Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
P o L IT I I C K E E
N
D
E
A N DE RE DE F T I GE
'
| BEDENCKINGEN, Geſchreven in 't Engels
) .
| ||
-
B Y D EN
GROOT EN CANCELIER vAN ENGELANDT, E
By
IN
D. E
gºkºnitor van deſe verwerde tijden in Engelandt -
in het Nederlants vertaelt D o oR
P E T ER B o N E R.
ſ/KoNINKLA 2" (BIBLIOTHEEK
TES LAGE By Cornelis Banheyning,Boekverkooper woonende op de Brede
|
ſtraet,inden vergulden Kerck-Bijbel. Anno 1 64 9.
|
'.
… •••
-
- ----------
----· - ·
~\
----
F R A N CIS CW S BA C O N.
principael van dien, ſijn Novum Organum ghenaemt. Den Au theur heeft hier beneffens noch een menichte van Manuſcripta ge laten onder den H. Agent van ENGELANDT, nu in den Hage,
gheljck Sijn Ed. E. mygheſeyt heeft. Dit is oock in hem aenmerc kens weerdich,dat,beyde Hooge Wijſheyt, en Hooge Officien
byHem te gheljck gheweeſt zijn, het welck oock te twijfelen à, of 'tſelvige metyemant heeft konnen zijn, in ſoo hoogen graedt, dies Hy te meer Rari quid kan gehouden worden. Hier toe voerende
eenen Staet, datter ghene grooter (onder de Croon) en waſ shou dende als Vry-Hof, en Vry-Keucken: als oock, een ghevolgh van Dienaers, ſomtijdts van hondert ofte meerperſoonen, (wan
neer Hy eenighe Ambaſſadeurs of Grooten was verſoec ken ) alſoo de Eere des Konincx Hem oock ten deele bevolen wau. Des Winters, woonde Hy binnen Londen, des Somers, in 't Landt, omtrent een halven dachreyſens van daer, na-by SijnVicé Graefſchap van St. ALBANs, op Sjn Vry-Heerlijckheyt VE RvLAM; zijnde een ſeerſchoone en playſferigeplaetſe, daer inne ſomtijts veertich ofte vijftich Karoſſen wierden geſten op een tijdt, van Heeren,en Grooten,om haeraffairen en ſaecken met Hem te beraetſlagen,en te verrichten. Hier dient oock een woordt van Sijn Memorie verhaelt: Ick hebbe hem noyt een Boeck inſijn handtſten
hebben, alleen dat Hy wel belaſte, ſo4aen ſijn Predicker,als My, dien of dien Autheur eens na teſten, hoe Hy dit of dat, op d'een of d'anderplaetſe, was beſchrijvende; ende dan van 'tgheene Hy 'snachts bedocht, en verſonnen hadde, Ons des morgens vroegh te ſchrijven voor-hiel. Ende van het onderſchept der Natien, ſêyde
Hy op eenentijt dat de Nederlanders, in t Generael wijſer waren dan de Engelſchen, maer de Wjite van Engelant, waren Wijſer
dan de Wijffe van't Nederlandt; en dat de Françoyſen Wijſer zijn, dan ſy ſchijnen; en de Spangjaerden ſchijnen Wäſer, dan ſy zijn, en ſoo voorts: Maer, hoe loopt des + +Menſchens FortuynHy,? r
-
Het Leven van de Heer
Hy, die ſcheen den Hooghſten Staet te bekleeden, wort (eylaer!) door nijdighe Tonghen, by Koninck en 't Parlament van alle
Sijn Officien en Cancelierſchap afgeſet, weynich bedenckende, wat Schat in den ſlijckwierdegheworpen, ghelijck dan de uytvallen, en uytkomſte van dien in't ſelve Landt wel hebben aengeweſen.
e2Maer Hy trooſtede ſich altoos met de woorden des Schriftuyrs, Nihil eſt novi! dat ü, Daer en is niet nieuws ! Want,alſoo is Ci cero van Octavianus, Caliſthenes van Alexander, Seneca
(alle Haer geweſene Meeſters) van Nero ; ja, Ovidius, Luca
nus, Statius, (beneffens noch veel Anderen) om een kleyne oor ſaeck ſeer ondanckbaerlijck, de Eene gebannen, de Ander gedoot, de Derde voor den Leeuwen geworpen geworden: Maerghelijck dan ſoodanighe Ballingſchap, ſulcken een Vrydom is, de doodt,haer leven; ſoo à Deſen Autheur ſijn deportement, een Memorie tot een meerder Eer en Naem; en ſcodanigen Wijſen kan geen leedt
gheſchieden. Dat ſelvige bleeck oock naderhandt, wanneer dat het Parlament eens op een tijdt wederom vergadert was en een ſeeckere
ſaecke voor-vallende, ende aldaer niet welkonnende afgedaen wor den; Soo ſeyde Koninck Iacobus; Hadde Ick mijnen Ouden
Cancelier BA coN hier, Ick ſou wel haeſt een eyndt van de ſaeck hebben ... De eenighe oorſaecke Sijnes voor-ghemelde miſgunſte by den Koninck en 'tParlament,wort gehouden geweest te zijn, Sijn grooten Staet,of, genoote Gaven: waer op volgh de, dat, als Hy met Šijn Staet en ghevolgh, in't Parlament was gekomen, en de Koninckdaer op lettende, ſeyde: Mijn Cance liers Dienaers zijn koſtelijcker dan de Mijne; Sy zijn met goude knopen geboort en behangen,als of het geen geldt en koſte,en ſo voorts. Ano 1623 in Martio, Ick naer Hollant
verreyſende, hebb' Hem, met Sijn Gemalihne, in goede geſont heyt gelaten. Hy was een groot Liefhebber van de Medicijnen, le
vende ſonderlingh op Sijngeſntheyt, (Plures enim gula, quam gladius
-
FRAN CIS CVS
BA CO N.
gladius occidit) alle morghens gebruyckende den Cremor Tar tar een ſcrupel oft 22 aſen, tot een ontbijdt, in een weynich nat, of Jauce van een jonck Hoen, dat ick Hem brochte; daer toe alle
Weken een ſachte Purgatie, des avontds ten ſeven uyren (en ſfracx daer aen eenige lepel-/fijſe, en voorts ſharighe maeltijdt) van een half loot Rhabarber, met eenige greynen Schoenanthi, teſamen
alleen een uyre in Wijngheweyét, en dan weluyt-gewrongen, ſonder
eenigh toe-doen van vyer, ende de Operatie van dien verwachten de, tot elf of twaelfuyren des ſnachts, en in die tijdt dan ſtu
deerde Hy, wanneer yder ſlapen ghegaen was,uytgenomen alleen Sijn lijf-Kamerlingh. Ten laetſen, hoe-wel Hem Sijne tegenpar tijders, van Sijnen Staet Hem berooft hadden, ſo heeft Hy nader handt, even ſoo een Staet gevoert, als Hy voor Sijn Cancelier
ſchap dede, tot Mondt-ſtoppinghe van die gheene, die van haer gheven, dat Hy in een geringe Staet was overleden. Ende op dat ick beſluyte, ghelijck ick hebb' begonnen, Soo ift, dat, wanneer Sijn Fortuynen nu met Hem alſoo verandert waren, heb ick Hem in ghelaet, woorden, noch wercken, tegens niemant oyt verandert ofte ontſtelt geſten; ira enim hominis non implet juſtitiam Dei,
#
maer Hy was altijdt een en de ſelfde, beyde in droefheyt, ghe lijck in blijdſchap, als een Philoſooph betaemt, met noch altijt een vriendtlijckaenſbreecken, manus noſtrae ſunt oculatie, credunt
las
quodvident; Oock was Hy mildadich, dat Hy altijdt noch wel
l
t
A4
meerſoude gegeven hebben, en oock met meerderplayſfer,hadde Hy
Ct
meer vermocht: daerom,wel waer te wenſchen (Hy nu An°. 1626 geſtorven zijnde, den 9" e April, oudt weſende 66 jaren) dat een
dt
Stätua, ofte Metalen Beeldt, t'Sijner Eer en Naem, in Sijn
C-
lſt
ºl Ik ſlſſl IJS -
-
Vader-landt opgherecht vierde, tot een ghedenckweerdich Exempel en Voorbeeldt voor allen, tot alle Deught, Vriendtlijckheyt, Vreedtſaemheyt-,
ende Gedult-.
D-
++ 2 N
D E
Verhandelinghe van dit
-
VERTAELDE WERCK. 1. KJ An Religie-, . 2.
23. Van jonckheyt, en Ouderdom.
V Van de Doodt.
| 24. Van Schoonheyt'.
3. Van Goetheyt, en Goetheyt der 25. Van Leelijckheyt. Natuyrc-> . ze. Van de Natuyt der Menſchen. 4. Van Argheyt-'. 5. Van Echte Staet, en Eenſaem
27. Van Opvoedinge, en Gewoonte 28. Van de Fortuyn-.
leven-. 6. Van Ouders en Kinderen- .
29. Van Studeeren- :
7. Van Edeldom_.
3o. Van Ceremonien en Reſpect. 3 1. Van Rechten- .
8. Van groote Plaetſen, en Offi C1CIl-, • .
32 van volghers, en Vrienden- :
9. Van't KeyſerdomL.
33. Van Negotiéren- -
1o. Van Raedt”.
34. Van Factie-, .
11. Van Voortvarentheyt . 12. Van Liefde . 13. Van Vriendtſchap. 14. Van Atheïſtery.
| 37. Van Ydele Glory.
15. Van Superſtitie-, of
loove-
e
35. Van Prijs. | 36. Van Rechters.
-
ver -
17. Van Regeeringhe der Gheſont heyt-. 18. Van Onkoſten-,
19. Van Diſcoureren-zo. Van Schijn-wijſheyt': 2 1. Van Rijckdom-.
22, Van Eergierigheyt '.
rijcken- .
39. Van Eer, en Reputatie- •
-
16. Van Selfs-wijſheyt .
38. Van de Grootheyt der Koninck
| 4o Van Wraeck.
4t. Van Teghenſpoet'. | 42. Van Diſſimuleeren, en Veynſen. 43. van oproer, en Muytery
44. Van vernieuwinghe-' • 45. Van Opſchortinghe-' 46 van de waerheyt'. VAN w
v A N DE R EL I G I E. à E twiſten en tweedrachten om RELIGIE,
A ſijn ellenden, welcke den Heydenen onbekent waren, ende het is gheen wonder, want den
ſ waren Go D T is een jaloerſch Godt, ende de { Goden der Heydenen waren goede gheſellen;
maer de banden van Religieuſche eenicheyt be hooren nochtans in ſulcker manieren t 'ſamen
gebonden te worden,dat daer door de Menſche lijcke Gemeenſchap niet en worde ontbonden. Den Poët Lucretius,
aenmerckende de daet van eAgamemnon, dewelcke ſijn Dochter ſelffs offerde, ende deſe offerhande met verdragh aen ſach,beſluyt aldus: -
Tantum Kelligio potuit ſuadere malorum-.
Maer wat ſoude hy gedaen hebben, indien Hyde moort van Vranck
rijckgheweten hadde? Ofte het Verraet des Buſch-kruyts van Enghe landt ? Ghewiſſelijck hy ſoude ſeven mael meer Epicuriſch ofte e-4 theiſtich geweeſt ſijn, dan hy was, ja, hy ſoude liever ghekoſen heb ben een vande uytſinnige Mannen van Munſtergheweeſt te ſijn, dan deſes Raeds deelachtich. Want het is beter dat Religie 't Verſtant des menſchen uytwiſſche, dan hare God vreeſentheyt ende Liefde, mits hyRede alleen behoude voor eenen Beſtierder en Menne-man des wreetheyts ende booſheyts. Het was een groote laſteringhe, wan
neer de Duyvelſeyde, Ick wil opvaren, en ſinghelijckden Alderhooghſte: Maer het is noch grooter Laſteringhe, indien ſy Godt doen ſºgghen,
Ick vvil neder dalen, en ſinghelijck de PrinsA der Duyſterniſſen. Ende het , en 1S -
»
2.
-
Van de ZDoodt.
en is niet beter wanneer ſy de ſaecke van Religie laten neder dalen tot de vreeſſelijcke en de afgrijſelijcke daet van Princen te vermoorden: 't Ghemeen-Volck om hals te brenghen, ende Staten ofte 't ghemcene 'Beſten in brandt te ſtellen. Nochte en iſſer gheen ſoo groote ſonde tegens den Heyligen Geest (indien men het na de Letter verſtaen ſoude) als inde plaetſe van een Duyve, Hem inde ghelijckeniſſe van eenen Gier-voghel, Griffioen, ofte Raven , neder te brengen : Noch ſulck
een ſchandael voor haer Kerck, als in Sint Peters Schipken de Vlag van Zeerovers en Aſſaſins op te ſetten-.
Daerom dan, aengheſien dat deſe dinghen de ghemeene vianden ſijn des menſchelijcke Ghemeenſchaps, behooren de Princen, door haer vermoghen, Kercken door haer Decreten, alle Chriſtelijcke en
Borghelijcke eerbare lieden , van wat Seête ofte Opinie dat ſy oock ſijn, ſich hier te vereenighen, en te verſamelen, om deſe daden ende Ophouders van dien, door Mercury Roede, ter Hellen voor eeuwich te verdoemen. Ende in allen Raedtſlaghen, de Religie aen
gaende, behoort denraedt des eApoſtels voor gbeſtelt te worden, Ira Hominis non implet juſtitiam Det. I I.
Vande ZJoodt.
D# Menſchen vreeſen de Doot, evenals de kinderen vreeſen te gaen in duyſterniſſe. Ende ghelijck deſe natuerlijcke vreeſe ſich inde kinderen vermeert door het vertellen van Fabulen; even ſoo
is het met het ander gheleghen, Sekerlijck de vreeſe des Doots is
de betrachtinghe der oorſaecke des ſelven : Ende het eynde van dien is Religieus : Doch de vreeſe is in ſich ſelffs maer ghering , Nochtans ſoo iſſer een vermenginge van mºdelhert, ende van Super
ſtitie in Religieuſe Meditatien. Ghy ſult in ſommige Munnickſche Boec ken leſſen van Mortificatie, en Afſtervinghe ſijns ſelffs. Dat een Menſche behoort te dencken wat een pijne dat het ſy, een lidt van ſijnen vinger alleen te klemmen, ofte verwringen, ende daeruyt te bedencken, wat de benautheden des Doots fijn, wanneer het heele Lichaem dickwils wort bedurven, daer nochtans het leven uytgaet Im CE
Van de ZDoodt. met weynigher pijne, dan wanneer een lidt gheklemt wort. Want de alder-levendichſte partyen , en ſijn niet altijt het ſcherpſte int gevoelen. Ende om als eenen Philoſooph te ſpreecken, ofte ghelijck een Natuerlijck Menſch, ſoo was het wel gheſeyt,
Pompa morti, magis terret, quam mors ipſa. Suchten en Kermen, Beſwijmen, Bleeck ſien, Vrienden beweenen, Rou-kleederen, Regraeffeniſſen, en dierghelijcke, ſijn de dinghen die de Doot afgrijſelijck en vreeſſelijck doen ſchijnen. Het is aen merckens weerdich, dat daer geen ſoo ſwacke affectie en is in het
ghemoet der Menſchen, die de vreeſe des Doots niet en overmee ſtert. Daerom ſoo en is dan de Doot ſoo grooten vyant niet, aenge - ſien de Menſche ſoo veel volghers omtrent hem heeft, die deſen ſtrijdt konnen overwinnen. VVraeck gierichert triumpheert over de Doot; de Liefde en acht haer niet. Eerſucht tracht daer na ; Om
ſchande te ontgaen kieſt men de Doot. Verdriet neemt tot haer ha ren toevlucht, de vreeſe komt de Doot te vooren: ja, wy ſien, dat
na dat Ottho ſich ſelffsghedoodt hadde, dat jammer en medelijden ( welcke de ſwackſte is der Affectien) meenich menſche tot ſter
ven beweecht heeft : Seneca ſpreeckt van viſicheyt. Cogita quam diu eadem feceris : mori vele non tantum fortis aut miſer, ſed etiam fa
ſtidioſus poteit. Het is oock niet min aenmerckens weerdich, hoe kleyne ontſtellinghe in goede ghemoederen veroorſaeckt werden, wanneer de Doot begint te naecken, ſy blijven tot den eynde toe,
die ſy van te vooren waren. Den Keyſere-Auguſtus ſterff in een Com plement. Tyberius in Diſſimulatie. Veſpaſianus in boerten en jocken. Galba in een Vonnis ſprekende : Septimus Severus ſich haeſtende, en dierghelijcken: Ghewiſſelijck de Stoiſchen leyden te veel koſten aen de Dooden. Ende met ſoo veel wercx te maken, deden ſy de
Doot vreeſſelijcker ſchijnen. Beter ſeyt de gheene, Qui finem Vitae extremum inter munera ponit mature. Het is even Natuerlijck te ſter ven, als gheboren te worden. Ende miſſchien, is het eene ſoo moeye
lijck en pijnlijck voor een jonck kindt, als het andere v. A 2
I II.
Van
I II,
Van Goetheyt, en Goetheyt der Natueren.
I: K verſtae Goetheydt in deſen ſin, de Affectie des Menſchen wel varen, het welcke de Griecken Philanthropia noemen, ende het woort Menſchelijckheyt ( na dat het daghelix wort ghebruyckt) en
is niet genoech om't ſelvige volkomelijckuyt te drucken. Ick geve Goetheyt den naem van Habitus, ende de goetheyt der Naturen, de Inclinatie. Deſe is de grootſte aller Deuchden, ende het Character,
en het merck der Godtheyt , ſonder welcke de Menſch maer een ydel, boos, en verkeert dingh is, niet beter dan een gheſlacht van
ghewórmt. Goetheydt is ghelijck de Deucht, die men in de Godtheyt noemt Liefde, de welcke niet en kan te veel doen, maer wel dwalen.
De Italianen hebben een ſeer onbeleeft ſpreeck-woort, weynich eere waerdich, Tanto buon, che val niente; ſoo goet dat hy nerghens goet voor en is. Ende een der Italiaenſche Dottoren, met namen Nicolaus
Machiavel, heeft wel derven in ſchrift verclaren, Dat de Chriſtelijcke Religie de Vromen ende goede Lieden, den onvromen en Tyrannen ten
roove gegevê hadde: Het Welcke hy daerom ſeyde,om datter geen Sette, geen Opinie, geen VVet inderdaeten is, die de Godtheyt ſoo groot en ſo hoochachtet als de Chriſtelijcke Religie doet. Om dan # Schan dael ende perijckel wech te nemen, ſoo is het van noden dat men weete, waerinne deſe Heerlijcke Deucht komt te dwalen. Soeckt
hoe ghy een ander moocht goet doen, maer weeſt gheen Slave harer ſinlijckheydt ofte phantaſien ... Want dat ſelvighe is maer ſlappic heydt , welck een Eerlijck Man als ghevanghen houdt. Noch en AEſopus hem gheen peerle, de welcke beter tevreden, en ghe
#
uckigher ſoude gheweeſt ſijn, indien hy hem een Garſten greyn
hadde ghegheven. Godts Exempel leert ons deſe leſſe ten vollen-. Hy ſendt ſijnen Reghen, ende laetſijn Sonne ſchijnen over de Recht veerdighen en Onrechtveerdigen : Maer Hy en regent geen Kijck dom, noch en laet Eer en Deucht opyder een niet evenghelijckſchij nen, ſoo veel tot den eenen, als tot den anderen. Ghemeene wel
daden moghen eenyder mede ghedeelt worden, Maer de beſondere met keure. Ende merckt hoe ghy int maken van een Copie, het Princi
Van de Ercheyt. Principaelbederft, en tot ſchande maeckt. Want de Godtſgheleerden houden, dat de Liefde tot ons Selven het principael zy, cnde de
Liefde tot onſen Naeſten alleen de Copye. Verkoopt al vvat ghy hebt,
en gheeft het den eArmen, ende volcht my na: Maer verkoopt niet al u goet, ten ſy dat ghy komt, en my volcht; dat is, ten ſy dat ghy van (ulck een beroepinge ſijt,in welcke ghy ſoo veel goets kont doen
met kleyne middelen, als met groote, want anders ſult ghy door het onderhouden der Stroomen, de Fonteynen uytdrogen: daer en is oock niet alleen een Habitus der Godtheyt gheregheert door goede reden,
maer daer is in ſommighe lieden, ja inde Natuere ſelffs, een ghene ghentheyt tot de ſelffde: ghelijck als daer oock aen de ander zijde een Natuerlijcke Booſheyt is: want ſoodanighe ſijnder, die uyt der Natueren ander mans profijt niet en ſoecken, die minder booſachtich ſijn, ſijn die gheene die alleen tot wederſprekinghe gheneghen ſijn,
ofte tot gramſchap, ofte anders, die ongheſeggelijck ſijn, ofte dier
gelijcken, maer die booſer ſijn, ſijn tot nijt, ende enckele booſheyt gheneghen: als, daer ſijn veel Miſanthropi, die daer van haer werck maken, om Lieden aen de Galghe te helpen, ende hebben nochtans niet eenen Boom in haer Hoven, die daer toe bequaem is, gelijck als Timon hadde. Sulckenaert is de rechte dwalinghe der Menſche lijcken Natuyre, ende nochtans ſijn ſy het beſte Timmer Hout, om de beſte Politijcken daer van te maken, ghelijck als het Cromhout, 't welcke goet is om Schepen, die verordeneert ſijn om op en neder ghedreven te worden, maer niet om Huyſen te bouwen, die vaſt ſtaen ſullen-.
T.
-
IV.
Van de Ercheydt.
W# verſtaen Ercheyt, een ſlimme endeghekrenckte VWijſheyt te ſijn,ende ghewiſſelijck daer is een groot onderſcheyt tuſ Looſman , ende een VWijſman , niet alleen in 't ſtuck Van Eerbaerheyt, maer in 't ſtuck van behendichert: daer ſijnder die de Kaert wel verſchieten konnen, maer en konnen nochtans niet ſchen een
A 3 /
*
wel
6
Vanden Echten Staet,
wel ſpeelen. Even ſoo ſijnder oock etlijcke die aerdich zijn in kluch ten en Faétien, maer ondertuſſchen plomp ende ſlechte gaſten. We derom is het een ander, Perſoonen te onderkennen, ende een ander,
ſaecken van ghevvichten : want veel zijnder perfect in de Humeuren der Menſchen, die niet ſeer bequaem en ſijn om van eenighe ſaecken te oordeelen, het welek de rechte gheſtalte is van eenige, die meer op de Lieden ghelet hebben, dan op de Boecken: ſulcke mannen ſijn be
quamer voor Pratlijck, dan voor Raedt, en zijn alleen goet in haer
eyghen dreef en wandel-plaetſen, brenght de ſelvighe onder vreemde aengheſichten, ſy ſullen haer VWit ende Ergheyt dadelijck verloren hebben. Alſoo dat den ouden Regel, om een en dwaes van een wij ſen te onderſcheyden, naeulijcx haren ſtreeck hout, Mitte ambos
nudos ad ignotos & videbit. Ia, daer ſijn ſommighe die de gevallen en uytkomſten der ſaecken weten, en nochtans en konnen zy de Middelen daer toe behoorende, niet doorgronden noch begrijpen. Ghelijck als een Huys, 't welck eenen paſſelijcken goeden inganck
ende opganck heeft, maer niet een eenige goede Kamer of Vertreck,
daerom ſult ghyghemeenlijck ſien, dat ſy in't eynde dickwils goede Beſluyten uyt vinden, maer ſy en zyn gheenſins machtich de Matery te examineren ofte te Wederleggen, en nochtanstreckenzy gemeen lijck voordeel uyt haer onbequaemheyt, dat ſy gheacht worden be
hendich yet te beleyden. Sommighe bouwen eerder op miſluckingen van anderen, ende (ghelijck als wy nu ſpreecken) met den ſelvighe
den draeck ſteeken, dan op de bequaemheyt van haer evghe pro cedueren. Maer Salomonſeyt, Prudens advertit ad.greſſius ſuos: Stultus
divertit addolos. Daer ſijn ſeer veel onderſcheyden tuſſchen Ergheyt ende Wijſheyt , ende het waer een groot werck de ſelvighe voor te ſtellen, want daer en is niet dat meer ſchade doet in den ghe
meenenStaet, dan dat Erghe Lieden voor Wijſe paſſeeren, ende ghe houden worden-,
-
v.
Oan den Echten Staet, en Eenſaem Zeven. 1E Vrouw en Kinderen heeft, heeft ſich de Fortuyn onder
worpen, want die ſelvighe zijn beletſelen van groote dingen, -
-
-
-
--
-- - - - -
-
-
--
-
't zy
en Eenſaem Zeven. 't zy van Deucht of Ondeucht. Voorwaer, de beſte daden van on
ghetrouwde , ofte die ſonder Kinderen herſproten zijn, zijn ten oede van het Ghemeene beſte, de grooſte verdienſten weerdich , de welcke Eeuwvicheyt in de Memory , ende niet in de Nakomelin
hen gheſocht hebben , ende de welcke beyde met affectie en ver moghen 't Ghemeene beſte ghetrout, ende zich tot de ſelvighegant ſ helijck overghegheven hebben: Ende nochtans ſijnder ſommighe die eenſaemlijck leven, ende haer ghedachten vergaen, en eyndighen van ſelfs, ſonder cenighe vrught of goet voor te brenghen, ende reeckenen de toekomende tijden Impertinentien, of onbehoorlijckhe den; ja, daer ſijn anderen de welcke Vrouw en Kinderen niet dan groten laſt en onkoſten achten te weſen. Maer de alderghemeenſte oorſaecke van een Eenſaem leven, is vryicheyt, principalijck in lieden
die veel van ſich ſelfs houden, ghelijck als eyghe-ſinnighen erghens aen verbonden zijnde, dewelcke ſoo naeuw ghevoelen, dat zy ſchier achten hare Gordelen en de Hoetſbanden, Ketenen, en Cluyſters te
weſen . Onghetroude Lieden zijn de ſeeckerſte vrienden, de beſte Meeſters, de beſte Dienaers, maer niet altijdt de beſte Onderſaten , want ſy ſtaen op de loop om te vluchten, en de meeſtendeel zijn de
loopers van deſen aert. Eenſaem leven is bequaem voor Conincklijcke ‘Perſoonen, want de Liefde wil qualijck het Landt wateren, alſt eerſt
eenen grooten Poel vullen moet. Voor Richters en Magiſtraten is het even veel, want waer ſy lichtelijck te bewegé en te corrumperen ſijn, dan ſult ghy eenen dienaer hebben vijf mael ergher dan een Vrou.
Soldaten en Krijchſlieden aengaende, ick vinde dat de Velt-Heeren, en Capiteynen, in het vermanen en couragieren harer Soldaten, gemeen lijck hen hare Vrouwen en Kinderen inghedachtich maken. Ende ick achte dat de kleynachtinghe des Huwelijcx onder den Turcken den Gemeenen Soldaet blooder maeckt of vertſaechder. Voorwaer,
Vrouw ende Kinderen leeren eenigher manieren beleeftheyt, ende Eenſame Lieden zijn ſteenigher en wreeder van herten, bequaem om wreede Inquiſiteurs te maecken; die van deftigher Nature zijn, ende door Ghewoonte geleydt, ende derhalven conſtant, en ſtantvaſtich ,
zijn ghemeenlijck vriendelijcke Huys-Heeren: ghelijck als van Oliſ
ſes gheſeyt worde: Vitulam pretulit immortalitati, Kuyſche Vrouwen fijn dickwils hoovaerdich en ſtout op de weerdicheyt van haer Kuyſ heyt:
8
Van Ouders,
heydt: Het is een van de beſte banden, beyde des Kuyſcheyts ende
Ghehoorſaemheyts in een Vrouwe, indien Zy achtet haren Man Wijs te weſen. Het welck Zy nimmer doen en ſal, iſt dat Zy hem jalours bevindt. Vrouwen ſijn der Jonger Mannen Matreſſen; Geſellinnen der Middeljarighen, ende der Ouden Minne-Moeders, en de Voed
ſters. Alſoo dat het een Man wel in twijfel ſtellen mach en overleg ghen, of hy Huwelijcken zal, ofte niet: Maer nochtans wierde H voor een Wijs Manghehouden, die daer op deſe vraghe (VWanneer dat een Manſoude trouvven ?) aldus antwoorde : Een 1ongh AMan noch niet, ende een Oudt Man nimmermeer.
-
V I.
Van Ouders, en
Kinderen.
D# Vreuchden der Ouderen ſijn gheheym en verborgen, ende alſoo ſijn oock hare verdrieten en vreeſen. De geene en connen ſy niet uytdrucken; ende de Deſe en willen ſy niet bekennen. Kin
deren verſoeten den arbeyt, maer ſy maecken de Onghelucken bit terder ende verdrietelijcker. Sy vermeeren de Sorghe des Levens, maer ſy verſachten de gedachteniſſe des doots, Eeuvvicheyt, die door
Telinghe gheſchiet, is den Beeſten ghemeen. Maer Ghedachteniſſen, Verdienſten, en Edele wercken, behooren eyghentlijck den Men
ſchen toe. Die alder eerſt hare Huyſen ende Geſlachten op helpen,ghe ven hare Kinders ſeer veel toe, achten de den ſelvighen ghelijck als Onderhouders, niet alleen van haer Geſlachten, maer oock van haer VVercken en Daden, ende ſo beyde Kinderen en Creatueren. Het on
derſcheytder Affecten in den Ouderen tegens hare Kinderen, is dick wils ongelijck, en ſomtijts onbeſcheyden, principalijck in de Moe
der, Gelijck als Salomonſeyt, Eenen VWijſen Soon is des Vaders vreucht, Maereenen dwaſen Soon is des Moeders ſchande. Men ſal dickwils ſien, daer een Huys vol Kinderen is, dat een of twee van de Outſten gere
ſpecteert, ende de jongſten dartel opgebrocht worden, maer ſommi ghe van die tuſſchen beyde ſijn, ſchier vergeten, dewelcke nochtans menichmael de beſte betoonen. De Scharpicheyt der Ouderen # gnens
,
Van 8deldom.
ghens hare Kinderen, is een ſchadelijck gebreck, het maecktſe ver acht; het veroorſaeckt den ſelvigen om quaden raedt te ſchaffen: het
beweecht hen om quaet geſelſchap teſoecken, het doet den ſelvigen meer verquiſten, wanneer ſy tot eenighe overvloet ghekomen zijn: Ende daerom is het beſt, dat de Ouders haer Authoriteyt teghens hare Kinderen houden, maer niet haren buydel. Het volck heeft een gec kelijcke maniere, beyde Ouders, Schoolmeeſters, ende Dienaers: ver
weckende ende voedende een AEmulatie ofte afgunſticheyt tuſſchen
Broeders, wanneer ſynoch minder-jarich ſijn: 'twelck veeltijts uyt komt op tweedracht, wanneer ſy Mannen worden, ende ſoo vol gens Huyſgeſinnen en Familien verwoeſten. De Italianen maken wey nich onderſcheyts tuſſchen haer eygen Kinderen, en Kindts Kinderen, of Bloedtverwanten, ſoo ſy alleen van den ſelvighen Stam ofte Stock
zijn. Sy en geven niet daerom, alhoewel dat ſy niet door haer eygen lichamen en paſſeeren : Ende om de waerheyt te ſegghen, het is in de Nature ſeer na een, ende het ſelfde weſen. Soo dat wy dickwils ſien, dat den Neve ſijnen Oom, ofte eenen Bloedtverwant, meer
ghelijckt, dan zijn eyghen Ouders, na dat het bloet valt . V II.
Van Edeldom. ET is een Eerweerdich dingh, een Out Caſteel ofte ghehouvv te ſien, dat noch niet vervallen en is; Ofte te ſien een ſchoo
nen Timmer-boom, even gaef ende volmaeckt: Hoe veel te meer .
dan een Oudt Adelijck-Geſlachte, het welcke de golven ende 'tveran derlijck weer deſes tijdts, uytgheſtaen heeft. Want, Nieuwven A delis maer de daet van kracht, maer Ouden eAdel, is de daet des Tijts. Die eerſt de Fortuyn doen rijſen, zijn ghemeenlijck Deuchtſamer, maer weyniger onſchuldich dan hare Nakomelinghen. Want daer
is ſelden een rijſinghe ſonder een vermenginghe van goede met qua de Konſten: Maer het is reden,dat hare Deughden op haer Gheſlachte verblijven, ende dat haer Fauten met hun ſelven ſterven. Edelheyt in Geboorte, vermindert ghemeynlijck het verſtant, en die niet ſelfs ver
ſtandich is, benijdt hem die 't is : Daer beneffens, Edele Perſoonen -
B
kon
18
-
Van groote Officien,
konnen niet veel hoogher klimmen, ende hy die ſtil ſtaet, wanneer
anderen voort ghetrocken worden, kan qualijck alle beweginghe der benijdinghe van ſich weeren. Aen de ander zijde, Edeldom neemt wech de teghenwoordighe benijdinghe, die de Anderen haer toe
draghen, door dat ſy alreede in poſſeſſie van Eere zijn: Ende de , Nijdt is ghelijck de ſtralen van de Son, de welcke meer ſchijnt op
hooghe plaetſen, dan op laghe dalen. Grooten-Adel gheeft eenen Monarch meerder Majesteyt, maer het vermindert macht, het maeckt
het Volck vol geeſts en levens, maer 't verdruckt haer middelen; Het is wel, wanneer de Edel-lieden niet te groot zijn voor Souvereyniteyt,
mochte voor 7uſtitie, Ende nochtans onderhouden in ſulck eenen Graet, dat de dertelheyt ende brootdronckenſchap desghemeynen. volcx, door hen ghebroken ende beledt mochte worden, voor dat het al te vroech en al te haeſt op des Conincx Majeſteyt kome_. Voorwaer, Coningen, hebbende
Edel-lieden dat bequame Mannen zijn,
ſullen groote hulpe en verlichtinghe daer by vinden, als ſy hen ghe bruycken, Ende eenen beteren voortganck in haer ſaecken, want 't Volck is van natuerengheneycht den ſelven te gehoorſamen, als of ſy eenichſins gheboren waren om te ghebieden-. V I II.
-- -
-
-
-
Van groote officien, en Hooghe Staten. V/M Annen, die Groote plaetſen beſitten, zijn drie-dobbelde ſlaven; VIA-Dienaers van de Souvereynſchap ofte Staet: Dienaers van Faem, ende Dienaers van Affairen: Soo dat ſy gheen vrijdom en hebben, noch in haer Perſoon, noch in haer Doen, noch in haren Tijt. Het is een vreemt begeeren en verlangen, Macht te ſoecken: en Vryheyt
te verlieſen: ofte Authoriteyt te ſoecken over Anderen, ende Vryheyt
over Stch ſelf te verlieſen; Het opklimmen tot een Hooghe ſtaet is pijnlijck, ende door moeyten komen de lieden tot grooter moeyten: ende het is ſomwiilen miſprijſelijck, dat Mannen, door haer ſelffs verkleyninge, tot wat hooghers komen, haer ſtaen is ſeer wanckelbaer, en de haer wederkeeren, is, ofte eenen gantſchen
Nederval, ofte ten minſten een Ecclipſis, 't welck een verdrietige ſaecke is; ja, ſy konnen niet te rugghe keeren wanneer ſy willen; D
Noch
-
en Hooghe Staten.
F1
Noch en willen niet, wanneer het ſoude betamen, maer ſijn onge
duldich van weghen een Privaet ofte Eenſaem-leven; jae, ſelfs in ouderdom en de ſieête de ſchaduwe ſoeckende; Sekerlijck, Groote
Perſoonen ſouden van nooden hebben ander lieden Meeningen te ont leenen, om haer ſelfs gheluckich te achten : Want, indien ſy oor deelen uyt haer eyge gevoelen, ſy en konnen het niet bevinden, maer indien ſy by haerſelven overlegghen, wat dat andere Lieden van hen houden, ende dat andere Lieden geerne wilden weſen, ghelijck als ſy
zijn, dan zijn ſy geluckich (ſoo te ſeggen) door achtinge, wanneer ſy nochtans maerſchijnen 'tcontrarie by haer ſelven te vinden, want ſy zijn de eerſte die haer eygen ſwaricheden vinden, alhoewel dat ſy de leſte zijn die haer eygen fauten vinden; Ghewiſſelijck, de Mannen in groote Staten,fijn vremdelingen tot haereygenſelfs, en terwijlen ſy in het woelen van haer affairen zijn,ſoo en hebben ſy geenentijt overich om voor haer eygen welvaren, ofte des Lichaems, ofte des Ghemoets,
ſorghe te draghen. Ili mors gravi, incubat, qui notus nimis omnibus, ignotus moritur ſti, Daer is voheydt in hooghe plaetſen, om goede en #uaet te doen: welck laetſte een vervloeckinghe is, want de beſte conditie in het booſe, is niet te willen. De tweede, niet te konnen; Maer Macht om Goet te doen, is den Rechten en Wettelijcken wech
tot Bevorderinghe, Want goede Ghedachten (alhoewel dat ſy by Godt aenghenaem ſijn) ſijn nochtans niet beter gheacht onder den
'Menſchen dan goede Droomen, tenzy ſaecke dat ſyin't werck geſtelt werden. Ende dat en kan niet geſchieden ſonder Macht en Autho riteyt, die de gront van bevorderinge ende Regeeren zijn. Verdienſte is het ooghmerck en eynde van al het bedrijf der menſchen, ende ſich den verdienſte weerdich te houden, is de vervullinghe van des menſchen ruſte, Want ſoo een menſchein eeniger wijſe Gods Throon kan deelachtich werden, hy ſal ghelijckerwijs Godts Ruſte deelach tich zijn: & Converſus Deus ut aſpiceret, omnia qua fecerunt manusſue, vidit, quod omnia eſſent valde bona: doen wierdt den Sabbath-dach om uwen plicht te betrachten. Set u ſelven de beſte Exempelen voor ooghen, want Imitatie en Navolginghe, is eenen Clomp ofte Hoope van gheboden; ende na een weynich. Tijdts ſtelt u ſelven u eyghen Exempel voor, ende onderſoeckt u ſelven ſcherpelijck, of ghy niet
beter en dedet wanneer ghy eerſt begondt, ende Reformeert en ver 4.
B 2
-
betert
I2.
Van Groote Officien,
betert alles ſonder Braveeren,ofte van verleden Tijden, of van Perſoonen, ſchandaliſeeren: Maer nochtans ſtelt dit u ſelven voor ooghen ſo wel
om goede Exempelen voort te brenghen , als deſelvighe te volghen : brengt de ſlecken wederom tot haer eerſte Inſtitutie ofte inſtellinge, of begin, en de aenmerckt waer in, ende hoe de ſelvige ſijn vervallen. Maer evenwel neemt Raedt van beyde de Tijden, Van den Ouden Tijt, wat het beſt is, ende van den Nieuwen. Tijt, wat het bequaem ſte is. Siet dat uwen Cours of Loop der maten Ghereguleert ſy, dat de Lieden van te voorens moghen weeten, wat ſy hebben te verwachten, maer en blijft niet al te vaſt daer op ſtaen, ende verclaert u ſelven
wel wanneer ghy uwen Cours te buyten gaet; Bewaert het recht van uwe Plaetſe wel, maer Moveert geen Queſtien van Iurisdictien. Ende
neemt u Recht liever aen in ſtillicbeyt, ende de Fatto, dan het ſelvige met luyder ſtemme of gewelt na te jaghen. Inſgelijcxſtaet het Recht van leegher Plaetſen voor, ende achtet meer eeren te ſijn te Comman deeren gelijck eenen Opperſten, dan ſich met alles te bemoeyen. Om helſt ende begheert Hulp ende ZEyſtant, tot uytvoeringhe van uwen
Staet, ende en drijft ſulcken niet van u wech, die u eenighe Infor matie brenghen, gelijck als Al-beſtierders, maer neemt het int goede
aen. De Fauten van e-Authoriteyt zijn principalijck vier; Opſchortinge, Corruptie, Hardicheyt, Slappicheyt. Soo veel de Opſchortinge aengact, Vergunt een vry, en lichte toeganck, houdt gheſette Tijden, gaet door met 'tgheene dat ghy in handen hebt, ende en vermenght u met
gheen Affeeren, ten zy uyt noodtſaeckelijckheyt.Soo veel als de Cor ruptie ofte Omkoopinghe aengaet, en bindt niet alleen u eyghe, ofte uwes Dienaers handen, die aenbrenghen mochten, maer bindt oock de handen der gheenen die gaven preſenteeren: Want ghewoonlijcke oprechticheyt, doet het eene, maer de Gherechticheyt, daer van men
Belijdeniſſe doet, met openbare verachtinge der giften ende gaven, doet het ander, ende en ſchout niet alleen de faute, maer oock het
Vermoeden: Wie veranderlijckwort ghevonden, ende merckelijck verandert ſonder merckelijcke oorſaeck, dieſelvige geeft Vermoeden van Corruptie. Indien eenen Dienaer inwendichlijck van u bemindt wordt, ſonder eenighe andere blijckende oorſaecke, waerom dat hy
ſulcke eere weerdich gheacht wordt, wordt ghemeenlijck alleen ghe houden vooreenen by-wegh. Ende voor ſoo veel als de Hardicheyt 2CIl
en Hooghe Staten.
13
aengaet, het is een Moeder en oorſaeck van miſnoeghen. Gheſtren gichot is de Moeder van Vreeſe, maer Hardicheyt is de Moeder van Haet; ja, de Beriſpingen ſelfs die van Hoogher macht herkomen, be hooren vol defticheyts te weſen, en niet ſteeckende: Voor ſoo veel
als Slappicheyt aengaet, het is erger dan giften oft gheſchencken , want Giften die komen alleen nu en dan, maer indien onbequaemheyt ende ydele inſichten eenen Manleyden, hyſal nimmermeer daer van vry zijn, gelijck als Salomonſeydt: Perſoonen te reſpecteeren is niet goet, want ſulck een Man ſal om een ſtuck broodts miſdoen. Het is ghe wis waer, 'twelck van oudts gheſproken is gheweeſt, Hoocheydt en
Ghebiedt toont den Man, ende het vertoont ſommigen ten beſten, ende ſommigen ten erchſten: Omnium conſenſu capax Imperii, niſi im
peraſet, ſeydt Tacitus van Galba. Maer hyſeyt van Veſpaſianus: Solus Imperantium Veſpaſianus, mutatus in melius. Al-hoe-wel dat het eene ghe meent wort van Bequaemhert, het andere van Manieren en eAf feſtien. Het is een ghewis teycken eenes weerdighen en Edel ghe moedts, die door Eere ghebetert wort, want Eere is, ofte behoort te
zijn, de plaetſe des Deuchts; ende ghelijck als in de Natuer alle din gen met ghewelt en macht na haer eygen plaetſen gedreven worden, ende gheruſt en ſtille zijn in haer ſelfs plaetſen, alſoo is de Deucht in
Eergiericheyt ſeer violent en heftich; en in Authoriteyt ofte Macht, ſtil en gheſet-. I X.
Van 't Keyſerdom.
H ET is eenen ellendighen ſtaet des Ghemoedts, dat alleen wey nich dinghen heeft te begheeren, ende veel dinghen te vreeſen:
Ende nochtans is het ſoo met de Koninghenghemeynlijck ghelegen, de welcke op het alderhoochſte ghekomen zijnde, alleen ghebreeckt om yet te wenſchen, 'twelck hare ſinnen doet te meer verſmachten;
ende ſy hebben meenigheinbeeldinghen van perijckelen en ſchadu wen, de welcke hare ſinnen des te duyſterder maecken. Ende dit is
een oorſaeck van 'tghene daer de Schriftuyr van ſpreeckt, Cor Regu B 3
inſcru
14
Van 't Keyſerdom.
inſcrutabile. Dat de Herten der Koninghen niet en ſjn om dºorgronden. Want menichfuldicheyt der jeloerſheden, ende ghebreck van een
overheerſchent verlanghen, twelck al de reſte regeeren ſoude, ende in goede ordre ſtellen, maeckt dat eenes Menſchen herte ſwackzy om uyt te vinden, ofte te doorgronden. Hier uyt ſpruyt het, dat de Prin
cen ſelfs dickwils verlanghen en yet inbeelden, en de hare Herten ſetten op beuſelinghen, ſomtijts op eenich Ghebouw, ſomtijts op een
Ordonnantie, ſomtijts op de bevorderinghe eens Perſoons; by-wijlen om te verkrijghen ende te behouden de uytnementheyt ende den prijs van eenighe konſt ofte handtwerck, ende dierghelijcke dinghen, de welcke ongheloovelijck ſchijnen te weſen voor Heeren, de welcke
den reghel niet en weten: Dat des Menſchen ghemoedt meer vermaeckt vvordt door het vvinnen van kleyne, dan te blijven ſtaen op groote ſaecken.
Daerom ſulckegroote, ende gheluckighe Overvvinners, die vreem de Landen overweldighen, ende onder haer Ghehoorſaemheyt bren ghen, worden ghemeenlijckſvvaermoedich in haer eerſte jaren, ende
ſuperſtitieuſch in haerlaetſte, als den Grooten eAlexander, ende by onſengedencken Carel den Vijfden, ende veel anderen: Want hy, de welckeghewent is voorwaerts te gaen, ende dan ghehindert ofte be
let wort, loopt uyt ſijn eyghen welvaren. Een wel-beſtierde Regee ringhe is een dingh dat ſelden ghebeurt. Want beyde, matigheyt ende onmatigheyt, beſtaen uyt verſcheyden dinghen: Maer het is Een ſaecke , contrarie dinghen te vermenghen , ende een ander,
de ſelvighe te veranderen ... Het Antwoordt van e-Apollonius, aen Veſpaſianum, is vol van ſonderlinge onderwijſinge. Veſpaſianus vraech den hem wat Neroës onderganck was? Hy antwoorde: Nero konde
de Harpe ſtellen, ende ſeer vvel daer op ſpelen, maer in 't Regeeren vvas hy gevvendt ſomtijts de ſleutels te hooch te vvinden, ende Jomtijts den ſelvighen te leegh los te laten. Ende voorwaer, daer is gheene ſaeck die de Authoriteyt ſooſeer krenckt, als de onghelijcke ende ontijdi
ghe veranderinghe, de eene tijdt te ſeer onderdruckende macht, ende d'ander tijdt te ſeer toe-ghevende. De VWijſheyt der Prince lijcke Affairen in deſe laetſte tijden, is meer gheleghen in behen dighe bevrijdinghe voor dangier ende ghevaer, wanneer ſy na by zijn, dan in vaſte ende ghegronde weghen, om den ſelvighen verre af te keeren, Maerlaet de lieden wel toe-ſien, hoe dat ſy at
toel:
w
Van Raedt.
15
dat oorſaecken van oproer en troubel hen bereyden, want niemant kan de voncken verbieden, noch weten waer ſy van daen komen . . De ſwaricheden in Princen affairen zijn dickwilsgroot, maer de groot ſteſwaricheyt is dickwils in haer eyghen ghemoederen : Want het
isghemeyn onder den Princen (ſeyt Tacitus) dat ſy teghenſtrijdende dingen begeeren, Suntplerumque Regum voluntates vehementes & inter ſe contrarie: Want het is de Soliciſmus ofte faute van de Macht, te dencken het eynde te ſullen erlangen, ende nochtans de middelen
niet te verdraghen: Princen zijn ghelijck de Hemelſche lichamen, de welcke, ofte goede ofte quade Tijden veroorſaecken, ende de welcke ſeer veel worden geacht, maer hebben weynich ruſte. Alle Gheboden (de Koninghen aengaende) zijn inderdaedt begrepen in deſe twee ghedachteniſſen: Memento quod es homo: ende, Memento quod es Deus, ofte, Vice Dei: Het eene bedwingt haer Macht, ende het ander haren VVil.
X.
-
Van Raedt.
H ET grootſte vertrouvven onder de lieden, is het vertrouvven om malkanderen Kaedt te gheven, want in ander vertrouvven bevelen de lieden eenighe deelen
hares Levens, als te weten, hare
Landen , hare Goederen, hare Kinderen, haer Credijt, ofte een byſondere ſaecke, maer aen ſulcken, die ſy tot haren Raedts-Lieden
verkieſen, betrouvven ſy het gheheel, waer door ſy dan oock te meer
verbonden zijn tot alle getrouwicheyt en oprechticheyt. De Grootſte Princen en behoeven niet te dencken, dat hare Grootheyt ende Aen
ſienlijckheyt in't minſte verkort ofte vermindert wort, door dat ſy haer op Raedt verlaten; godt ſelfs en is niet ſonder 't ſºlvighe, maer heeft het ghemaeckt een van de groote Namen ſijnes Ghebenedijden Soons.
Den Raedtsman Salomon heeft gheſeyt, Dat de Beſtendicheyt in Raedt
gheleghen is : Dinghen willen altijt hare eerſte ofte tweede bewegin ghen hebben, want, indien ſy niet ghedreven en zijn door Argumen ten, en Reden van Raedt, ſoo willen ſyghedreven zijn door de Golven des
16
-
Van Zaedt.
des Fortuyns, ende ſyſullen vol ongheſtadicheytsghevonden worden, doende ende ontdoende, ghelijck het raſen eenes droncken Mans. Salomons Soon bevondt de kracht des Raedts, ghelijck ſijn Vader de noodtſaeckelijckheyt desſelvighen aenmerckte : want het Lieve Ko ninckrijckGodts wierde het aldereerſte gheſcheurt en ghebroken door
quaden Raedt: Op welcken Raedt gheſet zijn, tot onſer onderwij ſinghe, de twee Teyckenen, waer door dat quaden Raedt altijt 'tbeſte
is te erkennen, te weten; Dat het was Iongen Raedt, ten aenſien van de Perſoonen; ende ſtrengen Raedt, ten aenſien van de ſaecke. De Oude Tijden ſtellen ons voor, beyde de inlijvinghe ende on-afſchey
delijcket ſamenvoeginge des Raedts met de Koningen, ende het vvijs en Politijck ghebruyck des Raedts door de Koningen: Het eene, door dat ſy ſegghen, Iupiter trouwde Metis ('twelck beteyckent Raedt)
alſoo dat Souvereynheyt of Authoriteyt aen Raedt ghetrouwt is: Het ander, door 'tgheene dat volght, 't welckſoo was; Menſeyt, dat, na
dat Iupiter met Metis in 't Houwvelijck ghetreden was, is ſy door hem bevrucht en met kinde geworden, maer
# en wilde den tijt niet
gunnen tot dat ſy baren mochte, maer adt het op, waer door hy ſelfs met kindt wierde, ende baerde uyt ſijn Hooft, Pallas, welckghe
heel ghewapent was. Welcke wonderlijcke Fabel, een verborghene ſaecke (dienſtich om Coninckrijcken te regeeren ) beduydt, hoe dat
Coninghen haren Raedt van Staet behooren te ghebruycken, dat ſy ten eerſten deMaterien der ſaecken aen den ſelven behooren voor te ſtel
len, het welck is de eerſte ontfanckeniſſe, en bevruchtinghe; maer
wanneer-ſe bearbeydet, gevormt, ende geformeert zijn in de Lijf moeder hares Raedts, ende rijp en ghereedt om ghebooren te wor den, dat ſy dan den Raedt niet toe en laten daer met door te gaen,
met voornemen ende beſtieringhe, evenghelijck alsof het aen hen lieden hinghe, maer dat ſy de ſaecke terugghe nemen in haer eygen handt, ende doen het voor de Weerelt blijcken, dat de beſluyten
ende eyndtlijcke beſtieringhe (de welcke door datſe voort-komen met VWijſheyt en Machten, vergheleecken zijn by dien gewapenden 'Pallas) van haer ſelfs her - voort - komen , ende niet alleen van hare e-Authoriteyt, maer (om uſelven meer Eer en Aenſten aen te doen) uyt haer hooft en eyghen vindingen. De onghelegentheden, die in
Raedt te begheeren ende te ghebruycken ghemerckt gheweeſt zijn, zijn
-
-
17 Van Zaedt. zijn drie. Eerft, De openbaringhe der ſaecken, waer door de ſelve
min verborghen ghehouden worden- . Ten anderen, De verſwac
kinghe van de eAuthoriteyt der Princen, als oft ſy minder waren in haer ſelven, dan ſy in der daedt zijn. Ten derden, Het perijckel en ghevaer van ontrouwelijck verraden te worden, meer ten goede der gheener die Raedt gheven, dan dien Raedt ghegheven wordt. Om welck te verhoeden, de leere van Italien, ende de daedt van Vranck
rijck, Cabinet-Kaden ende Middel inghebracht hebben, een Remedie ergher dan de Sieckte.
Maerſoo veel als het Gheheymaengaet. De Princen zijn niet ghe houden al haer affeeren mede te deelen met yder Raeds- Heer, maer
moghen daer van kieſen en achterhouden. Ten is oock niet noodich, dat hy die daer raedt vraeght, wat hy doen ſal; ſoude openbaren, wat hy doen wil. Maerlaet de Princen daer in voorſien, dat het open baren van hare ſaecken niet van ſelfs her-voort en kome. Ende ſoo
veel als aengaet den Cabinet Raedt,de ſelvighe mach voor haer ſpreuc ke hebben, Plenus Rimarum ſum. Een Clappaert die het een eere
acht te weſen te praten, ſal meer ſchade doen,dan weynich,de welcke dit haer ſchuldighe plicht achten, ſwijghen en heelen. Soo veel de verſwackinghe van eAuthoriteytaengaet, de verhaelde Fabel wijſt daer van de Remedie aen: Noyt en is eenigh Prince berooft gheweeſt van ſijn aenhangh door ſijnen Raedt, uytghenomen wanneer daer een ofte al te groote achtinghe gheweeſt is in eenen, oftewel, een al te nauwe t-ſamen-verbinteniſſe van veele verſcheyden-. Soo veel de laetſte ongelegentheyt aengaet; Dat de lieden ſouden raden, op haer eygen baet en profijt lettende, voorwaer, Non inve niet fidem ſuperterram, wort verſtaen van de gheleghentheyt destijdts, ende niet van alle menſchen in 't byſonder. Daer zijn ſommighe die van natuyren ghetrouw, eenvoudich, oprecht, vroom, en recht-uyt
zijn, niet ergh noch dobbelt; dat dan de Princen boven al,ſulcke Man nen ontrent haer ſien te bekomen. Daer beneffens de Raeds-Lieden
en zijn ghe meenlijck niet ſoo vereenicht, ofte den eenen ſtaet wel tot Sintinel over den anderen. Maer het beſte middel is, dat de Princen
hare Raedts- Mannen, alſoo wel, als de Raedts-Mannen hare Princen,
kennen. Principi eſt virtus maximanoſceſuos. Ende aen d'anderzijde: Raedts. Heeren en behooren niet ſeer te ſpeculeeren om te door C
gronden
-
Van Raedt.
. . .
. .
gronden de perſoon van een Souvereyn. De rechte gheſalteniſſe ee nes Raedts-Heer, beſtaet meer in de ervarentheyt ende ghcleertheyt
van fijn Meeſters afeeren, dan van fijn Nattyr te kennen: want dan is hygheſien hem teſullen raden, ende niet fijn humeuren te voe den. Het is een ſonderlingh ghebruyck onder de Printen, de mey ningen van hare Raeds-lieden te verſtaen,beyde in 't beſonder, en dan
t'ſamentlijck van allegader: want private opinie is ſeeckerder, maer opinie met teghenwoordicheyt van anderen, is met meerder ach tinghe. In 't ghemeyn zijn de lieden ſtout in haer eyghen humeuren,
ende in gheſelſchap meer ghehouden aen andere lieden humeuren; ende daerom is het goet deſe t'ſamen te nemen, ende die van ghe
ringergheſlacht zijn, liever in t beſonder om der vryigheyts wille , ende der grooter liever in geſelſchap, om der reſpect wille. Het is te vergheef, dat Princen Raedt nemen, Afferen aengaende, indien ſy oock gheenen Raedt nemen, aengaende Perſoonen: want alle ſulcke afteren zijn als doode Beelden, ende het leven van dien, als de uyt voeringhe der ſaecken, ruſtende ſteunt op de goede verkieſinghe der
perſoonen. 'tEn is niet ghenoech te conſiderceren acngaende de per ſoonen Secundum genera, ghelijck als in een Idea of Mathematiſche beſchrijvinghe, wat ſoorte van lieden het ſoude behooren te weſen, in individuo, want de grootſte dwalinghen, en de oock het grootſte verſtant, vertoont ſich in het verkieſen van dien. Het was waerach tich en wel gheſproken, Optimi Conſiliarii mortui: De Boecken ſullen recht uyt ſpreecken, wanneer Raedts-lieden twijfelen ſullen; daerom is het goet in die ſelve ervaren te zijn, principalijck in de Boecken van ſûleke, de welcke ſclfs op het Tonnee! gheſpeelt hebben . X I.
Van Voortvarentheyt.
S E E R gheneycht te zijn om een eynde van ſaecken te maecken, D is een van de alderghevaerlijckſte dinghen. Het is ghelijck het
ghesne dat de Medicijns Predigeſtie, ofte haeſtige verteeringhe noe men, welcke ghewiſſelijck het lichaem met rauwicheden vervult, en verborghen zaden van ongeſontheden: daerom en moet den ſpoet OIIl
Van Voortvarentheyt.
- 49
om een eynde te maecken, niet by den tijdt, die ghy daer op ſit, maer by het wel vorderen der ſaecken weſen. Sommighe draghen daer ſorge voor, om veerdich van een ſaecke te ſcheyden, alleenlijck om tijdt te ghewinnen, ofte om te bedencken eenighe quade uytkomſte van de ſaeck, op dat ſy mogen gheacht worden als Mannen die voort varende zijn. Maer het is een ander, kort te maecken door verhan delinghen, ende een ander, door af-ſnijden-. En ſaecken ſoo ver
handelt by ſtucken, wordenghemeenlijck verlenght in 't gheheel. Ick heb een wijs Manghekent, die voor een By-ſpreucke hadde (wan neer hy merckte dat de lieden ſich haeſteden, om een ſlot van ſaec
ken te hebben) VWacht een vveynich, op dat vvy te eerder een eynde moghen maecken. Aen de ander zijde, rechte voortvarentheyt, is een
koſtelijcke ſaecke, want den Tijdt is de mate van de affeeren, ghelijck het gheldt is van de VWaren; en die affeeren zijn duyt gekocht, waer weynich haeſtens is. Gheeft goet ghehoorden ghenen die de eerſte informatie gheven van ſaecken, en de ſtiert den ſelvighen liever in het
begin, dan dat ghy hun in het voortvaren van hare woorden ſoudt hinderen ofte op-houden. Want die uyt ſijnen eyghen drift ghe- . brocht wort, ſal ghemeynlijck voorwaerts en achterwaerts gaen, ende verdrietigher vallen in alle ghemeyne ſaecken, dan hy ſoude konnen gheweeſt zijn in 't gheheel; ende by wijlen wort het gheſien, dat den Moderateur moeyelijcker is, dan de Diſputeerders. Hervat tinghen zijn ghemeynlijck tijdt-verquiſtinghen: maer den tijdt en is niet beter wederom te ghewinnen, als een verſchil dickwils te ver
halen, want het verjaeght meenighe ſeltſame reden, wanneer ſe op het poinčt zijn om voort te komen. Een langh en curieus verhael, is ſoo bequaem om haeſt een eynde te maecken, als eenen langhen Tab
baert, ofte Mantel met een langhe ſleip om daer mede te loopen_. Voor-redens, paſſagien, ontſchuldighen, en de dierghelijcke Comple menten, ofte Plichtspleginghen aen perſoonen, zijn groote Tijdt vernielders : ende hoe-wel de ſelvighe ſchijnen uyt heuſheyt ende ootmoedicheydt voort te komen, nochtans zijnſe rechte brava den. Wacht u te vol van materien te zijn, wanneer daer eenighe
verhinderinghe ofte teghen-weer in des Menſchen wille is. Want voorkominghe vereyſcht altijt een volle reden, als een Fomentatie oft ſtoovinghe van leden, om de ſalve teCdoen 2 door-dringhen. Boven alle w
2o
*
Van
Liefde-
e
alle dinghen, Order, en ſchickinghe, is het leven van voortvarent heyt, indien de ſchickinghe niet te ſubtijl en zy. Want die niet wel ſijn ſtucken verdeelt, ſal nimmermeer eenighe ſaecken te degen be ginnen, ende die te veel verdeelinghen maeckt, ſal nimmermeer eenighe ſaecken wel eyndighen. Tijde verkieſen, is tijdt ſparen ende winnen, en ontijdich woelen, is maer de Locht ſlaen- . Daer zijn drie deelen in ſaecken, te weten, de Voor-bereydinghe , de Ver handelinghe ofte onderſoeckinghe, ende de Op-maeckinge: Indien ghy geerne wildethaeſtelijck eyndighen,laet het middelſte zijn het werck van veelen; ende het eerſte, en laetſte, het werck van weynighen: Te
wercken op yet dat in gheſchrift beſtaet, maeckt meeſtendeel den ſpoet te lichter: Want al-hoewel dat 't ſelvige gantſchelijck mochte
verworpen zijn, nochtans het ontkennende ſtuck brenght een be ter beſtieringhe voort als het onbepaelde, ghelijck als de aſſchen van meerder voort-teelinghe zijn, dan het ſtoff. X II:
Van Ziefde.-.
L#EFDE is altijt de materie van Comadien, ofte Bly-eynde-Spe len, ende dickwils van Tragadien, ofte Treur-Spelen, 't welck wel te kennen gheeft,dat het een paſſie is, generalijcklicht,endeſom tijts uyttermaten. Uyttermaten mach het wel zijn, dewijle dat het
ſpreecken in een doorgaende Hyperbole, nerghens anders wel en ſtaet, dan in Liefde, nochte 't en is niet alleenlijck in de maniere van
ſpreecken, want nadien dat het wel gheſeyt is, dat den Aerts-vleyer, met den welcken alle kleyne Pluymſtrijckers in verdrach zijn, den Menſch-ſelſ is, ſo is gewiſſelijck de Liefde noch meer. Want daer en is noyt ſulck een hoveerdich menſch geweeſt, die ſoo goede opinie van hemſelven hadde, als den Beminner doet van de perſoon, dien hy be mindt: Ende daerom was het wel gheſeyt, dat het onmoghelijck was te minnen, en wijs te zijn. Nochte deſe ſwackheyt en vertoont ſich
niet alleen teghen anderen, ende niet teghen die parthye die gheſint
wort, maer vertoont haer meeſt tot die, die bemindt wort,ten zy dat de
Van Vriendſchap.
2.1
de Liefde, weder-Liefd bejegene. Want het is een ware en vaſten
reghel, dat de Liefde altijt gheloont wort', ofte met weder-Liefde , ofte met een inwendighe heymelijcke verſmaetheyt. Hoe veel te meer behooren dan de lieden haer te wachten van deſe paſſie,'twelck
niet alleen andere dinghen verlieſt, maer ſich ſelfs, aengaende andere ſchaden-.
De Poëten beelden aerdich uyt, dat, die Helena verhefte, verliet Iuno en Pallas. Want wie dat oock de beweginghe der Liefde in
achtinghe houdt, verlaet beyde, Rijckdom ende Wijſheyt. Deſe Paſſie vloeyt meeſt ſelfs in de tijden van ſwackheyt, welcke zijn, groote
voorſpoet, en groote teghenſpoet. (al-hoewel dat het laetſte van deſen het weynichſtgemerckt wort.) Welcke beyde Tijden, de Liefde ont
voncken, ende maecken de ſelvighe heftiger en heeter, en de daer door beweſen wort, dat het is, het Kindt des Dwaeſheyts. Sulcke doen
alleen beſt, de welcke maecken dat deſe Affectiegoet quartier hou den, ende de ſelvighegantſchelijck ſcheyden van haer ernſtighe affee
ren, ende ſonderling hares levens. Want indien 't met deſen eens vermenght wort, het ontroert des Menſchen Staet, ende maeckt dat
volck in gheenen deelen bequaem, om van haer eyghen voornemen een goet eynde te maecken-X III:
2
Oan Vriendtſchap.
D A ER en is gheen grooter Woeſtijne, noch meerder Wilder niſſe, dan ſonder ware Vrienden te zijn. Want ſonder Vriendt
ſchap, Gemeenſchap, alleen een blootet ſamenkomſte is. Ende gelijck als het ſeecker is, dat Eenicheyt in de Ziele, 't lichaem en natuerlijcke
beweginghen verſterckt, ende alle heftighe beweginghen verſwackt: even ſoogaet het onder de lieden, Vriendtſchap vermenichvuldicht vreucht, ende ſcheyt ſwaricheden, of verdrijft de ſelvighe. Daerom, wien ſterckte oft kloeckmoedicheyt ontbreeckt, laet hem Vriendt
ſchap in eeren houden, want het jock van Vriendtſchap, maeckt het jock des Fortuyns te lichter. Daer zijn ſommige die leven, alsoft ſy al tijdt Comadien op een Tonneel ſpeelden, vermomt teghensyder een, --
--
- --
---
C 3
-
--
ende
2.2.
Van Vriendſchap.
ende bekent alleen aen hen ſelven. Maer een gheſtadige gheveynſt heytisſeer bekommerlijck: ende die alleen voor Fortuyn is, en niet
voor Natuyr, is eenen rechten Huer-lingh. Leeft niet in gheduyrighe verſmoortheyt, maer verkieſt eenighe vrienden, om met den ſelvi
ghen te verkeeren. Het ſal 't verſtant openen, het ſalu affecten ſuy veren, het ſal u affeeren voor-bereyden. Een Man mach wel eenen hoeck van ſijn Ghemoedt voor ſijnen Vriendt verberghen, al ſoude
het alleen weſen een ghetuygheniſſe voor hemſelven, dat het niet en isuyt lichtveerdicheyt, maer uyt rechter Vriendſchap, dat hy ſich ſoo openbaert. Ghelijck als het ghebreck van rechte Vrienden, het loon is der trouwlooſer natueren, ſoo is het oock een verhinderinghe van Staet, de een verdient het, de ander en kan het niet ontgaen; ende daerom is het goet, de oprechticheyt te behouden, ende in de reecke ninghe van Eergiericheyt te ſtellen; dat, hoe dat eenen hoogher klimt,
hoe hy te weynigher vvare Vrienden hebben ſal. Perfectie van Vriendt ſchap, is maet een Speculatie. Het is Vriendſchap, wanneer een Man kanſegghen tot ſich ſelven: Ick hebbe deſen Mangheſint ſonder ee nich inſicht van profijt; Ick ben open-hectich; Ick ſondere hem uyt de ghemeenſchap der gheener, met welcken ick leve; Ick maecke hem een deel van 't gheneick wenſche_, . X I W.
Z/an JAtheistery.
I CK ſoude liever alle de Fabulen in de Legenden,ende den Alcoran ghelooven, dan dat dit Ghemeene, en groot ghebouvv des VVerelts, ſoude ſonder Beleyder zijn: ende daerom en dede Godt nimmermeer eenighe wonderheden, om daer door de eAtheisten te overtuyghen, ter oorſaecken, dat fijn dagelijcxſche wercken hen overtuyghden.
Ghewiſſelijck, een weynich Philoſophie,neyght des Menſchen verſtant
tot eAtheiſterye, maer grondighe, en diepe ervarentheyt in de ſelfde, brenght den Menſchen wederom tot Religie. Want wanneer des Menſchen Gheeſt ſiet, of merckt de tweede oorſaeck (wilt en woeſt
verſpreyt zijnde) ſoo blijft die ſomtijts ſtaen op de ſelvighe: maer wanneer hy merckt ende ſiet de ſelvighe verbonden ende t ſamen -
Van UAtheistery.
-
23
gheknocht, ſoo vliechtſe tot de Voorſſenicheyt ende Godtheyt. Die Schole,de welcke aldermeeſt beſchuldicht wort van Atheníterye,leert
ende betuyght Religie, te weten, de Schole van Leutippus, Democritus,
ende Epicurus. Want het is duyſentmael gheloofelijcker, dat vier veranderlijcke Elementen, ende een vijfde Onveranderlick vveſen, be
hoorlick ende eeuwichlick hare plaetſen gheſtelt, gheenen Godt van nooden hebben, dan dat een Heyr van eyndeloſe ſmalle deelen
ofte zaden, ſonder wel op hareplaetſen gheſtelt zijnde, ſouden deſe order en ſchoonheyt voort-ghebracht hebben, ſonder eenen Godt lijcken Overſten. De Heylighe Schriftuereſeyt: De dvvaes in ſjn herte; Daer en is gheen Godt. Daer en wort niet ghcſeyt: 'De dvvaes heeft in ſijn herte ghedocht, Alſoo dat hy het eerſeyt, ghelijck als by ſich ſelven daer na ſlaende, ende na een dingh, dat hy geern ſoo wilde hebben, dan twelcke hygantſch end' al ſoo kan gheloo
#gheſeyt
ven, ofte daer toegheraden worden. Want niemant verſaeckt datter een Godt is, uytghenomen daer het voordeel voor zijn ſoude, indien
daer gheen en ware: Epicurus is hier mede beſchuldicht gheweeſt dat hy maer veynſde om ſijn eyghen Eers- wille_, wanneer hy ſeyde, dat daer ghezeghende natueren zijn , maer alle ſulcke , die hen ſelfs Godt waren, ſonder te letten en de opſicht te hebben over de regeeringhe des Weerelts: waer in dat ſy ſegghen, dat hy ſich na den tijdt voechde,ende de huyck na denwindt hingh, die doch by hem ſelven in 't verborgen was denckende, datter geen Godt en was: Maer ſeeckerlijck, hy is tot ſijn onſchuldt ghelaſtert, of qualijck verſtaen gheworden, want ſijn woorden ſijn Edel ende Godilijck.
- Non Deo, vulgt megareprofanum, ſed vulgt opiniones Dii applicare pro fanum. Plato en konde niet meer gheſeyt hebben; ende al hoewel hy de vermetentheyt hadde de bedieninghe te ontkennen, nochtans en hadde hy de macht niet, om de Natuer te verſaecken. De VWest Indianen hebben Namen voor hare byſondere Goden, al-hoewel dat ſy gheenen Naem voor Godt en hebben: Ghelijck als ofte de Hey
denen de Namen gehadt ſouden hebben van Iupiter, Apollo, Mars,&c. maer niet het woordt Deus, oft Godt; 'twelck vertoont nochtans, dat
ſy'tverſtant ghehadt hebben, al hoewel niet het volle begrijp. Alſoo dat het de alderwoeſte Wilden houden, met de ſubtijlſte Philoſophen, teghens de Atheiſten- . -
-
-
-
Die
2.4
Van LAtheistery.
-
Die Godt verſaecken, vernielen des Menſchen Edelheyt: want ſeec
kerlijck, de Menſch is van denaerdt der Beeſten, voor ſoo veel als ſijn lichaem aengaet: ende nadien hy niet en is van Godtsaerdt door ſij nen Gheeſt,ſoo is hy een vuyl en on-edelſchepſel; inſgelijcken ver nieticht hy de grootmoedicheyt, ende de verhevenheyt des Men ſchen natuere: Want, neemt een exempel aen eenen Hondt, ende
merckt wat een couragie ende hoochmoedicheyt hy op hem ſal ne men, wanneer hy ſich ſelven vindt beſchut en beſchermt door een . Menſch, welcke hem is in ſtede van Godt, ofte van een melior natura.
Welcke couragie openbaerlijck ſulcx is, als dat 'tſelvighe ſchepſel ſulcx niet en konde beåamen, ſonder te vertrouwen, datter een be
ter Natuere zy dan ſijneyghen: Even alſoo, wvanneer de Menſch
ruit , ende ſich verſeeckert op de Godthieke gunſte ende beſchuttinghe, verſamelt een Kracht ende Geloove, welcke de menſchelijcke matue re by ſich ſelven niet en konde bekomen. Daerom, gelijck Atheiſte rye in allen ghevaleſeer hatelijck is, even foois het in dit, dat het des Menſchen Natuere berooft vande middelen, om ſich ſelven te verhef
fen boven alle menſchelijcke ſwackheyt ende brooſheyt: Ghelijck als het is in particuliere Perſoonen, ſoo is het oock in gheheele Volc keren ghelegen. Daer wasnoyt ſulck eenen Staet voor Hoochmoe
dicheyt, als Romen: Hoort wat van deſe Staet, Ciceroſeyt: Quam vo lumus licet Patres conſcripti nos amemus, tamen mec numero Hiſpanos, mec
robore Gallos, nec calliditate Panos, nec artibus Grecos, nec denique hoc ipſo
hujua genth & terre domeſtico, nativoque ſenſa Italos ipſos & Latinos, ſed piëtate ac Religione, atque hac un4 ſapienti4, quod Deorum immortalium Numine regi, gubernarique perſpeximm, omnes Gentes Nationeſque ſu peravimus. -
XV.
Van de Superſtitie, ofte Zynghelooye.
H# onweer was betergantſch gheen ghevoelen van Godt te hebben, dan
delijck van hem te ghe voelen, want het eene is
ongheloove, het ander is laſter, ende ſeeckerlijck, Superſtitie is een
verwijt van de Godtheyt: eAtheiſterye laet een Man by ſijn ſinnen, by Philo -
-
-
e
-
Van de Superſtitie, ofte By-gheloove.
25
'Philoſophie, by Natuerlijcke Godt-vreeſemtheyt, by de VVetten, by
t
Aenſienlijckheyt, 't welck alle Leydts-lieden mogen zijn tot Deucht, al en waer ſchoon de Religie niet, maer Superſtitie helpt al deſe van 't Paerdt, ende richt op een wreedtheyt in der Menſchen ſinnen: Daer om verſtoorde • Atheiſterye noyt eenighe Staten, want het maeckt een Menſch van ſich ſelven moede, als niet verder op eenich dinck letten
de. Ende wy ſien dat de Tijden tot Atheiſtery,(gelijck als den tijdt van
e-Auguſtus Ceſar, ende by onſe eyghen Tijden, in ſommighe Landen) gheneghen waren, en zijn Borgherlijcke Tijden. Maer Superſtitie is de verwarringhe gheweeſt van meenighe Staten, ende brenght in, een
nieuw primum mobile, 'twelck al de Circkelen van Regeeringe over weldicht. De Meeſter van Superſtitie, is het volck, ende in alle Super ſtitien volghen de Wijſe lieden de Gecken; ende de Argumenten zijn bequaem ghemaeckt, om een verkeerde order in 't werck te ſtellen. Daer en is gheen ſulcken Atheiſt, als een Hbpocrijt, ofte Zedriegher: ende het is onmoghelijck, dat, waer de Generaliteyt, oft ghemeen
ſchap, Superſtitieuſch is, ofte daer moeten veel van de leyders, Hypo criten zijn. De oorſaecken van e-Atheiſterye, zijn oneenigheden in Re ligie, ſchandaelofte ergherniſſe der Prieſteren, ende der Gheleerden Tijden, principalijck, indienſe voorſpoedich zijn: Al-hoewel dat (ſoo veel de oneenigheden aengaet) een principale van dien, ver
wecktyver aen beyde de zijden, maer verſcheyden verdeelinghen, brenghen in Atheiſterye. De oorſaecken van Superſtitie, zijn de wel behaghende Ceremonien , de over-groote uytwendighe Heylicheyt; de
achtinghen van Traditien; de liſten en treecken der Prelaten, om haer eyghen eergiericheyt ende ghewins wille; ende Barbariſche Tijden,
principalijck met ellendigheden ende onghelucken vermengt. Su perflitie ſonder dit Mom - aenſcht, is een leelick dinck; want, ghe lijck de leelijckheyt van een eAep oft Simme te meerder is, hoe meer ſy eenen Menſcheghelijck is: Even ſoo is de Superſtitie des te leelic
ker, te meer de ſelvighe, Religieghelijck is : Endeghelijck als goede ende gheſonde koſt verderft in kleyne wormkens, even ſoo beder
ven goede manieren en orders, in een groot ghetal van kleyne acn merckinghen-. D
Van
26 XVI.
Van eyghen-ſelf Wijſheyt. EN Mierken,
een wijs Schepſel voor ſich ſelven, maer het is
E ſlim dingh isin eenen Boogaert of Hoff: ende ghewiſſelijck,
lieden die groote liefhebbers van haer ſelven zijn, verteeren het Ge mern: Onderſcheyt met reden tuſſchen de liefde van u ſelven,en Ghe
ſelſchap of ghemeenſchap, ende weeſt ſooghetrouw tot u ſelven, dat ghy niet ontrouw en zijtteghen anderen. Het is een ſlechte Circkel ofe begrijp van de handelinghen eens. Menſchen, Hy ſelf. Het is recht de Aerde, want die ſtaet alleen vaſt op haereyghen Center, waer alle dinghen, die ghemeneenſchap hebben met de Hemelen, ſich
beweghen op het Center van een ander, 'twelck ſy profijtelijck zijn. Alle dinghen tot ſich ſelven te ſchicken, en te brenghen, is lijde lijcker in eenen Souvereynen Prince, vermidts dat ſy ſelfs niet en zijn hen ſelven , ende haergheluck of ongheluck toe-ſtemt oock 'tghe meene beſt, maer het is een wan-hoopich quaet in eens Princen Die
naer, of in eenen Burger in een Republijck: want wat ſaecken door
yemandts handt gaen, hy verdraeyt de ſelvighe tot ſijn eyghen goet en profijt, de welcke dickwils noodtſaeckelijcker wijſe weſen moe ten Excentrick, tot het voornemen van ſijn Meeſter of Staet. Daer
om laet de Princen ofte Staten haer ſelven ſulcke Dienaers verkieſen, als die dit merck niet en hebben, ſooſy niet meenen, dat haren dienſt
maer zy als by - loopende b . Ende 'tghene het eynde ſchadelijcker maeckt, is, dat alle proportie van dien verlooren is. Het waer on verdeelinge ghenoech, indien het profijt des Dienaers,voor des Mee
ſters profijt gheacht wiert: Maer nochtans is het een veel grooter ex tremiteyt, indien een kleyn profijt der knechten ſalgaen voor noch een grooter profijt des Meeſters; Ende nochtans is het ſoogbelegen, want 'tgoet dat ſulcke Dienaers is toe-gemeten na de forme of mate
van haer eyghen Staet, maer de ſchade die ſy verkoopen voor dat goet,is na de mate van haer Meeſters Staet. En gewiſſelijck, de natuer van uytermaten beminners van haer eygen ſelfs is, dat ſy een huys ſul /
len in brandt ſetten, al en waer het maer om een Ey te braden, ende
nochtans zijn deſe lieden in groot credijt met hare Meeſters : Der halven
Van de regeeringhe des Gheſontheyts.
, 27
halven dat ſy alleen ſich maer bevlijtighen om haer Meeſters te beha hen, ende hun ſelfs profijt te doen, ende om een van deſe inſichten,
willen ſy geerne verlaten 'tgoet van al haer doen-. XV II.
Van de regeeringhe des Gheſontheyts. A E R is een VWijſheyt boven en beneffens de Regelen der Me dicinen, te weten, eens Manseyghen Obſervatie, waer by hy, of ſchade, of profijt bevindt, is de beſte Medicijn om gheſontheyt te behouden. Maer het is een volkomener beſluyt te ſegghen (dit en komt niet met my over een, daerom wil ick het niet ghebruycken) dan dit, dat en ſchaedt my niet, daerom machick het wel ghebruyc ken: want ſterckte der Natueren in Ionckheyt, doet meenighe over tredinghen, ende ongheregeltheden overwinnen, welcke dan een Man ſchuldich zijn,tot dat hy oudt wort, onderſcheydet van het aen komen der jaren, ende en denckt niet noch al te volherden in de ſel
vighe dingen. Seeckerlijck, ſeer veel luſtige oude lieden krijgen de doodt op den hals door ſulckeghevallen, want Ouderdom en kundt ghy u ſelven niet gheven. Siet voor n, van eenighehaeſtighe ver anderinghe, in eenich groot ſtuck van u voedtſel, ende hoeverre de noodtſaeckelijckheyt vervordert, ſchickt al de reſt naer advenant: want het is een gheheym ſoo welder ZNatueren als des Staets, dat het beter is
# te veranderen, dan een.
Vry-gheeſtich te zijn,
met een gheſtalte van bly-ghelaet vergeſelſchapt, in tijden van mael tijdt, van ſlaep, ende van oefeninghe, is het beſte ghebodt om langh te leven: ſoo verre ghy de Ghenees konſt gantſch en gaer in u ghe ſontheyt veracht, ſy ſal te vreemt zijn voor u lichaem, als ghyſe van nooden ſult hebben: ſoo verre ghyſe al te ghemeyn maeckt, ſy en wil buyten ghewoonte gheen werck doen, wanneer de ſieckte
komt. En verſuymt, nochte en kleyn-acht gheen nieuwe toevallen in u lichaem, maer ſoeckt en vraeght andere ghevoelen daer over. In ſieckte, houdt voornamentlijck de Gheſontheytin waerde, ende in
de Gheſontheyt, de oefeninghe. Want die hare lichamen ghcwennen veel te verdraghen, wanneer ſy in Gheſontheyt leven, moghen in de D 2
meeſte
-
-
-- -
- -
-
- -
-
-
-
-
-
28 Clan On-koſten. meeſte kranckheden, ſoo ſy niet te heftich en zijn, alleenlijck met ſacht handelen en voedtſel gheneſen worden. Celſus en konde dat
niet ghenoech gheſeyt hebben, (als een Ghenees- meeſter zijnde) hadde hy niet alſoo wel oock een wijs Man gheweeſt, wanneer hy het voor een van de grootſte gheboden uyt gaf, nopende de Gheſontheyt, en
des levens bevorderinghe. Dat een Man behoorde te veranderen ende te verwiſſelen de verſcheydentheden, maer met een ghenegent heyt van een kleynderuyterſte. Ghewendt u tot vaſten, ende vvel te eeten, maer eer tot vvelte eeten, tot ſlapen en vvaecken, maer liever tot ſlapen;
tot ſitten en ſich te oefenen, maer meer tot oefeninge, cnde diergelijcken, ſoo ſal de Natuer behaecht zijn, ende nochtans Meester-ſtucken ghe
leert hebben: Sommighe Heel-meeſters zijn ſoo opmerckende, over een-komende met de humeuren van een Siecke, dat ſy de rechte hulp middelen der ſieéten niet en vervorderen, en ſommige wederom gaen
ſoo reghel-recht toe in het benaerſtighen, na dat het de konſte voor de ſieckte vereyſcht, dat ſy op de gheſtalte der Siecke niet ghenoech ſaem en letten. Neemt een van die middelmatich ghetempert zijn, ofte ſoo het in gheen kan ghevonden worden, maeckt een t'ſamen
bindinghe van beyde de ſoorten, ende en vergheet niet alſoo wel te roepen die beſt met u lichaem bekent is, als die ſich de beſte aen ſienlijckheyt van ſijn konſte ende ervarentheyt verkregen heeft-. XV I II.
Van
On-kosten.
R 11 c K D o M ME n zijn voor het verquiſten oſte verteeren, ende het verquiſten voor Eer en goede daden. Daerom buyten ghe woone onkoſten, moet men gaen na de weerde des oorſaecks: Want goetwillighe verder vinge van ſich ſelven, mach alſoo wel zijn voor des menſchen Vaderlandt, als voor het Koninckrijcke der Hemelen-. Maer ghewoone onkoſten behooren gheſtreckt te worden na eens
Mans-Staet, ende beſtiert inſulck een opſicht, als dat het zy binnen 't begrijp, ende niet eenich bedroch onderworpen zijn, ende ghe dreven na den beſten ſchijn, dat de brieven ende reeckeninghe wey
nigher belopen mogken, dan fy uytwendichlijck gheacht worden.-. -
-
Het
Van Onkoſten,
-
29
Het en is gheen ſchande neder te komen (voor de Alder-grootſten) ende te ſien op hare eyghen Staten. Sommighe houden ſulex langher op,niet alleen uyt verſuyminge, maer twijfelende dat ſy haer ſelven in
ſwaermoedicheyt brenghen ſullen, teneynde dat ſy het verlopen ſul. len vinden: maer wonden konnen niet gheneſen worden, ſonder na ſoecken. Die ſijnen Staetſelfs gantſch niet en kan overſien, heeft van
nooden goede opſicht te draghen in het verkieſen der ghenen, de welcken hy meynt in het werck te ſtellen, ende veranderen de ſelvi ghen dickwils; want nieuwe zijn vreeſachtigher, ende niet ſooliſtich:
Hy die maer ſelden ſijnen Staet kan overſien, heeft van nooden, alles tot ſeeckerheden te brenghen: In 't klaer maecken van eenigh Mans-Staet,ſoo kan hy hem ſelven alſoo wel te kort doen, door al te
haeſtich te zijn, als door 'tſelvighe te langh te laten aenloopen. Want haeſtighe verkoopinghe, is ghemeynlijck alſoo onprofijtelijck als in tereft: Daer beneffens, die het al op eenmael wil klaren, ſal we
derom invallen, want ſich ſelven uyt de banden bevindende, ſal hy wederom tot ſijn oude ghewoonte keeren , maer hy, die ſich ſel ven klaer maeckt mettertijdt, treckt aen een kleedt van ghewin, ende gewindt alſoo wel aen ſijn Sin-, als aen ſijn Staet. Voor
waer, hy die eenenStaet heeft te vernieuwen, en mach gheen kleyne dinghen verſmaden; ende het is ghemeynlijck, minder oneerlijck, kleyne onkoſten te ſparen, dan na kleyne winſten te buyghen. Een
Man behoort niet geern onkoſten te beginnen, de welcke eens be gonnen zijnde, volvoeren moet, maer in dinghen die niet weder om te doen en zijn, moet hy mildadigher zijn-. ..
-
X l X. .
&Van ZDiſcourſen, O M M 1 GH e in haer diſcoureren, verlanghen meer ghepreſen te D worden van weghen hares verſtants, door dat ſy machtich zijn alle Argumenten te houden, dan van weghen de waerheyt der ſaecken te konnen beſluyten; als of het een Eere ware, te weten, wat gheſeyt
mach worden, ende niet wat ghedocht mochte worden. Sommighe hebben ghemeene plaetſen, ende voort-ſtellinghen, waer in ſy goet -
&
- -
-
D 3
zijn,
b
3o
Van
Ziſcourſen.
en de henghebreeckt veranderlijckheyt, welckenaerdt van armoe de, is ghemeynlijck verdrietich, ende ſoo nu en dan belachlijck :
De alder - eerlijckſte maniere van ſpreecken, is, gheleghentheyt te gheven; ende oock wederom te matighen, en over te gaen tot yets anders. Het is goet, 't Diſcours van de teghenwoordighe Occaſien te veranderen, ende te vermenghen met het Argument; Fabelen met
Reden; het vraghen van Questien, met ſegghen van Opinien: ende #ock en Boerte, met Ernst, Maer ſommighedinghen zijn vry van boerten, namentlijck, Religie, affèeren van Staet, Groote perſoonen, eenigheteghenwoordige Saecken van ghewichte, ende elck dingh, 'twelck een medelijden verdient, ende generalijck behoorden de lie den onderſcheyt te maecken tuſſchen ſouticheyt ende bitterheyt: Ghewiſſelijck, hy die een Satyricale ader heeft, ſoo dat hy anderen ver vaert maeckt van ſijn verſtandt, die heeft van nooden vervaert te zijn van een ander Mans memorie. Hy die veel vraecht, ſal veel lee ren, ende veel contentements gheven, principalijck, ſoo verrehy ſijn
Queſtien aenleydt tot de wetenſchap der perſoonen, dien hy vraecht. Want hy ſal gelegentheyt geven om hemſelven in't ſpreken te beha
gen, ende hy ſelfs ſal gheduerich wetenſchap ende kenniſſe vergade ren: Soo verre ghy u we wetenſchap altemets veynſt van't gheene daer voor ghy ghehouden wort wel te weten, ghy ſult op een ander tijdt ghedocht worden te weten, dat ghy niet en weet: Het ſpreken
van eenen, dat hemſelven raeckt, is dickwils niet goet; ende daer is maer een ſaecke, waer in een Man ſich ſelven met bequaemheyt prij ſen mach: Ende dat is het prijſen van eenighe Deucht in een ander, indien het ſulck een Deucht zy, na de welcke de Man ſelfs dan is haeckende. 't Diſcours, welck anderen raeckt, behoort maer ſpaer
ſaem gepleeght te worden, want 'tſelvighe behoort te weſen als een Veldt, ſonder totyemandt thuys te komen: Diſcretie in 't ſpreec
ken te ghebruycken, is meer dan welſpreeckentheyt, ende aenghe naemlijck tot hem te ſpreecken, met welcken wy te doen heb ben, is meer dan in goede woorden, oft in goede order te ſpreecken. Een goet volherdent Diſcours, ſonder oock een goede tuſſchen beyden ſpreeckinghe, wijſt aen, lanckſaemheyt enghebreck;ghelijck oock een goede wederlegginghe, ofte tweede reden, ſonder dat de
ſºlvighe weder beveſticht is, toont ſich van kleyne ondervindinghe, ende
T-v
Van Wijs te ſchijnen.
31
ende weeckheyt: Ghelijck als wy ſien in de Beeſten, welcke deon bequaemſte zijn tot het loopen, zijn dickwils de wackerſte ende gauwſte in't omkeeren. Die al te veel omſtandicheden ghebruycken eer hy tot de materie komt, is moeyelijck; en gantſch gheen te ghe bruyeken, is gheheel plomp. XX.
Van Wijs te ſchijnen.
H ET is een opinie gheweeſt, dat de Franſchen wijſer zijn, dan ſy ſchijnen, ende dat de Spangjaerden wijſer ſchijnen dan ſy zijn: maer hoe dat het oockzy tuſſchen Volckeren, ghewiſſelijck het gaet ſoo tuſſchen • ZMenſch en Menſch. Want ghelijck als den eApostel ſpreeckt van de Godtheyt: Hebbende eenen ſchijn van Godtheyt, maer verſaeckende de kracht van dien. Alſoo zijnder ghewiſſelijck in 't poinét van VWijſheyt ende vermoghen, die daerghemeenlijck ſeer weynich,
ofte niet uytrichten - ; Magno comatunugas: Het is een belachlijck dingh (ende eyghen voor een Satyr ofte Bergh Godt) voor perſoo nen van oordeel, om te ſien wat deſe
# al doen, ende wat
Perſpectiven ſyghebruycken, om het Superficies, een lichaem, dat diepte ende lenghte heeft, te doen verghelijcken. Sommighe zijn ſoo verborghen en ſecreet dat ſy hare Waren niet en willen toonen , dan in een doncker licht, ende ſchijnen altijdt noch yets achter te houden, wanneer ſy by haer ſelven weten, dat ſy ſpreecken van 'tgene,
dat ſy niet wel en weten, wilden nochtans geern gehouden wor den van anderen, voor te weten, 'twelck ſy niet wel en moghen
ſpreecken: Sommighe behelpen haer ſºlven met onthoudinghe ende ghelaet, ende zijn wijs door teyckenen, als Cicero ſeydt van Piſo; Dat, wanneer hy hem antwoorde, hy lichte een van ſijn wijnbrau wen op, tot aen het voorhooft, ende trock de ander nederwaerts
aen de kinne : Reſpondes altero ad fronten ſublato ; altero ad mentum
depreſſo ſupercilio, crudelitatem tibi non placere. Sommighedencken den prijs te behouden door hooghe woorden te ſpreecken, nde gaen peremptoirlck voort in haer diſcours, cnde beginnen, 'twelck ſy daer na niet konnen
uyt-voeren, of goet maecken. Andere, ſullen ver -
.
ſmaden
- --------
/
-
\
32.
Van Wijs te ſchijnen.
A
ſmaden, al dat ſy niet begrijpen konnen, en achten het licht, ja als een onnoodich dingh, ende ſy willen dat hare onwetentheyt, oor deel, en verſtant, ſal ſchijnen te weſen. Sommighe zijn wederom
noyt ſonder verſchil; de welckeghemeynlijck de perſoonen tot ſubtijlheyt ophoudende, de affeeren willen te niet doen, van welc ken Gelius ſpreeckt: Hominem delirum qui verborum minutiu rerum
frangit pondera. Van welck gheſlacht alſoo Plato in ſijn Protagoram van boerterye (inbrenghende Prodicum) doet hem een Gheſpreck maecken; de welcke niet beſtondt dan in Distinctien, van begin tot
deneynde toe. Ghemeenlijck ſulcke lieden vinden voordeel om te zijn van de Negative ofte wederſprekende zijde in alle deliberatien, en achten het als een eere altijdt teghen te ſpreecken, en van ſwarig heden te voorſegghen: Want wanneer hare voorſtellen wederleydt zijn, ſoo heeft het een eynde met haer; maer hoeverre de ſelvighe goet gevonden worden, ſoo vereyſcht het met hen een nieuw werck, welcke valſche, en verkeerde Wijſheyt, is den val en ontdoeninghe der ſaecken. Om dan te beſluyten, daer en is ſoo verlooren Koop man niet, noch ſecreten Bedelaer, die ſoo veel ſtreecken heeft om het
credijt hares Rijckdoms ſtaende, en op te houden, als deſe ydele perſoonen doen, om de eere en opinie harer volmaecktheyt te be veſtighen- . XXI.
Van Rijckdom.
I CK en kan de Rijckdom gheen beteren naem gheven, dan de ballaſt van Deucht. 't Romeynſche woordt Impedimenta, of verhinderniſſen, luydt beter, want ghelijck als de bagagje voor het Krijghs-volck is, ſoo is Rijckdom voor de Deucht: het en kan niet ghemiſt worden noch achterghelaten, maer het hindert het voortgaen; ja, de ſorghe van dien, verlieſt of belet ſomtijdts de Victory. Daer en is gheen reael ghcbruyck van groote Rijckdom, uytghenomen dat het zy in de uyt
deelinghe, de reſte is maer een inbeeldinghe, daeromſeydt Salomon: Waer veel is, daer zijn veel verdoenders, ende wat heeft den eyghenaer
daar van, dan het aenſen met ſjn ooghen? Een perſoon of Mienſche kan
-
Van Rijckdom.
33 kan gheen groote Rijckdommen ghcvoelen , daer is een bewaringh der ſelvighen, ofte een macht daer van uyt te deelen, ofte een naem
der ſelvighen, maer gheen volmaeckt ghebru ck voor den eygenaer.. En ſiet ghy niet wat ſeltſame prijſen daer gheſet zijn op kleyne Gheſteentjens en Rarieteyten, ende wat wercken van opgheblaſent
heyt datter gedaen worden alleen om datter mochte ſchijnen eenich ghebruyckte weſen van groote Rijckdommen t Maerſy moghen dan zijn tot ghebruyck, om lieden te koopen uyt ghevaer ende trou
blen, als Salomon ſeydt: Rijckdommen zijn als een ſterck Caſteel in
des Rijcke-mans inbeeldinghe. Maer dit is ſeer uytnemende beduydt, dat het is in de inbeeldinge, ende niet altijdt in der daedt. Want ſeec kerlijck, groote Rijckdommen hebben meer Mannen verkocht, dan ſy
hebben vry ghekocht. Soeckt gheen hoovaerdighe Rijckdom, maer ſulcke, als ghy rechtveerdelijck meught verkrijghen: Ghebruyckt haer ſoberlijck, deelt haer blijdelijcken uyt, ende ſcheyt daer met
ghenoeghen van, nochtans en hebt gheen afkeericheyt daer af, nochte en verſmaet haer niet als de Munnicken doen, maer onder
ſcheyt wel als Cicero ſeydt van Rahirius Poſthumus: In ſtudio rei ampli ficande apparebat, non avaritie pradam, ſed inſtrumentum bonitati quari, nochte en vertrout anderen niet veel, die de ſelvighe ſchijnen te ver
ſmaden, want ſulcke lieden verſmaden haer, die buyten hoop zijn de ſelvighen oyt te ſullen verkrijghen, ende gheen zijnder ſlimmer dan deſe, wanneer ſyſe verkreghen hebben : En weeſt niet geldt-wijs;
Rijckdommen hebben vleughelen, ende ſomtijts vlieghen ſy van haer ſelven wech; by wijlen moeten ſy gelijck als vliegende afgheſet wor den, om meer in te brenghen: De Menſchen laten hare Rijckdommen achter, ofte aen hare Verwanten, ofte aen het Publijck; ende mate
lijcke ghedeelten vallen uyt tot het beſte van beyde. Eenen grooten Staet achterghelaten aen den oudtſten Soon, is voor alle Voghelen
rondtſom in het Wout om op te loeren, indien hy niet de alderbeſte gheſtabileert en is in jaren en verſtandt: Evenghelijck, hoovaerdi ghe gaven, giften, en fondatien, zijn alleen gheſchilderde grafſteden der Aelmiſſen, de welcke haeſtelijck ſullen verrotten, en de inwen
dichlijck bederven. Daerom, en meet uwe profijten niet af door
de hoedanigheyt, maer hervormt de ſelvighe naer de mate, ende en ſchort de Liefde niet op tot dat de Doodt komt, want ghewiſſeli # . E OO -
-
34
Van Ambitie, ofte Eergiericheyt.
ſoo het een Menſch wel terecht overweecht, hy die ſoo doet, is eer
liberael van ander Mans goet, dan van fijn oghen-. -
XX II.
Van -Ambitie, ofte Eergiericheyt. E R G 1 e R 1c H B Y r werdt vergheleecken by 't Choleer, ofte verbrande humeur; 't welcke is een humeur, dat de menſchen altijdt ernſtich maeckt, vol gauwicheyts, ende is altoos beſich, ſoo verre hy niet gheſtopt en wordt, maer ſoo verre hy belet of te
ghen gheſtaen wort, ende dat hy gheenen wech kan uyt vinden, hy verbrandt en wordt daer door boos en vinnich. Even alſoo is het met eergierighe lieden, wanneer ſy den wech open vinden hares voor deels, en dan ſoo voort-varen, zijn ſy meer beſich of aétijf, dan dan gereus; maer indien ſy af en aenghedreven worden in haer verlan
ghen, ſoo zijn ſy verborgher wijſe niet te vreden, ende ſien op de lieden ende materien met quade ooghen; ende 'tbehaeght haer beſt wanneer dinghen achterwaerts gaen, 't welck is de alderſlimſte ey genſchap, die in eens Princes of Staets Dienaer weſen kan: Daerom is het goet voor Princen (indien ſy eergierighe lieden ghebruycken) het ſoo in't werck te ſtellen, als dat ſy moghen altijt voorwaerts,ende
niet achterwaertsgaen; 't welck de oorſaecke is, dat het niet kan zijn, ſonder niet wel tevreden te zijn: Het is gheraden ſulcke natueren
gantſch niet te ghebruycken, want ſoo ſy niet en worden ghevordert door haren dienſt, ſy willen een ordre nemen, haren dienſt met haer
ſelven te doen vallen: Soo veel de Eergierigheden aengaen, deſe is het weynichſte ſchadelijck, te weten, de Ambitie, oſte Eergiericheyt, om te bloeyen in groote dingen, dan de andere, om te verſchijnen in alle dinghen, want dat verweckt verwerringhen, ende bederft afeeren-; Hy die ſoeckt uytmuntende te weſen onder treffelijcke lieden, heeft
een groote vlecke; maer t is altijt goet voor het ghemeen: Maer hy, die daer alleen arbeyt te zijn een eenich voorbeeldt onder de Cijffers, is het vervallen van een gheheelen Tijdt. Eere heeft drie dinghen in
ſich ; Den grondt van Avantagie: Het na-by komen tot Koninghen, cnde uytnemende perſoonen; Ende het rijſen van eens Mans eygen For
Van jonghe Zieden, ende Ouderdom. Fortuyn: Hy die de beſte van deſe ooghmercken heeft, is een eerlijck Man in ſijn aenſien: ende een Prince die van dit ooghmerck kan on derſcheyden in een ander,die daer poocht naer te haecken, is een wijs 'Prince. In 't generael, laet Princen ende Staten ſulcke Dienaers ver
kieſen, de welcke meer ghevoelen van hare ſchuldighe plicht heb ben, dan om hoogher te komen , ende ſulcke, de welcke het werck meer beminnen uyt een Ghevviſſe, dan uyt lust; ende laet haer on
derſcheyden een altijdt- woelende natuere_, van een ghewillich ghemoedt . -
XX III.
-
Van jonghe Zieden, ende Ouderdom. EN Man die Ionck van jaren is, machoudt zijn in uyren,ſooverre hy gheenen tijdt verlooren en heeft, maer dat ghebeurt ſeer ſel den. In t ghemeen, ſoo is de Jeught ghelijck de eerſte Bedenckinghen, niet ſoo wijs als de tweede, want daer is een leught in ghedachten, alſoo wel als in Iaren. Natueren die ſeer heet zijn, ende groote en
heftighe verlanghen hebben, ende verſtooringhe onderworpen zijn, die en zijn niet bequaem voor eenighe handelinghe, ter tijdt toe dat ſy de Meridiaen harer Iaren ghepaſſeert hebben: maer ſachtmoedige
Natueren moghen goet doen in hare Heught: Als aen de ander zijde, hefticheyt ende levendich te zijn, is een lotnemende gheſtalte in ouder dom, voor affeeren: Ionghe Mannen zijn bequamer om te vinden dan te Rechten, bequamer voor Executie, dan voor Raedt; ende bequa mer voor nieuwe voorwerpſelen, dan voor oude ſaecken: Want de
ondervindinge van Ouderdom, ſtiert haer in de dinghen, die daer bin nen het Compas vallen, maer in dinghen gantſchelijck nieuw, ver leytſy haer. De dwalingen der Ionge-lieden, zijn de ruijnen der affee ren, maer de dwalinghen der Ouden, klimmen alleen tot deſe op,
die meer ofte liever mochten ghedaen zijn gheweeſt. Ionghe-lieden, in het gheleyden en beſtieren van Saecken, omhelſen meer dan ſy houden konnen, veroorſaecken meer dan ſy konnen ſtillen, vliegen na het eynde, ſonder conſideratie der manieren, ofte middelen, om
te achtervolghen eenighe beginſelen,daer fy met grooten onverſlant »
-
-
-
E 2
eerſt
36
Van jonghe Zieden, ende Ouderdom.
eerſt op ghevallen zijn, en vraghen niet naer nieuwigheden in te brenghen, 'twelck na ſich treckt ende veroorſaeckt onbekende , ongheregeltheden ; ſy ghebruycken ten eerſten de uyterſte mid
delen : (ende 't welck alle dwalinghen verdobbelt) ſy willen de ſelvighe niet bekennen, nochte her-doen; ghelijck een onhandich Peert, dat men noch onthouden, noch omkeeren kan. Lieden van
Iaren, werpen al te veel voor, raedtſlaghen al te langh, waghen al te weynich, hebben te vroegh berouw, en de ſelden brenghen ſy eenighe affeeren t huys tot een volkomen eynde, maer ſtelen hen ſelven te vreden met middelmatighe ſucceſſie, ofte af-loopinghe, Seeckerlijck, het is goet bevorderinghe te vinden voor beyde de parthyen, want
dat ſalgoet zijn voor het teghenwoordighe: ter oorſiecken, dat de Deuchden vand een ende van d'ander in Haren, moghen de ghebreken verbeteren van beyde gaer, ende is in t toekomende niet, op dat jonge Lieden moghen leeren, terwijlen dat d'oude doen, endeten letten, ten
opſichte van de uyterſte toevallen: ter oorſaecke dat Authoriteyt en Macht de oude Lieden volght; ende de gunſte endeghemeenſchap
de Ieught: maer voor het manierlijcke deel wil licht de 7eught des voor-keur hebben, ghelijck als Ouderdom heeft voor het Politijck.
Eenenſeeckeren Rabbi oft Meeſter op den Text: (Ovve Iongelingen ſullen Gheſichten ſien, ende uvve Ouden ſullen Droomen droomen.) Brengt in, dat Ionghe lieden zijn naerder tot Godt toe- ghelaten, dan de Ouden, om dat 't Gheſicht een klaerder verlichtinghe is, dan eenen Droom-. Ende ghewiſſelijck, hoe meer een Man van de Weerelt in drinckt, hoe't hem meer droncken maeckt: ende Ouderdom is meer profijtigh in de macht van 't Verſtant, dan in de Deughden van Wil ende Ghene
ghentheden- . negen
x x I V.
Van Schoonheyt.
D E Deught is ghelijek eenen koſtelijcken Steen, die meer luyſter - heeft, dan ſy ſlechtelijck is ingheſet. ende ſeeckerlijck, Deught Verthoont haer op het beſt, wanneer ſy gheplant is in een bequaem
lichaem, al hoewel het gheen uytwendighe Gieraeten heeft, ofte om -
hangh
•
Van Schoonheyt.
37
hangſelen, ende door de weerdigheyt meer uytmunt, dan de ſchoon heyt in de ooge. Nochte men heeft ſchier niet geſien, dat ſeer ſchoone
perſoonen van groote Deught zijn, ghelijck als ofte de Natuere liever beſich waer om niet te dwalen, dan om ſchoonheyt voort te bren.
ghen: en daerom worden ſy bequaem ghevonden in ſchoonheyt, maer niet in goede gheeſt, en de ſtudeeren liever in ghelaet, dan in Deught te hebben, Aengaende Schoonheydt van ſachtſinnigheydt, is meer dan van ſchoon coleur, ende die van goedaerdicheyt endeaen ghename natueren, is meer dan die van aenghenaemheyt. Dit is het
beſte deel van Schoonheyt, 'twelck gheen Schilder kan uytlegghen; noch dat door het eerſte aenſen kan bemerckt worden. Ende daer en
is gheen ſoo uytmuntende ſchoonheyt, de welcke niet een weynich vreemde
# en heeft in de proportie:
Men kan niet weten of
e-Apelles, ofte e-Albertus Dureer, de grootſte gecker was, van weleken, de een, een perſonagie van geometricale proportien wilde maecken-3 ende de ander, nemende daer toe de beſte en principaelſte deelen van verſcheyden aengeſichten, om daer van te maecken een ſchoone: En
ſulcke afbeeldingen (dencke ick) en wilde noch konde niemant be haghen, dan den Schilder ſelfs, die de ſelvighe maeckt. Niet te min dencke ickoock, dat een Schilder wel een beter Beeldt mach maecken,
dan het oyt gheweeſt is, maer dat ſoude dan komen door een gheluck, oft by gheval,ghelijck als eenen Muſicant die daer een ſchoon ghe luydt maeckt in 't AA uſjck, ſonder eenighen reghel. Soo verre het waer zy, dat de principaelſte ſchoonheyt gheleghen is in bekomelijcke ende betamelijcke beweginghe en ghelaet, en is niet wonder, al-hoe wel dat ſommighe oude perſoonen, dickwilsvriendelijcker, endelief
hebbender ſchijnen dan jonghe lieden, Pulchrorum autumnus pulcher: Want gheen jonckheyt kan bekomelijck zijn dan door pardon, oft dat het haer toeghelaten wordt (de jonckheyt toe ghevende, om wel ſtaens wil). Schoonheyt is ghelijck als éomer-vruchten, de welcke lichtelijck verrotten moghen, ende niet duyren konnen, ende ſulcx maeckt meeſtendeel een ongebonde Ionckheyt, ende ſedt de Ouder dom een weynich uyt haer ghelaet. Maer nochtans, ghewiſſelijck wederom, indien het raeckt ende gheluckt, het maeckt de Deught
teſchijnen, ende de fauten beſchaemt-. E 3-
Van .
38
3
. . -
Van de
X XV.
. -
-
Zeelyckheyt.
VX 'r niet An sich af en perſoonen blijven ghemeynlijck de Natuer ſchuldich, want ghelijck als de Natuer qualijck by haer gedaen heeft, ſoo doen ſy oock by de Natuer, zijnde voor 'tmeeſten deel (als de Schriftuere ſeydt) berooft van natuerlijcke gheneghent
heyt; ende ſoo hebben ſy vveer-vvraecke van de Natuer. Seeckerlijck, daer is een over-een-kominge tuſſchen het Lichaem ende den Geeſt, ende waer de Natuere dwaelt in het een, ſy waeght haer in het ander;
ubi peccat in uno, periclitatur in altero. Maer door datter een verkieſin ghe is in den Menſch aengaende het maecken van ſijnen Gheeſt, ende een nootwendigheyt in de ghedaente ſijnes lichaems. De Sterren van de natuerlijckegheneghentheyt zijn by wijlen verdonckert door de Sonne des Tuchts en des Deughts; daerom is het goet van leelijck heyt te conſidereren, niet als een teycken 'twelck meer bedriechlijck is, maer als een oorſaeck de welcke ſelden van haer effect dwaelt. Wie
dat oock aen ſijn perſoon yet heeft daer door hy verſmaet wordt, heeft oock alſoo altijdt een gheduyrighe ſpore of prickel om ſich
ſelven te redden, ende te bevrijden van die verſmaetheyt: Daerom zijn alle de wanſchapenlieden ſeer ſtout; ten eerſten, door haer ey ghen beſcherminghe, om-ſiende dat ſy verſmaet worden, maer oock met verlenginge des tijdts, door een generael gedaente. Inſgelijcken, verweckt het in haer een kloeck verſtandt, ende principalijck
in deſe gheleghentheyt, om op ander lieden ghebreecken te letten, op dat ſy
yet moghen hebben, om wederom te ſegghen ende ſoo te betalen. Wederom neemt het wech jalouſie teghens hen by haer meerder; ghelijck als perſoonen, de welcken ſy ten allen tijden tot haer ver maeck mogen verachten en de verwerpen, ende brenght hare Mede
begheerders en Nijders te bedde, als nimmermeer gheloovende, dat het moghelijck ſoude zijn voor haer tot eenighe bevorderinge te ghe raecken, ter tijdt toe, dat ſy haer ſien in beſittinghe. Soo dat, om te beſluyten op de gheheele materie met een goet verſtant; Leelijckheyt -
is een trap tot bevorderinghe : De Koninghen in oude tijden, ende te ghenwoordich in ſommighe Landen, waren ghewendt groot ver trOll W Cn
Van de Natuere der Xſenſchen.
39
trouwen te ſtellen op die ghelubt waren, om oorſaecke, dat, die nijdich zijn teghens een reder, zijn ghehoorſamer en dienſtigher te ghens eenen. Maer nochtans 'tvertrouwen op haer, is eer gheweeſt als op goede verſpieders, en aendraghers, dan als op goede Magi ſtraten ofte Officieren. Ende deſghelijcx is de oorſaeck ende den
grondt van leelijcke perſoonen altijdts ſoo, dat ſy willen ſoecken (indien ſy van eenich goet verſtandt of gheeſt zijn) haer ſelven te bevrijden van verachtinghe, 'twelck zijn ofte gheſchieden moet oft door deught, ofte door booſheyt: ende daerom raden ſy altijt, ofte de beſte Menſchen, ofte de quaetſte, oftewel van beyden gantſch ſeltſaem vermenght. X XVI.
Van de Natuere der Xſenſchen. E Natuer is dickwils verborghen, ende ſomtijts overmeeſtert, ſelden uytghebluſt: Sterckte, maeckt de Natuer heftigher in 't wederom keeren : Gheleertheyt ende Diſcours, maeckt de Natuer
onberoerder, maer gewoonte alleen verandert ende brenght de Na tuer onder: Hy die overwinninghe ſoeckt over de Natuer, laet hy ſich niet begheven, nochte tot groote, noch tot kleyne vlecken . : Want de eerſte wil hem verworpelijck maecken door dickwils te
miſſen, ende de tvweede wil hem eenen kleynen voortganger maee ken, al hoewel door dickwils op-komen: Ende in den eerſten laet hy ſich oeffenen met hulp, ghelijck als Swemmers doen met blaeſen ende Riedt, maer na een weynich tijdts laet hem met on-profijt han
delen, ghelijck als Danſfers doen met dicke ſchoenen, want 't baert groote volkomenth yt, ſoo het werckenſwaerder zy, dan het ghe bruyck. Waer de Natuerſelfs ſterck is, ende volghensdien de over winninghe ſwaer, ſoo heeft men van doen voort te varen by deſe trappen, te weten; Ten eerſten, de Natuer te beletten, en de bytijts op te houden , ghelijck als hy die de vier en twintich Letteren van het A, B, C, her-halen wilde, wanneer hy gram was, en de al
ſoo het ghetal te weynich maeckte, ghelijck als ofte een Man om
wijn te vermijden, af-liet Gheſont-heden te drincken-, en quam alleen
AO
Van de Natuere der Xſenſchen.
alleen tot eenen dronckyder Maeltijdt; ende dan ten leſten, gantſch en al op te houden: Maer indien een Menſche de macht ende voor nemen heeft om hem ſelven teene - mael te onthouden, dat is
het beſte ,
-
Optimus ille animi vindex, ledentia petius Vincula, qui rupit, dedoluitque ſemels Nochte deſe oude maniere en is niet verlooren, de Natuerte buyghen als een kleyn pacxken, tot een verſcheyden uyterſte, om 'tſelve recht te maecken, wel - verſtaende, waer de verſcheyden uyterſte
gheen ondeught in en heeft. Laet niet een Man een gheſtalte op hem ſelven aen nemen, met een gheſtadighe volherdinghe van dien, maer
met eenighe onthoudinge: want het vertoeven verſterckt het nieuw aen-ſet, Ende ſoo verre een Man niet volmaeckt en is in ſijn
practijck, hy ſal alſoo wel ſijn fauten in het werck ſtellen als ſijn be quaemheden, ende bekomen een gheſtalte van beyde-gaer: Ende daer en is gheenen anderen wech om dit voor te komen, dan door tijdighe op-houdinghen, of af-latinghe . Des Menſchen Natuer wordt beſt af- gheſpeurt in 't particulier, want dan is daer gheen ghenegentheyt, (ghelijck alsoockin paſſie) -
want dat brenght een Man uyt ſijn cours, en op een nieuwe aerde, fatſoen, of grondt, om beproeft te konnen worden, want dan ver
laet hem de ghewoonte_ . Dat zijn ghelu:kighe lieden, welckers Natueren met hare beroepinghe over een komen , anderſins mo
ghen ſy wel ſegghen-, XM ultum incolafuit anima mea, wanneer ſy met dinghen om-gaen die haer niet aenghenaem zijn. Tot wat
ſaecke dat een man hem oock begheeft in fijn ſtudeeren, arbeyt, of beroepinge, laet hem ſeeckere uyren daer toe verordineren, maer aengaende de gheene die tot ſijn Natuer aenghenaem zijn, laet hem
daer in niet ſorghen voor eenighen gheſetten Tijdt, want ſijn ghe dachten willen daer na vlieghen van haer ſelven, ſoo alleenlijck, dat
hy hebbe of behoude tijdts ghenoech tot ſijn andere arbeydt ende dinghen-. -
-
Van
-
v
41
-'
XXVII.
Van
ºa
-
ghewoonte, ende Op-voedinghe.
D E ghedachten der Menſchen zijn veel tijdts over-een komen Vde met haergheneghentheden. Diſcourſen ende Spreucken-, met hare Gheleertheyt, en ingheſtorte opinien; maer hare daden
zijn, na dat ſy ghewendt zijn gheweeſt. Ende daerom ghelijck als Machiavel wel aenmerckt (al-hoewel in eenen ſeer ſeltſamen ſchijn)
ſoo en is daer gheen vertrouwen te ſetten op de ſterckte des ZXa tuers, nochte op het ſtoffen van woorden, ten zy ſaecke datſe ver ſterckt zijn door gewoonte. De neerſticheyt des ſchijns. is deſe, dat, om een eynde te maecken van een wan-hopighe ende ſtoute t'ſamen
rottinghe, ofte ſaecke waer in ſy vereenicht zijn, een Man ſich niet en behoort te vertrouwen op de ſterckte van een ander Mans ſtoute Natuer, ofte oock op ſijn reſolute aen-neminghe, maer betrout u liever op ſulcken, die ſijn handt alreede in't bloedt ghehadt heeft . Machiavel en heeft niet gheweten van eenen Munnick Clement, noch van eenen Ravillac, noch van Iaurequi, noch van Balthaſar Gerard; en nochtans blijft ſijnen reghel vaſt, dat de Natuer, nochte Belofte van woorden niet ſoo ſterck en zijn, noch verbinden als het ghe
bruyck. Superſtitie, ofte Afgoderije, is nu alleenlijckſoo wel ghevor dert, dat lieden die alleen eens verſoeck van bloedt ghedaen hebben, zijn alſoo ſeecker, als vleeſch-ſlachters door oeffeninghe; ende devo tighe, ofte Weſaijtiſch-voornemen, is gheworden ghelijck deghewoon te, ja even in materie van bloedt. In andere dinghen is de Predo minatie ofte heerſchappye van Ghevvoonte al onſichtbaer , derhalven, dat een Man ſich ſoude verwonderen de lieden te hooren bekennen,
te pande ſetten, belooven met groote woorden, ende ſien den ſelvi gen dan doen, even als ſy van te vooren deden, alsofte ſy doode Beel den waren, ende maeckſelen alleenlijck beweecht door het Radt der
Ghevvoonte, Daerom dan, dewijle de Ghevvoonte de principaelſte Ghebiedtſter is des menſchen leven, laet de lieden ſoo veel,als het mo
ghelijck is, haer beneerſtighen om goede Ghevvoonten te verkrijgen, ofte te houden. Ghewiſſelijck, Ghevvoonte is ſeer volkomen, want
het begint in jonghe jaren, dit noemen wy Op-voedinghe, 'twelck F
niet
42.
Van de Fortuyn.
niet anders en is dan een vroeghe ghewoonte. Want het is waer, dat late Leerae s konnen ſich niet ſoo wel buyghen,ten zy in ſulckeghe moederen, die ſich nóch nerghens vaſtelijck toe begheven hebben, maer noch open zijn, ende bereydt daghelijcxſche verbeteringhe te ontfanghen en aen te nemen, 't welck ſeer raer is. Maer indien de macht van een eenvoudighe, en ghemeene ghewoonte, groot is, ſoo is de ſterckte van de Gevvoonte, die door tijdt beveſticht is, noch veel
grooter, want al haer Exempel aen-wijſt, Geſelſchap maeckt moedt, Benijdinghe verſterckt, Eer maeckt hoogher, ſoo dat opſulcke plaet ſen, de kracht van Ghevwoonte is op haer verhooginghe, Seeckerlijck, de groote menichvuldicheyt der Deughden over des Menſchen na
tuer, beruſten op Societeyten welghereguleert en onderweſen, want Republycken ende gouvernementen welgheregeert, doen de Deught groeyen, doch en verbeteren de Sententien niet, maer de ellendt van dien is, dat de aldermachtichſte middelen zijn nu daer heen aen
ghewendt, na de welcke men't wey nichſt behoort te wenſchen-.
XXVIII.
Van de Fortuyn. ET en kan niet gheloochent worden, dat uytwendige toeval H# veel helpen tot 'sMenſchen Fortuyn, Gunſte, gheleghen doodt van anderen; occaſie over een komende met Deught: Maer voornementlijckleydt de forme eens menſchen Fortuyns in hem ſel ven ende de aldergemeynſte de ruytwendiger oorſaken is, dat de ſot tichevt des eenes, is de Fortuyn des anderen: Want niemandt en werdt ſoo haeſt rijck, dan door ander Mans fouten, Serpens miſtſerpentem co mederit, non fit Draco: Open en ſchijnlijcke Deught, brenght prijs
voort: maer daer zijn bedeckte ende heymelijcke Deughden, die
goede Fortuyn voort brenghen, die ſeeckere vry maeckinghen harer ſelven zijn, ende gheenen naem en hebben. Het Spaenſche woordt Deſemboltura beduydt den ſelvighen ten deelen, wanneer daer gheen ophoudinghen, noch ruſt plaetſen in des menſchen Natuer en zijn: Want
Van de Fortuyn.
43
want ſooſeyt Livius wel (na dat hy Cato Major af- geſchreven hadde met deſe woorden) In illo viro tantum robur corporis & animi fuit, tſt quotunque loco natus eſſet, 6 fortunam ſibi facturus videretur. Hy valt hier op uyt, dat hy hadde verſatile ingenium-: Daerom, indien een Mannaeuwende neerſtelijck om ſiet, hy ſal de Fortuyn ſien, want al hoewel ſy blint is, ſy en is evenwel niet onſichtbaer. De wech der For
tuyne is ghelijck den vvitten melckachtighen vvech in de Locht, de welcke een t'ſamen-komminghe, ofte eenen knoop van een ſeecker ghetal van Sterren is, niet gheſien in 't byſonder, maerghevende licht alle gelijck: Even ſoo iſſer een goet ghetal van kleyne, naulijcx ghe ſpeurde Deughden, ofte liever Faculteyten, en Gevwoonten, welcke de lieden gheluckich maecken. De Italianen mercken op ſommi ghe van deſen, ende ſulcken, als een Man niet en ſoude vermoeden:
Wanneer ſy ſpreecken van een die niet miſdoen en kan, ſoo willen ſy inbreecken in ſijn andere conditien, met deſe woorden: dat hy heeft ‘Poco di matto. Ende ſeeckerlijck, daer en zijn gheen twee andere ghe
luckighe eyghenſchappen meer, dan een weynich van den Geck te hebben, ende niet al te veel van den Vrome; daerom, uyttermate be minners van haer Landt,of van haer Meeſters,en waren nimmermeer
eluckich, nochte en konnen het niet zijn, want wanneer een Man
# ghedachten buyten hemſelven ſtelt, ſoo en gaet hy ſijnen eyghen -wech niet. Een haeſtich onverwacht geluck,maect een waech-hals een avontuerder, maer de geoefende Fortuyn maect den Man van vermo gen. Fortuyn is weerdich om ge-eert en geacht te worden, al waer het
alleen voor haer Dochters, Vertrouvven, ende Aenſenlijckheyt. Want gheluck brenght deſe twee voort: De eerſte in den Menſche ſelff, de laetſte, in anderen teghens hem. Alle wijſe lieden, om den haet harer
Deughden te verminderen, zijn ghewendt de ſelvighe de Voorſchtig heyt ende de Fortuyn toe te ſchrijven. Want ſoo moghen ſyſe te beter op haer nemen, ende daer beneffens is het een grootſheyt voor een Man, te weſen de ſorghe van de hoogher Machten: Ende het is aen ghemerckt, dat die gheene, de welcke opentlijck al te veel hare eyghengheſchicktheyt, ende wijſheyt toe-gheſchreven hebben, eyn dighen ongheluckich. Ende daer ſtaet gheſchreven, dat Timotheus van Athenen ( nadat hy in de reeckeninghe, die hy over gaf tot den Staet van ſijn gouvernement, dick wils deſe F 2Spreucke tuſſchen beyde IIl -
w
Van 't Studeeren. ingebrachtheeft, te weten (Ende hier in en hadde de Fortuyn geenplaet -
ſe) noyt gheluckich was in eenige dingen die hy daer na aenwende. -
XXIX.
Van 't Studeeren. T u D 1 e N, dienen tot vermaeckelijckheyt, tot sieraet, ende tot bequaemheyt: Haer voornaemſte gebruyck, aengaende de ver-
-
maeckelijckheyt, is in een heymelijck, en afgheſondert leven, aen
gaende 't Gieraet van dien, dat beſtaet in diſcours, ende de bequaem heyt, is in 't oordeel ghebogen: want ervaren lieden konnen het uyt voeren, maer Gheleerde lieden zijn bequamer te oordeelen: al te veel tijdts daer in te verdoen, is haer al te veel te ghe bruycken voor gieraet, is ghenegentheyt: oordeel te maecken gant
#
ſchelijck by haer regulen, is de Eer van een gheleert Man. Symaecken de Natuer volkomen, ende worden volmaeckt gemaeckt door onder
vindinghe: Erghe lieden verſmaden de ſelvighe; ſlechte lieden zijn verwondert over haer ſelven; ende wijſe lieden ghebruycken haer: want ſy wijſen niet aen haer eyghen gebruyck, maer datter is een wijſ heyt buyten baer, en boven haer, ghewonnen door opmerckinghe. En leeſt niet om teghen te ſpreecken, noch te ghelooven, maer te overweghen, en te overdencken. Sommige Boecken moeten beproeft en verſocht zijn, andere opgheſwellicht, ende etlijcke andere ghe
kauwt en verteert, dat is, ſommighe Boecken moeten alleen ghele
ſen zijn ten deelen, andere, moeten geleſen zijn, maer niet curieuſe lijck; ende etlijcke andere, gantſch en al, ende met neerſlicheyt en aendacht uyt leſen, maeckt een volmaeckt Man: verghelijckinge met anderen,maeckt een prompt Man; ende ſchrijven, een ervaren Man. Ende daerom, indien een Man alleen weynich ſchrijft, hy heeft een
groote memorie van nooden; indien hy weynich confereert, hy heeft een groot verſtandt van nooden, en indien hy weynich leeſt, hy heeft groote ergheyt van nooden, om te ſchijnen te weten, 'twelck hy niet
en weet. Historien maecken de lieden wijs; Poëten, verſtandich; De Mathematijcken, ſubtijl; Natuerlijcke Philoſophie, vernuftich; Mirale, dapper; Logick endeRhetorijck, machtich te diſputeren; Abeuntſtudie JJJ
Van Ceremonien en Reſpect, ofte opſcht. , 45 in Mores. Neen, daer en is gheenen ſtandt ofte verhinderinge in der Menſchen ſinnen,ofte het mach door bequame Studien overwonnen
worden, ghelijck als de kranckheden der lichamen oock hare eyghen toegevoechde oefeningen mogen hebben Met den kloot te ſchieten, is goet voor den Steen in de Nieren: met den boogh te ſchieten,is goet voor de Longe en Borite: Sacht wandelen, voor de Mage: Te Peert te rijden, voor het Hooft, en diergelijcken Daerom dan, ſoo verre eens Menſchen ſinnen wandelen, laet hem de Mathematijck ſtudeeren:
ſoo verre ſijn verſtant niet bequaem en is dat te onderſcheyden, laet hem de School-Dottoren ſtudeeren: ſoo verre hy niet bequaem en is Materien te wederlegghen, en verghelijckinghen uyt te vinden, laet hem ſaecken van Rechten ſtudeeren; alſoo, yder ghebreck des Geestes,
heeft een particulier remedie voor haer ſelven-.
-
XXX.
Van (eremonien en Xeſpect, ofte Op-ſcht.
H# die alleenlijck Reaels is,heeft van noode uyttermaten groote deelen des Deughts te hebben, gelijck als den Steen van nooden heeft ſeer koſtelijck te weſen, die ſonder fraeye Foelie ingeſet wordt, maer gemeynlijck is het met de prijs, als met het ghewin: want gelijck
als het ſpreeck-woordt waer is. Dat kleyn ghem in eenen ſvvaren buydel maeckt, om dat ſy dickwils komen, waer dat grooten maer nu en dan
komen: Soo is het waer, dat gheringe dinghen, groote commen datien gewinnen, om dat ſygeduerich in't ghebruyck zijn en gemerct worden,waer als dat de gelegentheyt van eenige groote deught alleen
op Heylighe dagen komt. Om goede manieren te onderhouden, ſoo is het genoech de ſelvighe niet te verſmaden, want alfoo ſal een Man de
ſelvige onderhouden in anderen; ende laet hem dan ſoo een goet ver trouwen hebben op ſich ſelven, als voor de reſte. Want ſoo verre hy
ſorchvuldich zy de ſelvighe te laten blijcken,hyſal hare gunſte verlie
ſen. Sommiger luyden gelaet, is ghelijck een Veers, waer in dat yder Syllabe afgemeten is: hoe kan een Man groote ſaken begrijpen,die ſijn
ſinnen te ſeer breeckt om ſlechte aenmerckingen? Gantſch geen Cere
monien te gebruycken, is anderen geleert om inſgelijckengantſch geen F 3,
tC:
46 Van Ceremonien en Reſhett, ofte op-ſicht. te ghebruycken, ende ſoo vermindert het Reſpect: maer principalijck en zijn ſy niet om teghen vreemden vergoten te worden, endeteghen natueren daer toe gheneghen. Onder ſijn Lantſlieden ſal een Man ſeecker zijn ghemeenſchap te ſullen plegen, ende daerom is het goet een weynich ſtandt te houden. Onder ſijn mindere ſal eenManſeecker
zijn van reverentie om ontſien te worden, ende daerom is het goet een weynich ghemeenſaem te zijn. Hy, die al te veel is in eenich
dingh, ſoo dat hyaen een ander oorſaeck geeft van ſottigheyt, maeckt of verkoopt ſich ſelven tot goede koop. Het is goet ſich ſelven na an deren te vervoeghen, indien het zy met bewijs, dat het een Man doet
uyt eenich inſicht, en niet uyt lichtveerdicheyt: Het is een goet ghebodt, een ander generalijck na te volghen; nochtans om yet daer
by te doen van u eyghen, als ofte ghy ſijn meyninghe wilde toeſtaen, laet het zijn met onderſcheyt; ſooghy ſijn voor-ſtel wilt volghen, laet het zijn met conditie, ſooſijnenraedt u goet dunckt, laet het zijn met het voor gheven van eenighe reden. 'tVolck hadde alſoo te be mercken, niet al te uytghelaten te zijn in de Hoofſche maniere te
volghen, ofte Baſe les mains te maecken, want al zijn ſy noch ſoo be quaem,ſoo willen hare benijders voorſeecker hen 'tſelvighe toe eyge nen als een achterdeel van hare groote deughden ... Het is alſoo, verlies in affeeren, al te vol van Reſpecten te zijn, ofte te curieus te
zijn in Tijden ende ghel ghentheden te letten. Salomonſeydt: Hy die op de VVindt ledt, en ſal niet ſaeyen; ende hy die na de VVolcken ſet, en ſal niet inſamelen. Een wijs Man kan meer gheleghentheden maecken, dan hy vindet . X XXI.
Van Rechters en Plechters.
D A E R worden veel quade ſaecken aenghevanghen, ende veel goede ſaecken met quaedt voornemen. Want ſommighe van ghen ſaecken aen, nimmermeer denckende een goet eynde daer van te
maecken, maer ſoo verre ſy ſien dat eenich leven in de ſaecke mochte weſen door andere middelen,ſy wilden wel tevreden zijn eenen danck
te begaen, ofte een vergeldinghe te ghenieten door de tweede handt, ofte
Van Rechters en Plechters.
47
ofte ten minſtengoetghebruyck ondertuſſchen te maecken, van goe de hope. Sommige houden ſaecken aen,alleenlijck om een oorſaecke te hebben om anderen te verhinderen, ofte om een onderſoeck te
maecken, waer toe ſy anders gheen bequaem exkuys en ſoude kon
nen hebben, ſonder yet daer na te vraghen, wat van de ſaecke ghe ſchiet, wanneer hy ſijn ſelfs voornemen volbracht heeft. Neen. Som
mighe nemen Gherechten of ſaecken aen, met een vol opſet de ſel vighe te laten vallen, om de weder-parthye te behagen. Gewiſſelijck, daer is ten deele een Recht inyder ſaeck, ofte een Recht van billick heyt, ſoo verre het een ſaecke zy van Verſchil; ofte een Recht van verdienſte, ſoo verre het een ſaecke zy van Eyſch. Indien affectie een
Manleydet om de onrechte zijde gunſtich te zijn in Juſtitie, ſoo laet hem liever daer na rechten om de ſaecke te ſtellen ofte te maecken,
dan daer in teghen recht ofte reden te bloeyen. Indien gheneghent heytyemandt leydet om de parthye gunſtich te zijn, die het weynichſt verdient heeft, ſoolaet het hem doen, ſonder te kort te doen, ofte te
beſchamen de ander parthye die 't beter verdient heeft. Soo verre een
Man de ſaecke niet wel en verſtaet, ſoo is het goet de ſelvighe te ſtel len aen eenen goeden Vriendt, van vertrouwen en oordeel, die daer
ſegghen mach, of hy met eeren in de ſaecke mach voort-varen. Ver lenghen ſmaeckt den parthyen, of ſoo miſſelijck, dat een oprechte deylinghe (in het verſaeckende van den beginne de ſaeck te dienen,
ende het eynde of goet ſucces de partbye voor oogen te ſtellen, ende van gheenen danck meer te vermanen die men verdient heef) wordt
niet alleenlijck voor eerlijck ghehouden, maeroock gunſtich. In ſaec ken van gunſte behoort het aenkomen weynich plaetſe ghegheven te worden, om dat van ſijn vertrouwen gheconſidereert worde; en
dat,ſoo verre de ſaecke niet anders kan ghewonnen worden dan door hem, men dan gheen oordeel en neme van dit onderſoeck, maer dat
de parthyeghelate of gheſonden worde tot andere middelen. On wetent te zijn van de waerdije der ſaecken, is ſlechticheyt; alſoo wel
als onwetent te weſen van het Recht desſelvighen, is ghebreck van conſcientie. Secreetheyt in ſaecken ofte Requeſten, is een groote hulpe om die te verkrijghen. Want te ſegghen de ſelvighe wel geavanceert te zijn, ſoo mocht men ſommighe parthyen de moet benemen, ende het maeckt op, ende verweckt anderen; maer den tijdt wel waer te ne IIl CIl
A8 C/an Volghers en Vrienden. nemen voor de ſaecke, is het voornaemſte. Ick en ſegghe niet al leerlijck van den Tijdt,ten aenſien des perſoons, die het vergunnen ſoude, maer ten aenſien der perſoonen, die 'tſelvige gheſien zijn, te gen te gaen. Laet een Man in het verkieſen ſijner middelen, de alder bequaemſte liever dan de grootſte uyt-kieſen; ende haer liever, die
daer dienen in eenigh-ſeeckere dinghen, dan die alghemeyn zijn- De her-ſtellinge van een ſaecke, die te voren afgheſlaghen is, is ſom tijdts ghelijckſe eerſt vergunt was. Soo verre een Man ſich niet en vertoont ofte verſlaghen, ofte qualijck tevreden te zijn (iniquumpe tas, ut aquum feras) is eenen goeden reghel, wanneer een Man gunſte heeft, maer anders waer het beter dat hy met fijn ſaeckvoort voer.
Want de geene die in het begin gewaeght wil hebben het Proces te verlieſen, die en wil niet in 't beſluyt het Proces, ende ſijn eyghen
voorgaende voordeel, verlieſen-. Daer is ghedacht gheen Requeſt ghemackelijcker te weſen aen eenighen grooten perſoon, dan ſijnen Brief of Voorſchrijvens, aen hem te verkrijgen; ende nochtans, ſoo verre het de ſelve in gheen goede ſaeck en verleent, ſoo vermindert het ſoo veel fijn aenſien-.
/
XXX II.
CAan Volghers en Vrienden.
K# Dienaers en behoorde niet gheacht te worden; op dat terwijlen een Manſijnen train langher maeckt, hy ſijn vleu -
-
ghelen niet korter en maecke : ſtelijck, die den buydel belaſten,
Ick en verſtae haer niet alleen ko maer die verdrietiehende moeye
lijck zijn in veel dinghen. Ghemeene Volghers en behoorden gheen andere conditien te wenſchen, dan gunſte en voorſpraeck, en be ſcherminghe voor onghelijck. Muytachtighe Volghers, behoorde noch Weynighergheacht te worden, de weièke niet uyt affectie hen
en Vºlghen, met den welcken ſyhaer begheven hebben, maer door eenich miſnoeghen dat ſy op anderen ghemunt hebben. Waer naer dat onverſtandt ghemeenlijck volght, twelck tuſſchen groote per
ſoonen dickwils rijſt. Alſoo, moedighe Volghers, zijn vol van onge regeltheden , want ſy bederven affeeren, door ghebreek van ſe creetheyt,
Van ZVolghers en Orienden.
'49
creetheyt, benemen 'sMans Eer, ende veroorſaecken hem wederom in haet te vallen-. Het ghevolgh van ſeeckere Staten over een komende met 'tgene daer van een groot Perſonagie profeſſie maeckt, als Soldaten, eenen Overſten die in den Krijgh gheweeſt is, en dier helijcken, is altijdt gheachtgheweeſt een Burgherlijcke en manier
# ſaecke, en is veel van ghehouden, ſelfs in t VMonarchien, midts dat het zy of gheſchiede ſonder al te groote menichte van Dienaren. Maer het alder-eerlijckſte gheſlacht van dien,is, om ghevolght te worden ghelijck als een de welcke de Deught begheert te vorderen, en verdienſten in alle ſoorten van perſoonen: ende nochtans, waer
gheen uytmuntende onderſcheyt en is in de volmaecktheyt van dien, daer is het beter ſich te vervoeghen tot hem die 't beſt paſſeeren mach, dan die daer ſchijnt de aerdichſte of machtichſte te weſen. In
een Gouvernement is het goet, Lieden van eenen graedt, met een ſop te over-gieten. Want eenighe buyten ghewoon gunſtich te zijn, is den ſelvighen moetwilligh, ende den anderen qualijck tevreden te maecken, om dat ſy 'tſelvighe hen ſelfs oock als ſchuldich moghen toe-reeckenen: Maer de lieden met groot onderſcheyt gunſte te be toonen, is ſeer goet, want het verweckt den eenen danckbaer te zijn, ende de anderen ghehoorſamer in hare ampten, ter oorſaecken dat alles van gunſte her-komt. Het is goet, niet al te veel van yemant ten eerſten te houden, want men kan in de proportie niet volherden:
Van eenen alleen gheregeert te worden, is niet goet, ende van vele ontrocken te worden, is ergher, maer raedt te vraghen van ſom
mighe Vrienden, is altijdt eerlijck; Want die aenſen,ſſen dickvvils meer dan die ſpeelen; ende de Dalen ontdecken de Berghen beſt. Daer is weynich vriendtſchaps in de weereldt, ende voornamentlijck min
ſte van al , tuſſchen lieden van eenen graedt, 'twelck van oudts
ghewoonlijck was groot gheacht te worden, Aengaende vriendt ſchap, die overigh is tuſſchen hoogher ende laegher, welckers eene Fortuyn, de andere mach begrijpen . e
-
G
Van
O
re
*
*
*
XXX III.
Van Negotien, ofte Handelen. ET is ghemeynlijck beter mondelingh, ende door woorden te handelen, dan door Brieven, en de door de overdenckinghen van denderden Man, dan door den Man-ſelf. Brieven zijn goet, wan neer een Man wederom geantwoort wil zijn door brieven, ofte wan neer het tot des menſchen rechtveerdichmaeckinghe dient, daer naer
ſijnen Brief voort te brenghen; oftewaer het ghevaerlijck is, in ſijn reden geſtoort, ofte by beurte gehoort te ſullen worden. In eygener Perſoon een ſaecke te doen, is goet, wanneer een Man in goede
achtinghe gehouden wort, als ghemeynlijck met lieden die minder zijn dan ghy ſelfs, ofte in ſaecken al-waer dat eenes Mans Ooge(ſiende
op het ghelaet des Mans, daerghy met ſpreeckt hem een beſtier mach gheven, ſoo verre te gaen; ende principalijck, waer cen Man wil vryigheyt voor ſich ſelven behouden, te maecken, ofte te breecken. In het verkieſen van Inſtrumenten, is het beter te kºeſen lieden, die recht ende ſlecht zijn, endedaer voor gehouden worden te ſullen uyt
voeren, dat hen bevolen is. Dan deſe die daer ergh zijn, om ander Mans ſaeckenſoo te handelen, dat ſy daer door haer
# een wey
nich eere mogen verkrijgen ende aen doen, ende die de affeeren willen helpen tot raport, om voldoeninghe te gheven. Het is beter de per ſoon eerſt wel te onderſoecken, met den welcken men van verre han
delt, dan datelijck opt 't voornaemſte poinct te vallen, uytgheno- men dat ghy hem meynt te ondervangen door een korte Vrage. Het is beter te handelen met lieden, die eenighen appetijt hebben, dan die al eedeſat zijn: Indien een Man handelt met een ander op condi
tien, het eerſt aengaen, of volbrengen, is het inderdaedt al, 't welck een Man redelijcker wijſeniet en kan eyſſchen, ofte vorderen, tenzy dat in de Natuer der ſaecken ſoogbeleghen zy, dat het ſelvighe alſoo eerſt moſte voorgaen, ofte dat hy anders ſijn weder partije kan aen raden, dat hy ſijnder noch van doen ſal hebben in eenige ander affe
ren; ofte anders wel dat hy gereeckent zy voor den eerlijkſten Man Alle Practijck is, ofte, om te ontdekken, ofte, om te wecken. De lieden, ontdecken hen ſelven in te vertrouwen, in paſſie ſouden daer op
Van Fattien, ofte Seſien.
5t
op verdacht te weſen, ende uyt nootwendicheyt wanneer ſy geerne yet wilden beſchickt hebben, ende en konden geen bequamer ſchijn uyt vinden Sooghy eenigen Man wilt naer u handt ſtellen, ſoo moet ghy eerſt kennen ſijn Natuet ende Manieren, ende dan hem
#
den, ofte ſijn oogh-mercken kennen, ende dan hem aenraden, ofte
ſijn ſwackheydt en nadeel weten, ende hem dan hier door houden onder vreeſe ende bedwangh, ofte wel die op den ſelvighen yet te
ſegghen heeft, endeden ſelvighen dan ſoo regeeren. In 't handelen met erghe ſubtijle Perſoonen, moet men altijt op haer oogh-merc ken letten, om haer woorden te beter uyt te legghen; ende het is
goet, weynich teghen ſoodanighe te ſpreecken, ofte van 't gheene daer ſy 't minſt op verdocht zijn -. -
XX XIV.
Van Faſtien ofte Setten. D
V E B L Menſchen hebben een ſotte opinie; dat (voor eenen Prince) \
V ſijnen Staet te regeeren, ofte (voor een hooge Perſoon) ſijn affee rente ſtieren naer het inſicht der herten, zy het principaelſte deel van
de Regeeringe: Waer dat ter contrarie de grootſte wijſheyt gelegen is, ofte in het beſtieren der dinghen, die daerghemeyn zijn: ende waerin lieden nochtans van verſcheyden Seêten over-een komen,ofte in het handelen met particuliere perſoonen met over-een-kominghe van een voor een , maer icken ſegghe niet, dat de bemerckingen van Secten behooren verſuymt te worden. Ghemeyne lieden moeten
volghen, maer voor groote lieden, die van haer ſelven machtich zijn, is het beter hen felven neutrael te houden. Nochtans behoort den
Autheurende Beginner ſo maticblijckhaer aen te hangen, dat hyaltijt mach weſen een Man van de Secte. Ende welcke van dien het beſt
met de ander paſſeeren mach, maeckt gemeynlijckden beſten wech, De alderſwackſte ende verworpſte Secte, is de ſterckſte in verbin dinghe: Wanneer een van de Factien gedaen is, de overgheblevenen verdeylen, t welcke goet is voor een tweede. Men ſiet ghemeynlijck 1,
€
dat Lieden die eens in een plaetſe gheſtelt zijn, handt-houden met de andere Secte van 't gheene door 't welcke ſyinghenomen zijn-, G 2
-
verra
Van Prijs.
52.
verraderije in Secten behout lichtelijck den prijs; Want, Wanneer affeeren langh in de ſchael gehangen hebben, ſo ſal een Man alleen de
ſelvighe dickwils overhalen ende hy krijgbt alle den danck en de win ſte. Het over-gelijck dragen van twee Secten, en komt niet altijt uyt moderatie, maer uyt eerlijckheyt des levens, met
een voornemen van
beyde-gaer goet ghebruyck te maecken. Seeckerlijck, ſy houden
het in italien een weynich in vermoeden, wanneer den Pam gemeen lijck in ſijnen mondt heeft Padre Commune, ende nemen het als een teecken, dat hy alles wil brenghen aen de grootheyt van ſijn ey ghen huys.
•
XXX V.
Van Prijs.
P# 11 s is de weerſchijn des Deughts; maer het is als een ſpie ghel ofte lichaem, het welcke den wee ſchijn gheeft. Indien het is van het ghemeene volck, ſoo is het ghemeenlijck valſch, ende van
geender weerde, ende volght liever Jdele perſoonen naer, dan deught ſamen: want het ghem een volck en verſtaet niet wel uytſteeckende
Deughden: De ſlechtſte Deughden trecken,en hebben haren prijs van hen, de middelmatighe Deughden wercken in den ſelvighen een ver
wonderinghe ofte verbaeſtheyt, maer van de hooghſte Deughden en hebben ſy gheen gevoelen, nochte en konnen gantſch # ken: maer teeckenen ende Species virtutilus ſimiles zijn in het beſte aenſien onder hen. Seeckerlijck, Faem is ghelijck een Rivier, die veel lichte, geſwollen, ende opghcblaſen dingen ophoudt, ende verdrinét
ſware ende ghekerckte dingen: maerſooverre Perſoonen van qualityt ende oordeel te ſamen komen, dan is het als de Schriftuere ſeydt, No men bonum inſtar unguentifragrantis, het vervult alle de hoecken rondt om, ende en wil niet lichtelijck vergaen, want de reucken van Salven
zijn gheduyriger dan van bloemen. Daer zijn ſoo veel valſche pcincten van Prijs, dat het een Man wel te recht mach doen een quaet vermoe
den te nemen. Sommige Prijſen komen gantſch ende al van 't vleyen , VOOft :
Van Prijs. voort: ende ſoo verrehy een ghewoone Vleyer zy, hy ſal met ſekere
ghemeene dingen verſien zijn, die dienen moghen omyder toeghe eyghent te worden. Soo verre hy eenen erghen Pluymſtrijcker is, hy ſal ghemeenlijck den opper-Vleyer volgen, twelck is de Menſch ſelfs. Ende waer een Man dunckt by ſich ſelfs 'tboſt te weſen, daer ſalden
Vleyder hem meeſt in ophouden-: maer ſoo verre hy eenen onbe ſchaemden Vleyer zy, hy ſal een Man, in't gheene dat aldermeeſt te ghen ſijn conſcientie ende ghewiſſen gaet, ende waer in dat hy weet dat hy meeſt ſijnghelaet te buyten ghegaen heeft, tmeeſt van allen bevelen, ja hem daer in, als tot den Hemel toe verheffen ſpretá con ſcientiá. Sommighe Prijſen komen uyt goede wenſchen ende aen ſien, 'twelck een fatſoen ende maniereis, die wy in alle Burgherlijck
heyt tot Koninghen ende groote Princen ſchuldich zijn, Laudando precipere, wanneer ſy tot den lieden ſegghen, wat ſy zijn; ſy werpen haer voor, wat ſy behoorden te weſen-. Sommighe lieden worden hepreſengantſch Godtlooſelijck tot harer ſchaden, om daer door # nijdt, ende jaloerſheyt teghens haer te verwecken; Peſimum
genus inimicorum laudantium-. Seeckerlijck matighe Prijs gebruyckt met goede gheleghentheyt, ende niet ghemeen, maer te recht toe
gheeyghent, is, de welcke het goet doet. Salomon ſeydt: De ghee nighe, die ſijn vrienden hooghlijck prijſt, vroegh op-ſtaende, het ſal voor hem niet min dan een vervloeckinge zijn. Al te groot te achten eenige Lieden ofte Materien, veroorſaeckt teghenſpreeckinghe, ende ver weckt beſpottinghe ende haet'. A. /
V *
-
XXXV I.
Van Rechten, Ec HT ER s moeten indachtich zijn, dat haer Ampten zijn 7us dicere, ende niet fus Dare, de VWet uytlegghen, maer gheen VVet te maecken of te gheven, anders ſoude het zijn ghelijck het vermoeden van de Roomſche Kerck, de welcke onder ſchijn van uyt legginghe der Schriftueren, een Authoriteyt ghebruyckt, en ſich aen neemt van daer toe te Sdoen, en te veranderen; ende voor te 'twelck ſtellen, G 3 -
Van Rechten. 'twelck ſy niet en vinden, noch en is, ende onder de ſchijn van oudt -
heyt, inbrenghen nieuwigheden. Rechters moeten meer gheleert we ſen, als verſtandich, of ſcherpſinnich, meer met opſicht begaeft, als
met ghemeenen roem, meer wel bedacht, als in haer ſelfs doende. Boven alle dingen is waerheyt en gerechtigheyt haer beroep, deught
en eyghenſchap. Vermaledijdt (ſeydt de Wet) is hy, die de teeckenen des Landts verſet. Die alleen eenen ſteen niet recht en leydt, is te ver
foeyen: maer hy is een onrechtveerdigher Rechter, die het hooft is der verſettinghe der Landt-teeckenen, als hy qualijck oordeelt, en wijſt van de eyghenſchappen van dien. Een onrechtveerdighe Sen-tentie doet meer ſchade dan meenighe quade exempelen, want deſe bederven alleen den ſtroom, de andere bederft de heele Fonteyn. Daer
om ſeydt Salomon: Fons turbatus & vena corrupta eft juſtus cadens in cauſa ſuácoram adverſario. Het Ampt der Rechteren mach ſich ſtellen tot de parthyen die rechten, tot de Advocaten die de ſaeck handtha
ven,tot de Klercken en Dienaers der juſtitie onder hen, ende tot den Souvereyn ofte Staet boven hen. Daer zijnder ghewiſſelijck (ſeydt
de Schriftuere) die 't oordeel veranderen in Alſem; ende ghewiſſelijck. zijnder oock ſommighe die 'tſelvighe veranderen in Aſijn, want, on
recht maeckt het bitter, en opſchortinghe maeckt het ſuyr: de prin cipaelſte ſchuldighe plicht eenes Rechters is, gheweldt en bedroch onder de voet te treden, van welcke 'tgeweldt de ſchadelijcxſte is, ende de openbaerſte, ende 'tbedroch, de gheheymſte, gheſlepenſte, ende vermomſte_: Voeght hier by de twiſtighe , en knibbelachtighe ſaecken, de welcke uytgeſpout behooren te weſen, ghelijck het exces van 't Hoff. Eenen Rechter behoort hem te bereyden tot een recht
veerdighe Sententie, ghelijck als Godt ghewendtisſijnen wegh even te maecken door het op-werpen der Dalen, ende neder-werpen der Berghen. Soo wanneer daer aen d een of d'ander zijde een hooghe handt ſich vertoont, heftighe achtervolginghe, erghe avantagien,
t'ſamen rottinghe, macht, grooten Raedt, dan is de deught des Rech ters om gheſpeurt te worden, maeckende de onbillickheyt tot billick heyt, op dat hyſijn Vonnis en oordeel machplanten, als op eenen vaſten en even grondt. Qui fortiter emungit elicitſanguinem; en waer de Wijn-perſſe hardt ghetreden wordt, daer gheeft het eenen harden Wijn, (maeckende naden baſt. Rechters moeten mijden harde en *-
ſware
z-
-
-
w
Van Rechten.
-/
ſware onderwijſinghe, ende ghecoleurde inbrenginghen: want daer en is gheen ſlimmer
# als de pijniginghe der Wetten. Prin
cipalijck in ſaecken van Penael, oft breeckende Wetten. Sy behooren te beſorghen ofte te maecken, dat, 'tgheene ſy dochten voor te ſtel len tot een vreeſe, niet en ghedye, ofte tot ſtrengigheyt verandere: ende dat hy den ſlach-reghen niet op der lieden hals en brenghen,
daer van de Schriftuere ſpreeckt; Pluetſuper eoslaqueos; want, geperſte Penael vvetten zijn eenen Slach-reghen van netten of ſtricken op der lieden hals. In ſaecken van leven en doodt, behooren de Rechters ſoo
verr (als de VVet immers toe-laet) in de Iuſtitie barmhertigheyt te
ghedencken, een ſtrengh gheſicht werpende op het exempel; maer een ooghe barmhertigheyts op de perſoon. Patientie en matelijck heyt, en parthyen te verhooren, is een ſonderlingh goet en deught, die in het Gherecht vereyſcht wordt, ende eenen Rechter die veel
woorden ghebruyckt, en is gheen wel-gheſtelt Inſtrument: Het is
gheen Eervoor een Rechter uyt te vinden,'tghene hy mochte in be guamer tijden vernomen hebben aen de Banck, ofte ſcherpigheyt des begrijps te vertoonen in Raedt, ofte merckelijckheden te kort af te ſnijden, ofte onderſoeckinghen voor te komen door Vraghen, al hoe-wel daer toe ghehoorende. De deelen eenes Rechters zijn vier, het welcke blijckelijck is te gheleyden: Veel-moeyelijckheyt; Ver
handelinghen, ofte onbetamelijcke ſpraecke te matighen; Te ver halen, uyt-kieſen, en te verſamelen de materiale # van't geene gheſeyt is; ende den Regel en Sententie te gheven: wat dat oock boven deſe deelengaet, is te veel, ende heeft ſijnen oorſpronck,
ofte van Eer, ofte Wille te ſpreecken, ofte van ongheduldigheyt om te hooren, ofte van kortigheyt van memorie, ofte van een ghebreck van een gheſtadighe, en even op-merckinghe. Het is een vreemde ſaecke om ſien, dat de ſtoutigheyt der Advocaten ſoude yets vermo
hen met de Rechters, waer, als ſy Godt ſouden na-volgen, in wiens ſtoel ſy ſitten, die de hooghmoedige en opgeblaſene onder de voe ten tredet, en ghenade gheeft den nederighen . Maer het is noch vreemder, dat # ghewoonte des tijdts de Rechters daer toe brenght,
dat ſy bekennen een merckelijcke gunſt genooten te hebben,die niet anders kunnen als groote menichte van onkoſten, ende vermoeden van duyſtere om - weghen veroorſaecken. Den Rechter is ſchuldich den
56
Van Rechten:
den eAdvocaet een weynich te prijſen, wanneer de ſaecken wel we:
derleydt zijn, principalijckaen de zijde die daer niet op en doet, of verwerft, want dat ſelvighe houdt het aenſien ſijnes Raedts by den verſoecker en aenleggher op van 't Recht, ende doet te niet in hem . de inbeeldinghe ſijnes ſaecks: Alſoo is men oock den ghemeenen lieden ſchuldich, een Burgherlijcke beriſpinghe der Advocaten, waer eyghen Raedt ſich vertoont, verſuyminghe, ſlechte ondervraginghe, onbillicke aenporringhe, ofte een ſeer ſtoute beſcherminghe_.
De plaetſe van Auſtitie, is een heyligheplaetſe, ende daerom en be hoort niet alleenlijck de Banck, maer de Voet-banck, het begrijp, maer den omganck ſonder ſchandael ende corruptie bewaert te wor den: Want ſeeckerlijck, Wijndruyven (als de Schriftuere ſeydt) en konnen niet van doornen ofte diſtelen vergadert vvorden: Noch en kan de
Iuſtitie haer vruchten niet voort-brenghen met ſoeticheyt, onder de Braembeſyen ende Steeck beſyen der eyghen ghewin ſuygende Klerc ken en Dienaers. Het wachten aen 't Hoff zijn vier quade Inſtru menten onderworpen: Ten eerſten, zijn het bekende perſoonen, die daer zaeyers zijn van Gerichtsſaecken, de welcke het Hoff vet maec
ken, ende het ghemeene Landt mager. De tvweede ſoorte zijn van die het Hoff verpanden door groote krackeelen van Iuriſdictien, ende en zijn gheen ware Amici, maer Paraſti Curie, verheffen het Hoff boven haer begrijp, om haer eyghen voordeel en profijts willen. De derde ſoorte zijn, van die de ſlinckere handt des Hoffsgeſeytofte ghehouden moghen worden; perſoonen die vol van aerdighe kluch ten, en ſlimme en kromme treecken zijn, waer door ſy 't Recht,
en den goeden loop des Kaedts veranderen, ende de luſtitie brenghen in duyſter Lijnbanen en Doolhoven. De vierde ſoorte zijn, de op
brenghers en uytvoerders der vervallen ſaecken, die den ghemeenen ſchijn des Hoffs of Rechts van Juſtitie onder de Hegghe, Recht ſpreec ken; tot de welcke, wanneer het Schaep loopt om tc ſchuylen, is
ſeecker een deel van ſijn huyt te ſullen verlieſen. Aen de ander zijde, eenen ouden Klerck gheleert in Exempelen, moede van Rechten, ervaren ende verſtandich in Gherechts ſaecken, en Hoffs affeeren, is
een uytſteeckende lidt van het Hoff, dieſelve wijſende dickwils den Rechter ſelfs den wegh. Ten laetſten, de Rechters behooren boven alle dinghen, het Beſluyt van de twaelf Romeynſche Tafelen te gae dencken, V.
Van Rechten. dencken; Salus
## lex, ende te bekennen ende te erº
nen: Dat, tenzy de Wetten tot een eynde aengheleyt worden, dat het zijn benaude dinghen, Oraculen die niet wel ingeſien zijn; daer om is het een gheluckighe en ghewenſchte ſaecke, wanneer de Ko
ninghen en Staten dickwils met Rechters raedtſlaghen: ende wederom, wanneer de Rechters dickwils beraden met Koninghen en Staten. De een, wanneer daer eenige materie des Wets is tuſſchen beyde komen
de in de affeeren van Staet. De ander, wanneer daer eenighe conſide ratie des Staets komt in de materie van de Wet : want de ſaeck ghe-.
bracht zijnde tot oordeel, mach dickwils zijn, Meum & Tuum; wan neer de reden ende ghevolgh in der ſaecken magh loopen tot het punct van Staet en welvaren. Ick en noeme de materie van Staet niet alleenlijck de deelen van Souvereynſchap, maer al 'tghene dat eenighe groote ontroeringhe machin-brengen, 'tzypericuleus exempel, ofte
'twelck openbaerlijck een groot deel des volcx aengaet; ende en laet niemandt lichtelijck ghelooven, dat rechtveerdighe Wetten en ware
Politie eenigheteghen partye hebben, want die zijn gelijck de zenuwen en gheeſten die ſich beweghen d'een in d'ander : Nochte en be hooren Rechters niet ſoo onwetende te weſen in haer eyghen Recht,
als dat hun niet naghelaten ſoude zijn (als een principael deel harer Officien) een wijsghebruyck en aenleydinge der Wetten: want ſy moghen ghedencken, wat de e-pofielſeydt, van een grooter Wet dan haer is,
Nosſcimus quia lex bona eit, modo qui, ea utatur legitime. XX XVI I.
Van ydele Glorie- .
H ET is een aerdighe Fabel van AEſopus, daer de Vliege, ſittende op de ſpille van de Karre, ſeyde; Wat al ſtoff kan ick maecken- ? Alſoo zijnder ſommighe ydele perſoonen, de welcke dencken, dat alles wat alleen gaet, ofte wat ſich beweeght door groote middelen en hulpe, dat ſy het ſolaes zijn die het beſchicken, of te weghe bren
ghen. Die moedigh zijn, moeten noodtſaeckelijcker wijſe altijdt -
H.
*
doende
58
Van ydele glorie- .
--
doende weſen, want alle fraeyigheyt ſtaet op ghelijckeniſſen. Sy moe ten nootſaeckelijcker wijſe heftich zijn haerydelheden goet te maec ken, nochte en konnen ſy niet ſecreet weſen, en de daerom niet uyt rechtende, maer als de Françoyſche ſpreuck is; Beaucoup du bruit, e
peu du fluit, luydtroepen, en weynich uytrechten. Nochtansiſſer ge wiſſelijck ghebruyck van deſe hoedanigheyt in Zºurgherlijcke affeeren, waer dat dopinie oft inſien is van verhooght, of gheavanceert te ſul len worden, door deught, of verdienſten, of grootſicheyt: Deſe lie den zijn goede Trompetters, wederom, ghelijck als Titius Livius
aenmerckt in de ſaeck van Antiochus, ende de AEtoliens. Teghen ſpreeckende leugenen, brenghen ſomtijdts groote effecten, ghelijck als ofte een Man ſich wilde onderwinden, tuſſchen beyde de partyen te handelen, ende voorwenden tot 7der een van dien in 't byſonder, meer ofte grooter intereſt dan in de ander, ende inſulcks en deſghe
lijcken, ghebeurt het dickwils dat een Man yet van niet ſal maeckenA want leughens zijn machtich ghenoech om opinien te baren, ende
opinie brenght een weſen voort, maer principalijck in ſaecken van groot avontuyr, medelijden, bevel, ofte ghewichte: ſulcke conditie of practijcke, en t'ſamen-ſtellinghe der glorieuſe natuyren, gheeft oock luyſter en leven tot de ſaeck; ende die van ſoo goede en ſlechte
natuere zijn, ghevoelen meer van den ballaſt, dan van het Keyl Ghe wiſſelijck,7deleGlorie helpt s'menſchen memorie eeuwighlijckte duy ren: en de Deught en is noyt ſoo aen des menſchen natuyr verbon
den gheweeſt, dat ſy haer Recht van de tweede handt heeft behoeven te ontfanghen: nochte en ſoude de Faem van Cicero, Seneca, Plinius
ſecundus niet ſoo aenghenaem voor haer jaren gheweeſt zijn, ten waer
datter eenige ydelheyt met haer ſelfs vermengt geweeſt ware, gelijck als 't Fernis, 't welck 't verhemelte niet alleen en doet ſchijnen, maer
oock langher duyren. Maer, dewijle dat ick vanydele Glorie ſpreec ke, en meyne ick het niet van de eyghenſchap, de welcke Tacitus,
Muciano toe - ſchrijft: Omnium que dixerat fêceratque arte quadam oſtentator. Want dat en komt niet her van ydelheyt, maer van aen ghebooren groot hertigheyt ende diſcretie, ende in ſommighe per
ſoonen is het niet alleenlijck wel ſtaende, maer oockaenghenaem-. Want ontſchuldinghen, op houdinghen, ja ſtilligheyt al geregeert, en zijn maer konſten van vertooningen, en de van alle konſten en zijnder
gheen
Van de grootheyt der Koninck-rijcken.
59
gheen beter dan daer Pliniu ſecundus van ſchrijft, 'twelck is mildt te zijn in anderen te commandeeren, ende te prijſen in 't gheene daer een Man ſelfs eenighe volkomentheyt ende wetenſchap in heeft-. Want,ghelijckals Plinius ſter verſtandelijck ſeydt'. In het prijſen van anderen, doetghyn ſelven recht, vvanthy, die# commandeert, is, ofte on der u, in't geene daerghy hem in prijft, ofte boven u: Soo verre hy onder
u is, ende vveerdich is om ghtpreſen te vvorden,ſoo zijt ghy noch meer: Soo verre hy boven u is, en ſoo hy niet vveerdich en is om gerecomman deert te vvorden, ghy noch vveynigher. -
xxx v III.
Van de grootheyt der Koninck-rijcken.
H:gantTſegg hen van Themiſtocles, 't welck al te ſtreng ende arro was, is profijtelijck in Cenſueren vernieuwinge; verſocht zijnde om op de Luyt te ſpeelen, ſeyde: Hy en konde niet op de Fiole ſpelen, maer hy konde wel een kleyn Vleck ofte Dorp, een groote Stadt van Naem ende Faem doen vvorden : Deſe woorden, ſelfs in jockende boerte, ende niet ernſtelijck geſproocken, waren niet. Burgherlijck, ende en konnen ten geenen tijden een Man wel ſtaen, van ſich ſelven
te ſegghen. Maer het mach een goede toe-paſſinghe maecken, want om de waerheyt te ſeggen van Politijke, en lieden van Staet, daer zijnder ſomtijts (al-hoe-welſelden) die eenen kleynen Staet konnen
groot maecken-, ende konnen nochtans niet op de Fiole ſpelen .. Ende daer zijnder veel, die ſeer argh fijn om op de Fiole te ſpelen, ende nochtans is haer procederen van haer Konſte, eenen bloeyenden Staet te niet te doen gaen, ende bedroeft te maecken, want gewiſſe
lijck deſ onaerdighe Konſten, waer door verſcheyde Politijcken ende Gouverneurs, beyde baer Meeſters te vrede ſtellen, doen het gemeyne volck verwonderen, en verdienen gheenen beteren naem, dan om op de Fiole te konnen ſpelen, indien ſy tot het welvaren ſtreckte ende uytbreyden hares Staets, die ſy regeeren niets toe en brengen :
De grootheyt van eenen Staet in Landt en begrijp, kan men weten door 't meten; Ende de grootte der inkomſten ende renten worden H 2
open
'6o
Van de grootheyt der Koninck-rijcken.
openbaer door Calculatie, ofte optellinghen. Hoe veel Volcks datter is, dat mach blijcken door Monſteren, ende het ghetal der Steden en
Vlecken, door Caerten ende figueren; maer nochtans en iſſer niet
onder Burgerlijcke affeeren grooter dwalinge onderworpen, dan de rechte Valuatie, ende 'tware Oordeel aengaende de grootheyt eenes
Staets; Sekerlijck, daer is eenighe ghelijckeniſſe tuſſchen het Rijck der Hemelen,ende het Rijck op deſer Aerden:
Het Koninckrij ck der
Heme
len is vergheleecken niet met eenige groote Kerne ofte Note, maer In €t een Moſtert-zaet, twelck is een van de aldergeringſte zaden, maer heeft eenen geeſt ende eygenſchap in ſich, haeſtelijck op te komen, ende ſich ſelfs wijt ende breet uyt te ſpreyden. Alſo zijnder Staten die groot ende rijck van Landtſchappen zijn, ende nochtans niet be quaem om't ſelvige wyder te verbreyden, ofte om ghewin te doen: Ende anderen, die maer een kleyne ghedeelte ofte Stamme en heb ben, zijn nochtans bequaem, om gront-ſteenen te zijn van groote
Monarchien. Stercke, en geweldige Steden, groot verſchot van ghe weer, menichte van Wapenen, fraeye Stallen, Elephanten (ſoo ghy wilt) groote Schatten, groot ghetal van Krijghs - volck, van
Grof-gheſchut, ende vorders alle gereetſchap des Oorlochs, en is anders niet, dan een Schaep in eenes Leeuvven huyt: ten ſy ſaecke dat ſy voortbrengen, ende dat der lieden gemoederen Krijgh-achtich
zijn: De hulpe hier toe, zijn Dach-huerders, ofte Soldaten, maer ge nen Prince ofie Staet, die op vreemde Krijghs-lieden ſteunt door de
gagie die hy haer geeft, ende niet op ſijn eygen ingeborenen macht, mach ſijn vederen wel voor een entijt lang uytſpreyden, maer het wil haeſt daer naer veranderen. De zogheninghe van Iuda en Iſſachar en ſullen malkanderen noyt niet ghemoeten, om beyde te zijn. Eenen
jonghen Leeuwv, ende den Ezel geleyt tuſſchen ſijn packen: Nochte en wil het volck, met tributen en ſchattingen overladen,oyt bequaem
ſijn voor eenich Rijck. Adel, ende longe Heeren, vermenichvuldigende in al te groote menighte, veroorſaken 't gemeene volck als Ploegers ende Lants-lieden te worden, van het ten beſweecken, ende allen
der Edel lieden arbeyders, even ghelijck als in een kleyn Boſſchagie, in den welcken, ſoo ghy uwe groote Stammen ende Boomen te dick laet groeyen, ghy en ſult nimmer geen goet kleyn hout heb
ben, maer alleen ſtroncken, ende doornen. Indien ghy u ſelven berooft
Van de grootheyt der Koninck-rijcken.
61
berooft van het middelſoortighe volck, ghy neemt wech den voedt ſter, de welcke de zenuwe is van het Krijghs-heyr, ende van waer
ſy al herkomen; ende ghy brenght het hier toe, dat het hondertſte deel niet bequaem ſal ſijn om den Helmet te dragen, en ſoo volgens groot ghetal van Volckeren, ende weynige Sterckte. Seckerlijck,
Virgilius voeght de Wapenen, ende den Ploech, ſeer wel te ſamen, in de ghêſtalteniſſe van Out-Italien-. * , ,,n Terra potens armi atque ubera glebe. Want het is den Ploech die den beſten Soldact maeckt. Maer hoe ? Ghe mainteneert in overvloet, ende in de handt der overwinners,
ende niet der arbeyderen. De thuys ſittende Konſten, en curieuſe Ambachts-lieden, die den vinger liever hebben dan de handt ofte arm, hebben in der Natueren een teghenheyt in de Krijchs-lijcke
ghedaenten: Ende meeſt, alle ware Krijchs-lieden zijn ghemeenlijck een weynich tot ledicheyt ende ydelheyt gheneghen, ende beminnen 't ghevaer liever, dan moeyten; nochte en moeten ſydaer niet al te veel van onthouden zijn, ſoo verre ſy in goede dapperheyt behouden ſullen worden. Niemant en kan geſontheyt ghenieten # oeffe
ninghe, nochte gheen natuerlijck ofte Politijck lichaem hebben, buyten 'tſelvighe: Ende tot het Politijck lichaem eenes Koninckrijcks
ofte Staets, is eenen inwendighen Burgers Krijgh,
als de hitte eenes
koortſe, maer een eerlijcken buyten - Krijgh, is ghelijck de hitte der oefeninghe. Ten minſten, mogen Ontdekkingen, Zeevaerten, Eerlijcken byſtant van andere Staten, de gheſontheyt beſchermen; want in eenen ſlappen peys ſal beyde, couragie, en wil, vervallen, ende goede manieren bederven: Vrye Staten van natuerlijckheyt,
moghen grootheyt verkrijghen; ende de jeloerſe Staten, die alleen op de eerſte tribuyt ende wortel ruſten, ſal haeſtelijck een lichaem om de kromten en tacken te draghen, ontbreecken- : Waer het
aenſien van grootheyt van ghemaeckt wort, de ingredientia zijn ſeer menich ; niemant en kan door de groote ſorghe die hydraeght, ſijn
geſtalte eenen ellenboogh verhogen in dat kleyn ſtatuer van 'ſmen ſchen lichaem: Maer ghewiſſelijck, in het groote ghebouw van Koninck-rijcken, en de gemeene Beſten, is het in de macht der Princen ende Staten ghelegen, door ordonnantien ende conſttutien, Wetten H 3
ende
62.
Van Eer ende
Reputatie-.
ende manieren, die ſy moghen in brenghen, grootheyt voor haer nakomelingen ende navolghers te ſaeyen, maer deſe dinghen blijven
ghemeenlijck de Fortuyn bevolen-. -
XXXIX.
Oan Eer ende »
Xeputatie-.
Verkrijghen van Eer is niet anders dan een openbare, en ſeec
zere ontdeckinghe van eenes Mans deught en weerdicheyt ſon der ſchade: Want ſommighe zijn ghenegen tot Eer en Aenſen in haer doen, van welcke ſoorte van menſchen ghemeenlijck veel pratens is, maer inwendich weynich verwondert-. Ende ſommighe anderen
verduyſteren haer deught, door 'tſelvighe te laten blijcken, daer door ſy dan te weyniger gheacht zijn in der lieden opinien: Soo een Man aen neemt het gene noyt begonnen is geweeſt, ende volbrenght
het, of dat wel begonnen is, maer daer na wederom verworpen, of gheeyndicht is gheweeſt, in een onbehoorlijck fatſoen, door on behoorlijcke middelen, die ſal meer eer verkrijghen dan of hy een ſaeckgheſint was van groot vervolgh ende deught, in de welcke ,
hy maereenen volger is van anderen: Soo een Manſijn affeeren ſoo kan richten, als dat hy in etlijcke van dien contentement gheve tot beyde de partyen, ofte tot de t'ſamen-bindinghe ofte oneenigheyt van het # om de ſelvighe te doen over een komen, ſooſal het
Muſijck dies te volkomer zijn: Een Man is een quaden Huys-Heer van ſijn eer, de welcke daer eenighedinghen aenvanght, waer af het miſſen hem meer ſchande mach aenbrengen, dan het volbrengen eer; diſcrete dienaers helpen veel in aenſien: Haet, de welckelde kancker is van Eer, wort beſt onderſcheyden door het verklaren van
een Man, door ſijn eyndighen, en beginnen, als te weten dat hy meer verdienſten najaeght, dan Faem: ende dat hy de uytkomſte der
ſaecken ondertuſſchen meerder. Godts voorſichtickeyt, ende Fortuyn, dan ſijn eygen deught en kloeckheyt toeſchrijft-. De ware overweginghe der graden van Souvereine Eer, zijn deſe: In de eerſte plaetſe zijn geſtelt Conditores, Planters, ofte Fondeerders des
w,
-
Van Eer ende Reputatie .
-
6
desStaets. Inde tweede plaetſe zijn. Legislatores, gevers der Wetten, de welcke oock genoemt werden, de tweede fondeerders, ofte Prin-'s
cipes perpetui, der oorſaecken dat ſy noch gouverneeren nae haren doodt-, door hare Wetten. In de derde plaetſe, zijn Liberatores,
ſulcken als de welcken daer ſtillen en eyndighen de langhe ende beklaghelijcke ellenden des Inlandtſchen Krijghs; ofte die haer va derlant vry maecken van 't Jock der vreemden, ende Tyrannen. In de vierde plaetſe zijn. Propagatores, ofte 'Propugnatores Imperii, ſulcke zijn, de welcken in eerlijcke Krijghen hare Landtſchappen verbrey
den, ofte civile wederſtandt ende beſcherminghe doen teghens hen, die de ſelvighen overweldighen willen-, Ende in de laetſte plaetſe zijn Patres Patrie, de welcke rechtveerdelijck rechten, ende maecken
de Tijden goet daer ſy in leven- . Dejgraden van eer in Onderſa ten zijn eerſt Participes Curarum- ; deſe, op welcken de Princen het grootſte ghewicht der ſaecken ontladen, ende zijn hare rechter han den ſoo als wy haer noemen. De naeſte zijn Duces Belli, Krijghs Overſten, der Princen Capiteynen ende Lieutenanten, ende ſulcke, als
hem merckelijcken dienſt in den Krijgh doen. De derde zijn Gratioſi,
gunſt-ghenooten; ſulcke, die deſe manieren niet voor-by en gaen, altijdt haren Souvereynen Princen goeden trooſt in-blaſen, ſonder ee
nigh achterdeel desghemeynen volcks. Ende de vierde zijn Negotia pares, ſulcke, als die de hooghe plaetſen onder Princen beſitten,ënde voldoen den ſelvighen door hare bequaemheyt.
X L.
Van Revengie, ofte Wraecke . RE E c x 1 N GE is een aerdt van wilde Iuſtitie, na de welcke hoe veel te meer datter een Man na toe loopt, ſoo veel te
meer behoort de Wet het uyt te wieden . : want voor ſoo veel als 'teerſte ongheluck aengaet, daer door wordt de Wet alleen te kort ghedaen, maer wraeck ſet de Wet uyt ſijn Officie. Ghewiſſelijck, wanneer een Manſijn leedt wreeckt, hy is maer even ſoo goet als ſij nçn vyandt, maer ſoo verre by het over lact gien, hy is d'opperſte: -
W d11t
64
Oan Revengie, ofte Wraecke .
want het is een ſtuck oft daedt van een Prince,namentlijck,te verge
ven. 'tGheene voor-by is, en is niet meer, en de wijſe lieden hebben ghenoech te doen met teghenwoordighe en toekomende dinghen: daerom beuſelinghen zijn maer met haer ſelfs, die daer arbeyden in voorleden ſaecken. Daer en is niemant, die yemant onghelijck doet, alleen om des ongelijcks wille, ſonder daer door ſich ſelven, ofte pro fijt, ofte vermaeck, ofte Eer, oftediergelijcken, aen te doen, ofte_, te verkrijgen. Waerom ſoude ick op yemandt vergramt zijn, dat hy ſich ſelven beter bemindt dan my? Hy, die een vereeringhe wegh
geeft, ſcheydt van yet, ende daerom verdient hy danck: maer hy, die yemandt onrecht aen doet, verovert yet, ende het mach daerom te beter verdraghen worden'. Maer ſoo verre yemandt onghelijck doet, alleenlijckuyt een booſe, quade natuyre; Wat is het? Het is
alleen ghelijck de doornen ende diſtelen, die ſteecken, om dat ſy an ders niet doen en konnen. De alderverdragelijckſte ſoorte van wrake is voor deſe onghelijcken, daer gheen Wet voor en is om te ſtraffen. Daerom, laet een Man toe-ſien, dat de wraecke ſoodanigh is, datter gheen Wet en zy om deſelvighe te beſtraffen ; anders is des menſchen vyandt noch altijdt met hem in de voorhandt, ende het is, twee voor
een. Sommighe, wanneer ſy haer leedt wreecken, verlanghen dat het departhye mochte weten, waer het van daen komt, dit is het al dermannelijckſte, ende moedighſte. Want dat vermaecken en ver langhen ſchijnt, en is niet ſoo ſeer om ſchade te doen, als om de par thye te doen leedtweſen hebben : Maer booſe ende arghe vleyers, zijn ghelijck den Bot, die in't duyſter vlieght. Onghelijck van Vrien den aenghedaen, wondet meeſt, om dat den ſlach komt, daer wy niet op gewapent en zijn : Daerom wiſt Coſmus, den Graef van Florenten te ſºgghen, Wy leſen, dat vvy ghehouden zijn onſe vranden te verghe ven; maer vvy, en leſen niet, dat vvyghehouden Kijn, onſe vrienden te ver
heven. Maet het was eenen beteren Gheeft, die daerſeyde, (ſoo wy Godts woorden over-ſetten in een gheſtalte met de woorden der men ſchen) ſullen vvy 'tgoedt ontfanghen van onſen Vriendt, ende niet het quaedt? Dit is voorſéecker, dat een menſche, die ſijn leedt ſoeckt te wreecken, houdt ſijn eghen wonde groen, de welcke anders ſoude heel ende geſont worden. Openbare verghe'dinghen en wreeckin ghen, zijn ghemeenlijck gheluckich, ghelijck als deſe
va:
-
OO(it :
Van 7eghenſboet.
65
doodt: van den doodt van Pertinax : van den doodt van Henricus den
derden van Vranckrijck; ende van verſcheyden meer. Ja, dat meer is, de wraeckgierige
lieden leven eer het leven der Tovereſſen, de welcke
evenghelijckalsſy boos-aerdich zijn, ſoo zijn ſy oockongeluckich. X LI.
Van
7eghen-
06't.
ET was een hooghe ſpreucke van Seneca (nae die wijſe_)
'Bona rerum ſecundarum optabilia, adverſarum mirabilia : Seec kerlijck, indien Miraculen bevel-hebbers zijn over de Natuyr, ſoo
verſchijnen ſy meeſt integhenſpoet. Maer het is noch van hem een honger ſpreucke (veel te hoogh voor een Heyden) illud magnum eit habere fragilitaten Hominis & ſecuritatem Dei. Dit ſoude in Poëſie beter plaetſe ghehadt hebben, waer dat Tranſcendentes meer toeghelaten worden: Ende het is in Effect uyt ghebeeldt in de vreemde vergier ſelen der oude Poëten, 't welck niet en ſchijnt te weſen ſonder ghe heymenis. Neen , maer dat het naeckende is tot de Staet eenes Chri
ſtelijcken menſche. Dat Hercules, wanneer by gingh om Promotheum te ontbinden (door welcken de menſchelijcke Natuyraengheboden wordt) de lengte van de groote Zee over-ſeylde in eenen aerden pot, ofte ſcherf, ſeer levendich het Chriſtelijcke voornemen afbeelde, de welcke daer ſeylt in dit brooſe Schuytjen des vleeſchs, door de
groote golven des Weerelts. Maer om het voornaemſte teſegghen: De deught van Voorſpoet, is, matigh te zijn. De deught van Tegen
ſpoet, is ſterckte en dapperheyt, de welcke in de zeden de grootſte deught is. Voorſpoet is de zegheninghe van het Oude Teſtament-.
Teghenſpoet is de zegheninge van het Nieuwe, ende brenght de groot ſte Benedictie met ſich, ende de klaerſte openbaringhe van de gunſte
Godts. Ja, nochtans in het Oude Teſtament, ſoo verre ghyna Davids Harpe luyſtert, ſoo ſult ghy meer droevighe lochten vinden, dan vrolijcke, ende 'tpenſeel des Heylighen Gheeft, heeft meer ghearbeydt in de droefeniſſen Iobs te beſchrijven, dan in de ghelucken Salomons.
Voorſpoet en is niet ſonder vreeſe en quadeſmaeck, maer Tegenſpoet I
is
66
Van Teghen-ſpoet.
-
is nimmermeer ſonder vertrooſtinghe, en hoope_j. Wy ſien in het Naelde-werck, ende gheborduerde dinghen, dat een levendich werck
op een duyſteren en donckeren grondt ghemaeckt, behaghelijc ker is, dan een doncker ende melancholijck werck te hebben op een lichten grondt’. Daerom dan, oordeelt naer advenant van de
ghenuchten des herten, na het behaghen der ooghen. Ghewiſſelijck, Deught is ghelijck de koſtelijcke reucken die uytermaten liefelijck zijn, wanneer ſy ontſteecken ofte ghewreven worden: want Voor ſpoet ontdeckt beſt ondeught, maer Teghenſpoet ontdeckt de beſte Deught. De ſwackheyt der Menſchen ſinnen, is dickwils byſonder, ende aenſienelijck; daerom, dat ſommighe Natuyren niet ſoo wel
verſcheyde ongheleghentheden konnen verdraghen- : Sommighe en konnen gheenghebreck verdragen, ghelijck als of de Menſchen met langhe klecderen ghcbooren waren: Sommighe en konnen het praten der lieden niet verdraghen, hebbende haren ſchat ſeer licht
veerdichlijck opgheleydt in der Menſchen monden, kiſten, die altijt open zijn: Sommighe konnen gheen verſmaetheyt verdragen, ende waer dat het in der Menſchen eyghen macht gheleghen is,ofte Goudt ofte Silver te weſen, ſy begeven haer ſºlven als ſlecht geldt te zijn,ofte
legh-penninghen, na dat het denlieden ghelieft haer te ſetten: Som mighe quellen haer ſelven met groot verdriet door 'tverlies van hare plaetſen en Ampten, ghelijck alsof het niet alſoo goet en was in een Dal, als op een Bergh te woonen : Sommigher lieden herten ſterven
in haer ſelven, ſoo verre ſy in hare hoop en voornemen bedroghen zijn, ende ondertuſſchen verghºten ſy, dat ſy het ſelver in perſoonen waren, die haer ſelfs deſe vlecke ſetten- : Sommighe zijn onver duldich door den arbeydt des lichaems, ghelijck als oft ſy de Natuyr wilden beſchamen, ende noemen haer eenen Tjran ofte Stijfmoeder, cnde ſco voort van de reſt. Maer ſterfelijcke lieden behoorden altijdt
hare aenſichten na Godts voorſichtigheyt te wenden, ende ſich te buyghen voor de ſelvighe, wetende dat tot wel-gheſtelde en ſtandt vaſtig' e ghemoederen, altijdt ofte Vrede, ofte Overwinninghe ver gundt en verſeeckert wordt . Van
67
*
XL II. -
Can Simuleeren, en Ziſſimuleeren, of Zeynſen.
D! s s 1 M uL At 1 e , is maer ſwacke Politie ofte Wjiſheyt, want het vereyſcht een vreemt verſtant, ende een ſterck herte, om te weten wanneer de waerheyt te ſpreken, en 'tſelvige te doen is, daerom
is het een van de ſwackſte ſoorte der Politijcken, dat de grootſte Huy chelaers zijn. Tacitus ſeyt van Livia, dat ſy was Cum Artibus Mariti cº ſimulatione filii bene compoſita, toe-voeghende de Konſten der Politie
tot e-Auguſtus, ende Diſſimulatie tot Tiberius. En wederom-, wan neer Mucianus Veſpaſianum moedt ghevende om Wapenen op te ne men teghens Vitellium, ſeyde: VVy en ſtaen niet op teghen dat door
dringhende verſtandt van Auguſtus, mochte teghen de uytermaten looſheyt, ende verborghentheyt van Tiberius. Daerom dan deſe eyghenheden, Machten van Konſt en Politie, ende Diſsimulatie, ofte ſecreetheyt, zijn inderdaedt verſcheyden, ende om onderſcheyden te mogen wor
den. Want indien een Man een doorgrondendt verſtandt heeft, als dat hy kan onderſcheyden wat ſaecken hem opgheleyt, ende wat wederom ſecreet moeten ghehouden werden, ende welcke ſaecken half ende half, ende voor wien, ende wanneer, voor haer is deghe veynſtheyt eenen hinder, ende een arme ſaecke: Maer ſoo een Man niet en kan tot dat verſtandt gheraecken, dan is het hem bevolen, als
den bequaemſten wegh, generalijck verborghen te weſen, als gaende by een die niet ſoo wel ſien en kan. Seeckerlijck, de alder-dapperſte
Mannen, die oyt waren, hebben al een open-hertigheyt ghehadt, en vryigheyt in ommegangh, ende eencn naem van ſeeckerheyt ende waerheyt: Soo dat ſy by wijlen, wanneer ſy in der daedt dochten dat
het de ſaecke vereyſchte_', maeckte Diſtimulatie (ſoo ſy daer toe ghewendt waren) ende de vorighe opinie van haer goet gheloove,
ende oprechtigheyt in 't handelen, denlieden bekent was. Daer zijn drie Graden voor eenen Menſch: om ſich ſelven ſtil te houden ende
te beſchermen: De eerſte is verborgen te houden,ende ſecreet te zijn, wanneer een Man ſich ſoo houdt, dat niets aen hem kan gheſpeurt
worden, ofte niemandt ſijnen ſin kan voelen ofte kennen. De tweede is Diſsimulatie in het ontkennen, wanneer een Man teyckenen Argu en de I 2 w
-
68 Van Simuleeren, en Ziſſimuleeren, of Veynſen. Argumenten laet vallen, dat ſijn meyninghe niet en is, als het is: Ende de derde Diſsimulatie in het toe-ſtaen, wanneer een Man ſeer verſtan
dichlijck ende aerdichlijck veynſt, dat dat ſijn meyninge is, 'twelcke het niet en is : Soo veel als het cerſteaengaet van deſe ſecreetheden, het is in der daedt de deught eenes Bekenners ofte Belijders: Ende ſeeckerlijck, een ſecreet Man hoort meenighe Biechte , want wie wil hemſelven openen voor eenen ſnappert ofte klappaert, maer in dien een Man ſecreet gheacht is, het verweckt ontdeckinghe, ghe lijck als de Locht in-ſuyght, ende de wijdtſte opent, ende ghelijck als in Confeſſie, ofte Biechte, de ontdeckinghe niet en is
#
om eenigh weereldts ghebruyck, maer om de verlichtinghe van dès menſchen herte_,; alſoo komen ſecrete lieden tot kenniſſe veeler
dinghen; nademael dat
het volck liever heeft hare ſinnen te ontla
den, dan de ſelvighe mede te deelen. Daer beneffens, om de waer
heyt te ſpreecken, naecktheyt is hinderlijck, alſoo wel in't verſtant als in't lichaem, ende het en doet niet weynich tot eens Mansaenſien,
in manieren en actien, ſoo verte ſy niet allegader open en zijn. Voor ſoo veel als ſnapachtighe lieden, ende onprofijtelijcke perſoon en aen gaet, die zijn ghemeynlijck ydel, en niet om te ghelooven : want hy die al ſeydt, wat hy weet, wil oock ſeggen wat hy niet en weet: Daer om laet het ſoo zijn, dat een geſtalte des ſecreetheyts, is beyde Politijck. t1n
Redelijck , Ende hier in dit deel, laet een Man ſich ſoo verheeren,
dat ſijnaenſichtgheve ſijn tonghe vryigheyt te ſpreecken, want dat een Man ſich ſelven ontdeckt, door ſijn ghelaet en weſen, dat is een
groote ſlappigheyt en verraedt,waer aen dat oock dickwils meer ghe ſpeurt, ende gheloove ghegeven wordt, dan aen des menſchen woor den. Voor ſoo veel als de Tvvetde aengaet, 'twelck is Diſſimulatie, de ſelvighe volght ſecreetheyt dickwils, door een noodtwendicheyt: ſoo dat hy, die ſecreet wil weſen, moet in ſommigher voeghen den geveynſden ſpelen, want het Volck is al te argh, de lieden toe te la ten ( in een ſaecke daer ſy in arbeyden om te vernemen) een onver
anderlijck ghelaet te houden, ende ſecreet te zijn, ſonder eenighein clinatie, ofte ghenegentheyt te vertoonen tot den eenen wech, ofte
den anderen: Sy ſullen een Menſche ſoo beſetten met Queſtien en Vraghen, ende voeren hem aen, ende halen hem ſoo uyt, dat hy
ſon
der een gantſche ſtommicheyt wat ſal moeten ſegghen; ofteſoo verre
hy
Van Simuleeren, en Ziſſimuleeren, of Veynſen.
69
hy niet en ſpreeckt, ſy ſullen alſoo veel uyt ſijnſtil-ſwijghen vergade
ren, als uyt fijn ſpreecken. Soo veel als tvvijfelaehtige ofte Oraculeuſe woorden aengaen, die en konnen niet langhe duyren; ſoo dat nie mandt ſecreet kan weſen, ten zy hy ſich ſelven een weynich bots in Diſſimulatiegheve; 'twelckmaer is als of het ware, het ghevolgh en
aenhangh van ſecreetheyt: Maerſooveel als denderden gracdt aen
gaet, welck is Simulatie ende valſche Profeſſie ofte Beroep, dat ſel vighe houde ick voor Plichtigher, ende voor niet ſoo Politijck, ten zy ſaecke dat het zy in groote ende rare affeeren. Ende daerom een generale ghewoonte van te Simuleeren, ( 'twelck is de laetſte trappe_ ) is een faute, ſpruytende , ofte uyt de valſcheyt der Natuyren, ofte uyt bevreeſtheyt, ofte uyt een ghemoedt, dat ſom
mige groote fouten onder ſijnleeden heeft, het welcke ( om dat een Man de ſelvigen nootſaeckelijcker-wijſe veynſen moet, en de verbor hen houden) veroorſaeckt hem Simulatie in het werck te ſtellen
in alle andere dinghen, op dat ſijn handt veel-tijdts niet uyt het ghe wricht en geraecke: De groote voordeelen van Simuleeren ende Diſ ſimuleeren, zijn drie; De eerſte is, om alle oppoſitie ende tegenſpreec kinghe meder te leggen, als oock om te begrijpen. Want waer dat des Menſchen voornemen openbaergemaeckt wort, is het daer een eAlarm, om op te roepen al die tegens hen zijn. De tweede, om een ſchoon vertreck voor ſich ſelven te bewaren, Want, ſoo verre ſich een
Man verpant door een openbare verklaringe, hy moet daer dan mede doorgaen, ofte eenen val verwachten. De derde is, om ander lieden ſinnen en voornemen te beter te vernemen, want het Volck wil ſich
qualijck tegen hem opſtellen die ſichſelven open leyt; maer wil hem fraeyaengaen laten, ende veranderen hare eyge vryigheyt der woor den, in vryicheyt der gedachten, Ende daerom is het een goet, ende rouw Spreeck-vvoort, der Spangiaerden. Segt een leughen, ende vindt een vvaerheyt, ghelijck als ofte daer anders geenen wech en waer, om te ontdecken , dan door Diſſimuleeren : Daer zijn oock alſoo drie
Achterdeelen, op dat het machghelijekgaen; De eerſte; Dat Simu latie ende Diſſimulatieghem eenlijck vergeſelſchapt worden, met eenen ſchijn van bevreeſtheyt, de Welcke inyder affeet en bederft de vleu gelen der rondt-op-vliegende dingen nae het Merck. De tv veede, dat
het verbaeſt maeckt, 't ghevoelen van menigh, die de ſaecken wil *
I 3
den
7o Van Simuleeren, en Ziſſimuleeren, of Veynſen. . den bedecken, ende doet een Man nae ſijn eynde wandelen, alleen in effect; De derde, ende de grootſte is, dat het een Man beroofc-,
van een, van de principaelite inſtrumenten om te handelen, 't welck
is credijt ofte Gheloof. Daerom dan om te beſluyten; Reghelen van Politie (wantick en gae niet vorder ) vereyſſchen deſe vermenginge: Dat een Man hebbe een gheſtalte des ſecreetheyts; eenen Naem van
openharticheyt, ende goedt ghehove, ende een aerdicheyt te Diſſi muleeren. Wanneer daer gheen ander remedie en is, daer is een miſ grijpen,waer van men een yder behoort te waerſchouwen. Ende dat
is deſe, dat veranderlijcke en onſtantvaſtige lieden zijn gehouden voor Diſſimuleerders, want wanneer het volck vindt, dat een Manhuyden dus is, ende merghen anders, ſoo dencken ſy, dat hy den ſelvighen Man was, die hy daeghs te voren was, ende dat het maer een ont
deckinghe is, wanneer het in der daedt veranderinghe is, ghelijck als
de ghemeyne dwalinghe by het ſimileeren huyſhouden, wanneer 'tvolck dat voor onderſcheydinghe ende ontleedinge der lichamen neemt, het welck een veranderinghe is. Ende ſulcke Perſoonen zijn
qualijcker uyt te vinden,ende af te beelden,dan Diſſimuleerders, want Diſſimulatie machgheſpeurt worden door Hevel, dat is, door wetende des Menſchen eynde; ende oordeelende daer uyt van hare intentien ende voornemen. Maer onſtantvaſticheyt is qualijck ghebracht tot
eenighen Reghel; uytghenomen dat het zy door het noteeren der tijden, der wederom-keeringhe, ghelijck als het is gheleghen met de Tijden des Vloedts, ofte door een generael ooghmerck, dat een Man
niet en ſchijnt langh te ſullen verblijven, 'tgene hy van te voren was. x LIII.
Van 2ſuyterije, en Oproer. C H A B P H E R DE R s des Volcks, hadden van nooden te ken
nen de Daghen der Tempeeſten des Staets, de welckeghemeynlijck de aldergrootſte zijn, ſoo wanneer de dingen tot een weſen groeyen: even als Natuyrlijcke Tempeeſten op het alderhevighſte zijn omtrent
de AEquinoëtiael, wanneer de dagen en nachten even lanck zijn: ende ghelijck
#
Van 24uyterije, en Oproer.
-
71
ghelijck als daer ſeeckere holle ruyſſinghen zijn, en ſecrete ſwellin ghen der Zee, eer dat het tempeeſt komt, even ſoo zijnder oock in Staten- :
-
-
-
Ille etiam caecos inſtare Tumultus
Sepe monet, fraudeſgue & operta tumeſcere Bella. Seeckerlijck, onbehoorlijcke, ſtoute, en vrye Diſcourſen, wanneer ſy ſeerghemeyngheworden zijn, en onbedeckt, worden ghetelt onder
de teyckenen en voor boden des oproers. Virgilius verklarende den voortganck, ofte d'afkomſte van Faem, ſeydt, dat ſy was des Ru moers Suſter.
-
Illam terra parens, ira irritata Deorum-,
Extremam ut perhibent, Ceo, Enceladoque ſororem Progenuit-. Ghelijck als ofte Faem ende Rumoeren, de overblijfſelen van ghe paſſeerde muyterijen waren, maer ſy zijn in der daedt niet minder dan de voorſpoeckſelen der toekomenden oneenigheden, maer hy merckt het te recht aen, dat muytachtige oproeren, en muytachtige Famen, niet meer en verſchillen, dan als Maſculijn en Faminijn: Oock
ſoo is dat geſlacht van gehoorſaemheyt ſuſpect om gehouden te wor den, waer van Tacitus ſpreeckt: Erant in officio ſed tamen qui mallent mandata Imperantium interpretari, quam exequi. Wanneer op Geboden en Bevelen ghediſputeert, ende tot den ſelvighen eenen nieuwen Sin ghegeven werdt, dan is het, het eerſte proefſtuck van ongehoorſaem heyt: Inſghelijcken (gelijck als # dat wel aenmerckt) dat wanneer Princen, de welcke Geemeene Vaders behoorden te weſen,
ſich ſelven als Partyen vertoonen, ende leunen op een zijde, dat het is als een Schuyt die ongelijck gaet,voor dat ſy om-valt: Alſo, wanneer oneenigheden, krackeelen, factien, opentlijck en ſtoutelijck ghe hanteert worden en in 't werck geſtelt, ſoo het is een teycken, dat het ontſicht des Gouvernements verlooren is: Ende ontſach is dat, met
het welcke de Princen van Godt omgort zijn, de welcke daer draghen het uyt - doen van dien, als van een fijn grootſte Oordeelen: Sol vam Singula Regum. Soo wanneer eenige der vier Pilaren des Regie
ringhe beven, ende ſeer onſterckgheworden zijn-; (welcke zijn -
Religie,
72
Van 2ſuytery, en oproer.
Religie, 7uſtitie, Raedt, ende den Schat) de lieden behoeven dat wel voor ſchoon weder te bidden: Maerlaet ons het Voorſcgghen achter
wegen laten, endelaet ons van de materialen der muyterijen ſpreec ken, ende van de oorſaecken van dien, ende van de middelen: De materie van muyterijen is tweevoudich, Veel armoedts; ende veel
onvreedſaemheyts: Gewiſſelijck ſoo meenighe omghekeerde Staten, ſoo meenige oproeren : merckt Lucanus wel aen; ende den Staet van
Komen, voor dat den inwendighen Krijgh was:
Hinc uſura vorax, rapidumque in tempore fenus, Hinc concuſa fides, de multi utile Bellum-. Dit ſelvige Multi utile Bellum, is een ſeker, ende ongetwijfelt teec ken van eenen Staet, die geneyght en gegeven is tot Muyterijen, en oneenicheden: Soo veel als het miſnoegen aengaet, dat zijn de rechte humeuren des Politijcken lichaems,bequaem om een over natuerlijcke hitte te vergaderen, ende te branden: Ende en laet het perijckel van dien hier door niet afghemeten worden, te weten, oft ſy rechtveer
dich oft onrechtveerdich zijn, want dat waer al te redelijck gheoor deelt: nochte hier door niet te weten, of de ſwaricheden ende ver drieten, na de welcken dat ſy op-rijſen, zijn inderdaedt groot ofte kleyn, want dat zijn de alder-perijckelooſte miſnoeghen, waer de
vreeſe grooter is, dan de voelinghe. De oorſaecken ende bewegin
ghen der Muyterijen, zijn Religie, Schattinghen, Vernieuvvinghen der Wetten, Bevorderinghe van onvveerdighe Perſoonen, der Vreemden, Duyrte. Ende alles wat het Volck verſtoort, dat verſamelt ſich oock
tot een ghemeyne oorſaecke Voorſoo veel als de middelen aengaen, daer toe moeten eenighe generale Preſervativen ghevonden worden; de rechte geneſinge moet met de particuliere ongeſontheyt over een komen. Matighe vryigheyttegheven, om verdriet te verdwijnen, is eenen goeden wegh en reghel, ſoo het zy ſonder al te groote ver taertheyt, ofte braveeren L: Want hy, die de humeuren anderſints heen keert, ende de wonde veroorſaeckt inwendich te bloeden, ver
oorſaeckt quade Svveeren, ende ſchadelijcke Gheſvvellen. Ende al ſoo magh de ſaecke van Epimetheus, Prometheus worden in dit ghe val: Epimetheus, wanneer ſwarigheyt ende verdriet wegh vliegende,
hy ten laetſten een deckſelſloot,ende behieldt de Hoop in den bodem van 't
-
Van 2ſuyterije, en Oproer:
7
van 't Vat. Ghewiſſelijck, het Politijck, en konſtich onderhouden
van de Hoop, in ſommiger manieren, is een van de beſte e-Antidoten
tegen het vergift van Miſnoegen: ende het is een ſeecker teycken van een vvijs Gouvernement, ſo verre het de Menſchen kan ophouden, en voeden door Hoop; wanneer het niet en kan geſchieden door vol doeninge: Alſoo het voorſienende voor-komen, datter geen eygen ſinnighen, nochte gheen ophouders en zijn, tot den welcken de on vreedſamen haren toevlucht moghen nemen, ende onder welcken ſy ſchuylen moghen, is ſeeckerlijck bekent, een uytmuntent werck
van Behoedinghe te weſen. lck verſtae ſulck eenen eyghen-ſinnigen, die van groote macht en aenſien is, die daer over-eenkominge ende verbondt maeckt met de miſnoegende partye, ende op den welcken de ſelvighen hare ooghen ſlaen, ende die oock in 't particulier, voor ſijn perſoon,ghedacht wort qualijck te vreden te zijn. Inſ
#
ghelijcken het deylen en breecken van malkanderen alle verſamelin ghen ende orders, te weten, al die teghen den Staet zijn, ende ſetten
den ſelvighen in 't byſonder, ofte ten minſten in 't vermoeden van ontrouw, de een teghen de ander, en is oock niet een van de quaetſte
middelen. Want het is een wanhopighe ſaecke, ſoo verre de rechte
parthye des Staets, vol van oneenigheyts ende factien zy, ende de valſche weder-parthye, gheheel en al vereenight blijft. Ten laetſten,
en laet de Princen niet zijn (teghen allen uytkomſten ende afloopin gen) ſonder een, ofte liever meer perſoonen van krijchlijcke Deught ende weerde, om altijt omtrent hen te zijn, tot de onderdruckinghe der muyterijen in haer beginſelen, want ſonder dat, daer waren meer
vreeſen en bevinghen (ghewent te zijn in 't Hof) om de eerſte uyt breeckinghe eenei twiſts, dan wel goet waren, ende den Staet loopt als dan in perijckel, daer Tacitus van ſpreeckt: Atque h habitus anime rum fuit, ut peſſimumfatinu auderentpauci, plures vellent; omnes pate rentur; Maerlaet ſulcke oorloghs Perſoonen verſekert zijn, ende wel
heacht, liever dan ghemeyn; ende goet Gheſpreek houden met de andere lieden des Staets; ofte anders, is het middel ergher dan de . .. .. .
. ? ,
ſi - - -
t e
-
- - -
n
-
- - - ,'*
K
*
.
.
.
. . *a
Van
74
x Liv.
Van Innovatie, ofte vernieuwinghe. (TNH * . 1gantſch 1 e , alsheet de gheboorten der levendigen in't G# zijn van gheſchepſel , evenSchepſelen ſoo zijn alle Vernieuwinghen; de welcke de Schepſelen des Tijdts zijn: nochtans niet
# , ghelijck als die gheene, die d'eerſte Eer in haer
gheſlacht ende afkomſte brenghen, van meerder weerden zijn, dan de meeſte die naer komen, even ſoo is het eerſte van 't gheene dat voorgaet (by aldien het goet zy) ſelden verkreghen door navolgen. Want 't Quaet, in des Menſchen Natuyr (nae dat de ſelvighe nu verkeert ſtaet) heeft een Natuyrlijcke beweginge, ende het ſterckſte
in t volherden; Maer 't Goet, gelijck als een ghedwonge beweginge
zijnde, is het ſterckſte in't aldereerſt. Sekerijck, yder Medecijne is een Verniewvinghe, ende hy, die niet en wil nieuwe Remedien ghe bruycken, moet nieuwe ſieckten verwachten, want den7ijdt is den grootſten vernieuwer: ende indien denloop des Tijdts de dingen ver andert ten erghſten, ende in dien Wijſheytende Raedt den ſelvigen niet en ſal ſoecken te veranderen ten beſten, Wat ſalhet eynde zijn? Het
is weer, dat alles wat inghewortelt is doorghewoonte, (alhoewel het niet goet en is) is nochtans ten miniten nuttelijck ende dien ſtich; ºnde deſedinghen die langh te ſamenghegaen hebben, zijn als
of ſy tº ſamen afgheknoopt waren in haerſºlven, waer als nieuwe dingen niet ſoo wel en lappen: Want al-hoe-wel dat ſy helpen door
haer voordeel, ſy hinderen nochtans door hare onovereen-kominge. Daer beneffens ſy zijn ghelijck als vreemdelinghen, aen de welcken men ſikh ſeer verwondert, maer die Weynich gunſte betrout wor den: Af dit is waer; indienden tijd ſtilſtaen wilde, de welcke ter contrarien ſoo rondtom loopt, dat een moetwillighe ende ſtoute terugh-houdinge van Ghewwoonte, een ſulck oproerigh dingh is, als een Vernieuvvinghe Ende de geene die ſoode oude tijden al te veel eere aen doen, zijn alleen een geck-ſpelofte beſpottinge dernieuwen. Het ware daerom goet, dat de lieden de Exempelen des tijdts ſelfs in hare Vernieuwvingen wilden na-volghen; 't welckinder dºet groo telijcx vernieuvvt; maer gheruſtelijck, byweynich, ſchier niet om ghe
v,
Van Opſchortinghen.
-
ghemerckt te kunnen worden. Want anderſins is al wat nieuw is, onverwacht, ende het verbetert altijt de een, ende verſlimt de ander: ende Hy die daer door geholpen is, neemt het voor een Fortuyn, ofte
goet geluck, ende bedanckt den tijdt, ende hy die ſchade lijdet, voor een Onghelijck, ende reeckent het den Autheur toe, als de Oorſaeck van dien. Het is inſgelijcks goet, in Staten, niet veel nieuwe onder ſoeckinghen in 't werck te ſtellen, uytghenomen dat de Nootvven
dicheytzyaen dringhende; ofte het Vernieuwvinghe mach zijn, 'tgee nige het welcke de Veranderinghe aentreckt, ende met het verlangen des Veranderings, het welcke de Vernieuwinghe pretendeert, ende ten leſten, dat de Nieuwicheyt, (al-hoe-wel het niet verworpen enzy) nochtans in Suſpicie gehouden worde; ende gelijck als de Schriftuere ſeyt; Dat vvy moeten vaſt ſtaende blijven op de oude vvegen, ende dan rondt om ons herſen, ende vernemen t vvelck den rechten ende vvaren
vvegh zy, om daer in te vvandelen-.
x LV.
Van Op-ſchortinghen.
D# Fortuyn is ghelijck de Merck-plaeſe, waer dat dickwils (ſoo ghy een weynich wachten kondt) den Prijs vallen ſal: Ende wederom, Soo is ſy ſomtijts gelijck Sybillaes offer, 't welck in 't eerſte
een ſaecke ofteghemack ten vollen toont, ende ſoo aengaet by dee len, ende nochtans den Prijs ophout, Want, Occaſie ende gelegent heyt (nae dat het in 't ghemeyne Vers-ſpreuck te kennen gegeven wort-) vertoont een kaelhooft, nae dat ſy haere vlechten in 't voorhooft
ghetoont heeft, ende niet aenghenomen is by denſelvighen; ofte ten min ſten vertoont zy eerſt den heughel ofte het oore van de kruycke, om daer byaenghenomen te worden; ende daer naer den buyck, die qua
lijck om te vatten is: Ghewiſſelijck, daer is gheen grooter Wijſheyt, dan den rijdt wel te weten, om wanneer dinghen aen te vangen, ende wanneer de ſelvighen van ſich te late zijn. Perijckelen zijn niet meer ſwaer, wanneer ſy eens licht ſchijnen, ende ghevaeren hebben de lie den meer bedroghen, dan ghedwonghen. Neen, Het waer beter
de perijckels ten halven - weghe te ghemoeten, al-hoe-wel dat ſy -
K 2
gantſch
ZAan Op-ſchortinghen.
76
gantſch niet naerder en komen, dan al te langhe wacht te houden op hare aenkomſte_,: Het is niet goet voor een Man al te langh te wachten, ofte te waecken, op dat hy (miſſchien) niet in ſlaep en valle.
Ten anderen; Bedrooghen te worden door alte langhe ſchaduwe, als ſommighegheweeſt zijn, wanneer de Maene leegh was, en de ſcheen op harer Vyanden rugge; ende ſoooock af te ſchieten voor den tijdt; ofte de Perijckelen te leeren aenkomen door het over-vroegh ſtruyc kelen nae denſelvighen toe, is een ander Extremiteyt. De rijpheyt, desghelegentheyts, moet altijt (als wy feyden) wel overwegen we ſen, en de generalijck is het goet om al de beginſelen van groote ſaec
ken, altijt Argos te bevelen, met ſijn hondert Oogen; ende het eynde van dien Briarius, met ſijn hondert Handen, om eerſt wacht te hou
den, ende dan te bloeyen. Want het Helmet van Pluto ('t welck een ‘Politijck Man ontſightbaer doet gaen) is Secreetheyt in den Raedt, ende gauwicheyt in de Executie: Maer, wanneer de dinghen eens tot Executie ghekomen zijn, daer en is dan gheen Secreetheyt te verghe lijcken met Gauvvicheyt: Even ghelijck het beweghen eenes koghels
in de locht, de welckeſoo ſnelvlieght, dat hyde ooghe ontloopt. "
XL VI.
-
,
zo
CAan Waerheydt.
» • k" C
- r- ,
ºf
AT is Waerheydt, ſeydt den boertighen Plautu ? ende h. en wilde niet toeven na een Antwoordt. Ghewiſſelijck, #
zijn ſommighen die gheneuchte ſcheppen, ende achten het een ver bandt te weſen, een gheloove te ſtellen gheneyght zijnde tot Vryen wille, alſo wel in 't dencken, als in't doen: endeal-hoewel de Seiten
der Philoſophen, van dien aerdt alleen begonnen, nochtans blijven daer ſeeckere ontde, kende verſtanden over, de weleke van de ſelfde
aeſſem zijn, alhoewel daer wel niet ſoo veel bloets in hun en zy, als in deſe der Oudt-vaderen was. Maer het en is niet alleen de grootſte moeyte ende arbeydt, die de lieden aenwenden in het uyt-vinden des Waerheyts: nochte wederom, wanneer die nu uyt-ghevonden is, en belaſt, dat der menſchen ghedachten, en niet de leughens, haer in gunſte brengen ſullen, maer de Liefde alleen ( al hoe-wel bedeckt) die
Van Waerheyt.
77.
die ſy tot de leughen draghen uyt der Natioren. Een uyt de hooge Schoole der Griecken, ondervraeght de Materie, ende vertoeft een weynich om ſich te bedencken, wat daer onder ſchuylen mach, dat het Volck leughens ſoude beminnen, de welcken ſy nochtans niet en ſpreecken uyt vermaeck, als de Poëten doen, noch om voordeel
ofte profijt, als de Kooplieden, maer om de bloote leughens vville. Maerick en weet niet wat ick ſeghen ſal, dan dat de ſeIvighe Waer heyt een naeckt ende open Dagh-licht is, de welcke de Maſkeraden, of Mommen-aenſichten, ende triumphen des weerelts, niet half ſoo
ſtatelijck en fraey doet ſchijnen, als het Keerſen-licht. Waerheyt kan lichtelijck tot de waerdije van een Peerle komen-, die het beſt by Daegh vertoont, maer die niet rijſen en ſal tot den Prijs eenes Dia mants, ofte Carbunckels, de welcke beſt ſchijnen in veranderlijckelich ten. Een vermenginghe eens leughens, brenght ghemeynlijck, en altijdt, vermaeck by: Twijfelt yemandt daeraen, dan dat (indien
alleydele opinien, vleyende hope, valſche vvaerdye, inbeeldinghen by maniere van ſpreecken, uyt der menſchen ſinnenghenomen waren) het (ſegghe ick) een groot ghetal der Menſchen verſtanden, vol van arme verſchrompele en gheſchroncken dinghen wilde laten, vol van ſwaermoedigheyt, ongheſontheyt, ende onbehaeghlijck tot hier ſel ven. Een van de Vaders noemde de Poëſie ſeer ernſtelijck, Vinum
Demonum- ; der oorſaecken, dat het de inbeeldinghen vollet en voe
det, ende nochtans en is het maer met een ſchaduwe van leughen. Maer het en is de leughen niet die door de ſinnengaet, die de ſchade den gheeſt, ofte ſin, die in-ſchroeft, en ſich daer in ſet, ghelijck als wy daer te vorens van ſpraecken ... Maer hoe ſeer dat oock deſe
dinghen der menſchen verkeerde affecten en oordeelen beſitten . Nochtans, Waerheyt, die alleen haer ſelven dichtet, gheveſt voor een leere, dat het ondervraghen des Waerheyts, twelck ſoo veel is als
het ghebruyck te ghenieten van dien, is het een, en alleenlijck Souve reyn goet des Menſchelijcken?Natuyrs. Het eerſte Schepſel Gods, in't werck der dagen, was het licht der Sinnen:Het laetſte, was het licht des Redelijckheyts. Ende ſijn Ruit - dachs-vverck, altijt ſints dien tijdt, is
de verlichtinghe des Gheeſtes. Ten eerſten blies hy licht op de Materie ofte Chaos; dan aeſſemden hy licht in't aenſicht der Menſchen; ende noch tot deſer uyren aeſſemt ende blaeſt hy in het licht op het aerge *-
K 3
",
"
ſicht
78 ZAan Waerheydt. ſicht van ſijn uytverkooren. Die Poëet die de Selte verheerlijckte en verſchoonde, de welcke anderſints legheren, is de minſte van al de reſte, die daer ſeer vermaeckelijckſeydt: Het is een vermaeck op het Landt teſtaen, ende teſten de Schepen in de Zee op en nederghedreven cº/g beſmeten te vvorden-. Ende een ſchoon vermaeck in een venſter eenes Caſteels te ſtaen,ende te ſien eenen Slach vechten, ende de avontuyren van dien, beneden, vvel verſtaende, dat het aenſſengheſchiede met jammerende mede-lijden, ende niet met opgheblaſentheyt ende hovaerdicheyt. Ghe-, wiſſelijck, het is een Hemelop der e-Aerden, om te ſien der Menſchen emoeden in Liefde te bewegen,en te ruſten op voorſichticheyt, ende # tot de palen des Waerheyts te keeren, ende vorders te gaen van
de Waerheyt der Theologanten en Phioloſophen-, tot de Waerheyt der
Zºurgherlijcken Afteren. Het ſal bekent worden, by die het niet in het werck en ſtellen, dat klare ende ronde deylinghe, de Eere des Menſchen Natuer is: Ende dat vermenginghe met valſcheyt, is ghe lijck Alloy in Silvere ofte Goude Munte_, 't welck het Metael wel
beter machmaecken om te bewercken, maer het verſlint het ſelvige, Want deſe Draeyinge en krom om-loopinge is het gaender Serpenten, de welcke ſchandelijck gaenop haren buyck, ende niet op haer voe ten. Daeren is gheen faute, de welcke een Menſche ſoo met ſchandt bedeckt, dan valſch ende trouloos bevonden te worden. Ende daer
om ſeyt Montaignij ſeeraerdich, wanneer hy de reeden vraeghde ,, waerom dat het woort van (Ghy Lieght) ſoude ſulck een ſchande voor 't Volck zijn, ende van haer ſooghehatet worden - P Soo verre
het wel overweeght vwordt te ſºgghen dat een Manlieght, het is ſoo veel geſeyt, als dat hy God braveert, ende is ſtout tegen hem, maer is bloo de voor de Menſchen. Want een leughen vertoont Godt het geſicht,
ende keert ſich van de Menſchen-, Seeckerlijck, de booſheydt des valſcheyts, ende het breeken des Ghelooft en Waerheyts, en kan niet miſſchien ſoo hooghlijck beduydt worden, dan dat het ſal zijn het leſtegheluyt ofte om het uyterſte Gericht Gods
#
op het menſchelijcke geſlacht te roepen, het is van te voren geſeyt geweeſt, dat, wanneer Chriſtus komen ſal, dat hy geen Geloove op aerden ſal vinden .. F
1
2X -,
I S.
-
TA FE L
-
T
79
-
A
F
E L
Van de Heylighe
MEDITATIEN. .
1. Van de Wercken Godts, ende der Menſchen , 2. Van de Miraculen onſes Sallehmaeckers. 3. Van de onnoſelheyt des Duyft,ende voorſchtigheyt des Serpents" 4. Van de verhevinghe der Liefden-, 5. Van de moderatie der ſorghem-. 6. Van weereltlijcke ofte aerdtſche Hope-,. 7. Van Hypocriſten-.
-
8. Van Bedrieghers.
9. Van de verſcheyde ſoorten van bedriegherijen-. 1o. Van e Atheïſtery. 11. Van Hereſje, ofte valſche Leeres,. *
12. Van de Kercke, ende van de Schriftuyres,
-
VAN
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
* '-
-
-
--
- -
-
-
-
-
-
-
«
-
vº-
»-
-
v.
'
- --
-
/
- - --
-
-
-
--
*
>
,
*
-,
-
l
re-
r:
--
4
--
-
- - -
--
-
’,
- --
tº
-
-
--
º
-
-
-
-
-
*
-
*
-
-
-
-
-
-
-
e-
-
- -
-
-
-
t
-
• -
..
-
s
-
-
-
-
t
-
t
-
-
-
-
-
-
-
-
-
J.
-
- , -
-
-
--
- -
- --
-
--
-
- --
-
*
' *
-
-
- *, -
-
- --
-
--
.
-
* *
-
*
- :
T
--
-
-
-
-
w
-
--
*
*
-
-
--
,
-
-
-
* *
-
r
-
-
-
-
- - -
-
-
-
-
*
-
-
-
- *
* *-
--
*
* - - 4
-
-
. . -
*
-
* -
-
-
* -
-
--
--
-
--
w
• wº. 1 * -, * . * . * tv--- ---
s -
-
* * * w* * * . , .r-, . e:
ze
*
*
** * *
-
*
-
*
w
»,
-
-
- -
-
-
- - -
-
-
* * -.
-,
**
- -- -
- -
--
-
'-
-
- ,
'
»
t tºv
j
-
t '.
, , "
*
»
* *
-
*
-
-
-
- --
*
* * *
v
-
-
- -
* . --
-
-
--
-
- -
-
' s .
e
« '- - - - -- '
-
-
-
-
- :
,
*
* *
-
--*
w
-
-
-
-
-*
* -
-
e-
*
-
-
-
* * -
w
- - - -- - - - - -- -
E-
*
-
r
-
--
t --
-
* ,. *
-- -
.. -
v
t t vº* *
* * *- - - -- , * ** ** *. ,
*
. *
, -
* *
*
..."v,» V
-
- -
'-
-
-
k-
-
,
-
-
-
** --
-
* * * * * - - - - ---
-
-
-
t
*
-
-
- -
* * * * *
*
-
*
*
*
*
*
-
-
*
-
-
»
-
-
-
ev -
* * * y '
-
-
-
-
-
-
-
-
*
-
-
s
t
is -
-
-
-
-
A. .
r,
e
-
* *
--
- -
-n
* *
-
---
-
,-
-
-
*--*
v
* . tº
l s
-
-
-
- -* -* -* -* "*
r
-- --
te
-
-
-
*
-
-
-
-
w
4.
-
-
e
-
-
-
-
w
w
-
* -
8r
VAN DE WERCKEN GoDs, Ende der Menſchen : & O DT beſch alles 'tghene fijn Handenghe % maeckt hadde, ende ſiet, het was alles ſeer goet: NS: Wanneer den Menſch ſich omkeerde, ende aen
(ETS) ſchoude alle de vvercken die ſijne Handen gemaeckt 22-j) hadden, bevondt dat alles maerydelheyt, ende quel " linghe des Gheeftes was. Daerom, indien ghy arbey den ſult in de VVercken Godts, u Svveetſal zijn als de Salve eenes goe den Reucks, ende uwe Ruſte, als den Sabbath Godts.
-
- Ghyſült wandelen ende arbeyden in 't ſweet van een goede Con ſcientie, ende ſult den Ruſt- dach houden in de gheruſticheyt, ende
vryheyt van uwe Ghenietinghe. Maer ſoo verre ghy na de heerlijcke daden der Menſchen wenſcht, uvven arbeydt
# met verdriet ende
ſwarigheyt vergheſelſchapt zijn, ende uvve ghedachteniſſen met qua den ſmaeck, verwijt,ende op ſpraeck vervolght worden: ende recht
veerdichlijck wordt het aen u (6 Menſch!) gheſeght; ghy, die Go des Handtwerck zijt, dat ghy H & M gheen aenghenamen dienſt be
wijſt, eyghen werck, alſoo ſal hy u verghelden met ſooda- nighe zijnde bittereſijn vruchten-. w
-
\
II.
Van de Wonder-heden onſes Salichmaeckers. *
Hy heeft alles welghedaen . EN waerachtighe Bekenteniſſe ende toe-ſtemminge: Wanneer Godt alle dinghen hadde gheſchapen, ende ſach dat elck dinck
in't byſonder, ende alle dinghen in't generael, uytnemende goet waren, Godt, het vvoordt,in de VVonderheden L. die hy dede,(nu is yder VVonder •
.
CCld
-
--
----
8.
Van de Wonder-heden onſcs Salichmaeckers.
een nieuw Schepſel, ende niet over-een-komende met het eerſte) en wilde niet doen dan het welcke tot gunſte , ende der menſchen goet
ende profijt diende_ . • XMoyſes dede Wonderheden, ende ſtrafte de AEgyptenaren met veele plaghen: Elias dede Wonderen, ende ſloot den Hemel toe, dat geenen Kegen op den aerdt-bodem vallen ſoude, ende wederom bracht hy neder het vyer Gods van den Hemelop de Over
ſten, ende hare Soldaten. Elizeu wrocht alſoo, ende hy riep de Bee ren uyt het Woudt om de jonghe kinderen te verſcheuren: Petrus ſloegh eAnanias den gheveynſden Kerck-roover, op ſtaende voet doot: Ende Paulus ſloegh Eliman den Tovenaer met blindtheyt: Maer I E sus en dede alſo niet,den geeft Gods quam neder-dalende op Hem in de gheſtalteniſſe van een Duyve, waer van Hy ſeyde, Ghy weet
van vvat Gheeft ghy zijt. j Es us Gheeft, is den gheeſt eens Duyves de Dienaren Gods, waren als de Oſſen Gods, die het Goorn uyt traden, ende ſtampelden het ſtroo onder hare voeten. Maer J e s us, is het Lam Gods, ſonder vvraeck, ofte oordeel. Alle ſijn Wonderheden waren vervult, om des menſchen lichaems wille; ghelijck als ſijn Leere re
ſpecteerde het wel gevallen der menſchen. Het lichaem der menſchen
heeft deſe dinghen van nooden; Onderhoudinghe, Beſcherminghe van uytvvendich ongelijck ende de Medecijnen. Het was Hy, die een groote menichte der Viſſchen trock in de Netten, op dat hy den menſchen mocht liberalijcker ende grooter voor-raedt gheven. Hy veranderde het Water (een kleyn weerdich voedtſel des menſchens lichaems) in Wijn, ende noch veel weerdigher, 'twelckdes menſchens herte ver
heught. Hy gaf den Vijgeboom een ſententie om te verdorren ende te vergaen, als niet doende den plicht daer toe hy ver-ordonneert was, het welcke is, vrucht te dragen tot des menſchen voedſel. Hy verme nichvuldichde een kleyn
# van Brooden ende Viſchkens, tot de ghe
noech-doeninge van een heyr volcks, om den ſelvighen te voeden: Hy beriſpte, ende ſtilde de Winden, die de Zee-varende lieden dreyghden te verſtroyen- ; Hy gaf ſterckte en beweginghe wederom tot den
Lammen, licht den Blinden, ſpraecke den Stommen, gheſontheyt den Siecken; reynigheyt den Melaeiſchen, eenen reynen gheeſt den Beſete nen, ende leven tot den dooden. Het en kan niet beweſen nochteghe vonden worden, dat eenighe van Sijne vvonderen, van eenige wraeck ofte oordeel gheweeſt zijn, maer in t teghendeel vol van Goetheyt, -
Barm
-- --
-
Van de Onnooſel-heyt des Zuyſ, ºrc.
83
Barmhartigheyt, en des 44enſchen lichaem reſpecteerde. Want ſoo veel als Rijckdom aengaet, Hy en konde ſich daer toe niet verſtaen, dien aengaende eenich vvonder-teecken te doen, uytghenomen een alleen lijck, dat Tol mochte ghegeven vvorden aen den Keyſer. III.
-
Van de Onnooſel-heyt des Zuyfs, ende Voorſch tigheyt des Serpents. “De dwaes ontfanght het woordt des Wijſheyts niet, ten ſyſaecke
ghy hem ontdeckt wat hy inſijn herte heeft-,
T# T een Man van een bedurven verſtant, is alle onderwijſin ghe ende goede vermaninghe heel onvruchtbaer ende veracht ſaem, die met ontdeckinghe ofte openbaringhe harer onghereghelt heyts, ende booſer aerdt harer ſinnen niet en begint, het welck dan wederom gheneſen moet weſen, even als een playſter, 'twelcke buy tens tijdts voor dat de Wonde door-ſocht was, aengheleyt geweeſt is: Want, Lieden van verdorven verſtant, die alle onderſcheydinge tuſſchen quaet endegoet verlooren hebben, worden beſeten met deſe Prejudi
ciale opinie, dat ſy dencken, dat alle Vromigheyt, Eerlijckheyt, ende Goetheyt, her-komt van een ſlechticheyt van manieren, ende van gebreck des ervarentheyts in de aſfeeren des vverelts. Daerom, tenzy dat ſy mo ghen vernemen dat deſe dingen, die ſy in hare herten dragen, dat is te ſeggen, hare eygen bedorvene beginſelen en wercken, ende de diepſte wortelen harer errigheyts ende verdorventheyts, hem door en door bekentende bewuſt zijn,die daer om uyt is, om hen-lieden te perſua
deren ende te beweghen-, ſy maecken alleen een gheſpeel van de woorden des Wijſheyts. Daerom hy, die na eenige goetheyt haeckt ofte hoopt (niet verandert, nochte particulier voor ſich ſelven, maer
een vrucht-brengende ende verkrijghende goetheyt, de welcke an deren oock tot ſich trecken mochte) behoeft deſe poincten te weten, die in de Revelatie, de diepten des Satansghenaemt worden: Dat hy ſpreecken mach met authoriteyt en vvare invoeginghe door-drin L 2
-
ghende.
,
t . .
.
*-,
/
84
Van de Verhevinghe der Ziefden.
ghende. Hier van komt en ſpruyt het Ghebodt, Beproeft alle din hen, ende behout dat 't vvelck goet h: het vvelck een onderſcheydende verkieſinghe verdraeght uyt een Examinatie, uyt de vvelcke gantſch niet en is uytgheſloten; uyt de ſelfde Fonteyne ſpruyt deſe Direflie en
ondervvijſinge, Zijt voorſichtich als Serpenten, en de onnooſelgelijck Duy ven. Daer en zijn nochtanden, noch anghelen, noch vergift, noch kruypinghe op den buyck, noch dreyinghe der Serpenten, de vvelc
ken al te ſamen niet en behoorden bekent te vveſen, ( voor ſoo verre als ons de examinatie leydet) en laet niemant hier een onſteckinghe ofte beſmettinghe vret ſen, want de Sonnegaet neder in dalen, en de en is daerom niet verſlimt; nochte en laet niemart denken, dat hy Godt hier in tempteert, want ſijn Neerſlichot, ende Generaliteit van
Examinatie, wortghepreſen 3 ende Godt, isgenoech om ureyn ende onbe vleckt te bevvaren- . *.
Iv.
dan de Verhevinghe derZiefden. Soo ick my verblijdt hebbe des ondergancx der gheemen die my hatede , , ofte playſfer daer in ghenomen wanneerden tegen
ſtoet hem over quam-. -
t
D# deteſtatie ofte verſaeckinghe Jobs, voor een Man te leven ofte te beminnen, waer dat hy wederom ghelievet wordt, dat is de liefde der Publicanen ghecontracteert, ende verbonden door profijt ende goeden dienſt van de een teghen de ander, Maerſijnen Vyant te leven, is een navolgingeende imitatie des Godlijcken Naturs. Maer nochtans
wederom van diſe liefde zijn verſcheyden graden; Waer van de eerſte is, onſen Wyandt te vergeven, wanneer hy leedt-weſen heeft, ofte ſich
deſen bedroeft hout; Van welcke liefde daer eenen ſchim, endeghe lijckeniſſe is, ja, even inde edele beeſten: Want, het is van Leeuwven een aengenomen opinie, dat hare friſſigheyt ende wreetheyt ophout,
tegens alle dat ſichſelven voor hen nederſpreyt, en onderwerpt. Den tvvceden graedt is, te vergh-van onſe Wyanden, al-hoe-welzy tegen ſtaen
-". v.
'- -
85 Van moderatie der Sorghen. ſtaen ſonder ſatisfattie ofte ſubmiſſie. Den derden graedt is, niet alleen onſe Wyanden door de vingeren te ſien, te pardonneeren, ende te ver
draghen, maer ſelfs van den ſelvighen te verdienen, ende hengoet te doen: Maer alle deſe drie geſtalten, ofte hebben, ofte mogen heb
ben, alſoo wel een ſeeckere braverij ofte grootſicheyt desghemoets in ſich, als een reyne liefde: Want, wanneer een Menſche merckt
dat die ſelvige Deught van hem ſelven voortkomt ende vloeyt, het is
moghelijck dat hy opgheblaſen is, en de liever contentement neemt uyt de vruchtenſijneseyghen Deughts, dan in 't welvaren ſijner nae buyren: Maer ſoo verre uwen Vyandt eenich ongheluck over-kome, elders anders van daen, dan van u ſelven;ende ghy in de inwendichſte beweginghe der herten beſwaert-, ende mede-lijdich zijt-, ende in
gheenderley manieren u daer in verheught, als ofte uwe daghen van recht ende vergeldinge tenleſten ghekomen waren; Dit interpreteers
iek te zijn, de hoogheyt ende verhevinghe der Liefde. -
V:
-
Oan moderatie der Sorghen.
Ghenoech voor den Dach, is deſorghe van dien. . A e R behoort mate ghebruyckt te worden in wereltſche Sorgen,
D#, zijn ſy beyde on-profijtelijck, ghelijck als deſe, die het verſtandt beſwaren, ende verduyſelen den Gheeft, ende maeckt die
prophaen ofteydel, ghelijck als deſe die hareſinnilijcheyt favoriſeeren het welcke ſich ſelven toe-belooft eenen ſekeren eewichduyrenden tijt deſer wereltſcher dingen, want wy behoorden deſes Daeghs volck te zijn, ende niet des Morghens volck, Conſidererende de kortheyt
onſes Tijdts, ende als hyſeyt; Handt aen-ſlaende op den huydigen dagh, want de toekomende dinghen ſullen mettertijdt, en met beurten, te
henwoordich worden. Daerom de ſorghe van het teghenwoordige, is ghenoech, Ende nochtans, matelijcke ſorghe (of ſy ons dan aen gaen in 't particulier, ofte het ghemeyne beſten, ofte onſcn Vrien den) en zijn niet om miſpreſen te worden: Maer hier in mach men ſich L 3 -
86
Van moderatie der Sorghen. .
ſich in tvvee Manieren te buyten gaen; De eene, wanneer de killin
ghende draetonſer ſorghen uytgheſtreckt, ende ontvouwen is, tot een over-groote lenghte, ende tot tijden te verre af, als ofte wy de odlijcke Voorſiennicheyt binden konden, door onſe voorſienigheden;
't welcke, even onder de Heydenen, een vertaerte ende ongeluckige ſaecke altijt bevonden wort: want die veel de Fortuyn toe-geſchreven hebben, ende met gauwicheyt veerdich waren de preſenteerende ge leghentheyt met haren handen te omvangen, ende te grijpen, zijn
meeſtendeelgheluckich geweeſt in haer affeeren : Maer die door een begrijp des Wijſheyts zijn ghetreden, in een vertrouwen van allen uytkomſten wel beleyt ghehadt te hebben, hebben meeſten deel on gheluck ontmoet ende bejeghent: De tvweede maniere, om ſich
te buyten te gaen, is wanneer wy langer in onſe ſorgen blijven ſteec ken, dan ſich wel betaemt voor behoorlijcke deliberatie, ofte vaſte
reſolutie: Want, wie is daer van ons, die niet meer ſorge draeght dan hem betaemt, ofte om van eenenloop en voornemen volkomelijck
te reſolveeren, ofte om te concludeeren ende te beſluyten op een on mogelijckheyt, ende niet altijt noch overkaut die ſelvighedinghen, ende wandelt een Dool-hof over in die ſelvighe ghedachten, ende verdwijnt in de ſelvighen, ſonder daer uyt te geraken, ofte daer van te concludeeren- ? Welckenaerdt van Sorghen zijn alle godtlijcke en Menſchelijcke reſpecten ſeer contrary. w
V
1.
Oan Weereltſche Hope . Beter is het giſch der ooghen, dan de apprehenſe of
begrijp derSinnen .
R# Y N ghevoelen en verſtant alles ontfanghende ende verſtaende, nae de Natuyrlijcke indruckinghe, maeckt eenen beteren Staet
cnde Gouvernement ofte regeringe der Sinnen, dan deſeſelvige inbeel dingen ende omvattingen der Sinnen: Want den geeft des Menſchen, heeft deſe Natuyreende eygenſchap (even in de dapperſte endealder -
meeſt
-
Van Weereltſche Hope .
87
meeſt geſettede Verſtanden) dat hy van het gevoelen van elck dinck in't particulier (alsof hy gebonden ware) voorwarts ſpringht, ende andere Materien acnvanght, ſegghende tot ſich ſelven, dat alles wel
ghedijenſal, ghelijck als dat ,,'twelckſlaet op den teghenwoordigen in: Indien denſin ofte Geeft dan goet is, het loopt lichtelijck in ee nen onbeſteckten hope, ende in een deſgelijcke vreeſe; wanneer den
Sin is van quaet, nae dat gheſeyt is gheweeſt;
*
>
-
De Oraculen van Hope failjeeren, en abuſieren dichwils. Ende wederom- :
*
Eenen grammen Waeſaegher, is voor al twijfelachtich. Meer van vreeſtmachnoch eenichghebruyckghemaeckt worden, want het bereydt Patientie, en de verweckt kloeckheyt des verſtants.
Gheen Schepſelquaedt, is nieuw noch vremt tot my,
Elck ſoort bedacht, ja, en hereydet zy, Maer Hope ſchijnt een dinckgantſch ende al onprofijtelijck te zijn-, Want tot wat eynde dient deſeinbeeldinghe? Vangoet, conſidereert ende noteert een weynich, indien het Goet weynigher uytvalt dan ghy hoopte, alhoewel het goet zy, nochtans om oorſaecken, dat het weynigher is, ſoo ſchijnt het eer verlies, dan profijt te weſen, door uwe uytnemende grootehope : Indien het gedije in't eynde, evenende geproportioneert met uwen hoop, (maerom de Bloeme van de welcke alreede door hope vergadert is, in der voeghen, dat, wanneer het
gheluckt de gracy daer van is wech, ende ſchijnt ghebruyckt te zijn geweeſt)ſootreckt het derhalven eer ſatticheyt nae ſich. Genomen, uwe uytkomſteende ſucceſſie ghelucke beter dan uwe hoope is, het is om eenen waren ſchijn desghewins gheacht te worden: Maer hadde het niet beter gheweeſt door hopende voor niet met allen, het Prince
pael ghewonnen te hebben, dan het vermeeren van dien, door het hopen van weynigher? Ende dit is de werckinge des hoop's in goede Fortuynen, maer in onghelucken verweeckt het de ſterckten ende het
leven desghemoets, want, daer en is altijdt gheen Materie van hope, ende indienſe daer is, nochtans ſoo verre het ten deelen failleert, het
overwint gantſchelijck de ſtantvaſticheyt ende reſolutie desgemoets: -
Ende
Van Weereltſche Hope-.
88
Ende daer beneffens, alhoewel het ons daer door breeckt, nochtans is het een grooter weerdicheyt desghemoets, onghelucken te ver draghen, door dapperheyt, ende verſtant, dan door een gheſtalte, van abſenteeren, ende het gemoedt te alieneeren, van teghenwoordige, dinghen, tot toekommenden, want dan is het tot hope. Ende daerom was het groote lichtvaerdicheyt der Poëten, te houden, dat hoop was als een teghen-gift der Menſchelijcker kranckheden, om die te verſachten, ende de raſerij ende gramſchap van dien te verdwijnen-, waer dat het nochtans de ſelvighen ontſteeckt, ende raſent maeckt, en de veroorſaeckt beyde verdobbelingen, ende weder-inſtortinghen
der ſelvighen: Nietteghenſtaende, ſien wy dat het grootſte getal der Menſchen, ſelfs hare inbeeldinghen van hope, ende begrijpinghen der Sinnen over-ghegheven hebben in der maten, dat ondanckbaer
inghepaſſeerde dinghen, ende in ſommigher manieren ongedachtich der teghenwoordigen, ghelijck als of ſy eeuwichlijck alleen kinde ren ende beginners waren, ſy altijt verlanghen nae toekomende din ghen. Ickſach alle de Lieden vvandelende onder der Sonne, vervoeghen
ende vergaderen tot de twweede perſoon, de vveleke achternaerteſuccedee ren vvas, dit is een groote ſeckte, ende eengrooteydelhert der Sinnen.
Maer veel lichter wilt ghy deſe Queſtie vragen, of het niet beter en zy, wanneer de ſaecken in twijfelachtige termijnen ſtaen, het beſte te vermoeden, ende liever wel te hopen, dan te miſtrouwen, princi palijck ſiende, dat Hope een grooter gheruſticheyt des ghemoedts veroorſaeckt ?
Ghewiſſelijck, ick oordeele een Staet eenes ghemoedts, de wele ke in alle twijfelachtighe verwachtinghe, gheruſt is, ende niet en vloeyt, nochte op en neder gedreven wordt, ende de welcke dit doet, uyt een goet gouvernement ende Compoſitie der Affetten, een van de
principaelſte ophoudinghe des levens der Menſchen te weſen: Maer de verſeeckeringhe endegheruſtheyt desghemoedts, de welcke alleen
acnden eAncker des Hoops rijdet, verwerpe ick als ſitterende ende weeck; niet, dat het ſich niet en betaemt van verre te ſien, ende
ſi,h door een goede ende gheſonde Conjetturatie voor te ſtellen, alſoo wel het goet als het quaet, dat wy daer door onſe affeeren moghen
voeghen tot de ſeeckerheden ende ghelijckheden van hare uytkom ſten; wel-verſtaende, dat dit maer zy een werck des verſtandts ende OOIT »
-
Van Hypocriten.
89
oordeels, met een behoorlijcke verbindinghe, ende ghenegentheyt der affectie: Maer wie iſſer van u die ſijn Hopen ſoo binnen boordts hehouden heeft, als dat wanneer het ſoo is, dat ghyuyt een leven
# en ſterck Diſcours des verſtants, het beſte ſucces, oock in appa - rentie, het beſte ghedocht heeft te ſchijnen, ghy niet ghewoont en hebt op het recht bedencken ende voor-dencken des toekomenden goedts? en bot en faveur tot u ghemoedt ghevende, niet ghevallen
en zijt inſulcke bedenckinghen, als in eenen playſierighen droom-, ende dit is, 'twelck der Menſchen ſinnen licht maeckt; vroetende
on-even, ende veranderende ». Waerom dan alle cnſe Hope ſoude beſteedt worden aen het Hemelſche leven, dat toekomende is. Maer
dies te reyner, dat onſe ſinnen zijn hier op der Aerden van den ſchijn,
ende coleur der Imaginatien; dies te beter en wijſer is de ziele_ .
TDen tijdt is kort, die men te leven heeft , Verder te ſorghen u dan niet begheeft-. vII.
Z/an Hypocriten. Ick wil Barmhertigheyt, en gheen Offerhande_ .
A#ſtehetTafel beroemen der Hypocriten beſtaet in de wercken vande eer des VVets, welcke is van aenbiedinghe ende ſchuldige plicht tot Godt, waer van de reden dubbelt is, beyde om oorſaecken,
dat ſulcke wercken een grooter aenwijſinghe, ende ſchijn van hey ligheyt hebben , ende inſghelijcx, om dat de ſelvighe hare affectien ende verlanghen weynigher cruyſighen : Daerom, den rechten wegh om Hypocriten te ghewinnen, is, den ſelvighen van de werck en der Offerhanden, tot de wercken derGenaden ende Barmhertigheytste ſenden, waer van dit ſeggen voortkomt: Dit is een reyne, en # Religie, met Godt den Vader; Weduvven ende Weeſen in hare tribulatien te ver
ſoecken- . Ende dit ſegghen: Hy, die ſijn Broeder niet en bemindt, den
vveleken hygheſien heeft, hoe kan hy Godt beminnen, dien hy niet gheſien en heeft? -
-
-
M
Nu,
90
CAan
Hypocriten.
Nu,daer is een ander ſoorte van dieperende meer omlopende Huy ehelerije der Hypocriten: Want ſommige haerſelven bedriegende, ende haerſelven weerdich denckende, van een naerder acces tot Godt, ende
converſatie, vergheten de ſchuldighe plichten der liefden tegens hare maeſten, als een ſaecke van kleyne importantie, 't welck in der daedt niet en veroorſaecte Originalijcker-vvijſe, het begin van een Munnicks
leven (want de beginſelen waren goet) maer brachtent in 't miſ bruyck, ende tabuys, welck nu ter tijdt na ghevolcht wort: Want het is warachtichlijckgheſproken. Dat het officie van te bidden, is een roote officie in de Kercke; ende het is voor het goet der Kercken, datter ſoorten van menſchen afgheſondert, ende vryghemaeckt zijn van de ſorge deſes werelts, de welcke met daghelijckſche ende devote ſuppli catienende obſervatien voor de Godlijcke Majeſtert mogen ſolliciteren, voor de ſaecken der Kercke. Maer tot deſe ordonnantie, is de andere
Hypocriſie eenenna-buyr, nochte de generale inſtitutie en is te blamee rºn, maer deſe Geeſten, die haer ſelven te hooch verheffen,zijn te be dwinghen: want Enoch ſelfs, de welcke gheſeyt worde met Godt te wandelen, Propheteerde, (gelijck als ons overghelevert is door Iudas) ende begaefde de Kercke met de vruchten ſijner Prophetie, welcke hy achterliet:ende/ohannes den Dooper,tot den welckenſy ſich vervoech den, als tot den Autheur des Munnicken levens, reyſde, ende exer ceerde ſich veel in den dienſt des Prophetie, ende des Doops. Maer voor ſoo veel de anderen aengaet, die ſooghedienſtich voor Godt zijn,
tot den ſelvighen ghehoort deſe queſtie, Ofghyrechtveerdicheyt han delt, vvat is Godt daer aengheleghen ? ofte vvat profijt ontfanght hy daer door van uvve handen? Waerom dan, de wercken der genaden, zijn
die, de welcke zijn de wercken van Diſtintte, waer door de Hypocriten uyt te vinden, ende te onderſcheyden zijn. Maer met Ketterſche men ſchen is het contrarie, want ghelijck als Hypocriten, door hare gediſſi muleerde oftegheveynſde heyligheyt teghens Godt,'tongelijck welck ſy den Menſchen aen doen, bedecken; even ſoo, openen de Ketters eenen wegh met hare blaſphemien teghens godt, door hare manier lijckheyt, ende redelijck draghen met den Menſchen . Van
9/
-
VI II,
Oan Zedrieghers. Ofwy wech zijn ghe voert in den Gheeft, het is God-waerts, ofte, of wy ſober zijn, het is t uwaerts. D Ir is het ware Beelt, en het ware Voeghſeldes menſchen,voorna melijck,de welcke Gods getrouwen Werck-manis: Sijn dragen, ghelaet, ende converſatie tot Godt, is vol van paſſie, van yver, van
arbeyt, waer uyt dat onuytſprekelijcke ſuchten, ende uytbarſtinghe voort-komen, inſghelijcx beroovinghe des gheeſtes, ende benaut heden, ſelfs in vertrooſtinge: Maer ter contrarie ſijn dragen, gelaet, ende converſatie in den Menſch, is vol mildadigheyt, liberaelheyt, ſoberheyt, ende vriendelijckheyt. Hier van komt het ſeggen; Ick ben ghevvorden alles, tot allen menſchen, ende dierghelijcken. Het is
contrarie met de Hypocriten ende Impoſtoren, ofte Bedriegers. Want die ſelvige ſetten haerſelven in de Kercke in brandt, ende voor het volck, en zijn als ofteſy wechgevoert worde van haer ſelven; ende worden, als lieden met heylige raſeryen ingeblaſen: die ſelvige ſetten Hemel, ende Aerde teghen een: Want, indien een Menſch mochte ſien ſijn
eenige, ende alleene gheſepareerde Meditatien, ghedachten, ende converſatien, waer Godt alleen in theymelijck by is, hy en ſoude den ſelvighen veel licht niet alleen kout ende ſonder Deught tot Godt vinden, maer (by avontuyr) oock vol van booſe Natuyr en Hevel;
Sober genoech tot Godt, ende getranſporteert alleenlijck tot den Menſch. -
-
IX. ,
Van de verſcheyden ſoorten der Zedriegerijen. Van ſich weerende ydele vreemdigheyt der woorden, ende teghen ſtellinghen der kenniſſe, valſchelijck alſooghenaemt, keert van u, ghevonden ende ydele Fabulen . Laet niemandt u bedrieghen door hooghmoedighe ofiegroote ſpraecke_ . -
M 2
-
Daer
9,
Van verſcheyden ſoorten der Bedriegerijen.
A + R zijn drie manieren van ſpreecken, de welcke zijn, als of D# waer, den ſtijl en
ſpreeck-woordt Van Bedriegerie: De eerſte ſoorte van dien is; dat alſoo haeſt als ſy eenigh ſubject ofte Materie hebben verkreghen, werpen het terſtont, en de rechts-w eechs in een Konſt, nieuwe namen des Konſts practiſeerende, brenght nde alles in Diviſſen, en de Diſtinctien, alwaer hy verſeekerheyden ende tegen ſpreekinghen uyt-treckt, ende ſoo vorders Oppoſtien fatſonnerende door Vragen ende Antwoorden: Hier uyt ſpringen voort de Spinne
webben, ende het gheklater der School-lieden.
-
-
De tvweede ſoorte van dien is; die ſy uyt de ydelheyt hares verſtants (als Poëten der kercken) maken, ende verſieren alle veranderinge van Fabelen, van Hiſtorien, ende van Exempelen, waer door ſy de ſinnen der Menſchen mogen leyden, om te doen gelooven. Vanwaer, dat de Legenden, ende eyndelooſe Fabelſche inventien,ende droomen der oude kettersende valſche leeraers, groeyden-.
-
De derde ſoorte van dien is, de welckenden Menſchen ooren vullen met Myſterien, gheheymeniſſen, hooghe Parabelen, e-Allegorien, ende Illuſien: Veel Ketters hebben oock alſoo verkoſen een Myſticale,
endediepe maniere van ſpreecken teghebruycken- Door de eerſte ſcorte van deſen, is de begrijpinge, ende het verſtant der Menſchen ondervanghen, en verduyſelt: Door de tvveede, wordt het vorders ghetrocken, ende verblint; Door de derde, is het beſwijmt-, ende betoovert; maer door yder van dien, is het ondertuſſchen verleyt, ende verabuſeert . X.
CVan
-
-Atheiſtery.
Te dwaes ſeght inſijn herte, daer en à gheen Godt-. EN eerſten is het om aen te mercken, dat de Schriftuyreſeydt,
De dvvaes ſeydt in ſijn herte, ende, niet gedocht in fijn herte, Dat is te ſegghen-; Hy en denckt het ſoo niet met vollen ver
ſtant, als hy wel eenen goeden wille heeft van dat ſelvighegheloove te zijn, ofte ſiende dat het v cynigh voor hem te beduyden heeft, cnde
hem weynigh aenghelegen is datter eenen Godtſoude zijn; Hy ſoeckt na
Van
Ahtiſery-
93.
e
na advenant 't ſelvige door alle middelen, ſich ſelven te perſuaderen ende daer toe te reſolveeren: Ende ſtudeert oock, ende doet wat hem
mogelijck is, ſich ſelven, deſen aengaende,te verſeeckeren, te bewij ſen, ende te beveſtighen, als eenen gheſetten text ende reghel. Al
welcken arbeydt (niet teghenſtaende het voncxken des lichtsonſes Gheboortens, waer door de Menſch een Godtheyt bekent, en noch
van binnen brandet) al om niet is ; ende te vergheefs pooght hy 'tſelvighe te vernielen, ende uyt te bluſſchen, ſoo dat het is uyt de verdorventheyt ſijns herten ende willens, ende niet uyt de natuyr lijcke begrijpinghe ſijner herſenen ende vermoedens, dat hy ſijne opinie verklaert, als de Poëet ſeydt : Dan quame mijn ghemoedt te
zijn van mijn opinie, ghelijck als ofte ſijnghemoedt, ende fijneyghen perſoon, twee verſcheyden dinghengheweeſt waren, Daerom hadde
het den • Atheiſt veel beter gheſeyt, ende'tſelvighe in ſijn herte behou
den; dan ghedocht, ofie gelooft in ſijn herte, datter geenen Godten is. Ten twweeden, is het om aen te mercken, dat hygheſeyt heeft in ſijn herte, ende niet gheſproken met ſijnen monde: Maer wederom ſult
ghy noteeren, dat dit verſmooren deſer perſuaſien van binnen in 't herte komt door vreeſe van Gouvernement, ende door 't praten der Menſchen: Want, ghelijck als hy ſeydt; Godt te verſaecken in een
openbaer Argument, dat vvaer veel, maer in een familiare t ſamen ſtreec
kinge, mach het genoech paſseren. Want, indien deſen toom verſet ware, daer en is gheen Ketterie, die welcke ſich meer wilde beneerſti ghen om over al te verbreyden, ende te vermenichvuldighen, ende ſich ſelven wijdt uyt te zaeyen, dan eAtheiſterye. Nochte en ſult ghy ſchier niet ſien deſe lieden, die in deſe raſernye desghemoedts verdroncken leggen, yets anders te aeſſemen, of te ſpreecken, ofte in te brenghen, ja ſonder oorſaecke, dan't welcke tot Atheiſterye ſtreckt, ghelijck het blijcken mach in Lucreſſes den Epicuriſchen Menſch, de welcke van ſijn aendrijvinghen teghens Religie, maeckt als oft het
waer eenen laſt ofte vreeſe van wederom-keeringhe, tot al ſijn an der Diſcourſen- : De reden hier van ſchijnt te weſen, om dat den
Atheiſt niet volkomelijckſich verlatende op hem ſºlven, op en neder ghedreven wordende, en de in ſijn gemoedt qualijckte vreden zijnde,
ende van binnen menighe beſwijminghe verdraghende, ende ſchier als van ſijn opinie ende voornemen faillerende, verlanght, ende be M 3 gheert -
Van LAtheisterye-, .
94
gheert door anderen lieden opinien, accorderende met den ſijnen, gherecrouvreert, ende wederom thuysghebracht te zijn ! Want het is een waer ſpreeck-woordt: Dat, vvie dat ernſtelijck arbeyt; om Jemant opinie te perſuaderen ſchſelven miſtrout. anders Ten derden: Het is eenen dwaes, die ſoogheſeyt heeft in ſijn herte, het welcke ſeeckerlijckſoo is, niet alleenlijck ten opſicht dat hy gee
#
nen ſmaeck en heeft in deſe dinghen, die daer boven de Natuyr-,
ende godlijck zijn, maer ten opſicht van Menſchelijcke ende Burger lijcke wijſheyt. Want, Ten eerſten, ſooghyaenmerckt de Verſtanden ende Diſpoſitien der gheenen die tot Atheiſterie gheneyght zijn, ghy ſult den ſelvigen lichtveerdich bevinden, beſpottende, onbeſchaemt, endeydel, ten minſten, van ſulck een Conſtitutie en de Natuyre, die welcke ſeer contrarie is tot Wijſheytende manierlijcke Graviteyt. Ten tweeden; Onder Staten, ende Politijcke lieden: Deſe, dewelcke
van de alder-grootſte diepten, ende ommeganck, ende van het al der-breedtſte ende alghemeynſte verſtant en wijſheyt gheweeſt zijn, en hebben niet alleen door argheyt ende looſicheyt haer profijt ghe
raept van Religieus te ſchijnen voor het Volck, maer hebben oock in derdaet geraeckt geweeſt met een inwendich ghevoelen der kenniſſe des Godtheyts, ghelijck als die gheenigen, die ghy altijt ſult mercken, dat veel de Fortuyn ende de Voorſiennigheyt gheattribueert ende toe gheſchreven hebben-. Ende ter contrarie, die daer alle dingen hare eygen argheyt ende
practijcken toeſchrijven, midtſgaders de middelen en ſchijnlijcke oorſaecken; ende Die (als de Propheet ſeydt) haer eyghen Garen en Netten geroockt hebben, zijn altijdt maer kleyne geconterfeyte Staets lieden gheweeſt, ende niet capabel van de grootſte handelinghen. Ten leſten, dit dorveick affirmeeren in de kenniſſe des Natuyrs, dat een weynigh Natuerlijcke Philoſophie, ende de eerſte intreden daer in, bereyt de Atheiſterie. Maer aen de andere zijde, veel2Natuerlijcke Phi loſophie , ende diep daer in te werden, wil der Menſchen gemoederen om-keeren tot Religie: Waerom dat Atheiſterie ſchijnt altijdt ver cenight, ende vergheſelſchapt te weſen met ſottigheyt ende onwe tentheyt-, aengheſien datter niets gherechtelijcker gheconſenteert
kan worden, te zijn het ſegghen der dwaſen, dan dit, Daer en is gheen Godt. Van
95
f
XI.
van Heroſe, ofte valſche Zeeringhe ghy dwaelt, niet wetende de ſchriftuyren, noch de_, Macht Godts.
D Es en Reghel is de Moeder van alle Reghelen teghens Hereſie. -
De Oorſaecken van dwalinghe, zijn twee: De onweetentheyt des Wille Gods, ende de onweetentheyt ofte niet ghenoechſame con
ſideratie ſijnes Machts. Den Wille Gods, is gheopenbaert door de Schriftuyren , ende daerom is het ghebodt; Doorſoeckt de Schriften: Den Wille Gods,is noch geopenbaert door de Creatueren, ende daer om is het ghebodt; Behout, ende conſidereert de Creatueren: Soo moet dan de volheyt des Machts Godts beveſticht worden; dat wy gheen imputatie en moghen maken tot ſijnen wille, ende de goetheyt des
wille Gods moet beveſticht worden, als dat wy gheen vernielinghe
ofe verminderinge en maecken fijnes Machts: Daerom,ware Religie in de principaelſte plaetſe geſtelt, tuſſchen Superſtitie, met Superſtitieaſe Ketterie aen de een zijde, ende Atheiſterie met Prophane Ketterie, den de ander, Superſtitie verwerpende 't licht der Schriftueren, ende ſich ſelven overgevende tot ongegrondeerde Traditien, ende twijfelach tighe Schriften ende niet Canonicael, ofte tot nieuwe veropenbarin ghen, ofte tot onware uytlegginghen der Schriftuyren, die ſelvighen dringen ſich ſelven in, en de droomen veel dingen van den Wille Gods,
de welcke ſeer vreemt ende verre geſtanden zijn, van den rechten ſin der Schriftueren: Maer eAtheiſterye, ende Theomachye, rebellerende ende
muytenerende teghens de Macht Gods, gheen gheloove ghevende aen ſijn Woordt, het welcke ſijnen wille openbaert, dromen op een
on
geloofende miſvertrouwen van fijn Macht, tot de welcke alle dingen mogelijck zijn. Nu, deſe Ketterie, ende valſche leeringhen, de welcke uyt deſe Fonteyn ſpruyten, ſchijnen hatelijcker te zijn dan de anderen. Want, even in Borgherlijcke regeeringhe, is het een overtredinghe in eenen hogherergraedt gheacht, de Macht ende e-Authoriteyt eenes Princes te verſaecken- , dan te roeren ſijn Eere ofte Faem: Van deſe
Hereſje, de welcke van de Macht Gods derogeren en aftrekken, be neffens
r" ,
96
v.
Van Hereſye, ofte valſche Zeeringhe .
neffens openbare eAtheiſterie, zijnder drie Soorten, ende ſy hebben al te ſamen een en 't ſelvighe Myſterie ende gheheymeniſſe: Want alle Anti-chriſtenheyt werckt in een verborgentheyt, dat is, onder de ſcha duwe van Godt, ende 't is dit, Te vryen, ende te bevrijden den Wille gods van alle imputatie, dat geen evel of quaet haer opgeleyt mochte worden; De eerſte Soorte van deſen is, de welcke daer twee con
trarie principia ofte beginſelen
maecken ende dencken, ende de een
teghens de ander vechtende ; De een vangoet, de ander van quaet. De tvveede ſoorte van deſe is, door den welcken de Majeſteyt Gods
ſchijnt al te veel te kort gheſchiet te zijn, door het opſetten ende op rechten van een ander contrarie, ende teghen-begin teghens hem ,, namentlijck, ſulck een principium ofte begin als dat doende, ende effirmeerende ſoude weſen: Dat is te ſegghen; Oorſaeck ofte Fon
teyne van eenigh Eſſentie, ofte Weſen. Daerom verwerpende alſulcke preſumptie, derven ſynochtans inbrenghen een principael Negatifte ghens Godt ende Privatijf, dat een ſaecke is van niet weſende noch
continueerende, want ſy willen hebben, het een inghebooren eyghen werck te zijn , ende de Natuyr van ſich ſelven wederom te keeren van de Materie en de creatuyre ſelfs, ende in Confuſie, ende in niet met allen te reſºlveeren; niet wetende dat het een doen ende volbrenghen
is eenes, ende desſelvighen Almachtigheyts, niet van yet te maecken, as yet van niet te maecken. De derde ſoorte van deſen is, die de voor gaende opinie alleenlijck in toom houden ende bedwinghen, van deſe
Menſchelijcke Attie die mede-deelachtich zijn van ſonden: welcke Attien ſy gantſchelijck willen hebben te dependeeren; ende Subſtantia lijcker-wijſe, ende Originalijcker- wijſe, ſonder eenich achtervolgh of Sub-ordinatie der ſaecken, te hanghen aen den wil; ende maecken, ende ver- ordineeren, en de ver- apointteeren breeder begrijpende vryigheyt van de kenniſſe Gods, dan van fijne Macht, ofte liever van dat deel des Machts Godts (want kenniſſe ſelfs is een Macht waer
door hy weet) dan van dat, door het welcke hy verroert, ende werc ket, ende maeckt hem van te voren bekent als eenen Behouder ende
Aenſiender van 'tgeene dat hy niet predeſtineert,nochte ordineert. Niet ſeer onghelijck tot die verſieringhe, de welcke Epicurus in Democritus opinie brachte: Deſtinatie wech te nemen, ende Fortuyn te laten in-ko men, te weten; De verſchrickinghe ende het ſtruyckelen van Atte f/4146,
-
Van de Kercke, ende de Schriftueren.
97
mu, het welcke altijt van de wijſte ſoorte als een beuſelinge verwor
pen werde; maer al wat dat niet aen Godt en hanght ende gheleghen is, als Autheurende Principael, door legherer rancken en ſoorten on
der hem, dat moet nootſaeckelijcker wijſe in de ſtede van Godt zijn, ende een nieuw begin, ende eenenſeeckeren Uſurpeerenden Godt, die het van een ander neemt; Waerom die Opinieſeer weerdichlijck ge refuſeert is, als een onweerdicheyt, ende derogatie des Majeſteyts ende Macht Gods; ende nochtans is het voor de rechte waerheydt beve ſticht, dat Godt niet den Autheur des quaets en is, niet om oorſaecke dat hy geen Autheur en is, maer om oorſaecke als niet van quaet. X II.
Zvan de Kercke, ende de Schriftueren. Ghyſalt denſelvighen beſchermen in u Tabernakel, van de traditien der tonghene
E Contraditiie der tonghen, komt ons overal in 't gemoet, uyt den Tabernakel Godts, daerom waer dat ghy u oock wenden
ofte keerenſult, ghy en ſult gheen eynde van Controverſien vinden-, uytgenomen dat ghy uſelven vertreét in den Tabernakel.Ghy ſult ſeg hen, het is waer, ende dat het te verſtaen is, van de Eenicheyt der Kercke: Maer hoort, ende merckt, daer was de Arcke in den Taber nakel, ende in de Arcke het ghetuygheniſſe, ofte de Tafelen des Wets:
Wat ſeght ghy my van het huyſken des Tabernakels, ſonder de kerne der Getuigeniſſe ? Den Tabernakel was geordonneert, om de Getipgeniſſe te bewaren, ende om van de een handtaen de ander over-gelevert te worden: Inghelijcken manieren is het gadeſlaen, ende over-paſſeeren der Schriftueren, de Kercke bevo len, maer het leven des Tabernakels,
is de ghettogeniſe. F
I
N
I N
S.
-
Vo oR- s
V O OR - REDEN. E Oudtheden des 6erſten Ouderdoms, #(uytghenomen die wy in de Heylige Schrift heb ben) zijn door vergetenheyt ende ſtilſwijghen ver (#borghengheweest: de Fabulen der Poëten hebben EAS:54 658) ontdekt, ende begrepen het gheene in Oude Tij den venſweghen was. Ende na de Fabulen zijn ten laetſten ghe volght de Schriften, die wy nu genieten, alſoo dat de inwendichſte,
ende de alder-gheheymſte dinghen der Oudtheyt, ghelijck als door een voorhanghſelder Fabulen, klaerlijck van de Memorie der na
volghenden Tijden, afgbeſondertende onderſcheyden zijn : het welcke ſfch tuſſchen beyde deſe dinghen voeghde, die daer verlooren ghegaen zijn, ende die wyghenieten-. Voorwaer, ick vermoede, dat 'tmeeſte deel der lieden van dit gevoelenweſen ſullen, dat ick voor ghenomen hebbe eenigh kortswijl ende ſteel vermaeck te nemen, ofte
om heuſelinghen, ende dinghen van gheenderweerden te ſchrijven, ende de ſelvighe vryigheyt teghebruycken in 't toe-eyghenen der Fabulen; als de Poëten ſelfs aen-namen in het verſieren van dien, het welcke ick van rechts weghen wel doen konde, op dat ick
met aendachtigher overdenckingen, deſe dinghen vermenghen ende beſprenghen mochte, om mijn ſelven alſoo te vermaecken in het over dencken, ofte anderen aenghenaem te zijn in 't leſen : Nochte my
en à niet onbekent, wat een ydèle ende onſtantvaſtighe ſaecke een Fabel zy, ſoo dat de ſelvighe herwaerts en derwaerts ghetroeken,
ja gheleyt kan worden, ſoo veel een begaeft verſtandt, endegheſtreck vermach, op dat die dinghen (de welckenoyt bedocht zijn gheweeſt) kunnen ten beſten gheduydt werden. Ende my ghedenckt oock, dat
deſe vryigheyt nu onlancx ſeer beſmet is gheweeſt, want veele, op dat ſy door haer eyghen ondervindinghe, endegoetduncken, het aen ſten.
ſſen der Oudtheyt vercrijghen mochte, hebben ſich daer toe be vlijticht om Poëtiſche Fabulen over teſetten . Ende deſe dick wils gehanteerde ende Oude ydelheyt, is niet onlanghs opgheco men, ofſeldenghebruyét gheworden, want Chryſippus ſelfs (ge lijck als eenen uytlegger der Droomen) was gewent in voortijden,'tge voelen der Stoïchen,den ouden Poëten toe te ſchrijven. Ende noch
ſottelijckergaen de Chimiſche tewerck, die de ſpeelen der Poëten
%in het veranderen van lichamen) de Beproevinghen der Ovens ebben toe-geeygent. Alle deſe dingen (ſegge ick) hebbe ick genoech Jaem bedocht, ende overwogen, ende de groote lichtveerdigheyt des
menſchen verſtants, ende vryigheyt,ten vollen doorſienende aenghe merét; nochtans en ben ickdaerom geenſins van mijn gevoelen afge- weecken. Want, Ten eerſten, ſoo moet dit verre zijn,dat de vryig
heyt, ende onbequaemheyt vanweynigen,de Eere, de welcke den Pa rabolen toe-behoort, in het gemeen yets ſoude ontrecken, want dat
geeft (ten deelen) ydelheyt ende ſtoutigheyt te kennen, nademael dat de Religieſelfs, in dierghelijcke voorhanghſelen, ende ſchaduwen, behagen neemt: Alſoo dat, wie dat de ſelvigen wech neemt,die ver hindert ende verbiedt ſchier deghemeynſchappen tuſſchen Godlijc ke ende Menſchelijckeſaecken: maerlaet ons van de Menſche
lijcke wijſheytſtrecken. Ick bekenne vryelijck, ende ghewillich lijck, dat ick van dit gevoelen ben, dat vele Geheymeniſſen, ende Allegorien, onder de Fabulen van de oude Poëten verborgen legghen,ja van den beginne af, dat/ſ eerſt ghevonden zijn geweeſt.
De oorſaeckewaerom, à, om dat ick, ghelijck als wechghevoert ben door de Eerbiedinghe, die ick den Ouden tijdt toe-draghe, oft, om dat ickinſommighe Fabulen, eenſglckeſonderlinghe over-een cominge vinde tuſſchen de gelijckeniſſe, ende'tgeene dat beteeckent wordt: Ende een ſulcke clare, ende bequame t-ſamen-voeginghe in de oprechtinghe des Fabels ſelfs, met de eygenſchappen der Namen
waer de Perſoonen, die de Fabulen ſpeelen, mede ghenaemt ende N 2
beſchre
1 OO
V O OR - REID EN.
beſchreven worden, “Dat niemandt ſtantvaſtelijck kan lochenen,
oft dat den ſin van dien, vanden beginne alſooghemeent, verſtaen, ende met opſetten wille alſoo beſchaduwt ûgheworden: Want wie iſſºr ſoo onverſtandich, ende blindt in een open licht ? Dat, wan meer hy hoort, dat de Faem - (de Reuſen tºonder-gebracht zijnde)
ghelijck als haer jonckſte Suſter na des Vaders doodt gheboo ren is. 'tSelvighe de oproerighe Tijdinghen berder parthyen niet toe en ſchreve, de welcke pleghen noch voor eenighen tijdt over al te ſtreven, na dat de wederſpannigheden ter nedergheſfelt waren ? Ofte, wanneer hy hoordt, hoe dat den Reus Typhon, Jupiters ſenioren af-gheſneden, ende wech ghevoert hadde_ , de welcke Mercurius # ontroofde, ende wederom aen Jupiter over-gaf,
niet datelijck en bemerckte, hoe bequamelijck'tſelvige kan machtige wederſpannigheden toeghereeckent worden, de welcke de ſenuwen van 'tgheldt, ende Macht der Koninghen afſnijden ende ver korten; ſoo nochtans dat (door beleefde Reden, wijſe, ende voor
ſhtighe Flaccaten, de ghemoederen der Onderſaten, niet langh dier naer, als heymelijck verſoent zijnde_,) tot den Konin ghen hare Machten wederom ghegheven worden? Ofte, wanneer 5, hoort, hoe veel dutterghe eghen was aen het bakken van Si
lenus Eſel, in dat ghedenckireerdich exploiét der Goden te gens de Reuſen, tot de verjaginghe ende verſtroyinghe der ſelver, ſh niet gangſh en de vastelijk inbeeldt, 'tſelvighe door de neer ſtig'', aer Rebellen in het werk gbeſte t te zijn, de welcke ghe rey lek dºor de 'e proeren en de veeſen,verſfreyt ende verdelght weries. Taer beneffens, voor wien kan de over-een kominge, en de iets, c'esinge der Namen duister ſchijnen? Aengheffen dat Metis, lupiters vvijf, klaer ººk ien Faedt lereeckert-, Typhon, eenen « agressies Stºrm-wis.it, gfte Gkſrel: Pan, het Alghemeyn : NS msſºs, wate, esie die gelikte. Nechte en liet dit niemant hin
- ex, 's: e. daar is ze vers gesigte Hiſtoriſche verhalen en der #egre
-
-*--
V O OR - RED EN.
IO I
begrepen zijn, ofte, indien eenighe by-voeginghen daer toe ge daen zijn om gieraets wille; ofte indien de Tijden hier altemets onder een vermenght worden, ofte, indien Jets van deene Fabel een nieuwe Allegorie_, ofte Ghelijckeniſſe in te brenghen: Want het is van nooden ghe weeſt, dat 't ſelvighe ſoogheſchiede_ , aengheſſen dat de Ver tot de andere over-ghedraghen wordt, om
gierſelen van Mannen, van verſcheyden jaren ende Ouderdom waren, ende oock van onghelijcke manieren en doen : TDewijle
ſommighe van dien Oudt, ende ſommighe Jonck waren : De eene wederom op de Natuyr der dinghen, de andere op de Bur
gherlijcke ſaecken ooghemerck nemende_.. Wy hebben alſoo een ander Teecken, 'twelek niet kleyn en is om te bewijſen, dat ſºm mighe deſer Fabulen ſoo verborghen en doncker in't vertellen, ende
ſoo onwijs in't verhalen ſelf van dien, ende ſonder bevalligheyt zijn bevonden gheworden, dat ſy de Ghelijckeniſſe van verre af aenwijſen, ende gelijck als toe-roepen. Want, welcke Fabel bewij ſelijck is, kan oock tot vermaeck, ende tot een gheljekeniſſe eenes
Hiſtorie ghemaeſt en verſiert zijn : Want, wat een ghemaeſt dingh à dat-'t Waer Jupiter gheſeyt wordt, Metis ten Wijve ghetrouwt te hebben, ende ſteurende dat ſy met Kindt wat, Haer terſtondt op adt, waer door Hy ſelverſvangher werde_, ende baerde Pallas, gewapent uyt Sijn Hooft. Voorwaer, ick en dencke
niet dat eenigh onſterfelijck menſthe, ſalek eenen afgrijſelijcken en onbedachten Droom, oyt over-comen is. Boven al, ſoo is dit by ons
van grooter waerden, ende wordt voor een wichtighe ſaecke gehou
den, dat ſeer vele van deſe Fabulen niet ghevondengeweest zijn, door welcke de ſelvighen verhaelt worden, ghelijck als door Ho merum, Heſiodum, ende andere. Want, indien wy het voor vaſt
wiſten,datſe hare beginſelen van deſe Tijden, en van deſe Autheu ren (door welcken/y ons indachtich gemaect, en ter handt gekomen zijn) genomen hadden; ſoo en ſouden wyg:groots, na dat ick my 3
4/4
vooR-REDEN.
IO 2
A
in-beelde, noch Heerlijcx daer uyt te verwachten hebben, ofte te
vermoeden, dat uyt ſoodanighe beginſelen yets byſûnders ſpruyten mochte_ .
Want, indien wy met neerſticheyt de ſaecke inſſen, het ſalblijc ken, dat de ſelvighe over-ghelevert, ende verhaelt worden ghelijck als dinghen, die van te voorenghelooft, ende aenghenomen zijn , ende niet, ghelijck als of ſy dan eerſt ghevonden, bedacht, ende ons over-ghelevert waren. Ende nademael de ſelvighe oock van deſe Autheuren, die al op eenen Tijdt te ſamen leefden, verſcheyde lijck vertelt worden, ſoo condt ghy lichtelijck mercken, Dat het ghe meyn, ende uyt de oude memorie gheſproten is, ende datſe ver ſchelen door de verſieringhe, daerſe van Jeder een mede omhan
gen wierde, doordien dat een Jeder begheerich was daer yets toe te doen: Ende oock ſoo hebbe ick door het overdencken, deſê din ghen groote Eere moeten toe-ſchrijven, als te weten. Dat de ſel
vighe niet door de Tijden veroorſaect, noch de Vindingen der Poëten en zijn, maerghelijck als achter-ghelaten Heyligheyt, ende ſoete Winden en Lochten van beter. Tijden; de welcke uyt de
Traditien der Natien die veel Ouderwaren, tot de Trompetten, ende Fluyten,en der Griecken Violen gecomen waren. Indientye
mandt hertneckeljck het daervoor houdet, dat Allegorien altijdt by gheval, endegheljck als ghedwonghen zijnde, ende gantſch niet aenghebooren, oft Natuyrlijck in Fabulen in-gheſloten gheweeſt zijn, Hem en wil ick niet moeyelijck vallen, maer Hen-lieden toe-laten die dapperheyt des Verſtandts te ghenieten, die ſy bemin
nen, ende gunſtich zijn, alhoe-wel het ſchier maer plomp ende bot zy, ende ick wil Hem ( indien hy ſalex alleen weerdichzy) op een ander maniere_ (ghelijck als van nieuws aen) aen boordt C07746 ML ,
Daer is een Tweevoudichghebruyck der Fabulen onder den
Menſchen ingecropen, ende bevonden geworden ende ('t welck noch 77266 jr
V O OR - RED EN.
1o3
meer om te verwonderen à) wordt verſcherden dinghen toe-ghe eyghent. Want de Parabelen dienen tot verdonckeringe, ende om dinghen verborghen te houden, als oock tot verlichtinghe, ende om
dinghen te openbaren, Ende het eerſte ghebruyck achterghelaten hebbende (liever, dan dat ick kijvens wil aenvangen, ende de Ou
de Fabulen ontfanghen hebbende, ghelijck als onſeeckere dinghen, die herwaerts ende derwaerts ghedreven connen worden, ende die
tot vermakelijckheytgemaeſt zijn) ſoo blijft nochtans/onder twijfel het tweede volcomen, noch het ſelvige en ſal dooreenige cloeckheyt des verſtants, van ons wech-geruág worden. Noch het en can nie mant (die maer matelijckgheleert à) verhinderen, dat 't/elvige niet aengeonmenſoude worden, als een ſaecke volaenſſenlijckheyt, ende ſoberheyts; ende vry van alle Jdelheyt, ende ſeer profijtelijck
tot alle wetenſchappen, ende alſoo noodieh. Dit ſelvighe (ſegge ick) à dat, het welcke des Menſchens verſtandt met ghemack door alle nieuwe, ende verduyſterde Ondervindinghe leydet, de , welcke eenichſins verſchillen van de ghemeyne begrijpen, ende ont fanghen ghevoelens. Daerom ſoo waren in de Eerſte tijden -
(wanneer veel menſchelijcke Ondervindingen ende Beſluyten, die nu ghemeyn ende openbaer zijn, noch nieuw, ende niet inſt ghe meen bekent waren) alle dinghen vol van alderhande Fabulen, Raedtſelen, Parabolen, ende Ghelijckeniſſen : Ende door
deſe dinghen ſochten ſy't volk te leeren, om de kenniſſe niet ver borghen te houden: Voornamelijck, dewijle der Menſchen ver ſtanden in die Tijden ſéerwoeſt, onverdu'dich, ende ſchier onbe
quaem waren, om eenighe aerdigheden te begrijpen, uytghenomen die dinghen, die ſy voelen en taſten conden: Want, ghelijck als Hieroglyphica voor de Letteren ginghen , even alſoo waren de Parabolen ouder dan de Bewijs-redenen. Ende oock nu
ter tijdt, indien yemandt een nieuw licht in eenigher Menſchen
verſtanden wil gieten-, ende dat niet onprofijtelijk, en ſonder W6/7
Io4
VOOR - RE DEN,
ſtrengigheyt moetgantſch ende al denſelfden wech in-treden, ende tot ghelijckeniſſen ſijn toevlucht nemen. Waerom wy dan, al'tgee ne, dat gheſeyt gheweeſt is, aldus beſluyten willen. Dat de Wijſ heyt des Ouden Tijdts is, ofte Groot, ofte Gheluckich gheweest: Groot; Indien het Voor-beeldt, ende de Figuere van dien uyt kloeckheyt des verſtants is bedocht gheworden: Ghe luckich; Indien de Menſchen die met yet anders beeſtch waren-, Materie, ende oonſaeck gaven, weerdtch van ſoo groote bedenc kinghe: Soo veel als mijnen arbeytaengaet (indien daerJets in û, dat helpen can) denſelvighen wilick in gheenen deelen achten qua
lijck beſteet te hebben; Want ick wil; ofte de Ouderdom verheer lijcken; ofte de dinghen ſelff. Nochte my en is niet onbekent, dat deſe Materie oock door anderen begonnen is geweeſt: Maer noch
tans moet ick mijn ghevoelen te kennen gheven, ende 'tſelvige niet verachtelijck, maer ongheveynſt. De weerdicheyt, ende denght, deſerdinghen, h ſchier als verlooren ghegaen, door deſer Lieden ſchrijvens, al-hoe-wel ſy groeten ende ſwaren arbeyt hierom aen
wenden, dewyldat ſy den rechten grondt van dien niet ghetroffen hebben; gelijck als Lieden, die alleen in ſeeckereghemeyneplaetſen ervaren waren; endeden ſin en meyningbe deſerParabelen, ſeec
kere Ghenerale dinghen tee-gheſchreven, ende niet ſoo veel als op de Ware deught ooghemerck genomen, noch de aenghebooren ergen ſchap der ſelvighen grondelijck doorſocht, noch bereyckt en hebben. c%Maerick ſalnieuw zijn (indien ick niet en miſſe) inghemeyne ſaecken, ende na-latende 'tgeene dat openbaerende bekendt ü, ſoe
Jalick na hoogher, ende rijcker dinghen trachten-.
TA F E L
1of
T A F E L Van de-,
-
wiisHEYT DER ouDEN. 1. CASSANDRA, ofte WVaerſegginghe. 2. TY PH ON, ofte eenen Rebel.
3. CYCLOPES, ofte de Dienaers van verſchrickinghe. 4. NARCISS VS, ofte Eyghen-Liefde.
5. STYX, ofte Verbondt. 6. PAN, ofte de Natuyre.
-
z. P ERSEUS, ofte Oorlogh. 8. ENDY MION, ofte een Wel-bevallighe. -
9, SO R OR GY GA NTv M, ofte Faem-.
1o. ACTAE ON ende PENTHE US, ofte eenen Nieuws gierich Menſch. w
*
11. O RP HEUS, ofte Liefde des Wijſheyts. 12. COE LVM, ofte de Beginſelen. 13. PRO THE US, ofte Materie.
14. M E MNO N, ofte fonckheyt te vroech rijp. 15. TYTH ONVS, ofte Satticheyt. 16. PRO CVS J VN ON IS, ofte On-eere.
17. CVPI DO, ofte een kleyn Dingh niet om te verdeylen. 18. DIO ME DES, ofte Tver.
-
19. DAE DA L VS, ofte eenen konſtelijcken Werck-meeſter. 2o. ER ICT H ON IV S, ofte Bedroch.
21. D EU CALION, ofte VVederom-leveringhe. 22. N EM ES IS, ofte de veranderinghe der dinghen O
t 23. A c H E
1 o6 2.3. A CH ELO US, ofte Strijdt.
24. D Io NYSVS, ofte Begeerte. 25. AT L ANT A, ofte Ghewin.
26. PRO MET HE Us, ofte des Menſchen Staet, 27. SC Y L LA, ende I CA R VS, ofte den Middel-wech. 28. SP HYNX, ofte VWetenſchap.
29. PRO SER PIN A, ofte Gheeft. 3o. M ET IS, ofte Raedt. 3 1. SIRENES, ofte VVeluit.
- -
Van de
wIISHEYT
der OUD EN. I.
Caſſandra, ofte Waerſegginge-'. -
E Poëtenvertellen, dat e-Apollo op Caſſandra was Wij verlieſt, ende datſe Sijn verlanghen, door verſcheyde
# Eliſten ende Konſten, altijdt op-hieldt, ende beſpottede, Hem nochtans altijdt voedende, totter tijdt toe dat ſy de gave van VVaerſegginghe met gheweldt van hem ghetroc kenende gheleert hadde: maer nu verkreghen hebbende, 'tgheene daer ſy van den beginne, door haer veynſen, na trachte; ſoo heeft 6 ſijn begheeren, en aenhouden, opentlijck af-gheſlaghen-: 't welcke e-Apollo, wanneer hy nu ſoo verre met haer door beloften inghetreden was, als dat hy in gheenderley manieren en konde weder-roepen-, 'tgheene dat hy haer ſoo lichtveerdelijck ghegeven hadde: ende noch tans met een ernſtich verlanghen ontſteecken zijnde, om 'tſelvighe te
wreecken; nochte van ſulcken liſtighe Vrouwe niet willende begeckt, noch
Caſſandra, ofte Waerſegginghe-.
107
noch beſpot weſen; ſoo heeft hy fijne belofte een ſtraffe op-gheleyt, namelijck, dat ſy altijt de waerheyt wel van te vooren ſoude ſegghen, maer dat niemandt haergheloovenſoude. Soo is dan haer Voorſeggen wel waergheweeſt, maer haer is noyt eenigh gheloove ghegeven ghe worden; 'twelck ſy ten allen tijden wel door Ondervindinge bevon den heeft; ja ſelfs oock in het Waerſegghen van den onderganck ende verdelginghe hares eyghen Vaderlandts; van het welcke ſy van te vooren dickwilsghewaerſchout hadde, niemandt nochtans daer na luyſterende, oft hare woorden gheloove ghevende_, .
Deſe Fabel ſchijnt gemaeckt te zijn van de ontijdelijcke, ende on profijtelijcke vryigheyt, in 't vermanen, ende raedt gheven: Want die gheene_, die ſcherp, ende kloeck van verſtandt zijn, ende ſich Apollo den Godt des Accoords, niet willen onderwerpen, op dat ſy van hem de manieren ende maten der ſaecken, het onderſchept van ſcher
pe ende geleerde Propooſten en Diſcourſen, ghelijck oock mede meer ervarene ende wijſe ooren leeren, ende behouden mochten, alsoock de Tijden', wanneer dat het beſt te ſwijghen-, ende oock beſt te
ſpreecken is, niet jegenſtaende dat de ſelvighen ſeer voornuftigh van verſtandt zijn, oock goeden en gheſonden Raedt voortbrengen, ſoo en zijn ſy nochtans by na nimmermeer door haer voort-varen en aen drijven, dienſtich; Noch en zijn niet machtich om ſaecken te ver
handelen, noch bequaem om de ſelvighe voorwaerts te doen gaen,
maer halen haer-ſelven eer een verderf op den hals, ende zijn de oor ſaecken desondergancks der geenen, die haer met hen aenleggen, oft
tot wienſy haer vervoegen, ende dan worden ſy noch in't eynde (naer dat ſy alle ellenden door nalatinge verweckt hebben) voor Waerſeg hers ghehouden, die dinghen langh van te vooren ſien konnen L. Oock ſoo is hier een Exempel van by - XM. Catonem Oticenſem-; Want hy ſach lang van te vooren, ghelijck alsoft hy van eenen hoo
ghen Toorn afgheſien hadde, den onderganck, ende de Tyrannie de welcke zijn Vaderlandt over-komenſoude, eerſt door een gemeyne
t'ſamen-rottinge van verraet, ende daer naer, door den twiſt tuſſchen Ceſar en Pompeius; ende voorſach het ſelvige, gelijck alsof den Raedt Gods hem ware mede-ghedeylt gheweeſt, doch heeft ondertuſſchen den Staedt gheen profijt noch goet toe-ghebracht, maer is eer ſcha delijck geweeſt voor den ſelvigen, 't welck M. Cicero wijſſelijckaen -
O 2
wijſt,
Typhon, oft eënen Zebel
. wijſt, ende ſeer aerdich verklaert, wanneer hy tot ſijnen Vriendt aldus ſchrijft: Cato optiméſentit, ſed notet interdum Reipublica : Loqui tur enim tanquam in Republic4 Platonis, non tanquam in face Romuli.
1o8
II.
TYPHON, ofteenen Rebel. E Poëten verhalen, Dat #uno (gram zijnde, om dat Jupiter van ſelfs, ſonder hare hulpe Pallas voortghebracht hadde) al de Go den ende Godinnen, ſeer ernſtelijckaenriep, dat Sy oock alſoo ſonder
Jupiter baren mochte; ende na dat Sy, door haer moeylijck vallen ende gheweldich aenhouden, hier van verlofverkreghen hadde, ſoo heeft Sy de aerde ſeer gheklopt, door welcke beweginghe, en bevinghe,
Typhon gheboren wierde, een groot ende afgijſſelijck Monſter. Dit vreemdt Creatuer, is een serpent, ghelijck als ter Minne beſteedt-, mochte worden. Welcken Typhon, op dat het van hem na dat hy op-gewaſſen was, heeft ſonder vertoeven Jupiter tot Strijdt verweckt. In deſe Strijdt, quam Iupiter onder 't gheweldt van deſen Reus, de welcke hem in een verre ghelegen Landt vervoerde, ende ſijn ſenuwen ende aderen, aen handen ende voeten in tweenghe ſneden, ende ontnomen, Hem ſoo manck ende verkort ghelaten heeft: Maer Mercurius heeft Iupiters ſeenuwen Typhon ontſtolen, ende de ſelvighen Jupiter wederom gegeven. Iupiter nu hier door verſterckt zijnde, vongh den Strijdt van nieuws wederom aen met het Monſter,
#
ende heeft den ſelvigen terſtont ghewondt, door eenen Blixem, uyt
wiens bloedt, ſlangen voortgekomen zijn, DeſenTyphon ten laetſten wech-lopende, ende den moet latende vallen, ſoo heeft Jupiter hem
met het ſwaerghewicht des Berchs AEthna, daer naer beladen. Deſe Fabelis verſiert van verſcheyden Fortuynender Koningen, ende wederſpannigheden der kebellen, die de Monarchien al te mets ple ghen te over-komen. Want, Koningen worden te recht gheſeyt (ge lijck als Jupiter tot Juno was) aen hare Koninck rijcken getrout te zijn: Maer het gebeurt ſomtijts, dat ſy door lanck regieren ontaert gewor den zijnde, ende tot Tyrannie ſich begheven hebbende, alles tot haer ſelven
N
Typhon, oft eenen Zebel.
1O9
ſelven te trecken, ende verſmadende alleen goeden raedt en de order; na haer eygen gevoelen en goetduncken, wetten ſtellen en maecken: Dat is dat ſy uyt haer eyghen inbeeldinghen, ende loutere macht alles voorſtellen, ende beſtieren. De lieden dit qualijck verdragende, doen
haer beſt om een ander Hooft uyt haer ſelven voort te brengen, ende te verkieſen: Ende deſe ſaecke begint ghemeenlijck, heymelijcker wijſe, eerſt van den Adel, en de opperſte Stammen des Landts,de welcke
ſulcks door de vingeren ſiende, 't gemeyne Volck beweeght om o proer ende tweedracht in den Staet te verwecken, na het welcke eenen op
loop der Afeeren (aengeweſen zijnde door de lonckheyt van Typhon) volght. Ende deſen Staet derAffeeren, wordt door de verkeertheyt desghemeenen volcks, ende aengheboren booſe Natuyrghevoedet ende onderhouden (een Serpent den Koningen 'tmeeſt van allen quel lende): Maer dit ghebreck, door nieuwe verkregen macht aenge groeyt zijnde, ſoo breeckt de ſaecke tenletſten uyt, in een openbare wederſpannigheyt, de welcke, om oorſaecke dat ſy oneyndelijcke el lendenden Coningen, ende 't gemeyne volcktoe-brengt, ende veroor ſaeckt, is gheduydet onder die vreeſſelijckegheſtalte van Typhon-, welcke afghebeeldt wordt, als hondert hoofden hebbende, door de verdeylde, ende uytgeſpreyde machten, ende eenenvyerigen mondt, door den brandt; draeyende ghelijck de Serpenten, door de venijn nigheden, ende byſonder in belegheringhen; yſeren handen, door het doodt-ſlaen; klauwen ghelijck eenen Arent, door het rooven en ſtelen, een Lichaem met veeren bedeckt, door de geſtadige onru
ſten, tijdinghen, bevinge, ende diergelijcken. Ende deſe wederſpan nigheden zijn dickwils van ſodanighe Macht, dat de Coningen, ghe lijck als van de Rebellen gedwongen worden (hare Conincklijcke Stoelen ende voornaemſte Stede verlatende)hare machten binnen te trecken,
en ſich in een afgheſonderde, ende verghetene Provintieſijnes Rijcks te begeven, berooft zijnde van de ſenuwen des Gelts, ende des Maje ſteyts. Maer niet ſeer lang, naer dat ſy hare Fortuyn met ghedult ende verſtant verdraghen hebben, krijgen ſy haer ſenuwen wederom door
de deught ende kloeckheyt van Mercurius; dat is, dat ſy beleeft ende gheſpraeckt zijnde; Wijſeende goede ordonnantienuyt-gaen latende, door milde woorden en reden, deghemoederen, ende genegenthe den des volcks tot hen wederom treckenende verſoenen midtſgaders -
O 3
hen.
mo Cyclopes, ofte de Zienaers van Verſchrickinge. hen
goetwillich ende bereydt maecken om subſtituten en ſchatten in
te brengen, en de alſo een nieuwe ſterckte des Authoriteyts verkrijgen. Niet te min, ſoo en willen ſy aldermeeſt (wijsende gheleert zijnde)
den Dobbel-ſteen des Fortuyns niet verſoecken noch quellen; ende
onthouden ſich van Krijgh en Oorloch, maer nochtans zijn ſy met vlijt daer op uyt,om het aenſien ende eeze der Rebellen, door een ge
denckweerdighe groote daedt, te breecken; het welcke, indien het aldus nae haer verlangen geluckt, daer de Rebellen in haer Gewiſſen overtuyght endeghewondet zijnde, ende van weghen harer vorigher miſdaden bevreeſt, keerenſy haer eerſt tot ghebroocke,ydele, ende weecke dreigementen, gelijck als der Slangen pijpingen ende hitſin gen; ende daer naer de affeeren in wanhope gevallen zijnde, ſoo be gheven ſy haer tot de vlucht, ende als dan is het vorders tijdt,en den Coningen gheraden, wanneer de Rebellen beginnen te verdwijnen, den ſelvighen met de machten des Coninckrijcks ( ghelijck als met het
algemeyne gewicht des Berchs AEthna) te vervolgen, t'onderdrucken, ende te beladen-.
-
"
,
III.
Cyclopes, ofte de Zienaers van Verſchrickinghe_ . Poëten verhalen, dat de Cyclopes om hare wreedtheyt, ende *
D#
-
-
ſtrengheyts wille, eerſt door Iupiter neder ter hellen gheſtoten, ende tot eeuwige gevanckeniſſe veroordelt geweeſt zijn: Maer Tellus heeft daer naer Jupiter geraden, dat het hem geen ſchadeweſenſoude,
indien hyſe uyt de banden verloſte, en de haer hulpe ghebruyckte ,, om Blixemen te ſmeden, 't welck alſoogheſchiede; ende ſy hebben ſeer dienſtich, en verſtandich, gheſtadelijck Blixemen, ende andere Inſtrumenten van verſchrickinghen-, met neerſticheyt ende met een wreet gheluyt, te weghe gebracht: maer in lanckheyt van Tijden is het ghebeurt, dat Jupiter op AEſculapium, den Soon van Apollo, verſtoort wierde, omdat hy eenen Menſche (door Medicijnen) van de doot we derom opgeweckt hadde: Maer Iupiter ſijn gramſchap bedeckt hou dende,
Cyclopes, ofte de Zienaers van Verſchrickinge. 111 dende, (want daer en was gheen rechtveerdighe oorſaecke om ver
ſtoort te zijn, de daedt zijnde Godlijckende Eerlijck) heeft de Cyclopes heymelijck tegens hem opgeweckt, de welcke ſonder vertoeven hem (door den Blixem) doodt ſloegen.Nu, om deſe ſaecke te wreecken,ſo
heeft Apollo (dewijl Iupiter het hem niet en verbode) de Cyclopes met zijnen booghe vernielt-. Deſe Fabel ſchijnt tot de daden der Coningen te behooren; Want -
-
die ſelvige beſtraffen eerſt hare wreede, ende bloedighe Officiers, ende
ſcheyden haer af van de e-Affeeren, om ſich met geeneſaecken meer te bemoeyen; daer naer roepen ſy de ſelvigen (volgens den Raedt van Tellus, dat is, door een on-eedeleende oneerlijck perſoon, om dat het
'tprofijtelijckſte is) wederom tot hare voorige plaetſen; Om vorders verſien te zijn, wanneer eenighe ſtrengicheyt, om te ſtraffen, ofte ſcherpe regieringe, om te volbrengen, van nooden is. Deſe lieden uyt der Natuyren wreedt zijnde, ende door het voorighe ongheluck,
en quade Fortuyn verbittert, ende wel ghenoechſaem merckende, in wat ooghe ſy met den Coningen ſtaen, wendenſonderlinghe neer ſticheytaen in dierghelijcke ſaecken, maer niet ſeer loos zijnde, ende heelghenegen, om danck te begaen : ende in gunſte wederom te ge raecken, volbrengen ſomwijlen (alleen door heymeiijcke werckin
ghen harer Princen, ende onſeeckere geboden) een hatelijcke ſtraffe ende daedt. Maer de Princen, haet ende nijdt verſmadende, ende ge
noechſaem wetende dat haer ſulcke Inſtrumenten noyt miſſen en ful len, ſlaen de ſelvighen gantſch vander handt, ende gheven haer over
tot hare eyghen Vrienden en Verwanten, die ſtraffe verdient hebben, om door hen aengeklaecht,vergolden, ende door den haet des gemey men Volcks,aen de Iuſtitie beſchuldicht te mogen worden: Waer door Z) dan met groote over-een-ſtemminge, den Coninck goet geluck wenſchende, eer te laet, dan t'onrechte, ellendelijck verdwijnen. I W.
Narciſſus, ofte Eyghen-Liefde .
N A R c 1 s sv s wordt gheſeyt wonderlijck ſchoon van gheſtalte ende aengenaemheyt gheweeſt te zijn, maer daer is een groote -
hovaer
112,
Narciſſus, ofte Eyghen-Ziefde- .
hovaerdye mede vermenght gheweeſt, ende een walginghe oft ver ſmadinghe van anderen, niet om te verdraghen: Daerom, dewijle dat hy hem-ſelven behaeghde, ende anderen verachte, ſo heeft hy een
eenich leven gaen leyden in de Boſſchen en Velden, met weynighe dienaers, ende Mede gheſellen; onderden welcken hy alles in allen was. Onder andere, ſo vergeſelſchapte hem oock over al de Goddinne Echo,ende in deſen loop des levens,ſo was het hem van de Goden veror
dineert, by een klare Fonteyn te komen, ende ſich by de ſelvighe in de
hette des middaeghs neder te leggen, maer wanneer hy nu zijn eygen ghelijckeniſſe in 't water aengeſien hadde, tot ſyn eigen vermaeck, en daer naer met verwonderinghe bevangen zijnde, ſoo en konde men
hem ingeenderley manieren van dit ſelfde verheven beeldt af-trecken , maer hy gheſtadelijck aldaer, ghelijck als vaſt ghebonden zijnde , ende legghen blijvende, is verdweenen tot niet, ende ten laetſten in een Bloemeſijnes naems verandert, welcke Bloemehaer in 't begin ſel des Lentens vertoont, ende is den Onderſte Goden, als Pluto, Proſer
pine, ende Eumenides, toe-gheeyghent gheworden .. Deſe Fabelſchijnt de Verſtanden, ende Fortuynen der gheener af te beelden, die, oft om haer ſchoonheyts wille, ofte om eenighe andere gaven, met de welcke ſy uyt der Natuyren, ſonder eenigh toe doen van haer eyghen kloeckheyt, begaeft zijn, ſoo op haer ſelven verſot -
zijn, dat ſy haereyghen valle, en ongheluck ſchier veroorſaecken-.
Nademael dit ſchier de Natuyre deſer lieden zijn, dat ſy haer niet veel laten ſien, noch veel met Burgherlijcke affeeren bemoeyen, dewijl dan den menſch door verſuymeniſſe, veel weder weerdigheyts, ende moeytens in dit leven onderworpen is, de welcke hare ſinnen ont
roeren ende krencken mochte. Daerom ſoo leven dan dieſelvighe meeſtendeel een eenigh leven, in theymelijck van den menſchen af gbeſondert, vergeſelſchapt met ſecrweynich Dienaers, ende met ſulc ken, die haer ten hooghſten eeren, ende ſich harer ſeer ſchijnen te_, verwonderen, ende de welcke met al haer ſegghen, ghelijck als een Echo over-een-komen, ende haer-lieden na den mondt weten te fluy ten. Door deſe verkeerde ghewoonte, opgheblaſen, ende ten laet
ſten door verwonderinghe hares eyghen ſclfs verbaeſt geworden zijn de, worden met ſulck een ydelen hert, ende luyigheyt beſeten, dat
4y vorders al ſlapende duyſelen, ende van alle hare ſterckheyt ende gaeu
4
lº
Styx, ofte Verbonde.
I13
gauwigheyt berooft worden. Seeraerdigh paſt deſe Bloeme vande Lente op de ghelijckeniſſe van ſulcke verſtanden, dewijl dat ſoodanige ver ſtanden in hare beginſelen bloeyen, ende ghe-eert worden: Maer
tot Jaren gekomen zijnde, ſo raecken ſy met haren goeden Hoop,en verwachten die men van haer betrout hadde tot ſchande. Ter ſelviger plaetſe behoort dit, dat deſe Bloeme de Beneden Goden toe-geheylight is : Want lieden van dier Natuyr, worden gantſch onbequaem tot
eenigh goedt. Want wat van ſich ſelven gheen vrucht voort brengt,
maer ghelijck als den wegh eenesSchips in de Zee voor bygaet, ende verdwijnt, dat ſelvighe placht by d'Ouden-, de Schaduwen ende Beneden Goden, toe-gheheylight te zijn-. v.
Styx, ofte Verbonde.
H# is een ſeer ghemeene Fabel,
ende daer wordt in veele D
Fabulenghewach af ghemaeckt, van dien Eenighen Eedt (door welcken de Hemelſche Goden ſich pleghen te verbinden) wanneer ſy niet en wilden dat eenigh berouw, leedtweſen, ofte weder-roepinghe daer naer ſoude zijn te verwachten, ofte voor te werpen. Deſen Eedt wierde voor eenen vaſten Eedt beveſticht, nochtans dat het gheen
Hemelſche Majeſteyt, noch Godtlijcke Macht aen te roepen, ghewendt was; maer Styx alleen, een Rivier zijnde, by de Beneden Goden-, 't welcke met veel eynden, kromten en bochten, Plutoos Pallys om ginghelt: Dit ſelvighe was de eenighe maniere van een vaſt Sacra ment, noch en wordeoock gheen anders volkomen gheacht, ofte om niet gheſchent te kunnen worden, uytghenomen deſe: ende de ſtraffe
die hun opgheleydt worde (indien yenandt ſich ſelven verſwooren hadde, ende 'tſelvigheden Goden niet ghehouden was) dat hy ſoude ſeeckere jaren uyt-gebannen worden,ende hem van de Tafel der Goden te onthouden -.
-
Deſe Fabel ſchijnt te micken op de Verbonden, ende Accoorden der Princen. In welcken dit (meer dan het behoorlijck is) waer
is: Namelijck, dat de Verbonden ( door wat Aenſenlijckheyt, ende
Eedt der Religie, dat ſy oock beveſticht zijn) niet ſeer ſterck en zijn: -
P
Alſoo
Styx, ofte Verbondt.
1,4
Alſoo dat de ſelvighen ſchier meer om Eere, ende Ceremonien wille, dan om gheloove, verſeeckertheyt , oft ghetrouwigheyt, ghepleecht worden. Ia, indien oock de Banden des Vriendtſchaps (ghelijck als
Sacramenten van de Natuyr) of de goede verdienſten van beyder zij den ſich hier by voeghde, ſco wierden die ſelvighe nochtans bevon den aengheſien te zijn onder eenen graedt van Eergierigheyt, eyghen
Profijt, Vryigheyt, ende Macht, om te heerſchen : Ende dit ſoo veel te meer, om dat het den Princen lichtelijck te doen ſtaet door ver ſtheyden voor-leggingen, ende byſondere begheerten, en behaghen;
hare godtlooſegheſworen ghetrouwigheyt te beſchermen, te bewim pelen, ende (niemant boven haer meeſter zijnde, aen welckenſy deſen reden oft reeckeninghe behoefden te gheven) te bedecken. Daerom, ſoo iſſer dan een ware ende ghewiſſe beveſtiginge waer door dat men de geſworen beloften, vertrouwen mach; ende is wel-verſtaende niet
eenighe Hemelſche Godtheyt, maer het is de Noodtvvendighot, (den Machtighen eenen Godt) ende het Perijckeldes Staets; ende't Mede ghenoot des Profijts, De Nootvvendigheyt wordt ſeeraerdigh door Sr yx afghebeeldt, een Goatlijcke Rivier, daer men niet van daen komen, noch te_,
rugghe keeren en kan. Ende Iphicrates van Athenen heeft deſen Godt aengheroepen, wanneer hy Verbonden ſoude maecken: wiens woor den (om dat hy een Man bevonden wierdt te zijn, die alles opentlijck
uyt-ſpraak, ende 'tghene, 'twelck, anderen in hare ſinnen dencken) niet on-oorboorlijck ſoude zijn, hier te verhalen. Deſe ( wanneer
hy bemerckte dat de Lacedemoniers verſcheyden Bevrijdinghen hares ſelfs, Ordonnantien op ſtraf, ende beveſtiginghen der Verbonden, veel omſtandigheden, ende verpandinghen ſelfs voor-ſtelden ende bedochten) heeft aldus tuſſchen beyden gheſproken, onum(inquit) Lacedemonii nobis vobiſcum vinculum, & ſecuritath ratio eſſepoſitºſi plane demonſtreth, nos ea conceſſiſe, cyintermanus poſuiſſe, ut nobis facultas le dendi nos, ſi maxime velletjes minime ſuppetere poſit. Derhalven dan: In dien de macht van te ſchaden wegh ghenomen is, of indien door het
breecken des Verbondts, perijckel desondergancks, verminderinge des Staets, oft der Tollen aenſtaende zy; ſoo moghen de Verbonden alſdan daer voor ghehouden worden, ghelijck als door den Eedt van
ST Y x verzegelt, beveſticht, cnde geheylicht te zijn, nademael datter -
een
Pan, ofte de Natuyr.
115
een vreeſe mede vermenght is, om oock verboden te worden de Tafel, endeghemeynſchap der Goden, langher te ghenieten. By, of onder welcken naem, de Rechten der Koninck-rijcken, Overvloedt, ende gheluck van dien, door de Ouden verſtaen wierde_.
III.
Pan, ofte de Natuyr.
D# Ouden hebben de alghemeene Natuyre, ſeer neerſtelijck ende wel, onder de perſoon van Pan, beſchreven: Zijn herkomſte,
ende geboorte, laten ſy twijfelachtich. Want ſommige verſeeckeren ons, dat hy door Mercurium Voort-geteelt zy: e-Andere ſchrijven hem toe, een heel andere maniere van geboorte. Want ſy ſegghen, dat ver ſcheyden Vryers met Penelope te doen gehadt hebben, door welck gemeyn By-ſlapen, Pan, eenen algemeynen Soon, geſproten is. En de ſonder twijffel, ſoo hebben ſommighe Poëten, van onſe Tijden, de Oude Fabel, door deſe vertellinge, den Naem van Penelopes gegeven.
't Welck ſy dickwils doen, nademael dat ſy oock Oude Fabulen; jonge erſoonen, ende namen toe-ſchrijven, ende 'tſelvighe al-te-mets ſeer
## ende onbedacht, ghelijck als ghy hier ſien moeght; Na demael dat Pan van dealder-oudtſte Goden gekomen, ende langh voor
Olyſis tijdt gheweeſt is, ende dat Penelope daer- en boven door hare Moederlijcke kuyſcheyt van de Ouden eerlijckgheacht wierde. Noch
en is deſe derde wytlegginge des Gheboortens niet om voor-by te gaen- : Want ſommigen hebben voor-ghehouden: Hem den Soon van Jupiter ende Hybris (dat is van Verſmaetheyt) gheweeſt te zijn, maer in wat manieren dat hy oock voortgekomen zy, houden ſy dit voor gewis; dat de Parca ſijn Suſters geweeſt zijn. Nu, de Geſtalteniſſe van Pan,
wort van de Oudtheyt aldus beſchreven: Te weeten, dat hy is Ghe hoornt, het ſpitſe der Hoornen tot aen den Hemel toe-reyckende ,, ende yaſt ghemaeckt zijnde, rouw ende hayrich van lichaem, ſijnen Baerdt voor ſcherp, van geſtalte tweevoudich; Soo veel het opper ſte aengaet, ghelijck een Menſche, maer de ander helfte gelijck een wildt Beeſt, Geyte voeten hebbende: Hy droegh alſoo teyckenen -
P-2
VaIn
Pan, ofte de Natuyr.
116
van Macht en Vermogen, dat hy hadde: Inſjn ſlincker handt een Pijpe, ofte Fleuyt, van ſeven Rieten gemaeckt : In ſ'n rechter handt een en Haeck, ofte Kromhout, aen tevnde gebogen zijnde: Ende hy was bekleedt met een en Mantel van Luparts-Velen gemaeckt, ende duſ. danig e A4 icº ten wierde hem toegh ſchreven, als namelijck; Dat hy is den Gedt des tachts; oock der Schaep herders, en de gemeyne Landt bouwers: inſgbelijcken Preſident en de Opperſten der Bergen. Hy was oock den Bode der goden; den naeſten na Mercurium. Daer-en boven
ſoo word hy ghehouden voor den Capiteyn, Gheleyder, ende Gouver neur der Godainnen, de Welcke altijt om hem pleg hen te huppelen- , ende te danſſen. De Satyrs, ende de Silent, die noch ouder waren, ver
geſelſchapten hem oock mede Hy had de inſgelijcks oock de Macht om de Lieden vreeſe aen te jaghen, ende te verſchricken, beſonder
lijck met ydele, ende Afgodiſche Vreeſen, de welcke Panſche Vreeſen
genaemt wierden, Maer van ſin Daden, die hyghedaen heeft, en zijnder niet veel in ghedachten. Deſe is de Principaelſte: Dat hy Cupido . ter ſtrijdt gheroepen heeft, van welcken dat hy oock overwonnen
wierde. Hy heeft oock den ReusTyphon in ſijn Nette gevangen, ende vaſtgehouden, dat hy niet ontkomen konde: Ende ſy verhalen daer cn-boven; Dat, wanneer Ceres (bedroeft ende gram zijnde, om dat Proſerpina ontſchaeckt was) haer verborghen hadde, ende nae dat al de Goden haer uyterſte beſt ghedaen hadden, om haer wederom te
vinden, ende haer door, ende in allen Wegen en Velden, verſpreyt en gheſocht hadden, ) dat het Pan alleen uyt goet gheluckende For tuynghebeurde, dat hy haer in 't Jaghen vonde, en de ontdeckte_ . Hy heeft oock dorven waghen ſich teghens e-Apollo ten ſtrijde te ſtellen om de overwinninge, wie van hun beyden den beſten Muſicant
verblijven ſoude, ende worden oock door den Richter Mijdas, den beſten Sangher gheoordeelt; om welck oordeel Mijdag twee Ezels ooren ghehadt ende ghedraghen heeft, doch in 't heymelijck: daer
en worden gantſch gheen van fijn Vryagien verhaelt, of ten minſten ſeer weynich, 't welck wel te verwonderen is, onder ſulck een getal
Goden, die ſoo geheelijck tot Vryen geſtelt waren. Dit alleen wordt hem na gegeven; dat hy Echo beminde, ende de welcke hyoock tot ſin Huyſvrouvve troude, Ende noch een andere Goddinne, Sv R 1 N x
genaemt, op de welcke hy in ſpijt, ende wraeck, van Cupido (den -
welcken
Pan, ofte de Natuyr.
-
117
welcken hy niet ghevreeſt en hadde ter ſtrijdt te vorderen) verlieft is gheworden. Noch heeft hy noyt Kinderen ghehadt, 't welck Cock te verwonderden is; Nademael de goden, ende principalijck die van t'Manlijck geſlachte zijn, ſeer vruchtbaer waren, uytghenomen,
dat hem een kleyn Meyſken toe-gheeyghent worde, als fijn Cochter te weſen, met namen Iambe, welck Dochterken, de Gaſten ende vreem de lieden door haer ſoete lacchelijcke vertellinge, ende lieffelijcke
eAvontuerkens (die ſy wiſte te vertellen) plachte te vermaken : Ende ditſijn kindt worde van ſommighen gheacht, van zijn Wijf Echo ghc komen te zijn . Dit is een Edele Fabel, indien daer eene zy: ende die als uytghe
ſtreckt, ende als ſwangher met de Gheheymeniſſen des Natuyrs is. PAN, (gelijck als den Naem ſelfs oock luydet) beelt af, ende ſtelt voor ooghen de Alghemeynheyt der Dinghen; ofte de Natuyr, voor ſoo veel als ſijnen oorſpronck ofte Gheboorte aengaet; daer van is de Opinie en 't vermoeden gantſch tweederley. Ende het machoock ſoo welzijn, Want hy is, ofte van Mercurium gheſprooten, te weeten, door het Godlijck Woordt ('t welck de Heylige Schriftuer buyten alle verſchillen ſtelt; Ende de Philoſophen, die Goats Woordt geloofde, ende in weerden hielde, quamen oock met 't ſelvighe over-een) ofte, uyt het Onordentlijcke Zaedt der dinghen; want die gheenighen die voor-gheſtelt hebben, dat een Eenich beginſel alles voort-ghebracht heeft, die hebben't ſelvighe Godt toegheſchreven, als den Oorſpronck
zijnde aller dinghen; Ofte indien ſy ſegghen dat het Beginſel van alles, in veel materien beſtaet; ſoo willen ſy'tſelvige van verſcheyden ende
veranderlijcke machten houden te zijn. Alſoo dat van yder deſghe lijcken Verſchil aldus beſloten moet worden: Dat de Weerelt, ofte,
van Mercurius, ofte, van al de Vrijers (dat is van het algemeyne, ende onordentlijcke Zaet) gheſproten is:
-
Namque canebat uti magnum perinane coaéta virgil.
Semina, terrarumque animeque Mariſguefuiſſent,
" Et liquidi ſimulignü: óf hij exordia primü, Omnia & ipſe tener Mundi concreverit orbij. P 3 -
-
-
Maer
118
Pan, ofte de Natuyr.
-
Maer de derde Gheboorte, waer van Panghekomen is, is deſe 5:
Dat de Griecken yets ſchijnen van de Geheymeniſſen der Hebreen (oft-, door de Boden die onderwijlen uyt AEgypten-Landt quamen, oft, an derſins vernomen te hebben-) want het ghehoort tot den Staet des
Weerelts, ende niet eygentlijck tot den Staet fijner Geboort-dagen; maer tot den Staet die na Adams val, de Doodt, ende verderfelijck heyt onderworpen, ende overgegeven wierde, Want den ſelvighen Staet, is een geſlachte Gods, ende der ſonden geweeſt, ende blijft ſoo. Daerom ſoomach dan de drievoudige vertellinge van Pans afkomſte waer ſchijnen te weeſen, indien het te recht door Tijden, ende dingen onderſcheyden wordt. Want deſen Pan, den welcken wy behou den, aenſien, ende meer dan het betaemt, eeren-; heeft uyt het Woordt Gods, door hulp van onordentlijcke materie, ende door het tuſſchen beyden inkomen van overtredinge, ende verderfelijckheyt,
ſijn beginſel ghenomen. De 2Natuoren der dinghen, ende de din ghen, die Godt van te vooren verordineert zijn, moghen te recht Pans Suſters genaemt worden. Want de beginſelen der dingen, ende
het blijven, onderganck, ende onderdruckinghen, ende voordeelen, moeyten, ende ghelucken, ende vorders alle dingen, die van Gode
verordineert zijn, die de dinghen over-komen konnen, zijn aen de ketenen der Natuyrlijcken oorſaeckenghebonden.
-
Hoornen worden dan de weerelt toe-geeygent, om dat de Hoornen
ſoodanigh zijn, te weten, onderbreedt,ende ſcherp aen't eyndt: want yder Natuyr der dinghen is ſcherp, ghelijck eenen Pyrami, oft vier kantighe Colomne, die onderbreedt, ende boven ſcherp is. Dingen,
die niet om te verdeelen en zijn, zijn oneyndelijck, ende dieſelvigen worden in Species ende ghedaenten vergadert’, d'welcke alſoo ſelfs menigherley zijn. Gedaenten klimmen wederom op tot Geſlachten,
endedeſe Gheſlachten alſoo opklimmende, worden vorders in ghe meynerdinghen t ſamen ghetrocken; alſoo dat de Natuyre ſchijnt,
gelijck als in een ſich te vervoegen: Oock ſoo en is het geen wonder dat Pans Hoornen den Hemel raecken-, nademael het hooghſte des Natuyrs, oft de alghemeyne Idee, dat is, het eerſte maeckſel der din ghen, oock in eeniger manieren tot de Godtlijcke ſaecken behooren : Want den overganck is vande Metaphy ſicá, tot Natuyrlijcke Theologie
oft Godheyt, niet verregheleghen-. HCt,
Pan, ofte de Natuyr.
119
Het Lichaem des Naturs, wordt ſeer aerdigh, endeten rechten hayrich, en de rouw, om de ſtralen der dinghen, afgheſchildert-;
want de Stralen zijn ſoo veel als de hayren, en noppen des Natuyrs; ende alle dingen hebben ſchier meer ofte minſtralen, 't welck ader meeſt openbaer is, in de macht des Gheſichts, ende niet minder in alle Deught ende werckinghe, in yets dat verre gheleghen is. Want al wat werckt op verre gelegen dingen, dat ſelvige machten rechten geſeyt worden, dat het Stralen uyt-ſeynt: Maer Pans Baerdt, ſtreckt het meeſte van allen uyt- : Want, Stralen der Hemelſcher Lichamen, wercken meeſtendeel op dingen van verre afgelegen, ende ſijn door dringende. Daerom dat oock de Sonne, wanneer haer Opperſte deel
door een Wolcke over-trocken is,ende de Stralen onderuyt-breecken, na het aenſien, Ghebaert ſchijnt te weſen.
V
Oockſoo wordt het Lichaem des Natuyrs uyttermaten wel Tvvee
voudich afgheconterfeyt, om de verſcheydenheyt der Lichamen van ZBoven, ende der Lichamen van Beneden; Want deſe_, te weten de
Lichamen van Boven, worden te rechte, om hare ſchooheyt, ende
even beweginghe, ende ſtantvaſticheyt, ghelijck als oock om haer
gheweldt ende Macht, die ſy hebben om de aerde, ende aerdiſche dinghen te regheeren, onder de Menſchelijcke Natuore geſtelt: Maer de anderen, om haer ongheregheltheyts wille, en de ongheſtadighe ongelijcke beweginge; ende om dat ſy van de Hemelſchen lichamen gheregeert worden, konnen met de Figuer van een dom Beeſt te vreden zijn. De ſelfde af-ſchrijvinghe des Lichaems behoort oock tot de Mede-deelinge dergedaenten. Want, geen Natuyr en kan ſlecht oft eenvoudieh ſchijnen te weſen, maergelijck als van tvvee declachtich,
ende geſproten. Want den Menſch heeft een weynich ex Bruto, waer in hy den Beeſten ghelijck is. Een Beeſt, een weynich van de Planten. - De Planten een weynich van 't Lichaam, dat geen Siele en heeft; ende alle dinghen zijn voorwaer Tv: ee-voudich, ende van de Boven, ende Beneden Gedaenten te ſamen ghevoeght'.
-
Seer ſcherpſinnich, ende diep is in gheſien geweeſt de Gelijckeniſſe van de Geyte Voeten, om dat ſich de Aerdtſche lichamen opwaerts be weghen na de Landen en ſtreecken des Lochts, en de des Hemels: Want een Geyte is een klimmendt Dier, ende het bemindt aen de
Steenrotſen te hanghen, en de omtrent hooghe ende ſteyle plaetſen -
C. In
12O
Pan, ofte de Natuyr.
-
en Berghen te hengelen; Ende ſoo doen alle dinghen, alſoo dat het te verwonderen is: al-hoe-wel dat ſy den Cloot der aerden hier be neden toeverordeneert zijn; Ghelijck als het aen de Wolcken, ende
Meteors gantſch openbaer is. De Teeckenen die PAN in ſijn Handt voerde, ſijn tweederley,. Het eene daer van wijſt merckelijckaen, de Harmonye ofte over-een-ko minghe, Ende het ander-, Gouvernement. De Pijp, oft Fluyte van
ſeven Rieten ghemaeckt, 't ghemeen Accoordt der dinghen; ende de Eenigheyt met de Oneenigheyt vermenght, de welcke door de bewe
ginghe der ſeven dwalende Sterren veroorſaeckt wordt. Dat van den Haeck, is, alſoo een ſchoone overſettinghe, om de weghen des Na tuyrs, die half recht, half omdraejende zijn: Dit Hout-, oft, deſe Roede, is voornamelijck crom, aen het voor-eynde, want de werc ken die de voorſichticheyt Gods, hier in de Weerelt werckt, geſchie den ſchier al, door om weghen ende duyſtere, ende twijfelachtighe
Reden; Alſoo dat een dingh mach ſchijnen gdaen te worden, ende een ander voorſeker volbracht, gelijck als het verkoopen van Ioſeph
in AEgypten, ende dierghelijcken, waerom dat oock in de alderwyſte regieringhe hier op aerden, die gheenighen, die het Gouvernement in harer handen hebben, den Lieden veel bequamer, ende met grooter
voorſpoet , door om-wegen, ende duyſtere reden leyden, endeaen vaeren, waer heen het henghelieft, dan recht uytgaende oft ſpreec kende: Alſoo, dat yder Roeden, oft Staff des gouvernements, waer
lijck boven om-ghekromt is. -
-
P Ans Bekleedinge, ende Mantel, wort ſeer verſtandelijck afghe ſchildert van eenes Luparts Huyt gheweeſt te zijn, om de vlecken die over-al verſpreyt zijn; Want den Hemel wordt met Sterren; de
Zee met Eylanden, de e-Aerde met Bloemen beſprenckelt: Ende de
particulire dinghen, waren ſchieralghewent met verſcheyden coleu-. ren boven op beſpat te zijn, 't welck was gelijck als een Veldt-kappe, oft Manrel, der dinghen-. Ende PA N s Ampt, en konde door gheen andere ſaecke, ſoo -
levendich voor ooghen gheſtelt zijn gheworden, noch uytgheleyt, dan dat ſy ſegghen, dat hy is, den Godt des/achts, ende dergheenen die Jaghen; Want alle Natuyrlijcke handelinge, ende ſulcke bewe ginghe, ende voortganck, en is niet anders dan ter Jacht te gaen-, Want *
-
Pan, ofte de Natuyr.
U 2.I
Want, Gheleertheyt ende Konſten, jaghen oockhare wercken na, ende de Menſchelijcke vernuften hare eynden: Ende alle natuyrlijc ke dinghen, jaghen; oft, na haer voedtſel, ghelijck als na roof, oft, na hare welluſten, ghelijck als na trooſt; ende dat in kloecke en naerſtighe manieren:
Torva Leena Lupum ſequitur, Lupus ipſe Capellam-, Florentem Cythiſum ſequitur laſciva Capella. Oock ſoo is Panin't generael, Godt van al de Bouw-lieden : want ſoodanighe menſchen leven beter na de Natuyr, nademael de Na
tuyr in Steden, ende Princen Hoven, door verſcheyde toe-doeninghen, te ſeer bedorven wordt. Soo dat het ſegghen des Poëets (al-hoe-wel het van Liefde te verſtaen is) hier waer is;
Pars minima eit ipſa puella ſui. Voor ſoo veel als den Berghen belanght, van dien wordt Pan oock den opperſten ghenaemt, want op Berghen ende verheven plaetſen, gheeft ſich de Natuyr meeſt te erkennen, ende is ooghen ende geſich ten meeſt onderworpen- . . .
-
-
-
TDat PAN den anderen Bode der Goden na Mercurium zy. Die ghe lijckeniſſe is gantſch Godtljck, nademael dat het Beeldt des weerelts,
(na het WWoordt Godts) de Eere, ende verbreydinghe ſelfs zy, des God lijcken Machts ende VWijſheyts: 'tWelck den Godtlijcken Poëet wel
gheſonghen heeft. Calienarrant gloriam Dei, atque opera manuum ejus, indicat firmamentum . Pſalm 19. 1.
. .
-
De Godinnen, te weten, de levendige Zielen, nemen leen vermaken in Pan; want de welluſten
# zijn de zielen der levendigen,
ende hyisten rechten harer aller Regeerder. Dewijle dat yedereen van deſe fijn Natuyr, gelijck als den Leydtſman ende Capiteyn volght, ende rondtſom hem danſſen ende huppelen, met oneyndelijcke ver ſcheydenheyt, om dat yeder een van hen, na de manieren hares ey
ghen Vaderlandts, op, en om-ſpringhen, ſonder ophouden van ſulck een oefeninghe, de Satyrs, ende de Sileni, te weten, de Ouderdom, en de
de Ionckheyt volghen, ende vergeſelſchappen oock geſtadelijck mede: want van allen dinghen, iſſer eenen ſpringhenden ende vrolijcken tijdt: Ende wederom, eenen langhſamen, en de droevighen tijdt-: Q-
'tGhe
12,2
-
Pan, ofte de Natuyr.
-
'tGhelaet, ende de gheſtalte deſer beyden tijden, ſchijnen veel licht belacchelijck, ende leelijckin der Menſchen ſinnen te weſen, (indien yemar dt de ſelvighe tijden ter deegheinſiet, ende overweeght, ghe lijck als Democritus dede) ja, ghelijck 'Ghelaet eens Satyrs, oft het Weſender Silenen- ,
Van de Vreeſen, van welcken Pan te zijn den Autheur geſeyt wort; Wordt een wijſe leeringhe voor gehouden- ; Want de Natuyr .
heeft yder een, en allen levendigen, een vreeſe der dinghen ghegeven, ende een ſorghe om ſijn leven, ende ſijn weſen te bewaren, ende te beſchermen, ende om aenkomende onghelucken te mijden, voor te komen, endete verdrijven: Nochtansſoo is dieſelfde Natuyron wetent, om hier in maet te houden, maer ſy vermenght altijdt toe
helaten, ende behoorlijcke met ydele ende onnoodighe ſorghe, alſoo dat alle dinghen (indienſe van binnen konden beſien worden), vol van Pans angſten, ende benautheden zijn, beſonder de Menſche lijcke dingen, de welcke Afgodiſch in haer voornemen ende arbey den zijn, ('t welck inder daet niet anders en is, dan een van Pans. vreeſen) en meeſt van allen, in harde, ongheluckige, en verwerde, tijden-
-
-
Maer voor ſoo veel als de ſtouticheyt Pansaengaet, ende dat hy Cu
pido ter ſtrijdt uyt-eyſchſte, dat ſtreckt daer toe, omdat de Materie gheen gheneghentheyt, noch luſt en ontbreeckt, om de Weerelt te ontdoen; ende wederom in dat d'oude Chaos te doen vallen: ten ware
dat door de onſtercke eendrachticheyt der dingen (door de liefde ofte
Cupido beteeckent) hare booſheytende aendrijven niet en wierde ver hindert, ende in goede ordre ghehouden: Daerom ſoo is het dan ( den Menſchen ten beſten) van Godt verordineert, dat den Strijdt bevonden worde Panteghen te gaen, ende dat hy, als overwonnen,
wech ginghe-.
Tot dit ſelvige ghehoort oock dit, van dat Typhon in het ZNette ge vangen ende bewimpelt was; Want, hoe onghewoonlijck groot # oock de ſwellinghen ſomtijts zijn ('t welck door Typhon beteyckent wordt) alſoo dat zy de Zee opblaſen, oft de Wolcken, oft de Aerde door ſwellen, ofte eenige andere dinghen; nochtans ſoo omvanght ende bedwinght de Natuyr der dinghen, deſer, ende dierghelijcke
Lichamen, uytnemende opghcblaſentheyt ende dartelheyt, met een Net
Pan, ofte de Natuyr.
123
Net niet om te ontwinden, ende overwindt de ſelvighen, ghelijck als met een keten van Diamant-ſteenen ghemaeckt, Maer dat het opſpeuren van Ceres,dat deſen Gode toegeſchreven wort,
ende dat, terwijlen hy ter fucht ghegaen was, ende de andere Goden haer niet vinden en konden, al-hoe-wel ſy ſeer ernſtelijck, ende neer
ſtelijck, oock door Jaghen na haer ſochten, dat ſelvighe brenght een wijſeende ware vermaninghe met ſich ; Te weten, dat de uytvin dinghe der dinghen, die ons in dit leven, tot onderhoudinghe van
nooden zijn, niet van de Philoſophien herkomen (ghelijck als van de Grootſte Goden) verwacht wierde, ghenomen dat ſy haer uyterſte ,
beſte daer om dede; Maer alleenlijck van Pan, dat is, van dagelijck ſche Mannelijcke, ende ervare ondervindinghe, ende alghemeene kenniſſe der dinghen deſes Weerelts, de welcke oock aldus bygheval,
ende ghelijck als op der Iacht zijnde, derghelijcke uytvindinghen ende oede Fortuynen plach te ghemoeten--
Den Strijdt denvveleken by hadde met de Muſitanten, ende ſijn uyt komſte, wijſt inſghelijcksaen een geſonde leeringhe, ende een ſoo danige, de welcke de Reden, ende 't menſchelijck vernuft en verſtant bedwinghen kan, om ſich der goeden gaven en giften, die ſy van de Natayre ontfanghen hebben, niet te verheffen, noch te verhovaer dighen: Want daer ſchijnt een twee-voudighe Harmonie te weſen ,
ende gelijck als 3Muſicael zijnde: De een, desiGodtlijckes Voorſtenig heyte; Ende de ander, des Menſchelijeken. Verſtants. Want, tot des Men ſchen verſtandt, ende gelijck als tot de ooren der ſterfelijcken, zijn de Bedieningen des Weerelts, en der dinghen, ende Gods oordeelen
ſeer geheym, onbekent, ende verborgen; oock een weynich vreemt, ende gelijck als qualijck luydende: Welcke onwetentheyt, al-hoe wel de ſelvige terecht door de Ezels-ooren aengheweſen wordt, noch
tans ſoo worden die ſelvighe Ooren, in 't gheheym ghedragen, noch ſoo en wordt de leelijckheyt deſes deughts, van 'tgemeyne volck niet ghemerckt, noch gheſien L. . . Ten laetſten, en is het gheenſins wonder- , dat hem na gheſeydt
wordt, ghelijck als op yenant verlieſt gevveeſt te ſijn; ofte noºit niet ge vrijdt te hebben, behalven het Huvvelijckmet Echo: Want de Weerelt gheniet haer ſelven; ende in haer ſelven alle andere dingen, maer wie bemindt, die wilghenieten, noch waer overvloedt is, daer en Q. 2
hecft
Pan, ofte de Natuyr.
1 24
heeft verlangen geen plaetſe: Daerom en kan de Weerelt (dat is Pan)
dan gheen Liefde draghen, noch eenighe begheerte om te beſitten, nademael dat ſy met haer ſelven tevreden is, ten ware miſſchien eeni
ghe woorden oft Reden: de welcke, indienſe ſlecht ende rondt uyt zijn, door de Godinne Echo te kennen ghegeven worden: Oft indien ſcherper, en diepſinnigher, door de Syringe: Onder allen Reden, oft ſtemmen, wort dan de eenighe Echo ſeer uytghenomen wel ver koſen, om met de Weerelt te trouwen; Want dit is vorders rechte
Philoſophie, de welcke de ſtemmen des Weerelts alderbeſt, ende
ghetrouwelijckſt voor ooghen ſtelt, ende de welcke, gelijck als van de Weerelt her-komende, ende ghcſeyt zijnde, beveſtighet is, en de welcke niet anders en is, dan een doodt Beelt, ende reflexie, oft
weder - ſchijnſel des ſelvighen, noch daer yet van haereyghen toe doet; Maer alleenlijck naboetſt, en de eenen weder-klanck gheeft,
ghelijck als een Echo. Tot de volkomentheyt des Weerelts, ghe Namelijck , dat Sy geen Nakomelingen, oft. Kinderen voort-brenght; Want ſy teelt door Deelen, maer door 't Geheel, hoe kan ſy genereren? Dewijle daer gheen Lichaem buyten haer en is; Want dat, van het Merſken, ſijnſmapachtich Dochterken, dat is ſeec ker een wijſe toe-doeninghe tot de Fabel: Want door dat ſelvighe worden ghemeent, ende afghebeelt de ydel-ſpreeckende leeringhen van de Natuyr der dinghen; inderdaet onvruchtbaer van Gheſlacht, ghelijck als in de plaetſe van andere leeringhe gheſtelt zijnde, maer
hoort oock dit 3
van Gepraet al te mets vermaeckelijck, by-wijlen oock moeyelijck,
ende ten ontijde; de welcke ten allen tijden, over-al, herwaerts ende derwaerts ſweven, ende alles vervullen. -
V-II,
Perſeus, ofte Krijgh.
P# R. s , u s wortgheſeyt van Pallagheſonden gheweeſt te zijn; om Meduſa te vernielen, welcke ſeer veel lieden Weſt-waerts, in
de alderverſte gheleghen plaetſen van Hyberia, gantſch moeyelijck, tot harer ellenden, geweeſt is, want dit is ſulck een ſeer deerlijck en -
vreeſſe
Perſeus, ofte Krijgh.
1 25
vreeſſelijck Monſter geweeſt, dat het alleen, door het aenſchouwen, de Menſchen in Steenen veranderde, ende Meduſa was eenlijck, en alleenlijck Sterfelijck onder al de Gergons, de anderen niet onderwur
pen zijnde te lijden, ofte de doot te beſueren; Daerom ſoo heft Per ſeus (ſich tot ſulck een eedele, ende hooghe daedt bereydende) Wa penen, en de Gaven daer toe van drie Goden ontfanghen; Van Mer
curius, vleughelen aen zijn Hielen: van Pluto, eenen yſeren Helm: Van Pallas, een Schildt ende Spiegel: Nochtans ſoo en is hy (al-hoe wel inſulcker manieren toegheruſt, ende ghereet zijnde) noch niet terſtont, na Meduſa ghetoghen, maer is eerſt tot de grau ghekeert,
de welcke Suſters waren van de Gorgones, van des Moederszijde: Ende deſe Greas waren van Voncks op Grijs, ende gelijck als Oude Vrouvven: Dieſelvighe hadden onder hen allen al-te-ſamen maer een Ooge, ende
eenen Tant; de welcken (wiens beurt het was om uyt te gaen affee ren te verrichten) ghewent was die met ſich te dragen, ende t huys gekomen zijnde, wederom af te leggen: Soo hebben dan deſe Oude
Vrouvven deſe Ooge, ende deſen Tant Perſeum gheleent': Daernaer , wanneer hy hemſelven dochte ghenoechſaem verſien te weſen, om dit, ende defe voor-verordineerde ſaecke te volbrenghen, is hynae Meduſam vlieghende, ende neerſtich toe-getreden; Maer hy heeft haar ſlapende gevonden, ende ſoo te kort gedaen, maer ſoo nochtans als dat hy hemſelven niet onder haergeſicht heeft derven ſtellen, uyt vreeſe, oft ſy mochte wackergheworden zijn, maer hem omgekeert hebbende ende in Pallas Spieghel ſiende, ende ſoo na advenant ſijnen ſlach voegende en brengende, heeft haer Hooft afgheſlaghen. Maer uyt Meduſas vergoten bloedt, is terſtont een Vliegent Peerdt ver ſchenen, en de Perſens heeft het afghehouwen Hooft, in het Schildt
van Pallas ghedaen, het welcke de kracht daer van noch heeft, alſoo dat door het aenſien van dien, yedereen, oft verbaeſt, oft beſwijmt, ter aerde neder valt.
De Fabel ſchijnt van het doen, ende Wijſheyt, die in het Krijch voeren, ghebruyckt wordt, ghemaeckt te zijn; ende ſtelt in de ſel vighe drie treffelijcke endeghewichtige geboden voor ooghen, ghe lijck als of ſy van Pallas Raedt her-quamen, van het aenvanghen des Krijchs, ende wat aerdt van Krijgh dat verkoſen moet zijn.
Ten eerſten: Dat niemandt ſeer en arbeyde om verre gheleghen Q 3
2Natien
126
Perſeus, ofte Krijgh.
'Natien onder te brenghen; noch ſoo en is dat ſelvighe oock niet den wegh om ſijn Patrimonium oft Rijck te verbreyden: Want in byſon dere, ende eyghen Beſttinghen, wordt de na-buyrſchap der Erven, ende omlegghende plaetſen aengheſien, maer in 't wijdt uyt-brey den eenes Rijcks, ſoo moet de gheleghentheyt ende lichtigheyt om
Krijgh te maecken, ende de vrucht en 'tprofijt, in ſtede van na-buyr ſchap weſen. Seeckerlijck, in welckertijdt dat de Romeynen niet ſoo verre Weſt-waerts, als voor-by Liguria door-ghedronghen waren, ſoo hebben ſynochtans de Provintien Ooſt-waerts, tot het Geberghte van Taurus toe, door Wapenen en de Macht, begrepen ende omvan
ghen. Ende daerom ſoo heeft oock Perſeus, al hoe-wel hy een Ooſter linck was, nochtans de lange reyſe, ende uytvoeringe tot de uyterſte
plaetſen van 't Weſte toe, gheenſints ghevreeſt. Ten tweeden: Soo moet ſorghe ghedraghen zijn, dat de oorſaecke des Krijghs, rechtveerdigh ende eerlijck zy: want dat ſelvighe geeft moedt, beyde den Krijghs-lieden, ende 'tVolck die de koſten doen, oft den ſelvigen te betalen; ende het opent den wegh om van buyten,
dat is, van vreemde Volckeren, hulpe en byſtandt te verkrijghen, ende het beweeght, vereenight, ende is mede-brenghende vele andere goede gheleghentheden: Maer daer en is gheen rechtvaerdiger oor ſaecke, dan het onderdrucken, ende overwinnen van Tyrannije, on
der de welcke 'tVolck ghevanghen leydt, ende neder ter aerden ghe ſmeten worden; ſeer ghelijck als onder 'tgheſicht van Meduſa. " Ten derden. Wordt hier ſeer wijſſelijck by-gevoeght, dat (dewijl daer drie Gorgones waren, door den welcken de Krijghen afghebeeldt
worden) Perſeus deſs verkooren hadde, de welcke ſterfelijck was: Dat is, een en Krijgh die uytgherecht, ende daer een eynde van ghe
maeckt konde worden; noch ſoo en heeft hy gheen over-mate, oft eyndelooſe hoope na-ghejaeght; nademael dat Perſeus aldus onder recht, verſien, endeghereedt ghemaeckt was; 'twelck veel doet in't Krijghen, ja dickwils de oorſaeck alleen is van een goede Fortuyn
ende uytkomſte, want hy heeft ontfangen de gauwigheyt van Mer curius, de verberginghe, ende ſecreetheyt des Raedts van Orcus, ende
de voorlichtigheyt van Pallas. Noch en ghebreeckt hier gheen ghe lijckeniſſe, die oock ſeer wijs is. Dat de voor-verhaelde Vleughelen desgaeuwigheytsaen de Hielen, en niet aen de Enckelen, ende aen ſijn
Perſeus, ofte Krijgh.
127
ſijn voeten, ende niet aen ſijn Schouders, vaſt gemaeckt waren, want daer en vereyſcht gheen ſoo groote gauwigheyt in't eerſte aenvangen des Krijghs, als daer naer, om dat daer door het eerſte met hulpeende
geldt onderſteunt ende volherdt wordt. Want daer en is geen dwa linghe in 't Krijgh voeren meer ghemeyn, dan dat de achtervolginghe ende byſtandt, niet met de gauwigheyt desbeginſels over een komen. Oock ſoo ſchijnt die onderſcheydinghe des Voorſichtigheyts van het Schildt ende Spieghel, vol verſtandtste weſºn: Want de Parabel van Plutoos Helm, die den Menſchen onſichtbaer placht te weſen, is open
baer: Deſe voorſichtigheyt en is niet alleen om te ghebruycken , die den Menſchen beſchermt ghelijck als een Schildt: Maer de an der, door de welcke der Vyanden machten, doen, ende laten, raedt
ende aenſlaghen,gheſien worden ghelijck als in Pallas Spieghel. Maer daer ghebreeckte Perſeus noch een andere ſaecke van ſeer
grooteghewichte, voor en al-eer hy den Krijgh konde beginnen, hoe ſeer dat hy oock met dapperheyt ende hulpe daer toe verſien was:
Namentlijck, dat hy na de Graas toe-gingh. Want de Graeſijn Ver
raderijen, te weten, de Sufters van den Krijghs-handel, niet rechteSuſters, maer ſeer onghelijck in edelheyt van afkomſte. Want Oorloghen zijn heerlijck, verraderijen on-aerdich, ende ſchandelijck. De af
conterfeytinghe der ſelvighen, is ſeer wijdt en uytgeleſen; Dat ſy grijs
##
zijn even van joncks op, endeghelijck als oude Vrouwen, om de ge bevinghen ende ſorgen, daer de Verraders altijdt medeghequelt zijn: Maer al haer ſterckte, voor en al - eer dat de ſelvighe (ghelijck als
openbare fauten) uyt-komen, beſtaet, oft in een Ooghe, oft in eenen Tant: Want Jedermuyterije van eenighen Staet vervreemt zijnde, werdt niet alleenlijck beſpeurt, maer baert oock quetſinge.Ende voor de Ooge is gelijck als Godt,gantſchghemeyn, want alles wat ſy geleert ende vernomen hebben, dat brengen en draghen fy over, van d'een
tot de ander, even gelijck als door de handen van Oproer Ende voor 'tgheene dat tot den Tant behoort, ſoo bijten ſy ſchier al te ſamen met eenen Mondt, ende ſinghen al den ſelfden ſangh; alſoo dat, in dien ghy een van dien hoort,ghy hoort haer al. Daerom ſo behooren
dan deſe Gree met Perſco vereenight te worden, dat ſy hem haer Ooge ende Tantleenen: Het Ooge om te ontdecken; den Tant om oproe ren te verwecken, ende haet en nijdt te ontfangen, ende moede de ghe w
iſ
128
er vºl
Perſeus, ofte Krijgh.
moederen der menſchenſorchvuldigh te maecken. Deſe dingen aldus bereydt, ende veerdich gemaeckt zijnde, ſoo volght den handel des
Krijghs ſelfs. In den ſelfden heeft hy Meduſam ſlapende ghevonden: Want eenen wijſen Krijgh-Heldt, achtervolght ſchier altijdt ſijnen Vyandt wanneer hy onbereydt is, ende bevreeſt, al eer hy 't ſel
vigheghewaer wordt- ; Ende ſoo heeft hy nu ten laetſten Palla Spieghel van nooden-; Want het meeſtendeel der Krijchs-Heeren konnen ſeer behendich, liſtich, ende ſcherpelijck, (eer dat ſy de perijckelen beginnen-) de ſaecken ende gheleghentheden der Vyanden door ſien, ende erkennen. Maer in t laetſte punét des pe
rijckels, heeft men principalijck den Spiegel van nooden, op dat de maniere van dien alſoo machingheſien worden, dat de vreeſe eenen
den moet niet doen ſincken: het welcke door het ſien met omgekeerden hoofden in de Spiegel op Meduſa, beteyckent wordt -. Tvvee Volvoeringen volghen naer eenen volvooerden Krijgh: Het
eerſte, De Verſchijningeende oprijſinge van het Vliegent Paerdt, 't welke de Faem klaerlijckghenoech afbeeldt, die al de weerelt overvliecht ende de overwinninge verdicht: Het tvveede, het dragen van Meduſa
Hooft in het Schuldt. Nademael dat gheen geſlacht van beſcherminge, met de heerlijckheyt deſes daedts, kan vegheleecken worden, want een eenigh uytghenomen hoogh Feyt, (dat weerdigh is om te ghe dencken, gheluckelijck bedreven, en volbracht,) bedwinght alle de bewegingen, ende aenvangen der Wyanden, ende maeckt de booſ
heyt felfs verbaeſt-.
\
VI I I.
Endymion, ofte, een die Zegunſticht wordt.
D# N Schaepherder Endymion wort gheſeyt van Luna bemindt ge weeſt te zijn, maer het was een nieuwe, ende byſondere manie
re van by-een-kominghe, Want hy ſliep in een Hol, onder de ſteenen des Berchs Latmius, de welcke van ſelfs geworden was; Ende
Luna wordt gheſeyt, al-te-mets van den Hemºfnedergedºelt te zijn,
om van hem (dewijl dat hy ſliep) ghekuſtende omhelſt te moghen worden ,
-ºm-,
IS
Endymion, ofte een die Zegunſticht wordt.
129
worden, ende haer daer naer wederom na den Hemel begheven te
hebben. Maer nochtans ſoo en ghedijde deſe ledigheyt ofte Slaep, niet tot verachteringhe ſijner goeder Fortuynen: Maer in 't teghendeel, ſoo heeft Lunate weghe ghebracht, dat ſijn Vee ſeer vet wierde, ende
in 't ghetal gantſch gheluckelijck vermeerderde: alſoo dat gheener Schaep-herderen Kudden meerder in't ghetal, ſuyverder, en menich
:
vuldigher, oft ſtercker waren. Deſe Fabelſchijnt te behooren tot de verſtanden,ende manierender Princen. Want dieſelvige vol van ghedachten, ende tot jeloerſheyt
gheneghen zijnde, en nemen niet lichtelijck aen hare Oude ghe woonten ende manieren hares levens, te verklaren voor lieden die
#
V #
ſcherpſinnich, ende vlytigh zijn, ende ghelijck als waeckende van ghemoedt: Ofte voor die de welcke uyt den droom opgeſtaen zijn: Maer liever voor de ghene, die van gheruſte ſinnen, en verſtandt zijn, ende onderdanich, ende die doen, en laten, wat hen gelieft te ghebieden, ende niet vorders onderſoecken, maer ſich als onwe tent, ende niet bemerckende, ghelijck als ſlapende vertoonen; ende voort, eerder een ſlechte ghehoorſaemheyt, dan een looſe ofte Wijſe ervarentheyt, te doen, want het ghelieft den Princen ſomtijts van hare
#
# i:
#
Majeſteyt neder te ſtappen, ghelijck als Luna van de opper-weerelt, (want de ſelvighe altijt te draghen, is, ghelijck als eenen laſt) ende zijn ghewent met duſdanige Menſchen, vriendelijck, ende minſaem te verkeeren, en te praten: Ende ſy meenen, dat ſy 'tſelvighe wel ſonder eenigh hinder doen moghen; Het welcke voornamelijckaen gemerckt is geworden in Tibero Ceſare, nochtans hoe-wel hy een Sta tiger Prince was, en van meerder aenſiens dan eenige anderen; by den welcken die gheenighen alleen aenghenaem waren, die de kenniſſe ſijner manieren voor ſeecker hadden, maer 't ſelvighehertneckelijck
ende ghelijck als ſlapende veynſde . 't Welck oock alſooden alder looſten endealder-wijſten Prince Ludovicus den elfſten, Koninck van ,' |t.
tº: #
jn,
Vranckrijck, voor een ghewoonte hadde. Oockſoo en wordt dat Hol oft den Kuyl Endymionis,niet onbequamelijck in de Fabelgeſtelt: Want die in de gunſte der Princen ſtaen, en bloeyen, zijn gewent eenighe vermakelijcke vertreck-plaetſen te hebben, tot de welcken ſy hem nooden ende vorderen, om haer te vreden te ſtellen, hare ſinnen te
h: '
vermaken, ende haer Herſſenen en Hooft te verlichten,ſonder eenige
## -
R
beſwaert
139
Soror Gygantum, ofte Faem.
beſwaertheyt, oft verkortinge hat er Fortuyn. Maer wie nu in deſer manieren in de gunſte ſtaen- , die verrichten haere ſaecken, dat is, . het gheluckt haer ghemeynlijck wel: Want genomen, dat de Prin een den ſelvignenal-te-mets niet tot grooter eeren verheffen, Noch
tans ſoo pleghen ſy den ſelvighen, met ware ghenegentheden (want ſy en hebbenſe niet alleen gheſint, om profijts wille) uyt mildicheyt rijck te maecken--
-
-
IX.
Soror Gygantum, ofte Faems
D# Poëten ghedencken, dat de Reuſen (uyt der aerde voort-ghe komen zijnde) lupiter den Krijgh aengheſeyt hebben, gelijck . alsoock den anderen Boven-Goden:Ende dat de Reuſen door den Blixem
gheſlaghen, ende overwonnen gheweeſt zijn: Waer door dat de Aerde (vergramt, ende tot wraecke onſteecken zijnde, van wegen , dat haer kinderen omghebracht waren) de Faem voortgebracht heeft; .
De jongſte Suſter der Reuſen-. Illam. Terra parens ira irritata Deorum
Extremam (ut perhibent) Ceo Enceladoque Sororem-, Trogenuit- -De meyninghe deſes Fabels ſchijnt aldus te weſen. Door de Aerde
hebben ſy de Natuyr des gemeynen Volcks verſtaen, altijt opgebla ſen, ende boos zijnde teghens haren Overſten, ende nieuwe ſaecken, ende dinghen voort-brengende. Deſe ſelvighe Aerde, ofte Natuyre, . Tijdt, endeghelegenheyt verkregen hebbende, baerdt Rebellen, ende verweckt oproerige Menſchen, de welcke door onbehoorlijcke ſtou-. ticheyt- , Princen moeyelijck vallen, ende haer Staten ſoecken om te werden, welcke Perſoonen tot niet ghebracht zijnde, ende dat des
gemeenen volcks Natuyr, noch ſonder ophouden, den quaden en miſdoenders, toe-ghedaen is, ende is des Vredens moede, dat ſelvi
ghe brenght dan voort oproeren, ende booſe mommelingen, ende beklaeghlijcke Famen, ende Boecxkens ten quaden vermaert, ende. dier- .
Actaeon en Pentheus,oft een Nieuagierich Menſch, 131 dierghelijcke, tot haet ende verkortinghe der gheenen, die in Eere zijn, ende de ſaecken voorſtaen; Alſoo dat het doen der Rebellen, ende de oproerige Famen, in gheſlacht ende afkomſte niet en verſchelen, - dan alleen in ſoo veel als denaerdt aengaet : dewijle dat deſe Vrou
vvelijckſchijnen te weſen, de anderen, Mannelijck. X.
-
Actaeon ende Pentheus, ofte, een Nieuwsgierigh cºMenſche_.
-
chelijcke Nieuvvsgiericheyt in gehoymen te onderſoecken, D# Menſdegh eneghent onbe wenſ -
hoorlijck chen-, heden door een ende om tot de wetenſchap te gheraecken der verboden dinghen, wordt
beſloten van de Ouden in tweederley manieren-. De een; Door het Exempel van eAtieon, de ander van Pentheus. e Atteon, wanneer hy
Dianan onverſiens gheſien hadde, ende in een Hert verandert was, is van ſijn eyghen Honden opghegheten-. Pentheus, wanneer hy de heymelijcke Offerhanden van Bacchus ſien wilde, ende daer toe op eenen Boom gheklommen was, is met raſerije bevangen geworden. Maer de geckheyt van Pentheus, is van deſenaerdt gheweeſt, dat hy meende, dat alle dinghen twee-ſinnigh gheworden waren; ende dat
tvvee Sonnen, ende wederom tvvee Thebas hem voor zijn ooghen ver ſcheenen; Alſoo dat, wanneer hy nae by de Thebas ghekomen was, ende dadelijck de andere Thebaa ſiende, fich wederom keerde, ende is alſoogheſtadelijck, ende ſonder ophouden, opwaerts, ende neder waerts ghedreven, Van de eene Thebas, tot de ander.
Eumenidum demens, quali, videt agmina Tentheus,
Et Solemgeminum, & duplices ſe oftendere Thebat. De eerſte Fabulen, ſchijnt tot de geheimen der Princen: De tvveede,tot de Godlijcke verborgentheden te behooren: want die genigen dien 'tgeſel ſchap der Comingen niet toegelaten zijn te genieten,ende wien de ver gent eden (nochtans tegen den wil der Coningen) bewuſt zijn, die ſel
vighen worden van haer ſeeckerlijck ghehaet: Daerom deſe lieden -
-
R 2
wetende,
132 Actaeon en Pentheus,oft een Nieuagierich Menſch. wetende, dat na haer leven, oft na hen ghetracht wordt, endeghe legentheyt gheſocht wort om haer te verdrucken, ſooleyden ſy een
leven ghelijkk als de Herten, vol van vreeſe, en de quaet vermoeden; Waer door oock dickwils ghebeurt, dat ſy door haer eygen Knech ten, ende Huys-ghtrooten (om den Coninck te behaghen) aenghe klaeght, verjaeght, ende omgheworpen worden, en op welcken des Princes gramſchap bekent en de openbaer is, dieſelvighe ſult ghy be vinden ſchier alſoo veel verraders te hebben, als ſy knechten hebben, op dat ſy ſulck een eyndt moghen nemen, ghelijck als Attaon-. De ander Fabel is van de ellende Penthei: Want die gheenighen die uyt groote ſtcutigheyt (des ſterfelijckheyts weynich ghedachtich)
door hare groote gaven des Natuyrs, ende der Philoſophie, ghelijck als op eenen Boom klimmende, na de Godtlijcke geheymeniſſen haken, en
ſhaken, Deſen is de ſtraffe van eeuwighe onſtantvaſtigheyt opgheleyt, ende van een ontroert verſtandt en oordeel, dat altijdt herwaerts en
derwaerts vlieghende is: De wijle dat dan het licht der Natuyren een zy , ende het Godt ijcklicht een ander, ſooghebeurt het haer ghelijck als oft ſy twee Sonnen ſagen: Ende nademael dat het doen des levens, ende het voornemen om te willen doen, van 't verſtandt her-komen; ſoo volght dan, dat ſy oock niet weynigher in wil, dan in meyninghe wanckelbaer zijn, noch hen ſelven niet en betrouwen, ende daerom
ſoo ſien ſy oock twee Thebaa ghelijck op eenentijdt: Want door de Thebas, worden de eynden der handelingen af geſchreven, nademael
dat Pentheus,by de Thebaa ſijn wooninghe ende toevlucht hadde. Hier uyt komt het, dat ſy niet en weten waer ſy haer keeren ſullen,
maer van het alder-principaelſte der ſaecken onſeecker zijnde, ende ghelijck als op 't water vlietende, worden alleen doorſubijtelijckebe roertheyt der ſinnen, om en t'omghedreven. X I.
Orpheus, ofte Philoſophie_..
D EluckFabel van Orpheus ſeer gemeyn zijnde, ende nochtans dat ghe niet hebbende, om in allen deelen van eenen ghetrouwen uydeggher Voort ghckomen te zijn, ſooſchijnt het een ghelijckeniſſe, ende
Orpheus, ofte Philoſophie :
I33
ende beeldt te vertoonen van de algemeyne Philoſophie. Want de Per ſoon van Orphen,die een Man was, dat hy, twelck te verwonderen was, gantſch Godtlijck, ende ſeer ervaren in alle ſoorten van Harmonie ofte Gheſangh, ende door liefelijcke ende aenghenomen middelen, ende ſoetgheluyt alles overwinnende, ende na hen treckende, mach lichte
lijck tot de afſchrijvinghe des Philoſophie over-ghedraghen worden. Want Orpheus wercken, gaen Hercules wercken alſoo veel in weer digheyt ende macht te boven, als de wercken des Wijſheyts, de werc ken van de Sterckheyt doen.
-
Orpheus, door de liefde die hy tot ſijn Huyſvrouw droegh (door eenen ſeer vroeghen ontijdighen doodt wegh gheruckt zijnde) nam
voor ſich met fijn Liere oft Harpe, neder ter Hellen te gaen, om haer daer uyt te verloſſen: Oock-ſoo en heeft hy niet te vergheefs ghehoopt noch ghemiſt: Want, hen behaeght hebbende met ſjn ſoetgheſangh ende d677ghenameſtemme; it ſoo verreghekomen, dat hem toeghelaten wierde heer met hem te leyden, Maer met deſe Voorwaerde, Dat ſy hem van ach volghenſoude, ende dat ky, voor en al-eer hy tot het licht des opperſte
tere/2
weereltsghekomen ſoude zijn, niet om ſien en ſoude. Het vvelcke, als # uyt liefde, ende dat hyſoo langh gheen gheduldt konde hebben (vvanneer hy nu ſchier uyt het gevaer:gekomen vvas ſoo hy dochte) nochtans gedaen, ende overtreden hadde, ſoo Zijn de Accoorden ende Beſluyten gebroocken gevvor den: ende ſy is daerom vvederom tot den Beneden Goden van om hooghe afgevallen. Orpheus, van dier tijdt aen bedroeft, ende eenen hater van Vrouvven gevvorden zijnde, is in een vvilderniſſe, om aldaerby hemſelven
te leven, geen vvoonen: e-Alyvaer hyoock door het ſelfde Geſangh, ende ſoeticheyt fijner Harpe, eerſt alderhande vvilde Beesten tot # trock,
alſoo dat de ſelvige (hare aengebooren ?Natuer afleggende, hare vvildig beyt, of#
niet langer gedachtich, noch tot haren ouden luiten,
ende raſerijen niet meer gegeven, noch om langer na eenich aes, oft roof te loopen, om haergulſſchot te verfadigen, trachtende) na de maniere van op.
een Tonneel, rondtom hem geſtaen hebben, ende mack en vriendelijckge vvorden zijnde, hare ooren tot het geluyt, ende geſpeel fijnes Harpe,genocht hebben. Noch ſoo en is dit het eynde niet, want de macht ende de
kracht van 't Muſijck is ſoo groot geweeſt, dat Hy oock de Boſſchen en
Boſſchagen bevveechde, ja de Steenen ſelfs, op dat die ſelvige oock ſouden over komen, ende ſich om hem-, in een behoorlijcke maniere ende order R 3 ſtellen.'
Orpheus, ofte Philoſophie-. 134 ſtellen. Wanneer hem deſe dinghen nu voor een tijdt langh alſooghe luckelijck, met grooter verwonderinghe wedervaren waren, ſoo heb ben ten laetſtenſeeckere Vrouwen van Thracia (met Bacchus prickelen doorſteecken) eerſtharen Hoornſeer luydt ende vreeſſelijck ghebla ſen: Hierom, door 'tgroot gheracs wille, ſoo en konde het geluyt des Muſijcks niet langher ghehoort worden. Daer naer (de Deught ont bonden zijnde, de welcke den bandt was van deſe voorgaende goede
ordre endeghemeynſchap) ſoo is daer wederom het woelen aenghe aen: Ende al de wilde Beeſten zijn wederom na de Natuyren die ſy te voo ren afghelegt hadden, toe-geloopen,ende malkanderen vervolchtgelijck van
te vooren, noch ſoo en zijn de Steenen op hareplaetſen niet gebleven. Maer Orpheus ſelfs, u ten laetſen van de raſende Vrouwen ende over de Velden geſmeten: om vveleken rouw, ende leedtvveſen des
#geworden,
doodts, Helicon ( een Rivier zijnde, den Muſicanten toe geeygent) het vvater van daer, verſmadelijcker vvijſe, onder den grondt getrocken, ende
verborgen heeft, ende het hooft op een andere plaetſe vvederom ºpt- ge . deſes Fabels ſchijnt duſdanich te weſen: Orpheus De meyninghe ſteeckere. -
Geſangh is tweevoudich: Het eene, om de Beneden-Goden te beha ghen? Het ander, om wilde Beeſten, ende Boſſchagen na ſich te trec ken. Het cene, wortſeerbequaemlijcktot de Natuyrlijcke Philoſophie:
het ander, tot de manierlijcke, ende Burgerlijcke Philoſophie geduydet: Want het werkk van de Natuyrlijcke Philoſophie, is verre het edelſte,
het is de herſtelling ſelfs der verderfelijcke dingen. Het ander(ghe lijck als van weynigher weerde dan twoorgaende) is de bewaringe der lichamen in haren vorigen ſtaet, ende de ophoudinge van dien, oft de
verhinderinge, dat de ſelvigen niet en verdwijnen. Ende indien deſe gave, denſterfelijcke liedent ſamen gegeven ware, om dit te konnen doen,ſo en kan het nochtans voorſeker niet anders volbracht worden, dan door behoorlijcke en uytſtekende middelen, oft matigheden des
natuyrs,gelijck als door de Harmonie des hoops: maer dewijle het een ſeer ſware ſake is om te doen, ſo miſt het daerom gemeynlijck: Ende (gelijck alſt de waerheytis) om geen andere oorſake dan door nieus
gierige en ontijdige neerſtigheyt en onverduldigheyt: Daerom dan de Philoſophie niet machtich zijnde,ſulck een groote ſake tot een goet eynde te brenghen, ende daerom ten rechten bedroef, ſoo keert ſy
Orpheus, ofte Philoſophie - .
135
ſy haer tot de Menſchelijcke en weereltlijcke ſaecken (en in der Men ſchen gemoederen door aenporringen en welſprekentheyt inſchroe
vende de liefde, ende de deught van billickheyt ende Vreede) treckt en doet een menichte van volckeren over een te komen, en te ver
eenighen, ende de jocken der Wetten aen te nemen, en om ſich on der der Overſten gheboden te begheven en te veroodtmoedigen, en haer onghetoomde luſten en affecten te vergheten, terwijlen dat ſy na de tucht hooren, en de gheboden onderdanigh zijn: Waer naer dat dan volght dat Huyſen ghebouwt, ende Dorpen gheſticht, ende dat deſghelijcx de Velden, Boogaerden en Hoven, Boomen en Vruchten, den ſelvighen toe-gheheylicht worden: Alſoo dat niet onbehoorlijck hier doorgheſeyt mach worden, dat hier by ſelfs de Steenen en Boſ
ſchagen te ſamengheroepen, en vergadert, en in Order geſtelt wor den Ende deſorghe der Borgelijcke Afteren wordt hier ten rechten
wel byghevoeght, als te weeten, na dat het ſimpelijck verſocht ghe weeſt was (al-hoe-wel te vergeefs) om een doodt lichaem wederom te herſtellen, of levendigh te maken, ende de nootwendicheyt des
doodts niet zijnde te ontvlieden, maeckt den lieden geneghen, een eeuwighen naem te ſoecken door goede Faem, Eere, en verdienſte.
Oock ſoo is dit ſeer wijſelijck tot de Fabeltoeghedaen: Dat Orpheus van de Vrouvven,ende van het trouwen, afkeer ghehadt heeft, want de vermaeckelijckheden van Bruyloften, Trouwen, en Liefde tot Kinderen, verhinderen de Lieden, meeſtendeel om groote ende ge denckweerdighe daden ten goede van het ghemeene beſt te weghe te brenghen; Nademael dat ſy die onſterfelijckheyt ghenoech achten
te weſen, die ſy door kinderen achterlaten en verkrijghen, en niet door goede feyten en daden. Maer niet te min, de Wercken des Wijſt heytſelfs, al-hoe- wel dat ſy alle menſchelijcke ſaecken te boven gaen, .
ſoo neemen ſy oock al eens een eynde: Want het ghebeurt, dat na dat Coninckrijcken en Gemeene-Beiten, voor een tijdt langh ghebloeyt hebben, ſomtijts Oorloghen, muyterijen, en oproeren in de ſelvi ge prijſen; in welckersgeraes, de Wetten eerſt ſtil onder de voeten ligghen; ende de menſchen nemen haer vorighe verkeerde Natuyre wederom aen; Endemen ſiet oock dat de ſelvighe Wetten, in Dor pen en Vlecken verminderen; Ende oock ſoo wordt de Geleertheyt
(indiendeſe Oneenigheden volherden)ende de Philoſophije # # angh
Coelum, ofte Beginſelen.
136
•
langhdaer na weynigher: Alſoo dat de ſtucken en brocken van dien
alleen in ſommige, gelijck als de Plancken of ſtucken eenes Schips,
dat Schip-breuck gheleden heeft, ghevonden worden, ende Barba riſche tijden hebben alſdan ghelegenheyt om in te voeren; Helicons wateren dan onder de Aerde verdroncken blijvende, totter tijdt toe
dat ſy door behoorlijcke veranderinghe, niet op de ſelfde plaetſen-,
maerby andere Volckeren uytbreecken, ende hier hooft wederom uyt ſteecken -
-
XII.
Colum s ofte Beginſelen. E Poëten verhalen, dat Celum, of den Hemel, den Outſten van
alle Goden geweeſt is, ende dat ſijne deelen, om voort te teelen, met een ſnijd-mes ofte vlijmken afgheſneden zijn geweeſt, door ſijnen Soon Saturnus, Saturnus had een groot getal van kinderen, maer
hyadtſe op, ſoo haeſt ſy warengheboren, uytgenomen fupiter alleen die over-bleef, de welcke opghewaſſen zijnde tot Mans jaren, heeft ſijnen Vader Saturnum inde Hellegheſtoten, ende maeckte ſich alſoo meeſter van t Rijck: Ja dat meer is,hy hadde oock ſijnes Vaders deelen om te teelen af-gheſneden, met het ſelfde ſnijd-mes, waer mede hy
Caelumde fijne berooft, en in de Zeegeworpen hadde, waer van Venus voort-ghekomen, ende gheſproten is: Niet langh hier na (7upiter in ſijn Rijck noch nauwlijcx vaſt zijnde) is met twee ghedenck weerdighe ofte dappere Oorloghen, beſpronghen gheworden-: Den 'eerſten, van de Titans, om welcke te verſlaen, Sol (de welcke
alleen onder al de Titans het met 7upiter hielde) ſeer groote moeyte dede, en vlijt aenwende: Den tvveeden was van de Reuſen,de welcke Iupiterſelfs door Blixem ende Donder verſlaghen heeft, ende alſoo aller deſer Krijghen een eyndeghemaeckt zijnde, regeerde Iupiter met volle macht, en ſonder vreeſë_.
Deſe Fabel ſchijnt Raedtſels-ghewijs aen te wijſen, waer van de dingen haer beginſelen mogen hebben, niet veel verſchillende vander Philoſophen opinie, die Democritus daer na acn-nam te handthavenen, -
dit
it!
#: EK:
Coelum, ofte Zeginſelen. 137 die ſeer opentlijck den eeuwigh-duerenden tijdt der dingen, de eerſte AMaterie toegheſchreven heeft, ende niet de Weerelt: in 't welcke hy de Heylighe Schriftuer, ende Waerheyt van dien, een weynigh begint te naerderen-, de welcke onsſeydt, van eenen uytermaten grooten klomp van de ſes daghen wercx, de beginſelen van alle dinghen. De meyninge van deſe Fabel is deſe,dat Calum de holle plaetſe, den omganck, en Circkel is, de welcke alle Materie omvanght, ende dat Saturnus is de Materie ſelfs, de welcke van yder Vader de macht om
te teelen afſnijdt; ende dat het principaelſte der Materien, altijdt het ſelfde ende eyghen blijft, en dat 'tſelvigheten inſichte van de Natuyt niet en vermeert noch vermindert:ende dat het de bewegingen van de Materie in 't eerſte onvolmaeckt, ende de by-voeghſelen met die
dingen, die qualijckt ſamen hanghen (ende ghelijck als quellinghen des weerelts zijn) voort-ghebracht heeft: Ende dat daer naer door lanckheyt van tijdt, een volkomen gebouw en timmeragie te voor ſchijnghekomen is, het welcke haer formeende geſtalte beſchermen, ende bewaren konde: Ende dat daerom de Regeeringe des eerſten Tijdts, door het Rijck Saturni beteeckent wordt, de welcke om ſoo
meenighe ontdoeninghen der dinghen, ende onlangh duyrende, den
Op-ſlocker fijner Soonen ghehouden wordt. Maer de tweede Regee
ringe wort door Jupiters Rijck beteeckent, de welcke deſegheſtadige ende doorgaende veranderinghen in de Hellegheſtoten heeft, welcke
plaetſe Ontroeringe beteyckent: Deſe plaetſe ſchijnt te weſen de ruymte die daer is tuſſchen den onderſten Hemel, ende den Circkelder
Aerden; in welcke plaetſe, ontroeringhe ende wanckelbaerheyt,ende
weeckelijckheyt, ſterfelijckheyt, oft verdervinge meeſt om gaet, en ghemeyn is; ende dat Venus niet gheboorengheweeſt is,gheduyrende den tijde van de eerſte teelinge der dingen, die in des Konincks Saturnus regeeringe in ſwangh was: Want alſoo langh, als in de ghemeen ſchap des Materiis Tweedracht, aenghenamer ende ſtercker was dan Eendracht; ſooiſſer noodtſaeckelijcker wijſe, in alle dingen verande ringhe ghekomen, ja in de Timmeragie ſelfs, Ende dat dierghelijcke teelingen der dingben in voorſchijnghekomen zijn, voor al-eer dat Saturnus ontmant, oft dat hem ſijn heymelijcke parthyen ontnomen waren. Maer ſy vertellen, dat deſe vol rige maniere om te teelen, ophou 7 S
's "
dende;
1,8
Coelum , ofte Zeginſelen.
dende; deſe andere maniere van teelen, die door Venus gheſchiet, ter ſtont begonnen heeft, ende de eendrachtigheyt der dinghen aenghe
waſſen, ende de overhandt verkreghen hebben- ; op dat de veran deringhe alleen by beurte geſchiede, ende de algemeyne Timmeragie gheheel en de onverhindert was. . . . . . . . . " Dat Saturnus nochtans afgeſtooten, ende neder ter Hellen ghewor pen is, maer evenwel niet gantſch ende al vernielt noch verdweenen is gheweeſt, is te verſtaen, dat noch het ghevoelen was, dat de Weerelt wederom in de oude verwarringhe vervallen konde, het welcke Lu cretius ghebeden heeft, dat het doch niet in ſijnen tijdt ghebeu ren mocht: is t
-
guodprocul à nobb feſtat fortuna gubermans, Et ratio potius, quam res perſuadeat ipſa. Want, na dat de Weerelt nu van haer ſelven, ende door eyghen
macht beſtondt-, evenwel was daer gheen ruſte noch ledigheyt van den beginne. Want, in de Hemelſche plaetſen volghden eerſt merckelijcke beweginghen ende veranderinghen, de welcke door de macht der Sonnen ( over al de Hemelſche lichamen heerſchet) zijn in
ſlacp ghewieght, ende gheſtlt geworden, op dat de Staet des vveerelts bewaert mochte worden: Ende daer naer ſoo is inſghelijcx , in de
plaetſen bier beneden (door het onder voet treden, ende teniet doen, van alghemey ne Aerdtbevingen, verdrinckingen. Tempeeſten, Win
den, &c) een behaechgelijcker, en de langher duyrende over-een kominghe der dinghen, ende geruſtigheyt aenghewaſſen. Maer van
de Filmach dit alle hedegieſy#orden, dat de Fielde hila ſophie beſluyt; ende wederom de Philoſophie, de Fabel: Want ons is bekent (uyt het ghcloove) alle deſe dinghen niet anders te weſen, dan Oraculen der Sinnen, die nu al over langh ontbroken, ende afghe laten hebben; nademael beyde de Materie, ende de Timmeragie des
vveerelts tot eenen Schepper ſeeckerlijckghedelt worden, *,
:-
-
-
-
X I I I.
-
* *
-
-
-
"
Proteus, ofte 2Caterie. E Poëten verhalen, dat Proteus, is gheweeſt Neptunus Herder, -A’ende inſgelijcken een Oudt-Vader, ende Waerſegger, te weten, CGIICA
Proteus, ofte -7Materie.
139
eenen ſeer vermaerden, ende ghelijck als eenen grooten Propheet. Want hy en wiſte niet alleen toekomende, maer oock voorleden
ende teghenwoordighedinghen: Alſoo dat hy oock beneffens het Waerſeggen, den Bode ende Uytlegger was van alle Oudtheyt,ende van
alle geheymeniſſen: Maer hy verberghde ſich onder een groote spe loncke. Hy hadde voor een maniere, aldaer ontrent den Middach ſijn Kudde der Zee-Kalveren te tellen, ende hem daer tot ſlapen te beghe ven; ende wie dat ſijn hulpe in eenighe ſaecke van doen hadde, oft
ghebruycken wilde, en konde in gheen ander maniere yets van hem op-doen, dan hem by de mouwen nemende, in banden te ſmij ten, ende hem alſoo vaſt te houden-... Hy daer-en-teghen, om hem ſelven daer van te bevrijden, ſoo plach hy in alle gedaente, ende won
derbaerlijcke dingen, (ghelijck als in Vyer, in een Rivier, ende in een wildt Beeſt) te vorighegheſtalte veranderen; ter tijdt toewierde_, dat hy ten. laetſten vry ghelaten, endehem in ſijn herſtelt A
Den Sin deſes Fabels ſchijnt tot de Geheymeniſſen des Natuyrs te behooren, ende tot de conditien en gheleghentheden der Materie. Want onder de Perſoon van Proteus, wort verſtaen de outſte Materie der dinghen naeſt Godt; ende de Materie woont (ghelijck als binnen een Speloncke) onder het Hol des Hemels. Ende Hy is, (te weten Proteus) Neptunus eygen ſlave: Want alle
werckinghe, ende uytdeylinghe der Materie, wordt voornamelijek door weecke, ende waterachtighe dinghen onderhouden: Maer # Vee, oft Proteus Kudde, en ſchijnt niet anders te weſen, dan deghe woone Ghedaenten der Dieren, der Planten, en der Metalen, in welc
ken de Materie haer ſchijnt,ghelijck als te vergieten, en de te verdwij nen: Alſoo dat hy, nadat hy deſe Ghedaenten volbracht heeft, (ghe lijck als ſijn plicht volvoert hebbende) ſchijnt te ſlapen, ende te ruſten, cnde gheen andere Ghedaenten meer te onderſoecken, oft te maecken. Ende dit is het tellen van Proteus Kudde, ende daer naer
ſijnen Slaep. Maer dit wordt gheſeyt op den Middach, niet in den vroeghen -
Morgen-ſtoudt, ofi Avondt te gheſchieden: Dat is, ten tijde wanneer op 't beqiaemſte ende het oorboirlijckſte is, om Ghedaenten uyt Ma terie voor te brenghen, ende volmaeckt te maecken; de Materie te recht bereydt, ende verweerdicht zijnde, endeghelijck als in't midden S 2
des
l4O
Proteus, ofte Xſaterie_.
des tijdts tuſſchen haer beginnen, ende afgaen, het welcke wy ghe noechſaem uyt de Heylige Hiſtorie weten omtrent den tijdt van voort brenginghe te zijn: Want doen ter tijdt, is de Materie door de kracht
des Godtlycken VVoordts ( Producat) achtervolghens het bevel ſijnes Schefpers, niet door om-weghen, noch kromten, maer vlijtelijck toe gheloopen, ende haer werck in een en dach volkomelijckende over vloedelijck volbracht, ende oock Ghedaenten gheſtelt. Ende tot hier toe is de vertellinghe des Fabels van Proteus, vryende onghebonden, met fijn Kudde, volkomen. Want de alghemeynheyt der dinghen,
met de Ghebouwen en de ghewoone Timmeragien der Ghedaenten, is de ghelijckeniſſe der Materien, die noch onbegrepen oft onverbon den is, ende der gheener die de AMaterie des Kuddens verſorgen. Niet te min, indien eenigen ervaren Dienaer des Natuyrs, de A4aterie ſterc
ker maeckt, ende de Materie aendringht, ghelijck als met dit opſet ende voornemen, om haer te niet te brenghen; ſoo vermaeckt ende verandert de Materie daer-en-teghen haer ſelven, nademael dat de te niet - doeninghe, ende den waren onderganck, die niet dan door de
Almachtichegt Godtsgheſchieden kan, tot ſulcke benautheyt ghedre ven zijnde, in wonderbaerlijcke Schepſelen der dinghen verandert is. Alſoo dat ſy (ghelijck als rondtomgegaen hebbende) ten laetſten tot een eyndt is gheraeckt: Ende indien haer ſterckte volherdt, ſich wederom begheeft tot haren vorighen ſtaet en weſen. Ende de oor
ſaeck van deſe ſijne bindinghe ende vaſt-houdinghe, ſal lichter ghe reeder zijn, indien de Materie door de Mouwen, dat is, door het
uyterſte, begrepen worde_'.
Maer dat tot de Fabeltoe-ghedaen wordt: Proteum eenen waerſeg gher gheweeſt te zijn, ende in drie Tijden ervaren, dat ſelvighe komt feer wel over een met de natuyr van deſe Materie, want het is van noo
den, dat Hy, die welcke de eyghenſchappen ende het voortvarender
Materien weet, het hooghſte der ſaecken, alſoo wel der genen die alreede gebeurt zijn, als die geſchieden, oft die noch daer-en-boven toekomende zijn, begrijpen- ; al-hoe-wel dat de kenniſſe, met
niemantſoo verre en ſtreekt, dat hy de deelen en by ſondere dingen kan erkennen---
-
Memnon,
141 XIV.
4
Memnon, ofte, Jonckheyt te vroegh rijp. NE Poëten dencken dat Memnon is gheweeſt den Soon van de Mor Vgenſtondt, ende dat hy met ſchoone Wapenen verſien; moedigh
door het overdraghen van het ghemeene volck, vermaert zijnde, is tot den Trojaenſchen Krijgh ghetroeken ; ende door overgroote ſtou ticheyt (ghelijck als overghegeven zijnde) ſich haeſtende, de alder treffelijckſte, ende grootſte daden nae te jagen, is met e-Achilles, den
ſterckſten van al de Griecken, eenen byſonderen ſtrijdt in-ghetreden, ende is door ſijn rechterhant gheſlaghen gheworden, ende ontſliep. Jupiter ſich ſijner erbermende, heeft de Voghelen verweckt om zijn Begraeffeniſſe, ende Lijck te helpen Verheerlijcken, geſtadelijck wat droevichs ende ellendichs beſchreyende. Ende het wort oock ver
telt, dat het Beeldt van Metael, 't welck hem ter eeren opghericht was, wanneer de ſtralender Sonnen daer op ſcheenen, ghe went was
een droevich geluyt, ende ſchreyende geklach van ſich te geven. Deſe Fabel ſchijnt te hooren tot de ongeluckige eynden der Jonger Gheſellen, van welcken veel goets verhoopt worde: Want dieſel vighe zijn ghelijck als de Soonen des Morgenſtonts; ende doorydele,
ende uytwendighen ſchijnende inbeeldinghen opgheblaſen zijnde ,, grooter dingen aenvangen, dan ſy machtigh zijn uyt te voeren, ende de ſterckſte Helden uyt-daghen, terghen, ende tot den ſtrijdt be roepen, ende dan ghemoetende met eenighe die ſtercker zijn-, dan ſy ſelver, worden ellendelijck verſlaghen. Deſer lieden doodt was ghewentſeer beklaeght te worden: Want daer en is niet ( on der 't gheene, dat den ſterfelijcken Menſchen van den Goden opghe leyt kan worden) ſoo om te beklaghen, ende te beſchreyen, ende ſoo machtigh om barmhertigheyt te beweghen, dan dat ſulcke een Bloeme des Deughts, door eenen ontijdelijcken doodt afgheſneden wordt. Noch en is het niet veelghebeurt, dat Jonghe lieden in haer
Jonckheyt ſoo ghehaet, oft ſoo verdrietich, ende moeyelijck ghe vallen zijn, dat haren doodt daer door niet beſchreyt ofte beklaeght ſoude zijn gheworden, maer dat daer-en tegen deſeghebeyren, niet alleen ghelijck als de Vogeltgens rondtom de kiſte, ende de begraef S, j feniſſe, -
-
142
Tythonus, ofte Sattigheyt.
.
feniſſe, ende het graff vlieghen, maer dat duſdanighe erberminge, langhdaer naer duert, ende gehoort wort: Ende principalijck, ſoo worden oock, ghelijek als door de Sonne des Morghen - ſtondts,
( wanneer eenighe oorſaecken, nieuwe beweginghen oft ſaecken
van ghewichte voorvallen) deſe hare quellinghen ende verlanghen vernieuwt . .
X W.
Tythonus, ofte Sattigheyt.
D# R wordt een fraeye Fabel vertelt van Tythonus, dat hy van JL/Aurora, dat is den Morgenſtondt, bemint wierde- ; de welcke (op dat ſy ſijn gheſtadigheghemeenſchap, ende geſelſchap genieten mochte) van Tupiter begeerde, dat hy Tython doch eeuwighlijck het leven wilde laten behouden-: maer ſy heeft door een Vrouvvelijcke onachtſaemheyt dit vergheten, noch in haer begeerten in te ſluyten, te weten, dat hy oock met geen Outheyt mochte ghequelt, ofte be laden worden. Soo worden hem dan vergunt, niet te ſterven; macr den Ouderdom is hem terſtondt nae - ghevolght ſeer wonderbaer,
ende ellendelijck; ghelijck als dat wel geſien is, dat wien het ſterven gheweygert is, dat hy met Ouderdom altijt bevanghen wordt, alſoo dat Iupiter hem ten laetſten (ſich deſer Lieden gedaente erbermende) in eenenSprinckhaen veranderde . Deſe Fabel ſchijnt een verſtandighe overſchaduwinghe, ende af ſchrijvinghe des Welluſtste zijn, de welcke in het begin, ghelijck als in den Morghen-ſtondt, ſoo acnghenaem is, dat de Lieden wel
wenſchſten dat ſodanige vermaeckelijckheden, hem altijteygen ware en de volghen wilde, niet ghedenckende, dat haer de Satticheyt ende walginghe deſes, ghelijck als den Ouderdom ſeer haeſt overkomen kan: Alſoo dat ten laetſten, wanneer de Tijden om welluſt te doen, voor-by waren (de begeerte, ende de genegentheden nochtans niet
ſtervende) delieden in het praten van dien, alleen ende in de ghe dachteniſſen der dinghen, daer ſy te vooren ſulck volkomen ver
maeck in namen, ſich plegen te verheugen, gelijck als eenen Ouden W ocr \
Procus Junonis, funoot Vryer, ofte, oneere. 14; Voerman, in het klappen van de Sweep: 't Welck wy in welluſtige lieden, ende wien den Krijgh haer beroep is, ſien ghebeuren. Dë
wijl dat de Eene in ongeſchickte woorden, ende vuylen klap; de an deren, in het verhandelen van haer groote daden, vermaeck nemen; nae de maniere van de Sprinck-hanen, welckers dapperheyt alleen in hare ſtemmen beſtaetT.
x V I.
Procus Junonis, jumoos Vryer, ofte, oneere. E Poëten verhalen, dat Iupiter hem-ſelven in veele, ende ver ſcheyden ſchepſelen verandert heeft, om dat hy fijne onbehoor
lijcke welluſten verſadigen mochte, als namelijck, in de gelijckeniſſe van eenen Stier, van eenen Arent, van een Svvaen; van eenen Gou
den Slagh-regen. Maer hem wort naeghegeven, dat wanneer hy om Iuno hengelde, dat hy als dan een ſeer onedel, verachtſaem, leelijck, ende belacchelijck ſchepſelaengedaen heeft, ghelijckende eenen el tendigen Koeckoeck, die door Windt en de Weder, iReghen en Tempeeſt, nat gheworden zijnde, beeft, verbaeſt, ende als half doodt is. *
-
-
*
.
. .
. .
Dit is een Wüſe Fabel, uyt de inwendichſte, ende diepſte manieren
gheſproten. Den Sin is deſe: Dat de lieden haer-ſelven ſeer behagen oft pluymſtrijcken; het daer voor houdende, ghelijck als oft ſy door de ghedaente hares eyghen Deughts, haer ſelven by allen menſchen in gunſte konnen brenghen, en de groot gheacht maken. Het ſucces
en de eynde deſerdinghen,ghemeynlijckaen des Mans Natuyre ende Conditie, in wiens gunſte ſy trachten te gheraecken, gheleghen zijn. Ende indien deſe, gheen perſoonen ſelfs en zijn met ſonderlingega ven, ende aenghenaemheden begaeft, maer alleen hooghmoedigh, ende boos - aerdigh van verſtandt (het welcke onder de Perſoon van Juno verhandelt wort) ſoo moet den Verſoecker weten, dat het dan
veel beter is de Perſoon van Deught, ende weerdicheyt,gantſch ende al vorders af te legghen: Ende dat ſy haer ſelven heel bebrieghen,
indien ſy eenen anderen wech ingaen. Noch dat het niet ghenoech en is,
144
Cupido, ofte een kleyn dinck, & c.
is, indien ſy ſchoon quaden dienſt betoonen-, ten zy dat ſy haer
gantſch, ende al, in een verwerpelijcke ende af- aerdigh perſoon veranderen of vertoonen-.
'
XVI I.
Cupido, ofte,een kleyn dinck niet om te verdeylen. G HE en E dat van de Poëten, van Cupido ofte van de Liefde ge ſeyt is, dat en konnenſy niet eygentlijck de eygen ende ſelfde perſoon toe-ſchrijven: Het verſchil deſesis nochtans foodanich, Dat de verwerringen der perſoonen verworpen wort, ende de Gelijcke niſſe aenghenomen-: Want ſy verhalen, dat Liefde, de outſte is geweeſt van alle de Goden, ende inſghelijcks van alle dingen, uytge nomen het Chaos; het welckegheſeyt wort, van den ſelfden Ouder dom te zijn, daer het voorighe van is : Maer Chaos en wortnoyt van den Ouden, met eenige Godtheyt begaeft, noch den naem van eenen Godt ghegeven: Ende de Liefde wordt vorders inghebracht, ghelijck als ſonder Vader zijnde, uytgenomen, dat de ſelvige van ſommigen gheſeyt wordt dat Eygheweeſt te zijn, 't welck ZNowgheleyt heeft-, ende hy heeft, beyde Goden, ende de alghemeyne dinghen, uyt het Chaos voortgebraght: Ende hem worden vier verſcheyde dingen toe p
gherekent. Dat hy eeuwvichlijcken kind is, dat is altijt kindſch. Blindt, ZWaettende eenen Schutter. Daer was noch een andere Liefde, de welcke
de jongſte vande Goden was te weten,den Soon van Venus,den welc ken ſy oock den naem van de Oude liefde gheven, is ghelijck als het hem oock ten deelen toebehoort-.
-
Deſe Fabel behoort, ende dringht oock door tot de wieghe des
Natuyrs, en deſe Liefde ſchijnt de ghenegentheyt, ende denºprickel te weſen van de eerſte Materien, oft (op dat wy duydelijcker ſpreken moghen;) Motus naturalis Atomi; het welck deſe alder-oudtſte, ende
eenige macht is, de welcke alles maeckt, ende ſchept uyt de Materie. Deſeisgheheelijckſonder Vader, dat is, ſonder öE# Want de oorſaecke is ghelijck als de Vader van dit Effect: Ende daer en kan gheen oorſaecke deſes Deughtsin de Natuyr zi jn (maerwy God altijt uyt
s/
C# , ofte
een kleyn dinck, & c.
145
uytnemen). ant daer en was niet voor den ſelvige, ende daerom gheen Efficiens, noch niet beter bekent dan de Natuyre, ende der halven, noch Geſlacht, noch Form: Daerom dan, welckers dat ſy oockzy, ſy is Poſitijf, ende niet om beduyt te konnen worden: Ende
oock, indien ſchoon hare manier, ende Procedeeren waer, om begre pen te moeten zijn : Nochtansſoo en kan ſy niet door eenighe oor ſaecke vereyſcht oft vernomen worden; dewijl dat ſy is (nae Godt)
de oorſaeckederoorſaecken, ende ſy ſelfsſonder eenighe oorſaecke, Nochte het en is niet om te verhoopen, dat hare maniere, door
het menſchelijcke vernuft begrepen, oft doorgrondt kan worden , Daerom wort het dan ten rechten vergheleecken by een Ey, van Nox
gheleytgheweeſt te zijn: Seecker wel heeft den Heylighen Philoſoph daer van gheſeyt, Cuntta fecit pulchra Tempeſtatibus ſuis, c Mundum tradidit diſputationibueorum, itatamenut non inveniat Homo Opus, quod operatueeft Deus àprincipio uſque ad finem, Eccl. 3. 11. Want de prin cipaelſte Wet des Natuyrs, oft de Macht deſer begheerte, in 't eerſte
door Godt gheſchapen zijnde tot verſamelinghe (van welcke verme nichfuldiginghe, ende herhalen, alle veranderinghe der dingen her
ſpruyt, endeghemaeckt wort) mach de ghedachten der menſchen benouwen, maer door de ſelvighe qualijck ghevat, oft omvanghen worden. De Philoſophie der griecken wordt bevonden, dat ſy ſcherp zy, ende dat ſy haer beneerſticht, om de Materiale beginſelen der dinghen te beveſtigen; Maer in de beginſelen des Beweginghs (in de welcken, al de Macht en de Deught beſtaet, om 't werckte volbren
ghen) is ſy onachtſaem, ende traegh: Ende ſy ſchijnen vorders in al 't gheene, waer in wy hier handelen, blindt te zijn, ende te ſtae melen. Want, het ghevoelen van de Peripatetici (voor ſoo veel als den prickelder Materie aengaet per privationem) en is ſchier niet an ders, dan woorden, de wijſe desgheſancks beter wetende, dan wat het beteeckent. Ende die gheenighen, die t ſelvighe tot Godt over geven, die doen ſeer wel, maer ſy huppelen op, en de vallen wederom meer, ende gaen niet hoogher, noch vorder door trappen, ghelijck als by weynich en weynich: Want ſonder twijfel, de eenighe, ende hoochſte Wet is Godt overgelaten, in de welcke de Natuyr verſamelt. Ende het is deſe ſelvighe Wet, de welcke in den vootigen Text, door
het begrijp deſer woorden aengheweſen wort. Opus quod operatu, eit Deus
146
Cupido, oft een kleyn dinck, & c.
Deus à Principio uſque adfinem. Maer Democritus, de welcke deſe ſaecke wat dieper inſach (nae dat hy een eAtomum, een kleyn dinck, het welck men niet verdeylen en kan, van een ſeeckere breedte, ende
groote, te weghe gebracht hadde) heeft 'tſelvige een eenige begeerte, oft eerſte beweginghe eenvoudelijck toe-gheſchreven, ende noch een ander dierghelijcke wijſe_ : Want hy was van ghevoelen, dat alle dinghen tot den Circkeldes Weerelts ſtreckte; waer van de lichamen,
die het ſwaerſte zijn van Materie, op 't ijlenſt neder vallen; ende dat, de welcke van weynigher Materien beſtonden, ſich in 't teghendeel opwaerts beweeghden. Maerdeſe bedenckinge was ſeer naeuw, ende na weynigher dinghen, dan ſichghebeurde, om-ſiende: Want,nochte het rondtom keeren der Hemelſcher lichamen, noch de toe-ſluytin
ghe, ofte de openinghe der dinghen, en ſchijnen niet tot dit Beginſel ghebracht, noch bequamelijckghevoeght tekonnen worden. Ende voor ſoo veel als Epicurus ghevoelen aengaet, aengaende de verande
ringhe des eAtoms, ende van de avontuerlijcke beweginghe, dieſelvige is wederom op beuſelinghenghevallen, ghelijck als de ſaecke niet ver ſtaende: Daerom ſoo blijckt het meer dan wy wel mogen wenſchen, dat deſen Cupido noch onder Nox, dat is, onder de ſchaduwe des Nachts, verborghen leydt: ſoolaer ons dan daerom van Toe-eyghe ninghen
#
e
Seeraerdigh wordt Cupido af gheſchreven, eeuwighlijck een kind te zijn, dat is, altijdt Kindtſch: Want, lichamen die van veelen t ſamen ghevoeght zijn, zijn grooter, ende worden ouder van jaren, maer de
eerſte zaden des Atoms, oft der dinghen, zijn ſeer geringh, ende ver blijven in eeuwighekindtſheyt-.
Oock ſoo is dit ſeecker, dat Hy naeckt is : want alle t'ſamen-ge voeghde dinghen, ſchijnen (een Man van een goedt oordeel en ver ſtandt) bedeckt ende bekleedt te zijn: Ende dat niet eyghentlijck naeckt en is, dan de eerſte ſtucxkens, en beginſelen der dinghen. Ende aengaende ſijn Blindtheyt, dat is inſghelijcken een wijſeghe lijckeniſſe. Want deſen Cupido (hoedanich dat hy oock zy) ſchijnt ſeer
weynich voorſichtigheyts te hebben, maer te werck te gaen na dat ons het navolghende aenwijſt, te weten, dat hy ſijnen wegh maeckt
na 'tgheene dat het naeſte by is,ghelijck als de Blinden na het Ey ple gben te ſoeck.cn. Waer door dat dan die groote Voorſienigheyt des hoogh
Cupido, oft een kleyn dinck, cºc.
147
hooghſten Godts des te wonderbaerlijcker moet weſen ; nademael dat ſy uyt de dingen die gantſch vervreemt zijn ſonder eenighe voorſich ticheyt, ende ghelijck als uyt blinde dinghen, nochtans door een ſeec kere Wet van Godt verordineert zijnde, deſe order ende ſchoonheyt der dinghen voort-ghebracht heeft. De laetſte toe eygheninge die ghedaen wort, is, dat hy met Schieten
om-ginghe, ofte eenen Schutter was. Dat is, dat de Deught van Cupido ſulcks is, dat ſy van verre afwerckt; want, 'tghene dat van verre af werckt, ſchijnt ghelijck als eenen Pijl uyt te ſchieten, oft te ſeynden. Daerom een yegelijck die een Atomum, ende een Vacuum voor-ſtelt, brenght noodtſâkelijcker wijſein, dat de macht des Atooms van verre
af werckt; ende indien deſe wech ghenomen ware, ſoo en ſouder gheen beweginghe verweckt konnen worden, om het Vacuum, het welck tuſſchen beyde gheſet is: maer alle dinghen ſouden ſlapendt worden, ende ghelijck als Steenen, ſtil-ſtaende, onbeweeghlijck verblijven-.
.
. .
. . .
.
.. .,
,
Ende wat den Ionghſten Cupido belanght, Hy wortten rechten ghe lijck als den Ionghſten der goden voor-ghedragen; nademael hygheen weeſen konde hebben, voor dat de gronden en fondamenten des Ge
daentes ghcleyt waren. Ende in ſijn beſchrijvinghe wordt de ghelijc keniſſe tot de manieren gheduydet, ende met den ſelvighen verghe leecken, nochtans ſoo komt hy noch een weynich over een met de
Oude. Want, Venus verweckt generalijcker wijſe een gheneghent heyt om te verſamelen, en de voort te teelen : Cupido, haren Soon,
eyghent deſe genegentheyt een Individuum toe, het welck men niet gedeylen en kan. Alſoo dat van Venus de generale geſtalte her-komt, maer van Cupido een volkomener Sympathia,ofte over-een-ſtemminge: Ende de eerſte heeft haerbegin van dingen die naby zijn, maer de ander, van hooger, en Godlijcker begin, endegelijck als van den Ouden Cupido, van den welcken alle volkomen over-een-ſtemminghe her-ſpruyt. -
XVI II.
Diomedes, ofte 7ver.
D. o M E D e s, wanneer hy in groote en de uytnemende eere ende glorie in den Troyaenſchen Krijgh bloeyde, ende in groote gunſte T 2
IIMCU
148
Diomedes, ofte 25er.
met Pallas was; ſoo is hy door haer acngbeport gheworden, (ende h willigher endeghereeder zijnde, dan het ſich betaemde) dat hy Venus
ganiſch nietſoude verſchoonen, indien hy haer in den ſtrijdt ontmoe tcde, het welcke hy ſtoutelijck volbracht heeft, ende heeft Venus rechterhandt gewondet. Deſe daedt heeft hy voor een wijle tijts (ſon der wraecke van ſijn weder-parthye) ſtil, in't verborghen ghedragen, ende ſijn ſaeck en degelijck, ende heerlijck uyt-gevoert hebbende, is na ſijn Vaderlandt ghetogen. Ende na dat hy de ſwarigheden, ſorghen, en ellenden van ſijnen eygen Staet, ende woonplaetſe daer hy in ghe
booren was, nu oock ten vollen geproeft en verſocht hadde; ſoo is hy wederom na Italien onder de vreemden gereyſt: alwaer ſijn beginſelen oockgeluckico genoech geweeſt ſijn, want hy is vanden Koninc Daunus ſeer ſtatelijck ontfangen, ende van hem met groote giften ende ghe ſchencken vereert geworden, veel Statuen,of Metale Beelden zijn t'ſij ner eeren opgherecht geworden. Maer na het eerſte ongeluck ofte ellendicheyt dat dit Volck over quam, tot welcken hy hem begheven hadde, om onder te ſchuylen en de beſchermt te worden; ſoo valt den
Koninck Daunus een quaedt vermoeden in, dat hy ſulck eenen, on der ſijn Huyſghenoten ontfanghen, ende aenghenomen hadde, die welcke een boos ende godtloos Menſche was, ende den Goden onaen ghenaem, Krijgh teghens den ſelvigen voerende, ende die welcke de Godinne Venus ſelfs had' derven met ſijn Swaerdt teghemoedt gaen, ende verſlaen, nochtans dat het een dieverije van Godes eere gereeckent wierde, die de ſelvige alleen aen-roerde. So heeft den Koninck Daunus
daerom, op dat hy ſijn Vaderlant van ſchuldt mochte bevrijden, ende genoech doen (niet aenſiende dat Diomedes eenen vreemdelinck was, noch het recht dat ſy hebben om ghe-eerdt te moeten worden, de
Religie hem naerder raeckende) Diomedes datelijck verſlaghen; ende heeft vorders belaſt, dat alle de Metale Beelden ende Tropheen, tſj ner Eere opgerecht zijnde,neder geworpen ſoude worden: Oock ſo en
was het niet geraden voor de lieden, deſe ſware ſake te beklagen, en te erbermen: Maer ſijn Mede geſellen ende Cameraden ſelfs (wanneer ſy de doodt van haren Capiteyn beſchreyde, ende dewijl dat ſy ontrent ſijn Graff met ſuchten en kermen droevich waren) zijn in Vogelen,die de Svwanenſeer ghelijck zijn, verandert: De welcke, wanneer ſy ſter
ven, ſeer lieflijck ende drooflijck;ghelijck als huylende, ſinghcn. Deſe
Diomedes, ofte 75'er.
I49
Deſe Fabel heeft een raer, ende ſchier een byſonder Subjeft om op te bouwen. Want niemant en ghedenckt, dat oyt eenighen Heroët oft kloecken Heldt ſich teghenscenighe Goden, door Wapenen, oft met ghewelt gheſtelt heeft, dan alleen Diomedes. Ende ſèecker ſoo
ſchijnt het oock, dat de Fabel het Beeldt der Menſchen, ende ſijns For
tuyns hier afgemaelt heeft, de welcke dit uyt ſichſelven voorſtelt, ge lijck als het eynde, ende oogemerck van alle dingen te zijn, eenige Godlijcke macht te ceren, oft eenige oproeren van Religie te volgen, het
zy oock ſooydel ende Afgodiſch; evenwel ſoeckt de ſelvige door wa enen, ende met ghewelt, te beſchermen. Want al-hoe-wel dat deſe loedighe Oorloghen om Religie , den Ouden onbekent waren -
(naedemael dat de Heydenſche Goden gantſch niet jelours en zijn, van weeghen 't geene dat den Waren Godt toegeſchreven mochte worden )
ſoo ſchijnt nochtans de Wijſheyt des Ouden Tijdts ſoo volmaeckt en volkomen gheweeſt te zijn, als dat ſy 't gheene, 't welck ſy niet door ondervindinghe wiſten, nochtans door overdenckin gen ende ghelijc
keniſſen vinden ende begrijpen konden- Die ghenigen dan, die eenigheSeite van Religie, al-hoe-wel de ſelvighe maerydel, bedorven, ende oneerlijck zijn ('t welck onder de Perſoon van Venus beteyckent wordt) niet door de kracht des Re dens, des Geleertheyts, oft Heylicheyt des levens, oft anders door
de gewichtige Exempelen dergoeder, ende treffelijckere Autheuren, ſoecken te verbeteren, en te overwinnen, maer door het Sweerdt,
Vyer, ende door ſcherpe ſtraffe, de ſelvige Religie uyt-wieden, ende willen afſnijden, dieſelvige worden hier toe dickwils door Pallas aen ghevoert: dat is, door een eyghen ſcherpe Wijſheyt, ende dapperheyt des verſtants; waer van de Deught, ende het vermogen is, dat ſy in deſghelijcke valſheden, ydelheden, ende dwalinghen ſien kunnen,
't ſelvigheuyt eenen haet, die ſy draghen tot de booſheyt, ende uyt eenengoedenyver herkomen: Ende dieſelvigen krijgen oock metter tijdt groote eere, ende worden van 't gemeene volek (tot den welc
ken niet deghelijcks noch redelijcksaenghenaem weſen kan) geacht ende ghe-eert ghelijck als de eenighe beſchermers, ende handthou ders des Waerheyts,ende de Religie te weſen, wanneer andere laeuw ende vol van vreeſen ſchijnen te zijn. Maer nochtans ſoducrt deſe eere ende
voorſpoet ſelden tot deneynden toe, ende in't teghendeel, ſoo is al T 3
heftich
, 15o
Diomedes, ofte 7ver.
heftich , ende overmatich groot, ghelijck in 't eynde ſchier altijt on gheluckich, ten zy dat het door eenenſubiten doodt, de verande ghe der dinghen ontloope: Indien het ghevalt, dat der dinghen een veranderinghe ghebeurt, ende dat deſe voorgheſchrevene Secten, die eerſt onderdruct waren, wederom opſtaen, ende macht krijghen; alſdan wordt ſulckerlieden yver, neerſticheyt, ende ſtrijdinge ver oordeelt, ende hare namen worden ghehaet, ende al haer Eere ver andert in on-eere_.
Soo veel als aengaet, dat Diomedes van ſijnen eygen Weerdt doodt gheſlaghen is gheworden, dat ſelvige ſtreekt daer heen: Dat verſchil in Religie tuſſchen de aldergrootſte Verwanten, verraedt, en bedroch, verweckr-.
-
Nu,aengaende den rouw ſelfs; ende dat droefeniſſen gantſch niet gheleden, maergheſtraft worden, dat ſelvighe leert ons, dat hoe groote ſchelm-ſtucken dat oock ſchier bedreven zijn, dat nochtans barmherticheyt met den Menſche plaetſe heeft', alſoo dat oock de gheenighe, die de overtredinghen, ende de ſonden haten, ſich noch tans over de perſoonen, deſer ellendicheden weerdigh, Menſchelijc ker, ende Natuyrlijcker wijſe, erbermen: Dit voorwaer een groote ellende zijnde, weerdigh om te beklaghen, indien hen alle de gena
de en gratie, om barmhertigheyt te betoonen, ontſeyt wort. Ja, dat meer is, ghy móoght ſpeuren, en behouden, dat barmherticheyt in den menſchen, is al ſoo wel in ſaecken van Religie, als oock in God
looſheyt-; daer-en-teghen, het klaghen # van Diomedis gheſellen, die van de ſelfde Sette endeghevoelen zijn, was ghewendt ſeer verſtandich, ende van goet geluyt te zijn; ghelijck als het klagen der Swanen, oft der voghelen Diomedis: In 't welcke dit deel desge lijckeniſſe, edel, ende uytnement is, dat de geenigen, die om Religie wille gheſtraft worden, endelijden moeten, in de Uyre des doodts wonderbaerlijcker wijſe, hare ſtemmen ghelijck als de Svvanen, ſecr medelijdich voort-brenghen; ende de ſelvighe in den Menſchenge moederen en herten ſchrijvende, langh in hare Memorien doen ver blijven, ende beveſtighen-,
Daeda
151
XIX.
5
Daedalus, ofte eenenkomſtighenWerck-meeſter.
DE Ouden hebben de Wijſheyt ende de kloeckheyt in konſtelijcke Werck-meeſterijen, en de onbehoorlijcke konſten desſelvi ghen die tot een quaet ende verkeert ghebruyckaengewent worden, beſchaduwt onder de perſoon van Daedalus, die een ſeer verſtandich
man was, maer vreeſſelijck en vervloeckt. Deſen ſelvighen (ſijnen mede-gheſel ghedoodet hebbende, ende die hem in wercken te bo ven ginghen) geraeckte in Ballingſchap te leven; maer hy was noch tans by Coninghen, ende in andere Steden, ſeer wellekom, ende oock ſoo maeckte ende richte hy voorwaer op veel verſcheyde uytmun tende wercken, alſoo welter eeren der Goden, alsoock ter eeren-, groot-maeckinge, ende versieringe van ghemeene Steden en Plaetſen; Maer ſijnen naem wort nochtans meeſt gheacht, ende bekent door
ongheoorlofde dinghen aen te richten. Want het is hy; die Puſphais met gereedtſchap desonkuyſheyts verſien, ende in het werck geſtelt heeft. Dat ſy, om haer onbehoorlijcke welluſten te verſadigen, haer ſelven met eenen Var vermengde, ende te doen hadde. Alſo dat van deſes Mans ſchelmſche kloeckheyt en verſtant,het Monſter Minotau ru (het welcke veel jonge lieden van goeden Hoop opſwellicht) ſijn
ongheluckich ende oneerlick begin genomen heeft. Ende om het een boos, met het ander te bedecken, ſoo heeft hy oock tot beveſtiginghe ende verſeeckeringe deſes Peſt, eenen Dool-hof bedocht, ende ge bout. Een Werck zijnde, tot een boos voornemen, ende eyndege dijende »: doch een ſeer konſtich, aerdich, ende heerlijck werck: Ende daer naer wederom,op dat hy niet alleen dennaem mochte voe ren van quade konſten Meeſter te zijn; ende dat by hem oock Raedt
(ende niet alleen Inſtuumenten) voor ſchelm-ſtucken mochte gevonden worden-, om de ſelvighen voor te komen; Soo is Hy den • Autheur gheweeſt desſeer verſtandighen Raedts, van het klouwe-Garen, naer het welcke men den Dool-hofdoor-gaen, endeghebruycken konde, ſonder eenigh letſel. Deſen Dadalus is van Minos in grooter ſtrengic heyt, neerſticheyt, en na-vraghen achtervolcht gheworden, maer hy heeft noch altijt middel gheweten, om 't ſelvige van te vooren af te zijn, te mercken, ende te ontkomen. Ende ten laetſten, wanneer hy --
152.
Daedalus, ofte eenen komſtighen Werck-meeſter.
hy ſijnen Soon Icarum de ervarentheyt om te vliegen, geleert hadde, ſoo deſeninnieuwen ven isneder 't wateraenkomelinck ghevallen- . (op ſijn komſt pocchende)van bo w
Deſe Parabel ſchijnt aldus te zijn. Dat inſijn eerſte intreden deſen haet ghemerckt wordt; die daer dickwils is, ende wonderbaerlijcker wijſe regneert, onder de beſte Meeſters van eenich Handt-werck : Want daer en is geen geſlacht van volck, die malkanderen met ſulc
ken ſcherpen, ende ghelijck als doodelijcken haet benijden, als die
doen. Hier is oock by-ghevoeght (het welckom aen te mercken is) de ſtraffe des Ballingſchaps, die Dedalo met weynich rechtverdicheyts,
ende ghelijckx, opgeleyt wierde. Want groote Konſtenaers, hebben ſoo veel heerlijckheyts voor uyt; dat ſy over al, ende by allen ?Natien wellekom zijn; Alſoo dat een Ballinghſchap eenen konſtigen Meeſter
gheen verdriet, noch ſtraffe en is. Want die gheenighe, die anders opgebracht zijn, te weten, dat gheen goede Werck-lieden en zijn, die en konnen niet wel ergens voort-komen dan in haer eyghen Va derlandt. Want het verwonderen overkomſtenaren, wort wijdt ende
zijdt uytgebreyt, ende wordt ſeer by vremde, ende uytlantſche lieden vermeerdt, nademael dat het volck van dien Natuyre ende Conditien zijn; dat ſyhaereyghen Lants-lieden (voor ſoo veel als de wonder baerlijcke konſtelijcke Wercken aengaen) weynigher achten, dan Vreemden ..
-
Van het ghebruyck der Mechanicale konſten, zijn deſe navolgende dinghen ſeer openbaer; Want het Menſchelijck leven-, ofte den Menſch, is in den ſelvighen veel gehouden; Nademael dat ſeer veel
goede dinghen tot verbeteringhe ende ophoudinge van Religie, ende ter eeren van de Burgherlijcke zeden, en Rechten, ende tot de op bouwinghe desalghemeenen levens, uyt hare ſchatten vergadert zijn geworden. Maer nochtans ſooſpruyten oock uyt de ſelfde Fonteyne, Inſtrumenten voor deswelluſts, ende Inſtrumenten des Doodts. Want, (achter wegen latende, ende beneffens de konſten der Hoeren-Weer den, oft der Hoer-huyſen) ſoo is ons welghenoech bekent-, hoe vetre de doodelijcke venijnigheyt, al 't verdriet ende ellenden des Krijghs, ende dierghelijcke Peſtilentien (al welcke deſen Mechanicale inventien toe-gheſchreven moghen worden) den Minotaurum ſelfs in wreedtheyt, en de ſchadelijckheyt te boven gaen-. De
r
Daedalus, oft eenen konſtigen Werck-meeſter.
153
De Gelijckeniſſe van den Dool-hof, is ſeer ſchoon, door de welcke
de ghenerale Natuyr, van alle konſtelijcke wercken te kennen ghe heven wordt. Want alle Mechanicale Wetenſchappen die ſeer ver
andich en diep om te begrijpen zijn, moghon by een Dool-Hof vergheleecken worden, om de ſubtijlheyts wille, ende de verſchey
dendraeyinghen, ende andere openbare ghelijckeniſſen, de welcke nauwelijckx door eenigh vernuft, maer all enlijckghelijck als door
de ervarentheyt des Kouvven Garens, beſtiert ende onderſcheyden konnen worden.
-
-
Noch ſoo wordt dit niet onbequaemlijck hier by-ghevoecht, dat den ſelvighen, die de dwalinghen des Dool Hof ghevonden heeft, oock alſoo de bequaemheyt, ende oorboorlijckheyt des Draets aen aengheweſen heeft: Want de Mechanicale konſten, zijn ghelijck als onſeecker; ende ſyſlaen, en ſy heelen ſchadelijck endelprofijtelijck, ende haer Deught bindt, ende ontbindt ſchier haer ſelven. Ende Manos vervolcht dickwils ongheoorlofde Ambachten, ende even alſoo ſeer deſe Konſten ſelfs, te weten, door Wetten, die de ſel
vighe Konſten vervloecken; den lieden oock verbiedende de ſelvighe niet te ghebruycken; niet-te-min worden deſe Konſten verborghen ghehouden, ende onderhouden, ende vinden over al ſchuyl-plaetſen: Het welck wel aenghemerckt gheworden is van Tacitus, van de Ma
thematijcken, ende der gheener die gheluck ſegghen konnen (met deſe ſaecke niet qualijck over-een-komende) Genu (inquit) hominum; 'quod in Civitate noſtra ſemper c% retinebitur, & vetabitur. Ende noch tans ſoo vallen alle verboden, ongheoorlofde, ende nieuws-gierighe Konſten, van wat aerdt dat ſy oock zijn (nademael dat ſy niet en houden noch volbrenghen, 'tghene fy belooven) van hare Eer ende waerdije, endegheraecken in verſmaetheyt; ja, vergaen ſelfs door al te veel gheſtadighe vertooninghen; ghelijck als Icarus van boven uyt den Hemel in t water viel. Ende voorwaer, indien men in alles de
waerheydtſegghen ſal, ſoo en worden de ſelvighe niet ſoo gheluc kelijek vernielt, noch in bedwangh ghehouden door de toomen der Wetten, als de ſelvighe door hare eyghenydelheyt verraden, ende overwonnen worden.-.
-
N
V
Eričtho
154
XX.
-
Ericthonius, ofte Bedroch.
D#d “Poëten verhalen, dat Vulcanus ſtondt na 5 % inervaes Maegh om-, ende daer beneffens met Liefde ontſteecken zijnde, ende door dickwils van haer ontſeyt gheweeſt te ſijn, dat hy haerghe
weldt aen dede, haer denckende te verkrachten; maer dat door het
worſtelen en ſtrevelen, ſijn zaet op de aerde neder-gevallen is, uyt het welcke Erifthonius ghebooren is gheworden: de welcke de opperſte deelen des lichaems, ſchoon, volmaeckt, ende bequaem van Schepſel hadde, ghelijck als andere lichamen hebben, maer ſijn heupen, het dicke fijner beenen, ende vorders na beneden toe, de ghelijckeniſſe eenes eAels uyt-beelde, leelijck, ende kleyn: Welckers leelijckheyt, wanneer hy ſich ſelven deſen ſchuldich erkende, ſoo is hy den eerſten gheweeſt, die het ghebruyck der Koets-wagens ghevonden, ende in ſwangh ghebracht heeft: op dat hy, het welck hyaen ſijn lichaem eerlijcks,ende volkomens hadde, vertoonen mochte, ende 'tgheene, 'twelck verachtſaem was, verberghen konde_. -
De meyninghe van deſe wonderbaerlijcke, ende vreeſſelijcke Fabel ſchijnt deſes te weſen: Dat de Konſt (de welcke onder de perſoon van Vulcanu, om het menichvuldich ghebruyckdesvyers afghebeeldt wordt) hoe dickwils dat de ſelvighe oock ſoeckt, ende haer beneer
ſtight door groote quellinghe, ende pijninge hares lichaems, de Na tuyr te verkrachtigen, en te overwinnen, ende de ſelvige uyt te drijven (wetende dat de Natuyr onder de perſoon van Minerva te kennen
ghegeven wordt, door de kloeckheyt harer wercken) dat ſy nochtans ſelden tot een ghcluckichende gewenſcht eyndegheraeckt: maer dat ſy evenwel met groote moeyte en arbeyt (ghelijck als worſtelende)
tuſſchen beyde valt, ende een onvolmaeckt broedtſel voort-brenght, dat lam, en kreupelis, ſchoon in't aenſien, maer onnut, onbequaem tot eenich ghebruyck, ghelijck als hinckende: Welck onnatuyrlijck ghebroedtſel, de bedriegers in grooten Staet, en groot bedroch voor draghen, ende ghelijck als triumpherende, om ende om voeren. Welcke bedriegherijen, ſchier dickwils, in't ghene dat de Chimiſten te voor
ſchijn brenghen, ende in de ſubtijlheden en nieuwigheden van eenige -
-
-
konſtighe
--
Deucalion, ofte Herſtellinghe :
155
konſtighe wercken, geſpeurt, ende bemerckt mogen worden ! Voor namelijck, wanneer de lieden met hier voornemen voort- varende,
liever dan van hare dwalinghe afſtandt doende, meer gheneycht zijn met de Natuyr te worſtelen, oft teghens haer te ſtrevelen, dan uyt behoorlijcke ende ſchuldigheghehoorſaemheyt en eere, en de ont ſicht, de ſelvighe te omhelſen-. -
XX I.
-
-
NE Poëten vertellen, dat, wanneer al de Inwoonders van de Oude
vvterelt, opgeſwelght, en door de Diluviete niet gegaen waren, ende 'Deucalion en Pyrrha alleen waren over ghebleven, ende met een
Godtlijck verlanghen ontſteecken zijnde, ende ſeer aendachtelijck bid dende, dat het Menſchelijck geſlacht wederom herſtelt mochte wor den in ſijnen voorighenſtaet. Dat ſy ſulck een antwoordt van boven
uyt den Hemel ontfanghen hebben, namentlijck, dat haer begheerte verhoort, endeghenoechghedaen ſoude worden, indien ſy har Moe ders ghebeenten namen, en de wierpenſe achter over hare ſchouders.
Het welcke hen in 't eerſte een groote droefheyt, ende ghelijek als een wanhoop aenghejaeght heeft; aengheſien dat alles op den Aerdt bodem te niet gegaen zijnde, het ſeer ſwaerende onmoghelijck ſoude zijn, haer Moeders Graf te doorſoecken, ende te vinden: Maerten laetſten hebben ſy verſtaen, dat de Steenen der Aerde, (nademael de
Aerde, de Moeder is van alle dinck) door het Orakelgemeent worde. Deſe Fabelſchijnt de Secreetheyt des Natuyrs te ontdecken; ende de
dwalinghe, die des Menſchen ſinnen ghemeyn is, te verbeteren. Want de onervarentheyt des menſchen, oordeelt ende meynt, datter veran deringen der dingen konnen weſen, oft,dat herſtellinhendes Natuyrs,
uyt haer vuyligheyt ende onreynigheyt (gelijck als eenen Phoenix uyt haer eyghen aſſehen) opgeweckt konnen worden: Het welck gantſch niet ſooghelegen is, nademael dat deſe materien haren loop volbracht, ende voldaen hebben, ende dien volghens onbequaem zijn tot de be ginſelen der ſelvighe dingen, waerom wy dan terugh moeten vvijc ken tot de beginſelen die ghemeyner zijn-. -
-
-
-
V 2
-
Nemc
156
5
-
-
,
XXII.
Nemeſis , ofte de veranderinghe der dinghen. EM E s 1 s vvordt gheſeyt een Godinne geweeſt te zijn, die van N cen yederghe-cert behoort te worden, maer wordt oock van
Machtigen, ende van die, die in voorſpoet gheluckich leven, gevreeſt. Sy wordt gehouden als voor de Dochter van Nox en Oceanus geweeſt te zijn. Haer Ghedaente en haer Schepſel wordt op duſdanighe wijſe af gheſchreven, namentlijck, Dat ſyghevleugelt was, en ghekroont, in haer rechter-handt eenen Staf van Eſſchen-hout voerende, ende in haer ſlincker-handt een H iole, op de welcke de ghelijckeniſſen der Morianen ghegraveert waren, ende ſy was op een Herte ſittende_. De Parabel ſchijnt in deſer maniere te zijn. Haren naem 2Nemeſis beteyckent klaerlijck ghenoech Wraeck, oft Retributie, dat is, Ver geldinghe. Want deſes Goddinnens ampt ende bedieninghe, beſtondt hier in, dat ſy het voorſpoedich voortvaren, ende de goede Fortuynen
der Geluckigenlieden, gelijck als eenen Tribuen, oft Beſcherm-Heer beletten, ende hinderen ſoude; ende dit haerwoordt, Veto, tuſſchen
beyde te brenghen; dat is 5 Ick verbiede, ſoo voorſpoedich voort te gaen; ende dat ſy niet alleen dertelheyt ſoude kaſtijden, maer dat ſy oock 't gheluck, ja der onnooſelen, ghelijck als der beleefden, met
# , ende vermenghenMenſch ſoude; ghelijck als oft het
elijckegheſlacht toe een maniere ware, dat niemant van het gelate ſoude worden, tot de Tafel der Goden te komen, dan alleen om ſich te vermaecken. Ghewiſſelijck, wanneer ick dat kleyn Stuckje van Caius Plinius over-leſe, in het welcke hy de Mu-Fortuynen, ende ellenden des Keyſers Auguſti vergadert heeft, den welcken ick van alle Menſchenden aldergeluckichſten achte te weſen;ende die welcke
oock de konſt, ende wetenſchap hadde, om de Fortuyn wel te ghe bruycken, ende te ghenieten, ende in wiens ghemoedt niet hoveer dichs, niet lichtvaerdichs, geen ſlappigheyt, geen verbaeſtheyt, geen ſwaermoedigheyt gheſpeurt konde worden (ja in dier maniere, dat
hy van ſelfs al te met voor-nam, té ſterven) ſoo hebbe ick deſe Go dinne groot ende ſeer machtich gbeacht te weſen, op wiens Altaer een
ſodanige Offerhande gebracht was. De Ouders van deſe godinne, zijn Nox, Tº
T-T -
-
--
-
-
Nemeſis, ofte de verandering der dingen. 157 Nox, ende Oceanus geweeſt; dat is, de veranderinge der dingen, en de het duyſter, ende 'tverborghen OordeelGods, Want de veranderingen
der dinghen worden bequaemelijck afghebeelt door Oceanus, dat is, door de Zee, om het gheſtadich opende af-loopen van dien. Ende de
bedeckte, ende geheyme voorſiennigheyt, wordt terecht voor Oogen heſtelt, door Nox. Want deſe2Nemeſis, te weten, die van den Nacht, is ſelfs by de Heydenen ( nademael dat het verſtant des Menſchen ſoo veel van het Godlijcke verſcheyden is) in grooter weerden, ende eere - ghehouden gheworden ... . - Virgil. AEneid.lib 2: s. ' -
-
- cadit& Ripheus juítiſſimus unus, ºui füit ex Teucrü de ſervantiſſimus equi: Dihaliter viſum - - - -
-
-
-
- Nemeſis wordt ghevleugelt beſchreven, om de haeſtighe verande ringhe der dinghen, die niet van te vooren gheſien zijn gheworden, Want in alle dingen, die tot noch toe in de Memorie gehouden wor den, vinden wy dit voorſeecker, dat meeſtendeel der groote verſtan dighe, ende wijſelieden, in deſe onghelucken vergaen zijn, welcke ſyaldermeeſt verſmaet hebben. Seeckerlijck, wanneer M.Cicero, van
Dec. Brutus, van het valſchghemoedt, en de ontrouwicheyt des Key ſers Ottavius vermant, ende gewaerſchout was; Soo heeft hy dit alleen tot een Antwoordt wederom gheſchreven- ; Te autem mi Brute ſtut
debeo ano, quod iffud guicquideit nugarum, me ſcire voluiiii. Oock ſoo wordt Nemeſis een Croone op haer Hooft geſet, om den haet, ende booſe Natuyr desghemeen en volcks. Want, wanneer gheluckighe, ende rijcke # te niet gaen, en vallen, dan ver
heught ſich het ghemeene Volck geheymelijck; ende Croonen Ne meſs, dat is, Wraeck.
-
Den Staf, die ſj in hare rechterhant voert, wijſt op den-ſelvighen; den welcken Nemeſis in der daedt doorwondt, en de doorſteeckt; maer welckenſy niet met ongheluck, ellendigheyt, oft verdriet en ſlaet;
tot den ſelvighen vertoont zy gheſtadelijck dat ſwart, miſgunſtigh gheſicht der Mooren. Oockſoo behouden de lieden (ſonder twijfel) wanneer ſy in haren grootſten voorſpoet zijn, de doodt, ſieckten, tegenſpoet, ende de ontrouwicheytder Vrienden, ende de raedtſla ghen V 3 -
* *
-
Achelous, ofte Strijdt. si58 , ghen der Vyanden, ende de veraderingen der dinghen, ende dierge lijcken, ghelijck als de Morianen hen voor ooghen in een Fiole ghe ſtelt zijn. Oirgilius, wanneer Hy den ſtrijdt van Attium beſchrijft,
voeght dit van Cleopatra ſeer aerdigh hier onder by:
Regina in mediù, patrto votat agmlnaſſtro, Nec dum etiam geminos à tergo reſpicit angues. -
Maer niet langh daer naer gemoete haer groote menichte van Me rianen, waer dat ſy ſich oock haer keerde . . . . .
-
C
Tenlaetſten, ſoo wordt hier wijſelijck byghedaen, dat Nemeſis op een Hert ſit; want een Hert is een uytermaten levendich Dier: Ende
het is mogelijck, dat indien Yemant noch jonck zijnde, van Godt van hier gheruct wordt, dat hy Nemeſis macht ontkome, ende voorko me: Maer wiens gheluck het is, in geſtadige voorſpoet, goede For
tuyn ende welvaren te leven, den ſelvigen wordt ſonder twijfel Ne .
meſt over-ghegeven, ende in haer geweldt bevolen.... . . XXIII.
-
Achelous, ofte Strijdt. . . . "..
-
-
-
1 : " » iA
' ,
. -
-
D#
Ouden vertellen, dat", wanneer Hercules ende e-ſchulous om Deianira kraskeelde, vvien van hen de Bruydt hebben, oft Trouwen ſoude, de ſaecke in eenen Strijdt geraeckte : Ende dat Athelou, nae dat hy verſcheyde, ende veelderhaude geſtalten verſocht hadde (want het was hem gheoorloft alſoo te doen) ten laetſten Mupiter in het ghe
ſtalte eenes wreeden ende brullenden Stiersteghemoet gheloopen is, ende ſich alſooter ſtrijdt bereyde: Maer Hercules, een ghewoonlijcke
Menſchelijcke Figuere behoudende, is oock na hem toe ghetreden ; waer naer den ſtrijdt ſeer dapperlijckaen beyde de zijden aengegaen is. Het eynde hier van is duſdanich gheweeſt, namelijck, dat #ules een van den Stiers Hoornen ghebroken heeft. Ende s ſchelvu hierom ſeer bedroeft ende verbaaſt zijnde, ſoo heeft hy (op dat hy deſen ſij nen Hoorn wederom verloſſen ſoude) lupiter den eAmalthean Hoorn, oft den Hoorn des Overvloedts, in wiſſel daer voor ghegheven. Deſe
Achelous, ofte Strijdt.
159"
Deſe Fabel behoort tot de uytkomſten des Oorloghs: want de ghe
reedt-maeckinghe des Krijghsaen de Defenſive zijde (de welcke door
Achelsum afghebeeldt wordt) geſchiet in verſcheyden ende veelderley manieren. Want de gedaente der ghenen die de vorighe party beſtor men oft beſpringhen wil, is maer eenvoudich ende ſlecht, dewijl dat
de ſelvighe veel-tijdts maer alleen beſtaet in een Krijghs-heyr, te we ten, in een Vloote ter Zee, ofte in een hoop Krijghs-volck by Landt. Maer eenen Koninck oft Landtſchap, dat in fijneyghen Landt eenen Vyandt verwacht, die ſelvighe ordineert verſcheyden ontallijcke din
ghen: Hyverſiet, ende verſtercke Steden en Dorpen: Hy roept,ende beveelt de lieden die buyten op de Velden woonen, om haer in de Ste den ende Caſteelen te begheven: Hy recht Reduyten op: Hy leydt
ende timmert Brugghen over Rivierengende breeckt ſommigen: Hy verſiet ſich met overvloedt van alles: Hy belet, ende ſèndt Compa
gnien Soldaten op Rivieren, in Havens, op Wallen, in Boſſchagen, op Gheberghten; ende is noch dagelijcx met ontallijcke diergelijcke dinghen beſich, om andere nieuwe inventien ende ghedaenten in het werck te ſtellen: Ende ten laetſten in deſer maniere bereydt, vol komelijck verſien, ende ghereedt zijnde, ſooghelijekt hy na 't leven, een ghelaet van eenen ſiereken ſtrijdenden Stier. Maer hy, die daer ſoeckt aen de ander zijde dit Landt te beſtormen, ende die hier met
den ſtrijdt aenvanght, die ſelvighe vreeſt dit meeſt van allen, dat hem in der Vyanden Landt, viëtuaſie ſal ontbreecken; ende daerom ſoo ſpoet hy hem ſooſeer als hy kan; Want, indien het hem geſuckt, dat hy de Weder-partye verſlae, ende ghelijek als des Wyandts Hoorn breecke, dan volght dit ſonder twijfel, dat den bevreeſden, verbaeſ den, ende overwonnen Wyandt, het Veldt rnymen moet, ende om
ſijn verlooren machten wederom te ververſſchen, ſich tot het een of 'tander ſterck Slot of Caſteel begheven moet, latende de Steden en Landtſchappen in de handt des Overwinners, om van hem ontnomen ende berooft te ſullen worden. Het welcke terecht gheſeyt mach worden, dat hem den eAmalthean Hoorn, dat is, den Hoorn des Over
vloedts, op ſijn Hooft is gheſet. | v . | . |
# .
Diony
1 6o
-
xxiv. Dionyſus, ofte Begheerlijckheyt. * R wordt gheſeyt, dat Semele, Iupiters alderliefſte (na dat D#A hem door eenen vaſten Eedt verbonden hadde,dat hy haer een Bede te geval doen moſte, die ſy op Hem begeeren ſoude) hebben
wilde, dat Iupiter haer eens in de ſelfde maniere ſoude verſchijnen, waer in hy Iuno pleech te verſchijnen, ende te omhelſen. Het welcke wanneer hy dede, ſoo ghebeurden het, dat ſy door Vyer oft Blixem verbrandt wierde, ende het Kindt dat ſy in haer Lichaem droech, van
Iupiter ontfanghen zijnde, heeft het in 't dick van ſjn eyghen been be ſloten, ter tijdt toe dat ſoo veel Maenden vervult waren als een Kindt behoort te hebben, om ghebooren te worden; door welck doen Jupiter nochtans een weynich lam ſcheen te weſen,ende hinckte; ende daerom worden het Kindt, ('t welck Iupiter beſwaerde, ende laſtich viel, ende ſteeckte aenbrochte dewijl dat hy het in 't dicke van het Been droegh, den Naem van Dionyſus gegeven. Ende nadien het nu gheboren vvas,ſoo is het Proſerpina (als de Minne-Moeder van dien) voor ſeeckerejarenbevolen ghevvorden; Maer vvanneer het
nu oudtende groot gevworden vvas, ſoo hadde het een aengeſicht, ſoo ſeer een Vrouvve ghelijckende, dat men niet erkennen konde, oft
het een Meyſken of foncksken vvas. Het Kandt is oock alſoo een tijde lanck doodt, ende begraven gevweeſt, maer onlancks daer naer is het vvederom ende heeft in ſijn eerſte jonckheyt het planten der Wijngaerden,ende dien volgens,hoe datmenWijn maken ſoude, tevoorſchijn gebracht, en geleert; Waer door het vernaemt,
#
ende vermaert wordende, heeft den gantſchen Aerdtbodem onder ſijn
jock ghebracht, endeſijn 44acht oft Konft tot aen de eynden des vveerelts in India uytgeſpreyt: ende hy worde op eenen WWaghenghevoert, die van Tygers getrocken isgeworden. Sommige leelijcke Duyvels danſen om hem, Cobalighenaemt, eAcratus, en anderen meer. Ende de Goden
ſelfs, die ſchoon Muſijck ſonghen, vergeſelſchapten hem oock mede. Ende hy troude een Huyſvrouw, die van Theſeo verſaeckt en verlaten
was, Ariadne genaemt. Den Boom die hem toe-geheylight was, was Heylof Oockſoo wordehy gehouden den Winder, ende Verordineerder
der Offerhande, ende der Heyliger Ceremonien te weſen, wel-verſtaende
ſulcker
--
------------
Dionyſus, ofte Zegheerlijckheyt.
- 161
ſulcker oock, die ghelijck als uytſinnich, vol erghernis, ende vor ders vol wreedtheyts waren: Hy hadde alſoo macht de lieden met
raſernijen te beſitten. Want het wordt gheſeyt, dat in het onthalen,
ende Solemniſceren van fijn Orgies, twee weerdighe perſoonen van mal kanderen verſcheurt waren, te weten, Pentheus, en Orpheus, door ſeec kere raſende Vrouwen. Den eenen, om dat hy op eenen Boom ghe klommen vvas, om haer Ceremonien te aenſchouwen, die ſy in haer
Offerhande gebruyckte: Den anderen, om dat hy op ſijn Harpe ſpelende, ſoetigheden voort-brachte. Ende de dingen die deſen Godt bedreven
# moghen ſchier met Iupiters daden vergheleecken worden. Deſe Fabel ſchijnt in deſe deelen de manieren aen te gaen,datter niet
beters in al de manierlijcke Philoſophie gevonden wordt: want onder de perſoon van Bacchus, wort de Natuyr des genegentheyts ende be geerlijckheyts, ende desberoerens, beſchreven. Want de Moeder van alle begheerlijckheyt, al hoe-wel ſy noch ſoo ſchadelijck zy, is niet anders dan een verlangen des toekomende Goedts: Ende de begeer lijckheyt wordt altijt omvanghen met een ongheoorlofde, ende onbe
hoorlijckenyver, eerder te vergeefs toe-ghelaten, als wel te verſtaen ende overwogen zijnde: maer nadat het verlanghen heeft beginnen heet te worden, en de te vermeeren, ſoo wordt de Moeder van dien (te
weten, de Natuyr des Goedts) door al te grooten brandt uytgedelght, ende dien volghens, ſoovergaet ſy: Ende de begheerlijckheyt, ſoo langh ſy een onvolmaeckt Embrio, en noch onrijp is, ſoo wordt ſy
in de menſchelijcke ziele (de welcke haren voort-brengher is, ende door lupiter afghebeeldt wort) beyde opghevoedt ende verborghen
gheh onden , ende voornamelijck, in't onderſte deel der zielen, gelijck als in het dicke van het Been, ende aldaer ſteeckt het gemoedt, ende ontreckt ende benaut 'tſelvige in deſer manieren, dat daer door goede
voornemen en affeeren verhindert, ende gelijck als kreupel worden: Ende wanneer deſe nu oock eens verlof ghekreghen, vry ghelaten,
ende uyt-gebroken is, om te werck te gaen, ſo verblijft het dan noch een weynich tijdts met Proſerpina tot opvoedinge, om van haer op gebracht te mogen worden,dat is, dat het hoeckjens en winckels, en heymelijcke plaetſen ſoeckt, haer ſelven ghelijck als onder de grondt begravende, ter tijdt toe dat het, oft (ſchaemte ende vreeſe, door een
over-groote ſtoutigheytaen de een zijde neder gheleyt hebbende ) s
X
eenighen
162 -
Dionyſus, ofte Beghterlijckheyt.
eenighen ſchijn des Deughts voortbrenght, oft dat het ſich gantſch met ſchandt, ende ſonder eere vertoont. Ende dit is oock ghewis, dat yder groote gheneghentheyt van een tweevoudighe Natuyr is; want ſy vanghen dapper aen gelijck als Mannen, ende verlatent ſlech telijck, ghelijck als Vrouwen- . Dat is alſoo een heerlijcke verſieringhe, Dat Bacchus van de Doodt wederom op ſtondt: Want der Menſchen affeétien ſchijnen wel altemets •
-
gelijck als te ſluymeren oft te ſlapen, ende gelijck als geheel vergeten: Maerlaet ons niet van dit gheloove zijn, dewijl dat ghyſe voorſeecker
wederom ſult ſien op-rijſen, wanneer Materie ende gheleghentheyt ſal daer zijn ..
Ende de Parabel van het vinden des VWijngaerdtsis oock wijſſelijck
byghebracht. Want alle gheneghentheyt is verſtandich, ghereedt, ende levendich, om haer ſelven door gheſtadich voedtſel (datſe daer toe brenghen) te onderhouden , ende van alles dat den Menſchen
bekent is, ſoo is den Wijn boven alle dinghen het machtighſte, om alderhande ontroeringen ende quellingen te verwecken ende te ont
ſteecken; ende het is oock ghelijck als een ghemeyn ende daghe lijcx voedtſel, Oock ſoo wordt van deſe genegentheyt ſeeraerdigh vermaenghe -
daen, Dat hy eenen Beſtorm-Heer, en de Overwinner is over Landen en
Provintien, ende die ontallycke expeditien ende Krijghs-tochten aenveerdt: Want hy en is nimmermeer tevreden met 'tghene hy alreede verkre
ghen heeft, maer door eenen onmatighen luſt niet om te verſaden, begheert al vorders te gaen, ende hoogher, en de nieuwe plaetſen o
te ſwellighen. Sy voeghen inſghelijcken de Tygers by deſe begeerlijckhe den, ende ſy worden aen den Wagen gebonden, om den ſelvigen te trecken. Want ſoo haeſt eenigheghenegentheyt van te voet te gaen, opghe nomen, ende op eenen Waghen, om te rijden, gheſtelt, ende eenen
Overwinner des Redens,ende Triumpheerderghe worden is, ſo wordt
deſelvighe wederſpannich, wreedt,ende hartheckich tegens alle 'tgene dat ſich teghen haer op ſtelt. , Het is alſoo te bemercken, dat deſe belacchelijcke Gheeſten om den Waghen danſen. Want yderghenegentheyt veroorſaeckt ſeec kere onbetamelijcke, qualijck voeghende, ende Aepſche, ende lee -
lijcke beweginghen der ooghen, des acngheſichts, des ghelaets,ja des -
mondts
Dionyſus, ofte Begheerlijckheyt. 163 mondts ſelfs, die qualijck ſtaen. Alſoo dat die gheenighe, die door wreedtheyt,liefde, ende ſoo voorts, ſeer heerlijck, verheven oft oock ghemaniert, in haer eygen ooghen ſchijnen te weſen; ſoo zijn ſy noch tans voor anderen belacchelijck, ende leelijck.
De Muſe worden oock geſpeurt in het vergeſelſchappen derghene ghentheden. Want daer en wordt ſchier gheen gheneghentheyt ghe vonden, die welcke niet door eenighe Geleertheyt ghepluymſtrijckt
wordt. Ende in deſeſaecke ſoo vermindert de Gheleertheyt de Maje ſteyt der Muſicanten, op dat de ſelvighe, die anders de Capiteynen ende Leydtſlieden van des Menſchen leven behoorden te weſen; de
Dienſtmaeghden dergheneghentheden zijn ſouden. Ende voornamelijckſoo is deſe vergelijckinghe ſeer Edel; Als dat Bacchus ſijn liefde op haergheſet heeft, die van een ander verlaten was. Want daer en is niet ſeeckerder, dan dat de genegentheyt omhelſt,
begeert, ende wenſcht na 't geene dat de ervarentheyt verſmaet heeft. Ende yder een van dien weet, die haerghenegentheden den toom te
los ghelaten hebben, ende derhalven yets beluert; Dat waer dat ſy oock na ſtonden oft trachten, waer het dan Eere, oft Rijckdom, oft Welluſt, oft Lof, en Prijs, oft Wetenſchap, oft eenighe andere dingen, dat ſy nae dingen ſochten die van veel anderen verſmaet wor den; ende datter veel lieden van verſcheyden Tijden en Plaetſen zijn,
de welcke (na dat ſy door ervarentheyt verſocht hadden , wat deſe dinghen waren inderdaedt) van de ſelvige ghewalght; ganſchelijck die verworpen ende veracht hebben-. Noch ſoo en is dit niet ſonder Myſterie oft Gheheymenis, dat een /
Boom, Heylof genaemt, Baccho toegeheylight vvas. Want dat komt in veelderley Maniere te pas. Ten eerſten, dat Heylofinden Winter groeyende blijft. Ten anderen; dat ſy om ſoo veel dingen, Boomen,' Muyren, ende Huyſen kruypt ende oploopt, ende ſich omgingelt ende verwart. Voor ſoo veel het eerſte aengaet; ſoo waſſen de gene entheden op teghen al 't gheene dat wederſpannich is oft ſich tegen ſtelt, gelijck als door een Antiperiſthaſin, gelijck als den Heylof-Boom doet, die teghens alle koude, groen, luſtigh, ende ſterckwort. Ten tvveeden, ſoo omvanght alle overheerſchende genegentheden weder om, (ghelijck als Heylof) alle Menſchelijcke handelinghen-, ende X 2 -
'tgheene
v
I64
Dionyſus, ofte Zegheerlijckheyt.
,
't gheene dat de Menſchen voornemen, ende verſamelt ende ver ecnight ſich wederom met de ſelvighen-.
-
Nochten is gheen wonder dat e-Afgodiſche Ceremonien en gebee ren, Baccho toe geeigent vvorden; nademael dat ſchieryder verkeerde ghenegentheyt met verkeerde Keligie bewimpelt, en de daer van vol is: Ofte dat raſernijen vernieuwt worden, en den Menſchen van hem
toe gheſonden zijn, nademael dat yder gheneghentheyt een korte raſernije is, en de dat de ſelvighe, indienſe ſoo langh duyrt ende by
de perſoon woonen blijft, op dulligheyt en dwaeſheyt uytkomt. • Van, Dat Pentheus ende Orpheus verſcheurt vvorden, dat heeft een goede ghtlijckeniſſe, Nademael een ernſtighe genegentheyt, geen curieus ondervraghen, noch neerſtich doorſoecken, oft behoorlijcke ende vrye vermaninghe, lijden noch verdraghen en kan .. Ten laetſten. De vervverringe Jupitert,ende Bacchus, haereygen Per
ſoon aengaende, dat mach tot deſe gelijckeniſſe met recht ingetrocken worden, ſiende dat Edele ende heerlijcke daden, ghelijck als oock merckelijcke en de eerweerdige verdienſten, altemets van Deught, wel-bedachte Reden, ende van kloeckmoedicheyt, herkomen, ende
ſomtijts wederom uyt heymelijckeghenegentheden ende verborgen quellingen, en ontroeringen, de welcke ſoo door Faem ende Glorie verheven, ende ghe-eert worden, dat men niet lichtelijck Bacchus
van lupiters daden kan onderſcheyden-.
-
-,
v S.
-
XX V.
Atlanta, ofte Ghewin.
NAdemael dat e-Atlanta, in ſnelheyt ende raſſigheyt uytnement -N was, ſoo heeft Sy Hippomenes uytghedaeght om teghens haer te loopen-, en dat op deſe Conditie_: Namelijck, indien Hippo
menes den Prijs in 't Hoopenghewon, hy eAtlanta Trouwenſoude, ende indieneAtlanta de ſnelſte liepe, dat hy alſdan Zijn leven verlie
ſen oft verſchuldenſoude . Ende aen de Oiſtorie wierde gantſch niet getwijfelt, maer Atlanta toe-geſchreven, dewijl dat Sy van een on overwinnelijcke ſnelheyt in'tloopen, ende de beſte onder veelen be kent
-
Atlanta, ofte Ghewin.
165 kent ende vermaert was, waerom dat dan Hippomenes hem op fijn ſtreecken ende bedrigerijen verlatende, en de daer op oock ſijn hoop ſtelde; Want hy verſierde, ende maeckte Drie Goude Appelen, ofte Ballen, ende heeft de ſelvighe met hem gedragen: Het loopen nu aen ghevangen zijnde; ſoo is Atlanta voor hem gekomen; ende wanneer Hippomenes fach dat hy de achterſte was, en de fijnes Konſis niet on edachtich, heeft een van defe Goude Appelen voor uyt in't geſicht van Atlanta geworpen, ende niet recht voor uyt, maer aen de zijde, op dat den Balhaer mochte verhinderen, en ophouden, ende haer door
het opnemen van dien, ten deelen van haren wegh brengen; ende zy aengeloét zijnde door een Wrouwvelijcke begeerte, ende door de ſchoon heyt des Appels, ſoo heeft zy haren rechten Cours ghelaten, ende is nae den Appelgheloopen, ende heeft ſich neder-ghebuyght om den ſelvighen op te nemen. Hippomenes vervolght ofte volhert onderwijle ſijnen loop, ende haelt een goet deel wederom in; ende heeft haer alſoo oock after hem gelaten. Maer nochtansſoo heeft zy wederom daer naer, door hare natuyrlijcke, endeaengebooren ſnelheyt, den tijdt, endeden wech die ſy verloren hadde, inghehaelt, ende is wederom voor-gekomen, maeraengeſien dat Hippomenes dit ſelvighe, haer de tweede, ende de derde reyſe ſpeelde, ſoo heeft hy ten laetſten door liſtigheyt, ende practijck, maer niet door dapperheyt , oft Deught > den prijs ghewonnen.
-
Deſe Fabel ſchijnt een ſchoone ghelijckeniſſe voor te ſtellen van den ſtrijdt die daer is tuſſchen de Konft ende de 2Xatuyr: Want Konft (door Atlanta beteyckent zijnde) gaet door haer ogen 'Deught, indien daer niet in den wegh en zy dat haer verhinderen kan, de Natuyr verre in ſnelheyt te boven, ghelijck als gauwer in 't loopen zijnde, ende geraeckt eer tot het gheſette perck. Want dat blijckt ſchier in alle ſaecken: Ghy mooght ſien, dat Vruchten van Kernen geplant,
ſeer langhſaem voort-groeyen; ende dat, die ingegrift zijn, haeſte
lijck te voorſchijn komen: Ghy mooght ſien, dat leem maer langh ſaem tot eenen Steengroeyt; maer dat het branden van dien tot Tic
chelen, het ſelvigbeſeer haeſtelijck hart maeckt of te weghe brenght: oock in Weereltlijcke ſaecken, ſoo veel de manieren aengaen, ſoo ſult ghy ſien dat door lanckheyt des tijdts, de Natuyr qualijck alle droefenis kan terugh ſetten of vergeten. Maer Philoſophie (de welcke t
,
-
A'
X 5
-
de
•
166
sº,
Prometheus, ofte den Staet der Xſenſchen.
de Konſt aenwijſt, hoe dat men leven moet) volbrenght het date
lijckſonder eenen dagh te vertoeven, maer nochtans ſoo hinderen de Goude Appelen deſe uytnemende ſterckte, ende kracht des Konſts; het welcke tot groot achterdeel ſtreckt voor de Menſchelijeke affee ren, want daer en is ſchier gheen Konſte of Wetenſchap, die ſijnen loop
gheluckelijck, ſtantvaſtelijck, wel, ende terecht, (ghelijck als tot het geſette Merck gheraeckende) volbrenght: Maer de Konſten houden
altijtop, gheven loopens over, ende zijn gheneyght tot ghewin ende profijt, ghelijck als e-Atlanta.
-
Declinat curſus aurumque volubile tollit-. Daerom ſoo en is het dan gheenſins om te verwonderen, al -hoe
wel het de Konft niet ghegeven is, de Natuyr te overwinnen, ende (door het recht van haer overwonnen te hebben) haer te vernielen,
ende uyt te bluſſchen: Maer het ghebeurt ter contrarien, dat de Conft ſich de Natuyr onderwerpt, ende haer ghehoorſaemheyt ver
toont, ghelijck als een ghetroude Vrouvve haren Man-. XXVI.
Prometheus, ofte, den Staet der Menſchen. E Ouden verhalen, dat het Werck, 'twelck Prometheus verrichte, was, dat hy eenen Man maeckte,ende dat maer van Leem. Uytge
nomen dat Prometheus eenighe deelen, van verſcheyden Dieren-, met den Klomp vermenght heeft: Maer wanneer hyſijn Werck uyt ſijn eyghen vermoghen, beſchermen, ende in eeren houden woude, ende niet alleen den Bonvver des menſchelijckengheſlachts,maeroockden Vermeerder van dien, gheacht wilde weſenſoo is hyſtelens, oftheymelje ker vvijſe ten
##undelen van Bercken-hout metſch dragende,
welcke, wanneer hy aen den Waghen van de Son vaſt ghemaeckt, ende
aengeſteken hadde, heeft Vyer op deraerden met hem neder-gebracht, ende 'tſelvighe oock onderden menſchen uytgedeelt. Ende nochtans wordt het in ghedachtenis gehouden: dat de lieden voor deſegroote daedt, Prometheoweynich danckbaerheyts betoont hebben, maer ter contrarie, een verraedt tegens hem bedocht; ende dat ſy, beyde Pro /
metheum,
Prometheus, ofte den Staet der 2denſchen.
167
methean, ende fijn vindinghe voor inpiteräenghekiaeght,ende beſchul dicht hebben. Deſe ſaecke en kan niet ghelijck alsaenghenaem, ende billick te zijn, ghedacht worden; Want de beſchuldiginghe ſelfs, is beyde Iupiter, ende de Boven-Goden, ter herten ghegaen. Endedeſe perſoonen derhalven verheught zijnde, en hebben de lieden niet al
maer hebben oock de Men ſchen een nieuwe gave(de aller-aengenaemſte ende gewenſte ſaecke
leengeſtadich 'tgebruyckdes Vyers vergunt:
van allen, te weten, Eevvighe/onckheyt)gheſchoncken: De Menſchen haer daerom ſeer verheugende, hebben deſeGave der goden,ſeer onbe quaemelijck op eenen Eſel geleyt, endeghebonden; ende in't voort gaen worde den Eſel met gheweldigen ende grooten Dorit ghequelt; Ende wanneer hy tot een Fonteyneghekomen was, ende een Serpent (den bewaerder des Fonteyns zijnde) tot hem tredende, heeft hem verboden te drincken, ten ware dat hy hem dat Pack, 'twelck hy op ſij nen rugghe droegh, tot een loon gheven woude: Den ellendighen Eſel heeft die Conditie aengenomen;ende ſoo is dan in deſer manieren de Her-makinge des Ionckheydts, om de weerde van eenen kouden
dronck waters, van de menſchen, tot de Slanghe over-ghegeven ghe worden-.
-
-
Maer Prometheus van fijne booſheyt geen afſtant doende,ende met de menſchen ('naedien dat deſe gave, die ſy ontfanghen hadden, te ver
geefs was) wederom verſoent zijnde, nochtans gram ende ghewondt in ſijn gemoedt tegens Iupiter) ſoo heeft hy oock niet gheſchroomt, 'Bedroch, in de Offerhanden aen te wenden, en de alſoo wordt nu geſeyt, tvvee Stieren Iupiter gheoffert te hebben, maer ſoo nochtans, als dat hy in de Huydt van den eenen Stier, het vleeſch, ende het vette van beyde de Stieren beſloten hadde_> , ende in de ander Huydt, de beenen alleen
van dien, gheſtooft, ende ghedaen hadde; ende heeft de ſelvigen alſoo
ghelijck als eenen ſachtmoedigen, Religieuſen, ende ſeer Gods-dien ſtighen Man, Jupiter voor-ghedragen, ende vergunt te kieſen, welck hem beliefde: Iupiterſijnhuychelerie ende valſcheyt verfoeyende;ende op dat hy een oorſaecke mochte hebben ſich ter bequamer tijdt aen hem te wreecken, koos dat beſpottelijckendeydel dinck, het welcke
met de heenen des Stiersop-gevult was, ende hy voort toe-tredende, om ſulcks te wreken (nademael dat hy vermerckte dat hy Prometheus der
telheyt niet bedwinghen konde, voor al-eer dat hy eenighe ſware plaghe
168
Prometheus,
# Staet der Xſenſchen.
plaghe op het Menſchelijck Gheſlacht ſoude geleyt hebben, alwaer hy
ſoo hovaerdich ende opgeblaſen mede was, van wegen dat het werck ſijner handen was) heeft Vulcanum bevolen een ſchoone en luſtige Vrouwvewas, toe alle te ruſten oock, na dat ſy opghe ſchickt de Godentot harewelcke giften Vrouvv ende gheſchencken toe-geöracht hebben. Deſe Vrouvve hebben ſy een fraeye Doos in haer handt gege ven, in de welcke allerhande ellendigheden en verdrieten beſloten waren, maer de Hoop alleen was in den bodem van dien geleyt. Zy is ten aldereerſten met hare Dooſe na Prometheum toe-getreden, hem de
ſelvige op-dragende, denckende, dat hy veel-tijdts de Dooſe ſoude aen enomen, endegheopent hebben; de welcke hy nochtans ſeer voor ſichtelijck ende wijſſelijck verwierp, en weygherde: Soo is zy(aldus
verſmaet geworden zijnde) voor Epimetheum (de Broeder van Prome theus, maer nochtans ſeer verſcheyden van Natuyr) neder gevallen, hem inſghelijcx de Dooſe vereerende: Ende hy nergens op denckende, heeft ſeer onbedachtſaem ende ſtoutelijck de Dooſegheopent: ende
wanneer Hyſach dat al deſe geſlachten der Ellenden tot de Dooſevlogen (te laet wijs zijnde) heeft in allerhaeſt, en met groote moeyte, # deckſel wederom op de Dooſe ſoecken te klappen; ende heeft niet te min de Hoop (de onderſte van allen) qualijck in den bodem van dien konnen behouden, ende bewaren. Ten laetſten, lupiter, Prometheus met ſeer veel ende ſware overtredinghe beſchuldighende; als te we
ten: "Dat hy eertijdts wyer van den Hemel gheſtolen hadde; Dat hy Iu piters Majeſteyt in ſulcken droevi he ende beklaechelijcke Offerhande beſpotte, een Huydt eenei Stier', vo botten en beenen offerende : Dat hy
ſjn gave verſmaet hadde: ende (een nieuwe ſonde van Overtredin ghe hier by voeghende-) Dat hy Pallas ſachte te verkrachten, ſoo. eeft hy hem in de ghevanckeniſſe gheſmeten, ende tot de eeuwige ſmerten veroordelt. Hy worde inſgelijck door lupiters bevel nae den
'Bergh Caucaſus gevoert, ende worde aldaer aen eenen Pilaer vaſt ghe bonden, op dat hy ſich geenſinsverkortenſoude konnen: ende daer was eenen Arent, de welcke ſijn Lever al-te-met met ſijn beckuyt
pickte, en vernielde, Maer des ſnachts wies de Lever alſoo veel weder om aen, als ſy des daeghs opgegeten vvd, op dat ſijn pijn nimmermeer -
geen eyndenemen mochte, noch ophoude; Maer Hercules de groote Zee overſeylende in eenen Drinck-kop, ofte Scherve, de welcke de Sonne hem
•
1
-
|
Prometheus, ofte den Staet der-2ſenſchen.
169
hem gegeven hadde, is tot deſen Berch Caucaſus gekomen, ende heeft 'Prometheum verloſt; den Arent met ſijnen Boogh door ſchietende. Ende daer is ter eeren van Prometheus, onder ſommige Natien, eenen ſeeckeren Strijdt van Lamp-dragers ingheſtelt geworden, de welcke wanneer ſy om den
# Tortſen in haer handen droe
ghen, ende vviens Tortſe uyt ginge, moſte teruggekeeren, ende de overwinninghe overlaten aen denghenen, die na-volghde, ende de welcke het eerſte met ſijn Toortſe al brandende het geſette Merck be
reyckte, dienſelvigen worde eenen Palm-Boom tot ſijnen verdienden loon ghegeven. Deſe Fabel ſtelt voor ooghen, ende treckt te voorſchijn ſeer veel
ware, ende ſchoone vermaeckelijckheden. Want, ſommige dingen zijn in de ſelvige in de Oude Tijden wel aengemerckt geworden , ende ſommige andere dingen zijn wederom gantſch verborgen gebleven. “Prometheus beteyckent klaerlijck, ende wel te recht Voorſichticheyt. Ende de Oude hebben oock uyt de alghemeynheyt der dinghen, al
leenlijck het maeckſel ende gheſtalte des Menſchen uytgeleſen, ende
verkoſen; ende het ſelvighe de Voorſichticheyt toe-geeygent, ghelijck als een eygen beſonderwerck,haer toonende. Ende de reden hier van is, niet alleen dit, dat de Natuyr des Menſchen, met Sinnen en Wer
ſtandt begaeft is, ende dat 't Verſtandt den Stoel is, daer de Voorſch
tigheytop ſit: Want het ſchijnt in eenigher manieren ſeer vreemdt ende ongheloovelijck, dat uyt ſulcke domme, ende onredelijcke Be
ginſelen, waer ſyin haer jonckheyt mede aanvangen, ſulcke redelijck Heyt ende verſtandt ſoude verweckt, ende voort-ghebracht konnen worden: Soo dat het ſchier noodtſaeckelijcker wijſe niet anders en
kan beſloten worden, dan dat Voorſichticheyt nietſonder een exempel, voornemen, ende authoriteyt van een Hooger voorſichticheyt, in de ziele des Menſchen gheplantet is. Maer dit wordt oock voorname
lijck voor ghehouden, dat de Menſch is ghelijck als den Circkel des Weerelts; dat is het principaelſte poinét, voor ſoo veel de ſaecken aen
gaen, die een eynde nemen: Alſoo dat den Menſch uyt het midden der dinghen wegh ghenomen zijnde 3 de andere, ghelijck als niets uytrechtende, herwaerts en der waerts ſchijnen te ſweven, ende ghe lijck als het Water vloeyt, ende zijn (nae het ſegghen der Ouden) alleen onghebonden, ende verſtroyde tacken, die haer ſelven gheen Y *
N
eyndt
-
17o
er-
-
-
Prometheus, ofte den Staet der Xſenſchen.
eyndt voor ooghen ſtellen. Want alle dinghen zijn ten dienſte der Menſchen, en de hy treckt ende ontfanght vrucht en ghenut", cn profijt van alle Creatuyren. Want de om-draeyinghen, ende den om ganckder Sterren, helpen tot de onderſcheydinghen der Tijden, ende
tot de verdeelinghe der Landtſchappen des weereldts. Ende de Me teora, tot de voorſegginghe der Tempeeſten, ende Winden om te zey len, ende om met Molens te malen, ende voor andere Inſtrumenten;
ende oock voor Planten, ende voor Ghedierten van alderhande ghe ſlacht, die oorboorlijck, ende van noodenghereeckent worden, oft,
tot des Menſchen huyſinghe, of vertreck-plaetſen, oft, tot ſpijſe en onderhoudt, oft, tot Medicijn; oft, tot verlichtinge van den arbeyt;
oft, vorders tot vermaeckelijckheyt en trooſt: Alſoo dat vorders alle dingen niet ſchijnen haer eyghen profijt en nut te ſoecken, ende na te jaghen, maer alleen des Menſchen.
Noch dit en is hier niet ſtoutelijck noch onbedacht by-ghe
voeght;. Dat verſcheyden delen van veel Dieren tot deſen Deegh oſt Maeckſel genomen vvaren, ende met deſen klomp der aerden vermenght,
ende gematight gevveeſt zijn. Want het is ghewiſſelijck, dat, van al 'tgheene wat de alghemeyne Weerelt begrijpt, in den Menſch meeſt vermenght, ende gheſtelt is: Soo dat hy niet tonrecht van de Oude,
een Kleyne Weereldt ghenaemt wordt. Want, al -hoe- wel de , Chymici, defraeyigheyt des woordts Microcoſmi, al te onbedacht na de
letter verſtaen, ende ghenomen hebben; nademael dat ſy ſegghen, dat den Menſch Ommem Mineram, omne Vegetabile, cº- reliqua, ofte al wat met het ſelvighe eenighe proportie heeft, in ſich hebbe_,: Soo
blijft dit nochtans vaſt, endeghewis, dat wy gheſeyt hebben, dat des Menſchen lichaem bevonden wordt, van allen Weſen en dingen, het aldermeeſt vermenght, ende van meeſt verſcheyden Inſtrumenten kon ſtelijck te ſamengbevoeght zijn, waer door het oock des te eer ſulcke
wonderbaerlijcke hoedanigheden, en de Deughden, en Machten ver krijght ende aenvanght. Maer de Machten der Slechte lichamen zijn maer weynich, al-hoe-wel ſy wel ſeecker, ghewis, ende heftich zijn, ghelijck als ſtrijdt biedende, want ſy en zijn door gheen vermenginge ten minſten verkort, vermindert, of weecker geemaeckt, maer de
9 ervloedigheyt, ende uytmuntentheyt des Deughts, is gheleghen in de vermenginghe, ende indinghen van velen te ſamen gevoeght. Ende oock
-----
Prometheus, ofte den Staet der 2ſenſchen.
171
oock ſoo ſchijnt den Menſch in ſijn begin en de gheboorte, een naeckt
ende bloot dingh te zijn, ende niet machtich hem ſelven te helpen, ende voorts, welcken veel dinghenghebreecken. Daerom ſoo heeft
ſich Iupiter in aller vlijdt ghehaeſt, om het Vier voor den dach te bren
ghen. Het welcke in ſommigher voeghen, den Menſchen in alle hare noodtwendigheden, doen, en de laten, ghedienſtich ende behulpich, ende ghelijck als Raedt ende gheſelſchap, verleent: Alſoo dat, Indien de Zele, de Geſtalte aller Geſtalten; ende de Handt, het Inſtrument aller Inſtrumenten : Dat alſoo het Vier, den Raedt aller Raden, ofte de Hulpe aller Hulpen, te recht machghenaemt vvorden. Want, van dat ſelvigne komt voort alle kloeckheyt des verſtandts, en de alle konſtelijcke wercken: door het Vier wordt de Geleertheyt ſelfs in ontallijcke ma
nieren gheholpen- . De maniere van het Steelen des Viers, wordt hier ſeer bequaemeljck beſchreven,even juyſt vande natuyr desdinghs, Ende wort geſeyt deſe
gheweeſt te zijn, te weten, door eenen bondel Ber h-hout, aen den Wagen van de Sonne gehouden, ende aengeſteecken zijnde. Want het ſtrijken ende ſlaen met Berck-hout, wijſt merckelijckaen: Dat de op komſtedes Viers (door het dickwilsſlaen, ende tegen malkanderen wrijven, of ſchrapen der Lichamen, ) verweckt is, door het welcke hare Materiale ſubſtantien ghelijck als dun ghemaeckt, ende door deſe aäie ende beweginghe bereytende ghereet worden, om de hette der
Hemelſcher Lichamen te ontfanghen, ende dat daerom het Vier in een ſeer verborgen maniere, ende gelijck als Steels,gevvijs vander Sonnen
waghen te rooven ende te ſteelen, wel moght geſeyt worden. Hier volght nu een ander fraey ſtuck deſes Parabels; dat de lieden inſtede van groeteniſſe, ende danckbaerheyt te bewijſen, tot verſma dinghe ende verachtinghe ghekeert zijn; Ende Prometheum ende ſijn ondervindinge des Viers, aen Jupiter aengerecht hebben; ende dat deſe ſaecke Iupiter ſeer aengenaem gheweeſt is, Jaſooſcer, dat hy derhal ven noch milder tot den Menſchen gheworden is, haer voorige goe deren, met nieuwe beleeftheden en gaven vermeerderende. En waer toe dient dit ondanckbaer gemoedt? Om den Autheur van het goet
te vergelden met quaetheyt? (welcke faute ſchier altijt ſijnen Meeſter loont, ende alle andere fauten te boven gaet.) Maer de ſaecke ſchijnt door gelijckeniſſe te verſtaen, jeuwers anders heen te ſien, want
#
-
2 -
dat
172
Prometheus, ofte den Staet der Xſenſchen.
dat het goet is, dat de Menſchen over haereygen Natuyr, ende erva rentheyt klaghen; ende dat het teghendeel van dien, quaet is, ende
van de goden verſmaet, ende ghehaet wort: Want degeene, die de Menſchelijcke Natuyr, oft de Konſten die ſy ontfanghen hebben, ſeer hooch verheffen, endein verwonderinge ghevallen zijn, van wegen
de dinghen die ſy hebben, ende beſitten, ofte deſe Wetenſchappen eeren, die ſy handthaven, oft anders volmaeckt geacht willen weſen;
die ſelvighe bewijſen ten eerſten minder eerbiedinghe tot de God lijcke Natuyr, dan ſy ſchuldich zijn: Met wiens volmaecktheyt ſyhaer onvolmaecktheyt ende eygen gebreecken ſchier gelijck maken, daer en-boven ſoo zijn ſy voor de Menſ hen min profijtelijcker, haer
ſelven onghelijck doende; nademael dat ſy ſich inbeelden tot het hoochſteder ſaeckenghekomen te zijn, ende ghelijck als oft ſy haer plicht ghenoech ghedaen hadden, en met vordeelen onderſoecken-. Maer-hier-en-tegen: Die gheenighe, die de Natuyr, ende de Konſten voor het Recht roepen, beſchuldighen, ende van beklaginghe vol zijn, die ſelvige zijn ghewijſſelijck van eenengheruſter ſin endeghe moet, ende worden geſtadelijck tot nieuwe Kloeckheyt, ende Inven
tien, door haer eygen verſtandt aengepordt en aengedreven: Waer om ick my des te meer verwonderen moet over deſe onwetenheyt, ende
'tdvvaſe Geſlacht der Menſchen, die ghelijck als Dienſt-knechten van ſommigher lieden hooghen moedt en vermetenheyt, deſe Peripateti ſche Philoſophie, (alleen een deel van de Wijſheyt der Griecken begrij pende, ende de ſelvighen oock noch kleyn) ſooſeer achten ende in eeren houden: Dat ſy het niet alleen voor onprofijtelijck, maer oock
voor ſuſpect, ende gelijck als periculeus achten: Ende Empedocles gevoelen behoort noch meer gepreſen te worden de welcke gelijck als raſende, Ende Democritus oordeel, de welcke met groote ſchaemte bevanghen zijnde, klaghen; hoe dat alle dinghen ſoo doncker ende dick, voor onſe oogen zijn, dat wy niet en weten, noch niet erken
nen konnen, dat de Waerheyt in diepe Putten verdroncken leydt, en
dat de Waerheyt, met valſcheyt wonderbaerlijck vermenght ende ver wart is; (Want de Nieuwe e-Academie is voor-by den gemeenen Regel
ghegaen) dan op e-Ariſtotelis Schoole geloove te ſetten. Daerom be 'hooren dan de Menſchen vermaent te worden; dat verneederinge des
Natuyrs, van de Ervarentheyt, den Goden aenghenaem is, ende dat de
|
Prometheus, ofte den Staet der Xtenſchen,
173
de ſelvighe nieuwe aelmoeſſen; ende gheſchencken van de Godlijcke goedertierentheyt afvorderen, ende verkrijghen; ende het bitter, ende ſeer heftich beſchuldigen van Prometheum (al-hoe-wel hy haren e-Autheur, ende Meeſter was) ſal meer tot haereyghen profijt, ende
goet gedijen, dan tot vorderinge oft geluck van fijne ondervindinge, fen laetſen; Het ghevoelen, van dat men van alles overvloedt heeft, dat mach onder de grootſte oorſaecken van gebreck geſtelt worden. Maer ſoo veel als aengaet de Gave ſelfs, de welcke menſeydt, dat de Menſchen voor haer aenklaghen ten loone ontfangen hebben (te weten, de Blomme des Ionckheyts, die nimmermeer verwelckenſoude) is duſdanich. Dat de Ouders niet miſmoedich, noch in wanhope ſche nen te weſen, hoe ſy doch, tot de Middelen, ende Medecijnen moch ten gheraecken, om de Oudtheyt te doen uyt-blijven, ende het leven te verlangen, maer dat ſy eer voorſeecker getelt hebben onder 'tgee ne, 't welck door de onwetentheyt ende onachtſaemheyt der Men
ſchen, nadat ſy het eens ontfangen hadden, te niet, ende verlooren
gegaenis, dan onder de dingen, die den Menſchengantſch ontſeyt, ende noyt ghegeven geweeſt zijn. Want ſy beteyckenen, ende wij ende door de dwalingen des Konſts, wel, ende neerſtelijck beſchuldicht , ende verwonnen zijnde;
ſen aen, door het ware#
dat de Godlijcke goedertierentheyt om ſoodanige Gaven te laten ghe nieten, niet ontbroocken en heeft, maer dat het de Menſchen ſelver verſuymde; nademael dat hy dit koſtelijck
# ſchenck der goden ſulck
eenen luyen, ende tragen Eſel op den Kugge bonde: Soodanich ſchijnt d'Ondervindinge te zijn, vol van verlenginghe, van welckers traegh gaen (nae de maniere der Schilt-padden) deſe oude beklaginghe de # Brevi, c'Arte Longa her-ſprooten is: Ende om de waerheyt te
ſegghen, ſoo ben ick oöck van dat gevoelen: Dat deſe twee vermo gentheden, te weten, Dogmatica & Empirica ( het eene door een vaſt
beſluyt; het ander door ondervindinghe te werckgaende) noch niet ſeer wel te ſamengevoeght, ende ghekoppelt gheweeſt zijn, maer
dat de nieuwe Gaven der Goden, ofte, op Philoſophie die veelontroc
ken is, ghelijck als op eenen lichten Vogel, ofte, op de trage, ende langhſame ervarentheyt, ghelijck als op eenen Eſelgheleyt, ende ge bondengheweeſt zijn: In't welcke men nochtans op den Eſel gheen .
quaedt vermoeden behoort te hebben, indien het niet en zy, om den Y 3 *,
Dorſt
174
Prometheus, ofte den Staet der Menſchen.
Dorſt die hem op dien wegh over quame. Want wy houden het daer voor, dat, indien ymandt door ondervindinge ghclijck als door een ſeeckere Wet ende Regel ſoeckt voort te gaen, ende onderwegen niet
en dorſtet nae nieuwe bekooringhen die ſich ſchoon vertoonen , oft nae profijt verlanght, alſoo dat hy om de ſelvighen te verkrijghen, ſign Pack af-leydt ende verkoopt, dat hy gheenen onbequaemen oft. onprofijtelijcken Packdragerſal bevonden worden, om deſe nieuwe Ga ven ende vermeerde godlijcke mildicheyt te draghen. Voor ſoo veel als aengaet, dat deſe Gave 't Serpent overghelevert is; dat ſelvighe ſchijnt hier ten deelen byghevoeght te zijn, om het
Cieraet des Fabels; Tenzy ſake, dat ſy dit hier in geſchroeft hebben, dat ſich de Menſchen haer wel ſchamen mogen, dat ſy (het gebruyck des Viers hebbende, ende met ſoo veel Konſten verſien zijnde) voor haer ſelven dat niet kunnen verwerven, het welcke de Natuyr ſelfs, ſoo menige domme Creatueren mede gedeylt, ende vergunt heeft. Oockſoo iſſer een wijſe, ende profijtelijcke vermaninge beſloten
indeſe haeſtighe verſoeninghe der Menſchen met Prometheo, nae dat ſy de Hoop gantſch verlooren ghegeven hadden. Want het wijſt aen de ongeltadicheyt, ende ſtouticheyt der Menſchen in nieuwe Proeven, Want, indien de ſelvige niet terſtont ten beſten en ghelucken, ende met haer wenſchen over-een-komen 3 ſoo wijcken de Menſchen te
vroech, ende te haſtich, van 't geene dat ſy begonnen hadden; ende
loopen, gelijck als overgegeven zijnde wederom nae het oude, ende verſoenen haer met het ſelvighe-, Deſe Parabel van den Staet der Menſchen, alhier beſchreven,ten aen ſien van de Konſten, ende cinghen die het verſtandt aengaen, treedt toe na Religie: Want nadat de Konſten gheplant, ende mede-ghe -
-
-
-
dcylt zijn geweeſt, ſoo is dendienſt der Godtlijcker dingen na-
#
welcken dienſt terſtont met huychelerye ende gheveynſtheyt beſmet
is gheworden - Daerom ſoo wordt dan onder deſe tweevoudighe Offerhande, de Perſoon eerſt van ware Religieuſen, ende dan van Ghe veynſden, ſeer aerdigh voor ooghen gheſtelt. Want in den eenen is het Vet, het welcke (van weghen de ontſteeckinghe ende ſmoock van
dien) Godts veel is: Ende het beteyckent de gheneghentheyt ende ontſteecken yver tot Godes eere, ende hooghe dingen begheerende_ : Indeſe hebt ghy oock ſenuwen der Liefden- ; ghy hebt in hem goet gheſont,
Prometheus, ofte den Staet der Xtenſchen. , 175 gheſont, en profijtelijck vleeſch. Maer in den anderen worden niet ge vonden dan drooghe en bloote beenderen die niet te min de Huyde op-vullen, ende een ſchoone ende ſtatighe Offerhande in 't ooge ver toonen, waer door de uytwendendigheydele gebeerten, endeledige Ceremonien,ſonder gedaente oft pit gemerkt worden, door de welcken
ſyden Godlgcken Dienſt beladen,ende heerlijck doen verſchijnen, din gen zijnde die eer eenen ſchoonen ſchijn met ſich brengen, dan tot de Gods-vreeſentheyt yets vorderende zijn. Noch ſo en is het niet genoech, Godt voor den Menſchen, ſoodanige beſpottingen ende huychelerijen
op te offeren, ten ware dat ſy konden bewijſen dat de ſelvighe van hem her-quamen, ende gelijck als van Hemſelven verkoſen,ende ver ordineert waren, ende de ſelvige hem alſdan toe-ſchrijven. Seecker
lijck, daer wort uyt-gheroepen onder de Perſoon van Godt door den Propheet, aengaende deſe verkieſinghe, als volcht: Num tandum hoe eft illud fejunium, quod Elegi, uthomo animamſaam in diem unum affligat & caput inſtar junce demittat ? Is het dit vaſten dat ick my verkoſen hebbe, dat een Menſche ſijne Ziele maer voor eenendach bedroe ven ſoude, ende ſijn Hooft ghelijck als een Riet neder-buyghe ? . Hebbende alſoogeſproocken van Religie, ſoo keert ſich de Parabel nu tot de manieren, ende conditien des Menſchelijcken levens. Ende dit is ſeer gemeyn, nochtans wel gevat, dat door Pandoram, wel-luſt, - en de onkuyſheyt beteyckent wordt; de welcken, wanneer het Men ſchelijck leven, met Konſten, overvloet, ende wulpſicheyt opghe
propt is, ſelfs gelijck als door de weldaet ende kracht des Viers voort gebracht worden. Daerom ſoo wordt Oulcanus oock (nademael hy het Vier vertoont) de oorſaecke, ende Werck Meeſter geſeyt te we ſen; Ende doordeſe welluſten zijn den Menſchen oneyndelijcke ellen den, beyde des gemoedts, ende des lichaems, met quade Fortuynen, met een al te laet berouw en leedtweſen, overkomen: Ende niet
alleen in particuliere Staten, maer oock in Koninckrijcken en de Gemeyne Beſten ſelfs: Want uyt die ſelvighe Fonteyn zijn Oorlogen, Oproeren, ende Tyrannien gheſproten- . -
Maer het is weerdich om aen te mercken, hoe ſchoon ende uytge leſen, dat de Fabel twee Conditien, ende by maniere van ſpreecken, ghelijck als Tafelen ende Exempelen des Menſchelijcken levens, voor
de Perſoonen van Prometheus ende Epimetheus afgemaelt heeft. Want -
die
176
Prometheus, ofte den Staet der-2ſenſchen,
die van Epimetheus Seáte zijn, zijn ghemeynlijck onvoorſichtich, no,h en ſorghen niet voor 'tghene dat toekomende is, maer ſy be
minnen dat, welck voor het teghenwoordige lieflijck endeaenghe naem is, ende daerom worden ſy oock ghewiſſelijck met groote be nautheden, ſwarigheden, ende ellendengheperſt, ja zijn ſchier altijdt
met droefheyt bevanghen, nochtans ſoo behaghen ſy ondertuſſchen haer eyghen welluſten; ende beelden haer ſelven in door haergroote
onervareutheyt, veel dinghen ende ydele hopen, hare ſinnen op de ſelvighe daer-en-boven ſtellende, met de welcke ſy nochtans haer
ſelven, maerghelijck als met ſoete Droomen vermaecken; ende de ellenden hares levens verſoeten. Maer Prometheus Klercken zijn voor
ſichtighe Mannen, te weten, die toekomende dinghen inſien; ende die veel jammerlijcke ellenden, ende ongheluck en wijſſelijck voor kommen, ende van der handtaf-keeren: Maer dit is oock met deſe Deught vergheſelſchapt , dat ſy haer ſelven van veel welluſten, play ſieren, ende veel verſcheyden gheneuchelijcke tijdt-kortinghen ont houden ende berooven , ende haer Natuyr bedrieghen: ende het welcke 't ſlimſte van allen is, dat ſy haer ſelven quellen, en pijnighen
met inwendighe onnoodighe ſorchvuldigheden, ende vreeſën. Want, ghebonden zijnde aen den Pilaer des noodtwendigheyts, ſoo worden ſy door ontallijcke ghedachten (de welcke, om dat ſy ſoo ſnel zijn in't vlieghen, door den •Arent te kennen ghegeven werden) die ſter ſteecken, ende de Levergheſtadelijck knagen en verteeren ſeerghe
- quelt zijn: Tenzy dat ſy altemets, ghelijck als over nacht,oor 'tſla pen, eenighegheringe verlichtinghe, endegheruſtheyt des ghemoedts verkrijghen: maer diergelijcke beevinghen ende benautheden zijn nochtans ghewendt haeſt wederom op nieuwsaen te komen. Daerom ſooghenieten ſy alleen ſeer weynich, van beyde de Ghe ſlachten deſer Volckeren, deſe Gave; dat ſy het profijt, ende 'tgoet,
het welck Voorſichtigheyt toe-brenght, behouden; ende haer ſelven
van alleydele ſorghen, ende verontroeringhe desghemoedts, bevrij den. Noch en kan niemandt deſe Gave verkrijghen, dan door Her cules hulpe; dat is, door dapperheyt, ende ſtant vaſtigheyt des ghe moedts, de welcke teghen alle onghelucken, ende uytkomſten be
reydt is; ende tot den wekken alle Fortonen evenghelijck zijn, ende de welcke voorſiet in toekomende tijden ſonder vreeſe, geniet ſonder ver
Prometheus, ofte den Staet der Xtenſchen.
177
verdriet, ende verdraeght ſonder ongheduldigheyt. Ende dit is oock aenmerckens weerdich; dat deſe Deught Prometheo niet uyt der Na tuyren aengheboren en is, maer hem bygheval thuys ghekomen is,
door behulp van een ander. Want gheen aengebooren oft Natuyrlijcke Dapperheyt, kan ſoodanigh een groote ſaeck niet gelijck zijn. Maer deſe Deught is van de alderverſte gelegen plaetſen over Zee, ende van de Sonneghenomen, ende ghehaelt geworden. Want het komt van
Wijſheyt, gelijck als van de Sonne: Ende van het dickwils bedencken van de onſtant vaſticheyt (gelijck als de Golven) des Menſchelijcken
levens, gelijck het Varen over de Zee zijnde, welcke twee Virgiliuſeer wel te ſamenghevoeght heef-.
Falix, qui potuit rerum cognoſcere cauſas, 42uique metus omnet, & inexorabile fatum-,
Subjecit pedibus, ſtrepidumque Acherantà avari. Oockwort dit uytnemende wel hier toe-gedaen, om de gemoede render Menſchen te vertrooſten,ende te beveſtigen. Dat deſengrooten, ende kloeckmoedigen Heldt de Zee over-zeylde, in een Scherve van eenen
Pot; op dat ſy veel tijdts niet en vreeſen oft meynen, dat haer weecke ende brooſſeNatuyr deſes oorſaeckzy;gelijck als oft de ſelvigegantſch niet machtich en ware ſoodanighe dapperheyt, ende ſtantvaſticheyt te gebruycken, oft in 't werck te ſtellen, van het welcke Seneca wel geſproken heeft, wanneer hyſeyde, Magnum eft habere ſimul Fragili ratem homini, 6 ſecuritatem Dei.
-
Maer nu moeten wyte rugh keeren, tot 't gheene dat wy willens voor-by ghegaen zijn, op dat de dinghen, die te ſamen gheknoopt zijn, niet van malkanderen en breecken. Het welck is, om een wey nich te handelen van die laetſte ſchult, die Prometheus begingh, doen
hynae Minervaes Maeghdom ſtonde. Want het was ſonder twijfel deſe groote ende ſware miſdaet, die de ſtraffe van vernielinge, ende ver
leeringe des Levers, ende ingewants verweekte. Het welck niet anders en is, dan de Lieden, door Konft en de Wetenſchap opgeblaſen zijnde,
ſelſ, de Godtlijcke Wijſheyt, hare eyghen ſinnen ende verſtanden dick wilsſoecken te onderwerpen: Waer naer een geſtadige ſteeckinger, verſcheuringe, ende ongheruſtheyt desghemoets ſeeckerlijck volght. “Daerom ſoo behooren de Godtlijcke Dingen, van de Menſchelijcke , -
Z
IT CE
478
Prometheus, ofte den Staet der-2tenſchen.
met een ſober, ende nederighghemoedt onderſcheyden te worden; Ende de Oraeckelen der Sinnen, van de Geheymeniffen des Geloofs;
uytghenomen indien den Menſchen beyde een valſche Religie, ende de verſierſelen der Philoſophien, lief ware > . Hier is overigh nu ten laetſten van allen, yets te ſpreecken aen
gaende de gemeyne Speelen, en Feeſten, die Prometheus, met brandende Tortſen gehouden heeft. Dit behoort wederom tot de Konſten, en Weten ſchappen, ghelijck als dat Wier tot welckers gedachteniſſe, ende eere, diergelijcke Speelen ingheſtelt waren;ende oock ſooom-vat,ende be grijpt dit een ſeer wijſelicke vermaninge. Dat de volkomentheyt van de Geleertheyt te verwachten is by Succeſſie,ende niet by eenes Men
ſchen eyghen gauwicheyt, vernuft, oft weerdigheyt alleen; Want die gheene, die de alderſnelſte zijn in 't loopen, ende de wackerſte in 't wedden, mogen miſſchien welſoo heel aerdich niet zijn, om hare Tortſen al brandende te bewaren; Nademael dat de Tortſe alſoo wel in perijckelſtaet om uyt te gaen, door het hart loopen, als door lang
ſaemgaen. Maer dit Loopen en Wedden met brandende Lichten, ſchijnt al overlangh achterwegen gelaten geweeſt te zijn: Nademael dat de Wetenſchappen in haereerſte Autheuren, als te weeten in Ariſtotele, Galeno, Euclide, Ptolomeo, nu gheſpeurt worden, heel ſeer te_,
bloyen. ; ende dat oock die na - ghekomen zijn, niet byſonders te wegheghebracht, noch onderſocht en hebben. Ende ſoo waer het oock te wenſchen dat deſe Speelen ter eeren van Prometheus, ofte
ter eeren des Menſchelijcken Natuyrs, wederom ingheſtelt mochte wor den; ende dat de ſaecke aen een goede Fortuyn hinge,oft aen verdienſte
en weerdigheyr, ende eenen ſtrijdt begrepe; ende niet aen yederver
vliegen of verwaeyen, ofte aen't gigaen van een Toortſe gelegen ware. Daerom ſoo behooren de lieden vermaent ende opgeweckt te zijn,
om haer ſelven goeden moedt in te blaſen, hare beurten te verwach ten, ende alſdan hare Machten verſoecken, cnde het niet alleen
ſtellen tot de meyninghe van weynighen. Dit is het gheene 'twelckick goet ghedacht hebbe, uyt deſe mijne achter-ghelaten, endeghemeyne Fabel te vermanen: nochtans ſoo en wilick daerom niet verſaecken, dat in deſe Fabel veel dinghen be ſloten zijn, die wonderlijck ſeer met de verborghentheden der Chriſte lijcke over - een komen; ende principalijck in dat varen van
# -
Hercules
Scilla ende Icarus, ofte den Aſiddelwegh. , 179 Hercules in een Scherve over de wilde Zee, om Promotheum te ontbinden:
Want het ſchijnt een Ghelijckeniſſe te vertoonen van het woorde
Godts, 't welck in 't vleeſch komt, ghelijck als in een broos Schuytjen, om het Menſchelijck Gheſlacht van de ſlavernye der Hellen te ver loſſen. Maerick hebbe myſelven alle vryigheyt, om in deſer manie
rendieper voort te varen, verboden, op dat ick miſſchien geen vreemt wyer op Godts Altaer en ghebruycke.
XXVII.
Scilla ende Icarus, ofte den 2tiddel-wegh. Atigheyt, oft den Middel-vvegh, is in alle manierlijcke dingen e meeſte prijs- weerdigh in verſtandighe wetenſchappen-, weynigher gheacht, maer niet te min profijtelijck, en goet, de welcke
in weereltlijcke Regimenten alleen in vermoeden ghehouden, ende met goede voorſichticheyt ende verſtandt behoorenghebruyckt en aengheleyt te worden. De Ouden malen de Matigheyt der manieren af, door den wegh dienſy Icaro voor-gheſchreven hebben: Ende de Middelmaticheyt in verſtandige wetenſchappen, door den wegh tuſ ſchen Scyllam ende Charibdim, de welcke vernoemt werdt, vol perijc
kels ende ſwarigheyts te weſen. Ende wanneer Icarus de Zee muſoude over vlieghen,ſoo heeft hem ſijn Vader bevolen voor ſich te ſien, om den wegh niet al te hooch ofalte leech te nemen. Want nademaelſijn Vleu elen maer van Waste ſamen ghelijmt waren, ſoo ſtonde het in
perijckel, dat, indien hy hoogher vlooghe dan ſijn beſteck; dat het Was door de hette der Sonnenſmelten wilde, ofte,indien hy te leegh, ende naby den waſem der Zee daelde, dat het Was door de vochtig heyt des waters al te weeck worden ſoude: Maer hy heeft ſich nocn tans door een jonghe, ende onbedachte ſtoutigheyt, om hooghe be heven, ende is alſoo van boven nederin't water ghevallen. Deſe Fabel is ghemeyn, ende lichtelijck om te begrijpen: Want
den vvegh des Deughts wordt gheopent door een rechte pat, tuſſchen Overvloedt
# Oock en was het niet wonder, dat Icarus
door over- mate verginghe : want, Exceſſen, dat is, al te veel in Z 2
eenighe
18o
Scylla ende Icarus, ofte den: 2ciddel-wech.
eenighe ſaecken, pleghen ghemeynlijck de fauten der longher-Ghe ſellen te vveſen : Maer Defeiten, dat is, al te weynich, de ghebreecken der Oude Mannen, nochtans ſoo heeft hy den beſten wech van de twee quade en ſchadelijcke wegen verkoſen.Want, G. breecken of Defetten, worden altijt gehouden de quaetſte te zijn; nademael dat in Overvloet eenighe hoochmoedicheyt ſchuylt, ende Maeghſchap met den Hemel
-
reeckent, gelijck als den hooch-vliegenden Vogel doet, maergebreck kruypt over de aerde, ghelijck als een leelijck kruypent Dier, dat op den buyck gaet. Daerom ſooſeydt Heraclitus ſeer heerlijck, Lumen
ſtccum, optima Anima. Want, indien de ziele vochtigheyt vanderaerde tot ſichtreckt, ſy vergaet geheel: oock ſoo moet er aen de ander zijde
Maticheytghebruyekt worden, op dat door deſeghepreſen ende ghe woone droogheyt, het licht des te klaerder mach worden, ende niet door deſe hette en bederve. Ende oock ſoo zijn deſe dinghen ſchier
yder een bekent: maer die den vvegh tuſſchen Scyllam en Charybdim ſal houden, heeft ghewiſſelijck beyde ervarentheyt in 't zeylen, ende goet gheluck van nooden. Want, indien de Schepen in Scylla vallen, ſoo worden de ſelvighe gheſpleten, en ghebroocken door de Klippen, oft, indien in Charybdim, ſoo verdrincken ſy. De meyninghe ende kracht deſes Fabels ſchijnt duſdanich te zijn; (de welcke wy in 't korte overloopen willen, al hoe-wel deſelvighe wel een langhe bedenckinghe vereyſcht) dat Mate behoort ghehou
-
den te zijn in alle Gheleertheyt ende Wetenſchap, ende ſoo volgens in de Regulen van dien, ende haer weerdigheden: inſghelijcx tuſſchen de Steenrotſen des onderſcheyts,ende de grondelooſe kuylen en diep ten der alghemeynen dinghen. Maer deſe tvvee ſtucken zijn ſeer ver maerdt, om dat de kloeckſte Verſtanden ende grootſte Konſten, hier in dickwils Schipbreuck lijden-.
-
XXVIII.
Sphinx, ofte Wetenſchap. A ER wordt verhaelt, dat Sphinx een Monſter gheweeſt is
Z van weelderley gedacnten: Vanaengeſichtende ſtemme, gelijck CCD (
Sphinx, ofte Wetenſchap.
1 81
een Ionckvrouvv: Vleughelen hebbende ghelijck eenen Vogel, Klau wen gelijck eenen griffioen, ende haer woon-plaetſe was op eenen Bergh na by de Stadt Thebanus ghe eghen, alwaer ſy de viye ſtraten en we ghen ſtopte: Ende ſy hadde oock voor een ghewoonte, dengaenden en kommenden reyſenden Man te vanghen, ende te verraden. Den welcken ſy (na dat ſy haer nu onder hare Macht ghebracht hadde)
ſommige diepſinnige Raedtſelen en Queſtien voor-ſtelde en vraeghde, de welcke ghemeynt worden dat van de e-XM uſe verworven, ende her-ghekomen waren. Ende indien deſe ellendighe Ghevanghens,
deſe Raedtſelen niet terſtont raden, uytleggen, noch verklaren kon den; ſoo ſcheurde ſy haer, alſoo verſlaghen ende verbaeſt zijnde, in grooter wreetheyt van malkanderen. Ende om dies wille dat deſe el Iendigheyt ſoo een en langen tijdt duerde, ſoo is hem, die de Raedtſelen
-
van Sphinx ontvouwen oft ontraden konde, vande Burgers van Theben, het Thebaemſche Coninckrijck tot eenen prijs ende verdienden loon, belooft ghevvorden , want daer en was ghcenen anderen wegh om hem te overwinnen. Den ſcherpſinnighen ende wijſen Man Oedipus, door ſulck een groote weerde der beloften beweeght zijnde, heeft, al-hoe wel dat hy lam en de kreupel vvan, de conditie aenghenomen, ende voor
ghenomen ſijn Konſt in 't werck te ſtellen. Nadien hy ſich nu met een vaſt voornemen, en de goet vertrouwen van een goet eynde voor
Sphinx vertoont hadde, ſoo heeft ſy hem ten laetſten afghevordert ende ghevraeght, Wat Creator dat dat vvas, het welcke wanneer
het eerſt ghebooren is, vier-voetich vvas , ende daer naer op tvvee voeten gingh; ende dan wederom drie-voetich is; ende ten laetſten van allen, vier voeten, als te vooren, gebruyckte?Ende Oedipus (gelijck als ſijn ſinnen by ſich hebbende) heeft terſtont gheantwoordt; Dat dat den Menſch eyghen is, de welcke, wanneer eerſt gebooren ende
#
jonck is, op handen en voeten,dat is,vier-voetich, voort-kruypt, ende kan qualijck van de een plaetſe uyt de ander gheraecken: ende niet langh daer naer ſtaet hy oprecht, ende gaet op tvvee voeten, maer in den Ouderdom leunt hy op eenen ſtaf om ſich op te houden, ſoo dat w
hyghelijck als drie- voetich ſchijnt te weſen: Maer nu ten laetſten door over-groote Oudtheyt vergaen zijnde, ſijn ſenuwen pen zijnde, ſoo leght den Ouden Man, wederom ghelijckverkrom als een
vier-voetich Creatior, ſtil in't bedde. . Hebbende daerom dan de -
+
Z 3
Vittorie
Sphinx, ofte Wetenſchap.
182,
Vittorie ghewonnen door deſe ware antwoordt, ſoo heeft hy Sphinx doodt gheſlaghen: vviens doodt lichaem op eenen Eſel# zijnde,
gelijck als in een Triumph herwaertsende derwaerts gedragen worde. Ende Oedipus is (achtervolghens het voor-ghemeldt accoordt) Ko minck der Thebanen verkoſen gheworden-.
Deſe Fabel is uytnemende,ende ſeer wijs;ſy ſchijnt gemaeckt te zijn van Wetenſchap, ſonderlingh van dit, dat met Prattijckoft ghebruyck vergeſelſchapt is. Nademael dat Wetenſchap niet te onrecht een Mon ſter mach genaemt worden, dewijl dat het den onwetende, ende on ervarene een verwonderinghe is.
Sy heeft veelderhande Ghedaenten ende Gheſtalteniſſen, om de menichvuldige veranderinghe der Materie, daer de Wetenſchap mede omgaet oft in handelt:Sy wort afgeconterfeyt met een Aengeſichtende Stemme van een longe Vrouw, om de goede gratie, ende wel-ſprekent
heyt daer mede ſy begaeft is: Vleugelen worden hierby-gevoeght, om dat Wetenſchappen en haer Inventien in een Ooghenblijck hier en daer loopen en vliegen, nademael dat het met de mede-deylinge eens We tenſchapsgbelegen is, ghelijck als met het licht, waer van het een-, door het ander, onſtcecken wort. Voortsuyttermaten wel worden haer kromme ende ſcherpe klaeuwen gegeven. Want de ſeeckerheden van de Gheleertheyt, ende de Argumenten door - dringhen het Ver ſtant, ende omvangen ende houden t'ſelvige ſoo vaſt, dat het ſich
niet verroeren, noch ontvlieden en kan, het welcke oock een hey lighen Philoſoophaengemerckt heeft; Oerha Sapientum (inquit)ſant . tanquam Aeulei, de veluti Clavi in altum defixi.
-
Daer beneffensſoo ſchijnt alle Wetenſchap vergadert te zijn op het hooghſte , ende toppen der Bergen: Want het wordt terecht een hooge ende verheve ſaeckegheacht; ende gelijck als onwetentheyt van bo ven verſmadende, ende ſy ſiet uyt, ende aenſchout ooek wijdt
ende breedt van alle kanten, ghelijck als men ghemeenlijck doet van de toppen der Berghen'.
-
Ende de Wetenſchap wordt gheſeydt de Wegen te belegghen: Want over al in deſe reyſe in Vreemdelinghsſchap des # jcken le vens, vertoont ſich, endegemoet Materie en gelegenheden om te den ſchouwen, ende te overdencken .
-
Vorders, ſo ſtelt Sphinx den Menſchen verſcheydenſware Queſtien -
-
-
-
ende
Sphinx, ofte Wetenſchap.
183
ende Raedtſelen voor oogen, de welcke Hy van de Muſen ontfangen heeft, nochtans ſoo langh als de ſelvigbe by de Muſen verborghen blijven, ſoo zijnſe ſonder wreedtheyt, want nademael daer gheen ander middel kan bedacht worden, om uyt te gheraecken, dan de
ſelvige Raedtſelen te weeten, ſoo en wordt het verſtant niet bedwon ghen, noch in een kiſte beſloten, maer het gaet heen en weer, ende in het twijfelen, ende veranderen ſelfs, het ghevoelt eenighe_, vreught, ende vermaeck: Maer nae dat duſdanighe Raedtſelen eens
van de Muſen, Sphinx overgelevert zijn, dat is, om in 't werck ghe- . ſtelt te worden, alſoo dat ſy deſelvigen nae hare eygen ſinnelijckheyt ende goetduncken moghen oefenen, ende de lieden daer door be ſwaren, ende bedwingen: Als dan beginnen de Raedtſelen vreemdt, moeylijck, ende wildt te worden; endeindienſe niet geraden, oft ghetroffen worden, ſoo quellen ende ontrecken in allen deelen, de
ſelvighe, de ghemoederen der Menſchen, wonderbaerlijcker wijſe hen gantſch verſcheurende . Daer-en boven ſoo worde in Sphinx Raedtſelen, altijdt twee ver ſcheyde Conditien voor-ghehouden; Te weeten, dat wie dieſelvighe -
niet en kan ontknoopen, Hy wordt van zijn ſinnen berooft; ende
wieſe ontdoet, dien wort een Koninckrijckgegeven. Want wie tot de Wetenſchap gheraeckt van 'tghene dat hy verlangden te weten, hy komt tot een goet eynde, ende raeckt het Wit daer hy nae ſchoote, ende dan vorders, ſo is yder Meeſter en Heer over ſijn eygen werck.
Ende Sphinx Raedtſelen zijn ghemeynlijck van tweederhande Na tuyren: Raedtſelen van de Natuyr der Dinghen; ende oock Raedtſelen. van de Natuyrder Menſchen; ende daerom volghen daer oock twee Heerſchappien tot den verdienden loon des geenes dis de ſelvigen ont bindt oft raedt; de eene is, de macht over de Natuyr; ende de an
der, de Macht over de Menſchen; Want dit is het rechte, endelaet
ſteeynde der ſaecken, dat de ware Natuyrlijcke Philoſophie, ſal ende moet heerſchen over Natuyrlijcke dingen, gelijck dat zijn, de licha men, alderhande konſtelijcke wercken, ende over andere ontallijc ke meer, al-hoe-wel dat de Schoole (met het gheene als haer voor edragen wordt, tevreden, ende in woorden overvloedigh zijnde)
# ſaecken en wercken vergheldt, de ſelvighe ſchier ghelijck als onder de voet tredende. Maer dat Raedtſel, het welck Oedipo VOOIT *
1 84
- -
Sphinx, ofte Wetenſchap.
voorgehouden wierde, waer door hy het Thebaenſche Koninckrijckver kreegh, dat ſelvige behoorde tot de Natuyr des Menſchen, want indien yemant de Natuyr des Menſchen diep in-ſiet ende overweeght-, die
felvige mach ſchiereenen Stierman zijn van fijn eygen Fortuyn , ende is geboren om te regeeren ende te heerſchen, het welcke van de Ro meynſche Konſten wel betuycht is gheworden-. Tu regere imperio populos Romane memento. He tibi erunt artes
*-n
Dit accordeerde daerom wel, dat Auguſtus Ceſar, Sphinx Ghedaente
(oft door kloeckheyt van verſtandt, # vorighe meeninghe hier in hebbende, oft bygheval) in ſijnen Signet - rinck droegh, ende ghebruyckte. Want hy is ſeer beroemt geweeſt (indien oytymant) in Burgherlijcke regieringhe: Ende gheduerende denloops ſijnes le vens, heeft hy oock veel nieuwe Raedtſelen uyt-geleyt, ende dat ſeer
wel, van de Natuyr der Menſchen; Tot welcken, indien hy niet aer dich ende bereyt gheweeſt en hadde om de ſelvigen te openbaren, ſoo
en ſoude hy dickwils niet verre van haeſtigh verderf, en perijckel vrygheweeſt zijn -Énde oockwort tot deſe Fabelby gedaen, dat Sphinx overwonnen Lichaem, op eenen Ezelgheleytis gheworden. Ende gewiſſelijck dit komt uyttermaten wel, nademael datter niet ſoo doncker noch ver T
-
borghen en is, het welck oock niet (nae dat het ten vollen ſal ver ſtaen zijn, ende vorders een yder bekent ghemaeckt) op eenen Ezel gheleyt mach wordenworden.-. , dat is, door een Plomp en bot verſtant be grepen, en verſtaen
A
Noch en is dit niet om voor-by te gaen: Dat Sphinx verſlaghen is gheworden dooreenen Man, wiens voeten Lam, ende doorboort waren: want de Lieden plegen al te haeſtich, ende al te ſpoedigh nae Sphinxs Raedtſelen toe te loepen; Vanwaer dat dan her-komt, dat (Sphinx baer te boven gaende) ſy hare Verſtanden ende Ghemoederen, eer
door twiſt redenen quellen, dan dat ſy door hare Wercken en Effecten, komen te heerſchen-.
-
Pro -
- .. .
. . -
, -
* A U., J
-
'- - - -
. . . . . . . XXIX.
Proſerpina, ofte Gheeft. QY verhalen, dat Pluto
Coninckrijck
dat hy het der Beneden S# ſijn lot, en(nae erfdeel verkregen hadde) buyten Hoop was, van oyt eenighe van de ſelvige te ſullen konnen bepraten, ofte trouwen, indien hy de ſelvighen door eenich ſchoon-praten, ofte door lieffelijcke praet ende redenen ſoude konnen bekooren. Alſoo dat hem gheraden
was, op het ſtelen van ſommighe van dien, toe
te legghen; Soo heeft hy dan de gelegenheyt waer-ghenomen, ende Proſerpinan (de dochter van Ceres) een ſeer ſchoone Maeght, wan neer ſy Narciſſus-Bloemen, in de Weyden van Sicilia, vergaderde,
haeſtigh naer haer toe-loopende-, wech-ghenomen, ende in ſijnen Koets-waghen nae de Beneden-Goden, met hem ghevoert heeft. Hy
heeft haer groote Eere beweſen , alſoo dat ſy oock D IS Maiſtreſe, ende Huyſvrouvv ghenaemt is gheworden. Maer haer Moeder, wan meer haer eenige wel-beminde Dochter op gheene plaetſen en ver ſcheen, ſoo is ſy uyttermaten ſeer bedroeft-, ende bekommert ghe
worden; ende een Tortſeaengheſieecken hebbenbe, ende de ſelvige in haereygen handt dragende, is ſy alſoo wijdt en zijdt, en de 'tbe
grijp de geheele Weerelts om-gewandelt op dat ſy haer Dochter we derom opſpeuren, en bekomen mochte Ende na dat ſy deſe moeyte te vergeefs aenghe went hadde (haer miſſchien in den ſin ſchietende,
dat ſy ter Hellenſoude ghe voert zijn) ſo) is Sylupiter met veel ſuch tens en weenens ſeer moeyelijck ghevallen, dat het hem ghelieven, mochië, Haer Dochter hier wederom te gheven; ende Sy (Jupiter, moedeghemaeckt hebbende) heeft ten laetſten ſoo veel verworven, dat indien Sy noch niet, van t gheene dat in de Helle was, geſmaeckt, -
-
er
-
,
oft geproeft en hadde, dat het haer geoo loftſoude zijn, haer Dochter,
alſdan met Haer te legden. Deſe Conditie en behaechde de Moeder niet ; de wijle dat het niet beter en was dan een af-ſlacn van 'tgeene, dit ſy op hen begheerde; Wait, Proſerpina worde bevonden, drie karlen, u t e nen Granaet-e-Appel gegeten te hebben . tjoch en heeft derom Ceres klagers niet opghehouden , maer haer bidden, en be gceren, wederom van nieuw saenghevanghcn: Soo is hier dan tºn > 21." I *
A a
laetiten
H86
Proſerpina, ofte Cheeft.
laetſten vergunt gheworden, (het jaer in twee deelen ghedey'lt zijn de) dat Proſerpina beurten houden ſoude, ende de eerſte ſes Maen den, met haren Man (dat is Pluto, ) ende de ander ſes Maenden, met haer Moeder, woonen ſoude_.. Niet langh daer naer-, ſoo hebben
Theſeus en de Peritheus, door over-groote ſtouticheyt, derven onder winden, Proſerpinam van Plutoot bed' wech te halen, maer, wanneer deſe door het reyſen derwaerts moedegheworden waren, ende ſich
by den Beneden-Goden op eenen grooten Steen nedergeſet hadden om te ruſten, ſoo en iſt hun niet gheoorloft gheweeſt, oft en hebben
gantſch niet van die plaetſe wederom konnen op-rijſen, maer zijn daer eeuwichlijck blijven ſitten. Soo is Proſerpina daerom de Conin
ginne der Hellen gebleven, tot de welcke (haerter Eeren) deſegroote vryigheyt is gheſchonckengheworden; ende een byſonder by-voegh in de Wetten der Beneden - Goden in-ghebracht ( nademael dat het
niemandt gheoorloft was, van die eens ter Hellen ghegaen waren, wederom van daer te keeren) te weten, dat, wie dat Proſerpina met eenenſeeckeren Tack vereeren ende verſien ſoude, dat hem daer door
vryigheyt ſoude ghegheven worden te komen, ende wederom te_, rugh te keeren, als het hem gheliefde. Deſen Tack was daer maer een alleen in een groot ende wijdt Boſch, dat ghewijdt was nae de Ceremonien van Religie. Noch en was het gheenen Stam van ſich ſelfs, maer (ghelijck als aenwaſſende op een en anderen Boom) brachte ſijn groene bladeren voort, ende den ſelvighen Tack afgheruckt zijnde, ſoo wies terſtont een en anderen in die plaetſe_ . Deſe Fabel ſchijnt de Natuyre aen te gaen; ende de Rijcke kracht, ende de Vruchtbare overvloedigheyt der Beneden Goden te doorgron den; van waer, alles wat wy hebben, her-ghekomen is, ende tot het -
welcke 'tſelvighe wederom veranderen, ende keeren moet. Door
Proſerpinam, hebben de Ouden verſtaen den Gheeft, die van de Locht ghenaeckt is, die fijn woonplaetſe heeft onder de Aerde (door Plutonem af-ghebeeldt ) ende ſich verhoudt van den bovenſten
Kloot afgheſondert zijnde, het welck den Poëet niet qualijck aldus uytghedruckt en heeft- :
Slve recens tellus, ſeductaque nuperabalto
AEthere, cognati retinebat ſemina Caeli.
Z
Daer
Proſerpina, ofte gheeft. 187 Daer wordt gheſeyt, dat de e-Aerde deſen Gheeſt gheſtolen hadde, Want hy en wordt gheenſins bedwonghen, wanneer hy tijdt ende ſtondt heeft om te vlieghen, maer wordt door een ſubijtelijcke af
ſcheydinghet ſamenghebonden ende gehechtet, min noch meer, dan
gelijck alsoftyemant onderneme de Locht met Water te vermengen, ende gelijck als of hy het ingeenderley maniere te weegh brenghen konde, dan door een ſnelle en haeſtighe beweginge: Want wy ſien dat de lichamen aldus in ſchuym verandert worden, de Locht gelijck als van het Water omvanghen zijnde ,
-
Noch en wordt dit hier niet onbequamelijck byghevoeght, Dat
Proſerpina geſtolen worde, vvanneer ſy Narciſſu-Leben vva verſamelende in Dalen en Valeyen: Want den Naem ſelfs van Narciſſus, beteyckent
ſoo veel, als langhſaemheyt of verbaeſtheyt. Ende dan vorders is des Menſchen Gheeft meeſt gheſien, ghereedt, en bequaem om wech ge voert te worden door weereldtlijcke ſaecken, wanneer hy begint langhſaem- (ghelijck als verbaeſtheyt raepende) ende traegh te worden. .
z
-
-
Ende billick wordt Proſerpine deſe Eere ghegheven, de welcke noch noyt eenighen Byſlaep van de Goden vergunt is gheworden; dat ſy Plutoos Huyſvrouw is. Want deſen Gheeſt recht ſchier alles uyt wat in deſe Beneden-plaetſen, en Landen, te regeeren is,
Pluto ſelfs (ghelijck als verbaeſt zijnde) van gheene dinghen we tende 9.
-
-
-
* -
- -
Maer de Boven, ende de Hemelſche Macht ( door Ceres beſcha duwt) pooghen met onuytſpreeckelijcke neerſtigheyt deſen Gheeft
-
uyt te locken, ende wederom te hebben. Want deſen Brandt des
Lochts, oft, de brandende Tortſe, die Ceres in haer handt droegh, beteyc kent ſonder twijfel de Sonne, die rondt om den Kloot der Aerden lich
tet, ende zijn Ampt alſoo uyt-voert. Ende het is ghewis, dat dit het meeſte daer toe gheholpen ſoude hebben, indien het mogelijckghe weeſt ware, dat Proſerpina ter eenigher tijdt wederom had konnen
ghevonden, ende op-gheſpeurt worden.
-
Nochtans ſoo blijft ſy verholen ſonder te verſchijnen, en de Reden
van dien is ſeer precijſelijck ende vvijſſelijck voor-gheſtelt in de con ditien die tuſſchen Jupiter ende Ceres beſloten zijn: Want, ten eerſten, Aa 2 -
is het
,
188
Proſerpina, ofte Gheeft.
-
is het ſeecker en ghewis datter tvvee vveghen zijn, hoe dat den Gheeſt in vaſte en aerdtſche Materie bedwinghen kan; De een, door
conſtipatie (dat is, door dickmaecken, alles by malkanderen verga derende) ofte Obſtructie, dat is, door louter gheweldt : De ander,
door Adminiſtratie van eenich gheproportioneert voedtſel , ende dat ſelvighe gbeſchiet ghewillichlijck, ende van ſelfs. Want, na dat een beſloten Gheeft begint te weyden, ende ſich ſelven te voeden, ſoo en haeſt hy vorders niet om uyt te vlieghen; maer wordt ghelijck alsaen ſijn aerde vaſt ghehechp-. Ende dit is oock dat ſmaecken, en verſlecken Proſerpina des Granaet - Appels, het welcke, indien ſy niet gedaen en hadde, ſoude al over-langh van hner Moeder Ceres, die met de brandende Tortſe de gantſche weereldt om-wandelde, thuys
cht gheweeſt zijn. . . . . . . . . . . . .. . . . . ghebra Ende den Gheeſt die in de Metalen, ende indinghen die uyt de Ber
ghen gekomen is, wordt dickwils door de vaſtigheyt des Klomps beſloten: Maer de Gheeft die in de Planten of ghedierten die leven C11 ghevoelen hebben, woont in een voos lichaem, ende heeft open uytvluchten, tenzy dat hy door deſe maniere van proevinge des Appels a3'' , 2 : geerne opghehouden zy', voonte nde e van ſes Maen gh, deghev Ende het tvweed verdra aengae :
den, en is niet anders dan een ſeer fraeye beſchrijvinghe van de af
deylinghe des Iaers ende des Tijdts; nademael dat deſen Gheeft, als op de aerde verſpreyt zijnde, met ons de eerſte ſes Maenden hier op der aerden woont, hem vertoonende in de dinghen die ſonder ziele zijn, ghelijck als in Planten, Kruyden, en dierghelijcken- Ende de laatſte ſes Maenden des Winters, vaert wederom na de Beneden Goden, onder de Aerde- . . .
- 't? -
-
Soo veel als aengaet het pooghen van Theſeus ende Peritheus, om 'Proſerpinam vvech te voeren, Dat ſelvighe ſiet hier op, dat het dick wils ghebeurt dat ſommighe vernuftighe Geeſten, die met veel licha men ter aerde neder-gaen, ## te weghe brengen, dat ſy eenige van de Beneden-geeſten uyt-locken,oft met hen vereenigen ende uyt-voeren konnen. Maer ſy worden aldaer in'tteghendeel vaſtghe houden, ende en konnen niet wederom op-komen, op dat Proſerpina door hen des te rijcker van Inwoonders, ende bevel mach weſen.
-
Nu,
Proſerpina, aftë gheeft.
I89
- Nu, my dunckt, dat al het geene wat ick ter eeren van deſen gou den Tack kan in-brenghen, dat tſelvighe ons nauwlijcx van het ghe
weldt der Chymiſten bevrijden kan, aenmerckende in welcker manie ren dat ſy op ons acnvallen, nademael dat ſy door deſen haren Steen,
Goude Berghen belooven, ende de Natuyrlijcke lichamen van de poor ten der Hellen verloſſen konnen. Maer ſoo veel als de Chymiſterie,
ende de gheſtadighe Vryers en de Liefhebbers (die deſen haren Steen heeft) aengaet; ſoo ſien wy voorſeker, dat hare ſpeculatie ſonder fon dament is. Wy vermoeden oock, dat haer arbeyden ende wercken ſonder eenigh profijt, oft ſeeckere loon is. Daerom dan deſe ſtukken achter-rugghe ſtellende, ſoo is onſe opinie (aengaende het laetſte deel van deſe Parabel) deſe- : :
: :
: :: :
: : « wº
2
Dat ick ſeeckerlijck bevonden hebbe uyt ſeer veel Figueren der Ouden; dat ſy het bewaren, ende het wederom in ordre ſtellen, der Natuerlijcke lichamen, niet gantſch onmoghelijck gheacht en heb ben, maer eer voor een ſware ſaecke, endeghelijck als eenen onghe
bacnden wegh. Ende oock ſoo ſchijnen ſyin deſeplaetſe van dieſelfde meyninghe te zijn; nademael ſy deſen eenighen Tack alleen onder veel ontallijcke kleyne Boomkens, in een groot ende dicht Woutgroeyende,ghe pluckt hebben. Ende ſy hebben alſoo voor-ghehouden, dat dit een Gouden Tack was, want Goudt beteeckent, dat altijdt duert, ende dat erghens bygevoeght wort, ghelijck alsof het Natuyrlijck ware, want duſdanighe uytkomſt moet van de Konſt verhoopt worden, ghe
lijck als door Konſt het komende, ende niet van eenigh Medicijn, oft van eenigh ſlecht of Natuerlijck middel. - -
- .
- -
•
. . - -
,
.. . . . . . . . . . . ," " ,
º .
A
- -*
- - -
!-
-
-
- - -
- - -
- - - -
- - -
- -
- -
-
. . . Eer-, 5-E -- - - en . . . A ' XXX. 2 \ in tº it ſ. }{ vett
o", ºp !
»
:
: :: :
: :
:
: : :
Metis, ofte Raedt. D# oude Poëten verhalen dat lupiter hadds uithun VVijveghe -
trout, welckers Naem klaerlijckghenoech, bereyckent Raedt,
ende dat ſy by hem ſwangerghevvorden vvas: Het welcke, wanneer hy vernomen hadde, en wilde den tijdt, waer in ſy barenſoude, niet ver Aa 5
wachten,
Metis, ofte Raedt.
19O
wachten, maer heeft haer
# beyde heer, ende eghene dat 6
by haer droegh, waer van dat hy ſelver met kindt worde, ende een wonderlijck ſchepſel ter Weerelt brachte. Want Pallas wierde van hem, uyt (ſijn Hooft ofte Herſſenen) ghebooren, heel ghewapent. Den ſin van deſe afgrijſelijcke Fabel, de welcke in 't eerſte ghelijck
als ongeſouten, ſonder eenige wijſheyt in der Menſchen Ooren ſchijnt te luyden, begrijpt nochtans een gheheymeniſſe der Regeringe. Te weten, met wat Konſt, ende Argheyt, de Koningen hen teghen hare Raedts-Lieden plegen te dragen, op dat hare e-Authoriteyt, ende Maje fieyt niet alleen onbeſmet bewaert en worde, maer dat de ſelvigheby 't Volck mach vermeeren, ende grooterghemaeckt worden; Want
de Coningen oordeelen terecht, dat dit hare Majeſtert geenſins en ver mindert noch verkort, in ſaecken van groote ghewichte met haren Raedts-Liedenraedt te pleghen, ſy met den ſelvighen,ghelijck als int Verbondt des Houwelijcks, inghetreden zijnde. Maer wanneer daer nu eenige inſtellinge ſal verkondight worden; het welck is, gelijck
een Vrucht uyteenes Vrouwen Lichaem, als dan korten fy de vleuge len, ende eAuthoriteyt der Raedts-Lieden; ſoo dat het doen, niet aen
hare bequaemheytoft geſchickticheyt mach ſchijnen gelegen te zijn, alſoo dat de Coningen in
't eynde der ſaecken (ten zy dat het ſulcke
ſaecken zijn, waer door ſy in haet ende nijdt mochten gheraecken, de welcken ſy geerne van ſich keeren) alles wat dat oock door den Raedt beſloten, bearbeydt, ende ghelijck als in de Baer-Moeder tot
volkomentheyt ghekomen is, hen ſelven alleen plegen toe te ſchrijven, op dat het ghebodt, ende de Executie (de welcke, om dat het met macht vergheſelſchapt is ende voortkomt, ende dat het ſoo noot
ſaeckelijcker wijſe moet doen, ſeer fraey onder de Figuere van Pallas gewapent, begrepen wordt) geheelijckuyt hun ſelven mach ſchijnen her te ſpruyten. Noch en is het oock niet genoech dat de Authoriteyt der Coningen, ende haren vryen volkomen wille, daer tegenwoor dichzy, ten zy, dat ſy dit oock op haer nemen dat de voor genoemde
Ordonnantien uyt hare Hoofden en Herſſenen, dat is, uyt baer ergen Wijſheyt ende Verſtant, ſchijnen ghebooren te zijn-.
-
-
" ,
-
,
t
Sire
A
...
-'
.
-
-
-
-
XXX I. -
A.
|
II-
19I
v.
-
Sirenes, ofte welluit. .
de ſchadelijcke aenloekinghen D# FabelderSirenen wordt billick maer in eenen ſeer ghemeenen
tot Welluſten toe-gheſchreven, ſin; Ende ick houde de Wijſheyt der Ouden-, ghelijek als eenen Tros
Duyven, die niet wel gheperſt is, ende uyt de welcke, al-hoe-wel wel yets getreden wordt, ſoo wordt nochtans het beſte van dien daer inghelaten, ende vergeten. De Sirenes, vvorden geſeyt de Dochters van e-Achelou en Terpſichores (die een van de Muſen was) geweeſt te zijn, de welcke in hare jonge jaren gevleugelt waren, maer die ſclvige eenen
Strijdt met de Muſen ſtoutelijck aenghegaen hebbende, ende over wonnen zijnde , ſoo zijn hen hare Vleughelen ontnomen ghewor den Ende de Muſen hebben van deſe uyt-gepluckte Veeren, voor
haer ſelven Croonen ghemaeckt, ende op haer hooft gheſtelt: Alſoo dat de Muſen van deſen tijdt aen, altijdt met ghevleugelde Hoofden verſcheenen zijn, uytghenomen Terpſichores alleen, de Moeder der Sirenen-.
-
Ende de woonplaetſe derSirenen, was op ſekere playſierige Eylanden, alwaer, wanneer dieſelvighe van eenen hooghen Toorn eenige Sche pen van verre ſaghen aenkomen, ſy deſe zeylende Schepen eerſt door haer ſoet gheſangh op-hielden, ende daer na, wanneer ſy die
aenghelockt, ende in haer macht hadden, hebben ghedoodt. Oock ſoo en was dit gheen ſlecht gheſangh, maer ſy vingenyder een door ſulcke toonen en melodijen, daer fy het meeſte na verlanghde, ende 'tmeeſte mede vermaeckt waren: Ende de ſchelmerije, ende Peſte die ſy bedreven, was ſoo heftich, dat deſe Eylanden der Sirenen, alſoo verre als men af-ſien konde, wit van doode beenderen ſchenen te we
ſen, der lichamen die ſy alreede ghedoodt hadden. Om deſe ellendig
heyt te middelen,ſoo iſſer eenen Raedt in tvweederlaymanieren en wegen ghevondengheworden; Den eenen, van Olyſſes, den anderen, van Ör pheus. Obſes heeft bevolen, dat al ſijn Maets haer ooren geſtopt ſoude worden, ende wanneer hy ſelfs oock een verſoeck doen wilde om het
des perijckel van hem te keeren, heeft hy hemſelven vaſt aen den Maſt Schips w
-
Sirenes,
192.
ofte Wellust.
schipslaten binden,yder een ſeer dreygende die hem ſoude ontbinden, al-hoe-wel dat hy ſulcks van hem ſoude begheeren : Maer Orpheus dierghelijcke vaſt-bindinghen, ende ſtrenghe orders achter-weghe latende, heeft de Eere der Goden, met een helder geluyt, op ſijn Harpe gheſpeelt, verkondicht ende gheſonghen; ende daer door het ſingen 'der Sirenen ſtom voor-byghe varen.ghemaeckt, " . - . k)ende is alſoo ſonder ei, 'en: eenigh 3 x 7 ºfprºfiel # :i Deſe Fabel behoort tot de Manieren der Menſchen; ende is voor waer ſeer openbaer, ende het ſchijnt een treffelijcke Parabel te we
ſen: Want, welluſten ſpruyten ghemeenlijck uyt menichfuldicheyt, ende overvloet der dingen, ende oock uyt verhoginge-desgemoets: Want die ſelvighe pleghen in voorleden Tijden, door hare ſoete
aenlockinghen, Haeſtigh (ende ghelijtk als ghevleugelt zijnde) de ſterfelijcke Menſchen te vervoeren, maer de Geleertheyt, ende Er varentheyt, hebben dit alleen uytgericht, dat ſich het Menſchelijck
ghemoedt een weynich onthout, ende ontreckt , ende het eynde der ſaecken eerſt by hern ſelven bedenekt, ende heeft alſoó daerom de Welluſten de vleugelen ontnomen grotelijckster eeren der Muſikanten. Want, nadien het door ſommige Exempelen openbaer is, dat de Kracht
vande Philoſophie, de ydele Welluſten verſmadelijck voor de ooghen, en ſinnen der Menſchen kan maecken 5 ſoo is de Philoſophie terſtondt een grootegheachte ſaeckegheworden, om oorſaecke, dat het den
Sin, dewelckeghelijck als aen de derde vaſtgheheght is, na hooghe ende verheven dingen doet dencken; ende dat het de ghedachten der Menſchen (de welcke meeſt in 't hooft bloeyen, en nae Hemelſche ſaecken, gelijck als gevleugelt zijnde) doet op-klimmen. Dat - -
De A7oeder der Sirenen is alleen een Voet-gaenſter, en de ſonder Vleu
gelen gebleven: Hierdoor wordt ſonder twijfel niet anders verſtaen, dan ſlechte gheringe Geleertheyt, die alleen om vermaecks wille aen ghewendt wort; Soodanighe, als de welcke met Petronio in grooter
weerde ſchijnt te weſen. De welcke, nae dat hy het Vonnis des Doodts
ontfang en hadde, en de fijnen voet op den durpel des Doodtsheb bende, nu noch nae geneuchtenjaeghde: Want Tacitusſeydt ; dat ( wanneer ſy hem brieven van vertrooſtinghe gheſonden hadden J-hy ghenen , ja niets van dien, die tot ſtant vaſticheyt ſtreckte, geleſen -
-
het ſt: w
Sirenes, ofte Welluſt.
193
heeft, maer alydele, ende lichtveerdige Veerſen, van welcken deſe
navolghende, ſommighe zijn-: Vivamus mea Lesbia, atque amemus, Rumoreſgue Senum Severiorum Omnes unius eſtimemus Aſſis. Ende deſe oock:
jura Senes norint, de quid ſit faſgue nefaſgue_ Inquirant triſtes, legumque examina ſervent-. Diergelijcke Leeringen ſchijnen den Muſen de vederen van hare Croonen - af te trecken, ende aen den Sirenen wederom over te geven. Ende de
Sirenen worden gheſeyt op verre gelegen Eylanden te vvoonen; om dat die, die Wellnſten hanteeren,gemeenlijck ſoecken alleen te zijn, ende
ſich vertrecken, ende 't geſelſchap der Menſchen mijden, Ende het
ſingender Sirenen-, ende haer ſchadelijckheyt, ende hare verſcheyden könſtelijcke ſtreecken, zijnyder een bekent en ontdeckt; datſe daer om gheenen Uytlegger van nooden hebben. Maer hetſen, der Been deren van verre af; gelijck als ofhet vvitte Heuvelen oſt Bergen vvaren.
Hier leyt meer onder verborgen, door het welcke dit te kennen ge heven wort; dat Exempelen der ellendicheden, niet teghenſtaende # ghewis ende ſeecker zijn, nochtans weynich nut zijn, om ons
van de verderfelijckheyt der Welluſten af-keerich te maken. Daer reſteert nu, de Parabel aengaende, de Remedie, ende al-hoe wel de ſelvighe niet ſeer verborghen noch diepſinnich en is, ſoo is ſy
nochtans wijs, ende heerlijck. Want om deſe heftige, ende booſe ſieckte te gheneſen, ſoo worden drie Remedien voor gheſtelt: Twee van Philoſophie, ende de derde van Religie. Ende de eerſte maniere om dit te ontkomen, ende om voor-by te ſeylen; is, dat een Man de
ſelvighen in den beginne moet tegen ſtaen, ende alle ghclegentheyt, die ſich daer toe aenleyt, neerſtelijck af ſnijden, ende ſchuwen, die ſijn gemoet bekooren oft beſwaren mochten; het welcke dit ſtoppen
der Ooren te kennen geeſt. Ende deſe remedie wordt oock voor de ghe m GGne ſlechte , endelaege lieden ghebruyckt, gelijck als voor Obſes
Matti, en Dienaers, en dat nootſakelijcker wijſe. Want,brave, hoogh -
moedi
Sirenes, ofte Welluft.
I94
moedigheen luſtige Geeſten, mogen in het midden van deſe Welluſten wandelen en verkeeren; indien ſy ſich met een ſtantvaſtich voorne
men verſien, ende bereyden willen; ende indien ſy hier door hares Deughts, een beter verſoeck verlangen te doen, tot haer groote ver genoeginge: oock ſoo leerenſy hier door de onbequaemheden, ende ongeſontheden der Welluſten, ten vollen kennen, de ſelvighe eer aen merckende, dan volgende ofte ghehoorſamende; Het welcke Salo monoock van hem ſelven ghetuychde_, wanneer hy ſjn ontallijcke Wellusten, waer in hy, gelijck als verdroncken lach, met deſe Sententie beſlote- ; -
Sapientia quoque perſeveravit mecum-. -
Dat is:
Wijſheyt heeft oock met my tot deneynde toeghecontinueert. Derhalven, ſoo konnen dan ſoodanighe kloecke Helden-, in de
grootſte aenlockinghen der Welluſten, ſich onbeweeghlijck houden, ende op haer voeten blijven ſtaen, hoe ſeer dat de ſelve haer oock ſoecken ter aerde neder te trecken. Dit is voor ſoo veel als het Exem
pel van Olyſſes aengaet, verbiedende alle hare ſchadelijcke raedtſla ghen, ende gedienſticheden, de welcke het gemoedt des Menſchen meeſt van allen beſmetten, ende ontdoen konnen-. Maer Orpheus
remedie is in allen ghevalle, het alderweerdichſte_, de welcke_,,
door den Lof der goden verkondigende, ende ſoo teghen-ſin gende, den KlanckderSirenen verſtoort, ende doet vertrec ken: Want Godtlijcke gedachten, en gaen alle Werelt ſche Welluſten niet # in Macht, maer oock in liefelijckheyt van gheluyt, te boven-.
F 1 N 1 s.
Alſoo dit Werck is ghedruckt in des Autheurs abſentie, ſoo zijnder eenighe fouten ghepaſſeert, de welcke den Leſer ſal ghelieven aldus te verbeteren-. Pag. 4.lin. 27. voor AEſopi Hem, leeft AEſopi Haen. pag. 7. lin. 2. leeſt, Voor waer de grootſte daden, die de meeſte eere en verdienſte weerdich zijn, voor het Ghemeene Beſte: die zijn her-ghekomen van lieden die onghetrout, ende ſonder kinderengheweeſt zijn. pag. 12.lin.4. voor ſiecken, leeft ſaecken. p. 17. l. 35. voor Noſce. leeſt Noſſe. p. 21. l 1 5. voor maecken dat, leeft met. p. 26: l. 6.
voor is toegemeten, leeft ghenieten is. p. 28. l 27. voor het verquiſten, leeſt om te ghebruycken. p. 47. l. 14. voor te bloeyen, leeſt te overwinnen. p. 46. l. 2. voor vergoten, leeſt vergeten. p. 5o. l. 35. voor wecken, leeft wercken. Item, lin. 34. voorſouden, leeft ſonder. p. 5 1.l. 15. voor Herten, leeſt Secten. p. 52. l. 3o. voor gekerckte, leeſt gehechte. # 63. l. 25. leeſt in te blaſen, p. 64. l. 4. voor beuſe lingen zijn, leeſ beuſelen ſy. Item, lin24 voor bot, leeſt bolt. p. 71. l..31: voor het is,leeſt is het.p.72.l. 1: voor dat, leeſt dan. Item,l. 36. leeſt het deckſel.p,74.l. 16.voor
gheruſtelijck, leeſtghewiſſelijck, p. 76 l, 13, voor bloeyen, leeſt overwinnen. p.83. l. 1. voor reſpecteerde, leeſt reſpecterende 2. p. 86. l. 1. voor killing, leeft ketting. p. 114 l,7. voor nobis, leeſt vobis. p. 127.l, zo. voor wijdt, leeii wijs. p. 13o l. 32. voor werden, leeſt werpen-, p. 153. l. 17. leeſt, zijn ſchadelijck. p. 158. l. 8. voor haer keerde, leeſt, hen keerde-, p. 166. l. 23. voor Bonwer, leeſt Bouwer , &c.
-|
~~/
- -
|--
|
-
|
|
-
|×
|
|
~~~~
-
•
-
* …
·
• • •*
*
|
|
→ ·
\!. _ -
. -|
· -
-
-| | -
|
----
|
|
|
→
|-|-|
|-|-·
|-|
-- «
----|
|
·
|
|
* •! -
·|
-
--------|
*
* ,*…|
, !
|-|-|
----
- **
----· --|
|-
|-|
.·
|
|
·
- )|
|-|
-|-----
----~ -|-|
ge"
-
*… |-----
|
|
----
|
*…
----
-
----|
·
·
|-|
|--
|
|-| ·
|
•|
|
-
|-| |-| |
| |
|-· ·
·
• •
|
→
----
|
·
|
----
|
…
-
----
•
|
|
|
| -
|
----
-
…
|
----
|
|
|
----
----
- --
-
* ** *
|------------
------