromtot tdtwinningh die moeptente -

Gock

gaenlijck/ biº Ä

ontwycken/ "Än claer/Vaſt/en beto -

valſch/pdel/ en maer Sal

glelych/

aenlyc

_

-

-

Die van't goet wozdenklaptºnet een Herte- TDat de ghehoozſaemhepöt elck hier ison loſe mondt/

Imoghtlycki.

-

-

Maerwanhoop vertwifelt bezituwerber Haietupt Philoſophp of Hepdenſche blindé/ tell grolldt.

JMaer

ur Ä ontWjflyck enſeker onder NUeN :

Eerſte handelingh. Derde uytcomen.

Gock meed' upt de kranckHepdt van ons vleeſch verſchoven. Heght/Wie machmen boven 'tonderbinden Heloven? "

-

-

-

MBat machhp oock Weten die ſelf nieten

Het blijckt Godtswil datmen'tquaedt mach laten en IROet

verſoeckt ? JAubindt ſich alle vleeſch / oock wponsſelf ſo verbloeckt

Uytghebodt,verkieſingen beloften zoer

-

--

En Godloos van aert/dat hier niemandten Achazib. Ariſtobolus. Iſrael. Cß

dºÄ Mün ſchaepken deer RTL

Ggds "v –

s Ä volbzergen na tGodliche

– –

-

&

J.

*

- -

- -

-----

-

Bit blickt claer als dezon/jakinderen ber & t/enmercktehemgantſcheenſaenº Hag}UP verlaten ſtaent.

Watnooghbphierteghen? 3-Deale

Ariſtob,


Tande Blinde Grondtlijck te vernielen een ſoo kranckert

Ariſtobolus.

vpandt?

-

Ondervin den.

Doozwaermeer danghp Waent. Dint ghp'toock Iſrael/ondoenlyck intVer

ZSiedpniet Iſrael dat deesman ſpzeeckt ſottelyck? ſoecken? Iſrael ſpotten ſoo recht WDie hoozdeopt TACI. lück ſpotte kerder ker/ſe et dan uptbo Ghewisendeſe U noch teghenint vpandtlijcke B?acht kiell. Perc Ariſtobolus. . moghende/ onberwinlijcken GHp ſpzeeckt voogwaernietrecht/ want Eel ſterck/ t/ upond hebdp metal Wille/opſet/aendacht/ende ernſtigegront 't Bocht watſchfinen bp 'tvolck/diede blin de logen//lept: Jut verſoecken vandien noch nopt ſulclirte Doch waertniet/gheen kracht geldtteghen recht geposght Godsalmogenhept. Hoemooghdprechtſegghendatghpdit niet amp -

etter

Ä Ä

- -

- -

-

-

- - -

-

tegenu Sonu eenkranck vpandtdenk en vermsoght? comt ſtaen/ Hoe veel jaren/maenden/dagen/ja Hoeveel Poe magh die ſterck quellen/ of krachtigh UTeil Wederftaen? Hebdp in dit verſoeck vljtelijck moghen Achazib. -

-- -

- - -

dueren?

sºja en ſotlijckdatick hebbe ghe

Jckhoude welmeteen:hoe Bebdp dan be

ept/

Von Den

't Gunt ghpmetrechten ernſt unopt hebt Sotoontons doch uernſten booghgeleerde wijſgept. onderwonden? JBaerhebdp ditghedaen/en upondtrecht Doetousblijcken/mooghdp/dat deghelg vighennan. beſteedt Doe mooghdplochenen’tgunt ghpdooz on Een upz/ ickſwijgh altijdt/ onderdanigh -

--

derwindet! Weet?

leven Can. Ariſtobulus.

-

MDant danweet ghpghewis/dat Hertzielen ghedachten

---

Derft ghp oock lochenen onmoghelijck waergods wille # om tegbeſchien

-

JNaGods gehoozſaemheptſtadelijckkonnen

'tGunt wp ontwijfelijek Gods wiltewe- maghmen

trachten.

-

WPantdaer dit ſoo gheſchiet/wertGods ge bodt volbzacht/

ſenſien

aent ghe

ſchieden

Iſrael.

-

rwy So God van niemant epſchtboven3jnga Reen. Dat Waer ghelochent d'Almachtig-je elen.

bept van God.

Ve of Mlacht.

. . . Achazib.

CDmwel vaſt te bouwenmoſt gbpaldie

God wil

dat wy hë

JBaer Waerblijckt Gods wille? perdelven. Ariſtobolus. en rſoeck n. in uſelbe TDaervalt nuIſrael'tve dan Weten Van een anders In zijn bolmaeckt ghebodt/ 3WPat

in als on

Äck/

derdanich

#YT» Derkieſinghe/hepligh/enbeleften milde. Verſoe CDfis u/als Gode/eltrhert een open boecs sºnºÄs ebieden 't gunthpnieten CDf acht glp U ſelve Van ſo grooter waerden TDatglyp jt beſte/ſterckſteen wyſſte op

g

Daewºº in kracht hier ſouden volbzin

METJEI

Want danmocht ghpſeggen/ickbevintho ZHou #je verkieſen tot ſoodanige din MI ven mijn kracht/ Dusvermaght oeck niemantvanal'tmen TDie bºom Willen dat wp hier bele ſchelijck gheſlacht.

LI1.

MBaer dat nieteenverwaent Luciferaenſch Sou God onsbeloven'tgunthpmieten wil gheyen? . . goetdincken Gmupten DemelHoogh ind'afgront diep Dateſeggheickniet. Maerwaſtiſtdat Achazib, Krächeyt des vlees.

-

Godghebiedt

teſincken?

Ariſtobulus.

Datſpghenoegh geſeptop u verſoecken ggewig/

Ruaeides vleeſchs kranckßepdt/ſeght oft vleeſchnietenis D vpandt?

Dat wp zijn wille doen ende denonſen Godge bietonder ... net/ Sijnſtemghehoozſamen/hem dienennaec danicheyt telijck/

Riettenhalbenint deel/ maergheheel vol maecktelijck. Poozwaerja/dequaetſteenmeeſt/ Eſa. 8.d. 3. .Wieg. 15.e, 22. Geneſ. TDaer ĺrab- terwereltaltjt booz Iſrael.

-

7. R. 1, etC.

#

a“ onsniet booz den lijflijcken

3W9ällt

00VT,

Ariſtobolus.

. . . Achazib.

Datghebieht God/ick kent/nietomdat

ÄÄ

Zſt vleeſch ſtercks Jſrael.

z JU) Aer ſoudeu kepdf 0m dat alleen nterck en.Wpons kranc hep

Meen/maerkranck/ja ſelf kranckßept/dits De 1l00dt,

Ariſtobolus.

Donbeſchepdenhepdt wonderdt mphoo k/hoe Pandtkranc e iſt onmogeliſcß ck/Ho Bau &# Oſteoockſwaerom doen/ D002 # Ä

Roghendehandt -

Ariſto


Foletttalb.

Tlan Iſrael. Ariſtobolus. . .

Eerſte

TDats wel/deswets gevolgh/niet Baerooz ſaeck of epndt.

handeling.

Vierde

uytkomen.

Wilt Godt niet: ſo ſpzeeckt Godt recht an ders dan hp 't mepnt.

So iſt nietdoen gheenzond'/wamt dits dan De Loghen treckt van Godt door gedachten ſtjn wille/ verkeert, Ja 'tzondighenwaer deught/ma 'tgheſicht En maeckt valſche Goden, die meeſt elck -

van ubzille/

dient en eert,

En gehoo?ſaemhept3ond/alsteghen Gods

behaghen.

...

Iſrael. Achazib.

-

TDusclaptgbpplompeljc tegen des ſchzifts

Dºer gaet hp.nu binnen /

geWagen.

en laet mp

grontlijckbedzoeft.

-

--

Daerſepdt God tot Iſrael / mjn Wette TDathp't goetmepnt weet ick/die dat dick . . . hoozen wilt ſpoen/ heb bepzoeft ghp die ſoudt --

TDie ick u hupden leer/op dat

Sijn redents krachtich/ick machs nietwe

doen.

derlegghen.

Gbpſultſeonderhoudenen volbzeitgenmet Gock zieick dat ghpſelf daer niet jeghens ter daedt, mooghtſegghen/ TDitſpzeeckt Gods waerbeptſelf,19 dichten Angſt dzuckt mijndzuckigh hert twflijck -

-

- - -

is menſchenpyaet.

aen allenhoecken. Ach!mp is bangh/enweetnerghenstrooſt

Deut.4a. 1/6.3/5.3 1/6.1.3/7.11.2c. 1Bande verkieſinghe tupght des WPets ver

te ſoecken.

kondere/ Godt

Achazib.

--

u lupden tst ſijnvolckbpſon WPjtdatuſelfszothept/ ſo blindt alslecht

ECE.

Vaerdigh.

Dmte anderhouden alle ſüne Wetten.

Iſrael,

TDits Godts verkieſinghe / wie mach die

LHoedat ?

doch beletten?

Achazib.

TDeut. 26. d. 18.etc. 1. Theſ.2.b.12/4. b.7/

Ghpbetrouthem/enhpiſtnfet waerdigh 1. Pet. I. d. 1.2. Wäom.8. 't Sseen ſchalck bedziegher/ een vernuftigh

2 . Theſ. 2. t. I3. e. 29. Eph.l.a.4/2.b. 1o.

ſnappaert/

God be- Maer inde beloſten ſtreckt Gods wilim Een liſtigh verlepder/en deught roemendt looft den

mers ſo vert/

gjigen Daer w Ha-

Ä

O

-

Clappaert.

Ä 3othept/dat ghp eeng

beſnydenſijns volcrzondighe Segt doch: Iſt eL

anders hooft

met Bovenu/van uhert/dathp nietenkent/ge Sodatzphem/methert/metziel/ende ſinnen looft? 2Llg heur Heer en God lieben en beminnen. TBeut. 3O.b.6. E3e. 11.d, 19/36. e. 25.26 37. f. 23. Eſa. 54.c.5/65.c. 17.18/6o.

Iſrael,

(Trouwen Ja. Achazib.

d. 18. Dach. 13. a.2. Soph.3. c. 13. Dit doetghp/ghpgelooft ſijnwoodé blind CDze. 2. d. 17. Zoan.8.e. 36/17. c. 19. JBeerdau de waerhepdtclaer/die ghp in u 2. Pet. 1,b. 10. 1. Pet. 2. d.24/3.d.18.

ſelf bevtndt.

1. Joan.3. a... Gal. 5.c.16. 2. Theſ. 3 TDoch alclapt ſo ſchoontjens van Godt ſijn a.3. 1. Theſ.5. d. 23. Luc. 1. b. 17. balſchemondt. TDatter gheen CBoden is ſepdt hp meed' in g.75. Coloſ. C-22. etc. . . -

WDatmenſch ſtjn Godt bemint/ die doetdat Godhembeveelt.

Ditbelooft Gods waerhepdt/die'tdenghe lovers wtdeelt.

'SHertengrondt. Iſrael.

WPatſou dat ? Achazib.

El

Het ſijnbedzieghersvalſch/godloos/en on Elckdoetſulckr:ſoudt u in hem wonderen. menſcheltick/

Gadmiuſ achtſameeſtheerlyck van Ä Ä

TDie ſaken lochené ſoclaeren ſo wenſchelfc. Die Godt donderen. . CD Iſrael/ſo ghpdeſen Man Dits des werelts zede: Ditdoenallewijſen. -

"trº

H002t

zeyr

-

ZHndpongelovigh van't Goddelijckevoozt/

TDusmach ich deeskloeckhepdtinhemniet P4 „miſpzijſen.

- -

Enſultbooſelaſters van God moeten ghe 't Is Wijſhept voo! den ILupdenſijn grondt Joelen/ (Vererghen. te verberghen. wzoeghen metterzonden WPanthetnaecktontdecken ſou den ſlechten CDock vºm

Är

boele!1.

Hier doozal was ghereedt d'antwoozdt tü

Iſtudanmietbeter Godswooztte gelové

münen monde/ JBeteen Godlijck leventepzijſen Godt van Beantwooz.de icrnietal/maer verbarghs in boven ?

-

myjn gronde.

Ende een bitter wzoegen over den 3ondente mahen/

Iſrael.

WPat grondt mepndp doch hier? Achazib.

Ominghehoozſaemhept Godetegenaken TD1tradeck/dtbiddeick / dit vermaenick

T 15»

TDatdedinghen anders ſijn

met trouwen/ . TDanhetghemeenvolckwaent/'twelck ooz Gelooft/wilt en begint/nimmer en macht deelt Ila den ſchijll. U TOUWell.

3. Deel.

Z33

Jſrael,


Comedie

-

JBaermoghten wp nniſ doen / wpmoghten

Iſrael.

Nochverſtaickunet/willetbeeder ver Tiareil.

dan oock recht doen. In Adam. Iſrael.

Achazib.

-

Gaerne/enmijns herten grondt grondljc

Dat is Waer. Achazib.

openbaren. .

PLet met ernſt op mijn woozdt / ghpſult

Eer hyteelde/ſoickmerck/ . .

Gheloofdehp/en deed boet / dit was een , deughtlijck werck. Lijden wp quaet doens ſtraf: waerom niet Ulalls 002ell. Iſrael. weldoens loon ? Sozght niet. Jck can ſwighen. 't Werdt Gbpſijt dan gheens quaden / maer eeng Wonderhoogen.

Maer maecket nietghemeenvooz Zan alle“

tot een ſteen

glºhen.

goeden Adams3oon.

- -

Achazib.

PLijdt

-

a # Fºtºs ſtrafnual rechtvaer el1jc

JNijn groote liefd tot u heeft mjn hert

Ick merck dat ghpdithoozt metghelaet

ſo ontloken/

. . . onwaerdelijck / TDatuuvoozu oozenſaken ſullen comen TDienopt levendigh menſch wt mjnmondt Altijt is de waerhept den onwijſenhatigh. TDat ick ſpzeke/ſwijghen dewijſen heeft vernomen. -

Ä

-

Die de ſupvereleerupten Hemelebzinghen.

vooz rechtvaerdigh? Jſrael.

ÄÄnd

te ſijn aeumerckenge

TIlſe!

Ghewis. Achazib.

TD.at

MI /

d

Hegt: Houdt elchmetten mondt Godt niet

ajºr al wt dubbelthepdt aer digh.

Leeſt blijtighheur ſchziften die ghp waer achtigh vermoedt: Daer ſtaet dat het Godt al(nict wtgheno men) ſelf doet.

JMachmens rechtvaerdighept te Weſen to ghen

-

TDatmen pemandtafepſcht boven ſün ver 1noghen? Jſrael. Gheenſins. h nſins chazib.

Soo was dan Adams zond/niet Adqms/ maer Godes däet. Iſt nu rechtvaerdighepdt dat Godt Adam Lijdt 1] -

Ä OO Wp/gh GodsJaeÄ gheenſtrafonn LLI

Tg.

Ghphouwet dan oock vooz ongherechtig WDie can rechtvaerdighepdt in dees Handel Mercken

hepdt? Iſrael

Iſrael.

TACI»

Z d.

Die reenis mpte hoogh / 't machoock niet voozdelen. 1Dindp machtinu/ommet trouweknech Gods rechtvaerdighept is na d'ons niette Achazib.

-

tighepdt

-

Godt ghehoozſaemte ſijn/na alſjns WBets epſche? Iſrael T3C

maerwäÄstgdeel in de der Wel na Godts oodeel

Ä der ſtaet dat Hpelck menſch Werckſal geveu. ſch loon naſſt ſ

TDaten is in mp niat/ noch in gheenen vlep ſche.

Achazib.

Achazib.

19deckmantel helptniet/noch al der wij Pochtans epſcht dat Godt elck op een ſen vzoedthept. eeuWighe ſtraf 1Panſjnrechtvaerdighepdt coom ick muop Godtepſcht dan’t werck van elck/daer hp ſingoedthept. nopt doens macht toegaf. Seght doch: Ishpoock goedt die ſich laet MDat dunckt u/gaet God hier al rechtvaer

digheganghen!

berdzieten/

Goetheptte voozderen/en ſich te doenghe

Iſrael.

-

Ulteten

JMeen ſo niet. MBp hebbens in Adam alont

fangheim. …

JDaer

w

-

TACI»

Neen.

dooz ſijn zonde in Adam ber

Achazib.

Iſt

002en.

asºn Godmethert/ziel/enge

TBus epſcht ons Godt het werck dat wp moghten te Vozen.

T

Gheſtadeljck diene ?

Achazib.

ZSo ſtraft onsdan noch God omeensan ders werck quaet. TDuncht u dan oock dat ſulcr met rechtvaer dighept

ſt

TACl«,

Iſrael.

Ja. Achazib.

Geeft hp u Wil ende macht Iſrael. jNeen.

Meen.'t Wasepghenmiſdaet: W9p waren in ſyn lenden/

TDaer dooywp onsmethem Van Gode oock af-Wenden. Achazibs

Iſrael

Achazib.

Heeft Godt ons dan lief hoe mach dat Waerachtigh ſijn:

JNadien hp

Äerſte deel ſchepttotd'eeuwige

I Pyns

't Slupt niet. Die nieten is/macß ſich tot TDits nochtans grondtveſt melſchedeLeere, ſt van ons He gheen Werck Poen. Gheeft


ban Iſrael. Gheeſtmen Godtdanalrecht/liefds / en

Jol.cccccrbi,

Pp bliet als quaet/ 'tguntelckal begheert. beſt'tmeeſte g ſt

goethepts Eere ? Iſrael.

Iſrael.

-

Ghpwadet altediep. Achazib.

/

TDaer vooz wilt niet ſo?ghen. Jck ontdeck ueen grondt vooz'tghemepn

volch verbozghen. .

GP Badick een bzillevanſoclaren geſichte. Achazib. Begheerdpeen? Reemtdaer. Siet ofick dital dichte.

.

Iſrael.

argenstÄn lievet enjonſtigh Heeſt

Wathou? Dzoomich? Wat's dit Popt ezint: ſagh tckſulck wondere. Gout engheeftmendien miet/dat hemluſt/ Datterſtontbovenſcheen/zieick nu ondere. endien hpmint. Datlicht ſcheen/is dupſter / dat ſchandt Jſrael.

ſcheen/iseerlijck/

«Trouwen Ja.

'tGoetisquaedt/'tquaet is goedt/en 'tha

Achazib.

Watgebiedt Godt doch allen menſchen? JRuzie "tGuntons van Herten luft / en daer wp

Äben

meeſt omn

tigh/is begheerlijck. Ä Waerhept/dathet is een ge Ongeloof

PD

TAC.

Tedfenen enteeereneen onſichtbaren God/ 1Dande welche niemand ſeker en machweſé

Gheenſing. Dat verbiedt hp/enghebiedt

CPfhp oock is. Ickſwijgh vanſjn goedt

dat elck haet.

heptghepgeſen/

Achazib.

Ick merck nu/'t was voozmaels oockal in Jsdatliefd/of goethept/diemen duspziſt mijns hertengrondt/ boVenmaet ? Maerbupten mijn weten / mu iſt mp met Hoewaerachtighen trou Godt oockis in luſten kondt. -

-

ſtjn Wooyden:

Achazib.

IBepnick dat wpbepdeterſtondtrechtswel

Polaman/hoedt u mondtſulcke dinghen

hoozden Ä man Godts beloften Voogt

WPtdat zurevaetgen moet ghp ſoet wijntjen

Als de

te clappen.

HEIDE.

tappen.

WPiekrüght die doch van Godºwie leeft die 't Isſupz intvolcroozdeel / datmoetghp noptenfaelde ?

verſchoonen/

-

Iſrael.

MBildp anders vzeedſaem bp den Benſchen

-

TGieſalGodeerſt gevénaditſterflijckelevé. Achazib.

W00nen.

Ä Woo2den dat gbpalleen be

Ghelaet

5Neen. Godbelooftſe hier op aerden te gebé.

TOUI

hierter werelt / niet hier na/leeſtmen na Opten Godt des Hemels/dien niemandts Afval van oogh aenſchout/ JlMopſes ghebodt/ Gode. Ruziedpwat waerhepten wat troudaeris Maerwilt van die naem-God u hertgants -

Godt/ bp p Epo

af-trecken

CDock wat rechtvaerdighept en goedthepdt CDm Goden te Eeren die Goden konnen

esiº

ſtrecken.

-

--

IAC.

Die waen-Godt loont ſijn volck metar Ghp kalt wonderlycke enonghehoodedin moede pinlick . . ghen/ Metverachtingſpstteljck/jametterdoodt TDie nochtans waer ſchijnen. fenſjnlück. … -

CEndat

ſº

een Hadt ſingoedteurechtvaer

Ä

ZHp ſijn waerachtigh.

Enooc ſo verholen/dat 3p geheelkrachtigh 'tSijn toverſche dzomen. Die Goden ſºjn In menighmenſcheſyn/die haer vzuchten

Eerwaerdigh/ Die heur TDienaers goedt doen van 'tquade Walſch Sondervan woztelof grontſelf pette recht bevzpen/ doen leven in vzeugden t'allen We Ell. GEn oordeel, Letel

Ä

wºg

Läecht of bupten weten op pemandts neus

P Ell.

Iſrael.

waer gheſet

Eenopzechtebzil/ſo claer/ſupver/en net TDat ſich

PLieber Welcke ſijn die

Ä dinghen ſoo 3p 3ijn daer do02

toghen

Achazib.

JDen vinterveel in ghetal/

-

TDie gantſch anders ſchijnen in'tghemeen

EMaer

mººn gedient Aſtarothende Toeval otten af. -

volcrooghen Mlwiſt deſe man niet altoos van die

Ä

bliille/

Moch

godcn.

Iſrael.

Wat looon gheeft elck den Menſch die

hp ghenieten/inderherten ſtille/

trouwelyck dient ſijn beelde? Achazib.

TDeſalighe vzuchten van dat opzechte ooz

Aſtaroth gheeftrijckdom methaer TDoch

Deel.

Soghenietmenighmenſch ditonwaerdeer

ter WeelSe/

lijck voodeel. IBaer Baal macht enghebodt over'tGße Al kent Hp dees grondtniet als die maer in ſacht -

Injºuch.

hem is.

Ppoozdeelt goedt enquaet meteenkenniſſe ghewis:

Tael.

WPatvindtmen doch ter WBerelt ſoo goedt en ſo Wenſcheljck?

Dieſnoer-rechtanders is dandes volexken nig Werkttrt.

9. Decl.

TZ 33 2

Acha


KOMedie Soo dat

Achazib.

Ä weer als dooz verblindtende erzot

Ditbelovenzpniet (alsdewaen-God)na

MDaere Goden verlaet/ om een onbekeide deestjt/ . . Godt/ nietdan den ſlapenden Gf in een verbljt/

Ä"

-

Daranongoedt/hatigh/endeonrechtvaer

lM). JNaergheventmetterdaettaſtelſjcken aen 19wer noch gheens menſchen edele lief.de ſchouwelijck/

º Än zpinder waerhept trouwe

waerdtgh/ ... Als die maerbedzieghlijckdooz waenſalig hept behaeght: Om ſaliqhtemaken ntemandtheurs ge En metonſaligherten wareellendeplaegt. jck is.

tBeloof

ich/

Ishpnietrechtſaligh/diemachtigb/weel

WDant laet

sº Än bzil (u oozdeel) veran eTel

digh en rijck is.

Jsdatmietvaneenmenſch eenrechte Godt Ick/metware Goden ſullen van u wande CE. te maken ? TDie almach dathp wil / Heeft wenſch van Danſuldp bedzoghenden waen-god verkie

en/

alle ſaken.

Die rijcis/heeft den bozn van alle wellufté, Jgdat gheen

En

ſagbº heelinte ruſten ?

LLI.

Ä 'toozdeel/aen'toozdeel ghe

So veel

TAEI.

ab goedtgheheelijcken ver

ZHoodperighen Liefde baert dit ſchoon

LILI1.

TDat doetÄ recht

. . behaghen/

gaen/of dolen op on

-

Dat ick in mijn hert van al münvoozleden

El.

WDie mijn gheeſt en sozdeeldooz verwaent

daghen

Hºopt ſo tochtighen PLief d'totten Waengodt

. . bept verlaet Crijght flucreen valſche Liefd/ende oock

en Vandt.

een balſche Haet?

Achazib.

So dat bp den waen-Godt dannnetherten

TDats niet vgeemdt.

MOet Illllllen/

Iſrael.

Ende ware Godenhaten metalle ſijnenſin

MDaerom doch?

RLIN.

Achazib.

Jſrael,

Te goedt wasu verſtandt

TDai dat ghp moght lieven een pdel Waelt

Dat's gheen ſozghe. MPijſtmp/demfd del t'mijnder vzomen/

ende ſchtju/

't Welck alſyndienaers loontmetſchandt/ CDmſekeren haeſtaen dees Goden tecomé.

vorfbºrun. Jck JlMaer

sº Ä

Fenebene sabºn. äen werden dooz't werck uwer er Wal TDeſe bFÄn ſoo gantſcßelijck bol- Ä“

liefd tot deesnieu- Haerleer

"Ä ot d'oude/metal ſijn ghe-

MPant die ſcn een hindermjnsbegheerens

maeckt/

TDat ghp volcomentlijck tot u begheeren raeckt. Eenghequellen wzoeghen mßns Herten on“ WPat wildpmeer ? ghpſult niemandt der ruftigh ren moepen. MDaen comt dees verandering luſtigh/

Achazib. Ghpſelf wozdt de bozne daer u hepl upt ſal bloepen. Doozdenkrachtvan müngſeeſt/ Endesbzils nuttighepdt/die uoozdeelſoo Ghp kº dees Goden naer uſinnema

gheneeſt/ tdoozu ſelf aen uwenſcheghe ſ zu ſelf iſtoordeel TDatnieujeſiefd'en haet daerinne is ghe Ghpſelfſul raken. e

-

boozen.

-

Iſrael,

Wantwatmengoet oozdeelt/werdtghelieft

WDanneer werdt ditº Paeſt doch. Bluſt

en verkooyen/

mjnheetverlanghen.

En watmen quaedt oozdeelt/moetmen ha -

teil en vlieden.

Achazib.

-

TDits van lieft ende haet/ d'oozſpzonck in alle Lieden. ZSo krachtigh nuijn gheeſt/en des Bzils

münzonenmetſpoedighegan

Jck Hael -

-

TDie

a

g}en.

u van als grondtlüok onderwij Il.»

00zdele

Ä Ä

haer raedt/elckſal uſa TDat 3p lieften haet baert tot 'smenſchen 19olghdp lighpzijſen. voozdele. van ſelfs van u dienſtghe TDie haetviedt van alle dattnder waerhepdt Ick had -

OREIl.

quaet//s.

JBaerlieft bejaghetal / datrechtgoedt/en Siet doch/dit ſpel wil boozt / 3p hebben tot baet//is. . . ons gheroken. TDatmtjngeeſtenoozdeel rechtſijn/weet Zck zieſe daer comen. Ghpmooght met - -

haer pzaten/

U bebinden.

TDus laer gheen tovergheeſtuzinmeer ſoo verblinden/ . . TDatmen urooft deesbzil vanbevindlijcker - -

Äghthaerraet/gbp comt aen ghelten ſtaten.

Betrouten

claerhept/

En U een valſche opſet / onderſchijn van Waerhept,

Eerſte


Tlan Iſrael. Eerſte Handelinge. Vijfde Wtkomen.

Fol.cccccrlbit. Amal.

„tGereedtſchap Hoghniet/bogtmºrºmandeling. ende ſtof levericknabegee ren/

JBaer des conſts Handeling ſalu mijn bzoe

Booſheyd met vals bedrog„helpen torhoog heyt enghelt,

der leeren.

Eerſt moet daer ſijn een Lklock van maec

Daer dewereldtwyſe zot, herrluft, entrooſt op ſtelt. Amal. Marma. Iſrael.

Ä

Goeden dagh Amal Marma te ſamen.

ſelalseen berte/ Ghenaemt Cozimpium / verfteent vooz wzoegheusſmerte. GHp

Iſrael.

Seghtmp/zÄÄ zonen? II1A.

Gm dees behoeven Wºp niet ſeer verde te

ATII13.

da

gAell.

al/ſoo mp u Woozden doen ver dLIl.

Cupiditagpzava/ishaerovenghereedt TDIe

bajºr lichtelyck wel gloedelijcken

Ja wp Heer.

Le

Iſrael.

Doo delectatio (inde verbeeldinge ſoet) MBildp bep met mptomenºmmen dehelſche gloet. tranº dienen? Zckſalu eerlück Falſiboni/kolenheetals Jn die "ir hat lever ich deeskrup

En

OGIEll.

E

Amal.Marma.

Toteenghereetgebzupck/bpalreleplunden: Falſitas/bpmate/bpellen/bp gewichte

Ggerne. Iſrael,

Immºjs/war int Woog0t/in Daet . orpohn chte/ºpºsºm Aſtus behen

MDat condp doen? Amal. Marma.

WBp ſullent u toonen

(I

Peelmeermetten wercken/dan metſchoone TDie’tgoudt ſijn rechte Peer fluer maken W902den. afwendigh/

Iſrael.

Endoen datons fontepn alle mans goudt

Kochtanswaer't mp een luſtdathetmñn OOzell

bÄ. mal.

VeroVert/

Ä melck wt bzeemde koepen Als mijn Är dit ſtof konſteljckenbe

ZHomende

TOVLTT,

Goede waerpzüfthaer ſelf. Ditdedeons ſWßghell.

repDr.

-

Maer hoozt (nughp ſowilt) wat nut wp TDiezegh nü'tgunt bpdoet / hetmünbeb doen gßekrüghen: ick gheſept. Mopſn bep TDoctozen inderücke Alche Marma. Ulpe /

TDatsopt Francops gheſepdt: Unart qui

IBjn Bzoeder(Heer)levertmäerickght bzupck 'tghelt/

nett mye,

van Eer/van welluſt/en JWaerin ºaºtº taelheet dees Alche (Totverkrjgingh van ghewelt mp Tenis geenminderkonſt goudt welteghe Eenkonſt/ die nawenſch't begeerde algeeft zupClien mp. Dandat te bejagheninonsliftighe Fupc Diecanſo veranderen alderlep dingen aert/ ken. TDatzpuptſnopaert gout maeckt dierbaer Iſrael. -

en Waert.

MDat is dit

recºgºrc

T9en bser maeckt 3pedel/ den mederen ber heeft//zp/ En aldegherten

- - -

2III124,

JBildt ſijn/ende oock ſparen. Ät ende ghesft//3p. Tätis/veelwtgheven/ende veel bewaren/ TASJ. Zck gheefrijckelijckwt/doch Veel min Dan

Suldpmpdieleeren?Odats een Godlür

ick mach.

ke conſt. Amal.

Jſrael.

Ghewis. Endat alleen overmitsdegroo -

Alen den armen ?

te Zonſt

TDie daer is

uſbººt

-

ons lief Badere.

Marma.

IAE »

Hoemaecktmen/hoe crügtmen rückdom en ſtaets

aº.

Somtñdts vooz 'tvolck in den claeren dagh/ agh Pietom der Armen nut/maer om'tvoler

I11a J«.

Jonſtende Eer:

wepſullenumakeneen bonofontepne Doch ſºndees giftenclepn/ick gheef groo“ TDie altigt overvloeptvangoutlouter enrep ne/

TDat ſo bevallijck is enſoo wonderlijck van kracht

Datghpnae wilbecoomt Ampteren/Eer/

TLY LIl ITILET

TDen

-

moº rijckenhepmelijck intdon erf.

Daer ljdt ſchenck gheen ghetºpgh.

TDgeL

isgaef gheen Pzonckere.

eude macht.

e gebehoeftreedtſchap/ſtof/en handelingh/ P vssºus goep Waercrijgh icßdat

3»Daſ..

Z33 3

Iſrael,


Comedie. Ä Ä herte) metſmeeckeu ga

Ja oock

Iſrael.

e!

Gheefdp den rijcken meeſt?dats water in DZee gebzacht. Marma.

Datswaer.'tHün machtighen/enhelpen

TDie

dzaghelijck. "Ä ºten doo2 ’t nennen ontra gHellycK :

ghevers tot macht.

- -

Jetl.

't Dolckſelf behoeft de jonſtder IJanſſen an

Jºerckt doch:al mñn doen ſtreckt om teco Gm Hem ſelfte vzpen van'trechtvaerdigh Elck Wil

men inthooghe.

int hooge Hfer om

Ä ick hoogh vooy der lupder oogle:

beclaghen/

Gfom eenen nieuwen Poogher ſtaette be jaghen.

Pracht in Coopzijden gewaden/geſteenten/Juwelen/ LHierin dienick getrou bp machten en bpda ghen.

ghebou, Silverwerck/tapſten/ Conſtighetaferelen/ ſuyſraeár TDie’t volc doen derwonderen/en Eerwaer ende ghedelück nighen: . . . wade Endit alomboven müns gelijck op teſtü -

ghen/

GPm dehoogſte teſjn in grootachtbaerHept Eerlijck. WBgt

mºooc anders de maeltijden Heer /

I)

-

Iſrael.

D bepder Mitonſt endienſt is mp eengroot behaghen. Tot rijckdom en machte pozde mp u Da ders wooz.dt. JBaer.nu ick ubepden hier afhebbe gehoozt 19gelicz

Äuº

hert veel vperigher

2anden.

-

Pracht in TBieickdicſopzachtig als leckertoeruſte? Want een ghereedt middel ſpoedightghe maeltydé. WHant

b" de vlyt tot de ſmakelücke

reede handen.

-

Mubinde ick waerachtig onghelooflijc . . ke ſaken/ In menighvuldichept van weeldigeſpiſen TBoe ick nuyn Peer oock mildtende heerlüc Deb ick niet ſelve macht omſelve temaken Det handen ſo moghende Gg kenpzijſen/ en/ TDooz chieraden/dienopt bupck en 1IE

mrºhen

-

d Ä 3WPallt icÄ paftepen p?achtelijck Vergul IlldC11.

Dat 3p mp verloſſen wt allempne noden ?

Zadat 3p mpgheven volcomelpck na wen chen/

erl/

TDen

Taº

wapenen/den vladen beſchil

erell/

Kipckdom/macht/enluſt/eenſalighepdt den Menſchen

TDen Sukaden verwen/en'tgheſicht ſo ver Watſtaenwp hier vergeefs/laetons flucr gaen binnen/ wilderen TDatdehandtwijflijc.grppt/en'toogh twiſt GÜeen werck machepnden vooz des wercr nettel kafe. beginnen/ MPie't wint / dedierep?acht/ of deleckere JBaer die wacker begint Hevetal Halfghe -

ſmake. TDooz

Ä

ghewonnen.

-

Gaetbooz Peer/ wp volgen. Derſoect nu

eUell

TDoe ich

Ä

JBeeſterſnel in Hooghept ver

eVell.

TPe

Amal. Marma.

gaefrijckenende Heerlijcken

Wat Wºp Connen.

-

boooº #

hem doozontfanghens

Chorus j. Stem: Pſal. 16.

Ollte

Dan ondzenſchupſt Hemop des ghemeenen mans jonſte.

- -

Poozt nU Unijn

Glaes! ick zie’tbeginvantreurigblepdt ºde Vzeught Van Iſraels blyde

Pandevoozſichtighe ende nutte bewarfng.

ºpterabt denjeermetnieuwezondiabept.

TDatg daer van'tuptgeben. verclaring Nutbare

antºnadº

L!

is in eenigen hoogen

Den TaedÄ Weldat bphet quaetſalmj

IL

-

Ell.

“ Danmeejochdie Incomſtvandevzucht

L)p acht des niet/en bolght de valſchelogen. bare baet. hem gelooft/wert jammerlicbedzogé. De rechter can vet merch Uptmagher twf TDie Armoede clepn ontziet en vzeeſthp meer ſten zupghen/ . TDan't Van't 3ondugh quaedge ’t Heet om recht-voozdering/maer'tis om LTEIl trecht tebupghen. dande ſtrafbanſijn gherechte Heer. TD'ontfanger is ſijn ſelfs/niet ſijns Heeren/ CDoc TDerzielen hepl werdt in ſyn Hertvergheren. baetſoecker/ .. goedt heefthp'tAerdſche Endzijft mettenghelde ſijns / niet ſijns Dooy'tHemelſche verkooyen. HJeereil Woecker. TOe 3pn Heer over"tvolc goet So wertomſchau het weſenſelf verloozen. -

"Äſ

Tal, Ä

Poch I aDlg

Ä de 3ot dat hp den

Maer totſpnepghen baet ſchat Hpelck on ghenadigh 1ſrael.

Maerdaerdoºz werdt de Zonſt des ghe mepn Volcr verloogen. Marma.

Dat Hyghelooft enis van Godsgeflachte. JUYaer hoe machten die trooſten hope bout

Pp rijckdom quaedt / op Weelde 3at/ op machte.

TDen waren Godtmet gantſcher herten ee ren?

TDaer acht hp niet meer op/die gheeft "Mentanaheenſins nute voogen.

't Dolck moethem weleeren/groot achten -

Heer be

TOUL

en ontzien/

-

tepasdienentwee Hee

TLlo

Iſrael


TAan Iſrael. Iſrael maeckt ſelfs met ſijns vernuften audt/

fol.cccccrlbil.

Tweede Handeling. Eerſte

TD'Afgopkens bzooſcß/die waeuſoo ſchoon

uytkomen.

can p2oncken

Datzptotheurtreckenal ſijn verſtant. ZHijn bzandt in Liefde blindt ſo dzont Die’t Licht Gods verlaer , moetint doncker

ber

ſwerven,

EM

TDat hp

Ände het maeckſel ſijnder Han

Door’t blinde begeerenveert loghenint be derven,

EI

1Booz'thooghſte goet. TDen waren God tot ſchanden.

Achazib.

Mopt Amoureus dooz Denus luſt ver

A

iſt ſo dat mp der Philoſophen neuſ

dwaeſt ZSaghmen ſo heet in boelderpe woelen:

w1)ſhept

Schendelicken laſtert / ick weet dat mijn Alg Iſrael zotnu vpergh Jaeght eh raeſt/ pzijs lept Maghelten nachtſ in Afgodiſche boelen. Bp den vzoeden/diens geeſt vernuftelijcken A9p acht niet meer op Godsge rupckt/ 0dell/ Dat God mijn dienſtloflijc ſelve dickmael JBaer dagh macht dient hp ſijn twee Af ghebzupckt. goDell. Bzupckt Godt miju kloecke liſt nietdooz IPpſpoo!t nae metloghen onbe gaensen gemeenlijck

dene Ä

-

-

samt

ſchaem / Aen'tvolck verwerpende dooz verherthepdt JBetargeliſt/met woeckers felle tanden/ ſteenltyck/ JDetſchoon en Valſchept konft ge TDie ſupvere debande Godlijcke waer -

Äob

f

I1.ETU

epdt p

Wiecht of rijckdoun hier in d'Aerdtſchewa Jckbentdooz wienhprooft ſijnrechtleden randen de claerhepdt:

Gnepndlich ſinepgendom ſoublijven/ En of ſpmoahtmetſaligheptgherijven. Elck

Enverwertſevoozts in eenverkeerden ſinne

ſuº Ä hoog dooz pzacht metſpoe 1g)ept/

Dat ick oock gaerne doe/want't is totmijn gheWinne.

't Is oock recht dat loghen hem 'PLicht

Zn hupſraet/cleedt/coſt/ en veeldzoncken WDijnen /

Gockhoogh ghebou. WPant de Hooghmoe dighept -

-

0Uell.

Soogaet het met Iſrael de zotſte der dwa

JMaeckt dat niemandt die neerſte hier wil ſchijnen.

Valſche doer

Lll.

Een

- -

ga beroVen. Än Waerhept nieten Wilghe -

TDie den

Ä 3inne ſal ick hem ſchier in waé

GEN Maerelck eenpooght om dooz ſijn pomp begeeren Soo beyendigh dat hem grondelyckſalbe dat nabes miſpeſen DerVen/ dervé ſal, Bovenander machtighgheacht te weſen. ZSodoms hoogh-moedten geplegulſig 't Gunt daer hp Weelde en macht dooz

hept/ En was ſo

Äso vooz Godt noch noptge

mepnt te Uerwerven,

God Hebet nu gheſchickt dat Iſraels zoon ſal houwen

Teell.

Als Iſraels p?acht en3atteſchuldighept.

Die ditalpeeghtſonderſijn Godte

Ä

Aen't Conings tindt der Philiſtjns vol O! TCOUUUell.

-

Sou Gods gºult dit ongeſtraft aenſchou TDie is

Ä dusſal hpdaer welna lup

Wetl

LTII.

Meenzpgewis. Ick wacht Gods wzaeck Want des Croonshoopſalſjnoogh ſo ver Illet TOUW8ll.

dupſteren/

-

TDie ſtrenge wzaeck comt traeglijck crup Dathp geen quaed(dat veel in dees echtleps Verbo?glen)

pen aen/

MBaer 3p comt aen als wpdaer minſtop Eu ſalvzeſen/vooz 3ten/bedencken/noch be o!ghen. dincken. . Hmſal den HDhiliſtiinswanente gebieden/ Iſraelenſalhaernietontſluppen dan. FDaer den Beecker van Gsdestoozn upt JBaer ſal, dienen als ſlaef die Goddelooſe Lieden. dzincken. Hplaet denº diens wet wilhpnietbol TDoch moet ick henn gheenſins dit ſecreet bediedet.

ghen/

Dit groote quaedt maeckt Godt op hem 't“Is Gods ſchickingh/ die ſal lanckſaem/ maer vaft geſchieden, Verbolghen. 't Bierken dat ick nu bzou/ſal hp eerſt recht P2oeven.

CDvertachtigh Jaer dan ſalſjn bitterhepdt bed20eVell.

Z ZZ 4

Tweede


GTOMedie 3WPant

Tweede Handelinge.

#

ziſt demeeſte Hertogh opter

ETDfl.

Tweede Deel

Ä“ Cominghen wijckenu in Waer en/

Wtkomen.

In äckdom/ in machte in Landenen in ILupden.

Koning ontſietu machtehup VViehoogh isſtygthoger,veel hebben m” Ja Kepſeren Den. dan te vecl, Maerniemant heeft gheneegh, wies verſaedt Soeckt aenuzoon/krüghtſe/ſo wertbp een Coninck.

ſrael

met zyn deel.

TACI.

@ wenſchelijckeraedt/ D wat grooter Blint be

Achazib.

Iſrael.

Jervinde ick Achazib mßnen ghetrou Wenraedt/

seine

beloning Gheef ick umetterdaedt/terſtoudt ſalickr vergellen.

jonſtighen vzunt/en hulpermetter

Kondp dat völbzenghen?

aedt.

---

Achazib.

Waerde Saderickmoet udancken enPP“ 19an

ſen/ "Äww. raedt/ enbpſtandts be Ell.

Want wätghpmpoptriedt/ binde ick Wºts

PLaethet mp beſtellen.

Jckenal de Peeren/ oock detoninginne/ Têzoon ſalickbeelden in heurherten inne ZHöſchoon/wüs/eel/machtighvan Landen en goeden/ ...

enwaerachtigh. 19raedtsvolging maecktmpſo rijck/weel TD.at ſpalbegheerlijck dees Bzuploftſullen -

ſpoeden.

dighen mächtigh/ TDatick niemantenwyc:niemant mach mp

ſrael T3Es

Zpdp nieteereuswaert/bovenallenmen

krancken.

-

-

ſchen .

Heb ick mp danuwer niet Hooghlücktebe

Diempmeer doethebben/danick ſou der

dancken?

-

Doozu heeft mptkrüghen van veelGraef

ren Wenſchen?

19eerſtebeloftenvantickopzecht nabehach

ſchappen verblödt/ En bennu Hertogh vanveel Hertoghdom TDaer doozis ugheloof bpmp ſo Veelmeer dan't plagh/

Nell WUJT. Achazib.

Dat ghpgheenſaeck ſo vzeemtmoghtſpze kenmetumont/ TDatumijnhulpe enraedt ſoo Welheeft Gef ick moets gheloovenupt almüns Her doenghedpell/ TDoet Ä uwenthalven oock herteljck ber 00.dert DaerON1 ri wille danck.De ſäer was Ä Ändet adrp krijghtna richt pen 't Isden wijſenradeneengroote endeluſt Achazib. Alſumenheurraedt welvolght/en iONlt TET Ickgadat beſtellen/ betroutmp/Hetwerdt begeerderruft. eerlaunck. Ghelijckt eerenluſts voo een goedt MBt --

decyll/

Dat deranckeraedt volahten verloſt wert Wall

Ä

-

-

-

Hºughpſoonaerſtigh3ydtom goep raedt

Tweede Handelinghe. Derde Wtkomen.

te beleVen/

Als ich ſozghvuldigh benom goeden raedt tegheven: verj. mjnjonſt nietdatickr hierbp -

Ell

-

AE

'tVolckveracht wyſenraedt, elckwil ander . . ghebioden, Die hoögh klimt valt neder, de vrye dient vreemde lieden.

Maer wiluvoozderen tot noch een Hoogher ſtate. Iſrael. Paer toe? Achazib.

Ariſtobolus. Jſrael.

Jºn zocht u Iſrael/desheeftmp 'tvin den verheught

19zaeghdp waertoes tot de Konincklücke Gm uluſten mutswil/nietommßnbaet of krooil.

vzeught. Iſrael.

Al ſie

ÄÄſ bpumjn goeden raedt ver

TDooz wat middelen doch? -

Achazib.

Als die ghemeenlicken Het afgheraden be ſtaet/ ...

Doozt middelvanuzoo. ZH0 Die ſalich uderechte beſtedenpinen/ Aen des Häontichröochter van de Philiſtij

al Ächbarn intdienender Af GDLN:

-

Pochläeticknietaf inuonbekendenoden/ een vzunt waerachtigh enge TDees dochter is eenigh/ heur Guders 3jn 19te 11211/

"Ä

gheſtözVen.

TOU

M9ert deſeuzoons bzupt/de kroorleis Ver Gmutevoozhoeden van u aenſtaenderoU. W0VEI1.

Ich hooz/o waerdeman/dat gbpu3oon

Schzoomthetaenſoeckenmiet/alisu ſtaet

als

hoogh gheacht Huwenwitäeneenvzeemt/ enhovaerdigt. ſlechtere/ gheſlacht: töningin/ ghp Hertogh of Liech LU.»

Zlleen


ban Iſrael, Än den

Alleen

er.

Enu

Ände Hups/noch mogender tema Ell.

Huywen

Gbpzijt van ſelf machtigB/ontſien/eer lijcken rijck:

aen zyn

Ifo.cccccrlir.

Kroon temoghenghera Sodatzijnperſoonſelfzijnvolck niekmach gherijven

Inklachtente hoozen/enoptrechttevvaké. Banſalhp onachtſaemalzijnderlandéſaké Der vreé

"sºof Vzeemden afweſigh doenzan de Landr Il.

meerder, WBathuwetghpaenmeerder? waeromniet TDie

aen ws gelück?

bÄgn gierigh ſullen qualijc wan vooghden ierigheyt LI?!?

MBaert hupWen niet beter aen bekende Da Juſtic vercopen/ eeren-ſtaten verpachten/ engt dé Princé in bueren? 't1Polch ſchatten enſcheeren: welclixonver des volcx

Watſoeckt ghpeen vzeemtvolc/van vzeem Der flattleTell

DDän

hoo.de klachten 19

vzeemdeſpzake/ en van vzeemde ſe fI.

zºº

ſaldoen haten van klepnenende groo hate, KI!

Dit naeckthem tevpandt zijn epgenhupſ

TDien'tghenoeghniet vernoeght bljfton

g3enoten.

vernoeght t'onvzeden.

Enzaldan vzeende macht metſchanden be Ick weetväſt/gelooftmp/datu begeerts hoeven VerWerVen Tot 3in machts vernielingen zijns volckr -

-

Ä9hupsÄ afkomft grondelijck ſalbeder LI.

bedzoeven.

Dewaghen getrocken van veel weeldighe

TDitvoozhoedt doch wijſjck/ſtreckt u landt een goet Heer.

paerden/ JNoethollen en ſtozté/ totpletteréter aerdé

Ghp hebt nuwerckx ghenoegh/alenſoeckt Als de zotte Doerman/veplighen ſlaperigh ghp't nietmeer.

ſlupnnt.

Dithalfismeerdan 'theel/ bevooghdp't Den paerden/Toomenwegh/heelonacht vlijtighen wel. JBaertheel wert ute veel/u/oock der PLan den ghequel.

Derchiert dat ghpnu hebt/ wildp teveel

ſaen Verſupmt. ſrael.

TDatmagh ſo gheſchieden/maer Hetmarh 0ock welzyn

verkieſen

TDatmenveelalnudts teffens beheerſchapt TD.at oockditdeel/ſaluſothept ver welende fün. ELI. TDock mepnickniet dat ghp dit ſult Weder Danſuldpt/ick ſeghtu/ veelte ſpade bekla ſpzeken. gh e11/ ſrael. TDiemeer verkrijght heeftmeer/ des magh hemmin gebzehen. TDen Philoſophenzot/ magh uraedt be JPeerkryjgh ick doozditlant/tottenmijnen te Voeghen. haghen/

b Ä

-

- -

- -

Ariſtob.

Maermpºniet/noch oock gheen Politijcke verſtanden.

Deel verkrügen machtveel begheren ver-Veel kry Ariſtobolus. noeghen čbluſcht Der Philoſophenwet ſalight allen Lan-Sooinwerp vanveel houdts veel groote Ä -

DeU/

-

slammen bluſt

heertens

-

"tGaetoock welals Pzincen ernſteltjc Phi Begeerdpwerelden/ een Wereldts krßghen unaeckt geetl ruft. Iſt dat palen/ uwer Landen ver

loſopheren.

Än

ſrael.

’t Sijndzoomen/devzoede hoozt3jn goet te VerUleeren.

-

Jckwilmhnmachtmeeren/ ſo werde ich machtiger/

gT00T.

Temeerſterckten/ en volckrepſcht des be ſchermensnoodt.

So wel alſt klepn IDuſchken/ behoeft de

.

Seght mu: is uof mjnvooztſtel waerach

ſWaen 39n Plupnnen.

-

Ilrael.

TIQ)er/

Jſtu/

Ä niet

mjnmutter vooz Pzinsen onder

-

Seghtdatu goetdunckt/ mijn Wepdeſal CUpmen/

dTel?

-

ZSalmachtsvermeringhe mpen mün volck CDmweeldighte ruſten/alſt mpghelleften- * nlet baten

De Paſt. Ariſtobolus.

Intbeſchermenmijns Lants/entemmen

TDits wonder/ghp ſoeckt ruft in vermee VWelheer der vpanden? ringhe van laſt. Jekſwyghevantontſich/ wieſalmpaen randen? WPanthetwelheerſchappen is abondt en ſchappen. -

Ariſtobolus.

-

-

1a102ghen

- -

vvie zyn Die vermeerdertſijn machte die zijnjonſte Sozghvuldigh het Welvaert der PLandente macht

te

beſo?ghen.

Veruleert/

jver- Bponderſatenen vzeemt/ ſoo dathem elck TDie danzyilandenmeert/ vermeert deſo?g IIE6IT»

Ullllten LeTt.

onluſtigh.

-

--

-

Maerntet die vpandt maeckt/ zijn bzunden TDits vermering vanlaſt/ ſchijntu datlicht lieſtalligh/

en ruſtig)? -

Iſrael.

Enonderdanen trou/ opzoerighen afvallich

Roecke-v looſheydt

TDit ſaluwis ghebeuren/ om deveelhepdt der velcken

-

't Schijnthetueen luftig/ mp metonluft te laden

der Prin- Als uzoondooz dees echt verheben in den TDooz dit u onluſtigh en hatelſjok/ afra cč bederft

wolcken

dell.

Landë eñ Welluſtight'tvolck vergeet/en delantſozgh Altijtpzijſtghp vooz goet/'tguntick guaet moetſchelden Luyden. laetdzijven, Jº Deel.

333 5

TDger


COUNeJie Daerom volghick uraedt nemmermeer of

Tweede Handelinghe.

ſelden. Ariſtobol.

TDie gheen goedenraet volght/Hembolgt

Vierde

Wtkomen.

altijdt onraedt. ſrael.

TDte vzeemderaedt volght/toont dat hp VVaermoetwil heerſchapt met felheyt bloe hemſelf niet verſtaet.

delyck,

Ariſtobolus.

-

Stortſighde Tyrannyeint verderven ſpoede

Sulck waenthem heelraedt wijs/ die zotis

lyck.

ende geck. Fſrael.

Sulck beſchuldight ander metzjnepgen ghebzeck. Gßp mp nietraden/ waendeghpuniet

#

Neregel. Demophon.

Eoul

Eubulus,

Achazib.

Amaſſai.

-

is weer d'eerſt nazijn geWoon

licke zee/

Ariſtobolus.

Au

MDaende ghpuniet wjs/ghp Volgdemün

ab OUde Äſtee.hier

niemandt/elckneemſpn

TDeſchalckeis verſchalckt/de Jageris ghe

abps:

Gfghp ſout een ander die wjsis om raedt

vanghen/

Endiet dienſtbaerbepdts juck ons mePnde vzaghen. t’aeuhangen/ Ditdoedp.nuet/ enſult teſpade beklagben JBoet ºbºt lpden/ endedzaghenons IMethopeloos berou/ in onnnttebewening/ Mengh Uch/ ſchap met Datgypbovenmünraedt/ volghtublinde

"Ä

TD.at wpdancken onſen liſten'tghe mel11ng. CH. Alderliefſte boeder/laetu doch gheſegghen. enderis Aumoetmenmijn Heeren met kloethept JBerckt ghputet wat ghp int werckbeſtaet behendigh/ teleggen? Ghp wilt meteen moghender/uſakengaen Dit vole in dwanghouden vaftende beſten

ZWI) In O

Ä

menghen.

digh/

't Swaerſte weegbtaltſdtmeeſt/ 'tſal ute MDaut ſo wellept de deught int ſo2ghbuldig beWaren/

gronde byengen

-

- -

-

Ghpſoeckt vzeemde hooghept/Uepgen Wert Als intkloeck verkrügen binnen liſtighepts VerſcÜoven.

Jaren.

Ende wantmen bewaertmette ſtrenghept ljci boven. bloedtgH/ aerden Pot/metten kooperen CDf met ſacht / ſoedtende

Ghelooft mpgoedeman/ 'tvetdzüftgewtſ Iſt

Ändº

"Ä WeUlt/

g0 EU. MI

4

Ghp wert ind'eerſte ſtozmaenklepn ſchaer den ghettlemt.

So werdt hier nu ghelepttn beradingewÜſ lpck/

Sounueen Coninckrück u Hertoghdom Welckvan tweenſeeckerſt is/ (wantdat is wycken?

meeſtpzyſtjck) .

JBepndpte heerſchappen over ſo veel rfcké? CDm dees (doozhuwelijck) aen-gheWonnen

Houdpdie doen Dauſenna upypenof zin

Landen

-

; Eeuwelijck te houden in dit Coninckrijckx JReen/u Bolcken Landen ſullen ſp bedwin banden/ . ghen/ IHaer rñckdom ſtadeljckte ghenie g Tell En als arme ſlaven na heur pjp doen dan ghen?

--

Äg

ſen.

-

En'tvet van Haernering in onstepl tedoen

19erwacht dan teghenhepdts verderflücke

Vlieten, Eubulus.

kauſen/

-

- -

-

Als devzeemdelinghen u volck legghen op IDetoozlof min Heeren/deſaeciswich tighen zwaer/ . ten hals/ . . Hovaerdigh gierigh/ onkupſch/lecker/ Waertquaet dät de Coningſelf tegenwooz ell Wals/

digh waer?

TDie uellendich volck tei: been toeſullen Kna Omzijn goet believé hier inoocte verſtaen? Neregel.

ghen.

TDesſullen devzoede nu rou

Capzoenen Glpſpzeecktwel Eubule/Het waeroocalſo

dzaghen/

ghedaen/

-

Envoo eenoozſake den vzagersghewagen/ ZHodes tonincronlede in jachtenen Banc TDat het is over'tleetvant JLants aenſtaen deplaghen. Iſrael. -

ketten/ Hem'tkomen inden Waedt niet en ging be letten/

-

/

TDaer koom watter Wille/n.agf ick maer JlMaerof hp ſchoon hier waer/ ſo iſt bupten zjn verſtant/ ghebieden . . CDverdat Coninckrijck/deplaegh machmen Hp is desonverſochteumoepthem nietmet het Landt/ ontvlieden. hp de ſozghegantſelijckheeft be CTonntſetch acßtſeniet/raedt ghp die Ugaer WDaer -

-

nehoot/

Ä

-

-

Olell/ -

Godt bewaeru/ick gametmijn Vsoznemel 19 wjſHepdtmñn Heeren/daer aen hp niet/ V002t. magh dolen... TDe Coninghſal willightoeſtemmen/teke IC.

Ett


ban Iſrael Ä“ endenabenwatwbos bej achtſaem-

Tekenen.

Demophon.

heytis der

Jol.ccccc.

Dan'tde deugthanteert/omte gepgeſen Des doodtsancrſt heeft meer 3hn je Vooz op?0eraf teſchzichen.

-

Dats well en ſtrecktal tot des Conincr TBande, Äghtsbeloning/om ſich welte rijckdom. (T „… verchingbº/ ſchicken. ontſich baerdt danghehooz enÄ oock totonſerhupſen ſtichRaden

Ä

-

TeMede.

d

SÄn die gebooſaemhept baertweeldiaevede

Eubulus.

't Mihaegh mp/ enpdat/nubet mijn | Alledwj Peeren behaeght/

Ä oock) ſal Ä Ä

delijcklijden/

-

MDaeri hier oochpemandt (ditachtic mut Alſtmaer mj Reringh dooz 'tghewin . . gbevzaeght) TDie

Verblijden/ "Ä # Vandenen Lupdente recht Grooteſommen krjahenenweeldelüchte L

TEIT:

TEII.

MPP3jn ºraleblent Peemt/waert niet een. So wilighdientmuelch'tgeltenbupr/heur raedtflagh twee Heeren/ pc/h Datſpd'armevzphepdtgheheelniet enach ten. Dits tghemeen ghebzuptk/ oock bp dees

ZSonderdiekenniſſe in een ſake ſo groot Pettewillen ſupten?

Neregel. TDat is van ghenen noodt.

Soodtſche gheſlachten.

'tHijnmenſchenalsons volc/die eenmenſch Datvypearmoede intndan fävernpe rick/ kentterecht/ Gheachtwert int herte van 't Heromnegal Kentoocterecht den aerdtvanal 'tmenſche-„ ghelick: lijcgheſlecht.

Dusig doo de ſtrenghepdtgantſeljckniet

-

Goc maghmen gheen upthepms dit voozt-

te buchten

Doo? Wederſpannighe/en opzoerſche ghe Segt nuop Achazib/watſout ghp'tſekerſt ruchten. houwen? Gock machmen niettwijfenaende veplig ſtelbetrouwen.

hept/

Pzijſt ghp de goedighe/ of ſtrenghe heer-

Ärmoors ontſtchlijcke hep g!)epdt.

bapprº, hazib ChaZ1b.

Aerdt des

Jc ſalop verbetren ſeggen münfantaſpe/ Inſomma/het ſtaet gantgbupten des Co

gemeyné Ghenomen upt den aert vande gemene man wolcx,

TDaer opmenhierſiende ghewiſijert

nincr machte/ Äj Werden in 'svolerherdt en eDachte/ Ick ſº. Van ſtadigh wel bemindt te

raden

-

Liecht

Call.

Ä

Eerſt hetHeromnesalsdewindtonſtadigh/

U)VEI1.

Schandeljcondanckbaervan goethept wel- JBaer gheveeſtte werden/en 'tvolck in dadigh/

-

-

ancrſt teſtüven

-

Ancrtvluchtich voo: ghevaer/gierich na der Vangt nietaenden volcke/maeraenden Co Winſten vtipck/

1lingalleen.

-

-

Eumintboven vphepdt den ſnoodendienſt Ghemercnu dooztontſich ofdooz die lief vandenbupck. ZSounueen Koningh Adin wel baft wil-

su

deghemeen/

|

ºaººbepºwert van d'Overhepts

lenbouWen

-

Optvolcronſtade jonſt/Het moſt termoodt | En

Äsmar ſeecker 'tvzeeflijck

berouUen.

-

-

-

-

-

Het waeroock eenzothept dienen dier ſou- Somoetick die ſtrengbe heerſchapppepzi de bekopen/

ſen/

CDptondanckbare volex danckbaerHepdt te Tot dat ick beter heurmet waerachtigh be N

Hopen.

WÜſen.

Neregel.

TDitbevant Bopſes wel/ wiens weldaden

D/boots Eubulevöeghtnuſpzekens be

menighvuldigh/ Dit volck wildelonen met een harde doodt onſchuldigh

Maerwaertnieteen plomphept waerdigh

(IMIlle.

Dolghºp'tgheſepde/ of niet?laet Hoozenu Wen ſune. Eubulus.

alder ſchanden/

Alen and'ren teſtellen/ datmen ſelf heeft in handen?

-

vºr. EUTETTE Ä deConincheeft machtomſpjt TDitvolckte doen dienen/ dooz bzees van

Ä tmen dan dsch met weldadighe trekien/

Al Achazibs ſegghenistegen het betamen/

Teghendes Conincreer/ (die wp noeten bewaren)

Teghen des Zootſchen Landts/oock onſer

ſtraffeſmerte. 3W9at

Pooztdan Peer Pzeſident metmijn Hee renaltſamen/

-

Landen welvaren/

-

Ende oock (hoe liſtighalſuler/ die ſchoon

ſp?eker ſept) soºººº onwis/den volcke afte Tegende geſochte veylige ſekerhept. letie!!!

Moatnoot iſt te bidden die verachte lieden/ 52u de Coninck macht heeftom ſtrafjckte ghebteden?

zBeerläet het volck 'tquadeom deſtrafte vzeeſen/

UPanteerſt daer hp ſeptvan 'sbolcronge- Oorſake

- ſtadighept/ Van nieuſ Die ſalin des Coninckr ſtrenghe onghena-giericheyr dighept

des volcx.

Mietmin/maermeerwercken/ dan inzijn goedighepdt., 3. Decl.

Ghe


CTO Medie Der Prin- Ghemerckt niemant meer ſoect verand'ring Alshem'tveelhoofdigh dieromringht met dolle ſwaerden/

metſpoedighept

cen ſtadig

weldoen

-

TDan die verdzuckt werden dooz felhepdts CDm zijnancrftighlevente jaghen van der gerden/

Wandering.

maečt däc

-

-

bare on- Siecken/mietgheſonden/wenſchen lüfs ber Endan blickt dat het volck/ die eerſt den Cening maken/ andering. denſaten. JDaer’tvolcrondanckbaerhepdt/ ſpzuptupt CDock macht heeftom Hemkroon endeleven te ontſchaken.

vergetenhept TDeesen komt nietint volck/ daer des Co nincr wetenhept

-

Daerme Achazibzept/teſtaen indes Co- Ancxſtich

ontfigh is miner macht/ Stadelijck weldoende (ſonder vzomente d'CPntſchlijcke vzeeſe tebzenghen in'svolcreen onge kirenchen)

-

ghedacht/

-

. ..

duerigh

Dooz nieuwe weldaden/ die oudenſoodoet Maerntetdelieftminlijck: maghmen veel j min opbouwen. herdenchen/ . . . JENenkan haeſt vzees maecken/maerniet TDatald'onderſaten altjdt zijn weldoen we

langonderhouwen/ ,

ten/

WPant

Maeral wert weldaedt haeſt/miſdaetwert

Ä

vzeeſervzeeſt/ſtadightemoeten

geeſen/

niet vergeten/

Intvolck dandat daeghljer des Confnckr MDoethp't Dzeeflückpijnen om van vzees verloſt te weſen Weldaet gºentet Atomtgheen onbanckbaerhepdt/ maer dien 19andelanckduerichepdt isvzeeseenhoeder Desvolex liefde tot quaedt/ overlaſt gheſchiet/ Soo dick/ dat nieuwe miſdaet/d'oudeont JBaerlieftvoetmenſo licht/ alſmenſeteeldt jej -

„dooz weldaedt/

ſteecktmet vierighept/

wert licht

Waſteen onverſoenlycke en dolle wzaeck 't WDildeghediert temtmen dooz weldoen/ verkregen . - ende on maerwenſchen/ , gierighept/ . . ſoudtniet3Ün in redelijcke dejouj TDie Vele quaedts bedzijft fnt heromneg ver t'GPnſen

Ä menſchen? Of maeckt ze reden

t 00YT.

CDndanckbaerhepdt queſt niet/maerwzaeck Wercktaen P2incenmoozt. Des volcx

Cleren

-

(ong natup?s ver -

19luchthet volch vooz ghevaer/heur hert Den redelijcken menſch argher dan wilde

gevaerlyc

moet oockſtadelijck

heyt is dé

dieren? ..

Prince ge 1Pluchten valheur koning: wiens doenon Weldaedt baert liefde ſoet/ maermiſdaedt bitterhaet. geladellck/ vaerlyck. Alleen ooſalie is van al heur gevaerlijchept. Wildplief ghehadt zins hebt lief/gewis is deesraedt . Sa dit dzyft hun/alſtpaſt/met heeldereen Doetmenons goedt of quaedt/vzientſchap paerlijcklept/ of ſehenniſſe «Coteelander goet Pzins/van heur quaedt haedt/komt vooztupt die Ä -

-

WDare

IHeer vluchtigh/

Gf

b; Ä

LIlle:

ſoo dol dooz wanhopen

ck als elck Soonoodtlü dt haet/dienhp werden.* hp vpandt gº h Waentmetlee

Ä Fºtºs ſelf ſo ancrſtigh doen UC)ttſ)/

T9at

Sonootlijck bemindtelck/dien hphemjon

LULI!

ſtigh weet. veel rechts heeft het bweldadf "Ä

Dat hp vlucht upt zijn äjck/ of upt zijn quade leben.

-

-

Belanghende des voler winſtgierighepdt

gPelte

Cotliefde:als tothaedt/ vanleedtsmiſdoen

na'tgoet/

3WPeet

-

Ä

Ä Ä dat ſonderghewelt in Haefen

t'ongerief.

Petis onmogelijckvooz die menſcheljcke

Oedt/

kracht/ Gheen Tpzanenheerſchapt/daer wijctdan Pemandttebeminnen/die Haermiſdoetdach devzphepdt/ 3 Metneringh en welvaerdt des veler meeſte en macht. .. onmoghelück den weldoenderte Gock blpept. Ate11. JlMach Winſt (ſoohpoockſept) den volcke

Busblicktdat die Liefdevandenonderſaté meeſt verblijden/ Detmoet oock boven alſulck verlieshatigh SooWelſtaet indemaehtvandes Coninckx -

goethepdt/

mijdeln.

Ächopwerpen van een Hooft in CPf dº Petirepghen Heerte verjagen ofte

TDooy

IOCU21/

Als des volervzeeſe hangtaen des Conincp verwoethept doen lievenalseen 19aderge Pp magh

Ä

00dell.

P?eſen.

Temeer noch als daerisdie Hongerſcherp IPp

".Ä doen ontſien als Tpzan upt eleell.

ell W2eedt/

Danwert vzpßepdts verlies eerſt recht bit GockÄ bpdes volckrlieft veſten inſta lgHept/

terljck leedt.

TDienen dan ſo begheert/ datelck liever wil Doo23pnliefttothunlup/moeder bangoet ſterven/

dadighept.

Dan die ſoete vzphepteenuer langer te der - De ſtrengeheerſchappp blpcktdan ſozglück El OllWIG.

WEI.

De ghe- Dat solck iste vzeeſen/dat den doodt nieten Ende ſachteſeker/ſo 3podc warachtighfg. vreeſde

vzeeſt/

-

Desneemt maer een voozbeelt/ vooz veel

-

-

Verthoningen

Princen. Danmerckt de Pzinstelaet zijn dolingal moeten

ſelf vreſé,

dermeeſt/

-

t

ZHog

-


Tlan Iſrael.

Fol.ccccc.

Solang die Egppſche goede Coningen

Eubulus.

Dit volck beheerſchapten met ſoethept goe-

TDienveelvzeeſlück ontſien/ ontſiet oock

velen in zyn geeſt. Den delück/ Ä willigh/mutlijck enootmoe-| 'tGaetÄ niet F Pzins/maer ooz den Pzincevzee JDaer Ä Ä Pharo’tvolck ſtrengelijck | En "Är onluſt dooz trouwe lieft O030et, GEn di Ä Achazibs intwerck begante TDesC 3} Achazib. -

y

LTE.

-

ellen: . esConincreeren ſtaet/Waſtdoo2t 19erloozhpalditvolck/ (dat ſich nietenliet Vall bloedt. ſtaet/Waſtdoogtſapen dwingen), Eubulas. Gocſich ſelfmetzjnvolck/die indenſtroom | Soodesartzseeren baet/doozt ſterven van -

3ijn krancken.

Vergingen.

Ä een ſpiegel/ tot waerſchouwing

TDit

Ä ##

W9

ewsº aert van volck/ja deſelve lup-

aernten 3ijn den Dzins niet byeeſt/ zeeſt/ daermoet

POLI.

ubulus.

E.

Goc was dat heerſchappenvan Pharao van | eenderaert/

WPaerniemant ſekeris vooz 'sConinckx felle beker/

Dls Achazib nuraedt vooztſtelten verclaert. Daeris de Coningſelf oocknerghens recht Sijnraet is danſeker/ niet om langh hier te DUrell/

ſeker.

-

JBaer verjaeght ofghedoodtte 3üninkozter

TDe

Eig

TEIN.

Daerteghende Pzincen/ ſonder’tvolerbe

Seghtghpnu TDemophon/Watmeningh 11 beſt ghevalt. Demophon.

ſwaren/ Die goe- Hengoedtlijck heerſchaptenmeerdan vier dige heer-

ſchappye Het

hondertjaren. ... "Än regerenblijckt danſekeren Hep

ſeker. isleker

IM. 9

ÄaſNeregel. ghenoeghaenweerzüden

Eubulus redene heeftweleen goedeſchin/ Maer Acbaztbs meninghoudeick warach tighte 3jn.

Achazib.

eregel.

ZSondervzeeſlücontſchheerſchaptgeenKo MDat dunctu Amaſſaf vandeſerſakenſwaer

Fiala.

ning vepligh. g Vep

hepdt? Amaſſai.

19zuntlijckelieftveplichtmeerdan ſwaer Achazib ſpzeeckt wjüyck/al zijnſegghen is Waerhept. Neregel.

den bloedigh. Achazib.

19erachting is ghezelvande ſachthepdt goe Eubulusraedtſchijntmpoock veelmeereen digh. Eubulus.

TDan

EI. menſchen.

Eerverzelt altidt deught/de quade moet deught gh loven. Achazib.

wenſchen/ Ä oun doen netten Verkeerdet!

Derkeertisalditvolck/ en ſo Partneckigb VVreede Vernläert/ heerſchap -

Strengheptverdzuckt hetvolck/ſoethepdt Dathphemſelf vers ſpaert.verderſt die dees verder- je ſtelt dat boven:

Een Coningſterftlieverdanßp 'tvolck ſou TDus beſupt ick upt kracht wandemeeſte ſtemmen/

ſmelzen, Eubulus. TDen

Ä tehelpen

TDatmen ditvolck met machtghebWeldigſal

is een Itonincklück

feII111?11.

JUNen

teien.

De Pzins dient tothulpe/ niettotverdzuc kiIng!Je:

«TotwelvÄerts voozdering/niettotroofen pluckinghe. .

.

Achazib.

MDatbaet den Coninck'trück/ghebzupckt luſt? Hp 'tnietna Eubulus.

Ärhappen met

eenen PIſeren

TOLUe.

JBen ſalſe bedwingen in zielen ghemoede. ende goe

Mºnºe/ ſtreng ſchatten inhaef

Schadelijck upt melcken van allen over vloede/

-

Jaſoo heel arm maken/ dat ſpniet dencken en ſullen/

Een Toning isom 'trücx/'trijck nietom Gmheur God of vzphepdt/maerom den des Conincrruſt: Achazib.

bupckte vullen. … Enomummers gheenſins voo? opzoerte

ſchzoownen/ De Coningmagh weltvolck/maer'tvolck Werden dooz TDemophon t'zijndertjdt Weg geen Coningubulus, antberen. ghenomen/ vanditvolck/demeeſte en die Sonder onderſatenzjn Cominghen geen TDie grootſte hoofden/ - -

--

Peeren,

machtenhulp'tvolcvoozmaels t19olch büft ſonder Heer/volckdatmaeckt TBooz wiens geloofden/ enbzeeckteen Coning

Achazb.

Houdervzeelickontſighheeft de Scepter gheen ſchoning

Sich ſelf tebeſchermen/ of te vzpen van ons macht.

-

So werter geen opzoeronder dit mupterſch heſlacht, 3. Deel,

WPant

O


GTONIeDie. MBant uiet Heur/maerons volckſalden ſta JBaerdat ſalhun van haer macht verſtoten. Als haergheweldt lang ’t volck heeft ver ten van eeren/ . . dzooten Bedienen/enweeldigh ſich daeroperneeren. TDees weghſtreckt totveſtingh vande Co JBoetelck ander met doodtljcke CDozlogh quellen.

nincklijcke ſtaet/ Dan

*# groothepteneer/oock totsnsalder

TDie Coningh ſal dooz wzeethepdt "tvolck ontſtellen

ALT

Daeris net meertedoen/ wpmoghennu Maerniet ſtillen/ d'opzoerſal hem ſchepn / ſchepden. . Elck ganähups/ ick gadeſeſaecke belepden. CDock -

DeN.

Ä

die wzaeck/ altjdtop den rebel

LI

Cn Tpzannpmoet net ſc)anden epnden.

Chorusij. ST EM: Suſanne So varen ſpdie goedenraedt verſmaden/ Enhaer quaepluſt vermetel natreden.

unglour.

TDie

MDachº is Ärgaab

"Ä datmen

begheert dat noch ſal

TdULI.

van d'Aertſche 'tGoed

ĺ quaedt

werdt meeſt om

Ingt)en gBeveDen

JNiemandten weet wat hem goedt ſal we

Dendieren tijdtgaetelckdwaes beſteden

LIl

Dandat alleenelck menſch zijn Wil ghe Aen 'tgunt hp nieten weet oft hemſal baten J2a 'tWare een hert recht gelaten/ ringhen eſpoedt om ooghlijck t'aen WPaerbeſtgh v?eeſen. en vanhoop Stelt in Gods wil/los ſchouwen TDitſoude onsalvandzoefhept gheneſen. TDaer Ä Godt dat ſoohoogh heeft bevo Hºuſ"# elckblinthet waengoet waertom

Ä

LI.

APp

kº“ goedt//daer in wp

blinde.doo

Waten

vw

ong bedzieghten verderft metrou Lll.

LI.

TDietzupz vooz'tſoet// achtenen verkieſen. ZHolopenwp upt die Godlücke ſcholen

Derde Handelingh. Eerſte

TDitdoetons al’shertenruſt verlieſtn.

uytkomen. 't Isſothepdtgroot/petonbekents t'aen Ude CDetl 3WDallt Ä doet dick venijnvooz WPijn dzinc Als veelhoofden een hoofts luſt moeten be -

-

*

ZUoren.

Ell.

JBaerwijſhepdt waert dat wponsherdtbe Comtha-tmet verachtingh, ſulckryck mach WaeCDell

niet ducren.

-

Doozt inſlozpenvantvenjns inſchincken. TDat luſtons biedt introeckeloos dincken/ TDaerons begheert liſtelyck werdt ghevan

Deºghenotsdan na ons Verderf verlan gel1. Hoo Ägo kan "tvalſch oozdeelbedzie J

Iſrael.

herdenchen van mün voozle- Debitter MD Ooºº den vzeughde.

## "Ä Verhael van mjn beroofde b2p- Ä

Gellendigh vermaen van mijn weeldighe jeughde.

CD

LI1."

Ära

TDanvolght Het Herdt willens met blinde Ach bitter upt die ſoete blp ganghen/ quaedt/die fluckrſal vervlie (Die ick nu ontbere) geboozen in mijn herte TDen MÜell. Snmünherte vervult met quelendeſmerte.

Ät

-

-

Hoe queldp mp dusherdt ſondereenighho TDit

Ä Iſrael met

Pell

zijn verwaent aen

KULII

MDanhooghepdt groot/ demeeſte Wil hp Werdel.

TDooz

Äten of Weren utenoghen ont Open?

Langhe queeltmenpjnlijckeermencount VVreede

heerſchap aent ſterven. Dp Heeftteveel/en benaerſtight 3pnſneven, ſie gheet middelom vzpHepdtte ver-pye. begheerts/ datſalhem verwer Enickwerven: erdruc

Doºr Ell.

ck verdzucktdooz eenmo-kinge des ºpwil inthooghmenſalhemneer terden. MPP ,3ijnſwaerlü ſt beſtmet zynte veelghenoe TDie gende hanten wil/ niet na behoozlijck volcx.

war.

"Ä

JUell dIl Eninſñnneſthem ſchickelückte voeghen. felhepdt Tmaeckt den Wetten/ menſpoozter Muſalintleſtzjnſsthepdt hemſchenden.

Als bpſich vintin dzuck en bitter wzoegen. Doozluſten quaet die zijn hert verblenden,

TDe

recht noch reden berooft/ "ÄWerdt

Verntelt/ en ver

TLDßl.

wie God vgeeſt/en recht doetig der Hepde Die Philifting gaen medeſelvewegen/ nenroof. WDie Wanen oock haermachtte vergrooten/ Die ghebieden in goedt/ in lijf/jaint ghe -

WDoozthlepnmaecken van Iſrael neerghe ſleghen,

- -

loof. TDie


Tlan Iſrael. d'erfnis van den Heere der

TPfe

sam

eere 1.

FolCCCCCrlbit, en berlepden ſo veelonwijſe

zie

LII

WDie verbteden den God des Pemels rechtte Reen/ick I niet/ ickſal eeral d'Afgoden ver Illelell/

LETEI.

Endwinghen metghewelt heur Afgoden te JPMetal dieſe eeren/daer koom af dat Wil. verheven/

CBp

Godplaeght mp omdat ickr ſie/ pde/en

-

vÄs van haef/ eUen.

ſwnghe ſtil.

van lijf ende van

ZSpbeſpiedent alles dattervalt inden Lan Den.

"A

-

JBaer ſo ick dees laſterupten Lande gaja ghen/

Sal God (ickweets) van mp/ wech doen

MDantons hupſghenoten 3jt! ots quaedtſte

3fin plaghen/

-

ſDp weder beminnen als zijn lieve zone/ TDien't ſo welſou wzoegen ſo men ons niet Engheven mp vzphepdt niet welvaren telo Vpan den

IIC.

beklapte

Als dees/ſoo heur wzeetHeptonsbloedt niet

Godt heeft die menſchenlief/ diezijneere benuinnen.

en tapte.

-

WPantmen maeckt een Godſdienſt vande Bemin ick Godseere/

hoe moghen mijn

3tunen/

grouWellcke moozt.

WDie heeft optvanfelder en vzeeder Godtſ Sulck zijn grootſte oneer/ eenighſins ver dzaghen?

dienſt ghehoozt?

ZHowie met betrouwenden waren Godt JDünpver lijdt dat niet/ en'tſal Godbeha ghen. ghelooft MBert verbºant/ ghehanghen/ gheſteent of WPant die verbiedt hooghlijck dees Afgodi ſcheſcholen onthooft . . . Ariſtobolus. 25phopen onderſchijn van een rechtvaerdic Hola man/ heeſt God u’t Beeltſtoymen hept. al bebolell? CD God hoe langlijdtghp dees groote on TDat de menſch vanſelf doet/ en ſtaet Gode waerdighept? niet war l Doe ughedult aenſchouwen dooz.de

aº #

TAEl»

OlCHRE

TDit bloedigh vernielen van U verkoogen

Sonder Godesbevel heeft dat NHopſes ghedaen.

Volckie?

-

Ariſtobolus.

TDie was Gverhepdt/die/niet Hetvolc/heeft

Derde Handelinghc.

Tweede

die macht. Ghp

Wtkomen.

* Ä ſo verneert/en gantst'onderge zacht/

TDat ghpgeen Dozſtmeer zijt/dus rade ick

"Ä

dat glyp't

God ſtraft de booſheydt wreedt, van't heer ſchappen tyrannigh

Oock des volcxyverzot, en oproer weder

T2E.

WPas Gedeon een 1Bozſt? neen/ nochtans heeft hp't ghewzacht. Ariſtobolus.

ſpannigh.

't Washem'uptdzuckelück van Godeghe-'tStormen Ariſtobolus-

helen.

Iſrael.

Suler van ſelf nate doen waereenzondigh A bind' icu weer hier/ellendige Iſrael?

vermeten.

Gchhadtghpraedt ghevolght/ ſo waer Mietghp/maer d'CPverhepdt heeft d'Afgo u noch alWel.

den daer gheſet.

-

TDiehebop verlaten/ maerhet dzoevich ver WPilt ghp den Afgoden recht uptroeden na D2iet:

Dan U

Gods WBet/

-

Äs opſet/

en verlaetu waerlück Dernielt den Afgoden gemaeckt doozu ſelfs

Illet.

.

-

. handen/

Japdeert deſmertigbept van ubittere won TDie ghp noch vupzigh dient u Schepper tot Dell.

-

ſchandel.

Iſrael.

Iſrael.

Jckhebloon namtjn wercken/God ſtraft

WPat Afgodenzijn dat? Ariſtobolus.

mpommtjn 3onden/

-

Ä plaegh enſaloock OphoUWe11/

gheenſins 19hooghept eerſuchtigh? 19 trooſtopten rijckdom/enuweeldekrupſ Vluchtigh. liefdeloos dusſtil ſalaenſchou Sottey ZHo ack Well/ Bzeeckt eerſt deesu epghen ghemaeckte Af Ver» goden/ Dees Afgoden/godloos en grouwelück/ Tiede Hepdenspleghen/dwinghende on T9ie aº boven Godeert/en betrout innoo LIl. trouWell)cki Die onwyſeZoden toteering van heurbeel TDit *Ä ſtozmeniselch van Godeghe Sijn

-

-

ODLIN.

Dell.

Wäechtsof die heur eerders pet wat goedts TDit moogdp Vepligh doen buptenancrt van uptdeelden SamÄ“ eer doen/'tmaeckſel van

dooden.

9

GlVdTETE

B2seckt ghp dees Afgoden/God ſal d'ander doen bzeken

geſamten/enſelfzijnlaſterwze Halmenſenenlüden ſulcken Godflaſtere? Doo33jnen ken. «3» Deel.

't In


GTON.edfº 'tInwendighreynigteerſt/ dooz waerbepts

sovº

bpſant/neer danghpkontdinc

(11.

kracht belendigh/

Op dat daer doozrecht repn Werde het upt TDaer op verlaetick mp/ ick bentalleen niet diet b?04t.

Wendigh.

-

MDabäetdat ghp Tempels vanſchijn

Ariſtobolus.

-

Pervloeckt is de menſche die opten menſche

Afgoden bevzidt .

-

Als die wäre Afgoden in u herdt blüven altijdt? Als d ert/ziel/moet/luſt/ wilendeghe

betrout.

-

alſ t

Derde Handelinge.

Bovenden Heer betrout/dient/eert/eH Voo?

Derde

Wtkomen.

helpers acht?

IMaerhoemaghudzomendatghp Gods eere bemint? en Prins wert gheplaeght door oproe Ghpdie Afgoden dient in uherte verbindt? Volck righehanden Ghp die hoöghept/welluſt/ja oock het ſt10

Als tweedrachrpartydigh bederft luydenen

de gelt

Landen.

Boven Gjdopthooghſte vant Altaer UWs Hertenſtelt?

frael T2Cl.»

Ariſtobolus.

'tZsalweder 'toude/ickmepnghphebt ge UB Ee'tarme Jootſche JLant/dooz Gods Een quaet verſoeckinghe Prinsisde „ſwogen Altijdtafieraden/'tguntick meeſthebver 't Was’t Lant vanbelöften/'twert nu'tlant ftraf van lä002en. -

van Vloeckinghe.

des volcx

-

Ariſtobolus.

tot ſtraf van des volckr Afgodiſche ſonden. Hadghn münraedtghevolght/ghpwaert Wantgodlooſhepdt noch vzpen grootTDoozt volghen vanuluſt/ volghtujammer HNaecñt Godeen grijskindt Peer/een Pß -

-

pocrñtvol boolhepdt

ell 1100t.

-

menſch/wiens Pzin Häondp dit (goedeman) noch van ſelfs niet Eenweeldichverwüft cenvzoegh ontbÜten verſtaen?

'Der Ä leert u: wat behoevetmijn Ver NlALIl

Jck

't1Polckten been toe klaghen/ entreden tot hetſplpten. -

metmijnraedtu/ niet mijn ſelfs Diebeſaghende 'tvolck (doozt Goddelijck

ſ

ſchicken) .

Aet.

.

-

Ghpweet welwie ick ben/ ooc mede in Wat Selveſüllenvallen in heurepgen ſtricke. ſt AL f.

CMuamt uptºdatickdit doe/ de Janſſen Ver bolghen

ZHoowonderlijckheeft God al de ſaecken verwert. ... tIzcoft haetopentlijck'tlif: 'tlijf haetzijn - -

-

-

hooft binnen therdt/

vernielen of vpantlſjck vervol

-

Afgheſiooſtdoo! verdiet/nuſolangblüdt

g!)ell.

ſaemghedooght/ Totmingevaerlijckhepten unut ſtrect dan TDat hetnieugierighlijck na veranderinghe -

mijn Wooyt. pooght 't Salu/nietmp/baten/ſoo ghp't navolgigh Degroote Cadetten zijn oock nijdelijck H002t. Iſrael twiſtigh. TAC1« Volck trecken wa uCº.,ºrienaabºr dancke ick u hoge TDieelektotzpnzpde'tblinde liſtighMaert dieſeveeendzacht den lantſchappen - -

* - --

- -

- *

Twee wee

Maer'tbeeltſozmeninthert/is mpheel on machtigh: Ä. moghelick hier vergaendoozt gbeſchil "“ Houdeic de Ikerckgodennoch ſolange moe Demaj tweed2ächtigh/ tenlijden/ Datterig tuſſchen'thooft/ lijf/klepnen Spblevendaerwel ſtaenten eeuwighen - -

tijden.

Godseeren’smenſchenhepl/geldenmphier

CD

groote leden verº vanmenſchen/JLanden endeſte Lll»

inne meeſt.

Godswoozdt geltmeerdantu/ſovupzigh pvert min geeſt

# nuntet langer u Weerſp?ekenmagh -

TD.at

002en.

God beWaer U/ick haeſt/om den beelden te ſtoogell. Ariſtobolus.

CD Iſrael.hoe haeſtghpnau verderven grondigh. -

Iſrael.

JNaeeuwighe vzphepdt/'tſekreetig u on

kondigh. "Ä is nietheelupt mp alleen ghe P20Tell. Meen/'tkomt bedecktelijckupteenige groo tel!

d

TDietliſtighinblaſen wackere Woerbincken/

Derde


Tlan Iſrael.

FokCccccliff.

Anerſt was bpdenrijcken/ ſtilheptbp den bzoeden/

25pden Poogt verbaefthept/ die moghtdit

Derde Handelinghe. Vierde

º

voozhoeden.

Wrkomen.

-

Soonverſiens gingtaen/en ſoſtellpcvloog het boozt

Daerhebdp deſakeunettékoutſtengehoozt. Daer men'tſchynquaet verjaeght,en'tquaedt Nu Willckgaen mijnheerenbeveelu Gode. hout inder herten, Ariſtobolus.

Baert een vluchtigheluſt veel langhduerighe 't Stjnſeltſamedingé/gaetinvzeden Bode. ſmerten,

Ariſtobolus.

Derde Handelighe.

Bode.

Sº willekom Bode:hoeſpoedy ſoogle

vyfie

Wtkomen.

ringhen? OC1C.

Soud'ickniet ſpoedigh Heer nopt won Dan volghtſpade berou, nade haeſtige daer, derlpcker dingen/ Daermen den goeden ſtraf,nier den quaden zonden haet. TDoozbodeghebootſchapt/danick muboot ſchaPP L»

Ariſtob. Iſrael.

Pertellet mp.

Ariſtob.

MDÄ bindeickuweder hier?

Bode.

Spadebe

Zck valvant quaetin arger/upten ketel róu uyt

HAeenheer/houtmpnietmetten klappe. Jelmoets den Koningſelf mondeling ver

int Bier.

haeſtige

-

TDat mp eerſt ghewindocht balt mp ſchade daedt.

kondigen. LI Ariſtob.

int Verſoeck.

PerHalet mp intkozt/ ghpen ſatt nietſon TDaerick ernſtlijck om badt wertmp een bp dighen.

autsvloeck

- -

MDantaljadpopthof/ghp blijſtbupteude TDaerick eerſt op Hoopte vzees fck nu voozt metbevei.

nUUeTeI1

Pan's Toniner Kamer/ die komtniet upt TDaer ick mp op verliet Heeft mp trouloos begheven. vooz elf uren/ En'tzhndaere erſtÄn uren geflagen/ Mºdelas op eenbzooſchriet ſtaende mijn Hant O

-

E.

verdoozt/

-

Zſt noch ſo vzoegh Heer/ſowfl icrughe Het riet bzackaenſtuckenenheeftmijnhant doozboozt.

waghen/ Ach

Dochſockotſt mach wantſpoetbetaemt den boden.

wºj

Hoedat veel vermaerdeen moghende Jo F-a-

-

u chen Ä siegen doozmijn blinde wen“. isdemenſch die betroutop met

TEIl.

Dell

--

Aenhunlupder Landtvooght eendzachtelijc

TDit was (ſo mp gedenckt) totmpulaet ſtereen/ Datmjarne Zodenveelte ſtrenghelück CD Hadier recht verſtaen/ ick waer niet in hadden gheklaeght

--

dit gheween/

aeglt

-

JBettenghedwongeneer/en dienſt vanonſe Ach'thadde behouden ſo menighgoet Mans hooft.

GB0den/

--

Boºſ ooft/ uraedtghetrouhebick anderen ghe

Beetſtor- Hebdpſelf welghehoot/mu gaen zijt noch verſnoden/

IMMEN.

9

TDoozeeumupterſch rumoer onder 't Hiaf Die beloofden wonderen maeckten mp vetl PS. vanden volche/. ... , ZSchitterende ſoſtel/alsbiren indé wolcke Maerboven haerkloeckhept heeft deslant , vooghts liſt depzys THÄdeenplaetsind'ander: ſoo datmen" TDiedenhoofden van een/en 'tvolck vanden VernanU1/ Dathetalgheſchietwas/dan van Waer Dät hoofden deelde. /

-

Jahoofden van lyven/ enfelljck daer met

het quam.

wern

werge JÜNet

-

Dock met een grootdeelvoltr/d'ander gin

e)

ghell Dºl)Ven/

alons Godenupt henlupder tem“ ele.

TDger

ſpeelde/

jgeachtvoler (noptargerexem“ e

--

DonºÄ

ſonder ſtoot/als vertſaeghde

--

joytsbphopen ſtoutelück inber“ ZHs blijctU)Vell. de trouſeltſaembpveel grote hanſé aer Dell/ demammeſchanſ. Äent gheweeren metſcherpe Entvolcisonſeker/als WGee mijns/watricker roof/ Wat N100“ Waerdel1

CDm 19an

Ä Ätoniugswet/haerwetdaerte h002L11 Äheſchachen

Den groUWeltjck/

roubweltjck Aen 'tarme Zoodtſche Volck. CD waertnop

-

-

vºrm Änden ghelockt met waerſchij -

Aenheur partpbigheen weerſpaunige koo4 Dell»

-

-

die "tvolck al te

VOOL!!

nende woozden/

-

En wat ancrſttgh vluchten ſien mijn oogert begonnen JAu ſie ich geenraedt mueer noch trooſt Onder h

der Sonnen, 3. Decl.

2 aaa

Ariſte

-


COMedte Segt noch:weet ghpniet weldat Godes

Ariſtob.

ſtrafftuge leert?

Jºaer hpſietophaernoodt/ boetbaerdigh berouwen/ . .

Iſrael.

- -

Wäechtootmoedighbidden/en verkrijghens

Ghewts. h

Ariſtobolus.

betroUWel1.

unuquellückdeert? Daeron GIſrael/ ſoo ghpu ſelf recht Iſt nietzijnſtraf die Iſrael. muiſtrout/ . .

Enghyuootmoedigh aen Gods beloften

't Ss.

Ariſtobolus.

Bout/

TDathpzijn volck ter noodt nemmermeer Hebdp die ſtraf lief?Iſrael. ſal Verlaten:

-

-

-

ZHoweet ick noch eenraedtdieughewis ſal baten.

Reen/maerleedt bovenal. JENtjn zijnhonich bp ſtraffens bittere -

Än IN

Iſrael.

Ariſtob.

E> Ja/dats alin mp: ſeghtdothwat Weet

@ menſch/ uzondenquaet/zijnueen ber

ghp vsozraedt. Ariſtobulus.

blijdinghe/ . . .

IBenſalt Ghebedtſenden aen God voo? Enghphaedt treurighlückGods goede ca ſtijdinghe. een Ambaſſaet/ Ruſt ghphaerterecht upt/gpſult nawenſch Soodänighe bidders werden van God niet Verhoo2t/

verkrigen

MPeetghp hier oock raedttoe/ ick mercneen GHp benuindt u quaedthepten haedt Gods Heplſaenn Woszt. aenuſwügeu: IHoudp vzuntſchap metGodes vp Seghtwat doetu bidden?

Ä ºb

&INDL

Iſrael.

So ſendt daer'tghebedt uiet wanthetwert

in recht bekende noodt. JHijnrech Ariftobolus.

tot ſchanden.

Antwoozt ndoh. 19zeeſtghpniet ſchade in

WBelck is die noodt?

rijckdons doo?nen?

Iſrael.

Jſrael.

't Gequel van mijn vpanden groot. Ja:

Ariſtobolus.

Ariſtob.

Haetghpuvpanden?

1Beelmeer danghp vzeeſt des lieben Gods

Iſrael.

Bitterderdan die doodt/ Ariftobolus.

-

versonen, LAE.

-

MDatvpanden: dietljf/ of die deziele So iſt. Wonden. ... ZHijnt de Philflinen, -

Ariſtob.

zºnt uwe ſonden. - -

Insº aenden Philiſtjnsuleetſmera MI

TAEle

Zchaet den Philiſtijns/die quellenmyn lüf Raluſt wzeken: ſout gbp hunlupoock zpn barmhertigh?

eng0et. Ariſtobolus.

'qualyck biddea.

Iſrae.

-

TDeſonde is nu noch vzunt (Hoozick)metu

HAeen. Ariſteb.

ghemoedt.

IHoudp dan noch vzuntſchap metGodes vp

JBogt ghp verkrügen/enna wenſchlang gebzripcken

KnDen

Sooſent daer'tghebedt niet wanthetwerdt Hoghe macht/veeleghelts/met welluſt der totſchanden.

bupcken:

-

Maerſeght/s Hods ſtrafmietgoedten Sout ghpudooz alſulcruiet ſaligher ver moeden/

rechtvaerdigh? Ifrael.

Ja.

-

Ariſtobu,

4

Iſrael.

-

Sjn uzonden quaedt en recht ſtraffens

º

TDan doozt verkrjghen Gods metalder deUghden goeden?

Watſwildpdat ick ſegghe.

Waerdigh. Iſrael. Ariſtob.

- -

Ill. ZHp zij

"tGebedtis danaverechts en verkeert/

WPantghpniet van't quaetmaer van't goedt

Ä begeert.

Ä verloſſingh van Godes goede sºvº U3onde quaet/die en biddet gp niet

Ghp

{

TD.at

Ä

e en/maerwaerhept/ Gheenlogh erh

Ghp V2eeſt den Heere niet/ is dat eenklepne TDgt

ſwaerhept? Ä Ä Fºt bidt/ in 'shertenonrU lgPep

Streckt omtverkregheuteverdoenin wel luftighept/

U.

Gockzijt gbpwzaeckgierighende betrout

.

CPP Godes vpanden u Afgodenſnoode. U bpanden Upt den Landeſouja vºn Ä ºb bzuntſchap met GodesbP

*#

JHell

Bidt ghp/maer Gods bpandt wildp int herte dzaghen. DJoudp noch vzuntſchap net Godes vp

Ä

Il 11000e/

IDE.

So ſendt daer'tgebedt niet/want Het werde totſchanden,

HIl DEI.

ZHoſent daer 'tghebedt niet wanthet werdt totſchanden,

Iſrael


ban Iſrael.

Jok.cccccrbit.

Iſrael.

Iſrael.

Watſchaedthetghebedt doch tot eenigher

Schmepndat deſeman mp noch eengdol

ſton.de?

ſalmaken, Ariſtobulus.

Ält mp harttegbens in allemijne ſaken Bidde Äguauch sick mijnenſonden be

Eenherteloos ghebedtſpotmet Godten is ſonde. Het

pe

-

bº eſ begeert niet 3jn beed' te verwer

Draedt miſhaeght mp noch/die ſtelickaen

Lll.

't Middeldaer God dooz gheeft/wildp niet

Dan

dat is ſterben: epghen Wilen van ublindt ver

SchWilbier innedoenſoo/mpſelveſallufté

sb.eg ſ

ILLI1.

Gp Wlt deugtsloonwinnen/maer 'tquaet

"##

ſenden onghepzonckt ende

Metkenniſſe vanzonden / wantdatgebedt

TAE1.

1srecht.

-

Zs dituſegghen recht/ ſoenſal niemandt

Ariſtob.

war

beden. Ariſtob.

Hoe dat?

cierlijck toete

TUTell.

atºr Ä

ſelf/ niet

d'een3pe/ Ät naer Uſin/

leen Iſrael/fck wiluniet ver

Ull?!.

Iſrael.

JDaer ſaghu gaern dooz wel biddenmet deughtvervullen/

e Heden. Ä goet3jn/ZÜn wpalbol quaedt

Enten recht vºr werden van zonde met 31JM QUaden/

Die volquaethedenis/ is met Godsvpan Maerghpverachtdoozgaeng miſu bzuntlpe den vzunt.

entrouraden.

Niemaut wilt verderben/desgeengden hp Datſagrootelück/maer mpgheenſins ſchaden/

g0et gUnt/

Devzunt derzanden dan/ſendtaen Godt 19aert we bedencktu bet/ ick wijck die mp Verſmaden. gheen biddenspoft/ Dm van 3ijnvzundentemsgenzin verloſt. Zs dit Waer: ſoo moetghphet bedeuoock

Derde

afraden. Enſeggben dat niemandt verloſt wert van

handelinghe.

Sefte

Wtkomen.

de qUadell. Ariſtobelus,

IDen magh 'tquaedt Bebben en minnen Abeydtmen zyn ſchult, zonderrechtleedt onVerſtandeltjck.

weſen,

Menmagh'tquaedt oock hebben/enhatens 'tHeptniet, oock'tgebedt,nietzonder Godt vpandelſjck

te VreeZeg.

Die'tquaet noch hebbenen dat nieten haten Cºll hº Verlofſings beed' niet een hapzken VVelbid

Maerderguaetheeft/rechtkent/en vpant den..

Iſrae. . .

Cogitatio vaga.

-

Dethghemoedt. bedengbeſtelt/ſaghicku vierich ualickte bidden.

Te baten.

TPUs maecteick ’tgebetree/omonder 'thid lyck haet/ Äwen biddet volherdigh vzoegen den metſpoet Aet Teſtgbentotten Heermettwee bloghelen -

JLet

Werden van Gods vpanden

CDm verloſt

luehtigh/

-

Igno?autio vzoom/en Audacia Godvzuch tlKI. Dzundt is metdeftraf Gods/ bpandt van WPallt wj biddenmeeſtal 'tguntwpkennen epghen miſdaet noch weten. Des Udensſupvering nemmermeeren ver En bp grote Beeren moetmenſcßaemtever ſmaedt/ . gheren. Alſoo den middelban zijn geneſingver Aet/ Zºſºaitwoozdeheeft ſalzijtkomen ſeggé TDeſt Ä quaet ſijnde/bidtom goette wer 3ck koom helpenbeden. LUae0t

-

#

- -

-

|

Iſrael.

enl/

Gaen wpoptenknienlegghen. Twyfel Cogitatio. VRn Ver Ende verkright alttjdtvandemildthept des GfGod onsbiddengenadighſalverhozent je

ILaet of van zijnſonden/pleeght deughtmet Volherden/

-

werden,

Iſrael.

eeren/

Mawenſchher begheerde/ jameer dan zijn

MDac ſchaetdat eens verſocht/ 'tisklepn

begheeren. - moepte verlogen. CD Peer. Cogitatio. MDant op Gods vpanden is hp vpandelijck W9aert ghpde behoefdergeenſmekë verſtoozt/ Tae. TDus wert ooch zijnghebedt altijdt metee -

9“

-

Teil Verhoo?t.

- -

-

-

Moghtick mp ſelve helpen/ ick lietal'tbid

den ſtehen. JBaer ghp die toude quaetaltijdt van nieug Daer aent bedé/o Heerwphebbé geſondigt weder ctleeght/ Entt lieve hept nemmermeer recht af Datdoe alle menſcßen/ ſoo Godswoozöt Twyfelof

ºf

Verkondight.

Veegt/

God de

LHoudt alſnoch vzundtſchappe met Godes Tºuct twel dat gp optdégodloosſoſpeelde wereldt Ilsde Philiſtijnen? die leven in weelde oock be Vpanden/ -

Dusſendt daer tgebedt miet/ wanthetwert tot ſchaulden.

ºs

in Voozſpoet/op des gelucrbaen heerſchapr JBoſtuonſaltget'ongelucalleen treffen. V. L

El«.

3.Decl,

Aaa a 2

ZHout


COUNeDie. Iſrae. sº waerachtgly alſoo/ Soutwelongheluck/en niet Godeg ſchic Iſrael.

kinghe?

-

-

Cognitio.

Achtghp God

Fºtº

ken/

Metumenigfuldighen whtlopighſwerbé.

T3Cl«.

Jamet

maermen

oets nunet dence. Ondertbiddé/helpt mp/ſonder duste kré Cogitatio.

verbºt ogitatio

Zch helpuvoozderen tot des Ghebedts

VerU0erVell. Waert Godswerck (ſoo ghpmepnt) bp MPantic doeu't Ghebedtrechtgrondelijck plaeghde den booſen/ verſtaen. Den Herdej den vzeemden/den rechten ZSonder mijn berichting waert verloogen -.

-

*

godlooſen. Enſou U3jn

werck ghedaenvo Ä plaghenbeb2pen. auhºabºn met

-

vernuftighe aen

rael.

"tSchüntdaeromvzeemt. Mp ſien den TDger

vzomenalthdtlpen. Ä die quadenghenoegelijck ber“

DÄCHT.

Heght. Mepndpdat ßet Godtal verhoozt ofteacht? Iſrael.

-

pen

niet/ ick ſie 'tgebebt TDie bloepen ineeren/ weeldight allen Pe: Datwezticktrouwen daer kommen JLaet Ä Än. G Heerwphebbé miſdaen Dieſalons alſeggeuwatſpheeft vernomé. Ende

002U Är ons Godtrouloos verlaten Ill

Derde Handeling,

Cogitatio

Sevenſte

Heeft ens de Heer ſelve niet alder eerſt VVačdat God3. den mens,nier de mens

Wtkomen.

Verlateil?

Jſrael. Peenwp verlieten God/dgozzonden/Waert

VVie noch vruntſchappehout met Godesvy

om HateU.

God eerſt

anden.

Cogitatio.

verliet.

--

**

HAeenſo niet/Hadde Godmet twijflijcker Diensbidden werteenvloeckenlydt ontſeg met ſchanden.

troUWell

CPns niet eerſt verlaten/maer bpder handt

am ghehouwen/ Ä järenwpdoozzonden afge“

Pregatio.

Ephoe

Äuchvºr datſyel met ons

Päoning. ..

Te doen vooz zijnooghenſo ſchantlücken

AllLl.

# detjdennoch eens

CD of

Iſrael. Cogitatio vaga

Ja?ſentmen mp dantot ſo eerwaerdigen

(LI.

den Meeſter

Verthoning.

JFp/ſo

telDe!!.

Hoebitter ſoudenwijt den Philiſtijns, ver ghelden? Iſrael.

Ä ſaeck vooz die IHeerlüchept

Ä

godt (Tebgengen ſpotlijc

zſtab ſo lichtvaerdigh/ſs

Melter keur/ dat is noch mün Beoghſte Waſtu eenluſtom mp ſo lelñete beſcham/ Hep/datic udolhept noſteghehoozſamen verlanghen. WDie weetwiens hont noch eens den Paes Jºoptwaſt ich ſo ſchaemroot/noptſog anCL ſtigh verbaeſt/ ſalvanghen 25idt voots/endewpbebbengbedient Baal Als ich Äusſ ben dooz u onbedachten -

afgrijſelijck. .

-

RE

.

Mijnledé bevé noch alleen dooytherdincken

Cogitatio

Hadden wp

mabº terecht ende

CD dacht ick/ die mumoght inden Afgroudt

wijſſelijck/ M9pwaren nunietarm/verdzuckten in roU So

verſtncken/

Är ſaghen Godsdoozſichtigt

Well/

Maer hadden noch rückdom/ macht en TDaer glinſtrendeblammentooznighljc Upt vloghen/

weelde behouwen.

Endietteffensmeretévanbovétotonderé.

Iſrael.

M9atnus 'tverſoecken leerdtdathp was IPad ghpzijnſtem ſchzickljck tot u ho02en onghewis

Enonsternootverlaet? Cogitatio.

CDf ans Godalſeker is? TDie

(# gheſeptis) lietu/ eerghphember

redené/en Net Waergept metajnenmewahrer Sljutrou/aéu getoont/Verhaléde Ä - -

Gocku outrou Godloog/en ondanckbaer hept groot:

Gp wäert van verſchicken geſtozvé de doot

let-.

ellendigl) ver WDie zyt gp doch Iſrael/dat ghpvermetelen ſtout/ Dziet? TDie Godlucke hooghept ſo ſchantljck ver Ghpweetdat Baal rückdom/ machten achten ſout? Weeldegaf. nietineer ſo unet beſchaemthept Maergeeft Godſuler?die gheeft voo? gout JMpenſuldp ſchenden. ſchupmvooz koozen kaf. TDie gheeft pinlijchghebzeck/het Bervol IHebdperweerte doen/ghpmoghteen ander

MDat gaf

? uoock opt dan -

-

ghendekrups/ "navre binnen en buptens -

h-

UPS.

ſenden. Iſrael


TKan Iſrael,

Fol.CCCCclb.

Jſrael.

Sün montpziſk mp/maer 'thertis zijnAf

MBatheeft Godgheantwoozdt datlaet mp

godstempele/ WBieſach doch vanbidden opt ſulcken erem

tenshoozen. Precatio.

Pele.

JBet ghelfjckmoedigheptſmeert (kondp)

Ho ich noch maeren waer 3jn Schepper

herten oszen.

Ä ſult vernemendatu gants nieten

Dant

ende Voeder/ TDie

U. -

bÄ hpte eeren als zijn

Deerendebe 'smenſché

(T hoeder.

ondanck

IBaer weldat tontruſt/u/ dievantquaedt Paddehp mijnhulpetrou/noch noptterecht baerheyt. doennietruſt. geſmaeckt/ . Eerſt als ick had verthoont ubeljdingh Klepnder waerde miſdaedtdaer innehpnu Van 3onden/ gheraeckt. Was die ſtracrin Godes alſtende oogenbe Mu hebben d'Egppters d’Amozrheen/ A Vonden/ mons kind'ren/

Sowoeſt/ſomiſtrouwigh/ſoonrepn/ ſoo ED0cli j Äunen hem dickmael willen ind'éen. ſchoffierigh/.. Soo vermete/ſooblint/ſo ſot/ſoo wzaeck Zadees met andere/hebben Hemvoozmaels gierigh. verdzuckt: Ho Godloos/ſoo vervloeckt/ende ſoo hoo Pprieptot mp/ick hebhem upthaerhandt Vaerdigh. gheruckt -

Datſpafgryllpckwas vooz Gods aenſicht Alditvergat bp fuer/ mijn weldaet mocht eerwaerdigh. TDit bewees niet alleen zijn ghelate ver

niet baten/

JDP/3ijntrouwehulper/Heeft hp trouloos Verlaten:

thoo?nt/

JBaer oock zijnantwoozt ſtrengh met der Wlting doozdooznt

ghedient:

-

TDoch ſcheenteerſt dat God nietenſoude antWooden.

Endzeemde Afgoden totmjnverachtingh -

Daerom oocen benicknietmeerdien ſpot ter Vzient.

-

MBantmer macr belijding/gheen bidding in Ick wilgheen nieuwe Hulp meer tot d'oude voegen/ hoozden: IDetal dat wild gheklap (ſp.zack Godt) is Sohpſont tot ſond voegt/totmjn onghe -

nietghebeden/

INOL(ILI.

Bpheeft maerherteloos zijn miſdaet bele Den

HoedÄ Heb ick hemter nootheerljc ELO

Boewelmpzijnmening naerteljc ſtaet opé Scholphé als d'Afgodhem mietHelpékoſt TDie ſtreckt om deroede/ niet zynſonden te

ontlopen. So bidt hpdwaeſlijck om 3jn eeuwigh -

bederWell/

j Moght mi)n bevondentrouu oock niet ge t TOU nläkell?

-

-

qualyck omongheſtraft in weelden wildtte bidden. Datis/ ſwerven.

- -

JBoeht d'A'Todsontrouhepdt/uniethem dcen verſaken? kan/helpenwil/enhelptalden TDie

Ä

-

Ag

Hp bidtom veranderingh van mijn goede JNiſtrout Ä enbetrcut die niemant helpen "smenſch& naTUere/

Magl).

TDatickniet lievenſoumſjnepgHen ſchepſel DUKTE.

Ä F een ſoon diende 19ader recht Ä ºfiaobº 3jn Dader hadt

Hp bidt

Äſt

Gm

Is dat niet dollncen verheerdelijc geſwerft?

JlMetſulcke verkeerden benuck oockrechts Verkzeert/

--

Gheefautwoozt verkeerdelijckop heurver keerde begeert.

eVd

Cot

zothEyt.

Jadlehem orthelpet/vermieltende verderft

zÄ Är riep/

meteenlaſterlich Enſeg dathp ter noot nu nuaggaé aemropé ZDujn epgé Afgodendaer ophp plagte hopé. Än helpen Upt zijn d2Uckigh ge moozder/vergeeft mpn PLaet

ſmehen:

Ä

(bºÄlº ZHolaſtert Ä Iſraeldoozzijn CB

eſ etet.

ſmerte/

-

-

zaidtsonder zijn bidden in zijn Godloos herte. TDäer

Ä“ beſtiere:

c)Ille/

ſtraffinghs Dooſp mogßen/ick hebg welmaght/maer gheen wille.

TDitſpzac Hod ſo ſtrafliſch daticker noch af grille/

hp of ick de werelt oock Zc ſtonteerloos beſchaemt/God ſweegdoe voot ſtille/ ,

Daergloept wzaeckgierigheptalsrootſtael Enick magh oock ſwijgen/want nu hebick inden vtere

volſert. Iſrael.

Daer achthp mijn ſtraffing voo2onrecht vaerdtghept:

Eſtrengeantwoo.de/o wanhopig beſchept

Endaer verachthpſulcrmßns grote hoog G5een ſchepſelen heeft macht on unſyn conn Waerdighept:

merte ſtelpen

TDathpverde boven mp/hetſnoode gheldt Godalleen vernaght wel/maer hp wil nP betroUt/

niet helpen.

En menſcheltjckenmacht groter dan demp 't ILjden waſt/ick heb machtende verſtandt nehout.

verloozen

-

Alditſchietbedecktelijck intbert van dees MBeemljus ellendige/ wat deedick gebozen.

Dn

quade 3ot/ erniet metten mont/ſept BP/daer Hyſijgt in onmacht ter aerden, tweedragen God, hem binnen. Cho Aaaa 3 3, Decl,

Ä


GTIUedfe JBoſt dees vertwijfelthept nochquellé mßn

Chorus iij.

JNoſt

gemoet? Äoch Wepgherenſooſpitig ende U'ſ:

Ach/ waermijnmoeders lijf mpghewoz

ST EM. Pſalm xiij.

den een gräf. Ariſtob.

ÄG Je hier der wiſſenraedt verſmaedt/ Betreurttelaetztjnzothept quaedt/

God Wepgert rechten wel/ want ghpbadet qualijck,

Als valſche luſt wert warerouwe. JDaer die zijnſinte bupten gaet/

Iſrael.

CHheniet des Wijſtepts tronwe. TDe zotwert op d'Overheydt gran/

CD

Äsba/ 't qualijck bidden betael 1.ch/

Enmercktniet hoe tonnoſel Lam/

Sjn booſhepdtstpannp moet lijden.

Metſchaemten endzsefhepdt ſooghpmp

TDat hp als een verwoede Wäam

pzopheteerde. Hadick u º gevolght/ick had nual'tbe

Jn ſich fel gaet beſtrnden.

TGiethert noch vol Afgaden dzaeght/

geerde.

PIverigh d Afgoden ſchºn belaeght/ Ariſtob.

End’Afgods beelt raſch gaet vernielen:

Dolghtnechraedt. Eert d'Afgodſelf noch onverjaeght «Opt Altaerzijnderzielen... Iſrael. van’t lichaems dieuſt

so

au

-

JReeR lepdtr/dats nual Veeltelaet,

aert)ept

-

TDiensziel noch vaſt ghebondenlept/ In ſlavernponder die ſonde. Terzondendienſt iſt hert berept/

Ariſtobolus,

CPficku neen beweeg?

Endient God nettenulonde. Iſrael.

Bzupckt God uptliefdendanzijn ſäoe/ TDie 3Unſpeerdan booſhepdt moe/ En bidden afnen desſtrafs *tCMuaetmiu ſp/dat gheneſen. eemtvaſt tot/

Äck volghdeuwen raedt. Maerdatsniet/veelte groot zijn mijn ſons den onwaerdigh. Ende

Ä Deere is mp

Etl haten’tgoet Uet V2eeſen.

veelte recßt

"Äasse.

Boven alle bepdeſtreckt zijnbarmhertic- „; Iſt Wonderdatdeliebe God "t1Berkeert bidden van ſulckenzct/ (Tot 31ju verderf niet Wil Verhoo!en.

Iſrael,

Den goeden.

ZSo werdt meeſtelcr Ghebedteenſpot TDie 'tguaet noch heeft VerliozeK.

Ä tichis

Hepdt.

. .

---

Ariſtob.

os

ºn

die 'tquaet metſmertigh

ep

Bekenneu/betreuren/en haten in 's Herten

Vierde Handclinge. Eerſte Wtkomen.

WITOldt.

Jſrael.

-

Alſulckris in mputet. Ariftob.

GBhp verkrijghetterſtondt/

perlateuden bzil van't valſche Noodt zoecktbroot,die ſich ſtoot,opentzyn WBildpmaer 002deel. dnyſter ghoſicht. Iſrael. Miſtrout den logen valſch, enmerčtopt wech Diebzilen doets mpniet/dus waer das wylendlicht. gheenvooydeel. -

-

-

-

't Komt aende ſtrenghepdt Gods/al qujdt Iſrael. Miſtroe

ſtigheyr.

die elcrmiſdaten

Ariſtobolus.

AF) enſbº trooſttederven

in verdziete

wabºr

als ick ſta in onghena

lijcklpden

-“

Paltſwaer/al waerderhoop/ Vannamaels Dergeefthpbarmhertighalder werltmiſ dadigh/ teverblüden. MDatſwaerverdzietiſtdau Godes trooftte WPatbaets nup/blijfthpmp ſtrengh enon ghenadigh? DerVen/ Sonderalle hopevantrooſtte verwerven Ariſtob. Zck outbeer hopeloostrooſt van Gsd ende menſchen/

't Spmuſooghenomen. Seght/gheſchietu -

onrecht?

Daerdooz de doadt v2eeflück män hoopis en wenſchen „ CDnt

"Ä koztepijndelanghe afte Wee

Ifrael, JMeetl,

Tell/

-

Werdt hetonſighlijckſtemijn wenſcheljck

sº begheeren. jens te veelill mjl goetende -

edt/

--

Ariſto:

-


van Iſrael, Ariſtobulus.

" Iſt

Fol.ccccclb,

Enkrüghteen recht oozdeel dät nemmer

Ä Ä cht datulamp teghenden zon

meeren lieght.

echt

Gheſchietu recht: waerom beklaeght ghp't

dzucken?

udus ſchendigh?

Ariſtobu.

-

Iſrael.

Treckt den bilvan u neus/treetſein dup

Bittere Alis die ſtrafſchoon recht/ſp maectnoth

ſent ſtucken.

tans ellendigh.

ſtrafſtrečt rot ſoete

Enſet dees weder op.

Arittobolus.

--

geneſinge

Ilräel.

Ja voozeentjdt/ recht als Hetſmertige U kozoſüf/

-

Meen/ 'tis alte fhnen bzil/ Dandat ick die ſoo haeſtaen ſtuckenbeken

-

In vervuplde zeeren tot geneſingevantlüf ZHoo valt die ſcherpe ſtraf der zielenvuple

Wil. -

Wollden/

-

Ariſtob.

-

TDefijnhept van diebzil ſuldphaeftmiſpzij

GDock ſupvering bittervandeveroudezondé/

11 ſen/

Ä Äch trooſtelijck ſonder doodtte

Dit

-

Poe ſaldat te Werck gaen? wieſalt mp in

Als deklaerhept van dees diens valſchepdt

Zeeſen. ſal bewijſen. God ſtraft nietomdooden/maerom tege Stelt dees eens sº neus. -

neſen.

Iſrael. Iſrael.

Deesdoetmpwonderſpoozen. Achtne Batis ughevoelen/maerickhouts anders 't Schijntmualweer anders dan't mpſcheen mingeons -

te Zljll.

te Voogen. Ariſtobolus.

-

TDatsom datuoozdeelrecht anders is dan't

ſtercken/

Peeft ſp tenighname. Ariſtob. Ja wacker op mercken

AU)Il. Verloſsin-

Iſrael,

ZSo iſt.

ge vät val ſche oor

-

Ariſtobolus.

w hepdt/ Ä ghewts/

deel,

OCI1S.

JBp duncktdeesbzil 'tgeſicht grosteljc ſal

"

CDpalughedachten/woozdenende wercken/

-

En:

dooz dieſekere waer

"Ä doen met u/ditmaeckt wijſe

. merekennoch'smen-k Kennis nachgoetöp Dochlercken. ſchen klare gheſicht/ Ä lich -

-

TDatuoozdeel vals waer/ enhet myn recht vol klaerhept

-

Sout ghpniet Willighlijckmet mp Hier in Gamts geenwaerhept kennen ſonderhethe- ÄÄ ghevoelen? melſche licht. Ä Wederomſal niemandt.de waerhept kennen menſchen Jſrael. Ä moghen/

Ja.

-

-

Ariſtobolus.

-

Ghp hebt iut dienen van u Afgodſche oelen

1Boozdeelnaghevolght in allen t'allenſton den.

Alſtonthº mºts nicht Wolllighd'oo ghen. flupptbpmoet-Ä CI, -

Alzaegh oock een TBotto etnſtlijck in een open boeck/ Ppleeſt

Seghthebopt waerachtighofte valſch be Volldeu?

Ä en verſtaet/

iſt in etn doncker

DEL

So koñnt dande kennisdooz Godenmens

Iſrael TACle

te gaer/

-

Dalſcß in allen ſtucké/dttquelten beſchaemt Demenſchatnmerektvlijtigh/Godſchenct

g zijnlichte klaer.

mp meeſt. Ariſtobolus.

--

Zs mijn

Ä“ altijdtteghenuoozdeel ge“

-

Datſal. Gods ghenadevoozuooghen doen blincken/

-

-

-

Enu alle nootdzuſtevervloedelijck ſchinc Iſrael.

key:

-

'tIs. Hadick dat ghevolght/ ick lagb dus niet verſchoven/ Ariſtobulus.

w #udanmjnrechtoozdeelte ghe

b“ gheloobe/dadigh en krach T9 an "Änni ghebvis en Waerach Als

-

M9erpt wechhet valſchoozdeel dat Godt

g *#Än n ſelve/ van aldat ghp be -

19ält

OOBE.

gE

Pan'tgoet dat ghpontbeert/enban’tquaet

wilvernielen/

sbesº hp

atu bedjoeft. ſupvert het onrepnuWer Dockmedeeenneuhert/nieuwil/enmieu GEn dafhpdoodtdezondeinuhert noch ber we Gheeſt/ ZIEle.«

-

Heven/ . . .

Gm

Ä Heplighe deughtdaerinne tedoen -

-

Ä º deumenſche volkomentlßs eneeſt. .

-

.

Sonder welche dinghen mieten werdt recht

EVLI.

Iſrael.

ghebeden,

Ä Ariſtob,

Houdatwel moghen

't Isſoick U vermaen.

MBildp'tſelf ſeeckerſjn/ ſelf weten en'ſelf -

berſtaen?

-- - -

-

1Berlaetuvaiſch oozdeeldatu ſtadelück be dzieght:

3.Deel.

Kaaa 4

Dah


CTOURede. TDanſuldp ſaligh zijn boben den gemeenen Indeſehooglftencadt/11 ist!!endelicken 1Ball

menſchen/

Ä beim Verlateli cl.dcL miljiS VPällt lit/

Endanſuldp mynsraedg welmogen out beeren

MBantdan ſalu

rad º je

Sogheheel nachteloog ſonder alle verſtant? Dcker ſo icl/als voo2/31jllraedt niet Wil geeſt des Heeré de Volghei/

Tael.

Selſskenniſſe.

-

TDees klare bzilthsontmpnaerteljc Voo? 't Hºoght ſchien dathy gingh/te recht cp nnp verbolgheu. ---ooghen/. ,, JPijn ghelovighept/ en 'tbedzoghVall JPaernu benich zynsraedts ſo herteljcken Del0Mell. _ . . begherigh. JFp mijus. Hoebindelijckheeſt mp die be TDit weethp/ ents noch van Impfoheel af -

Ä

leerigl.

Ä Hoe heb ich zijn valſcheptſoo langgheloven

-

Godtwengert mpbpſtamt/demenſchwil

niet helpen/ unoghell? . . . . . Dant ick net ontwijflijck metſmerteilt'al Gnick mach elf gants nietonn mijnkont der UTeil/ merte ſtelpeu. TDatmijn zielmet waerleedt zijn valſch lief Waer ſaliekmp wenden?wien doe ick mijn Veroor eklagh? delinghe moſt beſueren? . -

-

- -

-

--

- -

- -

Hijnleedt blijftſtadeljck/ zijn lief als een Maerwatiſt Goddoet recht/ick verſchul-zynsſclfsº pijl vervliet.

-

de Harder ſlag.

-

Pp beloofde mpvzeugde engaf bitter ver Sck heb God verlaten enden menſchghe dziet.

aenkleeft: ..

Ppbeloofde unp weeldeen gafjammerellen Iſt dan onbehoozlijc dat mp Goden mens digh.

-

- -

begheeſt?

-

Ongel of Ditbevjtickdaeghlijer/ noch behielt bp vande lomp behendtgh ... -

ger.

In 3i

-

Weemijns/van acht’rendzingt/d'onber- Kenniſſe miydelijcke noodt

-

Ä Ägbuch doo23ijn arghe

ſvnsnoots

-

Dooz wachtmptierde rups/almijnder *

lſtlF)LPDt. luſtendoodt. 19an ditvälſche oozdeel/ oozſaeck van mijn Mijns herten ongenoegen lijdt net datick -

twiſtighepdt. zlicken?

hier ruſte. Än isſwanger met dootlijtker -

Elt

ZHalmp dan ditbedzogh noch langher ver

Olllllſ E.

-

Geenfins/daer kept debzilgen hondertdup Gfic noch almet ernſt beſtont voopwaerts te gaen. ſent ſticken. . . Achazibghp bzacht mp in Jckhebdaer geenkracht toe/kanmijn weg Kenniffe -

-

er Ä

„ . . ooekniet verſtaen.

CICI10LIl

vaneygen

M9aerdp/s ſchelm nu hier/ic ſcheurde U Met Blijf ſck ſtaen/ mphonghert op dees ver-9nvermo dozdevmepden: Zen«, mijn tanden. Ghp ſchalcke verlepder/iſtigebedziegere/ Ga ick voozt/ ick doolmeer/ick kan mpſelf - - -

TDubbeldehypocrijt/ enſeervalſche liegere/

niet lepden.

-

Dºch in watellendé benic dooz ugheraecht. Blijf ick/defelle wolf ſalmp hier eenſaem Ariſtcbulus. verlinden/ Adieu Iſrael/ ick ga/ fiet dat ghp vlptigh Gaick danvoozt/ ick valindengrachte der -

Waecht.

Iſrael

blindet.

1TACI.

-

-

Läondtſomme berſchzickt mp hetancrſtigh beduchten/

G Ariſtobole/ſoudpmpnuverlaten?

-

Ariſtobolus.

JBijn

Ä

TDaertoe ickniet kan doen dannek herten Magzletten/en U gheenſins Verſuchten. -

RTLl.

Iohanna.

ev Ä wepnigh als die al-bervullende

Zckhebſulcketekensinualvernomen/ IGatwijſer raet danic/uhaeftbpſalcomen.

Ucht

«Hodg trooſt blijft bupten/ ſo langh menſch Hetpdelledighlaet/ maervervultdatmet

op menſch betrout.

tervlucht: ... wič Gods vºrab alſt watereenigh onbedijckt ghenade fnet ſchonckč. wert ghe Än dº dzooghepdtlaet/maerbevochtiget

»

-

Paert welman/blijft Wacker/ ſtetdatghp ZHoo

goep Wakehout.

-

g

-

Devierde handeling Tweede Wtkomen.

Ende ſoo wepnfghalsdieſtralen der 3onnen Een opendoncker hups/doncker lateukon Ilell/

-

"

JBaer moeten met heur glants dat hups verlichten gereedt Diezyn quaetheyt recht weeten gelovigh Als daer openingh is/ al waertmaerd002 verſtaet, een ſpleet:

-

-

Godsgoetheydt leertbidden om verloſsingh ZHowepnighvermaghick dat ick van trooſt. van't quaet,

ledighlaet TDen miſtrooſtigen menſch/leegh van quade -

Iſrael. Johannawnet eengulden Sonne in 4 desnhallt. Cognitio vera.

tOeVerlaet.

-

-

So wepnigh vermag ick/niette bedouwett ſpoedigh/

gBo

Mettenhemelſchendcuweendo herte oot dietrouweraedtſnan npdan ooc beſwijcken

1NLtdgj/ Enfos


ban Iſrael,

Fol.cccccrIbit.

Enſowepnigh wach ick laten Gods licht te toghen

Iſrael. Meen.

TDen recht armen bangheeſt blindt in heur

Iohanna.

-

God is de waerhepdt.

rael is leegh Van Waen/die sÄ die Heefthpſ Heeft verſchoben/

OS

Jſrael. TDat heeft JBopſes betupght. -

Dat hp den loghen valſch nietmeermachen geloven. Ppig recht ootmoedighen bphemſelfsſoo

Gheloofdp't?

Aenkom

ite des

ohanna.

-

Ot/

TD.at

Iſrael.

gheloofs,

Ja.

j

ſich kanbupghenander den hoogh wijſen God.

lohanna,

Waer bp?

JRU ick hem ſoo bequaenn heb konnen be

ſpieden/

Jſrael.

ZSolang ick mp had ghebupght

-

Ä # diendeals mijn Heeren

JBoet ick hemmildelijck Gods gavenaen Dooz bieden/

-

Mlyn

00

MDatgheldet hpſal die begeerlijck ontfan Gaf bp mp veel meergoedtsdam hp mp ghen. hadde belooft. God u Iſrael/ Godboet u verlan CDockheb ick hemterecht na'tplegen van Ell JDet trooſt/met zijn Hulp/metzijn rijc In 3ijnmijnzonden/ ghedzepghde ſtrafwaerachtig) be ke goedthepdt/ Volldell.

Ä“

-

Iſrael.

- -

Iohanna.

-

-

JRoptmijn daghen voelde ick in mijn Ziel Wildp God wel weder ghelooven met be ſulcke ſoethept trouwen? 2kls die minlycke groet/ daer nu in Heeft ge Sijn ſoetebeloften ſo wel waerachtig hou baert. L Well/

3WPie 3ijdpº waenkomdp? ſeghtedel Pzin Als zijn ſtraffedzepging? en alleen op hemt ceſſe waert.

bouWen?

Iſt

Äckkiell it niet altoos: wat doetu Mp Ver ſoecken/ JMet

Änºch licht in dees dupſterehoec

Tºl.

G50d

ſ

betroubven is mpgants onmoge ft.

Kll:

}

Iohanna.

Gft God Wilde

-

Iohanna.

ab#

Ghp 3ijteen Hebzeeuſchman/mijn naem is Johanna/

T2E.

Ick danckehem Hooghelijck.

-

Mu Weetgyp wie ick Ben/ des ick oock daer D boodt Godmp dataen/ ick ontfingtbe Wäll// ga geerlijck. CDm ute verklaren van waer ick ben geko Iohanna. -

lll?ll.

TDaeriſt/daeris zijn trou/desgeloofsgabe

Zckloonnſtracr van Godemet gaven upt

heerlijck.

-

ghenomen/ Blift Godu Heer ghetrou ende dient hem CDm UHier liggende intwanhopigh verdo eerlijck/ Ypſalu bevzpen U ammern deerlijck. - nien/ TAEl. 3Lieftück te vertrsoſten van u ancrſtigh ſch?omen/ Ilof gaefrijcke milthept die mp ſondaer En met deught vervullen/nau quaethepts quaetaedigh Vernielen/ Begaeft meteen klepnootſoodierbaer en Iſrael. . . . waerdigh. Oſoete Medecünder ellendiger zielen, TDitseenkoſtelijckering/ſupverenvanlou Än mp is doch nietgoers/hoenaemdphier ter (I0Ut, -

#

-

-

-

-

U ganghen?

Iohanna.

ohanna. 'tGheloof lijdtpzoef intvupz/maer 'tver-Beſchry Zckkoomon te gheven/niet om te ont bzant niet als hout vingh des fanghen. TDaer inne iſt van aert alſt ouverbzandelſjck gheloofs

Znuſaghick maer ſonde/enrecht bekende Iloodt/

g0Ut.

CDnepntlicke trouheptbedupt des rincrron

En Haeſte mp t'uwaerts/dseghp vanuſek dighept venploodt. . Paer klarekarbonckel dient tot wöſe kon -

-

Gmutoevluchtte zijn/ doe ghp niet Wiſt

dighept/ Indes nachtsaenveehtingh dupſteren ver -

Waer Vlieden.

Seght. Wat bzacht uin noodt?: ſrael.

Verwaêt

-

vaerlijck/ .

-

Want ſp licht iſt doncker alseen ſterre

Bedzieghljcke lieden/

klaerlijck.

-

-

JMaermeeſt mijnverwaenthepdt/ die delo ZSteeckt hem aen tº hinger en Wilthem vlj

heydt rengt in

gen gheloofde.

tigh Wachten.

'tWelck mijns herten ooenter Waerßept ſo ºp is ſo wonderlijc van wercking encrach

noor,

Verdoofde/

ten/

Datick mpvan niemant/hoe wüs oock/en Sowelin deugtte doen als in verſtamts be lietraden. Iohanna.

-

Ä

Datghpal"tverſtaengoet nawil wercken -

ſult Unogell. ZHout ghpnu de Waerhept oock Willen ver ſnladen. Radat gp denquadenſulthebben 3, Dec, t A aaa 5 -

ka

-

-

"Ä 0

-


COMedie Doch behoeft daer meertoe/dat Godtual T9it mooghdp onbeſch2oount van God bid den metwenſchen. ſal jonnen/ .. "-

- -

So ghphierin trouſjt/en blüft in Godes

wehrtº

Iſrael.

WPanthetiseen verlies van quaethept ſcha delijck/

Thoeſalicral krtighen? ohanna.

-

En eenſaligh krijghen van goethept goedt dadelijck.

TBooz t gHelovigh Gebedt. TDaer epſcht oock meertoe.

Elck bidtdit voöhemſelfoock voozſijnº-fa biddé om

Jſrael,

-

DWD.at ?

bzoedere. WBant dit verlºrijgen maecktelck verkrijger

Johanna. Mtennis in waerhept bep20eft.

TDan hp

Kennis vä

0e DeTe

verquaden.

MBaer af doch ?

behoeft,

Panghever/van bidder/envan behoeft.

CDch

Iohanna.

nocdigh

-

En

Ä nges

Ä was. Ditmach gheenmenſch

Iſrael.

Ä idder, efi

-

-

"alle menſchen gheloobigh hierom adell/

Iſrael.

Verlieten al "tander blindt ber» ieſen/

Hoe ſalickſpoedelijckſt daeraen mogen WBelcr verkrijghet meeſt arght enruſt doet

om welte bidden.

raken?

Johanna.

verlieſen/ Sp ſouden alle tijdt het begheerde goedt

-

verwerven/

Hier ſtaet Cognitio / die ſal'tukondigh

En Gods

maken.

Iſrael. º vzundinne tot nujnen vooz deele.

IDat dset

Cognitio.

Kenniſe

-

tighoozdeele.

... gheſocht/ . . . Enſijn gerechtighept. Diehupſvaderwijs Godtsryc zeecken,

bedocht/

Soude u van toewerpſel ſoorijckelijckbe-W**

-

fuldigh/

-

LTUEN.

ſoyghen:

quaetheyt In deenleghtuzondenſwaeren menigh dorlaeck

Äabe ruſt hier en hier na be

TDitwaerte recht voozalhetWijcke Godg Voor a

Gaerne. Peemt die ſchalen van Waerach

van onſe

Datonnodigh ſou ſijnte ſo?ghen voozden

-

mozghen.

van oot- Ind'anderleghtdewetten ſiet wat ghp blijft ſchuldigh. M9ant daerzphet quaedt ſo ſtrengeljck ver

MOet.

ſchaedt niemand/enbetertal

en menſchen.

W9et.

-

ÄSoo werptneuopten Heer de 3ozgh van

alle ſaken. Betrout

biedt/

Ä

ſcheljck niet.

brºws /

dieſal booz u

die..

Epſcht zy waereonſchuldt/die hebdpgant

Dieſal't alwel maken ugenoeghljc voedé/

-

Är

Vooz alle quaet be Eudaerzm't goetbeveelt/epſcht 3p die edele En heel OLDEN. Deught / TDaer afghppdel zijt / maer volquaedtal TBitsdeſalige les/diewpu voozſchzijvé. van der Zeught. TDIts Gods woogdt. Reemdptaen/ wildp digh

he-

-

-

Ä Inware dighepdt. heplighe en vepligheootmoedig

zaeck van v"

daerin blijven?

TDitdoetdandiep epdt/zinchenmetmed'reſpoe

Kennifſe

TDaermede een werden/ende u makenghe -

begeeré. Dan tomtoºdºotweten ban alle deugts Ontbeeren / -

Wil tedoen Iſrael.

-

Gngheneught/enonruſt/die baren 'tgoedts

Woen/

JNimmermeerut epghen/maer altjdt Gods Gmoghtmpdat werden/ ick vindt bo

begheeren Venmijnmaeht/ hebt. MBeeght vooztsuſcha JBaer ghpeelÄhºhns Goddelijc van JLeerdan g delljcke 3othept ghellacht/. JBet de van d'alweteude N Pebt en matht/ſo ick mutan mert

Ä

Kenniſſe Van

OI1ZS

# # hºam odthept 19 wurº ſijn goethepdt/u kranckhepdt jn mogenthept.

quaetheyt TDauſuldp claermerchen /alſtuſo boozoo

drº

LIN

JUNp ditte doen verſtaen / endadeljckte werrken. WBeeſt ghp Ä lepdtſlupden/ick volghe u

l L. doetGods ghen lept/ goetheyt TDeheerljcke glantſe van Gods wijſhepdt Äckſal ledig ruſten/doetghp in mpu wille. -

kennen,

gheeert/

CD

vºrzÄe goedt-Werdens ver

Trooſt

der zielen allg!jell TDieu wepghert 'tguntghp tot u bederven begheert. G ſoete leeringhen/ſalighmakende zangen/ ZHijn minlycke goedthepdt/die uſelf komt Die myn ghewonde ziel met u zoethepdt aeubieden „mlnnighlyck ZHijn hepl/die U 3othept/als 'tverderfplach ZSoo lieflijck bedouwet/datzpverſmelt in te Uliedel.

GDock ſijn macht onepndlijck/

nighlijck/

ºbengende

TDodz begeerten vperighmet ſo Hemelſchert

„ krachtig . hrachte/ Än ſijn volck / "tguntdaertoe3p ſich ken Datmijn ſin/mijn reden/mjnverſtandttn nen onmachtigh. ghedachte/ Mu merckt ghp watdaeris unoodtlijck Als nevel verdwijnen vooz der 3onnen claer behoeven/

ept.

IAamentlßck goedt wozden / dat niemandt Jae mijn leden zijghen dooz krachtelooſe Mach bed2oeven,

ſWaerhept.

Z ck N10et d

Iohanna.

«--xis


Tlan Älrael. Jcohanna.

ſºn/

vveder- *

Folccccclbiſ.

19an mpcomtnfetdan quaedt/'tgoedtmoet Ä2I) g # van Gode komen/

--

gheheelijck van hem

g°°° Ruiſttiſtin ſinbozſtgrondelijcktedelven/

19an u/CD lief 19ader / umoet ick daeraf Ä * dancken. goete

CDmhem teberoven van Hemſelfs/t'ſjnder Ghpbertrooſt den dzoeven/ghpgeneeſt den baten.

krancken/

Mietſonderſit wille. WPanthpſtondtons Enghp helpt den ſwacken u willete bol ghelaten. b?lighen. na wil/ ick dedet in allen Daer beneem ick hen meteengheneſende Hadde

"#

-

ſnierte/

ZHijn ſteenen hert/en geefdaer voo! eenblee FYa U

ſchen herte.

1nghen berº Ä.

-

JPaer nu aencleeft mp

'c glaDe.

-

TD'epghen Willichepthardtis nu upt Hem O wacrickdaeraf bzw. Gert

abeverloo?en. Äme wil isdaervooz ghe

Cognitio.

Polct hy dºſen rade/ Blp kright Volcoinen kracht omgrondt

002LIl.

Ä

JAu iſt met menſchal geheel gewonnen Mlwertſtjn lijf oockſtrackr van Der doodl AI"

verſonnen. Sº iſºn 1Bader/hpis nu Godte

lºclite Vertitelen

an Ä quaedt enſwackhept uwer zielen.

-

Aert der MDant Kinderen

Gods.

t CAtaedt;ebdp van ſelf/daer u zieltreurigh

Ill it ſneeft: TDienhp nietanerſtigh vgeeſt/noch omſijn E5od is en Weeft alleen'tgoet/dat goetmaect

loon bemint.

JPaer

br.

dten hp't gieeft.

-

omgoedthepdt ſijn goedighe JNaer hp gheeft dat alleen die’trechtbidten

ader/

begheetki;c.

Meteen natur? Godlijckupt des Pepligen Die bidtalleenrecht /dfenaſijn wooden wie recht leerlijck/ Heeſtsader/ bic Doozons bepderwercking in hemnughe In gheeſt en waerhemdtbidt met verkrij -

ghens betrottwen. Wozden. . . . . . Het waer mual ſchier tijdt dat wp hem Godtis g'eeſten waerhept. TDit ghelt in ſtynaeiſchouwen. aenpozden CDm den te bidden/dieberepdt is te Doeghpomverloſſingh badt banu blees gheven vpanden/ TDerzonden waredoodt / en een deughden Badet ghp in den vleeſch/'tGhebedt werdt rijck leven. tot ſchanden. Iſrael. Endedoozvalſche waéintoozdeelbedzogé/

Ä

-

Barmhertighiso Godt metmpuwan WHadt ghpniet in Waerhepdt / maer non trouWe loghen. deringhe. Ächvoelin mijn Herteſulcken veranderinge MDaer nuſalmen'tghebedt / gheſchickt nae TDatu UDet dtenicß eerſt hatedooz'tont Gods behaghen/ -

-

ſ

rUſten/

JPpnu

Äbtie

19 Herteljck verſoeck vooz ſijnooghendoen is: dat mijns herten

dzaghen/ ZSo Werdp na

we

UTLIN

TDandes WPets Volbzenghen. Riet Upt allCLt

voo! plaghen/

-

ºn u 19ader verhoozt IAC1.

Onophoudelijck niet anders enbejagen/

MDaer bind' ick ſulck Ghebedt? Cognitio.

-

ZSpcomthfer rerzte zoozt. Eerghn't ſelve verur/ſal 3p u genaken/ Gvermidts.haergoethepts/en ſchoonhepds So haeſu begheerte ſovperighſal blaken CD1:1 verlo"g ra:'t gº:uest / dat nu ziel wel behaghen. Cognitio. noch wocnt/ .

JPaeromdatzw ſoo ſoetis/lichten luſtigh om dzaghen/

GBpſijtblijde Iſrael/ſo waer't ghpooc Dat ghn it Herdoeznis ſo gantſchmieten verſctCont/

voo?tijden/

Als Achazibsbedzoghuindzoom deed ber“ Datghp/keyzt van't gtaet eer den Hemel ſoldt GerVen/

bli)den.

waerheyd Zſt numedegheendzoom? Iſt geenwaels verzekert

VeUNUetel. Iſrael.

TDan dus qtaedt blu)Yeti Se/den IHemel ver

zerven. Tot deſe anerighepdt kondp eeren be

-

Datwas enckel logen/die macßmen niet

quauler/

s

So ghp gaet tuuſelf/dats in Uſlaepkamer/ TDkts waerhepdt/ diemen niet machbebben Otſluptende bipten al uWer zelen krachté/ tet Walletl. Alleti)delijckeſ werbende Ehedachten/ Jck waende des loghens bedzieghlijck ver GPm met dees tweeſchalen aeidachtight'o Weten.

- -

Verwegen

Utätten/

Maernuweetickwaerhept dooz'tghevoel Gods sºnst entlgidanck daer egleit.

bevindelijck... .

Somooghöpſchickelijcbn geſe":ifte ſtellen

Cognitio.

't 1Perſoech om verloſſtig Valai dat u:mach

Hebdp't vanuſelve?

quellen. Jſrael. Mijn Suſterſal'tghebedt tatter ziele vºr! G Reen/ ſo blindelijck quicien/ «En mach ick mp ſelve nu gheenſins meer -

-

beToUen.

Bequameltyckruſten/berepden/en ſchicken 3, Decl.

\

/

4

S-V


GTONtedie. Ichann2.

Opdat Eerwaerdelück u Gebedts vertoo

MDat begheerdn ?

ning/

Preca'in.

NBetvzuchtmach geſchieden aen die hooch Waerde

kº.

TDemenſch die ſich tot biddenberept/

Sal mp Ä 3eude. Booz die hooge Ma

r2CI.

Jeſtept.

Z5p is daer eens gheweeſt/maer werdt ſo beſchaemt

TDaer heb#

-

#

o:langlºsſulcke ſchande

P

-

°) e

TDatgbpſeſultvinden onwilliger dan ghp't

TDat ick vzees vooz die reps.

TaeNUt.

Iohanna.

Cogitatio.

--

Sozghtnfet. Dp wertberept/ſo eerlück Reen 19zundinneghpdwaelt/ Ilae "t betane11/ Sulcke veranderrgisnu in Iſraels ſaken/ in die repshoozt Dat 3p dees Legaetſchaphaer nieten ſal TDatghp tegheenſwartchept Mlaleu!. ſchamen.

Jſrael.

-

19erkezen MDaeghdekens / mjn groote hartſtoozlich leet

Godes Hooghwaerdighent washem vooz naels onkendigh/ GDock ſün bol booſhepden

Äobº

Belemmert mijnſinſoo/datick mauſelfen

30nDig) :

maº hem vermetel/ſtout/ende on eDaCßt. Belck tº Äbtiſch in die beſchaennt

TDat

Weet

Boeendewatickbeſtaenden Heereſalbedé. lohanna.

't

-

hept b?acht.

IBijn ſuſter Cognitio ſalmet u binnen

Ku kenthpnawaerden die Goddelijcke

Freden/

En't Liequeſt bewerpen / niet en can ont groothept/ . Dp kent oock ootmoedigh ſijn 3ondelijcke bluchten ſnoothept. Haer verſtandighepen/ghenaemt's gheeſts

Dus zitneder bp mp. Ick wiluſotoeruſté

. . verſuchten.

Beſchickt ghphaer 'tpapier van claere aen TDat ghpdaereerljck comten verwerftmet luſten/

dachttghept.

IBetten trouwen Inckt van der traenen Alledathp verſoeckt. Precatio. klachtighepdt. Gaet te ſamen biunen/ ickſal't gebedthier All ſchickt ghp mpſchoonop't beſt/ bepden/ TDaten is itet ghenoegh. WBant eenbeter Läequeſt Ende haer als 3pcomt/na 'tbetaemen be repden. JBoſterſin danlaetſmael. Dat bzacht mp dieſchenniſſe. D 4 -

ohanna.

De vierde

handelinge.

Derde

Sogt niet.

Dat wertgheſteltbp mijn

zuſter Ltenniſſe.

Wtkomen.

Die berepdt oock vooz u twee luchtighe Wtecken:

Vet 19aſten/met Aelmis/vooz ghezonden Waſten. Vaften, Aelmis,met’sherten aendachtigheyt, enziecken. Weizellchappenºr bidden in gheelten waer Detbaſten niet alleen op ſommighedagen/ achtigheyr.

JBaeroockdooz t heel leven/totondeughts Vertraghen.

-

Riet van nooº zuſtighe enghezondeſpijſen/ Precatio. Iohanna. doodtlyc/envaſten/waere ISzae bekendt ſijn noodt/Hp ghelooft nu Maervan3onden .. om pzijſen. Gode/ 2Berepdt ſich tctbidden/en ſalmp weer als Godwil nietdätmentlüfkrancktdoozno

dÄ Ä

Bode

Schicken/daer ick eenmael ſoo ſchandelſjc ken gheweeſt.

-

FE.Naer DTunen kt doo d ? quaeplu deziel ſterckt lu ſten teſterven.

Daerom noemtmens vaſten/dats in aen

Vaer want myjneerbaerhepdt booz nieuwe

„bechting vaſt//ſtaen/

ſchaeunte vzeeſt/

inſtryders die manlijck on Sagh ich gaerne voozhoedt. TDatalleen ſou Dit gbeſchiet belaſt//gaen/

vermoghen blijven vanbegheeringh van Godts ghenade. Die maeckt jonſtighvooz Of onghevelt Hooghept/ Gods ooghen. Läßckdom/eer/lif welluſt/ die ſmekelijck G9 Wäer die te binden. int oogh lept. lohanna. So en ſtantvaſtigh can --

dam Äuad

Den begheerlicken voet. MLoop tch

Äuch eerſt van ſelf int ghe

I!!Of C.

Stgt op PyecatioWat is ubegheeren?

ZEI!

Dan overvloedt inſpijsofdzanck (dootlijc ke laſten)

Precato.

Gock vanpracht in cleedingh/inhupſraedt/

vºnseits Waerdighalder Minl va Äs der bedzucktenmen

Die elck dupz bekoſtight/tot hovaerts ver

-

in Wooninghe/

G9

eTEIl

CL11

P (g

"#ſp?eken Was mßns Herten wen CJßllo

tooninghe.

TD'ander vleughel Aelmis wertbp 't 1Ba-Aelmis, ſten ghepaert/

WDant 3p dept den armen/ den overvloedt befpaert. W9ie


ban Iſrael. WBie

zÄr

pdel vaſtomte vullen zijn

Fol.ccccclir,

Cognitio. Johanna.

l

Iſrael.

Precatio.

E läequeſtis ghemaeckt/ de wiecken

Zsgierighen vaſt niet: maerdie’tgeſpaer demiſt/

zyn berept/ "tGhebedt vinde ick vaerdigh/mudient niet

Endooz liefden upt deelt aen den rechtenar

langher ghebept/

TDandat wp de Viequeſt teſamen overleſen/ TDie vaſt. Sulck ontfarmerſal Godtoock EPf petghebzeck of te veel moghte Mell/

"#

ontfarmeU.

LEII. -

Endeinzinghebzeck beſchenckenrñckelijc. W5elievetute doene? Johanna. Deſetweewiecken/danſullengbeljckelijck. 19lichtende ſelſ vooz den Heeredzagen. JReen/elck leeſtbeſtzijnſelfs hant. -

recatio

-

Cognitio.

-

't Sijn wiecken die mp badt/dan die eerſte Icbegindan leſens/letterop metal'tver- Requeſtaë ſtant. Gode. behaghen. Aenden Almagenden goedighenweldadere/ Johanna. Dooytsmoet ick deſe ſackom u lichaem TDer Häoninghen Häoning/ der liefhebbers -

Sacx om WAT»."

-

19adere/

g02dell.

gorden,

WPanthp isalseen ſacknuſnode gewozden/ TDer bedzoefden Trooſtere/ derſondenver

aben oogen en waerachtigh so? Als “ jede ſack magh hp 'tzijnen vooz In

3.

LL.

gheVere.

En der vernederden heerlücke verhevere. Geeftklaeghljckte kennen met nedere oot M10edt/

eel/

Peel gavenontfangen vanden milden Gode JBeteen ghebzoken Hert/ met waerberouw Kenniſſe ende boet/ TDie van onſe dierbaer goeden vult ſulcke ſackeu Il00 De. Iſraelu Majeſtepts ellendigeonderſaet/ quaetheyr Sonde 1Boozmaelshepligh en goet/daerna 3ondig hebben. Gozdtdenſackdichtomtlöf met deesbant

m

en quaedt:

ill TCOUUUen/

-

1Ban verledenſonden het gheſtadigh aen GMuaetdooztloghens gheloof/enzijn ſtoute onvgoethept/

, ſchouwen. Dieſalhem zijn ſnootheptſoo vaſt doeu ge dillcken/

-

Baer goetdooz die ſchepping van u God lycke goethept/ -

TDathpſich niet verheft/maer ſtadigh neer Die hem gekroonthaddemetloflücke eer moetſincken.

. TDie

Precatio.

Waerdighept/ dÄ wo

1Berſchalckt zijnde verliet/tnu gebodts ver

Wieſe begecht.

achten/

Iohanna.

aſſchë opt hooft, war

en luſtighe Hoogvaer

ept/

TDie ruſting behaeghtmp/ God geef oock

-

Ghp 3ßt een vzou/ die moetbedeumeteen Daerdoo? hp metal zijn (hem volghende) gheſlachten/

hooft bedeckt/ JVet

# verwozpen

ſtofen omnutteaſ Ellendigk) is gheraeckt in 'sdgodts beder Veniſſe/

Cl}en.

Shukepnhepdt moetopt hooft/ tot ver Bupten ughenade enrijcke erveniſſe: Datnietteghenſtaendeumilde goedighept/ waenthepdtsaf waſſchen. 't1Pupy van verſoeckinghe/heeft zÜn ſtoppe Daerna aenmerckendezhn ouders ootmoe- Kenniffe dighept/, van Gods len Verbzant/ ghenadighhem haddegkegeven/jdadej Dus dient d'aſch optvoozhsoft/totontdec Beloften Ell bu sagbº pu onderdanigh ble

king van zijnſchant/

Verlating van quade

LIl

PLaet die uieuweſchoenen u boeteu bekle 1D002

Den

-

-

-

ĺmmen trouwelijck Heeft be

-

OeDT

gewöonte MDantzünluſten dierlück wilt hp ſtadigh

Als Moe rechtvaerdigh/ vood'alſmozende

Vertreden.

ZHontvloet Sijn quadeghewoonteenwert vootsmeer TDen ghellefden Jacob ugehoozſaem Jon niet verſchoont/ -

geTe/

IDedoodehuptis nuttoteen nieu lebensge

JBetzingheheele hups vooz d’Egppſche Een doodehontſeptmeu dat niemant meer Gock honghere/.. W00nt.

-

den Duppliant ſelf vooz des Mepps

enbijt/

verdzinchen/

Ende des vpandts doodtvepligt boo?nieu weſtrijdt.

De Vierde Handeling. Vierde

1Boozhonger/vooz dozſt/envooz'tvpandt lijck krincken/ Dien ghpgoetlijck vergaeft veel grobemiſ handeling/

-

Gndanckbaerlijck ghepleeght in zijn quade

Wtkomen.

Waideling/

Zabºjab ſtelde

als een vzuchtbare

plant/

Belyding van zon den verwilliging indo ſtraf Indevetteweelde vandat beloofde Landt: Belijdinga Met verkrighens gheloof, bidden waerlyck Al wa de Suppliantin31)n plompeWeel VKIl ſondé E

den zondenaf. 19

beºrabend

metten Afgodenſpeel

E/

Waer doo:hpdandicmaelu, heplſaem ſtraf ludenmoſt/

3. Deel.

TDger


IKOMedie TDaerupthemu goethept/als Hpmaerriep

TDaerom

# Suppliant WetendenU waer

lºckt/

Heeft verloſt/ .

Overghe

Soo dat de Suppliant immers welhadde TDat hp ghezondight heeft grouwelijck en vinge on ſwaerlijck behoo2t ſes ſelfs, TDanckbaerlijck televen nauſalichmakend' 't Welck hp vooz u belijdt met ſulck gron ender -

digh leedtweſen/ Godes woozdt/ Engantſchte verlatenſjnzondighe wegen/ TDat hp d'eeuwlghe doodt veel min ſoude handt. --

APp ſnoode

Ära

/ doende plat daer

vzeſen

TDan langherte blijven een ſlave derzonden: ZHogantſchwepnighdede dat Ugoedthepdt Als die dit onrecht/de ſtraf ſoo recht heeft ghenoeghde/ bevonden/ teghell/

- -

Dathptotdeoüdooocniewezonde voeg.de/ TDatbp ſich vzpwilligh / meteen lijdtſaem 19erlateude ſyn Godt/ſyn trouwe hulp in

ghedult/

-

-

19 ſtraffingonderwerpt/dien hp ſwaerlijck Ghelaten

1100dell/

heeft verſchult / heydt. En vlptigh dienende ongetrouwe Afgoden/ Hijnder handenmaeckſel/ rechts of hp had Segghende ghelaten / met trooſtloos be TOUWen/ gheſwoozen/ 19 lanckmoedicheptſacht/tot grouWeljcken Ghpſijt de Heer/doet dat goet is in u aen -

-

ſchouwen/

toogen/

-

JDet vperigher hittenteghen Hemte ontfte Mach't ghelatenherte/dat mudiep in oot CII.

U19et S/

WÄ TDeshpaenmerckende deſe ſijne gebzeken

19 niet behaghen/doet dat inuooghengoet

eingº So groot/ſolaſterlje/en ſomenichfuldigh/

fijns elf Femſelfte recht verſtondt der verdoeme niſſen ſchuldigh/

d?aghen.

-

TDeneeuwighen banne van uaenſichtrecht vaerdigh/

is/

Hp wilt willigblijden/en ghelijckmoedigh

Maer wañt hetomrecht is/en teghen u Hate der behaghen/

-

zenden.

-

En allen ghenadegheheeliſchen onwaerdig/ TDat over u maeckſel vzeemde en quade Het Tel Ja oockgantſch onwaerdtgh / om immer 'tGHebiedt ſouden Hebbentotuweromeeren: meer temoghen gheheel ootmoeJÜNet Bede verſchynen vsozuwe goethepts

wacht. # ºpran

ooghen/

Ä.

-d

W3

ell.ch J /

--

Smertigh JUNaer want hp voeleude met doodtlücke WOt d'alderdiepſte noodt/ begheerlijck/en gevoel.

ſinerten

ſpoedelijck/ ..

-

TDebitteredzoefhepdt/euſwaeredzuck ſing 1Dooz u ooghen Godtlijck/ ghenadigh/en herten/

Open :

-

TDooz'tontberen uwswoozdts/der Zielen Met een vaft betrouwen / en ontwijflijck Betrouwö verſoetſele/ hopen TDie vander zondendzafen verkreegh gheen Dan verhoözt te werden in ſtjn ſchamele ĺ bede/ hoort voedtſele/ -

JDaer

b"Ä verdWeen/unidts in vlee

Dooz kondt van umilthept/enſijnellendic-w°"

hede. ſchelückeluſten/ TDäer de ziel gheenſing in mach TDie hemÄ Verſekert inder genaden claer

Äb

TUferl.

Kennis

Fulcr

Ä

van ſijn

eyghen

ept /

nu verſtondt inſijn ziele be Datu goethepd/uliefd'/u ſekere waerhept

zoeft/

Riet

meº Ärabern Het bidden

unet

I LPfe

Zijn groetonvermogHen/ſjnzothepdt/ſün

zotheydt behoeft/ Dan een bedzoefde 3tel en ootmoedigherte/ rr: ende on- CDock ſijn verkeert sozdeel/oozſaeck van al THät metſchout/ vaſt betrºuwen beloſtj- WVE God TIGE EIl vermogé. ſijn quaden/ TBooz't Licht uwer milder ghe Alſün epgen vermogheu volcomentlijck W°Y8°

Äpe 1! NDell

Niftrout/

TDie met haer bzaeht kennis vanſijnbooſ, Sich ſelfen dezenderecht vpandeltjck haet/ Kennis Gockb hept Ä. Enh t Goetwilligb näder deught upt rechter lief den ſtaet/ dcK Van U goe gTSOL : E1 ſent. Odt vanGodes maeckte kondt/ .. En luſt Heeftonnleven na u Ghebodt een goetheyr. Dat m Äſte upt lief den heeſt be Dzachttgh... OLI Al "twelck.de Suppliant in ſich ziende wa 19 OWU

bi

bidden/al die hulpeloog do

rachtig/

LIN

Derſoeckt nu herteljck ſonder eenfgh op ZSonder jºrs beloften teverſwij houwen gWell/ . . . . WBt gheheelder zielen / met ontwijffeljek TDatdegheloovigh bidder ghewig ſalver krijghen /

betrouwen/

Entrooſtelijck vermaen van u beloftenge

Daer doozzphem gaben een ontwijffeljck gheloof/ TD.at

vor OOÄ ſtaet/ellhem nuniet meer is

Als hp bidt naer U wil / die mieten wilbe Dgrbe!

Denbekeerden 3ondaer/ maer Hem'tleven DOell ETVel.

T9ät U

nadigl/ .. "Ä ghelieve/ CD d

adgh/

. ..

Itoningh goedt --

-

- -

Ämtjajmateurbºla g0e01g Goedertieren/vzundtlück/mildt/ vol goetg overvloedigh/

Hope der trooſtlooſen/toevlucht der "Ä el


jol.CCCCclr.

ban Iſrael. Dien't ſtraffen niet luſt/maer "tghenadigh

Alweetghp't goet teſjn/dat ghpalu Hee ren vzeemt

ontfarmen/ Spoedigh te ontfarmen over den Sup TDen quaden ghewoonten terſtondt al haer macht beneemt/ pliant / Begeerte teffensgrondtlijckſoud ver om vande Gmhemmaer te b2pen van ſijnder bpan Jadat -

-

IlleleIl :

denhandt.

zon.de ver

Änder bzees alle ſºjns

levens TDie macht vindp noch niet inden grondt

leſt te

Gp dat

werden.

ve U)Äh dienen in heplighepdt met DeubºjUta. is/ Heer Helpt/ſo mach -

*

-

-

19/o

Luſt om

Godt te dienen.

Tot u

hp ſnelſpoen dienſt. TDit dsende/ſult wel ſaº

uwerzielen. ZSulck beſtaent'eenemael/Waer uſwackhept

noch teveel.

-

Maermooghdpt inthee niet / beſtaeten Beſtaetſe

doet dat intdeel. int deelte vermielen enmooz Ä LIl.

OLIl»

TDat werdthem groot afbzeck. JLet welop M9at dunckt u Pyecatio?hoe bebalt u die mijn woozden. Iohanna.

geven/

Precatio. -

-

Al iſtdat Godt ueen nieu hertheeftge-Niemant

Wäequeſt ?

Werd tef.

-

Die is goedt. GDp't gheloof van Godts So is noch 'teude quaedt nietaluptughe-fens ghe hcel goer. dzeven. goethept gheveſt. Die ootmoedighe bede en ſal mp niet be Meen.'t Is daer meteen hup niet al in gBe homen. ſchamen: „ . WBp krijghen ghewiſtijck Fiat / ja ende 't MBerdt daer oockſoniet alteffens uptghe IlOUNLI1. Mºmen. Vleeſchen 't JRieuhertis maer een nieughebooghſa herte. Iſrael. „ mewille/ Spoedt u raſch heen ghebedt / Haeſt u TDie haer bupght onder Godt in ghelaten tot Gode/ Hept ſtille. van ziel MDant ſpoedighe hulp heeft mijn 't Welck niemandten vermach/ſo langhe de 1100de. -

-

Steenen verſteenthept Eengoet Medecinhaeſt om’t verlangen 19an ſün wil hartneckigh noch int herten j Precatio.

ghebeent lept.

derztechen.

Jck gamp oock Baeſten met twee ſnelle

Dan dit

Ätna

-

Herts Hardtmeckighe

E dader

Wiecken/

-

-

«Dm Iſraels verlanghen/dienick Hoop ge Spdp verloſt / maer niet gheheel van alle quaden. ringhen _ . Tpdingvant verkrüghenſün'sbegheerens TDaerſtjn veel Afgoden noch in u hertver bozghen/ te b2inghen. TDie ghpalmoetbzeecken/verntelen/enver -

-

Wo?ghen. Iſrael,

Welck ſijn die .

De Vierde Handelinge. Vijfde Wtkomen.

..

Cognitio.

nnerlyc go

Aldat ghpbupten of beneven Godt/ (JUMerclit

e

#

doch op/ 'tls Van grooteſaken den. 'tſlot)

noch goet waent/bemint/Wilt/enmetluſten aencleeft.

Alsdeboetvaerdighe ſijn quaetheyt Pijnlyck uytſpour,

Suyverthemdes Lamsbloot dat genadelyck

Ick weetweldat ghp Godt nu ſooboven Goede wille in's al verheeft/

TDat ghp't eer ſoudt willen(van't doenſegge algemeé.

bedour.

ick noch niet) Al laten/dan God/dien ghp vooz 'thoogſte Cognitio.Yſrael. Johanna goet aenſtet. badt metten Han JBaer ditg zmaels noch maer kennis/liefd/en wil V° den ſtedt intalgemeen/ .

ĺ

Biddende

Ä. Spabbº NBaer ghp

-

- - -

waert gbp @ Iſrael niet Ende nietvanelckding intbpſonder alleen.

EDIU digh:

hanteren.

-

Ät dapperljck/en verwont

uvpanden /

„ …

Wildpnuintbiddenledigh ſünban Handen?

TDeeskryghdp allencrkensdooz kenniſſe der Zn't

waerhept/ . upt nuinder fluº

in een meerder

„ klaerhept. „ . . MBildp nu claerljck ſien hoe veelderlep

Jſrael.

Afgoden/ Luſten/toeverlaten/en bp-trooſten in noo

MPatſalick doensklepnis münverſtand en krachte.

den/

CDnder

goede ſchijn/met liſtighe treec ell /

Iohanna.

Inverholenwinckels uw's herten Tempel ſteecken:

Doet dat ghp nu goedt weet/enbindt in umachte.

3. Deel,

So

Allencx këneemt men Toe,


COMedie. Cognitio.

So onderſoeckt ugrondt/ metaendachtigh

't Itomt upt onverſtandteu valſchoozdeel

ſwijghen/

verkieſelijck/

MBatuſsu verbliden/ ſo ghpt moght ver

't Welck noch ghelaten heeft in ughemoedt

krijghen/

Äbedzoeven

CDgch

onverſocht/ ,

ſou/ ſo ghp't moeſte

Deel valſche opinien/dien'tquaetgoethe.

deTUell.

MBtghenomenalleen/deugdete verwerben/

ghedocht/

Ende’tgoetſcheen haer quaet/ in veel/niet Enſondteverlieſen/telaten/teſterven, . ... alle dinghen/ Welcke vzeught endzoefhept ſalighept doen TDie 'tgoetgewaende quaedt/doen begheren erUell. gheringhen/ WDallt ſ bupten God nahoopt of Vooz gewaende goet/ancrſteljcdoen En'tquaedt zeeſt/

Ä

-

TDatis een Afgopken in uhert ende geeſt. ILaetons ditalghennepnint bpſonderbe pgoeven/

-

Endat niet indevzeught / maer alleen int bedzoeven.

-

blieden: 0 N10et De Waereptſel

allen Upt Somºtbreſ deswann urt „er

Metalheur woztelen/want blivendieinde ÄZ gront/ vävalſche

- -

Seght:hebdynieteen trou/bedienſtigh/een Nimmermeer wert uherdtrepn daer afen W* recht gheſont.

vzolyck wijf?

ſrael.

Jiracl.

CD waer mijn hert bevzijdt vanal mijn

Ja.

-

-

blinde Wanen/

Cognitio.

Walſche

Sterfzp/ſoudp niettreuren/om datonghe Soowaermintreuren wegh met veel on-wj rnfº yf

TD

Iſrael.

k) di

droefheits

e Waen iſt (ſoo Ich merck) die mp ſonde lück bedzoeft/ p

ſonde-moeder

Herteljck.

Poe werdtmendenwaen quijtick hebs hier

Cognitio. TDitsdan een van u Afgoden quaet/

lietghepzoeft.

Dieghpbupten God lieft/ſoo heelbovende

säÄ

ft in plaets Pl1tte S0)allnajee Plget van JPjnſuſt eenteſſche/ heeft

1 NÄLT:

TDatuhet gheſchieden van Godes wille Eendierbare dancke ineen edele fleſſche:

goedt/

-

ZHoſeer ſou bedzoeven/inuonwijsgemoet: TDatghy wel ſout willen/dat niet Gods ge*

-

Daer af ſpughenoegh gants omjetſal vävalſche Foºmen ſchincken. Dlendzanckſuldpterſtondt begeerlijck innewºver

biedel/

-

-

lolt wert,

d2incken:

JMaeruwilen beveldaerin moght geſchie

WDie doo? Waerhepdtskenniſſe vandedoode

dell.

ZHotſt oockmet lieve CDuders/ vzunden

ºder Äa TD.at Ä

di ſt ll äl: el1tot en/ Itot dient

en hinderen/

van Godſo

MDant namſe God wech/ u bedzoefde het der menſchen bei JU)at gWpnletmeeren leeft ft der minderen. Als dieſe liever ſout teghels Gods wille Baer den Wille Godeg . tot P2Hs ban3ijn heerlijckhept houwen/ (WPaertinu vermogen)om'tvermijden van

Ä

-

-

--

Want ſpºzüft grontlijckupt al des Berten

roli Weil.

Ä oock metu gelt/eer/geſonthepten adjº eValſche Wanen/jadeſchalcke loo TDaeruhert bupten God noch bedeckt gaet 19an alle de quade Ände Ä ... aeukleven. . . . . Dats Ä eend?anck ban wonder Alhse welmuuhert int gheheel ſtaet ge ZHo

eVenl/ .

TaC.

-

boghen Dadj ſo dat ghpden doot lieber ſout TBall

oghen/ Ä en Wetens petteghen zijn wille Oel1:

Dan

krachte/. etmün Äickeenhebickni

Poeis des dzancrname Cognitio.

-

So kondp nunochtans hier bp klaerlijcken bevzoen

Derzielengheneſen. -

Datelck deel noch ontbzeeckt veel ghelaten

daghenghe

ll.

Iſrael.

Waerafiszpghemaechts

ſtillighept/ JRietdan vanl outer #Ä bloedt/ »-n ºrt nietdooz quaetwil Onºſo Dºjºd ghebloten upteen Lammeken cÄ* Al man z goede Wilint gheheelmietveree -

lgHepr.

OL ligh/lii Godlijck/hep

CI

-

TDaez ghebeeckt noch veel aen in elcßban

-

der zielen

Ä/ ap/dtſaemonnoſelenon-Ä

Ä

Een volkomen offervoozal Alsh k A. datde den menſch

dell Deelen.

Jſrael.

JUNjn onverſtandt (daer van mp de Heer

lttle d2inckt/ Pdat behoozt/ Iſrael waerdighlf ghlijckſoot

. . . moetbevypen)

IHielt die dingheu voozſepdt niet vooz Afgo, derpen/

Jºaer -

rael,

Poe gaetdatte wercke?

Äg-sºººº gants onberlie

- --

EC.

Cog


Wan Iſrael,

Jol.ccccclrt

Cognitio.

TDatsterechteenheplſaemen Godlijc beeld ſtozmen. amoock ſterftwelde alſt ſijn bloetſto2t. menſche/ z! TDanſferft ſferf jp/watkruppen hieralopimieuſe wozmé.

Ä5

VVaerde-

Är 3phem 'thert nietafen ſta

WDonder

lyck het Als hpſijn luften ſterft/en willensderft ſijn

loedt Chriſti

e N.

Wenſche.

Daer'thert eenwoontngh isvanfenijnighe

Als demenſchhet Lamvolght intlßdſaem

TDzaken/ De God Pan verkeerde wapen/van doodlijckeluſté/ loſe heeft

krups ootmoedigh/

drincken.

TDanſterft hp methet Lam/endzinckt dees

Poe mach't een ooghenblick metghenoegen geen vre EUſteil.

dzancke bloedigh/

Iſrael.

Als de menſch onnoſel het quade ſtadelijck mijdt/

de.

CD.ch/och/hoe bangis mp: hoehardt werdt,

-

Godes/en der menſchen doen gheduldelijc

tquade

die JDedecijn. Cognitio.

ken lijdt/

1uymt

-

Dolghthp't Laminden doot/en wertgant 't Quaed ſupptmetluſtenin/maer’trupmt met Pyn. ſchelijck bevzpt altijtmetpijn/ . . 19an't quade Hodzincktmen deesdzanck Sijt ghetrooft Iſrael / ick zieuſaeck ghe -

waerdelijck altijt/

Wonnell.

-

En ſo comtmen terechtaenderzielen ghe ſonthept.

-

Gheen JDedecijn en ſoude beter wercken T0n!lell/

-

JRadien nunoch menigh Afgod noch in U TDandees danck in uwerckt / ſoo ghpſelf ’s herten grontlept/

Vooz Goghen 3iet.

Enghpnumiddel hebt omdiete verdzijven TDaer de menſch het ſijn doet/en verſupmt ZHoſpoetu flucraen'twerck/later net een God zijn werck niet. in biVen. Ghp hebtubeſtgedaen/tot bet'ring uwer Haeſtudietebeken/te ſtozmen/te vernielen qualen/ 3W9t den Godes/'t inWendige uwer Endoo?'s innemen wtal u's Herten -

Ä

Är

zielen. .

palen

Als de

TDit doet nu. TDitmooghdp/dooz'tbehulp Jºannelijck ghewo!pen alleu Afgoden/ mjh Eu ſo doende tu des Heeren ghebo- ’tſyn doer van den dzanck e!! : TDiemtin zuſterubiedt. TDzinckt bzp/ghe looftmp/eer lanch So intlaten van't quaet/datsuzot begeeren

wan

-

Hy drinčt

Ä

Hullen upturupmenal die quadehumeurk. Als intgoetdoen/leven naden wildes Pee- je niet. Teil . Hupverhepdt ſal comen binnen u's Herten deUrell.

God ſal

Äſº latenu goede wilte ſters

Danſuldpuwen God in der waerhept aen ſchouwen..

Dieſalſelvetomen ſijn waerſchapinu Hou

811

CDm ua Wilhet goede dadelickte Werchen. Alzpdp nu ſwack/de krachte ſalco

ſey

Wen/

UNE!!

Enſtadelijck wonen/ toteler goeterempele JBetal in U 's herten Tempele.

zuſchat

TAC.

So ghewis als ghp dees quaedt-rupmingh hebt Vernonnen.

Lapſalversg.pcheleu/enlaten't quaedt int Valſche Herte

MBoght dat ghebeuren mp/o moght dat

ebºº bliven met fün treurghe“

ghebeuren mp/

ZHowaerickgheneſen / en van alle treuren V2P.

UNEUTC

Makende hetvolck vzoedt/meteen bedzieg

Zck Hebeenengoeden dzonck begeerltjck in ghedzoncken/

Datzp

Inckemoidt/ Ä ſijn/al blift dezieckt inde

Diempu zuſtere volin hadde geſchoncken. Ändenmondt gafteenſmaecklievelijckende zoet/

grollDt.

WDithebdp recht anders metEBodbebondë/

Ä Ä3

TDie E gheneeſt deziele ſwdooz't 02't uptUpt-dzpven der VVaere genefinge

-

Maer binnen mijn Berte vallet bitter als TOEC.

- -

n derſterckt delt ſwacken doo?ſjnge waerachtigh/ 2ſjn gheeſt

Daer wellet / daer ziedet / het bijt/Het ſchupmt/het wzoet/

--

TDat3p mogen na Ä

Enroertal'therteom/'tverſtoozdt al mijn ghemoet.

--

ſt gelove krachtigh.

TAC.

JMül hertisſlap / mjn mondt Heeſteen

-

Recht als werckende wijn 'tvat aen allen kanten perſt.

bittere ſmaeck/

JWijnhooft d?aept/'toog ſchemert/ick weet ſef lau wat ick maeck.

Diedzanckismp teſterck. Ach!mpdunckt mp 'therte berſt/

Eenſtanck ſtijght in mijnkeel/daer afick -

Hybrak

moet groUWell.

-

Y* Delpt doch/enhoudt mp'thooft / ick moet berſten ofſpouwen.

ohanna.

't Hooft ſtil ich dooz't ſmeeren met dees Suyverin Balſem fjn.

ghe.

läepnightWÜll. ghpnu den mondt met die Alſem

Cognitio.

Dup: wat leeliſcherdzeck/watvuplhepdt afgrijſelijck. -

Kupmt hier dooz't ingaen van die repne dzanck pziſelijck. Ziet daer ſijn geheele/daerhalve Afgophés: TDaer armen/daerbeenen/en daerhalſen met Hopkens,

*

-

- -

--

-

Iſrael.

TDie wijn is ſo bitter/rechts of zpal vo! roet hing. 3. Deel.

Bbbb

Johanna.

ſ


GTONUedfe

wicht

Johanna.

't YBitter ſupvert grondigh / neemtnude

-h

verſoetilg

-

-•

-

uſonden upt: hoeheel goetdade

Pf

zºsen

Loofdehp

- -

metzijnmaghende

-

eTNULI! 19andejeeſts ertrooſting/ditWaterken 19analuvpanden/enboots beplughtebe ſoeten rept! -

ſchermen.

TDat Criſtallttigh: vliedt/ upt des levens

--

Ende dit net gelaet/ſoo trooſtelijcktot MP Fontern. - - Ditverſoetalle bitter/ lieflijck in allen ſtic -

ghehelt/

--

Datdöjtſaedtherdenckenmün Hertnocß

keil/

- -

-

-

-

van vzeughden ſmelt/

Endoethetſwachº ſoetelijc verquické.

Iſrael. IAE'l,

"sGheeſts vertroſtin ge.

Nu ſmaecke ende zieick hoe zoet dat die

Jekdaneku Pzinceſſen vanu Hulp ghe

Peer//is.

rievelijch/

-

ondervint lickeken

quaedthept/maerzÜn goedt niſſe van Watwater ig doch datº topt wijn ſo liebe Grootsmijn heptal veel meer//is. Gods lnck/ So Ede ſo krachtigh/ ſo honigh ſoet/en Mijnquaedtheptſalvergaen/zön goethepdt goetheyt, -

eeuwighdUerell

ſo klaer/ Godt looft hem t'alder Endzanchick mijn daghen/dat Weetick nu l Hoevzundelijckis UTLIl. U

voozWaer: "Ä mijnherte/ het verblüt mijn lilulell/ -

Pet

-

-

- -

Münzielis ſo vzolijck/ickmachmpnietbe dwinghen/

Heereen Lof-ſangſte Hetverſoetmondtenkeel/endoetmp waer IDenbarmhertighen 3inghen. lijek kitinnen/

TDatales vleeſches welluſt (oozſaeck Van min ſware Val) -

-

-

-

Bp die ſoethepdt Hemelſch/nietis danbit tere gal.

-

Stem Pſalm 11J.

THusſalt nplichtvallen/ die moeder alder TDie

, klachten/ KÄ welluſt/uuvooyts aente Ver acl)teil:

HTMaerſeght/ komt daer mietgaen/metſnel liſijept ſpoedigh

Är jazpiſt/

Het

vzolijck en blpmoe

d

Sfpziié,roen,dancßen cer, “Singt nu den grooten eZeer, Qypnſeconet acßaer cracßten

Syn oge goevigert <Baeſt op d'ootmoedicßert,

De Vierde Handelinge.

Seſte

Wtkomen.

Sie trooſ sangen sicSacßten. Zin Liefdemildten ſoet

eZacx méex tot geGen ſpoet, So bidtmenna Gods wil,ſo wertmen alty" <San E6x on6 tot ßegexen. verhoort, Enſo kryght elékzyn wenſchna Gods mildt «So en6 'serkrigen ruſt, -

bcloventwoort. G

-

Precatio.

Ildatick/GP Iſrael/ met ootmoedigh Verhorin des ge

#dts.

gheſchzep/badt

-36 ſein'tſcßencken een ſuſ. –Zin mildtßert Gmoetickeeren. «Siin miftßerdt efuß6iyß „Groet,

Heeft God goedtlijck verhoot/op als «Sijn soetßert oserstoert, hebbenwp fiat.

Ä yºyºta Van U ſondell ber Smßaex té voengenieten. JBaeroockvzphepdt/vandie noch heerſchen e. i6 dé6 deugſté fontern,

JRieta

LULIl

in uleden/

Polkomen verloſſingheeftous de Peertoe

gheſept:

-

MBiens goethepdt ghenadigh nU olltfarmt over ulept.

Ä"ſooºtnadaeckenskiern, <Faeringxneermag scieen. 50an MifyMaut ßY onfan jts QMacxdiena ßem Gerlangt, „Rxiicßt afzijn6 ßerten S6enſſe. -

4

TDeesmare Euangeliſch/ dees vzolijcke tijdlinghe/

25zengucublijdelijcktotuwerverblidinge. Sent mpvzp/ als ghpwilt/met ſulck ver ſoeck begeerlyck Ghp verkryght alu weuſch/enick verſoeckt gantgeerlijck. - -

Hoeminlijck nepghde Godzijn oo?en aen dachtigh Hoe.goetlijc mercktehpopmünen woozden klaghtigh:

Seen ſcßepſec 66a6ßeon noot,

5mt Sedoensluſte ſcoot,

Sciep 6 den goeden menſcße. Sie ſeeft zijn Sod Seracßt,

-

Poeliefſc/hoevzintlic/hoe recht genadelfjc

«So ßeeft oockzijn scſacßt, Pitº


ban Iſrael.

Jol.ccccclrij

«Sie dacrommoſenſeesen.

die ßidmet réght ootmoed,

Sn6 mißact Saéſeer groors

Sie 'tquacº Laeten doet yočd,

5W ſagen inden?oodt,

“Sal Saſt zijn Feed' Sexf6ersen.

-Jnt Soozßuxyß Sant Sexdexßen:

5Midan de milde Sod gesen, ſoo zyn geflod Ném ßeſofen doen ßxcken:

5wr 66axen c=\ (6

Sods Sxandt,

x urtieften ſant,

«Bentrooſt Ganzjnyßenaden: 5Wy Kondén ßi??én mict,

«Sooyaen Kör army,aſ (Tot die ontfarmy,, ſaf

“Siin ſuſp Kronéaenßiedt,

„2Scden ootmoédclijcKén.

"Sezsö daer optom faden.

e§r ſat in Solder Kracht,

e§x ſayßopon6elen»t,

Sn6 gßeGen föiſen maght,

"NSn maccßte on6 Pie ſcKent,

>Enßem getzoußesózſen.

Soc zijn micßert gepzéſen. die ſcßencÉt mct Golle maet,

NEnßidt ſoo dat

>Eck vie’tgeßzeck serſaet, >Enssicßeſ Fonckens6eſen. ” Sockome

geScn Geeſ,

25étrout zin E5are Söoozt, ßeßoazt,

yßx ſuſt zin goetext Pzy ſen.

o

ick gheſonghenuptvupzigerher L Il

geeft r'geßed6 6esee, "En Cooft (om opteßonßen)

Dooz bevonden trooſtna langhduerigher ſmerten. Velptdie goede Godſos d'onwaerdigen upt

zat r Sicgesenat, zaer tſcKomßiddenſa, (Wazrn Siyet ßetzoußen.

Wienserdtſounietluſten te doenna zijn Gheboden 'tIs'hoogſte verlangen inden grontmijn

IlOOden/

derzielen.

-

CD 3aegh icdaergantſchelijckmijn vpanden

Ä Ä goºseeſ vießemgecooft, geeft,

„25oGén 'tsernuft Serdoofe,

verntelen/

Dat ich Bodmochte dienenvanal 'tquade bevzijdt.

"En die zijn 66oozt aenßoozen.

s§rſeffenckt den armen meeſ, Socß dieſem Liefirck Szécſt,

"Sn die in ſcßu?enſnoozen.

»ie darmentrooſſijckgeeſt,

Cognitio,

't Salwerden/komt binnen/waeckt/bidt/ benaerſtightmet vlpt/

Teblüven in Hods woogdt/ en wachtmet ghedultdentijdt/ 19all U Än ghe/ſowerdphaeſtheelver 1)

(..

ziené oosßdzoef nataenkeeft, vien zic serdzuckt moet ſôersen,

Bbb b 2.

Mede


Medecijn der Zielen. Kº ſtichtelñckterümen metluſti Enwertballinck/jaſlaef in dienſte neerlje. Hoenu deſe Cening upt Liefden Barm

ge klaerhept/

ertigh

Derzielen gheneſinghe in opzech

't Coninerken verbannen in ellenden ſmer

ter Waerhept/ KPoet

ab. Äurº gheeſt ſelbe in mp 3lng

tigh/

Eenbelafte dede voozhem endeſjnzade:

LI

Want wät waerachtigh is comt waerlßck 1Dan wederte comen in 's-Heerenghenade TDosz boete/dies Conings3oonwillighen

ontſpziughen

-

MBten waren ader van't waterken repne de in PL och daerduldigh/ Voogdsenſoude Liefden fdenghe IDaer afghp die Boznſüt ende ſupver fon Rochd

Ä

teplle.

«Ghpſijt oockſelf altñt doendeint geneſen/ Enſitgheheeleenboo! goetheptghePºeſen! Detten

Ä Coning /

O

OL

deljckt.

ZHtiert

die hepltghena

mÄ wat wiſſen die doodtljcke PLangh "# º voldaenis met Het dierbaer

CDock

- -

a Äram alleen mijn penneſtade

Pandes Coniuer Zoone Salvator geheten/ Sal tck hier niet ſegghen / wantelck dat

Uckt.

mach weten.

TDees groote Conin ghis van machton

So en heb

verwinlyck/...

Ähter oock niette ſegghenghe

--

TREIT

19an goetheptongrondtlück/van wiſſhepdt

º zoon/die Godtloosisge

Dan Hominis

onvinlijck/

IgEN T.

ZHulcrdathp (als andere) gheen epghenna

TDie welck verſmaedende die ghenade be me en heeft/ looft/ W9ant'tis hemalte cleen wat naem datmen TDie niet om ſijn Hertneckigh hem gheeft. Hoo TDoch veeltjts totſijn Lof ein T-EU Maerd'anderzoon Londaer/die upt ſmer

Fºtºn/

--

"Äbm

--

ten deerlºck

CDmſjnbarmhertighepdt/debarmhertighe

De beloofdegenaed'ontfingſeerbegeerljc/

Heer/

Overal iſt gebiedt van dees groote Coning WPert hier intgeneſen epgentlijcbeſchzeven/ HBaer intonſichtbaer äyck Coelum is ſün Enhoehpupten dood weder quamtéleven. W00llllg. Deſe zoone Dondaer Had oock dooz ſijn Ghelijck de ſchoone Zon ſijn zonden Lichte jn zieldeerlijck gequetſt metdoodtlijcke Wondeu/ Riet moghende verberghen/uptſtozt voo?'t

fie,

Alſo

. mojheſichte/ dees Coning/dooz meenſaem/

--

TDie upt beeringhe onachtſaemhepdt/ Hep osckraedtsonte -

Liefde ge -

Ilg

ehrat #p

alleen ineen quaeptee

TINſe

Haiet bp hemſelf hol den ſijn goedighepdt

Maeroock in een zieckte Litargia geſept/ eenſaem/ Maer om die anderen oockte doen genietet Die's menſchen ghedencken ſo woeſtelijck

verſpzept/

ZHcheptehp een ſchepſele omdaerin te plieté

Äamentljcken Homo,hem toteenbeelde/ En'tghevoelder zielen berooftſo blootelijck aepſucht verghetel doodt TDuen hp ſtelde tot een Heertn den Pof van TDooz weelde/ TD.at overvloedigh was van alderlep goeden Datmen nopt Medecpnster Wereldtheeft ghevonden Opdathp'tſoubouwen/bewarenenhoeden 3ieckt recht ghenieſel Alg een clepn / dat metvolder TDie deſe

“Ä

Farº

-

Äh OlD2.

NACT

In deesÄ ſlaepſuchtdoodlijckla jcklagh hpſon Gebieden mochtoveral'tgediertsgeſlacht/ Mitsdathpalleenljc ſoubliven onderdaen TDes grooten Coningsraedt ende heplſaem Levendigh begraven/alſt lieflijckontfarmé TDes «Ä barmhertigh/hemſijnharde vermaen. -

ETTE JBaerlepder uptjonckheptdom ende on Beſtondtte benemen CDUm ſmerte/ ſt doo?? leedt/ppn/en verſocht/ Äs tot een afval ghe m hemverheven Vooz’t ſteenen Herte ſtpfſinnigh f 20f)t TDooz.de luſt vande 3athept vluch

Hen Ätobuch

Ände tlgl)

-

Eens doodlpcken fenjus van hooghepteer ſuchtigh/

Een vleeſchen ghebooghſaem ootmoedigh tegheven/

Gheven ſegh ick / want Bp vzpmildelpck

Endeditdoo deliſtvan eenvyant vermaert ſchinckt/ TDeſes grooten Coninghs/valſch ende boos MDaer 3pn gave niemandt geweldelpckaen van aert/... dUUilcht/

Poghende ſchalckelijck/met looſhepdt be-tIs des liefdenaertniet noodtpck vooz te aer liefpch te trºcken doo2 lieflijckaen liefij onjÄnaſiaſtadiºah inar Freund

m geſelſchapte 3ten'tinÄjck Ilyn ſtaet Alſo verloos Homo des ellendtgh. ILuſt-hofs

Heerlijck/

locken.

ZHg


Der Stelen. ZHomen

#LIlge.ºrm lockt meteengroenrüf

fol.ccccclrii. "Ä doch ſo ſtout ſhop Dzouweha

PBie

LIIC

Want demenſcheis gheen Paerdt datmen bzep Datghpºther albedzoeftmetleedtomatelijcº delen moet/ Doch

ende lockthpmet bzuchtbaeronder "# chept

TDéverſaegdé dooy lief/maerdéſtouté doozlept. Stil Was dezondaer/ die het dzepgheltjcnoden ZStoute!ic Verachthad van dzie Conings boden/ Geroepen hebbende mettenclang van Trompet: TD'eerſte/doetboet/debijl isaen den boom geſet. De tWeede: WPult vlijtigh opuleven mercken/ WDant nuell ſaloodeelen elck laſtjne wercken.

WDie

bis Ä begheert

? WPte heeft u ont

f ODer

Menſchiekt mp (ſpzackhet Crups) alſeer ſeltſa me Boden/

Ämmersdaerghp Booghtſijtineenwooning/

nºch

j Maer

hier die Barmhertighe Co

ning

Doo? wiens goet bevelenick alditheb gedaen/ Eil i0chal Veelmeer dan ghp welcondt verſtaen/

Altſamen ſtreckende tot smenſchenvoozdeele/

TDederde/doet deught/ oft ghphoozt terlaetſter Alſchnet ſijn hindernau valſchoozdeele, ITE Ende ghp CDzondaer/betreurt muzottelijck/ Gaet van nun ghp vervloeckte inteeuwigevure. 'Guitu dienende is tot bet'ring Gottelijck/ JDaer de Heere barmhertigh/die niet laeton verſocht

Aldat tot deszondaersbetring dienenmoght/

So ghpnoch hier namaels claerlyck ſultbeſpo re Il -

Beteris die haefdan de hebber verloozen.

Schichte hem den vierden Booe/ghenaemt het Äſt net eenmut verlies dat deziel doetwinnen? . . pnnlijck Crups/ U9iſtghpoock hoe de Heer mp hier 3endt upt T111111Li: Diebleefniet als dander ſtaéroepébupté'thups Des zondaers/geheeten Godes vergetenheyr, Sseen lieve 1Bader ſijn kindt gheeft de roede/ JDaer tradtvzpmoedig in/daerſjnvermetéhept

C5hpſoudt mpontfangen metvzoljcken moede.

Henn in een Camere/genaemt Aerdſche ſorghen GBpte ruſt in Lätickdom ſijn bedde had verbogen 1Doo? alle goep Zuſp?aeck en Godſalig wzoegen Als 'tCrups dezondaer ſag in dit valsgenoegé Beweeghde zw'tbeddemet veelangſtigh beveus/ 1Dermaliende’tverlies ſtins weeldigenlevens/ Dpopende d’ooghen ſlaperighſlupmende/ Enviel weder in dzoom/'tvermaen verſupmende Hoogautſch "zoncken was hp Vanden WPÜn der

JHaerdt ſchrjnt geloghen voozuoogdelevalſch/ Gockvoozu oozen doof / noch Hebzeeuſchofte TDoch

Walſch/ dit verſtaen/ditpzentint ghe "Ä UCCE.

Dit liden teontgaen/isbuptenu machte/

,

Baer nu machtis teljden welofgualijck/

Lidp't wel/'t su nut/ofanders iſt ſehalſch.

CAualyckiydtmen alſmen't Crups haet/ bliedt/ „, ende vermßt. alſmen't Crups bemint/enwillic TDathemniet mogt wecken des lijdens Gbeelden. WDell U)T. ſien.de/dat hphaer dzepgingheniet 't Crupg Weelde11/

vºr.

Ä

Die lüdtwilligh/die 't Crups clepnderkent dan

achte/ .

Wäoerde den Ledicantmet ſo grooten krachte TDatzm hart traecte/bzack/ende viel op d'aerde

Et! Die

ſijn Ä aenneemtmetgoetghe ſººberena

JBetten ſlapenden menſch/die lancſaem bedaerde

U.

TD'oogen traeghlnck ontſloot/'thooftopbeurde Dandoet tüdlücklijdeneeuwigh verblijden/ ſWaerlI)c/ Anders bzengthetthdlijckint eeuwighgeljden. Anaſtighrontſom ſag metſchzicken vervaerlijc. Dit onthout G zondaer/ick ſegt tuwen beſten/ -

-

WBanthpnu waeker ſiethem treurigh genaken Madenlichaemſchepd ic/maerblüftottenleſten ZHjn quaep Conſcientie/berept totte wzaken. Bpuonſichtbaerlück/om derzielen wonden Banſingroote zonden/met wzoegen femijnlic Tehepenſupveren vätvupl vleeſch der 3onden.

APpzietoocaencomen't Gngenoegenpijnlijc/

1Derſelſchaptweſende met Ghevoelenſmertigh/

Alſt

*Äja

gheſepdt/dween 3p Upten

OOg)en

Des 3otidaersdzoom-bzeugBt was als dzoon TDie gafhemeennepe ſo felende hertigh Verbloghen/ TDat hnſeerlupdekreet van bitterderpinen. 1Boot ſagh hp als eenroock haeſtelic Ödwijnen Wäechtalseenwaerſchap blpvolwijnige Muſic/ -

ZSin MPereltſegeluc/met oocſinvals betrouwé Treurighlijckverandert in een weenende ILnck.

Ä Ärge

/ 'thooft hingh nſ. Pan hier langeenweeldigh levente behouwen. Zondaer QßrDe 't Scheen dathem dit geſichtteſwaerderpijnde 2lsontwaeckt upt eendzoö/rechtcontrarpſinde WPantſijn conſcientiehem angſtigh vervaerde / handt Godtgrechtvaerdige MDanthem hadde gedzoomt dathp methonghere ULT En nuet grooten dozſte/alseen 1Denus Zotigere Aeneen weeldigen diſch meteen Jºepſkenluſtig JBetd’andereen Spiegelvan ſünzondighe aert/ PLeckerltyc at endzanck/totverſaethepruſtigh/ Bp de conſcientie ſeer vzeeſlijckint wzoeghen

sºg.

TDeshpontwaeckende uptſtjndzoomsblendig ZStont een vzouwe/genaemtpijnlücongenoegk/ hep t/

-

Dem vindt vdel vanluſt/envolellendighent/ ZHoiſtepide van valſche envluchtigheluſte

TDie trock’thapzupten hoofdemette eene hande/ e heln unet d’ander een bodenloſe EU

sºnº

e/

Totbewijs/datſjnhert/vol quaetheptonſoet 't Begin van waere endelangdurigheonruſte. TDemeeſte 1Boogdpéhad die’t minſt betaemt/ Leeghwas/en gebzeckig van't waerachtige goe Bp den zondaereenvalſch oozdeel genaemt/ Baer’tſmertighgevoelenhem bitterlicquel.de/ Liickende met Nonckeren Verkeerde ooghen Die een gewontherte voozſjnoogenſtelde/ zeer/vol Etter / Vol Dol TDooz eenvalſche bzille/ die 't alles can tooghen LLULI! Gheheel anders dan’t is ma de rechte Waerhept/ TDees was daermedebp/en zierde deſwaerhepdt Bedecktmet veelplaeſters van gemeen hanteren/ TDen Denſche op-ghecomen tſedert Crupß daer WPantint quaetsgemeenhept ſoeckt elckdwaeſ

ab. Ärº

quann/

lijck ruſte/

Sp?ac ſpijtelijctothaer meteenen moedegram: CDocſmerts verſachtingeinſmertbarende luſte. 3, Deel,

VHbbb 3

JPatx


Gedecpn Imaer deesplaeſters ſtildenhetſmertigh gevot“ len

Alſuler doo! ſijn ſpieders holconelijc wiſte/ TDit wageenerf-vpant vanden Contig goedigl)/

Sathan genaemt/fel/wzeet/en een Tpzanbloe

Solutteldatmenhemdestº meerſagh woelen

digh/ Äbbenmetcryten/metſmpten/Äten Zseen raſende Bepº die hantoºl wilſplpten En Heer van een Wäijcke / daermen Mundus toe ſept/ Tegeneenfelle Doadehemºº verſcheurt. * -

"tanz Ä mijnpijn/of 'tis haeſt upt

TDie ſtadtheet Infernus die opt verſtelept

1Bandenhoogen Demel binnen 'thert Vandeaerde Stildpniet raſch mijn ſmert/ghpſult raſch be In een poel grondeloos/daer ſich optvergaerde etTEU

Aldemodder leelijck nederwaerts gevlooten

derVell/

- -

MDantonmatighgequel/doethaeſtelijch ſterben. TDoo! den vuplen aders gantſchonrepnegooten. TDeſe plaetſe tercker/ja zielen gewangen/

tºaseenſwarte

nacht als hpdit moſtbeſuren Hºoch ſaghment gheſchieden doo? 'tlicht der na Paddeontallijcke Veel Paden of toegangen/

Altſamen onwegen crom/b2eedt ende open

tUren/

TDie dzoegh een dun Itaerſken in een Lantaern Mederwaerts dalende lichtom af te loopen/ TDooz diepe Speloncken van d'Hemel ſtreckende eroockt/ Än Vanghemackelck tothem trec 1Dupl becladt/dick beſmeert/gheel verbzandt/en GEn des elDß beſchzoockt/ *t WPelcz Ä Ä kennis gaf van dit treurigh Maderſtadt Infernumdaer ſich alle het ſpooz CDnnaſpoozlijckepnde/verdwijnde ende verlooz/

edzijf/

--

3Maeralsquade affectusdaer quamdehups-catüf Gemerckt alle’tſpoo in/maer geen uptwaerten Aet/ Becleetmet eenrou-cleet lanc oock/diceñbzupn/ LHinghpdat vooz 'tlicht/alseen cleet op een tiP/ WPant scÄte isſulcrdat3pongellotenſtaet/ WDoe gingt

# ºben /

met jammerljch 1Boozal den incomers/ den opent 3phaer wijdt/

Baer den uptwtilenden Muptzphaerſelfaltijdt.

gHeclagl).

7Dit moghtmenhoozen/maer niemant daer pet Deſerpoozten vintmen nevens veel klincketten/ , meer ſagh/

W9tnementlijc vier die deuptgang beletten/ -

- -

-

Welcke dupſterhept blintdien rouwelijckéſchijn Doch veelmeerdanzpwas dedegrouwelic ſijn; Daer was in gecomen/dooz t geclags verſterché 19anſmertigh gevoelen het 19ptighopmerchen/

Als valſche ſekerhepdt/den Godtloosinghelijſt/ TDoodlijcke wanhope/Plietterpe verſtijft7

Äck bevinde CDzondaer die dupſtere treuren/

1Dangangersen Burgers ſoſeerovervloepen/

Een omnut tit verlies/een quetſch verſteuren

Ä ziel/ vooz't Lijfeen etterintghe

Maer ſtetmen opte ſchijn van welluſts boelen/ ZHmekende en aentreckig vooz'tdierlijcgevoelen

eeilt/

1Bande uptwendige onredelijckeſinnen/

Enonboetvaerdighept des hertenhert verhert.

't Schijnt wonder dat die wegh/vol dzuck/vol Een Maerteaendachtig/wacker/en doozſichtig/ leedt/volſmert/ Deſºditztende/ſpzack met wooden gewichtig: «En ooe die ſtede volpijnbancken en boepen/

1Booz

19ooz dezieleen quaedthepdt/ die 'tgoedt achten Goc op

TR

gemack des Weeghs licht om

II1L1

Nleeilt.

Äupm/en ſelfsdalendevan boven totondere/

MBatis ditdoch anders daneenwillige doot?

Enzothept hertneckigh/der zielenhoogſte noot. ZHo verdwijntlichtelicditgewaende wondere, Poewel nuditvalſche gemack/enwelluſte/ 't Ishierſeer verargertſedert die quade Affect 9et licht der Naturenmetten rouwe heeftbedect Altijtwert bevondenſmertemetonruſte/ Daerom moetdieterſtontdaer wederaf ſijn ge Alſo die woeſte rupmt doetdolenmoepelijc/ ZHo

bis

tWelck benauthept valt den gangerönſpoepelijc

lept/

ºb watlichts omſienmet snder T ep

Die hier nimmercomt terruſtplaetſen begheert/ JENAex in moepte/en alttjdtruſt ont

vaē LLTT

Än deſe verbozgen endupſtere Hoecken/

UDatu doch mach letten/ enwatraetste ſoecken.

ZSo ooc des weeghsſteplheptoneffendalen/

TDIt was geſept/ſp wierpdesdzucrnevelom ver Paren blindengangers in donckerdwalen/ Dan't doncker Lantaernke:dat weder alseen ſter 1Deroozſaecktmenigen verdzietelijcktn tert/ Dooz den dicken miſte vanden beroocktehoozen Ja mentghſware valende pünlücke ſmert/ Eenglanſkéclaerheptsgafindenacht als voozé. Ende ſodWaſeluſte dooy'tönmattgh miſbupck job /ſnel galgheduergh den IHier met noch niet heel ver UDen e

Fºntana

110 P

moeght/

JBaer vzaeght voozts den 3ondaer waer’t hem TDaerdeſmert lang blüft als luſtHaeftighbliet/ Engheeft vooz een clepne vzeught feer ſmertende wzoeght/ .

Ä

-

GDocd'oozſaecwaerdooz hpdaerin was gecomé/

groot Verdziet. So wert nochtans

Är

nimmermeer of ſel En na'tonderſoeck hebbende vernommen/ LIN TDat ſijnſieckte wasniet intlijf/maerint gemoet Eenſdeels upt waen vanſchade/eutptlijc onſpoet Bp den doolders op deesonder aerdſchevelden JUNet opmerckinghe verſtaen / of be En eenſ deelsuptweten derzondige zeeren VOIldell / INet d'pdelheptſtyns herts/dooz goethepts ont

Ä

beeren/

Sepdezv/mutter iſt ſoecken beſchepdelijck Hagemeſinghedan indzoefhept verlepdelijck/ Stijfſinnigh volharden/tot erging der qualen/ Elckpyeesdaer ditſeggen met gelijcker talen/

Want men ziet daer den Hemeltotgheenenſton den/

betz Fene en ſtraele ſün Hemelſche Daer totÄ gheenen tijdt geſteht Ä Ävooz'tbeſloten Ä TDe

ITf

D12

Enſtemden alt'ſamen datmen ſtracr ſouzenden JRaeen Dedicum/omde ziecktete doenenden.

oud'men 't Licht haten/ oock 'tſoet aendwinghen? tſoets Licht

-

Da waren de ſahen mettenzondaergeſtelt/ Als ſijnonrechte Peer/wiensbedzieglijc gewelt Pem ſijnen rechten Jeergerooft hadde netliſte/

-

Reen/


der Sielen.

Fol.cccccrib.

Hetn/dees VDleermupſenſlnhemſelfeenclupſter TDaer was oock Bevepnſthepdt/die quaedt ſijnde Metwilltgheblinthept/zpminnen't dupſter/ goetſchijnt/

arab-djyº oock 'tbeſtint quaette dupden

Bueromiselckander altytinden wegen/

TD'een ſchelt den anderen/elck is andertegen/ plyn TDeesvechthier/die daer/elcmoet d'ander vzeſé/ Begeerlijche pt des 19leeſchs/des werelts/en der Jºach daeroockrupmte/gemack/ofluſte weſen? ooghen/ Elck van deesinweghen heefteenepgen name/ 19alſevzoetmaking/een vzou van groot Hmogen Raſtjnaertenwerckinghedupdlijc enbequame/ Dochter van't liſtighe/doodtbarende Serpent/

Älszonde,eygen wil,ende die alghemeene waen, Veeſchs welluſt, verachting van'tGodlyc vermaë.

Die Adam vanſijn Peer totSatan heeftgewent Stoute vermetelhept/het muſbzupckſchadelijck/

JBetveelmeer anderen/ingetal onendltºck/ Deſchalckhept behendigh/ Dütrou verradeliſch Zltſamenden Menſcheverlepdendeblendlijck/ Zudasaenſtjn Heerſchandelijck gebleecken/ Meantzpſtjual verſpzeptmet verdozghen netten In Bet meer diergelijeke al liſtighvan treecken/

TGaertnelch ganger haeſt ſonder opteletten

TBewelckedaer verſcheenen met fieren gelate/

25eſtrickt mäch werden/maer lanckſaem af be Engezeten ſijnde elck na ſijnen ſtate vzit/ Inde Haedtkamere op't groote Pallepſe/ Mennoemtſeonachtſaemheyd, 3eden navolcken ZHathanhooghezat vol. ſwaren gepepſe/ tjt/ Schyn

gese aenſchouwen, ſchuldige onwe tenheydt,

Lichtvaerdigroeſtemmen,ſijns ſelfs vergetenheyd,

Deeft hpzfende ſijnraedt nu alt’ſamen bp een

Treurighltjckgheſpzoken tothen allen gemeen:

Hoe ſeer de Heerltjckhepdt van ons Kijcke machtigh

Dieſmekende locken/aenelemmende binden/ Enonminnelyck ſijn den willigen blinden/

Geveſtigt ſtaet/isu (Läijergenoten getrou)

denſelfsverwerrende indonchere ſmaerhept

Geheelonverboyghen/ſo ick ſekerlijck hou/

Gpte gehoozſaemhept der menſché eendzachtig)

TBochaiſchpnt nimmermeer hier entgeclaerhept So waſtoock mp/en mee dat vermeeringheons Foſtermennoch altütupt die dpſtereboech rijcr/ Pjthol/een Maeghtmet licht/ die minlück MBijnampt is/als ick eerſt (noptliſte deſgelijcr) can ſoecken Baeckte dat de menſchviel uyté Luſthofheplig IDe wederkeerende boetvaerdighe Menſchen/ grooten Conincrinons Doolhofonveplig Des TGiebegeerlijc d'uptkomſt deronwegen wenſché Om welcken vepligh te houden in ons ghewelt -

Ä oock verſtreckt een Theſenſche

TD'Welck

dzaede

geheeten werdtbinnen e genade.Macht ſtede is die eeuwige der voorcomend GEnJºaer

Hadick hemkloeckelhek metweelde zotverſelt/

Wetende hoeſwaerlyck bet valt vooz den rijcken Ce geraken in des grooten Coniner rücken/

Deesisnuaenden Menſch intwerck betogeliſc/ 19jdickhept taſteljck / enſulckeſwaerbepdts Licht voozhem teſnn/dathoutelekonmogelic iT act WPanthpheeft den 3ondaer den rijckdom benoms TDat SP a Ä mupzisvooz'tlichtondoozſchön MBten ſäpe geweckt van't 3ondelijc dzomen/ TDger

C

Eenenvoet gegeven Weertothem tekomen/

]Ill!)L

Staetons dittelijden/traeglijc teaenſchouwen om den JlMenſch tebe Halmen

ſejºhns glants dan de Vlammen Gmhem ſo tevzpen van'teeuwigh verdomen,

Gveral

Ä elckslijf clevende trouwelück/..

Ä prºn

jetenverlichten den doncker grouwelück/ OUUULI! Äer gevenalleenlychelcºnſºººº “Ick weet ick weetſeker dooz contſchappe gewis jſjfeile Beudels epſijckeonderſhep/ TDatdezondaer nu al doende en onledights Teitſjn Tantknerfinge» verſchrickinge bederflyc, GDm d'eerſte geſonthept wederteverwerven/ Eeuwig Envan otste ſchepden tntons Wäijcrbederven. e vzolijcke hope verſchijntdaernummer IHier is nualreede ſo veel in gedaen/

ÄÄÄ

beoften ſoet vanden barmhertigé Peer/ TDatuptzpngeſinde fuer wech heeft moetégas sº Ä"Ä ghehoozt/zang/vzeughde/ "anatºr vzuchtbaer/die tot noch heeſt

T9ieg

IBaer

Ofeld zuÄnde n/ewetº wach/

Lle

Bathpnopten maecktemet ernſteen goetopſet/

Doceen algemeenroep met wanhopens gewach I n welcrplaetſenukomt beledenſin Ä jeggeboots verdoomeliche dag9. JAgn ſchadelückſte vpandt / het Blptigh Gy

"Ä

indenafgrant/binnen deſe ſtede/ merekten/ Zitaet destpas Pälleps/volwoedige onvede/ 1Dan alle welcke ſaken het betrachvlptigh/ Faetſijn Coninginºe Hovaerdpegenaemt IBp.(ſulcrbenpdende)queltmethertenſpyrigh/

Äennoemetooch Babel/ van ſijn verwerringb Enwetendedat veel meer weten daneen/ efaent/ befae Deb ick willen boozen uwenraedtintghemeen/ enisſojeemtghemaeckt datmen acht vo" Loemen behendelückſtmet looſe p?actijcken/ cluchte/

TDen

-

zen."

tjt ſondergront indeſwarte luchte

geſont) vanons ſougaen ſtric

en

Ä Ä vanſchijndick ende ſterch (Lotſpiſt enſpot vanons/enonsrücksvernielen jetenpdeidaen Ä ſwerck stadio mach houwenin kranckhept derzte f Il. Äjnſeſeen ſehadºweenſhºº“ Ajºizegel Moeſchºnt/Ä is eeu booge/ Ärhaödedees Cpzan bºe doen verſammen

Zjbeebenraed/qÄ namé jºhameleloghen/tbedºogh arghliſtigh/

je Dolinge Eerſuchgbº

TDit Was

ger

/hpſweegh/enal d'andere

NIEDE

Toonende met tooznehaers hertenonvzede Dan die lepde mare/tot dat deſe Tpzan

twiſtig)/ Elcks gevoelen omte vzaghen began/

ZSnoobewºſhe Ä 1Blepſchs/Gods vpandt Die daeralop ſepden elckſnn meeninghe/ ſchap vermaert/

Die het äiſchvan Satan ſeer vermeerbten bs W

-

TDets dit die dat/doch liep der ſtemmen veree ninghe Z»

Ä

Bbbb 4

.

Meeſe


Gedecpn Natuerlyck Licht.

Meeſtdaeropdatmenſou ruſtendag nochnacht

"Äumor weder ſou werden ge acht . . . Jnt ahefj enbewindt des3ondaersals voyen/ Fºaer ſoo'tbeſte middelrückdomwa Verlogen

GPp dat

Sijn de jongegants v?p van't doléotmenſelijc. Verkeert oordeel.

Sijn 3p mietblütiger inthelpen wenſcheljck/ CDmme te bekomen een nameghepgeſen.

Natuerlyck Licht. Ämen and're nennen ſo treffejch als belent/ TD'oudeſjn verſochter om krancken tegeneſen/ TBeſe waren viere/alle man niet bekent, Äljeerſteen vzoedtmakinghe/dat het hier ſobe“ Df waren dees voozmaels niet vlytighenjongs ho02t/

Soudé mijn gedachten al klincké doozmpntong

--

-

Feplt dat de gheneſingh dooz't waerſchünend

JLanckſaenn

Ä 'tgeſp?aech tuſſchenong tween

epnDen

Woogdt

En lancſaemſouzondaerom den Doctozzepndé/ Tedoenbenaerſtighenaberecßtsen verheert. Jºaer ſo deſen aenſtagh oock eenighſtnsfaelgeert Luſthem raedte verſoeclien den ſchziften onver ſocht/ Hoetmenhemdoen verſtaen dathpſal gheneſe jeelbupten ſijn toedoen. WDil datoochie weſé Luſt höraette volgémeer ſtout danripbedocht Benſaiſijnvooznemen als zothept miſP2Üſen/ Luſthem meerder jonge Bartelaerte weſen Endat onmogeljckom werden bewüſen. . . . Dan der Duden Eere/ bp ſchickeomdeſen/ Endeorndenzondaer den waen van deſerdin CDmdeſenjongenman/ic wtlt niet wederſtrijdé. „Neugierigheyt. ghen ZHeker Matuerlijck Licht/ghpmoetwelbelijden Gpſündertjt liſtigh in den kopte bzinghen/ 3WPag dagºminº een JUZeeſterhoogh be Dat denieuwemeeſters veel geleerderſpzeken Dande conſt dandoude/ wantditsclaer gebleké/

ae Ulf

Hoogh geleert./hoogh gheacht/TDocto? Lapſalf Jºu clappen 3pſulcr niet gelijck Papegaepen/ Baer verſtaende woozden/die 3p wiſlijczaepéf genaemt/. DEpſijn dan geleerder in geneſenskonſte/ Gedoctoziſeert niet indes Pincrters ſcholen/ GDock Heeft der jongerraet bpelcktemeerjonſte/ JNaerind'Egpptiſche vol conſten verholen/ TBooz een TDoctooz vermaert bovenal die leben/ CDmdathaer Liecepten ſo ſoetſinvanſmake/ En ſachter van Werckinge/die valtmetgemake. Gemeen opinie, dienelch recht moet geben Derouden ſynbitter vanſmaeck / ſtrenghint In allen den dingen die hpftoutelück leert/ Iºant die hemnietghelooft/werdtvervolghten -

Ä

CEnd n daer Mede WinUent ooc denieuweklerckens

OllteeTt.

Jauwas bp den zondaer noch "tverkeertoozdeel/ CDntbiedt hp den jongen/hpſal danniet dwalen. JVet WBeetſucht/ Nieugierighept. Dit ſcheen ºpſweeg/de 3ondaerſp?ack:laet deujongéhal. Mieugierigheptſeptwel/3pſchzijvenbcechen een groot voodeel CDm den TDoctoz Lapſälf/dooz Henlieden bediedé Soumenhaer geleerthept danntet eensverſoecké 1Doozalle bpdenzondaer eerſtte doen ontbedeu/ Denkranckenluſt ooch wel naveranderinge Welch TDottoz bequaem was omaldeſe ſaken Duº nemepemant terftont ſijnwanderinge TDen onwyſenzondaernooſljck vzoet te maken. DE0ttenongen Docto/omgem hierte bzingen. Maerom Ä den TDoctoz grondtlijckt'onder Gaetghp Dieugierighept/comtwedergerijé. -

-

Mieugierighept ging heen / Doctoz Lapſälf

TIC) tell

die quam/ MBarengedeputeert tweeliſtighe Lichten Enooghen Vanden Läaett. TD'onſchameleloghen De3ondaer verblijdeſo haeſthphem vernam/

5 Met de whſhepdt des vleeſchs/dleſeerveel ver Äncaegde van't wzoegen muonophouwelijck/ moghen/ Doch da 'tongenoegenſmertighenrouwelijck/ MBelcke twee (hebbende deſen laſt geaenvaert) Dem Vallendeſwaerderdan hpdzagenmoghte Opſtonden/ſich nepgdenvooz Satantoewaert/ Daertegen hp ernſtelijc raet aenſem 't Heſelſchap groeteden/en ſijn methen bepden Beloofdeſeer goetloon/en ſlootvootſijnemont. MDegh sº Ä" oock/ſsts den Wäaedt ge Paerop Pocto Lapſalfſonderberaetterſtont cepden. Alsºoo? Wºelonderricht dooz dietweegeſanden Midlertydtwaſmen bpdenzondaeronledigh/ Honderte Vzagennadenommeſtanden

Ä,

-

On te halen tot boete vanſjn zieckte onvzedigh ºftººlſaeck valide zieektaldus heeft geſpoken TDen lNedecijnmeeſter/ want dit waselcr Wille/ ZHoick bovenuhepl/het vet vanmijn Ä

JMaerwiemenſouhalenſtondt intgeſchille/ WPanthet

Äuº licht zepdtzem dieut beſt

Als alldere Doctozen. Szondaerbeminde Schmoght hier veelghelts (naick ubevinde)

te all Eerlijchen verdienen met dick viſiteren Een oudt verſocht Doctooz/IHenaemt Schzif LºDaerdats Verde Van mp/die meerſoeckmeteers

tuerlich verſtandt/

Tºerrachen geſothept danminepghen bate

Maer’tverkeert GDozdeel noemteen melckmupl Besick banuzeckte den grondtiijckenſtate een jong italf

12nmoet verclaren naecktelickpuerlich.

ZHoſtoutalsonverſaegt/genaemtdocto? Lapſalf. Dietranchept deuqueltisgautſchnatuerlijck/ MDat heeft den raetſpack hp) dees verſüftetolpé Dock ootljck/endäeromis die ſo heelghemeen Den menſch doch tot nutoe gebaet ofgeholpen? Dat gheen natuerlijck menſch/oock niereen. WPanneer (ſepde d ander) vlndt een krancke doch Anders iſt mettenwaen/diequeltu fantazp/ baet

Daeraffindevzoeden (ich mealtſamenvp.

TDie ſijn ewghen kop volght/ende niet des TDoc Äckſtelmpdaer oocbp/als ſijndewatgheſ ert/ to2s raet.

WPant mp dees waé alsuingeenderwijs beheert.

Äſt wonder dat dedzanck hemnietmachhelpen Die gpom haer ſuerhept intpzivaetdoet ſtelpé.

Ghpwaent onvernuftigh/dat de menſch hier mach ſijn TDeeg "Än comt dcoz 3andaers onWil 1P2p van Äs gequel/ofbandes wzoeghens 1ghept/

Mietdooz der Dudenſchult ofte ondfflighept. Verkeert oordeel.

JBooghdplochenen dat die verſletenſolen/

De verſufte gryſaerts inveelſaken doolen.

-

Jll.

Dit doetu dees vzphept herteliick begheeren/ JMaer wº die niemandt krijght/quelt hetont eeTel

Dandewaengeſonthept/ditsdezeckt dieu Ä g


der Sielen,

" ,“

Jol.ccccclrb,

Ghemerekthetontberen van'tgenemen begeert Gnder dit jammerlijcken treurigh beſueren/ Treurigheptmoetbaren/ hebdp dit recht verſtaé Cradt tot hemmimelijchet Licht der natueré/ ZHoweetghpdatuſiecktnieten is daneen waen/ ZHeggende: GP 3ondaerwildp noch niet verſtaen TDusraedick trouwlijc/laet die waenſteckt varé 19 ſtaets ellendichepts“Is diteen dzoom ofwaens Jºckhoudt eer al waenende blindedzomen CDf zyſalumet een ware ziecktbeſwaren/

Ä

MDant de Melancolpisteerings moedere/ TDzijſtdiewegh/leeft vzolijck/weeſt vzoedere/

Datmen upt Lapſalfsmondt tot noch toe heeft Vernonnell.

TDan dat ghp onn een zieckt gheWaent / ja ghe Laetghpumet Woozden ſo dwaeſlijc verdomen d2001nt/ TDatghpboben'tghevoel't gehooz ſoudt gelové. Jn verdzietelijcke en verloozenkoſten coomt. Gelooft ghp'tpzedicken van een valſchevzede/ CDfmepnt ghp alleeneonder alle Menſchen Midtstnden ſtr;dt/onruſt/en ellendighede.

Doozſpoedighen heplighteleven nawenſchen?

ºbesend/oach met eenfierge

WDaet

ALL: Een välſchewaen queltu/ gelooft mijn bedupdé/ WPat nu/ſalmen volghen uongeleerderaet TDatulet/let oock mp/ende allen ILupden/ JPaerſin wp des/als ghp oocdgoeflijc Öſtoo?t/ Boven des Heer TDoctos/dient ſijn amptisen ſtaet. JNeen. WDaerom? wpweten dat hetalſo

Ä

TDathetmenſchelijck is/ende datmoetſijnalſo/ Zsſijn reden niet vaſ/blijckt die nietiuderdaets Stellen onste vzeden/leven ruſtighen vzo/

WDie leeft doch die’t alle naſjnen willegaet?

Elijden Gods ſchicken/fijnmeteenparghept. WPatmenſcheu Windtmen hler V2p vandeſezteckte TD0et

"Ä ſo(datraedeick) verdzijftuſWarig hept/

Ä" / maeckt van de noodteen

19erlaet U deught/

quaet ?

Is des menſchen leben ooc anders daneen ſtrijt. GDfmepndp datmé hier als hier namaels Gblijts

Sp ſweegh/ ,'t Matuerlijck licht heeſtdaerop gheſept:

Geneeſt eerſtdaegs u ſelfs geeftuherte geneugt./

Soecktkoſten noch moepteaen geenen Doctozé/ WBaen ghp ſpzeeckt ſeer heftigh ſonder groot onderſchept

GDock aen mp niet/ſeecker’tis al coſt verloszen/

MDant uzieckte onſenraedt gheheel niet behoeft/ Dan ſtrijdenenliden. Muis alle ſtrijden 't Äg

ab Ä

is maer een Waen die U dUS eer bed2geft.

Tweedooz een wettelijck/en bzengt tot verblpdé Alſmen't quadebevecht/en verwintvzomelijck/

13antſoeckt ghpremedieaeneenander verſtandt Baer 'tgoette behechten/bedzoeft verdomeitjc/ Als God/dteugeſtelt heeftin uwe epgenhandt. Dit is onwettelijck/enhet tweedeghevecht TDitſtelickter ºnen ſpzetck van den ſtrijdt Danuwe geſchickthept zÜtſekeren gewis/ . 0P2e kent maer dat het ſo hooztalſthupden metu is/ Meant dan vernieltterſtont die loutere Waerhept/ TDaer heeftelck hier altijtzeege oftenederlaghe/

19 zotte wane methaerquellendeſwaerhepdt/ Pfnu'teé dantander. Iffeerſthoemach ëläge TDitſegick upt trouwe/tot unuten mßnſchade. Gfdzoefhept ſijn bphé/die’tquadealtijt Pwints 19aert wel/ei bliſt getrooſt in Godes ghenade. Treurtmen oocom tkrijgen vandezegebemintk

Als Hp dit hadde geſept hielt hp op Vanſp?ehen/ Derlieftmensaltijt/ wie mach hier berwachten

Ä een ſtuck gheldtsinden handen Ä. hem/enpzees denraedt boven

J)en deed'

ett!!.

ZOnDAeC

mate/

Eenige betring/ofſijns dzucrverſachten

ZHalmen dan der zielen doctooys oockbehoeven? Waertoe?om verdzijvé'tonverdzijflijcbedzoevß

Reemtdit niet wegh/topſet van een beterlevé?

- -

Ende TDoctoz Lapſalf ging weghſünder ſtrate.

WDie

res

Ä gut hpweethem niemandt ſal

gheven

TDie was nau upten hups /men ſaghdaerde

-

-

Peeftmen dan ooc ſomtijt neerlaeg/ſomtiptzege/

machte

ZSiinderwooden/ als dooz eentoverſchekrachte Paer dit alevenveel dattet gelijck weghe / TGes3ondaers sogetoe/ 'thooft voo?ober hangé So blijft de JBenſch altijt in eenen ſtaet Hſtijft/ wºmº goet alſnien ſo quaedt alg voozen Aldeieden zºgen/endemetſlaep bevangel/ Viecht of hem Ä Beecker JUMancopg Waerghe Hoo

ma

1)

Dooz ſtrijden/ſijn wp quaedt/moetmen daer in

Oncken/

Volherden / ten hem Lapſalfs Wooden donnen WDie mach dan doch Hopen om beterte werden ? ſtaep-dzoncken/ -

- -

-

- - -

ZSulerdathpalſjn leedtenſmertelñck lüder

JUNaeris de

z

meerder / werthet quaedt

1neeſt verWonnen/ TGomighalsdzoom vergat/en ſteldeter ſüden So mach hetootepnden hieronder der Zonnen/ Gptenrügge viel/enbegänſchte ſtrecken: Toitſaghjmerckinghe / die ging hem onſacht Zmmers 't machten minſten grotelije minderë

Deſgelijcrooc dzoefhept/geſcithepts htnderen,

Wecken/

Doendeſmertigh gevoelhem metſlapen decken Es dan deſe doctozniet ſeer onbeſchepden/ Ände 'thoozt / ſoo wech gaet Ejſcientiethäp?uptſjnhoof.de recken/ WPaer hp Ä clyepden.

Doch quelde hem Ä onderditkroelen 't Gnophoudelijck ſtaen Van ſmertig!) ghevoelen/ Hoozdehpnieteerſteenig receptte doéberepden/ IBiehem ſo wackerlück met ernſte geraeckte Tot verminderinge van ſijnpinlijckhepden. So blijckt uonbeſchept van't ſtrijdéſpekende THathpupten ſaepe haeſt weder ontwaechte: Zºoe toondehen opmerckinghe den aenghe tWelch in lijdens verſtant uniet isgebzekende WPantſjn quaet isintlijf/ofinderzielengront/ ſichteontſtelt 1Ban ſijn twee zlabºrs TDie Hem noch met Intichaemiszpuiet/want ſijn pfis Ä Dat heeftooc ſijn nodzuftväſpijs/dzanc/encleet jeWelt orantijlenarspen nepenen ſloegen/ Enontbeert gantſchelijck alle uptwendighleet. TD'een quelde hem met hart / d'ander met Die ziel heeft dan quale/ dat's upt waen of waerhept: (hept/ rellſ WMOegen ZEHoſeero Ä Ä met pijnlijcker rouwen/ Waenſierte is alſmétreurtdooz gewaëdeſwaer FÄtreiſejet ſtillen / uoch van hemmoght CDm eenig gewaët quaet nietppnlpc noch dootipc En mitſdien geenoozſaee van dgoefhept nootlpt houWell, -

- -

-

- -

3. Decl.

Bbbb 5

Plgs


QZedelijn

-

Als verlies van Läñckdom of mogende Staten/ Bp veel vzoeden willigh/vooz eenlaſt verlaten/ Iſt nu maereenwaenſteckt die onſen meeſter plaeght/ . Tsontu lieft/wijckt/want metuwert ſpſieckt -

verjaecht.

Hoo

Ät die TDocto2 occk niet ſoo heeldooz

ltcli/ nieten behoot "tGuilt lijck/

-

teſegghen 'tis belooz Ä Hp hadde je / de menſch kreegh hope doo? 3jn "

--

Tge /

Ä oock ware ſieckte/

als ickr waerlijck

Enſant nienſgierighepdtom der TDocto2te hael. IHier entuſchen hadde oock het licht der na

Deroozſaeckt uptſonde/baermoeder van rouwe/

TDiengheenſins aenſtonden TDocto? Lapſalfs

Iſt

-

-

OUWe/

WPatpooghtmen'tverdzijven dooz d'onmachtige

tUeTeI1

hUeren/

Waen/

Hemſelvehepmelijck upten hurs verſtolen/

Df ſou diein machte/waerhewtte bovengaen. d'Almachtighewaerhepdtdset Waen licht gaen CDmmetebenennen (al Waſtonbevolen) Na een ander TDoctoz/ oudt/ vernoemten ver ſtrijckeu/ ſocht/ JBaer dewaerhepdt doen bluchten of

ÄÄ

SchÄcke

WTILI1?

nlocht/

Hoemach oock ons JBeeſterint waerachtigh

MDagde TDoctoz Lapſalf/ met oock weetgierig

Wºzoegen

Dooz een valſche wane/ ruſten enghenoegen.

Dits devaſtereden uwes TDoctos gheleert MDatg

Ä anders/

-

ſinnen/maereer hp's binden

Al

w

hept/

-

bp den ZHondaer/ diens groote vierig ept

dan ofghp een dienhongher

- -

-

TDenTGocto2van zijn ſteckt/hertelijcken claegde/ TDug zaeckt: u queldt waen/laetuniet ver Segghende: hoehen ſmerten onglenoegÜt plaeghde/ Ullen/ TDenckt omgheen ſpijs/ſegt doch: ſout ghpzijn Endat des TDocto2sraedthemnieten behaegh de/ maghe oock vullen/ Daeromhpnn van nleus om anderraedt bzaeg ZHoude die doode waen van d'pdelewoozden/ feP ert/

Ä

-

De/

ZHijn lebendenhonger oock connen vermoozden.

Metbelofte vanloon grooten rfſchelijck. Denghenen die hongertſoumenmutter wiſſen/ TDoeto? Lapſalf antwoogdt. met ernſt pgac Eenigh bequaemmiddel totvercryginghe van t1jckcl1)ch/ ſpüſen/ TDe Sondaer was verdoolt/en ſchendelijck ver IHier afen vermaende TDoctozniet eenwooyt/ lept/ JlMaerſepdealleenlyck dat het alſo behoot: wie magh ghelovenſulch ongelovelijck Pp had hem die waerhept weltrouwelijck ghe -

-

"# ºb eggen/ Ä ſoo ſnoodt/diehen bp een man ſou

ep t

-

-

TDoch aenghemerckt dat hp immers wilde raed d0ell/

egg)en.

Ppwiſts ghenoegh/helpet niet/ ten mocht geen Tenepr.de bie vzuchte/die ſphooptteteelen/ quaetdoen, Alzijn levens daghen/ellendig ſou queelen/ Za m gheen moeder dientet swillighen Hemſtontwelverdienſtaen met conſtige ſtucken WDie weetosck ſepdehp/ oft mochteghelucken/ d Dmhaerkinttevppenvan hougerspinen laſt. WDildp gheſtadelijck in ruſtendevzeughden zijn/ eenſalve / ghenaemt der deughden Äenſ en verdzietweſen Gods wen 1Laet ZHou

Är

"#

"

ch!)11/

Clen:

Gf is Godniet beter dandfeſnoode menſchen? TDie vzouhypochziſis vooz denkranckenlupden/ Datgeſept hebbende ſloot zijnderwoozdenput/ ZHeer konſtigh berept van tweedierbare krupden bpcunſt Gods ſchynhepligh, van alghehoogt/ en ſpZack u Woozt is Alg Van

Äp

asºººº

TOU.

U

En van Ceremonien/therteloos onderhout.

Ghp natuerlijcklicht/en'tcomtovereen/ Betdat

ĺch hooge/ endeghp ooch (ſoo

ick

Nleen

Doedphter met dagheltjer ubozſtewelſmeeren/ 't Mach zijndat ghp geneeſt/navenſchen bege

Datmijn Groot-heer Adam inden Luſthof wasgheſtelt/

Gmte weſeneen Pzins nietomte zijn gequeldt/

da Än als hpmoft dooz zond daer uptda wanº. ºr barmhertighteghen zijnder qua

En

E11

ell

ren/

Hier

Äzin ſpzeechen/

Sondaer ſepde Pem

Allf

Gaf hem zijnp?eſenti/enhpgingh zijnen ganc. Sondger ſant3jn Baerte ghenaemt 't quade glewoont

Meteeucoperen TDubloendoen verguldt Goudt verthoont.

Belooft was een Artznepomdiete vernielen/ Doozzijn ſoon den TGoctoz/derquelende zielen/ GPm den Ä die dier was/enderechts van ee 1LIl DOEI! Die ſoockvooz waerhepdt/ welheb vernomen/ Als de goetſchijnende/maer valſche TDubbloen/ Aileen tot dienepndeterwereltis ghecomen/ Tomt die dan hier tot onsomonstegheneſen/ Dººr al goep JBunte/enſeerganghbaer ge j te vergheefs/ ende Verloogen WPantſpſleet die waergaern/jadwang oockmet CeN gheweldt/ Alshp't nieten wilde oft mochtvolbenghen. Meent (ſp?ack natuerlijck licht) dat het niet Detlichtveerdighevolck/bpſeergrootenhopen/

***

geringe/

-

-

«Echvoo een Hubbloen ſalf vanhaerte kopen.

De Maerte komt weerthupg met deſalve be Bf nietvolcomelijck hiergheſchiedenen conſt: geert/ Howert die gemeſingten minſten hier begonſt/ met unen den ſondaerveel dagen gh blpt ptigh Soo begoogtmen die ſiechte oock watte verdzij TDäer ſtleert/ Vet1/

So behooztdie ſiecktenietgeheel te bljven/

Jenu

§


Der Sfelen. Hempoo.ght vzoedtte maken waenmetoozdeel Verkeert/

IIEl»

Phoe deſalf ſoogheneeft/ dathem nuwepnigh

So hepltmen den Pocken menverteert,'tgunt heur voedt/

Deert/

JMaerÄs betooghthem Het vlptigh

opmerc

i Ä ſupverteerſt den gront van't quade

TBat

GE •

ell/

JRiet

FokCcccclrbj.

Moet oock die buplhepdtſelf nootelijck verdwij

-

-

-

Ä ſchoone woozden/ maer in daetlijcke Werchen/

-

-

WPant als debuplenſulck Haer voedtſel ontberen: Hp verdzoghen van ſelfs/ oock ſchulben ende

ſweeren/ ZSodät pijnlijck ghevoel/gants ongenoegelich/ JBaer wilmenſe uptwendig, met plaeſtergaf VagHen/ A)enn Ä dingt/jadwingt den Docto? t'ont leden/ Benſalſevanteen Litwelintander jaghen/ Gmboo eenanderraed die ſºnert te ontºlieden. Doch blüftſeintlichaem queldt Adersen Peſen/

19anzjnſmerte quelljcken onruft wzoegelich/

-

Jºuquäm daer (alsvanſelfs) den ſondaerbe Is dat nietmeereenbalſchdan opzecht geneſen? ſoecken/ ...

So gheneeſtu Doctozmaer anders waſtghe -

TBeſhº“ ſin/ dooz't hepmelſjck be

Mat, 6.22

ſicht/

Dan dieſeptiſtooch klaer/ſoisal'tlichaemlicht

cloeckell/

19ant natuerlijcklicht/ die hem hadde gehaelt/

Tjheeftopmerckingetwederwaren erhaelt

Ävarº van’t erghen/

en

Pall De Val! alg/

WPatbaet doch den menſchen deoz gheſonthepdts genſchouwen.

Pan'tlichaem vooz geſonttewozden gehouwen Als’tgewiſſen den zielquelt/pñnigten wzoegt/

D'anderdithsogende/ ſchelt dienraedtſtrackr

JRiet de

ymº WaerHept/ift die alleen ver

11Geg

vooz Vals/_ ...

-

-

MDant gheen deughtlicke ſchön verdüft Ware Derkeert ja verloozen is/danaldeesarbept/ Hoick vante voozenwelſon hebben gheſept ſonde/ spa- comſte al hier vooz ghe Die wjt nietopter hupdt/maer in'sherten Pad Ä LTLIl -

gronden/ TDger lept ellendigh/

Äprº grontſop/ſaeck banſleck

JBaer

Ä u nietſwÜghen/ 3ñnder conſt

ſe

LLTLIN -

Dusmºſtmen ſupveren/nietupt/maer eerſt in Als hp verneemtdat ghpimmers inwendelijck/ 19 wilt doengheneſen/ſoſal hp behendelijck/ Eendzanck ozdonneren (quantſupst'uwerbede) TDie hp veelen in gheeft/ Valſche vzede eenoudt TDoctooz) u Herteban @mſoodooz eenwaenruſtende welluſttgeſchijn/

wtndigh/

-

Zboodegroote Doctoo (ſvzack bp) onsaltüdt ſept/

MBaſcht

Ä

booſ)ept. saj hethooſtſelveder nieuwe Doctozen JLeerts herten ſupvering voozale beſpogen/

Ä

Te ſtillen uonluft/en onruſtighepijn/ TBitſpunuvoozſept/alſt valt/ denctmijn reden. CDnder deſe Wooden quann daer innetreden/

P.Gantdaer die niet vooz gaet iſt moº! verlozk Doctoz PLapſalf/ die ſiendealdaer terſteden/ Schziftuerlücken ſinne/heel werde t'onvzeden/ TSjheeft hier u Dotto 'tbeſtenetº ºpyöoghiumeer gheſontte doen ſchijnen dan Hoopentlijcktoonde zijn ghelaet onwaerdigh/ WPanthpginck voohem heen/fierenhovaerdig weſen. Self zynſe oochongaern goet/maergarn gOet Totaen'tbed des Hondaers/ dienhpaldus aen ſpZack

ghepzeſen.

- -

Hier mochtverkeert oozdeelzjn tooznnietbe

Ghpen

-

-

Ämt (Hooze ick

hulpbaet noch ge

AT & T

dwingen/

-

JPaerſpzach ich sº

**

4.

-

*

ſeer opt innerlücdzingen

Dooz'tſmerenmettenſalf/bp mpgeozdonneert/

Ähtiöch/diedeſietſchept/ende den Menſchen TDat comt niet Dooz de ſalf/maerdat ghp qualpck ſmeert/

eeft.

-

Ä

-

-

@f dat pennant die ſalf nazijn ſinverandert/ *;s daj de ſelve die 'tlßf hef Tjijfſchept (dat nochſalverrºſeº tſapé Jck Änative licht/die upt3jn Cop wan -

Feeft die (ſpäck de Docto) de ſieloockniet ge

LT

ſchapen. Meeſterſelfoock op dit geſchille GEn whs is bphemſelf/ oock ſtout in uſaecken/ Sulchr dat ghp nu oock ſoeckt om3jn dwaes IBitvzaeght die J vzoetmaken/ Ä datick"tlichaem hier verſupunen

Ä Inwendighehulpe doo? gheſondedzancken/ Wille. aerdodenevolgen bpden Heer bevolen. aweit valt een TDoctoz'tgeneſen der kranc # jdewech volght hem/ ſoo meughdp niet -

-

LIl

TBiena haerepgen/nietna's TDoctozsraetleven/

doolen/

--

-

-

pwil datmen Woº al'tinnerlijckeſalrepnigen/ jedenalwerckt die uubpſeer WeP“

Ä ºtMSeſt

Ämen Ä Üf/ eerſthelpen/ tbeſtdoetmen eerſt

TDie Edel

Ende ghp ſovlptighna eenendzancke vzaeght/ IHeb ick ’twelc mijn comſte alhier wat heeft ver

tſtell

-

TBochnademael ick mptot uheb begheven/

jet

--

-

- - -

Ä jeter dan'tverganckelüek Lüf

ujetmens noch metrecht die oben toº ch2 iVen/ „Än repn/ dieſiel vupl machblſ -

--

-

traeght/

Eendzanck ſeer conſtelijck voozu qualeberept/

- -

@mvande welcheu te verclaren'tbeſchept/ WPantick noch een Doctoz hier vind:/ſo verſtaet Dünrechte oozſaken van ughewaendenquaedt/

3maeronmoghecÄ ziel repnen net/

ZSmertigh gevoel queltumetongenoegenſot TDosrudwaes gewiſſen (iſt niete.eu ſpot)? TDat Ä weſende/uſelfs/dats’tquadeber

CDnreptiſolde laten/haerlichaen beſnet/ T9antdaer vuplhepts voetſel wijckt den Mede“

Iſtoochalmoghelijek datmendaertsegeraerts

TD.at

Vell/

cjnen/

-

-

atcht/

TDie wildat ghp quade/tgoet Werckt betogeljc 3. Decl.

25 b bb 6

ÄDegt


Gedecpn Heght doch lievemenſch Hoe iſt umogelt jchtans heb ico menſch/hirºº wille EendzÄnck gebzacht/die ſau ghewiſſen ſtillen/ jemtſe Pax falſa, gemaechtºpe cp200P/ jſtevzoetmaeckingeeen trooſtepkebºº/ TGÄthetgheloof alleen rechtveerdight ſonder ZHp isbeyzoeft Ä bpveel veel TDoctozenen TBOct Clercken/ . "in hat ghpdeesin/ ſoo Ickrugheef terſt0llt

19anof/tot den woozden Goddelijck altemael/ MBelbeſchzevenindeÄ JUNedeCillael? -aP Alſo

ZHoopemantſuler dedeinde ware boecken/ TDiewaer onderwopen grouwelijck vloecken/ Schrift. Sin.

ZSo verwondert mpſeer uv?pmoedighepde/ MDant ghp doethetbepde. Lapſalf. WBatdoe ick bepde? Schriftuerl.

Ghpwothaeſtinwendigh gheneſenen geſont/

Af entoedoen/van/ende tot des Schzifts ver

19juwaenſleckte/ want d'een Waen d'ander verdzüft/ . -

Nlgell/

-

ZSoblidpinruſt/iſt/datdees danchiº

ºft,

Tothiertoehad TDoctozſchziftuerlicheſ ne/ Alſwgende gehoozt/mäerbeweegtupm/

WBantdatwoozdekenalleen/ hebt ghpdaerbp ghedaen/

-

Ä des

En die

WBets die daer ſtaenvooz

OOgMeI. Äottejdaerbeganvzuntlyck düste ſpek/ AHeer Ä ghparbept om Hondaersghe 9ebt ghpvzpmoedelijckdaeroock afghetogen/

TDoedp.dannietbepde/maecktu dat gheenſwaer

geken/

Hept.

Tegheneſenen hemte vzpen van ſmerten/ 2lg

"heln ziente

Lapſalf.

wenſcht en jont nuet

MBp moghen wel voegend'een tot d'ander

LTTLIl

Waerbept

ZSoick van ugheloof/en van mpſelf Weet TDesickpet verſtaende uptuWes

Ä beſcheet

TDathe gheloof

TDat zyndergheſinthept namhn clepnoozdeele/ CPpt

bº ſtaben ſchßnt/moetom 3pn V00

Ä ſalicht chriftuerl.

is Waerachtigh.

Jchout vooz een onwaerhept/wantdan God

Almachtig/ Tot mhnghevoelen daer op oock zijn ontdeckt. HRietſalight/ macht Goddoen 'tgunt gheloof alleen doet. Eerſt overſiaendetverſaeckenbpubegeckt/ TDatachtick Godſlaſtering/ diethelſche geween Als wat onmogeljcrende Wat ſpottelycr/... bzoet Äechts of degroote Artsleerde wat ſottelijckr/ Lapſalf. TDie voozal den krancken'tſelve ernſtelijck ghe Kele/

-

-

Ghpbegrijpt/Wie ſiet nietdat g)ptintergſte

iedt/

bedupt.

't MBelck ſoot niet doenlijck isen in niemant ge ſchiedt/

-

wÄn g0p0p ſul ſulck alleen

ULTILL verlept God upt ſupt/ Hemmoſtdoen wanhopen van alle gheſonthept Ghpp verlepT.

FHoot

Ämoºrer haer gheneſings groudt epDt.

19anghelicken mede hier over ghellaghen/ 19 onmogelijckheptint goetdoens gewagen/ 't Weltkicklicht moghelpckſoucannenbetogen/

Maerdttmoet noch b?eeder (ſoo hier veel aen lept).

Än ſeghtſondaer: gheloofdpdathp

Betoo

ep

Wlſtmaerblijckt dat krancken ſich verſaecken TDathet geloof alleen ſalight ſonder dewercken Eergbpſp.zaeckt (ſepdt ſondaer) conſt icanderg noghen/

m ſelf verſaeckt) doetghewiſſeljck

3W)allt die

IMaer SeesvertwÜfelthepdttergeneſing ſoet/ JBet

ntet Merckeu

1Bieloock ghemackelijck tot wzoegens verdoven

goet

"Ä dit vernielen wanhet goetdoens

JPaer IUU Call Ckt

" ſedt/Ä gßeſtelt: vzagheick in wat boeck JWHen º Fºrm nerghens envint ſo ick wel Het sº rechtveerdight ſonder wercken al

hp't ſeptgeloven.

ClIIILUE

sp

Hegtdoch/iſt den

Fäiscom uſin

Zell

L

L!!

-

ZHoude hp ghelovigh zijngheendinckmin. MBanthpklaerlijch lochenten opentlijcontkent/ 19ant waregheloobe/heteenigb fundament. TBeſ

Docto2 Lapſalf zijnde alſo aengeſpzoken 3W9ert

Äſbund

Schriftuerl.

eſer fundamenten dichtghplupden meni

ll«

den kop/ dede

Äoft

(TotdetWaelf Articulen van

Ä Ä/

JBaer ſeghtal derfthp't nu/mach Hp't niet/ver WerVen/

en!

Lapſalf.

Enſpzack ſtrengHelijck: Doctoy onbeſchepden/ Debdp dannoptdoozſien

ÄÄ

Jaſoo hpniethaeſtighenkomtteſterven Schrift.

"rºPaulum (ſep dees) ots Docto gepze

WBats den Weg) om krijghendees gaefuptghe-.

Diehebickmenichmael doo endoo

10!ULIl.

gheleſen/

Holeeſdp/ſpzack Lapſalf) ſonder Ä WBant die ſchzjvetklaerlijck/uptdzuckelijck en (Te

Lapſalf.

God/ van wien die goepgaven äo

I1LIl

Savºy

aen den Äsomſchen ghe Die wilghebedenzijn/en geeftniet ſondergebet

ºbºter-

P

-

-

Schriftuer.

ſin/ iſt datte dat ghp tBidden is een werck/ ja menſchenwerck hier op let

ſonder dit werck niet »'tgheloove Seghtmpdoch Heer Docto2/ machmen nage Crüghtinen Waerdigh/ kniet 110egen/

Senighwoozt aftrecken of toe doegen/

Hoemaeckt dan doch 'tgheloo rechtvaerdigh. gheloof ſonder wercken Ja


Der Sielen, Jaſondermenſchenwere/dats bidden upt node/ Seght# Werthetgheloof ghegheven van

JfolCCCccrbit. Schrifruerl.

Boudpdat God'tghebedt ſonder geloof aen

OOf

merckt.

Lapſalf. Ja.

Äniger ſtonden?

CDf d'ongeloovigen

Schriftuerl.

TDen menſche

p

onfanſ pſalf.

lſo. Alſ

AllT.

WPatupt den gheloovenietgheſchiet datsſonde/ WDoo23ond krüghtmengheen deught/nochdooz qUaetdoen geengoet/

Schriftuerl.

Schrift. Dees is onghelobigh/ watbaet dan uraedt

TDienietontfanght/

onbyoedt/

TDiehevet niet/ hoeſeerhem oockdaer naver langht. g}

"anº luſt u

Lapſ.

dathp't werck verloozen

OLT.

Of ſalhem zijn quaedtdoon'tgoetdoen hebben JNeell.

Schrifr.

metſpoet?

-

Draedtis dan onmut voo alle die hier leeft/ 't CDntfangen is’tWerck eens menſchen quaet Want wie bidtom'tkrjghen 'tgunt hp voozal aerdigh/ heeft. oock nietheeft/ mach veelmutter/ Poemaerktdan doch 't geloof ſonder wercken TDie’t

Ä

..

rechtvaerdigh.

Ä 00Ceen nootdwanc?

"tGeloof seell gave:

P1»

JAeen.

Schrift.

Ngyen

WPant die Ä bidt mach niet verkrjgé Blijcktmuuleere/niet den weghter wanhopen? Doetmen ſooniethet 'tvolch ter Hellenwaerts lopen?

Bewillingheepſcht dan tot des gaefsontfanc. Laplalf. echt, Liech

Schrift.

Lapſalf.

cknerckeute weſenſvoldubbeldelooſfept/

Ä ſchalckhepdt/ volnijdighe "Ä 60 Pep TDger # n ick oock vaſten sntwjfeljck merc

190

ZHonderdttwerckkrüght niemandt dees gifts wenſche.

Of de

LI!

Lapſalf. Jº LEl»

Datgheen menſch die doodtis/ petlebens mach

menſche

Wercken/ gäts door Hünniet allenmenſchen dooz die ſonden gantſchi.

Schrift.

Doodt?

Crjghtmen 'tgheloof nietſonder ditwerck wilvaerdigh/

Menghelooftnietmp/maer der Hepdens TDoc- EPhelz,r tooz groot Hoemaeckt dan doch 'tgeloof ſander wercken GBock ÄÄdie als ghp doot waert doozu rechtWaerdigh. --

GULI Jaſonder menſchen werc/namentlijeontfangen En'tbewillighenmetheurlupden verlanghen? Gaetheennu/en.wzoegt/meer vanmjn qualjc TROen. JBelanthon/ Wiens ſchzift Europadoozwan

Schriftuerl.

dert/

Septvandebekeringhedat de menſchniet ver Dan watdoodt Heer Doctoz/ſpzeeckt TDoctsoz allDeTT/ Pauls daer/ Als eenſteen in een vijgh/maerdat.de vzwewille 19an des Lichaems.

«Dock wat daer toe doet/ oock in dit gheſchille/ . . Lapſalf. 19 meeſte voozvechterbp d'ouden Wert ghenaemt Reen/ Vanderzielen./datsklaer/ Schriftuerl.

Schzyftomgoedtte wozden/ ment'ontfanghen betaeunt/

Än doot bederfijck.

JDach deziel gants

Endete hebben'tgeen dathp geeft die alleen/ Danhemſelve goetis/enelwaert deſereeu. TDemedecljumeeſter wilugaern gheneſen/ IBaer 'tis van nodedat ghpgeneſen wilt weſen.

*# eeuwigh/ -

TDie

-

-

plalr.

endemidtſdieuontſterffes

T

Schriftuerl.

Hpgheneeſtelck crancke/ maer d'onwillighe Hoe Ä dandoot ſijnalsſpnieten mach ſter illet/

LIN.

Spdp dan nietſaligh/nadienghelijck ghpſiet/ Datulevents in uwenhanden gheſteldt/

Lapſ.

Keenieſ/maer gbp lochent der zielen onſterf lijckhept/

Ghpugheſonthepdthebt/inuwil engheweldt.

IHier blickt danuieu euoudt/ over minder Paulus mepntdaergeendoodt/maereenbederf zijden/ . . lijchhepdt. -

-

-

Beſtont ick umetſchgift hier intebeſtrtſden/

Jck mocht haeſtbeginnen/ maer ſoulauckſaem enden/

WDie inde 3iele kamt doozbooſhept bedzeven/ Perſºgoethept verlieſt/maer geenſinshetlevé/ Sp verlieſt des levens gheruſtighepe luſtigb/

Epſch oock niet meer bewijs/ dies ga ick mp TDger Wenden/

Ä º krüght Pjnlijckhepdton rutig)/_ .. .

WDie/indiendeſielhier'tquademietverjaeght/ gheloofte krijghen/ dats 'tgebcdtver Hier Ä eeuwelijck queldt/ pjnighten eVen/ liäET. g Schriftnerl.

Dandeſentottenraedt bpuhem ghegheven/ GDun

ZSpzaeckt ghpdit

niº onlantrhierte vozen. Ditsvalſch/ſooſp dootis/watmacheendog

TDat ſept oock een Äons gheleerſte TBectozé den quellen/ Datdeghene die derſt'tgeloof waerachtigh/ Hietſoglochentghpſelf den püneder hellen/

Daeromſal biddenaen God Almachtigh/ TDie dat dooz 3ingeeſtalleenintherte werckt.

Cºn

sº Fºrschern

der 3ielen Ondoot

1jc

3.Dcel,

Bbbb 7

Met


Gedecpn KBetuwen gantſchen doodt/ ddoldp Dan niet

Lapſalf. Jck

ostelijck/

wºeeTell/ dathp doozgaens

oock anders gaet

Maeregt mp noch/maett ghpgeen onderſchept TDaerom achte ickdit niet. altoos

Schrifr. Tuſſchen een rechtSondaerende een recht God M9iens vzoede gedachten/ deloos? G Lapſalf. ſchziftſulcker ſchzijversdan KTTL!!. J a ickt. Schrift. -

mesº

Seght: hout ghp niet den menſch ſo gantſchelje bedo?Ven/

PDelcke?

TDatnsptheplighgheheel den ſonden Was ghe

Lapſalf.

ſtoven?

FeghtgBy't/

Lapſalf. SId»

Onderſcheyttuſſchen Godloos ende ſondaer.

Schrift.

ZHoo waſ Paulus niet/ alshpging verkonden/ Soeſoudenſwp die gheſtozven zijn den ſonen Ände zond noch en (dats ſondigen) moghen? aplaf.

Schrift,

Gheenſins/ſo zijnwoozdendaernawel betogen

Lapt Ä totten LäomePlen.

Intſevende

Gaerne. In ſonderheps.

Chr1TT. judeicvan deſe tweeden rechten onderſcep TDät de Godloosdooz een verhardepechbººt So hoo! ick weleu mach na ultipder Unepnen Het ſterven der ſonden/inder Pepligben zielen/ ZHomoetwillens dootismach/maerde Godes gerechtighepºt TGat bp nemmermeer ſondaer al

't CMuaedt utet Volcomentlijck doodeu ein Verllle len.

tjdt/

Hierweimagh/'tquaedt laten/en hemkeeren Tottenvoozcomende Godlücke genade/ Den aert d'Een verwerpt de Waerbepdtmet voozdagBten

Schriftuerl.

z- deught ſterven in henlupden gle

ZHaldan N10et

rade/ .

VAI EC T1

Lapſalf. Reen.

met vlydt

- -

js. Camt in eenſin verkeer/berharz Hardehert 1Bolkomentlijckdoodenen vernielen het goet? Sal detoevallende quade bederfniſſe/ Deracht Godes läoede engheueſeüdeſmert Sondlght

ĺn doodt/laſterdt Gods gheeſt

-

TDesgoethepts natuerliyckingeplante erffeniſſe Danniet in moghenthept verdete boven gaen/

met ſpot

19erblgdthem int quaedtdoen/en ſepdt daer is ZHal qÄherdt boven'tgoedt dan niet te lovell heen God, JNaev Des ſon den acrr.

#

dEIl €

ſondaerlidtdebeſchamende waerbept/

smaatº niet

heel ſterben 'tquadebederfijc

LN Äsbsoghſaem/ghedooght ſtraf/ ontvliet des dgodts ſ\WaerHepbt. Enſalvenheel/ſterven'tgoede dnſterflicken/ Laſterthemſelf/pziſt Gsd/vzeeſt (is dat clepn PLaet Ä doodt / den ſont noch levent

voozdeel/

-

j

1jven

Godsonvermjdelück rechtvaerdighe oodeel/ Hoemagh der deughden doodt/de.doodtgheheel En verbliydrhemntet intquaedt/ unaerbedzoeft Verdzijven/ hemſwaerlück/

-

-

-

Dees zijn insdoodts ſchadu/ niet inden doodt waerlºck/

-

-

sºUerl!jc Ä

Totſulcke/ gheen WDolven/ maer Verdoolde

Ä ſterven/

Hout Ä

Snheurdupſterniſſen antrſtigben verbaerlitt

ſtrijdt jeghen het verſtant ſchzif en "tquaetlebenghe

erlyc

sºr

beſt dat de Godloosupten dupvel ghe 00zen

Äo

Bc) Hft deſelve TBocro?/ſta to2/ſtaet op diedaer eDaer ſlapé/ lap Alle macht omgoetdoen/ gheheelheeft verlozen

Aph,4. - Fj Ä doodt/ſietnen daer

Ulet ge

Ghelijck dekinderen Godsna 't Schziftsver

roedt/

Kondigen/

Dat des Sondaers dssdt geendoodt/maer een Alsupt Godghebogennfet mogenſondigen/ Deeft

daº

Hondaer noch ſtaende tufſchen bep

ſlape Heet/ ÄL00.de pock CDozen om "tlevens Woozdt

En

te Hoozen?

Dem tot Godmiaghkeeren)ooekheel/daer van

Gf ſpzeeckt

-

-

Äs TDoctszwjs/ſotlijck vooz do

Veoogen

f

ZHeght doch houdt gbpdie zielvooz doodt Beel

eN/

ſchepden. Laetons gaen tot Adam/ die ſterf deu doodt vooz God/

engants/

CDpten ſelven dagHeals Hp bzackßet gebod TBaerin noch is’tvoncpkender krachten des Ver WPag gheheel doodt/dooz't Sondigh ber

#

ſtants?

l!ODEN/

Lapſalf. Keen.

-

ZSo was God ontwijfelijck doe / een Godt der dgoden/

Schrift.

Cal, Com

Gfdaer was op Aerden gheen Peplige Altercke/ Dhooft TDocto ſcßzüftdat noch in elc menſch fBagh een doodt gheloven/en is dit een doodts te Zyn/ Wercke.

-

Ioan-1.5. Js danelchalgants doodt? beeft u ſegghenooc Sterft danAdamſelfs nietgants doozzijnſonde ſchjn. Venſtlig)

Hoedozftghp hier van umeeſters woozdenkee

Pot «

LLN. . -*


der Sielen. Hoe ſalmoghenwaer zijn/of eenfghſing waer

Folcccccrbii.

2l voozſchzeven/ Wastl doo?'t ghehoo? ghehoo! des Wooydtski zdtskjfs

ſchijnigh/

Dathetſpzuptken arger en dootliekerſouweſen Dande woztelſelve/venpnighmiſpeſens

Ä noch verbp'tbarmhertigh geneſen/ aerde genaboven de ſonde is ghereſen

WPat

Ä ſt verſtandt des

Dobleef noch/ja meerde zñns ongenoegenſnel/ Mut oock gewiſſens/ſeer ancrſtig wzoe

Cen aetſten vzaghe ick of men oockmet be tallle!!

Sondaers ghe

eBEN!

gen fe

WPantopmerckinghe hieldtshem vooz ooghen

1Holcomentlijck doot ſalmogen benamen/ TDie noch Waerachtighe levende werckendoen.

netvzeeſen/ JNatterlycklichtpozdehemteſtaenna'tgeneſen/

Lapſalf.

Ende ſondaer ſelve was daer gants toe geſtndt/

JAettl.

ZHeggende: of men in die Apteke niet envint/ Schrifruer!.

TDatmpmagh bevypen van dees grooteonvzede

ZSulcke Werckenſoudeick te weſen vermoen/

vÄaben des inhouts

Pet

Envzeetſaen ghenoeghenghevenindeſtede?

vande Godlijcke

TDoe ſpzack tnatuerlich licht/ wildponyzee

LT/

quijt 31jn/

TDees deden natierlijck die Hepdenen beſmet/

19and'ongereghtighepdt/moet ghpeerſtbevzijdt

Zſt dan oockwaer dat wp van alle goedt bloodt 3!)n/

Datwº

- - -

Chziſtidoodthet goedegants doodt

3Ull?

3!jn/

war. Frºnn blijft/ daer blijſt ooc 3jn hetten TD.der Ä blüft/maghmen'tgevolghniet -- --

LILTIEl«

So blinkt oock die onvze/ onruft/ſmertenghe quel/

an.

ſondebltjft/heuronverſchepdenghe e

HAU Werdt /

oock bp niemant ghenoegen veruo

ITILI!

De Rymere.

ZHonder rechtveerdichept endeught te bekomen JPaer

Ä eerſtkomen/'tander moetgaen ſtrijc E.

A

Ä aen een Zeel/gheſerreten ghe terght/ * Äpºhr een wijlſwaerlijcken ver LL!!

Salgeſontheptingaen/ſiecktemoet wijcken/ TDees wonen niet bepde in een lichaem binnen/ Zomoet des quaets uptganck voozaleerſt be

erght/

ginnen.

Ende wantu ziele nuqueldt tweerelep quaedt JBeteeu raſende too!n beſtaet loste ſpzinghen/ Als zteckte/ofbooſhepdt/envoozleden miſdaet/ Entlijck niet mogendehemmeerte bedwinghen

Äto Lapſalf/ vanden bandt eer Äen vertooznen/ endolliſeren vie

ZDaghmen

Z0

mein d?anch 5Ün die Umocht maecken repn

ger:gt/

Los

-

TDooz quñdtſcheldingBevan u voozledenſonden

rigl)/

ghemepn/ ĺbenwoodieb gßequel/ ſieckte eu Ä uptdzijvinghe bandenaerdt der zon -

CDoch ZSrheldende den andereen ongheleerde Beeſt/ Eenonſchauuel ſchelm/eenverlepdenden geeſt/ Een verwoedenden Hont/ eenhovaerdige geck/ TDoo?

Een calumnieerder/ een onwaerdighedzeck/ Gockeen werckheplighe/verdoemde pelagiaen/ Hier Entsalvloeckende tooznigh van daer gegaen?

OllUCI

er/

dient een Wiecept/ dunckt mp dooz teec eriell/

Ä

van niet toerekenen/ TDoe ſpyack d'ander (dien DitinderHertendeer 19gn Uſteckt del) Det wat bitter Pſops ghenaemtuptroedinghe/

Det is weleenghebzupck bpallegheleerden/ TDutsvanngheneſinghenumhn vermoedinghe/ JDet beſchenttetwiſten/ maermenſietſeſelden/ TDoe ſloten delippen zijns ghedachten trompet. lNet vpantelijcke haet dus bitterlijckſchelden/ TDees

Ährenbºrs en toozn des mang

op

1Ulp

Ismpleedt/maer weder benick vanhertenblp TDat ghp

# hebt ghehoogdt/ o ſolidaerhetbe

richt/

SpÄunab hebbende op dees et/

redenghe

Den t1gl)ept/ Ärmſten metgroote aendach Zep " # raedtwelſcheen volvanwaerachtig epdt/

Danſahen unodigh/en van grooten ghewicht/ Enderiedtoockden ſondaer die tevolbzenghen Want ghp hemeeabº verſtaen dooz die rede . . ſnellpck/ llen al/ TDie begerende ruſt van zinſmerte quellpck Datmen eerſt die ziele/ dan't lijf ſupverenſal/ TDooz ongheileugtspozrenhardtende fel TDat het geloof oock ſonder 'smenſchen werck/ JT JAietgheſont maeckt/ ſo nuleert unenigh groot Lichttenennen upt zijn Taſ

Clercki/

-

Ä wºaºtisch che/

Endat alle menſchen 'tgoetmietdoot zijn geheel Eenſtuck geldtsdzie oſte vier/om tekrüghen raſſche/ im ghpterherten) u ſalvoozderen

Die vsozſchzevenreceptupter Apoteerken/

LEs

Cotgeſonthept/dienick u min even menſche MBterherten jonne/eu vzuntljck toewenſche Synſtem daelde. Ppreeg/ beval den menſch Gode/ Cºtt zijnder vaerden/ daert henn was van

l0DL.

.

PLichterſpzack hp ſpnsghelts/ dan geſontHepd ghebzeken/ 3. Deel,

"tGelt


gBedecyn 't Geltmoethet PLßf dienen/ 'tgeltdick hetlüf TDathpontwijfelickons alles ſal geben/ 't Guit ty Lisbeiooft/ en notelijck isten leben/

verloſt/

"tGeldt moetmen beghevendaertlüfs welvaren 193iele die nudeerlück ghequetſten gheWont lept/

TO

ZSonam natuerlicklicht/eendeel gelts nareden Enverkright nemmermeer ſonder haer ghe ſonthepdt

Enis ſeerhaeſtelick na d'Apteeck ghetreden.

Gnderditquainſelf den ſöndaer Weer beſoec 't Geloovennöſt hier zijn methaer ſuſter 'tgebedt ket1 't Ghebedt kright upt d'Apteke/ raet vooz al enghpwert geneſen/ iftuerlijcke ſſin der Godlijcke Boecken/ Aldatulet dat Uverdwñnt let/ TOeſchgift TDie daer niet vindende "tlicht der natueren/

TDaernavzaegde/ic hebhem/ſpzac zondaer/gaen WPyſt u’tghelooftotten Meltcum gepzeſen/ ſtueren Zegbt doch/waervintmen hem ghereetſt met ſpoedighept/ In d'Apteeck omeendzanck/welcr werckinghe In een ſeerklepn hupſken/ ghenaemtootmoe

ende aert/.

-

Hp Schziftuerlijcke ſinvoozts gheheel heeft verklaert/

-

dtghepdt. In wat

TDie heeft den ganck vergeefste ſullen zijnvooz

Zelfs verſakinghe/ daermen verlaetal dat niet

ſept.

WPaeromdatſpzackſondaer Zs ſpdaer nietbe rept

Hebhem ghe

LETT.

WPatſalhemdanletten dees beleding verkeert. TDaermofteen andergaen/ hp is daer onbe Kent/

glot hebdp Hemdaer doch Henen ghe

º

Ä 'tgheloove Wert dees wechnietbe P002

*naº die voozal/ betrouwthteriumjn 002T. Enſo uindeſenmeer twtfel mochtröſen Gntbietmp vzpelijck/ ick wiluonderwijſen/ Loo trouwelijck dat ghpntetſult mogen dolen/ uſelven waer/ en3jdt Godbe

watcºm

LI1

JBet

behoo2t/ JPae

-

-

SnººJ- ſpnietgoet? ja ick IDet wat

Äie Crupſſtraet:hebbende eenen

gePo0?t/

redelück ſtuck gelts.

Da ick weet den

Olell.

sºji gant

Illle/

ſinne/nam'thupſwert 3jnet

Staet niet op elckeſp/ een ſchoon Afgoddinne? Ja. Sßnſpnietbepdeaeneen Mieten verſaemt? Ennatuerlücklicht quam weder ſonderdzanck/ GDock opgoll getruncken/ enepghen macht ghe Zegghende met treuren/ dat hpsuiet en couſte/ IlaeNlt?

Sp

3. dats ZHathans munte van GPE pe/

-

Crüghen van d'Apteken/ die hpſepde optronſte balſche Al

-

Envan'taennemens diefachtighepzope/

Är niet gingh/ Wanthet wäer "FAgennUu Dat)pooch den ſondaer den dzanckwelhadge

TDatgeltisdaeronwaert/javpandtlück gehaet/ gUnt/ JDaer die doozhem gheenſius wildeſen ZHolanghghpdat betrout/ en uop verlaet/ l ZSult ghpditrecepte metſmerten ontbeeren/

Ä ºr

MDant daer geltgheen munte/dan des barmher tigen Heeren/

Een andermoſt comen van züngoedebeltenden Petahelosigb ghebedt (ſo hemdscht)gheheten. 1Banpupzen/louteren/ende repnen goude/ Ä Iimºn heeft den menſch treurighge d'MDelck hpu mildelijck omniet ſchencken ſoude So veel ghpdes behoeft/eude contbegheren/ Als die nuopentlück bp Demte zin verſtaet/ WBaereen Maget hier/ dieu kennen ſouleeren/

Den Deere barmbertigbdoo43inen ſone waert/

Seer

ÄÄmte raedt/maergſeen vzuchtbare NE

ZHalvata der zielen/ MBederijn wüt vermaert/ 9pſiedtal ſünhope alseendzoom verblieghen Die bepdeſoponſfigh tothaer 3ngenegeu/ Bp vindt dienbpbetrouthem meeſt ſp begheert na wenſchwert verkre EnBPnerckt (daer doo hpmumoedeloover TDatal

Ä

Ä

g}ell.

ſuft)

WDie is dees maeghtſpzack hp/ dees bloninne GheenVernuft, gheſondthepdts Hulpmeer/aentredelßck hepdts Hulpme -

der vzouwen/

Ditisbet gheloave/eenſeer vaſt betrouwen/ TDat die groote Coninck/is.goet/wjs/Almach tigh/

Ä rechtvaerdigh/ſoomiltenwaers *ºn gchtigh/ Tweede


Der Sielen.

Ifo.ccccclrir.

TweedeBoeck, Lseen

Än dziftiginder Zeeber

Ä

Ditmaerkt Wißcke armen/ endewijſeſotten: Blehemſelvenhaten/laten/ende teil

TDicht vooz een Lager Lant ſchijnende dit uſondaer/ghp.mercktuepghen verſwolgen/ 19andenhoghenbaren ſchupmende upttoozen/ ZHpdpſotbpk ſelf/ſoecktbp anderenraedt/ TDooz ſtozmwinden beweeght/ nu achter dan Hoechtbp anderenraedt/raſch in deſerren/

sºnÄ

Voozen/

-

T-ie

"ÄÄ langhe

de tjdt der ghenade ſal

Daermetfen twee Anckers ('tScheepvolckr trooſt verkozen)

TDehope des levens gheheelis verloozen: ZSodzeef des Sondaers hert midts in verſtoo

Dees Woodenbehaeghden hen alle eendzach eig / „ . . . Elcß Ä# die booz goet/ opzechten waer

ringhe/ . TDegur

Änadº beweeghtmetdzuckr beco

ringlye.

Mººr ſpenden weder niet over eendzagen/ MBie "Ä ſ indees noodt omraedtſeudevza

1Boozdevernederingedelagher wal dootlück/ TBootlyck vooz 'swereltshooghmoet/ dat daer WPantnu wilden oock waenen vermetel o92deel

moerſtervennoteljck/ Den Lapſalver ſoeckendes geneſens voozdeel/ Aldoolendeſwerfdenzijn doevigheghedachten Daer het natuerlicklichtmet de Gpmerekinge TDooz wanhoop van3jnſelfs verſtanten crach tLI1

wachzijn twee Anckers/ ſteunſelen en en/

kruc

vºÄ bººm Van 3jn raedt en werc Jck "Äl bekennen ſpzack 'tILicht natuer 0

-

Hp muvant ſeer pdel/ enſwackin allen ſtucken. Dat ick onwüsben uptmſn erachten puerlijck

ĺns ſtecktraedt Ä Ä

GDIn

Alle zijngheſinde was methem telüden/

Ja ooch die dzieſelve/ die hem ſulckwaerl den Lapſalfsraettot noch toeoock ZStadelijckaente doen/ nieten mochten müden/ Jºaer HNaerhem noch „jnighden/ metquellück be ſtrtjden. JBenbindt (ſepdeopmerckinghe) zijn woozdt HNamentlijckſmertichghevoel/t'onruſtighon „ſonderbeſchept En zÄ ſonder hulp/ ja dat ſptot ergher genoegen 3Bethet quaet Lheweten/grouwelijckint wzoe

ÄÄvantgabe in meerder

Luſt

LIN

TDie

Ä treuren.de/hem ſo deden treuren/

Ä

TDathem'tſtadigh ghequel 'therdt ſcheendsen PLuſt

quaedtte

N

P

-

ſo?ghldoſen ſozghlijcken raedtte

ſcheuren.

Är“ ſoecken aen

Opnerckinghe merckende den menſch dus PLuſt t'onvzedeu/

-

Spzack dat ghpdzoevighzüdt/ O ſondaer is TeDC11/

WDietl

die gheenraedt en

# # dan 3epd'Waen/die opzechtenraet LLſ,

-

MDant ghp hebt 'tgeengbpgaern/ſout Willen ontbeeren/

Natuerlijck Licht.

Den grooten Medicum/ dienmenelckHoozt

TDaerteghen outbeerdpu'shertenbegheeren/ JBaeronredelych waertin dzucktevolherden/ Endoezonnut klaghen elck een eenlaſt te Wer

P2Üſen.

Verkeertoerdee.

Datſtemick mee/maerwieſalonshem beſt

dell/

Wopfen

TDoet nuwelen aenmerct/ Watu dees dzoefhept d'An Docto? Lapſalf d'een Doctozkent d'an der gheeſt. maeckt/ . . WBaer toe Ä tutis/enhoemen daer Uptghe Opmerckinge. raeckit. d'Een Dortoz den anderen doch meeſk vanudzoefhepdtende ſtozums ver MBilmen dan hier blindt ſyn/ metklaerſtenden

j

"Ä

bolghen

ooghen?

-

Islrft vooz reen/ ukop vooz goeraette volgen/ MBilmen weergheloven die ons dick Heeft besº Als de menſch dan verſtaedt dooz vljtighop dzoghen? mercken/ , Eensbedzoghen teſünis des bedziegersſchuldt/ TDatluſt enepghen wildzoefhepdten doot Werc JPaer mael ſoo luſtig werdt ver -

ÄFºtº:

kzen/

f

ZHomoethpdiebepde vpantelijck haten

Dat Hp den bekenden bedzieger weer betrout/

Äſt dan ſwaerden vpandt willighte verlaten:

Daº

TGitsdzoefhepts nutbaerhepdt/alſmen die recht ghebzupckt/ . -

bedzogßensfchuldt/ die opöenlogen

OUT,

VVaep,

-

So wöztmeneen Bjken datuptdiſtelshonigh ſtipclzt.

Wie ſalons danleden daer die Medecijn is/ JBijn

Äh acht ghplupden dupſteren onghe

TDan blickt datmen eerſtkomt upt dzoefhepdts ghedoghen/ TBesſondaers oodeelſeghtHp berkeertte weſen? TDooy't epghen wjſhepdt en vermo 't Bernuftbekenthemſelvenheel onwijs in deſen --

-

Än

Is dande ſondaer hier oock niet gantſchelijch blint?

3. Decl.

NBagd


-

-

Pedecin

"

ºht verkieſen/

Macß hp

die geenonderſchepdt

lii Ilt:

Jſthem oockmogheliſekupt vele Doctozen/ TGaerwepnighgoede zijn/ eengoette befpozen? Elck roemtſgb een Leptfman/ ende ſender Elck

Ä

ſwaer/

# gangher

Cºnde

trouwelijck waer onder

rect/

Il

g

TDaer hp twintighpadeninwert frechendevant 19ande welckemaer een de rechte wegh en Waer JBaer d'ander neghenthien / alle onWeghen

-

d'ander blindten zin recepte fenjn/ Datderechte bane waereffen ende ſlecht/

d'onweghenallemoepelückenpynlijck/ ZSiet oöck den Sendaerblint/wie van de Leptſ Ende Soo Ä m die rechte ten läetſten noch viju lupden ſtet?

WDiens

Äghen open

3jn/ ofte Wiens ooghen

1yc

-

Al waer hem die inteerſt gheheelijck verholen/ Petſtende oogh.merckthaeſteens blinthepdt int WBant e gheraeckte bp opten onWeghte doo PLicht/ moeptes ſupzlijck ondervin IBaer wat merckteen blintooch vander ſienden Geg ET: Titet

ſ

-

vºrn IlCI

gbeſicht?

-

Daerom rade ick nu den ſondaer die 'tgeloof ZSoude dem lichtelijcken ronnendoen verſtnnen/ TDat het nieten ware die rechte of effenbaen/ noch derft/ . . .

ZHonder 't welck zünbidden nietgoedts enver Deshpdie ſou laten/ en tot den andergaen/ Doolde hp weer/ die onwegh ſoude hp weder Wer erft

orstwacht tot dat God ſelf hem

TDat)p in

dhp op 'tgeluck de Dant

Gf

vlieden/ op aldeneghenthien gheſchie Ämocht -

En of

Treft.

tot eenleptſman

E

ZHoo ºÄbt hem gheen van d'onweghen hou

recht

Want hp is van Godeeeuwfchlck vercoo?en 't Geloof ſalſelf comen/ bpblüftniet verloozen Gf "# ſich Godt niet metter menſchen

€1!

En

m

dan gewiſſelijck 'tlaetſtepadt betrou LII.

TDaerhpdan ſou vinden in gewiſſer waerhepdt/

Ing)en.

-

Hpmoet nemen'tgpntHem'tgeluck ſalbzingen. 't Ghemack/ ghelijck als vooz der snweghen ſwaerhepdr. biet#Ä het ghevoel met opmerckingße

Opmerckinge.

-

Hondaer wert ghetrockeudooz veel pÜulßck“ GDock

hepden/

-

WPaertntet raſerpenoch ta trecken tebepden?

pt! ºts blinden/ Ä

Vooz werckenpzo

MIlg).

ºpmachnuſeecker gaen / die wegh ſtaet ßem MDantal mach hp niet ſien/ of zijn Leptſman hem verlept/ open/ MDaert gheen dwaeſhept 'tgewis om'tonwiste Hp voet hetoudeongemack/ende Hooztmeton derſchept ontlopen? . ſtemme/ die hp niet meerghe Gf wilt ghp dit middelvantrecken verachten/ ZHijn -

ins

Ende eenander trecken opt onwisverwachten. TDe

"Ä T acht

Ghp

ſot zijnde/ elck een vooz dWaſe Hoo Deeft Doctoz PLapſalf den menſchnu dick verdooft. enHoutmpoock blindt in u ge Lobende verſachtingh/ oft heelen der Sonden

Ä"

Wonden/

DAct.

Ä

ſº ſpnraedt/ en 'tisal argher bevon Daerin dooldp/tc Heb om ſien noch velle macht jDen Ende ſondaerheeft noch omte gevoelen cracht/ ABerlepthem danpemandt dat hp Valt tu een ZHullenwpons nunoch ſolaten verdoven/ Dat wp den bekenden verlepdergeloven Daerteghenvinden wpghetrout'alder uren/ acht/ Gockwaerachtighvan mondt/ "tverſtand der JDach mijn wacket gheſicht daer ſoo niet in - Hchziftueren/ gracht/

KBachhpuietghevoelen des quetſenspßne on

Wercken/ Za eÄ Voozſichtigh/ ent'uwen dienſtbe Bat ick hem die oozſaeckt ('tverlepden) doe PT. niet al ſoot gheviel/ recht vooz Hevet mercken. middelen die Hen moghen open Dit REI! endeban ſalf? vanden d?anck? 1Dandenteecker? den Ap nd ?

Ä

s Ä

Gm den Blinden ſondaerſekerljc te doengaen. Mietdat bpſander val/quetsverdziet offmert/

waabÄr 3ijnenraedt/ſoogaen wp Heelſeet

GptenÄh ſalkomen/upt zijn onWtch Ver ETT

-

TBis

JDaerſalalvallende dooz 'thert wallen leeren/

emvanvallens oozſaeck gheheel aftekeeren/ T9ug

meº, ghevoel iſt/ die heumdoozgaens Wac

Än 't gheloove kennis ſoo men wel

#Ä Dem vzagenßoemen'tgeloof be AT.

aenwijſen minlich/wae PPſalons jck/ rliick/e jck/ende Wpſpck.

er Jout

Jck letdathpniet weder den berlepder betrout. MDant des doolingsoozſaeck/al3jut eerſt ſecre ten/

Canick dooz't verſoecken henn grontlijck doen Weten/ dºws Dºwºsa

De Rymere.

'tbekent bedzogh mH

E.

Entenlaetſten opten rechten wech verblpden. moſtgaen doozeeu Boſch Liecht#

Äund

OIUFCGI

G

ĺne hielthaerſeggen

CDozt ſweegh B003 Hp/

MBaer


der Sielen,

Jol.ccccclrrt,

t ntemandt/dan dooz2 't Maerowºhem temoepen beganhpte ſchzomen/ Enghenaeck ’t geloof der waerhepdt.

ZHo dees

docto. noptgelt van hem

Ä

TDit

NULtl.

Ä

ſult gbpoock niet becomen mo

MBeeſt/zepJNatuerlijck licht daer inne niet be

So lang bpublijfthetgheloof derlogen

ſwaert/

TDie man helptuſogaerne/ als ghpgaern gehol TDats tongeloof/dit möoghtghp Äver laten pen Waert/ Pp is rijck/neemtgheenloon/enraet dencrant Sanº r den loghen hertgrondelijck te ha LII,

ken ſinertigh/

#

Omniet/ als een TBienaer des Conincrbarm TDeſem

krüghtmen nietopzechten dade

l

hertigh/

Haiette minwtlmen hem beleefdelijck hterſien/ Soo langmen des logens vorlepding ſchadeliſch

Somjºb ga ter dooz om ſwijgheute be arºſch enkent/niet dooz'tleſen Ä Ä LI

plen

MDanneer hp voozbpljdt/dan mach Hp begeren Maerdoo?opmerckingheindadigh verſoecken/

CDntbljftu deesconde/ ſoo blüftuſchenniſſe/

TDathy doch eens aencomtute viſiteren.

ººººººoºr mp doch aende ken»

TDit dochte den ſondaer goet/ CDpmerckingh Geh

1llſe

gaeter doo2/

ZSchziftuerlpckeſinne/ſiendehemuptſmerten/ Dänſelfs begeerlückdenſondaerte verſoecken/ Dees kennisbegeeren met ernſtigher herten/ Dit bidt hem CDpmercking. Pptredet ilder Bevalopmerckingheden logen te ſoecken/ TDie wlſthem tevinden in dupſtere hoecken hoecken/ . . (Totten Sondaerbinnen en vzaeght hoethem al WPantſpghemerckt had dooz des Sondaerg ver

IPpentdieende vint den Docto daer voo/

gaet/

TDie antwoozt van't quaden/ in noch veelarger qtaedt/

Mijnſtecktſpzack hp vermeert/mijnenraet ver

ergen? lichtvluchtighehem P9ger LIl ghen/

Ä

plachte verber

Spbzachthem cloeckelijck voogt/ Hp ſcheen int eerſteaenſchouwen/

mindert

-

ation waerdigbombetrou Drehſt Ende ghewaende hulpiſt/ die meeſthindert/ I Äck vint TDoctoz JLapſalf niet opzechtte weſen CDvermidts zijnmantels cierlijcke pzachtighept Äckvindmpradeloosomme tegeneſen/ Ell ich Ä mpte arm/alhadick ſchoon goeden gheverwetmertenſchüne van waerachtighepdt/ rde It/ Dan Mäedricrſe ſpinnen/luſtighgheweven/ TDie 't Lieceptte betalen noptellendiger ſtaet/ MDant mpzºº verſtant/enboven dienoock

Il.

JAu

II1Acht.

Wert

"Äs ILapſalf voozmaels had ghe

ÄÄ deſe twee oockpet wat goedts vol

ĺrmen ab eenſuſterken clepn LIl Oll

Naer groot van verſtande/jadie eenige vonc/

Zacht

TDaer dooz die fackelevant verſtant menſcheltjc/

MDatbaet de goede wilmet de goedebegeert/

Als mphet volbzengen van den altjdtontbeert. Eerſtelick werdtontſteken tot een Licht wen fchelijck/ Ich hoopte upt d'Apteeck een receptte hrſ

IHaer Äwasverſoecken/ die quam daer alte

ghen/

-

-

CDmmi gelt/maerlacp (ick machtuniet ſwſ

1L

Haer ſufterverſoecken/en hebbendeghelet/

gleil)

Miju Heldten gheltdaerniet/ die bodebzenght GDock doozſichtighghemercht/hoe die loghen hatelpcli

oock geendzanck/

-

MDaerbootſchaptvant geloof/ſoghp vooz al3Ün Bevallpck was bedeckt met die mantel ſtatelpc/ ganck/

WDertgram/ tradtvogzt/ nam’tcleet/ enWerpt -

-

Impte rechthadtvoozſept/ ickbenswelindach t Igh/

dathenen.

TDoe ſach menhem anders dan hpPad gle

-

ſchenen/

Madienick dandevindeuwoozden waerachtigh DD verſtandighept groot/enu jonſt getrouW/

En

dº Ä deloghen/ die eerſt ſchoon was ge

OOft Dobidick dat ghpmpvol ſmertige rouwe/ monſter ſonderhandt/ voedt/ of Engants pdevanraedt/ten beſten wiltrº OOft l Schziftuerlücke ſinneſiendea die quade TDaer Ä die arn ZHondaerſwaerlyck Wasbe Eendupſtere wolcke als een Bupc vol darmen/ ſachſwer

sºnº

TDaermenveel dzoomen geljcmaden

Adell/

homboeten zijupijnlücke ſchaden/

MPertluſtig ſoohphem/aenzijn crachtenver“ aenº

men/

19an valſchlief endeleet/ dwelc eenmenſch verwildert

All/

Gheheelijck vertwijfelt enwanhopende Vant/ Gp ſpiegels/opbellen/optofelsbeſchildert.. van ware ruſt/vs verdziet endepin TDeedtztjnderghedachten wellupdende pincee/ onder alle weſen/eenſnoodniet inden ſchºn: Jndesſondgersoozen/ zijnderwoozden pinceel/ TD.at Äh GBpmerchingu Leptſmanghe“ ZDeeſterlijck ſchilderen deſe nutte ſahen. p2eſen Ghp mooghto Sondaernemmermeer ge“ DiengÄ" G Sondaer/ deed hopen en Taken/ eeſen/ Aenware ghoneſing vanuſieckts benü voozu oozbaer/ hopenna u ſchade Tandoodiepzactijckvander Diele Pedeein/ 19zeeſen Gmzjn groote conſte ſeer grootelijck befaemt/ TBooz Äro oozdeel/ T't Hooft vanuwett ade/ TDengrooten Medicus/inder waerhepdt ghe ne/ dieu Joncheptonbzoet/ devalſchewa JBet naent/

Ä

-

-

JMaerzjnheerlijcke ende doozluchtighe

ülger

äieden aentijtlicke/boven 'teeuwige goedt/

TDaerdooz ghp odwaeſhept als een Väupter Ver -

Hept/

dWaeſt,

3Deel,

TDie


Gedecpn Coninck/wijnen/of wñnistepzfiſen/ TDie zijnpaertſoonaerftighboedert/beſo?ght Boven Pant Ä Logens macht/ſonderarbept vermie eN aeſt/ Dathphemſelf vergheet/verhongherten ver En vanell/ 'tquaet bevzijen hare Jongers zielen. ſmacht/ -

"tSnoode löf hebt ghedient/maer d'Edelziel TDoo: haerrepnehanden die teſtrüdeverſocht/ Ghp

beracht/ Ä hetpaert/ met Hop/ Haveren trop/

InaciºFaden tot

ſchanden heeft ghe

20C

TDie ſprecht als ſteenen upt eenen ſlingere/

Datsuetrijckdoms weelde/u vuple Woouſte 1Berwerpen enbeeclien meteenen vingere/ Dall "Äſte

wyſen/ Gods vingher ghe

nop/

Ildellll

Debdp den Gäuptere uzielniet vergeten? 3W9allneeT

pickte ghphaervan Gods

Woo?tte Als ſphaer conſt en kracht ſwaerlück ſagheube ſchaemt/

EteI1.

Sieckt

Ämaeckte uloghen/

Dienaer UWer

bupcken/ .

-

Recht als tweeeeuwige vaſt ſtaende pplaernen/ Stonden haer voeten vaſt/ lichtende als Lan

-

Tae IlLIl

«Endeeduden äjckdom ſoo dwaeſlück miſ

1Poozal die haer wolghden / bp waer Oudtofte

bzupcken/

Jong IDatghptegens Gode beſtont te vertoonen/ Maerals menhaer ſoete / en Welſpzeeckende Alshp übevzidevande ſcherpe dooznen/ Tong/ . . . . TGieupdelzielerontſom ſoo beſtricten. , Tät ſp 'tſaedt des levensdaer inne verſtickten/ TDenklepnen lichtgierigh/ met claerHepdt een

Zäſtnieteen quaedt bedzogh/dat den dwaſen lie Den/ Baer welvaert als dedoodtdoethaten envliede Zcktwñfelniet/ ghpcondt dit ontwÜfelück mercken/

vuldigh. Trooſ. ſach leeren/ lanckmoedigh

en dul

g!)

digh/ . . CDf ſalmen die teghenhaer bpanden liſtigh

Maeromukenmiſſe noch meerte verſtercken/ 1Bermetel/Hartnecktgh/hooghmoedigh entwi ſtigh . . . Zalmijn Suſterhalen haer waerde Neeſtreſſe TGieleert meerſekerhepdts in een kozteleſſe/ TDan alle WBoecken groot der grooter Docto?eil. TDaer haelde 't verſoecken Van bupten der

Älch bewijs/ krachtigh ſach don eTel

So

"Ä haer verſtant/'s menſchen verwon ETEI.

d002etl/

-

-4

"

TBenwaerheptſchijnende in partödigheooghen

sb Ä

Det

waerhepdt/ maer een conſtighe

ogleil

*Ä verſcheen daer die Godlijcke waer epdt/ 19an Ä aenſicht ſtraelde/ ſoo helderen claer

epdt MDant välſche ſchijn was haer mantel dubbeldt TDat de ſondaer merckteintdoozluchtf ghefronſt/ . den loghen als een Paer zjnde dooz der Lapſalvers 19an Die IIEIN

LOIl

TDie

Ä

en

Äsº

teaingroulück wee/poſte van't verdoe II1ell,

Diensvalſchbedzogh hpmu ſoo ontwñfelkende TD.at "Ä ers en ſtn als ernſtelgck daer af

't Quade goet/ en'tgoet quaedt valſcheljck do2

LIlUE.

WBant ſoo die ſchoone ſchfin des I ll afUT hoone ſchön des loghensvalſch

ſte noennen.

JMaerſoo haeſtverſoecken dat kleet vanon / Als Läach vanhaer Waerdell ſchooz.de/ en werP opter

Eerſtlleft tottel i rſtliefttottelogheninhem Hadghebaert/

Soo

Äſº 'tſien Van 3ün leckhepdt ver

Werden

Ä

1Derſcheen

die waerhepdt eenvuldigh en TDoo?

Ä- kenniſſe een vpandtſchap

Ha

INGEL

Een Godlijcke maghetvanſchoonhepdtgantſch volinaecht/

Soo treflhckblijckt detrou/ oock de groot

Hoedanig Heerlijck/ minlyck/ ende klaer waſt aenghe

vºn Äs klare waerachtighepdt/

die God

JUNäer

ſtchte.

Als een Supver Spiegel van 'tGodlijckelichte waerheyt Haerooghen waren ſoet/ Wackeren ſcherpult Bp lycke

is.

ſten

En: ſ sº

Ä krachtis Verde/

ſeer verdete ſoec

LIl

Ä/ upt Peecken/ oft leeſender Boec Ghelück of een Zonckman/ ſonder opletſele war Äpºleºns Ä Ä 19au een HLaſariſch aer 3jns 3f Croon Ä w Üf/ op Haer Herten El

dat wag/isen ſalghe

Clell

TDie Athem van heurmondt/was des wjſhepts ghedacht Een lievelücke reuck/ ende Godlijckekracht/

Comende Upthaer hert des ſaligheptsgront

En

Ä bemindt/

DBozi Ader/ende quiel/ vanhaer bozſtgerg rgnt/

vºrÄragºns

van d'onghevalſchte TDeſe

dooz ghewaende ſchoon

zum Liefdtdooz niemants ſchoonpza

ElCli/

Derſaliger Liefden/tot Gode entotelck/ Lanck ende blauch Warenhaer ſtrüdtbare ar II121

Lanckſaemtotterwzaecken/maerſtelomt'ont

Solanghſchoonhepts waen blift/ gheenſing Mogen laten/

mit massirº

des Blancketſels

I1E

farmen. Enſoo teniet doen/Harenſchoonenſt Vol WBelekermoghenthepdts kracht in ſterckhepdts 't Aenſicht vertoont ſog't

# ZSee

"

beWyſen/

TE.

-

399


der Sielen. wºbº

Folcccccrrit.

vol blaren/ vol Ettighe Swee Achl ſf/mp geweeft een doot h waerhaer lijckgraf/lebentlßf/m

WEI

MCH MIT

Zijn JLiefde ſalvan ſelfs niet alleen ſoo ver Het ſondighelevenhadicknoptverwozven/ Jaen

HAU

behouden/en ick moet beder

TDathp van Hetlatenmeer/ behoeft gheen ver UldLIl Hetleven der Sonden/fs derzfelen ſterben/ 3Maermoetſe ſoo haten/dat gheen Tonghecon En 't verlies vanonſchuldt is ſtraffinghs ver ſttg werven/ 't zerttot dielelijckhepdt/mach maken jenſtich. ick qußte/ deſtraf moeticker

Oncººn

Dits dangrootonderſchept/int verſtandt of keilnts

I

-

Sonden menigh Sonden CDch Waerdle j vuldighdoodt mjnder

TDie niet verſtaendt zijnde/veele bzengt in ſchen

Diedinghenonverſocht/ wanen welteweten/

Läecht ghedoodtdooz den doodt van't leven on ſchuldigh/ ,

Hoewel

Maer neen 't ſondigh leven/ſepdtelckhier on

lis/

Äſ

weten/ ghemeen is dit Ver

NLILIl

ſterflijck

-

Endoethetghemeen volck/verouden in Son TDusbliyf ick inden doodt/ ſondigh en bederf Dell. lijck. ſoo menſche/ niet ſoo/ghpmooght Mietgheneſen TDie ſpnopt recht kennen/ haten/ nocB latenen ght noch ghp -

T0ll Dell

Elck blindt zijnde/ waenthem hier ſiendete

ers: ºts

weſen JDoghen ees verwaendedanoock recht ghene W9gnt ell?

ick doe niet vertwijfelijck

CI

ºtorºlamºtatº

bp mp We

LIl

Jºaer die intherdt voelen/teghende Sondenen TDevzolijcke hope/wiens ſoethepdt gepgeſen 'tquaedt

Denarbept moepelijc doetdzaghen

-

Ä.

Soogantſch levendighen / en vpandtlßcken TDitis (mijngaemede) mijn waerde ſuſtere Jºuverholen nau beneveltgheſiehte

det

Datzht dagheljckr dooden / en 3ün verla

jWNaerĺ haeſtmerchen/is des waerbepts ICT?

tende/

Deeskentmenin waerhepdt/ en3jn't rechtha

TDat/

Tellde.

# ick on de Kraf vant quaedtaf

doen

LeTel

Als waerhepdt dees kennis ontwßfelück had Epter deught doethaeſten/ dooz des loonsbe ghebzacht/

In des

Äs herdt/ zielen verſtandele -

gheeren. . TBus vzeeſt uniet vooz mp/ o menſch/maer dooz mp vzeeſt

kraCl)t.

Zsſpals een Blixem ten Hemel ghevlogheu

Dengrooten Peer/wiens ſoondenvzeſenden ge

Jºnietaldaer ſtaen voo! hen alderooghen

Eenzedigh Jonghelllick ghenaemt Vrees des Heeren

EVE!!

Debbende een A. B. op den Soom zijnder kle

EII

TEll

MDantjet A. B. begindt die Gheleerthepdts ſinnie /

neeſt

Schmºº die daervzeeſen/'tquaedtmeerteaen aucht vzeeſers benickeen Fontepn van'tle Als d hem van dees doodts bederfnis doe wijc L11

-

- -

-

--

Envzesſe des Heeren/ is wijſhepdts beginne/

Eñ doeghindeene handteen Trompetclinc

et quade doe haten/de ſondvanghelijcken 'rherte/ gheef blijſchap en ck

"Ä.

hell.de/

U)

SONLIT. Die dejuenſchwuetancrſten optoozdeel maecht Zckbzengh deughdegheduldt/ en gheHoozſaem heptsberou/

dinchenDe. TDeſen

Änr“ ſloech hpmet ſo donderenden Schºº gheſonthepdt/ totvzede/tot bep Dat de Hondaer verſchzickt/ in onmacht neder (Tot "Ä lanck leben/tot der Zielen Hep 1glep ſanck/ 3W9ällt Ä Conſcientihad Hemonder 't Clinc Entot ghenieting van's Conincr barmhertig klatlC

-

pepot

El

Sijn Sonden ſooleijck vooz zÜn Meusdoen Benickdan oockvzeeſlijck voozuſonden ſiner tighept?

ſtincken/

- TDathp ſich kennende/ Gods ghenaep onWaer

e

od gheſonthepdt/

bovenalledin

l

digh/

Themſelvenverdoemde/ metoodee rechtvaer digh/

Zckben d'eerſe Lepdtſman/ dieu daertoecan bzinghen laten van 3onde/ dieu eenigh quaet//

Sonderop ghenade/hepl/of levente hopen/ THgernabecomende begail terope TBedagh diemp verlieſt/ P eeuwigh verloo Endooz doeuvan deughde/ die derzielenbaet// S.

TCI1

En vervoeckt zp de nacht/ als ich was ghe“ Want niemandt laethetquaedt/ nochte wercket boozen

-

-

Hetgoedt "Ä“

Die Pacht des onverſtandts/ die mün Honde IPp ſmoothept/ en deughts edel O baer.de/ W9aer ich verſticket (als een Dieri d'Aerde Des kennis wijſhepdt / daer af ben tek bes Zumhn Moeders Bupcke/ der luſten Soll gl/lle. -

-

dighdzaf/ 3» Deel,

Bst


QBedecin 25enickdan'tbegin nietvangbeſondthepts ge W1Illle Zmmersſonder geloofwert niemantsbeed ver

Sondaer.

-

00Mt/

oradº

enis niemant des Heerenwoodt/

Ach! moet ick dan van hier bpvgeemdengäen

3m

-

Licht der Natuer.

-

Sietſ# comtmen dooz mp tot gheneſingh Van 11erteil/

--

een Gaſthups/ waerlijck dat Valt np ert

THÄjem waerdelijck vzeeſt met ellendigher herten/

ſwermen?

19altuhetblüven ſacht/ in dees bittereſmert?

-

Enſoo krijghtmen waerlijck des Coniuckx ghe

Inditonghenoegen/en wzoegeuvolvzeeſen?

nade

Sondaer,

Doo! dit wareaflaet/ aflatingh van't qude

Gch Reen.

M9jt Gods werckdagh begint/ in’smenſchen ruſtdagh ſtille . . Licht der Nat. Ende Gods wille leeft/ int ſterven vanu Wille. Hebdp Hoop hierte mogen geneſen? TBeſetrooſtreden heeft den Sondaer wat ver Sondaer, uickt

ſe ĺ ernſt/ſtracrdaer toeheeft TD.at htverkeerdeoozdeel/den logenen den Waen

JMeen.

TDie

L. der Nat.

eſC)ICHit

WBatreen hebdp.dan van Hartheptteklaghen?

Danhemſoude jaghen/en upten Hups doen Zseen verdzenckt ZDchaepken niet lichton wa gben?

gaen/

JUMaerÄuchverſant zep/neen ſp

-

ſullen Iſt oock herdtte gaen upt wanhopens wsnin ghe

jven

es

-

die vzolijcke Hoop/ die dooz vertoninghe/ Ghpſult uptgaen/ghpenmooghtſeniet verdzÜ Tet Dall Äst ten/ die des Waerhepdts mondt Vell

MDant ghpziſthier maer gaſtenzijnſelfstºhups/ Ghpmooght fiet Gods vzeeſe raetspleghen in

epor:

Tro

verlanghenbaert tot waregheſont epdt

dat erups .

-

-

-

-

-

TDieu vanden Coninck geſchiet/ is ghenadelück Dat/daer hopeis/betupght ſchziftuerlijck ver ſtantcrachtigb CDmuintwijfels ancrſt te weſenberadelick.

Saº

vzaeghthem/hpraedt dathp ſonder WDienswoozden ghp bebint/ in allen ctachtigh/ Gock V2eeſe Gods/medeſulck vercon € II Mt dat Godlooſe hups enſelſchap ſalſchep Dell. 19 Banden grooten Heer/ wonderlijck gheſonden

ĺr

epDen

Sondaer. L. der N.

MDaereen? Vreeſe Gods. -

ºhadde een dienſtmaertonder zijn ge INDL

JNaeen Gaſthups'tougheloof des loghens.

Ghenaemt nt Toeſtemminghe/ die Hp ſeer be Ulinde

Sondaer

TDie loghen heeft niet meer IHet was een TDochtere vanzijn wille keure/ Soo MÄ bphem gheacht/datachter noch Ver1noghellg LUTE Ghphoozt weldat ick hem wil verja

WPaer toe dat?

"Ä eIl/ Sond dat doen als Hpſtont in mjn

Bp

Bp des Hondaers wille/ nieten mocht ghe ſchieden

beha

Spmofteerſt het ja woogdt willigh

ghen/

Als hp noch gheloofHadt in mjnherdt ofhooft.

daer tot

bieden

ºÄlºn dOet de Menſch quaet noch

Vreeſe Gods.

OL

Immers daer bpweet ick dat ghp hem noch ZHP Was van kints beennevenhemopghevoet/ CDyn

ghelooft

MDantomte doen datmen ghelooft onmoghe

bĺrdron Van't ghediert onre J

-

TDitvolghtnoodt-wet/de menſch b2pe raedt edelijck/ ſch volaht ght bzp

lyck

-

s niemandtmet Wille/ noch opſetpogheljck/ adt ghp dooz deloghenu ſelfs macht niet IPaer betrgut/

Äs nerghens/ ja of

neen tse teſeg

-

CDnmoghelyck Waert U/ dat ghpſulckr willen IDanalleentottenraedt/_enderjp vooz legghen 1Paul kenniſſe (often Vall ſout I JlMaer.nu Wildeghp noch dooz des loghens, be

Äpºts

Ä

-

Dzleghell

-

Mäer dit was verwopen/ enſtoltelijck over

Sonder macht wat doen/dats ſonderbloghelen -

TDUg

Vliegen/

Ä

ºbºtotter -

Ghemercht haer inder Jeught/ die ſnoode

ghpillt gäſtjlps en grontlijck ſter

LIN

treden/

Wäoffiaen

Bereertoozdeelhaddeghekoppeltenverraen/ en loghen/ die haermet groote loghen/ dat moetgantſch be Alen den

LTULIl

OllTU

WBiltghpniet bederven / maer gheſondthepdt Altpdt dedevolghen/bovenreen quadeluſt VerWeTVell.

Desſn alles döende ſonderreen öfkenmiſſe/ Det Ä boeleerde/tot des menſchenſchen 1ll je.

JPaer


-,

Der Stelen. foccccclrri sººº isonwi8/ quaedt vo02ghewis, wº Ärger bliif ick hter ſtaen E RIeen/

anº goethept/maer goet/quaethept teyer ºdºrnº jaeght/ſal ſ Sondaer. Zagel

mp methaer

ILLIl

sb

-

gseden Läaet,dooz wat wegh? Gehhadick h Ickmoetboot

ſeght mp de waerhept/ ick moetdatbe iell121

JBaericken weet mp waerkeeren of Wennen/ 2Benauthept dzinght mphart aen allen Zijden

Ä een ſchep wegh/doo d'een moetick Hier lockt mp deloghenmet luſtigh verblijden/ TDaer Ä mp die waerhept/dsozmoepelijck

Vreeſe Gods.

Ä

Dolght Waerhepdt/blietloghen/dats goet ghen/dA daet goet/

Äck

l Dell

rijdell/

Opmerckinghe.

JBercht doch menſchen op udoen indeſe grootenoot/ noot/ ghp ſtaet tuſſchen leben en

TDenloghens ontroU maeckt mpancrſtigh Vooz GrootÄ 3ijn lagen/

Ä

OODT, - -

TDes waerhepts ſtrenghepdtdoetmijn hert vooz haer verſagen.

Die Rymere. Snvaer ſadze een dienſtmaert 0106x ſºn 9ßeſinde.

Senaemt toeſtemminge, vieß ſeerßeminde, eZet E6a6 een docßtere Sanziinsöle Keure Zogroot & ſein Geachtdatsfrachter noch Geuze

25 deé ſonvaers Siceniety Gogt geſchiede“ «Symoſ eerſ etia S6ooztssitlich daextoeſieven, «Sonverſaer feieSpy Poet de menſch quat? nochsoct

«S: Kassan Eintéßeynesyßem opgesoe» Syßem 'onserſchevy San't gediert oureverck. «Sit Solcht moot 66ct, de menſch Goſcht Szy raed evezcé,

eZaer ſuſt 66a6 nexgen6,1a of ney toete ſcssºy <Ban allery tot dyxacº ener rºp Booz (eggen 50an Saerßerté Kenniſſe,of (ty minſtgy) San redy (Waexdit 66as Sexf6ozpen en ſtoſtercß oöextxe?ry

Semercßt aerinxxiencht, die ſnode Poffay 50erkcertoozzecc ſa?pe gecoppelt Hy Sexray

SNB dy Safſcßy Logy, die ſacx met groote onruſt Ardt dea. Soggy flosen reg quade Luſt «Se ſ alleé voende ſouzer rev of Kenniſſe

QMetLogen 6oſeerde tot des menſcßeyſcßenniſſe. Dec6 66a6 oock érven wenſchen ſad efckerrez ß6ooxt, 25urtyseéoomt stetigende Sacßergeßoozt, Doox:


Pedecpn voort Szuniciick sermay San'tsſtich opmercken QMetaer ſuſer 't Serſoeck in ßesintecke föercken, “Suſe& dat ſº oserturcht dooz die reden verachtis,

Dressic

iyßlijcken ſeparat dat i666acrachtich 50an ac't dory of Latry i6 yoët et écnich tut,

5Wat goet ßoopt ß die 6ft inſnquactßerdt ßckent? 5Mat zeßorſierdan ſont,ſeckt enonyßeSalº

<Zact onéfeues Sanſersaen, Sie seet of 6eteryſace Het vervolghmoet ghy derven, 't Is verloorenmet ſwerven.

E Y N D E.


Jol.487

Lied-Goeck Dierpck Bolckertzoons Coonherts: nu verbetert en verrpckt.

-

--

-

Coloſſen. z.

Leertende vermaantuzelvenmet *ghen, Lofzanghenende Ghec ftclijcke Liedekensinder ghenaden, endc zinght den Heere in uwer herten.

Eerbare, deughdzame ende Gedt vruchtighe ſofvrouw Maria Hanne

Een

-

- -

maaghd ºdtmoedigh/enſeerklepn/

Ägroot in alle deujj repn/

Engelſche

Paſtzipver Denſter Criſtallpnigh/ Daar Booy ſcheent lichtberadelick: Äpweide genadej tighen Meeſter Anthonis Hofflagh, Adams dupſterhepd ſerPentpnigh.

groete.

ÄHyſvrouwe deshooghghcleer. den, verſtandghen»endeſeer voorſich

-

Dočtorin beyden Rechten, myn Waar de vriendinne.

ÄPe Wereldwas donckeren zeerklepn Die Kerſ: DTWas winterj liefdeloos: nacht, Perdoolt gingh menſchelijck ghellachte: -

Lºnnex beminde Iofvrouw As CUziſt zöñwj lilaar/ z9mmighe vrienden aan mybe

A heerden, dat ick in druckzje

Ästhertontdopdeen 0Pellbaar Derſcyeen op ee Wluterſchenachte.

Äenºytgaan eenighe Liedekens,

FeComingskind vzpendenet/ Pverlanghe järènendej kortelingh Daarom diejt g!Opll TDienaarg Wet? bymyghemaackt, hebbj verſtaande º laatu alsonrepn beſnpen/

Beſnydea niſſe.

ardezelveniemand ſchadeck ende wel Fººt gpipe tiefduteederbloed/

Yºann ſtichtelickmochtenwj

En bupghtu liilechtlick metootmoed

” willenweygheren. Nuenhaj Onois vauknechtſchapte bevzpen? Ärvergbereuj hoe herrelickuj ZDer MDjſenkennis ſekervindt

-

ºn my een half-vriend vertj Äoot weg-wpsicht des unenſchenkind Drie

Co

ningen, Daeromick tot een lieve vergheldingh Ä Zoe Gods intſta Verſchoven. Pºrswerelºs wpſepdt Üooch verwaant Vap zulcken leed, u deelachtgh hebbe

-

Wenmakendezemyne Liedej ºerſialde 'taecht hoochſte baaut udienamelick toeſchryven, omme uazo "El muſtdewyfherdtvj hier bovell, oorzakete

Ä Yan onderwylen oock

Ächoozſaamhepdtperikelducht Vlucht in E V2oedejck Ä ontvlucht. Egypten, in myn vrolickheydt te Verheughen, int ZP Voight Godsräadmeerdj haar reden zinghen der zelver Liedekej O

Äghoede zult nemen van V. hjſ lighe.

D. V. Coornhert. In Santen den 14. July 1575.

2et leben ons Heeren Jeſu Chriſti ter nabolghingh Ary Mºntani/ TDoo deſen lijner glyeſtelt in Lieder SPP dewpg

Vande 24. Pſalºn,

Zpn liefdekentzptrouen vzoed Zººl 3p oderdantgh doet En laat häerwilvan Sod beleeden.

PbP Leeraarsgrootvanonderen

Chriſtus

HÜerdackt maar fotverwjnderen Sut3ien vandit kindg wpſezinnen.

onder de

leeraars.

Parwaardp klepnoocasej kiind Derlichten ſouyp therte blind VDatghphein vöozu God 3Outkinnen, JPie Soddelijckebozneklaar

Paſchtoſevleckenſwärtjwaar

Doope

ZP repnhepd kanons Uupl verjagen. Hods Gheeſtag WDupfken ſoet verſcheen

ZDe Padertupcht voo

JTOOten kleen:

-

Dits mpn lief Zoonº Welbehaghen,

Fºete Parp/@ Davids 3001/

Piltghpberwinnen uvpand/ Becoringe Hheſteltopuwe Waarhepös toon Meent mpomdanej tezingen Äeen ſpiets/maartwoodj bpſtand/ #ss -

ºüfsgheboot ein Wandeltngh/

Pſºerºu Huauſchild uwaj.

DP dood doo ºeedehandelingh:

Zoo tende Chziſt gheduldelick/

Pandiegbptlebenſefj bzilghen,

Al Satans liſteenöuldete Polght3jt gbpdeſe 9erders ſchapen,

v


NLiedekens. IHet Pemelſch Lichtnawenſchel,

Be Echtheeft Chziſtushooghght-eert Bruyloft. En'twateringhoepwynghekeert:

1Berlicht den blinden menſchen/ 19oszt eerſtvanſpne Wonderdaden. Panhaare blindthepd groot. Deletterkoudonſmakelich/ :: (Tghebzeck walt inder aſſchen/ UBertgheeſt metvzeughd vermakelick. Alswp.de ſondafwaſſchen/ 1Poo! ſcheuckt Hodonszyn genaden. | Maſpnen Wooz.de bloot.

Ä

Lazarus

TDemenſch gedenckt wzaeckgierich vaſt

dajckbaer JMiſdaad/die Hpte WZehen Paſt/ Paer weldaad kanhphaaſtvergheten. TDie ſpn miſdaad altpd aanſchout/ En EHods weldaad metloffonthout. UBert Danckbaar indeſchziftgheheteil.

Blinde wert ſien

de, -

--

-

TDe Atoningh ſeerootmoedigh Häontinuwoonenſpoedigh CDntfanght ghphemmetlof.

Palmen dach.

Treckt uptuoudezeden.

–.

Hºpſalſegantſch vertreden. En ln U Houdenhof,

Ä. Eninhaarbidden verhoozt openbaerlyjck U TDehelſche ſchaarheel verjaaghtdooztwoozd | TDekopers _TDie metontſich vervaarlijck

Koopers

-

kens F

Tupghtvanſpn goedhepdende krachte,

UPt Godes Tempelſtaat.

TDie dupvelshoot/olitſeptuniet:

Is Häoningh/ Goden Heere

Ä

ZHooghpin nooden tothem Vliet. Gheenmenſch neemſelfdeeseere. TGietwillen gheeft werckt oock de machte. | God Weet tpd/Wjsenmaat. II Chziſtheefthemſelfghegheven Totſpysvant eewtghleven/

Avondt

TDitnavolghende werdt gheſon- Intümöozdmetmaght bekleedt

mael.

d

gyen hen / op de wyſe jſ des ſeſten Pſ Sſalms. *

Ä

twaelfkorOI

ſÖnderſche

Die henn gheloovigh eet.

s C)21ſtilichtu epd/ Hpoozt glp nat’Hemelſch bzood:

Ä

Ä/

Solchvuldelichternood.

W9tliefden waſt WelgrOndig): Wertzelfrepn/klaeren net.

ej ulieft boven Ä JBetootinoedsheete tranen.

Peeftu Weerdig}te gaſt. Bergh

vÄ de Ä # Ä

Vanghers

Ä ÄÄ

Vallen,

Alſ

Behaaght den Peeraltoos.

# ÄÄ Än

met vzeſen/

Ghellade ghelleen Enſchelt kollt quijtgoedelick.

En Maackth002 krachte ſpot, Gmonſerſonden banden

wort ghe

#ÄÄ.

Vanghen,

| Ghpeertonsmetu ſchänden WDie heeftoptſso benundt.

TDeliefd quamuhetleven

TD'onſchuld den dood toe voeghen.

WDil TDie moet de ſolldeſterven

Chriſt

Ä Occhia

ÄZOegerl

TPWelck t'levenuberooft. --

-

Müdbzengt Liefdintverdoemen,

Envlieden als de Pel.

Sheen ſo vervuplde wonden/

Gotmoed Wojckt 3otberoemen

Gheen ſo veroudezonden.

Äs TDieſchau vervolght deklaarhepd,

".

Chriſti

19 bondenzoondaarshanden

J jck. FMopſes dood bldedelijck

G

aÄ ÄÄn U

Chriſti

DiensWoogdhaar werpt teraarder

Inzpnen doodegheven

Ll Zijnbloed gheneeſtſemel

Lazerus

-

TDe Heer gheneeſtvan ſmerte Elck zwack ghebzoken herte:

Ä Ä Äwwn

Ä.

-

II1QLT VETTO

ZSlecht/kindſchenheelöntſchuldigh

Piſcille.

Hünleven wunnenſal. GP dolinghſtout in't miſſen

Chriſtum. Ennoſelhepdeenvuldigh

-

Ä Ät.

Zyn hooghepd ſuldp ſchouwen

haler--

-

Hofken,

Äſterniſſen

Ä OllthOUWen. Zu'thoozen Van en ZOOll. Kinder Ä# Ä Ä kommen/ Ä; Ä"

-

TDeblpdſchapſelfſeerbedzoefde/ Detrooſtertrooſt behoefde

Ep Ä hooghen Ä En'ſvaders

-

Voet waſ, ſchen.

Derlieſt omn’ſnaaſteng ruſte,

olaht Chziſtum hoogh Van Waarden

Thabor

-- - ſº

--

Pooxdöolingh/end welvoeden

leer/ell tqUaadiall Jatell Ä? Ä Eugbenaadamtmanen

-

-

JDeeſterwijs van 3innen/

afftvoozbeeldvander munnen/

Ä *

Deeg Jºopt ſpps verteert en Woedebeter den eeter.

Vº # ÄÄWaarhepd TDie Herder ſaluhoeden/

-

den

empel.

L

erweck. Ät. Häont Chziſt in onſer Zielen

-

*

(Tfp Helſchedupſterhepd. Ghp Goddelooſe zotten/

Chriſtus

ºdemeughdpdoch beſpotten

HIp ſal deſOlld WeTU elen/

TDe wyjſhepd hoogh Vall Pºys,

Endoodenonſendood,

LºpheefttotuWer Women

beſpot, Dzot


Liedekens B3othepdäanghenömiert,

19anvloeck/van'thelſchelpden/

Dunute nuaken WPpg.

Jol.448

Die temde hp in't ſtrpden/ Zpll d26ef hepd maacktons allen blp.

III.

Bit woºdt gheſonghen op de

TDe Pennelg Heer daaldete Hellen/

En loſte daer val trelitens quellen:

Wp3e des 64. Pſalus. Wl d'oude gaedertieren ſchaar: fierwe Chriſtus D EILeeuwe rthoogh verwondert TDie voerd' hp upt 1net hopen. Die Poot dienopt was open/ voor PilaAls hpdedwaaſhepdupt beſondert BZack deſe ſterclie Salmpſoll daar. Aenſach in die WDolven verwoedt TuS. UBelckr haatſeerfel en bloedigh/

hellen.

II II.

TBoxſte na't Lams ootmoedigh/ Gntſchuldighertonnöſel bloed.

Polght op de wpze des

TDie woeſte ILeeu verſtpft in booſhepd j2- Noch oock des Poſſenſchalcke looſhepd

3eſteil Pſalms.

Chriſtus

Endeden't Lamineken gheen quad/

rodes.

1Doo! Oilſe zolldell JLoot:

II1CIl.

erckenste verfropett

Gºm

Zimtſterven met verlangen/ Lºebtglp den Döod gevangel: Znhären epgen ſtrick.

JBoghengheen Waarhepd hoszen/

Begravin ge Chriſti,

Dan't zWerte Jups vol treuTei Zaer zotyepoluſt la leughelstrom. CDpense ghp de Deure : 't Gitſchuldigh Lam wou pdzaam dza Zü eenſueloogenblick.

gegeeſſelt-

hell

TDedooden möcht niet Höuwieri

-

CDnswel verſchulde wede ſaghen/ Die leet hp treurigh nuet gheduld. Epſnoode Creaturen: 1D alDEL

Verryſe

IIetleVeil lloch aellſcijouWelt Allachtolder haarſchaal. Pprpſtdoo epgen lirachte Entreckt Adans geſlachte/

DB Schepper moſtbezuren/

Ä ſchuld.

niſſe Chri iti.

UPt Haren Helſchein lilaau.

Chriſt ge- De Koninghheerlijcken almachtig kroont. ILpdtſmaathepd ſpot/enhool verachtig

Wie Zeſumſoeckt tiptminnen

1Band'Aartſche vuple W02men ſn00.

ho-

ce gheno

Ghpwo utgeenrooſkens zupverſtropen/ GP liefD ſterctials de do0d. vuplev

Gw.ar herdbeefopſtom. Gyeoj ächt-Wºpze Fº TDe Yºo wereld oogen/ TUI1.

#

Chriſtus

dood van den kruy

-

EHyp die elck helpt nawenſchen/ Behoefdehulp vul uneuſcheu:

TDie felhepd looste boven gaat,

Chriſtus.

GÄ detal doet bewegen/ Zyt dodJ Van't lirups geſtegen

TDugblpckt/dat inden U93lven Eenwzeethepd leptbedolven.

Ä ſwyg Ä „

Ach Heerickmoet mp ſchaunen TPät ghpteghentbetanien/ CDng oneerſcharidlijckleedt alſöo. Behou denzj ghpvaluſchen feldoo Hoemo bitter den Iodent cht ndooz

Roli me* tangeto.

JBoethem gewißick winnen Zoeckt hp ter rechter tpd. Zoeckt henn/CD menſch in nooden/ Än'tleyen/ (niet bpdooden)

Gbpwinten werdt Verblpt. MBildp bierichlijckweten/ Emaus,

TDe Godliche ſecreten/ 1Dan Gods Woozd onbevleckt CDm Zeſum recht teleeren

- --

1Danubehoeder trOUW entgsed.

Zal Chriſtons oock gheneſen

Als wop gheenſonden Vzeſen

Spzeeckt van hemmet begeeren/

JBaar henn vertreden uethoomoed?

't UPertu doozheln Oltdeckt.

Ghpmenſch-ontziendeſnaderechter

-

Ä.

Thomas twpfelpck ſchzonen

WBaart ſelfghetupgheit ooch bevecjter

TDat is een CDffer hepligh/ Eenzalighmakingvepligh/

Enalder menſchen ſonden boet. 19 wondenſmertighwzeedenppnlick

Chriſtus

draagrzyn 19 bitterdood (ons niederjulick) En warenuniet alſoolepd. GD menſch-lievende Chziſte Alſt leed dat ghp Voo?Wiſte/

S.

-

God Werckt döo ſelfs vermogen/ Ändes Gelovers daad:

-

IWaters

Chziſtus gaat op de ſtronnen/

nagelt äen "t Gewight der ſoliden zwaac mgſt dalen

Zpts 1Dadersrpck geljcke: Dietrpck doozhem ons geeft, Weihem die vander Aerden

G menſchnaaunt ghpterherten/

Petrus' op

Tgeloofkau ſuler öock togen Derrus Wil tothem kommen: WDie oock op't Watergaat.

ºtkruys.

Onghelog vich,

UDantwp nunmetmeer duchteil: TDall ghp die taſten ziet,

Poozuvpanden lang berept. Chriſt ge- gèch Gödopwelckeſcherpeſchalen/ 1Daozal des Werelds zwaarmtſdaad.

Thomas

Peeft ols Uyffel getlonnen Zoo dat Wop twpflen niet. CH200t 3pll u tWpfelg Vzuchter

jri- ºan Laieheººſebloed

Ä

Chziſtnsſtpcht in zijn Äjcke Hemel WäArt,

Gng Heeren bitterſinerten Clen Memelſtrightmet vaerden: Ghpdzoegt derſonden bitterhaat. Ein Gods äychhterteeft. Crucifix. Hetleven quamzpn doodhierſoecken Zpn Geeſtklaarende viertgl/ Men'tppnlich krups/gehechtmetvloecken/ Detchtelch Part lichtgi erig,

j on

-

Chriſtus daaltte,

Van Dood teulaken VP/

Fincxter,

TDAWPP liefd Wierighbaart. *t Dexe


ILiedekens, *t Bernieut Hart/zinen wenſche/

Houtſnippenvet/die op'tbedzog nietletten.

Eumaeckt den heelen menſche 19an Goddelycher aart.

Eenzoetevangſtis ooc de Pazeduchtigh. Devalſcheſtrick/beſtrickt den Kraan

Ä,

."

oordeel.

vluchtigh

Eenſelvedachſal geben TDenvzoomend'eeuwgh leven

WDiezoudenietiuſulcke luſtgeſeten/ Welſuſtelpckdesdzucronluſtvergeten? Za oock de Liefd/ volleeds dooz liefsont

TDen booſeneeuwighſmiert: JDenſch wilt in alu Werclien/

geeTell/

IDeesdagh meternſtaanmercken/

JMoetrupmenſelf/metal3pnſo?glijc deeré. Zs ÄÄ bp/een Hupſvzoukupſchet

IPpdzijftzondupt U 9ert. FI N I S.

Puchºj blp/daar blpft geendzucken Ode Horatij. 2.lib. Epo. Beatus

rOUWE

ille, &c. Vertaalt.

Een luchtigh vier Vaudzoogh Pout gaat 3p.

CDpdewpze: Pſalm 23.

(Tegen den komſthaarsmans vermoept vä Haarteplenbzeed/doetzpmetmelck vervol

knoken

oliell.

Zaigh leefthpmetons voo-CDudersru ſtigh

3Wollen.

leil

Dan't gette Dee/ endgooght d'Elders ghe

Die losen vzp/van handeling onluſtigh 3Metoſſenſterck/ boutvaderlycke Landen/

MPt

Ä groot3p vernen Wpudoet Ä LI.

HPantkit:gen vzp/der Woeckerige tanden

LIl.

Sppsongekocht laat 3p den Diſch bedec I2pſchzickt nietdooz des krygs trompetten bloedigh W (Dlg. Heen Bzugs Capoen/geenropCalcoenſche Hanen Wallel Envzeeſt ooc niet der golventoozn verwoe Geen. Geſters vet/geen Stuers verſtuerlijc TDes vierſchaarstWiſt/vermpthp onpar 19erſteurthaar TDiſch met twpffelijcke tpdigh ſen. PApell. En Hupſenhoogh/volhovaardpenpdigh Haarepghenkoſt ſp vooz de Vzeemd moet Pp Houwelicht den Wünſtock ryck vol Waſſen/ (paſſen Zp ſlaat een Lam/ alſt Lam Voo! ons

#

-

Aen Bomenhoog/wiens rancken daarom noſtdogen: Enztet metluſt zyn vette NBelck-fontepné/ Gfteeder Gept/denfellen Walfontoghen Erkauwen 'tgroen van 3pn graſryckie Plep JBenzietmet luſtaan tafelondert Platen ULll. TDe rupch/na'tſtal toecomen bla I.

SÄn f

d'@nvzuchtbaarſpzupt/3pnkloecke hand kanſnoepen

(gTOepeli

En. dGſſen moed/methalſen

neergeſtegen/ TDen Ploech verkeertſteppen tot ruſt gene

TDie entgoep vzuchtopſtammen goed van TDen Honighzöet/perſſen3pn trouWetina (Pen.

L

TDie

Als d'

IEll»

Raastalde wereld/dees man leeft ſtilin luſte

ontkleenzpnrupgbekleede Scha velt GodthetHoogh/Hphoudt

Ä vzuchtbaar/ Vergult de groene

"ÄÄ

P

Ci

GP

ONLI

hof licke pzacht/ haathp/endzaaght hem INet Appelsgeel/dieoptendiſch dankommt. slachtendeheel/ons Boozouders natuurlüc. coorn wünenkleed vernoeght 3Pn ÄÄ.

Tºpplucktmetluſtveel nieuge-ente CEDee Tell/

ſtadich

. . .n

d

Endzupven grof/ alspurperſchson voee herr zinen moetdanckt God/dietgheeft ge TDAaT

Ä hpbanzpvzundengaat beſchinc

Vf. LI.

DockuSplvamhet vzoljcnatdoetdincke Jntgroene gras ruſthp/bev?pt Vanquaden Eenöude Epckbeſchaut hemmet Beel bla

Op de ſtemme: Het waren twee gheſpelen g0ed.

PLs ick zinck inmijnepghengrond/

Dell.

Doozſöeck mpnhart Van binnen:

Hetplupmgediertzpn vzeughdmetklanc Jajnonöeughd wertmp daarwelkond. doetblycken :

--

- -

TDat Gzgeltzoet natuurliche Duzücken/ 19anklippenſteplverciert met Will Pºp NLI

Heen deughö’ kam ich daar Vlnnen.

Hochtanshebich der deuchdenſchijn/

(ſchupmen Gehadttn mpnen Wegen:

-

-

Mäupſchtſnellijck daal /veel water.ºtºan Teaarmetſocht ich Gödsruſte fjn TDe Beeerkensklaar alſupſelende Vlieten/ Maarhebdieniet verkregen.

TDeesluſt metruſt/doenlichtun't ſlåapbe ſchleten.

Imaj h jaar treet op des Winters egell

3Metkoudeſneeu/met Hagelwind eng

auheeft mp de Schziſtuurgeſer WGildp/G menſch geneſen Snkömentotuzalchepd In Chztſtomoetghr Weſer

Anders niemand danChziſt alleP/ En machten Dennerpſe…, aietontepnsenſaldaar certtpl/ Het wil. zwpn/inzpnverbogen lagen Gfhp beläagt met dünn'enblindt Retten/ Gods Tabernakel PMPſen. ZT9Q

ZSietmen henraſch / met rafſche Vondºn agelt


Ledchens.

Jol.489

Dogmaackt unu niet Chziſto een/

VIII.

Een Lid tot Godeseeren: Alan 3pi Lichaan vanſanden reen.

ºpdewyze Maarals desºane ſcypletooſchpntetc.

HPier Wilt u Ziel toe keeren.

Snhem tezünhet Hart vervzeught/ «Tvernieut deziel in ruſten: (Tgemoed verblptdan under deughd/ Geen quaad nach hemmeerluſten.

den dageraad/ O Phupbenvooz Danſnoodeluſtverlept " Zocht ich namynbehagen quaad/ WDes wereldszalighepd: 1Denpnſeeroetberept

JBet Chziſt vereenicht ugemoed/ Hpis Gods liefd voltrouwen/ Dolghdphem in3ün Wegen goed/

JMerdzuck hebucksbeſchzept.

Zoo zuldp CHodaanſchouwen.

El Doolde bovenmaat.

Zehderfdes Hemels luchten//klaar

Zººtſlaap metſuchten//zwaar

Gch ofmp dit gebeurde al/ Soo mochtick mp verblpden:

DP d'alghemepieſtraat. ºPººooundeick was unpzaat/ JBetluſtdaarelck nagaat.

Wººhoopzepdtdathet werden za/ WBilick met Chziſtolpden.

Hpfp?ackmetwoozden lievelick/ Rukanickdit gelooven niet Zieick op mpn vermogen:

Geeſtmp/B menſchtrj Zch beni luſt geriehelich Äontmputeve 1Dzouw/ Dattick veel vzeughden bzouW :

-

Maaralimpnooghop Gode ziet/ Gelooficks ſonderlogen.

-

-

Derd2pfoock alle rouw,

Zºn Hodlick macht ſtaat noch berept/ Jºpn 30ildente bederven.

JBp dochthetſcheen warachtichepd/ Zchboot mpng harten grond

Dalgic henn gehoozſaamhepd/ Dpn liefd 3alick verwerben.

Zp loonde raſch met klachtichepd/

VII.

Opdewyze Genoud CBankpac een Bepſken aan.

Nettºº U ſelf ſozghbuldelijcken d

GEn paachdempterſtond: Bedzuck die thert doozwond/ Boozharen valſchenmond,

: Pan vzeughd gafzphpen//ſchier Paar Pennel wertmpn Bet/ Zurquammpdoeberpenfier/

-

Als ugemoedmet luſte werdverbeelt/ Paaſt niet Ädaad/maarſtil nae'toozdeel

WDie Machtemerifel: Ä ch. Was haareenſpel/ D

l13Waarghequel,

Wacht

-

Eer quaap begeert Uzotte Willeteelt Ä beveelt

d

MDanteerſtgedaanenmabedacht Heeftmentgh in groot verbiet gebzaeht.

Bevoelbandeſerppnen//groot/ Deedt flapenhaaſt vergaan. Ich ſach de Zondoeſchpnen//bloot: Den Hemel open ſtaan. WPaar wildeickhenen gaan/

wiludehuſtetreckenvanderdeugnd 25edenchthaarepndeerſtrecht inu gemoed Herdſchenen mpdiepäan. Paar meer dan haar begin Benarbepdgrootbezwaarde//mp (30et.. JPp lockte 'tſchoongezicht Paarloon valtºur/al ſchijnt den arbepd Godsluſteopenbaarde/mp: Althdtmen luſtmet onluſt boet: JBpnmoed werd opghericht. melals eenppl vervlieahthaarvzeughd/ 2pdgoegballeen't gewicht aar voo blft wzoegen ppnen önge Goepluſtmaacktarbepdlicht.

Ä

- -

-

neught

d

Manmerchtoockwelalsghpin't oozdeel ſtaat

Pºinteſſe ſchoonen deughdelick: Ä luft : BPnºzuch werdzeeftghpvzeughdelic

Viepn

»*

Tweetpdendieu noch voozhanden//3pn: lºpm bzand hebdpghebluſt Dolght gbpdeluſtgbpvinduſelven quaad/ Buick uhebghekuſt/ Dharteptterſtontmetſchanden//ppn: Zsalmyn moepte ruſt. Maar WeTcht Ä deughtmethanden//fpn/ 19ziel

ĺ bpft/ dar V2Gegh en laat: den arbepdtſnel ver

HPaar vzeu

IX.

P p3 Ä Opdewpze: boe lunde 3ängDe, H

JART.

nlet. Derogenhart/alsudeluſt bekoot/ ºooºallwerchu Part tot Bode leert: D Edommejeughten kan mietwel ver Pºtuznna Chriſtiinſpzaachoozt MDatüzün Geeſtinſulchentwje leert/, Des WpſenÄ Bädersgoedbeſtier/ Zhtrectnaderdeughdalubegeert: Zpn Erfgaathpom VZaghen/ ºeuſdesveeſchšinuverſmoot/ Zog

v

ºts doo

3jn krachttgh t Dermogbenvanſnwillefier: Datepgenthp3ich alte ſchier ºpſalthennhaaſt Ell. Mirr


ML Als

ongermobdachaheenſusbeter

Äſatºren 19aders

Een *.

oogy

ĺ Äuaad Ä Daar mehoeleerthpbonennaat: Al

ſ

#

ghepNezett:

n 3pn DeeſteL

-

-

(h

ÄÄ

f

Ghpmsetoock ſterven/zalbpugeneſen: TDie den eerſt Doodheeftbeftaan: unet Vzezeit/ 1Boozu

zwaarhepd "Äp hemeerſteenkazteluſtgheben Ä d'in slºemelshlaarhepd/ -

Ä" bedzoghell/ luſten hebbeltt s##Äghetogüell/

Doozwillemetmacht in onverſtand.

Ä Äas (TVevIndg)211 Pp moſt dat

d

Ä

ILuſt naacktaivanderhand. Euſtaotyemupt der deuTen. Dooz

Ä“ naacktenluſte zotVolWonLU.

Ä

Ellendigh woantun groot En dient Veel3Wptiſche 30nden. -

zºrn endeſmertege

TPaar mº

I

Ä“ ZºjÄ CDmhaar vzeughtteſtÄ, Sp ſaldan voozu Waken

Ä TDie

-

Envaſtin't ſtrick geſteht:

Ä Avan reden bem ging9 uptluſt kaf

nwertuptedeltarwe. Ä Ä.

19an haarquelt. Tën äldat zeivºj -

-

-

Äsen“ -

Vleeſch

ÄÄÄf. Eneetupthongerverckensdzaf:

Deeg TDen wech onste berepden: (Tot Godſoo hpt bediet.

Cverblinde quaadbegetren.

Metliefdeſal3jn Heeſtans undooztuer

Detspdelhepdennoghthemniet verſa- In alle vÄr WHet

vÄh bzosd Washpgewoon.

lepden/

TPeestuaaſt als Chziſtus Liet,

Zpnhonger ginghºhem rade/

Dergaan 3ijnonſe dºsmen/ . | Zün woezdans Zielgebiet:

JRaarhupste gaan/mietalseen zogtl:

Tººººººººººoooºotloon:

Fjºweit j Ä ÄÄ TDe Ä" tegen/ noabe Mist.

En kennen3jn miſö@deg.

2KI,

Enheefthemltewelichautfaan

Ä, Ä ſchanºwelegaan: Daar Werteen Dialfgheſlagen. T9e

"

-

Cantic. Canticorum. I. Op dewp ſe des 13o. Pſalms.

"Äsmºteppves ſtel- ZÄ Demel Ä. Detl.

9

Maack ghel

d

Ä

Mºlsheplighſchpt in't wuerck verwert:

EiÄ

Ädeºarbrºden:

Ä„. IPp 3aghten n@mdets Wzeughö totſmert:

Derſtonnen bpfin mupt IBjukeel wiluu voozbztngen. Eenzangh vanhooghentaön:

TGeºſchpn deughdSuptruſtſelden,

SHodºg.eeſt ſaldoahaarzingen/

X D

d

Detlied der lieden ſchoon. tſanghºngetlopei/ -

Opdewpzºnlootbegint, sº Ä Ä wien3pheeftverſchoven/ Het *Ärº betlevend Hemels Ä ÄÄ“ -

E.

Das in't begin bp Gade/

Ä ſoone naackten bloot/

BitWoodWas Godtenwert een Menſche TGiehen tothaarverheven/

atºr Ä ºts Upten doade/

19 JJ TDie

Wernerttotinderdood.

Ä

Ä

Ä“ Ä

ÄFE Ä„

Pact Zupden noozden -

--

Gbpſultmijn Jongerzjn.

- -

Mijnhart Ägtºndinnen

- -

- -

-

-

-

D

z

En bengh 3jnveedevoozt, ZSo


Ledekens. Zºnchickrºken ºpligh

-

Ä na Än Ä inenſch". Ä Ä*. - All

-

Ifolgs

FDPºtſphaarreur/böö!aldéhupſgenott. Haar Daden goed -

cº/eueeigoed shericht

-

Enmaart üimp/G

.....

-

Ä Äei/ anfoghswºlutchpor,

# lucht.

... –

Baderons: op de Buptlche -

-

JlMelodye.

Obsºrgebnsvemestern OÄ doo: dpi Geeſt om dpnen zoom:

bzeeduptgHegoter 3Ä biläär :

Ä º ºpeinözeuwaard. "

Dzºn Wºndenghevloten/

Heeſºnnwoöen zu är. jnºſterheydtichtgierigh/

'

Äädp goedhepdgaardf . Döö dät og härtzielende noet:

Dericht ſº doohaar bind.“

Alleen verbpindeüsbden ſoet.

Die boetup ninnen vierth/

Shchepightspdyngroote Haan. Ä Ä Ä Än

Sün goºohepdtmºtverſtañö. Sjliefdsweldandahempne To3jvparden quas nºpt

SDatelchi goedhepö lnougp21 SEPooz tief

Ä

-

--

Ä eu Vpand etweldaad: Snelch beimninaar niemand häät.

- --

Ään

25 arr hieuwe heföerepie

Ä : MATO!!! Ä ſchool: Äĺngbºn zºwaaröeindei ". TD.all Ä geſchanckenlooi. #u macht mp oock begeerlict/ --

-

- -

„Dj dºaralleenois Kychinonſezielen koom/ wÄ Pºinte vzoom. Shebet netüwe wäathepdts ſrºht: Ä Äºſenotsghedacht...

-

-

ifo verluftuptbpiel äſt/

Äruteloopenſmel.“

Soopeerſchaptgbpbaairuftelück.

reckt mp/B Bºrnee/heetlich/

#recktſºrſºndenzel. . my tot umet Ä Äck heb di glat Ä 1nicht:

Dpuwigheſthie op ſond: d'Aardſthegrondy Ä Ä taller grº

. -

Als

- -

Ägäion.atºſchevºtheis boos/ Als in dpnhepigheu willetoos. " "

Zooloopen übpili Veughöen/ Zn u/ttlett: iiyn kracht

Meeint Wech ons wilden

Äbt

A

«Pheeftdatelcknadpnwille XII.

Ä.

Sheeftonshipdeuons dääghlirrbzosº sod TDeg

# et krachtelick/ Aiderledvant ſeine Opdewg Batlyfen ſe des erſten Sſalms #nwendte Ä. D Gr Lieden Lied / een Lied van ltefde ſchoon/ .

d,

Ärºgerndpuwoozd/ # Ä beleven zöot

#

-

O

-------

Ägy ſeerklaar/ſeetſottvan

Pergheeftons Berralonſeſchuld/ Ä Raaftens metgheduld

Als

2Äeedevoºſt gheſonghen/ Äeſonder wzaackgierirhend ang ÄstromervörFÄ z Zººektºniterliefden vierchepd/ Ärechtpthooptenverdzaght, Berloſt begaaft met DeUghden Barmhertichepd/Leer/ubehaj TCLI.

Änd

-

-

-

-

Zeptons miettotbekoxinghe

Derlangthaar3ielmet Chziſto werden een. ºpuſſe mp (ntet merkeit ſuren mond "Äs maar maact myn ziel Äthien ſoet vanzijnenmonde heplig/

Sn bovenouſekracht bekoozt.

Äptinge/genaaöenvzede vepligh/ Äſte grºtterdoadbetoentnajſch APpneem dau / enWerdt in mpdºr

Dai Zotteluſt der fondenzat # ld Ä VältÄ boos/

Ä

TSretotu Ä

Ätterſºdenluſten jejght/ Ä Padermietgheheimgt/ Äthansſonszeiverjt/ "

Dºeroſ ÄVeerbau allequaad

Nlellſc).

º eerſucht Upden gierichepdf

Ä,

zÄ Ätjf doetsgolicijm. Tötdienſt vanöpngjeretj TÄ ºfdoet vzolich zy sºelluſtepnt jej etuwicß -

tTeUTell/

- -

-

„Ämen/Watsbetwerbalzoo:

-

Ä3eeººººahd/ſaleeuwelich geb ell/ Äuweitgeeſturtoudej td!Inct/ TDie *#Ä / metliefd' des Ä

- --

Ä Ill WalMEhepds ghee Elcz bid ĺ

- -

Q

WPPfulleiskrügen allegaär.

Mºtivenboſtvo Wºmelsdouweſoet/ Sebauenreutnanderj goed

WPantdietbelooft/zept eeuwighwaar.

:

Vandaaruliefdſamtwertuſjen:

Rrr ;

Gp


- .

-

*

C!

ra"

-- - - -

Lede

-

-

-

-

-

Hauwertdeesman3alighgºenannt IDetvoedſezepn nazpnnootdAuft raamt

- - - XIV.

Opde wpze: Pſalm 50.

TDue flechtenrechthem hangheneren;

leeft ſoot betaamt V V PI Bajºn verſtroptmethopen TGieingoepgheſouthepd Enheeft een Wyfmeteeren. LL

Mat Rederland/oligader aardſch Pzteel/ 3:eeſtalom Welt.de bupteneenighſchuld/

Znghenentwiſt noch groote ſtaat

Enzont dees menſche/dien niemand Haat/ Laatos den Meere buddeº gheduld/ ZHyn honger koockthen echte ſppſen/ Sjneerousſonden danbods ſtraffe haté: Bp ſaaptſonderſozgh tºten dagPeräad: TDes Heerei goedyepd ſalong niet Verlateil. Hp isvzend metten Wpſen.

«Dmbergentlyf/elch al3Än Haaf begeeft/ IMetalle däaroshare meeſtäankleeft:

Aliſt nochtausdatmenſulerheeft/ Hymächt weernemen/dieteerſiwerfgeeft:

jedäar Warten Hodes gheeſtnºſt/ PHjedenwpmetons unſte luſt/

MGaut buptenous zyn deſedingen Maar die aanderzielenzalicyePd kleeft Jºaarvolgen die Plage Hods geboden Niemand machshem afdWingen. -

Ärdoowponsellende zielen dooden Zntvlieden van de Lºpaº fel/

Pietzichtbaars deſe JBan begheert MPanthp zyn hartvander wereld keert. Gntzien wpmoepten/arºep noch ghequel: Haarwerringh neemthpalintgºede. JBaärountoutgaal des dupvelsbloedicPept Betreden hpal zynluſten regheert/ ZSiddenwpmefootmoedlchepdt. Äuſtigh leefthp van moede. MDat baat gils vzphepdt Walder Ä (vanDell. Zulck Äſb en hoopt noch Verſt niet handeln

Als d'arme ziel vaſt lepdaan Mammons

MILLL

-

-

leeftGodzijn rechte Peer/ MBp.vluchten 'tlant/maar niemant booſ Ppſterften ABpigeenvuldigh WHS eutrouwe yeptvliet/ Äa 'topperſtegoedjaaghthplangsſo meer Elcboutop menſch/maaroptenºr: TDus derft3ijn Vzeughde rouWe. JDeermen nahups/daº öé Hemelhoopt Gozdeelin waarhepdtgheefthem kracht. Ecko'ongevangen Beerenhº'º Ä Mºphlappen nie dauvanaise Ä é. ZHyn Maaſten helpt hpdagh ende nacht º Hoedertenwp Hod am ghellade ſneken? Änweldoenleptzijnshartenveughe/ -

13erghevenwpniet menſchenoi gej

pleeft altjdt ſooºp wil3ijn gheacht/ Gm deughd beminthpdeugh.de.

ZHou pod qupterei tvolck vanſondenrych Ruziedp Pzins/dezaltchepd/ Feenhpvoözwaar/dus dºeºauºser 55id Hoddathy uvpandete maack/ Danzielen lpfmetklaaronderſchepd: Net beſtewiltaitydtverkieſen/ Enroeptdau vp/vauantxte Ä TBitzalighe leven vint berept -

Dergeeſtons Heer/als Wpons ſchuldenaré.

Häoont ghpuſelfVerlieſen.

IDe Heertoontons zijnefºZºº Aspftjpveryert (o menſchſozÄ" THÄthjnroe uieten erſchº UneeL/ Gfdäthpnietzijn ſtrafvaº.

leer/

Enosialuſt verhartintquaad laatzWer Well

Omſooinweeldeneewightebederven.

---

XVI.

Opdewyze: LPaar als demane ſcypnet/etc. Als von het 8.3Lied. . .

DÄ menſchenſotteſlechtichepd/

-

-

Berblillt in epghell baat/ Ghp Banderheerenther tºt Godefteert Bidt God nuet Ongherechtich epd; Al om haarhooghſte quaad/ 2Beptuzoudmet hartenºlepººl

Gjer 5odshandeuyengyelatenſtaat: fBaar die heimſelf verſtaat/ Staat Uta Hods liefd/verlaat des TDupvels. Begeert net ſonder raad. (wert haat Delupdenen bekennen//lu Godſalönsdooz die vander Maagd geº IHenſelf noch Gode niet/ Dutſermen/en yelpen als zyn verko?enhart.

-

-

-

TDooyonverſtandzpſchenmen//nu XV.

Gp de wpze : Te LBunlter ſtaat „ een ſtepnen PuPS.

Jºelck menſch is bp een vergaart/ I Zielende Lyff van verſchepdenaard

LHaarleven met verdziet : Enkieſen nietyoo let/ M9antelcksp tödtlßck ziet.

Zbtaat/Läjckdom/eer/welluſtichepd IHet macht nuelck begheert: Tverkrüghenmaackt anruſtighepd/

(Tmiſ bzupck den dwaſen deert: Elcr goed wilich hier nu beſchºp/ MBant'tighemal verheert/ THjitchaams vlughtſnel / en'thertebe En't ſchepd metdgoefhepdsſteert. zWaart

d'Anderſaleeuwigh blpVeil. Alisdemenfchzaligh vanlijff/ Alyeeft zjn luſtalhaargher, Ziieeftzpnſotte hartna Wenſchen,

n gHeblpf/ Äſcheptyetvanden Ä

TDitlpflicke goeden Houd

-

-

-

Maardie deliefdaanmerelten//kan TDie God totonswaard dzaaght/

--

Reemtvzolyck al Hadswercken//an demnerghens afbeklaaght/

Alſchpntdat Bodyem Plaºght/ ZHüninoed bljftonverſaagh,

--

-

-

Bees


Liedekens Bºes Pzitslaatal'tºerguteſteläch E ſoeckt een goedgheinceſ:

Ifol.491)

Intopdden wanklsecke wnsnd FDaackt 3phaar wijſhepd lofluck hond:

-

Sºods wie völghthpdancñeljck/

Wºdartongh leert deugbo behageltck.

Des menſchen

Pinzchteljcken ſpbeſpiet/ Plwat in haren hups gheſchiet:

Ä (J0? J

"Dar3jn Wegeert naſpöot: GByelyck intſuuren ſoet.

Speethdarbgood niet traghelick,

Kindersheeft 3p vanzeden//goed/

XVII.

-

WDiepypſen paar net reden//ſser:

BD het rrri. Caputtel Pzov. Ryet lofeelder beug}dſaner vzouwen. CBp de Wpſe: Pnſe 19ader &c.

Paar lºan houdſ oockſeerliefenwaard, j Heu Vint Welvzouwen eelen rück/

Maar deſe vzouwgantſch deuchdeljck Zs boVeil alPºpſlick vermaart.

E Sn v?ouwe neerſtighende vzoed Perciert metalle deughdengoed

Eenbalſch dingh isdeminlickhepd/ GPock is des ſchoolhepdsztnlickhepo/

Än eeren hoogh teloven ſtaat.

Haar hupſche trouw/envözeujhdeerhaar

Een poeldzoomen vluchttghniet:

Maarſulchen deughdelicken vzouw/

TDer Periell dierbaar ende kläÄr/

kioect/meerſtigh/enoock getrouw/

Zu Wäarde Ü00ghte boven/gaat.

ZS Waard datinenſeeere biedt. Liefendewaartiszphaar Man/

Fahaarderhanden wertkenfpn/

Zyil hart op haar betrouweil kan:

Dem ſaloitbekengheld noch ſchat. Altgot ſoechtzphemgoedte doen/ Piet quºads Whp van haarghewoolt

Zu Weldoen wertzpgheeutp.dtm.at.

S alſpſeerhoogh ghepzeſen zijn: Pallthare VNUchten 3pin lofſaam. Dunhaarweldadenmenighfout/ Dullen verteilen jongh enoud. UPult deugiydem

In wolwercktſppzafptelick Znt ſachte Vlas oockvlptelick: JDetharenbanden arbepoſaaun/

XVIII.

2<p seen loopmansſchny ghetyck/ Datkontvan verdmetneringhrjch/ 1Dolgoedenelck een aanghenaam. ZHp ſtaatop inde ſtillenacht/ SPptwerck Watt hupsneemtzpwelaeht WPat3pdaharen Haarten gheeft.

Senºzuchtbaar eher staärzin/ Tºeloopt3p methaar yandsghewin Enplattdaarwpn die vzeughönheeft.

Altpdomgotdityweight WPjf/ Paarepneſendeus vaſtei ſtyf/ sºnſterchthaarkloeckenvzoöm.

een gOedellARN, gg.

Op de w# als bod? hethiij, leUWe Zaar.

V V Zl pemandt hier hetleven Godts VLTWeTVEN Spn luſten moethp derven Detaizyn blindhepdswenſch/ UPant niemand nach dit nieuwme lebenervé Dan die de booſhepd ſterven

Danbarenoudeninenſch. Deesdood moet vooz beginnen Eert leven hier verbipt. WDit doetons God heminnen

-

Änachtsbluſeht 3phaarheerſe niet/ WPatt 3p den oozbaarwzolick ziet/ TDesneringhs vzucht is wellezoom. Begheerlich 3phaarhanden ſtrerkt/ Daihaar Spiiirocken rupgh bedeckt/ MetWoof Vlas/deskleedsbegin, Paarvulgheren niet ſtelle//ſtaan

Äegrºpenloeck deſpille/jaan. Petſpilien bzenght peeleeren in.

't Bernieutons harten zinnen/ Snhanden doodtverwinnen Indeſen uieuwen tijd.

WDie noch3jnoudelebenniet Ranhaken/ Eſ macht doch niet verlaten Gm't nieuwetebeſtaan/

-

Menge geet liteuwe wijn inoude vaten, Den Hecht gheen oudegaten INet neuwe Ell ATII. Naarde hier merghetruere

Dju oude menſchäfſnijd/

Eerliche mildhepdpleeghtzpdan GEIl vult derarmen Ä VAll : Zºengheeft 3Pt/eertzpnſchaamtevzaaght

Verwerft van uur tot ure/ Aard'ende Demelpure/

PaarVolek oitzietgheen winters wee/ Wheenhagheliochgheenhoudeſee Bautelclighevoerdekleerendzaaght. Cappten maackt 5pſelf voo! haar Haarkleed is witvaii 3pdeklaar GDoch is ſchoouparrperharedzacht. Ä Mai 3ltiiiderpoozten hoggy/

Indeſei nieuwentijd.

erchºerunaartinelchmans oöh: En bpden grootengroot gheacyr. Kepndoeckenklaarvany.de net/ Derchten verkooptzpaltenet/

Gºetden trainers booyden ſchoan. Deteereo.oekmetdapperhepd/ Zs3P bekleednarecht eſchepd. PaWTORlohePobzenght der szeugiden ioon.

Denieuwe Creature/ Zſſerinisalverdzeven: Chztſteen niewemenſchberh eb Dieoud

Ä

kJet UerralÄ lieblé Een nieWeGeeſtſ den niewégehenf Rehen war nieuwsaanhieven

Ä Maackt.

jNet heelder Elckhart wil

WPatbooſhepd

TMOUWen Ä vermpt:

ºpſal den Ackerbouwen Emmet zijn Gheeſtbedouwen/ Deuºzuchten doenaanſchouwen/ In deſen nieuwen

Än.

Een nieuw ghebodheeft d'oude Wet be DWOlig)en/

-

Wir r 3

TDie


--

Tiedekens.

-

---

'k Enmachs niet meer betrouwen/ JlMaar ſchep van umits deſen.

Diet alles doet verjönghen/ Dats 1Liefdeonbeſnet.

-

JAu werd den Peerhet nieuwe Lied geſon 19 lief veel leeds kanbzouwen. (Weſ/ 1B recht doettwiſtaanſchouwen/

JlMenſpzeecktmet nieuwe totgeil/ Gods ofghebenedpr/

Dun 'thebben enom’thouwen/ 1Derdzuckt ghp weeuen weezen. CHlp doetnuſtrpden bloot/

TDees ltinözen nieuw betreden/

CHWebzoeders ſonder nood.

TDen neuweil wegh net v?eden: Dats Chriſtus volwaarheden: Zndeſeunteuwen tySt. ZSterft Pzinsuluſt enaluzot begeeren /

19et

Zookomop noch meteeren/

Levendeſterft Het Volcin uwen ſchoot. TBeughd werdbpumiſpzeſen/

1Bandeſe nieuwe Wet. TBit nieuwe volcli Verbgeden

Zn’t nieuw Jeruſalem. . . TGiehenn van'toudeleven niet Wilkeeren/

Ä vechttegheu 'tgrsot/

-

En elek teghen den dood. Die doedpanertighvzeſen/ 't Berſchzickt aders enpeſen/ Dug Wont ghpill't gheneſen: (Tguaad roendpuptgheleſen

3Poet deſe ruſt ontbeeren: 19erdoemtbevllt hp hem. TDie nanngalg Wl Verblpell/

Cshooghſt bpughereſen: UDaanen ſchynighier u daaglixbzood.

JDoetſterven/but is klaar:

Adieu Pzinces vol treuren/ ZHtoot mp uptuwer deuren/

Hheen 3.PooghupI noch beſtlpert JNach buptei Chylſto UUpen. TDe neuWe Deuſch moet ſtrpen/

Häen ſalinp niet verſteuren:

Toont vzpalu vermoghen/ 19 gaven 3jn doch leucen/ WPantdienſemeeſt ghebeuren/

Zu 'teert Vall't IlleUWe Zaar. -

XIX.

Op de wpſe: Tenis niet lang ge ieden/datick laatſt gilgy bp/&c.

O WBereld vol valſch behaghen/ lBolleed/voldzucti/volklaghen : Mijn hart dort gbp verſaghen/ TDus Wiltckzubeglyeveu/

Ghpſineeckt omart te plaghen/ Jn't helpelleghdplaghen : DB luſt epntſnel inet knagheu/ 19hoop doetanertigh beweil/ Bhp queltals ghp verblpt:

WDoenzp't hart verſcheuren/ Als 3p haarzjn ontoghen/ Dtydt werptonster Reer/ TDejoughepd Vlucht metleet. TDe JWMan ſoecktkoſten hleer :

Deoudhepd kranckt metſeer. TPanis Dentijdt vervloghen/

ZHoo vlndthemelck bedzoghen: Doozt ſchynſelvanuloghen/ WDie vliedeick en neem Vanumjnkeer/ Hten ſoecknagheen verhoghen/ 't Berdyucken Wil ich doghen:

19 macht heb ich verſpogben: Adieu Wereld/ichebeen trouwer Heer.

19 liefdeſteeckt Wolnpd.

Ghplachtmeeſt als ghpbpt:

-

XX.

1D vzedeiseen ſtrpö/ Ghpvliedt dieu aankleven/

Doo? een andergemaackt.Op de

19ſtieren bzenghtinſueven/

TDie ghp wilthoogh verheven/

-

Wpze: O combien eſt, &c.

.

M9erpt gbptoider in alſoo koztentijdt/

I

Die opt U Oiellaars bleVeH/

Aleer mynooghenhaar recht ſaghen/ Ra d'aanſicht ſchgon/Waand' ick haargert

Hebt ghptrouwloos verdzeven: JBetdzuck naandp haar’t leven: Äcklaatu aleer dat glp mpontglpt. 1Drijchdom dort behoeven/ Plofis uneeſtbp boeven:

19 weeldebaart vedzoeveu: Bedzogh salu ſchplen/ ElckpZoefeu ſonderpzoevell/ ZHooliſtigh kondptroeven/

Glplooftelck ſonder toeven/ ZHynsyerten medecpnen : TDen'vzecken loofdp baat/ Denelen hooghe ſtaat/ TPengulzigaard ghebzaad/

CEnelck quaaptoeverlaat: . 1Derraders ſchenckunen UBijnen/ TDevzomedzinclztvetipnen/ d'Opzechte Doetghppynen/ WDie deugd lieft/die werd van ugehaat: Ghp ſoeckt omniette vpnen/

Begheert unet volle ſchzynen/ Enroofteick vanden zylien/ WPatminſt boozt/is lulu Uleeſte daad. GnSat is alubouWen/

Dolonbedzoeſtmetrouwen/ -

mindeeenmaagt upt onbedachte jeugt VoldeugHd :

*

JAa’twood dachticktrouwtebejaghen. Eerick mjn redei raadkond vzaghen: AKoockte 19enug 'thert inder unilien vuur.

Eenkoztevzeughd werd mp lanc herde ſuur Matuur dect outroubicmetſchoonbehagé.

Als TDupfkenſechten minlick ſondergal/ Ä zpmet mp eerſt te verblpden. aar ſoetghelaat Up't 3otte harte ſtal: Äck werdhaarepghendooz ſulck vzpen. ÄckboothaartrouW/ſp gincr nietinpen/ Haar luſt heeft nup in eerbaachepd gherieft. (TWas

n Äſchüu / ai dochther nnp on

WPantliefd/bljftliefd en mint tot allétpé. Doemeughdpliefinthartnuſluptenhaat Datumpjsnſtigh voozunaals was open Alquämtjnliefd ooc untdooz 19enus raad/ Riemandten mocht mjn trousuttilopen. IBaar dpnontrouW bedzieght mIn open/ MPpſchenen een/aldooz der miumenkracht. 't Ghoſchtl heeftons een quaap Hibil ghe WZacht:

-

Diedacht/uſchoonheptdierderte vercopen. Pzinceſſe/


Liedeketig. Pzinceſſe/thertdatgHp doozlogenſtaalt/

Ifol.492

In dzuckt dm is Borlozen :

Ä geneUcht/

IHeeftmpu mepneed Weer ghegheben.

CFett

Äckſscht ueer/ſelfhebdp ſchänd behaelt:

Een 19zoukenvoldeughd:

Lelickboetuverwaanthepdſneven.

-

Heb ick daar Vooz verkogen.

PLicht isutrouw en quaad t'aankleVen.

Die ich eerſtminde/enachtempniet ckkenunu/al was ick eerſt verdWaaſt: jonſt/5p konſt ynet ver aapt andzeuoock / te langhheb ick ghe AltoochdÄ

paar

L

Tºd /

ZHs haaſticku Verloo/vand' ick mjnlevé. XXI,

Zn treuren unp bedelven: TDaart hartnu opziet/ Paar liefden mp biet:

Zpmintmp als haarſelben.

Cer liefden ban een LWBaghet/

Paar

wiens Bzupdegom over Wegh deer lick. Was verinoozt.

Gp de Wpſe: Een amoureusfier ghelaat.

V.

liefte zijn verſchepden/ Zsrechte lied' een dood:

2lmachmentrooſt verbepden/ 19erlanghens dyuck Valt groot.

Ä nun klaghen entreuren af UP

1Panſo?gheit dzoefhepd heeft 3p nnp bevzpt: UPP3yl eet metougbepden/ CHheen Wereld/gheentpd/ CHeendood/geen npd/

Enſalons noghen ſchepden. Daar liefde dooy jeughde ſehoon tieemt beginne

MDatdzoefhepd ſaltdanweſen Daar lief wanhopighderft:

Äupmt 3p in leelickeoudhepd den zinne/

TDie liefſte uptgheleſen/

Joe ickiſe 1neer kiune/

-

Enſonderſterben ſterft? Alſterfick alle vzeughde/ Zckſterfmyndzoefhepd niet. t Ghedenckenvanliefs deughde/ Js mp een doods verdziet.

Dyn liefd waſt t'alder uren/ Joe 1cliſe 1neer minne : Elldat ſal eeuwlgh duren.

Ä

Tondick mjnhart ſoo wachten/

Zp blpft Böckt lä de dood Paar harte ſtaat openhaar3innen blsat, Daar netzpwelkan raden/ In jammer innoot/

Doog’tſchadigh treuren fel/ Wls van des Vzeughds ghedachten:

XÖlpckenhaar edeldadell.

Gße-epndt waarmijnghequel,

Än wederſtoot:

Paar wijſhepd mijn lebenen ruſten voet/

Paar ſchoonhepd unpaltpd verblpden doet: Owzedehandenbloedtgh/

TDiedeerlickhebt vermoszt: . IBijns Wözupgomsherte goodigh En mp in hem vermoszt:

#

Paar kennis doetmperven PetOpperſtegoed/

Sen opzechtghemoed: TPat nimmermeer mach ſterben,

Mºoeht ghp oock ſoo vermoozden/ liefdeals mijn lief:

ck ſochtuzupden noozden/ ulckdood Waar mpgherief.

JBaarghp o Godalleene/ Dermeughtditin waarhepd.

Pzinceſſe/uname ſtaatſekerenplepn/ All inmijn ziele/u

TDietsontdooz Phnlick weene/ d'Ellenden die Waarheps: 19and'aartſche Creaturen/

MDannermer 'thertopftelt/ Soo rooft glp talder uren/ Elcrafgod die heln quelt.

Ghphebto Beermetſmerte/ 193oon/mijn lief gehaalt Treckt oockmijn liefd enHerte (Totu/d'welck Was gedaalt/

Panuop d'aartſche menſche/ IDetaardſcheliefd verſot: WDozt ghpalleenmünwenſche/ JWDynhoop/mijn trooſt/mjuGod, /

XXII.

Op de WP3e: Te A9ep als alle -

DeVoghelkens zinghen/etc.

Des

XXIII.

Opdewpze: Alzootbegint.

A#Hebmünen tpd/ ick verteert/ Inliefden daar ick bleefvermeert ZHonder PZofpt/

Gmeen die nupnoptheeftbegeert/ Spheeft net mp den zot geſcheert : Allnpllel tyd,

Haharejonſt/ ZHochtmynghemoed : TDie miſte icmaarſchosn Woozdeuſoet Hafzpmetkonſt: Dickheeftzpmp uptſpot//gegroet/ Dies liepick als een zot//arm bloed JRaharejonſt.

Wiſſel van liefde mijnleven ver heught/

Ich hebſebegeſendaarallemjujeught

Ä

certepn/ HLoſt UnpVan alle ſinerten/ PLevendeghemepn/ .. Als äozenhartrepp/ ZpnWpln een twee harten.

Mochtano uind' ick/ TDie looſe vzollw:

EPphospt dat 3p trooſten ſouw/ -

Bär L 4


-

-

*-

;-

Tedeketts. 'k Enmachs nietmeer betrouwen/

Diet alles doet verjonghen/ Dats 1Liefdeonbeſnet.

JBaar ſchep van umitsdeſen. -

JDu werd den Heerjet nieuwe Lied geſon 1B lief veelleeds kanbzouwen. JlMenſpgeecktmet nieuwe tongen/

(geſ/ P recht doettwiſtaanſchouwen/ Bun'thebben enom’thouwen/

19andeſe nieuwe WDet. Dit nieuwe volck verbgeden

19erdzuckt ghp weeuen weezen.

Godslofghebenedpt/

CHWp doetnuſtrpden bloot/

CHWebzoeders ſonder nood. vecht teghen't grsot/ 19et TDen neuwen weghmet v?eden: teghen den dood. En elek Dats Chriſtus volwaarhedeu: Die doedpanertighvzeſen/ Zudeſen nieuwen tySt. 't 1Berſchzickt adersenpeſen/ ZSterft Pzinsuluſt enaluzot begeeren / . Dus Wont ghpin't gheneſen:

TDees tinozen nieUW betredee/

Zoo läOnlüp noch meteerell/

Än't nieuw Jeruſalem.

,

TDieheum van 'toudeleven niet Wilkeeren/ JBoet deſe ruſt ontbeeren: 39erdoemtbevinthphem. TDie nannaalg Wii verblpen/ JlMoetſterven/bit is klaar:

Gheen 1Boozhupd noch beſtipen

Ä

Levendeſterfthetvolcin uwen ſchoot. TBeughd werd bpumiſpzeſen/ Cquaad roendpuptgheleſen

CiShooghſtbpughereſen: WDaanen ſchynishierudaaglixbzood. -

Adieu Pzinces voltreuren/ ZHtoot mp uptuWerdeuren/

JDach buptet Chylſto Uypen. TDe neuUe JWeilſch moet ſtrpen/

läen ſalinpniet verſteuren:

Zu 'teert Wall't neuwe Jaar.

19 gaven zündoch leuren/ MDantdienſemeeſtghebeuren/

XIX.

Opdewpſe: Tenisniet langge

Toont vzpaluvermoghen/ Doenzp't hart verſcheuren/ Als 3p haarzjn ontoghen/ Dtjot werptonster Reer/

eden/datick laatſtguay bp/&c.

Dejoughepd vluchtmet leer.

WBereld vol valſch behaghen/

Deoudhepd kranckt metſeer.

TDe JWan ſoecktkoſten hleer : lBolleed/voldzuch/volklaghen:

Bijn hartdott ghp verſaghen/ TDus Wiltch ubegyeven/

Ghpſineecktomyartte plaghen/ Zn't helpelleghdplaghen: DSluſtepntſnelinet knagheu/ 19hoop doetanertigh beweil/ Ghp queltals bp verblpt:

TDanis den tijdt vervloghen/

ZHoovtndthemelck bedzoghen: TBoozt ſchUnſelvanu ioghen/ WDie vliedeick en neem Vanumjnkeer/ Hien ſoecknagheenverhoghen/ 't Berdyucken wil ich doghen:

19 macht heb ich verſpoghen: Adieu Wereld/ichebeentrouwer Heer.

19 liefdeſteeckt vol npd.

Ghp lachtmeeſt als ghp bpt: 1D vzedeiseen ſtrpö/ Ghpvliedt dieu àankleven/

Doo? een andergemaackt. Op de

19ſtieren bzenghtinſueven/

Wpze: O combien eſt, &c.

. TDie ghp wilthoogh verheven/ MBerpt gbp toilder it alſoo koºtentijdt/ Die opt U Oienaars bleVeH/

Hebt ghp trouwloos verdzeven: JBetdzuck laandphaar’t leven: Äcklaatu aleer dat glp mpontglpt, 1Drijckdom doet behoeven/ 1Blofis uneeſtbp boeven:

19 weeldevaartvedzoeveu: Bedzogh salu ſchplen/ Elchpzoefeuſonderpzoeven/ ZHooliſttgh kondptroeven/

Glyplooftelck ſonder toeven/ ZHynsyerten unedecpnen: TDen'vzecken loofdp.baat/ TPenelen hooghe ſtaat/ TDengulzigaard ghebzaad/

Enelck quaaptoeverlaat: . 1Derraders ſchenckunen WDijnen/ TDevzomedzincktvetipnen/ d'Opzechte doetghppynen/ WDie deugd lieft/die Werd van ugehaat: Ghp ſoeckt omniette vpnen/

Begheert unet volle ſchzynen/ Enroofteick vanden zylieu/ WPatminſt boozt/is lulu uneeſte daad. GnGatis alubouwen/

Dolonbed20eft Met rouwen/ -

XX.

I Cmindeeenmaagtºpt onbedachte jeugt Aleer mijnooghenhaar recht ſaghen/

Ra d'aanſicht ſchoon/waand' ick haargert Voldeughd:

-

Jºa’twood dachticktrouwte bejaghen. Eerick nujn redeiraadkond vzaghen: Häoockte 1Denug 'thert inder unilien vuur.

Eenkoztevzeughd werd mplaucherde ſuur Matuur dect outroubicmetſchoonbehagé.

Als Dupfkenſechten minlick ſondergal/ ZHcheen 3p metmp eerſt te verblpden. Paar ſoetghelaat mp't 3otte harte ſtal: Äck werdhaarePghendooz ſulckvzpen. ZckboothaartrouW/ſp gincr nietinpen/ Haar luſt heeft nupineerbaarhepd gherieft. (TWas

nÄ ſchüu/aldochthetmpon

WPantliefd/blüft liefden mint totallétpé. Doemeughdpliefinthartnuſluptenhaat Datumpjanſtgh vooznnaals was.open Alquämynliefdooc untdooz Benusraad/ Riemandten mocht mjn trausuttilopen. Baardpnontrouw bedzieght mönhopen/ WPp ſchenen een/aldooz der uninnen kracht. een quaap Hibil ghe

ºbºbººs Zacht:

-

Diedacht/uſchoonheptdierderte vercopen. Pzinceſſe/


NLiedeketts. Pzinceſſe/thertdatgHp doozlogenſtaalt/

Ifol.492

Indzuckomis verlozen:

IHeeftmpu mepneed WeerghegheVeh.

Een uliulick geneUcht/

Jckſscht ueer/ſelfhebdp ſchand behaelt:

Een 19zouken Voldeughd: Heb ick daar Vooz Verkogen.

Lelick boetuverwaanthepdſneven.

-

PLicht isutrstw en quaad t'aankleVen.

Die ick eerſtminde/enachtempniet ckkenunu/al was ick eerſt verdwaaſt: Aapt / telanghheb ick ghe AltoochdÄL häar jonſt/5p konſt met ver

"Äoock TAaſt/

Al

ZHs haaſticku Verloo/vand' ick mjnleVé. XXI.

Zn treuren nnp bedelven: TDaart hart nu Op3iet/ Paar liefden mp biet: ,

Zpmintmp als haarſelben.

Cer liefden ban een LNBaghet/

Paar

wiens Bzupdegom overwegh deer

Ä nun klaghen entreuren af Up

lick Was vernoozt,

Danſo?gheit dzoefhepd heeft 3pnp bevzpt:

Gp de Wpſe: Een amoureusfier ghelaat.

V.

liefte zijn verſchepden/ Zsrechte lied' een Dood:

UPp 3yl eet metougbepden/ CHheen Wereld/gheentpd/ CHeendood/geen npd/

-

Enſalons noghen ſchepden. Daar liefde dooz jeughde ſehoon tieemt

Almachmentrooſt verbepden/ 19erlanghens dyuck Valt groot.

beginne

MDatdzoefhepd ſaltdanweſen Daariiefwänhopighderft:

Äupmt 3p in leelickeoudhepd den zinne/

TDie liefſte uptgheleſen/

Poe ickſe meerkinne/ IP0e 1cliſe 1neer miline :

Dyn liefd waſt t'alderuren/

Enſonderſterben ſterft?

Endatſal eeuwigh duren. Alſterfick alle vzeughde/ Zckſterfmyndzoefhepd niet. 't Ghedenckenvan liefs deughde/ Zsmp een doods verdziet.

Zp blpftghetrouw dockt tade dood Haar harte ſtaatopen haar3innen bloot, Daar metzpwelkanraden/ In jammer innoot/ Än Wederſtoot:

Täondick mjnhart ſoo wachten/ Doo'tſchadigh treuren fel/ Wls van des Vzeughds ghedachten:

-- -

Gße-epndtWaar mijnghequel.

2ölpckenhaar edeldadeli. Paarwijſhepd mijn lebenen ruſten voet/

LHaarſchoönhepd mpaltpd verblpden doet; Owzedehandenbloedtgh/

TDiedeerlickhebt vermoszt:

Paar kennis doet mperven

IBjns WGzupgomsherte goodigh

DetOpperſtegoed/ Een opzechtghemoed :

En mp in hem vermoszt:

TPat nimmermeer mach ſterben.

Ä oock ſoo vermoozden/ Ä eals mjn lief: ck ſochtuzupden noozden/ ulckdood Waar mpgherief.

JBaarghp o Godalleene/ Dermeughtdittn waarhepd. TDietsontdooz pfjnlick wesne/

Pzinceſſe/uname ſtaatſekerenplepn/ Alin münziele/ugoedhepdcertepn/ Ploſt unpvan alle ſumerten/ Levendeghemepn/ . Als Kozenhartrepn/ ZpnWp in een twee harten.

d'Ellenden die Waarheps: 19and'aartſche Creaturen/

XXIII.

MDannermer 'thertopftelt/

Opdevpze: Alzoot begint.

Soo rooft glptalder uren/ Elcrafgod die hem quelt.

A5 mijnen tpd/ Heb ick verteert/

Ghphebto Peermetſmerte/ 193oon/mijn lief gehaalt «Treckt oockt mijn liefd enerte (Totu/d'welck Was gedaalt/

Panuop d'aartſche menſche/ IDetaardſcheliefd verſot: WBozt ghpalleenmünwenſche/ JWDynhoop/mjn trooſt/mjuGod, /

XXII.

Inliefden daar ick bleefvermeert ZHonder PUofp/ Gmeen die Unpnopt Heeftbegeert/

Spheeft muet np den zot geſcheert : Alunpllen tyd,

JSaharejonſt/ ZHochtmynghemoed: TDie miſte icmaarſchosn Woozdeuſoet

Haf3p metkonſt:

Op de WP3e: Te 99epals alle DeVogHelkens 3inghen/etc.

D CDoz. Ä Än liefde mijnleven ver Zck hebſebegeben/daarallemijnjeught

Ä

mp uptſpot//gegroet/ Dies liepickalseen zot//arm bloed

TDicki

Raharejonſt. JPMochtano Muind' ick/ TDie looſe vzollW:

EPphospt dat 3P trooſten ſouv/ Wär T 4


-- --

Liedekens. IBiemetszou Bettusgaren/

ZSp.zepdet dick TÄrinvantickſestghetrouw/..... djelcñmparmdwaas inthart deed rou:

Alszphaariieften willenlatenvaren/

Rochtans mind' ick.

ZHietmenſe veeltjdtsparen/

Bewondenzyn verblent/

*

Bp lief daart harte went: Wls Ltozenhert/

Pzinceſſefler/ Henickveplighboo? Udangier?

Päarlief willenzpſchouwen/ Enloopen daaromtrent:

-

Haarſchepden isvol troubven/ (TVerlaten Doetaanhou Wen/

4Berloſt Vanſmert/

-

Fºtºpluſt nietmeer vanuwenber/ Zchleefnuvzp/lamynmanier:

Paarbpſchapſteeckt metrsuwen/ TDen ſteertalseen Serpent.

Al Jäogenhert.

Zbchout Pzinsdeminne/wildtgoeräadt XXIV.

Stemals voo het achte. V V Z| pemandt andzenzpnen dRoom VertelleU/ TDiehemplachte quelle/ Pp noeteerſt wacier 3W /

Füaar die nochdzagen Denus kap met bel II

«En konnen niet vertellen/

aanhoozen/ Zptghpnietdoof vanoogen/ Zn 1Benus net verwert/

etkuſſenvanliefs mondeten verkooyen/ nwilt niet meer naſpoozen/

-

19ltedthaarghezicht/expert

Gm'thartete doozwonden/ Metdootelicke ſmart: Dluchtghpſuler t'allen ſtondcº/ 1Benusband werd ontbonden/

Enghp vzolick bevonden/ Een vzpverkozenhart.

Derliefdenzothepds PP1:

TGiede jeuchtmet ſchänden/ Perblindtdoo2ſchoon aanſehpn/ Bevyptvanyarenhanden; ſaadick dieeel verſtalden/ Batzp1Denus banden CDntvlien als quaad VenPn.

Pemſelvenſalhphaaſtinonruſtbinden/ Doozluſten heetverbinden: TGiethertaän Dzsukenglept/…

XX W.

Wolgingh Bergilp: Danlied, Gpdewpze: Kond ich die FWane ſchpubedecken/S.c.

G

dzinckebzoeders berooft san 3inne/ Sociamoureuſkens jonchenbzepd/

Hoetudoch vooz die blindºnne:

MSantzphetzepl ſtellen na alle winden:

Envgoz die dolle donckerhePD.

Aldieöptſeer beminden/

Peant Denusende MBpn/

Bekennendees Waarhepd:

Hier trechen eenenp. Zoetzpnſpin't aanſchpn

Haarvzeughdishaaſtverºloghen/ Wettreuren lanckſaamſchpnt, 1Benusſchpntſchoon

Ä ooghen/

aar waachepd ſteeckt volloghen: pheeſterveelbedzogen/ Indzoefhepds netghebzept. TDeliefdeiseen bitter Goddinne/ Atomthaaſt in Isnckhepds3nne TPaarzp verlanghuptgaat/

Jºetliſtenſchietzpſnellick als een ſpinne/

Ende loonen na MetPPM TPeliefdekan dekracht bederbeil

Enmaact den menſcheen ſchimme//krant Tee Mepndsetzwierenende zwerven

Gochdolenmuet een ſtimme//gallcl. Ipant 19enusende Wpn/ Fiertrecken eenenp.

ZSoetzpnſpintºanſchpn. Ende lonen Ma WetPPM.,

't 1Benpn van ſoete minne:

Inthert dooz ſchoon gelaat: T5etowertdieghedachten/ 1Berdypft der Zinnenraad.

TDie Harendienſt verpachton/ Epiel noch Demel achten/ Häarieven isvolklachten:

Änzothepd willens quaad.

Dieliefd ontdeckt verholentheder En maacht sock twiſtſeer bloedelickte

TPedzonckdoethetſecreetverbzeden Envechtenſeer verwoedelick. MDant Denus en de WBpn/

iertrecken eenenp. oetzpnſpin'taanſchpn. Endeoonen Ila Ntet PPR.

äßckdomendeere doetdeliefdbegeven/ Alleen omteaankleben/

Geminaanziet noch deughd/ºdeeve 19erblint den menſch in ſchanden//ſpot.

Eens 19zoukenshertonmaſt; achtop Wet noch leere Jºint 3p danmede/lichtkomt 3p totſneben Udetſuppen En maachtveel goep verſtanden//ſot.

ZU was 3peerſt verheven/ pwerteen onwaart gaſt: Jºachmens oock niet-Verwerben/

MDant 19enusende MBpn/

ZHoot dwaſeluſtepaft/

ZHoetzpnſpintaanſchpt.

Hier trecken eenen pn.

Ende loonell Ua Ntt PPM. ZHoo moetmen liefdanderven/ TDzuck komthethert doozkerven/ 19zouw 19enus maacktvanºlpen ſlaven? Sülck leven is eenſterven: 19erteerthet bloed inwendelict: TDaardzuck verdzietigh Waſt. Tºe ºpnverneert Voſtenen Szabon/ mogen d'goget Verhetgoedellendelick !

SonnjºMaan

"rº


MLiedekens, ende wpn iertrecken eenen pn. "Hoetzijnſpintaanſchpn PBattV

Ende loonen lla net ppm.

G PUfns wildptunietbeklaghen/ CPm vzuchtter noot deesluſtaankleeft. ZLaatu den d?anckmaar dozſtverjaghen/

Deesmaathetleven ruſtegheeft. MDant vellus en de wpn

Hier trecken eenen pn. ZHoetzpnſpintaanſchpn Elldeloonen lla met ppn.

_ _ Fol.493

Bedzocß Heeft regiment: Än en 1n Douwen/ Wäepn jonſt bljft onbekent.

-

Ä

Bootºeſenjent//metvalſchewoozden ſchoone . (hoone ºerdelegheſehent/gdebzacht inj GF GPntrouw pantnude kroone In'tolltrouWaardſchedal. 1Peeldzucrgheeft 3pte loone: JlNet Pyn en Ongheval.

Äel Pains wieſal//deliſten valſch bekinné

Ä//ghebzupcketunderj De Dans3yn meeſt van binnen

xxv II.

Tothoerderpgheſtelt

ÄHooſaal der Vouwkenszinnen

Op de wpze: Ieſuis diſheritee.

CBock Veel na't lievegheld.

Z Die Pleven inder Dellen/ Venus als Goddinne eeren, Wºert3inen moet3p quellen/ All die haardolle minhanteren. MDant ſpaltjdt begeeren/ En werden nimmermeerverſaat. Mochtans magh hen niemand daarafkeevé

Dan die Verſocht die zothepdrecht verſtaat.

Bedzieghtyemanthemſelven/ TDathp WZeughdewaant teminnen:

XXIX.

°anlied vant Pouwelickende Verſchepden vzouwen. Op de Wpſe: Alſoo't begint. GÄ ºpers die optvypen gaat Zch Wil Uhuwen leeren

Rºlghtboden luſt der vziendenraad 12 voozſpoed3al vermeeren/ Wer ghpu gheeft in deſen ſtaat Doo?ſult Welsfghptreurttejat

Die ſahen heelbedelven/ ndzoefhepdeerhptkanverzinnen. WPldpt van Godebegheeren oetſchpnet int beginnen/ Ghpkrüghteenwijff meteeren. JPaar Äpdat dmettreuren pla ght. Maar ſoecht gbpmeerhetgeld ofgoed Een wilighverdziet iſt in'tbevinnen WPandeughdeneerbaarzeden: AlleVenddoodiselck die minnedzaaght. GDoch ſchoonhepd ofhetedebloed Beerdan verſtanden reden: Alſchpnthetminne luſtigh Vanghteenlyck-watu ghemoed Behaaghlich indes jeughdsaanſchonwen: Doo Doo2ſchoonghelgaten ſpzekieu ſoet Hºet valtint laatſt'oitruſtigh Dees ſalulevenleden Ellendtgh/pHnlichen volrouwen. -

WDant van die ſchalckevzouwen

IBeeſtwertbemint die 'tmeeſte geeft. Derblint Shp diehaar kan betronnen

In dzucrellendicheden.

Bºarmen oockbp rijck/ ZHeervee verſchepdenvzouwe.

zündehaarvoot houwelick/ Als die d'ontrouwmetſottetro aanäleeft. WPaar ºelrepukenskonnenhouwen Hertzin/o Pins verheven/ # 3 gherowtzünmetpactjch Trechºadee: "ouwkenstſalu vzomen. Zeggbenzpals eenzeughint ſijck. Paar ſoet venijn doetſneven, # Äpfpouwenſouwen/ HoedtuWen mondvoozharetgmen. Dant die in haar net können/

Perdºpnen inhaar bloeden goed Paarwoozdekens ſchoon achtal Voo! dzo

#ſulcken Ä Manſchouwen. d.39nder ſpütighen rebel

GDoch bitſighals quaieven.

/

Die3jnhaar man een aardſche Hel/ ITILI . (1N10ed. Een Onruſtal haarleven Blpft vzp/leeft blpenhout een kupſchghe ºdertmenſe aan menvintſefel. GnoArenen knozrenig haar ſpel/ XXVIII.

Danſlied,

SPP.de wpze: Ghp Tottenen Zottinnen.

Daardeſe3jn verheven JBoet Zangaatachter beben.

Poczünder veel van uner dard/ Als E3elstraagh intwerj 9ier bp is leckerhepd ghepaart

Ärºmen'tlichtjchmerchen Nº Poo!ghen/ namp van Liefdewil ich zin erneuſkenluſt na Ulaap Oftaart. (ſp2itigen erºegaanſpter Kerchen Die 'thertheeft vp// nach b?olick online Gºappenmetten älerj. CDoch Änn hoopwerck Poncrſters Maarehaarhanden wzinghen Doo Denusuftens kracht ĺe3ich nietdwunghen DerPaauwtachteren Vozen, Spereurendaghennacht. Als Pencrten ſp hovaardigh zijn/ 1Poo?alle werck zijn 3 Verdaart/

-

Deliefd die placht/voozmaalste(Weil Zijn Voltrouwen Mºertnu veracht//dit bzeiigter veel in rou

Alſoomeu machaanſchöuwj

Dees epſchen toomej ſpogen. # eell Pjn. 'Peſeell ſtadigh haarajſſi GPm menſchente nſchön/

ÄÄ Ä

Ä

Paar man die

by

Verlogen, TT 5

Pzinces


Ledekens. Pzittees/daarawy trodſtaulept Späontudeughd bewyſe. Tºrspenutmreinaarſtchpd/ MBeetghprghezinde ſppſen Medienſisvöozu man bereP: Ghpdoetmet deughden vzolickhepd/ 19man in eeren rpſeil. „

FBenmachunietvolPlöſen. XXX.

Gheeltelijcke zin opte LWBuzpke/ GBp de wpze: CD ioningº 1Dzauck rjck wellieve Meve.

Bid (omu wils betonten) Heerſtaat nu//ga: Hheeft 19aderdat/ Ick ſogh fiat/ PolulltaS tllfl.

Dns Pzince groot Äiep in zyn dood 1D wilgheſchiede o 19ader, CDns wilverlteſt/ Alszpverkieſt/ TDut queltons allegader.

Elckroepeuptsherten Ader Zn z!jn gheſchille: GP 1Bader goed/

19ol wpſhepd doet/

A PLsal demenighvaldige ghedachten

1B EHodlick' Wille.

JBet alleſÄ begeerliche krachten XXXII.

"tIBerſtant ghehoozſamengyelycke/ Enredenvoozzichtighe'P dändemate daarſtaatraad JBeteen Iºjarvintmen Lieficker BUZPlie.

Tafel-Lied,

Alhadden wp rrb. Als Peeren/19oſten/JLanden endeſteden Opdewyze: Bedden wpſouden daar te Wºep niet

Eendzächtelick leben in gsede v?eden Endarme hemneretvanden LäÜche. Als d'overhepdgoede Wetten gheeft

TDeghemepnte Sanin gehooſaamheºd leeft MBaer vintmen lieflicker JUNu3plie.

en Plupmafhebben/oln dat het dus Waapt.

V V# dancken deu Waard/ CDmdathp ons Voet :

Als veel goepherten die't quade bedwin End'ede Wºpugaard/ LIN TDie deesdzupfkens ſoet/ Eenmoedelich Bode eenloßang zinghen GDns mildellckbiet TDit MBpntken wilt dzincken Enſtichteneickmetweldoensblpte. oödanhaarmeeſter de Wet des Heeren/ Pºpdoethetonsſchnchen WBt ILiefdeom nlet, aar ſtemmen un een doetaecoderen Tºgar vintmen lieflicker MUZPke, TDzincktalvpdoncken Pandees ſoete Doſt xxxI. Zpwert gheſchoncken/

Opde wpze: Alſtbegint

D# meeſten ruſt/ En beſten luſt/

IBachelck hierlicht verwerven: TGieheelverlaat. Hijn willequaad/

Bupten onſe koſt. En mindeUT

Ä

TBit MBpntken wilt dzinckerl, ºpdoethetonsſchincken/ MBt liefde omniet,

TDees vzuchtbareranck

3Gildp Goodsrijcke niet derVell/

1Derdzijft onsrouwe TBoogieflickedzanck/ En Hemelsdouwe.

Bidſog ick U//La

TDie hp in onsget,

Gheeft 19aderdat/ Zckſeghfiat/

Dit IBpnken wltdzincken.

DGoluntastllº«

WPt Liefden on lilet

Endaghelixgaatſterben:

GPnswilleboos/ trpt hier altoos/

Teghenden wildes Peeren. ZHijn wilgheſchiet/ End'onſeniet/

Ditdoetonsruſtontbeeren. TDusbidtmetrecht degheeren/ Zntherte ſtille: G Padergoed/

-

ºpdoethetonsſchincken/ Smaackt Bzince deeg MBpit

Ä

nrepeider p doetvzolick 3pt

Enbluſcht den dozſte Det Demelsbediet . TDut MPpnken wilt dzincken. Pºp doethetonsſchincken/ W9t Liefden oun niet.

19olwyſhepd doet/ P EHodlick' Wille.

TDes vleeſchs Vernuft/ Wenſchtgans verſuſt/

Datnachtotſchaſalkomel, Goods wüſhepd kent/ GoodgsliefDe Zellt/

HetbeſtBatongmach vzonen/

XXXIII.

Gp de wpze: Aanhoot nu Impº.

abeklagt.

G CDd Heeft den menſchghemaackt/ Pem tot een Beeldenſchpne,

EPp datºp blooten naack Ät


Fol.494

MLiedekens, n Goddaarruſiewaackt/

*

Aldiend'hpzijnluſte teghensreen/

Wº leben onghelaackt.

Zpmocht heun niet Verſaden. eeuWgy Weſen / en anders

WBallt

Daaruptishpgheraackt/ Alleen dooz i enmpne.

Ä

gHeen/

JPach

mºn begheertn verloegheil al LEII.

Delaas dooz pdelwaan Tthp't Serpentsvenpne. Als HP gingh nennen aan/ SHoodsweſen welghedaan. Zll ouruſtmoſt hpgaan. Jl?et dzuck werdhpbelaan. Alleen doo? ick en mpne.

TDies bleef hp met zijndwaſe luſt beladen, TDoe Was heln 'tleven eenzware dscö.

Zpl luft Wert Ppn Doogt ollverſtand zicot. Pp Vant 3ich ſeiſggants naackt ende .co/ Etl leer.de 1net 3yll ſchade :

WD.at Dienſte van luſt bzenght janunzer ein ll OJO

Ppheeft3pn God veracht.

vºrnaj HeerſchappP Voedt dezclais

Zpl ſelfs Heer wilde hpzpne.

z000

Zpnſothepö onbedacht/

- -

Deefthemdaar toeghebzacht.

Deshpdie luftgingh ſupten uptzjur.de.

Deshp nuleet verpacht/ Entreurt dagh enöe nacht: Wileen Dooglcii en mpne.

Ell

BepYoefde nood gafhem doe 'tverſtag

na

Än der 1PouWen voo 3,

UallD.

.e

-

Die dwanck hpdoemet des redeng b.: TBoehpzijn God verliet/

Ma ruſt. Was al zyn ſchouwen. Zpn gailgeti Die ſtreclitennas Hemels ..id.

&Auatmhplu doodes ppne. MDant Hodes wilgheſchiet

Al Werthp Van Zothepd noch aangherit: Retollverſtändten uocht heln iller t... er

Altyd/ſoohpeghebiet. ZDen unachs beletten niet. TDutpthpnet verbzitet: Alleen doo ick en mpne.

POUWeil. TDaar

Ä heeft

Hoods licht zijn zie ver

ddUl

En in't ghezicht een nieuw luſtgheb3. Rt. Daar3hil Dees die lu een vergaart/

Tjnepghen wille quaad TDoyſtna des quaadhepds wpne. Goods geedhepd let.de daad/

Zu Godes CHyeeſt verheven.

ſºBan de

-

làall 1t wjſhepdt Lºr

Dºlleen tot ſinenſchein baat/ . TDieſulcruietrecht verſtaat.

«DOOL

TDaaram hpd20evigh gaat/

De Man het Mºyfoock na Godlicker Gart. 1Dolruſt volluſtvol vgeed' is ſuickgo:oie

Alleen doozicken myne.

lila RTT

-

ll O

JBaar al Goods Dzincenreen

XXXV.

Trecken methen een pne. Zpzyn in Gode eeu/

Opdevpze: Allt begint,

MBt gratien ghemeen/ En ül goed nieuw liedhebickghediciit EÄ ghennepnder Äab Ü

1D2p van dzuckigh gheween/ Än Vzeughden grooten kleen/ Perloſt Vaulckten mpne.

Demood heeft mp daartoegieſticht/ JBetwel verſochte zuuuen.

Een ſpiegbel Wert hier eick een opgheric}t/

XXXIIII.

Op de wpze: Pet voer een aal oud Äupterken. wilnuzinghen een nieuw ghedicht/ I Ck 1Bauredens oogh der zielen gheztcht: Dan Hodtot man ende vooghtgyeſtucht/ SPverde 192ouw zynluſte, Dieupt zynenmiödels aanghericht/

Die gaarn hen ſelf ſouw kunnen. Dustieert uneiſch ernſtlich ughezicht Ter Waarhepddeuverboughenlicht 19 ſtaatſultgyp hier Vinnen. Inonverſtands verblind vernuft Zienjonckhepds doinmeooghen: CDppdel Waanen ſchºn van luſt/

-

Daar doozt al Wertbedzoghen: T980zt Vall't goede Weſen ill't Sogkontuten in dees Wereld voloariiF/ Eerwptbelieulieu unoghen. * "licht. Heeloupernoeghten onghebluſcht Demvergyeſeiſchappen inzjnen ruſte.

sºchouWen

Büfteler verlanghen dat de loghen kuſt TDees JBan was jonghen onVerſocht Als luſthem tothet vegyeeren bzocht d'Gnkupſhepdt heeft hemäan 0zuck ghe

knacht/ 1Beratende Goodsvzeuch.de. Eenpdele Waau heeft dir alghewzocht:

TDueinaacktebem ſoo blindt dat yponbe " - docht

TDäaEdo023pppnghedoghen. Pieropent dan de leſte duur/

Tſchalckooghdatonskont quellen. Datſchept netbooſhepdg dickie muur 39an God die UBetgaat ſtellen. TDie toollt de3onden groottsteickeruur 19eelueer.dallmen macytellen.

--

deugtyd het valt noch ſuur Gehoozſaamwert de luſten zijnder jeuchde. Aldoetmen TDe Daad Ä.quaad Meli laat dooy Weg ZSoowert die Heereeen Knechtmetghe Ween/

-

beſ

WOtvzeſe vander Hellen.

19äud'aiderſchepſeleil alggenzell. (DT0t

-


ſedeketts.

zÄ Ä Ä klacht

\

Zpl1 onlachtſ A1

Ä ſelf Ä

ſaauptgaatweeren recht kennen leeren.

all nachmenyoopbeſpºt

Ä Ä Ä ÄÄÄ kracht/ ehuerlingh Werdg

1Polkoméwert deesmenſch hpéeubnik

l» ..

Gyeenpoel noepten quellen 3. gedachtel.

Tjonaarſtighdat zijn 3ielver“ 19pſoeckt na ruſt metopunerclie Zºº ſnacht : Gpzechte kenuisdaethem Hodbeutel Gm't Heines loon verkoen Spaatzt wuenieert totzjºlae Hetgoed hp bekent/bemit uoch acht Zjºarbpdwerthemſuur dagbende nacht TGieſcheppervolgen met alle 34hraße Eiblyftineeſtal verlogen. Akeerſſenveelklaarderdan der 3onnenlichte Heeftip inthert/oeal des WB:celºs acht MDantknechtofhuurlingh ſullen ſtet Äuzyn geno:toltfangt ner Koec geIcyce Blpventut hups des Heeren.

4Leveneli JoJo ls heln eeil 11theWlcyte. 2p kanztyn moed Voogt W cgrett/

Ä

Inaar’t it id datºnen in allen 3iet MDt Liefo den Bader eeren. ZllmachÄ zwackejeuchtna

äjcadon en Acunoed aleveu veel achten

Goods ghe

let

Akoyznende M9jnoock vzoutensſonder

Al't quaad noch nietafweere/ IHheeloon noch Hemel het beſpiet.

lillgell/

(verteren.

TDoen haar uniſbzupckers pijnlick eher

FÄartloopttot zynen Baar/wat hem Die hu van ſotteuſten latºnowtigheu/ miſſchiet

fB lar als Demlenſch alletpolycke dughen/ BeſtellDelich gebzipck tot H3deseeren ÄHoen macy Jen Sangeen creatuce degren.

CDmhulpete begheeren. TBitkind in deughdenopghevo:t WDecrjs.lglyelingh van daghell.

Pert 3inen moed heeft hp o 9lius uol

Zyjn kennus meertvant beſte goed

U??UIhDell

-

TD it ſoude HP gIArſ bejaghel/

WDie Welv:5lcceukänen welontbeeren.

-

Faiaroindtzji unuchtteuep. 1a Wile!

ZJ.l

U10?0 -

"# 0.0pt altp3 il Werſcher jetI« l

't UBelck hp 3jn vaar guat klagh2n.

Hº is vereelightmet Gadljckedeughder

't Becſo:clien naackthen daſ recht Wºod TDezynwil namacyt welmut Iyenoo:

Cot aloer cljJ in Icroze lag.n u:cºnteeren ÄDLJoe PP J.ct to cuſt: natüpäeeré.

Envypt3jl hurt Vall plaghet.

XXXVII,

TDe Pºinsdemandevzone held/ Reemtaootoentweſen Det macht wert zyn verſtand verſelt

Op de wpze: VB arm Ach3 zijn Jle Ltefſtennju.

Ais tont.gy uptgyeleſen. TDan TupintÄ vpand flucrm:tſch an den

Kenniſlezinght.

-

B Egtnto zieleen Liedekpt/

’t Veld,

HytreurtnietmeeruptÄ

Dineen cechtoaaroigh öozaeel goed. EHyeenpdelhoopzin hertoltſtelt tont alle Die 1 1 T Wit23j1/ IHöodstegenwöozdichepdzijn zielberſmelt ZHoeckt S to mol J: 1 Hec}ter Voed. Jiut Vuer Vanliefö gep2eſell.

Toont yen uſalie m?coItinged T92 waicyepd udRariieren ſcyWallºt.

XXXVI.

ZHoowertuleetdooz lief derſoet Enghp met mp3algyghetaant.

Lied: op des Dichtersendezyn vrunds Een moederwierticko 1ghebläAllt

I1AUN Sil.

19 unliefde dooztgheloove vaſt. Fajnzothepd netter jeugo Verſaamt

Op de wuſe: Vm coeurvivanten

Heeft reden onderwilbelaſt.

langoureux deſir.

VVI

Gnachtſaamhepd heeft mp werraſcht: eenigh Benſch des Herten ruſt TDooytſapendiepin onverſtand. Men ſtalinjnkind/een vzeende gaſt Verpachten

Pemſelflit almoºt hp recht kennen leeren TDie ſchepper Volghen metal3jſekrachten

Gauam mp (helaag) daarvaoterband.

läjckdoin ein arinoedale0en Veel achten Do'on nachhen dan gheen creature deeren.

1Derkeerdeluſtel hoere qUlad.

Mäonds on mpw Mackte dan elcKen KUtt

ZSchout/hp ouruſt/terruſten noethplteeré. Als dees mpbeeſtlich ºpen van/

Ä mjnkind der liefoenzad

TOiehembevoeltmetonruſten beladen/ En bliadelick in treuren gaat verſin Achten:

19anquadeluſtverleptopvzeemdepaden/ Dyn

zÄ wenſchtna verloſſing Ä qua» z RT

&

uar vooliet 3peen doodlickehaat. Dedagh quamaan ich betontWºcat. TDaarſigh ick treucigh itder da ad TDatluſt mp 'tleven Jode o.ºtſcJaackt.

--

Ellendigh Heeft npdit ghemaackt/ Äck vand' mp metterdoo.dghepaart. WDileenig menſch des Herten luſtverpachté. Maar’tmoetmeer

nd an wenſché met

WDitdoodekind heb ich verſäackt:

1äijck van verſtandwerthpdietalderuren 19erdzucken leertalzjl onWpgbegheeren.

Mºl hadde ich "tleVen nietbeWARTT.

Ick ſpzacktot luſtquaapboerverunaart

TDie 3pn gedachtdoozoozdeelklaar leertpu Ehyzytdermoeder wander dood. ren:

-

- -

-

(Tel.

Liefdis mpnkindvaulewensaard

't Beginten epnd Voozſichtighpoogtte ſtu TDitgheeft mp weer tumüllen ſchoot, Bp


Wiedekens. Zp wiepgherde/mºdwatck den nood/

Daar voözöen äoningh te daghenſnel. WDienklaaghd' ick daarluſtsollrecht groot Die’tleveinandoozvalſhopſtel.

Enmp metquadeluſtenfel . . . . . Paar doodedzaghkgafvooz mijnkind.

fol.493

W9tons zijn levenßoet : WPatſaltons nmoghen batend

„ Netppnen groot Hrerf Chziſtus’tlevens hood: *

LBm onSuptdueper nood

Zltlebente vervaten. BpWen wpwilligh dood Dits’tiiiijn/hoeſeerghp 'tievenmtnt. - Diep underweelden ſchost Terſtond ſp?ack Salomon wijs ghezint DerVaart vooglpdensbzood/ etlevendkinddeeltraſchaan tween. WDät faltous unsgheu batent es Waste vzeen deluſte blind.' Zins' Penelstroon/ Ditooxdeelheeftmpthertdoozſneen. Zliteeuwighweſenſchoon/ Eckbad den äollingh net gheween: Moerdoe die Godeszoon. Datmen het hind doch leventiet/

Zºſpackthooztughpweetlet wel. -

En hpthaar levergabe alleen.

MBantlevend’deeltneuliefdeniet. Eerick'tkind bzacht in doods verdziet . . . ck derfdet lievert'aldertjd, edoodehelft mp gheenvzeughde biet.

Pplieftolg bGwen maten. Blpftelck hier netterwoan

Zºechteck na'taardſcheloon Zſt Vleeſch elcrhertſenaroon

MPatſaltoisiuogben baten

Daniefdomiuſt ſouw 3pnghedeelt

Dees Pºince fpn/ Dees ſupver Hodlick'wpn/ Der3ielen medecpu/

Petismpnſchuldick kenticpt.

ºbeneeſtmietdooz ſchoanpzaten

Ts mpn Verſupm Dat luſtdit

HPnoetghedzonckenzpn

Dant liefe jeghengghedeelthepdſtryt. IBjnddod Waara Veelbeterpzofyt

Ält.

-

Dalſp verdºpvenppn WPfalons ſchooie ſchpn

Jckſpzacko Iköningh (Bodlick beeld

IBpnrechtſoudeick verlateneer

-

-

Enſaluietmogheibäten.

-

Dan't kind datit mp is gheteelt

-

GPnſchuldighlpden ſoudeſeer.

XXx1x.

Spzeeckt gheeft haar'tkind allevend Wee. WPanthentis is liefdsmoeder reet.

Hoo hebick unpughennoeds begheer

GPp.de wpze: Ghevare ghebars Hoe1ſt Mumietuvlas.

En Wert verloſt van dzuckenween.

... M Etziºnenmetzinnen Drenſchopmpnen ſanck.

Ruhebick uweer Pºincekleen/

Waarhepd binnen äont ghpter Godlofen danck. Sooſeght Dedzoeveſaltrooft winnen/ .

Gleven Goodshetgrootſt'3ptghp. Ghp3ptunpn Goden vaar alleen

Sºhpwilt dat ick u Boederzp. Alſlaap ick nu/ghp Vooz mp: DD wijſhepdhoedt vooy alleſnert.

-

-

Ä

---

Entracht de3wacke kranck/ Dekreupel gauck/

DWaarhepd maacktmpu zielevyp, Diiefdomhelſtu 1Berlzooznhert,

Diedoſtheeft/dzauck/ De blinde klaargheſicht.

Zn Chziſtiſuldptvimien/

xxxvIII.

Bolght gbphem uaint Licht.

GPp de wyze: G weedlede daar Wall ick 3ingh Dutlted,

TÄ UOllJ Zs numeeſt ongheſoud Betbooſhepd Heeldeurwond Het Volck in alle ſtaten.

TBedaadbewpſtonsgrond 1DolquäadhepDs t'alder ſtoid Wlſpzeeckt van God dennond M9at alt Ols moghenbaten? Eenzoonken waard MBerts'19aders woozd vermaart

1Dan Woederkupſchen 3aart

-

-

-

-

-

JBettrouwen/met trouwen Jeefthp zyn God ghebeen. 3Laat ughenade douwen Dpalmpn jonghers kleen. WDautzphen aan u houwen Entti mpnpaden Treen. En Wuptſamen in Haar GPP Dat3p ansaallſchollWett Zit eeniehepd tegaar.

Äck vzpluvander dood

Dpnholgher Wert verdzeven Ick ben des Levels bzood.

11 OUF Illet IlteUW eU bagrt

Aluwen nood/

atſaltons moghen baten?

En wederſtoot/

-

Detjaaghick metterdaad. JDpn rijckſalick ugheven/ Als ghpuſelfverlaat :

Sºnsaderſondenböet: Jºaar als onshooghemoed WDoo npd verdzpvendoet/

*

- -

Dls Wp die willen laten.

– -

Detleven/hetleven Benick volbzede groot. JBenſch wildp mpaaukleben

Ghebogen opter ſtraten.

3Lieſdenootmoed

-

CDUg unaacktſe eet/ In otsghemeen

Zpnwp metzond bezwaart Enhp3pn Godlickaard

PBaſtleven Chziſtigoed/

-

TGen armen/den armen Benickhethooghſte goed.

Dendzoevtabentontfernen

-

-

-

-

-


-

-

-

-

----

Tiedeketts.

-

-

-

''. - - -

THerſchulden volleboet: -

.

Als alde Wereldhem vatinnpkeert

.

TDenkoudenhetverwermen/

Blpfickbpmpnen Godgemadtgb.

TBoo! mpnder liefden gloed,

32inces ditisnumpn vierdaan ſtrpd: Jºpn logen volvan WaracPtichepd.

TDes Doolders Voet/.

ZStierick metſpoeb/ ÄPeer op derechte Waf.

Een Hoot maackt mpal mpº go ---

-

TDie onhaarſonden kermel/ TDoelcki lll

U T.

-

-

-

spersöºchmºtsukahirº Aankleefop 'tſchepſels onmachtchepdt zºº gyp deter Godtstoon//

vzeugyden Jalali.

TDen zotten/den zotten/.

d

23enich Goods wyſtepd klaar.

-..

- -

Jck hebtverſochtmetaaudachtichepdt.

TDie metheul ſelve ſpotten

Eublpfverwozpen enverhoe ayert.

Hypg 1ck bpumpnet Vau. TDie als Het koozn Verrotten

JEMakeuck mp vzuchtbäa.«

XLI.

d'Ghevangen ſchallt Än ſonden 3Waar Perlogicktaller tſd.

Opdewpze PalmS». -

-

-

-,

Ä TDte altgottrooſt in gyſeere

- Die als Potbackerspotten JUünwerckungh in Haar Pt Terſcholen/terſcholett

Lmoahende

19ertcooſt ſchierdpn verdzuckte bzupö/ WGenauwtvertreden vault onkrup . .

Gaanzpunt leben uyn:

.

t Auaabtheeft nu D'overhandt ghenomen.

iPoemoughen 3p Dandole/ Zls ich Haarweghnder 3jn? 12aar krächtleptditp verholen/ Änmyjnen kräuchen ſc)Pl«

IDe booſe ſpotten net de VWölten.

|

Zpſchudoen tyooft metgroot verwºrt. -

Trooſt Beerdpi Kerck'tisnudepot,

FAyn waarhepdfyil/ Paar JDedecyn/

ILptniet dat wpboven tvernighen/ : Teevpandts overdääbtÄ 2. Epdat de booz gheenººr Allü,

--.“

Derdzpftalhäarghequel. Entreedtonderhaar Zölell

Daodduppelſoud'en Pel. .

Hetzrpghtnoms Wl er verſtand.

.

TDeeg IHeeren/de.es Hoeren -: En Pzincen bzenghlcithups.

Daatzp dan vzeughdhaltereit 25evyptvantphitlick krips.

F

-

Jºaac Heer verdºpftlptuWeryte/ TGenvooſen netbooſheparghelycae. Zaiftonſeztelen inden grolöt W9antwp zyu doodelicti gewollt. .

-

-

-

- - --

Ä” THerſlanghenvälſchgefpups. Haar mach dan

Jſt Heerdat ghp noch wiltkaſtpden. ZHoo

1Banhaar abups/

wº z" acacyt Dat Wp't rechtlps E

--

-

- -

*

-

ZHchand' en confttps/

Totlsfvanuweit namegroot/

JDuack 1ckſeeeuwig VAP. TDanben ick menſchittererrett

TG.at wpdie pyyſentotterdooot: . - Hoolangos Ä ſtaat dp oenmenſthen/ ZSoo langh wpſottelicken wenſchen/ ZSog langh wpbouwen sg onskracht/ Soo lang wertgyp dogos veracht. -

Enzp Bodlick innp. -

X L.“

-

-

Opd: wpze: Alempn ghepeps Doeting ſoo Wee.

E

...

ſtrpd van vzedeni1mpl ghemdzd/ Doetmp mettreurentluzingert//V20.

Zck benunw:elden völtegyemſpoe./ TÉen ſlaaf bevyptvan veelöillgel//ſt10.

.“

In onſeroem wiltghp niethegen/ ſBºaralols konner Trogſtlich ſteigen./

ZHoghaaſt als elck hemſelfs verlaat/ Glt bloot op ubelöftett ſtaat.

TDusvlootons Heer van creaturen/ -19erniettinons dooy Doodts beſurert

Dusvleeſch/onswil/ons quadelift Bypwillighläätick mpdwingen/ſo. bzupcken. 1Doertons danrecht in uwen ruſt. Tghebzeck Doetinp veel goedsgWeb? TDoo! ſtouthepd werd icßgheringen//blo. (Toont Pzinsu fm deesnooden/ M9tgal leer ick nu homgh ſupcken. "

Ä

WDilteerſtens Pupſvpanden dooden/

19olvzunden benick van vzitndenbloot. - Daarna verloſt ansvantgheſpot. 19an dienuzept/daaris Ä. 19olruſten woel nckrtonruſt groot. Dpdzingten queltaanallen 5Pden. -

--

190l kennts leef ick nur ſollder Tääd.

1Dolltefoe vinde ich tip trldell haat. 19oleerenwerttch VTielck verſtraat.

19oltrouwvind"teher vertontrauwe. 1Dolgoeds begheer ick noch onverſagt

Dolölpdſchaptreurtnupnherrmrouwe. Änt niet ſo vind iel nuäl datis.

Jſ ſchandenwertmseſtmpreer vernueert. d'CDnſekerhepd maackt unyn ziel ews. Hetonderwunden inp dit recht

Gntſegghen kan ikkuipn En blpveu lut verandzert “T - -

-

JLaathenninons dood niet verbpden

JBaarweptu Schaapkens vepllah//voozt. Tereerenvan ußepligh//Wood,


MLcdeteng,

«Lr.

Jfol.496

Hoobaartdieluſt dezonde endendood

Qvertre dinghe,

Soo komt demeuſchun nood,

Dood

Datmer dezende deet.

Op de wpze Pſalm 86. Antieſdzingt mpnhertevepligh/ Landigh/natuuclick/en heplich. Zandigh munt demenſch Hetquaad/ Bat Goodsgoedhepdſeere häat. mintmengoededungen : iemethoven Godgheringen :

Shooaaukeeftalzpnſeonsvizeend:

Danimer von den even God bedueht Adams Datmen uptvzeſen vlucht. vlucht. CDnſchuld is wegh bla TDienvalſche ſehpn warevoofhepd vermont. verſtdMit Wygh ygh bla Cl?«

Daar doolt de Menſch in 3pnezede//quaad/ WDiehem gheen vzede//laat. (TOt

"Ärºr /diehen van Hotiden Ad Äſydy? L

TDatUel returtalg God die neeunt.

Entotter deughdentreckt. Hemzelfmrint de menſch natuurlick

Ä

„Ä.

F

Ä---#

-

Ät. Deplighmoettnende Li

et! :

a Serpentº

F.FFdes waarHepds # Dnsaluſten b demckenchaat: Ä“ te

ÄF

Ä.

sººººººººº Ä Ä* die thert behaaght Ä Wys Infonvooºahieuſt

Dlsheinzelfter liefd van God Ditsalder gheboden ſlot. XLIII.

Op de Wpze/LDpnziellaokt

h

ÄÄYºs

3pn Wet in'tgerte Veertſen

WDie Waarhepd ſalu vzpenvandeſmert Alshaar Berkooznhert,

luden Heer.

TÄ moetghedzaghen 3pn/ Indzeefhepd öfin ppn/ Gnlpdzaamofgheduldigh.

Gpdew Dehpn

ÄÄÄ

(TWee "Ceen gGeden.”

Maar'tderdegantsisonſchuldig): TBeſincker moozderboos/ MLpd als een Goddeloos/

Zbonderberouw wan zondett. Detquaadbemint 3pnhert. Dphaat des rupresſmert. Enlaſtert Chziftiwonden,

XLV. L: PL

reen Maag Ä Ä haarg 19aDers Lauinerwn

Sº bpighgbp Gpinſtersal

-

SÄT n DB tpd die nu s/wae/ofwertfeerät

#zÄr / lebrink Is nu van dagheu Ä Ä Bzupcktrecht/hetzpn "De d2aatdie gbpopuwe

BUpght am Goods WBetuwles

Berechterſchaker goed/

Ä Ä Ät MTU IPnſtTaftswaardig, ÄPºpſt pdhp-metgheduld Ouſchtºld -

Äurº.

Die maackthem Rºaar die onſchuldighlpt/ ºn in zynkrups verblpt/ terft Willighal3pnluſten.

Aereenightmet Goddieuſeer bemine Dolghtſuel3pndzaapenſtille. datut gehaſpeldgaarn mi

agt eÄ Ä'tHerte Ä Laetdit ÄÄ Hul Ä Ä P bej dat En* Tblaſcßaanden Hoopt Ä optisrocken Äs" iſ

krups Chziſtilpdzaam hp in 3pn Lichaam.

krips mach hemontruſten,

Ä Ärandpfes Een MHzuploftskleed baneeren

xLIII.

Opdewpze: Pſalm 41. De djuſt Verbeeldt met Klöccker Mºtett

verſtand

Ä ÄÄ Älook nacht

XLVT.

Opdewpze: Pſalm 4; Erechtis bpvoimaackt/ eeugh Woozd.

##

een tot sh/dehaaſt WPanttoozn onſchaackt. -

Ä

Dºlde begegrtens kracht.

Detslocitdanoock deredenſooonvzoed

ºdoo Ä Ä dpietbeet,

- -


-

"-

MLiedekens,

Sheeft zeergheduld/deowareootmoed

Chziſtibevelintdoen van's 19aders Wille WBel die ſoo ghelosvigh't quaad kat. d

Ä

IBpſchtedt gheen onghelück.

e

LI :

Steltdpnenmondeenſlºt Perſtomtüſelvemet voorºd Alsenands klap of quade daad/ Dôtrecken wilvan Hod/ TDenpooztuwes monds neemtacht. Gpeiſt die nuet vooz 3olle ſchºn: TGän bzeecktdestoonsſcherpfenpn/ jºetvoede autwood ſacht.

Enna

FÄ- woozd/die aardſcheluſt beT ATL!

*.

Gmzalichick intgoedeland tewonen Hoo Abzaham deed/wantditzynrechte 30

-

Nell

19an Abahamoock vzuchtbaar Chziſten Canchiell.

Haar

bººt luſtig Goods genate danc

TDees läaad voozkommt die 3ond/ Die dick detonghupttoo?n bed2pft.

Ell.

5Baar als iemand muſdoet oftPft/

-

XLVIII.

DPeel nutter zwpght Demond. Endenchtmet David dan/

Gp dewpze: Pſalm 12:

Tee Heer dees quade menſch verweckt:

@pdat in mpnaackt werd' ontdeckt/ Pöe ich verdzaghenhall. aar goed iſtquaaddaen/ofverwpt boven al JPaarg

Is't alreetjd den Wereldeen gheſpot.

Äs/ vankrups verdzietett

fere

pden/

b“Ä hoop on Äux pDen : En ſetz # hert/daaris noch was geen

WDie

Datmenvoot

-

zºetherten gaedghebenebpt

ODT,

Pºtitefde ſondergal TGatdedeons Beeſter goed/.. Dangendeaanthrºpe bloedelick:

Baaromacht 3ptvoozblinderaſerpe. TDatmen zynwil/om Godes willehaat. Der vzonnen wechnoenutgbpeendwaſerpe Gm dat hpſelfzijnluſten wilverlaat.

1Holgh ick u Peer länghmoedelick

Diefd unputongh bejoet.

ºszinºmeº w

XLVII.

EI

Gp dewpze: Pſalm 23

WDiensleven hier/Hen was eenſpatternp.

I ? an Ä dom doetons het blind Ver

Banroepen 3p uptwanhoop

Än

DelaaStetaat blpckt onſe zotternp.

tleſe l/

d'Dnnoſelhepd/en'tleben goed verlieſen. ZDÄndoolen Wºppjnlich

Ä

DE

xLIx.

Totdatois Goodooztlicht 3jnregbena“

GPp dewpze: Plalm 38.

Den/

Ellendthepd vanonſenſtaatdººte/ ºntoantiezonddaar wpdendoodaan eté,

I) Je hierna Goods wodzd leben/ Denn aautkleVen/

ºdierblpckt.de kracht/van Waar epdttre

*

-

ºdelwaan metaardſcheluſt/

TDiepoghendoozvaiſche treken/ valſcheſchennis: En ſoetſuneken/ Höhâtelich/dat wpºgº afgrouwé: Hemtehouden upt Goods ruft. E

kelllllF.

Dieopenbaardesage

Enztjnbedzogh net meer

tonnen betCOM

Dolghdp/ſegghen ſp/u dzonen/ Ghpſultkomen/ . TYPankommtº vzeſeinthert banonsge WBtveevzeugbdenintrueren. leLI Blijſthier/ wildpt nietbeklagen/ Enmaacktdat wp Godtstoozn en ſtraffe Bpu unaghen/ vzeſen. 2Bnnen der Weelden Dlerell. Well.

"; menſch miſtrouwt de Valſche Cer waj keert/ zijn Peel berdoolden Wls

-

-

Paaſthem ft Maar dieſpoedigb/ Hodghelooftootmoedigh/

--*

LI

Id OOLll .

M9themſelf tot Hodtte treen.

Dpromt methoop en betrouwen/

ZHoo ſent # Heertgheloofintherte leerlich. Booz veelrouwen/ TPgt be vzpwillighen begeer Zuvzeughden unet Godtghenleert. I

Finab

Desdoe Goodswoodt boven'tvernuft aankleven: nº uptjoop vanteeuwig

(TCot

L.

le

Gp de wpze: Pſalm 8.

Ell»

TBeut

Mg levens tpd/ #Festº de menſchte ſtrp O Strptmenhter bzoeghenlate.

-

LI

TPaarmenwelſtrpdt vpandlyckehate. 1Gerſocht verſtanö/van zothepots luſtellen ie haatbeſtaat D In quaadhepds kennisklaar. raad / over 3ijn WilfnWerl 't Bekende quaad

Teghendezond/getrosſt indzuchen.pden.

#

-

-

-

sºººº L0.

(Te laten Walt Miet3WaſT.

Die isnugöed/envolghtin ootnotdſtille/ -

-

MBelluſt

-

---

-

-

-


Wiedekens Wºlluſt bekdot

Entrad

-

Fol.493

-

Äab van deesdzie daghen//

Ä ſchpn netſuekett,

g0e0.

Berſlanghen wood 4CToomt nsch 3pl valſche treten,

Paar ſaaahdennadeſonden öngetieellick.

verfeºÄ" Verſchzicktel vooz ſeer

Ghemeente Waan/

IT

WDil3pn als Boden groot.

-

Boozditbeſtaan

Zpſtontbenauwtomringheltmetterdood.

Diomen Wpinden dööd.

EHoD help

# Farº / Val

neuſchen hulpe

Gl,

Maar die Godsraad/

't Gheloof ſloegh raſch meteenghewil

BoVenhaar luſtaankleVen?

llghlpdell

CE11 Netter Daad

(ter 3pden:

d'Hertſ-tochten quaad:datmeerweeck hoog

TDes Heeren woozd beleven: Werden ghebzacht

En inde plaats Vantoverval onſtuur/ WPaſt Water Weecdell bzupd’eenſtale muur.

Ä Bodkicklevenzoet: ooz Godes kracht/

JBaar ſö waſt niet den najagenden ſonden WDallthet beviel den blöetdoyſtigen honden. Soo Dat3pal verdzonchen klepnen groot. Eil ſonckell diepte grond als wichtighloot. AKind'ren des lichts/dte eerſt waart dup ſterlinghen/ (dwingen/ Wandelt in 't licht taat u gheen juck äan 1Dan Pharao/maat vp van zyn3waarhepd 1D VAperp2pft in gheeſteil in waarPepd.

JRietdoo?onsvleeſch of bloed. MBieſoo verwint

-

Wanckt God/verloſt vanrouwer/ 3W9tendod bebint/

Hoeckthulp metvaſtbetrottwen/ MBie Goddan vzeeſt/

JBoethteruptvzeughd of ppn/

Än waarhepds gheeſt . 2Giddenofdankbaar zijn.

- L III.

L I.

Gp de wpze: Pſalm. 6.

Gp de wpze: Pſalm 5.

GÄ ſchept den menſch terzaltcheden/ JBaar zotte wilhemſneven//doet. Dankomtinenweer intleven//goed/

D E1Paderzandzijntrouwe knecht/

, 19et Pzopheetſch woogdom totterecht/

Zpns lieve zoonseeu Bzupd te halen/

Wºlleeu Booz doddenen vertreden/ 19an quaden 3eden.

Ra3pnen beeld'upt d'aardſchepalen.

Deesknechtvanthaarbp eenfontepn/ Totdit verſtand magh niemand raken/ Dedoöp/der ſönden doöd ghemepn: Ban dooz des Beeren hepligi//ujoczd. WPaar recht berouw intyert woont binnen/ Dat helpt den klepnen vepligº / Loozt äan's Heeren Woozd den 3oudaarvunnen, Gnn hell quaadhepdg recht verſaken

Ä

Zalig}te Ulalºell.

Die hier het quaad 3eptgoedts weſen/ Enhenn van God nietraden//laat Blpſtſtadigh in3ñn quaden//ſtaat. IBäar die ootmsedigh God Wivzeſen/ MBertheelgheneſen.

Diekmaap verblptinvzeughden//zoet Perrierd den Baupdmet deughden//gded, Shehoozdatop yet woozd haimerrken. JBettrachten Dadtgh ungoepwercken.

Hoolocktehrmtet minlickhepd/ Ben Bzupd/en vzaaghthaar zinlickhepd. PP dWingthaar niet/wil vziendlick leben: Deesheeft Godswood totzijnderſppſé, DPAPWullighgaat3p methem treden.

ºpſterft3pn Wilen luſte//guaad. TBaar dooz hpin Gods ruſte//gaat/ Baar hp zyn Godmet deughdöbewpſen

Dusgingh3pupthaar Baders zups/ Dºpvoghderwood 3pdgoegbpaarkrupg/

WPaarlick kanpzpſet.

LII.

-

Eugugh haarſelf willens verſalzen Gmbaar lief Bzupgönute ghenaken. -

d'Eeuwighezon Godswaarde zoon

Gp dewpze: Pſalm 8.

Daald'after aarden upt3n troon:

Lºu onshet lof des grooten koninghs zinghen/ TDiens a Ä Än bolbzenghtſeergroote -

Gm3pnen Bzupd daartegjennoeten: En3allchltcket te begroeren,

IllCHell. Bp ging bp’slebens bozneklaar/ Ppbºptzpri Byupd metdaden wonderlick/ TDIe 3iendeheett/hp3ach op haar/ Envangt den ſchalck in 3pnen epgenſtrick. Bet3pl al-Zentdeklareooghen. S–-

- -

- -

-

Zpnluſt iſt klepuboogh te verhaghert: Dpbzacht3jn BAUpd upt dupſterhepds quaplaghen/

TDe Bzupd ſaghhem oockſpoedelick.

-

Speenenweghwandze verlichtedaghen.

Zp daalde neerootmoedelick/

Die weghis 3elfdeslevens helder licht/ Dansiemels bult kromenhoogvaardigh/ Der blindéoog enwaarhepts klaar gezicht Enkendhaarsºeeren liefd inetwaardigt. Zöpnamenophaarghedacht/ wil, ende WeTczell/

-

(Merckteil.

n't demelslicht/ een wacker ſcherpop Acht/

"Ä

deed na GooJg beyageu//

Izaac/wiens naam lachen bedupdt/ Derviptminkick 3gn dzoeve Bzupd: En bzeughaar in 3pn Boeders woningh: Baar 3P verbept 3Pultrouw en kroningt.

G

Hſſ

Gºp


MLiedekens, Niemant zijnluſten laat/

LIV.

Doch die begheerten quaad/

Op de(Trommlelaartiell. wpze: Een aardig

TDie 3p ſondermaat/aankleven. „

-

1Berkieſendoet verlieſen een geruſtighleben.

V V Je hier willevenmetzinnenblp/ Älderuren ruſtigh un Godtllcker vzeughd: THiennaackt zijnhert vanhopen VAP/ En verlaat de v?ee3daarbp/ '-

PLooptdoch nietblind/heenvoo.dewind Dees quint/enſalniet langhedueren Begint//die moepten eenste haten.

Elck een bemint/IBan wüfofkind

Envint/dathpt noch moetbezuren. 1Berzint/dat ghp't hier almoet laten/ 19 hert oock nieten ſtelt/ CDphooghepd eer ofgheld/ Manthoopenvzeezzijntweſeſters quaad quele/intbegheben. Sinenſcheihert verſtoendºº alder ſtolid MGanthetumaar 1Berkieſen doet verleſeneen geruſttgh leben.

Soo heefthpatyd genueght/ Hoet God de Heer gyevueght.

ÄDaarhoop verblptdooz zothepdsraad/ Haaeentpteltchebaat/ Ä9ertoock 'thertmetvzees deUrWont/

Envandzoefhepdongbeſond. TBieſteurnis zotdºpft uptughemoed TDie metppnutpd ſtelen ſonderpºofpt. Hoop nagheluck uhertvoo? Hoedt/ En verachtde tegheuſpoed/

ZHoo leeftghp van DzuckbevApt

Temtughedacht/dooz wpſhepdskracht En wacht/uhertete behanghen

Aan vzacht/daar afghpdoch moet ſchepdé. Tzphoochepd macht/ofgrootgheſlacht EBheächt/te 3pnen welontfanghen Dnzacht/zoudt ueen epnd berepden. TDentpd urugghe biedt/ En inde ontpdvliedt/ . TPaaren mooghdp niet//inſneben, 1Berkieſen doet verlieſen een geruftighleben. -

Znvzeughdent'aldertpd.

-

TBit Godlick levenaltijd Kooznhert Gaat alſos voozt/blpftongheſtoozt/ Bzenght den willeloſen in des Heeren ruſt. Enboozt/uhertterruſtenſtille/ TDaarleefthp hupden onverwert TDeespoozt/en ſalu nietbedzieghen. 19yp van alledzuckighſmert MDatu bekoozt/laatonghehooxt .. 2öpeenvzees zgn uptghebluſt 19ermioozt/raſchuwenepghen wille. Eiſnaackt des Heeren luſt. TDitwoozd//en ſalu oock niet lieghen.

XV.

Opdewpze: Lebergier &la

1Bereenightu inteen/ 19 naaſten 3pt ghenneen.

ZHoeckt groot noch kleen/daarbenevet. Perkieſen doet verlieſeneen geruſtigh leben.

bergiere.

ZÄ leefthp bpden menſchen : A-TDie inetherten Hod betrouwt. T9iens verkieſen/wil/noch Wenſchen Jareten ſoeckt Datna berouwt. JBaarherten wilghelatenhout. Envolght den wildes Deeren,

Eenhertenaackt/vernieuwtvermaackt/ Enhaackt/nietmeer naaardſchevzeughde/ 't 19erſaacht/de tpdelickieſoyghen. Det is ontſchaackt/daac ruſte daackt/ Enſmaackt/deepndelooſe deughde/ (Tenraackt/Gangſter noch aan mozghen,

Soo wie dutheeft beſocht/

-

TDeeg pt

Envindt in 3ßnghedocht

En mpdt. APp pt Gods daad En mpt het quaad. TDusmagh Henn hier gheen onruſt deeren.

Peeftzich ſelfontknocht/en antweven/ Derkieſen doet verlieſen een geruſttchieven.

Op de wpze: Gntwaacktvan ſtaap wiedatghp zyt indeſen

Reemt Pyincezoet/deesklepile groet Behoedt/die wiluvooz Partpen/ TDeeg voet/Wil ick U verklaren. 't Bhenoeghengoed/verheught den moed/

Endoet/den menſchaltpd verblpen. Gnſpoedmagh hemnietmeer bezwaren. N Eemtwaardentpd//WDie dat ghp3pt/ Haaar wie datzpn begheert/ Nieu WeU tpd.

-

IBetvlpt/MBiltop uwandel mercken : Altpd vergroot vermeert/ Alzjntpdverteertmet beben. 19erüpt/1D even nietin onruſten : dset verlieſen een geruſtich leben, Jaaarmaacktuqupt/Twiſtende ſtrpd/ ZSept/Eendzacht in aluwerchen

Ä

2Bevypt/1Dhertevanquadeluſten 't Begherenmenichvoud/

Peeftnujonghende oud/ Heel in zünghewout/ghedzeven Dèerkieſen Doet verlieſeneeugeruſtighleben,

syvogba

Eenpder jaaght/dat Hembehaaght Ghepläaght/3ün3palmetbegheren/

Eckanaaght/zjnhertdooz oopen vzeſen. oeonverſaaght/men on t/ ckklaaght/en macht nochtannietkeeren

Zºen vzaght/nagheengheftaVighweſen, *,--*

Koornhere


ILledétet.

koomhek an synenHºspeghel.

3fol.428

y

eſdelooſe Hoofdkenniſſe laatvaren.

6

"ĺvebºten liefd Hloe

7 Vaat dºrtguaad/dan quaadpepds FÄLº

C K weet dat uwe be

„ſtraffingh haat.

----

-----------4 x 5- «Art

ombeüghd der deughdenlöon Äg H ſcheydenheydt zoo luttel 8 Liefddle Verſmaat. F7) zoeckt na'tydele lof der Ämenſchen: als ghyaltijd 9 Beeskenniszuldp tekoopevinnen/ N des zelfs

baäfmoeder 19 Zntlichte Goods/met opmetrung,

Van binnell/ . * ware deughde, doorlof 11 Poevpandiick ghp Goods goedhpdt licke zeden»eer wel hebt benaarſtight: Veryaaght/ > Sw

Derhalvenuhet warelof des temeer van

2 Enhoenntlick Godt ubooſheporver

zelfsmoenavolghen: als u ſtadighe af keervatdeverwaande eerzuchtöytheeft 13 ghevloden. Zulckudoenuwenthalven,

D2 laght.

JBenkooptwaarhepdomniet/dats „.. ºn Deloghen:

ende u vrundſchap mynenthalven moet 14 TDie

. . . .. . . Ä.elckgäarn/ alshphenüvindt

myhertelickverheughen. Welckevrund

ſchappeende vreughde zullen gheduren zoolangheickleve, endeghyuzelveghe

" . .

. . .. . .

. .. .

3 MBaans tröpfel rupmt / daart oozdeel I

lijckblyft. Anders zoudy u zelf in een

- Dejºand- erst

elendighleven» ende my op der quaad 17

Radeſe merkt moet ghp upt bees Wereldrepſen: älle onbehoörlickheyd haar hanteerders 18 WDtaltedarmentydelirr nach pepſen:

klapperstonghebrenghen. Ghemerckt

ſchandelick queldt: ende allemans op

I9

ſpraackelckenberuchtightnazyngheze

2Q

le: volghens de ſpreeck-woorden, dat zordehaar roede draaght opren

Ä

rugghe: ende dat voghelen van eender verentezamenvlieghen. Ghy dan zuſt altydt groeyenende bloeyen in deugh

2I

allluſt/beglſeerten wºlle qugd. "Ämerckt/demenſcypemſelfver zºvolghtmen na/ des Hemelspeerl

22

zajÄſius terecht inönsahe

denende vreughden» indienghyophare 23 Zoo# Godmetal zün ſchat yCli ------weghen Ä voordert, u zelven in 24 Jääſt uter mercßt woeckerten allen verbetert, ende elcknavermoghen, nutzyt., Ditmaackt den meuſche God delick,dats Godtghelijck zooveel des de Liedekens desBiedsmenſchelicke nature ontfänckelick is.

"ĺºrwerte " -

Hier toe als tot des menſchen uyterſte

I.

de hoordt al ons doen ende latente ftrecken. Hetvoörbeelt vär zulcx heb

Aºmºº Menſch/waar toegbp

beick in deſe 24. Dochteren myns vori

GN1

leeſtopäärden: .. zºº van Godtegheef taanvaar

ghenliedst'uwer eerenghezonghen, de MetdanckÄnºt“ 'sghebergluſten welcke in u komende vande woorden tottenwerckenghyeenlevende Spieghel ! zoowoºd goºd/oochmachtabendewps. voor anderenter navolginghe van u zult verſtreckenende een

Ä

e wegh-ghe

De goebe Menſch wil niet dän goede º .. . . . . . . nootoptenmoeyelickendoorganghdeſes 't -... BHeliefdegöedniärhhpna wilvolbzint levensvoormy. Lll.

V Vriendt D. V. Koerthert.

-

-

-

-

fivbiſſighemded wogteentnt wäre de

###### DermoeprHepdtnat verlangtzt ilä Foete

wºsdnj Dted der Liedekens/ TGees ruft er Gpdewpze: Pſalm 8. M.

ÄjÄ Ä toeghp

Barvttin »

et/bejaaahtdebpseluſte

F#

n zälighepdsfetiöt Göt.

sººººbeert/ preſtruſt in't perte E

lienieten wtl/Heeft luſt.fm Gedeºville:

f Pon an ASUC/ nbooabflºr Ä doet/dan Godt dbet in den . . . Mietſe : 2. - 22 3 ºpÄrº repn/die toomt unaackt Leeſtzalijiemetoaſteninſtmawenſeº.

2.

-

4.

e

d

sºººm- ttwe boofhepdt sºººº bpassen te rugghe. ZHſſ 2

Datt


-

-

PLiedekens. Danishvvpzinzelwertſpoedigvluggt Gmvliegéſiel/hoogma des Heeren Sta. Baar zünhert/bp Hodzynhoogſte

III.

Opdewpze: Pſalm 8.

"#

Hºopº repn die toontunaackt ill trollWett/ -

Zulckmenſch islos vanmoepten onruſt Hetleven zoeten 'tbitterdoods berouweu pytlick/ Totslevenß Weghaanlockt3ppzyſſelick.» IDem queli gheen leer noch dzoefPepdsdzuck Venpnlick.

-

-

W9allt

Ä* trouw doet ſekerlickbe

Ppruſtmet luſt in wenſchelicke vzeughd/ Die

Illll&ll

Ä“ deeg Volght de Ware

Hetgoeden quaad/sm haten of beminnen. DeUgD. Zp sinthert derdunghen eveit-beeld. WDie ſulckr aanmerckt in ondervindens Tot ſond'ſphäat/tot deughd 3p liefde teelt. boecken JBaar waan ontrouw voltwijfelick ver IDoeteerſt zyn hepl dooz waarhepds ken 1neten/ nis ſoecken/ Gepzonckt Unetſchijn van waarhepds ſeker TDanſoeckt hp Godwiens liefdhem God WeTell/ lick baart. JUNaackt elck in laghens doolhoff Aanmerct/o menſch/hier toeleefdpop aard. LTT/ . TDaarbooſyepdheerſcht/ die’t zotte volcd II. -

ÄÄ

bederft.

Opde wpze: Pſalm 8. Des loghens waan Haar wanershoon.

B Eſteetupond aan waar van WaarDell

Hooghſter

1netlieghen/

Maar Waarhepd weet/Haartroumachniet

25eſteetuluſt/vegheerton d'anderpaarden/

bedzleghen/

-

Hertstochten ſuelvanztel/ vanhert/ van WDieonderſchepd van waan enwetenkent/ ImOeD

IBet

-

auÄ/ op Winſt van't Hooghſte

Zntgheen hpweeten mach hpgheenſing.

g0tD.

-

3s Veplichlick bevºptVaut dolen blend. umlſſell/

19ervozmt qualuſt terzondenvupleſchen Pp volght gheen waan / dus doolt Hp niet --

-

Ulig/

upt g!ſſen/

Zn luſt "deughd/dooz ſchoone goedhepds Al Waarhepdsraaddoethp vzpmoedelick Ellllº.

Als 't

jUNetWeten Wis/eu leeft behOedelick.

-

anº ºb totſchpn goed wertver Wiekennen wilwaaus onderſchºpdupt

-

WeTell/

Danziet begeert/die tgoed metluſt bemint.

Die neem detitoets/voo? ſtoutoozdeels ber Gheenhoop noch vgee3' mach'thert dau

Uleten/

-

Enpzoef daar op/of redeneringhkloeckt noch rotiw werdtmeer ZHtenntover een net dadellck verſöeck.

meer Verſtogen/

Gheen

ÄÄ

TDAgrt

zÄreVOgen. odgh tgoed weſenſchson aan -

3

-

Wertſchyngoetquaat/aspdel ſchauteniet

TDereden tupghtmet waarhepdtg weten

. . . krachtugh/

Ä

-

TDie’tminſt mach ig oockhetmeeſtnieß UU.achtigh.

’t GDogh dpns verſtands/ de Goddelicke Bevintmen dandat vpf isboven macht. reden/ ZoWeetmen Wis/dattlen gboven kracht. 'tdencken trouw wilt vlptelick beſteden. et/Weeght/onthout/ unet onderſchepds Zo gewis die dickmaalheeftbevolt -

#

OPUterck

GPpu

w Ärº zwaar/onlaten lichteſon EI

gej op woozdenoock op Werck.

Zijn

L.

19 denckenſnelſtiert ſur op goede wegé. TDathp niet nach Verlielen 30ndeu3Waar. 19 Woozden traagh/laat retu Voogt Uptgaan TDitg Vaſtereen/unet onderVilldenkilaar. Weghen.

19 werckenaldoetna des Heerenwood/

Doo d'ogen Godsdietalleszietenhoodt.

MBie zoomet reen weet upt bevonderk

, waarhepd/

gants/van alder ſondézwaaE ep0. MBieſo beſteethetpond al3pmre krachten: 19an't dolenquaad voert 3p tot deughden WDieſo altjd op al3pn doenleertachten: gTOOT. (enbloot. MPieſo volherdt in deughdsbanteren zoet: MBoztdeugdelick/oock Goddelis ende goed. LiooptWaarPepd repn/ die toontſ unſactzt TDien vzpt

-

: Deeswaarde waar wogt Waardelick ver kTeghen/

25pal die ſoo3jnpand beſteed tedeghen. Dwaarde menſcjdit Waardſte goed der gaaTT.

(WaMrd.

WHeſteetu Pond Käl WaaE ban Hooghſter

I III.

Op de wpze: Pſalm 8. CPdsgoedtchepd metuweb05e Werckeur

W9pſtwaarbepdan/dt mogghdpluchs gannnercken :

Zog


Jfol.499 Foodatdezieltbekende guaadbegyeeft:

Watnietengr00t/ erſten baart noch klepn noch

# merjoogſterfrefo aan

#

En ſonderliefdbpftalonskennis dood. leeft. “ Goods liefdemild vloept upt goedhepds - Des kennis epnd ſtreckt niet alleen tst kennen/ 11 UHcki/to „L. gemepne/ JB e sºwj Ähr Vallelck JMaar am dooz't doen/'t bekende goed te -

-

-

-

Fºt 3pn Pond/des Hpt ver

Demen

All!!WLilllell.

*

Looft kenntsheeft gheendgens / maerwe TAoog ſchuldonwjs/ die luſt dooy deughd tengüft. 19ant doen 3p viet/intweten ſoecktzpruſt. verhieſt. :.

.

?

lie /

:: . .

.,

:

"

.

-

.

.

.

-

*

-

-

-

Diegoede God/pt ſuch onsquaadang moedigh.

.

Ditisverkeert/daaromoock onnut/we

"ºbwººd zjnzachte roep behoe * ) Dlgl). J -

Tell.

-

-

TI

TDanghevenºwp niet ons/maar Hodt dte ſchuld.

-

-

Ä hp onste ſchelckaanbiet. Fºº Hoods leven wilinen lil

Eſtk Haäſt

.

.

.

. .

. .

.

-

Deel wetenstocht mach’tweldoenniet aſilileºel, . . .. . WPatzpotbeertdeliefd/welwetensleven. Daa doo 3pbpfteenwetendadeloos

WPpäteühem/hpmachonsniervºrtaten - :

-

ricgepö,

--

TPelieve Hodlieftons/als wphen haté.

d

U.

Dedeughduervzieſt dooz weet-zuchts vie

-

endanaº terght booſhepd Goods “gheduld. : jſl

-

Deesweet-luft doetalwetens doen vergeté JDen Loet N1LT goeds upt roems weet-ge

Sº Waan verftyftonwysen radeloos.

. . . . . .“

Aſtweten meert / dat nieten mach ver

ſ

ÄHooneert mer dzuck betonghenoeghli het onghenoeghlick ooghroemen/ “ wzorgheit.“ TDie 3alightoils / öaar hp recht mach ver _ .“ “nöegheit/

MBieditaannnerckt/moet Godes liefd'

Dits tpÄn Van't Weten hoogh g --------be

D0e U1ell.

« -- - ---

-- T"

Gilsdtezijºtheplverachten ſmadelick TD.at niet

Schelthptonsqupt/enyept ghetadelich.

-

Än maar ſchoonkenspyaten

Alswp verſtaan uptwaarhepdsleerrecht Vaardtgh/

MDant inde ſchool daar ſchoon-plaet

Pan ĺr dem mit s Batons miſdaad Goods weldaad is on Peertweet-luſthoogh/nietdoens/ maar 2 Waardigh: wetens leſſe/ werdenons die bepde waaclickkond: -

-

'"

-

Ä Fall zittchen Fertige li

-

ootmoeds WPelſp?ekeit deckt het qualic daen met waä/

*#

nunaar booſhepd wert " -" - ,

4

ºn"Ä Äsbeshºpwº n. Ägoods liefde zoeten goe

TDA!!

Een w# boofd/datiefdemoetontbe

:

-

-

- -

- - -

--

--

- - - v? -- "º

*

"Är

Giltbeert gheen 3ond/maar 'ttºnaghgheen LL T-----

Danhgten Wponsepghenliefdvervloeckt:

Die erahenvat/nietsnaaſtes weſvaart ſoeckt. “

Des Weet-zuchtstongh unaalt deughd met

wooden fpi. rºtniet danwaanen

TDie

Daar Godes liefd in'thert danwert be .

. . ſchºeven/

"

.

TBieniet Ä maar onshem zelfwil

1-deughd b

TD

-

Änate hartinar

Insº ĺnen um seine

Lywoonrinthoof/bemaat oode met doode beelden -

goed/maarthert bpft lief Vaar "Ä-so lieflickuptliefdghe 1Pan wooden deloos/ . .. . .

.

-

Dan

--

dagº

..

- -- -

-

- - -

Wan vol waan en eerzucht

Daarwachepd “ſaken/ leert dees quaaden goede des ondervin Entmentivat recht inde proef dort JPHuchwaan-boofdderſt ej klaarhepd/ # Teausº / et tLOUWM ckt 9

- --

-- - -

-- --

-

-

T.,

gem

llllllCT1Net trouw troUWen naackten bl ----

...

Soºsgodºjd/metuwebooſºpdgroot.

aar'tdeughºch herrheeft we beſochte : * Waarhepd.3: " : º Rooft kenns zotomºtquaad het goed ver

- -

.

-

*

...! . ".'"

-

-

-

. . . . . . ..

Hert-zenniswº het beſtinatºwerkieſt.

.

alabtuliefdelorhood

oolan

ººººººººoººººººhºoſ

Opdewpze Pſalm 8.

Blpft wÄs Meer die. umtſlept tot ... ſcheifts. »: - ,

Jefdeloſehooft-kenniſſe laat varen/ LººÄn niet goedsen machzp * -

-

- --

- --

n/

- -

..

:

-

Wüſtſuprühooftdoogondervindensraät.

: TT:

3.efdeosehoatt-es waren laat."

>

-- - - z *

-

- -

-

- -- -

-

ff

3

..

-

-

-

Op.

'


Liedekens, Zoud elck van ſelf/waarzphem kond/om

VI.

wenſchen.

Opdevpze: Pſalm 8.

H Ert hennis ſoeckt / die haat en liefd' .

Jnaarſtrafisoöck/alſtquaadtegennatºr l Gushaatnenſtraf/alſtppnlich vagevuur

noetbären.

Soo haatdedwaas'tgheneſen gord der

IBeeskennts leeft/enkanelcThert beWare!

. . . wonden:

--

Bospoelwaan/diedoodluczyÄ

En liefthetwerck der quetſeljcher 3ond Ätsmaar kaf/'tander iſt levels bAood. 'Soedwaand hp quaäo/en't quadeſchönt henn goed/ TDedoodewaanteeltvzuchteloſebloemen hild dät elek met ſmerten Zuthoofds vernuft/vol doodlucli 30t beroe TDoozt "Ä OILT. -

RTL II .

Maar't levendzaad des waarhepds Vzuc Dan pooghtmen't quaad met ernſte

ten gheeft/

(bieden/

noedt'ontvlieden.

-

Zntvzuchtbaar hert/daar warekennis leeft

-

Pietdatmens haet/nlaarom desſtrafs Ver“ zzetwaan wijshoofdwanckt lichtdoo? T91tlg a TAhaat van quaadpepd/maar Van f.

Wäang bedz leghen ?

Jaaarwaarhepds hertſtaatvaſt/'tºn mach TDochweut devzeez vanzond allenrkensaf niet liegl)en.

-

Pooftkennsquet metonruft rouwelick. Hertkennts ſtett un ruſt ghetrouwelicti.

Det lieve quaad wil zulck met Vzeugbº hanteren

(beren.

Maar’thätigh goed doetdat meterto

Meant deesheeftgrond/ die dzüft Hoogº TDutg goedeſtrafdes quaad-doenstrou in der lUchten.

Paddehpzjn wenſchoaar Waar geen SPod

Dees maackt ghezond/die quetſtmet an P“ t1g) DUchteU. zertkenniskent des deughdsen booſhepds AaLt :

Totdeughdzpwent/vant quaad maacktP

koch Pel.

-

Jaaar alshem vooztde waarhepd verklaren/ TDat GodÄ wet /

konnt

maarzondenſtraſſe

VerVaaTT. (UTEU ?

*.

Endathpdie rechtvaardelicken p; Soo baartzpliefd totdeughden haatten Gochdäthem Goddoo ſtraf Van't quaad qUàüell :

TBoo! Wpſe

Ä net waarhepds trou aan

Tadell/

TDitsoet van'tqnaadafwücken wijſſelick. Ethepſaam gotd bejaghen Pºyſſeich. -

-

Vet vlten van 't quaad doet goedhePdt

brWpt.

-

-

Zomerckt hpnaackt des ſtraffens goed hepd heplugh/ (ligh: TDie hem voozt quaad behoetin tuchte vep -

THÄn teet goep ſtrafgoed'baatter 3onden

quaad ſchoonghenaken. TPeughds eel is goeden moetgot Baat die meer't quaad dau quaadhepdt .. Unalell ſtraffehaat. * - - - -

Ä

-

--

-

't 19erſdchtehertdaarzalichepd bppºrt

Hertkennisſoeckt/die haaten liefdebaart.

VIII.

Op de wpze: Pſalm 8. VII.

Op de wpze: Pſalm 8.

Lºº die om deughd deughds loon Wel kan verſmaden/

Hºa die meer't quaad dan

quaadHepds Zs d'edelLINDEll vzuchtvan waarhepdstroº (Wpt/

ſtrafmoet Haren/ ſtgoede zaad/dat quäadhepd doetveraten 002 van deughds rechtWaar

Ä dichep

Datſtrafuchſtraft des quaads

ſtrafWaar

JBetkennsklaar/die hooghſte goed aan Enwjüuck meer danal 3yngaven Plpſt. Deghever goed isbeter danzjngaben. mººdebozn dan dupſeit dzopke

Beer dichepd. -

GULl.

"t@nepudickgoed vultmeer dantene PDänt goeDe Haat isquadeltefds bedervé. PDie im meeſtieftverkieſt heelblende

soooo

goed/dle "tleven quaaddoerſter

ICE.

LI.

TDit ſterven welvant zondighleven blind.

Js d'eerſtetrap/daar "tlevengoed begint.

ZHolevenalde'onherbozen menſchen/ TGieſtrafontzien / of't loon der deug weüſchen. .

(lief:

Als wÄ klaardekennisgoed kommt Spſelf niet Hodt/3jn ſeſshºr Hooghſte VLN

Ioantſchpn-goed quaad/ſoowpckthet3on“ l dighleve

Emaiepne ſtraf/ofoin grootlooſ gerief.

Totepgen mutſtrecktalbaºrdoenen Ä

Evºtedt zynſchaad en ſoecht dat Jº Haature goedvliet alledat haar ſchent/ mach baten. (vzeughd/ Elchaathet quaad dat HP in waarhepd Kent d'Eenmptverdziet/ en d'ander ſºlº Dean't quaad geque/envande bpde deugd. Godsheplzaamroe/tuchterſ' vanquade -

menſchen/

Der


„Maar dietgevoelvan delongenoegen/

Menlaatdezond'uptvzeez van d'Helſch' - -

luſte.

Onruſte

-

Der deughden daadſoecktna des Hemels Dees ruſten luſtzjn goed/maartbeſtenuet TPatsrepneliefd die recht Gode ziet.

Ä FFÄF /meerdanzjn vaſche - -

Wetreenbet

„... - WBagl/.

-

Deliefdevogytrtgeenkennisbeeſtver

| Eoet in Än * -

-

-

-

waas ſachbebogo -

Verſtaat,

-

kozen/

zprüght/enwoztdaaruptge waraz02ell

-

Saajtan in volens onder -

-

-

IBte Goddankent vootalderbeſte goed/ TP2inghtdan metnosd die arm half-ziende ab# WPielleft Hod meeſt/tothemſtreckt altge 2aartºgfels waanteruplenom’t gezi rhepd/oin's Hemels Dewerck-man goed / isbeter danzpm -

-

------- -Wercliell:

-

- -

-

-

Ä Ä Der Ät nu/heczotinzinenooghen Ä ein heeft # UPps lit Ä

- -

Hetſchepſelvoet / unachtaanzjn ſchepper unerclien/.

Dat

-

L

@nsepgenliefddooz beterwert vernielt:

Eumach Pootsuneer3pnwaan betrouwer Booz tot God/diensleven'ther liefdzielt. Illet tdooSº als dedoodontaltet, – Die ÜPuptangſtrecht ſuch “ zielt. -

-

Ä

-

Dan Poºgh hp van3jnoozdeelvaiſchte

1Nellſch ſch unet God

Deeg S liefd gereent

-

-

--

-

-

„.....…..............…........ Dant "# / vanwaansbedzieghlich

Dieisdangoedenſelfeengoefontepne:

Wo!t: me Zellgyd re assºÄÄ

Die Miet

Twelcdoenöp bandedonckerlogen ga.at/ Ra’t lilaretcht: deswaarhepdöÄgerj.

Hulckminnaar Haads ſoeckt dan niet .

meer hetztjtte. .

Bebidderkrügt’tbegeerdegoed verkozen:

pis God-rych/en entgeentckofmüne.

TDie

ees volleback vantlevend WPaterpuur/ Phetrychlickupt/help-elck is3ºjniatuur. TBan lg

ĺsºmatºs

# Verlogen/ beº 1ch isg0ed Dali ſoe

Deſoecker vint'tgheſochte

s

vergheefs / wanthennisvindt lifover Soeckt niegheWF. - - - - -

zeven:

-

Danisdehoop van loon nietmeer intievé: Danieeftdeliefd die nunmermeer vergaat:

Die kennisbaartgoed'l haat Verkle Än

vantguard

- '(lleſen „ ſ Miefd die on deughd der Deugh Dell loon Deeshaaſttermerct gmblinde waanver Verſmaat. gezn ?a Waarhepdsmerct/ 2“ -

IX.

-

-

Ä

-

epdewpze Palm 8. DÄ: zuldpte Kope vinnen/ L/Cotoozdeevaſch/inuverheerde zinne/

/.

9

-

-

-- -

- --- - > - -

X.

-----

.. - -

-

-

Gp de wpze: Pſalm 8.

-

Iavº metopmierkingnuvanbin

- TPie't quaad Voo goed/en't goed vooz quaad all3len:

-

Dootopen oögbvanosberzogenzinnen

TPaar doozt volck Wenſcht't quaad datmen Dewaarhepd naact/rechtvoznugopenbaars

Netgoºdentquanometer Ä aäro.

--- hooztte vlten.

2

TBit oodeelvalſch verſtijft des waaiis C

--

aanklemmen

tdupſter hol van onbedachttgeſtemmen:

Daar blindhepdſtouthermetelick anrgat: CHeell ..

wa ºbº

. "

Mal.

reuckeloogaan

et ino

n’t Godtlick li

3Äutº: ZStiert äeens ghezicht Ä BeBollden. "Gººººzpa

't ſtout verkieſen vant

Enſtemtnettoedatzp nietweennent,

-

waan-wühepöblindmepntdootbaar

Maaslichtnabgansiohölpſentala rebzillen/

ſtout Verneteu/..

-

Tauaadonbehentontwüffelickteweten

TDOen

Hoe weldatzphaär blindhepd niet verſtaat/

Ä 3leu/als Wp niet op doen

z, Wille /

-

dockuietdatzpveroozſaacktalle't quaad. 't Gogh onsgemgeds/om Bobsen’ſmen ſchen werck/ Meatmenſche mäch begheerlick zijn om Te3ienmeteruſt/ metaandacht/ netop Tgheen Ä

Merck.

ºrſtendaar Ter

PPEll?

... .. .

UeLcßt Oln . . . .. –

Wieſoeckt erſtandſdathpte hebbemeent Bie "Änversiºn W3all Ver

- -

-

- -

- -- -- -

DW

Ell/-

---

---i- ----- -

U (Uel.

wp nietin/maar uptwaarts'togewen ilt ſchoorie ſehpn verinomit

--

---

’t Dehpt noch alniet/om Godtenonste

Ä

-

qUdad:

Hſſ 4

Tºlgt


MLtdekens. Godsleven zoetſoeck uben dood te doden.

Aarohen ſond inwendich openſtaat.

EHods3achte moetgeBooghtuyerdehert:

Voetzner qua gheWOOllt Ver maghs TDat b00 Ä LT. Olltolledell. 2szupcktjcht/uepgentupnert Wiedell | 1D booſhepd groot Vergaf3pn liefde goedigh edell.

Deeskentelck licht niemanden

-

--

tGeweten quaadbzengt tot godmgedichepd Än Chziſtidoos/yp dzoegu ſondé bloedigt. TBUS laaf Ä º 3pn VeUghd Volgt fpoe - Endees totpuys van Godesgoedithepd. Dell.ch/ Wie ſoo aanmerckt zÄn hateliche Zellen/ TDie Godutoont in Chziſt langmoedelick.

Die ſcheitzich ſeifen moet Gods of ver _ .

Aanmercktghp Wel/ o menſch ugroote

Weden.

-

4. .

"

30lden : . . TDitmaactopzecht/ die 'tzien met waren Zp zullenſnel Hods liefdebloot verkonden. 3ln/ -

-

Jntlichte Godsenſcherpopmercdaarin. TDantoont waarhepdhoe gbp't goeb Vanu ÄGod ubooſyepd verdzaagt. Enhoeminlick XI. -

*

-

-

: Opdewyze: Pſalm 8.

XIII.

Op de wpze: Pſalm 8.

Hºe "Är Gods goedhepd ber

M°" kooptwaarhepd omniet/datson „Ä in zijn verſchulde pla

PBert eltk gyell

de loghen :

Haarklaarhepdücht/verlichter open ogen:

4

TDie op zyn doen/3pn woogden 3Pn gedacht WDt dolens angſt/omzichteltchhout Wacht.

God biedtztchaan uptitegen goedelic/ MPp.vluchten hemupthaat onvzoedelicti.

Dezondeauaad lieftons Hertonverſtan

Sheenwoozdofdaad/tenkonteerſtin -

Zün

ſaj Haat ons quaad hert BP

CHee!

ghedachten : sºÄ moet Hetdaarupt RC]TLIl

D brºe daar met Gods liefd Ons Mertalsbedoodgevlodenen verbloeckt.

-

Zſtdenckengoed / hetwooden werckzün goed : Zſtquaadtisquaadawatmenſeprofdoet. IDenck-molenſnel/met Vliegend' Onruſts

- MPantelchpleegtgaarn tverderklick guaad --

vierckell ÄneasWpt liefen Mert -

TDzaapt

metluſten:

L ll. TPaar in menwaant vUp ongeſtraft te ruſté/ THatipt God niet/maar bzupt denederp/ M9erptkafdaarin/zpmaalſtofinute: Bantwzoeghen ſtrengh/van onghenoeght Gfkozen hert/3pmaat WelV0edellt Ineel.

-

Ä acht/o menſch/'tgeltdood

- Reemt

van Ppn.

OfLVLIl.»

- wiesoodwaas die bitterbanckzouw HMerctoptgedacht/zietwaudatſageben. - vRezen/ . . . . . . Helooſt aſtpdgoepruſt/ofZoeteluſt:

Gmbandepeſt3Hn Ä teghenezen?

j et op d'indzacßt/ofz'ubegberen bluſcht. gheeſt/dieghpbetroutnaackt Datdedelziel vanbooſhepdspeſt geneeſt? Ditſalden OILI

MBieis ſo wps die

Ä ick krupentet vzeeſt

-

- IDen vzeeſt deſtrafdaar't quaad doo? TDats

Ä 't quaad/de doodvant goede

Wen -

OllL

wert verdzeven.

-

eVEI.

-

-

- -

-

-

Ä IHodt in der unlſdoenders H

Itomtluſt jruſt) ſoot uwastoegheſept

Zjughedacht/ſookendpdie waarhepd.

-

Godhoutnietopte ſtraffen eler nºtſdaad. Pter dooz

-

scÄ ºbs Waarhepd trouw int

JBaar

Är ſmert/ voo! die beloofde UTKIl -

-

CDf vorit uhert voo! ruſt/gequelsonruſten:

"-

#Ä lieſt die hem zijn leet doet Zo barº elck die tleethem doet verwer Dant

Zoo kentghpwis de loghen Verlet TSäntdathp looft/en geefthp Waarlicnet.

LI:

Die ſoo'topmerck van3jnghedachtwil Weil Mel/ _

E1.

.

.

. .. .

. -

’twerck / ontwijflick 3ien en Agnmercktuuinenſch/ als Godu vziend ZalhaaſtÄLNIULIl. lick plaaght/ WHoevpandlicghpGods goedhepd verjaagt. Dewaarhepdtrouwen logenvalſch geznt. Zoo deegaltpd waarhepd ofloghen Wint -

XII.

-

-

-

Härighthp'tbegeerd' alſtwas belooft van waach epd/. - Lokenthphaar gewis in wetenskºd -

Gpdewpze: Pſalm.8.

Daar vinthpºppnºoſt beloftot WIS/

H“ minÄ Godubooſhepd ver ghen? Bºoe minlich Ä Godu verſchulde ſagen? Ä minlich mintGoduzhnºpanbquaad? herteich zynltefde wederſtaat.

Zjweethvaſtdat zülchreen logbenis.

Desloghensnetlaateckbanga Pen :

-

lo (kopen.

Gm’tweſengoed/des waarhepd-tºº Als menhaarkent doo?Pºsef Warachtelick: Gods liefde goed komt uter Veugdé nadé. Wertloghens dzeck vertreden habe.IE E

- - - -

z - -

-


Jol.5or

MLiedekens,

Wieditverſtaat uptwetens dnderſoecken/ Slupt bipten 'toogh en houdtvierſchaar

Äsabbº

TA

-

-

Ä "Ä“ht met klare Waarhepds Uºll

GEn unetterdaad ſo feerttn waarheps boecké: TDie ſchout volcht bezochthepdg

TDaaL -

-

bpct/

-

En kooptwaarhepdom niet/dats loghen 19 waan el werck/oo.deelt niettwpfelpclz. gudad.

- - - - -

Alwat ghpwercht/moet u geweten weten TGat

XIII.

-- - -

wanº

LUpg)/ al Wauct L eerſt Ver

J)LLEli.

. . . Capdevopze: Pſalm 8.

( JU)aar twpfels Waan vermetelicken bouwt/ CPp uneilen ſtout/3ulth o02deel näberouwt.

D Jemiſtelck gaarn' als hphem vintbe dYoghen. s GPN1 tºº bedzogh haatelck d'outrouWe -

WBaar twpfel blijft mach niemand ſeker (vzeſen.

WeſeU.

U Jen

MDaar weren konnt/daarwpckthettwyflick

MDatelch eenhaat verachthpmet verwpt. TDut wetel ſpzuptupt andervilldlickhepd/ 't 13erachte qlaad maachtelck 3ich Willens JUèet redés Waag/dletoMotall'onderſchepd. qPt.

-

Wäeehtonderſchepd iſt oge van goedoozdeel een balſche waan waarſchpll TDativwijfelmpbt / en Voight Vaft Wetens Voo20eel, wiehem betrout/diewenebedzogenppnlir. TDanzingtyp.vzodieſtilrwarachtigh vpnt: Diens 3lcyop ſchilderdbzood Ver UDaans twpfel rupnt Daar 'too2deelklaar

- TDe

ooº

-

-

verſchpllt.

retin ELI. dºomzön bupt blpftonverfaat. - -

Moat niet ents/magh niemandsHert ver-

- Die

XVI.

-

Op de wpze: Pſalm 8.

w noeghert. Ä / nietmaghth.un ntettoe OegVerl. .

-

- --

Des

.

waarhepds trouw Amoet loghens

liſt veroWºpmen/ «Eenpdelniet isloghen/rijeh vermaalt. Tat aunº“ qua ſchuld me. ſcypn be 't Bekende quaad mach dan niet neergCed ſchpnell/

- -

-

En ſonder ſchpn Van göed Wil niemand Ditslaghens vzucht/Watmenſch magh -

die begheren ?

-

aD/ quaad/

TDat ſonder wilverdwpntenſelf vergaat.

-

"tGheen eltk vdoz duchtposghthp van 3ich -

Te WeTell. -

-

Deargeliſt kandan niet meer bediegben.

-

MDant "Ä Nuiſt/Haar Voetzel U10tt Ver tIsloghenloos die ſchadelicken lieght: ILTLIl Diemiſtelckgaarnomdathpeicaoeöziegt. Dooºtſekerlichtvan waarhepdsklaaraan l -*

.

.

-

.. .

XV.

3WPant niemjöwaint quaad bedzogë3pn.

Opdewpze: Pſalm 8.

*VV"ans twijfel rupmt daar 'too.deel klaar konntſchpllen. -

--

't Goed ſchönend' quaad magh 3othepd

licht behaßhen. ſchaut wpſtick Val IG.at Vonn iſt recht/ Dall Unoet de Waan Ver JENAar TL Ell» - -... dwpnen. TBiet waarlick kenten unaght betrollwert

"Ä

es

TBeſcheem-ringh bzupn wijckt vooz den

ullet.

. . klaren dagh. „, Bphelder zon demaallnittlichten itagh. º

Alſ vonden is daartoodeel recht naſochte/

:

-

Hp ſtemtniettoedandathpſelveziet.

wzºº verſtand kent löghens liſtmet TBieng "Ä bedzogh hp vliet metdzoever TULTtell.

Pakenniswis van wää/dte twpfelbgocyte:

WBoztzpmet waanghebanieuupthetland/

ETTEI.

Wtſmenſchenzineiuptalzgnverſtand,

JlMaar die gyelooft.deloghethem bekent/ Zstrompenwaarten 3lende Willigh blend. TDitoozdeel vzoetkan recht/en/Vaardigh - ſchepden/

Pet

"Ä º epDell

Want waarhepd trouw ſtelt alle dingh

oock't middeltuſſchen

vooyoghen/

- -

MPtweten vaſt/niet uptomwis vermoen/

Zoot ſelves/daar doozdevalſcheloghen/

TD.aar weten wpſt/heeft wpfelniette doen. DZoo hattgh blyckt in'topmercks oge bloot/ TDatelckyem Vzeeſt/alsooſaac Valde dood. TBeſtaat-zucht Hooghta hooge ſtaatdoet Hiertoebehoefteenſtadelickopmercken. rpſeil. (Wpſen. Datvntwaaryepd/iaalons Wllen Werc -

Metſchurſtkap.oen/wtltckzifm ſchurft aan IBenoozdeeltſcyerp7 nietzpumaar anders

Ll,

-

(ſtaat. TDan

Daa0/

-

-

wº Ätº (oft ſchoon anders

“ſchyn Ditdoetelcº meeſt/dieminſthemſelf ver Dooz waarhepdstrouw des logensliſtver

Maarwildp/menſchenopzechtooded VIlliert: ---

- - -- -

-

dwynt. -

-

-

Slſ 5

GP


2

-

Tiedekens.

-

-

- -

---

XIx.

xvII.

Opdewpze: Pſalm 3. Op de wpze: Pſalm. 8. N* den moetmen upter Wereld V V Tal ſºgar en wüten qua -2

-

LI

repel.

van Godsghe *JDen moette rüg optſpoedelickſtafdepſe: läepſt ſpoedelicktermerckt Ilgdell : Uaalvatuenter UBereld hoogh vertieft. TDaaCIlenÄſºber die’tquad'ont ºpulut Vaar meeſt / die meeſt Van't 39. IL -

-

Verlet.

-

-

-

En Godes wijelck menſchte geefaanbiet.

- Opdeſemerchtſtaanaldewinckelsope/ Zynquadeluſtmoet bp meternſtonto

4Pol waren goed/ die elct omniet macy toº

pen:

- -

Pell haarönruſteerſttreurighmoſtbekopé: UBleepgen uiet wilgevenom Hoods Wat: Die Alsſphaarvolghtin3ot verkieſen blind. TGitä0öptomnuetötealder waardſte ſchat JLuſtwoztonluſt in die ſuicx Waar bevlnt. Elp kooplup loos wilt uopreps begeben. 19all an. Än kan'thert3ich lichtaf Treckt up de UPereldt / up yooglymoeds E L «)

OUde leUell : 3Dt Ullall

Ä

-

-

van't gierigh oogh Ver "tX5evinden klaar vlietdan het zotbegeeTen:

TDanquadeluſt eerſtVgghde onbedacht. Gnluſts verdziet vernielbegeertenskracht. Dtbuprwelluſt, öietvolck als 3Wpnéaaſt: ÜUdal :

-

- -

Pazwaarverdziet/nach niemandsberte

Zittlueteens om/üaathand raſch aander

luſten Ploeghell.

LÄepſt ſpoeoicy upt alſWereldsorgendegé/

Fäſs Hemeléuierckt/daar eckkrpghtdat ÜP epſcht.

-

-

- -

waarlufjet/meetatbegerenruſten: TPaaCDU.

Äpº Ul/

en Wot Danoock gheel, -

-

Aadeſenercituieuupterwereldrepſt.

19antguade net:daaris.goeruſteſtil. » 3WPaltt Ä wotnetdanuptbegeertabe ozen :

Xv III.

Begeerte kolut uptquadeluſt/verkozen:

Op de wpſe: Pſalm 8.

Teeegig hetkind van ſchpnbehaghelick/

Desloabens vzuchtvoo elckbeklaghelick.

VV

alle 't geendatmen tijdlick mach !... Pepſen/

º

-

Gna dat de luſthaar dienaars loont net

n / unet waarhepd ſonder

–... PPEll/ . . . .

rouwen/

.

Betleed/metaſt/ die waarhepdttoontin

. . . - - - -- - - -

trOUW ent/

Biens hertverinoept naſoeteruſte ſpoedt U2 antun dees WDºreldt Ulildtuleinald Tuſte

TDie baart danbaattotluſten quabegheert/ Totepghen wi/diegoeruftuptorgWeert. - - g0ed. “-Wls dall alſulcrmeternſtunget . TOes Wereldgwer verwertin't netväſt haten d?adigh Strecktaſzynwenſchomdat gequel teat 49änzotteleureicxherteonberadtgh: Datzcy aan ſchpn-goed bupten TDanjaaght zijn wil/begeertenhoogſte luſt Haavaarhopbs unerct/glukopen Wºre ruſt.

Änº

-

Ä

-

-

-

-

-

-

Ä

’t MDelckſnel verdwpnt// dall queldtonru I ſt

TDie niemand krijght/dan die V2PWtlligh

sº ſchepden/ Ä en ſcßpns bedzieghlick -

PPt

@ptpdlickhaafruſtdwaaſhepd metbe

- - -

epDen.

tTOUWell

laat een dzoefberoU WDie dees

wu.valtousen Alg God # 't gaf/3jnepghendom neemt

<TDie

Ä kent/die ſchept flucr Metter AZ

Ell.

-

– =-

Lker:

-

W9talzijn luſt/begeerten willequaad.

-

XX.

ÜBanthp/niet Wp/Vanalis rechte Peer. MBiedit aanmerckt kan ſonder

Opdewpze: Plalm 8.

treurigb

DUchten/

-

Al'tvluchtighgoed / eertvlucht van ſelfs

Oe deſe "Ädemenſchhem zelfmoet Lell.»

-

TDie ſoo vÄÄanruf eerhpſterft TD.at Altpd Hods Luſtin'truſtighhert VerVerft.

Cotdeſeruſtſal waarhepdhenrechtlep -

TDiens -

L dell/

-

---

bºuw alle 'tzjn WilſchepLI

Enſpoedelick na's Heerenvillerepſt/ W9t alle’t gheen Datmen hier tödtlicti Pepſt.

-

-

-

-

maÄ zjnhpen unoethemſelfeerſt TDiezelfišniethetmaackſel Godºgº. JBaar "Äĺ van's menſchen3ond ATLN.

-

ghebzoet.

-

-

- Denieuwe Genſch van Gödghemaackt na Wenſchen

1oerderſt ej tonverſtandt der menſchel,

-

-

-

-

-

-

Dat


Jfol.502

MLiedek ens. TD.at V3lght Uptluſt niet Godg maar epgen

XXII.

.

Tdad :

Gp de wpze: Pſalm 8.

TDit is de ſelf/dits d'eude menſche quaad. TDitoude quaad/deesſelf/dit zot verkiezé/ JD0etelck upthaat op WaachepIts merciat verliezen/ -

- -

Die nieuwen goed wilwoden in deestjd. Fulch menſch vernleut/ Diensoude uneiiſch

ZÄ Wert Chziſtusterecht in onsgeboºé AS " net ernſt dat Wood des leveng 02ell :

En nennentäan inthert ghelovighvaſt:

Danwertdiewaard in ousee Waardegaſt. D wº

Verſpt.

Fijn nieuweluſt verlaat zijn oudezeden. HÄn nieuwe wildoetd'oudegants vertredé Hgn nieu Verſtand al d'oudewaan verſtoor ÄÖjn neu geWoötbzengt Doude illder dood.

F Hooghwaardigh wooga

Wp waren doodt/ utoekomſt bzacht ong 'tleben :

WPP Waren qlaad bi goedhepdt maackton goed : ,

Wp Warenkouduliefd bzandonsgemsed. ZSo Wijcktmen afvantoude liſtighliegen/ 19an Valſch-hepds merckt/ oock van Haar ſchalck bedzieghen.

Wpwarendood/omonſeepgenzonden: Godzendt zyn WBoogd/ oin'cleveiltever

-

TDAarelck heunſelf darsepghen nutverkieſt Booz Bodeg Wat/ diens Weſen Up veclieſt.

S

iOlden.

't WDoozthoozdenhaaſt veel doodenunetaan Dat)t :

Daukont de Menſch op waarhepdts mercitt ghepzeſen/ TDaar hp VerTuplt O111't Godlick

Ä

Soeslevend wooddoodt erſt den au

We EI.

Soo werthp goed doo?'tontwoden van't

-

Die siebens ſtemintlevenheeft ghebgacht: , „ deſ menſche/ / danleeft den nieuna

TDiet

adiº Ä

qUaad,

*

liſche

Opdeſenercitt demenſchhem ſ.lfverlaat.

Bºnuieuwe deughd/ die d'oud' AanWenſt verſtoozt.

(ghebooMT.

XXI.

Des quaadhepdgooodtig

Op de wpze: Plalm 8.

W9Des zij Waarhepdts macht h ch

Zº volghtmennades li02ell :

Ä

Plmelspeerl ver

goeb

Ä

kan loghen bel

3. º die3'hooten bp wilbippé. WDeeskeit waarhepo die Enzonderſchawert d'oude menſch verlozé: Hulckonger Goöswarachteil bevºrjdt. TDiemen verlaatmetal Dathein sehaaght: Ws waar’ootmoeg ’t verſcg.live krup. na Zudeſeſtrüdendood der quadeluſten

ÄÄ

TDan

Zn’twel Ä#" met pdſumhepd ghe duldig 19 UUt

ÄÄ

Eengoedewu die God in't herte Plaut.

-

*#gheWeen/en voetſtappen ont digh/

399ert d'Ollde

Ä Verlogengrondelick/

IBzt3jngeWIoat'en WailJelzolldelicti.

Diegoedeboombenahtnet Vzuchten. ght niet dan gº -

Ä /daar moet de zonde Hulck "Ä Egoed en Godlick van na

Al qnaad

Ä dsen gewin/die qua gewoont verliezé: unundteplaatseel goedete verkieſen : En upthet quaad tekomen ſpoedelicit/

buºno

Zdjn Waal 1s "egº/waarHepdzit zelfaant

dietous leert vzoede

C. .

-

/

P

-

Ju

Ä

Läupntepgen Wul/deswp vºn Luſté doo?'t WDoozdt in on

dzaaght.

TDie ſtuurt dan thert ſo luſtelicten goeden

-

Ävernieut Ä wiesººp 1s ſulx van

Zlºlogeneerſ metuſtna d'

T?

Datwp/als hp verlatenouſen wille: SPpdat Hodwerck inſmenſchéruſte ſtille. HoWert Chziſtusterechtinons ghebaact MBiedit legkan / die waant noch wil niet 1neer/

JBaar

"# den voet van

Chziſto onſe

XXIII. Op de wpze: Pſalm 8.

G

>

LLC,

ZGPhryghtmen WÖ0dlickGodmetalzin 3jn ſchatten ſcha WDie3.oberlaatzjnwaan-wijs zotbegeré Doo WaaÄ quaad/daareler verkieſen Detepgenwil/die ans van God äfeeren/ WDie Wintdaarvooz in Chuſtinedzeootmoet Tijn *, acht / recht of nen ſonder Ra Godes wilhetalder Hooghſtegoed. D O Godbebbé mocht/dits waäen 3othepd3ot. Deeg waar" ootmoed met Wil na Godts Doentkrups jetheelſoetelickendzagen:

Dantſonderzielmach niemandlevendwe ſen:

Decºnsvervomt natbeelt vä5oj 30ö EU ſoll der deughd

&bovolgtmen nädes Hemelspeerleſchoj

(gPep2eſen:

wntum j Gock


Diedckens, Dockzonder Godtis niemand goed ghe

Ehp Pºiucen arm van geeſt en recht

(Waardtgh klepilaärdlgh/" om EHoedº al Joog Ztel/deughden't goed/3jnal in Gold ver 19 pdel net

(ſdamt.

..

.

naamt.

Ä

Zoviitghp Chºiſt unetal zynſchat getyck. Paaſt uterunerckt/koopt/woeckierten wozt

Detleven Godsigalder goeden leven. GOLG e0el deughö nnaacktelcli 1n Dellghd

rycki.

Ver}eVen.

Gods goedyepdgoed maacktalde menſché -

XXV.

Z0e0:

-

DiezichtotHod verheveninootmoed. Die God verkrpghtkrpghtal dees goe ölchepden

-

-

-

-

Dande thien LBaaghden vijk Liedekeng/Wp de Upſe: Patul. 129. I

In 't ſchepſel

kranck ſoeckt dwaſe luſte vzeughd/

MBantſ in Godzynenblpvenonverſchep nueen:

Dell

Als lichten wermt in't vier ſuler zijn ghe Dat we’t vier yeeft/ lyeeft luchteil Werunt

Enlockt der niemfchen domme zinnen.

JHaar vzoede laſt verbipt in d’sdel deughd

TDen ſchepper doetzpbopé tſchepſel miné.

Uleteell.

d'Opinpvalſch/des werelds Koningin tvierderſtmset die oock bepde

JPaar

TUell.

Pet valſche goed/Denonwpſengäat wpſen. TDeaardſche Weeld’achtzpvooy grootghe

WDie Godt oock derft die machniet goedg

W111,

-

-

CDmtlijfswelluſt doetzp elckſalighpzijſen.

VeCUUeNCVEI :

Zhadhp oockaltaardſche goed na Wenſch. UBant ſolider Hodt niet goeos suu den

HJet volck onwpg/ volght dees ghenneene

(Hepds Weuſcheu/ Uldall. Fa’tvluchtighgoed ſwerft al paar blind ZHopdeltnu/o menſch van d'pdel goeden JPaar dit miſhaaght den vzoeden/diever Müll/ 12 celgenmoed/nat waregoed wiltſpoeden. menſch.

-

Datsila Godzelfgºn Wozden goed eurjch Hootinetal zyn ſchat ge Soo

Tysºn

t19erſtandpiſtdedelziel voo!'tfoode

-

-

ykli.

Dat Hod szelfdezalghepd der menſchen. vleps/

Stelt doedeneven elck totkeur voe2oogé.

Dut levehkoythontzpeen Pelgrinisteps

XXIIII.

Enſtlert tot deughd/ on Gooös beſtierte

Opde wpze: Pſalm 8.

doghen,

"-

merekt/koopt/wseckert wilt Haautºverrjczen.

Dees vzpekeur geeft CBodden menſchéal. Euraat upt liefd des Warengoeds verkieze. (Pnachtſaamhepd bzenght jammerlich trin - - ontwic - -niet - - - hupden ef - "t. " (Verlieſen. Val/ waregged 't wp / ſmood goed waan TBooz aoaatſtehjtahelickeendefpnacht/

xandºva -

"

T.

-

Sneonbewaañalsabrenitärverwacht.

Als Godsgemadaneckterbºuploftnoot

hip nmerchtſt-aatechnoc Derghnade *“ Dgt GPtut. .“

teltauverſtändin tºugfel's Henels luſté.

**

-

nemet een ahelovigh Spoet daarwettº I : F: : .

*

-- -

-

«..::

TT

Dmbrººkhirm hat er TDatsalom niet / ditkrpght die Godt be - -

trouwt.

-*

-

eaardſchevzeughdööout pghewis eu ... groot Inttjdickwaantzpecuwigh hierte ruſte. -

--

-- -

JPaar wijſhepd vzoet neennt Gods ghe . (ben/ näse waar/ Znts Peinelsfeeſtbereptzpthertin vzeug JlMet liefd';dte bzantin'rlicyt Vattolpklaar.

Paar Bzupioftskleed/WerelitzpVail wild

Zulckkoopman kooptdaard'alderwaar -

ſte

hepös deugydell.

(Tel.

-

Dewaarhepdrepu metalder deughden ſcha

TPaar voo!

Ägy“

gron

De

xx v1.

laghen valſch van -

TDiedoodlich wond/dees Wiſſelmaackt ge

zond.

Pſalm. 137. Op de wpze: 2.

-"

Die wiſſeldzpft/en woeckert metu

an

nd Ä bevepnſt / metonverſta Sehr verinetel/ zetel)

U1 Den. TPoo! Waansbedzijf/Pyinces indaarrſche Heeftthienvoozeen/ gheeft au ſnode zon Roement ghewelt opzechte Heerſcappp: DDoozteenalleen/eendierbaarpeerle klaar. bekleenmetſchijn van machte op/ Ml'thalſche goed ruptom deeskoſtel waar. JMaatliefes Weldaädgaau 3p ſchaudeſick hlede Verbzeden/ - WDiedeſeheeft dieheeft deſchatten hepligh Booz dienſtbaarhepd/die ſpmetſwachhep Dan’t Demelſch goed/ Voo? Diefen matten * Wepligh/ . . . Welcx Treſozieris Chziſtus/defontepn 19erſuaathepdſlo/eikledehaarot - -

Ä

-

-

Pantiepenzoeten Wälde deugh den repn.

Ä Ä Ä

JBetſchändverachtvolfpofreliche -

. . .

- - -

-

&d C


Liedekens Maarhoberdp wertgloxpeghenaant/

Ifol.56

Omdoodenwelderkettersloghen.

TDlemen Hoogh p2pſten Heerlich pzonckt na TD1tkanalleen warachtighepd Wenſchen

(ſchen.

-,

-

Doszt Hodlich Woods ahnachtichepd. -

Zntſchoon gewaadvantzoetelof der neu

WPaan wtl.deketterp vernielen

Metfel gheweld/maard'arme zielen Peteelgheflacht dat upt God is gebozen RÜDer ketterg haar leeringbvals) Wertheel Veracht/vooz boeren grofen dozé.

Ä

3Pſeer deerlict on den Hals. Baarkleedlsvupl/lelickengaſits onwaard BAenght TPeketterpen laatunenleven. Daarteghen wert gcpzeſen eilvermaart TDevzeeindedeughd dooz pdel waanroem Dat Werckt des blindewaans aanklevent, ſuchtigt

Dut lockt totboecken dooz't verbot.

(D002lllcyclg.).

Dwaaſlick verciert / met ſchildt en naam Soo buſcytmen 'tvtermet opzot. WDer quaden macht is angſtigh fehzicken Derepnedeughd / vzolick dooz't goeds Der goeden/die zich ernſtlich Ä verwerven / Cºnyoozenen omöoen na’twoozd Schijnt Ä quaad/alseen geſtadigh ſº deughdg hanteren zoot beyoözt. ſterVen/ Schzifts oeffellingh zietmen dick vangen. -

“Intooxdeel Baiſch / dat Haar met treuren

º)eUetels UNPhepd/elcr verlaughen/

itleedt

WDiar twiſt onlis/alsroockverdwpüt/ EntſPaberouvansvleeſchs welluſte wzeet WDanieerinenhaar Dwunght of bprit. Bieſiel Vervlieght / en loontmeteeuwigh WDe Waarhepd raad haar volch geduldi TLEUTCU (IHebeuren. Vaſtghetoöfinthrupsonſchulugh: JDachbºdſchaps naaun en tvzeugdenkleed Cot WPatür}gtuien in d'Aptehe zoet Chziſts Är rück in'tgeveumilden Iºan Hoös gheilade milden goed. Pets deughöbetaaltmetſelfmiſtrouwen CPL Achtelck ghebzeck/en kommer mietonſtel tGH)ebeddleſe haalt/benauwt volrouWen, -

-

-

-

Mºe Hodaankleeft metwaarootmoed/

LIl

WDie irgêht oocki nacht/ua willegoed. W)aarkleren do? die ſchpnen haelick. ZDaar darmezandbekleetinenſtatelick XXVIII. JBet valſche ſchijn van rijckdoms volgHe noeghen/ (Wºzoegher. Op de wpze: Pſalm 1o. Soo zepdtmenryck’tgbebzeckr beyoeftigh .

4. MBaangliſte Wpſt op 'tgeld' met deughds verlieſeil/.

-

-

ID Ewaners dwaag/en hypocrpten vals 1Bergeten EHodom tydliche gheneuglºs

WPaarhepd ghetrolW/raad elck tot deughds Sp ſpotten hier veelmetonnutghelialg/ verkieſen. JBet Ebodes volch/dat ſtaatna ware deugd, Loept cras 'tis tpdsge Derlatende des wereldspdel vzeughd IO Sºmader doodmet Godete Werbpen: … , JWPaarhodie j ſpoeden laat en

Sººſ

Ä

Ditſchyntden wanerskindſchefantaſpen. Der Hodloſenqna conſcientie -, d'Een iſt Ä/ d'auder Wilt Vluchtigh Qnelt/hnaaghtenplaagtſe midden in Haar MlpDell. ZEpishaar vzeughdeenpeſtilentie (uº. Eenſmertig vier bat nimmermeeren bluſt: XXVII. tGeloof voozzept vervolgen phnlickpden

-

-

-

Zulck Wzoegen felen laathaar geentijd ruft Zo werthaarweeld'eenppnelick ghequelle Paar ſchpn/een WaredzsefyePDF

Opdewpze: Pſalm.7.

Llg.

DÄ zeptbp haarte weſen/

't Zs anders met diewjüick Godt aan

De wäre kennis Gods ghepzeſen. TDewaarhepd 3p vsg? valſch befäamt/ CDmdatzphaar valſchepd beſchaamt.

kleeft/

FBeerdan des Wereldsluſt verganckelick TDees vÄ- woozd dathpmeteruſk

ZHoo moet waarhepd vpandſchapbaren:

- beleeft/

Bp aldeſchpn-deughdlücke ſcharen. TDie haarvervolghentotterdood/ .

Pplaatzich ſelf/en woztontfanckelick

Ä gaven Hods/die Hpbzupckt danckeltck. Zynähertenluſtisware deughd teleerell/

Gmbatzp toouthun ſchurfryepd bloot.

Endadelick totelcr nutte hallteren.

ZHchpn-deughd vepnſt haar in dupſter joeckien/

-

-

Zulck deughdlick Menſch danckt

Godt.

-

Van 3jnghena/ . .

.-..

Godseertvoler hepl/tlands lutte ſoecken Enſtrect voozeicheen voozbeeldpzjſſelich.

JBaar 3p ſpeurtuiet een liſtig) oogh/ Raweeld/maeer/na ſtaten hoog3. er in shaar de tegyer! n toonthaarſchalch' en boſe WDit wogt vooz ruft-ſtoozherd beklaaght Dan't Volct den Valſche vzebehaaght.

Ä

Ä

beklagt blpft gamts verlogen. #WBaarhepds woztveroozdeelt Ä G

aärdooz deloghenbzeerbeklift

19an ſterck geduld/volherdigh

Ä enſpa

Znppnendoodvoot volch afgrpffelich ÜBalthp Woogzietunet waarhepd ºpſcº volght ita'teptid

TDat

vº Ä*

- *

ich ſtrpDen/

*

---

Ennawelluſteenppnlick eeuwigbpden. Tgheloofs

ſº ua volle wenſchver

UVfL

-

Ghenade zoet van Godeſpoedelick

Gock Glp vetvanttefd die nieten ſterft En onbeſchaantin macht verſtyft. MTV Der Pzincen3waard heeft gheen vermogul En elck eingelptmetluſten


MLtéDetetig, Die wertdänPPfortendolfck/

tahelied entdatsstusºa /die ſalupdelpullen Ä. Inetopiaarwan Än.

Der vzoedendzuchwert weelde. -

Dantreurtdezotellendelic TDie voozniaals Wetldig)

xx1x.

Beſtraffe Gods/hetwzoeghenfel/

Op de wpze Pſalm 91. 5.

H Etwelghedpen van Goodsleer/ Zs destrouw leeraarg vzeughde Daart voick vermenichtvuldightſeer

etwanhopigh Verdolmen/

ock knerſſend huplentnde Hel Sal ſchzuckelick opkomen/ TDenzondaaronberouwelick TDie" guaad hier niet wilderben. n d'afgronds Vlammen grouwelick

hp onſterflickſterven.

n alle Ware deugh.de/

nliefogweldaaönnwaarootmocd/

XXX.

neeldoms Chziftlich ſtrpen/

Vaneenghetrauwe Vrouw.

nryckdom Wanderzielen goed/ TEºn li"t EHodlyck Verblpen.

Gp de wpze: Allzootbogint. Haar liefdetoondbermherticHepd Alanalgie't recht behoeven.

Ce. te trouwelanghetrouwef/zingt ua

«Gheen menſche doenzpſmertich/lept JBaartrooſteimelcr beozoeoel.

3Waar verdziet/

Mynhert vzolich

Ut/

't Gyebedmet danckismeeſthaarwerck/

Paneen deughdelicke vzouwe/

Gock't helpen van haarnaaſten. «Dp's evens hothepd ſtaan 3? Eſchuucdunchthaar den laatſten.

"ºbºjº man meer den Haarſelf Wantſphaar leben/ſvso hem Wou geben. Patrouwg beſchert//om totter Dodot Het

Zulck leerlingh vzaeden kröghſman vYoom

letD/

Vaars lievemanste mindzenentaanklevk.

Deeft ua zyn Heer verlangheit. - TDieis Hemhertugh Weilelioon

Neven and're Goods ghebangen

IPphooptdekroont'ontfangſ WESe doooiſtepnd vanzündnruſt/

Sathaarmanomweldseningefoten daſt. d'UBtkonſt hadhoop noch verlanghen 19zeeſe ſcherpe zwaard of d'engte

ſº#

ºt Wörgl van't3aligh leve.

Teitweten die gheenvalſcheluſt

zaaarwaarzepöéraasaantiebet.

Dmvooz zynſterven//veeſtervensteervé Booz ppns

aber am Van koozd entrechter

Häsiſt nietmetpetdwaas gelºckt Werjaad doenſchzichtmetbuchten DPooz'g - -

Ännzoomſt/ Ilt

Ditſcheenhaar dzoevigh hertken te dooz

3s Dieffer

Kerpen.

4.

Hp dervende goevzichten/

Lyden/man/dpn ſchamelleden

Hanolp lichten liefdeheet

't Schuerenoptetippnhanck mpndzseffeT

Diemen eertüdsVerſmader

te ſchuert

MBiehupdeunieten wogt Itqnit MagghtM Unteſt te Pade»

Jchheb Godomhulpghebeden Dieweesmº een Ä datuſulcrniet ghe uert.

TDeryzgedenhoop is welghtnudet Ceſtervent'alder ucen.

Gmdathaar conſePentie Betrouwtog Chzſts beſuren/ Enniet op epgheit deughd opzecht

(Tot Bedecpnet/bso! Wºzedeppne Dankozter dood//die cka undees nosd Derſacyten wºllen malten die Half Mpelt.

JBaar op Haar Hodſghenaden:

Avonds wilickarmekrancken Dptelicit gaan dienen unhaar hetepeſt.

WHautzpoockgaerhTarmedeknecht 1Bergheuen zyñmtföaden.

Dºrpgbickdie/tckſal Goddancken Enbpudau ſapentnditdzoeveneſt.

„Naar die hierweeldighpzonctenſupmt

Gock treuTigh hopen//datzpſallope/ Boozuliefwyf//fuerin udoodltckijf

Deraatzyn.bzoerin node,

Gunmetung. oogdu dood van Pßu 'gut“

diedergh'nadentjd Verſtºpnut

knopen.

DertoockHerſupmtwan Gode. MBaat Ggd inſulckenteten 3tet de-lpdell tottenarmen.

Sydp du/lief/indersnoden/ TDat

ZDuskenthp oack dees Wzeden niet, Hp ſal' oock nietontfernittl.

-

-

# de Beer om mp ter zrden L

h

TDteverbietzuch zelfte doden/ PLieft imp / die tºp tipt liefde

ei Än Ulf»

„Dieſsowertwijfelthuptenſtaat 1Ban Godeeuwigh verſtoten/ dwaaſhepd Veelkella Guy kozte ſt gen l»

Ä

--

pden//hphelptmP ſtrpden. ÄÄÄs Tºpſulenbephiernamet Gd verblöden. Bet

Mons


MLiedekenig.

Jfol.50

Monstrens Hielden langhghebonden JBetdeesverkeerdetragHen 't Ghetrouwe woukens man/ 3p dzoeght WDul God oock 3yit verkeert. gheduldelicki WDie deughd van zich wiljaghen/

Jnhemwert quaad noch ſchuld bevonden

UBil Goddat dtughd ontbeert/ Eick wil nu ſonder ſterven

Daar getrouwe dienſten menighvuldelick.

Shij handen//3ocht Vºp van abwaigºrº / die was ghebluchtmet

Äntleven Hodes gaan. Des3p den doodalerven/ TDue'tleven Wºods verſunaan.

3.

III ILII

f

TBies

zaj

haar in ander Heeren landen.

XXXII.

-

Dochen mochthetwjfniet volghen

Op de wpze: Pſalm 129.

Zonderte Verlaten alle haarghereed.

Blpft hier ſpzackeen man verbolghen/.. 25zupcktuHalve goed / maar doerons hier

wareliefdter Goddelickerdeughd/ A# CWeeherten

knooptmet eenhepd van Zoo WerdtÄ V?lendſchap doozeendzachts

Lell LED

Haar Wille:

19anniette zenden//ofute wenden

Totuwen man//ofghp komt inden ban

g!yeneught:

TDie zoud'uziel verdoemelicken ſchenden.

Gnſterfuch in elºr hertgebogenſtille.

Ternootmagh ick niet verlaten

Dryftſchoonhepdvluchtich vantſno zicht

3Dijnghetroudentanen uptverkogenhert. ZHweericku/God ſamphaten Hoickbzeech de trouW myngechts bezwo

TDen

- baar pf/ minº 3otterdood zijn lieftaankle LU.

renherd

Doeſoude ſchoone deughd/eeuwichen ſtüf Geen abº äanſchouwen//enſal mphou Sheen ſtadlchepd haarwpſeminnaargevé? L. -

-

-

zün

19anmjn lief hert//dat bolgh ick in

Aan

"Ä trouw heeft vziend zijn

Nſert

„meeſte luſt.

GodhelptÄ trouwenal die hem betrou ll.

Die ishem liefint ſtraffen als intpupſen

-

Berſpen ſonſtigh maacthem geeiionruſt. TPaar

". # hp Van herten danch be

XXXI. Pell.

Opdewpze: Plalm 13o.

De Viend in bztend VºpeVanght ſtrick vziend . n ſchapg.

EÄ menſch wilzaligh Weſen/

Dooz liefdin'therte laackt in waarhepdgs

Baar Chztſtum votinnen nie.. Meens mildhepduptgheleſen Tegheefhemſelfaanbiet. Elch wilde zoete vzuchten/

-

TDie

TTOUW majan elcken Vziendt des anders E

ien Äöne bziends sºghde

1Dan Chziſt bitterkrups

Een vzientLllgenietz

Doozthrups wp angſtigt vluchten.

Waard, &c.

- -

-

Datdzijſtelck upc39nhups. Elck wüdeswaarhepdskennis

?

-

JBaar niemand wilhaardaad. MGantzpontdeckt de ſchennis/

Bp dewpze: Pſalm 9.

Danſehpndeughdshupchlen quaad. Elck wilghezondhepdSruſte

D Enwerckman iſt wertrepnd eenluſt/

rntet de medecpn:

-

Gmharenſmaar onluſte TDie waantmen ſtrengheppn. Elck

Ä

zielverſaden

Niemand wil't Hemels bzood.

XXXIII.

Benganghermoe verblprderuſt. Geruſtisal des landmanshopen/ TDe Zee-manſpoedt nahavenßopen.

-

-

.

TDathan alleen ontladen/

- -

Petvzouken zwaarmetlievedzacht

. . TDencktop den nosd daghende macht. Aangoe verloſſingh hanght haarweuſche, Manoeptellsepildhooptälle menſche,

1Pan Pongherzond endood Elck wilter gdederſteden TDgar Vzeughd woont ſonderlepd niemand wilbetreden en wegh die derwaartslepd.

Zoohoopt de Chiſten Tidder me

Ä

Darſtrpesepndeenzoeteve . . - - Gmſtadelich met Chziſt te weſen/ WDenſcht hp den dood/oue andzevzeſen.

Gansbupten Chziſt ghepzeſen MBtlelck een

Ä Är

Dpkent des Weltdsomruſttchepd : Gnhaathaar valſcheiuſtuchepd. . .

Enſander deughdsgjeneſen

Hoechtelck derdeughbenſchpn, Den Wotlgheenware deughde Haarlooneickſeer eia wzoet.

Eck Wilder5ondenvzeugh.de Maar miethäarſtrafeuböet.

«Hodsgoedhepd ſmaackthpintbebinnen.

...

TPieltefdbp meeſtmetherten 3tnnen.

Sodiszünsbertenwaardſtegoed Daarbpwoontſtadighzpngbemoed. TU9t


Tiedeketts. Biteenbejaaghthpmetverlanghen.

Helovighvaſt//den Heertoterfbegeert,

En iaathetal/om datt'ontfangyen.

TDIens weldoen gaart een ſchat/ TDaarſegheen dief noch mat

TBenckt alghp Chziſtens ſulex genaamt/ Enſteelt noch en verteert. CDfghpt oock 3pt: 3egt neen metſchdamt. MBantghphoopt hier noch langte 3Werven. Gnvgeeſt meeſtalulpfs vederven.

Menicº ſchijntwelrecht boo! d'ogen OOT

Dienslaatſte voertterdood/ Ghp lieftzoygh/moepten/dzuck en ppn: TDaar luſt deziel vermoozt. Beterto jongelinghu Wegh'tis noodſ Ghpyaat Goös ruſt/als quaad feipl JBoght ghpop aardrycheeuwighbouwen/ Met Hodgggenabe groot. Alnazyn hepligh W002d. . «Byptet den Heer zyn JeunelyouWen. Eerghp beſtaat//hetepndiu als aanſchout/ TDat niette laat//udaad vergheeſsberout. XXXIV. EHhp kryght hier edelmenſcº/ Altpd u'shertſen Wenſch. Lofzangh van't overblpkzel in Zoo ghp den Heer betrouwt. deil Arche/ Op de Wp3e : Alſoo'tbegllt.

Rondomend'inuhert de Weere woont/ verſchoont/ LÄ öns Gods daden/een löfzang3ingº/ Zijnwaardighepd Intvlieden van booſhepd. MBonder heefthpolls ghedaan. ooght meer dat 3jll goedhepd ud

Dieyemverſnaden//deöe hpgheringhell:

Ä ſtcounen diep Vergaan. evenwp na 3pn Vermaan/

Pasab jetzungºbºrºudaco Dan datzhnſtrenghepd-loomt #Ä met eeuWlg) Ä -

Eeuwighzalhp onsbpſtaan. Die hemaltpd op God uerlaat/ TPe Peer en qupt/3jn Ziel van't

Ä

gUdd0.

anthpaanzlet//u Werck/jaughedaeßt. Acht ghp /gVP Wogdt Vanzen

Ä

Maarhoodynäzünſtem/ 19olghtende eertghphem/

't Hchpnt wp otruſtigh in d' Arck vol Hooeerthpu unet macht. Wettel! JLeven in benauthepd gT00t.

Haar vzphepd luſtig Heil haarbantketten 25zachtſeinden ſtreughen dood. GDls benauthepd Tupillt den ſch00t CH0d verloſt oils Upl de 1100d. TDIehemaltpd op CH00 Verlaat TPe Heer enqupt/3pn Ziel van't

Ghenadelick de Pytns Emanuel/

Zijn Enghel Babzuel/ 19tot eeulepdſmandoet.

Als ghpupt Babilonienſeerſiel/ TBeurt 19aderlich bevel.

Ä

Ter deughdenſtlertuvoet/ Sooieeföp God//ter eeren illujeughd

quaTV.

ÄD Duderstot//een hertelicievzeugyD. TDitighetrechte pat/

Möildendevloeden/onsverdzincken Gyp verlietudienaars ntet ...,

Alna des Demelsſtad. TDaar altpd sgheleught.

Ehpkontbehoeden/uhulpe ſchinckelt «Thert dat trooſtlick tetu Vliet.

XXXVI.

«Trouwlick gbphaar n00d Aal13iet

Marachtighſttltgºphaar Verdglet. Hypkonötuptſeer//uptſchand en blaam

Opwel-levens konſtc7.Lieden. I

19erlaſſen Heer//toteer//vall UWeilnaam.

Wat wel-levenskunſtis, endehoemen Pzince verheven//alons betrouwen ZStaatalleen in uwe hand.

Ghpgheeftons’t leven//ghpmooght be

die verwerft.

Op de WPZR : dPet WAtet Weg

houwen

Gp u ſtaatons Trooſt geplant. «HHp helptons metubpſtand/ «Hypbzeiight op 'tghepuurdeland. Gbp hondr uptſeer//uptſchand uptblaam 3Berloſſen Heer//tot eer// van uWennaaun. XXX V.

Gp dewpſe: Hoe benickinliek

gheſpeelkeng goed.

D Ekonſtdie’tvolckwelleven//doetz JBijn 3telmetluſt wilzinghen.

TDaartoe/o Pedr/ghpgheven7/moet/ 19 gheeſtſalicksvolbzingzen.

Ä TDees konſtig

dsS kennigbzoed g

et machtom Booz ghewoonhepdgoed Bekende deughdt'hanteren. hepdg º

Den aldus Verblint.

Bzam vertrockna Gadsbevelengoed/ MBtzjn

Ä

chtenbloed landen. Wpt. . .

Welleeftbprechten deughdelick/

Äie Dut ÄÄr lickt Vegyee Ught VzeugYDell

elhem die ſoomethert/3inen ghemoed. DatHoogſte goed metluſten, Dan d'aardſcheluſten ſpoedt/

Ten Hemel-waartaltpd/ Die als een gaſt//ter Wereldpelgrineert/

(Tisbuptenkeurin alle Menſch/

Dathpmenſchwertgheboen. JPäAT


MLiedekens,

Ifol.505

-

3 Baar wijswert niemand ſonder wenſch

Die 'tpfghebietnauſtofreden

ZDant deughd Wertſelf verkozen.

TDat Mach Paar Wetniet overtreden,

MDel-lebens konſt behoeft dan tpd

JDetleeringhs onderwpſen: Gock aandachten hanterens blpt TDees doenter deughdeurpſen. TDe leeraaralderdeughden ſchöönt Js God/des deughdsfontepne. TBenenſchen tupgyen van haarloot! JPaar CHod maachtgoed allepile.

Tot welghebien behoeftmen wil met machte/

.

.

-

Gork wijſhepd kloeck die 't dienſtbaar pf welvoert.

- --

-

't Lpf heeft dat niet/maar in de ziel ig krachte/

-

Pan't ſtilghemoed/en die dezielberoert. 't Perſtald Woont in dit ſtilghennoed/ TDat Deuchde Voedt.

WDie deughde vande menſchenleert Itanint vernuftveel mercken. JUMaar als LHod ſtiert die goe begheert/ Toont deughdhaar äracht 1llt Werclien.

JPaar indeziel skracht begheerlick/

Derſeitmet togenstrachtafkeerlick. 't 1Perſtand als Voöchtbetemt deeg Wilds DleTell/

d'Een kennis löckt metbeelden//zoet/ (Ter deughd als in een dzoomne. JHaar d'allderbyenght tot Weelden//goed JMaackt Vandtquadell Vzolle.

TDeſchaduw kaltgheneſen//niet Dan d'aanghewende zonden.

Jºaar daarmen deughd in't weſen//ziet Ghenceſt 3p quaadhepös wonden.

Zoo machgheen doodekenntſſe

1Permits 3pn krachtlijtſaam of werckelick. TDe eerſt'o.ltfanghtln'tlicht des beeldg ver Clerell/

TDe laatſte weeghten oozdeelt merckelick. 't Ilpdſaam Verſtand olltfanght den ſchpn TDer beelden fpn.

-

-

TDer 3lllllell Vpf/Dall 3pn! ghedachtert.

TDie Wachtzpnauw / als voghels inder kä0UUUen/

't Bekendegoet doel minnen.

TDen tragheu waltzp ſchenniſſe TDooztWZoeghen fel Van binuen.

-

TDie ſuppen in dooz alle wachten/

19ält 't

v

-

Herdencken datmen in Haar Plallt.

TDesleerilighs deuchd beſtaat in't welont

JNaardieter deughd begheerlick//ſpoen

honwen/

MDtliefd die 3phaar dzaghen: TDeeg konnen't goedeleerlick//doen

1Pantonderwps doozt werckelick verſtand, Dat onderſchepdt de waarhepd fpn/

ZDetluſt na HoOSbehaghen.

1Dan Valſche ſc)pt.

JBaar reden ſpeurt aan allen hoecken

Paaroo! na Godes leeringhhoozt/ JRiet oun het Weten konſtigh. Paaronnte leben na3Hu woogd MBt liefd' repnen Jonſtigh.

CDU gOed el qURadte Olderſoecken.

Beneden reen is deverbeeldingh krach Tlg

neemtupt den zinnen// Die leeringhtoont Godsgoedhepd bloot Die haarghedaant 3WaaWC. MPptbovenal hoochwaardicß "t wesiº beeldt 3p in 't ghemoed aan Zpteelt Hods liefonherte groot Ct. Eulnaachtter deughddaadvaardich. Dan alleſulcpdat 3pkan binnen//daar.

WPantwatmen lieft wozt dadelick

TD1climaalghepleeghtmet vzeuchden. Zoobaartſulck welöoen ſtadelick Een macht na Willn deuchden.

TDusieert die Leeraerwpſſlick

Ä ÄÄ pn Olghers dieſe elic

Doen blpcken in 't

Ä leven.

CDp'tghene dat voozleden//is/ GDockheden//is.

-

TDoetſp metluſt ofſchzick ghedencken Zphelptter deugh den kanoock krenckert, "t

dºj vaſt denckt op

JBaar, niet op dinghen die aanſtaande// 3PM. TDit

XXXVII. Vande Zieldelingh.

voozleden

ZE

vºjº

-

hier nae begheerlick ha

LI

Gfanghſtigh duchten Voo2 ghewaande// Ppll

2

Äh Werck

GPpdewpſe: Ä arghsTpanni

Zoo quetſt devzees den menſche meeſt TPaarhoop gheneeſt. TDeeg krachten 3pnt die 'thertontruſtert." W9ARL bedzoeft/ trooſt Hoop metlue

v

Ell»

I#D Ächthaar Zielen pfbeſtaat die heele menſche/ Zielblpft onbederffelick. JPaar 'tztenliekbleeſch der zotten luſten Ttt

Ä

Derdozt Äthopin't pdenſterffelick, DeZiel Goölick ſchoonenee Hetbeſteisdeel, ſchoon /

-


Liedekens. xxvil I.

Goedypn de Hoopenvzeuchde Als goedhepd is haarend JBaar zieu ſp op ondeuch.de

Vandeherts-tochten.

Soo 3pn ſp quäad en blend. TDus iſt oock methettreurell

3

Envzeez' volzwaar verſpck. TDie al’t ghemoed verſtueren Ell 3Pl! Haerepnd' ghelyck.

Opdewpze: Waarismynalder liefſtedie ick metooghen aanfach.

M Envint tweeſnelle krachten/

JAu 3pntal goede dinghen :

WHeleen verſtandighepd.

Enwaart/der goeden wenſch:

d'Eenbaart begheertens Jachtel/

TDie Doo! goedhepdgtoebzinghell

TDie ander vlucyt VantlePD

Hoedmaken al den menſch. ZH003l.jntoock quade ſakel

TBees moeders telen vzuchten/

Enquade vloecken waart : TDie elck een quader nnahen Die 3ich daar me Vergaart.

1Panhoop en Zoete VzeughD

GDock me het ängſttgh duchten/ JUNetdzoevich ongyeleught

XXXIX.

TDitzpn tot deuchdenzonden

Van onkuyſeminne.

TDeſtronen ofen all.

MDelhem die t'alder ſtonde

4

TDie welbezeplen liall.

Gp de wpze: Alzoot begint.

IHier rupſchen ſtercke winden

Van hete minne ick ſtichtich

TDie ſteurent'ſtil ghem0et:

3inghen

U10et/

TDooytoo.deels onderwindet 19ant waar of Välſche g0ed.

Debaſtaard zuſter vandeliefde repn. TDie vierighlick dooz haaroukupſche gloed/ JBetboelderpverbeelt der zotten bzepn.

Js hier danrechte kennis

ZSpmenghthaarmetnatuurghemePn/

Zos oockt'ooydeel recht: Iſt niet/hetmaacht met ſchennis Tjenmenſch der zonden knecht:

Haar die ſtreckt tot veel beter end TDandaarde min Paar 3in toe Wendt.

1Berdooltint blind beghere!

HNatuurtotvzucht/ demtn totgheplhepd

Damit quaadingoethepdsſchpn.

ſtreckt/

TD it doet van deuch0 afkieren/ Die waantunell ſtrengh te3PM

Ratuurwiltelen/min ſoecktkoºte luſt. JRatUUUS

VlL

Elckhooptmethertengherigh/

't Miſbujedesminsbeſondichtweton

Haa't goeo alwaart naarºa Dockvilledt yet volckafkergh/

TU.

Elck diendeminne blind vermuſt

19an'tgheenzp quaad Verſtaal

TDieutſchandluck haar begeerlichhepd.

TGie't goed verkrpgytwert luſtich/ 19anherten bpd en Vºg.

Ärº gheen echt perſoon be

-

CD domme jeuchtwildp verderben niet

Fºaar 't quaad bedzoeftonruſtich

19oightbovenluſt der ouden Wºpſ raa.

ZDen haat deestreureußbo.

TDient ghp deminſp byengtu in't Verdiet HJaarluſt

CDploghenen op Waarhepd °t 19erſtand zpnooghen ſtaat.

Ärn an treurtunen neeſt tt Mat/

Zpdp noch vzp/hoedtu der daad.

TDereden weeght.de zwaarhepd/ 1Ban't goedeteghen't quaad.

Heeftſ’uin't net/ontwerturas.

Ep 1Genuszee bzupcktditkomPa8

MDatdan'tberadghoodeel 4Berkieſten meeſtop ruſt:

Doetaltpd wat/werckis der minne Peſt

Derkrpghtbehagher voo.deel.

Triakelſterck/die haarfenpnverdººft: JBaarleechepd maackt van'thert een 1Bg

TBitbaartdelieve luſt/

nUs leſt

Haaluſtofafſch!ick durigh

4

WPaar

-

mÄ rupmt/gheenlegheminen

Atountflurbegheerte Voo2tz

pft/

Df vluchte onbeſturich Die’tquaadt'ontºliedenſpoot,

-

Beradinghlaat haarhozeil

Ghedachtens meulenſtadigh Wºpft Hjedäooznofkaf/ſoo'teckhaar haalt waar avÄ denckt/ werdt luſt ghe“

Danvolghthetoo?deel ſtil/

Pier upt ſoo Wertgbebogen De goed of quade Wil,

W5zenghtin'tghedachteen ſchoon Peluß laackt /

CDm doen oflatelliet.

Meatſalt doch malendan onkupſcheband DSſuſcht deſen vonck eer ghp in Vlammen

ID.at otserklepn' engTootett Als Ikoninginghebiedt. Zpis (alshoopen Vºe3en/ …

TDit vierigh beeidt waſcht upt metſnelder

Gocz dzuckenvzeughd) onWis: Mietgoed of quaad Vau Weſen/

Jaaacktvaſtverband metu Verſtand

TDitiſtop-zetbeſloten

JPaar ſoohaaLO020eelſ»

.. .

raackt: . . . Hand/

TDathetuoogh van luſtafkeert. WPantluſtsaanziell t. Gn ſtgäſt3 teelt gabegert,


ILiedekette,

-"

Jol.503

-

d'@nſchamelHepd van't ſchoane mepſken

Een Herts-röer

joigt.

zöet näérttachtint goeds

Geenblpvensplaats en geeft tnu gedacht. hepd luſtigh/ 19geeſdp Äano ſpeelt niet met Denus Gmliefte doen daar’t liebe Hertaankleeft/ OllCI/ Zs repneliefd'/die vzolick maackt en ru Paar vaſche luſtvan voyen lieflick lacht. ſtigh/ TBierzettliet op/unaar Vlpttgh acht Dock 3alighat daar 3p warachtelick in leeft Hoefel Dees Kat van achter bpt. IPaar 3elf gheheel 3pältpt blpdelicken geeft/ JENetſpa berouw/metſpoten ſppt. 't Hellefoe lief daäruptzpis ghebogen/ ſchoon/ voozt beft bp haarver Dits JPaar zwdp vandeſchalcke unin verraſt/ 02en/

Äszp Doo! iſt intzotte hert geplant. Flur roepcſerupt/eerzphaar wogteltvaſt/ TDit Vatt u licht/Wogdghphaer recht Vpalld TDatwertſö ghpaan elckenkant

Als 'thooghſte goed dat 3p in allen meent/ TDat Jaaght 3plla dat ſoeckitzpte beſpogen/ Dat iſt oock daar 3pal haarlievers net ver LE

9

2Laimerckt hoe3p doo? Waall bedRieght/ JLee Valſche luſt/dieſnel vervlleght. De leunis klaar van goedhepdts Weſen ſchoone Paaraankonſt lockt metluſtbehagelickt. Js moeder van die ſchone liefdeonbevlecht/ ABp ſtopen vol belooft 3p ſoete Wpn/ .. Ibºaar 'tſchepden geeftonruſt beklagelick/ ZDp lieft Ä quaadtsalloofd het Jennelſcß 00lle/

GDock bitterhepd met tonnen Vola3pli.

TotdeughD alleen altpd Haar luſteheplig?

't Bergifthet Vert unet Dzur felpn En laat voo! luſt (die ſiel Vergaat)

ſtreckt/

-

Hier dooz maackt 3p oock Hepligh goedten Weelperfect. TDevalſchemin belooftop 1Denusſaght/ MDantbovenal doetzp Hetgoedankleben/ JBetbert nuetziel niet krachten in't Welle“ Pliefkens hert te d2pWeilti U net/ Vell/ JPaarzpvangtu d00? Circes tober-liTacht Dooz'tvolgen van der wpſeliefden trouwe TDieu bergeeſt in't Vzoulieug boepen 3et/ TNad TDaarleefdp la een voelkens Wet/ 19erdzietighleed Vol treuren quaad.

-

-

JLiefd'houdtgheen maat/want Godt in't

MPaar overgp'tglebieden zocÜt/

hooghſt verheven/

ZHoo wertdezoteenſlaaf verkocht.

Peeftepnd noch maatoumaatis liefdSop T2it blinde Vypen ſteelt den v?perdwaas:

Lechte Maat.

Sijnvººpyepo zoet/deſurteaat Verzint/ Synhertenveurs is't mePliens Wldigh NAG/

-

Haarkrachte grodt/vergrootdooztgrook

-

- -

Vermeeren/ . Datgeenſinslem/maar’tzünbeghterlich 1Dan Kennis gsed / die ſtadelickent Wiaſten llllllt : -

-

UULETT.

MBievzeughdezoecktentreuren vint

WPantliefd verkrüght/ altpdt Haar goed be

Jºachlicht verſtaanzpn Dolingb Iroot/ TDees zothepdskund gPaarde Dood.

geerell/

TDitgoed Vermeert dan Weerder liefden goé begbeert/ M9ant als demilitaarupt3plldz0öln ont (Tot SºÄ º 3p als ſchepperhoog Waackt

ICT LLU.

-

-

TDoot qmellenvan die nachtemerp3waar/

-

GDock

Änd als ſchepſel Vanden

Die hein bedziegh'lick ’t berte had ont ſchaacht/ te recht haak Valſchepdt open w# *

-

-

TDan

Hem b

# lief Met maat Mae Waard ent LLUL.

-

(Terliefden Hodgeerbiedighen recht danc

C/

Foo Weldaadtvziendtſchap Utaackt Vooz WMdL/

keltck/

-

Maar 3plieft Hod oneptidlich Ua 3pu leere.

-

-

ZHoo maaclzt miſdaad (die Haat Verdient)

WDät

wº# lieft 5p unet liefd vergallcke

Te Vpalld/ſulck gheWaande Vzielld.

Cli« -

Wiedanderminnenliſttevoenkent/

verlieſtmen gheld/een vziendoflpflück“

En laat haargheenſing neſten in 3pnhert:

eTVell

-

En die zich deerlick Vall haar Villdt gye

TBewpze liefd' begheert die niette Houwen ſthent/ NUELL "nai vpaltdt doo geleden Dewplmentheeft/leert3ptgewilligbderb ar llleT . . TDuginach'tverlies den menſch oock niek berouwen//ſeer, Deesbºptzichupthaarnet verwert Sijn luſt ſoeckthaar vernielen ſnel/ '' MPantſpbezit die ſchepſels goedmet trouba Wantelckdoodtgaeru3Puvpandfel,3 en//eer/ d

-

-

XL. . . Van Liefde. .

5.

- -

Als goedgheleent/ omdat den Leen-Heer uletdanckbaarhepdt dokmide asenjgoedich/

-

lC.

Spdewpſei Suſanne unglºur, -

"

-

-

sºººº met gleljckett

-

- -

,

-

- --

GPp,'t - - -

-

vgcd/

- - - -

Daar

Ttt 2,. .


Liedekens. -

Baardso verdwpntdietpdlich' liefdefpoe Diezpop'thoogſtineerendaerdaet rpſen/ TBevöjſhept klaar/weet tot hetzeſt te Wpſe Digh. Terſtondälſt tpdlick goed verdwpnt in te TPatzpverkteſt/en sgheus valſch bedzogy verhoedt/ ghenſpoed. Isdam deesſiefdnietwaart om Hoogh te -

pºpſen.

Soogheeft die liefd baar dienaarruſte

Als wozteigoed van alle vzuchtbaardeugh

ſtadigh/

TPiedan doozhaar der armen onruſt oock olutfernt.

Riet

Dell 30et.

-

b"Ä andzen/leeft 3pn jonſtgoed

Auditvermach de milde liefd gemeene:

In joughers Ä in ouders unter/elck nat II kracht/ Sooonsdezºn/hem ſelvenniet verlichten 't Jongh zpn boomtzem klepn/daagbt luttel dadigh/

-

-

WeTUI T.

-

vzuchtheng kleene. 't Zshemeenvzeugdte trooſtenal die treu TDegrootveelgroote vzuchten na3Pn groo* righkernnt/ . Te Ulacht Elch is hp nut maar niemandt mach hp

TDaer niet 3p ſelf/maar 't Volck derPpe ſcyadel/ vzuchtafwacht/ Dpvaſten ſpaerton d'armee Verſaden. jüet milder handupt d'afbzeck Van 3pn 0 TDit is den aarö van lieföe hoogh verheben: -

T9e

Vervloed/

Soodzaaght3ynkrachtde zwackhepdt der beladell/

-

--

-

vÄ. / ound'arunen Veelts g}cVel.

Haarhaaf verteertſ' om daarmet d'armen

- -

't 19erlichten vanhaarleed verlicht3jnher

WelCeVOeli/

Zoo leert deliefd' dekonſt smwelte leben/ Datg niemand quaad/maar alle menſchen

tegoed.

Zpngeven mild gheefthem veelmeerder

gged Le DOell.

vzeughbe

Dan d'arin' ontfanght van3Pnontfangen

XL I.

ulootelicki

zeheefthpluſt/indees behupza deugde.

Van begheerte.

TGievoozdert totwellevens kunſtegroote

6

ictt/

1WPatluſtigh

º hanteertunen dicken bloo

tellChi»

Gp de wpze: Allempn gepepns Doetmpſoo Wee.

4TotGodeseer/hetdickmaaldoendsette Tell/

TDusleert

iseen verſtandelkraeht/ # liefd dees weldoenskunſthan BÄ 1Ban's ĺb edel ende zioeck ghts LeCen/ TOILD.

Methertenblptverbpt den armen men“ TDie viertgyſpooztophebbensjacht ſchen wel/ TDte spÄ veel/dit doet gheen wertkont Datenghewäailtenheelouſeker gacd/ TOttgoeönnachmeuöock recht verſtaat eTell/ welaanmercken Ban3pn Weſen. (Totzalighepot dagr toe bzenghtliefd nat TDoor Zuikrecht verſtaudhoozt vöozttegaan/ Wenſchenſnel. -

EPf'tzot begyeeren woztuniſpzeſen.

Meantiefdeisvan Godeen opzechtbeete Wie watbegheertdiens oozdeelwaant TDien 3p ghelyckt in helprpck overvloe Datyet vegeeroedinghhem goed ſou3pn. UDaut ſonderwaan van goedhepdsgebººt Ä maacktmet Godin luſt Wertgheeubegheertalwaart Dat19zieñöſchap miaar Valſche en Weelde.

chpll TDooz't wozden een met Godes ſchoone Begeertewaant/maarltefdeweet: goeuichepd/ -

tpos vegheertmen quade dingen. TDitwercht de tiefd'in't gheven mildmet 19ee JBiaruleulalldliefd het quadeleco/ ſpoedichepd Danmachniemand den Menſch van God TD.dartoe Wegeerte bllll0ttan vzinghell. meer WBtwaankomtzot begherenvoot: TDie zÄ watſchpn ſouW henn of "ºusºMdLÄ ſpzupt upt de Waarhepd EPDE 19ält?t Weſell ged / tot een bedzieghelicke WBaan wertbegheert oock meeſt verdoot : Wdall? Ppkendt den Heer ſoo vol Hooghwaerdig WPaar liefdaltpotothetgeliefderaackt

Ä

-

Hepden/

'tZs Waan die ſchadelich bedzieght/ All die "gheWaande goed begeeren. ...

TPathpäl"taardſche goed alsdzeckte Tugh fBaar waarhepd trougeen menſchenlieg/ kal ſtaan. 't peltefoe goed gheeftſpunet eeren. 19an alle deugdisliefdde ſchoonfontepnt 't Isdwaaſhepddatmenpetbegeert, Dol kracht/volrecht/en Vol Doozoatment waarlick goeöte weſen3iet/ Cºlº. andergdoet die ſoeckt verteert. Haar temluſts dwang) bewaart in kupſ WPle Buſekervzeughdende vint gewº verdMiet Hepd Tepne/ Zoo leeren methaarſchade groot/ Haarſterckhepdtvzeeſtgheenkrups/ghetn Doozt onderwinden alle doYen. leed noch gheen vpand/ , den Heeralleen in't Verte Deegmeeſtrigdwaasbzengthaar in nood/

"Ä

nºjºs

Veeſpots vooz V90 trooſt TL90ſt anho KljoelPPfe •aarſpſp veelſpots


Liedekens

-

JFol.507

-

ÄDiedan nietwilverderben Heel/

XLII.

-

Die wogtoock wpsmetzjne ſehagheleert. ZÜn oodeelruſt va'tzwervenvee/ Sn 'tonbehende dathpniet hanteert.

Onderſcheydtuſſchen liefdeende begeert

"Bekende quaad datmoethpvlien. Jºietonbehends maghhpbetrouwen/ ºpvoght het goeddathpkan zien.

7.

Geen blinde Waal bzeughthem in rouwen.

Hiervelght het volck debzedebaan: WPaarelck begeert veeldinghenoubckent. Maarwienſ-trouwtzpn blindewaan/ Blpft altpd Van die doolwegh/ongheſcheut. (Tisgroot Verſtand zynonverſtand/ Tehennen: om daar vante viuchten WDie dees verlepdſter wertvpand: Gaat vzolick ſonderleed te duchten.

WPantſulck weetdathpniet verſtaat

GP de wpze: Hetwas eenklerer ken dat gitighter Scholen.

LÄ en begheertzijn onderſchepden/ Liefd' s beſtendugh talderuur. Begheert s Volonſtadighepden/ TDut kommt Uptelcr geboots natuur.

Geen liefdenkomt upt goed. twäflickwanen JBaarupt een ſeker weten BegheertſPZuptuptwaans vermanen/ A

JBaarnier upt Waarhepds wetenvzoed.

MPatiuſt in 3ihn ghedachtentafereelt.

Als waan in weten wertverandert

d'GPnkunde of't goeo is dan quaad/ S.

ZÜnblind begherent'ruſten ſittbeveelt. Die ſoo Van onvekenderuſt/ Hºtet doende dan bekende deughden:

WDertniet verleptvan quadeluſt. TDees Wandert Vepligylick in vzeughden.

19erandert oock begheert/in lief. Begeert altpd op 't onwis wandert/ TPaar liefd metſekerhepd gherieft. Gock magh deliefdentetaankleben Dan’tware goed dat 3p verwerft.

-

«.

Pp vindthoe ſozghlick dathetis: WPaar goede ſchpn Hetgoed verlieſen//doet.

Hier mvackt d'onſekerhepd ghewis Dant angſt Moo?'t quaä0 gheen quaad ver titeſen//Dost

t Goedſchpnend quaadten quaden treckt. . Die kanalleen metluſt bekozen TDees mommerp de ſond bedeckt/

Doozditbedzogh wert ſuſt verlogen.

Dooſulck bedzoghblüftelck hc oedt: Doozſekeroozdee/of dooz gheen atoog/

Begheertens Waandoet dickmaälſneven/ Intquade dat den menſche bederft. t Begheren Vanghewaande dinghen Metſozghenanghſden wanerpläÄght. Maarºeplightryght.de liefd gijeringhen/ 't Bekende goed dat 3p bejaaght Dirijgde Waner valſche goeden

º3ünbegherthpblpft nochquj. Baar die uptliefd' ter deugh den ſpoeden Dees wozden deughdluck metterdj.

WDiensoozdeetrecht Is vaſten gord/ FHoodoet deliefd' atpd verblpen/ Dan't quaab betient datpemanthaat Ät erhrpghen wandeltevedeughd/ Zoetthpgeentuſtdooz toozns vergrammé. WPantaltpd maackthetwelgedpen,

WDertnietbekoozt metquaathepts luſteloos Lecht als die 'tvier kentnet vooz-raad/

Dan’twerck der liefdenblpevzeughd.

Ghern koelinghſoeckt in hete vämmen, TPaar teghen quelthetleed' ontberen

Die oock noch gheen goedoozdeel

Pantefbegheert/met dzoefhepdw.zeed.

Dall'tgheen qualuſt bedziegelick voozſtelt: 't Begheerde lief ontbeert begheren:

En blindelingh gheen vonnis gheeſt/

EnkrPghtdaar vooz'tghevzeeſdeleed.

Ä niet luſtighdatmetpºnenquelt. WPankſonderoogdeeIſtouten blind/

Goch merckt deliefd'ſeer wjs van garde Sjaaght gheen menſchen hert begheerlick Gp't gheen 3pliefteerft vipteltci. Da't quaad/onrecht vooz good bemint/ Äanieft 3/wytickelchnawaarde -

MBiednitothoutleeft welen eerlich, Peel anders iſt met dwaſenſtout:

Die altoeſtemmen dathaar luſtvertoont WPantelck dathp vooz't beſtehout

Al'rzichtbaarmetliefdtpdelick.

Als 3p dan'tſtervenmoetbepzoeven Dan Man van Wepff/van 't lieve ind:

Ächtiefºeroocknietbedzoeven

25egeren moet/oft ſchoonmettreuren loont WBanthptmet tefdeſterfick mind

denhooptnaat quäad verderffelick Doolangbdatoozbeelvalſch magh leven. En'tquaad verwerftmenerffelic/

Pit anders met dedwaaz begheerte

Die’t ſterfelickmintonſterfelick Dan bliegt dehoop/menvzeeſtmetbeven. Miet3tend' op 'tſchepdensdzoewe ſteerte \. °t Ontberen queldtdän erffeick,

"Sº'too.deeldandaartalaanlept/ Hootoozdeels ſoo iſt begeren//me.

ºtoacts/ſoo is't belepd Dan'tgantſchelevenen hanteren//me ZEſtoo.deelquaadonsleven iſt

„Dant als 'tbemind alisgheſtoven Zoo leefd noch langhhaardünaſemin Äetreurt.danſeerom tief verwozven/

Helenen Ä Äfeppnen, . Batsdood/maar'tleedleeft unhaarzin.-

Ält glºPniet in blindhepösmuſt/ tBegheren quaadſalhaaſ Perowgnen.

Äeliefd is goed/goedzijnhaardaden/ Mietquaads diegoeöeiteföbedjft. -

Ttt 3

"Be


*

NLiedekens.

-

't Begerenſtreckt weeſtotte

Zpbpvenint verbziet/ Aldezpn leer VertrouWell.

den

Mºbjtshetquaad veelingbelPft. Slecht is de liefd trouw enwarachtigh "tiSegheren ſteeckt volargheliſt

WDie daar metonvernoeght/

Zpnooz begheerlich Voeght. Tot wäan/gheachtrechtvaardigh : IHerjeſden mildhepd maackt eendachtigh TDIe merckt de Valſchepd gToot °t Begeeren gierighbaart veeltwiſt. DBan merito ſo0 bloot. TDathp beſtrickt Wert aardigh/ Altpdwil liefd'haarſelfuptdelen 19aueenſeerluſtighwpf Begheerteraapt gheſtadelicti. Dzouw deughd imputäyf, TDie ſoeclithaac bäat/totſcha van Velen. TGiehem voözt vzoed gäat maken. JlMaarliefdis niemand ſchadelick. TDateen ſond1gh gheim0ed/ -

-

-

ZHondergoedhepds goed: GEn Hodſoo magh gyemaken.

XLIII.

. Wt des blinden van Iericho4.Lieden. I

Op dewpze: Pſalm 128.

D

JPaar die dan wilverſtaan TDooz op.merckens vermaan Dathpderft ruſts ghenoegen: TDat oock quaadhepd verftpft/ Alsvooz/intherte bpft/

JºetſmertmetdzuctimetWZoeghen, blinde dooltmetſoughen/ 1Bolghtblindenint verdziet.

1Boo! hemdles mieten 31et. 1Dermoept in onghet10egen/

TDeeg.merckt tenlaatſteil noch Impuratyfsbedzogh Enmoetzich van Haarheeren. TDie ſoogheen menſch ghelooft Beurt op 3pntreurgh hooft/

Azeerthp’t vernuftzpnrugh:

Ghetighila't woogd des Heeren.

MBelcrblindhepd is verboughen/

Endooz zijnppnlick WZoeghll/

Soeckthpeen vaſterbºugh. XL V.

-

IPphoozt deswoogdsooykonden 25egheerlitk um 3yn hert

Op de wpze: Pſalm 13.

*t iSoo?dopenthemde Wonden/ 1Dan 3pnre Zondenſmert.

Petdzepght vooz zijn miſdadell

3.

H# doolt die op3pnwercken ſtaat/

TDes Heeren ſtraffe zwaar.

EHock al die Hodebovenmaat.

't Belooft oockuptghenadell

Gfmindan na3Ün Wood betrouwen/

TDen blinden ooghen klaar.

MDant Hod deckt niemlaidsſonden quaad. TDan die 3pgroutlich berouWeil.

"t@pmercken gaatvootstogen TDooztondervindenfpn Hoedat Devalſche loghen Detquaad 3eptgoedte 3pn.

19erſochthepd meerdanboeckenleert 1Berſtaanonsooºdeel/datsverkeert/ TDutmoet deruſt ſeker begheven. GPm dooz berouW ſulck quaad verheert

TDit doet na't quadeluſten/ *t WBelck alle ſonden VOedt.

Zntwoogdte roven ſpleven.

TDan tupghenſmertsortruſten TDat ſondhaar ſelve boet.

TDie't quaadmeer dandeſtraffebzeeſt/ Gock om deughds derven dzoef is neeſt.

Diertert dieware hate

Endozſtom rechtvaardichte Weſen :

Denkop van'tvalſch Serpent, (Tot bliiiden ſoo Vall ſtate

TDe Heer’tghelove ſent. TDat3p dangaern ontfangheu/ CDm dathet hope baart:

TDees is recht dzöefen arm Vangheeſt IPphoopt in Chziſtotgheneſen. MBie't quaad verſtaaten hertlick haat

-

En ſtreckenſmelhaarganghenl 19an d'aard ten Hemel-Waart.

1Berlagt Dat Waarlich 111etter daad.

Euſabbateertop epghenwille/ GEn zitbp 'tpaten Wachtmetraad Chzuſtuunghelaten enſtille.

XLI V. XL VI.

Op de wpze: Pſalm 3. 2.

Opdewpze: Pſalm 74.

ZÄ haaſt demenſchgaatſpoen/ Dantquaadom't goedtedoen,

4

MBtwendigh optghezienſte/

Euºnº

MBert3pn blindhepd Verdgozt Als Hp begheerlickhoogt/ . Den roem Van groot' Verdienſte, WDiensſeventronien/ Zpn Ceremonien/

miſt/ MBant die volghtraad vsozdat 3p die nach

TGiehpſeerſcherp doethouwen, TDedeughd en Achthpulet,

maackt onwpſHepdts blinde

, , , kennen/

-

Wieditbevint/moetzichtreurigbafwen nen/

1 anlepdersblindt / met Hooptot Zeſumt . CRiſ. Als


- -

MLiedeketi. Alsdeſeblindaanhoothetwaargerucht Dallt

wº Fes Dat Chzuſtdoetint ge ULLI!

Ä#

Fol.568

Die vzuchten doetdees Afgodderven ZDoo waan/dieochenthier’tverwerven. Betwerck des vleeſchgbpft inde hupt/ Gal,5.2I.

/ dat dees de Chziſt moet Datſulch'upt Godesrpckeſlupt JNoch hanght aanſulckenvalſch' Afgod/ TDerarumentrooſt / des ſtams Van Jeſſen Der Wällers waanwps waan en3ot. Ghelooft

EL.

VNUcht.

MBiens konſtghewsenſcht3pndgoeveziel

MDant ſp vercieren/dichten/dyomen LiechtvaardighepU (alſo 3pt nonien)

Verheught/ TDle mieten s/nlaar weſen derft/ IHp bzupckt 3pn tpd netWaken/bidden/ker CD0cli tuteten leeft/Iloch mieten ſterft. TDaarom hp oock gheen ſoliden dooo

U1EIN.

Enroept deerlick/ Wilt unpng doch nuont JNoch deUglyd Doet eVen Inder nooo. fermen. d'Onkunſchen naackt 3p geenrepnherte CD TDavids Zoon helpt mp ghp wildt en Teil 1pdert Uptzp niet vÄn ſnet 1neught. De ko021g)'hout 3pn uyoedigljevd/ Sulckensod-roep vaſtop'tgeloof geplant TDe Pºſicliaärt zyn Poogzinoeöighepd. Boozt Zeſus raſch / dlegaerl bevºpbt van Haar Afgod niemand tºipen ble/ rouwen. . . UDant die IG Illet/en zeipt oocknet. -

Dºpgeeft minlich den bidder netbetrouwé 'tHezichtenlichtmet Hoddelick verſtand,

Alleggenzpill Moodmet rouWen/

Paarblind' Afgod/kant nietanſchouwen. D

Godtslicht verblpdt/dan bäart deughds aat1zien ſchoon/

Alſmozell 3pin booſhepds gract/ Paarhanden heeft geen helpens macht. GenrepneliefototGodentotten menſchen Baar Ulond isſton/haar oöz 1s doof TDie volghtdan ChNiſt/des deug DG Vooz JNoch heeft dees Afgod grootgheloof. beeltna Wenſchen/ Fulcrzjnſpoock al dieſe maken/ Dooztkrups-Pateng)/Val d'aard masHe Enal die haar methoop gheuaken. unelg trOOlt. 't Geſchiet bedeckt totalderſtond/ )pwerthet Wºps die in den grond. XLVII. Dees Afgodnaackt aanſchouwen//kan/

Op de wpze: Pſalm. 80.

TDaarbidſeelchaal/tzp Uzouw of mail.

V An Afgodp wilick muzingheit/

Die Wozden Osck als haar Afgoden/ CPm voo! den voicki lutlicht te bzingen. ZÖpſchpllen lebenden zpn doden. Spjebbell Ooghen ſonder3ien/ TDenquaadſten Afgodmeeſt ghennepn/ CDp 't Hodlicki lichtdaar ban ſp vlten. Bpſchpudeughds volck Van bupteil repn. TPaar ſelvenpemand heln rechtli it Paar dove ooºoock nietet hoot/ TDeu3ln van Hodeslevendvooyt. TDoozvalſche Waanen lepders bleid.

TDiedoenhaar kicht-gBelovers bouwen/ Paar neusen rieckt totghenendaghen JDetpdel/kindſch/enſotbetreuwen. Den ſoetenreuck van Chzuſts behaghen. Die häarlaat ſtaan/inknechtich:pd

ZHtOnnishaar mond (dootzondighen) GDun Godslofte verkondighen.

TDer 3onden/die intherte Woont/ TDitwertdooz waan-gheloof verſchoont.

TDie ſoethepd lieflick vanden Heer.

Daſtopeenwaand gherechtichepd/

Pſal. 114.9

Mat.8.22. Ioan. 5. 2a

Mat.13.15

2Cor.2.15 Eccl. 15, I5.

Haartonghenſmaacktoock nimmermeer Pſal. 33.9. -

oo werthaar ſond die ſp noch leven/ Haarvoetenkonneu gheenſinswandzen.Gen.19.25 Haiettoegherekent/maer vergheven. Ratguaadingoedonnte verandzen/ Fä7 •3 Rom,3.12 Paarhanden taſten nietgoeds aan. JBaar deughd die nietin haaren is/ Mietgoedsenwert van Haargpedaan TDicht Godhenlupden toe ghewis. Dooztonghelooftntzwerterjck Wäechtof die waarljck inhaar waar/ TDits Waan/Uochachtunellt Waarhepd klaar TDuswertelclzzpn Afgod ghelyck. Dees Aſgod valſch/intoog waarſchpnig TDeeg waan-gberechtichepd Beipnigh/

TDees Afgodis/en heeft meeſt binnen/ Die meeſt hier ſch!jnt Hodtebeminnen.

Achtelckvooz Chziſtenheplighepd.

WPantelckſoecktmeer nagoed epdslof

J LEI TDat Viecht of bp't quaads OltUdardlglep

TDerzichtbaar' afgodzpen//ſcipil

ÄÄ 2Cor,6,14 Ä Ä rechtVaardigyepd.

Ä

-

Rom,8.9.

TDes zoonsgherechtighepd verkozen Ä niemand dan die bemtothogen

Dan goedhepd ſelf/dit doethetſtof/ ſäept Veghen af/el unpel//fpl. tE52afſchildertmen metſchpinen menen/

UPtWeilüigh/binnen 3pn Uupl benen. TDe Hiercknen alſt verplocezen//vllet Gm Datmerleken boeckien//3let Hoozthem niettoe/hoeſchoonhytoont Jºaärwienzpn Gheeft recht ſuchten//doet TDie 3p metpverſtucken ſlaan/ aar Chziſti Gheeſt nietin en woont/

Rom.8.26

Btd Goden krpghtsgeeſts vzuchten//ſoet. Als d’Afgoöinhaar hertblyftſtaan. Alanders leert der Chziſten Pzince Dees vzuchten 3pndeliefd en vzeughde TDiewpſtinthert/daar ſoeckt/ghp vintſt.

Gl,8a. GÄ

Dits' onderhoud van Hods ghebod/ Dan C9ziſts gherechtighepdhetſlot/ TBit werckt Gods Geeſt warachtelick, JRiet in een Waan/maarkrachtelick.

Wäepnighteerſt binnen 'tquaad ghemepn/ Gp dat het bupten Werd' oockrepn.

Baar die Hodmeeſtmetwoogden eert TDie Vloeczt ind Werck en Doet Verkeert. TAFEL (TL t 4


Tafelder MLiedekens. Vande Muzyckgheeſtlycke zin TA FEL

TD ſºr ZLULDckièNL Näe hun bovenſte alghemeen ghe tat ghetteiot met verklaringh

30 Alsaldemenighvuldigheghedachtet! Van willelooſhey 31 TDemeeſteruſt Tafel-lied

32 MBp dancken den waard

Vanicken myn 33 Godheeft den NBenſch ghemaackt -

Van elcx inhoudt.

Vanredensooghsvalende verloſſingh Vantleven Chriſti4. Lieden.

34 Jck wil nuzingh een nieuwghedicht

Van zellefkennis heyl-trap 4

4

V Toeteherpo Davidszoon

35 Een goed nieuw lied/etc.

Doghtgjp den wegh der Waarhepd Deleeuwe ferwert ho0 Jh VerWolldert

Van ware ruſt

36 MBileenighmenſch des Heeren ruſt

EHyp diet al doet beweghel

Vänt oud.zalighe Ackerleven.

Salomonsoordeelgheeſtlijcke zin 37 Beginto zieleenliedehpn

5 Zaligh leeftypnet ons Voozouders/etc.

Chriſtvolgingh

Vant Chriſtendom

38 Ter WBereldrond 6

Als ich zinck in my: epgen grold

Van Chriſtusheyligingh

Vandetem-luſt

39 JPetzinnen metzinnen

7

Reemt neuſcht zelfetc.

Vanlutsbedrogh Ophupden vo6! Den Jäge äad

Vände verloren zoongheeſtlyckenzin 9

Vreedzame ſtryd 4o Een ſtrijd van vzeden in mijn ghemoed Ghebedt voor de Chriſten Kerck. 41 Almoghende ghetrouwe Peer

Te domme jeUghten kal/etc.

Van Chriſtsºvrymakingh

Vandryerley liefd 42- Dankiefdezinght mijn Hertvepligh

10 Het Hodlick wooºo/etc. Wt Cantica 2. Lieden 1 1 Swpght Hemel en Aarde

43"'t Crups moetghedZaghen zijn

12 Derlieden lied eenlied/etc.

44 TDeſchoone luſt verbeelt/etc.

Het Vader ons

13 Dns 1Padergoeon's Hemels troon

lzaemtrooſtinballinghſchap 14 MBp ballingh verſtropt/etc.

Vanlyfs ende zielsheyl 15 Znelck neuſch isbpeen vergaart Vant blind verkieſen

Van Cruys dragingh. Van Adams valgheeſtlijcke zin Vandrie daghwercken 45 Spint vlpttgh gWpſpinſters Vandetongh 46 Terechtishp volmaeckt

Van waerheyds bevryingh 47 Zn Jonckhepd dom/etc.

Chriſtuslevens'sWereltsſpot2. Lie

16 TDes menſchen zotte ſechtighepd

kens

-

Hetlofeener deughdzamer vrouwen 17 Een vzouwenaerſtighende vzoed /

Nieuwe-jaer vandeinnerlijckever nieuwingh 18 MPilpemand hierhetleven Gods/etſ.

Van des Werelds bedrogh 19 CD UDeteldvol Valſch behaghen

Opeen vryers blauwe-ſcheen 20 Zck mindeeen maaght -

een Bruygomsſheuvel

48 TDe leere Gods van't Crups/etc.

49 TDie hier na Gods wooºd willeven

Van Chriſten ſtryd 5o CPUs leVenstpd

Van valendeopſtand 51 God ſchept den menſch terzalichepd

Egyptens uyt-tocht: gheeſtlijckezin

52 Laatonshetlofdes grooten Kontughs 3inghen/

Van Iſaacshuwelick gheeſtlijckezin

21 1Pan liefte zijn verſchepden

53 TDe Dader zantzijn trouwe knecht Vanhoop en vrees 22 TDooz wiſſel van minne mjuleven/etc. 54 MPie hier willeven metzinnen blp Wiſſel van minne

Opeenblauwe-ſcheen Van minne-dwangh 24 MBilpemand and'ren3yndzoom/etc.,

Virgilius: van Bachusende Venus

# leven Zalighleeft hp bp den menſchen Ä doet Ä Van

23 Almpnen tjd 55

56 Reemt waarden tpd.

25 CHyp dMincke-bzoeders/etc. an dolle min

MByvoeghſel.

27 Zpleven inder Hellen Danſlied vandeminne 28 JPYu hooºt namp

Danſ liedopthuwen 29 CHPp V2Perg die op't V2pen gaat

Liec


Tafel der Liedekens Lied

Ifol.502

des Liedekens

Op wel-levenskunſt7. Lieden, ºd

I. Wat wel-levenskunſt is

ÄO Anmerckt o menſch waartoe 36 TDekunſt die 't volckwelleven doet ghp leeft/etc. 2. Vande ziel-delingh

-

37 Znziel en pfbeſtaat de heelemenſch 3. Vandehertſtochten tal afghetekent zynde aenwyzen 38 JBen viuttweeſnelle krachten elckhet begin van 24. volghende

Welcken Lieds24. reghelsmetghe 24

4. Vande onkuyſche min

Lieden.

39 Pan

Ä. min ich

ſtichtigh zinghen

NO

Dande thien ABaaghden vpf

5. Van Liefde 49 Eenhertſroer zoet ma macht/etc. 6. Vandebegheerte kranck ſoeckt dwaſe lu

JLiedekens. 25 Sn

Ä. 8/etC.

26 Schpn-deughdbevepnſt 27 DGBppinpzept bp haarte weſen

4 Begheertiseen verftandel kracht 7. Onderſcheyd begheert tuſchen liefden s

28 TDe Wallersdwaas/etc.

29 Het Welghedpen Van Godg leer

4* Jefdenbegheertzünonderſchepden

Van een ghetrouwe Vrouw 30 MioKerouWelanghetrouw. Van onchriſten Chriſtenen

UBt't Speldes blindenban Zericho vier Lieden.

31 Elck menſch wilzaligh weſen 43 TDeblinde dooltmet ſozghen 44 Zoohaaſt demenſchgaat ſpcen 32 Als wareliefd'ter Goddelijcker deughd Van wareende valſche Chriſtenen 43 Pp doolt die opzijn werckenſtaat

Vanware vrundſchap

33 Den Werckman is’twercrepudeenluſt Lofzanghinden Arck

46

etämme onWpſhepdg blinde Vande Afgod ſchyndeughd

34 JLagtons Gods daden

47 1Pan Afgodp wilick nuzinghen.

Van Abrahams uyttocht gheeſtlijske zin 35 Abgann Vertrock na Gods bevelen/etc.

Eynde der Liedeken ITtt 5


-

-

anzu

vät’t goede weſen in't Jehooftſdmvan alle menſcheljcke TBettk ICte Verdziet Zs datter pet teghen's menſchen 1Pan Godsghenade verſchenen int gezichte -

D

JRiet ſonder in ernſtljck ſoecken te onder

- willegheſchtet/ .

Vinnen/

Soo dathpontbeerthet gunt 3jn begheert aenkleeft

1Derooſaeckt deurtnootdzuftich gevoel van binnen

--

f

«Gfdat hp eeuige dingen3jns ondancrheeft UBant der ftpemant dungen die typ nootljck 't MDelekmen ſmertich verneemt in 't Hert behoeft/

k

ormt ondeuchdelyc t aven Vande luſten jeuchde

(dgoeft.

--

Ofdoozt behaghen begeert/ zijnen moetbe Deſgeijer valt ooc verözietich ſonderlingen

ycki/

Ende dit dooyt gheloof vande valſchelogen CDng nootlyckbehoeVeils tweerelep Van Daer afhenn die menſche dandceclyck vint

"tlHebben van geijate quaet gewaende dingé.

bedzoghen/

(beſwaert/

RLUT

Daer vanons 'teen binnen/'tander bupten Deskomthp deloghen vpantlijckte haten/ Tevluchten/temiſtrouwen ente verlaten/ 't Innerlijckets der zielen levend' Voetſele 't

sºy Ä

Daer is ſuchten/ducten/treurenei ſauerte/

algons verdNetS Ver

Än een ghebyolien vernedert trooſtloosherte

Oetſele/

"Är

Deutr.8. 3Ballt enleeft niet alleen bp den Baeren s noch hoope/noch krachte/noch Lucas 4. te Haedt/ Mode/ JPaerbp'Ä comende Upten Umont Van Maereen afheer van zich ſelf ende loghen

quaedt/

OD2.

-

-

Daeropenwaertzich'tlicht der Godlijcker

d'WPterlijckebehoefteis koſten kleeren/

ZHoilnen. TDeſe nach der zielen kercker niet outbeeré. Ce recht Dees tWee bej0eftč 1100 ZH0 Wert die begeert der dettchden gewonné -

Äme

1Paul Gods ghonap in ons nootdzuftich be teilcli/ hoeven/ MDanthaer derving is lpfof ziele dootelijck. Ä biptſchap uptop?echt be 1.Doozwaer bp verhong'rell / Verſnachten/ TDan 20eUen. (lieſen/ verpyieſen . .

ſºnº

MDant dees begheerte latended'Aerdtſche

Doetons behoeftich lichaemtleven ver Die zielen oock Chziſiun tbzoot des levens

-

ZHiet

DeTUell

JBoeten gewis’t Warachtige levell ſterven,

3Waerhept Ä“ ſº. ilaerjept/

nae de Demelſche

Stoppende den Serpentpnſchelogen d'oozé G1n

ab.

de Waeryept getrouw t'aeu

II. oogen/

*-

Diebelooft verlofſinghevan alle quaden

T Werelepzijnoockdiebegeerljcke ſaken

Hºlet ſondergmenſchen begeertin Godsge 1laden/

WDie ong in Wendlchen UptWendich Ver

TDeſen belooft der deuchdett Fontepnte makell. . . . . . . ſchinchen d'Änwendigezijnde liefeljche deuchden ziel 't level Upt unach TDie ſalich nahende ſtadelyck vervzeuchden TBger. Die

Ä

AllCtiell. Als opzechte liefde/Godlicken menſchelic/ 19zuchtbare whſhepdt/ Liechtvaerdtchepdt Ditseeneware/ghelovtgehopendebegeert/ -

WDiennoch moepte/noch arbept/noch weer

wenſchelich/

-

Gntwpfelyck gheloove/hopeminnelijck/ GBIT te

gr/ſtrºnºminº zsprºUCU)cki/

ſtooten deert Än haerwenſcheljck verlan er

Dzumtlicke goedertierenhept/kupſyept repne MDant die in waerheptbidt/moetaltjtont fanghen. JBetald'ander hare Huſteren gheniepne/ WienGods 1Blietende ghenadelijck Vooz grooten kleptte ZSpontfanght deughden/die 'thert van vfl lepntchept (hepdt/ ghenade MPt Chziſto derdeuchden ſupverefontepne. gbewert, Maeralſtaet die Demelſche ſchatelclieen Waſſchen unet Äſopſchetranen volrepnig TDte den menſche tot verlichtinge berepdenz open -

Hods gratitotvereeniginglepden. ZHooen zietmennochtaus niemandts der Enmet TPUs3jn Dees innerlycke goeden begeerltjckt waerts loopen . . -

TDA!!

"ajºs e die ſimpel metſlech

Bové älnootruftichen geenſinsoltbeerijc.

tc)ep

Hongeren endogſten na die gberechtichept. Ändeſeootmoedige vernederdedalen TPoet die Fontepnhaer Hemelſche douwe Dalen/

TDaerteghenblpven die Berghenhooch van IRUTE

(gUame

Bozenonvzuchtbaer / want ſp zijn onbe (Tot Godtsghenaep/ die nieten rpſt maer

III.

M Aer die begeerlijckedingenuptwendtc Guetſende touvertnuftigevolcellendic Zpn niet 1ootdzuftuch al werden 3p meeſt gheacht -

# alledes werelts hert/zin endeghedacht/

eurbedoºven zedenofaenge-erfdewaen neerwaertshelt/ Noch oock niemant gen Wert gedWonghen Dnſerouder/overmits hunſtadigh vermas TDat Wäjckdom/macht/weelde/lof/gonſt/ metgheWelt. ſtaet van eeren die Läjckégebzekich verwoedé Lucas I, TDuszietmé Bovenal wenſcheliyck3pntebegeeren. En die hongerige VerWullen met goeden. AXX -

TDithongereniseenbegeerte verkogen Der deuchden upthaer ſchoonhepts kennis ghebogen

MBachmennietgheſöntdeUchtlijck en vzeed ſaemleven

Sondex

.


Jfol.51o Sonder’tombehoeftich ghelt/ dat veeldoet CDf (om bat teſeggen) een vlammithepſtp ſieven? g!Well (ruſtich? ZSonderde ſozchlijcke macht nimmermeer Tot Godt/om't Geeſtelijck voetſelteghe Sonderdieſmertbarende weelde onluſtich? krpghen/ -

ZHouder des eerloſen onlofirjcken vocr lof? SonDer jonſt lichtvaerdich

Dats’t Penielſche BYoot’t welch3pnenee

"alsÄab

ter Verſtllit

ſt0

-

-

Eumet Godt vereent/ die haerin3pnzoon

Gfſonder jdijhe ſtaten van elck belaecht?

bel llllt/

JNochtalszletulen dat Velemet3och:pt glye TDathpſe Plaecht

Ärn 1naeckt met3pnheplige cc!

-

-

Pebbendepdelehertenbpvolle hiſten/ Op die zalige BAuploften Godlijcke Feeſt yet lileet Vallonſchul Wäecht of ÄÄ 'tis) heurryckdom nieten TDuer

vrºn

tſteil/

lli)ept Ä Wphept/en unet gedul 1chept/ ZHupWer/ Ä enbehaechlijck in 3pnaen

-

Pemſelveeenwillighebehoeftemaken

jl.Net

1DätgUntheur Zotte wane hundoettla haké aen hull rpckdoin l'0iL

Als noch -

*.

ĺ getiell

-

cype

ZHö Datzpheur ſondmetongenoegé wzeké. "Genome upt Chziſto alder deuchdé ſch!pne. TDltbpckt oock inden macht der begeer 't Lpfs ootruft dient alleen tot's levens OliDeryout ders duchtich Snden dienaers der boetvaerdighe weelde TDaerdeural't ghediert d'Aerde / als heur -

Vluchtich/

Ende ſoeckers van lof/jonſtende ſtaet

jDaerder

Voetſter aenſclyout/ 1l00ldzufs Dleilt tot Welte

Ä

leben/ WelcpVerWerven (hoe veel ooch) nunmer Ulcer Verſaet: TDesdRaecht demeiſchtaenzichtten LDemel

mºbegheertſe nietupd-loot der na -

3WBgilt

ULI

-

VerheVell/

Want van Daer kont't Nemelſchbzoot/het

Daeruptwaen onverſadelijck t'alderuren. De Behoeftighe mootduft vermoecht met WBelcr Wepllchterſtont/

EHodtuck verſtant nº De CH0dtilclie Ziel P

singhe

Allt

Daertegenheeft d'edel opinie ghengront Totſumenſchen ſalighepdt iſt voozwaerniet recht als een bodenlooſe glyelloech f TDathetlpf Van ſpp3 / dyallclienkleedtheb Ppnicht/neteen ongenoegelijck abequelle ZpilglycÜ0el)/ . Gevende Ä VOoyſinaeck van d'eeuwl ZHonder deür gebzeclippnofſmertetelpdé:

TDie

sº.Ä/

-

Ä gHe Doot.

CD leell/

TDevooyſz dingen 3pndan niemandé noot

Ä luoſt 3pnilleeuſtadlch Ver pben/ .

. .

CDm Welleven / al mepnt ſulcuxai’t volch Leetdervingh is die ſalichepdt niet die wp lichtvaerdich/ Äſche . . .r: ghedierten onghebonden JRoch3pnſpoock 'ſmenſchen begierten net 3W9allt ITILIlCLIN. waerdich/ JBaer Godt/dtetotghebzupck Lanzijn He Maerftmenſchen hepl/ſtaetin’t ghebzupciº

Äi

-

Vall DeUglyde/

melſche Weeide

TDenmenſch geteeltheeſtmetſclepping na TDat iſ merghens ſonderkennis/ die baertu 3pn beelde/

-

-

Dan Vzeuchde.

--

JBitſgaders de deuchden/lieflijck/Godlück Alſo behoeft s Ulenſchell 3iel Godlick van: LT euhepligh/ 3Leptſupdenter eeuwigerſalichept vepligh. 't Hodtlick verſtandt/ datleedtafweert/en. vzeughdebaert. WDiensziele Dall deur dees behoefte notelic IV. Begeert vÄ Der Ocuchdelltietingbloo -

TÄ allentpden/ oock in eenpeghelijcken ZHietmen zich ſelfghelyck ende eemrelep

Tellcki/ TDAeu! 1nede Godes milthept Wat -

Ä

is be

gaeft/

Wert vanieus veel begeerlicher omte3pn. blycken/ ghelaeft Inſgelijerroteen epndelockenofdzingen Zillnootruftige en recht begeerlycke dingen. JlMetdit leVendt waterdatdozſtmaerktin't dzillclien/ Alſoozietunen nootruftige liledinghſtrecken Dähp Was voo! dit genadelicbeſchinc opt -Totom’tlichaemte Wernen ente bedecken: CPockmedernootruftighedzinckenen geten S00 beglllt Hp de DeUcht uneer endenleerte minnen (ken. Gmtotvoetſel/hougeren dozſtte vergeten/ CDN1 haer ſch00nhept/e meeren -

naeerte

n die

Dusis nuethongyeren./nletdogſten./utet

tilllllell/

vervgieſen

-

-

Inſppſe/daiickenkleedtheteputlück ver Stpghende opwaerts van mindertotmeer f

der tilaerhept/

kieſel.

WBallthler Wert geſocytenghevonden 1nder Wäerhept/

Inwaerhept begeert/lnwaerhept verkregé/ EHennerctitDe Wyſbept op dees begheerlycke

V. -

HIer toeiſt Äm natuerlijcken gene -

Luſtigher 3Ull.de on ſcheilcken/dan 3pon.

gyell

Mu heeft diezielehaergheneghenthept hier teghen/

WUCCI)LII

Paren ſoeckersaltüt untgemoetkomtlopé/

-

COPçll,

Gheheel

d


Ärn ziet/dan in zich ſelfsbe

Elcreer

VI.

1

WBatderbegheertendzoom/elck teghen hem

G Heheel anders iſt met d'uptwendighe

ſelfverblint.

ºri

-

1Pintmen oockpetdathet Lichaemmeer

ſakeu

Äschön

nae verſchepden

quetſten bedzoeft

Dan't miſbzupck der öinghen/diemenniet

IT die

en vehoeft ? Der opinien/daer afſp werden ghepzoeft/ Ä altydt/alleens/nootljck/ MDatmen nietenbehoeft/is dat nietteveele.

MDantſe

3WPatte

„behoeft/ . JBaer zijn verſchepden menichouldichen

Palo

"

Dat Uiet bitteTill DIE

-

-

VerWert/

fel?

1Boozwaerja/al Waert oock ſoet als Honig

-

Zogdateenſelveſaeckdien verluſticht/de ſenſmert:

Tatell.

Ja ooch Änſch hupdenvoo t beſte goedt vehaecht . . . äls’t hatelicrte quaed ver TDathp

"Ä aecht/

-

JBaer’t ghebzupck der nootruftighedingen nuaten bp ppn

rfgheenſmaeck met ſoet/mende Zsaltjdtkoſten ſoecken/

A

TDzooch

-

den hongher nietdan Ä ſchpntkoecken.

upckerde den dozſt/enckel Baſtaert Ä iefelijck/ Diet/ſoo Ä# nsotruftmetluſten gherie UCti. ich ſozgheloos/goeten Die is Ä

TDäer't onſtädich blinten menichWuldich

Enklare

begheren

TDer opinien/die d'onwpſe M9:reld regeren. MBuntpcmandt in'songheloechljctighe bzeck t'eomen .. onverſaetlick van Wijckdom IDen ziet -

Ä

Uel/

Maerd'overvloedt/istreurich/becommert

Minderehemſelfsboven pemant behagende/ Zpnliſtichthonaerdighelofbelaghenoe/ TGie macht ſoeckt/ on 3jn qua0e Wille te volbzenghen/ WDil Heer3jn/oftenminſté/hem met Hee

enduveplich/ WBant d'innerlijcke noodtruft ſtaende in -

CBodt hier boven

Ten menghen.

dancrberoven. End'upterlijckeis ſoo flecht in elckr aen ſchouwen . . TDatmenſe oock 't ghezicht der ſäooverg mnach betrouwen... Zhoo en iſt niet met der Wijcken overvloe -

Dien oock meeſt behaecht des vleeſchs Wel luſtich ghevoelen/

Soeckt nietdan leckerhepdt/en'tgHebzupck

vanſchoon boelen. .

.

-

Bebzeeſt ooch't contrarizjnsbegheeren erteljck/

dichepdt/

-

TDie Werdt

TDeſtaetſoecker d'olderwerpingh Ban tens anders macht/

so Ä

moghende Handen ghe

erº:Ä 'tghemeen volckte3jn Laghengeſepwän'thedzsch/dubbeltvalſch

. VLTTC

-

Ä deurbegheerten verwo:dig

Dewelluſticheptvooz ppneſmerteljck : d'

-

Machgheenmenſche/eenmenſch züns on

enſmekich/ Ende gierighe’t verlies van laſtige goeden Gamdatzp't derven quaet/en'tyeboeu goet Berooftvan ſtraet-ſchenders of van plep WeTM0eden. ters twiſttch/ van Dieben behendichen Gock

abº

ITC.

vII.

Entljczalledinghendiemen recht/noot

Itrijghtaltjdtghewis/licht/ſonderpette

Ä bº ſulck onder Ätºsug ep TDatdefe Ä vzeemt/ſchaduwen onnatuer

ghenſp0ets/ ſoeckt upt kennis der Ä

19alſch/ſchadeljck/miſcomende/heurheb

Dºsis noedtlijckebehoeften des ghemoots -

Dieſe in

ET

TGeUT

SÄ gherlade/ſooboozis ge

Teeslüfnoo # LIrduft Ä.g(aheenovervloet) in eß

dzuftich

-

Debben van

ber ſuerlijck : . . Maer d'ander zijn natuerlijck / Warachticz en weſen GDocknuten epghen/dooz Godts milthept ghepzeſen.

Jontdegaef-rjcke Peer/oock allen Men enghereet/

VIII. Ä zjurijckeal/abondtendemoz ghen DeC Mºpſalons Ä toewerpſelrijckelijck beſoz Gººdoº Hetinen upteslück behof JBenſchen/

ZHoecken

L

--

---

gJell.

JBaer wat moepten/anertich/verdzietich -

euellendi

MDat3p

Ä vzeſenen begeerlück wen LI.

MBillensbeſtaenwert van menſchenſchalck Deurvzeuchttnliefshebben / ofleedts der enbebendich :

Vengheleghen/

@mdebegeerdeonmooddzuftte verwerven GDock heurdzuck in tiefs der ven en leedtes Diehen

Äuatsendet Wäer te ders

endaerteghen

(bept veeit

Wilickſegen vanden genen die äldzoeſ LUT


" Jºdlz

TD:urpdelººpt dießpbehäechlick in't Herte Bleksönfthamel/ſtout/ontrouw/onrecht JKeldt/

Vaerdlch/

AGarende ſottebegheerte/sm dnste quellen/ 1Poifnaps/ſmoot/ſchalck/ende alle ſchandt vervleeckte TDupvel Vander "L WDeſti Ulalmell Waerdlch.

'Ä

eller!.

TDees noe.nt de Schziftuer met beel ver IX.

. . . ſchepden namnet/ Mietliefjck 'naer ſnooe/na3jubooſhepts

D Zt *zaet3aept die vpandtniet bp

belten.

Diezijnargheluſtighen aert openbaren Der welcher ich hier eentge wilverklaren. ZHathau bedupt övertreder of

Ä

DagHell

-

JBaer bp nacht/in d'Ackerg der ollachtſamt

tLaglen/ Behemoteen wilt oier/ een Helſchepzpe/ TDe blinde macht dient dees onkrupt-ſtroper TDlabolusÄ Wzoegher Van booſheptſchul ſchadelyck/ 1c)/ "t Bolcß Äºnen in zotjepdtoiberade Een Contuck des hoochmoetszoonen me WC mchvuldtch/

-

Eengeeſt des wzaecr/ eenbzieſende Leeuw verſlunllich/

(Totverdzuckinghe van't Hemelſch Godt iycli Verſtant/

-

TDan ſpzupter ſtetielighenniſbzupck op't

Een dool-geeſt/ een gheeſt des oncupſ hepts

aerdtſche Länt/

olſillllich/ CPock in geede ende nootdzuftigbedinghen/ Een ſlaperige gheeſten 3aeper van oncrupt/ UBelch miſbzupck)pt'ouſerſchaden in alleſ Eel Pºtts des dolckerg/ die olg des Wyſ kan unungen. Wepts3on ſupt. MDant hp nenghtin't h6ngerigh dzinc -

-

JRoch Vundtunen wel dupſent bp-lſamen

ſchandelijck/

ken eneten

Debupckdienſtigegulzieheptongemeten/ Maer deswaerhepts möndt beſchzüft hem Zu die nostdzuftgeteelingt der kilderer/ *

- -

-

--

Verſtatlöelyclz/ d'EPukupſc)e geplyept tot'gleveilg Verunill der alleeilmet tWee Wooden De Tell/

# leC/ Moeutende Ä een

BgVell al

ZnCoopmanſchappen bedzierhlijcke korffte

öÄr

Logenaeren Moo!.de Jil 't twiſt/ in't oozdeelen TuRE jonſte/ TDaermedehp3jnwerck/datsmoozt/ſtelt Ende in Ä Benſchen Wercken kloeckes vooz ooghen/ ooch't uniddel / dats de Valſche Een Godes epgen ſoecke

wajºr

Bavendº

OJUtil.

TDuts des Dupoelswooztdataltjtſchende

Ätab

hp behendeljck ſoobe

Ämt

menſchen ghehetlVer

Wl dtt

deiyClieil liecht/ En Den

ĺs bchendelijck, be

Änden

ITT T.

TDut dupbelſche Kintende woozt is noch TDatmen hem van deſebedztechlijcke ſakenr WBjff/ JBan nocyMonſte ZDaereenvzee eensnoerwüPsöte wäerjeptvzoethan ſtyca r/ſonder Dant/ IBergJet unaken/

voet/of Lyff yff/

WGepnich vtatmer die hun der 3otheptmeer FNochtansdeur onkult lief den Wijſ-geach ſchamen/. teghecktein/ Wantbpviancket zijnbooſhept metdeucht CHemer hundie ckthet

rt/Heur booſhepdtte

bedecken/

't Iseen

Ä“ ſchauw/3wart/pdelen le

--

Uloennen

TDatmer vele vlndt die 3ich der miſdaetroe

U

Contrarit warachtige Weſen gehelich/ Äaben iſt voozt ücht beduch

BoVenl

t

Mettert

lycke namen/

Enweet 3pn Delſch zaet ſoo tierlijck te Ver

Ä dat altjdt vermpdende vluch

UEll.

"Ä hupden die Hartneckighert Vaſtlſ/ j Wetten Ä # verwe/ſtadich enſtantvas ZHoo

/

IC

MBanthetſnellijck vermielt/vergaet en ver ZHoomoetunende verwaende nae’thooghe DWillt ſpoedich, Zoohaeſt waerhept daer JENet ſchpne grootmoe

Äonende

nºtagºn

-

sp ſchijnt/ . ., cl) Die ontdecßtzhipdelenietheptblootelijck/ Soo moetmen den plupmſtrücker onver TDeur opuerckich onderſoeck 3yn vpandt V 9iendelych doeteljck: vzuntſchpnendevpantſchap bzten Gm3p n Gennercktuuemänt danlicht geloof/en 3ot delljcz W / VECNu0edelt TDen gierigen vzoet/milde/die’tgheldtVer --

-

-

Bitvalſche Monſtermetpdelhept voeden/

't Isnetdan eendzoom die 't wacker in't lichtbeziet/ . .

TDen

n/ "sºquiſteÄ/ en den

Pppscrpt eert

ITe

-

Petbehoeftveel/'t geeft niet/dats ellendieb Ss dit vooz -

verdziet.

-

--

Mietdan bedzocy/noozt/twiſt/Haeten nßt kan’twercken.

# dzonnigevölcrdomunerpe Fieteen rechte Eilghel des lichts/momme TBeſe

aºs Engel Heefteerſtgebzacht º.

Dit 3p dan ghenaech on ſpnen aert te Jede 3alige Hemeld'on3alige Ulerchen/


rvermaerſte afgoddeijckebeelden Detdubbeltbedoch in't Paradpseenwul Dealde Die verboten Zijn t'aenbedenofteeeren/ Ulfj/

JOptende JLooxdtop d'eerſte BZoeder on Zozchlück in 't hebben/maer veplich in't Olltbeeren. ſc)Uldl.ch/ b2pe appellen luſtich in't aenk Dooz deſe oeme enber dunck ngoet epghe Ende mct

-

#

ſchouwon

inclt

Änalzpilder ZSlaven Herten verdoennelijck. Maeckt Dp noch aldte Werdt onruſtich in TGUUUell/ Elck meent daer deur een Godtlück leven X. te VerWerVen/ -

-

-

Maer't geraechtadeurtbpten in een TDup ſterven/ . R. Echt als een Schilder met 5pn konſtt TOWaeſlückvelſch aenghelockt zijnde bupten pe ge Pliceel r in een luſtich "ſaylº

111antg DW1ilghen/

-

Tafe

Deurtonverſtandtch miſbzupck der goede

Leei/

Dilghen.

WHevallicke Dzoukens/machtige Coningen/

Ärºw Heerllyclie W00

132olijckie

XI.

lllllghell/

Dieflijcke Kinderkens/bedaerde Mannen/ ABeeldige Tafelett vol vergulde ianuen/ Läickelyck Ästen Jönden ſtel in'tja

Pennant macht Webbende onnte Sº kleſen

g!)ft!/ d'eendit/d'auderdat zietbe vÄ

Deel gouden Ducateu oft DZilveren

TDAer

„ blieſen/ 1)NJell. Gelijck niede als een Cramer 3pnen Cräme Pet Silver nennen met verſupmingh vat 1HololliCotdUſtiger fraepleptaellgellame/ JNaerſteljch Woo!tüoeilde / Verciert Ullallell J0erheil

JPetalrelep Raeletwerck op koſtele doecken

Dell gOude/

JLePnende dathemeer tot rjckdom Helpen L QUde/

Danºtvere dan van Goudeteovervloepett

Vöeſtelzel! 1net EHoudt / Zulver en ſchoolle Zou elch menſche ſulceen niet dwaeste zyn Vermoepen/ Lpden/ kens/ die ſchpnenteſnp DooWaer ja/Walthp van twee goeden/nae Hier ſtelt hp ºt wercroozdeel/ DCll

º

Daer lette Goºdels/ginſen ZSpiegels Cri 't Snootſte nenneude verlaten ſou’t meeſte V90ydeel. ſtapulch/ C5jeſtickte Poepkens / Bzocate Sltipers Iſt dan zotyepdt van twee goeden tekieſelt 't linſte/

pn1cl)/

deurſch ZSpzependeaentreckelych ſpn liſtige ſtricken 't WDeick nochtans nuttgen vermering van -

Alleen om den lieven Peuninck te Verkllc teil.

-

CPfſooeen Diſſcher 3pn Enghels gaet ber

winſte/ . Ziju zothepdtſal immers blijcken als den -

dag eUaet/

-

EDie 't

klOechell/

verkieſende/'talderbeſte ver

-

QL

V5edeckendeliſtich die moozdelijcke hoecken

Bet Wèler-wozmen/ metklepn Diſgens/ WPantſoo Wyſhepts aert in keur van 'tbe … sgheteghen/ nlet Vette ideg/ zothepdt in't ſnootſte boven't bljckt Xoo /maer enaem ch aengh t bedzte Gfme ander -

waerſtete weghen. / WDyn/Sheldt/leckere ſppſenen Coozn Die hphter en daer in't ſtille Water laet Dzouwen hanghen Unaer Willnenſedall Zijn ckenen entelo l e van Dmvee domin Diſſch OtUVg II glen/ ſpſulleupdelhepdt Helſchemalerdooz.dtevalſche Tegten ZH00 -

lyckaeg/

-

Äen/ sº Ä ÄÄrpº

-

ma

Uckten/

Oſijell/ TDupſentaenlockſelen inder gedachten oo Tegen dat Ä moghell 3p gheen Zilver -

Ä

ken, da gHelijc nietdolle/raſende/berblinde zot -

ZHoo maeckt ons die ſchalcktoonende Cra Zijn't -

NleT/

Boven otspondt/zpnpdelheptveelaenghe TBe

en/ ſelfons aenbiedende/beſpot gºº C!

* 1kamer/

nſeeckere waregoedenpypſelijck Ende ſoobedziecht des Biſſchers hoeck met Debovetigeſc haduwé verkteſen 19luch aes bedeckt en ſpgeeckwoozt) danluiet (lae 'tgeme ZSHP Datzpal bevende ons upten watere treckt, 3oten onvzoet Deelrolep aes bieden ons zijn Anghelste kieſt het tjdtlücke TEDie boven 't - ſlockieu/ Oet PI DGant d'een unetdit / d'ander met dat is te Is HP zot/ die oln een beroubwige locken/ e geUchd zotte Waen meeſtis beval HNa dat ige altjt bzgljcke deuchde? tdezal Derlae * --ycli/ Die 't querſtgeghebzupch/voo?'t Zoete gle Alzpn muöeſe aenlockſelen ontallijck/ bzupch verkueſt/ ZHoovintmer nochtansdzpe ſonderling be

Äs

wobe

-

-

- -

- - -

-

-

-

TPeshp 'tgevzeeſdevint/en't begeerde altjt Ä dommen/mogenthepdtende Git verlieſt? Datzpn Lähch -

*

-

-

-

-

-

Weelden

-

-

-


Jfol.512 TDit

Än is ons eenighe ſhen manº

Van die wareeeuwige goe

ZSp.zuptenDe upt ghebzeck bander dinghen Sich in eengbewpsſoudenmoghen vooz hoeden/ Zl nee!!!! goedt in alle 3pn ſa Dooºt quetſelück miſbzupck/in Wijckdom/

Äu

sºººr

Weeld'of machte/ onsdaer aente ghe

MDelcker aertnieten verſtaet haer zotteghe

MDant niemulltarbept on 'tonbeminde met

Dit doet den gierigen in rijck wozden ver

dachte/

-

Zllllle/

armen/

Endeonkunstbaart atjdt (ſoo men zepdt) Endeurt.onverſadich begheeren ellendich G.lil Ullle/

liarmen/

-

JD:ninach net recht ghebzupoken datmen Ditdoet den moghenden/dathpuptangh ſten verſaecht/ nietrechten kent/ MDallt WJeetinel niet Wat Het iG / Van Wat leTL IOi Ult Lllt

Zuchten/ duchten en vluchten als hemnie 1malldten jaecht/

Äſeits nae de venpnighe Luſten ajºr derVende/quelen in oll -

TD ºther Jient/al wert oocli gants gheſont TDit DOet luſt L ell 100teljcii . .

THeur 't 3: vºcend miſbzupck werdt het

TUTL

Jalts dootelyck/

ZD.cc ecilirancie in een ApIteeck volJPe -

decyllen

- -

-

Ditzijn dootlijcke vzuchten van't TDup Welſchelleghen/

-

Diehpoläumdich nutticht/'t lijcken hem

JNoch laet 31ch alde UPereldt roeckeloos be dzieghen.

Velpnen/

TDs beſte Singhen werden quetſelpck deur’t Hºp Inlſo Upclien/

biles

elch ruſt/luſt/en 3alichepdtte ge ell/

--

ab moepten/ppnen verdoemelijck eVell/ Gheen Ä maer een ſterven in zielenen

Zoo quetſt die gyeſolde WBjn den gulſigen Ellde bupliiel . .

ºmsych ill3Welghen ein

W.leen deuct Pell

la

-

pVen/

JNochtans is de tot vzeuchten gheſonthepdt WPantzpn aertis verderben / en mooxdtte bedypven. . gheſchapel. JUNaer tot verlichtingh van der menſchen Een S thir Uerlieftop Pyometheus ge beſwaringhe ſtoe : Uup2 ZSo ºder .cuitje vande bzandende natupº/ Epſchen dees d2pe middelen meerder ver Hºgut (on 5pleſotte begeertete Vuſſen) „klaringhe/ ILiepl nige Werten t’omhelſen ein kuſſen/ TDatsrjckdom/macht/weelde/maerrjck dom gaet voogen A 3 : 2cl (reP Dolmetheus liſticW Vall Alg een doodtlych appel/Van Meeſtelck ver Jerteil) -

-

K002ell.

Hactu Joo! ucil ozandt/ ofukinlle ſalhaeſt ſiuierten/

-

ZD.3 erbetelck ſozchvuldich JBoederhaer

XII.

- KilüeTell

°t Spelmetvupz/JBes/en Water/uptanrt van yunderen/ lu) anthaer dect is onkundich den jonghen -

Verſtanden/

-

-

FI verkrpghen algheen Wäjckdom dieſe vegeeren/ WPantſulck Wilrijck zijn/en komt tot

TDien't miſ bzupck ſouquetſen/Verdziticken Of VerbMalldell

NootD2UftSolltbeeren. Zpen

Doo waer / Dre ein van't andermietkan OliderſchepJell

Ä 00ck al Uletruſttch ghenoe LI.

TDie men van Gode groote rijckdom toe

En mach die oock mietrecht noch ten beſten belepDeil/

3iet Voeghen.

ZHelden dzaeptpemanden ſoo weldes Ifo

tupns Wiele W.lbeſchepJentjept muſbzupckt tot's men ſchen ſcjeniuſſe/ Dathp zeptverſaetu numjll 3 Iele Jl. 4 c beſcjepdenhepdt ghebzupckt tot mut Doo! kentniſſe/ Deesbepden leven dandeurghebzeck in be Een verſoc jc Dtierunan Weet ſpoedelijckte dzoeven/. - -

anºgende

--

--

d'Eenom’tnietkrüghen van zijn begheer JUM er die Schip noch Deekent ſinoozt in lyckbehoeven/ . Windigyebaren. End’anderdeur’t dervenzjns waens on E" Oet läupter nooptzjn Paertmethen verſadelück/ Zoo vºn Ä ſotten heur ſothept gheſta Vlgetreken/ ely ck/ Die Paerdt noch Coom kentzietmendtch den halſebzelten. 't Ghebzupck danſulckerbegheerders in of Waren/

-

--

-

-

-

Sen goet Buſſchutbzeeckt Toozns tot elcr

Di: Bas noch trupt kendt doetzich aen moºters donderen.

't Zsdan onmogyelyck dat devoozſepde dBoaſen

TDie ſoo

- –

Äh om’t verganckelijckera ft

uptwendich

Entwpfelt niemantaen/often maeckt Hem

VerWollderen/

*

-

ellendich/ ... JBaerlaetons verzieren een geluckichnten -

ſche

-,

TDie van'tgheldt ſoo heeft verkreghen 3jn

volle wenſche/

Dat


ZDatſpgheen Aertſche Läßckdommenmeer Guellende allen ſondaren ongenoegelück TDiemennieten machverſaden unet Verſie

cil begeeTT P

riilghell/

«Dnzien of dees't beloofdeghenoegen utet

-

-

-

JVetwael-Özonen / metopinieuſebantie

OntbeeTT/

ringhell/

Enofhem 't Houtvan alleghebzeck mach

Mochte oock niet unet alle de Wereldt ghe

bevzper.

-

-

CDnmoghelyck iſt dat hier tot eenighen Zºl Biel

1pen

"heele/Ä

d'Aertſche dzaf('t dupvelſche aestot'smen

zpnbegrpp/ een JBenſchte

eele/

MDant ſp is Bod niet/hoewelmen een God ſchen verraden) Daer bp TDen hongher van de Pemelſche zielſouw Als eenheerlycke ſcyilderpe van ſpn eeuwich verſaden/ MDantditvermachalleen (ſo die Schzifture W90Mt. Verhaelt) Zſt dandat die gantſe UBerelt nieten ver 't W52oodt Levens uptten Penneleghe 1nach ulf T. P9at ſaldoch gheven Hetpdel be JAC AC)/ Begheert pemandt hier toe noch redelijck beWiS 19an een deel grepntgens upt's UBereldts U -

Ä

-

-

-

-

Ä

abÄn

-

-

bupckeghegraven?

TDieletopoenaert der zielen ende op haer

-

't Gheheelinachs niet/ ſal't deellten deziel

PUG.

konnell laVell?

TDeztelis eeuwich/Hemelſch/on3tchtbaer/ EHottelyck/

Läjckdoinmen

CBheen ſppſe/ tydtlyck/aertſch/zichtbaer of verrottelyck/

-

In 't verkrpghen van d'alder grootſte

-

-

Al ſacßmeſe tot een Menſch al gheljck

-

konnnten/

GEn mach dan't noocluck behouwen in der 3ielen groldt/ of vernoeghent'eenigher

ºtºrſtillen/

En Godt uider Menſchen ſchat eenen had toeghevoecht/

Blpftdeziel noch poel / Hongherich enon

Olldt.

Vermoecht.

d'Aertſch JBenſch ghenoecht in'tgenotvan

TDitmoet under Wäerheptoock nosteljck

al ÄÄ Ä

/ IHemel Verloecht Pellel JBaer gheen ſchcpſel jbºenſch ruſtich.Del

Weſell/

-

UBantalyeeft d'edele Hemelſche zielghepze d'CBnnootdzuftige ullighen/Die U1en d002 ſottewaen

ſe II

Hoogrooten gemeenſchap mettenaertſchen ilchannel

Memſelf/als offpnootdzuftuch waren/doet verſtaen/

Dattereenredelyck Menſch werdt/daer ſp

-

verſannen/ GEn upt waen behoeft begheerlyck tot Haer Zoo heeft nochtanselck/deur gheſonthepdt doen ſpoeden/ of deuchde/ (vzeuchde JBachmen wederom dooz een anderwaen _ . VerInDeDell

ent betº ofoVervloeoich genoech ver

ZHijnepghen ppn/ ofluſte / dzoefhepot of davºn op 3ich ſeifen verſchep

Alſoo

L.

kregh LI Zoo die Schift Vanden Wijckaert nieten T9at.de

Ä een 3ieck liehaem volppnlick epDen JBach Ä in een ghenoegheljcke Tuſtig epdt.

-

Heeft ge3Wegell/

"t Welck nocytans ſeer ſelden of nimmer meeren geſchiet MDant Wael Weſeloos zynde oock geen epn TDäer teghen mach'tlichaem'tghevoel van deen zet. welluſtighepdt . . JDaerdat der zielen (deur Godesderbin IHebben dat deziel in'troeren onder

#iſt

ge) Verdziet

/

Gepaept ſouvc wozuen met waen/dats we Ende Dit ſenmet niet/ . .

Zs nietmeer olnogheljck/dan ofpemand T9gt de aenſaghe

-

Änº met ſoodanigher onder

ep Ä bzeucht van eenziele deucß L Dely

JBeteen pdele vaſtenſchehongherige mage/ Eeuwelijck groepende in goedthepdts luſt

Geſchildeſpps/ſoo lecker als menmachnoNuell/

Gfdat

zeuchdelyck/

Mieten vermundert deur lichannelücke pp hongherich 3pnde begante IB FULIſ ſ lßcd -

der een gheſont licãenn ndet noote

zolnen

Dathpaeneen Weeldighe Tafel waerghe-

Ä"

-

| | Deur der zielen zwaermoedich treuren en

Ltell

TDaer hpſpn bupck verſade metſmakeljck

Verzycken. Laetons nuoe DZiel/'t Ltchaem / Het Endeurſulck pdel gezichtofdzoomljckgeLpf/'t kleetghelycken/ rpven JBenbedeckpemailots gichticy been/ſner TDen Pongher ſoude konnen ver- Gfgh /3eer/ die Ppnlijcke eten/

--

-

wacÄ . . 02pVell.

-

Ä Ändt van

LJULDE

Dle PPnly

Der zielen hongher heeft voozwaer gheen "Ä verſoetſele JBet Zpden/Bonten/Purperen/jae Gou Dan

"an Ä

Wooydt Godsdats al-

„Breisngerseeneuenoucheptwzoegelſch/ LeH) der UGL ſeie,

Dell

Ä

h

ck

er

JBogen die'sPennBeuſchen g) Van Weeren ppnlijck 9 ghequel Gf


3fol.513 Gfſkelt eenhongherich Aupter met 3pnett Gm TBopen/Sloten/Steden/ILandente Daerde

beWaren.

Zueen ſtattnghe / of op een Beemdtghe WOat behoeven die Cooplupden beſwaert Aerde/

metghelde/

Daer van Bzasen van Pop 3p overvoedt Al plonders van gheweer/ rpdende over

Ä

-

--

19elde ?

-

Hal't ÄÄn" Weeldigh3jn mage Knebelſteven/Suntroers/enmenichte van g

L

SWuerden

-

TDes Gäuptershongher eenichſins moghen

radingºr 3Waerlück dezwetende Paer

verſaden

EI

Ghewiſtyck neen/ſooluttelboet Derkrpginghe van't Mertſche goet Denhongher bitteren onſoet

En't

«Är herte om3ichtich nae alle NULI

Is

19ande zielof't Godtlyck ghemoet.

mº aber ſozghen laſtich over

.

Ell.

De Gödt-dervende ziele blpft hier altjdt JBaer ſoo iſt met een ſchamel gheſelle Le bedzoeft. . . gheſtelt

Gockmutsin's lichaemweelden / wantzp Die loopt dickmael weerloos al zinghende EHodtſelf behoeft.

oVeT 1Beldt/

-

Godtſelf 't Voetſel/dat alleen dezielmach GDock onder den Moozders in eenſame Bo helpen/ ſchagen/

Busmachgheenſchepſel den hongher der Zielen ſtelpen/

be

Ä„ hpge

s van die ſozchljcke Baga

l

ziel/onsbeſte deel/'tGodjcke Sün armoedtkan den Läovers geenmoot loon beloven. Znppnlyck ghebzeck/alzwemthetlichaem WPatmachmen den ghenen die nietenheeft Hoo

LEUE

beToVen? in weelde/. Eude blpckt älaerlijck upt al de Voozzepde Zſt niet beter gheen hulp te behoeven upt ſaecken Vzeſen/ Dat Kyckdomwelellendichmaer niet 3a Danmetgroote macht vooz gheweldt be ſchermt te weſen? licykan maecken. -

Kuwillen wpdie inſgyelijcks oock onder UBilmen een groote Galepe dooz Zee doen gTLI1 d ſpoepeu Gf3poocu van'tupterljckbehoefkanont MBen behoeftmeerdan't ſeſttch Dans om laſten,

diete roepen/

Maerten man wiens riemkens deſchupm t'ſannen doet ſtremmen

XIII.

Halalleen een Schuptkenſnellijck doozt

Rºº beſtttingh is ntet ban ſulcker UATUTEU! Dat3p Ä bp een Beeſtermoet ghe

FLet

Op des

E.

Hp is

lat D0et 3Wemmen. Leſer/metooghenbe Äs

Än.“ bedziegherpe ſchade J

Ä vºpniet van der

Foztupnen T9at

º ĺ deſen Appele ſchool

1lle/

II

@fmen belieemtſevelpemandtteghen 3pn (Rochtandeur3othepdts miſbzupck doos Wille/

telych venpnich) te werden en 3alicH als Go mekanſſen/ ſozchljcke Gfbp bloedighe Gozloghen der groote En't naeckt U. Hanſſen/

*t Zp bp Pzoceſſen/Baſardeus als Bonn

enºº

pºſipºrnº

ÄÄ

ecJ recº teljckWaerHepdts mondtnietr

Gemercktal.de Werldt belaechthetbegeer

lückegheldt liſten ofmet Heerlijck ghe Dathpdien valſchen Gheeſteen Lagenaer ZDet beeft ghenaemt. TDie ſäycken werden dan oock meeſt van elcheen belaecht/ XIW. WPant ſozchlyck valdt die hoede van 'tgunt -

"ĺ

Velen beh echt/

Hooleven ſp in ſozghen voo liſtichepdts koniſten/

Het rechteghebz upck der Kijckdommen is eenvuldich

Enteghen'tghewelthoeftmen der mogen Kiemandt derjonſten

Ä" den beſchepden man

OICUlDC

Boven ranghſtigb ſozghen en't giertch TDie den Conincklijcken middel-wech Karl bedzoeven

2Blückt dan Durryckdom oock mogenthept Doet behoeven/

Wallderen

Meteen

Ä

vooznemen ſonder veran

eTell/

Endedathoe Godden menſchemeer ſijc

Maer’t verderflijckemiſbzupckismenicº Wulduchvanaert/ tot beſcherminghe van Altijdt bp zotten onbeſchepdelijck ghe Couillckal gepſerde ſcha

dommen gheeft/

Doehp

ÄÄ LIE

3W Pat

dºº

Ä

mfºrschender al ondºn DONNIU bemint 19g ?

Doude


zoude itk datmendeſe die deghemeenſte Endie meenen gºeneucht bupten Bodete Villlell/ . . Windt/ Alsterenvoven noodtdzuft/beneden 't Ver Zs t bedzoch niet Neeſter in die onWpſe -

znnen?

nogHeil/

25oven nooötdzuften boven moghenthepts ghcd0ghett.

3

XV.

Ende beede nöordzuft oock beneden mach tell/

d'Eerſteisbpſulcke/dien'tvolckheel g'luc lilcl) achteil/

D Es ILichaems noodtdzuft hebickhter voogenbeſchzeven/

-

Statighelupden / kloeck / ſchickelück ende Znghenoechſaemheptvan ſpps/dzanck/en heerlyck/ wÄr gheluclzighe -

-

TDe

kleedt televen/ zotten oneer JBeer is 1nen 'tpf nietſchuldich dan decken

ycli/

ſell VOeDell/

-

TDeurbzeiigers/ die mccpelijck na d'armoe de Laſell/

Hier tot

Äſ deſ Menſch upterlijcke got LII

-

drº

pupzwillensellendighedwa TDie de Läycke methoopen bewaert ſozch vuldelyck/ CHierigers/die'tden Kiſt ghevende / heur NDe han Ä arbepdt verdient ghedul

TDe

eil/

bupck onthouWen/

ELT. -

-

Dees dype willen wp nu eens inwendich TDoch isdiensleven beſt/ die al des looot aenſchouWen)

Ende eerſtdenſtatevande ghewaende Wp

Bekomlt

ſen

dzuftsgherpf Vzolyckſteherten geſont Ä L

P

TDie 1nen nochtans met recht als 30tten Die leeft uneeſtruſtichdien't begeeren min

1UlOft Ä ſtebedzoeft MPantdie’t vaſte Landt of rechte grondt TDie leeftryckrt/niet die veelheeft/maer die -

ſteen miſtrouwen

luttelbehoeft.

-

«Enop'rdziftighe Zandt / ja ſmeltigh Ps

--

ZHoowtenu doozwandertmet 3ünſnelle ghedachte,

gaenbouwen/ TDie met klepn Scheepkens Upt Veplighe TDe Heerlßcke Woouinghe Van de groot-ghes -

Davens varen/

dThte/

waren Ä

ſpeel-wjs die grondelooſe Gm daer unet de verloozen koſten 'tover ATLil, -

loopen

Die’t Cooznverachtende/aen'tCafſoecken TDiemer unoet doen in't olderhouden ende verſadingſe/ koopen GEn Die Ä Ä rgckeghenoeghens verſina 19g!! De!! Ä onlloddich/en TDienaren -

11g)?

Zn'tonghenoechlijck veelbehoeven Wäßck 19eeltjdtsontrouw/traech /onnut/Weer dom ſoecken/ ſpanntchofquaſtuch/ ZRachmen dees oock ſtellen bp Verſtändige Dieſal des Pzeduckers WoozotWarachtich

kloechen?

bevlldell/

Al dit doen die 3otte wpſen Vo02 elck Mansooghen/

Daer veel Läjckdomsis/zijnder Veel dieſe Verſludl, TDie "Ä waerhepdt/bouwende op TDie

mºnºjº / bliedende "slevens /

-

Die

ſeisº

om die ziele te la

Wat


Jol.514

EITUathanteringhnutſteisom den kundcren te leeren. Gherijmt OP't Diſcours gehadtmet RBillem JOYil3. Anno 1595.16. Iunij. /

A

PLle arbepdt ende bekommeringhe Dde ſphaere kinderen van behoeftigher ſmerten der ſterffeltcker Benſchen/ Js uneeſtown des bupcas behoefte/ Beſt vºp un eeren rijckelick ſullen behou-Elc pooge naewenſchen

TDees valtop Aerden ghcheel Verſchepden/ ofgheWoolt die elek iep an Är et.

JRae

mecr

Uell/

zyrn

kint ghcl.dt

Pleerende de jeught in tijdtghanteren

Bequamelicken lichtelickte verkrpghen:

Daer niede ſpyen nannels ſullen generen/ dan wyſ Din haer level Weeldelickite onderhouwen. heytte er

Als Cpzan/die elck volghtrnetzwpgen.

ven,

Hierom valter beraedt van Hanterimghe Diesheer

chaptrijc twyfelick/ Elck ts tnroereom'tlevente behouwen/ (Te uneer nu wp öe moodighe Ambachten dom zor, dits't ghe gheryfelick Dat behoeftigher etl laſtigher valt volrou neen be WLll Atitt pijiltck achten endete ſchendich/ TDeur JLandts-zede en waen-beho:ft ver MDaer öeur meeſtelck maledichept haecſt derven. meeritct/ En des niette nun ou Wilninghe waecht/ M9aſt nietgenoech dat nootdzuft na uerlick Tot onderhoudingye van 'tlupe leven be -

-

Gng

ſoecken Voetſeleudecael ſuer

Helldich.

1gli

ZHonder ons ſelfste quellen metoerdaedt

IHier doozbegeven zicß veellupden inha

begeerlct.

ÄÄ

D kich TDie eer ellendich Benſche ls Dell gh ch dangzeltic maken/

"Inveel Laaden als Afriken en America Peet/

1Dermitsſtoute ouwetenhepdt/moeder der

IDaerde JBenſchen naeckt gaen orghekleet

-

miſbzupcken/

Heeft natuer Veelbehoefte gheweert Die dannieren weetderdingen epnde noch Maet/ JBaerin DeesWochtighe Länden kout/ Üch veel behoeft (dat elck En Upt TDaeT m. Mickt uaeeen weeldighe

Äuſ

Ä OUT

Datpelligtldt zijn behoeft ver Daltderrlich in d’avoutuerliche 19upcken. 3jn behoefte Iſt WettIt "Är

Ä

Soojaechtmenichoubedachtenvlie ger ach JE

MDant natuerſoudelichtelick rückenoot IT00te ſo?ghelijck Wunſt Mae IT ſt ſo?gheliſ HLandt

dzuftgyeven *t

"inÄrº /ſober

over Zeeeen

inghetoghen

Ä

neerin gh WDätkommerlücke en quetſelücke heeft ſelj maer luſtich ZHooelck 3ich uſtich nae d'armoede egh.de / Die 3ich ſooouderveelavontuers begheeft/ "t Gntberen Van lecter ſppsſoumenghenie Sſt wº Dat HP in olituſt ſozchvuldich

ten in den ſünaect/ Bedt Verſachten doozſſoeten GEn 't Herdt ſach Vae.ch/

Endatſuick Win-ſoeckerdickmaelgaetver lozell 2

M9aextdat de Menſch maer matelick ghe noeghde.

Raeelckr ghetnoetisſoo 3pn Hencock de D1llgyet!

*t ZsſotHeptbuptente ſoeekendatinons CPverdaets Daiſche Waen Velen tot armoedt igte Vlnden/ bzliighen/ . . TDeesplaeght elck die veel begeertonn veelte Die anderguetrijckelick enghenoegheljck veräinden/ Ulochten leven Endeditdoetwoelendehertenwingierich/ Doo men teer.dena natuerlicke noodtdAuft WBantdteveel Winnen/ veeloplegghen/eu luſtich/ Hoogh teeren/

En niet

Werden nu (helaes) meeſt gheachtlupden meteeren/

ÄCß.

bekoo t ſeer 't Weltk gheuneeue verſtanden ſta Ditbaers in d'Oud Ouders bekommerlijcke Herten -

Ä ſozgelicke handelinghort

TU

RBenigheſoude overſchieten onn anderen te ghevell.

Elckpoghedaerom vooz't eerſt nae een Wjsghemoet/ DV b 2

TDät.


Zeker die 'tzpne (nietghenoech zijnde)'rSeker dat

TDatbeſt oodeelen kanwat elck quaetisen g0edt/

ſo?ghelychiavolltUert genOeg 1S, Wertbeklaecht als hp tegenºfpoetbeſuert/ konnt in

-

TDitzaltoo:iendat elck meer onnoodichs

unuocht de-anghlt van Als die hemdaer dzopen/ opulet wele derven JBaer die däermeerheeft dan totmootdzuft Om d'on behoeft/ ſekererijc En hem zelfavontuerende met Eſopus donſorg

* Dall UlooriicrVerteeTt.

Endatſoo wat te koſtWerdtgheleptaen 't lpf//ws

Boven nöotdzuft/totluſt/overvloedts be Endatdees waeu-behoeft de meeſte Unet

Soo is d'eerſte trap tot Ajckdom het eerlich ſparen/

MDantwepnich behoeven groote ſommen doet vergaren/

-

TDeegwinſt useerluck/ſeecker/ en elcklicht

Hont bedzoeft/

-

lijc te ver

des

-

Tepypſen/Luunt die oock Winſt gheeft utet echtêno

-

bachten ziet/

MPelckr haiteerders gheruſt leven ſonder verdziet/

Endooznaerſtige ſpaer-winſthem bequa unelycki Voell.

goet Oilderholt/

TDittupcht demenicht Van geleerde Ad vocaten/

-

Ghenoech/doch mageryck ghenieten Ware teringhe/

Zſtniet ſonder arbept/'ttsſonderſozghe lickte ollruſt/

ruft treu

---

Hennercktueel g)eieerJe unatalen konnen righlijck tot hoogie ſtate/ verliefen. Totjomſt/töteere/ tot rijckdown endebate/ Do muen inde Heerei Dovell tot Veel plaet ſei aeuſchout.

Zpkrijgenalnootduft die in Ambach ten ofneringhe/

over

Bovenal dees is geleerthept; overvloets Vloedts ha Fontepne/ . . . . . . . . zaerdnes TDewogtei der eereutotdienſt van't alghe-Yºrkieſen, mepile; Dick den

ZHoomen in veel Hupſneringheuen Am

-

2"

-

Behoozt zyn ſchaunet ſpoten leetweſeu te Werven. beköpeu. Zoo doet

ſchen deert.

OlN DOILUl

- --

*

d2pf//is/

-

-

-

1Ban Kaeds-Peeren/ Pyofeſſozenen Gee ſtelicke Pzelatein/ Penſionariſſen/ZSecretariſendiehen ande - ren totdienſt gheven/ en Schoolmeeſters

rea,Ärgheleert/ am ghe-eert/ Officiers en looſe Pyocureurs -

TDees quelt’t hert/ o'arbept maeckt kloeck gheſolt/ Geeft lichtelych kleetenvoetſelvooz de ſo bze mont/

-

-

En (dooz ſuicks) 'tghenotvande natuer

TDie

--

wÄ oubekomunert doo?pzActijckt

lickſte luſt,

ll.

Daerteghen is de Coophandelghevaer lick/volzozghen/ TBooz ontrouw der genen die men't moet bevelenofbozghen/ Deer van 3ijn goedt3yndeig men oock nae bpſchäden/ 1äoovers die 'tbelagheH/

Enzwaerlich alleente krygyen dat ſoo vele bejaghell/

Verpachtel/

Dooz Hope Vangheluck in de 3innen verbeelt/

d g}ell/ ºn Advocaet balckroet ell *

P9NeT

Zn ſommigheplaetſen was voozmaels 't behendtchbzouwen . . Lichtermeringh/doen't metwepnich velen mochtonderhouwen/ TBgell naerſticheptmetclepne Winſt -

-

d

Iſt dat de Student milluckt tat eet . kloeck Advscaet/ Hp isbequaen1tot andere nutteſtaet/: Ji allen erpert daer hp hem toe begleeft/

Flºaereeu bedoºven Coopnau die 't Uniſ

TDelupden vernoeghde / dooz'tſober ende henoechlyck leven

gaet Vo0MWaer

Iſt grost geluck nach hp wozdelt een goet

-

JDakelaer/

Datnuſoo verzwäert is dooz't miſbzupc kielickiſtleven/

CDU.

-

WPatd’omzichtighe verſchzickt is van ſoo

wa Än

daerhpmette 3pne bº

Lßt,

daulghe laſt.

Daer bpisdegheleertheptſeker enght“ MBant Wie mach nutotſoodantgenerin ghekommen Wan die Daerheeft ſo obergroote ſommeu/ Datſulchºr bp Velen degroorſteryckdom

TTOUU0e

-

TBieniet verlogé mach wozdé net rouWe/ W9artals uneu in uooden olutvlucht unter dzaechtſe uede/ -

Maer anders iſt met Hagedieheelsngbe

ſoudeweſen/ .. TPſermen muſoo lichteljck waeght'tgroot enſeker goet C9nder 't lichtſte volck/en ſoo groffelick b02ghen moet/

-

-

-

JDach ſoodangte neringh oock te recht WerdelighePzeſen?

Vals dooghen/

TDaerom gheen wpſe zich daer öpſalver Hooghen/

- -

-

--

WPantrijckdön onſeker is in aozloghe ert V2ede,

-

--

TDaertegenwetende geleerde nietdan van ontfalghel/ TDoen haereerſt tellen/ofgaenzekeregan

-

TDaoronn de Coopman nulaſtich isbeladé.

*

-

-

Sooiſtoöchjelück over Lee/ en vol -

MBil Lantbouwer/Coopmal of Bzoll Wer baetwachtel . Pp moeteerſt kaſt Jaen/en 3jn ſeltrgo2dt

Pet


Jol.515 Js niet’t verkrijgen der begeerten van't

Hetleven der gheleerde mach oock weſen

menſchelych goet ruſtieh/ Contempleren in't beſte doog’t Philoſo 1Poo! elck een weiſcheiyjck/ luſtich enzoets Als ooch nede ist'olltgael van 'glauenſchen pgeren liiſtich/ -

-

-

Derrijcken't verſtantdooz oeffeninghe van

quaden?

TDit goet s deuchde/'t quaedtzonde/want TDaerde zochvuldige Coopman onruſtich . Waredeuchde Dalicht den JLeuſche met gheſtadigher volghedachten . . vReuch.de/ Deeltijdt zwaermoedelijckzijnhandel moet betrachten/ JDaer zoudeboethen ſelfen queldtmeton ghelladen. 't Ghemoet beroovende Vande ruſtighe deughde/ .

-

WZeUglyde.

Soo Wiedan ſoodanighe oeffeningh hier aenkleven/ Elch mach daeron in’s menſchen doen TDaer zielende lichaem t’ſamen op 't beſte wondermercken doo? leven/ Endooz elckerljckr vsozbeeldt zijn oodeel 1Permits’tontgaen van't quade/en winſt verſtercken/ Van't zalighe goet/ CDnnte verkieſen de ſekerſte ende beſte ne TDie Zielende JLucyaenns nootdzuft naelcp ringhe/ --

-

Waerde/

1Boozhemſelf end'onwpſe Kinderen ler

-

J2a behoozenzoecktenlieftop deſer Aerde/ gierich/ Gm die van onckraen welte ghewennen Geneert 3ich Welill De 3alichſte voogſPoet. 1natllerich/

2. &#3

-

(Totoeffeningh wandeveplichſte ende hep lichſte hanteringhe. SYº -

-

-

Elande F2ieuwe tpdinghen, Zetwelſoudick (Heer Advocaet)

-

TDederde/helaas/wertalswat wenſcheljer

gMeloUel 1tlogen

VerWacht.

Dattot eetligheu tpdell de pdele Zoo Heelheefthetghemeen volck 3pn wel l0gHetl Vaart vergheten. -

Gfdit nukomtuptvzeſen vau bedwangh in't ghemoedt: .. Zos volkginelltiyjck Heereende JB:efteris Dan Uptanghſt vooz verlies van vzphept/ Zn'svolcrherten/ghedachten/oozen ende UUUOllDell

goeten bloedt:

gheweeſt/ Als die

Äverlepdende bedziecheljcke

Laatick

Änden die 't begheeren to LTell,

eezt .

(Teghenwoozdelijckbpgrootenklepnwert beVollden.

van’t voler ſtaat/welcxbooſhepdt I JBaar ſt ich Ä ſo0 ## dtlück

Elckheeft luſt deloghensmet aenwaste

uſt nph Penne met u; a

Verkonden :

Elck ghelooftſe begeerlijck / als van Godt gheſonden: Elcludzoomt daer dooz berlicht tezijn van zwaerhepdt: -

Ende deeselck is (dat mp aldermeeſt ver WOIl DeTt)

Eell

undtly

ſte Hof//ſlach; vºpmoedelijck te Philoſo

w#

PWeTel.

Zckzietbeginſelevanpartpdicheptvierich. FDen vlucht van d'ouderuſt/deharten3ün nieus-gierich.

Elcß waantepghen/öeurtghemeen/ beder“

Mºet 19olck vandeghemeene WBerlt afghe

VeUte keret,

3ondert/

Alleen dooy liefde (zoo 3p zegghen) totter Wäerhepdt.

JLaat onsalnemen / dat dees ſtaatdooz anghſtellendich

TDen Menſchen tot verandertnghaanpozt Zeker/Wie Waerheptbemint/moet delo inwendich : . . . ghen Hatet.

WDie Weet of dit endt/begin is van meerder

Äſt zoomethacc: hoe komt dat 3p die niet er laten?

Hoekontoatſp ſoo gierich nalogens lup ſteren?

“Ick

mº Ild # ghemepn verderffeljcketp Inghell;

Der vzoeden ängſt/enderonverzochté ver ...

, rouwe? WDie weet/osckofdie ſaackmuis op'talder quaatſte ? -

-

Zulckbidtte vzoechom beter/en krüght argher in 'tlaatſte. _ . Zoo badttWeemaal d'oude Sirakuſaanſche 1P2ouwe,

bpdingyen/

WPillen ſppdtſaamhepts leermetgheweldt

TDeſtrafheeft/bp demiſdaat/noch nietts bedeDell.

Verdupſteren?

Riemantbeterthem / om de ſtrafte ont

TDetWee plagen; als ſterften dierte; zijn Mietgheacht.

Vlieden;

19 vv z

WPamt

-

-


Wantelckzepdt anders tezijn oozſaack de ſer twiſten.

Gſt dau ſchöön al gßeluckte nawez ſcß CIldebede :

-

d'Oud Catholychenſchupvent op d'arme WDatbaatpemandt datal de Werldt is in EHUeſen : VºgeDe : TDie den Papiſten weder Hondert Alshem'tſeven verdzietdoo ruſts ontbe

-

-

D2Ueſell.

rillghe.

Elckhaat ander/ noch bpbetttal lieffelijcke Gheljck uneiizepdt/eengheuneen plage Wel CPUſtell.

te Cuſteil :

den ellendighen alle JBans DZ jn't gheen Chziſten/ die moetwillens luſtell. nade Hel//varen/ Een anders vºeucht/ isdeil dzoeven dzuckg ZHoo

(Terliefsen (ſoo't heet) van 't ghemeene

Vermeringhe.

Wel//Varetl :

TDat 3p ſchijlen te beminilen boven heUT |

vºrsº ick hetleven der geenre p2p

leVet?

Deſe

ſº

ſelyck:

et falhen noch unet martiale kan TDie de groote Werldt verlatende / wpſe ell/

iycli:

Poyren / omd'een d'ander na 3pn Pijpte Hºarenklepnen WBerldt in ſtilhepdt metru doen danſen : ſten regeren/ Ofdollijckelcrieven/ on anders doodtte TDie/ inplaets van rumoerſche marente gheVelt. -

JRieten

bevzäghen/ Än dan onn Gode te beha

Doch Claatheternſtzjn) hoekonnen't LI Chºiſtenſchpnen Eſ hem ſelfte onderWerpen den Wil des TDie methe epghen bederven vpandtljck Peeren. --

ppnen:

-

-

IHun BZoever; dien3p lieft ſchuldich 3pnzte Verillelen?

TDie dit doen/HöozentelckeruurnieuW maar 1net Vzeughden

Hoekonnenzpoock heur even-menſchebe Dan haertoenenning (dooz Godes genade Nulllllell/ TDueheurſelfs

Yºn zpnde/1net harten

TPeg

in Deuchden. beja WAaralde WBerlt in roere)

3tntlei

I L.

Arbepdeutet moozdinghe van hettrepghen ZplevenÄnºch /3Phoopen noch Zielen ? geſen

Zplaten Hodt van Werldten Menſchenr Ditvolckdzaghendehen ſelfdusonver

Peereweſen/

nufteljck/ STDerf

Zegghende metruſten/ Pader deetuwen. Godt nuregheerde verſufte Wille.

G )

Derkieſended'eendit/d'anderdat/elckzijn

Ä Advocaat bp monde ghe Pzottel : IPadde "Ä gHeen ghelegentheptout

behaghen/ Als Luciſariniſten/diegaarue zaghen

CDm hier af in 't bede teklappeuuptter

Zn's WPerits Zakenhoopen/begheeren/en

wenſchen.

Dat Godt zijn MBerltſtierde nade zothept Der Nellſc)ell.

TDit

M TCLUTEll.

19/dooz onlede vanden bedzuckten te ra DEN

GP dwaa.epdt die Democriti

lachen be Ende mp/dooz beloften die mp am Welda JL Je11/ Heraclitihet wenen bedzoeft: Gfte Gheſtadeljck binnen Hauden net open. zarnºj d'onſeker Waan/'tſeker goedt 9(WTell» d

YpVen.

Den Mäuſtinelcx macht 3pnde doedp wil lens DeUUell

Gun't ghenedataan een Anderſtaat te ver WerUerl.

Hoden dealf Volck Weren/dat PtPAPVW alf H P9 atkan't /

A5edezä


Zſol.5

20 der andere der ouden detttr een TPfefbinienkont/gemercht den Kiili d'Li

Dpinten vlndtinen oocli eeilgye Je leeren d'onbegrpp?ltctihepr/ ſoo datileil intetten 3lililei Illet Warr lieren nach begrijpen of Verſtaet / Wall De Welciieoock wus Arcefilnus dei! Scepticueils 1ueeſt laeWolgende / Wiens Zollg}cC UNG

ſelbeil

cidaer bin!iell s.

nder dlt

alverſiaen endet bedzoch gyenettlit htv beldelathtehtrtelycli/ende heeft heut allac cheide Zlls Oliverſtallts otlöerrceht. Eiöe alſ00 eli heeft ip Daer 11äe den Lililcli 11tt 1neeringherolt/loh hp en Lleidoide nict ſs Wel Dätzl)il 3llleil beüYoghel u:ocite Wer

older anderen oock eenen LMcpJes/ Die Wat te vzoet weſende naerſtelyjetizjlel Dºys Den / als HP veſcate Welſecclitr gljevoelde/ kanerſeive Vew erde/ſo Jatſe lieltall. ope eide hadde ſoo te Vergeeſs gljcphiloſopheert. nell loc) lUpfel etl 1110c)t DNil )p. UEl0e ſoohp den ſlotelniet oder einen wilde Dºa

JWäcr ſpile ZollOlyerg ein Waren niet ſoo

don! / ofzplupden Verſtaende ſpi ketterpe/ eu bzaeckel Vºpopelityck het Lightet af/ dzuckende dacrfolntidts een anderZeghol/ ſonitydts gheen/ als Welbemerckende 'tſel

ghet/placht HP/als De ZSPP3-tanter Teſto ten Wis / die Teleggheim il est TDooſael/ ’t Weicii hp net eeil Dignet toe 3egjelbe/ ende let Dat! Deil Äillcli deur 't ſtot 1021 vebe pde Huis Meeſters opune ghelyckſoy ZHpps-lianerrollen/openende tot 3pnewe nic). Vaetonuchpilie gekönienzpi dercoinſte De Dooſe daer hp de ſtotel upt de endebevindende de WDooſeongeſegelt öfte nann / ende Voogts de deure Vande ZSpyg anders gheſeghelt/henlupden ſtrafte: Däer kaner daer Hp dan Weil Titick vändt/ die Wp als 3plipſel dacrtcghen dan zepden datſe dan weder baerupte man / ende de Zopps toegheſeghelt Was/eide bpdaer opzepdedär lanner met 00cli de TDOOſe Daer den ſtote ill hp IWeen Leghel en ſäch: Dfinden däer lach weder gyeſloten endetoegheſeghelt heb gheen 3eghel Opel Was/3plupdenzepden der bende/liet Up den ſlotel Weder deurtſlotin hp Ver0Peten Wadde t3eghedaer opte doe rollen ende glich heilen. De Joighers ne/Zepöe hp/ als Paſtelyck welghedenc deſelooſhepdt bemerclien.de/hebbenterſtoilt kende dat HP "ttoegheſeghelt hadde dat Zp. alshpupt WAs de TBooſe gheopent/deſlotel methe ſpºttee / edezepdenzplupder

daerupte ghenomen/de deure vander Spps dan Weder da bpmet heitlupden ſpottede kameren oocki Theopent/den Täintköpgie ende dat als Üp d'opinie wechgenojet nomen/aten/dzonclienende namendathen e/ ooch nedewech ghenomen haddede beliefde/ſtoten de deure weder toe/beſeghel hadd me mo.aºſ ºnes. Waerteghe den den ſlotel in't Dooſken endelteten den hpdanſcherpelyck diſputeer.de/deg ſplupÜetr Wäinck Deurt ü0tgatiliden Spps-kamere dat gilghen tot eeighen Academicunej Vallen/ Niet anders dat1 heUT Leeſter dede. reº Paºden, ſouden. Alſoo uteeºrºe.aerº MDaer näe Lacpdes de Vaten die hp uptgaen diſpeºa aghelyckstuſſchen.de devolghelatenhadde in’t wederkomenpdel JBeeſter Songbers/ de Beeſter ÄcÄ ende vindende/ende nietwetendehoe dat mochte demlce/ende de Zongbers Stoice 7 endjn komen/heeft/ naedathp Arcelium hooz.de werde middeler Iüdtgheen dilick onbeſnoept leeren d'onbegrppelijckhepdt/ghewaentdat ofte berooft ghelaten. „Tot datten jetj

gheviel / endete ZLapºes / 3eºdatbpnieten voozderde ſulcrin dieroozſaecke Arceſtlaum naeghevolchten voo. de Spys-kamere ginck zitten onje

deſpite opinie teghende Htoiciens (ſoo die e bewaren/maerzende dätſuickshem "tcontrareleeren)dapperijck verantwoozt/ diet nietghebeuren en mochte/ende oock nieten opeen tydtheeft hp eet 3pture mede-TDiſc voogderde / 3epdeten laetſten opentlich endeze Anders (zoomen) diſputeren wpdeſedin Ä tot3pnen Pupſeghebacht/Waer hepd t aen henlupden te bewpſen de 3pnder optilien / als die de bewpſinghe an dien nietvan anderen gheleert maerſeifver

inder Schoolen/eude anders leven wp # ULT».

ſocht hadde, Radien dan/3epdehp/tckſel vefupte/ſelveden ätnckinrolle 7 ſelveden Änchopºende weder inde endedeSpyſ. amer.net/waerom ſoudeickſulernietghe Voelenende Zenonem metten zijnen adieu

ſegghell? Menmach immers uietſegghen

Boëthiu


Boëthius

Elande vertrooſtingh der UPpſhcpd : Wt’t Latyn opnieus vertaalt.

Aende Gildeboeders

verluſtight)'tſelveboecxkentweeofdrie malenint Jaerte doorleſen. Die luſt dan

des Rederper IKamer tot totditwerck, heeft myn vlyte daer oock, Amſtelredam. In Liefd' Bloeyende.

toe gewackert, dat ickna'tvoleynden zie dat myn voorſz eerſte ende miſclruckte overzettinge,deſe mynetegenwoordighe

IÄ Äbbe

Onſtighe Konſtighe ende waerde niet meeren ſchynºte gelyckédan (zomé niet moghen zeyt)een Kateen Entvogel. Ende wanick

laten eenighdanckbaerheydsteecken nu doort eerſte ſolelyckverdrucken,ſülcx weder vreeſde,ſpricaen Chriſtoffel Plan- lijcken belieft heeft ghchadc my te ver tyn,omte verſoecken ofdezelve oockge eeren met V.E. zooeerzamenende lieven negen ſoude zyndit boecxkente drucken: ghezelſchappe. Daer toe zydy moghe welwetende, indien zyn L.daer toe wil lijckveroorſaeckt door’t zien van eenige lighware,dat ick danwel verſekert ſoude Rymeryen, by my in korte jaeren her zyn; van met dit ſelve bbecxken, myniet waerts uyt-ghegheven. Nu hebbe ick wederte ſtotenaendenvoorgaenden ſteé wederomme indruck ghezien, hoe nut van miſdrucken. Doch was ick beducht tenende eerlijcken arbeyd tot vorderin neen, enaenſchou van deſe zozee-quade gheende verryckinghe van onſemoeders endeneringloſetyden: maer 'tghevielmy tael by V. E. niet ſonderuluyder koſten, recht teghenmyn vermoeden. Want de te betonen aen VE. dient zoo vrunt

den gemeenen Nederlanders tendienſt in man zoh eſtnietenhoorde dat ickditzo

drück, gegeven. Ende aengezien eenige Leerlyckende trooſtelyck boecxken (zoo van V. E.(nu) oockmynemede broeders hytterſtond der voºr ooc ſcheen tehou der voorſchrevenuwerKameren vermoe

den als die welkende) overzesten wilde,

denhadden, datbymy oockeenighe mid in Neerlandſch uytenLatyne,zichzelfnict delware, omonbevleckt Neerlandſchte minbegheerlycktoonde tot het drucken, ſprekenende ſchryven: hebben ſymytot danicktorhetoverzetten van dien. tWis alle meerdervoorderingeonſertalen zuy my lief ick ſteldet over in Neerlandeſch, veringegebedenyetoverte ſetteningoe ende ſprack een wyle daer namet zynder den Nederduytſch, dat ſtichtelyck ware: L. die myzeyde verſtaente hebben,datter ditmochte icknietweygheren, ende ver noch al eenige boecxkens vunden eerſten koorvooreéuytgeleſen ſtichtelycke ſtof, druckvoornden wären in zommighe

het boecxken by Boethius in Latynghe boeckwinckelen: des ick doeinvermöe ſchreven De Conſolat one Philoſophie, dic den quam dat de zelve Plantyn uyt rede was by myalomerent dertigh jaré nu ge lycke oorſake van ſchadete beduchtenaen boecxken,daeruytſoude ſcheydé,maer leden verduytſcht,uytoude ende duyſtere vlaemſchetale in Nederlandſch:maerzoo neen, hybleefnoch willighals voor, niet zeerſchandelycken miſdrucktalſt boecx zondermyn verwonderen, zozyn L. noch

keneeren waerdighis: zulcxdat daerzo isendenu alle dagen'tſelve in voornemen dickmael niet, voor yet,Iavoorneégroot is aentelegghen Nadien nuhierby deſe voorkleyn&c. verkeerdelijck wusghe neuweofferbören vertalinghe,een niet ſtelt: dat de Lezer de letterslichtelyck, wetoeſchryvinge aenyemand vereyſchte, maer 'tverſtand van Boëthiozeer

Äyck

zien mochte. Hoe welnu nietſeerluſtigh en valteenſelve werck dickmelte doen: zooheeft myzooweynigh,terliefden van 'tgemeenbeſten,mogenverdrieten,ditſel

en hebbe ick niemanden eſelve voechlyc ker werem toeteſchryvendan V.E. waer

deen.dejonſtigeoockkonſtghe vrunden. ende dir nietomtzelvetegenzynen vyan den (zooteenighe mochtehebben)te ver

ve werck, anderwerven tevertalen, maer antwoorden:maeromondertgeſelſchap

dat nu uyten Latyne zelf: alſtmy weynigh pevan uluyder Letterkunſte, mer d'ande

magh verdrieten(wanthetmyſtichtelyck reſtenenby V.E. moerende meertebe reydae A


- -- -

Jol.521

- -

reyden endeuytte ghevenſtaende, totop gelyckmenonderalle bitteregeneeſdranc timmeringe van't Neerlandeſchcwelſpre ken, wat honighs totverſoetinghplghte kenheydstempelken temogher eenighe mengen, alzooock Philoſophye wilſende hanreyckinghe helpendoen:Daer toe V. haer longer vertrooſten eñvermaken,ver

L. defenſyneklºyne arbeyd wel in zoo mengthaer redenonderling met Rym eä grootejoñſtezullen wetenaentenemen, Proze: want alle bedruête naturen naeeni als 'tzelvemetgrootjonſtiger hertenghe ge veranderinghofeyetnieushaken. Al meynt wordt van my. dus goedaerdige Lezérintaenmercké van arbeyd des ſchryvers(in el V. L, alder dienſtvillighe ende jonſghe de

Ä

medebroeder,

-

D. V. Coornhert die dir ſchreefden i

16.Martij 85. in Haerlem.

ende zynde) gedgentotuwer ſtichtinger leering, oockvan de goedwilligheyddes vertaelderstotuwervromen, wiltälseen

menſchemet de gebreeckskens van men

Aanwwzingh endc

ſchen (zoghy eenighe vint) menſchelyck

T00YTeden.

handelen,endealzöſtraffen, alsghyinden uwegaern geſtraft ſoutweſen, ghedenc

Vermidsgoede waer (na't ghc kende daer by nevens, dattet lichterte mcenzeggen)haer zelfsprysme ſtraffen alste verbeteren is. Vaert wel. debren

Ändegeen vreemdlof

enbehoeft,enheeftet my (goed hertighe Lezer)niernodighgedocht, dit boeck eenichſinsteloven ofte pryſen. Vrywilligh bekennende dattet myn on geleerdepenne onmogelijckis,tot delof waerdigheydvandeſen Hemelſché wyne

Hetleben van Boëthius int ko?tbeſch?even.

Oëchius gheboren tot Romen uyt her vermaerde ende edele gheſlacht der Manlij, wertom zyn hoöge afkomft, zonate komen,als die zeerlichtelick van om zyn natuurlycke aengeboren wyſ elcke gezonde tongewaerdigh bevonden heyd, ende uytgeſonderde geleerdheyd (noch zl werden intſmaké.Want hier imme geč jongh zynde) reghen'tgemeeyn gebruyck der

onnutteydele booſen (tottydverlies van Romeynen Raedſmangemaeckt: her welcke den Lezer ſtreckende) bevondé ſullé wer (behalven Scipio) weynigh anderen gebeurtis.

den, maerinttegendeelontallycke koſte lyckezalige Leeringhen,tot trooſt vanden bedroefden,genezingh vanden krancken, vernoeging vandenzoecker, eñtothoog

verſtandigheyd vanden onverſtandi gëvorderende endezonderling dienende. Boëchiushandelt indeſenboecke vanſyn voorledengheluck, omte beter deſwaer

11U1TTC

heydzynsongewastebetogé. Hyyerhaelt vanzynzedelycklevenende reckelicke da

Ende hoe welons degheſchichtboecken wey nighzeggen van zynleven,zo nachmennoch tanslichtelickafnemen wat deuchdeninhem gheweeſt zyn, uyt verſcheyden bynamen die hem vanden ghemeenen volcke gegevenende toeghefchreven zyn: wanthy wertghenoemt Boëthius nae Boethesdatzoo veel beduyt als hulperende beſchermer, om dathy den be druckrer ende ellendighenmenſchen (in zyne tyden)metraed ende daed, een helperte ver ſtreckenplach, alzoo hy noch daghelycx mer ter vermaninghenende onderwyzinghen van

den,van valſcheeñwarachtige zalicheyd: watelckeis,ende waerin gegen TC WC tendevalſcheinrijckdom,macht,eerver

ditboeckdoet.Hywert oock Aniciusgenoemt

maertheyd,edelheydende weelde.Dewa rachigein'tghenieten van deughde ende goedwordingh.Bewyſtoock dat de quade (machtigh ) kranck, ellendigh endeonzaligh: daertegende goeden (el lendighſchynende)mogende endezaligh Ä oockvantgoede beſtiero verdewerld, bewyſende dat alle dinghen welgemaečtende geſchiétzyn.Oock van

ritate ofSequendo verum, overmits dar hy de

Or

Ä.

beduydende overwinlyck,alzoo hy ooekinder waerheyd was,eñmetzynen geduldigen dood

Ähéef ojekje Sja Seve waerheyd

Ä oprecht ende Ä

Ä

door haetofte int gherecht was, guilt, ditſegghen eenighe zynrechte naem

ghewéeftte zyn. Hyheeftgheleeftontrent ve. xx. Iaren nae de gheboortons Heeren, ende werrna langhe ellend ende ghevanghenisghe doodtdoorbevel van Theodoricus de eerſte Roomſche Koninghnae der Gottenintochtin Italyen, om dathy'rghemeenbefte van Roo men had willen

Ä ende voor

ſtaen

'tgeval des Avontuurs,ende wat Avontuur (alzoo in dit boeckbyhem verhaelt wort) hoe isenintleſte ſonderlingh vande vrye wil: welſommighe anderszegghen, als dar hy.de eringh van Arrius waderſtond, ende niec altſamen met vaſte onwederſprekelicke

redenen volkomentlyck ghehandelt, in aenhanghen wilde, wyſevant’ſamenſprekingetweerperſoné,

derdeenvraechtended anderantwoort, Boëthiusisindeperſoonvanelckbekom mert, oftebedroeftmenſch ſprekende Eü

Boëthius


Tlertrodltingh Boëthius

Elande vertrooltingh der PepſhcpD: Wt’t Latyn opnieus vertaalt. j. Äpm of Lied.

j. Poſe.

M Ä #en Pºgroene Zeighd mietvzeughd

PLs ick deſedinghen 3Wpgelnde in mp zelveoverlepöe / eide icli die weenlücke beklächte naſchºppens

#EEE ###EFSF

aardaantekende, 3o docht mpdat

Vooymaalszang/ Gedichten zoet/nU treurt boven nupnen hoofde neven mp ſtond een 19zouWeban zeereerwaardighen aatzichte: met bzandendeoghen/ende boven'tgemeen mpnklaaghipckſchpvé.Dooztrpmédzoef vermoghen der menſchendoozzichtigt/oock

#E###EEF

: vanleVender verwen/ende vanonuptſchep

###==#=EEF elijcker kracht : hoe welzp3o vel Was van des geeſtsbedzoeften bang/1Booz lieve luſt Ä zpgeenfſinsen ſcheel Van on3er hewoonlpcke we3en: oock Was Ä lichaamsr ondhepdte langde van twpfelpchen oll ######### derſchepde: Want bpw.plen Voeghde 3p Haar ------- --

doetleed unp d'ogen wzpven. Heen angſten zelve nade ghennepne mate der unenſtpen; dan ſcheen 3p wedersmune netten opper

E#ESEEEEEEEEE

nach UptmpngHeſelſchap jagten.

---*

##########

ſten toppe Haars Hoofds den Heinelte La ken : maar wanueerzp't Hoofd h00ger op beurdt / doozdzangh3P den Benneleltdebe dzoogh 'tgheztchte der menſchen ua HAer 3lende. ATeKlederen Wareu Van d'aldec

TPees Kunſt-goddin, mpnliefkéalte trou/ fpnſtedzaden metſcherp;i nnighec lionſte/

# ####### -

--**--------

-

Weleernpneer/mpnheplmpn blpde dagé/

######EZ Die mp nutrooſt

netveuabo gheſchept

- - - - - -

#====== Upt TGUW.

ende Vail onverſchepdelycker ſtoffe vol unaackt: die 3p 3elve (3oo ick namaals upt

Ä verſtond)

Hnet gare epghen handen

hadde gheweven/welckerghedaaitte / ghe

lpck alſt netten beroockten beeldenplachte 3pn/dooz eenrehaudeverzupinde oujerdon

was verdonckert. In welcher benedeite booz.de ingheweven 3pnde ghelezen Wozze een Gziecre T. eude inde boVeilſte een T.

oock ſcheenen tuſſchen deſe twee letteren/ WDant d'ortdhepd zwaar konntvzoeg dooz opte wpze van een Ladder/ ghetekent re 't quaad verſnelt/ eenighetrappen/waardoo naen van Peelonbewaantmethaarbedzoefde Zaren, Weſen d'onderſte totten öpperſten letter machte Het3Wackelpflsdozenrupnghevelt/ Alimmen. Mochtans hadden de handelt Cevzoeglſthoofd bezaapt met witte haré. eenighergheweldtgher dat zelve kleed ghe d'Peplzamedoodkanzoetejeugd welſparé/ ſcheure/ ende de lapkens/ die elck mochte Enkomtooc dick begeert in groot veröziet: Krpghet/daarafWechghed?aghell. JBºt JBaar't dove oozkeert 5p van unpn bezwa ten Läechterhand dzoech boeerkens/ LLI. maarmetti flinckereeen kominglycke ſtaf.

Ä

't Betraande oogh wilzpmp ſuptenntet. Deſevzouwe/alszpdie Poételycke Konſt Doe'tAvontuurontroumetgoedenlicht/ goddilltel 3ag) ſtaal bp nnplé bedde/dich JUMPJonſtig) Was/beſtcnd 3p mpte doden, tende W90? Jen gev62ghlpck tot unpuen Jºaar nu datieert/van mp3pn Valſch aan als Wat beweeght/ende ontſte 3lcht en3Pnde/ſp?ach 3p metgrouzannen oghen: Spint 3pte langb mpn levens dzaad vol UDie heeft deze batenneutelpche Doeriens 1lsdell. toeghelatente Konten bp dezenkranctie? die Als ich boogſtond in weelden onbeſtendig/ nietalleen3pnedzoefhepdeunieten verzach Peeft mpelck vzundgheluckzalighgeacht/ ten met eenighen Neplzaunen Fiade/ naar HAU ich leer/in tegenſpoed ellenöigh: die veeleer voedenmetzoetéveupne. WPant HANpt Wlaſt / Die vällen moghton dutzpnze die metteonvzuchtbare doozné der

Ä

Ä

#

zertſtozinghen/het vzuchtbare koozn "

TK

Lllº


der WBylhepd. -

JFol.522

-

dengdoden/ ends der neuſthen Herteu tot Ja oock deſaack van al gherupſch der 't zieckten wennen/maar nietdaarafbevypen. Windell. waar/ datuw eſinekinghenors TDie’twater weeck beroeren in den grond TDoch oftzo eenigy Leeck-menſche ontoogh/zo Datghe EnzWellen d0en h00ghaallder Wolclien in meenipck gheſchiedt / ick zoudet minder Dell. znoepelpck achten/omte ghedogheit. want Pºpwiſtwat gheeſt de Werld ſtaagh om -

-

daar inne en zoude niet Vall onzen Arbepd ghequetſt wozden. JBaar ghp hebt dezen CPOctz

WellDT LIl

wºm dat/de abond-ſtermoet da

aanghetaſt/die opghevoedt is/inde Lern L I. ghe van Ariſtotelesende Plato. WBeghdan In 't Water diep/enſno?gens vzoeghlaar van hier ghp Beerminnen/diezoet 3pt ten ſtralen/ verdervé: Deraathem/onn van mpnenge Alspöſt des daags/weerupten doſten zent, dichte bezogghtende ghenezente Wozden. Pp Ulſt wie ons de leuten gheeft/ Dätghezeiſchap hier mede beriſpt 3pnde/ TDle 't aardrycki groellt./ tu ciert net blöt

ſloegh het treu.cighe aauzichtttraarden/be leedthaar ſcYaaulte Met rodell Wallghell/ Baar ende giugh Dzoevigh Upterdeuten. 1ck / Weils ghe3ichte Indentralleu 3Wenn unende Verdupſtert Wag/en mochte Illet be

-

Unell ſchoole

-

WDie d'herfſt bevzucht/haar dzachtte danc ken )eeft gheel/net UPpn der vzeughden FÄ TDit "Äu gheWoolllück 3jn ght

Pall

00llC.

kennen wie Deſe 19zouweWas/Van ſooghe biedelyckergrootachtbaarhepd. Desic ver dacht baaſt was / endet aanghezichtteraarden Dock d'oozſaack diep van der naturen ſaké. houwende / al ſtille begaute verwachten J2u leptºp unat/el tian'tlicht Utet genakell. wat ſp vooztaan beſtäan ſolide. Does 3p 't Benoedzpght neer/verdzucktvaud'aart naarder kommende op't upterſte Van Impnen ſche nacht/ bed-ſpondeghezeten / ende aanſchouwende TBit zwaar ghewight bupeht zwaarlijck mpn aanghezichte 3Wdar Val dzuck ende 3hnen Hals/ doozdzoefepd ter aardett ghebogtel/heeft TDie d'Hemel plach te zien met ſtelder 3p die verſtöozniſſe mpns ghemoedg be VaaTDé. alaaghtmet Deſe Vaarſſen. IPp zietghekrolºnt/dooz laſt 3jts ongevals JLet dzoefhepd 3Waar / Pelaag de ſnodde - -

-

--

ARLDt.

ij. 1äpm.

ij. P? oſe.

##### Elaashoe blind is therte ſtepl gedaalt

Aar'tis/zepdeſp/veeleertpt ban

--------------

TT-ELT

EEFEE EEE

##

ghenefen/dan van klaghen: eide op nnp ſtreckéde haarge3tch te/ ſpzach aldus: Biſtu niet de ſelve/die eertijds unet onſen melche gelaaft/ ende met öuſen ſppſegheVoedt3ynde/opge lichte/Daar ſtrect 3pngang näupt metögé waſſen waardſtetotter kracht des mailyc ken gemoedes den Wposch voo3ienbad IT-

-

ETFFO-F

- E.--

Zndzoefhepdggraf/vervzeemtvä’shemmels

######### -------

FEEESFEEEEE

----

Än FºwTÄ dzif FEFEEEEEFE###

den metzoodantghe Wapenen/dat 3p dp/3a dudte net eerſten hadſte BerWo}Pell/ lnou verwonnen vaſtuchepdt beſcherint ſouden hebben ghehadté Riendp mp niet ? Wat

dpº 3pdp verſtomt upt ſchaamten/ tighdwaalt/Dämeertdezozchonepndeiür zwpgh ofuptv

erbaaſthepd? Lieber Waart mp upt

#===== EEE z enquelt.TDees man die plach den Hemelte

##EEEFEF#

Ä eeft dpverdzuckt.

mäar verbaaſ Hepd (306ick 3le)

Als 3p mp nunetal eenwooz.deloos / maar galt tougheloos, immers ſtom ſachte 3pn/ epdeſpliefelyck

haarhand opmpubozſte: ſegghende/Daar doozwandzen/Hemopenalseen gheeſt Ze eniggheen ſozgheiickzepd altoos/bpheeft die Lethargie 7 of onbevoelücke domme ſaap-zieht deghemepie 3erkte derbedzo F#======# ghener herten. Spheeftzuhſelf wat ver melſchgheſtelt/Enſachdaar’tlicht dat niet geten/ſichteljckſalhpt weder ghedencken/ onsmaarte vogen ghekendt ſal Deb EE EEFE El-F-F-E-TE älshp ben. Dpdathpzuler vernoghe/ſolaatons en mach Verandzen. een luttel zyneoghenafwagen/ Veronckers vernitsden wolche deraaſche in zjnde Dpſach Ä gants der 3onnen rood als ahen. TDitghezepd hebbende volezy haar gou eed/ endedzooahde unpne oghen die Val Hpſach de Buan metharehoozné bleecke/ Overy - -

trauen

Sº d'ander vpf die niet en hauoen ſtreecke Booz't

lgePDU

Än ſnein't wpde luchtth OUd.

ºbºespºws heunghewiſtijck

iij.bpm f

F .


Tlertrooſtingh nen ende andere beſtonden elch bos? 3ßn deel totzichte trecken: ende als ſp mp daar teghen ſpzekende ende wozſtelende mede als vooz een deel des roofs tothenlupden wilden rucken/hebben ſpgheſcheurthet kleed / dat

iij. Rpm.

######### ## Gewas die zwarte nacht verdzeven/

ick unet mpnen handen hadde gheWeven : n daar afgheruckt heb enDeelCkteen

bende / waandempelck gheheel te hebben/

E==========

einde 3jil Wech ghegaen.

Dedupſterhepd verdweet oockſiel:

ſensweröeghemercht/ ſoo heeft deonwjſ hepd ghewaant / dat3pwaren van mpnen ghezinde; ende heeft ſonnigye van hare

FEIEEEEEEEEEEEE Impnözhen ſagenhaarenwel

Ende overmidts

in henlupden eenrehande ſchpn onſes we

ongheleerde meichte dooz öolinghe ver lepd. ZEb00 du dan niet en Weetſte Bande

ES = EESESE EFFE# ESE E-TTI TTTY-TÄTT-j

TDen klaren Demelhoogh Verheven/ - - TT--ETTE - - - - - -

#EEEEEE##

- –- - -

--

't WPaseen llieu levell.

Viechtalsdezuur FR00?dweſter Winde TDie Wieghen wolcieti onlne02pft/ TD.at DZonen Ster verboyghen blpft/ En unaacht des Hemels og)en bllilde/ TBesluchtsghezin.de :

TDanvaltop d'aaro oe3Wurtenachte/

GB.helijck eendeken uptgheſtreckt Aan d'Heinel/Daar 3p 'tlicht bedeckt/ Tot dat haar weer des Roo! Deils achte

1Derdypftmet krachte. TDees bezen kan de luchtrepnveghen:

't Beſloteilicytzpcaſciyo:ltſlupt. TDanſchiet de Zon 3pn ſtralen Upt/ Eilhelpt den klaren Dach op Vegien/ Bev?pt Wallregyen.

vlucht Anaragoze/ van't Venpn Hocratts/ etlde VanDe Pp.llg!lgyell Zeil0:ls/oundat hetuptlandighezpl: ſo hevdpilochtans Wel

mogen Weten vau Camio/Van Seneca/ende Van Hozano / Welcker ghedenckeniſſe niet ſeerou0 nochte ollvermaard ents: de Welt

kenerghens anders oooº en quannen in'tlp den / dan oundat 3p onderweſen 3pnde in

onſezeden / den wandel der onvzomen on gbelyck waren. Alſoo enſtaat dp niette ver Wol0eren / dat UBp in deſen Zee des lebens

aan allen hoecken met blieghende bupen be tons Hooghſte ſtozunt werden : ghe VJoznennen is/ delalder quaadſtet lupden temlſhagyen: UBelckerjepplegher/al iſt vangroote menichten / nochtanste verach tenſtaat: alſoo’t ſelve van geen Deld-over

ſten beleeten wert/maaralleeniick herwerts ende derwerts roeckelooſelück gheruckt/ dooz een verwerrende dolinghe. NBaar of noch al t'eetlighertpI haarſlach-oo! den

ellendeois krachtigher aanvelen;ſoo ver

iij. Pºole.

#

gadertonſe tryggſ-overſteharehopen op

teuburght: elde 3plupden 3p! dan bezich in 'tplunderen Wande oilutte packen. Baar Zetanders des dzoefhepdc nebe Wpbelächenſe Van boven/om hetrapen der alderſnoodſte dingen: ende3pn vepligh Vooz lenuptmp verſtropt3pnde/ſ

ich den Hemel/endevertreeg Ä. alle beure verwoedeberoerten: als weſende ſtand /om myngheneeſtersaan met ſulcke wallen beveſtight / dat het die

ſchyn te kennen. Derhalven als ich mjn

oghen op haarghellaghen/endemjnghe zichteggeweſt hadde / ſach ich mjnie voed ſtere de Philoſophie; in Wiens wounge ich Vºn jonghsopghehouden Was/endezepde: Galder SeuchDen Beeſtreſſe/waarto23pd vanJenopperſten Heinelafdaleude/in deſe eenſaalnyepJolſes bulliighſchaps gheko men? zoudp Dan ooch wel/als ich met val

ſchebeſchuldig ghebelaſtzyl? Baar ſoud'

älſende zottell niet gyeoogloft ell is daar Gallte

fl«

iiij. Kpm.

V# V Jé manueljch unet waarzepd heeft ####===### ------

ick (ſp.zack ſp, op/onnyn voeoſterkindt/ver lateu / ende den laſt / die Oudoozoen hate vertreden/ Besuoodſchicktngsverwaande ---------- -------- -----------

-

mpnsnamens hebſte ghedzaghenmetghe

zkFFFFFEEFFFT=== F5Eaz“

meenmakinghe des arbepds/tuſchen open

###### ## ſtrenge 3eden; Enrecht anſchoutſoztupne

denp/illet deelachtich Werden? Detenſoude

voozwaarde Philoſophie nietbetannen den wec) des ollnöſelen oliverſeltte laten. Dou

delcl Ontzien gelaſtert te Wogdelende daar af/als of Daar wat nieus gheſchiede/grou welen?fB arwaandp dat nueerſt de MBpſ bpden quader menſchen met ghevaar icklepd wert ghetercht? Hebben wpoock niet bpdenoudenten tpden Platons dick

Ä

maal grooten krych ghevoertteghende ver

FE

SEEEEE ==EZ

quaaden goed/ Derwint/enblpft gheljck -

-4

#

------

------

- -- - -

in zuuren 30et. Hoogh/noch dzepghetl Gil Gheen -

Ä

ICI h dº Änoc

oock gheen Vlammen metelhepd des dwaaſhepds? Als hpmoch TPeg ET leefdeheeft ſpn Beeſter Socrates in mju die bzandighe aſch upt teghenwoozouchepd/die 3egheeensonſchul Dan dughen doous veroient: WDienserffeniſſe de chiet/ ghemeeueyoop.der Epucuren der Htojicie En Nach deesmansgeruſtJepd ſtozen

eÄ.

"Ä


der WBylhepd. Zooscken doet de W5liremſueleuduch tich/

WDie neder Veltveel toozné vaſten lucytich.

Deel minder inach/derboſer Peerenkricht. TDug

a.Äus

deS dollen hooft ou

Fol.523

Poedickmaal hebbe ic Conigaſium/ alshp der 3Wachen goederen aantaſte/onderoogen tegen geſtaan? Joe menichwerven hebbelck Triguillaun den PNovooſt van't konung. hof Van't geWelt/ſo dat hp begonſt/als nual

volbzachthadde/verſtehen? Hoeveelrepſen

AC T.

hebbe Icki/min aanzien invzeſe ſtellende/de ge beſchermt: den welckend'onghe ellendi leetnetvzeſen/ TDit bloot weer der fellen toozu muſ ſtrafteglerchept des woeſten volcr metou Tallyclie Valſche beſchuldigingen altjt quel P?eſell. JBaar wie vervaart noch vzeeſt/ofvzalijck de? Ropten heeft pemant .mpvant recht ter olgerechticheptafgetogen Dat der JLant Q t/ „haop . .. 19erlieſt Zünruſt/3jn vzphepthp verlt opt. ſaten have ſoo met bpſondererowerpen/alg oöde Unet gemepne ſchattillgen vernielt werde/enl Zijn heeft mp niet anders/ dan dieſe ſelfsieden/ AllOet/ en Wijcktte rug ) n. et bedMoeft.Algten tpden van een ſcherpedierte Pp

JBaarhoopt niet liefs / oock wilt geen

Ä

#verſaächtoltſpchtzjub ºrhet Ä Enbzept den ſtrick totzjneboepensv ſt/ Dees "# ſtlaf VerzW.act 3pll zware Ill ICI

d» .

opgeſtelt was eenzware ende onverdzach lyche 3ettunge/ die daar ſcheen doozbehoefte Het Laltſchap Van Campanien te vernleléz hebbe ick unpſelve geſtelt tegen den 1Doocht des Liechtg-hups/ter liefdé Desgelnené our baars:eude hebbe bp Welweté des Häollings d'oVerhant gehouden/Datdezettingnlet ge

iiij. P?oſe.

lichten wozde. Gochebbe ic den äaadſheere HPäulitlunn/Wiells Bäjchdomunen die hoof Bevoelſtu/zepdeſp/ deſe dingen ſche honden nual inderhoopen endebegeer ideen

e

vallenſ nietin dpne Utet/el t hadden verſtonden / upt Heulupder ÖH geuzoede of biſu hier een Ezel lickhep àanden Liere? WPatweenopºwat opene haken gerucket. Op dat ooc de Waadſ ſtraffeeeng voog-ooz Dztºppſtuvantranen? opent dpn gebzecz: heer Albinus dooz dehten gebzac deels nietom ſoudewozde/heb ht ſſen ſoo du des Beeſtre :/ Hulpe verwac moetſtudpn gebzeck sntdecken. Ick DL? beuck mp Den hate zyng wzoegers Cppziani tunnetdat ick genoech Wat moets genomen hebbende/zepde: WB2 onderwoºpé. TDunck op ittert hebbe. Maar groote mpverb twiſté hoevet noch vermaan/ sfen blickt van ſelf d'andere behooz.de ich immersmeer Ver niet ghenoechſaam over mp des verwoe bp die terliefden vande Mäecht Dighen foztupls ſtrenghept? Zs dit De ſekert te3jn/als 25oeck-plaatſe of Libype / de welche glºp vaardichept/niet vooz mpen heb behoudet. ſelve utoteen d'alder ſeectzerſte ſteöe in up daar doozick des tevepliger ſoude moghen bpdenhovelinghen. Laar dooz wiens nen hupſe hadder verkozen? Daar gip zyn in uode onder deſe was dickmaal met mp zittende rebele hadder wzoeginge benick ſte vande kenniſſe des gödlicher ende menſche Baſilius/eertyts upt des Ikoningsdienhept /g hp dooz nootſakelick jcker dinghen? UDag'tghewade endeghe verſtoten zünde lateduſoanich / als Uck met u der JNatucen van ſchulden gedzongengheweeſttot mylis verholenthepden laſpoozde;als ghp nnp nnet namens beſchuldigunge. Epiliomede/ende : Beſebepde was bpvonniſſe een Landtmeters roede der Sterren loop Gaudentius rnuits heure overdaden ef gs/ove des läonin beſchzeeft; als ghp myjuezedeu ende alle den he vuldig gerepn/gbevoden in bedzie menuch eelde voozb naden l evens wande mynsl des te gſchap och Balltn gaan:d alszp/tiietwil Demelſchen ſchickinghs aanſtelde: Tullen Wpu geboo2ſamende/ Daar voozalduſdani lende gehoo!ſamen/zich mette verantwooz nloon ontfaugen ? Ghpſelve hebt dooz dinge der ghewpder plaatſeu beſchermdeu/ Häouing ſuler vernann;gevoothpdat mondt beveſticht deſe ſpzeucke: ende nt Vooghooft getekentuptözyvé ſou menſei ſte Datdan'tghemeenebe zalich is/ als de den: ende ſoo ſpntet binnen den benaannden liefhebbers der MBpſheptheerſchappen:ofte Stadt Kavenna en gingen/dat dach de upt chappé eheerſ hept als die 'tſelv ſpeu nawpſ ren. Ghp hebtdooz deſſelven mans möndt ſp gebzaNttetient int Vooºhooft uptgedzevenn wozden. Jºachmen oockpenlande Vermaantendenootlycke ſake te weſenvoog ſouden jcker wzedeli handelé? Rochtallgäis deſeſel den wpſen/datſp des gemeen-beſtens beſtie aachs namewzoechdé/ ringhe aan Vaargen; op dat het beſtler der VedeſſelVend nge nijnenoumé. aangen Ishare WZoegl Batte? Heb en de ſteden den onvzomenen quadenburger konſten ſulcr Verſchuldet:of open ghelatenÄ /ſp den goeden mieten bendau nuyne devoozgaédeveroogdelinge/deſt wzoe ſouden verſtrecken een peſtilentieende ver heeft aardich gemaact? Schaamtzi rechtv gers berfniſſe. Sck navolgende deſeleere/ hebbt dan defotulle niet?al euhadde ſp geö ſchaä e ercket chttew re gewenſ ſtellen inde openba Van geWZoechden onioſelhept/ te gehad des bedientnge des gemenen beſten/'tgjeneick 3p behoozdeſegebädte van der WZoe ptvauu gen ſtilhe inde verbo geleert hadde. gergſnoothept. JPaar hebben ſdaat Wer vä watmi de God/Die uinder wpſe upder ge /de Gbpenßeeft moeden ich beſchuldicht?19zaachdp nade Hooft gezaapt/3jt des unpine tupge ſalie nnp wertopgeſept gewºllt te hebbé/dat Datick mptothetampt der Overbept niet den äaat behouden ſoude zÜn. Begeerdp dé enheb begheven/dan alleen upt alghenneene teweten?uck wozdebeſchuldichtvan middel ptka n liefoe totälle goeden lupden. Daaru ngher / behindert te hebben de aanbze den men unp deſe zware ende onverbiddelicke n over televeren / waar unede hp twiſten metten anvzomen: eilom’trechtte blijcke tis vzphept/ Ver den Waadt wzoeghen ſoude van miſdaadt iſcien aderco dden/n beſchuich nder ermoge achte altjtd gramſchappt. " teghel des PPat

Ä

*na-º.


Tlertrodltingh is daarom hier af ughevoelen / o JBee-be: wanthp mindert eenichſtts de berho fterſſe?ſal

º

deſe

Ä lochenen / ju

len vernoeginghe 3jlis geWeteng/die ſticks

niettoteenſchaantete weſen: Äck hebt ge-voozoogenſtellende/hetloon des gheruchte wilt/ endeen ſal nimmermeer ophouden van 3pnen wercke outſanghet. Baar wat ſulckrtewillen. Zckſals belpden: maar uptgang mpnoinozelheptheeft ghecregen/ miſſaken het beletteil Van des ziedp.Inplaatſevanbeloninghe des waar

Ä

werck. Öfſal ichet een miſdaat achten/achghendeughºs/ Watch ende ſtraf.de. hetwelvaren van ſoodanighen lupden van valſchenbooſhepts. Ende wiens spenbare Kateghewenſchtte hebben?'t Is welſodat belpdeniſſe 3pns booſhepdts heeft opt de ipmetzyne WHetten ghemaackt hadde dat Liechtersſoo eendzachtich inde ſtrenghept

jmjmjtwas

maae gheadſdat nietodedoingh des menſche

d'onwyſhepd: altydt zich ſelflieghende ein pcken verſtants/of den aart der ſoztupien/ mach gheenſſins der dinghen verdienſteK Vooz allen menſcheuonzeker 3ptde/eentghe veranderen. Zoo en achteckr mp/ladell van heulupdeu vermurw.de? Zomen mp aangeteghen datick hadde willen de ZHocratiſchen WPet/ oock nietgheoozloft de waarheptte helen/of deloghen toeteſtem ercke aan bzant ſtellen / de Pztefteren met men: Daar hoedat ſulcksis/ ſtelle ich ter eengodloos zwaart de keel afſtelzeu/ende waarderinghe van uwen ende der WByſen alder vzomen upden levenlaghen ghelepdt oo!deel. UBelcter ſaken beleet ende Ä Dadde, menzoudempuochtäns billierte zept ick bp geſchylfte gheſteldt hebbe tot ghenWoozdigh dooy vonn1ſſe / als zulcr be ghedenckeniſſe / op dat het den nakomers leden hebbende / ofdaarafverwonnen zün nietverholenentoude bpven. WDant wat de/gheſtrafthebben. Ruwerdeick / wel iſt van noodete ſpzelien vande valſcheljcke Upf hondertdupſenttreden van daar zujnde/ ghedichte bzieven / daar met ick Werdebe“ Alberhooztof verantwoozt/ on myne ſoG ſchuldicht/ ghehooptte hebben opte läoom ſeer gelegen willetotten äaadſheeren/ver ſche 1DMphept? UDeicker bedzoch opetitlyck bannen endeter doodt verweſen. CD of nie foude zyn hebleben/ſoo unptoegelaten Wa andt mochte overwonnen werden ſchul regheweeſt der wzoeghers belpdinghe ſelf: Ähte3jnaangheljchemiſdaat d'Gina hetwelck in allen Wandelen d'aldergrootſte ſelheptvan welche ſchulde ſp ſelve dieſe krachte heeft / temoghen glyebzupcheut. aalbachten oock Welſaghen : sm welcke WPantwat ander vzpyepdt machunen Verho tyneonmoſelhept netten vernlengſele van pen? Elbe ocy ofnen eeughe haddemo eenige booſheptte verdupſteren / ſp ghelo ghen verhopen/ ick ſoudegheautWoogtheb ghen hebben / datick uptſtaatſuchtichepdt

Ä

ben metten woo!den Cany: die/als gezept

Ä geweeten metkerckdeftebeſnetzou

werde dathpgewetenhadde vandet'ſamen Zweringhe die gedaan was teghenden Kep ſer Cajozoone Van Germanico / ter ant Woozdegaf: Paddelcliet geweten / ghpen

dehebben. Maarghpunpingheplautzprº

Be/. Verdzeeftupten zetelmpng ghennoedts alle begheerte deraartſchedinghen: ſoo dat het den äerckdiefte nietgheoogloften was ſoutdat nietgeweten hebben. In welcke nuwenoghenplaatzete hebben. WPantghp ake dedzoefhept myH zinnen ſulcks nieten daghelper mpnen oozen ende ghedachten heeftgheplompt/dat ick mpſoude beklagen Verbeelde met dat Pptagogiſche 3eggen:

Vermits de goddelooſen quade dinghen te gºen de deuchdebeſtaanhebben : JNaar dat ſp 't gheneſp verhoopten Volbzacht hebben/ Wondert unp krachteljck. U9:inthet archſte teWillen / komt moghelijck dooz ong ghe b?eck : maar teghen d'onnoſelhepötte Ver moghen/ſoo dat elck booſwicht voozneemt/ ende ditten aanſchauwen Godes / is een Wonderlick ding. Baaromme heefteen van

Dient Gode. Ten voechdemp oocknet.de

bpſtantderalderſnoodſte geeſtente gebzupc kei; dienghpberepde tot de Hoochept van godlpckte nahen. Boven dat ſoo verant

Wooden unpoockvant vermoeden zulcker miſdaadt hetonſchuldige innerlickſte deel mis httpſes/deverſamingemjneralder eerlickſie vzundé/mjuſchoonvader Spm machus die heplige man / ende inder daat

ſelveeerwaardichweſende. KBaar/obosſ Hepdt/ſp nennen doch het bewyjs van eenſa ke fulckergrooter miſdaadt/ endeick moet Hetgoet? JBaar oft den quaden menſchen/ noch ſchuldich ſchijnen aan dien quaaden

uwe bekenden niet t'onrecht ghevzaacht: Z00 Daar een CHodt is/Wall Waar konntjet quaat? iſſer oock gheen / Vali Waar konnt

die alder ſvzoomen / oock des gantſchen handel: on dat ick metuwe leeringen op

Waadts bloedt begheren / gheoozloft ware gevoedt/ ende metuwe zeden anderweſen gheWeeſt/mp oockte Willen vernielen; als bei. Alſooen iſt noch nietgenoech/datuwe dien ſp ſaghen ſtrpden vooz den gaeden eerwaardichepdt mp niet.altoosenheeftge ende voog den Giade: Hadde 1c dan oock 'tſel holget; ten 3p dan oock dat ghp Aschdaar veaan den Baderen verſchuldet? 19 gedenct enboven / om den haat die ſp nnp dzagen/ Woch/ſoo erachte/onn dat ghpaltijttegen mihandelt werdet. Zokomtoock noch deſe Woodicympſterdealsickpetſegghen sfte toegifte tot mahne tegenhepden / dat veel doenſoude: ugbedenckt/ſeggheick/als de lupder sozdeel'toogeheeft 7 nietopdever Atoniugh dozſich zujndena'tghemeen ver dienſten der Dingen/maar opteuuptgang, derfarbepdeon de miſſhandelingheteghen desavontuurs: ende achten maar voozzien 3Um 00chept /daar unede Albinus Wagbe te Weſen die Dinghen Welcke 't geluckr toe-, teghen / den gantſchen Wäaatop telegghen/ ſtemmenpzÜſt. TPaar dooz't dan geſchiet/ met welcken verſekerthept mijns ghevaar dat de gCede Name alder eerſt DeN Ongheluc lickhepdts / ick d'ounoſelhept deggeheelen kigen verlaat. Watnudes voler geruchten

Fiaatsbeſchermde. Bhp weetdatuckdeſe 3jn /hotoneensende hae meuichvuldich dinghen Warachtelijck verhale / ende oock dieoogdelen zün/verdzietmpte herdencken:

noch nopttotungnder eerengeroemten heh dataleenwil ick ſeggen / dat de


Fol.524

der WBplhepd.

aſt des teghenſpsets is/datals men den JBetonrecht groot/ d'opzechten heel on (dich: ſchuldich. elendighen eenghe müſdaad oplepr; ſoo Werdtghelooft dat 3p / tghene 3p pden/ Deklare deuchtittdonckerſchupltghedul echevaarduchept wert jammerlyc gequelt Verdient hebben, Ende 3eker/ ich verſto Ten 3pnde upt alle have / onlkleedt van ſta JBetbooſhepts loö/doozonrecht engewelte Kºepnedichept den quadennieten ſchaat/ ten / ende bevleckt van name/ hebbe ſtraf

finghegheledenom weldoens wille. Paar 't Bedzoch gepzonct/mietloch/krychteeren Mill. up duncktdat ick nu al zie de ſchandlpcke Winckelen derbozen van blptſchappel en En alſt de Pzins(die muveel völckévzeſen) De Vzeuch den overvloepen: elck väſidenal JVaar luſt/ſo ſalde hoogſtede neerſteüveſe. Der VerdozVenſten hoope/ met nieuwe val WD Hodt wiens wet regeertonendelyck ſchepden der Wºzoegherpen ghereet/ de Joe 19 Werlt aanſchout bedzoeft ellendelych. den upt verſchicklighe vii mpn geviar Dock’tvolck daar in welvert het beſte deel dickheptter niederghevelt: alle booſwichten Beſoit/gerolt na'tavontuurs beweel. dooz ongeſtraftzept verſtout / ende doo; Berent / a Peer/ ÄechtVaardich en Al loon aanghelockitte zijn / oin alle booſhept nachtuch teVolbzeilghen/ ende d'oilioſelentet aleen WDees wilde Zeeunetharévloedé krachtich. Van Veplichept/maar oockvan beſchermin Dees Werlt beſtiert doozuwe wpſyept vgoer gheberooft te Weſel, TPaaroin moetick nu Z0 lec)tel Vaſt/als ghp den Peniel doet. -

L0ePell.

-

v. P?oſe. b.

Rum. PLs ick deſedingen net een dooz

FS ## #E O j Schepper vädelucht volſterreſ gö ##Es=======#

gaande dgoefhept gehuplt Wadde/ heeftſp/ſonder doo nymehlach

----------- --

-

-

- - -- -

- - -W------

Deſtätichrüſt indpienhoogentroon/

####### ## EnfielückTWääpt'Den Hemeranfgeböge #####EEFEREEF#

cenpet beweecht tezyn / net eell

vzuctlycli geläat geſpzolien: Dohaaſt als ic dpſach treuruchende wenende/ merchte ich dat ghpwaart ellendichen ballingh. Maar 1cken wuſte niethoe Wpt die ballinghſchap ſtreckte/ſg dpne reden. Dat niet geopellbaart

Daar duvoo!Waar ein biſte van

en hadde.

dpnen Paderlande ſoowpt niet verdzeven/

maar verdooit:ofo du lieberhebſtete wané tGeſterntemoetu Wettengoetgedogen/ dat du daarupt biſte verdzeven. U9ant nim ZF EFSF==SS?== EEE Ed= unermeeren ſoudet pennant gheoogloft 3pft

Fontjts de Fºaan/Haarboeöer Taenzicht

##=Es===#EEE #

geweeſt.dpdaaruptte verdºpven. CDf enge denckt dpniet in wat Baderlant dubiſte ge bozell?niet ſodanich als Voozmaals Was der

Atheniſeren; beheerſchaptmettenghebiede eenDer menichten:maar deseenigen Heeren ende Koninghs die daar inne is/die Welcke

te/ende nietint verdºp Dock bergen zich deklepne Sterrenklaar/ Verblpt inde menuch reu: met welcrbzepdelebe der burghe Ven Zohaaſt dc JBaan de Zontert wattenaar: 3WPant däverlteſtelc Ster der Bané lichte/ Weecht/ende wiens rechtvaardtcheptonder ſte vzphept S. Die WandeZon/oocſelfleenthaar gezichte. danlch te3yn / d'alderopper Pf suonvekentdealderóutſte MBet uwes TDie AVolſter Verizoelt den avont lºat/ ſtads/bpde welcke önverbzekelyck is belld Envoo heur Peer/ichtſpden dageraat. nen mach Hhpwinterkout/ſchutafdieblaä verdozt ten/dat niemanntdaarupt gebann aar aatſed /die3j inne heeft woonpl Werdet Shp ſtupt die aart/enmaackt dedagékot. Willen veſten - WPantſoo wie begrep en ig De Zorner volcht/endeplt die ſtelleuren n sghee ten veſte/ ende wallt haren binnen /daar ºten bzupn geen unach nachts WPesko gh h ulden te balltu verſch hpmac dat Vzeſe Hept duren. weſen: maar ſowie daar oocknetmeer en Dwpſhept Peer/enu grootdadichept/ gheerttewoonen / die iſt oock terſtont on chept. Geeft maat het Zaar volongeſtaou Alſogenbeweechtmp niet ſo ſeer Zoo dathetlof/ dooz noozdwillt ſtrengh Waardich. aante deſerplaatſen / als dpnsaan deghed aacht/ ghezichts. Doch ich en begeereniet ſoſeer Die weſterſoetvernieut dat elck behaacht: de Wanden dpng boeck-hauners verciert met : rekoze hetdoz TDegroepſ am lentoutfaugt een ende met glaſen / als de woou Elpenb T9c vzuchtbaar perfſt gheeft hondert vout -

herbozA.en/

-

Zoodat gbeendingh zijnoudewetverlaat/ "t.Geſchapen werchoutal zujn tyten maat. Boekonnt dan Deer/dat ghpdietal beſtiert Maſcherepnt/hetredelyckghediert.

inne plaatſe dpns ghemoets. - WPaar º ick /ma

ſen yebbe ghehpſ/Äcken tenten/ (of't verſtant) van wplen mpne

boecken ; 't welck den boecken dierbaar

Ende voozwaar du hebſte van

maackt.

aan "tghemeen beſte wel Goc nieten dwingt in 3ijnmoetwillichedé; dpneverdienſten warachtighe/maarnadennenlchvuldichept MDaarlaat Foztupn onſtadtch tegen reden dpnre weidaden/Wepnich dinghen gheſpz9 d'GDºlnoſelmenſch belaſten tot ghedult/ ande eerbaarhept öftevalſchept dpnre ken.19 Betſtraffezwaar/bpboſenrecht verſchult? betichtinghe n hebdp verhaalt 't gheen elt nuverhevenſeer : Dezeden quaat k s, Debooſhepden ende be kenlüc ken GMuaatooenderſfe Vertredt galltſter neer/ dzisch

Ä

-

Frx 2


Tlertrooſtingh dziechipckhepden dpnre wzoeghers hebſtu Mlaar willenter loop roeren: overmitszuls beter ende overvloedigher Wert vermaart

bj. Pzoſe.

bpdenghemepien mans mont/alle zulc wel Wetende. TBuhebſte oock hardezere beriſpt

de daad der onrechtVaardigen Läaadſ-heeen.

19lſtudan nietghedogHen/dattcºd

GDock hebſtu ghetreurt over onze beſchul digillghe/endeyebt beweent deſchade van 9113e ghequetſte eere. Ten laatſten is dpn

eerſt met een WePnig) bzagheng aanroere den ſtatedpns genloeds/

onmete mogen verſtaan de Wp3e

D20efzept verhtticht teghen davontuur/ dpnreghencſinghe? Bzaaght/zepde uck/na eiide hebſte beklaaght/dat de weldaden niet dpnghelieven wat du wilſte/op dat ick het

belogºlten Wogden na verdienſten. Ende int ghevåachde beantwoozde. TDoe3epdeſp; datſten dpner woedeuder Wäpiné hebdp ghe-Flºepndp dat deſe wereit bp olbedachte telt dpn Wenſchen/TDat de vzede/ die Dettende avontuurlycke ghevallen werot be Peine beſtiert./het aartrpck oock beſtieren weecht? of youdp datter eenich beſtier van Zoude.fBaar wantdpopten halze lepo eet redene in sº cken kanin gheenre wpſe VeelWuldighe oploop der hertroeringhen/ vermoeden/(3epöe 1ck) dat ſo ſekere Dingen elde Dat Dzoeflyept / toozn ende hertſeer u. doozeenavonteurlijck gheval ſouden wer

verſchepddepckelck totzich trecken/ ſooen den beweecyt : maar ich weetdat Godt.de noghen noch in dp/zo du och gezindt be- ſchepperſpne ſchepſelenveſtiert: van welche ſte/gheen crächtighe geneeſozaicken werC-1 waachept mynsgyevoelens / mp nunmer keil:dusſalick een Wepnich tpts de licht- meereenighetytenſalberoven. Alſoo iſt

ſteghebzupcken; op dat'tgyeeidooz de in ſpzach ſp/Want dat Hebdp noch een Wepnich Vllereide Verſtooziiſſen verhardts in een tevozen gerpmt:maar beklaachdedat alleen

gieſ wolle/ vermits een ſoetelpcke hande de menſchen gheſtelt waren buptendebe kllige verinogruwet magh wozden/omont ſogginghe Gooes: WBant du entwÜfeldes faiichelpckte wozden de cracyte van ſcher niet/ofalle d'andere dingheinen Waren be Pergheileefozanclien. ſtiert bpredene. Pep /boeſeere Wondert mp/dat du in ſoogheſonden ghevoelen ſteldt zijnoe/uochzeck unoochſte weſen. bj. Pzoſe. Maarlaat het ols wat dieper onderſoec ken. Zck mercke dat daar noch pet / ickt

#

D### ZE als de Zonoptbeetſterpſt/

en wett wat/ ghebzeck is „Maar ſeght mp/nadienduniet entwgfelſte of deſewe reltenwert beſtiert Van Hode : merckſtu

=s===o==== == ooch Wellnet Watroeder ſp Wert beſtiert *

FEEE

JRauWelyclig ( epoelck)en Verſta ick de nieplinghe uWer VZaghen : Dus kam ich

Zaapt meteen milde hant;

===#=#==# Zijnkoozn in 't dozre Lant/

quaiyck op 't ghevzaachde antwoozden. Pevet anp (ſepdeſn) Dan oock bedzogyen/ datter petgheback / Waardeur/ als deut: de ſplete eenre ſterckerwallen / de zieckte der verſtozingheu Inghellopettsill dpnge

ESEEFE.FSEEEE moet? Maar ſecht mp/T Ghedenckt dp. LESE -

---

Enwert van't zaapſelnietgheſppſt/

EEEEEEEEFEF=== Zijn arbept blpft verlozen;

====EEE#=== Haaepckels mach hp ſpogen. TDie alshetveltgherppt isblanck/ Ein als de RoozdWillt kout

Gntkleet hetdozrew out;. (Ten dwaaſijck ueemt zijn

niet/ welck daar pder dinghen epide? oß 't geendaar toezich al’tvosznemen der na turenſtreckte hads welgehoozt / ſep deick/maar de 0zoefhept heeft deghedenc

keniſſe verdupſtert. Baarhoe Weeſtu/wa nenher alle dºughen voogtkonuen?TDat weet ick/ſepdeich/endeantwooz.de Dathet God is, Maarhoe macht3jn Dat du hetbegin ſelwetende/herepnde der dungen dpis ver holen? Ditzynvoozwaar dezeden/ende dut iſt vermoghenderberoerten des genoets:

"Ä“

datſpden menſchewel van3pnenſtederuc

gallſ

Fiselkens ſoetteplucken/

ken / doch zyn kennis nietgantſelyck upt roeden mogben. Mlardit Wildeick Uede

Tenſalhem nietghelucken.

wel beantwooythebben: Bedenckt dpoock

Die als devozſtdenſtroom bevzieſt/ Ten MBynberch geertchſpoet/

dattueen menſchebiſte Zoudeick datuiet ghedencken?ſpack ich. Moochdp dan Ver

Gnpluckendzupfkens ſoet; ..

klaren/wat een menſcht is? 19zaachop Ä datº gfick mpweette weſen een redelyc

Ä en noepten gints Verlieſt nt inden ſleeu begraven Geeft Bacchus nienantgaven.. Gadtgyevetal 3jn ampten tºt :

Alwathpſchichten weert/ Snmenght zich nietverkeert. - -

Zoo wie zynſchickungh teghen ſträt/ En'twerckpoochtte verhaaſtenz 2Getreurt3gt Voentet laätſten,

ende ſterflychoter? Dat weet ch/ende dat

belpde uck mpteweſen. Mºdeetſtu (fpchſp) dpntet anderste weſen? Riet. Mweetica (ſepdeſp) een ander/ja dealdermeeſte ooz ſake dpnre zieckte: öu hebſte verghetente wetenwat duſelf btſte. Aſog hebbe ickte vollen gevolden d'oozſpyong) dpnre3ieck ten/ ende Dell tGegallg) (ot Verºer Vinghe dplur

".


der WBylhepd. dpuregHeſotthept. Want/ overmits du dogy verghetenhept dpns ſelves verüU cret

viſte/ſoo hebſtudpſelvebedzoeft / als ºf du

Fol.525

EEE=FE EFFESTE= ---

JBetwolcken zwartdickende3waar/

ballingende dpareepghengoederen b2cooft

####==# ---

Waarſt. WDutt nadiendp onkontis/Welck

daar 3p der dinghen epnde : ſoo waanſtude Tuadsende booſe menſchen/mogy.eude einde 3alichte Weſen; ende Want dp Vergheten ts

En konnen ſpop d'aardniet toghen EF=EERSz

EEEEEEEEEE. - - - --

metwatroederofſtier de werelt wert be ſtiert: ſoo waanſtudeſeveraaderinghe 1 der

avantuuren te zwerven ſonder beſtiecder.

--

----- -

Haaranſtrichchtſchoonrepnenkaar. Alſtwatervlack enſpieghelſchoone

"t Welck groote ſalzenzijn/ntet allee 1 tot JENet üjck beroert is dooy den Wint; 3iechte/maar oock ten Doode. TPIch ghe Eil doethet meer gheetl klaar Vertootle Danckt 3p deghever der gheſonthept/Dat de 1Ban 'tzant datdozſtich 't mat verünnt. 11atulCe nietgheheelyjckenheeft ver

"Ä

p hebben noch het grootſte Boet Dezilverbeeck in't nedervlieten ſeldes gheſonthepts/te weten / yet ware 19an verghenhooch wertdich beſet/ laten.

gHevoelen vande beſtieringhe des werelts:

Betklippenſtepl/en moet afſchieten

ghelaote / Dat Dlenlet etl IS OldeC

Zpn krommen loop/doo ſulch belet.

als die

wopen donbedachthept des ghevals/naar

TDusmoetghpunenſch/Wildpaanſchou de Gooljcke redene. 19zeeſt daaromme WB E. niet: Want upr dit alderklepºlſte Vollcrken Metooghen klaarde waarhepd puur; is op nu de levende wermte verſchenen. TDell gheſtadich houwen/ Muar want het noch ghetien tyten is Envolghen deuchdin't ſoetenſuur. onſterckerraatte ghebzupcKen / ende der gyein Jeden aact ſooGailich blpcktte Weſen/ 1Derdzpft dievzeuchd/ verbzpfthet vze dat ſoo dichwils als ſp verwerpen dewa ſLI Tevermoedinghen / 3p valſche aantlemen : 19erdzijftdenhoop/endzoeſbept bangh

Ä

waar uptdan vooztghekomeu is de nevel MPaaröeesghebeöen/moeroock Weſen der verſtozinghen / die het Ware ghezicht Een blint ghemoedt met quaadtHepdts verwert. Beſen nevelwtlich allenerkens dWang J. pogente beruminderen metſachte ende mid delbareghemeeſozancken: tenep.de/oat/als

de dupſteruiſſen der bedziechijcke herts roeringhen verjaachtfullen3jn / du ſtilſte moghen bekennenden glamts des Waracy tigten lichts.

ºs-

bij. Wpm.

VV k-

===ºEEEEE Ä------------------

eer.de herrensijnbeoghen

d

-

::::

--

V


uertrooting derwryº

i, Boeck, gheruſticHepdt: want.dp beeft beraten Bß jene vanöewelcheninimierineerpeman

. Pzoſe.

machzijn/ dat ſp hemmte. A A lä na zweegh 3p een teº verſcherten ſalveraten. Gfwäärdeerſtuvoodierbala nigh/endeäls3punet een eg tgheluckdat noch wechſal gaank of idº ſtiſzwpghen mpn opºrthig hefävontuur waard/dat niettrouw.int jrchte begänzpaldus: Zſt zoo dat ick gröndlic d'sozſaack bpwenendedat noch dzoefepºt ſa“ benghenaſt wechgaat. Iſt dandat de dpnre zieckte kenne ſº queelſtu doo de föztupndooz willekeur nie gehaude zerts-tochte ende begeerte Ä voozleden -

vooz poeds: dewelcaeveranoertzpilde/ ſo

du öpſelve dtchtſte/ heeft oock denſtaat dpnghende -

VerlieeTOt

mich wozden/endedat pvluchtendeeleº dich macht: watisdach deſ wichtig

Zck ken Haar anders dan eeureyandeteten / Wiree.ººº

? MB untHettsnet ge reel-danghe blanchierſelen des ongheluchs komende ellendi voozteienwelt Wantzºhºuetº ghe noech datmen aänſchouwe Ä vös nenoteſpheſtaat te bedzieghe d'alders jeniº: Bºardevoozzichtiche dººr“

ſmekeliciſte meewarehep/º

ſpurtet weecht der ſaken epn.de/ende maº

enonlpdeijckedzoefhepöverwerº ghe mudé derſelververandern nieten vºtetºº jonghewaant berlaat enºſoººº zjden/datmen Änoch nieten wenſchtdeſmeechlich jenaartzöenende desavantaurs. Cengaſtermº tes: duſouoſke verſtaanbeloungbehºch / datiº Jahr den ÄÄ /vJItt niet ſchoons verwozuen'noch Ä Of Oeg . "O geſchied: gº ºueen“

Ä

hehſte. Baarichen behoef (ſoock neple) jehaſen auch heute ander jzºudſtºuillenbootſchijnen er jringhedenckeniſſe tebzeughe. Bunt weisanbpuenende wan Wec-ahºº dupleeghſfepaar / ais ſpöpſºººº diedu vzpWillich totel. reſeerte arbepºen /ondeſeºgº,

Äverko

gheinwoozdich wa/net manlyche wooz.de ren? Züſtuniet UlrecÜ jteaſen/ſendehaar metſpzeuchenbººp

nöelen/eft das -

jtverbogen vanons gehöözt/te verdo dpeongduldicyºpatºpitºr Ä7je einoogh verbºteren

en, TGochalle ſchieſjche verandertagh Zoo du den winden dpnzept bepaalfte/ er. erdinghen/engheſchiedniet ſonder eetrº ſousſtunietvaren daar tºpgeliefdeºnº handebergerte der Ät Dier doo? komet dat du oocheen wepnich vºll dp daartgyevlaasdp ſoude dºppen. Da die

ſººft gheruſtichepotbuſtafgheºº. Muar het den Acker opnzagobertº metdevzichtbare Zºne istjdtdat du watſachtsende Wat lief jckr nnozuchtbare nuoeten g00. goet leſ.. öpſelf"ta- .

Ä

inſlozyſte ende ſalaachſteºc geº jurandgarafbewoochtte Wöden/ n;jsetot.dpa ungheuſepöe den Wech GJer ven: ſoomSetſtº trºautº äiverendentotkrachtigherozäncken. hierdanpp zyndevoeönakinghes Lat Tie Äönöerdäntch zün. wzanſtitgle deurjckeljcherzoetichepdt: die alleen De özupſch deuº G desommelopºnden dualderdwaſte der ºd-ºbº“ WIElas rechtenwechwinderiſoowanneer3Paſe ſchen: ſooſp begintte blpven/ſoohoutſ ogº inſettinghen nieten verlaatiºn gheſa avgntuurte Weſen » mentiychoackmethaar de Mºuſke auſes Ä dienſtmaarte/onte zughen/als tu ichterſaiſdanzwaarder ſang. ÜBatiſt dan/ ſ. Lynn. onnenſche / dät dpternederbeeftgº penindzoefhepdt endetreuren Sche ſowedatöu watnieusende oughewoong. hebſteghezten. Dudoolſte/ſoo du waanfte LSöeſe Szaapt methaarverwaands tavoñtuurteghen op veranderte IP TBit 3jn altjdthare3eden/ditshaarart. zp heeft vee eer beteonhaar epgzent jche beſtendichepot indeſetare verander Fanfeſt orher. Äng. ichhepdt.Zooöanich was ſº alsſpfnºtech te/ endealsſp met öewäſche adiaeſelen

Ä *

-

AÄ# ----

-

#

deszalichepötsmetdphaartotºpldzeef. Wuhebſteverſonenwat daar P. hettü0j ſeltjck ghelaat deſer blºnden Hºddine; ende ſp die haar ſelf vooz anderen noch

# inz glückten Leºpºdificiº -- ------ ---

---------------

-------

--

**

-- --- -----

-------- *

ZEEE-2-Ä-- * =-Hz-ESE-SZ-TE: FNR.

Methoöchbeneéfen'tonderſtöovébzingk

Ä

Haar temt den 9zincen grol vermomt / ts dpgantſeigck behielt gle yck/ wozden. B ſedp/bzupcitareze Den / ſollder klagten, erſchzickſtuvooz Vaarvalſchent daetdénedzéraſch verhag verachtſe/ ende verwerpt dele TZpachton'tvolcrverſuchten rauwelic:

Ä

eroerflycke beſchimpfte. WOunthet ſelbe TSeſpotelerleeddatſphenºghedogen Tºttishaar ſpel/häar Keachtzpduºbe dat dp nuoozſakets wanſoogcaaten Ä Pzoeſt/ Er Hepdt/behoözde sozſaachte Weſen Wändplit


HettWeede Boeck

Jfol.526

Entoott heur volck wat vzeemts in haar den flach Koninghrijcken ommekeerende. IlltUITE.

TDeneenen zpellendelijck bedtdeft/ End'äulder unaackt ſp blptter ſelver ure.

i. Pole. Ck Wilde Welinden name vºn d’A Voltuure een wepnich met uphan

9ebdP noch Zotgelrngh3pndentet gheleert dat op Zupiters Doppel legghen twee baten/ een net goeoe / , ende een net quade wpn?

UVat?of Dutegulzichpek vandei goeden in gheſlockit bebſter of ich noch nietheel van dp gPect.epdenen Ware ? of deſempne onſta ölrhepdtfelbe / dp rechte oozſake ware/onn beter ſahente verhopen ? Enwultin dpnen ghennoede Miettreuren/ nochen wuldt ghe ſteitzpndein "trpck datpeghelpct ghenieen IG/ televen meteen recht op

Delen. JBerctdan of het recht jeeft. ÜBatbeſchuldichſtu/ o B nſche/ 1uet opnedaaghlychſebeltlachten? U9 t on ÜpfelUe. ghelyck hebbei Wpdp benommen? Dlepr met mp vooz wat rechter du wilſte vanbe ſtaten ende bezittinghell?ende ſoo dumpmoochſte bewpſen dat eeughe Deſer dinghen eenugher ſterflychen menſchen epghendonnnen zyn: ickſal willich/'t gheengyp weder epſcht/be

#sºn

ij. 1äiſm.

hennen het UWeg)eWe:ſt te 3pl. Alg nature

A#### C gave Godſoo velegoeoen

dpupt unaeders pfvooºtb2 ctt/ ontfig 1ck

#==========

dpnaachtendealderdingen behoeftich. (Der

mpue Äpckdonnnen hebbe ick dp opgevoet: etlde Jebbe Dpunet gbeilepghder joute weel

===========#

delych (het Welcke op.lu oiſerongheduldich unaackt) opghebacht. Zch omhelſiedp 1net alder overvoedlchept enDe Waardtchept/ſoo

Gfalſmenſterrenmachvermoeden__

Veeill mºire nicly. W s. Muggelteft mp mpnhalt weder tot mp tetrectien. TDu heb

=============== Têeblinchen aan den Heme Zwert

#E==E#=

ſtedptebedaiicket van een anders goetghe bzupcktte hebben. Duen hebſte ein recht _ Enzyn jonſtemulde ========-r ointe klaghen/alsofdppet van't donegant ſelick haddeſt verlogen. U9at ſuchtſte dudans Geengewelten s op Van o s geſcnet. Äpc – Änº –_ze domune/eere/ ended'andere ſodantgedingen behozen unptoe / als dienſtboden enteizp mp vooz haarVzouWe: met unp 1 omen 3p/ _Dan3pngift nºtwenſch____ endeals ick w?ci Ja/ſc/epden 3 . Ich veſte ſtouteltck/ſo'tghene duülaachſte vectozente _Noch ſountetophouwen___ bevben/dpll ePJet Wiar gewe: Luttu'tſel wegieentſtils verlogenen ſouJ ehebben. Pf HPet beklagh volrouwen ſaimpalleen Verboden zy. mp s rechts te ghebzupcken? Den Henel s geºogloft klare daghen vo0zt tebzelghell/eld: e ſelve we 1Pande zottenmenſch. deroumemetdupſtere nachten teyerbergen. Alkreegheen hert na'tghelt begeerlücd Ben Jerets gheooglofthetaartrück uuinet bloeinelle.lCe UZilCytel te Vercieceil/dall We Alleenai"tgout van 'taartrych rout; der met reguell.de Koudete ver voeſten. TPe Alkreegh de eerſuchtſtateneerigch Zeeheeft nacht lu met Vlacke ſtromente Kaluſt zyngherten onghtſout: 19pſaldooz’t verwerven meecken/dat Weder metſto2:nen ende Hoge Zpn begheerten ſterben/ rente verſchzicken. Zal Dan der menſchen Doo'thout vlammenbluſt. onverſadelycäe begheerlickhept mo binden 't Hebben ſchupltterugghe aan een ſtamt" ſtichepot die vzeemt is van Rieu-gier Wert vlugs Vlugg§e onſezeden? TDt sonſe macht/ dit ſpelſpe TBooz een grooter luſt. leu wpſtadelyck : wp Wenden metozaepe MDatumatightoomſaldanbetemmten lickeroitjept Hetrºdomme:nemende onſen Begheert'ollmatich met die maat: luſt daar nedat Wp't onDerſte bovell ende 19an'thert dat dooz 3ün Weeldtch zºenung "tbovenſte olderheeren. Htpght op/ſoo't dp Zn gaven grootmeer dozſts belieft/metſuicken gedunge/dat du het vooz UDuells beg)eerten MuteTeu Gutfaats een omrechten achteſt / Weder aftedalen/ Doozbehoefts ontberens ſtdewpſempnsſpelsverepſcht. CDf waren TDie verarmt dooz't goeté mpne 3edell 0.lbeäeilt - WDuſtuntet dat Ebheent! D:SF hpryckt reſus der LpOler toling/ die onlancrte TDie 3ich treuruchlycke Vozenoitzichlicti Was vooz Cpzo/terſtont Väyck 3gnde/arm Verndek. daar na den vlaummen werdeghelevert/ende Dooz den regyen Vanden Hemel kommendebe

#FF

F=========

E===E#t===#

F=FEEEF=#

ſchermtwerde? Isdpontgaen dat Paulus Metg0e0ertieren trané beweetDe d'elleildic

bept des Ratings Perſtvan hen gewangen de.WDatbewekt anderstgeroep der treur Pelen/dan't avoutuurmet eenen önbeſchep k..

-

Frr 4.

ii.Polt


Uertrodltingh der Wijfhepd du enſulſtedpaſtoch nietnoghenontkerts nen gheluckichte Weſen. b)aar iſt ſoo dattes GSSP GDo dan her avontuur met deſere dp ſelb edaaromnetgheluckichenwaanft "Ä denen vooz haarteghendpſpake: eZÜne/ ermids dedinghen die doevzoljch

fij. P?oſe.

duen zoudſte Voo!Waar niet altoos

º” daartegyens konnenſeggen. Eºfſo du 1et hebſte om dpnebeklachten rechtelyck te verantwoozden/ſoomooghſtu Dat Voogt benglen/wp ſullen Upon ſeggen ghey00? gi)eveil. TDoe ſpDe Ick: TDeſedingten heb Bei ſeker weleenen ſchoonen ſchyn : ooch

ſenen Verºloghenzyli: ſoo en hebſtudp ſelvenu oock nietellendichte waanen/ghe merckt die Dinghen die nutreurich ſchijnent oock VerWºllegen. Ofkoomftunueerſt ſchie

lycken alseeil v?eemdeltngh indeſenſchou ſpeledeslevens UBaanſtudanoocheenighe ſtantvaſtichepdtteweſen inde menſcheljcke

iiſe beſmeert metten honigh der ſoeter Dlugheil? Neemteenſnelleureniet dickmaal Federpclien ende Nuſpchen: doch verma den menſche ſelve wech? WPantal hoeweide ici 3p Dan alleenlyck / als 3pghehoozt Wer trouwe der avontuurlychedingen ſeltſaam ben: Maar t'ghevoelen des 5eers leptºn G:ſo ls nochtais de laatſte dach des levens/ elendighen alle diep. Zoodat als deſeº eeilrehande Doodt van oock het bpblpsende ghe; afatenteilunclzen 1tdeu oo!en / dll“ ghelltck. WBatmepildp.dandaar doch aante Gheplate ozoef)ept her ghemoedweder be Zyngheleghen: of duſtervendehaarverlaas waart. Dat is(ſepdeſp) alſoo: Want dit ſte/dan 3p dp Wechvlledende? ein 3:1 noch gheen fNeoeepilen voo: dpn ſtecure: Naar eeilreyatide Verſachtinghen bpi S doºfhepts/ſodanigh Weſende/datſe itj. Rpm. 1oc) gi)een gheneſende raad eiT kan toela teil. Teſe wil 1cli t'ſpildertydtbootbzen

F;en tegheu de qualen / die Dple illwen plchept doozdzingheit. Maar op dat du dp

felventet ellenoighen waauſte: ſegt doch is Op dps ghelur groothept ende Wpſever

(Ifeté? Icli zu pghe Dat lahetafſterve dpns Vaders / de alder opperſte Datinen dpure

ſoghehebbenghedzaghen: Datduontfan g}é biſte inde naaghſchappe Väde Pzincen Lerſtede: Ende dattut'Welck d'alder waar Blghſte Aart Van Inaaghſchappes)eeraan W)eldam / dan Maaſte begoiſte te Weſen.

Ts du vooſien waartſtemetſoodanighen achtbºarhept dpns ſchoonvaders/met die hipſchept dpmre hupſvzouwen/endemette

EE EEEEEE uch oozl A ILEs rend kläa roon Saandent -

EE### ##EF ##en/D egoudenzonmethelberich tech

EEKEF=E =IEEESEZ ----------------

---

----

"-"------

-"-“-----

verſchjnt : Dän moet er ſich ber T blepckeſterrenwpcken. TGoo't -E -I SE s= Es====TK –

In 't groele woudt als laeuwe Weſter bequaanheid van manlijcke kinderen: WINDell Wte en heeft dpnet gheacht vooz d'alder Beweghen 't lof/danplucktmer rooſkens gelucklichſte menſch. Ich ſtaeover (want COO ehghenieene dinghen Wil voozbpgaan) iPaar ZUpd3jn ſtözmblaas wilont die hoogheftaten dpurejonckhept/die den 1/ IllDe1 Duden waren afghellaghen/maar mpluſt oem/dan vintmerdoozners debl sghe pdpn

Ä

º

-

va kommen totten bpſuiderento OOT. lur Zeherſoodtevzucht der ſterflyche ſäké wintfelmetzijnevlagennse De Rood eeigh ghewicht vän zalicheid magh heb benſoude die herdenckeniſſe vauſoodani Derheftddlcl) ickmaaldiebaren inde lucht. Wheen Voozſpoed / dooz eenighe ſware laſt Verheert de wereltdicwilsend us ſpoedichs Der teghenſpoeden/hoe grootdee oock ware/ / wps tvlucht. sbp ouon die Soe haar ontr en? O0ck unoghell Weghghetlonen werd Alg ZHools hp Wpsdienieten wil betrouwen Dt ſaachſte Verheffen dpne twee ſomen d'GPntrou Volck/Van'tgeltdaar elcd

Ä

Waadſ-heeren ende upt dpnen hupſe ghe GIN EPfE. epden met menichte der Daderen/toteen IHet mº º alden Moodwet Godeshow blydſchappe der ghemepnté: Als ſpte pope Lt. op den eeren ſtoelen ſittende/du weſende Rietis gema acktdathier beſtendich blöſt. Wiedenaar des Hä011nglijcken lofs/de.eere Ban verſtandſchept ende welſpzekenthept Verdiendes: als du een Gudburghermee

ſter tuſſchen hen bepden inden King/ der Onſtaande menichten verlanghen met een triumphelijcke mildhept verzadeſte. TBoe hebſtu (zoo ich mepne) het gheluck ſchoon Woozden ghegheveu / als ſpöpnet anders dan haar dertelaerſken troetelde. TDu heb ſte een gave ontfanghen/dte ſp nopt ghe mepn nuan metghedepltenhadde. UBil ſtu den? dan methetavonthuurinrekeningtre

iij. Pºole. Aerachttgheſaken/ſepdefekdoep verteldp/Gvoedſtere alder deug

FIF

den: oock nach ick nietlochenens

loop mynsghelur,

JBaar dat iſt dat mp intherdenchen des

te heftigherquelt. Wautonder alle teghen ſpoed des avontuers iſt d'alder ongheluc ktchſteaart des ongelucx/geluckich geweeſ

tezijn. Maerſp?ackſp / TBeſtraföpsval ſchéwaans/dtebunu gedoochſte/en moch

H2tt eerſt heeft ſpdp met een npdich oogh ſte met recht den dingen nietWpten. UBans. aangeſien. Iſt dattuaanmerrtet'getalenoe tter e Depdele Malts DeGAVOlu lü De Matedpure ſo blpdealstruTigte ſaken: ſg dp beWeece Depde


HettWeede MBdeck

jol.545

Kßchenſalichepts/ſomeochſtumetmpover d'aldergheluckfchſte zokeder banznne 3pny dat (zo alle dingen nietna Haren willegaan) ſtegoederen du noch overvloepes. VB ºnt ſoo zplupden / als alle teghenhepdtongheWoon bunoch enghequetſtende onbedozv:n dooz zpnde / dooz d'aldernunfte wederwaardic Godes wille behoudenhebſte het alderdier hept ter nedergewozpen wozden: ſbo dat het baarſte dattuonder alle VegavontuUrs goe ſeer klepne dingen zyn/ die den albergheluc Meggen vanhoeveleende oock d'alder groot

deren beſaatſte: moochſtu de beſte diiighell klchſte den hooftſon haarderzallchept bers noch behoudende doch metrecht dp bcklage Ven. Hoevelemepndpdatter welzyn dieſou Vandenonghelucke? JAu leeft nöch gheſolt Deil Wanen Umden Deumelte weſen:undte Hen

dpn Schoonvader Spmnachus hetalder Weerdichſte klepnnood des menſchelicken geſachts/'t welck duſelf nietongaarne önn dewaardedpnslevens zoudeſte kopen : een man Weſende gemaackt gantſelhckuptwºjſ Heptende Deuchden/ die bp zich ſelf veplich

lupdenhetaldermutuſte deel dpns overgeble ben gelltcr niocht gebeuren? Beſeplaatſe ſel Ve/bp dp balltnghſchap genaemt us des in W00ildere 1Paderlaut. 2.ogantgenuſſerntet ellelldich Dall datiuell ſulcr Waant: TPaarte

gleil s den gelyckmoedigen gedoger alle a

3ynde/'tgheweltdat dp gheſchlet/betreurt. U6ltuure 3allch (ofg0et. ) Wie is ſo geiuc

Dpnhupſvzouweleeft noch zeduch van ver ſtant/uptgheleſen in kupſcher ſchamelhept/ ende (op dat ick alle hare gaven intkoyt ver vate) haarvadergelyck zijnde: 3pleeft/ſeg ge ich/ende deſes evens verdzietuch weſende bewaart 3ptalleenlijc vooz dp/3p verowpnt Vandzoefheptende tranen om dpnel wille:

hich/die ſtracr als hp ongeduldich wert/niet ell begeere zihnen ſtaatte veranderen?methoe

Velebitterhepdéis dezeetichept des menſche licken gelucr vermengt : 't welck oft ſchoon den genieter lieflick ſchynt/ nochtang des te null Uleten nach eenichſins gehouden Woz dell/alſt Wech Wilgaall. Zoo blyckt daarbp

Waar doozalleen dpn geluchſsick ſelve ooch hoeellendich dat de menſchelicke zalichepöt s: die Illet gedUrichlich ein blyfr bpdenghe lychºmoedigen: ende den ſozchvuldigen ghe jonchept zich muallaat merckende verſtºn nieters niet galtſeltjcken verluſtigt. WPaar delickhept heurs vaders ende grootvadºrs. om ſoeckt gyp dan(CD ſterflicken menſchen) bekenne wertvermindert. Watſalick ſeggé Vaudpne raadſheerlicke zonen. In Welciier

Baaromme/ nadiendevoozneemſte 3:ch dezallchept bupten u/diebinnen u is gelegé. vuldicheptaller menſchen ſtreckt tot des le TDölinghendeonverſtautverwertu. Ich ſal vens behoudenis: Ghoe3alich biſt./ſo Du dp 1t't hogt tollen den gront des opperſtéza dpne goedenbekenſte/die oock uU noch Heb lichepts. Äsdpooc pet waarders dan duſelf ſtedtedinghen/ Welcke niemant en Upfelt biſte? JAeeil zuldp ſeggen. Baaronmeſo du dierbaarder Dantlevente Weſen. Dodgoocht dpns ſelfs machtich Waartſte: du ſoudſte be nu oock dpnetranen. WPanthetavontuu: ein zitten dat du nimmrermeerenſoudſtewillen isdp noch geenſſins in alles hatelich: ſoo en verlieſen/ dat dp oock het avontuurnteten Heeft dpoock noch uietal teiirachtigéſto:in ſoudemogé benenné.JBaarop dattumooch overvallen: want devoozſehzeve alkneren ſtebekenné Datdezalicyeptin deſe avoituur klemmen noch vaſt; die dp nieteil ſullen laté lycktedingen uieten nach beſtaan/ſo beſupt ontbzehen trooſt/noch validentegenwood aldus: Indien 3allchept is hetopperſtegoet gen/noch vandentoelomenden z.Zt. ºe der naturen der geenre die redene gebzupckt/ geereoock (ſepdeic)datſpvaſt mogenten endes'tgenehen eenichſins mach werden jnen. MBant ſo lang die bp Ons bpVell/ſullen benomen/hetopperſtegoet nict; Wantbeter wp('tgaſo’twil) noch ontzwemunen:inaar dan datteis’tgene niet wech ghenomen ent wat grooter eere onſe waardtche rontvallé mach wozden. Zoo iſt dan openbaar dat de is/ztedp wel. Doezepdezp/ WBp hebben al onbeſtendichept des avontuurs nieten mach eenwepnich gevoozdert/ſo.dpmaac iſt ge ſtrecken totverkrüging vanzalchept.Bo heeldpnſtaat nieten verdiet. Bochchen ven dien ſo weet degene/dten deſe vluchtige mach dpnetederhept mietverdzagé:dat du ſo foztupne verheft/ ofhpen Weet net/ dat ſº dzoeñichende anrteich beklaaght.dpghe veranderlyckis.Weet bptnet/wat geluck uckpetwat vermindert te3jn. Wie iſſer ſo ſaltchept mach doch zyn bp de blinde onwe holkömentlich geluckich/ dienletin eenich tenhept? WBeethpt/ſomoethpuootlyck vze deelzjns ſtaatseen onbenoeghen beeft.Een ſenhaarte verlieſen / die ontWpfelyck weet ſozchlickding is de gedaante der menſchelic datſe mach verlozen wozden: Deſpalven hergoederé: als die nimmermeer geſamtent die ſtadtghevzeſentettoe en laat dat bp 3a iickpemanden tedeele werden/noch eeuwe tigh3p. GDfſoudeppt/indien hpſe verlooz/ ich enduren. De deſe overvloept van 1n mepien niette achten ? Zoo nuoetbet dant toomſten/maarhpſchaamt 3ich3jns one oock een ſeer klepn goedt Weſen / datmen delen afkoomſts. Een anders doo?3pn E gyelpckmoedelich kan verliezé. Ende want delhept vermaart/maarwanthp benautis öude zelvebiſt / den ick Weette gheloven doozklepnheptvanggeden/ſoudehpltever ende ingheplant te 3pn met vele bewpzin dnbekent willézijn. Eédardeisedelei ryc/ ghen/ Öat der menſchen zielen gheenſſtils maar treurtonn dat hp ongehouWelychts. ſterffelpck enzº / ende wanthet oockken Zulcis geluckelic gehouwet/maarverleert lpck is/dat d’avontuurpche3altchepdtepn voozeen vzeeunterfgenaam. deneenntmetten pfpchen doden: ſoo eu is derom is een ander d00 kinderza nette twpfelen/ 1nden deſe abonturlpc ichept verblptgeweeſt; maar hp beWeent de ke zalichepdt zalich mach malen / of alle smiſoadenzjnrezonen ofdochteren. Daarö t'nienſchelpckeghellachten moctepndepcº en vermoecht niemandt lichtelicki Met 3jnell dooz den dood vervallen in ellendichepdt ſtate. MBäntelck deſerdinghenheeft in dat Maar nadieu wp weeten datter veele des d'onverzochtenieten verſtaat/ofdat dever zalichepdtvzuchteghezochthebben/mietal gechte ontzet. 1Doeght hier noch bp/dat leen dooz den doodt/maar oock medemet PLK 5 FPleT

Ä


Clertrooltingh der Wilhepd ppnenende ſmerten : Hoemach dan doch omme/alſoo veelalle"tvolekteſamen Heeft/ yet jeghenwoogdughe leven 3alich nahen/ bp eenen wozde vergadert : het ſoude alle t'welch nietonzalicy en maacht den ghenen d'andere behoeftigh maken. Ende ſeker een

eenighe ſtemme machteffens'tghehoozvan velen vervullen: maar uwe rijckdommen

die t'lewenaloberggebzachthebben?

en Uldghen niet OnVeruntndert tot Velen äg

iiij.1äpm.

men: 't welck gheſchiedende / moeten 3P

uootljch allen diezp verlaten/arm malten.

VV#E#EEEEEF Ze bouwén wiizynwoonſtee vaſt EFE EEEEE=== --------YZT-

LT-------------

Doo23ichtighenghedurchly.ch :

CD deſhalveuarnue ende behoeftighc Gäyck dommen/ dienuet gantſelyck van veleuen moghenghehad wozden / ende tot niemant en komet zoider verarminghe der ande 2n. CPfverluſtight dergheſteentenglant jeden ooghen ºoch sin deſe klaarhept

petbpſoiders/dat kommt den gheſteenten toe/

äEF===EF==# Datb'ooſterſtozm noch golvenglaſt/ EEE

=##EF======

EEZEESEE EV-EOSTEF TDueutet

TTS-T-E--

ÄÄ

titet den menſchen: Welcker grootachtingh vanden Gheſteenten mp krächtelyck ver Woidert.

WPant Wat mach doch unetrecht

ſchools Weſen vooz de levende ende rede

yche menſch / iden dingzen dieder 3elen

.

EFEEEEEEEEEEE

#moet d'onſeker Lee vermpden/ ==== ======RESEFZ

vewegingh/ende der ledeutſamenvoegun ghe outberen? Welcke dinglyen/alhoe wei

3P s Wercken des ſcheppergeude dooz ha renolderchept pet wat van d'alderminſte ſchoohept deelacytigh3pn:ſoo3hnſpnsch

tats gheſteldt beneden uwe hoochwaardic Enſtellen't hoochgheberchTierzpden/ bept/ ende en 3pn uwer verwonderinghe waardich. @fvermaacktuöer =========#==# gbcenſſilis ackereuſchoonhept? WPaaromntet? WPant Dochmedeoahey ſtrand/ _ -

==### #= En'tdoyſtich dzoochonſtade 3äud.

bet seen ſcyoon deel des alöer ſchoonſten Werx. Zoo nennen wpbpw.plengheneucht

GHemercktdenwt den zupdenwind De Zeeomwentelt dzüften jaaght:

deren wponsvanden Hemel / vande Hter ren/ valide Male ende van de Lonne/gaan eenighede3erdingen dpuet wat aan TPerf

Gn't3and dat gheen goepkälcken bind Gbheen wichtig laſt beſtelldch dzaaght. Dp 'thoghe treffen neeſt die vlaghen: Pet neerſtekteſt/dat Veeſtgheenplaghen. MDultghp dan wonen vepichlyck/ 2Boutopten ſteet k iphepluchlyck. Albliremtdan de öonderſacp Dlraaſt dezee verwoedelych/

Bhpblpft in ruſtvzpVangheklach 2Beſchermtin’t laglye vzoedelyck. Daſtop den grondtdientet mach Wancken:

undt ghedaante Vande ſtille Tee: 3o verwon

ſtu DP Vati eentgher zulcker glantſe berges unen? Gf Werdſtuonderſchepden met die

vzoechtpoghe bloemen? Gfkgnuen uptd NE

Ä V002

Ole 3Gnnerliſ

vzuchten ? WBataatſtudp verrucken poelevzeuchbes WBatomhelſtud'upterijcke goedel alſ of Die dpU waren Rummer UMeer en ſal 'tgheluck Optpghen naecken/

r gheen derdungben nature bzeemt van dp yeeft ghemaackt. . Bevzuchten der aarden

Daſt vpfturuſt/des ghpmooghtdancken/ behogetoltwpfelijck totter duerei voedſele. DengheverbandeWyſhept vzoed : ſMaarſoo du wilſtedpnebehoeftzchept ber Danpotvzpulet des Wereitſ 0.ſpoed. noeghen/mett gheen dat ghence.htsvso denature/en iſt nietnoodich dat du begheer

v. Pole.

ſie des ghelutp overvloedtchept.

Want de

natuur s met d'alder uniuſte dinghen te

vzeden. Maar ſoo du deſſelvens berſaat -

Aar wantnuindp plaatsgrppt bept noch net overvloedighedinghen wrls

Ä

hetvoetſelmpnder redenen / ſoo terghen: ſooſal"tgheue duboben wil ich ſtertherghebzupcke. WBei innepzopſte / dp onluſtuch of quetſely aan/ghenomen datuu des Avon Werden. NBaar Waandpt dan doch ſcheon

tuurs gaven niet verganckelichen waren noch vluchttch:watis daar inne/dat immer meer dpns mach werden/ofdat welgeaan nerckt ofdoozſien 3pnde/Nieten ſoude ver

te zyn/ dattu blinckeſt met verſchepden ghewaden: ſooſalick mp (ſo daareenbeval iyck aanſchouWen intie s) verwonderen

vanden aartdesſtofs/ ofvan des kleerma ſuodenéZpndanoock de Läpckdommen/of kerg konſt. Ofunaackt dp galich den ans van dpnentwegen/ofom haarſeifswillen ghenſtaert der knapené Dietelve/ſoſp van derbaars Wat sonder Deſe'tbeſte/'tgout/ quade zedenzhn / ſtrecken den hupſe een ofhet bpeengheraapte gheldts Baarditis ſchadeigchelaſt/die vpantijck isharé Deere lofyckerun’t uptgheven dan in tvergade ſelf: naar3hnſp vzoom/poe ſaleen ane ren. WBantaltyt maachtgieruchepdthate ders vzoomzepdtonder dpne Läſchdonna ihcke/maar multheptlofißckelupoen. Ma meugherekent mogben wözdend. WDt al dien nu’tghene dat over gaat toteen ander/ "tweick klaarlych werdt betoont dat deſer bp nuemanten unach bipven : ſoo is bet dughenghene7 die durekenſtedpnegoede gelt daneerſtdterbaar / älftdoozmulthepts rente weſen/dpngeeden 3yn. Zoo dannusz ghebzupck tot anderen konnende / nietmeer ſelvegheen begbeerliche ſcÜoonhept en s/ nwert beſeten. Zoo't ſelbe oock Weder

wºmº-sºººººººººz


Hettlbeede MBdeckt Fol.528 bezauden derſelver? Epnp.ſchoon up bepdt der ſtertücher menſchen äychdoms : Die eM 3ijuded Ä Ä Ä ITel ĺao 3yude de veplichepdt -

Dingheu van ſelf

al behaachlich ſouden

Lºeeſtheuren / gfſp ſchoaii afghſchep

Ä Ä»

ÄÄen3gtvanÄ Ä nletſcoon an dieſe

b. Rpm.

Ä #

Willen / onderopºle ºrtunen: maar am dat ſp ſchogu ſche

/ Webſtudie dpnerjckdommen wullen toerpghetten.

MZaar Wäartge

Ä

VV# ezay waren d'eerſtefpden

ghenghedzupſch des gheluck: om dat

=######

unepneck) met d'overvloed het ge

ebſte willen verdzpven. MB ar dit Waltºprecht anders; wäut tat de veſcher auinghe vände verſchepdenhepd des koſtelics

Dernsecht metackersklepnentrou.

===#==#E#

Ä

ken Hupſraads behoeftinen s: ende Ottº Waarächtich/datſpſeer vele behoeven/ diewele bezitten: daar aldecuninſt

Ä

behoeven/die heure overvloedichept rekeuen da Der Raturen begoe

Gheenwelluſt mochtpemant verblpden/

=#EEEEEEEEEE

d,/ eude nietna

den quervloedt baut eerſucht

MBelcxenmaat altjdepndtmetrou.

-

dau alſoggamtſeltck gheen epghen ofte Inge

E#EEE#E=#

bozen gae altoos in Ulupdeu/dat gPplu

uprecyclieende afgheſchepöeueditgeil uwe den gaatſoecken? Is dan der dinghen lth vertitextdat getredelich/te recht

odlic/dter/zchſelfmet anders ſchaan te Weſenen dunckt

dGG) deb ltti

Ä. rudeghenzcp methetheure : maarg Ä Ä / haalt devercieringheit uwuer edeler

-

'Spade honghers woeten =TEFFET

-

EE##=== Plachtſeerlichtteboeten/ ===ESE F====

d'Epcheiraeuenhert.

; ua Dein

aturen pande alderſtoddſteiidingen :ſon

der teuerſtaan Wat groater dieer gbpu Wen ſchepper aaldoer. Appeeft Petinen ſtheliche Gyelächtwillen ſtellen vöven alle roſcht daghen: maar gyp Verwerpt u #Dantwaardic epdtonder bälderſnooötſte. iſt ſog/ Ä KLI beter s/dat deghelle dienttoekont: ſooouder Lºerpt gbpuſelve/nauwerelieninh/dal der Gaºaarſtedinghen/ uadien ghp de ſelbe -

" -

- - - -T- -

-

-

Ä gdedenoozdeeltte weſen: endedat niet 'onrecht.

ant Deaart det

Ä

===##===# Miemandt unengde wpne/

===FEEEF SSSE --- -----

--

-----------

„ sº ſºnnenrne

e-----

ºd----

==#

=

Watdenzin verwert.

-

-

-

-

-

-

GheenÄ EUÄ die bellen, N L

?

Ä het dozſtich quellenz

TDebzede Lindgafſchabubzepd.

der naturen isſoodanich / dat ſp danalleen Want ſp noch nietzeplden d'anderedinghentebopengaat/ als ſppaar Goch gheen waren Veplden ſelve kent : ende wederomune onder allen

Gver Zee en3and.

dieren Wert Vernedert/ als ſpaflaat haar

Gheen uptheemſchegaſten

tekennen. WDantzich ſelfuiette kennen/

Ä ÄÄÄ menſchenlee gekTyler in D'ander

h

Wlt Üöltngh / Die Öaar Wlant Ulet VºgteUnde

Heurnabuur verraſten/ ett ſtille “Äesebenau Den wiſt oock Vangheen bitterhaat. G

e

EIL

ncherpen ghepzonchittemogen Wodells Gun bloedte ſtozten Waggheen Wille/ out itet eu machgheſchieden. WPaar toe ſou toozn doo? Wºzederaatz ntſoadaar Petſchdars is indeubpghe Zemanteerſtbeſtrpdeu/, are wondenlpden Donderhoop van loon Inede beoecut Ä NECKE Dmochtwederkeeren Mutu inſpnealwaardichept. DoozWaar ich tijd vol

Ä Ä

Inennedat goette3jn/tweichſpnen er beſchadicht. Liechtckdatº Hyeenſſing

Ä LUULLI

GE3.ETeſ.

49

-

* -

Ä Ä ethaac3eden ſchool. JBaar

-

-

Ä dänditvlammen bierte)

Ä

1Dan Aktua die heinſelf Gntſteeckt de bzandom

-

-

-

-

Dant d'alöer quaadſte beste uneer iitet ºelas wie waſt die 't goudeerſtWa anders goetbegeert/enoe waan Betde elfaleen d'alöerwaäröichſte ominete Goſaach van'tvsler weeuen bbe alle Goutofte Geſteenten die ergets "tte der ghettocht l, Daronmenu/denuanctelijck º

Ä eeſt

Ä

ÄÄÄ

IUOTCe 90cÄgl Jer

Ull)ell;

Ä sºwie sº ºptºſe

Ä“

ºhl ansäſsige

bi, Polº


Uertrooltingh den. Daaromme nadienhet buptentwpfel is/dat oock d'alderquaadſtelupdenveeltyts deampteren bedienen: ſoo bljckt oock

Vj. Poſe.

die dinghenniet goetenzin upter natursº/ Aarwat ſºll ick ſegghen vande die daarghedogen hetaankleven vande al Hoochepo endemoghenthepd/due Derquaadſte. 't WBelckmenoock mach ver Jl)P / lllet. WeteilDe Wat Ware unoedenvande waardichſtsatder gaven der Joochepd endemoghenthepd s/ avontuuren: die doch den alderbooſten al " verheft tot in den Zennel toe ? TDe welche dervzuchtbaarlttrt te deele wozden. Itt wanneer ſp Den alderquaadſten menſchen Welcke dingenoock dit/ſoo ick mepne/ſtaat gebeuren/watbºant des vlaininigen berchs ke aamuiercten: dat niemant entwyjfelt den AEtila/of Wat ooerWaterheeftopt ſoo groo ghenenſterckteweſen / inden wecken hp -

-

teil verderveil gheW20c}t ?

Doo!Waac Het

ſterckheptpeeftghezien: ende die ſelhept

V5urghermeeſter anpt (ſoo ich Ip Welacht n3ich heeft / hetishenljch dathpſnelis. teghedenclien) het Uelck 't beginſel vunde Zoo unaacktoock de Duſpck Duſicienen/ Vzphepd Was/beg)eerden UWe iPoozvaderen deſ Bedecpne Bedecpnen/ende de äederjck afte ſtellen/ oin Jer Burgherineeſteren ho

äederycters. WPantelck dinghsgartofna

vaardichepds Willen: Die daarte voogen on ture doet Hetghene dat3pnepgenſchappeis/ deſelveyo Jaaröpe Willem de Kollnghlycke einde en Wert gheenſſins ghemengheltmette name wect) ghellonel Hadden. JPaar wan Werchinghen van ſtrydige ſaken: maarhet neer upWpiel /datſeldelighebeuct/den vzo Verozyft Veeleer 'tgheenhaar ſoudemogen men dieeerewºrt toeghelept: wat is daar leghen3ji. Kuen nogen derjckdommen doch anders behaachlycrinne/danderghe de onverſadeljcke gierichept bluſſchen. bzupckers opzecyticyepd. Alſooghebeuret/ Zoen maackt oock demogenthept den genä Datuet de Deuel)Deil D00? de Deuch den ghe

pnºsſelfsnier machtich / den welchen de

eert wozden? Kl?uar Welc is dieuwe begeer

o.idelyckeluſten met onbzekeljcke ketenen

lycke ende doozluchtighemoghenthepd?En houdenghebonden: ende Seyoochwaardic aaumertktghp Dannet/Gaartſche Oieren/ Hepsampteren den booſen gegeven3jnde over wie ghpſchpitte ghebiedel? Zaachdp en maacktſe ntet alleen niet eerwaaroich/ older den nupſeil eenen die 3ich aanlraune Mac openbaart veel meer haar onwaar hetrecht eindeº unuchtoverd'anderen: hoe dichept. WBaar dooz konntdit? WBautulup ſeer ſoüdp dat tachel Wººt machmen den ſteen ozeuchde den Dingen anders dan

namente noennen: die doch (zieöp optchaan)zwaciers winden ſp3jnmetvalſche dan de menſchel/det. Welchen dickWilsoock lichteljch beriſptwozden upten ghevolghe mg.green bere der Vlleghell of eetughe duer der dinghen ſeve: eñse alſoo en machmen zens hepmeltjck Innetruppende ooodet.?

metrechte noch ditryjckdommen/ noch daf

nennen. Jaaarhoe ſoudepemantoverpenndenee moghenthept/ofſulcrwaardichept Derſelveisepndelych oocktebeſupten van mich recht / ten waardanover 'tchaam "tgheheeleavoutuur: alſoo'topenbaaris/ ende'tgheen older'tlicJaan S (ch nept datdaartnne nieten tsdatbegeecenswaac hetavo ltuur) moghen antteren Zulſtu dichis/oock mietdatingebogen goetheptis: immermeerpetowertvzpeghemoetmogen als die zich nter altyjten voecht bpden goe hebeden? Zulſtu'thertenetvate reden oock den genen daarbpſp tsghe jzichſelfover eenſtemmende/vanden ſtat den/ende Voecht/niet goeteu unaackt. zyñsepghenruſts nogyenbeweghe is certytseentpzan een vzpen man doo: pp nenwaandete Dwingen tot Reidinge ſpire bj. KpiU. bondghenoten vande t'ſamen3Weringhe te

ghenhengbeſchiedt; beethpſefſpatongb Äfende ſpöoch den aangezichtdec woe dndetpaus. Ende alſo heeft diewpſe man deppnigungh / die detºnhelt von het

O### HTS isbekent batgrootverderfºtº -- d«-0

- -- - - - -

ſtofdeswzºethepts/verandert intſtoffe der

#=#### Wäarwat iſt doch datpennant Wzochte/TDiens booſeluſt deſtadt invlam eenen anderen mach aandoen / Dathp oock #= FEEEEEEE ſeifnietvaneelander machpdenºpver deichden.

- --------- W--- - - - -

--

------

-

-h

-- - - - - -

ſtaan/dat Buſtrie die gewºooººº ſºnga-| menböchte Gen Kaadverſeecº/zün ſentedooden/ ooch van Perculeſpengaſt hedootts gbeweeſt:„ Beguºbaº"ele -----

#t===#=== ---

- - - -- - --

Farthaginenſers ghebangheinenden ban bzoeders hertdoozbooz.de/Vijn unoederoud

deugheſtelt: maacterſtont daar naheefthp oockſpnhandenmoeten ſtehen inden hetens der verwinners. Mepndpdanoock ineentch menſchen macht tezyn /ommete malien/ at itgheen hp vermachower anderen/ een Änderoock niet overhem ſoudt Vermogen?

25ovendat/enſouden die hooghe ampteren

#EEEEESEFEEEEE

# # ÄſondeE #SEEF= E --A-----***

---------- -9“

ende demogenthept nimmermeer den qua dentebeurtevallen/1ndien daar innewart traan van't Godloos oochteveghen. jighe natuurliche ofte epghengoethep. „Dees Kerowaseen peer van vele wolck

Ät ſtrijdighe dingben en Plegten 3ich TDie Zonbeſchpnt/dooz Goſt en WBeſtes niette verſellen. Hettsteghende natuurdat

ſtryjdigtze ounghent'ſamen gewoecht wo

sens Äzºnamº C groote macht Ver g

00?

0G


hettweede M5deck,

Fol.529

1Berbeteren niet deswzedenmans gedachte. ſinsnutſoude zijn dat zijnen name onder G zwaar verdziet/aſt 3WAart komtinde velevcicken verbzeetwozde. Daarommeſal handen 19an

"# fel/ totmoszt Van gantſe lan l»

peghelyck met3ynsroemsverbgedungeon der den zynen vernoegen: ende ſalmltſdien de doozluchtighe onſterflichhept zyns na mensingedzollgen Woyden binnen depalen

vi. Poſe.

van eenrelep volck. JPaarhoeveel doozluch ttgyemannen heurdertyden heeft de verge tenheptupt ghebzeck van ſchzyveng verſe

Gezepd'ick/Ghpweetdat gheen ten ? TDegniet te Ulin/ Wat baten doch de dingh minder/ dan d'eerſuchtoer

ſchaften/die noch ſelve metheure ſchzyVerg fterfuckedingen heerſchapppe o werden verdzuckt Vande langhdurigheende vermp heeft ghehadt: maar dat dupſtereoudthept? ghp lupden Waant ueen ich ghelegentheptgewenſchthebbe tot han onſterftckhept voo!tteteelen / als ghp be delinghe der dinghen/op dat de deuch.de niet denckthetgeruchte des toeliounellden tyts.

onvzuchtbaarlychenſoude verouden. Zp JBaar ſoo ghpaanmercitd'onepntliche ge ſpzach: Dat iſt alleen dat den perte/vanna durcheisen des eeuwlchepts: Watſuldp heb turé edelmaar noch tot herepnde des Wercx

ben onn 1n De lang durlchept dpns namens

vander deuchden volunaacktheptniet getto teverbipdeu? WPant ſogIp't gheduren eens men 3ynde/ machaanlocken : te Wetel/De sogenbiicrrekenttegenchien dupſent jaren: begheerte der eeren/ ende betrachtingheens hetſaldaarinne noch eenich deel (hoe wel naams der alder beſte verdienſtellaant ghe "taldermunſte) hebben/ghennerchthaar bep

meenbeſte: dewelche hoe klep ende pdel der gedurchepiepnde neemt. Baardtſel vangewicht 3p s/ſuldpaldus aanmerchen. veghetal van jaren/ende dat noch mench Dl den ringſ der aarden is (na de bewp vuldelyck vermeerdert3jnde / en machbp zinghen die ou daaraf Vanden Aſtronomie onepnttyckeghedurichept geenſſins in ghe nen hebſt vernommen) teghende Wpde des lijckeniſe koinen. TPaar valtweleenige ge

Demelsterehenen als een ſtipken ofpult: lyckeniſſe teghenonderlinge epntlyckedin Dat is/dat ſp gheenplaatſe altoos g/eacht gen: maartuſſchen epntlyck ende onepnt mach wozdente hebben/alſinen die Wilhou den teghen des Demelsgroothept. JAu is van dut ſo klepudetldes werelts nauwelyck het vierde deel/datonsbekent g/van leven beſchepſelen bewoont/ſoo dugheleerthebſte upten betsone van Ptolomeo. Treckſtu nu af van dut vierde deel in dple gedachte/'rge nedat de 3een endepoelen bedecké/en dat die

ſychen machgheen rettening altoos Weſen. TPaaruptkonnet/ dat hetgheruchte eeniger

tyt/hoe langhdie oock s/nethlepn: maar gantſelyck niet altoosſalſchynente weſen/ als ſpin't bedencken komt teghende onop houdelycke eeuwichept. JBaarghp lupden en kont nlet Weldoen / dan ter liefden van

'svolcksgheklap ende pdele geruchten: ende dozrewoeſteplaatſendaar inne hebºe: o ſal verlatende devooztveffelychept des deuchds daar nauwelycreenſeer enghe Wachhept tot ende der conſcientten/ſoechtghpbeloningh bewoninge der menſchen overbpve. Denct uptanderlupder woogden. Pootnuhoelu ghpdan binnen datalderklepnſte ſtiplieu of ſtich eender eenen anderen omdelichtvaar puntken/meteen anderſtipomright ende dicheptvanſoodantghe verwaanthept heeft beſloten zijnde dpngheruchteende name upt beſpot.MDantals eendermetſchantwoozden teſpzedensfBaarwut mach deroem/binné aanghetaſthadde een man/ die 3ichſelſ den ſoo enghe endeklepnepalen benaut zynde/ name eens Philoſoopbs/ niettotoeffening

doch groots ende heerlichr in 3icy hebben? van ware deuchde/maar tot eenenhovaar Pier voechtbp/dat noch dut ſelve behepnſele digen roem/t'snrechthadde aangenomen/ van ſo ſmalen woningebewoont wert van ſovoechdehpdaarbp/dathpnuſoude Weté veelrelepe volcken/intale / in zeden ende in ofhpoock een Philoſoeph ware/te weten alle wpſe van leven verſchepdenzijnde: tot daarbp/indien hp die ſchantwoozden ſoetes ten welchen ſoodooz die onWeecyſaamhept/ lijckende geºpcº konde dzagen. TD'an als dooz der ſpzaken verſchepdenhept /oock der nam t'ghedult een luttelaan / maarde deſeltſaamheptvanonderhandelinghe/zch ſchofferrichept gehoozt hebbende/ishpupt nieten machuptſtrecken't geruchte/niet al ghevaren/zeggende : Zuedp nuwel datick leen van bpſolidere menſchen / maar oock een Philoſooph ben? Doefpzack d'ander

nietvan Steden. Immerstettpden JBar welbitſelych: Ich ſoudet geweten hebben/ ti Tullij/(ſohperghens verklaarten was had ghpghezweghen. NBaar Wat1ſtdo noch overdenberch Caucaſium mietgheko dat den voöznaamſten mannen ( van deſ men't gheruchte van't Boomſche volck / ſpzekeck) die doozu deuchde roem ſoecken. "twelch nualwasvolwafſen/ende oock ont WBat iſt doch/ſeggheich/dat heniupden bet ichlijck vooz de Parthen en d'anderepiaat roem-gheruchte aangaat/als de laatſte doo en. Ziedp nu niethoe enghendehoe in een hetitchaam heeftvernielt Wantghenomen ghedzuckt den roemis/die duarbeptſte wpt noch al('twelckonſeredenente geloven ver imptte ſtrecken endete verbzeden ? Gfſoude bieden)dat deghebeelemenſche ſterft/ſooen welderoen van een Biomepn moghen ko is die roem niet metallen: gemerchtdande men/daar der Womepné namne nieten heeft ghene/dienſpgheſeptwerttebehoen / ſef konnengheralien? Wattes Gfdezedenende gants nietmeerens. NBaar iſt dan ooch MBetten der verſchepden volcken onderlin

dathetghemoetmeteen goede conſcientie/

ghen oock ſoo verſchepoen waren / dathet upt d'aartſchekercker verloſt zünde/vzpop gene bp den eenenpzys/bpdéanderen ſtraf vaartten Hemelwaart: ſalt niet allenaart Waardtch gheacht. Werde.TPaar dooz 'toock ſchenhandel verachten /alſtnuden Hemel / datbet den ghenen die zich Verlu genietende/ zich verblptvan d'aartſchedin ben ontſaghen te 3M =---indeverbzedingh3jns namens/geen Vj. Äpm,

Ä

-


Uertrootinghderwpherd de:maar ditontbint de Herten doo? Kentniſſe

bij. Bpm.

des bzooſſchen zalichepts. Alſoo zetnnende opgheblaſen/bzeetendealtyt haars ſelves onkondich : maar de quade klepn/ingiyetoghen ende boo23ichtich doog ZE d'eere acht unet zinnen Verſochthepthaarstegenhepts. Entlyck het voozſpoedigheavoutuurtrecht den verdool goede

=---

Ä"

#EEEEFE#

vv #E#= EESEE -

den dooz ſmekingen af van't ware goet:het gants onwjs/Zijn hoochſte goet/en ſoeckt tegenſpoedige gemeenlyck Wederom leven detotte Waregoeden/trecktſemetten krom

#EEESEEEEEEEF#

men halſederwerts. CDfacht ghpdatoider der lupdenpºps: Aanſchoudeluchtmetſp denminſte dingé/datdit ſtrenge/ditſchzic --

kelycke avontuurdpontdeckt heeft deherté

FFE&####=s===EZ 1terupnnten wpt/ CDock 'taartrijck engh/

dpure getrouwe vzunden? Ditheeft in 3jn afſchepden/onderſchepdenhetaanzichtvan de ſeliere ende Vande twijfelycke gheſellen.

EF=Ä=###E====EEEFEZ

TDeheure heeft de fogtupn unethaar gheno Men / etlde De dpne Heeftſeghelaten. Alg du

--

- - - -"

dat noch tot geenretjt/1Dervullen mach de noch ongeqnetſtende geluckich ſcheenſtein oogen/hoedler ſoude ſulcr welghe ##=== ===== TE EZ dpnen hochthebben? Zohout mu die verlozenryc roen der unenſchen manuell : Yp 3lch haaßt dommente ſoecken / waut d'aldterbaarſte T –+– . aart der ryckdommen / te Weten vzunden/ --------

EESE

EEEEE#E 3jlullauneis dwaallyept ſchamen. WPatpoochdp doch vergheefs / CD zotte

hebſtugheVollden.

biij. Äpm.

111ellſc)/

19an't ſterfljc juc uhals doo: pdel Welſch Teheffen Wooch/watt ofghp waart beliant 25p 't Volci intaal vanelci vpſonderland. Dedoot veracht de faam van ärmenryke/ JINääctil

Ä eil neer/ln't laatſt in alS ge #============# l)Clie. -

WPaar vuitunen nu Fabztcitrougebeent/ Of XHutus Vzooln / of Cato ſtreigh ver Eell

m

D# A T ſtadeljck de Werelt wandert

iCellT/

gbedacht ſept noch Wat Van Haar

25p beurt' eendzachtelijck verandert/

#EFEEEEEEEEFEF=== ETHFSEL=== TDatſaken ſtrijdich onderhouwen ---------- ---------

dall.

Bendoden baat geeroep van d'pdel naam/ Doo! henlup 1s deroem lu al verlogen/ WPat

v

Ä p?pg/dle’tp?pſen nuet Ozen?

Zp Wetens miet/alzÜnſe Watvermaart/ 3WPiedan Verwaant hier lang televenhoopt -

“--------------

Ghedurichljck'tverbontmettrouwen

nach

Peelonbelzent zijn ſp nu alteraart

Dooºº

#========#

gerUcht/datſlel als Wint Ver

Oopt/

#======E# WBerckt liefds eendzacht in 'talghemeen/

#==EEEE EHE TDie unaackt van Veedinghen een.

Die VZeesterecht/konnt hp alſo teſterven/ D00 eerſucht blutdeutWeedé dootteervé.

Dat Phebus met zijn gouven waghen CDtsbzenght des dageraats behagen : Endat ſpn ſuſterheerſcht bp nachte/ biij. P?oſe. TPaar d’avontſterhout die voozwachte/ s’twerck derliefden eendzachtgoet iedachen nacht Maathoudendöet. Aarop dattunieten mepnſtedat

Ucheelonverſoenlycoozloch voe

TBatelchde vloetſeeronbeſtierich

retegen 'tavontuur:Zo iſt noch Der Zee/ſoo woeſt ſoo wilt ſoo gierich talls bpWpletl datzp (hoewel be TDus inzjn ſtranden 3ietbetemmen dziechlijck)den menſchen goededienſte doet: Dathpdaar overniet machzwemmen/ teweten dall/ als ſphaar ſelve opent/haar äomtal dooz eendzachtvande liefd vooºhooftontdeckt/endehaar zeöen belpet. TDue’tal methareu unaat gherieft.

JRochen verſtadp mogheljck niet wat ick wilſegghen. Es wonder wat ick begeere

Wantſpbeſtiert hetaartrijck wichtich

teſeggen: Daarom ſalick myjnghevoelen qualijck metWoodenkonnen ontfouwen: 3WPantick houdedat den menſchennutter is quaat dangoet avontur. WPanthetgoede

Dewoeſte Zee/de lucht doozzichtich. Lietſphaareens dittoomontſpziugzeu/ Alwatzich nu mintonderlingen/ Datlaachterſtontgants overhoop doozeenſchpnyanzalcheptſnekeljck we In twiſt VerWert/elck liep3jiloop. ſeide/liecht altydt: maGr't quade is altjdt warachtich/als hetdoo veranderinghzich TDanſoudenſpdooz't ſtrijden miſtich ſelveonſtadich betoont. Peteerſte bedztecht/ Ra's werts veruielenpoghentwiſtich : 'tander leert: datdooz eenſchpudervalſche Maarnu beſtiertſeliefö goeden zynthetdeberten.de ſelve genieten TPeeShiltoock Met Verbgudeu

Ä

".

-


/

Hetderde ABdeckt, Deelbolex/en'theplichhouwelſch

3fol.5zo

Hoezalich waardp alle menſchen

Suvzedevaſt entrouwelijck. Ändenuherten hier nawenſchen Beſtieren mocht der liefden dou TPfe Weet oock Haar Wette ſtel

Died'Remelſtiert meteendzachttrou.

L

Denvz.nden waard/entraugheſellen,

l,

Boeck, ##EEF=#

j. P?ole.

HT-2

-- --

al't onkrupt/diſtel/vaarn/en doozne; -

F haddenuharen ſangh volepnt/

Ä ſoettchepthaars

gheſa glºs

FEEEF==#=#

np als verwonderende noch be

CDP dat daar groep rupm onbelet

Viligh begheerljck om hoögen met

EFEFFEEFE

oeupſterende oozen : alſoo hebbe ick ein Wepnich daarna

#:

GP ghp alderop

ÄſeerWºertrooſterſſeder vermoepderhertei/ Hebdp mp vermaackt "ſoo netten

Die mutte vzucht/grofmilten vet

#EFEEEEEE#

gheWatchte uwer redenen als mettegye 1Pan't Voedelijckenweeldich koozne. euchlickhept des gheſanghs: ſulcr datick Der biekenswerckſeer ſoet ghemaackt ºtºanteghende laghendegonghelucks Weghetrooſtmepnteweſen. TPäaromen Dentongh noch veelte ſoeterſnaackt grouwelt mp nu niet alleen mietvande gye Alſ Wertghepzoeftna ſtrenghept ſure. Meeſdzancken die ghp onlanckr ſepde ſcherp t Heſtertichtmeeſt lieflij" enkiaar e Weſen: maar begheerljck zynde om fe Ratepnden vandereghenzwaar Poozen/ Verſoecke ich die ernſtiyck. TBoe Verooſaacktdoozdezupdwintſture, WPanteerdedzoevenächtvergaat/ ſPack3p: Zck hebt welghennerckt/ alſtu Kl Ä Net dandacht unyne WOO2 äpſt VMolyckdeſchoon dagheraat. den inlockte. Doe verwächte o ("twelck Warachtgher is) volunaackte ick al Deſeges

Ähº3etoocheerſt devalſchegoeden/ Äpt hp halswan'tlaſtichjuck/

ſtaltenſſe dpns ghemoets. De dinghen Deracht gbpwpſlück 'tvalſchgheluck/ diedaar noch aan ghebzeecken zijl ſooda PetWaregoetſaltuwaartſpoeden. Mich / dat ſpgbeſinaackt 3jnde wat bpten/ maringhenonenweſende verſoeten. TDu ſechſte dp begheertchte 3jnomte hoozen:

i. Pºole.

Maar MetWelcken vupzichept ſoudſtubzan Den / dp bereut Warewaar Penen ick dp

# GE ſtarende een wepnich met haarghezicht / endealstnghets Wilde leden. WPaarhenen/zepde ucks Tot ghen 3Ände binnen haren gemoe (zºpdeſg) de wareſaltchept daar af dpn de/begaU 3paldus: Aldermen belemmertismette verbeeldingen/ enmoohſtu die nietaanſchouwen. TBoe ſcheu ſozchvuldtchept/ die hareoeffeningſ Sepdic: Doetdat/ ick biösu/ endewilt Peeft in d'arbept van mentchvuldighe na mp ſondervertreck betonen welche die ware trachtungh / gaat welvooztdooz verſchep Ick ſal't/ſpzack ſp / gaarine den Paden/maar Poocht nochtanstekonten

Ä s.

Gen/om dpnen Wille: maac eerſtſalck be toteen ſelve epnde/teweten 7 totzalchept. ſtaan de ſalie die dpkenlijcker is/metwooz WDit is ſoodanich goet/ dat die 'tſelveheeft Wente verlaren endete onderwpſen: op dät vertreghen / Voots gheendingſ meer eu als die bekentſal weſen/du d'odghen op het mach begeeren. WPanthetis’tälberopper Reghendeel flaande/deghedaante öeg waren te alder goeden / alle goeden in zieh behel ſende. Ghemerekthet'topperſtegoetntet 3allchepsſulſte unogzeibekenneu.

3jnen mochte / ſoo daar petaan

j. Pºole.

D### - sie zaapenwiſoptvzuchtbaarant #==### Wied'eerſtdaaruptmetkloecker hant

Ä

alſoodaar noch pet bupten ghelaten ſoude weſen datmen mochte wenſchen. Het blickt dall datſalicheptig een ſtate/die ober mits een Vergaderinghalder goeden volo maacktis. eſt bearbepden alle menſchen -

(ſoock geſptbebbe)teverwerven. Meane diebegeerlichhept deswarachtighenggets/ - naturückei gheplant in der menſchen

herten: aarontweechdedolinghe ledet alſ tottenValſchen goeden: vand, welche

Ä


Uertrooſtingh der WBylhepd ghe watende 'topperſtegoette zijn / TDat Hetenmachniet ſnoode noch verachtelfjcſ inen gheens dinckr en behoeve / arbepden Weſen't welck alder menſchen vooznenen dmune te overvloepen van rijckdounnnen: arbepdtte verwerven : ſoude dan öock de

andere ooydeelende dithetgoette zyn/ Dat moghenthepdt niette reitenen 3pnouder de alder eerwaardichſte Is/pogeil d00 Verhry goede dinghen? WPat? Zoudetzwackende gugh van eerlyclie amplexen/ eerWaardtch krachteloos teachten 3pn / datedeler is danr

te wozden oder hare burgheren. Daar älle dingheit? Zoudedan oock devermaart zjlder die 'topperſte goet ſtellen inde hoog- hept niet altoos ghelden ? maar ten mach ſtemoghentijept: deſe Willen ſelve gheble illetontlie:lt Wogbeli/Dat alle 'tgherie 'talder dei/ofſ beſtaändengebieders aalte Wal- vernaarrfte ſchrut / dat dat het alderupt ghen: Jºaar die deveenaarthepÄt al-gheleſenſteis: ÜBantwatnoot iſt te ſeggen derbeſtei)oudeu/deſe haaſten Oin dö0? Want- dat de 3alcheptnieten 1s anghſtich / noch teringhe vandelt oogloge of Van Vºede eele dgoevtch / nochte 6sck gheen ppnen nochte roem-rjchen name te verv?eden; 1Pele Verogietelicähepdett onderwopen : ghe

zjuder oock die de vzuchten van tgoede mercktonöer d'alder minſte dighen oock ächten ghelegyen te zynin vºeuchde ende ſucks wogt begeert/dateenluſt stehebben bljtſchäp: TGeſe wanen hetalderzatchſtete endete geiteten. Ditzpi dande dinghen weſen TBatmen zwemme in welluſtichept. | die demenſchen willen verwerven: endeom

JYen vinter ooch die deſer dingheepidendeſwillen begheere ſprpckdommen ſtaten ende ooſaken onderlingh verneigheit/ als van eeren/äolinghrijcken/vermaarthepdt diederijckdommen begeeren on mogheit-ende welluſten: oJermitsſphterdos? wenk hept of Welluſts wille: of nuoghettyepter te belionen ghettoechſaamhepdt / eerwaaY

liefdé van't gelt/sfomheur naans Verbze- dich pt/mogyenthept/vernàarthepdt ende dttighebegeeren. In deſe Dinge. Da /eide biptcyap. , Jet gdanyet goet Dät demen

in andere Sierghelycke/isonledichher Voo! ſchendoöz ſoo verſchepden middelenbeghee memen alder menſchelycker Werchten elbe Tel1: Joe groot nUhler inne is der Haturen

wenſchen; als daar zijn edelhept ende des kracht, werdtlichteljckbetooutdaarmede/ volckspoiſt/daar dooz menſchynteeighe datalhoe welde mepninghen verſchepder vermaartheptte beconnen / ofeeujupſVZou zjnende oneeng / nochtans altametover endekinderën/die sun der gheneuchten Wil een ſtemmen / in de verkieſingh Van't

len werden begheert. JBaar 'tghellacht der JOede. vzunden / 't Welck 'talderheplichſte is/en werdt niet gherekent snder 't Avontuur/

ij. Äpm.

maar snder de deuchde. Jetat der Wertont

des moghenthepts ofom der Wellliſten Wl len aalghenonnen.

Wangaande nudelich

FFEEEEEE=##

hamelycke goeden / deſe 3yn lichtelückte

CD E dat natuur voo23ichtich ende T EES

voegelitotte vooyghemelde:Want die kracht

endegroothepotſchynen machtich/ſchoon

#ESFEEEE===

hepteindeſielhept vermaart/ endeghefont

heptweeldichte maken... Dooz allewelcke machtich/ De werd beſtiert met haren dinghen blicktalleen 3alichepdt begheert te wozden. WPantwatelckboven alle andere

FEHEEFEFÄFEE#

dinghenbegheert/ datoozdeltbp't apperſte oetteweſen.

Ruhebben wpbeſlotendat WBet eend? Nchtich/ Enalle dingh bevooght

etopperſtegoetzalltyept is; alſoooobelt elek die ſtaat Faltchteweſen / die yp boven

EEEE#EEEEEEEé

allen anderen dinghen begeert. Zlous IS Dp ſeer wpſſeljck/ Gockvaſtebintmet ban

muvoozooghengheſteltbp nadeghedaante des menſcheljckenzalichepts/asnament lijck rijckdom/ eere/maghenthepdt/ ver maartheptendewelluſt/welchedinghenal leen bp Epicurum gheaanmerckt zünde/

heeft dien volghendede welluſt Ä het opperſtegoette weſen: overmits alle d'an

deredinghen ſchünen den ghemoede ghe neuchlijckhept toetebzenghen. Maarick kere weder tötter menſchen Voszneuen eit betrachtingh: welcker ghemset (aliſt maar met een benevelde herdenckeniſſe) nochtans

#=#=#EEE den pypſſelijck/

banden ſterck die

EEEEEEEEEEE niemandt mach ontbinnen/Zs nu

E#E#EEEEEEE mijn zin/ mjnopſet/mjn beginnen

FE EEEEEEEEEF -

-ÄE-

weder begheert het opperſte goet : maar

3n rpunen zoette zinghendichtelück: even als dzoncken zjilde en Weet het den T- FFSEATE- -5-FÄFF wechnetou wederom DerWertstekeeren. TDuncket.dpoock dat ſpdolen/ die daarpo W9atluſtich leert/datleert oockſtichtelijck. ghengheensdincrbehoeftichte zyn? Daar Aldzaaght de Leeughetemtſeer ſchosne cnis voozwaar niet anders/dat ſoo Wel die

FEF=#t==EEE

zalchept nachvolmaken / als een ſtaatſoo overvloedtch 3ynde alder goeden / Datmen

niet vzeeindts behoewende 3ch ſelfs ghe

bällDetl/

Al ueemt hp tam zijn ſpps upt Meeſters handeln/

noechſaam 3p. Diſſenſpoock Die daar TDiensharderoehp anghſtelücken vzeeſt: waneil dat het gene’talderbeſte s/ 00ct Het WHtbloedt Ulaar eenſ de Raack Val't felle aldereerwaardichſtezpº Geenſſins: Wänt beeſt/ Vet


Het derde MSdeck, Hetkomthaaſt weerind'eerſte wzeethepdt Woedigh/

-

-

- -

Jfol.531

penquelle altdt "teen of tauder. MPaſt

Äteroutback ’tgheen dughaarje "Tghedenckt ſijnaardt/enbzeeckt ſijn ban hadſtegheha dt : ofomdat daar Ä "tgene den moedigh/ dºonghaarne haddeſt? Alſoo iſt/ſepdecſ Pet bzteſcht van toozn/daar't eerſt lägh Hoo begheerdeſtu dan de teghenwoozdig vzeedelijck/ hepdtvandat hetafweſenvandittes Enſcheurtſjnheeran ſtucken wzeedelick. Dabekennete/ende ich/ſepdick . Eick (ſpÄräfp) it't Weeldigh ho2flien behoeftighv Pºmmers antgheene hp he TUItig ger, Ppi TDiedanooc ſepöeich / hpet wa# eſ met bzoolijck ſinghenlu behoeft/enis bp ſich ſelve oocnfet genoegh . -

-

-

ºrjan

-

MI ſaanbernoeght. Gheenſing/ſepde 1ck. Soo ſogheloos / hoe Wel't noch altijdt heºſtudanſp?ack ſp) volrijckdommen we P002t ſende deſebehöeftighept gheeden Joe an Mae ſpleetkens rupm / daar’t gaarn waar LII De doozghebooz.dt: IlleMallDell Ollbehoeftig ende ſic CNuaauntupten kou in't groenewoutteſin ſelfg benoeghſaam maken: Ä noch ghen/ s dat ſp ſcheenentebeloven. 3aadten ſoudet niet Weerbzin Ägewa 3 Ende dtſtaat oock/fooickmepneader

ei

-

-

-

-

ÄÄ Ä Ä Ä Ä Ä

-

*

-

-

Tabº yell: ſanw/ maar 'tſochteerwilde “In ko lt; C

ghender naturen niet altoos erheeft dathet

Siinmägerkoſtmetſinghen mildelijck.

ſWach net ſtercker hant ghe #Ä ooghen/

ghenen die theeft. Datbelhdeick/ſepdeick.

ghedooghen: Ä De hº van't ſpzuptken Wech

de Pierſchaarlücke beklachten/dandathet

-

-

-

-

- -

Det

meeſt te bemercken/dathetgheldt vajep netondaneren magh benomenwozdenden Paaromen ſoudp't niet belnden/naedien

de machtighſte den onwilligen IBoet neerwaard ſien / en vzeemde kracht ºeghecks gheldt beneemt? UVanenherkomenanders - -

JEMaar

ghºotdatmetgheweldtofbedzogh denon Willigbenbenomen is/wederoinwertghe Detſourecht op ſteplnae den Hemelſtaan. eºh. Alſooiſt/ſepdtick. So ſaldanpe ghedaan/

-

De Sonne daalt desavondtsindevloeden/ ghelgch/ſp?ackſp/eenigheupterlyck

e hulp JBaar bepmelijc gaat hpdan weder ſpoedé/ behoeven/tot beſcherminghvanſjn gheldt. Sin waghenſnelmetſtadenna ghewoont/ Äſadatſºpdick lochenen

«Ten

Änaar die

Ä - Waart daar hp ſich heerlijck

hupenſoude hp nietbehoeven/ſoohpniet enbe3ate 'rgheldt / dathpmagh verlieſen. Soogaethetalnatup?lijck d'epgen gan Desen machmen/ſepdeich/niettwyffelen. E ghen T00NC.

Zºooºdandeſaeckeover deverkeerde

zide Elckdinghkeert weer na'tſijntoemet ver ghevallen: want derjckdommen die daar - -

langhen. Än ſtaatdaar in natup?ghe -

JBen

gewaat Warédat ſp den menſche ſich ſelfs

genoeghſaam mochten maken/maken hem OLT * Veeleereens anders hulpe behoeftig. MBaar TDan dÄn tot ſijnrechte epnde voegt. welcºde whſe daar mede debehoeftighept Werdt Verd?even vermits de Wijckdommen?

Hºoghen dan, de Wijcken ntet hongheren? Moghen ſpriet dogſten? Enghevoelende Hp mede/ o aardtſche dieren/al iſt gheldigheeden den winterſchenkoudentet? meteen dupſtere verbeeldingh/noch JBaar/ſulhpſegghen/daar isvoozhanden

itj. P?oſe.

tans dzoomdpal uwen beginne/ende bp den Läycken/daar met ſp den hongher ſtet oock / hoe welgheenſlns meteen verzaden/daarmet ſp den dozſtende kaude klare/maar nochtansal meteenrehande be verdzijven. CDpdte wjſe maghdebehoeftig denckingh het waere epnde des ſalighepdts. hepdt wel vertrooſt/maar nietgantſelijc TDaar dooz u oock een natupglijcke ghene

wechghenomen wozden dooz de läckdom

ghenthept tot het ware goedtledet: waeraf men. WDant iſt alſoo dat deſe behoeftighept u weder menighvuldighedoolingh Verlepd. altjdtgapende ende pet wat begeerende met DAanmerckt dan of de menſchen dooz die rijckdcnmengeſtopt wozt; ſo moeternoot dinghen/ bpdewelckeſpſalighepdt wanen lijck wat blüven / dat gheſtopt magh woz te verkrijghen/tothet voo?ghenomen epn den. Sckſwüghe noch dat vöoz de natupze demoghen komen. WDant iſt ſoo / dat het wepnigh/maar Woo2 deghierighepdtgheen

gheldt/ofteere/ofte d'andere dierghelicke dingh ghenoegb is.Daarommenaedien de dinghen m0ghen verleenenpet ſoodanighs/ Wijckdommen die behoeftighettnieten mo datterniet ghoedtsenſchtjnt te ontbzehen/ ghen Wech-nemen ende ſpſelfHooz epgheit

ickſalmede bekennen dat eenighe doo ver behoeftighepdt maken: hoe meughdpghe kriginghederdinghenſaligh wozden. JBo looven dat ſponbehoeftighmoghenmaken. ghen ſpdan oocknet volbzenghen / 'tgeene

ſp belooven / ende ontbeeren ſp veele goede dinghen: werter dan niet

ii. Miijm.

Ä in be

vonden een valſche ſchijn van ſalighepdt

L haddeeen rijck (maarghierigharm) AF noch onlancrvan Äückdommen overvloep Daaromme vzaghe ick eerſt dpſelve / die

des: ofonder die alder-grootſte Läyckdom mennonteentgh verdziet / doo? onghellick dat dp gheſchiede/dinghemoedten ontſtel

des MBpenmachnietghedencken (ſepdeich) Optſo vzpVanghemoedtgheweeſtte3jn/of

Een beeck van goudt dat net vernoeghen, magh, Denhals gepronckt met peerlengroot naewenſch,

En ſoo veellandts alſmen beploeghen,„magh: Noch ſou de ſorgh , die nietdan wroeghen, magh 802

-

Pºpp

Sijn


heydt/ enaheenen Uertroolinghder WGif enbpd ls dieſe geen

Sijnlevenlanghhemquellen boven maen,

Eñinſijndoodſou 'töntrougelthemlaten.

ſtonta ſpkom

eerwaardighept enachtente weſen. Bit ge ſchtet bp deuptlantſchevolcken. KBaarghe

durenſpoock eeuwelyck onder den gheenen daarſpbpzijnvooztgekomen ? Pet Pzetu was voozmaels een groote mo Alar (denektmen) de eerlßcke Sta“ raatſchap pt/nn iſt maareenpdele name/ende genthe ten maken den ghenen/dteſe gebe.“ d'inkomſte der raad-mannen een ſware reneerijckende erwaardig. Hon“ is zn de dan die kracht zün inde heer“ laſt. Hoovoozmaalspenmanthetkoo des

iüj. Pºole.

ſchappijen/_datſpde herten der gºº die Ätaten komen met deughdenbeplante endedeondeughdendaarupdzÜbenjº/ ſpenpleghende booſhepºniette verjaghen: maarte openbaren. Baar doo? hometºº

voler beſozgde/die was grootgeacht: maar

der bljcken / indienſpdooz gheeneerWaar

den/watbeghe

watiſſernuverwopelücker dan die voogh dpe ? TBaaronn iſt ſoo ick een Wepnighhter

vooz hebbe gheſept dat het gheene dat geen epghen eerwaardighepten heeft/nu kryght

dan wederom verlieftſjneerwaardig jp tonveden zijn/ overmidtswpfende ende te opinle of Waneder geenre die 'tge heptup ſelvedickmaals den alderbooſten menſche bzupcken. Aa dten dan de eeren-ampteren mwaſ lente e weſen. Hiero tedeel gheva en eerwaardigh maken/nadien nmogh niete solidat Catullus Monium een KroPPert ſpvan ſelfs Dooz der onvzomenſmetteiycke ns e/hoe ſechº den wehp nochta noemd pt verVUplen/nadtéſp doo? Der tyden ter-ſtoel bezat. Stedp niet welcken oneer VUplHe erigha eerwaardighte zyn/eft verand de quaden den eeren ampteren aandoen. nadienſpdoozflaten n achtingh verſno der volche emin oudet epdtſ Selierhaaronwaardigb erlücke heptunogeuſp

digheStaten vermaarten waren. Mºetho veel ghevaarlijckhepden mochtes du ten daatſtendaartoeghebzacht werden / alees dattu het ampt der Gverhepdt wildes be

ſchoon

doch in heur hebben/ bele minder anderen met Beelen?

dienen met TDecorato: overmids dutnhem

iiij. Mijn.

ſaaghſte 'therte eens alderſnootſten boefs

D At Nero ſich vercierd'hovaardelijcken Met FÄ ſchoon in d'alderhooghlte

endewzoeghers? WBantwpen moghenom die eer enſtaten ntet eerwaardigachten

ſtaat

-

dengheenen die wpden eerenſtaten ſelfon EndeeÄ haºdsvolexnietvanhem wijc waardigh achten. IBaar ſoo dupemandt EIl ſaaghſte begaaftte3humet wüſhepdt/ſout Dat was vyand fijn pracht en wreedheydt pdis / daar mder -

ſtuhe

eeren of des wiſſhe

methp is begaaft / oock onwaardtgh Wa

quaar.

Deesbooſe man ſtelt Senatoors gheſlach nen Gheenſins. WBant de deughdeheeft TEI) inhaar/hareepghen eerwaardighepdt: de ln ſtaten ſnood tekleyn voort grootgeflacht. welcke ſpterſtont ghenieten/ maackt den VWie mach daarom den menſch hier ſaligh gheenendaar met ſp is vereeenight. Na achten dienmu deburgherlicke eeren ſtaten ſuler Dieeerontfanght van d'eerloosſelfveracht: mieten Ä / ſoo blyckt dat ſpgheen epghen ſchoonhepot deseerwaardighepdts

en hebben. WPaar inne noch meerte aan merckenſtaat alditte. Teweten/nadien

pemandt des ſoo veele meer te verſmade dijckeris / ſoohptemeer van veelen werdt beracht: ſoo maken de eeren-amteeren (ght

merckt ſp niemanden eerwaardigh konnen

b. P?oſe. Aarofde Koninghrjckenende'tge ſelſchap der Häoninghen vermogben moghendete makeu WBaaromnet/

als de Dalighepdt onophoudelyck

Annaken) den onbzomen die ſp beelenlupden mocht gedupzen? maar d'outheptis volex

de tegenwooz vooz ſulcks doen kennen / des temeerver empelen/Volls daar afoock t ſmadelijck: Ende dit voozwaarntetonver dighetyt der toninghen/welckerſalghep hepdt. ycke lenoig ert Dheer istnel verand n ſchult. WPant de onvzomedoe oock'tſelve thept/die niet machtighgenoegh ent den eerenamteren / die ſpmet haarſmette mogen en tothaar ſelfsonderhoudin bevond Wert hepdt op ken. buplig dat IMaar bevlec Iijcke iſt ſoo dat deſe mogenthept der IBaar ghe. dumooghſtebekennen / datmende waar achtigheeerwaardighepdtdoo deſe ſchadu welicke waardtghepden of ſtaten nieten mach verwerven/ſoodencktmetredeneal dus. Hoopemantdickmaal Bozghermee ſter gheweeſtzünde / bpghevalquameon

toninckrückenoozſakets van deſaſtghept: ſal ſpºntet moeten die ſalighept minderenefi

ellenbigh maken/indienſpghebzeeckt in ee

nighdtel? UPantal hoe wüdehetmenſche der onbekende volcken / ſoudedie eerlijcke noch noodlyc vele volckébupten/over welc engebiet. In welc ſtaathem oock eerwaardigh bphenlupden ke elch der toningenntet lighte nthepdtop lücke gebiet ſich isſtreckéde/ſoblijvendaar

houtſa maken? WPaartnuſoo/dat de eerwaardigh deeldan.de unoghe vermaghen/ Hept der amteeren natupglijckeepghenſchap maken/daar inne konntheton de ckt:en ighmaa k op deſewyſe ellend 'twelc k t Ware/ſpen ſouden bpwa volch hetooc nootſakelyck in den Koninghen bet waar mietophoudenvanſulcke heurepgen moet ellendighepdts weſen. Een ſchappe ſoowepnighals het vupz/waardat meeſtedeel des ht hebbende ſyngº Staetg Verſoe an CP en etoockis / nimmermeermachophoud eeck devzeeſe des Ato eet temaken. Baar want dieeerwaardig o2gblßckhepdt/ghel epdt niet enis deepghenſchap derſtaten/ ningrßcrmetten anghſte eens ſwaardsbo maar dat der menſchen bedzieglßcke waan Ven'smenſchen Hoofthangende. eMDat is dit Die daar aan hechtet/ſooyerdwijnen ſpter Dal docß Vo04 een Mogentheptdt

"#


Hetderde)Soeck,

532

desſozgdvuldfghepdts/die depzickelender in booepghenlofſchaemen. Maarfoo Vzeeſen nieten magh vermijden Mochtans ſulcken löf wel verdient hebben: wat

ſouden ſpgaarne veplighlijek leven/maar baten tot de conſcientie des wiſſen mans ſpenmoghenniet : nochroemenſp-upden dieſün goedt niet enwaardeert naedeghe ſich van Haremoghenthept. CDfachſtuden ruchten des voler / maar naeder waarhepc ghenenmogende/dienduſtetſtewillen'tge ſºnreconſcientté? Maarſchjnetpetſchoong ſiehpnieten machvolbzenghen achtes du ſünen nameverbzeedte hebben:ſo volchrdat moghende den ghenen die methellebardiers het leelück gheachtmoet wozden den naeme omringet is/die den genen die hpverſchzict/ niet WÜtuptgheſtrecktte hebben. JRaedien ſelfmeervzeeſt: die ommogendete ſchynen/ nu (ſoo ick onlanerbetoonthebbe)daarooch ſelve geſtelt is indenhanden ſunredienaren? noodlijc veele volckenztjn/totte welckeeeng ende watſaltck nu ſegghen vander Contn menſchen gherucht nieten machkommen: ſo ghen vzienden/ nae dien ick de Ltoninck gheWallet dat de gheene die du vermaardt

rycken ſelve bewijſete3hnſoo volonvermo waanſte/int naaſtedeel der landen onver ghens? den welckende Conincklijcke macht maartſalſchünen. Gnder deſeashteick oos dickmaal noch in haargheheel zÜnde / oock des ghemepnenmansjonſte niet waardigh beel-tijts vervallen zünde/ter neder ſtozt? om tevermanen: ghemerckt die ſonderooz

<SNero heeft ſijnen vziendtende Meeſter Se deelvoogt-komtende nemmermeer beſten necam gedwonghen tot.de keure Vandema

delijck enghedupzt. WDie enſtet nuoock niet

niereſtjngdoodts. AntoniusheeftPapinia hoepdelende onmut des edelhepts name is num langhe onder den Hobelingen machtich Deweſeke geacht zündenae de vermaard gheweeſt zündeghewo2pen indenſWaarden hepdt/isſpiözeemt. ÜDant d'edelheptſchijnc ſijns trighſ-voler. Nochtans hadden ſp te Weſeneenrehandelof herkomende vander bepdewillen haere rijckdommen Verlaeten/ vooz-ouderen verdienſten. Maackt nuhet

van welche Seneca oock albeſtaan hadde vertellen vermaardthept/ſomoetendfever ſhneryckdommen Aeronite leveren/eñſtch maart zijn/daarafvertelt wert. TDaarom änderüſtte begheven: maar overmits heure meen maackteens anders vermaardhepdt/

Hooghepts groote gewichtighept hoo? troc ſoo duſelfgheenen hebſte/dp nietdoozluch tenvalle/heeft gheen vanbepdentghern hp tigh. Soodaarmupet goedts is ind'edel wilde volbzacht. Wat iſt dan doch

Ä

LLI.

hept/achtetcralleen datte weſen/ datde E

moghenthepdt/ daar vooz de hebbers ſelve delenghenoocktſaeckt wozdenniette verba bzeeſen/dewelcke als ghpſewilt hebben niet ſtaarden van haarder vgo-ouderen deug veplighenzht / eſ die begheerende afteleg det. ghenmieten meught quñt wozden. @fſul enu tot een beſchermingh Weſende bztenden

die niet de deughde maar "tgheluck dptoe ghevoeghtheeft ? Neen / wetghelucktot envzunötmaackt/ die maacktoock 'tonge uch toteen vpandt. Watpeſtilentie is oock

bj. Mijm. heſlacht op aarden menſchelijck. HeefraleenoorfpronghwenſchelijcK T. VVt eenen Vader allerdinghen,

irachtiger omte beſchadigendanten vzient Die’t albeſtierten kan bedwinghen. ſchijnende vpandt? Hygaf de Son ſijn glantſeklaar: Tweehoornenkromde man eerbaar: . . ne

VVn yemandt zijnin macht verſtande lijck,

OockSterren klaar den Hemelſchoone,

In’smenſchen leden hy bepaar

"Tghemoed dat vanden Hemel daalt. Sijn fiere moed moethygrootmoe Ee menſchen al zijn uytverkooren,

dightemmen. van een edel ſpruyt ghebooren Hywacht ſijnhals verwonnente doenklem EnVVät roomdy dan mer groorer pracht, II)EI)

-

Van't ſnoode juck des welluſtsſchandelijck. VVaar al de weerld dijn VWer ghedoo ghende,

Vanu voor-ouders 'teelgheſlacht:

Kondy ueerſtetam aanmercken,

Gg vindtſe Godt; Heer van fijnwercken,

ooisdan gheen oneel baſtaard, Mooghdy de ſorgh en'tjammerlijcke kla Dan die verlaat ſijn Godlijckaard, hen De deughdevliedt, ent'allen ſtonden Niet Äck door wijſheydt uyt ujaghen -

.

En d'aard den menſch der ſchepſels kroQº

b. Mijm.

-s

Voorwaar ſo zijt ghygheenſsinsmoghende, Moedwillighdient deſnoode ſonden

bij. Pºofe. Angaande de vermaardhept/hoebe

Aj mj. TOerhalven de Tragicien niet

endehoe leelijck is ſp dick

t'onrechten roePt/

Aarwatſalick ſeggen bandes lüfs welluſten/ welcker begheerten 3Än vol ancrten / maar haar verſaadt

hepdt vol berouwens. Hºme

Oglori van veel menſchenſeer verkooren,

gheſiechten/hoe onlüdelijcke. Püne Pl“ enſpals eenrehande vzucht des booſ

VWÄrzijdy anders dan'rghetuyt der ooren?

epdts/ den lichaemenbeº ghenieters

WPantveele hebbendickmaal een namedoo? Ätºbzengen Sonderdatick anbemer en wat gemeuchte hareketelingh doch“ djemepnen mans valſchewa.ºº debzenght. Goozwaarpeghelich den gemaehmen oock verſchaºſ voozledenwelluſten wil gedence ſal ver juchsbedencken? MDant die valſcheſ So Pºpp z. pnde hebben."j jrdenghepzeſen/moeten ſich noodtlück ſt Ändatſpeendzoevigh


Tlertrooltingh der WPiſſheydt/ iludeſewelluſten mochten ſalighmaken:ſoo nier leelmckſchynente weſen? Dakghpdant ſoudenmetrecht/debeeſten oock ſalighghe ſchoon chynt/en komt niet overmids uwe ſepdt moghen wozden: welcher gheiepcht nature/maar overmids deſwackhepdt der endt gaitsſtreckt tot vervullinghe vande ooghen die uaanſchouwen. JBaar acht des nfinckeluſten. Danſoude d'alder-eerbaer llchaams goeden ſoohooge als ghpwtlt: ſo ſte gheneuchte weſen inden hupſvzouwen moetghp doch weten/ dat het pupyken van ende änderen; maar 'tis alteſeerounatupz eenderdendaagskoogtſe vernie & mach'tge Inck 'tgheen nen ſepdt: Ick en weet niet nedaar ghpdus vele afhout. WDt alle welcke wteaenſtjne kinderen beudels heeft bevon den. Der welcker beſtgher aerdt niet noo digh ents dnte vermanen/dte des nopt ver

dingen men in eenen bonde nach beſupten/

dat deſe voozſ3ſaken / die 'tgoet dat ſpbelo ven mieten mogenleveren/ oocdooz die ver

ſochten hebſte nochte derhalven oockmu ſamtng aller ſodanigergoedéntet volmaact niet en treurſt. WPaar inne ic Voo! goet holl en 3Ün/ ooch gheenſing ſalighept als paden, de 'tghevoelen van mijnen Euripides / die enleben/ noch pemanden ſalgh maken. ſephr / dat de ontbeerder van kinderen Ver

midts ſuiciongheluck ghelucklghiſ.

biij. Mijm.

vij. Mijmt.

Doavez. zijn, helaesſeermenighvul Zil,

Je welluſtſnel doet van natuyren,

Daar doord onkund des volcxomtraagheye

Met langh verdrier haar vreughd be

ſchuldigh, Den dwaſenhöcp verleyr als in een droom,

1

zuyren:

Recht als des bykens liſt behende, VVaar die haar ſoete hoonigh ſtort, Vliedtfy flucx wech, haar luſts korr,

Niemandt ſoeckt Goudt ghewaſſen aaneen boom,

Noch Paarlen reyn aan wijnſtock blaeuvan

Enſcheydmetimert, druckslutts ende.

druyven,

-

Menſaloock nietin hooghe berghenſchuy VeIl

bij. Pºole.

.

Die netten valſch, om vanghen ſpoedelijck De viſſchen vetſeer overvloedelijck.

GDoenis dannfette twfiffelen/ oft deſe wegen ter ſalighepten 3}n een rehandeonwegen: die oock Mieten vermogien pennandente leben daar

Menjaaghr oock niet naſnellegheytkens vluchtigh

ze - noch opten golvenluch

In't diep I19 l«

-

toe ſpbelooven teſullenleden; maarhoe ſp Men je elck devloeden kennen,,al inwendelyck me quaden zum deurſpecht/ſal WWanneer oock d'ebhaar traaghlckwen ick op 'tközſte betoonen. Wat dan? WBlop nen, fal: nagette vergaderen trachten ſo moet Lhpt Men weer wat Zee meeſtpaarlen blanck kann

den epghenaar benennen. WPldp heertyck

baren, ſchijnen in hooghe ſtaten? ſoo moetghp den En waar menmeeſt het purpur rood mach begifter daaromootmoedelyckbidden: ende

ſult dies ghp die anderen in eerenbegleertte bovellte gaan/1n verachtinghe Vallen/ Ver

garen,

Cockwelcke ſtrant de beſte viſchen gheeft,

nundshet ootmoedighſmeken. Begbeerdp

Die "tweeldigh volck bemindt end' liefte

moghentyepdt 2 Sooſuldp der oiderſaten

Ä ſchuylt daarelcknaſoe&t begheerlijck Isonbekent d'onwijſenhoop onleerlijck: VVant dat om hoogh by Godt in d'Hemel

Hageno.derwozpen zude/Inghevaarlºck hepdt konnen. Stabp na verulaarthepdt? ZUXet ſuvartgheden belemmert verlieſop u beplighcpt. WDenſcht ghpeenwelluſttghle ven telepden? Baar wie ſou doch net ver acyrettende verwerpende lijf-dienſtighepdt ban ſulchen ſnooden endebzooſchen dingh?

heeft. Maar waart

-

woont,

Soeckt elckverkeertin d'aarde onbeloont. VWat falick nu decs dwaale Dieren wen- ſchen?

Mu mercitophoekranchengrondbeſtſteu enen die / Welche ſich verwanen in des lt

Rijckdomeneer’tgheſoeck der blindemen

chaanus goeden? Suldpoock den Gltphan ten in groethepdt / den Stieren lt kracht moghenteboven gaan? Hulop den Tpg!yer

Die moghen als ſymercken'tvalſchegoer,

ſchen:

-

Her wareſien en ſoecken metterſpoet.

metſnelhepot verbp gaan | Aanſchout des Pennels groothept/vaſtigheptendeſnelhept endelaat eensafſnode dingenhoogh teach

ten. 1Pan welcken Hemel / omhare Voozſ3 ſaken niet ſoo veele en ſtaatte verwonderen/

als vanderedene waardoozſp werdbeſtiert. Dangaande der ghedaanten ſchoonhept/die

T

ir. Pzoſe. nu toe ſalt ghenoegb zijnver thoont te hebben de ghedaallte des valſchen ſaltghepts. Jſt nudat ghp

die doozſtchtelijck hebt geaanmerct/ / ſnelende vluchtigherdan de ſoo iſt vooztst)dtute hoonen Welcke daar Beranderlijckhepdt der Donner bloemen. ts de waarachtighe ſaltghepdt. Zck ſte/ US

Ä

MBaart oock ſake (ſoo Ariſtoteles ſepd) dat ſepde ick dat dooz Lägckdommen gheeſ demenſchen hadden Liticier (datis ſo dooz ghenoeghſaamhepdt/dooz Kottinghryckei ſichtigte) ooghen/ſulcr dat heurgheſichte gheenmoghenthept/doo? Staten geeneer alle llchamelyche dtckhepdt mochte dooz waardtghept/dooz glo?te gheen bermaart dzinghen: ſoude hen-lupben d’ingewepd der hept/ noch dooz welluſten gheenblndtſchap menſchen doozſien.de/oock hetuptwendighe enmach werden verkreghen. Maar hebdp.“ Van't alder-ſchoonſte luchaue Tlcibiadis gock doozſaké/Waar dooz datulex#


HetderdeBoeck,

Fol.533

merckt? JBpdUnckt datierſiealsdoozeen vermoghenalleen begeert/berquiſt derjck

eng ſpleetken/maar ſoudetuptuwel opent dommen/ende verachtdewelluſten/ſonder lücker Willen verſtaan. TDte reden is Vooz

oock pette achten op de eere die

Ä

waermetallenghereedt: want de menſche erft/ of op.de vermaardhept. Muſiedpme lycke doolinghſcheptvan een'tgenedat van dewelhoeveeledinghendeſen ontbzeecken. naturen eenvuldig isende ondeplbaar/ende MBanthet bewijlenghebeurdt dathpnoodts die leedtaf van't Waare ende Volmaackte tot

dzuftighedinghen ghebzeckheeft/endedat

hetvalſcheendeonvolmaackte(goet.) Baar hp van die ſozghvuldigheden wert gebeeten: ſoudſtuwanendathetgenedat geensaings endeals hpſulernieten mach af-weren/ſoö. behoeftights/mogenthept behoeft? Geen enishpoockniet moghende/"twelck hpbo ſins/ſepdeick. Daargevoeldprecht. WPant ven albegheerdete zijn. TDeſghelijcr mach ſoo daarwat is dat erghens inneſwackis men oock verſtgen vande eeren/ſtaten/vande van vermoghen / Hetmoet noodlück daar edeldom endebande welluſt. IBantnaedien innevzeemde hulpebehoeven.'Tisſo/ſpzac elck deſer'tſelve is/dat d'anderezijn/ſoghe tck. So is dat ghenoeghſaamheptende mo vallet/datſoo wiedeſer een ſonder d'andere genthepteenſelvedinghendevan eenderma begheert/dathp oöck 'tgheene ſelfdathpbe turen. Datſchijntſulcr. Datnuſoodanigh gheertmieten verwerft. WBelaen dans ſep is dunchtu dat verachtelijck/ofdaar tegen deic: ofdanpemantbegeerdealledeſedingé bovenallendingen eerenwaardigh . . Man't teffenste verkrügen? Ppſoudevoozwaer.de Laatſte (ſepdetck) en mach meU nieteens

twyffelen. Hoolaatong nutotte ghenoegh

gantſche ſaligheptbegeeren(fpzacſp.) Baer ſoudehpdie oocvinden indendingen die wp.

ſaamhept ende mogenthept voeghende eer betoonthebbenniette mogen leberentgene waardighept/ſo dat wpdeſedzie houdeneen teweſen. Laatons die/ſeghick / daartoe

ſpbeloové?Geenſtnsſepdeick: Benſaldan inden dingé/die elckbpſondergeloofttemo

voegen / ſowp de waarhept willenbeljden. ghen verleenentgenebegeert wozt/tn geen M9elaandan/ſoudtghpdieſelbe Weldupſter derwüſende ſalighept ſoecken. Dat kenic/ ende onedelachten te weſen/of veelmeerhet ſepde /endemenmächoocnfet warachti alder-doozluchtighſte boven alle Vermaard ghers danſultrſeggen. Hohebdp nu/ſepde Hept? Aenmerckt numede/of'tgenedatwp ſp.de gedaantemettenoozſahen des palſchen toegelaten hebben gheenſdincrte behoeven/ ſalighepts. teertnuhet geſichtedjnsghe jetaldermogenſte endealdereerwaardigſte moets overd'ander3ijde daar tegen over:eit fe weſen/oock eentghe vermaardheptmach du ſulſte daarterſtont ſende warachtige bp behoeven diet ſich ſelf nieten machgheven/ onsdpbeloaft. Deſe(ſepdetckſoude ooceen daardooz'tſelve in eengendeele des tever blinde claarlücmercken:efighp hebt die ooc achtelijcker ſoude ſchünen. Sckenmachs betoönt onlancxhierbooz/als ghp beſtont de niet laten / ſepdeicktebekennen dat ſelbe valſcheoozſakéteontdecké. WBant(ſo icniet

oocte weſenhetalder-vermaerſte. Hovolgt en dole) dat is devmareef volmaackteſalig

Ä

dandat wpmoetenbelhden/de.edelheptniet

hept/diedgerteÄ altoos onderſchepden tezijn vande andere beeerwaardig/bermaart/eñvzoljemaact, t Weten dat icrgron dzievooznoemt. Het volght / ſepde ich, Eü op dat ghpm

Tgheene dandat niet vzeemtsenbehoeft/ dat metſijnsſelfs krachten alles vermach/ dat vermaard isendeeerwaardigb / blickt dat oock niette weſenhetaldervzoljcrſte?

deljc geaenmerckthebbe/ſoobekenne cſon der alletwüffeledateenvolkomen ſalighept

"MDanenheer inſulck goer (ſepdetck)eentghe

Gmjn lteve voedſter-kind/icachte dpdooz .

teweſen/die deſer eene/gemerckt ſpalt'ſae

menwarachtelückéeen3jn/mach verleené.

dzoefheptſoudemoghen üuppen/enkanuck ſulck gevoelé ſalichte weſen/ſo duditmaar niet eens bedencken. Hotſt danoock noodig alleen daarbpvoegſte. Wat(ſepdic)isdatte? tebeljdendathetis (ſolanghe die vooſ3ſa Houdponder deſe ſterfijcke eñ vergaucke ken gedupzen) vollblutſchappe. So iſt mede vangelijcken bp de ſelve middelen nootſake Iyck/dat denamen van ghenoeghſaamhept/

lijckedingen ooc pette Weſen/dat ſodanigen

ſtaat machverleenen? Geenſins/ſepdefck/ ende achteditbpudat daerniet.altoos meer

vanmoghenthept/vermaarthept/eerwaar toenoodig isbetoontteweſen. Beſedingen verſchelen. Letvolghtnoodtljck/ſepdeick,

danſchijnenden fterflijcken menſchen toett bzengeneenrehandebeeldé des waren goede. oftonvolmaecktegoeden: maar het wareen

Soo iſt dan dat de menſchelücke quaatHept/

volmaacktegoed enmogenſpntet verlenen,

die dat ſelve 'twelck een is ende eenvuldlgh vannatupzen/van eenheeft ghedeplt: eñals ſppooghtte verkrügen een deeldesdinghs dafgheendeelen en heeft/ en verkrüght ſp

TDit ſtemme ich toe/ſepdeick. Maedien du

dighept/ende blydtſchap wel3jn verſchep den: maar dat ſpin haarweſen gheenſingen

nubekenneswatdeware ſalighept is/ ende welck diedingen zün dieſevalſcheljckſchn nenteweſen. So is nu noch voozhandenbet gheen deel/d'welck ntet is: nochte oock niet onderwijs/waardudte wareſaltgheptſul hetgheheel/dat ſpgheenſnsen begeert. In ſte mogenvinden: Daer (ſepdtck)hebbetek welcher voeghen?ſepde ick. Die rjckdom mualöver eenwüle begeerlick op gewacht. ſpzack ſp/ begheert uptvzeeſe van ghebzeck/

JBaer nae öfen oock in d'alder-minſte din

en vzaaght ntet nae demoghenthepdt/maar

ghende Godltjcke hulpe aen-gheroepen be

beeft lieber verachtende onbekendtteweſen. fooztte wozden / ſooonſe Plato leert in Ti Hp ontreckt ſich ſelben oock veel natupplyc maro, wat achſtu nu dat onste doeneſtaet/ wp moghen verdienen te bindende kewelluſten/ op dat hphet bezupzdegheldt mieten verlieze. Baar op deſe Wohſe en Werd P atſedesalreopperſtegoets? Dat de Da hem oock gheen genoeghſaamhepdte deele/ der allerdingen(ſepdetc)aengeroepen werde:

Ä

den welchen demogenthept verlaat/dever metachterlatingevant. Welche geen beginſel dzietelhckhept quelt/de.ſnoodthept veracht/ te rechten werdt ghegrondet. TDat's recht/

ende dedupſterhept verberght, Maer die het ſepdeſp/ endeheeft meteenaldus geſougen. Ppp 3

ip, Wijn.


Elertrooltinghder WBijlhepdt/ ſtaette onderſoechen/ oft daar eenighſoo daenig goedt/ als du een luttel hier vooz hebſte beſchzeven / in der dinghen natupze

ir. Kijm.

Scherzº

-

magh weſen: op dat ons gheenpdelbeelöt

ghoed van Hemel en van

der ghedachten

arde,

en de Waarhepdt des

Dier albeſtiert ſeer wijſlijckelcknae waerde: dinghs / bponsghehandelt/enbedzieghe. Dieeeuwigh zijtenzendtdentijdopwegen, MBaardatterſucks is / endedat het ſelve is Selfonbeweeght, doer ghy't hier al bewe alseenrehande Boznofte Fontepnalregoe Ef. den/enmachniet Wozden geloochent: want -

Gheen

Äck vreemd endeed n krachtigh

alle 'tghetne dat onvolmaerkt werdt ghe

ſcheppen,

noemt/Dat WerdtBooz verminderingh van

Dit groote werck, van't ſtof dat ghy doet valmaechthepdt/ onvolmaarkt gheheeten. reppen: Alſoo homet/datinalrelepaardt vandin

Ä ghoed, u eyghenfelfsnature,

gben/ Waarpet ſchüntonvolmaecktte we Dient wel-doenluſt, ghy nijdt tot gheender ſen/ dat daar inne oock noodtſaeckeljck pet UTS moet3ijn/ dat Volmaeckt3p. Want als de Maer

Ghyalde-choonſ hebt ſchoön enwel gaen volmaechthepdt wechghenomen wareen ſoude ooch niet verziert moghen wozden van

maken, Deſchoone weerld nae’t ſchoonſt van alleſa ken

jhe beeldt ,

Nae’t

nOmen:

Waerpet ſoude winoghen kommen dat onbol

volmaecht ſoude zyn. MBant denatupzeert daer uyr ditis ghe Heeft gheen Ä elghenomen vandeghe bzeecheltjche ende onbolmaechte dinghen:

Inelckendeel, vol-maecktengantſch volko II1.ET

Ghyvindtmetral de Elementen viere,

maar vande gbeheele ende volkomen din dinghenvoozt-komende/ vervalt ſp in deſs unterſte ende upt-ghemerghelde dinghen.

Iſſerdan (alſowpierſtont betoonthebben) Het nat en droogh eendrachtelijck verſae eentgheonvolutaeckte ſalighepdt des bzoo IYEn ſchengoedts: menmachntettwuffelen/of Opdathet Vierniet jeghenſijn betamen, daaren moet ootkeenigegantſtheende vol Soodat dekoud' mer oockhetheete viere,

Vervliegh" op't hoogh, en d'aardeſwaardoet maechteſalugbept weſen. Dat is/ſepdeick/ ncken optaldervaſteinertende waerachtelhert be Ontzielten dºod, ghydraaghtſemetuwinc ſloten. Maar (pzackſp) waerdeſe woant/ ken. dataenmerckaldus: Dat Godt devoozſtof Ghy hebt gheknoopt deziel vandrie natuy vozſtalderdingégoets/bewüſt'tagennep. Ten ghevoelen der menſcheltcke zielen. Wan Die’t al beweeght doorleden lichtomftuy nae den mennteten machbedenckenpet das TCIe beteris dan Godt/wietwüffeltdithet goes -

Als ghy die deylt, en weder wiltontbinden, Soo y weer tot haer aen beyden

te3jn/ boben "twelchntetbetersents? Alſo

Ä Öm Ä Ä** endraeythetAardtrijck i Nae's Äea, ſoo voertghy Heerooc

beſupt/datmedenhem tsbetvolmaarte goedt: Wants bpſoodantgd.net/ ſooen machbp de Dozft (oft voozſte) alderdingen

goedigh Dezielen ende kleynderledensmede,

komen beſittendgoet3jn/datedeler/eerder/

II)Clen

-

betooght.de reden dat Godgoedtts/opſule herwpſen/datſpdaarbpooconverwinlyjc

niet Weſen. MDant dan moeſ daereenval

Opwagenslicht, in d'hooghe Hemelsyrede: ende ouder dan dat ander ſoude ſchinen Är door VVet leer ghoedertie MDant alle volmaeckte dingen zyn geweeſt/ 11gIl, eer dan de minder volmaerkte dinghen. En ruckt als vlammen ſnelen vie MBaaromme / op dat reden nietontentlyck Die ghy

boozt engae/ ſoo moetmen bekennen dat de

r1gn.

-

Laat Vader ghoed ons hert terhoogerſteden opperſte God van'topperſte endevolmaac Opſtijghen, omteſien dijnmoghentheden: tegoet is onervloepende. Maerwphebben Metooghenklaar, en die opuſbovelten, gheſept betvolmaeckte goedtte weſenSa Dat

vÄmaandelaſt van d'Aardtſchene

t

### Ä ÄÄ Ä

Ä

ften.

ep

aenden opperften

Neemt wegh den damp van'tſnoodelijfsbe Gode. Ich verſtaet/ſepdeich / endeenſte nietdat beteentgbſins wederſpzokenmach ſorghen, Dijn glants verſchijn van dijn oneyhtlijck wozden. Kºaarſiettoe (ſpyack ſp)ick bids morghen.

u/hoebaſtelickende onverbzekelyck dutoe

VVantghyzijt klaar, de ſoete en ſtille ruſte, ſtemſtedat ichgbefept hebbe/den opperſten Derzielen reyn, ghy zir alleen haerluſte. Godt te weſenovervloepende van'talder opperſtegoet. Doe mepndp dat/ſepdeicks Hetfien vanu is heyl Heyligh regierder, Ghyzijt beghin eneynd de wechen ſtierder Dat gbpſout vermoeden/dat deſe Gader al der dtngenſulckopperſtegoet(daerafbpvol

r. Pºole.

teweſen, wozt geſept vanbupten ontfangen ſoude hebben/ofdat Hpt natuurlich ſo ſoude

bebben/dat gbpſout dencken verſchepdente Aedien du nu gheſien Hebſte/ wat Zünfet Weſen des hebbenden Godts / ende deghedaanke is des onbolmaackten/ des Haligbepts/ die gehadt wozt. Want ſo ock mede des Volmaackten goeds/ gbpſoudtwanen/ dafbp't vanbuptenhoeft ſoohoudeick's nutijdt onntebetog ontfangen/ſo ſoutghpmogé voozbeterhou enen waar deſe volmaacthepdt Banſaltghept den den genen die ſulcrgegevé/danote'tont saheleaben. Waermneuch achte dat eerſtl fanahen Badde. Maar wpbekennen/waer delgch


HetderdeMSoeck.

Jfol. 534

delijck dat Godt fs Hetalder-edelſteofbeſte ſelvedingben/fwelchdesſalichepdts we allerdingen. MBaariſtvan naturen in bem/ ſen (ofſelfſtandighepdt) vervult/daar toe doch ſoo / dat het met reden van Hember ſich alle d'andzeghedzaghen?Ick wlldewel ſchille;nadienwp vanden voozſtofvoſt der (ſepdeick)dat ghp't ſelbebp verhalinge dier dinghenſpzeken / ſoo verzierepemandt die dinghen opende. Hebbenwp (ſepdeſp)niet

kan7 wiedat deſe verſchepöendinghenbeef

gheſept dat deſaligbepdtgoedtis? Jae'ral

t’ſamenghevoeght? Epntljck/tgbene dat deropperſte / ſep.de ick. 19oeght dat dan

Ä ſp) totalle d'anderedingthen: want deſelueſaltghepdt is d'opperſteghenoegh Daaromme/alſoo watuptſün naturever ſaamhepdt ſpisdeopperſtemoghenthept/ ſchilt van'topperſte goedt/ ende is hetop ſpig dopperſteeerwaardighept/oock edel

vaneentghdingh verſchillet/en iſt ſelbeding niet/daar afmen dat verſtaatte verſchillen.

perſtegoet niet:'twelck ſonde warete denc lien van Gode/bové den weltken Het bljckt/ dat niet betersen is. Want gheenſſins en magheenighdinghsnatuerbeter Weſendan ſijn beghin. Daaromme beläupt ick met d'alder warachtigthſteredene/dat Hetgene/ dat daar is alderdingen beginſele / oock nat ſyn weſents betopperſtegoedt. Metgroo ten rechte/ſepdeuch. Maarbet stoegbela ten/ dat hetopperſte goedt.de ſalichepdtis. *Tis alſoo/ſepdeick. Benmoet dan (ſepde

ſpnoodyckbeitſden/ dat Godt ſelve deſa lighepdtis. Zcken kan(ſepdeick) d'eerſte

hepdtendewelluſttghepdt. WBat dans Zijn dttaltſamen goede dinghen/te wetenghe

noeghſaemhept/moghentzeptended'abe re/ ſoo dat ſp3ünalseenrehande leden van ſalighept:ofghedzagenſpſchalt'ſamenten

Ä harenhoofde? Ick ver a/ſepdeick/ voozſteltom naghe watghp

ſpeurt te Wozden/maar wat ghp daarupt

ult beflupten/begheereickte Hoozen. 19er ſtaat deſes dinghsonderſchepdtaldus: WPa renditaltſamen leden van ſalighepdt/ſp ſouden oock onderlingen van elckänderver derdeelenaardtis datſpver

Ä

vöoztſtellenmietwederlegghen/ endeziewel ſchepden 3unde/teſamen een lichaamma "tghene ghpdaar dooy invoert daar upt te ken: Maer'tisbeweſen dat alle deſedungen bolgen. Derckt (ſepde ſp) of'tſelveoock vaſterbeweſenſoudemoghenwozden/ ende

eenſelvedtngh3jn: ſooen zynſe dangheen

ditoock daarupt/datternteten mogbenzün

ſchijnen t'ſaunen te 3ijn Van een idtmaat/ "twelcknieten maghgeſchieden. TDat (ſepdeick) ents gheentwuffel: maar Wachte Watter noch oberts.TDatälle die an dere ſichten goedengedzagen/is openbaar. aamhept WBantnen daarom de

tweeopperſtegoeden/dte van malkanderen erſchillen. MBant van de goeden die ver

chillen/blücktdatheteen mieten magbwe ſen'tſelve dat het anders: daar doozdan oock geen vanbepdenen ſoude unogen Weſen Volmaackt:ghennercktelck aan d'anderghe

bzeck is: Baar'tgeenntetenisvolmaacht

ſinsleden: Wantandersſoudedeſaltghepdt

Ä

Ä daartot begheertmende Wo Ä begheert/ on datſe goet wert gheoozdeelt:

en magh (dtt's openbaar) nietgoedt3ün; ſo datſe goet Wertghelooft: 'tſelvemathmen enmoghen dan in gheender Wyſen "tgheen doch verſtaan vandeEerwaardtchept/Edel d'opperſtegoeden zyn/ntet verſchillen. Ru hept ende Blijdſchap. Want deſommeende Hebben wpbelloten dat de ſalugbepdt ende ooſakebanaldatmen magh ig Godthetopperſtegoetts; ſoo moetdatdan "tgheen dat goedt is. Wannt f d&C doch noodſalelyc d'alder-opperſteſaltghept nochte inder waarhepdt/n Ä ſchijn weſen/ dat d'opperſte Goböelyckhepdtts. mietgoetsin ſich enheeft/en machingheens

Ä./

-

Denmagh/ſepde ick/ntet befupten/datin re Wüſen begbeert werden. Baar reghen ſich ſelfwarachtigersis/darnareden vaſter Werden/ als offpware goeden waren be ts/nschtedat Godewaardigheris. Boven gheertooch die dingen die van naturenntet deſedinghen (ſpzachſp) wilte dpoock ghe goeten 3jn/als 3y't maarſchtjnen. Daar Veneen toeghifte/gelück de Geometrienen/ bphomet/dat goetheptterechte wert ghe nae't bewyſen vanheure vooztſtellinghen/ watpleghen innete voeren/datſpnoennen

looftteweſende ſommewendelende ſaeſe

t/ſaligh Wozden/

meeſtgbewenſcht te wozden. Ghelijck als

alder begheerlücke dinghen. En de ſaecke Poriſma. Wantnae diendemenſchendooz't WaarompetWertbegheert/datſchijntalder

berkrijghen van ſalt

ende deſaltgheptſelveisde Godlºckhept/ſo iſt kenbaar dat de menſché dooz verkrjgin ghe des Goddelückhepdtsſaligb wozden. Ghelück ſp nu oock dooz

Ä

ofpemandt terliefden ſºns

onthepbts

wilde rüden/deſelveniet ſooſeer des rydens

bewegingh/alsdesgbeſontheptsghevoigh

ſoudebegheeren. Baarom/nadienterliefde van rechtvaardighepdtrechtvaardigb/ende van't goede werden begheert alle dinghen/ van wüſhepdtwys wozden/ alſo mede dooz ſoo en werden niet ſoo veele die dinghen gelicke reden/moeten noodlijck die de God als 'tgoet ſelbe van pegelfjck begeert. Äaar Godt woz Wp hebben toegheſtemt dat het deſalighept den. Daaromme is elck ſaltge God: TDoch ls/ter ltefde vande welche alle dinghen be

delyckhepdt hebben

Ä

iſſer van natueren maar een/ maar daten hindert niet datter dooz'tdeelachttghwer

heert worden. Baaromwert danoockal ooalleen de ſalighept gheſocht. WBaar upt

den vele3jn. TDatis (ſepdeich) ſchoonende nu klaarlºckenbluckt/ dat des goethepdts dierbaar/weder gbpdat noennt een toe-gifte endeſalgherts Weſen mietdaneen ſelbe We ofte Poriſma. Baar daar en us oock niet ſenenis. Ick enſte niet waarompemandt

ſchoonders dan'tghenedat reden epſcht hier andersſoudeghevoelen. Maar wp hebben toeghevoeght te wozden. WPat (ſepdtch) is datte? Radien(ſepdeſp) deſaltcheptſchtjnt in haarte behelſen veel dingheu/oſtalle deſe dinghen als in een lichaamdesſalichept met eenrehandeveranderingh der leden t’ſamen

gevoeghtwozden: oft batdaarpetzpvandel

beweſen dat Godt ende deſaltghepdteenſel Wedingh zün. Hoo iſt/ ſpzack ick. Hoo

machmen danwelvepltgbluck ſupten dat het weſen Godes in't goede endenerghens anders sgheleghen.

Pºpp 4

r. Wijm.


Üertrooltingh der WGijſheydt/ Ick laat dattoe. So laafghpnet gheljcke reden toe/dateente weſenende goette wes

Y. Mijm.

ſen/ een ſelveſakets. Want ſp hebbeneen Omt

Ä die vanquadeluſt bedriegh

ſelve weſen/ welcker werckingh mietents

verſchepden. Jckenmachs (ſepdeick) niet lijck, Die 'thert verblint door"tvalſche goedt loochenen. 1Derſtadpdan oock wel/dat alle -

UBatteris ſoo langheblyftende beſtaat/ als heteen s/ maar dat het dan ſterft ende van malkanderen ſchept/alſtaflaat een tewe

vervlieghlijck Ghevanghenzijt, metſondelijckebanden:

Hier vindyruſt voor u verrhoede handen, Hier is de ſtillen openhaven veyligh, ſen? Doedatte ? Hoo't toe-gaat (ſepdeſp) Een toevlucht wis, der droeven Kerckhof in de TDteren / als lyfendezte in een verga (ken renende bluven/dat werteen TDterghehee heyligh. Al'rgouden ſant dat Tagusu mäch ſchinc ten: maar als deſeeenhepdt doo? 'tſchepden Ofdatmen ſiet op Hermus ſtranden blinc Vandepden werdtontbonden / ſoo blycket ken: dat Het ſterft / ende gheen diermeer ents:

Oock ºrgroen gheſteent dat d'Indiaanſche niet teghenſtaende Hetlichaemdooz det'ſa menblyvingh der leden/ noch blijft in een

herten

Metpaarlenblanckvermenght, reyn ſonder ſelbe gheſtalteniſſe/ ende daar noch demen ſchelijckeghedaante in wert gheſien. Soo * . fmetten, En mach hetoogh der zielen nier verlichten: ooch deſe deelen des itchaams van eenghe Maarmaaeckt eer blind, die doncker Aardt deelt3ün ende gheſchepden/ ſooenis daar ſchewichten. niet meer de eenhepdt die daar was. TDen VVatfulcx met luſt verheught de blinde ghenen die op deſewyſe oock d'anderedin finnen, ghen dooz loopt /ſalonghetwyffelt kondt Wozden / datelek dingh beſtaat/ſoo langhe Datvoedtdeaardtinduyſterholen binnen: Maar'tlicht datroert die klare en Hemelſch

wielen,

-

het een ts/maar dathet-vergaat /alſtaf laateente weſen. Als ick (ſepdeick) vele

dinghen aan-mercke/ duncket mpgeenſing Vermijthetſwart verderfderſotte zielen. VWie hier kanrecht aanſien ditlicht ghepre anders. Dintmen oock per/ dat/ voo ſoo ſen vele'tſelve ſich natupzlück beweeght/ ver DerSonnenglantsſchijnthem onklaarte we latende degheneghenthepdt om unweſente ein.

J.

blijven / begheerenſoude inſlyn doodtende

-

rj Pºole.

e

ſtemmettoe/ſepdefck. Wantbet

blijckt algheknooptte zijn met d'al ,dervaſtſte redenen. Doe ſpizack ſp/

Hoehooghſoudty't welachten/ſodu wät het goede ſehve is mochtes kennen? TDat is ſonder mate / ſepde ich: want mp daar dooz oock gheſamentlyck ghebeuren ſoude EBode/die 'tgoed s/te kennen. Dat

ſaltek (ſpzack ſp) met d'alder-warachtigh ſteredenen openbaren: iſt maer / datvaſt blyven ſtaandtedinghen / die eenwepuigb ick) Hiervooyztjn beſtoten. Hpfullen

Ä

bederffeniſſe tekomen ? Sooick aan merc ke(ſepdeick) de Bteren/deeentghe natups hebbenomte willenende niette willen/ſoa en vºnd tck gheen / die ſonder upterlijcke

dwangb/ verwerpenbareghenegbenthept omte blijven/ende willens totheur verder ven haaſten: Want alle Bier podghtſtjn levente behouden/maar plietſnn doot ende verderben

Baar Watuch van denkrupden

ende boomen/ende wat ick van de ziel-looſa

dingen ſaltoe ſtemmen/twnffelickgant ſchelück. Baar aante twüffelen en hebdp gheen reden: Want als du aan mercrſtede

krupden ende boomen/ſoo ſtetſtuten eerſten datſpw.aſſeninplaetſehen bequaam zijnde/

baſtſtaanbljven. Hebben wp (ſp.zack ſp) daarſp(vooz ſoo veele haarnature vermach). ntet beweſen/dat dte dinghen die van Velen niet haaſten mogen verdoren noch verder wozdenbegheert / gheen warachtghe noch ven: Wantſommighe waſſen opten bergen/ volmaacktegoedenenmoghenweſen: over ſommighetn den dalen/ depoelen voeden mitsſponderlingen verſchºllen./ende midſ andere/ aan den ſteen-klippen kleven ande dien "teeu 'tander ontberende/geen volende re/ van eenighe isbetdozreſandt vzucht-, volkomen goeten machtoebzengen? Maar baar/ die op anderplaetſenghebzacht zijnde dat ſpdan het waregoet wozden / wanneer ſoude verdozren. Alſoo gheeft de natupze ſpverſaemt wozden / als in een ghedaante elcken dathen bequaamts ende arbept dät. ende werckeltcke krachte/ſulcrdat het ſelve ſp nietenbederven / ſoo langhe ſpmoghen dat ghenoeghſaamhepdt is / oockmede is ghedupzen. WPatſalick hier afſegghen/dac

Moghenthepdt/ Eerwaardighepat/Edel ſpalle/rechts ofſp den montghedoken had Hepdt ende 1Bzolnjckhept. Soodat/ als alle den in d'aarde/dooz den wogtelen heur voet beſedingthen meteen ſelbedingh en waren/ ſelſupghen/ende dat voozt in't mergh/in't ſp nietin ſich enſouden hebbendaar dooz ſp Houtende in de ſchoſſen verſpzepden? WPat ſouden moghen wozden gherekentonderde

oockvan datte/dat oockhet älder weeerſte/

begheerlychedinghen.TPatisſepdeick/be weſen/ende en machdaaraangeenfinsghe

d'inner Ä als emergh is / altydt inmaar

ewiffelt wozden. Die dtnghendan die ver

dat jckſtepläetſewert verboughen: 'tgheen buptents dooz eenrehandevaſtig

ſchepden weſende geenfins goeten zijn woz

hept deshouts Wert bedeckt: ende dat Voogt

den goedt / als ſpbeghinien eente wozden. alder-upterſte/de ſchoſſe als de laſt verdzä Ltomthet danniet dooz verkrjginghe van ghende tot een beſchermer teghens des He-.

eenhepdt dat deſe dinghengoetzin? Alſoo mels onſturighept wogt geſtelt Poe groot ſchinet/ſepdeick, Maaralledat goedtis/ is nu ooc der naturen naarſtighept/dat alle datlaat ghpmptoe gaedtte zündooz deel dinghen daoz des zaadts vermenighvuldt-, achtighept des goedts/oflaatghpniet tot? ghingh vooz-gheteelt wozden?ende #

Ä

-

VUL


Hetderde du MSdeck, onlanghs hierbooſepdes Sfol. 535 weetnfet dat alle deſedinghenzijn/ als een

Onlangbé Pierböd?ſepdesnfetteweten.

beveſtingheomteghedupzen/niet alleenom WPat/ſepdeick? WDelckälder dinghen j te bljven vooz eenentüt/maar oock omon ºs/ſpark ſp, Dat isvoozwaartgheeje epndlijcktevolharden? Ja oock dedinghen dat ban allen werdt begheerttwej diemenghelooftteweſenziel-loos/begeert ºten. Wp'tbeſloten hebben goedtte weſen daaraf nietop ghelücker wiſſen elck dat ſoomoetenwpbekennendathet epide glder. Ä is? WPantwaaromſtügbt dervlammen dinghengoetzp. -

UchtigheptopWaarts/Waaroun dzuckt der aardenghewicht haarſelvenederwaart/an

ders dan overmidts deſe plaatſen ende be

rſ. Wiijm.

Wegingheimelckop ſich voeghlyck is? Ende

Sº wiebeſpeurt.de waarheyt klaar

ſeker’tghene datelckenbequaamis/onder

Metſinnen diep,en ongaarn waar

out elck dingh / ghelück wederde vpand Qp d'onwegh vaiſch die hy wilvlien, Hche dingen verderven.TDedingen ooch die Die moet rontſom inwendighlien hardzjnalsſtenen/kleven op'talder-Vaſte Hoehy die ſchatten in ſich draaght, ycrſt metheure deelenan een/ ende Weder

Dietvolckuytwendelijckbejaaght.

ſtaanhet lichteljck van een ſchepden: maar Ditmaackt dateerſt hel-donckerwas, Wekedingen als luchtende Water laten ſich Klaar ſchijntghelijck.de Sondoor’rglas:

lichtelück ſchepden 7maar verſamenhaaſt "Tvergetellijfheeft nietghebluſt wedermettendingen daar afſpgheſchepden Derzielenlicht, die goedtheytsluſt. zyn. Dan’tvupzvlieder alle ſchepding. UPp Inwendighblijft noch’twarezaad, en ſpzeken nu oocliniet Van De V2PWllligte Datleeringhwerckt door oefninghsdaat. beweghinghende Zielen bphare kenniſſe/ VVieantwoortrecht gevraaght na'tgoet, maar van denatupzyckeghemeghenthepot. Die waarheytszaadinthert niet voedt? SBelyck daarzyn het verdou. Den bupten ons Als Platoſeyr,dan leerrmen ſachr, dencken van de in ghenomenſpyſel / ende WWanneer’tvergheten wertherdacht. van't athemen in den ſlape/ ſonderons we

ten. MDantoock in den Dierende genegent hepdt/onn in weſente blyven/teten konnt

doozheure willen/maarupt der Naturen be ghuſelen. WPanthet dick gºeVal datdooz Dzingende oozſake de Wille verkleſt den doot die denaturevgeeſt. Daartegen bedwinght

de willebpwylen hetwerck van telen/Waar doozallcé delangdupzighept aller ſtertycke dinghenghedupzt/ende daar toede nature

rij. Pzoſe. De ſepdeick / Platoniſtemme icß ſeer toe: Want deſerditighen hebdp mp. mu tweemalen vernaant: eerſt

datickdooz 'tgrove gheſelſchap oes ichaams / ende daarna doozdendzuck des d2oefhepdts t'Herdencken hadde vergheten. Doeſepdeſp/Zſtdat du ſietſteoptenvooz gaanden toeghelaten dtnghen / ten ſaloocks

altſtisghenegen. Soogantſchelyck konnt deſeltefdeſjnsſelves nietupt een Dierlyche ntet werde van daan zyn/afdpen ſalgedeit beweghinghe/maarupte natuPºlyckeghe ken'tgHenedU onlanghs hebſte beleden ntes negenthepdt. WBant de Voozſientgbeptbeeft den dinghenvanhaargheſshapen/ gegeben

te Weten. WPatſepdick .

oock deſe oozſakeomte ghedupzen / dat ſp natupzlijck begheerenteblñvenſoo lange ſp moghen. Derhalven daarnieren is / Waar doozghpeenighſinsſoudtmoghendaaraan twyffelen/ dat alledingen diedaar3Ün in de

mp (ſepdeick)dat ick mineonwetenhept be kenthebbe. Doch hoe wil ick nu bemercke Wat ghp Wilt vooztbzengen/ſobegeereick's

nochtansbzeeder uptute hoozen. Een wep nigh hiervoo?ſpzack fp/enmepnds duniet

natUp2/ de

te tWÜffelen / ofdeſe weerelten werde van

Ä VanblyVen beghe

Det wat roeder

(ſepdeſp)dewerelt wertbeſtiert 'tGedenct

ren/ende het verderfvlieven. 3ckbekenne/ Gode beſtiert.TBaar Ä ick)en nuepn ſepde ick / datick nuontwßfelycken ſie/ die ick nu noch niette twyffelen/ noch en mep dinghen die mptevoozen onſeecker ſchenen. ne nimmermeer daaraante twijffelen: ende JPaar’tgheen datbegheert (ſp?achſp)te be ſtaan endete blhven/ dat begheerteente We

Wil U Verklaren doo? Wat redene ick daartoe

ſen. WPantſoo dateenweſen wegh genomen ware / enſoude gheendingh in Weſen bly ven. 'Tis waar/ſepdetck. Hoobegheeren dan alledinghen eente zyn?TDatſtenneick toe. Baarwp hebben betoomt dit ſelbeeen teweſen/'tgheen dat goetis. Alſoo iſt. Alle

ſoo verſchepden ja ſtrijdighedeelente ſamen vergadert3jngheWeeſt in een ghedaante/ſo "tnieteenen ware/ die ſo verſchepden dingen t’ſamen Voeghde: ſo ſoude oock de verſchep denhepdt der naturen ſelve onderlingen twi ſtigh 3fjnde alle die tſamen gevoeghde din

dinghen begheerendan goedt:

kome. Deſe weerelten ſoude gheenſinsvan

welch ITEN ghenvan een ſchepdenende verſtrepen/ſoo't

ſoudemogen beſchzijven alſo: Dat is goe“ deſelf/dat van alledinghen werdtbegheert. IDen mach (ſp.zack ickniet Waaracytelüc Kersbedenckieu: want een van bepden moet zijn/teweten/datalledinghen ſullente niet wozden / ende ſullen als van heuren Hoofde verlatenzijnde ſonderbeſtierderſweven: of daarmoet pet zün/daar ſich alle dingen die daar zijn/toe ſtrecken/ "twelck dan ſalWe ſenhet opperſte alder goeden. Doe ſpzack ſp/Zck verblüde unp ſeer/ o min voedſter Hint. Want duhebſtede kenniſſe der middel

niet een en Warediet genehp geknooptheeft teſamenhout:oock en ſoude ſo ſekeren ſchic

kinghe der naturen niet volherden / noehte oock ſulcke geſchickte bewegingen naplaet

ſen/ Thden/WPerckinghen/ Läupmtenende Gedaanten/ nietvoozt bzengen/waart niet

een/ die ſelfonveranderlich zynde/deſever ſehepdenheden der veranderingen ſchicktede.

TBat ſelve / wathet oock3P/daardoozalle gheſchapen dinghen blüvenende beweeght wozden/noemeick metten alghemepnenna me Godt. Doe ſpzackſp / JAadien du ſulcs

barer waarhept gheveſtet in dinen ghenºe ghevoelſte/ achte ick mpluttelwercrte ont de,Hierinne is dpnukond gewozden'tgeen bzeken/of du en ſulſte ſalig) ende

a

-


--

Tlertrodltingh der UBijſheydt/

dfin 9aderlant Wederaanſchouwen. NBaar tighis. Daaromiſſer (ſpackſp) nietdät laat ons nu'tgheen wp voozt gheſteltheb hpnteten vermach/die almachtighis. Miet ben aanſchouwen. Debben Wponder deſa ſendetck. Mach dan Godt oock quaat doen?

Higheptootknietghetelt deghenoeghſaam Gheenſins/ſepdeick. Pet quaat (ſpack ſp) Hept ofghenoeghte ? Pebben wpnet toe moet dan riet zijn/ na dient de gheene miet gheſtaan dat Godt ſelve deſaligheptis? Al en nach doen / die niets nieten vermach. ovoozwaar. Ppen Mal dan (ſp?achſp)gheen Spot ghp (ſepdich)met mp/aldus metti upterlycke hulpe behoevenom deweerelt te We redenen wevende een doolhof die niette beſtieren? WPanandersen ſalhp gheen volle ontbVerren enis/als die nU Weder inne konnt enoeghſaamhepdt hebben ſoohppet be daar ghp waart upt ghegaen/ende dan We oeft. TGatis/ſepdeick/noodſakelijck alſo. der Uptgaet/ daar ghpinne Waart gheko ZHoo beſchickt hp dan alle dinghen alleen men: of ontfout ghpeenrehanden omme doozhemſelve. TDat / ſepdetck / en mach gängh / des Godlyckeneenvuldighepdts? ntet gheloochent wozden. Muhebbe ick be Want ghp een wepnigh hiervoo? beginnen thoont dat Godt ſelve goet is.'tGhedenckt de van de ſalighept/ſepde ghpdte hetopper mp/ſepdetck. So beſchtckt hpdan alle din ſte goet te weſen/ d'welck ghp verklaardete gen dooz'tgoede. WDant de gheene / die Wp beſtaan in Gode . Gbpverhaaldemede dat

c'ſamengheſtemt hebbengoette Weſen / be

Godt ſelve is het opperſte goetende volſa

tiert dooz ſtchſelfalle dtnghen / ende hp is lighepdts: waarupt ghp als toteengiftken dan als een ſtierofroeder / waar dooz dit voogts gaaft/dat niemandten mach ſaligh weereltſche gheſttchte beſtendgh ende on weſen ſonder oock gheſamentlyck Godt te

bedozven wert onderhouden. Dat ſtemme Weſen. Wederommeſpyaackt ghpdat oock ich krachtelpcke toe/ſepde ich/ende Voo2 ſelfs deghedaante des goedts / Godesende ſachal watte voozen/hoe Welmeteen dup desſaltghepdts ſelfſtandigh weſen3p: ende

ſter vermoeden/dat ghpſulerſoutſegghen.

epdedat het gheeledat eenis/ſelve het goe

Datgheloovetck/fpzack ſp: Want duuudp dels/'tWelck vanaderdtnghen nature wert neooghen omde waarhept teaanſchouwen begheert : oock betoondeghpdat Godtmet al wackerder ſtreckſte: ende en S'tgeen ck hetroeder des goethepts dealghemeenhepdt wilſegghen niet mindernaackt omgheſten beſtiert/dat alle dingen willighljckenghe

te wozden MDat ſepdick? Radien(ſpzack ſp, hoozſamen/ ende datter gheen natupze des Godt (ſoo mente recht ghelooft) alle dtn quaatsents. Alle welche dinghen betoonde gen methetroeder ſynre goedthept beſttert/ ghpniet metbewnſinghen vanbuptenghe ende alledingen / ſoo ick vetoomt hebbe/ſtch nomen/maarmet ſoodantghe dieinden din dooz een natupplyckeghenegenthepthaaſten ghen ſelve zin ende deen upt d'ander zyn ofſtreckentengoede waart: mach menoock gheloofwaardighepdt nemen. Wpenſpot twnffelen / of ſpen werden willighlyck be tendynre (ſpzack ſp)gheenſins/maar heb ſttert/ ſoo dat ſpals tot het wincken des be benbp der hulpe des aderhooghſten Godes

ſtterders bequaamendeghemattght 3unde/ hetghene daarwp onlanghsomme baden/ ſich Willengkeerentotten beſtterder. Alſoo iſt/ſepdeick/noodlmck: Hoch en foude oock

volbzacht. Want deghedaante des Godde lyrkenweſens Isſoodanlºh / dat ſp nieten valttn upterlückedinghen nochte oock niet

dte beſtteringh nietſaltgyte weſenſchrºnen/ die der onwilligten dwangh/ ende der on pet upterlnjeren ontfang.ht. Soooock Par ghehoozſannenſaltghept wäre. Hoo en iſſer neulides Daar Van ſepdt/ EBhp diet alles rontſom boert/ dan ntet / dat in ſyn natupze blüvende mach En bluftſelfſtilen onberoert. poghen Gode te wederſtaan. JAtet / ſepde TDat wpoock ghebzupct hebben redenen/ ck. En oft datal beſtont/ſp?ackſp/ſoudet Petmoghen upt rechten teghen den gheen/ die wpnamenniet vanbupten / maarupteſ den welcken wp dooz 'trecht van de ſaligh begripe der dinghenſelf diewp handelen/en hepdt bewillight hebben teweſen d'alder hebdp uniet te verwonderen: na dten du moghenſte ? Hetenſoude (ſepdeick) ſulcks ſulcrhebſtegheleert van Platone/ſegghen } niet altoos vermoghen. Soo en 1ſſerdam de/dat de redenen behozen vermaaghſchapt nletdat willenſoude ofte vermoghen teWe te3jn den dinghen/daarafwpſpzeken. derſtaat dit opperſtegoedt. Ickenmepns niet/ſepdetck. Het is dan (ſp.zach ſp)hetop rij. Kijm. perſte goet/"twelch alle dingen krachtelpck Elhem die mach des goetsfonteyne ende ſoetelmckbeſtiert. Doeſepdetck/ Poe Intlicht aanſien mst doghen reyñe. ſeer verblyden mp/niet alleen de Hooftſom VVel hern die kan met Ä handen, der redenen die nu3hn beſloten / maar oock velemeer verluſtighen mp de woozdenſelf/ Ontknopenal ſijn aartſche banden. Voormaals Orpheusſeer hard beweende die ghp ghebzupckt/op dat noch eens deſot epdt groote dinghen baffende haarsſelfs Den doöd ſijns wijfs, die hy recht meende. chame. Du hebſte/ſpzack ſp verſtaan up Door'tklaaghlijckſpeldeed hy byhoopen ten fabelé dat dereuſen den Hemel beſtozm Degroene bofſchen naar hemloopen. Des watersloop doet ſtille weſen, den:den welcken ooc die goedertieren ſterck bepdt verſtooten heeft na haar verdienſte. Hetblode Hyrt ſtaan ſonder vreſen Baarwilſtuniet dat wpderedenen onder Terzijden van den Leeu verwoedigh: inghentegbenmalhanderenwzpvens Daar En d'anxigh haas aanſien ſtoutmoedigh ſal moghelnck uptſoodanighent’ſamenſto Den (nellen hondt doort luſtigh ſinghen ringhe eenigh ſchoon vonerken des waar Maar als ſijn liefhemſelfgingh dwunghen, hervooztſpzinghen ? Raubelteven/ Die alle ſulcx welhad bedwonghen, epdetck. Riemandt (ſp.zachſp) entwüffelt Doorsledtseendrachtby hemgheſonghen, En hy vergheefs herhof der Goden, dat Godt almoghende is. Doozwaar die

Ä

W

Ä

gheenſus/ſepdeich/die ſunreſinneumach .

." -

Ghebcden hadomtrooſtin nooden:

Socr


hetderdeBoeck.

JFol.536

Sodaaldehyafna"rSlot der hellen, Daarhyſijn harp op't ſoerftgingh ſtellen, VVaar ophydroevelijcken peelde,

Van dorſt verdort, den dranckverſmadet. De Gier vergeer ſijnhongher gierigh

Alwat dekonſt bornhem met deelde,

Ten laarſten ſprackdehelſche Koningh, Verwonnen deert my doet verſchooningh. Gheefthem ſijn wijf, ſijn herts verlangen, Byhem ghekocht merſoete ſanghen: Maar laat.de gift oockzijnbeſneden,

En dienen mocht tot druckightreuren, Van'tlieveleet fijns herts verſcheuren. .. Hyweenden huyld uyt druckinwendigh, En hy beweeght raſchen behendigh Der Ä pad, dat gingh hem open VVelckinganghelckdoorroumachkopen. Daarbid hy oorlofmet ſoetfineken, Den Goden helſch die liever wreken: Sijnſnaren ſacht den toorn verdoofden

Van lever zat,en aaſt niet vierigh

WWanneer ſyuyter Hellen treden.

Salhynahaärterughnietſchouwen, VWie gheeft den minnaar wet omhouwen? Dielieft is elfhaarwetſeerkrachtigh. Byd'Helſchepoortwert hyghedachtigh Van d'helſchportiermetdrie quaeyhoofden. Sijns lieven wijfs,'tooghvolght hetherte, De wraack Godin,die queltop'tlanghſte Hyſier, hy miſt, hyſterftmetſmerte. Deesfabelſtreckt totalle menſchen, zielen quaad met vreeſlijckanghlte, Die 'tHemelſch leven ernſt'lijckwenſchen. Veent trafen natuyt medelijden,... Maar wie te Ä fiet metluſten Dienbooſheytsdruckplachte verblijden. Ipion door des ſanghs verfrayen Hieltopſijnpijnlijckrad te drayen Die tottenhalſein't waterbadet

Na d'Aard, om ophet aartſchte ruſten: Verlieſtvan alle dinghen 'tbeſte, Enmaack ſijnbedin't Helſchenelte. -

Hetütj. Woeck. bphulpe des genen ban Wiens rijcke Wp nut

j. Pzoſe.

ſpzekenmoghenverſtaan/dat de goeden al tijt moghende ende dequadenaltyt veracht

PLs Philoſophie deſedingHenmeteen ende onmachtigh zijn: dat de ſondennium

LAÄ

ghelaat ende bedaarde ryphepdt van monde ſachteljck ende ſoetelyck hadde gJeſonghen: ſoo Hebbe ick des ingeplanten dzucks noch ntet gants

mermeeren zijn ſonder ſtraf/ noch de deug

den ſonderloon; dat den goeden altjdtghe luckighemaar den quaden altjtougeluckt ghedinghen Wedervaren : net meerandere

vergheten zynde/af-gbebzokenhaarwoozt dinghen Vandieraard/die/dpne beklachten dat ſpnoch ſcheente willen ſegghenende begraven hebbende / dp meteen vaſte verſe ſpzach/Ovoozganghſter des waarachtigen kertHept ſullen verſtercken. Ende nadien du

lichtes/deredenen die ghp tot noch toe bebt vooztghebzacht/3jn/ſoodoozhaar Godde yclinn-ſien/als doozuwebewpſredenenon verwinnelück ghebleken: Hoe welmp die dooz den dzuck desongheljcx onlangswa ren vergheten: des niet teminenHebdp niet berhaalt dinghen / die mp vooz deſentüdt gantſchelyck waren oubekent. Baardatis Boozneemlijck ſelf d'aldermeeſte oozſaecke myns treurens /hoedatter eenighequade dingen weſen/ofongheſtraftdooz gaan mo ghen/ na diende beſtierder der dtnghengoet

onlanghs dooz mjne onderwijſinghe des Waarachtighen ſalighepdts ghedaanteghe

ſten / oock waar inne dietsgbeleghenver ſtaanhebfte/ ſoowtlick / doozloopen heb

bende allede dinghendiempnoodigh doch tente 3in niet over teſlaan / dpden wegh aan wijſen die dpwedert'hups ſalbzengen.

Jckſaldjnen ghemoede oockaanheften ve deren / daarmetbet ſich ſalmoghenop-he Ven / OP DatCU/ng Dat De

Ä

VeL

dzeven ſalweſen / dooz mijnen belede/dooz

mtjne paden/endennet mynen Wagen ghe s. Aanmerckt nu/ hoeſeer dat ſulcr Ver ſont Weder keeren Mooghſte in dyuen Da wonderens waardtghis. Daar bp konnt oerlande, noch wat anders/ dat meerder is. WDant -

als de booſhept Heerſchaptende bloeper/ſoo enontbeert de deugde niet alleen loon/Maar kept vertrederEonder der booſwichten voeten

endewoztinplaatſevanbooſheden geſtraft. TDatſulcr dangheſchietin'tryjcß des alWe tenden / almoghenden/ ende nietdan goedt

j. Mijm. Antickhebveren vluchtigh,

VV Daarmetickvliegheluchtigh Van d'Aardter luchtwaarts hoogh en klaar.

willenden Gods/ en machſtch niemandt te VVanneer hetſnelghemoede bollen verwonderen nochte beklaghen. Boe Die aan doet raſch merfpoede,

ſpzackſp/Het ſoudeonepnolück verwonde Veracht het d'Aartſche goedenſwaaL renswaarogh/ende grouwelücker danee

Het ſtijghtdan

Ä

nighe monſtren zyn/indten (ſo du waanſte) De Hemelshoogh em loven, in de alderſehzuckeltickſte bupſinghe vanſo Enfietterugh de wolcken dicht. danighen Dader des Hupſgheſtndes/deſno Het vlieght ſnelboven'tvuyre, de vaten gheeert/ ende.de oterbareveraeßt Beweeghlijck van natuyre, Waren. JBaarten igntet alſo. WBant iſt dat WWiens wermt de vochte lucht verlicht, Tot dat het ſonder merren de dinghen/ dienu onlanghs befoten 3jn/ ſonder Wancken noch ſtaanblyven/ſoſulſtu Oprijſtin'thuys derſterren,

En


Uertrooltingh der WGijſheydt/ Ä

niet en vermath kranckte achten. Jckbe? niet (ſp.zackſp)bponſevoozgaanderedenen beſlotente 3jn / dat het vooznemen vanalle

Enneemt ſijn by Phebumfchoon: Voort ſtijghet nadenouden,

kenne dat/ſepdeick. IBaar enghedenckt dp

Saturnum voocht der kouden,

Hethooghſte lichtan'sHemelstroon

menſcheltjcke wille / (dat bp verſchepden

Daar vlieghet op en neder

mepninghen wertvolvoert) ſich haaſtetter

Alwaar het klare weder

-

ſalighept. IBp ghedenckes/ſepdeick/oock dat'tſelve tsbeweſen. Enherdencket.dpoor

Desluchtsklare ooghenglinſtrigh maalt, Tot dat hetzat van kijcken Vandaar opwaartsgaatſtrijcken Na Godt daar al"tſchoonlicht van ſtraalt.

niet dat ſalighepthetgoede ſelf is/ſulcrdat/ als ſaligheptwertbegheert/dat dan van al

Daar ſende'tlichteerwaardigh Het bierſijn rugghe vaardigh, Den alderhooghlten Hemels kloor.

len (menſchen) het goede wertbegeert? TDat enherdenckt mp (ſepdeick)gheenſins/want irr noch vafthoude in mijne gedencken1ſſe.

JDanhaaſthet voorttekomen

Hodpoghendan alle menſchen gheſament lück goedenende quadenmet gelºckervooz

Daar Godt ſtiert met ſijn tomen Als Koninghalſijnſchepſels groor Dees rechters krachtenjaghen Deſnelen lichte waghen,

ſulcks (ſepdeick) daar upt. Daar hetis ghewts/datmen dooz verkryginghe van't

En ruſtſelfſtil in klare macht.

goebe gott Wozt. Datisſeker. TDiegoeden

Soou van d'aärdeneder

memonte kamen tothetgoede. Dat volght

verhrpgben dan’tghene ſpbegheeren? TDat

-

De weghdaar op voertweder Die nual was uytughedacht. Danfuldy ſeggen wijſlijck Dits'tVaderlanthoogh prijſlijck, Daarafmy nuvan nieus herdºnckt. Hier uyt benick gheſprotenz Hier uyt was ickgheſloten,

ſchünt ſoo. Hadequadenverſiregen'tgoede dat ſpbegeré/ſpen mochten niet quaat zin. Alſoo iſt. Radienſpdan bepdehetgoedt be gheeren/ende de goeden dat verkrnghens maar de Quaden gheenſtns / ſoo iſt gheen ! -

Hier blijfick nu'rmy Godt weerſchenckt, Maar ſoutuwederluſten

Te gaanin d'aartſche onruſten Dieghy verlier door goeden raad: «Tyrannen ſuldyvinden, Die’rarme volckverſlinden, Alsvreemdenfelvol overdaad.

ij. P?oſe.

tWfffel dat de goeden mogzende / ende de quaden kranckzyn. Soo wie daarantwj felt / die en aanmercht niet der dinghenna UP2e / mochte ooth 'tghevolgh van redene, WDederomme ſpzack ſp. Soodaar twee zyn

ººººººonemen hebben na der natupzen/ tWelck d'eeu doozt natupzlijcke muddeldoet ende oock bol-bzenght / maar d'anderdat

gheenſinsmoghende volbzenghenddozt na tupzycke middel/'tſelve beſtaatte doen dooz een Alber middel dan de natupgebetaamt/

ſonder dat hp ſynvooznemen vol-bzenght/

Geſepdick/ Gwatgrooterſakenbe maar den volbzenghenden nae-aapt 7 welch -

vandeſetweeoozdelt gbp de machtighſtete ofghp enmoghet volbzenghen : , iſt weſen? Alhoe weltck welrame/Tſepöe ick/

loofdpmp. TDoch twyffele ick niet/

maar dat ghp nieten doetvertoeben Wat gbP Unepnt ſoo begbeere ier nochtans ter uptute hoozen. Suldp/ſp.zack ſp/ ſepdeſp/1Booz'teerſteſuldp verſtaan/dat die oock ontkennen/dat de menſchen hebben een

denghenendien gbphebtanghepozt. WDoe

Ä

goedenaltitºmoghende/ ende dequaden al tytommachtigb3yn:waaraf heteeneblyekt upthetander. Wantnadiengoetende quaat malkanderen tegen zijn/ſomoetdekranck hept van't quade bycken / lndien bevonden

beweginghema der natupzen/ommete wan oelen Gheenſins/ſepoe ick. Twsgfeldp öoc dat de Voeten het natupzljcke middel daar toe3jn ? TDat/ſepdeich entwijfeleickmede

utet. Hoodan pemant moghendegaaumet

werdt dat het goedemachtighis. Blgckt ſüne voeten wandelt: endeeen anderdtendat danoock deſwackhepdt van't quade / ſoo is natupglücke middelontbzeeckt/op ſynehat

demoghenthepdt van't goede medebekent. den ſteunende beſtaat te wandelen:welckde IBaarop datdegheloofwaardtghept mijns ſer twee mach metrecht demachttgſte gße ghevoelens des te overvloedigher3p/ſo wil acht wozdens Boeght daarbpvoots/ſepde ich doozbepde deſeweghen vooztvaren/ende

ck/ d'andere dinghen. WPant niemandten

mynvooztſtellen nuupt deen/dan upt dan twüffelt ofdemachtgheſynsnatupglºcken der beveſtighen. Daarzhn tweeſaken in de mtddels ents machtigher dande gbene die welche beſtaan alle werckinghen der men desſelfsonmachtights. Daar(ſp.zackſp) ſchen: teweten/WDilende Macht:ſulcrdat een vanbepdenghebzekende/gheen dingh en mach volbzacht werden. WPaut Wille gebze kende/enbeſtaat niemantte doen'tghene hp mieten wil: maarontbzeeckt daarmachte/ de wille isvergheefs. TPaaruptkomet/dat

hetopperſtegoet/daar naſoo welde quade ſtaan als de goeden/wert van de goeden bt geertdoozbet natupglücke middel der deug den: "twelck de quade poghente verwerven dooz verſcßepdenbegheerlyckhepdt/dat bet

natupºlycke middelntet entgomtgoedete ſoo ghpſietdatpemant wat wilverwerven/ verkrygbens CDfhoudg't anders? Gheen "twelck hpmieten verwerft/dat mengheen ſing / ſepdeick/ want ’tgheene datter upt ſinsen machtwhffelen/ofhemen heeftont volght / blycktmede: teweten./dat upten bzoken macht omſulcrte volbzengen. Dat dinghen bpmpnu toe-ghelaten 3hnde/ iſt isklaar ſepdeick/ ende en mach gheenſins noodlujck dat de goeden moghende/ snde de gheloochent wozden. Maar ſoo du ſtetſte/ quadenſwackzünofkranck. Dat overloop datpemant'tghene hpdoen wilde/heeft vol ſtu/ſpzackſp/terecht/ ende isſodde Me bzacht/ſuldpoocktwnffelenofhp dat heeft decijnsplegentehopen/een teken Van eender vermoghen?Gheenſins. Wantelckis ſterck bekomeuderei verſterckter naturen. Baac

- in't gheen hp Vermach/maar in't gheene hp Want ick dp nu Verniercke te Weſen upter Nilſ II

ſul


Hetvijfde)5deck,

Fol,53?

Mºnaten bereptoittniekeberſtaan/ſoo wil ick alleenlüc'tquadebermogen/ſoblücketdatſp deredenenbphoopen vermentghbuldtghen. nieten vermogen. Dat1S Opeubaar. JPaar Man-merckt daaromme hoe groot ſich de op dat dumoogſteverſtaan welckedekracht

kranckhepdt der ſondighenmenſchen open ſpdeſermogenthept/fohebbenwpeenwep baart:die oock nieten konnengherakendaar

nigh hiervoozbeſloten/datterniet mogen

toe daartoe benlupdendenatupzlückemep dersen is/dan'topperſtegoet. Alſo iſt/ſep ninghtoeledet/jabpnatoedwinghet.MDat deich. Maardatſelveenmachniet quaadts ſoudet danweſen/ indienſp waren verlaten doen. Geenſins. Jadaar(ſepdeſp)oockpe vanſoo grootenefibpua onverwinnelſjcken mant die daarmepndt dat demenſchen alles Hulpedervoozkomendernaturen? Aammerrt vermogens Riemantdan die onſinnig ware

doch met wat grooter onvermogendebooſe

Baardemenſchenmoghen'tquade. Gch/

menſchen3jn bevangen. MDanttenis gheen ſepdeich/ofſpdat nieten vermochten. Ma klepn noch ſpotljck loon dat ſp begheeren/ dien dan dat dennoghende Van 'tgoede alles "twelckſpntet verwerven ofverkryghenen vermach/ende demogende van'tquade niet

mogen:maar ſpkomente koztin'topperſte allesen vermach / ſoo is openbaardat die't wende in den toppe der dingen/endeengebeu quademogen/minder vermoghen. Hier bp ren deſenellendigen daartnmeniet devzuch komt noch dat wpbetoonthebben/ dat alle

ten / waarmaalleenlyck ſpnachtende bagh mogentheptterekenen sonderdebegheer trachté:waar inne ſich der goeden menſchen lückedinghen/endedat alle begeerlückedin krachten openbaren. WPantghelück als du gen ſich ſtreckentengoedé/alstoteenrehan den ghenen ſoudeſteachten d'aloermogenſte detoppeſjnre naturen:naar demogelücks te zynomte wandelen / dtennetſünevoeten heptoinbooſhepdttebedzijvenenmach ſich in-gaande hadde moghen komen terplaat

nietſtreckentengoeden:daaromen isſpdan

ſennade welchemen voozder nieten mach oockniet tebegeren. Maaralle Mogenthept gaanofkomen : alſoomoetſtuoock noodt is omte begeren. "Tblickt dan dat dems ſychden gheenendaldermogenſte ooz.deelen genthept in't quade geenmogenthepten is. teweſen/die daarheeft verlºregbenhetepn Ptalle welcke dinghen VoozVaar oock.de dederbegheerlychedtnahen/boven welche mogentheptder goeden/ende der quaden on niet meeren is tebegheeren. Ende hier upt vermogengantſch ontwÜfeljcblycket. So komet/'twelck het jegendeelts/dat de booſe blickt danoockwaarachtigbetghevoelen menſchen ſelve ſchynen berooftte zün van Platonis/Datalleende Düſenvermoaben alle krachten. Want waarommede deugh

tº doen/'tgeendatſpbegberen: ende dat de

deverlatenbebbende / volgbenſo de ſonden quadenwelmogbenbeſtaan/maaruietvol na? Iſt nietdoozonkonde der goede dingen? bzenghen'tghenedatſpbegheeren. WPantſp IBaarwat vindtmen doch önkrachtigher doenwel'tgheen dat henlupdenghelteft/als dandeblinthept desonwetenhepts Ofen ſp dooz dedinghen / waar inne ſpverluſt nenſpdedinghen die menbehooztnatevol hen/mepnente verwervenhetgoede dat ſp Sgheen gHen/ſon dat haardequadelufte darafºer egheeren: maarſpen verkr rucket Hoo zynſedanoockdoo onmatig ſins. Want debooſheden engherakenntnis ſwack/ſulcks dat ſpºnieren moghende mermeerterſaligbepot, onde weder-ſtaan. GfBerlatenſpwetens

#

ende willens hetgoede / ende Wückenaften

ondenkmaarſoodoendelaten ſpaf/nietal een machttghteweſen / maarlaten oock gantſchelychäfteweſen. Want die daar het hemeene epnoealderdinghen verlaten/ Die

ſatenootk gheſamentlick afmeerte weſen.

i. Kijm

M# ſerin hooghe wooninghet Seerhooghverheven Koningher;

Metglaniſchpurpurſchoonbekleet "Twelck mogeljck pemanden Wonder ſou Omtinght merdroeve wapens wreet. deſchynente weſen / te weten / dat wpdte Heurooghendreyghenfelighlijck quaden/'twelc demeeſte menſchen3jn/ſeg En'thert verwoedtſeerquellighlijck. nniette weſen: maar’tis nochtänsalſo. Sooyemandtweghnaamd'yde Prächt ant dat de ghene die quaat3Hn/quaat 3}n En'tdeckſelvan verwaande macht: enontkenne ickniet/maardatſpouterlück Hyſagh den Heerinwendelijck ofte eenvuldelijckſoudenzin/anthennec Benautin banden ſchendelijck Deantgeljrkmen eenziel-looslichaanwel Hierquelt.de geyleluftſjnhºrs machnoemen eendootmenſche/ maarlet Venus pijnlijck net verwert: ſimpelckeen menſche:alſoolaatick welto In Daar brandt des dolle toorensgloer datmen deſondighemenſchen quaatſegghe Enpijntmet ſtoornis'rdwaaghemºer:

teweſen/maar dät ſpepgentlückſoudente Ofdruck deesflaven druckigh drucke

ſen/enſoudeick niermoghentoe-laten Want ſultkdinghis/dat 3ijn ſchickingh ende aar navolght/maar dat daarafverwalt/verlaat oocktweſen 'tghene inſyn natupzeis gele gen. Baar (ſulöpſeggen) dequaden hebben Vermogen. Datſalick ooch nietonthennen KBaarbeſe hare macht en komt niet Band machte maarvandeonmachtet MDantſp mogHen'tquade/'twelckſp nimmermeeren ſauden ſoo ſp hadden mogen blj ven inde werckingevant goede: Welche mo

Ofſotte höop die nietgheluckt: Als dan ſoo veel Tyrannenfel Eenhert dus dwinghennetghequel, Endoer herſelf niet ſijn begheert,

Maaris van Heeren quaad verheerte

üj. Pºole.

Ä

geljckhept nochklaarderbetoont/datſpºnie

Ä daarom nu niet in welchen jcke de booſHeden Wentelen/ eſ in

envermögen:want'tquade (ſowphiervooz

welckélicht devzoomheptblintket

perhaaltebben) isniet, Radiennudeboſen

Daarbpnukläarlic geſienwert.at FCzz bin

-


Uertrooſtingh der WPijſheydt/ den goeden nimmermeerbelooningen/noch 'tgheneſp waren maardatſpmenſchen was denquadennimmermeerheure ſtraffitighen ren/betoont noch hareghedaante des men engebzeken. MDant niettomrecht/van den ſehelicken lichaams. TDaaromme hebben dingen die ghehandelt wozden/Ätgeendaar ſpoock verloozen de menſchelicke natupze/ om elck dingh gheſchiet des dinghs loon overmidts ſpverandert zyn in boofhept. Eü machghenaamt zyn: ghelyck den gheenen ghelijek als de deughdelljchhepdt alleen ver dieter wedkoopeloopt/de kroone ſyntoon mach den menſchen boven de menſcheltjck is/daaromgheloopen werdt. Ruhebben heptte verheven: alſoomoet oocknootſake wp betoont dat de ſatigheptſelf het goedt is daarom alledinghenghedaan werden. Hoo is dan hetghoedtſelf als een ghemeene be Kooningh vöoz-gheſtelt den menſchelücken wercken: maar tgoedten maghntet afge ſchepden wozdenvanden goeden. MDant nie mandt terecht goedt mach gheheeten Wer den/ die’t goedeontbeert: Daaromen ber Maathetloon geenſins den goeden 3eden. TDe

lñck debooſhepdt den menſchen,/ die ſpver werptvande menſcheltjckenatupze/beneden

Werb Dan

Wanl Weni Ooc Die

de menſchelteke waarde verſtooten. Ende

alſooghevallet/dat ghp’t vooz geen menſch enmooght achten/die ghp verdozven ſiette weſendoozſonden. Bzandteenighghewel digh roober dooz begeerlyckhept mae ander

lupder have? Ghpſult hemmogenſegghen

eenwolfte weſen. Zspemandt ſtoutende quaden verwoeden dan soek ſooſp willen/ſo onruſtigh/ſoodathpſhntonghe tot twiſt enontvalt noch en verdozt den Wiſſen heur maken miſbzupckt? Ppiseenenhont teghe »

Maal Inwé

dºll dall

Itroone niet. WPant vzeemde booſhepdten lijcken. 19erblydt pemandt als een hepme berooft den oprechten herten ntet van haar lºck belagher om pemanden ’tſhne met be

T0te

epghenvercieringh. WPaart dat henlupden dzogh outgupcheltte hebben? Ppſal eenvis eenigh dingh vanbupten aengekomen 3jn ghelmckgheatht wozden. Gzimthponma

3TU,

de/verblijde ; ſoo mochte datpemandt/ of telyck intooznighept?IPpſal Vermoedt woz oockdie't hadde ghegheven/hen-lupden be den eens Leeuwenhert te dzaeghen. Ss bp

I00.

memen. Maarwant ditelck verwerftdoo? ancrſtighende bluchtig/vzeeſende daar net ſijnepghen deughdſaamhept/ſooſalbpdan te vzeeſen ents? Ipſalghehouden wozden eerſtſülck ſinloon verlieſen/ alshpaflaat Voozeenhp?te. Äshp traegh/kupende bot?

doof booſ

Wel

ght jen

PIT00

deughdelijck te weſen. Epntlnck / nadien Ppleeft als een e3el. Äshpltchevaardtgh/ alle belooningh begheert werdt daaremme/ onſtantvaſtighende veranderlne in ſynop dat alle loon goedtte zijn wertghelooft/Wie ſets Hpenſalniet verfchillen vande vogelen

mog

ſaldengheenen oozdelen ongheloontte 3mn/

Zshp vuplende verſoncken tndesnrepnig eden ? Hootshpghebonden aan de ſuoods

byen

uſten der vupler zeughen. Soo vallet/alg

dten

grootſte. Dusghedenckt des vootreffelyc de menſche verlaat de deughde/dathpoock kentoe-ghtfts/ die ick dp onlancE hier Voo? aflaat menſchete weſen: ende als hpnteten Ä endebeſiupt aldus: Maedlen 'tgoedt mach veranderentnden Goddelgekonſtats.

hebt

die't got Be heeft verwozven ? Maar van wmatloon? Het alder-ſchoonſteendealder

elf ſalighept is / ſoo blijeketdat alle goede

dathp ueen beeſte Verkeert.

menſchen / dooz dienſelf dat ſpgoedt zyn/

oockſäligh wozden: Maar die daarfalgh 3jn/behoozen CBoden teweſen. Hoois dan iij. Mijm. der goeden loon/'tgheenedat gheen daghen verſyt/dat gheen moghenthepten vermin E En Ooſter ſtorm verſtack defeyler Vlyſis, doend' hoor looplanghfeylen dert/noch dat geenbooſhepten verdupſtert/ teweten/ Godente wozden. Ghemercht mu Endreetſ' aan't Eylant wijd gheleghen deſedinghenalſoo3jn/ en magh de Mºiſe Van Cyrce Goddin ſchalckte deghen,

man oockniettwñffelen van de anafſchep Oockſchoon een dochter van der Sonnen: delijckeſtraffinghe der quaden. Wantover Die heeft haartoverkunſt beghonnen, mits hetgoede ende 'tquaede / oock loon ef

Enhaarnieugalten dranck gheſchonckens

ſtraffemeteen wederwertigh aanfienſtrü VWienskracht verandert dieſe droncken. "Tvenijn door kunſtgheeft dees den ſchij digh zyn: ſoo moet noodtlyck zijn/dathet IlC jeghendeel moet vallen inde ſtraffinghe der guaden/ van'tſelve dat wpſtengheſchieden Vaneen verſcheutend'everſwijne, in'tloon der goeden. Daaromghelijek den Lienvan eenkeeuwe grimmighſnelle goedenhaar goedthept ſelve een belooningh Hemwaffen tand'en klaeuwenfelle,

is/alfoomoet den quaden heure quaathept Sulck onder VWolfsghcdaant gaatſchuy“ len, ſelveeenſtraffingh weſen. o wienu oock heſtraft wogt/ die entwiffeltoock nietof VVilſchreyen, maar beſtaat te huylen, pen ismet quaadthepdtghequelt. Zndien Sulck wertin Tygher dier verandert, dan de quaden ſich ſelf willen waarderen/ Dattammelijckin huylen wandert. Albleef Wlyſſes vry van'tquade, ſullen ſp-lupden ſich oock moghen vzpvan ſtrafftngh wanente zijn: maedten Henlupden Door Majo ſoonsvernufte rade:

deupterſfeboofhepdt niet alleenlijcen quelt/ Nochtans hadalhet volck der Schepefi maar oock krachtelijck verderft? JBaarſiet Sich aan den toverdranck vergrepen: nu oock ant jeghendeel der goede menſchen/ VVaar van die meeſtalſwijnen waren, Wat ſtraffing der booſenlupdé verſelſchapt. VWelcxeyckeleeren'tbrood dee ſparen, 3W9ant onlancr hier boozhebdp Verſtaan/Dat In hoor wasniet gheheels ghebleven, alle 'tgheene datter is/eenmoet weſen/ende Ghedaante enſpraack, 'twas al verdreven,..

dat goedt. TPaar upt dan volght / datalle

"Tghemoedt alleen mocht niet verdwij

ICF ºrgheenedatteris/oockghoedt moet weſen. MHier dooz komet dat alle watteraf valt van Dat weencatijt in't beeſtlijckſchijnen. hetgoede/ oockaflaatte weſen: ende alſoo O kranckekracht van Cyrces liſte, Wallet dat de guaden oock af latente Weſen/ VWienstoverdranck die leden witte

KG

ſoon gher Mell

lend


Wyet derde MSdeck, In Diersghedaanteſnelt'onteeren, Maar 'therte gheenſins konſt verkeeren. Inwendighleyt der nnenſchen krachte

-

Jfol.538

ginghe der boo?tſtellinghennfet krachttaß ghenoegh en 3jn tot ſulcken

Ä

lupt. WPantanders/ als devoozgäandeſa

Verborghenin't ghemoets ghedachte. Dit mach niemant den menſch beroven, Danelckſich ſelfs: door’t lichtgheloven

kentoe-gheſtemt zijn/en iſt ntette achten datumenſtch over d'invoeringhe beklaaghe.

Van loghen vallch, die’t zaad derſonden

minderwonderlſjcken ſalſchynen/ endeig

Venijnighzaayt, en 'thert kan wonden,

niochtans upten dinghen dieanghenoomen zijn/evenmoodtſabelyc. WPatisdattesſepde ick. TDat(ſp.zack fp) debooſenſaligher zijn

Oock ſonder’tlichaam te verderven, Die arme zielin't quaaddoenſterven.

WPantooch het ghenetcknuſalſeggen/nier

alsſphaar ſtraffeboeten: dan ofgeenrecht

iii). P?oſe. Geſepdeick./datmen niett'onrecht den ſondaren ſepdtte Veranderen ill

wildedieren nadeghedaante der ghe

moeden / of ſp ſchoon des lyfs ghe daante behouden/ſteich/endebelujdet:maar dat haarfelle endebooſeghemoel Verw0edet

vaardighepdts ſtraffingh henlupdenen be dwangh. Ick en hebbe nu oockniet vooz ghenomente handelen/datpemandten ſou demoghendencken/dät dequadezeden dooz wzakeghebetert/ende doozaf-ſchzickinghe vande ſtraffinghe terrcht ghebzachtſouden moghenwozden/ende d'andere oock toteen

voozbeeltweſen om die dinghente vlieden/

toteen vernteltnghe der goeden / hadde ich diete beſchuldighen 3ijn. JBaar op eenre

welghewilthen-lupdenniettoe-ghelatente hande anderwpſe achte ich de quaden onſa 3ijn. Tenis hooz (ſepdeſp) ooch niettoe ligherte weſen/ als ſpongheſtraftzin / oft ghelaten/ ſoo tergheleghenderplaatſen be ſchson mieten ware ter ſaecken vande bett foontſal wozden. Hoewel mochtans in dien ringhe/mochte gheen aenſchou en Wertghe jen-lupdet datbenomen waredatmen gle nomenop'terempel. Ende wat wijſe/ſp.zac Hooft Hemtoe-ghelatente zün/ſoo ſoude der ick/ſaldäar andersweſen behalven deſes Sp booſer menſchen ſtraffingheoockvooz een ſepde Bebbenwpnietbewilligtdat de goe

grootdeel verlicht werden. Want (tweck denſaligb/maar de quadenellendlgh3jn? noghelijck pemanden ongelooflijck (cpjnt) Jaewp/ſepd ick. Iſt dan/ſp.zackſp/dat ſoo moeten noodtſakelyck dequaden onſall terpet goedtsgbedaan wogdt totpemandts

gherznn / alsſphare quadebegheerten vol ellendighept is deſe daar doo?niet ſaligher bzenghen/dan als ſpºnieten moghen Volko dandeghene welcrellendighept lauter is ef

men'tgheneſp begheeren. Ghemercht/n eenſaamſander eenighe vermenghingh des dient ellendigh is quadedinghengbewiltte goets Batſchijnt ſoo/ſp.zack ick. Ofnu hebben / ellendigher iſt ſuler vernüoghente denſelvenellendighen / die alle goedensnt hebben: ſoo ſonder ſulcr'tghevolgh des el beert / Datguaadt/ behalven d'andere daar endighen wils quelen ſoude. Daaromnae dooz hp ellendtghts / noch toeghevoeght dienelcdeſerzynellendtgheptheeft/ſomoe werde : ſoude hp mietveel onſaligherweſen tenſpnoodlyck gequelt werden metdzievul te achten/dan deghene wiensteghenſpoedt dighenongheluck: die menſetbooſhepdtte dooz des goets deelachtighept wert verlich willen/ endetemoghen volbzenghen. Zck tet. WPaaronn miet/ſepde ick ? De quae ſtemt utoe/ſepdeick/maar ſoude Welven den hebben dan als ſpgheſtraft Wozden Wat ſchen/ (op dat ſphaaſtdatongheluck moch aanklevent goedts: teweten/de ſtraffe/die een ontbeeren) dat ſpnietmeeren haddende terſaken vande rechtbaardighepdtgoedt is:

moghelhckheptom booſheptte volbzengen, ende hebbédeſelveiu'tontberenvandeſtrafe FHpſulens/ſpzackſp/ontbeeren/mogelück finghe daar en boven noch Wat guaadts: te raſſcherdan du ſoutſtebegheeren / of danſp weten/d'ongheſtraftheptſelve: de Welcke du

wänen dat ſh't ſullenderven. Want in ſoo ſelve vermits de verſchuldigingh desbooſ Ä des levensentſſerntet ſoo ſpade hepts/quaadtte zünbekenthebſte. Scken dat ſonderlinghe vooz't onſterfijcke gemoet maghs ntetontkennen. So zyndan be qua kozten

langh in't verbepden ſchyntte weſen: welc den veelonſaeligher/ als ſpbeſchoncken3ür ker groote hoopeende hooge aanlaghender met.de onrechtvaardighecngheſtrafthepdt/

booſe daden dickmaalmet eenſnelende on dan als ſpÄ zjnmetberechtvaardi booſten epnde werden vernieut /ef dit Heeft ghewzaecke. Ruiſt oockopenbaar/dathet Henlupder ellendtghepdt een mate gheſtelt. ſtraffen der quaden rechtvaardigh/ef hat

MDantindien quaatheptellendigen maackt/ ongheſtrafte upt-komſte onrechtvaaröig ſomaackt nootſakelijc langdupziger quaat is. MDie ſoude dat loochenen? Kºaard

hept noch ellendigher: den welchen ich d'al (ſp.zack ſp)enſaloock niemandtontkennen/ der ellendighſte ſoude achten / ſoo niet ten dar allewat rechtvaardigh is/goetis: dgar

mirſten de laatſte doodthaar booſhepdten epndighde. ZS:ker/ iſt dat wp van'tonghe Iück des booſheptswaarachtigheſaken heb benbeſloten ſoomoet de elendighepdt an epndlück weſen/diedaarbljckt eeuwighte

teghenblücket oock quaadtte 3ñn alle da onrechtvaardighis. Doeſepdeic/Dat3n ghevolghenderdingen die onlancxhiervooz zjnbeſloten. „Maariever ſeght doch/aa

Ä

ghpnae de edoodt gheen ſtraf zjn. TGoeſepdeick/ dat's voozwaar eenin ſinghe der zielen oper-blñven ?.Dooºwaar

iboeringh die wonderlich ende ſuoaarlück groote ſtraf/ſepdeſp/vande welche ich ac. toetelatents: hoe wºl ick die bekenne galt Äteemtgemetpijnlicher ſtrengheptendé ſchelijck overeente konten metten dinghen eenghemetbarmhertighe ſüpveringhgbe

Ä

die eerſtzjntse-ghelaten. Da vermoedtſte ſchieden. JPaar heten ist Ä echt/ſp.zackſp/maar die daar hardwaant htervante twiſtredenen.Dithebhenºpta

Ä

beäupttoeteſtemmen / dien vdeghette jchtjeghehandelt/te weten/datduſaudt De bewjſendatter watonrechts voozis ghe ſteverſtaan Uno d'alder-onWaar gaail: of dathpbethoone dat de t’ſamenvoe der quaeden / die dp Z33 z ſchten

ÄÄ Ä -


Uertrooſtingh der WGijſheydt/ ſcheen/gheenmoghenthept altoosen ware:

ghedaen/ofdietgeledeußeeft Irentwif endedattuſoutſteſien/dat deghene/die du felenietoficenſoudedenlüdervermoegémet klaagdes ongeſtraftteblivé/nemmermeer des doenders verdziet. So achtſtudanſp?at

enzijn ſonder ſtraffinghe haarder booſhept:

ſp) ellendigerteweſen den doender/ dan den

TDattu oockſoudſte mogen leeren/dathen

lijder van't onghelyck. TDat volght/ ſepds

lupdergheoozlofthept / die du badeſtehaaſt tck. CDm deſeende andere ooſaken dan opten temoghenepnden/ niet langhe enghedup2t: ſelven gront ſteunende blickt/dat ſnoobig endedatſp-lupden des te onſaliger 3jn ſoU hept ban epghender aardellendigh maackt/

den/ſoſpte längerghedupzde/maaralder dathetonrecht datpemanden gheſchlet/niet onſalighfte/ſoſpeeuwigh gedupzde: Daar des ghedogers/maar des doenders ellendig

nae oock dat de quadenellendiger zün als ſp hepdt is, Daar nu doen de Woodthouders dooz een onrechtvaardighe ongbeſtrafthept recht anders/ſpzack ſpwantſpvoo den ge vzpwerdengelaté/dan als ſpmeteen recht nen/ die watſwaarsefibittersgeledenheb baardige wzake geſtraft wozden. WBt Welck ben/beſtaan der Wechteren barmhertigept

hevoelente recht volght/datſp danmette ſtraffinghen wozdenghequelt als Ä

teverwecken/daar nochtansdebarmhertig beptrechtelijckertoekomtdenmiſdoenders:

ſpongheſtraftte zijngheachtwozden. Doe diemenntetdooz vertooznde/maarveelmeer

ſepdeich/ Als ich deredenenganmercke/ſo achte icdatmenniet warachtigersen mach Z gghen: IBaar als ickkeere tot der men T jenoozdeel / wie is de gheene die nieten d ſalachten dat deſe ſaken nietalleen nietghe Ioovens/maaroock niethoozenswaardigh enſouden zijn? Alſoo iſt/ſpzack ſp. WPant die en vermooghen mietheure ooghenten dupſtere ghewendt zijnde / op buerenten

dooz ghenadighen ende barmhertighen be

ſchuldighers behoogtte doenleden/ghelfjck als kranckentottenMederünmeeſter:op dat

ſpdeſeete des ſchuldighepts dooz ſtrafſou denaffnijden / waar dooz de neeringheder Wooztouderenofgantſch vergaan/of(wil denſpliever den menſchen nutzjn) in't werc

Van beſchuldighen veranderen ſoude. Vaart oock den quadenſelbe geoozloft teaanſchou

dichte des waarhepts: ende zijnghelijek als Wendooz een ſpleetken de deughde/bphen

devoghelen/ welcker gheſichte Wande naeht lupden verlaten / ende oock datſp d'oirep verlicht/endevanden dagh verblindet wert. nighept der ſonden doozdepijne der ſtraffin MDant als ſpaanſchouwen/niet der dinghen

ghenaf-leggen/ſpſouden/overmtds.de ver

ſchickingh/maar heurebegheerlückbept/ſo geldingh van de wederkrügelijcke deughde/ achtenſpºdegheoozlofthepdtofongheſtraft ſulcrſeggen gheenpjnete Weſen/derwoo?t hept te weſenſalighept. Maarſiet watde houderenvoozſpyekenverwerpen/ende ſich eeuwighe Wet inne ſtelt / iſt dat du dijn ſelben gantſchelijck overgheveninhanden

herte begheefſtetotten beſten dinghen : foo van Dare beſchuldtghers ende Wechters. Ef. enis daar gheen Läechter Van noode die dp hier upt komet dat bp den wüſen / dehaat loongeve: wantdan hebſtudpſelvetotedel met allegheen plaatſe en heeft. Want wie der dinghen ghevoeght. Maarſoo du oock anders dan d'alderſotſte ſoude den goeden dijn mepningh af-ghekeert hebſte tot den haten ? maarom den quadente hatenen ig ſnoodtſten dinghen/ſog en behoefſtu oock redene:wantgheljck dequellagie der den wzeeckerntette ſoeckenbupten dp: Want ichamen/ alſoo isghenoegh.de ſondelück / derzielen ſteckte. Hadien wpmude du hebſte dpſelve verſtooteninden arghſten dinghen. Wiecht of du bp ghebeurten aan ranckennadenlichamegheenſins hatens/ ſchouwedes nu de vuple aarde / dan den maar beel meerontfermens Waardigte 3jn ſchoonen Demel. TGuſoudtſteſcßijnen (alle achten: beel meeren zijnſpniette haten/ andere dinghen van buptente ruggheghe maarte ontfermen/welcker gemoeden ghe ſtelthebbende)vermidtsſulckaanſchouwen plaaght zijnmetboofhept/pijnlijcker3jt inlonder den ſterren/dan inden ſlücke te We de dan alle lijfijcke quellagie.

Ä

Ä

ſen: maar "tghemeen volck en letdaarop niet. MBat dan? Sullen wpons begheven

tot delupden/ die wp betosghthebben den beeſtenghelijckteweſen? Peemtofpemant ſijn gheſiehte gantſcheljck verloozen heb

iiij. Mijm.

# doch ſoo grooten twiſttema?

At

CI)

Enmetter hantfijnſterfdaghte genakč? ghehadthadde: ende alſoomepndedathem Soeckt ghy den doodt, fy komtmet raſcher

bende7 oockvergheten waredathpgheſicht

vaarden äande menſcheljcke natupge nie metallen enghebzake: fouden wpſtende hem blindt Vanſelf; gheenruftisinhoorſnelle paarden,

te zijn dat ſelve oock moghen mepnen? Herwildgediert verflind veel volcxopaardé MDanthetghemepne volckenſaloock nenn Noch möorden dees malkander mer heun ſwaardenmermeer dattoe ſtemmen('tWelck nochtans Seu welzijnom 'tſchelen van heur ze ſoo welalsdat beſtaatop vaſte grondbeſten -

Ä

banredenen) dat de gheene onſaligher Zün

en,

die onrecht doen/dandie't lijden. Zck ſou Datſy tonrechteer wilde krijgh verwreden,

de/ſepde ick / deſeredenen ſelve welwillen Enſöecken vanelckanders weerte ſterven? hoogen. PLoochenſtu (ſp.zack ſp) dat elck Dees wreetheyt moetoprechte redé derven guaadtmenſche ſtrafwaardights Gheen VVildy danwelelckloven nae ſijn daden: ſins. JBaar dat de quaeden onſaligh Ä Den goedémintte recht,ontfarmr dč quadé. blickt menighwuldelyck. Alſootſt/ ſepd

ich. Hooentwüffelſtudan nietdat3pellen dighzijn/ die ſtraf-waardigh3n. Paar inne zijn wijteens /ſepdeick. Soo dudan ſaatſte als Liechter (fpzackſp) wienſoutftu

deſtraffe oplegghendenghenen die omrecht

b. Pzoſe. Ckſie hier (ſepdefck) welck daarfs deſältgheptofelendighept/gheegheit zijnde inde verdienſten ſelve valide gotdP.


UHet derde MSdeck, - -

Jfol.539

gôeden ende quaeden menſchen: maar ick VVanthiera fſetmen lichtdeſaac, de grond,F dereen: mercke noch al wat goets of quaetstezijn in ditghemeen avontupz: Want niemandt Van't andernier, die ſchuylt en is metelck hemeen. der vzoedenlteverſoude zünballingh/ arm/ Dedinghen die ſeer haaſt ofzelden hier ende verſmaat/ dan gröot van Wijckdom men/gheachtin Eerwaardighept/hoogh gheſchien in Boghenthept/endebloependeinſün13a Verwondren'tvolc, datfulcxverbaaſt placht -

derlant. WPantdande hanteringhedes wijſ

aan teſien.

-

Ä met meerder vermaartheptendebljc

Doet wegh den miſt van't onverſtantdatal -“. tijdtdwaalt, elijckherſtwert beledet/als der Lantvoög den ſalighepdt eenighſins upt-vlietet totten 't Verwonderen ſterft,datuytonkondſijnle

lant-zaten: ende als bpſonder de Kercker/ de Wetnet d'ander gequellen der wettighe raffinghentedeele wallenden ſchadelücken

vennaair,

-

-

--

Bj. Pºole.

urgheren/om welckerwillen die inneghe ſtelt 3jt. Maar wederomme verwondere ick mp krachtelijcken/waarommedeſedln

Lſoo iſt / ſepde ieß. Baarnaedfer

ghen ſo heelommekeeren;dat des booſhepts

burghen dinghente ontdecken endede

Hetdijnampt ts d'oozſaecke der ver

raffingen den goedenplagen/ende dequa redenen der benevelde ſaeckente ont en hetloon der deughden tot ſich trecken: voUWen / ſoo bidde ick u dat ghpdat wilt endebegeereuptuteweten/welckderedene onderſchepdenende mpditverwonderen(al s van ſoodaenighe onrechtvaardighe ver ſoo't mpaldermeeſtontroert)doen verſtaan. werringe. Want ick mp minder ſolide ver Doeheeftſphalf tacchende tot mpgheſept/ Wonderen/ſooick gheloofdedat alle dingen TDuberoepſte mp tot een ſaeck boven allen

bponvoozſienen gevalle onder eenghemen ſwaaromvinden/totweler vermoegennau Ä werden: Baarnu vermeerdert Godt welüer pemantghenoeghſaamts. ÜBant.de ebeſtierder mijne verwonderingh: 19er materie isſoodanigh/dat alseentwüffel leenthpniet dickmaaldengoedenbijde/den Wech is ghenomen/ontallücke meerandzen quaden treurighedinghen/endelaathpdaar (recht als 'thooft van IPpdza) daar weder tegHenniet weder den goedenharde ende den Uptſp?upten: ſulcrdat daargheen epndeaen Maeden wenſchelfſcke ſaecken ghebeuren?

ents/tenzp dandatmenſeonderdzuckemet tenalder-levendighſten bupzedes gemoeds. magh weten / wat ſal alle ſulcksmoghen Want hier inne plachtmente vzagenvande ſchinente verſchillen vande avontuplycke eenvuldtghept des 19sozſtentghepts/vanden

Ä ſodmen d'oozſaecke hier van nieten

toe-vallen. */Tenis gheen Wonder/ ſpzack Poo?tgangh des JRoodtſchicktn.ghs/ vande ſp/dateenighdingh gewaant wertonvooz ſchielycke Ghevallen/ vände Altenmiſſe ende ſienende verwertteweſen / alſmen dereden Vooznenen Godes/vande19zphept deg wil van deſſelfsſchickingmieten verſtaat: MDaar len. Poeſwaarnudeſe dinghenzjn/over

du/hoeweldu d'oozſaeckevanſoodanighen werghdp ſelve wel. Maar want het oock grootenſchickinghenieten verſtaaſte / en een deel dtjmre gheneſinghe is/dattu deſs Twifelſtunochtans niet/ of alledinghenen dinghenweetſte : ſalick nochtans/hoewel gheſciedenrechtelick; overmits eenghoedt metengepalendestijtsomheindzijnde/po beſtierder.de weerelt beheert. gben petwatdaar afteraeren. Bſt danſoo

bat dpdevermaeckelijckhept der muſjcke lijckerijmen verluſtigt ſo moetſtudeſe wel

b. Mitjm.

luſt een Wepnighterugge ſtellen/tot datickt

Soo wie den loop van 'sHemels waeghen

de redenen in haere ſchickinghe an eenghe

niet verſtaat, vlamſoo traachlijcknaede

ſepdeick. Ende ghelſjck als of ſpvan een

knooptte ſaemenweve. Alſoo'tughelieft/

-

vven Ä

ander oot beghonnen hadde/ heeftgheſept eeaf gaat, Hoewel hy weer ſoo ſhel op rijdt vanonde aldus. Alle voozttelinghderdingen/öock.de vooztganghalder wandelbarer naturen/eft ren; Die moet ſich van des Hemels wet verwon alwat ſich op eenigher wüſebeweeght/dat deren. neemtſjnoozſaken/ſchickingheñghedaan De Ä Maen verlieſt haar ſchoone filver teupt de beſtendighept des Goddelücken ghemoedes. Ditin de boogheptſjnseen chijn, Als haar d'Eclips bedeckt met d'aardtſche vuldighepts geſteltblyvende/heeft den din en die tegeſchieden ſtaeneen menighvul ſwaarghordijn, Haar blindtheydt bruyn dan d'Hemel zayt Sighe wüſe gheſtelt: welcke wüſe Ä: --

merckt zijnde inde ſupberhept der Godlijc vol ooghen klaar, Die (alsſyſer) haarfelftoe-ſluyten alle-gaer. ker verſtandeniſſen/wertghenaamt 1Pooz Her volck onwijs verſchrickt beroerten ſienighept: maar alſmenſe houdttottendin

ghen die devoozſienighept beweegteñſchie isſp bp denouden Mootſchickingh ket/ſoo r,daaromhet op dekloc VVeet d'oorſaecnie ghenaamt. Dat nu deſe twee verſchepden ken raaſt: Maar als deſtorm van't weſtdevloeden drijft zün/ſallichteljcblijcken/ſoopennanthaar der bepder krachte met ſijnen ghemoede aan ſtrandt, heel verbaaſt,

--

Verwondert nier des volcksghemoedt door aanſchout. MBant de Doozſienighepeisſelf Onverſtandt Noch dat doorkouddeweke ſneeuſohard

verſtijfr,

deGoddelijckeredene/weſendeindenopper ſten Pzince aller dinghen/ die alle dinghen ſchickt: maar de Mootſchichinghisdebele

Die Phoebus werm weer ſmeltenweeckin't dingHindebeweeghlijcke dinghen Weſende/ waar dooz de Pooſtenighepdt elcke dingf. water drijft: me Z333 -

-

-

-


Tlertrooltingh der NPijſheydt/ met ſüne ſchichinghen te ſaeme voegbt: temeer isoock 'tghene bztjerbandendodt Ghemerckt devooſtenighepdtalledingen/ ſchickingh/ſoo'tnaarder genaackt der din aliſt ſoo datſpverſchepde/aliſtdatſpon ghenaſſeofte puncht. Zſtoock dat hetaan epndelijcken zün/ghelyckelück am-helſt: leeft devaſtighept desopperſten gemoeds/ naarde Moodtſchichingh voertallebpſon het ſalhet onbeweeghlyck des noodtſchic ſondere dinghenterbeweghingh/ende deplt kinghs noodtſakelyckhepdt oockte boven elckuptnaeheureplaatſen/ghedaatenende gaall. Daarommeghelück als ſtch heeft de tñden Sulerdatdeſetüdtlücke ontlupchin Wiedelückhepdt totte verſtandelyckhepdt ghe des ſchickinghs in't aanſchouwen des ºrgheene dat gheboozenwozdt totbet ding Goddeljcken gemoedts vereenight 3Ünd/ dat isde tyttotteeeuwighept/ende dering Doozſentgheptis: maarde ſelbe Wereen tottenpunchte: alſoo heeft ſich deloop des ghinghe/verſpzept zijnde ende outlohen in beweeghlycken noodſchickeljchhepts/totte Sentjden/Mosötſchichingb wert genaemt: beſtandigheeenvuldighepdtdeg voogſienig MBelcketwee/hoewel ſp verſehenden 3jn/ hepts. TBeſeloop beweeght den Hennelende nochtans d'eenhanghtäan dander: Wº de Sterren/ ſpmatight de Elementen on

devootgangh vande noodſchichinghº Derlingh/ende geeft die dooz veranderinghe vooztuptdeeenvuldighept des vorſichtig“ bpghebeurteeen anderghedaante. Deſel zepts. Evenghelijck als een Kunſtenaan ve vernieut alle groependeende verdwijnen

ſijnenghemoedeverbeeltzünde met deghe“ de dinghen bpghelijcke Voogtganghenders dgantedesdinghsdatghemaackt ſal. Wo?“ den/pozt aan tothetwoden des wercx:ende "tgheenehp eenvuldeljchende teghenWºº“ dejck vooſten hadde bp tjdtlºcker ſchi

Vzuchten ende der 3aden. TDeſe verſtrickt

oock der menſchen wercken endeavontup Lenmeteen onbzekelijcket'ſamenknopinghe derſaäen : de welche alſoo ſp voozt konnen

äinghevoot-bzenght : alſoo ſchickt ooch uptten beghtnſelen des Godt eenvuldeljck ende eendzachtelück de dinghen die ghedaenſullen wozden/ Är doozdenoodſchickinghvolvoerthpºng vuldelijck endetjdelijck de ſelvedinghende hpgheſchickt hadde. Daaromme ofnud noodſchickingh ghehanteert werddoº

Ä

voozſtenighepts / oock nootſakelſckonver anderlückmoetenweſen. WPantalſo werden de dinghenalderbeſtbeleedt/ als de eenvul dighept blüvendeinden Goddelückenghe moede/ een onafWyckelijcke ſchicking der

ſahenvooztbzenght: Wantdeſe ſchickingb

middelvan eenighe Godlyckegheeſendes bedwinght dooz ſijnepgenonveranderlijck voozſichtighepts7 ofdat de nootſchichingis hepdt deveranderliychedinghen/die anders voortganghupt geſtreckt wertdooz't mid ongheſchicktelijckenſoudenſwerden. Hier del van deziele/ of van de gheheele natuPºe/ upt komet/dat/alhoe welu lupden/gheens bewegtnghen der ſter ſins vermoghendete aanmercken deſe ſchic

OfVan de

Ä

ren/of van eenighe Engelſche krachte of van eenigher Gheeſten kloeckhepdt / of van eenighederſelver/ſooisdat nochtans open baar 7 dat de Poozſtenighepdtiseen onbe weeghlückeendeeenvuldigheghedaante der dingen die ghedaan ſullenwozdenenbedat

kingh/alledinghenſchijnen verwertte zijn ende ongheſchickt/Godmochtanselckding ſijnepghen wijſeghevende / allesten goe

den beſtiert. Want daaren isntet altoosdaa on'tquaads Willen gheſchtet/ ja oockvar den quaden menſchen ſelVeniet: den Welcker

de Håoodſchickingh is eendeweeghlßcke ke

hetgoede ſoeckende verkeerde dolinghe daar

tenende tydlhcke gheregeltheptderdingen/

van afkeert/ſoo voog overvloedelijck isbe

bie van de Goddelhcke eenvuldighept ghe ſchicktzjn/datghedaan ſullen woden. Ef daaruptkomet 7 datalledinghendie daar zünonder denootſchiekingh / oocondºr wozpenzünde voozſienighept/den welchen oocdenöotſchickingonder-wozpenis:maar

weſen. Moch veelmiuſalde ſchickingevoozs

komende van den toppedesopperſten goets pemanden van ſijnen oogſpzonghafleden.

Maar / ſulopſegghen/ wat macher do onbilligher verwerringh weſen/dandata ſoo den goeden ſo Welteghenheden als vooza

eentghedinghen die gheſtelt 3jn Onder de ſpoedigheden / alſoomede den quadengbe Wenſchte ende hatelijcke ſaacken ghebeuren

voozſtenighept/gaan den loop vande nood teboven. Patztjnde dingen die aldermaaſt de Goddelijckheptſtantvaſtelſch züngheveſtight / ende mieten ſtaanander denloop des beweeglückenmoodſchickings. Want gelück als deinwendighſtealderrin gen/die ſichdzaepenomden aſſe oftepunckt

#

TDunckt udan dat de menſchen ſoo volko mentlick verſtandighzin/dathetvannoo deis/dat deghene die ſpgoetofquaatach ten / ſoodanigh als ſp die wanenmootſake lijck moeten weſen? Kuzijn der menſchen

oozdeelen hier inne ſtrijdigh/ſo dat die d'ee ſoo ſeerghenaackt d'eenvuldighepdtvan't nebelognens/ d'andere ſtraffenswaardigI mtddel / Öatſebpnaſelve verſtreckteenaſſe te Weſen achten. Maarlaat ons toelaten/daß oftepunckt van al d'anderringheudiedaar pemandt de goeden upten quaden machon

bupten gheſtelt zündeommedzaepen / ende derſchepden / ſoudehp dagromme moghen Debuptenſteringhmet ſoo veelowjderom aanſchouwen d'inwendighe welgeſteltheps Megangh werdtomghewentelt/ als Hpban (ſoomen van delichamenplachte ſegghen) ijck. Demiddelſteondeplbaarhept deraſſen ofdes der Herten. Det Wonderen is niet

Ä

puncktsafwückt /ende des mettemeerder Wonder Booz den onU0etendeu/Waarom dat Wütheden wertuptgheſpzept/maar"tghee ne dat ſich knoopt ende verſeltaan't mid delſte/ghedzonghenwert in eenvuldigept/ ende ophoudtvan uptte ſpzepden ende upt

onder den gheſonden ltchamendeſen ſoete/

dienbittere dingen bequaäm3ijn: waarons datoock onder den ſiecken eemtgemetſaehta

ende andere met ſcherpedinghenghehulpen tevlieten: Gpghelücker whſen werdtme werden. Maar hierinneen verwondert ſich de/'tgenedat verdſte afwückt van'topper de Bedecijn-neeſterniet / den welckends ſteghemoet/ des temeerin gewentelt inden wijſe ende gheſtelteniſſe der ſieckten enda zetenen vande Roodſchickinge/ ende ſo Beel geſonthepdt bekent S, Määr Wat

º.


Hetderde MSoeck.

Jfol, 54o

derzielengheſonthept anders dandeugh.de/ ende ſchickeltick/aockten goedenſelve/van haar ſteckte anders dan ſonden te weſen? den ghenendteſeghebeuren: MBantdat konnt T9ie anders is oock de behouder der goeden/

ende deverwerperder quader menſchen/dan Godt de beſtterder ende Wedecjn-meeſter

oockupten ſelben oozſaken/dat den quaden nuquade/ danwenſchelijckeſa en: Haar van den treurigen ſahen enwon

Ä

derzielen? Die als uptenhoogen wachthup dert ſich niemandt / overmidselck verſtaat ſe des voozſienighepdts hier beneden ſiet/ dat ſpſuler terecht verſchuldighet hebbent watpegheljck beſtis kent/ende elck 'tgeen welcker ſtraffingben den anderen/of van de hp hem weetbeſt te weſenſent. Ende hier booſe dadenafſchzicken / of den ghenen die upt komt dat merckelijcke wonder van de ſpaanghedaan Werden verbeteren : Baar nootſchickelijckegheregelthept/tvWelch be heure Voozſpoedigheden gheven den goeden

leedtzjnde Vandenalwetenden Godt/ver een groote ghetupgbeniſſe/watſpbeboozen wonderingh baart in den onwetenden men teoodeelenvanſoodanigheſalighepdt/ die ſchen. MDant/omeen wepntghteroeren van ſp dickmaal ſtente weſenoock bp den qua de Goddeljcke hooghepdt /vooz ſoo veel de den menſchen. WPaar inneick oock gheloo

menſcheljcke reden machberepcken/ſoo iſt veditghemepnte werden / datmogbelijck van den ghenen/ dleghpmepntalderrecht pemantſooroeckeloosendeonbeſten.dtghis vaardighſte endeop-rechtſtete 3hn / alan van aart/dat Hend'armoedelichtelijck tot ders in den oodeele van de al Wetende Vo02 booſheptſoude aanvoeren:welcrkranekheps ſtenighept/danghp't waant: ende/ſooonſe devooſtenighept gheneeſt dooztoewerpſel bekende PLucanus Heeft vermaant/ van gelde. Een anderaanmerckende ſijn Dat Godt deſaack behaaghde van de ver winner,

-

Maar Cato was van d'ander ſake bemin ICT

eweten of conſcientiebeſmet tezijnmet onden / ende ſich ſelf verghelijckendetegen

ſijn gheluck/ſallichtelijck vzeeſendathem dzoevtgh ſoudemaken het verlies der din

gben/Welckerghebzupckghenoeghlipckts:

. TBaarom vanal dattu hier ſietſtegheſchie endeſal daaromme fijne quade 3eden laten/

den/is in den dingheneenoprechte ſchickin ghe : maar in dynenwane is een verkeerde iberwerringh. Doch laat ſchodnpemantſoo oet vanzedenzün/dat vanſulcrgeſannent

ende uptvzeeſe van'tgheluck te verlieſen/ ſijne booſhept verlaten. Andzenheeftheur qualijck verkreghengheluck in waardighe verderffeniſſe gheſtoztet. Hommighens Ä het Goddelnckennetten menſchelycken macht van anderen teſtraffen ghegheven/ nozdeelover een ſtemme: maar dat bpdaar omte weſenoozſake / den goeden vanoeffe bpoock ſwack

Ä

3p ſo van krachten ſüns ghe den quaden van pijnigingh. WBänt moedts/ dat ſoohem petteghenſpoets op gheltjch daargbeenverbondtenistuſſchen mehp moghelijck van ſyne omnooſel degoeden ende dequaden: alſoo entno aflaten ſoude / waardooz hpſinghe de quadenſelve oock onderlinghennietover ckniet behoudenen konde. So ſpaart dan eendzaghen. Maaromniet. Iſt nietſoo dewijſebeſtieringh den gheenen/dien de te datſpinſichſelfs/vermidsdeſondenbarer

#

henſpoetver

arghenſoude/onntette ghe Ä dathpin verdziet 3p / dient nietten goeden ſoude dienen. Daar,5p een ander menſche van alle deughden Volmaackt/oock

heplighende Gode äldernaaſte: vandeſen

Tonſcientien knaghende / verſchillenſende dichwilsdoen / tgheneghedaanzjndeſp ſelf welmerckendatmen nietenbehoozdete doen ? Hier upt bzenght dickmaaldealder opperſte Dooſtenighepdt voozteenſees merchelückwonder 7te weten/dat dequa

wozdeelet de voozſichtigheptonbehoolückte ñndat hemeentghe teghenhepdtſoudeop andere quade menſchen goedt maken. Ä / ſoo oock dat ſpºniet enghehenght den MDanalsdequaden van den älderquaatſten dat hpmet lichamelycke ſteckten verſteurt menſchen ſchºnen onghelijck telnden/ſoo werde. MBant/alſoooock bp eenen (hoogh b?anden ſpinHateteghende quaatſte / ende waardtgherdan ick ben) is gheſepdt / De Wjcken daar after deuchden upteenenpver/ deughdehebben der hepligenmannenlicha omonghelückte wozden/ den ghenendieſp menghebouwet. Hetghebeurtoockbpwij haten: CDbermids het alleen is de Godde den dat den goeden de booghſte beſtieringh lßcke kracht / den welcken oock quadedin der dinghen wert inhanden gheſtelt op dat engoetzün/als die'tſelvebehooljck ghe d'overvloependebooſheptonderdzuckt ſoude upckende/ eentgh goetghevolghdaarups wozden. Andere werdeneenighegemengh treckt. WPanteenrehände ſchickingHebeheiſt deſaken/na der zielen hoedanighepdt/toe alle dinghen: ſoo datoock'tghenedatuptde ghelept. Sommighenhandeltpſcherper aangheweſen redene des ſchickinghs afis opdat ſpdoo heuranghe voozſpoedighept Ä ſelf wederommeondereen ſchic nietenvervupien. Anderevzeeſenoock meer/ inghe (hoeweleen andervervalt:op datter dan billighis/dinghen die ſp machthebben in'trychedes boozſienigheptsgheenroecke te gedogen: So verachten weder ſommighe looſhepdt Ä en ſoude hebben. WBanß meer/ dan recht ts/ſakendieſpnieten ver Hodt.de alder-ſterckſtebeleedtalledinghen mogentedzaghen. Deſenleert ſpdoo?'t on inde Weereld / als die alle dat toe-komende derwinden van treurighe ſakenhooſwack isboozſtet endevooz weet. GPocken iſt den hepdt kennen. Sommighe hebben omde menſchenietgheoozloftalledemiddelen der waardeeenslofijckendoots eenen eerwaar Godlücker werckingenmet ſijnen vernufte dighenname desweereltsghekocht. Eent tebebrüpen/ noch metwoozden uptte ſpze He weſende onverwinnelijck in pijnen/ ken. Petis ghenoeghalleen dat vermercks

Ä anderen een voozbeelt ghegeven/ dat

tehebben/dat Bodt devooztbzengheralden de deughde van gheene quaden nach ober natupzen/oock ſelve alle dingen ſchicktende wonnen wozden. Allewelcke dinghenon ten goedenbeſtiert: endedathpdedingen die wijſelſjcken gBtſchieden rechtvaardelijck Hpheeft / Poogftteonder

ºradºgº

.

34

houdet


Uertrootinghderwocheydt Houden inghelickhepdt / endedat hp alle Ftguade / vermidts den vooztganghſjure.

-

vij. Pzoſe.

nootſchickingh upten Palen ſijnsrycrver werpt. Daar upt komet dat ghpſultver

Jedp daaromme nu wel watte?

ſtaañnergens pet quaatste Weſen/Wanneer

ghpaanmerctdat devoozſienighept beſtiert

Volght upt alle deſe dinghen die lck, hebbe gheſept ? WPat iſt dat / ſepdt

den dinghen waarafmenwaantdat d'aarde

ich ? TBatälleavontup (ſp.zachſp)

gantſchelijck goedtis. JlMaarhoe (ſepdeck) maghdat weſen? Merckt (ſpzack ſp) nadien alle avontupz/het 3p danvzoolycof ſtrengh/ ſtreckendeis / oft om de goedentebeloone verwachtſteeenigheſoetighepdtder rümen/ of teoeffenen/ofom dequadente ſtraffen oß ſoo neemt daärafeenendzontk/op dat daar te beteren: ſoo blicktſe pmmers ghoedtte dooz verquicktzünde/ dpdeste ſterckmoe 3jn/ghemerckt ſpblickt te Weſensfrecht digher ſuiſte moghenſtrecken tot DenaWol vaardighofmut. Datig (ſepdeick) een alts warachtigheredene/endes oocheen geboe ghendeſaken, lendat gheveſtight is opſtercke vaſttghept/ als ich aanmerckede voozſienigheptendeds bj. Kijm. isovervloepende. JPaar want ick dpnual een whle overladen ſie te3ijn met dewich tighepdt deſer gheſchillen/ ende vermoept dooz de lanckhept deſerredenen / ſoodat du

moodtſchickingheen boepnighhierte Voogen

Iltghy de wetten Goodts voltrou bp ugheleert. JPaar laat onsdatghevoe

VMetreynderhertenrecht aanſchou Wen

i

len rekenen (believet u) onder d'anderedis

gbpeenwepnigh hiervooz gheſtelt hebton der de onhewaanlücke mepninghen. WPat

Wen,

Aanmerckt des Hemels hooghetrone, Hoedaar ’tverbond der Sterren ſchone,

Invreden duyrtaltijteendrachtigh. De heete Son maacktnietonkrachtigh

ſepdeſpº Gm dathetghemeen volchtnden mondtheeft/ endedat noch dickmaal / dat ſommigher lupden abontupge quaadt s« MBildpöanniet / ſpzackſp/dat wpdeghe“ meenwijſevan ſpzeecken een wepnighghe“

Dekoudheyt van de Maan doorluchtigh, Des vÄen loop daalt gheentjtdsvlach bzupeken: op dat wpneten ſchºnente Veele 11g

Van 'sHemels top mer ſnelder vaarde,

afghewekenteztjn van't menſchelückeghe bzupck? Soo'tughelleft/ſepdeick. Loudp dannietgoedtte zün’tgheene datnutts? Sº

(Alsd’ander Sterren)onder d'aarde, Omin de Zee ſijn vlamte koelet. Den avondt Sterreſietmenwoelen By beurten van ghelijcke tijden,

ſepdeick. Alſoo watoeffentofbetert datis nut. Ich bekent/ſepdeick. Sulcks is datº

Omd'aartſcheſchau in'thooghterijden: Maar Lucifer den daghbrenghtweder,

vontupzeisbpdenghenen/diedeughdelückt zündeteghenharde dinghen ſtrfſden / of de

Dieftade liefd kan

afwijckende vandeſondéden Wechter deug

Ä enneder

Den loop oneyndlijckalderſaken Wan kijfen twiſt heelvryghemaken: *Tiseendracht goet die matight tijdigh, Der Elementenweſen ſtrijdigh Enſedigh doetdoor maatsverghlijcken, By beurten 'tnat voor’tdroghe wijcken: etwermten koudgoey jonft doet krijgen, oet ſtijghen, Het lichte vuyrhoo En d'aarde ſwaardiepneer doet ſincken.

#

Doorhaar delaeuwelent doetblincken

De Bloemkens ſoet voor neusen ooghen: De Somerheet kan'tkooren drooghen:

De vruchtbaarherft gheeft blijdewijnen: Dewinternat doetfulcx verdwijnen. Deeseendrachtvoeten houtin't leven,

goedt. WPaaromniet Maar deſe goede a

denbeſtaante treden. Icßenmaghs (ſepbe ick ) niet loochenen. IBaar Wat iſt vande vzoolijcke abontupge/ die den goeden geghe venwert toteen belooningh? Hout Hetght

mepnvolck die oockvooz quaat? Geenſtns/ maar alſo die ts/hout ſp die oockvooz d'al derbeſte. WPats nu van d'ander avontupze/

die bitter is ende den quaeden bedwinght/

hout het volck deſe oock vooz goet & Feen/ maar vooz d'ellendighſte van alle datmen. magh bedencken. Sietdan toedat wp niet/

naevolghende des volcks waan/watbeſlup tendatſeeronbewaanlücts, Wat/ſepdsick? WPten dinghen/ſp.zackſp/die toeghelaeten zijnvolght/dat allt 'tavontup? dergheenre

die daar zijnin't bezit/inden vooztghangh/ ofinden aenvangh der deugden/hoedanigf

Alwat beweeght op d'aard verheven. Syneemt,verberght en doet weer derven, VVat levenkrijght dat moet weer ſterven. Hier tuſchen ſit de Schepperhooghe, Die 'tal beſtiert met wijſheyts ooghe. Alsheer fonteyn enoorſprönghheyligh,

die oock 3p/goet is: maar dat de blijverging

Als wijſheyr, wet,en Rechter veyligh:

halven ſpzackſp/en behoozt een whsmann

booſhept d'alder-booſte avantupze hebben. TDat is/ſepdeich/ Waarachtigh : hoewe. niemantſulcr ſoude derren bekennen. Der

Die’taldathy tot gaan maackt luſtigh,

niet vooz oevel te neunen/ſoo dickmaal)ps VVeer ſtilt, en 'tdriftighvaſtmaackt ruſtigh. gheſtelt wert indenkamp tegen 'tavontupz: V vÄ liet hy't alrecht voorwaar ſprin ghelück als beteen moedigh manntet qua en, lºcken neemt/ſo dickmaal alshphet trom Enhy't nier weer rondom ghingh dwingen: petten gheklanck des krüghsaan-Hoozt. WPanthen bepden Werdt hier mits defs Dat nu beleed houd binnenpalen, Verliet ſijn oorfprongh, 'tmöſtraſchfalen. moepten oozſakeghegheven7 deſenlaatſten Ditis deliefdeelck ghemene, omſjneerete verbzeeden/maar dieneerſten Totgoedtheydt ſtreckr elcxloop alleene, om ſijn wijſhepdt te bebeſten. Daar upt VVant anders mochten ſyniet duyren, werdt het oock ghenaamt deughet/ dat'g Soo lieft hoorniet weerömghinghſtuyren doetgoet/ofteſterckhepdt / overmitsſpop, Na d'oorſprong, Goddehöoghfte gepreſen, het doen van't goede of krachte ſteunenda W09 leghenheden lilet en ſoudet KPaar’taluytkomt, die't algheeft weſen,

"Ä

eP3


IHetderde MSdeck,

Jfol. 54f

overwonnen. Want gbpdie gheſteltzit in Hyflucx ſijn gramſchap op hemwreeckt, denvoogt-gangh der deughden/en 3Ptniet En hem ſijn eenigh oogh' uyr-ſteeckt. ghekomen om in weeldente baedennochte Defwaere arbeydt Herculis in welluſtente verwelchen:maaropdat gbp Maacktdathyhoogh ghepreſenis: -

een ſeer ſtrenghe krügh teghen 'taVontup? Die temde door ſijn krachten ſnel ſoudt voeren. Daaronn op dat U geendzoe Den homoed der Centaurenfel; bigheavontupgen verdzucke/ ofgheenghe Den wreeden Leeuw roofd'hyſijnhuyt, neuchlijcke en bederve : ſoo neemt met va "tGhevogheltſchoot hytot ſijn buyt. ſter krachten den middel-Weghaan : Want Dendraackbenam hy d'appels licht, alſoowatteronderſtaat of boven gaet/heeft Maar waar om ’r dierbaar ghoudts ghe«

eenverſmadinghevanſalighept/ende gheen

wicht.

belooninghe van arbept. Alſoo iſt in uUven Hyband den hontdriehoofdigh quuad. handen gheſtelt / wat avontup?ghpuſelf Denfellenwaardhy flinden laat liefſte wilt maerken. WPant alle die daar Sijn paarden raſch. En'thydershooft ſtrenghſchijnt/ oeffent/betert/ ofſtraft. Vruchtbaarhymetten vuyr verdoofr. Verdrooght Achelous water groot, Den Reus Antheumſlaathy dood. vij. Mijm. -

-

Evanderstoorn oock Cacus boet,

Er Agamemnon Troyendwangh, Laghhy daarvoorthien jaren langh, Om wreken ſijn lief broeders ſchand:

Maarhyenkonſte uytherland

De Rover ſchalck van oſſengoet, Den Evergrimmigh dood ſijn kracht, Veel wondren grootheeft hyghewracht,

In't laatſthyoptenſchoudren ſijn,

Met ſijnen vkoote komennier, Voor hyſijn dochter offrenliet Entweder ſtildemethaar bloed: Ulyſſes drocftſin volcx onſpoed, Die Poliphemus vreedelijek

Den Hemel droegh en voor die pijn Kreeghhyte loon het Hemelrijck. Vaart voort ghy vroomen vroomelijck, Volcht vroom deſehooghe exemplen waardt Terdeugh. VVaarom zijdy vervaart?

Verſlonden had. Maar wreedelijck

Ghywindt den Hemel,temt ghy d'aardt

Het v. Boeck. deupt een onboozweten bewegingh/ ſonder

j. Pzoſe. Phadde volſepdt/ ende keerde den -

eentghe achtervolgingh vanoozſaken / ſod

beveſtigh ick dat Hetgheval gantſchelijcken niet metallen ents / ende Verklare dat et/

loop Haarderredenen omanderſaer behalvende beteeckeningh des beteeckenden kenſte handelen endete volvoeren/ dinghs/gantſchelückmaareenpdelenaam

doeſepöeick/ 18 vermaningh isoP recht/ende uwer grootachtbaarbeptgant ſcheljck wel betannende. Baar bebinde nu inder daadtwaarte 3jn'tgheeneghpalober een wijle hebt gheſept / dat de Handel Vande

voozſienfghept met veele andere gheſchill

enig. WBantnadienGodt alle dinghen in ſü ne ſchickinghedzinghet/ hoeſoude daaree nigheplaatſe moghen oberbliven Voogdt

ongheſchirkte onbedachthept? WBantdatter niet upt nteten wogt/ is een waarachtigh ghevoelen: d'welcknoptpemandt van den

isbewimpelt. Dieſbolghens ick nu Vzagbe ofdaaroock eenigh Ghevalis / eſ Wathet ſelve 1g. Doe ſpzack ſp/Zck haaſte ome betalende ſchultmjmrebeloften / ende dpte openenden weghwaar dooz du wederon mooghſte ghevoert werden in dünen Da

werckende beginſel/maar van'tſtofdesghe

tanseenwepnigh verſchepden vanden Pade onſes vooznemens / ende is te beduchten dattuopten onweghen vermoept3ijnde/niet krachtsghenoegh en ſulſte hebben om den

mach'tgeval oock mietweſen ſoodanfghals irrterſtondt beſchzeven hebbe. WDat's dat/ ſepdeick/Iſſerdannietdatmen gheval ofte

ouden en heeft wederfpzoken. Hoe wel ſp diengrondveſt nietgheſepdten hebben van't maackten dinghs/datisvan den middel al der natupzen. Maar ſo eenigh dinghboot

komtupt gheene oozſaken / dat ſalupt niet derlande. IBaardeſedinghen/ofſpſchoºn ſchijnen vooztghekomente Weſen. JRadien wel nutztjnom te weten7 ſoo zijnſp noch nu ſulcr mieten mach gheſchieden / ſoo en

avontupglyck te rechtmachnoennen ? Of

rechten wechtevoltreden. 19eeſtdaar voo? vintmenpet/ofſchoon'tghemeenvolckon antſcheltchenmiet/ſepdeick: wanthetver kondis/"twelchdenamenghevoeghlücksk

taan der dinghen/dtempalder-meeſtver Min Ariſtoteles/ſpackſp/heeft datinſij maken/ſalmp een ruſte verſtrecken. Sºnſge ne Phpſicismethozieredenende waarhept iner naedien alle dezijde van al ugheſchulle nabp komende beſloten. In wat wijſe/ſep ghebleken iste weſen van ontwifelljcken deitk? Soodickmaal/ſepdt hp/alſſerpet Ä ſoo eniſſer gheenoozſakeombän gheſchietomeenighdinghs wille/endedaar enabolghende ghetwyfeltte wozden. Doe wat anders gebeurt dan demepningh was/ ſpzatk ſp. Ickſaldp te willeweſen / ende dat wozt ghevalghenaamt. Alsofpemant Heeft met een alſoo beghonnen / Edeker iſt om den ackerte bouwengräbende indeaar ſultr/dat ſoopemant het ghevalle ſepdtte de/daar inne vanteenhoope gouts daarbe Weſen eenighegheſchiedeniſſe/boo4tkoMen grabeu Weſende, TDat Wert nu Wel

abe:


Tlertrddltingh der WGijſheydt/ by abontupyegheſchiedtte weſen; maº jetuptniet Want dit heeft ſijneepgen oozſaken/upt Welcher onvoozſiene ende Oll je teſaemen hoomfteverooſaecht ſehjt te weſen hetgheval. „Want nºn jÄerman d'aarde mietenhadde ghedol“

dozven wille/ende eenkrachtighe endeght redemogenthept der ghewenſchte dinghen.

Naar äangaande de menſchelhcke zielen moeten nootſakelück des tevperweſen/als ſp ſich onderhouden inde beſchouwingh des Ä ghemoets: maar minder als f

wen: indien soch d'ander'tghoudtte Voozer vervallen van den lichannen/ende noth nuit dgarnieten hadde begraben: daaren Ware der als ſpaan den aardtſchen leden werden

gheenghoudtghevon bengeweeſ,

TDitzijn verbothden.

Daar d'alder-upterſtedtenſt

jdejoſaken desavontupzlijckengheval“ baarhept iſt/als fpdenſondenonderwopen j: tweichvootkomtuptſaken die mal zjnde/vervallenzhn van de beſittinge haars äanderen ghemoeten endete ſaemen loopen/ epghenredens: Want Wanneerſpheure oo ende nietupt her vooznemen des doendes: ghen afghekeert hebben van'topperſte licht des waacheptstottennederſten endedupſte rendinghen/ſo werden ſpterſtont/vermits den wolckedes onwetenhepts benebelt/ende

Iºantnec) die’t goudt begroef / noehde d'ackerboude/ enhadden demepningenet dathetgoudtdaar ſoo ſoude geponden WeT den: iMaar/ſoofck gheſepthebbe/quam over eenende het liepte ſamen/dat deenbet goudtdaar verberghde/eüdat d'ander daar

metverderflycke heres-roeringen verſtoozt/ als ſp diedan toe-ſtemmen endetoe-valle

ſooſterckenſp dedienſtbaarhepdt/ende # dolf. Wlſoo Ä et gheval ſegghen eenighſins doozhaarſeifs vzphepdt flaven. teweſeneen gheſchiedeniffeupt tºſamentoo Allewelckedinghendatgheſtchte desvooz pende endeonbewaande ſaken inden dingen ſienichepts van eeuwlchept Voogſtende/aat die om andere oozſaken gheſchieden. Baar ſchout/endebeſtelt dat elck hetgheene/dat dit teſamen loopenende ontmoeten der ſaet“ hemna verdienſtetes-ghelepdtis/ krßgh. ken komt uptdeſchickinghe/voogt-kommen“ WBant Hp ſtetende Hoogetak.

devandeonvermudeltjcke t'ſaemenkleevin ghe: die af-dalende upten bozndes vooyſie

r

ij. MiijnU.

ighepdts / alledinghent'ſjndertydtende fy El klaarlijck heeft Homerus "tklare

plaatſe ſchicket,

licht beſchreven,

Van Phebokſaaf,des gantſchen we

j. Mijm.

relts lichten leven:

T d'Achemeenſche klippen hooge, Nochiste kranc der ſtralenglantsſijnslichts Daar’tvolcalvliendemettenbooge behemdigl, Terugghe, trefthoor vyants borte, Omklaar teſien het diep van d'aard of Zee inwendigh, Ontſpringhen voor der dierendorte

V

DeTyger en d'Euphratesneder VVteeñfonteyn,enſcheyden weder,

Alanders iſt met God de Schepperhoegh -

Iſt dat heur beyder ſnelle ſtroomen Beneden erghenst’ſaemen komen: Defcheepen, oockdeſtruycx van boomen, Die werden weer byeen vernoomen:

Door rechter avontuyrlijckheyden, Al waren ſydaar voor verſcheyden. Hoeweldeloop van derivieren, Dat ſchickten ſulcx by een kan ſtieren.

van waarden, . .

.

Die’t uyten hooghenalaanſEhout metſnelder - vaarden:

-

-

"

Gheenaartſchedickt, geenſwartenachtgeen wolcx ontvouwen,

Belet fijn oogh meteen opflagh hier al"taan ſchouwen.

Dat was, datis,dat werden ſalniet uytghe nOINCI1.

-

Soo machmen dante recht den Heer de Son PrGhevalſchijnt oockin't wildteſwerven, wel nomen. Hoewelt gheentoom of maat magh derven. Die allesfier, hy oordeelt quadenende vroo

J.

-

ij. P?oſe.

mercket / ſepdefck / ende ſtemme

uſegghen toe. Baar is oock eenighe Yvzphepdtonſes willens indeſenvoozt

fNemo

--

iij. P?oſe.

gangh der ſaecken ſich ſelf aankleven

Geſepdeisk/TBaarwerdeick weder om met ſwaarder twifelverwert.

de: ofte beſtrfthtoock denoodtſchickinghs keetende beweeghingh ſelfs der menſchelhc

rame wel Waar dooz ghp ontroers

MBelck/ſpzack ſp/is die? WPantickt

ker herten? Daaris (ſepdeſp) want gheen werdt. Petſchijnt/ſepdeick/alteſeernual redelijcke natupzemocht zin ſoo de ſelve kanderen reghenende ſtrijdightezjn/dat nieten hadde vzphepdt des willens. Want God alle dinghen voo! weten / endedatter het gheenedat natupzlijck magh ghebzupc eenighe vzphepdtdes Willens weſenſoude. henredene / dat heeftoozdee / waarmede WBantindien God alle dingen voozſtet/ends het dooz ſich ſelfelck dingonderſchept/ende hp nieten mach bedggghenwozden/ſomoet Verſtaatdaaromme watmen vliedeneñ wat noodtſakelück ghefchieden'tghenedevooz menbegeerenſal. WBant alſo watelckwen ſtenigheptvooſten heefttoekonendetewe ſchelyckoozdeeltte zün/dat begheert hp/ef ſen. Paarommeſt ſogdat Hodtvan eeu hp vltedt het gheene dathpachtvermpdelijc wighept voogweet/nletalleen der menſchelt

te weſen: Daaromme is oockdevzphepdt daden/maaroock hoozberadtilgen ende wil ban tewillenende van niet Te Willen /inden

len/ſoo en mach daar geen b2P)ept des wil

ghenen die reden hebben/maardeſevºpljept len Weſen: Want daardan gheelander daat/ enhoudeickniet evenghelückteweſen in al noch gbeenrehandeander Willeenmachwo len. WPantin'topperſte ende Bodlückewe ſen / dan de Hodlijckevooſtenighepdt die ſenis een doozſichtighoodeel / een onVer niet en nach Werden bedzoghen/en heeft V00.


HetvijfdeMSdeck,

Jfol.542

boo! weten. Seker ſoodedinghen anders/ nietalleen gheenwetenſchap/maareenbe dan ſp vooz weten 3Än / verandertmogl)en dzieghlycke wane/ die verdeisverſchepden wozden/ſoo en ſalt nunietmeerzyneen va van de waarhept deswetens. Derhaven ſo ſtevoozwetenhept des toekomenden dings/ daarpettoekomende ts/welcruptgangntet maar veel eerder een onſekere Waan/'tWelch ſekerenis noch nootſakelijck/hoemachſuicr ick miſdaadtachte van Gode teghelooven, vooz weten werden teſullen gheſchiedens

Jaochte ick en ſtemmenlet toederedene/ MDant ghelick als de Wetenſchapſelveon waar mege eenige meenen den knoope deſes ghemengetismettevalſchept:alſooenmach

heſchilles temoghen ontbinden. WPantſp "tghene dat Van Haar Verſtaan wert/ niet an dersweſen dan'twert verſtaan. WPant dit gjeſchieden/ overmits devoozſichtighepdt is d'oozſake/daaromme de loghenmietghe jeeft voozſendathetſal wozden: mäar dat weten en mach wozden:overmitselck dingh

Ä dat het daaromune mieten ſtaatte

jeeleer däarteghen / oVermits 'tghene dat nootſakelijck alſoo moet weſen/ agde wie toeizomende sniet verbo?ghen en mach3}n tenſchapdat verſtaat of begrypt. WBatdanº

vooz de EBoddelljcke voogſtenghept:endes Gp wat wlſevoozweet Godt deetoe-ko midtſoien noodtſakelych dat ſulcrvalle In't mende dinghen die onſeker zijns MPanthout ſeghendeel. WPanthet nietnootſakellºck is Godtdat die dinghenol vermijdelijckſul atghebeuren ſullen de dinghendtevaozien lenwozden/ die oock moghen niet wozden/ wozden: maar 'tis nootſakelyck dat de Dill ſoo werdthpbedzoghen: twelck onbehooz gheu voozſienwozden/dietoeäonnende 3ln: lijck is/niet alleen uptte ſpzeken/maar oöc iecjts of uneil arbepde omme te Weteil teghevoelen. Iſt dan oock dathijſeoogdeelt weick eler dinghsoozſalze 3p/manentlych alſoo toekcmende te Weſen / als ſpzijn/ſoo devoozſienighepdt der toekonende dinghe dat hp weetdatſe ſoo welmoghennietghe des nostſakelyckhepdts: of detoekomende ſchieden als gheſchieden / watſalditzijn noodtlakelyckhepdt des vooſtenighepdts. vooz een voozWetenhept die nietſekers noch

JDaar uppogien Datte betogen: te Wete

niet beſten.dtghs enkent ? Gfwat ſchillet

hoe ſich de ſchichingheder ſahen ooch mach dtte vandat ſpotlijcke Ä (Tireſie/

evben/dat nocytals d'uptkomſte der vooz Soowat ick ſegghe/dat ſalwerden/ofniet wetene dtughen nootſakelych 3p / al Waar UDataloock de Goddelhckevooſtenighept oockſucks dat de voozſtenighept der toeko beter zijn dan de menſcheltjcke wane/fdien mendedulghen gheen nootſatelychlyept Van ſp/als demenſchen/onſekeroozdeelt vanden wozbéenſchynt àaute doé. Wantſopemant dingen/ Waelcker uptkomſteonſeker is? Iſt ſt/moet de waan die heute ſittenraamt/ dan ſoo dat bpdeſen alder-ſekerſten fotepne nootſakelych waarachtigb 3yn: ſo oock We“ alDeT Äghe ntetonſekers en mach weſen/ deromnuedaar tegen Waaracytigh Sde Wa“ ſoo soock d'uptgangh der dingen ſeker die

ne vanpemanden dat hpſt / Deſelve Moot.“ yp vaſtlyckvoozſien heeft teſüllen geſchie

elyckmoet ſitten. Daaromis dan in alle den. Daaromme enis inde menſchelijcke beradinghenende wercken gheen vºrhert.de

bepöeuootſaaelijckhepdt : te Weten/in't eei van't ſitten / eide in'tander van Waarhepot yn. Daar daaromme iſt nietdat pemand ut/om dat de waan van den waarachtigh

welcket Hodlijcke ghemoet dat alledingen ſonderbalſchept doolinghe voozſtet toteenen

uptkomſte ofgheſchiedenſſe verſtrickt ofte bindet. WBantſoo dat eens anghenomen wa tigh omdatte voozenpemant ſat. Derhal re/blicket watgrooter vernieling der men venalſpzupt des wahrhepdts oozſaache upt ſcheltcke dinghen ſoude volghen: want ver d'eenzjde/ſoois nochtas de mootſakelück gheefs Werden den goedenbelconinghen of hepdt inbepden ghemep: CDpdter wyſen den quaden ſtraffinghen vooz gheſtelt ſo de moetmen oock overlegghen Vande V00zſte“ ſelve doo: gheen vzpe ende willighebewe nighepdtende van de toekomendedinghen. gingendes ghemoets verdient ofte verſchult MSantal iſt ſoo dat ſp daaromme Wozden etwozden. CDock ſaldan'tghene datmen nu

is: Daarde waan is daaromme Waarach

voozſien/overmids ſptoekomende 3yn/ende alderrechtvaardelirkſteoodeelt/ bovenal

nieten gheſchieden daarom / overmids ſp onrechtvaardighſchynente weſen: nament voozſien zyn/des ntet temin nochtans iſtſo lijck dat de quaden gheſtraft of de goeden be nootſakelyck dat detoekonnende dingen an loontwozden. Gemerckt danelck deſerntet EHode wozdenvoozſien / als dat de Voozſien

doo? haten vzpen Wille aan-ghepozt / maar

dingen gheſchieden:'twelck omde vzphepdt dooz een ghewiſſe nootſakelychhepdt van't des willekeurs teverntelenalleen ghenoegh gheenetoekomende waarghedwongen ſou ig, Hoeverkeerdelye ſoudet nu oock 3yndat den wozden. Sooen ſouden hier dan oock de geſchiedeniſſe der tydelijcherdingenooz gheene ſoliden noch deughden weſen/ maar

ſaketezhn gheſepdt werde van de eeuwighe een vermenghde endeonbeſchepden verwer voozſtenighepdt ? WBantte vermoeden dat ringhealder verdienſten: boven'twelckmen Godt de toekomenoedinghendaaronºm nier erghersen mach bedencken. WPantals voozſiet/overmutsſptoekomende 3yn/Wat alle ſchickinghe der dingen vooztquame up is dat doch anders/dantewanendat dedin tervoozſtentghept/ende den menſchelncken gen/die voozmaels züngeſchiet/ooſakeſou beradingen niet altöostoeghelatenen ware/ denzijn van ſtinalderopperſte vooſtenigh3? ſoo ſouden oock alle onſe ſonden moeten toes TPaarenboven/ ghelnck als het Ä dat Ä wozdenden Schepperalder goe ick weet teznn/'tſelvenoodtſakelnrk moet edinghen, TPanen waar daar oock gheet weſen: alſo moet mede'tgene dat ick Weet te redene om pet te hoopen ofte verbidden. ſullen wozden/noorſahelic toetomendewe WPantwat ſoude pemandt moghenhoopert ſen. Alſoo vallet dathetgheſchieden van't pfte beſtaante verbidden/alseen onbuyghe

boczweien dingh niet en mach vermindet lyche ſchickinghe t'ſamen knoopt alle dat wozden. Ten laatſtenſoopemandt net Wat men mach begheeren? Soo ſoude dan woz anders dan'tis waant te Weſen./datens den vegh genommen de eenigheghemeen* ſchappé -


Tlertrodltingh der WBjſheydt/ ſchappe die demenſchen/vermidshethopen ende bidden/ met Godehebben. WPantdo0?

dewaarde des rechtvaardighenootmoedig Hepts verdienenſpdeonwaardeerlücke ver geldingh der Godlückerghenaden:'twelck alleen de wijſe is / waardooz de menſchen

chinenmet Godetemoghenſpzehen:ende

iii. P?oſe. Geſpack ſp/ Gut is deſebeklachte vandevoozſienighept van M. Tul lio/daar Hp de 1Boozſegginghe deplt/ krachteljck ghehandelt / ende oock

gar dooz ſp vermidtshet middelſelve van vandpſelvelangheende veelenagbeſpeurt:

Ä

wozden metten on-toe maar gheenſins van uwereenighe totnoch ganckelückenlichte / oockaleer ſpdat ver toe naarſtellpk ofſekelijck ghenoegh vol bidden

werven. Soo nude nootſakelijckhepdt der voert. Welcrdupſterhepdtsoozſakets/dat toekomendedinghentoeghelaten ware/ſou debeweginghevande menſcheljcke betrach de ſulck bidden ghelooft moeten wozden tinghenieten machghenaken totdeeenvul krachtelooste 3ijn. PLteve Watſou dighept van de Godleke voozwetenhepdt. etdan doch zijn/ daar dooz wpden alder WBaut ſoode ſelveeenighſins bedacht mocht opperſtet der dtnghen toeghevoeght werden./en ſouder gantſchniettwüfelich wözden ofte aan-kleven ſouden moghen? oberblijven: 'twelclickten laatſten ſulcrſal

Ä

Ä

Daaromme ſoude noodtlijck hetmenſche Poghen tsontdecken endete verklaren / na

ücke gellachte (ſooghp onlanghs hebt gbe Dat ick eerſtghehandelt ſalhebben dedingen ſonghen)afghehepntende verſchepden zünde die dp beweghen. Alſoo vzagheick / waar van ſijnen fontepne ofoozſpzongb moeten omme du mietfrachtighghenoeghen achtes de redene der gheenre die dit beantwoozden:

VerdWÜllel,

welcke redene houdtdat devoozwetenhepdt

iij. Liijm.

des Willen vzphept niet.altoosen behindert:

overmitsſpbevoozwetenhepdtnieten acht Attwiſtigh' oorſaacheeft doch hier ont teweſen eenigheoozſake van nootſakelijck bonden .

Derdinghen eendracht?VWie heeft daar

gheſonden

Pept indentoelomendendinghen. Reemſtu debewljſinghe des nootſakeljekhepdts der

toe-komende dinghenoock erghens anders

Soogrodtenhaatin tweeoprechte ſaken,

upt/danom dat dedingen die voo?ſien3jn/ Dat niemandt cenſaammenghſel weerte ma nieten moghenniet gheſchieden? Iſt dan EIl dathet weten den toekomendendingen Vandinghen, elckin't ſijn ſtijfen beſtendigh? gheen nootſakeljckhept toe enbzenght/ſoo Byware ſäken woont geentwiſtinwendigh. duonlanghs hier vooz Hebſtebekent/ waar vva EI.altijdt kleven die aancen mer vree dooz ſoudende uptgangbender willigherſa ken toteenſekergheſchiedeniſſe der dinghen Maar 'tghemoedt verblindtdoorblinde Wozden ghedwongen Ende op dattu"tghe

Ä

Ä

volghte beterſoudſteaanmercken/ foolaas

eClen,

Kan metſijrlicht benevelt nietghenaken, Tot kennis van de fijneknoop derſaken

onsbpmanierevan vooztſtel nennen./datter

gheenvoozwetenhepdt altoosen3p :ſouden

Hoe draaght de domme menſchſoo heete dan/ſoo beelditaangaat/ de dinghen/die minne,

uptvzpe willegheſchieden/toteenighenoot

Omweten waerheyrsheymelijcke ſinne?

ſakeljchheptwozden bedwonghen Gheen Indien hy weet, daarhynaſpeurtonruſtigh. ſins. PLaat ons weder nemen dattervooz VWie isna'rgheen hyweetoinweten luſtigh? WetenHept3p/maar dat ſp den toekomenden VVect hy't dannier, wat ſoeckt doch d'arme dingen geen nootſakelijckhepttoeenbzengt: blende? ſooſalmepnfck)de ſelve pzphept des willen antſchelickeñ volkomeljcbljven. IBaar/ ulſtuſegghen / alen maackt devoozweten VVatmenſch machſoecken dinghenhemon hepdt detoekonende dinghennietnootſakekondigh? lüch; ſoo sſp nochtans eenteecken / datſp VVaarvinthijſ' hy'tſchoon,hoe machhy nootſakelijck ſullen geſchieden. Op die wij

Begheertoockyemandt’rgheene hynoyten kende?

im

OI1C1

ſedan / ſouden oock degheſchiedeniſſen der

Verſtaan,datdit het dinghis dathyſochte?

toekomenden dinghen nootſakelijck weſen/ Ofkend' hyvoormaals, alshy Godt be alen Waar daar oock ntet geweeſteenighe dochte

Tot Gode alle dinghen in't alghemeen, Dedinghen alte famen in'tghemeene, Oockelcke dingh beſonder grootenkleene: Maar weetnu inder leden wolckgheſeten, Dathy ſich ſelf noch 'theelniet heeftvergeten. Danheeftelcks kond' op ſich in't deel ver loren?

voozwetenbept.WBantalle tekentoontmaar wathetdingh3p/maarten doethetbeteken deniet wozdé. Daaromme ſoude eerſtmoe tenbeweſen3jn/dattergheendingh enghe ſchiet/dan upt nootſakelückhepdt: ſoomen wildoenblücken dat de Voozwetenhepdt een teken 3p des nootſakelijcßepdtg. WBantan ders/ſoo daargheen noodtſakelgckhepdtent

Daarom ſowie nawaarheyt klaargaarſporen is / ſoo en mach oock devoozwentenHepdt En noch niet 'tghedaant van alle bey gheen teken zijn eens dinghs/dat ſelveniet en enis. Maar nublijcketdateenbewhſinghe/ Die kent, enkentoocnieraldie waarheyden. die daar ſteunt op vaſte redene / ghehaalt Maar’theel dathy herdenckten kan onthou moet werden niet lipt tekenen ofſlupt-rede Wen nen die menhaalt vanbupten/maaruptvoe Erkaut hy't hooghe, ſoeckt ſijnoogh t'aan elycke ende nootſakelmeke oo2ſahen. Maar

es

ſchouwen,

oe macht zijn (ſeghdp)dat dedinghenntet

Omte verhalenelckvergheten deele,

enſouden gheſchieden/dte daar3jnvoozſien

Endatte voeghenby behoudenheele.

te ſullenwozden? Wäechts ofWp

absº


IHetvijfde Boeck,

Jfol. 543

dat nieten ſouden gheſchieden de dinghen voelen/ andersbande verbeeldinghe / an die devoozſienighept voogweettoekonende

ders van deredene /ende anders van de ver te weſen: ende of wpniet veel eer daten ſtandeltjckhepdt. WPanthetghevoelen oo2 hielden/datal-hoe-wel ſp gheſchieden / de deelt of kent deghedaante beſtaande in den ſelbe nochtans upthaerder natupzen / gheen onder-wozpenſtoffe/maarde verbeeldingh nootſakeljchhepdt ghehadt en hebben van kentalleen de gedaante ſonder ſtoffe. JlMaar temoeten gheſchieden: 'twelck du lichte de redene gaat oock vooz-bpdeſeghedaante lick hierbpſulſte moghen over-Weghen. ſelf in allen bp-ſonderen dinghen weſende A Deel dinghen dewijle ſpgheſchieden vooz endeoverweeghtmet opmierckinghe het al onſenooghen/ aanſchouwen wp. Gheljck ghemeene: boven de welcke hetooghe des

dedinghen die gheſten wozden / als dewa ghenaars die waghenen beſtieren ende Wen

Verſtandighepdts noch hoogher is. UPant deſete boven gaande den omme-gang) bes

den/ ende de andere dinghen opghelſcher alghemeenhepdts/aanſchoutmette ſupvere wüſen. Soudedaarommeeenighenootſa doo!ſichtighepdt des ghemoets de eenvuldi kelyckhepdteenigher derſelver dinghen tot ſulcrte doendwinghen? Gheenſins. UPant

gheghedaanteſelve. ÜBaar innealdermeeſt dat ſtaatte aan-mercken / dat de oberſte

vergheefs warehet werck der kunſten/.ſoo kracht d'onderſte behelſt; maar d'onderſte alledingen bp bedwangh wozdenbeweegt.

en ſtijght ingheender wyſen op tot de bo

Dedingen dan/die/alsſpgeſchieden/ geen venſte: wanthetghevoelenen vermachniet nootſalielijckhepten hebbenomte gheſchie altoos ſonder deſtoffe of materie / noch de den / deſelveen hebben gheen noodtſaacke verbeeldingh en aanſchouwt niet dealghe lijckhept van teſullen moeten gheſchieden/ meeneghedaanten/ oock en behelſt de reden oock al vooz dat ſpgheſchieden. Daarom met de eenvuldigheghedaante:maardever aander oock eenighe dinghen te gheſchie ſtandelhckhepdt als van boven neder ſien den/welckeruptgangh vzpis van alle noot de/ende deghedaantevatende/ oogdeelt alle ſakelyckhepdt. WPantdaten Wane ick niet/ dinghen die daar onder zyn / maardat in datpemandtſoude willenſegghen / dat de ſulckerwüſen / als ſp de ghedaanten / die dinghen die nugheſchteden/nette gheſchie ntemanden anders kenlijck en mach Weſen/ denen ſtonden/äleer dat ſpgheſchieden. So ſelve behelſet. WDant ſp kenthetalghemepa hebben dan oock deſe dinghen/ Vooz-Weten ne des redens/ deghedaante des Verbeel zünde / heure vzpe uptkoomſtenghehadt. dinghs / ende hetghevoelycke ſtof oftema MDant ghelück als de kenniſſe of hetweten terie/ſonder dat ſp nochtans ghebzupcktre der teghenBoozdighen dinghen / denſelvet dene/of verbeeldinghe/ofte deghevoelycke dinghen die gheſchieden niettoeen b?enght ſinnen / maar als meteen ooghenblick des

eentghenootſakelyckhepdt: alſo enbzenght ghemdets vooz-ſietſpghedaantelijck (om oock het voozweten / den dinghen die noch ſoo teſp?eken) alledingen. Als oock dere ſullen gheſchteden / gheen noodtſakelück denpetalghemeensaanſchouwet / enghe epdttoe. JPaar aandat ſelve (ſulſtu ſeg bzupckt ſp gheen verbeeldingh nochteghe ghen) wert ghetwiffelt/teweten : of daar voelückeſinnen/maarbehelſt de verbeelds eentghe voozwetenhepdt mach zijn van den lijcke endeghevoelyckedtngen. Deſerede dinghen/die gheenen noodtſakeljckenupt meiſt / die het Ä begrüphaarder gangh en hebben. Want het ſchijnt niet kenniſſen, alſoo beſchzift. Bemenſcheis over eente komen / teweten: alsofghp een twee-voetigbredeliſch Bier. De welc mepnde/indienſpvoozſien zijn/batternoot keniet jeghenſtaande/ ſpiseen alghemeene

Ä uptmoet Wolghen :

maar is

kenniſſe/ ſoo is ngchtans niemanden ver

aargheen töotſakelijckhepdt/datſe gheen ſins enmoghen voozweten Wozden: ober mids de wetenhepdt niet dan'tgheene ſeker is/ en mach begrüpen. Iſt dan oock dat de

voelijck dingh: "twelck ſpniet upt verbeel

holen dat hetiseen verbeeldelijckendeghe dinghe ofuptghevoelen / maar upteenre delyckbegripaenmerckt. Aliſt oockdat.de

upt-ganghonſeker is/ ende ſuler als oftſe verbeeldinghe upteſinnen des geſichtsende ker Ware vooſten wozde / ſoo bljcktdatte Weſen eenen neveldes waans / ende nieteen

hetſcheppen der beelden ſijnen oozſpyongh heeft ghenomen : ſoo verklaart ſp nochtang

waarhept deswetens: want andersteghe in't afweſen van't ghevoelen alle ghevoe voelen van eentghdtngh dan'tis/hout ghy lijcke dinghen / niet dooz't ghevoelycke/ verſchepdente zinvandeoprechtigheptdes maardoozt verbeeldelücke middelvanooz wetens:Welckerdolingsooſake is/datelck delen. Siedp nU Wel/dat alledinghen in't al'tgheene hpweet/ Waant teweten alleen kennen veel meerghebzupcken heurepghen IHckupten krachte ende aart der ghewetent vermoghen/ dan't Vermoghenderdinghen

dinghen/"twelčkgheheel anders is. Want die ghekent Wozden?ende dat niett'onrecht. MDant nadien alleoozdeelbeſtäatin't werck

alledatter werdtgheweten/wert begrepen of / nietnaſyn ſelfskrachte/maar

des gheens die daer oozdeelt: ſoo iſt noo

veel meer na het vermoghen der kennerg

digh / dat elckſijn werck

Ä

Ä / niet

ofte weters ſelbe. Opdatdit mublückemet doozeen anders/ nuaar dooz ſynepg enver een kozterempel/ſoo kentop een anderwij mog)en. ſehetgheſichte/ endeopeen anderwüſe het gevoelen eenſelbe randtgheptdeslichaams, iiij. Kijm. PTgeſichte verde blijvende van't dingh/ ſtet Aar waren voormaals tot Athenen dat gheheelteffens metſhne gewo?penſtra Seer duyſter Ouden, die daar menen len: maar’tghevoelen aan-klevende deron Datons de Beelden met de Sinnen dighepdt / endedaaraanghevoeght zünde/ berneemt de rondigheptbp delen in den om Van buyten in ghedruckt zijn binnen gangh des beweeghens. De menſche ſelfs "Tghemoer,alwaar ſyſtadigh blijven

werdtgheaanſchouwet/ anders van'tghe Alslettren die menraeſh doetſchrijven ZWaſ g -

Og


Uertrooltingh der WPijſheydt/ Opeffenbladenſchoonenreyne.

MBaar wat? Gf'tghevoelenende deberbeel

Maaris der zielen kracht ſookleyne,

dingbe opſtondentegen deredene/ſegghen

Datſygantſchnierte doenen Poghet»

de: niet altooste 3jndatalghennepne 7 het

Endätſalleen luydſaamghedoghet

Welck de redene mepnt te aanſchouwen

Derlichamenghedaanten alle,

-

WPanthetgheene dat ghevoelück ofverbeel

Die voorhaar als vooreen Kriſtalle

delicts/enmachntet weſenhetalgemepne.

Verſchijnenen maacktydel Beelden:

Gfis daaromhetoozdee des redenswaar/ datterniet altoos ghevoellieren is: ofteom

VViezijnt dan die haarmoet met deelden Dekennisklaar van alle dinghen?

VViens kracht voorſetelckſonderlinghen?

Ä

dat kennelijc is dat veledingen hetghe voelen offinnen endede verbeeldinghezit

Die oock"rbekenderechtkandeelen? onderwopen/datmitſdiendesredensken *Tghedeylde weder kanverheelen? niſſe pdel3p / die 'tgene dat ghevoelijckis Ä wegh kanſy oock beurts-wijs maac ende op ſich ſelfs/ als petdatalghemepnis/ -

ken:

Aanmercket. ZEHoodande redene Weder daar

Nuſtiert ſy'thooft na

Ä ſaken,

tegen

Ä dat ſp’tgenedatgevoelijc

Danſijght hyraſchin't diepſteneder:

ende verbeeldelijck is/welſietdooz't middel

Enkeerthaartothaarfelve weder,

des alghemeenhepts: maardatſpbepdeniet enmogen berepckende kenniſſe des al-ghe meenhepts: gemerctheurebepderkenmiſſen neten mogen kommenbovendelichamelijcke

Berifpt deloghen merwaarheden. Syisdanoorſaackmetmeerreden . Enboven'tſtofoock verdemachtigh,

edaanten: Wantmen banderdingen ken "Twelcklijden moet d'inbeeldighkrächtigh. niſſe hetſeeckerſte endevolmaackſteoozdeel Nochtansgaat voor in't lijflijckleven Een lijdendaar door werdtghedreven, meeſt behootteghelooven. Soudeninal Oockeerſtbeweeght der zielen krachte duſdanighengeſchillewp-lupden/die ſo wel de redelijcke als deverbeeldelijcke endeoock Inwendighin't ghemoedts ghedachte. Ghelijck als'ilichtin d'ooghen blincket, ghevoeljchekrachte in onshebben derede Of als de ſtem in d'oorenklincker, Die danderzielen krachten wecken,

Dieſnelbeweeghtinwendighſtrecken, Tot Beeldenvanghedaant ghelijcke, Envoeghtdan oock beſcheydelijcke, D'Uytwendighetot die van binnen,

Enmenght die Beeldendaar uyt minnen,

nehetmeeſterecht ntet

Ä TDeſgelijce

iſt mededat de menſchelijcke reden nieten mepntdat de Goddelijcke verſtandeniſſe de toe-komendedingen anders aanſchout/ dann

alſo ſpdiekent. WDant alſo bewfjſtghp/So WatdingHenniet ſekerlijek endenoodtſake lijek toe-komendeſchijnente weſen/ die ens

moghenniet ſekerlijckvooz-wetenwozden

v. Pzoſe. -2. Et dan ſoo datin't gbeboelen derli

ke ſullen gheſchieden. So ents danvandeſe dinghengheenvoozwetenhept: maar ſo wp die oock indeſedinghengheloovente weſen/

chamenons ghennoet nietingedzuckt ſo enſalderntetzijn/dat niet voogten koms werdt met eenghedogben/maarupt uptenootſakelijckhepd. WPaartöanſoo dat

-

ſjnepghen krachthetghedoghen/dat wphetoo.dee des Boddelijckenghemoets denlichameisenderwoppen/doet verſtaen/ mochtenhebben / ghelijck als wpdesrede niet jeghenſtaande deghedaantenbanbup lijckhepts deelachtigh3ijn/wpſouden/mes ten voöz-ghewozyen zünde/derſinnengbe allen rechtvaardighte zijn/oozdelen/dat wp reedtſchappen beweghen/ endehetghedoo de menſchelijcke reden onder-wopen deit ghendesſchaams vooz-komtdekracht des Goddelijcken gemoede:ghelijck wp hebben werckendenghemoedts/ die het werck des gheoozdeelt/dat de verbeeldinge ende’tghe ghemoedts tot ſich beroept/ ende middeler voelenbooz deredenemoeten wijcké. Läat jdt op weckt debeelden inwendejckru onsdaaromme (tudien wpmoghen) cpſtij Ä veelte meerſullende dinghen die ghen totten toppe des alderopperſten ver banallelichamelijckegheneghentheden ont ſtandelijckhepdts: Want daar inneſal dere ſaghen zijn in't onderſchepden nietnae-vol deneſien/'tgeenſpniet ſienenmachinhaaw hende uptwendtgheteghen-Wopen/Maer ſelve. Endedit is/hoe of in wat wiſſe noch werck haars ghemoeds vol-bzenghen? ans deſekere ende belloten voozwetenhept Ende om deſerredene willenſjn mentgh fiet/oock dedinghen die gheneſeeckere upt

#

vuldighekenniſſentoegbeſchzevenberſchep gbanghen hebben: endebatſulerntetenics denende veelrehandeſelfſtandighedé. WPant een wane / maar veel meereeneenvuldig Het ghevoelen alleen / van alle andere ken epdt des alder-opperften wetenſchaps die

niſſen blootweſende/werdttoe-gheepghent binnen ghtenepalenentsbeſloten, den onbeweeghljckendieren/alsdat3Unde IBoſſelen van der Zee/ ende andere Oleaen

b. Kiijm.

den Klippen klebende ghevoedt. Wozden.

aarde verbeeldinghe is in den beweegh

H Oe menigh

jcken Dieren / inde welckenu ſchjutte

Dier verſcheydenvanghe

daant' enaart,

Weſen eenre andegheneghenthepdt/ ompet Doorwandert d'aart: wantſülckmer uytge ſtreckter ſtaarr. te vlieden ofte begheeren. Baar dereden salleenin't menſchelücke gheſlachte/ ghe Het ſtuyf-ſandt veeght, en ſleypteenſpoo langhuyt gheſtreckt, ück de verſtandeſjckhepdt alleende God delſjckBepdt toe komt. Ende daar uptko Door kracht ſijns borſts ghebogheuen mes ſtofbevleckt. met dat deſe kenniſſe alle andere kenniſſen teboben gaat: die daar verſtaat upthaar Daarzijnder ooc wiens wieckenlicht dick ſlaan de lucht, ſelfs natupze/ niet alleen 'tgheene haarep ghenſchappe is / maar oock alle 'rgheene Enſwemmen wijt door wolckenweeckmet ſneller vlucht, Dat der andererkenniſſenigonder-Wopell, -

Der


hetvijfde Soeck.

„Ä

Der anderen luft is treden over 'rgrasbe dat fchapenbWereltgHeſaments alſdan deghefch at alſdändeghe douwt. lück metten

Ä oock Ä

ſoude

Opweydenraygh, ofvryte gaanin't groe noeten weſen. WPanther is wat anders ne WOUT. gheledette Wozden dooz eenonepndeljce Aliſtdat dees malkander gantſchghelijc etwelch Plato den weerelttoeſchzeefz ken niet, ende wat anders iſt teffensbehelſtte hebben Nochtans elcx hooft beſwaart ter aarden degantſchet eghenwooz.dighept des onepn neerwaart ſiet. Twelckopenbaaris/ de delicken evens. Demenſchalleen ſijnhooft recht opten He epghenſchap des Godlycken ghemoedtest e meldraaght, beboozniette ſchij Godten Want weſen. Verſmaanded'aard, hy't Hemelsgoedt voor enouder te Weſendan degheſchapenedin albejaaghr. ghen/nade groothept destpts/maarnade Zydy,omenſch, nietaartsgheſint, dees u engenſchapſünder eenbuldigher natupzen. ghedaant Deſenſtaet destegbenwoodighepts van't Die öpwaartſier,uopteſienmeternſtver anbeweeghlückelevenwertmagheaaptvan ITlaaſ T. doepndelñcke beweginghedertydiljcke Opdatumoedtkniet aartſch beſwaartteraar ºnghen/dienietvernmoghende ſulcrnaete den duyckt, bootſen endeghelücktewozden/verwaltup Daar"taatdtfche lijfomhoogheſieten d'He teonbeweeghlürkhept in debeweghinghe/ melbruyckr.

bj. Pºole.

ende vermindert upteeenvuldigheptdeste Ädigepts in een onepnblickegroo te Van'tboozledene endetoekomende/ ende

N Adiendan/ſoo eenwepnighhier dooy

volheptſjnslevens/daermedeſelf'twelck

-

\

tet moghende teffens beſitten de gantſche

bethoont is / alle'tghene datter werdt opſtynre wijſen nimmermeerepndet / ſog ſthijneteenigſinsnatevolgen datte/'twelck eters aart werdtghekent/ ſoolaatons nu mietberpullen en mach nochte upt dzuc (ſoo veelgheoozloftis) aanſchouwen / Wat en. Ende bint ſich alſooaaneenrehandete daar 3p de ſtaat des Goddelücken weſens: deſes klepien endebluchti eweten/ntet uptſjnſelfs/maerupt der

Ä Ä

op dat wpmoghenverſtaan welche daarzp ghenoogenblicx: "twelck alshebbende wat ſhnekenniſſe. Hettseen ghemeengevoelen ſchijns van de Godlijcke blijvendevoozoo Van alle menſchen dat Godtiseeuwigh.

genthept/maket in den genen die’t gebeurt/ JLaatons muaan-mercken Wateeuwighept dathpooc ſchijutte weſen. Baar wanthet s. Wattdeſeſalonsontdecken gheſament mieten mochteblijven/ſobevetbetredenden Ihck de Goddelicke natupze ende Weten Wegh desomepndeltjchentijdes: daardooz

ſchap. Soois dandeeruwighepdteenvol gHewoden s/dathst alvoozt-gaandeon Iückenlevens: "twelckbpverghelüchinghe vendenteten mochte behelſen. TBaaromme der tijdlijcker dinghenklaarlßcherſalblgc ſoowp den dinghen näheure waarde wil ken. Wäntalſoowatter leeft in der tüt/dat lenbenamen/ſooſalmen Platonem nävol ſelvegaattegenwoozdigh van'tvoo-ledene ghende Bodteeuwigh/maarde weerelton tothettoekomende: ende ents gheen dingh epndlijck/ Ä teWeſen. Radien nu alle

maackte beſittinghe teffens des onepnde derhielthetleven/ welcrvolhepöthetblij

in der tijtgheſtelt/datallede lanckhept des oozdeel naeſ

Ä mach bevaten.

#

ÄÄ

dedin

Maar den mozghenen hevet noch niet berepchtende lebens

en die Haar zijn onderwozpen : endedat Bodteeuwigb is / endeiueen voozoogent # den ghlſter verloozen: ſoo enleefdp lijcke ſtate: ende oock ſtjuewetenſchäpte 't hupdighe leven ooch nietmeer dann boven gaande / alle beweeghlijckhepdt des datſnelle endevluchtigeoogenblick. Daar titº/bift inbareeenvuldigheptdesvooz omme alle'tghene dat dentiſt is onderwog ooghenthepdts/ behelſendede onepndlijckt pen ofſchoon'tſelve (ſoo Ariſtoteles ghe langhte des gheens dät voozledenende dat Voelt van de weerelt) nopt beghonnenheeft toe-komendes: ſoo aenſchouwthpinſjne 1eweſen / mochteopenhoudt/ende deſſelfs eenbuldighe kenniſſe alle Ä als of die lebenmetdestijdts onepndelſjckhepdt Wert nugheſchieden. Daaromme ſoo du wilſte upt-gheſtreckt / nochtans enis'tſelveniet over-Weghende boozſtenighepdtwaarme

ſoodänigh / dathetterecht machghelooft dehp alledinghenkent / ſooſuldi'trechte wozden eeuwighteweſen. Rademaabet lijchernoemen nieteenvoozſienighepdt als mieten behelſt teffens alle 'tghedupzenſün van'ttoe-komende / maar een kenniſſe der Hevens/ alwaartſchoonomepndeljc: Waut voozoogenthept nimmermeerontbzehend et noch hettoekomende / dat noch nietbe TDaaromme ſp niet een voozſienighepdt" eeft ents / nu nieten heeft. Daaromme maarlievereenalſtenighept wert genaämt: werdt datterecht gheſepdt eeuWighte We overmidts ſpvan denederſtedinghenverde ſen/ datteffensbehelſtalledevolhepdt des verſchepdézijnde/alsbande opperſte hoog dmepndelijckenlevens/daar innehettoe-hoº hepdtderdingen/alle dingen aanſchouwet. mendenieten ghebzeeckt/ endedaar van het MBatlaetſtudp dan duncken dat de öingheit boozledenenieten isvervloghen. Ende dit noodtſakelijck gheſchieden / overmtdts ſp moet noodlyck ſijnſelfs machtighaltütte metten Goddelijcken lichte gheſten zijn: ghenwoozdighbphemſelf weſen/ende voo? oock de menſchen'tgheen dat ſp Foghen hebbend'onepndelückhepdt des be ienniet nootſatelijck endoenweſen * Gf weeghlücken thdts. Baer upt kometdat ſoudedijn aanſchouwendendinghen die du ſommighe boozende Platonighevoelente voozoogentlijckſietſte/eenighenoodtſakt Ä gheweeſt/dat deſeweereltgheentüdts lijckHepttoebzengHenGheenſins. Seker/

Ä

eginſel heeft ghehadt/

Ä

een epinde

ſoo daneenighe waardigheghelijckentſſeis

enſalhebben/t'onrechthebben ghewaant/ tuſſchen de Goddelücke ende menſcheljcke

Haaaz

voozoogleur


Uertrootinghdernºthepdt doozoghenthepdt /ſooſiethpiſſneeeuº maar eentghe der ſelber komen booztutpt ghevöozooghentheptalledingen/ghe/ck een V2ije Willekeur : de Welcke al hoewel jhpinuwethtlicke voozoogetheptſommi ſpkomen in't weſen / haarepghennatupze gedingen ſtet. Daaromme enverandert de ſe Godlijckevoozwetenhept niet.de natupze endeepghenſchappe der dinghen/maar ſet die bp ſich ſoodanigh vooz ooghen/ als ſp jamaals in detoe komende tydt ſullen Wo3 denende enverwert den aardt der dinghen

miet/maarmeteen aanſchouwenſjnsghe moetsſiet hpſoowel dedinghen die noodt ſakeljck als die niet noodtſakelßck toe-ko nende zijn. Soooock gbp-lupden/alºghp ghelijckelijcken ſiet een menſche Wandelen opter aarden/ endede Sonne rüſenaan den jemel/ twelckhoeweighp't bepdeteffens ſtet gheſchieden / ghp-lupdennochtanson derſchept/oozdelende 'teen vzpwtllighende "tander nootſäkelijckteghechieden. Alſoo en verandert danhet Godlycke aanſchou

nachtans mieten verlaten; wanteerſpghe

ſchieden/ haddenſpoock moghennietghe ſchieden. Baar wat iſſer danaanghele hen of ſpniet noodtſakelyjcken zijn 7 als

p vermidts hetghedinghe der Goddelijc-. her kenniſſen in aller wijſen gheſchieden als oft noodtſakeljck ware? "Ä / weten/dat.de dinghendteickterſtont voozt ſtelde/als der ſende Sonne/endedegaan demenſche / alſoo gheſchiedende /neten moghennietgheſchieden: des utette min Was Voo2tgbeſchieden / het een noodtſake

Uck/maar"tandergheenſus. Alſoomede ſullen onghetwyffelt gheſchieden dedin ghen die Hodt voozooghen heeft: maar teene der ſelber kommt upterdinghen noodt ſakeljckhepdt / maar’tander uptderdoen wen alder dinghen gheenfinsderdinghen ders vermogben. Daaromme en hebben aart/ die doch bphem als toghenWoo?digh/ WP niett'onrechtegheſepdt/ iſt dat deſedin 1maarnaden loop des tyts noch toekomen ghen ghehouden Wozden teghende Godde

de zyn. TDaaruptkomet/datditnieten is

che kenniſſe/datſe nooötſakeltjczin:

eenwane / maar een kenniſſe ſteunende op Maaraam-merchtmenſe op ſich ſelve / ſoo waarhepdt : alſoo hpweet Watter uptſat jſp log van alle banden des noodtſake

wozden ſonderdathen verbozghenis/dat

chhepdts. 5helich alle 'tgheene datdeu

het ſelve nietnootſakelijck is teſullen wog ſinnen kennelückis / ghehoüden zyndete

den. Seghdphier/dathetgeene Godt vooz ghenderedene/alghemepnis: maärſtedt ſiette ſullen wozden/nietenmachniet woz dan in ſich ſelve/ſoo iſt fonderlingh. Baar

den: endedat hetgheene niet en machuiet ſuldpſegghen / iſt in minremachtgheſtelt wozden / noodtſakelijck moetgheſchieden/ nP Voo?nemente veranderen / ſooſaiick endeghp mpſoo wtlt verſtricken aan den de Boozſienghepdt moghen pdei maken ename vännootſakelyckhepdt. Zckſalſeker als die danſa veranderen'tgheene ſpj

bekennen eendingh des alder-bundighſten Weet. Zch ſalantwoozden / THu Mooghſte waarhepts/maardaarnauwelſeppemant Welafwücken vandynenvooznemen:j. dan d'aanſchouwer des Goddelückhepdts Ä devoozooghentlycke waarhepdt deſ toe machgheraken. Want ick ſalantwooz SBoddelücken voozſienighepdtsweſſetdje

den dat het ſelve ghehouden zünde teghen

Mudat vermooghſte/ oock of du dat doet

de Goddeltjcke kenniſſe noodtſakelück toe ſte/ ende waarbeenen dudpeertſte) ſoo komendeis: maar alſtover Weghen Werdt

nooghſtu de Goddelycke voozſieng

inſjnepghen aart /dathetgantſchontbon Heptnietöntſchuplen / gheljckduetj den ende vzpſalſchijnen. WPant daar 3Ün chouwen der teghenwoozdigher ooghett tweenoodtſakelyckheden/Waar afd'eenets leten moogſte ontvlieden/ofdu dpſchoon

dooz de vgie wille veranderſte in verſchep eenvuldigh / ghelyck het noodtſakelück is den Ä WPat dan/ſulſtu ſeg dat alle menſchen ſterffelück zün:, maar d'ander is bpghedinghe/ghelljck als ghp ghen/ſalde Goddelijcke Wetenſchappedooz weetdat pennandt wandelt/hpnoodtlyck ºys doens veranderinghe veränderen znoet wandelen. WPantwatpemandt weet/ ſoodat als icknuditwil dandatſpooch daten mach niet anders dan't gheweten is/ al ſchünen. te veranderen bp ghebeurten

weſen. Baar dit ghedingh entrecht tot Ware kenniſſe? Gheenſtns. Wanthet God Haar niet de eenvuldighenootſakellºckhept. dejcke aanſchouwen vooz-loopt äldattoe MDant denatupzeen maeckt niet epgentlich Komende is 7 het weder bupgjet endewe deſenoodtſakelyckhepdt/maar hetbp-ghe der-roepet ter teghenwoodighepdthaar

voeghdeghedinghe:ghemercktgheen noot ſakelyckhepdtendwinghtte gaanden ghee nen die vzpwillighgaet: hoewelhet noch „tans nootſakelijck isdathpga/als hpgaat. Opte ſelve wüſedan / moethetgheene dat

der epghenkenniſſen / ſonderte veranderen

(ſoo du dat waanſte) in't voo-kennen van Ät dandat bp ghebeurten: maarmet

ºnen oogh-op-ſlagh in ſich alleeng bljven de / vaokonnt enöe behelſt ſpdjne veran devoozſtentghepdt teghenwoozdelycäſtet/ ºringhen. UBeleke voozooghenthepdtvan noodtſakelhckweſen: hoe weldathet noch alledinghen tevaten endeteſensodtnet

tans gheen nootſakeljckhepdt der natupzen

neenºt upke gheſchiedeniſſe der toe-ko

enheeft. Muaanſchout Godt detoekomen ºde dinghen/maar uptſjn ſeifseen dedinghen/die voogt-komen upte vzje wil Wuldighepdt. Ende hiermetis oock beant ekeur / teghenwoözdelijck. Deſedinghen Wºogt het gheen du onlanghs hier vooz dan ghehouden zündeteghen het Godde ſteldes: teweten/dathetjbetameljcz hckaanſchouwen / gheſchieden noodtſake Ware/datonſe toekomende dinghenoozſa lijck nae den ghedinghe der Goddelijcker ke ſouden weſen van de Goddelijcke en kenniſſen: maar op ſich ſelfgheaanmerckt miſſe. Want deſe kracht der Goddelijcker Weſende / en verlieſenſpniet van de onghe kenntſſen vermidts een voozooghentlijcke bondene v?phepdt haarder natupzen. Soo Wetenſchap alledinghen behelſende / heeft gheſchieden dan onghetwijffelt alle dinghen ſelve allendingen heuremate gheſtelt/ende We Hodt vooz-weette ſullen gheſchieden: enghenietvandeins-volgendedinghenniet. Mädie W.


Hetvijfde Soeck,

JFol.532 ſtelthoopeendeghebeden:dewelcke Ä

Kadien nudeſedinghen alſoo zijn/ſooblijſt Ende enzünnfottebergheefs in Godeghe

demenſchen devºphept des willekeurson ghequetſt:Endeen # ntetonrecht.de Wet 3hnde/mieten möghen weſenonvzuchtbaar. ebte daervoozſtellenloonende ſtraf/ den Sookeert u danaf van de ſonden oeffentde Wille vzp3ijnde van alle nootſakejckhepdt deughden/beurtophetherteter rechterhö SWDock blhft de voozwetende Godtvanbo, ende ſtup?tootmoedigheghebedenin't beneen aanſchouweralderdinghen: endede Ä ooghe: WPantſooghp mieten ſuiltvepnſen/ .egenWoodigheeeuwigheptſjns geſichts/ suban moodegroote vzoomighept/nadien Homtaltiſt obereenmettetoejmendeje, ghp handelt vooz den ooghen des alſienden daanteonſerwercken/uptdeplende denje, läechters, Den belooptnghe ende den quadenſträffe, E Y N DE, -

- ------------------------------u--------------- - - L

OHeer die ons gheeft ſpys endranck, Geeft dat wy die met waerde danck

Heylichlyck tot uwer eeren. Ent'onſer betering verteeren

f

Milbºuyck Int voeden en niet ſtraffen der ſtercke Bedelaers. Zldelicker voedtmen den ledigen Goede arbepts winſt verdoen metarbepdt ſtercken

..

, ſchadelijck/

-

TDan menſe wijſlijckdWinght tot

Enditſyn Dievenbovenal baſt-waerdigh:

landt-nutte Wercken/

Pertraghended'Aelmis die voozmaels was vaerdigh/ , OL Want als deghevergzien dat veeltragelijck TDat den vzomen met Gieft/roof/en moot verſupmen ZSo

ma, Fºtº milthept de landen volge

-

-

bedzoeft. IZum ſelfs Eerlijck ghewin/endeeensanderg Verſlupmen/ TDie eens ſchaemt eneer ter Hierckenheeft ghebzacht 1Derbyaſſen/verſmetſen/avond en mo?ghen/ PLeeft boven in ghevers in luper weelden Beginnen 3pte recht twifelnckte ſozghen 3acht: Dat hun giſte moght vallen in die looſe ’s 1Dolcrmilthepdt verſmetſt hp avondt en JFupcken: TDan traeghlijcker/des veelpdel mo?ghen/ -

-

-

Enlaetſozghetoos de 1Boghekkensſozghen.

upchen

TD'onſchamelebidder ſo gulſchen trage/ TDen

"Äen Aelmis dteflijck wertge

ZHiende des bedels vzucht van daghe totda ghe

OEII

Dan dees

-

Ä

-

weſpen:1Pintmen dan geen

TOlLIl ZSchadeloosenſekeroockboven behoefte: Derlaet ſich daer op: ſo datdtgheboefte Gheen TDijcken/ gheen Galep/gheen ander

vº -

betrouwen Heeft op's volcr mildig ept zot

- -

nutte dinghen

CDm die ſtercke Lupaerts tot arbepdt tebe dwinghen?

TDande naem-Chziſtenen op den gaef-rijc

- ken Godt/ . . . Dieſnnſacrilegers die ſmetſen enſteelen TD'Aelmoeſſen/ die elck mepnt Chziſto in

„d Armen tedeelen. TDitſijn weſpen omnut die overdadelijck -

Gch !

Ä Overhepdt ſo wacker hierop Pate

TDatmen 't JLandt van deeslaſtdoozlaſtigl. werck ontlaſte.

Vande -

---

-

-

-


Aen den Leſer.

M# vint menſchen ſo ſimpelengeck Datſy, merckeude eenighghebreck In een Leer, diengantſch verlaten:

Sienſy daneenighſchijn van waerheydt In een ander Leer, ſonderſwaerheydt Sy die gantſchelijckaenvaten. - Rechtof hy in allenmoeſtmiſſen

Die eens dooltuytmenſchelijckgiſſen: Dolen wyniet alte ſamen ?

Wanthyde Schrift nae’t vernufte treckt, Sijnloghen met ſchijn van waerheydtdeckt 'Enfenijn uyt'sgeeſts blocmkens ſuyckt. Dusweeſtniet ſoohaeſt verleydelijck

Sweightnietin ſooonbeſcheydelijck Aldatmen ubiedt, onder’taes Vander Schrift, die isvelen eenſtrick

Ofteanghel, bedeckt meteenſtick Vette, maer doodtlijckekaes-

-

-

mé Schrift voort,onderſoečttehant

Alisoockyemant een waerheyt kont,

Ä daerfyhet reghte verſtant Ofſülcks Mach ſulcknietmeerqualijckramen? Oockvander Schrift die Leerghemeyn: Twijffelt ghy: laetuniet verdooven, Alwort daneenvalſcheydt openbaer, Light verſcheptſigh d'helſche Tovenaer Hout ſtil, bidt Godr, wilt nietghelooven In een Engheldeslightsbchaeghlijck: Ten ſtemtmet zijn Gheeſtovereen. Soudien Conſtenaer konſtontbreecken? Proeft den gheeſten,ghelooftſenictal, Souhy oock niet Schriftkonnen ſpreecken? Ghelooft myoockniet, zydyniet mal, Soudien Leeuvoorts ruſten traeghlijck? Ghelooft gheen menſch, maer Godtalleen: Souhyonsmeerdan Chriſtum, ontſien? Ickghelooft niet al, wat menſchen luſt, Diébragthy Schrift, maermet valſch bedien Ditmaeckt my een ſchadelijckeonruſt Mctmiſbruyck, meteenvreemdc ſin: Men wilt Jaehooren, Ickſegh Neen. Deesliſtishem nuniet vergeten, Elckwildes andersgheloofregeeren, Die doetzijn Swijnsbliudelingheten Dit doen, diemen voormaelsſägh leeren Gheefthem die van aldenſinterſtont?

-

Datfulcks den Chriften niet betaemt: Drafvoorbroodt, ſyſlockentalin. De Schrift is waer, enheeleendrachtigh, Maer ſoootmoedighwashaerghedaght Maerdaerom iſt nietal waerachtigh Alſt nochonder’t Cruys lagh ſonder maght

Daerde Duyveldietoemifbruyckt: -

Petoon

Nu thoonetzijn maghtonbc.ſchaemt.

---

vande zotheydt der Werlt

wylen/die andere verachten endehaer -

ſeifsp?len.

-

VWaerheyr.

E

IHeleſeer vzome achtbare Heeren wenſthuGodlijcke wÜſhept tot een groet

GDm ujetware goet tellennen leeren

VVyfgewaende. WBatmaeckt dees Snappert in dit gheſel ſchap loffjck

Watſcheldt ſpmp onverſchult hieraldus groflijck. VVaerheydt.

Edeleſeer vzoome achtbare Peeren/ MBildpu'tgehooz totmijn woozdenkeeren. Jek Endiebewaren/ſp comt in ughemoet/

Edeleſeer vzoome achtbare Heeren

Jckwenſchu Godlijcke wjſhepdt tot ten

Ä vanſelfs/maer van Godegos Ssu Ä gheraeckt ick Werponder den Onden/

OnDen/

Eenkneppel/ gbp meltughetreft dooz 1

groet/

TDie haerheeftis voozalle quaden behoet:

jancken/

Een Pzince boven alle P2incen grooten Behooytmen die trouwe Waerhepdt ſoo tt dancken:

Oet

sººº Äſte

alhiergheſchickt in alder Spt ghpwaenwjs / waerom ſchaemdpu

P0 Lt

Gmu/ſoo ghp zotzijt in uwen ooghen ZHijnſalighinakende wiſſhepdtte vertogen/ CDf ſo zijt/ doch niet ſtijf van

ter waerhepdt doch ſwaerhepdt.

Ä jewſU1LIl

TB die verderklicke zothepdt te doenkinnen

- -

Bp dßt oock niet/hoemaeckt umjn Woot VVylgewaende. Riet ick ſelve/maexdie lupden Wanen mp Wps

TDug verdtenick gheen ſchampzeden/ maer eer eupzis

Beugt


Beugtljclevenbaert altpdteen goedename.

TDell

Fol.cccc Ecbf. Trancken gheneſingh

ĺabende

Baeromickpnp des goeden naems ooc niet en ſchame. VVaerheyr.

!

Tºelootmoedigheblindeneen claergeſichte Et! "Ä in 31jn osghen een Godlijck

MBaendpuniet wps/ſoo weet ghp dat Het

volckliecht/ .

Wls

.

bÄ waent/ ſtetHoeghpuſelf be d2leght

Die’tvolchvanuſelveboyenuſelfsgelooft/ Is ". Än van u wjſhepdt niet in U

TDusmooghdptuiet mp maeruweſothept Wyten Datmin gepgeſenwoozdenuwondenbpté. VVyſgewaende.

GDP wilt mp eenſot maecken ſout mpnier

oft/

ſpüten.

MBatanders maeckt u gram om "tWoozde ken WaenWpg?

VVaerheyt.

Reent ſoo ghp't niet eens waert metten ZSpdp Äwpswat ſchaetu datickr uaen hypocryten/ . TDie Ä gº ſchijnen/ blijvende binnen --

-

-

WPS

VWyſgewaende.

---

GIE

-

Zſtniet ſchadelic dätmen'tbeſte goetverlieft Ghpwllt wijsſchijnen/enkentmetuepgen Iſt

º Ä Fm

miet dienenboven ſchat

ſtaet

19ſelfÄ de deughde niet/noch oock Gode

ETtie

Deesrooftmpuſchamp bp dees eerlijcke oogen/

IE

VWyſgewaende.

-

Hadick dan gheen rechte oozſaeck totmijn Steenvalſch aenſegghenenzpdp blodenfet.

Ä U quaedtſnap heeft myn leven

JBaer

Toozen? VVaerheyt.

O

. ge

Keenhoogtmaergheduldigh/ ickſaltu ver Desic metmijn weldaedtu quad'clap licht bgepden/ verdoof oodeeltſalmp verſtandigh Deugtende eereen waren noptverſchepden/ TDie na

Äh

arrº

ſoorooft ueer niemandt die daer

eeft/

P2l)en

ZHoo

"ÄÄſenen eenpzoefſtuck is der

ZHpdpt niet/ wie neemtpemandt’tgunt bp nietenheeft? Ginck

-

Ä woodt udan een balſche eerbe

21.

WPantickleefweeldigh/rijckelijcenheerlück Enleg

TOULI

Ä op/s dat nlet deuchdelycken

LeTIC

ZHohoozdpmpniette ſcheldeumaer teloben Dintmen ditoo.cbpſotte geltſoeckers gierich Sooickonrecht wijſeenlydt/ſo hebdpeere/ GDf bpden dwaſen doozbzengerkens ontie ZHegick rechten werdp gramuſchant bl§ft righ. Te NeeTe.

VVaerheydt. Pier hout ghpuſelf vooz wijsdatſeptick -

VWyſgewaende.

. Bijndunckt voogwaer dat ghp metmp gupchelten ſpot

- -

terſtondt/

Doelochendeghpt/ nukendthet uepghen UNOndt

ZckweetvöozwaeEdat ghp wps ſchijnten zijt een ſot/

So ſaloock upt dees uepghepraden blicken Ghpſelfsſiiteéſtoute dwaſegge en ſottinne TDat ghp den naem banſothept niet moocht Ont Wijcken Eenſchamperepzpe/ roemdp daertoe van ſelfs Illne ZHeght mp of pennant een Jaer lanck waer PLiet ickrnietveel meer ommijneeredan ghebannen OIT U Int Pirau/daer hp krijgende goedeltannen - -

-

Ghplaeghtalonder mijn hartflaende vup Gaede Beeckers/ enhoopwerck van goude ſten nu.

Schijven/ DTotepgenom zijnwildaermetebedzijven/

VVaerheydt.

Behaºarber intſchepden daerſou blij Ä aen/ 'tismp oock al overlang bei Illt Ten waerhpop wiſſelover wiſtteſchzijven Hoo Ä de TDief't quaet vannemenen CDf dall oock veel lupdentot deſen man qua IBaer hp Ä Ä ſtrafdats 'thanghen bP Dieſijnverovert goetgaern opWiſſelnamé CSn bºÄ# aſte bozgh een Bzief recht ge TDatghpvalſcheboeven ware deugt bemint

Blijckt

LI!

II1LIl

KLEI

der Teelett/

-

Zſt quaetboven'tgoedtte benuinnen gheen 3othepdt. VVylghewaende. . . . . MPäerom comt ons dees Hodthepdt

Doctrille Inder

c)2eben

Tehups voozeenbeloofdehonderttegeben/ WBaer dan dees Man upt miſtrouſo gierich gheſtndt. Ende des

ºtsabºnne ſulcr bp Hembe

-

III

Deesſnapſter dees clapſter/ deesberiſpter

-

Dathpt liever wepnightijdts daer wilde

ſpytigh VVaerheyr

--

hou Wen

-

TD'Welck hp onlancrdaer doch moeſt laten Bevuple wonden benickcozoſüfbitigh Net TOUUUen Eenclaerhepdtpynlijckd'oogenten dupſter -

ghewent

Een

b“ voozraedtde waenſenders be Elt

IBan

Ä Hp't ſoude doen

inder Wiſſelaers

dU

CDm altijtte gebzupcké als hp quamintlant Maerden gheſondenben ick der wpſhepdts Acht ghp ſulcken man wijs? of heeft hp ſolltepn WÜſhepdt ghebzeck. 3, Deel, JeV. VWyſghe .. - -


VVyſgewaende.

waerheyt.

Sodanig man höudeic vooz een dobbelt gec UBathadtghplievervooz wat arbepts telo Als die Gerlydtom ſo cozten pdelluſte

ne/

Een ſchat daerophpt'hups weeldich mocht Een klepn Legpenning of goude Croone, wyſgewaende.

Luſten.

Een zot waerwps ghenoech tat antwoodt VVaerheyt. . dier vzaghen. IHier geefdp cock vonis tötmijnen Voogdele waerheyt.

WPantghp blickteen zot uptu epgenoozbele

Eiennerclit ghpu verovertſilver ende gout/ De Goude Croon (ſieick) ſoude u beſt be haghen Gfghp bemint waertvan een Pzin

Pliever ind'onverſadelñcke kiſten hout

Ä”

TDaer glp’t ſtervendeutet treuren doch moet lateli

ceryc

Dathpu vooz.de ſelventwee Kiſten gelijck

TDanglp'tdaermenſoutdeelen/ om tot u

Een Vol Legpenninghen/ een vol Croonett

Wer batet!

IHondert foutontſanghen van Chziſto Haer TDgt

º #

Wall gout.

ghpupt een van bepden tellen

JBet

Bo?ghe

-

upt een God-miſtrouwende

II. /

't WBaer gout of Coperſoo lang"them goet

0? JUL

ſoudincken 13anmeergebzecte hebben cleding of voetſel Detbelofte vauu"tgeteldete ſchincken TDan der ſoghelooſe 1Boghelkens G ſchatopäerden vergadert in kuſtof Pot Seghttochliever uptwatkiſte ſoudptellen? teN wylgewaende. CDnveyligh ſoo Welvooz TDieven als vooz MBt de Kroon-kiſtenick denck dees vzoump

Ä

JPMotten

A- -

-

Wil quellen

- -

TDaer ghpuniddel hebt dooz milde liefde Hep l

-

Metſotte vzaghen en ſotmaecken ſottelijck

ºstet minder Waeracytighe ſotternpe

waerheydt 19erſtaet «ergbp mijn vzaghe dozdeeltſpot telijck

Äſt niet te rechteen clachtigheſpotternpe/

Soudp uint Croon-tellen oock traechlijck

gh

-

-

Die te vergaren inden Hemele vepligh

aenſtellen.

Dat wigeachtvole tverſtant dus verlieſen ZSeght iſt ghce: zot die 'tſnsotſt Voogt beſt

gaet lutſeil? VVyſgewaende.

. . wyſgewaende. Keen bzpelijck maer ſoo mp wackerlijck verſunelten

Tat tupghteen ſpzeeckwoozt hp is3ot en Gmveel cronente Hebben/eerbpmjnnaen die macht

otiVZoet

waerheyt.

TDie verkteſt'tverganckeljckvoozteeuwigh

En of Hpºt toe lietvanſmargens tot den

goet

W9antalſt gaet op een ſchepden Sohteft hpgheen vak bepden.

middernacht

Houdp connen3ijnſonderſtapen of eten.

VVaerheydt.

wyfghewaende.

-

WBatmeendp "tverganckelijck goedt

WDienſouſulckoozbaerlijck tellen mietdoer vergheten

Vyſgewaende. "tGeltenaertſche vzeucht VVaerheyr.

-

Hongher/dozſt/ſlaepen alle lichaemgº moe dighept

waerdigheyt. MBatheet ghp 'teeuwighe ºt wyſgewaendc Hebdp pewers net ſoo heete ſpoedig Wep TDie ſalighe deucht. waerheyt. Bet ſo anderdzoten vliſt begeerten vzeugde JBeendp metkennis vande Godlijcke Waer et verkrjghen Vande rijcke

Ä

hepdt

*naº Gl)p Ä tuptſchaemte van opentlückte LUDE

Die Godes goethepdt verklaert metſulcke claerhepdt

e g)en

Dat demenſchupt gantſcher Herten/krach WBantdats nopt gbeſchiedt noch moochdpur bedzieghen/ ten en ſinnen:. -

Godboven almset lief hebbenen beminnen

Datghpuſelfswijs waent / Hoe welabp

Enoock als hemſelve zijn even menſche. wyſghewaende.

puerdwaes/zijt. Als die ſtadich vander geltgierighe aes/bijt. Seght mp doch alderliefſte man in ſonder

Sa. waerheyt.

MBatelck bootbeſtkieſt/ dat is meeſt 3ßn Js tu wenſche

ept ÄÄ en deught niet ſo groot on ercyep

Siinhope3hn verlanghenen zijn begheeren/ Alstuſſchen den gouden en Coperen munt Iſt nudat ghp dt/als datonderſchept cunt. Jft nietſs? wyfgewacnde, Hodat ghp deuchts verkrüghenuuttervoo Däecht.

waerheydt. JNoetelck oock niet meeſthanteren " Gunthp meeſt op Hoopt/enhennbeſt Wakt vercreghen.

wyſgewaende. Datbehoeft gheen antwoozt/ niemantſept daer Tegell»

u verſtaet. "Ä ºwn Hoeſpoozdp niet vzoech "arºmethe wecht/danna"taertſche Ban

Lld L

gelt

Iſtniet ſothepdt die u verlept/ verderſten qUelt

-

Benckt ghpwel ſoo veeluren op God en 3hn Woozt.

-

Das


Fol.ccccr.cbit, Als daghen/ jamaenden op 'tgeltdatuſiel Helpt goep upden wilt mijns ontſchuldts ontfermen vermoozt Spdpwel optüdaghen ſoorecht blpghe- Wildan niemant die waerhept beſchermen So ſalickſchudden van myjnvgeetſame voe

Weeſt/

Om deughts ghewinnedat d'Edelziele geAls

sºdadair om ſijtom

wic

"tſnoode als dooznen "twoozt Gods in uver-

e t

dzuckt metghewelt.

-

- ten. ºts ſtofen wijcken moe chºrnadp fit! dae tste binden// daermen CDmeenplae mijng Ä

19

neeſt.

II

VWyfghewaende.

-

Sooloomtmenhem die alterechtvaerdich

Ghpverkieſt dan'tgeltbovendeught/jabo-

lG.

ven God/

-

Enblyftoock dannoch tenlouter Kar/geck Die alte wiſsis/endealte waerachtigh. THoo # veelberiſpens bitter entweedzach en 30t.

Ä Geck

igh.

DL

pvel/ghpqua Teve bij h ? den Dupvel r vooz hierte Narren/ te Gecken ente Loopt MBats Hotten? -

Ig

-

Ä verwijtigh Ä tonghefel Ä clap enhoutniet op met mpte Ä 0 geſelſchaP ponghero 01ndp Weer in dit gheſelſcha Hijnt Äen diet verſtaen niet goetcon-

TBees

Otel

e.

nendoen habe behoeft niet een Sots bewijs -

WDie

Ghpſult ufaemroven wat dierderbekopen IHeb

Ä Fun

Heerendaerntet hendig

verlo

ap.zoen

enmachmeer deught upteler Woozt dan . Pan die ſnoodemoederbande hate twiſtigh/ Dadell

mºº hevt.

Sp

"Ä Ä

alheeftſe haervenjn op mp

gUel0

aerneyr.

Die nieten comt vande woozdentotten Heb

# Än Heerendaer

niet hendigh

eCIO

wercken/ _ .

Knaermin benaerſtigthetweldoendan'twel Traechluckquamſen/ matrick deedthaer ſpzeken

-

Werdtjen valbladighen vüchlooſen Boom

_ rupmeninpoſt ſtilden haer klap möÄn

arghelf

/ tigh/.

gheleken

Deesijervloeckt daerhebdp oockvooz te Bebichºumin Heeren daer niet hendiab verlo 1Pan die ſnoode MBoeder van de hate twf ſtigh Ja: iſt alopmpº comlaetonsoock eens Hooverwintklare daedt dupſter woozden konnell Miſtigh, 19anuonnutte clap opmijn Muttedaden ſchzoomen-

VVyſgewaende. -

Ämtdaereenmüppeer/ ſtockt die in on ghebzaden/ Reemter nöcheentoe/ twee/dzie/ vierwil -

dpermeer:

VVaerheydt.

@ch/och/och/ghpdoetmphert eljckſeer E Y ND E.

TAenus met Lupido een tſamen p?ekinghe.

H

Ä, bp Cupido weeldietºgHeiln jMadlen

ÄF Ä Goden bebecht

en VerUWINT.

=

EDatghpMB iriergaN ſ0 Jeel TU

I

Ärn Coockerpjlen?19

Fackelhit

LIl

19

daº eenboghe/ofu luſtſchtetenskon E»

Ä Ä

nietenſpaerdt Upt ſo Heel GDocßmpſelf/u MDoeder

Ä

Derft

Deſº Elle 3.Dcel.

L l

-

Cupido. goedertroll ick Boeder/ter K rp

P9all


ernſtelück van aen-PHebben die oockdeooghenſoobzeelljc dooz

MDant ſpis depper en chouwen

-

-

-

deurſchynigh

-

Gocl/doethaernanlijcke fierhept/ſtrengh Schudden die oock 'thooft/JMeduſp/ſlan van Weſen gighghehaert. Als ickſeghenakemet gheſpannen boghe Derſchzickt mpſulerhaer wacker omſichtig Cupido. ooghe TDees maerhdekensmoetick(moeder)eer Dat mp Boogh ende Pijl ontvallen Upt bewijſen vzeeſen Dmhaev cupſch eneerbaer ghelaedt / waert -

-

ompzijſen.

Venus.

WPas JBars niet 19zeeſlijckerdanzp/ Boef- Bock en ruft nemmermeer haer vljtighe ken eerloos vzoethepdt JNoch Hem verwinnende gandts Altijdt heeft ſingheus luſt Haer herten beſe -

Ä º LLTOOS.

KEI

/

-

Cupido. „ So dat ick mpdickmael daer bp heb verge Dielochtempſelff en ontfinck mpbegeerTL11 lijck Gelockt zijnde deurdesſancrlieflijcke ſoet -

-

JBaer

Ä cupſche gheſicht Houtſcherpe

hepdt

achte

Als

"Ä verſchijn achte

-

meteen bperig!) ge-

TBoenmpancrſtigh beven Haer woozden

dÄ el/die Ä 3ijn danghefpäert om ha haereer4 gheſp

3Bel/die 3f baer

JBaerwaeromlaetghp Dianam doch met

vervaerlijck

2Bp Jupiterſeptſp/comdp mp beneben Bzeden? Jc beröve umet deesſpietſehetleven Cupido. Derſcheuru/of werpeu intdonckere Rooz- Die ſiet op een anderbegeerlückhepdt lu den ... ſtigh hetſlangharighhooft afgry- IDf TBan ſietſpfellijck ſchubdendeſoo pſſelfjck/ MPantſp om Herten ſnelle Ven H Hinnenver A -

Ä

ºpbº

TDatickgrillendebluchte Uptbzees ban vermöozden.

eſp ſtadelict Ila poogt/ POOt/ Vangt WAT1 ſchietofte ſtet ſpft Jas

Hemmermeer ledichen is/ ſtille nochrut

V CIlUS.

d

'tSpſo/datahp MBinerbann dus aner-Sp w# als een Blirem op bergen endal ZHoraſch/datickſe nieten mach achterhalen

ſtighontſtet

Goc haerbogſtlap (hoewel Jove d'onder-TDuszjnvlercken enpflen/ophaeronnutte. Hoeweltck haerbzoeder/meeſter vanderbo

ſtraelniet)

MBaeromblüvende Mupſedan van ughe ſpaert:

ebejvan

LI

| Dick inthert treffe deurſºnalſendeoogen/ u Pijlendeurſoethept venij- Bethetlieveleedt van mijn gheſchutte, -

E Y N DE,

Doetledigheytuytuweſinnen, Sobrecckt ghy den Boge der Minnen.


Roeft den Geeſtem gelooftſe niet al. Gelooft my oock niet,zydy niet mal.

Gelooft geen Menſch, maer Godt alleen-Ick geloofmiet al, dat Menſchen lu

.

Maer

Die maeck my een ſchadeljoke onrušt

die ſal't ſoo langhe nier heelen,

« WMen wil Ia hooren, Ick ſegmeen-. Elck wildes anders gheloofregeeren.

-

Wanthy heeft veelte veelGod

Die doen,diemen voormaels ſach leeren.

dinnen.

-

Datſulox den Chriſten niet betaemt.

AMaerſoooormoedich was haerghedacht. Alſ noch onder

Ä

Merckt doch waer die Men

lach ſonder macht.

ſchen toe komen

N“toonet zin machtenbeſchaeme. Hoedt vſeer, voor deesydelvlieghen. Die ſchalckerdam z.atte bedrieghen,

Doorhaghen, waenſchijn eneyggen be

Oockſvolex bloed gierigher .“rgben, WWlºyt den Pot in vierſringen. (dwing?

Vermetelheydt methoogh be

Draecht geen vreemt 1ock, laet unier aen

TOCIYCIl

Aldaerſ die ſchrifttoe buyghen.

Sijn by veelgheeſten,ghemeen

Salmen immer die Tyrannien. Inden gewiſſens moeten lhen. Door ſonden by ons bedreven: Soo is doudeſachter om dragen, Enſo wachmen bidden met clºgen. Om Dioniſius langh leven.

plaghen. Menſeythoe hoogherberch

hoedieper dal,

Die hem hoogh verheft, moet neer Ä BR 1 EFK EN

7. Rym by den Autheur

voortydts

Hooghe climmers vallen den -fwaerſten val,

gbeſchrevenaeneenzymre kennißen, Enverreſwemmers oockmeeſt van den welckenhem was gezenden

verdrincken.

die gheſchiedenſe van David Jo Dit is aen Phaeton weghe rifL doeter tydt verſchindruck uyt bleken, ghecomen. Daerhyrvoorzeyde, dat Hendrick Niclaeſenzaken zg lange Oock Icarus, die hoogh dorſt vlieghen: miet verholenzgude byven, Verwaentheydt iſtquaedeſt den David Jo. VAn Marſya,Heerman, uwen gebreken. -

-

-

grOet,

Macrnederheydt machnietbe

Die ſijn vuyl Fluyte heeft ghe

drieghen.

preſen

Boven't pijpken van Apollo ſoet, -

Hierlaetonsblyven,en laech -

woonen,

de hooghſte’t hoogh Hebickmer verwonderen ghe So mach behouwen, leſen. - -

-

Enons bekendequaet verſcho Ick dancke u ſeer van fülck HenricN,

medeelen,

-

Enwachts oockvan den Godt –-

v.--

nen:

Oockdat verborgengoet doen aenſchouwen. -

- -A-4

*-*–-----------------

der minnen,

M--- --

vartwil,

-


Dir doetheur moedtte hoogh verhoghen En meer beſtaandan ſijn vermoghen. Dit doer heur oock inthooghe vlieghen, Als Icarus heur ſelfbedrieghen:

Seepe. 9.

Omueygen gerechtigheden op terechten,

Die met ſijn wacke veeren vloogh

Hoekont ghymetu kloeckheyt

Tenaaan't heete wereldts oogh:

verkloecken den flechten,

Daar doorhyneder vielbeſchäamt,

In zeenaſijnennaam ghenaamt.

Tgemeen volcbrengen tot nicu Afgoden, Die gevryde vanderwet maect ghy weertotknechten,

Soo valt altijdt in ſchande, en blaamt Die hoogher vlieght dan hem betaamt.

eengheſjähetuſchen Genusende Cupido. -,

Hoekomthet bp/Cupido/kindt van minnen/ . Fädleughpalde Goden kont verwinnen/ GDock myumoedernpetenſpaart uptjomſte: Datgyp Il unerva mruſtenſtillaatſitten:

2O, Beuus -

Deuru nieuwe laſten en Men

TDerft daar ukokerſchut?ufackel httten?

Dyanteenboogl/Dluſt welſchuetens kumſte?

Ä

21.

JIMinervaomtſteick Maer/ter goeder troutven.

MDamtſpus ſtrengen ernſtlyck vamaanſchouwen Dockmanlyck/dapper/fer/inalhaarweſen. Ghenakeickhaarmetmyngyeſpalmen boghe Spſchuckt mpſuler doo?yaaromſichtigbooghe

Cupid0. upid0.

Die ghydrijft totter ſalicheydt hooch van nooden,

DatmpontvallenbooglenpHluptvzeſen, Js Imars npet veeſick: Segt dochboefkeneerloos: Jasch wondten temtgyphen en maacktyen weerloos. jp lockt mp ſelfmetkuſſenenmeticken.

22, ZDenug, Cupidge -.

Äaar Palas kupſchgheſchthºudſcherpe wachte, Derſchijnick haar/maarmeteenheetghedachte Haar woodenſtraf/doen mpvervaartyckſcyncken. Bp Jobent/ſeptſp/komdymp beneben dpfiuermetdeſenſpietshetloven en werpdp diepin't doncker Iſooden Danſetſpfel/enſchudtſopſelycken „

Met die doode Letter ſoečt ghy

den Gheeſtte.dooden, -1

Ä Ä

Maer t'alder-nootſaeckelijcxſte acht ghykleyn,

Gytrect tot ueygendom 'tgeen

23.

datis ghemeyn, Her buytenſte des Bekersmaect

Tſang-jargyyooft Meduſe afgrſelücken. Datuckmetbeven vluchte/uptancxtbaumooAdel.

24.

Datghy ITminervaontſiet dusſeeris wonder Ennpeten acht op Jovis ſchick gh Äer.

Fraarhoezydy de Muſenaltytſpargh

Benug

„W

ÄDat ſpaardpdaar/u phlkens ſoet venymgh: Gfhebbenſp/oock ooghenfel dooſchingh Als Pallas Schudtmendaaroockt Pooſt ſlang-Barig).

Ä ÄÄ

2 ſ.

Deesmaeghden Gmtkupſch gyelaet/ſeerzedigV wº er tijt heur vlnrenvºoetPepdt.

EM-"

Ä

Cupids

Waerom drijffghy een ander

Altijdtheeft ſingensluſt yaer hert beſeten: Des Ämydicſ/bp yaar lang moet vergheten Eyelocktdoozyaar geſangsſolievefoerpert.

- - -

gheſchreven, van, Denbant der liefdeeyſcht God van ons alleyn,

-

-

26.

ghywelreyn, Maerhet binnenſte wordtveel

AT- -

Maat diegheſpaart zijnom heur ſetze M

Ä ghy Diana danmer vzeden: Cupido, Dieſetop anderen ſinlijckyepden luſtigy Gmyrtenſnelen hundente belage Cevanghen/ſcynetenofmetbacteag Bemus, IBaarom

bant hier beneven, dan’t.

Wat behofby Bant.de onghebonden leven, can.

(Totgheenderſtoudten sſpleesy of ruſtigh.

Deurden menſchelijcken Bant 2"e

7

Spſwerftals bluremoverberghenden ajÄ ickſenpetenmagy behalen.

jnvercenjenbooghzºudaer Ä STRaarweltrefick den meeſter Van wclſchueten

ZÄ bzoer/yendoeuck dick mjn vzeught verdieten

wordt welu gewingheſtijft, Daerom worden die banden

ooz'tliefyckleedt/vanluſts begheerde plagPel.

meeſtvan ugewrocht, Maerdeur 't gheloof wortmen REFE REYN.

Chriſtum inghelijft,

En van die Wet, veelmeer van /-NHy Religie-drijver die u ſtricken ontknocht,

deestijdtſeer twiſtich,

T'ontbinden

des Eſels heeft

Chriſtus gheſocht, Entegen malkanderen dus dap Enghy ſoečthaerte binden met ſtrijdt,

per vechten,

laſten beladen,

Totonnutdiſputeren ſeer arge Hywilde datſetot hemſouden werden gebrocht, liſtich, zit, Hoe d.


Seepe. Hoecont ghyſe dan rechtelijck

hulpbehoeven, Of die Gheeſten uyt Godzijn

tuwaert raden,

Drijftſetotter Fonteyne die haer

moocht ghywelproeven,

kan verfaden,

Zijn ſy uyt God niet, wilt voor haernietbeven dan,

Sytghy rechte Herders, is u die Cud bevolen,

Onder ſchijn van Godskinde

-

Maerweeuwolven die meton genaden

Folrir

renkomen oockwelboeven, Wiens bandéeen Chriſten wel

-

Dieſchaepkens verſcheureren

recht wederſtreven, can,

den Herder hebtontſtolen.

Wat behoeft bybant, die onghebenden

Deuru verſcheyden ſinnenver

kºven,kan.

Ä

Nu mochtyemant WA.Er ſtroytſy noch dolen, Daer ghy des Herders regiment byſalick mercken,dat, hebtgheheven an Wie Gods kinderen zijn geſon

in Schaepskleren als

denen verkoren, Deſe antwoort ickom hem te

Meeſterster ſcholen,

Sowordenſetotu bandenghe-| verſtercken,war, dreven,dan, Wat behoeft by Tantdie eigene

Gods natueren aert ſalmen aen

lerven, can.

Veelvalſche Propheten ſietmen nukomen, an,

Diehaerſelven alstrouwe Her

ders opwerpenſtour. Enhebbendaerongeſonden die eeregenomen,an,

-

Gods kinderen zijn Gheeſtelijck van Godsgeeſt geboorn, haerwelſporen, , Eengoetboom brenght goede vruchten voort, Kentſe aen heur vruchten, niet aen Neus of Ooren.

Die windt fietmen niet, maer -

Elcnuaenden verwerdentoorn

tot Babelbout,

Als deen roept om ſteen ſoo roept d'anderomhout. God heeft aldus verwerret der

'rgeruyswordtwel gehoort. Sylaethaer vanden Vleeſch niet bedwingen,

Die windt blaeſt waer hy wil Ooſt Suyt of Noort,

hovaerdigher ſpraecken,

Alſo vrykomtoock des gheeſtes Meeſt ſoecken ſy Eertſche ghe vloetontſpringen, win ſilver of gout,

Maer d'ander connen niet doen

dandrijvenen dringen, temaken, Een quaet boom gheen goede Deſe eerſöeckers moeten mal vruchten gevenkan, kander nu laken, Als grijpende Wolven ſy die Daeromvliet uyt Babel ſonder ſchaepkens omringhen, Ende als de Spinne elck ſubtile langherte toeven, Wantſwaer plagen füllen haer Netten weven,can, nuraken, Wat behoeſ by Bant, die ongebonden Of haerſelfs eengrooten naem

Dusſocétgeen hulp bydieſelfs

kºven, can.

3-Decl.

H

PRIN


Seepe,

-

Dieſe inhaer herte dragen tal

p R 1 N c E.

lenuren,

Ghy vrye Princen, 'smenſchen

-

Niet uytwendich in houdt of ſteen,

banden benevet,ret,

vredelijckmethaerge Weeſtniet als Peerden, Muylen Syleven bueren, of quade honden, Met God enharen naeſten zijn Den rechtveerdighenis nict ge ſyghemeen, geven wet, Sy verkieſen gheen Menſchen - -

-

Mäer diejongeſwacken en die van vleefchof been, zijninſonden, , , En dencken dat een ſterffelijck Voor deſewordt toom, bandt menſch welſneven,kan "-

en wetghevonden.

-

MetGod verbinden ſyhaer her

Daer in men haer ophouden

ten allen,

canen beſtueren,

onghelovigen fy gheen Maer die gevrijtzin; vanChriſt Metten vreemt Iock kleven,an ontbonden, Drijft die Wet der redelijcker Wat behoefbybandt die engebonden -

-

natueren. -

lerven,kan. -

(A

Spie -


D. v. Coornhert totten leſer. Ioamia".

Iſt ſie dabei Terwen Korengengee Gbeen Vrucht altoos envoet.

-

AMaar alleen blyfe, tot dat het verroten bederft : Watſalmen doch goet hopen n«arwenſche. Wande Quaden Menſche,

-

Ioan. 3.* Soslanghbyzyu Quatbegemietinder Waarbeye Sterft

-

VVatburn- Ryck Godts veelte Sporen,

-

2.

-

Die mietwertberboren

.

Petr 2.-4. Tquaat moetmem Serveueerwen gºey Leve" verwerf-

**** wangheeskyreudezendaar Gedts Ryckebe-erft.

-

-

-

-

"tBoE cx K EN "SE YT:

Adam ſprack, 'twijfſy,'tSerpent dede myeten. Elckſchoof opander zijn ſchult,van des dootsbeten Metſchantvluchtige monden. Begeerdytekennenden rechtſchuldigen man? Coopten leeſt my die hemte recht aenwijſen can Doort Schriftuerlijck verconden

Vandoorſaeck.derzonden. "tBoE cx K EN

SE YT :

Van des Onwetenheydts verſcheydengraden, Onnooſel,oock ſtrafbaer,en pijnlijck volquaden, Toon ick den onwijſen Luyden veel ſecreten. D'eerſte conſt,daerin des Menſchen hooghſte prijs leyt Is vvarekennis van fjneyghenonvvijſheyt, Doende datmen nieten vveet, ſekerlijck vveten. -

Elders cooptmen duromGhelt onſchuldighe Slrve

-

Hieriſmen verleghenmet Boeven tot ſtrafvervordel, Al-verſchonckmen'tghenot ºvanhaerroeyenof Graven Noch waren ſſelfen't Land hierdoorgevoordel,

Duhoerelgbyºvrye Landengheen Menſch-eyghendomlje Hengt ºptmoodt datmen Boeven

Werckentotheureghenprofje. ------- -

Is Lotery,gheen Boevery, mywerdt de Rockgeſchaeckt, Mijnvoorbpresden, was fuckwercxbroentmijnisheolyolm4elt. Elekwildes anders geloofregeeren,

-

Dir doen,diemen voormaels ſagh leeren -

Datfulcx den Chriftenenen niet betaemt.

Maer ſo ootmoedighwasheur gedacht Alſt noch onder’t cruys lagh ſonder macht –– – –

-

-

Nuthoonet ſijn machtonbeſchaemt.

- -

-

-


D.

V.

C O O R N H E R T.

In twee Boecrkens/ waerbanditeerſte Vertoont dekloeckheydt,de middelen,de weghen, Waer doord'Oudenliſtelijckhebben verkreghen, Ende Ionghen bejaghenmet diligentie De Heerſchappye over 't Volcx conſcientie.

DWeede Boeck / berclaerende Degroote ſchijn-deught,daer met d'Ouden hebben bekloeckt, Ender Ionghen onrijpheydt nubottelijcken zoeckt Der conſcientien toom,om des kokens voordeel,

Tot bedwang van d'Ovérheydts betooverde oordccl.

Die Schrijver. Geencloeck Lantſknecht neemt dienß tot'svyants quelinge,

Hyenſet vooral des Hopman beßelinghe: Geen vroetpleyteren volcht in zijn Proces yemants raedt, Dan die hy kent voorden rechten Licenciaet:

Engheenwys crancke (9tancxte voor venynen) Neemt Drancin, dan van Doéiors in Medecynen.

Maerter Zielen verlies, Deodt eneeuwigh quellen, Volcht blindeling die meeßehoop, mietom tellen,

-

Roovers, Lapſalvers, Venynkgockerfracxter Hellen. Daaren zinſºo veelovenvateren myetaan ſtrande,

1 . Hoe draaght de domme Menſch ſoo hee

Bloemen in de Lenten, bladen int Somer woudt,

te minne.

Omweten VVaarheyts heymelijcke ſinne? Indien hy weet, daar hy na peurtonruſtigh.

Coornkens in d'Herfſ, haghellenen in Wintercoud, Nochpjkn in alde koker van Parten Landt Soo veelhadnoyt buyck van Riveromdriftighzandt, Soo veelſchubbighghedertgheen wateronderhoud, Soo veelweneelen in Zee, gheenbarenſout, Nochſoo veelmunts en teldt gytgierighe handt.

vvie is, nat' gheen hy weet. om weten luſtigh? V Veet hy't? dan niet, wat ſoeckt doch d'arme blende?

Begeert oock yemant t“ geen hy noyt en kende? V Vat Mëſch mach ſoekédingé hem onkondich?

Noythadde doncker macht ſoo veelglinſterende ooghen. Noyt is doorclarelucht ſoo veelvoghelghevlghen,

VVaar vindt hy't? vindt hy't ſchoon, hoe mach hygrondigh

Noch noyt mochtmenſoo veelgraaſkens op aartricktellen

ofghetalſchint noch klyn byt'ljaenmenghvulgh

Verſtaan, dat dit het ding is, dat hy ſochte?

Daardſonkuyſche herten willens enongheduldigh Suchtende enduchtende heurſelf mede quellen

onder ubrief my Maeris ghenoegelijc en ſtil, Het rijmken behaeght, In Godes wijſe ende lieve Om de lieflijcheytvan die goey

wil.

wenſche, Wie boven macht

Wie die heeft:datis 'tgheneghy

Nietwenſcht,of wil,

na vraeght

Ruſt dagh, ennacht In vreughden ſtil.

Gehoorſaemheyt en ruſt in een .

menſche.

Van

Als Ioncker Smetsſeermildelijck,„teert Die niet en wint, noch niet en heeft,

Enhyſijnſtaat heel wildelijck,„meert

Stadigh in de Tavernen leeft,

So darfijn ſchuldenhoogheoploopen.

En die VVaerdinnen wel betaelt,

Danwert Die vaſt ſoby Ioufvrou

Iſt nietgroot wonder waer hy’t haelt?

Spaarbeck gheſpaart P at fyguldensvergaart

Om IonckerSmetsfijn landtaftekoopen.


-- - - - -

Ditis van ouatsdesweefelesſiaet. Doetghy mygoer, ickdoedy quaadt.

Da

Doerſtumyeer, ick doedy lachter, Zetſtumy voor, ickſetdy achter,

ick gaf, is mijns ghcbleven

Datickhielt,heeft my begeven

-

Ende ſo deoude fabel ots leert: Tckarm ſchaap bedwonghen vanminverdcrdwaas

Gierigheytisin't gheldts Ä Liſtighenloos oočkonrechtvaardigh. Mjnhaar onverſadigh ſparen -

ZSupgyemet mymelders t'alder un?. .

Tunälftenfelom wozden ſinroofgierighaad» Gheenweldaadt verandert denatum,

-

Toont ſyhaarſtreng opÄ aardigh Wantalshaardienaars rgheldt bewaren. Kentſyſet'loon des koſtsnyer waardigh.

WPaar deſedagh de eerſtevanminiden Ä icrniet ſice verſochtvan eiangbetten ces Pijne ſoumy jammerlijckenſeer doentroere. Asthengſtvculjongdat nomtmet toomen wasbetemt

62.

Endenoch:

Q

Zeerraaften ſpringt genoopt ſo dater bºeafººmt:

-

Äaarmpdoospinverharot / en macb gbcen vijn ber

Ä Ä Än epgenwaartevermeeren.

ſtoeren.»

-Tº

Wantallelering ſonderhantering iseenydeleluchte. Maar die ſtadigh doet

O?

ÄÄ Ä goet/npetbeſtaauteverteeren:

JW)aar 3M.

(tilutte gUe

sojindeskints Herttſamen gebonde"

hetgheleerdegoedt krijght der deughden vruchte:

Onverſtant doet dolen inſ VVeiels Paden?

-

Dolingepynigt het gemoec net droefheyts won“ Pyñefoeckt geneſinge tot allen toºdºº- (den

V ſelvenen wilt laecken noch pryſen,

bjekervj Godsvvaarheyt bereytom ade"

WWant ſulcxiſtwerck vanden onwyſen.

vvaarheye doet Godt kennen met Y. weldaden kenmiſſe Godtsdoet Godt bovenal bemºnº: Lib.

de

jojdee gehoorfaam in GodsPade"

Van eyghenlof wilru vermyen

Enbemint den Broeder met herte, mºt finnen, Tiseen Chriſten, die die inheankan vinnen

Eneeñsanderseere niet benyden.

virtut.

God werétdoorwetintoogh,herteen hant,

watſackdoer kengatotharnhºrpſenpet:

Goeywl,volle macht,en recht verſtant

Gfſ mybeter dat ick toom mynquaadthepdt? gnt npetghcdoghan vander hoerkens ſmaadthemdtk

-

::

-

Ä's goed ſoghu dat oft als ghp' murerh, verſink. jaarwatſa“ zijn volherdytimet/ſo ghºrbegint TDut ſchepden ſudphaaſtmet Dzuckbekoopen

En anverfochtvanſeifsweerothaariaopen.

Met macht beſchermt hy Vaderlandt.

__ Dat des

Ä Ä.

ck benu vriendt, maar Godesmeer Ghebiedt mijn macht, in deughten Ä Die Gnbertſaaght ban moedt niet ſoude

-

Den armen droefvertrooſt ſijnhandt. Ongaarne ſtort hy nmenſchen bloedt. Ghcentoorn verraſcht ſijn wijs ghemoedt, Hygheeft ſijn volck de ſoete ruft, Metvreede rijck, na wenſch en luſt.

Dit is der Prince hooghſte deught, Endit's den weghna 'sHemels vreught.

WWaer onsfulcken Sterre nier gheopen baert

-

Aume ophen dewereit gheboken aanſticken.

En oockdenootſchicking om verwonde

Tisdeſighdt revlieden tzondiſh begherer End'eerſte wijſheydt zorheydt

ren,

Ä

Lipſius waer oockniet vermaert Mäer ſoude ghebleven hebbenten onde

Die deughde willeeren, Moerſe

Ä hanteren.

Ten,

THyisderijckſte die hier leeft:

"Het goetdatnutertydt is myn

Die ſich ghenoeght met dathy heefr:

VWas eens anders,ende noch ſalfijn, Daer ſtaet nietmeertot mynen gebode Danickverteer,ende gheef om Gode.

# zind'ondanckbarealseenvatvolgaten. aer unmentwaterveel ſtatt 'tmachtmevaten«.

Bat jeghenſpoet dwinght

- -

_ _Maarweeldé die ſpringht. Het geet dat nuter tijtis mijn

TV Vel hem die Godt betrout -

- -

Dat was eens anders, en ſalzijn.

ſijnhey ismenighvout.

- - -

Daar ſtaat niet meer tot mijnghebodr, Danick verteer engheefom Godt.

So d'oude ſonghen

Pepende jonghen.

II.

-

Dievindt ſijnvyant vöor ſijndeur verſagen.'Tis eenſeeroudt/m.

-

- - « –

Leſen ſonder veritaan

Isvergheefswerckghedaan. ..

elof verbept/noch u ſehoffierighept - - T. 4.

Want in dedoodtſeer wréede. "

Dulcrdoet der dwäſenroenngierighept.

- -

Wie is die daer verbreede

Ä en hadt oocknyet vermoghen Sijnouders danckbaarheyrte toghen

Vlofen eer bequaem ? Niemant ſalinder hellen

Vwenprijs ſchoon vertellen Noch dancken uwen naem. r

Voort'voedtſelhem van haarghegheven Doorkortheytvanſijnjonghe leven. TDeſenrighedagh/die kontei

Altjdtbeſchaemther woordt den monde

Ä ſeer Ära ZSierhemnoock vluchtigh/ vernedert duchtigt

Datopten loghenis ghegront - --

-

-

-

- - -

-

Datdoeucknzer albaadtſpºt my oockuochſooſeer

-

- **a

-

-

Äſur mºuſeſ ſein einmºgackdººr

Sejºelewinot blaaſt op depdelebaſen. Ä wundige waan Ucrwaant jyjov.uardige dwaſen.

De Loghen ſonder nöodt, _ _ Brengt dezielterdoodt: - ... TEengoedt begingheeft goedt behaghen Maar 'teyndemder de laſte draghen. Dareerſtghedaanennabedacht heeft menigh menſchindruckghebracht. So wie hier welkanſijdenen veräraghen :

3I

Goc muupet nuſumnvanſefothäarantiedt

1 - Juverncocrnerſchanöculaagbsbeigeben.

-

-


Datherkijven - Van d'amareuſe herten

Gonners heefthyveelengoet . Die altijtwelendeughdtlijckdoer.

-

---

Doer verſtijven -

Dan Godenal den volcke werdt hp recht bervloetkt , Die enghen baat meerdan t ghemeene welvaart ſoeckt.

Datweldaadtvrienden vergaart

Denieurwenin merſmerten. Äpzynzot endegheyeelanºzoedt... Ä voo?'t eeubvige goet,

----

--

-

Daer waarheyt vyandtſchapbaart

MDant alſt gaetop een ſchepden

Srdenyoomegbehäatasdebeihaj

Enyebbenſpgheenvan veynen.

Dieuthert anders denckt/ dan hy ſpeecktmette mont.

So iſt alrecht dat bljft byfijne maat Die hooghin alle dingte loven, ſtaat. Maar onrecht iſt verderflijckende quaadt A wat daat onckes of daarboven, gaat.

D'hôovaardighczat, wertelckeen teſpor. Altſtmenmeervruchten op een anderve,

HndelarºrghbyrKoyen grovergheßel.

-

----

-

- Dimijn endijn, Isruftsvenijn. Tis d'eelſte iſt in d'aderbºſtcmciſchen

Die umant uaadt maar erk engadtran Wenſchen,

Den verwonnenſtaat noch een heylopen Datſy gheenen uyt-komſten verhopen. Dewiilghn rijck zitſudyveciviendekenstellen. „Maar woºdparn/ ghp muſt a detafelgheſeilen - --

A

Bärhéere Minweimagh verkouwen. Maarreyne Liefdemaghnyetvergaan.

-

Blinde JFoztupmeghy hebt gheen Godtlycke macht Over debºoeden vanſinne JTNaar inde Hennelen ſtelt ut zotte gedacht

Dwaaſlyckvooºonſe Goodmme. - - -

-

-

-

Door wackere ſorghenverdwynen

D'ellendigheleden,merpynen.

Dequade verlaar dezonde uyt vreeſen,

-

Omnyet mette ſtrafgheplaaghrte weten.

VVant als hy wilde dwaſen verdoren

Wiendtinder naodt, vriendtinderdoodt.

Prijthy heur ſo darſy'r aanhooren.

Wien achter rugh gheenväterbrºjº

zaghdy ledigheytuyt u finnen Ghy verniet deſ boegh der minnen. Dar vrienden meghen kiiven Maar moeten vrienden blijven. - -

Machvande ſchamelemildeyer Van rijcke,en koſteleluymachnyet.

Herzondighenhaardegoede menſche

uytliefdeterdueght, dieis fjnwenſche. Alis de loghen raſchen ſiel

- Dewaarheytachterhaarfe wel. Soo wie myfeyt, dat mynisſteyr Dat's mijn vricñdt, alwaart nyleyt:

-


-–

-

- - - - -- - -

-

“---


TT







--

"X

<TD

- 9– »



-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.