This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
Het tweede Deel deſes Boecks , Handelende van't
LYDEN ,
STER
V
EN
,
En van den
OPSTANDINGH
DOOD en CH
R
I
T
S
1 :
En , hoe wy in Chriſti Lijden en Dood , moeten Ingaan , en uyt ſijnen Dood, met vhem , en door hem , Op Itaan ,en ſijnen Beelde gelijck wor dev ; en , Eeuwighin
hem Leven .
1 41 Geſchreven , Anno 16 2 0. (in't Hoogh- duyts)
Door Jacob Böhmen /
Anders genaami, TEUTON
ICUS
PHILOSO
In Görlitz Woonachtigh.
Ghedruckt in ' t faar 16 4 2.
PHUS ,
|
195 Den
OVERSETTER ov
Α A
J.
V.
H.
Ε
en ,
Ν
G.
F.
B.
En , aen alle de gene die in de Gheboorte ſtaan , tot eene Nieuwe Vrucht , in de Enghelſche Werelt .
Eer . Waarde baan van
Mede. Borgeren in de Loop
defe Drie -vermenghde Werelt :
Het Woord , Menſch
Wordingh ,wordt in de
Geleerde Babel , ſimpelijck verſtaan ; van , dat het Eeuwighe Woord, in Maria , is Menſch ghewor den : doch د, foo en bestaat de Menſch -Wordingh niet al
1
leenelijck in de Aen_nemingh van de Menſchelijcke Form ofte Figuur door Chriſtum ; maar , in ' t Weder , aen nemen , van al’t
gene, dat den Menſch verlooren heeft ,
van ſijneScheppingh , totfijnen Dood , ja , tot ſijne Opw ſtandingh , en weder Verheerlijckingh toe : zijnde als dan eerſt gheworden, eenefoodanighe Beeldenis en Ghelijckenis Gods , ghelijck als God in ' t Paradijs begeerde te hebben :
1 want, in die vier Elementighe Kleedt, zijn wy geen Men ſchen ; maar, eene Dyerſche Beeldenis ; Want, in dit Dyer
Bb
1
2
ſche
196
D
E
DI
C
A
T
I
E.
ſche Leden , en bereycken Ny den vol komen Wafdom niet: foo..Weynigh de Geſaayde en Waffende Teruwetot de Vol komentheyt is , voor dat de ſelvighe,Rijp, Afgeſneden, op den Dorſchbloer Geluyvert, en weder - om ghebraght zyter plaatſe daar ſy was , eer ſyin de Aerde wiert ghe ſaayt: alfoo mojt het Eeuwige Woord des Vaders , alles we der brengen , 'tgeenwy in Adam hadden verlooren ; zijnde den rechten Menſch en 't Beeldt Gods: daar
over dat
onfen Autheur dit Tractaat, van't Lijden , Sterven , en van den Dood , en, de Opwftandingh Chriſti, en vanon ſe Gelijck . Wordingh ſajnes Beelts terecht het tweede Deel van de Menſch „ Wordingh Chriſti noemt. De vijf eerſte Capittelen zijn , voor ' t uyt- wendighe Vernuft , op eenighe plaatſen , wat ſwaar: over_mids de ordre van onſen Autheur ( niet alleenelickin dit Tractaat; maar, oockin alle fijne Boecken) te verghelijcken is , by ee nen Boom , die eerſt fijnen Wortel in de Aerde heeft ; en , daar
naar , de Stam , Tacken , Bladeren en Vruchten :
' t welck niet contrary den Stijl van Mo
yſes en van vele
Propheten ; en , door_namentlijck , den Euangelift Johannis en is : Maar , het is contrary den Stijl , van de meeſte Academyſche Vernuft_ Gheleerden: die haren aen .
Vangh
2
D
E
Τ
Α
C
DI
Ι
Ε.
197
vangh nemen van de Rypſte en Wel , Smaackenfte Vrucht , daar . na van de Tacken, Stam , en voorts van denWortel: al_daar ſy hen als dan in de Geſtrenge Wrange, Bittere, en Koude Aerde ,
perdeelen ; daar uyt datden Strijdt machenman .
ſy haren Wor- der folgend en den Twiſt ontſtaat : doch, by al dien dat den. tel , door ' t Eſſentiaalſche Vyer , uyt de Ghefirenghe en Wrange Begeerte, door de Putrifactie , uyt, voerden ,tot in eenen Eenighen Stam , foofouden de Tacken des Stams altſamen goede en aen
ghenameVruchten draghen : al .
waar't..ſchoon dat de eene Vrucht de andere niet en ghe
1
leeck , ofte in Form
1
en fatſoen niet gelijck en Was ; Even
wel foude den Smaack , en , de Kracht van alle deſelvighe Vruchten , den Lichame dienſtelijck zijn .
De vijf leſte Capittelen ( Eerſtelijck : Waarom dat Boy moeten Sterven . Sien .
Ten derden :
Ten tweeden :
Den Wegh van de Pelgrumagie uyt
den Dood , in ' t Leden .
Ten vierden : Ware Om
digheyt van de derde Citatie. Even
Van't Gheeſtelijck
ſtan
En , ten vijfden : Van't
beelt des Menſchen ) die zijn alvt'Samen eenen
Lieffelijcken en Krachtighen Reuck der Leelyen , tot b Tingeringh van't Ingeſloote Enghelſche Beelt; en , b ofte,Les te recht eenen goeden Laaf
dranck voor den Krancken maackingh. Adam :
Bb 3
D
E
DI
C
Α
Τ
Ι
Ε.
198 Adam : eene werckende Tinctuur, om onſe ge_Eclip ſeerde en Verblickerde - Sonne, weder om te doen Schij nen ; tot verdrijvingh van de taſtelijcke Egyptiſche Duyſternis, over het ganſche Landt Goſen .
Het Eeuwige Een ,wil.V.L . en my,met alle Kinderen van de Edele Sophia, met den Reuck der Lelyen Tin geeren : op dat het EEN Reyn Element , het Opper fte Regiment mach bekomen over onſe vier_ Elementen. Gegeven in Amſterdam , den 29. Maert,1638 . U.E. Mede- Borgher van deſe ( Drie - vermenghde) Werelt.
God
VAN con
(
199 VAN L
Y
DEN ,
CHRIS II S
T
DO OD , en OPST A
E
R N
V
DIN
E
N,
GH :
En , hoewy in Chriſti Lijden en Dood ,moeten In
gaan ,
hijnen Dood, met vhem ,en doorhem , Opx en uyt ſtaan, en ſijnen Beelde gelijck worden ; en , in bem ,Eeuwigh Leven . HET
EERSTE
CAPITTEL .
Van den Eeuwigen Aenvangh; en , van ' t Eeuwige Eynde.
I. Etuyt-- wendige Vernuft ſpreeckt : En, fou de het niet ghenoegh zijn geweeſt, dat God, in ons ', Menſch was gheworden ? waar om
H moſt Chriſtus Lijden en Sterven ? 2. Eu ,konde God den Menſch alſo niet door de Nieu we Geboorte , in den Hemėl voeren ? en , is God dan niet genoeghſaam Al_machtig,dat hy kan doen't geen hy wil ? - 3. Wat heeft God voor een ghevallen aen den Dood
! 1
enaen't Sterven : dat hy niet alleen fijnen Soone aen't Kruys heeft laten Sterven ; maar , wy moeten alvt ſamen oock Sterven ? 4. Bywal, dien dat God met het Sterven fijnes Soons, ons heeft Verloſt , en dat hy voor ons heeft Betaalt;waar., om moeten wy dan oock Sterven en Vergaan ? alſoo loopt het Vernuft. s. Tot deſen Spiegel willen wy den Anti - Chriſt ( die ſich Chriſti Dienaar en Harder noemt) te gaft genoodiglit hebben , oock alle Hooghe Schoolen van dele Werelt, met hare Diſputen en - Inſtellinghen :
foowwel alle Werten a Ofie, ,
Kinderen Chriſti , die het Kruyce Chriſti draghen; die fullen alu t'famen den Wareu Grondt Sien.
6. Niet
200
Het eerſte Capittel, Van den Eeuwighen
6. Niet allow ghemeent , om yemant in fijne on..we tentheyt tevérachten ; máar,tot Ware Onder wyfingha op_dat , ſicheen yeder ſoude Soecken en Vinden . NB . Waar schouwingh.
7.
Want , het ſal eene geheelen Erpſtigen handel zijn,
en het raackt den Menſch ; het koſt hem Lijfen Siel, 8. Hy en behoeft daar ganſch niet mede te ſpotten : want , die deſe Kennis heeft ghegeven , die heeft ſijne Ba a Ofte, bereyde.
ſuyne « toe
gericht, het gele het Menſchelijck Geſlacht;
een yeder mach fijne Lampe bereyden .
Daar sal een groot
9.
Daar ſal eenen Grooten Tweenvoudigen Koningh
Twiew-vou komen ,uyt twee Poorten : hy is eenen Eenigen ; en , doch Koning),Twee : hy heeft Vyer en Licht : hy treckt in , op Aer diglı komen . b Straffe, den , en oock in den Hemel ; dat, men fich ſulcx een en Genade. Wonder laat zijn ! 10. Lieve Kinderen Chriſti , ſoom-wanneer datwy den Dood betrachten, hoe- daticwy door den Dood, in 't Les ven moeten gaan , foo vinden wy een gheheel ander Le ven , 't gene uyt den Dood komt . 11. En , wy bevinden terſtont , waarom dat Chriſtus heeft moeten Sterven ? oock , waar om
dat wy mede
moeten Sterven in den Dood Chriſti , in hem
Opuſtaan ;
en ,met hem ,en ,doorhem ,in 't Rijcke Gods, Invgaan, 12. Soowwanneer dat wy't ſelvige nu willen Vinden , foo moeten wy de Eeuwigheyt in Grondt en in On gront betrachten ; anders en is daar geen Vinden : wy en
moeten't nergens anders Vinden , dan daar ' t is . 13 ; Want , uyt den Eeuwighen Grondt , hebben wy (met de Beeldenis Gods ) onfen oorſpronck ; te weten, met de Siele en hare Beeldenis . 14. Maar, in't Tijdelijcke, en Verbreeckelijcke, zijn wy in de Quaal ingevoert geworden. 15. Maar ,
nu loo
is de Eeuwigheydt ( te weten ,
den On -gronde ) eene Vryheydt buyten de Quaal daar.
201 Aenvangh ; en , van ' t Eeuwighe Eynde. daarçom ſoo moeten wy weder vom 't Sterven in vgaan ..
in de Vryheyt door
16. Wy en konnen doch oock niet fegghen dat daar gheen Leven in en zy ; het is het rechte Leven ' t welck daar Eeuwigh , ſonder Quaal, beſtaat, 17.
En , wy geven u't ſelvige in eene Waar_achtighe
Ghelijckenis te bedencken : ' t welck naar het Rijcke van deſe Werelt wel een Ghelijckenis is ; maas , by al dien 1 dat wy de Goddelijcke Werelt daar - toe nemen , loo is fulcx het Wefen ſelfs. 18.
>
Ghy weet , dat ons Leven , in Vyer , beſtaat ; want
wy en Leven niet ſonder Wermte . 19. Nu , foo heeft het Vyer fijn eygen Centrum , fijnen eyghen Maacker in ſijnen Circul ; te weten , de ſeven Ge ſtalten ofte Geeſten der Natuur .
20. En , de vier eerſte Geſtalten worden doch alleene lijck voor de Natuur , dat is , voor de Qualen bekent , daar
in dat het Vyer opvgeſlaghen en verweckt wordt,
1 dat daar alfoo een Principium , en een Circul, ofte Centrum 1 des Levens zy : al-waar de Materia des Brandensin de Geeſten ofte Geſtalten , ſich ſelfs maackt, en oock door. gaans in ' t Vyer wordt verteert. 21. En , het Vyer gheeft uyt de verteerlijckheyt , een ander Weſen ; ' t welck beter is dan het eerſte, ' t gene het Vyer ſelfs maackt. 22. Want, het Vyer dat Doodet en Verſlindt het We fen, 't gene het Vyer ſelfs maackt ; verſtaat, het
Eſſentia
liſche Vyer in de Gheſtalten tot het Vyer : het Verteert 't ſelvighe;en't gheeft uyt den Dood , een veel beteren edelder Weſen, ' t geen niet en kan Verteeren . 23. Sulcx bewijſt ſich aen 't Vyer en aen ' t Licht : 't welck het Ware Ghelijckenis niet en is ; maar , het We ſen ſelfs :
dat,men
alleenelijck de C C
Principien onder,
ſcheyt :
1
202
Het eerſte Capittel, Van den Eeuwigen
ſcheyt: het is wel alles een Vyer ; maar , het onderſcheyt ſich ſelfs naar de Quaal. 24.
Byvalvdien dat wy dit_ſelvighe nu tot het Ver
ſtant willen brenghen , ſoo moeten wy des Vyers Oor ſpronck aen ., wijſen : maar, alſoo 't in 't Boeck van de drie Principien , en in meer anderen , naar de lenghte, met alle omſtandigheden , is beſchreven , loo ſtellen wy al hier
maar een kort begrijp tothet Verſtant: en , wy wijſen den Leſer op de andere Schriften ; byval dien dat hy de ſe ven Geſtalten der Natuur wil onder. foecken . 25.
Het Vyer heeft voorvnamentlijck , in vſich ,drie
Geſtalten tot het Centrum : de vierde Geſtalte, is het Vyer felfs : die gheeft het Principium ; te weten ,het Leven , met den Geeft: want , in de drie eerſte Geſtalten en is ge nen rechten Geeſt ; het en zijn maar Eſſentien . a Text, Herbe .
26. Te weten, eerſtelijck : « Wrangh, dat is , den Be geerenden Wille ; ' t ſelvighe is de eerſte en voornaam fte Geſtalte . 27. Ten tweeden : Bitter, Steeckeligh; dat is ,de twee
1 de Geſtalte, eene oorſaack der Efentien. 28. Ten derden : Anghft ; dat is , den Circul ofte her Centrum des Levens , het drayende Radt , 't welck de Sivnen ( zijnde de Bittere Efentien ) in which vat, en ghe fijck als in den Dood Verſlindt: en , geeft uyt de Anghftw kamer , ( dat is , uyt den Dood ) het Gemoet , als een an . der Centrum ; 't ſelvighe verſtaat nu alſoo. 29. In der Eeuwigheyt ( te weten , in den On grondt, buyten de Natuur) daar en is Niets , dan een Stilte, ſonder Weſen : het heeft oock Niets , ' t ghene Yets geeft : hetis eene Eeuwige Ruſte; en Niets gelijck: eenen Ongront,
b Text, ziet.
fonder Begin en ſonder Eynde: daar en is oock gheen Perck nochte Stede , geen Voeren , ofre Vinden ; ofte Yets, daar eene Mogelijckheyt zy. 30. Den
2
i 1 Aenvangh ; en , van 't Eeuwige Eynde.
203
30. Den ſelvighen Oo- gronde is ghelijck een Ooge ; want, hy is fijn felfs Spiegel: hy en heeft gheen Bewegen ; noch Licht, noch Duyſternis. 31. Hy is voor_namentlijck eene « Magia : en , hy a ofie, beghecrte, heeft eenen Wille , naar den welcken wy niet en moeten tabene trachten nochte onderſoecken ; want, het Turbeert ons. men niet en
32. Met den ſelvighen Wille verſtaan wy den Grondt moet onderwi foecken . der Godheyt, die van geenigh Begin en is : want , hy vat ſich , ſelfs in ſich ; daar aen dat wy billigh Stom zijn : want, hy is buyten de Natuur. 33. En , doordien dat wy in de Natuur zijn ,
foo en Waar
God
1 kennen wyden felvigen , in Eeuwigheyt, niet : want , in Alwmach den Wille , is de Godheyt ſelfs, Alles ; en , den Eeuwighen wetende in Oorſprong van ſijnen eygen Geeſt en van alle het Weſen . . 34. In den ſelvigen Wille, is hy Almachtigh , en Alw wetend : wordt doch in deſen Wille , niet God ghenaamt ofte bekent ; want , daar
in en is noch Quaat noch Goet.
35. Het is eenen Begeerenden Wille , die het Begin en oock het Eynde is : want,
het Eyndemaacktoock Begin
van deſen Wille ; en , het Begin , wedervom het Eynde. 36. Alſoo vinden wy dat alle Weſens , in een Ooge zijn
! geſlooten : 't ſelvigheis ghelijck eenen Spiegel; al daar ſelfs Beſchouwet, wat hy doch zy ? den Wille ſich 37. En , in't Beſchouwen , wordt hy Begeerende , het Weſen ; 't geen hy ſelfs is . 38. En , 't ſelvige Begeeren ,is een lovtrecken : en ,daar en is doch Niets , 't gene konde getoogen worden : inaar,
Texe den Wille, Treckt ſich, in't Begeeren ſelfs ; en , b beelt 6 Texte . s en elf fichvſ in ſijn Begeer voor, wat hy is ? 39. 't Selvige · Beelt , is den Spiegel, daar den Wille c Ofle, Siet, wat hy is; want,den ſelvigen is eene Gelijckenis naar Model. den Wille . :
40. Eo , wy bekennen den ſelvigen Spiegel ( daar den Сс 2 Wille
204
Het eerſte Capittel, Van den Eeuwighen
Wille ſich ſelfs Beſchouwt en Beſiet ) voor de Eeuwighe Wijſheyt Gods . NB . Welck 41. Want , ſy is eene Eeuwighe JonghwVrou ; fonder de Eeuwighe vrou Weſen : en , ſy is doch den Spieghel aller Weſen ; in den longhw. is. welcken alle dingen , van Eeuwigheyt, zijn Geſiengewor NB: des den, wat daar worden konde ofte ſoude. Eeuwighen 42. Nu, deſen Spieghel en is het Sien ſelfs oock niet ; Willens, in t maar, den Wille die Begeerende is : ' t ſelvige is des Wil Wefen . lens uyt_gaande Luft , die uyt den Wille uytvgaat: die is eenen Geeſt; en , maackt, in de Luft des Begeerens,den * Spiegel
43. Den Geeſt is het Leven : den Spiegel , is de Open baringh des Levens ; anders en ſoude den Gheeft ſichni ſelfs niet kennen : want, den Spieghel ( te weten , de Wijſ heyt) is fijnen Grondt en Behouder. 44. Het is'tgheneden Gheeft. heeft ghevonden ; alvo daar den Geeſt lich , in de Wijſheyt ſelfs, vindt.
45. De Wijſheyt is , ſonder den Gheeft, gheen Weſen : en , den Geeſt en is fich , ſelfs , ſonder de Wijſheyť, niet Openbaar : en , het eene , waar , ſonder het andere , oock eenen On- gront. NB. De 46. Alſoo is de Wijſheyt ( zijnde den Spiegel van den Wisheyt is het Lichaam Geeft der Godheyt ) voor- fichvſelfs , Stom : en , het is van den der Godheyt ( te weten , des Geeſtes) Lichaam , daar den Gheeft. Geeſt in woont . a Virgo b Text, 47. Sy is eene * Jongh -vrouwelijcke Matrix , daarn Eromet. in dat den Gheeft fich bontſluyt : en , het is de Weſent Lichaam en heyt Gods; zijndeeenen Heylighen Goddelijcken - Sul Gemaack, phur, - ghevat in de Imaginatie van denGeeltdes On of Glefor . grondts der Eeuwigheyt. meert. 48. En , defen Spieghel, ofte Sulphur , is den eerſten NB . Wat Eeuwighen Aen.,.vangh , en het Eeuwighe eerſteEynde : A on en , is overval ghelijck een Ooghe ; daar den Gheeft mede
Aenvångh ; en , van ' t Eeuwighe Eynde.
!
205
mede Siet , wat hy daar in zy , en wat hy begheert • te lange Eroffnen Openbaren. 49. Deſen Spiegel , ofte Ooghe , is ſonder Gronde en b Text, fonder b Perck : ghelijck den Gheeft dan oock gheenen Ziel . Gronten heeft ; als alleenelijck in dit Ooge. so. Sy is overval , gheheel , on - ghedeelt ; ghelijck wy erkennen , 'hoe
dat den On - gront niet mach ghedeelt
worden : want , daar en is Niers , ' t gene daar ſcheydet : daar en is gheen beweghen , buyten den Gheeft : alſoo is ons kennelijck wat den Eeuwighen Gheeft in de Wijtheyt zy ; en, wat den Eeuwighen Aenvangh , en het Eeuwighe Ulus culus , Cito Eynde zy? ri
HE T
T W E E DE
CAPITTEL. 1
De Ware , en Hoogh..Waardighe Poorte van de Heylighe Driem vuldigheyt ; hét Ooge des Eeuwigen Levens.
Elijck wy dan verſtaan dat den Eeuwighen-Aen vangh'in den Ow.grondt , eenen Eeuwigen Wil le in
ſich ſelfs zy d ; es ſelfs oorſprongh, in vſich ,
geenige Creatuur en moet weten . 2. Soo is ous doch te weten en in den Gheeft te ver ſtaan gegeven geworden , des ſelfsGrondt , die hy ſich . felfs maackt; -daar a hy in Ruft .
a Verſtaat, den Wille des
3. Want , eenen Wille , is dun ; ghelijck een Niets : On - gronts, daarvom is hy Begeerende : hy wil Yers zijn ,op dat why, in fich , Openbaar zy . 4.
Want , het Niets , veroorſaackt den Wille , dat
hy Begeerende is: en , het Begeeren , is eene Imaginatie. 5. Al daar den Wille fich in den Spieghel der Wijl. Cc 3 heyt
1
206 a Text,.
Het tweede Capittel ,
heyta vertoont , foo Imagineerde hy uyt den Onwgront, uyt_fich felfs, en maackte hem , in de Imaginatie, eenen Grondt iolich_ſelfs , en Swangerde ſich in de Imagina tie, uyt de Wijiheyt : dat is , uyt den Jongh , vrouwelijc ken Spieghel; die daar is eene Moeder , ſonder Baren , ſonder Wille, 6. De Swangeringhen gheſchiet niet in den Spiegel :
1
maar, in den Wille ; in des Willens Imaginatie.
b ofte, Bevrucht,
7. Den Spieghel blijft Eeuwigh eene Jongh
vrou ,
ſonder Baren; maar , den Wille wordt b Ghelwanghert, door den Aenblick des Spiegels. 8. Want, den Wille is Vader : en , de Swangeringh in den Vader ( te weten , in den Wille ) is Hart ofte Soon : want , het is des Willens (dat is , des Vaders) Grondt , als daar den Geeft des Willens in den Grondt ſtaat ; en, uyt den Wille io den Grondt uytvgaat , in de Jongh - vrou welijcke Wijſheyt. 9. Alloo Trecktdes Willens
Imaginatie (verſtaat,des
Aviſion ofte Gheſtalte ( zijnde Teghean Vaders ) des Spiegels schijn . de Wonderen van de Kracht, Veruwen ,ep Deughden ) in d Text, fich , en wort alſoo d van den Glans der Wijſheyt, met pots Glas de Kracht en DeughtGeſwangert; 't ſelvighe is des Wil lens ( als des Vaders ) fijn Hart: al daar den On_gron delijcken Wille, in ſich ſelfs , eenen Grondt bekomt ; e Ofie, verſtaan,
door, en , in de Eeuwige Onwgrondelijcke Imaginatie. 10. Alſooº bekennen wy de Swangeringh des Vaders, voor het Centrum des Geeſtes der Eeuwigheyt; daar al, den Eeuwigen Geeſt, ſich doorgaans in Bevat. 11. Want, den Wille is den Aenvangh : en , het Bewe gen , ofte Io_trecken , in de Imaginatie ( te weten , tot den Spieghel der Wijſheyt ) is den Eeuwighen Onwgron delijcken Gheeft , die ontſtaat in den Wille , en vat ſich in't Centrum van't Harte , in de kracht van de In - ghe
tooghen
Van de Heylighe Drie - vuldigheye.
207
tooghen Wijſheyt ; en , het is het Leven , en den Cheeſt , van ' t Harte.
12.
Aengeſien
dan dat den Eeuwighen On- gron
delijcken Wille,in ſich ſelfs ,Stom ſoude zijn, foo is het * Gevatte uyt de Wijſheyt ('t welck Hart ofte Centrum a Ofte, heb Geformde. is ghenaamt ) het Woord van den Wille : want , het is den b Klanck ofte de Kracht ; en , het is des Willens Mondt, Text: die den Wille openbaart. 13. Want, den Wille (verſtaat,den Vader )die ſpreeckt
1
door Beweginglıdes Geeſtes , de Kracht in den Spieghel der Wijſheyt uyt . 14. En , met het uyt, ſpreecken , foo gaat den Gheeft uyt den Wille , uyt het Woord van den Mondt Gods ( dat is , van het Centrum van 'tHarte ) uyt , in het uytughe ſprokene ; te weten , in den Jongh vrouwelijcken Spie ghel : en , opent het Woord desLevens in den Spieghel der Wijſheyt; dat alſoo het Drie, voudighe Weſen der Godheyt, in de Weſentheyt, Openbaar wordt. Is . Alſoo verſtaan wy een Eeuwigh Ongrondelijck Goddelijck Weſen ; en , daar vin ,Drie Perſoonen : al.o waar geen van Drien d'eene d'andere en is. 16.
Te weten , den Eeuwighen Wille , die eene oor- NB. NB.
faack van alle Weſens is; die is den eerſte Perſoon: doch, De eerfte hy en is het Weſen ſelfs niet ; maar , de oorſaack des We- Godheyt. Dat is , ſens : en , hy is vry van't Weſen ; want , hy is den . Onu's de Onugron u grondt . deerlijckheyt,
17. Daar en is voor hem Niets , 't ghene hem gheeft: ſonder Tija , ,egin, Persek maar, hy geeft fich, ſelfs ; daar van wy geen Wetenſchap no ch B en hebben . 18. Hy is Alles : doch , oock alſoo Eenigh , in fonder het Weſen , een Niets.
ſich ;
19. En , in deſen Eenighen Wille, ontſtaat den Eeuwi gen Aenvangh door de Imaginatie of 't Begeeren . 20. En ,
208
Het tweede Capittel,
20. En, in't Begeeren, Swangert deu Wille, ſich ſelfs, uyt het Ooge derWijſheyt : 'twelck , met den Wille , in gelijcke Eeuwigheyt ,ſonder Grondt en Begin is; gelijck boven is verhaalt. NB . NB . De Eeuwi.
21. De ſelvighe Swangeringh, is den Grondtdes Wil ghe' Baringh leos en des Weſens aller Weſen ; en , is desWillens Soon . des Soons , - 22. Want, den Wille , Baart deſen Soon van, Eeuwig de iweede
Perfoon in heyt in Eeuwigheyt a doorgaans : want, den ſelvigen is deGoiheyt. fijo Hart ofte Woord ; dat is , een Gheluyt ofte Open . baringh des'On grondts van deStille Eeuwigheyt: en , Zimmerðar NB. NB. hy is des WillensMont ofte Verſtant ; en , is billigh een b Text , Schalll ander Perſoon ghenaamt, dan den Vader : want , hy is
ofte, Klanck . des Vaders Openbaringh ; lijn Grondten Weſen . 23. Want; eenen Wille, en is gheen Wefen ; maar, de c Ofte, tweede, den Soon is
Imaginatie des Willens , maackt Weſen. 24. Alſoo is den ě avderen Perſoon , het Weſen der Godheyt ( verſtaat , het Weſen van de Heylighe Drie
vuldigheyt ) den Mondt van de Openbaringh des Weſens hetWefen pan de Hey Dries lighe aller Welen ; en , de Kracht des Levens aller Leven . vuldighey . 25, De derde Perſoon , is den Geeſt , den welcken met. De derde
de • Vattingh des Willens , door de • Imaginatie , uyt de
Perſoon in de Kracht des Spręeckens, uyt- gaat, uyt den Mond des Va Godhezit, Maac. ders, tọt in het Ooge ( dat is , totin den Spiegel der Wijſ d kingh. heyr ) dep ſelvighen is doch yan den Wille ; en oock van het Woord , vry. e Ofe , Baringh. 26. En , al is't_ſchoon dat hem den Wille , uyt het Woord. Baart , eyen wel is hy vry ; ghelijck de Lucht van't Vyer : ghelijck.umen dan fiet , dat de Lucht , des
Vyers Geeſt en Leven is : fy is doch een anders dan het f ofte, Voorrºw.gre.Výer ; en, wordt doch oock van't Vyer f gegeven . brachs. 27. En , ghelijck,men fiet dat de Lucht eenen Leven dep en Bewegenden Hemel gheeft ,, die daar Schijpelijck enBeweeghelijck is; alſoo is den Heyligen Geeft oock het
209
Van de Heylighe Drievuldigheyt.
het Leven der Godheyt , en een ander Perſoon dan den Vader en Soon . 28. Hy voert oock een ander Ampt , * hy opent de a Text, Eröffneto ſoo , dat de Wonderen verſchijnen ;
Wijſheyt Gods ,
ghelijck de Lucht alle het Leven van deſe Werelt opent, dat het alles Leeft en Waft .
29. Dit alles is alſoo eene korte Aen_leydingh van de Godheyt , in den On , grondt , hoe God in lich ſelfs woont, en ſelfs ſijoi Centrum der Gebarerin zy . 30. Maar, nu ſoo en Ruſt het Menſchelijcke Ghemoet met deſen piet : het vraaght naar de Natuur , naar ' t ge ne daarvuyt dat de Werelt Gebooren en Alles Gbeſcha pen is gheworden : ſoo volght nu vorder, den Text van't Principium ; derwaarts wy het Vernuft te Gaſt hebben Ghenoodight.
H ET
DE R DE
CAPITTEL .
Hoe God , ſonder het Principium des Vyers, niet Openbaar en foudezijn: oock van'i EeuwigheWeſen ; en, van den 'Oriwgrondelijcken Wille . "T I.
M
Et defe Beſchrijvingh , hebben wy u ghetoont, NB. Van wat de Godheyt , buyten de Natuur , zy ? daar- de Diepte der Godhet. in te verſtaan is , als dat de Godheyt ( voor
foo - veel de drie Perſoonen betreft) met de Eeuwighe Wijſheyt , vry , van de Natuur, is ; en , dat de Godheyt noch Dieper
Grondt heeft , dan het Principium in 't
Vyer. 2. Nu , foo en ſoude de Godheyt, ſonder ' t ſelvighe Principium , niet Openbaar zijn. Dd
3. Wy
7 . 210
Het derde Capittel,
3. Wy verſtaan de Godheyt , buyten het Principium , a often gelijck eene « Aenblickeringh van Groote Wonderen ; Verſihijnin daar niemant en weet , ofte erkennen en kan , wat het zy : ghe al... daar alleVeruwen , Krachten , en Deoghden , in een ganſch Schrickelijck Weſen verſchijnen: ' t welck doch geen Weſen ghelijck en ſiet ; maar , een Schrickelijck Wonder
6 Text, Unblis.
Ooge : al- waar noch Vyer , Licht , noch Duy
fternis en wordt geſien : maar , eene . Vertooningh van eenen ſoodanighen Gheeft , in Hooghvdiepe Blaauw . Groene vermenghde Veruwen , daar in dat alle Veru wen zijn legghende: ende en worden doch d'eene voor
d'andere niet erkent : maar , ' t verghelijckt ſich eenen c Ofte, i . Blixem die Schrickelijck waar i wiens d vertoo d Text, Anblict. ningh , Alles Verturbeerde en Verteerde. 4. Alſoo is ons te erkennen het Eeuwige Weſen (zijn de den Eeuwighen Gheeft ) buyten het Vyer en't Licht : want , hy is eenen Begeerenden Wille ; die ſich foo tot eenen Gheeft maackt .
ſelfs al
s . Deſen Gheeft , is , de Eeuwighe Vermogentheyt des On - grondts, al., daar den On - gront ſich in Grondt voert ; daar alle het Weſen van ontſtaat. 6. Want, eene yedere Gheſtalte in den Gheeft, is eene c Baringh,e Imaginatie, eenen Begeerenden Wille ; en , begeert ſich ofte, Bea vruchtia te Openbaren. gingh . 7. Eene yedere Geſtalte f beſchouwet hare Imagina Sup Anders, tie ;en , begeert ſich oock, een yeder Gheftalte, te Open g Text, Des un blico.
baren : daarom is den Spiegel s van de Vertooningh , een Wonder van't Wefen aller Weſen ; ende Wonderen en zijn geen Getal, Grondt, nochte Eynde. 8. Het zijn enckele Wonderen :wiens begrijp men niet
b. Text, Brftander .
en kan Schrijven ; dan alleenelijck den Geeft der Sielen ( die uyt deſe Wonderen bontſtaat) die verſtaat dit alleen . 9. En , dan verſtaan wy , hoe dat deſen On.vgronde lijcken
211 Van den Onwgrondelijcken Wille . lijcken Wille , van Eeuwigheyt in Eeuwigheyt , door gaans Begheerende zy , om fich te Openbaren , ſich te Grondeeren , wat hy zy ? de Wonderen in een Weſen te voeren ; en , ſich in de Wonderen te Openbaren . 10. Het Begeeren , is eene « Imaginatie: alwaar den a Oft., Be.
Wille io , fich treckt,en ſich Swangert ; en, met de a Ima- wachtingh, ginatie , ſich ſelfs beſchaduwet : dat alloo uyt den Vryen Wille , een Weder
wille ontſtaat , om van de Beſchadu
wingh (dat is , van de Duyſternis ) vry te zijn . 11. Want , het inghetogene', is b de Duyſternis van b ofe,de Verduyfte den Vryen Wille : daar hy anders, buyten de Imaginatie, ringh, vry ſoude zijn ; doch , hý ſoude oock , buyten de Imagi natie, in vſich ., ſelfs,een Niets zijn . 12. Alſoo ontſtaat mede , in den eerſten Wille , in't NB .Den
A Begeeren , een Weder wille : want, het Begeeren is een van de and eerſten Wille is Stil ; en , in ſich w ftere Wereld. Aen_trecken : en , den ſelfs, ſonder Weſen . 13. Swangert ſich dan noch met het Begeeren , dat hy
alſoo vol Weſen is ; namentlijck , van deWonderen en Krachten , die hem over._fchaduwen, en eene Duyſtervis uy..hem maacken. 14. Al daar dan , in de in getogen Kracht , ſich eenen c Ofte, anderen Wille · vat , om van de Duyftere Kracht uytv voorneemt tevgaan , tot in de Vryheyt . 15. Den ſelvighen anderen Wille , is den Wille van't
Harte, ofte des Woords : want , hy is eene oorſaack van ' t Principium , dat het Anghft „ Radt het Vyer aen , ſteeckt. 16. Alſoo gaat hy alsdan , door de Anghſt ( dat is, door het Vyer ) uyt, met den Schijn des Lichts ( dat is, d Ofte, Weſen van de Glanſcho van de Majeſteyt) daar, in dat als dan het
Heylige Drie, vuldigheyt Openbaar wort;en
ontfanght & Text, Empfeber .
al., hier den waardigen Name , GOD ; 't ſelvige verſtaat,
als volght . 17. Den
Dd
2
212
Het derde Capittel,
17. Den eerſten Wille ( zijnde God den Vader ) die is, en blijft van de Anghft- quaal Eeuwigh vry : voor. ſooja veel den Wille in , ſich vielfs is .
a Text,
18. Maar, fijn Begeeren , wort Geſwangert : en , in 't Begeeren a ontſtaat de Natuur met de Geitalten : en , de
Bheftandet . Natuur woont in den Wille ( verſtaat, in God ) en den
Wille , in de Natuur. 19. En , daar en is doch geene vermengingh : want, den Wille , is ſoov ſeer dun als een Niets ; daarom en is hy niet vattelijck , hy en wort van de Natuur niet begrepen :
b Ofte, shevas,
want, by -val. dien dat hy konde b begrepen worden , foo en ſoude maar een Perſoon in de Godheyt zijn .
20. Hy is wel de oorſaack van de Natuur : maar , hy is en blijft doch , in Eeuwigheyt, eene andere Wereldt : en , de Natuur blijft oock eene andere Wereldt , in ſich ; want , ſy ſtaat in de kracht van de Elents , daar het Prin ¢ Text, cipium uyt ontſtaat. Bhrfcandet . 21. Want,de Klare Godheyt, in de Majeſteyt, en ſtaat niet in de Eſſents, ofte in’t Principium ; maar, in de Vry heyt, buyten de Natuur. 22.
Doch , ſoo maackt het Schynende Licht buyten
het Principium , de On , vattelijcke , ofte, de On - gron
d ofte, Glanfeite
deerlijckeGodheyt Openbaar : het geeft den d
Schijn
der Niajeſteyt ; en , ' t en heeft die doch niet in- fich , ſelfs: maar, het vat den ſelvigen uyt den Spiegel van de Jongh , vrouwelijcke Wijſheyt, uyt de Vryheyt Gods. 23. Want , byval. dien dat den Spiegel der Wijſheyt niet en was , ſoo en vermochte geen Vyer , nochte Licht Gebooren te worden : het neemt alles , ſijnen Oorſprongh ,
NB. God, van dev Spiegel der Godheyt; ' t ſelvighe is te verſtaan , ſtaat in als volght. Onu gront ; 24. God is, in fich , ſelfs, den On - gront: zijnde de en , de Schep . felen , in eerſte Werelt ; daarvan dat geenige Creatuur yets weet : Grond. want,
Van den Onwgrondelöcken Wille
213
want , die ſtaan alleenelijck , met Gheeft en Lichaam , in Grondt. : 25. Oock en ſoude God ſich ſelfs niet Openbaar zijn ;
te weten , in den On- gront : maar , fijne Wijſheyt is van a Vertant , Eeuwigheyt ſijn Grond • gheworden . een Eenevigh 26. Daar naar dat., dan den Eeuwigen Wille van den worden. On - gront der Godheyt, heeft geluſt, daar „ van de God b Ofte, delijcke b Imaginatie is ontſtaan ; dat alſoo den On Bepruchting, grondelijcken Wille der Godheyt, ſich, van Eeuwigheyt , en Baringly. in deb Imaginatie met de kracht van de Aviſe,ofte van de Geſtalte des Spiegels der Wonderen , heeft Geſwangert. 27. In deſe Swangeringh nu , is den Eeuwighen Oor ſprongh, van twee Principien, te verſtaan ; als Eerſtelijck: De Eeuwige Duyſternis ; daar., ſich de Vyerighe Werelt uyt ontſtaat. Ten tweeden : DeWeſentheydt van de den Too Grimmigheyt in de Duyſternis,daar , in dat wy ren Gods en den Afvgrondt der Natuur verſtaan ; alfoo erkennen wy de VyerigheWere ldt, voor het groote Leven .
28. Ten anderen : Soo verſtaan wy ; Eerſtelijck : Hoe uyt het Vyer , het Licht wort Gebooren .
Ten tweeden :
1 Hoe dat tuſſchen de Vyerighe en Lichte Wereldt den Dood zy . 29. Ten derden : Hoe het Licht uyt den Dood ſchijnt. Ten vierden : Hoe de Licht , vlammende Wereld een an der Principium , en Quaal in . fich is , dan de Vyer ,Werelt; en , d'eene en is doch van d'andere niet gheſcheyden, d'eene en kan d'andere oock niet begrijpen . 30 . Ten vijfden: En ,verſtaan ,hoe de Lichte..Wereld , de Eeuwige Vryheyt ( zijnde den eerſten Wille , die Vaa der is ghenaamt ) vervult . 31.
Ten feſten : Wy verſtaan oock hier.in , ernſte
lijck en grondelijck, hoe het Natuurlijcke Leven , 't gene in Dd 3
c Tex., Vhrſtandeti Ojte , ſich openbrart,
Het derde Capittel,
214
in de Lichtvlammende Wereldt wil woonen , door den Dood moet gaan , en uyt den Dooduyt_gebooren worden. 32. Ten levenden: Verftaat dan noch , welck Leven uyt de Duyſternis (dat is , uyt de Elſents van de Duyſtere Weſentheyt ) ontſtaat ? te weten , de Siele des Menſchen,
die haar uyt de Vyer-werelt in de Duyſtere Welentheyt, NB. NB. in Adam , heeft ingekeert. Ten achtften : Derwhalven maar het wy dan Grondelijck en Eygentlijck verſtaan , waarvom Harte dat God (verſtaat, het HarteGods) Menſch is geworden . Gods i 33. Ten neghenden : Waarom dat hy heeft moeten Mend gle worden . Sterven , in den Dood In. gaan, en fijn Leven in den Dood Verbreecken , en , daar - baar , door de Vyerige.Werelt , in de Licht, Vlammende Werelt Invoeren . Ten thien den : En , waar, om dat wy hem moeten Na... volgen. 34. Ten elfden : En verſtaan vorder,waarom dat veel Sielen in de VyerigheWerelt blijven , en niet en vermo ghen door den Dood in te gaan , tot in de Lichte . We relt. Ten twaalfden : En , wat den Dood zy. Ten der thienden : En , wat de Siele zy ; dit isnu als volght. Soo . wanneer dat wy betrachten wat het Leven 35.
zy ? ſoo vinden wy dat het voor namentlijck in drie Stucken beſtaat. Te weten , Eerſtelijck : In 't Begeeren . Ten tweeden : In't Gemoet . Ten derden : In de Sinnen . 36.
By
al
dien dat wy verder onderſoecken wat
a Ofte , het zy 'tghene't ſelvighe a gheeft ? ſoo vinden wy het Veroor Centrum ( zijnde het Eſſentialiſche Radt ) ' t welck den faackt, b ſich heeft. Vyer - Smit ſelfs in b Ofte , den Glans 37. Onderſoecken wy verder , waarvan dat het Ef des Vgers, ſentialiſche Vyer ontſtaat ? ſoo vinden wy dat het in 't Begeeren van den Eeuwighen, On - grondelijcken Wille, fijnen Oorſprongh neemt : namentlijck , in 't Begeeren van den Onwgrondelijcken Wille ; den welcken ſich met het Begeeren eenen Gront maackt.
38. Want,
1
215 Van den On - grondelijcken Wille.
38. Want, een yeder Begeeren , is Aentreckend ( of a Text, te - Wrangh ) t genedat den Wille Begeert: en , daar en Serbe. is doch oock Niets, voor 't ſelvighe , dat het vermach te Begeeren , als alleenelijck fich , ſelfs : 't ſelvighe is het
b Text, Groote Wonder vOoghe ſonder b Perck ofte Grondt,ziet daar alles in leyt. 39. En , is doch oock een Niets : 'ten , zy , dan dat het in den Begeerenden Wille tot een Yets wort ghemaackt ('t welck door Imaginatie gheſchiet ) dat het tot eene Subſtantie wordt ; daar het doch noch een Niets is : want, het en is niets Vryen Willens .
anders dan eene Beſchaduwingh des
40. 't Welck Weſen , de Vryheyt ( zijnde den dunnen On - grondeerlijcken Wille ) Beſchaduwet, dat alſoo twee vatte
haar-vſelfs , On
Werelden worden : eene , die in
1 lijck en Ongrijpelijck is ; eenen On
grondt en Eeu
wighe Vryheyt: De tweede , Die haar ſelfs vat , en tot eene Duyſternis maackt. 41. Doch , ſoo en is d'eene van d'andere niet geſchey den; dan alleenelijck met die onderſcheyt: dat de Duy ſternis niet en vermagh de Vryheyt te Begrijpen ; want,
! de ſelvighe is te Dun : ſy woont oock inlich lijck dan de Duyſternis oock in
haar
ſelfs ; ghe
ſelfs woont .
De gheheele Ernſtighe Poorte
.
42. Alvhier verſtaan wy nu.Eerſtelijck :Hoe den ande ren Wille des Vaders (die hy in den Spiegel der Wijſheyt Scherpet , tot het Centrum
van ſijn Harte ) met de We
ſentheyt Geſwangert wordt in de Imaginatie des Vaders. 43. Ten tweeden : En , dat de ſelvighe Swangeringh teghens de Vryheyt van den eerſten Wille (die Vader is ghenaamt)
eene Duyſternis zy.
Ten derden:
Hoe in defe
216
Het derde Capittel ,
defe Duyſternis (ofte Weſentheyt) álle Krachten, Veru wenen Deughden, in de Imaginatie, legghen ; daar., toe alle Wonderen . 44.
Ten vierden : En , wy verſtaan hoe
dat de Krach
ten , Wonderen , en Deughden , door het Vyer moeten Openbaar worden : te weten, in't Principium , al. daar al les in ſijne Eſſents treedt ; want , in't Principium ontſtaat de Elents. 45. Ten vijfden : En , wy verſtaan gheheel ernſtelijck , dat in ' t Principium , al eer het Vyer ſijnen Oorſprongh neemt , een Sterven zy ; te weten , het groote Anghitu Leven .
1
46. 't Welck doch gleen Sterven en is : maar , eene 1
Gheſtrenghe , Wranghe, Stervende Quaal, daar, uyt dat het Groote en Stercke Leven ontſtaat ; zijnde het Vyern
a Ofie, 't Leven des Lides ,
Leven . Ten feſten : En , dan uyt het Gheſturvene ,het Licht. Leven , met de Kracht der Liefden . 47. Welck - Licht Leven met de Liefde , in de Eeu wighe Vryheyt ( te weten , in den eerſten Wille , die Vader is ghenaamt) woont : want , ' t ſelvighe begeert den Vader in lijnen Eygen Wille , die hy ſelfs is ; en , Niets meer. 48. Verſtaat alsvvolght: Ghy fiet en weet , als
dat
daar gheen Licht en is ſouder Vyer, en gheen Vyer fou der ernſtighe Quaal; welcke Quaal , een sterven wordt vergheleecken : en , de Weſentheyt, daar het Vyer uyt Brant , moet oock alſoo Sterven en Verteert worden. 49. Uyt het Verteeren ontſtaan twee Principien van twee groote Levens . Ten eerſten : In de Quaal 't welck Vyer is genaamt. Het tweede ' : Uyt de Over . wonnen heyt, dat is , uytden Dood ; 't welck is ghenaamt, Licht : it welck On
materiaals en ſonder Quaal is : ' t heeft doch
allerley Quaal in v fich ; maar , niet de Quaal van den Grim .
so. Want,
1
Van den On , grondelijcken Wille. 50. Want , den Grim het Licht
217
, is in den Dood ghebleven : en ,
Leven Groent uyt het Steryen , ghelijck als
eene Schoone Bloeme uyt der Aerden ; en , 'ren wordt van 't Sterven nietmeer begrepen .
St.
Gelijck ghy dan kond ſien, hoe dat het Licht in 't
Vyer woont , en het Vyer en kan’t niet Beweghen ': daar en is buyten dieu , oock Niets , 't gene het Licht vermach te Beweghen :want , het is gelijck de Eeuwige Vryheyt ; en, het woont in de Vryheyt. 52.
Ghy verſtaat al. hier hoe den Soon een ander
Perſoon zydan den Vader : want , hy is de Lichte., We relt : woont doch in den Vader ; en , den Vader Baart den ſelvighen in ſijoen Wille : en , hy is te recht des Vaders Liefde ; alsmede, Wonder, Raat, en Kracht. 83. Want, den Vader Baart den ſelvighen in fijne Ima ginatie, in
ſelfs ,en voert hem door ſijn eygen Vyer ( dat is , door het Principium ) door den Dood uyt : dat ſich
den Soon alfoo eene andere Werelt ofte Principium in den Vader maackt ; en , is ghelijck de Vyer, Werelt in de Duyſternis is . 1.54. Alloo verſtaat ghy oock hoe dat den Eeuwighen Geeſt des Vaders ſich in drie Werelden Scheyt , Eerſte lijck : Hy is deu Uytvgaogh uyt de Imaginatie van den eerſten Wille des Ongrondts ; die ghenaamt is , Vader: daar in dat hy, met het Uytgaan d , e Wijſheyt Opent,
en in de Wijſheyt woont , en , de ſelvighe aen fich draaght, ghelijck fijo Kleet van de Groote Wonderen. 3:55:
Ten tweedeo : Hy is de ooſſaack tot het Invtrec
ken tot Weſentheyt der Duyſternis; als tot d'andere We relt : en , hy is de oorſaack , en , den Geeft tot den Oor ſprongh van't Eſſentialiſche Vyer : hy is ſelfs de Quaal in de Anghſt vạn't Principium , en oock van de Vyerigen is , van't Groote Leven . Werelt dat ; Ee 56. En, 1
1 1
218 Het derde Capittel, Van den Onwgrondelöcken Wille.
56. En , Ten derden : Soo is hy ſelfs den genen die de Kracht in't Sterven , van ' t Principium , uyt het Vyer Uytvoert, daar de Kracht uyt de Anghſt, uyt het Ster ven , van ' t Sterven ſich ſcheydt , in de Vryheyt gaat , woont in de Vryheyt, en maackt de Lichte. Wereli; al ſoo is hy de Vlammeder Liefden in de Lichte. -Werelt. a Text, Waardi 57. Al hier aen deſe plaats 4 ontſtaat den Vrſtandet. b Text , gen Name Gods des Vaders , des Soons , en desHeyli Iberoren . gen Gheeftes. c Verstaat, 58. Want, in de Vyer , Werelt ,en wordt · hy niet den den Eeuwi glen Gheel Heyligen Geeft ,ofte God, ghenaamt; maar, Gods Too des Vaders. ren , Gods Grim , al
daar dat God fich hier mede een
Verteerend Vyer noemt. 59. Maar , in de Lichte Werelt ( dat is , in den Soone Gods ) is hy de Vlamme der Liefden , en , de kracht van 't Heylighe Goddelijcke Leven ; al.udaar is hy ghenaamt , Heylighen Gheeft. 6o. En , de Lichte.vWerelt , is ghenaamt , Wonders Raat, en Kracht der Godheyt, de felvighe Opeut den Heylighen Gheeft ; want, hy is daar in , het Leven . 65. En , ſoo, waar ons Hart en Sinnen koppen henen
reycken , daar en is al
t'famen
nietswanders dan deſe
d. Doch twee drie Werelden ; het ſtaat Alles daar.in. madr Principien . 62. Als eerſtelijck: Soo is de Eeuwighe Vryheyt, en, Lichten daar in het Lichtmetde Kracht in den Spiegel der Wijf Werelt. heyt ; de felvighe is genaamt, God Vader, Soon, en Hey lighen Gheeft. Duryſtere Werelt , 63. Ten tweeden : Is de Duyſtere Weſentheyt in de Imaginatie , in den Wranghen Begheerenden Wille , de Swangeringh van't Begheeren , al. daar Alles in de Duy ſternis ſtaat; dat is , in den Anghſtelijcken Dood .
Vyer. We 64. De derde : Is de Vyerighe Werelt, zijnde het eer fte Principium , 't welck in de Anghft ontſtaat ; te weten, het
1 1
Het vierde Cap. Van twee Werelden inw maalkanderen . 219. het Groote , Stercke , Almachtighe Leven : daar , in dat de LichteWerelt woont; doch , van't Vyer On begrepen.
HET
VIERDE
CAPITTEL .
Van't Principium , en van den Oorſprongh van de Vyerov Werelt : en, van't Centrum der Natuur : en, hoe ſich bet Licht van ' t Vyer ſcheyt ; dat alſoo van Eeuwig heyt in Eeuwigheyt twee Werelden in maalkanderen , zijn .
1. Y en willen viet Stom Schrijven ; maar, Bewijs lijck : wy verſtaan en weten , dat een yeder Le ven , fijnen Oorſprongh in de Anghit (dat is , in een Vergift , die een sterven is ) heeft : die doch het Leven oock ſelfs is ; ghelijck ſulcx aen den a Text, Menſchen aen alle Creaturen is a te verſtaan . zu ertens 2. Want , fonder deAnghſt ofte ſonder 't Vergif , en nen. is gheen Leven : ghelijck ſulcx gheheel welis te ſien aen
alle Creaturen ; beſonderlijck in den Menſch , die in drie Principien ſtaat. 3. Als eerſtelijck : In't Vyer , daar
in dat het groote
Leven ſtaat ; tot het welcke dat een Stervend' Vergif ( zijnde de Galle") behoort: welck Vergif , de Anghit . Kamermaackt; daar het Vyer. Leven in ontſtaat. 4. Ten tweeden : Uythet Vyer Leven , het tweede DeGalle is Principium ( te weten , het Licht, Leven ) daar het Edele de Stervende Gemoet met de Sinnen uyt ontſtaat , daar in dat wy on ſe Edele Beeldenis dragen : en , wy verſtaan hoe dat het Vyer Leven in't Harte ontſtaat van den Dood der Galle . Ee 2 s . Het
220
Het vierde Capittel ,
Si
Het derde Principium verſtaan wy in de andere Vier Anghft Kamer(dat is , in de Maagh) alv daar wy de
Elementen met het Ghefternte Inſacken ; daar dan de andere Anghſt ,Kamer ( zijnde het derde Centrum ) is : te weten , het « Rijcke van deſe Werelt , een Sterck en Regeeringh. Boos Quaal :Huys, al...waar het derde Leven (zijnde het à Ofte,
Leven der Sterren en Elementen ) in Ghebooren wordt ; en , het uyt.wendighe Lichaam Regeert , met het Ver nuft van't derde Principium . NB . NB. 6. Doch , wy verſtaan geheelwwel dat in 'tHarte , in't Centrum des Vyers , eene andere Werelt verborgen ſtaat ; de welcke van't Quaal
b Text, Sáhnet.
Huys der Sterren en Elementen ,
Onbegrijpelijck is : want , het Harte b verlanght fich naar de ſelvighe Werelt.
c Verſtaat 7. En , den Gheeft die uyt den Dood van ' t Vergif den Gheest Harten wordtGhebooren , die beſit de ſelvighe an des die teghen Viesit dere Werelt ; want , hy is vry van het Vergif 'tgene het Strijdt. Vyer Aen , ſteeckt: woont doch in ' t Vyer van't Harte . d Ofte, 8. Maar , met fijne d Imaginatie , . Vat hy de andere Gheloof. e Text, Werelt der Vryheyt in de Imaginatie, en woont in de Seher. Vryheyt buyten den Vyer Quaal; wel verſtaande, by foo
verde dat hy oock in God, eene Luft voert.
9. Aengeſien
3
dan dat in den Menſch een ſoodanigh
Drie , voudigh Regiment is ,
foo is doch fulcx veel.
meer buyten den Menſch : by_aldien dat ſulcx niet en waar , ſoo en hadde't ſelvighe in den Menſch niet ver moghen te komen ; want ſoonwaar Niets en is , daar en wordt oock Niets : foom dan noch Yets wordt, foo wort f Text, Modett.
het uyt ' t ghene , dat daar is : eene yedere Imaginatie f Beeldet in - fich alleenelijck fijnes gelijcken ; en ,Opev
baart ſich in de Gelijckenis. 10.
Naarde maal dan dat het Wefen aller Weſen
een Eeuwigh Wonder is, in drie Principien , ſoo en brenght het
$
Van twee Werelden in.maalkanderen.
221
het oock nietsvanders voort dan Wonderen : een yeder Principium , Daar fijne Eyghenſchap , en eene yedere Ey , genſchap, wederom uyt hare Imaginatie ; daar , in dat a Text, wy * verſtaan , dat het Eeuwighe, een Ydel Wonder is. Ertennene 11. Soo ſtaat ons nu de ſelvighe Wonderen naar ten
1
dencken , en , de Aert , en , de Eyghenſchap van de Eeu wighe b Gebarerinnen te betrachten ; want , daar en ver- b Ofie, magh geenighe Eygenſchap te zijn , 't enzydan dat ſy BaalwMoe der. eene Moeder heeft die daar · geeft. c Ofte,
12. Soo verſtaan wy nu in dit groote Wonder aller Baart. Wonderen ('t welck is God , en , de Eeuwigheyt , met de Natuur ) voor_namentlijck feven Moederen , daar het Weſen aller Wefen uyt d ontſtaat ; en zijn doch alle ſe- d Text , Vrſtandet. ven maar een Eenigh Weſen : en , geenigh van alle en is de Eerſte ofte Laatſte ; ſy zijn alle ſeven , ghelijck Eeu wigh , fonder Aenvangh : haren Aenvangh is de e Ope- e Ofte, de ningh der Wonderen van den Eenighen Eeuwighen Wil. Omflugting le ; die God Vader is ghenaamt. 13. En, dan ten tweeden : Soo en vermochten de ſeven Moederen niet Openbaar te zijn , bywal. dien dat den
1
Eenighen Eeuwighen Wille (die Vader is ghenaamt ) niet Begeerende en was. 14. Terwijl hy dan Begheerende is , ſoo is hy eene
1
f Imagineeringh in vſich „ ſelfs : hy is eene Luft om ſich ſelfs te vinden.
f Berruch tingh , ofte
is. Hy vindt fich oock in de Imaginatie : hy vindt, Swangeringho voor . , namentlijck ,in
ſich
ſelfs drie Geſtalten ,al- waar
geene , de Andereen is , oock gheene ſonder de Andere ; maar, yeder Baart de Andere : en,was de eene Niet , ſoo en was de andere oock Niet ; maar , den Wille foude in Eeuwigheyt een Niets , ſonder Weſen , oock fonder Schijn en Glanſch blijven . 16. Doordien
dan dat nu den Wille Begeerende is , Еe 3 ſoo
222
Het vierde Capittel,
ſoo is hy In treckend , 't ghene dat in de Imaginatie is; daar doch Niets en is : der halven Treckt hy ſich ſelfs, en Swangert ſich in de Imaginatie , en niet in den Wille ; want, den Wille is foo dun als een Niets.
a Text, Herbe.
17. Nu foo is een yeder Begeeren - Wrangh : want , het is fijne Eyghenſchap ; 't ſelvighe is de eerſte Moeder. 18. Én , des Willens In _trecken in't Begheeren , is de tweede Moeder ; want het zijn twee Gheftalten die
b ofie,
maalkanderen
Strijdigh. c Text, Serbe . d Text, Ruhungh.
Wille is Stil , ghelijck een Niets : en ,hy is • Wrangh ge
6 Weder - waardigh
zijn :
want ,
den
lijck eenen Stillen Dood ; en ', het Intrecken is fijne d Beweegingh .
19. 't Selvighe en vermagh den Stillen Wille in de Wrangheyt niet ghedooghen ; Treckt der whalven veel heftigher infich : doch , en doet niets.- anders dan dat
e Text, Stopffet!
hy fijnen Eyghen Wille , - Scherpt in't Trecken ,en wil
Scherfift.
het in trecken met fijn Geſtrengh In.„trecken , in
1 luy
ten en vaſt. houden ; en , hy en Verweckt het maar , op foodanighe Aert.
f Text, Stachel. g Text, Bendigen .
20. Hoe de Wrangheyt fich harder te ſamen raapt , om den f Prickel vaitute houden , hoe den Prickel ,
her Woeden en het Breecken maar grooter wordt : want, den Prickel en wil ſich niet laten s dwinghen ; en , wordt doch van ſijne Moeder ſoo.feer Geſtrengh ghehouden , dat hy niet en vermagh te wijcken .
3
Rota Cena 21. Hy wil boven over Mume
ſich ; en ,fijne Moeder ,onder.
haar : want,de Wrangheyt Treckt in
fich ,en maackt ſich
oock van alle ſwaar ;en , fy is een onderlich Sincken : en , fy maackt dinglen . in den Sulphur, het Phur , en in den Mercurio , het Sul. 22. En, den Prickel maackt in’t Phur , de Bittere Ge ftalte (te weten, het Wee , eene Vyantſchap in de Wrang heyt ) hy wil doorgaans uyt de Wrangheyt uyt. ſcheu ren ; en , kan doch oock niet. 23. Alſoo
Van twee Werelden in wmaalkanderen . 23.
Alloo klimt het eene boven over
andere onderlich : en , alſoo't dan
223
ſich ; en , het
oock niet en kan ,foo
wordt het drayende gelijck een Radt, en het draayt ſich door.gaans in , ſich imnewaart :'t ſelvighe is nu de derde Gheſtalte ; daar - van dat de Elents a ontſtaat, en het a Text, Brffandet . Wonder van de Veelheyt, ſonderGeralen Grondt. 24. Verſtaat al hier in dit Radt , de Wonderen ofte de Krachten die den Wille ( te weten , den eerſten On . grondelijcken Wille ) uyt den Spieghel des On - grondts tot ſijn Centrum , ofte tot fijn Harte in ſich treckt; 't fel vige is alvhier den Wille , de Kracht, en , de Wonderen . : 25. In dit Radt van de groote Anghft b ontſtaat den b Text, anderen Wille ( dat is , den Wille des Soons) om van de Befandet. Anghituyt te
gaan , tot in de Stille Vryheyt van den
eerſten On - grondelijcken Wille. 26. Want, het Radt maackt de Natuur : want , alſov heeft de Natuur haren Oorſprongh , het is het Centrum en een breecken van de Stille Eeuwigheyt; het Doodet 1
het Niets ; en , 't maackt dan noch het groote Leven ,
27. Maar , dat wy van den Dood ſpreecken', 't ſelvigę is te verſtaan alsw -volght: Het en is geen Dooden ; maar, het is de Bevindelijckheyt. 28. Want, her Leven voor het Vyer , is Stom , ſonder Gevoelen , het en is niets
anders dan eenen Honger naar
het Leven : ghelijck als de Materialiſche Werele piets... anders en is dan eenen Hongher naar het Leven , en in haren Hongher , ſoonfeer gheftrengh Arbeyt tot aen't Principium , tot allerley Leven neemt.
dat fyhet Vyer bereycktz al daar, dan van deſe Werelt : ſijnen Oorſproogh Text : . Vrſtandet ibid
29. En , t en kan niet anderszijn , 't enzy dan dat de eerſte Matrix if zijnde het: - Wranghe Begheeren.) They verbreecke: ' t ſelvighe is het Radt) van de eerſte drie Geſtal
224
Het vierde Capittel,
Geſtalten ; te weten , Wrangh : en , het Trecken van de Wrangheyt, maackt de Angbft en het Quaal. Weſen . lich ; ſelfs; ſoo , 30. Want, het is een Verſchricken in wanneer het Niets , in de Onder, vindelijckheyt ſoude komen : want , het is de Vergift. Quaal , daar. vau dat a Text, Brftandct. den Grim en alle het - Quade ontſtaat ; en , 't is doch b Text , oock den rechten Oorſprongh van 't b Bevindelijcke Empfindlit chen ; ofte , Leven . ; ) ghevoelende. 31. Alſoo vindt ſich het Leven ; namentlijck , in de Anghft.Quaal : ghelijck wy dit ren fien , hoe 1
ſelvighe in alle Creatu
dat het Leven in 't Verſtickte Bloet , in
de Anghſt ſijnen Oorſproogh neemt; beyde , het Crea tuurlijcke en het Esentialiſche Leven : ghelijck als ią eene Stinckende Mift, in de Vuyligheyt ; al daar , in't
c Text, Encfprint, get.
Sterven des Koorens , het Groote Leven neemt.
Oorſprongh
32. Daar doch , in de Eſſentó, gheen Sterven en wordt verſtaan ; maar , eene Anghft
Quaal: al waar de Moe d Text, Berſpringen . der moet d Verbreecken , die eene Stomme Weſentheyt is ; ghelijck aen het Kooren is te bedencken , al daar het
Eſſentialiſche Leven uyt het Verbreeckelijcke
Vyta
groent. 33. In ghelijcker Geſtalte verhoudt het ſichmet het Centrum Nature : de Anghft
Quaal is het 'reclite Cen
trum ; en , die maackt den Triongel in de Natuur . ' 34. En, den Vyer Blixem is de vierde Geſtalte van de Natuur ; die maackt uyt den Triangel een Kruys: want , al daar is, het: Principium , en 't wordt gheſcheyden in twee Werelden , in twee Principien ; als in tweederley Quaal en Leven : de eene Quaal blijft en is het Vyer ofte Anghft , Leven : de tweede Quaal ontſtaat in het Ver breecken der Anghft ; 't ſelvige verſtaat als volght. 35. De eerſte Gheftalt van de Wefentheyt ( zijnde Wrangh
Van twee Werelden in Wrangh in den Begeerenden ,
maalkanderen . On
225
vattelijcken Wille )
moet lich aen de Anghft , Quaal in 't Radt van de Na tüur , ganſch 4 Overgeven ; want, den Prickel wordt te a Tex!, Heimbget Sterck' : alſoo Verſinckt de Wrangheyt ghelijck eenen bén. Dood : 't is doch geenen Dood ; maar , eene Stervende Quaal. 36. Want , den Prickel wordt Heer, en Verwandelt de
Wrangheyt in ſijne Eyghenſchap : te weten , in eenen Woedenden Blixem , in eene Anglft . Quaal, die van den Prickel en van de Wrangigheyt Bitter is ; ghelijck daar is de Aert van't Vergift. 37.
Want , het Vergift ofte het Sterven , die hebben
voor, namentlijck drie Geſtalten ; te weten , Wrangh , Bitter , en VyervAnghſt :het ſelvighe maackt ſich alloo in..ſich
ſelfs:ende en heeft geenen Maacker ;dan alleene
lijck den Stercken Wille tothet groote Leven in ' t Vyer. 38. Alſoo verſtaat ons recht: Den Ongrondt en heeft gheen Leven ; maar , in eene foodanighe Eyghen ſchap wordt dat groote Eeuwige Leven Gebooren : den On - grondt en heeft gheene Beweeghelijckheyt ofte Ghevoelen .
39.
Alſoo Baart ſich de Beweeghelijckheyt en’t Ghe- NB. NB:
voelen, en alſoo Vindt ſich het Niets, in den Eeuwighen Wille: wiens Grondt, wy niet en weten , oock niet enmoe ten ondervloecken ; want, het
Turbeert ons.
40. Doch , foo en is dit maar een Eſentialiſch Leven , fonder Verſtant : 't vergelijckr de Aerde , en , den Dood ofte het Sterven ; daar doch in v fich eene Quaal is : maar, die is in de Duyſternis , ſonder Verſtandt : want , de Wrange Anghft, Treckt in , ſich ,en het Inghetoogene maackt Duyſternis ; dat het Anghft „ Leven alſoo in de Duyſternis ſtaat. 41. Want, een yeder Weſen isin lich.ſelfsDuyſter : Ff tens
226
Het vierde Capittel ,
't en.„ zydan dat het de Tinctuur des Lichts heeft.
in
fich
42. Dan ſoo is de Tin &tuur eene Vryheyt van de Duy ſternis , ende en wordt van de Anghft. Quaal niet Be grepen ; want, fy is in de Lichte Werelt : en , alvisito ſchoon dat ſy in de Weſentheyt ſteeckt ( te weten , in een Duyſter Lichaam ) ſoo is fy doch uyt het Weſen van de Lichte „ Werelt ; alwwaar geen Begrijp en is. 43. Wy hebben boven verhaalt van den Spieghel der Wijſheyt, van de Wonderen van allerley Weſen : en, van het Drie -Geral van't Weſen aller Weſen , hoe't ſelvige a Text , Vrſtandet. uyt eenen Eenighen Wille * ontſtaat; die genaamt is, Va . der van alle Weſen .
44. En , ten derden: Hoe hy in , ſich eenen anderen Wille Schept om fich , in , ſich te Openbaren ofte te Vin den ; ofte gelijck ick ſoude mogen ſeggen,te Onder.„ vin den, wat en wie hy zy ?
4 45.
b Text,
Ten vierden : Hoe den ſelvigen andere Geſchep
ten Magiſchen Wille om ſich te Onder Stoelzy ? ofte eyghen
vinden, ſijn Hart
46. Ten vijfden : Hoe den eerſten On - grondelijc ken Wille , ſich , met de Imaginatie, ſelfs Swangert uyt den Spieghel der Wonderen , die in de Lichte
Werelt
de Wijſheyt is ghenaamt. 47. Ten feſten : En , dan hebben wy verhaalt , hoe dat den ſelvighen eerſten On_grondelijcken Wille,met. tſameo de Swangeringh , en oock den Spiegel der Won deren ofte Wijſheyt, op ſoodanighe Eyghenſchap , voor
1
het Principium des Vyers, geen Goddelijck Weſen recht € Ofte, eene Verlor wordt genaamt: maar, veel meer een Myſterium , van de Wonderen van alle Weſens. gentleya.
1 1
48. Welck Myſterium in 't Vyer fijne Scheydingh d ofte , . Gedeelten
neemt , in On eyndelijcke * Partis ofte Weſens;en,blijft lſo 49. A Allo doch oock maar een Eenigh Weſen.
1
Van twee Werelden in umaalkanderen .
227
49. Alſoo gheven wy u nu vorder te verſtaan van den zuderen Wille , die den eerſten Wille in fijne Imaginatie ofte Swangeringh Schept, den welcken het groote Mya ſterium is , daar in ſich den eerſten Wille ( die Vader is ge naamt) Soeckt, Vindt , en . Onder --vint ( te weten , een a Text, Empfindet. Leven in ' t Harte ) hoe dat den felvighen anderen \ il le , zy de Moeder der Gebarerinne in de Inwghetoogen ', gevatte Swangeringh . ...... " Hy is ' t die de ſeven Geſtalten tot de Natuur ver .
ofte in de Imaginatie In " 50.
oorſaackt: en ,hy is ' t oock, die het Anghft,„ Radt ( zijnde her Sterven ) veroorſaackt: hy is 't oock ,die in de Anghſt, door den Dood uyt gaat, tot in de Vryheyt , die den Dood Verbreeckt ; en het Leven Gheeft. , die het Vyer Aen.fteeckt, en in 't Vyer, den Glanſch van de Majefteye in fich veemt, en in ' t Licht der Majeſteyt in ' t Vyer woont; van’t Vyer On begrepen : ghelijck eenen , die
.
Niets en gevoelt, die de Quaal is Af geſturven ,en i... ſich eene andere Quaal voert, die de eerſte niet en voelt, die hy Af geſturven is. şi .
Op
dat wy u kort ,
Eygentlijck onder
daar
toe Grondelijck eii
rechtenden Oorſprongh des Ýyers ,
b Text, foo b verſtaan wy ( inde geqpende:Diepte , aen ons, uyt Erfe nnen . Gods Genade )dat het Vyer, in fijner Oorſprongh ,intwee Oorſaacken ſtaat. 52. De eerſte Oorſaack is , den - Willé Gheeft van 't Den Oor Harte: verſtaat,van den anderen Wille des Vaders; zijn -Sprongh 'r Princio van de de Eyghenſchap des Soons. iüicins pium . 53. En , de tweede Oorſaack , is de Materie des Wil- c ofte, Gheeft des lensa zijnde de Wonderen des Radts , van't Eſſentiali- Willens,
ſche Leven ; zijnde de Anghſt , Kamer . , 54. De Anghſt d verlanght ſich naar den Wille van de d' Text Vryheyt ; en , den Wille d verlanghtſich naar de Open - Sebnet : baringh: want,den Willeen kan ſich in de Stille Vryheyt, Ff 2 in .
Het vierde Capittel,
228 in
ſich
ſelfs , piet Openbaren ſonder het Eſeniioliſche
Leven , 't welck in de Angbft (dat is, in't Sterven ) tot de Openbaringh (als tot het groote Leven ) komt. 55. Alſoo is den Wille, in de Duyſtere Anghft ; en, de Anghſt is de Duyſternis ſelfs. a Text, Sáhnet.
56. Alſoo de Anghſt ſich dan ſoov ſeer heftigh naar den Wille van de Vryheyt « verlaoght , ſoo ontfanght ſy ,
in
haar , den Wille van de Vryheyt, ghelijck als eenen
Blixem , als eenen grooten Schrick ; ghelijck als gooty men Water in’t Vyer. 57. En , al hier gheſchiet het rechte Sterven : want , de gheheele Grimmighe Duyftere Anghſt , Verſchrickt voor den Blixem ; gelijck de Duyſternis voor het Licht : wapt, de Duyſternis wordt Ghedood en Over - wonnen ; en, den Schrick , is eenen Schrick van groote Vreughde.
58. Alvdaar finckt het Wrange Grimmighe Vergift fich ,in den Dood , en't wordt Oo_machtigh ; want, ' t verlieft den b Prickel : en , 't is doch geenen Dood ; maar , alſoo wordt het rechte Leven van't Ghevoelen en in
b Text, Stacher .
Sien, Aen - geſteecken. 59. Want, dit is gelijck of , men Staal en Steenen in maalkanderen floegh : wapt, het zijn twee groote Hon geren des Willens, vaar de Weſentheyt ; en , de Weſent heyt, naar het Leven.
60. Den Wille, geeft Leven ; en , de Weſentheyt, geeft Openbaringh des Levens : ghelijck als een Vyer uyteene Kaarſe brant , alſoo brant den Wille uyt de Eſſentialiſche Weſentheyt. 61. Den Wille en is niet ſelfs her Licht; maar , den Nota. Vyer is 't Princi. pium , wit Gheeft van ' t Licht , ofte van 't Vyer : het Lichtontſtaat
1 Vyer , is 's uyt de Elſents : en , de Ellents, wederom uyt den Wille . Godlijeke Lieve Vyer. 62. Het Anghftelijcke Eſentialiſche Vyer , is de Ma terie tot het Schijnende Vyer: en , den Wille ontfeeckt fich
Van twee Werelden inmaalkanderen .
229
ſich in't Eſentialiſche Vyer : en , geeft het Witte Lieffe lijcke Vyer ; ' t welck in't Heete Vyer woont, ſonder Ge voel . 63. Den Wille neemt fijn Gevoelen van den Grim des Eſſentialiſchen Vyers ( in de vierde Geſtalte ) dat hy in. ſich Openbaar is ; en , blijft doch van den Grim vry : want, de Quaal wort in de Aen , teeckingh verandert , in eene ſachte Lieve Quaal. 64. En , alhier ontfanght den anderen Wille fijnen s.s. Libe naam , Geeft : want , uyt het Eſſentialiſche Vyer, bekomt inatab igni hy de Eygenſchap , van alle Wonderen , oock het rechte Leven ;de Kracht en Macht over het Eſſentialiſche Vyer Leven : want , hy neemt van de Natuur , de Kracht, in . fich ; en , voert oock , in , ſich , de Vryheyt. os. Nu ſoo is de Vryheyt eene Stilte , ſonder Weſen : De Liefde is alfoo geeft ſich de Stille Vryheydt, in 'tWeſen van de demirde Geo de Anghit : en ,de Anghſt , ontfanght de ſelvighe Vryheyt , Natuur.
ſonder Quaal; den
daarv-van ſoo wort ſy ſoo , leer Vreugh rijck , dat uyt Anghſt, Liefde wort.
66. Want , den Wille die ſich in de Anghft heeft in
1
begeven , die wort alſoo verloft van den Dood der Anghſt: daar.com vindthy ſich in de Vryheyt ; en , gaat van de Grimmighe Anghſt uyt. 67. Want, al hier wordt den Dood Verbroocken : en , blijft doch eenen Dood ,
io.ufich , ſelfs ; maar , a den a S.S.Den
WilleGeeft ( zijnde het rechte Heylighe Leven ) gaat, Willens. b Text, met de 6 Verbreeckingh , van de Anghſt, uyt. 3 :rſpreiz 68. En , ' tis nu oock een Vyer ; doch , een Vyerin de gung . Vryheyt, en 't brant in de Lieve . Quaal: ghelijck, men 't ſelvighe aen 't Vyer , en ' t Licht, ſiet, hoe dat het Ellen tialiſche Vyer eene Brandende Weeis ; en , het Licht, een Vreughden
Rijcke · Vermaack ; ſonder Bevindelijcke c Text , Wohne.
Quaal,
Ff
3
69. En ,
Het vierde Capittel ,
230
69. En , 'theeft doch alle Quaal en Eyghenſchap des Vyers in
lich ; doch in eene andere Ellents
vriendelijcke wel doende Elents , blickeringh van 't Vreughden
zijnde eene
eene rechte Aen ,
Rijck : ei , 't Vyer , eene
Aenblickeringh des Verfchrickens, en der Angbít: en, woont doch het eene in't andere ; en , het eene en Vint oock het andere niet , in de Quaal van de Eſents. 70.
Alloo zijn daar twee Werelden in
maalkanderen ;
aluwaar d'eene d'andere niet en Begrijpt : en , daar en vermach niets in de Lichte. Wereldt in te gaan , dan alleenelijck door 't Sterven : en, voort Sterven , moet de Imaginatie, voorheen gaan . 71. Den Anghftelijcken Wille moet ſich naar de Vry :
a Text, Schnert.
b Text, Fahen.
heyt van de Kracht des Lichts a verlangen , en ,fich gapſch daar, in over-geven , en met de Begeerende Imaginatie de Kracht van de Vryheyt b Vatten ; als..dan gaat den Stercken Wille , door den Dood der Duyſterpis, door het Eſſentialiſche Vyer, door
heen : verbreeckt de Duyſter
nis, valt in de LichteWereldt; en , woont in 't Vyer,
fonder Quaal, in het Rijck der Vreughde: ' t ſelvighe is c De En. de Poorte in Ternarium San &tum , en , GELOOVEN gelche Wee in den Heyligen Geeft . 72. Lieve Menſchen Kinderen , al. hier verſtaat ghy
d Ofte,sii- den Val des Duyvels , die fijnend Wille ,Gheeft alleene Ghee men Wil lents, lijck in 't Eſentialiſche Vyer heeft ghewent; en , heeft daar vmede over het Licht willen Heerſchen . 73. Ghy verſtaat oock al hier den Val des Menſchen, die fijne
imaginatie in de Materialiſche Eſſentialiſche
Wefentheyt hadde gheweridt ; en , hy is uyt het Licht uytvgegaan , 74. Om dies wille , den Wille der Liefde , uyt de Lichte
Werelt ,weder..om in de Materialiſche Weſent
heyt, in de Menſcheyt, is inghegaan , en heeft fich met den
Van twee Werelden in
maalkanderen .
231
den Eſentialiſchen Vyer „ Gheeft, in den Menſch ( dat is, met de Siele )wederom - Vereenight,en aen de ſelvigen 2, Text b ſich In begeven : en, heeft den ſelvigen door den Dood Permähtet.
(
en door 't Vyer doorheen ghevoert, tot in de Lichter Sich Overw Werelt, in Ternarium Sanétum ; dat is , in den Wille van 3'zeven , de Heylighe Drie-, vuldigheyt. 75. Laat u ' t ſelvighe een Vinden en Weten zijn , en NB, Gly veracht het niet om de groote Dieptew-wille ; die een ye- man deredele der mans Begrijp niet en ſal zijn : de Duyſternis daar Sophia. c Text, Verſmoort, is de Oorſaack . Vertiffct. 76. Anders mach een yeder ' t ſelvige wel Vinden ,ſoo .
den Menſch ſich in
wanneer dat den Aerdſchen wegh Verbroken wierdt , en het Adamiſche Booſe Vleeſch niet te Lief en was ; 't welck de verhinderingh is.
Η ET
VY FDE
Van't Principium , in
CAPITTEL .
ſich
Selfs ; Wat het ay ?
i. Oorder foo ſtaat onste betrachten , de eerſte vier Principium des Levens Geſtalten van de Natuur ; ſoo ſoo ſullen ſullen wy vinden , is Oorſprongh : M Lic ht geeft 't so wat een Principium zy ?
2. Want , dat is Eygentlijck, een Principium , al
het rechte daar Leven .
een dingh , wordt , ſoowwaar ' t niet en is gheweeſt: alv d offe, daar, uyt het Niets, een d Quaal wordt, en uytde Quaal, eene Werce kende Eye een recht Leven ; met Verſtant en Sinnen . 3. Doch , wy • verſtaan het rechte Principium in den genſchap . Oorſprongh des Vyers, in den Vyer.
Quaal ,die de WeeText .
ſentheyt, en oock de Duyſternis verbreeckt.
$
4. Alſo f bekennen wy de Ellents, en , de Eygenſchap e Ofte, des Vyers , voor een Principium : want, het maackt en het verſtaan, geeft
Het vijfde Capittel,
232
geeft den Oorſprongh des Levens , en allerley Beweege : Gellreng- lijckheyt; alsmede de Stercke Macht van den - Grim. beyt , ofte 5. Daar.naar , foo 6 verſtaan wy oock’t felvige voor Toorens . b Text, een Principium ; Eerſtelijck :'t Genie in 't Vyer kan woo Ertennett . nen ; van 't Vyer onbegrepen. Ten tweeden : 't Gheen het Vyer fijne Macht kan benemen . Ten derden : En, 't geene den Quaal des Vyers in eene Sachte Liefde kan Verwandelen . Tep vierden : ' t Geene daar tigh over Alles .
is Almach
Ten vijfden : 't Gheen het Verſtant
heeft om het Vyer fijne Wortel te Verbreecken , en uyt het Vyer ,
c Text, Empfino Cung :
d Text, Stachel.
eene Duyſternis te maacken , eenen Dorren
Honger en Dorſt, ſonder · Bevindingh van eenigherley Lavenis ; ghelijck den Quaal der Hellen is . 6. 't Selvighe is den Af- gront, al. daar het Weſen Verſmacht is , daar den Dood fijnen d Prickel voert ; als een Verſmacht Vergif. 7. Al
waar wel een Eſſentiaalſch Leven in is ; doch ,
het is fijnſelfs Vyant : al daar de rechte Aen. ſteec kingh des Vyers niet en wort bereyckt ; maar , alleene lijck, ghelijck eenen Blixem , fonder Branden verſchijnt. 8. En , wy gheven u alſoo te verſtaan , dat in Eeuwig heyt, maar twee Principien zijn ; Eerſtelijck : Het Bran e Anders , dende Vyer ; 't ghenee met het Licht wordt Vervult : yer
often 't ſelvighe Licht gheeft hem fijne Eygenſchap ; dat alſoo uyt den Brandenden Quaal , een hoogh Vreughdenv
Rijck wordt. 9. Want , de Anghſt, bereyckt deVryheyt: en , alſoo blijft het Brandende Vyer , maar eene oorſaack des Vin dens , des Levens en des Lichts; van deMajefteyt. 10. Het Vyer neemt in
ſich des Lichts Eygenſchap ;
namentlijck, Sacht moedigheyt: en , het Licht neemt in . ſich des Vyers Eygenſchap ;zijnde Leven , en ſich Vinden: en , het andere Principium , wordt verſtaan , in't Licht. II . Doch
Van twee . Werelden in maalkanderen .
233
:.. II. Doch , de Efentialiſche Wefentheyt, daarhet Vyer uyt Brant , die blijft, Eeuwigh, eene Duyfternis,en eenen Quaal * van de Grimmigheyt;daar de Duyvel in woont . 2Des Text; Gricts 12. Gelijck ghy dan liet, dat het Vyer een ander dinghi is, dan het ghene, daar_uyt dat het Vyer Brant . 13. Alſoo ſtaat het Principium , in 't Vyer ; en , niet in de Ejentialiſche Quaal van de Weſentheyt .. ! 14. De Eſſentialiſche Quaal, is het Centrum der Nas
tuur, de oorſaack van't Principium : doch , het is Duyſter ; en, 't Vyer, is Schijnende. 15. En , al hier wordt recht ghetoont, hoe de Ver breeckingh van de Grimmigheyt ( dat is, van den Dood ) en oock de Eeuwighe Vryheyt buyten de Natuur , beydę te ſamen zijn, de oorſaack van't Schijnen. 16. Want , daarom is den Wonder.. Gheeft des On
!
grondes , Begheerende ; om dat hy ſoude Schijiiend worden : en , daarom voert hy ſich in Quaal ; op.dat.vn hy fich Vinde en Bevinde :
dat hy alfoo fijne Wouderen
mach in de Quaal Openbaren ; want , ſonder Quaal en kan geene Openbaringh zijn .
17.
Alloo verſtaat ons nu vorder : De Quaal ( zijn
de den Grim ) en heeft geene rechte Weſentheyt ; maar , den Wranghen Grim , is de Weſentheyt van den b Pric , Stadici. ; Text c Ofte ,
kel daar in dat hy · Prickelt.
18. En , de Anghſt en het Vyer, die en zijn , nochte en Steecks. maacken oock geene rechte Wefentheyt; maar , het ſel vighe en is nietwanders dan eenen ſoodanighen Gheeſt : doch , foo moethet eene Dicker zijn dan het ander ; an
.
ders en ſoude geen Vinden zijn . 19. Te weten, de Wranglieyt,maacktDickigheyt en Duyſternis : alſoo Vinde den Bitteren Prickel , de Anghſt ,
in de Wranghe Duyſtere Eyghenſchap ;
als
in eene Materia i want , by:wal, dien dat daar gheen Ma GS
Het výfde Capittel,
234
Materia en was , foo en ſoude daar oock gheen Gheeſt ofte Vinden zijn .
1 20. Den On- gront Vint fich in de Wrange Duyfter a Text, Verbreecktde Duyſternis , en gaat van nis : maar , die Zerſprenget. deWranghe Duyfternis uyt ; ghelijck eenen Gheeft, die ſich in de Anghit
b Ofle , Harde,
21.
Quaalheeft gevonden .
Maar , hyverlaat de ſelvighe 6 Wranghe Materia
• Verſtaat, der Duyſternis, daar hy ſich in vondt,en gaat inl.fich den Onw ſelfs, wedercomio de Vryheyt ( dat is , in den Ongront) grondt. en , woont in ſich ſelfs : alſoo moet de Quaal , fijne Scherpte en Vindingh zijn : en , die is hem
oock eene
Ontſteeckingh van lijne Vryheyt : te weten , de Onta ſteęckingh des Lichts ; daarin hy ſich Siet , wat hy is . 22.
d Text, Modelt .
Alloo en begeert hy nu niet meer de Quaal voor
hem ; want, hy is ſich
ſelfs eene Quaal: maar, hy
det ſich ſelfs, en Siet ſich
Beel
ſelfs, naar alle Geſtalten.
23. En , eene yedereGeſtalte is Begeerende, om fich te Vinden en te Openbaren : en , eene yedere Gheftalte, Vindt fich oock alſoo in ufichuſelfs : gaat dan noch ( door het Begeeren ) uyt
ſich
ſelfs , en ſteltſich daar ,
ghelijck eene Figuur ofte Gheeſt ; ' t ſelvighe is de Eeu wighe Wijſheyt in de Veruwen , Wonderen , en Deugh den : en , daar en is doch Niets Particuliers : maar , Alles ganſch ; doch , in On..eyndigerley Geſtalten . 24. Defe Geſtalten ,hebben ſich , met de Beweegingh van den eerſten Wille ( die Vader is genaamt) in Geeſten Gecorporeert, (dat is , in Engelen ) op datalſoo het Ver borghen Weſen , ſich , in Creaturen , Sier , Onder -v-vindt, eWercken , en Bevindt; en , dat daar een Eeuwigh Spel in de • Won ofle , Werco deren van de Wijſheyt Godszy. kinghen . 25. Vorder foo verſtaan wy de Weſentheyt van de Lichte „ Werelt, dat de ſelve Waarwachtigh eene rechte Weſentheyt is : want , in 't Vyer en
vermach
gheene rechte
Van twee Werelden in maalkanderen .
235
rechte Weſentheyt te beſtaan ; alleenelijck , der Gheeft des Weſens, į 26. Doch , ſoo veroorſaackt het Vyer het Wefen ; want ; het is eenen Honger,een ernftelijck Begeeren : het moet Weſen hebben ; ofte het Bluſt uyt . ' t Selvighe verſtaat, men als. volght. 27. De Sache.vmoedigheyt, Gheeft; en , het Vyer , Neemt : de Sacht ,moedigheyt , is uytvgaande uyt lich . ſelfs : en , ſy geeft een Welen , hares Ghelijcken ; eene yedere Geſtalte, uyt ſich
ſelfs.
28. En , ' t Vyer Verſlinde't ſelvighe : het geeft dan
NB . NB .
poch uyt_het_ſelvighe , het Licht : het geeft een Edel der , dan 't Verllonden heeft : het geeft Geeſt; in plaats van Weſen . 29. Want, het Verſlindt het ſachte Wel
doen ; zijnde
het Water des Eeuwigen Levens: ' t geeft dan , noch den Geeſt des Eeuwighen Levens , ghelijck ghy ſiet hoe den Windt uyt het Vyer gaat ; alſoo oock de Lucht ( dat is , den rechten Geeſt ) uyt het Vyer, Leven . 30.
Alſoo verſtaat onſen ſin te recht : God den Vader
is, in , fich ,de Vryheyt , buyten de Natuur : maackt ſich đan , noch, in de Natuur, door't a Vyer, Openbaar ; de ofte, a Grimer Tooren , 6 b ' Text, Vyerige. Natuur, is ſijne Eygenſchap .
31. Doch, hy is , in ſich ſelfs , den On grondt ; al . Fewrende . daar gheen Gevoelen van eenigerley Quaal en is . 32. Voert dao_noch ſijnen Begheerenden Wille , in Quaal: en , ſchept ſich in den Quaal, eenen anderen Wil le , om uyt den Quaal uyt.te gaan ; wederom in de Vryheyt, buyten de Quaal. 33.
Den felvigen anderen Wille , is ſijn Soon ; die ly,
uyt ſijnen Eygenen Eeuwighen Wille , van Eeuwigheyt, Baart . i .
Den
Het vijfde Capittel ,
236
! 34. Den ſelvighen voert hy , door het Verbreecken van den Quaal des Doods ( dat is , uyt ſijnen ernſt van de Grimmigheyt ) door het Vyer , uyt. NB . Den 35. Den ſelvighen anderen Wille ( zijnde den Soone Glanfih Gods des Vaders) die is't , die den Dood ( zijnde de Ghe zijnder Heerlijcka ftrenge Duyftere Quaal) Verbreeckt,die het Vyer Aen. beyt. fteeckt , en door het Vyer Uyt gaat ; ghelijck eenen Schijn ofte Glanſch des Vyers : en , vervult den eerſten Wille ; die Vader is ghenaamt. 36. Want, den Glanſch, is oock foo dun,als een Niets, ofte als den Wille ; die Vader is ghenaamt: daarom kan de ſelvighe in de Vryheyt (te weten ,in den Wille des Vaders)woonen , en maackt den Vader , Licht , Helder , Lieflijck, en Vriendelijck ; want hy is des Vaders Harte, ofte Barmhertigheyt. Ofte, Plaaiſen .
37. Hy is des VadersWeſentheyt,hy vervult den Va der aen alle • Oorden : hoe.vwel in vhem geen plaats en
is ; gheen Begin nochte Eynde. 38.
Alloo verſtaatons vorder: Des Vaders Vyer Ver
ſlindt het Sachte Weſen ( zijnde den Water
Quaal des
Eeuwighen Levens ) in lich , in de eyghen Eſents des Vyers ; en ,verſacht ſich daar iede .
Weick den 39. Al daar moet de Weſentheyt , in 't Vyer , gelijck Heylighen Gleejtis als Verfterven : want , het Vyer Verſlindr de ſelvige in.. die van den fich, en Verteert de felvige. Vader en soon wye 40. En , geeft uyt de Verteerlijckheyt ,eenen Leven gaat, dighen Vreughden Rijcken Geeſt: den ſelvighen is den
Heylighen Gheeft : die gaat uyt , van den Vader en Soon, b Ofte, tot in de groote b Wonderen van de Heylighe Weſent
1
NB. PB:heyt ; en , opent de ſelvighedoor --gaans en Eeuwelijck. Den Eet . 41. Alloo is de Godheyt eenen Eeuwighen Bant ; die wigen Bant nier en kan Verbreecken : alſoo Baart den ſelvigen ſich der Godhezte felfs van Eeuwigheyt tot Eeuwigheyt : en , het eerſte is
Van twee Werelden in
maalkanderen .
237
is door.vgaans oock het Lefte ; en, het Leſte wederom het Eerſte . 42. En ,verſtaatalſoo ,den Vader , voor de « Vyerigev a Text, Feurende. Werelt , den Soone voor de Lichte en Kracht - Werelt , en den Heylighen Gheeft voor het Leven der Godheyt ; als voor de uytgaande voerende Kracht ; en ,hetis doch De Drie Perſconen alles maar eenen Eenigen God . etnen Eenia 43. Gelijck het Vyer en het Licht, als oock de Lucht , gen God
maar een Eenigh Weſen en is : doch , ſcheyt het ſich ſelfs in drie Deelen ; en , geenigh kan , ſonder het andere beſtaan : want , het Vyer en is het Licht niet , noch oock den Windt die uyt het Vyer gaat . 44. Elcx heeft ſijn Ampt ; en, een yeder is een eyghen Een ſchoors Weſen in ſich ſelfs : doch , foo is een yeder des avderen Gelijkenis van de Heye ſijn Leven , en eene oorſaack van't Leven des anderen . lighe Driens
45. Want , den Windt blaaſt het Vyer op : anders ſou- vuldigheys. de’t ſelvige, in fijven Grim , door.- gaans Verſticken, dat het in den Duyſteren Dood ſoude vallen : ghelijck dan het Verſticken , den Waarwachtighen Dood is ;alv-waar het Vyer der Natuur Uyt,bluſt, en gheen Weſen meer in._fichen Treckt. 45.
Van alle dit, felvige hebt ghy een goede Ghelijc
kenis, aen de uyt --wendigheWerelt, aen alle Creaturen, hoe dat allerley Leven (verſtaat het Eſentialiſche Vyer, Leven ) Weſen aen ſich Treckt ; ' t ſelvige is fijn Eten . 47. En , het Vyer fijnes Levens , Verteert het Weſen ,
en't gheeft den Gheeſt der Kracht , uyt het Verteerde ; 't ſelvige is ' t Leven van de Creatuur. 48. En , ghy ſiet doch geheel recht, hoe het Leven uyt den Dood ontſtaat : daar en wordt geenigh Leven ; ' t en zy.dan dat het ghene Verbreecke , daar uyt dat het Le ven moet gaan : het moet al. t'famen in de Anghſt - Ka mer , in ' t Centrum gaan , en’t moet den VyervBlixem , in Gg3
Het vyfde Capittel ,
238
1 in de Avghſt ,bereycken , anders en is daar gheen Aen . ſteeckingh.
NB. NB , 49.
Alis't dat het Vyer menigerley is ; ſoo is oock
het Leven foodanigh : doch ,uyt de grootſte Anghft ,ont ſtaat oock het grootſte Leven ; dat is, ayt een recht Vyer.
so. Lieve Kinderen Gods in Chriſto, alſoo geven wy u a Ofte, Gh ee n wyte overwegen onſe Keoniffe « en ons Voorwnemen : ' yoor beblen, in 't begin hebben wy verhaalt,dat wy uden Dood Chriſti dat is , onfe wilden toonen . Eerſtelijck: Waar om dat Chriſtus heeft meeningh. moeten Sterven ? Ten tweeden : En , waarom dat wy
oock moeten Sterven ? Ten derden : En , in Chriſto Op Itaan ? Sr. 't Selvige fiet ghy nu voor waar in deſe Beſchrij vingh klaar : en , ghy verſtaatonſe groote Elende , als dat het ons noodigh is gheweeft , dat het Woord ofte het Leven van de Heylighe Lichte Werelt, wederwomeen Menſch zy gheworden , en ons io . hem Nieu Ghebooren heeft ; foo wie al--hier niets en verſtaat , die en is uyt God nier Gebooren . 52. Beſiet doch in wat voor eene Herberge dat Adamı
b Ofte, Linus.
ons heeft In
ghevoert : hy was een b Uyt treckfelvan
alle de drie Principien , een ganſch Gelijckenis naar al le de drie Werelden ; en , hy hadde in fijn Ghemoet en Geeſt, Enghelſche Eygenſchap in
fich .
53. Hy was in de Heylige Kracht en Weſentheyt In gevoert ; te weten , in 't Paradijs ; dat is , in Goddelijcke Wefentheyt :
hy ſoude van Goddelijcke Weſentheyt
Eten , en't Water des Eeuwighen Levens Drincken, op Engelſcher Aert ; ghelijck in't Boeck van't Drie vou dighe Leven , in't lange verhaalt is gheworden . 54. Maar, hy verliet de Goddelijcke Wefentheyt; en , of eligentning de Engelſche Eyghenſchap : en, Imagineerde in de Uytv kingh. Geboorte: te wetep , in't - Rijck van de Aerdſche Quaal; die
Van twee Werelden in ,maalkanderen .
239
die de Duyvel, in ſijnen Val, hadde Aen - geſteecken : hy wende fijoe Oogen ,uytGod ,totin den Aerdfchen «God, a ofre, uyt het Goddelijcke Licht , tot in ' t Licht van dele Regeerder. Werelt.
55. Alſoo wiert hy ghevanghen ;en , bleef in de Aerd ſche Quaal: alſoo viel hy in de Aerdiche Verbreeckelijc ke Quaal: die Heerſchet inhem ; en , vult hem : fy Treckt hem een Lichaam op ; Verbreecke't ſelvigeoock wedervom : en Verſlindt 't felvige in fijne eygen Eſents ; in ſijo Elentialiſch Vyer.
1 1
56. Maar , alſoo de Siele uytden Gheeft Gods ( dat is, uyt het Eeuwighe) in den Menſch is geblaſen geworden , dat de Siele alfoo eenen Engel is , ſoo heeft God ſich de ſelvighe wedervom aenvgenomen . 57. En , de kracht van de Heylighe Lichte
Werelt
( zijndehet Harte Gods ) is in de Menſchelijcke Eſents, die in den Dood lagh Verſlooten , ingegaau tot in de Anghſt - Kamer van onſe Elende. 58. Hy heeft uyt onſe Ellents , eene Siele in
ſich ge
tooghen , hy heeft ons Sterffelijck Leven aen , ſich ghe nomen, en de Siele door den Dood , door het ernſtighe Vyer Gods des Vaders , tot in de Lichte. Werelt in - ge voert : den Dood , die ons ghevangen hielt , Verbroken ; en , het Leven Op geſlooten. 59. Nu en vermach't, en't en kan niet anders zijn : ſoon wie de Lichte. Werelt wil beſitten , die moet door de ſelvighe baan , die hy ghemaackt heeft , invgaan : hy moer in den Dood Chriſti In - gaan ; en , in Chriſti Op ſtandingh, gaat hy in , tot in de Lichte Werelt.
I
, b. Text Ghelijck wy b verſtaan , hoe het Eeuwige Woord Ert ennen. des Vaders ('t welck des Vaders Hart is ) van Eeuwigheyt 60.
tot Eeuwigheyt, uyt den Grim des Doods der Duyſter pis , door het Vyer des Vaders wordt Uyt- Gebooren :en , juros
Het vijfde Capittel,
240 in
ſich
ſelfs het rechte Centrum van de Heylige Drie
vuldigheyt is; en, uye, ſich
ſelfs , męt den uyt
gaanden
Heylighen Gheeft, de Licht-vlammende Majeſteyt van de Lichte. Wereltis .
61. Alloo oock in Gelijcker. Wijſe en Eyghenſchap, moeten wy met onſe Harten en Sinnen , oock met het Gemoet, uyt de Wrange, Geſtrenge en Booſe Aerdſheyt uyt onsſelfs , uyt den Verdurven Adamiſchen Men ſche, Uyt gaan ; den ſelvighen , met onſen Wille en ons Doen , Dooden . 62. Wy moeten het Kruys van den Ouden Adam , 'twelck ons aen , banght, terwijl wy leven ,op ons nemen , en inoeten op , en in't Kruys, in't Centrum Nature , in den Triangel In - gaan , en weder , om uyt het Anghft . Radt, Nieuw-Gebooren worden ; bywal. dien dat wy Enghelen willen zijn . 63. Maar, alſoo wy fulcx niet en
vermochten , ſoo
heeft Chriſtus ſich in 't felvighe Centrum van den Grim Inbegeven , den Grim Verbroken ; en , met fijne Lief de Gebluft. NB, NB,
64. Want , hy bracht Hemelſche Goddelijcke We ſentheyt in den ſelvighen Grim in 't Centrum van de Anghftv-Kamer , en blufte her Anghft. Vyer der Sielen
( te weten ,den Grim des Vaders van de Vyerige Werelt) in de Siele ; ſoo , dat...wy, als nu niet meer den Grim a Ofte, * te Huys en vallen. in den Schoot; Text, Heim. 65. Maar , ſoo , wanneer dat wy ons in den Dood Chri Ati In .- begeven , en van..ons ( uyt den Booſen Aerdſche
Adam ) Uyt
gaan , ſoo vallen wy in den Dood Chriftis
in de Bane , die hy ons heeft gemaackt: wy vallen in den Schoot Abrahæ , dat is ; in de Armen , Chriſti, die ons in fich ontfanght.
NB, NB,
66. Want den Schoot Abrahe , is de Opw.gheſlooten Lichte
Van twee Werelden in maalkanderen .
241
Lichte, werelt ,in den Dood Chriſti : het is het Paradijs ; daar vin dat God ons Schiep. 67.
En , het leyt nu daar aen : niet , datwy Mondtv NB. NB,
Chriſtenen zijn , en den Dood Chriſti ons : voor Schilde ren , en in ' t Harte , in den Geeft en in de Siele, Schalcken blijven : maar , dat wy ganſch ernftelijck , met Sinnen en Gemoet, met Willenen Doen ,uyt de Booſe « genegent. lijckheyt . Neyghe ,f heyt uyt_gaan ; en ,tegens de felvige Strijden . te , Luft.
: 68. Al is't_ſchoon dat de felvighe ons aenhanght, ſoo moeten wy doch Daghelijcx en alle Uren den ſelvi. ghen Booſen Adam , fijnen Wille en Doen , Dooden : wy moeten doen, ' t gene wy niet garen willen doen . 69.
Wy moeten ons Aerdſch Boos Leven ſelfs ver- NB, NB .
loochenen , en 't Leven Chriſti in
onsTrecken : als „ dan
lijdthetRijcke der Hemelen Ghewelt : en , die Ghewelt doen , die
Trecken 't ſelvighe tot hen ; ghelijck Chri
ſtus ſeydt. 70. Alſoo worden wy met het Rijcke der Hemelen Swanger ; en, gaan alſoo , by LevendenLichame, in den NB. NB. Dood Chriſti in : en , ontfanghen her Lichaam Chriſti; zijnde de Goddelijcke Weſentheyt : Rijcke der Hemelen in
wy draghen het
ons.
71. Alloo zijn wy Kinderen Chriſti , fijne Lede „ ma ten en Erfvghenamen in 't Rijcke Gods , en het Evenv beelt van de Heylighe Goddelijcke Werelt : 't welck is, NB. NB, God Vader , Soon , en Heyligen Geeft ; en , de Weſent heyt van de ſelvige Heylige Drie ., vuldigheyt. 72. Alles foo -wat uyt de Wijſheyt wordt Gebooren
1
en Geopent,'t ſelvighe is ons Paradijs : en , daar en Sterft aen ons Niets, dan alleenelijck den Dooden Adam ; den Aerdſche Booſen : den welcken wy alwbier ſonder
dat,
fijnen Wille , doorgaans hebben Ghebroken ; die wy Vyant zijn glieworden, HI
73.
Daar
4
Het vijfde Capittel,
242
Wat in den 73. Daar en wijckt van ons niets anders dan onſen Dood van Vyant ; den ſelvighen moet in ' t Vyer gaan : verſtaat , ons wijckt. NB. NB. in't Eſentialiſche Vyer; dat is, in de vier Elementen , en in’t Myſterium : en ,hy moet aen't eynde van deſen Tijd, door 't Vyer Gods beproeft worden ; en , moet ons onſe a Text, Wonderen en Wercken weder-wom a leveren : ' t ghene Darſtellen .. het Aerdſche Myſterium in fich heeft Verſlonden ; 't ſel vighe moet het, in't Vyer Gods, wederom geven . 74. En , doch niet een foodanigh
Quaat (Weſen ] :
maar , het Vyer Gods Verſlindt het Quaat', en 't geeft ons voor ' t ſelvighe , een ſoodanigh , hier, in
ghelijck alswy al.,
ons Anghftelijck Soecken, hebben geſocht.
75. Ghelijck als het Vyer , de Weſentheyt Verſlindt ; en , ' t geeft dan
noch , Gheeft , voor Weſen : alſoo ſullen
ons onſe Wercken in den Gheeft en
in Hemelſche
Vreughde , uyt het Vyer Gods , al daar worden gheftelt, b Ofte, Nament ghelijck als eenen helderen ſchoonen Spieghel ; b als . lijck . de Wonderen van de Wijſheyt Gods . NB, NB. 76. Lieve Kinderen , laat u dit gheopenbaart zijn ; want, het is Hoogh , waardigh erkent gheworden : en , laat u alſoo met den Dood Chriſti niet Kittelen , en den
11 ſelvighen u voor- Schilderen , ghelijck als een Werck , 't welck ons ghenoegh zy ; ſoo -wanneer wy't weten en Gelooven, dat het voor ons zy gheſchier. 77.
Wat helpt het my , dat ick weet , waar eenen
Schat leydt ; en , den ſelvighen niet op
en
grave ? De
Vertrooſtingh, ofte Huychelery , en een goedt Geſwets met den Mondt gheven , en den Schalck in de Siele be houden , dat en gelt Niets . 78. Chriſtus Ipreeckt: Ghy moet van Nieus Gheboo ren worden ; ofte ghy en ſult het Rijcke Godsniet Sien : wy moeten omwkeeren en worden gelijck als een Kind in 's Moeders Lichaam , en uyt Goddelijcke Weſencheyt Gebooren worden , 79. Wy
>
Van twee Werelden in maalkanderen .
243
79. Wy moeten onſe Siele, een Nieu Kleet aen, jtrec ken (te weten , den Rock Chriſti ; de Menfcheyt Chrifti) anders helpt geene Huychelery.
1 80. ' t Gene het geroep des Mondes ſpreeckt, 't ſelvige is altſamen ghelooghen :'t gene Chriſtum voor de Oo gen Schildert (als hadde hy't voor ons ghedaan , dat wy ons daar
over fouden Vertrooſten , en daar toe in den
Ouden Adam wandelen , in Gierigheyt , Hoogh , moe digheyt en in Valſcheyt , in de Luft der Boolheyt ) 't ſel vige is het Bedrogh van den AntiwChriſt van de Valſche Gheeſtelijcken ; voor de welcke de Openbaringh ons waarſchout. [i 81. ' t En doet daar alles niet toe , dat wy ons Huyche len , en met het Lijden, en met den Dood Chriſti ous Kit telen : wy moeten in den ſelvighen In - gaan , en fijnen Beelde ghelijck worden ; als... dan is het Lijden , en ,den Dood Chriſti , ons nut.
!! 82. Wy moeten fijn Kruys opçons nemen, hem naar. volghen , de Booſe luften dempen en dooden , en , door gaans garen wel Willen ; alsdan foo fullen wy.welSien , wat de Voet ., Itappen Chriſti zijn . 83. Soo.. wanneer wy tegens den Duyvel, den Ouden
Adam , en teghens de Boofe Wereltſullen Strijden , te, ghens het Aerdſche Vernuft ; ' t' welck niet
anders en
begeert, dan Tijdelijcke Wel , luftigheyt: al. ,daar wort ons 't Kruyce Chriſti recht opvgheleyt: want , het is de Duyvel, het is de Werelt, en het is onſen Booſen Adam ; alle de ſelvige zijn onſe Vyanden. 84. Al daar moet den Nieuwen Menſch ſtaan , ghe lijck eenen
Ridder ;
en in de Voet , ſtappen Chrifti ,
Kampen . 850.0 ! hoe On -ſaligh veel Vyanden ſal hy al daar Verwecken , die al.t'ſamen op H h
hem 2
fullen
Slaap : al.v. daar
Het vyfde Capittel,
244
daar is het ghenaamt , om het Doorne Ridders, Kranſ ken ,
Chrifti, Vechten ; ghelijck als ee nen Ridder: ghe
lijck eenen die de Aerde niet waart en is ; maar , niets
anders dan gedurigh veracht te zijn . NB.
Ghy 86.
Lancoliſche Sondaren.
Al daar is het ghenaamt ; Staan , in den Krijghen
in't Geloof: al.,waar het uyt ...wendige Vernuft ſpreeckt; Louter, neen ! al. daaris het Lijden en den Dood Chriſti goedt , aen het Spits'te ftellen , en den Duyvel , de We relt , en den Dood , met het Aerdſche Vernuft , voors aeu ſtellen ; en , niet vertſagen . : 87. Want , al. hier koft het eene Engelſche Kroone ; 't zy eenen Engel, ofte eenen Duyvel , te zijn. 88. Wy moeten in Droef heyt ,
Nieu , Ghebooren
worden : want , hetkoft feer veel te Worſtelen met den Tooren Gods; en , den Duyvel t'Over, winnen : by_al.com dien dat wy al daar Chriſtum niet byvons en hadden ; wyſouden den Strijdt verlieſen. á Text, Kazien.
89. EeneHandt vol Wetenſchap , en doet daar niets toe , dat wy't wetén ; en ons met de Genade Gods - Ver trooſten , en God tot een Deckſel onſer Sonden maac ken , dat wy alſoo, onder het Lijden Chriſti, den Schalck , en het Monſter des Duyvels , Verberghen en fijo Toes decken. 90. O ! neen : den Schalck , moet , in 't Lijden en in den Dood Chriſti , Verbroken worden: hy en moet gee nen Schalck zijn; wil hy een Kindt weſen : hy moet eenen Gehoorſamen Soon worden : hy moet in't Lijden Chriſti Arbeyden : en ,treden in de Voetſtappen der Waarheyt, Gerechtigheyt eri Liefde: hy moet niet alleenelijck ,We ten ; maar , Doen .
91.
De Duyvel weet het oock wel ; wat helpt hem
dat ?de Pratica moet volgen; ofte het is eene Valſcheyt en Bedriegerye.
92. Het
1
Van twee Werelden in maalkanderen .
245
92. Het Schijn_Heylighe Vernuft ſpreeckt: Chriſtus heeft het ghedaan ; wy en konnen’t niet doen :Ja, recht : hy heeft ghedaan , 't gheen wy niet en konden doen :hy heeft den Dood Verbroken , en het Leven weder ghe bracht: wat helpt my't ſelvige ; bywal, dien dat ick niet tothem Invengaa ?
93. Hy is in den Hemel ; en , ick in deſe Werelt : ick moet tothem , op fijne Baan , die hy voor ons ghemaackt "heeft, Inwgaan ; anders blijfick daar buyten . 1
94. Want, hy ſpreeckt : Komtalle tot my , ghy die Be laſt en Beladen zijt ; ick wil u Verquicken : neemt mijn Jock opvu : en , leert van my : want , ick ben Sacht moedigh ,en van Harten Demoedigh ; ſoo ſult ghy Ruſte vinden voor uwe Siele . 95. Wy moeten op fijne Baan totvhem In gaan : wy moeten Goedt voor Quaat doen , en ons ondervmaalkan deren Beminnen , ghelijck hy ons doet ; en , gaf ſijn Le ven , •voor ons , in den Dood : by
al dien dat wy ſulcx
doen , ſoo Bluſſen wyoock , in onſen Naaften , den Too ren Gods. 96.
Wy moeten goede Exempelen geven : niet in Li
.ften , en Rancken ;maar, in Eenvoudigheyt , met eenen goeden Wille en Harte .
97.
Niet ghelijck eene Blinckende Hoere , die daar
ſpreeckt ; Ick ben Jongh - vrou : en ,Blinckt in uyt --wen dighe Tucht ; en , is doch eene Hoere in 't Harte : het is al. -t ſamen ghenaamt ; louter Erpft. 98. Liever gheen Goudt ofte Goedtte hebben , oock Tijdelijcke Eere en Macht verlieſen ; dan het Rijcke Gods : foo uwie God Vindt , die Vindt Alles ; die hem Verlieſt, die heeft Alles Verlooren ; hy heeft ſich
ſelfs
Verlooren . 99. O ! hoe ganſch ſwaarlijck gaat het toe ,den Aerd ſchen Hh 3
Het fefte Capittel,
246
ſchen Wille te Verbreecken , komt maar aen den Dans ; ghy en ſult daar_„ naar, niet meer naar de Voet . Itap pen Chriſti behoeven te vraghen : ghy fult de ſelvighe wel Sien .
NB, NB. 100. Het Kruyce Chriſti ſult ghy wel voelen, ghy ſult Gods Tooren wel voelen , die anders in den Ouden Adam , fijn Ruſt en Slaapt, tot dat ghy hem fijn vet Meſt ; alsu dan geeft hy u , u Hemelvrijck , 't geen ghy al hier hebt ghelocht.
HET
CAPITTEL .
SE STE
Van onſen Dood : waarom Wy moeten Sterben ; naar.» de maaldat Chriſtus , voorons , Gheſturven is ?
a Eerſte Noodingh .
* CITATIO
PRIM
A.
I.
b Ofte, Schoons Schijnende.
lef 6 Glinſterende Vernuft ,komtalvhier te gaſt : al hierhebben wy u alv-t'ſamen genoodight, ghy Wetende en Onwetende ; ghy alle , die God wilt Sien : en , het is een ernſtigh Segel , en een vaſt Slot, ' t felvighe open te ſluyten : denckt fulckx na ; het gelt u alvt'lamen . 2. Het Vernuft ſpreeckt : Was God dan niet Al inachtigh genoegh, om Adam fijne Sonden te vergeven, dat God eerſt moſt Menſch worden , Lijden , en ſich la ten Dooden ? Dood
wat heeft God voor een behaghen aen den
3. Ofte bywalmdien dat hy ons dan alſoo doch wilde Verloffen , waarom ( naar - de -maal Chriſtus ons heeft Verloft ) moeten wy dan oock Sterven ?
4. Ja,
Waar
om nog moeten Sterven ?
247
4. Ja , danſt Lief Vernuft ; raat, totdat ghy'r treft :
4
zijt al hier , Doctor ; ende en weet Niets : zijt Geleert ; en , oock Stom : wilt ghy niet ; ſoo moet ghy wel : 'ten zy-vdan dat ghy op dele Schoole komt ; verſtaat, op de Schoole van den Heyligen Geeft . s . Wie is 't die al hiervermach open te ſluyten en , is het niethet verſlooten Boeck , van den ghenen , die op den Stoel fit ; in de Openbaringh lefu Chrifti ? 6.
Den Schijn - geleerden ſpreeckt: Wyweten't wel :
daar, op foo ſegh ick , Ick en heb’t van hen noch niet ge hoort , noch in hare Schriften gheleſen : fy hebben my dit foecken oock verboden , en een Slot der Sonden daar voor gheleyt , en den ghenen die 't ſelvighe foeckt ofte begheert te weten , ſulckx voor Sonden toe.vghe reeckent. 7. Hier... door ſoo is de a ſchoone Vrou , fijn toe- ghe- a Verfaat, de verwarde deckt ghebleven . Ey ! hoe heeft den AntiChrift, onder Chriſtenh eyt;. dit dexel konnen ſpeelen . de Hoere . 8. Maar , het ſal b open ſtaan , teghens den Wille des b Ofie, ont Duyvels en der Hellen : want, den Tijd is Gebooren , den decks. Dagh van de Wederbrengingh breeckt aen ; dat gevon den wort, 't geen Adam heeft verlooren ? 9. De Schrift leyt : Wy zijn Stof en Afſche : ' t ſelvige is recht ; wy zijn een Stof en Aerde . 10. Maar, nu is de Vraghe , Of God den Menſch uyt Aerde heeft gemaackt? 't ſelvige wil het Vernuft ſtaande houden , en het bewijſt fulckx uyt Movyſe; den welcken van't Vernuft niet en wort verſtaan : en , daar ſulckx de proeve , oock niet mede en brenght: maar , het bewijſt fich veelvmeer , dat den Menſch , een Limus (dat is , een Uytvtreckſel) uyt alle de drie Principien is . 11.
Byval
dien dat hy een Gelijckenis naar't Weſen
Gods ſal zijo, ſoo moet hy doch uyt het Weſen Gods zijn ghe
Het feſte Capittel,
248
ghekomen ! want , foo..wat niet uyt het Eeuwighe en is, i ſelvighe en is niet blijvende. 12. " Alle het gene dat fich aen -vanght , ' t ſelvighe be hoort in't ghene, daar 't is uyt- ghegaan.
Maar, bywal.
dien dat wy bloot alleen uyt de Aerde zijn ghekomen , ſoo behooren wy aen de Aerde : wat is 't dat onsdan wilde aen
klagen , over ' t gene , wy deden , ghelijck de Eygen
ſchap der Aerde drijft en wil 13. Doch , alſoo invons eene Wet is , die ons aen -yo klaaght, omdat,vwy Aerdích Leven , foo en is fulckx niet Aerdſch : maar , het is uyt den genen , daar
heen de
ſelvige Wet ons wijſt en Treckt: te weten , uyt het Eeu wighe; daarwheen Treckt de ſelvige ons oock : en , onſe eygen Gewiſſen verklagen ons voor het Eeuwighe ; om dat uwy maacken en doen , 't ghene het Eeuwighe mismo haaght. 14. Maar , byval...dien dat wy ons aen den ſelvighen overvgeven , daarheen dat ons het Eeuwighe Treckt, ſoo moet het andere ( t gheen ons in 't Aerdſche Treckt) Verbreecken , en Inwgaap daar 't henen wil : te weten , in de Aerde ;
daarheen het ſelvighe onsTreckt : en , den
Wille , die wy aen’t Eeuwige geven, den ſelvigen neemt het Eeuwighein.
15.
Naarde., inaal, dan dat God den Menſch , in een
a Text, Weſen , heeft a beſtelt, om daar Eeuwigh in te zijn ( te Befcheffen . weten , in Vleeſch en Bloet) ſoo moetdoch den Wille, die
ſich in ' t Eeuwighe overvgeeft , ſoodanigh Vleeſch en Bloet aen
ghetogen worden , ghelijck het was ; aldaar
God , 't ſelvighe in 'tParadijs , in't Eeuwighe, had Ghe ſchapen. 16. Aen 't welck wy voorwaar klaar verſtaan , dat God ons niet in ſoodanigh Vleeſch en Bloet (ghelijck wy tegenswoordigh aen ons dragen ) en heeft Gheſchapen : maar ,
1
Waarom wy moeten Sterven ?
249
maar, in een ſoodanigh Vleeſch , ghelijck in de Nieuwe Geboorte , den Wille wort aen getogen . 17. Anders ſoude 'tſelvighe doch van
ſtondenaen ,
voor den Val, Aerdſch en Verbreeckelijck zijn gheweeft: wat behoefde mijne Ghewiſſen my dan aen te klaghen, om't gene, daar vin dat God my hadde Geſchapen ? Ofte wat behoefde het anders te Begeeren , dan het in ſijn ey gen Weſen waar ? 18. Daar toe bevinden wy doch klaar , als dat daar noch een ander Weſen in onſen Vleeſche is , ' t welck ' t ghene dat het teghenswoordigh niet a Texe, verlanght naar ſida Sáhnete en is . : 19. By al dien dat het ſich dan verlanght,baar ,'tgene dat het tegenswoordigh niet en is ,foo moet het , in den Aenvangh lijnesWeſeus, doch ſulckx gheweeſt zijn ; an ders en ſoude daar gheen Verlangen nochte Luft in zijn, naar een ander ,
hem
20. Wanit , wy weten dat een yeder Weſen ſich b ver- b Text, Sáhnet. langht, naar 't gene daarvuytdat het fijnen eerſten Oor verlanght ſich onſen Wille naar Text, Sáhnet. een ſoodanigh Vleeſch , ghelijck God Schiep , 'tghene in God vermach te beſtaan : niet naar een Aerdſch vergan
ſprongh heeft. Alſoo
ghelijck , in Quaal ; maar , naar een blijvende, ſonder Quaal. 21. Daarnaen wy klaar verſtaan , dat wy van 't Eeu-Den Li. mum , is uyt wighe zijn uytvgegaan tot in 'tVerbreeckelijcke, dat wy alle de drie de Materia aen den Limum hebben ghetogen , en Aerde Principien . zijn gheworden : daar God ons doch had uyt-ugetogen , ghelijck alseene “ Maſſam ; en , fijnen Geeft in de ſelvi- d ofte, Klomp. ghe ghevoert, met het Eeuwighe . 22. Want , Adams Imaginatie heeft in den Limum ghetogen ,deAerdſche Quaal der Sterren en Elementen : en , de Sterren en Elementen , hebben de Şucht der Aer I i den,
Het feſte Capittel ,
250 "
den , inghetoghen ; alſoo is de Hemelſche Materia, des Hemelſchen Vleeſch , Aerdſch gheworden . 23.
Want, den Geeft Gods , die van 't Verbum Fiat, in
den Limum wiert ingheblaſen , uyt het Harte Gods , die heeft Hemelſche Weſentheyt, Hemels Vleeſch en Bloet aen
ſich ; die ſoude Adam Regeeren naar Hemelſche
Goddelijcke Eygenſchap . 24. Maar , over midsdat de Duyvel ( doen hy in den
· GeinfeEteert, doorvlogen , of, verzif tight.
Hemel fat) den Limum had a Geinficeert, foo dede hy hem als. nu oock defe Schalckheyt, en Inficeerde den ſelvigen door fijne Imaginatie ; ſoomdat hy begoft, naarde ver. durven Sucht , van de Aerdſche Quaal , te Imagineeren :
b ofte, Re- daar „ door dat hy van ' t b Rijcke , van deſe verdurven geeringl . Wereldt , wiert ghevangen ; 't welck in den Limum in.c. toogh, ghelijck een Heer. 25. Als nu was het BeeltGods verdurven ; en , ' t viel in Aerdſche Quaal. 26.
dan dat den Hemelſchen Gheeft in den Terwijl
C NB. Sul- verdurven Aerdſchen · Sulphur was, ſou en vermochte plur, en Li. den Hemelſchen Glanſch , en het Goddelijcke Vyer, op mum, heeft feer u.na ela ſoodanige wijſe,in 't Branden , niet te beſtaan ; want, het nen en den Licht van 't Eeuwighe Vyer , beſtaat in de Vryheyt, buy ſelvigen fin , ten de Quaal. 27.
Maar , het Water der Vryheyt ( 't welck de Spijſe
des Eeuwighen Vyers was ) 't ſelvighe was Aerdſch ghe worden ; dat is , met Aerdſcheyt vervult : en , de fachte & Text, Inficiret.
Liefde,wiertmet de Aerdſche booſe Sucht d Geinfečteert.
c Text, Quaal,
te Branden , noch Licht te geven : maar , het
28.
Der. halven en vermocht het Eeuwighe Vyer, niet Gloeyde
alſoo in't verdurven Vleeſch , ghelijck een gedemt Vyer, 't welck van..wegen de Nattigheyt, niet en kan Branden . NB , NB,
29. ' t Selvighe Vyer knaaght ons nu , het klaaght ons doorgaans aen , het wilde garen wederom Branden , en
1
Waarom my moeten Sterven ??
251
en Hemelſche Weſentheyt « aen -nemelijck zijn : daarv a Text, en , tegensmoet het Aerdſche Quaal in
ſich Éten ( dat Feigh.
is , Aerdſche Imaginatie ) daar des Duyvels Sucht ſich in b Text, b vermenght. Milchct. 30. Alloo wort ' t ſelvighe oock Boos : en , den Af.. grondt Treckt ons doorvgaans tot in't Centrum Naturæ, in de Anghſt, kamer; daar.vuyt dat · het in den Aen- ç Verfaat, het Vyer, bo. vangh is ghegaan. ven verhaalt,
3i .
Alloo fiet ghy Menſch , wat ghy zijt: en , ' t ghene
ghy , voorder uyt u maackt, ſulckx fult ghy in der Eeu wigheyt zijn : en, ghy fiet waar om dat ghy Verbreecken en
Sterven moet ; want , het Rijck van deſe Wereldt
vergaat . 32. Daar, toe ſoo en hebt ghy in u uyt..-wendigh We ſen , doch geen vermogen , om in't ſelvighe Rijck te blij ven , tot in fijn d Æternum : maar , ghy zijt daar vin on d Eeuwia. machtigh, en ghy leght bloot daarwin, in eene Conſtellatie bess,ofte Eynde die hetGheſternte heeft ;
al daar ghy in Vleeſch en
Bloet , van 't Aerdſche Weſen , in'sMoeders Lichaam e e ofre, zijt gherunt .
33. Ghy zijt ( naar't uyt -wendighe Leven ) ſoovſeer Grocy . machteloos, dat ghy u niet en kont tegens uwe Conſtellatie verweeren : ghy moet in de Verbreeckingh uwes Levens gaan ; ſoowwanneer u de Conſtellatie verlaat. 34. Al daarſiet ghy voorwaar wat ghy zijt ? nament lijck , een Stof der Äerden , eene Aerde vol ſtanckx , ter
f Text , Cadaver.
wijl ghy noch leeft; eenen dooden f Romp. 35. Ghy leeft het Geſternte ; en , de Elementen , die Regeeren en Drijven u naar hare Eygenſchap.
Sy geven
u Seden en Konſt: en , ſoo
wanneer dat haar & Seculum van g Ofte,loop haren om is , dat hare Conſtellatie ( daar sonder dat ghy eenen Ommegang.
ontfangenen , en tot deſe Wereldt Ghebooren zijt ) .volo eyndight is , ſoo laten ſy u vallen . Ii 2 36. Al .
! Het feſte Capittel,
25 36.
Al daar valt u Lichaam in de vier Elementen ,
en uwen Gheeft die u leydet in't Myſterium , daar't Ghe fternte uyt is Gebooren gheworden , en wordt behouden tot het Gerichte Gods; al. daar God , door 't Vyer van
* Text, fijne Macht, Alles wil « Louteren . Bewehren ; 37. Alſoo moet ghy Vervuylen , en eene Aerde en een Ofte,Beproe ven en Rey Niets worden ; tot op den Gheeft , die uyt het Eeuwige nighen. is Uyt_gegaan, die God in den Limum Invoerde : be. denckt u al daar wat ghy zijt ? EeneHandtw.volAerde ; en, een Quaalwhuys der Sterren en der Elementen. NB , NB, 38. Bywal. dien dat ghy uwe Siele en uwen Eeuwigen Geeft ( die u van 't Eeuwighe Hooghfte Goet gegeven is geworden ) al. hierin deſen Tijd , niet en hebt in 'tLicht Gods weder
om
ontſteecken , dat hy alſoo in 't Licht ,
uyt de Goddelijcke Weſentheyt, is Weder.Ghebooren b Verfaat Siele. , gheworden , ſoo valt b ſy in 't Myſterium , wederom De tot in 't Centrum van de Natuur ( dat is , in de eerſte Moeder ) in de Anghft, Kamer van de eerſte vier Ghee ftalten van de Natuur. 39.
Al daar moet ſy zijn , eenen Gheeft in de Duyſte
re Apghſt . Quaal ; by alle Duyvelen : en , Eten het ge ne , dat ſy , in deſen Tijd , in haar heeft In - ghevoere; ' t ſelvighe fal hare Spijſe en Leven zijn. NB . NB . 40. Maar , door dien dat God ſulcx met den Menſch
( fijnes Ghelijckenis en Beeldenis ) niet en heeft ghewilt, foo is hy ſelfs gheworden, 't gene dat den Armen Menſch wiert ; naar_dat_hy uyt de Goddelijcke Weſentheyt , uyt het Paradijs was gevallen : op dat hy hem doch we dervom
mocht helpen : opvdat den Menſch alſoo de
Den Oor Poorte tot de Weder.Gheboorte infich ,ſelfs zy heb Sprongl derbende, dat hy in 't Vyer der Sielen ) wederom in God Heylighen konde Gebooren worden . Geeftes in de 41. En , dat het ſelvighe Vyer der Sielen wederom Siele , God
Waarom my moeten
Sterven ?
25?
Goddelijcke Weſentheyt in . fich Trecke , en ſich Ver vullen met Goddelijcke Quaal der Liefden : het Goddelijcke Rijck der
Vreughden ,
daar. Van wederom
mocht Ghebooren worden , en dat het Vyer der Sielen weder om den Heylighen Gheeſt ſoude Baren ; ghelijck voorheen is verhaalt. 42. Die uyt het Vyer der Sielen ſouden Uytvgaan , en het Adamiſche Vleeſch , den On_goddelijcken Wille mochte ontv-rucken ; dat de Arme Siele alſoo , met de Duyvelſche en Aerdſche Sucht , niet en mocht vervult worden.
De Poorte van den Nieuwen Menſch. 43 : Dit is nu alſoo te verſtaan : God is Menſch ghe worden, en hy heeft onſe Menſchelijcke Siele, in de God delijcke Weſentheyt ( in Chriſto) wedervom In- gevoert: de ſelvighe Eet wedervom , van Goddelijcke Weſent heyt ; te weten , van de Liefde en Sachtmoedigheyt: en , fy Drinckt van den Water.Geelt des Eeuwigen Le vens , uyt de Eeuwighe Wijsheyt; die daar is de • Fontey - a Text, Brun . ne van de Goddelijcke 6 Weſentheyt. b Text , 44. De ſelvighe Siele Chrifti, heeft Goddelijck He- Weſenheit. mels Vleeſch en Bloet aen haar bekomen , met , t'famen het Woord , 't welck het Centrum van de Lichte
Werelt
is; 't ghene daar Imagineert naar de Arme Ghevanghen Sielen : 't ſelvighe Woord, woont in de Goddelijcke Weſentheyt, en in de Jonghy vrou van de Wijſheyt. 45. Doch , ſoo quam deWijſheyt in Mariam , en nam ons eyghen Vleeſchen Bloet , in deGoddelijcke Weſent heyt, en't Verbrack de Kracht (die ons in den Tooren des Doods , en Grimmigheyt Gevangen hielt) aen't Kruys ; te weten , in ' t Centrum
Nature des Eeuwighen Oor Ii 3 { pronghs;
254
Het ſefte Capittel,
ſpronghs, in den Eeuwigen Wille des Vaders, tot de Na tuur ; daar, uyt dat onſe siele was genomen geworden. 46. En , die ſtack in de ſelvige Elents ( te weten , in't Duyſtere Vyer der Sielen ) het Brandende Licht. Vyer wedervom aen : en , voerde den anderen Wille der Sie len , door ' t Vyer Gods ( dat is , van den Oorſprongh) uyt ; tot in't Brandende Witte Heldere Licht . 47. Doen nu de Natuur in der Sielen fulcx beyont,ſoo a Text, Zerſprengte. wiert ſy vol Vreughde , - Verbrack den Dood ,en Groen de , met de kracht Gods , in de Lichte. Werelt uyt , en maackte uyt het Vyer , een aenghenaam
Begeeren ;ſoon
dat in der Eeuwigheyt , gheen Vyer meer en wierdt be kent : maar , eenen Grooten en Stercken Wille in de Lief. de , naar hare Tacken en Spruyten ; te weten , naar onſe Sielen , 48. En,'t felvighe is, 't gene wy ſegghen ; God Dor fte naar onſe Sielen : hy is onſen Stam gheworden ; wy zijn fijne Tacken en Rancken.
49. Ghelijck als eenen Stam ſijn Sap , doorgaans aen de Tacken geeft, dat ſy daardoor Leven en Vrucht dra tot de Heerlijckheyt des ganſchen Booms : alſoo
ghen ,
doet oock onſen Stam ( den Boom Ieſus Chriſtus ) in de Lichte.vWerelt , die ſich in onſe Sielen heeft Gheopen baart ; den ſelvighen wil onſe Siele ( zijnde fijne Tacken ) hebben . 50. Hy is in Adams Stede In - ghegaan , die ons Ver durf : hy is Adam geworden in de Weder. Geboorte. si . Adam voerde onfe Siele in deſe Werelt , in den Dood der Grimmigheyt: en , hy voerde onſe Siele uyt den Dood door 't Vyer Gods , en ſtack haar in 't Vyer we dervom aen , dat ſy het Schijnende Licht wederom be quam ; daar ſy anders in den Duyſteren Dood, in de Angbftv Quaal, had moeten blijven .
52. Nu
Waarvom
255
wy moeten Sterven ?
52. Nu ſoo leyt het teghenswwoordigh alleenelijck aen ons ſelfs Io_gaan , dat wy maar den ſelvighen Wegh Nagaan die hy ghemaackt heeft. 53. Wy behoeven alleenelijck onſe onſen ganſchen Wille in
hem
in vte
Imaginatie en
voeren
('t welck ,
Gelooven , is ghenaamt ) en den Ouden Aerdſchen Wille wederſtant doen ; ſoo ſoo ontfanghen ontfanghen wy wy den Geeſt Chriſti, uyt de Nieuwe Weder. Geboorte : den ſelvigen Treckt, Hemelſche Wefentheyt, in onſe Siele ; te weten , Chriſti Hemels Vleeſch en Bloet. 54. Soovwanneer de Siele't ſelvige “ Smaackt , foo a Text, b Verbreeckt ſy den Duyſteren Dood in het Vyer der Eeuwigheyt in
haar, en ſteeckt Peter
haar aen ; daar , uyt dat het Zerſprenget.
SchijnendeLicht der Sachtmoedigheyt Brant. 55. De ſelvighe Sacht, moedigheyt ,Treckt de Siele
wederom in
haar ( te weten , het Vyer der Sielen ) en
Verſlindt de ſelvighe in fich ;gheeft uyt den Dood ,het Leven en den Geeft Chriſti. 56. Alfoo woont den ſelvigen Gheeſt , die van't Eeu wighe · Vyer Uytvgaat, in de Lichte
Werelt by God ; c Zijnde de Siele. en, het is het rechte Beelt van de Heylighe Drie, vul digheyt. 57. Het en woont niet in defe Werelt ; het Lichaam NB. Naar
en begrijpt het niet : maar , het Edele Gemoet , daar in Beelze oder dat de Siele een Vyer is , begrijpt 't ſelvige; doch , niet Sielen,i on. fen Wandel in den Her
Vattelijck.
58. De Edele Beeldenis woont wel in 't Vyer der Sie -mel. len , desGemoets : doch , fy Sweeft daarvin ghelijck het Licht in’t Vyer . 59. Want , terwijl dep Aerdſchen Menſch leeft, food Ofte, is de Siele door gaans in gevaar : want, de Duyvel heeft NB. ne. Vyandtſchap d met haar : die ſchiet fijne Stralen door ofur, In beel gaans , door Valſche · Imaginatie , in den Gheeft derdingly. Sterren
296
Het feſte Capittel ,
Sterren en Elementen , daar_mede grijpt hy naar het a Ofte, Verificer.
Vyer der Sielen ; hy wil't ſelvige doorvgaans , Inficeeren met Aerdſche Duyvelſche Sucht. 60. Al daar moet de Edele Beeldenis fich tegens het Vyer der Sielen verweeren ; daar gelt het Strijden om het Engelſche Kranſken : al daar gaat menigh , maal, in den Oudep Adam , op, Anghft , Twijffel, en Ongeloove ; foo
NB.
het
wanneer dat de Duyvel de Siele aenuvalt.
Hoc
61. Ach ! Kruyce Chriſti, hoe ſwaar zijt ghy menigh Kooren maal ! hoe verberght ſich den Hemel ; doch, alſoo wordt
me Wederom het Edele Kooren geſaayt : ſoowwanneer ' t ſelvige opv Geboort ghee gaat , ſoo brenght het veel ſchoone Vruchten , in gedult faayt wort. laamheyt : alſoo Waſteen yeder Tacxken, in de Siele ,uyt Goddelijcke Wijſheyt. 62. Het moet alt ſamen uyt de Anghft Kamer , ghe lijck eenen Tack uyt de Wortel des Booms , Waſſen ; het wordt alvt'ſamen , in de Anghſt Gebooren . 63. Byvaldien dat een Menſch , Goddelijcke Ken NB. Gly Kinderen van de Edelenis begeert te hebben , ſoo moet hy ſeer menigh ,maal in de Anghſt, Kamer , tot in't Centrum : want , eene ye Sophia . dere Voncke van de Goddelijcke Kennis ,uyt deWijſheyt b Dat is,wyt Gods , die moet uyt het b Centrum Natura Ghebooren den Gront worden ; anders en is die niet Blijvelijck nochte Eeuwigh. van de Na. tuut . 64. Hy moet uyt den Eeuwighen Grondt , op de Eeu wighe Wortel ſtaan ; alſoo is hy eenen Tack in 't Rijcke Gods, uyt den Boom Chriſti.
65. Alſoo verſtaan wy het Sterven , wat het zy , en waarom dat Chriſtus heeft moeten Sterven , en waarna om dat wy alut'ſamen moeten Sterven in den Dood Chri. ſti, by al dien dat wy fijne Heerlijckheyt willen be. fitten . NB, NB ,
66. Den Ouden Adam en kan fulcx niet doen , hy moet weder-vom in'tv.gene daarvuyt hy is ghegaan : hy moet
Waar mom wy moeten Sterven ?
257
moet door 't Vyer Gods beproeft worden ; en , de Won- NB . NB, deren die hy Verſlonden heeft, weder geven. 67.
Sy moeten wedervom tot den Menſch komen , en
den Menſch naar fijnen Wille Verſchijnen ; by - foo . verde dat hy de ſelvighe al
hier in den Wille Gods heeft gemaackt : maar , by_al, dien ter On, eeren Gods , foo behooren de ſelvige aen den Duyvel ; in den Afvgront.
68. Dat derhalven een geder toe.vfiet wat hy al hier Maackt en Doet: met wat voor Gemoet en Gewiſs ſen, hy Spreeckt, Doet, en Wandelt ; het moet Alles door ' t Vyer beproeft worden . 69. En , ſoom-wat het Vyer fal • aen , nemelijck zijn , NB. NB. a Text, dat fal'c Verſlinden , en aen den Afvgrondt in de Anghſt Fähig. in geven: daar ſal den Menſch ſchade van hebben ; en , de Toekomende Werelt ontbeeren .
70 . In
plaats dat hy konde en ſoude Vreughde heb
ben , dat hy eenen Arbeyder in den Wijuwbergli Gods ſoude gheweeſt zijn ; foo ſal hy bevonden worden , als eenen tragen Knecht . 71. Daar.com ſaloock de Kracht, Macht, en ,de Klaar
heyt , in de Toekomende Werelt , in de Wonderen van de Goddelijckheyt,ongelijck zijn . & 72. Daar is al hier menighwmaal eenen Koningh : NB. NB, en , in de Toe
komende Werelt , ſal hem eenen Swijn
Harder voor gaan , in Klaarheyt en Wijtheyt: de Rede is deſe : Sijne b Wonderen ſullen aen den Af - gront wor- b ofte, Wercken , en Daden , den gegeven ; door_dien dat de ſelvighe Boos zijn . 73. Siet ghy Lieve Menſchen , ick wijſe u eene Ghe- NB. Was lijckenis van de Engelſche Werelt: beſier den Bloeyen - Weesch en den Aerd Bodem , ofte het Ghefternte : hoe de.eene in de toew Sterre , oock het eene Kruyt , het andere over treft in komendeWc. de Kracht , Schoonheyt en Cierlijckheyt van ſijne Ghe - hebben . ftalte ; alſoo is oock de Engelſche Werelt . K k
74. Want,
content
25 &
Her feste Capittel ,
74. Want , wy fullen in een Geeſtelijck Vleeſch en Bloet al. daar worden gheftelt ; niet in ſoodanighe Ghe Italte ghelijck als hier .
á Text, Fähig .
75. Het Gheeſtelijcke Lichaam kan door Aerdſche Steenen gaan ; ſoo Subtijl is ' t ſelvighe : anders en ſoude bet de Godheyt niet « Aenvnemelijck zijn . 76. Want", God woont buyten de Begrijpelijcke Quaal; in de Stille Vryheyt : fijneygen Weſen , is Licht en Kracht der Majeſteyt. 77. Alloo moeten wy oock een Kracht. Lichaam
heb .
ben ; duch , Waarwachtigh Vleeſch en Bloet : daarvin is dan noch eenen Glanſch van de Tinktuur : want , den Gheeft is foowſeer Dun , dat hy van't Lichaam Onn be NB. NB. grijpelijckis: doch , foo is hy , in de Vryheyt , Begrijpe b Ofte , Grover ,
lijck ; anders was hy een Niets. 78. En , het Lichaam is veel b Dicker dan den Geeft , alſoo dat den Geeſt't felvige kan grijpen en Eten : daar .. van't ſelvige't Geeſt Leven in 't Vyeronderwhoudt, en geeft uyt den Geeft , het Licht van de Majeſteyt , en uyt het Licht, wedernom de Sacht, moedigheyt in Vleeſch en Bloet ; dat daar alſoo een Eeuwigh Weſen zy . 79. By val dien dat wy ons nu alſoo Vinden en Keri,
nen , ſoo Sien en Verſtaan wy wat God is en vermagh ; en , wat het Weſen aller Weſen zy .
I 80. En , wy bevinden dat wy alſoo gheheel verkeert en blindt worden ghevoert: alwaar,men ons veel van den Wille Godsſeyt , en ons de Godheyt doorgaans , ghe lijck als een vreemt Weſen, voorbeeldet ,'tgene verde van ons zy ; ghelijck als » -waar God een vreemt dingh . 81. En, alleenelijck eenen Neyghelijcken Wille alſoo tot ons droegh , dat hy de Sonde uyt gunft vergeve : ge lijck eenen Koningh ' aen eenen het leven ſchenckt , 'twelck hy hadde verbeurt ; maar, neen ! hoort . 82. Het
Waarom wy moeten Sterven
259
?
82. Het en is niet ghenaamt , Huychelen en eenen Schalck blijven : het is ghenaamt , uyt God Gebooren te NB , NB . worden ; ofte Eeuwigh van God Verlooren te worden. 83.
Want , het rechte
Gheloove en
Wille moet het
doen : a hy moet erpſtelijck tot God Invgaan, hy moet ee- 4 Verfaaf , den Wille , nen Eenighen Geeft met God worden , hy moet Hemnels Weſen bekomen : anders helpt noch finghen , klincken , ſchreyen , huylen ; ofte hoe't ſelvigezy ghenaamt . 84. God en heeft geenen dienſt van noode : wy moe ten ons ondermaalkanderen dienen , en maalkauderen beminnen , en den Grooten God dancken ; dat is , in een nen Eenighen Sin ons in God verheffen , fijne Wonderen yerkondighen , fijven Name aenroepen , en hem
prij
ſen : 't ſelvighe is de Vreughde in Ternarium Sanęłum ; al_daar de Eeuwighe Wijſheyt uyt het Lof, geeft, Won der, Kracht en Vrucht.
85.
Alſoo wordt de Duyvel fijn Rijck verſtoort , en
het Rijcke Gods komttotons , en alſoo ghefchietden Wille Gods : anders is 't alwt'famen Menſchen Gedicht fel , en ' t ſoude voor God een on , put Weſen zijn , eene Huychelerye ; en , ' t en maackt geene Verſoeningh : 't eu voert den Menſch maar van God af. 86. b 't Rijcke Gods moet in
ons komen , en fijnen b Ofte, do
Wille moet in ons gheſchieden ; alſoo dienen wy hem Regeeringh, recht : ſoowwanneer dat wy hem beminnen van ganſcher Harten , Siele , en van alle Krachten , en onſen Naaften ghelijck onsſelfs ; dat is den gheheelen Dienſt Gods , die hy van ons opneemt. 87. Wat behoeven wy ons te Huychelen ? Zijn wy Gherechtigh , foo zijn wy ſelfs Goden in den Grooten God : ſoo, wat,wy dan doen , 't ſelvighe doet Godin en door ons . 88.
Bywal, dien dat ſijnen Gheeſt in ons is, wat ſorgen Kk 2 wy
260
Het feſte Cap. Waarom wy moeten Sterven ?
wy dan foo ſeer veel en langh om den Dienſt Gods ? wil hy yets doen , ſoo moeten wy Knechten en willigh Meeſterzijn , ſal een Werck
zijn : hy moet den Werck God gevallen. 89.
Soowat buyten hem is, dat is Aerdſch Ghebout,
in den Gheeft van deſe Werelt ; ' t ſelvighe Bouwen wy den uyt- wendighen Hemel : de ſterren , en , de Elemen
à Text, Berbringen . ten , die hebben hare « Werckingh , en hare Wonderen NB. NB.in_ons; en , den Dụyfteren Duyvel, den ſelvigen die den Gheeft Gods. nen wymet de Wercken, buyten 90. Laat u fulcx gheſeyt zijn ! het is Hoogherkent : geenigerley Wercken behaaght God , 't envzyw dan dat het uyt den Geloove in God gaat : Huychelt hoe ghy wilt, even - wel en Arbeyt ghy
niets anders dan in defe We
relt ; ghy Saayt in eenen Aerdſchen Acker. 91. Maar , by -val dien dat ghy Hemelſche Vrucht Oeghſten , ſoo moet ghy Hemels Saadt Saayen : by-wal. dien dat het ſelvighe in eenen Vreemden Acker niet en ſal willen beklijven , foo komt u Saadt wederom
wilt In
totu ,
en het Waft in uwen Acker ; en , ghy fult de
Vrucht ſelfs genieten.
HET
261
>
HET
SE VENDE
CAPITTEL .
Van het Geeſtelijck SIEN : Hoe den Menſch , in defe Wereld ,Goddelijcke en HemelſcheWeſentheyt kan heb ben ? Dat hy alſoo van God recht kan ſpreecken ;
en , hoe fijn
SIEN
KY
1 * CITATIO
SECUNDA .
a De tweede Noodingh .
Van het uyt wendigheVernuft van deſe Wereldt; in Vleeſch en Bloet . 1. Et uyt wendighe Vernuft ſpreeckt : Hoe kan een Menſch in deſe Wereldt, ip God Sien (na
H mentlijck , in eene andere Wereldt ) en , ſeggen ; Wat God zy ? dat en kan niet zijn ! ſulckx en moet maar eene Invbeeldingh zijn ; daar den Menſch ſich mede Kit telt , en ſich 2.
ſelfs bedrieght ?
Soov verde komt het Vernuft ; meerder en kan 't
niet onderſoecken , dat het mocht Ruſten: en ,byvalna dien dat ick noch in de ſelvige Konſt ſtack , ſoo ſoude ick even oock alſoo ſeggen ; want, die Niets en Siet, die ſeyt, daar en is Niets : 'tghene hy Siet, dat begrijpt hy ; hy en weet niets meerder, dan't gene, voor oogen is . 3. Ick wil dan wooch :den Beſpotter , en den ganſch Vrage, ofden Hemel,de Aerdſchen Menſch, ghevraaght hebben ; Of den Hemel Helle, de Blint is ; als oock de Helle, en God ſelfs ? Goddelijike
4 . Of daar oock een Sien , in de Goddelijcke Wereldt , Wereldt, ja
1
zy
Ofden Gheeft Gods oock Siet; beyde, in de Lichte bimezone
Lieve.„ Wereldt , en oock in de Grimmighe Wereldt, in 't Centrum ?
Tooren
Se Seyt hy dat daar in , een Sien zy ( ghelijck het de Kk 3 Waar
1
262
Het levende Capittel,
Waarheyt is ) foo mach hy wel toe, fien , dat hy , in fijne voor-vghenomen Boolheyt, niet menigh , maalmetdes
. Duyvels Oogen en Siet, ſoo ,wanneer dat hy in een dingh (in ſijne Imaginatie, in valſche Boolheyt te vol.-bren ghen) langh te vooren ſich In
beelt ,en Siet het van
tev
vooren , hoe hy, fijne Schalckheyt kan , en wil , voler brenghen .
Vele konnen hare Boos
6. Kan hy al. daar de Booſheyt voor
henen Sien ;
beye voorwr waar, om en Siet hy dan oock niet voorheen , fijne heen Sien , en Belooningh ? miet de Be 7 : O ! neen :de Duyvel Sietmet * fijne Ooghen, en , hy decktde Straffe toe ; dat hy aalloo de Booſheyt volw 3. verftaat, brenght. den Spotter , en Moel 8. By...al dien dat hy den Duyvel uyt_dreef , ſoo
looningh van dien.
willighen.
foude hy fijve grootſte dwaalheyt Sien , die hem de Day: vel hadde gheweſen .
NB. NB,
9. Hy
laat hem
het Booſe Sien ,
en hy leent
hem
daar, toe de Oogheu ,dat hy alfoo Siet, 't gene noch ver de is , en ghefchieden ſal : en ,hy is ſoo vſeer verblindt ; ende en weet niet , dat hy met des Duyvels Oogen Siet. 10. In ghelijcker wijſe Siet den Heylighen , met de Oogen Gods , foo_wat God voor wheeft, 't felvighe Siet den Gheeft Gods , in de Nieuwe Weder Geboorte , uyt
Hoe den Nieuten
de rechte Menſchelijcke Ooghen ; uyt het Beelt Gods . 11. Hy is aen den Wijſen ,het Sienen oock hetDoen ;
Menfch her het en is den Ouden Adam niet : die moet tot 'tfelvighe, Voornemen Gods Siel. Knecht worden ; hymoet het in't Werck richten, 't ge neden Nieuwen Menſch in God Sier ." Den Soon 12. Seyt Chriſtus doch , Des Menſchen Soon en doet des Men
Schen is onfeNiets , dan't ghene hy den Vader Siet doen ; 't ſelvighe Wooningh Lichaam gene doet hy oock ! 13. Nu ſoo is doch den Soon des Menſchen , onſe worden . Wooningligheworden , in de welcke wy zijn In -- ghe
gaan :
1
Van het Gheeftelick Sien .
263
gaan : hy is ons Lichaam gheworden ; en , fijnen Gheeft, onſen Gheeft. 14. Souden wy dan aen God Blint zijn? Den Gheeſt Chriſti, Siet door en in ons , 't gene hy Wil : en , 't gene hy Wil , ' t ſelvige Sien en Weten wy in.hem ; buyten hem , en weten wy Niets van God . 15. Hy doet Goddelijcke Wercken , en hy Siet , wan- '' Gene muy neer , en wat hy Wil : niet wanneer Adam Wil , wanneer we van tenGod , das weet den Adam ſijne Booſheyt garen wilde uytvſchudden ,om ſich Ghe eft met Hooghymoet te laten Sien . Chriſti inas 16. O ! neen : hy verberght ſich al daar ; hy Siet niet, ons . invons , in't Licht der Vreughde, in God : maar , in't
Kruys , in Verdruckingh , in't Lijden en Sterven Chriſti,
1
in Chriſti Vervolginghen Verſmaatheyt, in groote Treu righeyt ; al. daar Siet hy in : en , laat den Ouden Eſel heengaan, en 't Kruyce Chriſti draghen ; 't ſelvighe is Zappeten . ſijn Ampt. 17. Maar, op den Wegh , door den Dood Chriſti , Siet den Nieuwen Menſch , tot in de Enghelſche Werelt: de ſelvighe is hem lichter en klaarder te begrijpen , dan de Aerdſche Werelt ; het geſchiet Natuurlick 18. Niet met In beeldinglı: maar , met Siende Oo- Met wat Ooghen den gen , met die Oogen , die de Ëngelſche Werelt ſullen be Nieuwen
ſitten ; te weten , met de Ooghen van het Beeldt der Menſch Siet. Sielen . 19. Met den Gheeft die uyt het Vyer der Sielen Uytv gaat : den ſelvighen Gheeft Siet in den Hemel , die Siet God, en , de Eeuwigheyt; en , geenen anderen : en , die is uyt de Edele Beeldenis, naar Gods Gelijckenis.
1
Sien defe 20. Uyt ſoodanigh Sien , heeft defe Penne gheſchre- Penne heeft dreven. ven : uyt geene andere Meeſters ofte uyt Meenen ; of het Ghef NB. NB . Oft waar zy ? b e, 21. Of nu wel eene Creatuur een b Gedeelte , en niet Stuckus Werck . een
264
Het ſevende'Capittel,
een gheheel is , dat wy derhalven in Stuck . Werck Sien ; ſoo is het doch Grondeerlijck. De Wijf
22. Maar , de Wijſheyt Gods en laat ſich niet Schrij
hereGods en ven : want , ſy is On eyndelijck : fonder Ghetal en Be Schrijven . grijp ; wy en verſtaan 'tmaar in Stuck werck . De Aerd . 23. Alis't_ſchoon dat wy veel meer verſtaan , foo Tonghe kan de wen kan't de Aerdſche Tonge doch niet ſeggen en voorty
1 1
heye Gods" brengen : fy en ſpreeckt niets anders dan Woorden van defe Werelt , en geene Woorden van de in ...wendighe miet voor brenghen. Werelt ; want , ſy behoudtde ſelvige in den verborghen Menſch . NB . De 24. Daarom is't dat het den eenen doorgaans an Rede van 't rerscheyden ders verſtaat dan den anderen : te weten, naar dat een ye Begripp. der met de Wijſheyt is begaaft , alſoo begrijpt hy't ; en,
a NB. Ofte
alſoo leyt hy 'toock uyt . 25. Een yeder en ſál mijn Schriften ,naar mijnen a Sin,
naar mijn niet verſtaan ; ja oock wel viet Eenen : maar , een geder Intentie Begrijp. ontfanght , naar fijne Gaven ; tot fijne Beteringh : den eenen meer, dan den anderen; naar datden Gheeft fijne Eygenſchappen in , hem heeft. 26. Want, den Gheeft Gods , is oock menigh_maat den Geeft des Menſchen ( byval., dien dat fy wel willen ) Onderdaan , en Siet wat den Menſch Wil: op
dat ſijn
goet Werck niet en worde verhindert; maar , dat overras al, Gods Willen en Begeeren geſchiede.
NB. Wat 27.
Want , den Gheeft die uyt het Vyer der Sielen , uyt
Gheeft u de Sacht- moedigheyt,en uyt het Weſen Gods wort Ge Geeft is, booren , die is uyt den Heylighen Gheeft: hy woont in de Goddelijcke Eyghenſchap ; en , uyt Goddelijcke Eygen ſchap, neemt hy ſijn Sien .
NB , NB ,
28. Wat is dan nu ' t gene , aen ons, Vreemt is , dat wy God niet konnen Sien ? Het is deſe Werelt , en , de Duyvel in den Tooren Gods ,
dat wy met de, Qo
ghen
Van het Gheeſtelijck Sien .
265
ghen Gods niet en sien ; anders en is daar gheene Ver hinderingh . 29. Soo nu yemant ſeyt , Icken Sie niets Goddelijcx : die mach dencken , dat Vleeſch en Bloet , en , de Lift des NB, NB, Duyvels hem eene Verhinderingh en Deckſel is : me nigh_maal, om dat hy God in fijne Hoogh_moedigheyt tot ſijn eyghen Eere wil sien : menigh , maal om dat hy met Aerdiche Booſheyt Vervult en Geblint is . 30. Sach hy in de Voetſtappen Chriſti , en dat hy in Hoe men
een Nieu Leven gingh , gaf hy ſich onder het Cruyce scon , en Chriſti , en begheerde niers anders dan den Inngangh Heyliglen Gheejt kan Chriſti, door Chriſti Dood en Hemelvaart , tot den Va- Sien . der ; wat ſou’t gelden , hy ſoude den Vader , en fijnen Heylant, Chriſtum , met den Heylighen Gheeft Sien . 31.
Soudenu den Heyligen Gheeft Blindt zijn , ſoos
wanneer hy in den Menſch woondt ? ofte Schrijve ick iny dit tot Roem . 32. Niet alſoo : maar , tot een Rechtſnoer voor den NB . NB , Leſer :
op
dat_hy van ſijne Dwalingh af.ftant mach Guy Laſte
doen , van den Wegh der Laſteringh , Uytutrede , tot raars, in een Heyligh Goddelijck Weſen : op dat hy oock de Wonderen Gods , met Goddelijcke Oogen, mach Sien ; op dat den Wille Gods geſchiede.
33.
Tot welcken eynde defe Penne foo ſeer veel heeft
geſchreven : en , niet om
eygen Eere en Wely luſtigheyt
deſes Levenswille ; ghelijck den « Drijver ons doorv a ofie, Verdruckerei gaans Schelt: ende en blijft doch niet... anders dan eenen Drijver in den Tooren Gods : den welcken wy het Rijc ke der Hemelen garen wiſdeo gunnen ; konde hy van den Duyvel , en , de Aerdſche Hooveerdighe Sucht verloft worden , die hem Verblinden . 34. Alſoo ghy Lieve Kinderen Gods , ghy die met Vermaning! den de Kin . veel Tranen loeckt ; laat het u maar eenen Ernſt zijo : deren Gods, L1 ons
266
Het ſevende Capittel ,
ons Sien en ons Weten, is in God : hy Openbaart een ye der in deſe Werelt , ſoo veel hy wil , ghelijck hy weet dat hemi nut en goetis.
NB . NB . 35. Want, ſoow-wie uyt God Siet , die heeft Gods Werck te Drijven: hy ſalen moet't ſelvige Dryven, Lee ren , Spreecken en Doen ,' t gene hy Siet; anders wort hem het Sien , ontnomen ; want, deſe Wereldt en is het Sien Gods niet waart . 36. Maar , om de Wonderen Wille , en , de Open baringh Gods , foo wordt aen menigh , ghegheven te Sien , op
dat den Name Gods , de Werelt Openbaar
worde : 't welck oock een getuygenis over alle God loo ſe haar Weſen is, en ziju ſal, die de Waarheyt in Liegen , verachten den Heyligen Gheeft. God ſelfs is verkeeren ; en , ons Weten 37. Want, wy en zijn ons ſelfs Niet; maar , den genen
ons die wy, in ſiju Licht, dienen. en Sienis, fijn Doen Dorn. 38. Wy en weten van God Niets : hy ſelfs ( te weten , God ) is onsWeten en Sien .
39. Wy zijn een Niets ; op.dat., hy in
ons Alles zy :
wy moeten Blint, Doofen Stom zijn , en geen Leven in ons weten ; opwdat hy ons Leven en Sien zy , Werck hem zy .
en ons
40. Soo ...wanneer wy yets Goets ghedaan hebben , ſoo
i en moet onſe Tongh niet fegghen ; Wy hebben dat ghe daan : maar , de Heere heeft 't ſelvighe in onsghedaan ; ſijnen Name zy hoogh Gelooft. 41. Maar, wat doet, tegenswoordigh , de Booſe We relt ? by -val. dien dat yemant feyt, Dat heeft God in my ghedaan ( al
Goet is ) ſoo ſpreeckt de is't wſchoon dat het
NB. NB. Werelt : ghy Nar, ghy hebt het ſelfs ghedaan , God eu is niet in u , ghy Lieght ; alſoo'moet den Geeft Gods, baren Nar en Loogenaar zijn . 42. Wat is dat dan ? ofte wie ſpreeckt uyt de Lafter monden ?
Van het Gheeſtelyck Sien .
267
monden ? De Duyvel, die eenen Vyant Gods is, dat hy daar., door het Werck Gods verberge: op dat den Geeft NB. Gly Lajleraars, Gods niet bekendt en worde , en dat hy Vorft des We relts mach blijven ; tot in't Gerichte. 43. Derhalven , als ghy Siet dat de Werelt teghens u Strijdt, u Vervolght , Verſmaat en Laſtere , om de Ken nis , en , den Name Gods.Wille , foo denckt dat ghy den NB. NB: Swarten Duyvel voor u hebt: dan moet ghy « verlangen, a Text, dat het Rijcke Gods in
ons kome, en dat den Prickel des Sáhnen; ofte , Weni Duyvels Verbreecke ; op dat den Menſch ,door'u 6 Ver- jchen . langhen en Ghebedt van den Duyvel verloft worde : dan 5 Text,
foo Arbeyt ghy te recht in den Wijnbergh Gods: ghy ofte., Sucha verhindert den Duyvelfijn Rijck ; en, ghy Baart Vruch- ten c ,Ofte, ten , op den Diſch Gods . Belet. 44. Want , in Liefde en Sachtmoedigheyt, uyt den Tooren Gods , worden wy wederom Nieu Gebooren : in Liefde en Sacht moedigheyt , moeten wy , in het NB. NB. Dooren_Badt des Duyvels , in deſe Werelt , teghens hem *I Strijden . 45.
Want , de Liefde is fijn Vergif; ſy is voor hem een
Vyer des Verſchrickens; al waarhy niet en kan blijven : NB . NB. dat hy een Voncxken Liefde in hem
wiſte,hy ſoude't ſel
vighe wegh ,werpen , ofte barſten ; om ontſlagen te worden .
van't ſelvighe
46. Daarom is de Liefde , en , de Sacht „moedig heyt , ons Swaart : daar, mede konnen wy om het Edele NB, NB,, Kraníken ( onder de Doorne Kroone Chriſti ) met deſe Werelt, en met den Duyvel Strijden . 47.
Want , de Liefde , is het Vyer van't tweede Prin
cipium ; fy is het Vyer Gods : de Duyvel , en , de Werelt
>
is ' t ſelvighe Vyant. 48. De Liefde heeft de Oogen Gods ; en , ſy Siet in God : den Tooren heeft de Ooghen van de Grimmig LI 2 heyt
268
Het levende Capittel,
heyt in den Tooren Gods ; die Sier in deHelle , in den Quaal, en in den Dood . -- 49. De Werelt meent ,
dat men niet
anders dan
met de Aerdſche en der Sterren Oogen, God moetAen NB. NB. fien : fy en weet niet , dat God in't uyt - wendighe niet en woont; maar, in't inwendige.
1 so . Terwijl ſy dan niets Wonderlijcx aen de Kinde. ren Gods en Siet , ſoo ſpreeckt fy : O ! hy is een Nar , hy is Dwaas Gebooren , hy is Melancoliſch ; foo veel weet fy: NB, NB, si . O ! hoort Meeſter Hans : Ick weet oock wel , wat Melancol, is? Ick weet oock wel , wat van God zy ? Ick ken die beyde; en , oock u , in uweBlindtheyt : doch ,een foodanigh Weten en geeft niet eene Melancolye; maar , een Ridderlijck Worſtelen. 52. Want , fonder Worſtelen wort het aen niemant Teecken van God gegeven :'t en zy -dan dat hy tot een
a Text, Biele Het perck Verkooren zy ; anders moet hy om het Kranſken Wore der Voleyn- ſtelen . dinglse. 53. Daar wort welmenigh , in's Moeders Lichaam ,
daarmtoe Verkooren ; ghelijck
Tohannes den Dooper, en
meer andere : die in't Verbout der Beloften Gods , daar:
b Text, toe begrepen waren , dewelcke al tijds een b.Teecken Ziet. Seculum zijn , die met den Tijd van't groote cofre, eene van een Omme Tijds ofte Eeuwe . d Text , Biet,
Jaar Gebooren , en van God Verkooren worden ; om de Wonderen , die God voor heeft,te Openbaren . 54. Doch , niet alle , uyt het
Teecken : maar , vele
worden uyt haaryverigh Soecken Verkooren ;want,Chri ſtus ſprack : Soeckt , foo fult ghy Vinden: Klopt aen ,foo ſal u Openghedaan worden : Item , Soo wie tot my Komt, den ſelvighen en fal ick niet Uytvftooten : Item , Vader, ick wil , dat, die , ghy my gegeven hebt , zijn , waar ick ben
dat is die met den Nieuwen Menſch, uyt Chriſto
zijn Gebooren , in God fijnen Vader : Item , Vader , ick wil
1 1
Van het Gheeſtelick Sien .
Een
269
wil dat ſy mijne Heerlijckheyt Sien ,die ick voor des We relts Grondthebbe gehad .
Han
55. Al - hier leyt het Sien , uyt den Gheeft Chriſti, uyt
hu en
het Rijcke Gods , iu Kracht van het Woord, des Weſens
lo
DY 77
at
der Godheyt , met de Oogen Gods ; niet met deOogen des uyt -wendighen Vleeſches van deſe Werelt . 56. Weet alſoo , ghy Blinde Werelt , waar.wmede dat NB.
Gine
wy Sien , ſoo ...wanneer dat wy van God Spreecken en Blinde Wc rele , Schrijven? en , laat u valſch Oordeelen ſtaan : Siet gliy met uwe Ooghen ; laat de Kinderen Gods , met de hare Sien : Siet ghy uyt uwe Gaven ; laat een ander uyt ſijue Gayen Sien . 57. Dat een yeder Sie , en Wandele , ghelijck hy Be roepeo is , want wy en ghebruycken alle nieteenderley Wandel ; doch , een yeder (naar fijneGaven en Beroep ) ter Eeren en tot de Wonder udaden Gods . 58.
Den Gheeft Gods en
laat ſich niet Binden , ghe
lijck als het uyt-wendighe Vernuft met fijne In
ftellin
gen en Concilien meent : al, daar „men yederumaal ee nen Keten des Anti - Chriſtes mede Sluyt : foodat de Menſchen , over den Gheeft Gods willen Richten , en haar Goet , duncken en Beſluyten ,voor ' t Verbond Gods houden : ghelijck als of God in defe Werelt niet te Huys en was , ofte als of ſy Goden op Aerden waren , ' t ghene ſy Gelooven willen , dat beveſtigen ſy noch mer Eede . 59.
Is dat niet een Narre -werck , den Heylighen
Gheeft in fijne Wonder gaven , aen eenen Eedt te bin den ? hy moet Gelooven't gene ſy willen ; en , fy en Ken nen hem doch niet; en ,zijn oock niet uyt hem Gebooren: maacken hemn dan noch Wetten ; wat hy moet doen. 60. Ick ſegghe , dat alle ſoodanige - Verbonden , den Verfaat,
Chrijl en het Onwgheloof zijn ; het mach foo ke Injtellin Anti teghens is den Geeſt gen,naar het ſchoon ſchijnen als ' t wil : daar..en Vernufc. LT Gods 3
270 a Text, Bunde .
Het levende Capittel,
Gods On - ghebonden : hy en gaat niet in 't . Verbondt : maar , hy Verſchijnt Vry , aen het Soeckende Ghemoet, naar des felt : Gaven ; ghelijck het Genatureert is. 61. Hy is't ſelvighe oock wel onder
daan , by_alo
dien dat het hem maar met Ernſt begeert , wat ſal dan de Inſtellingh van's Menſchen Wijſheyt deſes Werelts , wanneer dat het de Eere Gods betreft
1
zijn doch alle In ..
ſtellinghen uyt eyghen HooveerdigheytGebooren . 62. Vriendelijcket ſamenſpraack is wel goet en noo digh , dat den eenen den anderen fijne Gaven mede deelt ; maar, de In God .
Itellingen zijn eenen Valſchen Keten tegens
63. God heeft een
maal een Verbondt met ons , in
Chriſto, ghemaackt ; dat is ghenoegh , tot in der Eeuwig heyt, hy en maackt geenige meer: hy heeft het Menſche lijcke Gheſlacht eenmaal in 't Verbont ghenomen , en een vaſt Teſtament ghemaackt , met Bloet en den Dood, daarwmede is het genoegh , wy laten ons daar billighaen vergenoegen ; en, hangen dit Verbont aen .
NB, NB, 64. Wy en behoeven niet , alſoo koen , om den Kelck Chriſten Chriſti te Danſen ( gelijckumen tegenswoordigh doet ) heyt. ofte den ſelvighen ſal wegh-ghenomen worden ; gelijck de Turcken is gheſchiet . 65. Daar is eenen ſeer grooten Ernſt voorhanden , deſghelijcks van 't Begin des Werelts af, niet en is ghe ſchiet : laat het u gheſeyt zijn, het isbekent gheworden ; b Ontdeckt, den AntiChrift fal b bloot ſtaan . Berooye , of, Naackt. 66. Maar , liet_toe dat ghy daarnby nietergher en NB. Schijn, wordt : want de Bijl is aen den Boom gheleyt: den Boo Clarifenheye. fen Boom fal afvgehouwen en in ' t Vyer geworpen wor den ; den Tijd is na. by :dat fich niemant in de Luft des Vleeſches en verberge. 67. Want , fulcx en doet daar Niets toe , dat yemant weet,
Van het Gheeſtelück Sien.
271
weet, hoe hy kan Nieu Gebooren worden , en blijft even ... NB. NB. wel in de Oude Huyt , in de Wel luſtigheyt van den Ou den Menſch , in Gierigheyt , Hoogh moedigheyt , On, gerechtigheyt , in een On , tuchtigh en Arghvliſtigh Le ven ; den ſoodanighen is , Levende, Dood , en hy ſteeckt in de Kaacken van den Tooren Gods : des ſelfs Weten ſchap , ſal hem Aen ., klaghen en Oordeelen tot het Ghe richte . 68.
Bywal, dien dat hy het Woord der Kennis ont
fanght , en aen, neemt’t gene God hem te kennen geeft, dat het den rechten Wegh ten Leven zy, ſo moet hy van ſtonden
aen eenen Dader des Woordsworden , en van de Boolheyt uyt-gaan ; ofte hy foude een ſwaar Oordeel over fich hebben . 69. Wat is den ſoodanighen beter dan de Duyvel : die weet oock den Wille Gods; maar , hy doet fijnen Booſen Wille : het is den eenen ghelijck den anderen viet goet, tot., der
tijd
toe dat hy des Woords Dader wort ; als
dan wandelt hy op den Wege Gods , en hy is in den Wijn bergh, in Gods Arbeyt. 70. De Schijn heylige Babel leert tegenswoordigh : Opſe Wercken verdienen Niets : Chriſtus heeft ons van den Dood , en der Hellen Verloft: wy en moeten 't maar Gelooven ; ſoo worden wy Gherechtveerdight. 71. Hoort Babel!Den Knecht die fijnes Heeren Wille Weet , en niet en Doet , die ſal veel Slagen lijden : eenen Weter ſonder Doen , die is even ghelijck een Vyer't gene daar glimt , en vanweghen de Nattigheydt niet en kan Branden . 72. Wilt ghy dat u Goddelijck Vyer des Gheloofs fal Branden , ſoo moet ghy't ſelvighe Opvblaſen , en uyt de Nattigheyt des Duyvels ,en des Werelds, Vyt gaan: ghy moet in't Leven Chriſti Ingaán . 73. Wilt
Het levende Capittel,
272
73. Wilt ghy ſijo Kindt worden , ſoo moet ghy in fijn Huys Ingaan, en ,fijn Werck Drijven; ofte ghy zijt daar buyten , en eenen Huychelaar , die den Name Gods on nuttelijck voert: anders leert ghy , anders doet ghy ; al foo betuyght ghy , als dat het Oordeel Gods te recht over u zy: 74.
Ofte wat heeft God voor een welgevallen aen u
weten , terwijl ghy doch eenen Schalck blijft? meent ghy dat hy uwe Huychelerye ſal aen nemen ? 75. Dat ghy tothem roept: Heere, geeftmy een ſterck Gheloove aen de Verdienſte uwes Soons Chriſti, dat ick van ganſcher Harten Geloove, dat hy voor mijne Sonden ghenoegh heeft ghedaan ? Meent ghy dat 't ſelvighe ghe noegh zy ? O ! Heer,neen . 76.
Ghy moet in't Lijden en in 't Sterven Chriſti In
gaan , en uyt fijnen Dood anders Gebooren worden : ghy moet een Lidt methem , en in
hem worden: ghy moet
den Ouden Adam ghedurigh Kruycigen , en hem doorn gaans aen het Kruyce Chriſti hangen : en , ghy moet een ghehoorſaam Kindt worden , ' t gene doorgaans luyftert wat den Vader ſeyt ; en , ' t ſelvighe doorgaans garen be geerende te doen. 77. In't Doen ,moet ghy In - gaan ; anders zijt ghy een a Text, Romp , ſonder Leven : ghy moet met God , goede farvel ofie Monſter, Wercken der Liefden , tegens uwen Naaften , Wercken,
Mommsden- u Gheloof ghedurigh oeffenen , en door-vgaans bereyt fichi. zijn tot de Stemme des Heeren ; wanneer dat hy u ghe biet van de oude Pels uyt_te_gaan, tot in't Reyne Kleet. 78. Siet! alis't_ſchoon dat ghy op deſen Wegli treet, ghy ſult dan
noch ſwackheyts ghenoegh, en te veel heb
NB . NB . ben , en aen u gevoelen; ghy fult noch veel te veel Quaats wercken . 79. Want , wy hebben in
onseenen booſen Gaft ter Her
273
Van het Gheeſtelijck Sien . Herbergh : het en ghelt
niet
alleenelijck Trooſten ;
maar , tegens den ſelvighen Kampen , en Strijden : hem gheſtadigh
Over - winnen en
Dooden ; hy is ſonder .
dat , doorgaans te Sterck , en wil het Gouvernement hebben . 80. Chriſtus heeft wel voor ons, en invons, den Dood Verbroken, en , de Bane ghemaackt: doch ,wat helpt het my , dat ick my daar mede Trooſte , en ſulckx Wete en Leere : maar , blijve in den Duyſteren Tooren verſlooten, aen de Ketenen des Duyvels gevangen leggen ? 81.
Ick moet in de ſelvighe Bane Invgaan , en in den
ſelvighen Wegh Wandelen ; ghelijck eenen Pelgerum , die uyt den Dood, in't Leven Wandelt.
HET
ACHTSTE
CAPITTE L.
Den Wegh van de Pelgrumagie, uyt den Dood in 't Leven . 1. Ieve Kinderen , laat ons doch met
maalkande
ren van Grondt des Harten ſpreecken : Ons recht Leven , a daar_mede dat wy God moeten Sien, mer a Ofte, 't welck . dat is ghelijck een ghedempt Vyer : ja , oock wel in me nigh , verſlooten ; ghelijck het Vyer in de Steenen : wy moeten't Op.vllaan ; door rechte Ernſtige In-keeringh tot God . 2. Befiet doch de Voorſorge Gods , hy heeft ons , in Chriſto, uyt het Water des Eeuwigen Levens Weder Ge
>
booren ,en hy heeft ons't ſelvige,in't Verbont des Doops tot eenen Sleutel,b tot een Uytterfte gelaten , dat wy daar. b. Text , mede ſouden Open
luyten , en dat wy ' t Vyer onſer But fejte, Sielen M m
274
Het achtſte Capittel', Den Wegh van de
Sielen daarmede fouden beſprengen ; opwdat 'tfelvige het Goddelijcke Vyer foude Aen , nemelijk worden,
1
3. En , hy heeft ons fijn Lichaam tot Spijſe ghegeven, en ſijn Bloer, tot Dranck : op
dat wy ons 't ſelvige ſou
den Aen,nemen , in fija Verbondt Treden , en onte Siele daar ...mede Spijſen : op.dat.wly Verquickt ſoude wor
1
den , en van den Dood Opuwaacken ; dat het Goddelijc ke Vyer, haar foude Aen ſteecken .
1
4. Lieve Kinderen , het moet Branden , en niet in de Steeven verſlooten blijven legghen : ofte ghelijck eene
a Texi, Moder . b Text, Zunder. c Text, Woder ,
I
* Wiecke ofte b Tintel, die daar garen wilde Glimmen ; en, vanweghen de nattigheyt des Duyvels, niet en kan . 5. Het Hiſtoriſch Geloof , is eene - Wiecke , die daar Glimt , ghelijck een Voncxken : het moet Aen - ghefteec ken worden : wy moeten 't ſelvighe, Materie gheven ; daar in dat het Voncxken ſich ontſteecke.
} 1 1
6. De șiele moet uyt het Vernuft deſer Werelt uyt . drioghen , tot
in't Leven Chriſti , in Chriſti Vleeſch
en
Bloet : ſoo ...doende, foo ontfanght ſy Materia tot haar Aed, fteecken ; het moet Ernſt zijn . 7. Want, de Hiſtorie , en bereyckt Chriſti Vleeſch en d Text, Bloet niet ; den Dood moet d Verbroken worden . Berſprenget. 8. Hoewel Chriſtus den ſelvighen Verbroken heeft, even , welmoetnu dan. -noch de Ernſtige Begeerte vol gen , willende't ſelvige garen doen ; en, doorvgaans daarv naar Arbeyden . 9. Ghelijck eenen Pelgerum ofte Bode, die eenen ver
e Text, Ziel. f Text, Ziel .
den periculoſen Wegh wil reyſen , die loopt doorgaans naar het • Perck ; hy is On, verdrietigh : alis't_ſchoon
! dat hem Wee gheſchiet : evenwel verhoopt hy het f Perck , en komt, doorgaans nader , al
daarhy fijnen
Loon , en Vermaack , in de Hope, is verwachtende; en , verheught ſich , dat fijnen ſuren Wandel , hebben .
een eynde ſal
10. Op
275
Pelgrumagie , uyt den Dood in ' t Leven . 10. Op foodanige
wijfe , moet den Menſch , die daar
tot God wil Wandelen , ſich op de Pelgerumsſtratebe geven : hy moet doorgaans meerder uythetAerdſche Vernuft, uyt des Vleeſches, uyt des Duyvels , en uyt den Wille des Werelts Uyt_wandelen . 11. Hem gheſchiet menighmaalWee , foo wanneer hy moet verlaten, ' t gene hy welkonde hebben ; en daar. mede in Tijdelijcke Eere konde ſweven.
12. Maar , by
al dien dat hy op den rechten Wegh
wil Wandelen , ſoo moet hy alleenelijck den Rock der Gerechtigheyt Aen_trecken , en , den Rock der Gierig heyt , en des Schijn Heyligen Levens Uytvtrecken. 13. Hy moet den Hongerighen ſijn Broot Breecken , en mededeelen , en, fijo Kleet tot Deckſel geven : hy en moet geenen Onder„ drucker der Elendighen zijn , om alleenelijck ſijnen eyghen , ſelfs Sack op
tejvullen :hy
en moet den Elendighen en den Eenvoudighen hemn fijn Sweet niet Afvperſen , en hem Wetten gheven ; alleene lijck tot fijne Hooveerdigheyt en Wel, luftigheyt. 14. Die ſulcx doet, dat en is gheen Chriſten : maar, hy Wandelt ор den Wegh deſes Werelts; ghelijck hem het
Geſternte, en , de Elementen , door des Duyvels
Inficee
ren en Liſt, drijft. IS. En , alvis't wſchoon dat hy het Gheloove weet , van Gods Barmhertigheyt, van de Genoeghdoeningh Chriſti ; dat en fal hem doch Niets helpen : want, alle die daar fegghen , Heere , Heere , en fallen niet in 't Rijcke der Hemelen Invgaan ; maar , die daar doeu den Wille mijnes Hemelſchen Vaders . 16. Des felfs Wille , is : Bemint uwen Naalten als u felfs : 't gene dat ghy wilt datumen u fal doen ; doet ghy dat oock 17. En, ſeght niet in u Harte, ick ſit in dit Ampt, en in deſe M m 2
276
Het achtſte Capittel,
Den Wegh van de
deſe Heerſchappye, met Recht, ick heb't gekocht of gew erft ; al 't gene my mijoe Onderdanen doen , 't felvighe zijn fy my ſchuldigh. 18.
Siet , en Onderſoeckt van , waar het ſelvighe
Recht fijnen Oorſprongh heeft ? of het van God alloo ſy Verordineert; dan , of het uytBedrogh , uyt eyghen Hooveerdigheyt, en uyt Gierigheyt is ontſtaan .
19. Byval dien dat ghy berindt dat het de Orde ningh Gods zy , ſoo Siet toe, en Wandelt daar in naar het
.
bevel der Liefden en Gerechtigheyt: ghedenckt dat ghy daar in eenen Dienaar , en niet een Heer, over de Kinde ren Chriſti zijt. 20. En , dat ghy niet alleenelijck daaren Sit , om haar Sweet aen u te Trecken : maar , dat ghy haren Richter en Harder zijt; dat ghy van u Amt Rekenſchap moet geven . 21. U zijn vijf Ponden ghegheven , ghymoet de ſel vighe uwen Heere met Woecker wederom geven : ghy moet uwe Onderdanen op den rechten Wegh voeren , gevende hen goede Exempelen , in Leeren en in 't Straf fen over de Booswachtighe. 22. Want , het ſal van u geveyſcht worden , by-valv dien dat ghy den God vlooſen niet en Straft , en, den Ver druckten en Beſchut. 23. Ghy en zijt daar - om niet alleen een Regent, dat ghy haar Heer ſoud zijn : niet ghy ; maar , God is haar Heer : ghy moet haren Richter zijo ; en , hen ſcheyden . 24. Niet alleenelijck om uwe Gierigheytuwille zijt ghy haar Richter : maar, om haar Ghewiſſen --wille , en om dat ghy den Eenvoudighen ſoud Leeren , Voeren en Wijſen : niet alleen met Afyperflingh ſijnes Sweets ; maar,met Sacht vmoedigheyt. 25. Ghy hebt eenen ſwaren Laſt opu ; ghy moet daar Ernſtighe Reeckepſchap van geven .
26. Soon
1
Pelgrumagie , uyt den Dood in 't Leven .
277
26. Soo wanneer den Elendighen , in ſijoie Verdruc- NB. Ghy Overigheyt; kingh , over u Sucht , ſoo Klaaght hy u aen, voor uwen , en , Keyfers,Ke. voor fijnen Heere : ghy ſult , en moet daar , met., hem ningen , vor voor 't Gherichte ſtaan : want , het Oordeel gaat over de Gra sten,Princen ven ; en ; Siele ; daar en helpt geene Huychelerye . alle Amt
27.
Al 't gene dat met Tranen , in rechte Ernſt, wort beſuters.
gheſaayt, 't ſelvighe wort tot Subſtantie; en , het behoort voor het Oordeel Gods : ' t enzy v dan dat den Menſch Om ,keere , en ſich teghens den Verdruckten met Welv dadigheyt Verſoene, dat den ſelvigen hem Segene ; ſoov doende, verbreeckt de Subſtantie. 28.
Over
ſulckx , ghy Overſten , foo hebt ghy eenen
ſwaren Laft : ghy mooght op uwen Stand , wel acht heb ben , van waarden ſelvigen Oorſprongh heeft : daar ſal na de « Wortel gheſocht worden ; een yeder ſal van ſijnen a ofte, Oon: Spronch. Stand , Reeckenſchap geven . 29. Maar , ſiet, toe , dat ghy daar, mede viet in het Helſche Vyer en 6 Rijdt ; ghelijck den Grimmigen Day- b Ofte,heer vel doet : en ,
dat ghy des ſelfs Dienaar niet en wort be- Shet.
vonden : ghelijck ons den Gheeft der Wonderen toont ; hoe
dat
ghy des Eeuwighen Toorens, en
des Grimsc Dark, den den Eeui wighen Too . 30. En , ſeght niet in u Harre, Mijne Ouders en Voorren, zijn de :
vervullinghs zijt gheworden .
-
Vaderen hebben alſoo d ghewandelt : ick heb’t gheverfr: Tyrannen som doch , foo en weet ghy viet , in wat voor eene Herberghe gheworden . d of, ghe dat ſy zijn ingegaan . regeert, 31. Wilt ghy een Chriſten , en een Kint Gods zijn , foo en moet ghy op den Wegh der Voorgaande niet Sien , ghereden ; maar , ope Geregeert, hoe ſy in Welvluſtigheyt hebben , Gods Woord : 't ſelvige moet het Licht uwer Voeten zijn. gheheerſchet ofte ghermain 32. Want , veele, die qualijck hebben ghewandelt, die dello zijn in den Afvgront ghevaren : die ſult ghy oock naw varen; bywal, dien dat ghy in hare Voet , ftappen wandelt. M m 3 33. En ,
278
Het achtſte Capittel, Den Wegh van de
En , laat u van den Duyvel, den Schoonſchijnen den Wegh vu viet Voorſchilderen: fijne Veruwe blincke 33.
a Ofte, in's van uytwendigh ; en, fy is , in der « Éllents, vergif. 34. Ach ! hoe hebben wy doch door deſe Wereld ſoo Wefen . NB . Socia eenen ſeer ghevaarlijcken Wegh te Wandelen ; en , het njanen , Gly, dieleert , dat waar te wenſchen dat daar gheen Eeuwigh Leven in den fer
de Tom God
looſen en waar ; ſoo en behoefde hy.gheene Eeu
len Verrije wighe Quaal te lijden , en in Eeuwighe ſpot te zijn . 35. Ghelijck ſy in dit Leven , Vyanden der Kinderen Gods zijn, alloo blijven ſy oock Eeuwige Vyanden Gods; en, fijne Kinderen . 1:36. Daar.jom moeten deKinderen Gods, het Kruyce op hen nemen , en al., hier in 't Badt der Diſtelen en Doornen:Sweeten ; en , in Anghſt , Nieu Gebooren wor den: ſy moeten eenen Smallen Wegh Wandelen : al daar het Vernuft doorgaans ſeyt .; Ghy zijt Dwaas : ghy kon de in Vreughde Leven'; eii, evenwel Saligh worden. 37. O ! hoe ſlaat hetluyt- wendighe Vernuft menighw maal op het Edele Beelt , 'rghene uyt het Badt des Doo rens , uyt de Droefheyt uyt-- waft : hoemenighen Tack wort van den Perrel, Boom afygeſcheurt door Twijffel en On_geloof ; 't geneden Valſchen Wegh in voert . ighen Sucht naar Tijdelijcke • Nee b Ofte, ki 38. Den Elend ringh , en hy Vloecke den Onder drucker die hem fijn Onderen houdingh. Sweet af perſt ;en ,hem dunckt,dathy daar wel aen doet: maar , daar. aen verderft hy ſichvſelfs ; hy handelt even c Ofte; Verdrucker. NB . Ghy , Verdrackie d Text , Ziel; ofte, beroep.
100 Godloos als ſijnen . Drijver. , 1. 39. Dat hy ghedult in ſich ſelfs namn , en bedocht, dat hy op de boofe Straten der Pelgrumagie Wandelde , en ftelde fijne Hoope in ſijo . Perck , en dochte dat hy alſoo in den Wijo. bergh Chriſti,in Kruys, Elende en Verdruc kingh , Arbeyde ; 0 ! hoe Saligh foude hy doen.. 40. Hy fonde voorwaar oorſaack hebben , om een ander
279
Pelgrumagie , uyt den Dood in ' t Leven .
ander en beter Leven te ſoecken , na de maal dat hy alw hier in Anghſt en Elende moet ſweven; by
al dien dat hy
t ſelvige maar recht en verſtont, hoe dathet God ſo goet met hem meent: dat hy hem daar , door alſo lockt en ſoekt;
t
1
opdat , hy in 't Aerdſche Leven niet en ſoude « Bouwen , a Ofie,Ver trouten . 41. Terwijl hy fiet , dat het niet anders dan in een
) Jammerdal en in Verdruckinghe zy, en fijne Dagen al.. hier in eenen harden Dwangh , in Élende , en enckele moeyten moet verteeren : foo ſoude hy dencken , dat God ' t ſelvighe niet te vergeefs alſoo
liet gaan : maar , dat hy
hem alſoo als oorſaack is gevende, om eene rechte Ruſte te foecken , die in defe Wereldt niet en is . 42. Daar - toe ſoo moet hy alle uren den Dood ver wachten ; en , fijnb Werck aen eenen anderen laten.
Wat b Ofte, fijn Doen ,
is’tdan dat een Menſch fijne Hoope in defe Wereld Bout, in de welcke dat hy maar een Gaft en een Wandel man en is ; die daar door de Straten van fijne ? Conſtellatie moet c Sebicking, Regeeringh , Wandelen ? of, , 43. By._al , dien dat hy de in--wendighe · Conſtellatie en Wercking. aen „ nam : 01 hoe Saligh foude hy in 't Werck Gods
Arbeyden ; en , dat hy het uyt- wendighe liet gaan , ghe lijck het konde zijn . 44.
Eenen Menſchein deſe Werelt , die daar gedenckt
het Rijcke Gods te Beſitten , en heeft gheenen beteren 11
1:
:
Wegh , en hy en kan niet beter
gheholpen worden , dan d Ofte, ghe raden , dathy ghedurigh dencke, en ſich voorneme, dat hy in
den Wijnbergh Gods mach zijn , met al fijo Doen en Weſen ; en , dat hy ſulckx Gode doet.
at
45.
Sijn Ghemoet moet in ghedurige Hope tot God
21
gherecht zijn , dat hy fijnen Loon voor fijnen Arbeyt, van
0
God ſal bekomen , en dat hy in de Wonder Arbeyde; daar om
daden Gods
ſoomoet hy in ſijden Arbeyt, die hy
doet, vlytigh zijn. 20
ier
46.
Al
280
Het achtſte Capittel,
46.
Al waar't „ ſchoon dat hy fijnen Dryver , ſonder
Loon, menigh , maalin moeyten moet Dienen, dat hy dan maar en dencke , dat hy Gode Arbeyde, en 't ſelvighe ſchuldigh is ; op hoope dat God, te fijnder , tijd ,hem nen Loon wel ſal geven .
NB . NB,
47.
fij
Want , de Heer des Wijnberghs en betaalt fijne
Ar
Arbeyders niet volkomelijck aen den Dage : maar, aen
den Wijn
den Avont ; ſoo..wanneer het Dagh.werck ghedaan is :
Ghy
bergls Gods. als wy te Huys gaan tot onfen Heere , uyt dit Taber naackelvdal, alsdan ontfanght een yeder ſijạen Loon . 48. Die als..dan in eenen langen Tijd veel heeftGear NB . Glory er beyders.
beyt, die heeft veel Loon te verwachten . 49. Maar , die niet andersdan eenen Klapper , Knor rer , Luyert, en eenen booſen Arbeyder in on - ghedult ſaamlieyt en zy gheweeft , die heeft weynigh Verdient ; hy ſal van fijnen Heere noch wel Straffe hebben te ver wachten : want,
hy heeft andere Arbeyders maar ver
voert , en hy is eenen on.nutten Arbeyder gheweeſt , hy heeft enckele Valſche Wercken ghemaackt , om fijns Loonsw-wille fijnen Heere te bedriegen ; den ſoodanigen ontfanght billigh Straffe, voor Loon.
a De derde Noodingh .
* DE
DERDE
CITATI E.
De Poorte in 't Centrum van de Natuur. So. Et Vernuft ſpreeckt: Waarom laat het God alſoo
H niet
gaan , dat al hier een enckele moeytenis , daar
toe
anders dan in Dwangh en Drangh ; dat doorgaans
den eenen den anderen Plaaght en Verdruckt: en , alw is'tvſchoon dat daar menigh is , die veel heeft, en Niets en ontbreeckt , evenwel en heeft hy geene Ruſte , hy tracht
De Poorte in ' t Centrum van de Natuur.
1
tracht maar naar Verdrucken en t'On
281
.
ruſten ; en , fijn
Harte en is nimmermeer Stil . 51. Siet, ghy verſlooten Verſtant , alſoo is den Gront
!
des Werelts : den Oorſprongh des Levens is oock ſoo danigh ; die en kan in defe Werelt niet anders zijn . 52. ' t Enzy dan dat een Menſch , Nieu -Gebooren
1
wordt , die is (in den Nieuwen Menſclı} anders : en , deſe * genegentheyt hanght hem , in den Ouden Menſch , doch : Text, Erib . doorgaans aen : 't ſelvighe is den Strijdt van den Geeſt teghens het Vleeſch ,
al waar het Vleeſch teghens den
Glieelt b Begeert ; en , den Gheeft teghenshet Vleeſch. b Text, 53. Nu ſoo ſeythet Vernuft : Vanjwaar ontſtaat dan luftert . fulcx. 54. Siet , in't " Centrum Naturæ is een ſoodanigh We ofte in den , ſep ; bedenckt u maar . Grondt rens : 55. Den Eeuwighen Wille die ghenaamtis , God , die de Natuur . is Vry ! want , hy en heeft io , ſich njets anders dan hét Lichtder Majefteyt; en , hy woont in 't Eeuwige Niets : d ofte, daarom en kan hem oock Niets od roeren .
56. Maar , fiju
Begeeren ' t ghene't Centrum Naturæ Bewegen,
maacko , 't ſelvighe heeft alleenelijck eene foodanighe Eyghenſchap : want, al daar is de Wrangheyt (zijnde de eerſte Geſtalte der Natuur) die Treckt doorgaans aen fich , en Necmt, daar Niets en is , daar fy Niets en heeft gemaackt, daar Neemt fy ; en , raapt het te ſamen. 57. Sy en mach't doch Niets Eren, het en is haar oock niet nur : fy maackt alfoo fich , ſelfs daar. mede Anghft, Quellingh en den Menſch .
Ou „ ruſt ; ghelijck oock de Gierigheyt in
58. De tweede Gheftalte is des felfs ' Treckingh ofte • Prickel , 't ſelvighe is des felfs Knecht , die daar te ſa- T e ext, men raapt , tgene het Begeeren wil : den ſelvighen is den Stachei. Arbeyder , die beduydt den onderſten Menich ; die is Nn Boos ,
282
Het achtſte Capittel, !,!
Boos ; Toornigh , Woedende , Steeckt en Tobt in de Wrangheyt. 59. Sulcx kan de Wrangheyt van den Knecht niet ge dooghen , Treckt hem maarheftigher : alſoo wordt den Knecht noch Booſer en Dolder ; en , Beſtormt den Heere ſijn Huys. 69. Daarover wil den Heere den Knecht Binden en
a Ofte, Door,
Houden ; en , den Knecht ſcheurt « met Boolheyt we derwom uyt. 01. Aep geſien dat ſijuen Heere ( zijnde de Wrangh heyt ) hem dan niet en kan Over„ weldigher , fooglie
raacken fy mer- maalkanderen in eene groote Anghſt , Waar van
1
Vyandtſchap, en Weder --waardigheyt, vanghen aen een Krijgh en Strijdt ont . Drayend Radt te maacken , maalkanderen te Verwor Maat. ghen, te Moorden , en te Dooden . 62. 't Selvighe is de derde Gheſtalte van de Natuur : daar „ van ontſtaat ,
Krijgh , Strijdt , Verbreecken van
Lande en Steden , Nijdt en Anghftelijcke Bootheyt , al., daar den eenen den anderen doorgaans wil Dood heb ben , wil alles Verſlinden en infich Trecken ; hy wil't Alles hebben : en , het en is hem doch alleen niets Nut; maar, Schadelijck. 63. Hy doet ghelijck den Grim der Natuur doet,den
felvighen Verſlindt fich oock alfoo ib , fichufélfs , Ver teert en Verbreeckt ſich ; Baart ſich doch oock alſoo. 64. Daar van komt alle het Booſe, de Duyvel met alle het Booſe Weſen komt daarw.van , alſoo heeft het fijnen Oorſprough : ghelijck de Natuur in 't Centrum doet ; verſtaat, buyten het Licht.
65. Alſoo doer de Duyvel oock , den welcken her Licht niet en heeft , alsmede den Booſen Menſch en 't Gediert,oock Kruyten Gras ; en , alles, 't gene Vyan dighiş.
66. Want,
De Poorte in't Centrum 66.
van de Natuur .
283
Want, het is het Radt des Vergifs, daar het Leven
van ontſtaat , 't ſelvighe draayt ſich alſoo in
groote
Anghſt , in Steecken , Woeden , en Breecken , totdat het eenen anderen Wille Schept, om van de Anghſt uytv te_gaan : het Verſinckt ſich in den Dood ; en , 't geeft ſich Vry tot in de Vryheyt . 67. Alfoo Verbreeckt het Steecken en het Breecken
in den Dood , en valt in de Vryheyt van den eerſten Wille : die de Anghſt des DoodsAen , ſteeckt, metde Stille Vryheyt , daar de Anghſt van Verſchrickt, den Dood Verbreeckt , en van de Anghſt Uyt , vaart ; ghe hijekeen Leven der Vreughden. : 68. Alſoo gaat het oock metden Menſch : foo wan neer hy in Anghſt en Vyandtſchap is , dat den Prickel des
1
Doods en des Toorens in hem Woedet , dat hy daar door Anghftelijck , Gierigh , Nijdigh , Toornigh , en Výandighis. : 09. Soo en moet hy in 't Booſe Weſen niet blijven ; anders is hy in de Geſtalte desDoods, des Toorens, der Grimmnigheyt, en des Helſchen Vyers :by_al_dien dat den Quaal des Waters, met Vleeſch en Bloet, in hem niet en waar , ſoo ſoude hy alſoo terſtont eenen Aeo. geſteec ken Duyvel zijn ; en , nietsvanders. 70. Maar, hy moet ſich bedencken, en begeeren, in fij ne Booſe Anghſt , eenen anderen Wille te Scheppen , om van de Gierige Boolheyt uyt_te - gaan tot in de Vryheyt Gods; alu-waar doorgaans Rufte en Vrede genoegh is. 71. Hy moet alleenelijck in den Dood en in de Ghe
dultſaamheyt Inſincken ,fich gewilligh in het Anghſtir Radt overgheven , en Scheppen eenen Dorft naar de Verquickingh Gods ;welck de Vryheyt is: foodoende , Yerlinckt hy door den Anghſtelijeken Dood ; en , valt in de Vryheyt .
NO
2
72. Soor
1
Het achtſte Capittel ,
284 72.
Soówwanneer fijne
Anghft de Vryheydt
dan
Smaackt , dat de ſelvighe eene loodanighe Stille Lieffe lijcke Quaal is , ſoo Verſchrickr de Anghit. Quaal : en, in den Schrick , ſoo Verbreeckt den Vyandighen Wrangen Dood :
want , het is eenen Schrick van -ſeer groote
Vreughde , en een Aen Levens .
1 De Rancke aen
73.
teeckingh des Goddelijcken
Alſoo wordt den • Perrel. Tack Ghebooren , en
den Wijny die ſtaat nu in zidderen der Vreughden ; doch , iu ſeer fock Christie groot Gevaar : want,den Dood , en den Anghft , Quaal,is 3 des ſelfs Wortel . 74. En , is daarvmede omvanghen : ghelijck eene fchoone Groene Spruyte , die uyt eenen Stinckenden Miftuhoop Waft, uyt des Stancks Quaal, en bekomt een ander Efents , Welen , Reuck , en Quaal , dan des ſelfs Moeder heeft; uyt de welcke fy Gebooren wordt . 75. Ghelijck dan oock de Quaal in de Natuur fooda .
pighe Eyghenſchap heeft , dat uyt her Booſe ( dat is , uyt de Anghſt )het Groote Leven wordt Gebooren . 76. En, ghelijck wy vorder verſtaan , hoe
dat de Na.
tuur ſich in den Schrick in twee Rijcken ſcheydt, de eer fte, in ' t Rijck der Vreughden , de tweede, in een Verſinc ken des Doods, in eene Duyſternis ;
alſoo oock den
wanneer den Lelyen , Tack alfoo tot het Rijcke der Vreughden Gebooren wordt , foo ſcheyt ſich Menſch : foo
fijne Natuur in twee Willen . b In de 27. Den eenen ,gaat op , b in der Lelyen , en Waft in Nieuwe We der v Ghe het Rijcke Gods : den anderen, Verfinckt in den Duyfte boorte . ren Dood, en hem ' verlanght na de Aerde , na ſijne Moes c Text, d den ſelvighen Strijdt doorgaans teghens de Le® der, Sálnet. d verftaar ,lye ; en , de Lelye vlucht voor de Rouwigheyt. den anderen 28. Gelijck eene Spruyte uyt der Aerden Waſt, en de Wille, Elents voor de Aerde vlucht , en van de Sonne op wordt getroc
De Poorte in ' t Centrum van de Natuur.
285
getrocken, tot dat het eenen Halm en Boom wordt: alfoo Treckt de Goddelijcke Sonne de Lelye des Menſchen ( zijnde
den
Nieuwen Menſch ) doorvgaans
in hare
Kracht, van de Booſe Ellents uyt ; en , Teelt eyndelijck
1
daarvuyt, eenen Boom in't Rijcke Gods. 79 . Als dan laat ſy den Ouden Booſen Boom (ofte de Schorſe , daar den Nieuwen onder Wies ) daar heen vallen , in de Aerde , in ſijneMoeder , na de welcke hy : a Text, ſich doorgaans « neyght , en uyt de Aerde weder.com Sáhnet. in't Centrum Naturæ , aen 't eynde van den
Dagh der,
Scheydingh ; daar Alles wederom in ſijnen
6. Æther b ofej :) Behouder,
moet gaan . 80. Inſghelijcks gaat de Lelye oock in haren Ætber ; te weten , in den Vryen Wille , tot in het Licht der Mas jefteyt. 86. Verſtaat vorder :
Spo, wanneer in den Schrick
der Natuur alſoo twee Rijcken ſich ſcheyden , foo is den Schrick , aen
hem
, ſelfs, eenen Blixem
en eene
Oorſaack des Vyers ; te weten , de Aen -ſteeckingh des Levens .
82. Soo fcheyt ſich de
Prima Materia ( te weten , de
eerſte Materia , die de Wrangheytmet haar Aenţrec ken maackte , daar de Vyandtſchap in ontſtondt) in twee, Deelen : het eene , onder ſich , in den Dood : dat is , het Eſſentialiſche Leven met de Weſentheyt van deſe We relt ; ghelijck daar is, de Aerde, en , de Steenep, 83. Her andere Deel , ſcheydt fich uyt den Schrick des Vyers , in her Licht der Vryheyt: want , den Schrick des Vyers, ſteeckt de Vryheyt aen ; ſoo dat ſy oock Be geerende wordt : de ſelvighe Treckt nu, in haar Begee ren , het Rijcke der Vreughden infich ( te weten , het Şachte Wel doen ) en maackt het oock tot Materia, 84.
't Selvighe is
nu
het Hemelſche Goddelijcke NO 3 We
!
286
a Ofte, Lichame. lejekheyt.
Het aöbtſte Capittel,
5.100
21
« Wefentheyt : die Treckthet Vyer weder, om in- fich, en Verſlindt die in ſijn Verſchricken ; ' t welck den Quaal des Vyers is : al. daar Verteert de Quaal, de Sachte We. fentheyt , en voert ſich in de Hooghſte Vreughde ; dat ala ſoo uyt Anghft , Liefde , en uyt Vyer , een Lieve. Brana iiiiii den wordt. , 777 . -85 . En , geeft uyt het Branden , den Vreughden Rijca? ken Cheeft des 'Leuwighen Levens : die ghenaamt is,
day
den Gheeft Gods , die in den Eerſten Wille ( die Vader is
b Verlaat, gehaamt) Oorſprongh neemt; want; ' hy is het Begeeren den Gefte der Natuur : en is in'her Vyer', eenen Vyer . Quaal-, en in de Anghft des Doods , eenen Prickel des Doods, der Grimmigheyt en Vyandtſchap , in het Weſen der Na tuur ; te weten , in't Centrum : 86 , En , in't Licht is hy het Goddelijcke Rijck der Vreughden , den genen die in de Goddelijcke Weſent. heydi ( als io de Wijſheydt', dat zijn de Veruwen der
c ofte, Ontſluyt.
Deughden) de Edelé Tinatuur. Opent; die den Glanſch van de Hemelſche Wefentheyt is . 87. En , veroorſaackt in de Weſentheyt, het Element van de EngelſcheWerelt ;uyt welck Element , dele We. relt eerie Vyt.Gheboorte is :doch fy is in den Tooren, van den Duyvel Aen
geſteecken , die eene Oorſaack is ,
dat 'den Grim der Natuur fich Ontſteecken heeft : daaru door dat in de Weſentheyt , Aerdé en Steenen zijn ghe worden ; ghelijck ,men voor oogen fiet. 88; Welck den Machtighſten Quaal in 't Verbum Fiat, in een principium , heeft geſcheyden ; ghelijck in't Boeck van't Drie
De werde Gheftalte.
voudigh Leven is verklaart geworden.
89. Verftaat alſoo den Vyer , Blixem , voor de vierde Geſtalte der Natuur. 90. En, de Lieve. Geboort, het Rijck der Vreughde, voor de vijfde Gheſtalte .' 91. En ,
De Poorte in ' t Centrum van de Natuur.
287
91. En , het; a.Io, nemen van de Weſentheyt, uyt de , Text, Einrching Sachtwmdedigheyt, in den Quaaldes Vyers, al daar het gen. Vyer het Rijcke der Vreughde oock bereyckt ( te weten , den 6. Klanck van deOpenbaringh der Veruwen , Won- b Text, Schau . deren en Deughden ,, daar de vijf Sinnen , als Sien , Hao ren , Ruycken , Smaaċken en Voelen van ontſtaan ), yoor de ſefte Gheftalte der Natuur.fra 92. En , de Wefentheydt des Lichts, in’twelck het
Goddelijcke Element is begrepen, daar het Groenen ,ofte het Paradijs uyt ontſtaat, voor de fevende Gheſtalte ; als ; wederom voor de Moeder van alle deGheſtalten , die
.
aen alle Geſtalten , Weſen, Kracht, en Sacht, moedigheyt geeft ; dat daar alſoo een Eeuwigh Leven , en Vermaack des Levens zy. 93. Want, de ſevende Geſtalte , houdt in , ſich
ſelfs
begrepen, de Engelſche Wereldt , als mede het Paradijs ofte het rechte Rijcke der Hemelen , daar in dat het Weſen der Godheydt Openbaar is , en alles ſoo wat den Lichte Wereldt beſluyt ; ghelijck wy ſulckx aen andere plaatſen hebben uyt vgevoert.
r . ,
HÉT :NEGEN DÉCAPITTEL .. 7 ) ro
Meerder Omſtandigheyt, van defe derde Citatie ,. Hoogb te betrachten .
Ver. ſulckx ghy Menſchen Kinderen,zijt al.,hier Siende ; en , niet Blint : merckt doch't ghene u is
gheopenbaart: het en gheſchiet niet te vergeefs ; c Ofte,het • daar is wat Achter : en, zijt piet Slapende ; het is tijd : heefé fijne beliet doch ,wat het Weſen aller Weſen zy ? Waarvom . 2. Deſe
288 .
Het negende Capittel, **
. 1!
2. Deſe Wereldt is van het Eeuwige Uyt - gebooren :
a Dena Centrum Nature, is van Eeuwigheyt, alytijds ghe het Gront van deweeft ; doch , niet Openbaar. Natuur . 3 : Met deſe Werelde , en door des Duyvels b Grim, b Geftreng beye, Tooren ,foo is het in 't Weſen ghekomen ; verftaat doch wat de So Merce.Booſ- " Duyvelzy 30 NB . De 4. Hy is eenen Gheeft fijnder Legioenen , uýt het cen Duelis in Godde. trum Nature : doen hy in Goddelijcker Weſentheydt lijcke We wiert Gheſchapen. fentheyt Geól S. Hy dan nuch foude in't Vyer geprobeert worden , Schapen . cofte,moft en fijne Imaginatie in de Liefde ſetten : foo ſetten hy de NB. De ſelvighe iv`t Centrum van de Grimmigheyt , te rugge , in Oorſaack de vierde Geſtalte der Anghft , en wilde in't Vyer ; over van Lucifers Val. de Sachț „ moedigheyt Gods Heerſchen , als eenen Vyant ivan ' t Rijck der Vreughden : en , hy verachte de Lief de ; door, dien dat hy fach , dat het Vyer , Sterckte en · Macht gaf.
6. Daar om wiert hy uyt let Vyer Gods , tot in de Anghſt der Duyſternis gheſtoten , in 't Centrum van de
NB. NB:
vierde Gheſtalte : hy en heeft van ' t Vyer niet
anders
dan den ſchrickelijcken Blixem ; ' t ſelvighe isſijn recht Leven . 70. Maar , den Wille Gods , die ſich anders in Engelen d Text , en in Menſchen , naar het Levend verlanghe , die het Le Sähnet. met de Vryheyt ( als door de Sachen c Ofte, door. ven te hulpe komt hem verlaten ; alſoo en vermach heeft yt) die moedighe
hy het Licht, in der Eeuwigheyt, niet te bereycken.
1 8. Hy en kan
cock gheene Imaginatie ,
daar naar
{ Ofte, * Scheppen ? 'wanț, den Wille, Geelt Gods,die 3 vloeyt nemen . hem in de Anghft.,kamer , in de eerſte vier Geſtalten der & Text, Duciet . Natuur ; " de vijfde en kan hy niet bereycken. h Zijnde, -9. Ev , al.vis't dat hy wel alle Gheſtalten heeft, foo is Liefde,Nei
het doch alles Vyandigh , en Weder - Waardigh : want, derigheye, Tucht , 66, den
Meerder Om -fandigheyt, van deſe derde Citatie .
289
den Heyligen Geeft heeft hem verlaten ; en, den Tooren ofte den Quaalder Grimmigheyt, is nu in hem . a Ofte, die Alles is , die heeft ſijuen Grim ( ofte het Fonteynee 10. God , Centrum des Oorſpronghs) in hem gheopent , dat den b felvigen oock Creatuurlück is ; want,het heeft fich oock bden Verfitat Grim ., C verlanght d te Openbaren. c Text, 11. En , doen God ſich eenmaal tot de Scheppingh Gefehnee.
1 der Engelen Beweeght heeft , doen is Alles Openbaar Openbaarte gheworden , ſoowwat van Eeuwigheyt in de wonderen zijn. der Wijſheyt , in't Centrum , Verborgen hadde gheftaan ; beyde in Liefde en in Tooren. 12. Terwijl nu dat wy dan ſulckx weten wat wy zijn , en dat God ons ' t ſelvighe laat verkondigen , loo mogen wy nu toe , fien , en wat Goets uyt ons Baren ; want , wy
7 hebben in
ons, het Centrum van de Eeuwighe Naturæ .
Maacken wy eenen Engel uyt ons; ſoo zijn wy ' t ſelvighe. 14. Maacken wy eenen Duyvel uyt ons ; ſoo zijn wy 13.
't ſelvighe oock .
15. Wy zijn al hier in het Maacken ; in de Schep pingh : wy ſtaan in den Acker : den Wille Gods in der Liefden, die ſtaat ! tegens ons , in't Centrum des Levens . e Ofte, voor 16. God is Menſch geworden ;en, begeert ons te heb- ons. ben : daar , toe ſoo wil ons fijnen Tooren in ' t Rijck van de Grimmigheyt oock hebben : de Duyvel wil ons oock in fijn gheſelſchap hebben ; en, de Engelen Gods oock in de hare, ſoo ...waar wy nu heen ,wenden ;daar gaan wy in . 17. Stellen wy onſe Imaginatie in het Licht Gods , en NB . NB , dat wy met Ernſt heen ingaan ,foo komen wy Binnen
en , wy worden noch met Ernſt , Binuen ghetogen . 18. Willen wy dan oock onſen Wille in de Heerlijck . heyt van deſe Wereldt ſtellen , en het Eeuwighe verlaten, ofte,te foo hebben wy oock Šte verhoopen, dat wy met den verpachten O o Grim
290
Het negende Capittel,
Grim van deſe Wereldt , in 't eerſte Myſterium , ſullen moeten Invgaan . 19. Bywal dien dat wy als„ dan gheene Goddelijcke Imaginatie ( dat is, Gheloove) in ons en hebben , foo ſal de Goddelijcke Liefde ons verlaten ; en, ons niet in laten in hare Deure. a Text,
20. Voorwaar , a byvaly dien dat God niet door en
Beremprongeft nicht Gott breeckt , foo komen wy in Noot : brenght ghy den Geeſt Gods niet mede , ſoo en bekomt ghy den ſelvighen nim iner
meer.
21. Daar -vom is 't goet, al hier, in dit Leven , uyt_te Waſſen : Chriſtus is onſen Acker gheworden : wy kon nen’t bereycken , ſonder gheheel Anghſtelijcke Noot : het en is maar daar breecken .
om
te doen , dat wy den Wille Ver
22. 't Selvighe doet Wee ; den Ouden Adam en wil Niet : daartoe foo en wil den Tooren oock Niet ; de Duyvel en wil oock Niet. 23. Sier Menſch , ghy zijt uwen Eyghen
ſelfs Vyant :
' t geen ghy voor Vrient houdt , 't felvighe is uwen Vyant: wilt ghy Saligh worden , en God sien , ſoo moet ghy den beften Vrient uwes Levens ( te weten , uwes uyt wendi ghen Levens ) erghſten Vyant worden . 24. Niet , dat ghy 't moet Verbreecken ; maar , uwen Wille : ghymoet doen't geen ghy niet en wilt: ghy moet ſelfs Vyant worden , ofte ghy en kont God niet u Eygen b Ofte, Sien, b Schouwen . 25. Want , den genen die ghy tegenswoordigh voor uwen Vrient houdt , die is uyt de Anghſt ,kamer uyt - ge c Ofte, Fonteyne,
gaan , en hy heeft noch het Anghſt leven infich : hy Quaal, en , de Sucht des Duyvels heeft des Toorens in ſich . 26. Gliy moet eenen Wille in God Scheppen , uytuwe Siele ,
+
Meerder om
ſtandigheyt, van deſe derde Citatie :
291
Siele , moet ghy eenen Wille Scheppen , en met den fel vigen uyt de Booſheyt, in God , In vgaan ; ſoo fult ghy in 't Vyer Gods in, gevoert worden. 27. Verſtaat : den WillemGeeft,die faluwe Siele Aen . ' ſteecken : als - -dan grijpt naar het Leven , en , naar den Geeft Chrifti, foo fult ghy den ſelvighen Ontfangen , die fal u Nieu Baren , met eenen Nieuwen Wille ; - die u fal a Ofte, die wwe Engen . blijven. domfal zijn.
28. Den ſelvighen is de Bloeme uwer Sielen , daar het Nieuwe Kint , in de Beeldenis Gods , in ſtaat ; aen den felvighen geeft God het Vleeſchen Bloet Chriſti, te ghe nieten . 29. En , niet aen den Adamiſchen Eſel; ghelijck Babel Wonderlijck 6 Droomt: als foude den Godvlooſen her b. Text , Fiumpert. NB , Wat Lichaam Chriſti deelachtigh worden ! O neen .
Den ſelvighen ontfanght de vier Elementen , en den Godwa daar, in , den Tooren Gods, om dat hy niet onderſcheyt, Aventur 30.
het Lichaam des Heeren , 't gene in den Hemel tegens. woordigh is , en van de Siele wort ghenoten ; die deu He- fanght. mel bereyckt. 31. Niet ghelijck een Teecken ; ghelijck de andere Phantaſie, « Droomt : niet Geelt , ſonder Weſen : maar, c Als bo het Weſen des Gheeſtes , met Goddelijcke d Wijſheydt KB. NB. į Omn
loten ,het Vleeſch Chriſti, 't geen de Lichte
We- d ofte, We
reldt aen alle Plaatſen vervolt, 't welck Menſch wiert , met
't ghene het Woord , e fenubert Ofte, ,om v ſich in Maria brachte: vangen .
32. Die felvighe Weſentheyt ( offy ſchoon, in Maria, in haar Vleeſch en Bloet, gheopent wiert , en Menſche lijcke Eſents in
ſich nam ) die was even welop de ſelvi
ghe Tijd ( terwijl Chriſtus in 't Lichaam Mariæ lagh ) in NB, NB, den Hemel, in de Elenienten, aen alle f Oorden . f ofte, 33. De ſelvighe Weſentheydt en voer niet over veel Plaatsen. Mijlen ergens van eene Plaats , in Maria : neen : maar , het Oo 2
292
Het negende Capittel, Meerder Om „ ſtandigheyt, & c.
het In..gheſloten Centrum , ' t gene Adam in den Tooren á Verſloten, Gods , in den Dood , had a Ghelloten ,'t ſelvige Sloot het Woord der Godheyt op , en voerde Goddelijcke We ofte teni Besloo ſentheyt in het Jongh vrouwelijcke Centrum ; 't welck in den Dood was Gheſloten . 34. Het gheſchiede in't Lichaam
Maria , in 't Teec ,
ken desVerbonds; niet af.uweſende , oock niet Inuva rende : maar, Op. lluytende ,Inbarende; en, in deſe We reldt, Uytbarende. 35. God en Menſch , een Perſoon : Hemelſche , en in den Dood Ingeſlote, Weſentheyt , en Jongh , vrouſchap : eene Eenighe Weſentheyt, eene Eenighe Menſcheyt; in den Hemel, en in defe Wereldt . 36. Sulckx moeten wy oock zijn : want , het Woord
b Text, Rege.
't gene Menſch wiert, is in de Siele b Beweeght geworden, en het ſtaat in't ghetal des Levens , in alle Sielen : het Trecke alle Sielen , en , den Tooren Treckt qock alle Sielen .
37. Soo gaat nu waarheen ghy wilt , ghy hebt nu het c Text, Centrum der Godheyt invu , in het Gheluyt- geven , en gm Schade und Siege. cges in het Bewegen ; en , oock het Centrum der Grimmigheyt: in ' t welck dat ghy gaat en verweckt, in 't ſelvighe ſtaat u Leven . 38. Doet't gheen u ghelieft, ghy zijt vry , en God laat u ſulckx weten : hy roeptu : komt ghy, ſoo wort ghy fijn Kint ; maar , gaat ghy in den Tooren , foo wort ghy oock d Aem d Op genomen . genomen ,
HE I
1
293 HET
Van't Even
THIEN DE
CAPITTE L.
beeltGods des Menſchen ; dat is , van de
Ghelijckheye Gods , en den Menſch .
I.
1
Oo.u langh als wy
in 't Aerdſche Lịchaam zijn ,
ſoo en konden wy onſe Weſentheyt des Nieuwen 5 Lichaams in deſe Werelt niet Sien ; den uyt.
wendighen Menſchen kendt de ſelvige niet : den Gheeft die uyt den Nieuwen Menſch Gebooren wordt en Uytv gaat, den ſelvighen kendt ſijn Lichaam . 2. Willen wy nu evenwel deſe Kenniſle hebben , en dat wy willen weten , of wy in de Nieuwe Geboorte zijn , fooen hebben wy geene betere Proeve, dan aen het Ghe lijckenis Gods : 't gheen wy verſtaan te zijn ; het Begee- NB: Gods Gelijckenis. ren, de Sinnen, en het Gemoet.
3. Deſe drie dinghen , a houden , in , des Geeſtes Cen- a Ofte, trum , daar , uyt dat den Stercken Wille Ghebooren Begrijpen, wordt , daar in dat de rechte Ware Ghelijckenis en het Beelt Gods , met Vleeſch en Bloet , ſtaat : 't welck den uyt---wendigen Menſch niet en kendt.
4. Want , 't ſelvighe Beelt en is niet in deſe Werelt; maar , het heeft een ander Principium ( te weten , in de Enghelſche Werelt ) en het ſtaat , in deſen Tijd des Lig haams, in't Myſterium , in de Verborgentheyt. s . Ghelijck het Goudt in de Steenen : alv daar het Ghelijekenis van den in Goudt eene andere Tinctuur, eene andere Eſſents, Glanſch Wendi ghen en en Schijn heeft : en , de Grofheyt des Steens en vermach den hylv 't ſelvige niet te begrijpen :het Goud en begrijpt de Grof-wendighen Menſche. heyt des Steens oock niet ; en , de Grof heyt (zijndehet Centrum der Anghſt) is doch eene Oorſaack des Goudts; want, de Grofheytis Moeder, en de Sonne is Vader . 6. Alfoo O o 3
294
Het thiende Capittel,
6. Alfoo is oock onfen Ouden Adam en Lichaam eene Oorſaack van't Nieu Lichaam ; want , hy is de Moeder :
. dyt de Qude Weſentheyt ontſtaat het Nieuwe Lichaam ; en , den Gheeft Gods in Chriſto is Vader : ghelijck de Sonne , des Goudts ; alſoo oock het Harte Gods van den Nieuwen Menſch .
7. Maar , nu ſoo en konnen wy den Nieuwen Menſch niet beter kennen , dan in het Centrum ; te weten , in't Begeeren , in de Sionen , en in ' t Gemoet. NB, NB . 8. Soow wanneer wy ons ſoodanigh bevinden , dat on Hoen mer Begeerte ganſchelijck tot God , en na God , ſtaat , dat le of kan weten den Edelen onſe Sinnen doorvgaans in den Wille Gods loopen , en Lelyenes Tack ( zijnde dat het Gemoetganſchelijck in Gehoorſaamheyt, in den bet Lidhaam Wille Gods ſich overwgheeft, dat de Imaginatie alſoo van de Beel van de Kracht Gods Suyght, ſoo mogen wy ſeeckerlijck in ons Gle. weten , dat het Edele Lelyen , Tacxken Ghebooren is ', Looren is. dat de Beeldeniffe Gods , in't Weſen is ; dat God in de Gelijckheyt, Menſch is gheworden ,
NB, Waar. 9. Nu , ſoo is ſeer hoogh noodigh , dit Edele Beelt [ drouwingli, te bewaren , dat men den Ouden Adam , met fijne Lu ften , geen ruymte en late : maar , dat men hem doorn
gaans Doode ; op
dat den Nieuwen Menſch , Wafſche,
en Groot , oock met de Wonderen der Wijſheyt ver çiert, worde. 10. Maar , nu foo vraaght het Vernuft , hoe is dan Gods Gelijckenis ? 11. Siet, God is een Gheeſt , en het Ghemoet met de Sinnen , en , de Begeerte, is oock Gheeft; hoe is dan Gods Gelijckheyt ? Het Gemoer , is het Radtder Natuur : de Begeerte , is het Centrum ; zijode het eerſte Weſen tot de
a Ofte. , de Natuur : de Simen , zijn de a Eſentien. Tacken 12. Want , uyt de Éſſentien gaan de Sinnen , fy zijn en bere po Stachel.
hebben haren Oorſprongh uyt den 6 Prickel der Begeer
lijck
1
Van 't Even
beelt Gods , des Menſchen,
295
lijckheyt ; te weten , uyt de « Wrangheyt: want , fy zijn a Texe, Herbigteit. ng de ti Bitterheyt , en fy loopen doorgaans in 't Ghemoet a d is , in 't Radtdes Anghſtes) en ſoecken Ruſte ; offy de Vryheyt Gods mochten bekomen. 13. Het zijn de Sinnen , die in 't Radt desAnghſtes (dat is , in't Gemoet) het Vyer Opllaan , en hen in de ont iteeckingh , in den Schrick , willigh , in den Dood bege
11
ven : en , Verlincken alſoo door den Quaal des Vyers , in de Vryheyt ; te weten , in Gods Arm : 1y gaan in de Vrya heyt uyt, ghelijck een Leven uyt den Dood .. 14. Sy zijn de Wortelen van't NieuweGheſmaack ; die in de Wijsheyt en Wonderen Gods in . dringhen : Ty brenghen de Begeerte uyt de Anghſt des Doods: ſy ver vullen hare Moeder ( zijnde het Gemoet ) en geven laar Kracht, van Gods Elents.
15.
Alſoo is het Ghemoet , het Radt , ofte de rechte De Woo
Kamer des Levens , als het eyghen Huys der Sielen : ningh,,der ’ t welck ſy ſelfs een gedeelte is , byval dien dat de We ſentheyt ( verſtaat de Weſentheytdes Tin £tuurs ) daar. toe zy ghereeckent ; te weten , het Vyer Leven .
i
16. Want, uyt het Vyer Leven ontſtaat het Gemoet ; NB. " Ge en , het Vyer- Leven woont in 't Gemoet : maar , het Ge- moetVerſta maacke het nt. moet is Edelder dan het Vyer : want , het is de Beweege
lijckheyt des Vyer . Levens ; het maackt het Verſtant. 17. De Sinnen zijn des Gemoets Knecht ; en , het ſijn de Subtijlſte Booden : die gaan in God ; en , weder vom
b Ofie, Boojheyt. 18. En, ſoo_waar_ſy hen Aen v ſteecken , 't zy in God NB , NB . ofte in Noodt ( dat is , in Valſcheyt ) 't ſelvige brenghen fy aen't Gemoet te Huys . uyt God , in 6 Noodt.
19. Der_halven moet her Edele Ghemoet menigh maal over de « Booſheyt heen Verſticken
in hare Anghſt ;
zijn , en , de ſelvighe Sonden cofie,. ſoo wanneer de Sinnen Valſche
1
Het thiende Capittel, 290 a Text, Eingeladen . Valſche Imaginatie in de Begheerte hebben • In noodight.
ghe.
20. Verſtaat alloo eyndelijck den Wegh : God is ſelfs Alles , en in Alles . 21. Maar , hy gaat van den Grim uyt , en vint de Lich te en Kracht Werelt , in ſichſelfs : hy maackt ſich felfs : dat alſoo den Grim met alle Gheftalten , maar eene Oorſaack des Levens , en ſich te vinden , zy .
ſelfs in groote Wonderen
22. Hy is den Grondt en On - grondt , de Vryheyt , en oock de Natuur in het Licht en in de Duyſternis. 23. En , den Menſch is't oock Alles ; ſoo hy ſich maar alſoo felfs Soeckt en Vindt, ghelijck God . 24. Gheheel ons Leeren en Schrijven , en is maar tot NB. NB. dien eynde, hoe wy ons ſelfs moeten Soecken , Maacken b verstaat, en eyndelijck Vinden,hoe wymoeten b Baren , opdatv Woord (Ba- wy een Gheeft met God zijn , en God in ons zy , en wy in ren ) onfe God , dat'den Lieve. Gheeft Gods in ons zy , het Willen uylv.Werc kingh, ofie en oock het Doen . Vruchten .
25. En , dat wy de Quaal der Anghſt ſouden ontloo pen : dat wy ons in de Ware Ghelijckenis in drie Werel den moghen Invvoeren ; daar eeneyedere in hare Orde ningh ſtaat: en , dat de Lichte Werelt in ons Heer zy ;
te weten , dat die het Regiment voere . NB . Hoe 26. Dat de Anghft , Werelt alſoo in de Lichte . We de Anghefte relt Verborghen blijve ; ghelijck oock in God : en , alfoo Wereit in niet anders en zy dan eene Oorſaack des Levens en der God is. Wonderen Gods. 27.
Anders ' , byvalidien dat wy de LichteWerelt
niet en bereycken , ſoo heeftde Anghft .,Werelt het Op perfte Regiment in..ons ; dan Leven wy, Eeuwighlijck ,in Vyandighe Quaal. :: 28 . Soojdanighen Strijdt duurt gheheel deſen Tijd des
Van 't
Even
297
beelt Gods , des Menſchen.
des Aerdſchen Levens : daarna gaat ſulcx in den Eeu. wighen a Æther , in Licht ofte in Duyſtervis ; daar. van a Behouder, ofre , Here en is gh :en Verloſſingh meer ; en , daarvoor is dat den bergh. Gheeft Gods ons waarſchout ; en , dat hy ons den rech
ten Wegh leerr , Amen . ' Beſluyt. 29 . Eet alſoo ,God lievende Leſer , dat den Menſch, Hoe't Ghe W
het Ware Gelijckenis Gods is,'twelck God hoogh Kan Yoelen.
bemindt, en fich , in dit Gelijekenis , Openbaart ; als in fijn Eygendom : God is in der Menſch het Middelíte. 30. Maar, hy Woont alleenelijck in
ſich
ſelfs : 't en ..
zy . dan dat den Gheeft des Menſchen , een Gheeft mer them worde : ſoo doeride , Openbaart hy ſich in de b NB.Ver Menfcheyt (te weten, in't Gemoet, in de Sinnen,en in de laat , met Begeerte) dat alſoo , het Gemoet, hemVoelt.ro 31. Anders is hy ons ih deſe Werelt veel te om te Sien : alleenelijck Sien hem
dos Subtül
de Sinnen , in den
Gheeſt ; verftaat , in den Gheeft des Willens:want , den Wille
ſchickt de Sinnen in God , en God geeft lichaeh Stiert. Senda , of,
de Sinnen in ; en wordt een Weſep , inet de Sinnen . !
;
32.
Als dan ſoo brengen de Sinyen, de KrachtGods, in den Wille : en , den Wille , neemc de ſelvighe mer } Vreughden aen ; doch , met zidderen . In ci 33. Want, hy kent fich on.lweerdigh ,doördien dat
T
11,7
hy uyt eene ruyghe Herberghe:komt ; vee weten 5 vyt het wanckelbare Gemoer ídaarnom neemt hy de Kraclip aen , in't Neder fincken voor God. 34. Alſoo wordt uyt fijnen Triumph , eene Sachts moedigheyt; ' t felvighe is het Ware Weſen Göds : en,
d Begrepen, Vat 't ſelvige Wefension , 1:35 . 't Selvighed Gevatte Weſens is in den Wille ,het ofte, Aen genomsen , P.P Hemel
Het thiende Capittel,
298
Hemelſche Lichaam : en , is ghenaamt, het Ware , en t Rechte Gheloove; 't welck den Wille in de Kracht Gods heeft ghenomen: 't ſelvighe Sinckt ſich in't Gemoet ; en, het Woont in het Vyer der Sielen. 36. Alſoo is het Beelt Gods dan geheel ; en , God Sier ofte Vindt ſich in een ſoodanighe Gelijckenis. 37. En , ghy en moet ganſch niet , van God , dencken, dat hy een vreemt Weſen zy : den God looſen is hy een vreemt Weſen want den Godloolen en begrijpt hem diet.
i
NB. Hoe la 38. God is wel in hem ; maar, in den Wille en in't Ge! God in den moet der God vlooſen ,niet Openbaar: daar en is in hem Godwloofen is. niets anders Openbaar, dan ſijnen Grim ; het Licht en vermach hy niette bereycken. 39.
Het is in..hem : maar , het en is hem geen nut, fija
ne Ellents en Vat ’t ſelvighe niet , hy ſchout ſich daar voor, het en is hem maar eene Marteliſeeringh en Quaal, Duyvel hy is 't ſelvige Vyandt ; gelijck oock de Duyvel de Sonne isDe de Sonne Vyandtis,en oock het Licht Gods. Vyande, a Verftaat , 40. « Hy ſoude noch beter te vreden zijn , byval dien
de Duyvel. dat hy Eeuwigh in de Duyſternis konde zijn , en wiſt dat
Wat des
God verde van hem was, foo en ſoude hy geeneſchande nochte fpot inlich gevoelen. 41. Maar , door , dien dat hy weet , dat God hem ſoo . ſeer na is , en hy hem doch niet en kan begrijpen ; ſoo is
Duyvels grootſte Pla . she is. 't felvighe fijne grootfte Plaghe: foondatby ſich ſelfs Vyant is, en hy maacktſicheenen Eeuwigen Strijdighen Wille ,
Anghſt en Vertwijffelingh ; omdat hy weet ,
dat hy de Ghenade en't Aeoſchijn Gods niet en kan be, grijpen . 42. Sijne eyghen Valſcheyt , plaaght hem : liy en kan
doch geenighe Vertrooſtingh ſcheppen , dat hy tot de Ghenade mochte komen : want, hy en raacktGod niet ; maar ,
1
tt
Van 't Even
beeli Gods ,
des Menſchen .
299
maar , alleenelijck het Centrum in der Anghft ', in den Grim. 43. Hy blijft in den Dood en in de Stervende Quaal : hy en vermach niet door
te
breecken : want , daar en
is Niets , ' t gheen hem te hulpe komt, daar hy ſich aen konde houden ; op * Gronden .
dat hy in ' t Rijcke Gods mochte
a Ofre ,Forte dament nee 44. Wanneer hy ſchoon duyſent Jaar in den Af_gront, memes
in de diepte , voer, foo is hy doch in de Duyſternis ; buy- Hoe de ten God: en , God is doch in
hem
; en , 't en helpt hem Dupcien God yoelen .
3
Niets : hy en Kent hem oock niet : alleenelijck, Weet hy
.
hem : hy en Voelt niets
1
anders , dan fijnen Grim .
45. 't Selvighe verſtaat alſoo . Ghelijck een Vyer in NB . NB. eenen Steen is, en den Steen en Kent het niet , hy en Voelt het niet , alleenelijck de Grimmighe. Oorſaack tot het Vyer , die den Wrangen Steen in een Lichaam Gevangen houdt, gevoelt hy. 46.
Alſoo voelt de Duyvel oock alleenelijck de Oor- ,
ſaack des Lichts : deſelvige Oorſaack, is desGrims'Cen trum, en houdt hem Gevangen : en , 't ſelvige is hy Gram ;
t hy en heeft oock niets
anders, 't gene hem beter waar .
e 47. Alſoo is hy Niets , dan eene Grimmighe heftighe Boofheyt ; eene Stervende Quaal: het en is doch gheen Sterren : maar , een Verfınacht Vergift,eenen Hopger en
os Dorft ; doch, geene Lavenis.
fs
e
48. Al 't gene dat Boos , Nijdigh , Wrangh , en Bitter NB. Welck is , 't ghene van de Demoedigheyt uytvloopt ( ghelijck des Duyvels hy heeft ghedaan ) dat is , fijne Sterckte, en Vyandighe be- ; fuckx de Loogenaars , geerte . Laſteraars, 49. 't Gene Vyant tegens God is , ofte voor God Vliet en Eetru
n ofte Vlucht ; 't ſelvighe is hem
dienſtelijck : ' t ghene de roovers wel
e Waarheyt , in Loogen verkeert,'t ſelvighe is fijnen Wille, men menos op den welcken hy Rijdt ; en , daar hy garen in Woont. so . Alloo PP2
H
' Het thiende Capittel ,
300
dan is he NB. Ghy ' -50 . Alfoo is den 'Gødvlooſen Menſch oock : foorum Godw-loofen . wanneer hy God Verlieſt ,ſoo is hy in de Anghft. Quaal ; en , hy heeft den Wille des Duyvels.
NB , NB , Sr. Maar , dit fult ghy weten : God heeft in deMen
-Schorffe
Worpt 58 . Menſc
fchelijcke Siele , de Hardigheyt des Doods Verbroken , Teecken Inghegaan , daar den Dood
uyt hec in't Ce
Verbroken wiert : hy heeft het a Perck in't Centrum der b Text, Sielen b Verbroken ; en , fijn Licht teghens het Licht des Zerſprengct. Levens der Menſchen gheftelt.
en , fy Principi
52. Het Licht wordt hem gegunt ; ſoo laogh als hy in de Kracht der Sonnen Leeft: wil hy Omkeeren , en gaan
59 nen ; moeten
a Text, Biet.
en hy is in het a
genomen ; daarv Gheen Ver- in het Licht Gods , ſoo wordt hy hen kieſingh . en is geene Verkieſioghorer hem beſlooten . NB , NB , 53. Maár , foo.wanneer hy het Sonne . Leren ver
Sonden
60. V dat ons
lieſt , en oock Niets van het Leven Gods en heeft , ſoo
ick daa is ' t met hem
uyt ; dan is, en blijft, hy eenen Duyvel,
fturver 54. Maar, God kent de fijnen , hy weetwelcke ſich tot Eene
Ver- hem ſüllen Wenden : over de ſelvighe gaat de Verkie kiefinghe. in fingh ; daar de Schrift van feyt : en, over de felvighe, die Verſtockinge. niet en Willen ; gaat de Verſtockingh , ofte de ontrec
Gods, 'rghen dat is, 1
kingh des Lichts.
55. Heeft den Menſch doch beyde de Centrien in
Duyſte 61 .
lich :
62 , by-val
dien
dan dat hy alſoo maar eenen Duyvel wil zijn , ſoude dan God de Perrele op den Weghe des Duy NB. NB . velsworpen ſoude hy fijnen Gheeft in den Wille des c Ofte ,' Storlen . Hoe den
Godi looſen - gieten ?
moet is 63 . gaat in Iternis
55. Ja , uyt des Menſchen Wille , moet Gods Gheeſt
nemen Menſdo felfo-Ghebooren worden : hy moet ſelfs God , in den Willes God Gheeft , worden , ofte hy en bekomt geene Goddelijcke wordenmoet , Weſentheyt ; zijnde de Wijſheyt. 57. Daarom bedenckt u , ghy Lieve Kinderen , en gaatio , tot de rechte Deure : het en is niet alleenelijck
ghenaaint ; Vergeven : maar ; Gebooren te worden ; als je dan
Gode
64 . om G in onſc
65 .
Van ' t Evenbeelt Gods, des Menſchen.
می
301
dan is het Vergheven : dat is , de Sonde is ghelijck eene Schorffe : den Nieuwen Menſch Waft daar uyt; en ,
i
1
worpt de Schorſſe wegh :dat is genaamt;Gods Vergevingh. 58. God gheeft het Booſe wegh , van den Nieuwen Hoe God
Menſch ; hy gheeft het van hem wegh : het en wordt niet vergheeft.
d
uyt het Lichaam wegh
r
in’t Centrum gegeven; namentlijck ,tot des Vyers Hout :
S
en , ſy moet zijn , ghelijck eene Oorſaack van des Vyers
gevoert: maar , de Sonde wordt
Principium ; daar, uytdat het Licht Schijnt.
59. Het moet den - Salighen Menſche ten beſten die- a Ofic, nen ; gelijck Sint Paulus ſeyt : Die God beminnen , die Heylighen, 1 moeten alle dinghen ten beſten dienen ; oock ſelfs de Sonden . 60.
Wat fegghen wy dan ? Sullen wySondighen , op NB. NB .
dat ons HeylGebooren worde ? dat ſy verde : hoe ſoude ick daar weder vom willen Invgaan , 't gene ick Afvghe
t
5
ſturven ben
ſoude ick uyt her Licht wederom
in de
Duyſternis gaan ?
61.
Maar , het moet alſoo ziju : op
dat deHeylighen
Gods, niets en verlieſen , ſoo moet het hen alles dienen : ' t ghene voor de Sondaren eenen Prickel ten Doode is, dat is , voor de Heyligen eene Macht ten Levon 62.
Soo ſpreeckt dan het uyt
wendige Vernuft: Soo Dwalinze
moet ick doch Sondigen ,op_datmijn Heyl groot worde . nufes, e 63. Maar , wy weten, ſoo - wie uyt het licht gaat, di gaat in de Duyſternis : die ſie wel toe , dat hy in de Duy
1
ſternis niet en blijve ! want , hy Sondight met een Voorn nemen , in den Heyligen Gheelt ; bedrieght u ſelfs niet ! God en laat ſich niet Beſpotten ofte met fich Scherffen . 64. Wy zijn uyt ſijne Liefde , naar onſen Val , wederv om Gerechtveerdight gheworden ; door fijnen In - gangh Van 't Voore in onſen Vleeſche . 65.
Maar , ſoo -wie voor. ſettelijck in Sonden Inw Sondialen. Рp3 gaat,
1
!!
}
302
Het thiende Capittel, Van't Even
beelt Gods, & c.
gaat, die veracht en verſmaat de Menſch wordingh Chria fti: en , hy neemteene ſware Laft in ſich : hy mach wel toe.vfien ; hy ſal veel ſwaarder uyt de voorſettelijcke wederwom kopnen uyt gaan , dan eenen die den Sonden Wegh Gods vier gheopenbaart en is gheworden.
Holumen 66. Daarom is het Mijden Goet , en voor het Quade de Sonde vlieden ; ſijne Oogen van 't Valſche af te wenden : op moet mijden. dat de Sionen , in het Valſche, niet Invegaan, en ſulckx daar
naar tot in het Herte en brengen ; daarvan dat de
Luft ontſtaat : ſoo, dat de Begeerte Imagineert, en't ſel vige in ' t Ghemoet voert ; daardoor dat de Edele Beel. denis Verſtoort, en voor God eenen Grouwel wort. Waarſchou. wingh.
67.
Sulckx wilden wy den God vlievenden Leſer en
Toe hoorder ( uyt onfe Gaven en diepe Kennifle ) trou welijck
ghewaarſchout hebben :
en , wy hebben u den
Wegh der Waarheyt en des Lichts , gheheel Ernftelijck en Trouwelijck , verklaart : en , vermanen u alvt'ſamen Chriſtelick , den ſelvighen na_te_dencken , en vlijtigh te leſen ; het heeft fijne Vrucht inlich : Halleluah ; Amen .
E
YN DE. YNT
.
! 1 Her derde Deel , Van de
MENSCHWORDINGH
be FESO
CHRIST
I.
1
1
e
Van den
Β
Μ
Ο
Ο des
CHRISTELYCKEN
GELOOFS .
EENE Ware Onderrechtingh , hoe den Menſch eenen Eenigen Gheeft, met God kan zin : en, wat hy moet doen, opv datby Wercke , het Werck Gods; daar de ganſche Leere, en't Geloove der Chri ſtenen, kort, wort vervat .
I TEM ; Wat Geloove, en Leere, zy ? Eene Open Poorte , van
1
de Heymelijckheyt Gods : uyt de Goddelijcke Magia ; door de drie Principien, van't Goddelijcke Weſen .
Gbeſchreven , Anno 1620. in de Maand Mey ( In 't Hooglavduyes) Door Jacob Bohmen : Anders genaamı; TEUTONICUS
PHILOSOPHUS. 29
Gedruckt in 't Faar 1642 . 1
u ! 3
1 vis
1
}
305 DEDICATIE ,
Aen CÊ
u
J.
V.
G.
en
H.
B.
F.
Als umede Aen alle Spruytjens van den Edelen Perrel.Boom .
Omt foeckt den
Perrel Boom , ſijn Wortel,
Stam , en Vruchten In ' t Kaſken K
,
,
van de Hoop
'sVleeſch Genuchten
maar , niet in .
Hy Bloeyt in Liefden ſchoon :fijn Vrucht, de Siele ſpiüft, Daar door den Grim verſacht; en ; ' t Eeuwigh Licht op zilies rijft.
Dé Wereldi kent hem niet ,'t Vernuft denckt, 't zijn maar Grillen
:
fiet door Aerdſche Want, ' t heeft een blint Gheſicht, en’t Brillen Maar,
:
1
Sophias Geſlacht (met eygen Oogen Wijs ;)
Siet Groeyen deſen Boom ,
1
tot'in Gods Paradijs.
Mijn Mede_ Borg’renvan dees Drie vermenghde Werelt; fiet ghy in TijdsPerck, een Hier relt :
Boom ſeer ſchoon Beper
Pluckt Saat van dit Gewas, plant dat in uwen Hof ; Soo Groeyt u eenen Boom , tot Gods Prijs, Eer, en Lof. :)
VER RI
306
-V -ERKLARINGH ,
En W
A
ARSCHOUWING H ;
Belangende dit TRACT A'AT j
Nfen
E
N.
hebbende Autheur , hebbende beſchreven
de
Menfch ,wordingh Jeſu Chriſti: engin't Tweede Deel des felvighen Boecks, van 't Lyden , Stervenpan den Dood en van de Opſtandingh Chriſti , hebbende gehandelt :foo heeft hy dit Derde Deel beſchrëven ;zijnde den Boom
des Chri
ſtelijcken Geloofs : Welck Deel ,by eenige Copieerders,
{
in’t Regiſtreeren van des Autheurs Boecken ,ſchijnt, doorabuys. Geintituleert tezijo ( inplaats van den Baum des Glaubens ) den Baum des Lebens : ' t welck byyemant foude mogen veroorſaacken ; fulcx dan voor Mis verftant van 2 . de Kinderen der Wüſheyt, tot Waarſöhouwingh dient. so de Edele tbia. DeRede; maar om ,hy dit Tračtaat ; in fijne Schrif ten , heeft genaamt, Het derde Deel van de Menſch wordingh Chriſti , en is niet te verſtaan , dat hy hier in wil handelen ,hoe Chriſtus , in Maria , zy Menſch gheworden , en ons Vleeſchen Bloet heeft aen
ghenomen :
maar, het is omdathy,hier in Tracteert, hoe Chriſtus, in fijne Kinderen, Menſch , wordt Gebooren , en hoe ſy ,door den Geloove ,fijn Vleeſch en Bloedt , aenvnemen , en ware
i
Rancken ,
1
307
Verklaringh , en Waarſchouwingh.
I
Rancken , aen haren Wijn ſtock worden : ghelijck als ee nen Boom in fijne Tacken bekent Wordt, door eenen Heer lijcken Boom in den Hof van deſe Werelt : alfoo wordt Chriſtus
in fijne Kinderen bekent, voor eenen Heerlijc
ken Boom des Menſchen , in den Eeuwigen Paradiſchen Hof Gods. En, om dat Chriſtus , het Ġheloof, by een Moſtert Sadeken verghelijckt , daarom is 't dat onſen Autheur , het gene, dat uyt hetfelvigeMoſtert,„Sadeken Waft (zjn de den
Nieuwen Menſch , ofte den Perrel
boom ) den
Boom des Chriſtelijcken Geloofs noemt, die in de Schorſſe van den Aerdſchen Adam ( verborgen) Waftdoor de Putrifactie , ofte Grimmigheyt pan't eerſte Ernſtige Principium , dwers door het derde Principium deſë Werelt,tot in't tweede Principium
van
des Lichts .
Vorder , Joo is deſe Tranſlatie uyt drie verſcheyden Copyen Gecoligeert , en door de Confronteringh de Fouten van de Copieerdersontdeckt:nu, in de eene Copye, dan, in de andere, eenigeWoorden, ja , oock wel eenigeRe gulen over - gheſlaghen, bevonden ; als mede eenighe ver door denSin des Autheurs , Duy keerde Woorden : Waar fler, ja ! On begrüpelick ſcheen te zijn ; als by Exempel: in't püfde Capittel , in plaats van Helſche Weſentheyt: ſtont in d'eene ; Hemelſche Wefentheyt : en , daar na vol gende, inplaats van On der ,
begrüpelijck Licht, ftont, in d'an
Begrijpelijck Licht : Goodanighe verkeerde Woorden
Q 9
2
vindt
308
ingh
Verklar
gh
houwin
, en Waarſc
.
vindt men meer: oock in de Aurora; Gedruckt Anno 1634. Fol: 252. Regel 23.
In plaats vay
Perftochung/ ſtaat
Verheiſlungh:
Ja ! yeder zy gewaarſchout , voor de felvigeGedruckte Aurora : alfoo daarin, veel Geabriveert en uyt.„ gelaten
1 is, door den eerſten Copieerder; die't ſchijnt , heeft beter willen maacken, foo
dat, na giſſingh, 't ſelvige Boeck wel
een darden deel grooter ſalvallen , foo ' tGedruckt wort ,na des Autheurs eygen ſtellingh; die my veel klaarder is om te begrijpen : oock is het Gedruckte Myſterium Magnum , in 't Hoogh
duydts, volvan Copieer en Druck
Dit wort verhaalt , op
fouten .
dat de Liefhebbers moghen
verſeeckert zijn, dat hier gbeen moeyten en is geſpaert ,om te hebben een corect Tranſlaat van dit Heerlijcke Juveel: Enhet dient oock tot waarſchouwingh voor die „genedie in de Hoogh duytſche Taal eenige van des Autheurs Wercken Dilden later Drucken , dat ſy haar niet en moeten op eene Copye alleen verlaten;ofte ſoudengemis veel Fouten begaan. De waardye van dit Kleynoot wilick de Ernſtige,Yve rige en Hongerige Siele ſelfslaten pryſeeren: het Eeuwighe On vaenvanghelijcke Licht, wil alle Kinderen Gods OP gaan; en alle DuyſternisVerdrijven. Deſe Tranſlatie, met den aenvangh`deſes. Måands begonnen ; en , ge_eyndight
!!
op heden den 14. November 1637.In Amſterdam .
1 UL ,MedewBorger van deſe Drie - vermenghde Werelt,
HET
309
HET
EERSTE
CAPITI E L.
Wat het Geloof, en het Gelooven zy ? I. Hriſtus ſpreeckt: Soeckt voor eerſt het Rijcke Gods en fijne Gerechtigheyt , ſoo ſal alle het an dere u toe vallen . 2. Item : Mijn Vader wil den Heylighen Gheeft ghe ven , aen den genen , die hem daarvom bidden : foo
wan
neer den ſelvighen ſal komen ; die ſal u in alle Waarheyt leyden : hy ſal u in u geſeyt hebbe .
dachtigh maacken alles ſoowwat ick
3. Want , van den mijne ſal hy 'tnemen ; enų verkon dighen : hy ſalu Mondt en Wijſheyt gheven wat ghy ſult ſpreecken .
4.
En , den Heylighen Paulus ſpreeckt: Wy en we
ten niet wat wy lullen bidden ofte ſpreecken : maar , den Gheeft Gods a bidt ſelfs machtigh voor ons ; naar va Text, Vertritt ’t gene, ghelijck het God gevalt. ons ſetbeſt s . Soo en is nu het Gelooven niet eene Hiſtoriſche We- Machtig . tenſchap , dat ſich den Menſch Articulen maackt , en NB. He
.
daar ...aen alleenelijck hanght , en fijn Ghemoet in de Ware Geloof is Vry . Wercken ſijnes Vernufts dwinght ; maar, het is een Geeſt
met God : want , den Heyligen Gheeft vaart in den Geeſt des Geloofs . 6.
Het Ware Geloof, is eene Macht Gods , een Geeſt
met God, het Werckt in God en met God . 7. Het is Vry , en aen geenighe Articul ghebonden; NB. Waar dan alleenelijckaen de rechte Liefde: daarn-in foo haalt ghebonden,is. het fijns Levens Kracht en Sterckte; en, b her en leyt niet b Verftaas bet Gheloof aen het Menſchelijck Meenen . c Ofte ,
8.
Want , ghelijck God Vry is van allerley . Aen; Toerney . neyge- singh. 3
Het eerſte Capittel,
310
neygelijckheyt, ſoo ...dat hy doet 't gheen hy wil , en daar van geene Reeckenſchap en behoeft te gheven : alſoo is oock'het rechte Ware Geloof, in den Gheeft Gods , Vry :
.
het en heeft nietsumeer dan eene Aen , neygelijckheyt ; zijnde de Liefde, en , deBarmhartigheytGods, als.dat
het fijnen Wille in den Wille Gods worpe ; en 't gaat van a Ofte , het het a Syderiſche en Elementiſche Vernuft des Vlee Sterren , ſches uyt . 3 9. Het en Soeckt ſich niet in ' t Vernuft des Vleeſches; maar , in de Liefde Gods : en , by al dien dat het fich alſoo Vindt , loo Vindt het ſich in Ġod , en't Werckt met God : niet naar ' t Vernuft ,'t gene het Vernuft Wil ; maar , in God , 't ghene den GheeftGods Wil. 10. Wapt , het en ſchat het Aerdſche Leven Niets, op
dat het in God Leeft ; en , dat den Geeft Gods inv
't ſelvighe zy , het Willen en het Doen : het gheeft ſich in de Demoedigheyt,in den Wille Gods ,en het Sinckt,door het Vernuft , tot in den Dood , 't Groent danwnoch met Gods Gheeft , in't Leven Gods: het is als of het Niets en was ; en , het is, in God , doch in Alles . II. Het is eene Krooneen Verzieringh der Godheyt ;
b Ofte, Begeerte.
een Wonder in de Goddelijcke Magia : het maackt, daar Niets en is , en het neemt daar Niets ghemaackt en
is : het Werckt ; en , niemant en fiet fijn Weſen. NB. Wat 12. Het Verhooght ſich ; en , 't en behoeft doch gheen Macht het Gheloof heeft.Op-v-klimmen : het is Groot , machtigh; en , het is doch de Alder, nederighſte Demoedigheyt: het heeft het Al les;en,'t en Vat doch niets..meer dan de Demoedigheyt: alſoo is ' t ſelvige van alle Booſheyt Vry. 13. En, 't heeft geene Wet ; want , 't en wordt van den
Ĉ Text, Geruget . d Text, Eingeſpers
Grim der
Natuur niet - beroert : het beſtaat in Eeu
wigheyt: want , het en is in geenen Grondtbevat ; het is in Niets , d - Iorgheſloten . 14. Ge .
Wat het Geloof en het Gelooven zy ? 14.
311
Gelijck den Onwgrondt der Eeuwigheyt Vry is ,
en in Niets en Ruft ; als alleenelijck in ulich
ſelfs : al.
waar eene Eeuwige Sachtmoedigheyt is ; alfoo oock, her rechte Ware Geloof, in den Onwgrondt. 15. Het is in
ſich
ſelfs , het Weſen : het Leeft ; en ,
't en Soecktdoch ſijn Leven niet: maar , het Soeckt het Leven van de Eeuwige -Stille Ruſte : het gaat van ſijo’s Levens Geeft uyt ; en, 'tBeſit ſich 1.16.
ſelfs .
Alloo is het Vry van de Quaal, gelijck God van de
Quaal Vry is ; en, 't Woont alſoo in de Eeuwige Vryheyt, in God . 17. Het is met de Eeuwige VryheytGods , gelijck een Niets ; en , 't is doch in Alles : alles , foowwat God , en , : de Eeuwigheyt vermach en is , dat komt ’ t felvighe a te 2 Tepas , te ftade : het en wordt van Niets Begrepen ; en , bet is doch dienst. eene ſchoone In ...woonen in de Groote Macht Gods. 18. Het isin 't Weſen ; en , ' ten wordt doch van geen NB. 'n Gee loof , en wort Weſen Begrepen : het iseen Geſpelinne en Vriendinne van geenigh van de Goddelijcke b Jongh ; vrou ; de Wijſheyc Gods : Wesen be
in,'tſelvighe ſtaan de Groote Wonderen Gods; en , ' t is preserbia, doch van alle , Vry . 19. Ghelijck als het. Licht van 't Vyer Vry is , en daar het doch yan’t . Vyer door. - gaanswort Ghebooren ; en, des Vyers Quaal en kan doch het Licht niet . Begrijpen ofte Beroeren : alfoo in vgelijcken , ( geven wy u te ver ſtaan ) wort het Geloofuyt des LevensGeeft (dat is, uyt een doorvgaans Brandend Vyer) Gebooren ; en , ' t ſchijnt in't ſelvighe Vyer : het vervult des Levens Vyer ; 't en c Of, Beſla wort doch nimmermeer - Begrepen .
i
20. Maar, byval., dien dat het · Begrepen wort, ſoo is een , het ſelfs, in het Vernuft ( als in eene Gevangenis) inge gaan : en , 't en is niet meer in God , in ſijne Vryheyt ; maar, het is in de Quaal in „ gegaan. 21. Het
Het tweede Capittel,
312
21. Het plaaght ſich
ſelfs ; en , daar het doch wel ver
mách Vry te zijn : het Werckt in 't Vernuft , de Wonde ren in't Vyer van de Natuur'; en , in de Vryheyt Wercke jica het de Wonderen Gods.
Het
T W
E E DE
CAPITTE L. L'i ,
Van den Oorſprongh des Gheloofs : en , waar vom Gheloof en
Twyffel by
een woonen ?
I. a Ofte, eenen Aarde maal het Gheloofnu alſoo " een Gheeft Eenigen Geeft. met God is , ſoo ſtaat ons des, ſelfsOorſprongh te NB, NB . betrachten : want, wy en konnen niet ſeggen , dat 'c Geloove is het eene Figuur ofte Beelt van 't Vernuft zy ? Beelt ; zijnde ,her maar, het is Gods Beelt, Gods Gelijckenis; eene Eeuwige Begheeren, Figuur. Sien , en 2. En , het kan ſich doch , in den Tijd des Lichaams, Ghenwel. Verbreecken , ofte in de Anghft. QuaalVerwandelen.
NB . Wat 3. Want, het is in ſijn Eyghen , ſelfs Weſen , in den Oorſprong Gheloof het , h ; bloot, eenen Wille : en , den ſelvigen Wille in fijnen is een Saat dat moet den Vyer. Geeſt ( zijnde de Siele ) : Oorſprongh . in de Vryheyt Gods Sayen . 4. Soo Waft uyt het felvighe Saat , eenen Boom , daar de Siele van Eet , en haar Vyer Leven van Verſacht, dat fy Krachtigh wort ; en , hare Kracht aen de Wortel van deſen Boom geeft : daar van dat den Boom in den Geeft Gods Waſt, tot in de Wonderen van de Majefteyt Gods;
NB. Eygen en , Groent in Gods Paradijs. Aerofil s . En , hoewel hetis , dat wy alſoo Stom en niet ver Vernuftu Leven. ſtaan mochten zijn ( want , het Vernuft wil alles Grijpen b Of, den den Dagh. en Sien ) ſoo willen wy 't ſelvighe b aen't Licht ganſch klaar
Waarvom Gheloof en Twijffel by een Woonen ?
313
klaar ſtellen , waarom dat Ġheloof en Twijffelby - maal kanderen zijn , en ghelijck , als te famen , met eene Ke ten verbonden , dat daar alfoo in den Menſche , eenen heftighen ſtrijd is , den ganſchen tijd , ſoolanghe als hiy in dele Aerdſche Hutte ( des Aerdfchen Levens ) een Gaſt is . 6. ' t En . zydan dat hy ſoo, feer.krachtigh in ſich Verſincke ,dat hy des · Levens.iVyer kan
in de Vryheyt* of 'tLea
Gods in , voeren , foo is hy , in 't Vernuft. Leven , als siel. NB. NB . Welck het Welck wel een Hoogh waardigh Leven ( vanee- Hooghance 7.
Dood ; en, alvis't dat hy Leeft, ſoo Leeft hy Gode.
nen Menſche ) is , en 't wort felden by yemant gevonden ; waardighße want , het vergelijckt ſich de eerſte Beeldenis , die God Leven is dat felden by ye mant wort Schiep 8. Hoewwel hem het Doodelijcke dan ...noch aen ,w- gevonden, hanght , ſoo is doch't ſelvighe Doodelijcke, ghelijck als Dood , en als of hem een Doode Beeldenis aen hiogh ,die in de Verbreeckingh behoort , in de welcke'den rechten Menſche niet en Leeft. 9.
Want , het rechte Leven ſtaat omgekeert , en het
is in eene andere Wereldt , in een ander Principium ; en , 't Leeft in andere Quaal. *
10. Verſtaat ons nu alſoo in den ſelvigen weghe : Ghy
fiet ev kent den Oorſprongh van't Menfchelijcke Leven, hoe't ſelvighe in's Moeders Lichaam ontſtaat: en , als dan foo fiet ghy waar in dat het b Qualificeert, en ſich Be- b Wercke, of, Groey weeght; als voor_namentlijck , in vierGeſtalten ; dat is, in Vyer, Lucht, Water, en Vleeſch .
11. En , alvis't_ſchoon dat het nu alſoo daar
in ſtaat,
fóo en is 't daarvin , doch niets meer dan een Dyerſch Leven :want,fijn Vernuft komt hem (verſtaat den Menſch ) van ' t Gheſternte : en , ' t bevint ſich dat de Sonne en het Gefternte in de vier Elementen , eene Tin &tuur maacken ; Rr el . daar
Het tweede Capittel ;
314
daar van dathet Vernuft ,en, de Qualificeeringh, als oock, Luſt en On luft komt. 12. Maar, ' t ſelvighe en is noch in langhe het rechte . Menſchelijcke Leven niet ; want , dit Vernuft en ſoecke niets hoogers dan alleenelijck fich , ſelfsin fijne Won deren ,
2 Text, Sehnen.
13. Maar, in den Menſche, is dan nocheene Begeerte $ en een groot a Vérlanghen daar een hoogher, beter, en Eeuwigh Leven ; daar en is .
14.
En , al
in dat gheene ſoodanighe Quaal
is'tſchoon dat het Vernuft ’t ſelvighe
b Ofte, bem niet en 6 Vat, nochte en Siet, foo leyt doch een Myſterium grijps. in 't Vernuft, 't gene't ſelvighe Sinaackt en Kept , daar. van de Sucht ontſtaat. Is .
Daar door wy verſtaan , dat het felvighe Myſte
c Ofte,in de rium in de uyt wendighe Scheppingh mede is in - ghe serfie. plant geworden, en des Menſchen fijn Eygendom zy : en , alſoo bevinden wy dat ' t ſelvighe in 'een Begeereb , ofte
d Text, Schncht ,
Verlangen , ſtaat ; datis, in eene Magiſche Sucht. 16.
Vorder, foo bevinden wy , dat wy met het ſelvighe
Myſterium , als in eene vreemde Herberge, te Huys zijn , dat het felvighe Myſterium niet en ftaat in den Geeft van e Verfaat, deſe Wereldt ; want , . hy en Begrijpt vochte en Vindt den Geeft.
f Text,
't felvighe niet : alwwaar wydan bekennen den ſwaren Val Adams. 17. Want , wy bevinden't ſelvighe Myſterium , iu dep Wille des Gheinoets , dat het eene Verborgene | Fon
Quetbrunn. teyne zy , daarvin dar fich een ander Principium 3 Ont 1 & refner.
Luyt . 18. Ten anderen , foo verſtaan wy oock , dat het ſel vige Myſterium , in ' t Vyer van de Anghft. Quaal Verbor
h Text , Eröffnet.
ghen ſtaat, en ſich door de Anghft van den Wille h Ont iuyt .
19. En ,
Waarom Gheloof en Twyffel by. een Woonen ? 19.
315
En , ' t en derden , bevinden wy hoe het ſelvige My
ſterium, van den Geeſt van deſe Wereldt, Gevangen wort ghehouden . 20.
En, hoe het Vernuft van't uyt_wendighe Leven ,
eene Macht heeft , daar, in te gaan , en't ſelvighe te Ver derven , dat het ſelvige Myſterium alſoo niet tot het Licht en kome ; door.dien 't Vernuft 't felvighé Verderft : dat alſoo de Ghebareripne niet en vermach te Baren ; eu , 't blijft alſoo ghelijck een Myſterium Verborgen . ' 21. En , * lov alsu dan het Lichaam Verbreeckt, foo en a Ofte,jom wanneer , heeft den Wille gheenen Wille meer die het : Myſterium 6 Ontſluyte : daar vover blijft den Vyer.Geeft , ofte der b Text, Sielen ,Geeſt, alſoo in de Duyſternis; en, het Myſterium Eröffne. ſtaat in whem , gelijck als in een ander Principium , in Eeu O'lis
wigheyt, Verborgen .
. - 22 . Alloo bekennen wy łt ſelvighe Myſterium
voor't
Rijcke Gods ; 't welck in de Siele Verborghen ſtaat : ' t welck aen de Siele , eene Luft en Begeerte geeft, dat ſy daardoor in ' t ſelvighe Myſterium Imagineert. 23. Al - waar ſy alsdan , Magiſch, in't ſelvighe Myſte. rium wort Gheſwangert ;
daad - uyt dat: haar den Wille
ontſtaat , om uyt het Vyer, Leven uyt, té gaan ,tot in't be Myſterium Gods.
24. En , byval. dien dat het nu gheſchiet, dat ſy den Wille verheft, en van haar worpt tot in't Myfterium , foo wort den Wille in't
Myſterium Gefwangert.
'1iV3: .!
2.25. Want; hy is : Verlarghende , en hy bekome bet c Text, Lichaam van't Myſterium ; zijnde het Weſen van't My. Sehnende. fterium : 't welck is GodsWeſen ,'t gene voor de Natuur On begrijpelijck is ; alſoo Treckeden Wille't Ghelijc kenis ofte het Beelt Gods aen ſich . 5:26. Alſoo..dan den Wille nu uyt hetVyer der Sielen wort Ghebooren , ſoo ſtaat hy doch met fijpen Wortel Rr 2 oock
1
Het tweede Capittel ,
316
oock in de Siele : en , daar ep is tuffchen den Wille en tuf. à Text, Trennung . ſchen de Siele gheene a Afvdeelingh : maar , den Wille wort alſoo in God een Gheeft , en wort het Kleet der Sie . len ; dat de Siele alſo in den Wille Gods wort Verborgen. 27. Dat ( alvis'tmſchoop dat ſy in't Lichaam Woont) fy even
wel met haren Wille is Omwvangen , en in God
Verborgen is, en alſoo , in den Wille (die het rechte Ern ſtighe Gheloof is ) een Kint Gods zy ; en, in eene andere Wereldt Woont. 28. Dit en is nu niet alſoo ghelijck als eenen Hiſtori ſchen Wille te verſtaan , alanwaarhet Vernuft weet , dat in ſich eene Begeerte naar God is , en dan..noch de fel vige Begeerte in deBooſheyt Ghevangen houdt, dat den Wille alſoo niet en kan van de Siele uyt-gaan , en in ' t Leven , ofte in't Myſterium Gods en vermach inte gaan : maar, maacktMeepingen ; en , ſet den Wille in ee nen Waan .
b ofte, Meeningh.
29. Daar hy alsdan het Myſterium Gods niet en yer mach tebereycken : en , blijft alfoo in den Waan , ofte ja geheel in de Siele . Verborgen; doordien dat hy op het komende wort uyt - gheftelt :alvdaar het Vernuft , den
Wille in de Sucht van't Vleeſch, in de Syderiſche Magia c Ofre,de Verborgene. heyt.
Gevangen houdt , en door - gaansſeyt ; Morgen fult ghy uyt gaan , en het · Myſterium Godsſoécken . 30. Waarlijck , daar en is geen eyghen Vermogen tot het Vinden ; deſe Meeninghbedrieght fichfelfs : daar.“ toe foo en is oock in geenighe Waan , de Vryheyt, daar denWille vermachin te gaap, en God te Schouwen, dat het Vernuft ſich behoeft in
te beelden yets te maacken,
ofte te doen ; en , daarnmede alloo Gode behaaghelijck te zijo . ji.
Want , daar en is geenen anderen Wegh die daar
Rechter zy , dan alleenelijck , met den Wille v , an't Ver auft
Waarom Gheloof en Twyffel by een Woonen ? 1
nuft uyt_te
gaan , en niet willende , ſich
317
ſelfsSoecken ;
maar,de Liefde Gods : fich ganſch en geheel in den Wille Gods Inworpen , en alles , foo wat het Vernuft in den Wegh worpt, laten legghen . 32. Al waar'tſchoon dat het groote Sonden en be dreven Ondeughden waren , daar het Lichaam waar Inghegaan : niet anders doende, dan mer den Wille daar over heen gaande ; en , ſchatten den Wille Gods hooger , en fijne Liefde grooter , dan de Vuyligheyt der Sonden . 33. Want, God en is geenen Aennemer der Sonden; maar , hy is eenen Aennemer van den Ghehoorſamen Vryen Wille ; hy en laat de Sonde niet in hem .
34. Maar , eenen Demoedigen Wille, die van het Huys der Sonden Uytvgaat ,en , de Sonde niet meer en wil, die ſich gelijck een gehoorſaam Demoedigh Kint buyten het a Verftet, Vernuft, in fijne Liefde Verſinckt , 't felvige neemt « Hye
aen ; want, het is Reyn . b. Text, 35. Maar, ſoo , langh als het in de b Meeningh ſteeckt , Wahn. ſoo is het met de 6 Meeningh Om ...vangen ; en ,het en is niet Vry . : 36. Nu , naar in
devmaal dat God dan van de Booſheyt
lich Vry is, ſoo moet den Wille oock Vry zijn : alsam
dan is hy Gods Gelijckenis, Beelt, en Eygendom : want, 't ghene tot hem , in fijne Vryheyt komt,'t felvighe en wil hy niet uytvſtooten ; gelijck Chriſtus ons leert .
RT
3
HET
318
H E T
DERDE
CAPITTEL .
Van. Waar Goet en Quaat , Liefde en Tooren , Leven en Dood , Vreughde en Leet komt? En, hoe de Wonderen van de Natuur, in den Vryen Wille Gods , Verſchönen ; sonder dat de Vryheyt Gods , ſich met de Wonderen derNatuur Vermenght. 1. Oo verſtaat ons in deſen weghe nu vorder : Wy weten't , en wy hebben ' t oock in de Heylighe Schrift ( foowwel is het oock aen alle Weſens in't Licht der Natuur ghenoeghſaam kennelijck ) als dat van ' t Eeuwighe Weſen , Alles komt ; Goet , en Quaat, Liefde, en Tooren , Leven , en Dood ,Vreughde, en Leet. 2. Nu ,
ſoo en koninen wy nier ſegghen datdaarom
hiet Quaat, en den Dood , van God komt ; want , in God , en is geen Quaat, nochte Dood ; en, daar en gaat, in Eeu wigheyt, geen Quaat heenin . 3. Alleenelijck beweeght den Grim uyt het Vyer van de Natuur, al
waar het Leven gelijck als in eene Magia
Itaat ; daar doorgaans d'eene Geſtalte van de Sucht, de andere, Begeert en Verweckt : daar van dat de Eſſentien der Veelheyt ontſtaan , daar de Wonderen uyt Gebooren worden ;- in de welcke dat de Eeuwigheyt ſich in Gelijc keniſſen Openbaart. 4. En , daarwydoch moeten ſeggen , als datdaar een Begeeren in den Wille Gods zy , het welcke de Magiam veroorſaackt; daar de Veelheyt uytontſtaat. s . En , de Veelheyt en is doch den Wille Gods niet
felfs ; den welcken van alle Weſen Vry is : maar , in de Sucht van den Wille , Baart ſich , de Natuur , met alle Geftal
Vanwaar Goedt en Quaat komt.
319
Geſtalten ;al, daar dan alles uyt het Begeeren (dat is , uyt a Text, de Eeuwighe Magia ) - Oorſprongh neemt . Britandet 6. En , ons is vorder te verſtaan : als dat het gene , 't welck daar Leven bekomt , ' t gene in de Sucht Imagi
neert, en ſijnen Wille in de Natuur ſtelt , des Natuurs Kindt , en een Leven met de Natuur zy .
4 7.
Maar, 't gene met ſijnen Wille, uyt de Sucht van de
Natuur, Uyt gaat tot in den Vryen Wille Gods , 't ſelvi ge wordt in den Vryen Wille , aenvgenomen en bekent ; b Ofte ,eenen en, ' t is been Geeſt · met God . Eenighen. 8. En , al„vis't ſchoon dat het Natuur is ( gelijck dan c Anders , de Natuur ſich oock van Eeuwigheyt in den Wille Gods in God . heeft door- gaans Ghebooren ) loo is des ſelfs « Geeſtv Leven , doch buyten de Natuur , in den Vryen Wille : d Verſtaat , denis. en , alſoo ſtaan de Wonderen in God Openbaar ; en ; die Beel Imago is de Natuur van en zijn doch niet ſelfs God .
{
9. En , byvaldien dat den WillevGheeft der Sielen , de Vryheyt; uyt het Vernuft der Natuur , Uyt- gaat tot in den Vryen Gheeft is de
Wille Gods , foo is den Wille
Gheeft Gods Kinde , en Beeldenis.
den Geelt der Natuur Gods Wonder ; en , de Creatuur ſtaat in 10.
lich , ſelfsInvgekeert, gelijck God ſelfs. Want ,
den
Syderiſchen
ofte VernuftvGheelt
foeckt in fijne Magia , in ſijo Centrum van't Vernuft , de Wonderen der Eeuwigheyt: tot dien eynde God de Siele in't Lichaam van de uyt --wendighe Natuur heeft Ghe ſchapen ; hoewwel dat ſy alleenelijck in't inwendighe e Text, ise begrepen. Ergriffen .
11. En , den Gheeft des Willens gaat in de Vryheyt Gods , al daar den Heyligen Gheelt hem dan in 't Vrye Goddelijcke Myſterium voert, dat de Godheyt alſoo in den Wille -Gheeſt , en , de Magia van de Natuur met · hare Wonderen, in den Vernuft. Geeft Openbaar ſtaat. 12. Nu , doordien dan dat de Siele het Centrum is , alwdaar
320
Het derde Capittel,
aldaar den rechten Wille , Gheeft teghens de Vryheyt Gods Uytvgaat , tot in de Vryheyt Gods ( dat is , in 't Goddelijcke Myſterium )ſoo heeft den Syderiſchen Geeſt haar oock aen den Bande . 13. En, byval , dien dat fy dev ſelvighen Toome, dat hy niets Quaats en Wercke , ſoo mach ly de Syderiſche Wonderen die in den Elementiſchen Spiegel tot eene Subſtantie zijn ghemaackt geworden ) voor de Majeſteyt Gods, in den Vryen Wille Gods Invoeren ; dat de Wonderen alſoo in deGoddelijcke Vryheyt Verſchijnen , gelijck als eeneGelijckenis van den Wille Gods, 14. Niet alſoo te verftaan , dat de: Vryheyt Gods, met de Wonderen van de Natuur en met de Gelijckenis fich Vermenght, dat hetalſoo een Eenigh zy ; Neen.
15.
God blijft Eeuwigh Vry ; hy Woont in de Won
deren , ghelijck de Siele in't Lichaam : ſoo , weynigh als het Lichaam de Siele begrijpt, ofte het Vyer het Licht, ſoo ...weynigh begrijpt oock de Natuur de Godheyt. 16. En , het is doch een Eenigh Weſen , en ' t heeft 2 Gheſepa. fich , van Eeuwigheyt, in twee Weſens - gheſcheyden ; det ofteGo ghelijck het Vyer en het Licht. 17. Al daar wy in't Vyer verſtaan , de Quaal van de Natuur, en in 't Licht, het Myſterium van ' t Geeft„ Le ven ſonder Quaal ; hoewel dat het Vyer vock een My fterium is .
1
18. Alloo verſtaat ons , heeft het eene Gheftalte met den Menſch : de Siele is het Vyer van't rechte Menſche lijcke Leven , 't welck God met fijnen Geeft uyt de Eeu wige Natuur in Adam Opvblies ; te weten , uyt het Cen trum Gods.
i
19. En , den Gheeft die uyt het Vyer der Sielen wiert Gebooren ( die den Gheeft Gods tot fijnen Beelde For meerde ) die heeft het Goddelijcke Myſterium , daarmuyt dat
1
Van waar Goet en Quaat komt ?
321
dat den Wille tegens de Liefde Gods Gebooren wordr, daar.uyt dat de Goddelijcke « Magia ofte Sucht onto a Ofte, Begeerte , ſtaat; dat alſoo den Gheelt des Willens, God begeert.
20.
En , byval.vdien dat hy ſich nu Verheft (dat is , uyt
het Verborgen Myſterium , tot in de VryheytGods Uytv gaat) ſoo ishy eenen Tack ofte een Gewaſch in't Rijcke Gods; Gewallen uyt Gods Myſterium : en , hy Werckt in den Wille Gods ; én , hy Opent doorgaansde Wonde ren in Gods Wijſheyt. 21. Niet in dier. Gheftalte , als of in God yets Nieus wiert Gebooren , 't gene in de Wijſheyt Gods ( die gheen Grondt nochte Getal en heeft) van Eeuwigheyt , af , niet en waar gheweeſt . 22.
Alleenelijck in den Geeſt der Sielen ,in
ſich ſelfs,
wordt het Eeuwighe Onveyndelijcke Myſterium Open baar , ter Eeren en tot de Wonder
daden Gods ; en , tot
fijn , ſelfs (verſtaat, tot der Creaturen ) Eeuwige Vreughde . 23. Doordien ... dan dat nu de Verdurven Sucht der
Aerden ſich met den Quaal der Sterren vermenght : en , dat de Siele , in den fwaren Val Adams , met haren Wille, doch in de Sterren, alsmede in de Aerdſche Sucht heeft Geimagineert, en , de vreemde Magiam in - ſich heeft In gevoert, ſoois den Wille Verbroocken ; en , deGodde lijcke Beeldenis Verſtoort gheworden. 24. En , de Hemelſche Goddelijcke Beeldenis des Menſchen wiert Aerdſch , dat alfoo den rechten Wille ghelijck als om-gekeert ſtaat ; te weten, in den Gheeft van deſe Werelt , dat is , in 't Vernuft , ' t welck uyt het
Geſternte wordt Gebooren . 25. Als
nu ſoo heeft de rechte Beeldenis Gods ( die
ſoovfeer verſtoort en Aerdſch is gheworden ) van noode, dat ſy anders en van Nieus Gebooren worde . 26.
En , daar en ſoude geenen Raat zijn gevonden ge SI worden ,
Het derde Capittel,
322
worden , om deſe Beeldenis te helpen ;by val
dien dat het
Woord uyt het Centrum Gods (zijnde Gods eyghen Le ven ) niet eenen Menſche en was gheworden , en , de Ar me Siele ( wiens Beeldenis nu Verdurven was ) wederom en hadde in , ſich Nieu Ghebooren : al daar wierde de rechte Beeldenis wederom gheholpen ; anders ſoude ſy van de Vryheyt en van de Majeſteyt Gods Eeuwigh Be rooft zijn gheweeſt. 27.
Doordien
dan dat alle Sielen uyt eene Eenige
zijn ghekomen , ſoo zijn ſy alv-t'ſamen uyt de Verdurven Wortel Ghebooren . 28. Maar , alſoo het Nieuwe Weder. Gebooren Le ven , nu in Chrifto , in eene Siele weder is ghekomen : ſoo is ons van noode dat wy gheheel onſen Wille in de Weder. Gheboorte Chrifti in worpen : want , wy zijn met onſe Sielen , in Chriſto', wederom in God Ghe booren gheworden ;en , in Cbrifto, hebben wy de Beelde pis weder vom bekomen .
29. Want, ons Myſterium in de Siele, ftondt, naar den Val, alleenelijck
bloot, in de Magia van de Natuur ;
een Vyer is : en , de Beeldenis was uyt de Vryheyt Gods , tot in de uyt_wendighe Magiam
die in haar Centrum
gekeert; dat is , in 't uyt- wendighe Principium . 30. Soo. wanneer 't ſelvighe nu , in ' t Weſen , Ver breeckt , ſoo ſtaat deArmeVerdurve Beeldenis der Sie len bloot als een Verlooren Kindt : al waar ſy in haar eyghen Centrum niets en vermagh te Verwecken , als al leenelijck den Grimmighen Vyer Quaal: want , ſy is uyt het Woord Gods ( dat is,uyt GodsMyſterium ) Uytra
gegaan , in eenen Verbreeckelijcken Spieghel ( dat is', in den Gheeft van deſe Werelt ) die Aen , vanghelijck en Eyndelijck is . 31. Daarvom dan oock het Lichaam der Sielen ganſch Aerdſch
Et
71
Van waar Goet en Quaat komt ?
323
Aerdſch is gheworden ; en , het is de Verbreeckelijckheyt a Text, Heim ; de maal dat God ofie ,se
en den Dood " in den Schoot ghevallen. 32.
Soo is ons nu van noode (naar
e
fijne Liefde uyt Ghenade tot ons heeft ghekeert, en onſe Huys, Siele in Chriſto , inv ſich in de Vryheyt , weder vom heeft
7
Invghekeert , en het Goddelijcke Myſterium in de Beel denis 6 Wacker heeft ghemaackt, dat de Beeldenis alſoo b. Text, wederom in God ( dat is , in de Paradijſche Wonderen )of ,opughee kan Woonen ; dat wy onlen Wille , van't uyt - wendige weckt, Centrum
( dat is , van't Verganghelijcke Leven ) wederv
om Af.vbreken , en in den Vryen Wille Gods Invoeren, 33. Tot 't ſelvighe nu en behoort niet alleenelijck eene Hiſtoria ofte eene Wetenſchap , dat yemantfeyt, Ick Gheloove (dat is , ick weet het , ofte ick begeer het ) en blijft doch ( met den Wille ) in't uyt - wendige Princi pium Itaan (dat is, in de uyt- wendige Sucht) Neen ! 34. Het is ghenaamt, Ghy moet van Nieus Gebooren
worden , door Water en Gheeft ; anders en ſult ghy het Rijcke Gods niet Sien . 35. Het moet Ernſt zijn , den Willedes Vernufts moet Verbroocken worden : daar moet eene Levendige Bewe gingh des Willens zijn , die door het Vernuft Doors breeckt; die teghens het Vernuft Strijdt. 36.
En , al is't dat ſulçx de Siele wel niet moghelijck
en is , naar
dewmaal dat ſy ſeer Verdurven is ghewor.
den : foo en is voor haar geenen beteren raat , dan dat ſy haar met geheel het Vernuft , en met alle de Sinnen , ghe lijck als Dood maackt, ſich alleenelijck bloot in de Barm hartigheyt Gods In
fiocke , en ſich daarin over - geve,
dat aen ' t Vernuft geene andere Ruymte en worde gela ten ; maar, het moet Ghedwonghen worden . 37. En , byvalvdien dat den Wille alſoo het Vernuft
ter , neder ſlaat , ſoo is het gelijck als Dood : en , daar het SS 2 doch
Het derde Capittel,
324
doch Leeft : maar , het wort Knecht van den rechten Wille ; en , daar het , buyten den ſelvigen , Heer wil zijn. 38 .. Want , .den Wille Gods moet een Heer over het Vernuft worden ; fal 't Vernuft anders wat Deughtſaams maacken , ' t gene voor God ſal beſtaan. 39. Want, voor God en beſtaat Niets , 'ten dat het in den Wille Gods Gebooren wort .
40. Maar , by
zy v dan
al dien dat den Wille ſich in God Iv .
keert, foo wort den Geeft des Willens, Gods Kint . a Ofte , de Wercken ,
41. Dan beſtaan oock - de Wonderen voor God , die met den Geeft des Vernufts ghemaackt zijn gheworden : want , fy worden in den Wille Gods ghemaackt ; en , ſy worden uyt het Aeovangelijcke , in ' t Eeuwige , overn gheſet. 42.
En , of wy wel niet en konnen fegghen dat onſe
NB, NB. Werck , ofte't ghene wy ghemaackt hebben , Eeuwigh blijft, ſoo blijft doch des ſelfs Schaduwe ofte Beelt : hoe.. wel de ſelvighe waarachtigh in't Weſen blijven ; doch; in't Myſterium ( dat is , in deGoddelijcke Magia) voor de Wijſheyt Gods. 43.
Al waar niets andersdan het uyt...wendige Prin
cipium daarvaen en Verbreeckt : gelijck dan aen't Beelt des Menſchen niets nieer en Verbreeckt dan let' uytro b Of, Re. geeringh.
wendigheb Regiment in de vier Elementen . 44. En , daar doch de vier , weder.com in een Eenigh gheſtelt worden: daar dan oock alle Veruwen en Ghe Italten van de vier, worden bekent; met al het gene foow wat daar in Ghebooren wort.
NB. NB .
45.
Daar vom dan eenen eyndelijcken Scheydew dagh
van God is beſtemt geworden, alv daar alles door 't Vyer ſal beproeft worden , welck in den Wille Gods Gebooren zy ; ofte niet : al., waar een yeder Principium fijne Won deren ſal Invoeghften. 46. Alw
Van waar Goet en Quaat komt ? 46.
325
Al daar ſal veel van menigh Menſch , ſijne Werc
ken , in 'tVyer blijven , om dat de ſelvighe niet enzijn in den Wille Gods Gebooren gheworden : want, in God en gaat niets On reyns . 47. ' t Gene dan , noch uyt eene andere Magia is Ge. booren gheworden , dat en is niet Reyn ; wy hebben een Exempel aen de Aerde, die verdurven is. , 48. Vraaght ghy ,
waar„ om ?
De Duyvel met fijne
Legioenen lat in lijne Scheppingh ( al,,daar hy doch ee nen Engelwas Geſchapen) in den Sul- phur, ofte in't Cen- NB , NB . trum van de Natuur , daar uyt dat daar naar de Aerde is waar Aerdedeuye Geſchapen gheworden ; die heeft den Grim in de Natuur Ghefchapen verweckt. is 49. Dat de Aerde alfoo eene Booſe On
reyne Sucht
heeft: hoe...wel dat ſy in den Dood is beſloten , en tot
a Ofie, luſtificatie ,
* Putrificatie behouden is gheworden . so . Al daar ſy in 't Eeuwighe Vyer fal beproeft wor den , en wederom komen in't gene ghelijck als ſy voor de Scheppingh was ; namentlijck , in de Eeuwighe Ma giam , van de Eeuwighe Natuur.
HET
VIERD È Cáeitte
.
Hoe, men moet Leven , om de Vryheyt Gods te beko men : En ,hoe de Beeldenis Gods Verſtoort wort ; oock,
: van den Standt der God loofen , naar het Af vlterven des Lichaams.
f
1. Engeſien
dan dat het Alles in den Wille Gods
is beſloten , 't ghene uyt de Natuur is Ghebooren A gheworden : eu , dat wy alſoo verſtaan dat daar ST 3 Niets
326 Het vierde Capittel, Hoe , men moet Leven ; Niets in den Wille Gods vermach inte , gaan ; 't enzyv 1
dan dat het in den Wille Gods worde Ghebooren , ofte Gemaackt : ſoo verſtaan wy klaar, dat wy ons Noot - wen digh , met gheheel het Vernuft , en met alle de Sinnen in den Wille Gods moeten over geven . 2. En , alfoo met de Handen , in defe Wereldt Arbey den ; en , voor den Buyck Spijſe foecken en beſorghen : maar, dat wy onſen Wille daar niet geheel in en ſtellen;
om een Aerdích Dingh voor onſen Schat te houden . 3. Want , ſoo - waar dat onſen Wille en ons Harte is , daar is oock onſen Schat : is onſen Wille in den Wille Gods , ſoo hebben wy het Groote Myſterium Gods; daarna uyt dat deſe Wereldt ( zijnde eene ghelijckenis van't ſel vighe) is Ghebooren gheworden : en , wy hebben't alſoo alle, beyde : te weten , het Eeuwighe, en het Verbreec kelijcke; en , noch meerder: wy voeren de Wonderen van onſe Wercken in't Eeuwighe Myſterium ; want , ly a Ofile,aen hangen « aen den WilleGeelt. den Geeft des 4. Maar , byzal., dien dat wy onſen Wille van 't Eeu Willens,
wige Afwenden, tot in het Aerdſche Myſterium , en Gelt, , voor opfen voor onſen Schat, Schoonheyt des Lichaams Glanſch , Eere en Ghewelt, voor onfe beſte Cleynodie houden , foo is onſen Willein't ſelvighe Ghevangen , en b Beelt,of, wy hangen alleenelijck aen den b Spiegel ; ende en beko Gelijckenis. men de Vryheyt Gods niet. 5. Want, den Spiegel ( zijirde het uytwendige Rijck ) c Text,
ſal door 't Vyer beproeft, en den Grim Tal van't 2ofie, thee Reyne gheſcheyden worden ; al., waar den Grim als..dan Boofe, en , een Eeuwigh Branden ſal zijn . de Sonden . 6. Byvaldien dat nu het Vernuft ,het Sieliſche Ghe moer, als oock den WilleGeeft der Sielen ( daar de Beel denis Gods , er den rechten Menſch in ſtaat in den uyt. wendigen Spiegel ( dat is , in eeneGlinſterende Suche) in voert,
4
! Oock, van den Standt der God
looſen .
:
327
voert , ſoo wort voor waar de BeeldenisGods , en den rechten Menſch , daar_mede Ghevangen , en met de uytv wendige « Magia ( dat is , met de ſelvighe Sucht ) fečteert. 7.
Alvwaar als
Gein - a Ofie, Bio geerte . b Text ,
dan de Beeldenis , de Sucht , ofte de Inficiret.
uyt - wendige Weſentheyt, Aen.treckt: niet alleenelijck gelijck als een Kleet ; maar , het is eene • Inſtortiogh , Text, Inficirung
en eene ganſche Vermengingh . 8. Ofwel het Vyer der Sielen ſich niet en vermenght met het uyt uwendighe Rijck , ſoo vermenght ſich doch d den Wille, Gheeftder Sielen ( den welcken Magis is ) d Of, den en , de Beeldenis Gods wort verſtoort , en in eene Aerd Will Geeft des ens ſche verwandelt : alv -waar alsdan de Siele ,
haar Vyer ,
Leven . Ledigh blijft ; en , ſy heeft in den Wille , Geeft, & Text, Kohe ; eene Aerdſche Beeldenis . of, Bloor. 9. Soovwanneer dathet Lichaam f nu Verbreeckt en i Ofte,along Sterft , ſoo behout de Siele hare Beeldenis; zijnde haren dan. WilleGheeft : als , dan is : hy vande Beeldenis des Lig- Verſtaar, haams wegh ; want, in't Sterven , is eene · Scheydingh: den rechten foo verſchijnt nu de Beeldenis , met, en in die dingen ,die h Text, genomen : daar ſy mede · Geinfe &teert iTrennung. Text 3nficeret ; fich . is gheworden ; des ſelfs Quaal heeftſy in 10. Soowwat ſy al hier heeft Bemint , daar den Wil- Ofte, Doorus fy in haar heeft in
le , Geeft is inghegaan , ' t ſelvighe is haren Schat; en , NB. Ghy naar den ſelvighen , Figureert ſich oock de Beeldenis der Hooveerdi ghen. Sielen .
11. Heeft yemant fijn Hart en Ghemoet in den Tijd VB. NB. !
fijnes Levens , in Hoovaardye ghekeert , loo k vloeyr de k Text, Quitec. ſelvighe Quaal, in 't Vyer der Sielen , in de Beeldenis, doorvgaansop , en ſy vaart boven
over de Liefde en
Sacht, moedigheyt(datis , boven overde Vryheyt Gods ) uyt; en , fy en kan de Vryheyt niet Begrijpen , noch Be ſitten . 12. Maar,
328 a Text, Quillet.
:
Het vierde Capittel,
Hoemen moet Leven ;
12. Maar , fy « vloeyt alſoo in
haar ſelfs , in ſooda
pigen Anghft , Quaal, en Figureert doorgaans den Geeſt des Willens , vaar de Aerdíche dinghen , daar des ſelfs Wille is invgegaan : Glinſtert alſoo daar mede in 't Vyer der Sielen : Klimt doorvgaans in Hooveerdigheyt op; en , wil in 't Vyer , boven uytuvaren
b Verſtaat, den Hoo veerdighen.
over de Sacht, moedigheyt Gods
13. Want , 6 hy en kan geenen anderen Wille Schep pen : want, in de Vryheyt Gods , in 't Heylige Myſterium, daar vin dat hy eenen anderen Wille ſoude mogen Schep pen ,en kan hy niet in in vſich , ſelfs.
gaan;hy Leeft alleenelijcken bloot
14. Hy en heeft Niets : vermach oock Niets te be reycken ; dau alleenelijck het , gene , dat hy in den Tijd c Ofte,ghe- van fijn uyt_wendigh Leven , in ſich heeft Ghevat. maaike. NB. Gly .. 15. En , alſoo gaat het oock mer eenen Gierigaart , die Gierigaarts . heeft in fijnen Wille en Beeldenis , de Magiſche Sucht der Gierigheyt ; die wil door gaans veel hebben : en ,
Figu
reert in den Gheeſt fijnes Willens, ſich , het geenighe, daarvmede dat hy in't Leven ſijnes Lichaams heeft om ghegaan . 16.
Maar , door
dien dat het ſelvighe hem heeft ver
laten ,en dat fijn Weſen niet meer Aerdích én is , ſoo voert hy dan, noch den Aerdſchen Wille :
daarwmede
ſoo
plaaght en quelt hy ſich ; want , liy en vermach niets..an ders te bereycken
d ofte, den ! 17. En , noch veel grouwelijcker gaat het met d de Valſcheyt ; over den welckenden Elendighen heeft ghe Waldheim NB. NB. ſchreyt , en hem , om fijnes dwanghs Wille , heeft Ver. Gly Men- vloeckt . fchen Kinde 18. Want, alle het_gene dat in Booſheyt ghewrocht is gheworden , 't gene hy heeft veroorſaackt, datvolght hem naar ; want, het is in't Myſterium des Toorens gewrocht ghe
Oock , van den Standt der God
looſen .
329
1 gheworden : alfoo valt de verdurve Siele , naar het Afr Iterven des Lichaams, in’t ſelvighe. 19. Alvdaar moet ſy in de ſelvighe Grouwelen « Ba- a ofie, Stenimen. den : en , bywal, dien dat het ſchoon mogelijck was , om fich , met den Wille, in de Liefde Gods binte neygen , b of, te foo houden de ſelvighe Grouwelen en Bootheden fúlckx Vereenigen. doch
te rugghe ; want, ſy maacken een Eeuwigh Ver
twijffelen. 20. Daar de Siele fich dan eyndelijck " overvgeeft, Verwege & Text,e . God afv feyt ; en , niets anders en begeert, dan in de ſel yighe Grouwelen opvte ,klimmen , en te Leven . 21. En , hare Vreughde, is , dat ſy God , en fijne Hey lighen, Laſtert: en , haar dan , noch in de Grouwelen, bo . ven
over God , en't Rijcke der Hemelen , te verheffen ;
en, doch geenighe van dien , Begrijpen nochte te Sien . 22. Alſoo geven wy u te betrachten, wat den Willeen het Vertrouwen zy ? alswnamentlijck, dat hy is den Mee. fter , en den Voer man , die den Menſch ſijne Beeldenis , in de Liefde Gods , en oock in den Tooren Gods , inv voert . -
23.
Want , in den Wille wort her Ware Rechte Ghe
loof Ghebooren ; daar vin dat de Edele Beeldenis Gods ſtaat: want , in 't Gheloof, worden wy , door Chriſtum ; in God , Weder . Gebooren : en,bekomen de Edele Beeldenis wederom ; die Adam Verlooren : en , Chriſtus , met het Leven Gods , in de Menſcheyt , wederom invghevoert heeft . 24. Eenen Valſchen Wille , verſtoort oock de Beelde . nis: want , den Wille is de Wortel van de Beeldenis; want , hy Treckt het Myſterium Gods in
ſich .
25. Ev, den Geeſt van't ſelvighe Myſterium , - Opent d Text, het Schoone Beelt , en Trecke't ſelvige het Goddelijcke ofice,brengkap sen den Myſterium aen ( zijnde Gods Weſentheyt) verſtaat Chrifti e . H Dagh ,. Tt
330
Het vierde Capittel,
Hoe men moet Leven ;
Hemels Lichaam , ' t gheen den Hemel vervult ; ' t welck uyt God , in de waardighe en ſchoone Jongh - vrouwe ( van fijne Wijfhęyt ) Gebooren wiert. 26.
a Ofte , Binnen .
By.al. dien
dan dat ons Gemoet en onſen Wila
le in't ſelvighe wordt gheftelt , en dat den Wille't ſelvis ge begeert, foo is den Wille , Magis ; en , hy gaat a heen . in : en , by , alvdien dat hem dan Hongert , foo mach hy i het Broot GodsEten . dan foo ' Waft hem het Nieuwe Lichaam ; ' t welck is den Gheluckſalighen Boom des Chriſtelycken 27.
Als
Gheloofs : want , een yeder Lichaam bemindt ſich ſelfs. 28. Byvalvdien dat dan de Siele't Lichaam Gods be komt ; t welck ſoo , ſeer Soet en Geluckſaligh is : hoe en ſoude ſy't ſelvighe dan niet beminnen't ghene haar doch tot Eyghendom wordt gegeven ; in 't welck ſy Woonten Leeft van des ſelfs Kracht ſy Eet, en haar Verſterckt. - 29. Nu , ſoo en moet niemant ſich ſelfs bedrieghen, en in ſijne Valfcheyt en On gerechtigheytblijven ſteec ken , en ſich willende met een Hiſtoriſch Gheloof Ver trooſten ; al, daar hy denckt : God is doch Goedertie ren , hy ſal mywelVergeven : ick wil eenen Schat verſa melen, en my den ſelvighen wel genieten , oock aen mijne Kinderen veel Rijckdom en Eere na laten , ick wil na maals noch wel Boete doen ; ' t felvighe is 'enckele Be driegerye. 30. Ghy verſamelt in Valſcheyt , en ghy treckt in
u
de On - gherechtigheyt: en , of tal op’t beſte gheſchier, ſoo is het doch Aerdích , en ghy hebt u Hart en Wille in een Aerdſch Vat Ingheſoncken, en uwe Edele Beelde
b Text, Pingethan . © Text,
nis daar, mede b Bekleedt en ganſch · Geinfecteert. 31.
Daar
toe foo laat
ghy aen uwe Kinderen niets
Inficiret. anders dan Hooveerdigheyt , tot Erffenis ; foow dar, fy haren Wille.Gheeft oock niet fetten .
anders dan daar, in en
32. Ghy
Oock , van den Standt der God vloofen .
..
331
.: - 32. Ghy ghedeuckt u ſelfs goer te doen ; en , ghy doet u en uwe Kinderen , niets vanders dan het alder . erghſte. 33. Het is wel. -waar, hetuyt wendighe Leven moet
!
Neeringh hebben : en , hy doet dwaaſlijck die fijn Goedt a ofie,Osa derhow dingh. vry -willigh aen eenenGod , looſen weghvgheeft. 34. Maar , noch veel dwaſer doet hy , by_al_dien dat NB. NB.
hy ſich
ſelfs door fijn Goedt ,
tot eenen God looſen Gly. die **
maackt , ſoo , wanneer dat hy ſijp Hart daar aen hanght , Goethanght. en , de Tijdelijcke Verganghelijcke Wel.luſtigheyt in meerder Bere houdt dan het Eeuwighe On.; vergancke lijcke Goedt ; 't welck gheen eynde en neemt. 35. Maar , die den Elendighen te hulpe komt, die Se- N3. Giy gent fich: want, ſy wenſchen hem alles Goeds , en ſy bid- Barmhartia ghen. den tot God , dat hy hem aen Lichaam en Siele wil Seghenen . 36.
Alſoo treedtharen Wenſchen Seghen tot den Ge
ver in't Myſterium , en om
-vanght hem , en’t volght
hem naar ; ghelijck als een goet Werck 't gene in God is b Gebooren : want , den ſelvighen Schat neemt hy mede ; b Ghedaan, of , Ghes en , den Aerdſchen niet. maackt, : 37. Want , als het Lichaam Sterft , footreedt de Beel .
denis in't Myſterium ; dat is , ſy wordt in Gods Myſte rium Openbaar. 38. Want , in den Tijd van't Aerdſche Leven , ſoo heeft het uyt_wendighe Principium een Deckſel daar voor gheweeſt ; ’t ſelvighe Valt , met het Afvlterven des . Lichaams, wegh : foo Verſchijnt als
dan het Goddelijc
ke Myſterium in deBeeldenis ; en , daar..in alle de goede Daden en Wercken die in de Liefde , in den Wille Gods,
c Ofte, Gewroche. « Gebooren zijn gheworden . 39. Het Wenſchen , en , de Gebeden van alle Vroome NB. Gby Kinderen Kinderen Gods , ſulcx ſtaat in't Myſterium , en neyght Golden Tt fich 2
1
332
Het vierde Cap. Hoe
men moet Leven ; Oock,van , & c.,
hichteghens de Beeldenis : want , de Kinderen der Elena de , de welcke hy hen in haren Noot en Droefheden te hulp is ghekomen , die hebben haren Wille iv hare Gebe . den in't Myſterium Godsgheſchickt , en daarv-mede tot haren Helper en Vertrooſter fich gheneyght ; en , hen , 't ſelvighe, ghelijck als in ' t Goddelijcke Myſterium , ge ſchoncken . 40.
En , byval. dien dat den ſelvighen Wel
dader
dan in't Myſterium komt,dat het Aerdíche Leven daarv heeu - valt , loo worden alle dingen Openbaar ; en , aen eyghent ſich een yeder tot het lijne , daar het den Wille heeft henen beſcheyden .
a Ofte ,
41. En , alle dit ſelvighe wordt tot het Gherichte Gods des Heylighen Gheeftes in 't Myſterium « voorw
Glseſpaart,
behouden :
alwaar
dan een yeder fal Invoeghſten
' t ghene hy al hier in fijnen Acker heeft Gheſaayt ; alv daar fal't alles in eene Nieuwe Hemelſche Aerde Grpe
1 nen , Waſſchen en Bloeyen .
42.
In 't welck den Menſch , aen fijne Goddelijcke
Beeldenis , het Lichaam
van ' t Volkomen Myſterium
Gods ſal Aen vtrecken , en voor hem ( verſtaat , voor t Lichamelijcke Beelt ) fijne Gherechtigheyt ſien ſtaan ; waar om hy ſoo__feer Schoon zy ? 43. Hy ſal de Oorſaack daar van verſtaan , en ſich daar Eeuwigh in Verheugen ;en , tot Gods Eere en Won b Ofte , Maacken. derwdaad , lijnen Loflauck daar , in Vatten . NB . NB . 44. Daarn, en„ teghens ſal den God vlooſen Hoop , in GlySpotters, haar Myſterium , in den Tooren , verſamelt hebben , Spot, loosen Hoop.Gierigheyt, Hooveerdigheyt, Boolheyt, en het Vloecken des Elendighen ; 't welck hen oock ſal na , volghen :' en, ſy fullen alſoo de Qorſaack van haren Quaal', door.. gaans kennen ; en , der..halven Eeuwighe Vyanden Gods en fijue Kinderen zijn. HET
coin ? HET
333
VYFDE
CA P I T I ELL EL .
Waarom hen de God looſen niet en Bekeeren. Welck het Smartelijckſte in de Bekeeringh is. Van de Valſche Harde ren . Van den Boom des Geloofs. Hoe men in't Rijcke Gods moet In - gaan. Van de Verbreeckingh des Rijcks Lucifers. Van drie Geſtalten des Levens ; En, wat my van Adam ,en van Chriſtum , Geverft hebben . 1, Lle dit. ſelvighe,en kan den God , looſen Hoop niet - Vatten uyt Oorſaack : daar en is in when a Begrijpen , gheenen Wille daarvtoe , a Vatten .
die het begheert te -
2. Want , het Aerdſche Weſen heeft hen Ghevangen , foodat „ ſy geenen Wille, in Gods Myſterium , en Schep pen ; ſy zijn in God , ghelijck als de Dooden : daar en is in hen geenen Aden
)
des Goddelijcken Levens ; ſy en
begeeren den ſelvigen oock niet: ſy zijn in't Myſterium des Toorens Gods vergrendelt ; foo...dat. ſy heu , ſelfs niet en kennen . 3. God en heeft hen't ſelvighe niet ghedaan : maar, ſy zijn met haren Wille ., Gheeft daar..in ghegaan , en fích ſelfs alſoo Verſoncken ; daar.com loopen ſy ghe lijck als de On - ſinnighen. 4.
En daar het Edele Kleynoot, in
hen ,in ' t Centrum
doch Verborghen ſtaat ; in 't Goddelijcke Principium : en , konden geheel wel, met liaren Wille , uyt her Aerd ſche Weſen , en uyt de Boolheyt uytvgaan ; tot in den Wille Gods .
Ś . Sy laten hen moet.willigh van den
Grim valt ,b Ofie,van
houden : want , het Hooveerdighe en het eyghen Eero de Boosheye Tt 3 begeerigh
334
Het vijfde Capittel ,
begeerigh Leven is hen te aen - gepaam , ; en , ' t ſelvighe houdt hen oock .
a Text, Robe ode
6. 'Maar , naar deſen Tijd en is daar gheenen Raadt meer : ſoo wanneer het Vyer der Sielen bloot en « le digb is, foo en kan'tſelvighe met Niets , dan alleenelijck met'de Sacht ,moedigheyt Gods , met het Water des Eeuwighen Levens in 't Myſterium Gods , ghebluft wor den : en , 't ſelvighe en bereycken ſy pieţ : daar is tuſſchen hen hier
naar eene groote Kloove ;
een gheheel
Prin
cipium .
I
7. Maar , in deſen Tijd , terwijle de Siele in't Bloet Swemo en Brandt, fookati't wel zijn : want, des Gheeft Gods vaart op de Vederen des Windts ;. God is Menſch gheworden. 8. Den GheeftGodsgaat, met den Wille , in de Siele ,
Becoften Begeerte
hy begeert de Siele , hy ſteltfijne b Magiam teghens de
c Text, Hin cin .
Siele : ſy en behoeft de Deure maar Open te doen , foo gaat hy Vry --willigh • Binnen; en ,Openthet Edel Koorn tot den Boom des Chriſtelijcken Geloofs.
NB , Het 9. Maar , dat is hetSmartelijckſte, 't gene den Menſch Ste,in derBe het Alder , bitterlijckſte valt Io te gaan :Hy moet ſijnen keeringh . Gheeft des Willens van't Aerdſche Weſen Afvbreecken , liy moet den Gheeft des Willens uýt fijnen Aerdſchen Schat
( dat is , uyedeHooveerdigheyt , Gierigheyt , en
ayt de Nijdigheyt , alsmede uyt den Tooren en Valſch den Gheeft heyt ) uytvoeren d tegens den Geeſt Gods. Gods te ge 10. Sijnen Mont en moet geenen Huychelaar zijn , en moet , fijn Harten fijnen Wille ,en moet in't Aerdſche Myſterium niet blijven iteecken ; het moet van Grondt des Har ten en der Sielen Ernſt zijn . 11. Den Wille moet ſich Omwenden tot in't God delijcke Myſterium (dat is , in Gods Liefde ) op dat den e Verftaat , in den Wille, Geeft Gods Stede en Ruynte inhem mach hebben , om
l'elck het Smarlelőckſte, in der Bekeeringh, is. om het Goddelijcke Voncksken op
te
33
blaſen , anders
én is daar geenen Raat ; daar en helpt geen Huychelen . ' : 12. En , al., waarit dat yemaot alle de Schriften van NB. NB. buyten leerde , en fijn Leven vlanck in de Kerck ſat, en Ghy Schrijnws bleef even ...wel in de Beeldenis der Sielen , een Aerd {ch righe terus Vechiſch Menſch , die in ſijui Harte naar niets
anders en Kerckwa
tracht, dan naar Valfcheyt; foo en helpt ſijn HuychelensZoopers, doch Niets. : 13. Eenen Predicker, die het Myfterium Gods, in't NB. Lees uyt.- wendige handelt , ende en heeft dan vroch de Beel- raars, gly die denis Gods niet in't inwendighe ; maar ,
tracht alleen konst,
nelijck naar Eere en naar Gierigheyt :' den ſoodanighen Gonft Leert, is de Duyvel foo na , als den alder minſten : hy en is maat ini eenen Googhelaar met de Myſterien Schijn, heyligh ſonder kracht.
Gods is en eerren
14. Hy en heeft ſelfs het Myſterium Gods niet , hoe fal hy ' t dan
aen andere geven ? :Hy is eenen Valſchen ...
Herder ; en , eeneri Wolf der Schapen. Tunis is . Want ', een yeder Menſch die 'o Myſterium Gods
1 draaght (dat is , die 't verweckt heeft) en ſich aen'tſelvige heeftover_gegeven ,dat den Geeft Gods hem Drijft , den NB. Welck felvigen isGodsPrieſter ; want, hy Leerduyt God : daat eenen Pries. Ster Gods is en kan niemant recht Leeren , 'ten , zydan dat hyuyo Gods Myſterio Leere . 16. Maar , hoe ſal den foodanigen Leeren , die buyten NB. Weick
't ſelvighe is ? en , ſal hy niet uyt Konft , en uyt het Aérd- Huurlinghen en Wolven fche Vernuft Leeren aen ?
war gaat ſulckx'tMyſterium Gods zijn .
17. Hoewel dat het Vernuft een Edel Weſen is , foo is't ſelvighe, ſonderden GheeftGods, doch Blipt
want ,
Chriſtus ſpreeckt , Sonder my kont ghy Niets doen : die den Geeft Gods Drijft, dat zijn Kinderen Godse. L :LI •
18.
Soo , wie erghens anders in de Schaapſtal kliine dan
336
Het vijfde Capittel ,
dan door den Geeft Chrifti, dat is eenen Dief en Moordea naar , en komt alleenelijck om te Rooven en te Stelen , en nom ſijn eyghen nut te foecken : hy en is geenen Weyder der Schapen , maar , eenen Verſlinder , ghelijck eenen Wolfdoet. 19. Alloo is ons van den Boom des Chriſtelijcken Ghe loofs te verſtaan : den ſelvigen moet Levendigh zijn ; en, niet eene doode Hiſtoria ofte Wetenſchap : het Woord des Levens moet in de Beeldenis , Menſch Ghebooren
5 : worden , dat de Siele alſoo Gods Beeldenis drage ; buyten 't felvighe en isfy Gods Kint niet . -20 . Daar en helpt gheen Huychelen, ofte de Boere ор. a Anders, de Hoope « uyt - te , itellen : ſoomlanghe als yemant de Aerdſche Beeldenis aen de Siele draaght , ſoo is hy buy Sparen .
ten het Myſterium Gods. € 21. Ghy en behoeft oock niet te dencken ,Ick wil noch NB. NB . wel eens Om ., keeren : maar , ick wil my van , te , vooren ghenoegh verſamelen , opv.dat my. Niets en ontbreecke, en dat het Aerdſche Werck my daar naar niet in den weghen leght: neen ; ſulckx is de klauwe des Duyvels. 22. Maar , door Vervolgingh ; Kruys en Droefheyt, door Spot en Verachtingh , moeten wy in´t Rijcke Gods In
gaan . ) ! b in de 23. Want, de Duyvel voert fijn Regiment rdſche Beeldenis : den ſelvighen beſpot de Kinderen deren Kin Werelds. des Ae c Text, Gods in fijnen Hooveerdigen Stoel, ſoo , wanneer dat Sije . Jy hem ontloopen willen: alſoo dient den God looſen
b Ofte, in de
d Ofte doen .Hoop den Duyvel;en,fy helpen hem ſiju Werck d drijven. ( 24. Alle dit ſelviglie en moet den Menſch ( die tot God wil gaan ) niet achten : hy moet dencken , Dat hy in een vreemt Landonder de Moordenaars is;en ,hy iseenen Pelgerum die daar wandelt daar ſijn recht Vader v lant:hy valconder de Moordenaars, die hem Plagen en Berooven . 25. En,
Welck het Smartelijckſte, in de Bekeeringh , is. -- 25.
En , bywal, dien dat hy alleenelijck ſoo
337
veel daar
van kan brengen, dat hy ſijne Edele Beeldenis maar en be houdt , foo heeft hy Goeds ghenoegh : want , hy bekomt daarvoor , , het Hemelſche Myſterium , in 't welck Alles
leyt ; daarvuyt dat deſe Wereldt nietvandersen is dan eenen Spiegel van ' t ſelvighe. 26. En , den ſoodanighed is wel Dwaas , die voor een NB. Gliy Subſtantiaals Weſen , eenen Glanſch des Spiegels verkieft: die over want , den Spiegel Verbreeckt; en , fijnen Liefhebber Vergange lijcke fer. wort van den ſelvigen berooft.
27. Hy is ghelijck den ghenen die fiju Huys aen een groot Water, op eenen Santvgront, boudt : al waar het Water hem fijn Huys wegh voert ; alſoo is het oock met de Aerdſche Hoope. 28. O ! Menſchen Kiot , ghy Edel Schepſel,
en laat
• haar het Gewelt piet ; het koſt u Eeuwigh Rijck: Soeckt a Van dens uytuwendi u, Vintu ; doch , niet in 't Aerdſche b Rijck . 29, Hoe geheel ſeer wel gheſchiet doch den ſoodani- reine designed gen , die ſich in 't b Rijcke Gods Vint, die het Hemelſche, Verganghe en't Goddelijcke Myſterium Aen, treckt ; en, in't ſelvi- Werelds Glansch. vighe In gaat. b Ofte , Real 30. Alle de Cieraat van defe Wereldt, is Dreck , tegens geeringh , de Hemelſche; en , de ſelvighe en is niet waart , dat den
Menſch fijne Liefde daar in ſtelt. 31. Hoewwelwaar is , dat fülckx tot de - Wonderen e Ofte, Wertkeni moet gebrocht worden : tot dien eyndeheeft God ſulckx oock Gheſchapen , dat het den Menſch ſoude verſtaan : den uyt wendigen Menſch moet de « Wonderen van de NB . NB . uytwendige Natuur ( te weten ,in ' t uyt --wendige My ſterium ) Openen ; beyde, uyt, en boven der Aerden. 32. Alles ſoo.. wat de Sterren vermogen , en deAerde NB, NB . inlich heeft , dat moet den Menſch , in Wonderen , in Formingen, en in’t Weſen brengen, naar de Figuur van de V v Eeu
I
338
Het vyfde Capittel,
Eeuwigheyt, die in deWijſheyt Gods , voor de Tijden des Werelds, is gheſien gheworden . 33. Maar, hy en moet fijnen Wille daar niet in ſtellen ,
noch ſulckx voor fijnen Schat achten ; doch , tot fijne Vreughde, en Cierlijckheydt, mach hy't ghebruycken ; maar , hy moet , met den in , wendigen Menſch , in Gods Myſterium Arbeyden ; dan ſoo helpt hem oock den Geeft Gods, het uyt , wendighe, Soecken en Vinden . 34. Ter...wijl wy
dan door den ſwaren Val ſoov ſeer
Verdurven gheworden zijn , dat ons Ghemoet daardoor uyt het Hemelſche Myſterium in't Aerdſche ( dat is , in den Spiegel ) ghekeertis gheworden, ſoo dat wy ghelijck als half dood worden bevonden : foo is ons geheel hoogh noodigh , dat wy uyt den Aerdſchen Glaních ,
met ons
Gemoet, en met onſen Wille , uytvgaan : en , ons ſelfs eerſt ſoecken ; al, eer dat wy de Aerdſche Schoonheyt ſoecken : dat wy eerſt leeren verſtaan , waar wy te Huys zijn ; en maacken ons Gemoet niet Aerdſch . 35. Want , al is’t dat den Menſch ghelijck als in de Beeldenis Gods ftaat , foo is hy doch in een Drie, vou digh Leven : maar, by al
dien dat hy de Beeldenis Gods
verlieſt, ſoo en is hy maar in een Twee. -voudigh .
Het eerſte Leven .
36. Het eerſte Leven , is het Leven der Sielen : en, 't ontſtaat in 't Vyer van de Eeuwighe Natuur : en , het ſtaat voor , namentlijck in ſeven Ğheſtalten : te weten , naar den Geeſt van de Natuur ; gelijck in onſen tweeden
en derden Boeck is uyt - gevoert en verklaart geworden . Het tweede 37. Het andere Leven , ſtaat in de Beeldenis , 't welck Leven , uyt de « Fonteyne van de Eeuwighe Natuur ( dat is , uyt a Text, Bryn . het Vyer der Sielen ) wort Gebooren : welcke Beeldenis ,
in't Licht , in een andere Quaal ſtaat , en heeft haren Le vendighen Gheeft ; ghelijck ghy dit aen't Vyer, en aen't Licht, onderv vint.
38. Want,
-
12
Welck het Smartelijekſte , in de Bekeeringh , is.
339
38. Want, de Quaaldes Lichts , en is niet ghelijck de Quaal des Vyers : en , het Licht ontſtaat doch uyt het Vyer:al daar men ,in den Quaal des Lichts , den Sachten , Reynen, en Lieffelijcken Geeft verſtaat; en , in de Quaal des Vyers, de Oorſaacken des felvigen. 39. Ghelijck ghy dan fiet , hoe dat de Lucht uyt het Vyer ontſtaat; zijnde den Geeft : en, de Lucht wort oock in vier Gheftalten verſtaan . Eerſtelijck , eene Drooghe ; naar den Grim des Vyers. Ten tweeden , eene Natte ; als Water, van't « Wrange Aen „ trecken . Ten derden, TX Serbe . eenè Sachte ; van't Licht . Ten vierden , en , eene Ver
heffende ; van den Grimmigen Schrick des Vyers. 40. Al, waar wydan verftaan , dat het Licht , in alle de Gheſtalten , Meeſter is : want , het heeft de Sachtv moedigheyt, en het is een Leven , 't geen door deo Grim mighen Dood ( dat is, door de Anghft Quaal ) io't Ver fincken wort Ghębooren ; zijnde een ander Principium , 't welck ſonder Ghevoel , in ' t Vyer beſtaat : en , 't heeft doch fijn Ghevoel in Smaack . 41.
ſich ;
zijnde den Lieffelijcken
Al waar wydan verſtaan , dat hetWater , door
den Dood wort Ghebooren , door het Verlincken , door des Vyers Anghſt : en , wy verſtaan vorder , hoe dathet doch gheenen Dood en zy ; Dood is .
en ,
daar het doch eenen
42. Maar , het Licht , maackt het Groenende,dat daar alfoo een Leven in zy : welck Leven , in de Kracht des Lichts ſtaat ;
al daar het Leven uyt den Dood Groent .
43. En , wy verſtaan de Wefentheyt (zijnde de Begrij pelijckheydt ) voor het Water ; ' t welck aen lich . ſelfs Dood is : maar , het Vyer Leven , en , de Kracht des Lichts, dat is , des ſelfs Leven . 44. Alſoo is de Weſentheyt geacht , gelijck als Dood , 2 V v daar
Het vyfde Capitiel,
340
daar het Leven , 't gene daar in is , een Eygen ſich
ſelfs in
45.
ſelfs is , en
ſich Baart, en Beſit.
Al waar den Dood van de Wefentheyt, het Lige
haam daar toe moet gheven ; ghelijck in onſen derden Boeck is verklaart : al. waar wydan in 't Leven des Liches , en in't Water des Doods, oock twee Gheſtalten verſtaan ; en , naar de Anghſt in 't Vyer, de derde . 46. Als eerſtelijck , verſtaan wy in de Anghſt van de Doodingh ,in den Grim des Vyers , een Grimmigh Water, van
wegen de eerſte vier Gheſtalten der Natuur ; zijnde
Wrangh , Bitter , Anghft , en Vyer : het is ghelijck een Vergift ; en, het is oock Vergift : eene Helſche Weſentó
)
heydt , in den Grim , naar den Oorſprongh van't eerſte a Text, Principium ; daar den Tooren Gods in * Vloeyt. Dutllet ; 47. En , ten tweeden , foo verſtaan wy het andere Wa dat i , Ofen
ploeye, ofte ter, in den Schrick des Lichts, al. daar de Quaal, door de Springhe.
Doodingh Sinckt , en in den Dood , gelijck als een Niets , wort : want , in het Niets , wort de Eeuwighe Vryheyt ( zijnde den Eeuwighen Afvgront der Eeuwigheyt) Be
reyckt . b Text, Bridet.
48. En , foo.. wanneer dan het Onbegrijpelijcke Licht , in't felvige Verſincken , in de Eeuwigheyt Schijnt, en het Verſincken doorgaans Vervult , foo Groent, in's Licht , de Krachtdes Lichts ( zijnde het Leven ) van den Verfoncken Dood uyt.
49.
Want, den Grim desVyers , blijft in den Grimmi
ghen Quaal van't GrimmigheWater ; ende en gaat niet , mede in den Dood : het en kan oock niet zijn : want , de Grimmigheyt is het Gheſtrenghe Al_machtighe Leven , ' t welck viet en kan Sterven , noch de Eeuwighe Vryheyt Bereycken ; want , het is ghenaamt, en het blijft in der Eeuwigheyt , het Natuur, Leven . so . En, hoewel het.is, dat in't Leyen des Lichts oock eene
Welck het Smartelijckſte, in de Bekeeringh , is.
341
20
eene Natuur wort ghevonden , foo en isde ſelvighe doch
ES
niet Pijnlijck ofte Vyandigh , ghelijck de ghene in den • Oorſprongh der Natuur ; paar de welcke dat God ficha Ofie, Worten, eenen Yverigen, Toornigen God noemt. Sr. Want , in den Quaaldes Lichts , wordt het Water ( 't welck door den Dood , in de Vryheyt is Gheſoncken ) eenen Quaal en Water van ' t Eeuwige Leven der Vreugh den ; daarwin dat de Sacht moedigheyt, en, de Liefde, b Text , Eeuwigh Opvbvloeyt . Quilt. 52. Al daar 't ſelvighe als dan gheen Sincken meer
en is ; maar , een Groenen :'t welck genaamtis ; Paradis. 93. En , het Beweghen uyt des Waters Quaal, is ghe- NB. Welck het Paradijs naamt ; Element : en , dit is het Reyne Element in de E1 en het Reyne Element is ghelſche Werelt . 54. En, de Oorſaack des Vyers in 't Licht, is het Eeu -ghenaams, wighe Firmament , daar
in dat de Eeuwige Wetenſchap,
in de Wijſheyt Gods , geopent wordt ; gelijck wy daar . van een Ghelijckenis aen't uyt wendige Firmament en aen de Sterren hebben . 55.
Alſoo verſtaan wy nu twee Werelden in
kanderen ; al waar gheen van
maal
beyde d'een d'ander be
grijpt :- de eene , in den Grim van de Vyerighe Natuur, in ' t Water des Vergifts en van de Anghſt Quaal ; daar de Duyvelen in Woonen. 56. En , dan eene in'tLicht , al.w.daar het Water des
Lichts, uyt de Anghſt is Gheſoncken, tot in de Eeuwighe Vryheyt ; ' t welck het Water des Vergifts niet en ver mach te Bereycken voch te Begrijpen. 57. Ende en is doch niet gheſcheyden ; als alleenelijck door den Dood : al. daar het ſich in twee Principien ſcheyt , en ſich alſoo in twee Levens deelt : het eene , in den Tooren ;en ,het andere , in de Liefde: 't welck Leven, voor het rechte Leven Gods.wordt · bekent, $ V v 3
c Ofte , nepa Staan .
58.
En ,
Het vijfde Capittels 342 58.
En , hier ſteeckt den Grondtin ,
daarmom (doen
wy' met Adam uyt ' t felvighe Leven Uyt_gioghen tot in't uyt wendighe Leven ; daar.com God oock Menſch wierdt )
foomoft hy ons door deſen Dood , door en uyt
den Grimmighen
Quaal , uyt het Anghft . Leven des
Vyers , door den Dood , in " t Licht, en in't Lieve Leven wedervom invoeren . 59. Al waar de Poorte des Doods, in den Grim , in de Siele des Menſchen doch toevgeſloten was , in de Men ſchelijcke Siele , dat de Sielein de Anghift. Quaal, in de inwendige Natuur , in 't Vyer van't Vergif ( dat is , in't Water der Anghft ) ftont.
a Text, Schlus ) oder Schlufel.
b Text ,
60. Alidaar heeft den Vorft , Chriſtus , het « Slot des Doods Verbroken , en hy is met fijne Menſchelijcke Siele door den Dood in t Licht Gods weder.- om Uytvghe groent : en , fijn Licht. Leven voert den Dood nu alſoo
Gevangen ; en, den ſelvigen is eenen Spot gheworden . 01. Want , met het ſelvighe 6 Slot , meende Lucifer
Als boven. een Heer , te zijn . 62.
en eenen Alwmachtighen Vorft in den Grim
Maar , doen 't ſelvigheb Slot Verbroken wiert,
doen Verſtoorden de Kracht der Godheyt , in't Licht, hem ſijo Rijck ;al, daar wiert hy eenen gevangen Koecht: want, het Licht Gods , en het Water der Sacht, moedig heyt, is ſijnen Dood ;want, daar, mede wort den Tooren ghedoot. 63 . Alfao is het Licht , en , de Liefde , met ſamen het Paradijſche Element, en’t Water des Eeuwigen Levens, in den Tooren ghetreden ; en, alſoo is den Tooren Gods ghebluft gheworden. 64. Alloo blijft Lucifer mu.in
fich , ſelfseene Angh
ſtelijcke Grimmige VyerQuaal, al
daar zijn Lichaam ,
1 een Vergift, eenen Quaal van't Vergift Wateris. 05. En ,
Welck het Smartelijckſte, in de Bekeeringh , is.
343
en 65. En , alſoo is hy uyt het Goddelijcke Vyer Uyew ot
ch
TC es
gheftooten gheworden tot in de « Matricem van de Eeu- a Ofre, wighe Natuur ( dat is , in de Geſtrenge 6 Wrangheyt, die mee de Eeuwighe Duyſternis Baart ) daarvin ſoo voert hy het b Text, Herbigtcit. ganſch Gheſtrenghe Regiment , in den Anghſtelijcken • Mercurio ; en , hy is alſoo , ghelijck als eenen Beſchaam - c Ofte, Gelyte den ofre Verſtootene.
66.
Die in den Oorſprongh ,eenen Vorſt was: maar, nu
niet meeren gelt dan eenen Scherpwrichter , eenen Eerv looſen Knecht , die daar in den Grim Gods moet zijn als dofte, eenen Beul , die het Booſe Straft, wanneer 't hem van ſijnen NB. De Heere wordt bevolen ; verder en heeft hy gheen Gewelt . Macht des 67. Hoewwel dat hy doch eenen Bedrieger is , om veel Durelia te moghen betrappen , en dat ſijn Rijck mocht groot om deDuy. worden :: en ; dat hy oock veel mocht hebben ; en , alſoo wel fijn Rijck foeckt te Ver meeren , niet in Spot , met weynighe ſtaan . 68. Gelijck als eene Hoere denckt , als daar maar veel Hoeren zijn , ſoo en ben ick niet alleen eene Hoere , ick ben alsandere ; alſoo begheert hy oock een groot Ghe ſlacht, om God daardoor te Beſpotten. 69. Want, hy gheeft doorgaans God de Schult , van NB. NB. dat hy is Gevallen , als hadde fijnen . Grim hem alſoo ge - c Tooren , denVerfaat tooghen , en in eenen foodanighen Wille der Hooveer Gods, digheyt geſtort ; dat hy niet en zybeſtaan . 70. Daar „ over ſoo' meent hy :
wanneer dat hyder
maar veel tot hem Treckt, dat ſijn Rijck groot worde, dat hy der daar.door te meer hadde,die oock alſoo doen ghelijck hy , en God Vervloecken , en hen dan, noch Rechtveerdighen : 't felvighe is fijne Sterckte en Wel... luſtigheyt in ſijne Duyſtere Wranghe Anghſt, al„ daar hy hem doorgaans het Vyer f Op weckt , en bo-f Text , ven ., over de Throonen Uyt vaart ; alſoo houdt hy fich Erreget, als
noch voor eenen Vorſt en Koningh.
71. Eng
344 71. En , al
Het vijfde .Capittel, is to ſchoon dat hy Boos is , ſoo is hy doch
een Vorft in fijne Legioenen , in den Tooren , in ſijn ſelfs Creatuur : maar , met den Tooren , buyten ſijn ſelfs Crea a Te were. tuur , en heeft hy gheen Ghewelt
te doen
daar, in ſoo
behandeling yets moet hy , ghelijck als eenen On ,machtighen , Ghevan genen blijven . NB . Het 72. Verſtaat het Menſchelijcke Leven alſoo , in twee ke Leven , Geſtalten : het eene, naar het Vyer van de Natuur; en, het
in twee Ghe- ander , naar het Vyer des Lichts:'t welck Vyer, in de Lief falten . de, Brant ; daar de Edele Beeldenis Gods in Verſchijot. 73. En , hier vin ſoo verſtaan wy , dat den Wille des Menſchen , in den Wille Gods moet In , gaan : ſoo gaat hy
b Anders , in den Dood Chriſti , b met Chriſto , ſnel, door den Dood , miete doctories in de Eeuwighe Vryheyt Gods , tot in het Leven des Dood. Lichts ; alvdaar is hy, in Chriſto, by God . Het derde 74. De derde Geſtalte des Levens, is het uyt wendi Leyen , ge Gheſchapen Leveo uyt deſe Werelt ; dat is , uyt Son, Maan , Sterren, en uyt de Elementen. 75. 't Welck den Gheeft Gods aen Adain , door den Van de Gheeft • Majoris Mundi , in ſijnen Neuſe Blies : al daar groote Wes hy dan oock , eene uyt_wendighe Siele wiert , die in Bloet relt. en Water ſweeft ; en , in't uyt- wendighe Aengeſteec ken Vyer ( datis , in de Wermte ) Brant. 76. Het ſelvighe uyt--wendighe Leven , en moft in de Beeldenis, in't in..wendighe Leven , niet grijpen : de Beeldenis en moſt dat oock in het inwendighe Licht ( ' t welck door den Dood Schijnt,en met ſijne Kracht in de laten : want , het Eeuwighe Vryheyt Groent ) niet in uyt -wendighe Leven , en is niets
anders ,dan eene Ghe
lijckenis van't inwendige Leven . 77. Den jo - wendighen Gheeft moſt alleenelijck de Eeuwighe Wonderen ( de welcke in de Wijſheyt Gods , in den Onwgrondt , in de Goddelijcke Magia, waren
geſien
Welck het Smartelijckſte, in de Bekeeringh , is. doch
uyt- wendighen Spieghel a Text, Erblidet . Openen , en tot eenen Figuurlicken Spieghel brenghen (dat is ,tot eenen Spiegel der Wonderen) ter Eeren Gods,
i fell Cream oſoo
345
g geſien gheworden ) in den
l'an
en tot Vervreughen van den inwendigen Menſche; uyt Cod Gebooren .
wee
78. Maar , fijnen Wille , en moſt daar niet In -gaan , om de uyt., wendighe Wonderen in de Beeldenis In
het
efa
te., trecken : gelijck wy dan tegenswoordigh ( met Jam mer ) bevinden , als dat den Menſch ſich eenen Aerdſchen
C.
Schat in't Gemoet Treckt, b In
des
druckt, en daardoor de b Text, Eibitoit Reyne Beeldenis Gods , in ' t tweede Principium , Ver ftoort .
79. Want , fijnen Gheeft desWillens; gaat in 't Aerd ſche · Weſen : en , voert fijne Liefde, daar de Beeldenisc Anders , in ſtaat, in't Aerdſche Welen ; dat is , in eenen Aerdſchen Water. d Text, Schat , in een Aerdích d Vat. Geras. 80. Daarover foo wordt nu de Beeldenis , door de Imaginatie , oock Aerdích , en ſy gaat wederom in den Dood , en verlieſt God , en het Rijcke der Hemelen ; want, des ſelfs Gheeft des Willens , fteeckt , met de Lief de , in't uyt- wendighe Leven . :
81. Nufoomoet het uyt. wendighe Leven Stervenen
e ofre , de Verbreecken, op dat de « Geſchape Beeldenis ; naar het Gemaack te inwendighe Rijck , Verſchijne.
:
82. En , alſoo ſteeckt als
dan den Gheeft des Willens,
met de Liefde, in de uyt..wendighe Wonderen , en voert de ſelvighe ( in't Sterven desuyt --wendighen Levens ) met ſich , voor het Gerichte Gods.
1
83.
Al daar moet den Gheeft des Willens door ' t
Vyer gaan ; en , de Beeldenis ſal in’t Vyer f beproeft wor- f Text, Bewehref den : al daar moet alle het Aerdſche, van de Beeldenis,
Af branden ; fy moet gheheel Reyn en ſonder Ghe breck zijn . Xx 84. Ghe .
Het vijfde Cap. Welck het Smartelijckſte, in de,& c. 84. Ghelijck als het Licht in ' t Vyer beſtaat , alſoo moet den Ġheeft des Willens oock in 't Vyer Gods
346
beſtaan : en , by_al_dien dat hy al daar , door het Vyer Gods , niet vry door en vermach te gaan , ſoo ſal deſe hen worden , tot in deEeuwighe Beeldenis uytvgheſpoog
:
is tern Duyſ 85. En ,.even dit, ſelvighe is den ſwaren Val Adams, dat hy fijnen Gheeft des Willens, in ' t uyt- wendighe Le ven (dat is , in 't uyt_wendighe Principium ) in de Val ſche Sucht Inſette , en imagineerde naer het Aerd ſche Leven . 86. En, alſoo gingh hy van het Paradijs ('t welck door den Dood tot in 'ttweede Principirem uyt Groende ) uyt, tot in 'tuyt - wendige, en gingh alſoo tot in den Dood , en alſoo moft hy Sterven ; en , alſoo wierdt fijne Beelde nis Verſtoort . 87. Dit „ felvighe hebben wy van Adam Gheerft ; doch , van den tweeden Adam , Chriſto ; de Weder .Ghe boorte . 88.
Al daar „wy in de Menſch
moeten Io Dood , met
wordingh Chriſti
gaan , en met hem
in fijnen Dood , en uyt den hem , Uyt- groenen , tot in de Paradijſche
Werelt ; in de Eeuwighe Weſentheyt van de Vryheyt Gods .
HET 1
347 HET
SESTE
CAPITTEL .
Wat de Luft vermagh: Hoe wy in Adam ghevallen , en in Chriſto weder gheholpen zijn ; En , hoe't gheen licht dinghen is, een Rechi Chriſten te worden. 1.
Lloo verſtaan wy , dathet aen de Luft leyt : dat de Verdervingh
uyt de Luft is ghekomen ; en,
A noch doorgaans komt . 2. Want, Luft, iseene
Imagineeringh, almu daar de Ima
ginatie in alle Gheftalten der Natuur , ſich In, Wringht ; 1oo
dat
fy al_t'ſamen Gheſwanghert worden , met die
dingen, daar de Luft « uyt ontſtaat. verſtaan ,, als 3. Ghelijck als wy dan verſtaan
a Oficis Door, dat den uytv
wendighen Gheeft des Menſchen ( die eene Ghelijckenis van den io „ wendighen is ) naar de ſchoone Beeldenis Ge luſt heeft : en , heeft der halven fijne Imaginatie in den iö ,wendighen gheſet į daar van den in--wendighen b Ofre, b Geinficeert is gheworden . Door ogen , 4. En , alſoo hy vau , ſtonden , aen den Dood niet en of ervlet heeft Gevoelt, foo heeft hy, aen den uyt- -wendighen , ſij- feiteere; Glic. nen Gheeft des Willens in - gheruymt: alſoo is den uyt
tingeert.
wendighen , in den inwendighen , ter Herbergh in - ghe toogen ; en , is eyndelijcke Waert, in den Huyſe ghewor Voor Chesten diseB, den : en',hy heeftden inwendighen Verduyſtert; dat deCN ſchoone Beeldenis alſoo is Verblickert. vreefden ſich 5. Al daar viel de Beeldenis onder de Moordenaars Cain ; Siet
fdát is , onder de Gheftrenghe .Gheeften vau de Natuur Magnum , en van des Levens Oorſprongh ) de ſelvighe hielden de Cap. 29. Beeldenis Ghevanghen : Trocken haar het Paradijſche
TO en Vit. Kleet uyt , d Moordede is ,haar ; en , lietenſe half Dood morde en Door utaac leggheni. ken baar, X x 2 6. Nu ,
l Het feſte Capitte ,
348
6. Nu, ſoo was den Samaritaan ( Chriſtus) van nooden ; en , dit was de Oorſaack , daarom dat , God Menſch wierdt.
a Text, Schaden .
7. Byval. dien dat « de Wonde , door een Woordw Spreecken , ofte door Woord. Verghevingh hadde kon nen gheheelt worden , foo en ſoudeGod gheen Menſch zijn gheworden . 8. Maar , God en het Paradijs was Verlooren : daarna toe ſoo was de Edele Beeldenis Verſtoort en Verwoeſt geworden ; en , fy moſt wederwom , uyt God , Nieu Ghe booren worden .
i
9. En, daar, om quam God , met ſijo Woord ('t welck het Centrum in't Leven des Lichts is ) en wiert Vleeſch : dat de Siele alſoo , wederom ,
een Paradijs Woonu
Huys bequam ; te verſtaan als volght.
NB, NB .
10. Ghelijck als de Siele Adams , de Deure van de Eſſentien des Vyersheeft Open -gedaan, en, de Aerdíche Efjentien heeft Ingelaten ; welcke Quaal, ſich in de Pa radijſche Beeldenis heeft In.vghewronghen , en , de ſelvi.
gheAerdfch ghemaackt. 11. Alſo dede 't Harte Gods de Deure van de Eſentien
> des Lichts Open , en Omvingh de Siele met Hemels Vleeſch : en , de Efentien van 't Heylighe Vleeſch , Ima gineerde alſoo naar de Beeldenis , naar de Eſſentien der Sielen . 12. Alloo wiert de Siele als..nu wederom Gheſwan gere ; foodat.vfy met haren Geeft des Willens, door den Dood , jo't ParadijswLeven Invgingh . 13. En , daar, van quam de Verſoeckingh Chriſti , dat Verſocht wierdt , of de Siele van 't Verbum Domini wilde Eten ; en of ſy konde, door den Dood , in't Leven Gods wedervom In - gaan. 14.
' t Welck eyndelijck aen den Stam des Cruyces wiert
1
Wat de Luſt vermagh.
349
wiert vervult : al..daar de Siele Chrifti , door het Vyer van de Grimmigheyt , door den Gheſtrenghen Quaal, door den Dood gingh ;en , Groende weder-vom uyt, tot in de Heylighe Paradijſche Werelt , daar Adam in was Ghefchapen gheworden .
ole
15. Alloo is ons (Menſchen) weder gheholpen gewor onſen den : en , het is ons nu hoogh-wnoodigh , dat wy
« Wille , onſe Sinnen en ons Ghemoet, uyt alle Aerdſche a Ofie, Be. dinghen uyt_trecken , en in't Lyden , Sterven , Dood , en genieten Gemeo moet . in de Op ſtandingh Chriſti In.wenden. 16. Dat wy gedurigh den Ouden Adam met den Dood Chriſti Cruycigen , en met de Sonden , in den Dooden in't Sterven Chriſti, doorgaans Sterven , en met hem uyt de Anghſt des Doods , doorvgaans in eenen Nieuwen Menſche , wederom
Opvftaan , en in ' t Leven Gods Groenen ; anders en is daar geenen raat. 17. Wymoeten in onſen Wille , de Aerdſche Werelt ,
Af ſterven ; en , in de Nieuwe Werelt in den Gheloovė, Chriſti, doorvgaans weder..om
in 't Vleeſch en Bloedt
Nieu Ghebooren worden : wy moeten uyt het Vleeſch Chriſti Gebooren worden ; ſoo wy anders het Rijcke Gods willen ſchouwen ; :
18. Het en is gheen licht dingh , te zijn eenen rechten
Chriſten , het is het alder
ſwaarſte dingh : den b Wille; b Verftaas,
moet eenen Ridder worden , en teghens den Verdurven de Begheerte. Wille Strijden . 19.
Hy ( verſtaat den 5 Wille) moet fichuythet Aerd
ſche Vernuft, tot in den Dood Chrifti, in den Tooren Gods In keeren ,ofte Invfincken ; en , als eenen Waardi ghen Ridder den Aerdſchen Wille fijn Ghewelt Ver breecken.
20. En , ſich foo__feer hardt Over_gheven , dat hy NB. NB, het Aerdſche Leven daarvaen wil waghen , en niet en XX wil 3
Het Jeſte Capittel,
350
wil op houden , voordat - liy den Aerdſchen Wille Verbroken heeft : ' t welck my wel eenen Gheſtrenghen Krijgh is ' ; al waar twee Principien teghens-v-maalkande. ren Strijden om de Overn -winningh . 21. Het Vechten , om het Ridders- Kranſken , moet a ofre,
Ernſt zijn ; het en is gheeń
Scherſch : want, niemavt en
Spos Gerko bekomt't felvighe ; tepizy dan dat hy Over-wione : robeeren, hy moet de Macht van den Aerdſchen Wille Verbreece ken ; 't welck hy , infich , uyt Eyghen vermooghen, doch niet en vermagh .
NB. NB. ; 22.
Maar , by , alw.dien dat hy uyt het Aerdſche Ver
nuft , tot in der Dood Cbriſti ; met lijnen inwendighen Wille fich In
linckt , ſoo Sinckt hy door den Dood Chri
ſti, door den Grim Gods , en door alle het ophoudeu des Duyvels, tot in de Paradijſche Vreughde ofte Werelt ;
tot in't Leven Chriftio ... b Verſtaat ,
T
23. Hymoet ſijnen 6 Wille , als Dood maacken : als.
den Wille derde dan Leeft hy Gode , en hy Sinckt in de Liefde Gods ; c Ofte, en , daar hy doch in 'tuytwendige Rijck Leeft . Regeeringh, 24. Ick ſpreecke dan , noch van 't Ridder„ Kraníken it welck hy in de Paradijſche Werelt bekomts by ufoord verde dat hy eenmaal doordringht : want , al
daar
wort het Edele Saat ghefaayt , en at , daar bekomt hy het Hoogh- waardighe : Pant des Heylighen Gheeftes ; die hem daarwnaar doorgaans Geleyt en Voert . 25. En , alvis'twſchoon dathy in deſe Werelt , in een Duyſter Dat, moetwandelen , al
daar de Duyvel, en , de
Boofheyt des Werelts, doorgaans over fchet , en den uyt
hem heen Ruy
wendighen Menſch mepighvmaalin
de Grouwelen worpt, en her Edele Moltert. Sadeken al ſoo verdeckt ; ſoo en laat het ſich doch niet ophouden . 26. Maar , het Groent her. voor , en het Waft tot eenen ſchoonen Boom ܝ.ܐ E
in’t Rijcke Gods wederom uyt, tegens
1
Wat de Luft vermagh.
351
tegens alle het Woeden en Tobben des Duyvels; ed , fij nes Aen , hanghs. 27. En , hoe meerder dat den Edelen Perrel Boom NB, NB.
ondervdruckt wort , hoe hy heftigher en gheweldigher Waft: hy en laat ſich niet onder drucken ; al foude het ſchoon het uyt-wendige Leven koſten . 28. Mijn liefGemoer , Soeckt alſoo te recht naarden Boom des Chriſtelycken Geloofs ; hy en ſtaat niet in deſe Werelt. 29. Hy moet wel in . U zijo : maar , ghy moet met den NB.
NB .
Boom , met Chriſto, in God zijn , dat defe Werelt u alſoo maar Aen_en_hanght ; ghelijck de ſelvige dan Chriſtum oock Aen , hingh . 30.
Het en is niet alſoo te verſtaan, als of deſe Werelt,
voor God , niets eu doght, ofte niet uut en waar ; ſyis het groote Myſterium . 31. Den Menſch is in defe Werelt Geſchapen gewor i
den , als eenen Wijſen Regent van de ſelvighe, om
dat.“
I
hy alle Wonderen ( die van Eeuwigheyt in den « Sulphur moltes Wer zijn ; daar ,uyt dat defe Werelt met Starren en Elemen- 'NB.Waarva Com tenis Geſchapen gheworden ) loude Openen , en naar ſij nen Wille , in Formen, Figuren, en in Beeldenillen brenen Werelt buiten in
t
gen ; alles tot ſijnder Vreughde en Heerlijckheyt,
B
e
32. Hy is ganſch Vry Geſchapen ; ſonder eenige Wet : hy en hadde geenighe Wet , als alleenelijck de Wet der
0
le
Natuur ; dat hy het eene Principium in't andere niet en moſt vermengen.
33. Den inwendigen Menſch en moſt niets Aérdſch
in to
ſich in laten : maar, hymoſt over het uyt--wendighe in Principium , Alumachtigh Heerſchen ; fod en ſoude gee nen Dood nochte Sterven in hem zijn gekomen. 34. De uytwendige Elementen en louden hem oock
DS
niet hebben konnen beroeren ; noch Hitte nochte Koude 35. Want, eo hadden hem geraackt .
Gefchapen .
Het fefte Capittel ,
352
35. Want , ghelijck als de Beeldenis in 'tVyer moet beſtaan , alſoo foude oock de felvighe Edele Beeldenis, door den ganſchen Menſch , door alle de drie Principien, Heerſchen, en alles Regeeren ; en , met den Quaal van't Paradijs vervullen . 36. Maar ,
alſoo fulcx doch niet en heeft nogen zijn ,
en dat het Vleeſch dan„ noch is Aerdích gheworden , loo moeten wy nu in't Gheloof Ghebooren worden ; daarv dan noch het Aerdſche Leven het rechte Leven ver deckt . 37. Der halven ſoo moeten wy het rechte Kleet Aen . trecken ( ' t ſelvighe is ghenaamt, Hoope ) en onfen Wille in de Hoope in , fetten , en door , gaans aen den Boom des Gheloofs Arbeyden , opdathy fijne Vrucht bren ge ; zijnde deGheluck , ſalige Liefde teghens God en ſij nes Naeſten. "
38. Hy moet het Goede doen : niet alleen om fijnw
ſelfs-- wille: maar, op dat 3. Often Stichte,
hy fijnen Naeften oock door
fijn Exempel a Bouwe, en door fijo Leven, Betere.
39. Hymoet dencken ,dat hy zy eenen Boomin't Rijc ke Gods, dat hy goede Vrucht drage, en Waſſche in Gods Acker ; dat fijne Vrucht op den Diſch Gods behoort,. 40. En dat hy fijne Wercken en Wonderen in de rech te Liefde moet In-, vatten , en in de Liefde Wandelen ; op_.dat.,hy de felvighe , in 't Rijcke Gods , mach Ion voeren . 41. Want, God is een Gheeſt ,en het Gheloove is oock hem : en , God is, in Chriſto , Menſch ghe een Gheeft in worden , en den Gheeft des Gheloofswordt , in Chriſto, oock Menſch Gebooren , 42.
Alloo wandelt den Gheeft des Willens in God :
want , hy is een Gheeft met God , en Werckt met God , Goddelijcke Werckeni 1 43. En ,
Wat de Laſ vermagh.
253
43. En , alwis't, dat hem het Aerdſche Leven Ver- a Ghedaan deckt , dat hy fijne Wercken , die hy in den Geloove heeft ofte, Ghe * Gebooren , niet en kent , foo worden de ſelvige doch ( in NB.Waar de Verbreeckingh des Aerdſchen Lichaams) Openbaar. de Wereken
0
44. Want , de Hoope , is fijne Caſſe en een Myſterium , in Gbefaaya en betvaart daar in dat de Wercken des Geloofs worden Ghefaayt; worden . en , oock b bewaart . b Text, Behaltett. HET
SE V E N D E
CAPITTEL .
Totat„ gynde defe Werelt en alle Weſenszijn Gheſcha pen .
e
Oock van de twee
Eeuwighe Myſterien . Van den
Machtigen Strijdt in den Menſch om de Beeldenis ;
1 En , waar den Boom des Chriſtelycken Geloofs in Staat , Waſt, en Vrucht draaght. I. Aario de umaal dat den Menſch dan alſoo in een
I Drie ...voudigh Leven ſtaat , foo is een yeder Leven voor 't andere een Myſterium ,en het eene Ofte,eene Verborgheni. begeert het andere ; tot ... dienveynde, deſe Werelt , met heye.
N
As
alle Weſens, is Geſchapen gheworden . 2. Want , de Goddelijcke Weſentheyt, begeert den d De ny t, Spieghel, ofre de Ghelijckenis ; want , defe Werelt is ofie Afu eene Gelijckenis naar't Weſen Gods. beeldingh .
d
i
3. En , Godis in een Aerdſch Gelijckenis Openbaar ; want , de Wonderen der Verborgentheyt en vermochten in de Engelſche Werelt, in de Lieve Geboorte ,niet ge opent te worden . 4. Maar , in defe Werelt , alwaar Liefde en Tooren vermenght is, al daar is eene Tweewvoudighe Ghebare rione ; daar konde het zijn. 5. Want, alle dinghen ontſtaan uyt den Wortel des Y y Vyers :
NB: In de kanvmen God sien en Kennen ,
1
354 NB. Waar Vyers :
Het levende Capittel, Totuwatweynde en , fy worden
alle dinghen Sacht , moedigheytOm wyt ontſtaan. felijck Weſen zy :
dan
noch met hét Water der
vangen ; dat het alſoo een Lief
6. Doch , alſoo het Vyer in de Engelſche Werelt niet en wordt bekent ( want , het Centrum van de Gebarerinne ſtaat in het Licht; en ,het is het Woord Gods ) ſoo en ver a Ofre,
nioghen de Wonderen der Natuur niet anders dan in eene Geeſtelijcke - Magia Geopent (dat is , in de Wijl
Begeerte.
heyt Gods geſien) te worden.
b ofre, Van ,
Menſchen On..begrijpelijck is , en dat God dann noch
7. Maar , alſoo 't ſelvighe de Enghelen en Sielen der
b in de Engelenen Menſchen wil bekent zijn ,ſoo heeftde Engelſche Werelt gheluſt naar de Groote Wonderen om die te kennen , de welcke in de Wijſheyt Gods van Eeu wigheyt hebben gheſtaan .
8. En , de ſelvige worden in de Aerdſche Gelijckenis c Ofie, in'i Wesen . ' tot het Weſen ghebracht, in Figuren en Beeldeniſſen : alles vaar de Eeuwige Eſſentien van 't Centrum der Now
tuur ; op
dat de Wonderen Eeuwigh moghen ſtaan . 9. Doch, niet Eſſentialiſch : maar, in Figuren , in Beel
deniſſen en Gelijckeniſſen , in Formingh : naar den Wil le , wel Magis ; maar , de Ghebarerinne is doch in't Cen trum der Wonderen . 10. Want, fy is een ...maal uyt het VyerVerweckt ghe worden : doch , fy wiert in't Myſterium weder..om Ver Nonden ; en , ſy ſtaat gelijck als een Verbroken Leven. II . Daarom ſullen alle Weſens ( die in den Wille Gods, in 't Myſterium , zijn Inwgevoert gheworden ) ghe lijck als in eene Schaduwe , in de Enghelſche Werelt, Openbaar worden . 12. Want ,de Myſterien , de welcke Eeuwigh zijn , de ſelvighe zijn Twee : het eene in Liefde , het andere in Tooren : 1oo, waar den Gheeft des Willens ſich met fijne Won
dèſe Werelt en alle Weſens zijn Geſchapen .
355
Wonderen heen , jo, keert, daar, in foo ſtaan oock fijne Wercken en Wonderén . 13.
Alſoo is ons in ghelijcken te verſtaan , dat oock
I het uytwendighe het in wendighe heftigh begheert : want, her loopt al.vt ſamen naar het Centrum ( dat is, naar den Oorſprongh ) en het begeert wederom de Vryheyt .
] 14. Want , in ' t Vyer van de Natuur , is Anghſt en Quaal : foo wil nu de Beeldenis , ofte het Beelt van de Sacht moedigheyt , in den Quaal der Liefden Vry zijn : en , vermach doch in den Quaal van de Vyerige Eſentien niet Very te zijn , tot ſoovlanghe dat ſich de Quaal in de Verbreeckingh ſcheydt ; al. daar treedt een yeder in fijn Myſterium .
15. Desvghelijckx ſoo wil het Vyer van 't Water oock Vry zijn : want , het Water is oock des Vyers Dood ; en, a Ofte, het is hem oock a Myſterium . Eene Ver . 16. En , alſoo ſien wy hier , hoe het Water het Vyer borgenthey!.
Gevangen houdt : en , daar doch gheen Sterven in't Vyer en is ; maar, het is alleenelijck een Myſterium in ' t Vyer. 17.
Ghelijck dan is te ſien hoe dat het ſich in’t Water
vertoont en ſich ontſluyt, al
daar het uyt het Centrum
I
van fijne eygene Ghebarerinne fich Opent; gelijck aen 't
1
Weerlichten , oock aen eenen Steen (die doch Water is) is te kennen en te ſien . 18. En , wy ſien dan noch , voor_namentlijck ; hoe dat alle Gheſtalten der Natuur , het Licht Begeeren : want,
1
in't ſelvige Begeeren , wordt den Oly Ghebooren, daar. in dat het Licht wordtbekent; want , het ontſtaat uyt de Sachtmoedigheyt.
19.
Alſoo is ons, ons Leven te kennen , omdat in
ons het Centrum des Vyers open ſtaat; want , het Leven Brandt in’t Vyer . 20. En , ten anderen , ſtaat onste Over - wegen de Be Y y
2
geerte
l Het levende Capitte , Tot „ wat „ eynde
356
geerte tot de Liefde, die in't Woord des Levens ontſtaat, in de Enghelſche Werelt :
al
daar het Harte Godsmet
fijne Begeerte , tegens onsmet ſijne Imagineeringh ſtaat; en ons oock in't Goddelijcke Myſterium Treckt. 21. En , ten derden , is ons te betrachten het Magiſche Rijck van deſe Werelt, 't welck mede in ons Brant,en ons heftigh in ſijne Wonderen Treckt ; want , het wil Open baar zijo. 22. En , den Menſch is tot dien
eynde daar
in Ghe.
ſchapen gheworden , omdat_hy 't felvighe Myſterium ſoude Openbaren , en , de Wonderen aen't Licht, en in Formen naar de Eeuwighe Wijſheyt, ſoude brengen . 23. Terwijl nu dat hy dan ſulcx moet doen , en dat hy
alſoo in een Drie ,voudigh Vyer Brandt , ſoo heeft den rechten Gheeft ( in den welcken de Engelſche Beeldenis fteeckt) grootemoeyten , en hy is in groote gevaarlijck heyt; want, hy wandelt op eenen ſeer Smallen Wegh . 24. Want, hy heeft twee Vyanden , die hem
door.)
gaans Trecken : een yeder wil in de Beeldenis zijn , en fijne Quaal daarin... voeren ; te weten , het inwendige, en oock hetuytuwendighe Vyer , het inwendige Rijck ,
a Beelt , van de Grimmigheyt , en het uyt- wendighe Aerdſche ofie. Ghelije. Rijck , van den Spieghel ; alſoo ſteeckt de rechte Beel kenis . denis, in't midden in de b Perffe. b Text, Quetfiche; 25. Want, het inwendighe Rijck , wil door het uytz de Beauthen . wendige, de Wonderen Openen. c Dat is, Hi
26. Maar, door- dien dat het · te Scherp is, ſoo vlucht
Aerd .het uytwendighe Rijck ,
voor het io.wendighe, en deSuyverheys 't grijpt naar het middelfte ; dat is, vaar de Beeldenis, man . He melfche niet die in de Vryheyt Gods ſtaat : en, ' t Vlecht ſich alſoo in de perdraghers. Beeldenis: want, het grijpt Alles , naar het HarteGods; d ofte, Der whale dat is, naar het Centrum van 't Rijcke der Vreughde. yenis 27. d Soo is het de Beeldenis van noode, dat ſy haar
verweert ,
1
deſe Werelt en alle Weſens zün Geſchapen.
24
verweert , dat ſy den Aerdſchen Gaſt , veel.uweynigher oock den Vyerighen, niet in
al
be
OS
.
352
en
late : en , ſy wordt doch NB. NB .
uyt beyde ,Gebooren ; te weten , uyt den Vyerighen , het Beeldenis wyt Gbebaart Leven , en uyt den uyt...wendighen, - de Wonderen . 28. Daarvom is het hooghnoodigh voor ' t Beelt des amots De Werta
Meuſchen ,dat hy een matigh ,nuchteren Leven voere , en ken . ſich niet te ſeer met het uyt-- wendighe Rijck en vulle; want, het maackt anders , eene In_wooningh in de Edele Beeldenis . 29. En , hier in verſtaan wy ,den Machtighen Strijdt, Drie Levens in den Menſch, om de Beeldenis Gods ; want, fy Strijden de helema
D daar , methaar Drien , om : Eerſtelijck , het Gheftrenghe Gods, Vyer
Leven . Ten tweeden : Het Goddelijcke Vyern
Leven. Ten derden : Het Aerdſche Leven ; alloo fteeckt her Edele Beelt , in't midden , en't wordt van Drien , Ge tooghen . 30. Soo heeft het nu van
noode, dat het fich door den
Geloove , in't Myſterium van de Hoope, verberghe ; en , in 't ſelvighe Myſterium ftille blijft ſtaan .
11
31.
Al waar als
dan in 't in . -wendighe Vyer
Leven ,
9 de Duyvel doorgaans buyt,waarts (in’t uyt , wendighe b. Text,. Heraus Aerdſche Leven ) in Hooveerdigheyt , Gierigheyt , en in
3
e Valſcheyt: boven over de Edele Beeldenis heen Rijdt, en haar in’t Vyer en't Anghft Leven wil Invoeren en Verbreecken . 32. Want , hy meent noch doorgaans dat den
t
Locus c Ofte,
van deſe Werelt fijn Koninghrijck zy ; hy en wil daar ge . Plaats. ne andere Beeldenis in gedoogen .
] 33.
Soo valt nu het Edele Beelt in Kruys , Droef - d ofte, Overfulox heyt , in Anghſt en Noot; en , hier. toe is eenen Strijdt
van noode,om te Strijden om het Edele Ridder „ Kranf ken van de Beeldenis Gods. 34. En , vandaar ontſtaat. het Ghebedt , foon dat de Beelde Y y 3
$ 58
· Het levende Capittel ; Tot wat
eynde
NB.Waarn Beeldenis gledurigh van het Ingevoerde Aerdſche We on het. Bado ten , en oock van de Hooveerdighe Helſche Grouwelen, den is
door het Gebede, Uytvgaat ; en , doorgaans in't Leven Gods , ju fijne Liefde In , trede.
35. En , alfoo Dood de rechte Beeldenis doorgaans NB, NB Aerdſchen Adam ; en oock den Helſehen Hooveerdi multe den Het voor de Beel. ghen Duyvel ; en , ſy moet doorgaans als eepen Ridder Itaan .
denis,
36. En , haar en is niets nuttelijcker , dan , dat ſy haar imp" 19:: 1 in de Ghedultſaamiheyt Inwrickele , en fich onder het Kruyce worpe, en in de Liefde doar - gaans - Op
2
vloeye.
13.37. Want, 't ſelvige is haar Swaart, daar ſy den Duyvel mede Slaatjen liet Aerdſche Weſen uyt drijft:ſy en heeft geen ander Swaart daar ſy ſich mede verweert, dan het Sachte Water des Eeuwigen Levens : ' t ſelvige en ſmaackt den Hooveerdighen , Grimmighen Vyer - Gheeft niet ; want , het is heṁeen Vergif, hy vlucht daar - voor. 73 $ Soowy nu den Boom van't Chriſtelijcke Gheloof recht willen aen - wijſen ; ſoo ſegghen wy: Sijne Wortel ſtaat in't Myſterium van de Hoope , ſijn Ghewas, ſtaat in bofes Ache de Liefde, en ſijn Lichaam , in deb Vattingh des Geloofs. mingh . D : 39. Datis , ali daar de Beeldenis , door haar Ernſtigh Begeeren ' , in de Liefde Gods Indringht , len , de We . c Ofte, fencbeyt Gods ( datis , Chriſti Lichaam ). Vat : dat is nu Anv het d Corpus daar den Boom in Staat , Waft , Groent , en trecke, d offe, · Vrucht brénght in Ghedultſaamheyt ; de felvige Vruch Lichaams14 ten behoorenalit ſamen in de Engelſche Werelt. 40. Sy zijn de Spijferder Sielen , daard van ſy Eer en
F
haar:Vyer
Leven Verquickt; dat het alfoo in't Licht
der Sache moedigheytwordt Verwandelt . NB: Gly :-: 41. En , alfoo Wait den Boom in't Paradijs Gods , die SchoolyVer . auft. van den uyt wendigen Menſch niet en wordt bekent , en ernuften wort begrepen . van geen 42. Maar , 2
1
... deſe Werelt en alle Wefens zijn Geſchapen.
359
42. Maar , van de Edele beeldenis is hy gheheel. wel
en,
en
bekent : fuo , wanneer het uytvwendighe Leven Ver breeckt , foo wordt den ſelvighen Openbaar, en alle fijne Wercken ' volghen hem naar, in't Myſterium vande Hool pe ; daar
INS
in dat hy Geſaaytheeft. ! Daar. om en moet ſich niemalt ( die de Pelpe- NB. NB. Giry Kindea rums Strate Godswil wandelen ) voornemen om in yen Gods.
43.
er
deſe Werelt goedeen vrolijcke dagen , met Wereltlijcke Eere, te hebben; maar , dat op hem alle Uren is wachten
11
et
11:33 de, Droefheyt, Verachtingh en Vervolgingh. 44. Hy is al hier niet Janders dan in een Jamnier .
li dal: en , hy moer gedurigh in den Strijdt ſtaan : want , de Duyvel gaat « om hem heen , ghelijck als eenen Brullen- a Ofte , ronivom den Leeu ; die hitſt alle fijne Kinderen der Bootheyt te- hem . gens hem . 45.
Hy is gheacht als eenen Dwaas : hy is ſijne Broe
; deren On.u.bekent: fijns.Moeders Huys beſpot en vera acht hem .
of 46.
Hy gaat daar heen , en Saayt in Droef heyt ; en ,
el Beanghftight ſich: doch , daar en is niemant die't ſelvige
1 begrijpt , en die fulcx ter Harten ginge: eeo yeder meent
S. dat hy van
ch
weghen fijne Dwaalheydt foo uſeer Ghe )
plaaght wordt . 47.
Alſoo blijft hy voor de Werelt Verborgen : want,
U hy en is , met fijne Edele Beeldenis, niet van defe Werelt ; maar , uyt God Ghebooren : hy Saayt in Droefheyt , hy Oeghſt in , in Vreughde. 48.
Wie wil fijne Heerlijckheydt dan, noch Uytv
] ſpreecken die hem ten Loone wordt ? Ofte wie wil ſeg gen van 't Ridder , Kraníken't geen hy bekomt ?
49:
Wie
Jongh
kan
Uyt
ſpreecken de Kroone van de
vrouwe , 6 de Wijſheydt Gods, die de Jonghwb Sophia,
vrou ( b de
Wijſheydt
Gods )
hem
Opvſet ;
waar is
360
Hetlevende Cap. Totwat eynde deſe Werelt, 836.
is eene foodanighe Schoonheydt die den Hemel over.) treft ? 50. O ! Edele Beeldenis , zijt ghy doch eene Beelde nis van de Heylige Drie vuldigheyt Gods , in de welcke dat God ſelfs Woont !.God ſet u fijne ſchoonſte Cieraat. op ; opdatvghy u invhem Eeuwigh ſoudtVerheugen. $ 1. Wat is doch het Weſen van deſe Werelt , naar.us
de, maal dat het Verbreeckt, en niet
anders en doet dan
den Menſch in Anghft , Konimer, en in Elende, daartoe tot in den Tooren Godsvoert , en ' t Verbreeckt hem de a Text, Larven .
ſchoone Beeldenis ; en , her Treckt hem een « Monſter aen ?
NB.. NB . 52. O ! wat voor eene groote Schande fal den Menſch Ghy die deshalven hebben , by al dien dat hy aen den Daghe Booshey doet ſonder
van 't Gherichte Gods alſoo met een Dyerſche Beeldenis
met behagen.Tal Verſchijnen , ſonder noch'tgliene ſoon watdaarwnaar volght ; dat is , dat hy daar Eeuwigh in ſalblijven. 53.
Dan ſal Rouwe , aen.vgaan : daar fal, Ach ! en ,
Huylen zijn om het Verlooren Pant ; 't welck in der Eeu wigheyt, niet en vermagh wedervom bereyckt te worden. :54.
Aldaar de Beeldenis, in Eeuwigheyt , voor den
Grouwelijcken Duyvel ſal ſtaan ;ep , doen , 't ghene , den Grouwel Vorſt ( Lucifer ) wil .
HET
361
er,
HET
A
CHISTE
CAPITTEL .
Ideo
oke
OpwatWiſe God de Sonden Vergeeft ; En , hoemen een Kindt Gods wordt.
201
3. Dar
Yn lief Soeckend 'en Begeerend ' Ghemoet , ghy,
120
die Hongher en Dorſt hebt naar ' t Rijcke Gods ; M
OC de
merckt doch den Gront van't ghene dat u wordt getoont .
er
2. Het en is doch niet een licht diugh , een Kindt Gods te worden ; gelijck als Babel leert : al
h
daar „ men de Ge
wiſſen in de Hiſtorien voert , en ſich foo Hoflijck met het
2
Lijden en den Dood Chriſti Kittelt ; daar men de Ver
I
. gevingh der Sonden , Hiſtoriſch wijſe , leert 3. Ghelijck een Wereltlijck Oordeel , aldaar eener uytvghenade fijne Schult wordt Vergheven : al.,.is't -v
], 7.
ſchoon dat hy een Schalck in ſijn Harte blijft ; het is al.
lo
4. God en begeert.geeneHuychelaars: hy en neemt de Sonde , op ſoodanige wijſe , niet van ons , om , datv
0
wy aen de Wetenſchap hanghen , en ons , met het Lijden
hier gheheel anders.
Chriſti Vertrooſten; en , dan vnoch in de Grouwelen , in de Gewiſſen , blijven. s. Het is ghenaamt: Ghy moet Nieu Ghebooren wor den ; ofte ghy en ſult het Rijcke Gods niet Sien .
6. Dat ſich yemant met het Lijden en den Dood
Chri
fti wil Kittelen , en't ſelvige ſich toe.,.eygenen , eu evenv wel in den Adamiſchen Menſch , met fijnen Wille , On..
T
weder. Gebooren , wil blijven , die doet even ghelijck als eenen die ſich trooſt , dat fijn Heer hem fiju Landt fal ſchencken : onwaen
geſien dat hy fijn Soon niet en is , en Z z dat
362
Het achtſte Capittel,
dat hy 't den Soon alleenelijck heeft belooft; alſoo is ' t hier oock . 7.
Wilt ghy uwes Heeren Land Beſitten en tot Eygen
dom hebben , ſoo moet ghy fijnen rechten Soon worden : want , des Maaghits Soon en ſal viet Erven met den Vryen; den Hiſtoriſchen Soon is een Vreemdelingh. 8. Ghy moet uyt God , in Chriſto , Gebooren worden, op_dat ghy eenen Lichamelijcken Soon wordt ; also dan zijt ghy Gods Kindt, en een Erfgenaam des Lýdens en des Doods Chriſti. 9. En , Chriſti Dood, is uwen Dood, fijve Opſtandingh uyt den Grave , is uwe Opſtandingh , fijne Hemel, vaart, is uwe Hemel vaart , en fijn Eeuwigh is u Rijck.
Levens., Rijck ,
10. Doordien dat ghy fijnen rechten Soon zijt , uyt fijn Vleeſch en Bloet Ghebooren , foo zijt ghy een Erf.v ghenaam van alle ſijne Goederen ; anders en kondt ghy geen Kindt en Erf genaam Chriſti zijn. 11. Sooulangh als u het Aerdſche Rijck in uwe Beel
denis ſteeckt , foo zijt ghy den Aerdſchen Soon van den Verdurven Adam ; daar en helpt geene Huychelerye :
i
geeft foo goedeWoorden voor God als ghy wilt; evenwa wel zijt ghy een Vreemt Kindt. 12. En , de Goederen Gods en komen u niet toe ; tot der , tijd , toe dat ghy , met den Verlooren Soon , wedern. om tot den Vader komt, met een recht waar Berou en Boete over u Verlooren Erfgoedt. 13.
Alvdaar moet ghy met uwen Gheeft des Willens
van 't Aerdſche Leven Uytvgaan , en den Aerdſchen Wille Verbreecken : 'twelck Wee doet , met het Gemoet en met den Gheeft des Willens , uwen Aerdſchen Schat , die ghy ghehadt hebt , te verlaten , daar den Gheeft des
!
Willens in was Ghebooren ; en , ghy moet in den Wille Gods In.vgaan . 14. AL
Hoemen een Kindt Gods wordt. 14.
363
Al daar Saayt ghy u Saadt in 't Rijcke Gods , en
ghy wordt in God NieuGebooren ; gelijck eene Vrucht die in den Acker Gods Waft :want,uwen Wille,ontfanghe
50: PD;
de Kracht Gods : zijnde't Lichaam Chrifti ; en, dan Waft het Nieuwe Lichaam in God .
15. Als. dan zijt ghy Gods Kindt, en , de Goederen
012
Chriſti komen u toe , en fijne Verdienſten , fijn Lijden,
Soy 205
Dood , en ſijne Opſtandingh is alvt ſamen u , ghy zijt een Lidt aen ſijn Lichaam ,
en
fijnen Gheeft is uwen Gheelt ,
hy leytu op den rechten Pade; en alles foo ,wat ghy doet, dat doet ghy Gode . 16.
Ghy Saayt in deſe Werelt , en ghy Oeghftet in ,
chi
in den Hemel Gods : ghy zijt GodsWonder- werck , eu
VC
ghy Opent fijne Wonderen in ' t Aerdſche Leven ; en , Treckt die , met uwen Geeft des Willens , in’t Heylighe
v
Myſterium .
by
17. Merckt alſoo dit
ſelvighe ghy Gierigaarts , ghy
Hooveerdighe , ghy Nydighe , ghy Valſche Richters , en
el
len
re : Nam
tot
ghy Booſachtighe: ghy , die uwen Wille en uwe Begeerte in Aerdſche Goederen , in Gelten Goedt , in Welmluftig heyt des Levens In . voert, en houdt Gelten Goedt voor uwen Schat, en ſtelt uwe Begeerte in't ſelvighe ; en , wilt even welKinderen Gods zijn. 18.
Staat en Huychelt voor God , dat hy uwe Sonde
foude Vergeven : ghy dan en
noch blijft, met uweBeelde
nis , in Adams Pels ; dat is , in Adams Vleeſch : ghy Ver trooſt u alſoo met het Lyden Chriſti , ende en zijt niet.v
2015 en
bet
at,
es le
anders Gods .
dan Huychelaars ; ghy en zijt gheen Kinderen
19. Ghy moet in God Ghebooren worden ; foo ghy Kinderen wilt zijn : anders bedrieght ghy u , met vt'la men uweHuychelaars ; die u eene a Blinckende Veruwe ? Ofie, Schoon Schije nende , voor Schilderen , Zz 2 20. Sy
Het achtſte Capittel,
364
20. Sy leeren ; ende en zijn van God niet Érkent noch te Gheſonden om te leeren : fy doen 't om des Buycx en om Wereltlijcke Eeren-wille ; en , ſy zijn de Groote Hoe re tot Babel: die met de Lippen God Huychelen ; en,
1
met het Harte, en met den Gheeft des Willens , dienen ſy Draack tot Babel, a De We den teltfile Ty . tannen en 21. Lief Ghemoet , wilt ghy Gods Kindt worden , foo in fchickt u tot Aen_vechtinghen tot Droef heyt : het en is Verwar deRegenten ringh. niet licht en gemackelijck om in het Kinder- Leven in, NB. Gl.y tevgaan ; voor vnamentlijck , by-ual, dien dat het Ver Menfilveni nuftin't Aerdſche Rijck Gevangen leyt . Kinderen . 12. Het Vernuft moet Verbroken worden , en den Wil b Verfaat, Wille, le moet daar van Uytvgaan : b hy moetin Demoedighe den Ghehoorſaamheyt ſich in 't RijckeGods In_Saayen ; ge lijck een Kooren in den Acker Geſaayt wordt : hy moet ſich in't Vernuft , ghelijck als Dood maacken , en ſich aen God Overn gheven ; alſoo Waſt de Nieuwe Vrucht in't
!
Rijcke Gods. c Ofte, rls alles Gods,
23. Alſoo ſtaat den Menſch in een Drie - voudigh Le ven ; en , behoort - God alles toe .
24. De Inwendighe Vyerighe Eſentien van ' t eerſte Principium , die worden met het Nieuwe Lichaam , in Chriſto , In , ghelijft ; ſoo. dat de felvige in 't Vleeſchen
d Text , Wallen ! Qualen.
Bloet Chriſti, uyt den Wille Gods
Vloeyen : en , haar
Vyer , is Gods Vyer ; daarvuyt dat de Liefde , de Sacht, moedigheyt , en , de Demoedigheyt Brant . 25. Al daar den Heylighen Gheeft Uytvgaat , en helpt hem den Kamp , tegens het Aerdſche Vernuft, oock teghens den Verdurven Wille des Vleeſches en des Duy vels beſtaan : fijn Jock des Aerdſchen Willens, wort hem Lichter ; doch , foo moet hy in defe Werelt in den Strijdt blijven.
e Tint, Narung.
26. Want , het Aerdſche Leven moet · Onderhou dingh
Hoemen een Kindt Gods wordt.
305
ch
dingh hebben ; ſulcx inoet hy Soecken : ende en behoeft
00
doch oock fijnen Wille zochte fijo Harte daarvaen niet te hanghen .
en,
27. Hy moet God vertrouwen : en , fijn Aerdſch Vernuft
oly
treedt doorgaans in Twijffel; dat het ſal gebreck hebben:
00
het wil God doorgaans Sien ;en ,'t en kan doch niet ! wants Goden Woont niet in't Aerdſche Rijck ; maar, i01. lich : ſelfs.
uis
28. Dervhalven ſoo
P
moet het Vernuft ( naar... devo
maal dat het niet en vermagh God te Sien ) in deHoope a Ofte, * løvgewendt worden .
bo
29. Alvdaar loopt als dan , den Twijffel, teghens het ?'nugekeert,
re
Geloove ; en , die wilde Hoope , Verſtooren :
daar over
moet den Ernſtighen Wille , met de rechte Beeldenis, te ghens het Aerdſche Vernuft Strijden : al daar doet het Wee ; en, ' t gaat menighmaal treurigh toe. 30. Voorvnamentlijck, ſoo , wanneer dat het Vernuft
2 Ć
den Loop van deſe Werelt aen liet:en ,alſoo ſijnen Geeft des Willens , ghelijck als Dwaas , teghens den Loop van : Zijt Nuchte deſe Werelt erkent;al, daar is het genaamt ren , Waackt , Vaft en Bidt : dat is, op
e
dat
ghy het Aerd
ſche Vernuft mooght Dooden, en gelijck als Dood maac ken ;dat den Geeft Gods alſoo b Stede invu mach vinden . b ofie, 31. By..al dien dat den ſelvigen Verſchijnt, die over- Ruzmie. windt feerhaaſt heç Aerdſche Vernuft, en hy Blickt < Schijnt,
I
den Wille, in de Anghſt ,aen, met fijne Liefde en Soetig- fre, Siet. heyt; aldaar , dan yeder ,maal een ſchoon Tacxken uyt deu Boom des Geloofs wordt Gebooren ,
k 32. En , alle Droef heyt eu Aen_vechtingh dient den NB. NB.
1 t
Kinderen Gods ten beſten : want , foo menighumaal als.ch Kinde. God overwhen toe. laat dat fy in Anghſt en Droef heyt worden ghevoert , foo ſtaan ſy yeder maal in de Baringh van een Nieu Tacxken uyt den Boom des Gheloofs. 3 Z z 33. Soo.com
1
366
Het achtſte Capittel,
33. Soo , wanneer den Gheeft Gods weder. om Ver ſchijnt , loo voert hy yeder.- maal een Nieu Ghewas op ; daar over dat haar de Edele Beeldenis ſeer hoogh Ver vreught .
a Text, Sturtf .
34. En , het en is maar om den eerſten Ernſtigen - ſtoot te doen , al daar den Aerdſchen Boom Overwonnen, en
het Edele Kooren , in den Acker Gods , moetGheſaayt b Den worden ; dat den Menſch , den Aerdſchen Menſch leert rechten kennen . Menſch . NB. NB. 35. Want , ſoo . wanneer den Wille het Licht Gods c Ofte, het Ghelijckenis d vyla . gaande We ſentlijeke Kracht en Verſtant. e Text, Erfennet .
ontfanght , foo fiet ſich den · Spieghel in. fichſelfs : in het Licht , ſiet de eene d Elents de andere : en alſoo Vint
den ganſchen Menſch ſich in..ſich ſelfs : en , hy ' ver ſtaat wat hy is ; ' t welck hy , in't Aerdſche Vernuft , niet en vermagh te verſtaan. 36. Der halven en moet niemant dencken , dat den Boom des Chriſtelicken Geloofs, in’t Rijck van deſe We relt , geſien ofte erkentwordt ; het uyt-wendige Vernuft en kent den ſelvighen niet. 37: En , alvis't
ſchoon dat den Heerlijcken Boom
wel in den inwendighen Menſch ſtaat, even wel ſoo twijffelt het uyt- wendighe Aerdſche Vernuft noch wel ; want, den Gheeft Gods is voor 't felvige eene Dwaalheyt, het en kan den ſelvighen niet begrijpen. 38 , En , al is t , fchoon dat het gheſchiet , dat den Heyligheu Gheeft ſich menigh_maal in den uyt - wendi ghen Spiegel Opent , dat het uyt wendighe Leven daar . in hoogh Vervreught, en van groote Vreughde zidderen de wort: en , denckt , nu hebbe ick den Waardigen Gaſt be
: .
komen ,'ná wil ick’t Gelooven ; ſou en is daar doch gheen vol. komen beſtandt in . Te f xt, Perbarret . ! 39 . Want , den Gheeft Gods en f blijft niet door . g Text, Befaffe. gaans in de Aerdſche Quaal ; hy wil een Reyn : Vat heb ben :
1
Hoewmen een Kindt Gods wordt.
367
ben : en , by_al_dien den ſelvighen in fiju Principium ( dat is , in de rechte Beeldevis ) wijckt, foo wordt het uytvo
31
wendighe Leven kleyn moedigh en a vertzaaght..
M
2 Ofte,
40. Daarvom moet de Edele Beeldenis ghedurigh in Vreefacha Strijdt Leven en zijn ,teghens het uytvwendighe Leven des Vernufts : en , hoedefelvige meerder Strijdt, hoe den
of
20
ſchoonen Boom grooter Waft; want,fy Werckt met God . 41. Want, gelijck als eenen Aerdſchen Boom in Wint,
Tyt
Regen , Koude, en in Hitte Walt, alſoo Groent mede den Boom
ds
van de Beeldenis Gods , onder Kruys en Droef
in
heyt, in Anghſt en Quaal, in Spot en Verachtinghop , tot in't Rijcke Gods ; en ; hy brenght Vrucht in Ghedult
at
faamheyt.
t
42. Alſoo wy dan ſulcx Weten , ſoo moeten wy daar na Arbeyden , en onsvan geenige Vreeſe nochte Verſchric ken laten ophouden ; want , wy ſullen ſulcx wel Eeuwe
0
lijck ghenieten , en Invoeghften : 'tghenewyal.hier in
ft
Anghít en Moeyten hebben Gheſaayt', ' t ſelvighe fal ous Eeuwigh vertrooſten ; Amen .
20 l;
en li Por 110 eo
20
Do li
E
Y
N
D.
E.
.
Hel
: Va
Voy
11
1.
Omt fiet in dit Tractaat, ghy die de Menſcheyt Chriff, Niet kent, en onder „ foeckt ; doch , in u foecken miſt:
K Hoefijn Menſch wordingh zy, God's Gheeft hier klaar komt toonen : Die 't niet en wil verſtaan, dat falhem niet verſchoonen.
II . Ghy weet, een ſchooneGloedt, in't Yfer leyt verſmacht, Die niet tevoorſchijn komt, eer’t in't Vyer wort gebracht: Soo lagh Gods Beelt verſmacht ( door Satans Liſt, en Moorden ,
i
Tot dat het Eeuwigh Licht, de Duyſternis Verſtoorden.
!
III . Doen in de wijſheyt Gads,'g t eſcheyden wiert Vereent, Soo heeft fijn Hart en Woord, ſich om ons ganſch verkleent: Ia ! 't gheen onſterflück was, heeft 't Sterflijck aen - ghe toogen ; Dat wy nu , door dien Wegh, in Gods Huys komen moogen. IV. Waarom oock Chriſt voor ons, den Dood moft Sterven (waar, En, ſulcx ons niet bevrijdt van ' t Sterven, blickt hier klaar : Oock hoe Chriſt, in lijn Bruydt , Menſch wordt , men nu kan leeren ;
! Ick wenſch , fijn Geeſt in ons, gedurigh mach vermeeren . U.L. Mede-w-Borgher van deſe Drie v.vermenghde Wereldt.
;
:
)
le Lo
Ã
1
1
1
! 1 7
1
1