This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
5
C
LA
V
IS
Ofte
S
LE
TEL :
U U
Eene
Verklaringh vande voornaamſte Punkten en woorden , die in des Autheurs Schriftenghebruyckt worden ; tot meer der begrüp van ſine andere Boecken .
Voor de beginnende ( tot naar dencken ) in de Goddelijcke Openbaringh . Anno 1624 .
In Maart en April .
Door
FACOB
BÖHME ;
Anders genaamt , TEUTON
ICUS
PHILOSO
Ghedruckt in 't
PHUS .
Jaar 1642 .
3 -- Aen den
you Sohdentom gran
LES
E
R
van defe
SCHRIF
TE
N.
I. Aar ſtaat gheſchreven : Den natuurlijcken menſch en verſtaat niets, van't gene, dat des Geeftes is , noch vande verburghentheyt van ' t Rijcke Gods , het is hem eene dwaal heyt ; ende en kan't niet begrijpen : over_ſulckx wil ick den Chriſtelijcken Liefhebber der verborgent heden vermaant hebben , byaldien hy ſich ор defe
D
hooge Schriften • wil leggen, en deſelvighe leſen, onder., 2 Ofte bar geven , ſoecken en verſtaan , dat hy niet van uyt wendigh aen envange te leſen, met ſcherp ſpeculeeren, en naar.denc ken : ſoomdoende fal hy alleenelijck inden uyt..wendi gen beeldelijcken gront blijven, en niets meer daar.„ van bekommen dan eene gheſchilderde veruw .
2. Want , het eyghen vernuft ſonder ' t licht Gods, en kan inden grondt niet kommen ;
fulckx en is't ſelvighe
niets moghelijck : het b ingenium zy ſoo hoogh en ſubtijl b Verflands, als 't wil , · ſoo en begrijpt ' t ſelvighe daarvan niets... c Ofte evena wel. anders dan eenen ſpiegel ſchijn . 3. Want , Chriſtus ſprack : Sonder my en kondt ghy niets doen : Item , hy zy het licht des werelds ; en het le ven der menſchen . 4. Bywal, dien dat yemandt den Goddelijcken gront (dat is, de Goddelijcke openbaringh) wil onderſoecken , ſoo A 2
4
Aen den Leſer van deſe Schriften .
ſo moet hy ſich voorheen bedencken , tot wat_eynde hy ſulckx begeert te weten : of hy oock , het ghene, ſoo wat hy mocht bekommen , begeert te practiſeren en tot Gods eere , eu ſijues naaften.welvaart aen
leggen : of hy oock
daardoor de aerdſheyt en den eygen wille begheert af te ſterven ,en in't_gene hy begeert en ſoeckt, begheert te a Verſtaai, God .
leven ; en eenen eenighen Geeft met « hem te zijn . s . Soo hy foodanighen voornemen niet en heeft, dat
hy ( bywal, dien God lich in
hem
met fijne verborghent
heden openbaart ) eenen Geeſt en eenen wille met hem wil zijn, en ſich aen God geheel wil over_gheven , dat de Geeft Gods met, en in hem , doe, 't geen hy wil, dat God para fijn weten , willen en wercken zy ; loo en is hy noch niet b Ofie erken- bequaam tot ſoodanighe b kennis en verſtant . tenis . 6. Want , haarder veele , ſoucken verborgentheden, NB. NB. omdat ſy willen aen ſienelijck , en voor de wereldt hoogh geacht zijn ; alleenelijck tot eygen nut : deſelvige en kommen doch niet tot eenen ſoodanighen gront , al daar de Geeſt alle dingen, ja, oock, de Diepten der God heyt onderſoeckt; ghelijck gheſchreven ſtaat . 2. Het moet eenen ganſch ghelatenen , en over , ghe gevenen wille zijn in den welcken God ſelfs onderſoeckt en werckt , den welcken gedurigh in gelatene demoedig heyt en inbegevingh , tot God dringht, en niets anders en ſoeckt,dan lijn eeuwigh Vader_landt,en ſijnen naaften daar_mede ghedenckt te dienen ; ſoo macht wel bereyckt NB. NB . worden : hy moet ſulckx met boet, werckingh , en ernſti ge Gebeden, aen , vanghen, dat hem het verftant, van in ' wendigh , op - gedaan worde; als
dan ſal fich het in
wen
dighe , oock , in't uyt - wendighe, invoeren . 8. Soo ...wanneer hy ſoodanige Schriften leeſt ,en dan NB, NB . noch niet en kan verſtaan , ſoo en moet hy deſelvige niet vaw Itonden waen wegh worpen, en voor onmoghelijck
houden
Men den Leſer van deſe Schriften. houden om te verſtaan : hy moet ſijn ghemoet tot God wenden , en om ghenade en verſtant bidden , en weder le ſen , ſoo ſal hy doch meer daar, in ſien , totdat hy eynde lijck, door de kracht Gods, in de diepte ſal getogenwor den , en in den over natuurlijcken , over finnelijcken grondt ( dat is , in de Eenheyt Gods ) kommen : al daar ſal hy on uyt_ſprekelijcke werckelijcke woorden Gods hooren: de welcke hem te rugge, door den Goddelijcken uyt vloet, uyt , waards ſullenvoeren , tot op de grooffte materia der aerden ; en wederom inne waards tot God voeren : als..dan onderſoeckt de Gheeft Gods, door, en met hem ,alle dingen ;en alſoo is hy van God recht ghe leert en ghedreven . 9. Naarde -maal dan
noch , van de Liefhebberen,
eene Clavis ofte Sleutel van mijne Schriften wordt be geert , ſoo wilick hen garen te wille zijn, en een kort be grijp van den gront al, daar ſtellen , a vanweghen de a Ofte over. vremde woorden : de welcke eens, deels , uyt de natuur, en uyt den Senfu zijn genomen , eens deels oock vremde meeſters woorden zijn ; die ick ,naar den Senſu ghepro beert, en goet bevonden hebbe . 10. Het vernuft wil ſich aen
ſulcx ftooten , foo
wan
neer 't van natuurlijcke dingen (menigh_maal Heyden ſche Terminos en woorden ) tot verklaringh , fiet ; en 'tmeept , men behoort alleenelijck Bybelſche woorden te ghebruycken : de welcke tot de grondighe verklaringh van de eyghenſchappen der natuur, hen altijds niet en willen ſchicken, naar
de maaldat_men den grondt,met
de ſelvighe , niet en kan uyt
ſpreecken : en dat oock de
2ès wijſe Heydenen en Joden, den diepen grondt der natuur, onder foodanige woorden ,verborgen hebben gehouden, naar de maal ſy wel hebben veritaan , dat de b kennis b Ofte ero al- kentenis ,. der natuur een yeder_mans dingh niet en zy ; maar , e. leen A 3
den den Leſer van deſe Schriften. leenelijck behoort , voor de gene , die God , door de na tuur , daartoe heeft verkooren . 11. Niemant en behouft ſich daar aen te ſtooten : want , foo
wanneer God fijne verborgentheyt aen eenen
menſche openbaart, fuo voerdt hy hem oock in eenenfin , hoe hy de ſelvighe uyt_ſpreecken moet , gelijck God er kent dat het in yeder Seculum noodwendigh en behouf tigh is om de verwarde tongen en meeuinghen, wederom ор den gront te ſetten ; en niemant en moet dencken , dat
a Text,ohne ſulckx - by geval, door menſchelijck vernuft gheſchiet ! gefähr. 12. De openbaringh van de Goddelijcke dingen, wor NB. NB. den door den inwendighen gront van de Gheeftelijcke werelt, geopent, en in ſichtbare formen gebrocht;gelijck den Schepper 't ſelvigheopenbaren wil. 13.
Ick wil dannoch eene korte verklaringh van de
Goddelijcke Openbaringh ſchrijven, ſoo, veel ick , in de enghte vermach te begrijpen , en , de vreemde woorden b Test, ver- verklaren, tot meerder begrijp van de andere Boecken , ftandnis. en eene ſumma van deſe Schriften ( dat is , eene korte for mulam ) daar ſtellen , voor den aen vangenden tot naar.. dencken ; voorder verklaringh , ſal in de andere Boecken te vinden zijn .
Jacob Böhmen
.
CLA
7
CLAVIS
ofte
SLEUTEL
" reb
Van eenighe voor, nemen Puncten en Woorden .
Hoewmen God ',
buyten Natuur en Creatuur
moet betrachten .
14 : Oyſes ſpreeckt: De Heere onſe God,is eenen eeni Meena gen God :En aen eene andere plaats ſtaat: vanhem , door hem , en in hem zijn alle dingen : Item : Ben ick't niet,die alle dingen vervulle: Item , door fijn Woord zijn alle dingen ghemaackt , foo ...wat ghemaackt is : daarom moet men legghen, dat hy den oorſprongh van alle din ghen zy; hy is de on_metelijcke Eenheyt . 15. Als by exempel : Soo ick dencké , wat foude in de plaats van deſe werelt blijven , foo wanneer de vier Elementen ,met het gefternte ,met t'famen de natuur ver gingh en op.hielt, dat daar gheen natuur , noch Creatuur meer en was ? Rep. Deſe eeuwighe Eenheyt , daar., uyt de Natuur en Creatuur haren oorſprongh hebben ont fanghen, ſoude blijven.
16.
Alſoo oock , foo.wanneer ick dencke , wat is daar
veel duyfent mijlen boven het ghefternte , ofte aen die ftede daar geen ſchepfel en is . Rep. Daar is de eeuwighe on wandelbare Eenheyt, die daar is, het eenighe Goedt, ' t welck niets achter
hem , noch voor hem
en heeft,
t welck hem yets neemt ofte geeft ; ofte daar deſe Een heyt van ontſtaat : al daar en is noch grondt , tijd , noch plaats ; en het is den
eenighen God', ofte het eenighe a Ofte. Eeu Goedt,' t welck, men niet en kan uyt_ſpreecken . Vorder
Van den eenighen God .
Vorder verklaringh , hoe deſen Eenighen
God , Drie , voudigh zy !
17 . E Heylige Schrift wijft ons aen , dat deſen Eenigen ; een
Drie., voudigh Weſen , 't welck driederley werckingh heeft, en doch maar een Eenigh Weſen en zy ; ghelijck . men ſulckx aen de uyt gevloeydekracht aen alledingen kan ſien , ſoo wie daar acht op gheeft: voor , namentlijck is daar een beelt ,aen’t vyer,licht,en -aende lucht,'t welck driederleywerckingen zijn; en doch maar eenen eenigen gront en Weſen en is .
pa27 18. En ghelijck ,men fiet, dat het vyer, ' t licht, en, de lucht uyt de keerſche ontſtaat ( daar de keerſche doch geene der ſelvige en is; en doch de oorſaack is tot ſulckx) NB.Vader: alſoo is de eeuwighe Eenheyt de oorſaack en den grondt begeren ofte van de eeuwighe Drieheyt, die ſich uyt de eeuwige Een Soom :Iuft.
heyt ſelfs openbaart , enin een a begeeren ofte willen,
H. Gheeft : luſt, en uyt gangh voert. aytgangl. 19. Het a begeeren ofte den wille, is den Vader; zijn a Text, walten , de de openbaringh ofte de bewegingh der Eenheyt,daarv mede.licb.de Eenheyt ſelfs wil . 20. De Luft, is den Soon, zijnde het eenighe, 't gheen den Wille wil, te weten fijne liefde en wel, ghevallen ; ge lijck by den Doop des Heeren Chrifti is te ſien , daar de Vader ghetuyghde:
Deſen ismijnen beminden , aen den
welcken ick een wel ghevalle hebbe ; den ſelvighen ſult ghy hooren . 21. De luft , is de in vattelijckheyt des willens , daar den wille ſich in de Eenheyt , in eeneftede en werckingh fijnes ſelfs , mede invoert , daar
door den wille werckt
en wil; eene bevindelijckheyt en krachtdes willens . 22. Den
Vanden eenighen Godt .
9
22. Den wille is Vader ; zijnde het a begeeren : en,
a Text, wollen .
de luft is Soon ; zijnde de kracht , en , de werckingh in't willen , daar mede den wille werckt : en , den Heylighen Drieheyt. Gheeft is den uyt.gaanden wille door de luft van de kracht ; dat is , en van de luft .
een leven vanden wille en van de kracht
23. Alſoo zijn daar driederley werckingh in de eeu wighe Eenheyt : namentlijck, de Eenheyt is het b begee- wollen b Text, . ren fijnes ſelfs : en , de luit is een werckelijck Weſen des willens, en eene eeuwighe vreughde van de bevindelijck heyt in't ' willen : en , den Heyligen Geeft is het uytw c Text, des gaan van de kracht ; ghelijck ,men een ghelijckenis aen wollens. een kruydt fiet.
24:
Den Magneet ( zijnde de Eſſentialiſche begeerdte
van de natuur ; dat is , den wille van de begeerdte der na tuur) d vat ſich in een Ens ofte Weſen tot een kruydt : en d Formeers. in de invattelijckheydt vande begeerdte , wordt de be geerdte bevindelijck ; dat is ,werckende : en in de ſelvige werckingh , ontſtaat de kracht, daar in de Magnetiſche begeerdte der natuur ( zijude den uyt_ghevloeyden wille Gods) op natuurlijcker aert ,werckt. 25. In ſoodanige werckelijcke bevindelijckheyt wort den magnetiſchen begheerlijcken wille verheffelijck en vreughden rijck , en gaat van de werckende kracht uyt : daar
van ontſtaat den waſdom
en den reuck des kruyds ;
en alfoo fiet ,men de afbeeldingh van de Drieheyt Gods in alle waſſende en levendighe dinghen . 26. Bywal, dien dat niet eene foodanige bevindelijcke
228
begheerlijcke uyt- gaandewerckingh der Drieheyt in de eeuwighe Eenheyt en was , ſoo foude de Eenheydt eene
Eeuwige ſtilte zijn , ghelijck een Niets, en daar en ſoude oock , noch natuur , noch creatuur zijn , oock gheene veruwen , nochte gheftalten : alſoo en ſoude oock in B gelijc
IO
Van 't Eeuwighe Woord .
gelijcken, in deſe werelt niets zijn , ſonder defe drie der ley werckingh; en daar en vermoght oock gheene werelt te zijn . Van 't Eeuwighe Woord Gods .
27 . a Ofte Seyt.
E Heylige Schrift «ſpreeckt, dat God alle dingen , door fijn Eeuwigh Woord, heeft ghemaackt : Item ,
het Woord zy God, Iohan. 1. dit verſtaat , men alſoo. b Text, aus 28. Het Woord , en is anders niets , dan den b uyt haucıenden. ſpreeckenden wille, uyt de kracht, eene ſcheydelijckheyt
der kracht , in veelheyt der krachten , eene deelingh , en
c Text, ur/tandet.
uytvloedt der Eenheyt ; daar van de wetenſchap ſtaat . 29.
ont
Want,in een eenigh Weſen , daar gheene ſcheyde
lijckheyt in en is , ' t welck zijnde maar een Eenigh , al . daar en is geene wetenſchap: want, al., waar't ſulčkx was, ſoo en wiſt't ſelvighe doch niets dingh : maar , ſoo
anders , dan een eenigh
wanneer ' t ſelvighe ſich verdeelt, en
van maalkanderen ſcheydt , foo gaat den gheſcheydenen wille, in veelheyt; en eene yedere afſcheydingh ,werckt in ſich ſelfs . 30. Doch, naar de maal de Eenheyt ſich niet en ver
d Text, trennen . e Text,
mach te d deelen , en uyt maal. kanderen te wijcken , ſoo blijft de e van
een
ſcheydingh ,in den f uyt_ſpreecken
zerScheidung. den wille, in de Eenheyt, en, de van een ſcheydingh des f Text , aus hauchenden . ſpreeckens,en gheeft niets anders , dan onderſcheydt, daar door den eeuwigen : Wille, met t ſamen de " Luft, g Vader . h Soon . en den • uytgangh , in wetenſchap , van on eyndelijcke i H. Geeft. formen ,ofte verſtandt, in - gaat; namentlijck, in eene eeu wige bevindelijcke,werckelijcke,Senſualiſche wetenſchap der krachten , daar altijds in de, van een deelingh , des willens, in de van...een
ſcheydingh , de eene Senfus, ofte form
II
Van den Heylighen Name Iehova.
form des willens, de andere beſiet, voelt, ſmaackt, ruyckt, en hoort : en daar ' t doch maar eene eenighe Senſualiſche werckingh en is ; zijnde den grooten vreughdenbandt a Ofte Eeni der liefde, en het wel doende * eeuwighe Weſen . ghe. Van den Heylighen Name Jehova.
31 . E oude Rabinen (by de Joden) hebben dit eenighw! ſins verſtaan : want, ſy hebben gheſeyt, deſen naam , zy den Alder_hooghften , en heylighften naam Gods, daar mede men de werckelijcke Godheyt ( daarin) in den Senſu verſtaat ; en't ſelvighe is waar : want,in defen werckelijcken Senſu , leyt het ware leven allerdinghen, in tijd en eeuwigheyt , in grondt, en on - gront ;en't is, God ſelfs : namentlijck , de Goddelijcke werckelijcke onder vindelijckheyt, bevindelijckheyt, wetenſchap, en liefde; zijnde het ware verftant in de werckelijcke Een heyt , daar van de vijf ſpringhen .
ſinnen van't ware leven , bont- 6 Ofte afs ſtaan .
229-32 . Eene yedere letter in deſen name, wijftwaen , eene beſondere werckingh , en kracht; dat is , eene form werckende kracht .
in de
J. Text ,un. on 33. Want, J. is den uyt - vloedt vande Eeuwige Zertränlijskč. verdeelijcke Eenheyt ; zijnde de foete d vriendelijck- you huldigheyt. heyt van den gront der Goddelijcke e yetſheyt. e Text, E. Icheit, oder
34. De E. is eene Drievoudige I : al
daarde Drie- Ichtheit,
heyt, ſich in eene Eenheyt ſluyt :want , de I , gaat in de E. en Nuyt I. E. ( zijnde een f uyt - ſpreecken der Een- formentlig aus heyt ) in
ſich
ſells . B
2
35. De
12
Van den Heylighen Name Iehova. H.
a Text, hauchen ,
35. De H. is het Woord ofte « Spreecken der Drie heyt Gods . 0.
8 Blafen .
De 0. is de Circumferents : namentlijck , den Soone Gods , daar door de JE , met de H. ofte b hau
c Gheformeerde,
chen , uyt ſpreeckt ; verftaat ,uyt de de kracht .
36.
ghevatte luft van
V. 37. De V. is den vreughden
rijcken uyt_vloet van't
d Text,vom d Spreecken ; zijnde den uyt gaanden Geeft Gods . . A. 38. De A. is het uyt_gegane van de kracht ; nament lijck , de Wijſheydt , een Subjectum van de Drieheyt, daar de Drieheyt in werckt; daar in de Drieheyt open baar is . 39. Deſen naam en is niets anders dan een uytſpre ken vande driederley werckingh in de heylige Drie , vul digheyt, in de Eenheyt Gods; van't ſelvige leeft vorder, in de verklaringh over de Tafel van de drie Principien van de Goddelijcke Openbaringh .
Vande Goddelijcke Wijheyt. 40 .
e Text, haudren ,
E Heylighe Schrift ſpreeckt , de Wijſheyt zy het e ſpreecken vande Goddelijcke kracht, eene Straal D en Adhem des Al machtigen : Item , dat God door fijne wijſheyt,alle dingen heeft gemaackt;' t ſelvige verſtaat... men als volght . 41.
De Wijſheyt , is het uytghevloeyde Woord van
de Goddelijcke kracht , wetenſchap , en heyligheyt , een ſubje
1
3
Vande Goddelicke WüSheyt.
13
ſubjectum en a teghen_beeldt vande on_grondelijcke a Text, Eenheyt , in't Weſen ; in't welck den Heylighen Gheeft gegenwurfo werckt , formeert, en beeldet : verſtaat : hy formeert en beeldet de Goddelijckeberkentenis , in de wijſheyt :want, b,Text,vera de ſelvige is het lijdende, en , den Geeſt Gods,is, in haar, ftändnus, het doende , ofte het leven ; ghelijck als de ſiele in't lichaam . 42. Sy is het groote Myfterium van de Goddelijcke aert : want, in haar, worden de krachten , veruwen , en c Ofte cy. genſchap . deughden openbaar : in haar is de ſcheydelijckheyt van de kracht ; zijnde het verſtandt : fy is ſelfs het Ġodde ck lijcke verftant ; dat is , de Goddelijcke beſchouwelij heyt, daar in de Eenheyt openbaar is. 43. Sy is het rechte Goddelijcke Chaos , daar alles in
leyt ;
te weten , eene Goddelijcke imaginatie , in de
welcke de d Idea der Engelen , en Sielen ,
van eeuwig - dGheftalte
heyt, in een Even_beelt Gods , zijn gheſien gheworden : WB. NB. tegen beelt ; ¢ Text, niet ghelijck als Creaturen : maar, in een ghelijck eenen menſch ſich in eenen Spiegel beliet: daar, segentourfo van de Engelſche, en Menſchelijcke Idea , uyt de Wijf heyt, is gevloeyt, en in een beelt geformeert geworden ; 230 ghelijck Moyſes feyt : God ſchiep den menfch , in fijnen beelde ; dat is, hy ſchiep het lichaam , en f ſprack't ſel- & Text, hanchete, vighe, den Adhem van den Goddelijcken uyt vloet, van de Goddelijcke3 erkentenis , uyt alle de drie Principien 3,Text,ver: Jändnus, van de Goddelijcke Openbaringh , in ,
Van't Myſterium Magnum .
h Of tegen beelt . i Text,
44 Et Myſterium Magnum iseen ' fubje & um der Wijf- bandaende. heydt , al. daar het i ſpreeckende Woord , ofte de wollende. H de Goddelijckel erken fän in dras .wer : t werckende k willende krachvan tenis , B 3
14
Van 't Myſterium Magnum .
tenis , door de wijſheyt uyt_vloeyt, daar in dat oock de Eenheyt Gods , tot fijne openbaringh ; mede uyt_vloeyt.
45. Want, in't Myſterium Magnum ontſtaat de eeuwi ghe natuur ; en in 't Myſterium ťagnum, worden al. tijds a Ofte het cene .
twee Weſens en willen verſtaan: namentlijck, a het eerſte Weſen , is de Eenheyt Gods ; zijnde de Goddelijcke kracht, de uyt vloeyende wijſheyt . 46. Het andere Weſen , is, den ſcheydelijcken wille ,
b Text, bauchende.
die door het b blaſende uyt_ſpreeckende Woord ont ſtaat, die fijnen gront, niet in de Eenheyt en heeft: maar , in de beweeghelijckheyt van den uytvloer,
ofte van't
© Text, aus “ uyt., ſpreecken ,die ſich in't eygen willen en in begeer bauchen ,. lijckheyt tot de natuur in voert ; te weten , in eyghen ſchappen , tot aen't vyer en licht: al, daar in't vyer, het natuurlijcke leven wort verſtaan, en in't licht, het heyli ge leven; zijnde eene openbaringh van de Eenheyt,daar door de Eenheyt een lieve , vyer ofte licht is . 47. En aen deſe plaats ofte werckingh ,nomtſich God, eenen lieven barmhartighen God , naar de ſcherpe vyer brandende liefde :en eenen toornigen yverigen God , naar den vyerighen gront; naar de Eeuwighe natuur . 48. Het Myfterium Magnum , is den Chaos , daar_uyt licht en duyſternis (zijnde het fondament des Hemels en der Hellen ) van eeuwigheyt ghevloeyt , ofte openbaar gheworden is : want , het fondament 't geen wy tegens woordigh Helle nommen (zijnde een eygen Principium ) is den grondt, en , de oorſaack tot het vyer van de eeu NB. NB . wighe natuur : 't welck vyer, in God, niets anders en is, dan een lievebranden : en ſoo.waar God in een dingh
niet openbaar en is naar de Eenheyt , daar is 't ſelvige een pijnelijck vyer branden . 49. Dit vyer. branden en is niets anders , dan eene openbaringh des levens en vande Goddelijcke liefde , daarv
Van ' t Myſterium Magnum .
IS
daardoor de Goddelijcke liefde ( te weten , de Eenheyt) ſich over - inflameert en ſcherpet, tot eene vyerige werc kingh van de kracht Gods . 50. Deſen grondt wort daarom Myſterium Magnum ghenaamt, ofte eeu Chaos , omdat daar...uyt quaat en goet ontſtaat ; namentlijck , licht , en duyſternis, leven , en dood , vreughde, en leet, ſaligheyt, en verdommenis.
191
51. Want ,
t ſelvighe is den grondt der Sielen en En
gelen en van alle eeuwighe Creaturen , ſoo quade als goede, eenen grondt des Hemels, en der Hellen , en van de fichtbare werelt , mettſamen van al 't gene wat daar is : daar alles in eenen eenigen grondt a heeft ghelegen ; a Text, is't. ghelijck als het beeldt in den boom , alweer 't den Konſte naar uyt, ſnijdt en formeert. 52.
Al daar men dan
noch van de gheeſtelijcke we
reldt niet en kan ſegghen , dat de ſelvige aenvangh heeft ghenomen ; maar , ly is , van eeuwigheyt, uyt den Chaos, openbaar gheworden : want, het licht heeft, van eeuwig heyt , in de duyfternis gheſchenen , en, de duyſternis en heeft 't ſelvighe niet begrepen : ghelijck dagh en nacht in maalkanderen ; en doch twee, in een eenigħ zijn . 53. Ick en moet maar alſoo ,
af deeligh , ſchrijven,
ghelijck als of ' t ſelvighe alſoo eenen aenvangh genomen NB. NB: hadde, om den Goddelijcken gronde van de Goddelijcke Openbaringh naar tedencken , hoe men Natuur en Godheyt moet onderſcheyden , tot b meerder verſtant, b Ofte beter, waar van dat het quade , en het goede zy gliekommen ; wat het Weſen aller Weſen zy.
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur. 54 Et het woord, Centrum , verſtaat ,men den eerſten
M
aenvangh tot de Natuur , zijnde den inwendigh Iten
16 a Text,
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur.
ften grondt , daar den eyghen “ ontſtane wille , in eene
en Pandere. aen nemelijckheyt tot de b yets „ heyt, ſich in voert; Ichthey' , namentlijck, in een natuurlijck wercken : want, de natuur edericheyt
en is niets anders dan een werck
inſtrument Gods, daar.
mede Gods kracht werckt ; en heeft doch eyghen_ ſelfs beweeghelijckheyt, van den uyt gevloeyden wille Gods : alſoo is het Centrum , den grondt ofte het punct van de eyghen aen
nemelijckheyt tot yetsheyt , daar van yets
wordt ; namentlijck , daar de ſeven Eygenſchappen uyt ontſtaan .
Vande Eeuwige Natuur en hare ſeven Eygenſchappen. 55 .
D
E Natuur en is niets andersdan Eyghenſchappen der aennemelijckheyt van de eyghen ontſtane be
geerdte: welcke begeerdte in de ſcheydelijckheyt van't 1
c Text, baudende.
ſpreeckende woord ( zijnde de • ſpreeckende kracht) ontſtaat, daar hen de Eygenſchappen , in Weſen in
voe
.
ren : ſoo is’t ſelvighe Weſen ghenaamt , een natuurlijck Weſen ; en't en is niet, God , ſelfs. 56. Want , God , door woont wel de natuur : maar, de natuur begrijpt hem alleenelijck ſoo wijdt als de Een heyt Gods
lich mede in ' t natuurlijcke Weſen in be
geeft , en oock Weſentlijck maackt : namentlijck , in't Weſen des lichts, 't welck in de natuur , in ſich ſelfs werckt , en , de natuur doordringht en penetreert ; an ders is de Eenheyt Gods , voor de natuur (dat is, voor de begeerlijcke aen nemelijckheyt) on , begrijpelijck . ¥ 292.57. De natuur ontſtaat in t uyt- gevloeyde woord van de Goddelijcke bevindelijckheyt en wetenſchap , en ſy is eene doorgaans durende beeldingh en formeeringh van de wetenſchap en bevindelijckheyt: ' t gene ' t woord door de
De ſeven Geſtalten ofte Geeften ; daarvan
Apoc. Cap.i. faet.
Wrangh , begheeren , wille . H. C.
Eerfte
11. Duyſter.wereldt ; gelijckenis aen de kaarſe .
$ . 4. Tweede;
Bitter , ofte prickel .
... Darde,
Anghft , gaat tot den vyer. blixem . Duyſter-- vyer.
O.
Vierde ,
Geſtalte
2.
Vyer werelt ; gelijckenis aen ' t vyer van de kaarſe .
Geluyt, klanck, ofte Mercu- } 3 . rius
Lichte ,werelt ; ghelijckenis aen't licht van de kaarſe .
Vyer . -- Lichtw .vye
r.
Licht , ofte Liefde;daar't wa ter des eeuwigen levens uyt yloeyt .
9. % . Vijfde;
22. $ . Seſte ;
Coh. Sevende ,
Prin
cipium ;
Lich o,.fte t lieve vyer
Het eerste
Duyſter ofte grimmigh vyer .
( Weſen , ofte Natuur ,
( Het tweede Prin cipium ;
Duyſtere werelt : hier van wort God
Lichte wereldt : God den Soon :
de Vader een toor
Woordt :
nigh , yverigh en jaloers God en een verteerendt vyer
van ghenaamt , een lieve en bermhar
ghenaamt.
Harte
Gods; wordt hier
( tighe God .
Het derde Principium ;
zijnde
Deſe vyer Elementigewerelt : een uyt gheboortuyt de twee inwendighe werelden : eenen Spieghel der ſelvi ghen : daar licht en duyſternis , quaat en goet in vermen gelt is: die en is niet eeuwigh , begint en eyndight ; heeft begin en eynde .
"
14
a
daw
Carmicha ..
En des felfs ſeven Eyghenſchappen.
17
de Wijſheydt werckt, ' t felvighe beeldet en formeert de natuur, in Eygenſchappen : fy is ghelijck den Timmer man die het huys bouwt ,'t welck het gemoet, voorheen , inlich , heeft • ghefigureert ; alſoo oock al hier te ver- a Text,ghe modeli. Itaan . 58. Soowwat het eeuwighe ghemoet , in de eeuwighe Wijſheyt Gods, in de Goddelijcke kracht b figureert, b. Testi . en in eene Ideam voert , ' t ſelvighe beelder de natuur , in eene eyghenſchap 59. De natuur ſtaat , in haren eerſten grondt, in ſeven Eygenſchappen : en , de ſeven , deelen fich uyt , in on eyndelijcke .
DE
I.
EY GENSCHAP .
60. De eerſte Eygenſchap, is de begeerdte; die maackt с Text, Herbe,
wrangh , ſcherpte, harde, koude, en weſen. DE
II .
E
Y GENSCHAP .
61. De tweede , is de bewegingh ofte het in
trecken
vande begeerdte : de ſelvige maackt fteecken, breecken, en ſcheydingh der hardigheyt : fy ſcheyt de aen gheto gene begeerdte , en brenght de ſelvighe, in veelheyt: en ſy is eenen grondt van't bittere Weſen , en oock den wa ren wortel tot het leven ; en ſy is den - Vulcanum tot d Smit. het oplaan des vyers . DE
III .
E
Y GENSCH
A
P. '
62. De derde Eygenſchap, is de bevindelijckheyt in de verbreeckingh van de wranghe hardigheyt : en lý is den grondt van de anghſt, en van't natuurlijck willen , daar , in den eeuwighen wille , wil openbaar worden : dat is, hy wil een vyer ofte licht (namentlijck , eenen blicxem ofte glanſch ) zijn , daar in de krachten , veruwen , en deugh
C
den ,
18
a Boos, ſtrijdigh , vyandigh, ofre quaat.
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur,
den , verſchijnen : In deſe drie eerſte Eygenſchappen , ſtaat het fondament des toorens en der Hellen ; en alles wat « grimmigh is . DE
IV.
EYGENSCHAP .
63. De vierde Eyghenſchap , is het vyer , daar in de Eenheyt, in’t licht verſchijnt : dat is, in een lieve.bran
b Sietboven . den ; en den b grim , in de • Eſſents des vyers . C De werk kingh ofte de DE V. E Y GENSCH A P. syl- barende sygenſchap.
64. De vijfde Eygenſchap,is het licht met fijne kracht der liefde , daar in de Eenheyt mede werckt , in een na tuurlijck Weſen . DE
VI.
EYGENSCHAP.
d Text, 65. De feſte Eygenſchap , is den « klanck ofte't ghe Schal, oder luyt, ofte de natuurlijcke e erkentenis , daar in de vijf hal. e Text, ver Senſuum , gheeſtelijck , wercken ; dat is , in een verſtan Aandnus.
digh -natuur , leven . DE
VII .
EYGENSCH
A
P.
66. De fevende Eygenſchap, is het ſubjectum ofte het f Text, ſ begrijp van de andere ſes Eygenſchappen , in de welcke umbſchlus. de ſelvighe wercken ; ghelijck het leven in 't vleeſch : en , de fevende is te recht ghenaamt, den grondt ofte de ftede van de natuur , daar nighen grondt ſtaan .
in de Eygenſchappen in eenen ee
Heteerſte WESEN
in defeven Eygenſchappen .
67 . & Text, 193 allemahl. N deſe ſeven Eyghenſchappen moet men & altijds b Ofte ona twee Weſens verſtaan :namentlijck ,naar den bafwgront ICWO grondt. van
En des ſelfs ſeven Eyghenſchappen.
19
van foodanighe Eygenſchappen , verſtaat men het God delijcke -Weſen ; dat is , den Goddelijcken wille met de uyt vloeyendeEenheyt Gods, die mede, door de natuur, uyt.vloeyt, en fich , in aen
nemelijckheydt, 4 tot de a Text ,zur
ſcherpte , invoert:daardoor de eeuwighe liefde, be- Schärffe. vindelijck en werckelijck zy, en dat zy yets heeft 't welck daar lijdende is , daar
in ſy haar mach openbaren , en
daar
in ſy bekent worde ,
daar van ſy wederom worde
ghelieft en begeert ; te weten , de pijnelijcke lijdende natuur, de welcke in de liefde, in eene eeuwige vreughde wordt verwandelt : foowanneer de liefde in't vyer, fich in't licht openbaart, foo over vlamtſy de natuur , en doordringht de ſelvighe ; ghelijck de Sonne het kruyt, en't vyer het yſer . HET
I I.
WESEN .
68. Het tweede Weſen , is de natuur haar eygen We ſen, ' t welck pijnelijck en lijdende is ; en ' t is het werck. inſtrument van't wercken : want , ſoonwaar gheene lij- NB, NB. dentheyt en is ,
al daar en is oock geene begeerdte naar
de verloffingh ofte naar yets beters: en ſoo..waar geene begeerdte eu is naar yets beters , al daar , in't ſelvighe, ruft b een dingh , in
ſich
b Ofte her.
felven .
69. En daarom voerdt de eeuwige Eenheyt ſich , door hare uyt.vloedt en ſcheydelijckheyt, in natuur, op
dat
ſy een teghen , beeldtheeft , in 't welck ſy fich openbare, c Ofte be op dat ly yets « lieft , en wederom van yets ' c ghelieft mindt. wordt ; dat alfoo een bevindelijck wercken en willen zy .
C
2
Ver
20
Van ' t Centrum der Eeuwighe Natuur,
Verklaringh vande feven Eygenſchappen der Natuur. H.
DE
1.
EY GENSCHAP.
70 .
Ꭰ
E eerſte Eygenſchap, is de begeerlijckheyt,ghelijck eenen Magneet ; namentlijck , de vattelijckheyt des
willens , al daar den wille yets wil zijp : ende en heeft doch niets , daar uyt hy ſich yets maackt ; over_fulckx voert hy ſich in eene aennemelijckheyt van fijns ſelfs : • Formeert. impreſſer en « vat ſich yets ,
ſelfs toteen yets: en 't ſelvighe
en is doch niets anders dan alleenelijck eenen
ſcherpen Magnetiſchen honger, eene wrangheyt,ghelijck eene hardigheyt; daar van oock hardt, koude, en weſen ontſtaat.
71.
Dit impreſſen ofte aen_trecken ,beſchaduwtfich
ſelfs , en maackt ſich tot duyfternis ; ' t welck oock den grondt van de tijdelijcke en eeuwighe duyſternis is : door ſout; deſe ſcherpte, is, in den aenvanghvan deſe wereldt, ſelvige gelijckt, ontſtaan . Steenen , been ,en alles ,'t geene't 8.
DE
II.
EYGENSCHAP . 72 .
E tweede Eygenſchap van de eeuwighe natuur, ont ftaat uyt de eerfte : en ſy is het trecken ofte bewe De ghen , in de ſcherpte : want , den Magneet , maackt har digheyt , en , de bewegingh, verbreeckt de hardigheydt 294 wederom ; en het is eenen altijds durenden ſtrijdt in ſich ſelfs
23.
Want , foo.wat de begeerdte vat en tot yets
b ofre vet- maackt,'t felvighe b ſcheyt de bewegingh, dat het in for doelt, men en beelden komt: tuffchen deſe beyde Eygenſchap
pen
En des ſelfs ſeven Eyghenſchappen.
21
pen ontſtaat het bittere a wee ; zijnde eenen prickel der a Ofte pijn . bevindelijckheyt. 74. Want , wanneer eene bewegingh in de ſcherpte is , ſoo is de Eygenſchap pijnelijck : en ditis oock de oor ſaack van alle o bevindelijckheyt en wel doen ; want,by b. Ofte ghe: voel al dien dat daar geene ſcherpte en bewegingh en was, ſoo en vermochte geene bevindelijckheyt te zijn : deſe bewegingh is oock eenen grondt van de lucht in de ficht bare wereldt, die door ' t vyer openbaar wierdt ; ghelijck hier
naar ſal verhaalt worden .
75. Alſoo verſtaan wy dat de begeerlijckheydt den grondt zy tot de yetsheyt , dat uyt niets , yets wordt : ghelijck ons dan is te betrachten, dat de ſelvighe zy ghe weeft , den aenvangh van deſe wereldt, daar door God alle dinghen in 't Weſen heeft ghebracht : want , fy is ' t ſelvighe, daardoor God ſprack : Het worde : ſy is , het worden , 't gheen ghemaackt heeft al.daar , niets en was, dan
alleenelijck
eenen gheeft : fy heeft het Myſterium
Magnum , 't welck gheeftelijck is, ſichtbaar en weſentlijck ghemaackt; ghelijck aen de Elementen , Sterren , en Creaturen is te ſien . 76. En, de tweede Eygenſchap (zijnde de beweginghi) is in den aenvangh van de wereldi, den fcheyder ofte Se. parator, in de krachten geweeft, daardoor den Schepper ( dat is,den wille ) uyt het Myfterium Magnum , alle dingen in eene form heeft gebracht: want, de ſelvige is het uyt gevloeyde beweeghelijcke Woord, daardoor den over natuurlijcken God ,alle dinghen heeftghemaackt, en in c Beeldar : beeldingh ghebracht. lijckhogt ofte beeldeniffer C3
DE
22
Van ' t Centrum der Eeuwighe Natuur,
OP.
DE
III .
E
Y
GENSCHAP .
77
a Text, wollen .
D
E derde Eygenſchap vande eeuwighe natuur , is de anghft , zijndehet a willen , 't geen ſich in aen_ne
melijckheyt tot natuur en yetsheyt , heeft in ghevoert, al daar den eygen wille,in deſcherpe beweeghelijckheyt b Ofte also ontſtaat, b ſoo komt hy in de anghft ,dat is , in de bevin dan . delijckheyt: want, buyten de natuur en vermach hy niet c Oftegevoe lijckheyt. bevindelijck te zijn , maar, in de beweeghlijcke ſcherpte wordt hy bevindelijck . 78. En deſe bevindelijckheyt is de oorſaack des vyers, oock des ghemoets, en der finnen : want, den eyghen na tuurlijcken wille wordt daardoor vluchtende, en ſoeckt ruſte :alfoo gaat de ſcheydelijckheyt des willens van fich
uyt , en doordringht de Eyghenſchappen :
daar den
ſmaack in de ſcherpte van ontſtaat ; dat de eene Eygen d Ofte ghe- ſchap de andere ſmaackt en d bevint. poelt. 79. En, de felvighe is oock den grondt,en, de oorſaack der ſinnen , dat de eene Eyghenſchap in de andere in .. e Ofte ver- dringht, en , de andere aenfteeckt, dat den wille • erkent, ſtaat. 298 waar „ van ,de lijdentheyt komt : want , by al dien dat daar geene bevindelijckheyt en was ,
foo en foude den
wille niets van Eygenſchappen weten ; want, hy en ſoude niets anders zijn , dan een eenigh : en alſoo neemtden wille , Natuur, aen ſich , foo.. wanneer hy de ſcherpe be f ofteghen wegingh in fich if bevint. voelt, 80. Deſe bewegingh is , in
ſich , ghelijck een drayent
radt : niet dat daar een ſoodanigh drayen zy ; maar, alſoo is't ſelvighe in de Eygenſchappen : want, de begeerdte treckt in fich , en , de bewegingh dringht uyt_fich: overv ſulckx en kan den wille , in ſoodanighe anghſt , noch in ſich
En des felfs ſeven Eyghenſchappen. fich noch uyt fich ; en wordt doch in
23
fich , en uyt, ſich
ghetogen : alfoo blijft't ſelvige eene gheftalte, de welcke in ſich en uyt_fich wil ( dat is, over lich ,en onder lich ) ende en kan doch nergens heen : maar , ' t is eene anghſt en het ware fondament van de Helle en Gods toorn ; want,deſeanghſt, ſtaat in de duyftere ſcherpe bewegingh .
81. Uyt deſen grondt en fondament , is , in de ſchep- a Ofte Ey pingh des werelds , den ſwavel gheeft , met t ſamen de genſchaft. materia van de ſwavelachtighe - Arth ontſtaan ; welc- Grafelica ken ſwavel gheeft , het natuurlijcke leven van de aerd- lijekheye C Het . ſche en Elementiſche Creaturen is . woord , ofte 82. De wijſe Heydenen , hebben deſen grondt , eeni ſpreecken. ger_maten verſtaan ; want, fy hebben gheſeyt : in 6 Sul , d Degrove,
dinghen in lichamelijck deſe wereldt : daar ,mede en hebben ſy niet alleenelijck heyde.
phur , -,Mercurii , end Sals', beſtonden alle
juyft op de materia gheſien ; maar , op den gheeft , daar NB. NB. de materia van ontſtaat: want, des felfs grondt, en beſtaat voor-tvaar. niet , in Sout , Quick , ſulver , en Swavel : fy en meenen Geeſtelijc k; g Lichame ſulckx niet ; maar , den gheeft van ſoodanighe Eyghen- lijek . ſchappen : daar in beſtaat · ja alles ſoowat in defe we h Sout. relde leeft, waſt , en is ; het zy f Spiritualiſch ofte & Ma- kende ,Seyl Steenfche. terialiſch . 83. Want, met het " Sal, wijſen fy aen ,
de ſcherpe k Het sprea '
; Magnetiſche begeerdte der natuur: en met den Mer- barende curii, de bewegingh , en , de ſcheydingh der natuur : en woord. I Dechee m wil- Atelijcke lig met den · Sul phür, hebben ſy het bevindelijcke, mwil hamelijdeyt. lende, waſſende leven aengheweſen. 84. Want , in den ſwavel.gheeft leydt den Oly , daar m of begee
het vyer leven in brandt: en in den Oly, leyt de quinta De vifile Eſentia ; zijnde • den vyerighen Mercurius, het rechte Eygenfih apo o Anders leven dernatuur , ' t welck eenen uyt , vloedt des woords den Sulphu
van de Goddelijcke kracht en bewegingh is ; daar in rifchen. verſtaan:eninde e quinta Wefen netvig , de den grondt des Hemels wordt Efentia
24
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur ,
NB . In de Eſſentia leyt de Tin & uur; zijnde den Paradijſchen gront, Panadische het uytghevloeyde woordvan de Goddelijcke kracht ; leyt alles in daar inde Eygenſchappen, in de ghelijckheyt leggen. de ghetempe 85. Alſoo verſtaan wy met de derde Eygenſchap van reertheyt ofte Karmonie, de natuur (zijnde de anghft) de ſcherpigheyt en pijne lijckheyt des vyers ; namentlijck , her branden , en het verteeren : want , by_al_dien den wille in foodanighe 216
ſcherpte wort gheſet' , ſoo wil hy door , gaans de oorſaack van foodanighe ſcherpte verteeren : want, hy
dringht
ghedurigh naar de Eenheyt Gods ; dat is , naar de rufte : en, de Eenheyt dringht, met haren uyt_vloedt, tot defe bewegingh en ſcherpte : en alfoo is'tſelvighe eene al tijdsdurende te ſamenvougingh tot de Openbaringh van den Goddelijcken wille : ghelijck ,men dan in defe NB. NB. drie (namentlijck , in Swavel , Sout , en Oly) altijds een Inh.rind Gerd s Hemelſch, in't Aerdſche vint ; foo..wie 't ſelvighe recht fohe men het verſtaat, en den gheeft naar_denckt. Hemelſche, 86. Want , in de ſcherpte , leyt de fiele van een yeder NB . NB. dingh : en in de bewegingh , het ware leven vande finne a. Ofte Ey- lijcke * aert : en in den Oly des Swavels leyt den krach gerfihap. tigen gheeft, die uyt de tinctuur ontſtaat : alfoo leyt alo tijds een Hemels Weſen in ' t aerdſche verborgen ; want, breoftast , de on, ſicht , bare b gheeſtelijcke wereldt, is , in de ſchep de duyftere pingh, mede uyt ghevloeyt'. werele; Gods liefde en tooren , DE I V. GES T A L TE .
I 87. E vierde gheftalte vande eeuwighe Natuur , is het
D
in
heyt) openbaar wordt : want, den glanſch des vyers ont ftaat van de uytghevioeyde Eenheyt, die ſich in de na tuurlijcke begeerdte , mede heeft in
begeven : en den quaal
En des ſelfs feven Eyghenſchappen.
25
quaal en het branden des vyers (zijnde de bitte) ontſtaat van de ſcherpe verteerlijckheyt van de drie eerſte Ey genſchappen ,'t felvighe gheſchiet als volght . 88. De eeuwighe Eenheyt ( die ick anders, in eenighe NB . De ceutighe van mijne Schriften, de eeuwighe vryheyt nomme) die is Eenheyt ; is ſacht , ſtillen en lieffelijck , ghelijck een lacht wel doen ; de cewwviglie
en't gheen ,men niet en vermach uyt te ſpreecken wat wybayt. voor eene fachtigheyt buyten de natuur , in de Eenheyt Gods zy : en , de drieEygenſchappen tot de natuur, zijn ſcherp, pijpelijck , en ſchrickelijck . 89. In deſe drie pijnelijcke Łygenſchappen , ſtaat den uyt- ghevloeyden wille , die door't woord , ofte door ' t Goddelijcke * ſpreecken , is ontſtaan ; en , de Eenheyt a Text, hauchers. ſtaat oock daar in : alfoo b treckt ſich den wille naar de b Text, ſachte Eenheyt : en, de Eenheyt b treckt ſich naar de be- Sehwet. vindelijckheyt; dat is , naar den vyerighen grondt : alſoo gaat het eene in ' t andere : en ſoo..wanneer ſulckx ghe Ichiet, ſoo is'tſelvige gelijck eenen ſchrick ofte blicxem , gelijck als of men itaal en ſteen in maalkanderen wreef, ofte water in 't vyer goot ; in ghelijckenis gheſproocken . 90. In deſen - Blicxem ontfanght de Eenheyt de be- c Text, Blicke, vindelijckheyt, en den wille ontfanght de ſachte Een heyt: alfoo wordtde Eenheyt eenen glanſch des vyers, en het vyer wort eenlieve.branden; want,het ontfanght - Ens en kracht van de fachte Eenheyt: in ſoodanigh aen- d Grondedes ſteecken , wordt de duyſternis vande · Magnetiſche im Westend 297 preſſie ofte in.,.vattelijckheydt, met het licht doordron- kende te Samen - drac ghen , dat de ſelvighe niet meer en wordt bekent ; al. kingly, is 't ſchoon dat ſy , in de Impreſſie , in haar ſelfs , eeu
wigh blijft . 91. En al hier ontſtaan twee eeuwighe aenvanghen : namentlijck , de duyſtere, wrange, ſcherpte, en pijn ; in ſich
ſelfs woonende : en , de bevindelijcke kracht van de Een D
26
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur ,
NB. NB. Eenheyt in't licht; daar de Schrift van ſeyt : God ( zijnde de eeuwighe Eevheyt) woont in een licht ; daar niemant toe en kan kommen . 92. Want , alſoo openbaart ſich de eeuwighe Eenheyt Gods, door ' t gheeſtelijcke vyer, in't licht: en't ſelvighe licht wordt ghenaamt, Majefteyt ; en God ( zijnde de over natuurlijckeEenheyt) is in 't felvighe, de kracht.
93. Want, vande Eenheyt ontfanght dit gheeft ,vyer, 1. Ofte wyer. Ens, dat het ſchijnt : anders en ſoude den a vyer - gront gheeft. niets anders zijn, dan eenen pijnelijcken ſchrickelijcken honger, en ſteeckende begeerdte: ghelijck het dan oock alſoo is , ſoowaar deſen wille fich van de Eenheyt afv b Dat is,
breeckt, en , de b
ſelfs begeerdte wil leven ; ghe- ,
eygen
beste lijck de duyvelen hebben ghedaan , en , de valſche fiele naar de der Selfsheydt. oock doet . 94. Verſtaat alſoo al hier , twee Principien: nament lijck , het eerſte ,
is den grondt tot het vyer.branden ;
dat is , in de ſcherpe, bewceghelijcke, bevindelijcke , pij nelijcke duyfternis , in ſich ſelfs : en het andere , in't licht des vyers , daar
in
de eeuwighe Eenheyt , in be
weeghelijckheyt en vreughde komt; want , het vyer is c Text,ghen een tegenbeelt vande groote liefdeder Eenheyt Gods. gentowrf. 95. Want, alſoo wordtde eeuwighe luft, bevindelijck : en defe bevindelijckheyt der Eenheyt isgenaamt, liefde; zijnde een branden ofte leven in de Eenheyt Gods: en God nomt fich, naar een foodanigh lieve , branden , eenen Bermhartighen lieven God : want , de Eenheyt Gods, lieft ofte doordringhtdeni pijnelijcken wille des vyers,
& Text, brauchen ,
den welcken aenvangelijck , in't d ſpreecken des woords, ofte in den uyt - gangh vande Goddelijcke luft is ont ſtaan; en verwandelt den ſelvigen in de groote vreughde. 96. En in deſen vyerighen wille der eeuwighe natuur, ftaar de fiele des Menſchen , en medede Engelen ; dit is haren
En des felfs ſeven Eyghenſchappen.
27
al dien eene fiele
le
haren gront enCentrum : daarom , by
DE
haar vande liefde en van't licht Gods afbreeckt , en in eyghen
ſelfs natuurlijcke begeerdte in gaat, ſoo wordt
ſoodanighe duyfternis en pijpelijcke quaal in haren gront
не
openbaar : en dit is het Heliche vyer en Gods toorn , by .
2
aldien den ſelvighen openbaar wordt ; ghelijckaen Lu cifer is te fieu : en ſoowat in de Creatuur is te dencken , ' t geen't ſelvige zy,ſulckx is 't oock buyten de Creatuur, overval ; want , de Creatuur en is niets anders dan een beeldt ofte figuur van de fcheydelijcke kracht van't gan ſche Weſen . 97. Verſtaat ' t ſelvige alſoo recht wat den vyer - gront 299 zy , namentlijck , koude, vande impreſſie , en hitte , van
de anghft ; en, de bewegingh , is den « Vulcanus : in defe a Den op : drie , ſtaat het vyer: maar,den glanſch des lichts, ontſtaat Mager des van de te famen , vougingh der Eenheydt in den vyer 6 Beftaat of gront; en den ganſchen gront en is doch niets anders te ontstaat. dan den uyt- ghevloeyden wille , 98. Daarom ſtaat in 't vyer , en in 't licht , het leven de van alle dinghen (dat is , in des ſelvighen wille) het zy ſtomme, ofte walfende , ofte vernuftighe , alles naar dat hetvyer eenen grondt heeft, het zy van de Eeuwige ( ge
3:
103
ers, odsi
lijck de fiele) ofte van de tijdelijcke ; zijnde de Aſtrali ſche Elementiſche: want, een ander vyer,is het eeuwige, en een ander, het tijdelijcke ; ghelijck hier naarſal aen . gheweſen worden .
.
DE
E Y GENSCHAP .
99 .
opt te وا
V.
DE vijfde Eygenſchap , is nu het lieve - vyer ;zijnde . de wereldt des krachts en deslichts, dewelcke in
de duyfternis , in
lich, Telfs , woont, en , de duyfternis en D 2
Andere; to
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur,
28
en begrijpt haar niet , ghelijck Ioh.r. ſtaat : En het licht "
.
ſchijnt in de duyſternis , en, de duyſternis en heeft't fel vighe niet begrepen : Item , het Woord , is in't licht, en in 't Woord,is het ware verſtandige leven des menſchen; dat is, den waren gheeſt . 100. Dit vyer is dan noch de ware ſiele des menſchen ; de welcke God aen den menſch , leven in blies.
tot een Creatuurlijck
101. Verſtaat alſoo in't gheeſtelijck vyer des willens, de ware begeerlijcke ſiele uyt den eeuwighen grondt : en in de kracht des lichts , den waren verſtandighen gheeft, in den welcken de Eenheyt Gods woont, en openbaar is gelijck de Schrift ſeyt: het Rijcke Gods is, in in
wendigh ,
u : Item , ghy zijt Tempelen des Heylighen Geeftes ,
die in
u woont ; Dit is de ſtede vande Goddelijcke in
wooningh , en Openbaringh . NB. Hoe 102. En alfoo mach de ſiele oock verdomt worden , denwille,de byaldien den vyerighen wille fich van de liefde en vande vero Eenheyt Gods af breeckt , en in fijne natuurlijcken ey
dommenis gendom ( dat is , in ſijne booſe Eygenſchappen ) in derfielen zy . Julckx verder is naar te dencken . 103. 2 Ofteontpaghen .
gaat ;
O ! Zion , neemt acht op deſen grondt ; ſoo zijt
ghy van Babel « verloft. 104. Met deſe vijfde Eygenſchap , wordthet tweede Principium ( zijnde de Engelſche wereldt , ofte de troo nen ) verſtaan: want, het is debewegingh vande Eenheyt, al daar alle Eygenſchappen van de vyerighe natuur , in liefde, branden . 105. Siet een ghelijckenis van deſen grondt, aen eene aenghefteecken Kaarſe : in de Kaarſe leyt alles in maal kanderen : en geene der Eygenſchappen en is doch voor de andere openbaar, totdat de ſelvighe wordt aenghe ſteecken , dan foo fiet..men een vyer, eene oly , een licht, en
1
En des ſelfs ſeven Eyghenſchappen .
29
en eene lucht , en een water uyt de lucht : alle de vier.. Elementen worden daar in openbaar ; die voorheen in eenen eenigen grondt verborghen lagen .
106. Alloo in paar
gelijcken is oock den eeuwighen gront
tedencken : want , het tijdelijcke Weſen , is uyt
het eeuwighe ghevloeyt, daarom heeft het eene, eene Eygenſchap ,
ghelijck het andere ; alleenelijck dat het
çene, eeuwigh is, en het andere, vergangelijck, het eene , gheeftelijck , het andere, lichamelijck . 107.
Soo. wanneer het geeſtelijcke vyer en licht wort aenghefteecken ( ghelijck het dan van eeuwigheyt door. NB. NB . gaans heeft ghebrandt) ſoo wordt oock doorgaans en eeuwigh , de groote verborgentheyt van de Goddelijcke kracht en wetenſchap daarin openbaar: want, in ' t vyer, worden alle Eygenſchappen vande eeuwige natuur , gee ftelijck : en , de natuur blijft doch oock , inwendigh , in fich , ſelfs, ghelijck fy is ; doch , den uytgangh des wil lens, wordt gheeſtelijck . 108. Want , in den ſchrick ofte blicxem des vyers, wordt de duyſtere aen nemelijckheytverteert : dan ſoo gaat van de verteeringh uyt , den puren klaren vyer.
geeft, met den glanſch des lichts door , dronghen ; en wy verſtaan , in foodanighen uyt_gangh, driederley Eygen ſchappen . 109. Eerſtelijck , bovenover ;fich, gaat den vyerigen wille : en ten tweeden , onderlich (dat is , in’t fincken ) gaat den water , geeft uyt ; zijnde de facht ,moedigheyt: en ten darden , voor
fich (te weten , in't midden ) ghelijck
een Centrum van den vyerigen geeft des willens, gaat den het Ens vande Eenheyt gheeſt des Olyfch uyt (zijnde Gods) de welcke in de begeerdte van denatuur , in een Weſen is gegaan ': en daar ſulckx doch alles niets anders en is ,dan kracht en geeft; doch , in de figuur vande Open D 3 baringh ,
30
Van't Centrum der Eeuwighe Natuur,
baringh , ſtaat 't ſelvighe alſoo : niet , dat daar eene af.. ſcheydingh gheſchiet ; maar , alleenelijck is 't ſelvighe alſoo, in de openbaringh . 110. Deſe driederley Openbaringh gheſchiet naar de Drieheyt : want, het Centrum daar ſulckx in ſtaat, is den eenigen God ,naar fijne Openbaringh. Boven gaat den vyer_vlammenden
lieven
over. ſich ,
gheeft : en onder
lich, de ſache_moedigheyt uyt de liefde: en in't midden , ſtaat het Centrum ; dat is , de Circumferentie , zijnde den Vader ofte ganſchen God, naar fijne Openbaringh. 111. En ghelijck't ſelvighe in de Goddelijcke Open baringh is te kennen , alſoo oock in de eeuwighe natuur, naar de natuur hare eygenheydt ; want , de natuur en is a Text, gheo maar een « regen , beelt vande Godheyt. geneur 112. Alloo is ons de natuur , vorder te kennen : den blick van den oorſprongh des vyers, is eenen ſchrick , ee nen Salnitriſchen groudt, daar de natuur in oneynde lijcke deelingh uyt gaat;dat is, in de veelheyt der krach ten , daar van oock deveelderley Engelen en Geeften , als..niede , veruwen en werckinghen zijn ontſtaan ; foo.. wel oock, de vier. Elementen , in den aenvangh des tijds.
b Tempers mentum .
113. Want, de b
Temperatuur van ' t ryer en
van't
licht, is het H. Element , zijnde de bewegingh in't licht vande Eenheyt : maar , door deſen Salnitriſchen grondt 240 ( verſtaat't felvighe, Gheeſtelijck, en niets Aerdſch ) ont itaan vier Elementen : te weten , in de impreſſie van den vyerighen Mercurii, de aerde en ſteenen : en in de vijfde Eſſents van den vyerighen Mercurii , het vyer en den Hemel: en in de bewegingh ofte in 't uyt.gaan, de lucht: verdeelingħ van de begeerlijckheyt, door't - Text,een- en in de Sprengung. vyer , het water .
Ofreghe dbaari .
114. Den vyerighen Mercurius is een droogh water, den felvighen heeft metallen en ſteenen - ghebooren :
maar ,
En des ſelfs ſeven Eyghenſchappen. maat , den
31
verdeelden , door de doodingh in 't vyer, a Text,te
heeft het water b ghebooren : en , de impreſſie heeft de promoting groove rouwigheyt, in aerde ghebrocht; de welcke eenen barrio grooven Salnitriſchen Saturniſchen Mercurius is . 115. Met het woord , Mercurii, fult ghy alhier , in NB. Het den geeft, altijds het uyt - gevloeyde natuurlijcke werc - curii.. Word,Me kende woord Gods verſtaan , ' t welck den Separator, ſcheyder, en formeerder van alle Weſens is gheweeſt ; en
c Ofte de met het woord, Saturnii, de • impreſſie. p ck 116. In devijfde Eygenſcha (namentlij , in ' t licht ) fam nen drucki ngh . is de eeuwighe Eenheyt, Weſentlijck; dat is, een heyligh geeſtelijck vyer, een heyligh licht, eene heylighe lucht ; die niets anders en is , dan gheeft : Item , een heyligh water ; 't welck de uyt, vloeyende liefde vande Eenheyt anders dTemarium Gods is : d Item , eene heylighe aerde ; die niets Sanctum . en is, dan enckele kracht en werckingh . 117. Defe vijfde Eygenſchap , is de ware gheeftelijcke NB. De Engelſche wereldt vande Goddelijcke vreughde ; die in vermelde is in defe werelds dele wereldt verborgen is . verborgen,
4.
DE
V I.
E
Y GENSCHAP . 118 .
E fefte Eygenſchap vande eeuwighe natuur , is den De klanck , 't gheluyt , ofte het verſtant: want , in c Text,Schal den vyer , blicxem , worden de Eygenſchappen al t'fa - helped medias men luydbaar : het vyer is den mondt vande Effents : en NB. He het licht, is den gheeft : en den klanck , is het verftant, perprecke, daar„ in de Eygenſchappen alıt' famen maalkanderen ver- den in-wen dichen gront ſtaan . des Wefens, 119. Naar de Openbaringh van de Heylighe Drie wys.
voudigheyt, mer den uyt vloer vati de Eenheyt, is defen klanck ofte dit gheluyt , het Goddelijcke werckelijcke woord ;
32
Van 't Centrum der Eeuwighe Natuur,
woord; dat is, het verſtant, in de eeuwighe natuur, daar... door de over natuurlijckewetenſchap , fich à Venfaat, den Schal ofte hal. 6 Text, erkändnis. c Text, ver ftändnus.
openbaart :
en naar de natuur en Creatuur , is den a ſelvighen , de b kenniſſe Gods , daar, in , het natuurlijcke verſtant, God kent ; want , het natuurlijcke verftant, is een tegen beelt, verftant. en eenen uyt_vloet, uyt hetGoddelijcke
120.
In't natuurlijck verſtant , leggen de vijf Sinnen ,
naar geeſtelijcker aeit : en in de tweede Eygenſchap (dat is , in de bewegingh , in den vyerighen Mercurio) leggen de ſelvighe naar natuurlijcker aert .
121. Deſeſte Eygenſchap , geeft het verſtant in den d Texe,halle. d klanck ; te weten , in de rede des woords : en , de tweede & Text, ghehänſe.
wooningh ofte 245 Eygenſchap, is den voerder ; dat is , de het werck inſtrument van de rede ofte van't gheluyt: in de tweede Eygenſchap , is de kracht, pijnelijck : en in de feſte Eygenſchap, is de ſelvighe vreughden rijck ; en daar en
is doch gheen ander onderſcheyt tuſſchen de
tweede en ſefte Eygenſchap,dan alleenelijck het licht,en, de duyſternis: en ſy ſtaan in maalkanderen ghelijck vyer en licht ; en zijn oock maar ſoowijt onderſcheyden .
D.
DE
VII.
EYGENSCHAP. I 22 .
E ſevende Eygenſchap , is het Weſen : zijnde een D fy altſamen Weſentlijck in zijn , gelijck de ſiele met het lichaam ; en daarmede is voornamentlijck , naar de lichte wereldt ,het Paradijs ofte de groenende wercken de kracht te verſtaan .
123. Want, eene yedere Eygenſchap, maackt ſich een vloet: en Subje & um oftetegen ,beelt met haar ſelfs uyt in de fevende, ſtaan alle Eygenſchappen , in de Temperario tuur ,
En des ſelfs ſeven Eyghenſchappen.
33
teur , ghelijck als in een eenigh Weſen : ghelijck de ſel vighe alt ſamen uyt de Eenheyt voortkommen ; alſoo gaan ſy al t ſamen wederom in eenen eenigen grondt in . 124. En al is't ſchoon dat ſy in onderſcheydelijc ker aert, en Eygenſchap, wercken, foo en is doch al hier, niets anders , dan een eenigh Weſen: des. ſelfskracht, is ghenaamt, Tinctuur ; dat is, een heyligh - penetrerent waffen .
NB. Tin Etuur. a Door dringent.
125. Niet , dat de fevende Eygenſchap , de tinctuur zy ; maar,ſy is het b Corpus tot de ſelvige : de kracht des b Licksam vyers en des lichts , is de tinctuur , met het Weſentlijcke Wef het ofteen . lichaam ; maar , de fevende Eygenſchap , is het Weſen , ghepenetreert en ghe- c Door-drop mit welck van de tinctuur wordt
heylight : over ſulckx , ſtaat het Paradijs( zijnde een gee- gher. ftelijck groenen ) in de ſevende Eygenſchap : verſtaat, het is alſoo , naar de kracht van de Goddelijcke Open baringh ; maar, naar deeygenheyt der natuur,is’t ſelvi ghe een Weſen, van de aen Eygenſchappen .
getoogene begeerdte van alle
126. Het isvoor_namentlijck te mercken ,dat al tijds hier Siet adster de Tafel . de eerſte, en, de fevende Eygenſchap, voor eene eenighe worden ghereeckent : en oock de tweede , en , de feſte , voor eene eenige : ſoowwel oock de derde , en , de vijfde, voor eeneeenige ; de vierde, is alleen bet fcheydwperck . 127.
Want, daar en zijn maar drie Eygenſchappen der
natuur, naar aert en Openbaringh van de Drieheyt Gods: namentlijck , de eerſte, de begeerdte ; de ſelvighe wordt God den Vader toe.ge_eygent: ende en is niets anders, dan eenen gheeft ; en in de ſevende , is deſe begeerdte, Weſentlijck . 128. De tweede,wort God den Soone (zijnde de God delijcke kracht) toe... gerekent : de ſelvige is, in 't tweede , getal,niets anders,dan een geeft;maar,in de ſefte, is ſy de 129. De E verſtandige kracht.
Van deſichtbarewereldt; en, de ſeven Daghen.
34
129. De derde, wordt, God , den Heylighen Gheeft, naar fijne Openbaringh ,toeghereeckent:en ſy is , in den aenvangh vande derde Eygenſchap , niets anders , dan eenen vyer- gheeft ; maar
in de vijfde Eygenſchap, is in
de ſelvighe , de groote liefde openbaar. 130. Alſo is den uyt vloet vande Goddelijcke Open- 242 A'B. NB. baringh , naar de drie Eygenſchappen , in't eerſte Prin eipium, voor 't licht, Natuurlijck ; en in't tweede Prin
cipium, in't licht, Geeſtelijck . 131. Dit zijn alſoo ſeven Eygenſchappen , in eenen eenighen grondt, de welcke alle ſeven , ghelijck eeuwigh, ſonder aenvangh zijn : en geenighe en kan voor de eerſte, tweede , derde , vierde, vijfde , ſeſte, ofte leſte ghetelt worden : want , fy zijn ghelijck eeuwigh , ſonder begin ; en hebben alſoo eenen eeuwighen aenvangh uyt de Een heyt Gods . 132.
Men moet ſulckx alleenelijck op beeldelijcke
aert fetten om te verſtaan , hoe het eene uyt het andere a Ofte be gip
wort ghebooren , tot naarder « verſtant, wat den Schep per zy ; en dat men het Weſen , en't leven van de ficht
bare wereldt kan betrachten .
Van't derde Principium ; dat is, dande fichtbare Wereldt : waarvan de ſelvighe zy ontſtaan ;
En wat de Scheppingh zy ? 133 . Eſe ſichtbare wereldt , is uyt de boven..verhaalde
D
geeſtelijcke wereldt ( namentlijck, uyt de uyt- ghe
vloeyde Goddelijcke kracht ) gheſprooten ; en ſy is een b Text,ge- Subjectum ofte b tegen beelt van de geeſtelijcke werelt: gentourf. de geeſtelijcke wereldt, is den inwendighen gront in de
fichtbare wereldt ; de fichtbare , ſtaat in de geeſtelijcke. 134. Defe
Van deſichtbare Wereldt ; en , deſeven Daghen.
35
134. Deſe ſichtbare wereldt , en is niets anders dan eenen uytvloer der ſeven Eygenſchappen : want, uyt de ſes werckende Eygenſchappen , is de ſelvige ontſtaan , en in de ſevende ( dat is , in 't Paradijs) ſtaat ly in de ruſte : de ſelvighe is den eeuwighen Sabbath vande ruſte ; daar in het wercken van de Goddelijcke kracht ruſt.
135. Mo - yſes ſpreeckt: God heeft in ſes daghen , He t’ſamen alle Creaturen gheſchapen,
mel en Aerde , met
en heeft aen den ſevenden gheruſt ; en den ſelvighen te ruften gheboden. 136. In deſe woorden leyt het verſtant, heymelijck , verborghen : hadde hy doch wel « in eenen dagh , alle a Siet Pierre fijne wercken konnen maacken ! Oock en kan
men doch Charon ,
van geenen dagh ſegghen , eer de Sonne was ; want , in
b Verſtaat, de b diepte, en is maar eenen eenighen dagh . 137. Maar , het verſtant , leyt in de ſelvighe woorden jn't begrip , verborgen: hy verſtaat met het dagh.wercken ,de Schep- Maan . pingh ofte Openbaringh van de leven Eygenſchappen : want, hy ſeyt; in den aenvangh ſchiep God , Hemel en Aerde . 138. In de eerſte bewegingh , heeft de ' Magnetiſche c ': Samen: begeerdte , den vyerighen en waterighend Mercurium , d Het wy met de andere Eygenſchappen ge_impreſſet en gecom-Spreckende pacteert: als doen heeft fich de grofheyț gheſcheyden, ofte tisan van de geeſtelijcke ſ aert : en den vyerighen , is tot me- men ghe 249 talen en ſteenen gheworden , en een deel tot Salniter ; dat drucki. f Eygen is, aerde: en den waterigen, tot water : doen is den vye- Schaps righen Mercurius der werckingh, reyn gheworden den ſelvighen nomt Moyſes, Hemel: want, de Schrift ſeyt: God woont in den Hemel : want , deſen vyerighen Mer curius , is dekracht des Firmaments ; namentlijck , een teghen , beelt van de gheeſtelijcke wereldt , in de welcke God openbaar is .
E 2
139. Doen
36
Van deſichtbare Wereldt ; en , deſeven Daghen . 139. Doen dit geſchiede; foo ſprack God: Het worde
licht : aldaar is het inwendighe , door den vyerighen Hemel , uyt_ghedronghen , daardoor eene ſchijnende kracht in den vyerighen Mercurio ontſtont ; en't felvige was het licht van de uytwendighe natuur in de Eygen ſchappen , daar het waffende leven in ſtaat . DEN
II .
DAGH .
140. Aen den tweeden werck , dagh , heeft God den waterighen , en , den vyerighen Mercurium van
maal
a Text,fefte.kanderen ghefcheyden , en den vyerigen , het a Firma ment des femels ghenomt, den welcken uyt het midden des waters was ; dat is , van den Mercurii : al daar is de Mannelijcke , en , de Wijvelijcke aert , in den gheeft van de uytwendighe.wereldt, ontſtaan ; namentlijck, in den vyerighen Mercurio , deMannelijcke , en in den wateri ghen, de Wijvelijcke . 141. Soodanigh ſcheyden , is overval door alles ghe ſchiet : en tot, dien eynde, omdat den vyerighen Mer curius wederom naar den waterighen, en den waterighen
b Text , naar den vyerigen ſich ſoude b trecken: op dat tuſſchen Sálnen ofte hen , in't licht der natuur , een lieve_begeerdte foude verlangen . zijn (daar de t' ſamenvougingh van ontſtaan is ) ſoo heeft ſich den vyerigen Mercurius (zijnde het uyt gevloeyde Woord ) naar de vyerigħe en waterighe aert des lichts, gheſcheyden : en daarvan komt nu de Mannelijcke, en , de Wijvelijcke aert van alle dinghen ; beyde , in de le vende, en in de waffende .
DEN
III.
142. Aen den derden werck
DAGH . dagh , is den vyerighen
Mercurius enden waterigen ,wederom in de Conjunction ofte vermengingh gegaan , en hebben maalkanderen ont fanghen :
Van de fichtbare Wereldt ; en , deſeven Daghen.
37
fanghen : al.,daar heeft den « Salniter ( zijnde de ſchey- a Separatdr. dingh in der Aerden )Gras,Kruydt, en Boomen ghebooren ; en het is de eerſte baringh tuffchen Mannelijcke en Wijvelijcke aert gheweeft. D E N
IV :
D A G H.
143. Aen den vierden werck
dagh , heeft den vyeri
ghen Mercurius ſijne vrucht ghebooren ( zijnde de vijfde Effents) eene hooger kracht des levens , dan de vier Éle menten zijn : de welcke doch in de Elementen is ; van den ſelvighen zijn de Sterren gheſchapen . 144. Want , ghelijck als de impreſſie der begeerdte, de Aerde ineenen6 klomp heeft ghebracht (welcke im- b Maffam . preſſie in fich gaat) alſoo is oock den vyerighen Mercu rius, van de impreſſie, uyt dringendegheweeft ; daarom hy den Locum van deſe wereldt , met het ghefternte c Plaats. heeft beſlooten . DEN
V.
DA GH .
44
145. Aen den vijfden werck , dagh , heeft d'den Spirio d Den gheef vande We tus Mundi ( zijnde de fiele van de groote wereldt) fich in reldt. de vijfde Eſſents gheopent ( verſtaat , het leven vanden vyerighen en waterigen Mercurii) al daar heeft God alle Dyeren, Viſſchen, Vogelen en Wormen geſchapen ; een yeder uyt fijne Eyghenſchap van den · verdeelden Mer- e Ofte man een ghefchey curii . denen .
146.
Al daar fiet ,men hoe de eeuwighe Principien,
ſich , naar quaat en goet , hebben beweeght, naar alle de ſeven Eygenſchappen , naar haren uyt vloedt , err hare vermengingh : want, daar zijn quade en goede Creaturen gheſchapen gheworden : alles naart gene, ghelijck den Mercurius (zijnde den Separator) ſich in een Ens heeft ga f ghebeeldet; ghelijck aen de quade, en goede Creaturen fGhefi is reert, E 3
are
38
b Van de ficht
ldt
Were
n
; en , de ſeve
er
Dagh
.
is te fien : en alderley leven is doch in ’t licht der natuur ( dat is , in de liefde der natuur)ontſtaan ; daarvan alle ghellachten hen in hare Eygenſchap , naar defe uyt- ghe a Ofte lievč . vloeyde liefde , º beminnen . DEN 147.
VI .
DA GH .
Aen den feſten werck , dagh ,
heeft God den
menfch gheſchapen : want , aen den ſeften werck , dagh , heeft het verſtantdes levens , uyt den vyerighen Mercu rium ( dat is,uyt den inwendigen grondt) ſich gheopent. 148. Den ſelvighen ſchiep God in fijne ghelijckenis, uyt alle de drie Principien , in een beeldt : en blies hem den verſtandighen vyerigen Mercurium , naar den in wendighen , en uytwendigen grondt ( dat is, naar tijd en eeuwigheyt ),in , tot eene levendighe verſtandighe fiele : en in defen fieliſchen gront,ſweefde de Openbaringh van
b Ofte er kende.
de Goddelijcke heyligheyt ( zijnde het levendighe uytu. vloeyende woord Gods) met de eeuwigh b bekende Idea, de welcke van eeuwigheyt in de Goddelijcke Wijſheyt was bekent gheworden ; ghelijck als een Subjectum ofte form van de Goddelijcke imaginatie .
c Idea ofte beeldt, d Text , angethan.
149 . · Deſe wierdt, met het Weſen van de Hemelſche wereldt d bekleet : alſoo wierdt de ſelvighe eenen ver ſtandighen gheeft en Tempel Gods , een beeldt Godde lijcker beſchouwelijckheyt : den welcken gheeft , aen de
fiele, tot eene ghemalinne wierdt ghegeven ; ghelijck als e Texi, go- vyer en lichte verhouwelijckt zijn , alſoo is 't al hier mahl ſunt. oock te verſtaan . 150. Den ſelvighen Goddelijcken grondt groende, en door drongh fiel en lichaam : ſulckx was het rechte Pa f Ofte door. Goma radijs in den menſch ; 't welck hy door de ſonde verloor, semement, doen den grondt vande duyftere wereldt f met de val
oftederegee- [ che begeerdte, in hem ,het s regiment bequam . ringh . D EN
dui
Van de ſchtbare Wereldt ; en , de feven Daghen.
DEN
VII.
D A
G
39
H.
151. Aen den ſevenden dagh , heeft God van alle fijne wercken die hy ghemaackt hadde, geruft; ſeyt Mo - yles, nu behouft God doch geene ruſte ; want, hy heeft van eeuwigheyt ghewrocht, en hy is eene a ydele werckende a Ofte erk kele. kracht! over fulckx leyt het verſtant al hier in't woord verborghen ; want, Moyſes ſeyt: God heeft den ſeven
den dagh gheboden te ruſten . 245
152. Den ſevenden dagh, is geweeſt, het ware Paradijs (verſtaat ſulckx gheeſtelijck ) zijnde de tinctuur vande Goddelijcke kracht, die een Temperamentum is : de ſel vighe heeft door alle Eygenſchappen gedrongen, en in de ſevende ( dat is, in'i Welen van alle de andere ) gewrocht. 153. De tinctuur heeft door de aerde , en door alle de Elementen ghedrongen , en alles ghetingeert : al daar was het Paradijs op aerden , en in den menſch ; want, de booſheyt was verborgen : ghelijck als den nacht in den dagh verborghen is , alſoo wasden grim der natuur in't eerſte Principii , oock verborghen , tot op den val des menſchen : doen vluchte het Goddelijcke wercken , met de tinctuur'; in ſijn eyghen Principium ; namentlijck, in den inwendighen grondt vande lichte wereldt. 154. Want, den grim keerden ſich b in de hooghte, en b Text, bėquam het opperite regiment : en 't ſelvighe is den Empor. vloeck , dat God de aerde vervloeckt heeft : want , fijn NB. Wat vloecken; is ſijn werckent ylieden : ghelijck foo
wanneerdiese
Gods kracht, in een dingh , mer des dinghs leven en geeft werckt, en ſich daar naar ' t felvighe dingh met fijne werckingh ontreckt, foo is 't ſelvighe vervloeckt; want, het werckt in eygen willen , en niet in Gods willen . Van
Van den Spiritu Mundi,
40
Van den Spiritæ Mundi, en van de vier - Elementen
.
I55.
Y konnen de verborgene gheeſtelijcke wereldt ge , W wy ſien dat fich in de diepte des wereldts doorgaans a Anders, vyer, « licht en lucht baart, en dat daar geen rufte nochte Water , Ar ophouden van foodanigh baren en zy , en van 't begin chews, wordt des werelds alſoo zy gheweeſt: ende en konnen doch , in perghelecken de uytwendighe wereldt , geene oorſaack vinden wat ende mamma 't felvighe voor eenen grondt zy ; maar , ' t vernuft ſeyt: houtfter, en scheydfter is
God heeft fulckx alfoo gheſchapen ; daar blijft het by : 't welck aen ſich ſelfs wel waar is : maar , ' t en kent den
krachten,
Schepper niet , die ſonder ophouden alſoo ſchept : na
cene jedere deelende daar fulckx be hoort. boDen Schey der.
mentlijck , den rechten 6 Archæus ofte Separator , die eenen uyt , vloet is uyt de on. ſichtbare wereldt; zijnde
het uytghevloeyde woord Gods, 't welck ick met het woord , den vyerighen Mercurii, aen , wijſe . 156. Want, 't geen de on, ſichtbare werelt in een gee ſtelijck wercken is , daar licht en duyſternis in maalkan deren zijn , en't een het andere niet en begrijpt, 't ſelvige is de ſichtbare , in een Weſentlijck werckep : wat in de inwendighe gheeſtelijcke wereldt voor krachten , in't uyt
gevloeyde woord, zijn te verſtaan, de ſelvighe ver
ſtaat men oock in de ſichtbare wereldt , aen - t geſternte , en oock aen de Elementen ; doch , in een ander Principii,? yan heyliger aert . 157.
De vier- Elementen vloeyen uyt den Archæo des
in_wendighen gronds ; dat is , uyt de vier Eygenſchappen aen van d'eeuwighe natuur : en, deſelvighe zijn , in den c Text , aus vangh des tijds , van den inwendighen grondt, alſoo uyt_gheſproocken, en in een werckelijck Wefen en Le- 246 er ofte.she ven - gevat geworden: daarom is de uyt_wendige werelt formeert een ghehaucht,
En van de vier Elementen .
41
een Principium ghenaamt; zijnde een Subjectum van de in , wendighe wereldt : dat is , een werck. inſtrumentdes inwendighen Meeſters ; welcke Meefter , het woord , en, de kracht Gods is . ' 158. En ghelijck de inwendighe a Goddelijcke we- 2 Anders, Geestelijcke. reldt, in fich , een verſtandigh leven heeft, van den uyt . vloedt van de Goddelijcke wetenſchap , daar in de En gelen, en , de Sielen worden verſtaan , alſoo heeft de uytv
wendighe wereldt oock een vernuftigh leven in haar, ' t welck in de uytghevloeyde krachten , van de in wen dighe wereldt, ſtaat : ' t welck uyt_wendigh leven gheen hooger verſtant en heeft , dan alleenelijck in't ghene, daar , in't ſelvighe ſtaat ; te weten , in't ghefternte, en in de vier. Elementen . Elementen b Dogheeft yande We hy en is reldt. ; en lichaam n t ' verborghe , ghelijck de ſiele in 159. Den b Spiritus Mundi , is in de vier
dan eenen uyt„ vloedt en werckelijcke niets anders kracht , van de Sonne en van't ghefternte : fijne ' woo- c Text, ningh , in de welcke hy werckt , is gheeftelijck ; met de geläuße. vier
Elementen omvanghen .
I. 160. De gheeſtelijcke
wooningh is eerſtelijck eene
ſcherpe Magnetiſche kracht, van den uyt_vloedt des in .. wendighen werelds , van de eerſte Eygenſchap der eeu wighe natuur : dit is den grontvan alle ſout en kracht ; als mede van alle beeldingh, en Weſentheyt . 161. Ten anderen , is 't ſelvighe den uyt vloer van de in
wendighe bewegingh , de welcke van de tweede ghe
ftalte der eeuwighe natuur is uyt_ghevloeyt , en ſtaat in vyerighe aert gelijk eenen droogen water., quaal : daarv in den grondt van
alle metalen en ſteenenwordt
ver
Itaan ; want, daar_uyt zijn de ſelvighe gheſchapen ghe d * worden .
4 162. Den ſelvighen nomme ick , den vyerigen Mercu rium F
.
II .
42
Van den Spiritu Mundi,
rium in den gheeft van deſe wereldt : want , hy is de be a Separator. wegingh van alle dingen, en eenen a ſcheyder der krach ten, eenen formeerder van de geſtalteniffen , eenen gront des uyt..wendighen levens ; naar de bewegingh, en linne
III .
lijckheyt. 163. Den derden grondt, is de bevindelijckheyt in de bewegingh en ſcherpte ; zijnde eenen geeſtelijcken ſwa vel quaal van den grondt des anghftelijckenwillens in den inwendighen grondt : daarvan ontſtaat den gheeft met de vijf Sinnen : namentlijck, Sien , Hooren , Voelen, Smaacken , Ruycken ; zijnde het ware Eſſentialiſche le ven , daar van het vyer (dat is , de vierde geſtalte) open baar wordt .
164. De Oude Wijſen hebben deſe drie Eygenſchap pen ghenomt, Sulphur , Mercurium , en Sal , naar hare materien , de welcke daar_uyt , in de vier
Elementen
worden ghebooren ; intghene ſoodanighe gheeft ſich Coaguleert ofte Weſentlijck maaskt. 165. De vier Elementen leggen oock in deſen gront, ende en zijn daar niet van afgheſcheyden ofte yets fon
bText, gehäuſe.
derlickx : ſy zijn alleenelijck de Openbaringh van foor247 danigen geeſtelijcken gront ; ghelijck eene wooningh des geeftes, in de welcke foodanighen geeft werckt . 166. De Aerde, is den groofften uyt , vloer van deſen ſubtijlen gheeft : naar de Aerde, is het Water, den twee den : naar het Water , is de Lucht , den derden : en naar de Lucht, is het Vyer, den vierden : Deſe zijn uyt eenen eenighen grondt ontſtaan ; namentlijck, van den Spiritæ Mundi, den welcken fijnen wortel in de inwendighe we reldt heeft .
NB . NB.
167. Nu ſoo ſpreeckt het vernuft:
tot wat
eynde
heeft den Schepper foodanighe Openbaringh gemaackt ? Refp. Daar en is anders geene oorſaack , dan dat ſich de ghee
,
En van de vierElementen .
geeſtelijcke wereldt daar delijcke form in
43
door in eene ſichtbare beel
voert , dat de inwendighe krachten,
beeldelijck en formelijck worden : ſoude dit geſchieden, ſoo moſt het geeſtelijcke Weſen, ſich,in eenenmateriali ſchen grondt in voeren , daar in 't ſelvighe ſich mocht beelden , en formeeren : en daar moft eene foodanighe ſcheydingh gheſchieden , op datde afgeſcheydentheyt fichwederom naar haren eerſten gront « neygh- a Text gedurigh de ; namentlijck, het inwendighe, naar 't uyt wendige, en het uyt- wendighe, naar 't inwendighe. 168. Alſoo oock de vier Elementen , de welcke , in wendigh, niets
anders en zijn , dan eenen eenigen gront :
al daar moet ſich het eene naar ' t andere b neyghen , en b Text, ' t andere begeeren , en den inwendighen gront in't an- Sähnen. dere foecken .
169. Want, het inwendighe Element, is in fcheyden , en , de vier
hen · ge - c Gedeelt.
Elementen en zijn niets
dan Eyghenſchappen van ' t ghedeelde Element :
anders over
ſulckx is daar een groot anghften en begeeren tuſſchen hen , en willen door gaans wederom in den eerſten gront ( dat is, in een eenigh Element) daarin ſy konnen ruſten ; daar de Schrift van ſeyt : Alle Creaturen d fuchten en d Text, anghſten hen nevens ons, om van de ydelheyt ontſlaghen Säbnen . te worden , de welcke fy onderworpen zijn ; haren wille
teghens eText, uber,
In ſoodanighe beanghſtingh , en begeerdte, wort de uyt ghevloeyde Goddelijcke kracht , door de werc 170.
kingh der natuur, mede gebeeldet en in figuren gebracht; tot eeuwighe heerlijckheydt en beſchouwelijckheydt der Engelen en Menſchen en alle eeuwigheCreaturen : ghe lijck wy ſulckx klaar konnen ſien,aen alderley leven, loor wel oock aen de waſſende , hoe de Goddelijcke kracht ſich mede in beeldet en formeert . 171. Want, F 2
44
Van den Spiritu Mundi ,
171. Want , daar en is geenigh dingh in't Weſen van deſe wereldt , in ' t welck niet eene ghebeelde form , naar de inwendighe geeſtelijcke wereldt en ſtaat; 't zy naar den grim van den inwendigen gront, ofte naar de goede kracht: en daar doch in de alder.,.vergiftighfte kracht, in den inwendighen grondt ,
menigh maal de grootſte
deught, uyt de inwendige wereldt, is leggende . 172. Doch , ſoowaar,in een dingh, een duyſter levent 8 is (te weten , eenen duyfteren Oly d ) aar ,uyt is weynigh te verhoopen : want, het is een fondament van den grim ; namentlijck, een valſch boos verworpelijck vergif. a Ofte piin . NB . NB .
173. Maar , ſoo..waar het leven in't « vergif ſtaat,en eenen lichten glanſch in den Oly ( dat is , in de vijfde Ef ſents) heeft , al daar ſtaat den Hemel in de Helle open baar, al daar leyt eene groote deught verborghen ; voor de onſe te verſtaan .
174. De ganſche ſichtbare wereldt , is eenen enckelen Spermatiſchen werckenden grondt : een yeder Weſen
b Text, b neyght ſich naar't andere : het bovenſte , naar ' t onder Fähnet, ver- fte , en 't onderſte , naar 't bovenſte : want , het is van. langht ofte maalkanderen · gheſcheyden ; en in ſoodanigen honger, hengerl.
e Verdeelt. ontfanghen fy maalkanderen in de begeerdte . d Ofre te 175. Ghelijck aen de aerde is d te kennen, de felvighe veta.in. is ſoo ſeer hongerigh naar'tghefternte , en naar den Spi ritu Mundi ( dat is, naar den gheeft, uyt den welcken ly, in den aenvangh is ontſtaan ) dat ſy geene rufte ', van we ghen den honger, en heeft : en den ſelvighen honger der © Copper.
aerden, is eene verteeringh der · lichamen , op dat den .
f EygenSpiritus wederom van de groove Elementiſche f Aerth Schap. g Separator, gheſcheyden worde ; en wederom in ſijnen 3. Archæum Mileyder ofte ' in keere . Salnitriſche 176. Vorder ſien wy,in ſoodanighen honger , de ſwan kradır. geringh van den Archæi ( dat is , van den Separator) hoe den
En van de vier
Elementen .
45
den onderſten Archæus der aerden , den bovenften ſub tijlen van't geſternte, boven der aerden, aen ſich treckt , daar als dan deſen a in, gevatten grondtvan den boven- a Ofte ghe ſten Archäo , ſich wederom naar lijnen grondt b neyght blues en uyt
dringende wordt , naar den bovenſten ; in welck
uyt dringhen , den waſdom der metalen , kruyderen en boomen ontſtaat. 177. Want , den · Archæus der aerden , wordt daarv Salmiter, kracht ofte door ſo ſeer vreughden rijck , dat hy fijnen eerſten gront ſcheyder. wederom in ſich ſmaackt en d bevint , en in ſoodanighe dofie voelt . Vreughde, waſſen alle dinghen uyt der aerden : als mede ſtaat daar in ,den waſdom in de levendige : namentlijck, in eene al tijds durende conjunctie vanden Hemelſchen, en Aerdſchen ,
daar in de Goddelijcke kracht mede
werckt; ghelijck aen de tinctuur van de waſſende is te kennen , aen haren in wendighen gront . 178. Daarom moet den menfch (zijnde een edel beelt) die fijnen gront in tijd en eeuwigheyt heeft , fich wel be- NB. Waar trachten , en niet ſoo ſeer blindt loopen , en fijn eeuwigh Landt is. Vaderlandt , verde van hem ſoecken : ' t ſelvighe is in hem ; doch, met de grovigheyt der Elementen , door ha ren ſtrijdt, bedeckt. 179.
Soowwanneer den ſtrijdt der Elementen , in't af NB. NB.
ſterven des groven lichaams, op houdt, foo wordt den gheeſtelijcken menſch openbaar; het zy dat hy in ' t licht, ofte in de duyſternis zy • ghebooren geworden : welcke copughes regiment voert , en't felvighe in hem heeft , in de ghegroeye. het 249 ſelvighe blijft den gheeſtelijcken menſch eeuwigh ; het f òfieGo zy in't fondament van Gods tooren, ofte in fijne liefde. vernement. 180. Want , den uyt...wendighen ſichtbaren menſch, NB, NB; en is tegenswoordigh, het ware Even beelt Gods niet ! te behouder, Hy en is niets anders dan een Even
beelt des & Archæi: scheyder. b Text, je zijnde eene h wooningh van den geeſtelijcken menſch, daar shehäu . F 3
46
tu
Van den Spiri
i nten Mund , en van de vier Eleme .
daar den geeſtelijcken menſch in waft , gelijck het Goudt in eenen groven ſteen , en het kruyt uyt de wilde Aerde ; ghelijck de Schrift daar van ſeyt : namentlijck , hebben wy een natuurlijck lichaam , ſoo hebben wy oock een gee ftelijck; ſoodanigh het natuurlijcke is, ſoodanigh is oock het gheeſtelijcke.
NB. NB .
a Ofteglzeformeert.
181. Doch , het uyt wendighe grove vier Elementi ſche lichaam , en ſalhet rijcke Gods niet erven : maar,
't ghene, 't welck uyt het eenighe Element wordt a ghe booren ; verſtaat uyt Goddelijcke Openbaringh en werc kingh . 182. Want , niet dit , van vleeſch, noch van den wille
b Kracht, Separator, Scheyder. c Text, gehaus.
des mans , en is’t : maar , 't ghene , ' t welck in dit grove, van den Hemelſchen 6 Archæus, wort ghewrocht d ; aar , toe het grove, eene wooningh en werck inſtrument is . 183. Maar ,ſoowwanneer de ſchorſe vergaat , alsdan wordt het openbaar , waarom wy ons alhier,menſchen ,
NB. NB. hebben ghenomt: en doch een deel, ſchaars dyeren, jae, noch booſer, dan dyeren , zijn gheweeft.
d Text, follen .
184. Alſoo d moeten wy den Spiritus van de uyt wendighe wereldt recht betrachten : namentlijck, dat hy
e Text, gehans.
zy eene e wooningh , en werck , inſtrument van de in wendighe gheeftelijcke wereldt , de welcke daar, in ver borghen is ,en door de uyt.wendighe wereldt werckt; en ſich alſoo mede in beeldeniſſen in voert . 185. En alſoo is des menſchen vernuft , oock niets,
f Text, gehaus. g Text, erkandnis. NB. NB.
anders dan eene f wooningh van't ware verſtant yan de Goddelijcke : kennis : en niemant en moet ſoo..veel op fijn vernuft, en ſcherp.. ſinnigheyt vertrouwen : ' t felvige en is niets anders,dan het uyt wendighe geſternte, naar fijne Conſtellatie ; en’t vervoert hem
ſoo ghereeds , als
dat het hem tot de Eenheyt Gods voert. 186.
Het vernuft moet ſich aen God ganſch over - ge
ven,
Eene korte verklaringh, van de Goddelycke Openbaringh. 47 ven , op.dat ' den inwendighen « Archæus openbaar a Werck worde: deſen ſal eenen waren gheeſtelijcken verſtandigen meefter. Se God formighen grondt wercken en baren , daar in Gods Salnitrische gheeft openbaar wordt , en het verſtant tot God voert : kracht . akdan 6 door ſoecktde gheeft , in ſoodanighen gront , b Text, alle dinghen , ja, oock de diepten der Godheyt ; ghelijck forſcher, S. Paulus ſeyt . 187. Dit hebbe ick voor de liefhebberen een wey nigh willen ontworpen ; om ' t ſelvighe verder naar te dencken .
Volght eene korte verklaringh ofte Formula van de
Goddelöcke Openbaringh.
188 . OD is de eeuwighe ,
on metelijcke , on
vatte
, van eeuwigheyt in eeuwigheyt , met de Drieheyt : En is een Vader , Soon, en Heylighe Geeft, in driederley werc kingh ; ghelijck voor is verhaalt. 250
189. De eerſte uytvloer en openbaringh van defe Drieheyt,is het eeuwighe woord ofte uyt ſpreecken van de Goddelijcke kracht . 190. Het eerſte uyt- gheſproocken Weſen uyt de kracht , isde Goddelijcke Wijſheyt ; zijnde een Weſen , daar de kracht in werckt . 191. Uyt de Wijſheydt vloeyt de kracht des . uyt , Text, aus hanshens, ſpreeckens uyt,en gaat in ſcheydelijckheyt en formingen ; daarin wordt de Goddelijcke kracht , in hare d deught, Text, tugent. openbaar. 192. De felvighe ſcheydelijcke krachten , voeren fich tot in aennemelijckheyt , tot haar ſelfs bevindelijck heyt ;
en uyt de bevindelijckheyt ontſtaat , eygen
ſelfs wille
ngh
lari
e k Een kort ver
48
,
wille en begeerdte : deſen eygen wille is den grondt van de eeuwighe natuur ; en voert ſich , met de begeerdte, tot in Eygenſchappen, tot aen't vyer . 193. In de begeerdte ontſtaat de duyfternis : en in't vyer wordt de eeuwighe Eenheyt met het licht , in de vyerighe natuur openbaar. 194.
Uyt deſe vyerighe , en des liches Eygenſchap,
zijn de Engelen en Sielen ontſtaan ; zijnde eene Godde lijcke Openbaringh . NB. NB . 195. De kracht des vyers en des lichts , is Tinctuur Tintuur. ghenaamt : en , de bewegingh van deſekracht , is ghe H. Ele ment, naamt, het heylighe, ofte reyne Element. 196. De duyſternis wort, in
haar
ſelfs , Weſentlijck :
en het licht wordt , in de vyerighe begeerdte , oock We ſentlijck : deſe beyde maacken twee Principien ; nament NB. Twee lijck , in de duyfternis,is Gods toorn , en in ' t licht , is Gods Principien.
liefde: een yeder werckt in
ſich ſelfs : en daar is allee
nelijck een onderſcheyt,gelijck tuſſchen dagh en nacht; en zijn doch alle beydemaar eenen eenighen grondt:en het eene is door gaans eene oorſaack van't andere , dat het andere in hem ,openbaar en bekent wordt ; ghelijck het licht uyt hetvyer . 197. De ſichtbare wereldt , is het derde Principium ; den zijnde den derden grondt en aenvangh : deſe is uyt
a Text,aus in wendighen grondt (dat is , uyt beyde de eerſte) - uytw gelraucher. gheſproocken gheworden ; en in Creatuurlijcke form en aert ghebrocht. 193. De inwendighe eeuwighe werckingh , is in de ſichtbare wereldt verborghen : en ſy is in alles, en door alles , en van’t alles , in eyghen macht , doch on vatte lijck ; de uyt wendighe krachten en zijn niets anders,
b Text, gehaus.
dan het lijdende, ofte de b wooningh , daar de in , wendi ghe, in wercken . 199. De
Van de Goddelijcke Openbaringh.
49
199. De algemeene Creaturen en zijn niets anders, dan uyt het Weſen van de uyt_wendighe wereldt : maar, den menſch , is uyt tijd en eeuwigheyt, uyt’t Weſen aller Weſen , in een Évenbeelde van de Goddelijcke Open baringh, gheſchapen gheworden . 200.
De eeuwighe Openbaringh des Goddelijcken Wooning ,
297. lichts, is genaamt, het Heinel heylighe Engelen, en Sielen .
rijck ; eene wooningh der der Enghelen Sielen .
201. De vyerighe duyſternis, is ghenaamt, Helle ofte De Helle. Gods tvorn , daar de duyvelen in woonen ; met, t'ſamen de verdomde fielen . 202. In de plaats van defe wereldt , is over , al, Hemel en Helle tegenwoordigh ; - doch ,naar den inwendighen a Of welve verſtande, grondt . 203.
In
wendigh , in Gods Kinderen , is het Godde
lijcke wercken, openbaar; en in de godulooſen, het werc ken van de pijnelijcke duyſternis. 204. De plaats van 't eeuwighe Paradijs, is in deſe we
reldt ( in den in wendighen grondt ) verborghen ; en in den inwendighen menſch ( foowaar de kracht Gods in b Ofte Re b werckt) openbaar 205. Van deſe wereldt , en ſullen maar de vier Ele- geert. menten , met het ghefternte , en , de aerdſche Creaturen vergaan ; zijnde het uytwendighe grove leven van alle dinghen . 206. De inwendighe kracht van alle · Weſen , blijft e ofteWen fentheydt.
eeuwigh . Myſterium Magnum .
207 . OD heeft uyt de kracht ſijnes woords, het Myſte l Gril rium Magnum gheopenbaart, in 't welck de ganſche . Creatie , Ellentialiſcher aert , ſonder formingh , in't d'Geschau Tem- perre, G
Myſterium Magnum .
50
Temperamento, heeft ghelegen : en door 't welck hy ,in ſcheydelijckheyt, de gheeftelijcke formingen heeft uytv 2,Weten Schap.
gheſproocken : in welcke formingen de a Scients van de krachten in de begeerdte (dat is , in ' t fiat) hebben ghe ſtaan ; al. daar.ſich eene yedere Scients , in de begeerdte tot de openbaringh , in een corperlijck lichamelijck We ſen heeft inghevoert. 208. Soodanigh Myſterium Magnum , leyt oock in den menſch (dat is , in't beelt Gods ) zijnde het Eſſentialiſche woord van de kracht Gods , naar eeuwigheydt en tijd : door ' t welcke het levendighe woord Gods , ſich uyt ſpreeckt , het zy in liefde ofte toorn , ofte in de fantaſy, alles naar dat het Myſterium in eene beweeghelijcke be geerdte ſtaat , tot quaadt ofte goedt ; naar den ſpreuck : Soodanigh als 't volck is , eenen ſoodanighen God heeft 't ſelvighe oock . 209. Want , in wat voor Eygenſchappen het Myfte rium, in den menſch , in deop ,weckingh ſtaat , een ſoo danigh woord ſpreeckt ſich oock van fijne krachten uyt ; ghelijck men voor ooghen fiet , dat in de God looſeni, niets
andersdan ydelheyt wordt uyt- gheſproucken.
Looft den Heere, ghy, alleſine wercken .
Hallelujah ! Ε
NB.
Υ
Ν
D
Ε ..
Getranſlateert , ſedert den 13. May tot den 30 Ditto 1639. Vyt twee ghecorrigeerde,
gheſchreven Copyen . Van
SI
Van ' t woord ,
SC'I
E
N
T
z.
210 . Et woord , Scientz , wordt even van my verſtaan ,
HН
ghelijck men ' t inde Latijnſche ſpraack verſtaat : alleen , ick verſta daar_in , den waren grondt naar ſijnen Senſu : ' t welck by de Latijnſche, en oock in alle ſpraac ken , in een onverſtant is ghekommen , want, een yeder formeeringh , en uyt„ ſpreec- NB. NB. woord , in fijne vattingh , kingh, geeft het ware verſtant, wat het zy , ' t gheen alſoo ghenaamt is . 211. Ghy verſtaat met Scientz, eene wetenſchap , ofte kennis : in't duyts , is ' t wel recht gheſproocken ; maar, niet ganſch uyt - gheſproocken . 212. Scientz ,is de wortel tot het verſtant ; als tot de finnelijckheyt: het is de wortel tot het Centrum van de a ofte be denekelijck b vattingh des Niets , in Yets : als, daar den wille des on Bendiks gronds , fich , in ſich treckt tot een Centrum van de in 6 oftefor vattelijckheyt ( dat is , tot het woord ) ſoo - ontſtaat het meeringh. c Text, ware verſtant. urſtändet, 213 : " Hy is in de ſcheydelijckheyt van de Scientz , d Den wille , daar den wille fich ſcheyt uyt de ghevatte Compactie : ſoo verſtaat, men in 't gheſcheydene ( daar de ſcheyde lijckheydt fich in Weſen vat )allereerit de Eſſents .
214.
Want, Eſſents,is eene Weſentlijcke kracht:maaf,
Scientz, is eene ſwevende, vliegende, ghelijck de finnen ; en't.is even de wortel der finnen . 215, Doch , in't verſtanr , daar ſy Scientz is genaamt, en is ſy de finnelijckheyt niet ; maar , de oorſaack tot de ſinnelijckheyt : op aert, ghelijck fich het verſtant , in't ghemoet vat , foo moet voor heen eene oorſaack zijn , die G2
Van ' t woord , Scients.
52
die't ghemoet geeft, daar van ' t verſtant uyt vloeyt, in fijne beſchouwelijckheyt; ſoo is de Scients de wortel tot het vyerighe ghemoet : en ſy is , in ſomma, de wortel van alle gheeltelijcke aenvanghen , zijnde de ware wortel der fielen , en ſoo voort, door alhet leven ; want , ſy is des le vens grondt, daar 't uyt komt . 216.
Ick en heb't ſelvige anders geenen
anderen naam
konnen geven , door_dien deſen , in den Senſu, foo ganſch a Ofte ac-
« in treft : want, ſy is de oorſaack , dat den Goddelijcken bofte fora on_grondelijcken wille ,fich in_treckt, en in natuur vat, meert . tot het ſcheydelijcke, erkennelijcke, en bevindelijcke le ven des verſtants , en onderſcheyts : want , met het in trecken van de Scients , daar den wille de felvige in_ ſich c Text, treckt , ontſtaat het natuurlijcke leven , en het d woord uritändet. van alle leven . d Ofte fiat ; zijnde den 217. De onderſcheydingh uyt het vyer , is te ver Maacker of ſtaan als volght . De eeuwighe Scients in den wille des NB. Den
Vaders, treckt den wille ( die Vader is ghenaamt) in_ fich; Goddelijckeghe roille treke de Scients , en ſluyt fich in een Centrum van de e Ofte door. boorte der Drieheyt : en ſpreeckt ſich , ' met de Scients uyt, in een woord des verſtands ; en in't ſpreecken , is de ſcheydelijckheyt in de Scients : aldaar is, in yeder ſchey NB.Watde delijckheydt , de begeerte tot de invattingh des uyt
Egjentscales ſpreeckens: en, de in , vattingh is Weſentlijck ; en is ghe is , de :sy naamt, Goddelijcke Ellents . gaande,tert 218. Uyt deſe Effents, ſpreeckt fich nu het woord , in kelijcke wen detweede ſcheydingh ( dat is , vandenatuur ) uyt : en in fentlijcke
Gods) 't felvighe uyt ſpreecken , daar den natuurlijcken wille kradit is . ſich in fijn Centrum ſcheydet in eene finnelijckheyt ,.al daar wordt de ſcheydingh uyt de vyerighe Scients ver ftaan ; want , daar is de fiele , en alle Engelſche ghee ften uyt . 219. De derde ſcheydingh gheſchiet, naar de uyt .
wendighe
Van ' t woord , Scients. wendighe natuur van 't uyt- gheſproocken gheformeerde woord , daar in de veehſche Scients is leggende: gelijck in ' t Tractaat van de Ghenadighe Verkieſingh is te fien ; 't welck ſeer ſcherp in't verſtant , en een van de klaarſte onder mijne Schriften is .
1
Den 23 December 1641. ghetranſlateert uyt eene Copye , die door Henricus Pruynius uyt Jacob Böhms Schriften is ghecopieert.
Ε
Υ
Ν
D
E,
G
3
Volght
$4 .
Volght eene Catalogus
van alle de
Schriften van
IACOBB Ö
H
M
E
N.
I. Urora, dat is,Morgen vroode,in den opvgangh des dageraadts : A ' t welck ( door vyandighe verhinderingh ) maar de twee derde parten is vol v trocken ; ' t lelvige is ( onvgecorrigeert) in 't Hoogbr duyts ghedruckt. 2. Een Boeck van de 'Drie Principien , met eene Apendix van 't Drievondigh Leven ; ongecorrigeert, in 'tneer -duyts ghedruckt. 3. Een Boeck van ' t Drie-- voudigh Leven des Menſchen : zijnde hooge en diepe gronden ; in ' t Neerduyts ( on - gecorrigeert ) ghe druckt . 4. Veertigh Vragen vander Sielen :dooreenen D.Balthazar Walter, aen veele Gheleerden , van de Hoogbe Scholen en Academien in 't Chriften Rijck , voor - gheftelt ;doch , van niemant antwoort ( naar contentement) bekommen , dan van Iacob Böhm : 't ſelvighe is in't La tijn (onvgecorrigeert) gedruckt : oock eene korte ſommariſche aen leydingb , van deSiele ,en bare Beeldenis, en vande Turba, die de Beel denis verſtoort ; gbedruckt in 't Neerduyts , achter het Boeck van de Drie Principien . $ . Een Boeck.in drie deelen : Van Chriſti Menſchuwordingh.
Van't lijden, ſterven ,en opſtandingh Ieſu Chriſti. Van den Boom des Chriſtelijcken Geloofs. 6. Een Tractaatjen van ſespuniten ; hooge en diepe gronden . 1. Vap'ı gewas der drie Principien , wat voor eenen Boom ofie leven een yeder, in , en uytulich -v-ſelfs baart ; hoewien den gronde der natuur onder vloec keo en kennen fal. 2. Van den vermenghdeo boom , Quaat en Goet, ofte van 't leven der drie Princi pien in -v-maalkanderen ; hoe lich 't felvighe vereenight en verdraaghe . 3. Vanden oorſprongh derwederwaardigheyt van 'r ghewas ; in 'tughene , het leven , in vſich ſelfs,gijdigh worde : 4. Hoe den heyligen en gocden Boom des eeuwigen levens, lyt alle de gewaſſen van de drie Principien ,uyt,en doorw.waft; en van geenigen wort begrepen. 5. Van den Boom van ' i gewas des levens des verdervens ; hoe een leven verderft : dat is , hoe't uyt den quaal der liefde en vreughden , in eene quaal der clendigheyt treedt; ' t welck tegen alle andere levens ftrijdigh is. 6. Van ' t leven der duyſternis, daar de Duyvelen in woonen ; wat'tſelvighe voor eene gheboort en quaal heefr . 7. Een
SS 7. Een Boeck vanden Signatuur , of van debeteeckeningh ; ghe druckt in ' t Hooghvduyts. 8. Van de ghenadige verkieſingh Godsover de menſchen : zijnde een van de klaarſte , onder des Autheurs Boecken ; fiet den Clavis Vers 219 2. Het Myſterium Magnum : zijnde eene verklaringh over het eerſte boeck Movyſe : daar het rijck der natuur , en het rijck der ghe nade in verklaart wordt; ghedruckt in ' t Hooghvduyts . NB . Dus-v-verde heeft den Autheur ſijneBoecken ſelfs ghenom mereert . Deſe volgende Tractaatjens zijn byween ghedruckt in 'tHooghu duyts, onder eenen generalen Tytel ; Der wegbzu Chriſto. 1. Van de Boete : 2. Van de nieuwe Wederw -gheboorte . 3. Van de Ghelatentheyť . 4. Van't Bovedru-Ginpelijcke Leven; d'eyghen bande des Autheurs is by my . s . Van de Peniteorie .
Een Tra &taatjen van de vier Complexionen, in 't Hoogh-jduyts ge druckt ; onghecorrigeert. Noch een Tra& aatjen van de twee Teſtamenten Ieſu Chriſti by my beruſtende, van des Autheurs eygen bandt: ' t welck hy heeft aen vge vangen,voor de tweede---maal te hervſchrijven ,met eenige ſlechter en een -uvoudiger Terminos; doch, en is niet verder gekommen ,dan tot in't derde Capittel van den Doop. My is onder vrecht dat ' t ſelvige Tra & aat, tot Dreſden, in 't Hoogh- duyts, ſoude ghedruckt zijo . Deſe volgende Tractaatjens zijn ghedruckt in 't Neer-vduyts in quarto , met eeneLatijnſche letter , met groote naarſtigheyt', teghens verſcheyden gheſchreven Exemplaren wel ghecorrigeert ; en konnen bequamelijck (naarmijn oordeel) in ordre gebonden en gbeleſen wor den, ghelijck de ſelvighe hier vervolgens zijn gheftelt. Het Ghebedt Boecxken . Achthien ſchoone Brieven, daarwonder twee, aen Paulo Kaym , van den dury Cent- jarighen Sabbath , Vande nieuwe Wederwgheboort . Van 't Boven - lonelijcke Leveni. Een Trađaat van de vier Complexien ; ofte een Trooſtſchrift ceghens de aenvechtingh . Apologia teghen Gregorii Richterii; weghen het boecxken van de Boete : Apologia teghen Balthazar Tylcken ; weghen d'Aurora . 2. Apologia teghen Balthazar Tylcken ; weghen eenighe pun& en in Boeck van de Menfchwortingh Iefu Chriftia Van
56 3.
4.
s
Var de Goddelijcke Beſchouwelijckheyr . Van de Goddelijcke Openbaringh , 177. Theoſophiſche vraghen ; veerthica vraghen zijn beantwoort . Van't Aerdſche en Hemelſche Myſterium ; zijnde neghen I extens . Vao ſes kleyne puncten . 1. Van't bloedt en water der ſielen . 2. Van dechenadige verkieſingh. 3. Van der fonden . 4. Hoc Chriftusbet rijck senfijnen Vadersal overleveren. s . Van der Magia. 6. Van't Myſterium . Eene Tafel ; met des ſelfs verklaringh ofte uytlcggingh. Des Autheurs Clavisofte Sleutel over eenigheTerminos in lijae Schriften Noch is in 't Neer- duyts gedruckt,een Hant-y-boecxken in S. verſamelt uyt de Schriften des Autheurs : in ' t welck oock be grepen is een Tractaatjen van de verlichte en on -verlichtefiele ; des Autheurseyghen bandt beruft onder my. Een Tractaatjen van de ware Ghelatentheyt. Een Tractaatjen van de ware Boete . Oock van den Doop, en yan't Avontumaal, &c. Bevinde tot op dato, de volgendeBoecken des Autheurs , in geenige taal ghedruckt te zijn . Sijn s.Boeck ; van de Menſchwwordingh Iefu Chrifti. Sijn 6.Boeck ; van fes Punčten . Sijn 8. Boeck ; van Gods genadige verkieſingh over de Menſchen .
6.
Noch eene Apologia teghens Elias Stiffel en Ezechiel Mets; zijnde de Perfe & iften . Alsvmede, noch verſcheyden Brieven, by my,en anderen be ruſtende. Daar-vonder eenen Brief van ' t Valſche, en Ware Licht: nevens twee kleyne Tafelen, en verklaringen , ofte uytvleggin gen over de ſelvige. NB. Den Autheur heeft noch een Boeck geſchreven,van 't Ionghſte
Gericht, in tuwelck groote verborgentheden begrepen waren : 't fel . vighe is , in 't verbranden van de Stadt Groot-Glogau ,mede vergaan ; ſonder dat daar eenighe Copye van ghevonden wort : Doch , die van 't ſelvighe een kort begrijp wil ſien , die leſe ' t vierde Boeck des Au theurs;de 3o . Vrage, en Antwoort .
Die des Autheurs fin verſtaat ,, die en spreecktvan hem gheen qudat , Maar, die blindt, een oordeel velt ,, doet, ſeer dwaas, 't verſtantghewele. Voorwoordeel, en 't Sporten vliet, want, des Richters Oogh u fiet . Medev Borger van de Drievvermenghde Wereldt.