This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
1
Het feſte Boeck des Autheurs .
Hooge en diepe Gronderingh, van de groote
SES
PUNCTEN .
Eene
Open Poorte van alle heymelijckhe den des Le vens ; daar in de Oorſaacken van alle het Weſen , erkent worden .
Geſtelt in ' t Hooghduyts ; Anno 1620 .
D
0
JACOB
0
R
BÖHMEN , Anders
TEUTONICUS
PHILOSOPHUS .
Ghedruckt in 't Jaar 1642 .
1 Cro
M
I.
ic T
7
18
3 Hier volgen de
PUNCTEN :
SES
De twee eerſte Capittelen . 1. Punct :
van 't * Ghewas der drie Principien : a Ofic,wyrain barent Le ven , ſelfs, voor eenen b Gewas. b Boom , ofte leven baart ; hoe men den
wat een yeder , in , en uyt fich
gront der natuur, onderſoecken, en erkennen fal .
: furinn
Het derde Capittel,
I I. Punct : van den vermenghden Boom , des Quaads en des Goeds : ofte , het leven der drie Principien, in „maalkanderen ;hoe't ſelvige ſich vereenight , en verdraaght .
Het vierde Capittel . III . Punct :
van den oorſprongh der weder...
waardigheyt van't Ghewas ; in'c -geen het leven, in
ſich
ſelfs , ſtrijdigh wordt .
Het vijfde, en ſeſte Capittel. IV. Punct : Hoeden heyligen , en ,goeden Boom des eeuwigen Levens, uyt allede gewaſſen der drie Principien , uyt , en, door watt ; en, van geenige en wort begrepen .
A
2
Het
4
Het levende, en achtſte Capittel.
V. Punet :
van den Boom , en 't gewas des levens der verderffenis ; hoe een leven, verderft : dat is, hoe 't uyt den quaal der liefden , en vreugh den , in den quaal der elendigheyt treet ; 't welck alle andere
levens 4 tegen is,
a Ofte, con trary,
Het negende, en tiende Capittel. VI . Punct :
van 't leven der duyſternis , daar de
Duyvelen in woonen ; wat ' t ſelvige voor eene gheboort en quaal heeft.
7
VOOR
Si uit
V.0.0
R XR
ED
5
E
Aen den
LE
SER
I.
T en hebben dit werck niet gheſchreven voor de NB . Voor onvernuftige Dyeren, dewelcke in't uyt„ wen- wien den dige, menſchen geſtaltenishebben : doch, in hare Autheur fija beeldenis , in den gheeft , boole , en wilde dyeren geſchreven heef . zün ; ſulckx ſich aen hare eygenſchappen open baart en vertoont.
2. Maar , voor de beeldenis des menſchen : de gene , die azyt NB, Voor uytgroenen , met eenes menſchen beelde- wiendit de dyerſche beeldenis nis, dewelcke in't RückeGodsbehoort die garen in des men- ſchrcycũ is. ſchen beeldenis, in den rechten menſch, wildenleven en waſſen. 3. Die menighmaal, en , veelvoudigh verhindert worden van 't a wederwaardige leven, en alfoo in't vermenghde leven 4 Of,ftrij dighevo ſteecken , en hen anghſten tot de gheboort van't Heylige leven ;
voor de foodanigen hebben wy deſe ſchriften gheſchreven . 4. En , wyvermanen hen ,dat ſy 't felvigheniet aen_en . NB. NB. fien voor onmogelijck om te erkennen , en foodanighe verbor gentheyt b te weten ; en, geven hen ſulckx,in eene gelijckenis ,b Temogen weten of te te bedencken . konnen be si Daar ſtondteen Leven , 't ſelvighewas uyt alle de levens grijpen. ghewallen : en , 't felvige was (of 'tſchoon uyt alle de levensge- een berica wallen was ) vry van alde andere levens ; en ; 'tStont dach cock booren le ven , vry is , in alle de Eſentien van de levens. en verlicht 6. 't Selvighe andere nieuwe leven , wiert verlicht , door wort,alle 't licht, en alleenelick in.ficb , dat het alle de andere levens andere le konde fien ;en , ſy: ( de andere levens) en konden 't ſelvige nieuwe van detela leven niet fien noch begrijpen. vige niet en A
3
7: Alſoo wont geſien .
Voor
6
rede aen den Leſer .
NB. Voor 7. Alfoo'is een geder , die wye het vermenghde leven (quaat de nieuwe gheboorne en goet ) wederom in, en uyt God wort ghebooren : de ſelvige, Beeldenis, in't leven Gods ghebooren , nieuwebeeldenis , fiet alle natuur en is niets, lijcke levens: en , haar en is niets vremds noch (waar ; want, fwaarzy te ſÝfiet uyt den wortel, uyt den welcken fy ghenaffen is. begrijpen. 8. Gelijck ons ſchooneblomme, ſulckx is te erkennen,hoe eene NB . Eene ſchoone ge- uyt de wilde aerde waft, de welcke de aerde niet en ghelijckt: lijckenis, doch , met hare ſchoonheyt , verklaart ſyde vermogentheyt der van den her boo aerden';èn, hoe de felvége ,met quaat en goet zy vermenght. ren menſch , 9. Alfoo is oorkeen yeder menſch , die uytde dyerſche wilde a Ofte, ey- aerdſche a aert en eygenſchap , wederom tot eene rechte beel genſchip. deniš mori ghebooren . 10. Voor de foodanighe nu , die een ghewas zijn , en tot de 1 Dat is , den ſchoone b Lelye in't Rijcke Gods.c.drijven, en in de gheboorte nieuwen nfch . ſtaan, hebbenwy dit boeck gbeſchreven ,op datwſy hare d EG me c Arbeyden ſentien daar ofie voortv gaan. Tacken , ofte aylu . Weſentlijc kekraché .
Vyt
in fouden verſtercken , in't leven Godsgroenen ,
5 1
en in den Paradijſchen boomwaffen ; en vrucht dragen : It . En, naar de„maalalle kinderen Gods, in den ſelvigen boom waſſen ; en tacken aen den ſelvigen boom zijn , foo hebben wy aen onſe tacken en medewrancken , in onſen boom ( in den
welcken roy al t'famen ſtaan ,en uyt den weleken wy altſamen willen Jonsfap, reuck , en c Efents , mede willen deelen ; op
. dat onfen Paradijſchen boom , groot worde, en wy ons , onder Werckelijc ke kracht, maalkanderen verheugen. 12. En, dat den eenen tack den anderen doorgaans , door. denſtorm , helptbedecken : fulckx gevermy , aen alle kinderen van dit gewas ,in deſenboom , vriendelijck të over wegen ; eh , doen ons, in hare liefde en ghewas, bevelens
fa' Het
1
3
Het eerſte - Punkt, en ' t eerſte Capittel.
Van 't eerſte ghewas, en leven , uyt het eerſte Prin cipium : alloo te over- weghen , en te betrachten, ghelijck ' of 'tſelvige alleen ſtont, ea a aytde
a Of, met .
andere niet en was vermenght ; wat des felfs vermogentheyt ſou de konnen zijn
ſelvige in eene Niet alſo in dier geſtalte te dencken, dat’ t figuur, ofte Creatuur, alfoo eenigh, zy : maar dat men leere, het 6 Centrum vande natuur onderſoecken en grondeeren ; en , het Goddelijcke Weſen, van de natuur leert onderſcheyden .
HET
E E R S T
E
C
A PITTEL,
1.
b Den gront,
c vylar gaande , en Werckelijck . NB . Wat den wille doet .
Y ſien en bevinden , dat een yeder leven, Dating ( Eſſentialiſch is : en dan , bevinden wy, dat gaandewens 't ſelvige io den wille ſtaat ; want, den wille, kelijcke krachten . NB . W'at
is het drijven.d der Effentien .
W 2. En, ons is al foo tebedencken , ghe- den willezy, lijck of daar in den wille , een verborghen Sonder die vyèr lagh , daar den wille ſich doorgaans verhief, tegen van de wyna het vyer; en , 't ſelvighe wilde verwecken, en aen, fteken . gaande wert 3. Want, wġ verſtaan, dat eenen yederen wille,ſonder krachten. de verweckingh van de vyerige Effentien , eeve on , ver- e Dati , mogentheyt is, ' gelijck als ſtom , fonder leven ; daar geen geleden faads, eer ghevoel, verſtant, noch Weſentheyt in en is.
4. Want, hy en is maar ghelijck eene ſchaduw , ſonder in 'r wallen Weſen , want , hy en heeft geenen voerder : maar , hy i ofte, f verſinckt, en laat fich drijven en voeren , ghelijck een verpermoe dood dightſid .
-
8
Het eerſte Puna , en ' t eerſte Capittel ,
dood Wefen ; ghelijck ſulckx is te erkennen aen eene a Ofte,wyw ſchaduwe, die ghevoert worde, ſonder « Eſſents. gaande werco 5. Alſoo is eenen on. Effentialiſchen’ wille-, een ſtor kelijcke We Sen en krach- Weſen , ſonder begrijpen leven : en , hy is doch eene fi ter, : guur in 'ton_grondelijcke eeuwige niets;want hy hanght b Lichame. aen de b Corporaliſche dingen . lijcke. 6. Ghelijck nu den wille , ftom is , ſonder Ellents en c Stil, of onbekent. Weſen, alſo is hy, in deElients,een Weſen en beeldenis , d vytor naar de d Eſſentien ,den welcken naar de d Effentien wort gaande we. Sentlijcke ghebeeldt ; want, het leven des willens , wort uyt de werckelijcke d Eſſentien ghebooren. krachten . 7. Alloo is het leven , Sood , van de Effentien : en, den ,NB, Den Soon, en, den wille, in den welcken de figuur des levens ſtaat, is den Va Vader,vande der der Eſſentien ; want , ſonder den wille , en vermagh Weſentlije- geen Eſſents te ontſtaan : want , in den wille , wort her ke, en werca begeeren aen ghevangen ; in den welcken de Eſſentien kelijke ontſtaan . krachten , > NB. Den 8. Naarde maal den eerſten wille dan eenen on erdhen til en gront is, te achten, gelijck een eeuwigh niets, foo erken win fpiegel. pen wy den ſelvigen , ghelijck eenen ſpiegel, in den welc ken men ſijne eyge beeldenis ſiet, ghelijck een leven : en ,
1 1
' t en is doch geen leven ; maar, eene figuur des levens, en van't beelde, aen 't'leven .
NB. Van
9. Alloo erkennen wy den eeuwigen on gront buyten den eeuwigen de natuur , ghelijck eenen ſpiegel: want, den ſelvigen is, on grondt. ghelijck een oogh , 't geen daar fiet ; en , in’t fien ,doch niets en rt, met 't welck ' t ſelvige ſiet: want, het ſien , is ſonder Weſen : daar 't doch uyeWeſen , wort gheboo ren ; namenelijck , uyt het Eſſentialiſche leven , to 10. Alſoo is ons erkennelijck , dat den eeuwigen on
gront, buyten de natuur , eenen Willezy , ghelijck een Oogh, daar de natuur in verborgen leyt, gelijck een ver borgen vyer , 't welck niet en brant : 't geenisjen,oock niet II . 't En en is .
1
' t Onderſcheyt tuſſchen God , en Natuur .
9
11. 't Enis geen Geeft ; maar , eene geſtalte des Gee. ftes: ghelijck den ſchim in den ſpiegel d , aar alle de ghe ftalten van eenen geeft , in den ſchim ofte ſpiegel gheſien worden .
12. En , daar en is doch niets , 't geen het oogh , ofte ſpiegel fiet! maar , des ſelfs ſien , is in fich_ſelfs ; want, daar en is piers, voor 't ſelvighe ,'t geen dieper zy . 13. Hetis ghelijck eenen ſpiegel, den welcken eenen blickeringh der natuur is: en, de 2 Text ; des ombligo, natuur doch niet en begrijpt, en , de natuur, oock niet, den ſchiin van't beelt in den ſpiegel: en, alſo is het eene, vry; behouder a van de aen
van 't andere ; en , den ſpiegel is oock waar wachtigh den b behouder des beelds. b Begrijpen ,
14. Sy vat het beelt ; en , is doch on machtigh tegens co vatten m . den ſchim : want , ſy en kan den ſchim niet behouden : want , bywal_dien het beelt van den ſpiegel treet , ſoo is c Text, den ſpiegel een klaar glas ; en , des ſelfs « glans , is een gtafi. niets : en, alle gheſtalten der natuur , leggen doch daar. metDat geeine, in verborgen, ghelijck een niets : en, 't isdoch waarwach wybarenda Werckelijeko tigh ; maar , d niet Eſſentialiſch . 15. Alſoo is ons dit te erkennen, en te verſtaan, van de eigen flygpě. verborgene eeuwige Wijſheyt Gods , die vergelijckt ſich de Wiſheye Gods. alſoo een eeuwigh Oogh , ſonderWefen : fy is den on. e Text, gront; en , ſiet doch alles : alles, heeft van eeuwigheydt gtafe. in haar verborgen gheſtaan , daar ſy haar fien, van heeft : WB. Der fyen is dan noch niet Eſſentialiſch , gelijck als den “ glans aler. in den ſpiegel, niet Eſſentialiſch en is ; den welcken doch NB. Den eeuwighen alles vat, wat voor hem verſchijnt. wille, isforta
16.En , dan ten anderen , is ons van den eeuwigen Wille derWeſen . ( die oock ſonder Weſen is ) in gelijcken te verſtaan , van NB. Good den Geeft Gods : want , geenigh fien , en is ſonder geeſt ; fonder geest: en , geeniah infghelijckx en is oock geenighe geeſt, ſonder fien. 17. Én, alſoo verſtaan wy , dat het ſien, uyt den gheeft fien , В. ver
10
Het eerſte Pun &t , en't eerſte Capittel ,
verſchijnt : 't welck ſijn oogh en ſpiegel is , daar in den wille openbaar is ; want, het ſien , maackt eenen wille. 18. Alloo den on - grontder diepten , ſonder ghetal, geen gront noch « perck en weet te vinden , foo gaat fije
á Text, siel.
nen ſpiegel, in lich , en maackt eenen gront inſich ; dat is, eenenwille. 19. Alſoo verſchijnt den ſpiegel van't eeuwige Oogh , in den wille , en baart hem felfs eenen anderen eeuwigen
gront , in
ſich
ſelfs ; den ſelvigen is fijn Centrum ofte
b Dat 2 ,den b harte ; daarvuyt het fien , van eeuwigheyt, doorgaans Soon . ontſtaat: en , daardoor den wille , beweeght en voe c Text , rege. rende wort ; namentlijck, 't gene, 't welck het Centrum baardr .
NB. NB .
20. Want , in den wille, wort alles begrepen : en , 't is een Weſen 't welck ſich in den eeuwigeo on - gront, in ..
1
d Text,
fichvſelfs, eeuwigh d ontſtaat , in ſich ſelfs in - gaat , en uhrkandet. maackt het Centrum in fich , vat ſich ſelfsiofich : gaat
ofre, Soon . f Text , start.
$
dan noch , met het in - gevatte, uyt_fich : openbaart ſich in den f glans van't Oogh ; en , verſchijnt alſoo uyt het Weſen, in
fich ,en uyt ſichſelfs.
21. Het is fijn eygen
ſelfs: en , ' t is doch oock , tegen
de natuur, ghelijck een niets ( verſtaat, tegens het begry pelijcke Weſen) daar't doch alles is,en alles daar van ont ſtaat .
NB . Welck 22. En , wy verſtaan al hier ,het eeuwighe Weſen der Vaders . Godheyt, mer de on - grondelijckeWijſheyt: want, den 8 Ofte, for- eeuwighen wille die het Oogh 's vat ( zijnde den ſpiegel, meeri. daar ' c eeuwighe fien in ſtaat ; zijnde fijne Wijſheyt ) is Vader . 23. En , het eeuwighe ghevatte in de Wijſheyt, daar b Ofte , het vatten eenen Groot ofte Centrum in ſich h vat , maackt. NB. Welck uyt den on - gront , in gront , is Soon , ofte Harte : Soco ,
want, het is het Woord des Levens , ofte fijne We
fent
1 1
' t Onderſcheyt tuſſchen God en Natuur . ſentheyt ;
II .
daar in den wille met den glans verſchijnt.
24. En, het in_ fich
gaan tot het Centrum des gronds,
is Gheeft:
want, het is den vinder , die daar van eeuwig . NB: Geest Welck. ise beyt gheduurigh vint, daar niets en is: den ſelvigen gaat
wederom , van't Centrum des gronds, uyt,en ſoeckt in den wille : -dan wort den ſpiegel van ' t Oogh (namelijck, a Text,iczce des Vaders en des Soons wijſheyt) openbaar ; en , alſoo b Gedaantē, ſtaat nu de Wijſheyt voor den Geeft Gods, die den on figuren, ofte IDEEN . gront, in haar, openbaart. c De werco 25. Want , hare deught , daar in de b veruwen en ken ,
'wonderen verſchijnen, wort uyt den Vader des eeuwigen NB ., Hon willens , door het Centrum fíjnes hartens ofte gronds, de wisheye openbaar d met den uyt gaanden Geeft g , eopenbaart. 26. Want, ſy is het uyt - gheſprokene, 't gheen den Wort, sye,do Vader uyt het Centrum van't harte ,f met den H. Geeſt dighey. uyt_ſpreeckt : en , ſy ſtaat in de Goddelijcke formen en dofte, door. beeldeniſſen , in het oogenſchijn van de H. Drie , vul-de cerevigha digheyt Gods; doch , ghelijck eeneJongh, vrouw , ſon - Wiſheye. [ Of, doora der baren .
27.
Sy en baart de veruwen en figuren niet , die in ..
haarverſchijnen , en in Gront en Weſen openbaar ſtaan : maar , 't is al t'ſamen eene eeuwige & Magia , en't woont g Sietvan's ſich : en , h met den boord ,Ma. met het Centrum van 't harte , in Geeſt uyt het Centrum , gaat het uyt_fich ; en openbaart os, yers, in ſich in't Oogh vande Jongh vrouwelijcke wijſheyt, in de les me.Seo hof,door, on eyndelijckheyt. NB, Hec 28. Want, ghelijck het Weſen der Godheyt geenen Welcome gront en heeft , ayt ' t welck't ſelvigheontſtaat en komt: Godleyta alſoo en heeft oock i den geeft des willens,geenen gront , i Text,der daar hy ſoude mogen ruſten ; daar eene ſtede ofte « perck k Texe,gie. NB. Wong ſoude moghen zijn :maar, hy is genaamt: Wonderbaar : derbaar, en ſijn woord , ofte harte , isghenaamt; Eeuwige Kracht Kracht , der Godheyde :
en , den wille , die het harte , en , de Rast, Kracht B 2
12
Het eerſte Pune , eni 't eerſte Capittel,
Kracht in
NB , Hoe
fich baart, is ghenaamt ;
Eeuwighen Raat .
29 . Alloo is het Weſen der Godheyt , aen alle eynden
*Wefen der en plaatſen in de diepte des on gronds, ghelijck een radt Godheyt over ofte ooghe , daar den aenvangh doorgaans het eynde al is. heeft : en , voor hem en is geene ſtede ghevonden : want, NB . NB. ſulckx is ſelfs de ſtede van alle Weſeu , en , de volheydt van alle dinghen ; en, wort doch van niets begrepen ofte gheſien . 30. Want, 't ſelvighe is een Ooghe in
fich_ſelfs : ge
Hezechiel lijck Hezechielden Propheet ſulckx in eene a figuur heeft certe Capit. gheſien, in de invoeringh van den geeft fijnes willens, in 1 D'E'A. b Text,
God, daar ſijne geeſtelijcke figuar,in de Wijſheyt Gods is ingevoert geworden , door den Geeſt Gods : al daar
matery firm . hy het ' fchouwen heeft bereyckt; en, 't ſelvighe en ver mach, anders, niet te zijn.
Den tweeden Text .
31.
Alſoo verſtaan wy , dat het Goddelijcke Weſen in
Verſtaat, Drie , voudigheyt, in den don- gront, in ſich ſelfswoont: deerlinckley, en , 't baart ſich dan noch , eenen gront , in, ſich ſelfs :
a Text, ziet.
zijnde het eeuwighe woord ofte harte ; 'twelck het Cen trum ofte e perck van de rufte, in de Godheyt is : en, daar
't doch niet van Weſentheyt en wort verſtaan : maar, van eenen Drie , voudigen Geeft; daar doorgaans den eenen de oorſaack vanden anderen , in de gheboort is . 32. En , den ſelvigen Drievoudigen Geeft en is doch niet metelijck ,af deelelijck , ofte grondeerlijck; want , voor hem , en is geene ftede ghevonden : en , hy is te ghe lijck den on - gront der eeuwigheyt, die ſich in lichfelfs, eenen gront baart.
NB . NB. Hoe Gods
33. En , daar en kan gheen plaats noch ſtede bedocht
Geeſtin alles noch ghevonden worden , daar den Geeſt der Drieheyt Woont, niet
' t Onderſcheyt tuffchen God en Natuur .
13
niet tegenwoordigh , en in alle Weſens en ſoude zijn ': doch , voor 't Weſen, verborgen ;ió, ſich ſelfs,woonende: NB. Ches ghelijck een Weſen't welck te ghelijck op eenmaal alles lijck de Son vervult; en , doch, in 'tWeſen niet en woont: maar, ſelfs ofte bet liche een Weſen in ſich heeft ; ghelijck ons is te dencken van vervult; en den gront en den ot_gront, hoe die beyde, tegen maal- doch in kanderen worden verſtaan . Woont : 34. Alloo verſtaan wy de eeuwigheyt , hoa't zy ghe- want,het licht en is 's weeſt voor de tijden der Scheppingh van deſe wereldt? water niet ; en , verſtaan vorders, wat het GoddelijckeWeſen , in en "tdoorman woont doch ſich ſelfs, ſonder een Principium , zy ? wat den eeuwigen 'tfelvighe, aenvangh in den on - gront, en het eeuwighe eynde , in lij : nen eygenen , in ſich gheboornen , gront zy ? nament
lijck ,het Centrum tothet woord : 't welck woord , ſelfs NB. De het Centrum is ; en , doch, de eeuwighe gheboort des com seghem woords , in den wille , in den ſpiegel van de eeuwige Wijſ- Words. heyt ( dat is , in de Jongh , vrou , ſonder ghebarerin ,ofte ſonder baren ) van eeuwigheyt in eeuwigheyt ,doorgaans gheſchiet . 35. En , in de ſelvighe Jongh
vrou van de Wijſheyt NB. Van's
Gods, is het eeuwighe Principium , gelijck een verborgen eeuwighe Princitium vyer : 't welck alloo , ghelijck in cenen ſpiegel, aen ſijne veruwen erkent wordt : en , ' t is van eeuwigheyt tot eeu wigheyt in defiguur, erkent geworden : en , 't wort oock
alloo, in alle eeuwigheyt, in den eeuwigen .^ oorſprongb, 2. Text, uhrfanr. in de Wijſheyt erkent. NB. 36. En , in den ſelvighen ſpiegel, daar hetPrincipium drie PriVande ncia uyt den eeuwigen on - grontwortb geopent is het Weſen pien . , b naar het gelijckenis van de Hey - Ofenbaar ofte, ont geſien gheworden, met hare wonderen , ſrooten. ghelijck in eene on - grondelijcke diepte ; en , ſulckx, van c Text , crfchen . eeuwigheyt .
van de drie Principien ,
lige Drieheyt ,
37. En , ons is nu alſoo te verſtaan , dat het eerſte Prin B 3 cipium ,
14
Het eerſte Punet, en 't eerſte Capittel,
à Text, cipium , in den « oorſprongh , 6 Magiſch zy ; want , het nbrftant. wort in 't begeeren , in den wille ghebooren : daar van b Van 't woord, Ma. dan oock des ſelfs lucht en ſtrijdigen wille, om te baren , siſch,fet de oock Magiſch is ; namentlijck , om te baren het tweede Punilen , Principium . pers 65. 38. En , naar de maal 't ſelvighe dan in 't tweede en c Text, wier Der willen . eerſte Principium , alleenelijck , ghelijck eenen geeft ſong NB. De der begrijpelijck Wefen , wort verſtaan , ſoo is de ſucho oorſaack van voorder , te baren hetderde Principium , daar den Geeft Principium, van de twee Principien mochte ruſten ; en , ſich daarin openbaren in ghelijckenis. NB. Gees 39. En , hoewel het is , dat een yeder Principium fijn nigh wyer en Centrum heeft, evenwel ſtaat doch het eerſte Princi
1
derWesen,of pium in de Magiſche quaal : en , des ſelfs Centrum , is, inatery , te vyer : 't welck , ſonder Weſen,niet en vermach te beſtaan ; beftaus . daarom des ſelfs honger en begeeren, naar Weſen is. NB. Den 40. En, ons is, van 'teerſte Principium (ſoo wy bloodc on grondeer hemmille van een alleen ſpreecken ; hoe wel't ſelvige niet eenigh dy begeerende, is ) nietsmanders te verſtaan , dan dat den op grondelijc ken wille , in't Centrum des on
d Vader, & Soon .
gronds ( in 't welck her
eeuwige Woord , van eeuwigheyt, doorgaans wort ge Wille, begeert het booren ) begeerendezy ; want, den Centrum ofte e Harte.
41. En , ten tweeden , begeert hy, dat het harte mocht f Ofte, in de openbaar zijn : want , in f den on gront, en is gheene en gronde
openbaringh : maar, een eeuwigh niers,eene ſtilte,ſonder
Weſen ofte veruwe ; oock geene deught. g Verſtaat, 42. Maar , & in dit begeeren, worden veruwen , krach in 't eeuwigh begeeren som ten en deughden : en, 't is doch alfoo alleenelijck in fich der aervangl verborgen ; en , 't en ſoude eeuwigh , niet openbaar zijn : noch eynde. want, daar en ſoude geen licht, glans,ofte Majefteyt zijn : bkend oftetoere.maar, eenen Drie , voudighen Geeft in fich ſelfs ; den e welcken ſonder b quaal van eenigh Weſen ſoude zijn . soge Schap.
43. En,
't Onderſcheyt tuſſchen God en Natuur . het VAD
ren,
ede
eo
hc
Pit
ip
IS
43. En , alſoð is ons te verſtaan ,het Wefen van de diep- NB. Ged, en 't Wefen , en isgeen een ; 44. En , ons is voorder te verſtaan , hoeden eeuwigen gelijck de zie?
Ate Godheyt, ſonder, en buyten de Natuur.
en'elicha willeder Godheyt , ſich, uyt ſijnen eyghen gront, begeert ge en een enoam te openbaren , in’t licht van de Majefteyt. 45. Daar wy dan , den eerſten wille desVaders , a tot a Text, jam Sobne, denSoone, en tot het licht van de Majefteyt begeerende, NB . Den erkennen ;, en , in twee wegen : eenen wegh , tot het Cen- eerften wille, trum des Woords: den tweeden , cot het licht, ofte open- dersis, is bea geerende het baringh des Woords.
deopenbaring 46. En , bevinden dat een yeder begeeren , is , aen t n ron s nde Woords. gee des ong 't niet cke , is en tre : hoe wel in den i
62. Sier vers daar konde ghetogen worden : even wel ſoo treckt ſich NB. ' t Ben dan noch het begeeren felfs , en ſwangert den tweeden geeren trecks wille des Vaders : den welcken tot het licht van de Maje- ficliselfso
;
L
fteyt , uyt het Centrum van ſijn woord ofte harte , Imagi neert . 1 Nu, ſo is het harte met het licht ſwanger, en van b Als na ; 47 . den eerften wille der natuur bevrucht ; en , daar en ſoude ofte, alsdam doch oock alſoo geene openbaringh zijn , foo het Princi pium niet en wiert ghebooren. 48.
Want , ons is alſoo te bedencken , dat den Vader, NB. Do
het eerſte Principium uyt den eerſten wille baart ; zijnde Natamar de Natuur : de welcke in 't vyer , tot de hooghſte vol wyer,totde brooglfte vola kommencheyt komt. kommenbeysa 49. En , dan baart hy het tweede Principium , in, en uyt den tweeden wille tot het Woord : in 'tgeen hy de open
baringhdes woords, in ’t licht van de Majeſteyebegeert : daar het vyer van't andere Principium , in't licht vande Majeſteyt , eene vervullingh vanden tweeden wille is ; c Ofte, am deren . namentlijck , ſacht ,moedigheyt: die het vyer van't eer d ofte, ches fte Principium is tegengeſtelt ,en des ſelfs a grim , bluſt :Aremgheyde. , , gheo en , in een • Efentialiſch Welen ( dat is, in een eeuwighe ofte leven durishna
16
Het eerſte Puna , en ' t eerſte Capittel,
leven) ſtelt: aldaar het vyer , in't verborghen is : en, NB. Totw geeft het licht , fijne kracht , ſterckte , en macht : daar 't bien-toe van dan te ſamen, eenen eeuwigen bantis ; en , ' t eene, ſonder 't hooglfte het andere,niers, foude zijn. Goddelijcke Myſterium hoe, en wat God zy ,buy . Van't eerſte Principium in- fich - ſelfs ;Wat 'tſelvige , ten de Na in ſich ſelfs , eenigh , zy ? tuur, so. Ons is den begeerenden wille , naarmtedencken : want , een yeder begeeren , is , aen_treckende , 't ghene, . foo...wat in den begeerenden wille is . ȘI . Nu , foo en begeertGod doch niets anders , dan
Ofte,soon ,licht(zijnde den glans uyt ſijn - Herte )dat hy in de Wijf heydi , verſchijne : en ,den ganſchen God alſoo in fich , Vaders, en met den uyt
gaanden Geeft , uyt_ſich , in de Jongh
vrou van ſijne Wijſheyt, openbaar zy ; en , dat daar eene eeuwighe vol. kommevreughde , luſt, en vervullen iv ... hem zy : 52. Dit en vermach nu niets andersgebooren te wor-, den , dan door vyer, daar den wille, in de diepſte ſcherpte van de Almachtigheyt , wort gheſet, in 't welck liy, in't vyer , verteerende wort ; daar
en
teghen , is het licht,
eene ſacht..moedigheyt van de gebarerin der Al_mach tigheydt .
b Dats, in
53. Oock ſoo moet het vyer doch eene ghebarerio in
't lieve ryer, fijnen oorſprongh en leven hebben : foo verſchijnt het wyer, oflevč. nu b in tweederley leven , en in twee " qualen ; en , wor c0f sygen- den billigh , twee Principien genaamt : daar 't doch oock fchappen . d De uylar maar een eenigh en is : maar, tweederley quaal, in een gaande eenigh Weſen : en , wort ( vanwegen de d quaal) voor kracht en twee weſens gheacht; ghelijck ons aen 't vyer en licht Werckende e te beſinnen is . eygenſchap 54. Nu , ſoo beſinnen wy den begeerenden wille nae : ç Of, te les dencken , en,
1
Van 't eerſte Principium in
fichwSelfs ,
17
is: et,
- daar't
ſonder
en, bevinden dat ſulckx zy, cen gheftrenghaen ,trecken ; NB. Hoe ghelijck als een eeuwigh verheffen en bewegen : want, durgternis Lulckx treckt ſich
ſelfs in
lich ,en ſwangert ſich ; dat al- wort.
ſoo uyt de dunne vryheyt,daar niets en is, eene duyſternis wort : want , den begeerenden wille,wort van't intrec
6 1ges
ken , dick en vol ; daar ſulckx doch oock niets en is , dan duyſternis . 55. Nu , ſoo wilden eerſten yille , van de duyſternis
sen :
vry zijn ; want, hy begeert licht : ende en vermach 't fel
ene,
vighe alſoo nier te bereycken : want , hoe grooter het be
dan
geeren naar de vryheyt is , hoe het aen , trecken grooter wort ; en , den prickel vande Effentien , die in 't trecken a Text, Facter. b ontſtaan . b Text ,
ijf
ch,
bo
ne w
56. Alſoo treckt den wille door_gaans , meer in
ſich , ubrſtanden .
en fijne ſwangeringh wort doorgaans grooter : en , de duyſternis en kan doch het Centrum des woordsofte van 't harte van 't Drie -getal , niet begrijpen: want,'t ſelvige Centrum is eenen graát dieper , in eenen " bant . 57.
ſich ; en , 't is doch c Ofte, vero
Doch , den eerſten wille, daar de fwangeringh der bintenis,
vatuur in ontſtaat , is noch dieper dan het Centrum des wille for de woords : want , den ſelvigen ontſtaat uyt den eeuwighen Natuur,... ofte Niets : en , het Centrum van ' t barte is Centrum des alſoo in demidden gheſloten ; aldaar den eerften wille woords. des Vaders, tot de gheboorte des vyers arbeyt. 58.
Over
ſtrenghe aen
ſulckx is ons nu te erkennen dat in’t ghe. NB. Den eeuwigen crecken , een ganſch gheftrengh Weſen en aenvangh
Subſtants wort ; daar, dan de Weſentheyt , van eeuwig- vande eeutoi ghie Wefent heydt d ontſtaat. beydt. 59. Want , het trecken , geeft f prickel : en , ' t aend Text ghetogene, geeft hardigheye, materie ; uyt het Niets, ubriander
eene Subſtants , en Wefentheyt : den prickel yan't trec : f Text, ken , woont nu in de felvighe Wefentheydt: ſteeckten Fachet. С breeckt ;
18
Het eerſte Punët , en ' t eerſte Capittel,
breeckt; en fulckx alles, van den begeerenden wille, den welcken treckt . 60. Alſoo zijn ons al
a Text, Herbe. b Text, ftadell,
hier twee gheſtalten der Natuur
te erkennen : namentlijck , « wrangh ; 't ſelvighe is het begeeren : en , dan , denb prickel : den ſelvigen maackt in’t begeeren, een ſteecken en breecken , daar 't ghevoel
van ontſtaat; zijnde bitter : 't ſelvighe is de tweede ghe c Of,vande ftalte der Natuur; eene oorſaack en oorſprongh van de Natuur. Eſſentien in de Natuur.
d Of, door,
61.
Naarde , maal dan den eerften wille, d met deſen
niet en is vergenoeght ofte in ruſten gheftelt: maar , hier door in eene ſeer groote anghſt wort ghefet (want,hy be . e Dati ende hy en, is ; OC,
geert de vryheyt in’t licht ; ende en is doch oock gee pen glanſch , in de vryheyt) ſoo raackt hy nu, in verſchric kelijcke anghſt, en verheft het begeeren foo feer naar de vryheyt , dat de anghſt ( ghelijck een ſterven , of verſinca ken , door den dood) haren wille , in de vryheyt(úýt het breecken , ſteecken , voert .
en gheweldigh aen
trecken ) in
fin tweeder
62. En , al hier verſtaan wy den wille , f in tweederley ley manieren weghen : den eenen , die in grimmigheyt op , klimttot de kingh ; fier baringh van ' t grimmighe vyer : den anderen , die naar't hier voor , Centrum des woords Imagineert, en uyt de anghſt (ghe Vers 45 . lijck als door een ſterven ) verſinckt, in't vrye leven : en ,
brenght alſoo, een leven ,uyt de anghft - quaal, mer, ſich , in de vryheyt, dar den eeuwighen ongront , voor een le ven wort erkent; en , uyt het niets, een eeuwigh leven wort .
g Ofte, in 63. Naarde ,maal dan den eerſtens gangh des wil Singh , lens tot de gheboorte des vyers , op.- klimt , foo erkennen wyden ſelvigen ,voor de eerſte Natuur; zijnde des Vaders Natuur, in den grimmigen tooren . 64. En , den tweeden in
gangh des willeos in de vry heyt,
Van ' t eerſte Principium in..fichſelfs : wille,den
-Natuur
he is het miaacke
ghevoel
de ghe van de
deſen er, hier
19
voor de NB. De eerſte en Goddelijcke Natuur ; voor's leven in 't licht, in de kracht tweede Na . van de Godheyt. os.
Alſoo is ons nu erkennelijck ,wat den eerſten wil
le, « ten vyere, werckten doet';
als namentlijck , ghe. a Of, tot het
ftrenge , harde, bitter, en groote anghft; ' t welck de wyer . har b ofte, dighey . derde gheftalte van de Natuur is.
66. Want , de anghſt is , ghelijck het Centrum , daar NB. De eeuwigh ontſtaat : want , den wille, van de Na 't leven en den wille , wil van de groote anghſt vry zijn ; ende en vermach doch tuur, niet : hy wil vlieden ; en, word doch van de wrangheydc gehouden : en , hoe grooter den wille wort tot het vlie
hy be.
ck gee ríchrica
naar de
den , hoe den bitteren prickel van de · Eſſentien en veel - c ofie, tacken , heyt grooter wort. 67. Wanneer hy dan niet en kan vlieden , oock niet boven fich te klimmen , foo wort hy drayende , ghelijck
erlinc
uyt het
o ) in
derley for de naar't ghe. : en,
een radt : aludaar worden d.de Eſſentien • vermenght, d De wyty en , de veelheytder Eſſentien komt in eenen vermengh -Lande We den wille : den welcken , billigh, het eeuwighe ghemoet krachten, wort ghenaamt ; al. daar de veelheyt met de on talbare Of, ghe menli . Weſens , in een eenigh ghemoet leyt: al daar door gaans uyt eene eenighe Eſſents, weder eenen wille mach
ontſtaan , naar deeygenſchap van de ſelvighe Eſſentieu ; f Ofre, daar de eeuwighe f wonderen : uytontſtaan . Werckingen , 68. Naar de maal dan het groote en ſtercke gemoet g Text ,
fich, van de gheftalte der anghſt , alſoo in
fich ( ghelijck een den aus. ubrflång
enle
leven
es wile
radt ) gaat , en het gheltrenghe aen_trecken doorgaans verbreeckt, en door den prickel, in de veelheyt der Eſ. ſentien brenght ( en , dan
noch in de anghſt , wederom
in 't radt, in een eenigh, dat is , in een ghemoet l vat ) foo bof, for
ennen
aders
e Vry . leyt,
is i alsdan het anghít leven ghebooren ; zijnde de Na- i Text,verze? tuur : aldaar een bewegen , drijven, vlieden, en houden of , alonu. is , daarvtoe een voelen, Imaacken , en hooren.
69. En,
Het eerſte Punet , en 't eerſte Capittel ,
20
69. En , 'tenis doch gheen recht leven ; maar , bloot een natuurleven , ſonder een Principium : want , ' ten 2 Ofte,
heeft gheen - waſſen :
maar , ' t is, ghelijck eene on , ſin
wijf-ubaring. nigheyt ofte dolheyt , daar yets in
fich drayende vaart,
ghelijck een radt : daar wel eenen bant des levens is : doch , ſonder verſtant noch erkentenis ; want , 't en kent ſich ſelfsniet .
b Ofte,
i 70 .. Alfoo is ons uiú vorder te onderſoecken , van den 6 anderen wille des Vaders ; die God , wort ghenaamt :
Wb. Den den ſelvigen begeert in’t Centrum van ſijn Hart, het licht, sweeden wil. en , de openbaringh van de Drieheyt in de Wijſheyt. le des Vaders, 71. Den ſelvigen wille , is tegens het Centrum van de Wort God
ghendamt.
Natuur gheſet ofte gerichtet : want, uyt de Natuur moet den glans vande Majeſteyt ontſtaan: ſo heeft nu den ſelvi gen tweeden Wille in't woord des Levens, de vryheyt in
cofre, den lich : en ,den ' anghſt wille in de ſcherpte vande Natuur, wille van de begeert devryheyt; dat de vryheyt mocht openbaar wor anglft. den in de anghft van't grimmige ghemoet. 72. Daarvan dan oock de anghſt ontſtaat, dat den d Text , eerſten wille , vry wil zijn van de duyſtere d wrangheyt : Herbigtette. en , de vryheyt ; begeert de openbaringh : want, ly en kan fich , in
haar ſelfs , ſonderſcherpte ofte quaal , niet vin
den ; want , den wille , die Vader is genaamt , begeert ſich te openbaren .
NB . Den · 73. En , fulckx en kan hy , ſonder eygenſchappen niet Wille, die doen : derhalven is hy de eygenſchappen begeerende ( de Vader is glenaamt, en welcke in de anghft, in de Effentien, in 't vyer,ontſtaan ) kan ſich.Son on fijne e wonderen , krachten en veruwen , daar door Schappen,niette openbaren ; ' t welck fonder de Natuur , niet en ver openbaren . mach te zijn . e Wercken , 74. Alſoo begeert den eerſten wille ( die Vader is ghe Sterckten, en gedaanten , naamt, en ſelfs de vryheyt is ) de Natuur : en , de Natuur, f Text , begeert, met groot f.verlangen, de vryheyt,dat ſy van de ragnen. 75. En, anghſt mocht verloft worden,
Van 't eerſte Principium in..fich „ Selfs .
1, 75.
har, bloot
20t, 'ten on line
"e vaart, ens is:
en kent
21
En , ſy ontfanght de vryheyt , in haren ſcherpen
grim , in de Imaginatie : daar
van verſchrickt ſy , gelijck
eenen blixem ; want, het is eenen ſchrick der vreughden , dat ſy van de anghſt. quaal wort verloft. 76. En , in den ſchrick , ontftaan twee Weſens: na- NB. Twee mentlijck ,een doodelijck , en een levendigh ; verſtaat dit ftaa Wefens n in onto den als volght. Schrick,
an den
77. Den wille, die , Vader, is ghenaamt,die de vryheyt
aamt :
in
- licht,
de Natuur, aen „ nementlijck zy,en ~ dat hy de Al_mach- omdat.
van de
tigheyt van de Natuur is ; den ſchrick van ſijne Natuur, teecken des vyers. is een aen
- moet Telvia
tin atuur , WOR
ſich heeft , die baart ſich alſoo in de Natqur , - dat hy a Oſte,
78 .
Want, wanneer de duyftere anghft ( zijnde het
ſeer ernſtighe gheltrenge Weſen) de vryheyt, in haar be komt, ſoo verwandelt ſy lich , in den ſchrick , in de vry heyt , in eenen blixem : en , den blixem 6 vanght de vry- b Vat, of, heyt ; zijude de facht moedigheydt: aldaar wort den ontfanght. prickel des doods verbroken : en , in de natuur , gaat op ,
t den
den tweeden wille des Vaders, den welcken hy hem , voor
ert : ikan
de Natuur , in den ſpiegel der Wijſheyt heeft's aenghe
с
un
) nomen , zijnde ſijn bemint hart; dat is , het begeeren Sereye ofte ghebaari, der liefden en’t rijck der vreughden .
Ich
79. Want , in den wille des Vaders, wort alſoo het vyer
et
ghebooren : aen den ſelvigen geeft den tweeden wille, de kracht van de facht, moedigheyt en liefde : en , het
de 2) 21
vyer , neemt delieve , quaal, in fijne Eſſents (dat is, in fijne fpijle) dat het brant; en , 't geeft uyt de verteerlijckheyr,
d Ofte, den uyt den Schrick , - den vreughden rijcken geeft. triumpleren . 80. Dat is , al hier wort den Heyligen Geeft , ( die in den den oorſprongh , voor de Natuur van den e wille . Geeft e of, den des Vaders is) openbaar: en , ontfanght al hier de kracht Get itdoes vande wonderen : en ,
gaat alſoo vanden Vader ( dat is,
uyt den eerſten wille tot de Natuur ) van den tweeden C 3 wille,
22
Het eerſte Punat , en ' t eerſte Capittel ,
willė , in de Natuur , uyt het vyer (dat is , uyt den fchrick ) van den vreughden rijcken quaal der liefden uye , in de Weſentheyt van de ſachc.moedigheyt. a Of, als 81. Want, de ſacht,moedigheyt is á nu oock begee. dan , b00f, door, rende gheworden vande vyerighe eygenſchap : en , het NB.' Wa:begeeren treckt de facht moedigheytvan't vreughden. ter desceumi- rijck , in , fich : ' t ſelvighe is nu het water des eeuwigen levens't gheen't vyer drinckt ; en , geeft daarvuyt, het NB . De licht der Majeſteyt. wiisheyt of 82. En , in 't licht woont nu den wille des Vaders en
in , het le de content Sophia, des Soons ; en , den Heyligen Geeft , is daar vrou is het kleet ven : die opent ou de kracht vande ſachte Weſentheydt in’t licht ; 'i ſelvige zijn veruwen ,wonderep en deughden. des H.Gee Stes ; en , de wooningh 83. En , 't ſelrige is genaamt, de Jongh vrouwelijcke van deH.Wijſheyt: want , ſy enis gheen gebarerio : opent ſelfs lighe Driew oock niets: alleenelijck is den Heyligen Geeft den ope puldighey . c Dat is, naar van hare wonderen . deneeuwigen 84. Sy is fijn kleedt en ſchoone çierlijckheyt, en,heeft d of Throw nen . c Of, onte Noten . NB. NB. f Text, erblidel dat is , veto
in haar , de wonderen , veruwen , en deughden van de Goddelijcke wereldt : en , ſy ishet Huys vande Heylige Drie , vuldigheyt ; en , de çierlijckheydt van de Godde lijcke en Engelſche wereldt. 85. En , in hare ' veruwen en deughden , heeft den
Heyligen Geeft de . Chooren der Engelen ,alsmede alle toont of vero wonderen van de gheſchapen dinghen , ' gheopent; de
NB. Hoe welcke al t'lamen van eeuwigheyt, in de Wijſheyt , zijn alle dingen in f gheſien gheworden : wel, ſonder Weſen ; maar, doch, de eeuwighe Wijsheyt in deWijſheyt ( dat is,in den ſpiegel ) naar hare figuren : helben van welcke figuren , in de beweeghlijckheyt des Vaders, s in eeuwigheydt de Eſſents, en in een ſchepſel zijn ghegaan ; alles, naar de g In uyiw wonderen van de Wijſheydt. barente We. 86. Verſtaat ons nu oock alſoo , van 't ” andere Weſen , sensor wreed .e daar de Natuur,ſich in den ſchrick, in twee Weſens deelt;
ghelijck
el,
en ſchrick) wyt, in de
Van ' t eerſte Principium in.wſich Selfs :
23
ghelijck boven is verhaalt : namentlijck, heteene, « met a Of, door. den willedes Vaders , in 't vyer; dat is, in de vyer werelt:
ck begee : en, het
en , üye des Vaders b anderen ghefchepten, of in fich ge- b den ,of,twee boornen wille , in de Majefteytige lichte werelde. 87. En , het tweede Weſen ( zijnde het · huys des c of, wo
zighdeo.
ſchrickx) in
uwigen eryt, het
vyandighe quaal ; 't welck alſoo moet ſtaan : opdat , in
lich , in den dood , in de duyfternis vande ningh.
de ſelvighe anghit, een eeuwigh d verlanghen daar door d Text, rebno . zy , om van den quaal ontllagen te zijn.
ders en , het le
ntheyde
eughden. welijcke ent ſelfs
den ope
2n,heeft van de
38. Want, 't ſelvighe · verlangen , maackt den eerſten e Begeeren , trecken , of wille totde Natuur , eeuwigh begeerende, om ſijn Weſen haacken . te hulp te kominen : daar van dan oock , in den wille des
Vaders, de Bermhartighe yt ontſtaat , de welcke f met de f of, door . vryheyt , in de anghſt in gaat : en ,dan noch in de anghſt, niet en vermach te blijven ; maar , gaat in ' t vyer uyt , in de quaal der liefden . 89. Dat is , lijnen anderen wille (zijnde fijn hart) gaat , in hem , uyt , ghelijck een
ſpringende fonteyn van de g Text,
Liefde, en Bermhartigheyt: daar de Bermhartigheytha . brunquall.
Heylige Godde
het jammer , en , de elendigheyt, en een medelijden :
eft den ede alle
ſich , in den grim van de Natuur ,openbaart ; dat den grim h Text , h verſoet wort.
dt ; de -, zijn
anghſtelijcke rade van den grim ,voorlich : want, inden
doch , uren :
, naar de
rep oorſprongh van heeft, dat daar een erbermen zy,over
daar
in , den wille des Vaders ('den welcken doch vry is )
90. Doch , dies nier, te min ,blijft , op een
deel, her seſanftiger.
( chrick gheſchiet eene doodingh : wel , gheenen ſtiller NB. Een dood ; maar , een doodelijck leven : vergelijckt fich het leven doodelijck , booſte Weſen , ghelijck een ſcheyd ,water , of vergit in fichis; want , ſulckx moet zijn , ſal het Centrum van de Natuur eeuwigh beſtaan . 91. En, op 't anderdeel,gaat het leven uyt den dood ; NB , Den
leſen ,
deelt ;
elijck
en , den dood moet alloo eene oorſaack des levens zijn : d'oorſaack anders, des Levens,
24
Het eerſte Pun & , en 't eerſte Capittel,
anders , foo geen ſoodanighe vergiftighe grimmige quaal en was , ſoo en vermocht het vyer niet ghebooren te wor den , en daar en vermocht gheen vyers
ſcherpte noch
Eſſents te zijn ; oock ſoo en foude gheen licht zijn , noch geen vinden des levens . 92. Den eerften wille , die ,Vader , is ghenaamt , vint ſich alſoo in de wonderen : en , den tweeden wille , die, Soon , is ghenaamt , vint ſich alſoo in dekracht; overv á Text bite ſulckx, ontſtaat alſoo , 4 de groote vreughde : want; wan fremdenreich. NB, De neer geen Wee en was, foo en ſoude oock geene Vreugh pijn, is oor de zijn : dit is dan noch de vreughde, dat het leven uyt faack van de de anghſt wort verloſt; hoe welhet leven ,niets anders vrenghde. dan alſoo ontſtaat .
b of, schep. 93. Daarom hebben de b Creaturen , vergif tot haar felen . leven ; namentlijck , eene Galle : de Galleis d'oorſaack, NB. De Galle in de dat eene beweeghelijckheyt zy , dat het leven ontſtaat : Creaturen , is want, ſy veroorſaackt het vyer in't harte ; en , het rechte desTevens . leven, is het vyer . c Ofte , de 94. Doch , 't en is niet de figiur des Levens :uyt het beeldenis, Vyer.v leven , ontſtaat eerſt den rechten Geeft : die gaat
van't vyer in’t licht uyt : den ſelvigen is vry van 't vyer ; ghelijck de Lucht ( dewelcke doch uythet vyer ontſtaat) vry van 't vyeris . 95. Want, den rechten Gheeſt ( ofden Gheeft in den menſch ) die uyt het vyer der ſielen wort ghebooren , die heeft fijne eygenſchapin't licht des Levens, 't welck uyt d of, het vyer d braut : want , hy ontſtaat uyt den Dood , hy fchijnt. Cof; door's. gaat e van't ſterven uyt : de vyandige quaal , is van hem , in 't vyer ghebleven : en , voort , onder het vyer , in de f Of, trum , Cenof oorſaack des vyers ; namentlijck , in den grimmighen 3 Dood . g Of, tooren . NB. NB . 96. Alſoo is den grimmigen Dood , eene oorſaack des Levens : en , alvhier , ghy menſchen , bedenckt uwen Dood,
Van 't eerſte
Principium in -fichwSelfs, i
مرة
naal 01
Dood , en oock den dood Chrifti, die ons , uyt het ſterven, door't vyer Gods , weder heeft ghebooren : want , uyt
ch
och
het ſterven , wort ghebooren het a vyer..leven ; wat van a Anders, 't ſterven kan uyt gaan , 't ſelvige is van den dood en van wye leven. de grimmighe quaal verloft ...
nt
97.
Dat is nu b fijne vreughde, dat geenige grimmigehet b. Verfaat, leven .
quaal meer,inhem en is ; ſterven ghebleven . no
de ſelvighe isvan hem , ' in't c In de duy . ftereWerelde.
98. En , alſoo bereyckt het leven uyt den dood , de
1
Eeuwighe
IS
ſchricken meer en is ; want , in 't leven , is den ſchrick verbroken .
ir
een ghedurigh wel doen : want , in't ſelvighe en is gee lewe met die
vryheydr., daar geenighe vreeſe noch ver ,
· 99. Het rechte leven is eene kracht der vreughden , NB. Wat
, :
e
nighe quaal, dan alleenelijck eene begeerte ; de ſelvighe heeft alle de eygenſchappen van de quaal. 100. En , de quaal en vermach ſich doch daar niet in
t
te verheffen , dat de ſelvighe hare eygenſchap daarin en , de vryheydt, konde aen ulteecken ; want, het licht , d Belet, - verweert ſulckx. be fobermt, ofte verhoek fulckx C A PITTEL : HET I We e dë
0
Van de eygenſchap van't Principium : Wat het Prin
2
cipium zy ; of wat ſy alle drie zijn ?
t
I. Atis een Principium ,daar ſich een leven en eene be D Seegelijkhegiping,daar geenen is hetvyer is en NB . Van Principium , met ſijoc eygenſchap: en , het licht isoock twee Princis een Principium , met ſijue eygenſchap : want ,'t ſelvighe pien. wort ayt het vyer ghebooren ; en , ' t en is doch de eygen ſchap des vyers piet. 2. Het D
26
Het eerſte Punet , en 't tweede Copittel , 2. Het heeft oock ſijo eygen leven in
lich : doch , het
vyer is daar oorſaack aen ; en, de grimmige anghſt is eene oorſaack vap beyde .
NB . Walau 3. Maar, den wille tot de anghſt, die de anghſt natuur men niet en veroorſaackt ( den welcken Vader is ghenaamt) die en kan foecken ,som kari ,men niet onderſoecken : wy onderſoecken al grondeeren . leevelijck dit, hoe hy ſich in de hooghfte volkommen En, war heyt, in't Weſen van de Heylighe Drievvuldigheyt in onderwrfoec- voert, en hoe hy ſich in drie Principien openbaart, en hoe ken. de Eſſents a in de quaal ontſtaat wat Ellents zy , daar.v. a of , van geder quaal, van het leven met de finuen ontſtaan ; en , het wonder van alle Weſens ? NB , Van's 4. Soo erkennen wy het derde Principium (nament derde Prin . lijck , de quaal van deſe werelde , met de Sterren en Ele NB. Waarmenten ) voor een ſchepſel b uyt de Wonderen van de dewereld uy! Eeuwighe Wijſheydt ; het derde Principium , openbaart , uytde beydede eerſten . b°of ceutighe 5. Hoewwel , ſonder dat , een yeder in fich v ſelfs Werckende TDIEN openbaar is, even welheeft ſich dannoch het Eeuwige die in de Weſen in ſijne wonderen ( dewelcke in de Wijſheydt zijn Wijſheydt Gods hebben · gheſien gheworden ) op ſoodanighe d eygenſchap, wil. ghestaan . c Text,
len openbaren: namentlijck, naar den Gront der Eeuwig heydt ; naar den quaal van de grimmigheyt, en van de
verschenen . liefde : en , heeft alles in een Creatuurlijck en figuurlijck d Manier ofteBwife. N . De
Weſen geſchapen, naar den Eeuwigen oorſprongb ; Boos en Goer.
duyvelen zijn 6. Gelijck’t voormoogen is , dat in deſe wereldt quaat oorſaack van 't quaat in en Goet is : aen 't welék doch de duyvelen eene groote dese werelde. oorfaack zijn : de welcke ip hare ſcheppingh , in den val, e Bearv de grimmighe e Matrix , in den grim , heftiger hebben Moeder . fOfte,ont- f beweeght . :: , feerken ,door ... 7. Inv't welck ſich God , naar de eygenſchap van den digheydene grim , meerder beweeght heeft , hen van 't licht uytutem itooten ,
De Eygenſchap van de Principien
tel,
27
1 : doch,bet
ſtooten , in den dood van de grimmigheyt : daar..van de NB. NB.
ghtis een
Hemelſche Weſentheydt oock mede wiert beweeght ; De goede dat alfoo feer veel , in de aerdſche Wefentheyt, mede is zijnde de
ghft, natuur
bin - gheſloten gheworden , 't welck in de vryheyt heeft Wefenth Hemelſbe eyt, gheftaan . is in de
mt) die en ſoecken al
„kommen
8. Gelijck wy aen 't Gout,en des ſelfs Tinctuur erken- Aerdsche nen ; de welcke van't aerdſche Weſen vry is : want , de Wesenbeyde ſelvighe beſtaat in 'e vyer, in alderley quaal: geenigerley a ople, one
igheyt inn art, en hoe
zy , daar net wonder
quaalen vermach de felvighe te bemachtigen, dan alleen fleecken , door den wille Gods ; en , daar moet menighmaal yets ghe- des Dujvels. ſchieden , om des werelts onwaardigheyt wille. b Ofte , ghen
9. En , wanneer wy de ſcheppingh van deſe wereldt NB. ramen,Des recht betrachten , en den Geelt van't derde Principium Wereldsons
2 ( nament en en Ele
( zijnde den Geeſt vánde groote wereldt, met de Sterren Waardigheyt,
en van de
en Elementen ) ſoo vinden wy de Eygenſchappen van de dat deTinc.
openbaa
rt
, onder..maalkander , ghelijck als ver- demor,en Eeuwighe wereldt re goedean . menght: ghelijck een groot wonder , daardoor God kenniſſen ,
fich_ſelfs
( het hooghſte Goed ) de Eeuwigherwonderen , die in 't verplocê zijn , NB . , Ins verborgen hebben gheftaan, heeft willen openbaren ; en , ghefchapens in 't Wefen voeren . Weſen , legt 10. Wy vinden quaat en Goet : en, vinden in alle din. Goet en quaet
t Eeuwige heydt zijn ſchap, wil.
r Eeuwig en van de ijck guurl
gb; Boos
ldt quaat e groote den ral, n is hebbe
van den e.vn iyty-t en ſtoot ,
gen , d het Centrum van de Natuur ; zijnde deanghftw- cofre,woeres kamer : maar , voornamentlijck , vinden wy den Geeſt kingen. d Den gronto vande groote wereldt, in twee qualen ; namentlijck , in e Vywvloes hitte en in koude : daar wy dan , aen de koude erkennen , yende egperso het.Centrum van de f wranghe ſcherpe grimmigheydt: Personen. en , aen de hitte , het Principium in 't vyer ; en , 't heeft doch maar eenen eenighen oorſprongh uyt, maalkan. deren .
herbe. NB. Wam 't vyer, en ,de konde wyt 11. Het vyer komt uyt de grimmigheyt van de koude: koms.
en , de koude , uytden gront van de Natuur : dat is , uyt de 3 wrange ſcherpe anghſt, daar de : wrangheyt ſoo ſeer 3 Text, herbe! . Herbigtei . gheftrengh in fich'treckt,en Weſentheyt maackt. 12. Ghe D 2
28 NB.
Het eerſte Punet, en 't tweede Capittel ,
De
certe bete
12. Ghelijck ons teerkennen is, dat de ſelvighe, in de bewegingh des Vaders , in de ſcheppingh , aerd en ſteenen
in deSchep heeft ghemaackt: daar tot ſulckx doch gheen Weſen en pingh . was , dan alleenelijck fijn eyghen Weſen , ſoowwat in beyde de Principien (namentlijck, in de Lichte wereldt, en'in des Doods wereldt ) in beyde de begeerten ghe booren wiert .
NB.Waarna
13.
S90 - wat in de bewegingh , den grimbereyckte,
om Loo well- ' t ſelvighe wiert tot den aerdkogel gheſchapen : daarin Solveyden man om vint, men veelderley daarwin ; quaat en Goet. terien in der 14. En , het gheſchiet menigh , maal, dat, inen uyt Aerden ghe wonden wor liet alder_arghite , het beſte kan maacken ; om dat het den . Centrum der Natuur daarin is : byval dien , men's NB. NB. in 't vyer brenght', foo vermach het Reyne Kint van de Eeuwighe Weſentheyt daar..uyt ghebracht te worden , wanneer’t vanden dood vry wort ; ghelijck aen't Goudt iste ſien .
15. Hoewel wy;op deſe wereldt, het Eeuwige a vyer hetlieve vyer niet en konnen bereycken: over lulckx en vermoghen in de tempe wy oock nietsuyt dit Principiumn uyt te voeren ,door Tawut,
a Verstaat,
ghebreck des Eeuwigen a vyers: 't welck wy niet en be NB. Ghy reycken,dan alleenelijck in de Imaginatie: door de welc Alchimiſtč. ke eenen menſche macht heeft, het leven uyt den dood te
voeren ; en in Goddelijcke Weſentheyt te brengen ; ſulcx NB. NB. kan alleen in den menſch gheſchieden : maar, ſoo , wat
b Vemien, Wingh.
buyten den menſch is ,'t ſelvige komt God toe; en, 't blijft tot de b Repovatie in't eynde van den tijdt.
Alfoo geven wy te verſtaan, het Weſen , en , de Eygen
ſchap van de Principien . Het eerſte 16. Het eerſte Principium , ſtaat in 't vyer des willens, Principium . cText,fewer em en’t is eene oorſaack van beyde de andere, oock van't sitten . lever
De Eygenſchap van de Principien .
29
e, in de Iteenen
legen en « verftant, en eene houdingh der Natuur ; also a Text, perftándoni . mede yan alle Eygenſchappen des Vaders.
eſen en wat in
:
ereldt,
te maackt Weſen , uyt de Eyghenſchap van ' t eerſte Principium .
nghe 1
17., En , het tweede Principium ſtaat in 't licht ; na- Het tweede mentlijck , in't vyer van de begeerte : de ſelvige begeer- Principiuma
18. Het eerſte en tweede Principium ,, is Vader, en NB. Vader Soon , in der Eeuwighey ': ' t een woont in 't andere ; en ,
yckte, daar,
on Soom zijn
yeder behout doch fijneEygenſchap: daar en işghene vermenghe, vermengingh in de Eſſents; het eene ontfanghtalleene
en llyt dat het „ men's van de
orden , Goudt
lijck hetandere in de begeerte : en , het licht, woontin de begeerte des vyers,dat alſoo de Eygenſchap des vyers, fijne begeerte, in 't licht, geeft ; en t licht,in 't vyer. 19. Alſopis ’t ſelvighe een Eenigh Weſen ; en , gheen NB. De Twee : en , evenwel twee Eygenſchappen, daar de cene Eeigle Twecheyt. de andere niet en is; oock Eeuwigh niet en kan worden . . Eenme 20. Gelijck als de Eygenſchap des Geeſtes niet en kan NB
e “ vyer moghen en , door
het vyer nochte 't licht zijur; en , gaat doch van's vyer, lite uyt hec licht , uyts ende en konde , eenigh , noch vanç de Drie -vyer, noch van't licht alleen, beſtaan : het vyer en konde vuldigheyds
iet en be
den ſelvighen alleen , niet geven , noch oock het licht: die Princia
rde welc
maar , beyde b geven : hens; hy is' t leven van hen beyo pien. b . Ofte , ban dev :en 't is doch een eenigh Weſen : maar drie Eygen , men
in dood te en ; fulcx at
w foow
n, ' blijft
lens, van't leven
ſchappen , daar geene de andereen is; ghelijck ghy't ſele varaat, den Gheest. vighe fet, aen Vyer, Licht , en Luche. 21. Alſoo verſtaat ghy oock het derde Principium ; Hetderde. 'tſelvighe iş , en ' t heeft eyen deſe Eygenſchappen : het Principium , heeft oock , Vyer, Licht , en Geeft ( dat is, Lucht) en’t is met alle om
Aaodigheyt , ghelijck het Eeuwige Weſen,
22. Doch ; het heeft begin ,en ' t gaat van't Eeuwighe NB. Ha uyt : het is eene openbaringh van't Eeuwighe , des Ecu- Ecuwige wigen verweckingh ; eenebeeldenis en gelijckenis van 't nydelijcke gheopenbaart, Eeuwighe. 23. 't Eg D3
36 Het eerſte Punk , en't tweede Capittel, NB . Hér 23. 't En is het Eeuwige niet ; maar, 't is, iude Eeuwige frchtbare is de afurbeelding begeerte , een Weſen gheworden : de begeerte heeft yan't Een fich gheopenbaart ; en , in een Weſen ghevoert; ghelijck wighe. het Eeuwighe. NB . Wat 24. Het vernuft ſeyt: God heeft deſe wereldtuyt niet's voor de we. Rel . Daar en was wel gheen Weſen ofte relde zy ghe ghemaackt. weeft. * Materie daar toe, 't geen uyterlijck en begrijpelijck was : Rom .I, pets . doth, daar was eene foodanige a geftaltenis bin de Eeu it . vers 3. wighe kracht des willens. a ID EE. 25. De ſcheppingh van deſe wereldt, is, met eene ver b Ofte, in de kracht van weckingh van den Geeft des willens gheſchiet : den in den ceuwigen wendigen wille ( die anders in lich innewaarts ſtaat ) die wille. heeft lijne eygene Natuurc opugheweckt: zijnde het c Text , catcgg. Centrum , ' 't welck uyt, ſich begeerende is: namentlijck, d of "sgeen het licht ; 't welck uyt het Centrum isuyt dringende . eene begeerte 20. Alloo heeft het Centrum uyt-, fich , een Weſen, in heeft, omficha infuzius 'tbegeeren , ghevat: dat is, het heeft ſich f Weſen , in Wendighete fijne eygeneImaginatie, in de begeerte, ghevat ofte ghe openbaren , é Ghefor- maackt: en 'theeft oock mede begrepen, des lichtsWe meert,offen ; het heeft het Eeuwighe ; 3 met den aenvangh ' be i of, We- grepen. fentheyt. 27. Daar! om moeten de Wefens van deſe wereldt, g Of, door . Genel ormet des felfs figuur,wederom in't Eeuwige gaan ;want, geformeere. fyzijn in't Eeuwighe;mede begrepen gheworden . i Beginnen . 28. Soowwat dan nochayt den i aenvangh in debe de. 1 geerte għemaackt ofte begrepen wiert , 'tſelvighe gaat k Ofie, be- weder
om
in fijnen k Ether : namentlijck , in't niets;
home alleenelijck ( bloot weder.com ) in den Spiegel van de foi Wesemete imaginatie ' t ſelvige en is niet van ' t Eeuwighe : maar, ris, eittbehoortjaeri de Eeuwige Magie in 't begeeren : NB. NB. gelijék een vyer een Weſenverljiot en verteert,daar niets en blijft ; maar, 'twort wederom fulcks , ghelijck het was, daar't noch geen Weſen en was .
+
29. Alloo
De Eygenſchap van de Principien.
el ,
de Eeuwige erte heeft
k ; ghelijc
toyt niets eſen ofte
ijck was : u de Eeu
31
29. Alfoo geven wy ute verſtaan , wat het Weſen van a Gestoldem deſe Werelde zy ? Diets anders dan eenen * ghecoagu- ofere
camera
leerden roock uyt den Eeuwigen b Ether , die alſoo eene 8 Behouder; of fugver volbrengingh heeft, ghelijck het Eeuwige. beyt. 30. Hy fluye ſich in een Centrum van een Weſen : en c Of,were: verteert ſich eyndelijck weder.wom , en gaat wederoma kingbe in de Eeuwige Magie: ende en is maar eenen tijdtnlangh een wonder : namentlijck , eene openbaringh van't Eeu . wighe , daardoor het Eeuwighe ('t welck in lich open
eene ver
baar is) fich oock uyt
den ions taat ) die
duyt - giet , en alfoo het gheue vernieut , 'c welck met de d Text, 946 furt bewegingh , in 't begeeren , wiert ghevat of ghemaackt; dat het eynde weder vom kan in den aenvangh in gaan .
ijnde het k entlijc ,
gende . Jeſen , in eſen , in
ofte ghe chts We
gh b be
dt werel , 20 ; want ,
in de be
ſich openbaart, en ſijne Imaginarie
31. Want , niets, en kan , in de vryheyt van't Eeuwige, ingaan , ' t enzy dan , ' t Eenwige ghelijck , en in den . Dat is, en wille van 't vyer kan beſtaan , en dat het ſoo fubtijl zy, ge- wille van 'n lijck de Weſentheyt deslichts-: dat is, gelijck een f vyer, eeuwige,& c . ' t welck in een Weſen woonen kan ; daar 't licht kan in ofte, was woonen , en fijnen ſchijn doorheen voeren : ' t ſelvige en lievenvyer. wort van den gront der Natuur niet begrepen : en , oft ſchoon de Eygenſchap van de Natuur is; evenwel is’t doch een Eeuwigh .
32. Alloo geven wy u te verſtaan , dar, alles foo ...wat NB. NB: g Text, in defe wereldt oyt ghebooren is, 't gheen Weſen heeft berrúbrer ('t welck niet uyt het Eeuwigh Weſen en 8 komt het EeuB. D. wighe niet en erve : alleenelijck , blijft des ſelfsfiguur; op alle tydelijeke
ghe gaat 't niets ; van de r :: ' maa , en r c : ge ts aar die k lijc her
oo
All
Magiſcher aért , ſtaan , in 't Eeuwighe Myſterium ; want, weſens blijft de felvighe is , in den oorſprongh, met de Scheppingh, uyt in de compenger Magiſcher het Eeuwighe ghegaan .
33. Doch, des ſelfs lichaam , en’t gheheele Weſen van haere Verſtaat, del quaal, vergaat , ghelijck ſich eenen roock verteert : de vier Ele mentighe want, het is uyt den aenvangh ; en , 't gaat in 't eynde. Eygenschap, 34. Maar,'t geen uyt hetEeuwige Weſen ontſtaat, uyt en ftrijdig de hejto
31
Het eerſte Punët , ' en ' t tweede Capittel,
NB. Was' de Weſentheyt van't Eeuwighe Licht', en mach niet ver ſelvighe vergaat alleenelijck , ſoo ,watuyt menghayer- gaan : aen't den Aenvangh in 't Eeuwighe is ingegaan : namentlijck, 344f het uyt, wendighe-vleeſch , 't welck door Imaginatie , in
den menſch, in't Eeuwighe wiert in
ghevoert
ſelvige
mdet ſich verteeren ghelijck eenen roock . 35. Maar, ſoo wat-uyt de Eeuwighe Imaginatie we der om in 't Eeuwighe wort in gevoert, ' t felvighe blijft NB . De Eeuwigh ftaan : en , foo ...wat uyt het Eeuwighe wort uyt . Sjede doEcw- ghebooren (verſtaat ; uyt de Eeuwighe Natuur) ' t ſelvige wigh. is, in den menſch , de Siele, dat blijft Eeuwigh ; want, het is uyt het Eeuwige ontſtaan. * 36. Doch , ſoo daar yets uyt het Eeuwige Centrum van a Vernien. den Grimwort ghebooren , t ſelvige mach in fijne a Re novatie gaan , foo’twil, 37. Ghelijck als fich de Eeuwighe Natuur van't Weſen
van deuyt wendigheNatuur Renoveert , en't gene ver laat , foo wat het in den aenvangh heeft ghemaeckt, en behout alleenelijck het Magiſche beeldt, 'twelck het uyt b Of, door. den Eeuwigen wille, in't uye wendige in NB. NB. het c Vernicu. #en .
Verbum Fiat , in de Scheppingh :
voerden ,
met
alfoo mach den
menfch oock, het gene, “ Renoveren,dat hy maackt: by al dien hy het Aerdſche verlaat , ſoomach hy't ghene , ſoo, wat hy uyt het Eeuwighe heeft uyt ghebaart, Reno veren ; maar, en wort het niet Gerenoveerr, foo blijft het
d Het lieverwyer
in de quaal. 38. Want, alles,wat het d Vyér
licht en 't Water niet
ghelijck en wort ofte en is , en vermach in de vryheyt niet te beſtaan : maar, 't blijft in de quaal van't gene, 't welck het in , ſich verweckt ofte ghemaackt heeft ; verſtaat, uyt het Centrum van de Natuur , wat 't ſelvighe in den wille van de vryheyt, heeft in gevoert. 39. Alloo ſál ?t ſelvighe hem eene quaal zijn en een knagen ,
1 1 1
De Eygenſchap van de Principien.
Etel,
33
knagen; of, itrydiger wille ;'t geen hy Gch felfs uyt ſijné NB. War eyghen Natuur heeft ghebooren , daar, medehy hem de de Ecurighe
ch piet ver
50 wat uyt
vryheydt heeft duyfter ghemaackt : dat het lichtniet en Salzijn
mentlijck, ginatie , in
vermach door te
ſchijnen ; 't ſelvighe ſal fijne duyfter
nis zijo . 40. Want, fooi,waar den Wille duyfter is , daar is oock het Weſen deswillens ( zijnde fijn lichaam ) duylteri'en ; NB. On foo , waar den Willein quaalis , daar isook het lichaam derfcheys tuss
' c ſelvige
patie we
ghe blijft dies,wille worden de kinderen des deren des Lichts, der vryheydt, van de Kinderen der Duyſternis; Lidis en dan Duyſterni , in de Atighft: quaalghefcheyden ; een yeder in ſijn Prin cipium . ribizi.s in quaal : en ,
Fortuyt
' t ſelvige want, het
om
41. Soo geven wy unuvorder te verftaan , dat een ye
trum van
ne 4 Re
a Ofic; der Principium fijn eygen leven « baart naar ſijne Eygen- maackt, ſchap : te weten , het Vyeris het Scheyde - perck, ' t welck NB . De
t Weſen
de twee Eeuwighe Principien vergenoeght ; namentlijck, werckingh des vyirs, de Duyſternis , en't Licht : aen de Duyſternis geeft het
cene ver ackt , en
fijnen Prickel en het Wee ; en , aen'tLiche, lijne bevinde lijckheyt en het Leven .
k het uyt en , met nach den
42. Alfoo heeft oock het derde Principium twee Ey. NB. In's derde Princia genſchappen ; namentlijck , Hitte en Koude: de Hitte pium zijn is het Principiuin , en geeft haren Prickel en Wee, aen de twee Eigena Koude , en , aen't Licht geeftfy her levetten de bevinde Schepperor's
ickr: by ' tghene, t, Reno
lijckheyt Vyer wordt .
blijft het
43.
ater niet leyt piec k 't welc aat verſt , he in den
en , het Lichtgeeftwederom fijn Weſen aen
dat het met 't ſelvighe vriendelijck vereenight
En,de Koude geeft oock hare Eygenſchapen We- NB. Vande
ſen aen 'c Viyer : en , ' Vyer verbreeckt haar ' t felvighe ; tumchen en ; ' t maackt uyt des ſelfs Wefen , deni dood , en een ter Koude. hitte en ven : daarom isdaareene vyantſchap tuſſchen Hitte en bd Accoort, Koude ; ende en worden pimmer meerib eens. 44. Doch , dit bekommen ſy , in harévyandſchap ,dat hen het leven , moet doorden dood groenen: want, uyt Hitte E
en een
en ,
koag
1
34
Het eerſte Pimet , en’t tweede Capittel ,
NB ! De Hitte en Koude , komt her Ghewas van ' t derde Princi ; ederekingh en Konde.
pium : uyt de Koude , komtvrucht uyt der Aerden , als mede't lichaam van alle Creaturen en, inde Elementens het Welen .
NB . Waar 45. Van de Hitte, komt, in haren twiſt, het leven in de van het Le . ven in alle lichamen van alle Creaturenen Ghewaffen : als mede in dinghen : de diepte der Elementen , geeft fy den Gheelt vande komt. groote wereldtininenigerley figuren ; ſoo waar de Kou . 2. Figureert, ofte,maakt.de een Weſen maackt , daar maackt de Hitte in 't ſelvige NB. Konde, eenen Geeft . maackt We. ſen ; Hitte , 46. Alloo is allehet Weſen, in't worſtelen, op dat de Geeft. wonderen vande Eeuwighe wereldt , in de b verbreecke b Ofte, vero lijckheydt , openbaar worden , en ſich het Eeuwige Model ganckelijck in de Wijſheyt Gods , in figuren voere , en dat 't ſelvighe beyt.
, NB: Model, in de Eeuwige Magia, Eeuwigh, tot Gods ? won NB c Ofte, werc. der , in't Myſterium mach ſtaan ; en , tot vreughde der kingh . obo Engelen en menſchen . ( : NB . Hoe 47. Wel niet in 't Wefen : maar, in'c Myſterium , in de alles in der Eeuwigheyde a Magia , ghelijckeene ſchaduwe van't Wefen ; op dat Sad ftaar. Eeuwigh erkentwort , wat God ghewrocht heeft , en wat d War de Magia en " , hy kan en vermach. m Mysteriu 48. Wapt, naar verbreeckingh van deſe wereldr, blijft zy, befter het alleenelijck het Eeuwige in't Wefen :' namentlijck, Eeu Vers 93.inde wigheGeeften met Eeuwige Weſentheyt van hare licha kleene Ses men , met de hier ghemaackte Wonderen , de welcke, Puncten , NB.Wa Magiſcb , in der figuur ſtaan ; aen de ſelvighe ſullen de
naar de vers. Geeften , de wonder daden en macht Gods erkennen. breeckinghe 49. Alſoo zijn ons nute betrachten , de Principien met van derewe reldtfál blij. hare wonderen : de felvige en zijn alle drie niets anders, yen . dan den Eenigen God in lijne wonder daden : den ſelvi . die Princia“ gen heeft ſịch , naar de Eygenſchap van Gijne Natuur, met pien zijn . dere wereldt, geopenbaart; enzwy moeten alfo een Drie cofte, door, voudigh Weſen verſtaan , namentlijek , drie werelden in . so . d'Eene maalkanderen ,
De Eygenſchap van de Principien,
i
e Princi: en , also menten;
goo d'Eene'is de Vyer wereldt ; de ſelvighe's ontſtaat ube a fta Testler ndet . $ van't Centrum der Natuur : en , de Natuur , van den be. geerenden wille , deri welcken in den Eeuwigen on - gront NB. Van •t
ontſtaat; daar
en in de mede in tvande le Kou . ſelvige
dat de
reecke e Model
elvighe I woll hde der
inn, in de t ; op.da
t , en wat
Idt,blijft
jck,Eero ha relic
e welck , n e l l a de
nen . len met
s ander , den ſelvi. uur, met
en Drie elden in e d'Een
van wy geene wetenſchapen hebben ,noch welck woy geene wetenje en dragen . schap en heb 51. En ; de tweede, is de Lichte wereldt ; de felvighe bëjdeVyemain Werelde : woont in de vryheyt,inden on - gront; buyten de Natuur: zijnde her heeft hare af komſt dan toch van de Vyer wereldt: ſy eerste Princi omfanght haar Leven en bevindelijckheydt, van't Vyer: pium daar ; ſy woont in ' t Vyer , en’t Vyer en begrijpt haar viet ; en, een Tverigen Jaloersen , Eſelvighe isde middelfte wereldt. Í 52. Het Vyer b geeft , in 't Centrum van de Natuur God , en een voor des ſelfs aenſteeckingh ) de Duyſtere -wereldt : en , vyer nome. e is dan , doch , in de aen teeckingh , in ſich ſelfs, de NB: De Lichtewereldt, daar 't ſich
ſelfs in 't licht ſcheyt;
en, reide ; zijndo
daat-'t Centrum
in de duyfernis zijn : want , 'r én is alſoo hettweede Principium ; inlich ſelfs ; en ,eene oorſaack des namentlijck , maar eene quaal levens. 6 .: het Licht,en , den Glanfde 53. Het heeft Creaturen ,doch die zijn van de ſelvige Godo,los
grimmighe Eſſents : fy en ghevoelen gheen. Wee ; het vadero ? b Ofte , Licht ſoude baär.- Wee zijn . meackt. s ', 54. Maar; de gevallene Duyvelen ,die in ' t Principium , Ventanen in de Lichte wereldezijn gheſchapen geworden : aen de Centr het duyftere um , ſelvige is de duyfternis eene pijo, en 't vyer,eene macht NB , 't Vyer ofte fterckte : 'want, her is haar recht leven ; hoe wel, beeft Credo teren . Daar 't vermoghen van veele Eygenſchappen , van't Cen d Pijn , ofte, trum der Natuur -Paar de felvighe Effents. ſmarte.
55. De derde wereld is deuye wendige,in de welcke & Verftaat, het grimmige wy woonen , naar 't uyt_wendighe lichaam met de uyt Post wendige wercken'en Wefens:die uyt de duyſtere ,en dock Ne. De . uyt de Lichte wereldegheſchapen is gheworden ; daar het werelde : Rrjade het om is ſy booden Goet, grimmigħ , en lieffelijck . n 6. 15 Va derde Prin . ..1 .. 3i 2. cipium : nao menslijek, de vier Elementen , zijnde de Goddelijcke Openbaringh ; den Spiegelvan de Eeuwige Wefentheyt.
Het eerſte Pundi , en 't-tweede Capittel, 2 Ofte, en most .
1956. Van defe Bygenſchap , en q. ſoude Adam niet eten : noch in de ſelvige Imagineerens naar de drie werelden
b Dat iar in fouden in hen b.in ordeningh ſtaan , dat geene d'andere gelijcke Con en vermochte te begrijpen ; ghelijck in God ſelfs., cordantie, NB . Van 57. Want, Adam was uyt alle de drie werelden geſcha Adam , 3 pén ; een ganſch beeldt, en , gelijckenis Gods; paaride 1 maal hy dan noch van ' quaat en Goet heeft ghegeten , en túytwendighe in 'tmiddelfte ingevoert; foo moet nu heçuyt..wendighe, van ’ t middelſte af breecken ; en , daar gheſchiet een ſcheyden ; daar 'tuyt_wendighewe c Behouder, der om in ſijnen - Ether moet gaan ; en , 't middelſte 1 ofte pwysleys, blijft Ragh . ti ' , 3 ) NR. Den 58. Alfoo , by al dien dat yemapt nu, eenen rechten rechten menſche fiet ſtaan, foo mach hy ſeggen : hier ſien ick drie menfch,staat in driewe werelden ſtaan ; doch, niet gaan : Waut,de uyt_wendige zelden... wereldt beweeght ſich met het uyt wendighe lichaam ;
doch, daaromen heeft het uyt_wendighelichaam geen macht, de Lichte wereldt te bewegen ! NB . Het 590? Het heefc lich maar alſoo iu de Lichte wereldt lichaam heeft de Lichter in gevoert, daar van de ſelvigbezin den menſch , is-uytz wereldt, in ghebluſt : maar, ' t ſelvige is dochęyen ...welio „ ſich ſelfs den menfch niets anders dan deduyftere wereldt gheblevens ev , de may's vageblust. Lichte wereldt,blijft in tſelvige; on beweeghlijck haars
die ſtaatin’t ſelvighe, ghelijck als verborgep .',
NB, NB .
60. Maar,by aldien t ſelvige eenen rechten menſch uyr de nieuwe Geboort is , fooftaatdie in't ſelvighe, ghe lijck het licht het water door ſchijon , en maackt de El ſents ;- beweeghlijck en begeerlijcks dat de Eſſents alſoo groent ; alfoo oock den nieuwen menſch , in't licht. '
NB. Hoc
Werelde in
61. En , ghelijck men den glapſch der Sopnen niet en kau bewegen, alſoo oock niet het Eeuwighe Licht; zijnde
alles, on de Lichte wereldt : de ſelvighe ſtaat ſtil ,en ſchijót door berpeglvelijck alles ,' t geen haar aen gemelijck is , ſoo .. wat daar dun is, .ftaat , ghelijck
De Eygenſchap van de Principien . '
37
Cet eten:
erelden
ghelijgkjeen, gietsaBhelijckdan ihet, vyer enharwater daardoch,alfamen Subftantialicchiss loodanigh iss
'andere
doch ,tegen tuyt wendighe, gbelijck een niets .
geſcha
fichuelfs : ep ,; fulçkx moet zijn ; anders , was alles een pieps ! Auto 25:26 , 2970iJob Nina
10 103
62. Alloo heeft eenyeder Principium ſijo Gewasayti . NB . NB.
irode .
geten , moet
11:03
1); en , he we
genſchaps wraogh , bitger, grim , enanghft: 't felvighe - Text, anghiten berbe, walt, in lijne Eygenſchap, in vergif en dood; in't
adellte
lijcke gheftrenghe levens 'twelck , in ufich ,duyłterpis b geeft, van wegen dein treckendegheftrengheyt ; des b Maackt, ſelfs Eygenſchappen maken , Sulphur Mercurium ,en Sabo of, baars,
rechten
Namentlijck ,het Principiam desvyers, isden wor- NB. Kunde
tel; 't felvige walt in lijnen wortel: her heeftin fijne Eyo deorigen
ck drie
64. Hoewel des vyers Eygenſchap , gheen · Sul en o Liche, of,
endige chaam :
maackt in den Sul pher : maar , den wille der vryheyt Suyverlegds, maackt het Şal in t,phur , don't ghene het Principium d Text, ? voorlich gaat s wat 't ſelvighe dag, noch in lijo ſelfs inndehme,
am geen
„ Wereldt
h, is uyt. Sich felis er, de
ckAtanus
Eygenſchap gaat, tſelvighe en is maar | Phurs zijnde ge- in deghelaa Tentheydt. f Großheyde. 65. Dit isde voornaamſte oorſaack tot het leven , en
ſtreogheyt,metdeandere gheftalten aen't Cepcrum .
tot het Weſen van alle dingen : al is's ſchoon dat & het s Verfast, het Princia jofich felfs boos is , even wel is hetdoch voor ſt leven , pium des en desdevens openbariogh , het aldermutlickfte . Vyers , " 66.
En, daar en ſoude geen leven vermoghen te zijn ,
nenſch
Tonder dele Eygenſchap : en , b . dic Principium heeft fijn hverfaat,
e,ghe
fondameșt in deinwendighei, jen , de uyt wendighe picom dicas
de El esalloo
wereldt ; indein Jwendige, ghelijck : on bevindelijck ; Vyers.
it . niet en
; zijnde it door rdun is, k ghelijc
en , in de uyt - wendighe , in des felfs grimmighe bevinde- 1 Of,om gevoelijcke lijckheydt. 67. En, het tweedePrincipium heeft oock fijn Ghewas uyt fich : want, het vyer , k vloeye- op, met fijne Eygen- k Text, schap , in's Licht : maar, het Licht verwandelt degrim-PB. Her mige Eygeuſchap , in eene begeerte der liefde en vreugh- tweede Prin den sipinong E 3
Het eerſte Punët, en't tweede Capittel,
38
ek
daar om'is oock dd Erlents en
deEygens
ſchrap des Vyers, in't Licht, ganfch verwandelt : loo, da 14.1"
uyt Anglift, en Wee , eene lieve_begeeitewört , uyt het feecken en woeden een vriendelijck finnelijck verfant.
a Of, door, 1 ) * 88 . Want ,chee licht, ſteeckr de Efentien , aen , b Of, van
met
de Lieve , quaal,dạt de ſelvighe , een waſſen , buyt fich
NB: Vieta geven, in Geeſtelijcke Eygenſchap : namentlijck, eenen Scheyden * vriendelijcken witte, leden , deughden, vrómigheyt , ge's goede Eygen dult; in lijden , hoope, om van ' t quade verloft te worden, jd -appe ... doorgaans in begeerte en luft, van de Wonder daden Gods te fpreecken , ſpeelen , fingen, ſich verheugen over . de Werckenen Wonderen Gods, ghedurigh garen willen
with wel doen , het quade, en , de booſheyt weeten, fijnen oaa ic Of,door. ften doorgaans mer de liefde, în de'Lichte wereldt d Genegent- willen trecken , van't bóoſe vlieden , de boofed affected bedenot
ghedurigh mec ghedult ( m "hoope verloft te worden :) te dempen, lich verheughen in de hoope vån't ghene dat de eoghen niet en fien , en tuyt wendighe vernuft nieten kent, doorgaans van't quade uyt dringer ," en , debem geerte in't Goddelijcke Weſen in te voeren garen willen eten van Gods-Broot...17
e Of, draaght,
gedurigh
169 -Defe Eygenſehappeñe veert den nieuwen Meniſch, den welcken van de Lichte
wereldeweder is gheboorenx
tfelvighe zijn, fijne vruchten, die de Lichte Wereldtin hem alſo (ganſchverborgentlijck voor den ouden Adam ) ghedurigh baart ,en , den ouden Adam'van deſe wereldt, ghedurigh doot , en met hein in ſtrijdt leyt ; den welcken alſoo den nieuwen Menſch moet volgen .
f Den anden
70.
Doch wel, gelijck eenen tragen f Eſel, den welc
Menfch. ken den ſack moet draghen , aldaar hem fijnen 3 Heer pen Menſch.ghedurigh voort ſweept; alſoo doer den vieuwen Menſch derioaden : hy dwinghthem , dathý doen moer, 't gheen hy niet garen en wil : 't gheen de vreughde van defe ye reldt
De Eygenſchap'van de Principien ," }
relde belanghe, 'c-felvige foyde denouden Efelaen
Do da
ayt het
fact. met
fich
enen
ge den,
den ver
len
jaa
-ldt
en te de
e
gh
39
gepat
mer zijn doch , hy moet alfoo:Khecht zijg . no:17 lift. Ten anderen , heeft t felvigher Principium fijn ; Vaftaar ; b. ghewas ; en 't geeft fijne, vrucheine derde Principium bom opremo in't ghemeen ( pamentlijck , in den Gheeſt van de grootę ringh. NB. De wereldt) datde inwendighe en uyt.wendighe Turba ge : B S.37 meene genade in Weert worto pls
:: 721 Het dringht door , en 't geeft vruchtbaarheyd : des Eenigen t het weert den Grim der Sterren , en't verbreeckr de Con. Goeds; en Waatupom . ftellatie ; beyde , van de Geeſten , en pock van den Fir- NB. Hoe mamencift hen Hemel het weder Itaat den Grim des hettweede Principium , Duyvelsen , de aepſlaghen van deboos_achtighe men het boega fchen ; doch , foo oock Heylighen ghevonden worden , wederasi Ataat die ' waardigh zijn . ??? 73. En , hec derde Principium heeft oock lijn Ghewas : in't felvighe zijo y uyt hetinwendighe , gebooren en ge
. !! ſchapen d , e Sterren en Elementen , de welcke in defe e plaats, met de Son , herderde Principium zijn genaamt. c text, Locos 74. Want de inwendighe twee werelden ( oament met het dof, dove lijck, de Vigier, en Lichte wereldt)hebben ſich derde Principium gheopenbaart: en , het is alles onder.. maalkanderen vermenghe. Goçt en quaat , Liefde en , 197! vyantſchap, Leyen en dood . 25 ,26 15. In al het Lever , is den Dood en 't Vyer: dock daarentegen , eene begeerte der Liefden ; alles , naar de Eygenſchap vande inwendighe weſeldt ; en , daar wallen tweederley vruchrepuye , quaaten Goer ; oock heeft eene yederevrucht, beyde Eygenfchappen ,
2002
76. Oock vertoonen ſy hen in alderley leven deswe- ç Verftadt, relds, dat alſoo derftooren en booſe quaal, doorgaans Goel . f met de liefde ſtrijdt ; daar foeckt eene yedere Eygen - f of, tegenot
fchap, en brenght v.rught. 77. Soowat het goede maackt, ' t ſelvighe verſtoort her
40
Het eerffe Puna ; en't tweede Capittel,
her booſo :len , i foon wat het boole maackt', 't lebvíghe verſtoort hetGoede ; daar isbeter ghedurigen krijghen ftrijdt : Want', de Eygenſchappen van beydede in , wen a Texty, tege
dige Principien , zijn in 'tuyt -wendighe “ op
geweckt :
een yeder werckt en brenghe vrucht in'c inwendighe Rijck , " Ben yeder wilHeerzijn . De bibir 78. De Koude ( namentlijck , den uytgangh uyt het inwendige Centrum , uyiden Grim des doods) wilHeer zija,en doorgaans in den dood verfluyten; fyverweckt ghedurigh den prickeldes doods.
&fim ,se 796 En, de Hitte (zijnde den aytganghuyt het rechte 6 Tene;'voyer ) Wiloock Heerzijn : 'fy wil allest dwingen en vera teeren , en wil doorgaans - bloot , ſonder lichaam zijn : kändigeno c Texts robel ſy is een Geeſt, ende en begeert niets andersdan Geeſti prickel : want , ly. ydel', ledigh, léven : lý geeft aen de Koude , den of, vry . d Text, doot de ſelvighe menigh „maal,dat ſy haar recht moet ffadel. laren ſinckén en, ſich aen de Hitte fi overe-géveo . El e Verſtaat, de Kossdec 15802 It -ghelijcken wil de Sonne (zijnde het Licht) f ofte ,for oock recht hebben ; en , wil Heer zijn : fy overn wint ggendom Hitte en Koude ; want, ſy maackt in hare lichte Sachtja geven . moediglieyt; Water: en:, voert, in den Geeft desLichts, g Aenge-
namen ofte Sachten .
denen & vriendelijcken Geeft ;-zijnde de Lucht : die' wel aen't Vyer , de ſterckte des Winds geeft j'en de Sonnez den Sacht, moedigen Geeft
die billigb ,Lucht,žy ghe
naamt : het is wel een Eenigh ; doch , heeft twee Eygen fchappen :
eene , naar 't Vyer', zijnde eet ſchrickelijck
b Vriende verheffen : en eene ', naar 't Lichtj zijnde een + Sachtwa " lijck of aen moedigh leven . ghendam - le yen . 8r. " En , alfoo ishet uyti, wendighePrincipium ,niers
i of, kraceanders dan eenen ghedurigen ſtrijdten i twiſt; een bou keel. wen , en verbreken : foo , watde Sonne (zijnde hetLicht ) bout, 't ſelvighe verbreecko de Kõude , en hetVyer , ver tëert hetgheheel. -31.91
82.
En
De Eygenſchap van de Principieni
pittel,
cke, elektriple rigen krijgten
41
82. En in deſen ſtrijdt, gaat ſijo waffen op ,in enckele ſtrijdt en on, eenigheyt : het eene , treckt uytder Aer
dedie in when Por-gerecht: e in weedigh Foreil
den , fijne vruchtbaarheydt: het andere verteert ofte
cangh oyt het
(
i'wil bleer dyverwecke
derde Principium : beyde , des ſelfs Geeft en Lichaam en derde Princi
verſliot de ſelvighe weder ; het maackt in alle Dyeren, bookheyt en ſtrijdt.
83. Want , alle Dyeren en al het leven van deſe werelt a Of,sonder, buyten den menſch ) is eene vrucht van 'tderde Princi- NB . De pium ; en , 't en heeft niets anders dan het leven van't vrucht van't
is niets
anders, dan’t ſelvige; en, alles wat ſich Roert en pium.
her rechte
Beweeght in deſe wereldt .
gen en verd
84. En , den menſch , met fijn Gheelt en ſichtbaar lichaam in vleeſch en bloet, en is oock piets anders dan
haara zijn :
n Geeltid
want , ly cht moet
de vrucht van de ſelvighe Weſentheyt; en , ganſch niets anders . 85. Naarde. maal hy dan oock de twee inwendige NB . NB. werelden in
ſich heeft (de welcke het rechte verſtapt, fin
20.
Licht) g "Iywin
Sachein Lichts,
die wel Sonde ghe gene lijck
en Gemoet geven ;
de welcke pock , in defen tijd van ' t
Aerdſche en Elementigelichaam , metumaalkanderen in ſtrijdt leggen ) ſoo mach hy wel toe . fien , welcke wereldt hy tot Heer io..hem maackt; de ſelvighe ſal Eeuwigh inchem Heer zijn . 86. Deſen tijd , kan hy verbreecken ; en , vorder niet : wanneer 't uyt
wendighe verbreeckt, foo ſtaat alles in
b Behouders ofte purige Hec Ghemoet is vry :: en , 't is den Angel ; en , medlem
fijne b Etheren .
87.
' s heeft het verſtant : het mach weghen waarheen het NB.Gelijck liter wil , en't mach , welck Principii hec wil , by uſtaan ; in deTongein de Waghe, is welcke Etheren het in vgaat, daar is 't Eeuwigh . het Gemoet.
Sv llo :)
88. En, alſoo verſtaan wy den Gront.van de drie Prin- c Of, toes neygen . cipien ; ghelijck de tonge aen de d wage : d Schaal en of Balance, Principium , wat God en de Eeuwigheydt is 1. vermach . F
II . En
..
Het tweede Punt, en 't derde Capittel,
42 II.
En , wat voor een Gewas, een yeder, uyt
fich , uyt
fijneEygenſchap, geeft. 111. En , hoe, men den Gront der Natuur,ſal onder
2 Of,Pun 7. ſoecken ; En, alfoo is het eerſte « Deel volweyndight.
Het tweede Punct ,
Vanden vermenghden Boom , quaat en Goet: of, van't Leven der drie Principien in maalkanderen ; hoe fich 't ſelvighevereenight en verdraaght.
HET
DERDE
CAPITTEL . I.
N Gods Rijck ( dat is , inde Lichte , wereldt ) en In 'tRijek Gods en is wort niets meer , dan een Principium recht ver maar een TES ſtaan : want, het Lichtheeft het b Regiment : en , Principium . b De Heer de andere qualen en Eygenſchappen zijn alveramen ver There are nement.
borghen , ghelijck een Myſterium ; want, ſy moeten al.o t'famen het Licht dienen , en , haren wille , in ' t Licht ge ven : daar.com wort de grimmighe Eſſents, in't Licht, verwandelt ; in eene begeerte des Lichts en der Liefden ,
in Sacht moedigheyt. Text ¢ , 2. OfweldeEygenſchappen ( namentlijck , wrangh , berbe. eeuwigh bly in 't Vyer bittere Wee) apghſt, het en bitter, NB ,'t Geen Pijn u in deven , oock in deLichte. Wereldt ; even welis doch gee Dunyterewew nighe van de felvighe, in fijne Eygenſchap, openbaar : righe is in de maar, de ſelvighe zijn alvt'famen alſoo, maar oorſaacken Lichte we. des levens, vande beweeghelijckheyt, en vreughde. reldt, een 3. Soowwat in de duyſtere wereldt een Wee is , 't fel Wel doen , NB. NB.vige is in de Lichte wereldt, een Wel. doen : en , 't geen Gheg bline vernuft.
in deduyfternis eenſteecken en vyandigheyt is , 't ſelvige is
el,
Van't leven der drie Principien in , maalkanderen .
43
fich, uyt
isin't Licht, eene verheffelijcke vreughde: en , 't geen in de Duyſternis een vreeſen , verſchricken en zidderen is ,
onder,
't ſelvighe is in 't Licht ,' een'juychen van vreughde , een ſpeelen en finghen ; en , ſulckx en vermocht niet te zijn,
Eight. wanneer in den oorſprongh , gheene ſoodanighe a quaal a ofte,were. kende Eye en was . genschap 4. Daarom is de Duyſtere wereldt, den grondt en NB. Het,
oorſprongh van de Lichte wwereldt : en, het anghftelijc- quast moet ke en booſe , moet eene oorſaack zijn van 'tGoede :en, oorsaacken.
Dan's
b
fen yer en,
't is alles Gods ; doch , de Lichte wereldt is alleen God NB. Was God, ghe ghenaamt . naam : worl . 5. En , het Principium tuſſchen de Lichte wereldc, NB.'Qua de en '. Goes en ,de Duyſtere - wereldt, is ghenaamt , Gods Tooren en de is Gods ; Grim : by_al, dien den ſelvigen op-geweckt wort ( ghe dech,'rGoe. lijck de Duyvel dede, en alle Godlooſe menſchen ) die allee de were n God worden als dan van't Licht verlaten ; en , vallen in deghendant, b Dat is , Duyſtere , wereldr. 6. De Duyſtere -wereldt is ghenaamt , den Dood ,en, doem ekonom de Helle , den · Af gront, eenen prickeldes Doods, eene den , c.
ver .
al
vertwijffelingh , eene eygen ſelfsvyantſchap , eene treu- NB. Welck righeyt, een leven der booſheyt, en valſheyt, een leven , C Dat is,
ge
hr,
11,
hi,
:
1
in 'twelck men de Waarheyt en't Licht niet en fier noch daar geen erkent : en , daarin woonen de Duyvelen , en , de ver- groni en is. domde Sielen , oock, de Helſche Wormen , die des doods de wooning), des Duyvets Fiat , in de bewegingh van den Al Weſenden Heere , is. heeft ghefigureert. Helſche 7. Want, de Helle heeft, io de Duyſternis, de grootſte Wormen. d of, Conſtellatie van de ernftachtighite kracht: by hen is Maarker . alles laytbaar, ghelijck een groot gheluyt : 't geen in 't c Text, Licht klincke, 'i felvighe s klopt, in 'tduyfter ; ghelijck more fulckx aen’t Weſen , daarwmen op ſlaat , is te bedencken, pochets of, bomt. dat het eenen klanck geeft: want , den klanck en is het Weſen niet :
ghelijck eeneklock ,die ,men luydt , foo en is F 2
44
od Het tweede Punet , en ' t derde Capittel ,
is de klockſelfs geen klanck ; maar, alleenelijck eene har digheyt en oorfaack desklanckx. 18.
NB . De
De klock ontfanght den flagh ; namentlijck , het
kloppen : en , van het hard kloppen, gaat den klanck uyt : d'oorſaack is dit, dat in de materie van de klock, een We
oorſaack van ſen is, 't welck inde Scheppingh , in de bewegingh van den in de Klocki Al -Wefenden God ,
in de hardigheyt, mede isin, ghe
floten : ghelijck ons aen de Metalliſche Tinctuur te be dencken is , wanneer men niet ſoo ſeer a dood en blint a In twee andere Co., en wilde zijn. 9 : Alloo erkennen wy ,, dat in de Helle , b in den Af pyen f, taar, Dol. 6 Indeomní gront, veel , en menigerley Geeſten zijn : niet alleenelijck
grondelijcke de Duyvelen ; maar, veel Helſche Wormen , naar de Ey beydi. NB. Spiri genſchap van hare Conftellatie : niet met verſtant ! ghe sm inferna- lijck als in deſe werelt, on vernuftige Dyeren , Wormen , les; Helſche Padden , en Slangen zijn ; alſoo heeft ſulckx oock den NB. Hoe. Afwgront in de grimmighe wereldt. danigh de 10. Want , alles, wilde Creatuurlijck zijn , en 't is in Creaturen een Wefen ghegaan ; dat alfoo den Spiegel des toorens, ran den
Afwgront fijne wonderen oock vertoonde, en ſich openbaarde. zijn ; zijnde 11. Daar en is wel gheen bevindelijckheyt van Wee ,in de Creaturen van de duy. de Helſche Wormen ; want, ſy zijn van de ſelvige Eſſents flere NB .wereldt In de, en Eygenſchap : het is haar leven ;'en , 't is een Weſen , eerſte bewe 't welck voor de uyt- wendighe 'wereldt verborgen ſtaat ; gingh Gods, alleenelijck Gods Geeſt (den welcken in alle de drie Prin wilde alles Creatuurlijck cipien , de º quaal naar een yeders Eygenſchap , ſelfs is ) zijn; felf die weet ſulckx ; en openbaart ſulckx , aen den ghenen, pock den die hy wil . 1 Afruegront l dien y en egghen w nu dan will ſ 12. By , hoe fich de ofte den Toorin . drie Principién in maalkanderen vereenigen, foo moeten NB.Gelijck het fenijn ainwy her Vyer (zijnde de hoogbfte fterckte ) in ' t midden ſetten : eene Padde geen quaat en doet , in ghelijcken, de Helle, aen de Helſche Wormen; die 't grimmige Fiat, in haar heeftgeſchapen . De Werckende Eggenſchap. NB. NB. d Dat is, tuffchen de Duyſtemis ,en 't Licht,
Van't leven der drie Principien in
maalkanderen.
45
bar
ſetten : 't ſelvighe a brenght aen een yeder Principii , een a Ofte, geeft. wel_ghevalligh leven , en , eenen Gheeft , den welcken
het
' t felvighebegeert .
yt : je
13. Daarom en is, b in de Principien , geenen ſtrijdt; b Dash , in want, het Vyer, is het leven van alle Principien: verſtaat, cipium ima fichufelfi. de oorſaack deslevens ; niet het leven ſelfs ! . NB . Waaro 14. Den Afvgront geeft aen 't ſelvighe fijn Wee om in de
"en e
e 100
jck
Ejo
(zijnde den prickel ) dar den dood fich in een levend vint; Primapien het geeft geen fitrije kao anders ſoude den Afvgront , eene ſtilte zijn : hem fijnen grim , daar uyt de beweeghelijckheydt van 'tſmerte. d Ofte leven des Afvgronds ontſtaat ; anders fou't eene fille bevint . , Eeuwigheyt, en een niets zijn . e Dat is, het 15. En , de Lichten-wereldt geeft oock aen 't Vyer, Wee, geeft fijne Eſſents : anders en ſoude daarin geen f bevinden , fijnen Grim , noch geen Licht zijn : allesen ſoude maar zijn , een Ee- Afwegiones nigh ; en, buyten het Vyer, een Niets : gelijck een Oogh ofteaen de
]
der wonderen , ' t welck ſich
os,
16.
2,in nts
ſelfs niet en ſoude kennen , lijekleyr.
daar geen verſtant in en ſoude zijn , maar , eene Eeuwige f'ofte, ghee yoelen . verborgentheyde, daar gheen ſoecken ofte volbrengen zijn en konde . En , het derde Principium ( zijnde het Rijck van NB. He
deſe wereldt) geeft het Vyer oock lijne Eſſents en quaal :
per gestion
daar van alle het leven en't waſſens beweeghlijck wort: oock sen's alle finnelijckheyt , en ſoowwat oyt tot yets ſal kommen , derde Princia
; moet het Vyer hebben ; daar en b vloeyt niets uyt der interes
)
Aerden , ſonder de i Eſſents des Vyers ; 't ſelvighe is eene reges oorſaack van alle de drie Principien , en van alv't gheen quidet. i uylv loo..war ghenaamt mach worden. Werckende 17. Alloo maackt het Vyer eene vereenigingh van alle Weſentlijeke
krache. de drie Principien , en 't is in yeder , de oorſaack des We- NB . Niet B : het andere tegens ſtrijdt en ſens : geenigh Principium de maar , de Eſſents van een yeder', begeert alleenelijck, Primopien : 't geen maar,inchen F 3 bare Ellen tien, i frijdt, in
berSelfs ; in hare wytvgaande Weſens en Werckelijcke Egghenſchappen , ofte Tacken ,
Het tweede Pundt , en 't derde Capittel, 't geen fiju eygen is ; en , 't is ghedurighin ſtrijdt: en, by aldien fulckx niet en was , ſoo ſoude alles een ſtille niets zijn:
een yeder Principium geeft aen 't andere fijne
kracht en gheftalte; en , daar iseene ghedurighe vrede tuffchen hen . 18. De Duyſterenwereldt heeft de grootſte anghft en pijn ; de ſelvige veroorſaackt, het Vyer, dat den wille ſich naar devryheyt « neyght: en , de vryheyt a neyght ſich
a Text, råbnet ; ofte, haackt, naar de openbaringh ; namentlijck , naar de Effentien :
en geeft fich, ſelfs in den grim,dat fy ſich alfoo vermach te openbaren : en , voert ſich alſoo in't Vyer ; dat uyt den grim , en , de vryheyt, een Vyer ontſtaat: en , geeft ſich lelfs alſoo aen den grim , om te verſlinden ; pamentlijck, in den Dood : en , gaat dan
noch van den Dood uyt, met
de inghenomene Eſſentien ,in een eygen ſelfs ; dat is , in eene andere wereldt ofte quaal : en , woont in lich . ſelfs : van den Dood , en ,de Duyſtere wereldt, on be lich . grepen ; en, ſy b iseeneygen Licht in
b Ofte, heeft. 19. Alloo is den Dood en den Grim, eene Moeder des Den Dood, en Grim, is Vyers ; en oock eene oorſaack vande Lichte. -wereldt : de Moeder, als umedeeene oorſaack van alle de Weſens van't derde Principium , eene oorſaack van alle Eſſentieu , in alderley Calle Wefens. leven ; hoe wildedan het eene Principium tegens het an Saack , YAN
cOf,heftigh. dere trijden , aen - geſien het eene het andere krachtigh begeert ?
20. Want , de Engelſche Lichtenwereldt , en oock deſe onſe Sichtbare wereldt ,
moeten de Eſſentsvan den
duyſteren dood , tot haar leven en quaal hebben ; daar is, naar ſulckx, eenen ghedurigen honger . 21. Dit is't alleen : een yeder Principium maackt de quaal naar ſijo , ſelfsEygenſchap : het geeft aen't quade, NB. NB. ſiju Goet, en vereenigbt ſich met hen ,en maackt uyt drie, De noodigo heyt des een Eenigh, dat alſoo tufſchen de drie Principien, geenen strijds, Itrijdc
Van't leven der driePrincipien in .„maalkanderen .
47
ftrijdt enis: maar , in de « Eſſents is ftrijdt: falckx noet a In de wylus gaande We zijn ; of alleswas een niets. fentlijcke 22. Alleenelijck is dit te betrachten , waar vyantſchap krache. van ontſtaat ? God heeft in yeder Principii , Creaturen NB. Waar gheſchapen uyt yeders Principis Weſen en Eygenſchap; Johap , en in te blijven : en , bywal, dien de felvighe daar pijn , van om daar ontſtaat. niet in en blijven ( maar , door Imaginatie wat anders in fich voeren ,in hare Eygenſchap) ſoo is’t ſelvige hen eene vyantſchap en pijn . 23.
Ghelijck de Duyvelen en ghevallene Menſcherry
die beyde uyt de Lichte
wereldtzijn uyt-ghegaan : de
Duyvel in den Af- gront van de ſtercke grimmige macht, uyt hooveerdigheyt : en , den Menſch , in deſe wereldt, in't Myſterium vande veel Wetentheyt ; namentlijck, io b Dat is, in 't onder de b Wonderen. vinden van 24. Nu heeft den Menſch noodt en ſtrijdt,om weder aufgen
om te mogen uyt_gaan : en , de wereldt, in de welcke hy dasin defe is ingegaan , houdt hem : want, ſy wil hem hebben : en, alte formate by_al_dien hy van haar met gewelt uyt_gaat , ſoo wort ghefchapen is, ſy hem gram , en ſlaat op hem ; en , wil hen niet in haar verlorghen leyt. lijden . c Of, door 25. Daarvan komt het , dat de kinderen van deſe macht. wereld , de Kinderen des Lichts d vyant zijn , plaghen , anfeinden. Naan , en dooden , en van
ſich drijven : want, de Gheeft NB. NB:
van defewereldtdrijft hen tot ſulckx; en , daar toe belpt kinderen des oock den Duyvel ; want, hy weet dat deſe wereldt op den Lichto vera volght. NB . Af - gront ſtaat, dat hy de Kinderen van defewereldt, in 't NB . verbreecken van dit Myfterium , in fijn Rijck ſal bekom- van dewe drijft hyde Kinderen Gods van deſe tenschap des men : daar „ om wereldt; op.dat fy hem ſijde Kinderen oock niet,me-Vervolghe, Plaaght,ofte de , in de Lichte wereldt, en fouden in voeren . 26.
Doch , by_al_dien den menſch f tot defe wereldt Verjaaghe.
was gheſchapen gheworden , ſoo ſoude hy hem wel met in deſe wc yreden rele teblijven,
1
Het tweede Punet , en 't derde Capittel,
48
vreden laten : maar , hy wil doorgaans garen fijnen Kom NB. NB. ninghlijcken Stoel ( den welcken hy heeft ghehade,
en
daar hy van verſtooten is gheworden ) weder vom inne men ; en , door dien hy lulckx doch nieren vermach te bekommen , foo en wil hy den ſelvigen oock niet gunnen a Ofre, den aen de kinderen die a hem ſullen belicten . felvigen. 27. Dit is nu voor den menſch , hoogh te betrachten, en niet foo ſeerblint te zijn ! aen
gheſien den menſch nu
b. Dat »,in b in't Myſterium van deſe wereldtis in ghegaan ,foo en Goets en moet hydaarom niet ſoo , feer , ghelijck eenen ghevan quaats ; ofte geben , in de Aerdſche lucht van de in, fluytingh des in de kennifedoods mede ingaan : maar , hy moeteenen erkenner en openbaarde weter van't Myſterium zijn ; en niet des Dayvels Uylen met de Imaginatie , ghedurigh ,we verborgenheye Nar : maar, moet, c Of,door. der om uyt gaan in de Lichte wereldt ; tot de welcke NB. Wan. hy geſchapen wiert : op
dat het Licht hem glanſch geve,
meermen en dat hyſich kennen, en'c uyt wendige Myſterium ſien kan;
dan is hy een menſch. 28. Doch , by
al., dien piet, ſoo is hy des Duyvels Nar,
en eenen Aap vande Lichte
wereldt : ghelijckals eenen
Aapwil vernuftigh zijn, en met alle dingen wilſpeelen, en alles naar doen , alſoo is ' t oock met den Aerdſchen menſch ; die doch niets anders dan eenen Aap en is.
29.
Sijn Googhel vechten met de Lichte wereldt
( wanneer hy daar met ernſt niet in en dringht;maar niets anders dan met de ſelvighe en ſpeelt) ' t ſelvighe beſpot de Duyvel, en hout den ſelvigen voor eenen Nar; en , hy is 't NB. Dyerus oock : hy is een Dyer ,menſch : ſoo langh hy, met ſijnen menfch . wille , aen't uyt_wendighe hanght, en 't goet van deſe wereldt voor lijnen ſchat hour , loo en is hy niets anders dan eenen menſch met het Weſen van defe wereldt; en , niet met het Weſen van de Goddelijcke Lichte wereldt: de ſelviglie geeft lijn lichaam aen dele wereldt ( dat is, aen der
Van't leven der drie Princiguien in
maalkanderen .
49
der aerden ) en fijne fiele , aen den Afwgrort van de duy Itere wereldt.
30. Alloo geven wy u te erkennen en teverſtaan , dat ſich den « Boom van de drie Principien , gheheel wel a ofe,he met maalkanderen verdraaght ; maar, de Creaturen niet: baarde leven . NB. NB. want, de Creaturen van een yeders Principii, en begeeren Yder Princia de anderen niet : en , daarom is oock een b vaſt ſot tur pium heeft ſchen hes ; dat d'eene d'andere niet kennen noch ſien fijn eyghen Creyturen , en ſal . b Ofte,groote 31. Maar , des Duyvels nijdt, ſtrijde. alleenelijck te kloove. gens het menſchelijck gheſlacht : want , fy hebben hem of, maar ,
lijnen ſtoel dinghenomen : daar om is ' c ghenaamt: d Ofte,be Menſch, foeckt u ſelfs, en beſiet wat ghy zijt , en wacht u voor NB: NB. den Duyvels Dit is alſoo de onderrechtingh van 't tweede Punct,hoe ſich de drie Principien met maalkanderen ver mogen , Eenigh, te verdragen .
Het derde
Punct ,
Vanden Oorſprongh der e Deder- waardigheyt van't leave my frij Gewas; in 'tgeen het leven , in ſich, ſtrijdigh wort. HET
VIÉRDE
CAPITTE L.
I. En diugh , 't gheen een Eenigh is ,dat maar eenen NB. Waar eenighen wille en heeft , ſtrijdt oiet tegensfich , den frijde uyt ontſtaat. ſelfs : maar daar veel willen in een Eenigh dingh, zijn , daar worden ſy ſtrijdigh ; want,een yedere , wil fijven aen
genomenen wegh gaan.
doch is dat deneenen ,Heer, NB . Hoe de veelheyt, over de andere is , dat hy ganſch volle macht over de an een Eenigh dere wefen wort. G :: 2. Bywal , dien dat het dan
Het derde Pinet een 't vierdeCapittel,
1
dere heeft , dat hy die vermach te verbreecken ( wanneer fy hem niet ghehoorſamen ) ſoo beſtaat de veelheydt des dinghs , in een Eenigh Wefen ; want , de veelheydt der willen, geven hen al t'famen in de gehoorſaamheyt van haren Heere . 3. Alloo geven wy a te erkennen de ſtrijdigheyt des
NB . NB. levens: want, het leven ſtaat in veel willen : eene yedere Effent's vermach eenen wille te voeren , en , voert hen af, ftrije oock : want, wrangh, bitter, anghften ſuur, is eene a we dighe. Eugen der„ Waardighe quaal, daar eene yedere fijne Eygenſchap . maalkanderen . heeft ; en ; ganſch ſtrijdigh tegens 4. Mede is het Vyer, vyant van al de andere ; want het fet eene yedere quaal in groote anghft , dat alfoo tufſchen hen eenen grooten ftrijdt is ; daar, doorgaans, het eene, vyant is , van’t andere :
ghelijck men fiet , hoe Hitte en
Koude maalkanderen vyant zijn ; alsmede,Výer en Wa ter , Leven en Dood .
NB . Des 5. Alſoo in - ghelijcken , is ons te verſtaan van's men menſchen leo ſchen leven ,'tfelvighe is fich , ſelfsvyant, de eene geſtalte felfs oyant. is doorgaans vyant tegens de andere :
en , niet alleen in
den menfch ; maar , in alle Creaturen : 't èn , zy_dan dat de gheltalten des levens , eenen aengenamen lieffelijcken Heer bekommen , onder wiensdwangh ſy moeten zijn ; die hen haar ghewelt en wille kan breecken. 6. 't Selvighe is nu het Licht des levens ; dat is Heer,
b Text, bändigen
van alle gheſtalten: het kan hen alle b dwinghen , en ſy moeten al c'famen aen 't Licht haren wille geven ; en , ſy doen't oock garen : want , het Licht geeft hen Sache moedigheydt en Kracht , dat hare wranghe, gheftrenge, bittere, anghftelijcke geftalten , al, t ſamenin lieffelijck heydt verwandelt worden : fy geveu al_t' ſamen haren wille, aen 't Licht des levens ; en , ' t Licht, geeft hen Sacht ,moedigheyt
7. Alloo
Den
ranneer
Oorſprongh van den ſtrijdt in ' t Leven .
7. Alloo wort de veelheyt, in een Eenigh verwandelt, NB . vye
eydt des
in eenen Eenigen wille: den ſelvighenis ghenaamt, het het Gemoet,
yde der yt van
Ghemoet : en , 't is de Fonteyne, uyt de welcke den Eeni. Goet,door den
et des
edere
chen
a we
Ichap
athet Tchen
ghen wille , quaat en Goet kan ſcheppen : 't welck door wille,voort Imaginatie gheſchiet , of door ' t voor ſtellen van een verdens dingh , dat quaat en Goet is ; dan is de Eygenſchap des a Text ,
dinghs , de felvighe Eygenſchap in 't leven , a aen , ne bi partigh. ib Formeert, melijck . 8. De Eygenſchap des levens, b vat de Eygenſchap van ofte brenghe
't voorgeſtelde dingh ; her zy..dan dat het een Woord NB. Hoe Werck zy : en , ontſteeckt ſich daar mede in eene ofte een lte deshe ftaEenig ghe n fich_ſelfs, en ſteeckt oock de andere geſtalte des levens Levens , alle daar mede aen , dat de ſelvighe aen , vangen te qualifice- de andere
eene,
ren : en eene yedere Eygenſchap brant in hare quaal; her - Levens, vera
ce en
zy dan in liefde of tooren : alles naar 't voor - gheftelde giftighe, ofie aenusteeckt. Weſen ; ſoo...wat de Imaginatie heeft ghevat, 'cfelvighe NB . Hoe't Gemoet in voert ſy tot in't Gemoet .
Wa
en
alte inio
dat
ken
jn ;
9. En , wy geven u alſoo te verſtaan , dat (byaldien Goede,ofte in 'e quade hetGemoet ſich alſoo ontſteeckt in eene gheſtalte) ' t fel. ontſteecken vighe den gheheelen Geeft en't ganſche Lichaam ont- zijnde , den ſteeckt , en alſoo vad, ſtonden aen ,fijne Imaginatie in 't zanfohiGeet inwendighfte vyer der Sielen in voert ; en , 'tio.wen- ontfleeckt. cOntſteeckt, dighſte Centrum van de Natuur verweckt. ofte,figureert, Io . 't Welck , wanneer 't aen geſteecken wort (het zy wb. De in Grim ofte Liefde ) ſoo
fy fy
vat 't ſelvighe fichin alle de ſe beeldenis
ven gheftalcen der Natuur: de felvighegrijpen naar den Geest van Geeft van den wille der Sielen ,daarde Edele beeldenis in den wille der Sielen . ſtaat ; daar God ſich in opent: NB . Naar 11. En , voeren haar aen geſteecken vyerdaar , in :ge- de quaal en : lijck ghy van't ſelvige een ghelijckenis aen 't vyer hebt : Eigenſchap in wat voor materie 't ſelvighe brant, eenen ſoodanigen ſodanige Ey. ſchijn ; geeft het oock : gelijck ons in den fwavel, tegens genschap be komtook het het hout , is te erkennen ; en io veel dingen meer : alkoo Licht , ofte ver- het leven , G 2
$2
Het derde Punet, en ' t vierde Capittel,
verſtaat, men aen’s felvige, dat,foo
watvoor eene quaal
en Eygenſchap het Vyer heeft , eene foodanighe Eygen ſchap bekomtoock het Licht ; en , de kracht desLichts . 12. Naar idemaaldan onfe Edele Beeldenis Gods, in 't Licht des levens ſtaat , in't vyer der fielen , ſoo is ons . hoogh erkennelijck , hoe den Geeft van den wille der fie len (zijnde de Edele Beeldenis) verderft , en in grimmige quaal, oock menigh.maal in den quaal der Liefden, wort antſteecken .
NB. Waar
13. En ,
ſien alſoo hier , in , onſegroote ghevaarlijck
recht , waarom Chriftus ons deviolence heyt en elende : en , verſtaan mheyt, Liefde , en Sacht, moedigheyt faambeye ge- ons de Gedultſaa leert heeft .
heeft geleert : om dat het vyer der fielen ſich in den grim niet en foude ontſteecken : oock , dat wy andere , geene oorſaack ſouden geven , dat fy ſy het het vyer 'van hare fielen ontſteken ſouden , in den Grim ; op niet foude verhindert worden . ? 1:
dat het Rijek Gods
14. En , alq hier erkennen wy onſen fwaren val , dat
Adam ons , áerdſche Materie , in'e vyer van onſe ſiele , heeft ingevoert: de ſelvighe brant, ſoo , menigh..maal maar eene quaal in't Centrum van de grimmighe Eygen fchap wort verweckr. 15. En , ſien alſoo , hoe wy, in den grim Gods, tuſſchen Liefde en Tooren , ghevangen legghen , in ſeer groote gevaarlijckheyt ; en, geven o ſulckx , hoogh te erkennen . 16. Ghy weet , hoe wyboven, en in alle Boecken heb
' a Ofte, ghe- ben « verhaalt , hoe dat uyt het Vyer , het Licht gaat; feyt. b of, ghe b zijnde een ander Principium : en , 't ſelvige Licht, doch lijck . des VyersEygenſchap , en krachtheeft ; want, het Cen c Maarkt, trum des Vyers, geeft het Centrum des Lichts. ofte baart. 17. En , hoe het Licht oock begeerende is , en eene d Text, Matrice van de d treckende Sucht heeft : de welcke ſich , fábnender . in 't begeeren , met dekracht des Lichts (dat is , met des Lichts
Den Oorfprongh van den ſtrijdt in 't Leven :
ds
$3
zene guaal Se Eygen
Lichts fache_moedigheyt) ſwangert : en , in de ſelvighe ſwangeringh, ſtaat het Weſen des Lichts; dat is , in de
-s Lichts.
reyne Liefde van't Goddelijcke Weſen.
Gods, in
18. En , dan hebben wy ubericht, hoe het Vyer, 't ſel
Dois ons
vige Weſen, in
eder fie
ghebruyckt, en ſich verſlint: en , geeft dan noch ,uyt de Efrents, eenen anderen Geeft , den welcken geen Vyer en
rimmige en, wort
aarlijck. Chriſtus
Higheyt
ſich treckt, en tot de Eflents fijnes Lichts
zy : ghelijck ghy dan fiet, dat het Vyer , twee Geeſten NB.Vye? geeft : namentlijck ; eenen grimmigen , verteerenden, Geeften. uyt den grim ; zijnde de Eygenſchap van de eerſte Mate rie : en , dan , eenen Lucht geeft ; die de Eygenſchap is, van de ſachtmoedigheyt des Lichts. 19. En,ons is te over wegen ,in watMaterie het Vyer, in de eerſte Eſſents brant , waarin 't ſich heeft ontſteec
en grim geene ſielen
ken , in Eiefde ofte booſheyt ;
Gods
Goddelijcke begeerte ? want , een ſoodanigh Vyer is ' t
dat is , in Aerdſche , of
ſelvighe: en , ' t geeft oock een ſoodanigh a Licht-vyer ;
a Dat is, Lievevwyer,
1, dat
en, oock eenen ſoodanigen Geeft uyt het Lichtvyer.
e ſiele, .naal
Vyer in brant ,foo heeft het andere Licht_vyer oock eene Bell, decea
gen .
Chen
pote
20. Is ou de Materie van 't eerſte Vyer , goet , daar 't NB . Welck
goede Eygenſchap , Reuck , en quaal; en , 't geeft oock lijekenis Gods is, een goet lieffelijck en krachtigh Licht : en , uyt het Cen trum
des Lichts ,
oock eenen goeden en krachtighen
Geeft ; en , den ſelvigen Geeft , is deghelijckeniſſe Gods, her Edele Beeldt.
nen .
neb .
nat ; och
en
21. Maar , is het eerſte Vyer in fijne Eſſents ,boos, en booſe Materie heeft , daar 't in brant , foo is oock des Le vens, Licht , eenen valſchen quaal en donckeren ſchijn ; ghelijck aen 't Swavel
licht te ſien is : en , 't ſelvighe be
geerende Centrum des Lichts , voert oock , uyt fijne Ey genſchap , ſoodanighe Materie in fijn Vyer ; en , 't ſelvige
de Vyer, geeft oock eenen ſoodanigen Geeft uyt_fich.
h,
25
S
22. Als nu is ons erkennelijck , welcke Geeſt , de vry G 3 heyt
Het derde Punët , en ' t vierde Capittel ,
54
NB . NB. heyt Gods vermach te bekommen ; of niet ? den ſooda
nigen,wiensSielen geeft donckere dayftere Eygenſchap in ſich heeft , die en vermach her klare Licht Gods niet
a Text, fähig .
a aen
nementlijck te zijn : oock by al
dien hy grimmi
ghe Eſſentsen Eygenſchap in , ſich heeft, ſoo en vermach hy ſich oock niet , met de Sacht moedigheyt Gods te b Of, te wercken .
vereenigen , en met haar b te Inqualeeren . 23. Want , den . Grim, is eene vyantſchap , tegensde Liefde en Sache_moedigheyt; en , de Liefde en laat den Grim niet irr, fich : over fulckx zijn fy gheſcheyden : en , dė Liefde ſtoot den Grim , van
fich ; en , den grim en be
geert oock niet meer,de Eygenſchap der Liefde. 24.
Want , foohaaſt het Vyer den Gheeft uyt_fich
geeft, ſoo is hy vol kommen , en ſcheyt ſich in ſijoe Eye genſchap ; het zy eenen Licht
geeft , ofte eenen duylte
ren grimmigen Swavel geeft : in de ſelvige Eſſents, van cofie, Ima:de welcke hy is uyt - ghegaan , begeert hy weder - om : gineert. want, het is fijne Eygenſchap ; het zydan in Liefde, of in vyantſchap der Liefden. d Zijnde de 25. Alloo verſtaan wy nu , welcke Gheeften ofte Sie
Sende kracha len , in de quaal der vyantſchap leven , en hoe de vyant ten,die in des fchap ontſtaat , dat een leven fich ſelfs vyant zy also man,in geride bamentlijck , uyt de eerſte materie tot het Licht des Le zijn gbekon . vens . men , en in 26. De oorſaack ſtaat in 't d Radt der Natuur , in de hem Heer • zijn ghewer ſeven gheftalten ofte Geeſten ; de welcke yeder fijne Ey den . Siet Hermes, eerſte Boeck, Vers70. "' Hoe den nieuwen menſch , we.
genſchap heeft : en , in welcke Eygenſchap het Gemoet ontſteecken wort , eene foodanighe Eygenſchapbekomt fijn Vyer der Sielen met den Geeft des willens : die dan oock van
ſtonden
aen paar Subftans en Weſen tracht,
hoe hy falckxmochtin'twerck richten , 't gene , daar den der wyt dat Geeft des willens ſwanger van is. Atrydend Rad 27. Soo-is't nu van noode, den aerdſchen wille fijne verlost wort . kracht
Den Oorſprongh van den ſtrijdt in ' t Leven . fooda oſchap Is niet
mmi
nach is te
sde
dep
55
kracht te verbreecken , en den ouden booſen Adam te NB. Men moet den dooden , en fijnen Geeft des willens , met dwangh en ghe Aerdefchen weldt, uyt de booſheyt uycute voeren : want, alhierain wille, fijne deſen tijd, vermach het te zijn ; naar de maal het derde kracht breecken , Principium met het Water ( 't welck Sacht_moedigheyde geeft ) het Centrum van de inwendighe Natuur aen. hanght, en ghelijck als in fijne quaal ghevangen hout. 23. Wanneer dan noch den Gheeft van den wille der NB, Ghy die fonder Sielen ( zijnde het Centrum van 'tio wendighe Licht) van ware bekeer
be
'cuyt- wendighe afbreeckt en alleen blijft, als_dan blijft ringh, van " wytuwendige den Geeft der Sielen , in ſijne Eygenſchap. lichaam
fich
29. Want, daar is weynigh raads, 'ten zy dan dat den Scheys. Geeft des willens in den tijd van't uyt.wendige ,ſich heeft
en,
Ey te
om
gewentin de Liefde Gods, en , de ſelvighe, ghelijck
an
eene voncke , in’t inwendighe Centrum bereyckt ; ſoo vermach doch yets te gheſchieden .
m: Fin
30. Maar , in wat quaal en moeyten 't ſelvige geſchiet, NB. rechte He wort het voncken der Liefden welghewaar, 't welck den Vagewyjet, duyſteren grimmighen Dood ſal verbreecken ; ſulckx is
ie
voor't ſelvige, Vage , vyers genoegh : in wat voor vyant
otº
ſchap het Leven ſtaat , in verſchricken en anghft , tot dat het in 't vonckxken kan in de vryheyt Gods verſinc
IS
t
$
ken , ondervivt den ſoodanigen wel, die alfoo bloot, mer weynigh aoicht, van deſe wereldt ſcheyt: 't welck de te- a Oſte, genwoordige (te veel,kloecke) werelde,voor b geckerny hotel, hout; doch, war voor erkentenis de felvige heeft; fulckx roberte. bewijſt fy in der daat. 31. En , alſoo verſtaan wy oock des Duyvelsval ( die eenen Engel was ) hoe hy weder... om in't Centrum van de ernſtighe Eygenſchap heeft Gheimagineert, en groote fterckte en machtheeft gefocht ( gelijck de tegenwoor dighe wereldt , groote macht en eere ) en heeft hetLicht der Liefden veracht.
32. Hoe
Het derde Punct , en ' t vierde Capittel ,
32. Hoewel hy meende, - het Licht ſoude hem alfoo
á Zijnde het
Lieven nyer.6 branden ( en , de wereldtverhoopt en meent oock , het of luchten . Licht Gods, ſal, in hare pracht , b branden ) en , hy wilde ch ch feerder ontſteecken : ſoo inocht hy over alle Throonen machtigh heeilchen , en over het Weſen der Godheyt in de facht, moedigheyt : 't welck hem tot den val bracht;
ghelijck detegenwoordige wereldt oock ſal
gheſchieden . 33. Yeder menſch leere nu daar by, en wacht ſich voor NB. Waar Hooveerdigheyt en voor Gierigheyt : want, den Duyvel des Duyvels quam ſijnen val, uyt Hooveerdigheyt en Gierigheyt , dat pal uyt hy het Centrum van de Duyſtere wereldt in hem ,aen quam , ftack ; daar om wierthy oock uyt de Lichtewereldt, in
de Duyſtere wereldt gheftooten. NB. NB.
34. En , alſoo gaat het alle menſchen , de welcke uyt de lacht moedigheyt en demoedigheyt , in Grimmig heyt,Hooveerdigheyt,Gierigheyt en Nydigheyt creden : de ſelvighe Imagineeren alue'ſamen in't Centrum van de duyſtere Natuur; nanjentlijck, in den oorſprongh van de Natuur : en , trecken ſich in ’ t duyſtere Vyer van de Anghſt_quaal:
daar de Edele Beeldenisin eene andere
quaal wort in ghevoert; daar ſy in anghft en vyantſchap •moet ſtaan , daar ghedurigh de eene gheftalte des levens, de andere vyant is..
NB. NB.
35. En , ſien oock eygentlijck hier uyt , hoe alleene lijck het Rijcke Gods, in't heldere klare Licht in de vry heyt ſtaat ; in liefde en ſacht moedigheyt : want ; 't ſel vighe is de Eygenſchap van't witte heldere Licht: ghe lijck men fulckx in ' t uyt- wendighe Weſen ſiet , wanneer daar eene lieffelijcke, ſachte, ſoete Materie tot het uyt wendighe Vyer is ('t welck doch niets andersen is , dan den Grim van't in
wendige) dat oock alſoo daar , uyteen
lieffelijck Licht en Reuck ontſtaat,
36. Veel
.
Den Oorſprongh van den ſtrijdt in 't Leven .
maloo
ek, het wilde
36. Veel meergheſchiet fulckx in 't « Geeft vyer , ? Ofte, wyer daar geen begrijpelijck noch uyterlijck Weſen tot 'tſel- des Geeftes,. vighe en behoort ; maar , daar de ſeven Gheeften der
eralle
Natuur , een Vyer ,
in der
niets
den
Vyers.
k fal
57
37
in when
ſelfs, maacken ;
't welck
anders en is , dan eene quaal en Eygenſchap des
Gelijck dan de duyſtere, en oock de Lichtewerelt,
soor
in foodanighe Geeſtelijcke Eygenſchap ſtaat ; ſoowwel oock den inwendigen Menſch , die uyt het Eeuwige is,
gvel dat
en die in 't Eeuwighe gaat ; den ſelvighen heeft bloot , de NB. Den werelden ip fich: in welcke Eygenſchap hy ſich in inwendi, twee
sen
wendt , in de ſelvighe wereldtwordt hy oock in
dt, ia
en des ſelfs Eygenſchap ſal hy Eeuwigh zijn en ghenie- de twee inu
gevoert, heeft in v-rich
ten : het zy eene Lieve - quaal uyt de Lichte wereldt der werelden,
uyt
mig den :
de de de
ere
ſacht , moedigheyt ; ofte eene vyandelijcke quaal van de Duyftere -wereldt , 38. Al,hier groent , en waſt hy in de b middelſte we- b Zijnde derde Prinhen cio reldt, tuſſchen de Lichte en Duyſtere wereldt: hy mach pium ; 'twelck begeven , in eene die hy wil : welcke Eſſents, in sufleben Lief en Tooren de hem, het Regiment bekomt ( den Grim , of deſache_moe in ſtri is. jdt digheyt ) de ſelvighe wereldt , is hy aen nemelijck , en , c Text, ſich in
бар
de ſelvighe hanght hem aen , en d voert hem : ſy geeft fábce Err hem e feden en wille; en , vereenight ſich ganſch met hem : 1 of, regeere
e
en , daar heen voert den menſch , den Gheeſtelijcken enstienthem . e Of, wet menſch (zijnde de Beeldenis) in ; de welcke God uyt fijn ten , NB . De Weſen ( dat is , uyt de drie Principien ) ſchiep. Beeldenis, is 39. Daarom is't ghenaamt: neemt het kruys op_u,
yo
en treedt inde ghedultſaamheyc , in een ſache ,moedigh lijcken
e Leven : en , doet niet , daar u hetduyſtereCentrum van menſch. den Grim f toe ritft , noch oock het geen , daar u de valf- f Drift, heyt , en , de wel_luftigheyt van dele wereldt toe ritſt ; of, aensport,
. maar , breeckt beyde des ſelfswille. 40. Evde en hitſet oock piemant tot tooren : want , by NB. NB, al . H
58
· Het derde Pun &t , en ' t vierde Capittel,
al dien ghy vals handelt , foo vertoorent ghy uwén broe 2 Ofte,
der ; en , verhindert het Rijcke Gods. 41. Ghy moet eenen « vớerder in 't Rijcke Gods zijn,
leydow-man, en uwen broeder, door uwe Liefde en ſacht moedigheyt, aenutteecken , dat hy 't Wefen Godsaen u fiet , ghelijck
b Ofte, u gelijk worde;
in eenen ſpiegel; en , alſoo oock , met fijne Imaginatie, b aen u vatte . 42. By , al dien ghy ſulckx doet , foo voert ghy uwe
een kaars ſiele , u werck, oock uwen naaſten ( ofmede, broeder ) haar aen eene in 't Rijck Gods ; en , vermeerdert des Hemel, rijckx brandende eren . Wond hen -veftreckt. 43. Sulckx heeft ons Chriſtusgeleert ; daar lig ſprack : Wanneer'u yemant op d'eenewangh Naar , foo biedt hem oock d'andere : wanneer yemant u den mantel neemt,foo en weert hem oock den rock niet; op
dat
hy eenen
u hebbe , enin . fich gaa, uwe facht. moedig heye fie , erkenne dat ghy Gods Kint zijt , en dat Gods Stiere, en Geeftu drijft ; dat hy oock vann leere,en in lichtrede, regeert, en fich foecke. 44.
Anders , byvaldien ghy hem met trotſheydt en
booſheydt weder itaat ,
foo wort fijne booſheydtnoch
meerder ontſteecken ; en , meent eyndelijck , dat hy a recht doer .
45. En , naar
de maal dan , Gods Liefde , alle booſe
d of onderw menſchen d teghen oogen treet.
treet , en het ghewete , van't booſe
af v maant , foo treet hem oock als
dan uwe facht., moe.
digheyt en ghedaltſaamheyt , in ſijn boos ghewete , en klaaght het gheweten , in
fich ,voor Gods Licht ; in den
tooren , aen: daardoor gaat doch menigh boos menſch ſich gaat , en alſoo van fijne booſheyde uyt ; dat hy in ſelfs : en , dan maackt hem Gods Geeft uwe foeckt ſich gedultſaamheyt in..dachtigh , en ſtelt hem ſulckx onder --Onthoso dingh.
ooghen ; alſoo wort hy daar nentie getogen .
doorin de boete en e abſti 46. Het
Den Oorſprongh van den ſtrijdt in't Leven .
59
46. Het en heeft diemeeningh niet , dat „ men ſich te- NB. Glij ghen eenen moordenaar of dief niet en ſoudeverweeren , Mennonitende die daar moorden en rooven wil! 47. Maar, alfoomoet menmenigh ,maal ( foo waar men ſier dat yemant foo begeerigh der on gerechtigheyt is ) hem ſijne valſheydt opentlijck , dooreen goer Licht, oogen laten heen gaan, en hem het Chriſtelijcke onder lief „rijckeghemoet , goet,willigh'aen bieden , dat hy met kracht van de daat beyint , dat ſulckx gheſchiet uyt Godslieve - yver : en dat hem aen den wille Gods, en aen de Liefde, meer ghelegen is, dan aen't aerdſche Weſen ; dat hy niet voor fetgelijck en wil inwilligen , dat gets yverighs of quaads mochte gheſchieden . 48. Maar, dat hy a ſiet, datde kinderen Gods, Gods a Ofte,macs fien . hangen ,
Liefde meer beminnen , en, de ſelvigemeer aen
dan al het tydelijcke goes : en dat GodsKinderen, in defe wereldt niet te huys en zijn; inaar , niets anders dan Pelgeroms; dewelcke garen,alles aen defe wereld . laten, op
dat
fy het Hemel rijck maar mogen erven .
49. Dit alles , ſtelt den Geeft Gods, den quaat doen der , bin’t lichrdes Levens : eyft hem daardoor ,tot we- b Ofte,in dervomwendingh :maar, en wil hy nier, ſoomaackt Sumgenesemo hem den tooren Gods , uyt’t ſelyighe , Hels vyer , en knaaght hem doch eyndelijck ;ofhy doch ſich noch wilde erkennen, en boete doen , 5.0 . By_al_dien hy dan, noch alſoo in booſheyt voly hart, ſoo is hy eenep ganſchen boofen Boom , gewaſſchen in den tooren Gods ,en behoort in den Afwgront in de duyftere anghft. -wereldt, tot den duyfteren God ,Luci c Ofte, boof fer', daar moet hy fijne grouwelen eten . heden , En, dat is de derde om , Itandigheyt,ofte Punct .
). H
2
Het
60
6 Het vierde Punct ,
Hoe den Heyligen en goeden Boom des Eeuwigen Levens, uyt alle ghewaſſen van de drie Principien , wyt, en . door waſt ; en , van geen en wort begrepen. ' HET
V YFDE : CAPITTEL .
I. NB . Wat vry , en ons yattelijck E
En dingh'twelck in fich woont, en verwach van niets ghevat teworden ; want , ' t woont in niets : daar en is viets voor hem ; dat 'tſelvighe vermach
te begrijpen ; en, 't is oock van 't dingh , ' t welck buyten hem is, vry . 2. Alloo geven wy u te verſtaan van de kracht en't Licht Gods : die woont in
2 Ofte, en raackt.
lich._ſelfs , en is in nietsin
gevat, niets en beroert haar ; ' t en czy dan des ſelfs Ey. genſchap : fyis in de Natuur , overal , en, de Natuur en a beroert haar oock niet ; verſtaat , de uyt -wendige Naa tuur van defe wereldt.
3. Sy ſchijnt in de ſelvighe, ghelijck als de Sonne in de NB. De Elementen ſchijnt: de Sonne ſchijntin 't Water , oock krachtGods, wort door de
krache der
in't Vyer, en door de Lucht ; wort dan,noch van geeni.
Sonnen afu ghe begrepen noch gehouden : ſy geeft, áen alle, Wefen, gebeelt. kracht; en, maackt de Eſſentialiſche Geetten, lieffelijck b Of, door.
en
vreughden
rijck : fy treckt , b met hare kracht , de
Effents uyt der aerden : en, niet alleen deEſſents : maar, oock het Weſen vaui de Eſents ; e welck uyt de Effents, een lichaam geeft. 4.
Soon wat„ nu de Sonne in'tderdePrincipium doet,
in 'tvgeen fy alle vyandelijcke Eſſents en quaal, in fachtw moedigheyt verwandelt , 't ſelvighe doet het Licht Gods, in de gheftalten van de Eeuwighe Natuur .
5. Het
' t Vierde Pun &t, en't vyfde Cap. Van de Vryheyt, &c.
61
s . Het ſchijnt in de geſtalten , en oock uyt de geftal- NB. Wat ten ( dat is , het ſteeckt alle de gheftalten van de Natuur Gods døet. aen ) dat de gheftalten der Natuur , al, t'famen den wille eygenen , en des Lichts bekommen , en ſich in’t Licht in hen aen't ſelvighe ganſch te huys begheven : dat is , ſy verſincken uyt hare eygen Effents, en worden , ghelijck als of ſy geen macht io hen en hadden ; begheeren alleen de kracht en macht des Lichts : overſulcks neemt het Licht , des ſelfs kracht en macht in fich , en 't ſchijnt in des ſelfs kracht : alſoo kommen alle geſtalten der Natuur, tot het Licht : en , het Licht is met de Natuur , eenen Eeni. ghen wille ; en , het Licht blijft Heer. 6. Anders, wanneer de willen in de geſtrenge Natuur a Text, Heer willen zijn , ſoo is daar eene a ſcheuringh , en eene trennung hi Eeuwighe vyantſchap ; want , d'eene gheftalte , is vyant of verdeeling.
teghens d'andere ; eene yedere verheft fich : daarvan konit de ſtrijdigheyt , dat een Creatuur foo ſeer boos, toornigh en vyandigh is ; ſoodat menigh ,, maal ' t leven in, ſich ſelfs ſtrijdigh is. 7. En, ghelijck wy nu erkennen , dat het Licht , aen 't NB. ' Les geſtrenghe leven der Natuur, de Eygenſchappen van de ternis,is dei Efentien te hulp komt( dat alſoo een vrolijck Leven Lichtsvyant, ontſtaat, en ſich alſoo in ' t Licht verandert ) alſoo erken nen wy oock dat het leven van de duyftere Grimmigheyt, b Ofie genus des Lichts vyant is ; want , ' r en kan 't Licht niet b vatten. nemen , 3. Het Eeuwighe Licht ſchijnt door de duyfternis ; en , de duyfternis, en kan't niet begrijpen : want , de veel heyt van de willen in de duyftere Nacuur , zijn al t'ſamen in den dood gheſloten : het Licht en ſchijnt niet in hen ; maar, door hen : ſy en fien het Licht niet. 9. Wyverftaan en erkennen , dat het Licht evenwel in de duyftere werelt is ; doch , 't en vervult de duyſter nis niet : daarvom blijven de Eſſentien van de duyftere H wereldt, 3
Het vierde Pundt, en 't vijfde Capittel,
62
is
. wereldt, een vyandigh-vergif, en dood; daar de Effentien hen 10.
felfs gheduurigh vyant zijn. En alſoo zijn
daar drie Principiep in maalkande
ren ; en , 't een en begrijpe ' t ander niet ; en , 't Eeuwighe Licht en kan van nietsbegrepen worden ; ' t'enzy_dan
2 Verſtaat, dat a fulckx in den dood valt", en fijne Eſſents vrywil Licht be ligh aen 't vyer der Natuur geeft, en met fijven Effentia grijpenwil. liſchen wille, van ſich ſelfs uyt gaat, in ' t Licht; en, fich aen het Licht gantſchte huys begheve: en , niets en be geert te willen of te doen: maar , gheve fijnen wilte aen't Licht tehuys ; dat het Licht, zijn willen zy . NB. Hoe 11. Alſoo vanghthet Licht'e felvighe ; en ; 't felvige , 't looſe in ' t . Goedever oock her Licht: en alfoo isden booſen wille ,aen ' t Licht trandelt, overgegeven : en , 't Liche geeft fijne kracht, in de booſ
heyt: en , maacktuyt de bootheyt, eenen vriendelijcken goeden wille ; den welcken niets anders en is , dan een . 51 lief begheeren . 12. Want,de facht , moedigheytdes Lichts, heeft fich b Of, over. aen den vyandigen wille , ganſch bin gebijft:alſoo gefchiet gegeven . nu , den wille Gods; en , 't boofe wort in't Goede ver NB , NB . wandelt : en , Gods Liefde, ſchijnt uyt fijnen tooren en
Grim ; en , in Gods Eeuwighe Natuur', en wordt gheen Grim erkent. ز،
NB .
Hoe
13. Want , alfoo is ons te verftaan , hoe het Eeuwighe
*- Licht door Licht ( zijnde den Eeuwigen Boom deskrachts) door alle en hoe we de drie Principien ſchijnt ; fonder van eenighe begre
!
Sen met Gods pen te worden : want, foo langh een Weſen , buyten den Geeft een Eenigh wort . wille Gods is ( verſtaat , den wille van 't fachte Licht) ſoo
langh is't felvige Eenigh, en ' t woont in
fich
en 't begrijpt niets van God :by.wal dien't fich dan
felfs noch
in God over geeft ,en fijnen eygen wille verbreeckt, en fincken laat, foo is t felvighe eenen Eenigen Geeft, in , en 11 : met God ; en, 't ſchijnt uyt 't ſelvighe Weſen , 2 14. En,
Van de Vryheyt des Heyligen Levens.
63
14. En , verftaan , waarom de booswachtighe Siele, NB Waarw als mede de Duyvel, God niet en fiet : namentlijck ,omvel God niet dat haren wilte, fich niet en wil in Godover ugheven : « hy en fiet. wil felfs Heer zijn ; alſoo blijft hy buyten God , alleene- den willeder lijck in lich felfs : en , God , blijft oock in lich , ſelfs: Sielen. eu , alfoo woont 't eene in 's andere ; ende en weetniets NB.' Goes van't andere : want, het eene keert"t andere den Rugge; keeren maal. kanderenden ende en fiet het aengheſicht van 't anderen niet. Rugge. 15. Alloo en weet de Lichte wereldt niets van de NB. Wat Duyvelen : en , de Duyvelen en weten niets van de Lich- wetenſchap de Duyvelen te wereldt ; dan alleenelijck dic : dat ſy daar een maal van de En
zijn in geweeft : ſy beelden hen fulckx voor , ghelijck gelſche werele hebben, eenen in de Imaginatie fiet : daar fich doch de Lichte NB . De wereldt in hare Imaginatie niet meer inbegheeft , en fy Dayoelen . oock niet naar de ſelvighe Imagineeren : want, ſulckx zijn voor de Lichter Wereldo bem, verſchrickt hen; oook ſchamen fy hen de felvighe. 16. Alſoo is ons oock te verſtaan, van deuytwendige Schaams. wereldt : Gods Licht fchijnt door en door ; wort dan noch alleenelijck van 't gene begrepen , 't welck ſich bin
b Inbea geeft , overna
eygent. 17. Aen - geſien dan , dat deſe uyt_wendighe wereldt, geeft of vera eenight. aen God , ghelijck ftom en ſonder verſtant is , ſoo blijft ſy in haren eyghen wille ; en , voert - fijnen eyghen Gheelt den ç wille Verftaat, des in ſich . wereldts . Natuur God ( zijnde à Regent 18. Hoewel God haar eenen de Sonne ) heeft gegeven in den welcken alle Welens ha -.der Natuur. ren wille en begheerten moeten worpen , ſoo ,wat in deſe . wereldt is : en , 't gheen fulckx niet en doet , ' t ſelvighe ſelfseene groote booſheyt ; en , 't is lijn
blijft infich
e Plaats,of eygen ſelfs vyantſchap. Rijck 19. En , daar om wordt defe wereldt voor een eyghen NB 'tLiche
Principium erkent , omdat ſy eenen eyghen Natuur. Godsſchijne God heeft ( alſoo te vergelijcken ) als namentlijck , de doorendoor Sonne,
64
Het vierde Punat, en 't vyfde Capitte , l
Sonne ; en , 't Licht der Godtheyt ſchijnt doch waar." achtigh door alles , door en door.
Waar 't 20. Het Licht der Sonnen , neemt Elſents van Gods Licht der Somnen fijne Vyer; en , Gods Vyer, van Gods Licht : alſoo geeft het kracht neemt. van
Licht der Sonnen , de ſelvighe kracht, aen de Elementen: en , de Elementen , gheven 't aen de Creaturen ; oock , aen
de gewaſſen der Aerden . | NB . 't Goce de, ontfanght
21. En , alles wat van eenegoede Eyghenſchap is, ont
Gods kracht.fanght alſoo Godskracht , tot eenen Aenblick , door den Spiegel der Wijſheyt; daar-van 't ſelvighe,fijn leven en wallen heeft.
3
a Of, onder 22. Want , God ſtaat alle Weſen a teghenwoordigh : ooghen. 6 Verſtaat, doch alle Weſen en ontfanght hem niet in b fijne Eſſents; de Wefens. maar , ghelijck als eenen Ipiegel des aenblicx in de kracht der Sonnen . Ċ Text, berubret. 23. Want, de Sonne beweeght uyt het achtſte getal : haren wortel daar, uyt fy haren ſchijn ontfanght , is het d Lichaam . Eeuwige Vyer ; doch , haar d Corpus ſtaat in deſe wereldt: haar begeeren is ganſch in deſe wereldt ghericht , daar, om ſchijnt ſy in de wereldt ; maar , eerſte werelde, in't VyerGods.
hare wortel ſier in de
24. Deſe wereldt geeftWeſen aen haar begeeren : en, ſy gheeft aen 't Weſen, hare kracht, en vervult alſoo al’o Weſen van deſe wereldt ; ghelijck het Licht Gods , de Goddelijcke Lichtewereldt.
NB , Gods 25. En, wanneer Gods Vyer niet meer en brande, foo Vgergeeft krache aen 'e foude deſe uyt_blufſen, en oock de Goddelijcke Lichte uytv.wendige wereldt : want , Gods Vyer gheeft aen beyde , Eflents'; en 't inns en ,'tis een Principium van beyde: en ,wanneer de duyfte wendige Licht. re ...wereldt niet en was, foo en waren deſe beyde oock NB . niet ; want ', de duyfterem -wereldt , geeft de oorſaack tot Gods Vyer . 26. Alloo moeten oock de drie werelden in
maalkan deren
Van de Vryheyt des Heyligen Levens.
Waarom
deren zijn ; want , daar en vermach fonder grondt ,niets . 1 ;
Gods
tuur : en , den Eeuwighen on - grondelijcken wille ( die Vader is genaamt ) is dengrondevan de duyſtere -werelt;
te beſtaan : de duyftere wereldt is den grondt der Na
Et het
nten: аер
ghelijck voor is verhaalt : en , de Lichte wereldt, is in de duyftere wereldt verborghen ; oock , de duyftere -werelt, in de Lichte wereldt.
ont oor
:
wen
ten ; want , den tooren groendt in't Weſen van deſewe reldt:apders,bywal. dien ſulckx niet en was , ſoo vermoght het Weſen van deſe wereldt , Gods Licht wel a t'ontfan- a Text, gen ; aldus, ontfanght deſe wereldt niets andersdan faben vatten , of eenen Glans van God , 6 met de kracht der Sonnen . inu nemen .
gh :
Ents; de
27. En ,dit is in diep wege te verſtaan , dat deſe werele; in den tooren Gods, is , ghelijck als in den dood gheſlo
*
cal: het
di:
28. De Sonne en is Gods Licht niet ; want , ſy en b of, door.
ſchijnt niet ganſch - in Goddelijcke. Eſſents: maar io e Of,uyt. Elementige Ellents : doch, fyheeft Gods Vyer tot harend Datis 1 wortel; wordt dan noch met het Weſen van de werkende Wese . :: r ! Jentlijcke ? ,? reldt vervult. kracht. 29. Want , ſy is begeerende ; zijnde eene Magiſche
de
en, I't
Не
Sucht: en , ontfanghe, in hare Imaginatie en Sucht, de kracht van de Sterren en Elementen ; uyt de felvighe fchijnt fy oock : ofwelGods Vyer, dewortel is ; evene Verfaat, , 1 de Sonne. wel en behoort fy niet tot het Rijcke Gods. :: 30. En , hier in verſtaan wy oock , hoe de Duyvelde NB. De armfte Creatuur is ; want , hy en vermach niet een loof. Doored is de
0 keo fte bewegen : 'ren
zy
dan dat den tooren Gods in Creatuur,
'c felvige zy; foo beweeght hy't, naar des toorens Eygen - Kent ſchap : want, het Licht, en , de kracht van deſe wereldt, is hem & teghen : hyen gaat,met fijnen wille, niet in de Ey- ju & Ivicderi Text, dat is , con ghenſchap des Lichts ; want, by en kao oock niet . 31. Hy ſtaat Rugghelingh , in fijne figuur en Eygen - trarii. ſchap , teghen het Licht der Sonnen , daar om en is hem het I
66
Het vierde Punet, en 't ſeſte Capittel,
a Of, door . het Sonne. licht geen nut :
en , alles, foo , wat
in de
kracht van de Sonnewalt, ’t gheen ſich aen de Soone in eygent, 't felvighe is hy vyant ; ſijaen wille en gaat niet garen 6 daarin .
b Text, htenein.
!! Het
seste' CA PITTÉL .
Hoe't in wendighe , in 't wyt...wendighe , openbaaris : van dedrie werelden : op wat wijſe , Godin alle Weſens moont : hoe de ganſche wereldt, eene ydele Sonne
- 10173
foude konnen zijn :' wat den Menſch žy ? en, :37 waar God ſich in ſpiegelt ? I.
NB . Hoe in de uyter wendighe )
wy al dit ſelvighe betrachten , en uyt de
in wendighe werelden , in de uyt wendige ( in defe werolăi quaat Gichtbare wereldt) gaan , foo ſullen wy bevinden dat het
ronders Wort.
Weſen van de uyt weodigha wereldtiss uyt de inwendi ghen zy ghekommen: namentlijck ,uyt deImaginatie.ofte 'cbegeeren van de inwendighe werelden , en , de bey de Eygenſchappen van deja wendighewerelden ,worden in deuyt, wendigheighevondena : " 312 h jo !, 2. Dock foo vinden wġ , dat de willeu 'van beyde de Eyghenſchappen , in de uyt wendighewereldt, s'bewer
c Text, Kegeo's
ghelijck , en openbaar zijo : en, hoe hetGoede ( zijode bet Weſen , ' t welck uyt de Lichteumereldt is ghekommen ) at t'famen in den tooren en dood mede is in qui en hoe deGoddelijcke kracht,alles dat alles uyt den Grim Tintuur.
ghefloten :
bewegeurde maackt;
des dogds, uyt, en , door watt
; 72
- 3 * Want, de Aerdſche Tinctuur , en heeft gheen ghes meenſchap met de Hemelſche,in de Lichte wereldt : wy vinden dan noch ,eede andere Tinctuur in deti Aerden ,de welcke met de Hemelſche
ghemeenſchap heeft: ghe lijck
Hoe God in alle Weſens woont .
67
lijck in de koſtelijcke Metalen ; en , is doch mede a be - a Of, vera Noten, floten .
4. Verſtaat alſoo, de bewegingh en het Fiat van beyde de Eeuwighe werelden ; namentlijck , van de Duyſtere , en, de Lichte : eene yedere heeft ſich b gheneyght , naar b Text, . , geſämnet Weſen : en , doen God fich eenmaal beweeghde , daar NB , NB en konde de eene wereld ſonder de andere niet beweeght worden . Ś. Want, de Duyſtere - wereldt, ' houdt in , het eerſte c Of, heeft Centrum van de Natuur : en , de Lichte wereldt , her in - lich. tweede Centrum : namentlijck, het Harte Gods, ofte het Woort van de kracht der Godheyt ; en , de eene wereldt
d Text, getrantt.
en is van de andereniet d gheſcheyden . 6. Aen ſulckx fullen wy erkennen ,
in wat ghevaar wy
Itaan : en , bedencken, waarheen wy met onſen wille be te wenden : want , ' wenden wy ons in de aerd- e Texs, rohwingen. ſche ſucht , ſoo vanght onsdeſelvighe, dan is deri quaal
geeren
des on - gronts, onſen Heere ; en, de Sonne, opſen tijde f Ofte, lijcken i God . Regent, 7. Maar , wenden wy ons , met onſen wille , in die we reldt, buyten deſe wereldt, ſoo vanght de Lichte , wereldt onſen wille ; en , God wort opſen Heere : en , het aerd ſche leven laten wy aen deſe werelde , en nensen met mede , ſoo , wat uyt de Lichte
wereldt in
ons
onsis gekom
men (verſtaat , in Adam ) 't felvighe wort , & met den wille g'ofie, doors ( den welcken metGod ,een Eenigen Geeft wort ) van deſe wereldt uyt.gevoert. 8. Het Vernuft ſpreeckt: Waar zijn dat drie werel- Drie Wereld den , ons den ? 't ſelvighe wil maar eene ſcheydingh hebben , daarghefcheyden. de eene buyten de andere zy , ofte boven de andere ſtaat : NB. Vai ' t welck doch niet en vermach te zijn ;anders moft fich hetweereendimento Eeuwigheon - grondelijcke Weſenb van een ſcheyden, leert heyi. ģ . Doch , hoe yermach 't lelvighe fich te ſcheyden , gertreneur ha Text, I 2 ' t welck fepareren.
Het vierde Punët , en 't feſte Capittel,
68
a Een niets, 't welck « in niets is , 't welck geen ſtede en heeft, 't welck ſelfs alles is ; 't ſelvighe en kan doch in geen b gedeelten
teghens de gen , of ſchepſelen. b Text, pertidel.
kommen : 't welck geen gront en heeft,'twelck ſich niet en laat vatten , 't welck in ſich ſelfs woont , en ſich ſelfs
beſit : maar , 't gaat van fich uyt ; en , 't openbaart ſich , c Of, buytan • uytich . fidh 10. Het maackt een dingh , uyt_fich , 'twelck inlich niets andersen is , dan eenen wille : het is in ſich ,eenen Geeſt : ' t maackt dan
noch uyt_fich , eene gheftaltenis
des Geeſtes : en , de geſtalteris, maackt, naardeEygen ſchap des Geeſtes, een Weſen : gelijck dan , deſe wereldt, een Weſen is ; en , den in , wendighen Geeſt, beſit de ſel vighe .
d Text ,
11. Hy is aen alled plaatſen : en , de
plaats en be grijpt hem doch niet ; maar , hy begrijpt de plaats : de plaats en weet niets van hem ; voelt hem dandoch :
avertino
want, hy is de kracht, en , den Geeft, in de
plaats : fijnen
wille gaat door'tWeſen ; en , 'tWeſen , en heeft gheen . oogen , hem te ſien f Verftaar, den inu wendigen Geeft, ofte, God, NB. Op wat wijd God een niets is, NB.
12 .
f Hy is dan , noch het fien van de plaats ; ende en
is ſelfs, geen plaats nochte ſtede: maackt ſich noch , eene op
ſelfsdan ..
grondelijcke ſtede,daar gheen meten en
is : hy is Alles ; doch , oock ghelijck een niets, teghen 't uyt-- wendighe te achten :
foowwat hy uyt, ſich geeft,
't ſelvighe beſit hy oock : hy en vaart daar nietin ; maar, hy is voorheen daar, eer't Weſen de ſtede inneemt.
Op
13. De ſtede en begrijpt maar eepen glanſch van ſijnen
wat God wie in alle Wefens woont.
wille ; ghelijck als yemant , in den ſpiegel, fijne gheftal tenis fiet ; ende en kan de gheftaltenis doch niet begrij pen : of , ghelijck den ſchijn der Sonnen in't Water niet begrepen en wort ; en , t Water voelt den ſelvigen doch, en ontfangheden glanſch : of, ghelijck de Aerde van de Sonne, kracht ontfanght, dat de felvighe vrucht brenght: alloo
Hoe God in alle Wefens woont.
69
alſoo woont God in alle Weſens, en dripght door alles ; ende en wort doch van niets begrepen . 14. En , gelijck wy verſtaan , dat de Aerde eenen groo- NB. Hoe ' t ten honger en begeerte heeft naar de kracht en 't lichtalles, naar der Sonnen, in 'tgene fy de kracht en’t licht der Sonnen dige hongert. aen ſich treckt,en aennementlijck wort ; 't welck a buy- a Of, ſon. der. ten de begeerte niet vermocht te zijn : ingelijcken ge ftalte , hongert 't uyt - wendige Weſen, naar 't inwendi ghe ; want, de uyt--wendighe geſtaltenis,ontſtaat van de in , wendighe. 15. Alloo ontfanght ’t uyt - wendige Weſen , in
ſich , NB. NB.
de gheftaltenis van's in - wendighe, gelijck eenen glanſch ofte kracht : want, den in . -wendighen Gheeft , en kan't uytuwendighe Weſen niet b vangen : want, hyen woont b.Text, niet in 't uytwendighe; maar, hy beſit ſich ſelfs in , fich fahen. in't inwendighe : doch , des Geeftes gheſtaltenis met den Spiegel, ontfanght het uyt...wendighe Weſen; gelijck het Water den glanſch der Sonnen . 16. Ons en is niet te verſtaan , dat het in..wendighe NB. Het verde zy van't uyt...wendighe, ghelijck’t lichaam van de inwendige Son , van't Water : hoewel ſulckx oock niet en is , dat wijt van 's de Son verde van 't Water zy : want , het Water heeft de " pretendia ghe. Eygenſchap en ' t Weſen der Sonnen ; anders en ſoude NB , NB , ' t Water der Sonnen glanſch niet vangen : ofwel de Son een lichaam is , evenwel isde Son doch oock in't Wa ter ; maar, niet openbaar. 17. En, ons is te erkennen , dat deſe wereldt eene ydele NB . Hoe Sonne, en , de plaats der Sonnen overval ſoude zijn , wan- werelde ceme neer 't God wilde aen
teecken en openbaren ; want, alle enckele Son
Weſen in deſe werelde, vanght den glanſch der Sonnen: The zijn . nenhoudekers in allen is eenen ſpiegel, dat het de kracht en geſtalte der Sonnen mach vangen ; in de levendige en on
levende, in
alle de vier Elementen, en der ſelvigen Eſſents en Weſen , 13 18. Alloo
Het vierde Pun &t , en't ſefte Capittel ,
70 NB, NB .
18. Alſoo in--gelijcken heeft het oock eene gheftalte met de inwendighe Lichte.vwereldt ; uyt
ſy woont in de
wendighe; en , de uytwendighe ontfanghtkracht
van haar: ſy groent in de uyt- wendige kracht; en ,d'uytv wendighe en weet daar niets van : ſy voelt alleenelijck de kracht; en , 't inwendighe Licht en vermach ſy niet te fien : dan alleenelijck in den ſpiegel hares levens, ont fanght ſy den glanſch ; want , de inwendighe kracht, maackt naar haar ſelfs, in de uyt-wendighe gheftaltenis, eene ghelijckenis.
NB . Wat
19. Alloo is ons nu den menfch te erkennen ; hy is de
den menfch
inwendighe, en oock de uyt.,-.wendighe wereldt: en, in
ſich
ſelfs,oock de oorſaack van de inwendighewe
reldt, wat hem aengaat, oock de duyftere. wereldt; hy is NB. Gods alle de drie werelden: en ,byvaly dien hy in eene gelijcké Beelt, ordeningh blijft ſtaan , dat hy de eene wereldt niet in de andere in en voert, ſoois hy Gods ghelijckenis. 20. Hy moet de gheftaltenis ( namentlijck, den ſpiegel van de Lichte wereldt ) in de uyt_wendighe , en oock in de alder_in_wendighfte duyftere wereldt in voeren , en voeren de kracht van de middelſte, ofte Lichte wereldt, a Of, in den ſpiegel, foo is hy 't Goddelijcke Licht a aenne pattigh . NB . NB . inelijck : want, het Weſen en vanght het Licht niet; maar, de kracht des Lichts : doch , den ſpiegel van de kracht vanght het Licht, ghelijck het Waterde Sonne; want, het Water is ghelijck als eenen helderen ſpiegel, tegens d'Aerde .
NB, NB . 21.
By al dien dat nu het water met Aerde wordt
vermenght, ſoo en vanght het niet meer het licht der Sonnen : alfoo en vanght oock des menſchen Geeft ofte Siele, Gods Licht niet, 't enzydan dat hy Reyn blijft,
b of,fulckx en fijne begeerte in 't Reyne (dat is, in ' t Licht) ſét; want, neemt het daar 't leven naar Imagineert, 't felvigheb vat het. ren. 22. Het
Hoe God in alle Wefens” woont .
71
22. Het leven des menſchen , is de gheftaltenis van NB. Wat beyde deinwendige werelden : begeert hetleven Selv mensahe niyet phur in fich , ſoo is het • 'Phur uyt het b . Sul , fijne ver- a Grefhent... hinderingh : maar, begeert 't ſelvige alleenelijck , 6 Sul, Aerts. foo ontfanght her de kracht des Lichts ; en , in de kracht; Singver,klaar, of, reyn . het Licht , met des ſelfs Eygenſchap.
23. Want , in't Phur (dat is ,in de Grimmige Natuur) vermach het leven nier, ghelijck'eenen ſpiegel, helder te blijven ; maar , in Sul , wel : want , het menſchelijck le- NB. Waar e ven is eenen waar
achtighen Spiegel der Godheye , daar ſpiegelt,of
God fich in befiet : hy geeft fijnen glanſch en kracht , in beſiet. den menfchelijcken ſpiegels en vinc fich in den menfchi ; alsmede in de Engelen en in de geſtalten des Hemels. 'c Dat is, 24. De Eſſents van de Lichte werelt is fijne vindingh, in ) Reyne ofte openbaringh : en , de Eſſents van de duyftere..we. NB. NB. reldt , isfijne verliefingh: hy en fiet fich niet in de duy ftere wereldt; want ſy en heeft geenen ſpiegel dielt licht Eygenſchap van d Ofte,aena d vattigh is : alles wat naar de Eſſents en de duyſtere wereldt Imagineert, 't ſelvighe e vanght de nemenilijek Eygenſchap van de duyſtere „ wereldt ; en , 't verlieſt den e Of,vas. Spiegel Gods. 37. Den ſelvighen wort met dayltere Grimmigheyt NB. Ghy ghevult : ghelijck ſoo wanneer men Water met Aerde Aerds ghe finde. vermenght, dan en vermach de Sonne niet daarin te
ſchijnen , ' t ſelvighe Water verlieſt den ſpiegel der Son nen : en, 't Water moetwederom uyt de Aerde fincken, of ' t en is nummer meer eenen ſpiegel der Sonnen ;maar , ' t is in de Grimmige duyſtere Aerde ghevangen . 26. Alſoo gaat het oock met des menſchen leven : ter- NB . NB . wijl't ſelvigepaar Gods Geeſt Imagineert, ſoo ontfanght het Gods Kracht en Licht; èn , cerkent God : maar, wanneer 't naar de Aerdſheydt ofte naar de Eygenſchap van de duyftere
wereldt Imagineert , log outfanght heç de
72
Het vijfde Punet , en't ſevende Capittel ,
de Eſſents van de Aerdſheyt en van de duyftere wereldt; en , 'c vult fich met de felvighe.
NB. NB.
27. Dan ſoo is den Spiegel des Levens, in de duyfterois in - geſloten , en 't verlieftden Spiegel der Godheyt; en, 'tmoet her booren worden : ghelijck wy dan erkennen, dat Adam alſo den reynen Spiegel heeft Aerds gemaackt, en Gods Kracht en Licht verlooren :
fulckx Chriftus,
Gods Soon , wederom bracht, en, de Aerdſche duyfter å Text, nis « verdreef; en , den Spiegel der Godheyt met gewelt ferſprengete. id: voerde. 28. Alloo erkennen wy, hoe den Heyligen Boom alles waft ; en, uyt alderley Wefen : wort dan
door
noch van
geenigh Weſen begrepen , dan alleenelijck bloot, in den: Spiegel der ſuyverheyt: dat is, in ' t reyoe menſchelijcke leven , 't welck leven, des ſelvigen Boomsbegeert ; en , ' t vermach in geenigh duyfter leven begrepen te worden . * Dit is alſoo het vierde Punct..
Het vijfde Punct , Hoe een Leven , in deſen Boom , vermach te verderben : hoe't uyt den quaal derLiefden en Vreughden, in ee der Elendigheyt treet ; denwelcken nen quaal alle anderen contrary is .
HET
SE VENDE
CAPITTEL ,
EN yeder Leven is eenen helderen glanſch en
b Of, aen - s
ſpiegel, en'tfiet ghelijck eenen Blixem van eenen verſchrickelijcken b aenblick ; inaar , wanneer
Sadrijninglı, den ſelvigen Blixem het licht vanght , ſoo verwandelt hy fich ,
Hoe een Leven vermach te verderven .
73
fich, in eene ſacht moedigheyt ,en laat het verſchricken fincken : want, den ſchrick - geeft ſich over , aen't Licht: a Text, alſoo ſchijnt het Licht, uyt den ſchrickelijcken Blixeni: dem Lichte want, den Blixem ,is de Eſſents des Lichts ; hy is des ſelfs ein. Vyer. 2. Den Blixem b houdt in , het Centrum der Natuur : b Ofie, begrijpe. want , de vierde gheſtalte van de Natuur , is den Blixem : en , al daar ontſtaat het leven : 't welck in 't « (tantvaftige . Of,be Vyer ( oamentlijck '; in't Principium ) tot volkommen , Randigle,
heyt komt; en , das noch in't Licht , in eene andere quaal wort gheſet. 3. Maar , den oorſprongh vande Imaginatie , is nu , in de eerſte gheftalte van de Natuur ; namentlijck , in de begeerende d wrangheyt : die voert · fijne geſtalte,door d Text, berbigteit. de duyſtere wereldt door heen , tot in’t vyer : want, de e Virtual ,
eerſte begeerte gaat door alle gheftalcen : maackt oock den oorſprong , alle gheſtalten , en drijft fich tot in ' t Vyer ; in 't Prin cipium 4.
Text, Al daar is het f ſcheyde „ perck des Geeſtes ; daar f ſcheide ziet.
wort hy gebooren : den ſelvigen is nu vry : hy mach ,het zy, s achterlich, in ſijne Moeder, de Duyſtere -wereldt, s 0,10 met lijne Imaginatie , in -gaan : ofte voorlich , in de rugge. anghſt des vyers, door den dood verſincken , en in 't Licht uyt groenen , ghelijck hy wil , en , ' t ſtaat in ſijue verkie- NB. De vryheydt des ſingh: waar hy lich toe begeeft , 't ſelvighe moet hy zijn ; Geerless want , fijn Vyer moet Weſen hebben dat het te tee ren heeft . s.
Wil nu den Gheeſt , van ſijne eerſte Moeder ( de
wrangheyt ) eten : dat is , wil hy aen fijn Vyer , het grim mighe.Weſen in 't Centrum ,tot ſpijſe geven, ofte van't Lichte
Weſen in de Lichte
wereldt,'t ſelvige ſtaat alles
b by fijne macht; 't geen fijn Vyer ontfanght, in de ſelvige b of in . Eygenſchap braut her . 6. In K
Het vijfde Punet, en ' t ſevende Capittel,
74
6. In de duyftere Eygenſchap, brant het in de duyftere wrange gheftrenge quaal, en 't fiet inlich niets anders dan eenen blicxken : 't heeft alleenelijck den ſpiegel van de duyfternis ; en, 't fiet in de duyſternis. 7. En , in de Eygenſchap des Lichts , vanght het de fachtmoedigheyt des Lichts, in de welcke het Licht vyer brant ; en , ' t fiet in de Lichte wereldt. 8. Het is alles , aen den Geeſt , navby : en , hy en ver
mach doch , in geene andere wereldt ofte Eygenſchap te fien , dan alleenelijck in de gene , daar ſijn vyer in brant ; a Text , fahig .
de ſelvighe wereldt is den Gheeft alleen a aen ,-nement lijck : hy en fiet niets in de andere wereldt ; want , hy en heeft daar toe geen oogen , fulckx blijft hem eene Eeuwi ghe verborgentheyt.
NB .
De
9 . ' t En zyudan dat lıy in eene andere wereldt zy ge hebben bem. weeft, en van deſelvighe is uytvghegaan , en ſich in een genis vande ander vyer heeft inbegeven : ghelijck de Duyvelen de Lichten we den : de felvige hebben voorwaar eene wetenſchap van weten niet
de Lichte.wereldt ; doch, van de ſelvighe, geene bevin
waar die it.
delijckheyt noch lien : de Lichter wereldt is hen na. by ;
maar, ſy en weten de ſelvighe niet. NB. NB. 10.
Alſoo is ons nu te erkennen , de verdervingh des
levens ; 't welck in't Principium geſchier: al, daar is den b. ge Dat is,de b angel , daar mach den wille ſich wenden waarn heen hy Ton in de Balans. wil : wil hy in de veelheyt , en wil hy ſelfs Heer zijn , foo c Text, en vermach hy de veelheyt anders niet te begrijpen , dan ftringen . in de duyftere geſtrenge wrangheyt;in de duyftere werelt . 11. Maar, wil hy in de vryheyt, foo moet hy fich aen 't
begeven : dan verlinckt hy in den dood van ' t rs , in's Privcipium ; foo groent hy uyt de anghſt desvye
vyer in
Lichtuyt : want , wanneer hy fich overvgeeft , foo voert
d Text,
hem den Eeuwighen wille " tot de Natuur ( den welcken sur Nathur. God, den Vader is) in fich ,door 't vyer uyt .
12. Want,
Hoe een Leven vermach te verderven .
75
12. Want, met het inbegeven , valt hy.aen den eer ften wille tot de Natuur, te huys: den ſelvigen voert hem
NB. NB.
met den anderen wille (die fijn Soon ofte Harte is) van de anghſt. Natuur uyt : en , ſtelt hem , met den wille des Soous, in de vryheyt, buyten des vyersquaal ;
al
daar
bekomt hy voor veel, alles : niet tot fijnen roem en ghe welt : maar, tot Gods roem en gewelt; fijn willen en doen .
Godis in, hem ,
13. Maar, 't geen in't Vyer ,ſelfs wil Heer zijn, 't ſelvi ge gaat in fijn eygen « gletal, in ſijo Weſen, 't geen ’ t ſelfs a Perck, of, Wooningh. is : en , 't geen lijn gheweldtover-vgeeft , 't ſelvighe geeft
oock fijn vyer_branden over : en , valt aen den genen te huys , die oorſaack des Vyers is; namentlijck , aen den Eeuwigen wille Gods. 14. Alloo is't ſelvige in devryheyt, buyten ſijo quaal., vyer ghevallen , en fijo Vyer ſteeckt de vryheyde aen: b nu is't ſelvighe hem een Licht, en eenen helderen ſpię b Text, gel gheworden : want , hy heeft ſich in de vryheyt (na-
,alsdan ,
mentlijck, in God ) inbegeven : alſoo is fijn Vyer, eenen ſchijn , en glanſch, van de Majeſteyt Gods. 15. Die dao
noch niet en wil , maar ſelfs Heer wil zijn ,
ofte blijft fijn eygen
ſelfs : die en kan ſich , in ſijne eygen
geſtalten, niet hooger voeren , dan tot aen't vyer ; daar. toe maar aen den Blixem
: want, daar en kan geen helder
Vyer in.hem branden ; want , hy en heeft, tot fijn Vyer, geen helder Weſen in fich : het Centrum van de Natuur en heeft niets in
lich , daar eenen helderen fchijn ver
mach t'ontſtaan ; maar ,de vryheyt buyten de Natuur, is eene oorſaack vanden ſchijn. 16. Soo -wat..ſich in de Natuur inbegeeft, en dat, noch de Eygenſchap vande Natuur niet en begeert,maar , de vryheyt : ' t ſelvighe wordt, in ſijnen Blixem vens, ' met de vryheyt aed
des Le
geſteken ; opaert gelijck het c Of , door. tweede K 2
Het vijfde Pun &t , en 't ſevende Capittel ,
76
tweede Principium ſich van eeuwigheyt aengeſteken heefc.
NB. Hoe een Leven verderfe.
17. Alfoo verſtaan wy hoe een leven verderft : dat is, hoe 't ſich in anghſt en quaal, in de duyſternis in „voert : namentlijck , wanneer'tfijn eygen Heer wil zijn , en , de veelheyt begeert:wanneer ' t ſich aen den dood nieten wil in ubegeven; ſoo en vermach 't oock geene andere wereld te bereycken . 13. Want , een yeder Leven , ontſtaat in de anghlt. quaal, in de Natuur , en 't en heeft gheen Licht in fich : ' t enzy , dan dat het in - gaat in 't geen , 't welck de Na tuur veroorſaackt; daar ontfanght't ſelvige het Licht. 19. Want , alles wat in de Natuur is , 't ſelvighe is duy ſter en in anghſt : ghelijck wy ſulckx aen defe wereldt er
NB . Waarvom
kennen : wanneer de Sonne ſoudewegh genomen worden ,, foo foude eene ydele anghſt en duytternis zijn : daarom
weight befi. heeft ſich God,ſelfs beweegt,dat hy defe werelt een Licht gaf ; dat het uyt„ wendige Leven in't Licht ſoude ſtaaó . 20. Maar, met het inwendige Leven der Sielen , heeft het eene andere geſtalte :
het inwendige Leven en ver
mach het uyt - wendige niet te bereycken : heeft het Vyer der Sielen Gods Licht niet , foo en kan oock den wille der Sielen , in Gods Licht niet in
gaan ; hy moet in de duy
ſternis van de Eeuwighe Natuur blijven .
NB , Van't
21. 't Uyt_wendighe vernuft meent , wanneer 'tuyt . anders geen wyt- Wendie wendige ooge ſiet, foo is ' t goet'; daar en zy anders the a Ofte, ſien meer : ja , « booſheyt ghenoegh ; wanneer de arme graats, Siele , den uyt -wendigen Spiegel leent , wanneer ſy haar met den uyt wendigen Spiegel alleen moet behelpen : Van't ſien der r Sielen naa den doodo
maar , waar blijft hare Siele , wanneer den'uytwendigen Spiegel verbreeckt waar,mede wil ſy dan ſien ? met den anghftelijcken Vyer blixem in de grouſamigheyt, in de duyſternis; anders en kan fy nergens heen 22.
fien ?
Daarom geſchiet het menigh_maal, wanneer de arme
!
Hoe een Leven vermach te verderven .
77
arme ghevanghen Siele ſich in den inwendighften wor tel a beſiet, en denckt wat daar ſal volgen, wanneer haren a Text, Spiegel verbreeckt, dat ſy haar ontſet, en 't Lichaam in
Bieber fien en kan anghſt en twijffel ſtort. 23. Want , ſy en kan nerghens heen b ſien , daar haar den eenen den
Eeuwige Rufte mocht zijn: maar, ſy bevindt dat ſy in , fich leeren. eene ydele.co , Ruſt is, en daar toe eene duyfternis ; ende b Blicken. en heeft deu uyt wendigen Spiegel maar Leenswijs. 24. Want , terwijl de Siele in dit uyt wendige Lichaam ſteeckt, foo mach fy ſich wel met het Licht der Sonnen .. ſpiegel behelpen : want, de Sonne heeft binnen , in haren NB. Van wortel ,, het inwendige Vyer ; namentlijck , het Princi- Son ' Vjer nen der , pium des Vaders. 25.
Van 't ſelvighe Vyer , bekomt
ſy eenen d Glans c DeSiete.
ofte Spiegel, . van't welck de Eſſents desLichaams eene d Text, oorfaack is , dat fy alſoo , in dit Aerdſche verganckelijck & Anders Loven, in vreughden kan zijn : maar , wanneer den uyt 'twelk eene oorſaack is wendigen Spiegel verbreeckt, dan is'r uyt : en, 't Vyer der van de
Sielen , gaat in 'tEeuwighe treur huys; namentlijck, in't Lidaam Ellents des s. Centrum der duyfternis. - 26. In defen tijdt, van't uyt wendighe Lichaam , heeft NB. De de Siele drie Spiegelen en ooghen van alle de drie werel. dri Sieleheeft e ooghen . den : in welcke Spiegel ſy haar in wendt , uyt den ſelvi NB. Den ghen fiet fy : doch , ly en heeft maar eenen , tot Natuur
Eeuwigen oorſprongh, der recht: dat is , den Vyer, blixem , de vierdegheftalte van Siele. de duyſtere wereldt, f in de plaats al..waar ' t Principium f Text,
ontſtaat , daar de twee in wendige werelden ſich ſchey- smloco. den : de eene in de duyſternis, de andere in't Licht; 't felvi- rſtände. gheis haren Eeuwigen § oorſprongh. NB . In 27. In welcke wereldt fy nu haren wile in voert, in de 'tgeende ſelvige ontfanght ſy oock'Weſen : namentlijck, een Gee. Siele ning ftelijck Lichaain; want, van. t felvige Weſen, wordt aen ' t felvighe bekomi fyeen Vyer der Sielen , eene ſpijſe ofte materie tot haar branden Lichain , K 3 23. En,
78
Het vijfde .Pun &t , en 't ſevende Capittel, 28. En , daarom heeft God , de Siele , in vleeſch en
bloer in , gevoert, op dat„ fy nietſoo ſeer lichtelijck, het Weſen der Grimmigheyt moght aen nementlijck wor
den : oock heeft ſy hare vreughde terwijl , in den a Datis, in de uyton 344nde Wer fentlijcke krachten van de Sterren en Elementen . NB. De
Spie
gel der Sonnen ; 'en , verheught ſich a in de Syderiſche Ellents. 29. En , teghens haar, ſtaat de Lichte wereldt,in haar recht Vyer ; dat is, in 't eerſte Principium : en , de duyftere wereldt, in des Vyers..wortel: en , de Elementigeuyt wendige wereldt, in den quaal der Sterren, daar
tuſſchen
ſweeft het groote Myſterium van 't Vyer der Sielen : in Siele ftaat de tufchen Lichte,duy. velcke werelde fy fich nu in_eygent en begeeft , van de Stere,en uylu felvighe bekomt ſy , Weſen , in hare Imaginatie. Wendige we. :30 . Maar , naar de maal fy fich met Adam , in den reldt ; en, wordt van Geeft van dele wereldt heeft in gewendt , en hare Imagi
geder getoo.
nație daar in ghevoert , ſoo (taat nu hare hooghfte be. ST" Regeringh,geerdte, in den b quaal der Sonnen en Sterren , entreckt ofterekings ,met
Verlaat,
de ſelvighe , den Geeft van de uyt.„wendigewerele , met fijn Weſen , en vier Elementen ,geduurigh in fich ,
NB.De Sie en heeft daar
in hare grootſte vreughde , in den welcken
le fisat in
fy , in eene vreemde Herbergh te gaftis : want, den Afv
in "rwyly wendige Wefen . ' t vernuft.
grondtftaat daar onder ; en, daar is groot ghevaar. 31. Nuſpreeckt het uyt_wendige vernuft : heeft God haar doch , in vleeſch en bloet , in deſeuytwendige we
NB. Wat
reldt geſchapen ; wat mach haar ' t ſelvighe ſchaden ? 32. Die vernuft en weet niets meer van den oor .
kennishet fprongh der Sielen , dan een koe van eene nieuwe Stal vernuft beeft deur die : fet de ſelvighe aen , en't dunckt haar vreemt Sprongh der te zijn ; alſoo denckt't uytwendige vernuft , dein wen Sielen . dighe wereldt oock vreemt te zijn . NB . Hoe de Siele door 33. Sy bevindt ſich in de uyt ,wendighe werelt , en Gadstooren. tracht naar 't geen , de uytwendige wereldt heeft : en , sonde german bevindt doch inlich, deinwendige wereldt ; de welcke geklaaght . ghedyu
Hoe een Leven vermächtigte Danderven .
79
• geduurigh , de Siele , voor Gods tooren , aen , klaaght : yorder,bevindt ſy oock , de Lichte wereldt ; daar heen de ionerlijcke begeerdten van ' t Principium der Sielen ſtaan , 34. Sy bevindtwel het verlanghen naar God : doch , de NB. Hoe uyt wendige wereldt verweert dulckx, en deckt't ſelvige dinghe perelde toe , dat de begeerdte naar Gods wereldt, niet en vermach " verlangher naar God, in. fich , het Vyer te ontſteecken: by_al. dien ' t felvighe toevdeckt, gheſchiede , ſoo wierde de Lichte wereldt in ' t eerſte Principium openbaar ; en , 't Edele beeld naar God ,ſoude
openbaar worden. 35. Sulckx verhindert oock de Duyvel : den ſelvighen be lit de wortel van defe wereldt in ' t Vyer der Sielen , en houdt de Siele gheduurigh, boofe Aerdſche Weſens voor: ofte « beweeght de wortel in 't Centrum der Natuur , in a Text, Rüget. den Grim , dat de arme Siele fich ( het zy in ' t Vyer des toorens , in den booſen quaal des vergifs , ofte in anghft en twijffel, aen Gods Liefde) b ontſteeckt; daar heeft hy dan b Text, Entzünder ghewonnen. 36. En , houdt de Siele , ayt ,wendige Macht, Gewelt, en Eere, voor: als mede den glanſch, en, de pracht van de uytwendige wereldt : daar bijt fy hem aen , en kittelt ç 'ofie, D3 ſich daar in d met Imaginatie: ende en kan’t ſelvighe doch den Duyvel niet recht genieten ; want, ' t en is maar eenen ontleenden wel gevall, d Of,door. ſpiegel. 37. Alloo wordt de arme Siele , van GodsLiefde af. e Of,doors ghetoghen , en verlinckt gheduurigh in 't verderven ;gaans, namenelijck , in 't duyftere huys der Elendigheyt, tot in de f of, ee
duyltere wereldt : 't ſelvighe beeft Adam ons f toege- weeghs gelocht, richr , doen hy fijne luſt, in de Aerdſheyt io...voerde: over NB . De ſulckx ſwemt nu de arme Siele, in 't Aerdſch vleeſch en sielewort bloet , en Eet gheduurigh van den Verſouck Boom des men's quads quaats en Goeds; en , wordt van beyden heftigh gheco -rom Gordio heftigh geto
gen: zen .
Het vijfdePurlet , en ' t ſevende Capittel,
80
gen : en , 'tmonſter van de Slange, ſteeckt in't midden, in . den quaal van den Grim ; Grim geduurigh op. 38. Al
a Text, Erholen rerberghen,
en , blaaſt den tooren en den
daar en kan ſich als
dan het Edele Lelyen_tacx
ken nergens a verquicken , oock fich menigh
maal niet
erkeoven : 't wordtmenigh , maalmetden Grim der boof
oftebeſcher- heyt over ſtolpt,dat het is, gelijck of’t ganſch verdurven men. was: en , 't ſoude oock verdurven zijd , wanneer den Spiegel þ Of, voor der Godheyt b niet tegen hem en ſtont:daar in den Geeſt hem en tont; des willens van de arme gevanghen Siele , fich doch we den Lelyen. der.om mach verquicken; en ſich daar in weder-baren. tack , ofte den 39. Want , in den Spiegel vau de Lichte , wereldt , ſtaat nieuwen Menfch . de Menſch wordingh Chriſti , i teghens den Geeft deri Of,voor. Sielen : en , 't woort 't geen Menſch wierdt, ſtaat in't d ge d Text , luyt , en , 't is e beweeght : den Geeſt der Sielen kan fich rohall. c Niege. daar in verheffen en nieuw baren : anders , ſoud't me
nigh_maal met de arme Siele gedaan zijn; wanneer ſy haar in den tooren en in 't vergif van de Duyſtere wereldc f Fexr, f verſmoorde. verteuffet. NB. De 40. Alſoo verſtaan wy in den grondt , wat de verder Beeldenis Gods , is den Edelen Boom , NB . Den geleclen Menſch is,
vingh des Edelen Booms ( namentlijck , de beeldenis Gods) zy ; te weten , dit : den geheelen Menſch is, in fija Weſen, de drie werelden .
41.
Der Sielen Centrum ( zijnde het Vyer der Sielen )
3 houdt
in , het eerſte Principium ;zijnde de rechte Vyer
de driewerel- wereldt : en , de Edele Beeldenis ( zijnde den Boom van 'tGoddelijckegewas ) de welcke uyt het Vyer der Sielen g . Begrijpe, ghebooren wordt, en door den grimmighen Dood, in de of befit . NB ,' t Li. Vryheyt (namentlijck, in de Lichte wereldt) uytvgroent, chaam is ge:3 houde, in , de Lichte wereldt. 42. En , 't Lichaam , 't welck in den aenvangh, uyt het worden uyt de Lebe,Duy vermenghde Weſen ( ' t welck in de ſcheppingh , uyt de Vjeruibe. Lichte , en duyftere, alsmede uyt de Vyer wereldtis relt, gewor
Hoe een Leven vermach te verderven .
85
geworden ) wierdt geſchapen,
houd , in,de uyt„ wendige begrijp : Beſit,of, e. wereldt ; zijnde het vermenghde Principium . 43. En, de rechte Siele , is den Geeft van deſe drie we. NB. Gods
relden; ghelijck als Gods Geeſt, den Geeft van alle de drie Geeft isden werelden is:in de Duyftere. wereldt, ishy grimmigh, ge alledesoc ftrengh, en eenen Ernſtigen quaal, en , is genaamt, Gods relden . Tooren . . Wolk NB In de Lichte - wereldt, is hy Vriendelijck , Lieffe . den Geest H. lijck ,en Vreughden rijck :en ,'t is den Geeft uyt het Harte is. 44.
zijnde den Heyligen Geeſt. 45. En , in de uyt wendige wereldt , is hy den Geeft NB. NB , des Luchts ; als mede des Vyersen des Waters : en , laat
Gods ;
ſich ghebruycken, ghelijck den Menſch wil ; alles , tot de groote 6 wonderen. b Wercken , 46. Alloo is den Menſch, het groote Myſterium , in drie werelden ; in de welcke hy ſich
in begeeft, in de ſel. & Text
vighe - werckt hy vrucht :de ſelvighe is inhem Heer; de : Maackt, of ,kaart , andere twee , blijven verborghen.
47. Ģhelijck als het Vyer in't Hout verborgen blijft , ſo al o blijft oock het Licht , ofte de Lichtewereldt , in de Grimmighe Duyſtere wereldt verborghen : als mede oock in de booſheyt ; dat is in de Sucht van de inwen dighe wereldt , in de uyt - wendighe wereldc. , 48. Bywal dien de Lichte wereldt dan
noch niet'en
vermach in den Menſch openbaar te worden ,
datde ſel ,
vige Heer wordt, ſoo blijft de Siele bloot, in de Duyftere wereldt ; in de verbreeckingh van de uyt- wendighewe reldt : want, al daar en vermacht niet meer te zijn , dat de Lichte wereldt aen geſteecken worde ;
daar en is
geenen Spiegel in't ſelvighe, tot het Licht, die Siele ſoude ſtaan ,
49. Het Harte Gods en is daar
voor de c Tex?, entgegen . NB . Waar in , niet openbaar ; ' t en om de duy
kan oock Eeuwelijck niet zijo :waut,de Duyltere wereldt moet L
o redde
Het vyfde Punet, en 't ſevende Capittel, moet zijn : anders en ſoude het Licht niet openbaar wor den ; maar, alhier ir defe wereldt, vermach't te zijn . so . En , of eene Siele , ghelijck als in den diepſten afw
a Text, perfeuffet . b Text, entgegen .
grondt « verſmoort is , en in den Grim Gods ſteeckt , loo ſtaat haar doch , in't uyt, wendigheLicht der Sonnen, den Spiegel des Lichtsb voor,daar de Goddelijcke kracht ſich in openbaart, alsmede, de Menſch , wordingh Chri. fti ; de welcke in de ionwendighe Duyſtere en wordt erkent .
Oniftetc. ken ,ofte of Wecken.
wereldt, niet
şi . En, onſe ganſche leere en is niets anders, dan , hoe den Menſch de Lichte wereldt Gods , moet · aenſteec ken : want , wanneer de felvighe ontſteecken wordt , dat her Licht Gods in den Geeft der Sielen ſchijnt, ſoo heeft het ganſche Lichaam Licht; gelijck Chriſtus ſeydt: Wan
d ofte heeft. neer het ooghe Licht d is , loo is het ganſche Lichaam Licht ; hy verſtaat het ooghe der Sielen . 52. En , wanneer den Grim van de Duyſtere. wereldt wordt ontſteecken , foo is het Lichaam , en , de Siele duy
e Text, Iter; ende en heeft maar eenen • glanſch van de Sopne. gtaft . NB . NB . 53. Wanneer het Goddelijcke Licht wordt ontſteec ken , foo brandt het in liefde en fachr. moedigheyt. NB. NB . 54. En , wanneer den Grim van de Duyſtere wereldt, wordt ontſteecken , ſoo brandt hy in ſteeckelighe pijdt en haat, in den Grimmighen tooren : en , vlieght in den uytwendigen Spiegel, in't Licht der Sonnen, in hooveer digheyt uyt, en wil doorgaansover den quaal der lief den uyt, varen : daar volght dan beſpottingh en verach tinghover de ſachtmoedigheyt ; oock over alles , wat
NB , NB , nederigh is. Hoe den 55. En, al hier moet den Mevſch ſich proberen, welc ke wereldtin.hem Heer zy ? vint hy, dat Tooren , Grim , Menſch fuch moet be. Nijdt , Valiheyt , Liegen en Bedriegen , fijne begeerte proeven . De Eerfte is, en , oock Hooveerdigheyt, Gierigheyt, en geduurighe proeve. Eern
Hoe een Leden vermach te verderven .
83
Eergierigheyt en uyt_wendighe Wel luftigheyt, dat hy niets anders en is dan eene gheduurighe ſucht tot Geyl. heyt en oo tucht, loo mach hy ſich « het Regiſter ghe- a De Cala culatie,ofte heel welmaacken , en gewis weten , dat hy met den too- de Reecke . ren, denijdigheyt, valſheyt, met liegen en bedriegen , in ningh. de duyfterheyt (dat is,in 't Vyer van de Duyſtere brandt.
wereldt)
56. Want, 't ſelvighe Vyer , geeft foodanige Eſſents, b views begheerte en wille : en , de andere begeerte ( nament-gaandeWe lijck , ayt- wendighe Wel luſtigheyt , Hooveerdigheyt, mucht. Eerſucht , Gierigheyt , en gheduurighe veeſche begeerte NB . NB. van on tuchtigheyt)isde vrucht, de welcke uyt de Duy ftere. wereldt , in de uytwendige wereldt uyt waſt : ge lijck als de liefde uyt den dood groende : dat is , daar den Geeft des willens , fichio't Vyer Gods inbegeeft, en ge lijck als in den dood verfinckt ; groendt dan noch in Gods Rijck uyt, met eene vriendelijcke begheerte , om door gaans wel te doen . 57. Alloo heeft fich den wille der booſheyt , in 't ver- NB. Van den wille der deryenin begeven ;namentlijck , in den grimmighen ge boobeyt. ſtrengen Eeuwigen dood : Groendt dan noch in deſe ver
durve wereldt,in de uyt..wendighe natuur, met fijne tac ken , uyt : en draaght foodanighe yrucht ; daarvaen moet een yeder, ſich leeren kennen . 58. Hy en behouft maar naar fijne Eygenſchap te on . NB. Hoe derſoecken , waar toe lijnen wille hem gheduurigh drijft; demMenfels, in het ſelvighe Rijck ſtaat hy : ende en is geen Menfch ; en zy ;ern gelijck hy ſich ſelfs daar voor houdt en uyt geeft: maar, fach felfe een Creatuur vande Duyftere ,werelt :namentlijck ,eeoen kennen. gierigen hondt, eenen hooveerdigen vogel, een on kuys c Text, dyer , eene grimmigheſlange , eene nijdige padde vol fe- d'ofie vier nyn ; al deſe Eygenſchappen
vloeyen in
liju á Houdt, daar fijn • Vyer uyt brandt. 2 L
hem , en 't zijn Elementigh Wefen . e Ofie Leon 59. Wan - ren
84
Het vijfde Punët, en 't ſevende Capittel,
NB . NB , sgi Wanneer nu , het uyt wendighe Hout ( zijnde het Weſen van de vier Elementen ) hem
NB . Wat
in fijn ſterven ſal ver.
laten , ſo blijft alleen de inwendige fenijnige boofe quaal . 60. Wat voor eene figuur ſal nu in ſoodanighe Eygen
ſtaan ? anders geene,dau de gene die onder deſe ſchap Ey . figuur den Menſch, na ghenſchappen , de ſterckſte is gheweeft: die wordt van ' t ' e afwestera ven heeft. Helſche a Fiat, in fijne gheſtaltenis gefigureert ; nament a Zinde den lijck, tot eene fenijnighe flange, oftehonde,dyer ,en dier ofite, in den ghelijcken : b in welcke Eygenſchap , den Geeſt deswil Tooren lens fich heeft io_begeven, deſelvige Eygenſchap is hier. Gods. b NB.NB. naar de beeldenis der Sielen ; en , dat is het eene deel . Ghy Men. 61. Voorđer moet den Menſch ſich beproeven , id fijne Sehen Kinde- begeerte (want , een yeder Menſch heeftdefe booſe Éy De tweede
genſchap in
Beproevingl . in
lich )ofhy oock eene gheduurighe begeerte
ſich bevindt; om dit vergifen booſheyt te dooden ? of
s Doornemeof hy dit vergif vyantis ? dan
of hy eene vreughde daar in
doet, ſonder heeft, om dit valſch vergifdoorgaansin ' t werck te ſtel verzagen , ja len ; namentlijck , in hooveerdigheyt, gierigheyt, nijdig met behagen. heyt , on tucht, liegen en bedriegen . 62. En ,wanneer hy bevindt, dat hy fijn vermaack daar NB. Hoe
den Menſch , in heeft', en `t felvighe doorgaans garen in't werck wil geen en is.Menſch ſtellen ' , ' loo en is hy geen Menſch ; ghelijck hy ſich_ſelfs acht : de Duyvel , in eene vreemde geſtalte , bedrieghe hem dan_noch , dat hymeent,hy zy een Menſch : doch, hy en draaght niet Gods; maar , der ſlangen beeldenis : en , is alleenelijck in't uytwendighe Rijck , eene ghelijc kenis van eenes Menſchen beelde; foo , laigh hy in defe NB. Wan: Eygenſchap blijft, dat deſelvige Over Heer is.
neer Gods
63. Doch , wanneer hy den
ſtrijdt in
fich bevindt, dat
Lieven yer fijnen innerlijcken wille,geduurigh, ja , alle uuren ; tegens in der defe boofe Eygenſchap ſtrijdt , de ſelvige dempt , en niet Mensch tot het Weſen laat kommen , dat hy doorgaans garen glimt, of, moockt. wilde weldoen : en , vindt doch defe booſe Eygenſchap
pen
Hoe een Leven vermacb ste, verderueniunt
85
pen die hem verhinderen, dat liy.'t - al -tijds niet en kanin allen e werck brichten 't geen hygáren wil : en, vindt debegeer- bof,Stellen te tot abſtinencie en boete , daar eene ghedụurighe be- ' geerte naar Gods Bermhertigheyt iohem ! op vloeyt, Text, dat hy garen wilde wel doen ſoo hy maaren konde. 2, ? . 64. Den felvigheii machi dencken en gewis' weten , dat Gods d'Vyer in
hem glimt, en doorgaans tot het Licht d Verfaas i
arbeyde: het wilde garen branden , en't geeft geduurigh bec Lieves." Effents toç het e vlammen ; en 't wordt dan noch van de eText, booſe vrucht van defe wereldt (de welcke Adam ons heeft lobe. ingevoert ) verſmoordt.
f Tex t, os. Wanneer jnu hec ayt - vendighe boofe Lichaam Dünſten . met fijne f. dampen verbreeckt, dat het de Glimmende NB. NB. wiecke niet meer en vermach te verhinderen , ſoo ont- Gh die bere ſteeckt ſich , in fijne Eſſents, het Goddelijcke Vyer, en , de den zije. Goddelijcke Beeldenis wordo wederom ghefigureert, sofagrolite naar de ſterckite : quaal , die den Menſch; in lijne begeer- deaghiz her my liefde, te , al hier heeftgevoert; naar fijne fterckſte Eygenſchap. nederighe yt, 66. Doch ,by_al_dien hy in defe bovenverhaalde Rid mildadigheyt, derſchap niet en blijft:maar,deo ſtrijt wederom laat Gioc- offi eenighe e ken , foomach hý wederom ſeer gevaarlijck verderven, anderegoede 67. De derde proef,is defe : Dar eenen Menfche ſicher. NB.NB. keme, in wat voorleen Wefen of Figuur hyftaat ? .wan- Ghoy afumato neer hy bevindt dat hy eene gheduurighe begheerte naar Bederde God heeft, en ſoo ſeer machtighin fijne begheerte is , dat Proef . h Uytos hy de boolel Eſſentien (wanneer hem menigh..maal eene gaande krache quaal wordtaen geſteecken ) vermach te verbreecken ,en ien ofte in lacht moedigheyt te verwandelen ; dat is, in de gedult. vruchten, en Eygenfihap faamheyt treden . pen ,
68. Dat hy : Meeſter over fijo Weſen is : dat hy alles ioftemach . tigh . ſincken ſoo. wat in defe werelt glinſtert en bliuckt : NB, NB, laat k die daar Goet , voor quaat kan doen : die daar al fijn uyt k of nietsen acht. wendigh Weſen ( het zy gelt of goet ) ' inachtigh is , om 1 ofmeefter. den is. 3 L
86 .68:
NB , NB .
Het výfde Pund , en ' t fevende Capittel, Hoe een , sc.
den noodidruftigen daar van te geven ; en , om Gods -waarheytwwille, it ſelvige alles te verlaten . 69: Én, ſich gewilligh, om den wille Gods, in de elen digheyt te begeven , op de gbewillehoope van't Eeuwi
a Text, gutllet.
b Text, enesunder
ge: aen den welcke de Goddelijcke kracht « is vloeyen de, dat hy het Licht van't Rijck der Vreughden vermach daar in b te ontſteecken , die daar ſmaackt , wat God is ; den ſelvigen is den feeckerſten : en, hy draaght de Edele Beeldenis , met Hemelfche Wefentheyt in
lich ; oock
ſelfs ter tijd van'tuyt wendighelichaam . 70. c Ofte, de regeerende Werckingh. d Text , Gegenſats.
Al daar is Jeſus uyt de Jongh , vrouwegebooren ;
en , den menfch en ſterfc', Eeuwigh , niet : hy en laat het uyt wendige Rijck maar van lich gaan : 'twelck hem in delen tijd , een tegenparty en verhinderingh is ghe weeſt, daar mede God hem heeft verdeckt : want , God en wil de Perrele piet voor de Swijnen worpen ; de ſelvi,
l, " e Verftaat, ghe zijn voor hem verborgene 113 yoor.den 21. Den ſelvighen f nieuwen menſch , en ſtaat niet in Dyer menfih.
defe wereldt : de duyvel en kent hem oock niet: hy is
f Of, de alleenelijck des ſelvigen : Eſſents ( dewelcke 't inwen g Wercken , dige Centrum in hout)gram :want,het verhinderthem , ofan vruchten , dat fijnen wille viet en gheſchiet. 11 :0135 -11:72. Daarom
hitſet hy de bogſe Dyer menſchen te
gens hem , dac ſy'hem plagen en vervolgen ; op , dat de ware menſcheyt iach verdeckt blijven . il 13.111 :
ay : iussioner's 991 ojis
(' ;
1 : i .
s'inicia) :siek van iri :
' 1832. ) : 1124 í !!
100!
H & T
87 HET
ACHTSTE
CAPITTEL ,
Van de rechte Menſchelijcke a Eſſents ,
wyt het
Weſen Gods .
a Wefen , of, den rechten Subſtantialia fchen menfch.
I. E rechte ware menſchelijcke b Eſſents,
en isniet bove
, ſelvighe wort bloot , in de Lichte wereldt ghebooren : ſy en heeft geene ghemeenſchap , noch met de duyftere, noch met de uyt- wendighe wereldt ; eene groote kloove
krache, ofte, Werckende Eygenſchap ; zijnde den
waren We ( zijnde dendood ) is daar tuſſchen . fentlijcken 2. Niet in dier meeningh , dat niets van de ware Ef imwendi ſents, in den uytwendigen menſch en leyt ! de ſelvighe gen menſch,
leyt daar, in ; want , fy wiertaen Adam , in ſijnen beelde onte Beelde ghegeven . NB . NB . 3 : Doch, fy is verſloten , en leyt in den dood , ende en vermach niet te qualificeren : ſy en heeft oock gheen & Tewerte roeren noch bewegen infich : 'ten kracht der Godheyt bewegende worr ,
zydan dat ſy in de vouche gelijck als de ſel - baren,
vighe , bewegende wiert , in Maria , door de bewegingh Gods ; al daar quam de rechte menſchelijcke d'Ellents d Ofte, Wefence wederom tot heç Leven .
4. Alſoo en wort oock ip onsde rechte menſchelijcke Effents niet e beweeghlijck , wy en worden dan , in Chri- c Text, reges NB . Doops fto , uyt God ghebooren . f ofte , ver ! s . In den Doop der Kinderen , f verhouwelijckt ſich biné . het Woord der Godheyt, en 't laat ſich met hen in ; na- NB: Den mentlijck , n 't verbont: en , 't is de eerſte bewegingh in fe Goddes": deſe werelt ; gelijk een s meulingh in een hout, t welck lijcke.com Steeckingh. begint te glimmen. g Text, wiecxken wort , daar naar , menigh mohderi 6. Maar , dit maal verduyſtert en gebluft ; oock en is 'tin menigh niet of glimming wel riticin:
88
Het vyfde Punë , en 't achtſte Capittel,
& Text, wel - vattigh , 't geen van god vlooſe Ouders wordt ghe fähig ) teelt . ofanvno 7 Want , Chriſtus ſprack : Laat de kinderkens totmy mentlijck . W & Kinde- kommen ; want , de loodanighe behoort het Hemel. ren,Chriftus, Rijck : niet de honden ,
wolven , ofte langen : maar,
bet Hemelv aen de kinderen , in de welcke de Eſſents niet geheel Duy Brick toeru
velsen is , daar menighe ghedoopt wordt in den Tooren Gods ; daar de Quders ſchult aen hebben : waot, eenen
quaden Boombrenght quade vrucht ; ſeyt Chriſtus . 8. En, hoewwelhy in deſe wereldt isghekommen , om NB . NB . Saligh te maacken 't gheen verlooren is ; evenwel leyt her doch oock in de Elencs, welck ſich willaten helpen.
NB. NB .
9. Want, by al dien een Dyer-Menſch omkeert , en
Ghy die van fich van't Woord , ' t geen Menſch wierde , laat trecken ; Ouders zije geteelt.
vermach hy de beeldenis wel te bereycken : maar ,
ſoo
niet; ſoo blijft hy ,in fijne dyerſche Eſſents, een boos dyer. 10. Doch, oock in dier meningh niet , dat den Doop den eerſten grondt leyt tot de Menſchelijcke Eſſents, en
bet gheheel het eerſte glimmen van't Goddelijcke Vyer zy: mohder, Deen ! dat en is 't niet : want , een Kindt wordt uytdeEl c Text , ſents van de Ouders ,een Geeſt, daar toevleeſch en bloet; vermábito met ' verbindingh der d Conſtellatien van den Geelt van gungh. d Sierhier deegroote wereldt, op de ſelvighe tijdt. dan in't 11. Wanneer een Kindt in 's Moeders Lichaam het breede,in ' t boeck van de Genadige ** Leven heeft bekommen , foo glimt van ſtonden aen
Verkšefingh Goddelijcke , ofte Helſche Eſſents ; uyt den eerſten oore lijck,berne Spronghen her kommen . 12. En, byval dien , maar een kleyn • ſmoockſel of Capittel e Text, glimſel van deGoddelijckeEſſents beweeghelijck is, foo ri mohde oder under.iis het Kindtden Doopfaennemelijck : en , of t ſchoon fText, ſtierf, en niet gedoopt wierdt, evenwel is doch’t ſmoock fähig . g verstaat, ſelofglimſel, in Gods Myſterio , en’t glimtin Gods Rijck , bet Liever Vjer
en't wordt in t s Vyer Gods aen , geſteecken : want; het fterft
Van de rechte Menſchelijcke Eſſents.
89
Iterft in't Myſterium des Vaders : en , 't glimt op, in't My. ſterium des Soons ; die Menſch wierdt. 13. Des Ouders Doop en Verbondt , is ſijnen Doop en Verbonde : de verſoeningh is geſchiet in't Menſchelijcke bloet, in de ware Menſchelijcke - Eſſents: Gods Woordt a Of,Weſeng ofte Harte,heeft ſich in deingenotene doode Menſche lijcke Elçots in
begeven .
14. Niet in de Aerdſche, ganſch niet in 't Aerdſche deel; maar, in't Hemelſchedeel : niet in het deel, 't geen Adam , door fijne Imaginatie , io.voerde , 'twelck Aerds is : maar , in 't deel 't welck aen Adam wierdt uyt de En
gelfche wereldt ghegeven , 't gheen hy b met de Aerdſche b Of, doora ŠUcht verdurfen vergiftighde;al daar ,in de SUCHT , c Text, grof, dyers vleyſch wierde. aerds , 15. Het ſelvighe deel, heeft de rechte Menſchelijcke Jóweich. Eſſents : en, in 't ſelvige deel , is God, Menſch geworden : en, 't ſelvighe deel,
heeft den grondt van de Engelſche d Of, befit.
wereldt; want, het heeft uyt de Engelfche wereldt fijnen oorſprongh. 16. Maar , byaldien god looſe Ouders , hen me nigh , maal ganſch verſmooren in den Tooren Gods, en Text , Berteuffen teelen alſoo , Kinderen, in den Tooren , foo is voorwaar haar Saat in den dood ingheſloten , en 't en heeft niets, van de rechte Menfchelijcke Effepts inhem , die ſich fText, f konde beweghen ; dan alleenelijck dit, foowat de Con - Biegeber Atellatie in den Geeſte van de groote Werelt in , ſich heeft. mundi. is de Goddelijcke kracht , wel yets 5 be- h.Text, 17. Aldaar , Toorens, is de tegen Gegenſas. weeghelijck : doch, de kracht des ftellingh ; en ,'t is ſwaar: doch , is 't moogelijck ; want, de kofan, Menſch.wordingh Gods , is * in alle Sielen ,in 't Licht des enegegen gefegzer. Levens , ' voorgeſet. mof, xy. 85. 18. Maar, den Doop, m houdt wat anders: Gods » Ef- ofte uylos -fents ( zijnde hec Watec desEeuwigen Levens, gebooren Sentliche M uyt kracht,
go
Het vyfde Punat , en 't achtſte Capittel ,
uyt de ſacht moedigheyt Gods) moet de rechte men ſchelijcke Eſſents ( die doorAdam in den dood is ghello a Text, Rügen .
ten ) « bewegen , en ſich al, daar ( ghelijck als een nieu leven , ofte eene levendige Effents) in begeven : Gods Water moet Doopen ; den Heyligen Geeft moetwerckner meeſter zijn .
19. Doch , ick ſegghe naar mijne erkentenis, dat het Water des Eeuwigen Levens, daar den Heyligen Gheeft b op ſweeft, fich ſwaarlijck in 't vergif des Grims en
b Ofte, broydt Cof;to doods, ſal inbegeven ; ſoo waar geene - Eſſents der rens. begeerte in en is. d Wefentlic 20. Ick ſegghe alſoo , ghelijck ick erkenne , dat oock ke kracht ofte lut. een kint, foo haalt't ſelvige't leven in's Moeders lichaam NB. De
heeft
(by ufoo
verde de Goddelijcke Efents, die in ' t
in desMoe.' Hemelſche deelftaat , bewegende is ) alreeds van den derslichaam . Heyligen Geeft is gedoopt ; en, ' t bereyckt deMenſch. wordingh Chrifti. NB, NB. 21. Want , den Doop en ſtaatniet in des Priekers ghe welt , dat den Heyligen Gheeft op hem moet wachten : want,de Menſch.wordingh Chrifti,en wachtede op geen e Text, Biely f, perck des erbondes,
menſchelijck ghewelt ; maar, op het God in fijn Verbont ftack .
teecken, 't gheen
22. Het , teecken wiert ghebenedijt : daar.jom ſeyde den Engel cot Maria, Ghy zijt de gebenedijtſte onder alle Vrouwen : het teecken ftack in haar : 't felvighe was ghebenedijt ; en , 't ſelvighe benedijde haar oock , doen
f Text, Hege. & Text, Biel of, peackdes perbonds, h Text, Stege. NB. NB .
't Harte Gods, het • teeckenf beweeg hemaackte . : 23. Het ſelvige & teecken , reyckcen achterlich ,tot lich, tot op den leften menfch : eo , op Adam ; en, voor
doen God Menſch wiert , foo wiert't ſelvighe & ceecken in 't Hemelſche deel , h beweeght ghemaackt : niet al leen in Maria : maar , dock in Adam , en Heva , en in
10faen , al hare kinderen , die ben k of, optine ghegeven ,
in God hadden k in
bege
yen ;
Van de rechte Menſchelijcke Elents .
91
ven ; de ſelvighe wierden alı„ t'famen , in eteecken ghe benedijt. 24. Want, dat is het Verbont der ghenade,'t geen God NB , NB , met Adam en Heva heeft op gherecht :'t ſelvighe Ver bont ſtaat in alle de Menſchelijcke « Eſſents ; maar , in a of,Eygen Schap.
gecne Duyvelſche . 25. Den Doop , is dan
ooch het Segel , 't gheen God NB.DoWat den op
aen 't Verbont hingh ; ghelijck als in 't Oude Teſtament, de Beſnijdiogh : in den Doop geeft God aen den menſch , Goddelijck Water, tot een Papt en Segel. 26. Maar,'t Verbont, is, voor den Doop, daar : ' t felvi. gheisin't Paradijs ghemaackt ; jae , voor den gront des werelds : foohaaft eene Siele in's Moeders lichaam be- b Text, wecghelijck is dat • het Principiom en eene menſchelijcke er ande, het Princie Siele is ghebooren , foo is ſy in 't Verbont. 27: Want , Chriftusheeft ſich in't + Vyer Gods , in 't pirom des
Principium in begeven , ' t Verbont vervult ; hy is . den 4 Zijmdebee eerſte Princja roof des Teftaments gheworden. pium . 28. Den ſelvigen roof, en wacht op geene uyt- wen-'Text, dighe ordeningh , op de meeningh van den uyt ,wendigen Die ane menſch : maar , ſoo haaſt eene Siele uyt her Principium is gebooren, foo is ſy in den
roof van't Teftament;by.al
dien het Goddelijcke leven in de Siele f beweeghlijck is. f Text, 29. Maar , in geen god looſe Sielen ; daar moet het niet hy leven eerſt ghebooren worden : dep Tooren Gods vera booſeOuders. flint menighe Siele: ſelfs oock noch in der : Eſſents , eer & Of,in 's fy het Principium bereyckt; om dat deſelvige uyt, val- Saat, Iche Eſſents is, van ' t booſe Saat der Ouderen . 30. Soo ( preecke het Vernuft ; Wat kan 'teen Kint Argument, gebeteren, dat de Ouders god
looſe zijn ? ja , wat kan ' t
God ghebeteren : ftaat het doch by des Ouders ghewelt,
of , een Kint te maacken ! wat kan't God ghebeteren , datteelen het de . Hoeren en Hoeren en Boeven te ſamen kraypen ? e . o 31 H , Bocven , M 2
Het vijfde Punet , en ' t achtſte Capittel ,
92 31.
Hoewel den valſchen Boom, niet even alſoo , uye
deſe linie alleen ontſtaat ; maar , oock io de Echt : is den
menſch doch vry ; verweckt hy geen leven , ſoo blijft fijn 2 Een gren : Saat, eene a Efrents. des Weſens 32. Sal daar , om (om des Kints onſchults„wille) God ſtaat het Hemel. ' en Levens. de Perrele voor de Swijnen worpen b Of,voor rijck doch b teghen hem ! het machingaan ; God en hem . ' verſlayt niemant. c Of, ver hindert, 33. Maar , eenen booſen menſche, is verſloten in lig NB, NB. haam en Siele ; waarom oock pier in't Saat het Saat is Ghy booſe. doch de vrucht fijnes Lichaams! wil men goede Terruw
in „ oeghíten , ſoo is' t billigh dat men Terruw uyt, ſaayt ! foo dan noch Diftellaar ghefaayt wort , en dat daaree . nen Diftel uyt waſt ; ſal God’t ſelvighe in eene Terrywe verwandelen ? Syman ,
34. Heeft den Saay
man geen macht, op ſijnen Acker
te ſaayen wat hy wil ? of wilde ghy ſeggep : Wat kan't de 2 Diſtel ghebeteren datfy eenen Diftelis, en ſteeckt ?:be. hoort de ſelvighe doch niet onder de Terruwe ; maar , fy waft ſelfs mede op ! NB .
35. Soude God, doch wel te vreden zijn ,wanneergeen
Diftelukini Diſtel kint en wies ! 't en is oock fijne ordeningh viet : Gede condemn maar,de Duyvel , faayt, in's menſchen gemoet, on kruyt wingh niet onder de Terruwe : waarom laat den menſch hem ſulcx toe , en verderft ſich
ſelts ,dat fijne Eſſents, een Saat des
Diftelswort ; en , draaght onkruyt, tot het Vyer in den Grim Gods . NB , NB.
36. Het en leyt oock niet alles aen 't Saat ; maar , aen den Acker : daar verderft menigh edel ſchoon Koren , in de Effepts van den booſen Acker. 37. Den Hemel met de Sonne , geeft leven en krache aen alle ghewaſſen : de Son'en maacke geen on kruyt ;ſy en begeert oock geenigh : maar, de Ellents in den Acker , maackt
Van de rechte Menſchelütke Ellents .
93
maackt menigh , maalwat anders en verderft het goede; alfoo oock in den menſch . 38. Daar beklijft menigen vloeck , 't gheen den eenen NB. NB. Ghy gode aen den anderen wenſt , wanneer den anderen den vloeck loose Getroya heeft verweckt ,en den ſelvigen aenvuemelijck is: gelijck de. fulcx dan onder god vlooſe Echte lieden gemeen is;daar d'een den anderen den Duyvel en 't Hels.vyer wenſt.
39. Soofy dan beyde, godulooſe zijn , foudehen dan NB BooDua. den . m , en ; dat ſy haren god looſen wille oock niet gheſchied god vlooſe kinderen teelden ? is in hen doch niers Goets; hoe fal dan wat Goets uyt.vhen gaan ? 40. Wat kan God, lulckx gebeterep? Atelt hy hen doch fijn Woord en Leere voor ; en , verkondight hen het ver . derven ! a foo varen ſy heen, daaruheen ſy willen ! alſo is a Dai; , dock haar Saat; want , alſoo'wort menigh Kint , eenen gefchiet heng
Diſtel en een boos Dyer ghębooren ; en , ' t wort in den naar haren wille : of, Tooren Gods ghedoopt . datfe dan hay 2 41. Wane, loodanighe bEllents dep Geelt der Sielen ren wille vol is, in eenefoodanighe ? Eſfepts, vat hy oock het Godde - gen, fool!
lijcke Weſen in 't Verbondt : den eenen, in de kracht des horen. Lichts; in de Liefde : den anderen , in de kracht van den b Eygen Shap . Grim ; in de Duyſternis. Ble . Cada 1.5.! NB, Soodan 42. Het Verbondt, met den Doop, beſtaat : een yeder nigh den Kint wort in't Verbondt Gedoopt: deGeeft Gods Doopt mone, roodso. een yeder ; doch ( ſoo. men’t gebruyck houdt ) naar des NB.Gelijck des kints Eye Kints Eygenſchap. genſchap is, 43. Vader en moeder,alsmede den Dooper,zijn me- soois cock nigh , maal godijlooſe , en o zijn maar booſe dyeren ;en, fomen Doop. ' ten is hen oock geen ernft : hen is meeſt ghelegen aen de NB , NR . uyterlijcke pracht en aen’ı gelt; verachten maar 't Myſte- ToorenGods, rium : en, is 't Kint oock , maar des Toorens Eygenſchap : bon in dsprivate Death wie ſal dan Doopen in fijn Verbond ; om
niemant anders, dan GodsTooren, dat, men met ' s felvige maar en ſpot. M 3 44. Alloo
94
Het vijfde Punkt , en ' t achtſte Capittel ,
a De Werco 44. Alloo vangt den quaaldes Toorens,den nieuwen de ende nyttig Geeſt; en werck krachtigh in den ſelvigen : en, brenght Senelijcke Ey: vruchten ,in't verderven ; gelijck S. Paulus,van't Avondt . mener de maal,en't andere Teſtament, feyt: Dat den god looſen , Selfo Geeft. 't ſelvighe tor een oordeel ontfanght ; om
dat hy niet
NB.NB. onderſcheyd, het Lichaam des Heeren: dat is ,dat hy het pontumaal. Hemelſche deel van ſijne Effepts , inhem , niet onder
NB.Het Hemelsche Wefen in ons, moeten
ſcheyd, van'c Aerdſche: en, fijnen Wille in 'tſelvighe en fet, en't ſelvige God opvoffert ; maar, houdt fulckx,alijs t'ſamen gemeen , ghelijck eenen Oshet Voer eet. 45.
Daarom
6 vloeytin
hem ,den Tooren Gods, om
dat hy fijnen Wille , van't Aerdſche niet af en breeckt , Aerdsche onderasSchey, en in 't berouwen van fijne booſheyt niet in egaat den . bText, daarwomen vermach bijo Hemels Deel , Gods Lichaam qualteci of, werckt, en niet deelachtighte wordeo ; door.dien hy de Effepts des Hemelſchen Deels niet en vermach bewegende te ploegt op: cText, maacken . Kege. d Of, den 46. Daar toe en heeft den ſelvighe oock geenen foodanigen.
mondt, om Gods Lichaam te ontfangen:want, den mondt leyt in den Dood verſloten ; en , het Aerdſche Deel ont fanght even wel dan noch her Lichaam Chrifti : doch, naar de Eygenſchap des Toorens, naar de Eygenſchap van de Düyſtere wereldt;want,het Teſtament moet beſtaan.
Wederom van 147: Alfoo oock, indier voughe,in den Doop : ghelijck den Doop. NB. Ging de Eflents der Sielen , in 'tWefen is , alſoo geniet ſy oock ganfch godis het Verbondt Gods: het ſoude beter zijn , dat een god . looke Ouders. loos Kindt n , iet én wierde gedoopt', en dat een god loos Menſch, in fijne fonden ſopderom e ofte, en ontfingh .
wendingh , het Tefta .
ment Gods niet eden en roerde ; want , fulckx brenght hen , beyde, niets anders, dan kracht, ten verderve.
f Text, 48. Want,GodsVerbonde wordt f beweeght ; en ,'t en gerüger. NB.NB, gaat nimmermeer fonder vrucht af: God wercke in fijn Verbordt, naar fijn Woord : gelijck de Sięle is,die'tVer bonde
Van de rechte Menſchelijcke Elents,".
95
bonde • beweegt, foo is oock deb Artzny in ' t Verbondt; : Rüger. en , in ſoodanighe kracht, werckt de. Geeft Gods , in Lief bofimedia cijn . de en Tooren . 49. Want , hy is allerley Levens Geeft, hy vergelijcke NB.NB. fich met allerlcy Leven : hy is in yeder dingh, ghelijckdes HoeGods Geeft werkt, dinghs Wille en Eygenſchap is : want, d'eene Eygen vatde andere: 't geen de Siele wil , ' t ſelvighe wil c Text, ſchap
oock den genen , tot den welckefy ſich in
wendt : het is fäheci
alles & Magiſch ; 't geen den Wille wil , 't ſelvighe ont- ofte begrijpe. d Ofte , eene faoght hy . Derckingh so . Eene Padde , neemt ſich een vergif aen ( al fat ſy van deGeo ſchoon in de beſte • Apoteecke) ingelijcken oock eene ftelijckewiſe Şlange ; een yeder dingh, neemtalleenelijck fijne Eygen. Of, wel . myckende lich . balfem . si . En, al at 't ſelvige , hetWeſen van eene Goede Ey- w NB.
ſchappen in
genſchap,ſoo maackt het doch, in lich ,alles, tot fijne ſelfs Ghy Pad , er Eygenſchap : alwaar 't uſchoon dat eene Padde hoo- Slanghwach tige Natuu ningh ate , evenwelſoude den hooningh , in haar , tot ren ren . gif den ijck ver wor : ghel dan de Duyvel eenen Engel was :
maar , doen hy niers Goeds en wilde , foo wierdt hem fija Hemels Weſen , doch, tot Helſch vergif ; en , fijnen boom fen wille , bleef d'een tijd, als d'andere,boos. 52. Alloo is ons hoogh te betrachten , wat wy willen doen en voor hebben :wy hebben ,in ons quaat en Goedt: in ' t welck wy onſen Wille f wended , des ſelfs & Efrents f Text, dopffen . wordt in ons opvgeweckt; en,wy trecken oock ſooda 8 0f,Eygen jihap. Highe Eygenſchap , van uyt - wendigh, in , ons. Text, 53. Wy hebben beydeMyſterien, Goddelijck,en, Duy- Bergens vels, in
ons,van beyde de Eeuwighe werelden , en oock
van de uyt - wendighe wereldt: wat wy uyt ons maacken, ' t felvighe zijn wy : wat wy in ons verweckev,'tſelvighe is in ons i werckende ; voeren wy ons tot het Goede , loo i Brege. helpt ons GodsGeeft...)widt ? Vedi Sini
54. Maar,
1
l Het feſte Pun &t , en 't negende Capitte ,
96
54. Maar , voeren wy ons tot het booſe , ſoo helpt ons Gods Grim en Tooren : wat wy willen , van foodanige Ey
• Regeere bert of, Leydse man . God wil den dood des Son . daars niet.
genſchap bekommen wy eenen « voerder;en , daarvoeren wyons in : en ,'c en is doch den Wille van de Godheyt niet, dat wy verderven ; maar, lijnes Toorens, en onſen Wille, ss . En , alſoo verſtaan wy het vijfde Punct , hoe een Leven verderft, en hoe uyt het Goede , booswordt : en , uyt het boofe, Goedt;wanneer den Wille ſich om
wendt.
Her ſefte Punct ,
Van 't Leven der Duyſternis , daar de Duyvelen in Woo nen ; wat't ſelvighe voor eene Geboort en
b Of, sytos Werckende Eygenſchap.
b quaal heeft. HET
NEGENDE CAPITTEL . 1.
Et Leven der Duyſternis , is al het Leven des c Contrari. Booſe d , of; Lichts, ? tegen : want,deDuyſternis, geeft d grim guade vruch . HI mige en vyandighe Eſſents; en , het Leven des ten) , Lichts, geeft Lieve Effents. 2.
In de Duyſternis en is , ip de Eſſents, niets
anders
dan een geduurigh ſteecken en breecken , daar eene yede cOf weder- re Eſſents , tegensd'andere vyant is ; een waardigh.
fen : eene yedere geſtalte verloochent ſich
ſtrijdigh We
ſelfs, en feyt
tot de andere , dat defelvighe boos zy , en e ſtrijdigh te haar ; fy zy een oorſaack van hare on ruſt en ghens ,boosof , heye grimmigheyt heye. NB . Waar ¿ 3. Eene yedere denckt ip, fich : by.walmdien de ande, bet liegen fElendig
oorſprongh heeft men . gewo.
regeſtalte niet en was, ſoo ſoude ick Raft hebben; en , ye der is doch boos en valſch ! daar, van komt het, dat al les,
Van't Leven daar de Düyvelen in woonen .
97
les, ſoo. wat uyệ de duyftere Grimmige Eygenſchap word gebooren ,loogenachtigh is, en teghen d'andere geſtalten doorgaans lieght, dat de ſelvigheboos zijn : en, is ſelfs doch daar oorſaack van ; ſy maackt defelvige, door hare a Text, vergiftige « in ſtortingh ,boos. Inficirung. 4. Soodanigh zijn ly alivt'lamen ; en, looghen, ishare
waarheyt : wanneer ſy loogen ſpreecken ,foo ſpreecken ſy vap hare eygen geftalten en eygenſchappen ; en , fooda nigh zijn oock hare Creatoren · daarvom ſeyt Chriftus: .:. De Duyvel zy eenen loogenaar en moordenaar van der begione : want, een yedere geſtalte, begeert de andere te vermoorden : en , daar en is doch gheen vermoorden ! want, hoe grooter den ſtrijdt is, hoe grooter haar moord , leven worde. s. Daar jom wordt 't ſelvighe eenen Eeuwigen dood en vyantſchap genaamt, daar eene ydele ſtrijdigheytone ſtaat : want , daar en is niets , 't gheen den ftrijde ver - ; mocht
te beletten : daar en is niets ,'t geen eene eenige aufbe6em . geſtalte ſoude konnen dwingen : hoe ineerder tegen . Creat, Bándiget. ; weer , hoe grooter de Grimmigheyt ſoude worden ghe
lijck een Vyer , d daarmen op blaaſt , daar 't maar te das d Text, mane meerder brande, fcyüret. 1.0 . HetGrimmighe Rijck en kan , noch vermach van piecsuye- gebluſt te worden , dan alleenelijck bloot, van Gods Liefde; daar..-van ſoud't ganſch en vreughden rijck worden . r
.
ſoet, lieffelijck , e Of,Sada .
En ,ſulckx en vermach oock niet te zijn ! want, wan
f Door , ofte, neer het Rijck der Duyſternis,f met het Licht ſoude aen worden , foo en ſgude het Licht geene wortel NB.Liche geſteecken hebben tot fijne Natuur en Eygenſchap : daar en konde en Dwyfer. gheen Vyer ghebooren worden : en , daar en ſoude oock mimoce NB ,'tGrima geen Licht zijn ; maar alles, een niets. Blues 18. Over -Tulckx poet het Grimmige Rijckzijo: want, mieghe . moet zijn het N
100
Het fejte Pun &t, en 't negende Capittel ,
het is een oorſaack van de Vyer , en Lichtenwereldt ; en , it is alles Gods: maar, ' t en wordt niet alles, God , erkent ofte genaamt; om dat de Duyſtere -wereldt eene andere Eygenſchap heeft. 9. En , de Lichte
wereldt is oock eene oorſaack van
den Grim en het verſchricken der duyftere Eygenſchap: wapt, de Duyſternis , verſchricke voor't Licht ; vermach a Text, 't ſelvighe doch niet « te vatten : maar, ſy is alſoo alleene . ( NB.NB. lijck eene oorfaack des Levens en van de beweeghelijck . heyt ;en ,'t moet alſo,alles,totGods Heerlijckheyt dienen .
NB . De 10. Het Leven der Duyſternis heeftmenigherley ghe here on deme.Atalten; 't en is geen eenderley Eygenſchap : gelijck ons ren der ſulckx aep de Creaturen van deſe wereldt is te erkennen , Difteriso daar d'eene doch boofer is , dan d'andere , en in eene an dere quaal kaat dan d'andere ; de welcke doch altſamen noch Leven in de kracht en't Licht der Sonnen .
b De Son . 11. Maar , by_al_dien de b felvige quam uyi_te_bluſ. ſen , foo foude de diepte ,grimmighen ' fteeckend worden: c Text, #acbtigb. ' dan ſoude men haaſt de Eygenſchap van de Duyfterem wereldt ſien , hoe alle Creaturen foo vergiftigh en boos fouden worden. 12. Want , in 't vergif, ſtaat al het Leven : en , het Licht alleen, weder
ſtaat het vergif, en , ' t is doch oock
cene oorſaack , dat het vergif leeft, en piet en verſmacht. 13. Daarom is ons te erkennen , dat het Leven der
Duyſternis niets anders en is , dan een verſmacht vergif, ghelijck eene ſtervende quaal ; en , daar en is doch geen fterven :want , de Lichte wereldt treet tegens den Spie gel der Duyfternis; daar van de Duyſternis, Eeuwigh , ia den fchrick ſtaat.
.NB. Waar de hooreer.
14. Het duyftere Leven is ghelijck eenen fchrick, daar
digheye des den blixem en den fchrick door gaans op klumt,gelijck boven uyt wilde Duyvels WRagh wat of hy van't Leven wilde af- wycken , en vareo :
Van't Leven daar de Driyvelén in woonen .
IOI
varen : en , daar vandaan ontſtaat, de hooveerdigheyt , dat de Duyvel doorgaans, boven God wil zijn : het is fijne Eygenſchap , de Figuurfijnes Levens, is loodanigh ; ende en kan niet andersdoen . · 15. Ghelijck als een vergif , woede en ſteeckt , als of'c NB. 't Lee uyt de gelederen wilde uyt barften : foodanigh is bet Le-Duyſtern men der is. ven der Duyfterpis in fich felfs : de vergifcighe Eſena
tien , maacken een foodanigh ghemoer : en , uyt het ghe moet, gaat eenen ſoodanigen Geeft des Willens, in 't fel a Text; Miller Geiß . vighe iseene ſoodanighe Eygenſchap . 16. En , 't ſtaat voornemelijck ,in ſeven geſtalten naar ' t Centrum van de Natuur met des ſelfs Principium : ghe lijck, het Leven der vreughde in ſeven gheftalten ftaat , naar 't recht der Natuur , alſoo oock het Leven van de treurigheyt. 17. En , onsen is doch niet alſoo te dencken , dat het NB. De Leyen der Duyſternis alſoo ja eene Elende verfinckt;daar macht en ' t fich vergeedt, ghelijck of het treurde ! daar en is gheen de Dwyfter treuren : maar, foowat by ons op Aerden, naar defe Eye ni.. genſchap, treuren is , 't ſelvighe is in de Duyſternis, macht en vreughde ; naar de Eygenſchap van de Duyſternis. 18. Want, decreurigheyt, is een dingh, 'twelck in den NB . Wat dood verlinckt :den dood en het ſterven, is dan toch het iset Leven Leven van de Duyſternis; ghelijck de anghft het Leven der nisiDuzkera . van 't vergifis: hoe grooter de anghft wordt in'tvergif, hoe ftercker het Leven van'o vergifwordt; gelijck fulckx is te bedencken aen't uytwendige vergif , ·
19
Wyen konnen alfoo van den Duyvel nietſegghen, NB. De
dat hy in treurigheytzy ſittende, ghelijck ofhy verlaagh - remiet, de ! daar en is in hem geen verſagen : maar, eenen gedua- in fijn
rigen wille , om det . quaal des vergifs meerdet aen ſteecken ;op datfijnen Grim
beskede grooter worde:want , ſulckx opu Wercken te
is fijne ſterckte, daar hy fijnen willein ſchept, om over de de tradit, Troopen 2 N
102
Het feſte Punat , en 't negende Capittel
Trooned te varen , en , de ſelvige te ontſteecken : hy wil in Groote de quaal des vergifs, een machtigh Heer zijn ; want , ſy is, Le ven . het ftercke en groote Leven . NB . Het
20. Maar , het Licht, is fijn elende'en vertſagen : 't fel
vertſagen des vigeleydt hem depracht; daar hy voor verſchrickr: want, Duyvels. het is fijo recht vergif, i't geen hem pijnight; om dat hy ’ t ſelvighe heeft verlaten: over
ſulckx ſtaat't ſelvige hem
a Ofte , onder nu a cegens ; ſulckx ſchaamt hy ſich ſeer,dat hy eenen on ooghen . .] gheſtalten Engel is , irreene vreemde Beeldenis. 21. Hy ſoude met den ſelvigen Engel te vreden zijn , foo hem maar her Licht niet foo feer na by en was: over ſulekx is de ſchande ſoo ſeer groot in
b Text, Verwegel.
hem
,
dat hy ſich
b.over - geeft., ' en fijne vergiftighe quaal geduurighmeer der ontiteeckt, op dat fijne Figuur grouwelijcker worde ;
en inhem , de Goddelijckemaar nier bekent.en worde. cOf, daarw * 22. ' Daarom en tracht hy maar - daartoe , hoe hy ngar . tegens God machwoeden en tobben , ghelijck of hy yecs .
vreemts , ofte eene vreemde machtwas ; als had hy een vreemt Rijck : daar hy doch Arm is, en ' t Duyſtere Rijck , hem niet toebehoort ; maar , hy en is niets anders in's " 7 ſelvighe, dan eenen gevangene . 23. Het is Gods af, grondg: hy en isin't ſelvighie maar
.NB. Het duytere Rick Gods Afv eene Creatuur : hy wil daarHeerin zijn : en ,isdoch maar ronde een Goochelaar met de Grimmigheyt : hoe wel hy doen
moet, ghelijck de Eygenſchap van de qualiteyt is; en, 't is oock wonder, voor de geftrenge macht der Eeuwigheyr. d Text,
24. Het is ghelijck als een ſpel, met het welck de ge ſtrenghemacht , haar d vermaack heeft : daar dooron
verbringer
der
drijf.
de of leedt zy ? en , dat deCreaturen in de Lichtewe
fcheyden mach worden, wat boos ofGoedt,vreughe
NB. God
relde , oorſaack hebben , Gchte verdemoedigena. " 2 25. Hoe wel:God geenen Duyvel heeft geſchapen ,
heeft geenen noch oock den Lúcifer, tot de Duyſtere wereldt :en , dit is
Schapen ,
Van't Levén daar de Duyvalen in woorán.
103
is de vyantſchap by den Lucifer:
dat hy eenen Engel is NB. LucifersDes geweeſt, en dat het Lichthem ſoo na by is ; dat hy eenen vyantſchap afvalligen is ghewordensv li ) 7: ilori , train 26. Anders, en is in de Cteatürėn, die in de Duyftere. Cr NB. De eapuren , wereldt zijngeſchapen , geen WeelWalit, fy zijd de Ey- eing de , к genſchap van de Grimmigheyt ende en weten niets van Duterens t Licht Grimmigheyt is hare fterekte en macht ; en, frauen einen vyantſchap ishaar Wil en Levem. Ja
grilla17e
hebben geen
3127.1 Hoe bodſer en vyandiger eebe.Creatitt , in de NB, pijn , NB , Duyftere - wereldt, hoe grooter des felfs/macht is : ghe lijck 'als de machtige Tyrannen van deſe werele, menigh.. maalharemacht , inbooſheyt , laten ſien ', dat men hen moet vreefen ': 'ofeghelijck de tamme dyeren henvdor de booſe Grimniglie.ucéolen zalfoo heeft het dock.eena --5.5 ** lewis Eygenſchap in de Duyſtere wereldoor ' 1519'vu'15 28.
Wanneer lwy de Eygèófehap van de Duylterev NB. De
weçeldt, rechtwillen betrachten , foolien wy alleenelijck before medias aen, deboothey'ea'hooveerdigheyt vandele wereldı> He iseen Beele felvighe is een voor beele: livant vialléboaflieyos valifi van de Duy heyt, hooveerdigheyt, en gierigheyt, heeft hijyen wortelHere
0.
van de Duyftere wereldt : het isdeEygenſchap van de van deHelle menfchen ofte en Tooren Duyſtereuwereldcb het zyı't felvighesin .Gods,
dyeren erkent worde ;Iwant dele wereldt Étaatioides Dayſtere - wereldusgronti soli*11 :00 neblericot - 291 DoDuyſtere werelt geeft Effenrs ;Wil, en Leven , NF.Wattini aen deſe wereldt: en , by al dier het goede niet mede veldebeter is, en wasa: inde:felviglie gļiefchapen fooien foude geenen dan de dwya merecesite dan in deffere anderen wille noch doen , indele wereldo zijn a , Duyftere wereldt.15 : 19 STORE 957 ovę in defe vier 30. Doch , de Goddelijcke kracht:ehit licht der Son . Elementiglie Aen , verweertſulckx: ghelijck , men onder menſchen en NB . De dyeren liet', wat yoorleenevyantſchap , byten, laan ; eta van Exgenschap de Duya hooveerdigeneygen willezy.dasriyeder over het andereteren werelh o uy wil -397 , s'il N ile
104
Het feftie Pine , ent negende:Capittel;
wil heerſchen ,'t andereverworgenen verſlinden , en ſich alleen verheffen , oock alles onder treden door lift , grimmigheyt , booſheyt en valfheyt ; eene foodanighe . ?" Eygenſchap heeftoock de Duyftere. wereldt. ', . NB. Wai - 31. Spowat alle boos, achtige menſchen in déſe wc de Dwyvelen reldt doen, in hare booſheyt en valfheyt , 'tfelvige doen Creatiren,in oock de Duyvelen in de Duyftere ,wereldt :en , 't gheen de Duife de vergiftighe booſe wormen en dyetenin harebooſheyt reperelds doen ,'t felvighedoen oock de andere Créaturen in de doen , " it. ritw .: Duyſtere wereldt.lu : " 790115,4 NB . Wat 32. Hoewel de ſelvige fonder een ſoodanig Lichaam Lichamen de zijn , even wel hebben ſy dach foodanighe Eygenſchap Helſche Creaturen, in baar Geeſtelijck Lichaamt en , hoewel died is , dat fỹ en,de Du- Lichaana hebben , doch , naar Geeſtelijckeriaert, gelijck pelen hebben , de Duyvelen hebben 11,9 "5D 33. Dé Gheboort, het Wefen , de Efſents, en het regi ment van de Duyſtere wereldt ,ſtaat voor pemelijck alleen in de viereerſte geftalten van de Natuur ( nament lijck, in de anghilt i quaal:) in :een feer ſtercken machtigh tegiment ; daar alles, in der Effents, luydbaar is . c 2.34 . Want, de facht moedigheyt is de ryantſchap van 3 gaans, tégens 1.00 de Grimmighe mache; en , teen, is door, tandere. anders, byval. dien't Een , eenighfoude zijn ,
ſoo en moſt daar oock maar eenderley quaat zijır.1 NB. Hoe ": 35 . En , by al dievidat daar maar eerderleywillen in de Eeuwighe was, fopen vermochten de Eeuwige wouideren niet open openbawan
baar te worden maar , demenigerley giraal , maackt de
werdetiu 11.11.11
Eeuwige wonderen openbaaral sobranolliers 19.014 : 36. Want , de Eeuwigheyt en vermocht anders niec openbaar te worden ,'of tot het Wefen te końmen , dan
á Of, deer.
a metde ontfteeckingh : namentlijck , iolo wrange ghe Itrenghe aenztrecken , daarde Duyſterel wereldcin ftaar ' en daar de Vyer wereldt haren oorfpronghinheeft ;ens ! 37. Hec dock de Lichte wereldt.
Van 't Leden daarde Duguelenin woonen.
0105
37. Heten is al t'famen maar een Bénigh Weſen : eň , 't ſcheyt sich dannoch ſelfs in drie Éygenſchappen van de . qualen : daar en is geenighe Rygenſchap van de an- 2 uythis dere at geſcheyden : maar, een yeder b geeft de andere ; Krachten. ghelijck wy aen 't Vyer en't Licht fien , als mede aen de b Of, baars en veroor Materiedaar 't Vyer uyt brant. Saackt. 38. En , 't en is den menfch niet noodigh-, dieper te foecken : want, hy is ſelfs des Wefens aller Weſen : allee- NB, De nelijck is hem daar om noodigh te ſoecken naar de potfacken maal hy, in fijne Scheppingh , fich uyt fijtie in , ftaandeor- het foeckers deningh heeft om geweot , en eene andere quaal infich in gheyoért en verweckt ) hoe hy in fijne Eeuwigheor deningh en quaal , wederom pach i weder baren .
gaan , enr , fich
1:35. Ea dan , hoe hy de Ġtimmighe quaal, die in hem . beweeghlijck is , wederom machayt bluffen : naar ... c Text, Kegel de maal in hem ,alles beweeghelijcki , en 't quaat en ofte, op under s i Goet hem creckt , foo moet hy leeren , hoe hy't mach wecks ls. wedert, ftaan , en , in ſacht moedigheyt, in den quaal des ') Lichrs en der Liefde mach wandelen .
40.
Anders heeft den menfch geene wer , by
hy ſich in de Eygenſchap van de Duyftere
al dien , ns. Op
wereldo niec watwifede
en omfteecke, en naar de ſelvighe Eygenfchap en wan - wanfreno delci, ſooischem alles vry : foo wat hy in de facht toe digheyt en liefde doorgaansdoer , dat is hem' vry ; en , 't is fijo eygen Weſen. 2:41 . Hec en leyt aen niemants naam
oftemeenen : alles NB. NA wat uyt eene eenighe wortet is ghewalten , ' felvighe be hoort tot eenev eenigen Boom , het is eenderley vrucht; 'c en zy dan dat hetſich ſelfs verderft , dat het de ſelvige Efent's verwandelt .
hier :( 42. Soo langh een dingh in de Eſſents blijft fluye de v8: War wet: fonderwerk welckert ſelvighe is oniRaan,low'er bleefeher geene maar ,
.Het fefte
Punot yienst'negende Capittel,
Haar , wanneer 'c daar uyt wijckt,
tot in eene andere
a Of, were a quaal, foo hangbt de eerſte quaal, 't ſelvighe aen ; en kende Fro: tleyt met de andere in ſtrijdt ; dan vervolght hem de NB.Waar. Wets dat het wederom ſoude in : gaan in ' t geen 'twelck gheen om eeneWer het in den oorſprongh was , en , een Eenigh zy : wortgegeven. twee : want , een Eenigh diogh moet inaar een Eenigh
Regimentvoeren ; geen twee. ŅB. „ VB - 3 43. Dey menſch was in'tRegiment der liefde en falcht Hoe de Lief moedigheyt gheſchapeb (namentlijck, in't Weſen Gods) facita moe daar ſoude hy in blijven : maar , naar de maal hy ſich digheze de nocheen Regiment (zijndeden Grim )heeft verwecke, foo ringl in den is hy nu in ftrijdt , en heefteene Wet ; op dat hy den menſch heeft Grim doode en verlate; en wederom in een EenighiRe giment zy. ghebadt. Corinn
NB:Waarner 44. Naar de maal beyde de Regimenten dan , in hem om den . Grimmige Regiment men (d geheel machtigh zijn geworden en dat het verbreecken de Liefde heeft overweldight: foo moet hy, in't Weſen, moet, ganſch verbreecken , en wederom uyt de eerſte wortel, nieu gebooren worden , daarom heeft hy , in dit Twee : b Text, voudigh Weſen , eene Wet, hoe hy moet b doen ; en ee Geberdeni ofte, fichadra . nen Geeft desWillensbaren ,tot het Eeuwige Regiment . 45: Al dit felvighe vų , ſtaat in fijne macht : hy mach
NB Hot baren den Grimmigen geeft of den Lieyen , geeft;waar. menſch onderheen , in welcke wereldt hy behoort : waiſt , hy ſcheyt de Wet iso
c Dat is, data pe cburje
ſich ſelfs ; maar, de Wet over hem ,duurt ſoo'laugh als hy 150 in dit leven ſtaat. 46. Algodan wanneerſich het kruyt, van deſen Acker
ten Scheyt, ſoo iş't ſelvige weder comin-lijn - Regiment en willfinesgen en en daar faldt Eeuwigh blijven , want, daar en is daar vad vermogen) ghreregeert niets meer'tgeen't ſelvige eeneWet geeft: Want; het is worl . d Dat is, in għeheel Eenigh din fijnen Wille ;het zy quaat , of Goet Simerioperator te doen dach nitions oors cuss gegevenen 47. Naar, jy dituye wendighe loven staatden menſch wille , in
Van 't Leven daar de Duyvelen in woonen .
IOS
in den ſtrijt :daar ruften twee Regimenten in hem ,a twee- a Of, van derley quaal, en tweederley wet: het eene is het Godde- tweederley werckende lijcke , tot Liefde en Gherechtigheyt : en , het andere is Eygenfelray het Grimmige, in op
klummende Hooveerdigheyt , in peno
Vyers_macht, in geltrenge wrange Helſche Gyerigheyt, Nijdigheyt, Tooren en Booſ heyt. 48. Aen't welck denmenſch ſich bin_eygent,aen't ſel-
vige Regiment is hy : “ en , 't andere hanght hem aen ,en ' t ſchelt hem onder ooghen , als eenen min , eedigen en afvalligen ; en , 't treckt hem dan noch , en't wil hem
Ofte, begeeft. Ver laat, c het Godde lijeke Reg: ment,
hebben : alſoo ſteeckt het leven tuffchen beyden , in de pers ; en , ' t is ghedarigh met ſich 49. Grim
ſelfson eenigh . Maar w , anneer 't ſich d over - geeft, en aen den d Text, Verweget: ganſch te huys geeft , foo verſtoort den Grim , de
Beeldenis e naar God :
dien den ſelvigen dan . Beelt, Gods noch ſulckx niet ganſchelijck en vermach , dat de kracht Gods f hem fulckx s verhindert , foo wil den Grim den Verſtaat, by.al
ganſchen menſch ſtorten : en, menigh wort, in vertwijffe - Text, g lingh , in deſelvighe anghft , gheftort ; dat hy ſich den dood aen doet .
ſelfs Berwicdere.
so. Alloo valt de Siele met de Beeldenis,aen de Grim mighe Duyſtere -wereldt te huỳs : en , de Beeldenis wort in eene Helſche figuur gebracht ; in eene geſtaltenis van h Verſtaat, de Eygenſchap, dien 5 hy al hier heeft ghehadt. den menſih. si. Want , alſoo is 't met de Duyvelen oock ghegaan, NB. KB. de welcke hare eerſte Beeldenis hebben verlooren : een De beeldenis der Duyvelen yeder Duyvel, heeft nu'eene Beeldenis, naar ſijne Eygen en perdoemde ſchap, naar de figuur van den Grim ; naar fijne quaal : Sielen, ghelijck als daar zijn,verſchrickelijcke Wormen en Dye ren ; en , ſulckx heeft oock , de verloorene Siele tever wachten . $2 . Hetuyt--wendige vernuft vermeent , dat de Helle NB. NB, Van de ons zy ; maar, ſy is ons na : een yeder draaght Helle , de O
verde van
106
Het fefte Pun &t, en ' t negende Capittel,
de Helle , i... fich : 'ten, zydan dat hy hetHelſche ver a Of, door, gif, « met de kracht Gods, doode,en gelijck eenen vieu wen tack, daar.van uytv groene;die van de Helſche quaal b Of, aen. niet en vermach begrepeu ofte b beweeght te worden. geraackt. 53. En , hoewel dat het doch waar is , dat den Grim NB . De gheftrengheye der Hellen , aen d'eeneplaats meer wort erkent , dan aen der Hellers d'andere: alles naar 't Helſche Regiment, daar het opper daen d'eene plaats des fte Regiment machtigh is,aen onderſcheydelijcke plaat wereldtsmeer ſen , in de plaats van deſe wereldt : allesnaar de eerſte openbaar,dan aen d'andere, aen , ſteeckingh d van den Koningh Lucifer ; gelijck aen c Text , meenighe plaatſen der Aerden . tm Loco . 54. Als mede in de diepte ,tuſſchen de Sterren en der d Ofte, door. NB.'Van Aerden , wort de Helſche Eygenſchap , ineer, dan aen an deGeeften, dere plaatſen gheſpeurt, daar den in..wendighen Grim , dan onder.. Eggenſchap. in 't uytvwendige Principium reyckt: daar pen des ſcheydelijcke regimenten der Duyvelen, oock anderen, Luchis, van andere Helſche Eygenſchappen zijo : daar den Grim Gods, fich foo ſeer hefrigh heeft ontſteecken ; en , nu alfoo brant, tot aen ' t GerichtGods.
NB . NB . 55. Een yeder menſch , draaght, in deſe wereldt, He. e nemeljek . mel en Helle in lich : welcke Eygenſchap hy verweckt, NB: Waar de ſelvige bravt in., hem ;des felfs Vyer, is de Siele e vat: in'egerichte, tigh : en , wanneer 't Lichaam af. iterfi, foo en behoeft naar hetafv de siele nietergens heen , tevvaren : maar , fy wort aen Scheyden des ' t Helſche Regiment te huys geworpen : ' t geen hare Ey Lidraams blijft. genſchappen zijn , die wachten op haar ; en , nemen de NB. De ſelvighe in haar Regiment, tot het Gerichte Gods. Sielen en zijn aen geen 56. En , hoewel het is , dat ſy aen geene plaats en zijn me plaaije- ghebonden, even ...wel behooren fy doch in't ſelvige Re gebonden.
giment ;, en , de felvighe quaal hebben fy overal : en, of, were.waar fy dan doorgaans heen , varen , evenuwel zijn ſy kende Ey in't ſelvige Regiment en f quaal. genſchap . g Of, den 57. Want; dens Afvgront en heeft geene ſtede, noch Onwgront. tijd ,
Van ' t Leven daar di Duyvelen in woonen .
107
tijd , noch ruymte : gelijck het voor detijden des werelts, daar geen ſtede was ; alſoo is't , en blijft het,Eeuwigh, in a Of, den den - Afwgront.
58. En, hoewel het is, dat b de plaats van deſe werelt, om
grone.
h ijck wiert gegeven ( want, der locus. aen Lucifer, tot een Koningr hy was in de ſelvighe geſchapen ) evenwel is hy nu doch uyt ' plaats en d Itede uyt geſtoten geworden , en woont Orth. in den · Afwgront ; daar hy Eeuwighlijck geenige plaats e Om_gront.
van de Engelſche Rijcken , vermach tebereycken : en , hy NB. Waar de Dayrel hy ;da gr Af . in de , ar is doch ,in lijn rijck ontingeſloten n ghevangen dan ,gelijckeenengevang , eeuwige, ſpotmoetdragen . Reye ; en,alle enen verdoemde 59. Gelijck als men eenen quaat doenderdoet , die Sieler , men in een duyſter gat , van al't Weſen van deſe wereldt, io_voert,daar hy al de vreughde en het Weſen van de we reldt moet ontbeeren ; en , de beſpottingh fijnder over, tredingh moet dragen : alfoo gaat het den Duyvel , en alle verdoemde Sielen oock ; de ſelvighe leggen in den NB . Waar. duyfteren kercker ghevangen . 60. Sy en begeeren oock niet daar_uyt te zijn, van..we- om de Dwy, gen de groote beſpottingh haarder grouwelijcke geſtalte velen,en,de enbeeldenis :en, waar ſy dangedurigh ſchoon heen , varen , Sielen, niet foo en ghenieten ſy doch , Eeuwelijck , geenigh f goet: by wyt haarghe hen en is geene verquickingh ; maar , ſy legghen in der huys willen Hellen , ghelijck dedooden : ofte ghelijck Eeuwige ver- zijn. ver hongerde , verſmachtede en verdorde ; ende en zijn quicking on piets anders dan eene booſe vergiftighe quaal . g Strijdigh .
61. Het is hen al_t'ſamen : wederwaardig : fy en VB D , en h hebben maar eenen dorft naar anghft en booſheyt: ſulcx verdoemden, NB: Higa
eten fy Eeuwigh in fich, en baren Gods laſteringhover
meer doen hen ſelfs ; hoeſy hare figuur grouwelijcker maacken, hoe loj?,vreughde en't vermaak ' t hen liever is, 62. Gelijck als de Nar menſchen , die opaerden gedulem en yeni righ garen de grootſte Narren willen zijn : ftellen hen doemdom. ſchric , NB . NB . O 2
Het feſte Punët , enºt negende Capittel ,
108
ſchrickelijck aen , en hebben daar aen , hare vreughde : alſoo doen ſy oock in der Hellen ; daarom beginnen ſy het ſpel, op Aerden . 63.
Ghelijck eenen Tyran fijne vreughde daar_aen
NB. NB. heeft, wanneer hy de menſchen mach pijnigen , en hen haar ſweet in Nar. nachtige ſeltſame kleedingh en manie ren mach verproncken ,en ſich Nar..achtigh aen alſoo doen oock de Duyvelen in der Hellen .
NB. Voorv beele van de Helſche wereldt.
ſtellen ;
64. En ,de lichtveerdigheyt van deſe werelt, in ſeltſamer dracht , is een recht voorbeelt van de Helſche wereldt . 65. Alle ſeltſame a locken en vlocken , die den hoo
sobre una veerdighen menſch verdicht , en fijnen Narwachtighen Bohten . menſch daar „ mede bekleedt , met de welcke hy van de ware Kinderen Gods wil onderſcheyden zijn , ' i ſelvige zijn voorbeelden van de Helſche wereld . NB. Den 66. Want , al fijo paleeren ,gliufteren en proncken , met Spiegel der Hellen . 't welck hy ſich van de demoedigheyt af..treckt,'t ſelvige is alve'ſamen eenen Helſchen Spiegel: wanc, des Duyvels
b Ofte, Scheyt.
hooveerdigheyt wil viemants ghelijck zijn ; ſy bondern ſcheyt ſich in dele wereldt. 67. En , den blinden menſchen verſtaat het niet , hoe
c Text, de Duyvel hem · beſpoten bedrieghe , en God maar tot a les ſpot , ſijn hooveerdigh ! Monſter , voorbeeldet; dat NB. NB. den armen menſch doet , gelijck hy doet : en , vermeent doch , dat hy met fulckx ſchoon is, en beter žy ,dan andere menſchen ; en, daar wy doch alvt'ſamen uyt een Eenigh
Lichaam en Geeſt ontſtaan, en ghekommen ziju . 63. Doch , met 't felvighe , wort hy voorGod en fijne
c Jaruci Engelen , voor een Monſter des Duyvels bekent; en, hy is eenen grouwel , voor den Hemel : ghelijck als een Nar maar eenen grouwelis , tegens de Wijtheyt, alſoo is de ſchijo
heylige hooveerdigheyt , eenen grouwel voor
f of, tegen. God en fijne Engelen; f voor de Edele Beeldenis: even wel
Van 't Leven daar de Duyvelen in woonen .
109
wel hanght a baar de wereldt aen ; daar_door b bewijſt a Datis, de Tverelt , be ſy het verdurven Aerdſche beeldt . mint de hoor 69. Soo wie eenen hooveerdigen Menſche fiet, die ſiet veerdigheyt. den ſwaren val Adams, en een voorbeelt van de Helſche b Gereeckent wereldt , eenen halven Duyvel en eenen halven Menſche ; Glyhooveer tot den welcken de Duyvel eenen geduurigen toegangh digen, heeft : want , hy is, in deſe wereldt , des Duyvels Knecht; cof, recht de Duyvel drijft fijne wercken met hem . Sojne Werc 70. En , ſulckx en verſtaat den armen Menſch niet ; ken door hem d gaat alſoo ( tot ſijne Eeuwighe beſpottingh ) in des Duy- wys. d of, wan vels dienſt : hy meent dat hy met ſulckx ſchoon en on del.
ſchuldigh_is ; en , is pret't ſelvige voor God , maar eenen Nar , die vreemde kleederen aentreckt , en eene dyer ſche geſtalte aen ſich neemt.
HET
THIEN DE
CAPITTE L.
Van de vier Elementen des Duyvels , en van de Duyſtere wereldt ; hoe.wmen de ſelvighe , in deſe uyen-wendige
wereldt , ſal kennen . 1. Et Eerſte Element van de Duyftere werelde, en des NB. De H Duyvels, is Hooveerdigheyt: het tweede, is Gyerig- ten vierdaar Elemen de heyt: het derde, Nijdigheyt; het vierde , is Tooren . Duyvelen 2. Deſe vier Elementen , broeden gheduurigh en Eeu -woonen . NB , NB. wigh, eenen jongen Soon uyt ; den ſelvighen is genaamt, > Welck den Valſcheyt : en , den ſelvighen Soon is oock eenen waar v Heer en Ko ningh des achtigen Soon van den verdurven Adam , den welcken hy Werelts ise heeft na gelaten , tot een Heer des werelts.
3. Den ſelvighen is , in de werelt , Koningh geworden ; en , heeft de gheheele wereldce in genomep : hy regeert , cOf beſetene in't derde Principium ,aen allen eynden; ſoo wie den ſelvi O 3 gen
IIO
Het feſte Punet, en ' t thiende Capittel,
gen Koningh recht kent , die kent de vier Elementen des
Duyvels . a Verſtaat,
4. Want, inde Duyftere werelt,hebben de vier a Ele
des Duyvels, menten hetRegiment , in Geeſt en Lichaam ; en , in al , 't geen Weſenis genaamt. NB. Het 2 : 5. En, aen 't ſelvighe fien wy klaar , dat deſeuyt- wen fondament dighe wereldt, op den af gronde van de ſelvighe vier Ele van defe wereldt, menten ſtaat ; en , van de ſelvighe, ghenegentheyt, quaal en Wille ontfanghe.
b De valf beyt.
6. Want, den 6 Soon van de felvighe vier Elementen,
regeert op. Aerden : hy wil alles onder fijne ghehoor ſaamheyt hebben ; en , heeft vierderley Geſlacht , fijnder onderdanen. Het eerſte
7. Als eerſtelijck , het Geſlacht der Hooveerdigheyt, Geſlacht der 't welck over alle anderen wil zijn ; en , ſich by niets wil valsheyi. ghelijcken. Het tweede. 8. Tentweeden ,het Geſlacht der Gyerigheyt, 't welck c Text, alles wil alleen beſitten , en onder fich dwingen, en, alles Bindigen.
wil hebben : ' t ſelvige tweedeGeſlacht, is den Soon van't eerſte; want , de Hooveerdigheyt wil oock alles hebben ,
dat ſy alleen , alles zy. Het derde.
9 • Het derde Geſlacht, is de Nydigheyt : de ſelvighe is den Soon van de tweede ; dat is , van de Gyerigheyt : wanneer den ſelvigen fiet, dathy alles niet alleen vermach te hebben , foo fteeckt hy , ghelijck een vergif, ende en gundt aen piemapt niets : fijnen Wille is in alle dinghen : het zy , omaen ſich te trecken en alleen te beſitten ; ofte doch , in't ſelvighe te woeden met eenen booſen Wille .
Het vierde. 10. Het vierde Geſlacht is den Tooren ; den ſelvigen is den Soon van de Nydigheyt : foo „ wat hy met eenen booſen Wille nier en vermach
te bereycken , ’t ſel
vighe fteeckt hy aen , in 't Vyer des Toorens; en , ver breeckt hetmet geweldt : recht krijghen moord aen , en wil
Van de vier Elementen des Duyvels.
III
wil alles verbreecken ; dit Ghellacht, wil alles, met ghe a Text, welt - dwingheo . 3.
T. Dit zijn alſoo de vier Elementen des Duyvels; de Bándigen, welcke alle vier in maalkanderen zijn , ghelijck een Ee nigh : het eene gaat gheduurigh van de anderen uyt ; en, 't een baart doorgaans het andere : de ſelvige ontſtaan
van de Duyſtere Natuur ; namentlijck , van wrangh , bic ter, anyhít , en vyer. b teb Text, 4 12. Maar , door dien de kracht Gods hen eene genſtellingh is , dat deſelvige in deſe wereldt geen volle Gegenfaro macht en hebben , foo hebben ſy hen eenen liſtigen Soon cof, door. ghebooren , met den welcken ſy regeeren ; die is ge naamt , Valſcheyt. 13. Den ſelvigen d neemtwel den Rock van de Godde- d ºf,bekleet lijcke veruwen over , ſich, dat men hem niet kan kennen, Rock vare en , een Soon van de waarheyt en deught wil ghenaamt der, Gr. zijn; en, is doch eenen ſchalck: anders Ipreeckt hy,anders denckt hy,en anders doet hy : hy voert op de tongh ,Gods
کرS
Glanfch; en, in ' t hart, des Duyvels, kracht en vergif. regeert e Text, 14. Den felvigen is, op aerden ,Koningh, en , twee Rijcken : het eene is genaamt, de verdervingh : en , betong
't ander is genaamt, Babel ; eeneverwerringh : het f Rijck is bedrijf der verdervingh , heeft den ſelvighen Koningh aen geto- van ,oc ghen, de ſterckte,en macht; ſulckx is het kleedt van 't ſel - reltlijcke; zijnde het vighe Rijck, dyer: 15. En ,'t ander g Rijck ( zijnde Babel ) heeft hy een g Het Geen wit blinckend kleedt aen getogen ; ' t ſelvige moet hem jtelijeke; aen Gods Stede zijn : met 't ſelvige regeert den Koningh, mynde de
op Aerden , ghelijck als waar hy God : en , de volckeren NB. De bidden't felvighe kleedt aen ; en , onder het kleedt, is den ſchyou beya man der Valk heyt, et des Bedroghs : en , heeft fijne moe - blinckend der ( de vier Elementen ) in , fich ; zijnde Hooveerdig- kleeds, heyt, Gyerigheyt , Nydigheyt, en Tooren .
16. Alloo
I12
Het feſte Punët , en 't thiende Capittel,
NB. NB . ģ.16 . Alſoo heerſchen de vier Elementen des Duyvels , a Oſjewiſten onder eenen blinckenden Rock : en ,deMenſchen a ſcheu. om deGeer ren ſich om den ſelvighen Rock , een yeder wil hem aen, helijcke offi. cien , trecken ; en , foo wie hem aen_treckt, die trecke de Helle, en Gods Tooren aen . 17. Den ſelvighen b Rock wordt aen Gods Stede ge ... b Het Gee Stelijcke Ame of , eert : en , 'tis doch den Rock , die den Tooren Gods, hoogheyt , in den Adam en Heva aen_toogh ; doen de Duyvel hen be- . de Lehim v droogh , dat ſy van Gods gehoorſaamheyt vielen. heyligheyr. NB. Gly 18. Het is't ſelvighe Rocxken , voor 'twelck ons God uwen Broe . van't begin des werelts gheduurigh heeft ghewaarſchout , dat wy 't niet en ſouden aentrecken ; want, de Duyvel is der , in u Geestelijck in't ſelvigheter Herbergh : wanneer wy't ſelvighe aen me ver- trecken , foo trecken wy in , ter Herbergh , tot den Duy heft. vel , en moeten doen ,'t gheen hy wil : want, hy is waart, in 't ſelvighe huys ; en , ruſt, in 't ſelvighe Rocxken , 7. 19.
Naar de maalhy eenen ghevanghenen Gods is : ſoo treckt hy ons ſijn Rocxken aen, en ſchickt ons daar Intwift, c verwer . mede · naar Babel , in ſijoen dienft ; daarmoeten wy met en ringh.
God ſpotten : want, wy hebben Godsd Rocxken aen ; en d Het Gees onder 'tſelvighe , hebben wy , den Duyvelter Herbergh , ſtelijcke kleet ofte Amt, en te Galt . NB . Hoe 20. Alloo geef de tonge , God , goede woorden; en, de Duyvel ' t harte heeft den Geeſt van de vier Elementen der Grim ſich eenen Koningh migheyt : en , alſoo wordt God van den Duyvel beſpot; over de dat God doch ſoude ſien , dat hy ( namentlijck , den Duy Menſchen beroemt de vel ) Heer en Koningh over de Menſchen zy. zijn . 21. En , hy acht Gods Heerſchappye in de Menſchen, e Of, Schijn. niets anders dan eenen e blinckenden Rock , daar in hy heyligen . ( de Duyvel ) f man is ; en , den Menſch in fijnen Arm f of, den heeft gevangen . regeerder. 22. Hy deckt hem het Rocxken wel over , en laat den Menſch ſich Gods Kint noemen :
doch , den Menſchen doet,
Van de vier Elementen des Duyvels. doet , in deſen Rock, niets
I13
anders,dan – hem , ſijnen Wilo a Verfaat,
den wille des le : al -'t geen ſoo - wat de Duyvel in't uyt -wendighe niet Duyvels. en kan, noch derft doen , 't ſelvige doet hem den Menſch , in fijnen dienſt. 23. De Duyvel en derft niemant dooden ;'t ſelvige doet NB. Het on vermo hem den Menſch garen ten gevalle : oock en kan de Duy. gen den Dwy . vel de Schepſelen Gods niet gebruycken ;en ,den Menſch vels; en fin
mis , bruyckt de ſelvighe , hem garen ten gevalle ; daaronder , te beſpotten.
en vermog God , door den Menſche
Verlasi, 24. Hy bedrijft metdeb felvige , Hooveerdigheyt en b Schepſelen . heyten daar ,recht gheyt,oock :en Boolheyt Valſc Gieri onder allesuyt , ' t geen, loowwat de Duyvel hebben wil 3 hy blinckroock met ſulckx, gelijck ofhyGod was. 8:25 . Daarom is heruyt -wendighe Rijck, eene geduu- NB. Den mailchen en righe moord , kuyldes Duyvels geworden : en , den Val- Menfis, ſchen Vermeenden Menſch ( die ſich eenen Menſche is geen noemt; inaar, en is ſulckx niet) verrichtde moordery , en Menfch. .vermeerdert Gods Toored : en, ſteecke de Duyſtere - we reldt aen , in de uyt.wendighe ; dat den Tooren Gods al foo in deſewereldt,gheduurigh brandt. 9
26. Alſoo wordtGods Rijck verhindert , en des Duy vels wille geſchiet ; en , de Duyvel blijft een Vorſt op Aer den :daar hy andersop Aerden niets en ſoude konnen uyt rechten , ſoo is hem den Vermeenden Menſch , in den dienſt ; en, doet ſijnen Wille.
27. Alſoo woonen tweederley Geſlachten der Men , NB. Twee. ſchen by maalkanderen op Aerden : het eenę, zijn rech: Nacreen der te Menſchen ; en , dienen God, in den Rock der Demoe: Menſchen. digheyt en Elendigheyt : de felvighe beſpot de Duyvel , Eltere en plaaghthen
met het andere Geſlacht; end doet aen c Of,door .
hen alle fijne wonderen door deſe, de welcke hem dienen, Text 10
28. Eo ,'t andere Geſlacht noemt fich oock Menſchen, Het tweede
en 't gaat oockin Menſchelijcke Geſtalte ; maar , ſy zijn Gheflache. booſe P
os
114
Het ſeſte Panåt , en't thiende Capittel,
booſe dyeren : die trecken ſich haar Koninghs kleedt aen ; ' t ſelvighe is genaamt , Valſcheyt: en , Leven in de kracht van hares Koninghs vier Elementen ;dat is, in Hooveer
digheyt, Gierigheyt, Nydigheyt, en Tooren . NB. De 11.29 . De Hooveerdigheyt is de eerſte deught, fy ſcheurt eerfte desoght, den rechten Menſch , het Broot uyt den mondt; en , ly Elementen dwinght den Elendigen, om fich te vergenoegen . des Dwypels; 30. Sy en wil niet, dat yets haar ſoude ghelijck zijn : Hooveer . fy wil alleen in den huyſe , het ſchoone Kindt zijn ; en , digheys. fy heeft het blinckende Rocxken aen getogen: jy wil vroom zijn genaamt : haar,moet men eeren, en ſich voor haar buygen : en , haar en moetoock niets gelijck zijn ; ſy wil Heer zijn ! NB. Ghy
3r . Sy ſpreeckt : Ick ben tuchtighin mijnen omine
Babyloonſdae gangh ; doch, haar Hart, is de Nydigheyt: de ſelvighe is Chriſtenhegt. eenen Wolf ; en , verflindt het Sweet en den arbeyt van den Elendigen . a Studeert, 32. Sy verheft fich boven alles: fy « grondeert dage
bofle,wijs, lijckx in de wonderen Gods, hoe ſy mocht b blincken : fy Derftandigh gelaat ſich vriendelijck en tuchtigh , ghelijck of ſy eene Schijnen te Jongh - vrou volvan tucht was : en, 't is doch eene Echt zijn . breeckighe Hoere ; en, haar, in haar Harte , alle deucht,
NB, NB .
tucht, en gerechtigheyt. 33: Sy is eene gheduurigen vyant van de Liefde en De .
moedigheyt: foo watſlecht is,'t ſelvighe verachtſy ; en, dwinght doch het flechte, onder haar jock : fy ſpreeckt te gens den rechten Menſch ,Ghy zijt mijn hont waar heen ick wil. c Text, Tárrifch.
ick jage u ,
34. Ghy zijt . dwaas, ick ben klouck ; en , fy is ſelfs den grootten Nar : ſy verquift God, en 't Hemel, Rijck ,
om eene kleyne wijle oogen laft:fyworpt ſich in de Duy d Der bes fternis en, treckt den Rock d der anghſt aen. kommeringh, der benaus 35. De tweede deughtvan deſen Koning der Vallheyć, beyt is
Van de vier Elementen des Duyvels .
IIS
is de Gierigheyt: de ſelvighe treckt alles aen , lich , en De tweede verduyftert deHooveerdigheyt , haar blinckend vieraat : Deuche; Gierigheyt. ſy creckt quaat en Goet ondermaalkanderen aenfich ; en, vult de Hooveerdigheyt gbedurigh vol. 36. En , wanneer de ſelvighe haar heeft ghevult , foo NB. Waar neemt ſy haren Soon , de Nijdigheyt: en , quelt met den de Hooveer digheyt bare ſelvigen ,de Hooveerdigheyt, dat die geene rufte in haren otiughert.
:
glanſch en heeft : de « Nijdigheyt ſteeckt gedurigh in de heye van begeerende Gierigheyt, ghelijck offy dol, en on , binnigh » De Soon
i
was ; en, b gaelt de Hooyeerdigheyt dagh en nacht , dat vandeGie, righey . die nummer meer en ruſt . b Text,
$
37. De Gierigheyt is het rechte grove Swijnige dyer : Mare.ree. fy begeert meer,dao fy eten kan of mach : hare kaacken • Tere, Freſion : ftaan dagh en nacht open : fy en laat den menfch niet ru. ofie, verfline fen : en , quelc hem ghedurigh in fijnen d dreck , dat den den
€
o ext; menſch naar Aerden tracht , en , naar die dingen , die de Bnfla tý .
Aerde geeft, ſonder yemants Gierigheydt : daar en be hoort niets anders toe, dan arbeye en geen Gierigheyt. 38. De Gierigheyt plaaght haar ſelfs, en is haar eygen NB. D. vyant : want, ly vult fichmet " wee en ongeruſtigheyt, wercking !, p.in de Gie . en verduyſtert den menfch fijn verftant ; dat hy diet en Fisheye. vermachte erkennen , dat het alles van de Hant Gods e of pijs,
komt : ſy maackt den menſch, fijns levensliche, duyfter: verteert het lichaam ; en , berooft hem van Goddelijcke finnen en heerlijckheyt. 39. Sy worpt hem in de graven des doods ; en, brenght hem den tydelijcken en Eeuwigen dood:fy treckt doyſter Weſen in des menſchen Edele Beeldenis ; en , maackt uyt eenen Engel, eenen Grimmigen Duyvel:
lyf ſchept de f Maacke,
Turba over Lichaam en Siele, en ,ſy is het grouwelijckſte f , verapeckt, Dyer in den Afgront der Hellen: want,ſy isde oorſaack van de quaal en pijn ;
buyten haar , en ſoude geenighe g 05,sonder.
quaal vermogen te ontſtaan. P2
40. Sy
116
Het ſefte Punët , en ' t thiende Capittel,
40. Sy maackt den krijgh en den ſtrijde; want , ſy en laat ſich nummer meerghenoegen : al had ſy ſchoon ge a Zijnde,den heel de wereldt, foo foude ſy doch oock noch den « Af ofie,de ons gront willen hebben ; want, voor haar, en is geene ſteede grondelijcka tot hare ruſte b gebooren. heyt. 41. Sy bouwe Landen en Koningh rijcken : en , ver b Bereye ; ofte, gefcha. breeckt deſelvige oock wederom ;en drijft de menſchen fen . in enckelé moeyten en onruſt ; ſy en is niets anders dan 't hart en den wille des Duyvels;want,deHooveerdigheyt
c Verftaat,
is den ſchoopen Geeft, die uyt de Gierigheyt uyt.waft. Sy is het ſchoone Kint , 't welck daar ſoudeden 42.
de Hooveer. Hemel beſitten : maar, de Gierigheyt, heeft 't ſelvige tot zijnde den een Hoeren , kiotghemaackt, en heeft het in Babel ( in de Moeder van de groote Hoerery op Aerden ) ingevoert: Glansch. daar hoereert de Hooveerdigheyt gedurigh met de Gie righeyt ; en , 't en is voor God niets anders dan een Hoe renkint . 43. Het en kan't Hemelwrijck niet beſitten ; het heeft fijn Hemel rijck op Aerden : en , 't boeleert met den Ko ningh der Valſheyt , die neemt al des ſelfs arbeyt aen , en geeft de ſelvige aen de vier Elementen des Duyvels in de Duyſtere -werelt: daar moet de Hooveerdigheyt met de Gierigheyt(wanneer den anghftelijcken Sack der Gierig d Text, heyt verbreeckt) oock d heen . Atnach. 44. ' Den ſelvigen is ſoo,ja,gerechtigh ,en neemt doch € Den Ko. mingh der railheyt,
fijne Gierigheyt mede in den Af - gront; opdat de Hoo veerdigheyt hare vreughde doch daar_aen mach hebben. 45. Ghelijck eenen Nar in ſijn Narren kleet , die fich
vermoeyt en beanghſtight , dat hy Narheyt mach baren , en fijne toekijckers gevallen ,dat hy eenen on ſinnigen Narzy:alſo is oock de Hoveerdigheyt, en, de Gierigheye in
gelijcken Gods Nar, en des Duyvels Googhelaar, die
fijne vreughde daar aen heeft; dat hy uyt het Beelt Gods, een Narren , beelt kau måacken . 46. De
Van de vier Elementen des Duyvels. :
117
46. De derde deught, is de Nijdigheytin de vier Ele. De derde menten des Duyvels, in ' t Rijck der Vallheyt: de ſelvighe dough ; Nijdigheyt. prickel , woedingh en tobbingh , ghelijck een a Text, is eenen boos vergif: fy en kan nergens blijven ; ende en heeft Stacher geene ftede tot hare rufte . 47. Hare Moeder (de Gierigheyt ) en laat haar gheen ruſte ; fy moet doorgaans woeden en tobben : fy moec in gaan, in 't geen, fy niet en is gebooren ': fy is den mont van de Gierigheyt:eenen geftadigen logenaar en b’ſchen - b Text, der :
ſy ſteeckt in hares paeftens hart ;
en , verwont verleumbo
' t ſelvighe. 48. Van vergiftigen hongers_wegen, eet ſy haar ſelfs, ende en wort doch nummermeer Tat : fy maackt on rufte, ſonder ' perck of mate : fy is het grootſte vergif Bier. Text , en’tooge derHeller : de Duyvel liet met 'iſelvighe den menſch in Siel en Lichaam ; haar en is niets ghelijck ,
49. Sy en is geen vyer ; maar , den prickel des vyers : fy recht alles quaats aén ; ende en vitit oock geene ruſte : hoe ſy meer drijft, hoe ſy onwloniger is : fy is een ver + ! fmacht vergif; ſy en behoeft geen Weſen. so . Sy maackt den menſch meer ; dan , on ſinnigh , dat hy tegensGod begeert te woeden en te tobben : jy is . de Efrents der Hellen en des Toorens: fy maackt uyt d Of, de wecht, Liefde , de grootſte vgadtſchap : fyèn gantaen'niemant ' tghewar, Yets ; en , is doch ſelfs, een verhongert Niets. $ 1 . Dit is den Gheeft van den wille des Duyvels : den NB. Gly menſch, die de ſelvige ter Herberge in
neemt die neemt Nijdighe.
de Duyvel en Gods Tooren in ; want , fy voert de Hel ſche • ſmarte en pija : ſy is de Eeuwige plage en onruft ,
Martet of, quellinghe
en verſtoort de Edele Beeldenis Gods ; want, fy is Gods, en aller Creaturen vyant. 52. De vierde deught in de vier Elementen in'e Ko- De vierde deughe, den ninghrijck der Vallheyc des Duyvels, is den Tooreo de ; Tooren , bool P3
118
Het feſte Punia , en't thiende Capittel,
booſheyt : die is het rechte Helſche vyer ; 'want , den Tooren , wort tuſſchen de Gierigheyt en Nijdigheyt ge booren , 53. Hy is het voer en 't leven van de Nijdigheydt : a Ofte, uyt 't geen de Nijdigheyt niet en kan vol brengen , i fel poerens , vighe volbrenght den Tooren : die neemt Lichaam en Siele te ſamen, en loopt ghelijck eeuen woedenden Duy vel ; wil alles vermoorden en verbreecken . < --:54.
Hy loopt aen Murenen Sloten: en , al
dat hy ſich ſelfs te barften loopt, even ſende, als eenen on
ist ſchoon
welis hy ſoo ra
ſinnigen Hont, die alles bijt en ver
moort ; en , foo vergiftigh is , in fijnen Tooren , ſoodat, 't gheen by ſchoon niet euķan bemachtigen , even STI :
web
1772 vergiftight. ?
NB. Den ? 55. Deſen is het rechte Podagra des werelds: wanneer Hooveerdigheyt in haar blinckend Rocxken , herghe Tooren ishet Flerecijn des de
wereldes .
wels, door lift en valſheyt , niet en kan bekommen l , oo moer het, daar naar, devierde deught uyt rechten ;die Naar daar jin , mét vuyſten, en recht Krijgh aen.
NB. NB .
56. O ! hoe vrolijck is de Duyvel , wanneer fijne vier
Elementen alſoo regeeren : dan meent hy , dat hy noch Heer op Aerden zy o : f hy fchoon ghevangetris , even.. 9.293 ! wel verrichten hem doch de Dyer menfchen ſijo Amt :
en hy beſpot maar alſoo de menſchen ; dat fy erger zijnen doen , dan hy ſelfs doen kan . $ 7. Dit zijn alſoo de vier Elementen van de Duyſtere werelde, in de welcke de Dayvel eenen God vernieent te b Den Soon zijn : het de ſelvighe regeerthyop Aerden , met fijnen viedowier ghetrouwen Soon , de valſheyt! I den felvigen is eerft Elementene berghiepaleerde Katjen : t'welck van vooren goede c Text,
woorden geeft ; en , d loert doch ghedurigh op de Muys: geschmuckste kaai o fyide ſeleighé maar eens bewappenr, thoe vrolijck Freitag, de palheye.is fy , wanneer ſy'tgebraataenden Duyvek kan brengen I 58. Mer
Van de vier
Elementen des Duyvels .
119
58. Met deſe vier Elementen is den menſch om , van gen ,en in’t lant van den valſchen Koninghter Herbergh: die ſchieten hem alle uren ga't hart en , willenfijne Ede.. le Beeldenis vermoorden . 89.
Hy moet tegens de felvighe ghedarigh in ſtrijdt
zijo ; want , fy zijn by hem en in hem ter Herbergh : ſy fteecken doorgaans op hem ; en , willen hem ſijo beſte kleynoot vermoorden . 60. Wanneer , onder dele vier Elementen , in den te qua... Of, ,te lificeeren , foo fteeckt 't ſelvighe Eenighe , al de anderen aen : en ,berooven terfont, den menfch, fijne Edele Beel b. Sarvami denis ; en , maacken een b Monſter üyt hem . : menſch maar een Eenigh het Regiment bekomt
61.'En , geenigh menfchen kan met waarheydt van fich ſelfs fegghen ( die defe vier Elementen haar ghewelt laat , te qualificeeren ) dat hy eenen menſche zy : want, c0f, to hy qualificeert in des Duyvels Eygenſchap ; en , is eenen regeeren, ini vyant Gods. 62. En , of hem fchoon de Duyvel met den blinc- d Den Rock kenden Rock bekleet ,dat hy goede woorden kan geven , Felijcke en ſich fraay weet te dragen , dat men meent , hy zy een schimu Kint Gods:
even
welen is hy doch gheen menſch , foo beyligheyt,
Jangh defe vier Elementen het opperſte Regiment in hem ) , i ... ! 11..1.: voeren... ' 63.
Maar , hy is eenen Verdiyvelden Menſch : 'half NB. NB.
Duyvel, half Menſch , tor dat hy ſijn inaat vol maacke ; dan is hy eenen ganſchen Diryvel, in Menſchen gheltalte. 64. Dat een yeder derhalven fich leert kennen , wat NB. Hot
voor Eygenſchappen in hem regeeren: bevint hy dat dele fich met vier Elementen (ofmaar een Eenigh) io hem regeeren , ſo beproeyen , heeft hy tijd , om tegen de ſelvighe in den ſtrijdt te trec hy en ſal fich met
ken : of,
t en fal niet goet worden ;
't Hemel
rijek niet behoeven te vertrooſten .
65. Dac
120
Het feſte Punët, en 't thiënde Capittel, 65. Dat hy den Duyvel maar niet toe en laat , dat hy a Verſtaat , in Hooveer haoght : ghelijck nu digheyt,Gie hem den blinckenden mantel om righeyt,Nije,gheſchiet , daar men « in deſe vier Elementen leeti, en en Tooren ,, lich maar fijn en kittelt met het lijden Chriſti; ' t ſelvighe b Dat is, moet het kleet van deſen ſchalck zijn . wanneer den 66. Den ſchalck mocht ſijn Regiment behouden,b wan schalck fach niet enben neer hy fich maar met de genoegh doeningh Chrifti niec moeyde met en kittelde : O ! hoe ſal u den blinckenden Rock Chriſti
h T d V
ning Cloristi, uyt- ghętogen worden ; dan ſal men de Hoere tot Babel
CD soo rashem lien ſtaan , met de Vier Deughden . fijn amt min 67. Het en is niet alleenelijck ghenaamt , Trooften ; schadelijck. COF,'rGom -maar, den ſchalck weeren , dat hy geen Heer in den huyle
lai
perpement, de valſheys, maar,aen de gherechtigheyt Loe . NB. NB . d Verftaat, de vier Ele . menten des Duyvels. NB. Gods noElicone
ei
en wort: hy en moet het · Regiment niet hebben ; maar,
for de
de Gerechtigheyt, Liefde, Demoedigheyt, Kuyſheyt, en doorgaans garen willen wel doen .
68. Niet in Hooveerdigheyr, Gierigheyt,Nijdigheyt, of Tooren ; maar , in Demoedigheyt , in wel doen ,met een goet harte: niet huychelen en goede woorden geven ; maar, in't DOEN , DOEN moet het zijn . ! 69. Des Dayvels wille tegensſtaan : ſich aen weynigh
go te
012
de
menten :.
laten vergenoegen : ſich in ghedult , in de hoope op God , in luyten : de d vier Elementen weder ſtaan : en ,devier
1. Liefde.
Elementen Gods in
nemen ; de welcke zijp :
Liefde,
A moedigheyt. Sacht_moedigheye, Bermhartigheyt,eu Gedultſaamheyt 3: Bermhar- in de Hoope : 't ſelvige zijo de vier Elementen Gods : die
ke ſich verwecken ; en , met de ſelvige entreduele moet den menſchin , Saambeye in Ateers tegens de vier Elementen des Duyvels (trijden. de Hoope ; 90. Den menſch moet al hier ,tegens ſich ſelfs in den hier woont God in . ftrijt zijo, ſo hy een Borgerdes Hemels wil worden : hy en NB. B. moet geenē luyen ſlaper, in etenen driocken zijn,en allee Ghy Diyetu nelijck fijnen buyck vullen ; daar van de vier Elementen
e te mbey. des Duyvels aen „ vangen e te qualificeren: maar, hy moet den , en prucht voor: matigh, nuchteren ,en wacker zijq;gelijck èenen Krijghsan 71. Want, te brengen . man ,die voor fijnen vyant ſtaat .
1 d A
D
Van de vier Elementen des Duyvels.
121
77. Want, Gods Tooren ſtrijdt gedurigh tegens hem; NB. Des rechten hy ſal daar ghenoegh mede te doen hebben , dat hy fich Menſchens verweere : want, de Duyvel is ſijn vyant: ſijn eygen ver- wanden.
1
durven vleeſchen bloet is fijn vyant; Gods Tooren is ſijn hem : en , de ganſche wereldt is fijn vyant ; waar hy maar heen fiet , daar fiet hy vyanden , die hem al t'ſa men willen berooven. vyant, in
72. Daarçom is't ghenaamt , ſtrijden : niet met Mont NB. Hoe en Swaart : maar , met Gheeft en Ghemoet ; en , niet af , Menfchemoce laten : al foude ſchoon Lichaam en Siel verbreecken , Arijden. foo moet doch God , des hartens trooft blijven ; ghelijck den Koningh David ſeyt: Wanneer my ſchoon ,Lichaam en Şiele verbreeckt, ſoo zijt ghy doch mijn God , en my nes hartens trooft, en toe vlucht. 73. En ,wanneereen menſch fagh ,dat de gariſche werelt NB.Stant god loos was ( by.waldien hy ghedenckt een Kint Gods vaftigheye. te worden ) even
wel moet hy doch beftandigh blijven.
74.
En , wanneer 't hem ſchoon dachte , dat hy alleen NB.Tegens de verach op ſoodanighe baan was : en , dat de ganſche wereldt ſey tinghe de ; Ghy zijt een dwaas , en zijt on ſinnigh : even wel moet hy doch zijn, gelijck of hy in de wereldt, dood was,
en ſulckx van den Duyvel hoorde ſeggen ; die fijnen ergh fte vyant is. 75. En , hy moetnergens heen wijcken : maar , denc ken , dat hy in ſijn voornemen , God gevalle, en dat God ſelfs, inhem , ſijn voornemen zy : dat hy hem alſoo van den Duyvel wil verloſſen ; en , in ſijn Rijck invoeren : Amen. Den 18 April deſe tweede Tranſlatie ghe_eyndight, uyt drie differente Copyen : onder welcke Copyen,eene , is, door Heer, Michaël van Endern, ſelfs gecopieere by Iacob Böhme ; en, ſeer coreet bevonden , NB . Uytde Annotatien ,kan een goet Regiſter, oock Sleutel , ghemaackt worden ,
Dep Q
1
Den Over.ſetter: den 27 February , 1638. Aen alle Kinderen van de Edele S
O
P
H
I
A.
ſtout, inſeven volle Iaren , EesPen , was noyt foo Dat ſy dorſt grypen aen, dit diep gegront Gewas: ' t Hoogh duyts , in ons, Lief Moederstaal Om uyt te baren :
Maar, nu heeftſy't volbracht, in veertien dagen ras . * N1BT :, Daar voor zy't a Ñ iets, en 't A L , en't Eenigh Goet tegen ' t ge zhepreſen, fchapene; Door 6 Sophias gheflacht,met Siel, Beeldt, Geeft bereyt : eo , AL ; zijnde , Al- Het Eeuwigh Een welons, van't blindt gheficht gheneſen ; les, in AL fien , Gods groote c Heymlückheyt. Dat wy voorts mogen les. b De Eeu wighe Wijſheye e Of, ver borgent, heye ,
SON .
j
123 S
Ο
Ν
Op den Inhout ,
Ν
Ε
Τ ;
van dit Tractaat .
Opis I. en I I. Cap. bee I. Pun &t. Oogh
H
ſchools vernuft, gheſpits, u is wat Groots bevolen :
Ghy ſoeckt, in d'Ickheyt, 't geen , u ſteeds ver borgen blijft.
Komt, ſiet dit ſchoon Géwas: tijdswperck u nu gerijft : Hier is den diepftē Gront; waar gaat ghy langer dolen ? Van's werelds aenvang blijft ,dit ,aaen d'Ickheyt verholen : aMadr, niet Daar door ' t 6 Drie ſes verſtant, veel overſpel be tentheyt. b ANTÉ drijft :
De Liefd'is ganſch verkout; ghy zijt gheheel verftijft: Ach ! 't Lichaam is als ys, van't hooft tot in de folen . Op't II I. Cap. bet I I. Pun &t.
vo . Dat is; 666. 30. I.
Hier kont ghy ſien hoe't quaat , ſich met het Goet ver T. E. draaght. 1. Op'r IV. Cap. bet III. Punct.
300, 5. IO .
50 Oock Sathans ftrijds begin ; ſulckx van onswort be- n. 0. 70 . klaaght. . 200 . Op't V. en V I. Cap. het IV. Punet. 666 . En, hoe't Een Eeuwigh Licht, door wereldtsdrie, komt dagen .
Op't VII. en VIII. Cap. bet V. Punct . Hoe't quaat ,en't Goet , verdwijnt; en , 't Een , den ftrijdt behout. Op't IX. en X. Cap. het V I. Punct . Siet hier, des Duyvels Rijck, ſeer duyſter, woeſt, en kout; c 1. Hoo. Sijn Elementen vier , den Menſch , helaas ! ſteeds veendigheyta 2. Gierig heyt. plagen . 3. Nijdig Mede_Borger van dees drier Boston de gh e vermen Wereld , 4. Tooren ,
Α
Ρ
Ρ
Ε
DI
Ν
X.
Om deſe ledige bladeren te vullen, ſoo volght hier eene ſchoone en leerſame
v
0
0
R
-
R
E
D
E
Over des Autheurs Boeck , van de
Twee
Teſtamenten
Iefu
Chrifti :
' t Welck Boeck , tot Dreſden, in Saxen , is gedruckt, in't Hooghduyts ; en des Autheurs eyghen band , by my is beruſtende .
VOOR
>
125
VOORWREDE,
aen den
LES
R.
E
Unſtige Chriſtelijcke beminde Leſer, dit Boeckxken , van de Teſtamenten Chriſti, is, in deſen tegenwoordigen
G tijdt (daar men niets
anders,dan , om
meeningen , ſtrijdt ) wel te betrachten . 2.
Men is vaſtfeer verde van 't rechte verſtandt
geweecken, in 't
gene,men Chriſti Teſtamenten,
door diſputeeren , en ſwaart , wil « behouden ; a ofre,verden dighen. daar moet eenen geheelen Anderen ernſt by zijn . 3.
Tot ’t ſelvighe en behouft geen diſputeren :
eenen ernſtigen boet-- veerdigen maar alleenelijck Menſch , in 't Geloof, en in de Kracht Chriſti,ver ſtaat deſe Teſtamentelijcke in 4.
ſetting ,en genieting.
Maar, voor den Natuurlijcken Menſch, is’t
eene dwaaſ heyt ; en , hy en kan’t niet begrijpen : daar moet ( toc het ware verſtande )
eenen
gehee
len anderen ernſt coe zijn ,'t welck metgeen bMen - Verfaat b
ſchelijck vernuft, en wordt begrepen , noch van mensen inde geenigh Menfch, recht verſtaan wordt; 't en -vzy ... Tskhegt. dan , dat het den Geeſt Chriſti, hem in ſijn Harte, opene .
a
33
s.
Daar
126
Voor.wrede , aen den Leſer. Daar leydt een vaſt ſegel voor , 't welck ge
5.
nigh vernuft noch konſt vermach op dan alleen het verworgde Lam
te
loſſen ;
van 't huys Ifraëls,
' t welck den Sleutel Davids heeft: de Teſtamenten Chriſti,zijn , voor 't vernuft, ſonder ' t Licht Gods, een verſloten ;
maar , voor de kinderen
Chriſti,
een geopent Boeck .
6. Chriſti Teſtamenten , zijn een Segel van 't vaſte Eeuwighe Verbondt Gods , door 't welck , God , de Menſchen , naar den ſchrickelijcken Afv val , weder-vom tot genade aen--genomen , en met den uyeu- vloedt van fijne Liefde in fijnen Soone door fijn Bloet en Dood , verſegelt heeft, dat wy ſijn Woord en Beloften
( 't gheen
hy ons in de
H. Schrift heeft geopenbaart, van ſijnen Soone , met de verloſſingh van fonden , en te vooren , door de Propheten verkondight ) ſouden gelooven . 7.
' Welck Woord , in den uyt_vloet van ſijne
Liefde, in onſe Menſcheyt is gekommen, en eene MenſchelijckeSiele , oock Vleeſch en Bloer , heeft
aen
genomen ; en , foodanigh Eeuwigh Verbonde,
a Of,leve: met lijnen Bloede en Dood , heeft a verſegelt . Stight. 8. En , als nu, aen fijne Geloovige, een ſooda biofrem tote eene n Roof
nigh Teſtament, b ten Roof geeft:en ,hen alſoo, tot Rancken , aen den Wijn Bloet, maackt ;
ſtock , van ſijn Vleyſch en
Iohan, 1s. Dat ſy hem , daar , door, in .
Voor vrede , aen den Lefero
127
in ghegriffight, en totſijne rechte kinderen ghe maackt worden .
9.
In de welcke hyvfelfs , met fijn Vleeſch en
Bloet, « door foodanigen Teſtamentelijcken Roof , a of,meti wil woonen : dat fy alſoo met een vrolijck ver trouwen , hier, door , in rechte Kintſche Demoe digheyt, den Vader, in den nameſijnes Soons Ieſu Chriſti, moghen bidden : ſoo wil hy hen ſooda nige genade geven ; Iohan.16. vers 24. 10.
Een ſoodanigh Teſtament, preſenteert hy
nu, 6 aen ons, in tweederley geſtalten : eerſtelijck, b Das i,ami door ſijn gepredickt Woord : door 't welck hy de Harten van de Toe dat ſy ,
in
hoorders,raeckt,en opvlluyt,
een recht berou van hare ſonden , inv
gaan ; en, hen tot ſoodanighen Rooflijnes Teſta
c Begeven, ofte naderen ,
ments ‘ maacken . 11.
Ten tweeden ,door dewaare Weſentlijcke
geniering van ſijn Weſentlijck Woord, in Vleeſch en Bloet, door den monde des Geloofs; met Brood en Wijn :
daar
door hy het Gheloof, met ſijnen
Bloede en Dood , verſegelt, en het verſtande des Levens van't invwendighe Goddelijcke Gehoor, opent : dat den armen, gevallenen Menſch ( den welcken aen 't Goddelijcke Ghehoor in ſijn ver ſtandt, door de fonden , was geſturven ) wederv. om
, het Goddelijcke Gehoor bekomt , weder
omv
128
om
Voorwrede , aen den Leſer.
keert, in zijn eerſte Erffenis ('t geen hy.in 't Pa
radijs heeft ghehadt) invgaat ; en, fijnen Wille, aen God , overwgeeft . 12. Den welcken ,
door ſijn
in
ſpreecken ,
hem , ſijn Hart, Sin , en Gemoet, vernieuwt, en mer
1 fijnen Roof van ſoodanigh Teſtament, blijft en woont; Iohan.6 . tigh , in
in
hem
En , in ſijn Geloof,krach
1
hem , werckt , en , tot eene nieuwe Crea
1 tuur baardt: de welcke, met haren Geeft, in den Hemel wandelt ; en , een recht Even is : daar
beeldt Gods
doorden Aerdſchen vleeſchelijcken Wil
le , daghelijckx wordt gedoodt; en , den nieu
ge
1 11 1
boorenen Wille, daghelijckx ten Hemel vaart . 12.
Welcken Hemel , in den inwendighen
grondt ſijnes Levens, in den Geeft Chrifti,in
hem
openbaar is ; daar de Goede Engelfche Sinnen , op de rechte LadderJacobs , op , en af - klimmen
.
14. En , ſijnen Heere ( Chriſtus) boven op het eynde van ſoodanigen Ladder , ter Rechter- handt Gods , fitt , en hem , doorſijn Menſchelijcken He mels Vleeſch en Bloedt, voor Gods Tooren en ge Selecom
ſtrenge Gerichte , daghelijckx a verdedight , en alle noodt, by hem is: oock, ſijn Gebede, in in_vatt;
ſich ,
en , hem daar„ door - verdedight, teghen
Hel , Dood , Duyvel , en Gods Tooren . 15.
Soodanigen Roof ( ſoowwel fijn Woord,
dat
129
Voorwede , aen den Leſeri
dat gheleer wordt, ghelijck tfelvighe in den By bel is beſchreven, en in de genietingh van't Sacra ment wordt ontfangen ;daar hy ſijn Woord ,door, en in fijn # leeſch en Bloede, aen nen Chriſten menſch
biedt) moet 'ee en fich tot
aen nemen
foodanigh ghebruyck vinden, en fieh , mec de Gea meente Chriſti, daár -door, gheteedelijck, verbin den ; want , in Chrifto , en Eenighea , ghelijck den
zijn wy maar eenen
Boom ,in ſijne tacket
16. Niet alfoo té verſtaan , dat ſoodanigh: Ver bondt en Teſtament , alleenelijck met een uyts wendigh ghehoor van 't gepredickte Woord, en genietingh van Broodt en Wijn , by de Teſtamen ten wordt gegevena' ;'ghelijek -deteghenswoordige werelde, alloo, in veele Haften , dwaalt ;'neen !!! 17.
Het moet oprechte erolt
zijn met wäre
Boet werckingh , dat God , door den Sleutel van fijne Liefde, her gehoor, op
fluyte, en den rechten
monde (den welcken foodanigh Teſtament ſalont fanghen) opent, dat de arme Siele , eenen rechten hongeren dort naar't ſelvigeheeft; en haare be geerte, door :Chriſti Lijden , Steryen , Dood , en Op
ſtandingh', daar toe voere; anders en is daar
geenen rechten mondt , tot foodanige genietingh. 1. 18. Daar moeteen recht ernſtigh
voornemen
zijn , den bevleckten Rockuytu trecken , en in een
R
nieuw
, 130
nieuw
Voor -wredo , aen den
Leſer.it
Leven creder : DOEN , DOEN , 'moet
het zijn ; often gelt niec I deſen Roof behoort al leenelijck Chriſti Kinderen ; de welcke ſijn Woord , in hare Harten, hooren , en bewaren , dat’t ſelvige vrucht brengheo ya
msing !!!
19. Daarbehoort,en moet, eenen grooten Ernſt by zijn ; beyde, by den Leeraar, en Toe hoorder ; want,wilyemant het Verbonde Chriſti aentaften, en aen andere mede
deelen , ſom moet hy oock
ſelfs, het Verbontien's
Teſtament, aen nemelijc
k
zijn : by_al , dien de Schapen Chriſti, ſijne ſtem
,
a Verfaat, me,uyt “ fijnen mondtfullen hooren , en hem vol den Leeraat . gen,foo moet ogck Chriſti GeeſtenKracht , in fija neſtemme zijn : anders en is hymaar eenen Huur: >
lingh, en , de Schapen en hooren Chriſti ftemme niet uyt ſijnen mondt ; maar , alleenelijck Men [ chen
woorden
,
büdcomunave jood
20. Ingelijcken moeten oock des Toei hoorn ders Ooren , in rechte Boete , tot God gericht zijn , dat ſy oock de ſtemme Chriſti moghen hooren : met niet alleen met uyt, wendighe Ooren , maar; Ooren van de Goddelijcke Kracht: dar des Lee . raars, en Toe
hoorders krachten, met maalkan
deren overeen kommen:op
datdenGeeſt Chri
ſti, tuſſchen hen wercke,en het Harte, de kracht van b ofte,ghe. de Leere , bevinde ; dat daar goede vruchten uys poele. 21. Eenen waſſchen ....
0
131
Voor vrede , aen den Leſer. 21.
Eenen Leeraar , en moet nietalleenelijck ,
om des loons,jwille leeren : ímaár ; weren , en wel bedencken ,dat hy al
daar ſtaat aen de Stede Chri
ſti, en dat Chriſtus, door
hem , willeeren ; wel
verſtaande, ſoo hy eenen rechten Herder is.
22.
In -ghelijcken
moeten de
Toe
!!..
hoorders
oock hare Ooren daar toe neyghen , en dencken , dat ſy aldaar, Chriſti Stemme, hooren ; en , mes grooten, Emft , aén , nemen .. 23. Niet denckénde,
hec zy ghenoegh , dat fy
in de Kerck gaan , en 'een ure de Predicatie hooren ; en , daar naar alfoo blijven , ghelijck voor
heen !
neen ! met ſoodanigh tekerck , gaan , en hooren , en is God niet gedient: fulekx en betert hien niets; bywal_dien ſy , in de Predicatie , in hare Harte , Chriftum niet en hebben hooren Leeren . 24.
Alſoo is’toock by de Sacramenten : men
moet niet dencken , het zy genoegh , dat ,men Be lydenis doet, en voort toe treedt, ghelijck ofſoo danigh gebruyck , wegh
nam
ſonder ware boete, de' fonde
, datmen
daar„ naar op een nieuw ,
mocht ſondigen; neen ! dat en
geſchiet niet: foo 20fie, gels niet. wie gewaſſen is ,en ſich wederom met de ſelvige
vuyligheyt bevleckt , die is ghelijck voor
heen
.
28. Chriſtus moet ui, in uwe Siele, met fijn Lij den en Dood , abſolveren , en u , fijne ghenoegh.
R
2
doeningh ,
132
Voorvrede, aen den Leſer.
doeningh , in uweSiele , in
ſpreecken ;anders en
gele het niet:des Prieſtersmont , en is niets a Dati ,en dan een uyterlijck werck
anders;
inſtrument , º en werckt
Grey werk mede in des Prieſters Geeft: doch, byvaldien hy miede , 6C. maar eenen huurlingh en is , ſoo en kan hy niet medewercken : het VerbondtGods , in Chrifto Jeſu , werckt dan, noch in de Harten der Boetveer digen ; 26.
en , abſolveert hen... Lieye Broeders ( ſoo wel Leeraars als Toe
hoorders ) ghy ,
die 't Verbondr Chriſti aen
càſt,
ſiet , toe wat ghy doet ( daar is by'r ſelvighe eenen grooten ernſt ) darghy aen den Dood Chriſti niet ſchuldigh en wordt . 27. Becracht doch vlijtigh , den grooten Ernſt Gods, hoehy dit Verbondt met foo groote en ſwa remarteliferingh en anghft, door ſoo groote ver ſmaacheyt en lijden , heeft in voor
geſet: ſulckx moet
waar eene ſeer groote en ſware oorſaack
hebben , dat foodanigh Teſtament, door ſulcken Ernſt, is verordonneert geworden
b Ofte, der halyen .
28.
6. Hier
!
teghensvordert, God , oock eenen
Ernſt, van den Menſch , om ſoodanigh Teſtament aente vnemen : niet meteen koud en laeuw Har te ,alleenelijck het Lijden Chriſti ,over de fonden, willende decken ; en ,ſich met ’t ſelvige, in een ony boetveerdigh Hart, willende vertrooſten ! 29.
Her
Voorvrede , aen den Leſer .
29.
133
Het en is geene van uyt wendighe verge
vingh , die den menſch , van uyt, wendigh ,wort gereeckent; neen ! maar , doorChriſti Bloer
toe
en Dood :wanneer de Siele, daar heen in. dringhe, daar wort haar het Lijden , Sterven , Op._ſtan
al
dingh , met_tſamen de Ghenoegh_doeningh , in , dit Teſtamentelijcke Verbont, in 't Bloet Chriſti aenghetoghen : 't ſelvighe, doodet , de Sonde, Dood ,
en Helle ; en , 't voert de arme Siele , in
Chriſto, tot den Vader. 't En is niet ghenoegh, dat men alleene
30.
lijck weet , dat Chriſtus voor de Sonden is ghe ſtorven , en 't ſelvighe toe , Itemt, en voor waar, houdt, en , de ghenoegh_doeningh , ghelijck een werck , ' t welck gheſchiet is , aen , neemt; neen , neen ! 31.
Het en is geen ſoodanigh ' nemen : maar, a Ofie, one,
den gheheelen menſch, moet lich daarin
bege-fangen,
ven : en , den boofen natuurlijcken eygen wille, met t'famen de valſche luft, in den Dood Chriſti, begeeren af, ce hem
fijne
ſterven : als, dan trecke Chriſtus,
overwinningh , en ghenoegh
ningh aen , en den waren Hemelſchen
doe
Gheeft,
groent,doorChriſti Dood, in ſijne Opſtandingh, uyt ;
gelijck eene ſchoone Blomme uye der Aer
den : en ,
al daar is eenen waren Chriſten ghe booren ; R 3
Voorwrede , aen den Leſer.
134
booren ; den welcken eene Rancke is , aen den Wijn , ſtock Chriſti. 32.
Hier, toe en behoort nu geen groote konſt
ofte wetenſchap :
maar , alleenelijck, kindſche
Eenvoudigheyt, en,Demoedigheyt; den Boer is fulckx ſoo na, als den Doctor. 33.
Sy moeten ał_ t'ſamen
in de eenvoudig
heyt Chriſti , in de ghehoorſaamheyt , treden , en mer den yerlooren Soon en Tollenaar ,
in den
Tempel kommen ; tot 't ſelvige en is geenen an deren wegh. 34.
Daar en is geen groot ſpeculeren toe van - v
nooden , met wat çierlijcke woorden en ghelaar, men tot 't ſelvige wil kommen : maar , wy moe ten alleenelijck met de kinderen , ( die hen aen den Vader , in de roede overvgeven , en om ghenade bidden :) kommen .
35.
Den genen die veel heeft geleert, en weet,
hoe hy ſich daar ſal toe
begheven , die en is God
niet aengenamer, dan den genen die niets en weet : en , dan
noch met ganſcher Hart en Siele , in be
2 Verfaat, rou van lijne ſonden , ſich tot hem went ; en , een den Gront van den Geloof heeft tot ghenade, en een recht voor ne Doop en 't men , eene Nieuwe Creatuur te worden . Avonin
Bel nu se va 36. Defen “ gront en wort maar daar om ſoo dit de Voorw reden yan is, diep uyt gevoert,dat de gene, die daar, om twi ften ,
1
Voor vredé , aen den Leſere
135
ſten , den waren inwendigen gront mogen ſien , en van den twiſt,op
houden ;en, hen in de Een
voudigheyt en Liefde Jeſu Chriſti begeven
.
37. Daar doorſoude ſeer haalt , des Sathans ghewelt vermindertworden :
en , de volckeren
louden ſien , dat de Chriſtenen , Gods Kinderen waren , wanneer ſy alſoo , in Liefde, wandelden : ſulckx ick , van Harten , wenſche ; om welcker meeningh , wille , dit Boeckxken is geſchreven .
Den Overvſetter ; tot onder vrechtingh .
NB.
Deſe Voor_rede, over het Boeck van de Twee Teſtamenten Chriſti , heb ick , uyt de eyghen Hant -ſchrift van Iacob Bühmen , getranſateert : wel verſtaande,de twee Voorn reden, die hy ſelfsgheſchreven heeft ( en by my zijn beri ſtende) bebick , van woort tot woort , t'famen gevoeght ; en, gheaccordeert.
1
Ε
Υ
Ν
D
Ε.
1
?