This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
2 De Hoogh -waardighe Poorte
Vande
GODD
EL
Y
CKE
BESCHOV WELYCKHEY T :
Wat Myſterium Magnum zy ? Ende hoe alles , van , door, ende in God is ? Hoe God alle dinghen foo naarnby is ;
ende alles vervult ?
Begonnen te beſchrijven , Anno 1624.
in't Hooghduyts,
Doch , niet volveyndight. Door
FAĆ
O
B BB Anders
TEUTONICUS
Ö
H
M
E ;
genaamt, PHILOSOPHUS .
Ghedruckt in ' t Faar 1642 .
3
HET
EERSTE
CAPITTEL :
Vande Goddelijcke beſchouwelijckheyt; wat God zy : ende hoenmen fijn Weſen , aen fijne openba ringh ſal kennen .
I. Et vernuft ſpreeckt: ick hoor veel van God ſegghen , dat daar een God zy , die alle din ghen gheſchapen heeft, oock alle dinghen LI
* onderhoudt ende draaght: Maar , ick en a Text.,
hebbe noch niemandt gheſien , ofte van ye mant ghehoort, die God gheſien heeft ; ofte die daar kon de ſegghen , waar Godt woont ofte is, ofte hoe hyzy ! 2. Want , byval.w.dien 't ſelvighe , het weſen van defe werelt aen
fiet ,ende betracht , hoe't den vromen gaat
ghelijck als den booſen , ende hoe alle dinghen doode lijck , ende verbreeckelijck zijn : oock , hoe den vroomen gheenen verloſſer en fiet, die hem van de anghft ende we der ,waardigheyt des booſe verlofſe ; ende alſoo in elen de , met anghſt , ten grave moet varen : foo denckt het , alle dinghen gheſchieden alſoo b by gheval , daar en zy b Text, neme; naar de ohngefehr. gheen God , die ſich des lijdenden aen maal hy den ſelvighen , die op hem hoopt, in elende laat fteecken , ende daar „ in , ten grave varen : ende dat, men oock van niemand heeft ghehoordt, die daar uyt de
vera ver- crest .
ganghelijckheyt zy wederom ghekommen , ende gheſeyt heeft ; dat hy by God was gheweeft. Antwoort .
3.
Het vernuft is een natuurlijck leven , wiens groodt
in eenen tijdelijcken aenvangh ende eynde ſtaat , ende niet en vermagh in den over natuurlijcken gronde te kom · A 2
4
Wat God zy : ende hoe men ſijn Weſen ,
a Ofte ben kommen ; in den welcken God wordt « verſtaan. kent. 4. Want , of b 't ſelvighe ſich ſchoon , in deſe wereldt b Verſtaat ,
bet verranfi. alſoo beſchouwt, ende in fijnebeſchouwelijckheyt ghee nen anderen gront bevindt: evenwel bevindt ’ t ſelvighe dan.noch in
ſich
ſelfs doch eene begeerte naar eenen
hoogeren grondt ; daar 't in magh ruſten. s . Want, 't ſelvighe verſtaat , dat het uyt eenen overv natuurlijcken gronde is ghekommen , endedat daar een Text, her komen . d Text , God moet zijn , die 't ſelvighe in een leven ended begee wollen . ren heeft ghebracht : ende't ontſet fich in lich , ſelfs & Text ,in over fijo eyghen d willen ; ende't oordeelt lich , in't dem wollen, willen van 't booſe, voor on, recht. 6. Of't ſelvighe ſchoon de onvgherechtigheyt doet, even jwelklaaght het ſich ſelfs aen ; ende 't vreelt ſich voor een gherichte't geen ' o ſelvighe niet en fiet: ' t welck aen_wijft , dat den verborghen God , die ſich in natuur heeft gebraght, in't ſelvige woont; ende 't ſelvige beſtraft FVerftaat, God .
om den booſen wegh : ende dat den f ſelvighen de natuur van de bevindelijckheyt niet en moet zijo ; naar 't vernuft hem niet en fiet, noch en begrijpt.
7.
Daarven
( 'c welck al
demaal
teghens bevindt het verlaten vernufc
hier met onrecht , in elendt, wordt ghe
queldt ) eene begeerte in
fich , om ſich
ſelfs noch meer
te verlaten ; ende ' t begeeft ſich willigh aen het lijden. 8. Doch, het treedt ( in fijn onvrechtlijden ) in eene hoope , dat het ghene , 't welck't ſelvighe heeft gheſcha pen , ' t ſelvighe van 't lijden , in
fich ſal innemen : ende
't begeert in 'tghene te ruſten , ' t welck niet is lijdelijck ; ende't ſoeckt rufte , in't ghene, 't geen't ſelfs, in niet en is.
lich ,
9. Het begeert het ſterven van fijne yetſheydt ; ende ' t eu begeert doch gheen Niets te zijo : maar , 't begeert alleenelijck den quaal afwte ſterven ; op.dather in JO. Het fich , ſelfsmaghruſten.
S
aen fijne openbaringh ſal kennen.
10. Het gheeft ſich daarom aen ' t lijden , gheweldt van de pijnelijckheyt ,
op
dat het
des ſelfs.ulijden ſoude
dooden; ende dat het in ſijn ſelfs fterven , door den dood ( in den welcken’t ſelvighe een pijnelijck leven is ) in 't on „ pijnelijcke on - lijdende magh in gaan. II. Hier vin verſtaat nen recht , den verborghen God , hoe hy fich , in't ghemoedt des menſchen open- NB. NB. baart , ende het onrecht in de gheweten ftraft ; ende het lijdende , door lijden, tot, ſich treckt. recht hoe het vernuftleven ( zijnde het natuur Ende 12.
on
lijck , leven ) in 't lijden eene begeerte moet overkom men, om ſich wederom in 't ſelvighe in te wenden ,daar 't ſelvighe is uyt-ghegaan , ende hoe't moet begeeren , lelfs te haten , ende het natuurlijck willen , aften fich fterven ; op
dat 't ſelvighe, het over. natuurlijcke magh
bereycken. 13. Het vernuft ſpreeckt : waarom heeft God een pij nelijck lijdent leven gheſchapen ? Vermocht het niet fon der lijden ende quaal, in eenen beteren toeftandt te zijn ; naar demaal hy den grondt ende den aenvangh van alle dinghen is ? Waarom lijdt hy den ſtrijdighen wille ? Waar om en verbreeckt hy het booſe piet ; op datalleenelijck het goede in alle dinghen zy ? Antwoordt. , 14.
wederwaardigheyt, en vermagh geenigh NB. NA Sonder
dingh fich , ſelfs openbaar te worden: want, wanneer 't niet en heeft ' tgheen hem weder ſtaat , ſoo gaat het ghedu righ voor lich uyt , ende 't en gaatniet wederom in , fich in: maar by.waldien 't ſelvigheniet wederom in, fich invengaat ( namentlijck , in't ghene , daar 't felvighe, oorſpronghelijck , uyt ghegaan is) foo en weet het , van fijnen oorſprongh , niets . A 3
15.
By
6
Wat God zy : ende boe.wmen fijn Weſen , 15. Byvalı.dien ' t natuurlijcke leven gheene wederv
a Text ziel. waardigheyt en hadt,endedat het ſonder « perck was,foo en ſoude 't ſelvige pummer..meer paar fijnen grondt vra ghen, daar ' t uyt ghekommen is; ſoo ſoude den verborge nen God, aen't natuurlijckeleven , on , bekentblijven . 16. Inghelijcken ,ſoo in 't leven gheene weder .-waar digheyt en was , foo en ſoude oock gheene bevindelijck . heyt, noch willen oftewercken , noch verfandt noch we tenſchap in't ſelvighe zijn.
17. Want, een dingh , 't welck niets
anders dan eenen
eenighen wille en heeft, ' t ſelvighe en heeft gheene ſchey. delijckheyt: by -val. dien't ſelvighe gheenen weder -wil. le en bevindt , die 't tot het drijven der beweghelijckheyt veroorſaackt, foo ſtaat het ſtille. 18. Want , een eenigh dingh en weet niets meer ,dan een eenigh : endealis'en ſchoon dat ' t ſelvighe , in fich,
goet ; goet is, evenwel en kent het , noch quaadtnoch , want , 't en heeft niets in ſich , 't welck’t ſelvighe bevia delijck maackt . 19. Alloo konnen wy vanden wille Gods oock Philo ſopheren ende ſegghen : wanneer den verborghenen God ( die maar een eenigh Weſen ende wille en is ) fich niet en hadt uyt
ſich uyt- ghevoert met fijnen wille , ende fich
uyt de eeuwighe wetenſchap in eene Temperantie ,
in
1
ſcheydelijckheydt des willenshadde uytughevoert, ende en hadde de felvighe ſcheydelijckheydt niet in eene iono vattelijckheydt tot een natuurlijck ende Creatuurlijck le ven in ghevoert , ende dat de ſelvighe ſcheydelijckheyt, in’t leven, niet in den ſtrijdt en ſtondt , hoe wilde dan den verborghen wille Gods ( die in , ſich maar eenen eenighen b Text, er . en is ) fich _ ſelfsopenbaar zijn ? kantnus. 20. Hoe vermaghin eenen eenighen wille eene b ken c Ofte naar . demaul. pis fijnes ſelfs te zijn ? Maar ' ' by al dieneene ſcheyde lijck
1 1
7
aen fijne openbaringh Sal kennen,
lijckheyt in den eenighen wille is datſich de ſcheydelijck heyt in a Centra ende eyghen willen in , voert, dat alſoo aOfte gron den . in de felvighe afv-gheſcheydeneeen eyghen willen is , en de alſoo in eenen eenighen wille , onwgrondelijcke ende ontalbaare willen ontftaan ( ghelijck
detacken uyt den
boom ) ſoo fien ende verſtaan wy, dat in foodanige ichey delijckheyt , eene yedere af.vgheſcheydene wille , ſich in eene eyghe form in vvoerdt , ende dat den ſtrijdt van de willen , om de form is , omdat de eene form
, in de ver
deeltheyt, niet en is ghelijck de andere ; ende ftaan doch alvut'ſamen in eenen eenighen grondt. 21. Want, eenen eenighen wille en kan fich niet in
NB. NB.
fucken van maalkanderen breecken ; ghelijck als fich het ghemoet niet in lucken en breeckt , waúneer 't fich in 't willen van 't quaadt ofte goet, ſcheyt:maar, den uyt gangh der 6 Senſuum ſcheyt ſich alleenelijck in 't willen b Ofre firma nen , van wat quaads ofte goeds,ende 't ghemoet, in- fich ,blijft ganfch ; ende ' t lijdt, dat het willen van yets quaads ende goeds in , hem ontſtaat ende woont. 22. Sooſpreeckt het vernuft : waartoe is ſulckx goet : ofte put,dat by het goede het booſe moet zijn ? Antwoort. 23. Het booſe ofte den weder
wille,
veroorfaackt
het goede ; ( verſtaat den goeden wille ) dat hy wederom naar fijnen oorſprongh ( dat is , naar God )dringht, ende dat het goede( zijnde den goeden wille)begeerendewort : fich niets anders en is dan want , een dingh ' t welck in goedt, ende gheene quaal en heeft , 't ſelvighe en begeert lich, niets; want, 't en weet niets beters in , fich ofte yoor daar ' t naar konde luften . 24. Alſoo konnen wy van den eenighen goeden wille Gods , oock Philoſopheren , ende fegghen : dat hy , in v ſich
1
Wat God zy : ende hoe men fijn Weſen ,
8
fich_ſelfs, niets en kan begeeren; want , hy en heeft niets, in , ofte voorlich , ' t welck hem yets konde gheven :
ende voerde ſich daarom van a Gronden .
lichuyt ,
in eene ſcheyde
lijckheyt, in a Centra , op_dat daar in den uyt, vloedt (dat is, in't uytvghevloeyde) eene wederwaardigheydt magh ontſtaan , dathet goede , in't booſe , bevindelijck, werckende, ende willende magh worden ; namentlijck ,
b Ofte ben ſich van’t booſe te willen ſcheyden , ende b willen in den geeren . eenighen wille Gods, wederom in te gaan. 25. Maar , naar demaal den uyt.vloedt vanden eeni
ſich uytv ghen eeuwighen wille Gods, doorgaans van gaat tot fijne openbaringh , ſoo vloeyde-oock het goede c Oftedoor. (zijnde de Goddelijcke kracht) van 't eeuwige Een, met ſoodanighen uyt-,-vloedt uyt;ende gaat mede in de ſchey . delijckheyt, ende in de Centra vande veelheyt in . 26. Nu foo veroorſaackt den doorgaans durenden do te door. uyt_vloedtdes willens , in
ſich , het goede , d met fijne
beweging, dat het goede fich wederoni naar't ſtille
e Text , Selnet.
ſtaan
e treckt,ende begeerent wordt, om wederom in ' t eeuwige in vtedringhen : ende in ſoodanigh in dringhen in ſich ,v ſelfs ,wordt het Een , beweghelijck ende begeeren
de ; ende io foodanighe werckingh , ſtaat de bevindelijck fText , er . heyt, f de kennis, ende het willen . keninus . 27. God, voor loo . veel hy God is ghenaamt, en kan fText, wol len . niets willen , dan ſich ſelfs ; want , hy enheeft niets voor, , 't gheen hy willen kan : bywal, dien hy dan noch yets wil , ſoo is 't ſelvighe van , hem uyt g Text ,ke- ghevloeydt, ende 't is een 3 teghen, beelt van hem ſelfs, ofte naar
ghentwurf.
hem
in 't welck den eeuwighen wille , in ſijn yets, wil: ſoo nu het yets, maar een eenigh en was , ſoo en ſoude den wille
h Text, ver- in 't ſelvighegheen h werckingh hebben. brenghen. 28. Ende daarom heeft ſich den onwgrondelijcken wille , in den aenvangh , gheſcheyden , ende in een weſen ins
2
1
0
aen fijn openbaringh ſal kennen .
9
inglevat ; op...dat hy in yets magh wercken : ghe lijck ,men een ghelijckenis aen't ghemoet des menſchen heeft :
wanneer 't ghemoet niet ſelfs van , ſich uyt
enn
vloeyde , ſoo en ſoude ' t ſelvighe gheen linnen hebben :
>
ende wanneer 't gheen ſinnen en hadde,foo en ſoude 't ſel vighe oock gheene kennis van ſich ſelfs hebben , oock
E
van gheenighe andere dinghen ; ende ’t en konde gheen
a Text , ver - doen ofte werckingh hebben. 29. Maar , den finnelijcken uyt_vloedt uyt het ghe- bringungh. moedt ( die een b teghen-, beeldt des ghemoeds is , daar bText , ke 'r ghemoet ſich in bevindt ) maackt het ghemoedt wil - ghenwurf. lende ofte begeerende , dat het ghemoet de finnen in yets io..voerdt; namentlijck , in een Centrum van eene yetſheyt , daar
in het gemoet met de ſinnen werckt;
ende lich , lelfs , in't wercken , met de ſinnen openbaart c Ofte befiet. ende beſchauwdr. 30. Byval, dien dat nu in dit Centrum der finden, in't
d teghen beelde des ghemoedts , gheen Contrarium en dText, ke was , ſoo ſouden alle Centra van de uytvghevloeyde fin- ghentourf. nen, maar een eenigh zijn, in alle Centra derfinnen , maar eenen eenighen wille ; den ſelvighen en ſoude door. gaans niets anders doen , dan een eenigh dingh : hoe ſou den dan de wonderen van de krachten van de Goddelijc ke wijſheyt , door't ghemoedt ( 't welck een beelt van de Goddelijcke openbaringh is ) bekendt ende in figuren konnen ghebraght worden ? Maar , ſoo een Contrarium ( ghelijck licht ende e Ofie naar demaal. duyfternis) in't ſelvighe is , foo is ſich dit Contrarium ſelfs wederwaardigh , ende de eene eyghenſchap ver 31.
oorſaackt doorgaans de andere , dat de andere fich in begeerte in. voert , teghens de andere te willen ſtrijden , ende de ſelvighe te beheerſchen : ip welcke begeerte , foolha fhet ghemoedt in eenen natuurlijcken ende Creatuur- fi nnen . de B lijcken
.
то a Text, wollen .
Wat God zy : ende hoe. men fijn IVeſen ,
lijcken grondt tot een “ willen wordt inghevoert; na mentlijck , tot cene beheerſchingh in
fijn
yets , als
met fijn Centro, over alle Centra , als de eene findes ghe moedts, over de andere . 32. Door 't welck , in't ghemoet , ftrijdtende anghft , oock teghen , willeontſtaat , dat het ganſche ghemoet daar, door veroorſaackt wordt , wederom in eene ver breeckingh der ſinnen , ende het ſelfs
b Ofte be Seeren .
willen der finnen
( zijnde de natuurlijcke Centrorum ) in tegaan , ende fich b willen uyt de pijnen van den teghenswille ende ſtrijdt uyt de anghft tot in de eeuwigherufte in vte..verfincken ; uamentlijck, in God, daar 't felvighe uyt ontſpronghen is. 33.
cText , Sehnet.
Ende hier , uyt ontſtaat gheloove endehoope , dat
het anghftelijcke ghemoedt eene verloſſingh hoopt, ende dat het ſich wederom naar fijnen oorſprongh - verlanght; dat is, naar God.
d Moeten , 34. Alſoo d fullen wy oock de Goddelijcke openba ofte moghen. NB: ringh verſtaan :want , alle dinghen hebben haren eerſten aenvangh uyt den uyt.vloede van't Goddelijck willen ; het zy boos ofre goet, liefde ofte leedt. 35. Ende daar den wille Gods doch geenigh dinghen e Weder . Wille,
is , noch natuurnoch Creatuur : daar gheen pijn , leedt, noch e teghens wille in en is : maar , uyt den uytvloedt des woords (namentlijck, door den uytgangh van't on
grondelijcke ghemoet, 't welck de wijſheyt Gods is; zijn fText,ver de het groote Myſterium , daar het eeuwighe verſtandt in Alandaus. de Temperantie in is legghende) daar uyt is ghevloeyde & Text, ex- her f verftande ende & kennis. kantnus. NB. NB , 36. Ende de ſelvighen uyt.vloedt is eenen aenvangh des willens : doen het i verltant ſich in gheftalten heeft h Text , iTeset, men
zijn de gheftalten, eene yedere inlich, , gheſcheyden foo
A'ändras . begeerende gheworden, om hare ghelijckheyt, oock een lest,kes k teghen beelde te hebben . ghentu ry 37. Ende
aen fijne openbaringh fal kennen . 37.
II
Ende de ſelvighe begeerte is eene io .,, vattelijck .
heyt tot ſelfſheyt ofte a eyghen
hebbelijckheyt ( dat is ,
Text,eigen haftighkeit,
tot eene ftede ) gheweeft ; namentlijck , tot het yets : ende uyt dit yets , is het Myſterium Magnum ( zijnde NB. My Sterium de on , natuurlijcke kracht) weſentlijck ende natuurlijck Marnum . gheworden ; ende heeft fich het yets inghevat tot een b Text eyghen 6 willen. , 38. Want, deſeneyghen wille is eenen grondt van ſijne wollen. ſelfTheyt,ende fluyt ſich in ( zijnde eenen begeerenden wil le) daarm -van de Magnetiſche Impreſlie tot ſcherpte ende hardte haren oorſprongh heeft ghenomen , ende eenen gronde van't pijnelijcke - bevinden is;daar_uyt den d te- CNB. Het Woord , be ghenwille, de anghſt, ende het vlieden ( zijnde de bevin vinden, is oock , ghevol delijckheyt) haren oorſprongh heeft. len ofte on 39. Ende't is eenen gronde der natuur , daarvuyt de lem of
veelheyt van de eyghenſchappen komt , dat in foodanighed Text,we weder waardigheytdoorgaans den eenen wille uytden der -wille. anderen ontſtaat , om ſich van de pijnen te ſcheyden : cofte van ghelijck als de finnen uyt het ghemoet ; al., daar het ghe . de jmenten moetmet de ſinnen , inghedurighe anghſt,wercken , wil- lijckheden. len, ende verbreecken ſtaat. in't fText, 4us uyt f lich.fefs gheen ſich de Goddelijcke kracht, uyt hauchet. Ipreeckt , ende in natuur ende creatuur in voert ende ge 40.
In ſoodanighen Goddelijcken uyt., vloedt ,
voerdt heeft , is ons tweederley , te kennen: als eerſte- g Text, zu liick , het eeuwighe verſtande van den eenighen wille , erkennen. 't welck een Temperamentum is , ende fich nietsmanders dan alſoo in eene bevindelijckheydt ende wercken in v voert , tot de openbaringh van de veruwen ende deugh den, dat de kracht ende deught, in ſcheydelijckheyt ende formelijckheyt verſchijne ; ende de eeuwighe wetenſchap h Text , er kennis komme. openbaar ende in kentnus . 41. Vyt 't welck dan oock den Engelſchen, Sieliſchen, ende B 2
.
12
Wat God Wy : ende hoemen fijn Weſen ,
en creatuurlijckē groot is gekommen : als...mede de troo nen en heerſchappyen ; mett'ſamen de ſichtbare werelt. 42. a Van de gronden.
Ende dau is ons ten tweeden , den aenvanghelijc
ken wille der natuur ( zijnde de invattelijckheyt der Centrorum ) te verſtaan , daar ſich een yder Centrum in de ſcheydelijckheyt, in eene ſtede tot yetſheyt ende ſelfs willen ( zijnde een eyghen Myſterium ofte ghemoet ) in .. fluyt , daar de onghelijckheyt des willens uyt ontſtaat ; want, de ſelvighe zijn twee, in een eenigh weſen . 43.
Als eerſtelijck , het inwendighe van den
oor
ſprongh van de Goddelijcke kracht , 't ſelvighe begeere b Text, ke-
niets
ghenwurf.
heyt ( zijnde het goede ) daar
andersdan een b teghen.beelt van fijne ghelijck in den goeden Goddelijc
ken uyt-ghevloeyder wille werckt,ende ſich magh open baren : ten tweedeu , ſoo begeert den ſelfs
gheboornen
eygen natuurlijcken wille, in de ſtede der ſelfſheyt, vande duyſtere Impreſſie der ſcherpte, oock eene ghelijckheyde c Text,ke. ( dat is , een ghenwurf.
tegen
beelt) door fijn eygen in, vattelijck
heyt : door't welck in ., vatten hy ſich Materialiſch maackr, ende
niets
anders en begeert ,
dan
alleenelijck fijne
d Lichame į Corporaliteyt;namentlijck,eenen natuurlijcken grondt. lijckneyt. 44. In defe beyde is ons nu den goeden ende booſen wille , in alle dinghen , te verſtaan : ende hierin worde recht verſtaan , hoe den in ...wendighen Gheeſtelijcken gront van alle weſens,vande Goddelijcke kracht ontſtaat: ende hoe in alle dingen oock eene eygene natuurlijcke be € Lichamen. geerte ontſtaat; ende hoe alle • Corpora van de fíchtbare
f Ofte kon wen ,
bevindelijcke weſeps, van de begeerte der natuur ontſtaan . 45. Daarby wy nu klaar fullen mercken , dat , ghe lijck als deeyghen natuurlijcke begeerte ( de welcke aen
gText ,ken vangh heeft) lich materialiſch , ende haar een 8 teghen. ghenwurf. beelt maackt ( zijnde eene gelijckheyt)daar ſy in werckt, alſoo maackt lich den Goddelijcken grondt ende wille ,
met
! aen fijn openbaringh ſal kennen . met fijne lieve invattelijck heyt, oock een Stegen
13 beelt
endeGheeſtelijck weſen , daar den Goddelijcken heyli ghen wille in werckt, ende de Goddelijcke kracht, in for men ende ſcheydelijckheyt invoerde ; tot de openba ringh van de Goddelijcke krachtende heerlijckheyt. 46. Ende daar worden in 't weſen van deſe wereldt,alu. NB. NB. tijds twee weſens, in een eenigh verſtaan : eerſtelijck , een eeuwigh, Goddelijck , ende Gheeſtelijck : ende ten twee den , een aenvanghelijck ,natuurlijck, tijdelijck, ende ver breeckelijck , in eenen eenighen wille : al daar , in een eenigh leven , tweederley willen in legghen : eerſtelijck , eenen aenvanghelijcken natuurlijcken , daar den wille een eyghen & Aftrum in is , endemet alle uyterlijcke, natuur- afternte. Ofieghe b Ofte luch . 47. Ende ten tweeden , een eeuwigh Gheeſtelijck We- tiſche.
lijcke, elementighe , ende b lideriſchen inqualeert.
ſen , ' t welck eene invvattelijckheyt,ofte ingevat weſen vanden Goddelijcken wille is, met 't welck den Godde lijcken wille , ſich oock een
teghenybeelde ende weſen c Text,kes
maackt , daar hy in werckt : ende deſe twee Wefens wor- slenwurf. den in twee Principien verſtaan : het eene, Goddelijck , in een Hemelſch ; ende het andere, tijdelijck, in een aerdſch . 48. Ende ghelijck nu het Hemelſche
Goddelijcke ,
aen 't aerdſche hanght , alſoo oock het aerdſche ,aen 't Hemelſche, ende het eene en is doch het ander niet : want, het Hemelſche , heeft een Gheeſtelijck Weſen , 't welck niet
andersdan eene weſentlijcke kracht is , ende door
’t aerdſche doordringht ; ende doch alleenelijck fijn Principium beſit, ende aen't aerdſche weſen , kracht geeft, dat'tfelvighe oock eenen anderen nieuwen wille bekomt, d Text , ende fich d verlanght naar't Hemelſche. Sehner, 49. Welck e verlanghen , eene luſt is , om van de ydel. - Text te gaan : daar de Schrift van felmungho heydt der natuur uyt fText, ſeydt ; alle Creaturen f verlanghen fich , nevens ons , Selmet. om B 3
14
a Ofie te ghens.
Wat God zy : ende hoe
men fijn Weſen ,
om van de ydelheydt ( de welckeſy , « over haren wille , onder- worpen zijo) los te worden . Verſtaat 'tſelvighe recht.
NB . NB .
50. Deſe uytvghegane luft, vande Goddelijcke kracht,
ſehnet.
tot de natuur , daar de natuur ende eyghen wille uyt ont Itaan is , 6 verlanght ſich om van den natuurlijcken eygen wille los te zijn .
c Ofte fuo men druco
d
kingh. de ofte se
ſelvighe daar heeft in ughevoerde:de felvighe fal ,aen's
ghens.
eynde van deſen tijd , van de opvgheladene ydelheyt der
bText ,
sr . De ſelvigheluft , is , met de
Impreſſie der natuur,
over haren wille beladen , om dies wille , dat God de
NB. NB . natuur , verloft , ende in eene Criſtalliniſche klare natuur, ghebracht worden ; als..dan fal't openbaar zijn , waarom God de ſelvighe, in eenen tijd gheſoten, ende haar de pij nelijckheyt, tot het lijden, onderworpen heeft. 52. Namentlijck , daarom , om dat door 't natuurlijcke NB . NB . eQuellen e pijnen, de eeuwighe kracht,mede in formen , gheftalten, oftepijnigen , ende ſcheydelijckheyt, tot de bevindelijckheyt gebraght worden ,endedat daar Creaturen (dat is een Creatuurlijck leven ) in't ſelvighe openbaar ſoude worden ; ende alſoo, f Text,keghenwurf.
in't f teghen ſpel zy :
beeldtvan de Goddelijcke wijſheydt , een
53. Want , door de dwaalheyt, wordt de wijſheyt open NB. NB . baar : daarom , dat de dwaaſheyt fich eyghen vermoghen toe
meet ; ende fy ſtaat doch in eenen grondt ende aen
vangh, ende is eyndelijck ! 54.
Over
ſulckx wordt het on , eyndelijcke leven ,
door dedwaaſheyt , alſoo ten toon ghedraghen , op
dat
in't ſelvighe, een lofter eeren Godsmagh ontſtaan ; ende dat het eeuwighe beſtandighe, in'c doodelijcke ſoude be kept worden. 55. Alſoo wordt aen't vernuft gheantwoordt op des ſelfs
aen fijne openbaringh ſal kennen .
IS
ſelfs eerſte vraghe : in't ghene ' t ſelvighe meent, dat alle dinghen « by gheval gheſchieden , ende dat daar gheen a Text, ohne gefehr. God en is : naar demaalhy den vroomen , in pijn , anghft, ende droef heyt laat ſtaan, ende hem eyndelijck ten grave
voert ghelijck den God looſen : foo dat hetſchijnt te zijn , ghelijck offich God , ghenesdinghs aenen , nam , ofte dat daar gheen God en was; paar, demaal b ' t ſelvige hverftakt het vernuft. hem niet en fiet, kent, noch en ghevoeldt. c Text , 56. Overvſulckx wordt 't ſelvighe gheſeyde , dat het in emphindet. fijn eyghen leven , niets anders en is dan een d ceghen ghemuitos beeldt van ' t rechte leven : ende byval. dien 't ſelvighe, in
fich , gheenen hongher nochte begeerte en bevindt,
naar
't ghene, daar van't , in den aenvangh , is ontſtaan ,
dat 't ſelvighe, in ſijn leven , nietsvanders en is , dan eene dwaaſheytende • ſpel, daar de Goddelijcke wijſheye, hare e Ofie Spie ghel. wonderen in f volbrenght. fText, ver 57. Want , : 'tfelvighe fiet oock , aen den wijſe ( naar bringhet,
de uyt--wendighe natuur ) eene ſoodanighe dwaaſheydt: maacke , ofte ende't fier hoeGod de ſelvighe dwaaſheyt des wijſen ver- g Verffaat laat ,dat ſy in fchande ende ſpot moeten kaen, voor de ey- het vernuft. ghen , Willighe narwachtige kloeckheyt ;de welcke doch haar cynde niet en kendt ! 58. Derhalven meent het dwaſe vernuft, dat daar geen NB. NB. b verloſſer en is : ende't en weet niet, hoe dat den wijfen, b Text, Er in fich , felfs , gheholpen , ende van de aengkeverfde retter ofte Helper. dwaaſheydt verloft wordt , door't in. gaan fijnes eyghen willens : in't ghene , fijnen eyghen wille, door bet pijni ghen ende teghen , ſettingh der God.loofen , in fijn ver breecken ende niets -willen in vgaar , ende fich in fijner eerften oorſprongh ( dat is , in Godswillen ) verſinckt; ende in den ſelvighen, nieu għebooren wordt. 59. Als ,mede , dat God met het grove ſterffelijcke iText, un yleeſch niet en is ghedient , dat hy de verloffingh ,' in'c NB. NB.
dyer
16
Wat God zy : ende hoe men fijn Weſen ,
dyerſche eyghenwillighe leven ſoude willen in voeren : naar , dat den eyghen wille verbreecke , ende ſich weder om in God verſincke; daardoor wordt het id.wendighe goede weſen , in den wille Gods in ghevat : ende aen't doodelijcke lichaam , wordt over- ſulckx , maar te meer pijn opugheleydt, op dat den eyghen patuurlijcken wil le, niet en ſoude in eene eyghene begeerte tot ſelfſheyt , wederom iogaan , ende ſich tot eenen heerſcher, over den inwendighen grondt, op - worpen ; eņde het ware beeldt Gods verſtooren .
60.
Dit en verſtaat het aerdſche vernuft niet : want ,
a Ofte be- 'ten - kent niet , hoe God in b 't ſelvighe woondt , noch grijpt. b Verſtaat , wat fijn willen ende weſen zy : 'ten weet niet dat God 't vernuft.' door 't ſelvighe woondt, ende't ſelvighe ſoo nae , by is, ende dat des ſelfs leven niets anders en is , dan eene
cText, der. dwaaſheyt · vande wijſheyt, door 't welck de wijſheyt ſich openbaart ; op.v.dat bekent magh worden,wat wijſheyt zy. d Verſtaat 61. d Sijnen wille is van God , in de ſelfſheydi in -ghe het vernuft. gaan , ende beromt ſich eyghen vermoghen : ende'ten fiet niet,hoe fijn vermoghen , aenvanghelijck ende eynde lijck is , dat het niets anders en is, dan een ſpiegel. werck : doorwelcke ſpieghel, de wijſheydt, eenen tijd e Scharet.
langh , ſich in de dwaaſheyt der wijſen e befiet , ende eyn delijck , door ſoodanigh pijnighen der God looſen , de dwaaſheyt aen de wijſe verbreeckt : in't ghene fy aenvan ende ghen het verbreeckelijcke dwaſe leven te haten met het vernuft te ſterven ; ende ſich aen den wille God overtegheven . 62. Het aerdſche vernuft ,houdt ſulcx voor eene dwaaſ heyt : voornamentlijck , wanneer 't fiet , dat God oock aen de wijſen hare aerdſche dwaaſheyt verlaat , ende het lichaam van foodanighe dwaaſheyt, in ' t welck de dwaal heyt ſich heeft beſien, ſonder hulpe , ten grave laatvaren :
foo
17
gen fijne openbaringh ſal kennen .
foo meent't ſelvighe , dat deſe menfch van God gheene verloſſingh en heeft bekommen :ende naar de.vmaal den ſelvighen hem dan vertroudt heeft , foo moet ſijn gheloof voornwaar valſch zijn gheweeſt ; anders ſoudé hy hem , by levens
tijd ,doch gheholpen hebben !
63. Qock , naar de maal’t ſelvighe fijne ſtraffe niet van ſtondenwaen en voeldt, ſoo meent het, dat daar gee
ne ernft meer en is : epde't en weet niet , dat her , hoe.v langher hoe meer , ſich in de dwaaſheyt a inw.vat, ende a Verſinckt, dathet eenen ftercken quaal des eeuwighen pijns , in.c. ofteformeert, ſich
ſelfs wordt : dat ( wanneer het licht van de uyt - wen
dighe natuur, aen't ſelvige verbreeckt ,daar 't eenen tijd.v bText,ichte langh, in de b ickheyt , in heeft - ghepronckt ) ' t ſelvighe heit. ſelfs, in de eeuwighe duyfternis ende c Text,Stolt dan , in ſich
als.
pijn ſtaat;dat fijne valſche eyghen begeerte, eene enckele ziret. ruyghe, ſteeckende , hardde , ſcherpte , ende d teghenw d Text,wie der wille , willeis . 64. Het hoopt , in deſen tijd , op eene uyterlijcke hul ende't voerdt ſich in wel.lult fijnes willens ; ende
pe ,
't houdt ſulckx voor fijo Hemel rijck : maar , wanneer het uyt- wendighe licht , in den dood , uyt.,bluft ,foo ſtaat het als. danin eeuwigh verſaghen; ende 't en fiet oock geenen verloſſer, om, noch inlich. 65.
ſelfs NB . NB . endeleert fijne dwaaſheydt haten , die
Maar , den wijſen , wordt , in deſen tijd , Gich
tot eenen dwaas ,
’ t vernuft , voor kloeckheyt houdt : alſoo moet fijne wijſ heyt ( de welcke de wereldt voor dwaaſheyt houdt ) voor ' t vernuft , eene dwaalheyt zijn ; daar ' t ſelvighe fich aen ergerdt. 66.
Ende alfoo haat God, in de wijſe,oock , hetdwaalis
achte doodelijckeleven ( ghelijck als'e ſelvighe den wij ſen ſelfs haat ) op
dat het wareGoddelijcke leven , in
hem, met het verftandt regeere, C
67.
En
18 Van't ghemoedt , vanden wille, 67. Ende daarom en is by God , gheen klaghen on het doodelijcke lichaam des wijſen : want , hy vat ſijo Godde lijck Ens , in , hem , in fijnen Geeſt ende wille , ende laat het lichaam der dwaaſheyt, met de dwaſen heen , varen ,in fijn graft ;tot aen den dagh,tot de ſcheydingh aller weſen. 68. Ende't ſelvighe en verſtaat het vernuft niet ; der halven is 't ſelvighe dwaas : ende den menfch en moet niet naar de dwaaſheydt, maar , naar Gods Gheeft , een menſch zijn ; ende'tghene Goddelijck is , niet naar het beeldelijcke vernuft oordeelen. 69. Want , daar ſtaat gheſchreven :
foo uwie op het
vleeſch (dat is , op het doodelijcke vernuft van eyghen ſelfs willen ) bouwt, die ſal van ' t vleeſch , het verderven erven . 70. Maar , ſoowie op den Geeſt ( dat is , op den God delijcken wille) bouwt, ende fijnen wille in de hoope van de Goddelijcke belofte ſer, die ſal van den Geeft ,het eeu wighe leven erven.
Η E T
T
vv
CAPITTEL .
E E DE
Van't ghemoedt , vanden wille , ende vande ghedachten des menſchen leven : hoe't ſelvigheſijnen oorſprongh heeft van den wille Gods : ende hoe't een teghen, beeldt ( dat is , een beeldt Gods ) is ; in't welck God wil , werckt ende woondt. I. Et vernuft fpreeckt :
Η H
naar
demaal het ghemoedt,
met de finden , een aenvanghelijck natuurlijck le
venis , 't welck in eenen tijdt ende verbreeckelijckheydt ftaar , hoe vermagh't ſelvighedan , in deſen tijd , tot het overfiovelijcke Goddelijck leven gebraght te worden ! Ofte , hoe is de Goddelijcke in
wooningh in't leven ? Ant
ende vande ghedachten des menſchenleven.
19
Antwoordt. 2. Het leven des menſchen , is eene form van't God delijcke willen : ende't is van 't Goddelijcke « in, ſpreeco Einhauchen a Text ; , ken , in't gheſchapen beeldt des menſchen ghekommen ; het is het ghebeelde woord van de Goddelijcke weten ſchap: ende'tis dan noch ,van't b teghen ſpreecken des b Text, ke duyvelsende vanden grim der tijdelijcke natuur, vergif- gen hauchen . tight gheworden , dat ſich des levenswille , met het uytv wendighe aerdſche ' teghen , beelt der doodelijcke na- c Text , ke. tuur, heeft ghebeeldet, ende van fijne Temperament , in ghenwurf. ſcheydelijckheyt der eyghenſchappen ghekommen is. 3. Uyt foodanighe oorſaack , ſtaat't ſelvighe noch in eene aerdſche beeldenis ; ende ' t wordt als nu , in drie Principien betracht :
namentlijck , in't eerſte Principij
naar fijnen waren oorſprongh, ſtaat 't ſelvighe in den uyt. gaanden wille Gods , in Goddelijcke wetenſchap:'t welck, aenvangelijck , deen Temperament was daar deGoddelijc- d Oftecene ke kracht ſenſualiſch ,in wrocht , ende een recht Paradijs, cemvige rufte. ofte wercken vande Goddelijcke kracht daar in wierdt verſtaan ; zijnde eene door-vgaans durende van den Goddelijcken wille .
beeldingh
4. 't Welck groenen in den uytgangh van de goede ſinnen wierdt verſtaan :
daardoor fich de Goddelijcke
wijſheyt figuurlijck beelde ;
op Goddelijcke aert : ende
door foodanighe beelden van't Goddelijcke f verſtandt, e Ofte fign door den uyt. gangh van't finnelijcke leven fich open. Flest, ver baarde : daarvan 't felvighe te recht een beeldt Gods fändnus. ghenaamtwierdt ; in 't welck den wille Gods fich open baarde. s.
Maar, doen dit leven , in 't eerſte Principio , van den
her. toe gheſproocken , in fijne gh &ehTheaisc theme beeldenis , dat hem de duyvel io. lprack : het waar hem nut C 2
grimmighen duyvel wiert
20
Van't ghemoedt ,
vanden wille,
put ende goedt , dat den uyt - gangh der finden uyt het le a Text, tem- ven , ſich van de « Temperantie af. braacken , ende in peramento.
eene eyghen beeldenis naar de eyghenſchappen der veel heyt invoerden , om de onghelijckheyt te probeeren ( dat is , het quade ende het goede te kennen ende te be vioden ) ſoo heeft den eyghen wille des levens daar , in bewillight, alsmede de finden ( zijnde de uyt- gaande luft ) ende ſich in debegeerte tot eyghenheyt", in- ghe
b Gedruckt. voert, ende in de felffheyt ſich b gheperſt ofte ghevat. c Ofte ghe 6. Van ſtondenvaen is d het verſtandt des levensin formeert . Text,de de eyghenſchappen openbaar gheworden : doen heeftde verfandnu , natuur 't ſelvighe in de onghelijckheyt ghevanghen , en de haar Regiment in 't opperſte ghevoerdt; daar, van is 't felvighe pijpelijck gheworden : ende den inwendigen van den goeden wille ende weſen ,
Goddelijcken grond
is uytvghebluſt ; dat is , naar de Creatuur , wercke., loos gheworden . 7. Want , den wille des levens , brack ſich daar van af, ende gingh in de bevindelijckheyt, uyt de Eenheyt , in de veelheyt, ende weder.ſtondtde Eenheyt ; zijnde de eeni ghe eeuwighe rufte, heteeuwighe goedt. 8. Doen ſulckx gheſchiede , ſoo is den Goddelijcken
grondt ( zijnde het tweede Principium , daar ſich deGod e Text , aus delijcke kracht , met den e uyt. ſpreeckenden Godde hauchenden . lijcken wille , mede in 't beeldelijcke leven , dat is , in 't f Text , ke- f teghen , beeldtGods , heeft inghevoerdt ; verſtaat , de glenwurf. wijſheydtGods, zijnde den weſentlijcken wille Gods ) in g Ofte wyt- den valſchen wille é verblickert : want , de oorſaack van gieblust. de bewegingh des heylighen weſens, hadde fich tot aerds heyt ghewendt; in ' t welck het quade ende het goede , in den ſtrijdt ftaat.
NB, NB .
9. Verſtaat ' t ſelvighe :
den eeuwighen ongronde
lijcken wille des levens , hadde fich van ' t Goddelijcke Eus
ende vande ghedachten des menſchen leven .
21
Ens afvgewendt, ende wilde in 't booſeende goede heer ſchen: ende daarom is hem het tweede Principium (zijnde het rijcke Gods ) uyt - gebluſt: ende aen de ſelvige ftede, is hem het derde Principium ( zijnde de quaal van't ghe fternte ende van de vier Elementen ) in de eyghen delijckheyt opvghewaackt; daar
beel
van het lichaam , grof
ende dyerſch , ende de ſinnen , valſch ende aerdſch zijn gheworden. 10.
Alſoo heeft het leven het Temperamentum verloo
ren ( zijnde de eeuwighe ruſte ) ende fich ,met de eyghen begeerte, duyſter , pijnelijck , gheftrengh , hardt ende suygh ghemaackt,ende 't is gheworden eene enckele on. geruſtheyt: ende 't loopt nu, in aerdſche kracht, in eenen eeuwighen grondt, ende't ſoeckt ruſte, in de verbreecke lijckheyt, ende en vindt doch ghene ; want, de verbreec kelijckheyt, en is des levens ghelijckheyt niet. jl. Daarom a verheft het leven fich nuover het we- a Text , ſen van deſe wereldt , ende het beheerſchetdedoodelijc- filminghet. ke kracht der Sterren ende Elementen , ghelijck eenen eyghen ſelfsGod der natuur : ende met foodanighe heer ſchingh , is't ſelvighe , narwachtigh ende dwaasghewor. den : foodat het in ſoodanighe aerdſche beeldioghen en vermagh fijnen gronde de eyghen aen , pemingh , niet ende oorſprongh te kennen , waar fijne eeuwighe ruſteio ſtaat ; ende 'c wordt te recht dwaas gbenaamt: want , het heeft ſich uyt het Goddelijcke Ens , in een aerds inghe voerdt , ende in een verbreeckelijck wefen gheſet ; ende 't wil heerſchen ion't gene , ' t welck fich doch verbreeckt ende vergaat .
12. Ende wanneer 't ſelvighe verbreeckt, daar't, tijde lijck, over gheheerſcht heeft,foo blijft alsdan't ſelvighe leven ,in fijne wederwaardigheyt, in'r eerſte Principium , in đe duyſternis : ende's en is niets anders , dan eene. C3 doors
22 Van't ghemoedt , vanden wille , doorvgaans, durende on., uyt. bluffelijcke vyer - quaal; ghelijck oock de duyvelen ſoodanighe zijn. 13. Dit ghevanghen leven is de groote liefde Gods, wederom te hulp ghekommen : endeheeftfich van.ſton denmaen , naar loodanighen afvval , wederom in 't in... wendighe Ens (namentlijck , in't uyt- ghebluſte. weſen a Text,Ein- van de Goddelijcke eyghenſchap ) a ingheſproocken , shebauchet. ende aen ' t leven , tot eenen b teghenworp (zijnde eene b Dat is,
regen beet. nieuwe · fonteyne van de Goddelijcke Eenheyt , liefde c Text , ende ruſte) in 't verblickerde Goddelijcke Ensinghege quel-brun . ven , ende ſich in 't ſelvighe gheopent; daer't leven nu uyt ſchept, ende fijne pijnelijckheydt ende onruſt , in't d Ofre grons, d'Centrum van de eyghenheyt magh bluſſen. e Textquel brun.
14. Oock ſoo heeft dele
nieuwe e fonteyne van de
Goddelijcke liefde ende eenigheyt , met hare uyt- vloedt, in Chriſto , in 't ware leven van alle de drie Principien van de menſchelijcke eygenſchap, fichingelijft, ende ſy isin de beeldelijcke Senſus ( dat is, in den natuurlijcken , Crea tuurlijcken , afvgheweecken beeldelijcken wille des le vens ) inghegaan ende menſcheyt aenghenomen , ende fText, icht- de fickheyt ende't eyghen willen , s met den in .,.vloer gofte door. van de eenighe liefde Gods ( dat is , met het eeuwighe Een ) verbroocken , ende den wille des levens, wederom in’t eeuwighe Een ( dat is, in't Temperamentum ) inghe wendt ; daar als
doen , den inghevoerden wille des duy
vels verſtoordt, ende de pijnelijckheyt des levens, in de ware ruſte ghebracht wierdt . 15. Ende heeft de in, ſluytingh ( zijnde den dood) h Text,zero b gheopent , ende het Goddelijcke ſenſualiſche Paradij Sprenget. ſche groenen , met de heylighe ſinnen ende wercken , we
der ghebraght, ende het heylighe leven, door de influy tingh des doods,door - ghevoert, ende den dood ende des duyvels wille tot ſpot ghemaackt .
16. En .
ende vande ghedachten des menſchen leven .
23
16. Ende alſoo krachtigh beweſen , hoe't eenighe Een , over de veelheyt ende eyghenheyt, machtigh kan heerſchen , dat de macht der beeldelijckheyt gheen God en zy ; maar dat de machtvan de on , ende over beelde lijckheyt, alles beheerſchet: want, het beeldelijcke en is piets anders,dan een a tegen, beelt vanden on beelde- a Text, ke lijcken wille Gods ; door 'twelck den wille Godswerckt, ghenwurf,
: 17 . Maar , naar„ demaal, de groote liefde Gods in Chrifto , het arme menſchelijcke leven , in de aerdſche NB. NB. beeldingh , alſoo te hulp is ghekommen , ende ons arme menſchen, in't leven van de menſheyt Chrifti, eene open poorte der ghenade ,
tot den Goddelijcken ingangh
heeft ghemaackt, ſoo leyt het als nu daar-vaen , dat den ghevanghen wille des levens, in fijne beeldelijckheyt, het aerdſche ( zijnde de ſelfſheyt ende den eyghen wille ) we derom verlaate, ende fich eenigh ende alleen , in deſe in ghelijfde ghenade (de welcke van eenen ; dat is , vanden eerften menſch , op alle ghedronghen is ) verſincke. 18. Ende dat hy ſich defe ghenade aenneme ,
ende
in kracht van foodanighe aen , nemingh, ende Goddelijc ke vereenigingh , fich met den ghelatene wille des le vens , in het over.finnelijcke , over vgrondelijcke eeu wighe Een ( dat is , in den eerſten grondt van den aen vangh des levens) verſincke , ende fich wederom in den grondt, ( ayt den welcken het leven is gheſprooten ) inne begeve: ſoo is 't ſelvighe als dan wederom in fijne eeuwi b Ofte Tema ghe plaats ; dat is , in de 6 Temperantie, in de rufte .
19 .
Het vernuft ſpreeckt: hoe kan een menſch ſulckx peramento.
doen ; naar demaal de Schrift ſeydt , dat den eerſten menſch tot het natuurlijcke leven zy ghemaackt , om te heerfchen over alle Creaturen ende weſens van deſewe reldt : der halven moet het leven de begeerte doch in de aerdſche eyghenſchappen in ... voeren ? Ant
24
Van't ghemoedt , vanden wille Antwoordt.
a Text , ke ghen-wurf:
20. Het menſchelijcke leven is in een a teghen, beelt des Goddelijcken willens gheſet; in , ende mec't welck tegeny God wil :ende de aerdſche Creaturen zijn in een
beeldt des menſchelijcken levens gheſet ; in , ende met de b Ofte moſt. welcke den menſch b ſoude willen : het willen des men: ſchen
ſoude met het willen Gods, over alle't natuur ende
Creatuurlijckvleven , willen endeheerſchen : 'c en ſoude in gheen dyerſche ;maar, in Goddelijcke Eſſents ſtaan . 21. Alwas’t
ſchoon dat den menſch , met het leven ,
in de natuur wierde gheſet, ſoo was ſijne natuur doch een ¢ Text , ghe- Temperamentum ; ende fijn leven , eene hauffe. Goddelijcken willens.
22. Maar , naar
demaal’t leven als
wooningh des
nu , in aerdſche
NB . NB. Eflents, deſe tijd moetſtaan , ende ſich't ſelvighe niet en vermagh te ontſlaan , foo moet men de drien voudighe aert des levens aen fien , naar de drie Principien : met welcken grondt des levens , den menſch ſich kan verhef fen, in 't over
finnelijckeweſen Gods ; ende hoe ſulckx
kan, ende vermagh te gheſchieden ! 23. Chriſtus ſprack , ſonder mijn , en kondt ghy niets doen : geenigh menſch en kan , uyt eyghen vermoghen, in den hooghſten grondt gheraacken , 'renzy ...dan dat hy ſijnen inwendighen grondt van't eerſte Principium , naar de beeldelijckheyt des levens, in de inghelijfde ge nade Gods verlincke , ende naar den ſelvighen grondt , in Goddelijcke hoope ,itille ſtaa van 't eyghen willen , ende ſich aen 't willen Ġods ganſch over - geve : in dier , voe ghe, dat ſijn willen naar foodanighen grondt , niet meer Ipreecken wil , ſonder 't ghene God , door deſen grondt, d Text,ziel. ſpreeckt ende wil ; ſoo is hy aen ' t hooghſte - Perck . e Oogenblick 24. Bywal..dien't mogelijck is ,dat hy eeneiſtonde,ofte ofte tijd . wey
ende vande ghedachten des menſchen leven .
25
weynigher, van ſijn inwendigh ſelfs...willen ende ſpreec- NB. NB. ken vermagh ſtil hemio
te ſtaan , foo fal 't Goddelijcke willen ,
preecken : door 't welck in
Gods , fijn willen , in
ſpreecken , 't willen
ſich vat ,ende aen't beeldelijcke, na
tuorlijcke , Effentialiſche , uyt- wendighe leven des ver nufts in
ſpreeckt , ende de aerdſche beeldingh van den
wille desvernufts, a ontſluyt ende verlicht;dat alſoo van a Text, zer ſtondenaen , het over, finnelijcke Goddelijcke leven Schellet. ende willen , in’t willen des vernufs , groende ,ende ſich b Text , b wordtelt . Eincentri 25. Want, foom,weynigh het eygen -willen des levens , het in de ſelfſheyt ende in den afwghewenden wille van 't wil NB . NB . len Gods, in de natuur,een ooghenblick vermagh ſtillen te ſtaan van ſijne werckingh ( 't enzy_dan dat het lich verſincke buyten alle natuur) foo weynigh vermagh oock
1 het Goddelijcke ſpreecken ſtille te ſtaan van ſijn werc ken, in't te grondivghelatene leven. 26. Want, byval
dien’t leven , van fijn eyghen ...wil.
len filleſtaat, ſoo ſtaat 't ſelvighe, in den afgronde der NB. NB . natuur ende creatuur , in't eeuwighuyt
ſpreecken Gods;
dan ſpreeckt God daar vin . 27. Want, het leven , is van Gods ſpreecken uytvghe gaan , ende in 't lichaam ghekommen ; ende'ren is niets . anders, dan eenen beeldelijcken wille Gods.
NB . NB .
28. Is ' t nu dat het eyghen ſelfs beelden ende willen d' On-gronde ſtilleſtaat, foo gaat het Goddelijckebeelden ende wil des Niets is len op : want, 't gheen wille
loosis, 't ſelvighe is met het NB."NB.
Niets, een eenigh dingh, ende't is buyten alle natuur ; des haudsen Text,. aus d De on ſelfs ongronde, is God ſelfs. 29. Naar- demaal, danden ongrondt ( zijnde God ) grondeer. een eeuwigh ſpreecken is ( dat is , een uyt - Ipreecken fij. dediepten nes felfs ) foo wordt oock aen't ghelatene leven, d den Gods. on - grondtin - gheſproocken ; want, het • ſpreecken des Testing ons D
26
Van't ghemoedt , vanden wille ,
on gronds, ſpreeckt door den ſtil , ſtaanden grondt des . levens.
a Text , hauben .
30. Want , het leven is uyt het Goddelijcke « ſpreec ken ontſtaan , ende’t is eene ghelijckheytvan't . ſpreec ken Gods ; daarom vanght de eeneghelijckheyt d'ander : ghelijck ’tſelvighe aen de ſinnen des levens blijckt ; die oock eenen ſoodanighen uytgangh van't a ſpreecken
des ghemoedts zijn , ghelijck het ghemoet , eenen uyt- b Text , ke- gangh ende b teghen beelde van't Goddelijcke gemoet glen-wurf. van de Goddelijcke wetenſchap is. c Text , aus 31. Ghelijck nu God , door fijn uyt ſpreecken van hanchen decofremcoor. fijne eewighe wijſheyt ende wetenſchap , met de natuur ende creatuur, beyde ( d mer den in , wendighe heylighe wille ) met het leven der Enghelen ende menſchen ſich heeft gheopenbaardt , ende fijnen wille van ſijne weten ſchap, in beeldingh heeftin.vghevoert,tot het weder uytv ſpreecken , door ghebeeldeluytbare aert ; als medemet & Text, aus de natuur , ende hare wedere uytſpreeckingh der Crea htuchungh. turen van de fichtbare werelt : ende heeft doorgaans het uyt - wendighe, van de natuur uytugheſproocken ,aen den inwendighen grondt onderdanigh ghemaackt,dat het inwendighe door 't uyt --wendighe Corporaliſche foude heerſchen , ende een Gheeft van't uyt -wendighe ſoude zijn ; alſoo fult ghy weten , dat oock het inghe wende nieuw ghebooren leven des menſchen in deGod. delijcke kracht ende macht , over het leven van 'tuytno wendighe vernuft van Sterren ende Elementen , kan ende moet heerſchen . 32. Ende bywal, dien ſulckx viet en ghefchiet , dat het 10. -wendighe eeuwighe leven in den menſch , in Godde lijcke krachtende licht, over het uyt--wendighe aerdſche Aſtraliſche van de doodelijcke luft, heerſchet,
ende dat
den wille de aerdſche luft ( , daar het flanghen , monftrum in
ende vande gheltachten des menſchen leven .
27
in ſtaat) en verbreeckt, foo en is, in foodanigh leven, noch gheene nieuwe wedervgheboorte ofte Goddelijcken wil. le , openbaar ofte in 'twercken ; ende eenen foodanighen menſch ( ſoo langh hy alleenelijck in den aerdſchen wille ſtaat) en is gheen kiadtdes Hemels. 33. Want, de Goddelijcke « Scients , is door de ſelfs.c a Kennis ofie
beeldingh van den valſchen wille , in aerdſche dyerſche wetenſdhep . eyghenſchap verwandelt: ende deſelvigheis , naar 't lig . haam , een boosdyer : ende naar de fiele, eenen afvghe. wenden valſchen wille , die met God niet en wil ; op aert der duyvelen , de welcke oock in eyghen , beeldingh van de finnelijcke wetenſchap ſtaan. 34. Der halven ſeyde Chriſtus ; ſoon wie niet metar my en verſamelt ( datis, ſoon -wie metde inghelijfde ge- NB. NB. nade Gods , die God door Chriftum heeft gheopenbaart ende preſenteert, en werckt, wil, ende doet; maar,werckt door natuurlijckeyghen willen ) die verſtroydt : niet al leenelijck de Goddelijcke ordeningh ; maar, hy ſtroydt oock lijne wercken in eenen valſchen grondt.
i
3ș. Šiet eene gelijckenis aen ,van defonne: fo..wanneer een kruyt gheen lapen heeft,foo wordt't ſelvighe van den NB. NB. ſtraal der Sonnen ( daar 't van waft) verbrandt:maar heeft
1
het ſap, foo verwermtde ſonne't ſelvige;alſo oock in 't le ven der Eſſents in den menſch : heeft’t felvigegheen Ens van de fachtymoedigheyt ende liefde Gods ( dat is , van't
1
eeuwige Een ) ſoo Impreſſet 't ſelvige ſich in eene grimmi ghe vyerigeſcherpte,dat het ghemoet ganſch rou , honge
3
righ, gierigh, nijdigh ende ſtekende wort; ende eene ſoda pige valſchen finende wille ,gaat daar
naar oock , uyt het
leven in't lichaam , ende in alle fijne weſens ende wercken .
36. Alloo verftroyde ende verbreeckt eene foodanige
be
vyerighe,gierighe,nijdighe aert,metdenſcherpen 6Sen- b Ofte fin . ſu des levens, alv't ghene, goet is;met alles, daar'ı mede omv D 2
iD
28
Van't ghemoedt , vånden wille ,
omv- gaat , is ghevaarlijckheyt: want, het voerdt lijne in , ende ' t wil alles aen , ſich trec vergif, ſtralen daar ken , ende fijo vergif daar in voeren ; zijnde de honge righe gierigheyt. 37. Maar, byval. dien , dat het vyerighe leven, van de Goddelijcke liefde vermagh te eten , foo is’t ſelvige eene gelijckenis: gelijck een licht van 't vyer uyt_dringht ,ende gaat , alloo dringhthet rechte leven , oock van de vyeri. ge aert,met eenen nieuwen gheeft ende wille van de Ġod delijcke lieve
finnen uyt : ende’t en is niet
meer ne
mende, ghelijck des vyers aert is ; maar, gevende. 38. Want, den lieven , wille gheeft ſich ſelfs, ghelijck het licht uyt het vyer , 't welck ſich in alle dinghen gheeft; ende in alles, het goede wercke. 39. Wanneer de Sonne nietmeer in de diepte des we a Gheeft des reldes en ſcheen , ſoo ſoude den « Spiritus Mundi , in de wereldts. ſcherpte van ' t ghefternte, in de Sulphuriſche, Mercuriali b Verſtaat , ſcheb aert , in de vier Elementen , ganſch gheſtrengh , ophenſchap. rou, droogh, wrangh, dick , duyſter ,ende hardt zijn: dan ſoude alle het leven, in de Elementen , te grondt gaan ;
6 Text Hölle. ende men ſoude van ſtondenaen ſien , ende den tooren Gods zy ! 40.
wat de helle
Alſoo , mede inghelijcken , ghelijck den ayt.
d Saadt, ofte wendighen menſch , een a Limus van de uyt- wendighe quint Ef. Sentjie.
Elementiſche wereltis ( wiens leven in de kracht der Son nen ende Sterren ſtaat ) ende het lichaam ( ghelijck dan
¢ Eene ſtol- oock de aerde) eene . Coagulatie van den Spiritus Mun lingh, mun di is : ende ſoo't ſelvighe in lijn f Nutrimento , in de ſpij ofte barit wor ſingh , niet en vermoght de lieve. kracht van't licht der dingh , van. Sonnen te hebben, het ganſch boos, vyerigh ,ende doode demote wote lijck ſoude worden , ende't uyt wendighe leven te gron geldt. de ſoude moeten gaan : alſoo oock inghelijcken , is de fofie voet fiele , een Limus , van de inwendighe Gheeſtelijcke we felo reldt,
ende vandeghedachten des menſchen leven .
29
reldt , uyt het Myfterium Magnum ( dat is , uyt den uyt gangh ende « teghenworp van de Goddelijcke wetenIchap ) die haar voetſel uyt het Myſterium Magnum van de Goddelijcke kracht ende wetenſchap moet nemen .
41.
By
al
died
a ofre tegen beeldt. b Text, Nu triment.
du , dat fy het Ens van de Godde.
lijcke liefde, niet en vermagh tot hareſpijſingh te hebben, NB. Welck dat ſy ſich van den on -grondt (dat is, van de ghelatent. de verdom heyt) af breecke, ſoo wordt ly oock alſoo ſcherp , vye. Gielen is. righ ,
duyſter , rou ,
Ateeckent , nijdigh , vyandigh ,
weder „ willigh , ende eene ganſche on ruſt in haar Selfs, ende voerdi fich , ſelfs tot in eene doodelijcke, ſter vende , grimmighe quaal : 't welck hare verdommenis is , daar ſy in verderft ; ghelijck de duyvelen ende alle God.com looſemenſchen gheſchiet is . . 42. Maar,byval dien dat foodanighe vyer.quaal we derom Goddelijcke liefde ( zijnde het weſentlijcke licht Gods ) vermagh te bereycken , ende in
fich ontfanghen,
foo wort ſoodanige vyer quaalder fielen, in een vreugh denrijck, in 't lofGodsverwandelt. 43. Doch , ſonder omvghewenden wille ( ſoo den ſel vighen van fijne ſtrenghe Impreſſie ende influytingh , niet en vermagh ſtil, te ſtaan) en is 't niet moghelijck. 44. Want , het licht der Sonnen en vermagh in eenen harden ſteen alſo niet te wercken , (oock in metallen ,kray deren , ende boomen ) want , in den ſelvighen wordthet water in eene harde Impreſſion ghevat ende ghecoagu leert : alſoo is 't oock te verſtaan met den valfchen ey ghen .-.wille der fielen , ende met de Goddelijcke ſacht moedigheyt ; dat de Goddelijcke facht moedigheyt , al ſoo , in foodanighe gierighe , nijdighe , vyers, begeerte ,
Ofte heeft. gheenewerckingh volbrenght. 45.
Der halven ſeyde Chriftus recht : welck leven
des menſchen, niet en ſoude eten, het broodt, 't welck van den D 3
30
Hoe de natuur een teghen , beeldt
den Hemel zy gekommen, om de wereldt het leven te ge. ven , dat 't ſelvighe gheen leven in ſich en hadde : daarom mede wijft hy aen , de weſentlijcke liefde, de welcke God, a Text, quel- in hem door een nieuwe a fonteyne, aen de arme verdor. brun . de ſiele tot verquickingh, hadt geopenbaardt: welcke fiele
1 van de ſelvighe niet en ſoude eten , die en vermoght het Goddelijcke licht niet te bereycken ; ende was Tonder Goddelijck leven :gelijck hy ſich dan , het licht des werelts nomt : Item , inde Pfalmen : een licht , 'twelck in de duy ſternis ſchijndt ; 't geen de duyſternis, in licht verwandelt.
HET
DERDE
CAPITTEL .
Vanden natuurlijcken grondt, hoe de natuur een teghen. b Ofte eenie ghen .
beeldt van de Goddelicke wetenſchap zy , daar. door den b eeuwighen wille , met de on - grondelijcke, over . na tuurlijcke wetenſchap , fich bevindelijck , fiene lück , werckende ,ende willende maackt.
Ende wat Myſterium Magnum ,
hoe alles,
van , door, ende in God zy : hoe God alle din gen ſoo naby is ; ende alles vervult.
Eene HooghWaardige Poorte; voor den Godo lievenden Leſer wel te betrachten . I. Ohannes aen't eerſte Capittel ſtaat: inden aenvangh was het Woord : ende't felvighe Woord was by God : ende God was het Woord ;'t ſelvige was in den aenvangh , by God : alle dinghen zijn door't ſelvighe ghemaackt; ende ſonder 't ſelvighe en is niets ghemaackt , wat ghe maackt is. 2.
Den aenvangh van alle weſen , is het Woord ( zijnde het
van de Goddelijcke wetenſchap zy . het « uyt
31
ſpreecken Gods) gheweeft : ende God is ghe- ahauchens, Text, ca
weeſt , van eeuwigheydt , het eeuwighe Een , ende blijft ' t ſelvighe oock in eeuwigheyt ; maar , het Woord ,is den uyt- vloer van den Goddelijcken wille , ofte van de God delijcke wetenſchap . 3. Ghelijck als de Ginnen van't ghemoet uytvvloeyen , ende 't ghemoedt doch nietswanders en is dan een eenigh Een , alſoo is oock het eeuwighe Een , mede in den uytu vloer des willens gheweeft ; 'tfelvighe is ghenaamt : in den aenvangh was het Woord.
Want , het Woord ( zijnde den uyt-- vloede van den wille Gods ) is den eeuwighen aenvangh gheweeſt, ende’t blijft fulckx eeuwigh ; want, het is de openbaringh 4
van ' t eeuwighe Een , daar, mede en daardoor de God delijcke kracht , in eene wetenſchap des yets, wierdt ghe braght. s
wy verſtaan met het Woord , den openbaren
wille Gods : ende met het woord, God , den verborghe
1 DenGod ; zijnde het eeuwigheEen , daar het Woordeeu wigh uyt ontſpringht: alſoo isden uyt -vloedt van ' t God delijcke Een , het Woord , ende doch God ſelfs ; b vera b Text,ali ſtaat, fijne openbaringh . 6. Deſen uytwvloedt vloeye uyt God : ende het uyt ghevloeyde is de wijſheyt , van alle krachten , veruwen , deughden ende eyghenſchappen - aenvangh ende oor- c Ofte hd Ten nen . ſaack . vangh , C. 7. Uyt foodanighe openbaringh van de krachten, daar den wille van 't eeuwighe Een , ſich in beſiet, vloeydt het verftandt ende de wetenſchap van't a yets , daar ſich den d Text; ichts. eeuwighen wille , in 't d yets befiet , ende in de wijſheydt, in luft invoerdt ; tot eene ghelijckenis ende even depis. 8.
beel
Ende de ſelvighe evenbeeldenis, is het Myſterium Mag
32
Hoe de natuur eex teghen , beelde
Magnum ; namentlijck , den Schepper van alle Weſen en sehey . de Creaturen : want, 't ſelvighe is den “ Separator in den 20fie der . uyt - vloedt des willens, die den wille des eeuwighen Eens, ſcheydelijck maackt : hy is de ſcheydelijckheyt in den wil le , daar krachten ende eyghenſchappen uyt ontſtaan.
9 . De ſelvighe krachten zijn wederom eenen uytv vloet hares ſelfs daar fich eene ydere kracht, naar des ſelfs krachts deught , in eenen eyghen willein . voerdt: daar de veelheyt der willen van ontſtaan, ende daarvuyt oock het Creatuurlijcke leven van de eeuwighe , fijnen oor b Dati , " van Enge len , 6C.
ſprongh heeft genomen ; b te weten , Engelen ,ende Sielen . 10. Ende daar, men doch niet en kan ſeggen ,dathier in , eene natuurofte creatuur zy te verſtaan ,maar de eeuwi ge beeldelijckheyt,des Goddelijken woords ende willens,
c Text , ke- daar den Geeft Gods, in een ſodanigh “ tegen, beelt , inde krachten van de wijſheydt, in foodanighe formeeringhe gen-wurf. van de ghelijckeniſſen , met ſich ſelfs heeftgheſpeeldt. 11. Ghelijck als het ghemoedt des menſchen ſich in't
d Text, ke- verſtandt, met de finnen ; in een d teghen ,beelt van eene beeldenis in uvoerdt , ende met de ſelvighe , uyt even glem -wwf. c Oftefor meert.
vloeydt, ende in beelden invat :welcke beelden , de ge dachten des ghemoedtszijn , daar den wille des gemoedts in werckt , ende fich alſoo , met de luſt , in eene ſcherpte ( dat is , in eene Magnetiſche aennemingh ) in
vat , daar
vreughde ende leet uyt ontſtaat :alloo is ons oock van't Ofte te ver- eeuwighe ghemoedt der bevindelijckheydt f te kennen, dat ſich den uytgangh van den eenighen wille Gods , door 't Woord' , in ſcheydelijckheytheeft in vghevoerdt : ende de ſcheydelijckheyt , heeft fich in aen , nemelijck heyt ( datis , in eyghen luft endebegeerte , tot haar ſelfs openbaringh) in vghevoerdt; uyt de Eenheyt, in veelheyr. 12.
De begeerte , is den grondt ende aenvangh der na
tuur , van de bevindelijckheyt des eyghen willens : want, de
van de Goddelijcke wetenſchap zy.
33
.de ſcheydelijckheydt van de Eenheyt, wordt daar, in , in aen, nemelijckheyt ghebraght , daar-vuyt de ſcheyde lijckheden van dewillen , in bevindelijckheydt van eene ſelfſheyt worden ghebraght; daar in het ware Creatuur lijcke bevindelijcke Engelſche ende Sieliſche leven wort verſtaan . 13. Want , den willevan ' t eeuwighe Een , is a on vindelijck , ſonder neyghelijckheydt tot yets :
be a Text ,un empfindlich . want ,7 NB . NB .
hy en heeft niets , daartoe hy ſich ſoude konnen neygen ; dan alleepelijck in ſelfs van
fich , ſelfs : daarom voerdt hy ſich
lichuyt , ende voerdt den uyt„ vloedt van fijne
Eenheyt, in veelheyt, ende in aen „ nemingh tot ſelfſheyt; daar eygen namentlijck, tot eene ſteede van eene natuur, ſchappen uyt ontſtaan . 14. Want , eene yedere eyghenſchap heeft haren ey ghen Separatorem , ſcheyder ende maacker io is in
haar
lich ,ende
ſelfs, 6 ganſch ; naar de eyghenſchap van de b Ofteghe heel.
eeuwighe Eenheyt. 15. Alloo voerde den Separator van eene yedere wille, wederom eyghenſchappen van , fichuyt; daar de onveyn delijcke veelheyt van ontſtaat , ende daar door het eeu . wighe Een , ſich bevindelijck maackt : niet naar de Een- NB, N3. heyt; maar, naar den uytwvloedtder Eenheyt. 16. Alleenelijck voerdt den uyt„-vloedt fich ſoo wijt, tot in de grootſte ſcherpte met de Magnetiſche aen . ne melijckheyt, tot in de vyerighe aert; in de welcke het eeu . wighe Een , Majefteytigh , ende een licht wordt.
17. Oock wordt de eeuwighe kracht daar.door be geerlijck ende werckende:ende 't is den oorſprongh van't van de krach- c Text,der bevindelijcke leven ; al daarin't Woord kräfte. h n ten , inde uyt- vloedt , een eeuwig bevindelijck leven ontſtaat.
18.
Want, bywalmdien het leven gheene bevindelijck E heyt
34
Hoe de natuur een teghen ., beeldt
heyt en hadde, foo en ſoude 't ſelvighe gheen willen noch wercken hebben : maar, het pijnighen ,maackt't felvighe werckende ende willende: ende het licht van ſoodanighe aenfteeckingh , door 't vyer , maackt't ſelvighe vreugh denrijck; want, 'tis eene ſalvingh der pijnelijckheyt. 19. Vyt dit eeuwigh wercken der bevindelijckheydt ende findelijckheyt,daar fich de ſelvighe werckingh alſoo doorgaans van eeuwigheyt , in natuur (dat is , in eyghen fchappen ) heeft inwghevoerde, is de lichtbare wereldt , met alle haar heyr ontſpronghen ; ende is een ſchepſel ghebroght gheworden . 20. Want, de eeuwigheyt van foodanighe werckingh, tot vyer , licht, ende duyſternis, heeft fich , met de fichtba beelt ghevoert, ende den Se te- re wereldt, in een « teghen a Text, ghenwurf. paratorem in alle krachten van't aytghevloeyde weſen , door de begeerlijckheyt, tot eenen Amtman der natuur B.Ofte maackt.
vecordineerdt ; met den welcken den eeuwighen wille, alle dinghen regeert, maackt, formeert , ende beeldet. 21. Alfoo en konnen wy ganſch niet ſegghen dat Gods
NB . Wat weſen yets zy 't gheen verde is, 't welck eene beſonder Godis, lijcke Átede ofte plaats beſit ; want , den af.wgrondt der natuur ende Creatuur, is God ſelfs. 22. De ſichtbare werelt , met haar heyr ende Creatu ren , en is niets
anders ,dan het uytghevloeyde Woord's 't welck ſich in eyghenſchapen heeft inghevoerdt ; alive daar, in de eyghenſchappen ,eyghene wille is ontſtaan. 23. Ende met de aen nemelijckheydtvan de willen is
het Creatuurlijcke leven ontſtaan : 't welck fich , in den aenvangh van defe wereldt, in eene aennemelijckheydt tot eenen Creatuurlijcken grondt heeft inghevoerdt; 't welck den Separator , naar de eyghenſchap ,heeft ghe fcheyden, endein een eygen willen naar, ſoodanige form , ghebraght.
24. Mede
van de Goddelöcke wetenſchap zy. 24.
35
Mede is , met het eyghen willen van foodanighe
begeerte , het weſen ( zijnde hetlichaam ) ontſtaan , aen eene yedere aen , nemelijckheydt, uyt hare ghelijckheyt ende eyghenſchap : daardoor heeft den Separator ſich * beteeckent ende ſichtbaar ghemaackt ; ghelijck, men aTart , figa Birst. aen allerley leven kan bekennen .
Van tweederley leven in 't teghen., beeldt
van't Goddelick willen. 25. In foodanigh b teghenbeelde van 't Goddelijck b Text ,kea . willen , zijn ons nu tweederley levensteverſtaan ; eerſte.shamwurf lijck, een eeuwigh ; ten tweede, een tijdelijck ,doodelijck.
Van't eendighe leven
.
26. Het eeuwighe,is in 't eeuwighe ,ende't ontſtaat uyt het eeuwighe Woord , ende het ſtaat in den grondt van de eeuwigheGeeftelijcke wereldt ( dat is, in't Myſterio Mag no van't Goddelijcke
teghen , beeldt) eode't is het fin- < Text, ke
nelijcke verftandighe leven,inden grondt van ' t eeuwighe stemwnof. vyer ende licht . 29. Den inwendighften grondt , is eene voncke van den uytghevloeyden wille Gods,door 't eeuwigh d fpre - hauchen Text,. ken Gods: ende't ſelvighe is met Gods Woordverbonden , niets.vanders te willen , dan alleenelijck , ſoowwat den eenighen wille Gods, door foodanighen uyt „ vloedt, wil. 28. 't Enis niets anders , dan eene e wooningh van 't & Text,ge. Goddelijcke willen , daardoor den Goddelijcken wille hänſt. fich openbaart: eode't en is tot gheene eyghenheyt eygen tot ſelfs..willen,openbaar gheworden,maar alleenelijck een werck , inftrument van't Goddelijcke willen , daarv door den ſelvigen fijne wonder -werckenf verrichten wil. fofte doen.
29. Het is den Separator van't Goddelijck willen zijn de E2
36
r
u Hoe de' natu
eldt
enbe
een tegh
de een werck , inſtrument Gods , daar
in den Goddelijc
a Gefor
ken wille fich heeft a ghebeeldet tot eenen wonder da van de Almachtigheydt ende Heerlijckheyt , met meert,gevat,der ofreghefigu . reert . ' t welck hy alle dinghen wil beheerſchen ; der. halven is aen't ſelvighe oock Goddelijck verſtandt ghegeven. Van't tijdelijck ,
doodelijck leven
.
30. Het tweede leven is eenen aenvanghelijcken uyt
1 b Ofte den fcheyder.
vloedt van den b Separator aller krachten ; ende't is ghe naamt, de fele vandeuyt - wendige werelt: 't welck leven , in de uyt- gevloeyde eygenſchappen , Creatuurlijck is ge worden ; ende 't is een leven van alle Creaturen van de
ſichtbare wereldt,met 't welck den Separator ofte Schep c Vet ,for: per van deſe wereldt, ſich
beeldet, ende eene ghelijcke
home reason nis naar de Gheeſtelijcke werelt maackt ; in 't welck de figureert . kracht van de in -wendighe Gheeſtelijcke wereldt , fich dText , mede formeert, beeldet, ende d fiet. Schawet. 31. Want , de Gheeſtelijcke wereldt van vyer , licht, ende duyfternis , ftaat in de ſichtbare Elementiſche ver borgen ,ende werckt door de ſichtbare wereldt, ende beel det ſich, door den Separatorem , met haren uyt--vloede,in alle dinghen , daar yeders dinghs aert ende eyghenſchap;
edu.ploet.
ghelijck een yeder dingh van eene eyghenſchap is , eene Toodanighe eyghenſchap ontfanght't felvighe oock van den Separator der inwendighe Gheeſtelijcke kracht. 32. Het fichebare weſen en ontfanght het on
ficheba.
Text , hab. re niet tot eene f hebbelijckheyt ende eygen ſelfs macht, kraftigkeit. dat daar door 't uyt wendige in 't inwendighe mochte
verwandelt worden ; neen , dat en is niet : de in , wendige kracht · beeldet ſich alleenelijck met ' t ſelvighe: ghelijck wy ſulckx aen de krachten der kruyderen , boomen ende metallen verſtaan , dat des ſelfs uyterlijcken Geeft niets. anders en is dan een werck
inſtrumentvan den inn -wen
dighen
van de Goddelijcke wetenſchap zy.
37
dighen Gheeft ( zijnde de inwendighe kracht ) daarv door de inwendighe kracht ſich in den uyt - wendighen 2 Ofte figu . Gheeft a beeldec . Teert,
Van driederley Gheesten in de krachten . van de waſende dinghen . 33.
Ghelijck wy dan in foodanighe krachten van de
waſſende, driederley Spiritus verſtaan in onderſchey, dene Centris; ende doch niets
anders dan in een eenigh
Corpus.
I.
Vanden uyt...wendighen Geeft ;ofte Spiritus.
34. Den eerften ende uyt...wendighen Spiritus , is den groven Swavel , Sout ende Mercurius, die iseen weſen der vier Elementen ofte van't ghefternte ; naar de eyghen ſchap van de rouwigheyt der Sterren . 35. Deſen maackt het Corpus , ende Impreſſet fiche felfs, ofte vat fich in een weſen , ende trecke het inwendi ghe, uyt den Gheeftelijcken Separator aen
, lich foo wel
oock, van uyt -wendigh ,de Elementen, ende Coaguleert ſich daar mede ; daar „ van terſtondt ; debeteeckeningh vanden Separator gheſchiet. 36. Den ſelvighen beeldet het lichtbare Corpus naar de cyghenſchap van de grootſte kracht des Spiritus Mun di ; zijnde de Conſtellatie der Sterren , ofte de eyghen ſchap der Planeten , ende, als. dan ,onifteken Elementen . .
Vanden tweeden Gheeft; ofte vijfde Efſents. 37. Den tweeden Spiritus ( den welcken een eyghen deo Centrum heeft ) die leydt in den Oly des Swavels : welck , men de vijfde Élients nomt ; zijnde eene wor tel der vier Elementen .
E 3
38. De
ur
38
Hoe de natu
en
een tegh
t
beeld
38. Deſen isde verſachtingh endede vreughde vanden groven pijnelijcken Swavel ende Soutvgeeft ;endeneemt
a Text ,
dija « voedſel: eerſtelijck, van in --wendigh ,uythet licht der
sufrimento
natuur; namentlijck , vanden uyt - vloedt der Geeſtelijcke
facht, moedigheyt,van't inwendighe Geeſtelijcke vyer ende licht : ende ten tweeden , van uyt- wendigh , neemt hy lijn « voetſel, van de Son , ende vandeſubcile kracht des Spiritus Mundi : ende hy is de rechte oorſaack van't waffende leven , eene vreughde der natuur ; ghelijck de Sonne in de Elementen is .
Vanden derden Gheeft ; zünde de Tinctuur. 39: Den derden Spiritus , is de Tin &tuur; zijnde een bText , ke- b teghen , beelde van Goddelijcke Myſterium Magnum , ghen-wuf daar alle krachten in de ghelijckheyt , in legghen ; ende is te recht ghenaamt , Paradijs, ofte Goddelijcke lutt. cTat ghe 40. Den ſelvighen is eene wooningh van de Godde. bänse. lijckekracht , eene wooningh van de eeuwighe fielen ,
daar alle uyterlijcke krachten uyt ontſpringhen ; op aert ghelijck de lucht uyt het vyer. 41. Want , de Tinctuur en is niets anders , dan een Gheeſtelijck vyer ende licht ; daar vyer ende licht een eenigh weſen in is. 42. Maar, naar demaalde felvigheoock haren Sepa rator ( zijnde den uytughevloeyden Goddelijcken wille tot de openbaringh )' in
haar heeft , ſoo is ſy den hoogh
ften grondt daar yuytde eerſte fcheydelijckheyt der ey ghenſchappen in 't weſen van defe wereldt ontſtaat ; ende ly behoort, naar hare ſelfs eygenſchap, tot de eeuwigheyt. 43. Want de heylighe kracht Gods , is haren oor {prongh : ende fy heeft een eyghen Centrum ; zijnde den alder
inwendighften gront van de Creatuur : den welc
ken doch wel voor de doodelijcke Creatuur verborghen is ,
1
van de Goddeljeke wetenſchap zy.
39
is , vanweghen dat de menſch , eenen valſchen wille daarvoeghen heeft ghevoerdt ; daarvan den vloeck der aerden , in des menſchen val, is ontſtaan. 44. Doch, foo dringht deſen hooghen heylighen gront in ſijn eyghen Ceutrum , door alle weſen van dele wereldr mede uyt , ende vloeydt uyt , in de uytwendighe krach ten ; ghelijck de Sonne in de Elementen . 45. Maar , de Creatuur en vermagh't ſelvighe Cen- NB. NB. trum van deſe kracht niet te beroeren : 'ten zy_dan , dat
fulckx door Goddelijck toelatingh gheſchiet; nament lijck, in de nieuwe weder vgheboort. 46. Soodanige openbaringh fiet ,men aen alle dingen, derlevendighe endewaſſende ; alle dinghen, ſtaan in deſe drie Principien ofte aenvanghen . 47. Siet een exempel aen een kruydt der aerden , 't ſel
1 Test,ma vighe heeft fijn * voedtſel van in , ende oytwendigh: trimentu m , dat is, van der aerden ,ende van uyt --wendigh, van de Son 6 Text,Spi ne ende Sterren ; daar door den b Gheeft der aerden , ritus . met t'ſamen den uyt - wendighen , ſich mede · beelder. c Ofte forgot
Wanneer ' t felvighe uyt- walt, ſoo geſchiet ſulckx rert. dan bereeckent fich , van aytm in ſoodanigh gheweldt : 48.
wendigh , in'tkruyt , met de beeldiogh ende form van't felvighe , den uyt wendighen Separator in den Swavel , Sout endeMercurio : want, hy is de bewegingh , ende de bevindingh des kruyts; ende maackt fich Corporaliſch . 49. Wanneer ick een kruyt fie ſtaan , foo ſegge ick met waarheyt , dit is een beelt van den Gheeft der aerden, in't welcke de bovenite krachten ſichverheughen , ende 't felo vighe oock voor haar kindt houden ; naar demaal den Gheeft der aerden met de bovenſte uyt - wendighe krach ten een eenigh weſen is. So. Ende wanneer ' t kruydt isopugewaffen , foo bloeyt. 't felvighe; als..dan beteyckent fich den Gheeft desOlys; met
40
Hoe de natuur een teghen , beeldt
met ſchoone veruwen : ende med den liefelijcken reuck des bloeffems beteyckent ſich de Tinctuur ; zijnde den derden grondt.
St.
Al daarwmen dan verſtaat , dat deu inwendi.
ghen verborghen Gheeft der Elementen , fich heeft ghe opent; ende voerdt ſich mede, in de beeldingh des vruchts NB. NB. in : want , de aerde en
ſoude gheene ſoodanighereuck ,
noch veruw , noch ſoodanighe deught hebben ,loo de ver borghen kracht van den Goddelijcken uyt. -vloedt fich niet en openbaarde. 52. Alſoo is 't oock aen de metalen te verſtaan : de welcke, uyt_wendigh, een grof Corpusvan Swavel , Mer curio ende Sout (daar den waſdom in ſtaat ) zijn : ende in haren inwendighen grondt , zijn de ſelvighe een ſchoon
a Ofte figus reende.
klaar Corpus ; daar het a -inghebeelde licht der natuur yan den Goddelijcken uyt„ vloedt in
ſchijnt : in welcke
bText,gtaft. b glans, men de Tinctuur endegroote kracht verſtaat; hoe ſich de verborghen kracht, ſichbaar maacke. 53. Men en kan van foodanighe kracht niet ſegghen, dat de ſelvighe Elementigh zy ; ghelijck oock niet, van de kracht des bloeſems: de Elementen , en zijn niets
anders
cText , ghe- dan eene wooningh ende d teghen.,beelde van de in. bäufe. d Text ,; ker wendighe kracht, eene oorſaack van de bewegingh des ghen -wurf. Tinctuurs. 54. Want , van de Tin £tuur gaat de kracht uyt , door bewegingh van den groven Elementiſchen Gheeft : ende
e Verlaat, voerde e ſich daar. door , in bevindelijckheyt ; nament ; de kracht.
lijck , in ſmaack endereuck : want , den reuck en is niets anders dan de bevindelijckheydt van de Tin & uur ; door de welcke den uyt - wvloede van de Goddelijcke kracht ,
NB . Welck ſich openbaart, ende alſoo bevindelijck aen , neemt. de Tincturer ss . De ſcherpte des reuckx is wel Elementigh ; doch, in een kruydt de ware kracht ende deught in de ſcherpte des reuckx ,is de
van de Goddelicke wetenſchap zy : de Tin & uur: want , de bewegiogh eenes dinghs , en is den hooghlten gronde van de krachtniet; maar , dit , daar de oorlaack van de bewegingh uyt komt. 56. Den Medicus ghebruyckt een welvruckept kruyt, tot ſijne medicamenten : doch , den reuck , namentlijck , de ſcherpte des reuckx) en is de Cur niet , die den patient, in de kranckheyt,cureert: maar, dit is de Cur, daar ſooda nighe balſem ofte reuck van ontſtaat ; zijnde de Tin & uur,
a Figureert , vat, oftefor 57. Chriſtus ſeyde tot den vijghen , boom : verdordt: meert. doch , het uytwendighe luytbare menſchelijcke woord b Text , ( zijnde den b'klanck ) en was de kracht niet dat ſulckx ge- halle. dewelcke fich, in ſoodanighen balſem « in
beeldet.
ſchiede : maar , dat was de kracht , daar het woord uyt quam ; anders ,ſoo ſulckx de uyt-wendighe menſchelijcke 6 klanck dede , ſoo konden andere menſchen't ſelvighe oock doen . 58. Alſoo is't oock inghelijcken met het gheloof te NB...Wat toe., ftemmen van Text, verftaan : de bekentenis ende het een dingh , en is het rechte gheloof niet; veelvweynigher, berfall. de wetenſchap : maar , dat is het gheloof, daar de a be- d Ofte belija denis, kentenis uyt gaat, zijnde den gheopenden Gheeft Gods , in den inwendighen grondtder fielen , die fich , met de bekentenis, in 't luytbare Woord, e beeldet, ende uyt - wen- c Oftefigu. reert . digħ, ſichtbaar maackr, ende met de fichtbare Elementen des lichaamswerckt , ende ſich uyterlijck vertoont ; ſoon dat menverſtaat , dat Gods Gheeft, in 't wercken des ge loofs, mede werckr.
59. Ghelijck als hy , met ende door dekracht van de Elementiſche wereldt wercke , ende ſich door het weſen van deſe werelt, met een f tegen beelt , Sichtbaar maackt, fText , kes alſoo dat alles , watick aenulie ('t zy boos ofte goet ) foo ghendurf. kan ick met waarheyt fegghen :
al hier met dit dingh ,
heeft hch den verborghen Gheeft van den Separator al F lerv
42
Hoe de natuur een teghenbeeldt
a of ghefi- ler..weſen, in eene eyghenſchap - ghebeeldet, ende heeft Text,ke. ſich al. hier een b teghen beeldt", ofte eene beeldenis, ghenwurf. naar lijnen uytwvloedt gemaackt ; het zy naar quaadt ofte goet: alles naar de eyghenſchappen der natuur, naar hitte ofte koude, naar wrangh , bitter, ſoet,ofte ſuur ; ofte hoe 't ſelvighe zy . 60. Alſoo is in alle ſoodanighe beeldingh ,alleenelijck uyt -wendigh , eene ſoodanighe Elementighe aert ; na mentlijck , eene ſoodanighe Swavel ende Sout : maar , in den in wendighen in de Tinctuur , is't ſelvighe goedt'en voet c Text , nube de nut, ende't behoort tot ſijne ghelijckheyt tot trimento . Elemen ende Aſtraliſche de naar ; 't welck leveris ſeldes tiſche aert, in alle eyghenſchappen (naar ſijnen uyterlijc ken grondt) ſtaat. 61. Een yeder dingh , het zy kruydt, gras, boomen , dyeren , voghelen , vis, wormen , ofte wat het ſoudemo ghen zijn, is nut, ende't is uyt den Separator aller ...weſen ( dat is , uyt het woord ofte uyt den ſcheydelijcken wille Gods ) ghegaan , daar ,mede den Separator van yeders dinghs eyghenſchap , ſich eene ghelijckenis ofte beeldt heeft ghemaackt ; in'twelck hy werckt. 62. Want, deſe fichtbare wereldt , met alle haar heyr d Text, ko- ende weſen , en is niets shen-wurf.
andersdan alleenelijck een d te
ghen ,beeldevan de Gheeftelijcke wereldt , de welcke in deſe materialiſche Elementiſche verborghen is ; ghelijck
als de Tin &tuur , in kruyderen ende metalen. 63. Ende ghelijck de Tinctuur , met hare deught , in c Ofte for meert .
alle dinghen , met des ſelfs uytvloedt, fich mede beel det ende fichtbaar maackt , dat men aende figuur , als mede aen de veruwe ende reuck kan ſien ende kennen, wat voor eenen Separator ofte uyt „ vloedt des Godde lijcken willens,uyt het Myſterium Magnum , in de Tinktuur Zy uyt-vghevloeydt : alloo kan
men oock aen de licht bare
e
van de Goddelijcke wetenſchap zy :
43
bare wereldo , aen Son , Sterren , Elementen , Creaturen, ende aen alle Schepſelen , den inwendighen grondt,daar 't ſelvighe uyt is ontſpronghen , kennen . 64. Want, geenigh diogh, ofte weſen eenes dinghs , en NB. NB. is van verde , aen fijneplaats ghekommen ; maar , aen de ſelvighe plaats daar 't waſt, is lijnen grondt. 65. De Elementen hebben hare oorſaack invhen ſelfs, daarvan ſy ontſpringhen : alfoo hebben de Sterren oock haren Chaos inhen ſelfs; in den welcken fy ſtaan . 06. De Elementen en zijn niets
anders dan een beel
delijck beweghent weſen van 't on - ſichtbare onbewe. ghende : alloo zijn de Sterren oock eenen uyt
vloedt
der eyghenſchappen van de Gheeſtelijcke wereldt , naar de fcheydelijckheydt van den Separator : wiens grondt, het Woord is ; ofte den ſcheydelijeken wille Gods. 67. Het weſep ende het a ſweven van de Elementen, a Text , Is vyer , lucht, water ,ende aerde : daarwin is dick ende dun, seben , Dat ende droogh, hardrende weeck; de felvighe zijn te fa men in een eenigh weſen gheſet. 68. Niet, dat yeder, van eene beſonderen oorſprongh ende her
kommen zy : maar , ſy en kommen alle niets
anders dan ayt eenen eenighen grondt ; eode de ſelvighe plaats daar fý van ghekommen zijn , is overval. 69. Staat alleenelijck te dencken , hoe aen yedere plaats , yets -wat , eene meerderontſteeckingh naar eene eyghenſchap is gheſchiet , dan aen d'andere : daar van de
beweghenis grooter , ende de materie in - foodanige form endeweſen , meer is gheworden , dan aen d'andere: ghe lijck aen de materien der aerden , alsmede aen 'twater ende aen delucht is te verſtaan , hoe een onderſcheydt in yeder Polo ( dat is , aen yedre plaats boven der aer „ van oock de onderſcheydentheyt der ſeden denis, daar ende deughden, alsmede , de regimenten, ordeninghen 70. Maar F 2 ende creaturen zijn .
Hoe de natuur een teghenbeeldt
44
70. Maar , de ſcheydingh van ſoodanige eyghenſchap pen zijn al velamen uyt hec Myſterium Magnum ontſpron ghen , door de een ., maal bewegingh der krachten van alle weſens: namentlijck , daar ſich den eenighen wille aller weſen , op een
maal heeft beweeght, ende uyt de oor
bevindelijckheydt , in de bevindelijckheydt en ſcheyde lijckheydt der krachten , uytghevoerde , en , de eeuwi. ghe kracht , werckende , en willende ghemaackt ; dat in a Text , ke ghen -Wurf. yedere kracht , een a teghen -beeldt ( zijnde eene eyghen begeerte ) isontſtaan . b Text , ke 71. De ſelvighe eyghen begeerte in 't b teghenbeelt ghen-Wurf. van de krachten , heeft ſich wederom vannlich uytghe voerdt, tot een b teghen.beelt: daarvan is debegeerte van loodanighen uyt-,-vloer, ſcherp, gheftrengh , en grof gheworden , en heeft ſich ghecoaguleert en in materien ghebracht. -vloedt van de in ...wen 72. En ghelijck nu den uyt dighe krachten , uyt licht en duyſternis , uyt ſcherpte Text , lin . en ſacht, uyt de vyerighe ofte des lichts aerdt is ghe NB. NB. weeſt, ſoodanigh zijn oock de materien gheworden : hoe den uyt -vloedt van eene kracht ſich verder heeft ghe freckt , hoe uyterlijcker en grover de materia is ghe d Text, ke- worden ; want, daar is doorgaans het eene a teghen . allerlaatâte , ghen-wurf , lets., beeldt uyt het andere ghegaad , tot het e lib. op de grove aerde. 7.3 . Doch , wy moeten den grondt van ſoodanighe Philoſophie recht verſtaan , en aen wijſen , waarv -van , hardt en weeck fijnen grondt heeft ghenomen ; ſulckx wy aen de materien erkennen : want , een yedere materie , de welcke hardt is ( ghelijck daar zijn de metalen, fteenen , als.umede, houdt , kruyderen ende diervghelijcken ) de ſelvighe heeft io.lích eene ſeer edele Tinčuur ende hoo ghen Gheeft van de kracht. 74. Ghe
van de Goddelijcke wetenſchap ey.
45
74. Ghelijck oock aende beenderen der Creaturen is te kennen , hoe de edelfte Tinktuur naar de kracht des lichts ( namentlijck , de grootſte foetigheyt ) in'tmergh vande beenen , en , daarteghensin’t bloer niets
anders
dan eene vyerighe Tin & uur , leydt; te weten , in den Swa vel , Sout, ende Mercurio .
7s. Dit verſtaatmen ;
als
volght. God is het eeu
wighe Een ( zijnde de grootte ſachtigheyt) voorloor veel hy buyten zijnebewegiogh ende openbaringhi , in lich vielfsis . 76. Maar, fijne bewegingh , w in
'tghene hy een God a Text, in
in Drienvoudigheydt is ghenaamt ( zijnde een Drie eenigh Weſen , daarmen van drie , en , doch alleenelijck van een eenigh ( preeckt ; en daar hy eeuwighe Kracht ende Woord is ghepaamt ) de ſelvighe is den waardighen en hooghen grondt ; en alſoo naar. te dencken. 77. Ghelijck ſich den Goddelijcken wille , in eene ſte de totfelftheydt ( dat is, tot kracht) influyt, en in ſich ſelfs werckt ', en dan noch , door fijn wercken , uytv gaat , en ſich een b teghen , beeldt ( zijnde de wijſheydt) b ofrefpic maackt, daardoor den grondt van alle weſen , ende des shel. ſelfs herkommen is ontſpronghen ; alſoo inghelijc ken weet dit ſelvighe oock . 78. Alm't ghene in't weſen van deſe wereldt weeck ,
facht, ende dun is , 't ſelvighe is uytuvlietent en ſich ſelfs ghevende : en des ſelfs grondt en oorſprongh is, naar de Eenheyde der eeuwigheydt, daar de Eenheyt ghe fich uyt„ vloeydt: ghelijck.umen dan aen 's wefen der dunheyt ( te weten , aen't water ende de lucht)
durigh van
gheene bevindelijckheytofte pijn en verftaat;voorloos veel 't ſelvighe weſen , eenigh in fich , ſelfs is. 79. Maar, ſoowwat hardt ende impreſende is ( ghe lijck daar zijn , beenen, hout, kruyderen, metallen , vyer , F 3 aer
eldt
Hoe de natuur een teghenbe
46
aerde , ſteenen ende dierghelijcke materien) in
ſulckx
leydt het beelt van de Goddelijcke kracht ende bewe gingh : ende verſluyt ſich met lijnen Separator ( zijnde den uyt.vloede van de Goddelijcke begeerte ) ghelijck een edel kleynoot ofte voncke van de Goddelijcke kracht, voor de grofheyt. 80. Ende't is daarom hardt ende vyerigh , om dat.
het fijnen grondt , van de Goddelijcké invattelijckheyt heeft; namentlijck , daar fich het eeuwighe Een , ghedu righ in eenen grondeder Drieheyt, tot de bewegingh van de krachten ,invoerdt: ende ſich doch voor den uytv. vloedt (dat is , voor de invoeringh van den eyghen wille der natuur) verſluyt; ende met de kracht van de Eenheyt, door de natuur werckt. 81.
Alfoois't oock met de edele Tin £tuur te verſtaan :
ſoowwaar de ſelvighe alleredelft is , alıdaar is ſy aller . meeſt met de hardigheydt verſloten ; want, de Eenheyt leyt in , haar , in eene beweeghlijckheydt: dat is , in eene. bevindelijckheydt des werckens ; daarom verberght fy ſich : doch, in de dunheyt,en leyt ſy in gheene ſoodanighe bevindelijckheyt ; maar, in alle dinghen , ghelijck. 82. Ghelijck dan het water ende de lucht alle dinghen ghelijck, ende in alle dinghen is : maar, het Drooghe water, NB. NB. is den rechten perllen -grondt , daar de ſubtile kracht van 't wercken der Eenheyt , in 't Centrum is legghende. 83. Den onſen,die dit waart zijn, hier, mede aenghe a Text, fe weſen , dat ſy om het weecke, ſonder « vyerighe aert , om worende. verborghentheydt daar in te ſoecken , fich niet en be moeyed .
84. Verſtaat alſoo , deſe verborgentheyt , dat het weec ke ende dunne van de Eenheyt , van des ſelfs uyt-vloedt, uyt het Myſterium Magnum ontſtaat ,ende de Eenheyt al lernaaſt is : ende daarteghens, dat den edelſte grondt van
van de Goddelijcke wetenſchap zy .
47
van de Goddelijcke openbaringh , in de kracht ende in 't wercken , in de « vyerighe hardigheyt leydt , ende eene a Text , fe drooghe Eenheyt ( dat is, een Temperamentum )zy ; daar härte morenden , de ſcheydelijckheyt van alle krachten , wederom in leyt. 85.
Want , foowwaar de krachten niet in de Eenheyt,
van eenderley wille b in en legghen ,
daar is den wille b Ofte en
verdeeldt; ende in't ſelvighe dingh en is gheene groote de. zijn leggen kracht te verftaan : 't welck den Medicis wel ſtaat te merc c Text , ken , datfy niet op den groven Spiritus van eenen fterc- zertrent. ken reuck en moeten ſien , ende den ſelvighen voor rech te balſem houden : al visn't ſchoon dat den felvighen wel daar vin is , ſoo is de Tin &tuur doch daar, in , feer be weeghlijck ende uyt- vlieghende. 86. Den Spiritus van de ftercke kracht in den reuck,
moet in't Temperamentum ghebraght worden ( dat is , in de Eenheyt ) ende niet daarn -van vlieden : daar , men als , dan met het Sout ( zijnde de ſcherpte des vyers ) wil cureren ; ende den patient , fiel ſonder gheeft, in vgeeft. 87. De fiel van ſoodanighe balſem , is in de eyghen fchappen , d verdeelde , eene yedere gheeft fich , in hare dText trennet., zer groote vreughde, e in fonderheyt: ende zijn doch , in de e Dat is , F verdeelingh , & te weder
willigh : fy en vereenighen de apart fTex.t , zer vyantſchap ende verdeelingh des levens niet , maar trennung g Ofte te ontſteecken de verdeeltheyt des levens te meer . 88. Verfluyt de felvighe, ende maackt ben eenigh ,dat Strijdigh. De
fy al., t'famen eenen eenighen wille in der liefden hebben, Perle rande foo hebt ghy de perlle van de ganfche wereldt : tot coo- ganſche reldr. wen ; gheydt ſtrijdt ende hooveerdi ren op hitfen , maackt ' t welck aen alle dingheo is te kennen . 89.. Men vertrooft eenen ghevanghenen alleenelijck met fijne verloffingh , tot
dat.whyfijnen wille in de hoo
pe fet,ende fich met geduleb var, lo valt fijn onruft eyn- b ofrefor Temperamentum ; ende in foo- meent. delijck , in de hoope in't , dapi
48
Tot wat eynde het weſen van deſe wereldt is geſchapen ,
danighe hoope , leerdt hy demoedigh worden : wanneer men hem als. dan , van fijne verloſſingh ſeyde, foo ver heught hy fich. 90. Alſo ghy Medici,mercke't ſelvige oock: 't felvige isuwe perlle , looghy dit vermooght te verftaan ; den lin is inwwendigh, en uyt- wendigh.
Het Van ' t
VIERDE
IN , ende UYT :
CAPITTEL . hoe ſich
den eeuwighen
wille Gods UYT , en in bevindelöckheydt i N , en , wederom in't Een INvvoert.
Alvdaar. men kan verſtaan , tot wat eynde het noen ſen van deſe wereldt isgheſchapen , en waar u toe den Creatuurlijcken grondt nut is ;oock tot wat eynde vreugbde enleet ,zy openbaar gheworden ; en hoe God, alle dingen fo nanby zy . I.
Ohannes aen 't eerſte , ſtaat : hy quam in fijn eygheo a Text, auff. J dom , en , de ſijde en damen hem niet « aen :doch, ſoo
looOfte yen . ghe-
veele hem * aen Damen,de felvighe gafhy macht, Gods kinderen te worden ; die aen ſijnen naam 6 gheloofden : die niet van't bloedt , noch van den wille desvleeſches , noch van den wille des mans; maar , uyt God ghebooren zijn. 2. In deſe woorden , leydt den hoogh -waardighen grondt van de Goddelijcke openbaringh ; zijnde het eeu wighe IN , en UYT : want , de felvighe ſpreecken van't ghene, hoe het verborgheneGoddelijcke eeuwighe
woord , van de Goddelijcke kracht en Eenheydt , zy c Text ,her. « UYT , in't U Y Tnghevloeyde natuurlijcke Crea AUS. tuurlijcke beeldelijcke woord ( dat is , in demenſcheydt) ghe 1
1
Tot wat eynde het wefen van deſe wereldt is geſchapen.
49
ghekommen in fijneyghendom : want , het U Y Tvghe vloeyde beeldelijcke Creatuurlijcke woord , is de eyghen dom van 't eeuwigh
ſpreeckende woord.
3. En , met 't felvighe wordt klaår 4 aen
gheweſen , a Text, an
dat hem de fijne ( als den afghewenden beeldelijcken ghedeweet, eyghen wille ) niet en hebben aenghenomen : wiens eye ghen beeldelijcken wille , uyt eyghen ſelfs grondt was ontſtaan ; dat is , uyt vleyſch ende bloedt van deeyghen natuur , van man , en wijf: dat is, in den Separator van den UYTvgevloeyden wille, daar den eeuwigen wille ſich in eyghendom heeft ghelloten , en in eyghen ſelfs kracht en macht wilde UYTvgaan en heerſchen : den ſel vighen en heeft het eeuwighe woord ('t welck , ghelijck eenen uyt-, vloedtvande Goddelijcke genade, wederom b Text., her bUYT, tot den afughewenden wille quam ) niet aen Auss
ghenomen ; want, hy wilde een eyghen, ſelfs Heer zijn. 4. Maar , den wille die ſich heeft omghewendt , dat hy wederom in den Goddelijcken UYT v vloet zy ghe- NB. NB. booren gheworden , den ſelvighen heeft hy macht ghege ven Gods kindt te worden . 5: Want , den natuurlijcken eyghen wille en kan de kindtſchap niet erven : maar alleenelijck deſen ,den welc ken ( met deEenheyt ' vereenight ) alle dinghen ghe- cText, ver einbaret. lijck is; in den welcken Godſelfs werckt en wil. 6. In't welck wy klaar verftaar , hoe fich den in ...wen
dighen grondt d'UYTvghewendt en ſichtbaar
ghe dText,
maackt heeft , en een eyghendom Gods zy ; namentlijck, AUS. ee nen UY T - vloedt Goddelijcker krachten willens. Ghetranflateert ſedert den 14 tot den 26 Januarij 1640. Ε
Uyt twee gheſchreven Copyen, Υ
Ν
D
Ε.
RF
R
E
G
I
S
T
E
R.
Ofte kort begrüp des Boeckx. HET
EERSTE
CAPITTEL :
Van de Goddelijcke beſchouwelijckheyt; wat God zy ? En hoe , men fijn weſen ſal kennen aen
fijne openbaringh ? En Argument van 't vernuft, hoe'tſchijnt dat daar geen Goden is , vers 1 : 2. Antwoorde. Wat het vernuft zy ? van des ſelfs vermogen en verſtandt ; en hoe't fijne rufte foeckt: van vers 3. tot 12 .
Argument. Hoe God den ſtrijdighen wille niet en behoordt te gedoghen; opas dat het goede, of de Temperantie , in aller dinghen moghe zön , vers 13 . Antwoordt. Hoe ſonder ſtridt, niets en vermagh openbaar te worden ; en hoe den ſtrijdt,om de formen om't beelt is: van vers 14.60 21.
Argument. Waarom by 't goede, het booſe moet zijn ? vers 22. Antwoordt. Hoe't booſe, het goedeveroorſaackt, God en wil nietsdan , ' tgheen, van hem is uytghegaan . Waargheloofen hoop uyt ontſtaat.
>
Waar boos en goet,liefde en leedt, aenyvanghen. Van dengrondt der Engelen, fielen, en ſichtbarewerelt. Hoe alle Creaturen verlanghen; van deydelheytlos te zijn. De wijſheydt wordt door de dwaal heydt openbaar.
van vers
23. tot 70.
HET
R HET
E TV
G
I
S
E EDE
T
E
R.
CAPITTEL .
Van ' t ghemoet , van den wille , en van de ghe dachten van des menſchen leven : hoe't ſelvige fijnen oorſprongh heeft, van den wille Gods : en hoe't een tegen , beelt ( datis ,een beelt) Gods is ; in 'twelck God wil werckt, en woont. Argument. + 'G
Emoet met de finnen ( zünde een aenvanghelijck na tuurlick leven , ſtaande in eenen töd en inde verbreec
kelickbeyt ) hoe vermagh't ſelvighe in deſen töd , tot het bo ven - Jinnelycke Goddelycke leven gebraghtte worden ? Of hoe is de Goddelijcke in , wooningh in't leven ? vers 1 . Antwoordt. Van , waarºt leven, in't gheſchapen beelt is ghekommen ! Vann -waar 't leven, is vergiftight gheworden .
ghevanghene leven,wederom isgheholpen. Hoe't Hoe den ghevangen wille des levens, in de ruſte kan kommen : vers 2. tot 18 . Argument. Het vernuft en kan't niet begrijpen , dat den menfch ſulckx kan doen; maar dat het leven , debegeerte, in de aerdſche eyghen
ſchappen moet invoeren , vers19. Antwoordt. Hoe't menſchelijcke leven ,inden aenvangh,eene ruſte is geweeſt. Hoe't ſelvighe, ſonderChriſto, niets en vermagh. HoeGod,inden wille des levens, Spreeckt, ofte werckt. De hinnen zijn een beelt des ghemoeds; en't ghemoet , een beeldt van't ghemoet Gods.
Hoe men kan weten , of den menſch, een kindt des Hemels is . Wie het is die met Chriſto niet en verſamelt ; maar, verſtroyde. Den aert van't rechte leven , ofte van den lieven wille des le vens : van vers 20. tot 45 . G 2 HET
R H ET
&
G
I
S
T
E
R.
CAPITTEL .
DERDE
Vanden gront, der natuur: hoe alles van,door, en in God zy:hoe God alle dingę ſo naby is;en alles vervult. Vers 1. Tot vers 24 .
Elck den aenvangh van alle weſen isgheweeft. Verghelijckingh van't gemoedt, met het eeuwige Een .
W
Wat met het woord, Woord, en God, wordt verſtaan. Welckbet Myſterium Magnum zy. Hoe bý't gemoet des menſchen, het eeuwige gemoet is te verſtaan. Van de eyghenſchap des willens des eeuwighen Eens. van de on, eyndelickheyt der veelheyt ontſtaat.
Waar
Hoe't leven, willende en werckende wordt. Waar.vuyt de werelt met alhaar hayr, is ontſpronghen.
Vers 25 . Vers 33 •
Vers 34 Vers 37 Vers 39.
uby. Den af vgrondtder natuur en Creatuur, isGod ; en ,nav Van tweederley leven in't tegen , beeltvan't Goddelijcke willen . Van driederley Gheeften in de krachten vande waſſende dinghen . 1. Den wyt -- wendigēgeeft ;dē groven (wavel,fout,en Mercurius. 2. De vijfde Eſents; die leydt in denoly des (wavelse beelt van't Goddelijke Myſterium
3. De Tinctuur ;een tegen
Magnum : hier begint eene ſchoonebefchryvingh van de Tin ctuur, tot het eynde des Capittels; voor de gheleerde Medici. HET Van't
IN ,
VIERDE en VrT ;
CAPITTEL .
hoe ſich den eeuwighen
wille Gods , UYT, en in bevindelijckheyt IN , en wederom in het Een , Invoerdt.
NB .
It Capittel is,door den Autheur, aengevanghenzdoch,niet
zyn wytwghevallen ; ſulckx en hebbežck ingeenighe van des Ava brieven ofteſchrijvens konnenondervinden :alleenelück, theurs dat'tfelvige ſeer heerlück en ſchoon foude fijn geweeſt,daar
toe
ſchriftenafumeten: ſeer duydelick; ſulcx kanmen by alle fijne dewelcke ( volgens deordre van Moyſes)in ' t begin, hoogbgaan . de; op'teynde,duydelijcker ,en gemeenſamer zijn om te verſtaan. Mede Borghervan de drie vermeng hde werelt .