Jacob Böhme - 40 Vragen over de Siele gevraeght door Baltazar Walter, 1620

Page 1

This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.

https://books.google.com


Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com


r

Er

ap

eggs.

der

Het tweede Principium

ch

sjk

ey

t.

u sru

ve abo sop

wi

s

n t He Wo

He t oo gb de Lis ch t

de

Het eerſte Principium

Werd

e Boeck des

e handelend over de Siele Vr ag 40. en D.D.gev raeght Door BAL TAZAR WALT ER En ', beantwoordt Door LACOB BÖ HMEN ,(anders

genaamt Teutonicus. Philoſophus ). Anno 1620 .

Vorft des Den Lichts

Liefde



CATALOGUS , Ofte Aenteyckeningh , vanalde Vragen , die hier

in te vinden zjn.

, waar de Siele,in den Aenvangh ;is " VAN

2.

Watfy, aen Eſſents, Weſen, Natuur, en Ey genſchap zy ?

3.

Hoe ſy ten beelde Gods is geſchapen

4.

Wat herin

?

blaſen zy ; en wanneer 't ghe

ſchietis ? 5. Hoe fy eyghentlijck gheformeert, en van ghe ftalte is 6. Wat haar vermoghen zy ? 7.

Offy lichamelijck, ofte niet lichamelijck is ?

8.

In wat gheftalte fy in den Menfch , ofte in 't

Lichaamkomt 9.

Op

wat

wijfe fy fich met't Lichaam verme

ecnight ? 10.

Of ſy Extraduce zy , en Menſchelijck, Licha melijck ,wort voor

gheplant; ofte , ye

dermaal,van God, nieu gheſchapen , en in

geblaſen worde ?

11. Hoe, en aen welckeſtede, hare ſituplaats , in

den Menſch , is ? 12.

Hoehare verlichtingh zy ? А

13. Hoe


Catalogus , ofte 13.

Hoe hare ſpijſingh uyt het Woord Gods zy ?

14.

Of foodanigenieuwe Siele ſonder ſonden is ?

15.

Hoe de ſonde daar_ in komt ; naar

de maal

fy Gods werck , en ſchepſel is ? 16.

Hoe ly ,beyde,in’t Adamiſche, en in 't Nieuw

gebooren Lichaam , in ſoodanighe ver eenigingh wordtgehouden 17.

Van

waar , en waar

om

?

, de Wederwaar

digheyt des:Vleeſches, en des Geeſtes ży ? 18.

Hoe fyſich in desMenſchen Dood ,van't Li

chaam

ſcheye ?

19.

Offy ſterffelijck ,ofte on

20.

Hoe ſy weder

21.

Waar fy heen, vaart, wanneer ſy van't Li chaam

om

ſterffelijck is ?

tot God komt ?

ſcheyt ; 't zy dat fy ſaligh ,

ofte

on , ſaligh is ? 22.

Wat een yederdoet; of fý ſich verheugen tot aen den Dagbdes laatſten Gerichts ?

23.

Of de

god

looſe Sielen

, ſonder onder

ſcheyt, voor den Dagh desGherichts, in foo langen tyd ,

yets , eene verfachtingh

ofte vermaack bevinden ? 24.

Of hen eene Menſchelijcke wenſch , yets dienſtigh komt ?

24.

is ,

en bevindelijck , te baat

Wat de Hand Gods , en , de SchootAbrahæ zy ?

26. Of


Aenn teyckeningh van alde Vraghen. 26.

3

Offy ſich om menſchen , vrienden,

kinde

ren, goederen , bekommeren , en hen voor : nemen weet , fier, ghevalt, ofte niet ghe vale ?

27.

Offy in den Dood, deſe ofte ghene Konſten Saack, weet en verſtaat,fulckx ſy, in 't Li

chaam , geheel..wel heeft geweten 28.

?

Of ſy oock wat meerder Wetenſchap , van Goddelijcke , Engelfche , Aerdſche , en Duyvelſche dingen, gewiſſer ervaren en weten kan , dan ſy in 't Lichaam heeft

ghedaan 29.

?

Wat hare Ruſte , Verweckingh , en Verkla

ringh zy ? 30.

Wat het onderſcheyt der Levendighen , en der Dooden, hare Opſtandingh des Vlee ſches, en der Sielen zy ?

31.

Wat voor nieuwegeglorifiſeerde Lichamen ſy hebben ſullen

32.

?

Wathare Geſtalte, Gelegentheyt, Vreughde,

en Heerlijckheyt , in 't toe kommende

Leven vorder zy ? 33. Wat voor Materie ,onſe Lichamen , in 't toer kommende Leven , ſullen hebben ? 34. War de jammerlijcke verſchrickelijcke ghe legentheyt der Verdomde Sielen zy ?

A

2

35. Wat


4

35.

gus

Catalo

, ofte , & c.

Wat het Enochianſche Leven zy ? hoe lange

't ſelvige duurts 36.

Wat de Siele Meſliæ ofte Chriſti zy ?

37.

Wat den Gheeſt Chriſtizy , die daar willigh wás ; den welcken hy in des Vaders Hande heeft bevolen

?

38. Van die dinghen , de welcke ten eynde des

Wereldstullen gheſchieden 39.

?

Wat , en waar , heç Paradijs is , met fijne Inwoonderen ?

40. Of 't veranderlijck zy ?: en , wat 't ſelvighe

naar maalsfal zyn ?

1


3 V O O RR

E DE,

Aen BALTEZ AR

WALTER ,

I. Eer beminde goede Vriendt, heten is 't Vernuft niet moghelijck, op defe,uwe Vragen, te antwoor den ; want,hetzijn de grootſte Verborgentheden,

S

de welcke God alleen, bekent zijn. 2. Overvſulckx ſeydea Daniel tot den Ko- « Verſtaat,

ningh Nebucadnezar : 't gheen den Koningh van de gheleerde Jofeph. Chaldeen, Sterre-kickers, en Wiſen, vraaght , en begheert, en ſtaat in haar vermoogen niet : alleen , God van den Hemel, kan verborghen dingen openbaren ; ' t en ſtaatin mijn Vernuft niet, den Koningh te antwoorden : dat den Koningh dan „ noch fijnes ‫ و‬ſoo heeft God’t ſelvighe Hartens ghedachte mocht ervaren , gheopenbaart ; niet, dat mijn Vernuft grooter zy, dan alle , die daar leven !

Alfooſegge ick oock , tot u ; u wordt gheantwoort ; niet, 3. datmijn Vernuft grooter zy , dan alle die daar leven ! alleene lück, op udat- gby uwes Hartens Gedachten, ernſtigh ſocken en begbeeren , mooght ervaren , foo is my ghegever gheworden , u te antwoorden , 4. Ende en b ſult ſulckx, foo ſeer ſwadrniet foecken : 't en bOfic', moet , flaat in gheen uyt -wendigh Vernuft ; maar , voor den Gheeft Gods,en is geenigh dingh,onmooghelick: naar de maalmy Gods Kinderen zyn ,en in Chriſto, weder.Jomin God, zijn nieu ghebooren ,foofiet den Soon geheel.-wel,wat den Vader, in den huyſe , maackt ; oock leert

s.

Naar

by a fijne Konſt, en fijn Werck. Verfaa ,

de maal toy dan Gods Verborgentheyt zijn , food Verstaat ,

en moeten moy't over ſulckx , niet aen hen , gelijck als ofwyden Vader. foodanighe Verborgbentheyt niet en behouden aen-te roeren; ghelijck ſulcka den Anti - Chriſt e leert: want , niemant en la Teatr neemt A 3


6

Voorvreden , aen Baltezar Walter.

Ofte,oat- a neemt ſich yets uyt Gods Verborgentheyt ; 't enoxydan dat fanght. 'tſelvige hemgegeven word ! En ,S.Iacobſeyt: Alle goedevolv kommen gaven kommen van boven af, van den Vader desLichts; by den welcken gheene veranderingh, nochverwiſſelen en is . 6.

En,naar

de_maalghy ſulcks dan ,ſoſeer heftighſoeckt,

fo zijtghy oock ,de Oorſaack van't vinden : want, God gheeft fijne Verborgentheyt, door Middel ; en , oock , ſonder Middel: NB . NB. maar , op dat ſich niemant en foude beroemen , foo gebruyckt hy memigh -maal ſeer ſlechte Lieden daar toe ; op

dat bekent

mach worden , dat 't ſelvige van fijnder Hand komt. 7.

V ſalgheantwoort worden , met eene ſeer ſtercke , en

diepe Antwoort; doch , kort ghevat :niet naar'tuytrwendige Det Ettance Vernuft; maar ,naar den Gheeſt b der Kennile . pus . 8. En,daar ick ſulckx doch m , et langher Beſchrijvinghghe noegh wilde bewijſen , en verklaren ! doch , alfoo aln'tſelvighe, in mijne andere Schriften, wijtwloopigh is beſchreven , en ver klaart, ſoolaat ickfulckx nu, in 't kort ,om de Luft des Lefersons mille ; en dat daar een kort Memorial zy , van de groote Ver borgentheden.

c Her

ſelvighe dann noch , ganſch , en uyt den grondt be 9. Wie't

Driewvou. gheert, die mach fulckx in de voorige Schriften ſoecken : voors digh Le namentlijck ; in't derde Deel , daar heeft hy den ganſchen

NB. Soo grondt , van't Goddelick & Weſen , alsmede van deSchepe waar het pingh aller Dingen, van de Eeuwige, en dan , van de Verbreec Woorde : Goddelijck kelycke, en , hoe alles alfoo zy geworden ,en alfoo gaat; en, wat Wefen , of het eyndelijckſalzijn ? Goddelijc 1o . Daar vindan ,den Sleutel ,Myſterium Magnum , ke Weſent heyr, in de leyt, foo veel eene Creatuur vattelijck en draaghlijck magb , Schriften zyn : daar been willen wy u ,met verder Verklaringh , gewe des ItaatAuteurs Jenhebben zen , doe ny u, in Chrifto , in de Broederličke Liefde mede en bevelen . Anno 1620 . De meent hy niet , het'Weſen 't gheen God ſelfs is : maar , alwa't gheen, minder is dan God; en fijnen Oorſprongh van hem heeft ofte neemt, zijndedeEeuwighe idéen in de Wijſheyt Gods; en, ' ı gheen, Weſentlijck isgheworden naarde Figuur of Form van de Idéén, en,daaral deſelvighe Idéén in gheleghen heb ben, noemt by, Myſterium Magnum ; ofte het Hemelſche Akanun ,

1


De Eerſte Vraghe

Van

.

Waar de Siele, van den Aendangh des Wereldts , ontſtaan zy ? I. Y A hebben u , in't tweede en derde Boeck NB. Vanaf de Verborgentheyt der Sielen genoeghver - Wood Wy: klaart , door de drie Principien van't God 5. Brief , delijcke Weſen : al daar wy dan oock het Vers 39

V Eeuwige Centrum van de Eeuwige Natuur, en dan het Drie.vghetal van't Goddelijcke Weſen , met veel om , ftandigheyt hebben beſchreven : en , wat de Eeuwigheyt doorgaans zy geweeſt : en , hoe den Aen vangh der Scheppingh zy gheworden : en , wat een En ghel en Siele zy; als „ mede , den ſwaren val Lucifers : en , dan , de beyde Moederen , die ' t ſelvige alſoo hebben \ ghebooren : al.,.daar de eene Hemelſche Weſentheyt bof baart,, stes baart: en , d'andere , Helſche; oock , van Licht ,en Duy fternis. 2. Overfulckx,wy in dit Tractaat niet gheheel..wel en fullen te verſtaan zijn ; 't en zy_dan , dat het derde cOf, Boeck , dof • Deel van opſe Schriften zy ghelefen en d begrepen . , sem

3. Hoewwel 't ſelvige begrijpen , wel niet in's Men - saan. ſchen gewelt en ſtaat ! even wel foo is hem doch ,den Wegh, tot ſulckx, ganfch trouwelijck gheweſen ghewor heeft, daar heen e Lgdsv den : dat, byvalvdien , yemandt luft te geraacken , hy wel eenen • Leyder en Wijſer ſal be- mm ,of den kommen ( foo hy onſen Raat fal volghen ) die hem den H. Gheeft,

Sleutel, Myſteriam Magnum , fal wijfen ; totden Edelen Lapidum Philofophorum , en alle heymelijckheyt:niemand en inoet fulckx yoor onmogelijck achten ; want, by God is


De eerſte Vraghe, is alles moghelijck : wie God vind , die vind alles ; met en in hem .

2 Of, door. 4. Ghy weet doch « uyt het Vernuft , dat alle dingen , uyt de Eeuwigheyt , zijn ghekommen , en ontſprongen : oock ſeydt ư ; de Schrift't ſelvighe : In God , zijn alle dingen : inhem , leyen en ſweven wy ; en , wy zijn fijnes Geſlachts.

NB. De

s. En , alvis 't

ſchoon , dat wy van God niet en kon

paureGod of nen ſegghen , dat de puure Godheyt Natuur zy (maar, gheen Nane Majeſteyt, in een Drievghetal) ſoo moeten wy doch ſeg tuut . zy : ofwel de Naruur hem NB . God ghen , dat God , in de Natuur niet en begrijpt ofte vat ( ſoo weynigh de Lucht , den wort foo reynigh van glanſch der Sonnen kan vatten ) even , wel, moeten wy de Natuur, doch ſeggen , dat de Natuur ,in ſijnen Wille , zy ghebo den Glang ren , en dat de ſelvige ,eene Sucht zy, uyt de Eeuwig dernSonnen, heyt ;want , ſoo waar , geen Willen en is , daar en is oock va de Luche. gheen begheeren. 6. In God , is dan noch , eenen Eeuwigen Wille ( die b pen hy ſelfs is ) om ſijn b Hart ofte Soon , te baren : en ,den Glanſch fijnder Heer- ſelvighen Wille , maackt de bewegingh , ofte den uyt.. gangh , uyt den Wille van 't Harte ; den welcken eenen dijckheyo Geeſt is : alſoo , dat de Eeuwigheyt, in " drie Eeuwighe . Willes Gheſtalten, ſtaạt, de welcke Perſoonen worden genaamt; 2. Hertes ghelijck wy fulcksgeheel Icherp , in't derde Boeck, heb Scon. ben verklaart . 3. Vytgangh; 7. En , naarde.„maal wy dan weten en ſien , dat daar H. Gheet: Rúgung. d

piet alleen , Licht en Majeſteyt en zy : maar, oock, Duy

;

ſternis ; ghelijck voor boghen blijckt: ſoo moeten wy NB. Wowy doch oock weten,waar „ van , dat Duyſternis ontſtaat. van Duyo 8. Wayt , in de Eeuwigheyt, buyten de Natuur , en Sternis ont Staar. kan gheene Duyſternis zijn ; want , daar en is niets , e Ofte , 't gheen ſulckx • gheeft : wy moeten alleenelijck in den maackr. Wille ſien, en in 't begheeren; want, eenen begheerenden 9. En, Wille, is aen.treckendt.

12


Van waar de Siele ontſtaan zy ? 9. En , daar ' t in de Eeuwigheyt doch niets en heeft, dan alleenelijck , fich ſelfs !'t ſelvighe treckt ſich in den Wille , en 't maackt den Wille vol; 't ſelvighe is fijne Duyſternis : daar hy anders , ſoo hy niet beglieerende en was, een Niets foude zijn ; namentlijck , eene Eeuwighe Stilte, ſonder Weſen . 10. Het Aen.vtrecken, niaacke dan inoch , Beweegh lijckheyt en Ellentien ; dewelcke anders , in de Stilte , a text , niet en konnen zijn : oock ſoo maackt fulcksiya'wrangh, Hette. b Text , hardt, en b dick ;daartoe , de Scherpte . Derb. II. Oock , foo en konnen'wy diet fegghen , dat de Duyſternis , daarvom, het Licht verſlindt ; zijnde de Eeuwighe Vryheyt: want , ' t gheen Eeuwighis , en laat fich niet veranderen noch verwiſſelen ; maan; wy moeten ſeggen, dat het Licht, en, de Duyſternis, in . maalkande ren zijn . 12. Nu , ſoo is het Licht , goed , en 't heeft Kracht : en , de Duyſterois , heeft wrangle , harde, koude : en , het Begheeren des Willens' ; maackr Eſſentien , en Aen ., treckingh ; ' t ſelvighe is , eene · Bewegingh , in de Har- ( Text, digheyt: by waldien het Aen. ghetoghene fich d be. Regunga weeght van 't trecken , iſoo is 't . ſelvighe eene Verwar- Reget. ſingh ; al , daar,in de Scherpte, Licht en Duyſternis ver menght worden , 0.96 " 13. En ; ons ſtaat te bedencken , hoe het vrye Licht; in de ſcherpe e bewegingb, mede'in t Weſen gheſcherpt operation Regung . wordt:al, daarwydan ,den Vyer „ blixem ,en ,de Ernſt .; . achtigheyt yerſtaas ; ien wy en konnen doch niet ſeg f Text , Scheydiogh zy !! ghen , dat daar eene Zrennung. 14. Want, ' t gheen Eeuwigh is , van gheendu Aen . yangh , ' t ſelvigbe en heeft gheen wijcken , uyt.vmaal

kanderen : maar , het ſtaat , ghelijck een Rade? 'rgleen Schin , ſich ſelfs båart; ghelijek yyeene Ghelijckenis aen B


10

De eerſte Vraghes BRON

aen des menſchen Gemoet hebben : al, daar wel een Wil

- Duy len'yan een verheffen en vlieden is;en , doch geen wijcken ; hoe grooter den Wille is , hoe grooter oock het Weſen is; en, hoe machtigher 't ſelvighe oock gheſcherpt wordt. 15. Alſoo wordt deftille Vryheyt , die noch Duyſter nis noch Licht en is , in 't ſcherpe Begeeren en aen , trec

. Ofie , felrijnt.

Liat 2. N

ken , gheſcherpt, dat de ſelvighe, ghelijck eenen Blixem , verſchijnt, dewelcke daar a luchtet. 16. Oock ,ſoo en konnen wy niet ſegghen ,dat de Vry heyt, den Blixem

vanght ;want , ſy en heeft van Eeuwig

heytniets ghehadetmaar dat konnen wy wel ſegghen , dat b.ofte, het Licht , en den Glanſch , in de Vryheyt b luchtet. Rehijnt. 9...17. Want, ' t gheen vry is', ' t felvighe laat het Licht in : maar , 't gheen niet vry en is ( ghelijck de Wrange heyt , dewelcke Duyſternis maackt , en materialiſch is ;

22

op Gheeſtelijcke aart gheſproocken ) 't ſelvighe , en vanght het Licht niet. Dit konnen 'wy wel fegghen : 't gheen ſacht en

-

18.

on_vattelijckis , dat t ſelvighe het Licht vanght : ghe lijck ghy aen’t Water fiet ,'t welck het Licht vanght; en , de wranghe Aerde viet. 19. Oock foo hebt ghy aen ' t Vyer , eene ghenoegh fame Kennis van 't Welen aller.Weſen : want, ghy fiet , dat het Vyer alſoo uyteene wranghe en gheftrenghe Ma terie brant ! want, het is het ſcherpe Begheeren , 't welck alſoo in - fich ſelfs , ghelijck eene groote Anghft , in ſichſelfs in

gaat , en 't grijpt naar de:Vryheyt: als daar

't ſelvighe dau , de.Vryheyt , ghelijck als eenen Blixem ♡ begrijpt, en ſich alſoo, met den Blixem , ſelfs ontſteeckt ; dat hetbrandt.

20. Ev , hoewwel in 't Eeuwighe Weſen , gheen ſoo danigh Vyer en is te verſtaan , t gheen in 'tuyt - wen dighe ſchijot, evenwel is ' t ſelvighe doch in't in

wen

dige


Vann -Weor de Siele ontſtaan

?

dige in't wrange Begheeren ; eo , het uye, wendige blijft eene Duyfternis : daar.com is het Eeuwighe Vyer , in NB. Van 't uyt - wendighe, duylter : en , in sich innewards , in 't Eeuwighe Vger. den Ville van de Eeuwighe Vryheyt, is 't ſelvighe een Licht ; 't welck daarſchijnt in de tille Eeuwigheyt. 21. Nu, ſoo verſtaan wy aen 't Vyer, Tien Gheftalten , de welcke alvt ſamen , in den Wille worden ghebooren ; NB. NB. en , ſy zijn alvt ſamen des Eeuwighen Willens Eyghen dom : daarom ſegghen wy recht ; - hy zy Gods : en , a Den Ecu de Vryheyt , de welcke den Wille heeft , zy God ſelfs : wigen Wille. want, het is de Eeuwigheyt; en, niets wyders.

De eerſte Gheftalte

.

22. Eerſtelijck , is de Eeuwighe Vryheyt : de ſelvighe heeft den Wille; en ,ſy is ſelfs den Wille, nu , foo heeft een yeder Wille, eene Sucht, om yets tedoen, ofte te Begee ren;en, in de felvighe, beſiet hy ſich ſelfs:hy fiet inlich, in de Eeuwigheyt , wat hy ſelfs is : hy maackc hem ſelfs , den Spiegel ſynesghelijcken; want,hy befiet fich,wat hy meer, dan ſich ſelfs ; en, be . is: foo en vindt hy nu niets 1 gheert ſich ſelfs.

De tpoeede Gheftaltez

23. Dat is de andere Gheſtalte , dat hy begeerende is ; ende en heeft doch niets , dan ſich ſelfs : overſulckx, ſoeckt het Begheeren , hetModel ſynes Willens , in

lich ,

en ſwangbert fich , ſelfs , dat daar alſoo eene Duyſternis, ofte Overſchaduwingh , in den Wille, wordt : 'twelck den Wille oock niet en wil hebben ; maar , het Beghee ren : de Suchtmaackt 't ſelvige; en , daar en is oock niets , 't geen het Begheeren vermach te verteeren , ofte te ver B 2 .24 . Want , dryven ,


12 De eerſte Vraghes;

si

NB.God is 1. 24. Want , 't gheen 'voor’t Begheeren is, buyten de Saclit , 't felvighe is vry ,en een Niets ; en , daar't doch

gliceren , buy den Sucht, en vry ; een niets , reghen Wefen . a Text, NBA VB

Ana is ! doch , fod 't dan noch yers bekennelijckx was , foo waar 't een Weſen : en , ' t foude weder vom in een

Rie

Weſen itaan , 't gheen 't ſelvighe a baarde : maar , naar..

11 de

inaal', ' t felvighe, ſonder Wefen is , ſoo is fulckx , de

Eeuwigheyt : 't felvighe is Goet; want , 'ten is gheene

" Eeuwighe,. Quaal : oock en heeft het gheene 6. Veranderingh ;maar , cenige is eene Ruſte , en Eeuwighe Vrede. bTe xt Goct.'t , Bandet. 25. Doch , naardenmaal , de groote wijte , ſonder Grondt is , al

daar gheen Ghetal noch Eynde en is ,

noch oock gheen Begin , foo is't ſelvighe ghelijck eenen Spieghel ; het is Alles : en ,doch oock , ghelijck een niets : het beſiet ſich

ſelfs : en , 't en vindt doch niets , dan een

€ Text, AVge. d Text ,

A ; 't ſelvighe is , fyn • Ooghe.

Virtunde.

ſprongh , dat daar yjetszy ; want, t ſelvighe is den Eeu wighen Aenvaugha én het Eeuwighe Eynde: alfoo fiet

26. AV , ' t ſelvighe ' is

den

Eeuwighen -

den On - grondt in. fich ; en , vind ſich 27.

Oor

ſelfs .

De A. is onder , en , de V. is boven ,en , de O.

is 't Oogh : en , daar 't ſelvighe in

ſich doch gheen We

len en is; maar , alſoo is den Oorſprongh des Weſens : ' ten is gheen onder , poch boven , alleenelijck , des ſelfs Spieghel in de AV, is alfoo een Sien. 28.

Naarde. maaldan ,

daar gheen Grondt en is ,

ſoo is ſynen Spiėghel ,een foodanigh Oogh , 0 ; want, eText , God ſpreeckt ſelfs : Iek ben A , en O. Aenvangh, en , Theiver fofre,Fi- Eynde ; de Eerſteen Laatfte. guren . 29. Alſoo merckt ons e waardigh en hoogh : want Thau , zijnde eenen wy en ſpreecken al hier niet in Natuur , f in Forma; Hebreeuſche maar, in den Gheeft , boven Natuur , in den Character T. 30. Her Gods & T.

1


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

13

zo. Het O , is Gods Ooghe ;het Ooghe der Eeuwig heyt : ’ t ſelvighe maackt, en 't is, eenen Spieghel:

en ,'tis

eenen ronden Circkel; gelijck eenen Kooghel: niet eenen Ringhel ; ghelijck wy't dan , niets anders en konnert fchrijven : verſtaat alſoo hier , mede , den Kooghel der * ÆTERNITEYT ; in den welcken den Gront van a Eeutig: heyt. Hemel en der Aerden , en der Elementen , met het Radt der Sterren ſtaat. 31.

Want , 't ſelvighe is een Kooghel , ghelijck een

Oogh , en't is Gods Wonder ...oogh, daarin , van Eeu- NB.NB. wigheyt, alle het Weſen is geſien geworden: doch ſonder Weſen ; ghelijck als in den Spiegliel ofte in ' t Ooghe : want , 'tielvighe Oogh , is het Oogh des On - gronds ; daar , wydan's tot 't ſelvighe , om te ſchrijven ofte te ſpreecken , gheene tonghe nochte penne en hebben : nl.Hoe alleenelijck word het Ooghe der Sielen door den Gheeft." Oogheder al

der Eeuwigheyt , daar

heen iowgevoert: en' , alfoo fien Sielen , hes , en , van deſe Handt , onwgronds fier,

wy't ; anders', foud 't wel ſtom

ongeſchreven blyven . is 32. Naar de maal , in der Eeuwigheyt , dan , een

foodanigh Ooghe is , 't welck , God , ſelfs is ( en doch , alfoo , niet God ; maar , Eeuwigheyt , is ghenaamt : vaar 't Oogh ,dan..noch , A , en , O : voor de A ; niets i en , inde

O

, alles : en , in de

A,

en O , Aenvangh ,

en , Eynde ). foo gronden wy , dat in de Wille zy : en , den Wille , is de ,

O , eenen

O , ſelfs , en maacke

de A ( zijnde den Eeuwighen Aenvangh van de Sucht ) dat den af grond ſich beliet , en ; alſoo in, ſich , eene Form maackt; ghelijck eenen Kooghel. 33. Want, het Oogh , en vind gheen Grondt : over . ' ſulckx , ſluyt het ſich ſelfs, ghelijck in eenen Spiegels tot eenen ronden Kooghel , dat ' t ſelvighe alſoo , het Ghe B 3


14

De eerſte Vraghe si

Ghelijckenis van de Eeuwigheyt zy , dat het ſich ſelfs kan vinden : want , in der Afvgrondt, en is gheen vin

a Text , Dorth . b Text , Bichr

den : want , daar en is gheen * Plaats , ofte 6 Perck j maar , alleenelijck , den Ön -grondt : en , wanneer 't ſich dan alſoo , in 't Ooghe ,

ſelfs vindt ,

foo en vindt ’ t fel

ent vighe doch niets , dan het Ooghe ; ' t felvighe, is de Kooghel. 34. Nu , ſoo maackt , het Ooghe , den Kooghel, en cOf, Emen 't is den Kooghel : en , 't is al.elainen eenen Wille , Eeuwighen Wille, fich, ſelfs te loecken , en alſoo , te ſien, wat Eeuwigheyt, doch zy ; ' t ſelvighe wort, in't Ooghe, openbaar.

l 35. Want, het Ooghe , maackt

eenen Aenvangh en

een Eynde : en , daar doch niets en is 't gheen fulckx gheeft; maar , het gheeft ſich ſelfs , en't is van Eeuwig heyt in Eeuwigheyt ,en ,de Eeuwigheyt ſelfs:'ten beroert niets ; want , 't is een niets ; namelijck , in ſich ſelfs. 36.

Naarden maal nu , dat daar dan eenen Wille zy ,

de welcke het Ooghe is , die het Ooghe houdt , ſoo is het houden , een Begheeren ; namentlijck , des Ooghs : over ſulckx , is het Begheeren , in ' t Ooghe , intrec kende : en , daar doch niets en is, dan hetOoghe: en, het Begbeeren trecktalleenelijck fich , ſelfs ,in ' t Ooghe , en ſwanghert het Ooghe met het aenghetoghene , dat het yol is : en , 't en is doch oock niets, dan eene Duyfternis van 't vrye Oogh: hoe ...wel het Oogh , niet duyfter en wordt ; maar, het Begheeren in't Oogh , in ſwanghert ſich .

NB.Wat de

ſich vielfs,

37. Want, den Wille van't Oogh , is ſtil : en , het Be gheeren des Willens , maackt ſich vol : en , het Oogh

Vryhen ne blijft , in , fich ,vry : want, het is vry ,van Eeuwigheyt ; word ghe- en, ' t ſelvighenoemen wy , de Eeuwighe Vryheyt , in Kaam . alle onſe Schriften. De


Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

De derde Gheftalte

15

.

38. Nu , foo is een Begheeren , ſcherp en treckendt , en't maackt de derde Gheftalte, namentlijck , eene - Be- a Text ; Regungi wegingh , in lich, lelfs : en , ſy is den Oorſprongh van de Effentien , dat

daar , in't Oogh , en in den Wille ,

Eſſentien zijn : en , den Wille , en magh't doch oock niet lijden , dat hy ghetoghen wordt. 39.

Want , lijn eyghen Recht is, ſtil te zijn , en het

Oogh, in den Circkel, in den Kooghel , te houden : ende en kan ſich oock niet verweeren voor het trecken , en , voor ' t vervullen: want, hy en heeft niets, met ' t welck hy ſich kan verweeren ; dan het Begheeren . 40. Eo salvhier ontftaat de Eeuwighe Vyandſchap en NB. De Eeuwighe Weder wille : den Wille en wil niet duyfter zijn , en fijo Vyantſchap: Begheeren ,maackthem -doch duyfter: de Bewegingh , b Text, foude hy gaaren lijden ; want , ' t ſelvighe is fijne Open- Regung.

baringh' : maar , her in trecken en verduyſteren en is hem niet aengenaam : hoewel den Wille ; niet gheto ghen, noch verduyſtert en wordt ; maar , het Begheeren , in den Wille , ſwangert ſich . 41. Doch ; alſoo nu het Begheeren in de Duyſternis fteeckt, ſoo is ſulckx eene groote Anghſt : want , het wordt · beweeght, en ghetoghen ; en , oock verduyſtert : cTexe, en , beanghſtight ſich in

fich

felfs; en , het begheert de Gerüger.

Vryheyt : en ,het treckt alſoo gheftrengh , naar de Vry- . heyt : en , ' t wil ſich in de Vryheyt , in trecken : en , 'pmaackt ſich maar gheſtrengher , rou , en hardt : en , t; ’t vergelijckt eene grouſame Scherpte , die verteerendt in

De

is ; namentlijck , de Duyſternis. 42. Want, het begrijpt de Vryheyt, ipfich : doch , het is ſoo ſeer fcherp , dat 't ſelvighe, in de Vryheyt , ghe


s

e De eerſte Vragh

46

ghelijck eenen Blixem ,verſchijnt, die de Duyſternis, met de Gheſtrengheyt, verteert; daar.com ſeyt God : Ick ben een verteerendt Vyer . + 43. Verftaat ' t ſelvighe al hier , hoe alle Materia , in de Macht van 't rechte Vyer , ſtaat ; en , hoe den Dors.

di vloer eenmaal gheveeght ſal worden : want , 't ſelvighe is den Oprſprongh des Vyers; ' t welck alle Macht heeft : want , 't ſelvighe verteert , ſoon wat het Begheeren heeft ghemaackt ; het zy dan Steenen ofte Erts: want ' t ſel vighe is de Scherpte van de Eeuwige Vryheyt; en ,'t geeft Centrum Natura.

44.

Dat ghy dan , -noch dieper mooght grondeeren ,

foo weet , dat het Vyer , in, ſich

ſelfs, oorſpronckelijck ,

in drie Gheftalten itaat; namentlijck, in't Begheeren : 'en dan , in de Materia van't aen.ghetoghene; dat is , in de Duyſternis; in de welcke , van't Aen trecken , Weſent heyt is : en , dau ten derden , in de Anghft

quaal ;

en ,

't maackt felfs, de vierde Gheftalte , zijnde den Blixem : want, de Vryheyt veroorſaackt ſulckx ; en, 't is de Aen, 1 ſteeckingh van de Anghft , quaal . NB, Wat 45. Want , het Begheeren in de Duyſternis , en wil de Ecuwiglie niets anders hebben , dan de Vryheyt : de Vryheyt is Vnheyt is. dan . noch een Licht , ſonder * Schijn : fy is ghelijck a ofte , Glans, eene hooghi diepe blauwe Veruw , met groen , ver. menght , daar men niet en weet , wat 't ſelvighe voor cene Veruw is; want a , lle Veruwen zijn daar. in : en , het Begheeren in

fich , ſelfs, in fijne gheftrenghe Anghften

Scherptė , breeckt de Veruwen , en ' t maackt in

fich ,

den ſchrickelijcken verteerenden Blixem ; en , verwan delt den ſelvighed naar de Anghſt , dat hy rootwordt .

De


Vann waar de Siele ontſtaan zy ?

De vierde Gheſtalte

40.

17

.

Mede,en laat ſich de Vryheyt, in ' t Begeeren,oock

niet binden ofte vanghen : maar , ſy verwandelt ſich , van den Rooden Blixem , in't Licht , in eenen Glanſch van de Majefteyt; en ,'t ſelvighe is, in de Vryheyt, eene verheffe lijcke groote Vreughde. 47. Want, in 't Licht , wordt het Ooghe , openbaar; als

mede , de Weſentheyt, in den Wille : daar dan be

kendt wordt , wat Licht ofte Duyſternis zy : oock , ſoo wordt de Eeuwigheyt bekendt : en , alſoo ontſtaat doorn gaans, en van Eeuwigheyt, Gods Heyligheyt in de Won deren ,ende en heeft noch - Perck noch Aenvangh: want, a Text; het is eenen Eeuwighen Aenvangh : in Niets ghevat, dan Bibi. alleenelijck in de Wonderen, de welcke fijn eyghen We b Text , ſen zyn , daar , noch 6 Perck ; noch , Ghetal en is . Ziehl. 48. Én , alſoo en wordt, in de ſtille Eeuwigheyt , niets сc Ofte , la bekent, dan den Glanſch van de Majefteyt, en den Geeft, ren.

dofte , Re die in den Wille wordt ghebooren ; en , het d Regimentgeeringh , in de Majeſteyt is . beſtieringh. il 49. Bemiode Vriendt , verſtaat den Sin recht : wy en

is meenen niet, dat de Gheboorte ,buyten, ſich ,de Vryheyt

k ſelfs ,

ro

begrijpt ;maar,in.ich , in't Centrum : fy grijpt ſich

or

fich ,en maacktMajeſteytin , ſich lelfs:en ,daar doch in luytinghen is :maar, ' t is , gelijck als foow-wan- eText, geen In

let en

neer uyt eenen Dooden oft uyt een Niets , een Leven rung.

:h , an

wiert, í geen alſoo, in.lich, alleen woont,'t ſelvige is ge- nB.Wat naamt, Principium : en, ' t geen ,daar 'tſelvige in.woont,is Principium en Geſtal- ' ghenaamt. , Natuur: en, die heeft ſeven Geeſten ghenaamt

t.

ten ; gelijck in onſen derden , en tweeden Boeck is te ſien . 5o. Het Principium dan , noch , en heeft maar eenen

De Gheeſt; den ſelvigheis het Leven van ' t Principii: en , ' ten С


18

De eerſte Vraghe

,

't en heeft oock maar eenen Wille; den ſelvigen isde Ver

itach, Godnie

vullingh van de Eeuwigheyt , met den Glanſch van de

56. AN

Majeſteyt.

$ 1 . Want,

het Principium , is de Kracht ; ghebooren

gangh ofte uyt den Wille der Eeuwigheyt : en , den In den Eeuwighen Aenvangh van de Kracht , is het Leven , en , den Gheeft van de Kracht ; die de Eſſentien van de

sbrande ben gizl

Ghebarerin voert , en die den Oorſprongh van de Maje fteyt opent. 52. En , het ganſche Ooghe

('twelck fich alſoo tot

á Gemaackt,eenen Spieghel heeft a ghevat , in A , en O ) is Alles : geformeert, het is de Eeuwigheyt ,en het baart in fich , in 't Ooghe , ofer gefigur de Majeſteyt; die het Harte , en , de kracht van 't Oo NB.NB.

1100

ghe is: alsmede den Gheeft; die in't Harte , van de

nie

Here We Kracht uyt Eenigh fentien . 53.

gaat, uyt de vyerige Licht , vlammende Er

Alfoo verſtaat ghy het Heylighe Drievghetal , in

een Eenigh Wefen: Den Vader, is de Eeuwigheyt, ſonder Grondt : den welcken Niets is ; en , doch Alles : en , in 't Ooghe fynes Glanſches, fiet hy ſich ,dathy Alles is : en , in de Kracht van de Majefteyt, voelt hy fich , en ſmaackt fich , en ruyckt ſich, dathy Goet is , dat is , dat hy God is ; b Tau,ofte hoe --wel het 6 T. ( zijnde de • Dwarſheyt ) in’t Centrum Cruys. ontſtaat. c Text, Schwerig 54. En , in den Geeft , is de d Bewegingh in de Kracht, ofte ,Breet- en , de Veelvoudigingh ,fonder Grondt en Ghetal, daar beyt. d Text , Rügung .

eene Eeuwighe On - grondelijcke Veelheyt in ontſtaat ; en alles in de Kracht. 55.

Want,'t gheen geenen Grondt en heeft, 't felvige

en heeft gheen Ghetal, en , daar en is gheen op houden ofte vatten, noch in , fluyten : en ,'t gheen inlich is,'t fel e Ofte, buy: vighe'en is e uyt, fich, niet kennelijck; naar den Gheeft , teng dann noch , wel voelende: Alloo drijft het in wendighe,

uytr


Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

19

ayt , fich , en openbaart ſich in Figuuren ; anders en ſou de God niet bekent worden .

56.

Alloo is God te ſamen , een Gheeſt : en, ſtaat van

Eeuwigheyt, in drie Aenvanghen en Eynden ; en , niets. anders , dan in fich , ſelfs : voor hem en is gheene Stede ghevonden : ende en heeft oock niets in , lich , 't gheen hem ghelijckt : daar en is oock niets 't gheen yets meer der konde ſoecken en openbaren , dan ſynen Gheeſt; die openbaart ſich van Eeuwigheyt in Eeuwigheyt, door gaans ſelfs. 57. Hy is eenen Eeuwighen Soecker en Vinder ; na . NB . Het mentlijck, fich „ ſelfs,in groote Wonderen : en , 't gheen hooghfte Myſterium hy vind ,'t ſelvighe vindt hy in de Kracht : hy is het Ope nen van de Kracht: hem en is niets ghelijck : en , daar en is niets , 't gheen hem vindt , dan alleenelijck 't gheen ſich in hem « overvgheeft ; 't ſelvighe gaat in hem in : a Text , ſelfsverloochent, dat het zy, in't ſelvighe Aneignet. foo ... wat ſich is de Gheeft Gods, Alles : wapt, het is een Eenigh Willen , in't Eeuwighe Niets ; en ,'t is doch in alles, ghelijck Gods Gheeft ſelfs. 58. En , 't ſelvighe , mijn beminde Vriendt , is het hooghfte Myſterium : over, fulckx , foo ghy dit wilt vin- NB.NB. den , foo en loeckt 't ſelvighe niet in my; maar , in u ſelfs : doch , niet in u Vernuft :'t ſelvighemoet ghelijck als dood zijn ; en , uwen begeerenden Wille, in God : al foo is God , in u , het Willen en het Doen : alſoo voert den Gheeft Gods , uwen Wille , in , fich : ſoo mooght ghy als

dan wel ſien ,

wat God is, en wat Gheeftes Kindt ,

deſe Handt is ; uyt wat voor een Gheeft , de ſelvighe ſchrijft. 59. En , wy vermanen u Broederlijck , dat ghy't foo ſeer ſwaar niet en wilt ſoecken : ghy en ſült ’t felvighe alſoo , met onder.foecken , niet grondeeren : hoe... wel dat C 2


20 a Of, Erkent.

De eerſte Vraghe

,

dat ghy van God a bekent en bemintzijt , en u dit oock daarom wordt ghegeven tot een Rechtſnoer ; even. depe wel en hebbe ick doch , buyten my, gheen Ghewelt, .om u

b Ofte, van .

te gheven . 60. Alleenelijck , volght mijnen Raat, en gaat

tenet

uytu

va:

ſwaar ſoecken in 't Vernuft , uyt , in den Wille Gods , in

SO

Gods Geeſt , en worpt het uytwendighe Vernuft wegh; als. dan is uwen Wille, Gods Wille, en Gods Gheeft , Tal u , in vu ſoecken . NB.NB.

c Den Wille . d Anders;

61. En , byvaldien hy uwen Wille in

fich vind , ſoo

openbaart hy ſich in uwen Wille ; ghelijck als in fijn Ey hem los gheeft, ghendom : want, byval. dien dat ghy loo is den ſelvighen fijn ;want , hy is Alles : en , foowwan neer hy gaat, ſoo vaartghy voort; want, ghy hebt God

ido vaart dan voort . e Den Wille,

delijckeMacht : alles , wat ghy dan ſoeckt, daar is hy in ; ſoo en is e hem niets verborghen : alſoo fiet ghy in ſija Licht, en zijt ſijn .

62. En, laat u door gheenighe Vreeſe verſchricken : daar en is Niets , 't gheen 't felvighe kan wegh nemen ; dan uwe eyghe Imaginatie : de ſelvighe en laat niet in den Wille , ſoo fult ghy Gods Wonderen ; in ſijnen Gheeſt , wercken , en my , in hem , als eenen Broeder bekennen : anders , ſal ick u wel ſtoın zijn ; ſegghe ick u , wel mee . nende. 63. En , naar de.-maal wy dan alſoo van de Eeuwig , heyt ſchrijven , om u eyndelijck , uwen Wille , van der Sielen, te vervullen , ('t welck hier. in , alſoo ops voor. , nemen , in den Gheeft en in den Wille Gods zy ) ſoo wil len wy u voor Eerſt fijn aen , wijſen ,den Grondt der Sie

len ; en , als

dan , den Oorſprongh :en, u de Ooghen wel

openen ; daar, mede ghy van u ſwaar Soecken mooght los worden . 64. Want, ghy hebt 't ſelvighe nu,tot in uwen Ouder dom


Van

2I

waar de Siele ontſtaan zy ?

dom a ghedreven , en , ghelijck ick verſtaa , 't ſelvighe a Ofte , ghe. diepe Myſterium in den Gheeft , niet ghevonden : doch , sodhe. naar

de maalſulckx Gods Wille is, dat ghy't fult we

ten en kennen , en dat u , ghelijck een ſoodanigh Loon , voor uwen Arbeyt , wordt ghegeven , ſoo fiet toe , dat ghy't Rechtaen , neemt, en , de Perle oock vorder niet NB.NB. voor de Swijnen en worpt, die ſulckx niet waardt en zijn ; ren vande Edele so en , oock in Eeuwigheyt , niet waardt en worden ! thia, 65. Want , 't gheenu , hierwin , gheopenbaartwordt,

't ſelvighe behoort den Kinderen Gods : over - ſulckx , zijt getrouw , en handelt met 't ſelvighe naar den Gheeſt; en , niet naar 't Vernuft . 66. Want , het is ſoo ſubtijl , dat’t ſelvighe niets en NB.NB. lijdt , foo wat Aerdich , in de Gierigheyt , Hooveerdig. heyt , ofte in eygen Roem , wordt ghebooren : hoewel ghy gheenige der ſelvige en zijt ! alleenelijck, ſiet toe , in wien ghy Olie giet : want, 't ſelvighe is voor menigh , een Vergif : laat hen ſelfs foecken ; ghelijck ghy gedaan hebt : gheeft de Kinderen , dan noch , haar Broodt,dat ſy eten, en onſen Vader in den Hemel prijſen ; totdiens eynde, wordt't ſelvighe u oock ghegeven .

De vijfde Gheftalte des Vyers , in den

Eeuwighen Wille . 67. Naar de „maak, dan ,wy u alſoo eenen In -vgangli en Spiegel van den Eeuwighen Oorſprongh hebben ghe opent,waar het Eeuwighe Vyer van ontſtaat, en wat 't ſel vighe zy : ſoo is ' t oock van

noode dat wy u vorder ( naar

de hooghſte Diepte ) toonen, wat de Eeuwighe Natuur, in hare Voort. plantingh , zy ! 68. In ' t welck men dan twee Rijcken verſtaat : een goet en vrolijck Rijck ; en , dan , een boos , grimmigh , NB,NB,

C

3.

Eeuwigh


22

NB, NB ,

De eerſte Vraghe is

VI

Eeuwigh nydigh , en treurigh Rijck : daar de Philoſo

< Duyffermit

phen , van't Begin des Werelts af ,van ghehandelt, en doorvgaans gelocht hebben; doch, den Tyd des Vindens, en is noch niet ghebooren gheweeft .

Fille, inde

69. Maar , nu is de ſelvighe daar, al

daar 't Verbor

gene ſal ghevonden worden : niet alleen van my ; maar , van veele , die daar ſullen trouw zijn , en hen in God ver

Tigen gaat

4 Soon here

demoedighen , en in ſijnen Gheeft , en Wille , ſoecken : het wordt alleenelijck , in't Ooghe Gods ghevonden; en , nerghens anders: overvſulckx , en late ſich niemant ver

Basel

der in , met foecken ; ofte hy vindt den Duyvel ! 70. Naardenmaal dan , de Eeuwigheyt alſoo is ; die doch Niets en is : daar vin dan ,-noch , Licht en Duyſter nis , Leven en Gheeft ; 't welck Alles is : ſoo is in beyde ,

ICI.OD giore

eene Sucht ( zijnde een Begeeren ) om fich , ſelfs te vin

hert den : en , daar doch niets en is, 't gheen daar vinden kon de ; dan den Gheeſt ! 21. Soo hy dan niets en heeft, 't gheen hy kan vinden, en het Begheeren evenwel, Eeuwigh , voorlich gaat ,

ſoois het Begheeren , eene Figuur van den foeckenden Wille , eene Ghelijckenis naar 't Ooghe Gods : en , ' t is ghelijck eenen Spieghel van ' t Eeuwighe Oogh ; 't welck God wordt ghenaamt. 72. 't Selvighe nu , is in twee Wegen ; eens, naar het Licht, en eens , naar de Duyſternis : want, de Sucht, is in beyde ; en , 'ten is doch oock geen van ,maalkander wijc ken: 't Licht, dan

noch , is in't in. -wendige, en , de Duy

ſternis, in 'tuyt - wendighe : en, daar het Aller vin , wen dighſte , doch oock het Uytvwendighfte is ; het Licht , dan noch, het Middelfte. 73. Want, het is in Niets ; daarvom en kan't ſelvighe het Aller - in -wendighfte niet zijn: want, 't en heeft geen Plaats ofte Perck :het is fijn eyghen Vinden : 't welck van de


Vann waar de Siele ontſtaan zy ?

23

de Duyſternis niet en wordt ghevonden ; maar , van den Wille , in de Duyſternis, die het Licht begheert : den ſel vigen gaat van de Duyſternis uyt; en , die ſtaat,Eeuwigh , in't Licht. Soo ftelt des Lichts Begheeren , hem nu een Mo del voor, fijnes ghelijcken: daar in de Eeuwigheyt open 74.

baar ſtaat ; namentlijck , al.,'t ghene 't welck den Gheeft , in de Eeuwighe Kracht Gods , van Eeuwigheyt in Eeu wigheyt, in

ſich vindt.

75. ' t Selvighe Model en isGod , de Eeuwigheytſelfs niet ! want , 't aenyanght ſich in den Gheeft , en’t is des Gheeftes Wonder; 't gheen hy van Eeuwigheyt ſoeckt en vindt: en, a 't ſelvighe ſtaat in Gods Oogh, ghelijck eene a Verstaat, Figuur : en , alle Wonderen van den On - grondt der Eeu- het Model. wigheyt, zijn daarin , en worden in't Licht van de Ma jeſteyt 6 ghefien ; ghelijck een Wonder , in veele on. b Text, Erfehen . eyndelijcke Wonderen . 76. Én, 't ſelvighe is een Beeldt Gods , eene Jonghu vrouw vol van Reynigheyt en Tucht, en gheeneGheba rerin ; want, de Wonderen in de Kracht , opent de Heyli ghe Gheeft alleenelijck . 77. Deſe Jongh . -vrouw , dan

noch ,is Gods Gelijcke

nis, fijne Wijſheyt, daar deGheeft ſich in

vertoont, en cText,

doorgaans , en in Eeuwigheyt, in de felvighe , d-Won - d'ofie, die deren opent ; en , hoe meergheopent wordt, hoe daar Wonderen. meerder in de ſelvighe zy .

on

78. Want , ſy is ſonder Grondt en Ghetal , daarvtoe metelijck ; ghelijck het Ooghe Gods ſelfs : daar en

is Niets ' t geen haar gelijck is , en daar en vermagh oock Niets gevonden te worden , 't gheen ſich haar ghelijckt : want , ſy is de Eenighe Ghelijckenis der Godheyt ; en , daar-vin , is den Gheeſt Gods, haar Weſen . 79. Sy is eenen Circkel en Model , de welcke ons , ons Ghe .


De eerſte Vraghe

24

Ghemoet opent , dat wy haar, en in

, haar,God ſien: want,

onſen Wille isin haar geworpen ,en fyſtaat in onſen Wil le : daarvomſpreken wy van God, en ſien den ſelvigen ,in haar: namentlijck , in ons Eygendom , naar de Verborgent

aOfte , van deGhelegentheyt. b Text,

heyt van de Menſcheyt; 'twelck Sien,hoog.u-waardigh is. 80. Alſoo inoeten wy oock - van den Wegh der Duy fternis ſpreecken : de ſelvighe is in , ſich , eene b In , fluy tingh; en , daar doch niets en is't gheen haar · Nuyt: maar,

Cinſpeko hung: c Text Sperree.

fy

nuyt ſich , ſelfs , en baardt ſich

ſelfs ; en , ſy is haar.

ſelfs , eyghen Vyandt : want, ſy maackt hare Quaal, ſon der Grondt en Getal : ende en heeft geenen Ghever , die

' t gheeft , dan des Duyſternis eyghen Gheftalte . 81.

' t Selvighe ontſtaat van 't Eerſte Begheeren , alv

daar het Begheeren in

ſich treckt , en ſich Iwangert , dat

't ſelvighe eenen ſteeckenden ,bitteren , wrangen , harden , kouden, grimmighen Vyerogheeft is : want, het Beghee ren, maackt wrangheyt, van't aen , trecken in den Wille: d Text , het trecken , dan , noch ,is d ſteeckende , en het lijden , Stachlicor. bitter : ' twelck den Wille niet en wil : en , overnſulckx, in , ſich , uyt den Prickel, invgaat, en een eyghen Princi pium maackt; in 't welck maacken , Majefteyt verſchijnt. 82. Alloo ontſtaat in 't Bitter Lijden , de groote

Anghſt : en , daar doch Niets en is , 't gheen daar lijdt; maar,het is alſoo, in ſich ſelfs , en 't is fijneygen Leven : en , wanneer dit niet en was , foo en was den Glanſch van de Majeſteyt oock niet ; ' t Een is de Oorſaack van 't An dere : want, in de Duyſterois , is den Blixem ; en , in de Vryheyt , het Lichtmet de Majefteyt. e Different.

83. En , dit is alleen het e ſcheyden , dat de Vryheyt een ſtille Niets is , die het Licht inneemt : en , de Duy

fof, We fentheyc.

ſternis , f materialiſch maackt :en, daar doch oock gheen Weſen van eene Begrijpelijckheyt en is ; maar , Duyſter , Gheeft , en Kracht , eene Vervullingh der Vryheyt , in v fichu


Dann waar de Siele ontſtaan zy ?

25

ſich ſelfs : verſtaat, in ' t Begeeren, en niet Buyten; want, Buyten , is , de Vryheyt . 84. Daarom is God, het Heynelicxſte, en oock , het Openbaarſte ; en , ' t ſelvige is , Myſterium Magnum : en , Heymelijck , en doch oock ,

den Afv grondt is oock

Openbaarlijck ; gelijck , dan de Duyſterpis voor oogen is : doch , den Quaal, On onderſoeckelijck , totdat... NB. Da fich den Wille daar in verſinckt; als dan wordt ſy ge- oorſaak van voelt en bevonden , wanneer den Wille , het Licht ver- de Quaals, lieft : en, hier in ſteeckt den Grondtvan't rechte Ghe loof; laat ' t ſelvighe u gheſeyt zijn , ghy Leeraars tot Babel 1 85.

Naar. de „maal dan

Eenen Afwgrondt is , den

welcken , van wegen de Vattingh der Duyſternis,Grondt, is genaamt, daar de Quaal, eene Oorſaeck des Levens in is (want, den Grimmighen Blixem , is het Op -- waacken des Levens: en , daar't Selvige doch oock Niets is ; dan alleenelijck , In fich „ ſelfs) ſoo is 't Selvige oock een Be geeren : en , het Begeeren , is een Soecken : en, ' t en kan doch oock Niets vinden , dan eenen Spiegel, en eene Ge lijckenis vande duyftere Grimmige Quaal; daar Niets in en is . 86. Want, ' t Selvighe is eene Figuur , van den Ernſti ghen Grimmigen Blixem , en van de ſcherpe en geftrenge Macht ; de welcke Gods is : daar waar hy ſich een Ver teerend Vyer noemt;en eenen Toornigen Yverigen God. 87. En , deſen Spiegel is oock ſonder Grondt, ſonder Aenvangh , en ſonder Eynde : en , heeft doch eenen Eeu

wigen Aenvangh , en een Eeuwigh Eynde : en , is de Ee nige Oorlaack , datden Afvgrondt Blauw ', Doncker , en Vyerigh is : hy is de Oorſaack van de Sterren en Ele menten ; want, het Firmament , is den anderen Spiegel, uyt deſen Gebooren . 88. Ge D


26

De eerſte Vragher

88. Gelijck..dan , in alle dingen, Eene Driewvoudige Quaal is , daar doorvgaans het Lene , den Spiegel , het Baren , en de Qorſaack van't andere is : Niets uyt- geno men ; het ſtaat Alles, naar 't Weſen van 't Driegetal. 2 Ofte,Oninen 89. Naarden maalv.dan ,in den « Afv grondt, eenen Spiegel is, daar de Quaal haar ſelfs in b Beſchouwt , ſoo . grond. b Ofte, Be . is t felvige oock eene Figuur en Beeldenis van de Quaal, fiet. de welcke voor de Quaal ſtaat , en Niets en doet nochte

ÇText , Erblica ,

en baardt ; maar , 't is eene Jonghovrouw van de Quaal, daar den Grim van den Blixem ſich in vertoont; in Onu eyndelijckheyt, fonder Getal : en opent daar in , door gaans fijne Wonderen , door den bitteren Geeſt,van de bewegende Eſſentien.

90. Den welcken , in den Blixem , fijn leven heeft, dat hy ſneldergaat, dan eene Gedachte, hoewel de gedach ten van de Creaturen hiervin ftaan en gaan : en , den Geeft van alle levendige Creaturen ,, is , met fijnen Wor tel, hier vin ſtaande ; een yeder fijnLeven , naar fijn Prin cipium , 91. En , in deſen Geeft des Vyer

blixems, ſtaat het groote Almachtige Leven ; want , het is verteerendt : gelijck den Blixem , de Duyſternis verteert,en het Vyer, alle dinghen ; en , blijft doch , een Leven, id - lich. ſelfs: 't ſelvighe is , dan

noch , eenen Hongher en Dorſt , en

't moet Wefentheyt hebben : anders blijft het een duy fter Honger - vyer : eenen Wille om te Éten; en Niets te hebben : eenen Wille om te Woeden en te Steecken ; en Niets te vinden, dan ſich

ſelfs : uyt welcke Oorſaack , de

d Ofse,We.Weſentheyt ( zijnde het Water) alsm_mede, a Sulphur, fenerbent is gebooren , en , baardt fich , van Eeuwigheyt in Eeu wigheyt. 92 . En , Alhier , mijo beminde Vriendt , foeckt de eerſte Wortel der Sielen ( namentlijck , in’t Vyer ...

I

leven ; ed,


Van..waar de Siele ontſtaen zy ?

27

en , de andere , in't Leven des Lichts , in de Majefteyt) ſoo ſult ghy Gods Beelt en Gelijckenis vinden ; en daar io , de grootte Verborgentheden Gods, leggende. 93.En , naar de maaldan alſoo een foodanigh Ooge der Grimmigheyt is , daar, in het Ernſtige gheftrenghe Vyerleven fijnen Oorſpronghneemt, ſoo en is't Selvige ganſch Niets van 't Leven des Lichts afvgheſcheyden : het is een Eenigh Leven, en 't heeft twee Principien want ; , Quaal, in maalkanderen : en , in tweederley Onderſcheya Eenigen Geeft , ’t is eenen het brandt in tweederley

dentheyt , met twee Willen : daar den Eenen in't Vyer woont; en, den Anderen , in 't Licht. En, weet gewis en waar achtigh , dat het duyſtere Afwgronde der Hellen, Vyer -vleven', den Afvgrondt der Hellen is ; want , het is 94.

den Geſtrengen Tooren Gods.

95. Ende en ſoeckt ſulckx niet alfoo, gelijck Babel, de Groote Stad van de Verwerringh op Aerden ; ' t ſelvige heeft gefocht: de welcke wy doch wel niets anders be fchuldigen , dan van hare Návlatigheyt , On vachtſaem heyt , Eygen eere , en Machtvlucht : en , hebben ſich alfoo felfs,in den Grimmigen Tooren Gods gevangen ,die hen eenen langen » tijd onder fijne Wonderen heeft ghe hadt , en veel Šielen in fijnen Quaal ghetogher ; denckt ' t ſelvige naar. 96. In't derde Boeck van onfe Schriften , is 't felvige wyt- voerlijck beſchreven > want daar is ' t wat lichter te grondeeren , danı hier : Dit , dan „ noch , is den diepſten NB. NB. Grondt van deEeuwigheyr , foo veel eenen Ceeſt drage lijck magh zijn, want, meerdei en kan hy niet dragen : wel wijloopiger; doch ,vietdieper : want,'t ſelvige is in den a Afy grondt, in beyde de Principien gevat; ghelijck, dan a'Daar geen de Siele , inden Áf. grondt ontftaat ,in beyde de Prin - Gronden is. cipiep , en in den Geeftelijcken Wille ,in der Eeuwigheyt. D 2 97. En ,


28 NB , NB .

De eerſte Vraghes 97. Eo, wanneer ſy nietvoorſichtigh en is,foo magh

de Duyvel wel op baren Wagen ( dat is , op haren Wille ) varen : doch , by alv.dien ſy voorſichtigh is , en ſich in den Wille van de Majefteyt Gods in ...worpt, ſoo vaart,

behors doch

den Heyligen Geeft Gods op haren Wille; en't ſelvige is fijnen Wagen. 98. En , hier

en 01

in kondt ghy nu wel Grondeeren He

Ther:

mel, en Helle, Engel,en Duyvel, het Booſe, en't Goede,

brand

Leven , en Dood , daar ghy doch naar ſoeckt; gelijck wy u vorder willen melden .

Cis De feste Gestalte des Vyers. 99. Naar de maal dan alſoo twee Principien in een Eenigh Weſen ſtaan ( gelijck ' t ſelvige dan niemandt met geenigh Vernuft en kan tegenſpreecken : want, alle het Leven , ſtaat in 't Vergif, en in ' t Licht, een yeder in fijn. Principium ; naar dat 't ſelvige de Quaat heeft, ſoo heeft het oock fijn Licht) ſoo ſtaat nu te onderſoecken , van des Levens Onderhoudingh, wat daar zy, tgeen het Le ven onderhoudt, dat't ſelvighe pier en verhongere ;en , wat fijnen Quaal voort drijft, dat het Eeuwigh kan be ftaan . ſelvighe is nu oock in Twee, onder, ſchey 100. Dit den : want, het Licht leven , heeft fijne Quaal en Dry vingh, en het Vyer, leven ,oocķ ſijne Quaal en Dryvingh ; een yeder, in

ſich

ſelfs : maar , het Vyer

leven , is ee

ne Oorſaack van 't Licht. leven , en het Lichtleven, is een Heer van .. Vyer..leven ; en, hier leyt Myfterium Ma

gnum in . NB. Myftea 101. Want , wanneer gheen Vyeren was , ſoo en ſoude rium MA geeni Licht noch geen Geeft zijn : en ,wanneergeen Geeſt gnum , en was, die het Yyer opvblies , ſoo ſoude het Vyer ver ſticken,


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

29

ſticken , en't ſoude eene Duyſternis zijo : en , alſoo ſoude het eene een Niets zijn , ſonder het andere : overvſulckx behoort't ſelvighe beyde te ſamen ; en , het deelt ſich doch ſelfs van maal, kanderen : doch , ſonder Vlieden ; en , 't is even wel een 4 Vlieden des Geeſtes. a Ofte ,

102. Dit geve ick u alſoo te verſtaan: fiet een gloeyend Vluchtenden . Vyer aen : Eerſtelijck is de Materia , daar ' t Vyer uyt brandt : ſulckx is een wrangh , aen

ghetogen , bitter We

ſen , ' t welck in eene Anghft , quaal ſtaat : het zy Hout , ofte wat ſulckx magh zijn ; 't ſelvighe is een duyfter

Corpus. 103. Wanneer ' t ſelvighe nu ontſteecken wordt , ſoo fiet ghy drie Principien: Eerſtelijck , het Hont , in de Duyſternis , met de uyt wendighe Quaal van deſe We reldt : ' t welck oock fijn Leven heeft ; anders en ſoude 't ſelvige het Vyer niet aen

2

Et

0 e

en , C

ey ryo

gh ; ee . , is Ма

ſoude t Gaul er ver

ticken,

nemen .

104. Nu, ſoo heeft het Vyer, eenen grimmigen ,wran gen , geſtrengen, bitteren , dorſtigen,begeerenden Quaal, eene Etendeverteerende : en , de groote Bitterheyt , is fijnen Rechten Gheeft , eenen Woeder en Op - wecker, die alle de Effentien des Levens in.fich heeft, en is oock de Kracht des Levens en des Dryvens ; anders en ſoude geen Branden zijn. 105.

' t Selvighe maackt de groote Anghft. ſucht naar

de Vryheydt: en, in't Vyer bekomtzy de Vryheyt; want, ſy verteerdt, in den Grim , de Duyſternis, en oock de Ma teria des Vyers , daar ' t Vyer van brandt . 106.

Al daar bekennen wy nu , den Eenighen Gheeft ,

die ſich in twee Principiep ſcheydt,in twee Geeſten : doch niet af deeligh ;en ,dan. noch ,voor

maalkanderen vlie

dende : ende en grijpt doch d'een d'ander niet ; en , d’een is't Leven en d'Oorſaack des anderen. 107.

En, daarom zijn.'t twee Principien , door..dien D 3 ' t ſelvighe


30

De eerſte Vraghe is

't ſelvighe tweederley Quaal en Leven heeft ; en , ' ten is

Vol.

bedr,eendoor

maar eene Eenighe Wortel , die ſulckx gheeft: het eene

u dit félright

gheeft Leven ; en het andere gheeft, aen't Leven, Spijs :

i livago.

't ſelvighe is Wonder ;en, doch oock geen Wonder: want, daar en isNiets , ' t gheen ſich daarover kan verwonde ren ; want, het is ſelfs Alle Dingh , in een Eenigh Weſen .

112. Herrer Dentras , ise Derta, eneen

I. 't Vyer. 108. Nu ſiet! het Vyer, in lich , ſelfs, is Eerſtelijck, 2. De de Sucht , in which te Trecken:' t ſelvige is deWeſentheyt; Sucht. 3. Kegeeren,zijnde Phur : want, de Sucht,maackt't ſelvighe, in 't Be Trecken . gheeren, vanweghen des ſelfs Trecken ; anders en waar daar Niets : En, het Trecken , is den bitteren Prickel, ee

le mocht

lucande

4. Weſent- nen Breecker , den welcke de Weſentheydt niet verdra

Tin Saar

here,of, Lig. hamelijck . gen en kan , en niet lijden en wil : en , het Niet, lijden heyt. willen , is eene Anghft , een Willen , om de Weſentheydt s.Prickel. met den bitteren Prickel te overweldigen :en, de Anghft ſich in , en grijpt naar de Vryheydt ; en , de 6. Amphlt. dringht in Vryheyr. Vryheydt, is een Licht geacht,tegens de Duyſternis.

i en kar

de treck

109. Nu , foo is de Aughſt , eene groufame Scherpte: alſoo wordt de Vryheydt ontfangen en gefcherpt, dat ſy eenen Vyer. blixem zy : en , den Anghft , wille,in de bit tere Blixems Scherpte, verteerdt deWefentheyt; het zy Hout ofte anders. 110. Wanneer 't nu't ſelvighe dan heeft verteert , foo is de Anghſt wederwom eene Duyſternis, en den Blixem blijft weder vom

tiels

in . fich verborghen ; en , 't is een Uyt

bluffen : en , de Anghſt is ,in de Duyſternis , gelijck voor, heen , voor den Blixem des Vyers : ende en ftaat niets .

bine anders , dan in eenen ſchrickelijcken Quaal ; aldaar de Bitterheyt, van . -wegen het rouwe Aen , trecken , door. gaans ſchrickelijcker gebooren wordt. Ins. Nu fier ! dit is alſoo , paar 't uyt -wendige Princi pium van defe Wereldt ; gelijck voor...ooghen , onloo , genbaar is : naar

de maal 't ſelvige dan, in der Eeuwig heydt,


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

31

heydt , een doorgaans beſtandigh Weſen is , loo wijſen wy u dit ſelvighe alſoo : fiet , en merckt a op; alhier, Anders: Diep. leeft vlijtigh .

112. Het verſincken van de Anghft , in de Eeuwighe Duyſternis, is een Eeuwigh Hongeren , en een Eeuwigh Dorſten , en een Eeuwigh Begheeren : en , de Duyſternis, haar

in

ſelfs, en bereyckt in der Eeuwigheydt, Niets,

' t gheen b 't ſelvighe in der Eeuwigheydt tot eene Ver- b Verfaat, vullingh mocht hebben ; daarom is ſulckx wel te recht , ken des hen en den Hongher en den Dorſt van den Afwgrondt der Hel- Helſc des Toorens len , en van den Tooren Gods. Honger en 113. Maar , den Wille in de Anghſt (naar de maalhy Dorji. niets en kan bereycken ofte vinden ) maackt hem , ſelfs, eene Figuur en eene Ghelijckenis, met het gheftrengh Aen trecken , in't Begeeren : en , het ſtrenge , wrange , bittere , duyſter Weſen, is de Materialiſche gelijckenis felfs : het Eet

ſich

ſelfs , en 't is felfs de Materia des

Vyers, dat den Eeuwighen Blixem doorgaans alfoo Eeu wigh duurt : en , den Grim is door - gaans , en Eeuwigh geduurigh Brandende, eu brandt Eeuwigh , uyt de Duy Iternis, en heeft fijn eygen Leven in , fich ; zijnde den bit teren Prickel van de Anghft: den welcken woedt en tobt, ; Text de Bewegingh en Oorſprongh des Levensis ; en, Die Rus . Principium gung 't ſelvige is een en ,

114. En , verſtaat hier

in , het Eeuwighebegeerende

Şoecken , eene Eeuwighe d Gierigheyt; en , doch Niets d Ofte,Be hebben , dan ſich ſelfs : eene Eeuwighe nydige Vyandt - geerlijckheys. ſchap , een Soecken der Eſſentien : daar dan de Ontel bare, en , de On_grondelijcke Veelheyt , doorgaans , in den Wille , wordt ghebooren : en , eene Eeuwige Liſtig heyt s een gheduurigh Op. klimmen in den Hongher , en een Eeuwigh Vinden , in den Wille , als , namentlijck ,de Gelijckenis fijues Begeerens,de Gelijckenis van deElen tien


/

De eerſte Vraghe

32

,

tien : en , in den Blixem , is ' t ſelvige openbaar; want, den a Ofte ,Bo. Blixem verheft ſich Eeuwigh & over de Duyſternis: en, yen . in den Blixem zijn de Eſſentien; en, worden gheduurigh in den Wille ingevoert. 115. Alſoo is den Vyer wille , eene Sucht van de op klimmende Hooveerdigheydt, en Verachtingh der Duy

vode Schempionat lik,het Honde?

alloo urt denbu

den reckena den Milevans

e , deur om I ſternis; hy veracht fijnen Eygen Wortel : hy is eenen Gie rigaart, en wil meer Eten ,dan hy heeft , ofte dan fijn

bate.cock Recht is ; hy heeft Alle Luften : want ; de begeerende Eſſentien , worden in’t Vyer openbaar ; en,

daar., van

komt het , dat in eenen yederen Wille , yeder Eſſentia, wederom een Centrum van een Ganſch Weſen is . 116. En , dit is de Oorſaack der Scheppingh van deſe Wereldt , dat het Model, ghelijck in eenen Spiegel, van Eeuwigheydt is verſcheenen , en t heeft in de Eeuwighe vrouw Effentien , in de Figuur ( ghelijck in eene Jongh

‫ ; ܬܐ‬all

Sel litteretii e

Lever ghe ee

reunde

ſonder baaren ) gheftaan ; en ,'t is , in 't Licht Gods , ghe fien gheworden : en , daar van ontſtaat de Materia der Aerden , der Sterren , der Elementen ; oock alle Konſt ,

b Subtijlheyt, Liſt, bedrogh, Valſcheyt, Gierigheyt, en Hooghmoedt in de Creaturen van deſe Wereldt. 117.

Want, deſe Wereldt,iseene Materialiſche Sucht,

uyt de Eeuwighe : en , ſy is , in de Scheppingh ( nament lijck, in't Verbum Fiat) door den Hemel des Waters , Ma terialiſch, en Begrijpelijck geworden; ghelijck aen Aerde en Steenen is te ſien : en , het Firmament met de Elemen ten , is noch de ſelvighe Sucht , en het ſoeckt het Aerd ſche; want ,'t en kan niet te rugge,in 't Eeuwige Grijpen .

NB , NB,

118. Want , alle Weſens gaan voor fich , tot ſoov langh, dat het Eynde , den Aenvangh vindt; als

dan ver

ſlindt den Aenvangh , weder om het Eynde : en , 't is, c Ofte , Fi- ghelijck het Eeuwigh was ; uyev geſondert,dat het Mo guir. del blijft: want, het Model, is uyt het Eeuwighe , daar.v.

uyt

á

b Text, Witſe.


Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

33

uyt de Scheppingh uyt -vgingh , in een Weſen ; nament- ' lijck , het Wonder- Ooghe Gods. 119 : Oock wordtu gheſeyt,dat den Geeft des Luchts, VB. Van alſoo uytden bitteren Eeuwighen Vyer...Gheeft ontſtaat: Luches, ofre, den welcken oock voor

fich gaat, naar de Wonderen, in den Winds.

den Wille van de Sucht der Eſſentien; zijnde de Sterren : en , daarvom maackt hy « Warringh , en komt van veel a Ofte , Plaatſen : namentlijck , van Boven herwonder , en naar Drayingh. Beneden , oock van terzijden, en menigh ,maal ghelijck een Radt ; alles , naar dat de Vyervlucht b met de El-b Ofte , Door. ſentien der Sterren wordt aengheſteecken . 120. 't Selvighe is al vt'ſamen , ghelijck een Radt des

Gemoeds : en , t heeft fijnen Eygen Gheeſt, en een Ey ghen Leven , en eenen Eygen Wille: en , daar..omis't

1

e

felvighe een Principium : en ,'t ſtaat ſoolangh , tot dat her Eynde den Aenvangh vindt : alsdan neemt den Aenvangh, het Eynde in, ſich , eu maackt het Middelſte ( ſoo.wat onder tuffchen daarin is gheſchiet ) open

er

sit ,

en

ht ,

ent viac

rde

nen erd

ben . foon

n ver

, 't is, MO daarna uyt

baar ; ghelijck ghy dan’t ſelvighe ſult naar dencken ,ſoo c Ofte ghy anders geene - dolle Jongh - vrouwen en zijt. Dwasa 121. Oock , ſoo en ſtaat dit Regiment niet langher, Maarl ıdere dan ’t in 't Ghetal van de Scheppingh - heeft gheftaan : dofie,

want, een yeder Dagh van de Scheppingh , is eenen Circ. Heeftghai duurt, kel van eenen Omgangh in't Ooge; en, heeft fijn . Ge cof, Tijd . tal: tien der ſelvighe, is het Cruys; het hooghfte Getal: en , den Menſch , heeft tien

maal tien ; zijnde hondert :

en , in de Kroon van't Paradijs, duyſent.getal; en , in de Eeuwighe Wefentheyt , in't Goddelijcke Centrum van de Majefteyt, en heeft hy gheen Geral. 122. Nu, fiet Recht, met Goede klare Ooghen : God ſchjep deſe Wereldt met alle het Weſen , in ſes Daghen : en , wiert in't midden van den feſten Dagh, over midna

dagb, teghens den Avondt voleyndight: daar gingh de Ruſte, E


34

De eerſte Vragheo

Rufte , aen den feſten Dagh aen , en wiert den Sabbath , des ſevenden Daaghs: alſoo vondt de Eeuwige Rufte, den Aenvangh van de Scheppingh , aen den feſten Dagh naar midw dagh ; 't ſelvige was het Eynde : al, daar quam

Aen

vangh en Eynde weder

was open om in een Eenigh; en ,'t baar, wat God in de Dagen hadde gemaackt. 123. Naardevmaal den Menſch dan, het Hemelſche

Engelſche Lichaam

, door fijne Imaginatie, verwoeſt, en

in een verbreeckelijck Ghetal inghevoert heeft (dat is, in't uyt- wendige Principium ) ſoo is hy oock in't ſelvige: want, hy heeft het Paradyſche getal verlooren , en hy is in hondert geſetgeworden )daar hy nu doch oock aen't uyt wendighe Leven , fijnen Voerder , is ghegheven ghewor den ; dat is, hy heeft ſich aen hem , ſelfs ghegheven) foois ons fijn Ghetal der Voleyndingh , in den Circkel van't

NB. NB.

uyt. -wendighe Principium , klaar kennelijck . 124. By -val dien wy grondelijck wiſten , de ure van den feſten Dagh , in de welckede Scheppingh is voleyn dight gheworden , ſoo wilden wy u , het Jaaren den Dagh

a Text , Birt / , Bepca lingh.

Doce 00.

( verſtaat, den Jonghſten Dagh ) daar ſtellen; want , ' ten fchrydt gheene minute daar„ over: 'theeft fijn « Perck;

't ſelvighe ſtaat in dep inwendigen Circkel verborgen. 125. Over.vfulckx , weet ghewis, dat den tijd na uby

NB.Warum om God den is : want , inden feſten Dagh , naar middagh , heeft het van den Eeuwighen , begonnen ;; en , daarom b Ruften

revenden

Dagh bero heeft God den Sabbath des ſevenden Daaghs , tot eene len heeft te Ruften. Rufte, en doorgaans durende gedachtenis geſticht. b Text , 126. En , ghelijck aen den leften Dagh , teghens den Feher : c Verſtaat, Avondt , de Rufte is aenghegaan , en den Ingangh der van den Openbaringh d van ' t werck der Scheppingh ( alm daar Eeuwigen het Eynde den Aen , vangh wederom heeft ipvgheno Dagh. a ofie,van men , en , de fes Daghen alſoo in den Circkel,ghelijck een Det er ing:Wonder , hebben gheftaan ) weet alſoo, dat ghy in't Pa Wonderen , radijs


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

radijs zijt gheſchapen gheworden : en , zijt dan

35 noch ,

daar uyt , in den Gheeft van de Grimmigheyt , in den Doodinghegaan; den a ſelvighen heeft fijne wonderen a Geoffre au , over de festhalf duyſent Jaar, in u ghewrocht. 127. Nu , heeft het Eynde den Aen , vangh weder. om ghevonden ; en , ghy ſult fien , oock voelen en vinden NB.NB. Paradijs. (alle de ghene , de welcke in God gebooren worden ) wat het Paradijs zy gheweeſt. 128. Want, het Paradijs iswederom ghebooren : al foo op Aert van't Vernuft gheſproocken ; niet in God : doch , de Sterffelijckheydt , en ſult ghy niet ontloopen , noch oock niet , den Grim in den Vleeſche: maar , in 't NB, Ghing Ghemoedt en in de Siele , ftaat het Paradijs, in de Kinde- Kind eren ren Gods, nu voort_aen openbaar ; en , ſy hebben den Gods , Rechten ſmaack van de Kracht. 129. En , ' t ſelvighe en vermagh ghenighe Lift noch NB.NB, Macht.opute houden , ghenigherley Lift vermagh't ſel vighe te dempen , noch ghenighen Duyvel , te verbreec ken; want, bet Eynde, heeft den Aen -vangh ghevonden: daar en is geen ophouden : de Macht, en , de Valfheyt verbreeckt ; en , 't is nu voortaen een wachten des Bruydegoms: want , de Kinderen Gods ſullen in 't Para dijs ghevonden worden , ſoowwanneer de Turba in den Grim ſal worden

verſlonden ;

ſulckx ſpreecken wy

hoogh - waardigh , ' t gheen wy bekennen , en gewis weten, in de Wonderen .

130. Alſoo , ghelijck boven is verhaalt ( verſtaat ons doch recht) is uyt den Grim des Toorens , uyt het Eeu wighe Centrum (uyt' t welcke , deſe Wereldt ghebooren en gheſchapen is gheworden ; 6 ghelijck als eene Sucht b ofie,zima van 't Eeuwighe ) in den Gheeft van deſe Werelt ( in dit Suche. Principio daar wy nu in leven )gebooren, en wordtdoorn gaans ghebooren , de Valfcheyt , Gierigheyt, Liſt, Be E 2 drogha


De eerſte Vraghess

36

drogh , Vyandtſchap , in den Wille , Looghen , Moordr, ser com

Hoogh „moedt,“ Eer -- gierigheyt, Eygen Macht, Konſt,

bT:Ehren ber ext , . Witſe.

b Subtijlheyt, Wereldſche Wijſheyt uyt het Vernuft :al. 't ſelvighe is uyt deſe Wortel , en het ſtaatin de Wonde ren des Toorens Gods: en , hoe

c Text , Bitſe, d Text 3 Quillet.

e Text , Landt .

ſchoon het Vernuft, en ) ,

de Eyge . Wijſheyt is ,evenw-wel is ſy doch in Gods

Too

ren ; en , d vloeyt uyt den Afv grondt. En, beſiet u al hier,ghy ſchoone Wereldt, 't en is geen · Fabel, gelijck ghy't daarvoor houdt; het is in 13.1 .

Ternarium San &tum bekent geworden :-en , ſoo wie aen't

fText , Bil.

felvige f Perck niet en magh, die is van den Anti. Chriſt

g Text ,

ghevanghen , en behoort eyndelijck in defen Poel , uyt den welcken hy ghewaſſen is : daar en is geenen tijd meer & van wachten : beyde de deuren ſtaan open ; de Turba

Hufherren.

fal met

fich verſlinden, ' t geen iv, haar is gewaſſen ..

132. Alſoo , merckt ons nu vorder , van 't Eeuwighe Vyer , en neemt u een Ghelijckenis aen allerley Vyer in deſe Wereldt; want, ' t geen in de Eeuwigheyt, een Geeſt is , ' t ſelvige is , in deſe Wereldt, een Weſen : ghy fiet, dat een Vyer,in , ſich ſelfs,een Anghftelijck grimmigh opv klimmend bitter Wefen en Quaal is : en , ghy en ſiet

h Ofte , Glans.

doch , in des Vyers Eygen geſtalte, niets meer dan den Blixem var den Schijn : den Quaal en fiet ghy niet ; voelen. ghy inoet den ſelvighen alleenelijck 133. Nu , foo fiet ghy oock,hoe't ſelvige brandende Vyer , eenen Roock over

i Text , Der acn legee.

een Water ,

daar

fich geeft : en,in den Roock is

van een Roet wordt : die ſich aen

kleeft; voornamentlijck ,wanneer het Vyer is bevat , dat 't ſelvighe niet vry en is , ſoo is den Roet openbaar ; ghe lijck als in eenen Oven : alſoo is Roet en Water , doorw maalkanderen : daar

van ontſtaat de Materialiſche Aer

de uyt het Eeuwighe Vyer ; ' t welck . Lucifer aenſtack : alw.daar dan in den Grim

, eenen tijd aenyingh , en , de

Schep


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

37

Scheppingh gheſchiede ; gelijck in't derde Boeck isver haalt . 134.

Nu,verſtaat vorder, Myſterium Magnum : ghy fiet

dat een yeder Vyer « Luchtet : en , dan fiet ghy dat daar a ofre , Schijnt. eene Lucht uyt den Vyer - quaal uyt_gaat : en , verſtaat ' t ſelvighedoch wel, dat, wanneer 't Vyer niet weder_om Lucht en hadde, dat het ſoude verſticken: gelijck dan alle Vyeren verſticken, wanneer de ſelvige geen lucht erfheb ben ; en , ſy baren doch oock de Lucht. 135. ftaat

De Lucht is des Vyers Leven: de ſelvigheont den 'anghftelijcken bitteren b beweghenden b Text; Rúgendeni Quaal der Eſſentien ; uyt den Wille : nu , fiet ghy doch oock wel,dat een Vyer te teeren moet hebben; anders is't

eene Duyſternis : en , alis't dat het fich_ſelfs Eet ( na mentlijck, fijn geſtrengh Aen_trecken ) ſoo is doch 't ſel vighe Vyer , niets

andersdan eene Quaal, in de Duyſter nis : met ' t welck wy den Af grondt van den Tooren Gods verftaan : 't welck in God niet openbaar en is ; maar, ' t is alleenelijck alſoo , eene oorſaack des Levens , in 't Rijcke Gods. 136.

Ghy fiet fulckx, dat een yeder Vyer Weſen moet

hebben, ſoo't ſal branden ; ’t felvighe verſtaat dan

noch

alſoo : het Vyer geeft de Lucht, en in de Lucht, het Wa ter : en , het treckt de Lucht , wederom machtighinn fich , met het Water : daardoor den Quaal des Vyers wordt verſacht; dat't ſelvighe ſchijnt. 137. Want, ſonder Water ,en ſchijnt geen Vyer : foo waar in een dingh , het Water niet én is te bereycken, alv daar en is ghenen Schijn des Vyers ; maar , niets anders dan eenen Glanſch : ghelijck ghy van fulckx, een Exem pel aen eenen Steen hebt: de felvighe heeft de Quaal des Vyers, en van den Glanſch , en heeft hy Niets , dan allee belijck, eenen - Schijn ; en ,oock wel niet:alleenelijck in Glaft Yſer , E 3


38

V

De eerſte Vraghes

Ble het And Yſer , fiet ghy Glanſch , in't welck het Vyer , het Water

o bereyckt : daarom wordt een - Yſer , oock Eyndelijck verteert, en krijght Roeft ; en , eenen Steen , niet : 't fel vighe is alſoo, naar 't uyt- wendighe Principium van deſer

142. En ken, tghe

Wereldt , te verſtaan , maar, naar 't inwendighe ( dat is ,

Verlocken

Docdiale

naar ' t Rijcke Gods) ſoo merckt het volghende Verſtant.

138. Het Eeuwige Vyer,brandt Eeuwigh : doch ,'t ſel vigois eenen Geeft : en , op Grimmiger Aert, in't Rijcke Gods niet openbaar ; ' t ſelvighe verſtaat aldus: Den Bli a Glanſhoo xem maackt eenen « Schijn , den ſelvigen ontſtaat van ' t Vyer ; ende en woont doch niet in den Grim des Vyers : maar, hy vervult het Vyer ganſchelijck , en luchtet oock buyten het Vyer ; ende en wordt van ' t Vyer niet begre pen noch gehouden : en , voert eenen beſonderen Quaal; b Liefelijck ,zijnde b Sacht : en, heeft doch des Vyers Kracht, ' Wijl ofte , Vrien . delijck. heyt , en Konft ; want , in't Licht, wordt eerft des Vyers c Text , Quaal, in fijne Eſſencien, openbaar. Bitfe ; 139. Nu ,ſoo en maackt het Licht, geene Quaal; maar , Vernuft, ofte, Kennis . het gaat in , fich , ſelfs,in eene Sachť ,moedigheyt in : en , d Text , 't is oock Begeerende ; van des Vyers. Quaal d'ontſtaan Serrurene.. de : en , fijn Begeeren is oock een Aenvtrecken (nament lijck, de Sacht.-moedigheyten Kracht, in

fich. ſelfs )en

Dua 'tſwangert ſich met Sacht .»moedigheyt.

é Text ,

140. Want, het Licht is oock een Vyer, een ſeer

be Ver

Schnlichs. langend Vyer, een Begeerend Vyer,en een Altijdts Vin dend Vyer ; ' t welck doorgaans vindt, ſoom -wat in den Oorſprongh wordt gheboren .

141. Alle de Kracht de welcke in ' t Grimmige Vyer ontftaat, de ſelvige is, in 't Licht , openbaar , en't Licht begeert de ſelvighe in Sachtmoedigheydt : want , de Grimmigheyt des Vyers , en den Schijn des Lichts , zijn twee Principien , van tweederley Quaal; een Yeder woont innlich , ſelfs : en, tot in der Eeuwigheyt, en begrijpt het Eene

-


Vanwaar de Siele ontſtaen zy !?

39

Eene het Andere niet ; en , het Eene is doch het Leven , en , de Oorſaack van't Andere. 142. En , ' t is ons aldus te verſtaan : als wy ghedenc ken ,'t gheen eene grouſame Anghftelijcke Quaal, een Verſincken in- fich_ſelfs , maackt; ghelijck als eenen Dood : al daar dan het a Scheyden Perck is : en , de doc a Text ide;zleti Anghſt doch Evenwel in ſich ſelfs , hare Quaal be houdt : het Sincken , dan , noch , in ſich , ghelijck eenen Dood, in fijn 6 Æthern ingaat ; daar

dan hetleven van ofte,Bei , de Anghft ,niet meer en wordtbekent :want, het fincken

breeckt ſich uyt de Anghft.

Quaal, ghelijck een Sterven :

en , 't is een Sterven : en , daar doch in der Eeuwigheyt, geen Sterven en is,maar, eenen ſoodanighen In gangh , in eene andere Wereldt , van een ander Principium , van ee ne andere Quaal. 143. Want, het Sincken, gaat in de Stille Eeuwigheyt in; namentlijck , in de Vryheydt: en , naar de-wmaalden Grimmighen Vyer, Quaal , in, fich , in fijo Leven , ghe bleven is , foo is het Sincken , een Uytgaan , uyt het Vyerleven : en , 't is doch uyt het Vyer

leven ; maat ,

't en heeft des ſelfs Quaal niet; want, de felvighe is in den Dood af.v-ghebroocken : en , het Scheyde, Perck is eenen Dood , dat het Sinckende Leven alfoo , door den Dood dringht , en Groendt in eene Andere Wereldt , door den Dooduyt, en heeft eene Andere Weſentheyt ( zijnde een AndereWater ) daar het Licht in ſchijnt ; daar geenighe Grimmigheyt in is .

144. Want , in der Eeuwigheyt en is gheenen Dood , de welcke daar houdt; maar , een foodanigh In - gaan : want,'t ghene geenen Aenvangh en heeft , 't felvigheen heeft oock geen Eynde nochte Grondt; ' en , alſuo ontvo ftaat het Licht uyt den Vyer . Quaal . 145.

Want , het Licht, woont in’t Vyer; en ,oock niet in't

1


De eerſte Vragher

40

in 't Vyer : het is eene Andere Wereldt: en , 't is een Ander Vyer, ' t welck ghenaamt is , Liefde, Kracht,Won der, Soet, Mildt , Reyn : en, 't en is gheen Weſen , noch oock Niet, deNatuur ; maar , buyten de Natuur, in een ander Principium 146. ' t En isniets, dan eene Licht vvlammende, Krach tighe Majeſteyt, en 't heeft fijnen Eygen Gheeft, die het Sincken , door den Dood voert, die uyt de Anghft, het Sincken , door den Dood is ; die het Groenen , doorden Dood , maackt.

a Verſtaat, den Geeft.

147. ^ Hy is , in ſich ,vry ; beyde, van ' t Vyer, en oock, van 't Licht : ende en wordt van gheen Van , beyden ge- , houden , noch begrepen ; ſoo weynigh het Vyer de Lucht houdt : en , hy gaat van'tLicht uyt , uyt de Kracht des Lichts; en , oper * Alles, ſoowwat in den Vyer- Quaal, en eock in des Lichts. Quaal is . 148. Hy en heeft dan ding in

-noch van't Vyer, geene Bevin

fich ;maar,hy is eenen Opblaſer van 't Lichtens

Eſſentien, in deBegee Vyer:eenen Voerdervande Lieve rende Kracht ; eenen Openaar van de Lieve - Effentien . oock alſoo mogen verſtaan wor 149. En , op dat„ wy den ( naardenmaal wy van de Lieve Eſſentien ſpreec ken ; namentlijck , van een Ander Vyer ) foo merckt dit ſelvighe: fiet! wanneerhet Licht nu alſoo door de Grim nigheyt wordt ghebooren , dat alſoo het EeneVyer,door, het Andere uyt-vgaat , ſoo en begeert het Licht , Vyer, de Grimmigheyt niet meer : want , het is de Grimmig heyt afv.gheſturven : en,'t is een Eygen Vyer,in, fichino ſelfs , en't worpt fijn Leven uyt_fichſelfs; 't felvighe is een Groenen : want, het is oock , Begeerende , en Aensi treckende ; daar Effentien van ontſtaan : en, 't heeft Alle Geſtalten in

ſich , ghelijck het Vyerleven ; oock eenena ,

foodanigen Opruganghe

ISO . De


Van 190.

waar de.Siele ontſtaan zy ?

41

De Eſſentien zijo , dannoch , uyt de Kracht des

Lichts geboren : en , naar

de

maal dan , de Een d'An

der door -vgaans « ſmaackt, ſoo is 't een Enckel Begheeren a Text, Kofter. en Vervullen : en daar doch oock Niets en is, ' t gheen het

Lieve ſelfs In

Begeeren In

fich konde trecken : het treckt ſich.com

fich , en , het ſwangert ſich , uyt Kracht van de

Majefteyt; dat den ſelvighen Wille vol zy : en, daar ' t ſel vighe doch oock Niets en is , dan ſoodanighe Kracht; eene Beeldenis van de Wonderen : het is eene Gelijcke nis van de Geboorte ; en , 't is de Kracht Selfs : het is het Weſen des Geeſtes, daar de Gheeft ſijne Spijſe van heeft; want, hy gaat van de Beeldenis uyt , en bſweeft, ghelijck 5 Text, Wattet. als de Lucht in defe Wereldt. 151.

Naar

de maalde Gheeft, dan geen Gelijckenis

en vindt , 't gheen buyten hem mocht zijn , en ſich alſoo, Niets

anders , dan in de Kracht en vindt, ſoo is hy oock

Begheerende : want , hy woont in den Grondt van de Kracht , ende en is ſelfs. de Kracht niet; overvſulckx maackt fijn Begeeren mede eene Gelijckenis naar hem .

152. Want, een Begheeren , is Sucht, en, in de Sucht, ſtaat de Figuur van de Sucht ; de Figuur , maackt de Sucht openbaar: alfoo woont de Gheeft oock in fijn Ey ghen Figuur, in de Kracht, en in 't Licht van de Maje Iteyt ; en, 't is eene Beeldenis , naar de Eygenſchap des Gheeftes. 153. De Geeſt en is de Beeldenis piet; maar , de Sucht, en fijn Begheeren is.de Beeldenis: want , hy woont, in fichfelfs, in fijne Sucht: en , hy is , in fijne Figuur , een

so is

Ander Perſoon, dan de Figuur van de Kracht; en , naar dit Weſen, wordt God Driewvoudigh in Perſoonen , ghe naamt,

alle KO

154. Doch , op.- dat --wy u uwe Ooghen mogen wijt op doen , dat ghy den gantſchen Gronde van de Godheyďt NB. NB; F mooght

De


De eerſte Vraghes mooght fien ( gelijck dan 't ſelvighe teghenwoordigh zijn ſal, en moet ) foo fiet nu doch , het Groote Wonder,

AN

t welckwy , met uyt» gaan uyt hetParadijs , hadden ver looren, daar wy in de ſes wercke Daghen van deſe We..

reldt , moeten Arbeyden : over, ſulckx , fiet doch nu , wat , en waarwy zijn ; ghy vindt alvhier een ſoovdanigh Dingh, 't welckoock, voor de Natuur, heeft verborghen gheftaan. 155.

Siet ! fod wanneer ghy van de Drielieydt wilt

1 ſpreecken , ſoo fiet op het eerſte Getal , ор de A , op den Eeuwighen Aenvangh ; den ſelvigen is Vader : en , dan,

fiet op de O , in’t middelſte; ' t ſelvighe is den Soon : en, dan , fiet op de V ; 't ſelvighe is den Üytgangh des Hey ligen Gheeſtes: die gaat in ſich ſelfs , met het Sinc ken , door den Scherpen Grim , in’t tweede Principium in ; den ſelvighen heeft E : en , gaat door de Kracht uyt , ghelijck eenen Lichtvlammenden Blixem ; 't ſelvighe heeft l. 156.

Nu , neemt den geſwinden Gangh van den Vlam ,

menden Blixem daar toe; 't ſelvige is T , de Almach, tigheyt des Eeuwighen Gods: die daar , in den Grim , ghelijck eenen Blixem , verderftren

in de Liefde, in de I,

ghelijck eenen Machtighen Lieven God , verhooght , doordringht , en gheweldigh verheft : by_aldien dat ghy de L , daar in doet, foo hebt ghy eene Materiam des Goddelijcken Wefens: in de Kracht, is ' t ſelvighe eenen Engel; en, in de Uytwgeboort, uyt het Centrum , is ' t fel vighe Goudt. NB, NB ,

157. De Wereldt is Gierigh en Roem - achtigh, en ſeg gen ( voor , namentlijck , die daar Meeſter van de Konſt willen zijn ) fy kennen Goudt; en , 't ſijo blinde Lieden : waars


Var waar

om

waar de Siele ontſtaan zy ?

43

en ſoeckt ghy't ſelvighe niet ? ſeght ghy; hoe ?

Gaat met het uyt - wendighe Leven , in den Dood : als daar moet het uyt.„-wendighe Leven Sterven , en in de Anghſt , ſich uytgeven, in't Getal van de Kroon ; dat is, in

' t duyſent Getal: aldaar is ' t Eynde , en den Dood

ftaat vop , toteen Heerlijck Leven , met een nieuw ſchoon Lichaem :

en, 't ſelvighe en behoeft ghy niets... anders te

gheven , dan de Siele;het brenght veelvoudige Vrucht : al

den Grim daar hebt ghy eenen Engel,den welcken van

vry is : want , hy is ganſch Reyn ;; foeckt den ſelvighen , ſoo vindt ghy hem . 158. Doch, ghy meent ſulckx veelvlicht, alſoo - in u . Dat is ,

oudt Kleedt, te vinden ! Neen , vriendt ; wy willen u een heyde des Ander A.B. C. leeren : leert Voorweerſt 't ſelvighe; Vernufts ,in foeckt als..dan : ſoo't u als„ dan anders gelieft : 1oo niet, Adam ,in de Ickheye ende Selfsheyt.

laat het blijven; want, de O , is veel Edelder dan de L.

159. Siet ! neemtde A.( zijnde den Aenvangh van't Doge ) met de V ( zijnde des Geeſtes Teecken en gaat midden door ó O , ſoo ſult ghy eenen Streeck en Teec- bofre, Oogh. ken , door't

maacken .

' c Zijnde

160. Nu , deelt de Twee Principien van ,, maalkande- twee Prin ren ; naar.denmaal ſy hen ſelfs ſcheyden : en, let de ſel- cipien. vighe aen maal., kanderen , een yeder met Eene halve O ,

.SI

ghelijck eenen Regenboogh ; want , alſoo ftaan de ſel

0

vighe, in de Figuur : en , ſet den Grim , ter Slincker , en

Š

het Licht, ter Rechter : want, anders en kan

:

d Teeckenen; doch , het is Eenen Koogel.

it

lega oft

en :

lar,

men 't niet

161. En, neemt den Geeft, die in 't Vyer wort geboren : en , gaat met den ſelvigen ,uyt den Grim , in hetSincken , door den Dood , in 't Åndere halve Oogh ( dat is , in 't tweede Principium ) ſooſult ghy de Figuur ſien; de ſelvige ſtaat aldus. F 2 VER

d Text , Maglen .


44

De eerſte Vraghes

Verklaringh

van

KOOGEL ,

den

Philoſophiſchen

ofte ,

OOGE ,

Van beyde de Drieu voudighe Circkels : de welcke voor_namentlijck , de Twee Eeuwighe Principien beduyden ; daar

het Derde doch oock daar vin klaar wordt verſtaan ,

Hoen,men de ſelvighe verstaan fal . 162 .

Eſen Circkel ſoude moeten zijn , ghelijck eenen D

Ronden Koogel, door den welcken het Cruys door

á Text ,

ginghe: want, het is een Oogh der Eeuwigheyt,'t welck. men niet a Teeckenen en kan : het is beteeckenende, het

Drahten.

Oogh van 't Weſen aller Weſen :het OogeGods;'t welck den Spiegel der Wijſheyt is , in den welcken Alle Won deren vanEeuwigheyt zijn gefren geworden': hier mede is alſoo ontworpen ; hoe ſulckx ,in een Wefen zy ghegaan ; voor den Lefer deſes Boecks , om naar te dencken .

NB , NB .

163. Niet in dier Gheftalte , dat men’t ſoude konnen Schrijven ofte Teeckenen ! want , den Sin begrijpt't fel vighe Alleenelijck ; en , oock Alleen , den ghenen , die in't Goddelijcke Myſterium vermaghte Wandelen: niet door Konſt ofte Vernuft : maar , door 't Verſtant , ' t welck den Geeft Gods aen den Menſchelijcken Geeft der Sielen , in't Groote Myſterium opent; anders en vermagh 't niet be grepen te worden. 164. Den Leſermoet acht op de Getallen hebben : en , dan , wat In ,ofte Buyten den Circkel ſtaat , ofte waar een yeder


s

ru

za

La

al s by

;

ft

ute

De nat uur .

44.H.Geeft , -45. Soon,

412 Hee mel.

yp

Da

A3Sto

43 Reyn Element

Wille .

9 Vader .

10 Siele

fer Stele melle !

27 Dolod )

-46. Vader.

33 32 30 31 28 29 pville.Licht.geeft.menſch, beeldenis. God .

36 35 34 |t9.getal.der Sielē Eeuwigewoning. Engelse Werelt. 13 L2 15 14 Siele Wille . H. Geeft. Beeldenis .

afrgrongt1.

buyten 'ysterium t M

Duyſternes. wer:.angst.

18 17 Almacht . Grim . List.

hen

vande terium mýs groote het , b ſincker ter et oogh h : eduït Werelt gh jnvvoert natuur in ſich wonderwoo ;aldaar het Werelt Dujſtere

De We nci tt piu m Pri

04

una

klo groo e te, ove een is 1. af . vgront

geh

eel

V5

Duyvels konft . m e iu er wedrste - wilnclip ə. Ti i Pr . sə nctuur . Ee pu 7 . va 1 vye u8i r. 42 1 ( Wesenn .

ºv

to

pu

Durve ,

52 50 51 40 Per a Dýs Wesenthz.Chriſti vleeſch, wonder . Engel Geeft. Nysterium , Wier Elementen . Dewooningh van den Geeſtelycké menſch. 610 47 t Aer de Geeft.Godlyckostan de der Sielē int.S gh 58 eu Vr E 64 rg ver in Ba 48 . nu Aerſche \'menſch 05. Won. en der van deGfrtoo dv nibeenlhſcheyt;vleeſch 63 te 62 aes 3 Wonder . Babel.

39 Af- gront van de Duy Wer . ſte elt re Ee uw · . ig Hell des Duy ua e vel e s 747 b v pi fo. 4 p ' 9 ' 019 - 1 Gelaaten heyt Selfsheyt Hier vmede en wordt niet verſtaen dat men dit Oogh vant Wesen aller Wesen kan Schilderen , door konst off door aen dê Geest der Siele opeñt . vernuft begrypen : het wordt maar na gedocht; doortverskant’tgeen den geest Gods

Goddelycke het aldaar Werelt Lichte de, beduiſt Rechter oogh ter Het

t ſich ;,) het Miſterium vjer tooren Cofte en heef door woont uytogevoer wonderen vande myſteriữ eerſte het met maveſteſt Licht jnt

ene e , deel yder eduït b ,gaat door Cruis het daar , Circkel jnden oogh Het

Vorder ver klaringh Den Philosophischen Koogel, ofte Het wonder -oogh der Eeuwigheyt; uy van de Dfyguu fult r n ēma oo vindesnteinr de 64 k ghr c c i . Wisbeit. ck en Ry ni .L d E euwi . zijnde den Spiegel der s Ru tLgeſtalte gher Ltihgeodes 1 af«gront; r ls lie d te vyers gg q e t e t . e o c e u f o v H v d e h d e f i a s o l e d e t t e y e boeck 40 van r o c jn't de d d l e, m n d s u en e e hentde . Lu :e o Wi en de D denel Eouoad n ; Vragen , :, e der Sielen . :H ntg a el et m i u o i 38 ip nc i um Pr 41 pi te e i ſ c d t eer Soon . in ee t He , , Pr He Tw


peder

Wan

du

07

E


Vann waar de Siele ontſtaan zy ?

45

yeder Woordt ſich in den Circkel aenvanght en Eyn dight : ' t heeft alvt ſamen fijne Ghewiſſe Bedieningh; want, een Yeder Woord, ſtaat, aen fijne gewiſſe Plaats. 105. 't Gheen Buyten den Circkel en het Radt is , be duyt de Vryheydt van den Afwgrondt ; buyten het Prin cipium ,

Nº 1. 166.

Afwgrondt.

Het Groote Myſterium van den Afvgrondt, daar

het Eeuwighe Goddelijcke Weſen , in den Spieghelder Wijſheydt, ſich ſelfs in den Grondt baardt, is met 1. ge teeckent, en ſtaat by Nº. 2. alſoo oock, om den Ganſchen Circkel, is te verſtaan .

Van de Drie Circkels.

167. De Drie Circkels ommaalkanderen ghevoert, beduyden de Eeuwighe Gheboort van ' t Goddelijcke Weſen , met alle Eeuwighe Myſterien , buyten , en in de Natuur : zijnde den Oorſprongh aller Weſen ; ghelijck gheteeckent is .

Den

Drie. Doudighen Circkel;

Nº.2 .

168. Den Drie, voudigen Circkel ter Slincker , ( als daar buyten den Circkel,met Nº 2. het Myſterium buy ten de Natuur , ſtaat ) beduyt , hoe fich den Ongrondt, in Grondt voert ; zijnde het Ooge der Eeuwigheyt , den Eerſten Wille , die 'Vader der Eeuwigheyt en van Alle Aenvangh is genaamt: hoe hy ſich in Drie. voudigheyt, in de Wijſheyt , in eenen Eeuwighen Grondt in en in ſich

ſelfs woont,en ſich

voert,

lelfsbefit : en , hoe , hy fich E 3


1 46

De eerſte Vraghe ,

ſich in Natuur voert , en hoe Wefen ontſtaat; alsmede de Bevindelijckheyt, en , de Vindelijckheyt.

Den Drie. voudigen Circkel ter Rechter. 169. Den Anderen Drien voudigen Circkel ter Rech ter,beduyt het Goddelijcke Weſen van de Heylige Drier vuldigheyt, met de Engelſche Wereldt, die uyt het groo te Myſterium der Eeuwigheyt ontſtaat ; en , door 't Prin cipium des Vyers openbaar wordt. Wat het Cruys beduyt. 170. Her Cruys door de Twee Drievoudighe Circ kels, beduyt de Perſoonen der Godheyt, hoe de ſelvighe in de Eeuwighe Eenige Geboort , hen , ſelfs deelen ; lijck vorder, naar de Getallen verhaalt wordt.

ge

Van 't Ooghe in den Circkel. 171. Het Ooghe in den Circkel, daar het Cruys , met á Ofie,Met eenen « Angel, doorgaat; beduyt een Yeder, eene We twee, Ar reldt ; beyde , ter Slincker, en ter Rechter : ter Slincker, men beduyt 't ſelvighe , het Groote Myſterium van de Duy ſtere Wereldt , al., daar het Wonder-Ooghe ſich in Na tuurin

voert : ter Rechter , beduyt ' t ſelvighe de Lich

te -Wereldt, daar het GoddelijckeMyſterium , fich door ' t Vyer, heeft uyt gevoert,en in 't Majeſteytelijck Licht woont; met het Eerſte Myfterium der Wonderen .

Van't

, in den Angel van ' t .

172. Het Hart in den Angel van't Cruys, beduytden Grondt, ofte het Centrum van de Godheyt : niet in dier geftalte

1


47

Vanwaar de Siele ontſtaen zy ?

eſtalte dat 't felvige Afwdeeligh zy , en eene Stede be- , t ( want , ' t is ſelfs de Stede ofte den Gronde van de God

eyt , en't is overal het Middelfte) maar, op dat men NB.NB, e Godheyt , van de Natuur magh leeren onderſchey

en , en dat de Chriſtenen leeren verſtaan , de Weder,

eboort , hoe God ons in Chrifto , uyt fijn Harte , aen't ſelfs , wille, de Cruys , wedergebooren heeft : om des , Figuur, alſoo ontworpen isgheworden , dat den Leſer ſelvighe ſoude naar. dencken ; want , deſe Figuur , be

grijpt Alles, wat God , en, de Eeuwigheyt is .

Verklaringh van den Circkel ter Slincker Handt ; Nº. 3. 4. 55 .

173. De drie Characters , gheteeckent met A. O.V.

met 3. 4. 5. beduyden het Myſterium van de Heylighe Godheyt, buyten deNatuur; hoe't ſelvige ſich in de Na tuur openbaart.

Van de A ; Nº 3. en van de Tinktuur ; Nº: 6 . 174.

A.beduyt den Eerſten Eeuwighen Ön_gronde

lijcken Wille ; den welcken , Vader,

is ghenaamt: vaart

aen den ſelvigen Circkel om , in de onderſte Spitſe, daar ſtaat Tin & uur ; Nº.6 . de ſelvighe is het Ens des Willens, en den Eerſten Aenvangh tot de Natuur: want, het God delijcke Myſterium van't Drie -- ghetal, ſtaat boven ; en , het Myſterium van de Natuur , onder: Yeder Circkel, beduyt eene Perſoon der Godheydt ; in 't Eerſte ſterium

My

Van


De eerſte Vraghes

Van de O ; N ° 4. En van 't Principium , En van 't Vyer ; Nº 7 .

195. De O , met N: 4. beduyt den Grondt van't Mya fterium ; zijnde de Geboorte van 't Harte ofte Woordt Gods, ' t welck den Eerſten Wille ( zijnde de A ) in den Spieghel der Wijtheydt vat , en in fich houdt; ghelijck als eenen Grondt fijnes Weſens : want,de O, beduyt oock

het Ooghe van den Spieghelder Wijtheyt : want , in de a Ofte,Ghe.Wijſheyt wordt hetEeuwighe Woordt a ghevat; 't ſel formeert. vighe openbaart ſich , door 't Principium des Vyers, in de Lichte Wereldt: vaart van de O, aen den Circkel om , foo vindtghy, onder, Principium en Vyer; N ° 7.

Van de V; Nºs. En van't Weſen: Nº8 .

176. De V. met Nºs. beduyt den Geeſt van't My ſterium , buyten de Natuur ; zijnde den Gheeft , van den Eerſten Eeuwigen Onvgrondelijcken Wille , die uyt den Wille , en in de kracht van 'tWoordt, in 'tGroote My ſterium ontſtaat,en uyt den Wille en uythet Woordt uyt ; gaat : en , fijn Uytgaan , maackt Weſen ; namentlijck , Wonderen van de Kracht, Veruwen ,en Deught : en, daar doch , in't Myſterium des Onwgrondts , buyten de Na tuur , ghene Veruwen bekent en worden : want, de ſelvi ghe legghen al.vt ſamen in eene Eenighe : en , 't is eenen Åenblick van een GrootWonder ; en , ' t ſelvighe is ghe naamt , een Weſen der Wonderen : vaart aen den Circ kel van de V, om , ſoo vindt ghy , onder, by No. 8 ; We ſen : 't ſelvighe beduyt, dat alle het Weſen , onder den

Geeft


Vanw waar de Siele ontſtaan zy ? Geeſt van't Drieghetal is ; en , dat

49

men alvtijds , We

fen , moet van de Godheyt ondern fcheyden . 177. Want , in ' t Weſen , ontſtaat de Natuur met hare

ſeven Gheftalten ; want , het Driegetal en is Niets an ders , in't Weſen, dan een Geeft : en ,daar en is doch oock gheen Weſen, ſonder het Drie - getal :want , de Begeerte van 't Drie -getal , is de Eeuwighe Magia ; en , maackt Weſen : ſy voert in Grondt in , naar het Model, 't gheen de Gheeft in de Wijſheyt opent : uyt haar , is de Schep pingh gheſchiet ; naar 't Model in den Spieghel van de Jongh

vrouwelijcke Wijſheyt.

Voorder Verklaringh

van ' t

Eerſte

Principium , en

van't Myſterium des Aenvanghs in de Scheppingh : en, van de Duyſtere Wereldt ; hoe den Angel aen t Cruys, met No.9. ter Slincker , met fijn Bovenſte en Onderſte Spatie wordt verſtaan.

i Van Vader ;

Nº9.

178. Nº.9. ſtaat , voor den Cruys-Angel, Vader ; en , daar voor , Afvgrondt: ' t ſelvighe beduyt het Myfte rium des Vaders , buyten de Natuur : want, met den Cruys „ Angel , vanght de Natuur aen : het Eerſte en Grootſte Myſterium , is den Afv grondt , al. daar het Niets, fich in eenen Wille in ...voert;den welcken Vader ,is ghenaamt, ofte den Oorſprongh tot het Yets : nyt het Myſterium des Vaders, is de Scheppingh door de Natuur ontſtaan ; men verſtaat al hier de Eeuwige Natuur ; met hare ſeven Geſtalten , met dit Myfterium .

G

Siele ;


50

De eerſt Vrag e h

, e

Siele ; Nº 10.

179. Aen den Angel , ſtaat, Siele ; Nº 10. 't ſelvighe beduyt den Oorſprongh van de Eeuwighe Geeſten ; na mentlijck , Engelen en Sielen der Menſchen : want , den a Verffaut, “ Angel, beduyt het Centrum in de Natuur ,daar fich den den Am ter Drie voudigen Geeſt met de Natuur openbaart :'t ſel b Ofte,door. vighe beduyt het Magiſche Vyer in des Vaders Eyghen ſchap ; uyt 'tſelvighe hebben de Engelen , alsmede de Sielen der Menſchen , haren Oorſprongh. 180. Men moet al hier den Grondt en den Oor ſprongh van eenen Eeuwigen Geeft verftaan : want , daar en is niets Eeuwighs, "ten , zydan , dat't ſelvige ſijnen Oorſprongh uyt het Eeuwige Magiſche Vyer heeft: den Oorſprongh en wordt niet voorden Waren Gheeft ver ftaan ! maar , voor het Centrum ; zijnde de Oorſaack des Gheeftes.

Sielen

Wille ; Nº: 11 .

181. Eenen yederen Rechten Geeft , wordt in des Le. vens Licht met het verſtant verſtaan : want, daar en yer magh in't Vyer , geen recht Verſtant te zijn ; maar , in de

Begheerte des Lichts : daar.om moet ſich den Vyeri ghen Wille , tot het Harte Gods (dat is , tot de Kracht des Lichts en des Verftants ) wenden ; ghelijck al hier is te fien , aldaar op de Linie van 't Cruys ſtaat: der Sielen Wille ; met Nº. 11. gheteeckent: al daar ontfanght hy Kracht , van 't Harte Gods , en wordt tot eenen Verftan digen Geeſt gebooren .

Wille ;


Van

waar de Siele ontſtaan vy ?

Wille ; Nº 12.

en Siele ; Nº 13 .

182. Want , hy ontfanght de Kracht des Lichts , in de Sache vmoedigh , eyt en Demoedigheyt, en gaat met fij nen Geeft des Willens ( dat is , mer de Edele Beeldenis en gelijckeniſſe Gods)door de Kracht van't Harte,in ' t twee de Principium (dat is, in de Lichte. Wereldt) in ; gelijck dan al hier ter Rechter van't Harte , in den anderen Circkel is te fien : al daar ſtaat, Wille ; Nº 12 , en dan, Siele ; Nº 13. ' t ſelvighe beduyt, hoe de Siele uyt des Vyers Quaal, uyt des Vaders Eygenſchap, in des Soons Kracht en Eygenſchap invgaat; eu ,woont, in Goddelijcke Kracht, in de Lichte

Wereldt.

Heylighe Gheeft; Nº 14. 183. Buyten den Angel van't Cruys , ſtaat , Heylighe Gheeft; Nº 14. 't ſelvighe beduyt den Heyligen Geeft, die van Eeuwigheyt, in den Wille desVaders ( ter Slinc ker aen den Angel; N° 9 . ) ontſtaat: en , voert ſich door de Natuur , door het Harte en Goddelijcke Kracht, ter Rechter, buyten de Natuur , oock door des Enghels ofte Sielen...Geeftes Kracht , uyt : en , woont in de Vryheyt, in den Glanſch van de Kracht en Majefteyt: en , hy is in de Natuur : doch , van de Natuur Onbegrepen , als al. leenelijck in de Eygenſchap van de Goddelijcke Kracht.

Beeldenis ; Nº 18.

184. Achter het Woord , Heylige Geeft; Nº 15. ſtaat, Beeldenis ; mede buyten de Natuur: ' t ſelvighe bedayt, dat de Edele Beeldenis , uyt het Vyer der Sielen uyt G 2 Groent,


De eerſte Vraghes

52

Groent , gelijck eene Blomme uyt der Aerden , ende en à Gelijck de heeft geen Gevoel van de Vyerige Eygenſchap ; a want, n daar's 3 neAerde inee- het Vyer ſtaat in haar, gelijck als Verſlonde : en , oock niet en doch is ; maar , in eene andere Quaal ( zijnde eene Be wordt ghen gheerte der Liefde ) een Licht, vlammend Vyer , in Speurt; daar Goddelijcke Eyghenſchap. Sy doch Aerds is ,

Af

grondt ; Nº 16 .

185. Achter de Beeldenis , ſtaat Af - grondt ; Nº 16 . 't ſelvighe beduyt , dat de rechte Beeldenis, in den Afr grondt , buyten alle Quaal, ſtaat , en in Niets woont ; als alleenelijck ', in haar ſelfs , en door.baar , God : daar . om en is daar Niets , 't geen haar vermagh te Vinden , Be roeren , ofte te Breecken , dan alleenelijck , de Godde lijcke Kracht ;want,fy en ſtaat niet in de Natuur : alvis't ſchoon dat ſy van de Natuur,met de Wortel komt,evens wel is't wat anders ; gelijck als den Appel wat anders is, dan den Boom :

al vis twſchoon dat hy aen den Boom

ſtaat , en van den Boom kracht ontfanght , even. welgeeft hem de Sonne doch oock kracht ; alſoo gheeft de God delijcke Sonne ( zijnde de Majeſteyt ) aen de Beeldenis. Kracht.

Van't Woord,

Al macht ; N ° 17. En Grim ; Nº 18 .

186. Vorder ſtaat , ter Slincker, Alvmacht; N ° 17. en , ſtaat oock buyten den Circkel van de Natuur : 't ſelvige bofre, Door beduyt , des Vaders Myſterium , die ſich b met de Magia dat is , met de Begheerte ) in Grim în voert : daar dan het Stercke Luytbare Leven , en, de Sterckte, wordt yer ſtaan , in den Ingangh der Natuur, in de eerſte drie Ge ſtalten; namentlijck , Wrangh ,Bitter, en Anghſt: gelijck dan


Vanwaar de Şiele ontſtaan zy ?

53

dan het Woord , Grim , in de Spatie onder de Linie ſtaat;

No. 18. ' t ſelvige beduyt , dar den Grim den Angel van't Driegetal, niet en raackt; maar , hy wordt in de Begeer te ghebooren.

List ; Nº19. 187.

Onder het Woordeken , Al macht , ſtaat Liſt;

Nº 19. 't.ſelvighe beduyt de Eſſents uyt den Spieghel van't Principium : welcke Lift , in 't tweede Principium, in een recht Verſtant wordt verwandelt : en , al hier in 't

Magiſche Vyer , niets - anders en is , dan Lift; want , fy is Spits. -vinnigh en Verftant.

Scherp , en eene Oorfaack van 't

Duyvel ; Nº 20 . 188. Daar- tegens,jover ſtaat , Duyvel ; N ° 20. in de ſpatie van de Duyftere Wereldt : 't felvighe beduyt de

Bootheyt des Duyrels dat hy van den Angel van't Drie getal is afvgheweecken , en heeft ſijnen Wille , in den

Grim en in de Lift gheſet , In

willens , met de ſelvighe,

over Gods Sacht moedigheyt te Heerſchen ; en lich , de Sterckte , en , de Macht des Vyers en Grims te ghe bruycken. Duyvels Konst ; Nº: 21. 22 . 189. Onder het Woord , Liſt , ſtaat Duyvels Konſt ; No. 21. 22. Duyvels , ftaat buyten den Circkel der Na tuur , en Konft , ſtaat in den Circkel der Natuur : ' t ſelvi

ghe beduyt , dat de Duyvel , uyt het Myſterium des Va ders , op de Linie ofte op den Streeck van't Cruys , in de Eeuwighe Natuur,

foo

welis Ghefchapen gheworden , G3 als


De eerſte Vraghes

54

als de andere Enghelen : maar , hy heeft fich fijne Konft ; Nº.22 . in de Magiſche Sucht van de Natuur , in ' t Cen trum van de Duyftere Wereldt gheſchept: daar hy in't Harte Gods, doch ſoude Kracht fcheppen ! ' t ſelvighe is ſijue Oorſaack van ſijoen Val; en, van fijne Nydigheyt.

Wille ; Nº: 23 . 190. Boven de Linie ; Nº 23. ſtaat , Wille : ' t ſelvighe beduyt, dat de Duyvel fich van de Goddelijcke Linie (op a Text de welcke by gheſchapen wiert) heeft overvſich « verhe Berdotum ven , ghelijck cenen Hooveerdighen Geeft , den welcken daar heeft ſelfs Heer willen zijn ; en , in Eygen Konſt en b Text , Buce.

Subtijlheyt Regeeren .

Duysternis ; Nº 24 . 191. Ghelijck teghenwoordigh de Hooveerdigheyt, en , de Kloeckheyt des Menſchen doet,die ſich oock alloo van de Linie Gods, van de Gehoorſaamheyt, in eene Ey ¿ Text ,

gen , ſelfsheyt - verheft , in de welcke fy'de Goddelijc Schwinget. ke Kracht en Licht, niet en vermagh te bereycken : maar, valt in

ſich

ſelfs , in het Duyſtere Anghftelijcke Magi

ſche Vyer ; gelijck boven het Woord , Wille , is gheteec kent, met Nº. 24. eerſtelijck , in Duyſternis: want , het Vernuft verlieft het Goddelijcke Veritant, en, de Godde. d Text ,

lijcke Begeerte, daar vin’t ſelvige Gods Weſen kan d ont

enote, Ben fangen, en ſich, met Kracht, uyt God , Swangeren, pruchten . fyrstaat, Vyer ; N° 25. ' Selvighe Vernuft. 192 , En , dan ontſteeckt f 't ſelvighe , het Magiſche Text ,

Setes feuer. & Vyer der Gierigheyt, dat h het wil veel hebben ,en niet Het auft.

genoegh en heeft : gelijck aluhier; Nº.25.

Anghſt i


Vannwaar de Siele ontſtaen zy ?

Anghst ; Nº: 26. 193. En , wanneer 'tfich met de Gierigheyt heeft ge vult, ſoo begint het Magiſche Vyer ,in de Anghft te bran den ; Nº 26. want , ' t gheen van de Gierigheyt in ' t Vyer wordt a in genoodight, 't felvige is 't Hout van 't Magi- aText ; Cin geladen ſche Vyer , daar ' t Vyer in Brandt: aldaar is den Dood gheboren; den ſelvighen moet b ſcheyden, ' t geen de Gie . Separeeren , righeyt heeft inghenoodight.

Dood ;

N

° 27 .

194. En , al hier is oock den ſwaren ValAdams, die den Duyvel heeft naargeimagineert , en begheerde de Veelheyt van defe Wereldt voor eene Eyghendom : hy wilde Kloeck worden , en bequam veel • Kennis; en ,oock To Beef

de Aerdſche en Helſche Quaal, in de Kenniffe : by val.com dien dat hy op den Streein Gods Linia was ghebleven, ck

foo en ſoude hy niet Aerds zijn gheworden :want , fijnen Geeft des Willens ſoude in God hebben ghewoont , en ſoude aen’t Lichaam , Goddelijcke Spijſe hebben in - ge voert : maar, nu ſtaat hy in de Anghft ; N°26. en moet we der..om door 't Principium , in den Dood ; Nº. 27. aldaar

liju Lichaam in't Myſterium moet verteert worden . 195.

En,by

al

dien dat hy in deſen Tijd , ſijnen Wille

niet en heeft omgekeert, in't Cruys Chriſti ( ghelijck in

deſe Figuur is te ſien) ſoo wordt hy in't Myfterium , tot het Gerichte Gods, behouden , en daar ſal hy in ' t Vyer ghe

probeert worden : of fijnenGheeft des Willens, Godde lijcke Kracht in fich heeft , ofte niet ; of hy in ' t Vyer

kan beſtaan ; al daar fullen hem de Hooveerdige Aerd

( che Wercken afwgkebrandt , worden : en , byval, dien de


De eerſte Vraghey ,

56

de Siele in den Duyſteren Magiſchen Vyer „ Wille blijft

de

( want, ſy is oock een Magiſch Vyer, wanneer het Godde a Text, Babet.

lijcke Licht ,.Vyer in haar niet en is ) loo a vanght allee

1 nelijck het Eene Magiſch Vyer , het Andere; uyt ' t ſelvi ghe en is ghenen raat.

Wille ; Nº 28. Licht ; N ° 29. Geest ; N ° 30.

Menſch ; Nº . 31 . 196. Welcke Siele dan noch ,ſich in deſen Tijd heeft omgewendt, en met haren Wille , in den Dood Chriſti, ſich aen de Linie van 't Cruys; Nº:27. heeft in

begeven ,

de ſelvighe is hare Hooveerdige booſe Wercken verſonc ken , en ſy is , in den ſelvighen Wille, los'gheworden , en is in den Dood Chriſtiinghegaan, en Groendt inet den Geeft des Willens ; Nº 28. door het tweede Principium , in de Goddelijcke Kracht van den Dood Chriſti,uyt: aly daar dan den Gheeft desWillens ( zijnde de Beeldenis) b Ofte , Geeft.

wederom het Goddelijcke Lichi; Nº. 29. bereyckt, en, de b Beeldenis ; Nº 30. ftaat wedervom in den Godde lijcken Menſch ; No. 31,

Beeldenis ;

N ° 32.

God ; N ° 33 .

197. Want , wanneer den Gheeft des Willens , in den Dood, aen't Cruys invgaat , foo treckt hy wedervom Goddelijcke Weſentheyt ( zijnde Chriſti Vleeſch ) aenna ſich , en voert ’ t ſelvighe met. fich , in de Lichte We reldt in : al

daar Groendt het Goddelijcke Leven we

derwomin't Heylighe Lichaam ; en , de Beeldenis ſtaat wederom vry : ghelijck alhier ; Nº 32 , is te ſien : en , woont in God ,Nº.33. en ,Eet van Gods Woordt ofte We ſen : want, de Beeldenis ,is alwbier buyten de Natuur, in de


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

57

Je Vryheyt : maar, de Menſcheyt, is in de Natuur ; ghe

lijck gheteeckent is. 198. Maar, met foodanige Sielen, die in hare Hooveer

dighe Gierighe Wercken , in de Anghft; Nº: 26.ſteecken, NB. NB. die ſteecken voorwaar , in 't Magiſche Anghſt - Vyer;

en , hare wercken , zijn Hout tot het Vyer . 199. Maar, ſoo ſich den Geeft des Willens dan - -noch , NB.NB.

yets in den Dood Chriſtiin ., wendt,en doch oock aen den Grim , heftigh is aenvghebonden, de ſelvighe hanght ge lijck als aen eenen draat ; aen den Dood Chrifti.

' t Negende Ghetal ; N ° 34 .

200. Deſe Siele moet wel alſoo eene wijle branden , NB. Het tot dat den Gheeft des Willens , in den Dood Chrifti kan Vagen Vger, invgaan , tot dat haar Syderiſch Hout verbrandt : wau neer het Aerdſche Lichaam fterft, ſoo moet de Beelde nis « Baden : 't welck de tegenwoordige , teveel kloec- a Swemmen, ofte, Reyni ke Wereldt,veracht ;maar, inden Dood , ondervindt : gen .

al. daar moet fich't ſelvige Voncxken ( 't welck alleene lijck aen den Draat hanght ) in den Dood Chriſti in.com winden : want , ' t ſelvighe heeft Lichaam

en Weſen ver

looren : en , 't ſtaat bloot , ſonderGoddelijck Weſen ofte Lichaam , in Gods Erbermen , in de Goddelijcke Tin Etuur; namentlijck , in't 9. Ghetal ; N ° 34. en , verwacht het Joughſte Gherichte ; daar God , in de Tin &tuur, we der ſal brenghen , ' t geen Adam verloor; doch , hare , hier ghemaackte Wercken , en fullen niet door't Vyer gaan : , maar ;het Duyftere Magiſche Vyer ; heeft de ſelvige, in b Text fijn Myſterium , in de Duyſtere Wereldt , 6. verflonden ; Bere eben i ſelvighe laat u ,Menſch ,geſeyt zijo . rolungen .

H

Der


es

h De eerſte Vrag

58

Der Sielen Eeuwighe Wooningh : Nº 35 .

201. Naar het 9. Ghetal , ſtaat der Sielen Eeuwighe NB. NB. Wooningh, met N ° 35.'t ſelvighe beduyt , dar deſe ont loopen Sielen , dan , noch , in God , in de Engelſche We reld zijn ; doch , ſonder hare Wercken : ende en konnen den Glanſch van de Majefteyt , ſoo Hoogh niet bereyc ken , alsdeſe , dewelcke hen alhier , met Gods Kracht hebben bekleedt. Het Woord , Wooningh , gaat in de Vryheydt, buyten deNatuur; ghelijck oock, daar boven, Beeldenis : want, de Siele, moet in de Natuur, ftaan ; maar , de Wooningh van de Beeldenis, is buyten de Natuur , in de Goddelijcke Vryheydt.

Engelfche Wereldt; Nº: 36. 202. Buyten deſe Wooningh , ſtaat Engelſche We a , of s, Stede.Ofe reldt ; Nº.36. ' t felvighe beduyt , de « Rivier , ofte Vor. ftelijcke Troonen der Enghelen ,

in de Vryheyt van de

Goddelijcke Majefteyt: daar , dan , noch , hare Wortel oock in de Natuur ſtaat ; doch , de felvighe en wordt niet bekent.

Den Stouten Duyvel; N° 37. Wille des Duyvels Lucifers; N

° 38 .

1. 203. Ter Sliacker,ip de bovenſte Spatie; N° 37 . ftaat: Stouten Duyvel, met twee Linien ;

de Eene, op de Cha

racter O ; N ° 4. én, d'Andere , boven het Groote Myſte rium van't Drievgetal: al daar ſtaat: Wille des Duyvels Lucifers ; Nº 38. alvhier , is des Duyvels Val te bea trachten .

204. Hy


Van , maar de Siele ontſtaan zy ? 204.

59

Hy heeft fijnen Stouten Wille , van de Linie des

Cruyces, overlich ghevoert, en heeft u over het Myſte- a Ofte, Bow rium van de Goddelijcke Wijſheyt,in 6 Subtijlheyt,Lift, Text, en Grim , in Vyers Macht, willen Heerſchen , en het My- Wiefel fterium van 't Drie - getal, willen aen ſteecken , dat hy of Vernuft. Heer mocht zijn ( ghelijck hy dan oock , de Weſentheyt NB. Aerd en Steenen , in't Myſterium , heeft ontſteecken , daar , van , Aerde en Steenen zijn geworden ) en heeft over het Myſterium van't willen uyt_varen ; ghelijck hy dan

Drievgetal, Nº 38.

noch huyden , over de Engelſche Vorſten geert uytute varen ,

Troonen , be

Af ugrondt van de Duystere Wereldt ; Nº 39 . Eeuwighe Helle des Duyvels ; Nº:40, 205. En , hiermuyt, is hem fijne Verſtootingh uyt het Goddelijcke :Myſterium ,

gevolght, dat hy is uyt - ghe- Ofic, Onts Staan . ktooten gheworden, uyt de bovenſte Troonen , tot in't Duyſtere Magiſche Vyer : en , is heen onder gheſtort gheworden ( dat is , in den Af - grondt van de Duyftere Wereldt ; N° 39. ) want, hy moet buyten't Principium , in den Vyer. Schrick (dat is in de Eerſte drie Geſtalten tot het Vyer ) in de Anghft woonen : al daar heeft hy fijne en , de verdoem fien ::en Helle: ghelijck onder; N ° 40. is tę te fien de Sielen vallen oock daarheen : al

daar zy God pięt en

vermogen te ſien ; tot in der Eeuwigheyt,

De andere Linie van't Cruys , opwaarts. 206. Over de Linie boven , No.1 , ſtaat , Afvgrondt, Eeuwigheyt : 't ſelvighe beduyt de Vryheyt buyten het Principium , en daar.-mede wordt verſtaan , Het Myfte rium der Eeuwigheyt,al daar een Yeder Creatuur, in fijne H 2 eygen

NB . NB .


60

De eerſte Vraghes

eygen Quaal, in ſijn eygen Vyer ſtaat ; het zy in Duyſter nis ofte Licht: ende en heeft daarin , geen ander Licht, dan in haar ſchijnt ; 't ſelvighe Licht begrijpt ſy oock buyten ſich: beyde de Werelden, de Lichte, en, de Duy ftere Wereldt , zijn in , maalkanderen : doch , het Licht en wordtniet bereyckt ; 'ten - zy -- dan dat eene Creatuur 't ſelvighe aen..nemelijck zy . 207. Het zijn Engelſche Troonen , van de welcke wy niets en weten : ons weten reyckt alleen in den

Locum

van deſe Wereldt, ſoo wijt de aenſteeckingh in de Schep pingh heeft ghereyckt; en , daar van is dit Radt met het Cruys ghemaackt.

Soon ;-N "41. En, van ' t Harte

.

208. Boven de op-vgaande Linie; Nº: 41. ſtaat, Soon : en , aen den Slincker Angel ; Nº.9 . ftaat, Vader: en , aen de Rechter Linie ; Nº 14. ſtaat , Heylige Geeft: 't ſelvis ghe beduýt de Perſoonen , en , de Geboort van de Heyli ghe Drie. vuldigheyt : het Hart in ' t Cruys , is het Cen trum ; ep , 't ſelvighe beduyt den Eeuwighen Bandt van de Drie . heyt. 209. Het woord , Soon ; N ° 41. beduyt het Woord , ' t welck den Eeuwighen Vader doorgaans en van Eeu wigheyt , in de Lichte , en Duyftere. Wereldt ſpreeckt; naar de Eygenſchap van yeder Quaal. 210. Dat de drie Perſoonen dan , noch , van't Cruys vry zijn, en , de Linien niet en raacken , 't ſelyige beduyt dat God vry is van de Natuur, en in 't Begrijp van de Na tuur niet en is ; maar , hy woont infich , felfs : wel in de Natuur ; doch , onbegrepen van ' t ghene , ' t welck fich niet in ,hem inbegeeft. Van't


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

61

Van ' t Harte in ' t Cruys.

211. Het Harte in ' t Cruys , beduyt eerſtelijck , dat fich het Harte Gods , in de Natuur heeft gheopenbaart, • met het Principium des Vyers , daar het Majeſteytighe O . fte; Door 'l. Licht ontſtaat : Ten tweeden , beduyt - t feltige de Open baringh in de Menſcheyt, daar fich het Harte Gods ,met een Menſchelijck Harte heeft geopenbaart, en hoe't ſel vighe Menſchelijck Harte , het Begrijp van de Heylighe Drie. valdigheyt heeft bekommen : gelijck dan't ſelvige, het Centrum in 't Cruys is ; alidaar, men den inwendi gen Menſch ( namentlijck ,het inz-wendighe Harte ) moet verſtaan . 212. En , men fiet , hoe den Heyligen Geeſt ter Rech ter, aen de Linie; Nº14. van ' t Harte , in de Lichte. We relt uyt-vgaat: t felvige beduyt,hoeden Heyligen Geeft, in't Nieu , geboren Harte (dat is , in de Beeldenis) woont, en den Wille van de Beeldenis , in de Goddelijcke Lich texWereldt, geduurighin , voert : ghelijck als dit Harte in't Cruys, met de Heylighe Drie, vuldigheyt ver_ee night is , alſoo moet hetMenſchelijckeHarte ( verſtaat, den inwendighen Menſch ) met de Godheyt vereenight ziju , dat God in hem Doen .

, Alles in Alles zy ; zijn Willen en

213. Dat het Woord, Soon; Nº41. dan noch , op de Linie van't Cruys, boven ſtaat, van 't Harte ondern ſcheyden : ' t ſelvighe beduyt ,

dat den Menſch , Chriſtus,

Een Heer oyer Alles is geworden : eui,den Koninghover deſen Circkel is : want , God heeft ſich in de Menſcheyt gheopenbaart; en , deſen Menſch begrijpt inlich , het ganſche Goddelijcke Weſen :want, in , hem , en buyten ' hem , is eene Volheyt , Een God , en Goddelijck Wefen : daar H 3

1


62

De eerſte. Vraghes

daar en is gheene andere Stede,daar wy God konnen ken NB.NB.

nen , dan in 't Weſen Chriſti: daar is de ganſche Volheyt der Godheyt; Lichamelijck .

Hemels

N ° 42.

214. Het Woord, Hemel , aen de opvgaande Linie yan't Cruys; Nº: 42 .beduyt Eerſtelijck , dat den Hemel, in den Menſch , Chriſto, is; en oock , in ons :en, dat wy door fijn Cruys en Dood ,tot hem , in fijnen Hemel (die hy ſelfs is) moeten in - gaan ; want, aen 't Cruys is ons den Hemel wederwom geopent ofte nieu gheboren geworden . Ten tweeden, beduyt 't ſelvighe, dat den rechten Goddelijc ken Hemel, eene Wooningh van de Goddelijcke Begeer te zy ;zijnde de Goddelijcke Magia: daar.„ om en is 't niet ghenaamt, In varen ; maar , Ingheboren worden , uyt het. Vyer Gods, in Goddelijcke Weſentheyt : en , even niets anders',dan aen't Cruys ; namentlijck, door , en in de Geboorte van de Heylighe Drie , vuldigheyt.

Reyn Element; Nº: 43 . 215. Het Woord , Reyo Element ; N° 43 . aen de bou yenfte Linie van't Cruys , beduyt de inwendighe We reldt , daarv-van de uyt- wendighe met de vierElemen ten , is uyt- gheboren gheworden ;en , in den in..wendi ghen Wortel, in't Welen ſtaat.

H. Geeft; Nº: 44 . Soon 5 N ° 45: 216. Vorder is te fien , hoe Gerechtighe Woorden , ſtaan , aen . -vanghen, en eyndigen : wait , de ſelvige van ‫ و‬al gen aen , aen den buytenften Circkel , ter Slipcker , daar ,

1


Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

63

laar ,boven ; Nº. 5. des Heylighen Geeſtes Character; V. taat : en , onder; N ° 8 . Weſen: en , gaat door twee Circ sels , ter Rechter , tot in de andere ſpatie: 't ſelvighe be

luyt den Oorſprongh van 't Reyne Goddelijcke Ele ment, des ſelfs In , woonen en Weſen, waar ' t ſelvige ont taat : namentlijck ; van den Gheeft des Eeuwighen My.

terii , in de Goddelijcke Weſentheyt; dat is , in't Weſen van 't Groote Myſterium : en , 't is dan noch alleenelijck n’t andere Principium openbaar ; namentlijck , in't We ſen des Soons en des Heylighen Gheeftes : ghelijck bo ven, aen den Circkel ter Rechter, is te fien; Nº:44. en 45.

Vader ; Nº 46. Goddelijcke Kemile

H.Gheeft ; Nº : 47 .

-217 . Het Reyne Element , is deWerckingh in den Rechten Hemel, en't ſayt ſich ,met her Cruys, in ,en op:

het is het op gaan ofte beweghen in'tVyer , en in des a Text, Qualten oder Lichts, Hemel", daar van de Goddelijcke Weſentheyt eben

verſtaat , Wefen ; maar , niet den Gheeft Gods) een Le en is : want , ' t en reyckt niet in ' t Weſen des Vaders ; vo . 46. aldaar onder aen den Circkel ſtaat; Goddelijck Vernuft : maar , den Heyligheni Gheeft; No: 47. gheeft een c Text , Goddelijcke - Kennis en Vernuft.

218. Her Element, is, teghens de Godheyt , een We- ont Wilfe. en ; ghelijck het Leven in't Vleeſch te verſtaan is, te- NB. Het Wefen . gens de Siele : waut , de Tinctuur is hooger , en geeft En's

les Geeftęs; daarwin het Licht - Vyer II . wordt verſtaan . "

Menfcheyt , Vleeſch ; Nº 48. 219. Onder het Woordt,Reyn , Element, ſtaat aen de

bovenſte Linie van't Cruys , Dood: Nº27 , én , ' t Woord begint


De eerſte Vraghes

64

þegint aen den ſlincker Circkel, en gaat door den eerſten Rechter, door 't Cruys : al daar beſiet beyde de buy tenſte Circkels ter Slincker , en ter Rechter , boven , en onder, ſoo ſult ghy haaſt vinden,wat des Doods Recht is , en hoe hy is, in't Magiſche Vyer, de ſtervende Quaal,en, de Weſentheyt in, fich ghevanghen houdt: ghelijck on der , ter Slincker; Nº: 8. en , onder , ter Rechter; Nº:48 . is te ſien : en, dan , boven , even aen deſen Circkel; Nº: 44. en , boven, ter Slincker; Nºs, daar ſietumen hoe't Ghee ftelijcke Leven, door den Dood gaat ,en uytvgroendt, en den Hooghſten Circkel beſit : want, alles, ' t geen't God delijcke Leven wil bereycken , moet door 't ſtervende Magiſche Vyer gaan , en in t ſelvighe beſtaan; gelijck het Harte aen't Cruys, in 't Vyer Gods, beſtaan moft. 220.

Voortler ſtaat ons te weten , dat wy ons , in Adam ,

van't Cruys hebben afgewendt, en zijn , met de Luften Begeerte , over ' t Cruys; Nº. 23. met onſen Wille , in een Eyghen Regiment ghegaan ; nu heeft ons den Dood in.com fichgevangen :over - ſulckx moeten wy nu uytden Dood , aen t Cruys , aen de Linia Chriſti , wederom in ' t Harte ſincken , en in 't Harte nieu gheboren worden , anders , houdt ons den Dood in , ſich ghevanghen : want, tegens woordigh ſtaat den Dood , aen de Linie van't Cruys ; maar,aen't Gericht,ſalhy aen de Duyſtere Wereldt wor den ghegheven: want, nu moet onſen Wille , door den Dood aen't Cruys, tot de Rufte in. gaan : maar, ' t uytja wendighe Cruys, ſal wegb den Dood eenen ſpot, ir

ghedaan worden ; als , dan is

221. Ten derden beduyt 't felvighe, dat het Leven Gods, in Chrifto, den Dood, aen t Cruys, ten toon heeft ghedrayhen, doen den Dood , in’t ſterven Chriſti , aen 't Cruys wiert verbroocken : aldaar het Leven , door den Dood Groende, en 't Harte ſich in ’t midden (dat is , in 't Centrum )


Van

85

waar de Siele ontſtaen zy ?

Centrum ) in..begaf ; ghelijck als een Victorieus Heer des Doods. shelijck als centre

Paradijs; N ° 49 .

222 : Onder het Harte, ftaat, Paradijs ; N

493't felvi

ghe woord, begint ter Shincker, aen den buytenſten Circ

kel, al daar, boven ;Nº5 . den Gheeft van't Groote My

ſterium des On_gronds,der Eeuwigheyt(namentlijck, V. en, onder aen den ſelvighen Circkel, No: 8. Weſen, is ge .

teeckent : en , 't gaat door 't Cruys , ter Rechter , door alle de drie Circkels , tot in de Vryheyt ; 't ſelvighe be

duyt des Paradijſes invitaan : het ontſtaat in 't Myſterium , der Eeuwigheyt,en 't Groendt door de Uyt - wendige,en

oock door de Lichten -Wereldt: in de Uytwendige We

deldt, verborghen ,en in't tweedePrincipium, in de Lich

SA 2 :

te Wereldt , openbaar; ghelijck dan,'t felvigheWoord , door alle de drieCirckels door vgaat , t ſelvighe beteec

kent den Oorſprongh van ' t Menſchelijcke Lichaam .

Goddeliike Wefentheydt; Nºço.

rinn

il

223. Want , in deſe Plaats, uyt defe Weſentheyt , is Adams Lichaam ( verſtaat,'tuyt -wendige Lichaam ) ge

chapen gheworden , naar 't derde Principium : en , tin wendighe Lichqain (verſtaat, het Lichaam van de Beelde is) uyt het Hemelſche Deel in de Lichte

Wereldt, uyt

le Goddelijcke Weſentheyt : ghelijck ter Rechter , ne rens Paradijs, met Noso. is gheteeckent . , L I

;

Chriſti,


66

De eerſte Vraghes

Christi , Vleeſch ; N

° $ 1.52.

224. ' t Selvighe Goddelijcke Weſen ( verſtaat , We ſen, en niet Geeſt) is in de Wijſheyt Gods gheſloten; en, in de ſelvighe is de Hemelſche Tin & uur : want , dit ſelvi Woord , ' t gheen Menſch wiert, ghe: Wefen , brachtGods in Maria, in hare , in den Doodinghellotene , Weſent heyt (dat is, in't Lichaam van de Beeldenis) en hierme de wiert God en Menſch, eene Eenige Perſoon : want, dit Vleeſch, is Chriſti Vleefch ;naar't Hemelſche Deçl: daar öm ftaat, achter Wefentheyt, Chrifti Vleeſch; Nºisr.52, 225.

Chriftus heeft foodanigh Vleeſch , in den

In

wendighen Menſch ghedraghen , ghelijck als Adam had de, voor fijne Eva , al daar hy in de Goddelijcke Beel denis , in Reynigheyt,ſtont : daar NB . NB.

om en kan gheenigh

Menfch in 't Paradijs invgaan, ten - zyudan dat hy't ſel vighe Vleeſch weder, om bekomme,' tgeen Adam yoor den Val', 'en Chriſtus in de,Menſch wordingh bequam : over fulckx moeten wy ali t'famen uyt het Harte , op

het Cruys, anders gheboren worden ;en Chriſtum aen .077171 trecken ,

Mysterium ' ; N

53.

226. Onder't Woord, Paradijs, ſtaat Myſterium ;N ° 530 en , het Woord begint ter Slincker , in den tweeden Circ kel , al waar boven aen den ſelvighen Circkel , de Cha . racter ; O. ftaat; Nº 4. en , onder , Principium , en Vyer; N °7. en , 't gaat , ter Rechter , door 't Cruys , door den eerſten Circkel ter Rechter ;dit ſelvighe wijſt te recht aen , de Scheppingh des Menſchen naar den Lichame. 227. ' Want, het Lichaam , is een Myſterium , uyt de in wendighe


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

67

wendighe en uyt... wendighe Wereldt , van boven en on der ( verſtaat , uyt de Matrice der Aerden ) génomen : dit is der Aerden Matrix; uyt dit Principium wierdt desfelsa Verftaat,

vighe ghefchapen : en, men fiet hoe de « ſelvighe uyt het de Aerde. inwendige en uyt- wendige Weſen ( dat is, uyt de Day ſtere ende Lichte . Wereldt ) zy ghefchapen geworden en, is met Quaat ( datis , merGrimhien oock met Goedt vermenght.

Wonder'; N ° 84. Engel;

N ° 55. Geest ; N ° $ 6.

228. Maar , den Menſch , was uyt het Myfterium ghe ſchapen , een Beeldt en Gelijckenis naar God , tot Gods Wonder : daarom ſtaat ter Rechter , Nº 54. Wonder : want, hy was een Wonder van alle Weſens , een Heer van alle weſensiy uyt alle Weſens ghenomen : en in de in wendighe Beeldenis ; -was hy eenen Engel ! ghelijck 'ne ven het woord , Wonder , inde Vryheyt ; No: 55. Engel ftaat : want , ſijnen Geeft ,woonde in de Vryheyt Gods ( dat is, in de Majeſteyt ) ghelijck achter het woord , En ghel, Gheeft ſtaat ; N •• 56. 't felvighe beduyt al.vtſa men , den Rechten Menſch ; namentlijck , den Eerſten, voor den Val , en den Tweeden , in Chrifto : daarheen moet hy weder vom ſcheyden.

invgaan ; ofte hy is van God ghe

Vier Elementen ;

Ņº $ 7 .

229. Onder 't woord, Myſterium , ſtaat ; Nº.57. Vier Elementen : die ontſtaan ter Slincker aen den buytenſten Circkel: en gaan ter Rechter , door ' t Cruys, door twee Circkels:'tfelvighe bedayt, de uyt -wendighe Wereldr, dewelcke uyt het in wendighe Weſen , aen denbuyten ſten I 2


68

De eerſte Vraghes

ften Circkel , ghelijck eene Uytwigheboort , ontſtaat , en voert hare Wonderen /in't Myfterium : eerſtelijck , in't ' t tweede Principium , in de Eerſte twee Circkels : want, ſy en ſullen met haar Weſen , niet in de Vryheyt , door den derden Circkel ter Rechter, gaan ; maar, in 't Principium , in't Myſterium treden : en , in't Principium ( namentlijck , 2 Text , Betvábret. b Text , Bici.

int Vyer.)“ geloutert worden ;want, al dewbPerck .

daar is het Scheys

Vreughde der Sielen in Ternario Sanéto'; Nº: 58 . -230. Boven aen den tweeden Circkel , . ter Rechter , ſtaat, Soon ; Nº:45. den ſelvighen is den Richter en den Scheyts.„ Man : en , onder aen den ſelvighen Circkel , ftaat; N ° 58.Vreughde der Sielen in Ternario San £to : 't ſel Werckep, ſal vreugh vighe beduyt, dat deSiele aen hare de hebben , dewelcke fyip de Engelſche Wereldt , in't inwendige Myſterium , fal hebben in

ghevoert , en tot

Gods Lof,in de vier Elementen ghewrocht; want,de vier Elementen , ſtaan met haren Wortel , in't Groote My, ſterium . ; 1 NB . NB .

231. En , by-Walz.dien dat de Aerde niet en was in eene

Dhe Engelse Aerde. foodanigeverdurven Aert gekommen (wanneer des Duy , ſche vels vergifen aen, ſteeckingh , hadde ontdaan ) fy ſoude Drie Elen in een Weſen, in de drie Elementen zijn gheweeſt; gelijck menten , ſy dan in't Hemelſche Weſen is . I

De

van den Geestelücken Wooningh Menſch ; Nº.59.

232. Deſen Beet heeft Adam in , fich geflockt, en ver loor daar - mede fijne Engelſche Geſtalte : want, de vier Elementen ſouden in

hem verborghen ſtaan , en hy en ſoude


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

69

ſoude niets anders dan in't Eenighe Element , in Gods Kracht leven , en van ' t Quaat niets weten ; ghelijck ter Rechter in de Vryheyt ftaat: de Wooningh van den Gee ftelijcken Menſch ; Nº.59. alv daar ſoude het Lichaam van de Beeldenis woonen ; zijnde het Lichaam van de a ext, Ziele: maar, 't wiert hem a belet,hy moſt onder der Aer- T Beripábrer den; en wiert in de Aerde ingeſloten.

Aerde ;

Nº 60 .

233. Onder de vier.„ Elementen , ſtaat, Aerde; Nº.60. ' t ſelvige beduyț , dat de Aerde, de inwendige Wereldt ganſch ontvallen is: want, 't felvige woord , en raackt, noch den Slincker, noch den Rechter Circkel : fy is ghe lijck eenen Dood : doch, het Cruys gaat door haar;'t ſel vighe beduyt hare Wederbrengingh : dat de Menſche lijcke Aerde , aen't Cruys nieu geboren is , en dat het He melſche en Goddelijcke Weſen , van ' t Weſen van de Duyſtere Wereldt, door 't Vyer Gods , ſal gheſcheyden worden; daar als „ dan ſal worden , nieuwe Aerde , in He melſche Quaal, Geſtalte , Eſſents , en Eygenſchap : en , het Verborghene , in der Aerden , in't Hemelſche Deel, ſal weder Groenen .

En , al hier, is des Menſchen Op ftandingh tebetrachten : vorders is te betrachten , hoe de Aerde alſoo , op den Afv grondt ſtaat : want , fy en

bereyckt gheenigh Principium ; overſulckx , moet ſy yergaan .

Aerdfche Menſch ; N

° 61.

234. Daarvonder ſtaat, Aerdſche Menſch ; Nº61 . alus daar gaat het Cruys , midden door ' t Woord : 't ſelvighe beduyt , den ghevallenen Aerdſchen Menſch , die onder de I 3


70

De eerſte Vraghe is

de Aerde en in de Aerde is gevallen; dat is , hy is de Aerdo NB.NB, te huys ghevallen : en , het Cruys ,

ſcheyt het Woord ;

Aerdíche en Menſch : want , den Menſch, fal weder van de Aerde gheſcheyden worden , en in ſijn Eeuwigh Deel in - gaan ; het zy in de Lichte ofte in de Duyftere reldt.

Wonder ; N

Waar de Duyelen fiollen Woo nen ,

We

° 62.

235. Onder de Linie van 't Cruys , ftaat, Wonder ; Nº. 62. 't felvighe beduyt, dat de booſe Wonderen , oock het booſe Deelder Aerden , in't GherichteGods ( foo wanneer God ſcheyden fal ) aen den Afvgrondt van de Duyſternis, ſal te huys vallen : en , 't ſelvige ſal alle Duy velen en alle booſe Menſchen , hare Aerde zijn , op de welcke zy by „maalkanderen ſullen woonen : want , den Afvgrondt ſtaat daar wonder;N ° I .

Babel; Nº : 63 . 236. Nevens Wonder , ſtaat, Babel; Nº: 63 . 't felvighe beduyt , hoe dat Babel niets anders en is , dan een Won der des Afwgrondts ; en, werckt alleenelijck, Wonder , in den Afv grondt.

Eygen - Vernuft in Babel ; Nº:64. 237. Vorder , boven , onder den Circkel ter Rechter, naar den Aerdſchen Menſch , ſtaat , Eygen

Vernuft in

Babel; No.64.'t ſelvige gaat om den Circkel van't twee de Principium om , en't gaat , in Eygen gewelt , onder de Goddelijcke Wereldt heen, 't vermeent, het zy in God , en dat het God dient; en , 't is doch , buyten God, in

fieh

ſelfs : het leert en het doet alleenelijck fiju'eygen dingh : het


71

Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

het regeert de uyt- wendighe Wereldt, in Eygen

ſelfs

Vernuft, ſonder Gods Gheeft , en Wille; alleenelijck tot fijo Eygen ſelfs Wille : daarom gaat't ſelvighe om de Lichte Wereldt a ftreelen,en't geeft God goede woor- aFlaskeeren, Ruyca den : en , het blijft evenwel buyten God , op den Afv ofte, ken . Te a xt , grondt; en , daarwheen gaat’t ſelvighe oock . domete chelo . Wonder van de groote Dwaaſheyt ; N ° 65 . 238. Onder het Woord, Eygen . Vernuft , ſtaat, Won der vande groote Dwaaſheyt ; Nº.65.'t ſelvighe beduyt Babel, de welcke alle Konft , Lift , en Geſchicktheyt heeft gevonden; en , haar ſelfs verlooren : fy foeckt Goudt,en verlaat God : ſy b prijft Aerde voor Goudt, den Dood , b ofie, voor ' t Leven : 't felvighe is degrootſte Dwaalheyt , die Neems. in 't Weſen aller Weſen gevonden wordt ; gelijck aen an dere plaatſen, ghenoeghſaam is verklaart geworden . Bellwyt. 239. Alſoo fien wy , waar wy te huys zijn : niet in defe Wereldt; maar , in de twee inwendigheWerelden : in de welcke wy al hier arbeyden , in de felvighe gaan wy in ; wanneer wy ſterven : het uyt -wendighe moeten wy verlaten ; wymoeten alleenelijck , aen't Cruys, nieu ge boren worden . 240. Babel heeft fich geheel van't Cruys afgewendt; 't ſelvighe beduyt, den hooveerdighen eyghen vernuft kloecken Menſch , die ſich in de « fubtijlheyt der Dwaal- eText; heyt regeert . 241. Den Aerdſchen Menſchaen't Cruys; Nº61 . be.

1 duyt den eenvoudighen Hoop , die noch aen Chriſti Cruys hangen,en,worden doch eyndelijck ,door't Cruys, nieu gheboren,

: t

242. Maar ,


De eerſte Vraghe

72

,

242. Maar , het Vernuft heeft fich oock , van't Cruys afvgheſcheurt, in eygen Welluſtigheyt , in eygen Macht en Wetten : en ,'t ſelvige is Wonder der Dwaalheyt; daar de Duyvelen oock mede ſpotten. 243. Den Leſer wil dit verder naar

dencken ; want,

daar leyt veel onder : 't ſelvighe heeft het Verſtant van alle de drie Werelden : beſiet u daarmin ; het is eenen rechten Spieghel : want , het Driewghetal is een Cruys, en't heeft twee Rijcken in een Eenigh , daar de ſelvighe hen ſelfs , alſoo , door het Sincken , door den Dood ſcheyden .

244.

Over ſulckx wil de Duyvel boven God zijn : en,

daarom wiert God Menſch , dat hy de-Siele , uyt den Grim , door den Dood , in een ander Leven voerde , in eene andere Wereldt; de welcke doch, in de Eerſte ſtaat : de ſelvighe, dan- noch, draeyt haar den Rugghe ( gelijck des felfs Figuur ſtaat ) en het Cruys ſtaat tuſſchen beyde de Principien ; en , ' t gaat uyt het Vyer..leven , in’t Leven des Lichts. 245. Verſtaat ons alſoo , mijn beminde Vriendt : de

--

Siele ontſtaat in ' t Vyerleven (want, ſonder des Vyers . Quaal , en beſtaat gheenighen Geeſt) en gaat met haren eygen Wille van , lich uyt,doorden Dood : dat is ,fy acht fich als Dood , en verſinckt in

haar

ſelfs ghelijck eenen

Dood : alſoo valt fy met haren Wille , door 't Principium des Vyers , in't Licht. Ooge Gods; al daar is ſy den Wa ghen des Heylighen Geeſtes, daar hy op vaart. 246. Doch , ſoo wanneer ſy ſelfs wil varen, ſoo blijft fy in haar eygen Vyers--Neft , in den Oorſprongh, daar fy is verweckt gheworden ; ghelijck Lucifer : want , ſy is verweckt gheworden, aen den aenvanghi van't Cruys, ter Slincker ; gelijck in deſe Figuur is te ſien : ’t ſelvige is ha ren Oorſprongh ; gelijck voorder ſal verhaalt worden.

247. Sy


Van maar de Siele ontſtaan zy ? :

73

247. Sy is eene gånſche Figuur van't Cruys , en ver

ghelijckt ſich eenen "Cruys.wboom , naar 't uytwendige Beeldt des Lichaams: al daar het Lichaam twee Armen heeft ; de ſelvighe beduyden twee Principien : al daar. het Lichaam in 't midden ftaar ; zijnde de ganſche Per foon : het Harte is het eerſte Principium , de Herſſenen , het tweede : het Harte heeft Siel : de Herſſenen , den Cheeft der Sielen : en , ſy is een nieu Kindt; en, doch oock niet wat nieuws : den Stam is van Eeuwigheyt ; doch , de Tacken zijn uyt den Stam geboren. : 248. Hoewel ſy van Eeuwigheyt'; gheene Siele en is NB.NB, Siele, gheweeſt : doch , ſy is in de Jongh.vrouw van de God delijcke Wijſheyt , op het Cruys , van Eeuwigheyt be kent gheworden : en , inde Wortel , ſtaat ſy God , den Vader toe : en , in de Şiele , God , den Soone : en , in den Wille , God, den Heyligen Geeſt, 249. Doen ſy , in haren Wille ,

in den Vader niet en

konde beſtaan ( alv daar ſy , in haren Wille wilde heer ſchen, en viel daar door in't Vyer der Grimmigheyt ) ſoo gaf haar den Vader aen den Sone : en, den Soon pam haar in fich ; en , wierdt, in haar , een Menfch : en , bracht haar wederom , door het Verbum Fiat, in de Majefteyt, ia't Licht : want, den Soon ,voerden haar door den Too ren en door den Dood , wederom in't Ooge der Hey ligheyt,ter Rechter , in : in eene andere Wereldt, in God , tot de Enghelen ; daar wvan

hier

naar , yorder ſal ghe

meldt worden .

Nu kommen ny wederom tot de feste Gheftalte des Vyers. 250. Want, weet dit ſelvighe , waarom wy al hier het Cruys ſetten : het Cruys is anders, het tiende ghe K tal ,


De eerſte Vraghewis 74 tal ', wanneer men in de ordre van 't Vernufc telt : maar , naar de twee Principien , daar het Oogh , verdeelt vers ſchijnt, behoort her Cruys , tuſſchen de vijfde en ſeſte Geſtalte, daar fich Licht en Duyſternis ſcheydt. . 251. Maar, dit moet ghy weten : God is den Aen vangh , en oock het Eynde, over- ſulckx ferten wy, naar 't Vernuft , het Cruys aen ' t Eynde : want , daar gaan wy, door den Dood , in 't Leven ; ' t ſelvighe is onſe Op ſtandingh . 252. Het tiende gheral , is wederom het Eerſte , en

oock het Laetſte ; en, door heen ,is den Dood : en , naar den Dood , de Helle : dat is , den Grim der Duyfternis ; 't ſelvige is buyten het Cruys : want , het valt wederom in de A ; en , in de A , is den Schepper : daarų been

in

heeft Lucifer ſich willen vlechten : en, is uyt - ghedreven gheworden in de Duyſternis s 't felvighe is fijn Rijck , in den Quaal. 253. Ghy moet ons alfoo verftaan ,

dat wy met het

twee, voudighe Ooghe verſtaan, eenen ronden Kooghel,

NB. NB.

åf._- deeligh , daar van Eeuwigheyt; -het Cruys in geftaan heeft : men kan 't ganſch niet , metgheenigh Teeckenen ontworpen ; want, hee is alſoo , in maalkanderen : het is een Eenigh , en , doch Twee ; den Gheeft verſtaat dit alleen : en , foowwie

in de Wedergheboort ,

door

NB . Gly den Dood op het Cruys , niet in en gaat ( dat is , Lafteraars, in 't Lichaam Gods ) die en verſtaat dit niet : dat den felvighen dit on

ghemeeſtert laat ;

ofte hy ſal eenen

maacker en meeſter des Duyvels zijn : 't felvighe willen wy den Leſer trouwelijck ghewaarſchout hebben , en , ' t is Ernſt , 254 : Want , deſe Figuur heeft den ganſchen Grondt , foo diep eenen Gheeft in

fich , ſelfs is : en , fy en is aen

den Leſer, ſonder rechte Doghen , niet kennelijck : men kan't


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

75

kan't oock , met woorden , iogheene rechte Ordre fet ten : want, het Eerfte , is oock het Lefte , en het Middela , fte gaat door Alles : en, ' t en wordt doch niet bekent dan in

lichvſelfs.: daarvom en is

het foecken het Voor- NB. Glog

Daamſte niet om te verſtaan Myſterium : maar , het rechte Lafteraars, Vinden is , in God gheboren te worden ; want , buyten ' t ſelvighe, is Babel. 255. 't Leyt al t'famen aen den Wille en aen den Ernſt, van de Ma. dat den Wille , in de Magiam

in - ga ; want , de Eeuwig- giao Spet here

heyt is Magiſch : alles is uyt Magia , tot het Weſen ghe- mindenen ne Ses Pun kommen : want , in der Eeuwigheyt in den Afvgrondt, Eten , en is niets; doch , 't geen is , 't ſelvige is Magia. 256. En , uyt Magia , ontſtaat Philofophia , de welcke

Magiam grondeert : en , daar vin foeckt en vindt ; Aſtro logiam ; Eeuwigh : en , Aſtrologia ſoeckt wederom

fijn

Meeſter en Maacker; namentlijck, Aſtronomiam , den Sul pbur 'en Mercurium , de welcke een Eyghen Principium heeft : en , daar vin is de derde Magia s zijnde den Me dicus : die foecktden Verbreecker , en wil den ſelvighen heylen : doch , hy vindt de vierde Magiam ; zijnde den Theologum , die foeckt, in alles, de Turbam , en wil de Tur bam beylen :. maar , hy vindt het Ooghe van de Eerſte Magia : daar fiet hy dat het alles de Magie haarWonder is : dan laat hy af van ſoecken , en wordt eenen Magus in den Eerſten Wille; want,liy fiet,dat hy alle Gewelt heeft, te vinden en te maacken , ' t gheen hy wil : over, ſulckx maackt hy uyt fich eenen Engel, en blijft infich, ſelfs : alſoo is hy van alle andere vry , en blijft Eeuwigh ſtaan ; en , dit is den Hooghften Grondt Weſen .

van ' t Weſen aller

257. En , alvis't.ſchoon dat dit de Hoere tot Babel niet en ſal ſmaackelijck zijn , evenwel fegghen wy met fondament , dlat Babel en hare Kinderen , in de Magia K 2 (Philoſophia,


s De eerſte Vraghe

76 ( Philofophia ,

Aſtrologia , Aſtronomia, Medicina, en Theolo

gia ) uyt Hoereryzy gheboren gheworden. 258. Babel en is gheen Kindt van gheenighe van deſe: ſy is een weder -willigh ftout Hoere, Kindt : wy hebben haar in de A ,

en 0 , bekent , door het foecken van de

Philoſophia , en Aſtrologia : en , hebben haar in alle Spiege á Erkent , len , eene Hoere a bekent, de welcke in alle 6 Spiegelen ofte, Becom- hoereert . deis. b Ofte, vyt 259. Sy ſeyt'; dat fy het Oogh is : maar , ſy heeft een beeldingen,en valſch Oogh ; ' t ſelvighe glinſtert uyt hare Hoerery , uyt Gelijckenis Hooveerdigheyt, Gierigheyt, Nydigheyt, en Tooren : fen .

en , hare Sitv-plaats in de Magia , is het afvgewende flinc , ker Oogh: fy pronckt op het Cruys ; maar , fy en gaat niet tot in't Centrum in ; fy en wil piet door den Dood in ' t Leven gaan . 260. Sy ſeyt s Ick leye : en , heeft een ongerechtigh Leven : 't ſelvighe is dan

noch haar recht Leven , bleef

+ Dwingli, ſy voor. fich alleen daar win :maar,fy : buyght de Kinde ofte,Onderw ren , died op het Cruys gheboren worden ; en , treet de dofte, in de ſelvighe met voeten . Gedultfaam 261. Daarom heeft het Cruys den Boogh geſpannen , heyt, en Geo en wil Babel, van't Cruys, weglinifchieten; ſeyt de Geeft latentheyt. e Text , ! der Wonderen , in Magia. Dentel.

De Sevende Gestalte des Vyers. 262. De Eené Magiá gaat doorgaans uyt de Andere , en is den Spiegel en het Ooghe van d’Andere , daar de Wonderen bekent en voort- gheplant worden : want , in den Afvgrondt en is Niets , en in de Magia is Alles : een yeder Spiegel is een Centrum ; en , doch haar eygen

ſelfs :

want, de Luft , de Sucht , en het Begeeren van de Eerſte , baardt de ſelvige; ſy is het Model van de Eerſte . 263. Want,


Van

waar de Siele ontſtaan zy ?

77

263. Want,wanneer ick grondeere van den Aenvangh des Weſens, foo vinde ick het Ooghe; 't ſelvighe is God : 't ſelvige is eenen Begheerenden Wille der Eeuwigheyt: die gaat in fichwſelfs in ; en , foeckt den Afvgrondt inn ſich ſelfs . 264. Hy is in Niets : maar , hy is den Spiegel des Afur gronds,en ſoeckt ſich ſelfs,en vindt fich, ſelfs :en ,'t ge vondene foecktweder-vom een Model ; dat't ſelvige ſich daarvin kan ſoecken, vinden, en ſien . 265. En ,

ſulckx gaat tot in't Tien ~ getal: alsdan ,

vindt het Leſte ,wederwom het Eerſte in

ſich : en , alſoo

is het Lefte, des Eerſtens Model en Spiegel, en het Eerſte, des Leftens : en, ' t is alſoo , eenen Eeuwigen Bande : en, 't ſtaat in den Wille, in't Begheereu , Soecken en Vinden; en , in dit Wefen, is Myſterium Magnum ingeſloten. 266. Maar , nu wil hetmiddelft in't Begheeren , eene Vervullingh hebben, daar 't in Ruft ; anders ſou 't alles in eene Anghftelijcke Quaal ſtaan : en , het Begeeren ,trecke uyt alle Ğheftalten , het middelite, daar - mede't ſelvighe fijnen Hongher vervulle, daar , mede't felvige,in, fich ſelfs, in Volkommenheyt, in Vreughde ſtaat, en alſoo uyt de Anghft, eene Liefde wordt ; een Vervullen van de Quaal: en , ' t middelſte is Sulphur : met de felvige « ver - a Text, maackt ſich den Geeft in den Wille : want , Sulphur, heeft Ergeeget, twee Geſtalten in v fich ; namentlijck , Kracht, en Licht . Kracht. 269. En , 't felvighe is te ſamen , het Weſen , geboren Sul; Lichte

ayt alle Gheſtalten : hetis Materia , Weſentheyt, Licha melijckheyt, Gods Lichaam , Chriſti Hemels Vleeſch, ep 't is de ganſche Vervullingh van den Gheeft in de O , en, het is de Rufte , en , de Openbaringh der Godheyt ; het ſtaat in de Jongh vrou van de Wijlheyt. 208.

Het Cruys is des

ſelfs 6 Perck , en 't is de We- b Text ; zie .

ſentheyt , de welcke met het Sincken , in den Dood gaat; K 3 ghelijck


De eerſte Vraghe

78

,

ghelijck boven is verhaalt , daar den Grim in den Dood blijft: en , ſy is ſtille ghelijck eenen Dood ofte Niets; eng het Leven Groent van , haaruyt, in een ander Principium . 269. Sy en is het Principium niet; het Principium wordt alleenelijck in haar gheboren : alle de Spieghels van de Magia zijn in haar openbaar, daartoe de Wonderen van de Gebarerione : lý hout Myſterium Magnum , en ,den Geeft opentuythaar,de Wonderen der Eeuwigheyt : den Geeft geeft haar de Ejentien ; want ; ſy is fijne Spijle, voor ſijnen Hongher. 270. Sy is een Weſen der Wonderen ſonder Ghetal en

Eynde, en oock van gheenigh Begin : want, den Gheeft in't Begeeren , begint de felvighe van Eeuwigheyt ; en ; blijft in Eeuwigheyt : fy is een Lichaam van't Drie - ge tal ( ' t gheen God wordt ghenaamt) en , een Lichaam der Engelen, dat den Geeſt alſoo in eene Beeldenis ſtaat; an ders en ſoude hy niet bekent worden. 271.

Al,dus kent hy ſich in de Beeldenis ſelfs, en

foeckt de beſte Magiam : en , ſoo wat hy ſoeckt, dat vindt hy, en eet ' t ſelvige, en gheeft daar, mede aen't Lichaam Gods , ſijnen Wille ; dat alſoo in't Heylighe Principium , eene Eeuwigheyt is. 272. Want , in den Wille van den Corporaliſchen Gheeft , gaan de Wonderen op : de ſelvige vat den Geeft der Eeuwigheyt'; zijnde den Heylighen Gheeft : alfoo.is ' t ſelvighe een Geklánck en Gheſangh, uyt de Eeuwighe Wonderen ; want , den Wille van den Corporaliſchen Gheeft , is daar in . 273. En , in deſe ſevende Geſtalte, wordt de Vreughde der Godheytvermeerdert en volkommen : want, Ty is een Vervullen des Eeuwigen Begeerens ; en , 't is de Eeus wighe Spijſe. 274. Maar , naarm ,demaal alle Weſens van 't Vyer outſtaan ,


Van- waar de Siele ontſtaen zy ??

79

ontſtaan, ſoo willen wy u Myſterium Magnum klaar voor, ſtellen , en , het Paradijs wel toonen : wil yemant blindt zijn , den ſelvighen is fulckx geſeyt, en ondeckt gewor den ; die vare heen , met Babel. 275.

Ghy weet , dat in Vyer en in Water alle het Le ven ſtaat , en , de Weſentheyt is des ſelfs Lichaam , en het Lichaam is uyt de Kracht des Geeſtes: want , 't ſelvighe is des Gheeftes Spijſe , en , den Gheeft is wedervom des Lichaams Spijſe : en , het Hooghfte en Grootſte « Nutri. a Voetfel, ment is inhemſelfs ; want, by.al.w.dien het rechte Le ven niet in hem , felfsen was , foo en ſoude't uytm,wen dighe hem niet onderhouden . 276. Alſoo is nu het Vyer, de eerſte Oorſaack des Le vens , en dan het Licht , de tweede Oorſaack , en den Gheeft , de derde Oorſaack : en , 't is doch een Eenigh Weſen , 't welck ſich in een Eenigh Lichaam ſluyt, en fich openbaart; en, alſoo, met het foecken, vindt. 277. En,yeder Weſen is in twee Weſens:namentlijck, in't uyterlijcke , en in 't innerlijcke ; het eene foeckt en vindt het andere: het uyt wendighe,is Natuur : en , het in -wendige isGheeft , boven de Natuur : en, daar en is doch geene fcheydingh, dan alleenelijck in 't gene , foon wat in eenen Tijd gelloten is : alw.daar ſcheyt den Tijd, het b Perck ; dat het Eynde alſoo den Aenvangh vint.

278. Oock ſoo fiet ghy, hoe de rechte Weſeptheyt uyt het Licht ontſtaat ; want , 't felvighe is eene Vervullingh des Willens : het Water , ont taat uytde Sachtmoedig heyt des Lichts : want,het Begheeren vat de Sachtmoe digheyt , en houdt de ſelvighe ; want , ' t is eenen goeden is de Sacht, moedigheyt,Weſentlijck, en Smaack alfoo : 't is een Weſen des Vyers , eene Vervullingh aen den Be gheerenden Grim , eene Uyc_bluffingh des Grims, en eene Lichamelijckheyt des:Vyers : want , wanneer het Lichaam

b Text , Zielo


80

De eerſte Vraghes

Lichaam daarheen valt , foo is des felfs Gheeft, in den Aenvangh ; in den ghenen , die den ſelvigen heeft ghege ven, in den ſelvighen Spiegel is hy. 279. Naarden maaldan den Quaal tweederley is , foo is oock des Waters tweederley ; namentlijck, een Uyter lijck , en een Innerlijck : het eene behoort tot den Geeft,

á Verstaat, 't Leven

en't andere, tot het uyt - wendighe Leven : 't uyt --wen dighe is eenen Dood geacht, en't inwendighe is * fijn

Leven : want, het uyt - wendige,ftaat tuffchen den Grim , geſoncken Dood : en , mani uyu en tuſſchen het Paradijs, in den in Wendige. 't in , wendige , is het Paradijsſelfs ; want , den Gheeft, Groendt in't ſelvige, uyt de Eeuwigheyt. 280. Soo fiet ghy ſulckx voor waar wel, dat ' t ſelvige waar is : fiet aen , Winter en Somer , daartoe, Koude en Hitte;ghy fult haaſt fiende worden : zijt ghy maar inn ſich ,

en niet uyt_fich gheboren , met den rechten Magi

ſchen Wille God te vinden ; want , ' t ſelvighe gheſchiet oogh - ſchijnelijck . 281. Want , het Water in de Diepte , ontſtaat van 't Vyer : doch , niet van den Grim; maar,van't Licht : want, het Licht , gaat van't Vyer uyt , en't heeft fijne eyghe Sucht : het foeckt ſich eenen Spiegel (dat'tſelvighe fich magh beſien) en eene Wooningh : en , het treckt 't ſelvige in

lich , in't Begeeren , en't woont daar

in : en , het in

ghetoghene is Water ,'twelck het Licht vanght : anders en ſoude de diepte des Werelds het Licht niet vanghen , wanneer ' t Licht in 't Water niet en woonde : het Water , is des Lichts vervullingh ; in fijn Begeeren. 282.

En ,

het Water

ſoeckt wederom den Spie

ghel, en 't wil een Woonhuys hebben ; 't ſelvighe is Vleeſch : ghelijck ghy dan fiet , hoe het Water, den b Lichamen. Schim van alle weſens in de b Corpore , vanght, dat her Corpus

fich

ſelfs in 't Water fiet , ſulckx komt daar .


Van ...waar de Sielé ontſtaan py ?

81

daar.van , om dat de Sucht des Waters , ' t felvige heeft ghevanghen . 283.

En, hiervin ſiet vorder , het Eynde der Natuur:

want, het Oogh , viot fijn Leven , in't Water : het gaat alſoo , in de levende Gheftalte , te rugghe : het fiet fija Lichaam in 't Water; al daar en is vorder gheen Beghee ren meer, in't uyt--wendighe: dat Lichaam , en begeert, in't uyt_wendige , geen ander Lichaam meer ; maar , her fiet terugge, naar lijne Moeder; gelijck ghy hier - van een recht Exempel hebt aen den Spiegel, den ſelvigen is Wa ter en Vyer ; die vaught de Beeldenis ganſch klaar. ·

284. En , alſoo fiet ghy , dathet Eynde weder

1

om te

rugghe gaat , en den Aenvangh foeckt ; en nietworders

.)

in 't uytwendige : want, deſe Wereldt is aen't « Perck , aTexto ... en in den Tijd in ghefloten , en loopt tot aen't « Perck : sid . als don vint het Eynde , den Aenvangh , en defe Wereldt ftaat ghelijck een Model, ofte ghelijck eenen Spiegel , in den Aenvanghi: laat u dir ,een Vinden van't Myſterium zijn, en ſchickt u recht , in der A'envangh ; op udar- ghy in Gods Liefde, een Wonder mooght bekent worden , 285. Weet alſoo : de andere Geſtalte des Waters , is in den Geeft : het is fijnes Vaders Spiegel , fijnes Maackers die in den Gheeft woontz en wort alleenelijck van ſijnen Maacker ghevonden ; hy en vindt fich felfsniet : want, foo langh een dingh voor - fich gaat, foo en is in't inno wendighe gheen Vinden; alleenelijck , den Geeftdie in't inwendighe woont , die

yindt fich

felfs , in ' t uytis

wendighe . : - : 286. Het uyt :-wendighe Leven', 'en vindt dan , noch het inwendige niet: 'ten , zy , dan dat't ſelvige den in wendighen Geeft heeft ; foo ishetVinden, en tghefchier naar den inwendigen Gheeft : dàn foodpreeckt hetuyti wendighe Leven, van't inwendige; en 't en kent'tſel L vighe


82

De eerſte Vraghes

vighe doch niet : alleenelijck , vervult den inwendigen Gheeft, den uyt -wendighen , dat alſoo den uyt --wendi ghen eenen -Mondt is, en den in --wendigen heeft en voert

a Text , Schalle. b Of, het Werck.

het Woord , dat alſoo het in, wendighe Rijck , in't uytv wendighe , in't . Geluyt', openbaar ſtaat; 't ſelvighe nu, is het 6 Wonder.

287. Den inwendigen is een Propheet; en , den uyt wendighen , en begrijpt 't felvighe diet : doch , foo hy't begrijpt, foo heeft hy infich , de Weſentheyt Gods ; zijnde GodsVleeſch , Chriſti Vleeſch , der Jonghy vrou . wen Vleeſch : en , den Propheet ſtaat doch, in den Geeft !

maar ,'t ſelvige Vleeſch , ontfanght fijne Kracht, en ` ver . Gerotſfere feeckert den uytvwendighen Menſch , dat hy even't fel. NB: NB, vighe doet , 't gheen fijnen Maacker hebben wil : ghelijcks

c Text ;

't felvighe danalfoo eene foodanighe ghelegentheyt, met defe Penne heeft; en , ganſch niets anders. NB . Twee .. 288. Eo , alſoo kennen wy den Grondt van defe We Aloederen. reldt , där de felvighe alfoo eeneFiguur is , naar de in wendighe , naar beydedeMoederen , dat is , naar beyde

de V.yeren : namentlijck , naar het Vyer der Grimmig. heyt, en naarhet Vyer des Lichts : ghelijck ghy dan, het Model ( zijnde den Spieghel des Lichts der Eeuwigheyt) aen de Sonne hebt , en aen 't uytu -wendighe Vyer , den Spieghel van den Grim ; en , haar beyder Wefentheyt ; iš à Bedwys, Vader.

Water en Aerde : de a Aerde, isde Weſentheyt van den Grim , en het • Water, van't Licht, en , de f Lucht , van

Sobredungen den Eeuwighen Gheeft,die ghenaamt worde, God , Hey. f Bedarje, lighen Gheeft. H. Geeft. 289. Doch , ghymoetweten, dat defe Wereldt pier NB. Waar om hetWeenis ; het Weſep van de Eeuwigheyt;maar ,eene Figuur,

Tin van deje eenen Spiegel : daarom wort ſulckx , een eyghen Prin Principium cipium genaamt,om dat't ſelvige een Eygen Leven heeft; wore ghenaamt.

en ſyftaať doch alleenelijck, in deMagiſche Sucht van de 290. Het inwendige.

2


Vanwwaar de Siele. ontſtaan zy ?

83

290. Het Verbum Fiat, is den Meefter van't uyt_wen dige; want,'t ſelvighe houdt het uyt --wendighe, in fijnen • ghevatten Spieghel: b. het en is ſelfs den Spieghel niet : adeGeformeer n ofte maar, ' t is eene Gelijckenis, in ' t welck ſijnen Gheeft, fich aen gheno in Wonder daden : vertoont , om te fien de Wonderen men . b Verftaan van beyde de Vyeren ( namentlijck , van den Grim , en het vyfas

van't Licht ) en ' t voert alſoo geduurigh , het Eynde aller wendige Wefen , in den Aenvangh ; daarom is deſe 'wereldte exte. T Erblidet den NB.Waarna Draeyende : want , het Eynde ſoeckt doorgaans Aenvangh : en , foo wanneer ' t Wonder vint, loo gheeft om dejewc reldt dracs, het Eynde , de Wonderen , aen den Aenvangh ; en , ' t fel vighe is de Oorſaack van de Scheppingh van deſe We. reldt. 291. Alle het Leven der Creaturen , is een Wonder d Zijnde den voor den Aenvangb ;want, den d Afv grondt, en weet daar On ugronde, niets van : en , deu Aenvangh van't Ooghe, vindt't ſelvi- buyten Tijd . ghe alles, en ſtelt het Model in , ſich ,dat't ſelvighe alſoo Plate. een Eeuwigh Getal heeft; en , ſich • vermaackt, in't Getal tal,gfie, Be. palingh . 1 der Wonderen . e Text Ergetict. De achtste Ghestalte des Vyers. 292. Naarde..maal dat dan alfoo een Weſen in twee Geſtalten is , het Eene, ' t welck'eenen onwgrondelijcken Aepvangh in fich ſelfs neemt , en Eeuwigh houdt : en , het andere, ' t welck het Model van't Eeuwige is, 't welck gevat is en met ſijn Corpus in een f Perck is gheſloten , ſoo f Text, ſtaat te bedencken ,daar de Turba , die het in gheflo- Btch tene gevatte Leven , wederom verbreeckt , en het Mos del van de

gevatte Wonderen ,wederom in den Aen-g Ofre,Gheo

vangh ftelt, en aen den Aenvangh een loodanighs daar maakte, in den fteli , 't welck van Eeuwigheyt niet en was ; maar , ghevatten tijd , wiert.. L 2 293. Mijn


84

De eerſte Vraghe is 293. Mijn beminde Vrient , aen u , en uwes

NB. NB.

ghelijc

ken , ghy , die den Aenvangh foeckt, wordt een foodani ges ghetoont: want , u ghemoet , is ons Myſterium : ghy Loeckt in ons niet in my ! Ick(den uytwendigen Menſch) en hebbe't ſelvighe niet: maar , den in..wendigen , in de Jongh - vrou, in de welcke God woont, heeft ' t ſelvighe; die noemt fich twee , voudigh ..

294. Mijyen uytwendigen Menſch , en is des Myſte riums niet waardt : maar, God heeft ſulckx alſoo toeged richt , dat hy ſich aen u , door middel , openbare , dat ghy a Text ; Bitra

hem door middel ſoud kennen, en niet ſeggen; de « We

NB. NB .

tenſchap is mijn ! 295. Naarde_maal ghy een hoogh gheleert Perſoon zijt, foo fult ghiy.bekennen ,dat God het hlechte, en van de Wereldt verachte, oock bemint , ſoo- wanneer 't felvige , God ſoeckt; ghelijck ick dan hebbe ghedaan : en , dat her rechte Vinden , die in Konſt en ſteeckt ; maar , in Gods Geeſt en Wille .

NB. NB.

296. Want , deſe Handt is Eenvoudigh , en voor de Wereldt, dwaas achtigh gheacht; ghelijck ghy weet : en , daar leyt doch een ſoodanigh Arcanum in ; 't welck voor 't Vernuft onwgrondelijck is .

NB . NB .

297. Der halven ; fiet ghy riu toe , giet de Oly in foo danige Wonde, de welcke geneeſingh begeert : en , be deockt wel wat Chriſtus ſeyt , hoe ſwaar't ſelvighe voor eenen Menſchezy , in't Rijcke Gods in

te gaan, die met

forghe des Buyckx , in Macht en Eere gevangen is. NB , NB, 298. Ghy en fult in des Werelds Hoogheye , het Plan ten biet vivden' : want, ghy en vermooghtniets, ghy zije hen een Myſterium ; den Geeft ſoeckt ſelfs den Aenvangh: fiet toe , en huychelt niemant : want , den Aenvanghis Paradyſich; dat het Onvreyne in 't Reyne niet en komme, en eyndelijck, de Slange, Hevam wederwomen bedriege , u 299. En ,


Vanwaar de Siele ontſtaan zy ?

852

299. En ,laat geene « Fabel, werck in u zijo; maar , ee -

Text, .

Den ronden Mondt, met Ja , en Neen : en vreeſt u oock piet;want, 't gheen Eeuwigh is, 't ſelvige blijft ſtaan : en , b’t on heylen is niets anders,dan dat de Turba, gelijck b. Text , eenen Verbreecker , fich doorvgaans mede in vlecht : Bnrarb .: voor de ſelvighe wacht u (want, de oude Slange is liſtigh) opidat-wghy in den Aenvangh en Eynde,reyn zijt. 300. Want, dit Werck , en lijdt niet veel - Fabelw NB.NB. werck , ' t heeft eenen helderen Grondt : ' ten behoort c Text, oock niet aen de Turba ; maar , in den Aenvangh van de ofte» Be Klaarheyt: over, ſulckx, wacht u voor de gene, de welc- wimpelingh.. ke daar Þolfwachtigh zijn geboren , wiens Gheeft , eene ſchouwingh. liſtighe Slanghe is; ſulckx feggen wy u , wel meenende. 301.

Een yeder dingh,'t welck ſich aenvanght, wordt

van den Aenvangh ghefocht; want, den Aenvangh ſoeckt door de Diepte , en wil den Grondt vinden : en , byvalo dien't ſelvige nu gefchiet,dat den Aenvangh den Grondt vindt, dat in een dingh een

Perck is,ſoo treedt den Aen - d Biet,Text ,

vangh , in't d Perck , en verlaat het Eerſte, en ſoeckt vor der , ſoo langhe't ſelvighe den Afv grondt vindt : dan moet het id , fich_ſelfs , ſtaan , en , ' ten kan niet vorder ; want, daar en is niets meer. : 302. Maar,byvalidien het Eerſte van den Aenvangh , verlaten wordt", ſoo is 't ſelvige aen de Turba te huys ghe vallen , die verbreeckt’tfelvige ; en , maackt het weder om , gelijck het in den Aenvangh was. 303. Alsmdan , wanneer het Dingh verbroken is , ſoo ſtaat de Turba bloot , ſonder Lichaam , en ſoeckt oock ſich

ſelfs,en vindt ſich w ſelfs; doch , ſonder Weſen : dan

gaat ſy in

lich.vfelfs in , en ſoeckt fich , tot in den Afv

grondt; ſoo wordt ghevonden , het eerſte Ooghe, uyt het welck ſy gheboren is gheworden. 304.

Doch, naar

, dev-maalſy · bloot is , ſonder We- Text se , fen L 3


86

De eerſte Draghes ,

ſen , ſoo wordt ſy aen't Vyer te huys geftelt; want, ſy ſtelt

a Text , Britainbs .

haar._ſelfs daar vin : en , ſy is , in'r Vyer, een Begheeren : namentlijck ,haar Lichaam weder te ſoecken ; alloo wordt het Vyer des « Aenvanghs, verweckt. 305. En, hier

in, is onshet Eyndelijcke Gerichte in't

Vyer, b te verſtaan , en , de Opſtandingh des Vleeſches: b Text, Ertandtigd . want, de Turba,in ' t Vyer, is begheerendt, des Lichaams, c. Text , 'twelck ſy heeft gehadt; doch , aen 't . Perck, verbruoc Bet. ken is: en , haar Begeeren is het Leven des Lichaams ge 5 weeſt ; zijnde de Siele . 306.

Naarvde , maalde Vyeren, twee zijn , foo wordt

de Turba oock in tweederley Gheſtalten bekent; nament lijck, in een overbreeckelijck Lichaam , en in een Ver breeckelijck : dat is , het Eene, in 't Grimmighe Vyer, en d Verftaat, Een , in 't Licht - Vyer; d in 't welck wy dan , Gods Lig • in't Lichens haam verſtaan : en , in't Grimmighe Vyer , het Aerdſche Vyer. Lichaam , ' t welck de Turba verbreeckt ; want, ſy vint des e Text , felfs e Perck . Ziet. 307. Soois nu het Eeuwighe Vyer, in Gods Ooghe te verſtaan; beyde,hetGrimmige, en oock , het Lichte Lie ve

Vyer : en , wy gheven u te verſtaan , dat den Gheeft ,

ſonder Lichaam , in 't Grimmighe Vyer moet blijven : f Ofte, Lig- want , hy heeft fijne f Weſentheyt verloren ; de Turba heeft 't ſelvighe in 't Vyer verſlonden. haam .

308. Maar, den Geeſt,metLichaam, 't welck de Turba niet en heeft konnen verſlinden , blijft Eeuwigh in de We 8 Ofe, des ſentheyt', in Gods Lichaam , daar s ſijnen Geeft in ſtaat ; felfi . zijnde hetLichaam in de Liefde Gods: 't welck den ver borghen Menſch is, in den ouden Adamiſchen ; die daar heeft, Chrifti Vleeſch, in't verbreeckelijcke Lichaam . 309. Alſoo verſtaan wy de Siele , dat de ſelvighe een verwecktLeven is , uyt het Ooghe Gods : haren Oor-' ſprough'is in 't Vyer ; en het Vyer is haar Leven : maar , byr

-


87 Vanwaar de Siele ontſtaen zy ?? by_al_dien dat zy , mer haren wille en imaginatie , van't Vyer niet uytven

gaattot in't Licht (namentlijck, door

den Grimmighen Dood, tot in't tweede Principium , in't

. Lieve. Vyer ) foo blijft ſy in haar eyghen oorſproncke lijck Vyer , ende en heeft niets anders , dan de Turbam tot een Lichaam ; zijnde den wrangen Grim , een Beghee rep in 't Vyer, een Verteeren en eenen Honger : en , doch, een Eeuwigh Soecken ; 't welck de Eeuwige Anghſt is . 310. Maar , eene Siele , de welcke met haren beghee renden Wille , in haar ſelfs in gaat , en in haar Vernuft (dar is , in haar Begheeren ) verſinckt , en haar ſelfs niet en loeckt ; maar , Gods Liefde: de ſelvighe is, in haar Vyer, ghelijck als Dood : want, haren Wille , die het Vyer ver weckt, die is het Vyer, Leven afwgheſturven ,en is van fichfelfs uyt-vgegaan, tot in 't Lieve Vyer: de felvighe is aen't Lieve

Vyer te huys ghevallen , die heeft oock

des Lieve..Vyers Lichaam :want , ſy is in't ſelvighe in ghegaan, en is,in't Lichaam Gods, een Groot Wonder, en ly en is niet

meer in

haar., felfs : want , fy heeft ha

ren Wille ghedoodt : overvſulckx is de Turba oock als Dood : en , den Lieven

Wille , vervult het Vyer des oor

ſpronghs; én , in't ſelvighe leeft fy Eeuwigh . 311. Doch ,de Sielen die de Turbam hebben verweckt, NB,Wears

de ſelvige hebben de Beeldenis verloren ; want, de Turba, looſeSielen heeft de ſelvighe in - fich verſlonden : en , daarçom be. Dyerſche kommen ſoodanige Sielen ,in den Tooren en in de Helle, de Hellebe Dyerſche Beeldeniſſen : alles, naar't ghene de Turba in hen is ; ghelijck Lucifer, eene Beeldenis van eene Slange : alles , naar ' t ghene den Wille alhier is gefigureert ghe worden; ſoo ſtaat hy alsdan , bloot. 312. Want, de Grimmighe Turba,foeckt door - gaans, de Beeldenis , ende en vindt de ſelvige niet: over_lulckx Figureert ſy de Beeldenis , naar den Wille ;want , in den Wille ,

kommen .


88

De eerſte Vraghese

Wille , fteeckt de Aerdſche Begeerte : en , eene ſoodani a Dat is ,

ghe Beeldenis , ftaat « nu, in de Wonderen Gods; in 't Oo

alswdan.

ghe van 't Grimmighe Principium .

b Text , giet.

313. En , al hier verſtaan wy, de achtſte Geſtalte, met · de Turba , die de Beeldenis foeckt: en , by al dien ſy her 6 Perck vindt, foo verbreeckt ſy de ſelvighe , en gaat in ' t b Perck : en , ſoeckt vorder , in , fich ; en , vindt Eyn delijck den Grouwel, van ' t ghene de Siele al hier heeft ghemaackt. 314. En , dan verſtaan wy al., hier,het Vyer, ('t welck aen 't Eynde, den Dorſch -vloer ſal veegen ) en het Ern ſtelijcke Gherichte : en , wy verſtaan , hoe een yeder Vyer fijn Weſen van de Turba ſal ontfangen; en, wat ſy is . 315.

Al daar , dan , het Vyer,de Aerde ſal verſlinden ;

en , de Elementen met de Wonderen , in

ſich in den Aen

vangh trecken : daar het Eerſte dan weder, om ſal zijn ; yeder ſal fijne Ć Verstaat, en , de Elementen , in een Eenigh : en, een een yeder Wonderen daar ſtellen ; een yeder dingh , in ſijn Vyer, dingh. daar den Wille is in - gegaan.

NB . Dit 316. Ghy Menſchen Kinderen , laat u ' t ſelvighe ghe gele deMen.feyt zijn , het gele u ! want, uyt den Eeuwighen Aen. nies de Dye vangh , en is gheenigh Dyer ; maar , uyt het Model van't yen . Eeuwighe: en, 't en bereyckt, in fijnen Gheelt, het Eeu wighe niet; gelijck de Siele des Menſchen ! 317. Oợck ſoo en kan het verdurven Lichaain het Eeu .

wighe niet beſitten , het is aen de Turba te huys gevallen, maar, den nieuwen Menſch , in God gheboren, ſal’t Eeu wighe beſitten : want , hy is uyt den verbreeckelijcken uytvgegaan, en heeft God, in Chrifto , aen , ghetoghen ; den ſelvighen heeft , in 't oude Lichaam , het Lichaam Gods. 318. De Turba neemtden Aerdſchen Quaal wegh: hec aytwendige Lichaam van der Aerden , blijft aen d'Aer de;


Van waar de Siele ontſtaan zy ? de ; maar , den Wille, neemt fijne Weſeos, in

89 ſich , metu NB, NB,

ſich : want , de ſelvighe ſtaan in 't nieuwe Lichaam , en volghen hem naar ; hy magh bedencken, wat hy al. hier maackr.

De negende Gestalte des Vyers;

Den

grooten Ernſt. Alſoo wy đan verſtaan , dat alles uyt den Aen , Texte Herrúbret. vangh b komt , en , ' t eene alſoo doorvgaansuyt het ande re gaat , en verſtaan , hoe het Vyer eene oorſaack des Le. 319 .

vens zy , en hoe ſich het Leven in twee parten deelt , en doch niets en verbreeckt (dan alleenelijck, het uyt_wen dighe Leven ; ' t welck aen de Turba te huys valt, en ver breeckt) ſoo ſtaat ons te bedencken , waarin dat dan het in -wendighe Eeuwige Leven ſtaat , wat des ſelfs onder houdingh zy , dat het Lichaam niet en verbreeckt ; want, Wefentheyt , heeft Aenvangh : en, dat wy oock met fon dament konnen ſegghen , dat daar gheen Eynde in en zy; want, t ſelvighe moet grondt hebben : anders is het aen

b Text , . 320. Het Eeuwige Lichaam , en moet in gheen Perck NB. NB,

de Turba; de ſelvighe vindt het b Perck .

ſtaan, maar, vry, in den Afvgrondt,in't Eeuwige Niets : anders ſoude daar wederom een Weſen in 't Weſen worden , 't gheen't ſelvige ſoude ſcheyden ; en , het Perck maacken .

321. Wy hebben u boven gheſeyt , hoe alles door 't NB,NB, Vyer moet gaan, ſoov.Wat Eeuwigh loude duuren ; want , t gheen in

to Vyerblijft, 't ſelvige vanght de Turba : in't

Vyer en is gheenighe Gheeft gheſchapen geworden , om dat hy in’t Vyer ſoude blijven.

, NB , 322. Alleenelijck de Turba , die heefter veel ghevan - van den ghen : maar nietuyt Gods Wille; want, den Wille Gods, Wille Godoy en M


90

De eerſte Vraghe

,

en is niets anders dan Liefde: de Turba dan__noch , is fij nen Tooren , wille , den

ſelvighe heeft met ſijnen hefti

gen Hongher, een groot Rijck , tot fijne Openbaringh , in lijne Wonderen gebracht; namentlijck, de Duyvelen, en, de Godlooſe Sielen der Menſchen . 323.

Doch , naar

de

maal het Eeuwighe Leven in Sacht „moedigheyt ſtaat , en gheenen Dood nochte Tur bam in, lichen heeft ,ſoo moeten wy yoor..waar feggen , dat de Siele en den Geeft niet in de Turba en ſtaat : voorn

De Beelo namentlijck , het Lichaam der Sielen ; anders ſoude de Aen . Turba 't ſelvighe verbreecken ! 324. ' t Selvighe nu , is te verſtaan ( ghelijck

boven

is verhaalt ) dat den Wille ( verſtaat, den Wille der Sie len ) in den Anghſt Quaal , in 't Vyer , in, ſich ſelfs verſinckt ( namentlijck , in den Dood ) ende en ver magh in 't Vyer niet te leven : over uſulckx , valt den ſelvighen Wille ; in eene andere Wereldt ( dat is , in den Aenvangh ) ofte hoe wy beter mochten fegghen , in de Vrye Eeuwigheyt, in ' t Eeuwighe Niets , in 'twelck b Ofie, maacken

gheen Quaal en is; oock niets ' t welck ſulckx ofte neemt .

gheeft

325. Nu, foo en is in den verſoncken Wille, geen ſtere ven : want, hy is uyt den Vyerighen Aenvangh , in't Oo ghe, en brenght alſoo fijn Leven, in een ander Principium , en woont in de Vryheyt : en , heeft doch in ſich , alle Ge ſtalten der Eſſentien uyt het Vyer : doch , on - bevinde, lijck ; want, hy is van 't Vyer uytvghegaan. 326. Overſulckx is ſijn Leven van fijne Eſſentien , in de Vryheyt; en , is oock begheerende : en, ontfanght in't Begheeren , in fijne Eſſentien , de Kracht des Lichts , 'twelck in de Vryheyt ſchijnt; 't ſelvige is Kracht, ſonder Turba: want , ' t felvighe Vyer en is niets anders dan Liefde , 't gheen niet en verteert : maar, doorgaans be

geert


Vann waar de Siele ontſtaan zy ?

91

geert en vervult ; dat den Wille der Sielen alſoo een Lig haam aen --treckt. 327. Want, den Wille is eenen Geeſt ,en , de Siele is het Groote Leyen desGheeftes , 't gheen deu Gheeft « be- a ofre, On . houdt : alfoo wordt de Siele met Kracht b bekleedt , en 6 Text; woont in twee Principien ; ghelijck God ſelfs : en, naar ' t Angesogen. uyt. wendighe Leven , in drie ; en , fy is Gods Ghe lijckenis.

328. Het in . -wendighe Water , in den Gheeft der Sie . NB,'tWaa ter des Eev len, ' t ſelvighe is het Water des Eeuwighen Levens; daar wighen Loe Chriſtus van ſeyde : Soo wie dit Water ſal drincken , vens, ' t gheen ick hem gheve , den ſelvighen en fal nummerv meer dorſten ; dat is ' t ſelvighe. 329. En , de Weſentheyt des Gheeſtes, de welcke de NB: 't Vleefch Siele wordt aen ghetoghen , de ſelvighe is Gods, Chriſti Chrifti

Lichaam ; daar hy van Jeyde: Wie mijn Vleeſch eet , en drinckt mijn Bloedt, die blijft in my, en ick in hem . 330. Maar , het rechte Leven , in't Licht van de Ma- NB. He rechte Log jefteyt, in't neghenghetal,'tſelvighe is de Tin &tuur van ven. de Jongh vrou : het is een Vyer ; en , doch gheen Vyer: het brandt; doch , 't en verteert niets : het is de Liefde ,de

Sachtmoedigheyt, en, de Demoedigheyt : 't ſelvighe is ' t Leven Gods , en't Leven van de Heylighe Sielen , een on , verbreeckelijck Leven , een onwgrondelijck Leven : want, het ſtaat in den Afvgrondt,in lich, ſelfs:het is in't Centrum , innewaarts : het Centrum is fijn eerſte Leven : c Text en, ten begrijpt't ſelvigeoock niet; gelijck het Vyer het Drinnene Licht niet en begrijpt. 33t .

Alſoo is het negende

getal, het Leven in 't Vyer

Gods: en , 't is genaamt, het Leven voor't Drieghetal: zijnde eenen Engel; den felvigen ſtaat voor 't Cruys, tot de Wonderdaden Gods,en tot de Hemelſche d Glory.

M2

Het

!

d Text; Ebre.


92

De eerſte Vraghes ,

Het tiendevghetal , en gheftalte des Vyers. De Poorte in Ternarium San &tum .

332. Ghy weet ſulckx uyt het Vernuft, dat, ſoo.waar eenen Wortel is, in 't ſelvighe is eenen begeerenden Wil le ; zijnde de Edele Tinētuur : de ſelvighe drijft boven overn lich en uyt ſich; en , ſoeckt eene Ghelijckenis naar hare Gheſtalte .

NB. Wat de 333. De Tinktuur is eene Jonghw -vrou , en wordt in de Tinctuur 3 %. Wijſheyt Gods , in de Wonderen bekendt: 1y en is geene

Gebarerinne; maar , eeve Openarin van de Wonderen de welcke in de Wijſheyt ſtaan : ſy en ſoecke gheenen Spie gel : maar , ſy opent alleenelijck de Eſſentien , dat alſoo uyt de Eſſentien , eene ganſche Ghelijckenis , fich , ſelfs Baart; ſy drijft den NB.Waaru om den

Tack uyt den Boom .

334. Sulckx verſtaan wy aen de Engelen en aen de Sie

len , de felvighe zijn uyt de Eſſentien Gods; uyt den gan geber is dan de fchen Boom : de Engelen , uyt twee Principien, en , de Sie. Engelen . len , met het Lichaam van't uyt ,wendighe Leven , uyt drie Principien : derhalven is den Menſch hoogher dan de Evgelen; bywal , dien hy in God blijft. : 335. En, in ' t tiendem -getal op het Kruys , zijn de En gelen, en , de Sielen verweckt , en in de Hemelfche We fentheyt gecorporeert geworden , hoewel het tiende . ghetal, tuſſchen het vijfde en fefte behoort: doch, in ee nen Koghel alſoo te verſtaan , al

daar het Harte in 't mida

den , in 't Centrum is : 'twelck is , het Harte Gods ; dat is, Gods Woord . 336. De Kracht in den ganſchen Boom (zijnde de Kern in ' t Hout ) die heeft de Eſſentien van den ganſchen Boom : alſoo is God een Gheeft , en het Woord is fijn Harte ,


Van , waar de Siele ontſtaan zy ?

93

Harte , ' t welck hy uyt alle Krachten en Wonderen uyt ſpreeckt; daarom noemt Eſaias ’t ſelvighe: Wonder, Raat , Kracht , Vrede- Vorſt : ghelijck eenen Vreden maacker,des Toorens,en eene Eeuwige Kracht der Won a Ofte, Rade. deren ; een - Raat van de Gebarerinne. 337.

Want, 't ſelvighe Woord , houdt het Centrum der

Natuur , en't is een Hart en Heer van deNatuur , het is den Baarder in't Ooge Gods,eenen Gever van de Kracht, en eene Sterckte van de Al_machtigheyt : ' t ſelvighe houdt, door 't Lieve -Vyer , het Centrum desVyers ghe fichu ſelfs ,moet duyfter zijn; vaughen , dat’t ſelvighe in Licht. Leven . het en, 't Woord heeft alleen 338. Wy en konnen het tiende - ghetal ganfch niets bee"wefen anders kennen, dan dat 't ſelvige een Cruysis, en ' t is den aller Weſen, Oorſprongh van 't Weſen aller Weſen ; 't welck Weſen en worde, ſich in drie Aenyanghen deelt ( ghelijck voor isverhaalt) verstaan ; de al daar een b yeder, Weſen , heeft: en , ſy zijn in maal- maar, wygaarde Eenieenen dan meer kanderen ; ende en hebben niets Krachten 1 Gods." ghen Gheet... 339. En, in 't midden van 't Punct,is het Centrum ; 't fel - bverfaas, vighe is de Oorſaack des Levens : en, in't Centrum

is het sederdeel.

Licht van de Majefteyt, uyt 't welck het Leven ( zijnde een ander Principium ) ontſtaat: uyt 't ſelvige is den Boom 3! Eeuwighen Levens van Eeuwigheyt, doorgaans ge des waſſen; en , uyt den Boom , de Tacxkens.

NB . Hoe de * 340. ' t Selvige zijn deGeeſten der Engelen : de welc EestDigle Eeuwigheyt , Corporalis en zijn ghe - Gheeften, Eeuwigh ge weeft,maar,de Eſſentien zijn in den Boom gheweeft : en , wecft zijn ke wel niet , van

bare Beeldenis , is in de Jonghwyrou der Wijſheyes.yan Eeuwigheyt - vertoont geworden : want, de felvige zijn en Text . , van Eeuwigheyt, eene Figuur; in de Tinctuur: gheweeft doch; niet Corporalis; maar, Eſſentialis , fonder Corpo reeringh 341. En , M° 3


De eerſte Vraghes

94

NB. NB,

341. En, over- ſulckx is 't ſelvighe het grootſte Won

Groifte der, 't gheen de Eeuwigheyt heeft ghewrocht ,dat fy het a a Geformeert Eeuwighe, tot eenen Corporaliſchen Gheeft heeft ghe ofte ghee maacki.

vat : 'twelck geenigh.vernuft en begrijpt, en gheenighe fin en vindt; en , 't en is voor ons oock niet grondeerlijck . 342. Want, gheenighe Gheeft en kan fich , ſelfs gron deeren : hy fiet fijne diepte wel, tot in den Afwgrondt ;

b Text Zöpfet:

maar , ſijnen

Maacker,en begrijpt hy niet : hy beſiet hem

wel , en grondeert hem tot in den Afgrondt : maar, hy en kent alleenelijck fijn Maacken niet , ' t ſelvighe is hem alleenelijck verborgen , en , anders niets . ; 343. Want , een Kindt kent fijn Vader en Moeder

wel , maar' , 't en weet niet hoe hem

fijn Vader heeft ghe

maackt: het is oock foo hoogh gegradeert als fijo Vader; doch , dat is hem verborghen , hoe't in't Saadt is geweeft: en , of't ſelvighe fulckx grondeert, evenwel en weethet geen tijd en plaats : want, het was, in ' t Saadt, in de Won deren , en , in ' t Leven , een Gheeft in de Wonderen ; als NB. Hoos

hier vorder te grondeeren , is ons het ruſten en het fwye geren moeten ghen gheboden. wy niet grote 344. Want , wy zijn een Schepfel , en « ſullen foo wij deeren .

Text, d Text ,

ſpreecken als het Geſchapene d belanght; beyde,in't in wendige en uyt - wendige, in Lichaam en Siel , in God ,

Hentrife :, Engelen , Menſchen en Duyvelen , oock in Dyeren , Vo Schapene in gelen , Wormen , in Loof en Gras , in Hemel en Helle : God,

alle't ſelvige konnen wy grondeeren ; alleenelijck niet , ons eygen maacken . 345. En , daar wy dan , noch ,het eerſte Fiat kennen en

weten , hoe wy zijn ghemaackt gheworden ; even , wel en weten wy doch de eerſte Beweegingh Gods niet , tot de maar , NB. Van ': Scheppingh: het maacken der Sielen weten wy wel: gheen don hoe t ſelvighe ('t gheen van Eeuwigheyt in zijn Weſen Menſth miet en weet, heeft gheftaan) beweeghlijck is gheworden, daar en weten

wy


Van - -waar de Siele ontſtaen zy ?

95

wy gheenen grondt van : want , ' t felvighe en heeft niets ' t gheen ſulck had moghen . opvgheweckt hebben : en , a Text , 't heeft eenen Eeuwighen Wille; den welcken ſonder Be- Erregee. gin, en Onverandelijck is. wilden ſeggen , de Engelen , en, de NB. 346. Doch, foo wy Gods NB. Vera Sielen zijn van Eeuwigheyt in den Gheeft gheweeft, ſoo borgenthert. en lijdt 't ſelvighe de voorr plantingh der Sielen niet ;

gelijck ſulckx voor

ooghen blijkt : over

ſulckx is dit

alleenelijck Gods Verborgentheyt;en,de Creatuur moet, onder God , in demoedigheyt en ghehoorfaamheyt blij ven , en haar niet vorder verheffen ; want , fy en is God noch niet gelijck. 347. God is een Geeſt, van Eeuwigheyt fonder Grondt en Begin : maar , den Gheeft der Sielen en der Engelen , heeft aenvangh , en ſtaat in Gods Handt; het Drie - getal heeft de Worp.vſchotel, en't ſuyvert fijnen Dorswvloer . 348. Komt herwaarts alleenelijck , ghedultſaamheyt, Wat ons 600

demoedigheyt in gehoorſaamheyt; anders en helpt geen, dizhis. b Dat is , * uyt God te zijo : de Duyvel was oock een Engel; maar, Men moet fijne hooghymoedigheyt , ftorte hem evenwel in de lich niet vera Duyfternis: dat fich een yeder maar wachte , b boven , heffen boven over het Cruys te klimmen , den Duyvel.

ofte hy valt in de Helle tot frambozeneca dultsaama

349. God wil Kinderen by hem hebben ,en, geen Hee-hademoco ren : hy is Heer ; en , geenigh meer : van fijne Volheydt kätydingh , ontfangen ,uyt lijne - Eflentien zijn wy ghe- om in de iską heye ofte borcp : wy zijn fijne rechte Kinderen : geen Stief. kinde Selfsheyt te hebben wy

ren van eenen vreemden Spiegel: oock niet alleenelijek willen levene selection een Ghelijckenis ; maar , Kinderen : het Lichaam dan noch is een Gelijckenis, en , de Geeſt is een Gelijckenis, duhrgaan. de Wefen naar Gods Geeft; doch, de rechte Siele , is een Kindt uyt lijc cho ke Krace en ten . or eb d gh Go .

350. Gods Geeft gheeft getuygenis aen onſen Geeſt, dat


96

De eerſte Vraghe

, Vann waar de Siele ontſtaan zy ?

dat wy Kinderen Gods zijn : niet op Aert , gelijck Babel

1 Text , Rumpcie, Raaft, og Droomt.

a leert , dewelcke garen alſoo, God op Aerden wilde zijn ;

neen ! maar , onſe Sielen zijn Kinderen ; gheteelt uyt het Saadt Gods : ons Hemelſch Lichaam is uyt het Lichaam Gods , ' t welck de Heylige Siele draaght ; voor den Duy vel en den ouden Adam , verborghen . 351. Daar_om , mijn lieve Broeder , in ' t Lichaam Gods , weet ſulckx klaar ( en , ' t ſelvige is onſe Antwoordt op uwe eerſte Vrage) van waar de Siele ontſtaat ? nament

lijck, uyt God , van Eeuwigheyt, ſonder grondt en ſonder b Ofte, Des getal; en duurt b in fijne Eeuwigheyt. selfs Eeu 352. Maar , den Aenvangh tot de bewegingh van de NB.NB. Creatuur ; dié in God is geſchier, den ſelvigen en moet c Text , niet genoemt zijn ; uyt - ghenonfen , dat wy u dit te ver Sol . ſtaan gheven. NB , NB . 353. Dat het Drie getal oock heeft geluft , fijnes ghe lijcken uyt fijne Kinderen te hebben , en ſich in Engelen , en in de Siele Adamsgeopenbaart,en in eene Beeldenis is d Dad, getreden ; ghelijck eenen Boom , den welcken Vruchten Het eene wytzgeb.sar brenght , en eenen Tack uyt ſich baart : want, 't ſelvige is de Beeldt, de Eeuwigheyt haar Recht; en , anders niets meerder . ( ofte Fi 354. Daar en is nietswvreemts ,dan alleenelijck , den guur van ' n Spiegel uytden anderen , en het eene Weſen uyt gene , van eenen

Eeuwigheyt het andere : en , 't ſoeckt alles den Aenvangh; en, 't is alov in Gods t'famen een Wonder . Wijſheyt 355. 't Selvige is den Ingangh : en , wy willen u nu kort, heeft geſtaan ) wyt het an ор de Vragen e antwoorden ;want, in deſe Beſchrijvingh dere, e Text , ſiet ghy alreedts, alle uwe Vragen ; doch , om deLuít, Beſcheiden. en der ſlechten Eenvoudigheyt wille , die onſe f Ken Greånenis.

nis niet en hebben, willen wy ’t voleyndigen. De

i


97

De tweede Vraghe .

Wat de Siele aen Eſſents, Weſen , Natuur, en Eygenſchap zy ?

I. Are Eſſentien , zijn uyt het Centrum van de Na tuur , uyt het Vyer ; met alle Gheſtalten der Na tuur : alle de drie Principien legghen daarwin : al les , wat God heeft en vermagh, en 't gheen God in fijn Drie getal is, ' t ſelvighe is de Siele in hare Eſſents ; ghe lijck eenen tack, uyt de Kracht des Booms.. 2. Haar Weſen, is Hemelſch , gheſchapen , uyt de He melſche Goddelijcke Weſentheyt: doch, haren Wille, is . vry , het zy , in lich te verfincken , en ſich niets te achten (maar, gelijck eenen Tack uyt den Boom groendt) en van Gods Liefde eten ; ofte, in haren Wille , in 't Vyer, opv klimmen, en eenen eyghen Boom te zijn : en , daar ſy van NB , NB . eet , daar., van krijght ſy oock , - Weſentheyt ; nament a Ofte, Liga hamelijck lijck , b Lichaam der Creatuur. heye. Gee ſeven met , ſelfs Centrum het is , Natuur 3. Haar b Ofte, Een e ften, tot de Baringh: ſy is een ganſch Weſen uyt all We Creatuurlijck ſens, en een Gelijckenis van 't Driegetal; ſoo fy in God Lichaam . is : foo niet , ſoo is ſy een Gelijckenis van Lucifer en van alle Duyvelen; alles vorder, naar hare Eyghenſchap . 4. Hare Eygenſchap , is in de eerfte Siele, naar beyde de Moederen gheſchapen gheweeft : daarvop volghde haar het Ghebodt, en , de • Verſoeckingh, haar niet te la- c Ofre, Bo proevingh ten gheluften , om te eten van Quaat en Goedt; maar , al leenelijck, van Paradyſche Vrucht: en , fy moft, met ha ren Willeen Eygenſchap, in God gericht zijn . s . Alle Eyghenſchappen , leggen dan , noch in haar; ſy magh verwecken en in laten wat ſy wil : ſoon wat ſy N dan,


98

111. Vrage , Hoe ſy ten Beelde Godsis geſchapen ?

dan , doorgaans verweckten inlaat, ' t ſelvighe is God aenghenaam : wel verſtaande, foo fy maar , met haren Wille , in de Demoedigheyt ,

en in Gehoorſaamheyt, in de Liefde Gods ſtaat ghewendt , ſoo magh fy Wonder

á Wercken ,a maacken , 't gheen ſy wil; het ſtaat alut'lamen , ter ees ofte, doen . ren Gods.

De derde Vraghe . Hoe ſy ten Beelde Gods is gheſchaper . I. Elvighe is alvreeds beweſen : het Drie - ghetal

b Ofte , Door .

b met alle de drie Principien , heeft gheluſt, eene S ganſche Gelijckenis , in't Weſen en in Eyghen ſchap te hebben , naar 't Weſen aller Weſen .

'

2. En , de luft , om

ſulckx te hebben , is in't Har

te Gods verweckt gheworden ; ghelijck als een Groot Wonder.

3. En , het verwecken , is gheweeft, het wrange Fiat ( zijnde het begeerende Aen , trecken ) 't ſelvighe heeft uyt allen , in een Eenigh ghetoghen : en ,'t ſelvige is een Beeldt gheworden naar de Gelijckenis Gods ; naar He mel en naar deſe Wereldt , en oock naar de Tooren, Wereldt : ' t ſelvighe heeft alles gheſchapen (het ganſche c Zijnde de Fiat , in ' t Verbum Domini ) uyt Gods , en uyt des Too Eeuwighe rens Rijck . wytwgaande 4. En , naar... denmaalvdan, dat daar niets.vhooghers ofere Krachten en is, dan de Siele, ſoo en is daar oock niets, ' t gheen haar Gods ; na- kan verbreecken ; want , het is alles onder haar en in mentlich ein haar : ſy is een Kindt van’t

ganſche Weſen aller Weſen;

lijcke, ofte alſoo is ſy gheſchapen gheworden . de Godheyr. De


99

De vierde Vraghe .

Wat het Inblaſen' zy ? En , wanneer ' t gheſchiet is ? I. En yederGeeſt, ſonder Lichaam , is * ydel , ende a Text, Robi en kent fich niet : nu , begheert een yder Gheeft, ofte, ledigh

E Lichaam ; beyde , tot eene Spijſe , en tot eene en bloot. Wooningh . 2. Naar de maal God dan , het derde Principium ( zijnde eenen Spieghel van de b Godheyt ) voor de Siele b God ,en hadde gheſchapen ſ , oo was den Spieghel al., reets aent onderscheyt; Eeuwighemede aenhangigh ; want, hywas uyt de Eeuwi- fiet het feste Boeck van ghe Wonderen gheboren , en alſoo gheſchapen ghewor Hermes den : der.halven en wilde oock het derde Principium , de Tribu Megi

Siele nietvry - laten ; naar..de maal 't ſelvighe oock uyt en de Wonderen Gods was gheſchapen : en, het ftont, in den Amſterd. Aenvangh, gelijck eene Figuur in de Wijſheyt Gods : en , 1643, in Neerduyts, 't ſelvighe begheerde (naarde.vmaal dat het Materiaels is) dat het oock aen de Siele , een Materiaels Gelijckenis mocht hebben ; en , ' t verweckte oock alſoo, in de Schep pingh der Sielen, fijnen Geeft mede in 't Fiat. 3. Aldaar wiert de uyt wendighe Beeldenis , naar c Ofte, Ge den Gheeft van deſe Wereldt, met het uyt wendige Fiat Formeere.

begrepen : en , daar wiert een Lichaam uyt de d Matrice d Dequint der Aerden geſchapen ; ' t ſelvighe was een • Meſeb ; ee den inden dighften Gronde. 4. En , de Hemelſche Matrix lufte oock naar de Siele, c Ofte , en wilde datſy hare Beeldenis ſoude dragen : en;begreep, Malſa.

ne roode Aerde , van't Vyer en 't Water.

met de Scheppingh des Lichaams, oock haar eyghen f Dar is,het f. Fiat ; en , ſchiep voor wheen , eer het Aerdſche ſchiep : 2 ,ofie av het is het Eerſte gheweeſt: want , uyt het Centrum des ders, den s Woord , Maackor N 2


Іоо

a Ofte , Door . b Ofte , Tweede.

De vierde Vraghes

Woords, gingh het Fiat « met het woord uyt; alſoo wiert het derde Principium , in't b Andere geſchapen. s. De Jongh

vrouw der Wijſheyr ,

om

vingh den

Geeft der Sielen : Eerſtelijck , met HemelſcheWeſent heyt, met Hemels Goddelijck Vleeſch : en, den Heyligen Geeft,

gaf de Hemelſche Tinktuur , de welcke Hemels

Bloedt in Water maackt; ghelijck in onſen derden Boeck, in 't langhe is verhaalt gheworden. 6. Aſſoo ftont den in --wendighen Menſch , in den He

c Ofte , Lidt.

mel , en fijne Eſſentien waren Paradyſigh , ſijnen

Glans

in de in -wendighe Ooghen, was Majeſteyt: een onver breeckelijck Lichaam : ' t ſelvige konde de Spraack Gods en der Engelen ; de Natuur ſpraack : ghelijck ſulckx aen Adam is te ſien , dat hy aen alle Creaturen konde namen geven , aen eene yedere , naar des ſelfs Eſſents en Eygen Ichap : hy ſtont alſoo in't uytwendighe Beeldt, ende en kende'tuyiwwendige Beelt niet ; hoewel het Lichaam , gheene d kennis en heeft.

d Text, Ertantnis . NB , In 7. En , in dit twee vvoudigh Lichaam ( ' t welck aen den welcke ſeſten dagh , in de feſteure des daaghs gheſchapen wiert, ure des daaghs, het even in de ure , als Chriſtus aen't Cruys wiert gehangen ) Alamifehe wiert,naar voleyndingh des Lichaams, de Koninghlijc Lichaam ge. ke Siele , van inwendigh , van den Heyligen Geeſt , in't e Verstaat, Harte, in den Heyligen Menſch, in • fijo Principium , in In desGe Princi geblaſen; gelijck eene verweckingh der Godheyt. ſtes het Scheppen , en 8. Het Drie--getal,heeft fich , met fium . , De Inblaſen der Sielen, beweeght; want , ſy was op het Cen . Cofie Scheppingh . trum , in't Saadt , ghelijck een Gewas van een Groenen der Eſſentien : alſoo wiert fy m't in-wendighe Centrum

in gheblaſen , in den inwendigen Menſch, in ' t Hemela ſche Hartebloedt , in't Water des Eeuwigen Levensa met alle beyde de inwendighe Principien. gi En ,den uyt -wendigen Geeft (zijnde de Lucht )met het


Wat het Inn blafen zy ? En, wanneer 't geſchiet is ?

101

het ganſche uytwendighe Principium , met Sterren en Elementen h , ingh aen den in.,-wendighen: en , den uytie wendighen Gheeft blies bem fijn Leven met de Siele te ghelijck, door den Neus, in 't Harte, in't uyt , wendighe Harte , in't Aerdſche Vleeſch ; 't welck doch ſoo Aerds NB. niet en was : want, het was uyt de Matrice, uyt de Sucht; Vleesch . uyt de welcke de Aerde Corporalis was gheworden . 10.

Alſoo voer den Heylighen' Gheeft op der Sielen

Wagen, op den inwendighen Majefteytighen Wille , en ſweefde op het Water : want, het Water en begrijpt hem niet : daarom ſweeft hy daar

op , en daar

in ; het is al

les gelijck : en , de Siele brande uyt het Bloedt van't Har te ; ghelijck een Licht uyt eene Kaarſſe : en , gingh door alle de drie Principien ; ghelijck eenep Koningh over fijn Landt. 11. Sy konde Machtigh over het uytwendighe Prin cipium heerſchen , foo fy met haren Wille , wedervom in 't Harte Gods, in 't Verbum Domini, " hadde ingegaan . a Texto : 12. Dock foo heeft den Quaal van den Grim , met het Behre. In

blaſen , ſich mede ingedrongen; namentlijck , met

den Oorſprongh van de Siele. 13. En , de Siele en konde anders , Gods Beeldt niet

blijven ,'t en waar dan dat ſy in de Demoedigheyt , in Ghehoorſaamheyt bleef , en haren Wille , in den Wille Gods ſettede ; in den ſelvighen was ſy eenen Enghel en Kindt Gods : anders , was enckel Ghevaarlijckheyt, dat eene Creatuur , twee Principien ſoude bemachtigen ; na mentlijck, her Toornige , en het Uyt- wendige,'t welck uyt den Tooren was uyt. geboren. ib Text ,

14. Daarçom en is hare Verſoeckingh , niet çenen NB Jahrer Hoc . , llech Appe b ten l., beet gheweeft , ende en heeft niet al langh de leenelijck ettelijcke uren ghedúurt ; maar , veertigh da- Vefaecking Paras gen ; Joo langh Chriſtụs.iu de Woaktijue wiert verfocht im N3

( ep duurt .


102 Jy

De vijfde Vraghes

( en even oock alſoo , van alle de drie Principien ) en Iſraël in de Woeſtijne , doen Mowyſes veertigh dagen op den Bergh was : daar ſy oock niet en beſtonden ; maar, een Kalf maackten .

De vijfde Vraghe .

Hoe de Siele eyghentlick van Form en Geſtalte is ?

Anneer eenen Tack uyr eenen Boom waft , foo is des ſelfs gheftalte ghelijck den Boom : hy en is V. wel den Stam noch den Wortel niet , maar , fijne Gheftalte is , ghelijck den Boom : alfoo oock , wanneer een Moeder een Kindt baart; ſoo is ' t ſelvighe een Beelde naar haar .'

2. -En , ſulckx en kan niet is, fonder

anders zijn ; want, daar en

dat, niets, 't gheen't ſelvighe anders maackt:

'ten „ zy dan aen de Turba te huys ghevallen , die me nigh maaleen Monſter verweckt, naar den Gheeft van

Maanna

defe Wereldt , naar fijnen aenvangenden Maacker ; naa

Monster; Swyger.

mentlijck ,in de Maan , al fter in de Türba maackt.

daar het.Fiat, een Maan --Mon

3. Alſoo is ons te verſtaan , in wat Form ſy is : nament lijck , naar eenen ronden Kooghel , naar ' t Ooghe Gods, daar't Cruys door

gaat,en deelt ſich in twee Deelen, dat

is, in twee Ooghen , de welcke Ruggelinghsftaan : ghe lijck wy hier-j-voor, eene Figuur hebben ghemaackt met den twee , voudigen Regenbooge, daar het Cruys,door beyde gaat:

en, in ' t midden, tuſſchen den Boogh ,ide ee

ne - Spitſe in de Hooghte réyckt; ' t welck een ghewas, door 't


Hoe deSiele Eygentlück van Formen Geſtalte is ?

103

door 't Vyer , door de Anght ( dat is , door den Dood ) aen.wijft : en , doch, geen Dood en is; maar, eenen uyt “ gangh uyt ſich ſelfs , in eene andere Quaal : daar fy.al loo , voor de twee Boogen, in't midden ſtaat; ghelijck een Gewas uyt het Cruys. 4. En, den Arm

van 't Cruys, aen de Rechterhandt,

beduyt, haren Geeft, die in de Lichte Majefteytingaat ; en , de Siele ( zijnde het Centrum ) Goddelijcke Weſent heyt aenutreckt. s. En , den Arm ter Slincker aen't Cruys, beduyt ha ren Oorſprongh in 't Vyer, en houdt het eerſte Principium in, dat fy desVaders is , en in't oorſpronckelijcke Ooghe ſtaat, in deſtercke en geftrenge Macht; gelijck een Heer, en Over - weldiger der Natuur. 6. En , het onderſteDeel van't Cruys, beduyt het Wa ter : zijnde de Demoedigheyt, ofte « den Dood ( alſoo te a Ofre,Bos duye. vergelijcken ) dat fy in't Vyer niet en moet heerſchen , en 't ſelvighe aenfteecken ; maar , in fich , en onderlich

ſincken , voor de Majefteyt Gods : en , fich , in haren Wille , ghelijck als Dood achten , op

dat God in haar,

leve , enden Heylighen Geeft, haar Regiment voere, dar ſy alſoo niet en doet , ' t gene den Wille van de Turba in't Vyer wil; maar , 't geen den Willein't Licht wil . 7. Daarmom moet haren Wille , onder

ſich , in de

fachte Demoedigheyt , voor God ſincken , alſoo gaat ſy van de Turba des Vyers uyt; want, haren Wille en is daar niet in : oock foo en kan gheene Imaginatie gheſchieden, uyt de welcke den Spieghel wordt gheboren , dat fy ſich in't Vyer befiet , en bekent dat ſy een Heeris : daar ſy ftout van wordt, en in eygen Macht wil regeeren ; gelijck Lucifer dede, en Adam , in't Paradys.

9 8.

Alſoo verſtaatons recht : de Siele , aen haar ſelfs, is

eenen Koogel, met een Cruys , met twee Ooghen : een

Heyligh,


104

De vüfde Vraghes

Heyligh, Godlijck, en een Heſſch , Grimmigh ,in 't.Vyer: ' t ſelvighe moet ſy toedoen , en met't ſelvighe, verbor gentlijck , door de Anghft ( dat is , door den Dood) in 't tweede Principium , in de Liefde regeeren . 9. En , byval. dien dat de Liefde haar ontfanght, ſoo is het Grimmige Vyer ghelijck als Dood,en On -bevin delijck : het is dan

noch ,het Vreughden leven van 't Pa

radys : anders ſoude in de Sacht „moedigheyt, gheen Le ven noch Regiment zijn , ſoo't Vyer ſich daar

in niet en

begaf: maar, de ſtille Eeuwigheyt, ſonder Weſen , loude blyven ; want, alle Weſens, ontſtaan in ' t Vyer. 10. En , dan , ten derden ,is de Siele , naar het ganſche Lichaam ,met alle Gelederen , gheformeert ; ' t lelvighe verſtaat als volght. II . De Siele is den Stock ( zijnde den Wortel) de ſel vighe fiet, ghelijck het Centrum van 't Drie

getal, gelijck

een Oogh , eenen Koogel, een Cruys : en , dan , is haren Wille (den welcken uyt den Eeuwighen Wille ontſtaat een Gheeft ; den ſelvigen heeft de Rechte Siele , in haar ghewelt. 12. En , den ſelvighen Gheeft, opent de Effentien in 't

Vyer , en , in 'tWater , dat hare ganſche Gheftalte alſoo fiet, ghelijck eenen Boom met veele Tacken en Spruy ten , en wordt in alle Tacken des Booms ' , uytvghedeelt; 't ſelvighe is te verſtaan, als volght. 13. Den Geeft deelt haar in't ganſche Lichaam ( ver ſtaat, in de Tinctuur) in alle Gelederen; ' t ſelvighe zijn alma t'ſamen bare Tacken : fy en ghelijckt , in haren G heeft, niets anders dan den ganſchen Menſch met alle Ghe lederen.

14. En , hierwin is ſy oock de rechtė Beeldenis Gods : a Verftaat, want , byál dien fy trou is , ſoo woont den Heylighen foo woont de Duyvel In den Geeft . Gheeft , * in den Gheeft ; foo niet, der Sielen daar in :


Hoe de Siele Eygentlück van Form en Geſtalte is ?

TOS

daar. in : аen wien ſy haar begeeft (aen de Gierigheyt en Hooghmoedigheyt, ofte aen de Liefde en Demoedig heyt) aen den ſelvighen is ſy. Iso Soo fy dan , noch in Booſheyt volhard , en God verlieſt , ſoo verlieſt ſy het Cruys : en , haar Ooghe is een Helſch Ooghe ; al

daar haar de Turba eene Geſtalte

eu Model yan een grouwelijck Dyer , in't Ooghe , in den Wille en Geeft , in voert. 16.

Daar. om noemde Chriſtus, de Phariſeen, Adde

ren en Slangengebroedſel : want , hare Figuur in haren Geeft, ftont foodanigh voor hem ,van wegen, haren hoo veerdigen en gierigen Wille ;dat ſy Heeren ,en geen Die naren Gods in der Liefde en Demoedigheyt wilden zijn .

17. En , de Figuur van den Anti , Chriſt tot Babel ſtaat oock ſoodanigh voor God , gelijk eenen Draack met ſe ven Hoofden ; 't ſelvighe zijn ſeven Geeften : op den ſel vigen rijdt haren ſchijn

heyligen Geeſt, in eene Beelde

nis des Menſchen, in den Afvgrondt: a hy wil eenen En- a Verfaat, gel zijn ; en , is een Monſtrum van een recht Kindt Gods : den Geest, hy voert den naam; en , fijn hart is het Dyer , in de Open baringh Johaupis : hy begheert God ; en , oock den Duy vel : daarom is hy een ſoodanigh Monſter, ghelijckee nen Menſch; en , heeft doch den Duyvel onder » fich. 18. O ! Menſchen Kindt, vliedt, de deure is open , de NB. Babels Christenheyta Turba is ghekommen ,ſy wil 't ſelvighe Beeldt verſtooren; ſoo niet , ſoo moet ghymede : daaren is noch Medecijn noch Raat", dan alleenelijck , de rechte Beeldenis, in de Liefde foecken : ofte daar is voort vaen , enckel nood en dood ; ſeyt den Geeft der Wonderen . 19. Alſoo is dit , onſe rechte Antwoordt, dat de Siele , in 't eerſte Principium , naar den Oorſprongh , eene Form heeft van een Oogh ;en , doch , twee..- voudigh , ghelijck . een Hart, daar het Cruys in ſtaat. 20. En , O


106

De feſte Vraghes

20. En , in't tweede Principium , is ſy eenen Geeft, en eene ganſche Beeldenis ; ghelijck den uyt- wendighen Menſch is . 21. En , in't derde Principium , is fy eenen Spiegel van de ganſche Wereldt : in den ſelvighen leyt alles, wat He . mel en Aerde vermagh ,de Eygenſchappen van alle Crea turen ; want, den Spieghel is ghelijck het Firmament, het Geſternte. 22. Eene foodanighe Kroone is't ſelvige ; en, daar

in

a Ofle , Ow ſtaat het a Getal van den uyt.wendighen Menſch , van't derdom . Eynde fijnes Levens , met al het Geluck en Ongeluck ; foom -wat het uyt --wendiglie, van den Geeft van dele We b Ofte,Towy reldt , b toe . Itaat. behoort,

De feſte Vraghe .

Wat haar

vermoghen zy ? I.

Nsis kennelijck , dat , ſoon watuyt den On - gront komt, en ſijo Eygen ſelfs grondt is , dat ’t ſelvige in fich alles vermagh : want . , 't is fijn c Of, Selfs Weſen, het maackt ſich ſelts. Wefeni

eyghen

2. En , alvis 't nu., ſchoon ,dat de Siele eenen Tack uyt den Boom is , ſoo is ſy nu doch in een Schepſel ghegaan ; en , is een Eygen : ſy is nu van't ganſche, een Beeldt, en een Kindt van't ganſche : want , wanneer het Kindt ghe boren is , ſoo zijn de Moeder ev het Kindt, twee; het zijn twee Perſoonen :maar,ſoo langh't ſelvige noch in't Saadt, in de Moederis , ſoo is het Saadt , desMoeders ; en , de Moeder regeert 't ſelvighe, 3.

Want, loo. wanneer het Kindt gheboren is , ſoo heeft


Wat haar vermoghen xy ?

107

heeft ' t ſelvighe fijn eyghen Leven invfich, en 't heeft het Centrum Nature , in eyghen Geweldt : het en regeert niet alleen in fich ; maar, oock buyten_fich , in't ghene, foon wat Saadt is. 4.

Verſtaat ons alfoo recht : Gods Geeft , en den Geeſt

der Sielen , zijn twee Perſoonen : den Eenen is vry van den Anderen : en , ſtaan doch beyde, in den eerſten Aen. vangh ; een yeder heeft fijnen eygen Wille . 5. Nu , ſoo is ſulckx doch recht , dat het Kindt , den

Vader ghehoorſaamt, by verlies van des Vaders Erve : want , den Heyligen Geeſt is den Werck ,meeſter van de Siele ghewecft; en ,heeft de ſelvighe gheſchapen : den ſel vighen , moet de Siele gehoorſaam zijn , by verlies van des Heyligen Geeſtes Erve; zijnde de Godheyt. 6. En , hoe.c-wel wy al hier , veel hadden te fegghen , ſoo is ſulckx doch ſeer ghevaerlijck, vanweghen de val ſche Magia ; wanneer den valſchen Gheeft , fúlckx weet, foo bedrijft hy hiervmede Toovery. 7. Derwhalven , willen wy doch alſoo ſpreecken , dat wy voordekinderen , wel fullen verſtandigh zijn , en den vollen mondt behouden voor de kinderen: want, 't en is niet goet,ſulckx te ſchrijven ; want, men weet niet, welck den Leſer ſalzijn . 8. Maar , de Godlooſe , ſegghen wy , dat fy des Duy- NB. NB. Godwoo vels zijn, ende en ſullen geen deel aen onfe Schriften heb fen , engly ben : wy beſluyten de ſelvighe met eene Muur , en met Laſteraars. een vaſt Slot , dat ſy blindt zijn , en ouſen Gheeft niet en kennen : ' want, wy en willen de Slange in de ſelvighe niet fetten : onſen Wille is van hen uytvgegaan ; daar Jom en NB. NB. fullen ſy ons nier “ kennen :alis 't datſy onsin de Handtaofie staan, Ver draghen; even , wel is daar een vaſt Segel voor.

9. Chriſtus leyde: Wanneer ghy Geloof hebt gelijck een Moſtert fadeken , loob kondt ghy tot den Bergh b Ofte Mooghs. . O 2 ſeggen ,


108

De feſte Vraghes

ſeggen , heft u op , en worpt u in de Zee ; 't ſelvighe en is geen ydel Woord , ſonder Waarheyt :den Wille (bywalu NB. Wat dien den ſelvigen fterck voor gelooyen zy ?

lich gaat)is, Gelooven ,

De eerste Macht , van den Wille der Sielen .

10. Hy formeert fijne Eygen Geſtalte , in den Geeft : hy heeft oock de Macht, dat hy eene andere Beeldenis , in den Geeft, uyt het Centrum van de Natuur , kan formee ren : hy kan het Lichaam eene andere Form , ' naar den uyt.wendighen Geeſt, gheven ; want , den inwendigen is een Heeroverden uyt - wendigen , den uytvwendigen

á Text, Behartich.

moet hem ghehoorſaam zijn : en , hy kan den uyt - wen dighen , in eene andere Beeldenis ſetten ; doch , niet a be ſtandigh. II . Want, Adams Siele , heeft de Turbam van deſe We

b Text , Baid über ber.

reldt, in_ghelaten , derhalven , dat de Turba , wanneer fy een vreemt Kindt fiet , b van -vſtondenaen , daarover heen is , ' en't ſelvighe verbreeckt : het beſtaat maar ſoo langh , als den inwendigen Gheeſt , den uyt - wendighen

c Text , Bándigen

kan · dwingen en overweldigen .. 12. En , de felvighe Geſtalte is genaamt,Nigromantia, eene Veranderingh, al daarhet inwendige , het uytwendighe beinachtight; want, 't ſelvighe is natuurlijck : ghelijck wy dân gedencken ,datwy verandert ſullen wor den ; alſoo gheſchiet ſulckx, door de ſelvighe Turba , de welcke het eerſte Fiat heeft .

13. Want , het Lichaam , is Suluphur, en het ſteeckt in de Tin &tuur ; en , den Gheeft,voert de Tinktuur : wan neer nu den eerſten Grondt (zijnde de Siele) daar ganſch in bewillight , foo kan den Gheeft der Sielen , eené an dere Form van de Beeldenis , in den Sulphur maacken : doch , ſoo menght de Duyvel licb garen daar

in : want, het


109

Wat haar vermoghen "zy ? het is des over is.

Afv grondts Wonder ; daar hy een Heer

14. Verftaat ons : alfoo kan oock den ernſtighen Wille NB. De (die anders, Ghelooven , is ghénaamt), met den Gheeft, Macht van groote dinghen doen : den Wille kan den Geeſt ſelfs, in . Often, Door, eene andere Form ſetten; 't ſelvighe is, als volght.

Detweede Macht van der Wille der Sielen .

15. Al waar tuſchoon, dat den Gheeft eenen Enghel was , eene Gelijckeniſſe Gods, ſoo kan den Wille, uyt den ſelvighen, eenen ſtouten b Duyvel maacken; en, gock ,uyt b Verstaat, den Duyvel, eenen ? Engel ,ſoo hy lich in den Dood ;in de een boos. Demoedigheyt, onder het Cruys verſinckt , en ſich in den vastaas, Gheeft Gods in - worpt, dat hy hem ſijues Regiments een Kinde dover-ugeeft, foo verſinckt hy inde fille Eeuwigheyt,uyt siet dedrie de Quaal, in 't ſtille Niets ; en , doch , Alles : dan foo ſtaat Principien, hy wederom aen den Aenyangh , daarGod hemſchiepa com en , het Verbum Fiat , t welck de Beeldenis Gods houdt, d Text , Berzeibet, ontfanght hem wederom .

De derde

.. Macht van den Gheest ofte Wille der Sielen . Wir

16. Eu , dan , ten derden , ſoo heeft den Geeft der Sie len Macht , aen een ander Menſch , ( dat is, in den Sul.vphur) in

te

aen Mergh en Been e Ofte, Im.

gaan ,en aen den ſelvigen,

foo hy valſch is ) de Turbam inu te voeren : byval

dien

den ſelvigen , met Gods Geeft niet en is ghewapent, dat, hy alleenelijck bloot in den Gheeft van defe Wereldr wordt bevonden ; gelijck ſulckxaen de Tooverwhoeren is te fien . sini bir

202

bis

Orly riclub De

til miod?


fia

De feſte Vraghe in

De vierde Macht van den Wille der Sielen ,

17. En , ten vierden , heeft: by_macht, ſoo hy Gods Kindt is , dat hy de Turbam kan ghevanghen voeren , en magh de felvighe over het Huys der God looſen uyter gieten : ghelijck Elias met het Vyer dede , en Mowyſes voor Pharao; want, hy kan.Bergen om rotſen verbreecken .

à Anders, felvigo NB, NB.

werpen, en Steen..

18. - Dit fult ghy al dus verſtaan; byval

dien de fel

vige plaats , de Turbam b aed jnemelijck is , dat de ſelvige

Bofte,745 den Tooren heeft e opvgheweckt ; loo kan't zijn : doch , tigh . fob Hiet; en dat Gods Gheeft in een dingh is, ſoo en kan ' t poh Paniet zijn : want ,in de Turbiam -des Vyers , wordt Water wecki, gegoten, daar door is de ſelvighe , ghelijck als Dood; en , haar vermoghen, leyt in Spot. 19. En , daarom is den Hemel , een middelſte , tuf fche n God , en , deHelio .? 13 ( dat is , tuſſchen Liefde en Too , ren }#die uythetmiddelfte des Waters is gheſchapen, dat d Verpaat dien Hemel, de Duyvel met fijne Turba, nier en kän regeeren , het Wa ter maackt hem , fijn Voornemen tot Spot ; gelijck dan , de valſche Magia,met hare Incantation en Verblindingli, e Tot ſpot, in't Water e verdronckt.i. ofte tot niet wordt, De vijfde Macht van den Wille ofte 2979 Geeſt der Sielen

20. En, ten vijfden , heeft den Geeft der Sielen macht , dat hy'vermagh en kanalle Wonderen foecken , de wele , Konften , Spraacken , ke in de Natuurzijo , namentlijck ' Bouwen, Planten ; verbreecken : hy kan den Gefternden

* Text ,

Hemel f bedwinghen; ghelijck Joſua de Sonne geboodt,

Bándigen.

dat de ſelvighe ſtille fone , en Mo-vyſes de Zéé, dat de ſelvighe


Wat haar vermoghen zy ?

III

ſelvighe Atondt; oock gheboodt hy deDuyſternis, dat de ſelvighe quam : hy kan een Aerds Leven maacken ; ghe lijck Moyſes , de Luyſen , en , de Vorſchen , oock Slan gen, en andere Wonderen. .: | 21.

Hy heeft den Dood in fijne Macht, dat hy dep ſel

vigen « bemachtight; byval dien,hy op den b Bruydtv a Text , Wagen vaart : hy kan den Duyvel toomen, en bemach- Bewaltigen. tighen ; food hy in God is : daar en kan niets ghenoemt b.Den Wille den H worden, 't welck hy niet en kan dwingen, 7 Geeſt.

22. Alleenelijck , moetghy't ſelvighe recht verſtaan : 4 Verftaar, den Wille , de Siele heeft eene foodanighe Macht, van haren Qor , ofte Geeft der fprongh : en , eenen ſoodanighen Gheeft, ſoude hy , uyt ſielen. ſich hebben konnen gheven , bywalw.dien dat fy de Aerd- Text; ſche Turba Magna niet in - fich, en had in -- gelaten ,'t welck NB.NB. Defe Macht haar nu doet ruſten . - moet de Siele 23 . ' t Eozy dan, dat den Heylighen Gheeft, op ha. nu in leſum ten f Wagen vaart ; ghelijck by Moyſe, en Elia , en alle Chriftum Propheten , en by Chriſto, en lijne Jongerey , en ,oock, cerkemos noch door - gaanis by de Heylighe Kinderen Gods: de ſel. De feveres ; vighe hebben al.wtfamen defe Macht,ſy konnen Dooden fofte, Wille, op --wecken, en Sieckten gheneſen , en alle Kranckheden verdryven : het is natuurlijck; de Gheeft heerſchet allee , nelijck daar -mede over de Turba. , ? 24. Doch , & tot onder vrechtingh , ſoo weet dit : de gText Zum gegen Siele weet wel , wat voor een Verbondt fy met den Duy- bericht.

vel heeft, en wat hy aen haar heeft : fy en gaat niet bloot : 't en . zy...dan dat den Geeft Gods haar voert, dat ſy den ſelvighen tot eene Beſchuttingh heeft, dat de Luit des te dringen , Duyvels ſich niet en vermagh in 25. Sy en maackt geene Wooderen ;'t enzy_dan, dat de Gheeft Gods de ſelvighe verweckt: fy gheeft God de Eer en Macht: ſy doet ghelijck een demoedigh Kindt, en blijft onder het Cruys faan ; en , laat den Duyvelover.v haar


112

De feſte Vrage ' ; Wat haar vermogen zy ??

haar heen , .ruyſchen : fy dan , noch , Groendt in Sacht : moedigheyt , en , Demoedigheyt ,door den Dood , in 't Eeuwighe Leven; en , brevght veel Vruchten , in Gedult ſaamheydt. : 26. Alſoo en kan de Duyvel haar niets doen ;

ſy is

voor hem , ghelijck als Dood : hy mach met fijne Turba, in’t Aerdſche Leven , doorfijne Helperen ( de God looſe à Text, Polteren

Menſchen) « moorden; hy en heeft niets anders dan Spot, over ſulckx, voor God : want, hy is eenen ſtouten Geeft , en wil over Gods Wonderen zijn ; en , eeneo Demoedi

b Text ; Båndigen . NB. N'B .

:

gen, kan hem b dwingen. 27. En , op eene foo.danighe wijſe , kan een yeder Menſch , den valſchen Magus , en oock Nigromanticus ontloopen; want , daar en hecht gheenige Macht, aen den ghenen, foo waar God woont: ghelijck als Chriſtus ini ſijnen Dood , den Duyvel overwon , alſoo oock wy , in Chriſto : want, het Woord't gheen Menſch wiert,woont in

ons : en , in't Woord , komen wy over

Duyvel en

cofee, T" Helle heerſchen ; daar en is gheen opvhouden . genftant, 28. Alfoo gheven wy u op deſe Vrage, tot Antwoordt, dat de Siele, aen haren Oorſprongh, Grootmachtigh is : ſy vermagh veel : doch ,niets anders,dan in't Principium , in't welck ſy ſtaat , is ſy Machtigh ; want , de Duyvel en kan over God niet Heerfchen , 29. Hare Macht en is haar niet ghegheven , gelijck ee nen Koningh aen yemant Bevel en Macht gheeft : maar, ſulckx ſtaat in'tNatuur Recht: daar om zijn wy Kinde ren , van de Alvmachtigheyt Gods; en , Erfvghenamen van zijne Goederen in de Almachtigheyt.

Do

-


113

De fevende Vraghe . Of jy is , Lichamelijck , ofte niet Lichamelijck ? I.

En dingh't welck van gheenigh Begin en is , 't ſel vighe en heeft oock niets , 't geen hem yets geeft : D

en , alſoo't doch yets is , ſoo ſoeckt't ſelvige in -v fich, den Aenvangh; want, een yeder Geeft, woont in den diepſten Afvgrondt fijnes Weſens : doch, alſoo hy hem . ſelfs het Weſen moet maacken , foo en kan hy in niets vreemts wooņen ; maar , Weſen .

in

ſich. ſelfs , in ſijn eyghen

2. Doen God de Siele ſchiep, al ddar * bekleede haar a Text, Vmb gab. den Heylighen Gheeft , met de Tinctuur ; want , op een deel , ftont ſy in de ſelvighe : in , ſich ,was ſy bydel;ghe- b Text, lijck eenen Vyervgloet, bydel is , en met de Tin &tuur is Rob / fonder ofte, bekleedt, Lichaam . 3. Ghelijck ghy dit verſtaat , dat hetWaffen ontftaat Text Vmb gebeu . van de Wermte :'tſelvige is een dryven van de Tinktuur, die den Tack uyt den Wortel drijft: namentlijck , uyt ' t ſelvighe Vyer; het zy koutofte heet Vyer . 4. Want, de Duyſternis , heeft Kout Vyer , ſoo langh , totdat'tfelvighe de Anghft bereyckt , dan ontſteeckt het ſich in Hitte ; ghelijck ghy ſulckx aen een Kruyt fiet, waoneer't in eene andere Quaal komt. 5. Alſoo gheven wy u te verſtaan , dat de Tin & uur, het rechte Lichaam van de Siele is : want , de Siele , is Vyer; en , de Tm & uur gaat van 't Vyer uyt : het Vyer treckt de ſelvi ghe weder in fich ; en t'verſacht ſich daar mede , dat de Grimmighe Quaal uytbluſt ; foo ftaat als Huur, in lacht moedigheyt:

dan de Tin

6. Want, d fy en heeft geen Weſen van eenige Macht , dperfast, de Siele. Р ini


114

De levende Vraghes

in ſich ; maar ,het Vyer ishare macht : fy wordt uyt de ſacht ,noedigheytvan de Tin & uur, Water. 7. Want, het Vyer is begheerende : en , ſoo ,waar een Begheeren des Oorſpronghs is , daar is oock een Vinden des Oorſpronghs : alfoo vint het Vyer , in de Tinctuur, Water , en verwandelt ' t ſelvighe , in Sulphur , naar de kracht van al de feven Geeſten der Natuur ; ' t ſelvighe is een Water des Levens.

8. Want, de Tinctuur,drijft , in 't Water, op, ghelijck een Gewas; en, het Vyer in den Afwgrondt,veroorſaackt fulckx : alfoo wort het Water , in den Sulphur van de feven Geeften , verwandelt in Myſterium ; want, het groo te Arcanum leyt daarwin , wat God , en , de Eeuwigheyt vermagh. 9. Alſoo behout het Myfterium , twee Geſtalten ( zijn de Vyer en Water ) en , 't verwandelt ſich , naar beyde ; namentlijck , naạr't Vyer, Root, en naar de Tin &tuur,Wit:

a Verpaat, 'a ' t ſelvighe is eene b klaarte ofte glanſch van't Vyer, dat infernighe het Leven fich alfoo fiet en kent; uyt 't welck , Vernuft en b Text , Sinnen ontſtaan : en , het Ghemoedt , is in 't Radt van de Helle. Anghft in ' t Vyer; daar de Effentien uyt ontſtaan . 10. En, alſoo fien wy , wat het Bloedt is : nament hijck , een Huys van de Siele ; maar , de Tin &tuur , is haar Lichaam. 11. De rechte Siele en heeft gheen begrijpelijck Lig haam , ' t welck Siele is ghenaamt: maar , in de Tin &tuur, waft het Lichaam in den Sulphur, uyt den Sulphur - dat is, een yeder Gheeft van de fevenGheeften der Natuur,

NB. Wat

begeert Wefentheyt; ' t ſelvighe is te ſamen, Sulin.phur. 12. Want ; Sud, is Kracht uyt het Licht : en , Phur , is

gh der Sul ,ende is. wal Kracht uyt de vier Gheftalten van den Oorſpron Phur is Lenghte, de naar , Boeck Natuur ; ghelijck in't derde verhaalt gheworden . ‫ܬܵ܂‬

1

13. Alloo


Of ſy is, Lichamelijck, ofte niet Lichamelijck ?

I15

13. Alloo begheert het Phur , Vleeſch ( dat is , een a EeneVer. * Meſch ) uyt Vyer en Water ; en , ' t wort in de Tinktuur mengingh ofa te Majja . ontfanghen en gheboren . 14. En , de Tin & tuur is het Waſſen des Lichaams : en, het Vyer is eenen Oorſprongh des Geeſtes , door de Tin & uur : want, in de Tinctuur , neemtden Gheeft der Sielen , fijnen Oorſprongh : die alsidan de rechte Beeldenis , naar Gods Beeldt, figureert; dat is , naar alle de drie Prin cipien : want, de Siele en is gheen Ghelijckenis Gods , in ' t Vyer; maar , in den Gheeft is ſy de Beeldenis Gods. 15.

Want , de eerſte Siele , wiert de Goddelijcke We

ſentheyt, in de Tin &tuur, mede geincorporeert', ſoo dat ſy Gods Lichaam hadde, in de Jonghwyroa van de Wijſ heyt : in 't welck de Tinktuur ſtaat; 't ſelvighe is de Engel ſche Beeldenis .

16.

En , wy gheven u tot Antwoordt: dat, 't gheen de

Siele puur alleen belanght ,daar wy den Geeft niet en ver ftaan , fod is ſy eenen Vyer , Koogel , niet een Vyet . 00 ge , en met een Licht. Ooge , de welcke hen ruggelinghs te ſamen , en , in maalkanderen b wenden ; ghelijck het b Ofic , Radt in Heſekiel, ' t welck op alle ſijden gaan kan : over Dratzen. 't welck Babelgeheel een ander verſtant heeft gemaeckt; doch, blindt, fonder Gheeft . 17. Maar , wat hare Tin &tuur' uyt het Licht belanght, die uyt het Vyer en Licht ontſtaat , foo is ſy een Gheeft : al daar ſich den Oorſprongh der Sielen en des Gheeftes; in der Eeuwigheyt niet en : fcheyden ; het is eenen Eeu- Irennen c Text,. wighen Bandt : en , wanneer het Bloedt wegh loopt , en het Lichaam ſterft, ſooblijft den ſelvighen Bandt , in der Eeuwigheyt.

18. Het Lichaam (watde Siele puur betreft )en behoort niet tot het Weſen der Sielen ; het zijn twee Weſens : want, het Lichaam is den Spiegel en het Woon , huys van de P 2


116

De levende Vraghes

NB.NB, de Siele ; oock -haạr Eygendom : en , ' t is oock eene Oor

ſaack , van dat de pure Siele , den Gheeft verandert ; na mentlijck, naar de Luft des Lichaams, ofte des Gheeftes van defe Wereldt. 19. Daar als...dan de beeldenis in den Gheeſt wordt verandert ; alles , naar den in hout van den Wille, die de Siele uyt des Vyers Centro heeft gheſchept : oock, uyt den Grim , in ' t Licht ; alles naar de imaginatie . NB , NB ,

20. En , wy gheven u te verſtaan , dat in deſen Tijd des Lichaams , den Gheeft fich kan veranderen : ' t welck ſon der ſijn weten gheſchiet, door de imaginatie ( dat is , door de LuftiSucht) dat het Begheeren , eene ſoodanige Ge ftalte in den Wille van de Siele figureert , gelijck de Luft ten Quade, of ten Goede . 21.En , wy fegghen , dat de pure Siele , niets Licha

melijckx en zy: maar, in hare Tinctuur , waſcht Lichaam ; NB.Wat, 't zy Hemelſch ofte Helſch : en , 't en is doch oock gheen yerine Lichaam begrijpelijck Lichaam , naar’t Uytwendige; maar, een der Sielen zy, Krachtiv Lichaam , Gods Lichaam , Chriſti Hemelſch is geen Chri. Lichaam , Hemelſch Vleeſch ,'t welck Chriſtus ons , in fijn zijn Tefta . Teſtament, te eten geeft. ment te eten . 22. Het is een Lichaam ,'twelck de Turba , niet en kan geeft. B. NB. beroeren ofte begrijpen : het is on , fterffelijck , en ons a Of, van de yerganckelijck : in Niets bevat , dan alleenelijck in de Turba beroert Edele Tinctuur ,die ſonder Weſen is; en , 't ſelvighe Lig worden . haam is voor ' t uyt- wendige Vleeſch ,on, begrijpelijck .

NB, Wat ; 23. Doch , den uyt - wendighen Gheeſt (ſoo deSiele Lichaam de hem niet enweerdt ; maar, in laat)die voert fijne imagi Sielebekomt. patie daarin , en verderft’t ſelvighe, datalſoo eene an dere vreemde Beeldenis in den Gheeſt , in de Tin &tuur

wordt; naar den in , houdt van de Luft : namentlijck, ee nen Gierigaart , eenen Wolf: eenen Nydigherr , eenen

b Ofte , Paert.

Hondt : eeney Stouten , eenen 6 Ros , Pauw , ofte ander Dyer :


Of ſyis, Lichamelick, ofte niet Lichamelick ?

117

Dyer : Item , Padden , Adderen , Slangen , en andere Dye ren en Wormen ; welcke Beeldenis ( loo langh fy alſoo ſtaat ) Gods Geeft niet aenven_neemt.

24.

En , daarom ſprack Chriſtus :Ghy moet uyt Wa

ter en Geeft, nieuw gheboren worden , wilt ghy het Rijc ke Gods fien : en , daarçom wierdt God Menſch , en bracht de Goddelijcke Beeldenis , wederom in de Tin duur van de Siele (naar de maal de ſelvighe in Adam was verdurven) dat wy nu alſoo ,in Chrifto,moeten nieuw Gheboren worden ; willen wy God ſchouwen . 25. En , ’t ſelvighe gheſchiet oock door Imaginatie ofte Ghelooven : want, Gelooven , is van Gods Lichaam eten ; - ſoo waſt een yeder Lichaam , van eten.

26. En , 't en ismet de Nieuwe

a Ofte , oock

geboorte ganſch niet foo wast.

eene foodanighe Geſtalte, gelijck Babel leert : haar dingh en is niets anders , dan eenen Spieghel ,van den rechten Wegh in God : den ſelvighen moet ghebroken worden ; want, Moyſes Deckſel is wegh : wy fullen voortaen met heldere Paradyſche Oogen ſien ; verſtaat b alſoo , de b Ofte, nam mentlijck. Kinderen Gods.

Deachtſte Vraghes In noat Gestalte ſy in den Menſch ofte in ' t Lichaam komt ? : i I. Yn beminde Vriendt, ick verſtaa defe Vrage, van hare voortplantingh : want, hoe ſy in Adam is

M ghekommen, feyt Moyſes u ; en , wy hebben't boven beweſen : doch, naar de maal dat ghy naar hare voortplantingh vraaght , hoe ſy in een Kindt in's Moe . ders P 3


118

De achtſte Vraghes

ders Lichaam komt, foo moeten wy eenen anderen Rock aenutrecken . 2. Ghy weet wat in onſen derden Boeck , gheheel ſcherp , in 't langhe , met veel omſtandigheyts , van hare voort -vplantingh is geſchreven geworden ; hoe dat Adam in eene Eenige Beeldenis was geſchapen: voor ſijne Heva , was hy Man en Wijf: hy hadde de Tin & uur des Vyers en des Waters ; dat is , Siel , en Gheeft : eo , hy ſoude fijnes gelijcken, een Beeldt paar., hem

en uyt

hem , door lijne

Imaginatie en Eygen Liefde, uyt , ſich baren ; en ,'t ſelvi ghe konde hy oock doen , ſonder verſcheuringh. 3. Want, ghelijck wy boven hebben verhaalt , dat de

Siele eene ſoodanighe machtheeft, her Lichaam in eene andere Geſtalte te veranderen :alſoo heeft ſy oock macht ghehadt, eenen Tack , naar hare Eyghenſchap , uyt- fich te baren; ſoo Adam in de Proeve had beſtaan . 4. Doch , naar de maalhy naar de Alvmachtigheyr Imagineerde, eu liet den Gheeft van deſe Wereldt , in de Siele, in de Tin & uur , en oock de Slanghe, en ſich aen de Aerdſche Vrucht vergaapte,van Quaat en Goedt te Eten , ſoo vingh fijne Tin & uur , oock eene ſoodanigheBeeldenis (zijnde een Monſter) die half Aerdſch is; in de ſelvige fich

a Text , Buen.

dan oock , vanvitonden . aen , de Turba in , wende , en ſocht het - Perck . s . Alſoo wiert de Edele Beeldenis, in de Aerdſche ge vonden : daar als doen het verbreecken en den Dood aenvingh : en , Adam en konde niet baren ; want , ſijue Alwmachtigheyt was verloren. 6. En , de felvige ſoude wel Eeuwigh verlooren zijn, wanneer ſich niet van ſtondenvaen ,het Harte Gods , met het Woord der Beloften ,in de Siele Adams, en hadde in ... ghewonden ( 't welck hem behielt ) dat ſijne Beeldenis al loo moft verbreecken : en , de Siele met het Hemelſche Lichaam ,


In wat geſtalte ſy in den menſch ofte in't lichaam komt? 119

Lichaam , door den Dood ſincken ,tot in't nieuwe Leven; daar haren Geeft weder..om gerenoveert wiert. 7.

Alſoo viel Adam in on

macht in ſlaap ; en , gingh

aen , de tweede Scheppingh : want , God nam

de Tinctuur

des Waters , ghelijck als in eenen Tack , uyt de Siele Adams , en uyt Adam , eene Ribbe, en het halve Cruys in Adam ; en , bouwde daar een Wijf uyt. 8. Gelijck ghy dan weet dat het Wijf,het halve Cruys in't Hooft heeft, en den Man de andere heeft ; want, in't Hooft , in de Herſſenen , woont den Gheeft der Sielen : uyt 't ſelvighe heeft God eenen Tack ghenomen ( zijnde een Kindt uyt Adams Gheeft der Sielen ) en aen't Wijk ghegheven . 9. Eri , heeft aen 't Wijf ghegheven , de Tin & uur des Waters; dat ſy gheen Duyvelen en foude baren : en ,den Man heeft de Tin &tuur des Vyers;zijndeden rechten Oor ſprongh des Levens. 10. Daar

om heeft het Wijf, de Matrix bekommen ;

zijnde Veneris Tin & uur : en , den Man , heeft de Tin & tuur des Vyers :verſtaat, het Wijf heeft de Tintuur des Lichts, de welcke geen Leven en kan verwecken; het Leven ont ſtaat in de Tintuur des Vyers .

11. En , alſoo 't nu niets

anders en konde zijn , foo

moften fy hen ,Dyerſch , voortplanten , in twee Saden : den Man Taeyt Siel , en hetWijf , Gheeft : en , naar de .. maal 't ſelvighe in eenen Aerdſchen Acker wordt

ghe

ſaeyt , ſoo wordt het uyt ghebroeyt; naar Aert van alle Dyeren. 12. En , niet.tex.min , fijn alle de drie Principien in 't NB. He Saadt; doch, het inwendige,en is niet kennelijck voor ' t de Sicle voor uyt -- wendighe : want , in † Saadt en isgeene levendighe uylarbro : Siele : maar , ſoo -wanneer de twee Tincturen te famen dingh in. kommen, ſoo is ſulckx ganſch in't Wefen :want, de Siele, is


I 20

De achtſte Vraghes

is in't Saadt , Eſſentiaels; en , in de uytubreydingh wordt ſy Subſtantiaels. 13.

Want, ſoo haaſt het Vyer , van Vulcano wordt op.com

gheſlagen ,

ſoo isde Siele ,

in't Weſen , ganſch volkom

men , en van , ſtondenaen , gaat den Geeft uyt de Siele, in de Tinetuúr uyt , en treckt het uyt., wendighe Regi

· ment aen

ſich ;namentlijck, de Sterren met de Lucht.

a Ofte ,

14. En , a alſoo is ſy een Eeuwigh Kindt : en , heeft Aliendan. oock den verbreeckelijcken Gheelt , met de Turba aen haar hanghen ; die Adam , door ſijne imaginatie , in_nam . b Text , Bler.

15. Al daar ſoeckt van ſtondenwaen , de Turba het b Perck , in den Gheeft van deſe Wereldt ; en , wil in't

b Perck : en , foowhaalt de Siele haar Leven heeft, is het Lichaam oudtvghenoegh om te ſterven ; oock ſoo ver derft menighe Siele , in de Eſſents , terwijl fy in den Sulo phur, in’t Saadt is . 16. Doch , op dat.vghy mooght mercken , dat den man , de Tin& tuur des Vyers heeft ,en het Wijf ,des Lichts, in't Water ( zijnde Veneris ) ſoo verſtaat ghy ſulckx doch aen hare beyder heftighe imaginatien teghensw-maalkan deren : want , het Saadt in de Eſſents , ſoeckt heftigh het Leven : des Mans, in des Wijfs, in Venere , en des Wijfs, in't Vyer , in den Oorſprongh des Levens : ghelijck wy 't ſelvighedan , ganſch klaar in 't derde Boeck hebben ver klaart; daar wy den Leſer heen , wijſen . 17. En , wy gheven u tot Antwoordt, dat ſy ganſch

niet, van uyt wendigh , in't Lichaam komt, ofte in-ge nu een blaſen wordt: maar , de drie Principien hebben c Ofie , Alsdan. yeder fijnen Werck ,, Meeſter ; daar den eenen , Vyer ſmeedt, in't Centrum , en het Centrum der Natuur maackt: en , den anderen , Tinętuur en Water : en , den derden , Mya fterium Magnum ; Aerds . 18. En ,'ten is doch piets nieuws : maar, het Saadt des Mans


De IX.Vra. Hoe haar de fiele,met het lichaam vereenigt ? 121 Mans en des Wijfs , is even’t ſelvighe: en , wordt , in de vermengingh , alleenelijck uyt- ghebroeyt; daar waft al leenelijck eenen Tack, uyt den Boom .

De negende Vraghe . Hoe haar de Siele , met het Lichaam vereenight ?

It is boven verklaart : dat al de drie Principien in maalkanderen zijn , en die baren een Kindt naar E hares ghelijcken : het ſtaat altſamen in maal kanderen , tot dat de Turba het Lichaam verbreeckt: also dan ſtaat de Siele , in't in - wendighe Lichaam ; nament lijck , in 't Lichaam Gods : ofte , ſoo ſy valſch is ; in de Turba : de welcke haar een Lichaam gheeft, naar de ima ginatie; alles, naar de ghemaackte Grouwelen. 2. De Siele ſtaat in't Bloedt van't Harte ; daar heeft ſy hare Sit, plaats, en Oorſprongh : het uyt,wendighe Water en Bloedt , vermenght ſich :doch, 't en vanght her Water des Bloeds niet ganſchelijck; maar , « met de ima- aDoor Ofte, . ginatie wordt't ſelvighe ghevanghen . 3.

Het vanght wel natuurlijck ,het inwendighe Wa

ter : maar , het Licht van de Majefteyt , met de Tin &tuur des Lichts , en vanght het niet; dan alleenelijck ,door ima ginatie : daarom is menigh ,maal een Kindt, ſaliger dan

b Ofte, eenen b'fijne Ouders, die de Duyvel ter Herbergh hebben. 4. Doch daar en worden niet veel Heylighe gheboren ;

dan alleenelijck uyt Goedt Saadt : en , daar ſich doch me nighmaal, naar de « machtighe Conſtellatie, eene grim -cofile mighe Turba iD -Wringht : ghelijck fulckx is tefien , dat Sveréke. vroome Q


I22

De tiende Vraghews Offy Extraduce is,

vroomeOuders , menighvmaal booſe Kinderen hebben ; maar, God kent de fijne. 5. Sulckx ſiet ghy aen Jacob en Eſau ; de welcke in Moeders Lichaam ftreeden : oock aen Caiu eu Habel, aen Iſaack en Iſmaël; en , voort , aen veele .

De tiende Vraghe .

of Extraduce is, en Menſchelijck, Lichamelijck , wordt voortvgheplant ; oftevan God ,yeder - maal nieu gheſchapen ,en in

gheblaſen ?

I. Et verwondert my hooghlijckx , wat de Wereldt doch voor een verftant en Philoſophy moet heb

ben , dat ſy dit niet en kan grondeeren : hoewel ick u hier , mede niet en beſchuldighe: want , ick weet, dat onder de Cheleerdenop de Schoolen, ſoodanige Vra gen omwgaan ;daarwmen noch wel twiſtet: ick moet my, even , over de ſtoute Blintheyt verwonderen, dat daar ſoo ganfch gheene kenniffe Gods in ' t Vernuft en is ! 2.

Al

daarbeſiet u , ghy Wijſen ,wat ghy doch zijt of

te verſtaat ? wel niets , van't Myſterium ! hoe wilt ghy dan Leeraars zijn ? eenen Harders Staf foude beter in uwe Handt zijn , dan het Kleedt Chrifti aente , trecken .

3. á Text , Pranget.

O ! ghy fult daar reeckenſchap van geven , dat ghy

de Wereldt vervoert: en ,

pronckt doch ſou ſeer, ghe

lijck of ghy God waart, en meet unſelfs Goddelijcke Macht toe: fiet weltoe , wat ghy doet :

ghy ſult fien, in

welcke ghy ghefteecken hebt : Ick vreeſe dat ghy ( het meeſte deel )' in Babel zijt : Waackt op ; het is dagh. 4. Mijo beminde Vriendt , u wordtgheantwoort , dat de


en Menſchelijck.Lichamelick ,wordt voortgeplant,& c. 123 gebla

de Siele piet yeder-„maal nieuw geſchapen , en, in ſen en wordt : maar, ſy wordt Menſchelijck , voort

ghe

plant; gelijk eenen Tack uyt den Boom waſt : ofte , dat ick’t ſelvige beter gheve, ghelijck_men een « Kerrelſet,a Ofte, ofte een Kooren ſaayt, dat daar uyt , een Geeſt en Lig Saadt. haam waft . s . En , dit is alleen het onderſcheyt : dat de drie Prin . cipien , doorvgaans in't Worſtelen zijn ,om den Menſch : een yeder, wil hem hebben : dat alſoomenigh „maaleene wonderlijcke Turba inwgevoert wordt ; terwijl den ſelvi gen noch in't Saadt is . 6.

Maar ,

ſoo , waar de

Ouders aen hare

Siele ,

Chriſti Vleeſch , Gods Weſentheyt hebben , dat Vader en Moeder ſoodanigh zijn; daar en kan’t niet zijn :want, Chri ftus ſpreeckt: Eenen goeden Boom , en kan gheenequade Vrucht dragen ; doch ,in den tijd, kan de Turba, b met het b Ofte, Door. Vernuft , daar in kommen .

2. Alloo en kan oock eenen quaden Boom , geene goe. NB. Gling de Vrucht brenghen : dat is , wanneer de Ouders beyde Kinderen boos , en van den Duyvelgevangen zijn, ſoo is eene booſe Onders. Siele geſaayt : doch , de Principien en konnen de ſelvighe noch niet oordeelen; oock niet, de Turba : ſy is een boos Kindt : en, kan (by al dien ſy om keert) in vgaan , door imaginatie, in't Verbum Domini. 8. Doch , het is “ Koſtelijck, en ' t geſchiet ſelden , dat & Text , ctper. uyt eenen ſwarten Raven ,eenen witten wordt : maar, ſoo . waar 't half en half is , daar kan't lichter gheſchieden : even - wel, ſoois ſulckx mogelijck ;hetkan wel zijn : God en worpt geenige Siele wegh , ' t en zy ...dan

datſy haarw

ſelfs wegh_worpe; een yeder , is d haar ſelfs Gerichte.

d ofte, haar

9. ' t Selvighe merckt, ghy booſe Ouders ! ghy verſa- ngen Oor mele e aen uwe Kinderen ,Geldt : verſamelt hen goede NB.NB. e Ofte, veor . Sielen ; 't ſelvige is hen noodiger. De


124

De elfde Vraghe .

Hoe , en aen welcke Stede, hare Sitvplaats, in den Menſch is ? I: En dingh , ' t gheen on - grondelijck is , en doch , inglich eenen Grondt ſoeckt en maackt , 't ſelvi

E ghe heeft ſijnen Oorſprongh en Sit_plaats , in't Formeeren eerſte « Vatten : daar ' t ſich , in ſich ,vat : al daar is het ofte maken. 6 Perck ( namentlijck , aen 't alder_inwendighfte ) en 6 Text , 't gaat voort, uyt , fich ,en ' t ſoeckt voor lich : daar't'dan Biela

doorgaans, deneenen Spiegel, naar den anderen maackt , totdat ' t ſelvighe het eerſte weder vindt; zijnde het onu

grondelijcke 6 Perck . c Den Soon ; Woord . Lofte ,Gr. formeert,

2. Alloo is de Siele oock : ſy is in God, op het · Harte ghevat : en , 't Woord , 't gheen haar Vatte , was in 't Harte; dat is , in't Centrum : alfoo bleef ſy in de Figuur en Sit - plaats, ghelijck fy van't Fiat begrepen wiert ; en ſy is noch huyden alſoo . 3.

Sy woont in drie Principien : maar , het Harte , is

haren Oorſprongh ; in't Harte, innewaerts : in'tinvwen dighe Bloedt van 't Harte, is ſy het inwendige Vyer ; en , in de Tinctuur, is haren Geeft : den ſelvighen heeft eenen e Text , • Glans van 't Vyer ; want , hy is met de Tinętuur f be Gtaft . f Text , kleedt, en brandt in 't Harte . Umbgeben . 4. En ,den Geeft, fweeft over het Harte, in de : Harts g Text , Hertz kuyl (daar hen de twee Principien fcheyden ) en brandt in grøbet. de Tinktuur, gelijckeen Swavellicht : en , deelt ſich vor der in’t ganſche Lichaam , in alle de Leden uyt ; want, de Tinctuur, gaat door alle Gelederen . S. Maar, den rechten Vyer

Smit ,in't Centrum , fit in 't

bofie,Door.Harte , en voert ſijn Regiment h met den Gheeft, in't Hooft:


De XI.Vrage · Hoe hare fit.„plaatsin den menſch is. Hooft :

123

daar heeft hy ſijn Raadhuys ; zijnde het Ghe

moet ,en ,de Sinnen : en, de vijf Vorftelijcke Raden (zijude de vijf Sinnen )de welcke uyt de vijf Geeften des Verſfants ontſtaan ;gelijck wy in't • Derde Boeck hebben verhaalt, a 3.Het Drie w voisin alsumede, in ' t 6 Tweede, en Eerſte. digh Leven . De 6. De Siele ſit wel in't in , wendige Principium : doch, b2. drie Prino 't Ge , in ſy regeert oock in 't uyt --wendige; vamentlijck cipien . fternte en in de Elementen : wanneer ſy dan noch gheen c1. d' Ans Aap en is , en haar vanghen laat, ſoo is ſy de felvighe ghe noeghſaam machtigh : en , byvalvdien de Siele fich in God verſinckt, ſoo moet het uyt--wendighe ſich laten

d Text , ddwinghen . Bándigen/ 7. En, fy komt doch ,op den Bruyt --wagen , wederom ofte, binden . in't

uyt

wendige, ſoo - dat - ſy den Heyligen Geeft tot e Daris,

in's byvſtant heeft: $ daar en helpt geen verweeren des Duy - moyev vels : fy verſtoort hem fijn Neft, en drijft hem uyt; hy fofie, het onder Alors daar. moet in ſpot en ſchande ſtaan . 8. En ,'t ſelvige isonſe Antwoort op deſe Vraghe : en , 't en wordt niet alſoo verſtaan , wanneer den Menſch her Hooft wordt afvghehouwen , dat het bloedt daarheen loopt , en 't uyt -wendige Leven verbreeckt,dat 't ſelvige de Siele treft en doodt; neen ! ſy verlieft wel een Princi pium : maar , niet het & Weſen van 't Principii ;'t felvighe g Varfads, deuytgemen volght haar, in de Tin & uur , in den Gheeft, ghelijck eene dige Wence Schaduwe, naar . ken.

9. Want , het uyt - wendighe Weſen, en bereyckt het in

wendige ,in de Siele, niet;dan alleenelijck, door ima

ginatie: anders en is in deſe Wereldt niets,'t geen de Siele kan beroeren ofte dooden : gheen Vyer noch Swaart, dan alleenelijck, imaginatie; ' t felvige is haar vergif. 10. Want, uytde Imaginatie , is ſy oorſpronckelijck gekommen; en , blijft Eeuwigh daarin.

R3

De


.

126

De twaelfde Vraghe .

Hoe hare verlichtingh zy ? I. PNs ſtaat te bedencken , dat , wanneer de Sonne, uyt deſe Wereldt wiert wegh

genomen , ſoo ſou

de alle dingh in de Duyfternis zijn : dan ſoude het uyt-wendige Vernuft ſeggen : Wy zijn in den duyfteren Dood , en in de Grimmigheyt van de Koude ; en , ſulckx ſoude oock alſoo zijn .

2. Nu , fiet ! ghy bemintGemoedt :bedenckt, wan neer u , u Lichaam ſal verbreecken ( foo verlieſt uwen á Ofte, Sult Gheeft oock de Sonne ) hoe ghyin't Licht « wilt zijn ? konnen zijn. en , waarvvan ghy ſien wilt ? 't ſelvige voeren wy u te ge

moet, in Eenvoudigheyt naarvte dencken . 3. Een dingh, ' t welck in de Eeuwige Vryheyt is,ſoo't door w.gaanswederom in de Vryheytin - gaat,' t ſelvige en heeft geene Duyſternis : want, het woont in't Niets, 6 Maacke, ' t geen ſulckx b geve: het is vry , gelijck het Ooge Gods ; ofie,veroor- ' t welck in. fich fier, door ' t Weſen . Sauckr. 4. Wanneer 't ſelvige imagineert, in de Luſt, naar yets, ſoo gaat den Wille , in 't yets; 't welck de begheerende Luft ſelfs maackt : en , den Wille neemt ſulckx in fich in : en , ' t overſchaduwet den ſelvigen , dat hy in de Duyſter nis woont , en geen Licht vermagh te hebben ; 't enzyn dan dat hy weder ,om van't dingh uyt-vgaat , tot in de Vryheyt .

NB. NB. 5. Álfoo gheven wy u , ernſtelijck, te verſtaan , dat wy De Oore in al ons Weſen en Maacken , gheenigh Licht en hebben, faack van onfeGeefto- by_al_dien wy met den Wille , in't gemaackte in gaan , lijcke Bline- datwy ons Hart , en onſen Wille , in 't Werck onſer Han den ſetten ; pameutlijck , in de Gierigheyt : ſoo zijn wy, in


De twaelfde Vraghe , Hoe hare verlichtingh zy ?

127

in de Siele , ganſch blindt, ende en hebben, in ons , gheen Licht ; dan alleenelijck, het uyt - wendige Licht der Son nen , ' t welck het uytz-wendighe Lichaam verlicht : en , wanneer 't ſelvighe verbreeckt,ſoo is de Siel , « met het a Door,ofte yan . dingh ghevanghen . 6. Ghy moet den Gheeft en den Wille der Sielen ver ſtaan : want , den Stock der Sielen , is een duyſter Dal ; hy en heeft geen Licht : en , wanneer hy ſich, ſchoon ver heft, en ſich ontſteeckt: evenwel is ſulckx niets anders dan eenen Grimmighen Vyer.Blixem , en , ghelijckt den Duyvel; en , ſy en kan het Goddelijcke Licht, in

haar,

niet bereycken . 7. d'Oorſaack , is deſe : ſy heeft Grouwelen in haren Wille, en Gheeft , in

gevoert, de welcke den Geeft ver

duyfteren , en met de Turba ghevanghen houden : want, ' t Licht Gods , en gaat niet achter. fich ; maar, voor. ſich, in de Eeuwigheyt. 8. En , daar

om is Gods Oogh , Twee..voudigh , en

ſtaat ruggelinghs; gelijck de Figuur,hier voor : het eene deel gaat voor „ lich , in deftille Eeuwigheyt, in't Eeuwi ghe Niets ; namentlijck, in de Vryheyt. 2.

En , 't andere gaat achter - fich , in 't Begeeren , en

maackt Duyſternis, in 't Begeeren : en , daar_inl, Centrum Natura ; en , drijft't ſelvige, tot op de groote Anghſt, en Scherpte .

10. Daar dan den Wille , wederom

uyt de Anghſt,

door de Duyſternis verſinckt, in de ſtille Vryheyt ; en, brenght alloo , den Grim der Beweeghlijckheyt, en , de ernſtige Scherpte, uyt de Anghft mede. 11. In welcke Scherpte , de Vryheyt een Hoogh trium pherend, en Majeſteytigh Licht wordt ; wanneer den Wille , de Scherpte daar in voert : 't welck Gods Licht

6 Text , is ghenaamt, ' t welck Eeuwigh • ſchijnt: en, 't en kan van Leuchtet, niets


128

De twaelfde Vraghes á Text , niets « ingeſloten worden ; want , het ſchijot in de Eeuwi Ein geſpers tet . ghe Vryheyt, en't en begheert vorders niets. 12. En , ghy AerdſcheMenſch , foo ghy nu wilt denc ken : God ſal uwen Gheeft in fijo Majefteytigh Licht in v

NB . De

nemen : daar ghy uwe Grouwelen ( zijnde deGierigheyt, Hooveerdig. de welcke hooveerdigheyt heeft ; de welcke het Vyer Vjer mleven ,leven is van de Gierigheyt) in den Wille hebt in-ghe en, den Spie. voert , en uwen Wille alſoo in de Aerdſche ſteeckt , ſoo

gelmezlani.. ſoudt ghy daardoor Gods Majefteyt verduyfteren : en , uwen Wille en Gheeft , en ſoude doch niets anders, dan righeyt. in uwe Gierigheyt ſteecken , en met den Vyer

Quaalder

Sielen, in eenen Spiegelv glanſch ,uytubranden (nament lijck , in de Hooveerdigheyt ) ende en ſoudtGods Maje fteyt niet konnen bereycken. 13. En , al, waar't dat ghy in 't Cruys van 't Heylighe Drieghetal ſat, en met alle de Heylighe Enghelen on çingelt waart, ſoo ſoudt ghy doch in de Duyſternis fitten , en uwen Gheeft en ſoude nietsanders, dan in den Spie b ofie; Schijnen.

NB . Hoe de

gel van't Weſen, b luchten ; die ghy ſelfs , in den Gheeft Hadt in ghevoert.

14. Byvaldien nu , de Siele met haren Gheeft , in ha

Siele,de Beel- re Beeldenis, God wil ſchouwen , en in Gods Majefteyt, en pock het en Eeuwigh Licht , ſien , ſoo moet ſy twee Weghen , in Aerdſche

deſe Wereldt, gaan , foo ſal ſy het Eeuwighe Lichaam

kan onder. ( zijnde GodsBeeldenis) en dan oock, het uyt--wendighe houden , Leven , met het Aerdſche Lichaam onderhouden : en , fy ſal de Wonderen ( tot de welcke God haar , in 't uytv wendige Leven heeft gheſchapen ; die ſy in 't uyt wendi ghe Leven moet verwecken ) ale tſamen in't inwendige Leven in

voeren , en haar Eeuwigh daar in verheugen,

en , de felvige, gelijck als een Spel, hebben ; en , ſulckx is den rechten Wegh ,als volght, De


Hoe hare verlichtingh zy ?

129

De Hoogh. Waardige Poorte vanden ." Dageraadt.-- a Morgen : 01 roche. 15.

Siet ! ghy beminde Siele , wanneer ghy Gods NB. Dit

Licht wilt hebben,en met Gods Ooghe fien (en ,wilt oock trefy pedere, . het Licht van deſe Wereldt hebben , en u Lichaamb tige Siele. derhouden , en , de Wonderen Gods foecken ) foo doet b Geneeren, ofte Voeden . 't ſelvighe, ghelijck God ſelfsdoet. : 91 wit ' c Contrary, 16. Ghy hebt in uwe Siele , twee. Oogen , de felvighe of Arydigh ;

zijn - ruggelinghis aen

maalkanderen geſet : het eene liet het een wil

d in de Eeuwigheyt: en ,het andere , achter fich , in de der wil Natuur: en ' t gaat geduurigh voor- lich voort ,en ſoeckt, Broods, in 't Begheeren , en maackt door-tgaans den eenen Spie- de Gelatenka ghel naar den anderen ; ſulckx laat alſoo gaan , het moet heye,en ,in de Ickhet. zijo , God wil't hebben . e Het Slinca 1117. Doch , en wendt e het andere Ooge niet te rugghe ker. fin de Sucht: maar , tréckt met het rechter Qogh , hec

Datis , in

Hincker door vgaans, ruggelinghs , aen vel il ende en laat hey, Gierige het : Oogh , met den Wille der Wonderen , niet van u heys, beye, enDydiga Too ren , ( namentlijck , van 't Oogh 'twelck in de Vryheyt is in

gewendt) maar , treckt des felfs geopende en ghemaackte g verftage, het Slincker, Wonderen , aenju . oy's 15. 12 ofte Nao 1-18. Laat het felvige Oogh ,voord Aerdſch Lichaams . emeranoogh, Spijſe foecken, doch ,en laat het in de Spijſe (dat is in de verstaas, Gierigheyt) niet ingaan : maar, treckt'tſelvige valt aen ofteGadsor het h. fiende Oogh aen; ende en laat het niet gaan. 4 asoogh. Bijnde; noch , laat de felvighewercken . 19. De Handen , dan, Nydighewe, en Spijfe maken 3 en laat het Ooghe,deWonderen gen lichtrecken : doch , gheene

Materiam ; anders ſal u het Hoontendige heyt, en Teori Iren .

aen - ghetogene, eene Duyfternis zijn.

20. Laat den Duyvelachter u ;voor het Nincker Qoge, k Dat.in daar's fijn ruyſen , hy en kan niet'ininewaarts bten zy dan vertrouwen i ? dat ghy het Ooge toelaat, dat her ">Materiam in neme. in frek ,acs 21. Alloo neeme, R heen


De twaelfde Vraghes 130 21. Alſoo ſult ghy (wanneer u Aerdſch Lichaam ver a Ofte,in's breeckt) alde Wonderen in't « Mincker Oogh , met het Ooghe des rechter ſien ; die ghy al hier ghemaackt, en ghevonden Vernufts. hebt : en , wanneer het Aerdſche Léven dan heen valt,

foo is u flincker Oogh oock van de Natuur der Grim migheyt vry . 22. En , of 't felvighe Natuurheeft (want, het is ſelfs de Natuur , die de Wonderen verweckt en houdt ) foo faac't felvighe doch alsdan , met de Wonderen ,

in de

Eeuwighe Vryheyt ; naar. denmaal't ſelvighe niets van gelaten , foo is het vry. b Verftaat, b Materia en heeft in Hooveerdiga 23. Bu, de Natuur met de Wonderen, is eene ſcherp heyt, Gierige heye, Nydig te des Vyersen vanght de Eeuwighe Vryheyt,en maacke bey fac Too alſoo Majeſteytin de Vryheyt , in deWonderen : daar. “ fich op pera van het rechter Ooge ('t welck fich alwhier in dit Leven ,

Laal.

ghelijck als Dood heeftgheacht ) verlicht wordt , enſich in de hooghe vreughden

rijckeMajefteyt, met het flinca

beyde Ooghen , ker Ooghe , Eeuwigh verheught; en , met Eeuwigh, God, fiet. 24. Dit is eene Poorte , foo wie defe recht , in den Geeft, kent en fiet , den ſelvigen fiet Alles , wat God is, en

(

vermagh : hy ſiet daar.mede alſoo , door Hemel,Helle, en Aerde ), en door hetWeſen aller Weſen : en , het is de gánſche Schrift; wat van't Begin des Wereldts is geſchrea

¢ Text Zewer ſehen.

waardigh Sien :den ' 04 , en weet't ſelvighe niet : hý en fier ' t ſelvighe

ven geworden ,doch,hetis een den Adam

nietzmaar, den nieuwen Menfch, in God gheboren ! der Atem Schomer.v25i ' Doohy náarı demaal wys voor tebloode Ghe , moer,foo feér fwaar zijn teverftaan ; foo willenwy ’t Een Swacke Gevoudiger f gheven : Jíet ! wanneer ghy met uve Sieles moet, Gods Licht wiltfchouwen , en wilt dat fy van God worde sofie Sieliems verlicht, foo doet ; als volght.ru 1.526. Ghy zijt in de Wereldt shebt gby een redelijcké Beroe OCHA 15


1 Hoe hare verlichtingh xy ?

131

Beroepingh , fonder Valſcheyt, blijft daar in : werckt, ar beyt, verſamelt; ghelijck dan denoodruft alles vordert: foeckt Wonderen , beydein de Elementen , en in der Aer den : het zy in wat Konit het wil , 'tis alt'ſamen Gods Werck : foeckel in der Aerden , Silver en Goudt , maackt daar konftelijcke Wercken uyt : bouwet en plant ; het is alut'ſamen tot de WonderdadenGods.

Madrs hoort dit A.C.B.

) 27. Ghy en moet uwen Gheeft niet toe

laten , dat hy

daarmin gaa , en fich daar . mede vulle , en eenen Mam mon daarm uyt make , en ſich daar, inſecte , ghelijck in eene Duyſternis ; anders is hy inſulckx, Gods Nar , en des Duyvels Aap , en fet fijnen Wille in't ſelvighe: en, NB. NB. uwe Edele Beeldenis wordt u ;naarowe imaginatie inden Geeft, verwandelt , naar uwen Wille die in de Gierigheyt is; ghy verlieft GodsBeeldenis. 28. Want , de ſelvige is Magiſch : Syis foo feet ſubtijl, ghelijck eenen Geeft ; en , noch veel ſubtijlder : fy is veel lubtijlder, en dunder dan de Siele ſelfs , ſy is ghelijck, als God , die daar woont in de Eeuwige Vryheyt; on , begre. pen van yets: want,hy isdunder dan't yets ; alſoo oook, uwe Edele Beeldenis. 29. En , de welcke doch in't Hemelſche Vleefchen Bloedt ſtaat, en fy isWeſentheyt, wythet Lichaam Gods: fy is Chrifti Vleeſchen Bloedo, en uwe Sielewoont in de

a De Siele , ſelvighe; - fy is daar

in het Vyer van deMajefteyt..I

30. En , den Heylighen Gheeſt fit in't Harte van de Beeldenis: en , gaat van de Beeldenis uyt ;mer Stemmen , · Spraacken, Wonderen, Klanck, en Gefangh . 31. Bywaldien ghy trou zijt , ſoo brenght-in defe Beeldenis , uwe Wönderen : doet als volght : fer uwen R 2 Nincker

1


132

5. De twdelfde. Vraghews ?

flincker Wille in’t Werck't geen ghy maackt, en denckt dat ghy Gods Knecht zijt,in den Wijn.bergh Gods ; en, arbeye'trouwelijck . 32. En , uwen rechter Wille , fet in God , in't Eeuwi ghe, en dencktdat ghy gheene ure feeckerzijt , dat ghy niets anders en zijtıdan in u Dagh - werck ; en , geduu righ naar de Stemmemoet hooren , wanneer uwen Heere , u ghebiet t'Huys te komen . 33. Gheeft het,Vernuft gheene ruymte, dathet ſeyt : Dat is mijnen Schat , hy komt mytoe , ick hebbe ghe noegh i ick wil veel verſamelen ; dat ick in de Wereld tot Eere komme; en , veel aen mijne Kinderen naar

late

'

1.1 34. Denckt;; dat uwe Kinderen , Gods Kinderen zijn , en ghy, Gods Kpechti: datu Werck , Gods Wercklis , en :

/

: !. u Geldt, Goedt, Moedt, en bloedtuin GodsHandt ſtaat; hy magh daar mede doen wat hy wil : wanneer hy u ghe biet te Huys te gaan in u eyghen Landt ; ſoo magh hy aen

NB. NB.

den eenen , en den anderen uwen arbeyt gheven . The 135.7 Ende en laat aed u Hartegheen ruymte , dar den

a ofice,dem Gheeft des Willens,

Wille Gheeft u in de Beeldenis , Hoogb.moedigheyt in svoere ; verſinckt uwen Wille alle uren , in de Demoe

digheyt voor God : ſoo gaat awe Beeldenis,doorvgaans, já de Demoedigheyt, met uwen Wille , in de Majefteyt Gods ; en , uweBeeldenis,wordt met het Hooghátrium , pherende Licht Gods, geduưrigh verlicht. 136. Ol hoe vrolijck is de Siele,wanneer hare Anghft 5 Text , kola

s

* Ofte,Met.

Quaal des Výers , Gods Licht ib (maacke : hoe ganſch vriepdelijck wordt dy #hợe buyght ſy haar doch voor 1 tinta God !

37.

Alfoo beſtaat de Siele , en oock de Beeldenis ,

in

den Geeft : alle drie; inuinaalkanderen; want, 't ſelvige is een!Weſen naar de Heylighe, Drievvuldigheyt: alloo, mijn beminde Broeder , gheven wy u op defe Vraghe tot Antwoordt,


Hoe hare verlichtingh zy ?

133

Antwoordt , dat de Siele , ganſch niets anders en kan verlicht worden , dan alſoo; alfoo is hare Verlichtingh . 38. Sy is in deſe Wereldt ; en , oock in God : ſy isalso hier , in dit Leven , een Knecht van de Wonderen Gods: de felvighe moet ſy met het eene Oogh openen , en met het andere , in den Aenvangh ,' voor God , voeren , en al haar Weſen , in Gods Wile ſtellen en worpen , en ganſch niet , van yets in deſe Wereldt,ſegghen : Dat is mijn , ick ben Heer over 't ſelvighe ; want , als ſy ſulckx feyt; ſoo lieght fy. 39. Het is alles Gods ; fy is Kuecht : én , moet in de

Liefde, en Demoedigheyt , teghens God en haren Broe der - wandelen : want ,de Siele van haren Broeder, is een a Text , Wallen / Gelit aen hare Şiele : hares Broeders Vreughde in den Maken ,ofte

Hemel by God , is oock haře Vreughde; fijne Wonderen , doen . zijo oock hare Wonderen . 40. Want , in den Hemel, is God , Alles in Alles , hy vervult Alles , den Heylighen Gheeſt is het Leven in Al les: daar is enckel vreughde : men weet daar , van gheen leet : het is al daar AllesGods: en , 't is oock Alles , de Beeldenis Gods ; het is alles ghemeen : den eenen yer heught ſich over de Kracht , Klaarheyt en Schoonheyt des anderen : daar en is geenige mis - gunſtigheyt nochte nydt ; fülckx is alvt ſamen in den Dood , en in de Helle ghebleven . ; 4t. Daarom , gliy Uyt verkoren Kinderen Gods, in

Chriſto wedergheboren , neemt 'n ſelvighe in acht , en gaat van de Gierigheyt , en van deneyghen Wille , uyt : ghy zijt in Babel, eenen fanghen tijd , Blindt gevoert ge worden; gaat van haar uyť:

ghy zijt door een ſtercke

b.Texta Stemme geroepen geworden :defelvighe ſal bin't kort , Nabendt . de Dooden op wecken :-laat u doch helpen ; datghy

in God, mooght Eeuwighe Vreughde bekommen. 42. De R3


De dertiende Vröghes

134

á Text, 42. De Gheeft • betuyght klaar ', dat, foow -wie met Deutet. het nieuwe Ghewas , 't welck in de b Moeder uyt waſt , NB. NB . 6 Het Een . Dietmede en wil waffen , die fal , en moet , in den Swa wige Woord, vel. -poel ; Babel.

met j't'famen de Hoere

des Draackx , tot

43. Daar is eenen Tijd , daar Ernft is : abwis'twſchoon dat ghydie niet en fiet met Aerdſche Ooghen , even , wel treft u de ſelvighe: in uwen Dood ſult ghy die wel fien , wat 't felvighe voor een Gerichte is , en in wat tijd , onder welcke Turba ghy gheleeft hebt ; ſpreecken wy fonder c Text Scherte . d Text , Sollen .

• Spot, ghelijck wyä moeten .

De dertiende Vraghe :

Hoe de Siele hare Spijſingh uyt het Woord Gods zy ?

Y

al dien de Siele alfoo in't Licht van de Maje

fteyt in

e Text ; e rende.

gaat,en het Licht Gods ontfanght (ghe

lijck boven is verhaalt) foo wordt ſy ganich ever langhende en beluſt, en treckt, in haar Begeeren , geduu . righ, Gods Kracht (dat is , Gods Lichaam) in haar : en,

f Verftaat, den Heylighen Geeft, is de kracht van Gods Geeft ; al de Heylige ,foo bekomtly Gods Lichaam en Gheeft ,en eet aen Gods Lichaam Diſch : alles , wat den Vader heeft; 't felvighe is fijnes 'gheen de Soons; en, alles , wat den Soneheeft ,'t ſelvighe behoort Siele bo komt. fijne Beeldenis. . NB. NB . 2. Sy eet Gods Vleeſch , ChriftiLichaam : ent , van't ſelvighe eten , waft haar oock , Gods Lichaam , dat ſy al ſoo't Lichaam Gods heeft; en ,isGods Kindt : niet allee pelijck , Ghelijckenis; maar, Kindt, uyt Gods Eſſents, in God ghebored , en leeft in God ,

3. Wanneer

1


Hoe de Siele haar Spýſingh uyt het Woord Godszy ?

135

3. Wanneer ſy van de kinderen Gods , Gods Woord spiſe den Sielen . hoort leeren en ſpreecken ( oock noch in defe Wereldes foo vanght fý fulckx , en eet't ſelvighe. 4. Den uyt -wendigenMenſch , eetAerds Broodt; en , de Siele , Gods Broodt : daar Chriftus van feyde , Dat hy ons fijn Lichaam , tot eene Spijſe gheeft; en , fijne Teſta menten en zijn nietsmanders. 5. Wy eneten gheen Geeſt ſonder Lichaam ; want, de NB, NB, Siele is voorheen , Gheeft : ſy wilLichaam hebben ; al ſoo bekomt ſy Lichaam en Geeft te ghelijck . 6. Babel , laat't ſelvìghe u gheſeyt zijn ! en , fiet, hoe NB. Babel. ghy met Chriſti Teſtamenten « om gaat? wat ghy leert, often Handelt, wanneer gliy ſeght: Chriſti Teſtamenten , zijn Gheeft, ſonder Lichaam loo lieght ghy teghens God ghy ver loochent Gods Weſentheyt, Chriſti Hemelſch Lichaam , 't welck grooter is , dan Alles , 't welck de Volheyt aller dinghen is; doch ,in ſijn Principii. 7. GhyAerdſche Mondt i en ſult hem met de Tanden niet beten : de Siele heeft eenen anderen Mondt den ſel- b.rete, vigen neemt hem aen , onder het ayt.wendige Element: NB.Christi het oyt -wendighe, neemt het uytvwendige;en, het in, Arondeur maal wendighe, neemthet inwendighe. :" 13 : 8. Was het Avondmaal Chriſti' , met fijne Jonghe ren , doch oock alfoot het uyt--wendige, is eene Gedach tenis ; her inwendighe , is het Weſen : want, het Rijcke Gods, ſtaat in Kracht :het is Magiſch : niet, gelijck eene Gedachte; maar ; Subftantiaels ,Wefentlijck. 9. DeMagia ; maackt Weſen : want , in 't Eeuwighe Niers, en is Niets; maar de Magiamaackt,daar Nietsis. 10. Daar en is in God ,nietalleenelijck , bloot, Gheeft; maar,Natuur;Wefen ,Vleeſchen Bloedr; Tin & uur, en Al Jes: deſe Wereldt; in tuyt wendighe ,is, eede Ghelije . kenis van de in

wendighe Wereld

11. Wy


. De veertiende Vraghes

136

11. Wy feggen u , wy ſpreecken’t geen wy ſien ,voelen , a Text , ſmaken, en weten, en ,'t en is 4 gheen Fabelofte meenen : Nicht tande oderwähnen. en , ſulckx niet ons , maar u ; ghelijck het eerie Lid , aen o

andere ſchuldigh is : opdat onſe Vreughde in u zy , en oock genieten ; gelijck als Broederen, in een Ee . wyuwes ! nigh Weſen. Soo wie alhier begheert vorder te weten , die lele onſen 6 derden Boeck ; daar vindt hy de Omſtandig digha za mene, heyt van't Eten der Sielen , en yan Chriſti Teſtamenten .

b Het

in'e 13.capo

De veertiende Vraghe .

of foodanighe nieuwe Siele, ſonder Sonden zy ?

Wy verſtaan al hier , de voortvgheplante Siele in een nie , Kindt.

NB, NB,

Yn Beminde Vriendt , dit is eene ſeer ſcherpe Vraghe : doch, u ſal gheantwoort worden : want, den tijd van de Openingh , is gheboren ,den dagh breeckt aen , de nacht is vergaan ; daarvoor zy God , M

Eeuwigh Lof en Danck gheſeyt, die ons weder. geboren heeft , tot het Licht, tot eene onverwelckelijcke Erve ; en , heeft ons tot ſijne lieve Kinderen aenghenomen . 2. Ghy , mijn beminde Vriendt , weet den ſwaren Val Adams wel(gelijck wy,u,in alle Schriften, geweldigh heb ben ghetoont ) als..dat de Siele , met het rechter Dagh , haar van God heeft afvghewendt, in den Gheeft van defe

c Ofte ,

Wereldt, en Godon - gehoorſaam is gheworden ,en heeft bare edele Beeldenis verdurven , en in eene Monſtri euſe

Monsteran

Beeldenis din ughevoert,en den Geeſt van defe Wereldt

doße, im seftels,

io

-ghelaten : daar ſy met haren Wille , dochover hem

machtigh


of foodanighe nieuwe Sielefonder Sonden zy ?

137

machtigh ſoude Heerſchen ; en , met de Siele, ganſch niet van Quaat en Goedt eten .

3.

Nu ſoo heeft ſy evenwel, teghens het Bevel Gods

gedaan, en heeft hare imaginatie ,in den Aerdſchen Geeſt

1 geſet:al daar de Turba oock van

ſtondenvaen haar heeft

ghevanghen ; die het Aerdſche Monſter , aen haar , in de Ēdele Beeldenis , heeft in ghevoert : en , de Turba , heeft vanſtonden aen , her • Perck ghefocht en ghevonden ; a Text, Ziet. daar als doen , de Beeldepis, wiert verbroken : en , by

alvdien, het Woord, fich niet en hadt în 't midden geſet; wel Eeuwigh ſoude verbroken blijven . 1,,," 4. Nu loo is evenwel de Turba , den „maal , in deri Aerdſchen Afv grondt ingaan

ſitten , en heeft Lichaam

en Siele ghevanghen , en voert het Lichaam gheduurigh tot het ő Perck : daar ſy 't ſelvighe dan verbreeckt , en b Text;"> wegh worpt;dan ſoo blijft de arme Siele, bloot, ſon- zielo cafte;dadt.jo : 57. heen torpt. der Lichaam .

so

' t Envzy_dan ſake , dat ſy met haar rechter oo- Text,

ghe , weder omwendt in 't Woord, en weder

om een

Lichaam ,uyt God geboren ,bekomt;anders is fy · bloot , Text, en heeft de Turbam in haar : de welcke , in hare groote Anghft, het Vyer op ,weckt; want, f de felvighe'is eened f Verfaat, de Turban beftighen Honger, eenen Soecker, en Vinder. 6. Soo is ons nu gheheel welkennelijck , dat wy , met de Siele, aen den Gheeft van deſe Wereldt zijn aenghe bonden ; want, de Turba, houdt ons , in den Grim van den :: , it Tooren Gods ghevanghen.

7. En , alis't_ſchoon, dat onſe Siele uyt- gaat ,en in God wordt geboren , even wel heeft : fy doch het uytwg Verftaat, wendighe Lichaam ; 't ſelvighe verteert fy : want , fy de Turba. door jſoeckt't ſelvighe , tot op den Afvgrondt : al daar bevindt ſy , dat het niets anders dan eenen Spieghel van ' t Eeuwighe en is :

foo

gaat ſy van den Spieghel S uyt,


De veertiende Vraghews

138

uyt , in 't Eeuwighe ; en , laat het Lichaam in't Niets legghen. 8. Oock weet ghy doch wel, dat de Siele , met het Lichaam , in't Saadt, half Aerdích is : want, 't ſelvighe is

Phur,is, Sulphur ; zijnde * Pbur, en 6.Sul , ondermaalkanderen : aKracht,Ma. teria , ofte en , in’t felvighe is de Turba; die oock wel de macht heeft, Wefen . het Saadt te verbreecken . b Geest, ofte 9. Hoe kan dan eene reyne Siele gheboren worden ? Licht, 't en vermagh niet te zijn !ſy brenght de Turba mede ter Wereldt, en, isin'sMoedersLichaam , fondigh . 10. Maar,weetdit , dat God is Menfch geworden , en het Verbüm Fiat ,heeft fich wederom in't Saadt inghe fet : of nu de Turba oock wel in 't Aerdſche deel is, dat het

Ofte,Ge-

Saadt ganſch niet vry en is ; ſoo heeft het met de Siele doch defe · Geſtalte .

NB. NB. -4.11.

By-v-foon verde ,Moeder en Vader vroom en in

God zijn , dat de Siele niet ganſch van God en is verlaten (wánt; ſy komt ayrdes Vadersen Moeders Siel) al ist. dan ., fchoon, dat een Kindt, fonder Doop , in ' s Moeders Lichaam , fterft, foo is ' t felvige;doch, met des Vaders en des Moeders Geeft,ghedoopt; dát is , met den Heylighen Geelt , der welcked in jhen woopt : en , de Turba wordt , in den Dood ;afv.gliebroken; want het deel des Gheloofs, dringht in God . 12. Doch , met de God'loofe Ouderen , heeft het ee d NB.Sier ne andere gelegentheyt : 4 de felvighe Siele ( wanneer het Kindt, in ' š Moeders Lichaam ftertt) valt aen de Turba te

Vrage perf. ,1219. .

huys, endeep bereyckt God niet, tot in der Eeuwigheyt: ' t en weet van hem oock niets ; maar ,'t felvighe is een Le ven, naar de Eflents en Eygenſchap der Ouderen. 13. En , daar 't felvighe doch alfoo de Ontſteeckingh niet en bereyckt! want,die Siele ,en heeft ſelfs ,noch geen Dati, Gedaan ,

fonde

ghewrocht; maar , ſy is eenen Quaal. Geeft lon der


Of foodanighe nieuwe Siele ſonder ſonde zy ?

139

der eyghen Begheerte en Wonderen : vergelijckt eenen brandenden Swavel ( ghelijck de Dwaal, lichten ſooda- a Text;

. nigh zijn ) b de welcke God niet en konnen bereycken : 6 Verftaar, blijven alſoo , in 't Myſterium , tuſſchen Hemel en Helle , de welcke tot in 't Gherichte Gods: die ſal daar ,vnaar inwoeghſten; Sielen ,C.

en, aen yeder dingh , fijne ftal gheven . ſchoon , dat - Meeſter. Hans, welee- c Zijnde. Philoſophi e , hier.in , mochte hebben, even den Ver ne andere nuftugle. wel en vraghen wy niets naar fijne Konft : wy hebben Oo leerden . gen , hy heeft Konft; wy ſpreken ' t geen wy fien . 14. Én , alvis 't

15. Alfoo geven wy u te verſtaan ,dat geenige Siele, fon der ſonde, tot deſe Wereldt en wordt geboren ,hoevroom de Ouders oock moghen zijn : want, ly wordt in't Aerd fche Saadt uytvghebroedt , en brenght de Turbam des Lichaams mede ; de ſelvighe heeft oock de Siele om vanghen . 16.

Der halven heeft God ,

in't Oude Teftament,

met de Kinderen , een Verbondt ghemaackt, met de Be Text ſnydenis , en ſich in 't Verbondt's begheven , dat fy hend i Bedaan . Sie der Turbam , de vergieten ; en Bloedt hebben moeten len, daar mede, verdrencken . 17. En , in't Nieuwe Teſtament, is't ſelvige den Doop: al_daar den Heyligen Geeft, door het Water des Levens, her Water der Sielen , de Turbam af. walt;dat ſy vermagh voor God te treden, en Gods Kindt te zijn.

18. Maar, dat men wil ſegghen , dat de gene, dewelc- NB. Gling ke den Doop bieten hebben ( gelijck de Joden , Turcken, Joden,Turc oock andere Volckeren , by de welcke dele Keunis niet en volkeren, is, die den Kandelaar niet en hebben ) dat de ſelvighe alv t'ſamen van God zijn verſtooten ( ſoo ſy doch anders;met haar Leven ,Leeren, en Doen , in de Liefde Gods heftigh dringhen )'t ſelvige is phantaſy , en ſonder kennis, Ba in bels, gheſproken. S.2 19. De


140 De XIV.Vra.Of foodanige nieuwefiele ſonder fonden zy ? 19. De Saligheyt en leyt niet alleen in't uyt wendige Woord , maar , in de Kracht: wie wilhem uytw tooten , - den welcken in God in vgaat ?

NB, NB . Babel.

..20 . Is ' t ſelvighe Babel niet ! die de ganſche Wereldt heeft verwerdt, loo . dat de Volckeren hen in Meeningen hebben verdeelt; en ,in den Wille, doch maar eenen Eeni

't gen Wegh en gaan ? Wie is oorſaack ! dan eyen den Anti. a Dat is , de Regeering " Chriſt , al daar hy « het Rijcke Gods , in fijne Macht Gods. toogh, en uytde Weder , gheboorte , 6 Fabelen maack b Text , Zandt , ten ? ſulckx ,wanneer't ſal dagh worden , oock de Kinde ren, hen ſullen ſchamen .

1

21. Men kan welmet Fondament ſeggen , dat de Leere van den Anti... Chriſt , een Spiegelvvechten is , en eene

CE Valſcheyt van de Slange; de welcke, gheduurigh, Hevain bedrieght. 22. Alſoo is ons kennelijck , dat daar gheenighe Siele , Dati ſonder ſonden, tot deſe Wereldt en komt; yeder brenght ¢ , de Difror dance . de * Turbam mede : want, wanneer ſy ſonder ſonden was, d. Das ise

ſoo moft ſy oock , in een gauſch reyn Lichaam woonen ,

mentighe Strydigleyt. e Ofie, t'fa men ver knooft.

't welck gheenen booſen Wille en hadde ; Aerdſche d Sucht in en was .

:

daar gheene

23. Doch, Lichaamen Siele,is alſoo · verbonden tot

dat de Turbam , het f Perck des Lichaams vindt : als u dan

foeckt fy de Wercken des Lichaams; ghelijck boven is Texe, Datis, de verhaalt. Bepalingh , hes Eynde,

De


141 De vijftiende Vraghe . Hoe de fonde in de ſelvighe komt ; naar

de. maal

a Of Maackfele

sy Gods Schepſel en « Werck is ? 1. Elvige heeft de ghelegentheyt, ghelijck boven

't

is verhaalt : de Turba met de Aerdſche Suclit, S

komt b mede tot deſe Wereldt : en , de Siele b Of, te ge

wordt nu van twee, heftigh ghetogen : van 't Verbum Do- lijck, mini , ' t welck in 't midden is getreden , 't welck uyt Lief den, is Menfch gheworden, 't ſelvighetreckt de Siele ge duurigh in 't Rijcke Gods, en het ſtelt de Siele, de Turbam NB . NB, onder ooghen , dat de Siele in de Natuur ſiet, wat valſch en ſonde is : en , by aldien dat ſy haar laat trecken , ſoo wordt ſy in 'tWoord ,wedergeboren ; dat fy Gods Beel denis is . 2.

Ten anderen , treckt de Turba, de Siele oock, mach- NB, Gh

haren Bandt , en voert de Aerdſche Sucht, ghe-jonge Tenght. tigh aen , duurigh, in : voornamentlijck , in de Jeught , al daar den Aerdſchen Boom , vol van groene dryvende Eſſen ſteeckt : daar vlecht de Turba fich ſoo ſeer tien en vergif machtigh in, datmeenighe Siele , in Eeuwigheyt, niet los en wordt.

3.

Een dingh ,'t geen van twee Aenvangen is, 't welck

in eene gelijcke Wage ſtaat, het eene deel van 't ſelvighe, wordt van't opladen, gheſoncken ; namentlijck, met het Booſe ofte Goede. 4.

De ſonde en maackt haar, felfs niet; maar, den Wil- NB.WHAT

le , ntaackt de ſelvighe : ſy komt van de Imaginatie in den legende van Geeft : want,den Geeft gaat in een dingh,en wordt van't dingh geinficeert: alſoo komtde Turba van ' t ſelvighe e Ofte , dingh, in den Geeft ; en , verſtoorteerſtelijck, de Beelde-dooranrogeno nis Gods.

S

3

s. En ,


142 De vijftiende Vrages Hoe deſondein de ſelvigekomt, s . En , als_dan gaat de Turba vorder, en ſoeckt dieper : ſoo vindt ſy den At

grondt ; zijnde de Siele : en , foeckt

in de Siele', foo vindt fyhet grimmige Vyer : met't ſelvi ghe vermenght ſy ſich , met het in vghevoerde dingh ,

a Ofie ,

in

den Geeft :alſoo is de ſonde a nu ganſch geboren ; bnu ſoo

alsdan. is 't allesſonde , ſoo..wat het uyt- wendighę, begeert, in bofre ,dan. den Wille , te voeren ,

NB , Hoe

6. Deu Wille en moet niets , anders dan in de Sacht.v.

den Wille moedigheyt en Liefdegherecht zijn ; ghelijck als was hy meet gerecht niets , ofte dood : hy moet alleenelijck , Gode , leven , en zijn . c Ofre , begheeren dat God in hem ſcheppe ; alleswat hy vor Wercke. der doet , moet ſijnen Willealſoo ghericht zijn , dat hy't Gode , doet.

d In de Gie

7. En , byvaldien hy fijnen Wille d in't Weſen ſet ,

righeye , ofie foo voert hy hetWeſen, in den Geeft; 't ſelvige beſit hem Siche Sucht; fijn Harte: dan is de Turba gheboren; en , de Siele,van't zijnde 7700- dingh, ghevanghen . veerdigheyt, in Goedt, 8. Alloo geven wy tot Antwoordt, dat geenige Siele , Macht, en Eer,

reyn , uyt Moeders Lichaam

en komt; het zy dat ſy van

Heylige , ofte, On ,heylige Ouders is geteelt. 9. Gelijck als den Afv grondt, en den Tooren Gods,

alsm, mede de Aerdſche Wereldt, alvt ſamen aen God den Vader hanght , ende en vermagh doch oock fijn Hart en Gheeft niet te begrijpen en te beroeren ; alſoo is 't oock met het Kinde , in sMoeders Lichaam : by_al_dien dat 't ſelvighe van Goddelijcke Ouders wordt gheboren, ſoo ſtaat yeder Principium in ſijn deel. 10. Wanneer de Turba het Aérdſche Lichaam neemt, foo neemt den Hemel den Gheeft ; dan vervalt de Maje. Ofte da n. , alsw Ateyt, den Gheeft : • ſoo is de Siele, in God; en, ſy is vry van de pijn . NB . Por 11. Maar , ſoo langh de Siele , in't Aerdſche Lichaam

Seconomy oop.Iteeckt, en isfy niet vry : f Rede: den Aerdſchen Geeſt, voert ſaack , is defi.


naar

de maal ſy Gods Schepſelen Werck is ?

143

voert ſijne « Grouwelen , door fijne Imaginatie, door.

Ofte,Boofa

gaans , in ; en , den Gheeft moet gheduurigh ,tegheus her Aerdſche Leven ,in ſtrijdt ſtaan .

De ſeſtiende Vraghe .

Hoe de Siele, beyde, in't Adamiſche , en dan oock , in't Nieuw

geboren Lichaam , in foodanige

Vereenigingh wordt ghehouden ?

Y hebben boven verhaalt ,dat daar drie Principien VI

zijn ,die nuwvoort alle drie, in de Siele zijn, en in maalkanderen ſtaan ;gelijck een Eenigh dingh : en,

wy gheven u te verſtaan , dat den ſtrijdt in de Siele al.. reeds in 't Saadt aenvanght: terwijl’t felvighe, in beyde de Geſlachten , van Man en Vrou , noch verſloten leyt, ſoo b beweeght ſich de Turba alvreeds , in't gene de Éf- b Text, Erreget . ſents des Saads , tot eene valſche Imaginatie drijft; tot eene valſche Begeerte . 2. En , al is't

3

ſchoon , dat den Gheeft het Lichaam NB.Hoe de

toomt , even welimagineert't ſelvighe ; en , ſulckx ver-Saadt Turba komt in's. oorſaackt de Turba in't Saadt : en, daar en is wel piemant, die 't ſelvighe kan loochenen : ſoo , dat menighoock ſelfs, de felvighe imaginatie vyandt is,en wenſt dat de ſelvighe mocht verbannen zijn ; foo..waar eenen rechten Geeſt is: alſoo moet ghy weten , dat de Siele , in elendighe Verſee ringh fteeckt ; en , ſy en kan niet los worden , totdatde Turba het Lichaam neemt, 3. Daar en is nimmermeer eene Vereenigingh metden NB. NB, uyt --wendigen ,en den Nieuw geboren Menſch ; den uytan wendigenMenſch,wil den Nieu_gheboreve door vgaans verſlinden ;


144

De XVI . Vra . Hoe de Siele, beyde, in 't Adamiſche,

een verſlinden ;want, fy ſtaan in „maalkanderen : doch , een NB . Ghi yeder heeft een eygen Principium , ſoovdat den uyt. wen inwendigen niet en kan machtigh worden ; ſoo ghevangheme en verlangen digen den de Siele. den Geeſt maar in ſtrijdt blijft. 4. Sy konnen wel alſoo aen , maalkanderen hanghen, want, ſy ſtaan alle drie, tot de Wonder daden Gods;ſoo ſy maar in rechte Ordre , een yeder in ſijn Principio , blij ven ſtaan . NB. Drie Regeerders in den Menſch . a Dat is, den Geeft der Sielen ,

b Text , Witfe..

s . Want, de Siele heeft het Regiment des Vyers ; en , is eene Oorſaack , van alle de drie Levens: en ,den a Geeſt, heefthet Regiment des Lichts ; daar de Edele Hemelſche Beeldenis in Itaat,met Gods Lichaam : en, den uyt.wen. digen Geeſt, heeft het Regiment van't Aerdſche Leven: die moet de Wonderen ſoecken en openen : en , den inn

wendighen Geeft moet hem tot 'tſelvige, 6 Wijſheyt ge ven : en , de Siele moet hem den Af grondt ( zijnde de

hooghſte Heymelijckheyt) openbaren . NB , NB, s 6. De Siele is het Kleynoot: en , den Gheeft der Sielen is den Vinder van't Kleynoot; en , den Aerdſchen Geeft , is den Soecker : het Aerdſche Lichaam is het Myſterium , daar het Arcanum van de groote Verborgentheyt in leyt: want, de Godheytheeftlich in de Aerdņeyt ( dat is , in't Begrijpelijcke Weſen ) geopenbaart; over ſulckx behoo ren nu tot 't ſelvighe, drie Soeckers.

7. En , wy en moeten't niet alſoo aen

ſien , gelijck als

of wy het uyt - wendighe Leven wilden vyandt zijn ;want, het is ons het alder vnutſte tot de Groote Wonderen Gods : den ganſchen Menſch en is niets nuttelijcker, dan dat hyin ſijn Drie.vvoudigh Leven ſtille ſtaat,en alleene lijck met het uytwendige, niet te rugghe in 't in --wen dighe en gaat ; maar, met het in - wendighe, in 't uytv wendighe. : 8. Want, het uyt..wendighe is een Dyer , ende en be hoort


en dan oock , in't Nieuwgeboren Lichaam , in, & c.

145

hoort niet in't inwendige:maar,des ſelfs Wonderen ,die uythet inwendige zijn uyt- geboren ,en hen in't begrijpe lijcke Weſen geopent hebben, die behooren met hare Fi guur ( nietmet het Weſen ) in 'n inwendighe: de felvighe moet den inwendighen Gheeft in., nemen ( zijndeGods Wonder..daden ) want , ſulckx ſal in der Eeuwigheyt , fijne Vreughde zijn. 9. Alſoo ſegghen wy , dat de Siele gheheel wel in den NB.NB. Nieuwen Menich kan ghehouden worden , wanneer den Geeft hares Tin &tuurs , de Sucht , en Imaginatie maar en weerdr : alis't , ſchoon, den uyt.wendigen Geeſt, Dyers is, evenwel kan depin, wendighen Verſtandighen , den weudigen houden , en toomen; want, hy is lijn Heer: Wie.com uyt Dyerika ſoowie dan noch , den Dyerſchen Geeft laat Heer zijn , den ſelvighen is een Dyer : en ,heeft oock Dyerſche Beel. denis in de inwendighe Figuur; in de Tinduur. 10. En , ſoowie den Vyer „ Gheeft ( namentlijck , de NB.Wie ca men Dague Turbam ) laat Heer zijn , den ſelvighen is eenen Wefent . lijcken Duyvel ; in de inwendige Beeldenis : aldaar is

voor den uyt wendigen Geeft vanvnoode,dat hy • Water Demons dighegte in 't Vyergiet ,op , dat hy den geſtrengen Geeft gevangen houde:dathy doch(naar

de

maal hy Gods Beeldenis niet

en wil zijn) been Dyer zy; naar de inwendige Beeldenis. b Dat is,een minften.com 11. En ,wanneer wy ons in de Vereenigingh betrach ten , ſoo is ons den uyt--wendighen Geeſt,ſeer nuttelijck : Dear den wapr , daar ſouden veel Sielen verderven , wanneer den Ouden en

Dyer. Gheeft ontdede : den welcken hetVyer noch ghe- wen Mensch yangen houdt,en den Vyer. Geeft , Aerdſche, Dyerlche vereenighe." Arbeydt en Vreughde voorftelt: daarin hy ſich doch Lum NB:. NB kan vermaacken, tot dat why door de « Wonderen, in de dofte, Wercken . Imaginatie, wederom yets van fijne Beeldenis vermagh e Text , • te ſien ; dat hy fich wederom foeckt. Erblidcu . 12. Gby , mijnebeminde Kinderen , die in God ghe boren T


146

De XVI.Vra. Hoe de Siele ,beyde in 't Adamiſche,

boren zijt: u wordt geſeyt , dat ſulckx niet ſonder Oor faack en is gheſchiet , datGod aen Adam , den uyt-wen digen Gheeft (zijnde het uyt.vwendighe Leven) in ſijnen Neus heeft ingeblaſen ; daar was ghevaar by deſe Beel denis . 13. God wiſt hoe't met Lacifer was ghegaan , wat de a Begerte. Groote Eeuwighe « Magia vermagh : Adam hadde oock

eenen Duyvel konnen worden : maar, den uyt- wendigen Spiegel belette 't ſelvige ; want, waarwater is ,'tſelvighe bluft het Vyer . 14. Dock ſoude menige Siele, in hareBooſheyt, in een oogenbliek , eenen Duyvel worden, wanneer ' t uyt - wen dige Leven't ſelvighe"niet en belette ; dat de Siele haar niet en kan ontſteecken . 15. Hoe menigh is ſoo ſeer vergiftigh en boos, dat hy Moordeen Quaatdoet : doch , fijn Vyer heeft noch Wa ter ; anders waar 't ghedaan : ghelijck ghy dan fiet aen de Galle , de welcke een Vyer-vgift is : doch , ſy is methet Water vermenght ; dat alloo aen 't Výer , de Pracht is gheleyt. 16. Alſoo is ' t oock met het inwendighe Weſen : den Geeft van deſe Wereldt, heeft ſich in den Afv grondt, in boe,wa- de Siele ghevlochten , en hy heeft in fijneQuaal, b doo er aswelck kan . delijck Water ; mer 't felvighe falft hy menigh „maal de dooden

Siele, wanneer ſy wil Vyer (puygen . 17. Oock en konde den uytwendighen Geeft, ſonder 't ſelvigheVyer, gheen Leven hebben : hoe. wel hy,in alle Creaturen , Vyer heeft ; maar , ' t ſelvighe Vyer , en is niets

anders dan den Grim van't in , wendige Vyer.

1 $ . Het inwendighe Vyer, verteert Aerde en Stee nen , oock Lichaam en Bloedt , alsmede de Edele Beel denis; by val. dien't ſelvighe, in den Wille , ontſteecken wordt: al

daaris 't Water eene Medecijn voor ſulckx; ' t welck


en dan oock, in ' t Nieuwgeboren Lichaam , in , & c. ' t welck hem de Pracht Gods uyt

te

(om overde Sacht

147

moedigheyt

varen , ghelijck Lucifer dede) « leyt.

a Dat is, ter nederlegdt.

De ſeventiende Vraghe.

Van

waar , en waarom de Weder waardigheyt des Geeſtes en des Vleeſches xy ? I.

Yn beminde Vriendt , ghy weet doch wel , dat M

Vyer en Water , eene Vyantſchap is ; want , het : Vyer , is Leven, en het Water is des ſelfs Dood :

ſulckx fiet ghy doch wel, wanneer--men Water in 't Vyer giet , ſoo is de Quaal des Vyers ayt ; en , 't Vyer is in den Dood.

2. Maar, naar- de-umaal't ſelvige alſoo in den Menſch niet ganſch eenen Dood en is , vanweghen het Licht, it welck het Vyergedurigh veroorſaackt , loo is 't ſelvige doch eene Vyantſchap , ghelijck tuſſchen God ,.en , de Helle , eene Vyantſchap is ; en , de Helle ofte het Too renVyer, is doch Gods. 3.

En , Gods Majefteyt en ſoude niet openbaar zijn ,

wanneer fijnen Tooren niet en was ; den welcken het donckere Verborghene der Eeuwigheyt , door den Grim der Natuur ſcherpt,dat't felvighe in Vyer wordt verwan delt : daar het Hooge Licht, in de Vrye Eeuwigheyt, uyt wordt gheboren ; 'twelck in den ſachten Quaal, eene Ma jefteyt maackt . 4. Ep , het Vyer is doch de Eenighe Oorſaack dat in't Licht, in de Sacht ,moedigheyt,een. Qualen is ;want,het bouwen kingh ofte Licht ontſtaat van den Glanſch des Vyers , en't heeft Leven . • c Text , des Vyers Quaal in fich .

ş: Maar , ghelijck voor is yerhaalt: den Wille fincko Glaft. in . T 2


148

De XVII.Vrage, Van -- waar , en waarom de

in de Anghſt, tot in den Dood , en Groendtwederom in de Vryheyt uyt ; 't ſelvighe is het Licht met des Vyers Quaal: doch , het houdt alleenelijck een ander Princi . pium in; want, de Anghſt is Liefde gheworden .

6. Alloo heeft't ſelvighe nu eene Gheſtalte in 't Lig haam , daar het Vleeſch tegens den Geeft ftrijdt : het Le yen van ' t uyt -wendighe Vleeſch, is eenen Spieghel van ' t Aller inwendighſte Vyerleven ;zijnde het Leven der Sielen : en , 't Geeft leven der Sielen , met het Licht in de Tindluur, is het middelſte Leven; en ,'t wordt doch uyt de Siele gheboren . 7. Maar,verſtaat ons Hoogh en Waardigh : den Gheeft der Sielen , daar de Goddelijcke Beeldenis in ſtaat , den ſelvighen ontſtaat in 't Vyer, en hy is Eerſtelijck , den Wille tot het Vyer : doch , wanneer den Grim in 't Vyer fich alſoo ſcherpt, en ,ontſteeckt , ſoo komt den Wille in eene groote Anghft , ghelijck een Sterven ; en , verlinckt infich , ſelfs , uyt den Grim , in de Eeuwighe Vryheyt : en , 'ten is doch gheen Sterven ; maar , alſoo wordt eene • andere Wereldtuyt de Eerſte.

a Ofie, Tweede. 8. Want , den Wille Groendt 6 nu in de andere We. b Ofte,als dan. reldt, ghelijck eene Scherpteuythet Vyer ( doch , ſonder foodanige AnghftwQuaal )in de Eeuwige Vryheyt uyt : en , ' t is een Sweven , Dryven , een Erkennen van de Anghft

Ć vylu gaande Krachten.

Natuur : hy heeft alle de º Eſſentien die in de Eerſte ſcherpe Vyer „ Wereldt, in de Anghft,worden gheboren : doch , de ſelvighe zijn , ghelijck alseenen die uyt Vyer, in Water gaat ; aldaar , blijft deAnghſt des Vyers ; in't Water : 9. Verſtaat ons alſoo : dit L'even , is het Leven van den Geeſt der Sielen : de Siele , is 't Centrum Natura , en , den Geeft, is de Waardige en Edele Beeldenis , de welcke God tot ſijnen Beelde ſchiep : al , hier ſtaat de Hooge Koningh lijcke


e

Weder , waardigheytdes Geeſtes, en des Vleeſches zy ? 149 lijcke en Waardighe Beeldenis Gods in ; want , God is oock loodanigh , en in den ſelvighen Quaal des Levens begrepen .

10.

Den Geeft en is van de Siele niet af.vgheſcheyden;

neen ! ghelijck ghy fiet, dat Vyer en Licht niet en is ghe fcheyden : ende en zijndoch oock geen Een ; ſy hebben tweederley Quaal: het Vyer, Grimmigh , en het Licht, Sacht ; Lieffelijck : en , in 't Licht , is het Leven ; en, in't Vyer, is de Oorſaack des Levens. 11. Alſoo kondt ghy de Oorſaack van de Wedero waardigheyt des Vleeſches , en des Geeſtes , geheel licht, en ſonder veel foeckens , vinden : want , den inwendi ghen Geeft, heeft Gods Lichaam , uyt de fachte Wefent heyt : en , den uytwendigen Gheeft, heeft her Lichaam , van den Spiegel des Grimmighen Vyers; zijnde het Lige haam , van den Spiegel der Sielen : den ſelvigen wildoor. gaanis de Grimmigheytverwecken; namentlijck,de Groo. te Wonderen , dewelcke * in het Arcanum , in de Ghe-'a In de vorm ftrengheyt van de Siele legghen : en, den inwendighen borghemsheys, Lieven. Geeft, belet hem , dat hy ſich pieren foude ver, lijckheye,der

heffen , en , de Siele aen , fteecken :hy ſoude anders , ſijne Eestoigheye, • Lieve. Wooningh , en Beeldenis , verlieſen , en den b Teat, alſoo is liebe ina Grim der Sielen , loude hem fulckx verſtooren ; alſoo is wonne . t hey Dat is,foet dig . : daar · Wederwaar vermaack . 12. Den inwendighen Geeft wilHeer zijn ; want, hy c Ofte, Sort toomt den uyt- wendighen :en , den aytwendighen,wil digheyć. oock Heer zijn ; want hy ſpeeckt : Ick hebbe de Groote Wonderen en het Arcanum : en , pronckt alfoo met het Myſterium ; ende en is doch maar eenen Spieghel van't Myfterium ."

13. Hy en is het Weſen van't Myſterium

niet : maar ,

eene Sucht,eenen On begrypelijcken Spiegel, in den d Ofte, Be welcken het Myſterium wordt · ghefien : even - wet willen

'I

3

hy Erfehen .


TH

ISO

De XVII . Vrage , Van

waar , en waarnom de

hyMeeſter zijn , paar vdev-maalby een Principium heeft bekommen, en een Eygen Leven is; doch , hy is een Nar, teghenshet Myſterium te - achten. a Ofte , de 14. Over. lulckx,beminde Broeder,wilt ghy - Myſtea Hejmelijcko rium foecken , foo en ſoeckt ſulckx niet , in den uyt--wen beyt. dighen Gheeft ; ghy wordt bedroghen : ghy en bekomt niets anders , dan eenen Glans van't Myſterium : gaat heenjin , tot op het Cruys : dan foeckt Goudt; ghy en fult niet bedrogen worden: ghy moet het Reyne Kindt, b Text , Macelloder ſonder b ghebreck ; in eene andere Wereldt foecken : in Macul. defe Wereldt, en vindự ghy niets anders dan het Ver roefte Kindt; 't welck geheel onvolkommen iss grijpg fulckx maar recht aen . 15. Gaat van't Cruys te rugghe , in 't Vierdeghetal, daar hebt ghy Solen Luna in

maalkanderen : voert 't ſel

vighe in de Anghft , in den Dood , en verdrijft het ghe maackte MagiſcheLichaam , foo wijt, totdat't ſelvighe 3.1 ! w : eder ...om wordt, ' t geen het in den Wille was , voor het • Begeerighe Centrum ; alsvdan ſoo is 't ſelvighe , gerigh naar de Natuur.

Magiſch , en Hon.

16. Het is eene Sucht in de EeuwigeSucht, en't wilde garen lichaam hebben :ſoo geeft 't ſelvige tot lichaam , Sol

d Text, Macul,

( zijnde de Siele ) foo ſal’t lich inderhaaft, een Lichaam naar de Siele maacken : want, den Wille,Groendt in't Pa radijs,met feer ſchoone HemelſcheVrucht; ſonder d letſel. 17. Daar hebt ghy het Edele Kindt , ghy Gierigaarts : wy moeten't u doch ſegghen , naar de maaltſelvighe mede wordt gheboren ; en , wy willen hier medealleen voor de onſe verſtandigh zijn . "

e Ofte, Ge. ticket.,

18. Want , wy en meenen gheen • Spieghel ofte He mel; maar, Goudt, daar ghy mede,pronckt :'twelck ſoo , langen

tijd ,juwen Afgod is gheweeft ; t felvige is ghes

: n alſoo zijn de blinde Koeyen de Ooghen vol. boren e kommen


Wederwaardigheyt des Geeſtes, en des Vleeſches zy ? kommen uyt ; ſoo de Kinderen dan

15.0

dat„ fy weyniger ſien, dan voor , heen : noch , ſullen fien, eten , en verfädight

worden ; dat fy God loven .

19. Wy Spreecken al hier wonderlijck ; doch , allee 2 Text ; nelijck't ghene, “ gelijck wy moeten : niemandt en ver - 2018 wir rore wondere ţich over 't ſeſvighe,darden ſoodanighen Myſte- ien. een rium weet, die't noyt en heeft geleert: waft doch oock Kruydt , ſonder uwen Raadt ! 't en vraaght u niet om b De Vera Konſt ! alſoo is oock , ſonder uwe Konft , Myſterium ge borgenthers. waſſen ; 't ſelvighe heeft lijne eyge Schoole: ghelijck de Apoſtelen aen den Pincxter.dagh , de welcke met veel

Talen en Tộngenſpraken, ſonder voor weten en Konſt inghelijcken , defe Eenvoudigheyta 20. En , 't ſelvige is u , Babel, van uwen Onder_gangh , NB.NB. eene Voorbode ; dat ghy ſulckx weet :noch Grim ,noch cofle,op dat Tooren , en helpt u : de Sterre is geboren, die de Wijſen , shy gewaar uyt hetMorghen , Landt., voert : foeckt-u'albe'énelijck , Showszuje. de waat ghy zijt , en vindt u „ ſelfs, en wörpt d de Turban d Datis, van

u wegh; ſoo fulc ģhy oock met de Kinderen'leven

mit der

ſeggen wy ſonder ſpot: daar en is geen ander Raat: uwen Bosheyt, Tooren, is u Vyer; 'twelck u ſelfs ſal verſlinden .. en , de 7 rannye . : 21. Oftemeent ghydat wy blindt zijn ſoo wy niets. NB.NB. en fien, ſoo fwyghen wy doch : wat voorghevallen ſoude Verwarde in Chriſtenheyt God doch aen looghens hebben ? 'en , alſoo wierden wy de Turba ghevonden , de welcke het Weſen, en ,de Werc ken van alle Menſchen door , foeckt: ofte dienen wy met t felvighe om loon ? is ſulckx onſe Neeringh ? waarvom en blijven wy niet alleen aen 't Broodt ; naar 't uyt -wen- NB.NB. dighe Vernuft ?' 22. Naaride. maal't felvighe ons Dagh."werck is, loo moeten wy doen , 't gheen den Vader wil: want , wy fullen aen den Avondt , daar reeckenſchap van gheven; feggen wy Haoghwaardigh ; ſonder ſparisinis 23. Alloo


152 NB, NB,

De XVII. Vrage, Van waar,en waar , om de

23. Alſoo kondt ghy doch , de Weder...waardigheyt des Geeſtes en des Vleeſches verſtaan : en , verſtaat doch gheheel wel, hoe twee Geeftenin maalkanderen zijn, al daarden eenen teghens den anderen ſtrijdt : want, den eenen wil God hebben , en den anderen wil Broodr hebben ;'en ,zijn beyde, nut en goedt.

NB, NB .

24. Maar , ghy Menſchen Ķindt, laat u ſulckxgheſeyt zijn ; voert u Leven voorfchtelijck : laat den Gheeft der Sieleo Heer zijn , foo hebt ghy al.hier wel ghevochten ; want, het is al

hier, eenen korten tijdt.

25. Wy ſtaan al

hier in den Acker ;en , wallen : een ye

der fiet toe, wat voor Vruchthy draaght; ſulckx lalaen 't a Ofie; Schuyne.

NB, NB ,

Eynde van den Oeghft, een yeder fijnen « Behouder wor den ghegheven.

26. Het is beter , eene kleyne wijle , in moeyten en kommer, in den Wijnbergh te arbeyden , en den groo ten Loon , en , de vreụghde te verwachten , dan eenen kleynen tijd alhier eenen Koningh te zijn,en daarnbaar eenen Leeuw ,eenen Wolf, eenen Hondt, eene Katre ,eene Padde, eene Slange en Worth; in de Figuur.

NB , ND .

29. O ! menſchen Kindt , bedenckt ſulckx : zijtdoch gewaarſchout; want ,wy ſpreecken ſeer waardigh, uyt een wonderlijck Oogh :

ghy ſult't ſelvighein't kort onder

vinden ; daar is noch eenen kleynen tijd : want , den Aen Em Roof

vangh heeft alvreeds het Eynde ghevonden, en dit is een

doch ſiende : doet de beenmye den. Roofken uyt den Aenvangh; wordt

Gierigheyt doch uyt de Ooghen, ofte ghy ſult weenenen huylenzen,niemant ſal fich over u erbermen: want,'t geen yemant ſaayt,'t ſelvighe oeghít hy oock in: wat helptu de Pracht en Éere ; naar

de maal't ſelvighe doch vanaru

wegh , valt ? 28. Ghy zijt al

hier, veel machtigh , en wordt daar..

naar onu-machtigh : ghy zijt Gods, en loopt ſelfs tot den - Duyvel; ;


Wederwaardigheyt des Geeſtes, en des Vleeſches xy ?

153

Duyvel; erbarmtu doch over u Leven,en over uwe ſchoo ne Hemelſche Beeldenis. : 29. Zijt ghy doch Gods Kinderen ;

en , wordt doch

gheen Duyvelen : en , laat u de Schijn

heyligheyt met

haar · Leven niet op

houden:ſy doen't om des Buyckx, aofte, ergo

en om Eere wille , en om des Geldswille ; ſy zijn Die - sem. b Ofte, Vethe paren van de Groote b Babel. :

30.

Soeckt u ſelfs : vraaght aen 'u Gewere , of't in God warringh.

is ? 't ſelvighe fal't u wel klaghen en ſegghen : drijft de Huychelaars vanu , en ſoeckt het klare Aeogeſicht Gods; en, fiet niet door den Spiegel. 31. Is God doch voor ulhy is in u :bieght voor hem : NB. De komt tot hem met den Verlooren Soon : niemant an- rechte Bieght, ders en kan de Turba van,u nemen : ghy en moet niets . ç De Son anders , dan door den Dood , in eene andere Wereldt den,de Bood; gaan , daar uwe Huychelaars niet heen kommen , anders Araffe

des

en is daar gheene Verghevingh der Sondeo : en , wanneer Quaads, ghy aen de Huychelaars oock alles geeft ; even - wel zijt ghy de eene tijd als d'andere, in de Turba gevangen . 32. 't En is niet alſoo , dat daar yemande ſtaat , en , de Turbam van , weghvneemt , wanneer ghy hem goede Woorden gheeft ! " neen , neen; ſulckx is Magiſch : ghy moet Nieu Geboren worden , gelijck Chriftus feyt,anders en bereycke ghy God niet ; doet wat ghy wilt, alle Huy. chelery is Bedrogh. 33.

Wilt ghy God dienen , foomoet ſulckx in eenen

Nieuwen Menſch gheſchieden :den Aerdſchen Adam ,en kan hem gheenen Dienſt doen , die hem inocht aenghe naam zijn ; of hy ſinght , klinckt, roept , bidt , ſchreyt; ' r zywat hy dan doet'; ſoo is 't ſelvighe , Spieghel, vech ten : den Wille moet daar vio zijn , het Harte moet ſich daar in begevenzanders is 't eened Inventie en Fabel van d Text, i Zane . den Anti - Chriſt, die de ganſcheWereldtvervult. i. 34. Den V


De achtiende Vrages Hoede. Siele, in des Menſchen . NB . De 34. Den Wille is grooter enmachtiger, dan veel ghe macht MW,men ſchrey ; hy kan de Turbam verſtooren , en in de Beeldenis Gods treden : 'hy heeft macht, Gods Kindự te worden : hy kan Bergen om worpen , en Dooden opwecken; by al. dien den ſelvighen io God is geboren ,en dat den Hey ligen Geeft hem ſulckx toelaat . 35. Want , hy moet , in Gehoorſaamheyt , in groote

Demoedigheyt, wandelen ; en, fijnen Wille alleenelijck , in GodsWille worpen ; dat Godin jhem zý , het Doen en hec Willen : 't ſelvighe is den Wegh ter Saligheyt en tot het Hemel vrijck ;en ,gheen , ander: het zy ſchoon dat Paus ofte Doctor anders predickt; even wel is't ſelvige akut'famen gheloghen , en een Schijnheyligh Spiegel. OVE ? !! vi vechten .

De achtiende Vraghe . 7 Hoe de'Siele , in des

Menſchen Dood , baar

van 't Lichaam ſcheydt ?

1 ;il, .ie Lhier willen wy de Wereldt teigaft gherioodight hebben ; voor, namentlijck';Babel, de Hoere, of doch oock noch een Kindt uyt haar mocht wor den ; want; den Dood is eenen verſchrickelijcken Gaſt;

à Text , 34 boden ,

hy worpt den ſtoutey Ruyter'en't Paárt * ter neder . 2. Mijn beminde Vriende,'t ſelvige is eene feer ſcherpe Vraghe , en, behoeft ooghen , van alle de drie Principien , de welcke wel fien ; fy en moeten niet in den Dood iter ven , wanneer-fy daar

in gaan , en dit fien : fy moeten den

Dood een Vergif zijn , en , de Hellé eene Peftilentie : fy 21. moeten den Dood ghevanghen nemen , foo lý den ſelvi

ghen


Dood, haar van ' t Lichaam ſcheydt'? ' ghen willen ſchouwen; anders en is daar geenigh verſtant, 't gheen't ſelvige onder - vindt :'t en zydan dat hy felfs in den Dood komt ſoo ſal hy't wel voelen, wat,Dood, is : hy fal 't wel ſmaacken ', wat het zý , wanneer een pium verbreeckt; namentlijck ,'een Leven .

Printi

3. Ghy hebt boven verſtaan , hoe alle Weſens - Mana Siet van Woord, Mae giſch zijn,al daardoorgaans het eene den Spiegel yan't giſch, in de andere is : daar , in den Spieghel, het Begheeren van den kugne ses eerſten Spieghel wederom wordt gheopent , en tot het Punkten,bet

Weſen komt : en , dan , hoe in alle Wefens de Turba zy, verf . 65. de welcke alles verbreeckt,tot ophet eerſte Wefen ; 'tſel vighe is alleen , ende en heeft geenen Verbreecker . 4. Want , daar en is niets meer , 'ten kan niet verbro ken worden , her ftaat inifichen buyten

lich :en ' t gaat

b Ofte , waarvheen het wil, b' loo is 't overal, opeene Eenighe Eyewe , Plaats : want , her is in den Afvgrondt ,daar gheen Ste de van ruſten en is , het moet alleenelijck in ruften . 5.

Naar

lich, ſelfs 7119

de maal atle :Wefensdan , uyt een Eenigh

"

kommen , foo is den Aenvangh oock in'tlette' Wefen : want, het leſte is wederom te rugghe in r eerſte ghe wendt, en ſoeckt het eerſte , en vindt't ſelvighe in lich : en , wanneer ' c eerſte vindt, foo laat 't ſelvigherhet andere alvt ſamen'varen , en 't woone åen't s -Perck ; alwdaarc Text, *7 ; 1 ; Ziel kan't ſonder Quaalzijn. 1 - ! 6. Want , daar en is niets't gheen hem Quaalmaackt;: het is ſelfs herdinghrdes eerften Wefens : en , of't ſelvi ghe wat anders is jo foo en is. ' doch maar des felfs Taek , en fijnen Wille ,:ebandet's geenen , wanej daar en isniets,

welke

'['welck aen't ſelvige eenen anderen Wille geeft. 7. Alfoo gheven wy u het sterven te verſtaan :-den Aenvangh foecke het d. Percken , wanneerly't feltige vindo, too worpt hy hetSoecken wegh : zijnde het Aerd.3. Villa Maris fchel.4" : . *** i'nde - soorten


1 156

De achtiënde Vrage, Hoe de Siele, in des Menſchen

ſche Leven, ' t ſelvige wordt weghwgheworpen; het moet ſich ſelfs verbreecken . 8.

a Text , Ziel.

Want, den Aenvangh ( zijnde de Siele ) blijft in's

• Perck ,en laat het Lichaam daarheen vallen ; daar en is om't ſelvighe, gheen klaghen : de Siele en begheert 't-fel

b Text , Ziel,

vighe oock niet meer : het moet oock in fijn b Perck gaan ; namentlijck , in de Wonderen , ſulckx , wat het is

gheweeft. 9. Wanpeer het Lichaam daar heen valt , ſoo en ghe ſchiet aen den Geeft der Sielen geen wee ; maar het Vyer leven geſchiet wee : want, de Materia des Vyers , ' t ghene ' t Vyer heeft geboren, de ſelvige breecke af;doch, niets anders, dan in't Wefen . so, De Figuur blijft in den Wille ſtaan ; want , den Wille en kan niet breecken : en , alſoo moet de Siele , in

den Wille blijven, en , neemt de Figuur, voor Materiam ; NB. War en, brandt in den Wille :want, de eerſte Gloet des Vyers, Phurin . en vergaat niet : maar, des ſelfs Materia van 't Aerdſche • Wefent. Leven ( zijnde · Pbur ) wordt hem af.v-ghebroken. heyi, ofte de 11. Alſoo wordthet Vyeron machtigh , en het treedt Grohet. in de Duyſterpis : 't enzy ... dan dat den Gheeft Hemel d Den ſche - Wefentheyt heeft ( zijnde Gods Lichaam ) foo ont Glans der fanght het Vyer ( zijnde de rechte Siele) het felvige fach , Majertest Sulphur ; alfoo brandt de Siele , te Lichaam tot eenen zijnde bet perheerlijckte in 't Lieve - Vyer , en is uyt het eerſte f Vyer. leven Chrifti, A. ganſch wegh. dams Ligs 12. Sy is nu in Gods Principio ; het eerſte & Grimmige den Slaap: Vyer en kan haar , in Eeuwigheyt , niet beroeren : want, Sophias Ge het heeft eene andere Quaalontfanghen : en , 't is welco maal. tevrecht Nieu Geboren , en t en weet niets ...meer van ' t Ofte , ver heerlijcko** eerfte Leven; want,'t ſelvighe is in Magia verſlonden. Lichaam . 13. De Turba blijft in 't Aerdſche Lichaam , en worde f Zijnde het !!! wederim Elementi sche Vyer van de stuwendige Natwur. g Het vjet desToorens yan't interlijcke Leven


Dood , baar van't Lichaam ſcheydt ?

.

157

weder vom't ſelvighe , ' t gheen ſy was , eerhet Lichaam wierdt ( zijnde een Niets, eene Magia) daar alle haar We ſens in de Figuur,ghelijck in eenen Spieghel ſtaan : doch, niet Lichamelijck ; maar , op Aert van de Eeuwigheyt : ghelijck wydan - verſtaan , dat alle Wonderen , voor de - a Text, Ertennen . je Wereldt , in een Myſterium hebben gheftaan : nament lijck , in de Jonghw vrouw der Wijheyt; doch ſonder Weſen . 14. Soo verſtaan wy nu oock al hier , dat het ſelvighe Myſterium, alſoo , in ſijne deelingh, is openbaar geworden, dat het in Eeuwigheyt, niet en vermagh buyt- te bluſſen; b Tevere maar, 't ſelvighe blijft Eeuwigh ,in't onderſcheyt, en in Zuan, gte de deelingh ſtaan : en , 't wort , in de Magia , in dedee- NB, VB. lingh ghelien ; opvAert, ghelijck’t ſelvighe fich al

hier

heeft geformeert.

15. Alſoo is ons kennelijck, wat het Scheyden zy ; na mentlijck , dit : De Turba heeft het · Perck desWeſens Text, ghevonden : want , de Kranckheyt tot het Sterven , en is NB. Het Sterven is , nietsvanders,dan dat de Turba fich ontſteecken heeft, en dat de wil het Weſen verbreecken ; ſy is aen't Perck , en wilhet Kranckheye , de Turba , of inghevoerde d middelſte wegh -worpen .

16. En , ' t ſelvighe is toock , dat het Lichaam ſterft : concordantic, fich , in 't Vyer: dan bluft het uyt tot het Perck 't felvige wordt het Vyer dererfor de wendighe Leven uyt ; want, Sielen ontooghen : overvſülckx gaat 't ſelvighe in fijn desWesene komt. £ tber; en , 't is aen fijn f Perck. 17. Én, byvaldien, dat nu het Vyer der Sielen , niet . Dating de Turbo treedt in

Gods Lichaam , in den Gheeft en heeft, noch oock niet in tijd is ghe den Wille , in't Begheeren , foo is't ſelvighe een duyfter a Bchondo , Vyer , ' t welck in Anghft en in een groot Verſchricken ofte, Subtijd brandt ; want,'t en heeft niets anders , dan de eerſte vier home f Text ,

Ster. Geſtalten der Natuur, in de Anghft. 18. Byvalvdien den Wille niets en heeft van de derHellen NVB. 170 . ht ac Kr V 3


158 NB.NB.

De achtiende Vrage, Hoe de Siele, in des Menſchen

Kracht der Demoedigheyt , ſuo en is daar gheen onders ſich , ofte in fich verlincken , door den Dood , in 't Lee ven : maar , het is ghelijck een anghftelijck on

finnigh

Radt, 't welck gheduurigh wil boven , overrü fich gaan ; en , 't gaat doch , op d'ander zijde , onder- fich : het heeft

a Text ,

een Vyers aert; en , 't en heeft doch gheen Vyers branden , 19. Want , de Turba, is de ganſch geſtrenge a Wrang

Debeste heyt en b Bitterheyt: aldaar de Bitterheyt,gheduurigh Geſtalte. het · Vyer ſoeckt , en wil't opflaan : en , de Wrangheyt b Deswee..houdt 't ſelvighe ghevanghen , dat het niets andersen

c De vierde,is , dan eene verfchrickelijcke d Anghft : en , gaat geduu righ iv., fich , ghelijck een Radt; en, 't imagineert : doch,

oock de der

d Dederde, 't en vių It niets, dan ſich

felfs : het treckt ſich

ſelfs inos

oock de vier- fich , en 't ſwangert fich : het Eet fich , ſelfs ; ' t is ſelfs ſijn de, Weſen . NB, NB .

20. Het en heeft anders gheen Weſen ,dan alleenelijck dit ,'t gheen den Geeft der Sielen, gheduurigh , in 't uyt.vi wendighe Leven , heeft ghemaackt; namentlijck, Gierig heyt , ofte Hooghi, moedigheyt, Vloecken , Sweeren ,

e In een co- Schenden , Achterklappen , Laſteren , . Nydt, Haat, pseMaat, Moordi, . f Text , Berbring gung .

Grim , Tooren , Valſcheyt ,'t ſelvighe is fijne Spijſe , en Vermaack ; fijo f Tijd , verdrijf : want, de Turba neemt, in den Wille , 't ſelvighe 'Weſen , mede ; bare Wercken "

volghen hen naar . NB. Inwat

21. En , al.vis'tufchoon dat hetwat Goedts heeft ghes

gheftalte den maackt, foo en is 't doch niets

anders dan & in den Glans

fijneGoede en Schijn geſchiet,uyt een roem vachtigh Geinoedt: ſoo : Wercken bem naw

danigh ſtaat het oock daar--naar , ghedaurigh , in't Opinie klimmen , en 't Verheft fich doorgaans , het wil geduu

g Pati,

righ boven

over de Sacht, moedigheyt uyt ; en , ' t en

im Schim kent de ſelvighe doch niet, noch en fiet haar niet : het beyligliet. is een gheduurigh Verheffen , boven jovec God ; en } doch nietswanders, dan een Eeuwigh ſinckeb :hetſoeckt den


.

Dood, haar van't Lichaam ſcheydi ?

159

den Grondt , en daar en is gheen ; ' t ſelvighe is fijn Le ven. 22. Doch , foo hy in fijnen Wille noch yets reyns , van NB. Dega lebehoren de Liefde, heeft begrepen (gelijck menigh ,die fích aen't van den ghe: eynde , doch eyndelijck bekeert) den ſelvighen verſinckt nen diesich doch cynde doch alſoo in fich , ſelfs, door de Anghft : want, het De lijck be. moedighe Voncxken , gaat onder lich , door den Dood , keert.

in ' t Leven ; al

daar den Quaal der Sielen , een eynde

neemt : doch, het is een kleyn Tacxken ; groenende in ' t Rijcke Gods. 23. Eo , wat voor een Vage , vyerde Siele heeft , eer NB . ' PA fy met het Voncxken vermagh in niet ghenoeghſaam te beſchrijven ,

ſich intergaan, en is gewoyer, hoe ſy van den Duy

vel wordt ghehouden, en gheplaaght: ſulckx de kloecke Wereldt niet en wil ghelooven : fy is te kloeck , en oock te ſeer blindt , fy en verſtaat 't ſelvighe niet ; en , hanght

dat niemant ghedaurigh aen de Letter : O ! of God wilde, t ſelvighe wedervoer;wy wilden garen twijgen: 24. Doch , wy.en ſeggen van geenen vreemden Quaal; maar , alleenclijck van eene ſoodanighe, de welcke in de Turba is : en , oock van geene andere macht des Duyvels over de arme Siele, dan alleenelijck ſijn verſchricken , en

>

grouwelijck voor.Itellen , dat de Imaginatie der Sielen alſoo daarin

a Ofte, gea

gequelt wordt .

: 25. ' t En'is met de Helle,noch in. langh alſoo niet ge- Pijnight. legen , ghelijck Babel leert; daar fy fegghen : De Duyvel faat, en pijnight de Sielen ; het is ganſch blindt ghefpro : de Duyvel en is felfs niet on, eensmetfijue Kinde ren ; ſy moeten altfamen fijnen Wille doen : de Anghſt en het verſchricken der Hellen , is hen plaaghs genoegh , een yeder in fijne Grouwelen , een yeder heeft fijne eyge Helle : daar en is anders niets, ' t geen hem begrijpt; dan fijn eygen Vergif.

26. De


160

De achtiende Vrage, Hoe de Siele, in des Menſchen

NB. NB . 26. De vierde Gheſtalte van den Oorſprongh der Na Ghy Men . tuur , is de alvgemeene Quaal , de ſelvighe voelt een ye fchen Kin deren . der , naar fijne Turba; den eenen doch anders, dan den an. deren : ghelijck eenen Gierigaart , heeft Koude : eenen Toornigen, Vyer : eenen Nydighen , Bitter : eenen Hoo veerdighen, heeft Vliegen, en Eeuwigh Verſincken , en in den Atvgrondt Vallen : eenen Laſteraar , eet in vſich de Turbam van ſijne uytvgeſchudde Grouwelen : een valſch Achterklappigh Harte, heeft de vierde Gheftalte ; zijnde de groote Anghft . 27 : Want, deTurba ſtaat in den Circul des Vyers; dat is , in't Hart van de Siele : en ,de valſche Woorden, Loos ghenen , en Onghetrouwigheyt, zijn een Grouwel en Knaghen, en een in 28.

fich Vervloecken ; en , foo voort.

Eenen Geweldigen , die den Elendigen verdruckt,

a Text , en fijn Sweet in Hooveerdye verteert heeft, die « rijdt, Reutett in ' t volle Vyer, in ' t Vloecken der Elendighen ; want, alle ofte, Retet, noodt der Elendigen teeckt in hem .

6 Text ,

29. Hy en heeft gheene ruſte ; fijne Hooveerdigheyt klimt geduurigh op : hy doet in fijn b Gelaat, gelijck hy

Preberetem a hier heeft ghedaan: hy ſoecktgeduurigh ; en, - ontbeert cofie,Miji. doch alles : 't gheen te veel was, heeft hy te weynigh : hy verſlindt fich geduurigh om'tWeſen , ende en heeft gee nigh; want , hy is Magiſch.

30. Hy heeft fijne rechte Beeldenis verlooren : hy d.Paart,ofte heeftyets.wat ,eene Beeldenis, van eenen ſtouten d Ros; Han har ofte van 't ghene , daar_medê hy hier heeft omgegaan : ' t geen hy , in lijnen Wille, mede vneemt,'t ſelvige is fijne Beeldenis : waar fijn Hart is , daar is oock , fijnen Schat ; Eeuwigheyt. 31. Doch , ruyckt Vriendt, wat het Jonghſte Ghe

en , dat, in

richt fal mede.brenghen ! daar alles door 't Vyer ſal gaan , daar den Dorſch

vloer ſal gheveeght worden , en een


Dood , baar van ' t Lichaam ſcheydt ? 1

161

een yeder fijne Stalbekommen; voor ' t ſelvighe , verzid deren oock ſelfs de Duyvelen .

De negentiende Vraghe .

Of de Siele fterffelijck, ofte on - fterffelijck zy ? 1. En dingh 't welck eenen Eeuwighen Aepvangh heeft , 't ſelvighe heeft oock een Eeuwigh Eynde; ghelijck dan, de Eſſents der Sielen . 2. Wat de Beeldenis belanght, de welcke God fchiep, en tijdelijcke Aenvangh heeft , de felvighe is uyt het Eeuwige gheboren; en ,wordtin't Eeuwighe Weſen, ſon der Quaal, gheſet. 3. Soo , waar gheen Quaal en is , daar en is oock gheen Dood : en , of 't Ichoon Quaal is (ghelijck dan , in den He mel , « Quaal is ) ſoo is 't ſelvigein eenen Eenigen Wille; a Werckende Eygenſchap ; en, den ſelvighen b grondeert in de Eeuwigheyt; daar en ofte ,Natuur.

is Niets , 't geen hem vindt ; oock en kan daar Niets in 6 ofte,heeft ſojn Fonda , kommen , ment . 4. Waar maar eenen Wille en is ( ghelijck in God , die Alles in Allen is) daar en is niets meer , ' t geen den Wille

kan vinden ; al daar en is gheene Turba : want, den Wille en begheert nietsumeer , dan alleenelijck ſich ſelfs , en ſijne Tacken , de welcke al_t ſamen in eenen Eenighen Boom ſtaan , in eene Eenige Eſſents;den Boom is ſijn ſelfs Aenvangh , en oock ſijn , ſelfs Eynde. s. De Siele is uyt den Mondt Gods uyt ghegaan ; en , Siele NB.is De in ' t in Gods Woord , het

in 't ſterven des Lichaams, gaat fy wederom

Monde: ſy is , in't Woord , het Weſen ; en, in den Wille , Wefenzen in den Wille,hes het Doen , Doen . 6. Wie х


LE

162

De negentiende Vraghes

6.

Wie wil den ſelvighen nu beſchuldighen , die een

dingh in ſijn Lichaam heeft; ghelijck als de Siele, de welc ke in Gods Lichaam is

ſy is, in God , voor alle Quaat

verborghen , wie wil haar vinden ? piemant, dan Gods Gheeft , en, de eene Siele, de andere, en , eene Ghemeen ſchap der Engelen. 7. Maar , de God

looſe Sielen , hebben haar Beelde

a Text ,

nis in't « Perck verloorer : want, b ſy is in een • Perck

S'De Beel denis.

Beeldenis : de Turba verſtoort de eerſte Beeldenis , en

c Ofte , Wercken.

in

ghegaan ; en , 't ſelvighe *: Perck , is het eynde van de

fy treckt van den Wille, fijn · Weſens, aen , tot eene Beel denis ; de felvighe fijn oock onfterffelijck : want , de Eeuwighe Natuur en ſterft niet; want ,de ſelvige en is van gheenen Aenvangh . Vyer 8. Wanneer de Eeuwighe Natuur in't Tooren bluſſen , en uyt oock Majefteyt, fturf, ſoo ſoude Gods uyt het Eeuwighe Yers , foude weder om een Eeuwigh Niets worden : ſulckx en kan nu niet zijo ; wat van Eeu wigheyt is ; 't ſelvige blijft Eeuwigh . 9. De valſche Siele en kan gheeneandere Quaal ver

wecken , dan alleenelijck , deſe , de welcke van Eeuwig heyt in't Ooghedes Toorens (dat is, in’t Centrum van de Natuur) heeft gheftaan . NB , NB , 10. Het heeft alles, van Eeuwigheyt gheweeft: doch , Eſſentialis, in der Eſſents ; niet in't Weſen der Eflents : geen Weſentlijcke Geeſten : maar , Figuurlijcke Ghee ften, ſonder Corporeringh zijn van Eeuwigheyt geweeſt; gelijck in eene Magia , daar 't een het andere , in de Ma gia, heeft verſlonden . 11. En, uyt die twee ,is het derde gheworden , naar de Gheftalte van deſe twee : daar is van Eeuwigheyt , een Worſtelen gheweeſt, en een Figuurlijck Wefen : en , de Scheppingh heeft alles, in de Wonderen gheſet ; dat nu alſoo


Of de Siele fterffelück , ofte onſterffelück zy ?

163

alſoo in Eeuwigheyt, Alles, in de Eeuwighe Magia , in de Wonderen ſtaat. 12. Byvahvdien de Sielen der God , looſen , in haren NB.NB. Wille, gheen Weſen en hadden in - ghevoert, foo en ſou- vandeGods de daar gheen wee in zijn : daar en ſoude gheen Bevinde loose Sielas die in lijckheyt zijo; maar, Magia : het Weſen dann noch ,is ee . 's Moeders ne Beeldeuis , en , 't ſelvighe is in de Turba ; alſoo is daar Lichaam en in de Kindto bevindelijcke Quaal. Onna 13. Het is een sterven : en, doch , geen Sterven ; maar, Jelhege van's

eenen Wille des Stervens : namentlijck , eene Anghft Lichaam in't ſelvighe Weſen, 't welck in den Wille is in ghevoert Sheyden. gheworden . 14. En , ſulckx wordt veroorſaackt,

omdat, ſich al a Text , les paar God • peyght , en hem doch niet en vermagh te Sitnes . bereycken : 't ſelvighe maackt Anghft en Rou over de in ughevoerdeBoolheyt : al. daarde Siele gheduurigh denckt , hadt ghy alleenelijck , dat en dat , niet ghedaan , foo konde ghy totGods Genade kommen ; en, het booſe b Ofte , de b Weſen, maackt den Eeuwighen Twijffel. 15. Alſoo ſegghen wy, dat gheenighe Siele , fterffe - hooſeWere: lijck

is , het zy dat de ſelvighe in God , ofte in de Helle

is ; en , haar Weſen blijft Eeuwigh ſtaan , tot de Wonde ren Gods.

X

2

De


164 De twintighſte Vraghe .

Hoe sy weder, om tot God komt ?

Selvighe is alvreeds genoegh verklaart ghewor den , dat ſy uyt Gods Mondtis uytw -gheſproken

T gheworden; en , van den Heylighen Gheeft ghe ſchapen , in de Beeldenis Gods. 2. By_al_dien dat fy alſoo blijft, ſoo is ſy, wanneer ſy uyt het Aerdſche Leven uytu- treedt, alreeds in Gods Mondt : want , ſy is in't Lichaam Gods ; haar en beroert a Quaat , gheene - Quaal. ofte, Pijn .

De een

Waar ſy heen

en

twintighſte Vraghe .

vaart , wanneer ſy van ' t Lichaam

Sebeydt; het zy dat fy Saligh , ofte'On - ſaligh is ?

b Of,behoeft.

Oowwie de Principien verſtaat, die en b heeft alma hier, gheen vorder vraghen : want , de Siele en vaart niet ten Monde uyt; want, ſy en is oock niet ten Monde in - ghevaren ! maar, ſy treedt alleenelijck uyt het Aerdſche Leven : de Turba breeckt het Aerd

c Begrijpt, ofte, boudi,

ſche Leven af; dan blijft de Siele, in haar Principium ftaan . 2. Want, het Lichaam en vat haar niet : haar en vat , noch Hout, noch Steen : ſy is dunder dan de Lucht : en, by aldien dat fy Gods Lichaam heeft , foo gaat ſy ſlechts, ghelijck eenen Ridder, door de Turbam ( dat is, door den Tooren Gods, en door den Dood ) doorheen; en, wanneer ſy door is, ſoo is ſy in Gods Weſen.

3.

Sy


Dear:Vrag.Waar ſybeen, vaart,wanneer ſy van't, & c. 165

3. Sy blijft by hare , alhier ghemaackte: Wonderen a Wercken en Daden . en Weſens ;fy fiet Gods Majefteyt, en , de Engeléb , van Aengeſicht totAengeſicht. 4.

Waar ſy is , al daar is ſy in de ongrondelijcke

Wereldt , daar geen Eynde nochte : 6 Perck en is : waar b Text, foude fy heen , varen daar een Aas is , daar verſamelen ſich de Arenden : ſy is in Chrifti Vleeſch en Bloedt , by Chriftum haren Harder. 5. En , offy duyſent mylen voer , eved, wel foude fy op de Plaats doch zijn, daar fy aytvghevaren was : want, in God,en is gheen Perck ; na, en verde; is d een dingh.

c Text ,

6. Sy is foo ſnel gelijk eene Gedachte des Menſchen: Te weten; ſy is Magiſch: fy woont in hare Wonderen ; de ſelvighe NB in God, . Waar de Siele , zijn haar Huys. 7. De Weſentheyt buyten haar, is Paradijs, een Groe naar'safur ferven , nen , Bloeyen , en Waffen , van alderley ſchoone Hemel Wooni. fche Vruchten : ghelijck als wy in defe Wereldr , alder

ley Vruchten hebben , daar van wy, Aerds , Eten , alſoo zijn in 't Paradijs , oock alderley Vruchten , daardeSiele magh Eten : de ſelvighe zijn met Veruw en Kracht , als mede in 't Wefen : niet ghelijck eene Gedachte ;maar, fy: zijo foo fubtijl,en dunder dan eene Gedachte : doch,We ſentlijck, voor de Siele, Begrypelijck ,Gevoelijck , Krach tigh , Sappigh van 't Water des Levens ; alles uyt de He e Ofte , Lig 't hamelijck . Want, het Hemelſche Lichaam der Sielen, is van beyt. reyne Element ( daarvuyt de vier Elementen zijn uyt NB. Den gheboren ) en f'tgheeft Vleeſch : en , de Tin & uur geeft Hemelſchen Bloedt : den Hemelſchen Menſch,is in Vleeſchen Bloedt: ftHeeft,of melſche · Weſentheyt . 8.

en , het Paradijs , is Kracht, van de Wefentheyt : het is 'emaacks. Hemelſche Aerde; voor ons uyt wendigh Vernuſt, on vattelijck . 9. Maar,wy fullen u al hierweder om een ander A.B.C. leeren : X 3


166

De XX 1. Drag. Waar ſy heen

vaart,wanneer sy

NB Welke leeren. Nierallé, en hebben Chrifti Vleeſch , aen hen , in Sielen ,Chrio defe Wereldt, in den Ouden Adam verborgen ; oock wel fi Vleefdlo bebben , onder ſeer , veele , niet eenen ! alleenelijck de Nieuwe Gheboorne, de welcke'uyt haren Wille zijn uyt- gegaan, in den Wille Gods: in de welcke het Edele Moſtert , fa deken geſaayt is gheworden ; daar eenen Boom uytvghe waffen is . 10. Het meeſte deel der Sielen , varen van 't Lig haam , fonder 't Lichaam Chriſti : doch , ſy hanghen aen

a Den Draat Draatden * Draat; en zijn, in haar Gheloof, eyndelijck , in den Geloofs desDen . Wille getreden : defelvige Sielen zijn wel , in den Geeft , in de Beeldenis; maar, niet in den Vleeſche. 11. De foodanighe verwachten den Jonghften Dagh : aldaar de Beeldenis ( dat is , het Lichaam ) uyt het Graft,

b Text , Perfúr geben .

uyt de eerſte Beeldenis ,falıb voortkommen : want,God ſal de ſelvige,opwecken door de Stemme Chriſti: even de ſelvighe Beeldenis , de welcke Adam hadt , in fijne on ſchult; die met het Bloedt Chriſti is ghewaffen ghe worden .

be 12. Doch ,het Aerdſche Lichaam en ſal haar niet cOf, Rance ken . roeren : ' t ſelvighe moet oock , in de Turba , voor 't Ge NB.Vleeſch en Bleeds, en richte treden : maar naar de Sententie des Oordeels,ver al.

des Hemels nietbefitten. leenelijck ſtaan. 13. En , verſtaat ons recht : de Sielen , de welcke al dof ,Werc. ken . ſoo , op hare Lichamen , den Jonghfțen dagh moeten , wachten, die blijven by hare Lichamen , in de ſtille Ruſte, c Of Ghe. ſonder bevindelijcke Quaal , tot aen den Jonghſten woelijcke, Dagh; doch , in een ander Principium . 14. Sy en hebben in der Aerden , gheene Duyſternis, oock gheene Majefteyt: maar , fy zijn in de Eeuwighe Stille Vryheyt in Rufte, ſonder Quaal ;ſonder beroeringh des Lichaams.

15. Sy


van't Lichaam

ſcheyt; het zy datſy Saligh ofte, &c.

169

IS . Sy ſien dan „ noch hare « Wonderen : doch , fy en 0f Wered doen daar niets in ; want , ſy wachten op God, en zijn in 5'text, de Demoedigheyt: want, ſy zijn door den Dood geſonc Berbringen. ken ; en , zijn in eene andere Wereldr: doch , daar is tuf ſchen hen , en tuſſchen de Heylighe Sielen , in Chrifti Vleeſch en Bloedt, noch eene groote Kloove: wel gheen Principium ; fy zijn in een Eenigh Principium . 16. Maar , een Geeft ſonder Lichaam , en heeft foodaa' nighe macht piet , ghelijck den ghenen , in't Lichaam : daarvom zijn ſy in de Rufte ; en zijn onder Gods Altaar. 17. Wanneer den Jonghſten Dagh komt,dan ſullen ſy voort

treden , en van Gods Broodt Eten , en Gods Lig

haam aentrecken ; gelijk in de Openbaringh Johannis, wordt verhaalt, daar de Sielen in Witte Kleederen, onder den Altaar, ſegghen : Heere ; wanneer wreeckt ghy ons Bloedt ? en , haar wordtgheſeyt, Dat fy noch eenen kley nen tijd ſouden ruſten , tot dat hare Broederen oock daar

toe ſouden kommen , de welcke om't Getuygenis

Jeſu

wille, ſouden vermoort worden . )

18. Maar , de God - looſe Sielen , hebben eene andere Stede; namentlijck, in 't Allerwinwendighſte ('twelck oock het Allervuyt.wendighite is ) in de Duyſternis:de felvige Sieleen behoeft pock nergheos heen , tevaren , fy blijft oock Nechts by 't Lichaam , ' in haar Weſen : cOf, In haé ne Wercken , doch , niet in deſe Wereldt; ſy en beroert de Aerde oock piet . 19.

Sy is de Aerde welmachtigh : fy kan de ſelvighe

open. doen ſonder Weſen en « Bevindelijckheyt : maar, dof , Ches het uyt-wendighe Principium , en heeft ly niet , fy en is voelijckheye. den uytwendighen Gheeft niet genoeghlaam machtigh; doch , ſoo kanſy , in den Syderiſchen Geeſt, eenen tijdeof, dem Gheeft des langh , Goghel.- Ipel dryven . Lucis, 20.

Ghelijck dan menigh, in den Sterren. Gheeſt,we derom


168

De XXI. Vrage: Waar ſy been.wvaart, wanneer ſy

der

om verſchijnt, en ſoeckt Abftinents : oock maackt

menighe, in de Huyſen, verſchricken en bolderen ; ſulckx doet ſy alles, door den Sterren. Gheeft; totdat den ſela vighen fich oock verteert : als

dan leyt harePracht , in

de Duyſternis ; en , verwacht des Jonghften..daaghs , en Gerichts . 21. Onſe Babel ſegghen : Het zy de Duyvel, die alſoo in de Geſtalte van de Siele , om

gaat, Ja recht, met eene

verdoemde Siele , Duyvels ghenoegh : doch ,' t en is gee a Of,On gronde.

nen waarachtigen Duyvel, den ſelvighen is in den « Afro grondt, en plaaght oock de Siele , in den tijd des Lichaams, gaarne, in den Afvgrondtder Sielen . 22. Hoe wwel , hem en iseen Schalckx

kleedt niet te

veel : hy durft wel een uyterlijck Kleedt aentrecken, om de Menſchen te vervoeren en te verſchricken . 23. Doch , dit moeten wy klaghen over Babel , dat ſy ſoo

feer blindt is , en ſoo.weynigh Kenniſſe Gods heeft :

ſy heeft de Magia en Philosophia weghgheworpen , en heeft den Anti . Chriſt in

ghenomen ; nu , ontbreeckt

b Text , haar , 6 Wijſheyt : Konſt heeft ſy ; alleenelijck , Wijſheyt, Witſel Kennis, ofte ontbreeckt haar : ſy heeft den Spiegel verbroken ; en, ſiet door eenen Bril . Vernuft. c Verblinde, 24. Wat ſalumen fegghen deWereldtis · geblindt: of, geblintar men trecktde ſelvige aen een Snoer, den men voert haar bockt. d Gelijck ee- ghevanghen; en , ſy en fiet het niet : en , fy ſoude doch vry mengekapten zijn, wanneer ſy ſulckx maar ſagh: het is ,met de Stricken , men geblinde daar, men haar mede bindt, Schalckheyt : ghy fult haalt draaghe, daar fiende worden : het is e ſchoon dagh; waackt maar op, ghy menhem hebben wil. Wachter Iſraëls ! c Ofte , 25. Mijn beminde Vriendt , zijt hiervan alſoo on

Ahorreeds,

der

recht,dat daar eene On - gelijckheyt van Plaats,met

der Sielen is ; alles , naarn't ghene, daarde Siele is inge gaan : is fy Heyligh , en Nieugheboren , ſoo heeft ſy Lichaam ;


van't Lichaam ſcheyt,het ky dat ſy Saligh ,ofte ,& c.

169

• Lichaam ; de felvighe verwacht alleenelijck 6 de Won - Verhaal, deren des Lichaams, aen den Jonghften Dagh : ſy heeft Chrifti. 6 de felvighe wel al reeds, in den Wille, ghevat ; doch, ken De . Werce b fy ſullen aen den Dagh des Oordeels , voor 't Gherichte cGemaacke , ſtaan . ofte , ghefor meetic 26. Alle Sielen , Goede en Quade , eene yedere , ſal baren Loon, en Sententie ontfanghen : de Heylighe , ſul len aen de God

looſe in ' t Ghelicht worden gheftelt;

dat ſy alſoo de Oorſaack van hare Quaal ſien en ſmaac ken . 27. Dat yemant ſoudé willen dichten , van eene beſon dere Plaatsofte Stede , daar ſy by , maalkanderen ſouden fitten , 't ſelvighe is ganſch contrary de Magiam : eene ye dere is in haar Landt , en niet aen de Plaats desLichaams ghebonden ; maar , fy.magh zijn , waar ſy wil : waar ſy nu is, daar is ſy; 't zy in God , ofte in de Duyfternis. 28. God is overwal,de Duyſternis is overal,de En gelen zijn oock over- al ;een yeder in ſijo Principium , en in fijne Eygen Quaal.

29. Het dichten van't uyt - wendighe Vernuft ſonder Kennis van de Principien , is een Spieghel vechten : wan neer ick duyſent., maal vraaghde , en my gheduurigh van God wiert gheſeyt ( ſoo ick dan

noch niets anders en

was dan in Vleeſch en Bloedt) Too ſoude ick’t ſelvighe aen fien , ghelijck als Babel : die meent, dar de Siele bo ven de Sterren , in eenen Hemel vaart : den ſelvigen He mel en ken ick niet; ick wil ſulckx oock ontbeeren . 30. Hy is wel daar boven ;doch ,het zijn EngelſcheVor ften . Troonen : Dit Ooghe van de d Athern , is ons Vor -'d Defieyne re en regne ftendom e , n ons Koningh vrijck .: Wooningen , 31. 't Selvige is met de Bovenſte wel alles een Eenigh , ofte Herbera

mer den onſen ; doch , onfe Scheppinghen Weſen , is in gen. onlee Ethern :seene Sielemagh weldaarheen reycken ,€ Schwyrenia Y foo


190

De XX11 . Vrage, Wat eene yedere Siele doet ?

a Ofre,Wort. ſoo ſy garen wil ; ſy « is ſeer lief van Gods Engelen aen .

ghenoinen . 32. Want , 't felviglie Weſen Gods, is even by hen , als by ons : en,

dit is alleen het Ouderſcheyt , dat ſy by

hen , Engelſche Wercken hebben , ganſch reyn , ſonder ſinetten , en , wy hebben de Groote Wonderen ; daar om zijn fy oock beluft , om by ons te zijn :en , ſonder dat, zijn ly oock , by 't Leven des Lichaams , onſe Dienaren ; en, wedervſtaan den Duyvel. 33. Zijn nu , de Enghelen in defe Wereldt, in ' t Hey lighe Principium , waar louden dan de Sielen eerſt heenv

varen ? veel lichtin Hooveerdigheyt , ghelijck Lucifer , mocht Babel dencken ! O , neen ! ſy blijven in de De bon't moedigheyt , en fien b op de Wonderen Gods; ghelijck God doet geen . Gods Gheeft gaat, alſoo gaan ſy oock .

De tweeen twintighſte Vraghe .

Wat eene gedere Siele doet ? of ly hen verheugen tot den den leften Dagh des Gerichts ?

Efe Vrage begrijpt, de Vreughden vrijckePoorte & Text , te verſtaan , het Riddervkranſ der Eeren , om 3w erfennen . D ken der Sielen ,

2. Wanneer eenen beminden Soon van huys reyſt in een verdt vreemt Landt , naar Konften Eer : den ſelvi. ghen dencktmenigh maal naar huys , en aen den Tijdt daar hy fijne Ouders , en Vrienden wil verblijden , hy ver d Kont heught fichteghens dien Dagh, en verwacht denſelvigen ofte Bedrif. met innerlijckevreughde en verlangen :oock, oeffent hy e Text, fich ſelfs in fijo - Weſen ,dat hy Konſt en Wetepſchap, Mitfe. L magh


off ben verbeugen tot aen den leften dagh des Gerichts ? 171 magh bekommen , daar medehy fijne Ouders, Broeders, en Vrienden ſoude moghen verheughen.

3.

Alfoo io , ghelijcken , voeren wy u te gemoet , en

gheven u dit te betrachten , dat de Sielen , ſonder « Lig- a Verfast, haam , Groote inwendighe Vreughde hebben , en ver- haam Chris wachten den Jonghften Dagh , met groote inverlijcke ftie Begheerte ; al

daar., fy haar ſchoon Heyligh Lichaam ,

met de b Wonderen, weder vom bekommen ſullen.

6 Hierufen

4. Oock is bare Toebereyding

, in haren Wille ; maa ckte, Wercken h daar ſy dan , naar aert van de Eeuwighe On - grondelijcke Magia , hare Wercken fien ; de welcke ſy eerſt aen den Jonghſten Dagh, in de Figuur, met het Nieuwe Lichaam , uyt het Oude, fullen bekommen . s. En, ons iskennelijck,en hoogh bevindelijck ( doch, in den Gheeft, naar fijne · Kenniffe ) dat de falige Sielen, c Text , Biffen . in haren, hier , ghemaackten Arbeyt, hen verheughen, en ſich ſeer vermaken in hare Wonderen; de welcke ſy , Ma giſch, fien : want , die gene die daar veele tot de Gerech tigheyt hebben ghevoert , de ſelvige haar Loon , isin de Magia , in den Wille, voormoogen.

6. Die veelvervolgingh om de Waarheyts, wille heb ben geleden, de felvighelien haar ſchoon Kidder,kranſ, ken ,'twelckfy aen den Jonghften Dagh, het Nieuwe Liga haam ſullen op , ſetten . 3. Die veel Goeds hebben ghedaan , aen de ſelvighe verſchijnt ſulckx, in den Wille, ondervoogen . 8. Én , die om Chriſti Eere , Leere , en Waarheyes. wille , beſpot; veracht, vervolght,en gedoodt zijn gewor den, de felvige is de Ridderlijcke Victory onder voogen : ghelijck eenen die fijne Vyanden , in eenen Slagh overy wonnen heeft, en aen fijnen Vorft en Koningh , de overv winningh voorſtelt;van ' t welck hy groote Eere heeft : al, daar fijnen Koningh hem -aen , neemt, met groote Y 2 Vreughde;


1927. De XXI I. Vrage; Wateene yedere Siele doet ? Vreughde; en , houdt .

NB , NB .

tot fijne ghetrouwe Hulpe , by fich

Wat voor Vreughde in de felvighe is, tot ſulckx en hebben wy geene Penne om te beſchrijverr: wy erkensien alleenelijck , dat de ſoodanighe het meeſte

deel , Gods

Lichaam , in defe Wereldt, hebben aenvghetoghen , en zijn alſoo ,in grooter Volkommentheyt , dan de andere : fy verwachten den Jonghften Dagh, met groote Vreugh de en Eere : alvdaar when hare Wercken , in eene He. melſche Figuur, ondervooghen fullen

treden ; en , de

a Dat is, Goduloofen ſien ſullen , « in wien ſy geſteecken hebben . Wien syge 10. Eene yedere Siele verheught ſich voor't Aen - ge tyranniſeert hebben . ſicht Gods, in grooteHope van't gene 't welck haar we dervvaren ſal :wanit, haren Loon kent ſy; maar, fy'en kan den ſelvighen ,ſonder Lichaam , niet begrijpen : want, fy heeft haren Arbeyt , in't Lichaam ghemaackt ; alſoo ſaí b Denfelmi-b den ſelvigen haar oock, in't Nieuwe Lichaam , weder. gen Arbest,kommen , en naar volghen . of de Werc ken. II. Want, of..wel de Hoogh , waardighe Heylige Sie len , Chriſti Lichaam , in deſe Wereldt, hebben aenghe toghen , dat fy alfoo (namentlijck , in ' t BeeldtGods) in den Hemel ſtaan , fooʻzijn doch alle hare Wercken , in't Oude Lichaam

gemaacktgeworden ; ' t welek Gods Spie.

gelwas : en,de felvighe ſullen hen, in de Opſtandingh, in de Figuur , in haar Lichaam , recht Hemels, al daar ghe Itelt worden . " L

12. Want , het Eerſte Beelt , 'twelck Adam

voorden

Val was , ' t felvighe is , in Chrifto ; weder gheboren ghe worden , en , 't ſal de Siele wederom worden aenghe Of ,Wers- toghen , met hare - Wonderen : al., is't fchoon , dat ſy ken , yoorheen Gods Lichaam hebben ; even..wel ſtaan de Wonderen dan

noch in de Eerſte Beeldenis.

13. Maar, de Turba,met het uýt..wendighe Rijck van de


of ſy hen verheugen tot den den leften dagh des Gerichës? 1931 de uyt jwendighe Quaal, is wegh :want, * ſy was eenen , De Eerle Spieghel, én is nu een Wonder geworden ; de ſelvige leeft Beebdeniton HEM fonder Gheeft, ghelijck eenWonder : en , ſy ſal, in groote Verklaringh van't Licht Gods, de Siele aen

ghetoghen

...

wys

worden : over 't ſelvighe verheughen de Heylighe Sie len hen ſeer ; en , verwachten ſulckx., met groot 4 Ver. b Teme Sithen . langhen . 14 :

En , wy gheven u te kennert, dat eene yedete ſalige

Siele , hare Lampen verciert , dat fy , aen den Jonghften Dagh , haren Bruydegom

wil te ghemoet gaan : fy : Re: cofre, ven

noveert haren Wille doorgaans , en denckt, hoe ſy , int nieuapso haar Nieu Lichaam , in de Wonderen , met alle Heylighe Menſchen en Enghelen , haar wil verheugen : daar is in

?? a visual

• hen , eeu gbeduurigh:Opklimmen der Vreághded, want neer ſy het Toen kommende bedencken ; eene yedere, naar hare Deughden. 9. - 15: Gelijck hare:Wercken op Aerden ; donderſchey dofte', ver: den zijn gheweeft y alſoo oock hare Hope : want j eenen Scheyden, Dagh

loonder , die veel heeft verdiene , verheught ſich

des Loons; alfoo oock , al

hier : daar is een vriendelijck

Weſen , by when ,en inheri. 16.

Alle de Beſportingh en op , gheleyde Lafter, daar

ſy onufchuldigh aen waren', ishen cene groote Eeredes Overwinningh , dat ſy, in onufchulc , hebben gheleder en , deGedulefaamheytin de Hope , aen

ghetoghen ;de

felvighe hebben fy noch aén :: den Dood en kan de felvige nietweghnemen nochuyt utrecken, deSiele neemt me Ivy2.core maakt. ghet , when 17 Hare menighvuldige Hartelijcke Gebeden ,Wen fchen , en Wel daden in der Liefden ; aen haren Naaften, is hare Spijſe: foodat, ſy Eten, en hen verheugen; tot de, 't gheen ſy heeft

gevat. 37 27 !!!

dat haar Nieu Lichaam ; Paradyſche Vrucht ſal Eten. 185 Maar, de ghene de welcke all, hier, Gods Lichaam hebben Y 3


174 zm .

' De XXII: Vrage: Wat eene yedere Sieledoet ?

, hebben een

getoghen, de ſelvighe Eten , fdnder ophou.

NB.Wat den , van den Dilch Gods: doch , de Paradijſche Vrucht; Lichaam wys behoort aen ' t Lichaami der Wonderen, dat uyt het Graft het Graft fal Pustaan. fallopſtaan ; 't welck in't Paradijs was gbeſchapen ghe worden : want,'t ſelvighe is uyt den Aenvangh gemaackt Wonderen of Were geworden, en , rbrenght het hýnde, met de kem . weder.om in den Aenvangh. .

9

191.Ende en

laat u fulckx niet verwonderen , dat wy

voor uwen Ooghen veel licht alſoo mochtente verſtaan zijn , ghelijck als of wy vao twee Lichamen der Heyligen ſpraken : haarder en zijn wel geen twee; 't is een Eenigh : NB. Welck en, denčktmaar almidusb Hoe de Wefentheyt Gods , al Gods Lig haam is , b Verfaat, de Groote

lesvervalt, tſelvige isGods Lichaama; fulckx wordt(noch in dit Leven ) de bi Heylighe Sielen aen getogen . : 20. Want, ſy worpen haren Wille, in den Wille Gods :

Hrplighe Sielen .

alſoo ontfangen ſy oock Gods Lichaam ; 't welck alles ver vult' : haren Wille woontin't Lichaam Gods, en Eeg van Gods Lichaam , yan Gods Woord, van Cods Vrucht, kan Gods Kracht : en ; Chriftus is in Gad ; God is Chdiſtus ‫در ن‬ gheworden .

NB , NB . 21. Alſoo draghen ſy Chrifti Lichaam , in God ens piet_cite lamin , haar Eerſte,Adams, verwachten dóch dies , cVerfaat,

Heyligh Lichaam , met de :

deWercken

Paradijſche Quaal falaen , ghetoghenworden.

die in 'tgan -

Wonderen ;'t welck hen ,met

22 .Want, Gods Voor henien moetbeſtaan :by ſchiep

fche Leven, het eerſte Lichaam in 'tParadijs = 't felvighe foude daar mentre Lir. Eeuwigh in blijven ; het moet weder vom daarid : en.de Barama zin . Siele , op het Cruys van't Drie - ghetal ,lin den Mondt ghedaen, en , de ganſche-Perſoon , blijft NB , NB , Gods van ddat ſy quáh doch , met Lichaam en Siel , in , maalkanderen ; maat God , vervult Alles in Ales.

23.

O , och ! dat wydoch Menfchelijcke Peanen had

den, en 't felvighe in den Gheeft van uwe Siele , naar onſe Kenniſle ,


offyhen verheugen tot aen den leſten dagh des Gerichts: 195 • Kenniſſe , konden ſchrijven , hoe menighen foude doch a Text; Ertándinis. om v keeren uyt Sodom en Gomorrha ,uyt Babels en uyt

het Gierighe Hooveerdighe Jammer ,dal ; 't welck doch niets anders en is, dan Anghit en Quaal, vol vreeſe, pijn, en verſchricken . 24. Mede gheven wy u nu te kennen en hoogh te be trachten ,den beklaagelijcken en jammetlijcken Toe ftans van de verdoemde Sielen , wat ſy wel voor een Verwach . ten hebben : en , dat in't kort ; Daar, de Vraghe ſulckx vordert.

maalde naaſte

25. Haar Verwachten, is, ghelijck eenen ghevangenen Quaadw doender,die geduurigh luyltert, als ſich yets be weeght, wanneer den Scherp.jrichter komt,ep het Recht wil executeren , en hem fijnen Loon gheven ; allod , fy, oock .

Gewete,'tſelvige knaaght b.Gemet, 26. Sy hebben een valſch hen : hare Sonden treden hen gheduurigh, onder oogen :Priempico oock fien ſy hare Wercken , Magifch : ſy ſien alle bare Onugerechtigheyt , liare Lichtveerdigheyt ,hare on matigen Pracht en Hoogh , moedigheyr :1ý fien het vers drucken der Elendigen ;hare beſpottingh , enovern-moet. 27. Haar Valſch vertrouwen vlucht van heti :. haar Schijn heyligheyten is niets anders gheweeft dan Spies gel vechten ; fulckx en heeft't Harte Gods niet beteyakt:

list?

hen , in de Magia ( nanients crafner, lijck, in haren Wille ) fienelijck : maar, wanneer ſy in den dem Spiegels den ſelvigen ſtaat wel voor

felvigen foecken ,foo verwecken fy de Turban des Vyers, de ſelvige wil doorgaansden Spiegebverteeren; a..daas is vreefe en verſchicken . 2.1.1: mr . 28. Want, fy fien en weten , dat aen den Jonghften Dagh , alles door ' t Beywighe Tooren

Vyer Gods ſal

d beproeft worden ; en , ghevoelen gheheel Wercken , in 't Vyer ſullen blijven.

weldat hare d Text Demabret. 29.

Over


176 De XXII . Vrag. Wat eene yedereSiele doet ? ofly , & c. 29. Over 't ſelvige , ontſetten fich oock de Duyvelen , foo , wanneer ſy haren Val betrachten , omdat nu in 't Gerichte Gods ftaar,wat hy doen wil: 't welck ons de Hey lige Schrift, genoeghſaam verklaart ; voornamentlijck, den Richter, Chriſtus, ſelfs. žo . En , alſoo gheven wyu te kennen , den ganſchen elendigen toe . Itant der Verdoemde : dat , ſoo

wanneer

fy hare Lampen op de komſte van den Bruydegom ſou den bereyden, al daar verzidderen fy : verberghen alſoo hare Wercken, de welcke de Turba, hen doch gheduurigh

bogen ſtelt. onder . : 31. En , t gheen ou hoogh verdoemde Sielen zijn , de ſelvige zijn overvgegeven , en feggen God af:vervloecs ken hem , en ,'t zijn fijne Arghfte Vyanden. 32. Sy houden hare ſaken voor recht : ſy treden te a Opderes kende-Eye

God, gelijck eene Trotſþeyt: en,dencken ;is't Vyer gens Too zijn wy Vyer : is't - Quaal? ſoo willen wy in des

, Goden Hemel : wat genſchappen. Vyers. Quaal opklimmen boven vragen wy paar de Demoedigheyt ? wy willen de ſterckte en macht des Vyers hebben : wy willen boven God zijp ; en , willen, naar onſe macht, Wonderen doen . 33. Wy hebben de Wortel ;;God en heeft maar den b. Text,

Glans : laat ons Heer zijn ; God ſalKnecht zijn : opfe

Den Grim Moeder is fijn Leven; wy willen fijne,vaſte Burght noch van die Eww , eensverſtooren . ies Prighe NA 34. Sy hebben den Sin der Landsknechten , die al foo aen Sloten en Muuren loopen , en dencken , de Stadt zy haar; of fy fchoon , het Leven daar aen wagen. 35. Verſtaat ons : Alſoo is de Hele tegensden Hemel, en hare In Woonderen , tegens de In -woonderen desHe mels: en ,'t ſelvige is oock, in God, een groot Wonder het ſtaat alles totfijnder Heerlijckheyt, De


177 De

drie

en twintighſte Vraghe .

of de God wloos Sielen , ſonder onderſcheyt , voor den Dagh des Gerichts, in foo langhen tijd , yetsuwat eene verſachtingh, vermgack Gevoelen ?

ofte

En Dingh't welck in eenen Eeuwighen In - gaogh

9 in - gaat, 't ſelvighe is oock aen't Eeuwige Eynde: wie wilaen den ſoodanighen wat gheven, die ver de , en niet naby is , daar ' t hem mocht ghegheven wor den ? hem wordt alleenelijck ghegheven , 't gheen is , aen die Stede , daar hy is : en , een dingh , ' t welck met fijnen Wille,uyt fich gaat ,'t ſelvige en kan, in lich ,niets * ne- a of,Onto fangen . men; want, 't en begheert niets in lich . 2. Alſoo is den Goduloofen , in defe Wereldt , b ver . b Text, Gerichtet. oordeelt : hy is met fijnen Wille, uyt, ſich ghegaan , in de Gierigheyt , in Pracht, en Welluſtigheyt , in Lafter , in , en Hoereeren, in Bancketreeren : fijnen , Eten Drincken Wille is gheduurigh in de Verachtingh des Elendighen ghetreden : in Spotten en Verachten , den Recht, veer dighen te plaghen ; drucken . 3.

en , hem met ghewelt te

ondern

Het Recht heeft hy met Loghens en Geſchencken

vermenght , en gheduurigh de On - gerechtigheyt ghe ſopen , ghelijck een Koey 't water : ' t gheen van hem is uytgbegaan, is geweeſt Bitteren Tooren ; t ſelvige heeft hy voor fijne Macht gehouden : ſijnen Wille isgheweeſt, Moet -wille : hy heeft gedaan, 't geen hem lufte: hy heeft den Duyvel naat fijne Pijpen ghedanft ; ende en is niets .. anders,dan in fijue Gierigheytin - ghegaan : fijn Geldt en Goedt, heeft hy gheacht voorfijnen Schat ; daar is fijnen Wille gheduurigh inghegaan. Z 4. Hy


178

De XXIII . Vrage, of de God

looſe Sielen ſonder

4. Hy en is noyt in. fich gegaan , noch noyt de Liefde gefocht; veel -weyniger de Demoedigheyt : den Elendi gen is voor hem geacht gheweeft gelijk een « Voet_ftet; Buffyader. den ſelvighen heeft hy , Tonder , maten , ondervdruckt: wanneer hy den Slechten alſoo heeft konnen dwingen , en

á Tert ,

6 Text , Bufe.

hem ſijnen Arbeyt ontnemen ; ' t ſelvighe heeft hy voor Konſt én 6 Wetenſchap gehouden. 5. Hy heeft ghemeent , dat hy daar mede goede Po.

cGemaacks, litie oeffende,wanneer hy alſoo een ghevat Weſen had ofer aerogeo de dat hy konde doen , wat hy wilde; hy meende dat Ami. 't ſelvighe ſeer konſtigh was , en in groote Wijſheydt Itont. 6. Alv't ſelvighe, en noch veel meer , heeft hy in ſij nen Wille ghevat, en ſijõe Beeldenis van den Gheeft der Sielen , is met ſulckx gevult gheworden ; en , 't ſtaat alles in fijne Figuur: en , wanneer het Lichaam daar heen valt , foo heeft de Turba al dit ſelvige , in den Geeſt gevat. 7. En, of den Geeft nu in

ſich wilde gaan , loo gaat de

Turba mede, en ſoeckt den Grondt ( zijnde de Wortel der Sielen ) alſoo wordt alleenelijck het Vyer , daar , mede aenghefteecken. 8. En , wy geven u te verſtaan , dat de Sielen der God looſen , gheene Verſachtingh en hebben : hare beſte Ver d Am ,Be- fachtingh en Vreughde, is dit : Wanneer ſy in 't . Wefen , tilf , of Worck . 't gheen ſy hier hebben ghehadt, in den Wille , op.vklim men; en , begheeren't felvighe noch gheduurigh meer te doen : hebben ſy eenen Vromen niet ghenoegh ghequelt, 't ſelvighe berout hen ; haren Wille is even , ghelijck den felvighen hier was. 9. Sy zijn eenen Gheeft der Hooveerdigheyt,ghelijck de Duyvel ; eenen Gierigaart : en , Eten alfoo hare Grou welen die ſy al

hier hebben ghemaackt: hare vreughde

is alleenelijck , dat fy dencken , ſy willen God verachten , en


onderſcheyt, voor den Dagh des Gerichts, in foo ,& c.

179

en haar eyghen Heer zijn : 't ſelvighe is háre a Vreughde a Text, Ergótganghi en Verquickingh ; en, anders gheen . 10. Want , waar willen ſy andere Vreughde b nemen ? b Ofte , ona fy en durven , van ſchande , hare Ooghen voor God niet fangen. op._heffen : daar, toe en durven ſy de Heylighe , die ſy al hier hebben veracht, oock niet < vleyen ; ly ſchamen Anfehen & Text ,. ben ſulckx : want,hare Valſcheyt ſlaat hen geduurighin't Aen

geſicht; en , hare Boofheyt en Valſcheyt klimt op ,

van Eeuwigheyt tot Eeuwigheyt. 11. Wanneer ſy hen dannoch den Jonghſten Dagh in dachtigh maken , ſoo is in hen, vreeſe en verſchricken :

1

ſy laten lulckx veelv liever aen , Itaan ; en , .. vermaken d Text, Ergocico. fích in de Hoogh , moedigheyt.

12.

En , ſulckx is oock Wonder, en het aldervgrootſte

Engel, eenen ſoodanighen oneEme Beels Wonder, hoe uyt eenen ſinnighen f Duyvel wordt ; alloo is in God, de macht des denis der Toorensopenbaar : want, God heeftſich gheopenbaart, Feene Beel denis des naar : beyde de Qogen ; beyde, in Liefde en Tooren : en, Toore ns, het ſtaat den Menſch vry , hy magh gaan in welck hy wil : g'i Oogh God en worpt niemant in den Tooren ; de Siele worpt fich des Toerens, Oooh der daar ſelfs in . Liefden . 13. Maar, dit moet ghy weten: den Tooren heeft fij. NB. Sice pe Kaacken op - gheſpalckt, en treckt machtigh ,en wil al,hittundar, verf. 17. van , hy is deGierigheyt ; en , de Hoo de Vogheyt les verſlinden want : des Willens, veerdigheyt, over de Demoedigheyt.

14. In - ghelijcken heeft de Liefde, en, de Demoedig. Den ropedie heyt hare Kaacken oock op ghefpalckt, en treckt oock trecke. De Liefde uyt alle Krachten ;en , wil de Menſchen , iu de Liefde, trecke. in den Hemeltrecken . h Of, mes 15. En, waar nu de Siele heen gaat ,daar is ſy, het zy, gevrele. dat ſy in de Liefde , ofte Tooren waft : in den ſelvighen Boom ſtaat ſy ; en , daarvan en is , in der Eeuwigheyt, gheene Verloſſingh : ah hier,in dit Leven , is de Siele, in de Z 2


De XX111 . Vrage, of de God . looſe Sielen fonder

180

à Schale, oftede « Wage , in den Angel: en , alvis't dat fy boos is ghe Balance, weeſt , loo kan fy Weder.ghebooren worden , in de Liefde : wanneer den Angel verbreeckt, foo is't ghe daan ; ſy is daar naar , in haar eygen Landt, in haar Prin. cipium . 18. Wie wil 't ſelvighe verbreecken ,'t gheen Eeuwigh is , alwaar , geenen Verbreecker en kan ghevonden wör den ? want , 't ſelvighe is fijn ſelfs Maacker : Waaf wil eene

b Text; Zie .

andere Turba vandaan kommen ; ſoo een dingh , in der Eeuwigheyt is, daar geen 6 Perck meer en is ? 17. En, dat ghy doch mooght fien, dat God het booſe nier en wil, foo laat hy u fijnen Wille verkondighen : hy ſentu Propheten en Leeraars, en geeft hen fijnen Geeſt;

NB.NB.

Woon børs , ofte Behouder,

dat ſy u waarſchouwen : wilt ghy nu niet? ſoo hebt ghy u,

van den Tooren, laten vaſt houden; den ſelvigen , is oock , uwen Loon , en u Rijck. 18. Het doet u weë, dat ghy üye uwen Wille foudt

NB.NB. uyt

ſcheuren, uyt u Welv luftigh, Hooveerdigh, Lichting

veerdigh Leven ! welaen;foo falu het Helſche Grondt ſop, hier naar, oock wel ſmaken . NB, NB,

19. Wy leeren u hét Cruys ; en , de Duyvel leert u de Wel. luftigheyt : nu mooght ghy doch grijpen ,waar -toe ghy wilt ! i ſelvige ſult ghy oock hebben; tzy de Liefde, ofte den 20. Wy arbeyden aen 0 ; en , ghy verachr ons : war fullen wy u duch meer doen en , daar toe, zijn wy foch , uwe lichamelijcke Knechten : foo ghy doch diet en wilt, foo vaart heen

neemt hetuwe , foo demen wy het onſe ;

en , zijn , in Eeuwigheyt, gheſcheyden . NB. Ghing 21. WywillenonsDagh werck doch maken ,en doen, Lasteraults in Vervola 't geen onsbevolen is : in den Oeghft, willen wy inaalkan gers der Kin . deren, onderoogen treden : al, daar, fult ghý,ons ken derenGods, nen; en , u felfs doen','t gheen ghy ons, alhier, ghedaan hebt :


onderſcheyt, voor den Dagh des Gerichts, in foo , & c.

181

hebt :'t ſelvige, en willen wyu niet verbergen; eo,ſpreken, ' t gheen , wy lien .

De vier en

twintighſte Vraghes.

Of hen eene Menſchelijcke Wenſch yets nut is , en bevindelick , te baat komt; ofte niet ?

Yn beminde Vriendt, aldaar ſier den Rijcke , man, en den Armen Lazarus aen, ſooſult ghy be M vinden , dat daar eene groote Klove is , tuſicher hen ,en ons : ſoo dat de gene, die methaar Gebedt en Wil. le , tot hen heenvafwillen varen , en konnen niet , en ſy oock niet , totons , hiervop ; daar is een Principium tul ſchen beyde. -

2. Het Ghebedt en het Wenſchen van de Rechtveer

dighe, dringht in den Hemel ; maar , nier in de Helle : dé Schrift ſeyt pock : Uyt de Helle en is geene Verloſſingh: fý legghen in de Helle, ghelijck als doode Beenderen :"fy roepen : doch ,niemant eu hoort't ſelvighe; geenigerley bidden , helpt haar yets. 3. En , al waar ' t dat veel Menfchen voor de verdoem

de Sielen baden , evenwel blijft haar bidden doch in hen Principirim ,'en't yaart teo Hemel , en niet in de Helle : de Schrift feyt;Uyt der Hellen en isgeen weder, roepen . 4.

Weet ghy wat Chriftus ſeyde tot fijne tfeventigh

Jongheren ? Wanneer ghy in een Huys gaat, foo groet 't ſelvighe Huys: is nu in't felvighe Huys een Kindt des Vredens, foo faluwen Wenſch en Groet, op 't felvighe ruften : foo niet: foo gaat uwen Wenfch ,wedernom coto u; alſoo gaat het pockaby,daar toe. z 3

s. Geenige


4 182 De XXIV . Vrage, of hen eene Menſchelijcke Wenſch s . Geenige goeden Wenſch en gaat in de Helle :maar, deſe , ſoo den Goduloofen veel Valſcheyt en Bedrogh , naar hem laat (daar hem de Helſche pijnin 't Graft wordt gewenſcht) ſulckx gaat tot de God looſe Sielen : 't felvis ghe is haren Wenſch , die hen te pas komt , den welcken ly inwhen moeten Eten , uyt hare, hier gemaackte Grou welen ; dat is hare Spijfe , de welcke de Levendighehen naar vſenden . NB, NB,

6. Doch, oock ganſch on. ,billigh ;en, ſulckx betaamt

De Kinde- Gods Kinderen niet : want, ſy ſaayen alſoo daar,mede, in ren Gods en de Helle , in den Tooren Gods : fy mogen wel toe ſien , Goduloofen dat ſy oock niet, het ſelvige uytgeſaayde, invoeghſten : geen quant voorwaar, ſoo geen Weder roepen, en Boete, en ghe a Berou ,ofte ſchiet, ſou en gaat het niets anders toe. 2. Vorder geven wy u dit te verſtaaan , naar onfe ken. leelweifen .

nis, in den Geeſt (niet naar den uyt.uwendigen Menſchein Waan , ofte Meenen ; maar, naar onſe Gaven ) dat het met b Dat i,aen die Sielen ( de welcke alfoo noch aen den 6 Draat han den Draat in een Berou des Geloofs; gen , en doch eyndelijck aen't leſte Eynde, 6 Draat , jck den , aen alſoo Hemelvri het , en iw.vgaan zijnde teer , en fwack. ' bereycken ; al

daar Twijffel en Gheloof vermenght

is ) doch eene Gheftalte heeft ,dat een hartelijck Ghebedt, en Wenſch , hen te bate komt; 't welck met gapſche Ernſt in de årine ghevanghene Sielea , in hare Quaal, in dringht. NB.'tRech . 8. Want , ſy en is niet in de Helle ; oock niet in den

te Vager vyer.

Hemel: maar, in de Poorte, midden in den Quaal van 't Principium ; daar Vyer en Licht ſich ſcheydt: en , fy wordt

DeTurba. van hare Turbagehouden; de ſelvige foecktdoorgaans ghevatte d De Ver- d het Vyer : dan , foo verfinckt het felvighe finding on. Tacxken ( zijnde het ſwacke Gheloof) onder lich , en meerde, dringht naar de Barmhartigheyt Gods , en geeft ſich ge duldigh , in den Dood des Verſinckens , uyt de Anghſt; 't felvige


yets net is, en bevindelijck, tebadt komt; ofte niet ?

183

' t ſelvige finckt doch voor--waar, uyt de Quaal, tot in de Sacht, moedigheyt des Hemels .

9. En, of wel menighe Siele, ghelijck als eenen geruy men tijd wordt gehouden, evenwel en kan den Tooren, het kleyne Gheloof niet verſlinden ; en , hy moet eynde lijck, 't ſelvighe los gheven. 10. Doch , wat’t ſelvighe zy , laat ick den genen ver- NB. NB. foecken , die alſoo , moet- willigh , in de fonde volhardt, tot aen 't Eynde; en, dan eerſtwil Saligh worden : dan fal a Of, Pries hem de « Paap Saligh maken ; hy ſal ' tgewaar worden. 11. De foodanighe , fegghen wy , komt een hartelijck fer. vyerigh Gebedt des Menſchen te baat : want, een b hef- bofte,een tigh gheloovigh Ghebedt heeft macht , de Poorten der heftigh Ger Diepten te openen : het opent een ganſch Principium ; loovigen. en , het foeckt : is daar yers in , 't geen lijnes Willens aen . Betraprenos nemelijck is , ſoo vanght ſulckx 't ſelvighe : namentlijck, gen. de arme Siele , in den Quaal van hare fonden , vanghtden Goddelijcken

Ernſtighen Wille van haren lieven Broe

der ;alſoo dat ſy verſterckt wordt : en ,kan uyt de Anghſt, in haar Broeders Geeft eị Wille , door den Dood verſinc ken; en , Gods Rijck bereycken . 12. Maar , in hare Glorificeringh , en kan hy haar niet helpen : want , de ſelvighe verſchijnt , uyt haar Weſen en Wille : de Siele des Naaften , en gaat oock niet wyder met

haar ( hoewel niet de Siele ; maar, den Gheelt, en

den Wille van de Siele ) dan tot in den Dood ,

al

daar

den Tooren ſich ſcheyt, daar ſy van den Grim los is ; alsa dan treedt den Geeſt wedervom in fijne Siele. 13. AL hier is , in 't Pauſdom , veel Goochelery , met de Siely miſſen ,verdicht gheworden; en , alleenelijck o des Geldts „ wille : doch , 'i ſelvighe is een groot Bedrogh gheweeſt van de Babelſche Papen ; want , daar behoort Ernſt toe , ommet den Tooren Gods te ſtrijden , en + te deText: Siegett. . overwinnen . 14. Doch ,


184 De XXIV. Vrage, Of hen eene Menſchelycke Werfcb 14. Doch , wyſegghen , en bekennen’t garen ,dat de Gemeente Chriſti, groot gewelt heeft, om eene ſoodani a Venkaas, ghe Siele te ranſoeneren , loo • fy Erpſtelijck is, en 't ſel deGemeente vige met ernſt doet; gelijck dan in de eerſte Kercke is ge Christi, ſchiet : daar doch noch Heylighe Luyden zijn gheweeſt,

oock Heylighe Prieſters; wiens Dienſt ernft is geweeft. 15. De ſelvighe hebben vryelijck wat uyt - gherecht : doch , niet op ſoodanighe aert gelijck de Paus roemt, dat hy den Sleutel daar toe heeft , en eene Siele kan uytla ten met fijnen Segen, wanneer hy wil, ſoo,jmen hem maar Geldt geeft; ſulckx is loghen. 16.

Byval

dien hy Heyligh is , ſoo draaght hy Myſter

rium Magnum , en hy is ChriſtiHarder over de Schapen : b Ofte,dan, b foo moet hy met de Ghemeente , met grooten ernft, in God dringen, in ſeer groote Demoedigheyt, en , de arme Siele te hulp kommen; niet om Gelds wille , 17.

In't Geldt, is altijos Gierigheyt,en't en bereyckt

Den eet . nimmermeer het ernſtige Principium ; des Gierigaarts Gebedt, vaart in fijne Kiſten : wy ſeggen, dat , al 't ghe ften im wendighſten Grondt, foo ...wat in de Kercke Chriſti, om des Geldswille, dient , in Babel , tot den Anti, Chriſt behoort ; want , fy hangen haar Hartaen t ſelvige : 't waar beter , dat men Eten en Drincken , en noodruftgaf, en gheen Geldt; hen foo en fouden fy doch het Harte daar niet aen hangen . : 18. Wat kan eenen Gheeft, in 't Myſterium foecken en vinden, die in't Myſterium niet en is ? O !hier is groot be drogh in : wanneer 't ſal dagh worden , dan fult ghy ' t fien , dat 't ſelvige alſoo is : ghy zijt tegenwoordigh in de Duyſternis, in ' t Myſterium ; alloo heeft Babelu geblindt. 19. En , ſulckx daarvom ,om dat ghy op Konſt en Gonft hebt geſien, en niet op Gods Gheeſt, ſoo zijn u treffelijc ke Dwalinghen ghekommen , dat ghy den Geeft der Lon genen ghelooft : de welcke, in Schijo, heyligheyt , dwa Jingh


yets nutis,en bevindelijck, tebaat komt,ofte niet ?

185

lingh ſpreken , de felvige hanght ghyaen ; en, ghy werckt Huychelery mer Dwalingh : belietwel,wat u de Open baringh Sint Johannis en Daniel feyt ! 't Is Dagh ; den NB.NB. a Text, Loon volght « in't korte . Nadh . 20. Ghy hebt tegenwoordigh Leeraars , de welcke de eerſte Kercke met haren Gheelt, te grondtdrucken : be proeft de ſelvighe, foo ſult ghy bevinden dat ſy een deel Wolven van de Hoere zijn , die in de eerſte Kercke is ontſtaan en gheboren gheworden , doen de Menſchen ſie pen ; ſy ſullen de ſelvighe Hoere well Eten .

b Text": Freffen Of verſlin den .

21. 'Maar , beproeft de ſelvighe : fyzijn Wolven, ghe- NB. Babel. fonden van de Turba : ſy moeten ſulcks doen , God laat Boosheyt, 't ſelvighe gheſchieden , en wil ' t hebben ; op.dat.why Tooren Gods, alſoo den eenen Beſem met den anderen uyt

keere: over de were

doch , het zijn Beſems, en ſúllen , naar voleyndiogh van de Werelds. de d Wonderen des Toorens , metiwmaalkanderen aen d Ofie, Werckinge. de ' Turba over- ghegheven worden . e Ofte , 22. Laat u ' t felvighe van deſen Gheeft gheſeyt zijn !Straffe. hy is uwen eygen f Waar_ſegger: hy is uyt uwe : Turba, fofte, Pro op de ho Kroone gheboren : Waackt maar op ; ofte ghy g Diſputen , Verfthillen , moet u metumaalkanderen , felfs alſoo verſlinden . ofte Kra 23. Want , ghy en wordt van gheenen vreemden ver- Welen. teert ; maar ,'van uwe eyghe i Turba , die is aen't « Perck h op'isola eynden , an ghekommen: Beroemtu doch den Gulden Tijd niet; het ders, uyc de en n er is eene Tijd der Wond , rolweyn dinoh van ' t ¿ SesteSegelas getal. i Sonden,ofte Booheyt. De k Text, ла Ziel.


186

De vijf en

twintighſte Vraghes.

Wat de Handt Gods, en , deSchoot Abrahams ?

I. It is alvreeds genoeghſaam verklaart geworden , dat ' t ſelvighe de All Weſentlijcke Tegenwoor digheyt Gods zy ; doch ,in fijo Principium : gelijck als den Rijcke wman , die in de Helle fat , niet en konde verkrijghen , dat Abraham Lazarum met eepen kouden droppel Waters tot hem hadde geſonden, om in de Vlam 1perkoelen Ofte ,le me, fijne Tonge« te bluffen : hy feyde , Dat daar eene : , groote Klovetullchen was ; 't ſelvighe is een ganſch Prin cipium . 2. De Schoot Abrahams is alſoo te verftaan: Abraham was een Vader der Geloovigen : en , God gaf hem de Be- , loften , dat in fijn Saade, alle Volckeren fouden Geſegent worden : 't felvige was te verſtaan , in den Meflias, Chri fto : den welcken, in de Geloovigen, wilde Menfch gebo ren worden : gelijck hy dan, in Abrahams Saadt, Menſch wiert; alfoo wilde hy oock io de Kinderen der Gheloovis gen, Menſch gheboren worden , en hen Segenen . 3. Sulckx is nu die Heylige Chriſtelijcke Ghemeente , NB . Welck

den Schoot in Chrifto geboren : de ſelvighe is de Schoot Abrahams: want, in Chriſto , zijn wy alwt'lamen een Eenigh Lige . haam : en , aen Abraham wiert de Belofte ghedaan : hy is den Aěrds, Vader : wy zijn alt lamen ,in de ſelvige Be b Dat is, dic lofte, geboren gheworden (verſtaat, de Nieuwe Geboort ontfangt on . in Chrifto ) en zijo in de ſelvighe Schoot; 6 die neemt c Dat is , in ons in . de Beloften aen ons door 4. Wanneer wy door ernſtighe Boete , in Abrahams de Eenighe Belofte invgaan , foo gaan wy in de Schoot Abrahams; Driebeyi namentlijck , in onſe Belofte : en , in den Schoot des Ge gedaan, loofs,


XXV.Vr. Wat de hant Godsjen,de ſchoot Abrahams zy ? 187 loofs, wordt Chriftus, inwons , gheboren; ' t ſelvighe is de Vervullingh . s . Alſoo zijn wy, inde Demoedigheyt, met Lazaro, -in Abrahams Schoot ; want, Chriſtus is Abraham : aen Abraham wiert Chriftus belooft; nu heeft hy hem , « en 20;te,woy, wy , met hem : en , kommen alſoo in fijne Schoot, en zijn hem . fijne Kinderen , in de Belofte ;en , Chriftus is de Vervul lingh : alſoo ſitten wy , in de Vervullingh , in de Schoot Abrahams, en zijn Abrahams Saadt ; naar den Gheloove en Gheeft . 6. Ghy blinde Joden ,doet al

hierde Oogen op: fiet !

wat Abraham in de Beſnydingh is geweeft! niets

anders,

dan dat de fonde , in't Bloedt en in den Dood Chrifti ( die fijn Bloedt voor de kinderen des Geloofs Abrahams ver goot ') ſoude verdrencken , en in't felvighe Bloedt ( na mentlijck, in eene Hemelſche Tinktuur) Weder - geboren worden . 7. Abraham en fijne Kinderen , verdroncken de Son den, in haar Bloedt , in't Geloof aen Chriſtum , die daar, in haar Bloedt, een Menſch ſoude gheboren worden ; en, nu is't ſelvighe vervult : overvſulckx heeft God , het Se gel des Geloofs, b in’t Weſen , gheſet; als nu moeten , en b Dat isin's Waser, worden wy, in 't waar wachtige Bloedt Chrifti , Nieu Ge boren ,

8.

Chriſti Bloedt , neemt de Turbam van

onsgapſch

wegh : en , wy ſtaan , in fijnen Bloede op ( namentlijck, eenen Nieuwen Menſch , uyt den Ouden Adam ) en dra ghen Chrifti Beeldenis , Chriſti Vleeſch en Bloedt, in : ons , aen onſe Beeldenis ; 'wel verſtaande , foo wy Kin deren Abrahams, en niet Ifmaëls zijn . 9. Want , aen Iſaack behooren 'de Goederen van de Beeldenis des Lichaams Chriſti : de Beſnydingh is If maëls ( want, hy gaatmetwercken om ) maar , de Goede ren A a 2


1: 1

188

De vijf wentwintighſte Vraghes

ren zijn Iſaackx : en , Iſmaël ſal doch eyndelijck ,in Iſaackx Hutten woonen : want , Japhet ſal woonen in de Hutte Sems; doch ; aen Sem, behoort het Rijck .

NB , NB. 19. Wy en hebben de Goederen Iſaackx niet uyt Ver dienſte , met Wercken ; maar , uyt Genade , uyt Liefde Gods : wy en konnen ſulckx met de Wercken , niet be reycken ; maar, in't Geloof, in den Wille, in't Doen , en in't lovgaan . 11. Maar, ſoowwie in eene Heerſchappye in -- gaat, de welcke , uyt Natuur--recht , fijn eyghen niet en is , den ſelvighen gaat in , uyt gonft des Gevers: wat vertoornt ſich ſijn Knecht in den Huyſe om ſulckx, dat fijn Heer foo goedigh is ; en , de Heerſchappye aen eenen Vreemden Ichenckr.

a Text , Einheis wife .

12. Wy waren Vreemde, en het Wercken was e in den Huyſe : doch , de Heere hadde ons in 't Paradys , de Be lofte ghedaan , hy wilde onsſijo Rijck , uyt Genade , .we der , om ſchencken : hy liet Cains Offer ; maar,aen Abel gaf hy het Rijck der Genade: want, Abel, ſocht t ſelvige in den Gheeft, Cain , in de Wercken . 13 • Alſoo verſtaat ghy , hoe Gods Rijck , Magiſch is : want , den ernſtighen Wille, bereycke't ſelvighe , en , den Wille in't Weſen niet; want,den ſelvigen , blijft in't We ſen : maar, die vry gaat, den ſelvighen vindt deEeuwig heyt , en het Rijck der Genade, daar in, en, de Belofte, met het Weſen , te ghelijck : als , dan foo woont het Werck , in den Wille ; en , het is des Willens Huysan ghenoot. 14. Alſoo verſtaatghy ( foo ghy maar fiende zijt ) het ganſche Oude Teſtament: ' t felvighe is den Eenighen Grondt ; doch , Mo- yſen

kort ghevat : byvaly.dien wy over

ſchrijven , ſoo fult ghy 't ganſch vinden ; en ;

alſoo hebben wy u den rechten Grondt van Abrahams Schoot,


WatdeHandt Gods, en , de Schoot Abrahams zy ?

189

de ware Chriſtelijcke Religie

ghe

Schoot , en van toont . 15.

1.

Soo , wie anders leert , die is uyt Babel

voor den

ſelvighen wacht u: hy en heeft Chriſti Geeft niet : maar, hy is Iſmaël;en, ſoeckt in ſijn eyghen Waan. 16. O ! ghy waarde Chriſtenheyt,zijt doch ſiende , of 't en ſal u niet meer alfoo verſchijnen , gaatdoch tot La zaro in de Schoot Abrahæ , A . ; . , 211

De ſes_en_twintighfte Vraghe . ko m

.

Kinderen , Vrienden , en .Goederen bekommert , en hen voornemen , weet , fiet , bebaaght,

... ofte niet behaaght ? ‫ ܀‬7‫ܨ ܐ‬ 1.

41 Efe Vraghe, mijn bemindeVriendt, is wel boven alle Menſchen Vernuft en « Weten ; naar 't uyt... a Ofte, Karmo wendigh Vernuft ; doch , naar..denmaal, wy nis. Abrahams Kinderen zijo , ſoo hebben wy oock ,in Chri Itos Abrahams Geeft : en , ghelijck Abraham te rugghę ſagh , op de Belofte in t Paradijs , en , dan oock voor.us fich, in de Vervullingh der Belofte , dat hy alſoo in’t gan ſche Lichaam Chriſti ſagh , wat doch in’t 6 middelſte bTwyfehen foude worden , en fagh Chriftum van verde ; alſoo oock beyden,og in den tijdą wy Naarde, maal ghy foon ſeer heftigh zijt beluft 2. naar de groote Verborgentheden, en't ſelvighe met Ern ftigh ſoecken begeert; en, God doch de Eere geeft : alſoo dat ghyu , in uwe hooghe Konſt , noch te onwaardigh acht; en gelijck alſoo yoor God verdemoedight,foo geeft Aa

3

God


190

De XXVI. Vrage, Of de Siele van den Verſtorvene,

NB. Hu God u ' t ſelvige oock, door een foodanigh ſlecht geringh den Auteur Werck , Inſtrument ,die ſich noch veel onwaardigher en stighe, acht;doch, ſijnenWille nieten begeert te weder ,Itaan : derhalven zijt ghy alfoo in deſe Handt, her Vinden ;en, de oorſaack van't Bereycken . 3. Wait, deſe Handt , en heeft niets van 't Myfterium gheweten : fy focht alleenelijck Abrahams Geloof: doch, haar wiert oock

Abrahams Verftant ghegheven ; 't welck

ghy, met u Soecken ,hebt veroorſaackt.

a Texe , In ertents nis . bText , Darchun.

4. Soo fiet nu oock toe , dat ghy AbrahamsGheeft be komt; den welcken « in kennis van deſe Handt, heeft ge ſchreven : wy willen`t u , Broederlijck , b medewdeelen : want, wyen zijn , in de Verborghentheden , u Heerniets maar , ' uwen Dienaar. s . Kentons recht : wy zijn Lazarus ; en , ghy, teghens ons teachten, Abraham : ghy hebt veel meer ghearbeyt, dan wy ; doch , wy zijn in uwen Oeghſt gevallen : niet uyt Verdienſte ; maar,uyt Genadedes Ghevers: opdat gee

nige Tonge fichiberóeme, en fegghe; Dat heeftmijn Ver Atant ghemaackt. 6. Ghy vraaghit êenehooghe Vrage , ick en verſta de cVerſtaar,

in fog nye felvighe niet : want, ſoo ick die foude verſtaan , foo moft wendiglo Vernuft;na, ick in de af ghefchefdene 'Sielen ſteecken ; en , ick moſt menelijck, in-even den Geeft, en , de Kennis der Sielen zijn'! den Ouden 7. Nu , wel aen : naar--dev maal wy , in Chriſto , een Menfche Eenigh Lichaam zijn, enal t'lamen Chrifti Gheeft heb iben , Too fien'wy, in Chrifto , alvt famen uyt eenen Eeni

d Text ,

gen Ģeeft, en hebben eene Eenighe d Kenniſſe: want, hy

Erlenenis. is, in

ons,Menfch gheboren gheworden : enjalle Heyli ghe Sielen zijn onſe Gelederen ; al.,it'lanien uyr eene Eem 'nighe geteelt : ' en , hebben al t'lamen , in Chriſto, eenen Eenigen Wille; in de rechte Schoot Abrahams. 8. Als nu hebben wy machtbekommen , om u't fel

vighe


ficbom Menſchen,Kinderen,Vrienden, en Goederen, da 190 vighe Verborgene Dingh, in Chriftote openbaren ywant ,i onle Siele fiet in hare Sielen: niet , dat fy alfoo tot ons, dringen ; maar, wy dringen tot hen :'want, fy zijn.in Volui kommenheyt; en , wy , in Stuck , werck . s. Na , können wy u antwoorden : en , niet uyt heu Vernuft van de uyt, wendighe Wereldd's miaùr, uyt des Beeldenis in Chrifto, en , uyt fijnen , en , odſen Geeft. 10. Gby vraaght , of de afvgheſcheydene Siele , fach , om Menſchelijck Wefen , bekommert, en ſulckx fiet, bé . haaght,en niet bebaaght ? 't felvighe is nu in drie Wegen, van driederley Sielen te verſtaan : ghelijak dan drie, on T derſcheyden zijo ; namenclijck . ...? 11. Eerſtelijck , van foodanige Sielen ,die den Hemek noch niet en hebben bereyckt: de welcke alſoo in den Quaal,in't Principium in deGeboorte teecken : de ſelvi .. ghe hebben noch het Menfchelijcke Weſen met de Wercul ken , aen. fich ;de ſelvighe ſoecken vrylijck naar de Oor .. gelegentheyt. a Text , ſaack van hare

12. Overſulckx komt menighe , met den Sterren , Berhaicene. Geeft weder.com , en wandelt in haar Huys en Plaatſen, lagt ſich , in Menſchelijcke Geſtalten , fien , begheerd die ofte dạr, en bekommert ſich menighwmaal, in Teftamén ten ; vermeent alfoo den Seghen der Heyligen , tot hare Rufte te bekommen : eo ,door- diep het Aerdſche bedrijf dan doch iohaár fteeckt, foo bekommert ſy ſich me nighmaal oock om Kinderen en Vrienden. 13. Sulckx duurt foonlarigh ;totdar_fy in hare Rufte verlinckt , dat haar den Sterrenu gheeft wordt verteere;

dan is alles weghe met alleKomper en Sorge :en , fy als en heeft oock geene Wetenſchap meer daar

van ;dan al

leepelijck bloot, dat fy't felighe in de Wonderen , in de Magia fiet. 14. Maar, fy en beroertde Turba niet , ende en ſoeckt niet,


1921 DE XXV 1 ) drage, of de Sicle van den Verftortene, niet , wat in defe Wereldtis: want, ify is een maaldoor den Dood, deTurba' verfoncken, fy enbegeert de felvige

2 Text , Tege.

nier --meer : [ y en bekommert ſich oock niets. vorders; want, in de Bekommeringh , is de Turba a beweeghlijcka want, den Wille der Sielen foude in Aerdſche dinghen, met haren Gheeft, moeten in vgaan ; 't ſelvige laat ly well blijven : fy is ſulck,voorheen te nauwer..noodt ontlooa. pen ; ſy en ſal fich den Aerdſchen Wille', niet weder..om

b Text , Einladen .

b. in SIS

noodighen . Sulckxis het Antwoordt van de eene part : en wy

fegghen' vry. , met Waarheyt , dar deſe part niet ,meer (naar dat fy tot Genade is.ghekommen uyt Bygen Voor... nemeð, om Menſchelijcke Aerdſche Weſens ſich bekom mert : Inaar, om Hemelſche Wefens , de welcke door de's Menſchen Geeft tothaarkommen , de ſelvighe fiet fy , en heeft Vreughde aen de felvighe ; dóch , daaris noch wat ) achter: ‫رر‬، "

16. Een levendigh Menſch , heeft een foodarigh Ghe welt, dat hy, met fijnen Gheeft , vermagh in den Hemel, tot de afwghefcheydene Siele te reycken, en , de ſelvighe doch menighmaal op wecken , in Vragen ofte. Harreal lijcke Begeerte: doch , ' t felvighe moet Ernft zijn ; daar behoort Geloof toe, om een Principium ! te openen . : " ,

c Text , Zu zerſprens gen . i 17. Texte de Erregete.

Sulckx fien wy aen den Propheet Samuel, die den

Koningh Iſraëls d op wweckte , dat hy hem fijnen Wille

openbaarde: ofwel Ettelijeke't ſelvighe anders aenu e Text , Ertentnis . fien , foo fegghen wy,ſy zijn Blindt , ſonder · Kennis , en f Text, ſpreken haar School. gedichtfel, naar 't Verftant ,daar fy , in den Gheeft , niets van en weten ; en , 't ſelvighe is Cande. Babel. : 18.* Voor het tweede, is de andere part , die nu alſoo, & Verftaat, in't Sterven , & fonder Lichaam verlincken ,de ſelvige zijn haam Chri- met de Eerſte, die nu fti,

voort verſoncken zijn , al.tºlamen Eenigh ,


fich om Menſchen, Kinderen, Vrienden , en Goederen , & c. 193 Eenigh , in de plaats van 't Principium ; al de ſelvighe en daar de pemen ſich geenę booswachtighe Saacken aen Turba in ſteeckr. 19. Maar , wat de levendighe Vronie Sielen is belan gende, de welcke hare Wercken , met haren Gheeft en Wille , tot hen ſchicken , over 't ſelyighe verheughen ſy hen oock : en, zijn oock ſoo koen ,dat ſy aen de Menſchen , in den Slaap, Magiſch, verſchijnen, en hen goede Wegen toonen, en menigh_maalKoniten openbaren , de welcke in .« Arcano legghen ; namentlijck, in den Afwgrondt der 3 ". Inwens. dighfte Myo Sielen. fterium . 20. Want , terwijl den Aerdſchen Gheeft, het Myfte rium voor de Siele treckt, en , de Siele in 't Myfterium b Ofte, Schwyft. gevangen houdt, foo en kan den Geeft der Sielen niet al.,

tijdts het diepe Arcanum der Sielen bereycken : maar , naar 't Af ſcheyden des Lichaams , is de siele bloot ; en, voor_namentlijck , ſonder Nieu Lichaam : die fiet haar ſelfs , en oock hare Wonderen : de felvige kan aen eenen Levendighen , in de ſlapende Magia, wel yets toonen ; foo den Menſch vroom is , en , de Turbam pièt en heeft verweckt : want , de Droomen zijn alwt'famen Magiſch ; in_ghelijcke, is de Siele, ſonder Lichaam , in de Magia Gods. 21. Weet alſoo het volgende:Wat belanght het Gods looſe Weſep : gheenighe Siele die van't Lichaam fcheyden , en gaat in’t ſelvige in :'ten

is ver .

zydan eenę ver

doemde Siele ; die gaat oock (Magiſch) in ; en, heeft in ' t felvighe hare Vreughde:

en

leert aen'meoigh , in den

Droom , groote Schelm vſtucken ; want ; ſy dient den Duyvel. 22.

En , ſoo.wat den Booſen Menſch nu begeert, 't ſel

vighe voeghthem

de Duyvel oock garen toe :want, door

eenes Menſchen Siele , kan hy't beter doeu , dau door Bb fich ,

$


194

fich

De XXVI.Vrage, of de.Siele van den Verſtorvene,

ſelfs : hy is te ruygh , en verſchrickt de Magiam ; dat

den Elementighen Gheeft fich optſet , en het Lichaam op -v-waackt. 23. En , wy gheven u ſulckx te kennen, dat't ſelvighe niets anders dan Magiſch, in den Wille, en geſchiet; fon der op wweckingh van de Quaal : geenige Siele verweckt fich met hare Eſſentien , de Menſchen te geval;'ten , zy dan dat den Menſch de ſelvighe ſelfs opvwecke en on

ruſtigh maackt. NB. NB.

24. Oock zijn daar veel Schelm - ſtucken in de Nigro mantia, die menighwmaal de Geeſten der Menſchen kon nen pijnighen : doch ,gheenighe Siele, de welcke Chriſti Wefentheyt draaght; want, de ſelvighe is vry: 25. De derde part van de Afvgheſcheydene Sielen ( zijnde deghene , in de Schoot Abrahæ , in Chrifto , met

a Text , Rege mas chen.

Hemelſche Weſentheyt,de felvighe en kan niemant a be wegen ;'t en -zy.udan dat ſy ſelfs wil,dat fy tot eene Siele (de welckeoock haar.vgelijcken is) Gonſt draaght: de ſel vighe en nemen fich oock ganſch niets aen, om Aerdſche dinghen : ' t en zy ſy oock on

dan ter Eeren Gods Gericht; ſoo zijn

verdrietigh , om yers , op Magiſcher aert te

openbaren . 26. Maar ſy en laten infich, geene Turbam : ſy en bid den dock, by God, niet voor ons: 't gheen tot hen komt , aen't felvige hebben fy Vreughde , nevens de Enghelen : want, verheugen ſich de Engelen doch , over eenen Son daar die Boete doet; veel meer de Sielen. 1:27 . Wat ſouden fy God voor ons Bidden't en leyt Verftaar, b niet aen haar Bidden ; maar, aen des Menſchen invgaan in Voorbe. den , God : wanneer hy fijnen Wille in God ſet, ſoo helpt hem ç Verſtaat, Voorus Gods Gheeft wel, ſonder b Ghebeden . het

bidden der

28. Want, fijne Armen zijn Dagh en Nacht uyt- ghe

Heyligen.

ftreckt om te helpen : wat is dan het · Bidden van noo de ?


fich om Menſchen ,Kinderen , Vrienden, en Goederen, & c. 198 de ? het is Gods Wille dat den Menſch ſaltot hem komn

men .

.

29. Squde dan eene . Siele foo ,b ftout zijn ,en uyt God a verlaat, de afwghe. eenen Geltrenghen Richter maken , den welcken den Be .fchendene keerden Sondaar niet en ſoude willen aen nemen ? ' t fel-'Heylighe Siele, vighe en ſoude geene Kennifſe Gods zijn : maar , wan • b Text , neer ſy fien dat de Siele met den Gheeft tot God dringht, Verwegen. ſoo is 't felvighe hen eene Vreughde ; dat Gods Rijck Tenenis.

wordt vermeerdert. 30. De Hemelſche.Siele heeft den Wille Gods, wat God wil , ' t ſelvighe wil ſy oock ; doch , 't is Gods Gheeft ſelfs, die den Bekeerden Sondaar helpen wil. -3,1 . De Sielen ſien wel, hoe fich Gods Geelt in de fie len in

dringht, ſoo den Wille der Sielen , hem tot ſulckx

maar ruymte en plaats geeft : daar en is geen Gebedt der d Enghelen van noode : fy wenſchen alt’lamen , dat d Ofte,Saliger Sielen , Gods Rijcke toe komme en Gods Wille gheſchiede ; c In de Re maar , in 't Regiment, gheven fy God de Eer. 32. Dat , mende verſtorvene Groote Heylighen , in ' t Beftrerin geringh ,ghofte ,

Pauſdom heeft aengheroepen , en dat ſy de Menſchen alſoo zijn verſcheenen , en Wonderen hebben gewrocht; 't ſelvighe ſtaan wy alles toe, en 'tis de Waarheyt: en al. tſchoon dat daar tegens wordt geleert, evenwel en is:' is ' t ſelvighe by hen doch niet f kennelijck; maar het heeft f Text Ertantlid . een ander A. B. Ç . dan fy allebeyde van wederzijden verſtaan . 33. Heteene Geloof vanght het andere : het Geloof der Levendighen , heeft het Gheloof van de Verſtorven Verslagen Heyligen ghevangen ; en ' s ' t Geloof heeft Wonder ghes den flecken wrocht. voorafiche 34. Is't ſelvighe doch ſoo machtigh , dat hiet Berghen gaanden omworpt! en, ſoude dan het Reyne Geloof der Heyli- Wille.

gen niets vermogen in't Geloof des Levendigen ?foude b b 2 't ſelvige


196 De XXVI.Vrages Of de Siele van den Verſtorvene, 't ſelvige doch de Wereldtwel konnen verbreecken , foo God ſulckx toe vliet ! 35. Gelijck God dan heeft toegelaten , dat door foo danighe middelen, de Heydenen zijn bekeert geworden,

a Text , wanneer ſy hebben gheſien , dat by de « Beſoeckingh der Begangnis. Heyligen, foodanighe Wonderen zijo gheſchiet. 36. En,ſoude eene Siele in den Hemel, haarGeloofniet willen leenen tot Gods Eer en Wonderdaadt ? is fulckx doch in den Heyligen Geeſt geſchiet! die heeft de Won deren door haar beyders parts Geloof ghewrocht; en ' , ten zijn niets andersdan Wonderen Gods , en van fijne Kin deren .

* 37. Doch, dat deſen Wegh ſoo gånſch te gronde wordt gheftooten , en tegenswoordigh alſoo eene Gheleerde School is , die alle Wonderen Gods veracht; ' t ſelvighe is bOfte, geen . Babel, en b niet Geeft : het is Nydighe Hooveerdigheyt, daar men ſtaat , en roept: Loopt al

t'famen my naar !

> hier is Chriſtas, hier is Euangelium ! Ja recht, Hooveer: digheyt, Gierigheyt , Eerwfucht, Eygen Moet wille ,een Verheffen van de Stoute Babel.

NB , NB ,

38. Het is even den Ouden

AntiChriſt : het zijn

jonghe Tacken , uyt den Ouden Boom ghewaſſen : de fel vighe hebben met haar Sterck Grimmigh Sáp , de Turbam Vorstaat, verweckt;die den ganſchen - Boom ſal uyt roeyen; want, dendeBoom , God heeft haar 't ſelvighe belaft : hy is overnal Boos'en

ken ,

Worm , ſteeckigh ;hy ſal Vallen ! 39. Want , daar is eenen jonghen Boomop deWortel ghewaſſen , even uyt de Oude Wortel , die fát- den Ou

den Boom d'Onydecken , wat hy , jo fijne Wonderen ', is med Bertieren . gheweeſt . 40. Doch, wy en willen niemant verſmaden ; maar , wy ſpreken alſoo , van onfe Wonderen : en , dat der Knecht in’t Huys ſalgaan , en eenen Vryen worden ; want , den

Tijd

1


1

fich om Menſchen , Kinderen, Vrienden, en Goederen, & c. 197 Tijd is daar, dat hy met den Soon Ete en Vrolijck zy , en fich met hem verheughe. 41. Alloo gheven wy u , op deſe Vraghe , tot Ant woordt; namentlijck , in eene Somma : dat Ja, de Heyli ghe Sielen, van onſe Heylighe Wercken , weten , « en, de Text ſelvighe hen behaghen : maar , de Valſche , en nemen ſy lichen, hen niet aen ; want , ſy woonen in een ander Principii : in't ſelvighe en kommen geenige Booſé Wercken : ſuſckx en lien ly oock niet : fy en vraghen niets naar ' t ghene, ' t welck den Duyvel toe ſtaat : fy en kennen ſulckx oock niet ; alleenelijck niets

anders dan't gheen , ſoon wat in

bText , hen Principii 6 reyckt. { anger. 42. Kinderen , Ouders , Vrienden , zijn hen , met de

Vreemde, alle ghelijck ; want , wy zijn , in den Hemel , al vt'famen Broeders : ſy en hebben om Kinderen en Ou ders , gheede grooter Bekommeringh , dan even om dere : ' t envzy

An

dan dat de ſelvighe , in God arbeyden ,

ſoo is hen des ſelfs Godsdienſt ; vryelijck Vreughden rijcker; maar, in hare • Turbam en gaan ſy niet in . c't Quae 43.

Want, naar den Jonghften Dagh , en fullen de dathy doen ,

in de Helle Ligh lijden . Vroome Ouders , van hare Kinderen die , zijn, niets weten : overſulckx, konnen wy wel genoegh faam verſtaan dat ſy hen oock tegens..woordighom God . looſe Weſens niet en bekommeren .

Bb : 3

De


198

De ſeven en twintighfte Vraghe .

Of de Sielen, in den Dood , defe ofte Geene Saken en Konſten , weten en verſtaan , dewelcke ſy , in't Lichaam , gheheel

wel hebben gheweten ? I.

a Voors gaande,

Selvighe is , ghelijck de « naaſte Vraghe : Alle hare Weſens, verſchijnen hen in haren Wille , op

T Magiſche Aert ; ſy ſien ſulckx ,maar , de Figuur van't ſelvighe , ſal hen eerft aen den Dagh der Wederv brengingh , ghegheven worden , dat ſy bare Wercken b Ofte, Siem. recht ſullen konnen bſchouwen : want, de ſelvighe moe cText , Dewchret. ten eerſt door ' t Vyer - beproeft worden : en , ' t gheen Hetom Valſch is , daar moet de Turba van 'tſelvighe, in 't Vyer reyne. e e VerStaat , blijven ; volghens de Woorden Chriſti. de Woorden 2. Maar , dat men van Konften wil vraghen , of ſy de Chrifti door ſelvighe weten? ſy weten alle Konſten , foodiep de ſelvigę fofte, in ' , zijn ghegront : doch, ſy en durven die niet f verwecken , perck fele dat de ſelvighe , in den Gheeft , verſchijnen : want , de len , Konften worden in't Centrum van de Natuur geboren ,uyt de Eſſentien ,daar de Wonderen in ſtaan; de ſelvighe heb ben fy , in defe Wereldt, gheſocht , ſoo veel als hen , in't Myſterium , is gheopent gheworden . 3. Eene Siele fonder Gods Lichaam , en gaat wel niet in 't Myſterium , naar Konft : de ſelvighe ftaat ſtil,in hare Ruſte : ſy vreeſt de Turba ; ſy geeft God de Eer. 4. Maar, de Hooghe Verlichte Sielen , de welcke He g Text , Die BIP fone,

melſche Weſentheyt aen den Gheeft voeren, de felvighe hebben de Kepuille des Hemels , Alles wat in 't Myſte rium leyt : voor. namentlijck , deſe, die al hier met het Myſterium hebben omgegaan ; de Andere,en Grondee ren niets in't Myſterium .

s. Want ,


27. Vr. Of de Sielen , in den Dood ,defe ofte geneſaken ,& c . 199 $. Want , een yeder blijft in haar Beroep , 't gheen ſy al hier heeft bemint :of daar wel geen ſoodanigh Wercken welhebben fy met 't ſelvighe hare Vreughde; en is , even want, in den Hemel is een Demoedigh Eenvoudigh Kinder vleven . :

6. Wat wilde..men alv.daar naar Konſt vragen ? ſtaat

het ganſche Myſterium Gods doch open ! God vervult Al les in Alles : daar is Enckel Wonder : fy leven alvt'fa men in de Wonderen ; en , zijn , alle, Gods Konſt: fy hebben Groote Wetenſchap ; doch, in een Paradijs Een . voudigh Kinderleven .

De

acht en

twintighſte Vraghe .

Of jy oock meerder Wetenſchap heeft van Goddelijcke, Engelſchè, en Äerdfcbe dinghen, en oock Duyvelfche; en gewiſſer ervaren enweten kan , dan ſy in't Lichaam heeft ghedaan ? 1. Elangende de Goddelijcke en Engelſche Weten ſchap , heeft fy vryelijck veel meer ; want , ſy is in't Principium Gods: den Soon fiet'« doch wel, amesed, wat den Vader in’t Huys maackt ; ſoo fiet oock b voor 6 Text, 3A . waar de Siele , wat in den Hemel is ! 2.

Hare Wetenſchap is ongelijck ;'want, de Hoogh

fte Wetenſchap wordt in de Majefteyt · bekent: al moeten de meeſte

daar cText, Ertande. part der Sielen noch wel wachten tot

aen den Jonghſten Dagh ; daar ſy haar Nieu Lichaam ſul len bekommen.

3. Doch , de Hooghwverlichte Heylighe Sielen , in .d Texe, Gods Lichaam en Kracht, die hebben.d on uyt_nement- Bmübaring fchienlichen . lijcke


200

a Text ,

De XXIX . Vrage,Watde Rufte , Verweckingh,

lijcke Wetenſchap en * Kennis aen God ; alsmede aen

Ertantnis. Engelen : want, ſy zijn in deWonderen Gods; tot dat, b Ofte, bren . Ly hare Wonderen mede ſullen b daar..ſtellen . gen . 4. De Sielen , ſonder · Lichaam , zijn in den Hemel, c Chrifti Liz. in God , ghelijck als Magiſch : fy en verwecken gheene ha am . Wonderen; maar, zijn onder Gods Altaar,en verwachten de Wonderen , aen den Dagh der Verſchijoingh . S. Om Duyvelſche dinghen , en bekommeren ſy hen piet ; want, ſulckx behoort de Enghelen , dat ſy met den

d Verftaat, geene Hey. lige Siele.

Duyvel ftrijden , en , de Menſchen beſchutten : gheenighe Siele en imagineert in de Helle ; ſulckx is eene Vyant ſchap .

De negen

en

twintighſte Vraghe.

Wat de Ruste, Verweckingh , ein Verklaringh

der Sielen zy ? 1. It is oock al vreedsghenoeghſaam verklaart: hare Ruſte is , ſonder Weſen , in deStilte, alw.daarmly

D e Ofre , Turbe.

in Gods Handt zijn ; én, gheenige

Quaal en be

roert hen : ſy en hebben geene Bevindelijckheyt van Ee . nigherley Quaal ; maar , het is met hen , ghelijck met Een nen, die in eenen ſoeten Slaap leyt, en geheelfacht ruſt.

f Verlaat,

- 2. Haré Verklaringhis, onder deſe Tijd : wanneer ſy aen de Toekomende Vreughde dencken , foo gaat den

den Gheelte f Geeft , in de Majeſteyt Gods'in ; daar - van hebben ſy paneles iele.Vreughde en Klaarheyt : en , & bereyden alſoo den gan Schmucen. ſchen tijd , hare Lampen ; dat ſy , in haar Nieu Lichaam , haren Bruydegom willen aen 3. Daar is in

nemen .

hen eene ſeer ſoete Magiſche Paradij , ſche


1 :

en Verklaringh der Sielen zy ?

201

fche Vreughde : doch , het Paradijsenis , ioühen , noch niet a beweeghlijck met ganſche Volkommenheyt;want; aText, 't felvighe behoort Aerden .

aep 't

Nieuwe Lichaam uyt der Rege.

4. Het eerſte Lichaam ,t gheen God ſchiep , t welck Chriftus, met fijnen Dood, heeft verloft ,'t felvighe fal de Wonderen brengen ,en in’t Paradijs wederwom ingaan ; en metGods Majefteyt. omvanghen worden daar eene Hutte Godsby de Menſchen . '

alsidan is

De dertighfte Vraghe ,

Wat het Onder- ſcheydt der Ledendighen en der Dooden , bare Opſtandingh des Vleeſches

en der Sielen zy ? I. Ier van feyt Chriſtus, dat 't ſelvige een ſeer Groot onderſcheyt ſal zijn : daar mede wijſen wy u in de Schrift; want, 't ſelvige ſal naar de Heylighe Schrift gheſchieden . 2. Naarde, maal dit oock voor des Menſchen Ver . NB.Naar's

nuft dan , noch onwgrondeerlijck , en onbegrijpelijck Vernuft en is , foo en foude ick u op 't ſelvige niets voorders weten kan den te antwoorden ,dan de Schrift ſeyt:En ,naar de maal ghy vraghenie dan noch naar ſulckx doch ſoo ſeer haackt, en't ſelvighe beantwoorn den . begeert te Weten , foo zijt ghy , in u Soecken , oock het Vinden ; en, ick ben alleenelijck het Werck Inſtrument. 3. En , alvis 't nu wel , dat 't ſelvige my ghegheven en geopent wordt, ſoo en is ſulckx niet van mijn Eygen Ver itapt en Wetenſchap : maar , het Weten , ſtaat in den Geeft Chrifti ; naar 't welck deſe Hand , fich Tweenvou Cc

digh


202 De XXX.Vra. Wat het onder

Seheydtder Levendigen

digh noemt: namentlijck -Ons : want, fy ſpreeckt uyt twee Perſoonen : want, twee Perſoonen en ſegghén niet, Ick; maar, W.y : en,ſy fpreken van twee gelijck een Heer;

NB. NB .

die van fijn ſelfs Perſoon, en van ſijn Rijck ſpreeckt. Alloo en moeten de kinderen en Dienaren Gods 4

oock niet ſeggen : Het Weren is mijn ; mijn is 't Verſtant; Openen der a Ofie, Va- maar,Gode de Eere gheven': en , methare klaren . ; Wanderen Gods, van twee ſpreken namentlijck ,van den bOfte ,One- Gever, en 6 Nemer. fangen , 5. En , niemant en moet ons Schrijven alſoo verſtaan , ghelijck als ofdefe Handt fich Roemde en Eerde , naar Menſchelijcke Autoriteyt en waarde ; hoewel wy't fel vighe , in Chriſto, waardigh zijn : doch , naar den Uyt. wendigen, en willen wy geenige Eere nochte Roem hebe ben; want, den Roem is Gods . 6. Wy zijn Kinderen des Vaders , en moeten alſoo doen , 't geen hy wil hebben, en het Pondt, 't geen hy ons gheeft , niet in der Aerden Begraven ; want , de Vader wilt, met Woecker , af vorderen : en, ſvo daar nietme de en wordt ghewoeckert , den ſelvighen weder af

NB.NB.

ne

men , den ghenen die hy't ghegheven had, en aen den ge nen gheven , die veel heeft ghewonnen : 'twelck my wel een Etendigh Nemen ſoude zijn , God te hebben , en te kennen , en weder te verlieſen't waar beter de Wereldt, en't uyt - wendighe Leven verloren , dan God , en He

NB. Ghy

melvrijck. 7. Met God on

ghehoorſaam te zijn , daar.„mede en

Spotters en wil oock niet veel gefpot zijn: ſiet aen ,wat by den Mouy Dat is,fijne fe , den Core, Dathan , en Abiram wedervoer ; dit , ſeg

Veriurbee. gen wy, weder - vaart de Ongehoorſame en Beſpotters. ringhofte 8. Den Beſpotter en fiet wel van ſtonden aen fijne Booheyt en , Straffe niet ; maar , fijne · Turba vat't felvighe in : heeft Godioofheyr maackt eene hy nu , in Spot , ghelacchen : wil hy van de ſelvighe Figuur uyt Turba 'tfelvighe.


en der Dooden , hare opſtandingh des Vleeſches, & c.

203

• Turba weder ontſlagen worden , ſoo moeg by oock we! 20fee, Some de . in Jammer en Elendt om , ſulckx, voor God weenen ! ofte ſoo kiy fijnen Spot mede in 't Toorenz vyer ſal brenghen, ſoo ſal de ſelvighe hem

wel Eeuwigh knaghen ; dit willen

wy, tot waar „ Ichouwingh geſeyt hebben . 9. Warit , wy füllen al hier eenen ſeer Ernſtęlijcken Handel beſchrijven ; daar en is nietmedę þ te ſpotten : b Text, Sderşeht. laat u niet verleyden , God en laat ſich niet beſpotten ! den Grimmigen Tooren ſtaat in fijne macht : hy heeft in fijn Gewelt , Helle en Hemel; het Jonghfte Gericht is een Eruftelijck Werck . be

10. Naar de maal wy u de Opſtandingh der Doo den ſullen verklaren , ſoo moeten wy degheleghentheyt beſchrijven , hoe't daarvmede zy gheleghen, in wat voor Kracht , deſe Wereldt vergaan fal, en , de Dooden, ſullen op Itaan : 't ſal Ernſt zijn , laat 't ſelvighe u gheen : Spot & Text, Schertz. wid Text , zijn; wy fullen van den Grondt ſpreecken . 11. En , dencktniet, dat 't ſelvighed Fabel zy : het is, Lande, uyt de e Turba , op uweſ Kroone ghebooren : uwen Ey urbeeringh gen & Turbe..Geett, ſeyt u ſulckx : want, het Eynde heeft f Dat is,daar de maat der den Aenvangh gevonden :alſoo ſtaat het h Weſeq van de Sonden vol is.

ganſche Wereldt in't midden, in t

Licht : en , daaruyt g Den Geeft

gaat uwen Propheet ( namentlijck , uyt uwe ghemaackte om det God wloos & Wonderen ) hy ſeyt, van de Verbreeckingh.

12. Want , de Gheeft van de Turba en ſal niet Regee - bege. h Ofte, het ren; maar, Chriſti Geeft : hy heeft den Dood overwon -Wertes nen, en , de Turbam ghevanghen ghenomen : hy voert het i Daina Ghevanghenhuys ghevanghen rieuſen Vorſt. :

ghelijck eenen Victo- men'e kan

k ofte , 13. Maar , de Turba ſal het Recht m executeeren : Wercken .

want , ſy is Gods Knecht in den Tooren : niet fijn

Straffe, ofte

Heer ; maar', Knecht : daar om ſal den Donder , die m Text, Erequiren. de Aerde ſal verſchricken , uyt Gods Mondt gaan ; die Сс 2


204 De XXX.Vra. Wat het onderſcheydt der Levendigen die daar het Firinament, en , de Elementen ſal aen ,,

ſteecken .

14. Het a Ofie , Door.

Chrifto ,

1

Laatſte Ghericht komt toe , den Richter, mer den Heyligen Gheeft : want , al. hier fal

ſich het Centrum van den Eeuwighen Gheeft beweeghen: die ſich oock in drie Principien heeft ghefcheyden ; dacis, eens in den Tuoren „Gheeft, eens in den Goddelijcken Lieven . Geeft, en eens in den Lucht. Geeſt van de uyt. wendighe Wereldt. 15. Het laatſte Beweeghen ſtaat hem toe : hy is, naat de Godheyt , in den Mondt Chrifti : en , naar den Too b Of, Were- ten , in de Helſche Anghſt_quaal, en , naar de b Wonde kem . ren, in den Geeft van defe Wereldt.

16. Hy was den Werckmeeſter van alle Weſens: over ſulckx is hy oock den genen , die een yeder Werck, fijne Herbergh ſal geven ; en , een yeder in fijn ſelfs Schuu re verſamelen . 17. Want, hy heeft veel Hulperen ; namentlijck , de Engelen , die ſullen allesScheyden en Affonderen : en, als, dan ſal den Monde Gods des Vaders , met het Verbum Domini, door den Mondt Chrifti, het Oordeel ſpreecken : en , als

dan gaat de brandende Wereldt aen ; en , den in

gangh van een yeder dingh' , in fijne Schuure en " Be houder.

c Ofe,Woo wingen .

18. Want , de • Behouders fullen menigerley zijn : niet alleenelijck twee , als in twee Principien : wel in twee Principien : doch , in veel onderſcheydentheyt ; alles naar de Kracht.

19. Want,een yeder Werck ſtaat in een Magiſch Prin cipium : zijnde een befonder Wonder, beyde in Hemel en Helle ,een yeder naar ſijpen Geeft; alſoo ſal oock ſijne Ge ftalte verſchijnen : naar dat het Goedt ofte Boos is ,daarna naar ſaloock desſelfs Kracht zijn ; ghelijck de Bloemen ja bare


en der Dooden, bare Opſtandingh des Veeſches, & c.

205

hare Onder „ ſcheydentheyt:en , alſo ſal den Menſch oock Glorificeeringhen Vreughde hebben ; alles daar fijn wallen Weſen .

ge- a Ofic,Go maackt.

20. Wy verſtaan dan , noch ,het Weſen des Gheloofs, de Kracht in 't Lieve. Weſen ; niet , het uyt_werdighe Werck : want , het ſal alles, in de Figuur , in de Wonde ren al., daar worden gheftelt ; en , 't ſelvighe ſal alſoo zijn met ſijnen Aenvangh en Omſtandigheyt.

21. Soowwanneer den Jonghften Daglr ſal aen

gaan ,

ſoo opent fich wedervom ( dat is, ten derde maal') de Godheyt,in alle Geſtalten, in Liefde en Tooren : al daar ſal alles tevgelijck ,op een winaal, openbaar ſtaan, en , voor alle Creatuuren, ſienelijck; en , dat is, als volght. 22. Den Aenvangh van de Scheppingh , in 't Verbum Fiat, heeft defe Wereldt, gelijck een Model, in

ſich ge

ſloten , en het b Perck ghegrondt: daar in zijn nu de bText, Wonderen , in - geſloten gheworden ,de welcke in't Mid den , en in den Tijd gheopent worden , en tot het Weſen kommen, de welcke van Eeuwigheyt, in de Wijſheyt, in de Magia Gods , waren gheſien gheworden : de ſelviglie cofle, allow Wonderen zijn als dan , al, t'famen ,in'tWeſen': . ſoo is dan . d het Perck voorhanden , en geenen Tijd des Soeckens d Ofte , de meer ; want, het is volvbrocht: 't gheen God in fijnen Volver dingh , Eeuwighen Raat hadde ; ' t ſelvighe heeft hy ghevat , en e Ofte, tot opende't ſelvighe e in eenen Tijd . 23. Nu is het Eynde des Tijds daar : want , den Aen- Fagner tijd.

vangh heeft alsu dan het Eynde ghevonden ; en , bet Eyn- f Verstaat, de is als. - dan den Aenyangh , en treedt weder.com in't met al wat geschapen is. geen , 't geen't ſelvige van Eeuwigheyt was. e 24. Maar , het f middelft in den Tijd , met des ſelfs g Verfaat ,

gheopende & Wonderen , blijft Eeuwigh , in den Aen- deWerelde vangh en in 't Eynde, zijnde een Eeuwigh Middelfte, met i ghefchiet, fijne Wonderen ; namentlijck , met de Engelen en Men - Podería Begin fchen , den Сс 3


206

De XXX . Vra.Wat het onderſcheydt der Levendigen

NB. Hoe fchen , en hare Weſens, alsmede de Figuren van alle AuGl Creaturen, oock al.,'tghene ſoo - wat oyt Effentialiſch is 'Eeuwigh fal geworden, de Aerde met hare Metalen , oock Steenen , en bekent blijo al het Materialiſch Weſen , foo wel Boomen , Kruydt, en yen , Gras: alv't ſelvige ſtaat in de Figuur, in 't middelſte, en in de Wonderen ;doch, ſonder foodanige Eſſentienen Leven. 25.

Wart , geenigh Dyer komtwedervom ; maar, des

ſelfs Figuur, in de Magia,blijft ſtaan :want, ' t ſelvighe is uyt den Eeuwighen Spiegel ontftaan; alſoo moet het oock nu ( ſoom -wanneer den uyt -wendigen Aerdſchen Spiegel verbreeckt) in't Eeuwige, gelijck een Wonder, totGods Eere en Heerlijckheyt Eeuwigh ftaau. 26. En , de ſelvighe Weſensbehooren al., t'ſamen het Paradijs toe : want , 't ſelvighe falhet Heylighe Paradijs zijn ; al. daar de Hemelſche Eſſentien, Weſentlijcke, Be grijpelijcke Vruchten ſullen dragen . 27. En , gelijck /wy aluhier, in dit Leven , de Vruchten

der Aerden,uyt hare Effents ,ghelijck als Doode dingen, ſonder Verftant , achten , alſoo ſal oock de Dyerſche en Aerdſche Beeldenis van defe Wereldt, gelijck als Doode Weſens verſchijnen ,alsmede de Weſens van alle Crea turen ;'t ſal gelijck eene Schaduwe ſtaan . 28. Het Paradijs dan

noch heeft en draaght Vrucht,

a Ofie,Won uyt de Kracht des Eeuwighen Levens ; dat is , uyt de a Eſ deren . ſentien Gods : aludit, 't gheen ons teghens.-woordigh

't meeſte deel verborgen is, ' t ſelvige is in ' t Verbum Fiat, in den Aenvanghen in't Eynde ingheſloten ; en , 't leyt daarin , gelijck een Groot Myſterium . : 29. Nu , ſoo ſal ſich den Gheeft van de Eerſte Schep pingh, van alle de drie Principien , bewegen : en , eer 't fel bofte,Fonó vighe geſchiet,ſoo b vat fich het Woord Gods, 4 met den meett. Ofte door ſelvigen Gheeft , gelijck alseene Verheffingh ofte Open baringh der Godheyt. 30. Want,


en der Dooden, bare Opſtandingh des Vleeſches, & c.

207

30. Want , den Geeft • beweeght de Turbam van alle a Text , de Wefens ; in alle de drie Principien : al daar ſal in eene Riuget. Ure , alles openbaar worden , foon wat in den Hemel , in de Helle , en in defe Wereldt is. 31. Want, de Turba b weckt op,alle Weſens,alle Crea- b Text, turen , en't ſal alt ſamen ſienelijck zijn, foowat in den Erreget. Hemel, en in de Helle is : een yeder ſalde Wercken ſij- NB.Ghy dubbelt van ges Harten fien ; 't zy Goet of Quaat. Harten . 32. En , in deſe Ure verſchijnt oock den Richter , Chriſtus, op den Boogh van't Drie

ghetal;ghelijck op

eenen Regen boogh : want, naar 't Principium van deſe Wereldt , loo is ' t ſelvighe eenen Natuurlijcken Regen boogh : maar , naar’t Principium Gods , is't ſelvighe her Drievghetal, het Cruys , met eenen dubbelden Reghen.. boogh , al_daar het eene deel, in't in wendige Principium ſtaat gewendt ; dat is i , n den Afv grondt des Toorens : cOfe,Other Tooren Gods, 't ſelvighe ſullen alle gronds, den op daar ſit hy al, God , looſe Menſchen, en , de Duyvelen fien . 33.

Want, den ſelvigen Boogh , is in alle de drie Prins

cipien geſloten : en , deſen Richter, Chriſtus , fit op, en in de Almachtigheyt van de Eeuwigheyt,overvalles , ſoon wat Weſen is ghenaamt.

34. Al daar ſal op - gaan , het jammerlijcke Ver ſchricken van alle Duyvelen en Godlooſe Menſchen : en, ſy ſullen huylen , verzidderen , roepen , en ſchreyen , en tot de kloecke Jongh - vrouwen ſegghen , Geeft ons Oly van uwen Oly : ach ! vertrooſt ons doch , leert ons doch ! wat ſullen wy doen ? geeft ons doch van uwe Heyligheyt, dat wy voort Toornighe Aen - geſicht Gods mogen be ſtaan : want , het Ooge der Hellen ſtaat wijt open ; waar ſullen wy heen . -vlieden voor deſen Tooren ? 35. En , de kloecke Jongh , vrouwen (zijnde de Kinde ren Gods) ſullen ſegghen : gaat heen tot uwe Krameren ,

en


208 De XXX.Vra. Wat het onderſcheydt der Levendigen en koopt oock ( wy hebben Oly voor ons) op ons , en u en ontbreecke:

gaat

dat niet

heen tot uwe Huyche

laars en Bedriegers, die u de oren hebben gekittelt met Schijr, heyligheyt , om u Geldt; alvdaar koopt vooru: wat hebt ghy nu ons van , nooden ? zijn wy doch niets.com anders dan uwe Narren geweeſt ! gaat nu heen met uwen Glans van uwe Bedriegers en Huychelaars : -wy en willen ons u niet deelachtigh maken ; op

dat

wy uwent, hal

ven niet en moeten ontgelden. 36. Alv.daar fullen fy io groot Verſchricken en Zid deren ſtaan , in't Roepen

en

Schreyen tot den Richter,

a Ofte, door. Chriſto : maar , fijn Toorenvooge, a met hare Turba , grijpt hen in ' t Harte,door Geeft en Vleeſch ,door Mergh en Been; want , de Siele is in de Turba, met de Bewegingh

b Text , Rugel Riege.

Gods, al

37. en een

cText,

Feinschårs

reets,in den Grim , b beweeghlijck .

Al daar ſullen ſy, van Anghſt, ter Aerden vallen , deel, hare Lafter, tongen in

ſtucken bijten : de

Hooveerdighe ſullen ſegghen : Ach ! ghy Bergen valt op ons , en ghy Heuvelen bedecktons, voor dit Ooghe der Grimmigheyt : fy ſullen in de Holen kruypen , in de in begraven : fy ſul Steen_klippen , hen in de Berghen len ſich willen dooden ; en , daar en is geen Dood meer :fy ghebruycken Wapenen , hen te ontlijven : doch , daar en is gheen Sterven ; maar,alleenelijck Grim , en Tooren . 38. In dit Verſchricken , fullen alle Ghebouwen des

Werelds om.u-vallen : want ,

de Aerde ſal verzidderen ,

ghelijck eenen Donder : en , het Verſchricken fal in alle het Leven zijn ; een yeder naar fijne Quaal: een Dyer en de Siele ! niets heeft gheene ſoodanighe Quaal ghelijck en Turba. de yreeſe vanweg , anders dan d Verftaat, de Waterens 39. En , in dit Verheffen en Bewegen , foo klimmen al des Droof led Wateren, hoogh, boven alle Bergen ,datalfoo gheene Smerten ." Verquickingh op Aerden en is : foo leer hoogh , ghelijck als


en der Dooden , hare Opſtandingh des Vleeſches, & c .

209

als of ſy al_t'ſamen verteert waren : want , fy worden Alle in den Tooren , in de Turbam gheyat; alſoo dat in de Ele menten niets en ſal zijn, dan Anghft. 40. Alle hooghe Klippen en Bergen ſcheuren en vallen

om : de Sterren vallen op der Aerden met hare geftrenge Kracht ( en dit alles, ſal in onderſcheydelijcke daghen gheſchieden : al, t'famen naarni tghene , gelijck de We reldt is ghefchapen geworden, alſoo ſal ſy oock een Eyn de nemen) want, de Sucht der Aerden in hare Anghft, ſal de Sterren aen_fich trecken ; ghelijck ſy in delen tijd , doorgaans heeft gedaan , dat het Aerdſche Lichaam de Sucht der Sterren aen fich heeft getogen , 41. Want , de Sterren zijn eene Magiſche Sucht, die Leven hebben verweckt : naar

de maaldan , de Aerde

nu in de Groote Turba ſtaat verweckt, ſoo ſal ſy foo

ſeer

dorftigh en hongerigh worden , dat fy Sterren aen ſich rden ſal trecken ; çene ſoodanighe Anghft ſaldaar op Ae zijo. 42. Maar, de Kinderen Gods, ſulten hare Ooghen op heffen, met ghevouwen handen, tot Chriſto , en hen ver heugen , dat den Dagh van hare Verloflingh komt; want, a Ofte, het de * Anghft en raackt hen niet. 11 Water . 43. En , in de ſelvighe daghen ( dewelcke in God ver borghen zijn , hoe veel der felvighe daar toe behooren :

want , in ſes daghen wiert de Wereldt met haren Heyre gheſchapen ; ' t ſelvige ſtaat ons nu verborgen ) ſal fich het Water weder yinden , en alle b diepten vervullen ; meer, b ofre , Afront dan't ſelvige te vooren was. den der Be 44. Want, nu komtde Dood mede: en , in de ſelvighe nausheden en ure , ſterven alle Creaturen ; uyt-vghenomen , de Men- Smerten , ſchen : en, alle Menſchen dewelcke hen verborgen heb ben in de Klippen en Berghen , fullen wedervom voorn treden ; doch , met Anghit van hare Gewiſſen : hoewel Dd de


210

2 Text ,

De XXX. Vra.Wat het onderſcheydt der Levendigen

de Turba nu heeft

op

gehouden , dat het verſchricken

Nach gee in den Dood ſtaat ;want, b het Vallen des Waters,begrijpt b Ofie, Het de Turbam . Verſamelen 45. En , al daar ſal fich de . Stemnine van't Heylighe der Droeffe wijlen , Bee Driegetal, naar alle de drie Principien openen , en door nautheden,en den Monde van den Richter, Chriſto, ſegghen; Staat op Smerten , ghy Dooden, en komt voor 't Gerichte.

46. Dele Stemme is den Oorſprongelijcken Eeuwigen houdt, en altijdts , heeft ge Ofe, On. Geeft, die alle het Leven der houdt. regeert , in alle de drie Principien : want, het is den Geeſt,

uyt den welcken alle het Leven is ontſtaan , en in deur welcke 't ſelvighe Eeuwigh ſtaat , die het Leven en Be wegen van alle Dingen is gheweeft , in den welcken den Aeovangh van een yeder Leven heeft gheftaan : en , oock des ſelfs Eynde , en oock de Eeuwigheyt ; want, hy is van Eeuwigheyt, en den Schepper van alle Dingen. 47.

Eeuwige in ghefien words.

Hy heeft twee Eeuwige Aenvangen ; namentlijck,

in 't Vyer, en in't Licht : en , den derden Aenvangh , is: Spiegel van't Eeuwige geweeft ;zijnde den Geeſt eenen van deſe Wereldt:: by heeft in deſe Wereldt, gelijck een Wonder geweeſt, en door hem zijn de Wonderen open baar gheworden : en , 't is hy , die het Laatſte Gherichte befit ; fijne Bewegingh is deLaatſte 48. Want , ip de Scheppingh beweeghde hy den Vader : en , in de Menſch

wordingh des Woords,den Soon ; en , nu is de leſte Bewegingh en het Gherichte , Sijo : hy ſal een yeder Dingh te huys voeren in eene Eeuwighe Ofe,Hera e Plaats ; en , dit gheſchiet door de Stemme des Woords, ' uyt den Mondt Chriſti. | 49.

Want, den Geeft gaat in twee Principien , in God ,

uyt : als in den Tooren (dat is , in ' t Vyer) gaat hy ; ghelijek den Ernſtighen Grim van 't Vyerleven : en , in 't Licht der Liefde , gaat hy , ghelijck eene Vlamme van de Goddelijcke

4


en der Dooden , hare opſtandingh.des Vleeſches, & c.

2II

GoddelijckeMajefteyt, uyt: en , in den Gheeft van defe Wereldt, gelijck eeu Wonder van't Levenzgelijck ſulckx alles on loochenbaar is . so . En, of daar yemant mocht zijn ,die foo feer hoogh wilde zijn geleert,

en ſulckx teghen

ghen wordt aengheboden ,

ſpreken , den ſelvi.

fulckx te bewijfen met alle

dingen : wy en willen, in deſe Wereldt, niets ayt- gefon, dert hebben ; 't fal ons ghetuyghenis gheven : hymagh kommen wanneer hy wil : hy en behoeftniette wachten , en te ſegghen ; Wy zijn dol: en , heeft hy met ſoo korte woorden gheen vernoegen : wy willen hem't felvige too nen , dathyfich ſal vinden , 'en fien wie hy ży ? alwloude de Duyvel van gramſchap barften , foo willen wy 't hem ondervooghen ſtellen.

het Verbum 51. En, naar..denmaal den ſelvigen Geeft , Fiat heeft (zijnde Gods Woord) met het Centrum van de Natuur , daar , uyt hy van Eeuwigheyt ontſtaat , en alſoo den Gheeft van 't Centrum op tweeWeghen uyt-ygaat(na mentlijck , eens in 't Vyer , in de EfTentien van den Oor fprongh des Levens, in den Grondt van den Oorſprongh der Sielen : en , dan ten anderen , in't Licht des Vyers; dat is , « in de andere Quaal: de welcke door den Dood a Ofte,in de Groent,'t welck't Rijcke Gods genaamt wordt: aldaar genſchap. in't Licht , de Vlammeder Liefde is ; en , in 't Vyer, de Vlamme des Tooreps.) 52. Soo ſal hy oock de Poorte des Doods b beweegh- b Test, lijck maken : want, hy weckt den Dood op , en heefther Rege. Verbum Fiat aen fich ; en , 't ſelvighe Fiat is in de Siele , en oock in 't Lichaam : en , of 't ſelvige ( verſtaat , 't Lig haam ) langh is vergaan, evenwel is de Turba dan vnoch, met de Wonderen des Lichaams, in't Fiat ghebleven. $ 3 . Als

nu moeten de vier Elementen , het Weſen

' t gheenſy hebben verſlonden , aen ' t Fiat wederom ghe Dd 2 ven :


2i2 De XXX.Vrai Wat hetonderſcheydt der Lévendigen ven : want, het Verbum Domini is daar, in ; doch , id fijo Principium : een geder moet gheven , ſoowwat 't ſelvighe ontfanghen heeft : namentlijck, de Aerde , het Lichaam ; a Het We zijnde het « Phur : en , het Water oock fijne Eſſentien : fen, ofte de de Lucht, den Klanck van de Stemine der Woorden : b Text, Had.

en , ' t Vyer , de Effentien der Sielen ; want,

het fal Alles

geoordeelt worden . ', , . 54. Alle Woorden de welcke den Mondt heeft ghe ſproken , die de Lucht heeft in

haar ghenomen ,

en aen

de Woorden tothet Maacken ghedient , die ſal de Lucht weder daar „ ſtellen : want, fy is des Eeuwighen Gheeftes Spiegel ; den Geeft fiet'tſelvige in den Spiegel. 55. Alsqunu ſal den Menſch, naar Hart, Sinnen , en Gé. dachten , beproeft en gherichtet worden ; want, de Turba ſtaat in alle de Booſheyt, die teghens de Liefde is : daar en ſal niet veelOstſchuldigingħzijn : want , een yeder klaaght ſich

ſelfsaen; de Turba verklaaght hein .

56. En,alſoo (verſtaat ons) fal den felvigen Geeft, die Alles in Alles is , alle het Leven , ' t geen on , fterffelijck is

cofre, door gheweeft, op.wwecken, en met het Fiat, aen't Lichaam geven : want,het Fiat, treckt het Lichaam , aen de Siele, met al des ſelfs Daden en Wunderen ,met al -'tgene 't fel vige alhier heeft ghedaan , met Woorden en Wercken ; Den inw al 'tghene den & Afv grondt der Sielen heeft bereyckt, entendigheten 't felvighe moet herm- voor. Gronds. 57. Want, in de Stille Eeuwigheyt, en ſal geene Turba

e Text , Beroáhree/

meer zijn : en , daarvom ſal alle het Weſen , door 't Vyer beproeftworden , en , de f Turba fal in't Vyer blijven ,

ofieGerey. metalvitgheen dat Boos, en , de Turba aen. nemelijck is night. gheweeft : 'tenzy.dan dat 't ſelvighe in den Tijd, met Linde Baderosde om

;wendingh'derSielen , in 't Water des Levens zy

Sondengen, ghewafſchen gheworden ; anders moet het in ' t Vyer blijven. de Godw lasfieys. 58. Soo


en der Dooden , hare Opſtandingh des Vleeſches, & c.

213

58. Soo nu menigh , veel in't Vyer ſal gheſaayt heb ben, fou ſal hy over 't ſelvighe ſchade lijden ; ghelijck de Schrift ons ſeyt: Dat den God Vyer blijven ; en , hy ſal daar 59.

looſen fijne Wereken in't over ſchade hebben .

Alſoo verftaat ons doch recht :

Het Lichaam

' t welck alhier op Aerden heeft gegaan , het Booſe ver durven Lichaam , 'twelck her Edele en’t Schoone Para dijſche Beelt heeft verſlonden , ' t ſelvighe ſal kommen , en daar

ſtaan , met de Waardighe Beeldenis infich ; het

moet Rekenſchap geven van de Beeldenis Gods.

60. Wel ou , dieghene , die Chriſti Geeft hebben , die hebben hare Eerſte Beeldenis , in't Verbum Fiat : 't felvi. ghe moet de ſelvighe weder- geven ; en , even, in ' t Ada miſche Lichaam , aen de Siele. 61. Maar , die den Geeft Chrifti niet en ſullen hebben, die ſullen wel daar, in 't booſe Lichaam ſtaan ; doch , hare Siele ſal de rechte Beeldenis verloren hebben : en, fy ful len in den Geeft der Sielen, eene Beeldenis hebben ,haarv dat ſy in den Wille, hebben gheſtaan ; « 't geen hare da- 2.Ofte, ga. lijck .

gelijckſche Luft, is geweeſt, alſoo ſal hare Beeldenis zijn . 62. En, in deſe Ure ſal oock het Grimmighe Fiat der ſtellen, die füllen nu oock Duyſternis, de Duyvelen daar

haren Loon en 6 Stal ontfangen, daar voor ſy ( wanneer ſy dit hooren ) verzidderen .

b Plaatsgfto Herborgh . c Het Ver

63. En , alſoo ſullen de Dooden alut'famen , Booſe en gangelijcke ſtaan ,een yeder in een tweenvoudigh . Lig- i NB. haam ; en , ſullen de Siele met den Gheeft , in't Lichaam ſihijnt dat hier behoort , hebben , in plaats 64. Den Eenen fal't uyt , wendige Aerdſche Leven , van ,Leven , en daar in een Dyerſche Beeldenis in den Geeſt der Sie. Lichaam te len hebben ; en , fál de Weſentheyt van den Grimmighen heb in vier Goede, op

verfcheyde Copyen ,Le En, den Anderen ,het uytwendighe Lichaam ,en Den ghevon in't den , D d 3

Tooren hebben aen de inwendige Beeldenis. os.


214 De XXX.Vra. Wat het onderſcheydt der Levendigen in't ſelvighe, de Beeldenis Chrifti : en ,in den Gheeft van fijne Siele, ſal den Lieven . Geeft Gods Lichten ; den fel

1 vighen treckt het Verbum Fiat , de Rechte Adamiſche Reyne Beeldenis wederom aen, 66. Want , de Reyne Beeldenis, heeft in God , in't Woord ,'t gheen Menſch wiert, verborghen geſtaan : also

a Text , nu ,

wanneer de Siele aen't * Perck ſtaat , bekomt ſy de

S'Siet de ſelvighe weder_om ; met de ſchoone 6 Jonghwuvrou van Tribus Prin- de Wijſheyt Gods. cipiis, c. 12. 67. Want , de Edele Beeldenis wiert in Adam ver verſ. 53• ſtoort , doen het Wijfuythem wiert ghemaackt, dat hy

niets.wanders dan de Tin &tuur des Vyers en behielt , en . Datis ,in 't Wijf, de Tinduur des Geeſtes; - als, pu komt een ye de opstan- der wederwom ganſch te huys : dingh 68. Want, het Wijf fal , in 't Vyer Gods , de Tin & tuur d Text , des Vyers d aen nemen ,dat ſy oock fal zijn gelijck Adam : Fahen. gheen Wijf noch Man ; maar , eene Jongh - vrou volvan Tucht, ſonder Mannelijcke en Wijvelijcke Geſtalte en Gelederen . 69. En , hier en fal't niet meer zijn : ghy zijt mijn Man , ghy zijt mijn Wijf; maar , Broederen : daar ſal yets van bekent worden in de Goddelijcke Magiſche Wonde ren : doch , 't ſelvige en wordt van gheenigh Menſch ghe acht; maar, ſy zijn altſamen niets anders dan Kinderen NB , Het Oordeel is voor den Langhften Dagh.

Gods, in een Kinder leven en Lievenſpel. 70. Alw'tfelvighe fal voor 't Oordeel gheſchieden : want, het Oordeel is eerſt; en , den Jonghſten Dagh , den Laatſten Dagh : en , de Levendige en ſullen niet Sterven ; maar, te ghelijck, met de Stemme Gods, voor Gods Ge

richte gheftelt worden . e Ofte , 71. Want, het Verbum Fiat, ſal hen alvt'famen daarvo Door's . NB.NB. heen brenghen : en, alles ſal in ſijne Ordre , · van't Fiat,

Ghy Ty Tannen ,

daar gheftelt worden ; namentlijck , aen eenen Koningh en

1


en der Dooden , bare opſtandingh des Vleeſches, & c.

215

en Keyſer , fijne Ondervdanen , over de welcke hy heeft geheerſcht: eenen Vorſt, Edel..man , Borgermeefter, en , Over Heer; een yeder in zijn Beroep. 72. En , al., hier ſullen de gene , die hep tot Harderen Chriſti hebben op geworpen ,ſonder Gods Beroepingh , onder de

Kudde van hare Schapen ſtaan , en Reecken .

ſchap van haar - Weſen en Leere gheven : offy Harde- Ofte, Wercken , ren Chriſtizijo gheweeſt, en , de Schapen gheweydt ? dan of fy hen eygen

Buyck

harderen zijn geweeft

hier fal

den Gheeſt naar haar Beroep vragen,of ſy door fijne Ver kieſingh en Kracht, tot Harderen zijn ingegaan , ofte door Ğunft der Menſchen ; ſonder Gods Gheeft en Ver kieſingh ? 73. Want, den Richter ſal ſpreken : Nu , geeft Reec kenſchap van u Leven , van uwe Wercken, Woorden , Da den , en van u Weſen : Daar ſal de Turba van een yeder Menſch ſegghen , wat fijn Weſen zy gheweeft : want , nu ſal alles ; in Jhen , en buyten hen , in de Figuur , voor hen ſtaan ; dat daar alſoo , gheen Loochenen en ſalzijn : b want, met de Turba, beproeft den Geeft, Siel , Geeft, b Ofte, door. c Verstaat, en Vleeſch ; alvhier is alles Openbaar. den Gheeft 74. De Koningen en Vorſten ſullen moeten Reecken- des Richers, ſchap gheven van hare Onderdanen ,hoe ſy die geregeert ,

en beſchut hebben ? wat voor Regiment ſy hebben ghe voert ? hoe ſy menigh , fijn Leven , in Tyranny hebben genomen ? hoe ſy hebben onſchuldigh Bloedt vergo hoe ſy Krijgh hebben gheniaackt ; alleenelijek , om ten Gierigheyt en Wel

luft -wille ?

7$• In ghelijcken , de andere Overſten : hoe ſy hen hebben in ghedronghen, en tot Heeren ghemaackt over den Slechten; en ,hebben hem Verdruckt, en Gekruyft: hoe fy den ſelvighen fijn Sweet ghenomen, ep in Hooveerdye verteert hebben

76. Alvhier,


216 De XXX.Vra. Wat het onderſcheydt der Levendigen

76. Alvhier ſal naar een yeders Wortel worden ghe vraaght , van , waar ſy zy ghekonimen ? waar die uyt ge waflen is ? of ſy de Ordinantie Gods draaght ? of ſy has ren Oorſprongh in ' t Hemelſche Fiat heeft ; ofte in ' t Helſche uyt den Tooren? alv daar moet een yeder Reec kenſchap gheven van ſijnen Standt : ofhy ſelfs, uyt Gie

righeyt en Hooveerdigheyt is ingedrongen , en ſich tot a Converar eenen Heere heeft ghemaackt? dau of lijn • Regiment ment , ofte van God zy verordineert ? Regeeringh , 77. Al daar fietvtoe, ghy Wereldtlijcke Regeerders, ghy Geweldige ! ofghy de Ordinantie Godszije? of ghy in rechte Ordre Gods fit ? hoe ghy met den Elendighen omvgaat ? als „ nu ſtaat hy u onder

ooghen ,en klaaght u

aen , dat ghy de Oorſaack van fijne Sonden en van alles Quaads zijt gheweeſt. 78. Want, al daar ſal den Eenen, geduurigh ,over den

Auderen, Roepen en Klaghen; dat hy hem tot ſoodanige Boolheyt heeft veroorſaackt: hy ſal hem Vervloecken , den Onder. daan, den Overften : den Overften , weders om , fijnen Overften : de Vorſt ,fijne Valſche Raden : de Raden , de Prieſteren , die haar Doen niet en hebben bea ftraft; maar opvghepronckt, en hen gehuychelt hebben , om Verheffingh van Eere

wille.

79. Hoe wilt ghy hier nu beſtaan , ghy Hooge.Schoo len en Doctoren ; ghy valle die aen Chrifti Stede hebt ge ſeten ? dat ghy, alſoo om ChriſtiKelck, om Chriſti Leer, en Eer, in uwe Hooveerdigheyt hebt gedanſt, en hebt de Vorſten uwes Lands (de welcke Gods Ordeningh zijn ) tot . Krijghen Bloedt.vergieten op

gehitſt en gedreven ;om

Woorden , wille , dieghy doch ſelfs hebt geſmeedt ! 80. Waar is nu Chrifti Leer en Geeft der Liefde ; daar by ſeyde : Hebt maalkanderen lief , daar, by fal, men kennen dat ghy mijne Jongeren zijt? waar is uwe Liefde ſiet


" en der Dốoden, hare Opſtandingh des Vleeſches, 86.. 217 fiet aen , uwe Bloedt_trómielen met de welcke ghy tot den Krijgh hebt gelockt; en, hebt de Wereldt verleyt van de Liefde en Eendrachtigheyt. 81. Ghy hebt Schearingen ghemaackt , dat de Konin- Rechte NB. Bao De Vyande belo zijn maalkanderen ghedeelt , en hebben gen hen gheworden, om uwe Hooveerdigheyts , wille, in 't gene ghy de Woorden Chriſti by den Hayre hebt ghetoghen, en niet a gheacht, of ghy Chriſti Gheeft en Wille oock a ofre, in b hebt ? aldaar ſult ghy , boven alle anderen , eene fwa- ache gheno re Reeckenſchap moeten gheven ; want , ghy hebt den b Ofte,hado Wille des Heeren gheweten, en niet ghedaan : ghy zijt det. gheloopen, en hebt u in Chriſti Amt in gedronghen , al leenelijck , om Goedt, Gunſt,en Eere -wille : Gods Geeft NB. Den en hebt ghy niet gheacht; daar.com noemtu den Geeft, deGeeft Hoonoeme ghe . Leven Sdroolen , B4 daar die Babel, eene Verwerringh van alle 82.

Ghy hebt de ganſche Wereldt oneens gemaackt: belo

ghy ſoudt hen de Liefde leeren : maar, ghy hebt hen Twift en Strijdt geleert; ſoo „ dat den eenen Broeder den ande ren , om uwe • Fabelen wille,heeft gehaat en vervolght: Text, Zandtes . hoe is doch , om uwen Twift . -wille , den name Chriſti, verſmaat gheworden ! waar wilt ghy heen , en blijven, wanneer 't ſelvighe u onder oogen ſtaat , len , de ganſehe Wereldt, Wee , over u fal roepen 83. En , alhier ſullen de Engelen de Maayers zijo : ſy fullenſe onderſcheyden, in twee Kudden : en, de Vroo men ter Rechter, en , de God , looſen ter Slincker ( dat is , tot het Ooge des Toorens) ftellen ; want, het Principium des Lichts, is al hier ghenaamt , Principium des Vyers ,

ter Rechter , en het Die d Texto Reduce . i ' e Text ,

ter Slipcker.

84. Alvdaar ſal het Gherichte gheſet worden : alle de Die dincs. Groote Harderen, die God aen de Wereldt tot een Licht heeft gheſonden , dat ſy de ſelvige hebben beſtraft en ge leert ( gelijck de Eerts Vaderen , van de Belofte Chriſti, Еe met


1 218

1

De XXX.Vra . Wat het onderſcheydt der Levendigen

met de Propheten en Apoſtelen ) ter Rechter van't Ghe a Ofte , richte : en , Mowyſes en alle ^ Wet Leeraars ,'ter Slinca Wetugevers, ker des Gherichts. en Leeraars des Wets , 85. Want, Moyſes en Elias,nevens alle Hoogh , waar dighe Wet.Leeraars, hebben het Vyer Swaart , en vor deren Gods Gerechtigheyt; en , die ter Rechter , Gods Barmhartigheyt. 86. En,in deſe ure, is den Jonghften Dagh,daar den Richter fal ſpreken : Komt hier, ghy Gebenedyden mijns Vaders , Beerft het Rijck , 't gheen u van Aenbegin is bereydt: want , ick ben Hongerigh , Dorſtigh , Naackt, Kranck, en Elendigh geweeft, en ghy hebt my gedient. 87. En , tot de God looſe Hoopen : Gaat heen , ghy Vervloeckte fick en ken u niet ) in 't Eeuwige Vyer : want, ick ben Hongerigh, Dorftigh , Naackt, Kranck , en Ghe vanghen gheweeſt, en ghy en hebt my niet ghedient. 88. Alvdaar ſullen ſy hen , vanweghen des Richters Perſoon , willen Ontſchuldighen ; Heere, wy en hebben u niet gekent : maar, hy fal fegghen : Wat ghy mijne Elen; b De Gronde dighe Kinderen niet en hebt ghedaan , dat en hebt ghy my van de Na. oock niet ghedaan .

89. En , al hier ſal dep Geeft Gods, fich eerſt te recht c Dat is, geen t'ze. Beweegen in alle de drie Principien, en het b Centrum Na . der Le Begin

turam

op

wecken , dat 't felvighe in't Tooren.Vyer ſal

de des We branden : want, het ſal Alles te ghelijck in ' t Vyer ſtaan ; Telds, ssGe- Hemel, Aerde, en Firmameót. Allen , Ge 90. En ; de Turba fal de Aerdſche Wereldt , in 't Vyer boren , Geo maacks, e verſlinden, en wederom ſetten, in ' t ghene, ghelijck ſy door Woor voor de Scheppingh was; alleenelijck , de : Wonderen , den en Were- die blijven ſtaan , in beyde de d Principien : het e derde ken , vergaat gheheel,totvop de Wonderen; die worden in den d In de Lief de en Tooren. Aenvangh gheftelt. € Het derde i 95. En , al. daarſal 't Aerdíche Leven ,methet Aerda Principium , ſche

1 1


en der Dooden , bare Opſtandingb des Meeſches; Ba ſche Lichaam heen

219

vallen ; en , het. Vyer ſal 't felvighe

verteeren . 92: En , in de Rechereerdighet fal' het Heerlijcke Schoone Paradijſche Lichaam , door 't Vyer gaan,met des ſelfs Wonderen , die 't ſelvighe ſullen naar volghen ; en, wat Valſch is, ſal in 't Vyer blijven . 93. En , fy lullen alſoo , Ooghenblickelijck , door ' t Vyer

genomen worden d : oek, het Vyer en vanght hen aBeg Treatment udete niet : foo , weynighals Her Vyer het Lichtofte den Windt kan bouden, 6 foo weynigh oock het Licht van de Heyli- b Data, som weynigh oock ghe Menſchen ; want ; ſy konnen , ſonder eenighe Pijn te het Toörenis Vyer het voelen , in't Vyer woonen , 94. En , vanſtondenvaen , met de Aen_ſteeckingh Hoglighe des Vyers, is GodsMajeſteyt,en het Paradijs Leven be- Mensében. reydt' : daar gaan ſy in , ghelijck als Kinderen , en Leven Eeuwigh by haren Vader, in eene Eepighe Liefde , in een Eenvoudigh lief Kinder Leven ; eo ', 't is eene Ghe meenſchap der Heylighen .

This

95. Daar en is gheen Dagh ,oock gheen Nacht: want, de Sonne vergaat, en , de Sterren vergaan : en , des, ſelfs Wonderen Itaan alleenelijck daar , in de Groote - Ma- cofre,have Werckingh. d Siet her gia , ter Eeren Gods; alfoo fullen fy hen ſcheydeni. 96. De Godulooſe moeten oock in't Vyer , en haar vijfde Punti , Aerdſch Leven fal oock daar heen vallen e en , in den in de Kleyna Cheeft , sal haar · Monſter.wbeeldenis gheſien worden , waiMagia naar alderley Grouwelijcke Dyeren ; de Duyvelen ghe- ve Tex . t, Carden .

lijck . -

97. Want, fy woonen in een Eenigh

Principium : en ,

Lucifer is haar Groot , Vorſt, die ſy al hier hebben ghe. dient ; hoewel ſy oock hare Huychelaars fullen aen hanghen , om Narrem vreughde., Wille. 98.

Alfoo , mijn beminde Vriende ,

hebt

ghy eene

korte Aenwijfogh en Bericht van den Jonghſten Ee 2 Dagh;


220

Decen

en

Dagh ; want ,

dertighſte Vrage, Wat voorgeglorificeerde het ſal Alles , van deſe Wereldt ver

gaan. 99. De Aerde , alle Steen , rotſen , en Elementen , ful len verſmelten: en , daar en ſal niets

anders blijven, dan 't gheen God wilde hebben ; om 't welckx.wille hy deſe

Wereldt heeft gheſchapen . : ' 300 . Het is voor been , in der Eeuwigheyt,beyde het a Text ,

Goede, en het Quade • welGefien gheworden : en, 't is,

NB. God in deſe Wereldt , alleenelijck tot hetWeſep gebracht ge heeft ,maar worden , opdat't ſelvige een Wonder zy ; en, hier naar een ſtaat ' t ſelvighę alſoo , in Eeuwigheyt. ( naar de

welckeloy,God, wordtgenaame) het goede voorſien : en , naarlijnen Tooren, efte Natura (daar naar hy een I verigh IaloursGod ,en Venecerend Voer ghenaamewords) beeft hy hes Quade Voorusſien ; doch, niet vete ordineart . , }

De eenvendertighſte Vraghu . 1 ) Wat

voor Geglorificeerde Lichamen fullen de Heylighe Sielen bebben ? 1.

It is, voor uheen oock genoeghfaam verklaart ge worden ; want , paar dat eene , met Kracht der Liefde , Gherechtigheyt , en Reynigheyt ſal be : kleedt zijn, paar dat hy ſchoone Wercken des Geloofs fal b Ofte , Blincken .

hebben; daar naar ſal hy b Luchten . 2.

".

Sulckx ſal ſeer on -gelijck zijn : menigh ſullen alle

fijne:Wercken in 't Vyer blijven, en hy ſal 't ; te pauwer. »

cOfte,de Groote Heye bigen .

nood , ontlooper zijn ; den ſelvigen en is ſoo ſchoon piet, ibor, gelijcks de Heyligen. 3. Want ( ghelijck de Schrift ſeyt ) fy fullen maalkan , deren overtreffen , ghelijck de Sterrenaen den Hemel : doch, daar en fal gheene Afgunſtigheyt zijo : maar , den eenen


Lichamen fullen de Heyligbe Sielen bebben ?!

221

cenen ſal fich verheughen , over de Schoonheyt des an deren ; want , al., daar en is gheen ander Licht', dan dat God Alles in Alles vervulle . 4.

En , alſoo ſal een yeder den Glanſch en Majefteyt

Gods ontfangen ; naar ſijne Kracht is, ſal hy 't Licht aen.o nemelijck zijn : want, naar dit Çeven , en is geen Beter maacken ; maar , alles blijft , ghelijck't ſelvighe te huys komt. s. Want, alvhier falden Richter, Chriſtus, het Rijck, aen ſijnen Vader hebben overwghegheven : want , wy en hebben gheenighe Leer , Meeſters nochte Leyders meer van „ noode;maar, hy is onſen Koningh en Broeder: daar en is geen Gebieden; maar, wy fijo by hem ,ghelijck een Kindt ” by fijnen Vader : alles wat wy doen , 't ſelvighe is Goedt; want daar en is geene Valſcheyt meer.

De twee, en

dertighſte Vraghe .

Wat 'hare Geštalte ; Toe ftant , Vreughde, en Heerlijck

: 1

.

beyt ,' in't Toekomende Leven , vorder vy ?

Et Paradijs is ons, « in deiſe, te betrachten : want, :Verftaat, deſe uytwendighe Wereldt is , met hare Vruch in deſe Vimeo Paradijs ghe ten en Veruwen , eene Figuur van't weeſt : want , heç Paradijs was in

ons , enden uyt., wen

dighen Gheeft , beroofde ops fulckx , en toogh ons in fich ; doen Adam daar Luſt . 1

2.

naar Lufte , foo vingh hem fijne

Maar , nu fullen wy wederom daar

Eeuwigh

in zijn, en ons

verheughen : oock over de ſchoone Gewaſſen,

yan alder ley Bloemen en Formen , alsmede van Boo Еe 3 men


222

a Text , Scanden .

Di XXXII . Vrage,Wat bare Geſtalte ,Toeftant,

men en « Struycken, en alderley Vrucht ; doch , niet al foo Aerdſch , Dick, en Begrijpelijck . 3. Want, en zijn onſe Lichamen doch nietalſoo ! hoc ſoude dan het Weſen , ſoodanigh zijn? het is alles ,ghe. lijck als Engelſch : de Vruchten zijn klaarder en Subtijl. der dan tegens , woordigh de uyt -wendighe Elementen zijn ; want, ſoo

wanneer wy de ſelvighe siten , ſoo enma

ken ſy geenen Sranck . 4. Wy en hebben geen Dermen daar wy eenen Sack bofte, Im vol behoeven binte ſacken , ghelijck hier, in den Ma terullen den fack ; maar , 't is alles in Kracht : wy Eten in den Mondt; en , niet in't Lichaam : wy en behoeven niet Eer Atelijck Tanden tot het Kauwen , het is Kracht; en , doch, in eene rechte Natuurlijcke Form Schoone Veruwen.

en Gheſtalte, met

s . Oock , foo en is het Rijcke Gods gheen Eten en Drincken:: maar maar ,, Vrede en Vreughde in den Heylighen Ghçeſt , Singhen en Spelen vau de Wonder , daden Gods; van de Paradijfche Lieffelijckheyt. 16. Wy voeren een Kinderlijck Leven,ghelijck de gene die hen over eene Poppe Verheughen , en Vrolijck zijn : want, in onſe Harten en is geene Treurigheyt,oock gee nigerley Vreeſe voor eenigh dingh ; maar , een Spelmet de Engelen . 9. Dere Werelde en wordt niet meer gedacht : want, alle Aerdſche Wetenſchap , en Gedachten die blijven in de Turbo van't Aerdſche Lichaam , in ' t Vyer. 8. Wy en weten niets meer van onſe Ouders , ofte

Kinderen , ofte Vrienden , die in de Helle zijn ... 9. Wy ſullen maalkanderen

alot lamen kennen , en

met nameweten ; hoewwel, den Aerdſchen Naam , blijft oock in de Turba : wy hebben uyt onſen Eerſten Naam , eeden Naam Daar de Spraack der Engelen,die wy al hier, niet


Vreughde, en Heerlijckheyt, in 't Toe kommende, & c. 223 niet en verſtaan : wy verftaan in de Natuurſpraack daar yets van ; doch , tot het uyt -ſpreken , en hebben wy alar hier gheene - Tonghe.

10.

Niemant en feyt tot den anderen , Ghy zijt Man ,

ghy zijt Wijf, ghy zijt Dochter, Soon, Knecht, Maaght; het is alles gelijck! wy zijn al t'lamen Kinderen : noch Man , poch Wijf, noch oock Kinderen , noch Knecht ofte Maaght; maar, alıntſamen Vry : een yeder is Alles : ' 't en is maar eenderley Gheſlacht; namentlijck , Hemelſche Jongh -vrouwen , vol van Tucht , Kuyſcheyt , en Rey . nigheyt. 11. Wy zijn alwt'famen Gods Wijf, hy is onſen Man, NB.NB, hy ſaayt in Eer .

ons Kracht ;

12. Daar zijn even

en , wy Baren hem Lof en

welDapffen en Sangen, gelijck de

Kinderen « pleghen te doen, die aen , maalkanderen han- woo 2Ofie,gea n zijn . gen , en ſingen eenen Rey dans. 13.

Alle Konſt en wordt niet ghedacht : doch, dit ſult ghy weten , dat de gene, die al, hierhet b Myſterium heb - b De Groote ben ghedraghen , en aenhen is gheopentgheworden , dat webonneme de felvige oock groote Wijſheyt en Kennis, boven andere verstans,com Konst. ſullen hebben ; en, de andere voorgaan . 14.

Wel niet in Dwangh en in Leeren : maar , hare

Wijſheyt, vanght alderley Oeffeningh aen , uyt her He melſche Myſterium , dat deVreughde alfoo wordt • ор. c Opiughes , ftel i , ofte , gerecht: want, gelijck de Kiuderen , die een Spel Begin. semogevara gen , nen, te ſamen loopen; alfoo oock al hier.

15. En, de kleyne Kinderen zijo onſe Schoolmeeſte ren , eer de Bootheyt hen treft , dat fy Turbam Magnam mede uyt ' s Moe- ren vangen,foo brengen fy hen Spel doch dofte,Le , en den ve ders Lichaam ; ' t felvighe is noch een Ghedeelte van't nemelijk Paradijs : anders, is 't alles wegh ; totdat wy't weder zijn . bekommen.

16. Eenen


224 De XXXII.Vrage, Wat hare Geſtalte, Toeftant, & c. 16. Eenen Coningh en geldt daar niets meer dan ee nen Bedelaar : heeft hy wel geregeert , foo volghen fijne Deughden hem daar ; en hy ſal over de ſelvighe , Roem hebben , in deMajefteyt : want , hy bekomt eene ſchoone Glorificeeringhi Schapen .

gelijck eenen Harder van , wegen fijne

17. Is hy, dan , noch , Boos gheweeſt, en doch eynde Verftaat,

lijck bekeert geworden, en aen den « Draat is in - gegaan ,

des Geloofs foo blijveo fijne Koninghlijcke Wercken in ' t Vyer , ende op's Eynde. en ſal 6 al hier niet..meer zijn , dan eenen Bedelaar ſal in rete gelden, die Vroom is geweeſt; en , noch ſoo ſchoon niet.

me wrijck .

18. In de Wercken vaneen yeder ſal men kennen , wat een yeder zy.gheweeft , foowwanneer ſy hare Kraam als daar, in de Hemelſche Magia ſullen ſtellen ; ghelijck de Kinderen in haar Spel doen .

19. En, ghy moet doch weten , dat ' t ſelvige niet even een Speelv-rijck en ſalzijn : want , men ſal van de Won deren en Wijſheyt Gods fpreken , van de Groote Myſte Verfast, rien van de Hemelſche Magia:het Liedtvan dend Dry bet Liede ver ſal blijven; tot Spot des Duyvels , en God tot Lof. van Mi. ram ; Mon 20. Men ſal dannoch, yets van de Helle weten; doch, Ofes Suster. piets fien , dan in de Magia, in't Myſterium : want , de

Plager, ofte Duývelen moeten in de Duyſternis woonen : het Grim Onderwon' drucker.

mighe Vyer inhen ,is haar Licht: fy hebben Vyer -00 gen, met de ſelvighe fien fy ; andersis alle het Vyer wegh: want , de Majeſteyt heeft't ſelvighealvt'famen verſonc ken; dat’t ſelvighe in Liefde brandt. - 21. Hoe welin't Centrum , Vyer is, daar de Majefteyt van ontſtaat; doch , ' t felvighe en wordt de Duyvelen niet gegundt:

e Text Froft.

ſy worden uyt gheftooten , in de Duyſternis,

daar Weenen en Tand , klappen fal • Koude dan Hitte is ..

zijo ;

daar meer

coinbaseDe


225

De

drie

en

dertighſte Vraghe .

Wat voor Materie , in't Toekomende Lepen , onfe

Lichamen ſullen hebben ?? 1. Yn beminde Vriende , 't ſelvighe is eene Stercke Vraghe, die den uyt , wendighen Menſch wel ſal ſtaan laten , en ganſch niet aen

taften; want, hy en

is’t ſelvighe oock niet waarde.

2. Ghy weet gheheel

wel ,dat God is Menſch ghe

worden, en heeft onsVleeſch , Bloedt en siel aen fich ge nomen : nu ſoo ſprack Chriftus danwnoch : Ick ben van Boven ; niemant en vaart alſoo ten Hemel , dan des Men ſchen Soon, die van den Hemel is ghekommen, en in den Hemel is . 3. Verſtaat ghy't ſelvighe , dat hy feyde , Hy was in den Hemel ? hy en ſeyde niet alleenelijck , van fijne God . heyt (dat is , van't Woord) maar , oock van des Menſchen Soon , van't Woord ' t gheen Vleeſch wiert ;'t ſelvighe is ons nu te betrachten :want,in't ſelvige Vleeſch en Bloedt, NB. NB. ſullen wy Eeuwigh Leven , en wy moeten Chriſti Lig haam hebben; ſoo wy in God willen beſtaan . Siet Hiob weten dan„ noch van geen ander Lichaam , cap. 19.very . Wy en 't gheen wy fullen hebben , dan van onsEygen , uyt het 26.27. Oude Lichaam , gelijck eenen Halm uyteen Kooren waſt : NB. Welck 4.

Schen een ſoodanigh Lichaam hadde Adam oock , in de Schep-Valis pingh : doch , hy wiert « met het Rijck vau deſe We- gheweest. reldt ghevanghen, dat hy Aerdſch wiert; 't felvighe was de regreso fijnen Val: en , ſulckx veroorſaackte God, dathy Adam ringhen Verdeelde, en een Wijfuythem

Bouwde ;gelijck in on - Werckende Eygenſchap ſen derden Boeck, gheheel wijdt, loopigh is beſchreven. ran defe wyt-ugebaarde en geſchapene vier Elementighe Werelekto s . Nu FE


-

226

De XXXII I. Vrage, Wat voor Materie, in't

s . Nu , ſoo weten wy wel , dat Adam ,voor fijne Heva,

à Dat i, een Dyers Menfch. b Ofte , Monſtricus,

voor fijnen Slaap , eene Tuchtighe Jonghi vrou was , en daar naar een Man wiert, « gelijck een Dyer, met 6 Oo geftalte ; ſulckx wy ons nochhuyden voor God ſchamen,

dat wy Dyerſche Ghelederen tot de Voortplantingh hebben . C ſich , de 6. Nu , ſoo hadde Adam doch , in c De EcuJongho

popige Wijf vrou van de WijſheytGods: maar naar de maalhy Viel, heys Gode, foo bleef ſy in haar Principium Itaan ; en , Adam gingh daarvuyt. 7. En ; weet , dat Chriſtus in de ſelvighe Jongh - vrou ( in de Aerdſche Maria ) is Menſch gheworden ;want, het Verbum Domini , bracht de ſelvighemede, in Marias Lige haam . 8. En , verftaat ons alſoo , dat Chriſtus in 't Water des Eeuwigen Levens , is Vleeſch geworden (' t welck de gan

d Datů , ſche Godheyt Vervult ) en oock in de d Eſſentien van de Weſens, ofte Aerdſche Maria. Eygenſchap 9. Maria wiert dan noch , met de Hemelſche Jonghws peu . vrou Ghebenedijt , dat Chriſtus alſoo in een Reyn Vat, Menſch wiert ; en , den uyt wendighen Menſch ,hem al ſoo aen hiugh . 10. Want , om de Siele ,wille , dat hy de ſelvighe uyt e Verftast, e Marias aen , name, ſoo moſt hy Marias Vleeſch aen.no wyr de Siele nemen ; doch ,in de Benedyingh , in de Hemelſche Jongh .. van Maria , vrou. fVerstaat,

11. De Tinktuur des Bloedts, in de Hemelſche Jongh vrou , was Hemelſch : want , f eene Aerdſche , en ſoude

eene Aerde door den Tooren Gods , en door den Dood , niet hebben Etuur, ofte konnen gaan ; ſy en ſoude oock gheen Macht hebben ghe hadt, om uyt den Grave op -ute - Itaan. Weſenslijeke Kradi. 12. Het Woord, ' t geen Vleeſch wiert, hadde het Wa

ter des Eeuwighen Levens :'t ſelvighe was uyt de Maje ſteyt


Toekomende Leven, onſe Lichamen ſullen hebben ?

227

fteyt Gods , en oock in't Bloedt van María : al. hier wij ſen wy u vorder , in onſen derden Boeck van't Dries voudigh Leven ; daar is'twijdt„ loopigh befchreven . 13. Alſoo ſegghen wy u, dat wy een .Lichaam fullen hebben, in Vleeſch en Bloedt, een Lichaam gelijck Chri ftus hadt; want, Chriſtusis met fijne Menſch „ wordingh , oock in ons, Menſch geboren. 14. Wanneer wy uyt den Gheeft en uyt het Water Nieu Geboren worden , ſoo worden wy in Chrifti Geeft , uyt Chriſti Vleeſch en Bloedt Nieu Geboren; wy trecken Chriſtum aen . 15. Chriſtus wordt in den Bekeerden Sondaar ghebo ren , en hy wordt, in Chrifto , Gods Kindt; 't ſelvige Lig haam ſullen wy in den Hemel hebben . 16. Gheen GrofDyerſch Vleeſch , ghelijck wy , in den Ouden Adam hebben : maar , Subtijl Vleeſch en Bloedt, een foodanigh Vleeſch't gheen daar kan door Houde en Steenen gaan , ſonder Verbreecken des Steens; ghelijck Chriftus door verſloote Deure , tot ſijne Jongheren inno giogh : 't ſelvighe is een Lichaam in 't welčk geene Turba noch Verbreecken en is ; want , de Helle en kan ' t niet begrijpen : het is de Eeuwigheyt ghelijck : en , 't is doch Waar - achtigh, Vleeſch en Bloedt,'t gheen onſe Hemel ſche Handen , betaſten , grijpen , en voelen : een Siene lijck Lichaam ; ghelijck hier in defe Wereldt. 17. Wy gheven u te bedencken , hoe een ſoodanigh .

Lichaam , ghelijck wy al hier draghen , de Majefteyt Gods ſoude koönen & vanghen : het moet alleenelijck a Begrijpen , een Lichaam zijn , 't gheen de Majeſteyt gelijck is,dat de fangen, Majefteyt uyt het Lichaam kan Luchten ; uyt de Tin £ tuur en uyt het Water des Eeuwighen Levens. b Dat is ,

· 18. Wy fullen al

hier , voor ' t Vernuft wel

Stom Omyver.

zijo : dock, voor onfe Broederen , ghenoegh , om te ver-Pandighetene Ff 2 ſtaan ; pelijck.


De XXXIV . Vrage, Watde Iammerlijcke ,

228 a Dat i

ſtaan ; 't behoort de « Kinderen : Eenen Wolf,wil fijnen

die oberen Muyl ,vol hebben ; een ſtuck Vleeſch , ' t gheen hy in de hebben, en Dernen Eet : van een ſoodanigh Lichaam , en ſpreken wy sayshem ghe- niet ; maar , van een , ghelijck Chriſtus ons in fijn Tefta waffen zijn . ment heeft ghegheven , en tot een Uyterſte gelaten : dat hy Eeuwighlijck by ons :wil blijven ; wy in Hem , en hy iu Ons . 19 . Alſoo feggen wy, dat wy Chriſti,en GodsLichaam ſullen hebben , twelck den Hemel vervult : wy en fullen viet in fijne Creatuur ſteecken;waar,nevens ,maalkande ren , gelijck Gelederen , Broederen, en Kinderen . 20. Daar is in ons alvt ſamen een Eenigh Leven : niets b den ofte, wyt. j. Doodelijckx ; alles b uyt het Eeuwighe : niets ,'t gheen shen. fich aenvanght, dan alleenelijck, de Wonderen : b uyt het : wy zijn ghe Eeuwighe is eene Weſentheyt gheworden lijck Goden : Gods rechte Kinderen ; uyt fijne Eſſentien , in Lichaam en Siel.

De vier

en

dertighſte Vraghe .

Wat de Jammerlijeke, Verſchrickelijcke Gelegentheyt der Verdoemden xy ?

1. It is hiervoor, oock ghenoegh verhaalt ghewore den ; want , Gods Tooren , is hare Wooningh , in de Duyſternis : haar Licht ſchijnt uyt hare Vye righe Ooghen , ' t felvighe Glinſtert ghelijck den Vyerno . Blixem ; anders en hebben ſy gheen Licht: want, ſy woo nen aen 't Alder uyterfte : en, varen alſoo, uyt Hoogh moedigheyt, over de Troonen ; gelijck geweldige Rid ders : en , den eenen doch anders, dan den anderen ; alles, paar dat fijnen Gheeft is. 2. Want,


Verſchrickelöcke Gelegentheyt der Verdoemden zy ? :: 2.

229

Want , eenen Hondt , bedrijft hondſche aert : ee

nen Wolf , wolfſche : foo oock eenen Ros , een Voghel, eene Padde, en Slange ; doch , ſy zijn alvt'ſamen gelwin der en vliegender, dan de Ghedachten . de Grou-2 Ofte , dan w noch . welen : en , dat is hare befte Vreughde, dat fy God be b Ofte, aen . ſpotten , dat fy Vyer -Geeften zijn , en, God een Licht . Ofte,eenen Gheeft des Gheeft . Lichts, 4. Haren Roem is door gaans,van hare Stercke Vyers. Macht : ghelijck eenen Draack , die Vyer uyt ſpoeght; 3.

Sy hebben

doch , hare Vreughde , b in

alſoo ſy oock : fy ſoecken het Verderven ; en , vinden Grouwelen ! 5. Hen waſſen oock Vruchten, uyt haar Principium ; al les, naar de Grouwelen, hares Willens . 6. Sy hebben een Spel, ghelijck deNarren doen , die uyt d Vyer_Pylen ,Vyer ſpoegen: Goochelen en Narren, dText, Niadtetetn . is haar Tijdverdrijf: hoe welgeen Tijd en is : en ,cock , naar den Jonghſten Dagh , geene Vreefemeer , van eene andere Quaal 1 maar , hen ganſch Leven is eene Vreeſe, een Verſchricken en Jammeren : een yeder heeft fijn Werck , in de Figuur , ſoon wat hy al hier heeft ghe maackt: aldaar verweckt’t ſelvige de Turbam ; en , hy rijdt in 't Vyer. 7.

De Siele en heeft gheen Gevoel; want, ſonderdat,

is ſy Vyer : alleenelijck , de Turba , met de invghevoer de Grouwelen ,

plaaght hen , daar is in

wigh Vertwijffelen ; den .

daar

hen een Eeu

om zijn ſy oock Gods Vyan

8. Wat belanght , Gods Laſteringh , 't ſelvighe is hare befte Kracht: Eten fy Helſche Swavel en Grouwel; want,

hare Vruchten , zijn ſoodanighe Materia , van uyt...wen digh , Schoon,en inwendigh, enckel Grim : ghelijck ſy e Gefremgh oock op Aerden foodanigheSchijnheyligen ziju gheBorything Ff 3 weeſt ;


230

De XXXIV . Vrage, Watde Iammerlijcke, & c.

weeſt ; alfoo geeft nu haren Hemel , hen oock een ſooda nigh Broodt te Eten .

a Text , 9. Sy zijn Vry , in niets « ingheſloten : ſy moghen ein gefpers foodiep varen als fy willen;evenwel is den b Af grondt, b Den Om en , de Duyſternis Bverwal, en ſy zijn doch op de eerſte grondt. Plaats : hoe fy hen dieper begeeren te · begeven , hoeſy ¢ Text , Suwingen. dieper vallen; ende en zijn doch nerghens aen een Eynde d Ofte,Tijd.

e Text, Bonne f Text., Lafter .

ofte Grondt . 10 Haard Getal en is gheen Menſchen , tijd.vgetal : ! haar é Vermaack , is eenen Stanck van Vyer en Swavel :

ſoo ſy hen betrachten , vanwegen hare f Booſheyt, dar fy Engelen waren , en nu Duyvelen zijn ,

ſoo gaat eerſt

den Knagenden Worm op; die daar Byt en Quelt. g Text , Zafter.

11. Wat ſoude men hare & Booſheyt doch beſchrij ven, fy zijn Ontuchtighe Booſe Dyeren : alz'tghene foon wat

ſy op Aerden hebben bedreven , 't felvighe

volght hen naar , ' t ſelvighe willen ſy daar oock doen ; en , drincken Grouwel en Booſheyt ſonder maten.

h Gourerne 12. Men kan hen Regiment niet beter kennen , dan ment, Ami, aen't i Paart van den AntiChriſt, en aen de Laftern ofte Regee. ringb. achtighe Menſchen , die van * Laſter , dol zijo ; hoewel i öfte,Dyer.'t ſelvighe maar eenen Spiegel en is , teghens de Hel kofte,Booso(che Grouwelen : wy en willen de ſelvighe oock niet , Schw. vorder noemen ; want, fy en zijn ſulckx niet waerdt. lofte duwe.

De


231 De vijf

en

dertighſte Vraghe .

Wat het Enochiaenſche Leden zy ? hoe

langh

't ſelvighe duurt ? I. Sen It is oock boven des Menſchen Vernuft , 't welck geenigh uytwendigh Vernuft en vermagh te be grijpen : doch, naar de „maal' t ſelvige gheboren is, foo ſal't

open ſtaan : want, hier ſteecken foodanighe

Verborghentheden in , dat de Wereldt 't felvighe niet en vermagh te begrijpen ; en , wyſulckx oock niet alles en ſullen melden : want,'t heeft ſijn a Perck , ſoo wijdt ' t fel- a Text, vighe ſal gaan :want, daar ſullen, b in den ſelvighen , op Bepalingh, Aerden , noch Wonderen gheſchieden ; om de ſelvigher ofte bestem den Tijd. wille, te verſwijghen, is ons de Spraack benomen . b Dat is,in 2. Even wel ſullen wy aen , wijſen , wat 't ſelvige voor den Tijd

een Leven zy? ofte waar Henoch is heenghevaren , als.. man's felvin mede Elias en Moyſes ? 't en is gheen . Fabel : wy feg- Seculum . < Text, ghen't gheen ons alwhier wordt ghegeven : verder,moe- Zandt. ten wy ſwijgen , en 't Vernuft geen Geloof gheven ; ' t ſel NB. NB . d De Pro vighe is hier in , eene Narrinne. phetie. 3. En , wy mogen 't ſelvighe wel melden : want , den e Her Tijd is gheboren , dat d Enoch ſal ſpreken, en · Elias we - Swaardt. der wercken ; ' t welck Babel ervaren ſal : want, Mo.wyſes of Stralen, heeft f Hoorenen; en , wordt doch een geduldigh Lam . ren Glansch

4.

O ! hoe fult ghy u verheughen , & foo ghy onder teghen de Moyſes b Kudde fult gaan ! want, hy heeft eene goedefullen foorum Boodſchap : Verheught u , ghy Hemel, en , de Aerde ten. Juyghe ! want , Kudde.

Enoch is in 't Veldt , en i hoed fijneofte Wanneer , h Text ,

s . Wat wil Elias ? heeft hy doch een wit Kleedt aen ! Sarde. Hy was by Chrifto ор den Bergh , en ſeyde hem van Weydi, den


232

De XXXV.Vrage, Wat het Enochiaenſche

den Uytvgangh des Menſchen Verloſſingh : hy ſeyde oock van den Invgangh in't Paradijs ; en , van de Eynde lijcke Verloſſingh , van den Drijver. 6.

a Text , Ziel.

kan

Soo wie Blindt is gheboren , die en fiet niets : hoe eenen Lammen naar 't «

Perck loopen , en eenen

Dooven de ſpraacken onderſcheyden

en , ſchijnt de

Sonne niet alle daghe ? en , den Mol blijft doch Blindt ! fal Babel dan fiende worden ? wy ſeggen dat ſy een Spot terin is : daarom moet ſy oock Blindt zijo ; a visto ſchoon , dat haar de Sonne ſchijnt. 7. Hoe vermagh yemant in twee Werelden te fien , die

maar in eene Eenighe en woont ? ofte en is ' t niet Konſt,

b Text , Witfel

6 Wetenſchap, de welcke Verſtant heeft, dat ſy de Diepe

Ofte nuft ,,Ver. Poorten vermagh te grondeeren? doch, - fy vaart voor Ofte , de by ghelijck eenen Windt die niets en d vat , en • pronckt Weten . doch ; alſoo oock, Babel. ſchap, & c. 8. Wanneer wy van 't Enochiaenfche Leven willen c Verstaat, de Konſt,ofieſpreken , ſoo moeten wy de Schrift aen , fien , wie Enoch

Vernufi. d Maackt, meert . e Text , Pranget ) Ofte laas fich fien.

is gheweeſt ? en , wat hy voor een Leven heeft gevoert ? ſoo konnen wy haaſt vinden waar hy is ? en , wat ſijo Heen

varen ofte Opvnemingh zy ? 9. Ghy weet wat de Schrift u ſeyt , Dat ſijn Vader is JARET genaamt geweeſt; by.al.- dien dat ghy de Na tuur , ſpraack verſtont, ſoo hadtghy alreeds den Grondt. 10. En , Enoch heeft Methuſalach gheteelt , die den Hooghſten Menſchelijcken Ouderdom heeft bereyckt : en, naar dat hy hem hadde geteelt , bleef hy in een God. delijck Leven , tot dat hem de Heere wegh

nam

; in fijn

Principium . 11. En , ons en is niet alſoo te verſtaan , dat hy ganſch volkommen ,in't Licht van de Majefteyt Gods zy , en aen den Dagh des Gherichts niet en ſal verſchijnen ! hy is wel in God, ſonder noodt ſonder Dood; oock in Gods Liefde: doch ,


Leven zy ? hoe langh ' t ſelvighe duurt ?

233

doch , in de Gheboorte van 't Principium Gods; want , hy hadde oock Adams Vleeſch . 12. Ghy weet dan , noch wel, dat het uyt - wendighe Rijck, met het Aerdſche Vleeſch, aen de Turba- behoort, al.is't „ ſchoon, dat hy in't uyt-.wendige Lichaam , Gods Wonder

Lichaam heeft ghehadt ; naar't welcke hy, in ' t

Myſterium weghívgenomen wiert, dat het uytwendige Lichaam alſoo van 't Myſterium wiert ghelijck als ver ſlonden . 13. Doch, nu moet het Myſterium , alles wedergeven , 't gheen’t ſelvighe verſlonden heeft : ghelijck ghy weet, dat het aen 't Eynde 'tuytu.wendige Lichaam , met alhet

Weſen , voor 't Gerichte Gods ſal ſtellen ; doch, ſoo is de Turba, in 't uytwendige Lichaam met de Wonderen, die

a Text , ſal openbaar , en in ' t Vyer • Beproeft worden. Bewahret. 14. Naarde.wmaal Énoch dan alſoo, mer Lichaam en Siel (met beyde de Lichamen ) is weghugenomen gewor b Dat is , in den , ſoo is fijn uytwendigh Lichaam in 't b Myſterium ,en de uyluwen 't inwendighe Lichaam , in't . Arcanum ( een Hemels dige verbor Myſterium ) en leeft alſoo in twee Myſterien; voor de uytv gentheyt

wendighe Wereldt , On - ſienelijck, On -vartelijck: ghe- de inuwen hijck wy u dan te verſtaan gheven , dat het Paradijs noch, dige Verbor On vergaan ,voorhanden is; doch, met den Vloeck gentheyt. Gods , ghelijck als Verſlonden : en , 't leyt doch ,ghelijck NB. NB. een Myſterium , in den Vloeck ; on, verbroken . is. Want , wy konnen met fondament en waarheyt ſegghen , dat het Paradijs noch op Aerden is : doch ; wy en zijn daar niet in ; maar, Enoch is daar

in : doch , hy

heeft noch, het Lichaam van de Turba,in't Myſterium , en dofte, An in't Hemelſche d Myſterium , Gods Lichaam , een Para- & Text , dijſigh Lichaani , t gheen het Paradijs e aer , neemt ; hy sieki, is alſoo ghelijck een Wonder ; en , hy is eenen Propheet ziet Ofie , Volu op de Kroon , aen't f Perck der Wonderen. gjndingh, Gg 16. Want,


234

De XXXV. Vrage, Wat het Enochiaenfche

16. Want, ghy weet, dat de Schriftfeyt: Naar dat hy Methuſalam (zijnde den Menſch van den Hooghſten Oa. derdom ) hadde ghebaart, dat hy daarnaar , in een God delijck Leven ghebleven zy; 't ſelvige is yets. 17. Methuſalah, wijftwaen , het Eynde der Wonderen van deſe Wereldt: en , Henoch , naar de Gheboorte van Methuſalah, in fijn Goddelijck Leven

a Leerv Amt.

( namentlijck , in fijne drie hondert Jaren ) wijft vaen , de Openingh der Wonderen , en het open - Miniſterium ( zijnde eene Pre

dikingh tot Gherechtigheyt) daar , aen een yeder , fijne Turba ghetoont , en het Eynde der Wonderen van defe Wereldt,aen geweſen wordt; namentlijck, Gods Straffe , en goede Belooningh. NB . Het 18. En , den tijd naar Henoch , daar Methuſalah tot Getal der ,is heraen 't getal der Kroone heeft gheleeft , alv daar Henoch Eynde vem met fijne Predikingh is wegh genomen geworden , wijſt een Seculum , u aen , dat het Henochiaenſche Licht , 'twelck in fijnen tijd ſchijnt, wederom in 't Principium ſal treden; en ,'t fal hetAerdſche Lichaam , aen Henoch , ſoecken : ſoo ſal 't

bevinden, dat de Turba noch daar 6 Text, Bich

in is, en dat alſoo ,geen

Soecken meer en zy : want,de Turba, is'aen't b Perck ge vonden ; en , fy wercktnu tot het Vyer , en tot het Ghe richte. 19. Alſoo is het Eynde yan deſe Wereldt,een Gronde ſop , en't werckt , in de Turba , tot het Opblaſen des Vyers, en tot hetGerichte: want, de uyt- wendighe We reldt is uyt de Turba geboren geworden , en heeft haren Aenvangh in de Terba genomen, en , de Turba is haar Ey ghendom ; alfoo foeckt den Aenvangh , wederom Eynde, in den Grim .

het

20. Ghelijck als deſe Wereldt, in den Grim , Corpo ralifch is gheworden , alſoo wil den Gheeft , den Aen -vangh , aen ' t Eynde , weder.om in den Grim

hebben ; want ,


Leven zy ? hoe langh 't ſelvighe duurt ?

235

want , den Aenvangh'en het Eynde , is een : ghy dans noch , fiet geheel. wel, dat deTarba , in den Aenvangh, Adam verfiondt,en in den Tooren voerde; en , den Haber vermoorde ! : 21.

Overwfulckx , ghy Uye, verkorepe', piemanten

zy Begeerigh , in't eyndedes Tijds tę leven , naar He dochs Wegh nemingh :maar , lieti toe , wanneer He noch u Predickt, -foo fchijor de Sonne : als dan gaat uyt Babel , het is eenen Gulden Tijd ; doch, uwe Turba, ver oorſaackt den Henoch , dat hy wegh

genomen wordt.

22. Henoch en is niet uyt defe Wereldtgevlogen : hy is in't Myſterium getreden, in de Wonderen; want;hy isa Dublin der, Gods Prediker: en naar dat de Turbaz deWereldt falden svi over--wonnen hebben, Too moethy ſwijgen , totdat de ſes Segelen hare Wonderen hebben geveyndight, en , de Engelen van de Terbar, bare schalen hebben uyt - ghe gooten; dat zijn de Wonderen des Toorens voleyo- b o p de Wer ken dight : 315pesti Liliiton

23.

Als dan komt Henoch wederom uyt het Myfte

Here

rium , en gaat in't Miniſterium , en ſeyt wat daar zy ge- Leeran fchiet : en , beftraft de Wereldt om der d . Turbow wille; dOfie; Boef dat ſy den Grouwel in hen hebben laten kommen , en heye. den ſelvighen niet weder Atalani senian e Ofte,de Sonders datdeWereldt teVeten te Geyl wordt,Fofre, 24. En, naar in 't Gulde. Jaar : en , wederom Sodom en Gomorrha words. ffoeckt , ſoo wordt hare Turba oock Vet en Geyl , en g Text , Ztel. foeckt den Grim en het's Perck ; en , de Gulde Tijd gaat NB.Gelijck te Huys, en wordt, in de Turba, verſlonden en dan ſterft de feven Vete te Koggen , Methuſalah , den Outften Menſch : en , van._ftonden van defever Magnementen aen komt alſoo de Sondwvloed in't Vyer ; 't ſelvigheRon den wird denckt naar , het is Ervſt ! den : foo oock 25. Wy en fegghen nietalſoo ) , dat ghy den Henoch den Gulden met uwe Vuyftenſültbecaften ; neen ! Henoch en Pré-Turba. Tujd, van de dickte Gg 2


236

De XXXV : Vrage, Wat het Enocbiaenſche

dickte piet uyt deq Gheeft yan't Aérdfche Leven ; maar, uyt den ghenen ,die een Propheet was, die den uytumen dighen Menſch , in 't Principiam ; in -vyoerder alfoo an fukt ghy den uyt-wendigen Henoch niet betaſten s maar , den Propheet hoorep, die uyt Henoch ſpreeckt , uyt het My sorbitiobobeinsd9119921 fterium -326 . Babel houdt't felvige voor beſpottelijck ,en peria a De Pro- acht,Hepochs eenen Tijd , all.daar roept Henoch den Do DerPredikingh .

Noah : doch fy mpenzen hem eenen Ouden Nar ; om dat hy alloa van den Onderwgangh Babels-Predickt. ', ; 100 27. Eo , Noah treedt in de andere Wereldt , door 't

6. Door de $;Water, ren soept den . Mouyſesmetfijne wonderen i mere

en , hy komt; want hy heeft dewonderen Godslio

door de Des:

281. Want

hy is door den Dood ghegaan ., ; en fijn Lig

moedigheita haam , door den Dood ghevgert: al daar dan de Turba. kelen . de is Vergangelijckheyt begheerde jeg , de Duyvel daar:/ Textoom twiſtede , en wilde de Turbam aey MỌwyſes hebben, dat hy een Toornigh Man was gheweeſt, en , de i devede om CHOO Arueringh,of- & Turba hadde ghevoert. te de Vene Jangelijck . 29. Maar , den Duyyel wiert geſeyt, dat hem de Turba beyt. in 't Vyer,niet k toe en ftont ; want , fy : ſtaat de Ma Vera ftaat de . jeſteyt Gods toe, en heeft de Wonderen : hem Linder s buyten Grims is en Duyfterni ;toe den in , h of, sociji Turba in de

de Stadı ; hy en ſoude niet in de Stadei ( in t Principium ) novo hoort. woonen ; maar, buyten de ſelvighe. k Text 30. Wapt,God en k heeft hem doch , in 't Vyer niet ge Habe. Text, ti ſchapen ! hy! ſoudę ip ſijn verweckt Vyer: Leven blij moet Habe.

ven : oock - heeft hy niets aen Mowyſes Lichaam : Want, n fijne Wonderen in den Tooren , en behooren • fijne Mofes o . Turba niet toe , hy zy eenen uyt - gheftootenen , eenen, D o De 7el. Wegh gheworpenen. 31. En , Morwyſes gaan : fijn op

Lichaam

zy door den Dood

ghe

verwelckelijck Lichaam t , welck de Won deren


237

Leven my ? hoe langh 't i felvigheduært ??

deten hadde, heeft het Aerdlehe ,v in de Turba , ýerſon denden , dochrniétjsvergangelijcker aért, kerteért ; imaar, Toeren,ofte Disbóck iniuiMyftarane koldes ſelfs + Taoba ,diede a Geſtreng Eerſte Gheboorne in Ægyptenidóbdede , enden Pharao beyt . in ' t Water verdronck , en , de Kalver. Dienaars very Toegh ; oock Corab , Daten ; en Abicaminet der Aerden yerſiondt dicisindenb. Dogd gheblesbn.no , jibris5b Verstars, jaar Doen by furf,iſoo gioghajnen Gheeftslen fijne Decoration Sieler ayt de Turba uyt ensi by bleef in deWooderen , Dari,man den Tooren , 13710 Li07 ofte Ghete in't Myſterium.andro 313. Nu is hy een Lam geworden a en voertdijo Werck ftrengbeyo in Ifaackx do Sems Goederen (gelijck atsleen Myltenum poti intradt.

Gods : in fine Wonder udaden ) in: Aen.Iſaack : dan noftlieve;for noch , is het: Huysb en , fy woonen akit'ſamen in Sems dat bymamu Hutten , in fijn Rijck ; merekt’t ſelyighe, ghy Joden en niet van Gods Too Chriftenen . 3:31 . ob 19-01TA ren en was : '234: Nu , naar de maalM02 y les dan van den Iwift geo beft,in de van de Turbà, en van den Daývel 3st met Gerechtigheyt , RechteGem

we dan en heeft even in't Myſterium is ingegaan ,

noch latentheyt,

fijn Eerſte Lichaam , on vergangelijcks aennlich (wel Selfabeye: van de Turba uyt - ghevoert ; dachit felvighe moet, aen 't NB.VB. d Ofte,doar Eynde der Dagen ,intiVyer anarbigeprobeert worden ) foo, is fijoen Propheet, in :

35. En , naar

Myfteniamo | 12.02.2,7 devmaalhy een Lam is geworden , naar

de Turba, ſoo heeft hy aen ſijo.Volck , veelPropheten ge foriden , om van't Myfterium te Prediken ; ghelijck, dan in't Myſterium , niet alleenelijek , Wetten en Wercken en zijn , maar 3 obck. het Lam ', Chriftus : in'twelck hy oock is inghegaan ,en fijne . Wet , tot Huys

cofio, de ghenoot Todena

des Lams heeft ghemaackt; dat ſijne Wonderen alſoo in des Lams Stal woonen . 36.

Defen Moyſes ,roept f Henoch ;daarde maabf Prophetic.

hy oock in't Myfterium is : en , hy.heeft even, 't felvighe witte Gg3


238

De XXXV. Vrage , Wat het Enochiaenſ

che

witte Kleedt aen , 't welck hy van 't Lam , in de andere Wereldt kreegh : den ſelvighen komt Mowyfes ,te halp , met de Wondedadend es Lamsjover midts fy Noam , r eenen Nar noemen , die ſonder Wonderen, 'ghelijck een Vroom Man , leert .. a Verftant, die doen van :.-37.4 Diten kan Babel niet lijden ;want,alſoowordthaar Noams Eenvoudigh de Pracht , en, de:Hooghymoedigheyt ontoghen iten, leeren,ſonder b: fet fich teghens Mo wyles , en Henoch , en vervolght Prachs , on de felvighe ; ſy wilhen vermoorden : 'maar , Moyſes is Gierigheyt . b Text , voorheen gheſtorven , en Henoch is weghwghenomen ; Lepnet. en geen van , beyden is, in tyytwendighe Leven, byv c :Dat is, te haar : lyfpreeckt; Komthier I waar is Henoch en Mo.y gens de won . deren, Prów ſesia laat ons hare Wonderen fieņtſy dan phesien

nochis Blindt,

en kan de felvige niet fien :alſoo woede fy tegens Mowy :

e De Straffe fes en Henoch ; en , trecken uyt, in den Strijdt. ' ofte het 38. Al, daar roept den Moyſes . den Eliæ , die in ' t

coder,om grandt.

in den f Afwgrondt VyerGods ydyc defe Weděldi voer, met Lichaam en Siele ; den ſelvighen vap't Principium

3 Diven Warde Chria woont in ' t Principium ,met eene Stercke Macht : en ,wan neer hy komt, en fiet her Geſchrey , dat : Babelin 't Vyer Stenheyt. hofte, het ſtaat, ſoo fteeckt hy de Turba aen , dat alſoo het Groote i De pro Vyer brandt, 'cwelck Vleeſch en Bloedoyerteert , ' oock pheten, ofte Steenen en Elementen jalo daar ſal Babel den h:leſten die van den Dronck drincken . " ! Naam des Heereu pre 39. En , daar naar, heeft Henoch , eenen tijd , Vrés diken, w en een de , en t ſelvighe is hetGulde Jaar ).tot dat mijne k Bes , Leven vor ', ren . * De Kim de felvigher het Perck foeckt; dan komt aller tijds deren Gods, Eynde: I By de Eeno 40. En , laatu't ſelvighe niet verwonderen !i wy wil. voudighope , len onder

tuſſchen 'by Noah blijven, m totdat Mowyſes

Mirakelen, en Elias komt : dán fult ghy 't felvighe ghewaar worden ; en,deSoraffe ghy alle, die Kinderen Gods zijt.

41.

Het


Leven zy ? hoe langh 't felvighe duurt ? 41, Het blijft dan , noch , voor den God looſen verhem verffor : hy fiet't ſelvige borghen,, tor dat de Turba , aen , ghelijck de Joden Chriſtum deden , en , de Eerſte Wereldt Noæ : wat nut ſoude hec Myſterium aen den

NB. Den liet de Straf .

fe foowg. migh alsde

Spotter zijn ? hy en ſoeckt niets anders , dan veel te Eten Felde de en te Drịncken, en, fiet , hoehy fijne Pracht kan genoegh Sondwvloe;k dat Noah doen; daar medehy in Babel magh rijden, 42. Alſoo , mijn beminde Vriendt., hebben wy u van 't predickten,en Enochiaenſche Leven , eene korte Aen - wijſingh ghege- ode, oh de ven , en wat fija Amt en Gelegentheyt zy; alsw-mede, van Straffe te Moyſes, en Elias; ghy ſult 't ſelvighe , ghelijck eenen ontilieden. Verſtandigen , verder naar dencken : want, wy en heb ben daar van diet anders durven ſpreken : en , het Ver, ftant en den Wille , is ons alſoo, in eene ſoodanighe Rede

ghewandelt gheworden ; en , aen deſe Plaats , op dit.. a Ofte,gan voert . maal, niet verder, ofte grondelijcker, meteenvoudiger Verſtant, vergunt gheworden , te ſchrijven. 43. Soo't God ghelieft ,en dat het onsgegeven wordt, over het Eerſte Boeck Movyſes , alsmede, over het Tweede , yets te ſchrijven , ſoo ſoude wat meerder mo gen geopent wordeo : want , de opvgheſchreven Namen der Vaderen , voor de Sondvloede, behooren al t'la men in't Myſterium

: en , daar zijn Groote Wonderen in ;

. de ſelvighe , NB. NB. wanneer't fal Dagh worden , foo fult ghy by deo gapſchep Loop des Wereldts kennen , sin

3

De


240

4,1702

De fes , en dertighſte Vraghe . ! 19 Wat de Sielé' Meffic , ofte Chrifti ky ? I.

It hebben wy , in onſen derden Boeck , van 't Drie

1

voudigh Leven des Menſchen , wel verklaart : , naar de maal, een yeder; die dit leeft, doch

't ſelvighê niet in de handt en heeft , en dat oock , van-v. wegen de Vraghe, noch meer moet gheantwoort worden, a Ofte,ghee foo fal 't oock daar_ Itaạn ; want ; ghy vraaght in'de toone woro

naaft

volghende y raghe , van Chriſti Gheeft , die daar

Willighis geweeſt, en die Chriſtus sen fijnen Vader beval. b Verftaat, 2. Al , hier falb den Ouden Krancken Adam , eene goe

het Geſlacht.

de Lavenis ghegheven worden , eene Medecijn voor den Dood ; en , dat hy opwaacke : want , fijne Moeder', ſal eenen Jongen Soon baren, die in lijnen ſchoot leeft; en hy fal ſich daar oververheughen. 3. Na , wanneerwy de Siele Chrifti willen betrachten , ſoo moeten wy ons alleenelijck felfsfoecken , en vinden : want, Chriſti Siel, is eene Menſchelijcke Siele; in Maria ,

c Dat de, de de Twee, voudighe Jorigh: vrou ,ontfanghen. Eeuwighe 4. Hoe wel wy het uytwendighe Steiffelijcke Le Wijſheyt Gods,en ,de ven , in Maria, voor geene Reyne Jongh -vrou en beken wylewendi- nen : want , ſoon wat Sterffelijck is, 't ſelvighe heeft den ghe Menfch. Tooren, en , de Turbam , die alle Reynigheyt verbreeckt, heyt ; na . menslijck, God , en Menſch ,

dat alſoo gheenige Reyne Jongh - vrou , uyt Heva , en is Gheboren ; maar , alət'lamen niets anders, dan hare Dochteren. Ś . En , oock Heva , was ſelfs maar eenehalve Jongh vrou ; want, Adam was de ander Helft, naar de twee Tin kuren : daar den Menſch ganſch, in eene Jongh - vrou, en Reyne Liefde, in ſich , lelfs fiet, en door fich , God ; dat is ,


De XXXVI. Vr. Wat de Siele Meſſia,ofte Cbrifti zy ? 241 is , door de Creatuur, den Oorſprongh , die haar , uyt -v fich , maackte . 6. En , alſoo is oock in'eene ad ganſche Perſoon , eene a Dati ,die Reyne Liefde, en eene Tucht; want, die en ſoeckt geene Ganchos.com andere vermengingh : ſy is haar ſelfs Vermengingh ,van w,gelijck A de beyde Tinduren ; namentlijck , de Tinctuur der Sielen, dam voor fij. en , de Tin &tüur des Gheeftes : en , ' t is in hare Machr, dat nen Slaap.

ſy eenen Gheeft; ugedes Vyers. Tinktuur kan Baren ; deh welcken Siel en Geeft ó wordt ghenaamnt.»: ? ; ! ''';; b Ofte , in 73 't Welck Adam verquiſte, doen hy ſich van ' t Aerd .

ſche Leven liet vaughen : en , over , ſulckx moft verbro ken worden , en een Wijf uyt, hem worden gemaackt, die hare Liefde , Lüft, en Imaginatie , in 'Adams Vyers.Tin Suur moſt ſetten , foo fy " vati eene Siete wilde ſwanghercofte, met, worden . 8. En , alfoo, en kan niemant ſegghen , dat Heva, voor de Ghemeenſchap harés Adams , eene Reyne Tochte Jongh - vrou zy geweeſt : want, ſoon haaſt ,Adam uyt derimis, Slaap op - waackte, fagh hy haar néven fich : ſtaan , en Imagineerde'van ſtondeb aen , in haar , en nám haar d Fanta. tot , hein èn, fprack ? Dat is Vleeſch van mijnen Vleeſche, ſeerde,ofte , swangerde. en Been , van mijnen Beeno :'men ſal haar Mahoinne noe

men; om

dies Wille ;dat ſy van den Mánigenomen isom) cText , 9. En,fy (verſtaat, deſe Heva) heeft oock van ſtonden , ofre,contes

aen , in haren Adam geimaginéérts en , d'een heeft d'an- flecken . ein's 1 aen - ghefteeckett. der, in de Sucht, Werck , of id ? Waar is hu de Reyne Kúyfcheyt , en , de Tucht? in 't Doen . en , is't ſelvighe niet Dyérfch penj is hevuryt wendighe NB. Veel Beelt niet een Dyer gheworden ? gelijck ſulckx genbeglit KuyScherdan faam wordt geſien in den Wille en finde Wefen, dat den den Menſch , die hare Ega Menſch doeſ, ghelijck de Dyeren ; en , noch dwaas , ach ! niet en be tiget : want, hy heeft Vernuft ; en loopt alſoo - in 't Ver- kennen naar puft ghelijck als On , finaigh.

Sowieci CiRoubt

is Hh

II. Dat


242 ...

De lesmen

dertighſte Vragkeie

11. Dat ſulckx dan ,noch weder gheholpen wiert , en, de Beeldenis weder , om in eene Eenige mocht kommen, foo is het Woord's ' t welck de Siele uyt den Mondt Gods ſprack, ep van den Heylighen Geeft , in de Beefdenis in.is blies, Menfch gheworden , en't is in -gegaan in de Aerd ſche Beeldeois; dat is, ip de Turba der Verſtooringh , 123 : Ghy weet pu doch wel, dat het Woord, het Water des Eeuwighea Levens heeft ,ep , het Vyer,de Godheyt: wojen, uyt het Vyer, de Tinctuarder Godheyt: en , in de Tin , & uur , den Gheeft Gods , die uyt Gods Mopdt uytvgaat;

en , in den Uytvgangb , is dep Glapſch van de Majefteyt, in de Werckingh des Geeſtes,openbaar.

?U't

is

- 13. ' t Selvighe Woord ,is in de Jonght-vrou van de Wijſheyt Gods met de Eeuwige Wonderen omwvangen : ' t ſelvige is nu , uyt groote Liefde en Demoedigheyt, te gheos onſe Beeldenis (die ons, in Adam , wiert verſtoort) weder vom in 2 Ofte, in.

onsjovgegaan :em, tisin Marja (verſtaat,

in ' de Aendſche Maria ; docho smer. deBenedyingh ) Menſch gheworden .

---... !!! 14.

De Benedyingh , is deſes , dat de Siele van Maria,

de Hemelfche Jongh VFou van de Wijſheyt Gods ( die Adamo hadde verlooren ) wiegt genugbetoghen ; džarng

Site om digemde den Engkel haar , de Ghebenedyde onder de itucil ! istolla Wijven .. fatitue

19. Geenight Wijf , yan Adam af, en haddede Heniel.

NB. NB.

vrou aqghetoghen , dan even deſe Maria : ſche Jongh daár om wiert fy , met deBenedyingh , Kyyſch , euyol van Tucht :want,denHeyligen Gheeft,en gaat niet in't Aerdſche , by en vermenght fich piet metden Spieghel want, fulckx en kanniet zijn ; dat den Spiegel zy,ghelijck het Leyen felfsor

5:16 . Verftaat ons aļſoo , Hooghnwaardigh ; des Men , whiſchen Siele is uyt God , en uyt het Eeuwighe; maar, des 16'1.1 Menſchen


Wat de Siele Meffia , ofte Chriſti zy ?

243

Menſchen Lichaam , iseenen Spiegel van 't Eeuwige : al. foo beeft God , de Sjele van Maria , Gods Jongh

vrou

aengheroghen , doch , in't Principium van de Siele : niet in 't Aerdſche Vleeſch , dát fy foude Vergodet zijn ghe worden ; neen ! fy moſt oock Iterven , ghelijck alle Men , ſchen . " isi vrij 3

heeft Gods Woord, 17. En, in de felvige Joogbu vrou ,

uyt het Harte Gods des Vaders,het Saadt des Wijfslaen genomen; namentlijck ,het Saadt der Sielen, en het Saadt van de Eerſte Beeldenis , 't welck nu ſoo eenen langlieq tijd, in't Myfterium hadde verborghen gheftaan .: *** 18. Als.nu , quam het Leven Gods daarwin , en ' t maackte wederom eene ganſche Beeldenis : want, het Water des Eeuwighen Levens , uyt het Harte Gods, ver menghde fich met het water van den Gheeft der Sielen : want ,de Gheeft ontftaat uyt het Water ; en , de Siele , is Vyer. 19. Alſoo vingh het Woord , de Tinduar der Sielen , en, de Heylighe Gheeft, des Geeſtes Tin & uur; zijnde des Waters Tinătuur: en , uyt die beyde, wiert eene Siele: eo, de Creatuur bleef doch , van Gods Geeft , onderſchey , den ; Gods Gheeft dan noch , woonde daar in : en,uyt NB, NB, Gods Water en Tin & uur, en uyt het Saade van Maria, uyt hare Tinctuur, en uyt haar Water,wiert , in de Hooge Bee nedyingh, een Vleeſch en Bloedt;alſoo dat eenen Hemel fchen Menſch in den Aerdſchen , op eenmaal te gelijck, Menfch wiert . , ... 10) . 19 ( 20. Sooudat men konde ſegghen , dat is des Wijfs Soon , verſtaat , Marias Rechten , Lichamelijckeb . NA tuurlijcken Soon , met siel en Lichaam , met Vleeſch en Bloedt, en met al 'tghenefoo wat een Menſch heeft :en , dan oock Gods Waarmachtigen Sone , die uyt Gods Eeu wigh

Weſen, van Beuwigheyt was Gheboren , eerden Grondt Hh 2


244

De fes.men

dertighſte Vraghe ,

Grondt des Werelds gheleghtwiert : die in de Majefteyt van't HeyligheDrie.vghetal ftont; en , oock , op een maal, te gelijck , in't Lichaam van Maria .

a OA , bo hoort.

21. En, de Siele Chrifti, * komt half aen't Principium van deſe Wereldt toe , en half aen den Heylighen Geeft : want , de Siele Chriſti heeft fich oock den Geeſt van de Lucht én van't Ghefternte ghebruycki , 'met de kracht van de Elementen , en oock het Woord Gods , en , de

1 Goddelijcke Spijſe .; want , een ſoodanigh Menfch was Adam in d 'Oniſchulr. 22. Alloo heeft God ons, in Chriſto , Nieu Gheboren , worden wy , in Chriſto ; Nieu Gheboren uyt

en alſoo

Gods Woord en Geeft , door het Water desEeuwighen Levens , en alſoo zijn wy, in Chrifto , Gods Kinderen : en , by val., dien dat wy ons ; uyt ons Vernuft en uyt opfen Wille, in Chrifto overgeven, ſoo worden wy alſoq, met Chriſti Lichaam bekleede, en onſen Wille en Ġeeft, leeft, uyt Chriſto, in ons; en wy, in hem : '

'

23. Alſoo kondt ghy verſtaan , wat de Verfoeckingh Chriſti zy gheweeft ? namentlijck, dat den Nieuwen Wé. derwgheboren Menſch , nu ſoude uytſtaan , de Verſoec mis tikingh Adams"; .of fijne Siele in God konde beftaan : alu daar wiert ſy in de Turba geprobeert, offy Recht konde beſtaan in drie Principien,enover hétvytwendige L'eveni Heerſchen ?

daar om 'wiert het aytwendige Leven, fija

ne Spijſe ontooghen : en , het inwendige Leven , moſt het Vyt, wendighe over „ weldighen , en van 't Verbum Domini Eten , en houden het Uyć swendighe in Eyghen Geweldt en volle Al machtigheyt , en oock den Dood ghevanghen houden , dat hy her uytwendighe Léven niet en konde verbreecken ; t felvighe mocht een Kam pen zijn ! 24. Eoqidan waren dit ,de twee andere Verſoeckingen , 32 " dat


Wat de Siele Meſſie , ofte Chriſti zy ?

245

dat yerfocht wiert , ofden Menſch , in volle Gehoorfaam . heyt Gods wilde Leven, en God in, hem laten wercken ? dan of hy fich wederom wilde verheffen ; en van God Vry zijn ; ghelijck Lucifer dede ? daar..om moft hem de Duyvel verſoecken; naar de „maaldeſen, fijnen Koningh lijcken Stoel foyde befitten . 29. De Duyvel ſeyde dan noch , dat hy niet en had konpen beſtaan ; de Moeder der Grimmigheyt hadde hem te hardt ghetogen : over, fulckx wiert hem nu toe gelaten , dathy't aen den Menſch ſoudeverſoecken , en foude hem dat alles voor ftellen, 't geen hem was voor gheftelt gheworden : en, byval. dien dat deſen beſtont, lov ſoude hy des Duyrels Richter zijn ; den welcken cè nen Loogenaarzy bevonden gheworden. 26. Want, in de tweede en derde Aenvechtingh ver ſocht hy hem wel, of hy ſelfs, in eygen ſelfs Macht, wilde vlieghen ; ghelijck hy ghedaan , en ſich den Tooren ver weckt hadde: dan of hy fijn vertrouwen alleen in God wilde fetten ,en met Willen en Wefen, in God Leven , ge lijck een Kindt in des Vaders Gehoorſaamheyt ; en , 't ſel vighe dreef hy ſoo langh met hem , ghelijck als Adam , voor fijnen Slaap, in de Verſoeckingh had gheſtaan. · 27. Alloo moeten wy nu oock doorvgaans verſocht worden , doch , in Chrifto, die over -- wonnen heeft , kon nen wy over

winnen : want, fijne Siele , is onſe Siele, en

ſijo Vleeſch , is ons Vleeſch; ſoo wy opwhem vertrouwen, en ons aen hem ganſch overwgeven , ghelijck Chriſtus fich aen fijnen Vader overvgaf. 28.

En alſoo verſtaat ghy, mijn beminde Vriendt, wat

de Siele en het Lichaam Chriſtižy ? namentlijck , onſe Siele eri ons Lichaam ; foo wy aen God hanghen : maar, foo piet, foo zijn wy• gheſcheyden : en , wy zijn , naar 't a Text , Getrennet, uyt-, wendighe Lichaam , aen den Gheeft van defe We . reldt H h 3


246

De XXXVII.Vra.Wat den Geeft Chrifti xy.die daar

reldt ( zijnde den verdurven Adam ) en naar de Siele , aen den Duyvel, in den Tooren Gods; ſulckx foeckt in de an dere Schriften , wijt loopigher ,daar ghy den ganſchen Grondt van Hemel en van deſe Wereldt fult vinden .

De feven

en dertighſte Vraghe ,

Wat den Gheest Christi zy , die daar willigh was ; den welcken Hy in de Handen des Vaders heeft bevolen ? I. Selvighe is even het groote Kleynoot , daar over wy ons feer verheughen , datwy ſulckx we ten , dat wy ons ſelfs alſoo kennen , wat wy zijn ; en , ' t is ons liever dan de Wereldt : want , het is de Perle, daar Chriſtus van

ſeyde , Dat eenen alle zijn Goedt ver .

kocht, en kocht de ſelvighe Perlé.17 ** 2. Want, ſy is den Menſch nutter , dan de ganſche We. reldt: fy is Edelder dan de Sonne;want, den Edelen Steen der Wijſen leyt daar in : fyheeft Myſterium Magnum ; Hemels en Aerds: ' en , in defe Wereldt , en is haar niets a Dat ,dic God verum gelijck, dan de flechte Eenvoudigheyt, de welcke a ftil trout, en laat levſtaat, en geene Turba en baardt, nochte en verweckt; gheworden, de felvige heeft het Kleynoot verborghen . David segle, 3. Ghelijck het Gout in den Steen leyt en blijfton.. Laat God verſeert , foo daar niet eenen Roover over en komtmet sal's wel maken , b Dat is , in de Cas, ofte Behouder , daar de Per ke in leyt . NB.NB.

de Aerdſche Turba , en't ſelvighe en verſtoort : en , doch

niets en bekomt;alſoo gaathetber Eygen Vernuft oock, in ' t b Myſterium . 4. Daarwom durven wy met Fondament ſegghen, dat eenen Eenvoudighen Leecken , den welcken Een VOU digh , ſonder veel wetenſchap ,aen God hanght , het My ſterium


willigb was ; den welcken hy in de handen des Vaders, & c. 247 fterium Magnum beter en ghewiſſer heeft, oock on , ver ftoort , dan eenen Hooghogheleerden Doctor, die in ſijn Vernuft vaart , en verſtoort het Kleynoot, en ſet 't ſelvi a In difpuyt, ghe 4 in Babel : dit en ſal wel, niet willen ſmaacken ; doch, ofte in de

ons en leyt daar niet aen , wy fullen de waarheyt ſegghen , verwera en niemant verſchoonen . ringh . s . Wanneer wy nu van Chriſti Geeft ſpreken , foo ver ſtaat het Vernuft, de Siele, ofte doch , den uytvwendi ghen Gheeft des Levens , die in de Kracht en Werckingh van de Sterren en Elementen ſtaat , maar , neen ! daar de Beeldeniffe Gods in ſtaat,is wat anders :deo uytywendi ghen Gheeft, en behoort niet in de Godheyt ; maar, in de Wonderen .. 6. Wy hebben't ſelvige doch wel al vreeds , voor ver haale : naar de maal dit dan noch in de Vraghe wordt ghedacht, als dat Chriſtus den ſelvigen aen fijnen Vader heeft bevolen, in ſijn Af ſterven , foo moeten wy daar van ſpreken , hoe't ſelvighe zy gheleghen it 76 Gby hebt ou ghenoegh vernomen ,

in waç manier ,

de Siele het Centrum Natura zy , den Oorſprongh des Le vens, en der Beweeghelijckheyt; zijnde een Vyer Gods ; ' t welck in den Eeuwighen Wille Gods ſoude ghewendt zijn , in den welcken't ſelvige Oorſprongelijek , uyt eene Magiſche Sucht is gheboren , en uythet Eeuwighe Niets , alle 6 Text , Verborghentheyt is gheworden , daar eene groote Geheimnis. met alle de drie Principiens dingen in leggen; de Godheyt , en alles wat Weſen is ghenaamnt. 8.

En , u is bekent gheworden , hoe uyt het Vyer , het

Licht,enden ? Geeft bucht wordtgeboren : 'en ,danshoec des het Vyer, den Geeft luchtweder, om aen , ſich treckt, Luchen en alſoo ſich ſelfsdoorgaans weder op-ublaait ; en , met den Gheel ? het Licht, en met de Luche,en met den Quaal des Vyers, des Lichts, alloo fija Eygenjfelfs Leven zy... : ' ) 9. En,


243 De XXXVII . Vra. Wat den Geeft Chrifti zy , die daar 9. En , voorder., hebben wy u verhaalt , van de Edele Tin &tuur, de welcke alſoo in't Licht ontſtaat , in de welc ke de Sacht moedigheyt des Lichts is, die uyt de Anghſt ( ghelijck eene Doodingh ) wordt Gheboren , en door de Anghit., doodingh , uytvgroendt; gelijck een ander Le ven , van eene andere Quaal : al daar des Vyers.Quaal, voor eene Tinctuur wordt bekent, ghelijck als een Dry ven eenes Gheeftes; en,doch oock begeerende zy: en , de Kracht des Lichts al foo in ſich treckt ; en, de ſelvighe tot een Weſen (zijnde Water) maackt. 10.

Daar

in dan twee Gheftalten worden bekent : ee .

ne paarden Quaal des Vyers ;zijnde Root: en , in de ſel Sulfurlar, Kracht.

vighe, de Kracht; zijnde, Sulpbur : en ,de andere , gelijck eene dunne Sacht moedigheye, en doch , Weſentheyt; zijnde Water : ' t welck de begeerende Tin &tuur in. maal kanderen treckt en verwandelt, dat ' t ſelvighe Bloedt zy. 11. NŲ , ſoo is den Oorſprongh in't Bloedt , het Vyer ( zijnde eene Wermte ; dat is, eene Tin & uur) een Leven :

a Devyt

en , in de kracht van de Tin &tuur, gaat uyt , het dunne Water des Levens, de « Kracht vau de b Kracht, uyt : en ,

bo poletnem deKracht vanghtdoorgaans weder „ omhetfelvighe wendighe.

uyt

gaan : en ," t ſelvige uyt gaan is vry van 't Vyer en ‫ܫܘ‬ oock van de Kracht; want het is uytvgaande, en't wordt . doch'uyt deKrachtGheboren..

12. En , ' t ſelvige is nu den Rechten Gheeft, die uyt de Siele wordt Gheboren, daar de Beeldeniſſe Gods; met de

Goddelijcke Jonghwyrou van deWijſheyt Gods in ſtaat : Text , want, in den Ğheeft leyt al het Verftant en alle • Weten Witſe. - 2 ſchap : hy heeft de Sinnen en het Edele Leven, 't gheen

d Text ; Mitic / Ofte Ver. nuft.

fich met God vereenight; en , hy is ſoo Subtijl, dat deſer Geeft kan en magh, in God in gaan . 13. Byvali,dien deſen Gheelt ſich in God inbegeeft, en, de Pracht , en, de « Kenniffe van 't Vyer fijner Sielen

wegh


willigh vods ; den welcken hy in de handen des Vaders, C. 249 wegh

worpt , foo bekomt hy. Gods Beeldenis ; Gods

Lichaam : want , hy gaat , mer den Wille , in Godin , en woont met Gewelt,

in God : alſoo heeft hy Gods Weſen,

aen , ſich ; en , hy is , buyten deſe Wereldt , in 't Leven Gods . 14. Naar de maal deſen Gheeft dan noch , eerſte lijck , uyt het Centrum Natura ontſtaat : dat is , uyt het Vyerleven ( hoewwel hy het Vyerleven niet en is ; maar , des ſelfs Geeſt , en dat het Vyer

leven , met den

Oorſprongh , in den Afvgrondt, in den Quaal van den Tooren Gods ſtaat ) foo en heeft Chriftus , deſen ſijnen Geeft, des Vyers Eyghen Leven niet bevolen , maar , aen * fijnen Vader, in ſijde Handen . 15. Sijne Handen , zijp het Lieve .,begheeren, daarw NB .Welck mede hy naar onſen Gheeft grijpt ; wanneer wy tot des Vaders hem in vgaan , en ons aen hem bevelen .

ziju .

16. Want , doen nu fijn Lichaam aen't Cruys ſou de Sterven , ' en , de Siele door de Helle , door Gods Tooren ſoude gaan (al daar de Duyvelen wachteden , en dachten , wy willen deSiele , in onſe Turba , ip ' t Vyer wel behouden ) Liefde.

ſoo beval Chriſtus, den Geeft , in Gods

17. Alvdaar quam nu , de, Siele Chrifti, « met den a Ofte,door. Gheeft , in Gods Handtghevat , in't Tooren Vyer , in den Dood : daar wilde den Dood vaft , houden ; inaar, hy

b Verftadt den Dood. 18. Want , b hy worghde ' den uytwendigen (zijn - velade, de het uyt--wendigh Leven ) af, en dachte, nu moet de den uyiv Siele wel in de Turba blijven : maar , daar was eenen en diehem wiert verbroken, en tot ſpot.

Stercker in de Siele ; zijnde Gods Woord : 't ſelvige nam d Deining den Dood ghevanghen , en verſtoorde den Tooren , en ſuytingh,de Eeuwighe blufte den Grim, door de Liefde; in den Geeſt Chriſti. Vyantſchap 19. 't Selvighe was a de Helle , een Vergif, dat Lief- en verghe de tenthey . li


250 De XXXVII.Vra.Wat den Geeft Chriſti zy, diedaar ; de Gods in haarquam , en haar, in de Siele, verworghde: en , den Dood , eene Peſtilentie, en een Sterven voor den a Verftaat, Dood , een Verbreecken ; « hy moſt nu lijden , dat binne dem Dood . hem een Eeuwigh Leven wieſch . b Verftaal , 20. Alſoo pam den Geeft Chrifti, den Duyvel gevan in den Dood.

gen , en voerde hem uyt dit Vyer der Sielen uyt, tot in de Duyſternis: en , floot hem in de Duyſterpis , buyten het Vyer der Sielen , en buyten Gods Vyer , in de Grimmige Wrangheyt en Bitterheyt, in de Koude ; al

daar magh

hy fichuſelfs in wermen , dat hy niet en bevrieſe. 21. Betracht de eerſte Vyer Geſtalten van de Natuur, ſoo ſult ghy verſtaan , wat des Duyvels Woonhuysis : « Verstaat, want , voor Chriftum , hielt hy de Siele in de Turba, met more her om het Vyer ghevanghen : en , al. was't ſchoon dat hy den Gheeft der Sielen niet en hadde ; even

d Het Ruften.

welhadde hy de

Wortel in de Turba : maar , al daar wiert hem het

Vie

ren gheboden , en hy wiert uyt geſtooten , en in de Duy ſternis ghevoert , en hem wiert alſoo fijne Booſheyt ,in Chriſti Helle , vaart , verſtoort ; eu , Chriſtus wiert fijn Richter . 22. Alſoo hebt ghy in ' t kort beſchreven , wat Chriſti en onſen Geeft zy > namentlijck , niet het uyt- wendighe Leven ; maar , den Gheeft der Sielen : niet de Siele ſelfs; maar , hares Levens Gheeft . 23.

Gelijck als in God, her Heylighe Drie

getal,een

onderſcheyt is , dat daar drie Perſoonen , in een Eenigh Weſen zijn ; en , doch maar eenen Eenigen God : daar den Soon den Geeft ( zijnde het Leven ) ayt het Harte en uyt den Mondt heeft uytvgaande; en , het Harte, is de Vlam

e Text, me der Liefde : en , den Vader , de • Fonteyne des Too Quell/ ofre de Ey. rens: en , wordt met fijnen Sone , in de Liefde, verſacht; genſchap.

dat het in God , alt lamen , een Eenigh Willen en We. fen zy

24. Alſoo


willigb was; den welcken by in de handen des Vaders, &c. 251 24 .

Alfoo is ' t oock in den Menſch , en in geenigerley

wijſe, ganſch niets

anders, met gheene Eenighe Sylbe:

't gheen God , in Chriſto is , ' t ſelvighe zijn wy oock , in Chrifto , in God ; fijne Rechre Kinderen : daar om ſul- NB. NB. len wy hem onſen Gheeft , oock in fijne Handen bevelen ; foo konnen wy oock door den Dood , in't Leven , met Chrifto , in God invgaan . a Test , laat u niet « met het Swetſen verleyden Mit den en bedrieghen , ghelijck ,men tot , nu ., toe , in Babel jaonaden heeft gedaan , daar men van de Siele en van haren Geeft, binomieben.

25

Ende en

dit en dat heeft b gheſwerft; den eenen dus , den anderen beText Bewardhen . wat anders : 't en heeft geen Grondt ;maar ,'t is · Fabelen Text , Zandt, Meeninghe. 26. Het Verſtant wordt in GodGeboren ; niet op de NB. Dit volgende 26 . Schoolen , uyt Konft : hoewel wy die niet en willen ver 27. 28 28 ,

achten : want, foo de Konſt in God Geboren wordt, foo verf. shy is de ſelvighe een Tien - voudigh Myſterium : want , ſy be- Sch Hooghe oolingen reyckt altijds , het " Tien ghetal in de Wetepſchap , leerden. veel..meer dan den Leecken ; want , ſy kan uyt veel Ge - Verftaat, dke Volko tallen , een Eenigh maken . menheyt, ofta 27. Doch , fulckx en ſtaat niet in Eyghen Vermoghen; de Perfectie. e Text , neen! den In gangh op het Cruys , die moet by den Een nen zijn , als by den Anderen ; hy zy Doctor ofte Leecke : Ofte,vero daar en zijn gheene Doctoren in de Verborghentheden nuft. Gods : maar , niets anders dan Schoolieren , doch , foo kan eenen Geleerden Schoolier, wijt kommen. 28. Hadde deſe Handt, de Hooghe Konſt, en oock de- NB.NB.

ſeHooge Gave,ſoo ſoudt ghy ' t wel ſien: maar , God wil 't Ghy die de alſoo hebben : het behaaght hem wel , dat hy de Wijſheyt die buyten de Schoolwghe van deſe Wereldt , tot dwaalheyt maackt, en fijne Kracht leerthet , van Leven, ſich voor Godgheleere aen den Swacken geeft;op.dat alle het hem buyghe , en bekenne ,dat hy de Heere is , die daar zijn. doet, ' t gheen hy wil.

Ii

2

De


282 en dertighſte Vraghe . De acht Van de Dinghen , die aen

' t Eynde des Werelds

ſullen gheſchieden ? 1.

Yn beminde Vrient , al hier en betaamt ons nier, volghens uwe Vraghe , te Antwoorden : ' t en ſtaat

NB . ' En Staat niet in

cock niet in mijn vermoghen ; en , 't en betaamt des Auteurs oock niemnant , te vraghen ( want, het is den Verborghen

mogen defë Raadt Gods ) dat fich een Menſch wil achten, als God , en alles te vooren wil weten ! Vraghe te beantwoor 2. Ons Weten , ſtaat in den Gheeft en Wille Gods : den . wanneer den ſelvighen gaat , foo gaat hy in de Hemelſche Magia, en treedt in de wonderen van de Aerdſche; also dan is den Propheet Gheboren : want , hy ſtaat op de

2 Op des

* Kroon , en ſpreeckt , Magiſch , van den Aepvangh der Tijds Eyn- Wonderen , en des ſelfs Turba , hoe ſy ſullen aen't Eyn de. de komen ; en , weder verbreecken , en in 't Eerſtekom .

men . NB. W'an .

3.

Want , alle Propheten , ſpreken uyt de Turba : fy

meer de vols wijſen het Valſche aen ,en toonen, 't geen beter is ; 't welck den in kome, in den Wille Gods gaat. dan ſpreken 4. Over ſulckx , en wilt ghy onsmet deſe Vrage niet Prophes de ten , door b beſwaren; want , wy worden in de Turba gevangen : ghy

Gods Geeft. kont ſulckx in alle Vragen ghenoeghſaam verſtaan , war biofe ,hom. ftigh vallen c Text , Gedcútet. d Ofte, door Gelijckenis. fen .

daar gheſchieden fal; het is u klaar weſen .

genoegh e aenghe

s . Wy en durven niets anders , dan d op Magiſche aert , van toen kommende dinghen ſpreken ; want dit is d'oorſaack : de toekommendeWonderen , worden alco t'ſamen in de Turba gheſien : wanneer den Geeft de ſelvi ghe nu fiet , foo feye hy luyt, uyt , hoe de Turba , met Goedt ofte Quaat, is beladen .

6. Hy


De XXXVIII.Vra. Van de dingen die aen't eynde, 87. 253 6. Hy fiet dan noch, dat het alles vermenght is : want, NB. D. Godis Menſch geworden , en ſtelt ſich fijne Barmhertig. Gebenen heyt, overwal, in den Tooren , en weerdt het Verderven; hen ghewe . alsvnu moet den Propheet « Magiſch , en niet met ronde den. 2 Of, Veri woorden ſpreken : want, het gheſchiet menigh_maal, dat borgentlijck, een dingh Quaat, in't Weſen , is, en daar waſt doch van . Noteert,hoe's

ſtonden Jaen , eene Spruyte uyt de Booſheyt, die de met deNi Turba verbreeckt ; en , dat daar eene Bekeeriogh in gezaan. b Ofte , de Staffe op 7. Daarçom laat God u waarſchouwen , dat ghy den handling c Text , Hemel des Firmaments ſoudr . bedwinghen, en tegens Bendigen . ſtaan; daardoor moet menighwmaal het Booſe , 't gheen komt .

den firmamentiſchen Hemeluyt , ſtort , in ' t geen't welck beter is , verwandelt worden . 8.

Anders, byvalvdien dat 't felvige, 't geen den Fir

mamentiſchen Hemeld heeft ,alſoo moft geſchieden , foodofre , enbehoefdemen gheenighe Leere ; maar, het foude al baarde, t'ſamen, eenen Ghewillen , Geduurighen , en Eeuwighen Calander zijn ! 9. Ghy weet wel , wat Damel, en Ezechiel, als umede , David, u, in hare Prophetien feggen ; voor_namentlijck, de Opeņbaringh Jeſu Chriſti: al

daar hebtghy. 't alles in

legghen, wat daar ſal gheſchieden ; ſy hebben , van Toewa : kommende dingen, oock , Magiſch, gheſproken . e Door hey 10. In onfe Schriften, dann noch ,hebt ghy't klaarder; melijcke Re. den , die's want , den tijd , is nu meerder f aen 't Eynde : en , den wytwPendi Aenvangh , heeft het Eynde ghevonden ; daar.om ver-gé Verufe

ſchijnt i ſelvige klaarder , 't gheen aen 't Eynde ſal ghe- gries f Text , ſchieden . 11. En , wy willen u, in de andere Schriften gheweſen 3um ende. hebben ,daar ghy dit genoegh ſult vinden: want,de Boos achtighe Wereldt, en is eene ronde & klare Verklaringh gofio,duy. delijcke, niet waardt: want , de Groote Verborgentheyt moet met fulckx , Ii 3


a Text ,

254 De X XXVIII.Vra. Van de dingen die aen 'teynde, & t. ſulckx , al tijds « geroert worden ,'twelck alleenelijck de Kinderen Gods toekomt: want , God en wil niet , datu

Beruget. NB, NB

men de Perle voor de Swijnen ſal worpen : maar , aen de Kinderen gheven , tot haar vliederSpel; doet ghy met de ſelvighe oock alſoo . 12. ' t En is daar,niet aenghelegen, dat het Myſterium onder Wereldtlijcke Beſchermingh ſtaat ;t ſelvige is ee ne dwaalheyt : en , door , fulckxwordt God verworpen; die daarmachtigh genoegh is , tot de Beſchermingh. 13. Ghy en behoeft de Verborgentheden by deGhe weldighen niet te ſoecken, noch hen , boven anderen , te

b Verstoo singh ,Ver voering > Misu bruyck, ofte Tyrannighe Gouvernee. ringh.

vertrouwen : daar komt ſeer

haaſt ,eene 6 Turba in, eenę

Wet: dan is den Geeft Gods gelijck als gebonden ; en , daar is eenen Anti . Chriſt gheworden. 14 Sier Iſraël aen, doen ſy Samuël verwierpen , en hare Richteren ( en meenden , foo wanneer hare Leere onder eenen Wereldlijcken Arm ftont,en Koningen ſou den hebben , dan wilden fy hare Wet houden) hoe't toe

• DeVer. gingh ? hoe hare Koningen de Turba daar in voerden flooringh, of en Kalveren tot den dienſt Godsmaackten , en , de Ghe de Godar loosheyt. meente dwongen , de Afvgoden te Eeren ; fulckx ſeggen

wy, welvmeenende . d ofte, in's Particulier.

15. En, wy en geven u , " infonderheyt , op deſe Vra ghe , gheen eyghen Beſcheyt : ghy fult dit in de andere Vraghen, ghenoeghfaam vinden; want,wy en durven niet anders.

De


255

De negenen

dertighſte Vraghe .

Wat , en waar het Paradis zy , met des ſelfs Inwoonderen ?

I. It is by het Henochiaenſche Leven oock aen - ge . weſen gheworden , dat't ſelvighe in deſe Wereldt

D is ; doch , in't Myſterium , ghelijck als verſlonden : en , daar ' t in , ſich ſelfs , doch niet en is verandert ! het is alleenelijck onſe Ooghen en onſen Quaal ontooghen; anders, wanneer onſe Qogen open waren , ſoo ſouden wy 't ſelvighe ſien . 2. Is God , in fijn Drievgetal, doch by ons ! hoe ſoude dan het Paradijs verlooren zijo ? wy hebben , in 't uýtv wendighe Leven, des ſelfs • Quaal en Vrucht verlooren: a Eyghen. 2 ghelijck als de Duyvel, God , al daar hy met Eyghenv , Wer eta ckingh . Telfs Willen , ghelijck eenen Stouten Gheeft , uyt voer, en een Heer wilde zijn; alfoo is 't met ons oock gegaan. 3.

Doen Adam van de Aerdſche Vrucht , Boos en

Goedt, wilde Eten,ſoo bequam hy oock een Aerdſch Le uyt den ſchoonen Luft . ven , Quaat, en Goedt; en wiert , hof van't Paradijs; daar Hemelſche Vrucht wieſch , uyt ghedreven , tot in't uyt- wendighe Leven .

4.

Veelé hebben ſeer wonderlijck van 't Paradijs ghe

ſchreven ; maar , hare Beeldenis van hare Blindtheyt iste . ghenwoordigh , aen't Licht des Daaghs : de welcke wy doch niet en 6 moeten verachten ; want , ſy zijn Soeckers bofte, on gheweeſt: een yeder · Seculum heeft fijne Soeckers ghe- Tijd c , ofte hadt, die 'td Myſterium hebben gheſocht; doch het is dcute Ofte , do eenen tijd langh , in Babel, ſeerduyfter gheworden. Verborgent ș . Tegenwoordigh , in twee hondert Jaar, heeft het beyt. ſich wederom aen..ghevangen te openen , in den wele

ken ,


256

De XL . Vra. Of hetParadis Veranderlijck xy ?

à Text , ken ,den Val van den AntiChriſt ſich heeft « ontdeckt, Ereignet. b Devere daar „men aen - gevangen heeft, . Babel, op de eene Sij Babel, ſtaat de, te beſtormen ; maar, het Stercke Slot in Warringh. ¢ De Echtw noch vaſt: men heeft de · Hoere wel geopenbaart; doch , brekighe . haar d Dyer en is maar grooter gheworden . d De We reldtlijcke 6. Over_ſulckx, is daar noch , eenen Wonderlijcken Autoriteys.

Tijd voorhanden , al daar alles , fich ſal veranderen : daar ſullen veel Berghen en Heuvelen , een effen Veldt worden , en eenen Quaal , uyt Syon vlieten ; al

daar den

Elendighen ſal Drincken, en ſich e Verquicken .

e Texi, Ergehen.

37. En, fy ſullen met eenen Eenigen Staf geweydt wor den ; en , den Harder ſal ſich met de Schapen Verheugen,

dat God foo Genadigh is. 8.

In welcken tijd , Silver en Goudt foo ghemeen ſal

zijn , ghelijck ten tijden Salomons : en , fijne Wijſheyt, Regeert den Wonder.

Om loop der Aerden ;

't felvighe is

De veertighſte Vraghu . Of het Paradijs Veranderlijck 29.? en wat namaals fal zijn ?

-

Oo weynigh als God veranderlijck is , foo wey nigh oock het Paradijs; want , het iseen Gedeelte en de Godheyt : wanneer het uyt - wendige Re gimentſal vergaan , foo fal aen de Plaats , daar nu de We reldt ſtaat , een enckel Paradijs zijn : want , het ſal eene Aerde zijn uyt Hemelſche Weſeutheyt, daar wy door en door ſullen konnen woonen .

f Plaats.

2. Wy en ſullen aen den Jonghften Dagh niet boven den f Locum van defe Wereldt uytvvaren; maar, alſoo in ons


En wat nanmaals fal zijn ?

257

ons Vaderlandt blijven , en te huys gaan , in eene ande re Wereldt , in een ander Principium , van eene andere Quaal. 3. Want , daar en fal gheen Koude noch Hitte meer zijn ; oock gheen Nacht : en , wy fullen door en door , door de Hemelſche Aerde konnen gaan , ſonder Ver ſcheuringh ; al

daar ſal ' t Paradijs, en eene Hutte Gods

by de Menſchen zijn: want , daar ſtaat gheſchreven : Ick make Alles Nieu , Nieuwen Hemel , en Nieuwe Aer de ; dat ken . 4.

men

het Oude

piet-meer en fal ghedence,

Deſe Aerde ſal zijn , ghelijck eene Chriftalijne Zee,

daar alle Wonderen van de Wereldt in ſullen gheſien worden ; zijnde ganſch doorſichtigh : en , den Glanſch Gods, ſal in de ſelvighe het Licht zijn : en , het Hey lighe Jeruſalem ,

die Groote Stadt Gods , daarmen

God ſal Offeren , de Ofſen onſer Lippen : daar ſal die ſchoone Stadt Gods , met de Wonderen en Wijſheyt in ſtaan : en , den Tempel Gods, het Nieuwe Jeruſalem , ſal op de Nieuwe Aerde ( die uyt Gods Kracht en Won deren is ) toe bereyt ſtaan .

s . Al 't gheen de Propheten hebben gheſchreven , ſalal.. daar vervult worden ;want, Gods Woord en Won deren , ſal Groenen , ghelijck als Gras op de Nieuwe Aerde . 6. Daar en is gheen Dood meer , oock gheen Vreeſe noch Treurigheyt , gheene Kranckheyt , gheen Overv Heer ; dan alleenelijck, Chriſtus, die ſal byvonswoo. nen : en , wy ſullen met de Engelen in eene EenigheGhe meepſchap zijn ; onſe Vruchten waſſchen ons, naar ons Begheeren en Wenſch . 2. Daar en ſal gheen Ouderdom zijn : maar , een

Man van hondert Jaar; fal zijn , ghelijck een Nieuw ΚΑΙ ΚΑΙ Ghebooren


De XL . Vrage, Of het Paradis veranderlijck zy ?

258

Ghebooren Kindt ; en , wy Leven in

enckele Lieve .

Luft . 8.

Alles , foowwat Vreughde is , 't ſelvighe wordt ges

ſocht: en , waar den Eenen den Anderen kan Vreughde maken , daar is fijnen Wille toe: gheneghen . 9. Wy ſullen een Heyligh Prieſterlijck Leven voe ren , en al., t'lamen van de Wijſheyt en Eeuwighe Won deren Gods ſpreken ; want, de Goddelijcke Magia, heeft Wonderen ſonder Ghetal : hoe daar meerder wordt ghe focht; hoe daar meerder is; en, 't felvige is de Vermeerde ringh van den Wille Gods. 10. Tot den ſelvighen Eynde , heeft God fich in Beel á Geopen:

deniſſen « Geſchapen ( namentlijck , in Engelen en Men

baart,ofie be kent geo Mackt.

ſchen ) op dat hy invlichyſelfsalſoo , Vreughde hebbe; en, ſich met de Efleutien fijnes Levens Ecuwigh ver heughe ,

Hallelafab.

11. Alſoo , mijn beminde Vriendt , isu , op uwe Vra ghen , eene Ronde Antwoordt , naar onſe Gaven , ghe ſtelt gheworden : en , wy vermanen u Broederlijck , ons niet te verſmaden van --wegen onſe Eenvoudighe Rede, b Ofte,Om geleersheyt.

en b -On - gheſchicktheyt halven . 12. Want , wy en zijn van de,Konft niet Gheboren ;

maar , van de Eenvoudigheyt : en , ſpreken Groote Dinghen , met Een ;-voudighe.Woorden : neemt ’ t ſel vighe aen , als een Gheſchenck Gods : ghy ſult daar ſoo veel in Vinden , als ghy wel in de befte Welvfprekende van de Hooghe Konſt , niet Vinden en ſult : ' ten,zyw dan dat ſy oock van deſe Schoole zijn gheboren ghewor den ; de felvigheen willen wy niet voortreden : maar, bekennen hen , voor onſe Lieve Broederen , in Chrifto , met


259

En , wat namaals fal zijn ?

met de welcke wy ons ghedencken Eeuwigh te Verheu . ghen , in de Hemelſche Schoole ; van de welcke wy al . hier , een weynigh , eenen Voor ſmaack hebben beko men . 13.

En , onſe Kenniſfe is alwhier, maar Stuck.uwerck :

doch , wanneerwy het ganſche ſullen bekomen , dan wile len wy ſegghen, wat God is , en vermagh ; AMEN .

Dit is de tweede over-uſettingh : begonnen den 9. Non vember ; 1639. En ,

volweyndight , den 11. Ianuarius

1640. gecorrigeert tegben drie gheſchreven Copyen.

Kk

2

Eene



.Eene korte

Sommariſche Aen - leydingh Van de

SI

EL

E

,

En bare

BEELD

EN

IS ,

En van de

T

V

RB R

A

,

Die de Beeldenis verſtoort .

Beſchreven in ' t Hooghvduyts';

Anno 1 6 2 0.

Door Jacob

Bohmen /

Anders genaamt, TEUTONICUS

PHILOSOPHU

Gedruckt in ' t faar 1642 .

S.


‫' ‪.‬‬

‫‪3 ' . : . ...:‬‬

‫! ‪ .‬ܢܢ‬

‫ܐ‬

‫;‪:‬‬

‫ܝ‪.‬ܕ‬

‫' ܀ ܕ‬ ‫‪i‬‬

‫|‬


263 Van de Siele , en hare Beeldenis ; èn , dan van de Turbe , die de Beeldenis Verſtoort,

Eene Korte Sommariſche Aenleydingh';' t welck in de andere Boecken , wit vloopigh en Gron digh is uytghevoert gheworden .

0

(1 ) Iqb79

E Sielę is een Ooghe in den Eeuwigen On ... grondt , eene Ghelijckenis van de Eeuwig , heyt , cepe ganfche Figuur en Beeldenis naar heç Eerſte Principium ; en , Chelijckt God den Vader , naar lijn Perſoon ; naar de Eeuwighe Natuur.

Vi

2. Hare Eſſents en Weſentheyt (ſoo -waar ſy Puur in

alleen is ) is Eerſtelijck , het Radt der Naguur,met de rfte vier Gheſtalten . ? ,.; nossib , 11cmd ?

3.

Want, het Verbum Domini heeft de Siele, a met het a Ofre, doer.

iwighe Fiat, in den Eeuwighen Wille des Vaders,

- Centrum van de Eeuwighe Natuur 6 ghevat, en met b ofre,go Heylighen Gheeftgheopent ; ofte ghelijck een Vyeni formeert.

velck in de Eeuwigheyt heeftgheleghen ) op -- gheblat. daar vindan ,van Eeuwigheyt , allede Gheſtalten

de Eeuwighe Natuur , hebben gheftaan ; en , 5 ty zijn verplaat, enelijck , in de Wijſheyt , in deGoddelijcke Magia, de Ghefale ijck eene Figuur ofte Beeldenis ſonderWeſen, van mijjen. vigheyt'd bekent gheworden . !!! 6: 1 is , d Text ,

Doch , 't ſelvighe Weſen en is niet Şubftantialiſch ; Erlande.

r, Effentialiſch gheweeft: en , 't is in't Principium , in ,

• Blixem , al daar her Vyer ontſtaat , bekent ghe- & Text , den : doch , des ſelfs Schaduwe , heeft fich van Eeu- Text eye, in eene FiguurlijckeBeeldenis, in den Begheet Ergandi. renden


264

Van de Siele , en bare Beeldenis

renden Wille Gods, ghefigureert : en , ' t heeft voor't Drie

ghetalGods, in der Magia , in de Wijſheyt Gods

gheftaan, gelijck eene Gelijckenis van de Heylige Driews vuldigheyt; in dewelcke( ghelijck als in eenen Spiegel ) God lich heeft gheopenbaart. s. Het Weſen , en , de Beeldenis der Sielen , is aen der Aerden , in eene ſchoone Bloeme die uyt der Aerden waft, a Text , en dan aen ' t Vyer en 't Licht, a te bedencken : ghelijck , Zu er finnen. b Grondt , men dan fiet , hoe de Aerde een b Centrum is , en doch , Fondamene, gheen Leven ; maat , ſýis Eſſentialiſche en uyt de ſelvi ofte haar Moeder . ghe waſt eene ſchoone Bloeme, de welck de Aerde niet en ghelijckt : heeft oock des felfs Reuck en Smaack niet: veel weynigher hare Figuur ; en ; de Aerdeis doch de ? : ! Moeder der Bloemen .

6. Alſoo is de Siele oock uyt het Eeuwige Centrum van cOfte, door. de Natuur , uyt de Eeuwige Eſſents, «met het Verbum Fiat, d Text , in den Wille Gods, d Verſcheenen en in 't Fiat gehouden Erblico. gheworden , dat ſy alſoo een Vyer : Ooghe is , en een Gé : 10 nlijckenis van ' t eerfte Principium ; Verſcheenen in eene Creatuurlijcke Geſtalte en Weſen . 7. En , uyt 't ſelvighe Oogh , is uyt

gegaan den Glans

hares Vyers; gelijek het Licht, uyt het Vyer : en, in den felvigben Glanſch van haar Byghen Vyer , is de Eeuwige & Text , Erfchen .

Beeldenís .gheſien ( de welcke in deWijſheyt Gods is) en met den Wille van 't Harte Gods , in't tweede Princi

ofte, door. pium begrepen

gheworden : verſtaat, fmet het Verbum

Fiat van't tweede Principium ,in de Liefde en Kracht van de Heylige Drie vuldigheyt; in de welcke den Heyligen Gheeft uytgaat. ! 118. Alloo is de Siele een ganſch Gelijckenis en Beelde nis gheworden van de Heylighe Drie.,-vuldigheyt: alu daar men de Siele voor het Centrum van de Natuur ver Staat ; en , haar Vyern Leven ; vöörhet eerſte Priöcipium : maar ,


En, dan van de Turba, die de Beeldenis verſtoort.

265

maar , het Uytghewas , ofte de Beeldenis der Sielen ,

de welcke eene Ghelijckeniffe Gods is , waft van de Siele NB. De

uyt; ghelijck eene Bloem uyt der Aerden : en wordt van het Woenie den Heyligen Geeft « begrepen ; want , ſy is lijn Woon, huys van den Heylighen huys . Gheeft.

9. Byvaldien de Siele hare Imaginatie , uyt ſich a Text , verſtaat, uyt haren Vyer Quaal) in't Licht Gods ſet, ergriffen. bo vanght fy het Licht ; ghelijck de Maan den Glanſch er Sonnen: alſoo ſtaat hare Beeldenis in de Majefteyt

Gods, en ſy ( de Siele ) in ' t LichtGods,en haren Vyer , Duaal wordt in eene Sachtmoedigheyt, en Begeeren

Liefde verwandelt ; al daarſy dan , voor Gods Kindt ordt bekent. 10. Maar , naar de maalde Siele Eſentialiſch is, en foo is het Ken

ar Eyghen Weſen , een Begheeren ,

lijck ; dat fy in twee Fiatten ſtaat : het Eene , is haar orporalijck Eyghendom : en , het Andere is des twee n Principii , uyt den Wille Gods , die in de Siele ſtaat ;

den welcken God , haar , tot fijne Beeldenis en Gelijc nis begeert. 11. Daartoe is Gods Begheeren , ghelijck een Fiat, Centrum van de Siele , en 't ſchept gheduurigh , den lle der Sielen , teghens het Harte Gods : want , de

t Gods wil de Siele hebben ; daar. teghens wil het NB: Den rum in des Vyers macht , haar oock hebben . de Beeldening

2.

Want, het Leven der Sielen , ontſtaat in ' t Vyer : der Sielen,

s ou Strijdt om de Beeldenis der Sielen : en , welc .

Cheftalte overwint ( het.Vyer, ofte de Sacht -moe

eyt der Liefden ) naar de ſelvige wordt de Siele Ge.

ificeert ; en , uyt deSiele , b fiet oock eene ſoodani- b Text,

Beeldenis, ghelijck den Wille der Sielen Gequalifi- Erfiebet. is . . En , ons ſtaat te kennen , dat , foo ſich den Wille der LI


266

Van de Sielé , én bare Beeldenis ,

der Sielen verandert, foo wordt hare Gheftalte oock ver andert; want;by valdien den Quaal der Sielen Vyerigh wordt , ſou verſchijnt oock , eene foodanighe Vyerighe Beeldenis . 14.

Maar , bywal, dien de Siele in’t Centrum , in de

a Text , Geſtrenge - Wrangheyt en Bitterheyt Imagineert , ſoo Herbigteit. wordt hare ſchoone Beeldenis , in de Duyſtere Wrang

b Text, Inficiret.

c Text , gift.

heyt oock Gevangen ; en , met den Wrangen Grim o ge infecteert. 15. " Als

dan is den ſelvighen Grim , eene Turba ghe

worden , die de Beeldenis beſit , en het Ghelijckeniſſe Gods verſtoort : want, in God , is Liefde , Licht ,Sacht

moedigheyt; en in deſe Beeldenis, is Duyſternis,Wrang NB, NB. heyt , en Bitterheyt: én , háren Eſentialiſchen Quaal, is Vyer, uyt de Grimmige Eſentien ; en , alſoo en behoort deſe Beeldenis ( ſoonlangh fy alſoo , in foodanighen Quaal en Form , in de Duyſternis ſtaat) niet in Gods Rijck. 16. Voorder hebt ghy , aen 'tVyer , eene Ghelijcke

d Text , Piliz.

nis der Sielen : de Siele is een Eſentialiſeb Vyer , en den - Blixem des Vyers maackt in haar het Leven : de Sie le ghelijckt ſich eenen Vyer „ kooghel; ofte een Vyern Ooghe . 17.

Nu beduyt het Brandende Vyer in den Quaal, het

Eerſte Principium , en het Leven ; daar doch het Vyer, het Leven niet en is : maar , den QuaalvGheeft , die in de Anghſt des Vyers ontſtaat , en die van 't Vyer uyt.gr gaat ; ghelijck eene Lucht : den ſelvighen is den rechten Quaal Gheeft des Vyer Levens, die het Vyer geduus righ wederom Opblaaft; dat het Brandt. 18. Nu geeft het Vyer,een Schijo , en , Licht uytden Quaal , 't welck in den Quaal woont, en uyt den ſelvigen Schijnt: en , den Quaal en begrijpt doch hetLicht niet ;

't ſelvighe

.


En, van de Turba , die de Beeldenis verſtoort.

267

ſelvighe beduyt het tweede Principium , daar de God Pyt in woont . 19. Want, men * bekent, dat de Kracht, in 't Licht is ; a Texi , Ertennet .

n, niet in 'tVyer : ' t Vyer gheeft alleenelijck aen 't Licht,

Sentien : en , het Leven , ofte

het Licht, gheeft de

cht„ moedigheyt, en , de Weſentheyt; zijnde Water . 20. Nuveritaan wy , dat in 't Licht , een 6 Sacht Le- b Ofte,Lief

nis , ſonder Quaal : en , daar 't felvighe doch Quaal is; felijsk.

sch , On bevindelijck : 't en is niets anders dan eene ft; ofte Lieve Begeerte.

daar wydan de ſelvige Quaal, vpor eene Tin 21. Al er bekennen , in de welcke het Waſſen en Bloeyen op

t : en , het Vyer is doch eene Oorſaack van't felvighe: de Sacht, moedigheyt is eene Oorſaack van de We

heyt: want, het Lieve Begheeren in 't Licht , treckt _lích, en ' t houdt, dat'tſelvighe een Weſen zy ; maar,

Vyers Begheeren ,verteert de Weſentheyt. 2. Alloo is ons oock van de Siele te bedencken : wat

iele puur alleen in 't Centrum aen

gaat , ſulckx is een

etialiſch Vyer, in't Ooghe der Eeuwigheyt: nu ſoo is

o't ſelvige Ooghe, Begeerende, namentlijck ,eene Fi en Beeldenis naar de WijſheytGods.

· En, in haar Begheeren in hare Imaginatie ſtaat de Henis : want, het Verbum Fiat heeft haar · Begrepen , Text, Ergriffent. -eene Gelijckenis naar de Eeuwighe Wijſheyt Gods zijn , in de welckehy woont ; in dewelcke hy , met

Gheeft fich magh Openbaren, wat in fijnen Eeuwi. : d Text ,

Raadt d oyt is gheweeft.

Alſoo inflameert de Majefteyt Gods , in de Beelde- 36. n't Eſſentialiſche Vyer ; by al dien het Ellentiali yer , lijue Begheerte in de Majefteyt in, voert : foo niet,foo is de Beeldenis e Rohen Bloor, buyten e Ledighof te, Naacks. en , de Tinduur wordi Valſch . : LI 2 25. Want,


Van de Siele , en hare Beeldenis ,

263

: 25 . Want , de Beeldenįs ſtaat in de Tinctuur , en ont ſtaat in de Tinctuur, in't Licht ; niet in den Vyer , Quaal: ghelijck als Gods Hartofte Woord , fijnen Oorſprongh in't Licht van de Majefteyt, in de Eeuwighe Vyers Tin & uur des Vaders neemt ; alſoo oock de Beeldenis der Sielen .

26. De Beeldenis woont welin't Vyer der Sielen ; ge lijck als oock het Licht in 't Vyer woont: maar , ſy heeft een ander Principium ; ghelijck als oock het Licht eene andere Quaal is , dan het Vyer. 27.

Alſoo woont de rechte Beeldenis Gods , in 't Licht

van 't Vyer der Sielen : 't welck Licht , de Vyerige Siele, a. Tein Liebe Bryn. in der Lieve Fonteyne Gods , in de Majefteyt moet

ſcheppen, door hare Imaginatie en In „ begevingh. 28. En, byval, dien de Siele ſulckx nieten doet, maar, Imagineert in . fich, felfs, in hare Grimmige Geſtalte tot b Text , Brun.

des Vyers Quaal , en niet in de b Fonteyne der Liefden , in 't Licht Gods , foo gaat hare Eyghen Quaal van hare Geſtrengheyt,Wrangheyt,en Bitterheyt op : en ,de Beel denis Gods, wordt Turba ; en , verſlint het Gelijckenille Gods, in den Grim , 29. Alsm.dan Figureert het Wrange Fiat , in de Vye rige Eſents der Sielen , voor de Siele , eene Beeldenis , naar hare Imaginatie , in haren Wille :'t ghene, ſoo , wat het Eſſentialiſche Vyer der Sielen begeert, 't ſelvige wort

cofre,Ge in de Siele Gebeeldet; namentlijck, Aerdſche Figuren : fegureert. waar, in den Wille des Harten ſich in - worpt, eene ſoo danige Beeldenis , maackt het Fiat der Sielen ; welver ſtaande, raar 't Vermogen van't derde Principium , paar den Gheeft der Sterren en Elementen . 30. Naarwder-maal den Wille der Sielen ſich in's

Rijck van defe Werelde in

worpt ,foo heeft nu het uytni

wendighe Rijck macht, om fijne Imaginatiein't in

wen

dighe


En, van de Turba, die de Beeldenis verſtoort.

ghe Principium in, temvoeren : en , by

al

269

dien't in.

endighe Fiat ' t ſelvige in 't Vyer der Sielen « fiet , foo a Text , ordt het daar ,mede Gheſwangert ; en , houdt ' t fel- Erblicet, ghe. 31. Alswdan heeft de Siele eene Dyerſche Beelde- b.Text , Fift. snaar het derde Principium ,en verniagh in Eeuwigheyt

et Verbroocken te worden : 'ten zy dan dat de Siele et haren Wille uyt de Aerdſche Luftweder.com uyt at , en in de Liefde Gods weder vom

indringhe , foo

komt ſy wederom Gods Beeldenis : . 't welck alleen in

Leven vermagh te geſchieden , terwijl de Siele in ha 7 ' Æther , in't Waſſen hares Booms, Eſentialiſch ,

Acker , ofte, Behow der. at; en, naar dit Leven , niet en vermagh te zijn . 32. Alſoo gheven wy u te verſtaan , wat Siel , Gheeft, eldenis , en ſy is een

Turba zy : de Şiele woont in

ſelfs : haar

Elentialiſeb Vyer: en , hare Beeldenis ſtaat

fich , ſelfs , in hare Imaginatie , in haar Licht; by -v verde ſy den God hanght: foo niet, ſoo ſtaat ſy in de ghftelijckheyt, in den Grim van de Duyſternis ; en , is d Grouwel Beelt, ofte eene Beeldenis des Duyvels . Larve. d Text, 3. Hare Turba, die het Goddelijck Beelt verbreeckt,

e Eſſentialiſche Grimmigheyt; en, geſchiet door Ima tie, ofte Valſche Liefde en Inbeeldingh : daarv

leyt het ganſch in de Imaginatie ; wat een Menſch jue Begheerte in laat , in 't ſelvighe ſtaat de Beel S.

.

En , 't is den Menſch Hoogh „ noodigh , dat hy ge

righ teghens het Aerdſche Vernuft , in

Vleeſch en

de , ſtrijdt, en fijnen Geeft des Willens aen de Barm igheyt en Liefde Gods inbegheeft , en ſich doorv

s in den Wille Gods inworpt , en Aerdích Goede

Wel v luft , doch voor fijnen Schat niet en achte , en

Begheerte daarin en lette ; 't welck hem de Edele II 33 Beeldenis


290 Van de Siele ,en hare Beeldenis, En ,van de Turba, & c . Beeldenis verſtoort : want , 't ſelvighe is eene Turba van de Beeldenis Gods ; en , voert Dyerſche Eyghenſchap in de Beeldenis in . 35. Inſomma, Chriſtus ſeyt : Waar uwen Schat is, daar is oock u Hart : en , naar 't ſelvighe wil God , het Verbor gene der Menſcheyt richten , en't Reyne van 't Onrey ne ſcheyden , en het Valſche, aen de Turba des Vyers te Verſlinden gheven ; en , het Heylighe , 't welck in God is ingegaan, in fijn Rijck lo

Dit is de tweede

Over

voeren ; Amen.

Settingh , op den 12. en 13.

Ianuarius 1640. wyt twee gbeſchreven Copyen . m .

Iin

in rt

neoste übersetzung findet som .

Hou's

Princip

in

sich gehen

<

1 REGI

Tui

1.1


REGISTER

Over de VEERTIG

H

VRAGEN

Van de

SI

agen .

EL

E.

Аар ..

Verflen ,

De onfen Gheeft Gods Nar , en des Duyvels Aap wort ; en , i Beelt Gods verlieft.

27.

H Abraham . Hoe Chriftus Abrahamis; en wy Abrahams Saat zijn. So Hoe den Autheur Abrahams Verftant bequam . 3

Adderen . Waarvom Chriftus de Phariſeen Adderen en Slanghen noemt. 16 .

Adam .

In welcke ure des daaghs Adam ghefchapen diert. 7 . 2. Hoe hy konde en ſoude ghebaart hebben . Hoe by eene tuchtige longh - vrou voor ſýnen ſlaap was.s.

Hoe by vanfijne Luft ghevangen wiert.

1.

Daarom hymoſtghedeelt worden. 7: 4• Vat God veroorſaackte dat hy bem verdeelde : Hoe belet wiert dat hy niet mede eenen Duyvel wiert. 13.

dam en Chriſtus bebben even langh in de Verſoeckingbge ſtaan. 26 . 17. Den


Regiſter over de 17. Den Aerdſchen Adam en kan God niet dienen . 12.

33

Van't koſtelyck Sien ,daar den Ouden Adam niets van en weet. 24.

36. Aen den krancken Adam wort eene Medecin en eenen jona 2. gen Soon belooft.

Aenvangh . 1. Welck den Eeuwighen Aenvangh, en't Eenwighe Eynde 26. is . 1. Den Aenvangh tot de Bewegingh moet niet ghenoemt 35 . zijn .

Aerde .

1. Waar de Aerde en Steenen uyt zijn gheworden . 1. Waar de Materialiſche derde uyt is.

204 . 133 .

1. Waar van de Aerde Goet en quaat is . 1. Waardoor de Aerde verdurven is.

I16 .

1. Waarom de Aerde moet vergaan .

233

1. Waar het booſedeel der Aerden ſalblijven. 1. Hoe de Nieuwe Aerde ſal worden .

235. 233 235 .

231.

1. Welck des Duyvels Aerdefal zijn. 1. Hoe den Menſch , en oock de Aerde ſal gheſcheyden wor den , 234•

40. Wat voor Aerde het Paradijs ſal zijn , daar de Vroomen I. 2 . door en door inſullen woonen . 40. Beſchrijvingh van de Nieuwe Aerde . 1. Hoe Babel Aerde voor Gout prüft.

3. tot se

238 .

1. Welck , en hoe'tOogh der Eeuwigheyt is , daar den Gront van Hemel en Aerde in ſtaat.

30.

Afgront. 1. Waar - van den Afv gront,Gront ghenaamt is.

85. Afri


veertigh Vragen van de Siele.

Afugod.

7: 't Gout is den Afwgod van den Gierigaart, ! " ..

:!

18 .

Altaar.

16.17

1. Wat Sielen onder den Altaar leggen . Avghft.ist • Waarvan de Anghſt der God

looſen,komt.

12. tot 14

Angel . In dit leven , is de Siele.in de Waagh, in den Angelo

15.

AntiChriſt. Hoe den AntiChrift, voor God ftaat ghelück als eenen 17 35 Draack 20. Den Anti - Chriſtis oorſaack van de Meeningen. Ali't dagh wort; ſullen de Kinderen hen ſchamen , wegen 20. de Leere van den AntiChrift:

Den Anti - Chriſtiſchen Boom , wort door ſine jonge Tac 38 . ken, door de Türba , gheheeluytgeroeyt. 999 vi 1,8 3. Autheur. ) . 905 -1.2 . ,

Hy en is in dit Tra&taat alleen , niet wel te verſtaan . 29 . $ : y Spreeckt boven Natuur, in de Letter. T.

grimit .31 293. , Ep wat ---wyſe hyſich Twee voudigh noemt Eeuwighe Weſen fięt. toe hy het

Joe verde hy alles kan grondeerens,en, cock niet,: 344; Hy verwondert fich , dat het Vernuft de Voortplanting ! I. der Sielen niet en kan grondeeren , , Syti $.

Mm

17. Hy


Regiſter over de 17. Hy en meent gheen Spiegel nochte Hemel: maar , Gout ; 18 . zünde den Afvgod van den Gierigaart.

17.

22 .

Hymoetdoen , 't geen den Huysuvader begeert.

26. vyt wat Gheeſt hy de Verborgentheden van de Vragen kan I. beantwoorden . 26.

HyfochtAbrahams Gheloof , en bequam Abrahams Ver 3. ftant.

26. Hy en verſtaat de ſe Vraghe , naar 't wytwendighe Ver 6. nuft, niet .

26. Hy heeft macht bekommen , om op defe Vrage te antwoor 8. den . 35. Hy en wil geen Fabelſpreecken ; maar alleenelijck, 't geen i hem ghegeven is. 35. Hy en durft van't Henochiaenſche leven niet verder Spreecken ; hem en is niet verder vergunt. 37. Hy veracht de Konſtvan de Hooge Schoolen niet.

42 . 26.

38. Hy en wil noch en durftop deſe Vraghe niet antwoorden.

40.

Hy en is van de Konſtniet ghebooren : in fyne Schriften

23.

preeckentheyt fal_menmeer vinden, dan in de beſte wel I 2. van deHooge School.vgeleerden. 21 . Van ſijneReſolutie in fin dagh.jwerck .

30.

Waarnaar ſýnehandeſichtweevoudigh noemt.

3.

38. Waarom de toe , kommende'dinghen in fijne Schriften Hab er ten IO.

1ị .

Hy ſpreecket geen by fiet, voelt, ſmaackt, en weet.

14. Hy ſpreecke't geen by fiet. 14. Hyſpreeckt wonderlycki

Deter Î1 .

$ 31

!!

II . 9. 19 . 19 . I.

. Hy en kent, noch en begeert den Hemel boven de Sterren

niet, daar Babel meent, dat de Sielen heen , varen . 29 . It 24. Hy


veertigh Vragen van de Siele.

24. Hy en wil niet beproeven , wat bet zy, fich in de laatſte ure IO. des doods, te bekeeren.

6. Hy vermaant Balthazar Walter.

4 .

Lazarus, tegens Abra 6. Hy istegens de Geleerden, gelück s• bam. 6. Hy is in der Geleerden båren Oeghſt ghevallen . Avondt maal,

3. In't Avond..maal, en Eten wy geen Gheeft ; fonder Lig baam .

Babel .

238 . 5. Hoe Babel, Aerde, voor Gout, prijſ. 257 . Hoe Babel, in allewdingen, is gebooren . Hoe den Autheur, Babel,in alle dingen ,eene Hoere heeft 258 . erkent. 260 . Straffe, over Babel; waarom ?

- Hoe Babel garen God op Aerden wilde zijn . - Babel en leert van de Nieuwe Geboorte niet recht.

350 . 26 .

18 . De Turba is over Babel ghekommen . Autheur vreeft, dat de meeſtepart der Geleerden , in Babel 3. zin . 1.6. Hoe Babel lieght, van de Teſtamenten:Chriſti. Welck de Babel is, die de ganſche Wereldt verwart. bodevan Babels ondergangb .

De voor

20. 20 .

Sy wort van baar eygen Vyer verbrant.

20 .

van de groote Babelzijn . Welck de Dienaren Sy magrezan den Autheur, te gafl genoots

29 . I.

Van't verkeertverſtant 't gheen Babelvan deHelle leert. 25 .

Derechte verſchyninghder Af ugeſturveren , en is geenen 21 . Duyvel; ghelijck Babel ſeyt. M m

2

21. Sy


Regiſter over de 21.

Sy meent dat de Sielen , boven de Sterren , in den Hemel varen . 29 • 26. De gheleerde Schoolen , die teghenwoordigh alle wonderen veracht, is Babel . 37. 30. Waarvom den Geeft,de Hooge Scholen en Do&toren, Babel noemt . 81.

35. Sy ſal ghewaar worden , dat den týd ghebooren is , daar Henoch predickt, en Eliás werckt. 3. 6. 35. Van bare blintheyt. !

35. Sy veracht den Henoch , en noemt Noah eenen ouden Nar. 26 . 35. {

Sy ſtelt fich tegens Moyſes en Henoch ; en , vervolght de ſelvighe 37:

35. Moyſes roept den Eliæover Babel; al daar ſal ſy den lejten dronck drincken . 38. h ing edwal s 37. Van har , van deSiele , en des ſelf -Geeft . 25. 39 . In twee-vhondert Iaar herwaarts ; is Babel op d'een ſijde

t beſtormt ; doch,foo is het vaſte Slonoch blijven ſtaan. s. 24: Alles wat in de Kercke Chrifti, om des Geldsm willedient, is Babel. 17 . Balthazar Walter . 1. Hem wort geantwoort, van 1.

waar de Siele ontſtaat 351. Den Gront , in der Dorfprongh der Stelen , die hytot in

fijnen ouderdom heeft gheföcht, wilhem den Autheur " TOTT toonen . 64 I. Den Autheur ſpreeckt hem Men's 293 26. Sijn ernſtighfoecken en ſýnenederigheyt, is oorſaack van't bereycken & es sei 26. Hy wort van den Autheur vermaant . 4. 30. Hy is het Vinden , en, den Autheur is het Werckwünftrisa ment. 2. Bandt .


. veertigh Vragen van de Siele.

Bande , 1. Den Bandt der Eeuwigheyt , daar Myſterium Magnum in beſlooten is.

263. 265

7. Den Eeuwigen Bandt tuſſchen Sielen Geeft.

12 ..

Beeldenis. 1.

Den Geeft van den Wille, is de Edele Beeldenis.

182 .

1.

De beſchrijvingh van de Beeldenis.

185. 201 .

1. Debeſchrijvingh van hare wooningh. 1. Hoe de Siele, in de Helle eene Dyerſche Beeldenis bekomt ; 311 . en , waar Lucifers Slangen beelt is ontſtaan. 14. 7. Hoe de rechte Beeldenis ghefigureert wort. 28 . 12. Van de Subtölheyt van de Beeldenis der Sielen .

12. Wat onſe Beeldenis is, daar de Siele in woont. 12.

29 .

Hoe wy de Wonderen in de Beeldenis moeten brengen .

31.

12. Hoeden Heyligen Geeft in't harte van de Beeldenis fit.30. In de Beeldenis en moet..men geenehooghmoedigheyt in 35 . voeren .

12.

12. De Siele, den Geeſt, en, le Beeldenis ,alle drie, woonen in maalkanderen . 37.

30. Wat Beeldenis de booſe en de Goede , in't Oordeel , in hare 64.65. Lichamen fullen hebben .

Hoe de Edele Beeldenis in Adam wiert verſtoort , doen ſýn 67 . Wöfuyt hem ghemaackt wiert . 12 . 37. Waar de rechte Beeldenis Gods in ſtaat. 30.

Beeldt.

76 . .1 . Welekeene Rejne Tongh. vrouen Beeldt Gods is . 1. Waarom het Water het Beeldt vanght en aen

3. Hoe de Siele tot een Beeldt Gods is ghefchapen . 3 M m

neemt. 282 . 1. 4. Hoe


Regiſter over de 4. Hoe de Hemelſche Matrix haar Beeldt oock aen de Siele wilde hebben . 4 . 4. Hoe Adams Siele,het Beelt Gods hadt konnen blijven.13.

3. Hoe Adams Tinktuur , een Monſter , tot een Beeldt , beo

4 . 2.

quam .

14. De Šiele heeft haar Edel Beeldt verdurven .

14. Wat belet heeft , dat het Beeldt der Sielen niet Eeuwigh en 3. is verbroken ghebleven . 16. Wie een Dyer is , en een Dyers Beeldt in de inw -wendigbe Figuur heeft.

9. 16. Wie in ſýn in w wendigh Beeldt , eenen Weſentlicken Duy vel is. 10. 17. Waar den Geeft der Sielen ontſtaat, daar het Beeldt Gods in ſtaat. 7 .

19. Waarom het Beeldt,' tgeen God ſchiep , Eeuwigh is . 22. Wat Beeldt de Siele, in de opſtandingh ſalbekommen.

7.

25. Hoe wy het Beeldt Chrifti, aen ons dragen , foo wy Kinde ren Abrahams, en niet Iſmaels zijn .

8.

Befem . 24.

Hoe God den eenen Beſeim met den anderen uytuveeght; die oock eyndelijck aen de Turba worden overghege ven .. 21 . Bedelaar .

32.

In't Paradis, geldt eenen Bedelaar, die vroom

is geweeſt ,

meer dan eenen Koningh die ſich op ' t Eynde bekeert.17 . Begeeren . 1.

Soowaar geen Willen en is ,daar en is geen Begeeren. 15.

1. 't Begeeren des Willens,is de tweede Geſtalte des Vyers.23. 1. De twee Eeuwighe Begeeren ofte Suchten . Sii

72 .

Begin .


veertigh Vragen van de Siele.

Begin . 18. Hoe alle Wonderen voor ' t Begin des Werelds zijn ver ſcheenen.

13 • Bekeert .

22 . 18, Van den genen die ſich op't Eynde Bekeert. 18. Wat voor een Vagewoyer de Siele beeft, die ſich in de Laat. 23 . ſte ure Bekeert. 24. Hoe een ernſtigh Gebedt te baat komt, aen den genen , die

7. tot 11 ſich op i eynde Bekeert. 24. In de laatſte ure fich te Bekeeren ,en wil den Autheur niet IO . befoecken . Belooningh . 24. Om dat wy de Schijn wheyligen geloof geven , Sal de Beloo 19 . ningh'in 't kort volgen. Benedyingh. 36. Welck de Benedyingh Marias was.

14.

Bermhartigheyt. 246 Hoe de Siele die haarop 't Eynde Bekeert ,in Gods Berm 8. hartigheyt indringht. 38. Hoe God fijne Bermhartigheydt overal in den Tooren 6. . ſtelt ; en 'tverderven weert . Bidden . 26. De Heylige Sielen , en Bidden niet voor ons, by God. 26. 27 • 26. Het Voorbidden der Heyligen , is on , noodigh. 26.

Wat voor on -gerijmtheyt wythet Voor mbidden der Heyli 28 . genfoude volgen .

Biech


Regiſter over de

Biechten. 19. Aen wien men ,met den verlooren Soon ,moet Biechten . 31. Blaſen : Blies. 4.

Hoe de Quaalvan de Grimmigheydt, met het Inblaſen 12 . der Sielen, mede is in - gedrongen.

16.

Degrootereden , waarom God den wytwendigen Geeft, 12 . aen Adam , ten Neuſe, inblies.

Blindt : Blindtheyt . 6. Den God.looſen is aen deſe Schriften Blindt ; al droegh 8. by de ſelvighe in de hant. ganſch Blindtzijn . 12. Hoe wyin denGeeft en Wille 21. Hoe de Wereldt Blindt is; die haaſt Siende ſalworden . 24• 10. Aen - ſpraack aen de Gheleerden , over hare Blindtheyt ; 3. die fien ſullen, in wien ſy gbeſteecken hebben .

21. Klachte over Babels Blindtheyt ; die de Magiam Philo 23 . 6.

ſophiam verworpt, en door Brillen ſiet.

35. Van Babels Blindtheyt. 39. De Blindtheyt van de gene , die van't Paradijs hebben ge ſchreven. 17. Blinde Koeyen , hoe de ſelvighe noch blinder fallen wor 18 . den .

Bloer. 7. 21.

Wat Vleeſch en Bloet den Hemelſchen Menſch heeft.

37. Hoe door het te - Samen_trecken ,het Bloet wort. 37.

10.

Het Bloet is het Huys der Sielen .

Hoe het Vyer, den Oorſprongh in't Bloet is.

8.

IO. II .

Boos :


veertigh Vragen van de Siele.

Boos : Boofe : Booſheyt. 38.

Hoe een Boos dingh, menighwmaal Goet wort.

6. 9. Booſe Kinderen ,worden menigh_maal van Vrome Ouders Ghebooren . 3. 10. Vermaningh aen Booſe Ouders, dat ſy,in plaats van geldt,

goede Sielen aen hare Kinderenfouden vergaren .

9. 1. Waar het Booſe deel der Aerden naar ' t Oordeel ſal blya ven . 235 . 23. Hoe God ons toont, dat hy het Booſe niet en wil. 17 38.

Hoe het Booſe , 't gheen de Elementen uytſtorten , in't Goede wort verwandelt.

130 .

1. Waar „ uyt, alle Booſheyt wort Ghebooren .

Boom . 26.

Dejonge Tacken van den Anti - Chriſtiſchen Boom , fullen door de Turbam , den gheheelen Boom uyt.vroeyen . 38 .

26.

Van den Iongen Boom , die den Ouden ſal verklaren.

39 .

Boodſchap. 35.

Van de goede Boodſchap, die Moyſes heeft.

4.

Boven .

21. Wat Boven de Sterren is . 30 . Branden . 1. Het Eeuwigh Branden van't Eeuwighe Vyer . Wanneer de Brandende Wereldt begin neemt.

30. 30.

Hoe alles te ghelijck in ' t Vyer falbranden.

138.

17 :

89 .

Bril .

:

21. Hoe Babel door eenen Brilfet.

Nn

23 • Broe


Regiſter over de

Broeders .

26. In den Hemel zijn wy alvt ſamen Broeders. Broodt. 13. Hoe de Siele haar verheught , alsſy van Gods Broot Eet; en, van God hoortſpreecken . 17. Twee Gheeſten in „ maalkanderen , den eenen wil Broodt, den anderen wil God hebben ; en , ſy zijn beyde dien 23 . ſtigh. Bruydegom . 22. Hoe de verdoemde Sielen voor de komſte des Bruydegoms 30 . vergidderen. 29. Hoe de Sielen , op de komſte des Bruydegoms, hare Lampen 2 . bereyden . Cain , 25.

Hoe God aen Cain het Offer liet ; en, aen Habel het Rück 12 . gaf.

Calander . 38. De macht van den Firmamentiſchen Hemel , en is geenen 8. ghewillen Calander , Centrum . 30.

Hoe fich des Eeuwighen Gheeftes Centrum ſal bewe

14. ghen . 30. Hoe den Eeuwighen Gheeſt , fijn ſelfs Centrum in drie 14: Principien, ofte Geeſten, falſcheyden,

1

Chriſti:


veertigh Vragen van de Siele. Chrifti : Chriſtus. 13. Sin Hemels Lichaam is, in ſijn. Selfs Principium , groo 6. ter , dan alles, n m 7 ge 13. Hoe ſin Lichaa ontfan wort . 33. Hoe wyin den Hemel ſullen zijn , en Chriſti Lichaam heb

13. tot 16,

ben

36. Van Chriſti Siele , die hy in Maria heeft ontfanghen . 3. en 19 36.

36.

36.

Chriſti Siele behoort half aen't Principium van de We 21. reldt, en half aen den Heyligen Geeft. Op wat wijſe,de Siele en't Lichaam Chriſti ,onſe Siele en 28 . Lichaam is ; en, oock niet en is.

Van de eerſte, tweede , en derde Verſoeckingh Chriſti. 23. tot 26 .

20. 37. Hoe Chriſti Geeft, de Duyvelen ghevangen nam . 25. Hoe Chriſtus, Abraham is ; en , hoe ny Abrahams Saat

31. 36.

s. zijn . s• Chriſtusſal het Rijck aen ſijnen Vader overvgeven . Hoe Chriſtus der Vrouwen , en oock Gods Natuurlijcke 19. 20. Soon was .

36. Chriſtus en Adam , hebben even langh in de Verſoeckingh 26 . gheſtaan. Chriſtenheyt. 24. Hoe de Chriſtenheyt van geene vreemde ; maar , van hare eygen Turba , ſalverteert worden.

23 . 16 .

25. Waarſchouwingh aen de Waarde Chriſtenheyt.

Cleynoot . 37.

Welck het groote Cleynoot , en, de Peerle is, daar eener alle I, fijn Goet om verkocht, en kocht de ſelvighe . Crea

Nn

2


Regiſter over de

Creatuur : 1.

Creaturen .

Waar de Gedachten der Creaturen in ſtaan , en gaan .

90 .

30. Wanneer alle Creaturen (uyt - genomen de Menſchen) ſul len Sterven . 44 • 36. Hoe in de Ontfangenis, de Creatuur Chriſti, onderw.fchey den bleef van den Geeft Gods.

19 . Cruys. 1. Hoe bet Cruys tuſſchen de vijfde en ſefte Geſtalte behoort. 250. 8. Hoe Heva Geſchapen wiert met het halve Cruys ; 't welck de Vrou in't Hooft heeft. 7 .

Dagh : Dageraat. 1. Hoe den Autheur ons den Ionghſten Dagh ſoude konnen toonen . 124 14. Als't Dagh wordt ſullen de Kinderen hen ſchamen over de Leere van den AntiChrift. 20. 14. Autheur danckt God,voor den opgangh des Dageraats. I. Danſen : Dapft . 32. De Paradiſche Vreughden, is ghelijck bet Danſen en Sin gen van dekleene Kinderen . I 2. 23. Hoe den God looſen in deſe Wereldt , den Duyvel naar fijne Pypen Danft. 3•

Deckſel. 7. Het DeckſelMoyſi is nu voortaen , voor de Kinderen Gods wegh. 26 . Dermen . 32. In’t Paradys en heeft ,men geen Dermen noch Tanden . 4. Demoe


veertigh Vragen van de Siele.

Demoedigh. 5. Hoe de Siele Demoedigh moet zün .

6.7

Dienaren. 17. Welck deDienaren van de groote Babel zijn.

29.

Dienen. 17.

Hoemen God moet Dienen . 33

19. Den Aerdſchen Adam en kan God niet Dienen .

33 .

Diſch Gods . 13. Hoe de Siele , wyt het Woord Gods , aen den Diſch Gods

I.

Ghefpüjt wort. Dyer : Dyeren : Dyer - Geeft: Dyers

Beeldt :

Dyerſche Gelederen . 7. Hoe den uytwendigen Geeſt, het Lichaam aen de Siele,

tot een Dyer maackt.

23 .

30. Niet het Dyer, maar , des ſelfs Figuur blyft in de Eeuwi ghe Magia ſtaan.

25 .

39.

Hoe deHoere wel is gheopenbaart; doch , foo is haar Dyer ghewaſſen. 5.

30.

De Dyeren en hebben geene foodanige Quaalin't Oordeel, ghelijckde Siele. 38 .

316. . 1. Waar uyt de Dyeren zijn. 10. 36. Den Menſch is in ſijn doen , dwaſer dan deDyeren. 16. Wie een Dyers Beelt in de inwendigbe Figuur heeft ; en een Dyer is. 9.

16. Hoe in 't uyt --wendighe Leven , den Dyer„ Geeft onsſeer nut is. II. 33. Hoe woy ons van wegen de Dyerſche Gelederen, die Adam naar den Val bequam , als noch ſchamen . Nn 3 Docto


Regiſter over de

Doctoren . zo. Waar vom de Gheeft , de Hooghe Schoolen en Do&toren , Babel noemt. 81 . 37.

In de Verborgentheyt Gods, en zijn geen Doctoren .

27

Doen . 1. Wanneer God in ons, het Willen en Doen zy .

38.

Doop

i

14. Van Kinders der Vromen , die On.gedoopt in's Moeders II. Lichaam ſterven .

14. Waarom God den Doop , in de plaats van de Beſnydingh, heeft verordonneert. 17 .

14. De Verſtootingh en is niet over de Vroome Volckeren , die 18 . den Doop niet en hebben . cibo

. Di Dooden : Dood .

6 : Dooden op.w.te. wecken , Sieckten te gheneſen , Kranck 23 . heden te verdrijven, is Natuurlijck.

12. Hoe de Kinderen Gods , door eene ſtercke Stemme , die de Dooden in 't kort ſal op--wecken , gheroepen zijn. 41 . •? 30. Autheur en ſchrijft, van de opſtandingh der Dooden , geen Fabel. II . 30.

S: I

Wat voor eene Stemme ſegghen fal: Staat: 0p ghy Doo 16. den, komt voor 1 Oordeel. 220. Wanneer den Dood tot Spot wort.

6. Hoe den Gheeft der Sielen , over den Dood macht heeft. 21 . 8. Hoe't Kint in's Moeders Lichaam , oudt ghenoegh is tot inne i den Dood. 15. 8. Hoe


veertigh Vragen van de Siele . 8. Hoe het Verbreecken, en den Dood, begin nam, 11. Hoe het wytwendighe het inwendighe in de Siele be

Den Dood is eenen verſchrickelijcken Gaſt.

9• I.

18. Hoe wy moeten zijn, om den Dood te konnen ſien .

2.

reyckt, daar 18.

door ſy Gedootkan worden.

23. Naar den Dood, en is, in der Eeuwigheyt, geene verande 15 . ringh.

30. Hoe in't Oordeel, de Godwoofen om den Dood ſullen roe 37 pen , en nieten ſullen konnen ſterven . 30. Hoe den Eeuwigen Geeſt, den Dood ſal op wecken .

52 .

37. Hoe den Dood Verbroocken, en tot Spot wiert.

17 :

Dorft . 1. Welck een Eeuwigh Hongeren en Dorſten is.

I12 .

Draack . s . Hoe den Antin Chriſt Draack. 12.

voor God ſtaat , ghelijck eenen 17

Den Gheeft ſeyt van eenen Ernſtigen Tijd , over de Hoere 42 , des Draacks, tot Babel. Draat .

1. Hoe de Siele aen eenen Draat hanght.

24.

199 •

Wat het krachtighe Ghebedt der Gheloovighen vermagh, voor de Siele , die aen den Draat des Gbeloofs hanght. II .

Draayt. 1. Waarom de Wereldt Draayt.

290 .

Drie


Regiſter over de

Drievghetal : Drieheyt: Drien -voudigh. 1. Hoewmen het Heylige Drie - getal , in een Eenigh Weſen verſtaat. S3 I. In alle Dinghen is eene Drie , voudighe Eygenſchap , naar

het Weſen van't Drie- getal. 88 . 1. Welck bet Lichaam van't Drie - ghetal , en van de Enge len is; en des ſelfs Eeuwighe Spüle . 270. 4. Hoe het Drie -getal fich heeft Beweeght, in de Scheppingh Adams, met de In_blafingh. 1. Hoe't Driemgetalheeft gheluft.

8.

353 : Hoe de Drieheydt Gods , een Eenigh God, Weſen, en Wil len zy . 23 • 1. Waar. naar God, Drie -- voudigh in Perſoon wort ghe naamt. IS1 . tot 157 .

37.

Droom 26.

: Droomen .

Aen de booſe Menſchen , in den Droom , kan de Duyvel groote ſchelmſtucken leeren door de Verdoemde Sielen. 21. 22 .

26. Droomen zin Magiſch , en , de Sielen , ſonder Lichaam , zijn in de Magiæ Gods.

20.

Dryver. 32.

Hoe het Liedt van den Dryver , tot Spot des Duyvels , Eeuwigh blijven ſal. Duyvel :

19 .

Duyvelen : Duyvels .

35. God en heeft de Duyvel niet in ' t Vyer Geſchapen.

30.

1. Waar om de Duyvel fich van God af „wende s.

188 .

1. Beſchryvingh van den Val des Duyvels.

204 . 2446

• 1. Waarom de Duyvelboven God wilde zijn . 36.

Waar


veertigh Vragen van de Siele . 36. Waarvom de Duydel eenen Logenaar zy bevonden . 25 . 35. Waarom de Duyvel,om't Lichaam Moyli,twiſtede.28. 35. Wat voor eene Turba de Duyvel toe komt.: . 29 . 37. Hoe de Duyvel, voor de komſte Chriſti, de Siele gevangen. biele. 21 .

37. Hoe de DuyveldeSiele Chriſti meende vaſt te houden .

17.

39. Hoeden Geeſt Chriſti,de Duyvel gevangen nam, en , in de 20 . gheſtrenge Koude voerder 6.

Hoe de Duyvel fijne machtwort benomen .

21 .

Hoe de Duyvel, door. 't plaghen der Vromen , voor God , ſchande behaalt. 26 . 16. Hoe belet wiert , dat Adam niet imede eenen Weſentlicken Duyvel en wiert. 13 6.

8. Hoe God aen de Vrou , de Tin &tuur des Waters heeft ghe geven , op.v.datuſy geen Duyvel foudebaren . 9. 16.

Wie eenen Weſentlijcken Duyvel, in't in is .

16.

Hoe't uyt- wendighe Leven , ofte den Geeft verhindert, dat menigh niet eenen Duyvel in een ooghen. blick en wort. 14.

1. Van wien de Duyvelmort ghevonden.

mendighe Beelt IO.

69.

s. Hoe de Duyvel, ofte den Heylighen Geeft', in de Siele woont. 14 . 6. Hoe den Wille, uyt den Geeft der Sielen ( die eenen Engel ründe) eenen ſtouten Duyvel: en ( eenen Duyvel zijnde) 15 . eenen Engel kan maacken .

21. De rechte verſchyningh van de Afygeſturvene , en is gee 21 . nen Duyvel ; ghelickonſe Babel ſeyt. 1. Welck deAerde des Duyvels falzin .

235 .

18. De Duyvel en is , in de Helle, met fijne Kinderen , niet eens. on 25.

1. De Duyvelen, en ,de god

looſe Sielen ,en zijn niet van God,

maar, van de Turba getogen engevangen gewordé. 322 . Oo 18. Waar


Regiſter over de 18. Waar de Duyvelen voor verzidderen. 22.

31 .

Hoe deDuyvelen , in debetrachtingh bares Vals, ben ont,

29 .

ſetten voor 't Ionghſte Oordeel.

30. Hoe de Duyvelen mede voor 't Oordeel ſullen ghefteltwor den , en haar loon ontfangen ; daar voor ſy verzidderen , 62. als ſy dit hooren .

32. Wat Licht de Duyvelen ſullen hebben om by te sien . 20.21 . 37.

Des Duyvels Woonhuys, hoe

men kan begrijpen welck 21 .

'tſelvighe is. Duyſternis. In de Eeuwigheyt, buyten de Natuur', en kan geeneDuyo 8. ſternis zijn . 9 1. Welck deDuyſternis van den Willezy. II . 1. Duyſternis en Licht zijn in maalkanderen . 1.

1. Hoe, en waar , Duyſternis , en Licht vermenghelt wor 12 . den . 1. Welck Duyſternis, en een Materiaels Weſen maackt.

17 .

1. Waar bekent wort,wat Licht, en Duyſternis, zy.

47:

1. Hoe de Duyſternis fich is.

ſelfs baart , en haar eyghen Vyant 80.81 .

1. Het onderſcheyt , ofte de ſcheydingh tuſſchen 't Licht, 82. 83 . en Duyſternis.

1. Hoe , en wanneer de Quaal van de Duyſternis ghevoelt wort. 84 . 12. Hoe , 't gheen ,dat in de Eeuwigheyt gaat , gheene Duy flernis en heeft ; en , hoe't ſelvighe oock verduyſtert wort . 3. 12. Hoe den Gierigaart in de Duyſternis is ; al fathy onder de 13 . Heylighe Engelen . . 28 21. God, de Engelen , en de Duyſternis, zijn over al.

Dwaal


veertigh Vragen van de Siele.

Dwaalheyt. .

1. Van de Dwaaſheyt, die de Duyvel beſpot .

37. Het behaaght God , dat by de Wiſheyt des Werelds, tot 28 . Dwaajheyt maacke.

Dwalingh . 24. Hoe Konften Gonſt ons in de Duyſternis heeft gevoert;en,

19 .

krachtighe Dwalingh veroorſaackt. 37.

Dwalingh in Babel, van de Siele, en desſelfs Geeft. :: 25. ti 1

Eeuwigh : Eeuwighe : Eeuwigheyt.: 19.

Waar...om het is .

Beeldt

o

tgħeen God fchiep ,Eeuwigh 1.21

1. Hoe het Eeuwighe ghelijck een Radt ſtaat.

c.

14. 25 .

is .

26.

1. Welck den Eeuwigen Aenvangh en Eynde is. 1. Hoe den Autheur bet Eeuwighe Weſen fiet .

1. Welck de Eeuwighe Magia is.

31 . 177 . 15,62736

‫فرز‬ I. Welck de Eeuwighe Spijle nii si I. Hoe de Eerwigbayt in drie Eeuwige Geffalten ſtaat.

6.

In de Eeuwigheyt,buytende Natuur ,en kan geene Duye Ti 8 . Sternis zijn .

:

1. Hoe alle Weſens, van Eeuwigheyt xin gheweeſt.

31 .

Du Welak het recht van de iEdumigheyt islavyo alizza 10 . Hoe Alles van Eeuwigheyt is gheweeft. 11919 ? Il Eet ; Eten .

19.

22. Waar de Heylige Sielevan Eet ; noch in die Leven zijn - joides si antarla...'sousisoochistodlasti 20 . 32. Hoe„menin t Paradis Fatel 25.3 4.5 .

32. Wat Vruchten deRechtveerdigen in ' t Paradis Eten.2.3. Oo 34. Wat 2


Regifter over de 34. Wat de beſte Kracht, bet Eten ,en ,de Vrucht der Verdoeme

13.

denſal zijn. 4. In't Avont maal en Eten wy gheen Gheeft fonder Lig haan . S.

Element : Elementen . 1. Beſchrijvingh van'teen Reyn Element. 215. tot 218 . 21. Wat de Weſentheydt , ofte het Element , buyten de Siele,

7. 87.

1. Welck de oorſaack van de Sterren en Elementen is. 1. Waar de Elementen [ ullen blijven.

229 Hoe de Elementen , hètWeſen ,'t geen ſy verſtonden heb ben , wederom moeten geven . S3 30. Hoe het Firmament, en,deElementen , ſullen aengeſteec

30.

ken worden .

13 Elias .

6. Hoe den Geeſt der Sielen, de Turba, gelijck Elias dede, over het Huys der god looſen kan wytwgieten . 17 . 35. Dat den tijd Gebooren is, alwaar Henoch Predickt, en Elias Werckt, ſal Babel gewaar worden ,

i

3.

35. Waar Elias Chriſto van feyde,op den Bergh Tabor. : 35. Hoe Mo - yſes den Elia over Babel roept'; daar Babel den leften dronck foldrincken . 38 . 35. Hoe de komſte Mo.wyhi en Eliæ verborgen blijft. 40. 41 .

Engelen. 1.

-1 ,

Waarweyt de ben .

Engelen en Sielen baren oorſprongh beb

179. en 334 . Welok bet Lichaam van't Drie - ghetal, en van de Enge len is; en , des ſelfsEeuwighe Spire

273 • 1. Waar


veertigh Vragen van de Siele. i.

Waarom den Menſch hooger is, dan de Engelen.

334 .

1. Hoe de Engelen , en Sielen , van Eeuwigheydt zijn ghe weeft. 340 . 347 3. Wat God, en Engelen zy . 6. Hoe den Wille, uyt den Geeft der Sielen ( die eenen Engel zijnde )eenen ſtouten Duyvel: en ( eenen Duyvel zijnde) eenen Engel kan maacken. IS. 21. Wat differentie daar xy,tuſſchen 't gheen de Heylige En 30. 31, gelen, en, de Heylige Sielen beſitten.

21. Godi Engelen : en Duyſternis, zijn overmal.

28 .

Ernſt . 12. Den Geeft voor ſeyteenen Ernſtighen týd , over de Hoere des Draackx ,tot Babel. 43 :

Effentien :

Eſſentialiſch : |

2. Waar de Eſentien der Sielen uyt zyn ; in de welcke Gay Alles is . I. 8.

In't Saat is de Siele Ellentialiſch : en , in de uytwbroe 12 dingh wort fy Subſtantialiſch. Eva .

8.

Hoe ſy Gheſchapen wiert uyt het halve Cruys; ' t welck de 8. Vrouwe in ' t Hooft heeft.

36. Daar en is uyt baar , noyt eene ReyneIongh

vrou Geboa

ren gheworden. 36. Sy en was maar eene halve longh vrou.

5.

36. Sy en is, voor de aen voeringh Adams , gheene Reyne 8. tot 10 . longbvvrou gheweeft.

Oo

3

Eygens


Regiſter over de

Eygenſchap. 12. Beſchrijvingh van de Eygenſchap van den Stock der Sie . len . 6.

18. Verſcheyde Eygenſchappen der Verdoemden .

26. tot 30 .

Eynde. 1.

Welck het Eeuwige Eynde, en den Eeuwighen Aenvangh, 26.

: 1. Van't Vyer , van't Eynde des Werelds.

314 17. Vermaningh, en waarſchouwingh, voor 't Eynde; ' t welck navby is. 27 .

18. Van den genen , die ſich op't Eynde Bekeert.

22 .

24.

Hoe de Siele, die ſich op 't Eynde Bekeert, in de Bermhar 8. tigheyt Gods in - dringhi.

35.

Hoe het Eynde van de Wereldtga eene Grondt - Sop ſal zijn.

35. Wanneer aller

19 tijdsEynde komt.

39 .

Fabel . 35.

Autheur en wilgeen Fabel ſchrijven ; maar , alleenelick , 't geen hem ghegeven is. Firmament.

30. Hoe het Firmament,en , de Elementen fullen aen worden .

geſteken 8.

Form . 1. Van de Eeuwighe Form , ofte Model, die't Begeeren des Lichts fich voorſtelt. 24 .

Figuur.


veertigh Vragen van de Siele .

Figuur. - I. Hoe defe Wereldt eene Figuur van de Eeuwighe Werelde is. 288 . 22. Van de Wercken der Sielen , die ſy ten longhſten Dage , in de Figuur ſullen bekommen.

4.

30. Op -- matuwijſe , alles in de Eeuwighe Figuur ſal blij ven. 24. 30. De Figuur, maar niet het Dyer, blijft in de Eeuwige Ma gia ſtaan. 25 .

30. Waarom de Figuur van allerley Weſen , in't Eeuwighe moet blijven . 26 . 32. Hoe defe Wereldt, met alle hare Vruchten , eene Figuur

I.

van't Paradis is.

Galle . 16.

De Galle is een Vyermvergift .

is. 15.

Ghebedt . 24. Waar 't Gebedt der Rechtveerdigen heen dringht.

2.

24. 't Gebedt derRechtveerdigen en vaartniet in de Helle. 3 . 24. Hoe een Ernſtigh Gebedt te hulpe komt, aen de Siele , die

7. totii . haar op't Eynde Bekeert. 26. Hoe God den Menſch fonder het Ghebedt wel helpt. 27 .

Ghebonden . 14.

Wy zijn met de Siele Ghebonden den den Gheeft van defe Wereldt. 6. Gheboorep : Gheboorte .

33.

Hoewy Nieuw ...Gebooren worden , wyt Chriſti Vleeſchen Bloer. 14 . 36. Hoe


Regiſter over de 36.

Hoe God onsin Chriſto, heeft Nieuw -Gebooren .

22 .

36. Hoe wy in Chriſto , Nieu - Gebooren , enmet fijn Lichaam bekleedt worden . 22. 7. Babel en leert niet recht van de Nieuwe Geboorte . 26 .

Ghebouwen , 30. Wanneer alle Gebouwen des Wereldsſullen om „ vallen . 30. Ghedachten . 1. Hoe den Geeſt van de gheftrenge Eſſentien , ſnelder gaat, dan eene Ghedachte . 90 . 1. Waar de Gedachten der Creaturen in gaan . 89 . 30. De Gedachten fullen Geoordeelt worden . Gheeft. 1. Hoe den Geeſt vry van't Vyer, en van 't Licht, is.

147 :

Wat Geeft in't Grimmighe Vyer moet bliven.

307

1.

1. Wat Geeft in't LichtGods blüft.

1.

308 .

Geenigen Geeft en is in 't Vyer Gheſchapen gheworden , om 321 . in'e Vyer te blijven .

5.

Hoe den Heylighen Gheeft, ofte de Duyvel, in de Siele woont. 14. 6. Hoe den Gheeft Gods, en den Gheeft der Sielen , twee Per foonen, en van maalkanderen vry xin ; en , yeder heeft

ſýn eygen Willen .

4.

6. Waarom den Geeſt der Sielen , den Geeft Gods moet ghem hoorſamen .

S:

6. Hoe den Gheeft der Sielen , aen een ander Menſch , in 18 . Merghen Been kanin vgaan . 6. Hoe den Geeſt der Sielen ,de Turba , over het Huys der God -wlooſen , ghelijck Elias, kan uytgieten. 17. 6. Hoe den Gheeft derSielen , macht heeft over Konſten en over het Geſchapene i gelück Mowyſes en Joſua.20 . 6. Hoe


veertigh Vragen van de Siele .

6.

Hoe den Gheeſt der Sielen macht heeft , over Dood , Duy vel, en Alles; foo by op den Bruyt , wagen vaart.

7.

21 .

Waar een yeder Geeſt woont.

I.

Den Gheeft der Sielen neemt ſýnen oorſprongh in de Tin Etuur. 14 . 7. Hoe in deſen tijd des Lichaams, den Geeſt fich kan veran deren . 20. 7.

7. Hoe den uyt „wendigen Geeſt, bet Lichaam aen de Siele verderft, en tot een Dyer maackt. 23 : 8. Waar den Geeft der Sielen woont. 8. 12.

Hoe onſen Gheeft , ſich met het Aerdſche niet en moet op vullen . 27 .

12. Hoe den Heylighen Gheeft, in 't Harte van de Beeldenis fit. 30 .

12. Hoe Siele , Beeldenis, en Geeft, alle drie , in , maalkande. ren ſtaan .

37 .

14. Wyzijn met de Siele, aen den Geeſt van defe Wereldt, ge bonden . 6.

16.

Hoe den inwendighen Gheeft, den uytwwendighen kan toomen. 9.

16.

De groote Reden, waar om God den uyt , wendigen Geeſt, 12. 13 aen Adam , ten Neuſein „ blies.

16. Hoe den Geeft van deſe Wereldt,met ſijn doodelijck Water , de Siele ſalft, wanneer ſy wil Vyer Spoegen . 16. Welck het Leven van den uytuwendigen Geeft is.

16 .

17 .

in den welca 17. Waar den Geeft der Sielen oorſprongh neemt, ken het Beeldt Gods ſtaat. 17. Wat deSiele, en haren Geeſt is.

7: 9.

17.

Hoe Siel , en Gheeſt onngheſcheyden ; en , doch twee zijn . 10 .

17.

Wat' Lichaam den inwendighen , en , den uytvwendigen Geeſt heeft. II .

17.

Den ſtrijdt van 't Vleeſch , tegen den Geeft. Рp

II . I 2 .

17. Waar


Regiſter over de 17. Waar vom den uyt --wendighen Gheeſt begheert Heer te 12 . zijn . 24. 17. Den Geeft der Sielen moet Heer zijn . IS 25. IVie den Geeſt Chriſti heeft ; en niet en heeft. 24. Hoe verde den Geeſt, en Wille van des Geloovigens Siele, I2 . met de Siele van ſijnen Naaſten gaat. 26. Den Menſch kan met ſijnen Gheeft , in den Hemel, tot de 26 . af- gheſcheydene Siele reycken. 30.

Hoe den Eeuwigben Gheeft ſijn vſelfs Centrum , in drie

14 . Principien , ofteGeeſten, heeft gheſcheyden. Be diens is; Geeſt ijcken Eeuwigen 30. Welck den Oorſprongel 46. wegingh delaatſte ſal zijn.

30.

Hoe den Geeft, in twee Principien , in God uyt - gaat ; en, in't derde Principium ,in den Geeſt van deſe Wereld.49.

30. Hoe den Eeuwigen Geeſt, den Dood ſal op. wecken. 51.52 . 18 . 36. Den Geeft ontſtaat uyt het Water. 37. Wat het Vernuft by den Gheeſt Chriſti verſtaat ; die hy in des Vaders Handen beval. 37. Welck den rechten Geeſt is , die uyt de Siete wort Gheboo 12 . ren .

12. tot 14 . 37. Beſchryvingh van den Geeſt der Sielen. 37. Waarom Chriſtus ſijnen Geeft , in des Vaders Handen be 16 . val. 37.

Hoe den Geeſt Chriſti de Duyvelen ghevangen nam; en, de

37

20. ſelvighe in de gheftrenge Koude voerde Hoe wyonſen Gheeft, oock in des Vaders Handen moeten beveelen .

24 22 .

37. Welck Chriſti, en oock onfen Geeft zy. 17. Twee Geeſten in maalkanderen : den eenen wil God , den anderen wil Broodt hebben ; en,zijn beyde dienſtigh. 23 .

Ghe .


veertigh Vragen van de Siele .

Gheleerden . 10.

Aen - ſpraack aen den Gheleerden , over hare Blindtheyt ; die lien ſullen, in wien ſygeſteecken ( dat is, verdruckt) hebben , 3.

10.

Autheur vreeft , dat de meeſte part der Geleerden in Babel

3•

zijn.

26. Tegens den Geleerden , is den Autheur , ghelijck Lazarus tegens Abraham . S.

30 .

Hoe de Hooveerdigheyt der Gheleerden , oorſaack is , van 79. tot 82. alle den Twift.

30.

De ſware Reeckenſchap, die de Gheleerde in ' t Oordeel ſul 80 , a 82 . len moeten geven .

37.

Den Een „ voudighen verſtaat de Verborgentheyt gewiſſer, dan den Hoogh -vgeleerden Doctor. 4

Gheloof : Gheloove.

84. 1. Waar den Grondt van ' t rechte Geloof in ſteeckt. 26. Van degroote macht van't Geloof.

33 .

6. Welck het Gbeloof is ,'t welck Bergen kan verſetten . 9. 14 . Wat Ghelooven zy. 25 • 7. Wat Ghelooven zy. 6.

26. 'Hoe ny door ' t Gbeloof, tot de afvgheſturvene Heylighe 8. Sielen dringen .

Ghelijckenis. 1. Hoe ny rechte Kinderen zijn , en hoe het Lichaam eene Ghelijckenis is.

349

2. Van de Natuur van de Siel; hoe ſy eene Gelijckenis van't Drie- getal, ofte van Lucifer en alle Duyvelen, is. ' 3 .

13 :

Hoe de uyt. mendighe Wereldt, eene Ghelijckenis van de IO . in wendigheis ..

Рp

Gelde.

2


Regiſter over de

Gelde . 10.

Vermaningh aen de Ouders: voor bare Kinderen, in plaats

van Geldt enGoedt, goede Sielen te verſamelen. 24. De Leeraars behooren geen Geldt te handelen.

9.

17 •

24. 't Gheen, in de Kercke Chriſti, om des Geldswille dient; dat is Babel. 17.

Ghemoet . 17. Ons Gemoet fal'tons wel feggen ,of 'tin God is ,of niet.30. Ghenade. 25. Exempel van de Vrye Ghenade Gods.

II .

25. Van wat voor eenen Wille, 't Rijck der Genaden gevonden wort. 13 . Gierigheyt . 12. De Gierigheyt verhindert, dat onſen Gheeft de Majefteye 12 . Gods, niet en vermach'te bereycken . 12. Vermaningh tot het uyt - gaan van de Gierigheyt, en van 41 . den eygen Wille ? 27 17. Vermaningh tot afſtant van de Gierigheyt. Gheſtalte . 5.

Van de Gheſtalte der Sielen ,

I. tot 3 :

Gheyangen 7 15. Hoe de Siele Ghevangen wort, in 't uyt „wendigeso 37. Hoe den Geeft Chrifti, de Duyvelen Ghevangen nam ; en, 20. in de gheftrenge Koude voerde . 37. Hoe de Duyvelde Sielen Ghevangen hielt , voor de komſte 21 . Chrifti. Ghe


veertigh Vragen van de Siele.

Ghetogen . 15.

Hoe de Siele heftigh, van twee, wort Ghetogen.

1.

Gevoel . 34. Waar„ om de Siel, van't Eeuwige Vyer , geen Ghevoelen 7 heeft.

God : " Godheyt . 1.

1.

God en is de Natuur niet : maar, hy is in de Natuur ;fon 5. der van de Natuur begrepen te worden. 21 . De Wijſheyt is God ſelfs.

1. WaaromGod fich vSelfs een verteerend Vyer noemt. 42 . 53:55 1. Hoe God kennelyck , en een Geeft zy : 1. Hoe God, van Eeuwigheyt , in drie Eeuwighe beginſelen , 56 . in vſich ſelfs,ſtaat. 57 . 1. Waar God van ghevonden wort . 1. Waarom God het Verborgenſte, en , het Openbaarſte 84 . is . 1. Op watvrijſe , God in de Natuur woont , en begrepen 210. mort. 1.

213

Waar wy God konnen kennen.

1. Hoe God en Menſch, een Eenigh Perfoon wiert. 1. Opwat ,wyſe het eygen Vernuft, buyten God is. 1. Waar om God , Menſch wiert .

224. 237 244 .

263 • 1. God is 't Ooge der Eeuwigheyt. 1. God en heeft de Duyvelen , noch de god. looſe Sielen niet gbetogen, noch gevangen ; maar, de Turba. 1. Wat God, en Engelen , zy. 12. God is dunder , dan Yets . 12. Hoe God in den Hemel,

13.

322 . 347 28 .

Alles in Alles is ; en , Alles ver 40.

Wat God is.

IO.

Рp

3

17. Hoe


Regiſter over de 17. Hoe.men God kan bereycken. 17. Den Aerdſchen Adam , en kan God niet dienen . 21.

God, Engelen, en, de Duyſternis, zijn overal.

23. 23 .

God heeft ſich ,naar beyde de Oogen, geopenbaart.

32 . 33 . 28 .

12 . God en ver werpt niemant niet; den Menſch mach inn 12. gaan ,in de Liefde, ofte in den Tooren .

37. Vergelijckingh, van. 't geneGod, in Chriſto, is : en , van 23. 24. t gene wy, in Chriſto , in God zijn. 40.

Tot wat eynde, God fich heeft in Beeldeniſen gheopen baart. IO.

3ö.

Van de driederley Bewegingh der Godheyt , naar de Hey . 48. 49 . lighe Drieheyt. God looſen .

14.

Van de Sielen der Kinderen der Godmlooſen , ' s Moeders Lichaam ſterven .

18. De Siele der God

looſen , blijft in den Wille

18. In wat Gheſtalten , ſýne Wercken, hem nae_volgen. 19. 19.

die in 12 .

10 .

20 .

Wat Weſen de Sielen der Godwlooſen bekommen . 7. tot 9 . 12. 13. looſe Sielen zy.

Wat het Sterven der God

19. Waar de Anghſt der God . looſen van komt.

14 .

21. Hoe de Heylighen , in 't Oordeel, de God., looſen ondern 26 . oogen fullen gheftelt worden .

21. Waar de Sielen der God-wlooſen heen , varen ; wanneer ſy 18 . van ' t Lichaam ſcheyden. 22.

Hoe de God. looſen ſullen fien , in wien ſyghefteecken ( dat 9. is , verdruckt ) hebben . ! .

23.

Hoe, en waar. om ,den God looſen in deſe Wereldt gbeoor deelt is. 2.

23.

Hoe den God vlooſen in deſe Wereld , den Duyvelnaar fijne 3: Pijpen danſt.

23. Wat de Siele der God. looſen, in't verbreken des Lichaams, a i mede neemt;daar door haar Vyer wort aerwgeſteken.6.7. 23. Van


veertigh Vragen van de Siele. 23.

Van de ſchaamte en vreeſe der God , looſe Sielen ; tot op IO . den Ionghſten Dagh.

24.

Wat voor wenſch ,de God. looſe Sielen te pas komt"; ent; S. wat hare Spijſe is.

30.

Hoe hetjammerlijckeverſchricken der Duyvelen , en , der God looſen falbegin nemen. 34 .

30.

Hoe het Ooghe des Toorens van den Richter , Chriſto , de

God

36.

looſen, in't Harte ſal grypen .

30.

Hoe de God.. looſen , in ' t Oordeel, om den Dood ſullen ? 37: pen ; en, niet en ſullen konnen ſterven.

30.

58. De wercken der God looſen ſullen in 't Vyer blijven . Hoe Lucifer den Groot , vorſt der God looſen ſal zijn s de

30.

welcke oock hare Huychelaars ſullen aen

hangen . 97 .

Goedt. 24 .

1. Welck het Eeuwighe Goedt is.

12. ' t Goet , 't gheen wy beſitten , is des Heeren ; die't mach

34 :

geven , die’t hem ghelieft. 30.

In der Eeuwigheyt , is’t Goede , en't Quade gheſien ghe 100 . worden .

30. Hoe de Goeden en Quaden in een Tweenvoudigh Lichaam 63 . ſullen op -ſtaan. Gout. I. DeWereldtſeydt, dat ſy Gout kent. 1. Babel prijſt Aerde voor Gout . 17. Waarmen Gout, en het Reyne Kint moet ſoecken .

157 . 238 . 14.

17. Autheur en meent geen Spiegel, noch Hemel; maar, Gout, 18 . des Gierigaarts Afugod .

39. Wanneer 't Gout en Silver , Salomons Tijd.

Soo ghemeen ſal zin , als tot 8.

Graft.

1


Regiſter over de

Graft . 21. Wat Lichaam uyt het Graftfalopultaan ; en , voor't Oor. deel treden . II . 22. Wat Lichaam uyt het Graft op ſal ſtaan .

18 .

Grondt. 1. Den Grondt der Sielen , die Balthazar Walter , tot in

1.

fijnen Ouderdom heeft ghefocht, wilden Autheur too nen . 63. 64. Waar den Grontvan't rechte Geloof in ſteeckt. 84.

1. Waar van den Afgrondt, Grondt wort ghenaamt. 1.

Welck den diepſten Grondt is.

1. Welck den hooghſten Grondt is.

1.

1. 35.

85: 96.

256 .

Welck, en hoe het Ooghe der Eeuwigheydt is , daar den 30 . Grondt van Hemel en Aerde in ſtaat. 34 4 Grondeeren. kan alles Hoew verde den Autheur, Het Eynde des Werelds, ſal een Grondt - Sop zijn .

19 .

Gulden , tijd . 35. Wanneer den Gulden - tijd ſalzyn ,

21 .

35. Hoe de Turba des Werelds, in den Gulden -tijd , mede 24 . vet en geyl ſal worden. 35. Vytwat Geeſt , Henoch , in den Gulden tijd , ſal Pre 25. dicken. Habel. 25. Hoe God het Offer Cains liet ; en , het Rück, aen Habel 12. gaf. Hand : Handen . 30.

Waar naar de Hand des Autheurs , haar Tweenvoudigh noemt. 3. 30. Wat


veertigh Vragen van de Siele.

30.

37.

Wat voor Harderen , in't Oordeel, ter Rechter , ofte ter Slincker - band, ſullen verſchijnen. 84 . Wat het Vernuft verſtaat, by den Gheeft Chrifti, die by in de Handen des Vaders beval.

37. Wat de Handen des Vaders zijn .

IS.

37. Waarom Chriſtus, ſünen Geeft, in de Handen des Vaders beval. 14: 17 . 37. Hoe wy onſen Gheeft, oock in de Handen des Vadersmoe ten beveelen . 24 . Harderen . 30. Wat voor Harderen ter Rechter, enter Slincker ſijde des Oordeels , fullen verſchijnen , 84.

30.

Hoe de Valſche, en , deWare Harderen Chriſti, in't Oor. deel, Reeckenſchapſullen moetengeven . 72 . Herte.

į 1. Van't Herte in ' t Kruys.

172 . Wonder, noemt , Eſaias geen Gods t Herte ' is, 1. Welck het

Raat, Vrede v Vorſt ; &c.

4.

336 .

Hoe aen den inwendighen Menſch , de Siele in’t Hemel 8. ſche Herte wiert Inn geblaſen . Heer : Heerlijckheyt.

17. Waar vom den uyt -- wendighen Gheeft begeert Heer te 12. zijn.

24.

17.

Den Geeſt der Sielen moet Heer zijn.

40.

In’t Toe komende Leven , en ſal gheen ander Overheer 6. zijn, dan alleen Chriſtum .

22.

Den Autheur menſt, dat hy in onſe Siele konde ſchrijven, de Heerlijckheyt ,die my in ' t Paradijs ſullen hebben.23.

R9

Helle.


Regiſter over de

Helle . . 1. Welck den Af - grondt der Hellen zy .

94 .

1. Hoe de Siele , in de Helle, Dyerſche Beeldenis bekomt.335. 6. Waar om den Hemel, tuſſchen God , en de Helle , een

19 .

middelft is.

18. Van 't verkeerde Verſtant , 't geen Babel, van de Helle, heeft : in de Helle , en is de Duyvel met fijne Kindereni niet on

eens ; yeder heeft ſin eygen Helle .

25 .

22. De Inv-woonderen van de Helle , en Hemel, zijn maal.. 35. kanderen contrary .

26.

Vrome Ouders en ſulten niet weten , van bare Kinderen, die in de Helle zijn . 43 .

9 30. God heeft de Helle, en den Hemel, in fijne macht. 30. In de Helle ,en in den Hemel, ſal yederswerck, in een Ma

19 • 20 .

giſch Principium ſtaan.

32.

Men ſalyets van de Helle , in 't Paradis, weten .

37.

Chriſti , de booſheyt des Duyvels , Hoe in de Hellevaart 21 . verſtoort wiert,

Hemel . 1.

Welck, en hoehet Oogh der Eeuwigheyt is daar den Grond

30. van Hemel en Aerde inſtaat. vom l 6. Waar den Heme een middel is , tuſſchen God , en Helle . 19.

12. Hoe God, in den Hemel , Alles , in Alles is, en Alles ver vult. 40. 21. Autheur en kent, noch begeert den Hemel,boven de Sterren niet ; daar Babel meent, dat de Sielen heen uvaren , 29 . S. 27. In den Hemel is een Een - voudigh Kinderleven. 28.

Hoe de Sielen in den Hemel zin , die in dit Leven , het Lichaam Gods niet en hebben aen getogen , 4.

30. God heeft Hemelen Helle in ſine macht. 30.

9. In


veertigh Vragen van de Siele. 30. In den Hemel, en in de Helle, ſal een geders werck , in een Magiſch Principium ſtaan .

19 •

32. In den Hemel en ſalumen niet weten , van Ouders ofte 8 Kinders, die in deHelle zijn .

32.

9.

Hoe men in den Hemelmaalkanderen ſalkennen .

33. Hoe wy in den Hemel ſullen zijn ; en , 't Lichaam Chrifti hebben . 15 . Henoch . 35. Dat den tijd ghekomen is, dat Henoch Predickt ; it ſeh 3. vighé ſal Babel ghewaar worden.

35.

Hoe wy konnen vinden , waar Henoch , en wat fijne 8. Wegh unemingh zy ? 14

35. Hoe hy in twee Myſterien leeft. 35. Hy moet aen den Dagh des Oordeels weder komen. 35.

11. 13 . Hy is een Propheet op de Kroon, aen ' t Eynde der Wonde IS. ren.

35. Wat Henoch aen - wift en, den tijd, naar ſijne Weghino 17. 18 . nemingh . 35. Naar deWegh ,nemingh Henochs , en behoeft niemant te 21 . wenſchen om te leven . 22 .

35.

Waar hy is heen

gevaren,in ſýne Wegh_nemingh.

22.23

35. Wanneer by wederom komt. 35. Vyt wat Geeſt, by, in den Gulden tijd , ſal Predicken . 25 . 35.

Hoe hy van Babel veracht, en Noah eenen ouden Nar ge naamt wort . 26.

35.

Hoe hy den Mowyſes te hulpe komt.

35. Hoe hy eenen tyd ſalVrede hebben .

36.

39 .

35. Hoe Babel fich tegens Henoch en Mo - yſes ſtelt; en hen 37

vervolght. 35.

Den Autheuren durft het Henochiaanſche Leven , niet klaarder beſchrijven. 42 .

QI

2

Her


Regiſter over de

Herberge. 30. Wie het werck , fijne Eeuwighe Herberge, fal geven . 16 .

Heyligheyt : Heyligen . 1. Den Oorſprongh van de Heyligheyt Gods , is ſonder gin, noch Eynde , 9. Heylighen worden weynigh anders , dan

Be

44. Goet. Saat uyt

Gebooren . 4.

21. Hoe de Heyligen , in't Oordeel, aen de God gheftelt worden . oogen ſullen

looſen onder • 26.

Heymelijckheden : Heymelijckheyt. 1. Hoe.vmen tot de Kennis van Alle Heymelickheden kan komen ; volght.

26.

byval vdien datumen des Autheurs raat

3.

De Siele kan de diepe Heymelijckheyt der Sielen beter be reycken, naar dat ſy van ' t Lichaam is geſcheyden .' 20 . Hitte .

32.

In het Rijck des Duyvels , fal meer Koude zün , dan Hitte , 21 . Hoere .

1. Den Autheur heeft Babel, in alles , eene Hoere bevonden te zijn .

258 .

12. Den Geeft voor - Seydt van eenen Ernſtigben Tijd , over de Hoere des Draackx, tot Babel. 42 . Welck de Wolden zijn ,die de Hoere ſullen verſlindē. 20. 21. 39. De Hoere is welgeopenbaart ; doch, haar Dyer en is maar grooter gheworden . s.

24.

Hoof


veertigh Vragen van de Siele .

Hoofden. s . Wat de ſeven Hoofden zijn .

17 .

Hoogheyt : Hooghmoet. 1. De Plantingh, en wort , in de Hoogheyt des Werelds, niet ghevonden. 298 . 12. Men moet geene Hoogh ,moedigheyt , in de Beeldenis in .. voeren , 35 .

Hongeren . 1. Welck een Eeuwigh Hongeren , en Dorſten, is.

112 .

Hout: 1. Wat voor Hout, het Anghſt voyer heeft.

198 .

Huys-vader. 17. 't Gheen den Huysuvader begheert , moet den Autheur doen . 22 . Hutte. 25.

Iſmaelſaleyndelickin de Hutte Iſaacx woonen .

9:

29.

Wanneer daar eeneženige Hutte Gods, by de Menſchen, 4. ſal zijn.

35.

Hoewy alvt ſamen in de Hutte Sems ſullen woonen . 33.

40.

Waar wy , ' aen den longhſtendagh , ſullen heen , varen ; al daar eene Hutte Gods by de Menſchen fal zijn.

3.

Jammerlijck. 30.

Hoe't lammerlijck verſchricken der Duyvelen , en Godno looſe Menſchen b , egin ſal nemen . 34.

22. Den lammerlücken en Verſchrickelijcken toe.vſtant, der Vero Q93

l


Regiſter over de Verdoemde Sielen ,

haar verwachten , en verſchric

ken.

24. tot 34. Jeruſalem .

40. Waar het Nieuwe Ierufalem falſtaan .

4.

Imaginatie . 11. In de Imaginatie heeft de Siele haren Oorſprongh; en , G 10 , blijft Eeuwigh daar in. Inblaſen . 4. Hoe met de Inblaſingh der Sielen , het Drie

ghetalfich

8.

beweeght heeft.

Joden . 25. den Spraack aen de Toden , van

wegen de Beſnijdingh ;

en , hoe wy nu Nieuw-Gebooren worden.

Jongh

6.

vrou .

78 . 1. Hoe de Eeuwighe Iongh - vrou is . 1. Hoe wy God , in de longh vrou , Sien ; ' t welck een koſte lück Sien is.

79 .

33. In wat vooreene long worden .

vrou dat Chriſtus is Menſch ge 6.7.

30. Wat de Wijſe longh_vrouwen ', den de Dwaſen fullen ant woorden . 35.

Jonghſten . Dagh . 1.

21.

Op - wat„ wyſe den Autheur , ons den longhſten ſoude konnen toonen .

Dagh 124 .

Waar de Šielen, tot op den Ionghſten dagh ,zijn;die Lichaam ſcheyden , ſonder ' Lichaam Chrifti.

16.

22 , Eene


veertigh Vragen van de Siele . 22.

Eene ghelyckenis van de Vreughde der Sielen , tot aen den 2. longhſten Dagh.

22.

Wat de Salighe Sielen , tot aen den Ionghften , dagh, bare 17• Spöſe is.

29 .

Wat verklaringh de Sielen , tot aen den Ionghſten hebben .

30.

Beſchrijvingh van den longbſten..Dagh.

30. 40.

ſal eerſt denlonghſtendaghgeſchieden . 70 . Het Oordeel Waar wy,naar den Ionghſten. Dagh ,fullen heen , varen.2 .

Dagh, 2.

21 .

Jonge-Jeught. 15. Inw- fonderheyt, in de longe- leught, treckt de Turba, de 2. Sieles Iſmael. 25. Byvalvdien wy Kinderen Abrahams , en niet Iſmaels, zijn , foo dragen wy aen ons , het Beeld Chriſti.

8.

Iſaack . 25. De Goederen behooren aen Ifaack ; en , de Beſnydingh, aen 9.

Ifmael.

Kennen : Kennis. 32. Hoemen maalkander , in den Hemel, ſal Kennen . 1. Hoe

9.

men tot de Kennis van alle Heymelijckheydt kan 3. 66.

komen. 1. De hooge Kennis, is voor menigh, een vergif.

17. Des Autheurs Kennis , is een Roosken uyt den Aenns 27 . vangh . 28. De hooge verlichte Sielen , hebben meerder Kennis , dan de andere 3.

Kercke .

NB ,NB,


Regiſter over de

Kercke. 24. Hoe deteghen , woordighe Leeraren , de eerſte Kercke te 20. grondt drucken.

Kind : Kinderen . 8.

Hoe een Kind , in's Moeders Lichaam , outghenoegh is tot de Dood. 15 .

8. Hoe de Siele , tot een Eeuwigh Kind wort ; ' t welck de Turba aen ſich heeft. 13 .

8. In de Menſch wording des Kinds,en wort niets nieus.18. 9. Waarom menigh_maal, een Kind, Saliger is, dan eenen Ouden ; ofte fijn ouders. 3. 2. 13. Hoe de Siele, Gods Kind wort . 15.

Van des Kinds ghelegentheyt , ' t welckvan God , looſe Ou ders Gebooren wort. 9•

32. In't Paradijs, en isnoch Man , Wijf, Kind , Knecht, IO. nochte Maaght.

40.

Ghelijck een longh_gebooren Kint, faleen Man van hon dert Jaar, in 't Paradijs zyn. 7.

1. God wil Kinderen ; maar, geen Heeren , hebben . I. Hoe wy rechte Kinderen Gods zijn.

349 . 350 .

6. Waarom wy Kinderen van den Alvmoghenden God zin. 29 . 9. Hoe menigh_maalvrome Ouders booſe Kinderen baren. 4 . 10.

Hoe het quaat in de Kinderen komt, die van Ouders Ghe booren worden , die hen in God hebben overgegeven . 6.

12.

Hoe de Kinderen Gods , door eene ſtercke Stemme, geroe pen worden ; die deDooden in 't kort ſalop.wecken.41.

14. Van de Kinderen der Vromen , die onwghedoopt , in des II . : Moeders Lichaam , ſterven. 14. Van de Sielen , der Kinderen , der God ' s Moeders Lichaam ſterven .

loofen , die in 12 . 14.

Waar


veertigh Vragen van de Siele .

14. Waar

om God , metde kinderen , in't Oude Teftament, een Verbont maeckte . 16.

17. -De Kinderen ſullen Sien , Eten , en verſadight worden. 18. 24. ' t En betaamt de Kinderen Gods niet, bet Quade aen de

6.

Godwlooſen te wenſchen.

26. Vrome Ouders en ſullen van hare Kinderen ,die in de Hel

le zin, niet weten . 43 30. De Kinderen Gods, en moeten niet ſegghen : Mün is 't 4.

Verſtant ; maar , God de Eere geven . 32.

In den Hemel en ſalmmen niet weten , van Kinders , ofte 8. Ouders, die in deHelle zijn .

32.

Aen dekleyne Kinderen fiet.wmen noch een overblijfzel

15

van de Paradiſche Vreughde : 33.

Autheur ſchrift', van't Hemelſche Vleeſch , en Lichaam , 18 . voor de Kinderen ; niet voor de Wolven .

27. In den Hemeliseen Een vvoudigh

Kinder „ Leven .

s.

Klachte. 21. Autheur Klaaght over Babels Blindheyt,die de Magiam , en de Philoſophiam , verworpen beeft; en door eenen Bril fiet. 23

Klaar : Klaarder : Klaarheyt. 6.

Waarom den Autheur niet Klaar en derftſchrijven , en 6. tot 8 . een Slot voor fijne Schriften leyt.

38. In des Autheurs Sabriften , zijn de toekomende Din 10. gen Klaarder, dan in de vorige Propheten. 31.

De Klaarheyt, ſal by deRechtveerdighen , onvghelijck 1. 2 . zijn. Kloove.

21.

Hoe tuſſchen de Sielen , fonder ' t Lichaam Chriſti, en tuſ

ſchen de Heylighe Sielen , eene Kloove is; doch , gheen · Principium . IS. Rr.

24.

Hoe


Regiſter over de 24.

Hoe, men de Kloove tuſſchen ons, en de Afougheſturven I. God looſe Sielen , by den Rijckewman kan ſien.

25. De Kloove tuffchen Lazarus , en den Rijckeman , is I. een gheheel Principium . Knecht . 26. Den Knecht ſal eenen Vryen worden ; en , met den Soon Eten. 40 .

Koogel . 1. Beſchryvingh van den Eeuwighen Koogel , ofte Ooghe; en van A , en O. 32 . 33 . 1. Hoe het Eeuwighe Oogh ,den Koogel maackt. s . De Siele is eenen Koogel; naar 't Ooghe Gods, in tween

3:

ghedeelt. Konſt : Konſten .

24. Hoe Konſt en Gonft; ons in de Duyſternis heeft gevoert ; 19 . en, krachtighe Dwalingen verweckt. 32.

Alderley Kouft, en wort , in’t Paradis, niet meer ghe dacht. 13

37. In God , maar niet uyt Konft, worthet Verſtant Gheboo 26. ren. 37. Autheur en veracht de Konſt van de Hooghe , Schoolen niet . 26.

40. Autheur en is van de Konſt niet Gebooren .

I 2.

27.

Wat de Siele , van de Konften weet , naar't afvifchey .. den .

27.

Waar de Konſten Gebooren worden .

3.

27. Hoe de Sielec ſonder Gods Lichaam )naar geene Konften , 4. in't Myfterium , en foeckt.

Koningh :


veertigh .Vragen van de Siele .

Koningh : Koningen : Koningh

Rijck.

32.

Eenen Koningh, die fich op 't Eynde bekeert,gelt in 't Pa 16.17 radijs minder dan eenen Vromen Bedelaar.

32.

De Glorificeeringh van eenen Koningh ,die wel Geregeert

16. 17•

beeft.

30. Wat voor eeneReeckenſchap , de Koningen , Vorſten, é Over heeren , in't Oordeel (ullen moeten geven . 74.75. 21.

Welck ons Koningh

Rijck is ,

30 .

int Koeyen .

.

17. Hoe de blinde Koeyen , noch blinder fullen worden.

18 .

Kranſken , 22. Hoe de Salige Sielen , haar Ridder

Kruys.:'"

Kranſken Sien. 6.

:19

23.

Den Vromen leertons het Kruys : én , de Duyvelleert'on's 19 de Wel_luftigheyt. vorba Krijghslieden Sin .

22.

De hooge verdoemde Sielen , hebben der Krijghslieden Sin . 34 .

Lam . 33 . 35. Moyſes is een Lam gberorden . 35. In't Myſterium , en zijn niet alleen, Wetten en Wercken : 35 . maar, oock het Lam ; Chriftum .

Lampen. 28.

Hoe een yeder Salige Siele , hare Lampe bereyt , en op de I4 toekomende Vreughde hoopt. 29. Hoe Rr 2

1


Regiſter over de 29.

Hoe de Sielen hare Lampen bereyden , tot op de komſte des 2 .. Bruydegoms. Lazarus .

25.

De groote Kloove tuſſchen Lazarus, en den Rijcke iman, I. is een gheheel Principium .

26.

Autheur is tegens de Geleerden , ghelick Lazarus, tegens Abraham .

Leere : Leeraars : 14.

Leermeeſters .

Wat de Leere van den Anti -Chriſt is.

21 .

24. Waar vom't goet foude zijn , dat de Leeraars gheen Geldt 17 . en handelden.

24. Hoe de tegenwoordige Leeraars, de eerſte Kercke te grond 20 . drucken .

31.

In't Rijck der Hemelen , en zijn geen Leeraars , noch Ge s. bieders ; ' t geen men daar doet, is goet.

32. Hoe de kleyne Kinderen onſe Leermeeſters van de Pa radiſche Vreughde zin; zijnde een Overblyfſel van't 15. Paradys. Leven . 1. Waar's Groote Almachtige Leven in ſtaat.

1. Hoe het

Vyer

Leven niet en is af ughefcheyden van't

Licht Leven ; maar , in maalkanderen woont. 1.

91.

Hoe het Goddelijcke Leven kan bereyckt worden.

93 219

1. Hoe fonder het rechte Leven ,het Lichaam niet beſtaan en konde . 275.

1. Van de drie oorſaacken des Levens. 1. Wat voor een Leven, de Siele blijft en is .

.

276. 309 .

1. Hoe den Wille een Geeft is, en de Siele, het Leven van den 327 Geeft . I. Welck het rechte Leven , en dock het Leven, Gods is. 330 . 16. Hoe


veertigh Vragen van de Siele . 16. Hoe de drie Leyens, in de Siele, tot de Wonder daden Gods

2.

4.

ſtaan.

17 . het Leven van den uyt„ wendigen Geeſt is. 16. Welck 16. Waarom het wytwendige Leven, niet in i inwendige 8. en behoort.

1.1

17. ' t Wye -wendighe Leven , is eenen Spiegel, van't in „wen 6. digbe Leven . 6.

17. Welck het middelſte Leven is. 18. Van't Leven der Verdoemden .

21 .

31. Naar dit Leven , en is daar geen beter maacken .

s.

Lichaam . 1. Waar, zyt 't uyt - wendigh,en't inwendigh, Lichaam

223

Adams is Gheſchapen .

227

1. Wat het Geſchapen Lichaam zy ??.

van't Drie - getal,en van de Engelen, 270 . wy ; en , des ſelfs EeuwigheSpýre . 1. Hoe't Lichaam ,ſonder 't rechte Leven , niet en konde be

1. Welck het Lichaam

275

ſtaan. 1.

Wat voor een Lichaam , 't Eeuwige ſalbeſitten.

1. Hoe't Lichaam , eene Gelückenis is. 7 . 't Lichaam , van de rechte Sièle, is de Tinctuur. 7. ' t Lichaam , van de rechte Siele, is onbegrijpelijck.

317 349 •

5. 11,

7. Hoe't Lichaam oorſaack is,dat de pure Siele ,den Geeſt 18 . verandert.

.

7. Wat voor een Lichaam, aen deSiele waft ; en, Eeuwigh 21 . blijft. 7. Hoe den uyt „ wendighen Geeft, het Lichaam aen de Siele verderft, en tot een Dyer maackt. 9. Wat Lichaam , de Siele, naarden Dood, bekomt. 13.

23 .. 1.

Hoe deSiele , Gods Vleeſch,

Chriſti Lichaam, aen haar 2. bekomt ; en Gods Kint wort. 2

Rr

3

13. Chriſti


Regiſter over de

13. , Chriſti Hemels . Lichaam , is ( in ſijn Principium ) grooter dan Alles. 6 . 13. Hoe't Lichaam Chriſti, ontfangen wort . 8. 14. Hoe langh Siel, en Lichaam , verbonden zijn. 23 17. Wat Lichaam den inwendigen , en den uytwendighen Geeft heeft. 17.

Van't

II. Magiſche Lichaam , ' t welck eene Sucht in de

Eeuwighé Sucht is ; hoe het ſelvighe een Lichaam maacke. IS. 18. Van de Siele, die't Lichaam Gods heeft . II . 18. Naar den Dood ,en begeert de Siele ,het Aerdſche Lichaam niet meer . 8. 21. Van't Hemelſche Lichaam der Sielen . 8.

Demeeſte partder Sielen , varen van't Lichaam , ſonder 't Lichaam Chriſti. 10 . 21. Wat Lichaam uyt den Grave ſal op - ſtaan , en voor 't Oor deel treden . I 2. 21. ' t Vier Elementige Lichaam en blijft niet Eeuwigh.12. 22. Wat Spijſe de Siele heeft, die al hier Gods Lichaam 21.

heeft aen

getogen .

17 : Hoe men't moet verſtaan , dat den Autheur van twee Lichamen ſpreeckt. 19 . 22. Hoe de Heylighe Sielen ( noch, in dit Leven ) 't Lichaam Gods ontfangen ; 't geen alles vervult. 19 . 22. Hoe de Siele , 't Lichaam Chriſti, in God, draaght ; en ,

22.

26.

28.

30.

even , melAdams Heyligh Lichaam verwacht. 21 . Naar dat de Siele van't Lichaain is gheſcheyden , foo kan ſy de diepe Heymelijckheydt der, Sielen beter be reycken . 20. Hoe de Šielen , die't Lichaam Gods niet en hebben , in den Hemel zyn . 4 . Hoe't Lichaam , met alle fijne Daden , de Siele fal'aen .

getoogen worden ,

56 .

30. Hoe


Ler

3

veertigh Vragen van de Siele .

30. Hoe deBooſe, ende Goede ( yeder ) in een Twee, voudigh Lichaam , fullen opſtaan. 63 . 33. Wat Lichaam , dat wy in't Eeuwighe Leven , en, in den Hemel, ſullen hebben. 3. en 13. tot 16 .

33. Van't Hemelſche Vleeſch en Lichaam , ſchrijft den Au theur, voor de Kinderen ;maarniet voor de Wolven. 18 . 33.

Hoewy't Lichaam mel zýn .

Chriſti ſullen hebben , en in den He

19. 20 . 16.

36. Waar des Menſchen Siele, en Lichaam uyt is.

36. Hoe wy,in Chriſto, Nieu - Gebooren , en met fijn Lichaam 22 . bekleet worden . 36. Hoe ons Lichaam , aen den Gheeſt van deſe Wereldt , en 28 . onſe Siele , aen den Duyvel behoort . Licht .

II . 1. Hoe Licht, en Duyſternis, in maalkanderen zijn. 1. Hoe , en waar Licht, en Duyſternis vermengeltwort . 12 .

1. Welck het licht vanght ; en , niet en vanght.

17. 18 .

1. Waar bekent wort, wat Licht en Duyſternis zy .

47 .

1. Hoe de Vryheyt het Licht in

1.

laat.

Van deEeuwighe Form , ofte Model , die't Begeeren des Lichts fich voorſtelt . 74

1. 't Licht van de Majeſteyt , fiet alle de Wonderen van den Eeuwighen On - gront . 75 . 1. 1.

De ſcheydingh tuſſchen Licht , en Duyſternis. De Beſchryvingh van't Licht.

83 . 139 .

1. Waarom de diepte des Wereldts,het Licht vanght. 281 . 307 . 1. Wat voor een Geeft, in 't Licht Gods blijft. 12.

12. 12.

Op wat wijſe de Siele, 't Goddelijcke Licht , niet en 6. vermach te ghebruycken . II . Welck’t Goddelijcke Licht is ghenaamt. Wat de Siele moet doen , Sien.

om

in 't Eeuwighe Licht te

14. 12. Hoe


Regiſter over de 12. Hoe

men ſich in defe Wereldtmoet dragen , om met de Sien le , ' t Licht Gods te hen . IS • 17. Hoe't Licht, van den Glanſch des Vyers, ontſtaat. 3.4.

20 .

32. By wat Licht, de Duyvelen ſullen ſien.

34. Welck het Licht, en de wooningh der Verdoemden , Jab 1. zijn . 37.

Herhalingh , hoe't Licht , en , de Lucht, uytbet Vyer. 8. wort ghebooren. Liefde.

23. Hoe Gods Liefde en Tooren ,uyt alle krachten , den Menſch treckt.

14 . Lieght: Logenaar.

12. Hoe de Siele Lieght.

38.

36. Waarvom de Duyvel, eenen Logenaar zy bevonden .

25 .

Loochenen . 30. Hoe in 't Oordeel, geen Loochenen , maar allesopenbaar Sal zijn. 73 .

Loon . 22. De Salige Sielen, weten wat Loon ſy ſullen hebben ;maar, IO. fonder Lichaam , en begrijpen ſy den ſelvigen niet. 30.

Hoe de Duyvelen haren Loon ( voor 't Oordeel gbeſtelt zijnde )ſullen ontfangen ; daar voor Sy vergidderen. 62 . Lucifer.

I. Waar hy is heen - gedreven ; en , welck fijn Rijck is. 252 .

1. Waarom hy't Beeldt der Slangen heeft bekomen .

311 . 30. Hoe by Grootw-vorſt der God, looſen ſal zijn ; en , wie ſy fullen aen

hangen .

97.

Luſtas


veertigh Vragen van de Siele .

Luſt vhof. 4. Hoe langh Adam , in den Lufhof, wiert verfocht.

14.

Lucht. 30. Hoe de Lucht , in't Oordeel, alle woorden , wederom ſal

geven . 37. Herhalingh , hoe de Lucht , en 't Licht, uyt het Vyer wort Gebooren . 8. Luna. 17. In de vierde Geſtalte , zijn Sol en Luna , in umaalkande ren. IS .

Macht : Machtigh . 1. Hoe woy Goddelicke Macht konnen bekomen . s . Waar van de Siele, haré Macht heeft . 6. Wat Macht den Wille der Sielen heeft.

61 .

IO .

.

6. Hoe de Macht van den Geeft der Sielen , kan belet, en niet belet , worden . 18 . 6.

Hoe den Duyvel, fijne Macht wort benomen .

6.

Wat Macht, den Geeft der Sielen, over Konſten , en over

6.

't Geſchapene heeft ; gelijck Joſua en Moyſes. 20 . De Macht van den Geeft der Sielen , over Dood , Duy

19

vel , en alles ; by.wal,vdien hy op den Bruyd . waghen vaart . 21. 22. 23,

23 . 6. Wat Macht dat wy in 't Woord hebben. 6. Waar de Macht der Sielen ( die ſy uyt Natuur recht heeft ) in beſtaat. 29• 3. 8. Wat Mache , Adams Siele , voor den Val hadde . 16.

Van de Macht van't inwendige Vyer; en wat des ſelfs IS pracht, ter neder leyt. 17. Van ST


Regiſter over de 17. Van de groote Macht , die den Wille heeft. 34 . e groote Macht, die de Ghemeente Chriſti heeft, an dde 24. V Van om de Siele te Ranfoeneeren .

14 .

26.

Den Autheur bequam Macht , om te antwoorden op de 7. ſes..en twintighſte Vrage .

26.

Van de groote Macht des Geloofs.

30. God heeft Hemel en Helle in fijne Macht. 38.

33 . 9.

De Macht van den Firmamentiſchen Hemel , en is gee 8. men ghewiſſen Calander.

11. Hoe de Siele oockin't uyt... wendige Principium regeert ; 6. en'tſelvighe Machtigh is . Magia : Magiſch : Mago . 1. Welck deEeuwighe Magia is. 1. Wat Magiæ zy ? daar t Alles in is.

177 . 262 .

1.

Van Magia , Philoſophia , Aſtrologia, Aſtronomia, Me 256 . dicus, Theologia , en van de Turba.

6.

Hoe de valſche Magia , in 't Water verdrenckt.

13. De Magia, maackt Weſen , daar geen en is. 25. ' t Rijcke Gods, is Magiſch. 30.

6.

19 . 9. 13 .

Teder werck; fal in een Magiſch Principium ſtaan ; foow 19 . wel in den Hemel, als in de Hellen Hoe

men den Valſchen Mago , èn den Nigromantico kan IS.

ontloopen.

Majeſteyt. 17.

Hoe de Majeſteyt Gods , niet en foudezijn, ſonder fijnen Tooren.... ? 3. 21 . 32. Waarvan de Majeſteyt Gods ontſtaat.

Man.

2 8. Hoeden Man , Siel, en 't Wýf, Geeft Saayt.

II .

8. Hoews


*

veertigh Vragen van de Siele . 8. Hoe..men kan weten , dat den Man , de Tinctuur des Vyers, en 't Wif, de

Tinctuur des Lichts, heeft. 16 .

32. “ In't Paradijs; en is noch Mav, Wif , Kint, Knecht, noch 10. Maaght . 32. In't Paradijs, zijn de Vromen alutſamen Gods Wijf; en, II . hy is baren Man .

40. Een. Man van hondert Jaar ,fal in't toe komende Le 7. ven zijn, ghelijck een longh - gebooren Kint. Mayers . 30.

Hoe de Engelen , in't Oordeel,de Mayers fullen zijn ; en , 83. alles in twee Kudden ſcheyden . Maria .

1. Waarin ſy't HemelſcheWeſen heeft ontfangen .

224 .

Hoe ſy door de Hemelſche longhorou Gebenedijt wiert.9. 14 36. Welck hare Benedyingh was . 16. 36. Sy en is niet Vergodet gheworden .

33.

Materia : Materiaals . 1. Alle Materia, ſtaatin de Macht van't rechte Vyer. 43 . 54. Hoe , en waarom , het derde Principium , aen de Siele, 2. een Materiaals Gelijckenis wilde hebben, Matrice . 4. Hoe de Hemelſche Matrice, oock haar Beelt, aen de Siele 4.

wilde hebben . Mathuſalem . 35.

17 .

Wat Mathuſalem beteeckent.

sf

2

Mede

-


Regiſter over de

Medecija. 36. Aen den Krancken Adam , wort eene Medecijn , en Ton . gen Soon belooft. I. 2.

Menſch : Menſch

wordingh .

1.

Hoe God ,en Menſch, een Eenigh Perfoon wiert. Welck den rechten Menſch beduyt.

1. 1.

Hoe Menſch, en Aerde, ſal gheſcheyden worden. Waar.com , God , Menſch wiert.

1.

J. Waar vom den Menſch hooger is, dan de Engelen . 1.

224 228. 234 244• 334.

Hoe den inwendigen Menſch, met God moet vereenight zön.

212 . 4. Hoe aen den in uwendighen Menſch , de Siele , in't He melſche Herte, wiert inngeblaſen . 7.8 . 4. Hoe den inwendigen Menſch , in Adam , in den Hemel ſont ; en, wat Taal hy hadde 6. 16. Hoe den uyt - wendighen , en den Nieuwen inwendighen

16.

Menſch , tegen maalkanderen, in Strijdt zyn. 3. Waarvom , den uyt wendigen Menſch , den inwendi

21.

gen nieten kan over--weldigen. 3. wijſede Siele ,in den Nieuwen Menſch , kan ghehouden worden . 9. Wat voor Vleeſch en Bloet , den Hemelſchen Menſch

26.

heeft. 6 . Den Menſch , kanmet ſynen Gheeft ; in den Hemelreyc

16.

Op -wat

ken, tot de Afugeſcheydene Sielen .

16.

33. In wat voor eene longhwvrou , Chriſtus is Menſch ghe worden . 6.7 36. Den Menſch is in fijn Dóen , dwaſer, dan de Dyeren. 10.

33. Waarom in deMenſch wordingh Chriſti ,de Tinctuur des Bloets, Hemels moſt zijn. II . Meepin


veertigh Vragen van de Siele .

Meeningen. - 14.

Den Anti - Chriſt, is oorſaack van de Meeningen .

20.

• Merch . 6. Hoe den Gheeft der Sielen , aen een ander Menſch , in Merch, en Been , kanin vgaan . 16 . Miraculen . 26. Hoe God heeft toegelaten ,dat de Heydenen door Mira 35. culen zijn Bekeertgheworden . Myſterium . 1.

57.

Het Hooghſte Myſterium .

1. Van den Eeuwigen Band ,waarin Myſterium Magnum 265 . is gbeſloten .

Miſſe . 24. Waarwyt het bedrogh der teert .

Siel Millen is gheinven 13 .

Moeder . 1.

Van twee Moeders : de eene Baart Hemelſche Weſent I.

heyt, de andere, Helſche Grouwelen . Model. 1.

.

Van de Eeuwige Form , ofte Model , die het Begeeren des Lichtsſich ſelfs maackt. 74 •

Mogelijck : Mogentheyt. 1.

By God is Alles Mogelijck ; diehem vint, vint Alles. 3 .

10.

ST 3

Hoe


Regiſter over de 10. Hoe nyt eenen (warten Raven , ſelden een witten wordt ; 8. doch , ' t is Mogelijck .

8.

Hoe Adams

Al Mogentheyt,verlooren wiert : en, hoe

belet wiert , dat de ſelvighe niet Eeuwigh verlooren 5.6 . en bleef. Mooſter. 5. Hoe in de Turba ,een Maan Monſter wort ontfangen.2. s . Waarom den Geeſt van den Anti - Chriſt, een Monſter, is. 17 . ur r 8. Hoe Adams Tinctu , een Monſte , tot een Beelt be

4.

quam . Moyſes .

7. Het Dexel Movyfi, is nuwvoort , voor de Kinderen God's 26 . wegh. 4.

35.

Van eene goede Boodſchap, die Mowyſes heeft.

35.

Waar-om de Duyvel, om't Lichaam , Mo - yli, twiſtede; 28 . hy is een toornigh Man gheweeft .

35. Hoe de Turba Mo..yfi, in den Dood is ghebleven. 319 35. Het Lichaam Movyli, ſal aen't Eynde der Dagen , oock gheprobeert worden . 34•

35. Hoe Babel, fich tegens Movyſes en Henoch ſtelt ;en, 37 • hen vervolght.

35. Hoe Moyſes den Eliæ over Babel roept ; daar ſy den 38 . laatſten dronck ſal drincken . 35. Hoe de komſte Mo - yli, en Eliæ , voor de God. looſen

41 .

verborgen blyft.

Na. 21. Na , en verde, is in God,en voor de Siele, een dingh.

Naam

S.

:


veertigh Vragen van de Siele .

Naam : Namen. 32.

Op.w.wat --wiſe, wy onſen Aerdſchen Naam , in't Para dijs ſullen verſtaan.

35.

9.

In de opvgheſchreven Namen der Voor Vaderen , voor de Sondvloed, leggen groote Verborgentheden. 43 •

Naalten . 24.

Hoe verde den Geeſt en Wille van de Siele der Geloovigen, met de Siele des Naaften , in't Afvlterven , gaat. 12 .

Nar . 12.

Hoeonſen Geeſt, Gods Nar , en des Duyvels Aap wort ; 27• en't Beeldt Godsverlieſt. Natuur : Natuurwrecht : Natuur , ſpraack.

1.

God , en is de Natuur niet : maar , hy is in de Natuur ;

ſonder van de Natuur begrepen teworden . 1. I.

Waar de Natuur uyt is ;en wat de ſelvighe zy: Autheur ſpreeckt boven Natuur ; in de Letter T.

1. Hoe God ,in de Natuur woont ; en, begrepen wort . 2. Van de Natuur der Sielen .

29 • 210. 3.

12. Hoe , naar de Verbreeckingh desLichaams , bet Slincker Oogh , van de Natuur, vry is ; en 't is felfs de Na 21 . tuur . 19.

7.8 .

De Eeuwighe Natuur, is On - Sterffelijck.

6. De Siele heeft hare Macht, uyt Natuur recht.

29 .

35. Byvaldien wy de Natuur - ſpraack verſtonden, foo fou den wy't Henochiaenſche Leven wel verſtaan.

9.

Nigromantie. 6.

Wat Nigromantie , ghenaamt is.

1

12 . 6. Hoe


Regiſter over de 6. Hoe..men de Nigromanticum , en den valſchen Magus, ontloopen kan . 26. In de Nigromantica, konnen de Gheeften der God Menſchen ghepynight worden .

27 . looſe 24

Nijdt. 1. De Oorſaack van des Duyvels Nijdt.

189 .

Nut . 16. Wat den ganſchen Menſch , het Nutſte is , tot de Groote Wonderen Gods. 7. 16. Waar_om den uyt„ wendighen Gheeſt Nut is , aen't in . wendighe Dyerſche Beelt.

II.

16. Hoe den Dyer Geeft ons ſeer Nut is, in dit uyt - wendige Leven, II .

Oeghſt. 17. In den Oeghſt, ſalyeder Werck, ſijne Schure bekomen.25. 26. Autheur, is in den Oeghſt der Geleerden ghevallen . So Ooge : Oogen. Welck , en hoe't Ooghe der Eeuwigheydt is ; daar den Gront van Hemel en Aerde in ſtaat. 30. Beſchryvingh van 't Eeuwighe Doge ; van A. en O. .

1.

32. 33 . 1. Hoe't Eeuwighe Ooge , den Koogelmaackt ; en, hoe't ſelfs de Eeuwigheyt is . 34. 35 . 1. Hoe't Vrye Eeuwighe Ooghe , Bevrucht mort ; ſonder Bevrucht te zijn . 36 . 1. Wat den Autheur, met het Twee „ voudighe Ooge ver

ſtaat. 1. Hoe in 't ſtaan .

253 Ooghe Gods , beyde de Vyeren zijn te ver

306. 307 5. Hoe


veertigh Vragen van de Siele .

5. Hoe de Siele, naar't Doge Gods, eenen Koogel is ; in tween ghedeelt. 3. 8. s. Hoe de Siele twee Oogen heeft. 7.

Hoe detwee Oogen zijn , ghelick het Radt, in Heze chiel . 16.

12. Hoe't Ooghe Gods, Twee„ voudigh is ; en, des ſelfs Be Schryvingh. 8. 12. Hoe de Siele twee Oogen heeft , die ruggelinghs aen.no 16.

maalkanderen ſtaan .

12. Op_wat wijſe,de Siele,debeyde Oogē moetgebruycken.17 12. Hoe naar de verbreeckingh des Lichaams, 'e Slincker Oo

14.

18.

ge, ury is van de Natuur ; en't is ſelfs, Natuur. 21 . De Siele beeft fich, met het Rechter Ooge, van God, afva 2. gewent.

Waartoe wy Oogen van alle de drie Principien , van . nooden hebben. 2.

23. God heeft fich , naar beyde de Oogen , gheopenbaart. 12. 30.

Hoe't Doge des Toorens , van den Richter, Chriſto, de Godlooſen, in't Harte ſal gripen . 36 .

Oneens. 18. De Duyvelen is niet Onveens , in de Helle , met fijne Kinderen.

25 .. Ondervgangh .

17.

Voorbode, van Babels Ondergangh.

20.

Onufterffelijck. 19. De Sielen zýn On

Opſtandingh : Op 30.

IS .

Iterffelijck . ſtaan .

Autheur en ſchrift , van de Opſtandingh der Dooden , IO. II . geen Fabei.

Tt

22. Wat


Regiſter over de 22.

Openbaar : 30.

18 .

Wat Lichaam , uyt het Graft, Op » ltaan ſal.

Openbaringh .

Hoe in't Oordeel, alles Openbaar , ſal worden .

38.

30. In de Openbaringh , Daniels , Ezechiels , en Davids, daar leyt alles in, 't geen gheſchieden ſal. 9:

11.

De Siele , heeft baren Oorſprongh , in de Imaginatie ;

Oorſprongh : Oorſaack .

en blijft, Eeuwigh, in de ſelvigbe .

10 .

33. Vytwat Oorſaack, God, Adam verdeelde .

4.

Oordeel . 21. ' t Lichaam , uyt het Graft, ſal op deel treden .

21.

ſtaan, en voor 't Oor

Hoe de Heyligen , in't Oordeel , de God Oogen ſullen gheftelt worden.

II . looſen onder 26.

22. Hoe voor 't Ionghſte Oordeel , de Duyvelen , trachtingh bares Vals, hen ontſetten .

in de be

29 •

23. Wat Verquickingh , Spiſe , en Vreughde , de Sielen der God looſen , totop 't longhſte Oordeel, hebben . 8.9 . 30. Aen wien het Laatſte Oordeel toe komt. 14. IS. 30. In't Oordeel, ſal alles te ghelijck , openbaar worden. 30. 30. Naar 't Oordeel , blyft alleenelick , ' t geen , daar om

God, de Wereldt Ghefchapen heeft . 30.

De God

99 . looſen, fullen , in't Oordeel , om den Dood roe

37 . pen , en niet konnen ſterven . 30. ' t Oordeel, ſal in verſcheyden dagen gheſchieden . 40 . 30. In't Oordeel, ſalde Sucht der Aerden, de Sterren gen

fich trecken .

41 . 30. Hoe de Kinderen Gods, in't Oordeel, hen ſullen ver heugen . 42 . 30. Hoe veel daghen tot het Oordeel behooren , is ons ver: 4ubic.borgen. 43 . C 30. Wat


veertigh Vragen van de Siele .

Wat Stemme ſegghen ſal: Staat op ghy Dooden ; komt voor 't Oordeel. 45. 46. 30. Waar naar den Menſch ſal Geoordeeld worden : daar 30.

en ſal niet veelonſchuldigingh zijn. 30.

Hoe dit verdurven Lichaam ,in't Oordeel, Reeckenſchap

ſal moeten geven , van't Beeldt Gods.

59 .

30. Met wat Beeldt, de Vromen , in haren Gheeft der Sielen , 60 . voor ' t Oordeel ſullen ſtaan . 30. Hoe de Duyvelen oock voor ' t Oordeel ſullen geſtelt wor den, en haar Loon ontfange ;daar voor jy verzidderen. 62 . 30. Wat Beeldenis, foo booſe,als Goede, in hare Lichamen , in't Oordeel fullen hebben .

30.

63. tot os.

De Vrou fal, in't Oordeel , worden, ghelijck Adam mas, 68 . voor fijnen Slaap.

30. 't Oordeel ſaleerſt den Ionghſten Dagh gheſchieden . 70 . 30. De Levendigen en ſullen in't Oordeel niet Sterven . 70 . 30. Hoe in't Oordeel, alles in ordre ſalgbeſtelt worden . 71 , 30.

Hoe de Valſche,en ,deWare Harderen Chriſti, in't Oor 72 . deel , Reeckenſchap ſullenmoeten geven .

žo. In't Oordeel en ſal gheen loochenen zijn ; alles falopen baar weſen. 73 • 30. In ' t Oordeel, al den eenen ,den anderen vervloecken.78 . 30.

Vrage,aen de Hooge School. geleerden , hoe ſy,in't Oor 79 . deel, fullen konnen beſtaan .

30.

Wat voor Harderen , ter Rechter , en ter Slincker , in't Oordeel , fullen verſchynen.

...

840

Ouders.

ģ . Vrome Ouders, Baren menigh maalbooſe Kinderen. 4 . 10. Hoe eene Siele ,die van Ouders Gebooren is die beyde van 7. den Duyvel ghevangen zijn , tot God kan komen .

io .

Vermaningh aen d'Ouders, dat fy aen hare Kinderen goede Sielen, in plaats van Gelt, ſouden vergaderen. 9 . Tt 2 14. De


? Regiſter over de De ghelegentheyt van de Sielen , die van Vrome Ouders Gebooren worden . II . 26. Vrome Ouders en ſullen van hare Kinders , in de Helle; niet weten. 26.

14.

Paradijs.

127. 128 . 1. 't Paradijs ſal openbaar worden . 1. Met wat Vleeſch ,my in 't Paradijs, konnen in gaan .225; 21. De Vruchten van't Paradijs , daar de Siele van mach Eten . 7: 8. 21. Wat voor Weſen , ofte Materie, 't Paradijs is. 22.

De Heerlückheydt , die wy in't Paradijs ſullen hebben ,

wenſt den Autheur , in onſe Sielen , te konnen ſchry ven , 23 : 22. 't Eerſte Lichaam , moet weder vom in't Paradijs ; vol gens't Voornemen Gods. 22 .

35. Hoe't Paradijs, als

noch voorhanden is.

14:

't Paradijs is in defe Wereldt ; doch, voor onſen Oogen , gee I. lück als verſlonden. ver hebben wy ' t verlooren maar , niet : Paradijs en is 39. ' t

39.

looren ; ghelick deDryvel God verloor . 2: 30. Welck 't Paradijs ſalzijn, daar de Hemelſche Eſſentien , begrypelijcke Vruchten ſullen dragen. 26 .

32.

Hoe voor den Val, 't Paradijs in ons was.

I.

32. Wat Vruchten de Rechtveerdighen , in't Paradijs fullen Eten ; en , hen verheugen. 32.

32.

32.

2. 3 .

Hoewmen , ſonder Tanden , noch Dermen , in't Paradijs, Eet. 4.5. In't Paradijs , en is noch Man , Wijf , Kint , Knecht, nochte Maaght. 10 .

Op

watwwiſe wy onſen eerſten Naam , in't Paradijs, ſullen verſtaan . 9 32. De


I.

E

veertigh Vragen van de Siele . 32. De Paradijſche Vreughde , is gelück het Danſen en Sin 12. de kleyne Kinderen . , gen van

32. In t Paradijs ſalmen yets van de Helle weten ; maora 20 . niet fien .

39. Wanneer wy't Paradijs verlooren hebben ., 39.

2.

Van de Blindheyt der ghener , die van't Paradijs hebben 4. gheſchreven .

40. 't Paradijs, is een ghedeelte. aen de Godheyt, het is on. I. veranderlick: 40.

Waar't Paradijs falzijn, naar 't vergaan des Werelds. 1 .

40.

Wat Aerde't Paradijs fal zijn , daarde Vromen door , en 2. door,fullen konnen woonen

Paus. 24. De Paus en kan de Sielen , met ſýne Sleutelen , om des Gelds...wille, niet verloffen , Peerle . 1.

37.

De Peerle niet voor de Swijnen te worpen ; en , met de Verborgentheden, trau te handelen. 64 . Peerle is , daarom Welck bet grootſte Kleynoot, en de , I. tener alſin Ğoet verkocht, en kocht de ſelvigher Perſoon ; Perfoanen .

36. Welck eene ganſchePerſoon wort ghenaamt . 6. 1. Waar naar God, Driewvoudigh in Perſoon , ghenaame 153. 156. wort.

6. Den Geeff Gods , en den Geeft der Sielen , zijn twee Per ſoonen, en vry van maalkanderen Wille bebbende 11'11* 9.804

die

yeder ſynen eygen

Hi5.5.3 beni

Pelti

.


Regiſter over de

Peſtilentie . 37. Welck der Hellen Vergif , en eene Peſtilentie des Doods was . 19 .

Philoſophen. ·I. Sy hebben't Rijck ( ofte de Regeeringh) van't Goedt en Quaat , van't Begin des Werelds ghefocht ; en , niet ghevonden .

68 . Pijpen .

23. Den God

loofen , danſt den Duyvelnaar ſine Pijpen , in

deſe Wereldt.

3. Plaats .

21. 21.

Van deon - gelijckheyt van Plaats;diede Sielen hebben. 25 . De Sielen en ſitten niet in eene Plaats by maalkanderen ; 't ſelvighe foude contrary de Magiæ zijn.

27 :

Ponde. 30. IVy enmoeten’t Pondt, 't geen de Vader ons geeft, niet in de Aerde begraven . 6.

Poppe. 32.

Gelijck deKinderen ben verheugen over eene Poppe,alſoo, de Vromen , in't Paradis : 6.

. Principii :

Principien : Principium .

4. Hoe, en waarom , het derde Principii, eene Materiaal 2. ſche Gelijckenis, aen de Siele wilde hebben . 4. Hoe't derde Principii, in't tweede wiert Geſchapen.4.5. 19: Waarvuyt het derde Principii is gheworden.

10. II .

30. Yeder


veertigh Vragen van de Siele . 30. Teder werck, ſalin een Magiſch Principii ſtaan ; foo wel in den Hemel, als in de Helle. : 19 . 30. Het derde Priycipii, ſal, in't Oordeel, ganſch vergaan,

tot op de Wonderen ;de ſelvige blyven Eeuwigh.

90,

1. Beſchryvingh van deſefte Geſtalte des Vyers , en , de twee 93. & C. Principien, in een Eenigh Weſen. J. Welck in den Menſch , de twee eerſte duyt.

Principien

be 247 •

5. Hoedanigh de Siele ,in alle de drie Principien is. 19.tot 2r. 12 . 8. Hoe alle de drie Principien in't Saat zijn. 8.

Hoe alle de drie Principien haren Werck « meeſter , ofte Vulcanum , in de Siele hebben , 17 .

9. Hoe alle de drie Principien in de Siele ſtaan , foo langh, I. tot dat het Lichaam verbreeckt. 10. Hoe de drie Principien, doorgaans om den Menſch wor ſtelen , terwyl hy noch in ' t Saat is. s.

18.

Waar„ toe wy oogen , van alle de drie Principien , van 2. nooden hebben .

30.

Hoe den Eeuwighen Geeſt , ſýn ſelfs Centrum , in de drie 14 . Principien, ofte Geeſten , heeft.

zo.

De Eeuwighe.Schuren fullen veelderley zijn ; doch, in twee 18 . Principien,

30. Hoe den Geeft, in twee Principien , in God uyt „ gaat ; en , in't derde Principii , in den Gheeſt van dele We reldt. 49 . 1.

Waar om de Wereldt, een eygen Principium wort ghe naamt. 289 .

1.

Wat eygentlijck , Principium ghenaamt wort . Propheet :

49 .

Propheten : Prophetien .

Hoe den Propheet ver ſeeckert wört, van ' gheen by 287 . doet.

30.

II . Waar den Propheet van de Chriſtenheyt uyt gaat. 38. Wan


Régifter over de 38. Wanneer den Propheet wort Gebooren die met alle Pro

pheten , uyt de Turba ſpreeckt , van den Aenvangh, 2: en 'van't Eyndes. 38. Waarom de Propheten Magiſch , en niet met ronde woorden moeten ſpreecken. 6.

38.

Waarom de toekomende Dinghen , in des Autheurs Schriften, klaarder verſchynen , dan in de vorige Pro 10 . pheten .

40. Waar , en wanneer , alle Prophecien ſullen vervult wor den .

Quaat :

Quade.

10. Hoe't Quaat, in de Kinderen komt, die van Ouders Ge booren worden , die hen in God hebben overwgegeven . 6: 100 . 30. Quaat en Goet, is in Eeuwigheyt ghefien . : 1. Van't Begin des Werelds, hebben de Philoſophen het Rijck

des Goeds en Quaats ghefocht; en, niet gevonden .08. 30. Hoe de Quade, en ,de Goede, yeder, in een Twee „ voudigh 63 Lichaam , ſullen opvftaan . 30. Wat voor eene Beeldenis , de Quade, en oock de Goede, 64.65 in't Oordeel, in haar Lichaam fullen hebben .

Quaal : Qualiteyt. Wanneer , en hoe', de Quaal der Duyſternis , wort ghe voelt. 84 . yt 4. Hoe de Quaal van de Grimmighe , met het In - blaſen , 1.

hich mede heeftin gedrongen .

12 .

Radt. 1. Het Eeuwigheftaat, ghelijckeen Radt.

I4 • Raden .


veertigh Vragen van de Siele .

Raden . II.

Waar den Vyer heeft.

Smit , ſine vijf Vorſtelycke Raden

Raven . 10.

Hoe uyt eenen ſwarten Raven , felden eenen witten wort ; doch ,foo is ’t mogelick.

8.

Ranſoeneeren . 24. Van de groote Macht , die de Gemeente Cbriſti heeft, om de Sielen te Rapſoeneeren . 14

Recht. 1. Welck het Recht der Eeuwigheyt is,

353 .

Rechtveerdigen . 30. Hoe de Rechtveerdigen ſullen in 't Paradijſche Leven in - gaan, en Eeuwigh by haren Vader woonen.

94

30. Soo weynigh het Vyer ,hetLicht kan hinderen f , oo weynigh hindert het Vyer des Oordeels, de Rechtveerdigen. 93.

31. Van de onv-gelijcke Klaarbeyt , die de Rechtveerdigen ſullen bebben . 1. tot 3 . 32. Hoe de Rechtveerdigen ,hen , in’t Paradijs , Jullen ver

2.

beugen .

24. 't Ghebedt der Rechtveerdighen , en vaart niet in de Hel . 3. Rechter. 30. Wat , in't Oordeel, ter Rechter , en ter Slincker, wort ghenaamt, 83 .

V v

Reec.


Regiſter over de

Reeckenſchap. 30. Hoe dit verdurven Lichaam , in't Oordeel, Reecken ſchap , van't Beeld Gods, ſal moeten geven . 59 . 30.

30.

Wat voor Reeckenſchap , de Ware, en , de Valſche Har deren , in't Oordeel, ſullen moeten geven . 72 . Wat Reeckenſchap , de Koningen , Vorſten , en Overv Heeren , in’t Oordeel, ſullen moeten geven . 74. tot 78 .

30. Wat Reeckenſchap , de Geleerden , in't Oordeel , Jullen moeten geven . 79 . Regeeren. 30.

Wat Geeſt, Regeeren , en niet Regeeren ſal.

12 ,

Regenboogh. 30. Hoe Chriſtus op eenen Regen , boogh ſal verſchijnen . 32 . Renoveert . 8.

Waar den Gheeft der Sielen wederom ghe. Renoveert wort .. 6. Refolutie.

23. De Reſolutie des Autheurs , in ſijn Dagh - werck.

20.

Reyn . 14. Daar en kan geene Reyne Sielé, Gebooren worden.. 9. 36. Daar en is noyt'eene ganſch Reyne longhworou , uyt Heva, Gebooren gheworden . 4. 36. Heva en is, voor de Aenvroeringh Adams, niet Reyn ge weeft.

8.

Rich


veertigh Vragen van de Siele .

Richter. 30.

Hoe den Richter , in ' t Oordeel, de Sententie ſal uytvo 86 . Spreecken, over Vromen en God , looſen . Rijck :

1.

Rijcke „man .

Het Rijck des Goeds en des Quaats, hebben de Philo

sophen van't Begin des Werelds gbefocht ; en , niet ge vonden . 68.

I5 . 't Verbo Domini , Treckt de Siele, in't Rijck Gods. 1 . 13 25. 't Rijcke Gods, is Magiſch. 25.

't Rijcke Gods, wort van den Ernſtigen Wille bereyckt ; maar, van den Wille in 't Weſen, ofte Werck, niet. iz.

25. Wat voor eenen Wille, het Rijck der Genaden vint.

13 .

31. Chriſtus ſal't Rijck, aen ſinen Vader, over - geven . 5; 35. In't Rijcke der Hemelen , en zijn gheen Leeraars, noch 5.

Gebieders; alle het Doen, is daar Goet. 32.

In't Rijck des Duyvels , fal meer Koude , dan Hitte 21 . zijn .

24. By den Rijcke man , en Lazarus , fiet ,men de Groote Kloove, tuſſchen ons, en , de Afvgeſturvene God Sielen .

looſe I.

25. Wat de Kloove , tuſſchen den Rijckeman , en Lazarus I. : Roem . . 5

30.

Den Autheur , en begeert geenen Roem. Ruſte .

26.

29.

Hoe debekeerde ( IVarende) Siele, tot de Rufte komtzen ,de Aerdſche Bekommering,niet meer en begeert. 12.tot 14.

De Ruſte der Šielen, is ghelijck eenen ſoeten Slaap.

V v

2

1.

Saat.


Regiſter over de

Saat , 8. Hoe in't Saat ,ten Kinde,allededrie Principien zijn. 12 . 8. In't Saat , is de Siele Eſentiaals : en , in de uytbroe dingh, wort fy Subſtantiaals. 12 . 9. De Heylighen , en worden weynigh anders , danuyt goet Saat Ghebooren. 4 16. Hoe den ſtrijdtin de Siele, in't Saat, begin neemt. I. 16. Wat de Turba , in't Saat , veroorſaackt ; 't welck nie mant en kan loochenen .

2.

S.

25. Hoewy Abrahams Saat zijn .

Saligheyt : Saliger. 14. Waar de Saligheyt in ghelegen is. 17. Welck den rechten Wegh ter Saligheyt is.

19 . 35 :

9. Waarom menighmaal een Kint Saliger is, dan fijne Ouders. 3. Samuel . 26. Door de ſtercke begeerte Sauls , bracht.

wiert Samuel opghem

174

Saayen. 8. Hoe den Man , Siel, en 't Wif , Geeft Saaydt ; 't welck , op Dyerſche Aert, wort uyt gebroeyt.

II .

Schamen : Schaamte . 33.

Hoe by ons alsu noch Schamen , vanwegen de Dyerſche Gelederen, die Adam bequam naar den Val.

23. De Vreeſe,en Schaamte, der Godulooſe Sielen , tot op den Ionghſten Dagh. 10.

Schepe


veertigh Vragen van de Siele ,

Scheppingh . 1. Welck deoorſaack van de Scheppingh des Werelds is. 116 . 8. De tweede Scheppingh, nam Begin ,in Adams Slaap.7. Schelm

fucken .

26. De Duyvel kan , door de Verdoemde Sielen , aen de booſe Menſchen in den Droom, Schelm

Schoole :

, ftucken leeren . 21.

Schoolen : Schoolier.

17. Welck des Autheurs Schoole is, daar ſýne Konſt gheleert wort. 19 . 40. Wybebben al hier , van de Hemelſche Schoole , eenen Voorſmaack. I 2.

30.

Eene Vrage,aen de Hooge Schoolen , hoe ſy in't Oordeel 79 . ſullen konnen beſtaan .

30.

Waarom den Geeft, de Hooge Schoolen , en Dodoren, Babel noemt. 81 .

37. Den Autheur, en veracht de Konſt van de Hooge Schoo len niet. 26 . 37. Eenen Geleerden Schoolier , kan verde komen , byvalv 27 . dien dat by, met des Autheurs Hant, begaaft is. Schoot. 25. Hoe de Schoot Abrahams ( zünde Chriftus ) is te ver 2. tot 4. ſtaan ; hoe wy in de ſelvighein - gaan .

Schuuren , 30. De Eeuwighe Schuuren ſullen veelderley zijn ; doch , in 18 . twee Principien .

V V

3

Secu


2 Regiſter over de

7

Seculum . 39.

Ļeder Seculum , heeft fijne Soeckers ghehadt.

4.

Sem . 35.

Wy ſullen al _ t'famen in Sems Hutte woonen .

33

Siele. 1.

.

Autheur wilden Grondt, en Oorſprongh der Sielen too

nen ; ſulckx Balthazar Walter heeft ghefochi , tot in Sijnen Ouderdom . 63. 64. 1. Waar men de Wortel der Sielen moet foecken . 92 . 1. Wat de Siele is : en , hoe ſy in de Verdoemenis blijft ; en, niet en blyft. 195 . 1. Hoe de Siele , aen eenen draat hanght. 199 . t . Waar de Siele begint ; en , de Waghen is , des Heylighen Geeſtes. 245 . 1. Wat de Siele ghelückt : waar ſy, en haren Geeſt woont ; hoe ſy Nieu ;en oock niet Nieu is.

247

1. De Siele, is van Eeuwigheyt geweeſt ; en , ſy behoort aen de Driebeyt. 248. 1. Hoe de Vader, de Siele, aen den Soon gaf. 1. 1.

249. Wat voor een Leven de Siele is, en blijft. 309 Van de Siele , die aen't Lieve , vyer is te huys gevalle.310.

1. Hoe de Siele,in de Helle, Dyerſche Beeldenis bekomt. 311 . 1. De Siele,noch haren Geeſt, en ſtaat niet in de Turba. 323. ., 1. Den Wille is eenen Geeſt: en , de Siele, het Leven van den Geeft.

327 . 1. De Siele, woont in twee Principien ,gelijck God ſelfs; en,

I.

oock in drie Principieo . 327 Antwoort den Balthazar Walter , van waar de Siele ontſtaat.

351 .

2. Waar de Elſents der Sielen uyt is : van haar Weſen ; ha 1.2 . ; ren Wille is vry:

2.

Van


veertigh Vragen van de Siele .

2. Van de Natuur der Sielen : hoe ſy een gelückenis is ,van't Drie - getal; ofte van Lucifer, en alle Duyvelen .

3.

2. Hoe de Eygenſchapder Sielen Geſchapen , en't Ghebode haar ghegeven is. 4 . 2. Op wat wiſe alle het Doen der. Sielen vry , en God beo

3

3.

4. 13

baghelijckis. s. Hoe de Siele ten Beelde Gods is Gheſchapen ; en niet en kan verbreecken.

I. tot 4

4. Hoegen waarom het derde Principium, een Materiaals Gelijckenis, en ,de Hemelſche Matrix, baar Beeldt, aen de Siele wilden hebben . 2. tot 4

1,

IO .

4. Welck den Wagen der Sielen is .

s . Van de Gheſtalte der Sielen : ſy is eenen Koogel, naar't

9.

Ooge Gods; in tween ghedeelt .

1. tot 3 :

5. Hoe de Siele moet Demoedigh zijn ; en hoe ſy hare twee 6. tot 8 . Oogen moet ghebruycken .

5. ti

5.

Hoe de Siele, door den Geeft,in ' t ganſche Lichaam wort

uyt - gedeelt. s . Hoedanigh de Siele , in alle de drie Principien , is. 6.

6.

13 • 19 .

Van haar Vermogen : hoeſy haar Eygen „Jelfs is ; en , baar I. 2 . eygen Leven heeft.

Hoe men de Macht van haren Gheeft moet verſtaan ; en ,. hoe ſy hare Macht heeft verlooren .

18. tot 22

7.

Of ſy Lichamelijck is ; of niet : hoe ſy was , doen God haar 1.2 . Schiep.

...

De Siele is een Vyer ; zijnde in de Macht van de Tin Etuur. si

Waarſy is , een Ghelijckenis Gods :wat ſy Puur alleen is; bare twee Oogen zijn, ghelijck het Rade Hezechiels. 14. tot 16 . 21 . 2. De Pure Siele , en is niet Lichamelijck.

.7 .

8.

Wanneer ſy.in't Weſen komt, en den Geeſt van haar uyt . I 2. gaat ; dre't uyt --wendighe aen -vſich Treckt. 3.

Hoc


Regiſter over de 8. Hoe ſy tot een Eeuwigh Kint wort ; ' t welck de Turba aen ſich heeft. 14 8.

Sy en komt niet in't Lichaam , van uyt„ wendigh ; de drie

Principien hebben yeder haren Werck v-meeſter , ofte Vulcanus, in de Siele. 17. 9. Wat Lichaam ſy naar den Dood bekomt: waar ſy haar

10.

1. 2 . Sit - plaats in't Lichaam heeft. Den Autheur verwondert ſich ,dathet Vernuft, de Voort

10.

I. plantingh der Sielen , niet en kan Grondeeren. Sy en wort niet geder . maalGheſchapen ; maar , voortus 4.

geplant. 10.

Hoe eene Siele tot God kan komen , die van booſe Ouders wort Gebooren .

10.

Geenighe Siele, en wort van God verworpen .

11.

Hoe ſy van God , op't Harte is gevat ; alfoo is ſy nu oock , 2. in de Figuur.

II .

Syıs 't in wendighe Vyer, in't in „ wendighſte Bloet van 't Harte . 3.

11.

Hoe ſy oockin't uyt „wendige Principium Regeert ; en, 6. 't ſelvighemachtigh is.

8.

11. De Siele en wort niet gheraackt , al wort het Hooft afw 8. gehouwen .. 11.

Hoe't uyt- wendige,hetinwendigein de Siele bereyckt, 9. daardoor ſygedoot kan worden.

11. Sy heeft haren Oorſprongh, in de Imaginatie ; en,ſyblijft IO. Eeuwigh daar in.

12.

Waaruvan ſy verlicht wort , als den Gheeft , de Son ver . I. lieft.

12. Sy heeft twee Oogen ; die ſtaan Ruggelinckx aen een : hoe 16.17 Sy de ſelvighemoet ghebruycken. 12. Hoe Siel , Beeldenis,en Geeſt,in maalkanderen ſtaan . 37. 12. Hoe ſy , in defe Wereldt , oock in God is : [ y en moet van niets ſeggen : Dat is mijn ; anders lieghtſy.

13.

38 . Hoe


veertigh Vragen van de Siele .

13.

Hoe ſy haar verheught, en Gods Broot Eet, wanneer ſy

van God hoort ſpreecken . 3. 14. Wy zijn , met de Siele , ghebonden aen den Geeft van de ſe Wereldt, 6. 14. De ghelegentheydt van de Siele , die van Vrome Ouders Ghebooren wort: ſy komt uyt des Vaders en Moeders Siele . II .

14.

Daar en kan geeneReyne Siele Ghebooren worden .

9.

Geenighe Siele en wort , Sonder Sonden , Ghebooren : ſ brenght de Turba , mede ter Wereldt . 9. en 22 . 15. Hoeſy van tween , heftigh ghetoogen wort ; voorname

14.

lyck, in de Ionge leught, van de Turba . 15.

Hoe ſy, in't uyt -wendighe,wort Gevangen .

1.2 . 7.

15. Waar om ſy niet vry en is , foowlanghly in't Aerdſche Lichaam ſteeckt. II .

Op wat,wijſely,in den Nieuwen Menſch, kan gehouden morden . 4. 17. Wat de Siele , en wat haren Geeft, is. 9. en 18. Sy is het Begin , en ſoeckt het Perck, ofte Eynde ; Sy et

16.

18.

1

3

begeert het Lichaam , naar 't Afvlterven ,niet meer. 8 . De Siele des God vlooſen , blijft , naar't Af „Sterven , in den Wille ! ro:

18.

Van de Siele die’t Lichaam Gods, in't Af uſcheyden ,aen haar heeft. 11 .

18.

Waar de Turba blöft, als de Heylighe Siele , van't Li

chaam ſcheyt. 13 : 18. Wat voor Spüle , het Vyer , en wat voor Vyer , het Weſen 20. der Verdoemde Sielen heeft. 19.

Waar de Salige Siele uyt is; en , waar ſy, in't Afuſter ven , heenvaart.

19.

Wat Weſen de Sielen der God

20.

Hoe de Siele weder wom tot God komt.

looſen bekomen.

7. 1.

.

XX

21. De


Regiſter over de 21. De Siele

en vaart ten Monde niet uyt: van hare Online I. 2. en 6. vattelijckheyt, Subtijlheyt en Snelbeyt.

21. Waarſy , naar 'tAfv-ſcheyden, is.

3.4. en 33

7. 21. Wat Weſentheyt, ofte Element,buyten de Siele is. De meeſte part der Sielen , varen van't Lichaam, ſonder Chriſti Lichaam . IO .

21. 1

22. Wat yeder Siele doet, tot aen den Ionghſten Dagh.

3.

22. De Salighe Siele, weet haar Loon ; maar , ſonder 't Li 10 . chaam , enbegrijptſy bare Belooningh niet. 22. Hoe ſy hare Lampe bereydt ,

en op de Toekomende

Vreughde hoopt. 22. Waar de Heylighe Siele ( ſelfs noch in't Lichaam zijnde) van Eet. 17. 22. Hoe de Siele, 't Lichaam Chrifti , in God, draaght; en , 21 . even „wel Adams Heylighe Lichaam verwacht. 23.

In

't geen de Siele waft , een foodanighe Vrucht is , en

blijft ſy.

9. 8.

24. Waar de Siele zy, die haar op't Eynde Bekeert.

26. Hoe de Bekeerde (Warende) Siele, tot de Rufte komt. 13 . 26.

Hoe de Siele haar verheught aen Hemelſche Weſens, die tot haar komen . 15.

26. Naar ' t Af

ſcheyt des Lichaams, kanſy de diepe Hey

melijckheydt der Sielen , beter bereycken ; lý is in de 20 . Magia Gods .

loos Weſen. 21 . De Salighe Siele, en weet van geen God ms e ha ot nd n den Vromen ra ho zi e n ae ) Ab 26. Ho ſy ( in de Sc 25 . yets Openbaart. 26.

34.

36.

Waarvom ſy gheen Vyer. Van Chriſti

Ghevoel en heeft van ' t Eeuwighe

Siele , die by , in Maria ,

.

heeft ontfan 3.

36.

Waar des Menſchen Siele, en Lichaam , uyt is.

16 .

36.

De Siele is een Vyer.

18 . 36.

De


veertigh Vragen van de Siele .

36.

De Siele Chrifti, behoort half aen 't Principium van defe 21 . s ! Wereldt; en, half aen den Heyligen Geeft.

36.

Op-u-wat - wiſe, de Siele , en 't Lichaam Chriſti', onſe Siele en Lichaam : en ons Lichaam , des Gheeſtes van 28. deſe Wereldt, en onſe Siele, des Dujvels is.

37.

Hoe 't Vyer der Sielen , in den Wille Godsmoet ghekeert zijn ; van't Groote Secreet der Sielen .. !!

37. Hoe de Duyvelen , de Siele Chriſti , meende vaſt te hou den . 16.

1. Engelen en Sielen zijn Eeuwigh gheweeft. 1. Hoe onſe Sielen , Kinderen Gods zijn .

340 .

350 .

14. De Sielen ,met het Lichaam, zijn in't Saat,half Aerds.8. 14. Hoe langh de Sielen met't Lichaam verbonden zijn. 23 . 17. Hoe de Siele, en haren Geeſt , twee zijn ; doch , on - ghe 10 . ska ſcheyden . ... I. 21. Waar de Sielen, in't Sterden , beon varen ,

21. Waar ſy , die van't Lichaam ſcheyden , ſonder 't Lichaam 13 Ens Chrifti , tot aen den Ionghſten Dagh zijn. 21. Welck de Sielen zijn, die onder den Altaar leggen.

17.

21. Waar de Sielen der God. looſen heen , varen , wanneer ſy 18 . van't Lichaam ſcheyden .

21.

25 . De Sielen , hebben on -- gelijckheyt van Plaats.. eren kand maal Sy en ſitten niet by.. ; 't ſelvighe foude con 27 . trary de Magia zijn .

21.

Het onderſcheyt tuſſchen't gheen de Heylighe Engelen,

21.

1

en, de Heylige Sielen beſitten ; en ;waarſy,naar'i Afu 32.33 ſterven zijn .

22.

De Vreughde van de Salige Sielen , en kan den Autheur

niet beſchrijven. 23.

Wat verquickingh , de Sielen der God. looſen ,tot op den 8. longhſten Dagh , hebben .

26.

Hoe wy, door den Geloove , tot de Afrgeſcheydene Sielen 8. konnen dringen. Van 26. Xx 2


Regiſter over de

26.

Van de Sielen die hen op 't Eynde Bekeeren; én,over eenige Bekommeringh,hen in de Huyſen vertoonen . I1.tot 15.

26.

Hoe de VromeSielen , ſonder Chriſti Lichaam , den den

Vromen, eenighe Verborgentheden Openbaren .

18. 19 .

26. Hoe de Sielen van de Groote Heyligen, aen de Menſchen verſcheenen zijn, en Wonderen hebben gedaan.

32.

,kýn,die en konnen 26. De Sielen die in den Schoot Abrahams niet Beweeght worden ; 'tenky dan dat jy ſelfs mil len . 25 . 26. Wat voor eenen Wille de Hemelſche Siele heeft. 30 . 26. De Heylige Sielen , en weten nietsv-anders, dan van onſe

Heylighe Wercken . 27.

41.

Van deKennis , der Hooge verlichte, en Afgeſcheydene Sielen. 4. en 6 .

28 , De Wetenſchap van de Afvgeſcheydene Heylige Sielen, ghelijck : Sy en bekommeren ben om gheene Duy is on velſche Dingen. 2. tots .

29. Wat Verklaringh de Heylighe Sielen hebben , tot aen den 2 . longbſten Dagh. 37. Hoe de Duyvelde Sielen , voor Chriſti komfte, gevangen hielt. 21 .

Sien . 7 . Hoe wy God, wederom konnen komen te Sien .

24 .

1. Hoe wy God, in de longhwvrou Šien ; ' t welck een koſte lijck Sien is. 79 . 12. Wat de Siele moet doen ,omin't Eeuwige Licht te Sien. 14.

12. Van't Koſtelijck Sien ; daar den Ouden Adam niets van en weet . 24. 12. Hoewmen ſich in deſe Wereldt moet draghen , om met onſe Siele, 't Licht Gods te sien. 25. 26 . 14. Den Autheur ſpreeckt vann't ghene , dat van bem wort Geſien, 9. 18. Hoe


veertigh Vragen van de Siele.

2.

18. Hoe men moet zyn, om den Dood te konnen Sien . 21. De Blinde Wereldt, ſal haaſt Siende worden.

24.

22. Hoe de Salige Sielen, baar Ridderkranſken Sien . 32. By wat Licht,de Duyvelen Šien .

3 20.

26. Hoe wy alvt'Samen uyt Chriſto , uyt eenen Eenigen Geeft, Sien . 7. Sion . 39. Vyt Sion ſal eene Beecke vlieten ; daar den Elendighen 6. Sal Drincken. Sinnen . 7.

9.

Waar de Sinnen uyt ontſtaan. Sitten .

21. De Sielen en Sitten niet , in eene Plaats , by-„maalkan deren ; dat foude contrary de Magia zijn.

27

Slaap . 1 .

29. De Rufte der Sielen is, ghelijck eenen Slaap . Slange. s.

Waarom Chriſtus, de Phariſeen , Adderen en Slangen 16 . Gebroetfelneemt. Sleutelen .

24.

Hoe de Paus, met fijne Sleutelen, om des Geldswille, de Sielen niet en kan verloſſen . 15:

Slincker. 30.

Wat, in't Oordeel, ter Slincker wort ghenaamt.

X X

3

83 .

Snel


Regiſter over de

Snelbeyt . 21.

Van de Snelheyt der Sielen , en van haar Woonhuys,

naar 't Af uſcheyden . 34.

6.

Van de Snelheyt, en Vreughde, der Verdoemden .

2. 3 .

Slot. 39. 6.

Het vaſte Slot, is, in Babel, noch blijven ſtaan . 5. Waar.,om den Autheur , een Slot voor ſine Schriften 8.

leyt ; en , niet klaar en durft ſchrijven. Sol . 17.

Sol , en Luna , zyn, in de vierde Geſtalte , in ren .

Soecken :

maalkande

IS .

Soecker : Soeckers.

Waarmen Gout , en’t Reyne Kint, moet Soecken . 14. 26. Het Ernſtigh Soecken van Balthazar Walter , is oor ſaack van't Bereycken. 2. 17.

19. 16.

14 . Vermaningh aen den Soecker van't Myfterium . Daar zijn drie Soeckers , die de Heymelickheyt Soec ken . S.

39. Hoe yeder Seculum , ſijne Soeckers heeft ghehadt.

4.

Soon . 1. Hoe den Vader, de Siele aen den Soon gaf.

249 .

36. Eenen jonghen Soon , wort aen den Krancken Adam be looft. 2.

36.

Hoe Chriſtus, des Wijfs, en oock GodsNatuurlijcke Soon is. 20 .

Sonde :


veertigh Vragen van de Siele .

Sonde : Sonden .

14. Geenige Siele en wort ſonder Sonden Gebooren . 15.en 22. 15. Waar van de Sonde wort ghemaackt, en volkomen ghe baart : en , al't Begeeren des Willens, Sonde zy. 4. 5 . 17.

Welck de vergevingb der Sonden zy ?

31 .

Sond.uvloer. 35. Wanneer de Sondwvloed , in't Vyer,ſalkomen .

24 .

Spel . 34. Van't Spel, en Vreughde, der Verdoemde Sielen.

· 6.

Spiegel. 1. Hoe't Eeuwighe eenen Spiegel is. eenen rechten Spiegel is. i . Welck

25 .

243 •

283. 284 . 1. Wat den Spiegel is ; met eene Vermaningh. 17. 't Vytuwendige Leven , is eenen Spiegel van't in wen 6. dighe . Spijſe. 1. 13.

273 Welck de Eeuwighe Spijſe is . Hoe de Siele , uyt het Woord Gods, aen Gods Diſch , hare I. Spijſe bekomt.

18. Wat voor Spijſe , het Vyer der Verdoemde Sielen beeft. 19. 20 . 22.

Welck de Spijſe is, van de Salighe Sielen , tot aen den 17. 18 . Ionghſten Dagh.. 24. Welck de Spijſe is,van de Sielen der Goduloofen .

Spoegen .


Regiſter over de

Spoegen. 16.

Hoe de Siele, wanneer ſy Vyer wil Spoegen , van den 16 . Geeft van de Groote Wereldt, wort Geſalft. Spoocken .

21. Hoe de Sielen der God

looſen ,met Spoocken ,eenen Tijd

langh , in den Sterren . Gheeft , Goochelery konnen be 20 . drijven.

Spot : Spotter .

17 .

37. Hoe den Dood verbroken, en tot Spot wiert . 35. Wat den Spotter foeckt.

41 .

Spraack . 4. Hoe den in . -wendighen Menſch, in Adam , in den Hemel ftont, en , de Spraack der Engelen ,en Natuur, konde. 6.

Staf. 39. Wanneer alle Vromen , met eenen Eenigen Staf, ſullen Ge weydt worden . Steenen : Steen, klippen . 204•

1. Waar..uyt Steenen en Aerde zijn gheworden .

30. Hoe de Menſchen , die hen ſullen verborghen hebben in Steen, klippen , te voorſchijn komen Cullen .

44 .

Stemme. 12. Hoe de Kinderen Gods zijn gheroepen , door eene Stercke Stemme, die in't kort, de Dooden ſal op jwecken.41.

Sterre :


veertigh Vragen van

de Siele .

Sterre : Sterren. 17. Hoe de Sterre Gebooren is , die de Wüſen wyt Ooften ghe leydt. 20 . 1. Welck de Oorſaack van de Sterren , en Elementen , is. 87. 21. Watboven de Sterren vs. 30. 31 .

30. Son, en Sterren [ullen verdwijnen ; maar,hare IVonderen , blijven ſtaan in de Groote Mágia, ter Eeren Godsé os. Sterven : Sterffelijck. : Goods .. 1. Welck het Eeuwighe Sterven isë? 1425 14. Van Kinderen , van Vrome en God , looſe Ouders, die in ' s Moeders Lichaam Sterven , II . I2 . 18. In't Sterven , en gbėſchietaen den Geeſt der Sielen geen Wee ; maar, aen't Vyer Leven . g. 18. Wat het Sterven is ? en , hoe't Vyer der Sielen ('t gheen ' t Lichaam Gods niet en heeft ) naar't Af usterven des Lichaams zy ? 16. 17 .

19.

Waar de Salighe Siele uyt is : en , waar ſy , in't Sterven , wederomheen-vaart. S.

19.

Wat het Sterven der God

looſe Sielen zy ?

12.13

23. In't Sterven , ontfanght een yeder , 't geen daar is, daar. I. by is ; daar hy in vgaat.

30. Wanneer alle Creaturen ( uyt - genomen den Menſch ) ſullen Sterven . 44 : 30.

De Levendigen en ſullen , in 't Oordeel,niet Şterven : 70 . IS. 19. Geenighe Siele en is Sterffelijck.

Stoel. ii .

Waar den Stoel der Sielen, in den Menſch, is ?

Y Y

I.

Stock .


2 Regiſter over de

Stock. 12.

Den Stock der Sielen , is een duyſter Dal ; de Beſchrya 6. vingh van desſelfs Eygenſchap. : 11 Stout.

6. Des Duyvels Stoutigheyt, in 't Plagen der Vromen. 26 . Straffe. 30.

Van de Straffe over den

Beſpotter;

wingh.

tot waarſchou 7.8.

Strijdt. 16.

Van den Strijdt tuſſchen den uytn -wendigen, en in - wen digen Nieuwen Menſch ; die in de Siele , in't Saat be 1. tot 3 . gin neemt.

17.

Van den Strijdt des Veelſches tegens den Geeſt.

II .

Subitantiaals. 8. De Siele wort Subſtantiaals, in deuytbroedingh . '12 . Sucht. 70 . 1. Van twee Eeuwighe Suchten ofte Begeerens. 17. Van't Magiſche Lichaam , 't welck eene Sucht is , in

Lichaam 16 . maackt . rren ſal Hoe , in 't Oordeel , de Sucht der Aerden , de Ste de

30.

Eeuwighe Sucht ; hoe 't felvighe een

aen - fich trecken.

40.

Silver.


veertigh Vragen van de Siele .

Silver. 39. Wanneer Silver en Gout , foo gbemeen . falzin , als tot Salomons týden. 8. Swijgen. 1.

Waar den Autheur bet Swijgen is gheboden .

343 .

35. Om te Verſwijgen de groote Wonderen , die noch op Aer I den ſullen gheſchieden , foo is den Autheur de Spraack benomen . I. .

Swijnen. 1.

Vermaningh, de Perrele niet voor de Swijnen te worpen ; en, met de Verborgentheden, trou te handelen.

iii

.

64.

i11

T. ofte Tau. 1. Den Autheur Spreeckt boven Natuur , in de Letter T. 29. Tacken . 26 , Den Orden Anti -Chriſtiſchen Boom , mort van fynejonge Tacken , door de Turbam , wytv.geroeyt. 38 .

Tanden . 32.

In't Paradijs, en heeft men .

men noch Tanden , noch Der 4:

Thabor. 35.

Waarvan Elias , op den Bergh Thabor, met Chriſtum 5. Sprack.

Y y

2

Tefta


Regiſter over de:

Teſtament: Teftamenten . 13. In't Teſtament, en ontfanght de Siele geen Geeft; maar ; Lichaam . s.

6.

13 .

Hoe Babel, van deTeſtamenten Chriſti, lieght.

14.

Waarom God, in 't Oude Teſtament, met de Kinderen II . een Verbont maackte :

14. Waar vom God , in't Nieuwe Teſtament , den Doop , in 12. plaats van de Beſnyding ”, verordineert beeft... j Tinctuur : Tincturen . 1. In de Tinctuur, wort het LichtwVyer verſtaan. 1.

Wat de Tinctuur zy .

218 .

332 .

zö ' t Waſſen , is een dryven des Tinctuurs: fy is het rechte Lichaam der Sielen. 3. tots . 22 . 7 . De Tinctuur is ſonder Weſen. 8. Niet de Tinctuur des Lichts , maar de Tinctuur des IO. :: Vyers, kan Leven verwecken . 8.

Hoe God, de Tinctuur des Waters, aen de Vrou heeft ge

8.

9. geven ; om dat ſy geen Duyvel foudeBaren. Hoe men kan weten ; dat den Man , de Tinctuur des Vyers, en , de Vrou , de Tinctuur des Waters heeft. 16.

33. Waar vom de Tinctuur des Bloets, in de Menſch..mor II . dingh Chriſti, Hemels moſt zijn. 37.

Eene herhalingh,van de Tinctuur.

8. Adam badde, voor fijne Heva, twee Tincturen .

2.

Tijd 1. Den Tijd is Gebooren , daar de Groote Verborgentheden ghevonden worden. ſullen 69 . 35. Wanneer den Gulden Tijd ſal zijn.

21 .

39. Daar


veertigh Vragen van de Siele . 39. Daar is eenen wonderlicken Tijd voor handen ; alles ſal verandert worden . 6.

12.

Daar is eenen Ernſtigen Tijd voor handen.

43

Toomen . 16.

Den inn-wendigen Geeft, kan den uyt.u.wendighen men .

Too 9.

Tooren, 1.

i7 . Sonder Gods Tooren , zün. 23.

135.

Den Tooren , en is, in God, niet openbaar.

en foude' fijne Majeſteyt niet 3.

Gods Liefde, en Tooren , Trecken den Menſch , uyt alle hare Krachten. 13. 14 .

38. God ſtelt JöneBermhartigheyt, overmal, in ſinen ren ; en, weert het verderven .

Too 6.

Transformatie. 6.

Hoe langh de Transformatie duren kan.

II .

Treckt. 15. ' t Verbum Domini , Treckt de Siele , in ' t Rücke 1. Gods. Turba. 1. Hoe de

Turba fich doorgaans mede in

1.

vlecht ; als ee

299

nen Verbreecker.

Niet God: maar , de Turba , heeft de Duyvelen, en God looſe Sielen,ghetogen en ghevangen.

322 .

1.

De Siele, noch haren Geeſt, en ſtaat niet in de Turba. 323 . 5. Hoe in de Turba , een Maan Monſter wort Gheboo 2. Ten .

Y y

3

s. Waar


Regiſter over de

"" !!

si Waarſchouwingh , om de Turba t'ontulieden , die over 18 . Babelghekomen is. 6. Den Gheeft der Siclen , kan de Turba , over ' t Huys der God 14. 14.

looſen ,uyt -- ſtorten ; gelijck Elias dede .

15. Hoe de Turba, de Siele, in de longe leught, treckt. 16. Watde Turba , in't Saat veroorſaackt. 18.

17 . 4.

De Turba, heeft Lichaam , en Siele , Gevangen. De Siele, brenght de Turba mede ter [Vereldt.

226 2. 2.

De Turba , verbreeckt alle Weſens, tot op 't eerſte We ſen.

Waar de Turba blijft, wanneer de Heylighe Siele, can't Lichaam ſcheyt. 13 21a 24. Hoe de Turba, de Roede, verſlinden fal. 18.

24. De Chriſtenheyt , ſal van haar eyghen Turba ; verteert worden . 23 .

30. De Turba is Gods Knecht ; fy fal’t Recht Executee 13 . ren .

35. De Turba , is des Werelds Eygendom ; haar Begin , en 19 . Eynde , 35. In den Gulden Tid, ſal de Turba, mede Vet en Geylmor 24•

den . 35. Wat voor Turbam , de Duyvel toe toeven 35.

komt.

komt , en oock niet 29 .

De Turba van Mowyſes, is in den Dood ghebleven . 31 . Twiſt .

30. De Hooveerdigheyt der Geleerden , is de oor faack van alle 82 . den Twift. 35. Waarom de Duyvel Twiſtede, om't Lichaam

Mow 28 .

yfi.

Vader.


veertigh Vragen van de Siele .

Vader. 1.

249

Hoe den Vader, de Siele, aen den Soon gaf.

23 .

37. Den Vader , is de Fonteyne des Toorens. Vage . Vyer. 1.

Welck het rechte Vage Vyer is .

200.

Vyer , de Siele heeft, die ſich in de 23 . Laatſte ure Bekeert.

18. Wat voor een

Vage

Val. 1. d'Oorſaack van den Val , en Vytndrijvingh des Duy vels. 189 . 1. Beſchryvingh, van den Val des Duyvels. 1. Waar den ſwaren Val Adams is. 8. De Macht van de Siele Adams, voor den Val .

204.

1. Hoe wy al -- t'ſamen, in Adam , zijn Gevallen .

220 .

32.

194 3.

Voor den Val, was'tParadijs, innons. Verandert : Veranderen : Veranderingh .

7. ' t Lichaam is oorſaack, dat de Pure Siele , den Gheeft 18 . Verandert .

20.

7. Hoe ſich den Geeft, in deſen Tijd, kan Veranderen .

23. Naar den Dood , en is , in der Eeuwigheyt , geene Veran IS . deringh. Verborgen : Verborgentheden : Verborgentheyt . 35.

Dekomſte Moyſi , en Eliæ , blijft Verborgen , voor de Godlooſen .

1.

41 .

Den Autheur vermaant , de Verborgentheden , foo 59 . (waar niet te foecken .

J. Men moet trou , met de Verborgentheden, handelen : des Jelfs


Regiſter over de 1.1 ſelfs Erkentenis , en kan gheene Gierigheyt , Hooveera digheyt,noch Eygenvroem ,ghedogen . 1.

65.66 .

Den Tyd is Gebooren, daar de groote Verborgentheden ſullen ghevonden worden; en van Wien.

69.

26. De Sielen der Heylighen openbaren wel , de Verborgent heden , aen de Vromen . 19. 20 .

35. Groote Verborgentheden , leggen in de opgeſchrevene 43 • Namen , der Vaderen, voor de Sondvloet . 38. Men moet de Verborgentheden niet vertrouwen ,onder 12. tot 14 degeweldigen bare Beſchermingh. 37. In de Verborgentheden Gods, en zijn geen Do& oren.27. 1. Welck de Hooghe , en alleen de Verborgentheyt Gods is . 38. en 238 . 26.

Vyt wat Geeft , den Autheur , de Verborgentheyt van I. de Vragen , kan beantwoorden .

37.

Den Eenvoudigen , verſtaat de Verborgentheyt veel 2. ſeeckerder, dan den Hooghugeleerden Do&tor. Verbreecken.

18.

Den Wille en kan niet Verbreecken.

IO .

Verbondt: Verbonden . 14. Waarom God, een Verbondt, in't Oude Teſtament,met 16 . de Kinderen maackten .

14.

Hoe langh Sielen Lichaam Verbonden zijn.

23 •

Verde . 21. Verde, en nan by, is voor de Siele, en in God , een Eenigh 4: dingh. Verdienſte . 25. De Goederen Iſaackx , en hebben wy niet uyt Verdienſte ; 7. maar, uyt Genadewi Ver


veertigh Vragen van de Siele .

Verdoemde : Verdoemenis. 18. De verſcheyden Eygenſchappen , de Spyſedes Vyers, van de Šielen, 't Weſen van't Vyer derSielen, en't Leven, der Verdoemde . 17. 20. 21. 19.

Waar-vuyt de Sielen der Verdoemden , haar Wee , en Smarte hebben . 12.

22. Den jammerlicken toewftant der Verdoemde 26. Door de Verdoemde

Sielen ,

Sielen .

24. tot 34. kan de Duyvel, aen de

Booſe Menſchen , in den Droom , groote Schelm - ſtucken leeren . 21 .

34. 1.

Eene ganſche Beſchryvingh der Verdoemden . 1. tot 12 . Hoe deSiele , in de Verdoemenis blijft , en oock niet en blüft.

195.196. Vergevingh.

17. Welckde Vergevingh der Sonden is.

31. 32 .

Vergif. 1.

De Hooge Kenniſſen ,zijn , voor menigh, een Vergif. 66 .

37. Welck een Vergif der Hellen , Doods , was

en eene Peſtilentie des 19 .

Verheugen : Verheught . 26. De Heylighe Sielen , Verheugen hen , over 't ghene, dat 26. tot hen komt. 31. Hoe fich den eenen fal Verheugen , over de Schoonheydt des anderen ,in 't Paradis.

3.

32. Hoe de Rechtveerdigben hen , in't Paradijs , ſullen Ver 2. heugen.

26.

De Siele Verheught haar , in de Godsdienſtigheyt van bare Vrienden . 42 . 26. Hoe Z z


Regifter over de 26. Hoe de Siele haar Verheught , aen de Hemelſobe Weſens, IS die tot haar komen . Verhindert . 12. De Gierigheyt Verhindert onfen Gheeft, de Majeſteyt . 12 . Gods te bereycken. 16. Den uyt..wendighen Gheeft Verhindert, dat menigh,in

14 :

een oogenblick, niet eenen Duyvel en mort.

Verklaringh : Verlicht. 29. Wat Verklaringh , de Sielen bebben , tot aen den longh 2. ſten Dagh. 12. Hoe de Siele Verlicht wort, wanneer den Geeft, de Sonne I. verlieft. 27. Van de Kennis der Verlichte Sielen . Verlooren . 39. 't Paradijs en is niet Verlooren : wanneer wy't Verloo 2. ren hebben ; ghelijck de Duyvel God.

Vermaningh. 10. Vermaningh aen de Ouders, voor hare Kinderen , in 9•

plaats van Geldt, goede Sielen te verſamelen.

12. Vermaningh , om van de Gierigheydt , en eyghen Wille, 41 . wytutengaan .

17. Vermaningh aen de Soeckers van 't Myfterium

,

en

Waarſchouwingh van't Eynde;'t welcknaby is. 14.27 . 17. Vermaningh tot Af uſtantvan de Gierigheyt, en om ons 27. 28. over onsſelfs te Erbermen .

26. Vermaningh aen Balthazar Walter.

4.

Vernuft,


veertigh Vragen van de Siele ,

Vernuft . 1. Hoe teygen Vernuft, buyten God is.

237 •

26. Hoe den

Autheur , deje Vraghe niet en verſtaat ; naar 's 6. dighe Vernuft . en .w fw uy

37.

Wat het Vernuft verſtaat , by den Geeft Chriſti ; in des Vaders Handen beval.

dien hy s.

Verſchijnen : Verſchijningh. 27. Hoe de Weſens van de Sielen , in baren Wille , Verſchij I. nen . 21.

De Rechte Verſchijvingh van de Afrgefturvene , en is 21 . geenen Duyvel; ghelijckonſe Babelleert.

Verſoeckingh : Verſocht. 36. Van de drie Verſoeckingen Chrifti : Chriſtus en Adam , bebben , in de Verſoeckingh , even langh gheftaan : en , hoe my , in de Verſoeckingh , overwinnen kon 23. tot 27 .

nen .

4. Hoewlangh Adam , in den Luft „ bof ,Verſocht wiert.14.

Verſtaan :

Verſtant.

1. In dit Tradtaat alleen , en is den Autheur niet Verftaan .

wel'te 2.

37., 't Verftant, wort in God Ghebooren ; maar , niet uyt 26 . Konſt.

Verftoort . 37. Hoe de Booſheyt des Duyvels Verſtoort wiert in de Hel 21 . le , vaart Chriſti,

Z z

2

Ver .


Regiſter over de

Verſtootingh. 14.

Over de Vrome Volckeren die van den Doop niet en weten , en is de Verſtootingh niet. 18 . Vervloecken .

30. Hoe den eenen den anderen Vervloecken fal in 't Oor deel. 78 .

Vervult . . 40

12. Hoe God, in den Hemel, alles Vervult. Vyer.

I. Beſchryvingh van de thien Geſtalten des Vyers ; met alle Omſtandigheyt. van 22. tot 332 .

I. Aen't Vyer , hebben wy eene gbenoeghſame Erkentenis, van't Weſen aller Weſen.

19 .

1. De Qualiteyt ,ofte Eygenſchap,van't Eeuwige Vyer. 20. 1.

Waarom God fich een Verteerend Vyer noemt.

41 .

1.

' t Vyer ſtaat , Oorſpronckelyck ,in drie Gheftalten : alle Materia, ſtaat in des ſeifi Macht. 43. 44 . 1. ' t Vyer ,Leven en is van't Lichtw -Leven nietgheſchey den . 93 • 1. De Beſchryvingh des Vyers. 132 : 138 . 1. Van't Eeuwigh Branden des Eeuwigen Vyers.

1. Wat voor Houthet Anghft „ Vyer heeft. 198 . s . Hoe beyde de Vyeren , in ' t Ooghe Gods, zijn te ver ſtaan, 306.309 .

1.

Van de Siele , die aen't Lieve. Vyer ter Herbergh ghen vallen is : en, wat Gheeft , in't Grimmighe Vyer moet blijven .

1. Van't Vyer, aen't Eynde des Werelds.

310. 311. 312

314. 315. 1. In't


veertigh Vragen van de Siele . 1. In't Vyer en is geenigen Gheeft Gheſchapen gheworden , 321. om daar in te blijven .

Van't Kout,en Heet Vyer : 't Vyer is deMacht van de Tinctuur . 4. en 6.

16. Van de Macht van't in , wendighe Vyer ; en , wat des IS. en 18. ſelfs Pracht, ter neder leyt. 20. verſlinden. ſalhaar 17. Babels eygen Vyer 18.

18.

Van de Spiſe ,en van't Weſen , van't Vyer der Verdoem de Sielen . 19. 20. Hoe't Vyer der Sielen ('t gheen't Lichaam Gods niet en

heeft) naar 't Afvſterven des Lichaams is.

17.

23. Wat de Siele der God. looſen , in 't Verbreecken des Lig haams, mede neemt ; daarn door haar Vyer , wore 6.7 aen -geſteecken. 27. De Wercken van de Siele , moeten in 't Vyer , beproeft ſal Sien. I. worden; die ſy,naar de Op „ ſtandingh, recht

30. Waar

om alles, door 't Vyer, falbeproeft worden.

57

30. Naar’t Oordeel ,ſal alles te gelück,in 't Vyer Branden . 89. 30. ' t Vyer , en ſchaat, in't Oordeel, de Rechtveerdigen niet ; ſ worden door 'tVyer ghetogen. 34. Waarçom de Siele,'t Eeuwighe Vyer, niet en voelt.

93 • 7.

35. Wanneer de Sond v vloet,in'c Vyer, ſal komen.

24 .

35. Goden heeft de Duyvel niet in 't Vyer Geſchapen. 30. 36. De Siele iš Vyer ; en ,den Geeſt ontſtaat uyt 't Water. 18 . .. 37.

Hoe't Vyer der Sielen , in den Wille Gods, moet inghe 7. keert zijn. II. 37. ' t Vyer, is den Oorſprongh in'tBloet.

Vinden . 1. Welck'trechte Vinden is ; en waar’t in ſteeckt. 254 . en 295

Z z

3

Vyant:

..


Regiſter over de

Vyant : Vyantſchap. 1.

De Duyſternis, is haar ſelfs,Vyant; en Baart ſich ſelfs. 80.

16.

Wy en moeten ' t uyt- wendighe Lichaam , gheen Vyant zyn.

1. Waar de Eeuwighe Vyantſchap, en den Strijdigen Wille ontſtaat. 40.

Vleeſch . 1.

Welck ' t Vleeſch Cbriſti is , dat hy ons te Eten gheeft.

224. en 329 1. Met wat Vleeſch wy in 't Paradijs konnen gaan . 225. 4. Waar AdamsAerdſch Vleeſch uyt was. 7. 13. Hoe de Siele , Gods Vleeſch , Chriſti Lichaam aen haar bekomt; en, Gods Kint wort . 2. 17. Van den Strijdt tuſſchen den Geeſt en't Vleeſch. 1. en 11. 21. Wat Vleeſch en Bloet, den Hemelſchen Menſch heeft: en wie , in defe Wereldt , in den Ouden Adam , ' t Vleeſch 8.9 . Chriſti , verborgen draagħt. 33. In wat Vleeſch

en Bloet, wy Eeuwigh Leven ſullen. 3 .

8. 33. In wat Water, Chriſtus, is Vleeſch gheworden . 33. Den Authagur ſchrift ,van't Hemelſche Vleeſch en Lig haam , voor de Kinderen ; maar, niet voor de Wol ven .

18 . Vreden .

35.

Hoe Henoch eenen Tijd, ſal Vreden hebben.

39 .

Vreughde. 23.

Wat Vreughde, Spöſe , en Verquickingh, de Sielen der 8. God.looſen hebben, tot op 't Oordeer .

29.

Van


veertigh Vragen van de Siele. e , die in de Heylighe 29 . Van de foete Paradijſch Vreughde 3. Sielen is, tot aen den Ionghſten Dagh. 32. De kleyne Kinderen zijn onſe Leermeeſters van de Para

34.

diſche Vreughde . Van de Vreughde, en Snelheyt, der Verdoemden.

Vry : 2.

IS . 2.3 .

Vryheyt.

Op.w.wat- wiſealhet Doen der Sielen , Vry , en God be

5. baaghelijck is. n y n len ft va n , ds Vr ft , zij n Sie der Go , en de Gee 6. De Gee maalkanderen ; en , yeder heeft ſijnen eygen Wille .. 4. Waarom de Siele niet Vry en is , foo langhly in't Aerd II . ſche Lichaam ſteeckt. e . 40 . en; Eten Soon en,metden 26. Den Knecht, ſal Vry word

15.

1.

et , heeft t Aen'Gemo

men eene ghelijckenis, van de Stille

14 • Vryheyt. 1. De Vryheyt , laat het Lichtin : Sy is God ſelfs ; en , de 16. 17. en 2 1. 22 . eerſte Geſtalte des Vyers. 37 ur ghe yt Wat 1. den Authe de Eeuwi Vryhe noemt. 1. Watde Vryheyt zy , en hare Verruwe ; hare Gheboorte en Werckingh, en begrijpt niets, buyten ſich . 45.en 49 .

Vrome : Vromën . Met de Vromen te plagben, en bebaalt de Duyvel, maar 20 . Schande voor God. t hey e ent der Sielen , die dan Vrom Ouders 14. Van de gheleg II . Ghebooren worden . n , kere me Volc 14. De Verſtootingh en is niet over de Vro 18 . die van denDoop niet en weten . 30. Met wat Beeldt, de Vromen , in haren Geeft der Sielen, 6.

voor ' t Oordeel ſullen ſtaan ..

59

32. De


Regiſter over de 32. De Vromen zijn, in ' t Paradijs, alutſamen Gods Wijf ; en , hy is haren Man. II .

Vrou. 8. God heeftaen de Vrou , de Tinctuur des Waters gbege 9. ſygeenen Duyvel enſoude Baren . ven, om dat 30. Hoe de Vrou , in't Oordeel, ſal worden , ghelijck Adam 68 . was, voor ſýnen Slaap. Vrucht : Vruchten . 21.

Van de Páradijſche Eten .

Vrucht ; daar de.Siele van mach

7 23. Daar de Siele in Waſt,eene foodanige Vrucht blijftſy.15. 34.

Welck de beſte Vrucht, Kracht en het Eten der Verdoem den fal zini. 8.

40 .. De Vrucht, en , de Vreughde , van't Toe ven.

komende Le 6.8.

32. Wat voor Vruchten de Rechtveerdighen , in't Paradijs,

ſullen Eten . 34.

Van de Vruchten , en 't Spel der Verdoemden .

5.6 .

Vulcanus . 8.

De drie Principien , hebben een yeder , haren Vulcanus, ofte Werckumeeſter, in de Siele

.

17 .

11. Hoe den rechten Vyer- Smit , ofte Vulcanus , in't Harte fit ; en , waar hy ſijne vijf Vorſtelycke Raats. Heeren heeft. 4.s .

Waren . 26. Hoe de Bekeerde Warende Siele, tot de Rufte komt; en ,de Aerdſche Bekommeringh,niet meer en begeert.11.tot 14 .

Waar


veertigh

f lle

Vragen van der Siele .

Waarſchouwingh .. 1.

Verſcheyden Waarſchouwingh . 253.297.316 . en 348.

s.

Om te vlieden, de Turba, die over Babel is ghekomen . 18 .

ik

an

23. Aen die gene , die hare Wein luſtigheyt niet en willen ver { " laten . 17. 18, 16. 25. Aen de Waarde Chriſtenheyt. 38. Waar vom God den Menſch laat Waarſchouwen .

7

Wagen . 1.

Welck den Wagen van de Siele is. ",

2

1.

Waar deSiele begint ; en , den Wagen van den Heyligen,

Ij'

Geeft is . 4. Welck den Wagen der Sielen is.

97.

245. IO.

8.

6. Soo den Geeft der Sielen opden BruytWagen vaart, foo

L!

mach by Heerſchen , over Dood , Duyvel, en, Alles. 21.

& · Waagh.

2

23 • In dit Leven , is de Siele, in de Waagh, in den Angel, 15.

fo

4 ti

Water : Wateren . 36. Den Geeft ontſtaat uyt het Water; de Siele is Vyer. 18 . 33. In wat Water, Chriſtus is Vleefch gheworden . 8. 1. Welck het Water des Eeuwigen Levens is . 328 . 6. Hoe de ValſcheMagia , in't Water, verdrenckt.

19 .

1. Waarvom neemt.

& Water , het Beeldt vanght , ofte aen.com 282 . 10. 4. Op't Water, of daarin , is alles alveens.

30. Hoe de Wateren ,voor 't Oordeel, boven alle Hooge Ber 39. en 43 . gen fullen klimmen ; en , weder vallen ,

4

А аа

Waffen .


Regiſter over deg:1923

Wallen .

. 3

2.

3

Waffen is een Dryven van de Tinctuur.

Ingelicada de stron . Weete :- ****

Sucha - " 3950338 i una

** C,

18. In't Sterven , en gheſchiet geen Wee , aen den Geeft der 9 . Sielen ; maar , aen't Dyer Leven . 19. Waar- uyt ,de Siele der Verdoemden , haar Wee en Smara 12 . te heeft. Wederwaardigheyt . 17. Van waar de Wederwaardigheyt tuſſchen den Geeft I. en't Vleeſch ontſtaat. 97

Wegh .

cu's

32

38•

19. Welck den rechten Wegh , ter Saligheyt; is. Wereldt.

t. Hoe de Wereldt is Begrijpelijck gheworden ; en , wat, 117. 118 . naar haar, ſal overblijven.

1. De Lichte, en, de Duyſtere Wereldtſtaan in deren ; hoe yeder mport bereyckt.

maalkan 2066

í . Hoewy, in twee Werelden woonen . 1: 7 ;

23969

1. Defe Wereldt, is eene Figuur van de Eeuwige Wereldt: waar om ſy een eyghen Principium wort ghenaamt; ‫رابن‬ - * 33 endraäyt. Cardi 15 soban 288. 289. en 290 . 17. zo . Wanneer de Brandende Wereldt ſal beginnen .

30. Hoe de Aerdſche Wereldd weder qy, voor de Scheppingh, wonis.

om ſalworden , 't geen 90 .

3ź .

Deſe Wereldt ,met hare Vruchten , is eene Figuur van't 1. Paradijs. EUR : 11

32.

Defe


veertigh Vragen van -de Siele . 32. Deſe Wereldt , met alle hareWetenſchap , en ſal niet.com meerghedacht worden . 7:

35. De 38.

19 .

Turba, is des Werelds Eygendom ,

Waarom de Booſe Wereldt, geeneronde Verklaringhen II . mach weten, van de komende Dingen . : 11 .

Wefen : Weſentheyt. 1. Van’t Weſen aller Welen, hebben wy eene genoeghfame

.

19 .

Erkentenis, aen't Vyer.

. 1. Van des Weſens.Oorſprongh.

1.26.

1. Hoe alle Weſens van Eeuwigheyt zynGheſien ; en ; hoe 31 . den Autheur 't Eeuwige Weſen Siet.

I

255.

1. Waar -vuyt al’t Weſen isghekomen . 2. Van't . Weſen der. Sielen .

11. Hoe't uyt -w.wendigbe Weſen ,'t inwendighe in de Siele bereyckt ; daardoor ſy ghedoot kan worđen . il 16 9 . 9. 13. Magia maacke Weſen, daar geen én is. 18. De Turba verbreeckt alle Welens tot op't eerſte;'t ſelvi. ghe is On verbreeckelijck : alle Weſenszijn uyt een Eenigh.

3 19.

3.5 . 7.

Wat Weſen de Sieleder God. looſen bekomt .

: 21 Van't Weſen der ParadyſcheVruchten ;en,de Weſent 7. heyt, ofte 't Element bayten de Sieles Hoe de Weſens, ofte Wercken der Sielen , in baren Wille I. verſchijnen. 268 . I. De Beſchryvingh van de Weſentheyt.

Di I:

Weten : Wetenſchap : ST 1. Hoe verde ans Weten reyckt , ofteſtrecke.

207 .

27. Wat Wetenſchapde Afgeſcheydene H. Sielen hebben ...

JG 7

li

of

28. De Wetenſchap , der Afvgeſcheyderie Heylighe Sielen, 1. is on gelick . 2. 38. Waar onſe Wetenſchap in beſtaat. Aaa 2 Welu


Regiſter over de

Welluſtigheyt. 23.

De Duyvel leert ons de Wel, luftigheyt;en , den Vromen , leert ons het Kruys. 19 . Wenſch : Wenſchen .

24,

Geenighe goede Wenſch, en vaart in de Helle .

24. ' t En betaamtde Kinderen Gods niet , aen den Godniloo 6. ſen, het quade te Wenſchen.

35. Niemant en behoeft te Wenſchen , naar de Weghine 21 . mingh Henochs, te Leven . Werck : Wercken . 17. Yeder Werck ſal fijne Schuur bekomen, in't Oordeel. 25. 30. Wie het Werck Syne Eeuwighe Herbergb ſalgeven . 16. 30. Yeder "

en verſchynen , in Hemel en Helle

.

19 .

22. De Sielen Sienhare Wercken ; die ſy aen den Ionghſten 4. Dagh ( in de Figuur ) ſullen bekomen. 22. Waarom de Heylighe. Sielen , voor ' t Oordeel , hare IO. Wercken, niet en bekomen . 22.

De Verdoemde Siele Siet ,dat albare Wercken in 't Vyer 28 . 1 ſullen bliven .

25.

Van den Ernſtighen Wille (maar, niet van den Wille'in't Weſen , ofte Wercken ) wort het Rijcke Gods be 13 . reyckt.

26. Van onſe Heylige Wercken,weten de Heylige Sielen.41. 27. De Siele ſalbare Wercken, naar de op-vſtandingh, eerft I. recht Sien ; die in 't Vyer ſullen beproeft worden. 30. De Wercken der God Loofen , fullen in 't Vyer blyven.se. 32. Yeder ſalaen fijne Wercken , in't Paradis, bekent wore . den . 18 .

Wille .


veertigh Vragen van de Siele .

Wille , 1.

in

$

Los

Waar geen Willen en is, daar en is geen Begeeren.

s. 6 .

1. Wat voor eener Wille, in God zy . 1. Welck eene verduyſteringh van den Wille is ; en , hoe den Eeuwighen Wille, eene Eeuwighe Stilte , ſonder het Begeeren, foude zyn. 9. 21 . 1. Den Wille komt God toe . 1. Waar den Strijdigen Wille, en , de Eeuwighe Vyantſchap 40. van ontſtaat. 1. Wanneer God , in ons, bet Willen , en het Doen , is. 58 . 327 .

1. Den Wille is eenen Geeft.

6. Den Gheeft Gods , en den Gbeeft der Sielen , hebben geder baren eygen Wille. 4. 2

16

6. Den Ernſtigen Wille , Geeſt der Sielen . 6.

kan grooteDingen doen , door den 14 .

Den Wille , kan uyt den Gheeft der Sielen ( eenen Engel zünde) eenen Duyvel: en ( eenen Duyvel zijnde) eenen IS. Engel maacken .

12.

Hoe wy onſen Slincker , en Rechter Wille moeten ghe

31. 32. bruycken . 12. Vermaningh, van den Eyghen Wille , en , de Gierigheyt, 41 . uytute vgaan . 15. Wanneer alles Sondeis, 't geen den Wille begeert ; en , boe 5.6 . by moet Gericht zijn.

17. Hoe den Wille verloſt wort, van de Anghſt des Vyers. 8 . 17. Van de groote Macht die den Wille heeft. 34 10 . 18. Den Wille en kan niet Verbreecken . 23. Wymogen grijpen naar 't geen wy Willen ; ' t zy naar de Wel luſtigheyt,ofte naar 't Kruys.

25. Den Ernſtigen Wille begrijpt het Rijcke Gods. 26. Wat voor eenen Wille , de Hemelſche Sielen hebben .

Ааа

3

19 • 13 30.

Wijf.


Regiſter over de

Wijf. 8. 8.

II. Den Man Saayt Siele, en 't Wijf Saayt Geeft. Hoe men kan weten , dat den Man , de Tinctuur des

30.

In de Scheppingh des Wijfs', wiert de Edele Beeldenis in Adam verſtoort: naar ' t Oordeel , en is noch Man noch

Vyers, en’i Wijf, de Tinctuur des Lichts heeft.

16 .

68 .

Wijf ; maar , Kinderen Gods.

32. De Vromen zijn,in 't Paradis, altſamen,Gods Wijf ; II . on , hy is haren Man . . Wijſen : Wijſheyt. 17. De Sterre die de Wijſen uyt Ooſten gheleyt , die is Ghe booren . 20 .

32. . 37.

Men ſalſpreecken van de Wijſheyt Gods : en,'t Liedt des 19 . Drijvers ſal blijven , tot. Spor des Duyvels. Het behaaght God, de Wijſheyt des Werelds; tot Dwaal 28 . heyt te maacken . Wonder : Wonderen : Wonder daden ; Wonderlijck .

: 1. Welck ' t grootſte Wonder der Eeuwigheyt zy ; 'twelck

341 .

voor ons, on_grondeerlijckis.

.22 . 't Is in God oock een groot Wonder, de contrarieteyt van 35. Hemel en Helle, met des ſelfs In_ woonderen . 23. Van't Wonder, dat in God ,de Machtdes Toorens Open baar is . 12.

1.

Waar alle de Wonderen van den Eeuwighen On gront inzijn ;die van 't Lichtder Majeſteytgeſien worden.7s.

6.

Waarvom de Siele, ſonder Gods Geeft, geene Wonderen 25 . , en begeert te doen .

12. Wy moeten de Wonderen , in de Beeldenisbreñgen.

31 .

16.

Wat


I 16.

veertigh Vragen

van de Siele .

Wat den gheheelen Menſch bet nutſte is , tot de Groote ::: Wonderen Gods: 7.

18. Hoe alle Wonderen , voor 't Begin des Werelds zijn ver Scheenen ; en , Eeuwigh, in de Verdeeltheyt blijven.13.14 . 26. Den Autheur ſtaat toe , dat de Groote Heylige Sielen, aen wonderen hebben ghedaan ; en , op wat wijfe

.

32. 33

30. Hoe in 't Oordeel,het derde Principium ;met Son en Ster ren , ganſch vergaat, tot op desſelfs Wonderen ; die in de Magia blijven, ter Eeren Gods.

90.95.

35. Om de Groote Wonderen , die noch op Aerden ſullen ge I. een Si « 35. Henoch is , op de Kroon , aen 't Eynde der Wonderen, IS . een Propheet. Wonder. de fal.vmen van Leven Toekomende , 40. In't

daden Gods ſpreecken .

9.

zo . Wonderlijcke Beſchrijvingh , die de Vol weyndingh des II . Tyds heeft Gbebaart. Wolven . 24. Welck de Wolven zin , die de Hoere ſullen verſlın 20. 21 . den . 33. Den Autheur en ſchrift niet voor de Wolven , van't Hemelſche Vleeſeb en Lichaam , maar, voor de Kinde ren . 18 .

Woonhuys. naar 't Af Sterven ; en, 21. Van't Woonhuys der Sielen , 6. van bare Snelbeyt. 37. Hoewmen kan begrijpen , huys is.

welck des Duyvels Woon 21 .

Woord :


Regiſter over de veertigh Vragen van de Siele.

Woord : Woorden . 6. Wat Macht wy, in't Woord, hebben . 33.

Waar 't Woord uyt was, 't geen Vleeſch wiert.

27 12.

36. Waarvom't Woord is Menſch geworden : hoe't in Man ria , Menſch wiert ; en hoe't der Vrouwen Saad heeft II . 13.17 aenvgenomen .

30. De Lucht ſal alle Woorden , in 't Oordeel, weder ghea ven . 53 : Worſtelen . io . De drie Principien , Worſtelen door vgaans om den Menſch, terwyl hy noch in't Saad is.

Wortel. 1. Waar den Wortel der Sielen moet ghefochtworden . 92 , Zidderen , 314 18. Waar deDuydelen voor Verzidderen . 22. Hoe de Verdoemde Sielen Verzidderen voor de toekom 30 . fte des Bruydegoms. 30. Hoe de Duyvelen oock voor 't Oordeel fullen gheftelt wor. den, en haren Loon ontfangen ; daarvoor ſy Verzid 62 . deren,

E

Y

N

D

e,


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.