Jacob Böhme - Consideratie of Bedenking over het Tractaatje van Esaias Stiefel, 1693

Page 1

This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.

https://books.google.com


Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com


Of

B

E

D

E

N

K

I

N

G

Over het Tractaatje van ESAIAS

STIEFEL

Handelende van driederley toeſtand des Menſſen , en desſelfs nieuwe geboorte. Daar in het onderſchepd ban den Ouden en Pietta wen Dens / en desſelfs Werkingen klaarlijk ontdelit wozden .

Geſchreeven in het Hoogduyts Anno 1621 , Van JACOB

BO HE E

M.

En nu in't Neederduyts vertaalt.

1 t'AMSTERDAM , By JACOB CLAUS, Boekverkooper, in de Prinſſe - ſtraat ö 1693.

) ‫بی‬

CONSIDERATIE


Gode- ſockende Leeſer.

H T

103

E D

L BI

SIXXX

O

It kleync Tractaatje is geſchrecven in forma van DI een Send -brief, aan eenige Godvruchtige Hee ren ; de welke des Autheurs oordeel verfochten , oover een Boekje van de nieuwe weeder-geboorte , geſchreeven door eenen EsaiasStiefel ; by welke ocs cafichier zeerhooge en diepe verborgentheeden , zeer kort en duydelijk verklaart werden : die in des Au theurs andre Schriften uytvoerlijker in 't Diccde wers den verhandelt,

FLOSTÜni


Pag. 3

Conſideratie,

of Bedenking ,

Over het Tractaatje van

E.

STI

E

F

E

L.

De oopene Bron in 't Herte Jeſu Chrifti, zy onſe Fonteyn , en geftaadige verquikking, Crentfefte / Groot- Achtbaare Heeren / in de liefde Jeſu Chriſti/ en in de ee nighepd fijner menshepd / Hooglaar de Deinden en Boeders : het is my een loutre breugde / en berquikking mijnerzielen / dat ik nu ban verſchepde plaatfen bers neem / dat den feer koftelijken Boom onſes Hepls { naamentlijk ] Chriſtus (ſchoon van den bleeffelijken Antichriſt bedekit ) door alle poozten der dupſternis / en des toonsGods / midden in de gevangenis ban aabel/banden woztel aan Weederom begint te groes nen. Deel meer verheug ik ny in ſijn uptgroenend gewas fijner gelukſaalighepd en licflykhepo / föner Hracht en deugd ; debýlikmp ook een takje aan den felben 2500m bebinde / dat hp alzoo foet en bzeugden rijk is ; enſie dit met groote verwondering / dat des relbe / gelijk als midden in den nacht/ begint met ſchoone takjes te groenen : ja midden in den Winter warrenLeelien en Bloemen . 2. Os dat niet teegen alle upterlijk vernuft / dat een ouo berwoeft en verbrooken Hups /'t welk geduu rig de ( rozm -winden afwacht / en doozderelbe obers hoop geworpen werd / Weeder begint nieuw te woz den !


Bedenking over het Tract : bertoont ſijn eerſte jeugd / als was hetniet den en oud geweeſt : wp ſien deeſes Booms eerſte geſtalte gelijk hp in ſijn jeugd was , en hoe ſijn ouderdom , en jeugd / eengeſtalte / kracht en deugd is : is dat niet een groot wonder ! 3. Wy wierden / in onfe eerſte moeder / die ons alle baarden / blind ; en werden nu in onfen ouderdom / daar wp aan het epnd zijn / Weeder, in des Moeders ſchoct/ ſiende : wp wierden ſtom / en verlooren onſe Moeders - ſpzaal / en vinden die nu in onfen ouders dom Weeder / dat wp in defelbe onſe moeder erken nen / en konnen met haar upthaare ſpzaah fpzeeken . : | Mocten wy ons niet billik hoog verwonderen / dat wp in onſe moeder waaren / en kenden die niet en zijn alzoo / een lange tijd ! blind in haar geweeft / en werden nu in den ouderdom fiende. 4. Zullen wp van onfe ouderdom eggen : ncent ; wp zijn een nieuwe fpjupt upt onſe eerſte moeder herbooren : wp waaren een berdo de Cal aan den Boom , maar de moeder heeft haar fap en krachti ons ingevoert/ en een jonge Spaupt upt ſich geboo ren / daar aan ſp bzeugde wil hebben / en daar doo ? haare bzucht baaren. Na eenen jongen Soon Heeft fp upt den onden gebooren / die fal niet blind zijn / ooh niet ban haar uptgaan / maar in Naar Hups blpben / want is haar eenige Erfgenaam / aan dewelke ſp bzeugde heeft. 5. LieveBzoeders / laat ons doch berheugt /en in den Heere bjoolik zijn dat onſe Stad Jeruſalem in Sion Weeder gebouwt wozd/ in welke onſemoeder woont/ en ooh onſe eeuwige Wooning zijn zal. 6. Dewil gp dan / liebe Heeren en Bzoewers / ( 300 Ik berneeme) ooh meede inftaat in de groenende Effentz , en een fiende ooge ontfangen hebt ; 300 luſt mp in min meede-leeden in de Edicniz van mijne Does


7

11

1

1

van E. STIEFEL

5 moeder /mp met u hertelijk / in ons nieuw leeben / te vermaaken ; en bidde / wilt het niet anders als in rechte trouw en liefde berftaan ; gelijk het eene lid aan het ander ſulks ſchuldig is . 7. Dat ik alzoo met u ſpreeken zal/en geſchied niet met die meening / als ofik booben uwe gaaven heen wilde vaaren / en my oover u berheffen / dewijlmp van 't Goddelijhe Myſterium een ſcherper Derſtand is gegeeven gewozuen : maar wilt fulás aldus bers ſtaan / dat ih nietuw berbzeeher / maar veel ineer een Balk in ons Gebouw / in't hups van onſer aller Moeder /ben gewozden / niet dooz menfſelijk Vernuft of honft / maar alzoo heeft het uptgewerkt die des machtigis /dewelke daar doet wat hp wil. 8. Wanteen hups moet niet alleen Sperren en Balken hebben , maar ook Steenen totHet fondas ment/en meenigerlep fuamenvoeging. Zoo nu detzee reden eenen tot hetfondament ofHoekſteen legt / en den andzen tot den opbouw gebzuplit / 300 beloopeni wp ons onder malkander te leeren erkennen / een ieder naaſin gaabe/ en ons niet/ van weegen de ongelijk hepd der gaaben / verachten of berwerpen / gelijk ett langen tijd herward / in Baabel geſchied is , maar veelmeer betrachten de nuttighepd van 't gebouw / en dat de eene ſaamenvoeging niet zijn moet als de andze / daar het doch alles in malkander geſlooten is /. en is te ſaamen maar een hups . 9. Wpis gegeeven gewozden van den grond / [of ' t fondament ]te berſtaan en te ſpreeken /een ander ban het gantſe gebouw Gods als in eene ſumma : nu zoo is immers het fondament / en het gantfe Hups Gods maar een en het felbe ; upt eenen Geeſt känt hec boozt / en dat alles dient tot de wonderlijke oopen baaring Gods. 10. Daarom /. 300 je nu met u kom te ſpacehen 213


Bedenking over het Tract : upt mijne gaaben / en u ljet gebouw in hetinwendige bertoone 7 zoo bid ik / mp niet anders als hertelijk en welmeenende te verſtaan : ik doe het niet uipt lichtvaardighepd of vermeetenhepd / maar in waare erkentents 7 mp van Godt gegeeben / tot nuttighepd en berbeetering / op dat onſe Paerle mochte gebonden heeft gebana werden , en de brand / die ons 300 lange gen gehouden / in fijn epgen vergift verſtikken / op dat bpmoogen den wonderlijken Godt / in ſin ons grondelijke Wijshepd / leeren kennen /en onsin hem Als ſijnekinderen (gelijk een tah in den Boom) in ſijn Effentz en kracht berheugen / welke vreugde een groenen in onfe leebens Eficntz is : daarom wilt het niet anders aanmerken . 11. Op hebt mp een Boekje toegeronden om 't fel be met uw prindeni te ooverweegent ; en begeert / mijne erkentenis daar oober aan u te oopenent ; ' t Welk in mijn Schriften /die gp in handen hebt /teeds genoegſaam geoopent / en daar itpt te verſtaan is St geen ih u daar op morte antwoozdeir ; maar dewpl Hetrot Gods eer i en des Menſſen Hepten nut dient 300 zal ik u een kogte / ſommarife antwoozd daar op geeben / en u verder in inijne Schriften geweefen heb

ven . 12. Dan den Autheuir deffelfs (dewelke mp naa mijn upterlijken mens wel onbekent;/ doch in den Geeft niet bzeemd en is / maar upt mijner moeder Ellentz en kracht gebodzen ) fie / Fegge / en erken iki 300 veel upt ſijn gefchzeebene Woozden / ' t well fonts der twijfel ooh alzoo ſijn Geeſt en gantfe wille ts / dat hp fich waarlijk (gelijk hp ook felfs doozgaans mela det) heeft in den ſchoot des moeders gantfelijk wees ber in begeeven i en begeert niets als maar des Moeders leevenen Geeft . 13. Endat ſich waarlijk wel de Geeſt des Doe ders


1

van E. STIEFEL : 7 bers in hem/ naamelijk in den ouden / doch nu in een nieuwe groenende Etientz , d'oude in den grimmigen quaal gebangen houd / en alzoo berronken is met de oudeEflentz,dat hy ſich ſelber niet en kan kennen / dewpl hp meent dat hy gants en gaar / dooz en dooz/ nieuw 7 en ſonder ſonden en vlekken is : het is wel met waarhepd geregt / doch alleen naa den inwendi gen nieuwen mens upt Chziſto geboozen / maar niet naa den ſterffelijken bergankelijken mens / den wels ken den nieuwen in ſich / als doozdzingend of geheel Doberſchaduwende/ gebangen houd . 14. De oude ftoh of choze/ berſtaat dat ligs Haam 't welk ons Adami / met fijn imaginatie in de aardshepd / upt aardſe en Dupbelfie Elfentz , zijnia deeen weederwaardige quaal / invoerde / die is het niet die daar gzoent ; maar het verblikte beeld Gods ( verſtaat het geene Adain tipt Goddelijke weefent jepd was gegeeven / naamelijk van het tweede Prin cipium , upt het hijk des Heemels / 't welk met de aárdre invoering ffuzf / of /gelijk ik anders feggen mocht/ Weeder in de eeuwige ſtilte/ dat is /in het niets geflooten wierd / dat het fijn recht Goddelijk leebent berloor) dat is 't geene daarin het eeuwige Wood Jens wierd / en weederom leebendige weerenthepd / met fijn ingaan en oorening / inboerde / en upt den dood het eeuwige leeben baarde: die felbe Godlijke/ en dan ook / in den dood in geſlootene / Menffelijke weefenthepo ofte Dlees / wierd een mens / dewelke de aardre Schozfie maar aanhing / en hield den aard fen bzandenden dood in ſich gebangen. Daarom moes ten wp onderſchepd houden wanneer wp van ons ſelfs Willen (pzeeken . 15. De : Schrifi regt ook niet van een gehect' nteuw plees / dat het oude Plees gants nieuw in Godlijke Effentz ontfangen / en upt Godt geboozent wozd : 24


Bedenking over het Tract: wozd : anders moſt bolgen dat het booſeingevoerde dierffe Vlees / met dierſje ergenſchap in de krachtder majeftept verhoogt was gewozden 16. én of men wilde ſeggen / de aardſe quaal word in de nieuwe geboozte upt Chriſto geheel ge dood / en ſterft gants en gaar in den dood Chriſti / gelijk den Autheur feat / dat den ouden mens geheel af/ dood / en een niets 3p / en alleen Chriſtus in dit Ipterlijke ſichtbaareDiees leeft / regeert/en alles doet en berricht : 300 moft ooh den mens op Paradijfire aart eeten / dzintien / en maar Leemetre quaal ges nieten : want Chriſtus eet niet ineer aardre ( pple / maar Goddelijke : ook zoo en lijd Yjet den dierffen maadenfalt niet dat wp den geheelen Mens upt alle de drie geboozten Goddelijk zouden noemen 7 veel minder het rijli van deere waereld / ban Sterren en Elementen i wellie des upterlijken enfſes quaal/ leeben / en regiment is . 17. Wp lonnen dat niet loochenen / al is 't een Mens Joo Herlig als lip wil / 300 is doch den Geeft der upterlijke waereld / Het leeben en den voerder van fijn uptwendigen Geeft en vlees : en wp fien klaar hoe den upterlijken mens in een Conſtellatie van't geſternite ſtaat /wanneer die ſelbe hem herlaat / 300 balt hy daar heen eri berderft. 18. Maar dewijl my upt Gods genaade is ges geeven gewozden / te erkennen / wat de aarde , en dan ook den Heemelſen mens in een perſoon is / 300 zalik koqtelijk ontwerpen / en aanwüren / in wat ge Ttalte den Autheur / van dit gefondene Boekje / is ſtaande : en fulls upt den grond / doch in kiinderlijke eenvoudighepd : den Autheur / en den geenen die fijn Boek leeren / tot meerder verſtand / enten richt fnoer. 19. Belangende den Autheur , zoo berſtaa ilt / dat ໂງານ 8


1

van E. STIEFEL : Hy waarlijk welkan een boom /nieuwgebooren / en / met fijn nieuwe geboogte en nieuwen Dens/ in Chris ſto Heplig zijn / weegens de inwooning Chriſti: want de weefentlijke inwooning is met de h : Schrift dooza gaans overeenkoomendei gelijk ip ſulks oolifterli be beftigt / en ik heb diesweegen ook gants niet teegent · Hem in te brengen ; het is den waaren grond / dat Godt ons / in ſich / upt ſijn Heemelfie weefenthepd / door fijn kracht in't Wood en Chrifti Dlees ent Bloed / totkinderen / lipt fijn Effentz,gebooren heeft . * 20.96 verſtaa ool Dlees en Geeft in een weefen / en gants niet Geeſt ſonder Dlees en Bloed : ' k bers ſtaa ook / dat fulks is in het Saad der Douwen ge fchied / en noch geduuriglijk geſchied : en reg met fondament/ dat Chriſtus in en upt mijn epgen menſa ſelijke Effentz, inmy relber / een nieuwe Creatuur ge booren wozd / gelijk dan den Autheur doozgaans ook alzoo(preekt. 25. Maar Gjet-ontbreekt den Autheur aan het bes grip der dyp Principien ,naamelijk der dzy Daerelder inmalkander / hp onderſchepd de eene niet ban de an dere : hp heeft fich geheel te faamen geraapt metal le vernuft en finner i en fich geheel in de menswers ding Chziſti / in ſijn lijden / ſterven / dood / en opſtan ding ingeworpen /en ſijn upterlijlileeven berloochene: begeertmaar in en upt chaiſto te leeben / verwerpe al wat dat ſelbeteegen is en leefti hp begeert niet als wat Cijziſti is ; Chriftus leeben en Geeft / doli fijn wille / nioet fijn Geeft / leeben / en wille zön : alzoo is hp in ' t leeben / wille / en Geeft Chriſti gclijkt als berfoniken : dat fijn oude IDens is als waarehp dood / baar hp doch / naa het rök en quiaaldeefer waereld ist fijn eygen Principium , in fich leeft ongeſtozoat ; want fpltan mier ſterveir tot dat hem den Geert vi de upterlüfte waereld in fün Conſtellatic,periaat, hoes


To

Bedenking overhet Tract:

welhy echter niet alzoo afſterft / maar als in het Myo ſterium des upterlijhen Principiums, met fijn wondes ren en werken in treed / tot aan het oordeel Gods / ter weederbzenging van al dat geene wat wp in Adam berloozen hebben . 22. Deere gelieel Chriſtelijke ingang van den Au theur / is geheelrecht en fonder balshepd / Hetis hem recht in Chrifto zoo Weederbaaren / bp aldien de zaakt ( gelijk ih gantfelijk beſpeure) alzoo by hem lepd / als hp vanſich ſchrift; maar de bennisföns ſelfs /wat/ en wie hy is / was noodſaakelijk teeter te berklaa ren : up heeft fich midden in den Boom gewozpeny daar hp (' t is waar ) wel feeler is / en beplig taat / maar dewoztel des Booms is hem noch berborgen / hp ſtaat daar in als een Spruptjé / doch in demid Dent. 23. Wanneermen het menſelijke gemoed berges noegen wil / dat het ſich inde eeuwige ruft begeebe / 300 moet men aan ' t felbe den booztel des Booms aanwpfen / waar upt eeft en Drees fijn 0021pzong Heeft : men moet aan ' t felbehet Centrum der eeuwis geị en ook der aanvangelijke natuur vertoonen en oopenen / dat't relbe het aardſe en ook het Deemelile Myſterium begröpe : alsdan is het eeuwige begin en Het eeuwige epnde gantfelijk eens / daar in legt ſich den Geeft der zielen in de ruft / want hy fiet het rad in't geheel. 24. Der deeſé beſchapbing is de rwalke / berdoga bene úpterlijke natuur geleel quaalijk te bzeeden / want haar werd cen ſaak opgelegt die lp niet doen en Han : den Autheur ſégt fpmoet geheelberfterben /op : dat Chriftus alleen in het Plees leeve / dat en wille nietmaar hoopt op de Renovatie , wellie fp wel aan tsekt als een kleed / doch niet Effentiaals in de kracht ; maar gelijkhet Puuveenfteen doozgloept/ alzoo gaan diba


van E. Stiefel :

ir

dikwils de ſtraalen des D : Geefts / upt Het tweede Principium , upt den nieuwen mens / dooz den ous den : en gelijk een pfer in den gloet / 300 wel een pret is als bupten den gloed / alzoo is ook den aardſen Jens . 25. Hy moet weldes inwendigen menfres kinecht wozden wanneer den nieuwen met fijn glopend Godlijk vuur dooz hem dzingt / hp doet het ook gaerne / 300 lang die Duurs - gloed hem doopſchpnt : maar hy en bermach niet ſich in het inwendige rijk te beranderen ; want het upterlýke Vlees en Bloed en zal het heemelrijk niet be-erben / regt Chriftus Het zal en moet bergaan / gelijk de baſt van de Eſſentz des geſaapden koozns in den akker. 20. Op hebt / geliefde Heeren / den grond deefer berbogenthepd / in mijn Boek van de Menſwerding Chrifti , en in 't Boek ban ':Dryvoudig leeven geheel uptboeriglijk in 't bzeede / Hoeden Mens in een dup boudig leeben ſtaat: als booz eerſt naa de ziele / in de natuurdes eeuwigen Daaders /en in de wortel ban de dupſtérewaereld 7 in'tCentrum dereeuwige oogs fpzonkelijkhepd / naamelijk in den Geeft des eeuwis gen Daaders. 27. Cen tweeden / hoe het rechte waare Beeld en de gelijkenis Gods / upt de Ziele / als upt het ſterben des Magiſchen Geeft-Duus/ in de ziel / in een ander Principium of andze waereld / uptgroent? en ban de natuur / ook ban ſterben 7 quaal en pijtty bzy wozd / gelijk Godt ſelfs : en dat die waare Beels denis Godsniet in't cégiment van de uptèrlijke waes reld leeft / ſich ook niet behelpt met tipterlöke fpjs mdank / maar van Godlijke weefenthepd eet / dat is ban Gods B2000 / ban Chrifti Dlees en Bloco / alzoo dat Chuftus in haar en ſpin Chziſtó leeft ;er dat felbe geten in een Geeffelijk begeeren ſtaari art


Bedenking over het Tract : coli Waarachtig weefentlijk gefclied / en de ziel daar meede in haar Honger-buur geſpijſtwozd ; en dat 'er een groote liloobe tufchen de Ziel en de waare Beel denis / in't fierben des Duurs / geſchied . 28. Gclijk wy dat aan Duur en Licht fien / en een rechte form en gelijkenis hebben / daar men met de Vuurs-gloeddie Ziel/ in de gelijkenis /verſtaat;want wat de Ziel alleen puur fonder de eed' Beeldnis be langt / 300 ine in ſich ſelfs een Duur-ooge/ in Gods des Vaaders eeuwige natuur inſtaande / ban den Geeft Gods/ nipt des Daaders epgenſchap / in het Lipterlijke geſchaapen Beeld / ingeboert ; welk Beeld upt upterlijleſ en uptinnerlijkeHeemelfie Godlijke Weeſenherd wierd geſchaapen : en wp verſtaan de ted'le Beeldenis in't licht / en in dekracht des ſach ten lichts dat ban't ſterven / naamelijk van de ber teerlijke quaaldes Duurs / uptſchunt. Alwaar lop dan ſien hoe het licht in 't Duur woont / fonder bebins ding des Vuurs - quaal/ en hoe het Duir der naturit is als een pijnlijke Efrentz , en het licht van des Puurs -natuur bqp is / en nochtans ſonder het vuur is ' t een niets. 29. Voor het tweede heb ik u getoont / in de booze gemelde Boeken / Hoehet Duújeen Magiffe begeerte is naa ſachtmoedighepd / om ſich te berkoelen en fon dozren honger te vervullen / daar upt 't felbe het lees ven en den ſchipn ontfangt : en dan ook hoe't licht een groote begeerte naa 't Duur is / om fijn leeben en kracht door't Duur te verwekken . 30. Door het derde / Hoe het licht in haar begeerte een Weerenfepd maakt/ alsnaamelijli ſachtmoediga hepdi dewelke in 't fterben in't Duur haaren 002 ſpronk Heeft/ welke fachtmoedighepd / het waater des eeuwigeti leevens genaamt wozd/ want het is eest finken dooz den dood / en geeft begrypeljklepd en wees


van E. STIEFELN

1

weeſenhepd : en gelijk het vuur de ſelbe weefenhepo Weeder in ſich trebt 7 en ſich daar meede verſaadigt/ en uipt dat ſelbe intrekhen Weeder een Geeſt upt ſich baard , die geduurig weederom in de weefenhepo in gaat 7 , en dan verder deglans van't Duur en 't licht in de weeſenhepd invoert ; welke glans in de wees ſenhepd der fachtmoedigheyd / de Tinctuur genaamt is , welkedeweefenhepd inde hoogſte cierlijkheyd en verwen invoert / en de Ellentz , naamelijk de geftalte der dupſtre waereld / ten Duur-leeben alzooReno. veert , en hoog Gradeert , en in iets anders Trans inuteert, dat upt de bpandlijke pijnlijke quaal des eers ften Principiums dooz't Duur / in de eed'le Tinctuur het hoogſte vzeugdenrijk wozd / en alzoo het quaad fte / oozſaak van het beſte is : in welk voorbeeld wip ook / in de inwendige geboozte de geboozte en het Weeſen der 1 : Dipbuldighepd berftaan . 31. En dan voor het vierde / heb ik u in de meergea melde Boeken bericht / hoe dat het gantſe Weeren aller Weeren een altijd duurende begeerte is /om fich in fön begeerte te oopenbaaren ; en hoe deefe begeerte ter oopenbaaring / Het Fiat is ; en de kracht in het licht/het woozd is / en hoe het Woogd / in allegeſtalten der eeuwige natuur / het Fiat beweegt heeft 7 naa de lichter en ook naa de dupſtre waereld /daar dooz de be geerte naa deepgenſchap ban bepde de waerelden / Weeſen in ſich heeft gemaakt7 daar ban in de wees fenhepd goed en quaad is ontſtaan / naa de eygen fchap van ieder waereld : upt welk weefen , deeſeup: terlijke ſichtbaare waereld met Sterren en Elemen ten is geſchaapent / als een epgen leeven / en echter niet van het eeuwige afgefchepden : en heb dan berder te berſtaan gegeeben7 hoe ſich het inwendige Geette lijke Weeren in lijn begeerte met deefe itpterlijke richts baarewaereld / als met een gelykenis / heeft geoes 27 penbaart. 32. Als


14

Bedenking over het Tract :

32. Ms nu Godtden Mens / als een Beeld nad fijn Weeſen / een gelijkenis naa Godt / fchiep / 300 ( chiep hp hem upt de moeder aller Weeren / en alle dzie waerelden . 33. Want Godt woude fich / dooz den Mens / in een Beeld beſchouwen / hp moſt een gelijkenis naa Godt 3ijn : fijnlighaamfchiep hp uptupterlijke / en ook innerlijke weefenhepb 7 naamelijk upt Aardre en Heemelfie / en blies hem door fijn Geeft een lees bendigen aadem in / dat is / ſich ſelben / naa de Gods lijke waereld / en ook naa de upterlijkewaereld . 34. want den Geeft Gods is den Geeft allerlee beng / doch onderſcheyden in die Principien naa date waerelden : naamelijk eerſt naa de dupſtre Wae reld / naa't eerſte Principium , naa Welt ſich Godt een toonnigen pberigen Godt / en een verteerend Puur noemt, 'twelt is de eeuwige natuur : en ten andien naa de lichte waereld / naamelijk naa Gods liefde en ſachtmoedighepd k naa welke hp den 1 : Geeft genaamtis : en ten derden naa de upterlijhe waereld /den lucht- geeft /met den quaalder Sterren en Elementen . Alzoo heeft den IDens een dzieboudig leeven ontfangen / den Geeft van allede drie waerel dent. 35. Duis ' t immers welte begrijpen / en genoeg : ſaam teverſtaan / dat den D : Geeft fijn regimene niet in 'raardfe uptertjhe Plees zal hebbeningeboert/ maar in 't inwendige beemelfie :want met fijn inta gaan in de menshepd /heefthp ookdeBeemelffewees ſenhepd meede ingeboert. 36. Want Gods Geeftwoont bait eeuwighépd in eeuwighepd maar in den Heemel / dat is / in fijn Weefen in de kracht der Majeftept : doen hy ſich nu in des menfſen Beeld in blies/ 300 wag den Heemel in den heng : want Godtwoude ſich in den Iris /

.


: van E. STIEFEL :

}

als in een Beeld naa hem / oopenbaaren / endegroo te wonderen ban fijn eeuwige wijshepo / dooz den mens oopenen . 37. Daarom moeten bpden mens recht betrach ten / wat hp is / en niet een aards dier upt hem maar ken / en ook upt fijn aards deel geenen Engel : maar hp is naa't aardſe rjk /naamelijk naa't derde Princi pium in de wonderen geſchaapen / dat hp zoude de wonderen in figuuren oopenbaaren / want daar toe heefthyden inwendigenGeeſt upt het eerſte Princi pium , doch hp en mofte daar meede niet heerffen / en ook niet met den upterlijken , maar ſich den H : Geeft in het tweede Principium cobergeeben / en in't pterlijke leeben zijn als een kind in den ſchoot des Moeders . 38. Want den Geeft Gods hadde het upterlijke rijk in ſich gelijk als berfionden ) gelijkerwps als het licht de dupſtre nacht berfiind/ dat men die niet en fiet. Maar door fijn imaginatie in de aardshepd / wierd de aardsheyd en ook de dupſtre waereld in hem popenbaar / want het Zielen -Duur imagineerde naa aardshepd / en boerde aarbre ſucht in ſich : alzoo bes gon het Zielen -Duurin aardſe quaal te bzanden / en wierd in de aardshepd oopenbaar / en daar doch de Aardfegeftalte niet oopenbaar nioſte zijn. 39.Cn alzoowierdnude Zielbeluſtom ban quaad en goed te eeten / naamelijk vanbooſe / vergiftigel grimmige epgenſchap upt de weefenhepd der dupſtre waereld /naamelijk van leugen / bedzog/ en batshepd / in welker quaal fp in Gods toonn in de dupſtre wae reldleefde . 40. Want de upterlijke aardshept ontftond in de fchepping upt de Weerenhepd der dupftere waereld / en nietalleen dit maar ook uptdeHeemelffe.Ditber boodinuGodtaandamy petmoeftenterbattden Boomt


Bedenking over het Tract : Boom der kenniffe des goeds en des quaads eeten / of anders foude fphet paradijs / naamelijk de God delijke weefenhepd af ſterben . 41. Want het Heemelfie repne Element / met Goddelijke Eflents , groende dooz alle zuchten / voor den Mens geſchaapen / en hp zoude op Magiſche aart eeten / in ſijn mond was de ſchepding / dat het Heemelffe het aardſe berfiond / gelyk als de dag den nacht: gelijk wp dan weeten dat ons leeben / ' t geen wop teegenwoordig bceren /moet in een Tranfmutatie gaan / wil het Gods kind heetent het moet Godt Weeder aantrekken / die het in Adam heeft uptge toogen . 2 42: Want wp berſtaan dat Adam met fijn imagi natie ( berſtaat de ziele) upt de Godljke kracht ! naamelijk / upt hettweede Principium , in ' t upter lijke/ naamelijk in't derde / is ingegaan / en nu lept de arme Zielin een vreemde Herberggebanget / daar de Dupbel haar plaagt / en ſteeds fijne Imaginatie in haar invoert / 'ten ſp dan datſe fich weeder gantfelijk in hettweede Principium ( 't welk in ChriſtiPerſoon fichweederom in de menshepd oopende ) in begeeft en in het ſelve leeben weederin Godtgeboozen word / anders ſtaat fp maar bloot methaar wortel in de dup ſtre Waéreld 7 naamelijk in Gods toozn ; en met de figuur haarder Beeldenis in de begeerte ban beeſe up terlijkeWaereld / daar in fp niet voor Gods kind erkent noch aangenoomen wozd. 43. Dewpl het dan nu zoo is dat Adam / met fijnt Imaginatie in de aards hepd het immerlijke rijk in den toon heeft verwekt / dat het in hem en al fijn kinde: ren bzand en in fijn beemels Dlees aardſe fucht Heeft ingeboert : 300 verſtaan wp dat daar door den 1 :Geeſt lipt Het felbe weefen is geweektent / want Godt berbloekte de aarde , dat is anders niet ste wp


van E. STIEFEL

1 ! 1

17

hp ontweek met het Paradijs van den Mens ; het leeben des Paradiſes / dat in Godlike Effentz in Adam was dat bluften upt ; daar van ſepde Godt tot Adam / ten daage als gy van den Boom of 't ge was der kennifre des goeds en quaads cetet / zult gp ſterben / dat is anders niet als aan't Heemelryk fters ven , en aan de aardſequaalleebendig werden . 44. Want alzoo fepde ook de Slange i gp zult niet fterven / maar uwe oogen zullen u daar dooz geoda pent werden / en ap zult als Godt weeren / maar de Slange bedroog Cba/haar wierden wel deaardſe oo gen geoopent/maar de Heeinelfſe wierden haar toeges daan. 45. Alzoo verſtaan wop ook dat Adam met fijn imaginatie den wille der ziele geheel in de upterlijke Waereld heeft ingevoert / en heeft fin upterlijke Plees gants aards en diers gemaakt/diar in zoo ter ſtond de Sterren en Elementen hebben geheerft / en is de Deemelte Weerenhepd gants af geſto ben ; hoes wel inde Heemelfie weefenhepd geen doodof fterben plaats heeft / alleen dewijl Gods Geeſt daar upt week / zoo wierpre in de ſtilte / naamelijk in het niets geſlootent / en den Mens verloor hier door dat eed'le Beeld degelijkenis Gods. 46. Daarom fepde Chriftus : g moet upt waater en den D : Geeft nieuw geboozen werden wilt gp an ders Gods rijk ſien dat waater is de Heemelfie weefenhepd / geboozen van de rachtmoedigljepd der majeſtept Gods / daar in is de Hoog - eedle Tinctuur Heemels. 47. On verſtaat ons ; Gods woord , als dat in Maria Mens wierd / Heeft weederoin dat ſelbe waaa ter of Godlijke Weeren / in onſe weefenhepd die in den dood ingeflooten was / ingeboert / berſtaat niet in de aardshepd maar in het Heemelfie deel / 't welle Adam


18

Bedenking over het Tract :

Adam metden h : Geeft/ als hp ſich in de Beeldenis inboerde / wierd meedeingeboert: want het Saad der Drouwen mofte den Slang den kop bertreeden ; Gods Ellenız nam aan ſich Menffelijke Effentz , en wierd Plees / en niet alleen des Dleeffes Effentz, maar ook der zielen Eficntz : alzoo quam het Gods lök leeben Weederom in't Plees , en wierd het tweede Principium in den Mens weederom ten leeben in Godt geboozen / en echter Hing 'er het upterlöke rijk aan . 48. Dewpl wp dan nu alleban adam afgelioomen zijn / 300 zijnweooh al te gelijh typt fijn berdozben fon dig Dlees geboozen / en zijn alle in Gods toom / en met de ziel in de bupſtre Waereld beſlooten : want wp zijn upteen aardrei boofe en berkeerden wille / in one gehoorſaamhepd / in enkele angſt / jammer / bers gift / booshepo / nyd en toom / upt den eeuwigen dood in het aardſe berbzeekelijke leeven geboozen ; Wp zijn upt het röh der waarhepd / in de leugen en hetbedzog geboozen gewozden : de Dupbel Heeftfijn wil in ons ingeboert / en daar in leeben wp i en eeteni geduurig : bande berboodene vzucht. 49. Het zp dan zaake datwy om -keeeen met onre wille / en gaan in de nieuwe geboogte (dewelke ong Chriftus in onfemenshepdheeft geoopent) weeder : om in : dan werden wp in't Woord , dat ſich in ma ria in de rechte menſelijle Efientz oopende / Weeder ontfangen i en ban den Hepland ( wanger / naame lijk met het Godlijke rijk . 50. Doch Godt en word in de aardre Effentz in ons nietoopenbaar , maar in de rechte Beeldenisde welke in Ådam berblikte : doch het uiptwendige hangt aan het inwendige / den inwendigen mens het Godlike Myſterium , en den uptwens dopenbaard digen Mens oopenbaard het uptwendige Myſterium , 54. Alla naamelijk den ſpiegelder wonderen .


van E. STIEFEL :

rg 31. Mlzoo gaat nuden ſtrpd in een nieuw geboozent mens aan / dennieuwen wilHeer zün / want hy bes en den ouden ſtaat (chouwt de Godlijke waereld hem teegen / en wil ook heer zijn / want hy beſiet de

1

upterlijke Waereld. Maar zoo de inwendige waſt / en in den Wille Gods fterk wozd / berftaat wanneer fich de ziel geheel daar in begeeft/ 300 word de lipt= wendige gebangen gehouden : want de inwendige doodet geduurig den uptwendigen met Gods liefde en ſachtmoedighepd / dat den uptwendigen fijn aards fe vergiftige booſe ſucht en wille ( die ban den Dup bel geinficeert is ) niet en kan in het zielen- Duur in boeren . 52. Daar de uptmendige en kan niet geheel ges dood werden / als alleen in fin verbzeehing : want wameer de uptwendige Mens zoude gants gedood werden / 300 mofte het rpk ban deere Waereld van hem afbreeken : desgelijks han den uptwendigen oolt niet geheel in deRenovatie geſet wozden / want des Dupbels ſucht ſteekt in hem : maar de nptwendige moet weederom in't Myſterium ingeſet woxden / ent ten Jongften daage door ' t eeuwige vuur geboere wozden / daar alsdan de booſe ſucht / (de turba ), in ' t buur berfionden wozd / en 't Myfterium met fijn wonderen Weeder aan de eedele Beeldenis bers ſehijnt. 53. Daarom en kan ik met geen fondament ban mpn uptwendig blees en bloed ſeggen dat het Chriſti blees is / en daar toe gants Heplig en ſonder blekke ; alleen van den inwendigen mens upt Godtgeboozen kan ik het met waarhepo feggen / dat hp in Gods Er fents , maamelijk in 'twoozd des leebeng / ontfangen is / 't geen adam in 't Paradijs belooft wierd / 't welk ſich in het teeken in den Hoog -gebenedpden Jongbouwelijken Spiegelſ naamelijk in de God:


20

Bedenking over het Tract.

delijken Jongbzouwſchap in onſe weefenhepd ( alein den dood ingerilooten was ) oopende. 54. Want in die ſelbe ontfangenis is het Heemela rijk /ofhet Werte Gods /den man /tot eenſaad /'t well geſaapt wozu ; en der Douwen raad/ verſtaat / het ( aad der zielen / en der eedele beeldenis/dat in den dood verſloten is / is de Matrix , die Gods faad in ſich / op eflentialife wöle / aanneemt/ alzo dat Godt en mens een Perſoon werd / na de geſtaltenis der die Waea relden , gelijk die in malkander ſtaan / en de eene de andre niet en ts / want geene beſit de and're / maar een ieder woont in fich reiver ; dat / of ſchoon Godt in Chatfto in ons geboozen wozd / 30 konnen wp noch in lang niet leggen / wanneer wp van den gantſen Mens ſpzeeken / ik ben Chriſtus want den uptwen digen en is Chriftus niet : maar aldus komment wp met fondament ſeggen ik ben in Chrifto , en Chriſtus , is in my Mcnsgeworden , 55. Doch ſijn menffeljh Rijk is niet ban deere / Waereld / enik ben met mijn nieuwen mens in Chris ſto niet van deere waereld : want Paulus regt ook alz00 / dat onſen wandel in den Heemelis / ban daar wp ( verſtaat het upterlijke Myſterium ) berwachten onſen Saligmaker Jefu Chrifto. Want het upter lijke Myſterium aan den mens zal eerft ten jongſten daage Chriſtum aantrekken / wanneer de turba te boozen van 't Myſterium zal genoomen weeren / daar in der fonden -ſpiegel ſtaat/ welke behoot tot de grim mighepd Gods ; en daarom is 'er eenoozdeel-dag be: ſtemtdaar alles zal weeder gebzacht wozden wat wp in Adam berloozen hebben . 56.maar zo wp met dit uptterlijke fichtbare begrp pelijke vlees gants volkoomen zouden zijn / zoo moeſt de uptterlijke mens het Paradijs weeder aangetoo gen hebben / zo was de uptwendige Mens onfferffe ljki


van E : STIEFEL :

27

lili / en onberbzeekelijk / en kondedoop aarde en ſtees nen heen gaan , ook waren de bier Elementen / ge lük als in'teene berfionden / gelijk wpten Jongſten daage zullen werden : 300 moefte de uptwendige mens niet meer van den berbooden 2800m eeten / en de magife ſwangering moefte weer aangaan / en wp moeſten niet op een veeachtigen aart geboozen wo2 den . 57. Doch heeft nu den Autheur het Paradijs aan getoogen ( gelijk hy vermelt) zoo is hp berrulit; ik kan zulks ban mp / boo2 teegenwoozdig / noch niet reg gen / ik hebook het Paereltje met ernſt gefocht i en een klynood daar dooz bekoomen ; mp is ook gegee ben gewozden den eerſten Jens in't paradps te kerta nen7 gelijk hp booz , en naa den val geweeſt is- en hebbe ook deepgenſchap des Paradis geſien / maar niet in den uptwendigen mens. 58. Il reg ook dat den inwendigen mens het Kijke Gods heeft aangetoogen / en leeft in den Hees mel in Godt/ maar daar is noch een groot onders ſchepd tuffen den uptwendigen en inwendiger mens / ook tuſſen ons en de Paradijs -Waereld : het Paca dijs groentnietmeer doorde Aarde/ de Deereheeft de Harde verbloekt/ en den uptwendigen Mens woont op de berbloekte Aarde / en eet de berbloekte bzucht / en flolat den bloek in ſich : en daarom is alhier in deeſe Paereld geen gantſe geheele bolkooz menhepd . 59. Zoo berre komt het wel met den mens / bp aldien hy in de nieulegeboozte intreed 7 dat hp den upterlijken mens kan in toom houden / dat hp doen moet 't geen hp niet gaern wil/ want den inwendi gen beneemthem de magt / en doozdzingt hem / als het goud in een grooven ſteen ; maar gelijk als degzof hept des teens geen goud werd / alzoo mozd ookde aards


Bedenking over het Tract , aardremensgeen Godt;anders moeſt volgen dat ook de uptwendige waereld in de klaare Godhepd ver andert miert. 60. De uptwendige mens is de uptwendige maereld ban Sterren en Elementen ; en de inwendis gemens inChriſto is de inwendige Godlijke Wae reld , en de Ziele is de Duur -waereld / want ſp heeft het eeuwige Centrum tot de natuur in ſich ; dat ſelbs Centrum is de dupftre Daereld / daarom wanneer ſp Godslicht berlieſt / 300 ftaatſein ſich ſelfs in den afgrond in de dupſtre Waereld / naainelih in Gods toom . 61. Dat ook den Autheur bermeld dat hp alzoo dooz Chriſtus in den dood is getranſmuteert , dat hy nietmeer ſondigen kan / en derhalben den uptwen digen naam van hetuptwendige weefen der Waerela berlaat / dat verepſt geheel en andze klaarder beſchrij bing / en't zal (waarlijk aangenoomen werden / 'ter gp dan dat het tot een helder berſtand gebracht werd . want de Alderhepligſte hebben ſich voorrondaars behent/niet dat fp ronde begeeren ofdoen willen /maar fp beklaagen het booz Godt/ dat den uptwendigen dens in den toonn Gods leevendig is gewozden /dat den toonnin haar heerft / gelijk den hoogen Apoſtel Paulus regt / indieniknu fondige/300 doe ik heżniet/ maar de rondedie in mijnen Dleefre woont/ Rom.7 ., 67. Waar nu fonde in het blees woont daar is nochgeen volkoomenhepd : daarom regthy berder ; ik elendige mens wie zal mp berloffen van het liga haam defes doods ? enregt / ik danke Godt/ 0002 Jefum Chriftum onfen Heere ; 300 diene il nu met den gemoede de Wet Gods / maar met het vlees de Met derfonde. De Schrift fegt boozu en is geen lee bendig mens rechtbaardig. Item / ook de Hees melen Zün niet repn boor Godt. Zou dan den upts Wents


van E : STIEFEL . 23 Wendigen bleefſelijkenmens, die in Gods toon bea flooten lepd / ook noch een Engelfie naam gegeeben worden : hp is doch alleenlijk boos en ſtrpd ge duurig teegen Gods Gebod / hp behoort aan de Mars de / en ſijn Myſterium aan 't oozdeel Gods / die zal eerft de dons -bloer beegen . : 63. Maar dat 'er geregt wozd ; wp zpn der fonden / in den dood Chriſti / afgeſtozben ; ſulks is welwaar , dat is eenmaal booz onsalle gefchied ; maarwp moes ten noch geduuriglijk alzoo de fonden in den dood Chriftiafſterven / bp moeten den Mens der fonden geduurig dooden / op dat den nieuwen leeben mach ; doch wp konnen hem niet geheel dooden / maar ge bangen voeren / en hem geftaadiglijk waater tipt Gods ſachtmoedighepd in ſijn buurbaanden gieten . 64. Want de Ziele is een Duur -oog / en is het grootſte leeben /ſy wil Weeſen hebben / daar in haar Duur brand : maar dewijlſp / in den val Adams / in deere TDaereld is ingewend gewozdeni 300 is ook het kijk der Sterrenen Elementen in haar ter Hers berg ingetoogen / die boeren dikwils een ſeltſaame Turba in :300nude Heemelen voor God niet repn zin / hoe zal dan dat geenerepn zijn datvan den uptwendi . gen Heemel geregeert wozd7 te weeten het uptwendia geleeben /dat maar bloot in het regiment ban den upta wendigenHeemelgedzeepen word . 65. Det onvergankelijke / maamelijla de nieuwe mens/ kan het bergankelijke / teweeten het uptwens dige blees / niet aantrekken / want de Turba is daar in : dit zaleerſt in't oordeel Gods geſchieden ,wan neerde Turba ban ' t uptwendige Myſterium zal ges noomen wozden , 66. maar dat den Autheur ſegt / Het is niet moga gelijkdateen weedergeboome robigen han ; daar upt merht men dat hp het Myſterium der Ziele niet gea noeg


24

Bedenking over het Tract :

noeg en berſtaat : het was immers in Adrier gelijk / daar fön upterlijke Mens noch replienos: blekt wag ; wantwil men naavozfren van de fonde fijn oorſprong heeft/ 300 moet men op een gronu fien. 67. Het nieuwelighaam werkt geen ronde / maat de Ziel imagineert in de vooshepd / en voert de font in ſich : dewil nu dewaaregelijkenis na Godt; B de ziel onſtaat / 300 word de Heemelfie weefenijep , dooz des Ziels ingenoomen bergift / geinticeert . 68. Piet dat de fondehet herte Goog ortoert zijti de het Centrum des nieuwen lighaams/maard : wees fenhepd wozd geinficeert , gelijk ofmen garde int ſchoon waater wierp : Het vlees van den hicuwen hens / en den Geeft Gods en is niet eeren't ſelbe ding : de Geeſt Gods die blyft in fich ftaan 7 of fchoon Adam verderft ; gelijk dat in Adam ook 300 geſchiede. 69. Wat de lichte waereld ontbalt / dat bangt de buur -Waereld / is’t grimmige weeſenherd / 300 word het in 't buur berſlonden / en balt in de dupſtre Waereld in d'eeuwige dood . Wanneer het nieuwe lighaam geinficeert wozd /300 berlieſt het fijn Godlijk leeben / doch daar meede gaat van de Godhepd niets Af/ als alleen haar Spiegel der wonderen want het Iiglaam is Godtniet/ alleen dooz den Geeſt werd het doorde eedle Tinctuur hoog gegradeert,met den glans des D.Heemels /dat in hem deberwen des Goddeli ken bzeugden -Kpks berſchijnen : maar 300 hp ber dupftert Word / 300 gaat deTin &tuur in een ander ep genſchap op/ al na't geen waar in het Zielen -butir brand / 300 verſchontook een Tinctuurdaar upt / en . gelijkdengeeft des Menffen in ſich ſelber is / zoodaa nigenHeemelbekomt hyook tot fijn wooning.

70. Piets kander bupten Godt ballen / want ho is


2

van E. STIEFEL , 25 alles / maar hp werd niet alles Godt ge 10 ht, weegens fijn toom / dewelke veel berfiind : gh Ep het gantſe hooninglike hep? Lucifers bers 200D / p waaren Engelen en wierden eebenwel tot Darprien ; Hoe zou het dan in een imens nietmooges zin / die doch den ſonden - ſpiegel in 't upterlijke ice , in ſich dzaagt. zl. Ja / 300 deziel niet in de valfre luft ingaat / dat fp de ronden nietbegeert / 300 is't onmoogelijk . De ziel is buy / ſy heeft het hoogebuur -Principium inſich / bepde / tot de dupitre en ook tot de lichte- waereld / watſe haar berwekt dat heeftfe / fp mach in Gods liefde of toom leeben / waar ſy fich heen wend albaar werd ſy aangenoomen / datſe als de moederder eeu wige natuur is / in alle dingen / waar ſich de eeuwige Wille Heen Wend / naa dat ſelbe werd hem ook fijn Beeldenis Gefigureert. 72. Daarom moet der Mens naa deere waereld niet ſeeker of roekeloos zijn / maar ſich ſteets bocz Godt verootmoedigen i en fijnen wille in 't Herte Gods inwerpen : geduurende die tijd dat hp noch de upterlijke hutte dzaagt 300 /Weeft hp in gebaar , maar 300 lang hp met fijn Willein Godtblyft 300 is hp in Gods Hand / 300 kan niemand een Schaapje upt Chriſtifand rukken / Marc : 10 : 'ten zp dat de wille der ziele fich felbe daar uptfchenre/ 't welk gefchied als de ziele rougeloos is / dan (aapt deDupvelſin bar giftige imaginatie in haar in / dat ſe begint daar in naa de valshepo te imaginecren. 73. Op moet berſtaan dat de ziel in des Daaders eygeilſchap ſtaat ; en de ſchoone Beeldenis / wan neer die geboozen wozd ſtaat in des soons epgen : ſchap : de ziel heeft het Centrum der dupftre des reld 7 en de Beeldenis heeft het Centrum der lichte Waereld / naamelijjh Gods Herte ; maar gaatre ban 23 Gods


26 Bedenking over het Tract : Gods liefde upt / 300 voertſe haar Weeldenis in des . Vaaders epgenſchap / in de dupſtre Waereld / it . 74. Daarom is dit de faak voor ons / alleenlijk ootmoedig booz onſen Godt te zijn en niet onſen verloogen , maar denaam Gods in naam te willen ong. Wp en zijn den Boom met den woztel niet / maar takjes en telgen in den ſelben : wy ontfangen wel des Booms Efrentz en kracht / gelijh het den Boomaan de tanken geeft / doch een telgje en regt niet / ik ben den Boom / maar ' t berheugt fich in den Boom / als in ſijn moeder. 75. Zoo wop Chziftum aantrekken / 300 heeten wp billik Chriſtenen / want den nieuwen Mens leeft in Chrifto : maar wop moeten niet feggen / ih ben Chriſtus in dit mijn heplig Plees en been / in deeſen mijnen ſichtbaaren wandel op Aarden . Want Chris ſtus ſegt ook ; mijn rök is nietvan deere waereld : 300 is Chrifti ryk in ons veel wepniger van deere Wae reld : want lip repde/ ik ben uptgegaan / en ban Godt gekoomen /Weederom verlaateik deWaereld / en gaa tot den Daader / en ik wil u tot my neemen dat gp zýt waar ik ben. 76. Derſtaat alz00 / wanneer het eed'le ſaad ges faavt wozd / dat het leelp - takje in Chriſti menſheyd geboozenis / 300 neemthphet tot ſich / aldaar waar hp is. Dit eed'le takje is niet van deere waereld / maar het komt van Godt / en fijn gewas groept in Gods rijk / niet in deere waereld / niet in den man Adam / ook niet in de Douwe # ba / maar in de Jongbouw / green Man noch Wöf / maar een kupfre Jongbouw / die Godt en het Lam naabolgt. 77. Want dat is den Engel daar Chriſtusban rege Matth . 22 : in de opftanding zün ſy gelijk de Engelen Gods. Wanneer die upt Chrifto geboozen is 7 300 berwacht hp booz ( ich relver geen opſtanding / Want bp


1

7

: van E. STIEFEL :

|

27 øp is onſterfelijk / 300 Hem de ziete / in de tijd van deeſe waereld / niet vergiftigt; maar lip berwacht het upterlijkeMyſterium , naamelijk deg derden Princi piums, daac in heeft hp alſijn wonderen en werken ingeſaapt/ dat ſelbe verfiind alhier fijn upterlijke lees ven met fijn daaden / dat zal weeder koomen upt het Myſterium 78. Want den eerſten Adam / booz lijn Eba / daar Hy noch man noch Douw was / moet beſtaan / hp moet alle de drie Principien in ſich hebben / als Godt felber / maar niet alzoo bermengt / gelijk teegen woozdig / daar ' t eene in 't ander ingeboert is . 79. De upterlijke Waereld is upt de inwendige / in de inwendige begeerte gebat en geboozen gewo2s den / en in 't Fiat ineen forin geſchaapen / niet gants tot een bergankelijk weeren / wantſp zal in't Duur Gerenoveert worden en weeder daar ſtaan / tot de wonderdaaden Gods : geen vier Elementen / maar een eenig/ daar in die vier verbozgen leggen : want de upterlijke Waereld moet niet heerffen / maar de innerlijke Godlijke Waereld / dooz alles. * 80 . Zoo wepnig als de uptwendige fichtbaare Waeceld kan Godt genaamt wozden / alzoo wernig behoozt ook den naam ban Godt aan het upterlijke leeben in Vlees en been : want Godt gaf aan adain een naam / en noemden hem mens / hp noemtAdam Mens / dit berſtaat de hoogſte tonge geheel wel in de natuur- ſpraak / dat den naam Adam van het tweede, Principium , naamneljk van hetrijh Gods /upt Gods löke Ellentz 00zſpronkelijk is/ en den naame Deris / ban den Limo, daar upt het uptwendige lighaam was geſchaapen . 81. Want een pder ding bekomt fijn rechten naam uyt fijn Effentz , naa fönen Geeft . Gelijk als ons den Hoog -dierbaaren Paam Jeſus Chriſtus , iwee ders 28 %


king over het Tract : Beden derley berftand geeft : naamelijk in den naam Jeſus word / in deHoogfte tonge / berſtaan , de beweeging des Goddelijhen Centri , zijnde een uptgaande luft 7 d : needzighepd in de ootmoet / in het uptgaande vreugden -rijk / in de majeſteit / uptboerende . 82. En in den naam Chriftus werd berftaan / een ingaan der liefde / in den toomn / een berbzeeking of dooding der grimmighepd / en een geheele Tranſmu tatie, met uptboering des breugdenrijus : daar in wp dan berftaan / datGodt fin grimmighepd / te weeten / Het eerſte Principium , met het tweede 7 naamelijk / met fijn liefde i felber heeft weederſtaan / en felber den grimmigen dood verbrooken : 'twelk alleen der Zielen -geeft verſtaat/wanneer hp't Myfterium Hees mels berepkt.is 183. Daarom moeten wop toeſien / en den Hoogs waardigen naame Gods niet migbzuphen / en die ala leen een Chriften noemen die een Chriſten is / naga melijk den inwendigen mensupt Chriſto. Den upa teclohen fondigen behoud billik den naam upt fijn Dörder / daar hp inleeft / dewpl Godt aan Adam een uptwendigennaam naa den uptwendigen Mens Heeftgegeeben / en den inwendigen ook naa denins wendigenmens : hoe willen wpdan boogerbaaren als wp in der daad zijn . 184. Wanneer den Autheur nu van ſich relfs regt : Ik , het leevendige woord Gods, in dit myn Heylig vlees'en been , ſegge dit , ofte doe dit ; 300 wozd den dterbaarennaam Gods misbzupkt. mant als den Geeft des menfren / tot een P2ofeet of ten monde Gods is verkooxn / 500 fegt hy maac / 300 ſpreekt de Heere / gelijk alle profeeten alzoo gefpzooken heba ben : hp doet het niet dpt hem ſelber , als upt jön bleeg en been /maar de Heere oopenbaart fijnen Wila te dooz Hem / upis maar een werktuig daar toe. 85. He 28

!


-

-

2

van E : STIEFEL.:

29

85. Hy is niet in blees en been de Heere / maat in 't leeben Chriſtieen bzuchtbaar ootmoedig takje / dar felbec niets wit / noch doet ook niets begeert als fijns moeders Effents, demoeder mach met hem doen wat 3p wil / de moeder wil maar ootmoedige lindes ren hebben die aan haare Bozſt leggen / en drinken van haare kracht/ en leeberin haaren wille /dat fe fich inhaar berheuge : wanthaar bzuchtWaft op haare takjes 'twelk is der tongen lof.in Gods wonders daad. 86. Niet alzoo te berftaan als woude in een Chri ftelijke geeft berachten , maar il leere in den geeft Chriſti in hem / dewijl ik vanden Woztelzal fpzeeken / en dit mijn gegeeben ampt ist op datwpin Chrifto / in eenien boomn / in de erkentenis / op bouwen / en bidde wilt hetrecht berftaan /want het is tetø groots / meteen tong der Engelen / en met den mond des uz Geeftes te fpzeekten: niemand en koonte ongewa pent / indien den Geeft Gods hem fijn tong / Herten geeft niet en waapent en berfeek'ring geeft 300en feg ge hpboog al niet/ de Heereſpreekt. 87. Tantwanneer dikwits het biterdes : Gees ftes upt het inwendige / naamelijk upt het weeren Gods / dooz Het uptwendige fchijnt / 300 Wozd het upterlijke Myſterium ontſteeken en hoog-bzeugden rijk / en begint in de erkeintents des lichts ismet de maar den mit tong upt het Myfterium te ſpeeken len - Geeft moet ftch wel wachten dat de uptterlijke Geeft zich niet te hoog voert / enupt fich felfs / mer detonge/ indes Heeren naame/ſpreekt.Want deupts wendige Geeſt triumfeert wanneer hy een aanblih bekome / als was hp in het inwendige / en vaart dit wils alzoo bzeugden -rijh op : doch den uptwendigen bernuft- geeft van het geſternte vernietigt'erzich gäers ne meede in 88. Daar B 3


30

Bedenking over het Tract :

88. Daarom is het geheel teeder / met den tipt: wendigenmondunt Godlóle tonge te ſpreeken / de 1: Geeftmoet op de bleugelen deswinds vaaren / en het verſtand richten / dat het gemoed het felbe on dervind / want in't geinoed moet de reekerhepd zijn . 89. Den Profeet die daar ſpreekt en is de onfepla vaarhepd niet /wanthp ſpreekt upe twee tongen / 11aa melijk uptde Turba , derMenfren booshepd / hy bez ſtraft de felbe ; en ſpreekt ook upt de liefde / upt Chriſti menghépd / enwöftde rechten weg . 90. Maar deonfeplbaarhepd m / die ſtaat in't gès moed / dat moet met den Hepligen Geeſt aangeſtees Tien en berbult zijn : als dan ſpreekt den mond des beeren 0002 den uptwendigen mond / niet als fijn woozd / maar als Gods Doogd ; alleen het Eed'le Beeld in het inwendige ſtaat als zittecend vooz Yjet aangeſiclit en de groote macht des Heeren .... 91. Het en zal geen woozden uptten in den Raam des Heeren / ' t en zp dan dat den Geeft Gods die formeere : alsdan doet fe gelijk een kind in gehoo2 ſaamhepd: já ofſchoon de Heere gebood biurban den Deemel te doen ballen ( gelijk bp Elia) zoo kan 't ſulks niet naalaaten / Het zal en moet des Heeren werk in yber berrichten . 5.02. Daarom reggeik in goede trouwe / upt mijne gaabe / dateen mens fich wel moet in acht neemen , 300 hp zal en wilmet des Heeren mond fpzeeken . iDant zoo iemand wil feggen : il / Het leevendige woozd Gods fpzeeke en doedit ; 300 moet des Hees ren wille daar zijn / en den Geeft Gods moet de ton ge / het herte / en het gemoed waapenen / en felber meede daar op baaren , anders en is het niet des Hee ren / maar des uptwendigen Menfres boozd . 93. Warden Hutheur berder van het geheel- bleers felij


van E. STIEFEL :

11 }

3

1

3

!

31

felijke Chriſtendom ſpreekt het welkt niet meer als maar den naam in den mond voert / daar het hert en gemoed / maar een ſpotter van den naame Chrifti / boo2 Bodt / erkent word ; daar ineede is het waar lijk alzoo geleegen / en hy heeft in fijne erkentenis , recht en wel daar ban geſchzeeben . 94. Sy (naamelöl het upterlijke Chriſtendom ) Heeftreegenwoondig den mantel Chriſti met fijn lija den / dood / en ſterben / met de genoegdoening / ge leent / en gebozgt/ en heeft het antichriftiſe Hoeren kind daar onder verbozgen / en hangt den Mens der Hoobaardigheyd en valsljepd den purperen mantel Chriſti om / en rpdet daar mee in Baabel op het grouwelijke en ſchandelijke Tier in de Oopenbaringe Joannes. 95. Sp hittelt ſich met Chriſti lijden / en genoeg doening / maar en wil in Chriſti lijden ! ſterben / dood / en opſtanding / niet ingaan / en upt Chrift Geeft gevoozen worden ; Het Hoeren -kind inoetmaar getrooſt werden . 96. ! hoe zal meenig den mantel Chrifti / daar ntee hp den Mens der Dalſhepd toedekt / in hels Vuur berheeren ! Het is waarlijlt / niet alleen ge naamt / Trooſten , maar gy moet van nieuws geboo ren werden uyt waater en den H : Geeſt, anders kont gy het Kouninkryk Gods niet fien ; fegt Chriſti mond. 97. Den Wille moet upt het bedzog en de balshepo omgewend zijn/ in gerechtighepd en waarhepd 7 wil Typ met grond der waarhepd / een Chriſten heeten / en niet alleen in den mond maar in der daad een Chi ſten zijn . 98. Die maar alleenlijk Chriftum in den mond voert i en niet upt den wille en Geeſt Chriſti geboo renis / die is een Antichriſt / en roemt ſich onbilliki 34


32

Bedenking over het Tract :

eenen Chriften : indien hy niet teegen den wille des Dlees ftrpd / en die geduuriglijk dood / 300 is het leeben Chrifti niet in hem ; maar den Wille ban de tipterlijke Waereld / ende des Dupbels / in den toont Gods is in hem . Want Chriftus regtJoh : 10: 1 , 2.etc. die niet in en gaat door de deure in den ftal der ſchaa pen , maar van elders in klimt, die is een dief ende een moordenaar, en is maar gekoomen op dat hy fteele en verderve , en de ſchaapen en volgen hem niet, oover mirs fy fijnc ſtemme niet en kennen , hp is maar een Huurling diede Schaapen niet ergen zijn 7 hp roekt inaar de wolle. 99. Wil iemand Chriſti Schaap -Herder weeren / . 300 moet hy geen bzeemdeling / maar apt Chziſtoges , boogen zijn / Hp moet in Chriſto zijn /op dat hp Chriſti ftomine in hem hebbe/ anders kan hp Chriſti Schaa pen niet in de graaſigewepden voeren . Wat is een Dolfin de Schaapſtal nut/ die maar boo2 heeft te rooven / en berwoeſt de Schaapſtal.Waarom diingt fichdan een bzeemdeling in tot een Herder / die niet van den Opperſten Herder beroepen is . Wat leert hp dan lang den Geeft deefer Waereld in den Mens / die al te voozen in hem is . 100. Wil hp dat klokje lupen / 't geene inwendig in den Dood is ingeflooten / 300 moet op eeben die felbe hleepet hebben / die den dood verbreekt / op dat dat doode klokje gelupd geeft ; want die Godlijke hlankwierd / in Moam / in den dood geflosten : wil iemand nudat felbe berwehken / 300 moet hp den fel: Den klank leevendig in ſich hebben / Hp moet upt Chrifti Geeft en ftemme ſpreeken / of fijn leeren is maareen ſpiegel-bechten / en een dood ding / en hy is maar een buph-dienaar upt gewoonhepo / en den Tempel Chriſti ntet nut/ want hp is daar ſelfs niet in / hoe wil hp dan andze daar in boeren IOI . We


van E. STIEFEL

33 10t . De D : Geeft bermengt ſich niet inet de ftem me des Godlooſen / Het woond des Bodlooſen en is niet het woord Gods ; daarom is ſet een enkelbedzog upt konft te Dreeviken , de konft is upt het geſternte geboozen / en die en wekt niemand op die in den dood berflootenlegt / Het moet niet anders als den recliteit haamer zün / die het doodeklokje zal doen gelupd gee ben. 102. En het is wel hooglijh te beklaagen / dat de Jenſſen met zulke mond- (wetfers noch 300 brabees ren / en als Gooden eeren / willen ooh goede Chziftes nen zijn / en noemen ſich naa genen Wolf / ftrpdenen twiften noch om hem / berwoeften ook wel haare lans den en lfeden en verderben haar lighaam en zielej om Reneg morfs wille. 103. gp Waarde Chriſtenheyd / in blindhepdy werd dochfiende / hoe göt gp 300 berblind ! gplaat u metſchellen boozuwe oojen klinken / op dat gy maac mocht in Adams ſlaap / in deſondigeWaereld / bp den Dupbel / facht en fozgeloos / in het boore Dlees in flaapen : maar een hardert donderflag zal 11 op wekken ; want op zijtal te baft in geſlaapen ; daar en is geen opwaaken meegemengt / Godt mach čoepen hoe hy wil / echter blyft Adam,een outden Mens , in ſlaapende . fon104. Dat ookden Autheirmeldet dat dit Pleefies Tijke Baabel zal ballen / en een ſpzingbzon in Zion tipt het reclite Jeruſalent opgaan / dat is alzoo / en die tijd is reeds geboozen / dat dat geene berbrooken wers de / dat van en booz ſich felfs / fonder Oodljheozdons nancie gewaſſen is / want het heeft fijn ouderdom / en het pech berepht/ den aanvang heeft het eynde ges bonden / het midden zal oopenbaar wozden / daar tilptgeen ſtrpden noch verbeedigen : maar dewpl het kind de fonden en bes berberfs algod daar teegen woed / 35


Bedenking over het Tract : 34 woed / 300 moet het ſich in ſijn woeden zelfs berbzees hen. 105. Maar wilde het zelfdein den aanbang intrees den / 300 bleef het ſtaan / en fijn wonderen verſchee nen maar : doch dewpl het in hoovaardighepd / gies righepd / npd / en in allerley booshepd / en ſchalkheyd gewaſſen is / waar toe zal dan Het booſe dier zijn 't en is niet bequaam tot offerhande aan Godt/ook en wil'tſich niet bekeeren / dat het een Renſelijk Herte

kryge. 106. Daarom laat het Godt verkondigen 7 dat ſijn kinderen zullen van hem uytgaan : want de Bees regaldeaarde berſchriklien /en Baabel omftoztenyen daar zal een revier upt Zion bloejen / op dat de doza ftige zieten berquikt werden ; want de elendige zal verguckt werden / en eeten in fijne wepde. 107. Den dzpber zalberbzeelen ; op zult u maar een klepne wijle berheugen / want op zijt boos ban der jeugd aan / en zoekt maar het perk in de wonderen gelijk uw beginwas alzoo is ook uw epnde : wie blind is zaldat niet jien / maar ſlaapen tot den dag aan breeht. 108. Chriftus regt ; wanneer des menften Soon zal koomen /meent gp ook dat fp geloove zal binden op Aarden . Daarom is de laaſte tijd een quaade grondrop / en't en zal niet enkelZion zijn / als alleen in de gehepligde kinderen Chrifti. Want den aans bang en het epnde is malkander eebeu gelijk . 109. De wonderen met de hooge tongen Waaren in’t begin oopenbaac / en de Signatuur wierd (joog er kent dat komt aan het epnde Weeder . Maar wp ber: ſtaan ook daar bp een goede en quaade tijd / daar de Poozten aller Principicn zullen oopen ſtaan / gelijli wp dit in fet begin bp Cain en Abel oola fien ; daaroni fie een pdertoe wat up fpjeelie 7 leere / en ſchipbe/ Want


3

van E. STIEFEL .

35

want het zal dooz de hoogſte tonge alles beproeft wera den. 110. Maar wanneer wp van den Tempel Chriſti fpzeeken / en banden ſtroom upt Zion/ 300 en meenen wop niet een plaats in een land alleen ; want den Cem pel Chriſti is oover -al : wp verſtaan onder alle ton gen en ſpraaken / of wel de tonge aan de eene plaatſe Hooger geboert werd als aan d'ander / alles naa des bolks epgenſchap / naa dat den Geeſt in den Mens is. 111. Want den Tenipel Chriſti is in ons wp moeten Chriſtum in ons Joozen leeren ; leert Chii ſtus niet in ons / 300 is het uptwendig mond - geſcheep bergeefs en in delucht geſpzoolien . 112. Daarom en denkeniemand dat het aljoo toea gaan zal / datter Denffen zullen lioomen tewelheden 19: Geeft met geweld in de Menfſen leeren ofindbins gen zuilen / neen het is genaamt / Heeden wanneer gy des Heeren ſtemmehoort , zoo en verſtokt uwe ooren en herten niet, Dacht niet op andze tijd , want dan is de tijd uwer te hups ſoeking . 113. Nepgt uwe oozen en Herten in den Temper Chriſti in u /werpt uwengruwel en balffenwille bar u / en boert uwen wille ernftelijk doo2 Chriftum in den Vaader /en neemt voo ?/niet meer in debjosheyd , naamelök in Yoobaardigheyd / gierighepo / nydig hepd / toorn / en balshepo / in te gaan ; laat abant hooge deeferWaereld / en verootmoedigt u / onder de hand des Heeren / en in de liefde tot den nooddpuf tigen . 114. Mchtet u de ſimple eenvoudighept Chriftiges lijk ; li w konft achtet booz niets /want fplepdet maar ban Chrifto af / begeert niet meer te weeten als mane dat geene datde H : Geeft in Chriſto mu weeten will dat die alleen uw wceten en willen zp . 115, want 2356


36

ng

Bedenki

over het Tract :

115. Want de ſpringbzon in Zion / en word doo ? naabozfren upt het bernuft niet gevonden : Zion Wozd ten eerften ban bupten niet geboozen / maar han bin nen ; wpmoeten ons ſelber in ons roeten en vinden : niemand behoeft naa een ander plaats te loopen / meenende den Geeft daar krachtiger te zullen zijn ; maar in hem ſelber is de Poozte der Heplige God hepd . 116. Opmoet maar in hem ſelben ingaan / en den H: Geeft in hem foeken / en aanroepen iwantin hem ſelber is de plaats daar Godt in ſinett Heemel woont / en dier zielon -Wille met haar begeerte in neemt. 117. Waar wil de ziele ſich lang been wenden / fp is doch ſelfs den ſpringbzon der eeuwighepd: inhaar ftaat het Principium tot de lichte / en dupſtre Waea reld ; fp is alle de drie waerelden . 118. Het'is maar hierom te doen ; dat / gelijkſe fich / in Adam / met de Imaginatie , in de aardre Waereld ( dewelkie Eſſentialis in de dupſtre Waereld in ſtaatheeft ingeboert (daar haar dan de almacht en bermoogenthepo berbrookenſ en in den dood is inge dlooten gewozden ) datie ſich nu in den Geeſt Chriſti die den ſelben dood / in de felbe verbrelt heeft / woce derin 'tlicht/ in de almacht inwinde / fp moet wees berom in Gods hups in ſich gaan . 119. Daarom is het genaamt nieuw geboorento werden, eenen nieuwen Soon upt den ouden / upt ſich ſelfs baaren / niet een nieuwe ziele / maar een nieu we Beeldenis upt de ziele / in de firacht des Hepligent Geeſtes / een ſpzupte upt fijn ergen Ellentz in Chzifti Geeft upt groenende/ en in het licht der Godhepd in ftaande / niet aanſchpnende / maar upt fich felber lichtende. 120. Die nieulve Beeldenis is de ſpüre van de bus


van E. STIEFEL : 37 buurige ziele/en Duur-Hout tot haar bzanden ;de ziele eetet de liefde. Elentz der Beeldenis en geeft upt de verteerlijkhepd / naamelyk upt het ſterven der grimmighepd / dat hooge licht / en in't licht door 't Duur / upt de begeerte der liefde / en upt de begeerte des Wuturs / de hooge eed'le Tinctuur des Hepligen leebens / met de kracht/ berwen / en deugdent. 121. An Weller kracht het Centrum ban het vzeugdenrijk der lichte Waereld ſtaat / naamelijk het Herte der Godhepd / upt welke den D : Geeft npt gaat : Want het Centrum des Puurs der ziele / en dan het Centrum des lichts in der zielen Beeldenis zün het/ upt welke de Geeſt Gods gebooren word. 122. De Geeft Gods vaart niet van tiptwendig in de ziel / maar hy oopent fich door het Zielen -buur ? en door het Licht-buur der Beeldenis / in ſich ſelberi, hp is des Depligen Menfres epgendom . 123. Wanneer den Mens in een ernftige boete in gaat /en battet hem eenen ernſtigen Wille in de barma hertighepd Gods in Hemſelber in te gaan / en werpt ban ſich allen valffen wille ; 30 wozd dathoozntjege faapt daar upt die eedele Bloem inde 1 : Die- ees nigheyd waſt : verſtaat / de Zielen -wille word daar meede upt de dupſtre waereld in de lichte IDaereld ingewend. 124. En wanneer fpdan in de Ifchte waereld in 't Centrum der Godhepb Imagineert , gelijk re te boda ren in deeſe waereldheeft GeimagiDeert , 300 werd ſe in ſich felver in haare Imaginatie , ofte begeerte/ des Heplands ſwanger ; ent upt deefe beſwangering word Godt geduurig en inalle eeuwighepd gebooren. 1252 A1300 wozd den rechten nieuwen mens Gods ſpijſel en Oodt werd des Denffen ſpijs / en alzoo zin wp in Godt / en Godt in ons / en werken , met / en in Oodt/ en zijn fijne rechte hinderen in him. 126. & n 257


Bedenking overhet Tract : 126, en dit en hadden wp niet vermocht / dewijl Adam fijn Zielen - buur in de grimmigheyd / en fijn eedel Beeld upt de ziele / in den dood 7 hadde ingea voert / in dien niet het berte Gods weederom in de Beeldenis der zielen / die in den dood ingeflooten ſtond /was ingegaan / en ſich relfs in de grimmighepd des zielen -Duus had in gegeeben ; en ntet Weeder Goddelijke weefenhepd in de Beeldenis verſtaat in de Effentz Mariæ ter Beeldenis / hadde ingevoert. 127. Derftaat / de Deplige Tinctuur ging met de Godijke weefenhepd / in de weefenhepd in Gods Geeft / meede op i en het Deplige bloed / Well de Tinctuur in menfelijker epgenſchap tot bloed maakt/ ging midden in der zielen Turba in doe het upterlij ke leeben aan ' t Grups berbzak ; aldaar wierd de grimmighepd des doods / met Gods liefde en facht moedighepd verbrooken / en in een bzeugden leeben getranſmuteert ; en alhier wierd den dood ten toon omgedraagen : want daar wierd weeder Godlijke liefde in deſtrengegrimmige Eſſentz der ziele geboo ren. En dat is onſe nieuwe weedergeboozte in Chia ſto / daar in onſe ztelen -begeerte moet ingaan / wille Godt aanſchouwen / en in Chriſto upt Godt geboo ren wozden . 128. Chriſtus is de nieuwe ftam / en wy groenen als takken in Hein ipt/ wp moeten in Godt geboozent werden / enmoeten weeber ook ſelber in ons Godt vaaren / willen we takken aan dien boom zijn ; want op de takken / de welke wp zijn / waſt die Heplige vzucht / die Gods Geeſt in ons eetet / naamelijk het lofGods. 129. Liebe Broeders / fpottet niet / en houd het niet vooz gedichtfel / het is in Ternario Sancto , in den repnen upibioet upt Zion , erkent gewozden : nies mand en wachte op een gulden tijd daar in de H : Gteft


1 i 1

1

van E. STIEFEL 39 Beeft door den uyterlijken mond / den verſtokten / die niet anders als in deluft des Dlees willen leebcn / in ſijnen dierffen wille zal inroepen / o neen ! dat en ge ſchied niet. 130. Wie den h : Geeft upt eens anders mond wil hoozen leeren / die moet al boozen fijnen wille in den h : Geeft in voeren / alsdan Predichthem de : Geeft upt eens anders mond in hem . 131. De tijd is reeds geboozen , daar in Henoch leert / en poachde Sond- bloed verkondigt/ daar is booztaan geen ander merkteekten als het teehen ban Elias :Watgaapt de waereld noch lang /en laat haar bergeefs de oozen methet geſternte vullen het is alles te bergeefs. 132. Die daar wilmetZion ingaan/ en Godt foo ben in Jeruſalem , die heeft nude aangenaame tijd / het gelupd der reebende baſupne heeft reeds geklon : ken/ de Spring-bion Ifraels is oopen : niemand en denke dat het baſupn.geklank van deere of geenert dozd koomen zal : Want gelijk de blixem opgaat van het Doften , ende ſchynt tot het Weſten, alzoo zal ook de toekomſte des Soons des Menfien weeſen ,

. 133. Niemand en wachte opupterlijke profeeten / hp ſchpnt innerlijk in den Öceft / de upterlijke mens zalden ſelbenniet kennen , IpantIjp ſtaat in hetKroo nen -getalen pzeedikt in 't Myfterium , hp is reeds ers kenten gebonden gewozden / wie den ſelben begeert te ſien, die ſoeke hem in ſich / en laat Baabelbaarent, Jp zalhem binden . 134.Den rechten weg in 't eenwige leeben isin der mens/Up heeftder zielen -wille in de upterlijkeWaes reld ingeborrt ; die moet up becter binnen in ſich in deinwendige Waereld invoeren ; het Paradijs niost in den Mens groenen , 135. Taar


ng Bedenki over het Tract. 40 135. Waar hy heeeft een gevaarlijken en fuurent weg te gaan want de omgewende wil moet weeder in ſich ingaan / enmoet dooz het Sterren en Elemen ten rijk doozbzeeken : Ohoe wozd hy aldaar gehou den ! het moet een grooten ernſt zon ;niet hupcheleni / en metden wil in het Sterren rijk te blyben . 136. De willemoet deupterlijkewaereld verlaa ten en / ſp kan doch ooh niet geheel / want ſpmoet het uptertijlelighaam onderhouden : hoefwaar gaat dat in den ingang toe wanneer dat moet verlaaten wozden 't geen den uptertöhen mens lief is daar in fijn beugo en Heerlijkhepu ſtaat ! hoe ſtaat dan ook bent upterlijken mens den Zielen -geeft teegen ! 137. Wat moet daar meenigen krpgen tom ges houden werden ! Hoe arbepdſaamis de Dupbel ; en houd de arme ziel de ſchoonhepden heerlikhepudees ſer Waereld vooz / naamelija rijkdom en welluſt des Plees . 138. Het en balt 300 terſtond teffens niet ban hem af / de upterlijke will inoetmet eenen harden Lamp berbooken wozden ; en echter fterft tp ntet7 maar will in de gebangenis ge Wozd van den ingekeerden flooten / en moet knechtwerden / tot dat het inwens dige leeben berbzeeht. 139. Daarom reg ik met fondament/dat alles wat upt den Geeft van de uptwendige Daereld ban Godt geleert/ en inden upterlölten Geeft gehoozt wero / dat is niet hetwoozd Gods /maar Baabel 7 een ver warring 7 een jammeren / Huplen en ſchreeuwen / en niemand hoozt dat als maar de Geeſt van de upt WindigeWaereld / het ismaar fchpneneen -Anti chziftig hupchelen . 140. Een Godlooſegaat in de opterlijke Berli7en een Godfoore blyft daar in ſitten i en een Godiosfe gaat wecder daar upt/ en is een fupchwaac / die voor Bout


1

f

van E : STIEFEL .

41

Godt goede woozden geeft / en trooſt of kittelt fichi ban uptwendig met Chriſti genoegdoening / en hp blyft in ſich den ouden mens. 141. hp meent dat Godtde fonden bergeeft gelijk een moozdenaar upt gunft het leeben geſchonken wozd / en daar hem echter ſin Concientie geduurig aanklaagt dat hy aan de daad en ſtraffe ſchuldig is : 0 neen / Het gaat alzoo niet toe / Chriſtus ſegt/ 't en zy dan dat gyomkeert, en wordet als de Kinderen , an ders zult gy het Heemelryk niet fien . Bp Godt en helpt geenbergeebing met woozden / maar het is gea

naamt/ Uw geloove heeft u geholpen , gelijk Chia ftus fepde tot die geene die ſich tot hem heerden , 142. Want Chriſti Geeft ging in 't gelooof des Patienten in / en het geloove des Kranken / in Chri fti Geeft / en 300 was de geneeſing terſtond daar / an ders ſonder geen heeling geſchied zijn . 143. Dat fiet men op den Pinrter -dag / daar de enfren Petrus aanhoozden / welkers wille in fich gekeert ſtond , en begeerden het röke Gods / in die klonladen Geeft Chrifti upt Petri mond , maar die Haarwille in deeſe Waereld gekeert ſtond / daar giny Geeſt berbp /. die ſpottede , en ſeydon , fy zyn vol de ſoeten wyns . 144, Alzoo gaat het oola nudaar den Geeft Chrifti fpreekt: 300 regthet upterttik bernuft/ deefe mannen zün uptſinnigel fantaſtique/ etc. Maar diehaarwil le in ſich gekeert ſtaat/ in een begeerte naa het rijke Gods / die hoozen den Geeft Chzifti fpzeekeri, 145. Daarom wozd tot alle die geene die het in't Hjerte dringt gefegri dat ſy doch immers volftandig blyben / en die guldenebloer dieuyt Şion ſpringt / te gemoete gaan / fp zullen het Paereltje binden /want het is gebooren : niemant vergaape ſich aanlyden of Perſoonen ; Het is den GeeftChrifti diedaarſpreekt. 146. Den


42

Bedenking over het Tract : 146. Den Autheur ſchupft upt de Baupd Chrifti geheel recht van Chriſti Geeft / upt den nieuwen Mens; ma:ir den ouden ſterflijken van den Geert van deere verdorbene en berbloelite maeceld / moet hy noch eerſt van den nicuwen recht leeren onderſchep den ; en het ſterfelijke berdozben lees en Been niet boor Chrifti vlees achten. 147. Ook niet Chrifti Dlees in de bier Elementen ; in den Geeſt der upterlijke Waereld roeken / maac in des ſelfs woztel /naainelijli in 't Deplig. Clement/ een Principium dteper als deeſe waereld is / doch niet afweefend ban het upterlijke lighaam . 148. Ook niet den ouden in den nieuwen getrans inuteert, maar gelijk het Goud in een grooban ſteen / upt den fteen waft / aldaar de son een oogſaak der tinctuur is / en den grooven ſteen een oorſaak des lighaams : doch inoet van het nieuwe lighaam in Het oude in fün Principium , geen Steede of Plaats verſtaan werden ; want hp ſtaat een geboorte diepec in ſich . 149. Gelijk by dan ſulks daarom weeten / dat Godt in deere waereld is/ en de waereld kent 110cl fiet hem niet , hp woonteen geboorte dieper in't Cen trum als deere upterlike waereld is / hp berbult alles in deere waereld / en niets begrppt offiet hem / want Hp woont niet in de waereld / maar in ficl zelfs ; alzoo ook den nieuwen mens / en daar en is echter geene afſchepding vanmalkander. 150. Qelijk in buur en licht een onderſchepd is / daar het buur het licht niet kan begrijpen ) en noch tans wozd het lichtupt het vuurgeboozen ; alzoo ook den nieuwen mens upt den ouden / dooz de inbloes jing des geeſtes Chrifti; gelijk als de Sonne een tinc tur des gouds in een ſteen maakt. 151. Daar wanneer den Autheur (chrüft /dat den Olla


van E. STIEFEL .

43 ouden mens in de Boete i geheel afvalt / ett fterft gantſelijk in den dood Chrifti / 300 dwaalt hp ; want Cliftus is om des ouden menfes Wille niet gekoo men ; Hy is ook niet in 't oude/ bevlekte / rondige blees Mens geloozden ; maar in de eflentz der Beel denis / dat een nieuw mens zoude upt den ouden ges boogen werden / en in den otiden woonen / doch niet in het derde Principium in deere upterlijke Waereld / maar in het tweede / in den Heemnel / in Godt / ent Godt in hem . . 152. Daarom en moſthp niet ſchaijvert; Ik Chia ftus het leebendige Wood / in dit mijn ſichtbaar Dlees en Been : niemant die upt Chriſto geboozen is zal hemn dat toeſtaan : de tipterlijke mens is in conden ontfangen en geboozen gewozden / hp en is niet Chriſtus , maar de inwendige is in Chri fto een lid aan Chriſti Lighaam / in de Eſſentz Chzi 153. &ndat lip meentdatde natuur gants en gaat ban den mens af balt / wanneer de nieuwe geboozte opgaat / daar in mift hy ook / en verſtaat dies aans gaande noch niets van de eeuwige natuur ; daar valt geen natuur van ons af / want het leeven ſtaat in de natuur ; het zielen -leeven in de eeuwige natuur / en ' t leeben van den upterlijken Geeft / in deSterren en Clementen.si 154. De eeuwige natuur Joud in ſich de reeben geeften of geſtalten der Godhepd / daarvan de bepli ge Godlijke waereld ontſtaat/ en ook deere upterlija ke Waereld : pp gaar in eeuwigh :pd niet van den Imens / anders was de mens een niets / Want upt de natuur is het Myfterium der eeuwigheyd open baac/enook hetGodlijke weeſen (gelijk inmijn Boek ban de Ses Puncten uptboeriglijk is beſchreeven ) de natuur en is niet om derSonden wille in den Mens ges


44

7

Bedenking over het Tract :

okoomen / waarom zoufe dan om de weedergebooza te wille wegballen ? 155. In 't ſterben balt de upterlijke natuur af ban der Zielen-natuur / doch fy treed inaar in 't ups terlijke Myſterium , tot aan den dag des oozdeels /dan 300zullen al haar hier gemaakte wonderen en wer ken daar in verſchijnen ; wanneer den Geeft Gods het Myfterium deefer Waereld zal beweegen / dan word alles oopenbaac ; en de turba zal van het goede gefchepden / en de dupſtre Waereld gegeeben wozden / en Het Myſterium aan den nieuwen jens / die alteen lih beplig/en fonder blehheis 156. en dat is de opſtanding des blees. Het is niet defchozire / naamelik het dierfle Plees dat daar opſtaat / maar het leeben in ' t upterlijhe Myſterium met de wonderen / dat zal in 't Heplige Ereinontina gebat en met het Lighaam Chriſti des nieuwen inenffis bereenigt zijn / en in eeuwighepd ſtaan met Tüne wonderen aan ſich . 157. Doch niet in aardſe Effentz , maar als in een fchaaduw of figuur ;want om des Goblijken leebens wille / is het leeven van ons als dood geacht : want alzoo was Adam ook booz lijn Eba / booz de imagi natie , en in de imaginatiewierd hetupteriölie teeven openbaar / en het beemelffefturf. 158. Zulks Heb ik u / liebe Heeren en Broeders / op uw Boekje /mp toegeronden 7 willen meede-dee ten / en ook den Autheur deſſelben / want mijn Con cientie bozdertmp ſulks in den Heere ; niet metdie meyning om den Autheur fijn Schaft en hoogen geeft needer te dzuklen of te verwerpen ; maar in tief de teegen hem / woudeik hem mijne gaaben en bers ftand7 in delijne geeden / als het eene lid aan ' t andes re / op dat wp ons in Chrifto / als treden in een liga haam / ftichten en erkennenmoogen. 159. Wang


van E. STIEFEL . -45 159. Want ik kenne des Autheurs geeft bpnaa wel/ en't is my liefhein aan te ſpreeken /dewijl hp omchats fti naam (300 hp meld ) beel heeft geleeden / en ſön leeben / willig in Chriſti voetſtappen invoert ? 300 erkenne ik hem vooz en rechtwaar Chriſten . 160. maachp en moet ſich niet ſchaamen ſich rel ber beeter te leeren kenmen / en in den Geeft in de buupd Chrifti meer te leeren .Want Chriſtus zegt: ſoekt zoo zult gy vinden . De Wüshepd heeft noch getal noch de.. Ik regge ban mp anders niet/ als dat ik eerſt epn161 ten A.B.C. Scholier geworden ben / en wil hertelijke geernein de Bupd Chriftiban Chriſti geeſt / in mijn mp in haar /en fp in mp foeken . bgoed : en meede- leed : 162. Ihmeetemynoch geen volkooinene erkentes nis toe/Wantwatreeds bolkoomen is , datisniet upt mijn berſtand / maar in Chriſti geeftin mjn Broede. ren openbaar. Ik ben in mp alseen niets , op dat ile fin de erkentenis in mijnen Bzoeder in lijnen Geeft ! iets bebonden en erkent werde / en dat Godt in Chai fto in ons zp alles bepdehet berſtand / en ook het wil= n .arom bermaan ik u / zulls niet anders en .doeDa len163 als B2oederlijk en Chriftelijk te berftaan : want il en ben niet een heerober um geeft en erhentenis 7 maar uw meede- hulp in den Heere / op dat des Autheurs loop niet bergeefs enzp / en den raame Chriſtin ſija Releeden niet gelaftert Werde / gelijk Baabel gedaan heeft . Ik heb deere wepnige verklaaringen en ophela dering gefchzeeben om ons in onſe erkentenis in den Heere tevermaaken het verdere is in ' t Boek ban ' t dryvoudig leeven en in de drie Boeken ban de mensa werding Chriſti,tevinden . Beveele u geſaamentlijk in J. B. de liefde Jeſu Chriſti.

Eynde van de Bedenking over bet T. van E. S.


Tot vulling van eenige leedige plaatszou hebbenwe hier by gevoegt , een opmerkelijke Palagie getrokken uyt de Schriften van den Griekzen Oudvaader

CH

R

I S

O

S

T

O

M

US,

Aangaande 't gebruyk en nuttigheyd der , H : Schrifture. Y behoorden in zoodaanigen ſtaat te zyn , dat we het hulp-middel der Schriftuure geenſins W noodig hadden : maar ons leeveh zoo reyn en ſuyver aan te ſtellen , dat de genaade des Geeſtes aan onre Zielen verſtrekte , in plaatſe van de Schrift , en dat onſe Herten beſchreeven waaren door den Geeft , gelijk als die ( naamelijk de Schritt) met Inct beſchreeven is. Dewyl wy nu deeſe genaade verwaarlooſt hebben, zoo laat het ons doch op den anderen boeg wenden , op hoope van de ge . wenftc Haaven te beſeylen : want dat de eerſte wyfe becs ter is , heeft Godt felve , zoo wel door fijn woorden als door fijn werken klaarlijk getoont gemerkt hy noyt by geſchrifte gehandelt heeft met Noach , Abraham , Iſaac Jacob , Job , Moſe & c.maarhaar verſtand reyn en ſuya yer yindende, relyer Perſoonlijk teegen haar heeft geſproo ken . Doch als het gantſe Volk Ifraëls gevallen was in den der verderffenis, 200 zyn voortaan Geſchriften en Wettent'cenemaal noodſaakelijk geworden : yder een kan Jicht bevroeden dat zulks niet alleen plaats heeft gehad by de Heyligen des O Teſtaments , maar ook by haar die het N. Teſtament hebben ontfangen ; want Godt heeft aan de Apoſtelen , geen gefchriften gegeeven ; maarin plaats van dic , aan haar belooft , de genaade desGeeltes ; ſeggende; deeſe zal u alles indagtig maaken. En op dat sy moogt be. grypendat dit in aller manieren becter is;200 hoor eenswat Godt felve, door den Profeet yerkondigt Ik zal een nieuw Verband methaar oprechten , ik zal mijnWetten in haar per hand geeven , en ik zal diein haar herte inſchryven , ende zy zullen alle van Godt, als lijne leerlingen , onderweezen zyn. Paulus , decſe ſelve voortreffelikheyd insgelijks willende te kennen geeven , 200 zeyt hy : Wo bebben deWet niet ont. i fano


fangen in fleene taaſelen , maar in vleeffelijke tafelen des Herten . Maar feedert de Menfren, by verloop van tyden , weederom OP dien ſelvēn Klip verleylt zyn : ſommige van weegen haare gevoelens , andre van woegen haaren handelen wan del : zoo is 't op nieuw noodig geworden , door geſchrif. ten haaren plicht haar indachtig te maaken. Overweegt nu eens byů ſelven , hoe grooten boosheyd hetzyn zoude ; indien wy (die ons leeven zo reyn en ſuy . ver behoorden aan te ſtellen dat wy de Schriftuure geenfins noodig hadden , maar, in plaats van dien , aan den Geeſt onſe herten over te geeven) naa dat wydeeſe waardigheyd verlooren hebben , en daar toe gebragt zyn dat wy de fchrift van nooden hebben , indien wy ( ſegik ) dit tweede genees middel niet na behooren zouden gebruyken : want indien het een groove misdaad is , in die geſtalte te zyn dat wy de Schrift van noode hebben , en niet trachten de genaade des Geeftes te verwerven ; 200 maak cens ooverlag , hoe fwaaren befchuldiging het zal veroorſaaken', 'na dataan ons zoodaanig hulpmiddel gegeeven is,daarmee ſijn voor deel niet tewillen doen ; en met verachten der Schrift, als of ſc onnut was , en te vergeefsgegeeven , noch grooter ſtraf op den hals te haalen. Op dat zulks niet koome te gebeu . ren, zoo laat ons met alle vlyt achtfaan op 't geen geſchree ven is, en naarſtig letten , hocde Oude Wet,en dan, hoc het Nienwe Teſtament gegeeyen is.

Hoe , wanneer, en op wat plaats , is docter tyd de Wet gegeeven ? Sy is gegeeven naahet uytroejen der Egiptenaa ren , in deWoeſtyne, op den Berg Sinai, terwylden rook en hetvuur van den Berg opteeg , enMofesingiog in de dikke duyſternis , onder een ſterk geluid , als van een Ba. ſuyne , vermengt met Donderen Blixern . Maarin het oprichten des N. Teftaments ishet gants an derstoegegaan ; want ſulks is niet geſchied in de Woeſtyne noch op een Berg , nochte met donkerheyd, daifternis ; en ſwaar onweeder ; maar alles is toegegaan met een groote ſtilte , ontrent het aanbrecken des daags , ter wyl ſe alle eendrachtelijk incen Huys by een ter needer ſaa . ten. Want voor de hartnekkige onverſtandige en toome looſe Ifraëliten , waaren lighaamclijke vertooningen noo dig :


dig ; naamelijk van Woeſtynen , Bergen , Rook -dampes , Donder , Blixem , en andre diergelijkedingen. Maar voor die tot hooger ſtand waaren yerheeven en door Godt te gehoorſaamcn , alle lighaamelijke verbeeldingen te booven gekoomen , was niet diergelijks van nooden . En al ſchoonder omtrent dç Apoſtelen een geluyd gehoort is , 200 is zulks geenſinsgeſchied om haarent wille ; maar om de Jooden die daar omtrent waaren ; gelijk om de ſelve Jooden de vuurige tongen vertoont zyn ; want , daar ſom . mige , desniet teegenſtaande, noch ſeyden sy,zijn vol ſoeten Wyns ; hoc veelte meer zouden ſo zulks gedaan heb ben , indien der niets diergelijks was voorgevallen . Daarenbooyen is Mofis, ontrent het geeyen desO. Telta ments , den Berg opgeklommen tot Godt. Maar nu na dat alvoorens onſe natuur na den Heemelwas opgevaaren , ja dat meer is , op den Kooninglijken Throon verheeyen , is deGeeft nccdergedaale : indicn nu deele Geeft van minder magt was , 200 zou immers alles wat door fijn toedoen gee ſchied is , geenſins grooter zyn en wonderbaarlijker : want het is oopenbaar dat deeſe taafelen des N.Teftaments, veel beeter zyn , en haar uytwerkinge doorluchtiger , gemerkt de Apoſtelenniet van een Berg zyn needcrgedaaltmet fteene taafelen in haarc handen , gelijk Moſes , maar ſy voerden den geeft in haar verſtand overalmet ſich ; uyt haar ſelven doende opwellen en voortvloejen , eenfchat en ſpringaa der van inſettingen , genaade.giften , en alderhande goe. deren . In deeſer voegen hebbenfy cover al omgewandelt , als bezielde Boeken , en Wetten ', daarde genaade , geeſt en leeven in geblaaſen had. Aldus hebbenre , ор eenmaal dric duiſend , op een andermaal vyf duyſend Menſen bé. keert : en op deeſe ſelfdewyſe hebbeníc de Volkeren des gantſen Aardbodems aan ſich getrokken ; Godt felve, door haare tongen , ' alle Menſen aanſpreckende , die sich tot haar vervoegden. &c.

E

Y

N

D

E.

221 % tu


1 1 1 2

1


11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.