This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
BETRACHTINGH
3
Vande
GODDELY
CKE
OPENBARINGH ,
in
Hondert Seven , en.tſeventigh
Τ
Ε , o
Η
S
Ο
Ρ
Η
Ι
S
C
Η
Ε
Vraghen gheftelt .
Aengevangen (doch , niet volweyndight) te beant
woorden in ' t Hoogb
duyts , Anno 1624 .
Door
F
A
COBB Ö Anders genaamt ,
TEUTONICUS
H
M
E ;
PHILOSOPHUS .
o D
Ghedruckt in 't jaar
1642 .
3 VOORW.RE DE Aen den
ES
L
Aar
E
R.
ſtaat gheſchreven ,
den
natuurlijcken
menſch en verſtaat niets van Gods Gheeft, het is hem eene dwaaſheyt ;ende en kan't niet D
begrijpen : Ende hier
tegensſtaat oockgbe
ſchreven , degheeft onderſoeckt alle dinghen ; oock dediep ten der Godheydt. Of nu •
Meeſter
kloeck,fich,ſonder Goddelijck licht, Text,
tot defe vraghen wilde begeven , ende de ſelvighe ver- klugling. klaren , die en ſal’t niet konnen doen , ende by ſal 't oock wel voor fonden durven achten , foo feer hoogh te vraghen ;
. door - dien hy 't ſelfs niet en kan verſtaan
.
Den ſelvighen ſegghen Doy , dat hy 't maar laat ſtaan, voor de gheene, die 't degheeft Gods (die alle dinghen door des menſchengheeft door ufoeckt)geven wil ; naafvdemaal ' t hem noch eene on -v mogelijckheydt is, ende hem on , moge lijck duncktte zijn
.
Den genen dan vnoch , die Jefum liefhebben ,fegghen Doy, dat het gheheel wel te onderſoecken ende te verſtaan is, endegheen on - v moogelijckdingh en zy : Want , in eenen Waren Chriſten, woont Chriftus; in den velcken alle ſchat ten van de verborgene wijſheydt openbaar zijn : Den ſelvighe Teet bet alleen in den gheeft Chrifti; maar, niet in A 2 cyghen
Y
4
VOORRE DE
cyghen natuur ende vermoghen : Ghelijck woy dan deſe vra ghen in eengyghen boeckxken klaar uytughevoerdt ende beſchreven hebben : Welkort ende ſommariſch ,ende doch in onſe andere ſchriften Dijtvloopigh ende noot vdruftigh ; Ende bevcele den Leſer defes , in de openbaringh Jefu Chrifti.
3
1
$
Hier
5 Hier volghen de 177. Theoſophiſche praghen
:
1. At isGod , buyten Natuur , ende Creatuur ; inlich ſelfs 2. Wat is den afvgrondt allerdinghen , a Text , daar gheen a ſcheplel en is ; zijnde het on , se schopke, grondelijcke Niets ? 3. Wat is Gods Liefde ende Tooren ? Hoe ishy eenen
toornighen God ; naar demaal hy de onwveranderlijcke liefde is ? 4. Wat is daar gheweeft , eer dat de Engelen ende de Scheppingh was ? s. Wat isden grondt ende het weſen , daarvuyt de Eg gelen zijn gheſchapen gheworden ? Wat was deſelvighe kracht in 'e woord Gods; de welcke uytvloeyde ende Creatuurlijck wierdt ? 6. Wat is de Engelen haar amt ende doen ? Ende waar om voerde de kracht Gods fich in beeldinghio ?
7. Wat heeft den Lucifer beweeght dat hy tegens God lufte ; ende fich van't goede afwende ? 8. Hoe heeft uyt eenen Engel een duyvel konnen wor den ? Ofte wat is een duyvel 2 la wat Eſents ende weſen ſtaat hy naar den val ? 9.
Naar demaal God Almachtigh is, waarom en we
der uftont hy den Lucifer niet ; ende liet het gheſchien, dat hy eenen duyvelwierdt ? 10. Wat heeftde duyvel begeert, daarom hy van Gods liefde af gheweecken is ? 11. Wat is den ftrijdt gheweeft tuſſchen Michaël ende den Draack ? Wat is Michaël endeden Draack ? Ofte boe is de overwinningh ende de uyt,
tootingh gheſchiet ?
12. Hoe betracht, men den eeuwighen raatGods in de God A 3
6
De 177. Vraghen .
Goddelijcke aen, ſchouwingh , naar
demaal, de gheeft,
alle dioghen, ja oock de diepteder Godheyt door loeckt ( ghelijck S. Paulus, 1 Cor. 2 : 14. Daar van ſeyt ) ende daar 't ſelvighe doch in't vermoghen van de Creatuur niet en ſtaat ;
ende evenwelmogelijck is ? 13. Hoe is de uyt.ſtootingh Lucifers ende des Draackx
gheſchiet ? Waar
heen is hy gheftooten gheworden , dat
hy buyten God kan zijn ; naar
demaal God alle dinghen
vervult ? Ofte wat is het fondament der Hellen daar hy woondt ?
Defe vaagh 14. Wat is Lucifers amt in der Hellen , met fijne Le en is niet beantwoort. gioenen ? Defe vraag!
15. Heeft het fondament der Hellen eenen tijdelijcken
is begonnen te aenvangh ghenomen ; ofte is ' t van eeuwigheyt gheweeſt ? Ofte hoe,vermach't ſelvige eeuwigh te beſtaan ;ofte niet ? 16. Waarom heeft God eepen oodanighen grim uytv geſtort; inden welcken eene Eeuwige verdervingh fal zijn ? 17. Naardemaal God on.ghedeelt isende eeuwigh blijft, wat is dan fijne werckingh in de plaats der Hellen ? Is daar oock eene ſeeckere plaats der Hellen ; ofte niet ? 18. Waar is de plaats des Hemels daar de Engelen woo nen ? Hoe is de ſelvighe van de Helle ouderſcheyden ? Is't felvige oock een lekere plaats ? Hoe is 't te verſtaan ? 19. Wat zijn de heerſchappijen ofte Throonen ende
Vorſten der Engelen , quade ende goede ,in de on , licht bare wereldt . Hoe verſtaat , men de geeſtelijcke Wereldt der eeuwigheyt in de ſichtbare ? Zijo de felvige oock door plaats ende ſtede gheſcheyde ? Ofte wat is het ion -wendige fondament ?
Siet de drie Principien Cap.22 : Vers 11 .
20. Waar uyt is de ſichtbare Wereldt geſchapen : Daar demaal de Schrift feyt : God heeft alle dinghen door fijn woord ghemaackt; hoe is't felvighe te verſtaan ? 21.
Naar
demaalGodende hija woord , alleen goede is,
7
De 177. Vraghen.
is , waar uyt is dan het booſe, in't weſen van deſe wereldt
m. m,
gevloeyt: ghelijck daar zijn , vergiftige wormen , dyerea, Cap, 61 , Kruyderen , ende boomen; alsmede in aerde , ende an- en 68. dere dinghen ? 22. Waarom moet in de natuur , ſtrijdt ende wedern m. m . Cap, 29 . wille zijn ? Vers 6.7. 23. Wat isden grontder vier Elementen ? Hoe geſchiet Goddelijcke bes. Cap.1. Vers 22 . 24. Waarom , ende tot wat nut zijn de Sterren ghe
de ſcheydingh ; dat een eenigh Element, vier worden ?
ſchapen ? 25.
Wat is den gronde van 't tijdelijcke natuurlicht
ende vande duyſternis ; waar_uyt ontſtaat 'tſelvighe ? 26. Wat is den gheſchapen Hemel ayt het midden des
waters ? Ende wat is de ſcheydingh des waters boven het Firmament, van't water onder het Firmament ? 27. Wat is den grondt van Mannelijcke ende Wijdelijcke aert , in 't wefen van deſe wereldt ? Van waar is de Con junctie ende begeerdte ontſtaan ? En konde 't ſelvighe niet in eenen eenighen grondt, ſonder ſcheydingh ghe ſchieden ? 28. Wat zijn de Principien in den gheeft des werelds, van 't bovenſte ende onderſte weſen ? 29. Wat is het Sperma vande Generatie allerdingen ? 30.
Wat ishet onderſcheyt van't Sperma tuſſchen de
metalen ſteenen ende vegetabilien ;zijnde kruyt,boomen , ende aerdſche ? 31. Hoegheſchiet des ſelfs Conjun &tie van Wijvelijcke ende Mannelijcke aert ; daar ſen ontſtaar ?
van haar beſaden ende waſ
32. Wat isde Tin & uur in de Spermatiſche aert , daarv van het waſſen ende den glanſch ontftaat ? 33. Waar, uyt zijn alle Creaturen van't « doodelijckeStearffofert elijcke.
leven gheſproten endegheſchapen gheworden ? 34.
Wat
8 De 197. Vraghen . a Scheyder.
34. Wat is den « Archæus ende Separateur van hare aert ende eygenſchap geweeſt, die hen gheformeert heefts ende noch op huyden formeert ?
35. Wat zijn de ſes werckv.daghen der ſcheppingh ; ende den Sabbath ?? 36. Wat is het onderſcheyt vande doodelijcke Crea turen ? Ende wat is haren Chaos daar een yeder gheſlacht in leeft , ende daar ,vän ſy van , maalkander onderſchey den zijn ? 37.
Totwat eynde , ofce waarom zijn de doodelijcke
Creaturen ghefchapen gheworden ? 38. Waarn uyt is den Menſch met het lichaam geſcha pen gheworden ? 39. Wat is het in, blafen geweeſt, daar. van den menſch eene levendighe fiele is gheworden ? : 40. Wat is het on, doodelijcke leven in den menſch, ende het uytwendighe leven van deſe wereldt, inhem ?
41. Wat is de IDEA , ofte het even , beeldt,Gods, in den menſch, daar God in werckt ende woont ? Siet de 40.
42. Wat ishet Paradis gheweeft daar God den menfch vragen vande in ſchiep ? Is't ſelvighe veranderlijck ende een ſchepſel; fsele, waagh ofte ſtaat het in den eeuwighen gront ? 39. en 40 . Oock m. m. 43. Waarom ſchiep God , aenvanghelijck , maar eenen Cap. 25 . Menſch , ende niet van , ſtooden , aen ,een Man ende Wijf Vers 16.
ende den 14. te ghelijck ; ghelijck andere gheſlachten ? brief V.14. 44. Is den eerſten Menſchin foodanigh habijt , tot het eeuwighe leven gheſchapen gheworden , oftetot de ver anderingh 45. Wat voor een beeldtwas Adam voor fijne Heva ! In wat form ende gheftalte was hy , doen hy noch Man noch Wijf en was ; maar allebeyde ?
46. Heeft Adam oock voor lijne Heva , mannelijcke ghelederen ghehadt, ende foodanige beenderen ,maagh , dermen ,
De 177. Vraghen .
9
dermen , tanden , ende alles 't gheen wy nu hebben ? 47. Byval dien dat Adam foodanigh was gheweeft ghelijck wy nu zijn , hoe ſoude hy , in foodanighe aert, in onlijdelijckheyt ende on, verbreeckelijckheyt hebben konnen ſtaan ? 48. Wat ſoude Adams eten ende driocken, op Paradij ſche aert , zijn gheweeft, ſonder ſorghende noot,foo hy in de proeve beſtaan hadde ? 49. Soude Adam oock in 't Paradijs foodanighe vrucht hebben gegeten , ghelijck het Hemelſche eten ,naardeſen tijd ſal zijn ? Ofte waar heen ſoude hy hebben moghen eten ? Waarheen foude 't ſelvige zijn ghebleven ; naarv demaal alle weſens van deſe wereldt aerds ende vergan gelijck zijn , ende hy alleen een eeuwich Hemels beelt was, ende de ydelheyt niet en behoefde ? so. Hebben in Adam , in fijne onſchult, oock vier Elementen gheregeert; ofte maar een eenigh , in de ghe lijckheyt vande vier Elementen ? Heeft hy oock , eer hy viel, hitte ende koude ghevoelt ?
51. Soude Adam oock yets hebben konnen dooden ; ofte verbreecken ? 52. Wat ſoude Adams toeſtant op aerden zijn ghe weeft? wat ſoude hy ghegeten hebben , ſoo hy in 't Paradijs hadde ghebleven ? 53. Wat is de Aerde met hare vruchten voor den vloeck gheweeft , doen de ſelvige een Paradijs wierdt ghenaamt ? 54. Soude de voortplantingh oock ſonder Man ende hebben konnen gheſchieden : naar..demaal ſy in de Wijf
opuſtandingh der dooden gheen Man noch Wijfen ſullen zijn , maar , ghelijck de Engelen Gods in den Hemel Matth. 22 : vers 30. 55. Hoe loud't hebben mogen zijn , dat een Man ende Wüf eeuwigh ſouden hebben ghebleven ? Wil God deſe B ſchep
Іо
De 177. Vraghen.
ſchepſelen des menſchen veranderen ; paardemaal fy in't eeuwighe leven, den Engelen ſullen ghelijck zijn ? Is Adam oock , in den aenvangh , in de ſelvigheEngelſche beeldiogh gheſchapen gheworden ; ofte in eene andere, dan hy opſtaan ende eeuwigh leven ſal ? 56. Wat zijo de Boomen in 't Paradijs geweeſt ,die lieffe lijck aen , te fien, ende goet om te eten waren ? 57. Wat is den Boom des Levens gheweeſt , ende den Boom der kenniſſe des goeds ende quaads ; een yeder in fijne kracht, Eſſents ende eygenſchap ? 58. Waarom heeft God deſen Boom geſchapen ; naar
demaal hy wel wiſt , dat den menſch ſich daar waen ſoude vergrijpen 59. Waarom heeft God foodanighen Boom den menſch verbooden ; wat is de oorſaack gheweeſt ? 60. Waarom ſoude den Menſch , op aerden , over alle dyeren heerſchen ; hoe ,
endetot wat eynde hadde fulckx
moghen zijn ? 61. Waarom ſprack God : 'c en is niet goedt, dat den menſch alleen zy! Daar hy doch , in den aenvangh , alle fijne wercken ſagh , ende ſprack ; ſy zijn ſeer goet ! Van den menſch dan „noch , ſeyt hy : 'ten is niet goet , dat deſen menſch alleen zy ; waarom en is 't niet goet geweeſt ? 62. Waarom liet God eenen diepen ſaap op Adam val len , doen hy hem ,uyt fijne ribbe ,een Wijf boude; wat wijſt ' t ſelvighe aen ? 63. Hoe is het wijf uyt Adam ghemaackt gheworden ? Wat wijſt de ribbe uyt fijne ſijde aen , uyt de welckeGod het wijfmaackte ; ghelijck Moyſes ſchrijft ? 64. Heeft Heva oock een Šiel ende Geeſt van Adams fiel ende geeft ontfanghen ; ofte eene nieuwe vreemde, van God beſonder ghegeven ? 05. Hoe is de verdeelingh Adams in ' t wijf gheſchiet ? 66. Waar
De 177. Vraghen.
II
66. Waarom nam Adam fijne Heva van , ſtonden vaen hem , ende ſeyde, dat ſy fija vleeſch was ? Hoe konde hy haar kennen
tot
67. Wat was de Slanghe aenden Boom der kenniſſe des goeds ende quaads, die Heva verleyde ?
68. Waarom overvredede Slanghe Hevanı, ende niet Adam, tot de luft vande vrucht ? Wat was de vrucht, daar ſy beyde den dood aen aten ? 69. Wat wasde fonde , ende hoe is ſy eene fonde ghe worden, dat ſulckx eene vyantſchap Gods zy ? 70. Waarom belette God ſulckx niet , dat het niet en Siet de ant woordt op waar gheſchiet ; naar..demaal hy ' t hen verboot ? de 9 vraagh. 71. Hoe wierden Adam ende Heva hare ooghen ghe
opent, dat fy ſaghen dat ſy naackt waren ; ſulckx fy voorv a Ofte heen piet en « bekenden ? wifter . 72. Wat is Adams ende Heväe ſchaamte gheweeft, dat ſy hen achter de Boomen van't Paradijs verberghden ?waar.o. van quam hen vreeſe ende verſchricken ? 73.
Hoeis , Adam ende Heva , in den val, het Hemel
rijck ende Paradijs , waarmachtich afvgheſturven ; ende, hebben doch , natuurlijck, deſe wereldt gheleeft ? 74 .. Wat wasde ſtemme Gods, in 't woord , doen den Siet m.m. Cap.23 : dagh koel wierdt ? Hoe riep God Adam wederom ; hoe is vers 11. tot vers 16. dat te verſtaan ! De drie 75. Wat is het Saadt des Wijfs, ende het Slanghen. Principij. treden ? Wat ſprack God in hen , wederom in ? Was Cap. 17: vers 91 • 't ſelvighe niets andersdan eeneuytwendighe belofte ;
ofte eene in
lijvingh van de werckelijcke ghenade ?
Siet m. m. vloeck der aerden ; wat is daardoor cap.10 :0.8. cap. 24: 9.26 Siet m. m. 77. Hoe wierdt Adam ende Heva uyt het Paradijs ge- Cap.25 : tooten tot in defe wereldt ? Wat was deu Cherub met het vers 38 drie Princi bloote ſwaardt voor ' t Paradijs ? pij. Cap.20 : B 2 78. Waar - vers 40. 76. Wat is den gheſchier
12 Siet de drie
Principij:
De 177. Vraghen.
78. Waarom wierde den eerften menſch , van den wijve ghebooren , eenen Moordenaar ?
vers 45. en
79. Wat was Cains en Habels Offer ? Waarom offerden 84. m. m . fy ? Wat hebben ſy daar_mede ghedaan ? Cap. 26. m. m. 80. Waarom gheſchiede Cains moordt , om des offers Cap.27: wille ; wat is doch den grondt ? Wat voor een voorbeeld vers 41 . zijo deſetwee Broederen ? m. m. Cap. 28 : 81. In wat ghenade is de eerſte Wereldt, ſonder wet , vers 4. tot geworden ? Wat is hare rechtveerdigh , maackingh ſaligh Vers 25.
gheweeſt ?
m. m. Cap. 29 : vers 57. vers 54 • m. m. Cap. 29 .
82. Is Cain , vanweghen fijne fonden , verdomt ghe worden ? Wat is fijnen twyffel, aen de ghenade, gheweeſt ? 83. Waarommaackten Godeen teecken aen Cain ; ende ſeyde : wie Cain Naat, 't ſelvighe bloet ſal ſeven , voudigh ghewroocken worden ?
m. m . 29. Cap.
84. Waarom ſeyde Lamech ( Cains naar volger ) tot fijne wijven , Zilla ende Ada : Lamech ſal ſeven entſe ventigh , maal ghewroocken worden ; wat wijft 't ſelvi. ghe aen ?
Siet de 35 ;
85. Wat was de grootſtefonde van de eerſte Wereldt ? 86. Wat is het Henochianiſche leven ? Waar is Henoch
mraggian in deghebleven ; ſoo wel Moſes ende Elias ? 40. Vraghen der Sielen . 87. Wat is de Sondvloedt aen wijſende? m. m. 88. Wat wijſt de dronckenſchap Noachs aen , daar hy fij Cap. 34 : vers 27. pen Soone Ham , over. ſuickx vervloeckte ? m . m, 89. Wat is den tooren tot Babel ? Ende waarom zijn als Cap . 35 . daar de ſpraacken verandert gheworden ? ende 36. 90. Wat is het verbondt met Abraham vanden ſeghen , mett'ſamen de beſnijdingb gheweeft ?
m, m. Cap.43.
91. Wat voor eene figuur is den onder.vgaogh van So dom en Gomorrha ; hoe is dat gheſchiet ?
m, m . 92. Waarom wierdt Loths wijf tot een Soutypylaar ; Cap. 44 : hoe is't ſelvighe te verſtaan ? vers 28.6 . 93. Waar
De 177. Vraghen.
13
m. m. 93. Waarom leyden hen de Dochteren Loths by haren Vader , endemaackten hem eerft droncken , dat ſy vande Cap.44 : vers 3. ende Vader bevrucht mochten worden , daar twee machtighe 36.cc.
volckeren van ontſtonden ; wat wijft deſe figuur aen ? 94. Wat is de figuur met Moſe , dat hy uyt de Schelpv zee moft ghetooghen , ende tot een ſoodanigh groot amt behouden worden ? 95. Waarom verſcheen de Heere Mofe , inden Bos in vyer.,brandende aert , doen hy hem verkoor ? 96. Uyt wat voor kracht , dede Moſes fijne wonderen voor Pharao ? 97: Wat voor eene figuur is den uytritocht der kinderen Ifraëls uyt Ægypten ?
98. Waarom moft Moſesveertigh dagen op den Bergh Sinai blijven , doen God hem de Wet gaf ? 99. Wat is de Wet, in eender ſomma ?
100. Wat waren de Offerhanden Moſes ? Hoe wierdt de ſonde door dit Offeren verdelght ende verſoent ? ror . Wat is den grondt vande Prophetiſche Prophete ringh ? Door wat kennis ende geeft,hebben de Propheten, in 't Oude Teſtament, ghepropheteert ? 102. Wat is Chriſtus, van den welcken de Propheten in't oude Teſtament Propheteerden ? 103. Wat is Iohannes den Dooper, Chriſti voorlooper, gheweeft ? 104. Wat is Maria , ( in de welcke God menſch wiert ) voor eene Jongh , vrouw gheweeft,eer fy ſwanger wiert 105. Waarom moft Maria vannten.vooren met den
ouden Joſeph vertrouwt zijn , eer ſy vaoden Heylighen Gheeft ſwanger wierdt ? 106. Hoe is God ( zijnde het woord ) vleeſch gheworden ; wat heeft hy van de menſchen aenvghenoomen ? 107. Waarom wilde God menſch worden ? En kondehy den B 3
14
De 177. Vraghen .
den menfch fijne ſonden niet vergeven , ſonder Menſch wordingh ? Hoe is de vermeenegingh vande Godheydt ende 108. Menſcheyt, in defeMenſch 109.
wordingh gheſchiet ?
Hoe is Chriſtus, tot dele wereldt , van Maria
ghebooren gheworden , ſonder beſchadigingh van hare Jongh -vrouwſchap . Hoe heeft Maria,naar de geboorte, eene Jongh -vrouw vermoghen te zijn ?. 110. Waarom wandelde Chriſtus dartigh jaren op aer den , eer hy ſijn amt aen „ nam ? Waarom nam hy toe , aen ouderdom ende ghenade by God ende den menſchen ; daar hydoch ſelfs God was , ende geene toenemingh en behoufde ? 11. Waarom liet Chriſtus fich van Johanne met water doopen ; daar hy doch ſelfs den doop ende den Dooper was, diemet den Heyligen Gheeft ſoude doopen ? 112. Waarom moſt Chriſtus veertigh daghen in de woe ſtijne , paar ſijoen doop , verſocht worden ? Wat was dat, dat een God menſch ſoude verſocht worden ?
Ende
waarom moſt hem de duyvel verſoecken ,eer hy fijne won der. -wercken aenvingh
113. Hoe was Chriſtus te ghelijck , inden Hemel , ende op aerden ?
m, m. 114. Waarom leerdeChriſtus op aerden, van't rijck des Cap.46: ve rs 31 .
Hemels, in ghelijckeniſſen voorden volcke? 115. Waarom en heeftChriſtus ſijn Euangelium niet felfs
met letteren beſchreven ; maar, alleenelijck geleert, ende 't ſelvighe daarna fijne Apoſtelen laten op
ſchrijven ?
116. Waarom moften juyft de hooghe Prieſteren ende Schrift. geleerden ,die het volck leerden,) Chriſto tegenw ſpreecken , hem ghedurigh laſteren endedooden willen ? Waarom en mott't ſelvighe de Wereldtlijcke Overheydt niet doen ; ofte den ghemeenen hoop ? 117. Waar
De 177. Vragben.
IS
117. Waarom wiert met Chriſto, een ſoodanigh proces, met beſpotten, verachten, ende geefſelen, voor lijn lijden , ghehouden ; waarom lietGod Tulckx alfoo gheſchieden ? 118. Waarom moſten juyft de Wet leeraars Chriſtum tot het oordeel voeren ; ende moſt doch van de Heyden ſche Overheyt ghedoodt worden ? 119. Waarom moſt Chriſtus lijden ende ſterven ? Was't God dan om eene ſoodanighe wraack te doen , dat hy fich verſoende ; en konde hy de (onden niet anders vergeven ? 120. Wat is de figuur vande twee Moordenaars die ne vens Chriſto aen't Kruys wierden gehangen ? Ende waar om moſt Chriſtus aen een houte Kruys ſterven ; ende niet anders ? 121.
Hoe heeft Chriſtus, met fijn ſterven,den dood aen't
Kruys verworghts hoe isdat toeghegaana 122. Waarom moft Chriſtus aen 't kruys ghenagelt wor den
Ende waarom wierdt Chrifti fijde met een Lanſe
gheopent, daar bloet ende water uyt. liep ; wat is dit , in de figuur, aen
wijſende ?
123. Waarom moft Chriftus aen't kruys beſpot worden ? 124. Is de Goddelijcke kracht oock in 't bloet geweeſt, 'r gheen Chriſtus op de aerde vergoot ? 125. Waarom verzidderde de Aerdedoen Chriſtus aen’t Drie Princ. Cap, 25 : Kruys hingh ? vers 44.45 m, m, 126. Wat wijft de duyſternis aen , de welcke op.diena Cap. 23 : tijd, boven natuur, quam ?
127. Waarom beval Chriftus, in fijnen dood , fijne fiele, aen fijnen Vader , in fijne handt ? Wat is de ſelvighe handt Gods 128. Waarom bekeerden hen eenighe , ende keerden wederom ( doen ſy faghen 't geen in't ſterven Chrifti ghe ſchiede) ende de hooge Prieſters niet ? Waarom moſten de ſelvige blindt ende verſtockt aen ſoodanigh werck zijn ? 129. Wat
Sint de 37. vraghe in gende 40. Vra der Sielen .
16
De 177. Vraghen .
129. Wat is de Helle , vaardt Chriſti, al daar hy den dood ende den duyvel overw wan ? 130. Hoe heeft Chriſtus de gheeſten ghepredickt , die ten tijden Noahs niet en gheloofden 131.
Wat wijft -Chriſti ruſte in't graft aen , dat hy veer
tighuren in den grave moſt legghen ?
132. Waarom moſt Chriſti graft met wachters bewaart worden ? Wat wijſt ſulckx aen ,dat de hooghe Priefters wilden Gods macht wederſtaan ,endeChriſtum in't graft houden ? 133.
Waarom ſeyt den Euangelift , dat de Engelen den
grooten ſteen vande deure des grafs hebben ghewentelt; konde Chriſtus anders niet uyt het graft op ſtaan ? 134.
Wat is de kracht vande opſtandingh Chriſti, door
den dood ? Hoe heeft hy , aen ſijn lichaam , den dood ten toon ghedragen ; wat heeft hy daar, mede ghedaen ? 135. Wat voor eene Poorte heeft Chriſtus door den dood ,
in onſe menfcheyt ,in den tooren ende in de gerechtigheyt Gods open.ghedaan, door de welcke wy tot God mogen invgaan ; hoe gheſchiet dat ? 136. Wat wijſt de twee Jongeren hare Pelgerumsreyſe aen, van Jeruſalem naar Emaus , daar ſy hen beklaaghden in anghfte , om haren meeſter , ende Chriſtus doch onder hen wandelde , haar vraaghde ende leerde ; ende ſy hem doch niet en kenden 137. Waarom verſcheen Chriſtus naar fijne opftandingh , voor de eerſte reys, aen eene Vrouwe; ende niet aen de Jongeren ? 138. Waarom at Chriſtus, paar fijne opſtandingh , met fijne Jongeren, van de gebrade Vis, ende gingh door eene gheſlooten deur tot hen in ; ende leerden haar 139. Waarom en vertoonde Chriftus fich , naar fijne op ſtandingh, niet aen een yederman ; maar, alleenelijck aen 140. Waar eenighe
17
De 177. Vraghen. 140.
Waarom wandelde Chriſtus, naar fijne opſtan
dingh , veertigh dagben op aerden , eer hy ten Hemel voer ? 141. Wat is Chriſti Hemelvaart , dat hy ſichtbaarlijck is op ughevaren ? Waar is hy heen ghevaren ; ende waar is hy nu ?
142. Wat beduyden de twee Mannen in blinckende klee deren ; dewelcke ſeyden : ghy Mannen van Galilea, wat ftaat ghy , ende ſiet ten Hemel : deſen Jeſus, die van u is op_ghenoomen ten Hemel, ſalwederom kommen , ghe lijck ghy hem ten Hemel hebt ſien varen ? 143. Waarom moſten de Jongheren Chriſti ,
noch
* veertigh daghen , op de ſendingh des Heylighen Geeſtes a Ick meer dat den Co wachten ? Waarom en gheſchiede fulckx niet terftont ? pieerder 10. voor 40. 144. Waarom moften de longheten by maalkanderen wachten ende blijven , totdat den Heylige Geeft quam ? heeft aen gen 145. Wat is het Pinxſter -v.feeft ? Hoe is deuyt
ſtortingh noch, moet
des Heylighen Gheeſtes gheſchiet ? Ende hoe is aen de zijn ; naar Jongeren des Heeren , den bandt der tonghen opvgheloſt daghen. gheworden ? 146. Hoe is by hen , het onder „ Scheyt der ſpraacken te verſtaan , dat ſy te ghelijck op een maal in eenen eenigen Senſu, alle de ſpraken hebben gheſproocken, dat alle volc keren hen verſtonden ? 147. Wat nut doet ons defe uyt vftortingh des Heylighen Geeſtes, ende Chriftidood , opſtandingh , ende Hemelv . vaart ; hoe vermach ſulckx oock, in ons,te gheſchieden ? 148. Wat is het letterlijcke woord , ende het levendighe woord ( Chriſtus) in ſoodanighe uyt_ſtortingh, by._maal kanderen : hoeworden ſy onder. Icheyden; naar demaal fy niet alle , den Heyligen Geeft en hoorden uyt den mont der Apoſtelen leeren ? want, fonimighe ſpraacken: fyzijn vol Moſt! De ſelvighe hoorden wel menſchen, woorden ; maar, viet Chriftum , in fijne opſtandingh, leeren ! 149. Hoe C
28
De 197. Vraghen .
149. Hoe leerdt Chriſtus in't Predick.vamtſelfs tegens. woordigh ; ende fit doch ter rechterhandtvande kracht Gods ? Ofte by de welcke leerdt Chriſtus ? Wat is eenen Harder in den gheeft Chrifti , ende eenen letter Leeraar ſonder Chriſti gheeft ; een yeder in ſijn amt ? 150. Wat is het amt van de ſleutelen , Matth.20 ? Hoe kan't ſelvige recht ghebruycktworden ? Ofte wie is waar digh tot ſoodanigh amt vande ſleutelen , ende 't ſelvighe aen nemelijck ;hoe is ſulckx te verſtaan ? Hoat het Chri ſtus ſelfs in't amt , is hy ſelfs het amt? Ofte heeft hy't den menfch vry ghegeven , dat hy, ſonder Chriſti gheeſt, ver magh fonden te vergeven ; ofte hoe gheſchiet ſulckx ?
Siet het 15x Wat is het Teſtament Chriſti met het laatſte Avontus Iractant vande twee maal , met broodt endewijo ? Hoe wordt Chriftuswaarv Teftamenten achtigh ghenoten ? Wat is ' t voor vleeſch ende bloedt ; Chrifti. endewat is den monde tor ' t ſelvighe ? Idem .
152. Waar is de fteede in den menſch ,daar Chriſti vleeſch ende bloedt in blijft; ghelijck hy ſelfs ſeyde, Iob.6: Wie mijn vleeſcheet ,ende mijn bloedt drinckt,die blijft in my, ende ick in hem : Item, foo ghy niet en fult eten het vleeſch vanden Soon des menſchen , ende fijn bloedc drincken , foo en hebt ghy gheen leven in
Idem .
u?
153. Hoe is, ende wordt denmenſch ,eene rancke aen den Wijn- Stock Chriſti ? Hoe woont Chriſtus inhem; ende fit doch ter rechterhandt Gods in den Hemel ? Hoe kan lay oock , in den menſch , ter rechter.handt Gods ſitten ; ende den uye__wendigen menſchen is doch ' t ſelvige niet ?
Idem ,
154.
Wat vooreenen Chriſten is eenen titel.Chriften
buyten Chrifto , den welcken ſich alleenelijck vertrooft, ende Chriſtiverdienft fich toereeckent; maar , van den gheeft Chriſti, onherbooren is, ende dyerſch leeft ? Be hoort.den ſelvighed, in ſoodanighe werckingh , Chriſtum oock toe? Ofte watontfangt hy in 't Avont maal Chriſti? 155. Ver
De 177. Vraghen.
19
155. Vermach Chriſti vleeſch ende bloedt van de ghe- Idem . loovighen , oock buyten de Teſtamentelijcke ordeningh ende ghebruyck, genoten te worden ? Ofte hoe vermach't ſel vighe te gheſchieden ? 156. Waarom heeft Chriſtus ſoodanigh Teſtament ver- Idene. ordeneert ende in vgheftelt , ende gheſeydt ; dat, ſoo me nigh , maal wy ſulckx doen, wy't ſelvighe ſouden doen tot fijnder ghedachtenis ? Tot wat nut gheſchiet fulckx met broodt endewijn ; ende niet ſonder 't ſelvighe ? Ofte kan ' roock ſonder broodt ende wijn ghenoten worden ?
157. Is de ware Teftamentelickeghenietingh bloot aen't Idem . eerſte Apoftoliſche gebruyck ghebonden ? Ofte hebben de menſchen oock macht foodanighe ordeningh te verande ren ; ghelijck gheſchiet is ? 158. Isin de veranderde ordeningh, het Teſtament oock krachtigh ; ofte piet ?
159. Wat doen de Gheleerden , foo wanneer ſy maal- Siet 'het s. kanderen om Chriſti Teſtament ende om't Hoogh waar. Aronda dighe verbondt der ghenade wille ,laſteren , verfmaden, maal. ende den eenen den anderen om ſulckx, den duyvel over geven ? Handelen ſy oock het amt Chriſti ? Is’t recht; ofte onrecht ? Doen ſy ſulckx oock als dienaren Chriſti ; ofte wie dienen ſy met 't ſelvighe ? Sietden 160. Welck is het kenteecken van eenen rechten Chri. Theoſophie ften op aerden , waar , mede kan , men hem van eenen Schen Brief.
tijtel, Chriſten onder
ſcheyden ?
161. Wat is eygentlijck een Chriſten , van inwendigh, ende wytwendigh ? Hoe is hy eenen Tempel des Heyli gen Geeſtes,in den welcken het rijcke Gods,in- wendigh , openbaar is ? Hoe wandelt hy in den Hemel; ende oock op der aerden te ghelijck ? 162. Wat is den Anti- Chriſt op aerden,onder de Chri ftenheydt ? 163. Wat C 2
20 De 177. Vraghen. 163. Wat is Babel,het dyer ,ende de Hoere; in Apocalipſy ? 164. Wat is des dyers ondergangh ,ende hoe ghefchiet het, dat het ſelvige feven, hoofdige dyer,in den afv- gront wordt ghewurpen ? 165. Hoe neemt Chriſtus als, dan het rijck in , wanneer dit dyer ghedoodt wordt ? 166. Wat is de ware weder - geboordte in den geeft Chri ſti ? geſchiet de ſelvighe in deſen tijd; ofte paar deſen tijd ? 167. Wat is het ſterven van eenen waren Ebriſten ; wat fterft aen hem ? 168. Wat is het ſterven van eenen god
looſen ,dat 't ſel
vighe een eeuwigh ſterven wordt ghenaamt? Siet de 21 .
169. Waar vaart de hele heen, wanneer ſy van't lichaam vragein de ſcheyt ; fyzy ſaligh ofte niet ? 40. Vraghen van de Siele. 170. Wat is der fielen haar doen , ende leven , tot aen den Siet de22. jonghſten dagh ? vraghe in de 171. Wat is het laatſte Ghericht ; ofte hoe gheſchiet 40. Vragen. Vrage'zo. 'tſelvighe ? 172. Hoe gheſchiet de opſtandingh der dooden ; wat in de40. Vraghen. Idem . is’t gheen opſtaat ? Idem . 173. Hoe vergaat deſe wereldt ; ende wat blijft van de ſelvighe overigh ? 174. Wat ſal, naar deſe wereldt, zijn , foorwaoneer God alles in allen zijn ſal , daar de heerſchappijen fullen te niet
ghedaan worden ? 1 Cor. 19 : vers 24 , raghe 32 . 175. Wat ſalder Heyligben , ende verdomden haar doen ende 34. in ende laten zijn ? de 40. pragé. Vraghe 40. 176. Waar ſal de Helle , ende dan oock , de eeuwighe in de 40 . wooni ngh der Heylighen zijn ? Vraghen . 177. Wat ſal de eeuwighe vreughde der Heyligen , ende de eeuwighe pijn der god , looſen zijn ? Ofte vermach oock eene veranderingh te gheſchiedeu ? BE .
?
21 BETRACHT IN
G
H
Vande
t GODDELYCKE
OPENBARINGH .
2
VVat God, natuur , ende Creatuur, als-umede Hemel, Helle ende Wereldt,met vifamen alle Creaturen zön ? Van.vwaar allen dinghen, inde natuur, haren oorſpronghgenomen bebben ? Ende waartoe God deſelvige geſcha pen heeft ? Wat nut de felvighe zijn ? Voornamentlijck ; Vanden Menſch, wat Adam ende Chriſtus zy ?
Door het ganſche Proces ende den loop des werelds, tot aen't eynde ende inder eeuwig heyt ghevoert ; ende in 177. Vra ghen ghettelt . Tot meerder naar denckingh wat den Menſch zy ? Vyt den rechten waren Theoſophiſchen gronde
Verklaringh van de eerſte Vrage
.
Wat is God,buyten Natuur ende Creatuir ; in -ſich -ſelfs ?
OD is de eeuwige Eenheyt; zijnde het on metelijcke goedt, 't welck niets achter,noch voor
ſich en heeft , 't gheen aen ' t ſelvighe
yets...wat kan geven ofte indraghen , of 'r gheen 't ſelvighe vermagh te beweghen : C3 fonder
-22
Wat is God in
ſich ſelfs.
ſonder alle neyghelijckheden , ende eyghenſchappen : 't welck ſonder oorſprongh van tijd , in lich_ſelfsmaar a Text, law. een eenigh en is; namentlijck , eene enckele « ſuyverheyt,
. terkeit olne ſonder aenraackingh : 't welck perghens gheene plaats beruhrung. nochteſtede en heeft, noch en behouft tot fijne wooningh, 2. Maar, 't is te ghelijck buyten dewereldt, ende in de wereldt ; ende't is dieper dan eene gedachte ſich vermach
b Text , Schwingen.
b te verheffen : ja , wanneer men hondert duyſent jaar aen , maalkanderen , van ſijne grooteende diepte, ghetal len uyt., ſprack, foo en ſoude men doch noch niet aen- gevanghen hebben fijne diepte uyt_ te ſpreecken ; want, hy is de on ... eyndelijckheydt. 3. Alt ghene dat geteltende ghemeten kan worden , ’t ſelvighe is natuurlijck ende beeldelijck : maar , de Een heyt Godsen kan niet uyt- gheſproocken worden ; want, de ſelvighe is door alles te ghelijck :ende ſy is daarom goet ghenaamt ende erkent, om dat't ſelvighe deeeuwige lachte, ende het hooghſte weldoen in de bevindelijck heydt van de Natuur ende Creatuur is ; zijnde de bevin delijcke foete liefde. 4. Wapt , de Eenheyt ( zijnde het goede ) vloeyt ſelfs van ſich uyt , ende voert ſich , met het uyt willen ende bewegingh.
vloeyen , in
5. Al daar lieft , ofte door - woont , de Eenheyt het
cText , -Wollen . d Text , wallen .
e begeeren ; ofte d beweghen : Ende het · begeeren, ofte d beweghen ,
bevindt de fachticheydt vande Eenheyt :
zijnde den grondt vande liefde inde Eenheyt; daar Moſes c Ofteghe van ſeyt: De Heere onfen God , is eenen eenighen God , poelt. ende anders geen .
6. Evde 'c en verhoudt ſich niet alſoo , ghelijck het vernuft meenr , dat God alleenelijck boven de Sterren , buyten de plaats van deſe wereldt woont! Hem en is geen ( Text , fonderlich.
plaats bereydt, daar hy f beſonder woonde ; maar , fijne open
23
Wat is den afgrondt allerdinghen. openbaringh is alleenelijck onderſcheydelijck . 7.
Hy is door , by , endeidons: ende foo..waar. hy
in een leven metfijne liefde beweeghelijck wort, al
daar
is God , in fijne werckingh openbaar : dat is , fijne liefde ( zijnde de eenheyt) isal, daar,uyt , vlietend , a begeerend, a Textnd;. Wolle God Gch eene Itede ge al.daar heeft
ende bevindelijck:
maackt ; namen: lijck, in den grondt der fielen , in de eeu wighe IDEA , ofte b tegheobeelt van 'teeuwigh " be- bText, geeren in de liefde :daar vin de liefde haar ſelfs wil ende be. kegenwurfe. vint ; gelijck in de Engelen ende falige fielen is te verſtaan. wollen ?
De tweede Vraghe
.
Wat is den afgrondt allerdinghen , daar gheen ſchepſel en is, te weten, het onwgrondelijcke Niets ? Antwoordt.
I. 't
Elvighe is eene wooningh
vande Eenheydt Gods :
want , het opdoen , ofte het yets des niets , is God felfs : het opdoen is de Eenheydt'; zijnde een eeuwigh leven ende å begeeren, een • ſuyver willen : den welcken d Text , wollen . doch niets en heeft , ' gheen hy begeeren kan, dan allee e Text, pelijck fich , ſelfs:daarom is den wille eene enckele begee- lanter .
rende lieve
luft ;zijnde eenen uytgangh fijves ſelfs , tot fijne bevindelijckheyt. 2. Den wille is eerſtelijck den eeuwighen Vader des gronds : Ende ten tweeden , isde bevindelijckheydt der liefde, den eeuwighen Soone , die den wille in
ſich baarde
tot eene bevindelijcke lieve, kracht : Ende ten derden , is den uytvgangh vande begeerende bevindelijcke liefde, den gheeft van'tGoddelijcke leven . 3. Ende alfoo is de eeuwighe Eenheyt, een Drien vou digh ,
24
Wat is den afgrondt aller dinghen.
digh , on, metelijck ,onaenvanghelijck leven , 'twelck vatten ende bevinden ſij # Text,woolte. in eockel a begeeren ſtaat , in b Formeren nes ſelfs ; ende in eenen eeuwigen uyt -gangh ſijnes ſelfs. ofte figureerē. 4. Ende 't ghene vanden · Wille , vande • Liefde, ende c Vader , d Soon . van 't · Leven is uytvghegaan , 't ſelvighe is de Wijſheydt ¢ H. Geeft. Gods ; namentlijck , de Goddelijcke beſchouwelijckheyt ende vreughde van de Eenheyt Gods : daar..door de lief
de ſich in krachten , verwen ,wonderen , ende deughden , eeuwighin , voert. s . In dit opdoendeleven vande Goddelijcke Eenheyt, worden vijf luytbare Senſus in de bevindelijckheyt vande liefde des levens verſtaan ;zijnde A. E.I.O. U : Daar het
f Text , wollen .
Goddelijcke f begeeren ende wercken in ſtaat : de felvige
voeren ſich in een s uytvſpreecken tot de ſcheydelijck & Text.,aus heydt ende tot het verſtant vande eenighe Drieheydt; daardoor ſich het eeuwighe leven , ſelfs bevindt ende verſtaat.
h Ofte doar. 6. De Drieheyt openbaart fich uyt de Eenheyt, 5 met i Text , een Drievoudigh iſpreken, dat dit Drievoudigh i ſpre bauchen . ken , naar driederley aert , in ſich ſelfs, tot k eene ey k Text einen eigeně. genheyt invgaat : ende't ſelvighe Drie.voudighe Senſus is genaamt met fijnen ſenſualiſchen naam ; JEHOV A. 7. Want, de Eenheyt ( zijnde de I. ) gaat in
ſich
ſelfs ,
in een Drie , voudigh Weſen ; 't ſelvige is ghepaamt, JE : ende't ſelvighe JE, is den Vader : die voerdt fich , met 1 Text , fijnen i ſprekenden wille ,in 't HO ; dat is, in eene m vat hauchenden . mu ofre for singh der liefde : ende in't H0 , wort het woord aller. merringh.
krachten verſtaan : want, hetmaackt eene circumferentie , ofte om Nuyt , fijnes ſelfs ( zijode het eeuwigheyets ofte yets) daar„ van gaat de lieve
wat,
luft uyt : welcken uytus
gangh de Gheeſt is; die vat ende formeert ſich in 't VA: want, de V. is de Gheeft; zijnde den uyt-vgangh: ende A , * Ofteform meert .
is de Wijſheyt,daar de Geelt ſich in " vat tot een werckend leven . 8. Als.
Wat is den afgrondt allerdinghen ? 2 Vrage 8.
Als
25
dan is dit Drie , voudigh a ſpreeckende leven a Text, hauchende, ſelfs , O. JA H. Want , deinghe.
ghenaamt , in , ſich
vatte luſt , is b de 0 ; zijode een ooghe van't ' eenighe b Ofte het fien, een d seyn ſien : ende het JAH , is den Drie vou- oogé ,de Cir dighen ingangh fijnes ſelfs (dat is , tot de bevindelijck- cofleece heyte van't begeeren) welck ſich
ſelfs open
het eeuwighe f Ipreecken.
doetdoor wigle. d Text , lesen terlich .
9. Het opdoen ( namentlijck , de eyghedſchap in den c Text,des woliens. Senſu van 't beviodelijcke op doen )is genaamt, Adonai : f Haudiens, Ende't zijn ſeskrachten , daar. uyt het Mijfterium Mag num (dat is, den hoogen name Tetragrammaton ) : vloeyt, g Entsprina daar uyt alle weſens (de Gichtbare ende on
ſichtbare ) ses.
b ghevlocyt zijn ; ende in form ende beelden gekommen . h Entfproffe. 10.
In't woord , Adonai ( dat is , in deſe ſes krachten )
legghen de ſes eygenſchappen vande eeuwighe natuur (dat is , van't natuurlijcke leven ) daardeEngelen ende de fie len, naar de in..wendigheydt van hare ID E A uyt ghe- iText, ghefloffens. vloeyt zijn , alsmede de ſes daghen der ſcheppingh van
deſe werelde , de welcke k methet fiende leven ('t welck k Ofte door. ſich, ghelijck ' de O , midden in 't weſen beeldet) in - ge. 1Ofte het footen wierden tot de ruſte , daar de ſes krachten , in de ooge, de Cir ftille liefde ( dat is , inde eeuwighe Eenheyt ) in ſtaan ende ruften ; ende doch , met hare eyghen ſelfs werckingh, ſonder ophouden , m willen endeuyt -vgaan.
het harte Gods. m Text , wollen .
11. Ende't ſelvighe n is 0 , den ſevenden dagh , inden n Ofte het welcken God van alle fijne wercken heeft gherult ende oor honde.Cire eeuwigh ruft: dat is, de ſes krachten ( zijnde eerftelijck, de o Text,emp begeerlijckheyt, ten tweeden ,de beweeghelijckheyt, ten findigkeit. derden , de • bevindelijckheyt , ten vierden , 't vyer ofte Schall. 't leven, ten vijfden , 't licht ofte de liefde, ten feſten, Text, ver e klanck, onderſcheydelijckheyt , ofte i verftant) ſuſten Text, ene in 't gene, daarvan ſy • zijn ontſtaan (namentlijck,Sin Sprungen. de o, inde ftede Gods) daar in de eeuwighe liefde wort circumferen aen tie . D
26
a Text, angedeutet.
Wat is Gods Liefde ende Tooren .
aen
gheweſen ; zijnde de Eenheyt , ofte het yets vande
Eenheyt, 't welck is, den eeuwigen Sabbath allerdingen, van 't goede weſen . 12. Alſoo verſtaan wy , eerſtelijck , dat het eeuwighe
b Text, law Niets , buyten alle aenvanghen , eenen b ſuyverlijcken ter: licher ſchijn ſy ; zijnde het ooghe van 't eeuwighe fien: want, schein. c Ofteglans. in't ſelvighe (namentlijck , in't Niets ) ſien alle dinghen : d Text,enc- paardemaal hetyets , van dit ſien is dontſtaan , foo fiet sprungen . het Niets ( zijnde de eeuwighe Eenheyt) door alles , on verhindert. 13. Ende ten anderen , verſtaan wy vorder,dat God het fien ende het bevinden des Niets , ſelfszy: ende 't worde daarom een Niets ghenaamt, ( alvis't ſchoon, ſulckx God ſelfs is) om dat ſulckx onbegrijpelijck ende onvuytu ſpreeckelijck is .
De derde Vraghe ! Wat is Gods Liefde ende Tooren ?
Hoe is hy ee
pen toornighen yverighen God ; naar
demaalhy
ſelfs de on -veranderlijcke liefde is ? Hoe ver mach Liefde ende Tooren een eenigh dingh te zijn ? Antwoordt. I. Oewwel wy al hier voor den Leſer mochten ſwaar
H2 zijn om te verſtaan, foo mach hy doch alles verſtaan,, in de Goddelijcke kracht, ende aen, roepingh Gods; by.v al., dien’t ſelvighe hem recht eroft is. 2. Den Leſer moet weten , dat alle dinghen in JAH ende NEEN beſtaan, het zy Goddelijck ,duyvelslijck , aerds ; ofte wat ghenaamt kan worden . 3. Het
Wat is Gods Liefde ende Tooren .
27
3. Het eene ( zijnde het lah ) is enckel kracht ende le ven ; ende't is de waarheyt Gods,ofte God ſelfs: dit ſoude in lich , ſelfs , on , kennelijck zijn , ende in't ſelvighe en ſoude geene vreughde, ofte « verheffentheyt, noch vindelijckheyt zijn , ſonder het Neen . 4. Her NeeN
is een
be- a Text , erliebligkeit. b Ofte ghe tegen ., beeldevan't JAH , voel jekleys.
ofte van de waarheyt, op , datde waarheyt openbaar ende Text, kegenwurf yets zy , daar in een contrarium zy , ende 't ghene dat in de eeuwige liefde werckent, ghelieft kan worden; daar
d Text bevindelijck ende begeerendezy. s ; Ende wy en konnen doch niet ſegghen dat het lah wollende. van 't Neen zy afvgheſcheyden ,
ende twee dinghen ne
vens, maalkanderen zijn , maar , ſy zijn maar een dingh : ſcheyden hen dannoch in twee
aenvangen , endemaac- e Principia.
ken twee Centra ; daar een yeder inlichy ſelfs werckt ende wil. 6. Ghelijck als den dagh in de nacht , ende de nachtin den dagh twee Centra zijn, ende doch, on.ghefcheyden ; als alleenelijck met willen ende begeerdte zijn lý ghe hen : als ſcheyden : want , fy hebben tweederley vyer in ten ende ; eerſtelijck , den dagh, het heete, op- fluytende tweede, de nacht, het koude , in , Nuytende :ende fulckx is doch te ſamen maareen vyer; ende geen van beyde ſoude werckende zijn . fonder het andere openbaar ofte 7. Want , de koude is de wortel vande hitte , ende de hitte is de oorſaack dat de koude s bevindelijck zy : buyten fOfreghe defe beyde ( die dochin ghedurighen ſtrijde ftaen ) waren welijek. alle dinghen een niers ; ende ſtonden ſtillen , ſonder be wegingh. 8. Alſoo oock ingelijcken van de eeuwighe Eenheyt vande Goddelijcke kracht is te verſtaan: wanneer den eeu wigen wille niet ſelfs van, fich uyt_en, vloeyde,ende fich in aen „ nemelijckheydrinen voerde, foo en foude daar D 2 geene
28
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vrage
.
geene gheſtaltenis nochte onderſcheydentheydt zijo ; maar , alle krachten en ſouden niets vandersdan eene ee nighe kracht zijn : oock foo en ſoude geene a kenniſſe a Text , ver vermoghen te zijn : want , de a kenniſfe ontſtaat in de on fandows. der „ Icheydelijckheydtvande veelheyt, daar de eene ey • genſchap de andere liet, probeert ende wil ; ingelijcken Ataat oock de vreughde in't ſelvighe. 9. Sal daar dann noch eene aen
nemelijckheydtont
ſtaan , ſoo moet daar eene eygene begeerde tot fijn
felfs
bevindelijckheyt zijn ; namentlijck , eenen ſelfs..wille tot aen , nemelijckheyt , die met deneenighen wille niet ghe lijck en is, nochte en wil : wapt, den eenighen wille en wil niets
anders dan het eenighe goede, 't geen hy ſelfs is ; hy
en wil niets
andersdan ſich ſelfs in de ghelijckheyt.
10. Maar, den uytvghevloeyden wille, wil de on - ghe lijckheyt, op
dat
hy van de ghelijckbeyt onder._fchey
den , ende fijo eyghen yets...wat zy ; op. dat daar yecs b Ofte noen zy, 't welck het eeuwighefien kan ſien ende bevinden . kn . 11. Ende uyt den eygen wille ontſtaat het Neen : want , hy voerdt ſich in eygenheyt; dat is , in de aen , demelijck beyt fijnes ſelfs : hy wilyets zijn ; ende en vergelijckt ſich niet met de Eenheydt. 12. Want, de Eenheyt is een uyt
с Text , hawchen .
vloeyend' JAH ,
't welck eeuwigh alſoo in ’t • ſpreecken fijnes ſelfs ſtaat; ende 't is eene onbevindelijckheyt : want, ' t felvighe en heeft niets, daar't ſich in vermachte bevinden ,als alleene lijck in de aen , nemelijckheyt van den afvgeweken wille;
d Text ,
namentlijck, in't Neen , ' t welck een d tegen
kegensturf. e Text , wollen .
vighe gets wat in heeft, dat het begeeren kan.
beelt van't
Iah is, daar in het lah openbaar wordt , ende daar 't ſel
13.
Want, het een , en heeft niets in
fich 't gheen
't ſelvige begeeren kan ; 't envžyw dan dat het fich verdub beleert , dat het twee zy : oock en kan 't ſich
ſelfsin de Een
.
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe. ;
29
Eenheyt niet « bevinden ; maar , inde tweeheyt a be- a lers.Ofte noe . vindt het fich : alſoo verſtaat den gront recht! 14. Den afvgheſcheydenen wille is vande ghelijck heyt des eeuwighen begeerens uytvghegaan , ende en b Text,wol lens. heeft oock diets't gheen hy b begeeren kan ; dan , allee b Wollen .
1
nelijck ſich ſelfs n : aar „ demaal hy dan noch een yets teghens de Eenheydt is ( de welck is ghelijck een niets; ende doch alles ) loo voerdt hy ſich tot inde begeerdte ſij nes ſelfs ,ende begeerdt ſich
ſelfs ,ende oock de Eenheyt;
of
uyt de welcke hy ghevloeydt is . 15. Hy begeerdt de Eenheyt tot de bevindelijcke lie
1
ve vluft ,dat de Eenheyt inhem bevindelijck zy : ende
ay
bekenningh, c Erkant ſelfs, begeerdt hy tot de bewegingh , fich ende tot het d verſtandt , op dat in de Eenheydt eene Verständ d ſcheydelijckheyt zy, dat krachten moghen ontſtaan .
els
aenvaogh en heeft , even
16. Ende hoe--wel de kracht gheenen grondt nochte -wel foo worden inde aen
ne
melijckheyt onderſcheydentheden ; uyt de welcke de natuur ontſtaat.
17. Deſen uytvghevloeyden wille voerdt fich in eene
ch
begeerdte : ende debegeerdte is Magnetigh ; dat is IN treckende : * ende de Eenheydt is UYTmvloeyende : • als dan is 't een contrarium ; dat is , JAH , ende e Ofte mes :
,
; 20
e
to
NEEN : want , het U Y Tnvloeyen en heeft gheenen Text, letz . grondt; maar , het IN.trecken maackt grondr. 18. Het Niets wil UYT fich ;op_dat 't felvige open baar zy : ende het IETS wil in , fich , opdat't fel. vighe in't niets bevindelijck zy , dat deEenheyt in't fel vighe bevindelijck mach worden ; doch , foo is UYT ende IN , eene onghelijckheyt .
20
19. Ende het Neen is daarom een Neen ghepaamt, om
b.
dat 't ſelvigheeene I Nughekeerde begeerdte is ; dat is , INN Ewards I N ~ Nuytende . 20. En D3
de
Wat is Gods Liefde ende Tooreň .
30 20.
Ende het JA H is daarom JAH genaamt, om
dat 't ſelvighe eenen eeuwighe UYT - gangh ende den gronde van alle weſen is ; namentlijck , loutere waar heyt : want , 't en heeft gheen Neen voor lich ; maar , het Neen ontſtaat eerſt,inden U YT ghevloeyden wille vande aen
nemelijckheyt.
21. Deſen UÝTvgevloeyden begeerlijcken wille is a Ofte for. I N.treckende , ende a vat ſich ſelfs IN lich ; daarni meerde. van kommen gheſtalteniffen ende eyghenſchappen . 22. De eerſte eyghenſchap is ſcherpte, daar, van komt hardigheyt , koude drooghte ende duyſternis : want , de aen ghetoghenheyt over ſchaduwet ſich ., ſelfs ; ende dit , lelvighe is den waren grondt vande eeuwighe ende tijdelijcke duyſternis :
ende de hardigheydt ende de
ſcherpte is den grondt tot de bevindelijckheyt. 23. De tweede eyghenſchapis de beweginghin't aen , b Separeren. trecken; de ſelvigheis eene oorlaack van 't b ſcheyden. 24. De derde eyghenſchap is de ware bevindingh tuf ſchen de hardigheyt ende de bewegingh, daar, in den wil. c Oft voeldt. le fich “ bevindt: want , hy bevindt fich in eene groote ſcherpte ghelijck eene groote anghft , teghens de Een heyt; alſoo te ſpreecken . 25. De vierde eyghenſchap is het vyer ( zijnde den d Derblits d blicxem vanden glanſch ) 't felvighe ontſtaat inde te fa desglantzes. men , voegingh vande groote anghitelijcke ſcherpte ende
vande Eenheyt: want, de Eenheytis ſacht ende ſtil, ende de beweghelijcke harde ſcherpte is ſchrickelijck ; zijnde eenen grondt van de pijnelijckheyt.
e Text , Schracke.
26. Alſoo is’t ſelvighe eenené ſchrick in de te famenn voegingh : Ende in deſen · ſchrick wordt de Eenheydt
fText, Er. f ghevat , dat de ſelvighe eenen blick ofte & glans wordt; griffen., slast.
ghelijck een verheffendevreughde: want , alſoo ontftaat het licht midden inde duyfternis; want, de Eenheyt wordt tot
Wat is Gods Liefde ende Tooren . tot een licht : ende de aen
31
nemelijckheydtvan den be
geerenden wille in de eyghenſchappen , tot een a gheelto a Oftegefter lijck vyer . vyer;'t welck fijnen quaal ende oorſprongh, uyt deb wran b Text , ghe koude ſcherpte , in de bewegingh ende bevindelijck- berben. heyt, in de duyſternis neemt. 27. Ende dit wezen is even , ghelijck eene ſchrickelijc ke verteerlijckheyt; ende naar'tſelvighe is God , eenen toornighen yverighen God , ende een verteerent vyer ghenaamt: niet naar 't ghene ſoon wat
hy in , ſich
ſelfs
is, buyten alle aennemelijckheyt ;maar, naar den eeuwi ghenvyer grondt. 28. Ende in de duyfternis wordt het fondament der Hellen ( zijnde eene vergetentheydt van't goede) ver ftaan : welcke duyfterpis in'tlicht ( ghelijck de nacht in den dagh ) ganſch verborghen is; gelijck Ioh.r. Is te leſen . 29. Alloo fien wy , in de boven
verhaalde eyghen
ſchappen , Gods tooren ; namentlijck , de eerſte eygheni ſchap des in, treckens, is het NEEN : want, de ſelvige en yerghelijckt ſich niet met het JA H ; zijnde de Een- NB. Dug heyt : want , fy maackt in fich , eene duyſternis; dat is , fternis, is de eene uyt., bluſſingh des goeds : ten tweeden , maackt fy desgoeds. in jifich , eene ſcherpte ; zijnde den grondt des eeuwighen ſtervens der facht, moedigheyt vande « liefelijcke Een- c Texe, fanfften. heyt: ten derden , maackt ſy in fich , eene hardigheydt ; zijode den eeuwighen dood, ghelijck eene on , macht : ten vierde, maackt ſy in
fich , in foodanighe hardigheyt des
doods, eene alq tijds. durende pijpelijcke d bevindelijck- & Ofia, ghe heyt: ten vijfde , maackt ſy in lich , eenen bevindelijc- voelen . ken vyerquaal. 30. Ende in defe eyghenſchappen , wordt Godstooren ende het helſche vyer verſtaan : ende wordt daarom hel- oderText ,hólle höle le ofte hol ghenaamt,om dat ' t ſelvighe eene verborghen heyt, ofte in , lluytingh ,zy. 31. Oock
32
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe. 35. Oock wordt't ſelvighe daaron eenen vyantſchap
Gods ghenaamt,om
dat het pijnelijck is ; ende de Eenheyt
Gods, eene loutere ſacht , moedigheyt : ende ſulckx iste ghensmaalkanderen , gelijck als vyer ende water ; daar van oock , in 't weſeo van deſe werelde, vyer ende water, fijnen oorſprongh heeft ghenomea. 32. In ſoodanige ontſteeckingh van den uyt-ugevloey den wille , is nu de vijfde eyghedſchap , de bevindelijck heydt vande EenheytGods ( zijnde de liefde ) de welcke in't vyer , beweghelijck ende begeerlijck wordt : ende maackt in 't vyer ( dat is , inde pijnelijckheyt ) een ander Principium ; zijnde een groot lieve vyer : want , ſy is de oorſaack ende den grondt des lichts , dat in des vyers. a Text, ent. eſſents het licht « opvgaat, Springet. 33. Sy is delieve kracht in ' t licht: want , alſoo voerdt
b Ofteghe- fich de Eenheyt in 6 bewegingh ende bevindelijckheyt in , voelen . op dat deeeuwighe kracht bevindelijck ,ende een willen, begeerdte, ende ſcheydelijckheyt daarin zy; anders ſou de de Eenheyt eene eeuwige ſtilte ende on. bevindelijck heydt zijn . 34. Deſe liefde ende dit licht , woonde in 't vyer , ende doordringht 't ſelvige vyer, dat de efſents des vyersinde hooghſte vreughde wordt verwandeldt ende geenighen grim meer en wordt bekendt ; maar , eenen louterlijcken ſmaack vande Goddelijcke bevindelijckheydt:
lieven
want , alſoo over_inflammeerdt fich de eeuwighe Éen € Text , da heyt, dat fy eene liefde zy, ende dat yets.wat zy , 't geen en lieben
bemindt kan worden : want, byval. dien dat de liefde van de Eenheyt niet in vyer
brandende aert en ſtondr, foo en
ſoude de ſelvighe niet werckelijck zijn ; ende daar en ſou de geenighe vreughde,ofte beweghen, in de Eenheyt zijn . 35. Alſoo verſtaat men nu in desvyers Eſſents , Gods tooren , ende inde lievenbevindelijckheyt ( dat is , in de be
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe .'
33
bevindelijcke Eenheyt ) her Goddelijcke lievewvyer , die maacken twee Centra , in eenen eenighen grondt ; dat is, tweederley vyer . 36. Eerſtelijck, het tooren, vyer, inden uyt-vgevloey den wille vande aen nemelijckheyt , is eenen grondt NB.Welck vande eeuwighe natuur , daar de Engelen ende de fielen nahmt m. mg .wort he .
der menſchen haren grondt uyt ontfanghen hebben ; ende 't ſelvighe wordt Myſterium Magnum ghenaamt :
uyt de
welcke eeuwighe natuur , deſe lichtbare wereldt oock is gheſprooten ende geſchapen ; zijnde een « tegen vande inwendigheyt.
beeldi a Text,ke ghenta wrf.
37. Ten tweeden : ende het Centrum der Liefde , is. het JAH; namentlijck, het vyer , vlammende b ſpreec- b Text, hauchen . ken : 't welck Gods woord wordt ghenaamt ; zijnde het ! ſpreecken van de Eenheyt Gods , het fondament vande kracht : in 't ſelvighe wordt den waren Heylighen Gheeft verſtaan , inden uytvloer van't lieverb ſpreecken ; na mentlijck, de bewegingh , ofte het leven der liefden . 38. Dock
ſoo
wordt den Enghelſchen , alsmede
der zielen gheeft daar
in verſtaan , inden welcken God
openbaar is , ende woondt: maar , den grondt der fielen ende der Engelen , naar hare natuur , wordt in 't eeuwighe natuur , vyer verſtaan : want , deklare Godheyt en wordt NB. NB. niet Creatuurlijck ;
want , de ſelvighe is eene eeuwighe De differen
Eenheyt: maar , ſy door, woondt de natuur ; ghelijck een God,endede natuur. vyer het yſer door.vgloeydt. 39. Ende aen deſe plaats, verſtaan wy de moghelijck heydt van de Engelenende vande fielen : byval.dien de ſelvighe het lieve , vyer verlieſen , dat ſy van de Godde lijcke Eenheyt af, ſcheyden ,
ende in eyghen
ſelfs be
geerde ingaan, foo brandr als, dan het tooren in
vyer
hen ;ende 't ſelvighe.is haar recht leven. 40. Maar, bywal, dien het Goddelijcke lievem -vyer in E
34
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe .
in haar Centraliſch vyer brandt , foo is haar vyerleven
a Ofte in
doen ; ende eene enckele vreughde ende een facht wel 't vyer Gods , ende'c vyer der natuur , ſtaat in hen , a in
eene Concor- eenen eenighen grondt. dans. 41. Indeſe vijfde eygenſchap , wordt de glory endede NB. NB. Majefteyt Godsopenbaar ; zijnde een licht der liefde , daar de Schrift van ſeydt : God woondt in een licht , daar niemandt en kan toe
kommen : aen , wijſende, dar noys
eenighe Creatuur uyt het Centraliſche vyer der liefde en is ghebooren gheworden; want , het is het alder fte vyer , ende God ,in fijne Drieheyt, ſelfs.
heyligh
42 . Ende uyt dit heylighe vyer is uyt ughevloeyt het JAH ; zijnde eene ftraal vande bevindelijcke Eenheyt : de ſelvighe is ,den hoogh - waardighen name , JESUS, die de arme fiele wederom van't toorenvyer verlofte, ende fich , felfs , in de aen „ nemingh van de menſcheyt, in ' t afvgheweecken Centraliſche tooren..vyer ( Gods tooren ) in die fiele in
begaf ,ende de felvighe wederom,
met het lievewwyer, aeoItack, ende met God vereenigh de ; ô ! Ghy menfchen , mercke't ſelvighe ! 43. Verſtaat nu alſoo het rechte fondament : In God en is ghenen tooren ; 't isenckele loutere liefde : alleene lijck , in'tfondament , daar
doorde liefde beweghelijck
worde, is het tooren. vyer : maar , in God en is ' t ſelvighe niets anders , dan eene oorſaack van de vreughde ende van de kracht : ende in 't Centrum van 't tooren - vyer , is 't ſelvighe de grootſte verſchrickelickxſte duyfternis, pijn ende quaal : ende defe twee zijn in , maalkanderen ghelijck dach ende nacht ,
daar gheen vanbeyde , d'een
d'andere en vermach te begrijpen : ' maar , d'een woondt in d'andere, ende maacken twee principien ; Damentlijck , twee eeuwighe aenvanghen. 44. Den eerſten aenyangh wordt het rijcke van Gods liefde,
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe .
35
liefde , endeden tweeden aenvangh , het rijck van Gods tooren ( zijnde het fondament der Hellen , in 't welck de verſtoten Gheeftén woonen ) ghenaamt. 45.
Het fondament van't rijcke Gods is louter JAH ;
namentlijck , krachten van't ſcheydelijcke woord : Ende het fondament vanden tooren Gods , is louter NEEN ; daar de loogen van ontſtaat: over_lulckx ſeyde Chriſtus, dat de duyvel eenen vader der looghenen was: want, fijn fondament is louter NEEN , ende een wederſpreec ken der waarheyt ; namentlijck , het Iab . 46.
De feſte eyghedſchap inden uytvghevloeyden wil.
le, is het a gheluyt, den klanck, 't verſtandt, de rede, ofte a Hall, het onderſcheyden ( namentlijck , het ware verſtandt) Seball, wer fändnus, reo ende ftaat in beyde Centraliſche vyeren te ghelijck. de , oder una 47. In't Centro vande eyghen aen , nemeptlijckheyt verfcheiden. van 't natuurlijcke vyer , ſonder medewerckingh des Heylighen vyers ( byval.dien deſe beyde vyeren ghe ſcheydeu worden; gelijck by de duyvelen ende verdomde fielen is te verſtaan )en is geen verſtandt;maar, alleenlijck lift, ende ſcherp linnigheyt: namentlijck ,eene Probering van 't fondament der natuur , een enckel misbruyck van de krachten der natuur ; daar van bedrogh , argh waan , dwaalheyt, ſocheyi, ende lichtveerdigheyt ontſtaat. 48. Indeſe fette eyghenſchap , ſtaan de heylighen na men ( namentlijck, de Goddelijcke krachten ) in't op.vn doen der Eenheyt, in't wercken ende b begeeren : ende 6 Text, de ſelvighe ftaan , in beyde de vyeren te ghelijck; te we- wollen, ten , in 't vyer vande natuurlijckebeweghelijckheyt , ende in 't vyer van de vlamme der liefde. 49. Alvhier ftaat het wonder.doende woord , in fijne werckingh: want, den grooten name Gods, Tetragramma ton is aluhier het Centrum vande wonderen Gods , 't welck in beyde Centraliſche vyeren werckt ; 't welck de E 2
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe jo
36
de booſe Gheeften , in hare verwandelingh , naar 't Cen trum van de natuur des vyers , mis bruycken.
so. Ende den grondt vande ganſche Cabala ende Ma. gia, is in deſen grondt begrepen : want, het zijn de werc kelijcke krachten ; al daar het onbevindelijcke in't bevindelijcke mede werckt. si . Ende aen deſe plaats leyt de Wet Mofis voor 't ſel vighe,de ſelvige niet te misbruycken op eeuwighe ſtraf fe ; ghelijck te ſien is Exod. 20. Voor de onſe al hier ghe noegh gheſeyt; ende voor de God vlooſen , een flot voor 't ſelvighe. 52. De ſevende eyghenſchap van den uyt - gheſprooc ken begeerlijcken wille , is de wefentheydt , in de welcke alle krachten in ' t weſen legghen ende wercken (nament lijck, een ſubjectum van alle krachten )daarvan de ficht baare wereldt is ontſtaan , ende door 't beweghen vanden wonder.doenden dame, uyt -,-ghevloeydt, ende in ſchey delijckheyt ende formelijckheyt ghegaan. 53.
Over
ſulckx zijn in alle weſens van deſe wereldt ,
beyde deCentraliſche vyeren naar Gods liefde ende too ren ; ghelijck aen de Creaturen is te ſien : maar , 't Heylige vyer , leyt hen verborghen, 't welck den vloeck ( zijnde de
a Ofte doar. bewegingh vanden tooren Gods ) < met de ſonde verſlo
NB . NB . ten houdt : ghelijck aen de tinctuur is te verſtaan ;
ende
doch, door Gods toelatingh , eenen moghelijcken in ganghis. 54. Het ſelvighe uyt ghevloede heylighe vyer , doen 't ſelvighe noch mede door de aerde wrocht , was het Pa NB. NB . radijs: endehet is 't als..noch wel, maar , den menſch is Alchimiſtē. daar uytgheſtooten : Ende menigh ſoeckt ſich ter dood aen dit vyer, ende en vindt’t ſelvighe doch niet ; 'teo.v. zydan dat hy 't voorheen inlich , ſelfs heeft ghevon den . 55.
Ver .
Wat is Gods Liefde ende Tooren ? 3 Vraghe .
37
ss. Verſtaat ons alſoo in deſe yraghe vande liefde en-" de tooren Gods , dat tweederley vyeren worden verſtaan : als eerſtelijck , een lieve. -vyer ; al
daar is louter licht :
't ſelvig he wordt Gods liefde ghenaamt ; zijnde de bevin delijcke Eenheyt: ende ten tweede, een tooren ., vyer van de aen
nemelijckheyt van den uyt -ghevloeyden eyghen
wille , daardoor het liever vyer openbaarwordt;'t welck toorenvyer eenen gronde van de eeuwighe natuur is, en de in 't Centrum van fijne inwendigheyt, eene eeuwighe duyfterpis ende pijn wordt ghenaamt. 56. Ende beyde de ſelvighe vyeren zijn doch maar eenen eenighen grondt, ende van eeuwigheydt in eeuwig heyt door.-- gaans gheweeft ende blijvende : ſcheyden ſich dan noch in twee eeuwighe a aenvanghen ; ghelijck aen't a Principien. vyer ende aen 't licht is naar..te dencken.
De vierde Vraghe .
Wat is daar gheweest , eer de Engelen ende de Scheppingh was ?
I. Oen was God , met de twee Centraliſche vyeren , D met de groote krachten; zijnde eene eeuwighe on eyndelijcke 6 baringh der wonderen , verdwen , ende
b Ofte werk. deughden : daar de Engelen ende de fielen der menſchen , kingh. met t'ſamen alle Creaturen van deſe ende van dein , wen dighe Engelſche gheeſtelijcke wereldt, in eene IDEA , çinmode
i
ofte in eene gheeſtelijcke in beeldingh waren legghen- dverftaas, heteen in God , vaneeuwigheyt, alle fijne wercken heeft men de, daar. nde t ; zijkler e eeuwige een gheſien . 2. In defe Centraliſche vyeren was het d Element : Concordan ende fy waren beyde, eeneenigh weſen ; alleenlijck , in fier formers twee E 3
38 Wat is voor de Engelen en Scheppingh geweeft ? 4 Vrage. twee principien onderſcheyden, gelijck vyer ende licht, 3. Maar, doen ſich het Centraliſche vyer des eyghenna willens heeft beweeght , ende in eene grooter begeerdte
a Text,
tot fijne beſchouwelijckheydt ende formeringh inghe voert, doen is de uyt v ſtortingh - geſchiet : 't welck den
rayonis. eeuwighen wille Gods , naar beyde de vyeren , heeft be weeght , dat de IDEA beeldelijck wierden ; tot lof vande wonderen Gods. 4. Ende in deſelvighe bewegingh , is het helſche fon dament, Gods tooren , mede hervoor ghebroocken : 't welck God ,uyt fijne werckingh, heeft verftoten ende in . de duyſternis beſloten: al daar ſtaat 't ſelvighe noch op.is
b Text ,
als eene hongerigheb kaken, vol van be huyden, ghelijck
sammen ofte geerte naar de ſcheppingh; ende 't wil oock Creatuurlijck C Formlijck oftefiguur lijck .
ende • beeldelijck zijn . F. Ende't ſelvighe is den grondt ende de oorſaack, dat den troon vorſt Lucifer ſich van de liefde Gods heeft
af ghewendt tot in't Centralifche vyer des toorens, in't welck hy vermeende over de Sacht. moedigheydt ende liefde Gods te heerſchen : ende wierdt dan noch om dies...wille , van 't Centraliſche lievem - vyer uyt- ghefto , nde verloor fijnen troon in 't licht , ende beſit nu de ten e dTest,hölle, d helle; alfoo gheſchier oock de verdomdeGelen . 6. Dit helſche fondament, in den vloeck van den too ren Gods, is een Centrum van de ſichtbare wereldt , ende 't ſelvighe wordt den Sathan ghenaamt (daar Chriſtus van ſeyde; dathy de ganſche werelde verleyde ) ende wordt in 'trijcke der duyfternis verſtaan , daar hitte ende koude in ftrijdt zijo ; voor de onſe ghenoegh.
De
Waar wyt zijn de Engelen gheſchapen ? s Vrage
De rvjfde Vraghe
.
39
.
Wat was den grondt ende het Weſen daarvan de Engelen gbeſchapen zyn gbeworden ? Wat was deſelvigbe kracht in't woord Gods , de welcke wytw -vloeyde ende Creatuurlijck wierdt ? I.
D
E Schrift ſeyt van God ; Pſalm 104 : Ghy maackt uwe Dienaren tot winden , ende uwe Enghelen tot
vlammen ; Hebr. 1. In defe woorden leyt het gan vyern ſche verftant : want , met het woord , Dienaren , wordt de beeldelijcke IDEA (zijnde den geeft der Engelen ) ver ſtaan , uyt de plaats , ofte uyt het - ſpreecken vande God- a Text , delijckekrachtende macht, uyt den heyligen name Gods. hauchen. 2. Ende het woord ., vyer, vlammen, wijft Centraliſche vyer vande eeuwige natuur , daar
aen het
in het we
fenb van de Creatuur ſtaat ; namentlijck , den eygheo . b Oftevan's Schepfel. wille des eyghen , ſelfsweſens.
Dit verſtaat men als volght'. 3. De IDEA ofre het even
beeltGods, is gheweeft
eene form vande Goddelijcke namen , in den
opdoen- cofte open
den nameGods, daar.„in God , van eeuwigheyt , alledin- dondern ; ghen heeft d gekent; zijode eene imaginatie vanden God- ſurysenden. delijcken wille ,daar den wille des on gronds,fich in eene dText, form heeft
ghebeeldet: ende 't en is doch geene Crea cGefigurers..
tuur gheweeſt ; maar , alleenelijck eene IDEA: ghelijck ſich een beeldt in eenen ſpiegelf beeldet ; alfoo heeft fich f Formeert ofte vertoont . de imaginatie vande Goddelijcke kracht , in den uytwo vloeyenden name Gods ghebeeldet. 4. Maar ,
40
a Text, wollen .
Waar uyt zijn de Engelen gheſchapen . s Vragen:
4. Maar, doen God foodanige IDEAM in levendige Creaturen wilde hebben (dat is in eygen , ſelfs a begeeren) foo heeft hy het Centraliſche vyer der eeuwighe natuur beweeght ende gheſcheyden , daardoor is de IDEA ,
b Text , bauchen .
in’t.vyer openbaar geworden ; 't welck door het b ſpreec ken ofte J AH is gheſchiet. 5. Daartoe heeft ſich het NEEN ( zijnde den uytv gevloeyden wille vandeeygen aennemelijckheyt) mede
Ofteghe
in 't JAH‘ghebeeldet ;
op
dat de Creatuur in eenen
eyghen wille mocht ſtaan : den welcken eyghen wille in ' t Centraliſche vyer ( dat is , in de eyghenſchappen tot het vyer) verſtaan wort ; in't welck het Creatuurlijcke leven ftaat. 6. Want , byval. dien dat ſulckx niet en was gheweeſt, foo en ſoude Lucifer , in eyghen , ſelfs wille, ſich van't goede niet hebben konnen af
ſcheyden ende vallen : byv
al. dien hy geenen eyghen wille en hadde ghehadt , foo moſtGodskracht ghevallen zijn :maar,aldus, ſoo heeft ſich de Creatuur van 't goede afvghebroocken , ende heeft ende eygenſchappen van'tCentraliſche vyer, in de macht willen heerſchen : namentlijck , in de verwandelingh ende fantaſy ; daarin hy oock quam . 7. Daarom nomt hem Chriſtus, eenen moordenaar en de loogenaar van den beginne : ende ſulckx daarom , om dat het Neen het regiment in
hem heeft bekommen, foo
is hy eenen enckelen loogenaar. 8. De Eſſents ende het weſen vande goede Engelen is eenekrachtvan 't Centraliſche vyer ende van't Centrali ſche licht, daarnio ſtaat hare beeldenis : maar, de IDEA in hen , die is eene figuur van den Heylighen name Gods; namentlijck, van 't wonder doende woord .
9• Ende ghelijck nu de Goddelijcke namen veel ende ſonder ghetal zijn , alſoo is daar oock een onder ... ſcheyt ON
2
Waar uyt zijn de Engelen ghefchapen ? s Vrage
.
41
onder de IDEEN , ghelijck de eene kracht een ander * wercken heeft dan de andere : alvis't ., ſchoon dat de a ofre week kingh. ſelvighe in God ghelijck zijn , evenwel zijn fy doch , in
den uytvloedt ( dat is, in de wijſheydt) onder. ſcheyden , van weghen de openbaringh ende de wonderen : alſoo is daar oock een onderſcheyt der Engelſche IDEEN in de krachten : ende de eene heeft doorgaans eene groo ter kracht ende macht dan de andere ; oock andere deught. 10. Ghelijck als de ſterren aen 'c Firmament onderw ſcheyden zijn , alſoo zijn de Engelen oock , op
dat
daar
eeneHarmonie zy ; namentlijck , eene vreughde ende ken pifle vande Goddelijcke krachten . 11. Haar recht fondament ſtaat in de troonen vande krachten Gods , ende in ſoodanige troonen van de krach ten , zijn ſy overal dienaren : want, uyt de troonen ( dat is, uyt de heylige uyt -vloeyende namen Gods ,uyt de eeu wighe Eenheye) is de ID É A gheſprooten ; over.ſulckx zijn daar onderſcheydentheden ende heerſchappijen onder hen .
12.
Alvis 't._ſchoon dat ſy alutſamen dienaren Gods
zijn , foo heeft doch een yeder troon ſijoe Amten ende Legioenen met beſondere namen naar de ſelvige troonen ende krachten : over
ſulckx zijn onder heri, Vorften
Engelen; alles naar de eygenſchap van eene yedere troon: foodanighe eene kracht den troon heeft, alſoo is oock den Vorſt , Engel ; de andere zijn dienaren : geen knechteo, maar , ſtemmen in de Harmony vanden troon ; alles tot het lof vanden grooten God . 13. De ganſche diepte in , ende buyten de wereldt , is vol van foodanighe troonen ende heerſchappijen : doch , niet in de vier Elementen ; maar , in 't reyne Element van ' t in ...wendighe vyer ende licht : fy belicten een ander Principium ; zijnde eene andere 'wereldt : de welcke wel F
42
Waar uyt zün de Engelen gheſchapen :* s Vraghe .
wel mede in deſe wereldt is ; doch , in eene andere quali. teyt, in eenen anderen Chaos. 14. Verftaat alſoo het fondament der Engelen : ſy zija uyt de Eſſencs van beyde de in . -wendighe eeuwighe Cen traliſche vyeren : hare krachten zijn de groote uyt vloeyendenamen Gods , alt'ſamen uyt hec JAH ont ſpronghen , ende gevoert in't NEEN : op dat krach. a Text, ke- ten ſouden openbaar worden, ſoo moſt daar een a tegen shenwurf.. beeldt zijn ; in'c welck eene onderſcheydentheyt b was. b Ofte mocht zijn. 15. Den naam J ACHIEL , is de onderſchey
dingh van de IDEA ELIEL
der deughden , daarvuyt vloeydt
ende de Heylighe namen naar de Goddelijcke
eyghenſchap , de welcke veele zijn, de welcke al.vt'lamen uytden Goddelijcken Senſibus vloeyen ; den Leſerallee
c Text , aen nelijck - aen te wijſen. zu deuten . 16. Maar , de namen van de Vorft Engelen ,de welcke inden Senfu het R. T. ofte S. voeren , des ſelfs kracht ftaat in de ſterckte vande macht des vyers, uyt den hoogen name Tetragrammaton : ende ' t zijo Vorften over het Ge ſternte endeover de Elementen : want , ſy hebben hare wooningh in't inwendighe Element, uyt't welck de vier Elementen ghevloeydt zijo ; ende noch vloeyen .
17. Hoewel
dat
daar oock
noch uyonwendigher
Vorſten zijo , die in de vier Elementen woonen , ende Ster revgeeſten ghenaamt worden ( zijnde Aſcendenten ) de welcke in dewereldtoock hare eyghenſchappen hebben ; maar , de in , wendighe niet ghelijck : want, ſy hebben een ander Chaos van een uytwendigher aert ; daar..van al hier niets vorder te melden , van weghen het mis d Text,aber bruycke ende het a ſuperſtitieus gheloof. glaubents. 18. Waoneer wy de krachten ende deughden der En Ofte by ghe loof. gelen willen betrachten ende gheheel recht verſtaan , en
NB. NB. de niet aen beelden hanghen ( ghelijck het dwaſe vernuft ali
1
{
:
Waar zye zijn de Engelen gheſchapen !' s Vraghe .
43
alvtijds doet ) foo betrachten wy alleenelijck de ghee ften vande letteren , in wat Senſu ende kracht een yeder ftaat :
ende daar
naar betrachten wy de t'ſamen
voe
gingh van de ſelvighe gheeften der letteren , daar het woordt ofte't verſtandt van ontſtaat , ſoo hebben wy den ganſchen grootmet JAH ende NEEN ; haar ganſch fondament. 19. Ghelijck als nu de woorden met de gheeften der letteren onderſcheyden zijn , alſoo is oock hare onder. ſcheydiogh in Creatuurlijcker beeldelijcker aert ; ghe lijck . dan het menſchelijcke « rijck oock alſoo is , ende a Regiment , alles wat Creatuur is ghenaamt : ſy zijn alv t'famen niets ment , ofte anders dan Goddelijcke Senfuum uyt beyde de Centrali- Regeeringh. ſche vyeren ; ghelijck te famen gheferte woorden vande Goddelijcke krachten, 20. Want, ghelijck als het ganſche Alphabeth het ganſche verſtande van alle weſens is, alſoo is Godswoord, het eenighe verſtandt van alle dinghen ; ende de Engelen zijo fijne letteren . 21. De Vorft Engelen wijſen ,.aen ,de letteren ; zijnde de troonen : ende de dienſtbare Enghelen wijſen aen ,de t'ſamen ., ſettingh der Senfuum ; die laten ſich tot deHer mony van 't Goddelijcke verſtandt, tot het lof Godsghe bruycken. 22. Ghelijck in de letteren het ghewelt ende de kracht tot de onderſcheydingh der Senſuum leyde, alſoo leydt oock de grootſte kracht inde Troon
Engelen : de ande
re zijn ghelijck de te ſamen, voegingh der letteren tot het onderſcheyden , ende 't zijn mede krachten : ghe lijck den boom is, in fijne tacken , alſoo is oock hare orde ningh ende regimentte verſtaan : want , alle ghellachten inde vier Elementen met z'ſamen de menſchen , ſtaan in eene ſoodanighe form : een yeder ghellacht heeft oock F 2 fijne
44
Waar uyt zijn de Engelen gheſchapen ? s Vraghli
fijne Overſten ; ' twelck alwte ſamen eene figuur vande io . wendighe Gheeftelijcke wereld is . 23. By val dien dat den menſch niet foo ſeer en was
NB. NB. in't NEEN
beſloten , dat hy konde verſtaan wat voor
krachten hy in fijnen monde voerdt , wat voor een ghe weldt daar in ſtaat, hy foude ſich over 't ſelvighe hoogh lijck verheughen : maar ,
hy en vermagh ſulckx niet te
verſtaan vannweghen den vloeck die daar voor leydt ; want, hy ſoude de ſelvighe misbruycken. 24. Hy voerdt de maght alder
dinghen
in fijnen .
mondt , ſwevende : byval. dien dat hy 't gheloofhadde , dat hy deſe kracht vermoght te beelden, ſoo ſoude hy den grondt van alle heymelijckheydt hebben , ende ſoude wonderen vermoghen te doen, gelijck de Engelen ; ſulckx de Schrift oock betuygbt: ſoo ghy gheloofhebt ghelijck als een moftert, ſaadr , ſoo vermooght ghy tot de ber ghen te ſegghen : worpt u inde zee : Item hetwoordt is u nae,vby ; als namentlijck , in uwen mondt endein u harte. 25. Ende dit is ( ghelijck boven is verhaaldt ) voor de onſe om te verſtaan, ende voorder niet ; van
weghen het
misbruyck : daar leyteen vaſt ſegel voor , om dat geeni
NB . NB. ghen onwaardighen't ſelvighe loude verſtaan :'t Is oock verboden uytvoerlijck hiervan te ſchrijven: maar, den tijdt is ghebooren dat 't ſelvighe ſal open ſtaan : doch 2 Oftevoor alleenelijck - de waardighen ; al hierghepoegh. shen ,
De
Wat is het Amt der Engelen ?
Vragher
45
Defeſte Vraghe . Wat is het Amt ende her doen der En gelen ? Ende waarom voert de kracht Gods ſich in
beeldiogh in ?
a Ofte figu ren ,
Antwoordt.
i I.
1
weten ek , b de ganſche Gwel
1
delijckheydt der woorden regeeren , alſoo werckt ende begrijpelijcke
bekendtheyt) door de ſchey• b Oftedie
3
regeerdt God ( zijnde het eeuwighe
ghemoet vande in dese wc.
eenighe krachtJoock ,met foodanighe beeldelijcke woor crele Text , veya dep, in de wijſheyt. Ständnus. 2. De Engelen zijn enckele ghebeelde krachten van 't a Siet Her metis Trif woord Gods ; want , des menſchen ghemoedt is een te megifti,Poë . mander, gheobeelde van de eeuwighe kracht Gods.
ch
de he
3. Want , alle finden kommen uyt het ghemoet : ende uyt de finnen , kommen rechte ghedachten ( zijnde een beſluyt ofte imaginatie ) daar de laſt van ontftaat: welčke luft in een weſen gaat, daarvan de bevindelijcke begeer
1
te , ende daarvuyt het werck ontſpringht: • alſoo oock, ç Siet, als is God , inghelijcken , het eeuwighe ghemoet ; dat is , you mander het verfandt:
ende daar en ſoudedoch gheen ondern
ſcheyt in zijn , wanneer f hy niet van vloeyde.
lich
ayten.. food.
4. Sijne wytw vloeyinghen , zijn de krachten ; ghelijck in den menſch de finnen : ende de krachten , voeren ſich in eene imaginatie ; daar
in ſtaat de Engelſche IDEA :
D ende de imaginatie , voerdt fich in luft tot de bevinde lijckheyt ;'t felvighe is , JAH : ende de luft , voerdt ſich io begeerdte , ' t ſelvige is den grondt der aen F 3
nemelijck heyt ;
Wat is het Amt der Engelen ?
46
Vraghewe
heyt ; zijndehet NEEN : ende de begeerdte , voerdt ſich in eyghenſchappen , tot aen't vyer ; daarvuyt het licht ontſpringht: alſoo zijn deſelvighe eyghenſchappen vande begeerdte, Goddelijcke ghedachten ,in cwee Cen trium te verſtaan ; namentlijck , in J AH s.
Het JAH ,
ende NEEN .
is Goddelijck , ende het NEEN , is
eyghenheydt dernatuur ; te weten , bevindelijckheyt der begeerdte: deſe begeerdte der bevindelijckleyt, is een a Ofte figu . « werck gheworden ; zijnde Engelen : die en zijn niets ren . anders dan ghedachten Gods, naar liefde ende tooren ; nanientlijck, eene openbaring van ſijn gemoet ende wille. 6. Niet , dat in God ghedachten zijn ! Maer , in fijnen aytghevloeyden begeerlijcken wille , die ſich in vyer ende licht in voerdt tot bevindelijckheyt. 7. Ende ghelijck nu een menſch , met funen ende ghe dachten , dewereldtende alleweſens regeerde, alſoo re beste,ghegeerdt God ( zijnde de eeuwighe Eenheyt )door b ' t be Schifte. drijf der Engelen , alle dinghen ; alleenelijck , de kracht ende het werck , is Gods: fy zijn lijne werck , inftrumen
c Text , be ten , daar, mede hy ſich « vermaackt ende beweeght luftiget. daardoor ende daar mede hy de eeuwighe krachten d Text, liebe ende wonderen openbaardt ende in eerr ſpel der liefde spiel. invoerdt. 8. Sy zijn al.vt'ſamen niets..anders dan ſnaren in de groote Harmonie van't Goddelijcke vreughde.vrijck , in gheſangh ende gheklanck der krachten : ende 't zijo al.v. t'ſamen arbeyders van de wonderen Gods ; namentlijck , formeerders der krachten van de heylighe namen Gods. 9. Ghelijck als wy menſchen in onſen mondt de krach ten vande Senſuum , beeldelijck ende formelijck maac ken tot luydtbarewoorden , alſoo is haren arbeyt oock een enckele beeldingh vande Goddelijcke krachten ende formen .
10. Want,
Wat is het Amt der Engelen ? 6 Vraghe .
47
10. Want, 't gheen ſy willen ende begeeren ,'t ſelvighe wordt, door hare imaginatie , in « beeldinghen ende for- a Beelden , ofte figuren . men ghebrocht;welcke formen enckele IDEEN zijn: opvaert, ghelijck de Goddelijcke krachten, ſich , voor de
Scheppingh der Engelen , in ſoodanighe IDEEN heb b Ghefigna dan beeldingh oock . ghebeeldt ; alſoo is hare ben reert . 11. Ende hier. in ſtaat de heylighe Cabala vande ver. c Text, nach anderinghen ende de groote vreughde; daar
in de God- modelungh.
delijcke wijſheyr ende wetenſchap , door de geeften van't Centraliſche vyer ende licht , ghebeelde ende ghefor meerdt wordt : ende daar is eene ſoodanighe vreughde ende kendifſe in , dat fy hen , van groote vreughdeende kenniſſe , voor foodanighe hoogheyt, eeuwigh buyghen ende verdemoedighen , op
dat hei NEEN , het regi
mentin hen niet en bekomme; ende fy vad ſoodanighe eere ende heerlijckheyt niet berooft en worden . 12. Hare ſpijſingh is eene Scheppingh ofte intrec kende begeerdte vande Eenheyt Gods, daarvan bekomt haar Centraliſch vyer,Balſem , op
datden grim niet opv
en--waacke: endeoverſulckx , leven ſy oock , eeuwigh, in ghelatene demoedigheyt , op
dathet NBEN , lich NB. NB .
niet en verheffe , ghelijck by de duyvelen is gheſchiet ; ende den val Lucifers ſtaat hen tot eenen ſpieghel. 13. Verſtaat ons nu alſoo recht : de ganſche d Creatie d ofte Scheppingh. van de in wendigheende uyt--wendigewereldt( nament lijck , in't reyne Element ende in de vierElementen ) is eene loutere beeldingh ende formeeringh van de Godde lijcke krachten : doch , naar beyde de Centraliſche vye ren ; als in JAH
ende NEEN : 'ten is niets anders
dan eenen uytwvloedt uytmaalkanderen ghegaan , tot op de alder -grooffte Materia ofte Compactie der aerden ende feenen . anders dan 14. Want , de ſichtbare wereldt en is niets het
vo
n e Wat is het Amtder Engele ? 6 Vragh
48
het uytvghevloeyde woordt met beyde de Centraliſche a ofie objeftum .
vyeren , de welcke hen wederom een a ſubjectum heb ben ghemaackt met het uyt- wendighe Elementiſche vyer ; daar de uyt - wendighe Creaturen in leven. 15. Hoe inwendigher men inde kracht van een dingh
NB. NB. kan kommen , hoe men nader de Godheyt komt ; ghe lijck aen de metallen ende waſſende , als mede aen alle levendighe is te verſtaan : want, het uytwendighfte, zijn de vier Elementen , het andere daar naar , is het Aſtrali ſche Corpus , het derde , de Quinta Eſentia ( zijnde den gronde van 't uytghevloeyde Heylighe Element) het vierde is de Tinčtuur ; zijnde de hooghſte kracht van 't uyt - ghevloeyde woorde , daar beyde de inwendighe Centraliſche vyered in legghen , in een eenigh ſubjectum ; ende naar deſe , wordt den Puren louteren God verſtaan . 16.
Wanneer wy doch van den Adamiſchen ſlaap een.
maal wilden op -w-waacken , ende ons eenmaal omſien, ſoo mochten wy wel wonder te ſien : wanneer de aerde ons ſoo lief niet en was , ſoo mochten wy den Hemel wel ſien; voor de onſe ghenoegh om te verſtaan ! b Conclufi.
17. Alſo is dit het b beſluyt van de Engelen haar doen,
Text, ghe- dat ſy inſtrumenten van't Goddelijcke vreughden vrijck ſpielen . zijn , ende ghelederen en tacken vanden grooten boom vande Goddelijcke damen , daar de Hemelſche vruchten
d Text, nal . op.waſſen : ende fy hebben haar d voetſel van 't ſap van hare boomen ; namentlijck , eenen yeghelijcken En fungh. gel,van ſijnen Troon : ende ghelijck den Trooo (verſtaat, den naam Gods) is , alſoo is oock het Amt van des ſelfs Engelen; den ganſchen boom dan , noch ,is God. e Ofte ob jatum .
18. De wijſe Heydenen , hebben 't ſelvighe “ ſubje ctum (zijnde het teghen , beelde van ſoodanighe troonen ) verſtaan , ende de felvige voor Goden gheweerdt ; doch , den waren grondt van de io . -wendigheyt, hebben fy noch ghe
Waaroin beeft Lucifer teghens God geluft ?, Vrage .
49
ghemiſt: maar, by de Chriftenen , is fulckx geheel a (tom a On -kema gheworden : uytgheſondert eenighe weynighe, aen de nelijck. welcke God't felvighe gheopenbaardt heeft , de welcke ſulckx in Paraboliſche wijſe , verborghen hebben ghe bouden .
De fevenfte Vraghe
.
Wat heeft den Lucifer bewoghen dat hy heeft teghens God b gheluft , ende lich van 't goede
bText,ge luftert.
afv-ghewendt ? Antwoordt.
I. eygen aen , nemelijckheyt(zijnde het NEEN ) heeft hem bewoghen , den uytghevloeyden wille
in't Centraliſche vyer van deeeuwighe natuur , is daar de oorſaack van , die heefç fich'in't opperſte verheven , Text , em por ghe ende begeerde de Goddelijcke kracht, in des vyers macht schwungen , d te beelden . d Tefigure
2. Hy begeerde de eyghenſchappen van de eeuwighe B. De natuur te proberen ,ende en wilde in de ghelateotheyt niet oorſaack van ſtaan ; maar , wilde in , ende met den Heylighen name des Liscifers vals Troops heerſchep . - 3. De oorſaack dan__noch , de welcke hem heeft be woghen tot ſoodanighe begeerdte , is den troon , inden welcken hy een Vorft was ; ende oock wel eeuwigh blijft , naar fijneeyghenſchap van de macht des vyers: doch , naar den Heylighen naam van de kracht , en is hy niet daar in ghebleven ; maar, naar de duyfternis. 4. Doen de bewegingh tot de Scheppingh der Engelen is gheſchiet , foo heeft ſich den uyt ghevloeydenwille
der eyghen aen, nenelijckheyde
verheven , ende de
e Text, er böben .
ro
Waarom heeft Lucifer teghens God geluft ?, Vrage .
eyghenſchappenſtonden in groote werckingh ; ende heb ben Creatuurlijck willen zijn. a Text geſchöpfet. b Erkant.
s . In deſe eyghenſchappen heeft den Creatuurlijcken wille Lucifers a gheſchept : doen hy de Almachtigheyt daar in heeft b ghekent, endede wonder , doendekracht in
ſich bevonden , foo heeft fich fijnen Creatuurlijcken
wille naar des vyers, machtverheven , ende den Heyli ghen name in lich ghemis -bruyckt, ende en heeft in de ghelatentheytniet willen blijven ſtaan : maar, wilde over de Troonen heerſchen; ende heeft fich vande Eenheyt af. ghebroocken. 6.
Hy heeft met het NEEN , over het JA H, willen
heerſchen (want , het NEEN , verhief lich in, hem ) ende heeft het
JAH ,
veracht : naar
demaal in 't
NEEN , de macht totde ſcheydelijckheyt ende forme hijckheyt ſtondt , ſoo wilde den Creatuurlijcken wille in 't NEEN ( dat is , in de verwandelingh) heerſchen , ende brack fich van de Eenheyt Gods af, ende gingh inde aen, nemelijckheyt vande eyghenfchappen. 7.
Vannitondenmaen wierden de eyghenfchappen in
hem openbaar ; namentlijck , het koude vyer , Item , de ſcherpe, wranghe, harde, bittere, fteeckende, vyandighe anghſtelijckheydt ende pijnelijckheydt des vyers : alloo wierdt hy een vyandt van alle liefde , demoedigheyt ende facht , moedigheyt ; want, het fondament, Gods tooren , vingh den valſchen wille.
. De
Hoe konde eenen Engel, eenen Duyvel worden ? 8 Vrage.
si
De achtſte Vraghe .
-
t
Hoe heeft uyt eenen Enghel eenen Duyvel ver moghen te worden ? Ofte watis eenen Duyvel? In
21
wat Efents ende weſen ſtaat hy, naar den val ?
1o
Antwoordt.
I. N is niet te verſtaan , dat den Heylighen name , in
"E
,
hem , tot eenen Duyvel zy gheworden ! Veelweynigher
1
het Centraliſche lieven vyer ( zijnde de kracht des lichts ) neen ; dat en kan niet zijn . 2. Want , doen Lucifer fijne begeerte in eyghen ſelfs macht voerde , ſoo brack hy ſich van den wille Godsaf , daar
over ſcheyde fich den Heylighen name van hem ,
in hem uyt : ende hetlicht , in ſijo vyer, leven bluſten , want , hy brack ſich van de Eenheydt af ;dieeenen balſem des vyers is , daar het vyer lijnen glans des lichts in one fanght. 3. Alſoo bleef in
hem niets anders dan het NEEN,
eeneghebeelde Creatuur; ende het JAH , weeck van .
3 hem : want , het NEEN , ſcheydefich van't JAH , in eyghen felfs willen , ende en wilde niet onder het JAH ( dat is , onder het Goddelijcke a ſpreecken vande Een heyt) zijn ; maar, 'twilde fijn eyghen - ſpreecken zijn . 4. Alloo bleef hy eene loutere koude, ſcherpe , harde, ſpitſe, bittere, ſteeckende, vergiftige,anghftelijcke,pijne Centraliſche vyer , in lijcke vyers.Etients , daarin het
enckeldrijdt , hongher , ende dorft ſtaat ;
ende en kan
ghene verquickinghbereycken. So Want ,
foo Lucifer wederom eenen Engel ſoude WOI
a text, handhen .
52
Hoe konde eenen Engel, eenen Duyvel worden ? 8 Vrage.
worden , ſoo moſt hy wederom uyt de Eenheyt ende lief de Gods ſcheppen , en ſoodanigh vyer , leven moft met de liefde ghedoodt worden ,ende in dedemoedigheyt ver wandelt : ſulckx en wil het helſche fondament in de duy velen , niet doen : ende't en kan 'toock niet meer doen ; want , daar en is in
hen alt'ſamen gheene luſt ofte be
geerte meer, tot demoedigheyt ofte boete. 6. Haar ganſch leven en is anders
niets dan het hel
ſche fondament , eenen quaal des toorens Gods, een enc
NB. De kel vergif ende ſtanck ; eene ſtervende quaal:wanneer ſy duyvelen vieden voor van liefde ende demoedigheyt hooren ſeggen, foo vlieden de liefde. fy daer - van ; want, de liefde is haar valſch levens dood. 7. Sy hebben wel een eeuwigh berouw om haar verloo rene erffenis ; namentlijck , om het goede : fy en konnen dannoch gheen gheloof hebben , dat ſy ghenade moch ten ontfanghen ; maar , haar gheloofiseen eeuwigh twijf felen . : 8. Sy zijn van God afv-ghefcheyden , daarom vloncken vlieden ſy de kracht ende den wille Gods ; ſulckx is ende NB. NB . a Ghelijck hen a een on lijdelijck dingh : want, bywal, dien dat ſy het water met de Heylighe kracht Gods wierden aengheraackt, en lipde -- foo foude de felvighe hen b verkrachten ; want, ſy doodt voor's oyer is. b Text , Schwächen ,
deneyghen wille : ende dat en wil den eyghen wille niet ; want, hy ſoude fijne macht ende kracht verlieſen. 9.
Alloo heeft Lucifer ( die eenen Troonvorft was )
den Heylighen nameinhem , verlaten, ende den eyghen
c Text , Emporghefihwungen .
wille heeft fich · in't opperſte verheven , zijnde de Crea tuur; verftaat, het Centraliſche vyern leven naar de eygen ſchappen vande eeuwighe natuur. 10. Alſo heeft hy het Goddelijcke eren
beeldt ( zijn
verquift, dat het ſelvighe ſtom , ende d Text, ver de de IDEæ ) ſcherzt . wercke. loos is gheworden , ende is gelijck eenen verdor den boom ſonder Goddelijcke kracht, eene figuur fonder be
Hoe konde eenen Engel, eenen Duyvelworden ? 8 Vrage. 53 bewegingh : daar overhy ficb eeuwigh ſchaamt, dat in hem eene Engelſche Character ftaar ; eode en is alſoo nietmeer in Engelſche aert eodeform : hy heeft het beelt Gods ganſch verlooren , ende is ghelijck, formigh ghe worden der vergiftighe wormen endedyeren ; die hen le ven in vergif ſtaat. 11. Eene ſoodanige on , form hebben de duyvelen be kommen ; alles daar yeders eygenſchap : want, hare ey genſchappen zijn ganſch onderſcheydentlijck;alles naar het fondament van de helſche Efents : ende ſy hebben oock hare vorſtelijcke regimenten onder hen ; alles naar de eygenſchappen : ghelijck daar zijn hooveerdigheyts duyvels, gierigheyts, duyvels , toover.duyvels, ende dier.vghelijcken ſeer veel andere ; zijnde een contrarium tegensdeWijſheyt ende Waarheyt Gods. 12. Eene yedere Goddelijcke goede kracht heeft in't helſche fondament (dat is, in't NEEN ) een contrarium , op
dat het JAH (zijnde de waarheyt) mach bekentwor.
den ; ende alſoo is de duyfternis ( zijnde het fondament van den tooren Gods) mede beeldelijck gheworden . 13. Dat..men dann noch vraaght; hoeis'tmogelijck , dat ayt eenen ſchoonen Engel eenen grouwelijcken grim mighen duyvel is gheworden ? 't Selvighe gheſchiet door de twee eeuwighe Centraliſche vyeren , in de welcke den wille in de eyghenſchappen ſtaat: wanneer 't eene van't andere ſcheyt , foo is 't akvreedts ghefchiet ; gheſchiet fulckx by de menſchen doch oock , dat eenen goeden menſch verderft !
G3
84
Waaromen ftont God den Lucifer niet tegen ?
Vrage.
De negenfte Vraghe . Naar_demaal God Alumachtigh is, waarom heeft hy den Lucifer dan niet tegenswygheſtaan ; ende a ſulckx laten gheſchieden ?
a Verſtadt, denval.
Antwoordt. I.
W
Anneer vyer ende licht fich eenmaal van ſcheyt, ſo is ſulckx
een
maalkanderen: ghelijck als water ende vyer maalkanderen vyandt zijn, eodegeen van beyde 'teen't andere meer en begeert ; want , 'reene is des anderen fijn dood : maar, ſoonlanghfy in een eenigh waſſent leven , in eenen eeni ghen gront by._maalkanderen ſtaan , ſoo hebben ſy maal kanderen lief, ende ſtaan in groote vreughde by ,,maal kanderen ;alfoo oock vanden duyvel ende God is te denc ken ! God en begeert den duyvel nietmeer; ende den duy vel en begeert God oock niet meer. 2. Dat..men dan
noch vraaght, waarom dat God hem
de bewegingh niet en heeft geweert ? Soo feyt , men : God heeft hem lijne liefde ghegheven , ende hem fulckx ghe weerdt ; ghelijck hy Adam oock weerde : maar, den Čen traliſchen vyern -wille ( zijade den tooren Gods) en wilde niet; den ſelvigen ſcheyde fich, in fijne eyghen ſelfs aert, jn ,hem .
NB . NB .
3.
Al hier moet
men onderſcheyt maken tuſſchen
Gods Liefde ende Tooren : fy worden beyde wel God ghenaamt : maar, God, voorloo..veel hy het eeuwighe goede is, die en is den tooren piet ; den tooren heeft een ander Principium :in't lievem-vyerzijn ſy wel eenich ;maar, in de ſcheydingh zijn ſy twee : ende naarn demaalſy beyde eel
Waarom en ftont God den Lucifer niet tegen ?
Vrage.
$s
eeuwigh, ſonder aenvangh zijn, foo hebben ſy oock eenen eeuwighen wille , al daar den eenen den anderen niet en vermach te dooden; maar, een yeder blijft, in , fich , ſelfs, eeuwigh : ’ten is niets
andersdan eene twee voudighe
kracht , ende 't zijn twee Centra ; kommen dan vnoch , oorſpronghelijck , uyt de Eenheydt, uyt eenen eenighen grondt. 4. Derhalven , wanneer ick van Godsliefde ſegghe; fy is Almachtigh , overwalles ende in
alle : 't ſelvighe
gheſchier naar den wille van't JAH ; zijnde naar 't licht: ende foo a hem het NEEN , den wille gheeft , foo aVerftaat, verwandelt het JAH , her NEEN, in fijne kracht ende den wille pan't lah . liefde: ende ' blijven doch twee Centraliſche willen in maalkanderen ; doch , in eenen eenighen grondt , in eene eenighe liefde ende begeerte : anders en ſoadeden toor . NB . NB . pighen God niet al., machtigh zijo , foo hem de liefde in hare alvmachtigheydt alleen hadde : ende daar 't doch niets
anders dan eenen eenighen God en is ; doch , de
liefde en ſoude niet openbaar zijn , ende daar en ſoude gheene liefde bekent worden fonder den tooren . s. Daarom gheeft fich de liefde aen 't tooren --vyer dat. Ty een lieve. -vyer zy : maar , foo fich den over , op tooren van de liefde afſcheydt , in eyghen aen
neme
NB. NBi lijckheyt, 't ſelvighe en weert de liefde nietmet ghewelt ; ſelfson anders foude moeten volghen, dat God in, ſich ecos foude worden . 6. Alfoo is het NEEN ( zijnde Godstooren ) in de ghevallen Enghelen , in eene affcheydigh van deliefde ghegaan ; namentlijck , in een eyghen rijck : ende't ſelvi ghe isoock wonder, ende daartoe goedt; opdat de an der Engelen eenen ſpiegel hebben, ende den cyghen wille fich niet en verheffe : oock , dat daar eene eeuwighe vreughde ende lof Godszy , dat ſy in foodanighe vyers Ellents
56
Waarom en ftont Godden Lucifer niet tegen ! , Vrage.
Effents niet en leven , ende over . - ſulckx hare begeerte te meer in de Eevheydt Gods wenden, ende in de ghelatent heyt ende demoedigheytblijven ſtaan ; dat is , in de God delijcke Hermonie. 7. Wauneer men ou al hier van der wille van God's
tooren ſpreecke , dat den ſelvigheſich vande liefde heeft a Text, wol af.v-ghebroocken, ende beeldelijck « willen zijn , fod en len . moet men ' t niet b uyt de Creatuur verſtaan : 't en is gee b Text, ofte buytens. nen vremden wille gheweeft, die niet mede beeldelijck in deafughevallen Engelen ſoude gheweeſt zijn ; maar, den toornighen God , in de ghebeelde Creatuur , die voorn heen beeldelijck was : anders ſoude haar ganſche Locus eenen afw- val zijn gheweeft : dat ſulckx dan
noch niet en
zy , 't ſelvighe blijckt daarby ; dat ſy uyt hare Troopen zijn verſtooten gheworden . 8. Men moet God de ſchult van den val niet gheven; maar , alleenelijck de ghebeelde kracht in de Creatuur Text, ver- naar het NEEN : de felvigheheeft het " verquift, en . Scherzi. de is tot een loghen gheworden : niet God ;maar, de Crea . NB. NB. tuur : niet de onghebeelde kracht destoorens , daar de liefde in brandt ; maar , den Troon , paar de aen neme lijckheydt ende ſelfsheyt ; ende ghelijck haren Koningh ende Vorft dede,alſoo deden ſijoe Legioenen oock . 9. Want , wanneer Gods tooren eene Creatuur ver
NB. NB. ſtockt , foo en vaart niet eenen vremden grim in haar in , die haar verſtockt; maar , haren eyghen grim doet ſulckx : over, ſulckx vermagh cen gherichte over
haarte gaan :
anders, loo God haar tot het booſe dwongh , ſoo en ſoude gheen oordeel over en ſoude niets
haar vermoghen te gaan ; want
God wilde heb anders doen , dan’t gheen
ben : maar , al._.dus doet ſy'r gheen God van haar niet hebben en wil ;daar om
valt fy in't oordeel.
10. Het vernuft ſpreeckt wel veel van God ende van
fijne
Om wat rede weeck deduyvel van Gods liefde? 10 Vrage.
57
fijne Almachtigheyt : máar, 't ſelvighe verſtaat weynigh van God ende fijo Weſen ,wat ende hoe hyzy ! Her ſcheyt NB . NB. de fiele ganſch van God af , ghelijck of fulckxeen beſon der welen was ; ende't en weet niet wat eenen Engel ofte fiele is ! Ende't felvighe is de grootſte « ſchade van de a Ofte cor faack .
blintheyt, daarom men twift,diſputeert ;ende nummer .
meer tot het fondament en komt.
De thienfte Vraghe .
Wat heeft de Duyvel begeert, daarom hy van Gods liefde is afv gheweecken ? Antwoordt. I. Y begeerden eenen konſtenaar te zijn : hy ſagh de
de hy eenen eyghen
, ſelfs God zijn, ende met de Centra
liſche vyers , macht,in alle dinghen heerſchen , ende fich met alle dinghen b beelden , oock fich.ſelfs in alle for- b Ofte figu men beelden , dat hy mocht zijn wat hy wilde ; ende niet veren , wat den Schepper wilde : ghelijck dan ſulckx noch op huy den hare grootſte vreughde is, dat fy hen konnen verwan delen, ende in menigherley beeldeniſſen brenghen ; ende alſoo Phantaſi bedrijven . 2. Hy wilde eenen nar zijn ; ſulckx is hy oock ghewor den : maar , hy en wilt niet hoe't ſoude zijn , foo hem het licht uyt, blafte:ghelijck Adam oock niet en wiſt, hoe't cofre dit ſoude zijn , wanneer hy hitte ende koude foude voelen , hy het liche wanneer oock het Centraliſche vyer met de eyghedſchap- liefen. pen in
hem ſoude op..waacken , ende dat hy uyt de ghe
lijckheyt foude vallen , ende het Centraliſche lichtvyer verlieſen ;
fulckx en wilt Adam pier. H
3. De
58. Om wat rede weeck deduyvel van Gods liefde? 10Vrage. 3. De Duyvel wildeeen Heer in't NEEN , ende een ander Principium beſitten ;
zijo ,
namentlijck , de
macht der ſcheydingh , in den grondt van de figuurlijcke beeldingh : hem gheviel de onderdanigheyt niet ; maar , de hoogheyt : ende verachte de demoedigheydt ende de a Sachtmoe. a ſoetigheyt (zijnde de liefde ende waarheyt) ende en wil digheyt. de in de Eenheyt niet zijn ; maar , in de veelvoudigheyt. 4.
Hy wilde met ſijnen naam ( dat is , met de Cen
traliſche vyerskracht ) wercken , ende met den naam Gods van ſijnen Troon : hy ſette het
NEEN ,
over het
JAH ; alſoo wierdt hy een vyandt Gods ende eenen lo ghenaar ende moordenaar vande goede beeldingh der goede kracht: hy begeerde te verſtooren't geen de werc b Beeldeden. Ken Gods b figureerden ; op.dathy fijne werckingh daar, ſtelde. Ś . Hem gheviel den Magiſchen grondt der Alm ,mach NB,Waar tigheyt: om
den ſelvighen verhief hy ſich , ende weder fich verhief. (prack het JAH ; naar..demaal't ſelvighe in fijn Cen cofre , , ghee. tro - niet eene vyers -werckingh en is : ende dat hy fagh , ne dat het JAH ( zijnde den uytvloedt van de Eenheyt ) in des vyers Centro , in een lichtende werckende liefde natuur ſich in . -voerde , foo meende hy , dat des vyers ftercker ende meerder was dan de facht moedigheyt van
de Eenheyt; zijnde de ghebeelde nainen in de opdoende Eenheyt : de welcke hy vermeende in fijne vyers macht te voeren , ghelijck hy wilde; ende tot eenen loodanighen wille en hadde God hem niet gheſchapen . 6. Daarom , naar demaal hy Gods ordeningh verlier, ſoo ſcheyde fich den heylighen opdoenden name Gods vanhem ; ende bleef inde Eenheyt: ende Lucifer bleef in de eyghenfchappen van't Centraliſchevyer ; inlich ſelfs woonende : ende ftondt dan , noch in fijnen Vorfte lijcken Troon ,
daar, in ſich den Heylighen name Gods in
Van den ſtrit tuſſchen Michaël en den Draack ! 11 Vrage. 59 in eenen Troon badde « ghebeeldt: ende en was niet ... a Ofieghe ., ler meer eenen Engel met fijne Legioenen; maar, een b grou. figureert b ven bilde. wel.wbeelt ende monſter. 7. Want , ' doen hem het licht uyt„ blufte ſoowierdt « Datis, de duyſternis ende de koude ſcherpte van de grimmig- licht verloor. heyt , in , hem
openbaar ; ende hy wierdt van
Itonden . aen een vyandt van God ende van alle Engelſche heyren.
De Elfste Vraghe . Wat is den ſtrijd
tuſſchen Michael ende den
Draack gheweeſt ? Wat is Michael ende den Draack ? Ende hoe is de overwinningh ende de uyt_ſtootingh gheſchiet ? Antwoordt.
I.
M
Ichael is den hooghſten naam van de Goddelijcke figuur van deſen Troon , in den welcken Lucifer
eenen vorſt was:het is den ghenen die ſich van't NEEN ( dat is , van de loghen ) af , fcheyde; in den welcken na me ende kracht , Lucifer met God ſoude wercken : het is de macht ende kracht van de ſtercke liefde Gods, in deſen , y is Troon gheweeſt; ende blijft ſulckx eeuwigh : Item h felfs den Troon , naar de Goddelijcke figuur in de Een heyt: niet ghelijck een ſchepſel, maar,ghelijck eene figuur van de kracht Gods in 't opdoen , ofte in de bewegingh vande Eenheyt. 2. Welcken naam daar naar , doen de Eenheyt ſich noch eenmaalbeweeghde d met den uytwvloedt, JE - d Ofte door. SUS , voor den menſch'wierdt verordineerde : om
dies. -wille de duyvel. eenen vyandt der menſchen is ghe worden, om ...dacofy fijnen Troon ſullen beſitten ; over.com ſulcks H 2
60 Wat was den ſtrijt tuffchen Michaël en de Draack ? 11 vr. ſulckx begeerdt hy de menſchen in fijn rijck te hebben. 3. Den Draack is dan noch ,het helſche fondament in
a Ghefigureert .
fijne openbaaringh , in'twelck Lucifer met fijne Legioe nen ſich hadde a ghebeeldet , ' t welck ( fondament ) fich met den Troon
-vorft Lucifer hadde verheven ; zijnde
het Centraliſche vyer vrijck naar de aennementlijck heyt : 'twelck oock gheen Schepſel ofte Creatuur en is ; maar , de figuur van Gods Tooren , naar aert vande af ſcheydingh , ofte af wijcking van de Eenheyt ende liefde. 4. Het is den eyghen wille van demacht desToorens; ſulckx men niet
welmet beeldelijcke woorden kan ſeg
ghen : Item , het is den grim , eene quaal ende Eſſents vande hitte , koude , hardigheyt, ſcherpte , prickel, bitter, anghſt ende wee ; namentlijck , de bevindelijckheydt, het eerſte Principium , eenen enckelen hongher ende dorſt , eene begeerte der ydelheydt ende loghen ,
eenen ſtanck
des vergifts ende doods quaal. s . Dit vyer is ghelijck een fwavel ,-vyer 't welck in ftanck ende vergif brandt: want , het is de ftervende quaal des doods ; zijnde den dood ende de helle , die in den afo val Lucifers openbaar wierdt. 6. Maar , den SATHAN , die de ganfche wereldt verleydt ( ghelijck Chriſtus ſeyt ) den ſelvighen is nu de fen valfchen wille der eyghenheyt , het eerſte Principium ( zijnde den wille der helle ) eenen grondt der loghen en de weder.fpreeckens, eene af , voeringh van 't goede , eenen alghemeenen Gheeſt van ' t helfche fondament : ende 't en is doch gheene Creatuur ofte Schepſel: maar , het is het valſche ghemoer in 't helfche fondament; zijnde de helſchewetenſchap .
7. Ende hoe. welrfelvighesockdier - ghelijckeduy velen heeft, van foodanighe eyghenſchap ende namen , de welcke oock Vorften in haren Legioenen zijn ; want , ſy heb .
Wat was den ſtrit tuſſchen Michaël en de Draack! 11 ur . 61 hebben ſich in de helſche eyghenſchap - ghebeeldet.
a Ofteghe
8. Deſen grondt is haar leven ,ende den felvighen hout figureert. hen in. fich ghevanghen : ghelijck als de eyghenſchappen van't helſchefondament veelderley zijn ; alſoo zijn ſoo . danighe Vorſten oock, onderhen , in de felwigheeygen ſchappen heerſchende. 9• Alſoo is oock den Belial , den quaal vande valſche b Ofte on loſt, tot on vreynigheydt ende b on..ordeningh. ordentelijck BEELZ EBUB ', een quaal der Afgoden, en heydt. 10.
de der valſche Beeldingh . II . ASMODUS , eenen Gheeft der rafentheydt , ofte onlinnigheyt ; ende foo voort: ' t welck alutſamen qualiteyten zijn van 't helſche fondament; daar doch oock foodanighe Creatuurlijcke Gheeften in't helfche fonda ment zijn . 12. LUCIFER dan , noch , is de hooveerdigheydt; zijnde den quaal des op , klummens.
13. Alle defe eygenſchappen zijn oock in den menſch opvghewaackt naar den val, doen hy ſich van God af. , wende; ende die hebben hen met den menſch gebeeldet: cOfte ghe 14. 't Selvighe is den Draack , de oude flanghe, met formeert ende gefigureert. den welcken Michaël ( zijnde de figuur van de Goddelijc.
ke kracht ) heeft gheftreden , ende hem ,met t'famen ſijne Legioenen ,vanden Heyligen nameuyt - gheftooten ;ende in den menfch ftrijdt den name JESUS , teghens de ſen Draack. 15. Deſen ftrijdt enis gheen Creatuurlijck beeldelijck weſen : het heeft wel teghens het beeldelijcke rijck van de valſche loghen
glieelten ghegaan , de welcke in den
Goddelijcken namewilden heerfchen : het is eenen Atrijde tuffchen JAH , ' ende NEEN , tuſſchen den Beel delijcken tooren , endede Beeldelijcke liefde ; tuſſchen het eerfte ende tweede Principium .
H 3
16. In
62 Van den ſtryt tuſſchen Michaël en den Draack! 1. Vrage. a Verſtaat 16. In deſen ſtrijdt , moet den Goddelijcken a Cha den Chara eter van de račter vande IDEA overwionen , foo a den ſelvighen ceutighe eenen Engel wilzijn : in deſen ſtrijdt is Adam ghevallen : Dende in deſen ſtrijdt heeft den name JESÚS , in de ken den aenghenomen menſcheyt, in de Woeſtijne, teghens de menſch, in ſen Draack den ftrijdt behouden ( daar hy veertigh daghen
deegront des wiert verſocht) ende hem eyndelijck , in den dood, ganſch werelts is over -- wonnen ! voor -fien. 17. Deſen ſtrijdt was met Mofe op den bergh Sinai, in des Vaders eyghenſchap, in 't vyer, doen hy al
b Text , harrete.
daar veer
tigh daghen 6 bleef ; daar Iſrael wiert verſocht, of fy in des Vaders eyghenſchap wilden ofte konden ſtaan ? 18. Maar , doen 't niet en vermocht te zijn , foo viel Iſrael af, ende maackten eenen Afvgod ( namentlijck, het gulde kalf) daarvover wiert de tafel des Wets verbrooc ken : daar, medeaen -wijſende , dat den menſchelijcken wille der eyghenheyt,teghenshet fondament des toorens niet en konde overwiunen :den ſelvighen en moſt oiets. anders dan ghedoodt , ende door den dood , wederom in den Heylighen pame,inghevoert worden. 19. Over.vlulckx moſt Chriſtus ſterven ; ende den wil le des menſchen , door den dood , door de helle , ende dit fondament door voeren ; want , de eyghe aen , neme lijckheydt vanden eyghen wille , vermach in God niet te beſtaan : want , foo eenen wille in God ſal beſtaan , foo moet hy on
bevindelijck ende on
lijdend zijn, op
dat.
hy in't vyer vermach te woonen ; ende doch van't vyer niet begrepen en worde. 20. Ghelijck als de Sonne , in de Elementen, door alles
teeckt ; ende dringht , ende fich in de Elementen aen ofte ghelijck : blijft evenw.wel rlich doch haar lichtvoo het vyer een yſer doorvgloeyt ; ende doch ſoo en wordt ' t ſelvighe gheen yſer : maar , het yſer is alleenelijck een objectum ,
Van den ſtrittuſſchen Michaëlen den Draack ? 11 Vrage.
63
objectum , daar 't vyer ſich in verheft , ende ſelfs inflam- ? Oftefub jectum . meert ; ſoo ſeer louterlijck moet oock den wille zijn , den welcken Gods Eenheyt ſal beſitten , dat in hem ghene aennemelijckheyt en zy. 21. Want, ſoo. haaſthy in aen, nemelijckheyttreedt, ſoo ontſtaat eenen ſoodanighen Draack ( zijnde het hel ſche fondament) in , hem :hy moet het toored-j-vyer lou terlijck door..dringhen , ende ſich alleenelijck , fonder aen nemelijckheydt , in 't vyer over inflammeren , foo blijven als, dan twee loutere , in eenen eenighen grondt; namentlijck , het vyer ende't licht: in't vyer, de natuur ( zijnde de bewegingh) ende in't licht, den í Geeft des wil- 5 Text,wil lengeist. lens ; zijnde de ware kracht van de Eenheyt Gods. 22. Alſoo vermagh liefde ende tooren , in eenen eeni ghen grondt, on
gheſcheyden te ſtaan , ende ganſch een
eenigh dingh zijn ; ghelijck, men God, ende de Heylighe Enghelen alſoo betracht.
23. Soo verſtaat nu by deſe vraghe , dat de kracht des toorens het JAH , ende NEEN , Gods liefde, ende den ghebeelden tooren van de eeuwighe natuur van den cGhefor Centraliſchen vyers. -wille , d met maalkanderen hebben meerden ofte gheſtreden : in welcken wille , Lucifer met fijne Engelen oftere ſat , ende een Heer wilde zijn : ende oock eene oorſaack ghens. was , dat deſen Centraliſchen vyernwille , ſich in eene ſpeloncke des Draacks f beeldede; datis , in een helſch.Text, fondament : ſulckx God toe.vliet , op
dat
hy den ghe- Fofre fign
vallen engel ftrafte,ende daar in ghevanghen hieldt;hem reede, te beletten , dat hy de Scheppingh niet meer en ſoude turbeeren
64
Hoe betracht, men den eygen raat Gods ? 12 Vrage.
De twaelffte Vraghewo
Hoe betracht, men den eyghen raat Gods , in't Goddelijck den
Schouwen ; naardemaal de Gheeft alle dinghen , Iah,
oock de diepte der Godheydt onder.foeckt ? Gelijck So. Parte lusſeyt : endedaarſulckx docb , in des menſchen vermoghen (dat is in de Creatuur) niet en ſtaat;ende doch moghelijck is ! Hoe vermagh een menfch foodanighen grondt van de diepe Eenheyt, waarachtigh te verſtaan .
G J by ghefet omdat het on , verlichte ghemoer 't ſel vighe voor onmoghelijck houdt foodanige verborgeot heden te konnen weten , over midts het ſulckx niet en kan begrijpen , ende over den duyvel toe
ſulckx't ſelvighe laftert ende
ſchrijft : ſoo willen wy't, om de liefde des
naaſtens...wille , een weynigh verklaren ; of men wilde diepen fin verſtaan . fiende worden ende den 2. Het vernuft loopt in enckele beeldelijckheyt , naar Creatuurlijcker aert, ende 't meent : God heeft ſich in fij ne Drieheyt beraat, llaaght , wat hy wilde maacken , ende hoe ' t daar.vmede moft ende loude gheſchieden : overv fulckx wil't den val Lucifers ende Adams , oock in een a Text,ziel. ghewis « perck beſluyten; dat God b ſulckx in zijn voorn b Text,alfo. nemen , heeft verordineert . NB . NB . 3. Maar , een dencken des vernufts, en is den grondt Welck den raat Gods is. niet : God en behouft ſich om niets te beraatllaghen ; want , hy ſelfs, is den raat : de hooghe uytv -vloeyende na men van de krachten ( zijnde het wonder doende Woord ) zijn den raat Gods. 4. Daar en is oock gheenigherley voornemen van
eenigh
Hoe betracht ,men den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage. 65 eenigh dingh : want , den oorſprongh van alle dinghen , NB. NB. leytin de IDEA , in eene eeuwighe beeldingh : niet ge lijck een * ghebeelt weſen ; maar , in eene doorgaans a Ofreghe duurende beeldingh , daar Gods liefde ende tooren (na- formeert dingh. mentlijck , de twee Centraliſche vyeren van de krachten
in een gheduurigh lieve -worſtelen ſtaan: aldaar , in een foodanigh worſtelen van dekrachten , beeldet ſich her wonder
doende Woordt , in figuren : 't welck enckelete
ghen - beelden van de Heylighe Damen ende krachten zijo ; ende 't zijn IDEA ghenaamt. s . Hier teghens, beelden ſich de krachten van de eeu wighe natuur oock , naar aert van de gheſtalteniſſen 6 tot b Text,zum het pyer : namentlijck , in duyftere, ſcherpe, harde , grim- fewer. mighe , prickelighe, bittere, anghftelijcke, vyerighe ende koude aert , de welcke niet Creatuurlijck en zijn : maar , eene beeldingh van de krachten in 't NEEŃ ; dat is , in Gods tooren : ende worden dan vnoch doorgaans met het JAH , endemet het Centraliſche licht door., dron gen , ende verwandelt in een lievewfpel ; opwaert gelijck uyt een quaat dingh een goedt dingh , - uyt eene verdom - c Verftaat, de fiele ofte Engel,eenen goeden heylighen Enghel wort. Wijcking) de 6. Soodanighe beeldiogh van de IDEA , is wel van Spreecken . eeuwigheyt gheweeſt , daar de Gheeft Gods alle dinghen te.vooren heeft ghefien , wat daar ſoude ende kondewor den , 1oo..wanneer ſoodanighe beeldinghen in Creatuur lijcker aert ſouden worden ghebracht! Doch ,'t en komt niet uyt eenen Goddelijcken raat..lagh des Heylighen naams; maar, ſulcx ontſtaat in den uytugevloeyden vryen wille , naar beyde de Centraliſche vyeren van de krach ten ; al , daar ſich de krachten d ſcheppen ende beelden.
Formeren
7. Den eyghen wille beelde ſich in't NEEN ; dat is , len,sende in de grimmige vyers.vaert : ende het JAH , ofte uyt figureren . ſpreecken vande Eenheyt, beelde fich in't licht; ende dele e Test ben. I bey
1 86
Hoe betrachtwmen den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage.
beyde figuren ſtaan in eenen eenighen grondt, in , maal kanderen . 8. In't JAH , ſtaatden Heylighen pameGods , ende in 't NEEN , taat den name des tooreps Gods : ende alv daar worſtelt het JAH , in den namevan deGodde lijcke liefde , met het NEEN ( dat is , met den eyghen uytvghevloeyden wille van eyghen aen, nemelijckheyt) om de over.-winningh ; ende 't en is doch niets.wanders dan een lieve., ſpel.
9. Want, het licht doordringht de beeldingh der duy Hernis, daardoor wordt debeeldingh in eenen vreugh denvrijcken triumph gheſet : ende alfoo is daar eene eeu wighe overwinningh desDraackx, in Gods tooren ; ende het en is doch niets
anders dan een ſpel van beyde de
Centraliſche vyer willen : ende al hier is het voorw_ne men Gods, daar de Schrift van ſpreeckt; ende het ſtaat dan
noch, in den eyghen wille .
10.
God , voor, loon veel hy God is ende ghenomt wordt, en heeft geenighe figuur van , noode; maar , de
aText , nö- krachten «zijn behouftigh, de overwinningh . dighen fich 11. Ende al., hieris oock de grondt des duyvels, hoe web die uber windungh den eygen wille (zijnde het NEEN ) tegens het JAH, in eene beeldelijcke aert ,, heeft gheltreden , ende van's JAH is afvgheweecken , ende heeft fich , in eygen
ſelfs
bewegingh , af vgheſcheyden , ende is tot eenen duyvel gheworden ( zijnde een vyande tegenshet JAH ) ende is in eyghen beeldelijcke heerfcbingh in vglietreden . 12. In defen grondt fien wy oock recht, hoeMichael tegens deſen Draack ende den ghebeelden valfchen wille heeft gheftreden : in den welcken valſchen wille , aen bi Varkalt, vanghelijck , het JA H ( zijnde den heyligen pame)doch vaische wild was, doen b fy Engelen waren : maar , den eyghenwille van't Centraliſche vyer ,eygen
felfs aen, nemelijckheyt, fchey
15 Hoe betrachtunren deneeuwigen raat Gods ? 12 Vrage.
87
ſcheyde fich van 't JAH , in ſich ſelfs; ende daarom wierdt hy van ' JAH , in den name Michael, uyt ghe Itooten .
13. Sulckx is oock in de Heylighe Schrift te bewijſen , foo
welby den Propheet Micha , ende by den Koningh
Saul , al
daar eenen boofen Geeft van den Heere, in Saul,
ende cock in de Propheet Zedechia ende fijne gheſellen ghevaren was: Item , daar de Heere ſprack: wie wil Achab over vreden , dat hy heen optrecke,ende valle tot Ra-. moth in Gilead ? Ende den eenen ſeyde dit , ende den an deren dat : doen gingh eenen Gheeft uyt , ende tradt voor den Heere ; ende ſprack : ick wil hem overvreden : de Heere ſprack tot. hem ; waar_niede ? Ende hy ſprack : ick wil uyt - gaan , ende wil eenen valſchen Gheeft zijo , in den mondevan alle ſijne Propheten : hy ſprack , ghy ſult hem overwoeden ende fulckx uyt -wrichten; gaat uyt, ende doet alſoo ! 14. Den felvighen Heere , was den tooren Gods , die over Ifraël brande ; ghelijck ſulckx aed veel plaatſen in de Schrift is te bewijſen : voor, namentlijck ,in Mofe , ende in de Propheten , dat de Heere hen , in fijne vyers, macht , dreyghde ; dat hy hen wilde verſlinden ? is . Alſoo verſtaan wy nu , in eenen foodanighen gront, recht , dat foodanighe uyt-ugietingh van Gods tooren , uyt een foodanigh fondament komt: wapt , in den Heyli ghen name Gods (namentlijck, inºt Centro deslichts ) en is gheenen tooren wille :maar, enckele liefde, die is God ſelfs. 16. Maar, in't NEEN (dat is, in des vyers, macht) ontftaan foodanighe ſtralen des coorens : ende'tſelvighe zijn de booſe Gheeften by den Saul , ende in de valſche Propheten ; ende oock
in den Atrijdt tot Babel, in de NB. NB .
Secten , vanweghen demeeninghen in de Religien , alw daarns I 2
68
Hoe betracht, men den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage.
daarmen God niet louterlijcken lieft , ende hem allee nelijck aen hanght ; doch , niets andersdan in konſt en de vernuft wil loopen: over., ſulckx klummen ſoodaniglie a Qualle des a fonteyne der dwalinghen , van foodanighe twiſt.wghee Irthumbs, ften ,her. voor ,lyt de vyerighe fiele; die uyt deſen grondt
van't eeuwighe Centraliſche vyer is ontſpronghen , ende : in eene Creacuur ghekommen . 17. De ſelvighe qualen ,
zijo enckele booſe Ghee
ſten , van den Heere des toorens Gods , van den eyghen KET .
TERS.
wille eyghen ſelfs aen „ nemelijckheydt ontſpronghen : ende't zijn rechte KETTERS ( liamentlijck , uyt. gheſpoghen Geeften ) ghelijck ſy hen ſelfs ondermaal kanderen nommen : al daar.umen fiet,dat ſy oock niets .
b Patroonen anders, dan om de overwinvingh der b beelden en ſtrij oftemeenin- den , ende willen doorvgaans, den Heylighen naam (zijo kem. de het uyt ughevloeyde woort Gods ) in de letteren overv winnen : want, fy ftrijden niets andersdan om de lette ren ; opaert endewijle, ghelijck den in , wendighen ſtrijdt tuſſchen JAH , ende NEEN ( dat is, tuſſchen de twee eeuwighe Principien )is, ende gheſchiet. 18. Ende in deſen ſtrijdt heeft ſich den Heyligen Dame
JESUS, in de menſcheydt in.gheſoncken , opdatn hy foodanigen quaal des Draackx ende des toorens Gods overweldighde, ende de arme menſchen , van den wille des NEENS, verlofte : ende hy heerſchet als.nu , in deſen ſtrijdt , over alle fijne vyanden (namentlijck , over de fonde,over den doodt, duyvel, ende over dehelle ; ghe lijck de Schrift ſeyt ) tot dat defe ,fijne vyanden ( de welc ke al.ve'fanien vyanden zijn van den Koninghlijcken en de Vorſtelijcken troon Michaelis ; om
dat
ſy daarvuyt
zijn verſtoten gheworden ) tot eene voetbanck van ſijne voeten gheleydtworden , ende deſe heerſchappye ende beeldingh, in deſen troon, ophoude. 19, Hier .
Hoe betracht. men den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage. 69 19.
Hier, mede den onſen , van God verlichten ſin en.
gheweſen , ende wy meenen de begrijp , ghenoch aen ſulckx in liefde ! Het is de hooghfte poorte , die God ons, voor het laatſte , open
fluyt; voor den ghenen , die't ver
ftaan kan : maar , voor de beſpotters ,loowlanghe ſy ſoo dadigh zijn , en hebben wy niet gheſchreven: endewy ver ſeghelen't ſelvighe mer den eeuwighen wille ,
ſoon dat
ſulckx van ghenen ſpotter en ſal verſtaen worden ; Amen . 20. Hoe de menſch dannoch , foodanighe diepte der Godheyt vermagh te verſtaan , ende alle dinghen te on der_ſoecken ; ghelijck St. Paulus, daarovan ſpreeckt (dat de Geeft alle
dinghen door. foeckt; oock, de diepte der
Godheyt)ende dat den vernuftigen natuurlijcken menſch, in eyghen
ſelfs vermoghen, niets en begrijpt ( nament
lijck , deneyghen wille ) ende ſulckx dan , noch , in den menſch, begrijpelijck wordt; 't ſelvige verftaar als volght. 21. Den menſch is een beeldt van't Weſen alder.We ſen seen recht even beeldt Gods , naar liefde ende too. NB. NB. ren ;-teweten : eerſtelijck , de fiele is het eeuwighe Cena traliſche vyer, “ vanden eyghen wille : want , uyt 't ſelvighe moeten alle Creaturen kommen ; maar , niet uyt den b louteren God .
, des a Text, oghens wil lens. b Oftefuy
22. Ende ten tweeden , de Gheeft der fiele , is het Cen - veren. traliſche vyerdes lichts, uyt de eeuwighe: IDEA ', van de kracht Gods ontſpronghen ; ende hy is , over -v-natuur lijck : over ſulckx, is hy oock , den Tempel des Heyligen Geeftes , in den welcken Chriftus woondt , ende de fiele met fijo vleyſch ende bloet ſpijſt ( namentlijck , met God delijcken endemenſchelijcken · balſem ) in den welcken cZijnde Chriſtus. den dood ende den tooren Gods is verbroocken ghe falckx blijft alsdan ſoodanighen Godde worden :over. lijcken balſem ,in den Gheeft der fielen, weſentlijck; ghe lijck Chriftus ſpreeckt :
foowie miju vleys eet , ende miju 1.3
70
Hoe betrachtnummen den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage.
mijn bloedt drinckt , die blijft in my, ende ick in hem . 23. Maar, ten derden :het uye -wendighe lichaam , is uyt de uyt wendige wereldt,uyt de vier Elementen, ende uyt het ghefternte : het welckeuyt- wendighe regiment , hetuyt -wendighe leven regeert : naar'twelck ,uyt --wen dighe regiment, de Adamiſche fiele heeft geluft:ende om dies.wille, van de EenheytGodsis afvghebroocken ,en de in de regeeringh van deſe wereldt, inghevoerdt is : al
daar den wille van den Draack des toorens Gods, in
fich , wiert ghevanghen, ende in een monſter verwandele, a Dar al„ daar den waren gheeft verblickerde ; doen hem her lichtGods licht Gods uyt.wblufte , ende de IDÉA , itom , ende yerloor, wercke vlooswierdt. 24.
Aen welcken Gheeft , de IDEA , Jeſus, ( zijnde
eenen uytwvloet vande Goddelijcke Eenheyt ) te hulpe quam ; ende aen de arme ziele , het licht der liefde in voerde. 25. Soowwanneer du , deſen name, Jeſus, (deo welc ken Chriſtus is ghenaamt, doen hy de menſcheydt aen , nam ) in de arme af ghewende fiele in
treckt , ende haar
met den ſtraal van de Eenheyt Gods doordringht, ſoo wordt de eeuwighe IDEA ( zijnde den rechten Geeſt ) in ſoodanighen balſem der liefde,wederom beweeghlijck : alſoo ſchijot het licht,weder in de duyfternis van de ſiele, wordt wederom met het JAH , ver ende het neen eenight : aldaar Michael in den ſtrijdc , teghens den Draack ſtaat ; zijnde den name des Troops, in Chrifto Jeſu. 26. In dit licht , ſiet de fiele wederom in haar Vader. lant ; ' t gheen ſy eerft heeft ghehadt; namentlijck , in ha ren oorſprongh , uyt den welcken fy gheſproten is : want , den name Godsis in
haar, ende werckt in den Geeft : al
daar ſtaat ſy in't aenſchouwen Gods, ende vermach allen din
Hoe betracht.wmen den eeuwigen raat Gods ? 12 Vrage.
71
dinghen te door ſoecken ;doch, niet in eyghen felfs , be weghen ende willen : maar , ghelijck als den nameGods, in de bewegingh , in fich gaat , alſoo fiet ſy de forme ringh , van den wonder - doenden name , aen ; ſy fiet ende hoorde, wat God, in haar ſpreeckt. 27. Gheene beeldelijcke reden : maar , werckelijcke,
in ' t verſtandt ; ghelijck de Propheten gheſproocken heb ben : ende fulckx is doch , voor 'tuyt--wendighe vernuft on , begrijpelijck : daar St.Paulus van ſeyt; opfen wandel is in den Hemel: ende ſprack doch oock , dat hem eenen « dooro in't vleyfch zy ghegheven , opv.dat des Sathans 2 Text, Pfal ofte Enghel ( zijnde eenen quaal van den Gheeft der verley prickel, dinghvan de luft) hem met vayften ſoude flaan . 28. Verſtaat't ſelvighealfoo recht: een menſch , fiet foodanighe verborghentheden in den Gheeft Chrifti , in den welcken alle ſchatten der wijſheyt legghen ; ghelijek de Schrift doorvgaans ghetuyght : alfoo verftaat , men recht wat den eeuwighen raat Gods zy ! Ende dan oock, ſchouwingh hoe de menſchvermach , tot foodanighe aen te kommen : ende wy hebben al hieralleenelijck de mo ghelijckheydt aen gheweſen ; maar , bet Proces, hoe hy daar toe vermagh te kommen , hebben wy in andere boecken , wijt.uloopigh ghenoegh beſchreven.
De
72
Wat is de uytvſtootingh des Draackx .
De darthienſte Vraghe Hoe is de uytvſtootingh des
.
Draackx ende der
Legioenen Lucifers geſchiet ? Waar is hy heen ghe Itooten geworden ,dat hy buyten God kan zijn ? Naar demaal God alle dingen vervult ! Ofte wat is het fondament der Hel . leu , daar hy woondt ? Antwoordt.
E uytuſtootingh des Draackx , is gheweeſt, den val =
a Gheformeert ,ofte
ghen aen. Demelijckheydt ; in welcken afvghekeerden wille, Lucifer, ende fijne Engelen, ſich heeft * gebeeldet! 2. Den Draack , is het helſche fondament ; ende de ver
shefigureert, ſtooteve geeften , zijn denatuurlijcke ghebeelde eyghen ſchappen van 't helſche fondament: want, doen
fy hen
vanden heylighen name Gods , van 't weſen der Eenheydt Gods afbraacken ,ende hen ganſch in't NEEN (dat is, in de looghe ) beeldeden, foo wierden ſy ſoodanighe. 3. Deuytſtootingh is, door den name van deheylige kracht ſijnes Troons, die hy heeft ghehadt , gheſchiet: hy ismetfijne Legioenen uyt ſijnen troon geſtooten ghewor den (dat is, uyt ſijne wooningh ).ende is van
ſtondeo naen
van de duyſternis beſlooten , ende vanden grim des hel b Oftegleranghen.
ſchen fondaments b begrepen gheworden . 4. Alſoo is hy van de heyligheydt Gods afv gheſchey den , ende woont onder het firmament endeop aerden , tuſſchen tijd ende eeuwigheyt ; ghelijck eenen Vorſt der duyſternis, in den grim Gods. Ś . Sijn vorſtelijck regiment is in de hooghfte , in on der
Wat is de nyeſtootingh des Draackx.
73
der. ſcheydelijcke,als..mede, in de Elementen , aen allen eynden , naar aert van de vier Elementen ;naar hare ey genſchappen : want, hare eygenſchappen zijn veelderley, ende ſy hebben in alle de vier Elementen , wooninghen ; een yeders gheflacht,onder hen, in fijne ghelijckheyt. 6. Doch, foo moet, men't recht verſtaan ! Sy en heb ben de Elementen, naar des ſelfs goede eyghenſchap, niet in beſit ; neen ! Maar , alleenelijck , den uytvgevloeyden grim, uyt den eeuwighen grim van't helſche fondament. 7. Want, daar worden doorgaans , inde Elementen, twee rijcken verſtaan ; eerſtelijck , naar Gods 'uyt-vghe gooten liefde , ende ten tweeden , naar ſijnen tooren : fy dan , noch , woonen , alleenelijck in 't deel des.toorens, ende zijn in den eeuwighen nacht beſlooten ; ende en ver moghen de goede kracht der Elementen niet te beroeren .
8. Maar ,'t gheeniuyt het ghefternte vlocyt , ende fich in 't weſen mede a beeldet , daar, in konnen ſy wel woo- a Formeert ofte figureerto nen ; met 't welck weſen , de toovery wordt bedreven . 9. Daar zijn wel etrelijcke krachten , in de welcke de heylighe kracht van't Centraliſche vyer des licht,mede is uyt
ghevloeyt , die het helſche fondament ganſch con
trarij zijn : maar , in den menſch , is quaadt ende goet byv maaſkander , ende het goede houdt het quade ghevangen, ende doordringhe ' t ſelvighe , dat ſy daarin , geen vol. brenghen vermoghen te hebben ; 't enzy_dan dat des menſchen wille, met fijn ghewelt , 't ſelvighe verwandele, ofte door Turbam Magnam verwandelt worde , dat eene bewegingh vanden grim, in een dingh komt; dat de bewe gingh van't quade, het goede over
treft.
10. Hare wooningh is eene bſpeloncke der Loogenen, Sc bhlTextil undt. t eene ' kaacke van de eeuwighe verderffenis , eene beel cTex ,raile, dingh vande fantaſy, met een valſch licht , daar defe d ſpe. d Schlunds. loncke, door hare imaginatie, ſich een licht, uyt het Cen traliſche K
74
Wat is de wytuſtootingh des Draackx : 13 Vrage :
a OfiePrin . traliſche vyer, in, beeldt; 't welck in geenen a grondt en apij. ſtaat , ende de MajefteytGodsniet en beroert : 'twelck, b Ofte mis. foo - wanneer den name Gods daar in wort b ghebrooc breryckt.
c Text , mihe.
ken , uyt_bluſt; ghelijck by de toovery is te verſtaan.
11. Deſen uytgheſtooten Draack ofte - kaacken van 'thelſche fondament, en is ſelfs het Centraliſche vyer der eeuwighe natuur niet: maar , eene aen
nemelijckheydt
van ſich ſelfs; zijnde eenen uyt v vloer van 't vyer : gelijck als den roock , ende 't vyer twee weſens zijn , ende kom men doch uyt eenen eenighen grondt : alfoo is hy maar t t een weſen van den grim ; ghelijck den roock uy he vyer . 12.
Daarom is hy ganſch van God afvgheſondert , ge
lijck den roock van 't vyer : ontfanght dann noch van ' Centraliſche vyer ende van de eeuwighe natuur , kracht ende ſterckte : want, daar in ſtaat zijn leven; maar, ſijnen wille ende luft , vergelijckt ſich den roock uyt het vyer. 13. Want, fijn natuur--vyer in fijne Creatuurlijcke Ef ſents , is brandent : maar , in 'tweſen Gods , is ’t ſelvighe eene temperamentum , met het Centraliſche lieve., vyer des lichts : de oorſaack des vyers , is in ' t licht verwandelt; dText , Schlands.
* maar , in de d ſpeloncke des Draackx, ofte kaacken van 't helſche fondament, daar zijn deeygenſchappen , in hare
werckingh, openbaar. 14. Het helſche endehet.Hemelſchefondament, zijn tegens. maalkanderen ghelijck dagh ende nacht , ende ſy zijn maalkanderen Dan by: doch ,'t een en begrijpt 't ander niet, oock en fiet het eene het ander niet , in fijne Eſſents ; want , 't geen in God een lief branden is , 't ſelvighe is in der Hellen een toorenbranden . e Schludt.
15. Deſe helſche e ſpeloncke f vertoont fich
oock
f Ergruffet. eenigher_maten , aen verſcheyde plaatfen , door de Ele menten : voornamentlijck, in der aerden, als medein 't bovenſte rijck ,
daar de vyer-vpijlen worden gheſpeurt, yetsar
Wat is de uytſtootingh des Draackx ? 13 Vrage .
75
yets.wat van groote koude , yets wat van groote hitte ; voornamentlijck , in groote a Woeſtijnen, ende daar a Einöden . kloven in der aerden zijn,daarde hoogh- verdomde Gee ften in woonen , ſoo - wel oock de hoogh verdomde fie len der menſchen : daar ſich de booſe Geeſten ſelfs voor ontſetten ; want, het is de brandende b helle.
16.
Andersen is haar recht fondament tegens woor
digh , noch niet ganſch openbaar ; ende moeten noch een grooter ghericht verwachten : de ſon ende het water , houdt haar rijck noch verborghen , dat 't ſelvighe niet ver magh ganſch openbaar te worden , tot aen den dagh des gheriches: als alleenelijck in de eyghenſchappen in hen , ſelfs, is 't ſelvighe openbaar ; daar om ontſetten ſich oock de duyvelen , voor den jonghſten dagh. 17. Verſtaat ſulckx aldus te recht : God is in 't fonda ment der hellen een niets : want , in 't ſelvighe en is hy piet uyt v vlietende; naar Gjne liefde : hy is wel ; doch , inlich , ſelfs : voor 't helſche fondament is hy een piets ; naar deliefde ! 18. Alloo is oock de helle, in God , een niets : ſy is wel ; doch , het licht en begrijpt haar niet : het is teghens. maalkanderen ghelijck dood endeleven : elck leeft ende wil , in ſich ende niets.
ſelfs; ende 't is beyde te fameo ghelijck yets
19. God is in 't licht , een yets , ende inder hellen , een niets: want , de eeuwighe Eenheyt is alleenelijck een we ſen ende kracht , in 't licht; ende de logheois alleenelijck in eyghen , ſelfs aennemelijckheydt, een weſen ende kracht. 20. Daarom ſtaan de duyvelen in ſoo groote ſpot ,omy dat fy God foo naby zijn, ende en vermogen hem doch niet te bereycken ; ende 't ſelvighe isoock haren anghftro quaal . De K 2
b Hölle.
Van't fondament der hellen .
76
De veerthienſte ende de vüfthienſte Vrage
.
Wat is het Amt des Duyvels in der hellen ?
De vijf thienfte me ghe.
Heeft het fondament der hellen tijdelijcken aenvangh ghenomen , ofte is't van eeuwig heyt gheweeft? Ofte hoe, vermagh's eeuwigh te beſtaan ; ofte niet ? Antwoordt.
I. Et fondament is van eeuwigheyt altijds gheweeſt;
NB. Ant. Woorde op de 15 magbe,
.tooren iswel van eeuwigheyt gheweeft; doch , niet ghe lijck eenen tooren ,niet beeldelijck ofte uytughevloeyt: maar, ghelijck als het vyer in 't hout verborghen leyt, ofte in een teen; totdat
het opvghewecktwordt.
a Schiundt. 2: Deverweckingh ofte aen teeckingh , ofre de « ſpe loncke des Draackx, heeft in den val Lucifers fijoen aen
b Text, als vangh ghenomen : namentlijck , b in't ghefchapene ; al. im geſchöpfe. daar den eyghen wille ( zijnde het NEEN ) ſich van't JAH , heeft af
ghewendt.
3. Naar , demaal eenen foodanigen verweckten gront dan
noch uyt het eeuwighe fondament is ontſpronghen,
ende eenen ecuwighen wille heeft , loo en vermagh een
foodanigh fondament niet te vergaan ; 'ten , waar
dan
c Text , dat de Scheppiogh ganſch te nietwiert,endedat de eeu aufgehoben . wige natuur , in eygen ſelfs aennemelijckheyt , duyty . bluſte: ende ſoo ſulckx quam te ghefchieden , foo fonde e Erkent #W .
oock de wetenſchap ende de bevindelijckheyt, foowwel het rijck der vreughden uyc_bluſſen . 4. ' t Welck niet en vermagh te zijn : want , daar moe ten twee eeuwighe aenvanghen ( Principia) in
maalkande ren
Van't fondamentder hellen . ren zijn, op
77
dat 't eene in ' t andere , bekent ende bevinde
lijck worde , ende dat de Heylighe Engelen ende fielen , met vt'ſamen alle Hemelſche Creaturen , God loven , en de, over 't goede , hen verheughen , dat ſy niet in't booſe woonen ; ende ' t booſe zijo moeten . 5 Het moft
Half O &tober Anno 1639. de Tranſlatie be gonnen ; ende ultimo dito , voleyndight .
1
K 3
Medi
78 Meditatie des Overvſetters ,
over het onvvolv
eyndighen van dit heerlijcke Tractaat ; van
de 177. Vraghen .
G Laas !
Hy eeuwigh Niets, en Al,ach ! Eenigh Eeuwigh -Weſen, Ghy geeft ons(wacke Eeu , een laafu dronck om geneſen :
Adam kranck en oudt, ſnackt naar dees Medecin : Ey ! in den laatſten noot, u trooft laat hem by zijn. Den aenvanghſoeckt het eyndt, den tijd wilhaaftverloopen, Wy hebbengoedt noch geldt,ornOly ons te koopen : Den Bruydigom nu komt, ey ! fiet! ons Lampgaatuyt, ſtroom , laaft Heer, u lieveBruyt. Uyt Zionsſoete weet u reden, Ach ? fiele zit ghetrooft ,ghy klaaght, ick ' t Is, om ,des Autheurs draat ,te vroegh is afvgheſneden : ſchat, Maar, ſooghy welbedenckt,ſijn naar- ghelaten Ghy vindt, naarChriſt, geen Eeuw , die ſooveelheeft ghehadt. fonteyn te ſmaacken, Ick weet,u dorſtigh hart, wenſt dees Doch, ' t uyterlick vernuft,kan hier niet toegheraacken : Maar, een ghelatengheeft, die met Godingualeert, Wordt vande Ickheyt niet, belet noch gheturbeert : Die in ghelatentbeyt,ſich worpt in Gods erbermen, Met den verlooren Soon , valt hy in's Vaders ermen : Die geeft hem't Bruylofs kleedt, en ſet hem aen fijn dis, En deelthem alles mee, 'tgeen infijn wooningh is. Ach ! ghy beluft ghemoet, hoegaren foudt ghy weten , Al 'tgeenhier wordt gevraaght,en voor u zijnſecreten : Maar, volght des Auteurs Raat, en worpt u in Gods wil, Treedt ingelatentheyt, houdtu den GeeftGods ſtil: Hy, die de diepten Gods, door - foeckt, ſal u verklaren , 't Geenonſe Auteurs Pen ,voor- nam te openbaren : Geen diept ' en is foodiep ,geen hooght' en is ſoo hoogh , Alwdoorvfiende oogh. Die niet bereyckten wordt, van't
AL
79 Al heeft Gods Diepe Geeft, ditinſtrument verſleten , Daardoor en heeft dien Geeft, het weten niet vergeten : Hy weet, in wiehy wil, 't geen yeders Eeuw is nut , Door ' t quaadt, in ons, alleen,fijn wetenwordt geſtut : Maar, is’t das Chriſti Geeft ,in u maghruyme verkrijgen ,
Alv't geen u dan is nut, ſal hy u niet ver (wijgen : Soo mijt de Geeſt Gods gaat,ſoo verd wilt hem naarwgaan , En daar by ſtile ſtaat,wiltdaar oock blijven ſtaan . op 't wyterlück vernuft, wilt u gans niet vertrouwen , Noch op't ſubtýl begrijp, u fondament niet bouwen : ' t Is weleen edel dingh, als ' t metGods wilver veent , Wanneer 't, gelück deHeer, tot 't laagbfte fich verkleent. Maar, ſoo't in eygen wil, met Lucifer, wil vliegen , Sooſal't fijn eygen neft, verraden en bedriegen : Daar heeft den moordw.geefthaaſt, in Cain d ,'overhandt, En dan drift Efauws nit, den Iacob uyt het landt. Siet ! is u Geeft beluſ, tot defe diepe gronden ,
Soo geeft het gauw beſluyt, geen ruymt tot kloecke vonden : 't Heeft’t eeuwigh goedebehaaght, door dit ſlecht inſtrument, Te maacken onſe Eeuw , Gods heymlückheyt bekent. Alvisfijn'slevens - draat, voorons, te vroegh gebroocken , Dien Geeftblüft even wel, die door hemheeft geſproocken : Gods Tempels deur ſtaat op,fijn heymlijckheyt by fiet , Die wyt de yetsheyt gaat, en valtgeheel in'tniet. Oock heeft des Auteurs pen, meeſt al dees hooge vragen , Soo hier, en daar, voldaan ,dies ons niet ſtaatte klagen : Sijn werck , door leeſt met vlijt ,foo vindt ghy't al,en meer , Doch, laat woogh -witzijn, tot Gods lof, prys en eer .
MedewBorger in de drie vermenghde: Wereldt.
Ε
Υ
Ν
Ο
Ε.
1
1