Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
940
F
49
KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK
0474 3594
or , fa .
f3 1617
,
PARADOXEN .
HET
KARAKTER
EN
EIGENSCHAPPEN VIG
BIJZONDERE
DE
VAN
EEN GELOO .
CHRISTEN .
DOOR
f . Bacou ,
VRIJHEER VAN VERULAK , VICE -GRAAF VAN ST. ALBAN , GROOT KAKSELIER VAN ENGELAND ,
Uit het Engelsch ,
TE AMSTERDAM , BIJ H. HÖVEKER , 1837.
(Prijs 15
Cents.
KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK )
900
849
Geapprobeerd door de
Visitatores Librorum , in de Provincie Zuid
Holland. 29 Junij , 1837.
*
9. P. SCHOLTE , V. D. Il. A. HASSELMAN . G. H. OVERKAMP.
>
WAARDE LEZER ! 1 tu
.
Dit werkje, mij in handen' komende, achtte ik te belangrijk ,
om
hetzelve niet der vergetelheid
te
ontrukken , en biede u alzoo eene nieuwe uitgave van hetzelve aan . De uitgave , waarnaar deze is gevolgd , had
eene zeer uitvoerige voorrede van
D. VAN ALMonde ten geleide, welke ik , om deze bla den niet noodeloos driemaal duurder te maken , oordeelde Paradoxen
Te allen
er af te moeten laten , en slechts deze te leveren .
tijde, doch vooral in dagen van op
wekking en openbaarwording der Gemeente Gods, heeft men de verborgentheyt der Godtsaligheyt ont kend , en dezelve als de vrucht eener ontstelde ver beelding uitgemonsterd ; ook onze dagen zijn hier in vruchtbaar , en de beschuldiging van razernij , welke Paulus moest ondervinden , wordt ons, wel . ke geenen anderen weg ter behoudenis kennen , dan dien , welken PAULUS verkondigde, mede rijkelijk toe . gediend . Wij weten
echter met hem geen beter ant .
woord te geven , dan : wij Âť rasen niet, maer sprec ken woorden van waerheyt en van een gesont verstant." Wie hiervan overtuigd begeert te zijn , leze deze bladeren , vergelijke dezelve met Gods Woord , en bid A 2
IV
bidde bovenal om den invloed des Heiligen Geestes ; dan zullen deze waarheden wel immer Paradoxen voor het verstand zijn , maar het hart zal dezelve geloovig omhelzen ; en ofschoon erkennende : won. derlick
zijn
uwe wercken , zal zich echter tevens
de erkentenis des gemoeds openbaren : oock weet het mijn
ziele seer wel !
Lezer ! de verborgentheyt des Heeren
is voor de
gene die Hem vreesen , en sijn verbont om hen (die) bekent te maken . Dat u dit moge worden ge schonken , is de wensch va
DEN UITGEVER .
KARAKTER
EIGENSCHAPPEN
EN
VAN EEN
GELOOVIG
CH
R
S
I
E
T
N.
I. Een
Christen
dingen
gelooft ,
welke voor zijn verstand onbegrijpelijk zijn
(1) ; die
is zulk
een ,
die
op dingen hoopt , welke hij nooit gezien heeft (2 ) ; zich tot datgene uitstrekt, hetwelk hij weet
en die
dat bij niet verkrijgen zal ( 3 ) : de uitkomst bewijst nogtans, dat zijn geloof hem niet bedrogen heeft( 4) ; dat zijne hoop hem niet beschaamt (5 ) ; en zijn ar beid
niet ijdel geweest is (6 ). II.
Hij gelooft , dat drie één , en gelooft
in
één drie is (7 ) ; Hij
eenen Vader , die niet ouder is dan Zijn
Zoon (8 ), en in eenen Zoon , die Zijnen Vader gelijk is (9 ), en in eenen H. Geest, die van beiden uitgaat, en
beiden
in
één
gelijk is (10 ) :
Wezen ,
en
naardien hij drie Personen
twee Naturen
in één ' Persoon
gelooft ( 11 ). III ( 1) Rom . XI: 32. (2 ) 1 Cor. II : 9. (3 ) Rom . VII :24. (4 ) Rom . IV : 18. (5 ) Rom . 5 : 4 , 6. (6 ) Rom , II : 6 , 7. (7 ) 1 Joh. V : 7 . (8 ) Sprcak. VII : 22. (9) Hebr. 1; Jer. SXIII : 6 . (10 ) 1 Joh . V : 7. (11) Matth . XXII : 42 , 46 . A 3
13
;
KARAKTER EN EIGENSCHAPPEN
III. Hij gelooft , dat eene maagd de moeder van eenen is (1) , en dat deze haar Zoon haar Schepper
Zoon
is (2 ). Hij gelooft, dat diegene in haar ligchaam be sloten geweest is , welken Hemel en aarde niet om vatten
is van
en
Hij
kunnen (3 ).
gelooft, dat Hij in de vol
des tijds is geboren
heid
geworden
(4 ), die was ,
eeuwigheid (5 ) . Hij gelooft dat Hij kind geweest is , en op de armen gedra
alle
een
zwak
gen
geworden (6 ) , die de Almagtige is (7) : en dat
Hij eenmaal gestorven is , die , alleen het leven , en - de onsterfelijkheid
in
Zich zelven IV .
heeft (8 ).
Hij gelooft , dat de God aller genade Zijnen toorn uitgestort heeft
over Dien , Die hem
nooit beleedigd
had (9) , en dat God , die de.zonde haat, met den genen
verzoend
zij,
daar is (10 ) ; die
die nogtans gedurig een zon nooit Gods geregtigheid ge
ook
noeg gedaan , of daartoe vermogen gehad heeft ( 11). Hij gelooft, dat de allerregtvaardigste God , den aller. regtvaardigsten Persoon gestraft (12) , en daarente gen hem
geregtvaardigd heeft, ofschoon hij de al
lergoddeloosste zondaar is (13). Hij gelooft , dat Hij uit vrije goedheid Gods, begenadigd wordt (14 ) , en dat in Christus aan God ning voor hem
eene volkomene genoegdoe
is gegeven ( 15 ). V.
(1 ) Jes. VII : 14 . (2 ) Hebr. 1 : 2 ; Joh. 1 : 3 ; Jes. XL : 12 . (3 ) Jes. ÄŽXVI: 1. (4) Gal. IV : 4 . (5 ) Mich . V : 1. (6) Luk. II : 27, 28. (7) Jes. IX : 6 , 7. (8 ) 1. Tim . VI: 16. (9 ) Ps. LXIX : 5 . Matth . XXVII : 46 . (10 ) Rom . V : 10.1 Joh . 1 : 8. (11) Ps. XIL : 8 , 9. (12) 2 Cor. V : 21. (13) Rom . IV : 5 . (14) Rom . III : 24, (15 ) Joh . XIX : 28 , 30 .
VAN EEN GELOOVIG
Hij houdt het daarvoor ,
7
CHRISTEN .
dat
hij kostelijk
in de
oogen Gods is (1 ) ; ofschoon hij verfoeijelijk en wah gelijk
is
in
zijne eigene oogen (2 ).
ook zich niet verontschuldigen hij
zich
nogtans , ' ten ,
Hij durft zelfs
in die dingen , waarin
geen
misslag
bewust
dat
Hij Gode aangenaam
is (3 ) ,
en
gelooft
is in zulke plig
die hij zelfs als gebrekkig en melaatsch erken
nen moet (4 ). VI.
Hij looft God wegens Zijne geregtigheid (5 ), vreest Hein
nogtans om
Zijner barmhartigheid's wille (6 ). -
Hij is zoo
vol van schaamte , dat hij zich niet on
derwinden
durft ,
doen (7) ; en God .,
en
zijnen
mond ' voor God
open
te
komt evenwel met vrijmoedigheid tot
verzoekt van
Hem
alles wat hem
noodig
is (8 ). Hij is zoo ootmoedig , dat Hij zich alle straf fen
waardig
acht (9 ) ; gelooft nogtans dat God niet
anders dan ten
als
goede tot Hem
vreezende (11 ) ,
altijd een
leeuw ( 12 ).
Hij
altijd
blijde (13 ) ; dikwijls
God
lovende
(14 ).
gezind is (10 ).
Hij is
en nogtans getroost: moedig
Hij
is dikwijls droevig , maar klagend ,
en toch altijd
is de allernederigste , en
tracht nogtans naar hooge dingen (15 ), hij is de al lervergenoegdste , en nogtans onverzadelijk ..-
VII.
( 1) Zach . XII : 8 . (2 ) Ps. XXXVIII : 56. (3) 1 Cor . IV : 4. (4 ) Matth . XXV : 21 en 34. (5 ) Ps. LXXXIX : 14 , 17 ; Openb . XIX : 1 , (6 ) P8..CXXX : 4. (7) Lak. XVIII : 13 . (8 ) Hebr. IV : 16. (9) Luk, XXIII : 40 , 41. ( 10) Jes. LXIV :8 ; Jes. LXIII : 16 ; (11) Ps. CXIX : 109, 120. ( 12 ) Spreuk. XXVIII : 1. (13) 2 Cor. VI : 10 . (14 ) Job 1:21, (15 ) 2 Petr. I : 4 . A 4
8
KARAKTER EN
EIGENSCHAPPEN
VII . Hij draagt eenen verheyenen geest, in gen toestand (1).
eenen gerin
Hoe meer genadegaven hij heeft ,
hoe minder hij zich zelven acht (2 ). Hij is rijk in de armoede , en arm bij groot, vermogen (3 ). Hij gelooft
geheele wereld
de
nogtans
niets
zijne te
van dezelve ,
zijn ,
zonder een
gebruikt bijzonder
verlof van God (4 ). Hij maakt geen beding met God ten opzigte van verdiensten of loon , verwacht nog tans, volgens de belofte, eene groote belooning (5 ). Hij verliest zijn leven , en gewint daarbij ; en terwijl hij het verliest , behoudt hij hetzelve (6 ). VIII . Hij is bevreesd voor eigenliefde , tans wijze
voorzorg
loochent zich
en draagt noge
voor zich zelven ( 7).
dagelijks (8 ) ;
Hij ver
doch niemand beint
zich meer , dan hij zich zelven , Hij wordt het meest gesmaad (9 ) ,
en
doch
op
't hoogste geĂŤerd (10 ),
hij heeft veel te lijden , doch
wordt ook rijkelijk
getroost: (11). IX . Hoe meer hem ter
voordeelen
meer
zijne vijanden beleedigen , hoe groo hem
daardoor geworden (12 ).
Hoe
hij de aardsche dingen verloochent , hoe meer
hij ze bezit en geniet (13). X. Hij
is
onder alle menschen de matigste , en nog tans
(1) Ps. XL : 18 ; 2 Cor. XII : 10. (2) Gen. XXXII : 10 ; 1 Cor. 15 : 9. (3 ) 2 Cor. VI : 10. (4) 1 Cor. VII : 29 , 31. (5 ) 1 Petr. 1 : 3 , 4 . (6 ) Matth. X : 39 . ¡ (7 ) Matth . XXV : 9. (8 ) Luk. IX : 23 ; 1 Cor. VI : 12. ( 9) 1 Tim. IV : 10. (10 ) Joh. XII : 26 P6. CXLIX : 5, 9. (11) 2 Cor. VIII : 2. ( 12 ) Matt. V : 44 , 48, (13) 2 Cor. VI : 10.
: VAN EEN GELOOVIG tans
is
zonder
zijne
raar (2) . en
tafel kostelijk ( 1).
interest , Hij
en
hen
Hij
leent en geeft
is nogtans de grootste woeke
is zachtmoedig
is echter van
9
CHRISTEN .
jegens alle menschen ,
onverbiddelijk (3 ).
beste broeder , vriend , man , kind ;
Hij is de
en haat nogtans
broeder , zuster , vader en moeder (4 ). XI. Hij wenscht, dat hij meer
genade hebben moge
dan iemand (5 ), en is nogtans waarlijk bedroefd, als hij ziet dat iemand minder heeft dan hij zelf (6 ). Hij kent niemand naar den vleesche (7 ), en geeft nog . tans een ' ieder zijne verschuldigde eere (8 ). Hij weet dat als hij nog menschen zoekt te behagen , hij CHRISTI dienstknecht niet zijn kan (9 ). Nogtans zoekt hij alle menschen , in alle dingen , om wille ,
alles
ker (11) , een
te worden (10 ).
Hij is een
CHRISTI
vredema.
en 'nogtans een gedurig strijder ( 12 ) , en
onverzoenlijk
vijand ( 13 ). XII.
Hij gelooft, dat diegene erger is dan een Heiden , die zijne huisgenooten niet verzorgt (14 ), hij zelfs nogtans leeft en sterft zonder zorg (15 ). Hij eert allen die over hem
gesteld
zijn (16 ), en staat nogtans op 't krachtigst
den post voor, waarin hij gesteld is (17 ). Hij is zijnen kinderen scherp , wijl hij ze lief heeft ( 18 ), en door goedheid wreekt hij zich aan zijne vijanden (19 ). XIII. (1) P8 XXIII : 5. (2 ) Luk. XVI : 9. Matth . XXV : 16 , 17. (3 ) Hand . IV : 19. ( 4) Luk. XIV : 26. (5 ) Exod, XXXIII : 18. (6 ) Exod . XXXII : 9 , 14. (7 ) 2 Cor. V : 16 . (8 ) Rom . XII : 10. (9 ) Gal. 1:10 . ( 10 ) I Cor. IX : 19, 23. (11) Matth . V : 9. (12) 1. Cor. IX : 24 , 27. ( 13 ) 2.Cor , VI: 14. (14 ) I Tim . V : 8. (15 ) 1 Tim , VI:6 , 9. (16 ) Rom . XIII :7 . (17)Gal. II : 8. (18) Pred . III : 1 ; Spreuk. XIII : 24. (19 ) Rom . III : 20 . A 5
10
KARAKTER EN EIGENSCHAPPEN
XIII . Hij gelooft,
dat de
engelen
heerlijker schepselen
zijn dan hij zelfs, en acht hen echter voor zijne die naars (1). ontyangt, aan , zoo
gelooft , dat hij veel goeds door hen
Hij
roept
en
hen
nogtans nooit
hulpe
om
min, als dat hij hen dankt, voor de ont
vangene hulp , hetwelk Christen niet nalaat.
hij nogtans aan den minsten
XIV . dat hij een koning is (2 ), in welke
gelooft ,
Hij
nederige
of hooge omstandigheid hij zich ook moge nogtans houdt hij zich niet te goed ,
bevinden , en
den minste der heiligen te dienen (3 ). XV .
om
Hij is meermaal gevangen (4), doch altijd in
knecht
een
vrij
een vrijgemaakte des Heeren (5 ), schoon hij
heid , -
is : hij zoekt geen
eere bij de men
schen (6 ), houdt nogtans veel van eenen goeden naam . XVI.
Hij gelooft , dat God een ' ieder' mensch , die hem iets goeds bewijst , bevolen heeft zulks te doen (7) , en is echter het allerdankbaarst aan diegenen , die hem goed te
doen (8 ).
vijand
Hij was wel gewillig om
zijn leven
als
hij maar daardoor de ziel van zijnen
redden
konde (9) ; nogtans zou hij niet dur
laten ,
ven onderstaan eene eenige zonde te doen , om daar door het leven
te
redden
van
hem , die zijn leven
gered had (10 ). XVIII . ( 1) Hebr. 1:14 (2) 1 Petr . II : 9 ; Openb. 1 : 6 . (3) Luk, XXII: 26 . (4 ) Ps. CXLII : 8 . (5 ) Joh . VIII : 36 . (6 ) Joh. V : 44. (7 ) 1 Kon. XVII : 8 , 9 , (8 ) Phil. 4:14 , 19, ( 9 ) Rom . IX : 3 . ( 10 ) Rom , III : 8 ,
VAN EEN GELOOYIG
CHRISTEN .
11
XVI . Hij gelooft, dat CHRISTUS geen van die dingen be hoeft ,
die
hij verrigt,
en
nogtans houdt hij het
daarvoor , dat hij al zijne liefdewerken Christo be . wijze ( 1). bekwaam
Hij
weet ,
is ,
dat hij uit zich
iets goeds te doen
zelven niet
(2 ) , en bemoeit
zich echter zijne eigene zaligheid te bewerken (3). Hij bekent, dat hij niets doen kan , en geeftnogtans blij ken
even
zoo opregt ,
dat hij alles doen kan (4 ).
Hij weet dat vleesch en bloed het koningrijke Gods niet beĂŤrven kunnen (5 ) , en gelooft nogtans dat Hij met ligchaam
Hij
vreest
en ziel ten hemel zal ingaan (6 ). XVIII .
voor het Woord Gods (7),
en houdt
hetzelve nogtans . zoeter dan honing en honingzeem , ja kostelijker zilver (8 )
veel duizend stukken gouds of
dan
XIX . Hij gelooft , en
dat God hem
heeft nogtans een diep
Hij magt heeft , hem
nooit verdoemen zal , ontzag
voor God , wijl
in de helle te werpen (9 ).
Hij
weet , dat hij niet om , noch door zijne goede wer ken
zalig worden
zal (10) ,
nogtans doet hij
alle
goede werken , die hij slechts kan (11 ). XX. Hij gelooft , dat voorzorg
over
alle
de Goddelijke voorzienigheid dingen
gaat ,
en
en
dezelve bee
stiert (1) , (1) Matt. XXV : 40 (2) 2 Cor. III : 5. (3 ) Phil II : 12 ; P5.. CXIX : 161. ( 4 ) Phil. IV : 13. (5 ) 1 Cor. XV : 50. (6 ) Job XIX : 25 , 27. ( 7 ) Jęs. LXVI : 2 ; Ps. CXIX : 161. (8 ) Ps. XIX ; 11. (9 ) Mattb . X : 28. ( 10 ) Luk. XVII : 10. (11) Tit. III : 8 , 14 .
KARAKTER EN EIGENSCHAPPEN
12
is nogtans zoo ijverig
en
stiert (1) ,
en werkzaam
in zijn beroep en bezigheden , alsof hij zijne eigene gelukzaligheid uitwerken konde. Hij gelooft dat God zijne lotgevallen te voren besloten heeft , en dat niets hem : bewegen : kan , Zijn
voornemen te veran
deren : nogtans bidt hij, en strekt zich gedurig uit , wilde
alsof hij God dwingen
om
hem
eeuwig ge
lukkig te maken (2 ).
XXI, Hij bidt, en jaagt naar datgene, hetwelk hij weet, dat God
gewillig
is om
te geven (3 ) , en hoe meer is , zooveel te ernstiger bidt
hij daarvan
verzekerd
hij ; ook om
dat, hetwelk hij weet dat hij niet ver
krijgen
zal (4 ),
en
geeft het nogtans niet op .
Hij
bidt, en is met allen ernst uitziende, om datgene het . hij weet , dat hij , zonder hetzelve te ontvan
welk
gen , evenwel gelukkig zijn konde (5 ). Hij bidt har telijk ,
dat hij niet moge in verzoeġing geleid wor
den (6 ), en acht het nogtans voor groote vreugde, wanneer hij in velerlei verzoekingen komt (7 ). Hij gelooft, dat zijn gebed verhoord is, ook op dien tijd wanneer God hem en
dankt God
zijn verzoek
afgeslagen heeft (8 ),
voor datgene , hetwelk hij gebeden
heeft dat van hem mogt afgewend worden (9 ). 2 Hij heeft vleesch en geest in zich wonen (10 ), en is echter geen dubbelhartig mensch (11).
Hij wordt dik .
(1) Zeph. III : 14-17 ; Matth . VI : 26. (2) Gen. XXXII: 24 , 3.1. ( 3 ). Phil. 1 : 9 , 11. ( 4 ) Rom . X : 1. (5 ) Exod. XXXIII: 9 , 14." (6 ) Matth . VI : 13. (7) Jac. I: 2. (8 ) Joh . 11 : 3 , 5. (9 ) 2 Sam , XII : 16 , 20. ( 10 ) Rom . VII : 26 . (11) 2 Cor. I : 12 .
VAN EEN GELOOVIG
dikwijls gevangen
13
CHRISTEN.
genomen
van
de wet der
zon
de (1), nogtans verkrijgt dezelve nooit de heerschap pij over hem
(2).
Hij kan niet zondigen (3), en
doet nogtans niets zonder zonde (4 ). tegen
zijnen
wil, en houdt nogtans staande dat hij
doet hetgeen moedigheid
hij
Hij doet niets
hij niet wil (5 ). en
twijfel ,
en
Hij is
vol wankel.
desniettegenstaande ver.
krijgt hij zijn oogmerk (6 ). XXIII . Hij wordt dikwijls omver gestooten en bewogen (7 ), en
staat nogtans vast als de Berg Sions (8 ).
Hij is
eene slang en eene duif (9 ), een lam en een leeuw (10 ), een
riet ( 11 ) en
een
cederboom
( 12 ).
Hij
wordt
somtijds zóó ontrust , dat hij niets gelooven kan van de Godsdienst waar te zijn (13) : nogtans als bij het waarlijk
zoo
geloofde , zoo konde hij daarover ge
heel niet ontrust worden ( 14 ).
Het komt hem
dik .
wijls voor, alsof God geen genade voor hem had ( 15 ) ; echter heeft hij besloten voor den troon der genade te sterven (16 ).
Hij
tegen hope (17 ) , wil
en
aanbiddelijke
kan , zoo
gelooft met ABRAHAM op hope
en ofschoon hij Gods verborgenen onderwijzing
niet bevatten
hoopt hij nogtans , met de Kananeesche
vrouw , God ' door eene sterke en indringende voor. stelling te overwinnen (18 ).
XXIV .
.
( 1) Rom . VII : 23. ( 2) 1 Joh . III :6 . (3 ) 1 Joh . III : 9. (4 ) 1 Jok : 1 : 8 . (6 ) Rom , VII : 19. (6 ) Marc . IX : 17-27 . (7 ) P8. XXX : 7 , 8 . (8 ) Jes. LIV : 10. (9 ) Matth . X : 16. (10 ) Spreuk . XXVIII : 1. ( 11) Matth . XII : 20. ( 12 ) P8. XCII : 13. (13 ) Ps. LXXIII : 2 , 17. (14) Job XXI : 13. (16) Jes. XLIX : 14. (16 ) Job. XIII : 15 , 16 , (17) Rom . IV : 18 . ( 18 ) Matth . XV : 21 , 28 ,
14
KARAKTER ex EIGENSCHAPPEN XXIV . Hij strijdt en behoudt de overhand (1 ), en ofschoon
hij zich de minste genade van God onwaardig acht, die hij ontvangt; zoo wil hij hem
nogtans met JAGOB
niet gaan laten, zonder eenen nieuwen zegen (2 '. Hij meent somtijds geheel zonder genade te zijn (3 ) , en nogtans (hne arm
en ellendig hij ook zijn moge ) zoude
hij zijnen toestand niet met den gelukkigsten mensch op de aarde, die nog een onbekeerd mensch is, wil. len verruilen (4 ). . Hij denkt somtijds, genademiddelen
XXV. dat hij door de Goddelijke
niet verbeterd
wordt,
en
zoude
nogtans liever van zijn leven , dan van dezelve be. roofd iwillen zijn (5.).
XXVI. , dood geboren i(6 ), en nogtans zoude het doodslag geweest zijn , als hem iemand het 'le
Hij is een
ven benomen had ; en van ven
is aangevangen ,
dien tijd af , dat zijn le
is hij
gedurig
steryende ge
weest (7 ). XXVII. En is (8 );
schoon zoo
een
eeuwig
leven
in
hem
begonnen
weet hij echter , dat hij door den dood
daarin moet overgaan (9 ). XXVIII. Hij houdt den
zelfmoord voor eene schrikkelijke zon
(1) Gen. XXXII : 24 , 28. (2 ) Gen. XXXII : 26. (3) 28. XIII. (4 ) Dan. 1 : 3 , 8. (5 ) Ps. CXIX : 43 ; Jes. XXXVIII : 16. (6 ) Eph . II : 1 ; Rom . V : 12. (7) I Cor. XY: 31. (8 ) Eph , 1 : 13, 14. (9) Po. XXIII : 4 ,
VAN EEN GELOOVIG
zonde , en
is nogtans gedurig bezig zijn vleesch te
kruisigen ( 1) , dooden (2 ). een
tijd
15
CHRISTEN .
en zijne leden , die op aarde zijn , te
Hij twijfelt , echter niet,
dat er
eens
van heerlijkheid komen zal , daar het blij.
ken zal, dat hij dierbaar in ten God , den
de oogen van dien groo
Schepper des Hemels
en der Aarde
is (3). Ondertusschen komt hij met vrijmoedigheid tot den troon der genade, en bidt om
alles wat hij noo
dig heeft , hoewel in ootmoedige belijdenis van zijne vele zonden
en schulden , en met openhartige erken
***
tenis, dat hij niet dan
enkel straf verdiend heeft. XXFX : 'ovim
3. Zijn leven is onzigtbaar voor allen, die hem en diegenen welke hem nen ,
gissen
dikwijls een
zien (4),
op het beste meenen te ken
maar van hem ; en nogtans vellen deze beter
oordeel over hem , dan hij over
zich zelven velt . XXX . Somtijds gebeurt het , dat hem
de wereld
voor
eenen
heilige houdt, terwijl hij in Gods oogen een huichelaar is ; en daarentegen , wanneer zij hem als eenen
huichelaar
afschildert ,
dat
God
hem
voor
eenen heilige erkent (5 ) . XXXI. Zijn dood maakt geen einde aan hem ; zijne ziele, die hare woonplaats in zijn ligchaam had , zal niet volkomen gemaakt worden zonder het ligchaam (6 ). Evenwel is de ligchaam
(1) Gal
ziel gelukkiger ,
afgescheiden
nadat
zij
van het
is (7) , dan toen zij met het zel
V : 24 . (2 ) Coll. III : 5 . (3 ) Me
III : 17 , 18. Matth . XXV : 34 .
( 4) Coll. III : 3 . (5 ) Jes. LV :8 , 9. (6 ) 2 Tim . IV : 8 . (7) Phil, 1:23.
KARAKTER EN EIGENSCHAPPEN ENZ .
16
zelve vereenigd ofschoon
was ; en wat het ligchaam 'aangaat,
hetzelve
verbrand ,
in
stukken gescheurd , tot assche
tot stof gemalen , of tot verrotting over
gegaan is , zal het nogtans geen schade lijden (1). XXXII.
Zijne Voorspraak ( 2) , zijn (3 ). >
heid
Zijn
zijn
Borg , zal zijn Regter
sterfelijk ligchaam
aandoen ; en
zal de onsterfelijk :
wat verderfelijk
en
gezaaid
geworden , zal onverderfelijk ,
lijkheid
wederom
sel
het bezit van
zal
in oneere is en
in heer
opstaan (4 ) ; en een eindig schep eene oneindige heerlijkheid
verkrijgen (5 ). (1) Ps. XXXIV : 21 ; Jes. LXVI : 14. (2) 1 Joh. II: 1. V : 24 , 29. (1) Ęť1 Cor. XV : 42 , 43. (8) 1 Petr. 1: 3-6,
(3) Joh :
一