This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
Eene korte
VERKLARING
H
Van ſes
U
P
N
T
C
1.
Van 't Bloedt en Water der Sielen
II .
Van de ghenadighe verkieſingh;
III . IV . V.
E
N.
.
van't goedt en quaadt .
Van de fonde; Woat fonde zy ? En hoe't ſondezy ? Hoc Chriſtus het Rijck aen ſijnen Vader ſal odevgeven
Van de Magia ; wat Magia is ? En wat den Magiſchen
grondt zy ? VI .
Van't Myſterio ; Wat 't ſelvighe'is ? Door
7
?
Асов
в он мЕ ;
Anders genaamt , TEUTON
ICUS
PHILOSO
Ghedruckt in ' t faar
PHUS .
1642 .
P
R
O
OG
L
E.
E hoogu.waardige erkentnis en is niet ,'t en zy. dan dat de fiele eens in den ſtorm , heeft overwonnen, ende den duydel ter nederghe D Naghen; dat ſy het Ridderlijckekranſken be * Text ; bpla fel
komt : ' t welck haar de a vriendelijcke fonck Vrouw der tucht , tot een teecken der overwinningh opſet ,
Paris com 6. dat ſy in haren waardigen Ridder, Christo, heeft over dat, &c. Wonnen: daar gaatop de wonderlijcke kennis ; .doch , Text, wunder-er- metgheenervolkommenbeyt. kendous:of te de er kentenis der wonderen .
i EER
Ti
3
3 E
ERSTE
PUNCT .
Van't Bloedt ende Water der Siclen
.
1. Ln't gheen
ſoorwae fubftantialiſch
grijpelijck is ,
ende
’t ſelvighe isin deſe wereldt :
naar..demaal de fiele dan, gheen ſubſtans of te wefen in deſe wereldt en is , ſoo en is haar bloedt en water , oock gheen ſubſtans ofte weſen , in defe wereldt. 2. De fiele is wel , met haar bloedt en water , in 't aytwendighe bloedt en water ; maar , hare ſubſtansis
Magiſch : want, de fiele is oock een Magiſch vyer : en hare beeldenis of gheftaltenis , wordt in 't licht ( in de kracht van haar vyer en licht ) uyt het Magiſche vyer , a Verſtant, prep :: en - die is doch een waarmachtigh de beelden uyt- ghebooren beeldt, in vleeſch en bloedt ; doch , in den oorſpronck der Gielen . van't ſelvighe. 3. Ghelijck als Gods wijſheyt , weſen heeft , en fy ( de wijſheydt ) en is doch gheen weſen , alſoo heeft defiele b met hare beeldenis ,wefen : en fy ( de ſiele ) en is doch b Ofte door , maar een Magiſch vyer ; maar , hare is van haar wefen .
onder
houdingh , Text , nahrungh ,
4. Ghelijck als een vyer , een weſen moet hebben , ſoo 't felvighe fal branden ; alſoo heeft het Magiſche vyer der fielen o , ock vleyſch , bloedt, en water : want, daar en ſoude gheen bloedt zijn , byvalw dien de Tin &tuur van't vyer en licht , niet in 'twater en was ; de welcke het Ens of het leven van de wijſheyt is : de ſelvighe heeft in haar, alle gheftalten der natuur ; en ſy is het andere Magiſche vyer.
s . Want , fy gheeft alle veruwen : en uyt hare ghe ftalte , gaat, in 't fachte wefen des lichts , uyt, de Godde A 2 lijcke
>
1 4
1.
Pun &t : Van't Bloedt en Water der Sielen.
lijcke kracht: verftaat , naar de eyghenſchap des lichts; en naar des vyers eyghenſchap , is de felvighe eene fcherpte der verwandelingh : ſy vermagh alle dingh in fijnen hooghften graat te voeren : hoewel ſy gheenen le vendighen Gheeſt en is; maar, het hooghſte Ens. 6. Alſoo is ſy oock een foodanigh Ens in't water , en voert in't ſelvighe , de eyghenſchap des vyers en des lichts , met alle krachten der natuur;daar ſy dan het water in bloedtverwandelt : ſulckx doet ſy in't inwendighe
(
en uyt- wendighe water ; namentlijck , in't uyt -wendi ghe en inwendighe bloedt. 7. Het inwendighe bloedt van de Goddelijcke we fentheyt, is oock Magiſch ; want , de Magia maacke't ſel vighe tot fubftans : het is Geeſtelijck bloet , 't welck van 't
a Text , Tiiget.
uyt - wendighe weſen niet en vermagh « gheroert te wor den , dan door imaginatie : de in . wendighe imaginatie voert den uytwendigen wille, in't in - wendighe bloedt: daar
van
verderft het vleeſch en bloedt , van de God
delijcke weſentheyt; en , de edele beeldenisvan de ghe lijckenis Gods , wordt verdonckert. 8. Het vleefch en bloedt der fielen , is in't hooghſte Myſterio ; want, het is Goddelijcke Weſentheydt: en wanneer het uyt wendighe vleeſch en bloedt ſterfr , foo valt't ſelvigheaen 't uyt
wendighe Myſterio te huys;
en het uyt- wendighe Myſterium , valt aen't inwendighe te huys.
9. En een yeder Magiſch vyer heeft fijoe klaarheydt en duyfternis in lich : om dies wille eenen eyndelijc ken ſcheydew dagh is verordineert,aliqdaar alles door een vyer ſal gaan, en gheprobeert worden; 't welck 't ſelvighe ſal aen , nemelijck zijn , of niet : als
dan gaat een yeder
dingh , in ſijne eygen Magiam ; en 't is daar naar , ghe lijck 't ſelvighe doorgaans van eeuwigheyt was. TWEE
1
11. Pun & :Vande genadige verkieſing, van't goedeen quade. 5
T
W
E
E
DE
PUNCT .
Vande ghenadighe verkieſingh , van't goede en quade . PO. Od is van eeuwigheyt, alles alleen : fijn Weſen deelt
is de vyer
, wereldt:de tweede, de duyftere - werelt:en , de
derde, de lichte wwerelt: en het is doch maar eĉ eenig We ſen inmaalkanderen ; doch , het een en is het ander niet. 11. De ſelvighe drie onder._fcheydentheden zijn ghe lijck eeuwigh , en onghemeten ; en in gheenen tijd ofte plaats ingheſloten : een yeder
onderſcheydt, Nuydt
fich io, lich , ſelfs , in een weſen ; en fijne quaal is oock paar fijne eyghenſchap : en in fijne quaal is oock fijne be geerte; zijnde het Centrum der natuur. 12. En , de begeerten zijn « fijn maacken : want , fy des a Verffaat; onder maacken weſen , daar gheen en is ; en ſulckx in de El fcheydts ;
fents van de begeerte, naar de begeerte hare eyghenſchap: daar's onder en het is alt'lamen niets andersdan eene Magia ; ofte maac male ktmode ofte werckt. cenen hongher paar Weſen . 13. Eene yedere gheſtalte maackt weſen , in hare be geerte: en eene yeder gheftalte voert ſich uyt den ſpię ghel hares glaoſes uyt ; en heeft haar fien in haren eyghen ſpieghel: haar fien , isdes anderens ſpiegels eene duyſter nis : hare gheftaltenis is des anderens ooghe verborghed ; maar , in 't voelen is eene onderſcheydt. 14. Want , eene yedere gheftalte , neemt haar voelen van de oorſponghóder eerſte drie gheftalten in de na tuur; namentlijck , van b wrangh , bitrer , en anghft: en in b Text , fichſelfs : maar , ofte pijn deſe drie en is doch gheen a wee in het vyer maackt in hen, wee ; en’t licht maackt 't ſelvighe wederom io facht, moedigheyt. IS. Hec A 3
6
II. 15.
Pun &t : Van de ghenadighe verkieſingh ,
Het rechte leven ſtaat in 't vyer ; aldaar is den
anghel tot licht en duyſternis : den anghel is de begeer te : waar de ſelvighe fich mede vult , des ſelfs vyer is de be geerte , en des ſelfs licht fchijnt uythet vyer ; 't felvighe licht is der gheſtaltenis of des ſelfs levens fien :
en het
inghevoerde weſen in de begeerte , is des vyers hout , daar 't vyer uyt brandt , het zy wrangh of ſacht ; en 't ſelvighe is oock fijn rijck des Hemels of der hellen .
1 a Verſtaat ,
16. Het menfchelijcke leven , is den anghel tuſſchen vyer en duyfternis: aen't welck 't ſelvighe ſich b overv
licht, oficeri
gheeft, in't ſelvighebrandt het : gheeft het ſich in de be
1 1
b Text ,ein geerte der Eſſents, foo brandt het in deanghſt , in’t vyer simnet. der duyfterpis. 17. Maar, gheeft het fichin een niets , ſoo is 'tbegee senduloos, en't valt aen't licht., vyer tehuys ; dan en kan'tin geenighe quaal branden : want,'t en voerde gheen weſen in lijn vyer , daar een vyer uytbranden kan : naar , demaal dan gheen quaal in't ſelvighe en is , ſoo en ver c.Ofte aen te nemen .
magh het leven oock gheene quaal
te vanghen ; want ,
daar en is gheene in't felvige : alsmdan is het aen de eerſte Magia te huysghevallen ; de ſelvighe is God , in fijne vry heydt. 18. Wanneer het leven gheboren is , foo heeft't ſel. lich , alle de drie werelden : aen welcke wereldt
vighe in
dofte over- ' t leven ſich d ineyghent,van de ſelvighe wordt het ghe gheeft. houden; en in des ſelfs vyer ontſteecken . 19. Want , wanneer het leven Gich ont teeckt , foo wordt 't ſelvighe van alle de drie werelden ghetoghen : en de ſelvighe ſtaan , in de Eſſents , in ' t worſtelen ; na mentlijck , in ' t eerfte aen ghefteecken vyer : welcke Eſ. ſents , het leven in fijne begeerte in
noodighten ont
fanght; des ſelfs vyer, braodt. 20. Is de eerſte Ellents , in de welcke het leven Gich ont .
(
dan't goede en quadeo .5..
it
7
ontſteeckt, goedt, foo is oock , het vyer , liefelijck en goedt : maar , is de ſelvighe boos en duyſter , uyt eene grimmighe eyghenſchap , foo is ſulckx oock een grim migh vyer , en heeft wederoni foodanighe begeerte ; naar de eyghenſchap des vyers. 21. Want, eene yedere Imaginatie begeert alleene lijck Weſen hares ghelijcken; in 't welck ſy ontſtaat. 22.- Het leven des menſchen is, in deſen tijd, gelijck als een rade, al. daar ſeer.haaft het onderſte het bovenſte is, 1 en't ontſteeckt ſich aen allerley weſeo ", en bepleckt ſich met allerley weſen : des ſelfs « bat, dan noch ,is de bewe a Ofte af gingh van't herteGods;een water der facht, moedigheyt: waffingh. daarwuyt mag 't ſelvige, in fijn vyer. leven ,weſen ,in. Voe ren ; de verkieſinghGodsen ftaat niet inde eerſte Eſſents. 23. Want; de eerſte Effentsen is niets anders dan het
Myſterium tot het leven :
en behoordt eyghentlijck het
eerfte leven , met de aepfteeckingh in des ſelfs Myſte rium , daar 'tis uyt - ghegaan : het zy eene ganſche grim mighe Eſſents , ofte eene vermenghde,ofte eene Eſſents“ des lichts ; naar de lichte werelde. 24. Uyt welcke eyghenſchap het leven ontlaat , uyt de ſelvighe brandt oock fijn licht des levens: en't ſelvige: leven en heeft gheene verkieſingh 3.daar en gaat gheen gherichte over 'tſelvighe : want; het ſtaat in fijn eyghen , ſelfs oorſprongh ; en ' t voerdt fijo gherichte infich: het ſcheydt fich, ſelfs van alle andere quaal : want , het brant alleenelijck in fijne eyghen quaal ; in fijo eyghed Magiſch vyer . bText De verkieſingh gaat over het bin - ghenoodigh- gh eladen,e. ein of’t felvighe in t licht , of in de duyſternis behoort ?
25. de :
want, naar dat't ſelvighe eene eyghenſchap is , daar. Daar is oock den wille fijnes levens ; het wordt bekendt, of 't ſelvighe van de
grimmighe Eſſents , of van de lieve Effepts
8
III . Pun & t : Van der Sonden : wat ſonde zy ?'
Eſſents is : ende ſoomlangh't ſelvighe in een eenigh vyer brandt , foois't ſelvighe van deandere verlaten : en , de verkieſingh van't ſelvighe vyer,daar 't in brant, gaat over 't ſelvighe leven : want, ' t ſelvighe wil't hebben ; her is van ſijne eyghenſchap. 26. Maar, ſoo ſich des ſelvige vyers -wille ( zijnde den
a Text , çawunget. b Verft dat den wille .
vlieghenden anghel ) ſich in een ander vyer * worpt, en in't ſelvighe onciteeckt, ſoo maghb hy't ganſche leven , met 't ſelvighe vyer ontſteecken ; byvaldien hy in 't ſel vighe vyer blijft. 27. Als..dan wordt't ſelvighe leven pieu ghebooren , het zy tot de duyfterem -wereldt , ofte tot de lichtewe relde , foo.waar den wille ſich in ontſteecke ; en daar op
gaat eene andere verkieſiogh : en't ſelvige is de oorſaack, NB. NB. dat God en oock de duyvel laat leeren : een yeder wil, dat den wille des levens fích , in ſijo vyer " worpe en ont c Text ,
Schwunge.
Ateecke; als..dan vanght het eene Myſterium ber andere. DER DE
PUNCT .
Van derfonden : Wat fonde wy ? Ende hoe't fonde zy ? 28 . En dingh't welck een eenighis, 't ſelvighe en heeft, E noch ghebodt, nochte wet : maar , byvalidien ' t ſel vighe ſich met een ander vermenght, ſoo zijn't twee we ſens in een eenigh : en 't zijn oock twee willen , daar den eenen tegens deu anderen loopt ; al daarontſtaat vyant ſchap 29. Alloo is ons te betrachten , vande vyandtſchapte gens God : God is eenigh en goedt, buyten allerley quaal: en al., is'tvſchoon dat allerley quaal in hem is , evenwwel en is de ſelvighe niet openbaar : want, het goede heeft het booſe, ofte wedernwaardighe inlich verſlonden, en houdt
En hoe't fonde zy ??
9
houdt 't ſelvighe in ' t goede , inden dwangh ; ghelijck als ghevanghen : al., daar het booſe eene oorſaack des levens en des lichts moet zijn ; doch , niet openbaar : maar , het goede * ſterft het booſe, dat 't ſelvighe in't booſe, ſonder 2 Ofte flerfi het quade af. quaal ofte bevindelijckheyt, infich ſelfs, vermagh te woonen .
30. De liefde en de vyandtſchap en is maar een eenigh dingh : een yeder woondt dan jloch in
fichfelfs ; 't fel
vighe maackt twee dinghen : den dood is tuſſchen hen het b ſcheydewperck : en daar en is doch gheen dood ; b Text ; uyt, ghelondert ,dat het goede het quade af ſterft :ghe- Scheyde ziel. lijck het licht den quaal des vyers is afgheſturven; en ' t en voeldt het vyer niets meer. 31. .Nu , ſoo is ons, in't menſchelijcke leven , de ſonde te grondeeren : want,het leven is (een ) eenighen goedt : NB. NB. maar, byval dien dat daar eene andere quaal, dan goedt, inis , loo is't felvighe eene vyandtſchap teghens God ; want, God woondt o in't hooghſte leven desmenſchen. In't edelfte 32. Nu ſoo en kan , ' t ghene ongrondelijck is, in 't gft.Jugvers
ghene dat grondelijck is, nietwoonen : want, ſoon haaſt lich ,quaal verweckt, foo en is 't ſelvi het rechte leven , in ge den onwgrondt niet gelijck , in den welcken geen quaal fcheyt fich het eene van't andere . ſtonden aen
en is;van
33. Want, het goede , of'e licht, is, ghelijck een niets : inaar, byvaldien dat daar yets in komt, ſoo is ' t ſelvighe NB . NB. yets,wat anders,dan het niets : want, het yets,woonde,in ſelfs , in quaal ; want , ſoowwaar yetsis , daar moet eene quaal zijn , die het yets maacke en hout. ſich
34. Alſoo is ons te betrachten van liefde en vyand ſchap : de liefde en heeft maar eene eenighe quaal en wille : fy en begeerdt niets..anders dan hares ghelijcken ; en d niet veel : want ,het goede en ismaar een eenigh ; dofilcene maar ,
de quaal , is veelvoudigh : en , welcke wille des meno B
10
III . Punet : Van der Sonden : wat fonde cy ?
a Veroult menſchen , veel begeerdt, den ſelvighen a vult innlich , besmette ofte in het Een ( in 't welčk God woont) de quaalder veelheyt. bet Een ,met de quaal der 35. Want, het yets,isduyſter, en't verduyftert het licht veebbeyt. des leveds ; en het Een is licht : want , het lieft ſich ſelfs; en , daar en is gheen begeeren naar yets meer.
NB . NB . 36. Alloo moet den wille des levens in het eene ( dat is, in't goede ) ghericht zijn , ſoo blijft ’tſelvighe in eene eenighe quaal : maar , byval dien't ſelvighe in eene an dere quaal imagineerdt, foo ſwangert 't ſelvighe ſich met het dingh, naar 't welck 't ſelvighe luft heeft.
37. En byval
dien 't ſelvighe dingh dan ſonder eenen
1
eeuwighen grondt is , in eenen verbreeckelijcken wortel, ſelvighe eene wortel tot fijne onderhou foo foeckt't dingh ; dat ſelvighe magh blijven : want, alle het leven ſtaat in't Magiſche vyer ; over, fulckx moet yder weſen , vyer hebben , daar 't ſelvighe in brandt. 38. Als, dan moet 't ſelvighe diogh fich , naar fijne be geerte , Weſen , maacken ,
op.dat fijn vyer ſpijſe mach
hebben : nu ſoo en vermagh geenighe quaaldes vyers in ' c vrye vyer te beſtaan : want , het en bereyckt 't ſelvighe
b Ofte ver magh tebe-
oock niet ; want, het is een eyghen , ſelfs. 39. Alles wat in God ſal beſtaap ,'t ſelvighe moet van
fijo
ſelfs willen , ledigh zijn : 'ten moet in- fich gheen
NB. nb. eyghen vyer.branden hebben ;maar,Gods vyer moet fijn Oftehet.
vyer zijn : des ſelfs willen moet in God vereenight zijn; dat God , en den wille , en den Gheeft des menſchen maar een eenigh en is.
40. Want , 't gheen eenigh is , 't ſelvighe en is ſich niet vyandt ; want , 'ten heeft maar eenen eenighen wille : waar den ſelvighen dan gaat , ofte wat hy doet , 't ſelvighe een is eens met hem . 41. Eenen eenighen wille en heeft maar eene eenighe imaginatie : de imaginatie
dan vnoch ,maackt ofte be geerdt
a
II
En hoe't fonde zy
geerdt alleenlijck het ghene dat fich met haar verghe lijckt; alſoo is ons van den ſtrijdighen wille te verſtaan. 42. God woondt in alles , en daar en is niets'r gheen NB. NB. hem begrijpt; 't enzy_dan , eens , methem : bywala dien’t dann noch uyt het eene gaat, ſoo gaat het uyt God, in ſich ſelfs , en 't is wat anders dan God , 't felvighe ſcheydt fich ſelfs : aldaar ontſtaat de wet , dat het uytv Sich
ſelfs wederom moet uytvgaan , tot in 't Een ; ofte
van 't Een moet gheſcheyden zijn. 43.
Alſoo is'tkennelijck , wat ſonde zy ? Ofte hoe't
ſonde zy ? Als namentlijck : den menfchelijcken wille , den welcke fich van God ſcheydt,tot in eene eyghenheyt, en fijne eyghenheyt verweckt , en in
eyghen , lelfsquaal
brandt, foo en is'tſelvighe « eyghen lijcke b vyer niet aennementlijck.
vyer, het Godde- a Eygen luft ende begeerte. b Goddelijce 44. Want, alles , daar den wille in v gaat , en 't ſelvighe ke bust on voor eyghen wil hebben , fulckx is een vremde weſen , in begeerte.
den eenighen willen Gods: want , den wille Gods is alles: en het eygen willen des menſchen, en is niets ; maar , by -v al dien den ſelvighe in God is , foois oock alles ſijo. 45. Alſoo bekennen wy , dat de begeerte fonde zy : cOfte ver. want , hare luftis , uyt een eenigh , in veel; en ſy voerdt , ſtaan . veel, in een eenigh : zy wil beſitten ; en ſoude doch wil lenloos zijn : met de begeerte, wordt weſen gefocht; en in 't weſen , ſteeckt de begeerte, het vyer aen . 46. Nu , foo brandt een yeder vyer uyt de eygenſchap fijnes weſens :
als..dan is de ſcheydingh en de vyandt
ſchap geboren; want , Chriſtus ſeyde:die niet met my en is, die isteghens my : en die niet met my en verſamelt , die verſtroydı : want , hy verſamelt buyten hem ; en wat niet in hem en is, 't felvighe is buyten God . 47 : Alloo fien wy , dat de gierigheyt, ſonde zy ; want, de ſelvighe is eene begeerte buyten God : en fien oock dat B 2
I2
III . Pun &t :
Van der fonden : wat ſonde zy ?
dat de hooveerdigheyt ſonde is ; want , de ſelvighe wil een ſelfs zijn ;en ſcheydt fich van God; dat is , van't eyghen eenighe Een . 48. Waut, 't gheen in God wil zijn , 't ſelvighemoet in NB. NB. hem , in ſijnen wille wandelen : naar
demaal wy dan in
God maar een eenigh en zijn , in veele ghelederen , ſoo is ſulckx doch teghensGod , wanneer het eene ghelidt ſich van ' t andere ontreckt, en een eyghen Heeruyt ſich ſelfs maackt ( ghelijck de hooveerdigheydt doet : de ſelvighe wil Heer zijn ; en God is alleen Heer) als..dan zijn daar twee Heeren ; en den eenen ſcheydt fich van den anderen. 49.
Over, lulckx is alles ſonde en eenen ſtrijdighen
NB, NB. wille, 't gheen debegeerte vooreyghendom beſit; het zy ſpijſe ofte dranck : by_alvdien den wille in't ſelvighe imagineert, ſoo vult hy ſich met’t ſelvighe, en ſteecke des ſelvighe vyer aen : dan brandr een ander vyer in ' t eerſte; foo is daar weder -Wille, en eebe dwalingh . 5o .
Over. fulckx moet daar eenen nieuwen wille uyt
den ſtrijdighen ...wille waſſen , die ſich inde eenigheeene ginghwederom
in - begheeft ; en den ſtrijdighen ...wille
moet verbreecken en ghedoodt worden. Sr. En alq hier is ons te betrachten , het Woord Gods
't gheen menſch wierdt :
dat , byval dien den menſch
fijne begeerte in't ſelvighe fet , ſoo gaat hy uyt de quaal , uyt lijneyghen vyer uyt , en wordt in't woord nieuw ghe booren : alfoo woondt den uytvghegane wille , in God ; en den eerſten , in de begeerte , in de aerdſheydten veel heydt.
a Overa fulckx, ofte
52. a Alloo moet de veelheydt met het lichaam ver breecken , en van den uytvgaanden wille af víterven : en den uyt -ygaanden wille wordt voor eene nieuwe ghe boorte bekendt; want, hy neenit , in 't Een alles wederom aen, fich : doch , met gheene eyghene begeerte : maar ; met
En hoe't fondé zy ?
13
met eyghed, ſelfs liefde, de welcke in God is ge., eenight, dat Godzy , alles in alles , en fijneo wille, den wille aller dinghen zy ; want,eenen eenighen wille beſtaat in God. 53. Alſo bevinden wy,dat het booſe aen het goedetot NB. NB . het leven moet dienen , foo den wille maar uyt het booſe, uyt-, fich ,wederom uytvgaar , tot in't goede ; want , den grim moet des levens vyer zijn. 54. Maar , den wille des levens , moet teghens fichwa ſelfs, in ſtrijdt ghericht zijn ;walt, het moet den grim ont vlieden , en den ſelvighen niet * begeeren : het en moet a Text,wol de begeerte niet « willen ; die lijn vyer doch wil, en oock len. hebben moet : daarom is'c ghenaamt ; in den wille nieuw ghebooren te worden . 55 : Een yeder wille. Gheeft , die in de begeerte van ' t vyer fijnes levens ( dat is , in den grim van 't hout tot het vyer ) blijft , ofte in 't ſelvighe in
gaat , en het aerdſche
befit' , den ſelvighe is ſoonlangh van God gheſcheyden , als hy het vremde (zijnde her aerdſche) belic. 56. Alſoo bekendt men , hoe overvloede van ſpijſe en dranck , ſonde werckt :want , den reynen wille , die van NB. NB. Siet het 138 . des levensvyer uytvgaat , wordt , in de begeerte, ver en 139 , vers , dronckenen ghevanghen ; dat hy in den ſtrijdt te onw in de vier machtigh wordt : want, des vyers quaal (zijnde de begeer. Complexion,
te ) houdt den ſelvighe ghevanghen , en vuldt hem met ſucht; dat den ſelvighen wille, in de begeerte imagineert. 57. Den wille met de ſelvighe begeerte in ſpijs en dranck , is aerdfch , en van God gheſcheyden : maar , den wille die het aerdſche vyer b ontloopt, die brandt in’t in.c. b Te**,Emt Tinnt . wendighe vyer ; en is Goddelijck. 58. Den ſelvighen wille die van de aerdſche begeerte vlucht , en ontſtaat niet uyt het aerdſche vyer ; neen ! Hy is den wille van 't vyer der fielen , die met de aérdſche be geerte ghevanghe en bedeckt wordt : den ſelvighe en wil in B 3
14 IV.Hoe Chriſtus het Rückaen fijnë Vader falover - geven . in de aerdſche begeerte niet blijven ; maar , hy wil in ſija Een , in God , daarvuyt hy in den aenvangh , is ontſpron ghen . 59. Maar, wordthy, in de aerdſche begeerte , ghevan ghen ghehouden , ſoo ishy in den dood verſloten , ende lijdt quaal; alſoo is de fonde te verſtaan.
VI ER DE .
P
U
N
C
T.
Hoe Chriſtus het Rijck aen ſijnen Vader
ſal overvgheven. 60 . N de Scheppingh vande wereldt en van alleweſen , be:
Iweeghde ſich den Vader , naar lijne eyghenſchap ; na mentlijck, met het Centro van de natuur, met de duyftere en vyern wereldt : die bleef in de bewegingh en in't Regi ment , totdat lichte
ſich den Vader paar fijn hart , en naar de
werelt , beweeghde , en dat God , menſch wierde:
al daar over vwon de liefde des lichts , de grimmigheey ghenſchap des Vaders; en den Vader regeerde in den Soo á Ofte door. ne , * met de liefde. 61.
Alw.daar hadde dep Soon het Regiment inde ghe
ne, die God aenn,hingen : en den Heyligen Geeſt (die van den Vader uytgaat ) toogh de menſchen , in 't licht der liefde, door den Soon, totGod den Vader.
62. Maar, aen'teynde, ſo beweeght ſich den Heyligen Gheeft , in de eyghenſchap des Vaders en des Soons ; en b Text, rege.
beyde de eyghenſchappen worden teghelijck beweegh lijck : en den Gheeft desVaders , ontſluyt ſich in 't vyer en in't licht , oock in den grim van deduyſtere wereldt ; alwdaar valt het Regiment aen den Vader te huys : want , den Heyligen Geeſtſal eewighregeeren; en eenen eeuwi gen openaar in de lichte , en oock in de duyftere., wereldt zijn . 63. Want,
V. Van der Magia : wat Magia zy ! En wat den, & c. 63.
Want,die twee werelden ſullen ſtillen ſtaan : en den
Heylighen Gheeft, die vanden Vader en Soon uytvgaat , voerdt eeuwigh het Regimentin de twee werelden ; naar yeder werelds quaal en eygheofchap. 64. Hy ſal alleen den openaar van de wonderen zijn : en alſoo iš aen den Vader ( de welcke alles is ) het eeuwige
Regiment; 't welck hy met den Gheeft voerdt. V
Y
F
D
E
PU
N
C
T.
Van der Magia : Wat Magia zy ? En wat den Magiſcben grondt is ? 65 ° Agia ,is de Moeder der eeuwigheyt, van't Weſen al M
ler Weſen : want , ſy maackt ſich
ſelfs;en ſy wordt
in de begeerte verſtaan. 66. Sy is in haar ſelfs nietswanders dan eenen wille : en den ſelvighen wille , is het groote Myſterium van alle wonderen en heymelijckheyt en ; voerde fich dannoch, door de imaginatie van den begeerenden hongher , Weſen.
in
69. Sy is den oorſprongh vande natuur : hare begeerte maackt eene in beeldingh : deio, beeldingh en is niets.no anders dan den wille vande begeerte ; de begeerte dan noch, maackt in den wille, een ſoodaoigh weſen, ghelijck den wille in 68.
lich , ſelfs is.
Derechte Magia en is gheen weſen ; maar, den be
geerenden Gheeft des weſens : ſy is eene on , fubftantialia ſche Matrix ; en openbaardt fich dann noch in 't weſen . 69. Magia , is Gheeft : en Weſen , is haar lichaam : en 't is doch alle beydemaar een eenigh ; ghelijck als ligo haam en ſiele een eenigh Perſoon is. 70. Magia, is de grootfte heymelijckheyt ; want , ſy is bovep
a
a gi t : wa Ma zy ? te r r all n u u ta e u r mtu ft v a e t a u e bo den na e : ſy ma deeripá na de egghh l is n arte ſt t n e l ' ri a y e a i t y Mer v w : f ha h ; v 't d e ta e e t ſ ds n g r r t t ll ve , de wi in de be to he ha Go . t
16
V.
në
Pu
n
: Va
r
de
gi
Ma t ck
71. Sy is de formeeringh van de Goddelijcke wijſheyt; zijude eene begeerte in't drie.vghetal : in de welcke het eeuwighe wonder van't drie - ghetal, ſich met de natuur begeert te openbaren: oock is ſy de begeerte, die ur ſich in de tu a în ra in
vyer ; en door ' t vyer , door't ſterven ofte door den grim, in't licht van de Majefteyt. 72. Sy en is gheene Majeſteyt; maar, de begeerte in de Majeſteyt: ſy is de begeerte van de Goddelijcke kracht : niet de kracht ſelfs ;maar, den hongher ofte het begeeren de in de kracht : fy en is de Almachtigheyt niet ; maar , voerderione in de kracht en nacht : het harte Gods is de
kracht; en de Heylige Geeſt is de openingh van de kracht. 73. Sy is dan noch de begeerte in de kracht, en oock inden voerenden Gheeft; want, fy heeft her fiat in
a Herbig: heit.
haar :
't ghege den wille.Gheeft in haar opent, 't ſelvighe voert fy in een weſen ,door de * wrangheyt ( die het fiatis) alles, naar 't model van den wille : ghelijck het den wille in de
b.Text,mo- wijſheyt b maackt , alſoo neemt het de begeerende Magia in : want, ſy heeft in hare eyghenſchap ,de imaginatie ;zijn . de eene lut .
74. De imaginatie is facht en weeck ; en verghelijckt het water : maar , de begeerte is ruygh en dor ; ghelijckt eenen honghèr : fy maackt het weecke hardt, en vindt ſich in alle dinghen ; want, ſy is het grootſte weſen in de God heyt : fy voerdt den afvgrondt, in grondt ; en het niets, in yets . 75. Inde Magiæ legghen alle de gheftalten van ' t We. ſen aller Weſen : ſy is eene Moeder in alle de drie werel den j
en maackt een yeder dinghnaar 't model van fijnen wille :
1 En wat den Magiſchen grondt is ?
17
wille : ſy en is het verſtandt niet :maar, ſy is eene maacke- NB. N3. rin naar het verſtandt; en laat fich ghebruycken ten goede ofte ten quade. 76. Alles ſoon watden wille , in't a vernuft b figureert, a Wize. (byvaly dien den wille des verſtands in 't ſelvighe oock b.Text,He in vgaat)dat wordt van de Magia, in een weſen gemaackt : ſy dient den God. lievenden , in Gods weſen : want, fy maackt in 't verſtandt, Goddelijck weſen , en neemt ' t fel . vigłe uyt de imaginatie ; namentlijck, uyt de facht .,moe digheyt des lichts. 77. 't Is fy , die Goddelijck vleeſch maackt : en het
verſtandt is uyt de wijſheyt ;want,'t ſelvige is eenen kender derkrachten , veruwen en deughden : het verftande voert den rechten waren Gheeft , met eenen toom : want , den Gheeft is vlieghende; en 't verſtandt is ſijn vyer. 78. Niet en is den Gheeft wijckende,dat hy van't ver ftandt afvwijckt ; maar, hy is den wille des verſtands : doch , de finnen in 't verſtandt, zijn uyt.vlieghende en af v-wijckende. 79. Want, de fionen zijn den blicxem uytden vyer. Gheeft; en ſy voeren , in 'tulicht, in hen , de vlamme der Majeſteyt : en in de duyſternis, voeren ſy den « blicxem c Text,plita : van den ſchrick ; ghelijck eenen grimmighen . blicxem van't vyer , 80.
Definnen zijn eenen ſoodanighen ſubtijlen Geeſt, NB. NB .
dat ſy in allerley weſen, in gaan , en ontfanghen in hen dText,laden in alles, Weſen :maar , 't verſtandt, probeert alles, in ſijn ofienoodigen. vyer : verwerpt her booſe ,èn behoudt het goede; alsdan neemt de Magia, fijne Moeder, ' t ſelvighe , en brenght het in een weſen . 81. Magia is de Moeder tot de natuur ; en het ver ftande is deMoeder uyt de natuur : Magia voert in , een grimmigh vyer ; en'tverſtande voert lijne eyghen Moe der с
18
V. Van der Magia: wat Magia zy ? En wat den, & 6.
der ( de Magiam )uyt het grimmige vyer, in fijn eygen vyer.
82. Want, het verſtandt, is het kracht v vyer; en Magia , het brandende : ende en is doch voor gheen vyer te ver ſtaan ; maar , de nacht , ofte de Moeder tot het vyer : het vyer is ghenaamt , Principium ; en de Magia , begeerte.
NB . NB. 83. Door de Magiam wordt alles volbraght; goedt, en quaadr : hare eyghen werckingh , is negromantia ;en deelt ſich dan ...noch in alle evghenſchappen uyt : in't goede , is ſy goedt;en iu't booſe is ly boos : ſy dient de Kinderen , tot het rijckeGods ; en de Toovenaars,tot het rijcke des duy vels : want , het verſtandt kan uyt haar maacken , ' t gheen het wil : ſy is ſonder verſtandt, en begrijpt doch alles;want, fy is het begrijp van alle dinghen .
84. Men kan hare diepte niet uyt-, ſpreecken ; want , fy is van eeuwigheydt eenen grondt en houder van alle din ghen : ſy is een Meefteres van de Philoſophie ; en oock eene Moeder van de felvighe.
a Text , feine. bText , ſeinem .
85. Philoſophia dan noch , voerdt a hare Moeder,de Magiam , naar 6 haren ghevalle : ghelijck als de Godde lijcke kracht (zijnde hetwoord ofte harte Gods) den ghe ſtrenghen Vader , in fachtmoedigheyt voerdt ; alſoo
cText , Seine.
voerdt Philoſophia , namentlijck , het verſtande - hare Moeder, oock in eene ſachte Goddelijcke quaal. 86. Magia is het boeck van alle ſchoolieren: al 'tgene dat leeren wil , moet eerſt in de Magia leeren ; her zy eene hooghe ofte laghe konſt :
felfs den Boer op den Acker ,
moet in de Magiſche ſchool gaan , foo hy fijnen Acker d Text, be- wil à bouwen . fällen . 87. Magia is de beſte Theologia : want , het ware ghe loofwordt in haar ghegrondt en ghevonden : en die haar ſcheldt, die is een dwaas ; want, hy en kent haar niet : en laſtert God , en ſich ſelfs ; en hy is meer , eenen Googhe laar, dan eenen verſtandighen Theologus.
88. Ghe
VI. Pun &t: Van't Myſterio; wat 'tſelvighe zy ?
19
88. Ghelijck als eenen , die voor eenen ſpieghel vecht, en niet en weet , wat den ftrijdt is; want, hy vecht van uyt. wendigh : alfoo fiet den onvrechtveerdighen Theolo gus , oock Magiam aen , door eenen ſpiegelglans ; ende en verſtaat niets van de kracht : want, ſy isGoddelijck ( en hy , on
Goddelijck ) hoewel oock duyvels; daar de ey
ghenſchap van yeder Principij: in ſomma: Magia is het a Ofte indon doen, in den « wille w Gheeft. Gheest van den wille. S EST E PUNCT ..
Van't Myfterio ; Dat 'tfelvighe wy ?
89.
M
Yſterium , en is niets anders , dan den Magi ſchen wille , den welcken noch in de begheerte
, beel- b Ofte figura feeckt: die magh ſich in den ſpiegel der wijſheyt 6 den , ghelijck hy wil : en ghelijck hy ſich in de Tinctuur reren.
beeldet, alſoo wordt hy in de Magia begrepen , en in een weſen ghebraght. 90. Want , Myſterium Magnum en is niets anders dan de verborghentheyt vande Godheyt,met het Weſen aller Weſen : daarvuyt gaat ghedurigh het eene Myſterium naar 't andere : enyeder Myſterium is den ſpieghel en het voor.beeldt van't andere : en 'tis het grootſte wonder der eeuwigheyt, daar alles is ingheſlooten , en in den ſpieghel der wijſheyt van eeuwigheyt - bekendt ghewor- Ofregho fien , den; en daar en gheſchier niets , 't welck niet van eeu wigheydt inden ſpieghel der wijſheydt en zy erkent ghe worden . 91. Doch , ghy moet ſulckx naar de eyghenſchap des ſpieghels, naar alle gheſtalten der natuur verſtaan : na mentlijck, daar licht en duyſterpis, naar debegrijpelijck heyt, en onbegrijpelijckheyt, naar liefde en tooren : dac is , C 2
!
20
VI . Pun &t : Van't Myſterio; wat’tfelvighezy ?
is, baar vyer en licht ; ghelijck aen andere plaatſen is ver klaart gheworden . 92. Den Magus heeft in 't ſelvighe Myſterio gheweldt te handelen , naar fijnen wille; en kan maacken, wat hy wil .
NB . NB . 93. Maar,hy moet in 't ſelvighe weſen't geen hy maac ken wil , ghewapent zijn ; ofte hy worde , ghelijck eenen vreemdelingh, uytvgheftoten : en aen des ſelfs heeften,
Ofte te doen ,
in haar ghewelt ghegheven , om met hem “ te varen naar fijne begeerte; daarvan al hier niets.meer en is te mel. den, van weghen de Turba.
Getranſlateert van primo Julij,tot den 6 dito , 1640 . Uyt twee gheſchreven Copyen.
E
T
N
D
E.