Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
e r
e
122 or n g
e
r
m
a C e
H
i
t
s
a v i r2 2 14 p
KW
0 2
a r B
,
ܐܶ
,
ܟ
ܐ
܀
;
3
2
3
三
H
OE
。 上 》 C
LA NG ER
NS
KRA
IEN
VAN LEL
EN
EN ROS
.
1
1
1
531337 WELRUIKENDE
KRANS
VAN
LELYEN
en
ROSEN,
Vergadert uit de Werken van
JACOB
BOHEEM
MET
INLEYDING
,
E EN
en
NAREDEN ,
Betreffende fija
PERSOON
en
SCHRIFTEN .
UTRECHT By
GERRIT
MUNTEN DA M.
M D C C I Y.
C.
VERKLARING
VAN
TY
TE
L
DE
-
PRIN
T.
9 , Na't moed'loos hert ; dat ' t Cruistot Ruſtplaats heeft gekoſe 13 Door felle prickeling der doornen afgemat! Hoeruikt ' t ſich aan de geur van Edens bloemen ſat ! Dus krijgt het kracht , om ſich ten Hemel op te heffen ; En kreunt 't fich niet , hoc ſwaar de ſtok en lans haar treffen : Wijl ' t hier haar Heylande tracht in Cruis te fijn gelijk ; En Deelgenoot hier na met hem in ' s Vaders Rijk. Hoe praalt hier 't Godlijk Oog met ſegen -rijke ſtralen ! Wel hem , die 't koeftrent licht ſo diep in 't hert voelt dalen : Dat op de Krans verlieft , het Cruis tot ruſtplaats kieſt ;
!
E N K L I
A EC
TH IO
1
BL BI
K O N
En door de geur verrukt ſich ganſch in Godt verlieſt!
V
O
O
R
R
E
D
EN
: AAN
DEN
GODSOEKENDEN
L
S
E
ER .
iet hier een Verſameling van de gemoedelykſte plaatſen , uit de Werken van den ongeletter. den en
eenvoudigen
ſchoenmaker , Jacob
Boheem , uit het Hoogduitſch door ons in het Nederduitſch overgebracht. De liefde
tot onſe Landsgenoten , en het verſoek eni ger Vrinden , heeft ons deſen arbeidt doen by der handt né men :
dewyl’er vele Vromen fyn , die defen Schryver in ſyn
eige taal niet kunnende verſtaan , ſich evenwel genegen to nen tot het leſen deſer boeken : om op den weg des Heeren so veel te naerſtiger voort te leren gaan ; en baar ſalicheidt ernſtiger uit tewerken . II . Dit Oogmerk hebbende , oordeelden wy gehouden te so veel doenlyk was , met een gemoedelyke en Syn ; om alles, vloe 2
VOOR REDEN. vloeyende Styl, klaar en krachtig uit te drucken.
Want een
hoogdravende en opgepronkte Styl voegt ganſch niet by ge wiihtige ſaken ; die nergens anders toe ſtrecken , als om on sen Geeſt te doen bedaren , en in ſtilte tot Godt te brengen : volgens dit bekende Vaersje; Ornari res ipſa negat ; contenta doceri. Dat is ,
De ſaak wil pronk noch praal ; om Menſchen te behagen : 't Vernoegt haar ,klaar en net te worden voorgedragen. Of wy dit nu beter als anderen , die defen Schryver ook Hol landſch hebben leren ſpreken , getroffen hebben ; dat laten wy aan haar Oordeel over , die defe twee talen recht verſtaan , en grondige kennis hebben van de ſaken , die hier verhandelt worden. Maar wat belangt onſé getrouwicheidt in het ver talen ; daar kunnen wy van ſeggen , met een blank gemoedt : dat geen ander Doelwit hebben gehadt , als ons Geweten na
behoren te quyten ; om ons ſelven , en alle Vromen , die dit ter handtſal komen , ſo veel meer te kunnen vergenoegen. III . Het is wel waar , dat'er ſomtyds hier en daar een woordt verandert is ; en by gelegentheidt een woordt door ſche twee of drie woorden uitgedrukt ; om dat de ſaken dat nen te vereyſchen : als ook , dat wy ons niet ſtip hebben ge bonden aan dewoorden , ſo als die achter malkander volgden; gemerkt de aart van onſé taal dit niet wel lyden kan , en de eigenſchap van een goede Overſetting noch veel minder. Maar wy kunnen, met een goedtgemoedt, getuigen , dat dit alleen ge fchiedt is, om den fin en mening van deſen Schryver ſo veel duidelyker voor te ſtellen , en gemackelyker te doen begrypen. Waar toe ons ', behalven de Schriften van fyn eigen handt, ook deſe en gene voorname Afſchriften , by gebrek van fyn bandt te hebben , veel aanleiding hebben verſchaft ; en op verſcheide plaatſen vry wat meer lichts gegeven , als de ge drukte boeken ons verſchaften. Welke goedegelegentheidtwy darom met alle naerſticheidt hebben willen waarnemen. IV .
VOORRE DE N. IV .
Wy hadden Sommige onduitfche en duiſtere woorden
wel enig fins in onſe taal kunnen uitdrucken : doch dewyl die woorden veeltyds eer een ruimer verklaring , als een bepaalde vertaling , vereiſchten ; hebben wy geoordeelt beſt te ſyn , die meeſt doorgaans in haar fandt te laten , en daar na tegelyk, op een behoorlyke order, te verklaren :: om die , by alle voor vallen , daarmen het nodig acht, bequamer te kunnen naſien, en ſich met meerder gemak in te prenten. Insgelyx hebben wy ons enigſins gedrongen gevonden , de Schriftuurplaatſen for danig te laten , als deſe Schryver die bybrengt , tot beveſti ging ſyner ſaken : aangeſien wyhem , in ons overſetten , vol gen moeften ; en geenſins onſe, maar ſyne , gedachten uitdruc ken.
En dit is de reden ; warom dat wy dikwils hebben na
gelaten de plaatſen aan te wyſen , daarſe in de heylige bla deren te vinden fyn . V.
Wil ymandt dit anders duiden ; dat ſtaat hem wel.
vry : doch hy ſal daar door , voor alle Menſchen van kennis en beſcheidenheidt , klaar doen blyken ; dat niet alleen onkun dig is van ' t geen tot een goede Vertaling vereyſcht wordt ; maar dat hy hier door ook alle overſettingen van wyſe en er vare Mannen veroordeelt : gemerkt die doorgaans defe vry heidt ſich ſelven hebben aangematicht ; om den weetgierigen Leſer , door haar natuurlyken en ſoetvloeyenden Styl te ge moet te komen ; en alles fo veel lichter te doen begrypen. VI .
Sommige welmenende Promen ſullen
lichtelyk ſich
enig finsſtoten , als fy ergens deſe en gene woorden ontmoe ten , die wat hardt luiden : en ſich mooglijk verbeelden ; dat wy daar door enige Perſonen hebben getracht hatelijk af te fchilderen , en voor de Wereldt ten toon te ſtellen.
Doch dit.
is fo ver van daar : dat veel meer ons beſt hebben gedaan ; om alles op de gevoeglikſte wiſe in te ſchicken . Want hoe fou den wy ons , in diergelijke voorvallen , dragen ; daar de Schry ver.ſó ſtraf, en ſtreng haar bejegent ? Souden wy lyne woor. den volgens ſyn mening vertalen ; of na onſen ſin verande gen ? 3
VOOR REDE N. ren ? Souden wy , als hy defe
of gene ſoort van Menſchen
wat hardt aantaſt , en ſcherp overhaalt , ſachte
en laffe
woorden gebruiken ; en aldus de kracht en klem fyner rede nen , om ſommigen te behagen , met voordacht ontſenuwen ? Immers kan dit geenſins, met de minſte ſchijn van billijkheidt, gevergt worden van een getrouw Overſétter : dewyl diege houden is , in alles ſich aan den Schryver te verbinden :
in
dien by ſyn Plicht niet wil te buitengaan. VIŤ." Hier tegen ſullen noch miſſchien vele ſachtmoedige Vromen oordelen , met welgegronde reden te kunnen inbren . gen .
Alsmen deſen Schryver toch hadt willen uitkieſen , wa.
rom datmen dan uit ſyne Werken niet maar alleen de gemoede lykſte plaatſen heeft genomen ? aangeſien het oogmerk niet an ders behoorde te ſyn ; als de bevordering van onſe ſalicheidt. En by gevolge, warom heeftmen dan die plaatſen niet over geſlagen ; daar hy niet alleen tegen Babel en den Antichriſt , maar ook tegen de Secten en hare Artykelen , so hardt yvert, en geweldig uitvaart ? Om deſen ſteen des aanſtoots ook weg te nemen, ſo veel in ons vermogen is , kunnen en moeten wy, ten opſicht van deſen Schryver , in alle oprechticheidt ver klaren ; dat wy Syns gelijk , uitgenomen de Propheten en Apo ftelen , nimmermeer hebben aangetroffen : ; ſtellingen van alles wat hy verhandelt.
So wel in kracht 1 SV00
Waar uit voor alle
beſcheyde Menſchen , die ogen hebben om te ſien , en oren om te horen , ten vollen openbaar is : dat dit geenſins een opge raapt werk is ( als vele Vernuftelingen, uit haar eige onkun de, of een ingeplant Vooroordeel van anderen ,met groten ernſt drijven ) maar dat het , buiten alle twyffel,
uit gron
dige kennis en weſentlijkeondervinding is voortgekomen. Geen wonder derhalven ; dat hy dikwils , daar toe door den Geeft des Heeren aangeſet ſynde' , so böſter uitvaart tegen den grou wel der ongerechticheidt ; die den gehelen Aardbodem , so wel in als buiten de Kerk , overſtroomt heeft. En wat ons . be- .
Ý OOR REDEN. belangt, kunnen wy insgelyx , in alle oprechticheidt , verklaa ren ; dat met
voordacht ſodanige ernſtige en yverige redenen in onsWerk geenſinshebben willen inlajen . Is'er hier en daar wat ingeflopen ; dat is alleen by dit geval geſchiedt', dat hy in ſeergemoedelyke Er- inneringen van grootbelang , yets dier, gelijx vermengi heeft ; en wy geen vryheidt vonden , om die plaatſen darom over te ſlaan. VÍII. Doch in de Inleyding hebben wy dit ſo nauw niet kunnen noch
willen nemen : gemerkt
het aldaar hoognodig
was , om aan de welmenende Dromen klaarder te kunnen tonen , wat ſonderbare gaven defe Schryver van Godt ontfangen heeft; en hoe onbeſchroomt ſynedele Talent aangeleit , tot Gods eer en fyn Naaftens ſtichting ; ende fyn getrouwicheidt voor den Heere , in alfyn handel en wandel, beweſen . Noch veel minder heeft dit in de Nareden kunnen geſchieden : dewyl wy daar in vaſt ſtellen ; dat de Godfoekende Leſer alvorens overtuicht is van fyn godlyk wonder gaern eens ſouw
Beroep
willen horen
en
darom hem wel
vry uit de borſt ach
ter malkander Spreken , niet alleen van vele tegenwoordige , maar ook toekomende, Saken ; als een Voorloper van den gro ten Dag des Heeren , waar in alle Coninkryken en Vorſten dommen deſer Wereldt Sullen moeten wyken voor het door luchtig Coninkryk van onfen Immanuël . IX . Is.ymandt derhalven noch so swak ; dat hy de harde Jpys niet kan verdouwen , die in de Inleyding en Nareden wordt opgediſcht : laat hem , totfyn opwecking en ſtichting, het Werk maar alleen lefen, Vindi hyhier en daar een plaats, die hem niet ten vollen gevalt: laat hem ſulke uitkieſen, die hem geen gelegentheidt tot misnoegen of ergernis verſchaffen; maar allerbeji aanſtaan , en met fyn gemoedt tenemaal over , éenkomen .
Want daar is keurs genoeg , en overvloedige aan
leiding ten goede: als het hem maar recht ernſt is , de Wes relde te verlaten, en Godt te ſoeken . Is ymandt begerig te we ten ; wat defe Schryver voor een Man isgeweeſt , en hoe hy fiche
VOORRE DE N. ſich in ſyn handel en wandel
gedragen heeft , voor Godt en
voor de Menſchen : die kan de Inleyding men .
by der handt ne .
Is ymandt daar door overtuicht , dat hy een Gefant
Gods is , die ons den opgang verkondicht van de Son der gerechticheidt , onder wiens vleugelen geneſing is : die kan ſich in de Nareden vermaken ; inſonderheidt met fyne won derbaarlyke Voorſeggingen , ontrent den ondergang van Bar bel, en den opgang van Sion , in de vreſe des Heeren te her kaauwen : ende Godt loven en danken , dat hy ſyn arme volk , in deſe onſe dagen , befocht heeft met ſin vaderlyke goedertierentheidt ; om alle verſtrooyde“ſchapen van het huis Ifraëls in baar ballingſchap een bert onder den riem te ſteken: op dat ſy de Verſchijning des groten Coninks , met ſo veel te ſterker verlangen mogen te gemoet fien .
Want gewiſſelijk ,
komende ſal hy komen , en geenſins vertoeven ; om alle ſyne lievelingen te verloſſen
uit al haar benauwtheidt : volgens
de eenparige Toelegging aller Mannen Gods , die voor en na de komſt Chriſti van Godt tot ſyn Volk gefonden fyn . . X. Darenboven raden wy een ygelyk ,ſonder enig onder
Scheidt van perſonen te maken , die dit boek mocht komen te lefen , of te horen leſen ; dat hy toch alles, wat hem daar in te hoog of te diep voorkomt, ofte om ſijn ſwakheidt , en ingekankert Vooroordeel , tegen de borſt is , maar in filte by ſich wil nederſetten :
en ſich toch nimmermeer laten ver
voeren , om daar een Oordeel over uit te ſpreken , volgens de gronden van ſijn Religie , daar hy in opgebracht is , en met het aanwaſen ſijner jaren , hoe langer hoe meer beve Sticht. Wy weten wel ; dat kinderen melk moeten eten , en geen vaſte Spijs : maar wy weten ook wel ; dat kinderen geoeffende ſinnen ontbreken , om na behoren godlijke ſaken te kunnen onderſcheiden. En bygevolge ; dat het haar geen fins toeſtaat, een Vonnis te vellen ontrent ſaken , die ſy noch niet kunnen doorgronden ; of anderen daar in na te volgen, daar Q grote gedachten van hebben .
Doch niemandt paſ bet
VOORRE DE N. het minder , op haar eigenſinnige wijsheidt des vernufts te ſteunen ; of op Schriftgeleerden en Phariſeen van Naam in Kerken en Scholen te Leunen ; als godſoekende gemoederen : en voor haar is deſe grote moeyte alleen aangewendt. XI . Want hier in hebben wy defen Schrijver met voor
dacht willen navolgen ; gemerkt dit ook fijn enig Oogmerk geweeſt is : gelijkerwijs de feduidelijke en nadenkelijke woor den van hem , len uitwijfen.
in ſijn 12. Brief. Vers 78. . . 80. ten vol Ik heb niet geſchreven voor de kloekſinni.
gen en verfadichden ; voor die hoogverheven fijn , en by fich felven wijs ; voor die ſelve kunnen gaan , en alreets rijk fijn : maar voor de kinderen en onmondigen ; die de bor ſten van haar Moeder ſuigen , en eerſt leren gaan . Wie her verſtaan kan ; die verfta het: wie het niet verſtaan kan ; die laat het onberiſpt en ongelaſtert.
Ik heb voor hem nie mendal geſchreven ; ik heb maar voor mijnfelven geſchre
ven : doch ſo'er een broeder was , die dorft hadt , en my om water bade , dien fouw ik te drinken geven.
Die fal
ook wel ondervinden , wat ik hem gegeven heb : indien de Heere hem het drinken wil vergunnen . En dit doet ons ook van alle Vromen ſeer ernſtig verfoeken , defe Vermanin g van bem wel in acht te nemen ; Driev . Lev. Cap. 2 : 18. Laat toch niemandt ſich ergeren aan den eenvoudigen Stijl ; oor delende , dat wy geen begrijp hebben , dat diep genoeg is. Laat hem maar met rechten ernſt leſen ; en dat met God Vruchticheidt ernſtig nadenken : fo ſal hy wel vinden , van wat Geeſt wy een kindt geweeſt fijn , in ons ſchrijven . Wy willen hem getrouwelijk gewaarſchouwt hebben voor de ſpotters en ſchijnheyligen. XII. Wy hebben goedgevonden , dit Boek te noemen : EN Rosen . WELRUIKENDE KRANS VAN LELYEN Want in dit Boek
ſalmen niet anders vinden , als levendi
ge vertoningen van fneeuwitte Lelyen der heylicheidt , en purper-rode Roſen van cruis en ellende. Welke deſe Schrij
VOORRE DE N. ver aan ons vertoont ; even als de verſpieders de edele. vruchten Canaans aan Iſraël lieten fien in de woeſtijn : ge lijk als ydereen ,
die Godt van herten ſoekt ,
en alles met
heylige aandacht overweegt , ſal moeten toeſtemmen. Want voor waanwijſe Lettergeleerden , en vernuftige Wereld lingen , is deſe verſameling geenſins geſchiedt : als in het voorgaande gefeit is : maar alleen voor hongerige en dorſti ge Vromen d , ie krom gaan onder den laſt harer fonden ; en nevens den verloren ſoon tot haar Vader , met een hert vol berouw en leedwefen , willen wederkeren : als ook voor ar me Pelgrims , die alreets uit
Jericho fijn
uitgegaan , om
Jeruſalem te ſoeken e ; n aldaar voor den Heere te verſchij nen , in ſijn heyligen Tempel. XIII. Sodanige hongerige en dorſtige fielen ſullen hier in allerhande voorvallen , krachtige hulpmiddelen genoeg vinden ,
om ſich op haar reys te kunnen verquicken en on
derſteunen.
Aangeſien de ware weg tot Godt van defen
Schrijver daar inſeer levendig en beweeglik overal wordt voorgedragen. So dat hier niet anders te doen valt als deſen weg aanſtonds in
te ſlaan , en daar op , met een vol
standigen ernſt , gedurig voort te gaan : fonder ſich ergens door te laten ophouden , of met de Huisvrouw van Loth ooit weder na Sodoma om te ſien.
XIV . Dit wenſchen we den god foekenden Leſer van gan fcher herten : en indien de Heere daar fijn ſegen toe ver bereyken. Die wil Leent ; fo fullen wy ons oogmerk volkomen ook geven ; dat vele welmenende Vromen fo veel verquic. king en verſterking , onder -bet lefen en aanhoren , mogenge waar worden ; als w
, in dit verſamelen en vertalen , van
fijn milde handt hebben genoten . Want gewißelijk , deſe ar . beidt is voor ons geenſins ydelgeweeſt , door Gods fonder bare genade. Waar in wy het niet hebben aangeleit ; om onſe Landsgenoten vernuftiger en geleerder te maken ; maar alleenlijk eenvoudiger en vromer.
Gemerkt wy ons moeten om
VOORRE D EN: omkeren , en worden als de kinderkens ;of my fullen nima mermeer kunnen ingaan in God's Coninkrijk: volgens de kla re woorden onfes Heylands ; Matth . 18: 3. De Godt des Vredes , die den groten Herder der ſcha pen , door het bloedt des ewigen Teftaments , uit den doodt heeft wedergebracht ; die wil ons in alle goede werken vol maken: op dat wy fijn wil mogen doen ; werkende in ons , 't geen voor hem welbehaaglijk is , door Jeſum Chriftum . Hem lyde heerlikheidt , in alle ewicheidi! AMEN .
ERNSTIGE
AANSPRAAK
aan het Vervalle
CH
R
I
S
T
E
N
D
O
M.
Is voor 't natuurlijk Schoon 't Blanketſel moet beſwijken ; AS So moet Schijnheylicheidtvoor ware Godsdienſt wijken. Waanwijſen , die u roemt te ſtaan in Gods Verbonde, Hebt gy nooyt achterdocht, ontrent uw loſſen grondt ? Is ’t Tempelwerk genoeg , om ’ t Chriſtendom te plegen ? Gods kind'ren fijn ganſch niet om 't Tempel-werk verlegen . Verbaſtert Ifraël , waar ' s uw Godvruchricheidt; Daar gy , met onverſtandt, maar om Artyk'len pleyt ? Wee hem , die door ' t Vernuft van Godt fich laat vervoeren ; En ſteets op nieuw bọcleert met opgeſmokte hoeren ! Wie is hier niet aan valt ? als die ſich onbeſmet Van alle Menſchen houdt , en op Gods Inſpraak let ! Vervloekte Antichrift, wat hebrge al quaads gebrouwen! Hoe deerlijk ſal 't den Menſch , als ' t licht verſchijnt , berouwen : Dat ſteets fich heeft vergaapt aan een gemaakten ſchijn ;
En alles , wat maar blonk , heeft godlijk laten ſijn ! Hoe wordt nu quaadt en goedt in heyligen Vorm gegoten ! Twiltgier'ge Tempel- drift , waar fijt gy uit geſproten : **
Als
Als uit de goude Kelk , vervuld met helſch fesijn ; Dat Jefabel ons ſchenkt voor hemelſch Medecijn ? Wy weten 't al te wel , die ' t hebben ondervonden ; Hoe valſch de Waarheidt wordt verduiſtert en geſchonden . Dies ſtaat het vaft by ons: dat niemandt niewe wijn - In oude facken giet; als dieſe quijt wil ſijn. Het hemelſch Manna moet aan honden , noch aan (wijnen , Gegeven Gijn. Hoe vroom ſy voor de Wereldt ſchijnen ; 't Is enkel Veynſery : die haar by 't licht beſiet , Vindt in haar ommegang maar aanſtoot en verdriet. Onſinnig Chriſtendom , wanneer ſult gy bedaren ! Of wilt gy , door de Slang vervoert , ter Helle varen ? Wat's Letterkennis enSchijnheylicheidt voor Godt, Die op ons hert maar fiet; als louter ſmaadt en ſpot ? Dus neemt de Sathan ons argliſtiglijk gevangen , Door fijne Bybelpraat ! Wie louw lich niet verhangen Aan deſen ftrop : wy lijn van jongs op ſo geleert; En door de Geeſt’lijkheidt voorts.averechts verkeert. Verkeert was ruim genoeg; om Godt nooyt recht te ſoeken. Hoe laat een fchrander Menſch door Swetſers fich ſo doeken , Als een eenvoudig kindt ; dat noch geen onderſcheidt Weer tuſſen rechts en finx ? Onnoos'le ſchranderheidt ! Is 't niet al hoog genoeg ? 't Is hoger niet te wagen. 't Onkundig Kerk -liek Volk kan lulken taal niet dragen : Maar niemandt minder ; als die meeſt verduryen is, Door Babels tovery , en Afgronds duiſternis. De Waarheidt ſchreeuwt luidskeels ; geenſwijgen kan meer baten , Het ganſche Schepſel fucht , van troolt en hulp verlaten : Tot dat die grote Dag , van Godt belooft , verſchijnt ; En de helſche duiſternis voor 't hemelſch licht verdwijnt.
IN
BE INLEY DING .
y hebben geenGns ondienſtig geoordeelt , by de . ſe goede gelegentheidt, een klare opening voor af te ſenden van den toeſtandt deſes Schrijvers: om , ſo veel in ons vermogen was , alle Voor oordelen tegen hem weg te nemen ; often min
W ften enigſins te verſachten. Want die fijn waar lijk al te groot en te grofgeweeſt, in Gjn leven ; en evenwel , na fijn doodt , noch ſo geweldig vermenichvuldigt : datmen , met volle waarheidt , van hem ſeggen kan ; dat hy cen uitvaagſel en afſchrapfel der Wereldt is geweeſt. 'c Welk hy in den Geeft voorſiende , aldus ſich ſelven al erinnert; onder het ſchrij ven van ſijn eerſte boek , Aurora genaamt; Cap. 11:83 . » Al is het „ Schoon ; dat ik een ſchouwſpel moet ſyn der Wereldt en des Duivels : 8 3 is myn hoop evenwel in Godt geveſticht op het toekomende leven. Daar op ,, wil ik het wagen ; en den Geeft geenſins wederſtreven. Alle Schriftgeleerden en Phariſeen ſijn , van den aanvang af tot nu toe , genoegſaam eenparig tegen hem gekant geweeſt; en eni ge onderhaar hebben ganſcheboeken geſchreven ; om hem ſo ſwart af te malen , dat niemande ooit ſijne Schriften ſouw durven leſen , die in fijn hert noch enig ontfag hadt , voor Godt en voor lijn Woordt. Sommige geleerde Mannen , die deſen Geeſtmet ernſt onder de ogen ſagen , en ſijn handel en wandel , met bedaarde Gin nen , overwogen ; hebben evenwel hem niet alleen mondelijk voor geſproken ; maar ook ſchriftelijk verdedicht : ja , klaar genoeg ge toont ; dat hy niets minder is geweeſt , als daarmen hem , in Kera ken en Hogeſcholen , voor uitkrijt : maar een oprecht Navolger Chriſti. Die derhalven van alle Lettergeleerden en Wereldwylen moeſt veracht , gehaat, en vervolgt , worden : om fijn Heer en Meeſter
2
INLE
Y
DIN
G.
Meeſter gelijkformig te fijn in cruis en lijden ; gelijk als het lot is van alle tjne lievelingen . II . Om uit deſen wonderbaarlijken Maalftroom te geraken ; en dit hevig Verſchil na behoren te beſlechten : hebben wy geoor deelt , beſt te fijn ; dat wy hem ſijn eige ſaak lieten verandwoor den : dewijl buiten hem niemandt bequamer kan gevonden wor den ; om daar recht levendig en krachtig van te ſpreken. Het is wel waar ; dat een getuigenis van ymandt , in ſijn eige ſaak , ver dachtig is : maar het is niet ininder waar ; datmen veel beter van een ſaak kan oordelen , wanneermen ymаndt ſich ſelven hoort ver dedigen ; en wel acht geeft,onder díjn ſpreken , op alle omſtan dicheden : als datmen een ander daar van hoort gewagen ; die ge
meenlijk met een drifr, voor hem , of tegen hem , is ingenomen . Dit fien wy ſonneklaar in de Verandwoording Petri , Actor. Cap. 11. en 15. en Pauli, A &t. Cap . 22:23 . 24. en 26 . Wy hebben derhalven anders niet te begeren van den godſoeken den Leſer; die ernſtig verlangt te weten , hoe het hier mede ge legen is : als dat hy , met een bedaart gemoedt, alles wil'nalelen ; en geen oordeel vellen , voor dat hy de ſaken na behoren heeft over wogen . Indien hy dit, in de vreſe des Heeren , nakomt : fo twijf felen wy geenſins; of hy ſal wel haaſt merken , wiens Diſcipel de fe Schrijver geweeſt is ; en veel meer vergenoeging vinden , als hy, ontrent deſe ſaak , verwacht hadt. Wat de vernuftige Wereldwijfen , en de letterlijke Schriftge leerden en Phariſeen , aangaat ; die willen wy gaern laten ſtil leg. gen op haar droeflem : hoog ſittenſe ; hoog moetenſe gevonden worden. Want wy hebben hier met niemand anders te doen ; als met ſodanige ſielen , die hongeren en dorſten na de gerechticheidt Gods . Welke in deſe ten uiterſten verwarde tijden ( waar in yder om ftrijdt roept; hier is Chriſtus; hier moet gy komen : ofgy Gijt verloren ) ernſtig uitberſten , in haar jammerlijke verlegentheidi; Ach ! Godt , wat ſullen wy doen , on ſalig te worden. III. Deſe Jacob Boheem dan is geboren , op de grenzen van Sile
ſien , uit feer geringe Ouders , in oudt Sydenburg ; een dorp on trenç anderhalf mijl gelegen van de ſtadt Gerlitz. Daar als cen boere -foon opgebragt fijnde, van kindsbeen af; is hy in fijn eerſte jeuchdt beſtelt in Gerlitz by een ſchoenmaker. Alwaar hy ook na derhandt, Meeſter in dat handwerk geworden , en getrouwt fijn de , tot Bijn doodi toe gewoont heeft.
Vao
1
I
N
L
E
Y
DI N
G
3
Van jongs af heeft hy het goede gefocht; na lijn kennis en be grijp naerſtig geleſen; en dikwils te Kerk gegaan . Waar toe hem een ſonderbaar geval grote aanleiding heeft gegeven : dat wy da rom niet ongevoeglijk oordelen , alhier te verhalen. Daar is dan , toen hy noch een leerjongen was , een oudt Man , met een eerbaar en deftig gelaat , in de winkel gekomen , en heeft een paar ſchoe nen van hem gekocht : alſo fijn Meetter was uitgegaan. Deſe Man uit het huis weder op ſtraat gekomen fijnde ; riep hem by fijn naam , en verſocht hem daar ook de komen. Alſchoon by hier door enig Gas verſchrikt wierde ; fo ging hy evenwel by dien Man : welke hem by fijn rechterhandt gevat hebbende, en met vrindelyke ogen ſterk aanſiende , aldus aanſprak. Jacob , gy ſyt noch klein ; maar gy. fult groot , en een ganſch ander Man , worden ro dat de Wereldt over u ſal verwondert ftaan . Syt derbalven vroom ; vrees Godt, en eer ſyn Woordt : lees infonderheidi gaern in de H. Schrift; daar ſült gy veel ona derrechting en trooft vinden . Wam gy fult veel gebrek en armoede , als ook menigvuldige vervolging, maeten uitſtaan : doch fytgetrooft , en blyf volſtandig; want Godt heeft u lief, en isn genadig. Daar op drukte hy fijn handt vrindelijk , hem ſterk in de ogen fiende ; en ging alſo van hem weg. Hier over was die jonge knaap ſeer verltelt; en kon het weſen , nevens de vermaning , van dien ouden Man , nooit ver geten : maar die beyde quamen telkens wederom op in fijn gemoedt. Dit voorval heeft ons de foer geleerde en godvruchtige Edelman , Abraham van Frankenberg , medegedeckt , in fijn verhaal van het le ven deſes Schrijvers : die met hem een geruimen tijdtſeer gemeen ſaam heeft omgegaan ; en dit, buiten alle twijffel, meer als eens gehoort, vit lijn eigen mondt. IV . Dit vooraf gefonden hebbende ; ſullen wy hem voortaan , als geſeit is , ſprekende invoeren : waar uit genoegſaam blijken ſal; of hy deſe vermaning getrouwelijk nagekomen is , of niet . Want vele gevallen ontrent lijn opvoeding , en fijn ſtande voor en na het trouwen , hier op te halen , dient teer weinig tot ons Voornemen ;
en is ook van anderen voor ons, fo veel nodig is , al gedaan. Aldus ſpreekt hy hier van , in de Voorreden van de Aurora , Vers 95 . „ Waarlijk ik kan van mijnſelven niemendal anders ſeggen , roe wmen , of ſchrijven : als dat ik een eenvoudig Man ben ; en een , arm ſondaar
die alle dagen moet bidden , Heere , vergeef ons
qonſe fchulden : en met de Apoftelen belijden ; Heere , ons verloft , door uw bloedt! A 2
gy hebt
En
IN
L : E
Y'D
I
N.G.
4 En Auror . Cap. 11:67. 68. „ Luiſter toe , gy half -verſturve Engel. „ Ik ben eveleens ; als dy fyt : en heb geen groter licht , in myn uitwendie üge weſen ; als gy hebt. Ik ben ook alfowel een fondig en ſterflyk Menſch ; Ik moet ook , alle dagen en uren , met den Duivel ſaan en vechten: die in wyn verdurve Natuur , in de grimmige hoedanicheidt ; , welke in myn vleeſch is, gelyk in alle andere Menſchen, ſonder ophouden ,, op my aanvalt. Dan win ik het eens ; en dan wint hy het weder „om : doch darom heeft hy my nietganſch overwonnen ; al is het, 9 dat hy ſomtijds de overhandt krijgt. Ons leven is niet anders als wals gy fyt.
1
1
„ een gedurige ſtrijdt met den Duivel. Slaat hy my ; ſo moet ik te , sug wijken : doch de godlijke kracht helpt my weder op ; dan „, krijgt hy ook een ſlag ,en verlieſt hy dikwils den ſtrijdt. Als hy 9) overwonnen is ; ſo gaat de poort des Hemels in mijn geeſt open ; „, en dan ſier de geeft het godlyke en hemelſche weſen . Ende in ſijn Apologie tegen Stieffels, Vers 307 .. „ Ik heb geen
„ macht , noch verſtandt ; behalven dat de Moeder aan my geeft. Ik leg in onmagt ; als ymandt die ſterft : doch de Allerhoogſte rechtmy op , door fijn adem ; op dat ik voortga, volgens den drift van ſijn windt. Ik ben geen geboorte Maar allerklaarſt; in ſijn 35.Brief. Vers 8.9 . „ Ik
,, van de Hogeſcholen deſer Wereldt ; maar een eenvoudig Man : doch ik ,, ben , in de godlyke kennis en diepe navorſching van de Natuur , door Gods Geeſt en fyn wil , ingevoert ; fonder myn voornemen en begeerte. " Welke kennis, en genadig geſchenk, ik hertelijk gaern wil gun „ nen aan mijne lieve broeders , en Chriſtelijke medeleden in den 92 boom des levens Jeſu Chriſti. Ik ſmeek ook dagelijks tot Godt , 99 dat toch hare herten , ontrent het godlyke gehoor en verſtandt, , mogen geopent worden ; op dat ſodanigen wetenſchap in haar „, 00k mag bekent werden ; en wy alſo alteſamen uit het ſtrijdige , Babylon mochten verloft, en in een broederlijke liefde ingevoert „ werden ; ende in ons ſelven eindelijk komen te horen wat Gods „ wil en weſen is . V. Op wat wijſe nu deſe Schrijver tot fodanigen kennis geko men is , heeft hy doorgaans in fijne Schriften overvloedig genoeg vermeldt ; gelijk in het vervolg wel ſal blijken : doch neigens, na ons beſte weten , klaarder en krachtiger; als Auror. Cap.19 : 3 ... 12 .
1
warom wy , tot volkome beveſtiging van het voorgaande , goedt gevonden hebben , dit merkwaardig Verhaal hier aan te knopen : om datmen daar in te gelijk ſeer duidelijk fien kan ; door wat weg
hy
1
I
N
L
Y
DI N
G
S
hy gekomen is tot de ware Wedergeboorte. Aldus laat hy ſich daar dan , in eenvoudige oprechticheide , horen. „ De Menſchen hebben doorgaans gemeent ; dat de Hemel veel honderdt , of veel duiſende , mijlen verheven was , boven den Aardbodem ; en dat Godt alleenlijk in deſen Hemel woonde. Ja, „ ſommige Onderſoekers van de Natuur hebben ſich onderwonden, de hoogte daar van af te meten ; en ſeer ſeltſame dingen voor den » dag gebracht. Ik heb het ook , voor deſe kennis en openbaring » Gods, daar voor gehouden : dat dit alleen de rechte Hemel was; die ſich met een ronde kring , welke ganſch helder blaauw is , ſeer hoog boven het gelternte fuit. Ik was ook van Gevoelen ; ,, dat Godt daar in alleen ſijn ſonderling weſen en bedrijf hadt : en „ maar in deſe Wereldt regeerde, door de kracht des H.Geeſtes. „Wanneer my dit nu menigen harden ſtoot hadegegeven ( bui. „ ten twijffel door toedoen van den Geeſt , die luſt tot my. hadt ) » ſo ben ik eindelijk in een geweldige ſwaarmoedicheidt en treuri cheidt vervallen : wanneer ik de grote diepte deſer Wereldt aan fag ; nevens de Son , Maan , en Sterren ; als ook , de wolken , regen , hagel , en ſneeuw ; ende met mijn Geeft betrachte de
„ „ w „
ganſche ſchepping deſer Wereldt. Alwaar ik , in alle dingen , goedt en quaadt vondt ; als ook liefde en toorn : en dat allowel in de onvernuftige ſchepſelen , namelijk , hout , ſteen , aarde en elementen ; als in Menſchen en beeſten. Darenboven betrach
,, te ik hoe klein en gering de Menſch was ; en wat hy toch , in 9, vergelijking van dit grote werk des Hemels en der Aarde , voor „ Godt geacht mocht worden. „ Dewijl ik nu bevondt ; dat in alle dingen goedt en quaadt was, » ſo wel in de elementen , als in de ſchepſelen ; dat het , in deſe We „ reldt, de godloſen ſo wel ging , als de vromen ; dat de woeſte » volkeren de beſte landen belaten ; en dat het geluk haar veel meer te hulp quam , als de vromen. Als ik dit alles ernſtig overwoog; „ ſo wierdt ik daar over geheel (waarmoedig en bedroeft : ja , lo » geweldig , dat de H. Schrift my geen trooit kon toebrengen ; die my nochtans heel wel bekent was. Waar by de Duivel gewiſſe. lijk niet ſal hebben ledig geſtaan , die my toen ter tijdt dikwils » heydenſche gedachten inwierp ; die ik alhier wil verſwijgen. وزAls ik nu in ſodanigen droefheidt en ellende ( dewijl ik wei , nig , ja , niemendal, verſtondt, wat het was ) mijn geeft ernſtig tot Godt en in Godt verhief; als met een geweldigen ftorm : eo umet A 3
6
IN
L
E
Y
DIN
G.
met mijn ganſche hert en gemoedt , nevens allc andere gedach : 9 ten en begeerten die in my opguamen , volkomen valt ftelde ; ſonder ophouden te worſtelen met de liefde en barmherticheidt ,, Gods ; ende daar niet van af te laten , voor dat hy my regende; ووdat is , met fijn H. Geeft verlichte : op dat ik lijn wil verſtaan jy mocht, en van mijn treuricheidt verloft werden. Als ik dit deedt; ,, fo brak eindelijk mijn Geeſt door. „ Terwyl ik, inmyn recht daar op aangeſenten gver , ſo hardt ftormde , le » gen Godt, en alle poorten der Helle; als of ik noch al meer krachten ove , rig hadr , om'er op aan te vallen : met een vaſt Voornemen , om het leo gj ven daar by op te ferten (dat gewiſſelykmyn eige Voornemen geenſinsfouw geweeſt fin ,fonder beſtande van den Geeſt Gods) fo is myn geeft, naeni nge geweldige ftormen , aanſtonds doorgebroken , door de poorten der Hele te , tot in de inwendigſte geboorte der Godheidt ; en is aldaar met liefde 99 omhelſt , gelyk als eenBruidegomſyn beminde Bruidt in fyne armen var. , war thu aldaar voor een Triumph geweeft is in den Geeſt ; kan ik niet ſchryven, noch uitſpreken. Het kan ooknergens mede vergeleken worden; al met yets alwaar midden in den doodt het leven geboren wordt : ja , her is eveleens, als een opſtanding uit den doodt. Na dat hy daar op breder ſyne byſondere gevallen , ontrent het fchrijven Gjner boeken ', verhaalt hadt : befluit hy alles met deſe ernſtige woorden ; Vers 21.22 . „ Dit heb ik geenſins geſchreven , tot mijn eige lof ; maar tot trooft van den Leſer ( of hy moog , lijk luft kreeg ; om met my, op mijn ſmalle paadje, te wandelen ) „ op dat hy den moedt niet ſtrax verloren fouw geven en vertwijf „ felen ; wanneer hem de poorten der Helle, 'en des toorns Gods, w ontmoeten , en recht onder de ogen komen . „ Alswymetmalkander, over dit ſmallepaadje der vleeſchelykegeboorte, „ komen fullen op den groenen acker, die daar voor ons leit , dien de toorn Gods niet bereiken kan : dan ſullen wy ons hert genoeg ophalen ; en ab ,, het gelede leedt wel haaſt vergeten. Moeten wy tegenwoordigforten voor ,, defeWereldt ſyn ; en den Duivel , uit kracht van den toorn Gods, over
,, ons heen laten ruiſchen , en raſen ; daar is niemendal aan gelegen. Het „ ſal ons, in het toekomende leden , veel beter paſſen ; als ofwy, in dit leven , een coninklyke Croon hadden gedragen. Want het is hier maar een korte „ lydt en niet waardig , dat het een ipdt genoemt wordt. ' VI. Maar om wat nader te komen , tot enige byfonderheden van ſijn verlichting : ſo laat ons hem eens breder horen verhalen ; hoe hy tot de ware kennis van Godt gekomen is , en tot den diepen grondo
IN
L
E
Y
DING
grondt aller verborgentheden . Handelende dan , in de eerſte Apo Logie tegen Tylken , van de Menſchwerding Chriſti ; fo gebruikt by deſe woorden ; Vers 300.301. „ Ik wil 4 de deurder Menſchwer sa ding Chriſti xeebe aanwijſen : gelijk als die aan my, door Gods » genade , in de liefde Chriſti getoont is. Dit is niet geſchiedt, door mijn verſtande ; maar door het ingeven van mijnſelven in Chriſtum , door den Geeft Chrifti. Uit Chriſti Geeft heb ik de we tenſchap van het Myſterium Magnum ontfangen : ik heb dat geenſins , doar ſtuderen in uw School , gekregen. Ik heb daar niemendal van ge „ weten , en het ook op die wyſe nooit gefocht : ik focht maar alleen het hert Gods.
My is meer gegeven ; als ik focht, of verſtondt.
En in de twede Apologie tegen Tylken , Vers 11. 12. „ Men weet „ wel; dat ik geen Leraar van de School deſer Wereldt ben : in dien het my niet gegeven was ; ſo verſtond ik het niet . Alhoe wel ik het ſo diep niet geſocht heb : maar het my gegeven wierdt, buiten mijn kennis. Ik focht maar alleen den ſprinkbron Chrifti : ik verſtondo niemendal van het Myſterium ; ja , ik wiſt ſelfs niet eens , , wat het was. Maar nu is my ook vergunt , het weſen aller wefen te „ fien : waar ontrent ik , fonder het licht Gods, wel blindt fouw ſn. Ende Vera 53. „ Ik heb mijn wetenſchap nietontfangen , uit een „ ydele Waan , of loße Mening; gelijk als gy : maar ik heb een , levendige wetenſchap ; die in een weſentlijke Beſchouwelijkheidt, en Gevoelicheidt , beſtaat. Ik heb daar geen Leraar toe nodig „ van enige School deſerWereldt: want van haar heb ik niemendal „ geleert , maar van Gods Geeſt alleen . 587.588 . „ Myn Als ogk, in de eerſte Apologie tegen Tylken , Vers » grate wetenschap maakt my geenſins falig : want ik weet het niet voor „ mynfelven. Sy komt my niet toe: maar Gods Geest kent fich felven in my. » Die loki my daar door tot ſich : als by van my wykt ; la weet ik niemen . » dal. Immers heb ik myn wetenſchap niet van Menſchen anrfanger : wa orom ſal ik dan met Menſchen daar lang over twiften ? Niemandt van bøar kan my die afnemen , of geven . Dit doet hem , in vollen ernſt , ſeggen tegen Tylken en alle ſyns gelijken , tot verapdwoording van ſijn wetenſchap ; in fijn twede 299. om haar tot Inkeer te Apologie regen Tylken , Vers 294; . brengen , en lijn voorbeeld te doen navolgen . „ Wat krakelen wy „ lang om het weten ? het weten is immers alleen de weg niet ter falicheidt. De Duivel weet veel meer als wy ; wat helpt hem dat „ weten ? niemendal.
Want dat ik veel weet, brengt may geen yreuchdt aan ;
8
I
N'LE
Y
DI
N
G.
„ aan : maar dit brengt my vreuchdt aan ; dat ik myn Heylandt Jefum » Chriſtum lief heb , en hem gedurig begeer te genieten ; dewyl het begeren is. 9 , een aannemen en ontfangen Ik weet niemendal ; begeer ook niets te weten ; en heb ook 19 nooit enigerhande wetenſchap gefocht: want ik ben , ten opſicht „ van de wetenſchap , een kindt ; ja , niemendal. Ik wil gaern niets
„ weten : op dat ik , ontrent het weten , doodt en niemendal mag fyn ; en Godt , door den Geeſt Chriſti, myn weten , willen , en doen . Op dat ik „ lopen mag , in en door ſyn willen en weten ; ende ik ſulx niet doe , maar Gode : dat ik alleen een werktuig mag fyn ; en by de handt , die daar „ mede arbeidt. Warom wilt gy noch langer met my krakelen ? Ik verſta nie mendal van uw wetenſchap : ik heb die ook nooit gelcert. Vorſcht „ gy ſelve na , die wetenſchap en kennis hebt , waar in myn weten , beſtaat : dewijl ik toch ontrent het weten doodt ben ; om lijnent „ Wille, die in my weten wil. Ik draag , in mijn wetenſchap , niet 27 eerſt letteren en woorden by malkander , uit velerhande boeken : » maar ik heb de Letter in mynſelven . Immers leit Hemel en Aarde, „ met alles wat weſen heeft , en darenboven Godt ſelve , in den Menſch . Souw by dan niet durven leſen in het boek , dat hy ſelve is ? » Alhadt ik ſchoon geen ander boek , als mijn eige boek , dat ik ſelve ben ; ſo heb ik boeken genoeg : immers leit de ganſche By 92bel in my. So ik den Geeft Chriſti heb ; waar toe heb ik dan , meer boeken nodig ? Sal ik daar tegen krakelen , dat buiten my » is: eer dat ik dat leer kennen , dat binnen in my is? Indien ik myn „ felven lees; ſo lees ik in Gods boek : en gy , myne broeders, ſt alteſa „ men myne letteren , die ik in mynſelven lees. Want myn gemoedt en wil - vindt u in my : ik wenſch , van ganſcher herten , dat sy my ook in » 7 moogt vinden ! Vil. Dewijl dit nu een ſaak is van ſeer groot belang ; hebben ben wy hoognodig geoordeelt, hier noch breder bericht van by te brengen : op dat de godſoekende Leſer ſo veel te gemackelijker ſouw kunnen naſpeuren ; op wat wijſe alles daar ontrent is toege. gaan. Aldus verhaalt hy dan ; Auror. Cap. 23 : 84. 85. ganſch een voudig ; hoe hy gekomen is , tot het ſchrijven ſijner boeken. Ik ben geenſins door mijn vernuft, of door mijn van te voren vaſt „ geſtelde wil , tot dit Ġevoelen , of tot deſen arbeidt en weten „ Ichap , gekomen : ik heb deſe wetenſchap ook niet gelocht ; en daar ook niemendal van geweten.
Maar ik heb alleen het hert Gods »ge
INLE
Y
DIN
G.
ingefocht , om my daar in te verbergen , voor het onweer des Duivels, Als ik daar heen gekomen was ; is my deſe grote en ſware arbeidt opge : » leit: dat sk aan de Wereldt den groten Dag desHeeren heb moeten open , baren en verkondigen . En Cap. 3 : 48. 49. „ Ik neem mijn ſchrijven , en mijn boek , „ geenſins van andere Meeſters. En al is het , dat ik vele voorbeel », den en getuigeniſſen der Heiligen Gods daar in bybreng ; is my ,, dar toch alles van Godt in mijn fin en begrijp geſchreven : lo dat ik het , ſonder daar enigſins aan te twijfelen , volkomen geloof, ,, erken , en fie. Doch dit geſchiedt niet in het vleeſch , maar in ,, den Geeft ; door een ſterke drift en levendige opwelling Gods. Dit is evenwel ſo niet te verſtaan ; als of mijn vernuft groter was ,
als het vernuft aller Menſchen , die op den Aardbodem leven : », maar ik ben des Heeren iak ; en maar een klein en gering vonkje uit hem . 9 Hy mag my ſetten , waar heen dat hy wil : ik kan hem datgeenſins bea 32 letten . Dit is ook myn natuurlyke wil niet ; die ik uit myn eige krache „ kan voortbrengen : want als de H. Geeft my onttrocken wordt; so ken en „ verſta ikmyn eigen arbeidt niet ; en ik moet aan alle kanten , met den ,, Duivel ſlaan en vechten : ook ben ik aanvechting , droefheidt, en ellen , », de, onderworpen ; gelykerwys alle andere Menſchen. Ende Princ. Cap. 13 : 61. „ Ik ſeg ; dat deſe ſaak nooit van ons „ geſocht is : maar wy fochten het hert Gods ; om ons daar in te verbergen , tegen het onweêr des Duivels. Als wy daar heên qua „ men ; bejegende ons de aanminnelijke Jonkvrouw uit het Paradys, ,, en boodt ons haar liefde aan . Sy wilde vrindelijk met ons om „ gaan ; en haar met ons verhouwelijken , tot een ſpeelgenoot. Sy wilde ons den weg wijſen , na het Paradys; alwaar wy ſeker en „ veilig ſouden fijn voor het onweêr. Deſe Jonkvrouw droeg een tak „, in haar handt , en ſprak tot my : Deſen tak willen wy planten ; lo fal „ daar een Lely nit walen : en dan wil ik wederom toć u komen . Daar „ van daan hebben wy ſodanigen luft gekregen ; om te ſchryven van defe aanminnelyke Jonkvrouw , die ons den weg wees , om in het Paradys te w komen. Toen moeſten wygaan , door het Ryk deſer Wereldt en door het ,, Ryk der Helle : doch ons geſchiedegeen leedt altoos. Volgens deſe ſaak „ ſchryven wy. Déſe trooftrijke ontmoeting van de Jonkvrouw der Wijsheidt Gods is gedurig in ſijn gemoedt levendig gebleven : gelijk als deſc woorden , Driev. Lev. Cap. 4: 3. 4. genoegſaam uitwijlen. „Men » ſeit : daar het hert yol yan is; daar loopt de monde van over. Dic B ووis
10
IN LEY DIN
G.
„ is van deſe handt nooit gefocht : maar daar ſtaat geſchreven ; ik ,, ben van haar gevonden, die na my niet fochten , en dienamy niet vraag den. Ik was wel ſo eenvoudig , ontrent de Verborgentheden ; als „ de allergeringſte. Maar mijn Jonkvrouw der wonderen Gods leert „ my ; dat ik van Gjne wonderen ſchrijven moer. Alhoewel mijn Voornemen is ; dat alleen te doen voor myn ſelven , tot een Me. 9, moriaal , of Gedachtenis : ſo moet ik evenwel ſodanig ſpreken ; 9) als of het voor velen was . Dat Godt bekent is.
En noch veel wijdluftiger; Cap. 6: 7 . . . 11. „Wy hebben geen „ finsvoorgenomen , dit boek te ſchryven , tot onſen roem ; wegens onſe over „ grote wetenſchap : die in Godt is; en ons in deſe Wereldeganſch geen nut », aanbrengt. Maar om , uit liefde in Chrifto , als een knecht en dienaar „ Chriſti , het verlore ſchaapje op te ſoeken van het huis Ifraëls. Want de Heere heeft , beide het willen en het doen , in ſijne handen : wy hebben geen macht altoos ; en ons aardſche vernuft verſtaat nie „ mendal . Wyhebben ons overgegeven in de ſchoot van onſe Moe „ der ; en wy doen eveleens, als het de Moeder aan ons vertoont : - wy weten niemendal van enige andere kennis. „ Wy ſijn met onſe wetenſchap niet geboren uit de wijsheidt „ deſer Wereldt: wy verſtaan die ook niet ; maar wat ons gegeven „ wordt , dat geven wy wederom . Wy hebben hier verder geen „ andere wil in gevat ; weten ook niet genoeg , tot wat einde dit ſtrekt. Wy weten maar , wat de Geeſt aan ons vertoont ; en dat ſetten w wy ter neder . Aldus arbeiden wy in onfen Wynberg , daar de Huisva der ons in geſtelt heeft ; en wy verhopen de lieffelyke druiven ook te ge „ nieten : welke wy ook ſeer dikwils onifangen uit het Paradys Gods. „ Wy willen ſodanig ſpreken ; als of wy voor velen ſpraken : ,, menen evenwel dat wy alleen voor ons ſelven ſchrijven : 't geen alles in Godt ganſch verborgen is. Want de vyerige drift wil het , ſodanig hebben ; als of wy uit velen ſpraken , en ook voor velen : daar ik niemendal van weet. Darom of het quam te gebeuren ; dat het geleſen wierdt: ſo moet het niemandt achten, als een werk van het nie , terlyke vernuft. Dewylhet uit den inwendigen verborgen Menſch is voort , „gekomen : daar na heeft defe hande geſchreven ; ſondergmandt aan te „ fien. Om die reden vermanen wy den Leſer ; dat hy toch wil in ſich ſel yen gaan , en ſich in den inwendigen Menſch beſchouwen : So ſullen wy hem ſeerſoet en lieffelyk ſyn. Dit ſeggen wy ſonder enig jocken , in vol. » komegetrouwicheidt. VIII. Wy kunnen wel naulyx twijffelen , of'deſe openhertige Yer.
I
N
L
E
Y
DI
N
G.
IL
verklaringen des Schrijvers ſullen den godſoekenden Leſer ſo ver bewegen : dat hy voortaan veel eer ten goede , als ten quade , van hem fal denken . Evenwel vinden wy geenſins ongeraden ( om ons ſelven , in deſe hoogwichtige ſaak , fo veel te meer te vergenoe . gen ) hem noch alles wijdlopiger te laten verhalen , en met leven dige verwen afmalen ; ten dienft van alle onpartijdige gemoede ren , die daar begerig toe fijn , en uit liefde tot de waarheidt daar ernſtig na verlangen . Aldus ſchrijft hy dan aan een voornaam Edelman , genaamt Abra . ham van Somerveldt , fijn byſonderen vrindt , die in alle delen lijn beft gedaan heeft , tot het verbreiden deſer Schriften ; in lijn 10. Brief Vers 2. .. 9. „ Ik kan ſeer wel verſtaan ; op wat wijſe Gods Geeft uw adelijk here roeren moet : nademaal gy ſo veel „ geldt en moeyte aan die wok hebt te koſt geleit. Dat toch van , een ſeer eenvoudige hande geſchreven is : geenſins met enige 92 kunft , of groot verſtandt ; maar alleen in erkentenis der gaven 99 Gods. De Schryver heeft ook nooit gemeent ; dat het in han den komen (ouw van ſodanige grote Mannen : aangeſien hy het „ maar voor ſich ſelven geſchreven hadt , tot een Memoriaal , of Gedachtenis , en wederoprechting uit den duiſteren naap in vleeſch en bloedt ; en ſonder enig Voornemen , om ſodanigen werk te maken . Daar was wel een vyerige drift ; doch fonder enigſins te weten van „ dit werk : 't geen in den Schryver verborgen lag , als een Myſterium , dat Gods Geeſt bewogen heeft. En daar uit is ſodanigen luft en begeerte ,, tot ſchryven ontſtaan : daar'er evenwel noch kunft , noch bequaamheide, was in den Schryver om dat te verrichten ; ten opſicht van fyn uit wen . ,, digen Menſch. Hy ſocht alleen het hert Gods ; om ſich daar in te verbergen , voor het onweêr des Duivels ; en betrachte de quade Natuur met hare Invloeyingen : hy overwoog ook dikwils het , bedrog des Duivels , en Gods toorn ; als ook , Gods liefde en
ووbarmherticheidt. Alwaar ondertuſſchen menigen ſtorm tegen het vernuft ; als ook tegen vleeſch en bloedt , en tegen den Duivel ; „ gehouden is; en dit geſchiede allesmet een geweld gen drift des „ Geeſtes. Dit duurde lo lang , tot dat hem , te lijner tijdı , een ſeer edel Kransje wierdt opgelet ; ' geen dele hande tegenwoor • „ dig niet kan beſchrijven . Ik wenſch veel meer ; dat het ook ge beuren mocht aan den leſer van deſen Brief : lo ſouw hy ei ken „ nen en weten , wat Gods foeticheidt is ; ende Gich ſo geweldig B 2 „ niec
12
IN
L
E
Y
DIN
G.
„ niet verwonderen , dat een ſlecht en gering Menſch ſodanige far ,, ken durft aanroeren. Als het daar toe quam , en het edele moſtertſaadt gefaayt wierdı ; „ viel dit werk voor, om te ſchryven . Dat ſeer diep , cveleens als in een Myfterium , geſien wierdi: wel met ſeer grote vreuchdt ; maar niet beo ngrypēlyk genoeg : gelykerwys het eerſte boek, Aurora genaamt , uitwyſ. „Waar in de grote Verborgenrheden noch ſeer eenvoudig, en niet uitvoer lyk genoeg , als ook met vele gebreckelykheden, geſchreven ſyn.
„ Als een regen, die ſnel over ons heen en voorby drijft; wat die trcft, dat trettle : alſo deede de Geelt der wonderen ook. Inſon derheidt om dat de Schrijver een ongeleert Man was , en gering „ van verſtandt ; en darenboven noch ganſch kinderlijk , ontrent de Verborgentheden , in tegenſtelling van ervare geleerde Man nen ; en hy ook den weg noch nietgerſtondt , op wat wijſe dat het gaan louw : behalven wat hem de Geeſt aanwees. Alwaar „ hy ſelve lijneige vervolging , ſpot , en ſmaade , die hem wedervas „ren fouden , ook heeft beſchreven ; eer het vernuft noch yets daar van wiſt. Dit nu geſchiede ſo klaar; als of het voor myneogen fondt: gelyk als » in de Aurora , ſynde het eerſte deel myner Schriften , te ſien is ; welk „ boek ganſch voor de vervolging gemaakt is ; en my tegenwoordig noch. 3 troolgeeft ; dat de Geeſt Gods myn vervolging, ſpot, en ſmaadt, vante vo ren aan my heeft vertoont.. So dat ik erken en weet, wat ſyn Raadt an ,, trent ſyn weg is: alwaar ik mynſelven , om die reden , ook ganſch ge duldig begeven heb onder het Cruis ; en alle mine ſaken aan Godt bevo „ len. ik heb hem ook ſeer veelvuldig geſmeekt; dat hy dit, indien het uit ſon Raade niet voortquam , toch van mywilde nemen ; ende aan my nie . » mendal, op ſodanigen weg , laten verſtaan, Ik hadt , na die vervolging , ook by mynſelven , met een vaſt „ Opſet , voorgenomen ; niemendal meer te ſchrijven : maar my , » als een gehoorſaam Menſch , voor Godt ſtil te houden ; ende den met fijn ſpot en ſmaadt, aldus over my heen te laten rui Duivel, „ ſchen. In welken tijdt fo overvloedig veel ſtormen tegen hem ,, fijn voorgevallen ; dat ik niet wel ſeggen kan , wat ik al in deſen » & rijdt heb uitgeſtaan . Doch het ging met my , eveleens als met een koorntje , dat in de aarde geſaaye wordt. Dat waſt, en komt te voorſchijn , in al. lerhande ſtorm en onweer, tegen alle vernuft: daar in de winter alles als doodt is ; en het vernuft ook ſeit, nu is alles weg ! Op de a ſelve
IN
lo
. .
L
E
Y
DIN
G.
13
felve wjiſe ſproot het edele moſtertſaadt wederom uit ; en groey de in allerhande ſtorm , onder ſpot en ſmaadt , als een Lely , en ,, bracht hondertvoudige vruchten voort : darenboven ook met veel „dieper en grondiger kennis , en vyeriger drift, als te voren. „ Myn uitwendige Menſch .wilde niet meer ſchryven ; maar was enig fins ſwak en vreesachtig : tor het fo ver quam ; dat de inwendige Menſch den uitwendigen gevangen nam . Alwaar toen het allergrootſte „Myſterium verſcheen. Toen verſtondt ik den Raadt Gods ; en wierp derhalven mynſelven ganſch in Gods wil : ik wilde ook voortaan nie mendal denken , of verſinnen uit het vernuft; ook liet ik het vernuft geen ruimie meer , en ſtelde myn wil in Gods wil : ſo dat myn vernuft als doodt fouw fon; en de Geeſt Gods voortaan in en met my doen , al wat ,, by begeerde. Ik wilde, ten opſicht van het vernuft, niemendal ſyn , op dat het willen en het doen Gods werk alleen fouw weſen .
1 „ Als die geſebiede : ſo wierde de inwendige Menſch gewapent ; en 1
, kreeg een ſeer dierbaren Leidsman. Aan hem heb ik myn vernuft volko. men overgegeven : en niets verſonnen , of aan bet vernuft toegelaten , „ wat ik ook ſchryven wilde; behalven wat de Geeft aan my gedurig ver . ,, toonde , gelyk als in een grote diepte, in het Myſterium , als op een ,, boop by malkander: ſo nochtans, dat ik het niet genoegſaam kon begrge „ pen. Want het ſchepfel is niet, gelyk als Godt is; die alles , in en door mlyn Wysheidt , te gelyk vat en uitvoert. En aan een ander vrindt noch al vry wijdlopiger ; in lijn 12.Brief. Vers 5. . . . 20. alwaar hy hem deſe ſaak met alle omſtandiche den aldus levendig voordraagt. „ Ik ſal voor u mijn eenvoudige , kinderlijke weg niet verbergen , dien ik in Chriſto wandel. Want , ik kan van mijnſelven niet anders ſchrijven ; als van een kindt, dat „ niemendal weet en verſtaat ; en ook nooit yets geleert heeft : als dit alleen , wat de Heere in my weten wil ; volgens de maat en , wijſe , waar mede hy ſich ſelven in my openbaart. Nademaalik nimmermeer begeert heb, yets te weten van het godlijke Myfte sarium ; en noch veel minder verſtaan , hoe ik dat kon ſoeken en vinden : ik wiſt daar ook niemendal van ; gelijk als de aart is van flechte Menſchen , in haar eenvoudicheidt. Ik ſocht alleen het hert Jeſu Chriſti ; om my daar in te verbergen , voor de grim mige toorn Gods , en de aanvallen des Duivels : ook badt ik Godt
„ ernſtig , om lijn H. Geeſt en genade ; en dat hy my in en met hem wilde ſegenen , en door hem geleiden ; ende dat van my ne sy men , wat my van hem afkerig maakte. Ik badt ook ; dat ik „ mijn . B 3
IN
L
E
Y
DIN
G.
„ mijnſelven aan hem volkomen mocht overgeven : op dat ik voor ,, taan niet na mijn wil , maar na ſijn wil , mocht leven ; en hy my „ alleen mocht voeren en leiden ; ende ik fijn kindt ſijn , in fijn „ Soon Jeſu Chriſto, In myn ten uiterften ernftig foeken en begeren ( waar in ik wel ſeer i hevigeaanfotengeleden heb : maar ik hade volkomen vaſt geſtelt , bet „ leven liever in de waagſchaal te fetten; als daar uit te gaan, en van af „ te laten ) is my de poort geopent : ſo dat ik , in een vierendeel uurs , meer
heb geſien en verſtaan ; als of ik vele jaren lang was op de Hogeſcholen » geweeſt . Waar over ik my geweldig verwonderde; als niet wetende, wat » my overguam : ende over defe ſaak myn hert tot Godt wende ; om hem „ té loven. Want ik ſag en kende het weſen aller weſen ; den grondo „ en ongrondt ; de geboorte der H. Drie -enicheidt; den oorſprong , en voortbrenging deſer Wereldt en aller ſchepſelen , door de god „ lijke Wijsheidt. Ik erkende en fag in mijnſelven alle drie de We „ relden : namelijk , de godlijke , engelſche, of paradyſche, WC „ reldt; de donkere Wereldt, als de oorſpronk van de Natuur tot het vyer ; en deſe uitwendige ſichtbare Wereldt , als een ſchep „fel en geboorte , of als een uitgeſproke weſen , uit beide de in „ Wendige geeſtelijke Werelden . Ik ſag en kende het ganſche we „ ſen in quaadt en goedt ; hoe het een van het ander ontſtondt; en „ hoe de Moeder der gebaring was. So dat ik my niet alleen ten „ uiterſten verwonderde; maar ook ſeer verheuchde. Het viel my ook aanſtonds ſo ſterk in mijn gemoedt; dit voor
my , tot een Memoriaal, of Gedachtenis , op te ſchrijven : alhoe „ wel ik het , in mijn uitwendigen Menſch , ſeer beſwaarlijk kon ,, begrijpen , en in de pen brengen. Ik moeft, ontrent deſe grote Ver „ borgentheidt , eveleens aanvangen te arbeiden ; als een kinde dat ſchool » gaat. Ik ſag het wel in den inwendigen grondt , als in een grote diepte : want ik ſag er door heen , als in een Chaos , of verwarde klomp; daar „ alles in by malkander leit : maar het was my ganſch onmooglyk , ſulu „ uit te wickelen. Doch het opende fich ſelven in my , van rydt tot tydt ; „ gelyk als in een gewas geſchiedt. „ Alhoewel ik wel twaalf jaren daar mede omging ; en daar me de ſwanger was : ende een ſterken drift in my bevondt ; eer ik „, her kon in het uitwendige brengen . Dit duurde 1o lang ; tot dat 12 hetmy daar na overviel, als een plasregen : wat die treft , dat treft ly . Met my ging het net eveleens : al wat ik ſodanig be » grijpen kon , dat ik het in hct uitwendige over kan brengen , ſchreef
1 1
I „ ſchreef ik op .
N
L
E
Y
D
I
N
G.
De Son heeft my daar na wel voor een tamelyken ryde
778eſchenen; maar ſyne ſtralen bleven niet altoos beſtendig by my . Als de 22 Son fich verborgen badt; fo heb ik myn eigen arbeidtnauwlyx kunnen ver 29ftaan : 't welk ten dien einde geſchiedt; dat de Menſch erkennen fouw , dat het weten niet ſyn , maar Gods , eigendom is ; en Godt in de fiel des » Menſchen weet , wat en op wat wyſe hy weten wil. Deſe mijne Schriften dacht ik, mijn leven lang , by my te hou den ; en aan geen Menſch ooit te geven : maar het is eens ge 92 beurt , volgens de ſchicking des Allerhoogſten ; dat ik ymande „ yets daar van vertrouwde. Door hem is her alom openbaar ge Daar op worden ; ſonder dat ik'er van te voren yets van wiſt. wierdt ontnomen genaamt my Aurora boek eerſte het . De , , 9
,, wijl nu daar in vele wonderbare ſaken waren ontſloten ; die van » het menſchelijke gemoedt ſo haaſt niet konden begrepen worden : ſo heb ik , om dat boek , veel moeten uitſtaan , van de wijſen in het vernuft. Ik ſag dat boek ook in drie jaren niet wederom ; en meende darom , dat het al lang verloren en verdelgt was : tot 99 dat my daar na Afſchriften daar van , door geleerde Mannen , „ wierden toegeſonden; die my vermaanden , mijn Talent te open 99 baren : doch het uiterlijke vernuft wilde dat geenſins doen. Om 32 dat het voor deſen fo veel daar over hade moeten lijden ; ſo was ,, het vernuft ſeer ſwak en vreesachtig. Inſonderheidt daar my toen ووhet licht der genade ook , een tamelijken tijde lang , onttrocken wierdt; en in my glom , als een toegerekent vyer : ſo dat’er in „ my niet anders was, als louter angſt. Van buiten wierdt ik beſpot;; van binnen hade ik een vyerigen drift, en kon het toch niet begrypen : toi dat „ de Allerhoogſte , met fyn adem , my wederom te hulp quam ; ende een nieuw leven in my verwekte. Toen kreeg ik een beter ſtyl van ſchryven ; », en ook dieper en grondiger kennis ; fi dat ik alles beter in het uitwendi „8e kon overbrengen : gelyk als het boek van het Drievoudig Leven , , door de drie Principia , of Beginſelen, verklaart , uitwyſt ; en de godly wordt. „ ke liefhebber wel fien fal; indien hem ſyn hert geopent Aldus heb ik geſchreven ; niet door onderwyſing van Menſchen ; of 9 door kennis , uit het lefen der boeken gehaalt: maar uit myn eigen boek , » dat in my ontſloten wierdt : namelyk , de edele gelykenis Gods ; het boek van de edele beeltenis, dat is, het evenbeeldt Gods. Dat boek wierdt my „ vergunt te leſen ; en daar in heb ik myn oeffening gevonden : even als een , kindt in ſyn Moeders huis ; dat daar in fiet , al wat de Vader doet; en . , bem , in ſyn kinderſpel, alles nadoet. Ik heb geen ander boek daar toe nodig. „ Mijn
16
IN
LE
Y
DIN
G.
Mijn boek heeft maar drie bladen ; die fijn de drie Principia ; of Beginſelen , der ewicheidt ; daar in kan ik alles vinden ; wat Moſes en de Propheten , als ook , wat Chriſtus en de Apoſtelen , " hebben geſproken . Daar in kan ik den grondt der Wereldt, en alle Verborgentheden, vinden : doch ik doe het niet ; maar de „ Geeſt desHeeren doet dit , ſodanig als hy wil . Want Ik heb Gode ,, menig honderdımaal geſmeekt : indien myn wetenſchap niet tot ſyn eer , verbetering myner broederen , mocht ſtrecken ; dat hy toch die weten „ ſchap van my wilde wegnemen , en my in fyn liefdé maar behouden .
Doch ik heb bevonden ; dat ik , door myn fmeken , dat vier maar ſo veel te ſterker in mynfelven ontſteken heb : ende in ſodanigen ontſteking, en we , tenſchap, heb ik myne boeken gemaakt. Ik heb nimmermeer gedacht, daar door by ſodanige Menſchen , „ als ik nu fie, bekend te worden : maar meende gedurig ; dat ik 9 voor mijnſelven alleen ſchreef. Alhoewel de Geelt Gods my, in „ het verborgen , genoeg toonde in myn geeft ; tot wat einde dit » geſchiede : nochtans kante het aardſche vernuft ſich daar ſteets „ tegen aan ; behalven als, by ſommige tijden , de Morgenſter op » ging. Want dan wierdt het vernuft ook aangeſteken ; en danſte „ met den geeſt , als of het ſulx hadt begrepen , en verkregen : ,, maar het was ver daar van daan. „Godt woont in de edele beeltenis ; en geenſins in den geeft der ſterren en elementen. Hy beſt niemendal; als ſich felven in „, fijns gelijken . En of hy al yets beſit ( gelijkerwys hy waarlijk alles beſit ) ſo begrijpt hem toch niemendal ; als dat alleen , „ 't geen uit hem ontſprongen is, en van hem voortgekomen : name „, lijk , de fiel, die in de gelijkheidt Gods ſtaat. Darom is al mijn ſchrijven; als van een leerjongen, die ſchoolgaat . Godt beeft myn „ fiel in een wonderlyke School gevoert; en ik kan met waarheidtmygeen „ fins aanmatigen ; als of myn Ikheidt yets was , of verſtondt. Niemandt , moet hoger achting van my hebben ; als by hier fiet. Want het werk , dat » ik door myn arbeide verricht, ismyn werk niet : ik heb het maar gedaan,
,, na de maat, als het my van den Heere vergunt wordt. 9 , werktuig maar ; daar hy mede doet , wat hy wil.
Ik ben fin
Dit geef ik u , myn beminde Heer , te kennen ; tot uw Na „ richt : op dat niemandt een ander Menſch by my ſoeken mag , ,, die ik geenſins ben ; namelijk , een Man van kunſt , wijsheidt, „ en groot vernuft. Ik leefmaar in ſwakheidt en kinderlijkheidt, ,, in de eenvoudicheidt Chrifti ; in het kinderwerk , dat hy my » gege
1 1 1 1
I
N
L
E
Y
DIN
G.
1.7
„ gegeven heeft, om het te doen. Daar in ſpeel ik; en het is mijn „ tijdverdrijf: daar in ſchep ik mijn vreuchdt; als in een Luſthof, » daar vele edele bloemen in ſtaan . Daar wil ik my ondertuſſen me » de vermaken : cor dat ik wederom de paradyſche bloemen , in 9 den niewen Menſch , ſal verkrijgen. IX . Waarlijk , indien ſo een kinderlijk en openhertig Verhaal van ymands eige wedervaren geen ingang kan vinden : wat kanmen dan anders denken ; als dat ſodanige Menſchen niet kinderlijk en openhertig voor Gode ſtaan : maar in het tegendeel, waanwijs en eigenſinnig fijn , ſteunende op hare geleerde Voorgangers , en de averechtſe Gevoelens , die haar van kindsbeen af ſijn ingeprent ? En hier in worden ſy hoe langer hoe meer geſtijft, door hare neus . wijſe Schriftgeleerden , en Ichijnheilige Phariſeen : dewijl fy met een domme drift alleen te rade gaan met het blinde vernuft ; en geenſins een weſentlijke honger en dort in haar ſelven gewaar wor den na de gerechticheidt Gods. Waar op hy het oog hebbende ; aan een van ſijne vetrouwſte vrinden , daar hy dagelijksmede omging , deſe nadenkelijke woor den voorhoudt ; in lijn 7. Brief , Vers 4. • : 7. „ Myne Schriften dienen niet voor een volle buik ; maar voor een hongerige maag. Sy ſon
, maar alleen geſchreven voor de kinderen der Verborgentheide ;aangeſien daar in vele edele Perelen opgeſloten fin , en ook openbaar ten toon leg „ gen. Ik heb die ook niet geſchreven voor onwetende , noch voor ſcherp „ Jinnige, Menſchen; maar voor mynſelven ; en voor haar, aan wie Godt „ dieſal doen verſtaan. Dat gewas ſtaat in Gods macht. Darom erken ik het ook geen Gns voor een werk van mijn vernuft; maar voor een openbaring Gods : ſo dat my daar ontrent niets altoos moet worden toege ſchreven . Om die reden behoorde ook niemandena mijn perſoon s te trachten ; om daar wat wonders aan te ſien . Want hy ſal niet
9 anders aan my Gen ; als een ſlecht en eenvoudig Man : dewijl „ mijn wetenſchap verborgen ſtaat in Godt. En alſchoon ik veel weer; 9 en aan my een grote openbaring gegeven is : fo weet ik toch wel ; dat ik ſtom ben voor alle Menſchen, die noch niet uit Godt geboren ſyn. „ Darom bid ik , met mijne Schriften toch wijſlijk te handelen ; „ en mijn naam te verſwijgen. Tot dar eindelijk de donkere nacht „ komt: gelijkerwijs aan my vertoont is . Alsdan ſal het Pereltje „ gevonden worden . Want ſo lang als myn Beminde ſat is , fuimert why ; en leit hy geruſt in den Jaap defer Wereldt : maar als de Heere с „ hem ,
18
I
N
L
E
Y
DI N
G.
bem , door een ſtormwindt, ſal opwecken ; en de Menſchen in groten „ angſt en benauwrheidt fullen ſtaan dan ſullen ſy angſtelyk tot den Heere , roepen; en eerſt recht wacker worden uit deſen ſlaap. Alsdan ſullen deſe Schriften ten toon ſtaan ; en de Perel daar in gevonden worden . Gewiſſelijk ſo ooit de wijſe en dwaſe Maagden te gelijk in Naap gevallen ſijn is het tegenwoordig : want het ganſche Chriſten dom is genoegſaam doot en doodt voor alle vermaningen en waar ſchouwingen Gods tot haar behoudenis. Dit doet defen Schrijver, ontrent dit ſorgeloos ſlapen , en het jammerlijk verwaarloſen van den dag onſer Beſoekinge, yder Menſch, daar noch enigſins gevoe len in is van ' t geen nu noch tot onſe vrede dient , aldus gemoe delijk aanſpreken ; Princ, 22:58 . „ 0 ! edel Gemoedt, dat een verlan .
ngen hebt na het Ryk Gods, mei n ſpreken wy ; en geenſins met den Ane „ tichriſt in Babel , die niet anders begeert , als het Ryk deſer Wereldt, „ Geef'er toch wel acht op : de tydt van Napen is uit; de Bruidegom komt. „ Want de Bruidt ſeit ,kom ! Laat het n toch ernſt fijn ! vergaap u niet , aan de handt, die deſe pen voert ; het is door een andere pen geſchree » ven , dien gy en ik niet kennen. Want indien het gemoedt getrouw ,, is ; fo bereikt het de Godheidt. Schat toch u ſelven ſo licht en „ gering niet : indien gy in en uit Godt geboren wordt ; ſo ſyt gy „ groter als de ganſche Wereldt. X. De godſoekende Leſer moet evenwel geeaſins denken ; dat fijn gemoedt, ontrent dit werk , altijdt even beſtendig is geweeſt; en dat hy ſteets een mannelijken moedt gehouden heeft , lo wel in voorſpoedt, als in tegenſpoedt. Want de ſaken wijſen het wel an. ders uit : dewijl het met hem al eveleens gegaan is , als het met ons allen gaat in onſen weg tot Godt. Wanneer het licht hem be gaf, en hy wandelen moeit in de duiſternis ; kon’er ſomtijds wel to ſwaren Selfftrijdt ontrent ſijn ſchrijven ontſtaan : die hem niet alleen als de baren der Zee heen en weêr dreef; maar ook machtig genoeg was , om hem de pen , uit mismoedicheidt , te doen uit de handt leggen . Waar van wy nodig hebben geacht een merkwaar dig geval by te brengen. Om daar door klaar te tonen ; dat alon fe ruſt en vrede van Gods licht en genade alleen afhangt : en dat het darom ganſch geen wonder is ; dat de allervroomſte Menſchen , hoe ver ſy ook mochten gekomen fijn , met David verſchricken , als de Heere lijn vrindelijk aangeſicht voor haar verbergt. Aldus toont hy ons dan ; dat hy , na ſijn grote verlichting , een
Menſch gebleven is van gelijke bewegingen , als wy lijn ; Auror, Cap .
1
IN I N Cap. 25 : 5. : . 10 .
L
EE
Y
DIN
G.
19
Ik weet ſeer wel ; dat de kinderen des vlee
ſches my ſullen beſpotten : en totmy ſeggen ; dat ik mijn beroep ſouw waarnemen , en my mét ſodanige taken nooit meer bekom meren . Maar in het tegendeel , naerftig by der handt nemen , 't geen my en de mijnen den buik kon vullen : ende haar laten
„ Philoſopheren , die daar in geſtudeert hadden , en daar toe beroe » pen waren . ,, Met deſe aanvechting heeft de Duivel my ſo menigen ſtootge. „ geven ; en ik heb dit ook my ſo ernſtig ingeprent : dat ik dik wils by mijnſelven volkomen vaſt heb geftelt , ſulx na te laten; „ maar mijn Voornemen is my al te ſwaar gevallen . Want als ik " den buik heb nagedacht; en by mynfelven beſloten , die werk na te la . poort des Hemels , ontrent myn wetenſchap en kennis, اور
,, toegeſloten geworden. Alsdan heeft myn fiel baar ſo ſeer bekommert , en benauwr , gevonden : als of A gevangen was van den Duivel. Waar door het vernuft ſo menigen ſtoot gekregen heeft : dat het eveleens was ; " als of het lichaam verloren fouw gaan . De geeſt heeft ook niet eer opge „ houden ; voor dat hy wederom door het dode vernuft was doorgebroken ; »de poorten der duiſternis hadt aan ſtucken doen ſpringen ; en ſynſetel op 99 nieuw aan ſyn plaats bekomen. Waar door hydan altydt een nieuw le ven en kracht heeft verkregen . Hier uit verſta ik nu : dat de geeſt 9 door cruis , droefheidt , en verdrucking , moet beproeft , ver ſterkt , en gewapent , worden. Aan lichaamlijke aanvechtingen 22 heeft het my ook geenſins ontbroken : maar ik heb , ſonder op » houden , moeten in den ſtrijdt ſtaan . So geweldig is de Duivel » daar tegen geweeſt. Doch dewijl ik beſpeur , dat mijn ewig heil daar aan hangt ; „ , en dat , door dit na te laten , de poorten des lichts voor my ſou den toegeſloten worden ( dat de veſting mijns Hemels is ; waar 9 in mijn liel haar verbergt, voor het onweêr des Duivels : welke veſting ik , met grote moeite , en menigen harden ſtorm , door de liefde Gods verovert heb , door het doorbreken van mijn Ver loſſer en Conink Jeſus Chriſtus ) ſo wil ik het voortaan aanGodt „ overgeven ; en het hem laten beſtieren ; ende mijn vleeſchelijk vernuft gevangen nemen. Daar op heb ik my de poorten van decken
„ nis des lichts verkoren : en ik wil den drift en wetenſchap van den Geeſt navolgen. Al fouw ſchoon myn dierſche lichaam tot den bedelſtaf » raken ; ja , tenemaal verloren gaan : fo vraag ik daar nu niemendal dat » meer na. Ik wil , met den Propheer David , feggen : Al was het , C 2 myn
20
I
N
L
E
Y
DI
N
G
, myn lichaam en fiel verſmachten ; ſo ſyt gy , ! Gode , toch myn bol , , myn troot , en myns hertens toeverlaat. Opu , en met u , myn Godt 9 wil ik het wagen ; ende uw Geeſt geenſins wederſtreven . En al is het, 9, dat dit voor het lichaam (mertelyk valt: ſo moet evenwel het geloof , in , de erkentenis van het licht, boven het vernuft (weven , en gedurig Mece „ fter blyven . XI. 'Dit Voornemen is eindelijk ſo vaſt in hem gewortelt ; dac hy veelmaal in fijn volgende boek, de Drie Principia genaamtl, daar feer ernſtig van ſpreekt; ' t geen ons bewogen heeft, aan den god foekenden Leſer ook enige plaatſen daar uit voor te dragen ; om fich felven , na lijn gelegentheidt, in diergelijken toeſtandt, daar na te kunnen ſchicken. Aldus ſchrijft hy dan daar van ; Princ.Cap. 24: I. · 3. „ Indien ikmybeſin , en overdenk; warom ik ſodanig ſchrif; men dat niet overlaat aan andere ſcherpſinnige Menſchen : ſo vind ik , dat „ myn Geeſt in dit weſen , daar ik van ſchryf, oniſteken is; want daar is s een levendiglopende vyer deſer dingen in myn geeft. Wat ik my derhala „ ven , buiten ditwerk , voorneem ; ſo welt dat werk toch ſonder ophouden
„ uit dien ſelven ſprinkader op na boven ; en ik ben in myn Geeft daar „ , mede gevangen ; ende bet is my opgeleit , als een werk , dat ik voort w feiten moet. „ Dewylhet dan toch myn werk is , dat myn Geeſt voortdrijft ; ſo wil ik het voor mijnſelven ſchrijven , tot een Memoriaal , of " Gedachtenis : en net op ſodanigen aart , als ik het in mijn Geeſt „ erken en verſta ; ende darenboven volgens den aart , ſo als ik daar „ toe gekomen ben . Ik wil niemendal vremds ter nederſtellen ; dat „ ik niet ervaren heb : op dat ik voor Godt niet bevonden mag „ werden , een leugenaar te ſijn. Indien'ergmandt fyn mocht, die luſt badt om my na te volgen ; en wetenſchap van deſe dingen begeerde te hebben , daar ik van ſchryf: dien geef ik deſen Raadı. Dat by myArax niet moet trachten met de pen na te volgen ; maar met den arbeidt des ngemoeds. So ſal hy wel haaſt ervaren ; hoe ik ſodanig heb kunnen ſchry „ ven : daar ik nochtans geen geleerde ben van de Schoolen defer Wereldt; , als maar een weinigje met dit ſlechte ſchrift van myn bandı, gelyk hier voor ogen is . „; Aangeſien ik dan tegenwoordig beſig ben met de Boete ; ſo
9 maak ik den Leſer bekent; dat my, in mijn ernſt , deſe pen ge » geven is ; die de Drijver heeft willen aan ſtucken breken . Alwaar nik derhalven ſo een ernſtigen ſtorm methem heb aangevangen , dat hy my ter aarde gewurpen heeft onder lijnej voeten : maar de „ adem .
!
IN
LE
Y
DI
N
G.
21 .
„ adem Gods hielp my weder op : ſo dat ik noch ſta ; en de eerſte „ pen in mijn gemoedt heb . Daar wil ik mede voortſchrijven ; al souw de Duivel van boosheidt de Hel ſelve beſtormen . En Cap: 9 : 8.9. „ Dewijl my uit genade van de godlijke kracht „ yers verleent is ; om den weg tot het Paradijs te kennen : en „ yder gehouden is , Gods werk te werken , waar in hy ſtaat . Aan ngeſien Godt wil en ſal rekenſchap van yder vorderen ; wat hy in lijn dagwerk , in deſe Wereldt , gearbeidt heeft : en fijn werk , dat hy aan yder te doen gegeven heeft , met winſt afvorderen; wende geenlins vruchteloos ontfangen. Of anderſins den luyen „ knecht handen en voeten laten binden , en werpen in de uiterſte duiſternis : alwaar hy evenwel werken moet ; doch in den angſt „ en vergering van ſijn dagwerk , dat hem hier gegeven was : Waar in hy een onnutte dienſtknecht is bevonden.
„Dewijl het hier ſo mede gelegen is : wil ik mijn dagwerk geen „ ſins verſuimen : maar arbeiden op deſe weg , lo veel als ik kan . Al was het , dat ik, op deſe hoge weg , de letteren nauwlyx fouw kun „ nen tellen : So sal het toch ſo boog ſyn ;dat menig Menſch daarfyn leven „ lang genoeg aan ſal hebben te leren. Die meent , dat hy bet ſeer wel » weet en verſtaal ; fal de eerſte letter van het Paradys noch niet geleert hebben : want op defe weg worden in deſe Schoolgeen Leraars gevon „ den ; maar louter leerlingen. Ende met noch groter ernſt; Cap. 23 : 3 2. · 34. » Wie wil my 9 oordel , vangen , of om hals brengen : indien ik , met mijn en » rechte Menſch , in Godt ben ; daar ik onſterflijk ben met mijn „ niewe Menſch ? wat vrees ik dan veel in den aardſchen Menſch , „ die de Aarde toebehoort ? Laat yder het fijne nemen ; ſo wordt „ mijn fiel los van den Drijver . Wat ſal ik reggen ? moet ik niet „ in dit lichaam , dat ik hier draag in het aardſche weſen , door den . niewen Menſch Gods wonderen ontſluiten : op dat fijne wonde ,, ren op defe wijſe openbaar werden ? „ Ik ſpreek niet van my alleen ; maar ook van alle Menſchen , ſo goede als quade. Elk moet de grote wonderen in het Rijk ontſluiten , waar in hy ſtaat ; het ſy in liefde , of in toorn : alles ,, fal , na het vergaan deſer Wereldt , in de figuur ſtaan. Want deſe Wereldt ſtaat tegenwoordig in de Schepping , en in het ſaadt; ende is eveleens als een acker , die vruchten draagt. Wy willen derhalven yder fijn dagwerk in fijn eigen acker voortbren xgen en voleinden : in den oogſt ſal yder in lijn arbeidt ſtaan ; en het C 3
. 22
I
N
L
E
Y
D
I
N
G.
her gewas , van 't geen hy geſaait heeft , genieten. Darom ſal „ mijn handt geenſins traag fijn in het graven . Dit leggen wy ſon der jocken : en het is ſeer hoog en dierbaar erkent in de wonde „ ren Gods , in den Raadt van de edele Jonkvrouw. Doch hy ſpreekt van dit vaſtgeſtelde Voornemen allerleven dichit en krachtichſt ; Auror. Cap . 14: 39. . 42. warom wy deſe gewichtige ſaak daar mede ten vollen hebben willen beveſtigen. Aldus boclemt hy dan daar den grondt fijns hertens volkomen uit . Ik verwonder my; dat Godtficb ,in fo een eenvoudig Man , fo ganſche „ lyk wil openbaren : en hem darenboven noch dryfs ; om ſodanige dingen te beſchryven. Daar toch veel beter Schryvers waren ; die het vry hoger konden uitvoeren als ik : daar ik niet anders als een ſpot en ſot voor de Wereldt ben . Maar ik kan of wil hem geenſins wederſtaan. „ Want ik heb my dikwils tegen hem aangekant met groten arbeidt; enge beden , dat hy het toch van my wilde afnemen , indien het fyn eigedrift „ en wil niet was. Doch ik bevind ; dat ik met deſen arbeide tegen hem , „ , maar ſtenen tot dit gebouw heb toegedragen. Maar nu ben ik ſo hoog geklommen ; dat ik niet durf weder ,, te rug lien : want anderſins wordt ik duiſelig. Ik heb noch een klein laddertje op te klimmen , tot aan het voorgeſtelde Perk . Al de luſt mijns hertens ſtrekt , om daar op te klimmen tot bo „ ven toe. Want als ik opklim ; ſo wordt ik ganſch niet duiſelig: „ maar als ik te rug lie , en wederom wil keren ; ſo wordt ik ſtrax „ duiſelig , en vrees ik te vallen . Darom heb ik mijn toeverlaat en vertrouwen geſtelt op den ſterken en machtigen Godt : met hem wil ik het wagen ; en toeſien , wat toch daar uit worden wil . Ik
„, heb ook niet meer als een lichaam ; ' t geen behalven dat ſterflijk is en vergankelijk : dat wil ik gaern daar aan wagen. Indien hec licht en de kennis van mijn Godt my maar byblijven : ſo heb ik, ſo wel hier als daar , rijkelijk genoeg. XII. Gewiſſelijk , Gijn grondt is niet alleen ſeer goedt geweeſt: maar fijn oogmerk ook tenemaal oprecht. Want hy heeft niet an ders gelocht ( gelijk doorgaans blijkt ) als fijne medebroeders tot den ſelven yver te verwecken , die in hem was : om Godt met mal kander , als een hert , ſiel , en geeft, te dienen .
So ver is het van
daar ; dat’er yets anders achter het gordijn ſchuilen fouw : gelijk de partijdige Schriftgeleerden en Phariſeen gedurig hebben voor gegeven ; en nu noch yveriger als ooit hare aanhangers, met een averechtfen drift , in haar blindheidt trachten in te ftampen . Darom
IN
L
Ē
Y
DIN
G.
23 . Darom hebben wy geoordeelt , het ook onſe plicht to fija ; hem dit Vooroordeel met klare woorden te doen wegnemen . Aldus laat hy Gich dan daar ontrent horen; Auror, Cap. 18 : 4..6 . Ik kan geenſins nalaten , deſe ſaken te beſchryven , volgens myne gaven : „, en ik wil den Leſer getrouwelyk vermaant hebben ; fich toch geenſins te „ ergeren aan de eenvoudicheidt des Schryvers. Want ik doe dit niet uit een begeerte, om roem te bejagen ; maar met een potmoedige Onderwyſing: „ Op dat de werken Gods aan den Leſer enigſins beter mochten bekent, en 9 het Ryk des Duivels geopenbaart, werden ; aangeſien de tegenwoordige Wereldt leeft en weeft , in allerhande boosheidt en grouwelen des Dui » vels. Op dat ſy toch mochten ſien ; in wat voor kracht en drift ſy leven و9, رen ſweven ; ende in hoedanigen herberg ſy te gaſt fyn. Of ik miíTchien 9 met het Pondt ook yets mocht woekeren , dat aan my is overge
, levert ; en dat aan mijn Godt en Schepper niet alleen en ſonder „ winſt weder overleveren : als een luye dienſtknecht, die in de Wijnberg des Heeren ledig geſtaan hadt; en ſijn loon van hem 9 wilde vorderen , ſonder enigen arbeidt te hebben gedaan . En in het twede deel van de Menſchwerding Jefu Chrifti. Cap.7 : 8.9 . „ Schryf ik dit tot myn eigen roem ? ganſchelyk niet ; maar tot een richt رووſnoer voor den Leſer : op dat hy afſtandt ſouw doen van fyn dwaling ; „ uitgaan van den weg der laſtering, in een heilig godlyk weſen; mer gode „ lyke ogen de wonderen Gods aanſchouwen ; en Gods wil aldus komen te » geſchieden. Met dit oogmerk heeft deſe pen fo veel geſchreven ; en geen „ Jins om eigen eer , en welluſt deſés levens , te verkrygen : gelyk ons de „ Dryver ſonder ophouden verwyt. Ondertuſſen blijft hy ſelve maar „ een Drijver in de toorn Gods : aan wien wy al evenwel het He „ melrijk gaern gunden ; indien hy maar van den Duivel , en de „ aardſche begeerte tot hovaardy , los mocht worden , die hem „ jammerlijk verblinden . Ach ! lieve kinderen Gods , die hem met vele tranen ſoekt; laat het u maar recht ernſt ſijn. Ons ſien , en ons weten , is in Godt: hy openbaart aan yder in deſe Wereldt , ſo veel als hy wil; „ en als hy weet , dat hem nut en nodig is. Want die uit Godt , „en door Godt, ſiet ; moet Godswerk drijven : hy moet dat voort „ fetten , met leren , ſpreken , en doen , wat hy ſier : anderſins „, wordt hem het fien benomen. De Wereldt is het godlijke fien » niet waardig : maar om de wonderen en openbaring Gods wordt het fien aan menig Menſch gegeven ; op dat Gods Naam aan de Wereldt openbaar ſouw werden .
En dit ſal ook een gardigenis , lijn ,
24
IN
LE
Y
DIN
G.
„ lijn , tegen al het godloos weſen , dat de waarheidt in leugen verkeert , en den H. Geeft veracht .
1
Ende Cap . 10 : 7 . „ Al ons ſchrijven en leren ſtrekt daar alleen „ toe : hoe wy ons ſelven moeten Toeken , en eindelijk vinden ; » hoe wy ons moeten aanſtellen , dat wy een geeft met Godt mo „ gen fijn , Godt in ons en wy in Godt; dat Gods liefrijke Geeſt her willen ſy, en ook het doen , en wy alſo den angſtquaal ont
„ , lopen . Dat wy ons , in de ware gelijkenis , in de drie Werelden ,, invoeren , daar yder derſelver in lijn order ſtaat ; en dat de Wea reldt des lichts in ons Heer mag lijn , en het Regiment voeren ; „ op dat allo de Wereldt der angſt verborgen blijven mag in de » Wereldt des lichts ; gelijk als die in Godt verborgen is : ende die maar alleen een oorſaak mag fijn des levens , en een wonder des Geeſtes. Dit doet hem met ronde woorden ſeggen , Signat. Cap. 12 : 37 . „ Wie niet wil een nieuw in Godt geboren Menſch , door het leſen myner 2 Schriften , foeken , en ſich felven ſodanig maken ; die mag myne Schrif ten wel met vreden laten . XIII. Niet tegenſtaande alle dere ernſtige verklaringen en be . tuigingen van ſijn oprechticheide , in al fijn bedrijf daar ontrent: ſo voorſag hy genoegſaam in den Geeſt, hoe het met hem en ſij ne Schriften gaan ſouw ; als ook wat ſy van Godt hadden te ver wachten , die met hem deſen weg getrouwelijk bewandelden . Ge lijk als hy klaar en krachtig toont , Driev . Lev . Cap . 9 : 1. ..4 . welke plaats wy goedt gevonden hebben hier by te voegen ; om dit geſchil, ten minſten voor alle godſockende en onpartijdige ge moederen , ſo veel als in ons is te beſlechten : want ontrent partij . dige en eigenſinnige Menſchen weten wy wel , dat alles verloren
is ; lo lang als ſy op haren droeſſem willen blijven leggen . Aldus leggen daar ſijne ernſtige woorden. Het is aan my getoont; wat de Duivel in 't ſin heeft : namelyk , hoedanig by deſe waarde en ſeer , hoog gaande Schriften wil verdecken. 0 ! kinderen Gods, fiet darom „ wel voor u : gelooft de argliſtige Verleiders niet te veel ; die gedurig roe „ pen; Ketter , Ketter ! brenge vyer te voorſchyn ! Dit is geenſins de ſtem van den H. Geeſt ; maar van den Antichriſt , en den Draak. Want deſe Schriften ſullen het Rookgat des Duivels geweldig openbaren : en dit „ fullenſe niet alleen doen ; maar ſy ſtellen ook de Hoer van Babel ganſch ,, openbaar ten toon , eveleens als een hoer op de kank te pronk ſtaat. „ , Dewijl het nu alle Menſchen , die van den Geelt deſer Wereldt
ſijn ,
I
N
L
E
Y
DIN
G.
25
„ fijn , en daar door gedreven worden , nergens anders om te doen „ is , als om den buik ; en ſy niet gaern haar eer en gocdt willen verlieſen ; maar veel liever Godt en het Hemelrijk : darom ſullen ,, en moeten wy van die Hoer , door het aanbitlen des Duivels , ,, vervolgt worden. O ! kinderen Gods , Giet derhalven toch wel „ voor u : fiet geenſins op het hoge , dat macht en geweldt heeft » in deſe Wereldt; maar betracht het welvaren uwer fielen . Dit laten wy u tot een afſcheidt. . Chriſtus ſeit : Niemandt ſteekt een licht aan , en ſet het onder een „ bank, of koornmaat : maar hy ſet het op een kandelaar; op dat alle Men „ ſchen , die in het huis fyn , daar by fien mogen . Dat moeten wy ook
„doen ; en ons Pondt , dat ons lo hoog en dier is aanbevolen , niet 99in de aarde vergraven : want wy ſullen , op den Dag des Oor » deels Gods , daar rekenſchap van moeten geven : gelijkerwijs de » Geeſt van de Moeder ons aanwijít. Indien het quam te geſchieden; dat de wetenſchap van deſen Geeſt of » ymande quam te vallen : die ſal wel ondervinden , wat het is. Wy heba 9 ben gene Lofbrieven nodig : Chriſtus is onſe brief ; daar hebben wy ge „ noeg aan . Niemandt behoeft ſich na mijn naam te noemen : wy „ alteſamen , die Chriſtum kennen en erkennen , trecken hem aan, en fijn alle de gelijk leden van lijn lichaam ; wy noemen ons on der malkander kinderen Gods; als ook broeders en ſuſters.
XIV.
1
En wat wilmen klaarder blijk ; dat hy een oprecht en
vroom Iſraëlye is geweeſt, daar geen bedrog in was ; en by gevol ge , geſchreven heeft door den Geeſt Chriſti: als het needrig Ge voelen , dat hy altoos gehadt heeft van lich felven , en van lijne Schriften ? Alhoewel dit overal uitblinke ; en ook klaar genoeg te Gien is , in de plaatſen daar uit van ons tot hier toe bygebracht : lo ſullen wy evenwel, tot meerder vergenoeging van den godloeken den Leſer, hier noch enige andere plaatſen van belang , uit fijne Brieven , byvoegen. Aldus ſchrijft hy dan ; in Gijn 4. Brief . Vers 31. . • 33. „ Ik wil „ mijn beſt doen : en het hemelſche boven alles ſecten ; ſo veel als „ my mooglijk is . Het ſal u ook , indien gy luſt hebt , yets nevens „ my in mijne eenvoudige Schriften te leſen , getrouwelijk mede gedeelt worden. Alhoewel ik ook wel gaern leren wilde van de kinderen Gods ; en my in hare Schriften vermaken. Want ik ,, oordeel ; dat ik de eenvoudichſte onder haar allen ben : en heb „ , ſo een weinig voor mijnſelven geſchreven ; tot mijn erinnering D » CD
26
E
INL
Y
DIN
G.
, en gedurige oeffening ontrent Godt. Doch dewij ! gy ſodanigen welgevallen hebt , om het te leſen ; is het billijk , dat ik het voor
1
, u niet verberg. Want ik erken uw grote moeite , die gy daar 9 ontrent aanwendt; en dank mijn Godt , die my in deſe Wereldt » noch een Menſch heeft toegeſchikt, met wien ik van Gods Rijk „ durf ſpreken . Aangefien alles genoegſaam dul en blindt willijn: » ſo dat ſelfs mijn mondt niet eens durf open doen. En 16. Vers 10. „ Het behaagt den Allerhoogſten , fyn Raadt door » Nechte Menſchen te openbaren ; die van de Werelde niemendal geacht » ſyn : op dat het erkentfouw werden ; dat het van fyn bandt komt. Da „ rom ſo myne Schriften n mochten in handen komen ; wilt die maar aan mfen , als van een kindt , waar in de Allerhoogſte ſyn werk gedreven 9 heeft. Want daar leit fo veel in ; dat geen vernuft verſtaan noch begry » pen kan : maar voor de verlichte Menſchen is het kinderlyk , en ſeer licht te doen , Ende 10. Vers 34. „ Ik bid , dat toch mijn naam by de Geleer » den wilt verſwijgen : dewijl ik wel weet ; dat een ſlecht Man by de Geleerden maar beſpot en veracht wordt. En alſchoon Godc „ fijne kinderen ook onder haar heeft : ſo acht ik het toch niet bil lijk te fijn ; dat het werk na mijn naam genoemt ſouw werden : , want de eer komtGodt alleen ioe; die de gever daar van is . Ik ſock door mijne Schriften , voor mijnſelven naam noch roem : » maar Chriſtus is mijn roem , en mijn loon ; ende ik denk , in het
1
wandere leven , daar roem van te hebben by Menſchen en Enge „len ; en my in Chrifto met de Heiligen daar in te verheugen : ge lijkerwijs mijne Schriften genoegſaam uitwijſen . De grondreden nu , warom hy onder deGeleerden ſo gaern on bekent wilde blijven , geeft hy ons noch klaarder te verſtaan ; in fijo 5. Brief. Vers 5.6 . met dele nadenkelijke woorden. „ Ik heb „by de Wyſen defer Wereldt, die ſich ſelven alleen maar kennis en weten nſchap , door haar eigenſinnige hovaardy, aanmatigen , ſonder den Geeft Gods hebben , flecheen dank ,ja , niet anders als spor , te verwachten : maar ik verheug my daar ten uiterſten over ; dat ik , om den Naam en „ kennis Gods , maadheidt dragen moet. Want was myn wetenſchap wit
! haar School geboren ; ſo fonden fy het hare lief hebben : maar dat kunnen » Sỳ nu geenfins doen ; dewyl myn wetenſchap uit een andere School gebar „ ren is. Darom verachten he nevens 'my gelyk alle Propheten , en ,, Chriftum met fyne Apoſtelen , deden. „ Ik wil my dit niet laten verleiden : maar , gelijk ik aangevan
» gen
1
N
L
E
Y
D. IN
G.
27
„ gen heb , mijn Godt en mijn Schepper alleen , met ſo veel te gro ter ernſt aanhangen , en my aan hem overgeven : die mag in my, en met my, doen al wat hy wil. Ik ſchrijfmijnſelven ganich geen kloekſinnicheidt toe ; ik verlaat my ook op geen Voornemen van het vernuft : want ik lie en ondervind ſeer helder en klaar ; dac
Godt ganſchelijk een anderen weg houdt.. En in lijn 41. Brief. Vers 14. , Gymoet dit denken ; dat het den „ Allerhoogſten bebaagt, ſyne wonderen door eenvoudige, en voor deWe relde dwaas geachte, Menſchen te openbaren. Gelykerwys ſulx van den „ aanvang der Wereldt af tot nu toe , geſchiede is ; op alle tyden , als er „ Veranderingen fouden komen.
Doch die toont hy allerklaarſt en krachtichft ; in fyn 40. Brief. Vers 15.. 17. feggende. „ Ik ben een eenvoudig Man ; en heb 93dit hoge Myſterium nooit geleert , noch op ſodanige wyſe geſocht, „ ofreyers daar van geweten ; ik heb maar alleen geſocht het hert , der liefde in Chrifto Jeſu. Als ik nu dat hert verkregen hadt, met ſeer grote vreuchde mijner fiele ; ſo is my deſe ſchat der god „ lijke en natuurlijke wetenſchap ontſloten en geſchonken. Met » welke wetenfchap ik, tot deſen tijdt toe , my nooit trots en ho. » vaardig heb aangeftelt: maar van herten begeert , en tot Godt w geroepen ; of de tijde geboren was , dat deſe wetenſchap open baar mocht worden. Waar ontrent ik mijn andwoordt ook met kracht heb ontfangen : ſo dat ik heel wel weet ; wat ik dikwils ,, in mijne Schriften heb aangeweſen. „ Alſchoon ik nu om myn ſchryven in de Wereldt van velen gehaat worde: falmen toch ſeer haaſt fien , warom dat Gode aan een ſlecht en gering „ ,, Menſch her Myſterium Magnum , dat is, de gronde aller Verborgenia heden , ontſloten heeft; en warom ik ook alle dingen noch niet mag open. ,, baren , die my bekent fyn. Doch dit mocht noch wel geſchieden , by Menſchen die het waardig waren : indien ik bevondt, dat het Gods wil was , 'en goedt voor diergelijke Menſchen. Gelijk als „ my nu , voor weinige dagen , een feer edel Pereltje is geopen » baart: dat fijn tijdt heeft, tot een krachtdadige nutricheidt; en ,, my , in mijn Gel , alle uren nuttelijk is . Gy moet u ook ſo hoog niet ,, verwonderen, over de eenvoudicheide ; als gy fiet wat Gode doet: went de tydt der ſtouren en hoogmoedigen is ten einde gekomen . Hoe en warom tegenwoordig de tijdt der opgeblaſe Letterge leerden ten einde gekomen was ; en hy , in haar plaats , van Godt verkoren , om de Wereldt den waren weg tot Godt aan te wijſen: D 2 toont
28
IN
L
E
Y
DIN
G.
toont hy ons , ſonder groen of dor aan te ſien'; Auror. Cap. 22 : 15. , . 20. met dele ernſtige woorden : die waarlijk van een ſeer lange en ſcherpe naſmaak lijn , en bijſter hardt voor haar , om in haar tedere maag te verdouwen. og Ik heb geen Bevel , dat ik my ontrent haar gemelijk ſal ma ken , over haar klagen , en haar verdoemen : alsmaar alleen over hare grove gebreken van hovaardy, giericheidt , nijdt, en toorn . Daar over is de Geeſt van de Natuur te bijſter moeylijk ; maar ik niet. Wat ſouw ik arm en ellendig ſtofje doen ; daar ik toch w tenemaal onmachtig ben ? De Geeſt toone klaar; dat aan de Geleerden het Pondt des gewichts , o en de ſleutel , is overgelevert: doch ly fun , in bare welluſten des vlees » Sches , verlopen. Sy hebben het Ponde des gewichts in de aarde vergra „ ven ; en den ſleutel , in haar hovaardige dronkenſchap , verloren . De Geeſt heeft een geruimen tyde by haar aangehouden ; dat ſy toch het ſloe og eensfonden open doen : dewyl de heldere dag voorhanden is. Doch ge „gaan , in haar dronkenſcbap , heen en weer , om den ſleutel te ſoeken : daar ſy den ſleutel ondertuſchen by fich hebben ; maar ſy kennen hem niet . » Sy gaan , in haar hovaardige en eergierige dronkenſchap , gedurig ront om ſoeken : even als de boer ; die Syn paerdt fochi , terwyl hy daar op 39reedt. Darom ſpreekede Geeſt van de Natuur : dewyl ſy niet willen ontwaa ken van haar ſlaap, en de deur openen ; ſo wil ik het felve doen. Hoe kon ik arme eenvoudige ongeletterde Menſch anderſins van haar hoge nietgegeven was , door den wysheide leren , of fchryven : indien het „ Geeft van de Natuur , waar in ik leef en ſweef ? Immers ben ik maar van een ſlechten en geringen ſtandt; en . „ heb ik geen befolding altoos , voor dit ſchrijven. Doch ſouw ik darom den Geeſt beletten : dat hy niet fouw aanvangen op te ſlui „ ten , waar en hoe hy wilde ? Ik ben immers de deur niet ; maar , alleen een gemene Ichuif daar voor : indien nu de Geeft my uit In „ trok , en in het vyer fmcets kon ik hem dat wel beletten dien ik ook een onnutte ſchuif wilde weſen ; die sich niet wilde ,, laten uittrecken , en den Geeft de deur laten open doen ; ſouw 9 de Geeft niet toornig worden tegen my ? Souw hy my niet van , 92de deur afrucken , en weg ſmijten ? Souw hy niet voor ſich een . „ nutter en gevoeglijker ſchuif maken ? Dan lag ik immers ter aar » de , en wierdt met voeten getreden ; daar ik te voren aan -de ſcho „ ne deur gepronkt hadt. als tot brandhout ?
Waar was die ſchuif dan anders toe nutz XV .
I
N
L
E
Y
DIN
G;
29
XV. Niet tegenſtaandedeſe diepe nadacht; en ſijn ernſtig Voor nemen , om getrouw te blijven ten einde toe : als ook , dat hy klaar genoeg lag ; hoe jammerlijk het met de waanwijſe Schriftgeleer den , en ſchijnheilige Phariſeen ,ſtondt voor de ogen Gods : heeft de Sathan al evenwel het tegendeel hem allenxkens wederom we. ten in te boeſemen ; en daar door ten val te brengen. Het ſchijnt ook een algemeen gebrek te lijn in deſe Wereldt : dat ongeletter de Menſchen een bijſter groot gevoelen hebben van geleerde Man nen : en ſich aan den bloten ſchijn dagelijx meer en meer verga pende; hoe langer hoe kleinder gedachten van ſich ſelven krijgen. Wy oordelen derhalven niet alleen nut te ſijn , maar ook hoogno dig; dit wonderlijk Voorval hier by te voegen : al was het maar om te tonen ; hoe forgvuldig datmen waken en bidden moet , als “ men enig licht van Godt heeft ontfangen ; om in geen Verſoeking te vallen , en ons altijdt, in ware Gelatenheidt, dragen te laten van het ewige Woordt Gods, Aldus verhaalt hy dan Gijn wedervaren ganſch kinderlijk en open
1
hertig ; ſonder ſich ſelven in het allerminſte te verſchonen : ons te gelijk ernſtig vermanende , wel op onſe hoede te lijn ; om dierge lijken ongeval , fo veel als in ons vermogen is , voor te komen ; Princ. Cap. 24 : 17. . . 24. „ Wanneer de fiel het Hemelryk heeft aan w getrocken ; terwyl Q in dit duiſter dal noch ſteekt in vleeſch en bloedt en het vermoorden des Duivels fiet van hare broeders en ſuſters: fo wordt „ſy aanſtonds van Godt gewapent ; om tegen den Duivel te ſtryden , en „nſyn Rookgat te openbaren. Want de liefde tot haar Naaften ſet fodanigen fiel daar toe aan : dat ſy haar Hemelryk wil helpen vermeerderen. Darom leert en beſtraft fy ; vermaant ſy fich van ſonden te „ wachten ; en wijſt ſy den weg aan na het Hemelrijk : alhoewel het uiterlijke dierſche lichaam , dat niet verſtaat. Dat lichaam gaat daar been , als een plompe efel ; en denkt, met het gemoedt der „ ſterren en elementen : wat al onheil doe ik mynſelven aan ; dat ik my tot cen for maak voor deWereldt! wat heb ik daar anders van ; als ſpot , en ſmaade ? Immers ben ik daar in myns levens niet ſeker ; en onurek ik o my en de mynen daar door bet dagelyks broode en onderhoude : darenbo „ vén moet ik gedurig den doode verwachten ; ende in spot en (maadt der Menſchen baden. Ach ! hoe haaſt kunt gy bedrogen worden ; en hoe licht w op den doolweg raken : ſo wordt go frax vervolgt , en als een verrotte » appel weggewurden. Wat hebben ſy dan, die na u overblyven , voor een Loon daar van ; als das fy het , om uwent wille , moeten ontgelden ? D3 Aldus
36
N
N I
L
E
Y
D I
G.
js. Aldus oordeelt de Menſch van vleeſch en bloedt. So haaft als » de Duivel dit merkt ; is hy daar aanſtonds by , als een kat achter ,, de muis. Die feit dan : Wie weet , of her wel waar is , wat gy ووleert ? gy hebt het immers nooit geſien: daar is ook niemande van den doodt opgeſtaan , die het u geſeit heeft. Daar ſijn er fo veel » geſturven , die eveleens gelee :t hebben , als gy doet. Staat de Wereldt darom niet in defelve ſtandt, op de ene tijdt als op de ,, andere ? Men hieldt die Menichen voor fotten ; ſo gaat het u ; en ná u ſal het al eveleens blijven , als het te voren was . Wat helpt u dan uw grote bekommering en moeyte ? Eindelyk komt de Sathan met dit argliftig Voorwendſel ; en , ſprcekt, door den Geelt der grote Wereldt , in het gemoedt by 92fich felven: 0 ! de Hemel heeft u fodanig voortgebracht ; dat gy ſulke » ſorte ſaken dryfe: die heeft fyn goochelspel aldus in u. Gy hebt uwe ga » ven geenfins van Godt: Gode heeft immers nimmermeer met u geſproken; 9 hoe weet gy van deſe dingen ? Sta daar van af ; laat alles goede lyn : gy kunt immers wel een Chriſten fyn , al is het dat gy ſtil ſie. Laat de gee „ félyke Leraars leren ; die bebben haar 'loor daar van : wat gaat het u aan ? Siet, mijn lieve Leſer , met die ſtok is deſe pen eens ter 9aarde geſmeten ; en wilde de Duivel die aan ſtucken breken :maar de adem Gods hielpſe weder op. Darom ſal ſy ſchrijven hoe het haar ging ; tot een voorbeelde voor alle liefhebbers . Hec is ten uiterften dierbaar ! Als de Duivel haar aldus hadt ter neder geflagen ; ſo wierdtſy » Atom: Sy wilde niet alleen nooit meer ſchrijven , maarde Duivel ruiſchte toen ook over haar heen en wildeſe verdelgen . Hy quam روvoor den dag met fijne verkens-appelen ; hieldſe de fiel voor , die
„ deſe pen voerde; en riedt haar van ſijn koſt te eten : ook ſtrooide ,, hy daar ſuiker op. Hadt hy haar wederom aan ſijn keten gekre „ gen ; hoe fouw hy ſich gewroken hebben ! Gelijkerwijs herdaar „ na bleek in den ſtorm ; alwaar ſijn gemoedt ſeer wel ontdekt wierdt, en ſijn Vooornemen klaar bekent. Terwyl bet nu aldus ging ; fo verwelkte de Lely , en verloor haar ſchone reuk ; de Perel ver 9 burghaar; de Fonkurouw van de Perel ftoridt in byſter diep getreur; en 9 het edele godlyke gemoedt ſorik neder in een grote ongeruflicheidt. » In het begin feide de Drijver wel ; dat ſy ruft fouw hebben 2door haar ſtil ſitten ; doch het was ſlechts een ruſt in vleeſch en » bloedt ; en nochtans was het geen ruſt; maar een ſterk drijven „ na den 'jager toe . Als het gemoede nu fich , ontrent de fiel , in grote sonruft
Į
N
L
E
Y
DIN
G.
3!
„ onruſt bevonde ; vergaderde het alles by malkander, en ſache de Perel , die de ſiel voor deſen badt gebadt. Het meende , dat die nach yerborgen lag in het kabinetje, der fiele, als een ſchat ; maar die was weg. Toen focht , het gemoedt daar na in lichaam en ſiel : maar liet, de Perel was verlo „ ren ; en kom nergens gevonden werden : ende daar wierde niệmendal ge: fen ; als de verkens- appelen des Duivels : die waren voor de fiel ge „ Aroogt; daar ſouw hy van eten. Doch de ſiel ſtondt in grote treuri „ cheidt ; ende wilde geenſins eten van fijne valſche vruchten : ſy „ riep haar Jonkvrouw ; maar die hieldt haar of ſy fiep. „ Aldus ſtondt de fiel met grote begeerte en verlangen ; en ook
jy ſeer dikwile in een geweldigen ſtrijdt tegen den Drijver , die haar 9 gedurig wilde ter aarde werpen. Wanneer ſy haar tegen den Dryper „ aanſtelde in den ſtryde : fonam by alle de ondeuchden die in vleeſch en bleedt faken ; en wierpſe op de ßel: daar in verwarde en verwikkelde „ by haar ; op dat sy toch de Zonkvrouw niet wederom perkrygen fouw . Hy maakte van de fonde in het vleeſch afgrijſſelijk grote bergen: „, en dekte daar Gods barmherticheidt, en den niewen Menſch in Chriſto , dicht mede toe. De poorten des Hemelrijks, die te vo ren hadden wijdt open geſtaan , waren nu vaſt toegeſloten. Daar vermenichuuldichde fich , hoe langer boe meer , niet anders in deBel ; als jammer , ellende, en grote arbeide : tor dat sy best cens , met een „ valy Opſes , voornam , sis krachtvan Gods adem die wederom in baar „ quam , de keten des Duivels te doen aan fucken ſpringen ; en tegen bem n ſodanig Streedt , dat hy ter aarde viel ; en ſy aldus ſyn dekſel verbrak. Aldaar ſag de fiel baar lieve Joskvrouw wederom !Wat nu daar voor , een vrindelyk verwellekomen is geweeft, wilde ik liever dat de Lefer „ Selve ondervondt ; als dat ik het hier feuw schryven, Aldus begeerde de Gel de edele Perel wederom te hebben : 9 doch ſy was weg ; en moeſt op nieuw geboren worden . Gelijk » het moſtertſaadt geſaayt yord, dat eerſt kleen en gering is , en 9 daar na een boom daar uit opwaft : alſo wart de Perel in de gel, in de ſchoot van de Jonkyrouw . „ Hands darom , wat gy hebs verkregen , trouwljk vaft: „ Gebrek te lyden is een kommerlyke laft. Laat de Duivel ú geen ſuiker daar op (troyen! Of het Rijk deſer „ Wereldt u al ſuikerſoet gemaakt wordt : ſo is er toch niet an ,, ders in als gal. Denk maar , dat de arme Gel in deſe Wereldt, als ook in uw vleeſch en bloedt , niet e’huis hoort : fy moet na cep „ ander lande toe wandelen.
Op
32
IN
L'E
NG
Y
DI
Op wat wijſe nu defe herſtelling toegegaan is ; en wie hem daar in is behulpſaam geweeſt : geeft hy aldus te kennen ; in fijn 4. Brief ( aan een jong borit van burgerlijken ſtandı gefchreven ; daar hy ſeer gemeenſaam en openhertig mee omging ) Vers 8 . Myn ſeer lieve getrouwe vrindt en broeder in Chrifto, ik acht het voor my een grote „, vreuchdt ; dat ik in u een edel gewas Gods gevonden heb : daar myn ſiel aan heeft geroken ; en daar ſy wederom ſterk door is geworden . Wana ,, neer de Dryver haar wilde rucken uit het landt der levendigen : daar ſy onder den Dryver lag; en de Antichriſt in het doorngewas haar wilde » , verſlinden. En Vers 17. . 19. „ Myn ſeer goedebroeder in het leven Gods, waar „ in sy ſtaat; gy ſuli my darom ſo veel te liever ſyn ; dewyl gy my uit den „ Jaap bebe weder opgewekt. Op dat ik voortaan ook vruchten mach „ voortbrengen in het leven Gods ; en my hier namaals met de kin deren Gods daar over verheugen . Ik maak u bekent; dat my een ſeer ſterke reuk is gegeven in en door het leven Gods ; na dat ik „ weder ontwaakt was . Ik verhoop daar mede vruchten voort te „ brengen ; en de ſlapenden ook op te wecken : gelijk als mijn ,, Gode my weder opgewekt heeft uit den ſlaap, daar ik in lag . Ik „ bid u ook , om het heilige leven Gods in Chrifto ; dat gy toch voort ,, aan niet traag noch moedeloos wilt ſyn : maar uw leven in Cbriſto meer en meer verwecken en gaande maken. Op dat onſe Geeſten mochten in malkander gevat en verſtaan werden : ' geen ſonder de godlyke kracht 9 geenſins kan geſchieden. XVI. Gewiſſelijk , indien ſo een gemoedelijke Belijdenis van fijn Val , en eenvoudige erkentenis van de hulp aan hem , door een vroom jonk Menſch , onder den ſegen Gods , toegebracht, geen ingang in de gemoederen kan vinden : wat ſalmen dan by brengen , om ſodanige Menſchen te bewegen ; en te overtuigen , dat deſe Schrijver met een fachtmoedig en needrig hert voor den Heere gewandelt heeft? Nu wy kennen den ſtrijdt tuſſen licht en duiſternis al redelijk ; en weten wonder wel , dat er een ſeer grote klove beveſticht is tuſſen Godgeleerden en Lettergeleerden ; dic niemandt weg kan nemen als Godt alleen : ende dat dit nimmer meer kan geſchieden ; als in ſodanige gemoederen , die ſich , in ware Gelatenheidt, omkeren en de kinderkens gelijkformig wor den , om Gods Coninkrijk te kunnen verwerven. Dit doet onſen getrouwen Saligmaker ſo volmondig ſeggen . Matt. 11 : 25. 26. deſe dingen Ik dank u , Vader, Heere des Hemels en der Aarde ; dat voor
I
N
L
E
Y
DI
N
G.
33
voor de wyſen en verſtandigen verborgen hebt, ende aan de onmondige kina deren geopenbaart. Ja, Vader , wam alfo is geweeft het welbehagen voor u ! Hoe is het enigſins mooglijk , voor redelijke Menſchen , ſodani. gen Man by ſich ſelven te verdenken , en by anderen ſwart te ma ken ; als een twiftſieke Scheurmaker, die niet anders heeft geſocht, als allerley onluſt en onruft, ſo wel in de Wereldc, als in de Kerk , te verwecken ? En nochtans ſchilderen de Schriftgeleerden en Pha riſeen hem overal in Kerken en Scholen ſodanig af ; om haar aan hang tegen hem op te maken , en voor een ſchrickelijken Ketter to doen aan Gen. Daar hy met duidelijke woorden het tegendeel aldus openlijk betuicht; in fijn eerſte Apologie regen Tylken. Vers62.. 64 . Voor hem , die mijne Schriften niet begeert te leſen , heb ikle » geenſins geſchreven : laatſe hem voor my laten ſtaan. Ik ſchryf ,, voor myn ſelven ; en loop niemandt daar mee na : ik hebſe ook nergens in een boekwinkel te koop geleit . Indien'er niet enige godvruchtige Men
3. Schen waren geweeſt ; die my darom herrgrondig hadden aangefoche, en , met een Chriſtelyke mening gebeden ; ikhade aan niemande ooye yets daar van gegeven . Doch nademaal’er godvruchtige en vrome herten gevonden worden , die haar Chriſtendom rechternft is : fouw haar de Chri „ ftelijke liefde dan aan ſodanige herten onttrecken ? of heeft het Godt aan my gegeven :op dat ik her fouw onder een bank ſteken ;
99 of in de aarde vergraven ? Chriſtus ſeit : Niemandt ſteekt een liche „ aan , en verberge het onder een koornmaat : maar hy ſee het op een kan ,, delaar ;'op dat alle, die in het buisføn, daar by Souden kunnen ſien. Het „godlijke licht laat fich ook ſo niet verbergen : aan wien het Godt „ geeft; die moet het wel laten lichten . Want Gode wil van fijn Pondt rekenſchap vorderen. Op deſen onbeweeglijken grondt ſteunende ; heeft hy geenſins geſchroomt, Gjne Schriften tegen alle ſodanige laſteraars te verde digen : ſonder ſich in het allergeringſte te bekreunen ; wat ſwari cheden hem daar over van haar mochten gebrouwen worden. Die doet hem fodanige Schriftgeleerden en Phariſeen aldus ernſtig on der de ogen treden , en onbeſchroomthooft voor hooft in haar ge moedt talten ; Driev. Lev. Cap. 3 : 1. 2. „ Ik weet , dat de Sophiſ , 90 of waanwijfe Verleider , het my voor louter hovaardy ſal toere kenen : dat ik , als een needrig en gering Menſch fijnde in deſe Wereldt , ſo ver in de diepte inga. Doch u wordt aangeſeit ; dat » gy op de wijsheidt deſer Wereldt Get : maar dat ik die voor nie mendal E
34
IN
L- E - Y
- D . IN
G.
„ mendal acht ; dewijlle my geen vreuchdtaltoos toebrengt. Maar „ hier verheug ik my in ; dat mijn fiel in de wonderen ſweeft , tog „ , lof van Godt ; en dat ik ſijn wonderwerk erken , waar in mijn fiel haar verluftigt, als in haar Moeder. So ſpreekt yder geeft al leen van ſijn Moeder , van wiens ſpijs hy eet, en in wiens aart en », eigenſchap hy leeft. Indien ik nu de wonderen weet, en verſta; ſouw ik dan itom lijn ? Immers ben ik daar toe geboren ( gelijk ook alle ſchepſelen daar toe geboren ſijn ) dat ik de wonderen „ Gods fal openbaren. So arbeid ik nu in mijne wonderen ; en een ander in de fijne;. ende gy , opgeblaſe Sophift , of waanwijſe Verleyder , in de uwe. En in de Veertig Vragen; Cap. 17 : 18. „ Of meent dat wy blindt
„ ſyn ? Indien wy niet fagen ; so fonden wy wel ſwygen . Wat voor welges » vallen ſouw Godt hebben aan de leugen ? Aldus ſouden wy in de Turba » gevonden werden , die het weſen en de werken aller Menſchen door n foekt. Of dienen wy daar mede om loon ? leven wy daar van ? warom blyven wy niet aan het verdienen van ons broodt ; volgens ons uiterlyke vernuft? Dewyl die nu ons dagwerk is ; ſo ſullen wydoen wat de Vader hebben wil : want wyfullen aan den avondt daar rekenſchap van moeten 9 geven . Dit feggen wy met dierbare woorden , ſonder enig jocken. XVII. Het is derhalven ganſch geen wonder ; dat hy ſo dikwils vermelt, geenſins geſchreven te hebben , voor ſodanige neuswijſc Menſchen , die aan de Wereldt volkomen vaſt fijn : maar alleen voor haar, die recht begerig waren om Godt te dienen , en haar falicheidt ernſtig behertichden. Gelijkerwijs deſe volgende woor den klaar uitwijlen ; in de Veertig Vragen , Cap . 6: 7.8 . „ Wy willen „ Sodanig ſpreken ; dat de kinderen Gods ons wel ſullen verſtaan kunnen : „ ja , wy willen met een vollen mondt voor die kinderen ſpreken. Want het » is niet goede nu te ſchryven : men weet niet wie de Leſer ſalſyn. Maar tegen den godlofen leggen wy : dat ſy des Duivels eigendom fyn ; en geen deel altoos fullen hebben aan onſe Schriften. Wy omringen die met een
„ muur , en ſluitenſe toe met een vaſt flot ; op dat ſy blinde fouden ſyn, en » Orſen Geeſt nooit kennen : want wy willen de flang daar niet in ſerten . Onſe wil is van haar uitgegaan ; darom ſullen ſy ons nooit kennen : en ale „ Schoon ſy ons in hare banden dragen ; ſo is'er toch een vast ſegel voor . En Myft.Mag. Cap : 33:36. „ Ik heb niet geſchreven voor Mee „ fter Wijsneus, die den gronde van de Natuur op ſijne vingeren » kan tellen ; en evenwel blindt is ontrent het Myflerium . Want ik „ heb geen kalveren van doen ; om mijne Schriften te verſtaan : maar
IN
LE
Y
DIN
G.
35
maar goede verlichte ogen . Voor alle andere Menſchen Gijn fy ſtom ; hoe kloek dat ſy ook mogen Gijn. Ende in ſijn 12. Brief. Vers 78. . 80. „Ik heb geenſins geſchreven „ voor de kloeken en fatten ; noch ook voor de hooggevoelenden, en die in hare w eige ogen wys lyn; welke ſelve gaan kunnen , en van te voren al rykſyn: , maar voor de kinderen en onmondigen , die.de borſten ſuigen van haar
09 Moeder, en leren gaan . Wie het verſtaan kan ; die verſta het : wie het niet verſtaan kan ; die laat het toch ongelaſtert en onberiſpt.
» Ik heb voor hem niet geſchreven ; maar ik heb voor mijnſelven 9 ) geſchreven. Doch indien een broeder dorſtig was,en my om wa s ter badt ; dien geef ik te drinken : en ſo Godt hem het drinken wil vergunnen ; ſal hy wel ervaren , wat ik hem gegeven heb . Maar noch veel klaarder, krachtiger, en gemoedelijker ; Princ. Cap . 9 : 45 : Verſtaat gy deſe Schriften niet ; ſo doe niet als Lucia „ fer deedt. Neem den Geeft der hovaardy niet te hulp , om die te beſpotten ; maar ſoek het ootmoedig hert Gods . Dat ſal u een 99klein moſtertſaadje van het paradyſche gewas in uw fiel brengen : , en indien gy geduldig volharde ; ſo ſaldaar een grote boom uit opwaffen . Gelijk gy wel denken moogt ; dat het deſen Schrij „ ver ook is gegaan : 'dewijl hy een ſeer eenvoudig perſoon te ach „ ten is, ten oplicht van de Geleerden . Maar Chriſtus ſeit: Myn » kracht is in de ſwacken machtig. En deſe ervarentheidt doet hem „ uitroepen : 7a , Vader , het is uw welbehagen geweeſt ; dat gy defe ,,dingen verborgen hebe voor de wyſen en verſtandigen , ende aan de on. , mondige kinderen geopenbaart: op dat de wysheidt deſer Wereldt dwaas Alichoon nu de kinderen deſer Wereldt, in hare 9 heidt voor uſ. „ geſlachten , verſtandiger lijn , als de kinderen des lichts ; lo is haar „ wijsheidt toch flechts een vergankelijk weſen : maar deſe wijs heidt blijft ewiglijk. „ Soek darom toch de edele Perel : ſy is veel koſtelyker als defe Werelde is , en ſal nimmermeer van u wyken. Waar defe Perel is ; daar ſal ook uw hert ſyn. Hier behoeft gy niet verder te vragen na het Paradys, en , na de vreuchdt en blydſchap des Hemels. Soek dePerel maar alleen : alsBy die vindt ; ſó vindi gy het Paradys, en het Hemelryk ; en wordt 589 so geleert ; datgy fonder dit nooyt foudt kunnen geloven. Doch gy 9mocht u miſſchien bekommeren en plagen ; en dit ſoeken in de wijsheidt en geleertheidt : denkende het daar te vinden . O ! neen ; dat behoeft gy niet te doen : daar ſteekt niemendal in. Geen Le „ raar verſtaathet buiten deſen weg : indien hy de Perel ook niet XVIII. E 2 „ heeft gevonden .
30
Ι
Ν
L
Ε
Υ
Ρ
Ι
Ν
G.
XVIII. Maar laat ons defe blinde Leiders der blinden op haar droeffem laten beruſten ; en met een bedaart gemoedt luiſteren , na de getrouwe waarſchouwingen , en heilſame vermaningen , deres
Schrijvers, ontrent het leſen fijner boeken : als ook , hoc wy ons dragen moeten ; om die te gebruiken tot voordeel onſer fielen . Dus ſpreekt hy dan ons in het algemeen aan , en yder van ons in het by ſonder ; Driev. Lev . 3: 4: ..7: „Wy willen den Leſer getrouwelyk » vermaant hebben , onſen fin geenſins teſoeken, in en met de wysheide de fer Wereldt , maar in bet licht van de Natuur : warom wy hem der , waarts willen hebben geweſen ; namelyk , in de nieweWedergeboorte, in en door het leven Chriſti. Anderſinsfyn wy,ſtom voor hemen onver „ ſtaanbaar ; en mag by onſe Schriften wel onberiſpt laten : of hy sal do n /pys van het eerſte Middelpunt eten ; en fyn ſpor ſal hem gedurig knagen, » in hetvyer van fyn eige leven. „ Wy willen hem het licht gaern gunnen : om welke oorſaak de ſe handt die diepe Verborgentheden aldus heeft opgeſchreven. 33 Want dat is geenſins geſchiedt , tot fijn eigen voordeel ; dewijl ,, hy dat al van te voren hadt : maar om de Lely , en de engelſche Wereldt. Let hier maar eigentlijk op : gy fult fien , wat gy niet „ gegen hebt, ſedert den ſwaren Val Adams. Bedenk daar by ook ; ,, wat het beduidt , en wat hier mede verſchijnt. Tree niet in de „ voetſtappen der trotſe Phariſeen , die Chriſtum cruicigden ; en ,, ontrent het licht blindt bleven: anderſins gaat het u al eveleens. Sie ook niet op de handt, die deſe pen voert ; want die vermag niemen dal : maar fie op het Middelpunt, daar het licht uit ſchynt. Dat ſchynt niet alleen uir defe handt ; maarook in de gehele Wereldı , als een geo
pent Segel, in het ewige Middelpuni: yder mag roegrypen. Het is niet: alleen buiten hem ; maar ook binnen in hem : het heet maar opfuiten , s uitſpruiten , en bloeyen , met Jeſu Chrifto ; en een bloem voortbrengen uit defe Wereldt in de engelſche Wereldt. En met geen minder broederlijke liefde ; in de twede Apologie tegen Tylken . Vers 308. 309. „ Mijne lieve broeders , ſtelt u toch „ To vyandelijk tegen my niet aan , wegensmijn kennis : want ik , „ voor ſo veel als mijn perſoon aangaat, heb het van te voren niet » geweten ; dat ik het voor u hadt geſchreven . Ik dacht , dat ik alleen voor mijnfelven ſchreef: en dat is aldus , ſonder enig we ten van my , uitgevallen. Ik ſeg u , ter goeder trouwe : is het uw » gave niet , ſulx, te verſtaan ; fo laat het ſtaan voor my : want ik ver Ita wel wat ik geſchreven heb. Kan het ymandt verſtaan ; en heeft ..hy
N
E
Y DIN
G.
37
» hy daar loſt in : ik wil het hem gaern gunnen. Doch ſo hy het » niet verſtaat , en geen begeerte daar toc heeft ; laat hy lich dan 99ſlechts niet vergrijpen , met ſmaden en laſteren tegen Godt : of „ daar ſal een ernit op volgen; die gy weten noch erkennen wilt, in „ ſodanigen loop. Vergun my dit toch maar alleen ; dat ik daar in arbeid , waar in ik geſtelt ben. Als ook Princ. Cap . 4: 43. „ Leſer , sik wil u getrouwelyk gewaar „ ſchouwt hebben : indien gi njer for op den weg des Verloren en wederom zor den Vader komenden foons; ſo laatmyn boek ongeleſen : anderſins ſal „ het u qualyk bekomen. Dewyl de Vorft Lucifer niet ſal nalaten u te be „ droeven. Want in die boek ſtaat hy, voor de kinderen Gods, ganſch naakt en bloot : by ſchaamt ſich darom , eveleens als een Menſch , die om for , misdaadt voor alle Menſchen ten toon wordt geſtelt , om beſpotte wor. den. Darom fy: gewaarſchouwt: is u het iedere vleeſch noch al te lief ;
„ So laat myn boek ongeleſen. Indien gy dit niet wilt nakomen ; en u enig „ onheil overquam : To wil ik onſchuldig hyn ; en geef dan u ſelven alleen de ſchuldt. Want wat ik tegenwoordig ſchrijf ; dat ſchrijf ik tot ween Memoriaal , ofGedachtenis , voor mijnſelven : doch Godt voor my noch » weet heel wel, wat hy daar mede doen wil ; 't geen ,, enigſins verborgen is. xix . Alſchoon dit klaar genoeg is ; om grote nadacht in alle vrome gemoederen te verwecken ; ſo dringt de liefde ons , noch tweeplaatſenvan belang hier by te voegen. Welke waarlijk een ftenen hert behoorden te vermurwen : of ten minſten te doen ge loven ; dat het den Schrijver eroſt is geweeſt , ſo veel in ſijn ver. mogen was , Gjn Naaften ten beſte te raden , en tegen het mis bruiken fijner Schriften getrouwelijk te waarſchouwen : om lich hier door geen groter onheil op den hals te halen. Aldus laat hy lich dan daar ontrent horen ; in de twede Apologie tegen Tylken , Vers 322 . 329. „ Myne lieve broeders, ſoekt toch niet anders als bet Pereltje , alle die gedenkt den toorn Gods te ontvlieden . Laat de een niet fen op des anders leven ; maar op fyn eige leven : want het beet voortaan niet meer, difpuieren ; maar fich bekeren , of verloren » gaan. De tyde van diſputeren en ſwetſen is uit. Mei diſputeren kome
»8) nooit verder : maar met de niewe Wedergeboorto , in en door den Geeft nooit meer , Chrifti, ſult gy het Perelije bereiken en verkrigen ; ſo d'at „ behoeft te krakelen. Laat yder het fich maar ernſ laten ſon ; en ſich in
„ lich felven ſoeken ; ende aldaar ſien , wat by is. Laat der bedenken ; boc by Son broeder wil ſoeken in de liefde. Laat E 3
38
I'N LEY IN Y D 5
IN
G.
Laat hem maar uitgaan uit de giericheidt en hovaardy ; en lich ,, laten vergenoegen met voedſel en dektel ; ende fijn vertrouwen „ ſtellen op Godt , die geeft regen en legen. Immers nemen wy „ , niemendal mede van dere Wereldt: wat krakelen wy dan om het „ ydele'weſen ; en verwaarloſen wy dartelijk het onvergankelijke, door dat krakelen ? Het moet toch tot dit voorgeſtelde Perk ko „ men ; of het ſal noch al erger worden . Het volk , dat niet ſat willen in dit voorgeſtelde Perk ingaan ; moet tenemaal uitgeteert , en verſlonden worden . Dit toont ons de Geelt der wonderen . Dit heb ik voor u , die mijne Schriften leeſt , en u daar van bedient , niet willen verbergeri. ' Ik vermaan u broederlyk ; dat gy toch de H.Schrift wilt houden tegen ryne Schriften , en die daar aan toet. „ ſen . Doch 8 moet in de H. Schrift niet anders ſoeken ; als het vader
y lyk en liefryk here Jeſu Chriſti : ſo ſuli gy wel vinden , door wat Geeft ,, ik geſchreven heb. Doch kan dit ymаndt niet doen : laat hem dan ,, my mijne Schriften met ruſt en vrede laten behouden . Want ik 1 „ heb voor hem niemendal geſchreven : ik hebſe alleen geſchreven voor mijnſelven ; ſonder eens na te denken , hoe het daar mede „ gaan ſouw . Ik weet ook niet, hoe het bykomt; dat ſy ſodanigen „ voortgang hebben. Want ik ben niemandt daar mee nagelopen : ,, en ik verwonder my nevens u , wat de Allerhoogſte doet. „ Geefi'er toch wel acht op ; en wordt fiende :want de Dag breekt aan. „ Indien gy myne Schriften recht ( ult leren verſtaan ; ſo fule gy van alle „ Stryde verloft worden ; en u ſelven leren kennen. Doch de uiterlyke Let „ter kan dat geenſins uitwerken ; maar de levendige Geeſt Chriſti alleen . Nu doet wat gy wil.. De Oogſt is naby ; daar yder genieten ſal, ,, wat hy in ſijn ſchuurheeft vergadert. Dit reg ik u van ganſcher ,, herten , ſonder enig jocken ; door mijn wetenſchap die my van Godt gegeven is. In de Aurora voert hy dit allerhande Menſchen , ſonder enig on. derſcheidt te maken , ‘aldus noch vry ernſtiger te gemoet ; Cap. 13 : 15. , .'28. Alhier wil ik het Pondt, dat my overgelevert is,
„ op renten uitlenen ; gelijk als my belaſt is. Die nu met my woe keren en handelen wil , fal het vry ſtaan ; hy ſy een Chriſten , 32 Joodt , Turk , of Heiden :alles geldtby my evenveel. Mijn koop huis ſalvoor yder open ſtaan ; en niemandt onrechtvaerdig verkort ,, ofbedrogen worden : maar hem ſal recht geſchieden. Daar mag ,,nu yder toeſien; om lijn handel ſo aan te ſtellen , dat hy voor fijn Heer woeker verkrijgt. Want ik vrees wel ; dat yder koopman Gich
IN
L
E
Y ,
D
I- N- Gi
39
„ ſich ontrent mijne waren niet ſal kunnen ſchicken : nademaal die „ aan menig koopman ganſch onbekent ſullen lijn ; ook ſal. yder „ mijn ſpraak niet wel kunnen verſtaan . Ik wil derhalven eenyder gewaarſchouwt hebben ; dat hy voor „ Gichtig handelt: en ſich geenlins laat bedunken ; dat hy rijk is, en „ niet arm kan worden. Waarlyk , ik heb wonderlyke waren te koop : „ der ſal fich daar niet op verſtaan. Indien nu gmande , met een onbe » Sonne drift, daar plomp-verloren in viel, en in het verderf quam ; die » mag fich felven de ſchulde geven. Hy heeft daar toe wel een licht in ſyn „ here nodig: op dat ſyn verſtandt en gemoedt daar door beſtiert mag wer den. Anderſins moet hy in myn koophuis niet komen ; of hy bedriegtſch - ſelven . Want de waren, die ik veil beb , fyn ſeer edel en dierbaar · C8 „ daar is een ſeer ſcherpfinnig verſtandı toe nodig. Sie derhalven wel voor ; W ; en klim niet in de hoogte, daargy geen ladderfiet: of gyſuli vallen. » De Ladder Jaacobs is my getoont: daar op ben ik ten Hemel ges „ klommen ; en daar heb ik mijne waren ontfangen, die ik te koop heb . Wil my nu ymandı naklimmen ; die moet ook wel toeſien, dat hy niet dronken is : maar hy moet omgordt ſijn , met het ſwaerdt des Geeſtes. Want hy moet klimmen door een vervaar 9 lijke diepte : fijn hooft ſal hem dikwils duiſelig worden .. Daren „ boven ſo moet hy ook dwers .door het Rijk der Helle klimmen ;: ,, wat hy daar voor ſmaadt en ſpot fal moeten uitſtaan ; dat ſal hy wel ondervinden. Ik heb het ook dikwils, in deſen ſtrijdt, moe ten ervaren , met een bedroeft hert . De Son is my dikwils on „ dergegaan ; en ook wederom opgegaan . Hoe die nu veelvuldi » ger onderging ; hoe hy des te helderder en ſchoonder telkens we , derom opging. Dit ſchrijf ik geenſins tot mijn lof: maar om dag ngy niet loudt vertwijffelen , als het met u ook ſo ging: ,, Daar wordt een ſeer ſtrengen arbeide toe vereiſcht ; wanneer ymandt, n tuſſen Hemel en Hel, met den Duivel wil vechien : dewyl by een macha „tig Vorf is. Sie darom wel toe ; of gy het borſtwapen des Geeſtes aan , bebe : kom anderſins liever niet in myn koophuis ; of gyfult mei defe wa ren qualyk handelen. Gy moet den Dnivel en deſe Werelde verſaken, enia de baar den oorlog aanſeggen ; inaien gy fryden wilt : anderſins over wint gy niet. En indien gy niet overwint; ſo laat myn boek met vreden , „, en blyft by het oude: of g (ult een queden loon ontfangen , Bedrieg uſela ven niet : Godt laat ſich geenſins beſporten ! Waarlijk , hy heeft een ſeer eng padt voor lich ; die door de „ poorten der Helle totGodtwil indringen: hy moetmenigen ver „ drucking
N
40
I
N
L
E
Y
DI
G.
„ drucking en harden ſtoot van den Duivel verdragen. Want het ,, mentchelijke vleeſch is ſeer facht en teder; de Duivel darentegen » hardt en ruich ; als ook donker, hitſig , bitter, wrang, en koude: „ deſe twee voegen ſich niet wel te famen. Darom wil ik den Leſer trouwelyk gewaarſchouwe hebben ( of hy deſe ſaken niet verſtonde ; en sy evenwel gaern wilde verſtaan ) dar by Godi bidt; dat die bem toch met „ ſon H. Geeſt wil verlichten. Want ſonder verlichring van dien Geeft, „ ſult gy defe Verborgentheden nooit verſtaan. Dewyl daar een vaſt Noe voor is , in den Geeſt des Menſchen : dat flot moet van te voren open ge » Noten worden. Dit nu kan geen Menſch doen : want de H. Geeſt is ale „ leen de ſleutel tot dat for. Wilt gy derhalven een open poort hebben ; om , in de Godheidt te komen : ſo moet gy leven en (weven in de liefde Gods. XX. Niet tegenſtaande deſe handcaftelijke blijken van den ge trouwen en oprechten handel en wandel deſes Schrijvers ; ſo wel voor Godt , als voor de Menſchen : heeft evenwel alles niet alleen de Lettergeleerden niet tot Inkeer gebracht; maar haar ſo veel te meer tegen hem verbittert. De redenen daar toe fijn genoegſaam open baar : doch willen u die veel liever uit ſijn eigen mondt laten ho ren ; als ſelve daar van ſpreken , tot fijn verſchoning. Aldus leggen dan ſijne woorden daar ontrent ; Princ. Cap. 3 : s .. 7. ,, De Werelde is opgevuld met boeken , en redeneringen „ van den Val en de Wedergeboorte. Doch in de boeken onſer „ Godgeleerden is , voor het meeſte gedeelte , niet anders beſchre . ſchreven ; als dat het cens geſchiede is , en dat wy op nieuw ſul len en moeten in Chrifto wedergeboren worden . Maar wat ver ſta ik daar van ? anders niet als de Hiſtory ; dat het eens geſchiedt wis , wederom geſchiedt, en noch geſchieden ſal. „ Onſe Godgeleerden kanten ſich met handen en voeten daar tegen aan ; mja, ſy arbeiden met al haar macht, door ſmaadt en vervolging ; om te ,, beletten , datmen den diepen grondt niet (al navorſchen , om te weten „ wat Godt is : of om bet met ronde woorden uit te ſpreken ; datmen in de Godheidt niet al te nauwkeurig ſouw ſoeken , en te diep nagraven. Maar wat is dat ? drek en vuilicheidt ; om den Duivel daar mede te , verdecken ; en de boosheidt des Duivels toe te decken in de Menſchen , », daar by haar mee befmet heeft : op datmen ſo wel den Duivel, en toorn Gods, als bet ongeſchikte boſe beeft in der Menſch, niet kennen ſouw . Dit is de ſaak . De Duivel ruikt het gebraadt : darom doet hy Gjn beſt; om te beletten , dat ſijn Rijk niet erkent mach worden , en hy een Vorſt blijven : anderlins mochten de Menſchen van „hem
IN
L
E
Y
DI
N
G
hem wegvlieden. Waar is het voor hem nu nodiger dat te ver hinderen ; als aan het gat , daar de vyandt door mocht komen in „ te breken ? Hy verdekt deſer Godgeleerden hert , Ginnen , en ge 9 moede ; hy vervoert haar tot giericheidt, hovaardy , en onkui „ ſcheidt : ſo dat fy ſich ontſetten voor Gods licht ; en daar voor ſchricken . Darom decken fy het toe : want ſy fijn naakt, en mis. » gunnen ook aan den fienden het licht. Dat heet eerſt recht den » Duivel op ſijn Hoofs eren en dienen . Deſe geweldige tegenſtand der Lettergeleerden heeft hem ge legentheidt gegeven tot ſodanige harde uitdruckingen tegen haar, op verſcheide plaatſen in fijne Schriften ; daar vele fachtlinnige onpartijdige Menſchen , ja ſelfs welmenende Vromen , ſich ge. meenlijk aan ſtoten. Maar hoor hem eens verklaren ; hoe en wa Jom dat ſulx geſchiedt is. Aldus ſchrijft hy hier van aan den vro , men Edelman , Abraham van Somerveldt ; in fijn 10. Brief. Vers 16. .. 18. „ Myne Schriften fullen uw Edelheide enigſins wonderlyk voorkomen : want de yver gaat op ſommige plaatſen al vry wat hardt ; , inſonderheidt tegen Babel en den Antichrift, die van Gode erkent is gea „ worden in ſyn toorn. Doch ikſeg rondt uit; dat ik niet anders heb kun . nnen noch durven ſchryven , als het my gegeven is. » Ik heb den Geeſt gedurig nageſchreven ; gelijk als hy het my
„ heeft voorgeſtelt ; en aan het vernuft geen ruimte altoos gelaten. ,, Ik erken het ook geenſins voor een werk van mijn vernuft ; dat daar al te ſwak toe is ; maar het is een werk des Geeſtes. Die 92 heeft getoont, wat hy voor hadt ; wat'er geſchieden ſal; en wat ' er geſchiedt is. Want hy gaat uit den ongrondt in den grondt; „ en doorſockt alles : hy beproeft herten en nieren ; en onderſoek 9 de gedachten der Menſchen. Ook wijſt hy hier door het Laatſte
„ Oordeel aan ; en dat hy alles wat wefen heeft , door hetvyer be » proeven wil. Ik heb ganſch niet kunnen noch mogen ſchrijven mal was het ook in een vyerigen drift) of ik moeſt het ter neder ſetten , volgens 't geen de Geeſt ontwierp. Ik heb het derhalven „ voor my gemaakt , tot een Memoriaal , of Gedachtenis : en heb » daar mee verder geen ander voornemen. Dit doet hem in deſe yverige woorden uitberſten ; Driev. Leu. Cap. 3 : 92. na dat hy aldaar Babel volkomen hadt ten toon geſtelt, als een hoer op de kaak . „ Wat heb ik met u te doen , gy blinde Sophi „ ften , of waanwyſe Verleiders ; dat ik van uwe wonderen fchryven moet ? Tk heb immers uw weg niet gefocht: maar alleen het hert Gods; om my F
IN
L
E
Y
D
IN
G.
gjin Chrifto te verbergen. Ik wilde' maar met de Jonkvrouw in de Open »,baring , die de Maan onder bare voeten heeft , in de woeſtyn vlieden „ voor den Draak : en ik moet nu ſelve den Draak aanwyſen. Heere, gy 9 doet al wat gy wilt : uwe wegen ſyn lomter wonderen ! XXI . Hoedanig wy ons nu na behoren dragen ſullen ontrent fyı ne Schriften ; om daar den rechten kern in te loeken en te vin den , tot voedſel onſer hongerige en dorſtige ſielen : wijlt hy ons aldus getrouwelijk en gemoedelijk aan; in lijn 16. Brief. Vers6.7. „ Veel te diſputeren brengt geen voordeel altoos by : die twiſtige knibbelin
1 1
„ gen maken maar verwarring. Gaat met my, in myne Schriften, op het Middelpunt aller weſen : ſo fult gy het verſtandt in goede en quaadi fien; „ ende van alle dwalingen verloft worden. Want gy ſult in myne Schrif » ten alſo veel vinden ; dat het gemoedt voldaan ſal worden . Indien het » Middelpunt aller wefen begrepen wordt : ſo gaat’er ſodanigen 9 vreuchdt op in het gemoedt , die alle vreuchdt deſer Wereldt ver te boven gaat.
Want de edele Steen der Wyſen leit daar in : en
wie die vindt ; ſchat hem hoger als deſe uiterlijke Wereldt met ,, al haar heerlijkheidt. Souw dat geen vreuchdt Gijn ; Godt vin den en erkennen ? Alwaarmen in ſich ſelven alles kan vinden en », aanſchouwen ; dat in vele duiſenden van boeken naauwlijx aange . , roert is : ja , ſulx in yder ding erkennen ? Dewijler nu ſulke edele ſchatten in lijne Schriften verborgen Jagen ; die met onreine handen niet behoorden aangetaſt te wore den : ſo is het ganſch geen wonder ; dat hy aan fijn boeſemvrindt, Doctor Balthaſar Walter , deſe ernſtige waarſchouwing ſchrijft ; in Sijn 7. Brief. Vers 9. „ Wilt toch deſe Saken alleenlyk openbaren in de her , ten der Wyſen; die gy weet dat Godt lief hebben ; ontrent anderen is het tegenwoordig noch geenſins nu . Want menig. Menfch ſoekt niet anders, in als boosheidt en hovaardy; als ook, valſche ſcherpſinnicheidt en averechts j verſtandt: om fich daar mee te laten fien . Darom bid iku , dat toch ,, wyſelyk handelt. Menig Menſch neemt het wel met vreuchde aan ; maar why heeft een bofe wortel : by denkt wel vroom te willen worden ; maar sy boy laat ficb vaſt houden van den Duivel; en wordt daar na een ſpotter van ſodanige Openbaringen. Dit ſeg ik u met een goede mening, en „ geenſins uit een eigenſinnigen waan ; maar uit een ware weten „ Ichap, die tegenwoordig in my is. Dat die meer als af te waar is ; toont de ervarentheidtſonneklaar. En her is met bloedige tranen niet genoeg te beſchreyen ; dar'er boe langer hoe meermisgeboorten gevonden worden , onder de Leſers
1
1 1
1 1 1 .4
I
N
L
E
Y
DI'N
G !
Leſers en Voorſtanders defer Schriften : ' t geen hy in den Geeſt voorGende ; dat met vele ernſtige waarſchouwingen heeft crach ten te ſtuiten . Doch dit ftrekteven ſo weinig tot nadeel fijner Schriften : als het tot nadeel ftrekt van de H. Schrift ; dar'er ro overvloedig veel neuswijſe Betweters dagelijks geboren worden , door het eigenfinnig hairkloven en muggeliften van de woorden der Mannen Gods , die daar in vervat fijn. 't Welk den A poftel, niet ſonder groten nadruk , heeft doen ſeggen ; 1 Cor. 8 : 1. . 3. De kennis maakt opgeblaſen : maar de liefde ſticht. En foymandt meene gets te weten ; die heeft noch niets gekent, gelyk alsmen behoort te kennen , Maar ſo gmandt Godt lief heeft; die is van hem gekent. Waar op deſe Schrijver het oog hebbende; aldus fijne gedachº ten aan een fijner vrinden voordraagt ; in lijn 18. Brief. Vers 8. 9 . die wel waardig fijn , altijdt in verſche geheuchenis gehouden te worden , en dagelijks herkaauwt ; om ons ſelven daar nauwkeurig Daar ſal een ryde komen ; dat de Perel ſal gefocht wore aan te toetſen . „ den : heen 9 Godt doen
en dat het aangenaam ſal ſyn ; fich niet meer door een ſtormwindt en weer te laten ſingeren. Maar de ſaken recht aanſchouwen ; en den Allerhoogſten bidden, dat hy toch de deur der kenniſe wil oper : fonder welke kennis niemande myne Schriften ooyt fal verſtaan .
Want jy gaan veel hoger, als het vernufrgaat ; datmaar uit het geſternte voortkomt: Sy begrypen en vatten de godlyke geboorten. Darom moet het ook een Geeft fjn , die tenemaal eveleens geſtelt és , en daar volkomer , mee overeenkomt, dieſe reche verſtaan fal.Geen diepfinnige nadacht 9 en overweging kan die begrijpen en vatten : of het gemoede moet al van te voren van Godt verlicht fijn. Om dat nu te vinden ; is aan den ſoekenden Leſer de weg in mijne Schriften getrouwe lijk aangewefen . XXII. Het is derhalven ganſch geen wonder ; dat hy voor de opgeblaſe Lettergeleerden (die de gehele wereldt genoegſaam be. tovert hebben , doorhaar cierlijke aan -een -ſchakeling en beveſtiging aller Artykelen harer Religie , uit de H. Schrift , en haar ſchijn heilige vertoning der Ware godſalicheidt ) een harde ſteen des aan
f
ftoots is geweeſt, en dat ſy hem ten uiterſten hebben vervolgt. Want een leerling Chriſti ſal toch nooit beter varen in deſe Wea reldt; als fijn Meeſter daar in gevaren is. 't Geen onſen Heilandt doet feggen , Matth. 1o: 16. Siet ik fend u als ſchapen , in het mid den der wolven . Ofnu de ſchapen de wolven vervolgen , of de wol ven de ſchapen ; kan yder onpartijdig Menſch licht onderſcheiden : en F 2
44
1 NLE
Y DIN
G.
en bygevolge , wel haaſt merken ; wie hier voor ſchapen of wof ven moeten gerekent worden. Maar hoor hem liever ſelve van ſijn vervolging ſpreken ; om de
waarheidt hier van grondiger te verſtaan. Aldus draagt hy dan lijn wedervaren, in lijn 56. Brief. Vers. 16. . 18. aan een vertrouwt vrinde voor , met ſeer beweeglijke woorden. „Gy moet u geenſinsſto y ten aan myn ellende en vervolging ; en daar ook niemendal voor vera want het is Chriſti Merkteken. Sie maar te rug in de H. „ vaartfon „ Schrift, hoe het met Gods kinderen gegaan is: en boeſy altydt maar al ,, leen van haar, die aan anderen de wegen Gods fouden leren , vervolge „ Syn en omgebracht. Aan my is een edel Pereltje toevertrouwt; dat deke Godt op defe wyſe toe : op dat het de onwaardige Menſchen niet fien foua yden ; maar daar ontreni blinde fyn , en ſich ergeren aan de eenvoudi. cheidt des Perſoons. En dat darom , dat ſy by haar felven in haar » vernuftige wijsheidt dwaas ſouden blijven ; het aangen , en toch geenſins verſtaan : dewijl fy de eenvoudicheidt Chriſti verſmaden. Doch daar komt ſeer haaſt een tijdt; dat ſy daar van een ſeer ern ftige rekenſchap ſullen moeten geven. „ Dat Godt het nu aan u te kennen heeft gegeven , wat het is , waar het van daan komt; dank hem daar voor. Uis genade en „ wedervaren; om dat gy u ſelven voor hem hebt verootmoedigt: » en u ſal noch groter genade overkomen ; indien gy Itaan blijft in ootmoedicheidt, en in ernſtig bidden volhardt. Ik wil u myn lief. , de, met bidden en werken, als een mede- lidmaat Chriſti, gaern meédée . „ len : want dit veroorſaakt een lontere vreuchde in myn hert. Al moer ik „ ſchoon lichamelyke verdrucking en ellende daar over lyden : fo verbeug „ik my evenwel , dat ik fie wat Gode , door ſodanigen armen Menſch , » tot hier toe gedaan heeft. De Sathan kan Gods wegen niet verhinderen. - „ Want al ſchynt het ons ſo toe ; dat hy die wegen verhindert , door foda , nigen Moordgeſchreeuw : fo wordt toch daar door alles maar meer en » meer openbaar gemaakt; en de kinderen Gods fo veel te ſterker bewogen, som na den gronde te vragen .
By welke gelegentheidt wy niet kunnen nalaten , dewijl de liefe de Chrifti ons daar toe ſo ſterk aanſet en genoegſaam dwingt, aan den godfoekenden Leſer te vertonen ; hoe mannelijk hy ſich in de allergeweldichfte ſtormen gedragen heeft ; en met wat een ſtand . valtig gemoedt hy ons aanmaant , fijne voetſtappen in cruis en aan yechting warm te houden ; , ende al het laſteren en Moordge ſchreeuw van de eigenſinnige en woedende Lettergeleerden te laten
varcn .
IN
L
E
Y
DING
45
varen . Aldus ſchrijft hy dan aan een van fijne voornaamſte boeſem vrinden; in ſijn 58. Brief. Vers 1. . . . 10. met een hert vol ge duldt , liefde , en medelijden , ontrent fijne grootſte vyanden : dat een onwederſprekelijk Kenteken is van een oprecht en getrouw Navolger onſes Saligmakers. „ Ik ben tenemaal begooyt en overdekt met Phariſeeſche klitten : fo dat 2, het gemene volk nauwlyx fien kan; dat ik een Menſch ben. So byller ſeer „ is de Sathan vertoorni', regen my en tegen myn gedrukte boekje , Weg tot Chriſtum genaamt : en de opperfte Phariſeer woedt ſo geweldig ; mals of hy my wilde verſlinden. Doch dit grote vyer is een weinig bedaart en vermindert , binnen den tijde van drie weken : dewyl hy merkt , dat hy daar in tegengeſproken wordt van ſo veel hon 9dert Menſchen ; die hy alteſamen nevens my verbannen , gela „ Itert, en veroordeelt , heeft. Maar my heeft hy ſo ſeer met leu wgens overdekt; datmen my nauwlijx kennen kan . „ Aldus verdekt Chriftus fon Bruidi , en het edele Pereltje , wegens de „ onwaardicheide der Menſchen : om dat de toorn in haar is aan brandt n geraakt, en de wraak naby gekomen . Ik bid , en ſy vervloeken my ; ik „ Jegen haar, en ſy laſleren my. Ik ſta tegenwoordig recht op de proef ; en draag bet Merkteken. Chrifti aan myn voorhooft. Doch myn fiel is daar in ganſch niet treurig : maar rekent dit alles voor een Kenteken der overwinning Chriſti. Want aldus moet de Menſch recht geftele worden „ in Chriſti Proces: op dat by fyn beeldt mag gelykformig werden. Chri ftus moet gedurig vervolgt , beſpot, en gedoode, worden ; de wijl hy een teken is , dat altoos tegengeſproken wordt : maar „ op wien hy valt , dien verbrijſſelt hy; en roeyt in hem de aange erfde boosheidt der Mange cenemaal uit. Heb ik deſen weg aan anderen leren moeten ; .en geleert : warom ſouw „ het my dan bang vallen , ſelve. daar op te wandelen ? Immers gaat bec my niet anders ; als ik anderen beb voorgeſchreven , dat bet gaan ſouw : mja , bet gaat met my ſeer wel ; en ſo als het behoort te gaan ; dewyl dit »de Pelgrimſtraat Chrifti is. Want de ware Chriſtenen ſon hier vremde » gaflen ; en moeten , door het Ryk des Duivels , na haar rechte:Vader „ lande wandelen ; en dat louter door diffelen en doornen van Gods vlock. „ Daar moet geworſtele en overwonnen ſijo ; tot dat wy daar door „ komen : het ſal ons dan wel vergolden worden . Want die ons „ tegenwoordig veroordelen ; - ſullen, op den Jongſten Dag , ons on „ der de ogen worden geſtelt : alwaar wy met Chriſto , in het Oor deel, over haar heerſchen fyllen.
Wat willen ſy dan tegen ons F 3 „ legs
46
INLE
Y
DI N
G.
, feggen ? fullen fy niet verſtommen ; en ſich ſelven laſteren , ge „ lijk als ſy ons nu doen ? „ Ach ! dat ſy dit hier konden bedenken ; en daar afſtandt van deden. Ik wenſch haar Gods barmherticheide: want fy weten „ niet wat ſy doen. Syfyn in groter ellende, als die hy vervolgen : want „ h fun arme gevange ſlaven des Duivels ; die haar ſo ſeer plaage en ver „ gifticht , dat het vergift haar leven is. Darom verheugen ſj fich ; dat se des Duivels doornen en diſtelen voortbrengen , als vruchten in den 99 toorn Gods. Dit moeten de kinderen Chriſti wel ter berten nemen ; die » met kommer en angſt trachten na haar rechte Vaderlandt. Sy moeten niet , alleen voor fich felven bidden tot Godt, om verloſſing; maar ook voor defe „ hare gevange medeleden : op dat Godt haar ook eens mag verlichten , en „ tot fich brengen. Lieve broeders, het is een tijdt van groten ernſt : laat ons toch „ niet ſlapen : want de Bruidegom trekt voorby. Die het hoort; „ gaat mede ter Bruiloft : doch die niet waakt , maar alleenlijk „Vaapt in de welluft des vleeſches ; fal het ſeer berouwen ; dat hy „, ſodanigen tijdt der genade verſlapen heeft. Het komt de We „ reldt wonderlijk voor; datGodt inymandt een welgevallen fouw »hebben , die van de Schriftgeleerden en Phariſeen verachtende ,, vervolg wordt : en fien niet te rug , wat de Geleerden gedaan hebben , aan de Propheten , aan Chriſtus, aan de Apoſtelen ; en , alle hare nakomelingen . Ach ! het is tegenwoordig niet anders ; als een Chriſtendom met den „ mondt, en bloten naam : bet hert is veel erger geſtelt ; als toen ſy Heya denen waren . Laat ons toch op ons felven wel achtgeven ; en op haar ,, niet fien : op dater toch enig Saadt op den Aardbodem mag overblyven ; en Chriſtus niet alleen tot een dekmantel verſtrecken , endegets daarmen
,, by ſweert, en oproer om aanrecht. Laat ons malkander vermanen , troo. fen , en verſterken ; op dat wy in lydſaamheide ſtaande mogen blyven : , want daar is noch groter verdrucking en ellende voorhanden . ' Ons Chriſtendom beſtaat immers niet alleen in weten ; maar in kracht. Men ſtrijdt tegenwoordig nergens anders om , als om de wetens „ fchap en de beelden ; en de kracht verloochentmen . Maar daar komt een tijdt van beproeving : dan ſalmen wel ſien , wat hare ,, beelden geweeſt ſijn ; en hoe fý fich daar aan hebben vaſtgehou 9den : wanneer ſy van het ene beeldt tot het andere ſullen verval , len ; en evenwel geen ruſt kunnen vinden,. „ Ach ! hare beelden fijn maar Afgoden der Heydenen : gelijk als Гу
1
1
I
N
LTE -YD - IN-- Go 47
„ fy waren ; eer ſy den naam hadden van Chriſtenen . De Geleer s, den en Voorſtanders der Kerke loeken daar niet anders in ; als haar , voordeel , eer , en aantien . Sy hebben ſich geplaatſt op Chrifti 99 Throon : daar ſy maar Beeldekramers ſijn , dicieom geldt verko „ pen . Wie haar veel geeft; aan hem verkopen iy een aanſienlijk » beelde van loftuiting : ly vragen niemendal na de ſiel; als ſy haar tijdelijk goedt maar mogen genieten . Ach ! donkere nacht; waar is het Chriſtendom ? Immers is het tene „ maal toi een meinedige boer geworden ! waar is haar liefde ? Immers is ,, die in koper , pfer, en faal, verandert ! Waar by ſalmen nu hee Chri „ Rendom kennen ? wat onderſcheidt is'er tuſſen Chriſtenen , Joden , Tur ,, ken , en Heydenen ? Waar is baar Chriſtelyke leven ? waar is de geo „ meenſchap der Heyligen: waar in wy alteſamen maar een ſyn in Chrifto; „, en daar Chriſtus in ons alteſamen maar een is ? Daar is immers niet een tak aan den boom des Chriſtelyken levens, die na den ander gelyke : „ daar ſyn niet anders gewaſſen ; als louter wilde en wederſpannige rac ken. Ach ! broeders, dewyi wy dit ſien ; ſo laat ons toch waken en uit Babel uitgaan : het is hoog eydi? Of ſy ons al ſmaadheidt aandoen ; ja, lenemaal trachten om te brengen : evenwel willen wy den Draak , en olen Beelde , geenfons aanbidden. Want alle die dat doen , fullen ewiglyk „ gepynicht en geplaagt worden , XXIII. Watfal, wat kan , men meer doen ; om te tonen datmen in alle delen een getrouw Navolger Chriſti is; als deſe vrome Man gedaan heeft ? Wie durft'er dan ſodanigen Menſch veroordelen ; die maar het kleinſte vonkje van Gods liefde in ſijn boefem voelt riffelen ? En nochtans is hy , als na meermalen gebleken is , van de waanwijſe Schriftgeleerden en ſchijnheilige Phariſeen gedurig gelaſtert, veroordeel , en ter dood toe vervolgt. Geen wonder ; Lijn Geeſt was regelrecht tegen haar Geeſt gekant ; gelijk als het licht tegen de duiſternis : en haar Geeſt merkte wel , dat de ſe Geeſt beſig was , om lijn macht , die hy door deſe Leraars hade over de gemoederen der Menſchen , te ondermijnen . Want hy toonde dikwils in fyne Schriften voor alle onpartijdigen ; dat lý van haar , door een cierlijk opgetooide geleertheidt , gepaart met een nage- aapten en gemaakten ſchijn ,bedrogen wierden ; ja , ge noegſaam betovert , door de woorden der Mannen Gods , uit de H. Schrift genomen , en na hare opgevatte Gevoelens , door het averechts vernuft, gebogen. 't Geen Gods Geeſt doet uitroepen ; Jerem . 23: 30. 31. Siet ik wil aan de Propheten , Spreekt de Heere; die u myne
IN LE Y DIN
G.
myne woorden ftelen , een yder van fyn Naaften . Siet, ik wil aan de Proa pheten , ſpreekt de Heere, die hareeige tongen nemen ; en daar mede seg gen : Dit heeft de Heere geſproken. Wie oren heeft om te horen , die luiſter toch wel toe , en herkaauw met aandacht , wat de H. Geeft ons alhier verkondicht ! Dit is de grondreden : warom ſy hem overal hebben geſcholden, voor een doodvyandt van het Kerkelijke weſen , en alles wat daar aan vaſt is : en by gevolge , als een openbaar Godslaſteraar voor de ganſche Wereld ten toon geſtelt. Daar het tegendeel ſonneklaar is; indienmen fijne Schriften met een onpartijdig oog aanmerkt , en nauwkeurig acht geeft , uit hoedanigen gemoedt alles is voortge komen , en op het papier gebracht. Om nu klaar te tonen ; dat dit geen eigenlinnig Vooroordeel van ons is , maar de loutere waarheidt: ſo hoor hem fijne gedach ten daar ontrent eens met ronde woorden verklaren ; Myl. Mag. Cap.27 : 47. ::: 50. » Dat is alleen de Tempel des H. Geeſtes ; daar 9Gods Woordt in geleert en verſtaan wordt. Daar buiten is Cain , met „ Syn prachtig gemetſelde Kerk , opgepropt met hovaardy en ſtinkende eer ogiericheidt :dat grote gebouw in Babel, dat ſich ſo ſchoon voor de ogen „ vertoont; alwaar de Spraak van Gods Woordt ( namelyk het beſchreve „ Woordt) in vele verſchillen en talen door malkander verwart wordt. Daar niet anders in te vinden is , als louter krakelen en bylen , om de „ letteren en woorden ; en geen rechte levendige dadelyke wetenſchap. Waar nu de levendige kennis Chriſti is ; daar is de Altaar Gods w op alle plaatſen : alwaar de hongerige fiel mag offeren het recht „ aangename heilige Offer in het Gebedt. Daar mag ſy het Ge 92 bede in het Woordt, met den honger, in een weſen des Geloofs in „ voeren . Niet dat wy de ſtene Kerken hier door tenemaal willen weg „ nemen : geenſins. Maar wy leren den Tempel Chriſti verſtaan ; die in de Kerk , van ſteen opgemetſelt, moet medegenomen worden : fonder dat
1
„ is het weſen aller ſtene Kerken anders niet , als een geeſtelyke boerery des » Antichrifts , en een Offer Cains. „ Dit moet ſo wel van de Leraars, als van detoehoorders, verſtaan worden : niemandt van haar allen is hier beter, als een ander ; of „ hy moet door Chriſtum , de ware deur , in Geeſt en kracht met den Tempel Chriſti ingaan in de ſtene Kerk : ofte hy moet den
,, ken en by ſich ſelven voornemen , in de ſtene Kerk ſodanigen „ ernſtigen begeerte te vatten en te ſcheppen. Sonder dat, ſo gaat Cain maar in de Kerk om te offeren : en komt daar niet anders
uit
IN
L
E
Y
D
I
N
G.
49
„ uit , als een broedermoorder;gelijk als het ſich dikwils genoeg ,, uitwijft. Want alsmen in de ſtene Kerk het ſpotten en oordelen „ van anderen in ſich gevat heeft; ſo gaatmen dan aldus daar mede
uit de Kerk , en vermoordt Abel, met de ledematen Chriſti:gea lijkerwijs aan deſen Geeft veel hondertmaal is geſchiedt ; en dat „ nergensanders om , als om den Tempel Chriſti. 1
Maar om dat dit een laſtering is , die ſy van deſes Schrijverscer . fte en voornaamſte vyandt , de Prediker Gregorius Richter , hebben overge- erft ; willen wy hem , ontrent de ſe beſchuldiging, ſich ſelven tegen dien Prediker laten verandwoorden : op datde Godſoekende Leler fo veel te klaarder de ongegrondheid van deſe opgeraapte laſtering ſouw kunnen begrijpen. Aldus ſpreekt hy hem dan aan , in fijn Apologie tegen hem gelchreven ; Pag. 354. ,, Ik voer de Men „ Schen geenſins af van het gepredikre en beſchreve Woorde : in dit geval »doet gh my groot onrecht. Maar ik leg ; dat ſy den Tempel Jefu Chrifti
,, brengen moeten tot het gepredikte en beſchreve Woordt : namelyk , een » boetvaerdige hongerige fiel ; die Chriſtum , dat is, het levendigeWoorde, ,, in de Letter der H. Schrift, en in het gepredikte Woordt, in haar ſelve hoort onderwyſen. Gelyk als David ſeir ; Ik wil horen , wat de Heere „ in my ſpreken ſal :en Chriſtus ook ſprak tot de Phariſeen ; Darom hoort 189 God's Woordt niet , om dat gy niet uit Godt ft : Gy ſyr ook niet van , myneſchapen . So is dit dan myn Gevoelen : dat een Menſch godlyke „ oren , dat is, een boet vaerdige fiel , hebben moet ; als by Chriſti ſtem horen wil : het ſy onder het prediken , leſen , of ſpreken. Want dit heeft ,, Chriſtus ons geleert : dien geloof ik veel meer ; als de kunſt en geleeri. beidt van alle Predikanten . XXIV . Darenboven leggen ſy hem te laſt ; dat hy het godlijke weſen al te diep heeft nagevorſcht : en by gevolge , meer heeft willen weten ; als een Menſch geoorloft is. Maar hoor eens , hoc hy ſich ook , ontrent deſe hatelijke beſchuldiging , ganſch onbe ſchroomt tegen haar verandwoordt ; Auror. Cap. 22: 42. : . 46. Nu ſult gy leggen : dat het my geenſins betaamt, ſodanig te vra: „ gen ; dewijl de Godheidt een Verborgentheid is , die niemandt „ uitvorſchen kan. Maar luiſter eens toc. Paſt het my niet daar na » Vragen : ſo paſt het u ook niet my te veroordelen . Gy beroemt „ u ; dat gy kennis hebt van het licht , en een Leydsman Gjt der blinden . Gy fijt ſelve blindt ; hoe wilt gy dan aan de blinden den weg wijſen ? fult gy beide in uw blindheidt niet vallen ? Gy.
leert anderen den weg : daar gy noch gedurig na den weg ſoekt. Gy
I
N
L
E
Y DIN
G.
„ Gy taſt in het duiſter daar na : en fietſe niet. Of acht gy het ſon . „ de te lijn ; dat ymande na den weg vraagt ? „ O ! verblinde Menſchen , laat het krakelen varen , en vergiet » geen onſchuldig bloedt. Verwoeſtom die ſaak landen noch plaat
„ len , volgens des Duivels wil en goeddunken : maar fer den helm » des vredes op ; omgordt u met liefde ontrent malkander ; en ge bruikt ſachtmoedicheidt. Doet afſtande van hovaardy en gieri
1
,, cheidt: niemandt misgun een ander fijn geſtalte. Laat het vyer des toorns u niet ontiteken ; maar leeft in fachtmoedicheidt , „ vrindelijkheidt, kuiſcheidt, en reinicheidt : ſo ſijt en leeft gy al „ teſamen in Godt. Gy behoeft nooyt te vragen ; waar is Godt ? hoor , w blinde Menſch ; sy leeft in Godt, en Godt is in n. fa , indien gy hey lig leeft :fofegy een en defelve met Godt ; en waar gy ook heenfiet , daar is Godi.
1
En in het eerſte deel van de Menſchwerding Jefu Chrifti; Cap.5 :27. noch vry duidelijker en krachtiger., met defe ernſtige woorden : » Het is een grote ellende ; dat de Menſch ſo blindt wordt , dat hy geen . wfins kan erkennen wat Godt is : daar hy toch in Godt leeft. En noch wore den'er Menſchen gevonden ; die ons verbieden na te vorſchen , wat Godt is : en die willen noch Leraars Gods fyn. Ja, ſodanige Menſchen ſyn ,, Leraars des Duivels: op dat hy, met fyn valſch en ſchynheilig Ryk, niet » openbaar en bekent fouwwerden. XXV. Deſe twee gronden , daar alles op ſteunt, wat ſy hem te laſt leggen , aldus weggenomen fijnde : oordelen wy klaar genoeg
te hebben aangeweſen ; wat gemoedelijke Menſchen van deſen Schrijver behoorden te denken ,die maar eniggins met bedaartheidt willen overwegen , wat van ons tot hier toe vervolgens is byge bracht. Want die aan deſe of gene Secte maar eniglins vaſt lijn ; kunnen daar niet anders van los gemaaktworden , als door Godt alleen. Wy ſullen derhalven voortaan maar ſpreken met onpartij. dige Menſchen , die in deſe rampfalige tijden , daar alles in de ui. terite verwarring is , na de waarheidtmet hert.en ſiel haken ; op dat ſy cens recht mogen begrijpen , wat haar te doen ſtaat , om genade by Godt te vinden : ende ook met ſodanige godſoekende gemoederen , die haar falicheidt volkomen ernſt is .Sonder ons voortaan in het allergeringſte meer te bekreunen , wat alle andere Voorſtanders der Sečten met haar aanhang daar tegen ſchreeuwen en raſen ; om haar Tempelkraam ſtaande te houden. Aldus taft hy dan alle Letterknechten , die op haar droeſſem ge durig
1
IN LE
Y
DI
N
G.
SI
durig willen blijven leggen , ganſch ernſtig in haargemoedt ; in de twede Apologie tegen Tylken . Vers 279. . 281. „ Ach ! hoe ſchrica „ kelyk is het; datmen de Schrift ſoſeer durft verdragen ? lieve Heeren , , waar wilt gy been ? boe fult gy voor Godí beſtaan Hebt 81 den Geeſt der ware wetenſchap niet die uit Godt is , warom maakt 89 'dan Uitleg
gingen over de H. Schrift ? Waar toe ſyn wwe beufelachtige verſieringen nut: waar in gy fechts woorden met woorden verwiſſelt , en de Schrift verbittert ? Laat de Schrift maar onverklaart ſtaan : dewyl gy van Godt daar geenſins toe fyr geroepen ; watſmeedt gy dan noch langer velerhande ,, dwalingen ? Laat toch de verklaring van die hoogwaardige ſpraak in „ der Menſch ſelve opgaan. Wat goochelt gy veel met den H. Geeſt ? weet gy het beter als hy het weet > Immers fijt gy maar hovaardige , eergierige , baatſoekende, moetwillige , kinderen. Gy loopt; en niemandt heeft u daar toe geroepen : laat u eerſt roepen, en met Gods licht „ verlichten ; eer gy loopt. Uit ſodanigen verbittering is, van den , aanvang der Wereldt af, niet anders ontſtaan ; als ſtrijdt, krijg , „, en oproer. Babel is een onſekere en vertwyffelde Voorgangſter , vol » grouwel en hovaardy ; om aan ons te doen ſien , datmen wel geſtudeert heeft en veel geleſen. Maar de H. Geeſt gebruikt in fyne kinderen , die by beroepe , niet anders als een enig boek van drie bladen ; in dat boek , moeten ly maar alleen ſtuderen : meer boeken hebben ſy niet nodig ; en fyn 12 haar ook niet nut. En noch veel breder ; Princ. Cap. 9 : 10 .... 15. met byvoe.
ging van een grondige en bondige Vermaning , om Godt op een ganſch andere wijſe te ſoeken : alwaar hy deſe nadenkelijkewoor den gebruikt. „ Meeſter Hans , met fijn gekroont Bonetje , be: hoeft fich hier in ſo kloek niet te achten , en Gijn ſpot ſo trots uit te ſchudden: want ſo lang als hy een ſpotter is, weet hy noch niemendal. Laat hem lijn Bonetje ſo treflijk niet aanſtaan , en 3, daar meê pronken : laat hem lich ſo ſeer niet beroemen , over „ fijn menſchelijk Beroep; ſeggende , dat hy door godlijke order 9in lijn Beroep Git : daar hy immers geenſins van Godt, maar door „ gunit van Menſchen , daar in geſtelt is. Hy moet den weg tot , her Paradys niet al te veelverbieden : want hy kentdien weg ſel ,, ve niet. Hy tal van fijn inſtelling en beveſtiging in lijn Beroep , door gunſt van Menſchen , ſware rekenſchap gevenmoeten. Om » dat hy sich beroemt , van Godt beroepen te lijn ; daar de Geeft Gods vervan hem af is : ſo wordt hy een leugenaar bevonden ; en G 2 „ liegt
I
N
L
E
Y
DIN
G.
„,liegt hy tegen de Godheidt. Darom mag yder wel toeſien wat hy doet. Ik ſeg noch eens : Wie ſich , ſonder godlykeroeping en ken » nis van Godt te hebben , indringt om een Herder te jn ; die is een dief , en een moordenaar. Die gaat geenſins door de deur in bet Paradys: maar Suipe en kruipt, met de honden en wolven, in den roofſtal ; ende meene ,, niet anders , als fyn buik , eer , en aanſien . Hy is geen Herder ; maar hangt aan de grote Hoer en den Antichrift : nocbians meent by een Here , der teſyn : doch by wordt in het Paradys daar geenſins voor erkent. Chriftus onderrecht en waarſchouwt ons getrouwelijk voor de
, tijden die komen ſouden : waar in ydereen fouw ſeggen ; Siet, 9 hier is Chriſtus; daar is Chriſtus; by is in de woeſtyn ; hy is in de bin „ nekamer ! gaat toch en gelooft het niet. Want gelyk als de blin toch niet niet uit uit ;; en xem opgaat in het Ooſten , en ſchynt tot in bet Weffen : alfo fal de toe ,,komf lyn van den Soon des Menſchen. O ! Menſchenkindt, Ge dae „ rom wel toe ; of het nu niet al eveleensgaat : daar de valſche Here „ ders, die geen godlijke roeping hebben , ſonder ophouden kra . ,, kelen ; en yder van haar ſeit, loopt my na : hier is Chriftus; daar is Chriftus! en de een veroordeelt den ander; geeft hem aan den .92 Duivel over ; verſtoort de eendracht ; en bluft de liefde uit , waar in de Geeft Gods geboren wordt. So een Herder brengt niet an. ร ders voort , als louter bitterheidt ; vervoert den geringen oner , varen Menſch ; en doet hem denken , dat Chriſtus ook een twiſt „gierige Herder is . Aldus grijpt hy fijn tegenpartijder aan ; en ,, verwekt hy krijg en moordi. Daar ſal nu de Geeſt Gods tegen , woordig Gjo ; en dat de weg weſen na het Paradys. Chriſtus ( prak: Hebt malkander lief : daar aan ſalmen erkennen ; dat » sy myne Diſcipelen ſyt. Indien u ymande op den enen wang ſaat; biede bem ook den anderen. Indien gy vervolgt wordt, om mons Naamswil . „ le ; ſo verheucht u : want uw loon is groot , in het Hemelryk.
Maar
tegenwoordig leertmen niet anders , als louter ſpor en ſmaadı : ja , die , moeten ook noch veroordeelt worden ; die voor enige hondert jaren gee „ Aurven ſyn. Die onder Gods Oordeel fyn , en voor een gedeelte mooglyk
4
, wel in het Paradys ; worden van deſe twiſtgierige Herders vervloekt. Souw dan de H.Geeft door haar ſpreken , gelyk sy volmondig uitroepen , 99daar ſy vol bittere gal fyn ; niet anders in haar ſteekt als giericheidt en wraak; en ſy ſo bafler ver ſyn van den weg na het Paradys ? „ O ! Menſchenkindt , fic darom in deſen tijd toch wel voor u .
Laat uwe oren niet jeuken ; als gy deſe valſche Herders hoort de kinderen Chrifti vermoorden : dit is geenGins de ftem Chriſti ;
a maar
1
I
N
L
E
Y DI N
G
, maar des Antichriſts. De weg tot het Paradys heeft een ganſch anderen ingang : uw hert moet,met alle kracht en vermogen , tot Godt geſchikt en gericht fijn . Gelijk als Godt wil, dat alleMen „ ſchen gehulpen worden ; dat de een iteets eens anders laſt dragen „, fal; dat fy malkander vrindelijk , en met een befcheyde eerbiedi 5, cheidt, bejegenen ſullen , met en door den H.Geelt ; dat yder » Gijns Naaſtens heyl, met ootmoedicheidt en ernſt , ſal ſoeken ; en „ gaern ſouw willen lien , dat hy ganſch los gemaakt wierdt van de » ydelheidt , ende met hem mocht gaan in den Roſenhof : eve „ leens moet het met ons ook geſtelt lijn . XXVI . Geen wonder derhalven , dat hy ſo geweldig flecht oor
deelt van haar ſo hoog geroemde wijsheid en geleertheidt, ontrent Godt en godlijke ſaken , in lijne Schriften : ende dat hy ſich in het allerminſte niet ont Get , haar dit aldus vierkant voor te hou. den ; in lijn 8. Brief. Vers 14.
„ Men vindt wel vele Rechters , die
„ van bet' Myſterium willen oordelen : doch ly lyn van Godt daar geen fins voor erkent. Darom wordt baar School Babel genoemt, en een Moe der der boerery op Aarde: welke te gelyk met Godt en den Duivel boe „ leren ; en ficb al evenwel Herders Chriſti noemen. Sy lopen ; en ſyn toch niet gefonden ; veel minder van Godt voor Herders erkent: maar ſy doen hes alleen , om den buik , eer , en aanſien. Indien ſy die niet verkregen in haar hoerachtig geloop ; ſy liepen niet. Sy bebben het hoogwaardige Myſterium Gods gemaakt , tot een Miniſterium , of Bediening , van baar boerery en welluft. Darom noemt het de H. Geeſt Babel, dat „ is, een Verwarring : alwaarmen een ſchijnheiligen Godsdienſt , drijft , en met fijntong Godt belijdt ; maar met alle krachten
„ Godt verloochent : alwaarmen voor Godt huichelt met fijn mondt; „ en met Gijn here boeleert met den Draak , die ons in de Open ,, baring Jeſu Chriſti is afgebeeldt . En in het eerſte deel van de Menſchwerding Jefu Chrifti. Cap . 4:19 „ O ! gy krakeelders in de Hogeſcholen , laat bet u geſeit fyn : gp gaat flechis buiten om den.kring ; en komt daar nooit binnen . Evelsens alseen „ kat, rontom de hete bry gaande, voor de hitte vervaart is : alſo vreeff „ en ſchaamt gy u voor bet vyer Gods. En alſo weinig als een kat die bry » geniet; terwyl ſy maar rontom de rande van de ſchotel gaat ruiken : ala nſo weinig geniet de Menſch ook de vrucht van het Paradys ; indien hy 90 niet uit Adams pels , dien de Duivel beſoedelt beeft, uitgaar, en in de » Wedergeboorte Chrifi treedt. Hy moet in den kring ingaan ; en den » pels des vernufts wegwerpen : alsdan bekomt by menſchelyk Verſtands G 3
[
N
L
E
Y
DI N
G.
» en godlyke wetenſchap. Leren doet het bier ganſchelyk niet; maar geboo » ren worden doet bet. XXVII. Maar laat ons wat nader komen tot den gehelen Goden dienſt der hedendaagſche Chriſtenen ; en eens recht overwegen, op wat gronden dat geeſtelijke Gebouw ſteunt; daarmen overal lo een wonder groot werk van maakt , en malkander, met een dode . lijken haat, om veroordeelt en vervolgt. Nademaal dit nu een faak is, waar aan de ſalicheidt onſer arme Gielen hangt : ſo hebben wy voorgenomen , onſen Schrijver daar ontrent ſo wijdt en breedt te laten ſpreken ; dat alle onpartijdige Menſchen haar genoegen ſul len kunnen vinden ; en een gebaanden weg ſien , om uit deſen ge vaarlijken maalſtroom te kunnen geraken : ende alle godſoekende gemoederen ook oorſaak hebben ,om den goeden Godt te danken ; dat haar hier alles , wat daar toe nodig is , to klaar en naakt voor hare ogen is afgeſchildert. Aldus vangt hy dan aan van deſe hoogwichtige ſtoffe in het alge meen te handelen ; in het eerſte deel van de Menſchwerding Jefu Chrifti. Cap. 13 : I. : 3. „ Alles wat in den ouden Adam van Chrifto ge „ leert, geſchreven , gepredikt, of geſproken , wordt ( het ſy uit », kunſt en geleertheidt ; of op wat wijſe dat het ook fijn mag ) „komt alleen uit den doodt voort ; en heeft geen verſtandt , noch leven . Want de oude Adam is doodt ontrent Chriftum : de nie. » we Adam , die uit de Jonkvrouw geboren is , moet het alleen doen . Die verſtaat alleen het Woordt der Wedergeboorte ; en
» gaat door de deur Chriſti in de Schaapſtal. De oudeAdam wil, „ door fyn geleertheide en navorſching , in de Schaapſtal klimmen : by » meeni, dat Chriſtus genoegſaam verſtaan en begrepen kan worden , door y de Letter der Schrift; en dat ſodanigen Menſch van Godt geſtelt en be • roepen is om te leren, die kunſten en talen geleert heeft , en veel geleſen : „ ja , dat deGeeft Gods, door ſyn prediken, moet ſpreken; alſchoon hy nocb niet anders is , als de verdurve Adam . Maar Chriſtus ſeit: Sy ſyn die i, ven en moordenaars ; ende alleen gekomen , om te roven en te ſtelen. Wie niet door de deur in de Schaapſtal ingaat; maar ergens anders door daar », in klimt, die is een dief en een moordenaar. Noch ſeit hy verder : Ik , ben de deur der ſchapen ; wie door my ingaat, die ſal weyde vinden , en „ de ſchapen fullen hem navolgen : ' want al wie met my niet is ; 9 tegen my .
die is
,, Een Leraar ſal en moet uit Chriſto geboren ſijn : anderſins is , hy een dief en een moordenaar ; en hy ſtaat daar maar alleen te „ predi
1
1 1 1 !
I
N
L
E
Y
DI
N
G
prediken , om Gjn buik te vullen . Hy doet het , om gelde , eer, „ en aanſien , te bejagen ; hy leert Gijn eigen woordt , en geenlins Gods Woordt. Maar wanneer hy uit Chrifto wedergeboren is ; Woordt Chrifti: dewijl hy ſtaat in den boom Chri „, ſo leert hy bet ſti; en ſijn geluidt geeft uit den boom Chriſti, daar hy in ſtaat. „ Darom is'er ſulken tweedracht en Arydt op Aarde; dat de Menſchen „ voor haar ſelven Leraars vergaderen , na dat bare oren jeuken . Die Le raars prediken , wat deboosaardige Adam gaern boors ; wat tot ſynver » boging en vleeſchelyke welluft dient ; en wat tot ſyn macht en prache ; Atrekt. o ! Leraars des Duivels , hoe wilt gy beſtaan voor den toorn van Godt niet ſy gefonden ? sy lye uit Gods ? warom leert gy ; daar Babel; en van de grote Hoer geſonden : gy ſy voortgeſproten uit de Moe », der der grote hoerery, op Aarde. Gylyt geenſins geboren uit de Maagde; » maar uit de echebrekende Vrouw : want gy leert niet alleen beufelachtige „ verſieringen van Menſchen ; maar gy vervolgt ook de Leraars', die uit » Chriſto geboren fyn , en van bem gefonden, „ Gy ftrijdt om de Religie ; daar in de Religie toch ganſch geen „ ftrijdt is : het fijn wel menigerhande gaven ; doch het is maar een Geeft die ſpreekt. Gelijk als een boom menigerhande tacken ,, heeft, en de vruchten menigerhande gedaanten ; Io da ſe malkan der niet tenemaal gelijk lijn : gelijk als de Aarde menigerhande kruiden en bloemen draagt; en de Aarde aller Moeder is : alſo is het ook met haar gelegen ; die door Gods Geeſt ſpreken . Alle kinderen Gods spreken uit de wonderen barer gaven : maar haar boom , en haar acker daar ſy op ſtaan , is Chriſtus in Godt ; en gy Geeff -binders wilt dat niet lyden ."Gy wilt uw Chriftum , dien gyſelve , doch onbekent, met uw aardſche tong leert, den mordetoeſtoppen , en hem aan uwe Were ten binden. De ware Kerk beeft geen Wet altoos : Chriſtus is de Tem
supel , daarwy moeten ingaan. De Steenhopen maken geen niewen Menſch ; , maar de Tempel Cbrifti, daar de Geeſt Gods in leert : die wekt de half dode beeltenis op ; ſo dat ſy op nieuw begint uit te ſpruiten. Alles geldt voor Godt evenveel: hy vraagt'na geen kunſt, ge ,, leertheidt , of welſprekentheidt ; maar die tot hem komt , wil , hy niet uitſtoten. Chriſtus is in de Wereldt gekomen ; om dat „hy de arme fondaars wilde roepen , en ſalig maken : en Eſaias ſeit ; Wie is'er ſo eenvoudig , als myn knecht ? Darom doet het de ,, kloekſinnicheidt en wijsheidt deſer Wereldt ganſchelijk niet : die brengt niemendal anders voort, als hovaardy, en een opgeblaſen , vernuft, dat verheven wil fijn en heerſchen. Maar Chriſtus ſeit: w Wic
56
IN
L : E
Y
NG .
DI
„ Wie niet verlaat , huis, acker, gelde, goedt, wyf , en kindt , om myns. ,, Naams wille ; die is myns niet waardig. Al wat in defe Werelde'is, „ moet ons ſo lief niet fyn ; als de dierbare Naam Jeſus is: want al was , defe Werelde heeft is aardſch ; maar de Naam Jeſus is hemelſch : nit . die Naam moeten wy uit de Jonkvrouw wederom geboren worden. Hier op komt hy wat nader , en wijſt hare hooggaande gebre
ken noch vry klaarder aan ; Driev. Lev. Cap. 7 : 38. • 40. met deſe ernſtige woorden ; die van ſeer ſcherpe naſmaak Gjn , en voor haar bijſter hardt om te verdouwen. „ Sy Son ſwanger van duiſternis en toorn ; 9 , en roepen evenwel noch al gedurig : Hier is de Kerk ; hier is Chriſtus; „, loopt alteſamen hier na toe ! ja recht wel; loopt na de Hoer van Babel, „ die van hovaardy ſwanger is : helpt haar in het kinderbedt; dat ſy haar ſtinkende hovaardy ge , hoerenbalg vet kan meſten , en haar glinſterende „ noeg doen . Sy lijn eveleens als de hoeren : alsmen haar ſeit , dat „ ly hoeren fijn ; ſo willen ſy dat geenſins verdragen , maar vallen ſtrax aan het vloeken en laſteren. Sy doen ook ſo : want als de Geelt der waarheidt haar onder de ogen treedt ; fo roepen ſy ſtrax : Ketter , Ketter ; breng vyer te voorſchijn ! O! loopt heen, „, en vliedt alteſamen weg: want de Duivel is daar ! Aldus noemen „ fy den Geeſt Gods; om datſe hem niet kennen. Dit ſchrijven wy geenGins,
uit een begeerte om haar te be
ofpotten ; want wy kennen de grote ellende leer wel van onſe ge vankenis : maar doen het met dit oogmerk alleen. Dewijl een , eenvoudig Menſch alſo ſeer aan hare woorden hangt ; en alles ge , looft, wat de Duivel in toorn door haar uitſchudt: ſo wijſen wy dit aan ; op dat toch ydereen in ſich ſelven ſouw gaan , en be » proeven of het dewaarheidt is ; ende niet aldus in blindheidt met „ toorn en nydicheid ; yveren ; ſonder alvorens den grondt en de „ waarheidt daar van wel te kennen . „Wy weten het genoeg door ervarentheidt: dat de H. Geeſt dikwilseen Duivel wordt genoemi, en de Duivel een goede Geeſt; ende dat dit me » nigmaal onwetende geſchiedt. Want de ſchynheilige Predikanten vervul len de oren der ſlechte Menſchen met haar welſprekentheidt; en trecken de Schrift aan ; volgens haar eige begeerlykheidt. O ! wat is het een » afgrijſſelijke misdaadı; dat Gods Geeſt aldus moet van de beel » tenis Gods geſchonden worden : alhoewel wy geeaſins ſeggen , dat het die beeltenis doet ; maar de ſlang in de beeltenis. So haaſt als het gemoedt van Godt afgekeert is ; heeft het de lang syſtrax gevangen : die regeert het dan ; en braakt laſteringen uit , XXVIII. s tegen Godt en fijne kinderen.
IN : LI
E
Y
D
1
N
G
XXVIII. Dit is de grondreden ; warom hy haar alle te gelijk al dus dapper aangrijpt, ſonder groen of dor aan te ſien ; Driev. Lev . Ons ſchrijven en onsVoornemen ſtrekt daarmaar Cap. 1:44.45 . „ toe ; dat gy lien foudi , boe gy., in ſodanigen blindheidt , ſong , der enige kennis handelt: wanneer gy fulke grote Uitleggingen
,, maakt over de Schriften der Heiligen , van Gods wefen en van „ lijn wil; daar gy hem toch gçonfins kent. „ Gy vervolgt malkander ; (maadt en ſchendt malkander ; vangt „ krijg en oproer dans en verwoeſt landen en volkeren ; om de wa » re kennis van Godt en fijn wil: daar gy ſo blindt optremt Godo „ fijt , als een ſteen. Gy kent u ſelven niet : en gy Sjc al evenwel ſo raſende dul ; darge om Gode ſtrijdt, die een ſchepper , onder 5 houder , en drager , aller dingen is ; ja , die in alles het Middel » punt is. Aldus itrijdt gy om fijn licht ; dat toch in ewicheide w nooyt verſchijnt in den toorn en de boosheidt : maar het Middel » punt daar van gaat alleen op , in de fachte liefde en ootmoedi ng cheidt. Gy darentegen lijt ſo raſende dul ; en meent , dat gy het „ op uw tong hebt , in den ſtrijdt der boosheidt. Gy hebt hec wa » re licht geenſins; maar de Hiſtory der Heyligen alleen , die dac licht hebben gehadt, ſchijnende uit haar eige Middelpunt. Da ,, rom hebben lý door den H. Geeſt geſproken , die uit het licht uitgaat: maar gy neemt hare woorden ; daar het Middelpunt van „ uw hert toegeſloten is , ende daar gy loopt en draaft in de vier » geſtalten der boosheidt. En dus handelt hy niet alleen ontrent de Leraars ; maar ſtelt ſo wel haar als alle hare návolgers, ſonder ymande te ſparen , de waar heidt ganſch onbeſchroomt voor ogen , met dele merkwaardige woorden ; Driev. Lev. Cap . 3: 82. , ... 86. „ O ! gy lapenden „ geeft'er toch acht op , en ontwaakt. De Dag breckt aan: het is hoog tijdt ; op dat de toorn u in Babe! niet mag aangrij pen . Daar is een grote ernſt voorhanden ; doet afſtandt van 'tkra keel om den Kelk Chrifti: gy wordt alteſamen ſotten.voor Gode bevonden. Het hangt ganſch niet aan uwe ſcheurfieke Samenrortingen
9, en eigenſinnige Beſluiten : So willen wy geloven ! ſo willen wy her bebe : ben !fo kan de Kerk Chrifti behouden worden ! Daar ſpreekt dan dean . dere Parry regelrecht tegen aan ; en alle noemen fa malkander Ketters, » Aldus voert gy den blinden eenvoudigen Menſch , met uw duivelſch kra
1
„ kelen , in uw blinde hovaardy, gevangen. Gy bindt het rechte ver fandt vaſt aan uw geleertheidt : wie niet geſtudeert heeft ; dic H » moet
IN
L
E
Y
DING
onmoet , om die reden alleen , niemendal weten van de Verbor 1 . » gentheden Gods. O ! gy hovaardige blinde Menſchen , hoe laat gy u vervoeren , door uw „, eigen goeddunken , fonder den H. Geeft. Hoe fult gy beſtaan , in den Dag van Gods Oordeel, met uwe verdoolde ſchapen ; die gy fodanig in blindheidt hebt gevoert ? Gy bebe haar vol lafteringen geſchude: terwyl » 8 ) ſelve gereden hebt op den Draak , in louter ſchynheilicheidt ,gieri cheidt, hoogmoede, en valſche Leer. Van buiten hebt wel geblonken : 9maar van binnen fyt gy vol geweeft van den Duivel. » Waar is uw Apoftoliſch hert? hebt gy Chriftum : Warom kra „, keelt gy dan om hem ? en doet gy den eenvoudigen ook krake , len ? daar hy toch niet eens weet , wat hy doet . Hy ſpeelt op „ uw ſnarenſpel: en hy ſouw eer fijn leven laten ; als van lijn dwa „ ling afſtaan , en ingaan in het leven Chriſti . O ! gy eenvondige gj heylicheidt, warom neemt gy Chriſtum , ww getrouwen Herder , niet tot „ uw Herder aan ; en laat g9 de wolven niet varen ? Gy behoeft niet te twiſten , om het Ryk Chriffi: die wolven hebben geen macht altoos, om „ u dat te benemen , of te geven. Gy hebt ook geenſins nodig te vra „ gen ; waar is Chriſtus ? is hy in den Doop ? is hy in het Avond maal ? is hy in het gehoor des Predikampts ? gelijkerwijs men s tegenwoordig daar lo hardt op dringt. Sie maar wel toe ; en in neig uw hert, linnen , en gemocdt , totChriftum ; dat Chriftus
1 1
in u geboren wordt: ſo hebt gy Chriſtum , den Doop , het Avond maal, en den H. Geeſt , op alle plaatſen ; als ook in het gehoor , des Woords. Is het derhalven wel te verwonderen : dat hy ons alteſamen dus gemoedelijk vermaant ; dat wy ons toch ten uiterſten wachten fou . den , voor deſe ſchijnheilige Verleyders? Driev. Lev. Cap. 12: 17. Lieve broeders, liet toch eens: hoe ganſch diefachtig hebben ly , met u gehandelt ! Sy hebben sich over den gehelen Aardbodem „ geftelt ; en alle geweldt , macht, eer , en aanſien , aan ſich ge. , trocken : ja , ly hebben Hemel en Hel aan ſich getrocken ; en 9 fich felven alle geweldt en macht aangematicht. Sy hebbenn, door „ fchynbeylicheidt, verblinde; en u van Godt afgevoert tot hare Gevoelens: , daar gaar gj nu dwalen ! Sy hebben waangebiift tot twiſt en kryg : ſo das 187 malkander vermoordt hebt , en uw Vaderlandt verwoeft. Sy hebben en om lichaam en fiel, als ook om goede en moedt , gebracht. Sy hebben d voorgegeven , at 89 Godt daar een dienſt aan doer ; als gy baar vyan delyk bejegert, dieniet van uw Gevoelen ſyn : daar gy ondertuſſen alle XXIX, te gelyk van haar geblindhoktfjs.
1
INLE
Y
DIIN : G.
XXIX . Alhoewel dit , voor vele welmenende en bekommerde Vromen , genoeg ſal fijo: ſo vinden wy al evenwel geenfins onge , raden , hier noch war langer op te blijven ſtaan. Dewijl dit aan hangen aan de Voorſtanders onſer Secte , en harc bewijsredenen , om die ingevoerde Gevoelens ſtaande te houden , ons allen , van kindsbeen af, ſodanig is ingeprent ; dat ſelfs de meeſte Menſchen , die Godt van herten Toeken , haar gehele leven lang werks genoeg vinden , om haar ſelven tenemaal uit dit wonderlijke Wargaren te redden; eni haar toevlucht alleen tot Chriftum te nemen als , den enigen Herder aller fielen . Aldus ſpreekt hy dan ons allen aan ; om ons noch ernſtiger daar toe aan te ſecten ; Driev. Lev. Cap. 5 : 75 . . 78 . Siet toch de „ Schynheyligen, troifen , en roemfnchtigen , eens aan , die ſich Meeſtersex en genoeg ſame kenders van de Schriften der Hejligen noemen , en volmon ,, dig feggen : Wy hebben geſtudeer in de Verborgentheden van de Schrif ,, tenider Heyligen ; en wyverſtaanſe genoegſaam . Maar geeft noch beter sach op haar, die Beſuiten maken ; leggende , ſo willen wy geloven ; ſe 02willen wy de Schrift verſtaan : ende dan daar ontrent fware Inſettingen - maken en ſtraffen opſtellen tegen alle Menſchen , die hare Inſettingen , welke ſỹ onderden wereldlykenarm brengen, niet willen aanhangen . Je recht jó : dat heet fich boven Godt verheffen , tot ſyn eigen eer en luft ; als de Propheer Daniël ſeit van den fehynheyligen Antichrift. O ! kinderen Gods , wacht u toch voor haar. Sy ſpreken uit ſich ſelven ; maar geenGns uit den Geeft Gods. Sy hebben den kinderlijken Geeſt nietder ootmoedicheidt, in gehoorſaamheidi en liefde tot de Moeder ; en noch vcel minder tothare kinderen : dea wijl fy her broodt der kinderen op -eten ; en ſich met bedrog on derhouden. Sy lijn de rechte moordenaars en wolven , die in haar „ opgevatte hovaardige mening krijg en bloedvergieting , als ook allerhande grouwelen en lafteringen , aanrechten. Sy fijn met malkander de grote trotſe Hoer van Babel , die in de herten der Vorſten rijden ; door haar worden de Schalen van Gods toorn uit » gegoten ; en fy noemen fich al evenwel ſchapen Chriſti. O ! gy wolven , waar is uw kinderlijk kleedt? Hebt gy de Ver „ borgentheden Gods wel en genoeg geleert; ſo fijt gy immers geen Gins kinderen en leerlingen meer l : ijt gy noch kinderen en leerlin „ gen , ſo leeft toch in de wonderen van de Moeder , in haar oor . , moedicheidt en reinicheidt , in Gods wonderwerk : dan willen „ wy u geloven.
Trekt uw trotſen rok uit ; en neemt ons arme H 2 „ A.B.
INIL
ET
Y
DI ' N
G
A. B.C. ſchoolkinderen ook by u , in den ſchoot van onſe Moeder; „ ende leert ons de Moederſpraak : fo ſullen wy by malkander le » ven , als broeders betaamt. Doch wat ſalmen van u ſeggen ? De Geeſt van de Moeder ſeit ons ; dat gy de trotſe Hoer van Babel fijt, die op den Draak tijde , in de Openbaring Jeſu Chriſti. Daar kunt gy uw ſpiegel fien . Op datmen nu geenſins denken ſouw ; dat dit de Roomſche Ge ſtelijken maar alleen aanging : ſo taft hy de Onroomſche Leraars op gelijke wijfe aan , met dele doordringende woorden ; Driev , Lev. Cap. 15 : 16. „ O ! 8 Antichriſtelyke Herders van de niewe Order ; g ,die het lyden Chrifti , met valſche huichelary ( om de gunft van Mena » Schen te behouden , en uw Afgodt des buikste believen ) over den huje „ chelaar en valſchen bedrieger dekt ; die toch maar een Chriſten in den Schyn is: hoe wilt gy dat verandwoorden ; als Chriftus fineſchapen van un afvorderen fal? Daar gy willens en wetens wolven , waar de Duivel » in woont , hebt geſteeken onder ſynpurpurenMantel. Warom kraakt gy den noot niet op , daar de kern in leit; en ſtelt gy de Overicheden ſo wel hare growwelen niet voor ogen , als de onderdanen ? Sijt gy Herders ..Chrilti ; warom doet gy dan niet , als Chriſtus deedt : die yder een de waarheidt recht voor ogen ſtelde? Hy verbrijſſelde en ge
» nas:: en dat deedt hy niet , om ymands gunſt of aanſien te ver 9 krijgen :. maar volgens de wil lijns Vaders. Dat behoorden alle Herders Chrifti ook te doen , Om ons dit ſo veet te grondiger te doen verſtaan , en klaarder te begrijpen ; vertoont hy ons een levendige ſchildery van een let tergeleerde Schijnheylig : op dat wy alleMenſchen , die ſich voor Herders en Leraars uitgeven, met deſe afbeelding ſouden vergelij ken ; en onſe rekening daar na leren maken : om te weten ,hoedanig wy ons ſelven voortaan ontrent baar te dragen hadden . Aldus laat hy ſich dan horen ; Myft. Mag.Cap .36:55:56 . „ Indien » ymande een Bouwmeeſter is aan den toren van Babel , geboren uit den „ Geeſt van de letteren; dat is , uit de ongelykheidt : fo is by een buiche „ laar; een lief kofer van haar , die eer aan hem bewyſen ; en die bem my helpen fyn Afgadt Maoſim , ſyn Lettergodt in de verdeelde tongen , eren . So is hy een ſpotter van haar , die aan hem , in ſyn ſtandı en gedaante, geen eer bewyſen. So is hy een ſoeker van ſyn eige eer ; en een hovaara ,, dige onder een blinkende ſchyn . Sois hyeen giericb, quaadaardig, nga dig , Menſch , die ſich ſelven erkent en eert , ende die van andere Menſchen wil ge-eerten gepreſenſyn. Hy matiche fich ſelven wysheidi en verſtande авп;
4
IN
L
E
Y
DI
NO.
65
9 asn ; en hy beroemt ſich , dat hy wysheide en verſtandt heeft: daar by ngeen van beiden heeft; en niet anders is , als een Bouwer aan den toren van Babel, een uiterlyke Figuur , en een geſchildert Chriſten . Hy wil „ anderen leren ; en is ſelve noch niet onderweſen van Godt. Hy leert . fleches uit de Form der ſamengevoegde geeften van de Letter, , die ſich met malkander ver-enicht hebben in quaadt en goedt : „ die neemt hy in ſijn eige macht ; en ſmeedt de woorden te - fa » men tot eenderley Gevoelen . „ Dat Gevoelen is de toren van Babel; ende die hem nalopen , en „ lich methem in dat Gevoelen verbinden , fijn de ſtadt Babel; dat „ is , de kinderen van Nimrod , die op deſen toren willen ten He mel klimmen. Sy klimmen haar ganſche leven lang, ſonder op „ houden : en ſy komen toch , met dat Gevoelen , nooyt in den He „ mel. Maar als de tijdt van de Conſtellatie , of het ſamengevoegde » geſternte, der uitwendige letteren en woorden uit is : dan valt 9, die opgebouwde toren om ver ; dat is , de uiterlijke Menſch » met Gjn Gevoelen. Dan breekt en vergaat alles met malkander ; behalven de fiel alleen : die ſtaat dan naakt en bloot voor Godt. XXX. Doch op dat niemandt , die enigſins nadacht daar ontrent heeft ; en een beweeglijk gemoedt, om de waarheidt plaats te kun nen geven ; noch enige voorwending hier tegen ſouw kunnen ma, ken : ſo willen wy , ten overvloedt n , och een omſtandig bericht , tot nader beveſtiging hier van , bybrengen ; waar in alles, wat yan deſe ſaak tot hier toe verhandelt is, genoegſaam voorgeſtelt wordt. So dat dit Bericht alleen bequamelijk verſtrecken kan , voor een algemene Vertoning van deſe wonderbaarlijke Verborgentheidt der ongerechticheidt. Aldus draagt hy ons dan dien ganſchen averechtfen handel voor ; 64. » De H. Geeſt bekraft ſodanige Myft. Mag. Cap . 28:43. Leraars , door het kindt van de Jonkvrouw met den Geeſt Chri ſti. Dat kindt noemt haar huichelaars, en wolven in ſchaapskle deren ; ende argliſtige voſſen , uit het weſen der ſlange geboren : „ waar in geen andere eigenſchap te vinden is ; als alleen van pada den , honden , en andere wilde dieren. Dat kindt toont haar , dat » ſy met hare lippin tot Godt naderen ;. maar dat haar hert vol is , van moordt, bitterheidt, en begeerte der Nlange; en geen rech 92 te begeerte alcoos der liefde heeft in ſich ſelven : als ook , dat ſy niet anders Gjn als ſchijnheyligen in haar Ampt ; die daar door maar welluſt , met tijdelijke eer en aanſien , foeken ; om te mo. H 3 » gen
62
IN
L
E
N
D
I " NI G.
„ gen heerſchen over lichaam , fiel, eer , en goedt, der Menſchen ; ,, ende dat fy Godt maar alleen van buiten dienen , met een huichel achtigen mondt ; daar haar hert hangt aan de Hoerery van Babel, ,, en vervult is , met moordt en fenijn des Duivels, tegen ydereen ; ,, die haar tracht in haar Geweten aan te taſten , en te ontruſten . Sodanige kinderen , die in de lift der Nange bedreven'Gjn , en die liſt meeſterlijk weten te dragen en te wenden , ſtellen de kinde „ren deſer Wereldt over Gich felven tot Leraars ; en willen van „ , haar den weg Gods leren . » Deſe Leraars ſetten ſich in de letteren en woorden van de kinderen der Heyligen : en roepen luidskeels ; dat fy Gods Woordt leren ; en dat de
„ H. Geeſt , door haar leren en prediken, wordt uitgegoten. Alſchoon na „ haar Geweten haar overtuicht; dat ſy niet bequaam fyn , om dat Ampe „ te bedienen; en geenſins Tempelen fyn dés H.Geeſtes , die door haar het » polk fouw onderwyſén: to vragen f ; daar niemendal na . Het verſchaft baar geldt, eer, en aanſien : Chriſtus is voor haar ten Hemel gevaren ; » en die heeft haar geſtelt tot Stadhouders van fyn Ampt op der Aarde. Sy moeten haar Leer by malkander verſamelen uit de schriften van de kinderen der Heyligen , en uit het vernuft : haar eigenſinnige t'famen leggen , voeging der woorden moet de fiem fyn van den H. Geeft : en rondt uit ; datde H. Geeft daar door in de herten der Menfoben wordt uitgegoten . En al is het ſchoon , dat fy niet anders fijn , als Cain ; en met „ hare ſamengevoegde woorden , in hare Predikatien , een ganſchen hoop van lichtvaerdige ſpot en broedermoordt , gelijk als Cain , uitſchudden ; ende dikwils leugen en waarheidt onder malkander y mengen : ſo moet al cvenwel de H. Geeft door haar hebben ge » predikt ; en de Gemeente Godt noch danken , voor ſodanigen heyligen Leer , gelijk ſy die noemen ; ende ook dapper helpen , „ volgens de broedermoordt die fy begaan, Abel en het kindeken „ Jeſum , in fijne ledematen , met woorden en werken ombrengen „ en vermoorden. „ Sodanige Leraars verkieſt de Wereldt, om van haar het Ryk Gods te leren verſtaan. Die maar dapper kan laſteren ; anderen verdoemen met bare gaven ; dat Oordeel heel fyn en ſcherpſinnig voor den dag brengen; daar een cierlyken mantel met ſøn vernuft om hangen ; en den wolf , die door dat middel de kudde Chrifti vermoorde en verſlindı ; onder den pur „ puren Mantel Chrifti verdecken ; die horen ſy ſeer gaern : want het vlee „ ſchelyke flangen -bert kittelt fich daar mede , in fyn bofe cigenſchap ; de » wyl
1 1
1 I
N
L
Y
DIN
G.
63
my engl het al cueleens ge -cart is. Sodanigen ſaadt fayen de Leraars, die van Menſchen verkoren lijn : welke dit Ampt alleen begeren , om tijdelijke eer en welluit te bejagen ; doch fy ſijn nooyt van Gode beroepen , en ook ſonder enige godlijke kennis. Sy gaan 99 niet in door de deur Chrifti; maar door een verkieſing van Men ſchen : en dat uit gunft , ende door haar eigenlinnig willen , dra „ven , en lopen. Defe kunnen , op geenderhande wijſc , erkent jy en aangenomen worden voor Herders Chriſti: dewijl ſy uit hem s niet geboren fijn , noch van hem tot dat Ampt verkoren . » Sy for maar Bouwmeefters van het grote Babylon ; daar de fpraken door „ verwarde worden , en de Menſchen on -enig gemaakt. Sy rechten op Aar op de Arydt en oorlog aan : want hy krakelen om den ledigen baff ; name jy lyk , om debeſchreve letteren en woorden : ghebben het levendige Woordt Gods geenſins in baar wonen ; waar uit ſy behoorden te leren. De Geeft » Chrifti moet ſelve in het woordt des Leraars fyn , met een levendige uit, ſpraak : de menſchelyke geeft moet Chriftum in fich kennen en ondervin den : ſonder dat leert niemandt de woorden Chrifti; maar alleen ſtomme „ woorden , ſonder geeft en kracht. Dit beſtraft nu de Geeſt Chriſti in » Gjne kinderen ; en toont haar den waren weg : namelijk, , moeten , in Chrifti doodt, de Selfheidt, met de valiche „ Ginnige begeerte tot tijdelijke welluſt , eer , en aanſien , ven ; ende door den Geeft Chrifti, met een andere nicwe
datwy eigen afiter wil en
begeerte uit de liefde Chriſti, en een eige ware kennis, geboren worden ; ende Jeſum Chriſtum uit ons ſelyen boren leren , en » prediken. : . ,, Babel in Cain kan niet verdragen; datmen leert, dat Chriſtus felve de Leraar lijn moer in den geeft des Menſchen. Sy beroe . „ pen fich op het Woordt der Propheten en Apofteleo , dat ons is , voorgeſchreven : en ſeggen rondt uit ; indien ſy dat Woordt le. ren , dat dan de H. Geeft daar door wordt uitgegoten. Ja dat is wel recht ; ik ſeg ook ſo : indien dat ſelve Woordt, mer den Geeft Chrifti en fijn kracht, geleert wordt; is het waarlijk ſoda ,, nig. Maar de Geet Chrifti is in lijne kinderen ſodanig geenſins „ aan een vaſtgeſtelde Form gebonden : dat hy niemendal meer ſouw durven ſpreken : als wat door de letteren en woorden der ,, Propheten en Apoſtelen uitgedrukt ſtondt. Gelijkerwijs de Geeſt in haar vry was ; en fy alle geenſins cenderhande woorden ſpra » ken : maar alle ſpraken uit een Geeſt, en uit denſelven grondt;
ſo als de Geeſt yder gaf uit te ſpreken : even ſodanig ſpreekt de „ Geeft
64
INLE
Y
D
IN- G.
;; Geeft Chrifti noch door fijne kinderen. Hy heeft geenſins enig Formulier nodig , dat van te voren ſamengeltelt is, uit het lettere lijke Woordt: maar hy erinnert den geelt des Menſchen genoeg „ faam , wat in de Letter begrepen is. Want Chriftus ſprak : De H. Geeſt ſal het van het myne nemen ; en dat aan u verkondigen. „ Chriftus is alleen het Woordt Gods, dat den weg der waarheidt leerty
door fyne kinderen en ledematen. Het letterlyke Woordt is maar een aan „ leyding en openbaring van Chrifto: op dat de Menſch dat voor fich four " fien ſtaan , als een getuigenis van Chrifto , wat by.is, en wat by voor: in onsgedaan heeft; ende op dat wy ons geloof daar uit fouden fcheppen ,,en „, daar in vatten : doch ondertnſſen met orſe begeerte ingaan in Chriftum , „ het levendige Woordt; en ſelve daar in ten leven geboren werden . Nien mandt is een Herder Chriſti, die den Geeſt Chriſtinier heeft, en daar uit leert . Geen gelecrtheidt , en geen Hogeſchool , maakt. » hem tot een Herder Chrifti: ' ofhy moet tot dat Ampt ,door den Geeft Chriſti , bequaam gemaakt fijn. Heeft hy in ſich dien „ Geeft niet levendig en werkſaam ; ſo hebben de Menſchen hem , maar alleen verkoren , tot een bouwer en beeldhouwer aan het » grote Babylon; ende tot een letterwiſſelaar, ſonder enig godlijk verſtandt en kennis. Want de Schrift ſeit : De natuurlyke Menſch. „ verſtaat niets van den Geeſt Gods. Hoe kan ſodanigen Menſch dan den weg Gods leren , die daar ſelve niemendal van verſtaat ? » Chriſtus ſeit : Wie niet door bem , dat is, door de deur van fyn Geeft, » in de Schaapſtal ingaat; maar ergens anders door daar in klimt; name ulyk , door kunſt, geleertheid , en vernuft, of door gunſt van Menſchen: „ wie ſich opwerpt , tot een Herder Chriſti ; ſonder daar toe , door Gods Geeft en drift , beroepen te fin ; om daar door goede dagen by de Men .. „ Schen te hebben : die is een dief en een moordenaar ; en de ſchapen horen na ſyn ftem niet : dewyl by de ſtem Chrifti niet heeft; en alleen komt, om dat hy roven en felen wil. Doch ſy ſeggen : dat het beſchreve Woordi de ſtem Chriſti is. Ja , het is de woning wel; als een Form van het Woordt : maar de ſtem moet levendig fijn ; ende. 9 ſe woning als een uurwerk omdrijven. De Letter is daartoe , als „ een werktuig ; even als een baſuin : doch daar in wordt een rech „ te klank vereiſcht ; die met de klank der letteren volkomen . » Overeenkomt. Het letterlyke Woordt is een toebereidt werktuig: ſodanigen baſuinbla .. „ ſer als daar in blaaft ; fodanigen klank geeft het : en door dit werktuig is , waarlyk het grote Babel tenemaal opgebouwt. Elk heeft in deſe letter .. slyke
IN
LE
Y
DING,
65
in lyke baſuin geblaſen ; gelyk als fyn eige geluidt in hem geweeſt is : en fo ,, danig is ook het geluidivangder bafwinblaſer aangenomen , en in een we » fen ingevoert. Dat weſen is bet grote Babel; waar in quaadt en goede tot een gebouw is opgetimmert. Indienmen geen Verklaring hadt ingevoert over het Woordt, dat door de Propheten en Apoſtelen beſchreven is ; en dat in an dere Formen vervat : ſo was het werktuig ſein gebleven. Maar het onverlichte gemoedtheeft ſich daar over geftelt , als een Mee „ fter; en het volgens ſijn eige begeerte gebogen. Want de men heeft haar daar in valt geſet ; ende dat Woorde „ Ichelijke welluſt ſodanig geformeert en verklaart : dat het heel wel overeenquam met den vetten buik , en de aardſche welluſt. Aldus is de Geeſt 9 uitgebluſt; en dat Woordt maar geworden, tot een Antichriſte 9, lijke Order en gebruik. Men heeft Gods Woordt geformeert , en in 9 het gebruik gebeſicht ,als een Orgel , daarmen op Speeli, en andere Mena » Schenna de klank luiſteren. So gebruiktmen ook tegenwoordig , voor het grootſte gedeelte , niet anders als ſodanige orgeliften ; die nitwendig op het Orgel ſpelen , en de anderen aldus een fraay ſtukje voorſpelen , die „ ſy gaern hören : doch bet Orgel klinke maar ſódanig , als de Meeſter » op hetOrgel ſpeelt. Maar wat ſeit Chriſtus hier toc ? Alle planten , die myn hemel
„ ſche Vader nietgeplantheeft , fullen uitgeroeytworden . En; wie uit Godt is; die hoort de woorden Gods. De Soon des Menſchen ſpreekt niemen dal ; behalven ' t geen hy den Vader in ſich hoort ſpreken : alſo „ moet cen Leraar Chriſti ook den Geeſt des Vaders in Chrifto in „ Gjn hert horen ſpreken . Hy moet Gods Woordt, door den Geeſt » Chriſti , in ſich ſelven horen : gelijk als David ſeit ; Ik sal horen „ wat de Heere in my ſpreekt. Hy moet een TempelGods fijn , daar Godt ſelve in woont, en uit ſpreekt : ſo dat de Meoſch maar al
9 leen het werktuig is. Want Chriſtus ſeit ; Wy willen tot w komen , „, en woning in u maken : en Godt tot den Propheet ; Ik wil myr Woorde in uw mondt leggen : ende Paulus ; Hei Woordt is naby ng „ namelyk , in uw mondt en in uw hert. Hier ſpreekt de Geeſt van het „ levendige Woordt;en geenſins van een klok ſonder klepel. „ Dit alles leert de Geefi Chrifti in fyne kinderen ; en beſtraft den bou „ , ten klepel in de rechte klok : die fach wel gehangen heeft voor een klepel m in de klok des godlyken Woords; maar evenwel geen macht heeft, om die klok geluidetedoen geven. Dit verdriet Cain in ſon offeren : datmen hem nfeit; fon Offer niet aangenaam te ſyn san Godt. Hy blinkt so ſchoon van 1 » brisa
66
IN
L
E
Y
DIN
G.
buiten ; hy heeft voor ſich ſelven fo prachtigen Form gemaakt; hy isdaar »toe ook van deHogeſchool , en wereldlyke Macht, verkoren. Dat er nu ,, een Menſch , die ganſch'van geen aanfien is, voor den dag durft komen , „enſich vertonen, ſonder van de Menſchen daar toe beroepen te ſyn ( ge lyk als Chriſtus deedt ; die maar voor een timmermansfoon gehouden ,, wierde ) en ſodanigen Hogeprieſter durft beſtraffen , die in fo groten eer » en aanfien is : dat kan de Wereldt niet geloven van Godt te ſyn ; en dat ,, diehem daar toe gefonden heeft. Die grote wolf denkt ſtrax : dit is maar een ſchaap; ik wil het „ met mijn mondt verblinden. Wel hoe ? ſouw een ſchaap my be ſtraffen ; daar ik een wolf ben ? Wil hier een ſchaap , dat ganſch » geen aanſien heeft , mijn roem by de Menſchen vernietigen ; en „ lijo mondt tegen my durven opdoen ? Ik wil het wel haaſt aan » kant helpen : en ſodanig beſoedelen ; datmen niet eens weten fal, dat het een eenvoudig ſchaapje Chriſti is , en door Chriſti Geelt „ fpreekt. Ik wil het in drek en ſpot voeren : fo ſalmen het hou . den voor een vuil en morfig dier ; of voor een verken ,dat ganſch in den drek gelegen heeft. Ondertuſſen leef ik in mijne vette 92 dagen ; en blijf ik Heer over lichaam en Giel. Wil dat ſchaapje Gich noch waſſchen , en op nieuw vertonen als een ſchaapje Chri ſti : ſo wil ik het den flachter helpen ter ſlachtbank drijven. Al „ dus gaat het de eenvoudige kinderen Chriſti; die de Geeſt Gods
j
» drijft, en door haar hier in deſe Wereldt leert. Sy fijn niet an ders als ſchapen onder de wolven : gelijk als Chriſtus geſeit heeft; „ Siet, ik fend u , als ſchapen in het midden der wolven . Wy beſluiten dan deſe hoogwichtige ſaak , met fijn getrouwe
Vermaning , die hy ons voorhoudt ; Driev. Lev. Cap . 2: 2. : : met deſe ernſtige en doordringende woorden. „ Laat de ſchijnhey „ ligen u niet ſot en dul maken ; die niet anders fijn , als hiſtory „ ſche Geleerden , welke met vremde talen pronken en pralen , en » de daar door ge-cert willen lijn : daar ſy die toch in het allerge ,, ringſte niet verſtaan. Sy verſtaan haar eige Moeders taal niet : in . dien ſy die recht verſtonden , en de geeiten der letteren ; ſo fou den ſy daar in de Natuur verſtaan . Het is louter hovaardy, die u het foeken verbiedt; op dat het niet
„ Soudt vinden; en ſy, namelyk dehovaard, der Geeſtelyken , met haar ge kroont Bonerje , als een trotſe Vrouw , mogen (weven over de wonderen „ Gods." Want ſo wil het de Duivel hebben ; op dat hy niet bekent fouw w werden . Waarlyk , Hy lyn blinder , als de eenvoudige geringe Menſchen, » Wilt
1
1
N
L
E
Y
DI
N
G
67
Wilt gy ſoeken ; klop ſo lang aan , dat u de rechte deur opengedaan worde. » Soek ,in de vreſe en in de liefde Gods; en gy fult vinden. Laat u het „ lafteren der bovaardigen ' t ſpoor niet byſter maken : want indien n de rechte deur geopent wordt ; ſo ſult gyfen , hoe geweldig blindt dar ffyn . Haar hovaardy heeft de Werelde verblindt : ſo dat een yder maar ſter oogt op de kunſt der welſprekentheidt in vremde talen ; en menen dat ſy het heel wel verſtaan. Aldus beerſchen ſy over de fielen der Menſchen : » daar ondertuſſen haar wetenſchap in lower twyffelen beſtaat ; gelyk dat w aan haar krakelen klaar genoeg teſien is. XXXI. Op dat deſc ieer heylſame Vermaning volkomen ingang mag vinden , ſo wel in alle onpartijdige Vromen, als in alle ande re gemoederen die Godt van ganſcher herren ſoeken : oordelen wy ons verplicht te lijn , noch nader en klaarder opening hier by te voegen , ontrent den gehelen toeſtandt van het Kerkelijk bedrijf der hedendaagſche Chriſtenen . Inſonderheidt daar dit tenemaal aan het voorgaande vaſt is ; en in deſe dagen ten uiterſten nodig , om Gjn fiel te redden uit de klaauwen des Sathans. Aldus maakt onſe Schrijver dan daar een aanvang van ; in de twee de Apologie tegen Tylken . Vers . I. .. 4. „ In wat voor een gevaarlij. „ ke herberg wy , in deſe aardſche Tabernakel van vleeſch en bloedt, » in het Rijk der ſterren en elementen , gevangen leggen , als een „ voorwerp des Duivels; en op wat gevaarlijke wegen des Duivels „ wy , in de luften van vleeſch en bloedt , gewoon fyn te wande „ len (het ſy dan , dat deheldere Morgenſter des hertens Jeſu Chri ,, fti in ons opgaat ) is niet genoeg te leggen , noch te beſchrijven . „ Wy ſien klaar en naakt; dat de Wereldt tenemaal afwijkt van den weg des godlijken lichts , en in het duiſter gaat taſten : als ook , dat ſy haar noch geenſins wil laten helpen ; maar de Boden „Gods onteert , beſpot , en uitlacht : die haar lo dikwils van Godt
„ worden toegeſonden , uit loutere liefde ; om haar voor den ongod . „ lijken weg te waarſchouwen. Helaas! wy fien en weten het meer als „ al te veel ; hoe het eigenfinnige vernuft, wit het geſternte en de elementen voortgeſproten, ſich tegen den geopenden ſprinkbron der liefde in het hert » Jeſu Chrifti met voordacht aankant ; en alles beſpot , wat Gode haar 9 voordraagt , tot haar waarſchouwing en onderrechting. Hec gaat nu ; als het ging in de tijden Chriſti en lijner Apo
Itelen : alwaar de vernuft -wijſc School niet alleen ſpotte met de „ eenvoudicheidt der Perſonen , die het Rijk Chrifti ver kondich . den ; maar ook alle wonderen verachtc ; ende alleen haar ſchijn I 2 „ heylige
68
I
N
L
E
Y
DIN
G.
» heylige vernuft voor waar en recht hieldt. En gelijk als het ging in de tijden Noachs, voor de Sundvloedt , ende van Sodoma en Gomorrha. Als ook in de tijden van de verwoeſting des Jood „ ſchen volks; en by de Heydenen , eer Iſraël uit Egypten gevoert „ wierdt in haar landt, ende de Heydenen daar uit verdreven wier „ den , en omgebracht. In deſen tegenwoordigen tijdt gaat het » net eveleens: dewijl alles in ſtrijdt en ongenoegen leeft; ende al 9 les woedt en raaft , als onſinnig , tegen Godt en den weg der rechticheidt: ende al evenwel noch ſonderophouden roept; Hier is de Kerk Chriſti ! vliedt van hem weg ; hy is onſinnig , en uit ,, den Duivel voortgekomen . Ondertuſſen leeft de ene Party even godloos als de andere : ſy » Voeren alle den Naam Gods in haar mondt ; tot een ſchijn , en „ een dekmantel, daar fy by ſweren ; daar haar hert vervult is met » gal, fenijn , en bitterheidt. Daar is ganſch geen godvruchticheidt, ,, in de hedendaagſche Cbriftenen : baar mondt is vol vloeken , on ſporach » tige ſmadelyke lafteringen. In haar bert is geen begeerte altoos zot liefde , en eendracht; maar alleen tot hovaardy , giericheidt, lichtvaerdicheidt; en om fich maar gedurig te verheffen boven de kinderen Gods, ende haar
„ weg , dien je in het licht Gods bewandelen , te verdecken en uit te roe „ gen . Op dat nu baar Leer en leven niet bekent fouw werden ; en de > Duivel'Opperverf blyven , in het menſchelykeleven, wil, en regiment: oso laferen en ſchenden y de kinderen Gods, en houden baar vaor fotten; „ om baar verdekt te doen blyven voor de Wereldt. Dit voorafgeſonden Gijnde , komt hy wat nader , tot het ont . decken van den jammerlijken toeſtande der Chriſtenen, omtrent haar Godsdienſt ; Weg tos Cbriftum , Pag. 130. Cap. 6: 1. ... 6 alwaar hy dit bijſter Verval met duidelijke woorden voordragende; ons aldus gemoedelijk aanſpreekt. „ Lieve broeders , wy willen trouwelijk met u ſpreken : en geenGins uit een huichelachtigen , mondt ; om den Antichrift te behagen. Wy willen ſpreken uit ons Pereltje, uit een Chriſtelijk welen en wetenſchap : niet uit de baft en de Hiſtory ; maar uit een kinderlijken Geeſt , en uit Chriſti wetenſchap : als een rank aan den wijnſtok Chriſti ;, nade » maat der wetenſchap , die aan ons geopenbaart is , volgens den „ Raadt Gods. » Men verbindt ons tegenwoordig aan de Hiſtory ; en maakt ons vaſt aan de ſtene Kerken ( die in haar waardy wel goedt waren ;
fomen den Tempel Chriſti daar ook in bracht). Men leert ons; dat
1
1
I
N
L
E
Y
DIN
G.
dat de Abſolutie , of Vryſpreking die aldaar geſchiedt, een verge „ ving der fonden is ; dat het Avondmaal de ſonden wegneemt; en dat de Geeſt Gods, door het Predikampt , ons wordt ingegoten . „ Dit kon alles noch enigGns gaan : indien het maar recht verklaart wierdt ; en men niet alleen aan de baſt bleef hangen . Menig Menſch » gaat twintig of dertig jaren lang in de Kerk ; hoort prediken ; „ gebruikthet Avondmaal; laat sich van ſonden vryſpreken : en hy 9 blijft nochtans , ſo wel na als voor , een dier des Duivels en der ydelheidt. Een dier gaar’er in de Kerk , en ten Avondmaal; en „ een dier komt daar wederom van daan. Hoe kan by eten ; die geen mondt heeft ? Kan ook ymande een ſpysge „ nieten ; wien's mondt verſloten is ? Hoe kan by drinken ; die ver van het „ Water is ? Hoe kan byhoren ; die geen gehoor heeft ? Was helpt hetmy; dat ik in een ſtene Kerkga , en myn oor laat opvullen met een gdelen „ windo? of dat ik ten Avondmaal ga ; en aldaar myn aardſchen monde » Spys verſchaf, die flerflyk en vergankelyk is ? Ik kan hem immers in huis » alſowel'een Auk broode geven ; dat hy verſadicht wordt. Wat helpt dat de fel , die een onſterfiljk leven is ; dat de dierſche monde de wyſe on . „ derboudt van het gebruik Chrifti : indien ſy bet Kleinoode van het ge » bruik Cbriſti niet kan verkrygen ? want Paulus ſeit van het Avondmaal: » Om dat 87 bet lichaam des Heeren niet onderſcheidt ; darom ontfangi gy bet tot een Oordeel. Het Verbondt ſtaat vaſt ; en het wordt , in het gebruik , be „ wogen. Chriſtus biedt ons , in fijn Woordt, fijn Geeſt aan , on 9 der het gepredikte Woordt ; en in het Avondmaal , fijn lichaam sen ſijn bloedt; ende in de broederlijke verſoening., lijn vryſpre king van ſonden. Doch wat helpt het: dat een dier daar toelui ,, ftert ; en geen gehoor heeft, tot het inwendige levendige Woordt? en ook geen bequame plaats, daar het dat Woordtin leggen kan, „ om vruchten voort te brengen ? Van ſodanige Menſchen ſeit Chriftus : De Duivel rukt het Woorde uit bare berten ; ſo dat bet y niet geloven , noch ſalig worden. Warom ? om dat het Woordt geen n plaats vindt in haar gehoor , daar het hechten kan. En taſt daar op , Vers . 13 . O 18. Babel aldus noch ernſtiger
aan ; ſonder ſich in het allergeringſte te ontgen : tot nader Onder rechting aller godſoekende lielen . „ De Heylige beefi fyn Kerk in fich „ Selven , daar hy in hoort en leert: Maar Babel heeft een ſteenhoop : daar ngaat ſy in huichelen en pralen ; daar laat ſy haar ſien mes cierlyke klede Ten ; daar felt ſy baar aandachtig en vroom aan. Deftene Kerk is haar 13 „ Godt ;
70
[ NLE
Y
DIN
G.
„ Godt; daar G haar vertrouwen op ſtelt. Maar de Heylige heeft gn Kerk, ,, op alle plaatſen , by foch en in fich : want by laat en gaat , leit en fie , „ over al in fyn Kerk . Hy is in de ware Kerkin den Tempel Chriſt . De „H. Geeſt predskt hem door alle ſchepſelen ;alles wat hy aanſier ; daar fiet by ,, een Prediker Gods in . Hier ſal de ſporter leggen : dat ik de ſtene „Kerken veracht , daar de Gemeente in te famen komt. Daar ſeg ,, ik neen toe : maar ik vertoon de huichelende Hoer van Babel; die met de ſtene Kerken niet anders bedrijft, als hoerery : die haar ſelve een Chriſten noemt; daar ſy maar een vuile hoer is. „ Een oprecht Chriſten brengt fyn beylige Kerk met ſich in de Gemeente: want fyn hert is de ware Kerk ; daarmen de Godsdienft in ſal en moet ocffenen. Alging ik duiſende jaren lang in de Kerk ; alle weken ten Avondmaal; en my alle dagen liet van mijne fonden vryſpre ken : indien ik Chriſtum niet in my heb ; ſo is alles valſch ; een onnutte beuſeling; en een beeldwerk in Babel; ende daar geſchiedt » nooyt enige vergeving derſonden. De Heylige doet heylige wer „ ken; door de heyligekracht ſijns gemoeds. Het werk is de Ver » ſoening niet : maar het gebouw , dat de ware Geeſt in ſijn we ſen bouwt. Dat gebouw is fijn woonhuis : gelijk als het Fabel werk van een valſch Chriſten ſijn woonhuis is; daar fijn fiel heen „ gaat , om te huichelen . Het uiterlijke gehoor gaat in het uiter „ lijke , en werkt in het uiterlijke : het innerlijke gehoor gaat in het innerlijke, en werkt in het innerlijke. Huychel , burl, ſchreeuw , fing, leer, en predik , ſodanig alsgywilt: is de inwendige Leraar en toehoorder daar niet tegenwoordig ; fo is alles Babel en Fabel, en een louter beeldwerk , daar de Geeſt van deuiterly „ ke Wereldt een geſnede beelde maakt na het innerlyke : daar mee pronke „hy ; als of by een beylige Godsdienſt hadt. Van welke grouwelijke misbruiken , die onder de hedendaag ſche Chriſtenen in ſwang gaan , hy ſo yverig Spreekt ; MgA. Mag. Cap. 63:40 . . . 42. datmen ten uiterſten verbaaſt moet ſtaan ; als men alles , in de yreſe des Heeren , met een bedaart gemoedt over . weegt. Dus leggen aldaar fijne doordringende woorden . „ Gods w Bywijf, dat is , de Kerk , is tot een hoer gemaakt ; en ſo byſter „ geſchonden , dat haar ſchande voor Ifraël, dat is , voor de ogen aller kinderen Gods , gekomen is : welke haar verfoeyen , en „ voor een onreine misbruikte hoer houden. Waar in ſodanige hoc „rery , nevens allerhande pracht en hovaardy , gedreven wordt : » en waar in de Duivel , door de inbeelding en valſche luft , veel s meer
I
N
L
E
Y
DIN
G.
, meer in ſodanigen luft leert en regeert ; als de Geeſt Chriſti. Ja, , het is meer een hovaardige hoer , en een duiſter dal ; als een Tem » pel Jeſu Chriſti. En dat noch grouwelijker is : daar in worden genoegſaam niet „anders , als louter hertstochten en laſteringen , bedreven en ge „ leert. Dewijlmen daar malkander om Gevoelens , die yder ſelve » gemaakt heeft, ſchendt , vervolgt , en voor een Ketter uitkrijt. Men ſaayt ſodanigen fenijn , in dit Bywijf der Kerke; dat ook de ,, eenvoudigen daar door vervoert worden ; en ſulken fenijn der la „ fteringen in hare herten komt op te wallen : dat er in de Kerk anders niet , als ſtrijdt , krakeel, verachting , en godslaſtering , ngeleert en gedreven wordt ; ſo dat een broeder den ander , om „ lijne Gevoelens, veracht , verkettert , en aan het helſche vyer overgeeft. Waar door alle liefde, waarheidt, en eendracht , ganích „ wordt uitgebluſt. „De allergrootſte hoerery , waar voor fich de Hemel en de elementen » tegenwoordig ontſetten , die in dit Bywyf der Kerke bedreven wordt ,
, beſtaat hier in. Datmen de Schriften der heylige kinderen Gods, als der ,, Propheten enApoſtelen , tot een dekmantel van ſodanigen hoerery misbruikt; 9die valſchelyk bybrengt en verbittert; daar louter Sečten en ſporelofe dwa „ lingen uit maake ; malkander daar mede ſchende , laſtert , en vervolgt; ende daar door ook oorſaak geeft tot oorlog en bloedvergieting. Aldus wordt van de Bybel een louter onbeſchaamde hoer gemaakt : alwaar ydereen met baar boerery pleege ; en daar Gevoelens uit ſuige ; en de Gevoelens van een ander daar door veracht;, ende hem laftere , en verdoemt : daar haer Va nochtans alteſamen hare ſaken uit de Bybel halen . So maken ders Bywyf , namelyk , de heylige Propheten en Apoſtelen , tot hoeren ; boereren ſy valſchelykmet haar ; dryven hy niet anders alshavaardy en ,, onkwiſcheide met bare Schriften ; en leren y de flechte Menſchen haar onkuiſcheidt en laftering : ſo dat een Chriſten den ander leert Lafteren ,
» uit de H. Schrift; en ſyne lafteringen verſchonen , met de Schriften der „ Hegligen. Dat heet eerſt recht : Ruben, gy for myn eerſte kracht ; maar 997 ſylop myn bedt geklommen, en hebt datmet onkuifcheide beſoedelt. Gy bebt mijn Bywyf , dat is, myn geformeerde Woordt , tot uw boerery misa „ bruikt; en van de Kerk myner kinderen een boerhuis gemaakt.
Gy hebt
myn echte bedt , dat ikinde Kerk heb , en daar ikmyne kinderen in voortteel , verontreiniche. XXXII. Doch om dit noch vry lichter te doen begrijpen ; heb ben wy niet wel kunnen nalaten , een ſeer omſtandig verhaal , we gens
72
IN
LE
Y
DI
N
G.
gens den oorſprong en voortgang van dit heyloos Onweſen , hier aan te knopen , dat hy ons voordraagt , Princ. Cap. 26: 13. . . 34 Dewijl wy geenGins twijffelen; of wy ſullen hier door aan alle on partijdige Vromen , en godſoekende gemoederen , een ſeer aange namen dienſt doen : inſonderheidt om dat alles ſo klaar en naakt, van trap tot trap , vervolgens wordt afgebeeldt ; dat het van yder gemackelijk kan verſtaan worden , die het maar met behoorlyke opmerking leeſt en herkaauwt. Aldus vangt hy dan dit Verhaal aan van het jammerlijk verval des ganſchen Chriſtendoms. „ Indien wy by ons felven eens nadenken , » Waar van daan ſo velerhande Secten , en ſtrijdiсheden in de Re „ligie , ontſtaan en voortgekomen fijn : ſo is het ſonneklaar ; en „ wijſt het ſich baarblijkelijk door de werken uit. Want daar wor 9 den grote oproeren en oorlogen aangevangen , om het Geloof; en » de daar in ontſtaat byſtere haat en nijdt. De een vervolgt den an . ,, der, om fijn Gevoelen : ja durft wel ſeggen ; dewijl hy van Gijn » Gevoelen niet is ; dat hy een kind is des Duivels. Doch het al „ lerellendichſt is ; dat dit geſchiedt van de Geleerden der Hoge ſcholen derer Wereldt. Ik wil hier aan de eenvoudigen het fenijn der Geleerden ver „ tonen : geeft'er toch wel acht op . Onder het gemene volk ſiet „ ydereen op haar : en denkt , dat moet waar lijn ; dewijl het on 9 ſe Predikant ſeit. Want hy is een Dienaar Gods ; hy bekleedt Gods plaats ; en de H. Geeſt ſpreekt door hem. Maar Paulus „ ſeit ; Beproeft de Geeſten : want men moet de Leer van ydereen niet » geloven. En Chriſtus ſeit; Aan hare vruchten fult gyſe kennen : want „ een goede boom brengt goede vruchten voort ; en een quade boom quade „, vruchten. Sy leren ons ook getrouwelijk ; dat wy de waarſeggen . „ de verkondiging en vermaning, die uit Godt is, niet ſouden te . „ genſtreven : maar de Lecr beproeven aan de vruchten . Wy ſpreken hier niet van volmaakte werken des lichaams , dat
„ door den Geeſt deſer Wereldt gevangen is ; maar van haar Leer: die moeten wy beproeven , of ſy uit Godt geboren is . Want in „ dien die Geeſt laſtering en vervolging leert ; fo is hy van Godt 99niet voortgekomen : maar van de giericheidt en hoogmoedt des , Duivels . Nademaal Chriſtus ons leert, ſachtmoedig te wandelen , ,, in een broederlijke liefde : daar door kunnen wy den Vyandt overwinnen ; den Duivel fijn macht benemen ; en ſijn Rijk ver woeften. Maar waarmen het fwaerdt aangrijpt, en het vyer ont. ſteekt,
I
N
L
EI Y
DIN
G.
73.
„ ſteekt, tot verwoeſting van landen en volkeren : daar is Chriſtus niet ; maar de toorn des Vaders, en de Duivel is de opblaſer daar „ van. Chriſti Ryk beſtaatganſch in geen Turba , en is daar ook geenſins „ in te vinden ; maar in kracht : gelyk als het voorbeeldt ſyner Apoſtelen „ uitwyſt. Dewyl die geen wraak leerden ; maar ſich lieten vervolgen , en tot Gode baden : die gaf haar macht, om grote tekenen en wonderen » te doen ; ſo dat de volkeren , met grote ſcharen , toevielen. Aldus wies . ,, de Kerk Chriſti ſo geweldig aan ; dat ſy byna den gehelen Aardbodem overdekte. Wie is er nu de verwoeſter van defe Kerk ? Siet wel toe ; en ,, doet hier de ogen toch recht op : het is openbaar , en moet nu klaar en » naakt aan den dag komen ; want Godt wil heeſo hebben , om de Lelyen: „ de bovaardy der Geleerden. Wanneer de H. Geeft met krachten en wonderen in de Heye „ligen ſprak ; en fy de Menſchen krachtdadig bekeerden : ſo vice », len ſy toe, en beweſen aan haar grote eer : ja , fy neigden en bo „gen ſich voor haar ; als of ſy Godt felve waren . By de Heyligen , was dit nu wel goedt : dewijlmen die eer aan Godt gaf ; de oot „ moedicheidt met de liefde op dele wijſe aanwies ; en alles be ftondt , in een vrindelijke cer-bewijſing : gelijk het onder de kin deren Gods betaamt' ; en ook Gijn moet. Doch als de Heyligen „ haar Leer ſchriftelijk ontwierpen : op datmen verſtaan mocht wat ſy leerden ; alſchoonſe daar niet tegenwoordig waren : ſo viel de Wereldt toe , en yder wilde ſodanigen Leraar ſijn. Dewijl ly , dachten ; dat de wijsheidt alleen in het rechte verſtandt van de % woorden beſtondt : ſo quamen ouden en jongen aangelopen , die „ ten dele noch in den ouden Menſch ſtaken , en geen rechte kene » nis van Godt hadden ; die leerden , na haar opgevatte mening , „, volgens de beſchreve woorden der Heyligen ; en leiden die uit „ na haar eigen goeddunken . „ Dewijl ly ſagen ; datmen aan de Leraars grote eer beweès : ſo
„ vervielen lý tot eergiericheidt; als ook tot hovaardy en geldgie „ richeidt. Want deeenvoudigen droegen haar alles toe ; en meen „den , dat de H. Geeft in die Leraars was : daar toch de Duivel der , hovaardy in haar ſtak. En het quam ſo ver ; dat yder ſich noem „ de na fijn Meeſter: de een hieldt het met Paulus ; de ander met 3, Apollos; de derde met Petrus ; en ſo voort. Om dat de Heyligen niet ganſch eenderhande woorden gebruikten , in haar prediken en ſchry ,, ven ; daar het evenwel alles uit een en defelve Geeſt voortquam : fo be » gon de natuurlyke Menſch , die van Gods, ſonder ſyn Geeft , niemendal K n ver
74
IN
L
E
Y
D
I
N
G
„ verſtaat, allerley Strydt aan te vangen , en Secten ор de baan te brengen. Toen wierpen ſichallerhande Menſchen tot Leraars op : doch dit deden ly alteſamen geenſins om Godt; maar om tydelyke eer , aanſien , rykdom , wen welluft : op dat ſy goede dagen hebben mochten : want aan de blote
92 letter te blyven hangen , was ganſch geen ſwaar handwerk. Hier door. ,, is'er onder haar ſo groten krakeel ontſtaan ; dat fy malkander, als vyan , den , op het hevigſte vervolgden . Geen van haar allen was uit Godt ge ,, boren : maar hare Ouders hielden haar tot het lefen der H. Schrift ; op
„ » 9 „
dat ſ Leraars fonden werden ; en ſy ook grote eer en aanſien aan haar beleven mochten , ende goede dagen hebben .' „ Dit wierdtfo hoog gedreven ; dat: yder voor ſich ſelven den grootſten toeloop wilde maken : op dat hy ſo veel te meer aan lien by de Menſchen mocht verkrijgen. Waar door defe Mond chriſtenen ſo ſeer vermenichvuldichden ; datmen de hercelijkebe geerte tot Godt vergat ; en maar alleen ſag op de ſwetſende Na.
» apers der Apoſtelen , die niet anders als ſtrijdt en krakeel aanrech ,, ten . Elk ftak om ' t ſeerſt de borſt om hoog : en was trots op lijn „, kunſt en geleertheidt , die hy op de Scholen gehaalt hadt . ' De „ een riep ; hier is Chriſtus! loopt hier na toe ; ſo heeft Paulus ge . ſchreven. De ander riep ; hier is Chriſtus! loopt hier na toe ; ſo heeft Petrus geſchreven. Hy was immers de voornaamſte Diſci „ pel Chriſti, en hadt de ſleutels des Hemelrijks. Ik kan niet dwa „ len : die bedriegt u ; volgt my na ! 9 Het arme onverſtandige volkFagop defeſwetſende Apen en gierigaarts;
,, die niet anders waren , als se haar lieven Immanuël; de H. Geeſt uit voortkomt, heidt. Chriſtus, die haar » „ „ „ »
geſchilderde' Papen : en verloren op defe wye namelyk , Chriftum die in haar was, daar die de Menſchen leidt en voert in alle waar. , in den aanvang , hadt voortgebracht met
krachten en wonderen; moeſt voortaan maar voor een bloteHiſtoryver. Strecken , en ſy wierden ſlechts hiſtoryſche Chriftenen. So lang als de Apoſtelen leefden , en hare rechte Diſcipelen , ſtonden ſy dit werk wel ernſtig tegen ; beſtraften het ; en weſen den rechten weg aan : maar daar die niet tegenwoordig waren , maakten de
, hiſtoryſche Papen het volk ' t ſpoor bijſter : gelijkerwijs genoeg „ te fien is aan de inwoonders van Epheſen. Aldus wies het Rijk Chriſti niet alleen op in kracht; maar me „ rendeels in de Hiſtory: De Heyligen , die in Chriſto waren we . ,, dergeboren , beveſtichde het dikwils met grote wonderen ; en 9) daar bouwden dan de hiſtoryſche Papen gedurig yets op. Som
» mige
. INLE
Y
DIN
G.
,, mige wat goeds; ſtreckende tot goede ſeden en deuchden : fom mige niet anders als doornen en diftelen ; tot krijg en oorlog : en
i
, ſommige tot grote eer , waardicheidt , en heerlijkheidt, diemen ووde Kerk Chriſti en hare Dienaars aan ſouw doen : gelijkmen aan het Pausdom genoeg ſien kan ; uit wat wortel dat het is opge waſſen. Deſe drift was bijſter ſterk en overvloedig, en daar meng
" demen voornamelijk de Joodſche Ceremonien onder : als of de 3 Rechtvaerdigmaking des armen ſondaars daar tenemaal in be 9 ſtondt; dewijl het een godlijke Wet was. Gelijkerwijs de Apo ſtelen ook de eerſte algemene Vergadering over deſe ſaak hielden in Jeruſalem : alwaar de H. Geeſt evenwelniet anders beſloot; als datmen alleen aan Chriſtus moeſt blijven hangen , met rechte liefde onder malkander , en dat dit alleen de Rechtvaerdigma. „ king voor Godt was. Doch dit hielp niemendal. De hovaardy wilde voor haar ſelve een Throon bouwen ; en haar ſetten boven Chriſtum . De Duivel wilde Gode „ Syn; ende men verſierde Gloſſen , of vernuftelyk uitgevonde verklarin. „ gen , om dit te weeg te brengen : op dat het de eenvoudigen toch niet fou . den merken . Daar moeft toen de Sleutel Petri Stadhouder ſyn : en men matichde ſich godlyke macht aan met deſen Sleutel. Toen hadt de godly . " ke kracht in wonderen en daden geen vermogen meer : want ſy wilden ryk ſyn ; en vette dagen op Aarde hebben ; maar geenſins meer arm ſin , ,, als Chriftus was : die in defe Wereldt , gelyk hy ſelve getuicht , niet 13 badt, daar hy ſyn hooft op neder kon leggen . 'Sodanige Chriſtenen met , wonderen en krachten wilden ſy geenſins lijn : gelijk als Adam ook geenſins leven wilde in de kracht alleen ; maar in een grote ,, menichvuldicheidt ( in Turba magna ) op dat hy wat te vatten en 99 te grijpen hadt. Hier ſietmen onſe ellende eerft recht , daar Adam ,, ons heeft ingevoert : namelijk , dat alle onſe eygenſchappen ge ,,durig grijpen na den geeft deſer Wereldt ; en haar maar willen opvullen met grote hopen . Waar van daan Adam , en wy alteſa
„ men , ſo een opgeſwollen , ongeſchikt, en plomp, lichaam heb ben gekregen ; dat vol ſwakheden en gedurige ſtrijdiсheden is. Als nu het hiſtoryſche Chriſtendom aldus nevens de rechte Chriſtenen „ opwies ; ſo voerden de Geleerden altydt het Regiment. Die verhieven fich , en maakten ſich machtig : ende de eenvoudige Gemeente gaf haar „ in alles gelyk , en al baar Recht volkomen aan haar over . Daar'er nochtans een begeerte tot het Rijk Gods in de Menſchen gevon den wierdt : namelijk , het edele Woordt Gods , dat ſich in de K 2 „Be
76
1
N
L
E
Y
D
IN
G.
Belofte hade verbeeldt; en in het licht des levens ingedrukt; en ,, de door Chriſtum beweeglijk gemaakt : dat Woordt dreef haar » noch daar toe ; dat fy Godtmoeften vreſen . Daar bouwdemen gra ,, te ftene Huyſen ; en riepmen yder daar na toc: [eggende; dat de Heyli onge Geeft in die Huyſen krachtig werkte ; en datmen darom daar in moeſt „ gaan. Ja , ſy dorſten daar noch wel byvoegen ( dewyl sy by fick felven bevonden , datſe boos en valſch waren ) dat de H. Geeſt in den mondo , des godloſen ook krachtig was, tot onderrechting der toehoorders. Ô ! huichelaar , gy liegt. Indien gy godloos fijt; ſo kunt gy „ geen doodt Menſch levendig maken : gy kunt niemandt beke „ ren ; die door den Geeſt deſer Wereldt in ſijne ſonden verlopen „, leit. Gy beweegt , door uw ſtem , het hert wel van een gelovi „ ge; dat’er de Geeft Gods in werkt : maar gy kunt niemandt uit den doodt wederom doen herleven . Dat is voor u tenemaal on
„ mooglijk . Want indien gy een armen ſondaar, die in fonden verſopen » is , en in den toorn gevangen leit, wiltbekeren : ſo moet de H.Geest in , uw mondtfyn ; en uwe weſentlyke eigenſchappen moeten de fone aanvat „ ten.
Dan ſal uw licht in hem ſchynen : dan ſult gy hem van den doode „ , der fonden opwecken ; en hem met uw liefde vatten , in uw Tinctuur: ,, dan ſal by ook by n komen , met hertelyk ſmeken , en een vyerige begeerie 9 tot het Hemelryk. Alsdan ft gy fon Biechtvader, en bebé gy den Slen ,, tel Petri : maar indien gy in ſodanigen fandt niet ſyt ; So bebe 87 den Sleutel Petri niet. „ Gelijkerwijs de Biecht is ; alſo is ook de Vryfpreking van ſon ,, den. Is hy die biecht een hiſtoryſch Chriften ; de Geneesmeeſter is al eveleens: en in haar beide is niet anders ; als een huichelary ,, mer den mondt. Maar is hy die biecht met kracht aangedaan ; ro blaaſt de ſtem ook door fijn kracht . Dan blaaſt fy geenſins door de kracht des Geneesmeeſters; maar door Gods kracht : die door fijn kracht aan een doornboſch ſelfs het gedyen geeft, dat het „ uitſpruit. Dit is de kracht Gods, die in allerley weſen is : en by „ gevolge', al ſo wel ook in een ſtem ; die in haar felve geen ver . mogen altoos heeft. Aldus ging het hoe langer hoe meer in ſwang : dat yder ge bonden wierdt aan de ſtene Tempelen ; en dat de Tempel Gods in Chrifto feer veel bleef ledig ſtaan. Wanneermen nu de verwoes » Aing , onder het krakelen , begon te fien : [ fieldemen Concilien , of al » gemene Kerkelyke Vergaderingen , aan ; en maaktemen daar Inſtellin , » gen , die yder moeft geboorſamen , by verlies van ſyn leven. Op deſe wyle » Wierds
!
I
N
L
E
Y
DIN
G.
77
wierde uit den Tempel Chriſti een flene Tempel gemaakt ; en uit het ge tuigenis des H. Geeſtes een wereldlyke Wet. Toen ſprak de H. Geeft niet „ meer vry uit: maar hy moeft ſpreken , volgens bare Inſtellingen : beſtraf te hy hare dwalingen ; ro vervolgden ſy hem . Aldus wierdt de Tempel „ Chrifti, door de menſchelyke wetenſchap, ſeer verdonkert: quam'erymandi, die uit Godt geboren was, en door den H. Geeft leerde; die moeſt aane „ ſtonds een Ketter fyn , als hy maar niet overeenſtemde met bare Kerkely » ke Inſtellingen. „Alſo wies haar macht aan ; en yder fag daar op ; ende ſy be , krachtichden hare Inſtellingen ſonder ophouden met de macht Petri: tot ſy lich ſelven eindelijk ſo hoog verhieven ; dat ſy ſich, „ in Gods tegenwoordicheidt, ganſch onbeſchaamt als Heeren ſtel den over de Leer der Propheten en Apoſtelen ; en voorgaven , dat Gods Woordt , en de Leer der Heyligen , haar waardy ont
fangen moeſten van haar Vergadering ; ende dat al wat ſy inſtel den , Godt ſelve deedt. Wantſy waren Gods Stadhouders ontrent fijn Woordt ; en men was gehouden , hare Inſtellingen te gelo „ven ; dewijl daar in de weg der Rechevaerdigmaking des armen fondaars voor Godt beſtondt. Waar blijft dan de niewe Wedergeboorte in Chriſto , door den H.Geeſt ? Sijt gy niet Babel; een woonplaatsaller Duivelen in de hovaardy ? hoe hebt gy u opgeſchikt en verciert ! en dat » geenſins om Chriſti wille ; maar om uw eige hovaardy , en uw Af godt des buiks. Gy fijt een verſlinder: maar uw buik is ſtinken » de geworden ; en heeft een grimmige quaal gekregen. Daar is » een vyer van groten angſt in uw quaal : want gy fijt voor Godt openbaar ; en Itaatvoor hem , als een onkuiſch wijf. Wat moogt „gy arme ſlechte Menſch noch aan deſe Hoer blijven hangen ? de „ macht, die ſy haar ſelve aangematicht heeft , is haar Dier , daar ſy op rijdt. Sietſe toch eens recht aan , in de Openbaring Jeſu Chriſti ; hoe haar de H. Geeſt aldaar afſchildert. Wilt gy een Apoſtel Christi ſijn ; en wilt gy evenwel niet an ders fijo , als een buikdienaar ; ende maar alleen na de kunſt en „ geleertheide onderwijſen ? voor wien predikt gy dan ? voor uw „ buik predikt gy : op dat gy u felven daar van moogtonderhou „ den , en wel ver en gladt meſten . Het is wel waar , dat gy daar
„ van leven , en datmen u onderhouden , moet ; indien gy een Di ſcipel Chriſti ſiju: doch uw geeft moet ſich in de giericheidt niet verdiepen ; maar in Chriſto alleen. Gy moet u niet alleen op K 3 > kunſt
N
78
1
N
L
E
Y
DI
G.
kunſt en geleertheidt verlaten ; maar u ſelven aan Godt overges „ ven : op dat Godt door u ſpreken mag. Dan fijt gy in Gods Tem » pel; en niet meer in den Tempel der Inſtellingen , die door Men ,, Ichen verſiert en opgepronkt lijn. „ Siet Petrum aan , op den Pynxierdag, die drie duiſende Menſchen be• „ keerde, door een Predikatie. Die ſprak geenſins volgens de Inſtellingen ,, der Phariſeen ; maar door den Geeſt van Moſes en de Propheten , uit „ den Tempel des H. Geeſtes. Dat drong door, en verlichte de arme fon .
1
daars. Maar gy , die tegenwoordig niet anders als vervolging leert; „ denke toch eensna , waar uit ſyt gy , met dit Gevoelen , opgewaſen ? Uit den eerſten Stam ; toen men uit den Tempel Chriſti verviel for beuſelach 9 tige verſieringen van Menſchen : toenmen opgeblaſe Leraars verhief, na 3, dat de toehoorders de oren jeukten ; en dat maar tot een voorwending, u op dat sy des te groter moche werden in uw opgebla ſeni heidt. Dewyl gy „ nu niet anders als dit hebt gefocht; ſo heeft Gode u ook laten vervallen in een verkeerden fin ; ſo dat er Leraars uit u geſproten ſyn , die de ware „ Leer van onſen Saligmaker lafteren. „ Siet, waar uit is de Turk opgewaſſen ? uit uw verkeerden ſin. 99 Alsmen ſag , datmen niet anders als na hovaardy trachte ; en maar 92 alleen krakeelde om den Tempel Chriſti ; ende dat alles ruſten
6
„, ſouw , op gronden en vonden van Menſchen verſonnen : ſo quam Mahomet te voorſchijn ; en bedacht een vondt , die de Natuur „ gelijkformig was. Dewijl alle andere Leraars nergens anders na trachten , als na giericheidt ; ende van den Tempel Chriſti, en het licht van de Natuur , vervielen in een verwarring van hovaar ,, dy : en dat alleen om den Throon des Antichriſts op te ſchicken ,, en te vercieren , ten beſte datmen kon : ſo maakte Mahomet ook 9 voor ſich ſelven Inſtellingen en Leringen uit het vernuft. Of meent gy , dat dit van Mahomet te vergeefs geſchiedt is ? » ganſchelijk niet. De Geeſt der grote Wereldt heeft hem aldus
1
met wonderen verhoogt ; en Gijn Religie opgebouwt. Om dat de andere Gevoelens niemendal beter waren : ſo moeft ondertuſſen 09 het licht van de Natuur met hare wonderen ten toon ſtaan , als een Godt deſer Wereldt ; en was de een ſo na aan Godt als de ander, 92 Uwe Tekenen , in het Verbondt Chriſti vervat , die gy drijft ( welke ons Chriſtus tot een Verbondt naliet ) beſtonden louter in krakeel : darenboven verdraayde gy die , na uw hovaardy , en , boogiſe na uwe Inſtellingen. Het was u niet meer te doen , om het Verbondt in Chriſto ; maar om het gebruik : het gebruik daar , yan
1 .
IN
L
E
Y
DIN
G.
79
9 van fouw alles verrichten. Immers is een hout ſonder glimmen „ geen vyer ; alſchoon het in vyer verandert wordt, alsmen hetont Iteekt. Even ſo weinig kanmen het Verbonde , ſonder het Ge loof, een vyer noemen ; als ſodanigen hout ſonder dat het glimt. Souw de Geeſt n deſe dingen niet voor ogen ſtellen , gy onkuiſche Hoer ?
Sie eens , hoe bebe gyden houwelyken ſtaat aan ſtucken geſcheurt, en een » poortgeopent tot hoerery : fo datmen die voor geen fonde meer acht. Hebe ngy niet op uw Dier gereden ? heeft yder niet op u geſien ; en is u nagere , „ den ? gy noch niet ſeer ſchoon Meent gy, dat wy u dit te vergeefs „ vertonen ? Her Oordeel is over u vaſt geſtelt, en nadert al : het ſwaerde is al geboren ; en wil verſlinden. Gaat uit Babel; ſo fultgy leven . Ale „ Schoon wy een vyer ſagen in Babel ; en dat Babel in de brandt ſtondt: So ſal het hem evenwel niet verbranden , die daar uit gaat. Hier falmen miſchien tegen inbrengen. Dat dit den opkomſt ; voortgang , vermindering , en ondergang, van het Pausdom alleen betreft : maar haar geenſins aangaat , die in de tijden der Refore matie daar lijn uitgeweken. Doch deſe uitvlucht is ganſch onge . grondt ; alſo deſe laken , voor het grootſte gedeelte , ſo wel by haar , als onder het Pausdom , in ſwang gaan : gelijk yder licht merken kan ; die alles met bedaartheidt overweegt , wat hier is bye gebracht. Doch om deſen uitvlucht tenemaal weg te nemen ; en alle onpartydigen wat meerder genoegen te geven : fullen wy hem fyn Gevoelen daar ontrent noch wat nader laten openbaren. Aldus tatt hy de Onroomſchen dan onbeſchroomdelijk aan ; en vermaant hy alle Menſchen , die noch enige nadacht hebben , lich
toch wel ernſtig te wachten voor ſodanige argliſtige Verleiders , indien ſy niet te gelijk met haar willen verloren gaan ; in ſijn Bee denken over het Boek van Stieffels. Vers 93. : . . . 103. » Wat de „ Schrijver ſeit , van het tenemaal vlecichelijke Chriſtendom ( dat Chritti Naam maar alleen in den monde voert : daar het hert en „ gemoedt niet anders voor Godt bekent ſtaat ; als voor een ſpot ,, ter van den Naam Chriſti) is gewiſſelijk waar; en heeft hy, vol. „ gens ſijn kennis, daar wel en recht van geſchreven. De Chriſtenheidt heeft tegenwoordig den Mantel Chrifti , met fyn lyo ,, den , ſterven, en voldoening, geleent en hem afgeborge. Sy heeft het Án . , tichriſtelyke hoerekindt daar onder verborgen ; en hange dien Menſch der hovaardy en valſcheidt den purpuren Mantel Chriſtiom ; ende rydt daar mede in Babel op het grouwelyke en ſchandelyke Dier , ons in de Openbas „ ring van Joannes voorgemaalt. Sy kittelt haar ſelve , met Chriſti lyden » en
. 80
I
N
L
E
Y
DI
N
G.
» en voldoening: maar ſy wil , in Chriſti lyden , ſterven, doode , en opo „ ſtanding , geenſins ingaan , en uit den Geeſt Chriſti geboren worden ; het , hoerekindtmoet maar getrooſt ſyn . O ! hoe ſal die Mantel Chriſti aan „ velen , daar ſy den Menſch der valſcheidt mede overdekt hebben , tot en belſch vyer gedoen . Waarlyk, seeen het heet niet alleen trooſten : maar gy „ moet op nieuw geboren worden , uit water en Geeft ; anderſins fultgj Gods Coninkryk nooyt aanſchouwen : ſeit Chriſtus , de mondt Gods. „ De wil moet , uit het bedrog en de valſcheidt , omgewende 9worden in de gerechticheidt en waarheidt : indien de Menſch , i met enigen grondt der waarheidt, een Chriſten wil heten ; ende 92niet alleen met den mondt , maar in der daadt, een Chriſten lijn . 99Die Chriſtum maar alleen in ſijn mondt voert ; en niet geboren 92 is uit de wil en Geeſt Chriſti: die is een Antichrift ; en beroemt lich ganſch onbillijk een Chriſten te lijn.
Indien hy geen ſtrijde
,, voert tegen de wil van het vleeſch ; en die wil ſonder ophouden doodt : ſo is het leven Chriſti in hem niet , maar het leven van de uiterlijke Wereldt ; en ſo is des Duivels wil in hem , in den toorn Gods. Want Chriſtus ſeit : Wie niet door de deur in de Schaapſtal » ingaat , maar ergens anders inklimt; die is een dief en een moordenaar;
, en daar maar alleen gekomen , om te roven en te ſtelen. De ſchapen „ volgen hem ook niet na ; dewijl ſy fijn ſtem niet kennen. Hy is , maar een huurling, die geen eigendom heeft aan de ſchapen; en niet anders ſoekt , als de wol. Wil ymandt een Schaapherder Chrifti fijn : ſo moet hy geen „ Vremdeling fijn; maar uit hem geboren. Hy moet in Chrilto lijn ; „ op dat hy de ítem Chriſti in Gch hebben kan : anderſins kan hy de „ ſchapen Chriſti op geen groenen acker weyden. Wat is een wolf » nur in de Schaapital ; die niet anders voorheeft , als te ſtelen en „ te vermoorden ? " hy verwoeſt de Schaapſtal maar. Warom dringt 9 Gich dan een vremdeling in tot cen Herder; die niet beroepen is „ van Chriſto den opperſten Herder ? wat predikt hy lang den Geeſt deſer Wereldt in den Menſch ; die van te voren al in hem is ? Wil hy het inwendige klokje , dat in den doodt verſloten is , luiden : ſo moet hy den ſelven klepel hebben , die den doodt ver 9 brak ; op dat het dode klokje klinken mag. Want de godlyke klank wierdt in Adam verſloten in den doodt: wil ymande nu die klank opwecken ; ſo moet hy dien ſelven klank in ſich levendig hebben . Een Leraar moet uit Chriſti Geeft en ſtem ſpreken; of ſyn pre
„ diken is niet anders , als maar een ſpiegel-vechten voor een doodt ding. „ Hy
1
0
IN
LE
Y
DIN
G.
81
„ Hy is maar een buikdienaar uit gewoonte ; en den Tempel Chriſti nie mendal nut : want hy is daar ſelve niet in ; hoe wil hy dan andere Men . »Schen daar in voeren ? De H. Geeſt vermengt ſich geenſins in de ſtem des godloſen ; het woordt des godloſen is Gods Woordt niet : darom is het lou „ ter bedrog , uit geleertheidt kunſtig en cierlijk te prediken. De „ geleertheidt is uit het geſternte geboren ; en wekt niemandt op , die in den doodt verſloten leit : daar moet een rechte hamer toe » fijn ; die het dode klokje geluidt ſal doen geven . Waarlyk, beris wel hoog te beklagen ; dat de Menſchen so pronken en pralen met die » lwetſende Apen , en haar als Goden eren : willen noch goede Chriſte „ nen ſyn ; daar ſy fich noemen na een wolf. Sy fryden en krakelen noch „ om hem : ſy verwoeſten ook wel , om ſodanigen wolf , haar eige lande en 9 volk ; ja , verderven darom haar eige lichaam en fiel. O ! gy waarde Chriſtenheidt, die in blindheidt ſit, wordt toch
Gende : hoe fijt gy ſo bijſter verblindt? Gy laat u met ſchellen en „ bellen voor uwe oren wat geluids maken : op dat gy maar moocht „ in Adams ſlaap , in deſe ſondige Wereldt , by den Duivel heel „ fraay en geruſt in het boosaardige vleeſch voortſlapen. Doch daar „, ſal u een harde donderſlag opwecken : want gy fijt al te vaſt in „ flaap geraakt. Daar is ganſch geen ontwaken meermede gemengt : Godt „ mag roepen ſo hardt als by wil ; Adam , de onde Menſch , ſlaapt al 9 voort , in ſyn welluft. XXXIV . Geen wonder derhalven , dat hy ſodanige letterge . leerde Swetſers , en onbarmhertige Vervolgers der eenvoudige ſchapen Chriſti , door aandrijven des H. Geeſtes, ſo dikwils in lije ne Schriften met levendige verwen afmaalt, en ſchandelijk ten toon ſtelt voor alle Menſchen : om ons eindelijk eens recht uit de ogen te doen Gen ; en als met handen te doen taſten , hoe jammerlijk wy door haar om den tuin geleidt en bedrogen worden. Dewijl nu diergelijke Afbeeldingen niet alleen alles , wat tot haar laſt in het voorgaande is bygebracht, ten vollen bekrachtigen; maar ook klaar : hebben wy hoog . en naakt vertonen , wat ſy in haar ſchilde voeren nodig geoordeelt , hem hier eens, met vollen ernſt en yver , van te doen gewagen : ſo wel tot volkomen overtuiging en waarſchou wing aller Vromen , die ſich noch enigſins aan haar vergapen ; als tot grondige verſterking aller godſoekende gemoederen , die Babel alreers hebben.yerlaten . Aldus ſchildert hy ons dan deſe valſche Propheten af, die tot ons in L
! 82
1 NLE
Y
DIN
G.
in ſchaapskloderen komen , en van binnen grijpende wolven fijn ; Ketters fon in lijn eerſte Apologie regen Tylken. Vers , 111. . . 116 . » Menſchen , die uit het vernuft geboren Syn ; nil de kennis en wysheidt ,, der ſterren, die een onbeſtendig wefen maken : alwaar van deſen dagſa ween Conſtellatie , of ſamenvoeging van het geſternte, gemaakt worde ; w en wederom morgen van een andere ſamenvoeging verbroken : daarmen „ veel moet hebben , om een gebouw op te rechten : daarmen maar woor den met woorden verwiſelt ; en woorden met woorden verklaart : daar het gemoedt niemendal ondervinde , waar de kracht en het rechte ver mftandt van het Woordt Gods in beſtaat : daarmen met vernuft , kunſt , " en wysheidt, omgaat; en daar door niet anders foekt , als gunſt en eer; om datmen aanſien hebben wil. „ Alsmen dat niet kan verkrijgen ; fo leltmen de wereldlijke Macht aan de oren ; en rechtmen (maadt , vervolging , oorlog , en bloedvergieting , aan . Daar danft die Alarmblafer dan ; en fijn hert ſpringt van vreuchdt op : dewijl hy denkt , het nu te heb ben gewonnen. Dan vangt hy aan van de Chriſtelijke Vryheidt Wetten te maken ; en beveſticht die , door de wereldlijke Macht: ja , hy ftelt daar ſodanige fraffen by ; datmen wel geloven en doen moer , wat defe Alarmblaſer by malkander geraapt en ge formeert heeft. Wanneer dat nu in een gewoonte komt ; fo noemtmen den „ Alarmblaſer een Heylig : en men verdicht daar gedurig al wat , meer by ; en men overleit, hoe datmen hem beſt huichelen , pluim „ ſtrijken , en dienen , kan. Ondertuffen vergeetmen den Afgodt des buiks nier : maar haalt alles na lich , met liſten en ranken ; en men trekt ook de woorden der Heyligen , en dat in grote me 9 nichte , met de hayren daar by . Dat is dan de rechte Antichrift: , want hy doet al wat hy wil ; en geenſins wat God wil. Hy is „ uit lijn eigeſelven , en uit het geſternde vernuft, geboren ; maar » geenlins uit Godt. ,, Sodanige Menſchen ſteltmen tot Leraars voor aan de Wereldt; en die „ ſin dan louter krakeelders, ſtryders, ſwerfers, en Ketters: die rechten niet anders aan; als oorlogen én plagen: die leren niet anders als laſte v ringen ; en ſyn maar twiſters over de woorden. Sy krakelen om de baſt ; » en laten de kern leggen : l weten daar ook niemendal van ; want de „ kern is voor haar een Myfterium . Sy danſſen om het gulde kalf, en laten Mofes by Gode blyven op den berg : fonder fich enigſins te bekreunen ; , wat by reggen fal , als hy van den berg komt.' Al wordt gekeel Iſrael nom .
1
IN
L
E
Y
DI N
G.
83
» , omgebracht ; daar leit haar niemendal aan gelegen : je , ly helpen noch „ wel, en geven aan het geweldt 'r ſwaerdt in handen . Aldus wil het de , toorn Gods hebben.; op dat die haar mag verſlinden : om dat Gods kina , deren niet on ; en Gods eer nietfoeken , maar haar eige,eer . En noch vry wat duidelijker , in de Verkieſing; Cap . 12 : 59. 60 .
Indienmen tegenwoordig de valſche Propheten wilkennen , en „ weten wie datle Gijn ; ſo. Faar ons haar maar aanſchouwen , die uie de woorden der Schrift Gevoelens hebben geſmeedt; en ſo nu en dan prachtige. Poftillen ( dat is, Verklaringen , volgens bare.For mulieren van Enicheidt, over enige plaatten , uit de Evangelien „ en Brieven der Apoſtelen genomen ) vol falteringen en fcheld „ woorden uit den toorn Gods , hebben gemaakt : waar mede de ene Secte de andere in de ogen laat , en voor valſch uitkrijt ; daar ondertuſſen defe Schreeuwers allclamen eveleens leven . Sy „ fchrijven maar tot haar eige eer ; en om dat ſy aangegen willen > Lija voor hooggeleerde Mannen : daar al de Wereldt het oog op u fal Naan ; en geloven , dat fy Chriſtus ſijn ; daar ſy maar Nechis „ Chriftus lijn met den naam en deo mondo , ſonder de genade 9 Gods. Sy leven ook tenemaal buiten het Proces Chrifti; en lou ter in welluſten des vleeſches. Sy overleggen dagelijks meer en „ meer ; hoe ſy enige ſtreken ſullen uitvinden , om een niewe Or » der en Godsdienſt op de baan te brengen ; waar onder ſy cea , noch al helderder blinkenden ſchijn mogen verkrijgen : op dat men haar ſo veel te meer eren foow , en met rijkdom begiftigen; tot opvulling des buiks van haar Godt Maofina. ,, Deſe Leraars hebben in hear den Geeſt Chriſti niet ; en fyn ook geen . „ fins fyneAfgefanten : waar by fyn alteſamen niet anders, als valſche Pro „ pheten ; die uit de woorden der Schrift, ſonder enigekennis van ſakene te hebben , alles verklaren : want was hy leggen ; dat kennen en geloven y ſelve niet . Syfyn net die verſcheurende wolven , daar Chriftus van „ Spreekt : Sy bebben de kennis Chrifti in baar felven niet ; en al evenweh weten hy noch te propheteren. De ganſch rampſalige toeſtandt deſer valſche Propheten , en de erbarmelijke ſchade die de arme Gemeente daar by lijdt, ging hem ſo ſeer ter herten : dat hy deleafbeelding ; Vers 68. met dele won „ derbaarlijke woorden beſluit. „ Alſchoon defe Beſchryving aan de » Schriftgeleerden en Phariſeen niet wel fel ſmaken : ſo is toch de rydt ge boren , en het vaſtgeſtelde Perl voorbanden ; dat het fel en moet open.
baar worden : daar tegen kan geen menſchelyke lift meer helpen. Wee » ber L 2
::
IN
LE
Y
DIN
G.
84
99 het volk , dat fulx veracht : het fal, door Gods gerechticheidt, in quer 9 verſlonden worden ! En het ernſtig betrachten der jammerlijke onheilen ,door dierge lijke argliſtige Verleiders van tijde tot tijdt vermenichvuldicht, doet hen dele ſeer yverige woorden uitbocſemen ;Myft. Mag. Cap. 72:36. . . 38. waarmeề wy den beklaaglijken toeſtandt van het ar me Chriſtendom , die met bloedige tranen nooit genoeg te be fchreyen is , willen beſluiten. „ Waar fyn tegenwoordig de wagens fo „ Sephs in de monden van de Leraars , daar de H.Geeſt op rydt ; en die Ifraëls hert ſodanig ontfonken , dat fin Geeft levendig wordt? Ja, ſeit Babel; de Geeſt Chriſti werkt nu ſo krachtig niet meer in onſe woorden. „ Wy hebben nu de ware wetenſchap van het Ryk Chriſti ; nu is het niet „ meer nodig ; wy moeten de woorden maar geloven , die ons de Apoſtelen » Chriſti hebben nagelaten; dat is genoeg . Want indien wy ſo krachtig le : ren fouden: ſo moeſten wy ook ſo arm en ellendig leven , als de Apofte len Chrifti ; en de Wereldt verlaten. Dat is nu geenſins meer nodig: » tegenwoordig moet het Ryk Chriſti beſtaan, in aanfien , pracht , en heer. „ lykheidt. Õ! hoe ſal de arme Chriſtus, die hier op Aarde niemendat hadt , daar hyſyn hooft op kon nederleggen , n onder de ogen ſchelden : dat gyfin Verbondt in uw valſche monde genomen hebt. De ernſt is nimi , mermeer nodiger geweeſt , als nu : door alle wagens omgeftoten , en in » grote verwarring Syn ! XXXV. Hier louden wy wel kunnen eindigen : dewijl wy niet
alleen overvloedig genoeg hebben doen blijken , voor alle onpar cydige. Vromen, waar voor defe Schrijver te houden is ; maar ook den weg des tevens en des doods , voor ſo veel fulx tot ons oog merk Atrekte, klaar en duidelijk aangeweſen. Doch alſo alles aan komt, op het uitgaan uit Babel ; om in Sion te kunnen ingaan , en Godt te loven in Jeruſalem : ſo heeft de algemene liefde , die wy alteſamen malkander ſchuldig fijn , ons overgehaalt ; om daar noch wat langer op te blijven ſtaan : en aan hem noch ruimer toom te geven ; om lijne gedachten daar ontrent ganſch onbeſchroomt uit te boefemen, tot nader verſterking op onſen weg. Hoe kun nen wy ook den godſoekenden Leſer , die het geduldt gehadt heeft tot hier toe , alles met bedaartheidt na te Gen , en nauwkeu . rig te overwegen , beter dienſt doen : als aan hem levendig te ver tonen , waar ijn plicht in beſtaat ; om van den Vader der lichten overgebracht te kunnen worden , uit het Rijk der duifternis , in het Rijk des Soons fijner liefde ? Aldus
1
IN LE Y DI'N
G.
85
Aldus ſpreekt hy dan Babel ernſtig aan , en verwijt haar de grou welen door haar bedreven ; Princ. Cap. 20 : 127 . . . 132. „ Gyver „ moordt gedurig den armen Abel ; en geeft hem grote ergernis, door uw 9 macht en pracht. Gj trekt hem van Gode af ; en voor hem in den Geeft , deſer Wereldt : alwaar by dan ſtokblinde wordt ; en u fonder ophouden وزwil naryden. Hy wil altydt op uw Dier forten : by wil ook een Heer „ lyn ; en over de geboge kńyen heện ryden . Waarlyk, het Ryle deſer We reldt is een rechte moordkuil , en een ſchandelyk hol , voor Godt ! De geeſt van uw trotſe Dier is de helſchefang : en de gekroon de Bruidt, die daar op fit, is het valſche Wijf in Babel. Sy drinkt ,, niet anders , als uit den Beker der hoerery en grouwelen : en de » drank , die in haar Beker is , is de grimmige toorn Gods. Van die drank drinken de volkeren ; tot dat ſy dronken worden , en » ſy worden daar door , in haar dronkenſchap , moordenaars , ro ,, vers, en dieven ; valſche verachters, en trouwlofe fpotters ; op geblaſe , 'eergierige , koppige, en boosaardige,Menſchen : wel ker getal oneindig is; die ſich onder malkander haten , en vyan ,, delijk bejegenen . Elk meent , dat ſijn weg de rechte is : en dat » hy op het rechte padt gaat. Indien fijn broeder den ſelven weg niet „ gaat ; ſo veracht hy hem , en noemt hy hem een Ketter : ende , aldus bijten defe wolven ſteers malkander. Sijn weg is , na ſijn ,, opgeblaſe inbeelding , gelijk als fijn Heer hem leert: die toch niet anders daar mede meent ; als fijn Afgodt den buik : op dat fijn luiſter groot mag werden by de Menſchen . Aldus bedriegt de ,, ene huichelaar den anderen ; en fijn ſy in haar hert ſporters en verachters onder malkander ; ende is de ene wolf al eveleens als de andere is. So moet de arme Abel , die in een recht vertrou wen en toeverlaat op Godt ſtaat, gedurig haar voetveeg fijn . Abel wordt fonder ophouden vermoorde op tweederlg wyſe. Eerſt, dat „ by, door defe Verleiders bedrogen ſynde, in Babel ingaat ; en ontrent bet Hemelryk wordt omgebracht. En daar volgt dan op ; ſo hy beſtendig , blyft: dat de Duivel met Cain hem geenfinsdulden wil. Die vermoorde » hem dan uitwendig , na ſyn lichaam , of fyn goeden naam en eer ; ende verdekt hem , dat by niet bekent mag worden : op dat het Ryk bly „ vem mag aan Cain , en den Antichrift inBabel. Hier wilten wy wel
» veel van te leggen , uit eigen ondervinding : indien wy luſt'had . den in de grimmicheidt. Maar het gaat onſen Abel ſeer wel; en jonſe fpot gaat op in het Lely -bladt. Waar over wy ons ſeer wel verblijden en vermaken fullen ; wanneer wy uit Jericho weder: „ ko L 3
86
INLE
Y
DIN
G.
komen in Jeruſalem , tot onſen Vader Abel. Wat hebt gy, trotſe Bruidt in Babel, te verwachten van den Geeſt deſer Wereldt, voor z uw hovaardy ; en dat gy hem ſo getrouwelijk gedient hebt ? De. y ſe dric dingen. Dar de Geeft deſer Wereldt u verlaat , en van u ,, afwijkt ; uw hovaardig en trots lichaam u ontrukt , en dat tot , ſtof en aſch waakt ; uw goedt , macht , en pracht , u bencemt; „, en het aan een ander geeft, daar die fich dan ook een tijdę lang w mede plaagt. Dat hy alle uwe daden en voornemens opvat ; en die ſtelt in de Tinktuur uwer licle ; ende daar uit voor uw Geleen „, ander woonhuis maakt : op dat hy haar toch niet paakt en bloot „ van fich weg fouw ſenden . En dat hy uw fiel heeft uit den He. Aldus laat hy haar „ mel gevoert , in de welluſt deſer Wereldt. 9 dan , ganſch naakt en tenemaal beſoedelt, in haar ellende ſitten ; „ vaart hy daar van daan ; en vraagt hy daar niemendal na , waar w ſy is , en hoe het met haar gaat : al bleef fy ſchoon in den af „ grondt der Helle. Dit hebt gy, te verwachten tot uw loon van „ den geeft deſer Wereldt : om dar gy hem ſo getrouwelijk hier » gedient hebt. En noch al vry wat ernſtiger ; Myk . Mag . Cap . 27. 58. . 60. De Kork van Cain is nooyt machtiger geweeſt op den Aardbodem ; als , nu tegenwoordig . Daarmen met een groot geſchreeuw roept : Komtal. stefamen herwaarts ; wy hebben Abels Offer in Chrifto gevonden ! Ja ,
lieve Babel ; gyhebt den Mantel Chriſti wel gevonden :maar fie uw „ Cains hert eens recht aan , fofultgy wel baaſt gewaar worden ; of sy ,, met Abel uit het niewe ſchepſel offert ; ofte uit den valſcben geeft der broedermoordt. Waar ſyn uwe vruchten ?. waar is liefde en gerechts 99 heide ? Waar is waarheids ? waar is lydſaamheidt en ſachtmoedicheide? „ waar is het gemoede , dat Godt dient als Paulus ? waar ſyt gy ſchone » Chriſtelyke Kerk op Aarde? Sy gy geen moordkuil des Duivels gewor den ; ſo laat kwe Cbriffelyke deuchden blyken. Immers Syt gy vol van » krakeel en moordt, so wel in de Kerk , als buiten de Kerk. Uw mondt » is maar een (wetſer van het Ryk Gods: gelyk als Cains monde maar van ar fyn Offer kwetſte ; daar fyn hert een moordenaar was. Eveleens (wetftmen ook in de Steenhopen van den Mantel en „ het Offer Chriſti; terwijlmen , onder dat geſwets , de kinderen „ Chrifti fonder ophouden vermoordt. Men verdoemt en veroor . deelt haar :men maakt een groten hoop van laſterende wolven op; ,, die alteſamen ſchreeuwen en bijten ; en niemandt weet, waarde hinde is , die ſy jagen.
Behalyen dat de Duivel aldus Sijn ſpel „ door
N
L
E.
Y
D
1 :
N :
G: 87
„ door haar voortſet : op dat het ware Offer Chriſti daar door ver dekt mag blijven ; en in deſe Wereldt maar als een Myſterium ; 1,of Verborgentheidt, fijn. Wy arme kinderen van Eva leggen bier, in defen Tabernakel, in een vremde herberg thuis, daar de Duivel, in den tourn Gods, Waerdtin is . Wy wonen op den vervloekten Aardbo dem ; daar de Duivel over ons lichaam en fiel been rydt , en ons alle „ uren fift. Wy mogen derhalven wel voor onsfien ; en nooye ſeker ſyn : het koff ons lichaam enfiel. , want XXXVI. Dat het nu defe Schrijver niet alleen geladen heeft op het Pauſdom ; maar ook op alle Sečten , die haar daar van hebben
afgeſondert, is uit het voorgaande wel openbaar : maar om dat wy voortaan met niemandt anders meer te doen hebben , als met on partydige gemoederen , die haar falicheidt recht ernét is ; ſoo ſul len wy hier noch enige plaatſen bijvoegen , daar hy fuls noch veel klaarder en krachtiger te verſtaan geeft . En dit oordelen wywaar lijk hoognodig te lijn ; om alle Onroomſchen fonder onderſcheidt allerhande voorwendingen cot haar verſchoning , ſo veel in ons vere mogen is , te benemen : aangegen het een ingekankert Vooroor deel by haar is ; dat ſy veel beter Gijn als de Roomsgeſinden : de wijl fy'den Antichrift verlaten hebben ; en tot Chriſtum , met de Reformatie, overgegaan fijn, door een ſonderlinge beſtiering Gods. Aldus ſchildert hy dan defe Bijbelgeleerde verlaters van het roomſche Babel af ; Princ. Cap . 18: 109. „ Het Pageuger is niet te het „ nemaal doodt ; gelyk als de Wolf des Diers verdiche : op dat Dier , met het Wyf dat daar op fit, maar fouw mogen verſlinden. Hy is ook een wolf; en achter hem hangt een vos ; ende in die vos waff we derom een Amichrift, die niemendalbeter is, als de eerfte. Hy gaat maar vlegen en pluimftryken met defe vofſexhuidt , daar een wolf in „ ſteekt; tot dat biy ber Ryk’bekomst. Wierdt by oude; boe fouw by de boen
!
„ ders der arme menſchen opvreten ! Maar eer long ryp wordt , om die in on grimmicheidt ze verſlinden ; foverdryft hem de Lely in de wonderen , die regen het Noorden wat, in het midden van een grimmigen ſtorm . > En Cap. 19 : 3. „ Sy menen ; dat ſy uit Babel fijn uitgegaan: daar ify tegenwoordig noch fijn in het lichaam van het bote en ver dindende Dier. Aldus vreren fy het huis op van haar eyge Moe ,, der ; ſtellen het toe , als een vuile en fchandelijke moordkuid; en willen daar evenwel geenſins uitgaan . Het is alteſamen maar ,, een enig Rijk ; dat ſich gedurig voortplant , in lijn eige welluft ven hovaardy ; fijn eige Schande Tonder ophouden ten toon Itelt; en
. 88
I NL
E
Y
DI: N
G
„ en ſich ſelven opvreet , in de grimmicheidt Gjner Conden. Dit „ Rijk wordt wel te recht Babel genoemt. Dit met korte en bondige woorden aldus aangeweſen ſijnde ; ſpreekt hy haar breder aan , en taft hy haar vry wat harder op haar Seer, mec deſe woorden van ſeer lange en ſcherpe nalmaak ; Princ. • 40. „ Hoor , gy AntichriſtelykeSpotter: het is geeno Cap. 21:38 „ fins genoeg , dat gy ſegt ; Ik heb den rechten grondt van de kennis , om „ in het Hemelrol te komen; ik heb de ware Religie gevonden : enonder „ tuſſen hem veroordeelt, die defelve wetenſchap niet heeft , die gy hebt ; » ofte uwe Gevoelens niet toeſtemt. Gy ſegt; dat hy een Ketter is , en een Gy verwart de ſchaa „ kinde des Duivels : en gj ſyt ſelve een wolf. open maar , door uw grimmicheidt; en maakt , dat ſy ook lafteren ; ja, dat hy ook lafferi, die noch u, noch hem , keni : gelyk als de inwoona ders van Epheſen Paulum lafterden. Meent gy den wolf hier door „ verjaagt te hebben ? Hebt gy niet een menichte van jonge laſte „ rende wolven voortgebracht , die huilen en ſchreeuwen yder „ van haar wil vreten ; en toch weten ſy niet , waar het boſe Dier is : behalven dat het Dier , 't geen ſy hebben voortgebracht, waarlijk het allerbooſte is. O ! ſtokblinde Babel , het Rijk Gods beſtaat daar geenlins in : maar de laſterende Antichriſt in Babel der verwarring: „ Doch wat ſal men ſeggen ? De Duivel maakt het nooit anders. Alſmen aanvangt ſijn Rijk op een plaats te beſtormen ; fo blaaſt » hy den ſtorm op alle plaatſen te gelijk aan. In de kinderen Gods , wordt de geeſt der ſtraffe voortgedreven : en in de dierſche Men ſchen deſer Wereldt blaaſt de Duivel louter belachelijke en (ma „ delijke ſpotternyen op . Want ſy hebben het Rijk Chriſti in de „ Hiſtory ; en het Rijk des Duivels in ſich ten eigendom . „ Wat helpt u uw wetenſchap , gy Antichrift ; dat gy weet te „ ſpreken van het Hemelrijk , van het lijden en ſterven Chriſti; en „ van de niewe geboorte in Chrifto : daar gy felve , buiten die
» geboorte, maar alleen in de Hiſtory ſtaat 7 Sal uw wetenſchap niet een getuigenis tegen u ſijn; dat u ſal veroordelen ? Durft gy noch „ feggen; dat gy de Antichriſt niet fe in Babel ? gy ſyr immers een buiche wlaar , en meſt uw booſaardige Dier hoe langer hoe groter ; en gy fyt bet verſlindende Beeft , dat in de Openbaring. Jefu Chrifti is afgebeelde . Gy „ woont niet alleen in Romen ; maar hebt de ganſche vlakte des Aardbo dems beſlagen. Ik heb u in den Geeft geſien : daarom fchryf ik VAN H , » Sy wonder des Aardbodems, des Hemels, en der Helle, Deſc
1
I
N
L
E
Y
DING.
89
Deſe grouwel der verwoeſting , ſtaande in de heylige plaats , doet hem , in de Weg tot Chriſtum . Pag . 107. Vers 51.52 . alle kinde. ren Gods ernſtig aanſpreken , tot haar volkome onderrechting en
1
waarſchouwing , metdeſe beweeglijke woorden. „ Lieve broeders, „ men beroemt lich tegenwoordig over het geloof: maar waar is ,, toch het geloof? het hedendaagſche geloof is maar een hiſtoryſch „ geloof. Waar is het kindt dat geloofc, dat Jeſus geboren is ? In dien het te vinden was ; en geloofde dat Jeſus was geboren : ſo fouw het Gch immers tot het kindeken Jefum vervoegen , dat
,, aannemen , en onderhouden. Ach ! het is niet anders, als een hiſto noryſch Geloof; en een blote wetenſchap : ja , het is veel meer een kitteling „ van het Geweten ; dat de Joden hem hebben gedoodt ; dat hy van der, Aarde is opgevaren ren Hemel; dat hy geen Conink op Aarde is in den „ dierſchen Menſch ; dat die doen mag al wat hy wil ; en geenſins nodig „ heeft fine fonden en boſe luften af te ſterven. Daar in verheuche baar de Self heidt , dat boosaardige kinde ; dat het in goede dagen leven mag , „ en ſich vet meſten voor den Duivel. » De ervarentheidt toont ons klaar genoeg ; dat het rechte Ge „ , loof, ſedert de tijden Chriſti, nooit ſwacker en kranker is ge » weeft , als nu tegenwoordig. Daar de Wereldt nochtans over », luidt ſchreeuwt ; wy hebben het rechte Geloof gevonden : en ondertuſſen krakelen ſy om een kindt, dat nooit boler is geweeſt; ſedert dat'er Menſchen geweeſt fijn op den Aardbodem . XXXVII. Niet tegenitaande dat hy het algemene Babel , dat tegenwoordig den gchelen Aardbodembedekt, ſo grouwelijk hadt afgemaalt: ſo fluit hy evenwel de ingewanden der barmherticheidt voor haar geenſins toe ; ende noch veel minder voor alle arme en cenvoudige Gielen , die in Babel gevangen leggende haar ſelve, uit
i
louter onkunde, aan het prachtige en ſchijnheylige Tempelweſen jammerlijk vergapen. Want dus ſpreekt hy haar noch aan , tot haar onderrechting en behoudenis ; Myſt. Mag. Cap . 72 : 22. 23. Indien het tegenwoordige krakeelGeké Babel den kus Chriſti in haar hadt : ſo louw ſy , met de broeders Joſephs , haar tot den » hemelſchen Joſeph wenden ; ende in grote ootmoedicheidt en „ needricheidt met Joſeph ſpreken. So ſouw fy Gods Woordt ho „ ren , in de liefde Joſephs ; en met hem ſpreken in ootmoedi , cheidt. So ſouw ſy niec krakelen , om den vetten buik , en de » heerſchappy ; noch op een heydenſche wijſe het landt Goſen » Verwoeften M „ !
INLE
go
Y
DIN
G.
„ O ! Babel, uw ſchande is voor den Allerhoogſten in het Gericht voor ugeſtelt. Gy ſyt deſelve Antichriſt, daar Paulus van geſproken heeft. Gy beroemt u , Gods Woorde te leren , en te horen : daar uw gronde geen „ fins uit Godt is ; maar uit den toren van Babel. Gy wilt met de Letter, „ Sonder het levendige Woordt in u ſelve te hebben , Gods Woordt predi ken : maar de ſchapen luiſteren na nw ſtem niet ; dewyl die geenſins komt, „ uit de kus van Joſeph. En Cap : 70 : 91. „ O ! Babel , hoe blindt ſijt gy : hoe hebben „ uwe Geeſtelijken Gch in Chriſti plaats geſer ! Doch fy alteſamen
9 dienen hem niet ; maar ſich ſelven , tot haar vleeſchelijke eer en 99aanſien. O ! Babel , keer toch om ; de deur is open : anderſins " wordt gy uitgeſpogen. De tijde is geboren ! Indien gy dit niet ر„وnakomt ; ſo fult gy in het licht geſtelt en beproeft worden. Als dan ſult gy in ſchande ſtaan voor alle volkeren . Van welk Oordeel Babels , en aller Menſchen die in haargevono den ſullen worden (indien ſy haar niet bekeren, en Godt in de roe de vallen ) hy noch breder gewaagt; Driev . Lev. Cap . 8: 27. . 29. met deſe nadenkelijke woorden . ,, Niemandt maak ſich ſelven toch „, blindt ; maar denk eens wel na : wat ſodanigen aanwijſing en 9 openbaring beduide , die tegenwoordig aan de Wereldt wordt voorgeſtelt. Het is de tydt van den ondergang des Draaks , met de van Babel : die moet nu in den afgrandt. Wie tegenwoordig niet Hoer 9) vlieden wil; die is evenwel gewaarſchouwi. Wie haar Merkteken met „ fich voor het licht fal brengen ; die ſal daar grote ſpot, ſchande , en ſcha . ,, de, van hebben. Dit leggen wy, so als wy moeten ! De Dageraadt breekt aan : de Son fal wel haaſt opgaan. Houdt dit voor geen verſierde beuſeling ; het is beſloten , en erkent ge worden in Ternario Sancto , of in de heyligeAarde . Sier de Open baring Joannis aan :haar rechte verſtandt ſal wel haalt uitſpruiten. » Alsdan ſtaan de kramers van het Dier , en de Hoer , in grote ܕܪfchande; en dan ſal niemandt hare waren meer kopen . Deſe Hoer „ wordt door geen fwaerdt verwoeſt ; maar haar eige monde ver ſtikt haar : want daar in ſijn anders niet , als laſteringen en leu » gens : en evenwel heeft ſy de ſchijn ; als of ſy Gode was. Da » rom ſeggen wy : laat yder toch wel acht hebben op fijne ſaken. 9 Heft uwe hoofden om hoog ; gelijk als Chriſtus ſeit : want de „ tijde van uw verlofling is naby. Gy ſijt met water gedoopt: maar ,, die u nfet den H. Geeſt, en methet vyer fijns toorns, ſal dopen, is alreets op weg.
Verblindt u ſelyen maar niet !
En
I
N
E
Y
D
T
N
G.
91
En Cap. 3 : 80. . . 82. „ Siet , als het fevende Segel geopent is ; ſo , weydt de opperſte Herder ſelve fine ſchapen , op fyn groenen acker. Hy 99 voert haar tot het friſe water , en verquikt hare fielen ; ende hy leidt haar op ſyn rechte weg. Die is een goede Herder : hem volgen de ſcha „pen na ; en hy geeft haar het ewige leven. In die tyde wordi Babel ver ,, „ „ w
woeft ; die grote ſtadtop Aarde in de wonderen . Dan gaan uit haar alle fielen der Menſchen , die geſchreven fyn in het boek des levens , in de glaſe Zee ; met alledie nit Godt geboren fyn. Dan is’er een Taber nakel Gods by de Menſchen : want by, die haar vervoert hadt, wordt verſegelt : het licht verdryft hem . Darom merkt het toch die ſaapt;
, en waakt op : de Dag breekt aan ! het is hoog tydt ; op dat de toorn in Babel u nietmag overvallen . Daar is een grote ernſt voorhanden ! XXXVIII. Dit is de grondreden ; dat hy alle Vromen door gaans in fijne Schriften ſo geweldig waarſchouwt, den Antichriſt nietmeeraan te hangen , en Babel te verlaten met alle mooglijke ernſt: op dat ſy , in deſen gevaarlijken tijdt, hare fielen toch red den mochten uit de ſtricken des Sathans. Weshalven wy ons ver plicht vinden, enige aanmerkelijke plaatſen, daar ontrent hier noch by te voegen ; om ſo veel meer genoegen te geven aan alle godſoe. kende gemoederen. Aldus ſpreekt hy ons allen dan aan : Princ. 4: 11. 12. „ De Antichriſt heeft niet anders geſocht; als fijn welluſt, 92 in het derde Principium , of Beginſel, in dit huis des vleeſches te volbrengen. Darom heeft hy de Menſchen bedrogen , met In ſettingen ; die noch in het Paradys Gods , noch in het Middel „ punt van de geboorte des levens, noch in de Natuur, ingeplant fijn. Beminde kinderen , denkt het toch eens na . Hoe machtig en
„ krachtig vertoonde fich de Geeft Gods, met wonderen en gro te daden , in woorden en werken , ten tijde der Apoſtelen ; en daar na ; eer dat de Antichrift, en deGeeſt der eigenlinnige ho vaardy , met fijne Inſettingen , en wijsheid uit het geſternte ge 22 boren , voor den dag quam : die lich ſtelde onder den wereldlij ken en vleeſchelijken arm ; en dat nergens anders om , als dat hy „ lijn welluſt, eer , en aanſien , ſocht . Toen moeſten de dierbare » woorden Chriſti ( die toch aan den Menſch geen Wet gaf; als , maar alleen de Wet van de Natuur , en de Wet der liefde , die ,, Gjn eige hert is ) voor den Antichrift, de Vorſt in het derde Be „ ginſel , tot een dekmantel verſtrecken : dat moeſt nu de ſtem ſijn , die Moſes hoorde uit den braamboſch . Die Menſch der hovaar dy maakte fich felven wijs ; dat hy godlijke macht op Aarde M 2 „ hadt :
92
IN
LE
Y
DIN : G.
" hadt : en hy wiſt niet , door fijn grote blindheidt ; dat de H. » Geeft ſich niet liet binden. En noch vry ernſtiger; Cap.25; 96. „ Verlaat n toch niet op de huis », chelary des Antichrifts. Hy is een leugenaar, en een gierigaari; en da. „ renboven noch een ſchynheylig. Hy meent niet anders , als fyn Afgodt روden buik ; en is voor Godi een dief : by eet het broodt op , dat aan de are men toekomt; en hy is des Duivels hondt. Leer bem toch recht kennen , dat ſeg ik w i want indien hy uw wil , door ſyn lift , vangen kan ; ſó brengtby u tenemaal om't leven , door ſyn huichelary en ſchynheilicheidt. Hier op bouwt hy deſe ernſtige erinnering aan allé Vromen
daar noch een levendige vonk in is van Gods Geeſt; in het tweede deel van de Menſchwerding Jeſu Chriſti.Cap. 7:14, „ Daar is een ſeer „ groten ernſt voorhanden ; ja, veel groter als’er ooit nodig is ge „ weeſt , van den aanvang deſer Wereldt tot nu toe . Laat het u is toch recht en wel ſeggen: het is erkent geworden! De Antichriſt ral bloot ſtaan : maar liet wel toe; dat gy daar door noch niet er „ ger wordt. Want de byl is aan den boom geſet : die boſe boom 9 lál afgehouwen , en in het vyer geworpen worden . De tijdt is », naby ? laat darom niemandt Gich verſteken in de luſt des vleeſches. » Want dit doet het niet ; dat ymandtweet, hoe hy op nieuw ge » boren kan worden : daar hy ondertuſſen blijft in den ouden huidt; 9 in de welluſt van den ouden Menſch , in giericheidt, hoogmoe » dicheidt , ongerechticheide , onkuiſcheidt, en een ergerlijk le „ ven . Die dit doet ; is levendig doodt , en ſteekt in de kaken des toorns Gods : lijn wetenſchap ſal hem aanklagen , en ter verdoe „ menis veroordelen . Indien ymаndt het Woorde der wetenſchap onto » fange, en aanneemt ; ende Godt hem te kennen geeft, dat het de rechte » weg ten leven is : ſo moet by terſtonde een dader des Woords worden , „ en uit de boosheidt uitgaan ; of by haalt een ſwaar Oordeel op ſyn hals. „ War is by toch beter, als de Duivel ? die weet Gods wil ook wel; maar ,, by doet jon boſe wil : de een is even als de ander ; niemandt is goede, voor dat hy een dader des Woordswordt. Alsdan wandele by op de weg „ Gods; en is hy in de wynberg in Gods arbeidt. Als ook , in de weg tot Chriſtum . Pag. 139. Vers. 13. ... 15. Het is hoognodig voor de kinderen Gods : dat ſy ernſtig bidden; 99 het valſche gebouw Babels leren kennen ; met haar gemoedt daar „ uit gaan ; dat geenſins helpen opbouwen ; en de kinderen Gods „ vervolgen : waar door ſy ſich ſelven te rug houden van het Rijk Gods,en vervoert worden . Chriftus ſprak tot de Phariſeen : Wee * Pharia
INLE
Y
DIN
G.
93
, Phariſeen , gyomreift landen en wateren , om een fodegenoot te maken : en als by dat geworden is ; ſo maakt gy van hem een kindt der Helle, „tweemaal erger als gy felveſyt. Dit geſchiedt waarlyk net eveleens in de , hedendaagſche Samenrottingen en Seiten , door de ſchreeuwende en kra keelſuchtige Leraars. Ik wilderhalven alle kinderen Gods, die Chriſti ledematen ge. „ denken te fijn en te blijven , voor ſulken grouwelijken krakeel, „ , en bloedige keteltrom , getrouwelijk gewaarſchouwt hebben , uit ngde gaven , door Godt aan my geopenbaart : dat ſy toch uitgaan „ uit dit krakeel der broederen ; en maar alleen trachten na de liefde „ en gerechticheidt ontrent alleMenſchen . Want is ymandt een goc de boom ; ſo moet hy ook goede vruchten voortbrengen. Moet „ hy al fomtijds lijden ; dat de ſwijnen fijne vruchten opvreten: ſo » moet hy al evenwel een goede boom blijven ; en gedurig met Godt willen werken ; ook moet hy Gch door geen quaadt ooyt
laten overweldigen. Alsdan ſtaat hy in den acker Gods; en draagt „ hy vruchtenop Gods tafel, die hy ewiglijk ſal genieten . XXXIX. Dit aldus kort en bondig vooraf geſonden hebbende; ſullen wy hem wat breder daar van laten gewagen : om noch wat dieper ingang te mogen vinden in alle bekommerde gemoederen. Op dat fy hare arme fielen mogen leren redden , in deſen groten Dag des Oordeels over Babel, als een brandhout uit het vyer ; en Godt van ganſcherherten danken , die in deſe meer als Egyptiſche duiſternis , welke den ganſchen Aardbodem overdekt , fijn licht in haar heeft doen opgaan . Aldus maakt hy dan een aanvang , om deſe Verborgentheidt der ongerechticheidt wat omſtandiger voor te dragen ; Princ. Cap . 18: 1. 2. ſonder groen, of dor in het allergeringſte aan te Gen. „ Wyſul „ len de bry niet in de monde koken ; en met de Verborgentheden ſpelen : „ wat anders ſchryven ; en wat anders met den mondt belyden ; om aan de oren der Menſchen aangenaam tefjn . Gelykerwys tegenwoordig geſchiedt: daarmen fich gedurig met een vremden Mantel bedekt ; waar onder niet anders te vinden is , als ſchynbeylicheidt en ſpiegelvechtery. In ſodani » gen Menſch is de Geeſt Godsniet : maar hy is een dief en een » moordenaar ; en hy voert lijn pen alleen tot ſijn hovaardy. Hade „ hy de macht : ſo rukte hy alles om ver , dat hy met een halven „ mondt bekent onder een vremdt dekſel. Hy moeſt vry uit de borſt, », ſpreken ; en ſchrijven uit de grondt fijns herten , ſonder enig dek „ , fél : want Chriſtus heeft het dekſel weggenomen ; en fijn vrinº, M 3 „ delijk
:
94
IN LE
Y
DIN
G.
„ delijk aangeſicht verſchijnt voor de ganſche Wereldt , tot een ge „ tuigenis over alle volkeren . Darom moet ydereen wel toeſien ; en achthebben op de ſchijn ,, heylige huichelaars : dewijl ſy des Antichriſts dienaars , ſijn ; 'en „ geenlins dienaars Chriſti. Want de Antichriſt heeft fijn voet ge „ ſtelt ор de ganſche vlakte des Aardbodems ; en rijdt op het grou welijk verſlindende Dier , dat ſo groot is als hy ſelve , en noch „ groter. Waarlyk , bet is ten uiterſten nodig ; dar yder in ſyn eigen boe „ ſem grype , en recht beſiet hoe ſyn hert geſtelt is : op dat by fich ſelven „ niet mag bedriegen ; een dienaar des Antichriſts ſyn buiten ſyn eigen we ,, ten ; en alſo de Prophetyen helpen vervullen. Want by ſtaat tegenwoordig klaar en naakt voor onſe ogen ; de tydt van fyn i'buisſoeking is voorhan ,, den , en hy wordt openbaar in het licht des levers. Hoedt u voor de gie „ richeidt; dewyl gy het toch niet ſulı genieten : want de toorn des Diers „ verwoeft berg en heuvel ; en uw giericheidt valt de grimmicheidt ten „, deel. Die rydt is naby ! Noch draagt hy ons dit ernſtiger voor ; Driev. Lev . Cap. 18 : 13.14 alwaar hy alle die oren hebben om te horen , met een heyligen yver, aldus in het gemoedt taft. „ De Antichriſt is niet anders , als een „ verhindering voor de arme ſiel. Indien de fiel ſo ſterk niet ge bonden wierdt, aan het geſchreeuw ontrent hare oren : ſo ſouw fy toch in haar ſelve gaan , en na onthouding van ſonden en Boe te trachten . Maar ſy meent , dat alles heylicheidt is , wat haar „ ter oren ingaat : daar'er menigmaal drek en ſpot in is tegen de liefde en eendracht. Wat ſalmen ſeggen ? alles is geblindhokt, en vol „, huichelary : gder tracht maar alleenna den buik ; de Herder ſo wel, als », de ſchapen ; en de Overicheidtſo wel , als de onderdaan. De Geeft Gods is nuſeer dierbaar: daarmen toch ſo geweldig van den Geeft Godsroemt. Het is maar louter ſchynbeylicheidt, daar het hert weinig of niet van weet : het is maar een opgeraapt weſen ſonder Geeft. „ O ! waarde Chriſtenheidt , beſie u ſelve eens. O ! Europa , » Alia , en Africa , doc toch uwe open op ; en ſie u ſelve eens recho aan . Laat toch yder Menſch ſich ſelven ſoeken ; of het ſal nim , mermeer goede worden . Daar is een ernſtige boog geſpannen ; „ val den ſchutter in fyne armen : keer weder en vind u ſelven ; of „ gy ſult weggeſchoten worden. Laat u niet meer van kinderen wie „ gen ; maar gaop uwe eige voeten : het is tyde ; de ſlaap is uit ; de En „gel heeft al gebaſuint! Siel het toch nu niet langer uit ! Denk wat de O. penbaring Jefu Chrifti feit ; dat ſy, die de Hoer van Babel aanhangen , » mer
INLEY
D
IN
G.
95
met haar in den poel fullen gaan , die van vyer en ſwavelbrandt. Want »; de Hoer ſal haar ſelve nimmermeer bekeron : ly ſal en moet den Beker uitdrinken, dien ſy heeft ingeſchonken. Laat darom toch ydereen ſyneogen » open doen : want Godt is groot , die haar ſal oordelen. Sy ſal in bare 9 ) ſonden volharden ; en eindelyk vertwyffelen. Sy ſchreeuwtmoordt en brandt : en daar is niemendal dat haar plaagt , als haar eige quaadt ; ,, namelijk, de geveinſtheidt harer heylicheidt , nevens haar hoog „ moedt en giericheidt. Sy heeft wolven , die haar bijten : want ووhet fijn maar wolven , en ſy behoren geenſins onder de ſchapen . Darom is het wel hoognodig, datmen opwaakt : niet in veel na 9 te vorſchen ; maar in ſich ſelven te ſoeken . Want veel na te vor ſchen , ſonder Gich van het quaadt af te wenden , is op deſen weg „, louter bedrog . Ja al leeſt gy ditduiſendmaal , terwijl gy blijft ſonder omwending van uw wil : ſo verſtaat gy hier even ſo veel „ van , als een eſel van het Pſalmboek . Doch allerernſtigſt; Myf . Mag. Cap. 63 : 11. . . .15. welke doordringende woorden van allen, die Godt van herten ſoeken , niet ſullen kunnen geleſen worden , ſonder beweging des gemoeds : dewijl hy den toeſtande en ondergang Babels ons met levendige ver wen hier voor ogen afſchildert ; na dat hy verhandelt hadt , hoe Jaacob alle de Afgoden , en oorcierſelen , die de ſijnen hadden me. degenomen , onder een eikenboom hadt verborgen . „ O ! Heere , „ uw grimmicheidt maakt , dat het ſo toegaat : wantde misdaadt
» is al te ſeer vermenichvuldicht; en de Aarde kanſe onder den ey . » kenboom met den Geeſt deſer Wereldt niet meer bedecken : ſy ſtaat naakten bloot voor uw aangeſicht. O ! wijſe kinderen , vliedt darom uit Jeruſalem : haar ondergang en ernſtig Oordeel is naby „ gekomen : de maat is vol ; de toorn brandt al ! De fonde heeft het „ verſtande gedoodı; ſo dat het verfandt die niet meer fien kan , ende defe kinderen daar ontrent blinde fynde, al gedurig ſeggen : Ha ! het is een , goudetydt; nu ſal het eerf reche goedt worden , en nooit ſodanig met ons „ gaan, als ons gedreigt is! Uwe Propbeten ſyn onder u geacht voor dwa „ ſen en onſinnigen : tor dat aan u geſchiedi, en gy aan u ſelven doet , wat 9 fouhebben verkondicht ! Sie toch wel toe ; en houd op om die Hoer te ſtrijden : op dat 9 de Heere u roepen mag met Jaacob ; en u voeren tot fijn heyli „ gen Altaar in Jeſu Chriſto. Doe de Afgoden weg , dat is, uwe » Gevoelens ; en bouw uw hert op , tot een altaar in den Tempel „Jeſu Chriſti : ſo fult gy van het moorden weggevoert worden ; en » dc
.
N
L
E
Y
DI N.G.
, de vreſe Gods over de Mannen komen, die u willen najagen : als ,, by Jaacob te ſien is. Doch wilt gy niet nalaten om deie Hoer te ,, vechten : fo ſult gy te gelijk met deſe Hoer in ſchande komen , 9 en verwoeſt worden. Leer defe Hoer toch eens recht kennen. Sy geefe. ,, aan Sichem aanleiding tot hoerery: want ſy loopt uit haar huis, en ſoekt minnaars. Sie haar bovaard, maar eensaan : ruk baar de oorringen af, ,, daar ſymedepronkt en praalt ; dan ſal ſy haar ſo trots nietmeer aanſtellen. Eiſch hare Afgoden van haar ; en graafſe onder den boom , als „ Jaacob deedt: bouw ſelve den Altaar in u op ; en voer uwe kin . ووderen ten Offer. Gebied haar om Dina niet te ſtrijden ; maar laat ,, Dina den Man nemen , die haar beſlapen heeft: ofgy fult te ver » geefs ſtrijden om haar Maagdom . Want het is aan alle volkeren w openbaar'; dat ſy hoerery bedreven heeft. Merk wel wat u hier gefeit is : het is tydt ! haar ſchande kan niet s meer toegedekt worden : dewyl ſy dar hoerekinde al gebaart heeft. Siet „ gy dat niet ; en kent gy die Hoer methet kindt niet : ſoft gy noch blindt. „Sy ſit in grote eer en aunjen by de Menſchen ; en ſy eert haar ſelve. Dit کhy, daar gy mede boeleert ; en verlaat ondertuſſen uw Gode , en fyn ا ردis » Altaar Jeſum Chriſtum , die in u is. Erbarm u toch over u ſelven ; befie uw ellende : fie toch boe die Hoer gefeien is in uw fiel , in deplaats van den Altaar Gods : ſie hoe ſy uw lichaam en fiel heeft ingenomen ;
„, en op u rydt, als op haar Dier. Sy voert u aan haar touw ; en gy fiet „ het niet : maar ſegi noch ; dat het alſo recht is. O ! boosaardige Dier 97vol hovaardy van uw Hoer ; hoe ſal de Heere u met die Hoer ter nederwerpen! gelijk als in de Openbaring te ſien is. XL. Deſe hoogdringende noodſakelijkheidt van Babel te verla ten ; doet hem de kinderen Gods in het algemeen noch eens aldus getrouwelijk waarſchouwen ; in de Veertig Vragen . Cap. 12 : 30. 31 . om ſijn plicht in alle delen te voldoen. „ O! O ! gy uitverkore kinde „ ren Gods, die in Chrifto wedergeboren fijt, neemt dit toch wel „ in acht ; gaat uit van de giericheidt, en uw eige wil . Gy lijt w een geruimen tijdt blindt omgevoert in Babel : gaat daar toch uit. Gy Gijt geroepen , door een ſterke ſtem : die ſal wel haaſt de doden opwecken Laat u toch helpen : op dat gy de ewige. „ vreuchdt'in Godt moogt verkrijgen ! De Geeſt toont ons ſeer klaar : dar wie niet met het niewe gewas ,, 92 geen in de Moeder opwaſt, mede opwaſſen ſal; die moet in den ſwa.,
velpoel, met den Draak en de Hoer van Babel. Het is een tydt, daar yernft in nodig is : alſchoon gy die nu niet fiet , met uwe aardſche ogen , »
1
IN
L
E
Y : D
ING.
97
wy treft u al evenwel. G7 fult , in uw doodt, wel fien , wat dit voor een „ Gericht is ; als ook in wat tydt , en onder war Turba , sy geleeft bebe. Ditfeggen wy u fonder jocken ; gelyk als wy moeten dom . En dit doet hem in het byſonder aan újn grootſte boeſemvrindt, Chriſtiaan Bernharde ; waar door hy , na lijn Val , wederom opge . wekt was uit den ſlaap , met een toegenegen hert, deſe Gelroeren de woorden ſchrijven ; in lijn 24. Brief. Vers 5. 6. „ Dewijl Jeſus » Chriſtus , de Son der genade , ons tegenwoordig beſtraalt met „ een heldere glans; ende ſijn deur der liefde en hoge wetenſchap, ,, met vele en verſcheide gaven , ſodanig opent je dat wy de grote „ wonderen van ſijn onbegrijpelijk hoge wijsheidt erkennen : fois » het billijk , dat wy malkander vermanen als broeders , in de lief „ de , en uit Babel uitgaan , dat door het vyer van Gods toorn aan „brandt is geraakt. Want het is waarlijk een tijde van groten ernft; » Waar in wy ons felven wel mogen met ſeer groten ernſt ſoeken , „ en Gien waar wy lijn . Alhoewel het ook waar is , datmen tegen „ woordig vele heerlijke ſchone tacken , als met verwondering , 92 in den boom Jeſu Chriſti liet waſſen ; en dat ſelfs in het mid den van het vyer Gods .
1
Daar over verheng ik my ten uiterſten ; dat ons de Sondergenade we. „ derom, in volle klaarheidt, vrindelyk aanſiet ;en dat Godtfyn getrouwe Be lofte noch ſtaande houdt : volgens 'ageen by by den Propheet feit ; dat hy ons in fine handen gegraveeri heeft. Gelykerwys het ſich nu in ſommige Menſchen geweldig vertoont ; dat de ſprinkbron Feſu in haar krachtig ,, werke : 't welk binnen korte dagen noch vry krachtiger ſtaat te geſchie » den. Volgens 't geen hy aan ons , in ſyne Propheten , belooft heeft; Dat hy , in de laatſte dagen , ſijn Geeſt wil uitgieten over , alle vleeſch ; en dat het Evangelium Gods in de ganfche Wereldt 9 ſal gepredikt worden , tot een getuigenis over alle volkeren : als ,, ook , dat de tijdt nu voorhanden is , waar in het Dier met de Hoer ,die in de Openbaring is afgebeeldt , verdelgt ſal wore den . Darom heffen wy billijk onſe hoofden om hoog , tot de „ bergen Gods ; en verblijden ons, om dat onſe Verloſſing nadert. Welke aannadering van onſe Verloſſing hem ook dringt en dwingt, aan alle kinderen der Belofte , die ſonder ophouden daar na ſuchten en verlangen , deſe trooſtrijke woorden , uit den over vloedt ſijns herten , uit te boeſemen ; om haar tenemaal in vyer en vlam te lerten ; Princ. Cap. 25: 90.91 . „ Syt gy niet broeders , en al . » teſamen een in Chrifto? warom krakeeltgy dan om uw Vaderlande , daar N 978
N 98
I 1
N
18y in woont ; indien
L
E
Y
D
G.
1
in de liefde wandelt ? Ach ! ſtaat toch daar van
, af: ww faak is waarlyk niet anders als quaadt voor Gode ; en gy worde ,, alteſamen in Babel gevonden . Ach ! broeders , laat u toch raden ; de „ wyl de Dag aanbreekt : hoe lang ſult sy by de echtbrekende Hoer blyven •ýleggen ? Staat toch op ! uw edele Jonkvrouw is verciert met haar ſchone Perelkrans; ſy draage een Lely , die ſeer aangenaam en vermakelyk is. » Draagt u toch als broeders : Hy ſal u heel wel vercieren. Wy hebben haar waarlyk geſien ; en in haar Naam ſchryven wy dir ! XLI . Dus alles, wat deſe Verborgentheidt der ongerechticheidt
.
betreft, in het brede verhandelt hebbende ; fullen wy dit beſluiten met een beknopt verhaal van Babels ondergang ; en een duidelijke beſchrijving van Sions opgang : waar in, alwat ons daar ontrent da gelijks tebetrachten ſtaat, als in een tafereel vertoont wordt. Als duswijſt hy ons dan aan , wanneer, op wat wijſe , en om wat oor faak , Babel verwoeft ſtaat te worden ; in fijn 55. Brief. Vers. 17. 9 Laat niemandt meer gapen na den tijde : die is alreets geboren. Wien het 'treft , dien treft het : wie waakt, die fiet het : en wie ſlaapt, die fiet het niet. Die tydt is al verſchenen ; doch ſal haaſt noch » klaarder verſchynen : wie waakt, die fietſe. Vele hebben dien tyde al „ reets ondervonden : doch daar moet van te voren een grote Verdrucking „ voorby gaan ; eer dan die ganfch openbaar wordt. De oorſaak daarvan is „ de ſtrydt der Geleerden ; waar door ſy den Kelk Chriſti met voeten tre . » den , en om een kindt krakelen , dat nooit bofer is geweeſt, ſedert dat’er Menſchen ſon geweeſt op den Aardbodem : dat kindt ſal en moet nu open baarworden ! Darom moet ſoch voortaan geen vroom Menſch aan foda 9 nigen krakeel beſoedelen. Daar is een ver in van den Heere : die fal 9het verbranden ; en de waarheidt ſelve openbaren. En aldus beſchrijft hy ons den opgang Sions ; in fijn 8. Brief. Vers®22. . . 25. Welke woorden wel waardig lijn met ſonderba re nadacht overwogen te worden , van alle hongerige en dorſtige fielen na Gods gerechticheidt: om haar handelen wandel daar vol komen na aan te ſtellen ; ende haar ſelven , in allerhande voorval len ; gedurig in Gelatenheidt over te geven in de handen Gods. Van Sion feg ik , volgens mijn kennis, en ſo als de Geeft het aan ,, my vertoont : dar'er gewiſſelijk een verandering deſes bedrogs ſal ,, komen , en Sion gevonden worden ; doch maar alleen van dekin deren des Geloofs. Her ſal geenſins ſo algemeen fijn ; dat er ge , ne godiofen overig fullen blijven : want de Drijver ſaleen oorſaak „ moeten ſijn ; dat Sion geboren wordt. Alsmen klaar ſal fien , dat , Babel
1
IN
LE
Y
DIN
G.
99
32 Babel een hoer is : fo fullen vele kinderen malkander in Sion vinden , en den Heere ſoeken . Doch de.Dryver ſal haar najagen , voor Ketters uit . „ kryten , vervolgen , doden , en alſo haar Geloof oeffenen : en waar dat'er », een van haar gedoodt wordt; daar fullen'er tien , ja honderdt , voor in ,, de plaats komen . Maar het algemene Sion verſchynt eerft in de aller » grootſte ellende. Als Babel verbroken wordt; ſo ſal het'er overal feer woeſt en el „ lendig uitſien . Dan ſullen de kinderen Sions ſeggen : Ach ! hoe heeft de Heere ons verlaten ! komt, en laat ons fijn aangeſicht ſocken ! laat ons toch uit den ſtrijdt uitgaan ! Immers hebben wy „ ons landt verwoeft ; en is alle voorraadt weg ! immers fijn wy broeders ; Warom ſtrijden wy dan ? Wy willen niet meer ſtrij „ den ; en daar door ons ſelven verderven : wy willen in cenderley „ liefde treden ; en den Heere te ſamen ſoeken. Wy willen ons 9 met weinig laten genoegen : dewijl wytoch hier niet anders lijn, als vremde gaſten ; en ons rechte Vaderlandt ſoeken . In deſen tydt wordi'er waarlyk een Sion gevonden ; en fal de Aarde haar vetricheidt geven : doch ſoniet , dat de boosheidt tenemaal weg fal fyn ; want de boosheidt moet duren ten einde toe. 't Geen Chriſtum doet weggen : Meent gy , dat er geloof op der Aarde ſal fyn; als de Soon des » Menſchen komen fal ? En al is het , dat aan de kinderen Sions een „ vyerige Redding ſal geſchieden ; en dat ſy hier blijven ſollen , te jgen de wil des Duivels: als ook, dat Gode grote ſaken ſal uitwer ken ; gelijkerwijs ten tijde der Apoſtelen : ſo ſal dat toch niet 9 duren ten einde toe. Want gelijk als het was , in de dagen van Noach , toen hy in de Ark ging ; alſo fal het ook fijn in de toe ,, komſt van den Soon des Menſchen : gelijk'er gefchreven ſtaat. „Doch dat de H. Geeft , in de herten der gelovigen , ſal in Sion „ fijn ; beken ik gaern , en weet dat het waar is : want Sion ſal niet » uitwendig fijn ; maar in den niewen Menſch . Sion is al geboren : wie het.Soeken kan , die foek het maar alleen in fich felven ; en ga. van ,, den onden Adam uit in een nieuw leven : ſofál hy wel haaft vinden ; „ of Jeſus in hem geboren is. Vindt hy dat niet ; ſo laat hem dan maar in »fich felven gaan : dan ſal hy daar Babel en haar uitwerking wel vinden. Die moet by verbreken ; en in Gods Verbondt treden : So ſal Sion in hem „ wel openbaar worden ; en hy, eveleens als Chriſtus, worden geboren in », een donkere ſtal ; maar geenſins in Jeruſalem . Het vernuft jouw het ſo " gaern willen hebben; dat Chriſtus in den onden eſel geboren wierdt:maar 92die moet knecht worden ; en den niewen Menſch in Sion dienen. N 2 Welke
100
IN
LE
Y
DIN
G.
Welke aanſtaande ellende en vervolging hem aldus ernſtig doet ſchrijven , aan een van ſijne vrinden ; en hem vermanen na getrou we vrinden in tijds om te ſien ; in lijn 38. Brief. Vers. 15. 16. wel. ke woorden wel waardig fijn van ons , in deſe liefdeloſe tijden ,
.
ook forgvuldig in acht genomen te worden ; om ons ſelven insgelijx daar na te richten. ,, Ik wil u , mijn beminde Heer , als een Chri „ ſten , broederlijk erinneren ; deſen tegenwoordigen tijdt , in de ware vreſe Gods ; toch wel in acht te nemen . Indien hy mijn „ goede wil en mening plaats wil geven ; ſo ſal het hem nooit be. » rouwen. Want ik ſpreek hier , wat my van den Allerhoogſten is ,, bekent gemaakt , door Gijn genade : hy wil dit toch naerſtig na „ denken ; en Gods Geeft laten ſijn denken fijn . „ Daar ſalwel baaſt een tydt komen ; dat goede vrinden fullen geſift en , beproeft worden : op dat wy in Chrifto mogen volftandig blyven . Die heb ik myn Heer in liefde willen vermanen : wani de tydt der verguic „ king komt ſtrax daar na ; waar in getrouwe Menſchen malkander lief „ fullen hebben. Na welke liefde ik gedurig honger en dorft ; en wenſcha n ſonder ophouden , das toch Babel een einde mocht nemen , en Chriſtus komen in het dal Joſaphats : op dat hem alle volkeren des Aardbodems » fien en loven mogen . XLII. Immers moetmen ſich ten uiterſten verwonderen ; dat deſe Schrijver alles ſo klaar en krachtig beſchreven heeft , wat Ba. bel en Sion betreft : daar deſe ſaken tot noch toe , in ſo vele win delen ingewonden , en onder ſo vele dekſelen verborgen , gebleven fijn. Ja ſo ſeer datmen , ſonder Gods ſonderbare genade, geen be hoorlijk onderſcheidt heeft kunnen maken , en nooit minder als in deſen tegenwoordigen tijdt, tuſſen de Kerk van Abel en de Kerk van Cain , tuſſen de Propheten Gods en de Propheten Baäls , ja tuſſen Chriſtus en Belial. : Wat hier nu de reden van geweeſt is , tot deſen hugdigen dag .. 34 toe , toont hy ons ſonneklaar ; Myl . Mag. Cap. 46: 31 . welke opening wy fo veel te liever hier willen byvoegen ; om dac daar uit noch klaarder blijkt , hoe het tegenwoordig met Babel ſtaat, en wat daar ontrent , in korte dagen , te verwachten is , tot meerder verſterking van allen, die na haar ondergang verlangen en Sions opgang . Aldus ontſluit hy ons dan deſe Verborgentheidt. » De Figuren der H. Schrift ſyn voor de Werelde byna ſtom gebleven , tot deſen laatſten tydt toe. Doch dit heeft Godt met voordache gedaan : om duit de Menſch sa ganſch ydel is , en niet anders als vleeſch wilſon : WA
I
N
L
E
Y
DIN
G.
IOH
sy warom by her Pereltje ſeer haaſt moedewordt; daar van walgı; en dan daar na met voelen vertreedt. Dit is ook de reden , dat Godt met de Menſchen gehandelt heeft in beelden en gelijkeniſſen ; als Chriſtus ook heeft gedaan. Want toen hy hier op Aarde was , » ſprak hy alle deſe Verborgentheden in gelijkeniſſen uit ; om de , onwaardicheidt der Menſchen . Dat het nu tegenwoordig openbaar ſal en moet worden , daar » alle Propheten van hebben getuiche, heeft grote reden. En dit is de reden ; dat met het geklank van de laatſte. Baſuin de Ver „ borgentheidt van Gods Coninkrijk voleindicht, en de Bruidt Chrifti ( de wijſe Maagden ) toebereide , ſal worden ; welke ,, Maagden Chriſtum , in lijn verſchijning lullen te gemoet gaan. Dit toont ons ook der Dag van Chriſti wederkomſt : waar in hy verſchy nen wil met de heylige fladt, bet niewe Jeruſalem , en fyn Bruidt in fyn „ huis invoeren . Darom moet van te voren deſe Verborgentheide van Gods , Coninkryk uit de beelden en gelykeniſſen uitgewickelt worden , ende ten „ nemaal openbaar gemaakt. En dit ſal de Val Gjn van den vleeſchelijken ſondigen Menſch ; 9 dat de Menſch der ſonde nu ganſch openbaar moet worden : ge
„ lijk als Paulus propheteert , dat deſe foon des verderfs openbaar ſal worden , aan alle volkeren , ſpraken , en tongen ; endehet Dier , met de Hoer in den afgronde gaan. Dat is ſo veel te ſeggen : » Wanneer het Rijk Chriſti volkomen openbaar wordt ; ſo ſtaat „ het Dier , en de Hoer des vleeſches , namelijk , de valſche Maagdt „Hagar met haar ſpotachtigen loon Ismaël, in grote ſchande ; en „ ſal van ydereen veroordeelt worden , als een hoer , die op de kaak nte pronk ſtaat, daar ſy van elk beſpot wordt . „Gelyk alsmen tot noch toc Chriftum , in het uitwondige beeldt der een voudicheidt, beſpot heeft, in fyne kinderen en ledematen : waar in het vernuft niemendal meer geſen en erkent heeft ; als maar alleen Hagar „ met Ismaël, in haar ellende , soen ſy wierden uitgeſtoten (waar onder al evenwel de ſtem des Engels was, die ſy , in deſe fotcelijke en flechte eenvoudicheidt , hebben onder dat dekſel verſpot ; en w den ſpotter Ismaël geſtelt in Chriſti plaats ; die niet anders is ge ,, weeſt, als een Antichriſt) op deſelve wyſe ſal, onder hetgeklank van deſe Baſuin , deje ſpotter en Antichriſt ook openbaar worden ; en van de „ kinderen Gods in den afgronde geſtoren. Dat ſal Babel in korten tyde u moeten aanſchouwen . Dit vertoont ons de Geeſt der wonderen Gods.. Welke wonderlijke ontlluiting der Verborgentheden , in deſen N 3 tegeno
.
102
I
N
L
E
Y
DIN
G.
tegenwoordigen tijde , hem in het algemeen doet uitroepen ; Myl. Mag. Cap.65:59 . 60. „ O ! wonderlyk grote Godt , die ſo diep en boog „ Sye , hoe ganſch eenvoudig en kinderlyk ” Atelt gy ons uw wysheidt voor gogen . Wat is noch alle kunſt en ſcherpſinnicheidtder menſchelyke hoocheidt „ voor u : daar gy u ſelver alſo ſeer vernedert ; en uw allerdiepſte wys. 99,, heidten hoocheide in kinderlyke eenvoudicheidt voordraagt? Waarlyk , » aller Menſchen hoocheidt en eigenſinnige kloekheidt moeft haar billyk ſoha. , men : wanneer ſy de grote Verborgentheden Gods fiet flaan , in ſodania » gen kinderlykbeide! O ! Wereldt, hoe dwaas fijt gy ; dat gy u verheft in uw blin » , de leven . Gy ſteekt immers noch in de baſt ; en fiet geenſins wat „ gy fijt. Gy verſtaat de godlijke eenvoudicheidt niet : hoe wilt gy „ dan de godlijke diepte begrijpen ? O ! laat uw vernuftige ſcherp Ginnicheidt varen ; en ſchik u tot eenvoudicheidt : op dat gy een kinderlijk verſtande moogt verkrijgen ; en voor Godt niet dwa ſer geacht werden , als de dieren : welke in haar eige kleedt en ſtandt blijven; gelijk als Godt haar geſchapen heeft . Ende in het bylonder den Heere loven ; om dat die aan hem ſul ke grote wonderen heeft geopenbaart ; MyA. Mag. Cap . 42 : 19. met deſe nadenkelijke woorden. „ 0 ! wonderbaarlyke Godt, immers jg is'er niets , dat gy jo feer bemint, als de eenvoudicheidt. Hoe eenvoudig » Stele gy ons uwe grote Verborgenihedenvoor ! Ik dank u , dat sy aan my,
„ die ſo een onwaardig Menſch ben , ſodanige ſaken vertoont ; waar aan „ de ganſche Wereldt blinde is ! O Godt, open toch bare ogen : op dat ſy is het ook mogen fien , en ſich bekeren , ende in de ootmoedicheidt ingaan! XLIII . Wat ſullen wy tot alle dele dingen ſeggen ? Wat kun nen wy anders ſeggen ? als datwe fo klaar lien als den dag , ja we fentlijk voelen en caſten : dat al het verderf, door de waanwijſe Schriftgeleerden en ſchijnheylige Phariſeen in deKerk is ingevoert; ende met geweldt ſtaande gehouden , door den wereldlijken arm . Waar door die ſo genaamde Geeſtelijken , door haar hoerery en to very , allenxkens de ganſche Wereldt ( en dat gedurig onder een heyligen ſchijn , als recht fijne en doortrapte huichelaars ) ſo vaft hebben in ſlaap gewiegt ; dar’er nu geen wakkermaken meer mede gemengt is , door alle menſchelijke wijsheidt en verſtandt. Gewiſſelijk , daar is geen raadi altoos, om uit de ſtricken des Sa thans, en het wargaren des Antichriſts, te ontkomen ; als door lijn toevlucht tot onſen enigen Heylandt te nemen , met een verlegen en bekommert hert : om by hem de ruft onſer afgeſloofde en ver mocide
I
N
L
E
Y
DIN
G.
103
moeide fielen te vinden ; door van hem te leren ſachtmoedig te lijn, en needrig van herten ; ende alſo in de ware Gelatenheidt fich tc nemaal aan Godt over te geven. Waar toe onſe Schrijver ons alsº met fijne handen leidt , in den 20. Brief. Vers. 30. . . 36. Dewijl hy daar, met ſo groten yver en ernft als bedacht kan worden, niet alleen fijn vrindt , daar hy aan ſchrijft , maar ook alle andere Vro men , die haar ſalicheidt trachten voor Godt uit te werken in vre . ſen en beven , tot deſe recht Chriſtelijke deuchden tracht te bewe gen : ſo wel door eige ondervinding , als door 't geen hy in ande ren geſien hadt. Want hy was ten vollen bewuſt ; dat ſúlx ten ui terſten nodig was in deſe rampfalige tijden : daar een caftelijke dui. fternis den ganſchen Aardbodem bedekt, even als in Egypten ge ſchiede , ontrent den uittocht Ifraëls; en daar de Sathan ,met lij ne argliſtige bedriegeryen , overal volkomen den Meeſter ſpeelt. Aldus leggen dan aldaar fijne nadenkelijke woorden ; die wel waardig fijn gedurig herkaauwt en overwogen te worden , met de grootſte opmerking : dewijl'er' ons allen ten uiterſten aan gelegen leit. „ Ik feg , gelyk als ik het heb erkent . Wie tegenwoordig fich felven „ wil afſterven ; dien wil de Geeſt des Heeren aangrypen , volgens de „ Voorlegging foëls , en ſyne wonderen door hem openbaren. Is het dere „ halven ymаndt ernſt; ſo ſal hy het wel ondervinden.
I
„ Doch ik wil ydereen trouwelyk gewaarſchouwt hebben ; of het gebeure „ de , dat het licht Gods in hem opging : dat by immers ſtaan blyf , met 19 groteootmoedicheidt , in de Gelatenheide, als in den doodt Chriſti. Want de ſaliegenwoordig ſyn overlang toebereide uitwerpſel van hetgeſterna „ Hemel te, dat hy met de menſchelyke eigenſchap heeft uitgewerkt , uitſchud » den : op dat hy van den geffernden Hemel niet mag gegrepen werden ; en boven het vaſtgeſtelde Perk uit de Gelatenheidt komen uit te varen . Gelijkerwijs klaar te lien is , in de Navolgers van Ezechiël Metz : welke gekomen lijnde in de poorten der diepte ; weder. „ om gegrepen ſijn van den geſternden Hemel ; op nieuw in haar „ Eigenheidt ſijn ingegaan : lich trotſelijk hebben verheven ; van den ſtrijdt tegen de nang ſijn uitgegaan ; en wederom ingegaan „ in een eigenlinnig werken . Sy beelden ſich in ; dat ſy tenemaal in Godt waren overgegaan en verandert: en hebben op deſe wij ſe de uiterlijke Wereldt met de innerlijke vermengt . Dat waar „lijk een grondeloſe grondt is . , Gewiſelyk , men heeft foch wel ten uiterſten voor te ſien ; datmen toch
„ in de allergrootſte ootmoedicheide ontrent Godt ſtaar blyfe : tot dat er een boom
104
I
N
L
E
Y
DI
N
G.
s boom , wit het geplante ſaadje , opwaft ; die boom tot ſyn bloegen komt; „ en de Geeſt Gods daar in een geſtalte krygt. Want uit de bloeſſem gaat g de Morgenſter op : waar door de Menſch fich felven leert kennen ; en klaar ſien , wat hy is, wat Godt is, en wat de tydt is. „ Ik laat mijn Heer , by deſe gelegentheidt , insgelijks uit 9 een goede inſicht weten ; dat dele tegenwoordige tijde wel , in acht te nemen is. Want de ſevende Engel , in de Openba „ring , heeft lijn Baſuin al vaardig geſtelt. Alle krachten des He , mels ſtaan in een ſonderbare beweging :darenboven ſtaan beide de deu „ ren open; als ook licht en duiſternis in een ſeer grote begeerte . Geluk als „ der ding gegrepen ſal worden; alſo ſal het ingaan : daar de een ſich ge , weldig over ſal verheugen ; dat ſal de ander verſpotten. Daar op gaat ,, hetſware Gericht en ſtrenge Oordeel over Babel ganſtonds voort ! XLIV. Nu oordelen wy , na ons beſte weten en Geweten , on ſen Plicht getrouwelijk te hebben volbracht , ontrent deſen Schrij ver ; uit welkers Boeken de volgende plaatſen door onsſijn vertaalt, tot ſtichting en verſterking aller Vromen , die haar ſalicheidt vol komen ernit is. Wy verhopen derhalven aan vele verlege gemoe deren , die deſe Inleyding, in de vreſe des Heeren , ſullen komen te leſen , ofmet behoorlijke nadacht aan te horen , niet alleen enig ſins genoegen te hebben gegeven , maar ook vry wel voldaan. Ja , wy geloven aan het merendeel der godſoekende ſielen , die enige vonken van het heylige vyer in haar voelen leven , een ſeer aange namen dienſt te hebben gedaan : door deſen Schrijver ſo klaar en krachtig van vele hoogwichtige faken , die ons op onſen weg tot Godt nodig lijn te weten , by deſe goede gelegentheidt, ſpreken de in te voeren . Immers wy vinden geen reden altoos , om te twijffelen ; of de meeſte Vooroordelen tegen hem fullen hier door , indien niet ganſch weggenomen , ten minſten ſeer verſacht ſijn by alle onpar . tydigen . Aangeſien alles , wat ſy tot Gjn beſwaarnis bybrengen , geen anderen grondt heeft : als dat hy het Tempelweſen dikwils wat te na komt; het licht der ſo genaamde Geeſtelijken betimmert; haar onwetenheidt ontrent Godt en godlijke ſaken ten toon ſtelt; haar heylloſen handel en wandel overhaalt ; en by alle Menſchen haar eer en aanſien ondermijnt: maar boven al , dat hy voorgeeft cen Bode Gods te lijn , om Babels ondergang te verkondigen , en de Vernietiging aller Secten , ſonder onderſcheidt. Wat is dit toch anders , als een louter eigenſinnige drift ; om haar
1
IN
LI E , Y ; DI INGA
Ios
haar natuurlijke Religie , daar ſy, van kinds been af, in opgevoedt, en in hare mannelijke jaren goede dagen , nevens grote eer en aan ſien , van hebben , door de gunft der geſchilderde Chriſtenen , mer dit ingewortelt Vooroordeel ſtaande te houden : op dat ſy alles niet onverſiens, als met een lag, mochten quijt raken ? Daarmen onder
1
i
tuſſen dagelijx , door handtaftelijke blijken , van alle kanten over tuicht wordt , ontrent de bouwvallicheidt van den geſcheurden, en met ſtutten overal onderſchraagden , toren van Babel : daar de Voorſtanders vanalle Secten , nacht en dag , om woelen en wroeten; op datſe niet plotſelijk ſouw komen in te ſtorten , en hare Tem pelwaren van niemandt meer gelocht noch gekocht werden. alleen op hem hopen en vertrouwen , De Heere doe ons allen , die deſe genade ; dat wy hem , na ſijn welbehagen , dienen mogen in Geelt en waarheidt ; ende alles, wat ons daar ontrent hinderlijk is, tenemaal laten varen : op dat wy den dag onſer Beſoekingewel mo gen waarnemen ; en voor hem aangenaam Gjn in onſen lieven Im
!
1
manuël. Indien wý al wat in en aan ons is hieraan te koft leggen , onder fijn vaderlijken ſegen : ſo ſal de ware Morgenſter hoe langer hoe klaarder in onſe herten opgaan ; en de ſo lang gewenſchte Dageraadt van den groten en doorluchtigen Dag des Heeren aan ons den heylrijken opgang verkondigen van de Son der gerechti cheidt, onder wiens vleugelen volkome geneſing te vinden is voor alle onſe gebreken ; en onſe Conink ons doen ingaan in ſijn onbe weeglijk Coninkrijk .
ALGEMENE
VER MANING .
poort , Chriſtenen, Joden , Turken , en Heydenen ; luiſtert toe , alle Hºm volkeren desAardbodems ; wattegenwoordig,in de t’huisſoeking des barmhertigen Gods, met de ſtem ſyner Baſuine, door ſyn wil en Geeft der lief de , noch eens en voor het allerlaatſte, in deſen tegenwoordigen iydten toe ſtandt des Werelds, aan n geſchonken wordt.
De klank deſēr Baſuine irefe
x alteſamen ; gaat in uw inwendig gehoorin ; opent het maar een uur lang van de Self heidt: fo ſult gy dat geluidt binnen in u horen. Het klinkt door alles heën ; en reikt tot aan het einde der Aarde : doch geen eigenſinnige wil kan het horen ! 0 Dc
106 -
IN
L'E
Y
DIN’G !
De enige godlijke weg , waar in datmen Godt, in lijn Woorde; weſen , en wil, kan aanſchouwen , beſtaat hier in . Dat de Menſch in ſich ſelven ganſch enig wordt; en met Gijn eige wil alles verlaat, wathy ſelve is en beſit: het fy macht, eer , ſchoonheidt, rijkdom , geldt , en goedt ; als ook Vader , Moeder , broeder, fuſter, Vrouw , kindt , lijt en leven ; ende ten opſicht van ſich ſelven tenemaal nie. mendal wordt. Hy moet alles overgeven ; en armer worden als een vo gel in de lucht: dewyl die noch een neſt heeft; maar de ware Menſch ſal Per geen hebben . Want hy moet ſodanig uitgaan van deſe Wereldt: dat hy voortaan , ten opſicht van ſich félven , niet meer in deſe Werelde is. Hy moet , voor de Self heidt deſer Wereldt , tenemaal niemendal worden : want het weſen deſer Wereldt , dat hy als ſyn eigendom befit , is de toren van Babel en de Antichriſt ; daarmen ſelve Godt wil fyn , en met deſen ſelfgemaakten Godt ор die toren ten Hemel wil klimmen , ende fich ale 3 daar by Godt plaatſen . Het is geenſins de Mening ; dat ymаndt uit fijn huismoet lopen, van fijn Vrouw , kinderen , broeders, fuſters , en vrinden , ende uit de Wereldt vlieden ; of fijn goedt ſodanig verlaten , dat hy daar in niet louw willen blijven Gitten : maar hy moet de eige wil , die dit alles beſit als een eigendom , doden en vernietigen ; en denken , dat alles, waar hy in en ontrent beſig is , geenſins lijn eigen is. Of hy wint of verlieft , rijk is of arm , verſtandig of onverſtandig , hoog of laag , yets heeft of niets , dat moet hem alles evenveel fijn. Hy moet een ſchoon kleedt achten als een lelijk kleede, het geluk deſer Wereldt als het ongeluk , het leven als het ſterven, fijn groot vermogen als het onvermogen van een dienſtknecht, en een coninko lijke Croon als een ouden hoedt . Alle deſe dingen moet hy , in Gjn gemoedt, verlaten ; en niets voor fijn eigendom behouden . Ja , hy moet denken ; en Gjn wil daar tenemaal in begeven en verdiepen : dat hy in alles, daar hy ſich in bevindt , maar een knecht is van die Standt en Order ; dat het alles aan Godt en fijne broe ders in het algemeen toekomt; en dat hy daar in Godt en Gjne broe. ders maar alleen dient. Hy moet ook alles , wat ſy hem aandoen , alleenlijk ſodanig aannemen ; dat het aan de algemene broederlijke Standt en Order geſchiedt :ende dat Godt ſodanigen Standt en Order in deſe Wereldt gemaakt heeft , als een Figuur van de engelſche We reldt ; op dathy hem daar in ſouw dienen. Hy moet lijn gemoedt nimmermeer in de Selfheidt verheffen ; om te willen denken , dat hy een Conink , Raadsheer, of Rechter , des volks is ; en darom
cnig.
IN
L
E
Y
D IN
G.
107
cnigſins beter voor Godt, of voor de Menſchen. Hymoet gedurig fijn naakten boeſem aanſchouwen , en wel overdenken , dat alle Menſchen malkander tenemaal gelijkformig fijn ; dat yder van haar er aleveleens uitlet ; als ook , dat het kleedt fijns Ampts de broe derlijke Gemeente toekomt; nevéns ſijn Ampts daar by een Voor ſtander in is.
Hy moet al de eer , die bem aangedaan wordt, nevens de macht, ryk dom , en goederen , die hem gegeven worden , aan Godt ſyn Schepper we. dergevens ende met fyn ganſche gemoedt feggen : Heere, alles is het uwe; ik ben niet waardig deſe dingen ie beheerſchen: doch dewyl gy my daar in geſtelt hebt ; so geef ik myn wil volkomen aan u over. Regeer my, en werk mit door my, al watn behaagt : op dat alles volgens uw wil mag geſchie den ; en myne broeders, die ik , volgens uw Bevel, dien in myn Beroep, mag tot voordeel en nut gedyen. 0) Heere, doe toch alles door my ; en maak my maar inwendig bekent, werwaarts ik het werk myner handen ſal ftieren ; ende aan wien ik geldt ,goedt, macht, en eer , geven en bewyſen ſal. Hymoet ook gedurig niet anders denken ; als dat hy , in ſijn Stando en Order, ſich ſelven niet , maar fijne broeders , aangenaam mag fijn . Indien hy dienſtbaar is ; ſo moet hy denken : dat hy Godt volgens lijn wil, en den Menſch in Gods Ampt , en het algemene broederlijke Ampt, dient. Als ook , dat Godt aan hem dit gerin ge , in deſen Tabernakel , heeft gegeven tot ſijn voedſel en kleding; en dat hy daar in ſo rijk is als een Conink : want indien hy ſich naakt beſchouwt; ſo det hy de waarheidt. Wanneer de Menſch het ſo ver brengt ; dat alles hem eveleens is : dan is hy de arme Chriſtus, die niemendal hadt , daar hy fijn hooft op neder kon leg gen . Dan volgt hy Chriſtum recht na ; die geſeit heeft : Wie niet verlaat, huis, hof , geldt,goedt, broeder, fuſter, Vrouw , en kindt, en de fich felven verloochent; die is myns niet waardig. Omdeſe Self heidt en onwaardicheidt, heeft Gode fyn heylig aangeſicht van de volkeren ſodanig afgewendt ; dat ſy hem hebben moeten leren ken nen , door een duiſter Woordt , of een flaauw ſchynſel. Maar wie in deſe volkome Gelatenheidt ingaat ; die komt in Chriſto tot de godlyke Beſchou welykheidt : so dat hy Godt in fich felven fiet ; met Godt ſpreekt, en Godt met hem ; en verſtaat, wat Gods Woordt, weſen , en wil, is. Die is be quaam , om anderen te onderwyſen ; en niemandt anders : die leere Gods Woordt uit Godt ; want Godt is in hem , als ook ſyn Verbonde, waar van hy een Dienaar is, openbaar geworden : dewyl hy niemendal wil i als't geen Godt door hem wil. 02 Ну
108
Ï
N
LE
Y
DI'N
G.
Hy onderwijſt; wanneer het de Heere aan hem van binnen be laſt ; het ſy vrinden , of vyanden ; en of het de Menſchen gelegen komt , of ongelegen . Hy denkt , dat het Godt in hem doet , ſo als het hem behaagt: en of hy daar al ſmaadheidt om lijden moet ; ſo geldt het hem al evenveel. Neemtmen den hoedt voor hem af; ſo verootmoedicht hy ſich voor Godt , en fijne broeders ; ſo geeft hy aan Godt en fijne broeders de eer ; en matige Gch ſelven daar niemendal van aan. Vervloektmen hem , en ſlaațmen hem in het aangeſicht : ſo denkt hy ; ik volg Chriſtum na , en ſta nu in fijn ſtandt der vervolging : Dit ſal my , en myne broeders noch cen beſte gedyen . Siet, beminde broeders , dat is een Chriſten ; en dit draagt Godt u tegenwoordig voor.; ende biedt het u aan , door het wonderbaar lijk Baſuine- geklank van ſijn Geeft. Sodanigen Rijk ſal’er , en moer'er, nu binnen korten tijdt, openbaar worden ,en weſentlijk verſchijnen ; tot een getuigenis over alle volkeren des Aardbodems: waar van alle Propheten hebben geſproken. In het tegendeel, draagt Godt fijn toorn , grimmicheidt , en verſtocking , voor ; en biedt die aan, aan alle godloſe en onwillige Menſchen : om haar te ver flinden , en een einde te maken met Babel . Dit ſeg ik niet ; maar de Geeſt der wonderen van alle volkeren ! 0 ! Antichriſtelyk Babel, omgord u en verſlind veel bloedt : want gy ſvt het , die n ſelve verſlindt. Daar is voor n geen raadt meer : daar is in u ook geen wil altoos, om Boete te doen . Maar dit hebben wy,geſchree ven voor de kinderen Gods, die noch onder u ſyn : gelyk als wy dit waar
lyk erkent en geſien hebben. Daar op feit Babel : Waar ſal dan dit volk van daan komen ; dat den Heere kennen ſal , en in Godt leven ? Hoor Bao bel : Dit volk wordt geboren onder uwe broeders , in den tydt uwer one derdrucking, in haar ellende : en gj noemtſe forten ; alſchoon gy haar niet eens kent. Niemande behoeft te wachten op een ander komen : de rydt is alreetsge boren. De ſtem des roepersen des hoorders ishier al tegenwoordig : het dekſel is van deſe ſtem ganſch weggenomen. Gy, wordt deſe reis geenſins onder een dekſel geroepen ; maar met een open mondt en heldere ogen ! Deſe ſtem des roepers ontdekt Gods helder aangeſicht in fijne kin deren: en ſijn toornig aangeſicht in de godloſen. Die willen alles te gelijk in de Selfheide , als in den Antichriſtelijken ſak , door haar giericheidt inſtoppen ; en de Hoer der Selfheidt tenemaal voe ven boven op den toren van Babcl. Het
I
N
L
E
Y DIN
G.
109
Het Teken van dit Beeldt , en den ondergang daar van , is de gieri cheidt met de nydt. Dit Teken heeft voor deſen geſtaan in ſilver en gondt : dat was toen de Standaardt des Antichrifts; nu is die Standaardt in koper verandert. Dewjl Mars de fiel in het koper is ; ſo is ook defe Mars aan Babel gegeven roi een Standaardt, en een Teken : welke Mars regeren fal; tot dat Babel een einde neemt. Geen godloos Menſch ſal dit begrypen ; en of hy ſchoon dit Teken in fyne handen draagt; ſo noemt hy het evenwel niet anders als fyn Beminde. Maar het Ryk , dai'er alreets is ; en nochtans niet is; en evenwel al tegenwoordig is; ſal het cieraadt des fonds aange hangen worden : want de Vorſie van de krachten der. Aardeheeft het aan dat Ryk geſchonken ! Amen . Myft.Mag. Cap.41 : 53 . 71 .
ALGEMEEN
GEBEDT .
barmhertige Gode , haal toch den boom wederom ,
O!
dien gy geplant hebt. Sal de toorn haar beroemen ; dat fy meer vruchten gedragen heeft op uw boom ,
als de liefde ? Herbouw toch Jeruſalem , de verwoeſte ſtadt: ор dat uw Coninkrijk mag komen , en uw wil geſchieden . Wie wil u in de Hel danken ? Doe ons toch aan met uw Geeft , tot uw eigen lof. Hoe lang ſal de Hel noch druipen van verricheidt ? fiet , ſy heeft hare kaken wijde open ge ſpert ; en wil ons alteſamen verſlinden. Kom toch nu ; en herbouw de ſtadt van uw Voorhof : ор dac wy diche by u
mogen leven ; en dat uwe wonderen juichen en ſegepralen, als de Geeft uwer liefde den Rechterſtoel bekleedt ! Ach ! Heere , ſtel het toch niet langer uit : want uw boom is oudt geworden van treuren . Breng den niewen groenen tak te voorſchijn ; die door het Rijk des Duivels heen waſt , buiten en tegen ſijn wil . De dag breekt immers aan : wa rom ſouw dan de nacht des toorns den Lelytak langer op houden ? O ! Heere , uw boom ſpruic uit , en groeyt door de ganſche Wereldt: wek ons toch op ; dat wy fijne vruch ten mogen eten ! O! O 3
TIO
I
N
L
E
Y
DIN
G.
O ! dierbaar licht , haal onstoch wederom : dewijl wy tegenwoordig met Adam diep in Naap fijn geraakt , in de aardſche eigenſchap .
O ! dierbaar Woordt , kom toch , en
wek ons op in Chrifto. O ! dierbaar licht , gy fijt immers verſchenen : verbreek de macht des Duivels , die ons ge vangen houdt : verbreek de macht des Antichriſts , en der giericheidt ; ende verlos ons van alle quaadt ! Ach ! Heere wek ons toch op : want wy hebben ſo lang geſlapen , in het net des Duivels, en in de aardſche eigen ſchap. Laat ons toch uw Heyl noch eens aanſchouwen ; en breng het niewe Jeruſalem te voorſchijn. Immers is het al dag geworden : warom ſouden wy op den dag blijven Napen ? Kom toch , gy doorbreker door den doodt , gy machtige Godt en Ridder ; verwoeſt het Rijk des Duivels op den Aardbodem . Geef aan ons , uw kranken Adam , noch een laafdronk uit Sion : op dat wy ons wat mogen verfriſſen ; en in ons rechte Vaderlande t'huis gaan. O ! gewenſchte Morgenſtonde van den groten Dag des Heeren , kom toch volkomen te voorſchijn : immers ſijt gy alreets aangebroken . Openbaar toch , Heere , uw heylige ſtadt Sion , en het heylige Jeruſalem , in ons ! Siet , alle bergen , heuvelen , en dalen f , ijn vol van de heerlijkheidt des Heeren : hy ſchiet op , als een gewas ; wie wil dat beletten ?
HALLELUJAH ! HALLELUJAH !
TO E.
TOESAN
G.
Stemme; Pfalm . LXXX .
1.
H
oe lang , Heer , ſultge, in toorn ontſteken ? Noch roken tegen al ons ſmeken ? Ach ! laat ons ' t Jok des Drijvers niet Meêr drucken . Denk aan ons verdriet : Dat niemandt moed'loos, door gebrek Van hulp , fijn hande ten quade ftrek , I. I.
Soudge uwer kind'ren dierbaar leven Ten roof aan 't wildt gedierte geven ? Dat mag u immers niet van ' t hert. Heb deernis met onſe angſt en ſmert ! Wat krijgen wy , als Tranenbrood En Tranendrank , in onſen noodt ? II I.
:
Sal Efauw Jacob ewig plagen ; En , u ten trots , daar roem op dragen ? O ! Gode ontwaak ; 't is meer dan tijdt : Kom ;
toon uw
Vyandt wie gy ſije ;
En laat ons 't lang -gewenſchte licht Sien van uw liefrijk Aangeſicht ! I V.
Jeruſalem , van Godt verkoren ,
1
Wat rampen ſijn u al beſchoren ! Indien mijn ſiel u ooyt vergeet ; En haar der arme Schapen leedt Niet ſmert , die deerlijk gaan verſtrooyt: So denk ik
aan mijn Erfdeel nooyt ! Laat
V .: Laat ons Gebedt ſteets opwaarts ſtijgen : Wy ſullen eind'lijk andwoordt krijgen . Vergunt met my aan Godt geen ruſt : Voor ' t vyer ſijas toorns is uitgebluſt ; En hy Jeruſalem herſtel , Tot volle vreuchdt van Iſraël. V I. Dan , dan ſal ' t Heyl uit Sion komen , Dat ’t ganſche landi ſal overſtromen : En Juda , vry van angſt en pijn , Met Iſraël recht vrolijk ſijn ! Daar wordt dan de Oogſt met vreuchdt gemaayt Van ' t ſaade in treuricheide geſaaye! V I I. Ach ! Godt , laat ons toch , voor ons ſterven , De vaſt -beloofde gunſt verwerven ,
Van ' t Rijk in volle heerlijkheidt Te ſien van landt tot landt verbreidt ; Daar David , Davids Heer en Soon , Als Coning heerſcht, op 's Vaders Throon . V II 1. Dan ſal uw Salomon regeren , Dien alle Vorſten ſullen eren : Dan is al 't ſtrijden uitgeſtreên ; Dan is al 'e lijden uitgeleên ; Dan wordt uw Naam , ſo lang gewraakt , Van alle volk’ren groot- gemaakt!
WELRUIKENDE
KRANS
V AN
LELYEN
en ROSEN .
A URORA.
I.
ch ! Menſch , warom danſt gy met den Duivel , die uw vyandt is ? Sijt gy niet bekommert , dat hoe gaat gy ſo onbe hy u in de Hel fal ſtoten ſorgt te werk ? Immers hebt gy maar een ſmal vondertje , daarge op danft ; en daar onder is de Hel. Siet gy dan nict, hoe hoog , en hoe gevaar A lijk , datge gaat? gy danſt tuſſen Hemel en Hel. O ! blinde menſch , hoe drijft de Duivel den ſpot met u . Ach !
warom bedroeft gy den Hemel ? meent gy niet genoeg te ſullen heb . ben , in deſe Wereldt ? verblindeMenſch , immers komtHemelen Aar de u toe ; ja Godt ſelve. Wat brengt gy in deſe Wereldt? en wat neemt gy mcê uit deſe wereldt ? gy brengt er een engels kleedt in ; en gy verandert dat , door uw boosaardig leven , in een duiyelſche wange . Italte. O ! arme menſch , keer toch om : uw Hemelſche Vader heeft beide fijne armen uitgeſtrekt , en roept u . Kom maar ; hy wil u met lijn liefde omhelſen . Gy zijt immers ſijn kindt ; en hy bemint u : indien hy vyandſchap tegen u hadt ; so moeſt by met ſich ſelyen oneens fijn. A 0!
2
AURORA.
OO ! neen ; daar is ganſch niet aan . In Godt is niet anders , als barmher . tige vrindelijke liefde , en klaarheidt. Cap. 8 : 104 ... 106 . aan ,, dat gy verloren gaat : II. Gode heeft daar ganſch geen ſchuldt aan want de Wet , die ons leert recht doen , is in de Natuur ingeſchreven ; A dat ſelve boek hebt gy in uw hert. Iminers weet gy , dat gy ontrent uw naaſten wel en vrindelijk moet handelen :
het is u ook bekent , dat
sy uw eyge leven , lichaem , en fiel, geen ſchade moogt toebrengen en beylecken . Waarlijk , hier in leyt de kern , en de liefde Gods , verborgen . Godt fiet niet op ymands naam , of geboorte : maar die in ſijn liefde leeft en ſweeft , leeft en ſweeft in het licht; ende dat licht is Gods hert. So nu ymandt in Gods hert is , wie ſal hem daar uit doen gaan ? Niemandt: want hy wordt in Godt geboren. O ! blinde en halfdode wereldt , laat uw veroordelen varen . O ! blin de Joodt , Turk , en Heyden , lafter toch niet meer ; maar geef u ſel ven over ter gehoorſaamheidt Gods , en wandel in het licht. So SY ſien , hoe gy uit uw val moet opſtaan ; en u in deſe Wereldt verweren , tegen de helſche grimmicheidt: als ook , hoe gy die kunt overwinnen , en ewig in Godt leven . Gewiſſelijk , daar is maar een Godt. Indien het dekſel van uwe o gen weggenomen wierdt; dat gy hem aanſchoude en kende: ſo foudt gy ook alle awe broeders aanſchouwen en kennen ; het ſy dat ſy Chriſtenen , Joden , Turken , of Heydenen , waren . Ofmcent gy , dat Godt de Godt der Chriſtenen alleen is ? Immers leven de Heydenen allowel in Godt, als gy. Al die hem vreeft, en recht doet , is hem lief en aange paam. Wat wilt gy daar van , die een Chriſten fijt , hoe Godt u wil. wat de van het quaadt verlofſen ? wat vrindſchap hadt gy toch met hem Verbondt waart gy toch met hem ingegaan ; toen Godt fijn Soon een Menſch liet worden, om het menſchelijke geſlacht te verlofſen ? Is hy uw
1 Coning alleen ? ſtaar'er niet geſchreyen , Hagg.2; 8. dat hy is de wenſch aller Heydenen ? Luiſter toe . Door een Menſch quam de fonde in de Wereldt ; en drong door hem tot alle Menſchen : door een Menſch quam ook de ver loſſing in de Wereldt; en drong insgelijks door hem tot alle Menſchen . Wat leyt'er dan toch gelegen aan ymands wetenſchap ? immers wiſt gy ook niet , hoe Godt met u handelen ſouw ; toen sy doodt waart in ſon den en miſdaden . Gelijk nu de fonde heerſcht door een Menſch over alle Menſchen , fon der enig onderſcheidt: alſo hcerſcht ook de barmhertigheidt en verloſſing door KONINXLUKE BIBLIOTHEEK
AUROR
door een Menſch over alle Menſchen .
A:
3
Aan de Joden , Turken , en
Heydenen , is wel blindheidt overgekomen ;
doch evenwelſtaanſe in ceni
angſtelijke geboorte , ſoekenſe de ware ruft , en begerenſe de genade. Sy ſoekenſe wel nietter rechterplaats: maar Godt is overaltegenwoor dig ; en fiet alleen op den grondt des herten. Indien nu , in haar angſtes lijke geboorte , het ware licht in haar hert geboren wordt : wie fijt gy, dat Cap . 11:31 ..... 36 . gy haar durft veroordelen
1
III. Een heylige fiel is een geeft met Godt . Alſchoon ſy een ſchepſel is ; fo is ſy evenwel de Engelen gelijk. Ja , de fiel van een Menſch ſiet veel dieper , als de Engelen : want de Engelen fien alleen de hemelſche heerlijkheidt ; maar de ſiel fiet de hemelſche en helfche te gelijk ; nade . maal ſy tuſſen beiden leeft.
Om die reden moet ſy haar wel laten verwonden ; en alle dagen , ja alle uren , met den Duivel , dat is , met al het helſche weſen , worſte len ; ende leeft, in deſe wereldt, in ſeer groot gevaar. Darom wordt dit leven met recht een jammerdal genoemt, dat vol van angſt , gedurig worſtelen , ſtrijden , en ombrengen , is. Doch het koudt en half doodt lichaam verſtaat deſen ſtrijdt der Gele geenſins na behoren . DeMenſch weet ook niet , wat hem overkomt; maar is ſwaarmoedig en benauwt : hy gaat van de ene kamer en plaats tot den anderen , om ruſt te ſoeken ; doch als hy daar komt , vindt hy niets diergelijks: daar loopt dan ook gemeenlijk twijffel en ongeloof on der ; ja , het is dikwils met hem geſtelt , als of hy van Godt tenemaal verſtoten was. Maar hy verſtaat deſen ſtrijdt des geeſtes niet : ende hoc die dan eens boven leit, en dan eens onder. Wat dit nu voor een hee vig ſtrijden en worſtelen is , tuſſen het helſche en hemelſche weſen (welk vyer de Duivelen opbfaſen , en de heylige Engelen uitbhuſſen ) geef ik yder heylige fiel na te denken. Gy moet weten , dat ik dit geenſins ſchrijf , als een gefchiedenis, die my van anderen is verhaalt; maar dat ik felve gedurig in deſen ftrijdt fta , en dit met geweldig vechten ondervindt: waar in my vceltijds een been om ver wordt geſlagen , even als alle andere Menſchen. Doch om dea ſen heftigen ſtrijdt , en den yver die wy voor en met malkander heb ben , is my deſe Openbaring gegeven , en daar by een ſterke drift, om dit alles op het papier te brengen. Cap. 11:72 ... 70. IV. Chriſtus ſeyt, Matth . 18: 3. Indien gy u niet omkeert, en wordt gelijk als de kinderkens ; So fult gj geenſins ingaan in het Coninkrijk der Hemelen. Daar door verſtaat hy, dat onſe herten ſodanig in liefde met malkander moeten verbonden fijn , gelijk de herten der heylige Engelen Gods: A 2
4
AU
R
O
R
de
Gods : als ook , dat wy vrindelijk en minnelijk te famen fullen hande . len , malkander lief hebben , en met eerbiedicheidt voorkomen , eyen als ſy doen . Maar geenſins, dat wy malkander ſullen bedriegen , beliegen , en de beten uitden monde nemen , door grote giericheidt : noch datde cen fich boven den anderen trotſelijk ſal verheffen , pronken , en pralen ; ende hem verachten , die ſich niet behelpen kan , met diergelijke door trápte duivelſche liſticheidt. O ! neen , dit doen de Engelen niet in den Hemel ; maar fy bemin . nen malkander. Niemandt van haar beeldt ſich in ſchoonder te ſijn , als een ander is : maar yder ſchept in den ander ſijn vermaak ; ſich verblij dendeover eens anders ſchone geſtalte en lieflijkheid. Hier uit ontſpringt haar onderlingeliefde: ſo dat ly malkander by de handt nemen , en vrin delijk kuſſen . Cap. 12 : 35 .... 38 . V. Gy leeft tuſſen Hemel en Hel: waar sy in faayt; daar ſult gy ook in mayen : en dat ſaluw voedſel fijn in alle ewicheide.
Saayt gy ſpot on
verachting, gy ſult ook ſpot en verachting mayen ; en die ſullen u tot fpijs verſtrecken . O ! menſchenkindt, ſic derhalven toch wel voor u ; en te veel op wereldſche wijsheidt ; ſy is blindt geboren , en ( doch als het weerlicht des levens daar in geboren wordt ; meer blindt , maar ſy ſiet ) want Chriſtus feyt, Joan. 3 : 3.
ſteun niet al blijft blinde
lo is fy niet Gy moet van .
boven geboren worden ; anderſins kunt sy het Coninkrijk Gods niet fien . Cap. 12: 120 , 121 . - VI. Waar kan groter vreuchdt ſijn ; als daar, alle uren , ſchone lieve wedergebore kinderen en Engelen tot Chriſtum komen , die door den doodt in het leven ſijn doorgedrongen ? Die fullen , ſonder alle twijffel, van velerhande ſtrijden weten te ſpreken . Waar kau toch groter blijd ſchap gevonden worden ; als daar, midden in den doodt, het leven ſteets geboren wordt , ſonder oyt op te houden ? Immers brengt yder fiel een piewe Triumph met haar ;
en kan daar
niet anders ſijn ; als een gedurig vrindelijk verwellekomen ! Denk maar alleen , als de fielen der kindern by hare Ouders komen , uit welker li . chamen ſy voortgeſproten fijns of daar de Hemel niet open gaat. Of meent gy ; dat ik al te aardſch ſchrijf ? Indien gy eens aan dit venſter komt ; lo fult gy nooys meer leggen , dat het al te aardích is. Want alſchoon ik een aardſche taal gebruiken moet ; ſo is evenwel het ware hemclſche verſtandt daar onder verborgen : 't geen ik , terwijl ik noch in mijn uitwendige geboorte ben , niet kan na behoren ſchrijven , noch VII , O ! uitſpreken. Cap. 19 : 52.53 .
AURORA. VII. O ! blinde en dwaſe Wereldt, die vol ſijt van den Duivel: dit is geen geloof; dat gy weet, dat Chriſtus voor u geſturven is , en ſijn bloedt voor u heeft vergoten ; op dat gy falig ſoudt werden : bet ismaar cen hiſtoriſche wetenſchap. De Duivel weet dit ook wel , maar hethelpt hem niemendal: even ſo laat gy , dwaſe W'creldt, het ook by die weten Ichap blijven ; en darom ſal uw eyge wetenſchap u veroordelen. Wilt gy weten , waar het rechte geloof in beſtaat ? ſo lui ter wel toe. Uw hert moet niet overeenſtemmen met de vier ſonen des Duivels; noch leven en ſweven , in hovaardy, giericheidt, nijdt , toorn , woeker; noch te in plucken , te kort doen , liegen , bedriegen , moorden, uw naaſten de beten door giericheidt uit den hals rucken , ende dag en nacht maar liſten te verſinnen , hoe gy den hovaardigen , gierigen , nijdigen , en toornigen, Duivel cierlijkit onthalen en beſt genoegen geven ſult; om u ſelven deste beter in wereldſche argliſticheden te oeffenen. Alfo -ſpreekt de Geeſt , in fijn yver des toorns Gods in deſe Wereldt: Dewijl uw geeft cn uw wil overeenſtemmen met de vier hooftgebreken des Duivels ( namelijk , hovaardy , giericheidt , nijdt , en toorn ) ende daar in leven en ſweven : ſo ſijt gy geen een geeſt met Godt. En of gy , alle uren , aan my uwelippen biedt , en uwe knyen voor my buigt : ſo kan ik evenwel uw arbeidt niet verdragen . Uw adem is , behalven dat , altijdt voor my : wat ſal my die wierook in den grimmi. gen toorn toebrengen ? Meent gy , dat ik de Duivel in my wil inlaten ? of dat ik de Hel in den Hemel wil opnemen ? Keer om ; en ſtrijd tegen de boosheid des Duivels: neyg uw hert tot den Heere uwen Godt; en wandel volgens lijn wil. Indien uw hert ſich tot my neygen fal ; fo ſal ik my ook tot u neygen : of meent gy , dat ik valſch ben , gelijk als gy fijt ? Ik ſeg u insgelijks. Indien uw hert, in uw wetenſchap , met Godt niet overeenſtemt, ende in hem leeft en ſweeft , uit een rechtſchapen Voornemen der liefde ; ſo lijt gy voor Godt een huichelaar , leugenaar , en moordenaar. Godt verhoortniemands gebedt ; of fijn hert moet ſich tenemaal ſchicken ter gehoorſaamheidt Gods. Wilt gy ſtrijden tegen den toorn Gods, ſo moet gy den helmder ge
hoorſaamheidt en liefde opletten : anderſins kunt gy nooyt doorbreken. Breekt 89 niet door : fo is al uw ſtrijde te vergeefs; en gj blijft, so voor als na ,een dienſtknecht des Duivels. Wat helpt u toch uw wetenſchap ; fogy , volgens die wetenſchap , niet wilt ſtrijden ? niets ter Wereldt. Het is eveleens, als of ymande wift, waar een grote ſchat te vinden was ; en daar nimmermeer na focht, A 3 alſchoon
.
A
U
R
Q
R
A :
alſchoon hydie kon bekomen : ende onderrufen , met defe wetenſchap, van honger ſturf. Dit regt de Geeſt. Vele Heydenen , die uw wetenſehap niet hebben; en evenwel tegen de grimmicheidt Atrijden , ſullen veel eer als gy het He melrijk beſitten . Wie fal haar veroordeelen ; indien haar heremetGodt tenemaal overeenſtemt, ende in hem leeft en ſweeft ? Alſchoon ſy hem niet kennen ; en ondertuſſen, door en met fijn Geeſt, arbeyden , in ge . rechticheidt en reynicheidt harer herten , ende in ware liefde ontrentmal kander : fo betuigen fy immers hier door ; dat de Wet Gods in here here ten is ingeſchreven ; volgens Rom . 2 : 15. Dewijl gy nu dit weet, en niet doet; fy darentegen dit niet weten , en nochtans doen : ſo veroor . delen ſy , door haar doen , uw wetenſchap ; en gy wordt een huichelaar bevonden , en eèn onnutte dienſtknecht, die in den wijnberg des Heeren geſtelt ſijnde, daar in niet wil arbeiden. Wat mcent gy wel, dat de Vader des huisgeſins ſeggen fal: als hy het pondt , dat hy u in handen gegeven heeft , van u fal afeyſchen ; en gy het in de aarde ſult hebben begraven ? Sal hy niet ſeggen : Ontrouwe en boſe dienſtknecht, warom hebt gy mijn pondt niet op renten gefet ? fo hadt ik het mijne met woeker kunnen invorderen . Alsdan fal het lijden Chriſti tenemaal van u weggenomen worden ; en
aan de Heydenen gegeven , die maar een pondt hadden ontfangen , ende aan den Vader des liuisgeſins vijf ponden hebben overgelevert : en gyfult met de honden moeten huilen. Cap. 20:15. . 25 . VIII. Waar denkt gy, datmen Godt meê dienen kan ? wilt gy on trent hem huichelen , en uw geboorte fraay opfchicken ? Ik meen ja , gy fijt een recht ſchone Engel ! Wie liefde in ſijn bert heeft ; een barmher tig en fachtmoedig leven voert; tegen het quaadt ſtrijdt; en door den toorn doordringt in het licht Gods ; die leeft met Godt , en is een geeft met bem . Want Godt heeft geen anderen dienſt nodig; als dat ſijn ſchepſel, 't geen in ſijn lichaam is , ſich niet van hem affondert: maar heylig fy, ge lijk als hy heilig is. Om die reden gaf Godt ook fijn Wet aan de foden : op dat ſy ſich vly
tig oeffenen fonden , in fachtmoedige heylicheidt en liefde ; en alſo de gan . ſche Wereldt aan haar fouw een ſpiegel hebben. Cap. 22:59. ... 62 . 1 IX. De heilige Godt is , in het midden van alle deſe dingen , verbor gen in ſijn Hemel. Gy kunt hem niet fien , noch begrijpen : doch de fiel begrijpt hem ; en de geboorte uit het geſternte maar half. Want de Hemel is de ſcheidsmuur tuſſen liefde en toom : deſe Hemel is overal ; en ook in u ſelyen .
AURORA .
7
Als gy dien beyligen Godt in fijn Hemel aanbidt ; ſo bidt gy hem aan in den Hemel , die in u is : en die Godt breekt met fijn licht , en in dat licht de H. Geeſt , door uw hert, en baart uw fiel tot een nieuw lichaam Gods, dat met Godt in fijn Hemel heerſcht. Cap. 24: 65.66 .
X. De Menſch tracht hier gedurig na goede dagen , en na een ſacht leven , ten oplicht van het vleeſch ; als ook , na rijkdom en ſchoonheidt: doch hy weet niet , dat hy daar mcê fit in de kamer des doods , alwaar de prickel des toorns op hem mikt. Siet, ik ſeg het u , als een woordt des levens ( 't geen ik neem , in erkentenis desGeeſtes, midden in de geboorte des niewen lichaams de ſer Wereldt, waar over de Menſch Jeſus Chriſtus heerſchappy voert , en Coning is , nevens lijn ewige Vader : ik ontfang het opk voor den ſce tel ſijns Throons ; daar alle heylige ſielen der Menſchen voor hem ſtaan, en haar verheugen in lijn tegenwoordigheidt) dat de begeerte des vlee ſches , tot een facht en ſoetvoerig leven , als ook tot rijk , ſchoon , en mach tig , te fijn , een louter helſch badt des toorns is ; daar gy ſo yverig na toe loopt , en u felven indringt; als of gy krachtig daar in wierdt getrocken: want daar ſteckt bijſter groot gevaar in. Wilt gy recht weten , hoe hethier mee gelegen is ? ik ſal het u , door een gelijkenis , te verſtaan geven. Wanneer gy , volgens de luſt van uw hert, in rijkdom en vermogen u felven hebt ingedrongen : fo is het met u eveleens, als of gy in een diep water waart , daar het water u ge durig aan den mondt quam ; en dar’er onder uwe voeten geen gronde was ; maar aldus dobberende en ſwemmende u ſelven met uwe handen moeſt verweren . Waar door gy, dan eens wat dieper , en dan eens wat ondieper, in het water rakende , ' ſteets vol groten angſt waart van te verdrenken , en te grondt te gaan : terwijl het water u menigmaal in den mondt komende, sy den doodt alle ogenblik te verwacheen hadt. In ſodanigen ſtandt , en ganſch niet anders , ſijt gy in uwe vleeſche
lijke welluſten. Wilt gy nu niet ſtrijden ; ſo fult gy ook niet overwin nen : maar in uw fachte bedt vermoordt worden . De Menſch heeft ſteets een geweldig heyrleger voor hem ſtaan ; dat hem ſonder opbonden beſtrijds : wil byfich niet verweren ; foo wordt hy gevangen , en doodigeſlagen. Maar hoe ſal ſich ymande na behoren verweren ; die in een diep water {wemt ? Die heeft immers genoeg te doen ; dat hy ſich bewaart voor het gevaar van het water : inſonderheidt daar hy ondertuſlen ook van de Duivelen beſtormt wordt. O ! gevaar boven alle gevaar : gelijk ook onſe Coning Chriſtus ſeit; Matth. 19: 24. Het as lichter , dat een Cameel (Kabeltouw ) gaat , doar
8
A
V
ROR
A
door het oog van een naaldı; als dat gmandt, die rijk is , komt in Gods Coninkrijk . Wil ymandt derhalven wedergeboren worden ; ſo moet hy ſich ſelven tot geen Naafmaken van giericheidt, hovaardy , en eygen vermogen ; om lich te verluſtigen in de begeerlijkheden van ſijn vleeſch : maar hy moet vechten en ſtrijden , tegen ſich ſelven , tegen den Duivel , en te gen alle vleeſchelijke luften ; ende altoos denken , dat hy maar een dienſt knecht en pelgrim op der Aarde is , die wandelen moet , door deſe ge vaarlijke zee der ellenden , na een andere Wereldt. Daar ſal hy een Heer ſijn : daar ſal ſijn heerlijkheide befaan , in volle kracht , volmaakte luſt, en ſchoonheidt. Dit leg ik u , als een woordt des H. Geeſtes. Cap. 25:53 . . 59.
PRINCIPI
A.
XI.
Menſch , belie u ſelven recht : warom hebt gy aardſche ges 0 ! dachten van u ? warom laat gy u van den Duivel bedriegen en overreden ; als of gy geen kindt Gods waart , dat uit ſijn eyge weſen is voortgekomen ? warom laat gy de Wereldt den ſpot met u drijven ; als of gy maar een figuurlijke gelijkenis waart , en niet weſentlijk uit Godt geboren ? Uw 'wangeſtalte is Godt niet , of uit ſijn weſen geſproten ; maar de verborge Menſch alleen. Uw fiel is (indien de liefde Gods in het godlj ke liche in uw middelpunt opgaat) Gods eyge weſen ; daar de H.Geeft uitgaat, en daar het twede Beginſel Gods in beſtaat. Soudtgy dan geen macht hebben , van Godt te ſpreken ; daar hy uw eyge Vader is , engy
eens weſens met hem ſijt ? Siet ter dege toe.' Deſe Wereldt is immers Gods eygendom : indien nu Gods licht in u is ; ſo is deſe Wereldt ook uw eygendom : volgens 't geen geſchreven ſtaat ; De Vader heeft alles aan fijn Soon overgegeven ; en de Soon wederom aan u . De Vader is de ewige kracht : de Soon is fijn hert en licht , dat ewig in den Vader blijft ; en gy blijft ook ewig in den Vader en in den Soon. Indien nu de H. Geeſt die van den Vader en van den Soon uitgaat , des Vaders ewige kracht in u is ; en des Soons ewige licht in u ſchijnt: wa rom laat gy u dan bedriegen , en den ſpot met u drijven ? Weet gy niet, dat Paulus ſeyt a Onſe wandel ( ons burgerſchap, en onſe verkering ) is in
PRINCIPIA
1
9
is in de Hemelen , van waar wy den Heylandt Jefum Chriſtum verwach ten . Die wil en ſal ons uit deſe wanſtaltige geboorte en beeltenis , als het derde Beginſel deſer.Wereldt breekt en vergaat , overvoeren in de Paradyſche geboorte ; om te eten van het Woordt des Heeren . Wat laat gy u ſelven dan bedriegen en plagen van den Antichriſt , met fijne Inſtellingen en Swetſeryen ? Waar wilt gy Godt foeken ? In de hoog se , boven de ſterren ? daar ſultgy hem geenſins vinden. Soek hem , in uw eygen hert; in het middelpunt , daar uw leven geboren wordt : daar ſult gy hem vinden. ,.Gelijk als Vader Adam en Moeder Eva deden . Want daar ſtaat geſchreven ; Gy moet op nieuw van boven geboren worden , uit water en Geeft ; anderſins ſult gy het Coninkrijk Gods nim . mermeer aanſchouwen. Deſe geboorte moet in u geſchieden : Gods heri, of fijn Soon , moet opgaan in de geboorte nws levens. Dan is de Heylande Chriſtus uw getrouwe Herder; dan fijt gy in hem , en is hy in u ; dan is alles , wat hy en de Vader beſit, ook uw eygendom ;) en dan ſalnie , mandt u uit lijne handen rucken . Want gelijk de Soon die het hert des Vaders is, met hem is verenicht ; alſo is ook uw nieuwe menſch ver çnicht in en met den Vader en den Soon ; een kracht , een licht , een leven , een ewig Paradys , een ewige hemelſche geboorte ; een Vader , Soon , en H. Geelt, en gy fijn kindt. De Soon fiet immers wel, wat de Vader in ſijn huis doet : indien nu de Soon dit ook leert ; wat misnoegen kan de Vader daar over hebben ontrent ſijn Soon ? Sal de Vader ſich niet veel eer over den Soon vera blijden , dat hy fo wel heeft aangenomen , en alles ſo wel gelukt is ? Waarom ſouw de hemelſche Vader dan verdriet ſcheppen in fijne kinde ren , die in deſe wereldt ſijn , welke hem aanhangen , na hem vragen , hem gaern wilden kennen , fijn werk handhaven , en ſijn wil doen ? On . Je Wederbarer gebiedt ons immers tot hem te komen : en die tot hem komt, wil hy geenſins weg ſtoten. Souw ymandt dan den Geeſt der Prophetye durven tegenſtaan en verhinderen , die uit Godt is ? Aanſchouw de Á. poſtelen Chriſti: wie onderwees haar anders , als Godt; die in haar was, en ſy in Godt ? O ! geliefde kinderen Gods in Chriſto , vliedt toch voor den Anti chriſt, die ſich over den ganſchen Aardbodem heeft uitgebreidt en ter neder geſet: welke u een beeldt voormaalt, even als de Nang deedt on trent Moeder Eva ; en uw beeltenis Gods ver van Godt afſchildert. Denkt toch , dat’er geſchreven ſtaat : Het woorde is naby n ; het is in uw monde, en in uw hert ;,ja, Godt is felve dat Woordt, 't geen in uw hert, en op uwe lippen , is. Cap.4 :6. IO. XII, O ! B
10
P
R
IN
CI
PIA.
XII. O ! edele Menſch , laat u toch de Duivel en de Antichrift niet bedriegen , en den fpor met u drijven : die u de Godheidt ver van u willen wijſen ; en na een Hemel ſenden , die bijſter wijdt van u af gele gen is. Daar is niets nader by u , als de Hemel: maar gy ſtaat voor de deur des Hemels ; en fijt met Adam uit den Paradyſchen Hemel uitge gaan in het derde Beginſel ; evenwel ſtaat gy nu noch in die poort. Doe darom eveleens, als de ewige Moeder doet : die met haar groot verlan gen , en ſterke begeerte naGodt, ſelve het Hemelrijk wordt, daar Godt
in woont, en het Paradysin opgaat. Doe ook fo; en veſtig al uw be gecrte in Gods hert ': ſo dringt gy met gewelde in ; gelijk als de ewige Dan fal het met u gaan ; als Chriſtus ſeit , Moeder van de Natuur. Matth. I'ı ; 12. Het Coninkrijk der Hemelen lydı geweldt ; en die daar Op dele wijſe fult gy u ſelven geweldt op doen ', trecken het na haar. vrinden maken in den Hemel , door den onrechtvaerdigen Mammon ; en fijt ġy recht Gods gelijkenis, beelde, en cygendom Want in u ſijn alle drie Beginfelen met de cwicheidt ; en in u wordt het heylige Paradys wederom geboren , daar Godt in woont . Waar wilt gy toch Godt foeken ? ſoek hem in uw fiel : want die is uit de ewige Na juur voortgekomen ; waar in de godlijke geboorte beſtaat. Cap.7: 16 . XIII. Daar is niets nader by u; als Hemel , Paradys, en Hel : waar gy u 10e vervoegt, en uw begeerte na nitſtrekt, om het te verkrijgen ; daar Fje gr , in deſen tijde , het allernaaſte aan. Gy fijt tuſſen beyden, en tuf fen yder is een geboorte : gy ſtaat in deſe Wereldt , in beyde de poors ten. Godt houdt u in de ene poort , en roept u ; de Duivel houdt u in de andere poort , en roept u insgelijk : waar gy meê gaat ; daar komt gy heen . De Duivel heeft in fijn handt, macht, eer , aanſien , wel luſt, en vermaak ; en de wortel daar van is de doodt, en het výer. Godt heeft in lijn hande , cruis , vervolging , wederwaardicheidt, armoede , ſmaadt, en ellende ; en de wortel daar van is ook een vyer , en in 't vyer een licht , en in ' t licht de kracht , en in de kracht het Paradys , en in het Paradys de Engelen , " ende by de Engelen de vreuchdt. De plom pe en ongeſchikte ogen kunnen het niet fien : dewijlſe uit het derde Bee ginſel ſijn voortgekomen ; en alleen ſien door de glans van de Son . Maar als de H. Geeſt in de fiel komt ; ſo maakt hy haar weer nieuw in Godt, en wordt ſy een kindt van 't Paradys , ende krijgt den fleutel daar van : dat kindt aanſchouwt dan wat daar binnen is. Doch het plompe en ongeſchikte lichaam kan daar niet in komen : het hoort daar ook niet in ; maar in de aarde. Dat lichaam moet ver rotten ; en aan het einde der dagen , met een niewe kracht,
die met het Para.
1
PRINCIPI A. Paradys overeenkomt , in Chrifto opſtaan. Dan kan en mag het ook in het Paradijs wonen ; maar eer niet. Het moet alvorens het derde Be ginſel afleggen ; namelijk deſen pels , daar Vader Adam , en Moeder Eva , fijn ingellopen : om dat ſy dachten , daar in recht kloek en ver ſtandig te worden ; wanneer ſy alle drie Beginſelen aan haar ſelven open ) baar droegen. Hadden ſy twee daar van in het verborgen gedragen ; en waren ty in het ene gebleven : dat was ſeer goedt voor onsgeweeft. Cap. 9:27 . 28 . XIV. De Jonkvrouw , namelijk de godlijke kracht, ſtaat in den He, mel, en in het Paradys : aldaar vertoont fy haar als in een ſpiegel, in de aardſche hoedanicheidt der fiele ; te weten , in de Son , en niet in de Maan : verſtaat, in het allerhoogſte Beginſel, of toppunt van den geeſt deſer Wereldt ; alwaar de Tinctuur alleredelſt en helderſt is , en daar des Menſchen gemoedt ontſtaat. Sy ſouw ſo gaern wederom haar eyge plaats bekomen by haar Bruide gom ; indien het aardſche vleeſch , met het aardſche gemoedt en de lin nen , haar niet in de weeg waren : want de Jonkvrouw gaat daar nooyt Haar ſpiegeling volvoert ſy , met groot verlangen , veelvuldig roe. in . pen , ernſtig vermanen , en vyerig haken , deſen ganſchen tijde; terwijl de Vrouw aan haar plaats leef , en die bekleedt. Maar aan een wedergeboren Menſch verſchijntſy, in een ſeer heerlijke triumpherende geſtalte , in het middelpunt des gemoeds; ja , fy verdiepe haar lelven ook wel dikwils , tot in de Tinctuur van het bloedt des herten : waar door het lichaam , nevens het gemoedt en de ſinnen , ſo ſeer van vreuchdt bewogen , en overvloedig vrolijk, wordt, als of het in 't Paradys was ; het krijgtook aanſtonds een Paradyſche wil. Aldaar wordt het edele moſtertſaadje geſaayt : daar Chriſtus van ſeyt; dat het eerſt klein is , en daar na opwaſt als een boom : indien het ge Doch de edele Jonkyrouw blijft moedt in deſe wil volſtandig blijft. daar niet gedurig ; alſo haar geboorte veel hoger is : darom woont ſy ook niet in dit aardſche vat ; maar beſoekt , op defe wijſe, haar Bruide. gom ſomtijds eens ; wanneer ſijn begeerte ook ſonderling tot haar ſtrekt. Alhoewel ſy hem altijdt, met eerbiedicheidt eerder bykomi , en hem roept; als hy by haar. ' t Geen in de Lelyen alleen verſtaan wordt: ſeit deGeeſt feer dierbaar en fonder ſchertſen . Cap. 13: 9 .... • II . XV. Indien de ſterke op nieuw hervatte wil , om uit de duiſternis te ontvlieden , en in het licht te ſijn , in 't hert geboren wordt , en te voorſchijn komt : "lo kunnen wy niet anders begrijpen ; als dat het de ede le Jonkvrouw der Wijsheidt Gods is , die alſo in vrolijkheidt opgaat, en haar B 2
12
PRINCIPI A.
haar, in den aanvang , verhouwelijkt met den geeſt der fiele , ende hem Welke haar ſelve , na den opgang der ſie helpt tot het licht komen . le , dat is , na de ontſteking van de kracht der Sonne in de weſentlijke hoedanicheden , ter neder ſet in haar middelpunt van het Paradys, en de ſiel gedurig waarſchouwt voor de godloſe wegen, die haar van de ſterren en elementen worden voorgehouden , en in hare weſentlijke hoedaniche den ingevoert.
Darom behoudt de Jonkvrouw haar Throon in het bert,
en ook in het hooft : op dat ſy de fiel overal kan wapenen , en beſtieren. Cap. 15:46 .
beſchermen ,
XVI . Indien wy ons , in het licht van de Natuur, ontrent ons ge moedt beſinnen ; en overdenken , wat het is , dat ons yverig maakt: 't geen brandt , als een licht'; en gierig is , als een vyer ; 't geen be geert aan een oort te ontfangen, daar het niet geſaayt heeft; en te oog . Iten in een landt, daar het lichaam niet woonachtig is. So ontmoet ons de hoogwaardige Jonkvrouw der Wijsheidt Gods, in de middelſte ſitplaats , in het middelpunt van het licht des levens ; en fpreekt: Het licht , de kracht , en de heerlijkheidt', komt my toe ; de poort der wetenſchap is mijn eygendom . Ik leef in het licht van de Na iuur ; en ſonder mijn byſtandi kunt gy niemendal van mijn krache fien , noch verſtaan. Ik ben , in het liche , uw Bruidegom : en uw begeerte na mijn kracht, is mijn aantrecken in mijn felven. Ik fit op mijn Throon ; maar gy kent my niet : ik ben in u ; maar uw lichaam is niet in my. Ik onderſcheyd alles ; maar gy fiet het niet. Ik ben het licht der finnen : Ik ben de doch de wortel der finnen is niet in my ; maar nevens my. Bruidegom van de wortel ; maar de wortel heeft een ruig rokjen aange trocken : ik leg my niet in hare armen ; voor ſy dat uit trekt. Alsdan wil ik in hare armen ewig ruſten ; en de wortel vercieren met mijn kracht; en aan haar geven mijn ſchone geſtalte ; ende my met haar verhouwelij ken , met mijn Perel. Cap. 16 : 3; XVII . De Menſch moet in dit leven eveleens in de klem ſtaan , als tuſſen
de deur en den hoek van de poft , tuſſen het Ryk der Helle en deſer We reldt; en de edele beeltenis moet haar wel laten verwonden . Want de Menſch heeft fijne vyanden niet alleen van buiten ; maar ook van bin nen. Hy draagt in en aan fich felven niet alleen het dierfche beeldt; maar ook het helſche beelde des toorns : ſo lang als dit huis des vleeſches duurt. Darom koſt het ſtrijden en worſtelen , tegen fich felven van binnen ; en van buiten tegen de boosheidt deſer Wereldt ; welke de Duivel tegen hem geweldig gaande maakt en aanvoert , die hem aan al le kanten verſoeke en vervoert, als ook overal verwondt en perſt: fijne eyge
PRINCIPI'A.
13
eyge huisgenoten in lijn lichaam fijn daerenboven noch fijne allerergſte vyanden. Darom ſijn de kinderen Gods , terwijl ly in deſc boſc aard ſche beeltenis ſijn , Cruis -dragers in deſe Wereldt. Siet, Menſchenkindt, dit hebt gy, na het verbreken en onderganguws lichaams, te verwachten ; aangeſien gy een ewige geeft ſijt: dat gУ een
Engel Gods wordt in het Paradys ; of een afgrijſſelijk lelijke duivelſche Nang , draak , of beeſt ; volgens alles daar gy , in dit leven , toe gene gen lijt geweeſt , en u ſelven toe begeven hebt. Met het felve beelde, dat alhier in uw gemoedtgedragen hebt, ſult gy dan verſchijnen. Want daarkangeen ander beeldt uit uw lichaam uitvaren , wanneer het ver broken wordt; als 't geen gy bier gedragen hebt : en dat beeldt fal in de ewicheidt verſchijnen . Cap. 16 : 41.42. XVIII. De Menſch moet by fich felven nu wel overleggen, wat hy , in deſe Wereldt, voorheeft, ſpreekt, en doet : want alle fijne werken volgen hem na ; en ſweven ewig voor fijne ogen ; ende hy leeft daar in . Het ſy dan , dat hy , door het bloedt en den doodt Chrifti, uit de boos heidt en valsheidt op nieuw herboren wordt, door het water en den H. Geeſt. Indien dit geſchiedt ; ſo breekt hy uit het aardſche en helſche beeldt uit , en gaat over in een engelſch beeldt, ende komt in een ander Rijk : daar hem ſijne ondeuchden niet kunnen navolgen ; maar verdron ken worden in het bloedt Chriſti , en het godlijke beeldt vernieuwt, uit het aardſche en helſche beeldt. Cap. 16:47. XIX . Vraagtgy ; wat is de Wedergeboorte ? en op wat wijfe ge fchiedt die in den Menſch ? ſo hoor , en ſie naerſtig toe : verſluit uw gemoedt niet ; en laat de geeſt deſer Wereldt, met ſijn macht en pracht, uw gemoedt niet opvullen : maar vat een dapperen moedt ; en : breck door denlelven geeſt heen.
Geef uw gemoedt m , et een volle toegenegente Gods ; neem een ernſtig enz liefde vrindelijke de in over , gantch heidt ſtreng Voornemen , met uw gemoedt door te breken door de welluſt de ſer Wereldt, en die nicmendal te achten. Denk , dat gy in deſe We. reldt niet t’huis hoort : maar een vremde gaſt ſijt , die ſeer ſwaar gevane gen leyt. Roep en ſmeek hem , die den lleutel heeft van deſe gevanke nis ; en geef u aan hem over , in gehoorſaamheidt der gerechtigheidt, kuisheidt , en waarheidt. Soek het Rijk deſer Wereldt ſo ſterk niet : het ſal u buiten dat noch genoeg aankleven. So ſal de kuiſche Jonk vrouw u , hoog en diep in uw gemoedt, bejegenen : welke u vocren ſal tot uw Bruidegom , die den ſleutel heeft van de poorten der diepte. Dan moet gy voor hem blijven ſtaan ; en hy ſal u te eten geven van het he melſche Manua : dat ſal u verquicken ; en ſo ſuk gy Nerk worden , en B 3
14
PRINCIPI A.
Gy fult doorbreken, aanvangen te worſtelen met de poorten der diepte. als de dageraadı : en al is het , dat gy hier gevangen legt in der nacht; so ſullen n evenwel de ſtralen van den Morgenſtondi des daags in het pas ſtaat ; en u radys verſchijnen : aan welken oort uw kuiſche Jonkvrouw in verwacht, met bet vreuchderijk geſelſchap der Engelen. Die fal n . uw wedergeboren gemoedt en geeſt, ſeer vrindelijkontfangen , en aanne men . Alſchoon gy nu met uw lichaam , in de duiſtere nacht , in doornen en diſtelen baden moet : daar de Duivel en defe Wereldt u krabben
en verwonden ; ende u niet alleen van buiten ſlaan , veracliten , ſmaad heidt aandoen , en beſpotten ; maar ook dikwils van binnen uw dierbaar gemoedt toeſluiten , en gevangen voeren in de luften deſer Wereldt, en de in het badt der ſonden dompelen : ſo ſal de edele Jonkvrouw u even wel noch byſtaan ; en u roepen , om afſtandt te doen van den godloſen weg. Sie toch immers wel toe ; dat gy uw gemoedt en verſtandt niet toeſluit. So haaſt als uw gemoede ſeyr; keer om ; doe het niet : ſo weet, dat gy van de hoogwaardige Fonkvrouw geroepen wordt. Keer terſtondt om ; en denk waar gy woont, ende in hoe ſwaren dienſthuis uw fiel gevangen leit. Vorſch na uw Vaderlandt; daar uw fiel is nitgegaan , en wederom moet na toe gaan . Indien gy deſen Raadt van de edele Sophia opvolgt ; ſo ſult gy in u ſel
ven ondervinden ( niet alleen na dit leven ; maar ook noch in defe We reldt, in uw Wedergeboorte , die u dierbaar bejegenen fal ) Geelt deſe Schrijver lulx geſchreven heeft. Cap. 16 : 54.57.
door wat
XX. O ! verblindt gemoedt, ſie a ſelven eens recht aan ; en betracht eens ernſtig wat gy fijt. Waar is uw engelſche geſtalte in u te vinden ? warom ſijt gy fo toornig , grimmig , en boosaardig ? warom ſteygert gy noch hoger op , volgens den drift uwerboosheidt , in hovaardy, macht, en pracht; ende laat u felven noch wel voorſtaan , dat gy een ſchoon dier ſijt ? Wat doet gy ? warom hebt gy den geeſt deſer Wereldt in u ingelaten ? die u , na lijn welgevallen , vervoert tot hoogmoedt en trots heidt, eyge macht en pracht , giericheidt en leugen , valſcheidt en be drog; ende daar na tot krankheidt en doodt ? Wat hebt gy nu nu , als gy ſterft , na de verbreking uws lichaams, te
verwachten ? betracht u ſelven cens : wat fijt gy toch ? Gy fijt wel cen toorn, boos geeft: maar wat hebt gy voor weſentlijke eygenſchappen heide , hovaardy , cygenſinnigheidt in het najagen der tijdelijke welluſt , In uw geeft is een en evenwel nooyt daar in uw genoegen te vinden. yalſch
PRI N
CI
P. I
A.
IS
valſch gemoedt vol liegen en bedriegen ; dat moorddadig is , volgens ſije ne weſentlijke hoedanicheden . Eveleens als gy op Aarde ontrent de Menſchen geſint ſijt geweeſt; fo danigen geeſt is'er ook uitgevaren , uit uw vergankelijk lichaam der ele menten. Waar ſal die geeft nu blijven ; als deſe Wereldt vergaat? meent gy , dat hy een Engel is ? heeft hy engelſche eygenſchappen ? be ſtaat ſijn ſprinkader in liefde, ootmoedicheidt, en ſachtinoedicheidt ? is de ſiel in de gehoorſaamheidt Gods; en heeft ſy haar verblijf in het licht der vreuchde ? O ! verblindt gemoedt, met al uw macht en pracht; vol van boos heide en grimmicheidt des Duivels ; gy fijt by alle Duivelen in den af grondt der Helle. Indien gy niet omkeert, en in de engelſche voetſtap pen treedt , door ernſtig Berouw en Boete over uwe grouwelen ; dat u de Heylandt ontmoet, de ſangetreder en vertrapper van de grimmicheidt, toorn , boosheidt, leugen , bedrog , en van uw aangebore hovaardy en giericheidt ; ende u in fijne armen neemt, in hem wederbaart, en u overlevert in den ſchoot van de kuiſche Jonkvrouw ; op dat gy wederom een Engel werdt: ſo lijt en blijft gy in de ewige doodt en duiſternis, en de kunt Gods Coninkrijk nimmermeer bereyken. i Meent gy , dat ik dit ſchrijf , ſonder licht en kennis ? is het ook niet klaar te ſien in de H. Schrift? ſeyt die niet ; dat de Menſch , voor den Val , geweeſt is gelijk als de Engelen , in ſijn gemoedt en lichaam ? Sie eens na, wat Chriftus ſpreekt, Matth. 22:30 . In de opſtanding der do den , ſeyt hy klaar en rondt, fullenſe niet ten bouwelijk nemen , noch ten bouwelijk uitgegeven worden : maar ſy fullen ſijn , als de Engelen Gods in den Hemel. Sodanigen beeldt heeft Godt, in den beginne, geſchapen na fijn ge lijkenis. Want geen toornig , boosaardig, hovaardig , cerluchtig, len genachtig , diefachtig , moorddadig, onbeſcheyden , en onkuiſch , ge moedt, is Gods gelijkenis: maar een ootmoedig , beſcheyden , kuiích , reyn , en vrindelijk , gemoedt; dat fich , met ſijn begeerte, vervoegt tot Gods hert , en daar mee verenicht. Dat is Gods gelijkenis ; waar in de vyerige vlammen barende geeſt, met vreuchdt en ſachtmoedicheidt, opgaat uit lijn eyge wil in Gods wil: die aan fijne broedersden wil ſijns geeſtes, welke van hem uitgaat, gaern gunt ; om ſich ſelven tot haar met genegentheidt te vervoegen , en met haar te verenigen ; ende fijn hert , volgens het Spreekwoordt, met haar te delen : 't geen ook waarlijk in den geeſt geſchiedt. Waar in de he melſche vreuchdt opgaat, in het ewige element; en de wonderen Gods ,
16
IPI
PRINC
A:
in de Jonkvrouw , klaar vertoont worden aan het ewige gemoedt, tot Gods lof. Daar het gemoedt ſpeelt op Davids harp , uit de lofſangen Gods; en daar in het ewige heylige gemoedt opgaan , kennis en koleuren in het element , ende wonderen in den geeft met daden en krachten . Dit is het beeldt, dat Godt ſchiep , tot ſijn eygen lof en vermaak ; en geen ander beeldt. Laat u maar geen ander beeldt voormalen , door den raſenden Antichriſt : daar is’er geen ander. Uw cyge lichaam en ſiel overtuicht u hier van ; als ook , Hemel , Hel , ſterren , en clementen . Sie aan wat gy ook wilt : alles overtuicht u van deſe waarheidt. Cap. 17; 42. . 47 XXI . Indien uw fiel niet ſo ſeer tot Godt geneigt is , en' met hem veres nicht; dat ſy vaſt ſtaat in het geloof , en toeverlaat tot hem : ſo ſtrekt al les n tot fonde, wat sy ook doet. Want gy voert een aardſch, gemoedt in de poorten der diepie , daar de Geeſt Gods in en uit gaat ; en sy veront reynicht het element, dat voor Gods aanſchiyn is. Segt gy ; hoe kan dat ſijn ? Godt woont immers in den Hemel. O ! ganſch blindt en verduiſtert gemoedt; de Hemel , daar Godt in woont, is ook in u : cveleens als Adam , op Aarde ſijnde , in het Paradys was. Laat u de Antichriſt niet buiten dere Wereldt boven de ſterren wijſen : hy liegt, als de Duivel doet. Godt is overal ; de afgrondt der Helle is ook overal : gelijk de Propheet David ſeyt ; Hef ik my om hoog tot den ſelve by dageraadt , of daal ik ter Helle neder , gy.fijt daar : en Godt de Propheten ; Waar is de plaats van mijn ruſt ? ben ik het niet die alles vervult doch ik fie op den ellendigen ; die verbroken yan Geeſt is : in ſodanigen Menſch wil ik wonen . Ende, In Jacob wil ik wonen; en Ifraël ſal mijn verblijfplaatsſijn . Verſta het toch recht. Godt wil wo nen in een geeft, die van een geſprongen en verbroken is, ende de poorten der duiſternis doet open ſpringen : toeſodanigen geeſt wil hy indringen. Wacht u derhalven voor de averechtſe drift. Scg niet: ik ſta in 't donker ; de Heere ſet my niet ; hy merkt niet , wat ik denk , of doe. Hy ſtaat in de poort uws gemoeds; alwaar de Giel , in de opengeſprongen , poort , ſtaat voor Gods helder aangeſicht. Alle uwe grouwelen lijn voor Godt openbaar ; en gy beſoedelt daar meê het godlijk element: Darenboven bedroeft gy de kuiſche Jonkvrouw , die u tot een metge ſellin in uw gemoedt gegeven is : welke in haar eyge middelpunt woont; en u waarſchouwt voor den weg der godloosheidt. Indien gy deſen Raadt van de Jonkvrouw nakomt ; u omkeert ; en door ernſtige Boete tot haar doorbreekt: So ſal ſy uw gemoedt kronen met fo veel . wysheide en verſtandt;
dat sy den Duivel wel ſult kunnen onvlieden. Komt
PRINCIPI A.
17
Komt gy haar Raadt niet na : ſo fult gy van de eneſonde en gronwel in de andere vervallen ; en de maat uwer godloosheidt volmaken , tot overlopens toe : ende dan ſal de Duivel v in fijn Ryk helpen. Gydient hem dan ook treffelijk : want gy verſtrekt hem voor een rechtſchapen geefſel der kin. deren Gods ; niet alleen met haar te beſpotten ; maar ook met de han den aan haar te ſlaan ; 't geen hy ſelve niet durft doen : darom fijt gy voor hem een ſeer goede dienltknecht. Hy kittelt u noch fraay met Gods Naam ; te weten , dat gy dien Naam op uwe lippen voert , en anderen onderwijſt : daar ondertuſſen uw hert een moordenaar en een dief is ; en de gy tenemaal doodt ſijt , ontrent het Hemelrijk. O ! lief gemoedt , beproef darom toch u felven wel : let naukeurig , waar toe gy genegen ſijt, en u mee verenicht. Vindt gy u genegen tot gerechtigheidt, liefde, trouwe, waarheidt, kuisheidt, beſcheidenheidt, en barmherticheidt; ſo ſtaat het wel met u , en het is ſeer goedt. In dien niet ; ſo taſt in uw boeſem : aanſchouw uw vleeſchelijk hert ; en on derſoek het ernftelijk : 'vergader uwe finnen by een ; en ſluitſe in een ge vankenis. Val op uw vleeſchelyk hert fo geweldig aan ; dat de elementen in u fidderen en beven : de vleyende lengenachtige Duivel , die ſich gee plaatſt heeft in uw vleeſchelyk hert , ſal daar wel haaſt van daan wijken; als by deſe harde ſtoten komi te voelen , die hem ganſch niet ſmaken : en gy fult wel haaft anders geſint worden. Dit is geenlins verdicht, of uit een ongeoeffent gemoedt voortgekomen : maar het heeft alles felve onder vonden . Darom ſal het ook ſtaan tot een Gedachtenis; om ſich daar als toos door wederom te kunnen oprechten . Heeft ymandt hier luſt toe ; die verſoek het eens ; hy ſal wat wonders ondervinden. Cap. 17 : 78 . .. 82 .
XXII . Het Woordt der Belofte is , door Adam en Eva , voortgeplant van den enen Menſchrot den anderen : namelijk, in de geboorte deslevens, en het aanſteken der ſiele; doch in haar middelpunt. Aldus is het Hemela rijk een ygelyk , in fijn gemoedt , naby; en hy kan het verkrygen , ſo hy maar wil: want Godt heefthet aan hem uitgenade geſchonken. Doch gy moet weten , dat die Woordt geenſins ſteekt in uw vleeſch en bloedt. So weynig als uw vleeſch en bloedt het Hemelrijk be - erven kan ; even ſo weynig ſteekt het in vleeſch en bloedt: maar het is in ſijn eyge Beginſe , in het middelpunt der ſiele; en is haar Bruidegom. Is de fiel getrouw ; ſo ruſt het Woordt in haar ſchoot : maar wordeſøvalſch ; ſo gaat ſy van het Woordt weg . Want de fielſtaat in de poori, in het mid delpunt; als in de deur tullen'Hemel en Hel : en het Woordt is in den Hemel. Laat de fiel haar ſelve uit de poort trecken ; ſo verlieſt fy het С Woordt :
1 A
18
PRINCIPI
Woordt : maar grijptſe op nieuw voorwaarts uit na de poort ; ſo vat ſy die wederom : en de Jonkvrouw , die een dienares van het Woordt is, gaat gedurig met de fiel, en waarſchouwt haar voor den bofen weg. Doch indien de fiel verandert, in en hondt , ſlang , adder, of yets dier gelijx ; ſo wijkt de Jonkvrouw van haar, en keert wederom tot het
1
Woordt in den Hemel, en dan is de deur toegeſloten . Alsdan is’er een ganſche geboorte , tuſſen de fiel en het Woordt; daar'er anderſins maar een halve is. A fdaar geldt het dan vechtens en ſtrijdens genoeg : en dan kan de fiel beſwaarlijk in het Hemelrijk ingaan ; evenwel is fulx noch mooglijk . Cap. 17 : 112. • . 115..... XXI . 01 verdoolt Babel , verlaat toch den Antichriſt ; en ga , met een boetvaerdig hert en gemoedt, tot uw barmhertigen broeder , en Hey landt aller Menſchen : hy wil u veel liever verhoren ; als gy genegen ſijc, by hem te komen . Tree maar, uit dir boosaardig Babel , in eeu nieuwe geboorte; en laat u het Rijk deſer Wereldt niet al te lief en aangenaam fijn : immers fijt gy daar in maar een gaſt. Wat helpt u toch alle vergan gelijke eer van Menſchen , die nauwlijx een ogenblik duurt ? 87 Jule immers , in de niewe geboorte , veel groter. vreuchdt en eer verkrijgen ; alwaar de heylige fielen haar , nevens de Engelen , in den Hemel met » fullen verblijden . Denk toch, wat voor vreuchdt gy daar door verwecken fult , in het hert Jefu Chrifti ! Daar ſal u van ſtonden aan het dierbare
1
pandt des H. Geeſtes gegeven worden ; en de fleutel des Hemelrijks overgelevert , ſo dat gy het ſelve ſult kunnen opfluiten . Meent gy dat dit niet waar is ? verlock het maar eens , met een ernſtig gemoedt; gy fult wat wonders gewaar worden . Gy fult wel haaſt moeten bekennen ; en met volle ſekerheidt, ſonder de minſte twijffcling , in uw cyge ge moedt ſien , in wat voor een School dit geleert , en waar uit het geſchre yen , is. Cap. 19:34. XXIV. Het gemoedt denkt fomtijds. Indien de fiel alle hare werken , die ſy hier gedaan heeft , fullen navolgen in de figuur : hoe ſal het dan gaan; ſo ſy hier , een geruimen tijdt , grote grouwelen en ſonden heeft
1 1
bedreven. Immers moet ſy daar grote ſchande van hebben : dewijl alles haar dan in de figuur ſal voor ogen ſtaan. Dit is een grote kluppel des Duivels ; waar meê hy gewoon is de fiel te drijven tot vertwijffeling: ſo dat ſy haar ſelve hare grove fonden ge durig voor ogen ſtelt, en aan Gods genade twijffelt. Siet, geliefde ſıcl, van uw Heylandt dierbaar verloft , door ſijn komſt in de Menſcheidt , en ingang in den afgrondt der Helle ; van het Rijk des Duivels afgeſcheurt en weggerukt door de macht des Vaders, en met Cluiſti
4
PRINCIPI A.
19
Chriſti bloedt en doodt verſegelt , ende met het triumpherende vaandel fijner overwinninge bedekt. Alle werken , die sy gedaan hebt , ſo wel quade als goede, volgen u in de figuur na , als een Ichaduw ; maar geen fins in haar weſen en ſprinkader. Sy fullen de beylige ſielen in den Hemel ganſch niet ſtrecken tot haar vermindering of kleinachting; die haar hebben ongekeert , en door de Wedergeboorte in Chrifto fijn ingegaan : maar ſy fullen baar grootſte blijdſchap daar in ſcheppen ; dat ſy, door bare fonden, in fo bijferen gevaar hebben geſteken ; en haar Heylandt baar daar heeft uit getrocken .Ja , daar uit ſal niet als louter vreuchdevoor haar ontſtaan; dat ſy van den Drijver tot ſondigen , en uit ſo groten noodt , verloſt ſijn ; ende dat hy gevangen is , die haar dag en nacht met ſodanige ſon den aldus geplaagt heeft. Diergelijken lof , en vrolijk gelang der geluk faligen, beſchrijft ons de H.Geeft , Pfalm . 103 . Aldaar fullen alle heylige ficlen en Engelen , in een algemene liefde , haar hooglijk verheugen ; dat de arme fieluit ſo grote ſwaricheden ver loft is. En hier op ſal de grote vreuchdt beginnen ; daar Chriftus van ſeyt: dat aldaar, over een fondaar die Boete doet, groter blijdſchap ſalfijn ; als over 99. rechtvaerdigen , die deſe Boete niet van noden hebben : ende deſe fiel ſal Godt ook loven ; om dat hy haar verloſt heeft van ſodanige grote ſonden . Daar meê vangt de lof Chriſti aan , om ſijne verdienſten , lijn lijden en terven voor de arme ſielen; en gaat in der ewicheidt op. Dit is recht het Bruilofts geſang der verloften , dat tot in den Vader opſtijgt: waar in de ſielen haar ſo leer verheugen ; om dat de Drijver ge vangen is met al ſijn aanhang. Alhier wordtvervult, wat Coning David fingt : Gy fult het fien , en * verbeugen , boe bet den godloſen vergolden wordt ; en hoe de godlofe Drijver en opſtoker der boosheidt daar voor geplaagt wordt, in ſijn eyge gevankenis. Want de fonden , die afgewal Ichen lijn , ſullen in den Hemel geenſins in een vyerige gedaante verſchij nen ; gelijk als fy verſchijnen in den afgrondt der'Helle : maar het ſal daar mcê gaan , als Eſaias ſeyt, Cap. 1:18.
Alwaren uweſonden als Scharla
ken ; indien gyomkeert, ſo fullenſe fowitwordenals ſneeuw : al warenſe roodt als carmoſin ; fofullenfe ſo blank worden als witte wol. Want fy fullen in een hemelſche figuur ſtaan ; tot een lofſang, en dankpfalm voor de Men : fchen : om dat ſy verloft lijn van den Drijver. Cap. 19:35 . . . . 40. XXV . O ! aardſch Babel, wåt ſal ik van u ſchrijven evenwel moet ik u den grondt aanwijſen : op dat uw ſchijnheylicheidt aan ’t licht mag komen ; en de Duivel aldus niet langer ſtaan blijven , in de geſtalte van cen Engel; ende in den Menſch cen Godt fijn , in het welluſtig Rijk de ſer Wereldt: daar hy boven alle dingen na tracht. C 2 Siet,
20
P
R
IN
CI
P. I. A :
Siet, gy noemt u een Chriſten; en beroemt u , een kindt Gods te lijn . Dit belijdt gy wel met de mondt : maar uw hert is een dief, en eenmoor denaar. Gy tracht alleen , na wereldſche cer , aanſien , en rijkdom ; en uw Geweten vraagt'er niemendal na , hoc gy die ſult bejagen. Gy bebe wel de wil en genegenebeidt ; om eens in te gaan in een ernſtige Bocie : maar de Duivel houdtu fovaft; dat gy het nooyt kunt uitvoeren . Gy ſegt ſonder op bouden ; morgen ſal 'ik bet doen : en dar duurt altoos. Gy denkt : hadt ik en kaſſen vol ; dan ſouw ik een recht vroom Menſch wors mijne kiſten den : ja , als ik maar goeds genoeg badt , en daar na nooyt meer gebrek behoefde te lijden. Hier fijt gy meê beſich , tot het einde van uw leyen ; dat de Duivel u voormaalt , noch ſeer ver te ſijn.
Ondertuſſen verteert gy het ſweet en bloedt des ellendigen ; en ver ſamelt al fijn noodt en klachte in uw ſiel. Gy neemt lijn (weet na u ; en drijft daar hovaardy meê : evenwel moetmen uw bedrijf noch heylig ach ten . Gy ergert den ellendigen : ſo dat hy ſich aan u vergapende , door uw handel en wandel ook lichtvaerdig wordt, en doet 't geen voorGodt onrechtmatig is . Hy vloekt en ſcheldt u ; en verderft daar door ook fijn cygeſelven : aldus wordt de ene grouwel uit de andere geboren ; dochgy fijt daar de eerſte en voornaamſte oorſaak van . En of gy u noch ſo ge ſchikt en wijllijk aanſtelt; ſo hebt gy evenwel den Drijver gedurig voor ogen ; en lijt gy de wortel en oorſaak aller ſonden. Al is het ſchoon , dat gy bidt; ſo hebtsy uw duiſtere kleedt nochtans aan , dat met aller hande grouwelen beſoedelt is ; als met woeker , gierigheidt , hoogmoe dicheidt, onbeſcheydenheidt, hoerery , toorn , nijdt, en dievery : uw hert is ook nijdig , boosaardig , en moorddadig. Gy roepe tot Godt; en wile , dat hy u ſal verhoren : maar gy wilt deſen pels nooyt uittrecken , Meent gy , dat ſodanigen Duivel in Godt ingaat ? of dat hy ſulken ruigen Duivel ooye in ſich ſal inlaten ? Uw gemoedt ſtaatin de figuur van een
flang , wolf, leeuw , draak , of padt: lo gy noch wat cierlijker voor den dag komt ; ſijt gy ter nauwer noodt een loſe en liſtige vos. Gelijk nu de wil en eygenſchap uws berten is ; even ſo ſtaat uw figuur , en ſodani gen geſtalte heeft uw fiel. Meent gy noch ſulken diertje in Gods Co ninkrijk in te voeren ? Waar is uw beeltenis , die na Godt gelijkt ? hebt gy die niet veran dert , door uw bedrijf , in een grouwelijken ſlang , of dier ? Gy hoort ganſchelijk niet in Gods Coninkrijk, of sy moet op nieuw geboren worden ; Jo dat uw fiel in en met het beeldt Gods verſchijnt : dan trekt haar God's barmherticheidt over u uit ; en dan dekt Chrifti lijden alle uwe fonden toe. Maar volhardt gy ten einde toe te blijven , in uw dierſche geſtalte ; en din
PRINCIPI
21
A.
dan voor Godt ſtaat, en hem goede woorden geeft ; op dat hy uw dier in den Hemel ſouw opnemen ( daar ondertuſſen in u geen Geloof altoos is ; maar alleen een blote hiſtoriſche kennis van Godt: even als de Dui vel dat ook wel weet) ſo ſijt gy geenſins aangeknoopt aan den bandt Je ſu Chriſti; maar uw fiel blijft een Nang, of dier, en draagt Gods beclte nis niet. Wanneer die nu van het lichaam ſcheidt; ſo blijft ſy in het ewi ge Vagevyer, en bereikt nimmermeer de poorten , daarmen moet door , breken. Cap. 19:48 . 53 . XXVI. Daar is, in deſe Wereldt, niets verborgener , als het Rijk Chria Bi ; daar is ook niets openbaarder, als het Rijk . Chrifti. Het gebeurt dik wils ; dat die het meent te hebben , en daar in te leven , het geenſins heeft: maar in het tegendeel , het Rijk des Antichriſts. Dewijl hy een huichelaar, ſpotter , en moordenaar, is, die het beeldt der ſlange aan en in ſich draagt: fijn hert is ook niet anders als een wolfs hert ; en hy ſtaat geenſins in een engelſche figuur. Darentegen ſtaat'er menig Menſch in grote benauwtheidt , en verlan gen daar na ; baart ganſch angſtelijk , en wilde het gaern hebben . Maar de Duivel ruiſcht over hem hệen ;
en verwekt dikwils in hem toorn en
wederſpannicheidt. Somtijds overdekt hy hem ſodanig met grove ſonden ; dat hy lich felven niet meer kent : daar loopt dan ook al twijffelmoedi cheidt, en onverduldicheidt onder. Doch ſijn hert ſtaat gedurig in angſt en bangicheidt : hy ſouw wel gaern van de boosheidt verloft fijn ; en drijft ſonder ophouden tot onthouding en mijding der fonden : ' geen dikwils geſchiedt met ſmerten , ſuchten , en verlangen . Terwijl ſtelt hem de Duivel fijne fonden voor ogen : en vergrendelt hem de deur der ge nade Gods ; om hem te doen vertwijffelen . Hy ſaayt evenwel , in lijn jammerlijken angſt, de Perel; maar de Duivel verdektſe voor hem : ſo dat hy die geenlins kent , noch ook ſich ſelyen . Hy saaye in het Rijk Gods; en kent fijn eygen faadt niet: maar alleen het ſaadt der fonden , en des Drivers. Hy bewilligt ganſch niet in de fonde ; die by nochtans ſelve begaat: maar de Duivel overvalt hem met fijn ganſchen aanhang. So dat de Adamiſche Menſch in den toorn doet ; dat de wedergebore Menſch in het beylige element , geenſins toeſtemt. Indien hy nu dit doet : fo does het geenſins de niewe Menſch , die Gods beelde draage ; Menſch , die in den toorn tant.
maar de onde
Darom is’er een gedurige ſtrijdt in hem ; en hy loopt ſonder ophou . den wederom tot de Bocte : daar toch de Menſch , die in den toorn ſtaat, de Lelyen nooyt kan verkrijgen , maar de verborge Menſch des herten al lecn : en om deſe reden ſtaat hy dikwils in twijftelmoedicheidt. C 3
In foda niger
22
PRINCIPI A.
nigen Menſch is een ſeergroten ſtrijdt; en hy kent ſich ſelven niet : byweet en fiet niet anders, als ſijn boosheidt ; en by is evenwel in Godt geboren. Want fijn geeft doet doorgaans de poorten der duiſternis open ſpringen : en als hy dat doet; fo houde hem de toorn , die in hem is , vaſt; en belet hemi daar in te gaan . Somtijds krüge by evenwel een blikje, dat hem beſtraalt met ſijn liche: waar door de fiel vrolijk wordt ; en de edele Perel gelaajt in een ganſch donker dal. Indien hy ſich dan de ſoete voorſmaak van deſe Perel te binnen brengt, die hy geproeft heeft: ſo wil de ſiel door alles doorbreken , en de Perel
1
.
!
4
foeken . Dan komt de ſwarte geeſt en verdektſe voor hem : en daar gaat het dan op een ſtormen en ſtrijden aan , om de Perel ; want yder wil recht hebben. De ſiel wil de Perel hebben : maar de Duivel verdeke de Perel , en werpt haar , in plaats van de Perel , de grimmicheidt en de fonde toe ; op dat ſy haar ſelven daar in fouw beſchouwen. Daar komt dan dikwils swakheidt by, en nalaticheidt: ſo dat de arme fiel mat, swak , en vreese achtig , wordt; ende haar ſelven aldus in filte ter neder ſet. Doch ſy denkt fteets; hoe ſy toch mag, op een andere wijſe , komen tot de ware onthou ding van de fonden , en de Perel verkrijgen. Maar de Drijver is een felt
1
ſaam kunſtenaar: en komt dan met het Rijk deſer Werelde ; met aard ſche luft des vleeſches; met tijdelijke ectgaanſien , en rijkdom : deſe din gen houdt hy de arme ſiel voor ; op dat ſy in fijne fare appelen bijten louw . Aldas voert hy mnenigen Menſch , een geruimen tijdt , aan ſijn ke ten gevangen in Gods toorn . Doch indien het edéle moſtertſaadt geſaayt is ; To bewaart het de edele Jonkvrouw Gods; en erinnert de arme fiel gedurig , dat ſy haar haaſten ſal, om tot de wareonthouding van ſonden te komen , en tegen den Duivel in den ſtrijdt te trecken . 0 ! hoe wonderbaarlijk gaat het met de kinderen Gods toe op haar weg , in dit ellendig huis van vleeſch en bloedt : deſchijnheyligen kunnen dit, met haar vernuft, niet begrijpen , noch geloven ; die bei ondervindt, weer het maar alleen . Alhoewel deſe dierbare wetenfchap geenſins in den Menſch opgaat ; voor dat hy eens een ſtorm heeft doorgeſtaan en overwonnen '; ende den Duivel ter neder geſlagen ; dat de ficl de poorten des Hemels éens komt te bereyken , en het Ridderkransje verkrijgt : 't welk haar de aanminnelijke Jonkvrouw der kuisheidt op het hooft fet , tot een teken van overwinning ; ende dat ſy de overhandt bekomen heeft , in haar hoogwaardigen Ridder, Chriſtus Jeſus. Aldaar gaat die wonderlijke wetenſchap op : evenwel is fy dan noch geenſins volkomen . Want de oude vyandt is liſtig en ſterk : hy doet ge durig con niewen aanyal op de ſiel; en leye’er ſtccts op toe , hoe hy haar we
1
PRINCIPI A.
23
wederom kan bedriegen , plagen , en bedroeven. Kan hy haar niet met ſonden overvallen en bedecken: fo vangt hy een uiterliken oorlog tegen haar aan. Hy hitſt de kinderen der boosheidt tegen haar op ; datle haar ver achten b , eſpotten , ſmadelijk bejegenen , en allerhande quaadt doen ; dat fy baar beloeren , lagen leggen , en haar lichaam en goederen trachten te ontroven ; dat ſy haar uitlachen , ſmaden, laſteren , ende voor een uit yaagſel der Wereldt achten, Sy werpen haar ook haar eyge onvolmaakt, beidt voor : beſtraft ſy hare grovefonden en ongerechticheden ; fo moetſy
1
aanſtonds een ſchynheylig fijn . En dit doen niet alleen de kinderen der boosheidt haar aan, maar de Duivel voert ook dikwils de arme Gielen der kinderen Gods , aan ſijo keten gebonden , tegen haar lo geweldig aan ; dat ſy , in haar blindheidt , raſende worden , even als Saulus te Jeruſalemn wierdt tegen Stephanus.
Aldus moet de arme fiel in doornen en diſtelen
baden ; en gedurig in verwachting ſtaan , hoe en wanneer de ſtorm der boosaardige Wereldt haar lichaam weg fal nemen . Cap.2 1:50... 61. XXVII . Het vernuft ſeyt: Wat ſalmen aan een arme ſiel voor Raadt geven ; op dat ſy'weten mag , wat haar te doen ſtaat , in dit badt van doornen en diſtelen . Siet , wy willen u den Raadt van de Jonkvrouw voorſtellen ; ſo als die ons gegeven is , tot een ridderlijken trooſt: ende ſen Raadt voor ons ſelven opſchrijven , tot een levendige en krachtige Gedachtenis; nademaal wyſulx ook ſeer van noden hebben , Dewijl wy dan , al een tamelijke tijdt , in dit badt yan doornen en diſtelen çot ſwe tens toe gearbeidt hebben (waar in wy dit Kransje hebben verkregen ).fo moeten wy geenſins ſtom ſijn : maar dat de Jonkvrouw ons gelchonken heeft in het openbaar ten toon ſtellen , tegen alle poorten des Duivels. 0 ! arme fielin uw bade van doornen en diftelen ; waar hoortgy t'huis ? fijt gy in deſe Wereldt r’huis ; : warom ſoekesy dan de gunſt en vrindſchap niet van defe Wereldi ?? Warom tracht gy niet na rydelyke eer , aanſien , rijkdom ,' en welluft ; op dat het u welga in defe Wereldi ? warom maakt gy n ſelven tot een fot voor de Wereldt ; en fijt gy yders wyl en voetveeg ? Warom laat sy u van haar verachten , die geringer fijn , en minder we ten , als gy Kunt ? sy ook niet met de ſchijnheyligen veinſen ; en een fijnen Statelijken trant houden ? So foudt gy ook ook bemint fijn , en n fouw ook geen leedt geſchieden : gy foudt ook beter verſekert fijn ', ontrent nw lichaam , en uwe goederen ; als op defen weg : waar op gy tenemaal een uil en een gek fijt voor al de Wereldt. Maar mijn lieve Jonkvrouw ſeit . Ach ! mijn beminde Lief, dien ik
verkoren heb ; ga toch met my.
Ik ben niet van deſe Wereldt :
wil u , uit dieſe Wereldt , in mijn Rijk invoeren,
en ik
In mijn Rijk is nies anders
24
PŘI NCI P
I
A.
anders, als fachte ruſt, en aangenaam genoegen : daar is louter vreuchdt; eer , en heerlijkheidt; daar is geen Drijver in te vinden . Ik wil u opſchice ken met de heerlijkheidt Gods; en u aantrecken mijn ſchoon cieraadt : ik wil u tot een Heer maken in den Hemel ; en tot een Rechter over deſe Wereldt. Gy fult den Drijver helpen veroordelen , in ſijn boosheidt : hy ſal leggen tot een voetbank uwer voeten. Hy ſal ſijne kaken tegen n niet meer open doen ; maar voor ewig opgeſloten ſijn , binnen ſijne poorten der grimmicheidt. Gy fult van mijn tafel eten ; en daar ſal geen misgunſt of gebrek altoos fijn. Mijn vrucht is ſoeter en lieflijker , als de vruchten deſer Wereldt lijn : nooyt ſal u daar enig ongemak uit ontſtaan . Alles wat gy voortbrengt, ſal beſtaan in vrindelijk lachen , en aanminnelijk ſpree ken . Voor u ſal niet anders verſchijnen , als ootmoedicheidt ; en dat in ſeer grote liefde. Alle uwe ſpeelgenoten ſijn wonderlijk ſchoon : en gy fult in haar alteſamen groot vermaak ſcheppen. Warom acht gy dit vergan . kelijke leven ? gy Tult in een onvergankelijk leven ingaan , dat ewig due ren ſal. Doch ik heb yets tegen u van klein belang. Ik heb u uit het doorn badt uitgetrocken : toen gy een wilde dier waart, heb ik u totmijn beel Nu ſtaat uw wilde dier noch in het doornbadt; dat tenis geformeert. neem ik geenſins in mijn ſchoot: en gy ſtaat ook noch in uw wilde dier. Wanneer nu de Wereldt uw wilde dier, dat het fijne is , na fich neemt; ſo wil ik u na iny nemen : alſo neemt yder het lijne na lich. Warom hebe sy dat wilde dier ſo lief ; 't geen u maar bedroeft en quelt ? gy kunt het immers niet meenemen ; als gy van bier gaat. Het is ook geenſins uw ey gendom ; maar het komt de Wereldt toe : laat de Wereldt daarmee doen , wat hem gevalt ; en blijft gy by my. Het is toch maar om een korten tijdt te doen ; ſo ſterft en vergaat uw dier : dan fijt gy daar van verloſt ; en blijftgy by my
Ik heb ook deſe Wet in mijn liefde : Dat ik u alleen niet begeer te hebben ; maar ook uwe broeders en ſuſters in deſe Wereldt , die noch , voor een gedeelte , onwedergeboren ſijn , en van den Drijver gevangen worden gehouden. Gyfuli ww Perel niet verbergen , noch begraven : maar aan uwe broeders en ſuſters vertonen : op dat ſy ook mogen in mijn arm komen. Uw mondt ſal niet toegeſloten fijn : maar sy moet mijn Wet opvolgen , en de waarheidt verkondigen. En al is het, dat de Drijver u aanpakt, en met u voort wil: ſo is aan uw dier toch een perk geſtelt , hoe ver het gaan ſal. De Drijver kan het niet eer verbreken ; als wanneer het tot lijn beſtemde perk gekomen is : en alſchoon hy het dan verbreekt ; lo geſchiedt ſulx toch maar tot een wonder
PRINCIPI A.
25
achdt; wonder Gods, en t'uwen beſten. Alle uwe krabben , Striemen , en won
Schica t : ik
den , die gy in het doornbadt gekregen hebt, fullen ſtaan blijven , tot een heerlijk teken van uw Ridderſchap , in mijn Coninkrijk . Gy ſult grote vreuchdt genieten voor Gods Engelen : om dat 89 den Drijver verache
- dele : hy niet
bebt; en uit een wilde geboorte in een engelſche fijt overgegaan. Hoe ſule sy n verblijden ; als gy dan aan het wilde dier denkt : dat u dag en nacht plaagde ; ende dat gy nu daar van verloft fije ! Dewijl u dan grote eer ontmoet, in plaats van ſmaadt ; warom treurt
orten
gunſt hten Alles
prea feer fult
" e
no el
at -1.
t; at
!
gy ? hef u om hoog , uit uw wilde dier ; als een bloem uit der aarde op Ichiet. Of meent gy , wilde dier ; dat mijn geeſt ganſch onlinnig is ; om dat hy u ſo ſeer verkleint, en te gering acht ? Gy ſegt: 't Is waar, dat ik uw dier ben ; maar gy fijt in mygeboren : was ik niet gegrocyt ; ſo waart gy’er ook niet. Hoor, mijn dier; ik ben groter , als gy lijt : toen gy te voorſchijn ſoudt komen , was ik uw Bouwmeefter. Mijne weſentlijke cy . genſchappen fijn uit de wortel der ewicheidt ; en gy fijt darentegen van deſe Wereldt : gy vergaat; maar ik leef ewig , in mijn oorſprong en ey genſchappen : darom ben ik veel edelder , als gy fijt. Gy leeft in de grim mige oorſpronk : maar ik wil mijn grimmige oorſpronk in het licht en de ewige vreuchdt ſtellen. Mijne werken beſtaan in kracht ; cn de uwe blij venmin de figuur. Indien ik eens van u verloft wordt ; fo fal ik u nooyt weêr tot mijn dier aannemen : maar mijn niewe lichaam , dat ik in u voortbreng , in de diepſte wortel des heyligen elements . Ik wil uwe ru we en harde uitbaringen der vier clementen niet meer hebben : de doodt verſlindt u , maar ik ſpruit uit u voort, als een bloem , uit fijn wortel. Ik wil u ganſch vergeten : dewijl de heerlijkheidt Gods , die u met de Aarde vervloektc , mijn wortel wederom inge- ent heeft in ſijn Soon ; en Immers ſijt gy mijn lichaam opwaſt in het heylige element voor Godt. maar mijn wilde dier , dat my alhierkrenkt en plaagt ; en daar de Duivel op rijdt, als op ſijn vervloekte paerdt. Darom of de Wereldt u beſpot, Immers kan de dat acht ik nicmendal : fy doet het om mijnent wille. Wereldt my niet ſien ; en kent my ook niet: hoe komt hy dan ſo onſin nig ? ook kan hy my niet vermoorden ; nademaal ik er niet in ben . O ! raſende Wereldt; wat ſal de Geeſt van u ſeggen ? Immers ſijt gy mijn broeder ; en de weſentlijke cygenſchappen van mijn geeſt hebben met u te doen , tonen wie gy ſijt, en beſtraffen u . Ga toch uit uw dier: ſo wil ik , met mijn ſpeelgenoot, gaan wandelen in den Roſenhof , on . der de Lelyen Gods. Warom blijft gy achter , en laat u van den Duivel vaſt houden ? hy is immers uw vyandt ; en tracht alleen na uw Perel : krijgt hy die ; ſo is uw geeft een Nang , of dier , ten oplicht van ſijn fi D guur.
PRINCIPI A.
26
guur. Warom laat gy u de engelſche beeltenis ontroven ; om tijdelijke welluſt ? Immers is die welluſt maar alleen in uw vergankelijke dier : wat 'voordeel kan dat toch uw fiel toebrengen ? Indien gy daar niet uitgaat ; ſo ſal ly daar voor een ewigdurendt Berouw bekomen . Maar wat ſal de edele Řidder Chriſtus daar toe ſeggen ?
Heb ik uw
wilde dier niet verbroken ? ben ik niet in den doodt ingegaan ? heb ik niet de vier elementen van uw fiel afgeſneden , als ook de boosheidt des Dui vels ? heb ik uw fiel niet wederom inge- ent in mijn kracht; op dat uw li . chaam weer ſouw
uitſpruiten , groeyen , en bloeyen , nit mijn lichaam , uit
het beylige element voor Godt? heb ik my , met mijn Geeſt, niet met n ver bondenheb ik geen Verbondt met ngemaakt; dat gymyn eygendom ſoudt fijn ? heb ik u mijn lichaam nietgeſchonken , tot een ſpys; en myn bloedt, tot een drank ? heb ik mijn Geeft u niet gegeven tot een leydsman ; en mijn Ryk ten eygendom beſcheyden ? Warom veracht gy my dan ; en loopt gyvan my weg ? Gy loopt de honden en wolven na ; en huilt met haar : gy foekt niet anders als toorn ; en hoe gy andere Menſchen kant bijten ; en de gy eet niet anders , als louter grimmicheidt . Wat ſal ik feggen ? Ik heb in mijn lijden en ſterven , door mijn Wedergeboorte, fodanigen dier nict voortgebracht : darom wil ik het ook geenſins aannemert indien het niet alvorens in my wederom op nieuw geboren worde , ' to een en gelſch beeldt. Als dat geſchiedt ; lo fal het ewig by my fijn en blijven . . 71 . Cap: 21:62 . *XXVIII. Gelijk als het moſtertſaadt, gefaayt fijnde , eerſt klein en ge ring is; en daar na een grote boom wordt : alſo waſt de Perel ook ор in de fiel in de ſchoot van de Fonkurowy, Houd darom , wat gy hebt verkregen , trouwlijk vaſt :. "Gebrek te lyden is een kommerlijke laft .
Laat de Duivelvoor u nergens ſuiker op ſtroyen. Ofhet Rijk deſer We reldt u ſo ſoet als ſuiker wordt gemaakt ; fo is daar toch niet anders in , als louter gal . Denk maar , dat uw arme fiel niet thuis hoort in deſe Wereldt,"noch in uw yleeſch en bloedt: fy moet na een ander landt toe wandelen : Laat därom aan den Duivel niet toe , uw ſiel , met de wanluft en grouwel des vleeſches, aldus te verdecken . Waarlijk, daar wordt een feer groten ernſt vereyſcht ; om den Duivel af te keren en te verdrijven : alhoewel dat geenſinsſondt, in ons eyge vermogen ; 'indien de hoogwaar dige Ridder Jeſus Chriſtus ons geen byſtandt deedt. Cap. 24:24. XXIX . o ! beminde fiel, keer om : laat u toch niet vangen van den Duivel. Acht het ſporten defer Wereldt voor niemendal : al uw droef heidt moet roch eindelijk eens in grote blijdſchap veranderen.
Hebt sy , in deſe We. reldt
PRINCIPIA 27 ce at
reldt, geen grate eer , aanſien , macht noch rijkdom ; wat ſwaricheidt die dingen kunnen u immers niet helpen : ook is het u onbekenı; of morgen Immers ſmaakt den 1 de dag niet verſchenen is , dat dy daar aan moei.
behoeftigen ſijn droog broodt beter ; als den vermogenden het allerbeſte. Wat voordeel heeft hy dan ? als dat hy veel voor hem fict ; en Gich ſel
t
!
ven ontrent velerhande ſaken plagen moet. Eindelijk moet hy noch re kenſchap geven van ſijn bedrijf en huishoudings als ook hoedanigen planter hy geweeſt is in defe Wereldt. Darenboven moet hy ook reken ſchap geven van alle fijne dienſtboden .. Is hy, haar met quade exempelen voorgegaan ; en heeft hy haar fodanig ge -ergert, dat ſy den godloſen weg ook lijn ingeſlagen : ſo ſchreeuwen hare arme Gelen ewig ach en wee over haar Heer. Daar ſtaat alles figuurlijk uitgebeeldt in de Tinctuur : warom maakt gy dan ſulken weſen , en.ſtrijdt gy ſo geweldig , om wereldſche eer en aanſien te behagen , die toch vergaan ? Tracht liever na de Pe . relboom : die neemt gy meê ; en verheucht u ſelven ewig over ſijn ge. was . Ach ! baart het niet een ſmakelijk vergenoegen ; dat de fiel de H. Drie enicheidt aanſchouwen mag ? Waar van ſy ſodanig vervult wordt; dat alle hare weſentlijke eggenſchappen in het Paradys groeyen en bloeyen : daar de lofſang van Gods.wonderbare daden gedurig opgaat ; daar de altijdt waffende vrucht fonder einde voortkomt , volgens uw eyge wil en begeer te ; daar gy macht heb over alles; daar geen vrees, nijdt, noch enig leedt, is ; daar onder malkander niet anders is , als louter liefde ; daar lich elk verblijdt over eens anders geftalte ; , daar ygelijk fijn eige vrucht opgaat, volgens fijne weſentlijke eygenſchappen : waar van het Manna by Ifraël, in de woeſtijn , een voorbeeldt was ; dat ydereen ſodanig ſmaakçe , als ſij ne weſentlijke eygenſchappen waren . Cap.24 :30.31. XXX . Lieve fict, hebt gy luſt om den weg Gods in te ſlaan ; ſo moet gy ſeer groten ernſt gebruiken. Het moet geen huichelary met de monde lijn , daar her here ver van daan is ; geenſins : op deſe wijſe verkrijgt gy niemendal. Gy moet uw Gemoedt, met alle nweſinnen en uw vernuft, te nemaal verſamelen in deſen enigen wil; dat gy u wilt bekeren , en afſtande doen van alle uwe grouwelen. Gy moet ook uw fin en mening in Godt en fijn barmherticheidt veſtigen , met een onwankelbaar vertrouwen , dat uw wenſch ſuli verkrijgen. En al is het, dat de Duivel, uit kracht van de fonden door u begaan , tegen u ſeyt : het kan nu niet meer geſchie den ; gy fijt al te groten ſondaar. Laat u dat pict afſchricken : want hy is een leugenaar, en maakt uw gemoedt vertſaagt. Hy ſtelt fich wel aan; als of hy daar niettegenwoordig was : maar gewiſſelijk is hy daar ; en ver weert D 2
28
PRINCIPI
A
weert ſich , als een boſen hondt. Gy moogt ook wel ten vollen verſekert fijn ; dat alles wat ,met twijffel vermengt ,in uw gemoede opkomt, louter belſche ingevingen fijn. · Want daarlijn niet meer als twee Rijken , die met u te doen hebben , en u trecken : namelijk Gods Rijk ; daar is Chriſtus in , die u begeert te hebben : en het helſche Rijk ; daar is de Duivel in , die u ook begeert te hebben . Hier komt het nu op ſtrijden aan met de arme fiel; dewijl fy in het midden ſtaat : Chriſtus biedt haar het niewe kleedt aan ; en de Duivel het kleedt der ſonde. So waarlyk , als gy een gedachte of genegent heidt tot Godt bebe ; dat gy gaern ingaan ſoude in rechtſchape Boere : 50 waarlijk komt die gedachte niet uit u felven voort ; maar daar door lokt u Gods liefde , en roept u de edele Jonkvrouw Gods ; dat gy maar komen foudt, en ſulx toch niet nalaton. En ſo waarlijk , als u , op ſodanigen weg, uwe grote fonden te binnen komen , en u te rug houden ; so dat uw hert menigmaal geen trooſt altoos gewaar wordt : fo waarlijk is het des Duivels tegenhouding. Die werpt u in uwe gedachten : Godt wil u niet verhoren ; gy ſteekt noch in al te grote fonden : want hy wil de trooſt in de fiel niet laten komen ; maar dekt het ſondige Rijk deſer Wereldt daar over heen . Doch laat u dit geenſins verdrietig en mismoedig maken : want hy is uw vyandt . Iminers ſaar'er geſchreven : Al waren uwe fonden fo.roodt als bloedt ; fo ſullenſe, als gy u bekeert , ſchneeuwit worden , als wol . So warachtig als ik leef, feyt de Heere der heyrſcharen , ik heb geen luft aan den doodt des armen ſondaars ; maar dat hy ſich bekere en leve. Gy moet met den fin en mening , die gy eens hebt vaſtgeſtelt, be. ſtendig blijven . En al is het , dat gy geen kracht in uw bertgewaar wordi ; en de Duivel uw tong nederſlaat, dar gg niet kunt bidden : moet gy evenwel tot bem ſucbien , en wenſchen verhoort te worden ; ende in delen fin en mening, met het Cananeeſche Vrouwtje , gedurig aanbou den : hoe sy die ſterker doet; hoe de Duivel (wacker words. Gymoet het lijden , ſterven , en de voldoening Jeſu Chriſti tot uw voordeel nemen ; en uw ſiel in defe beloften inwickelen : Mijn Vader wil baar den H. Geeſt geven , die hem darom bidden . Bidt ; en u ſal gegeven worden :
foekt ; en gy ſult vinden: klopt; en u fal open gedaan worden . Hoe gy nu krachtiger van den Duivel en uwe ſonden uitdringt ; hoe Gods Rijk krachtiger in u indringt. Sie wel toe ; dat gy uit die wil nooyt uitgaat : maar daar in volhardt ; tot dat gy het Kleynoodt verkrijgt. En of het al duurde van den dag tot de nacht , ja , noch vele dagen lank ; laat u dat toch niet doen wankelen : want is uw ernſt groot ; ſo ſal het Kleynoodt ook groot fijn , dat gy in de overwinning ſult ontfangen ,
Nic
PRINCIPI A. Niemandt weet , wat dit voor een Kleynoodt is ;
29
als die ſulx onder
vindt. Het is een ſeer waarde gaſt: als Chriſtus in de fiel intrekt ; is'er een wonderbare Triumph . A ldaar kuſt en omhelſt de Bruidegom ſijn be minde Bruidt ; en gaat de lofſang op van het Paradys. Het aardſche li chaam moet daar over ook van blijdſchap fidderen : en al weet het niet , wat daar te doen is; ſo verheugen haar toch alle fijne leden. Ach ! wat heerlijke wetenſchap brengt de Jonkvrouw der Wijsheidt Gods met baar ; als ſy kom . Sy maakt den Menſch aanſtonds geleert: al was bet, dar te voren ſtom was ; ſo wordt ſijn fiel evenwel gekroont met de wonderen Gods. Sy moet van ſijne wonderen gewagen ; en in haar is niet anders, als een loutere begeerie, om ſulx te verrichten : de Duivel moet van haar wijken ; en hy wordt ganſch mat en vermoeye . Aldus wordt het Kleynoodt , en daar in de dierbare Perel , geſaayt: O ! hoc doch geef daar wel acht op ; het is ſo aanſtonds geen boom . dikwils ruiſcht de Duivel daar over heen ; dewijl hy dit moſtertſaadje ſo gaern ſouw uitroeyen : Wat al harde ſtormen moet de fiel uitſtaan ! hoe menigmaal wordt ſy met fonden overdekt ! Al wat in defe Wereldt is, is tegen haar aangekant: en het gaat eveleens met haar ; als of ſy alleen was, en ganſch verlaten. De kinderen Gods ruiſchen ook over haar heen : want de Duivel doet de arme fiel ſodanigen quelling aan ; op hoop van haar we derom te verleyden. Daar is nimmermeer ruft by hem : of hy valt haar aan met ſchijnheylicheidt; op dat ſy haar ſelven wat wijs fouw maken , en inbeelden: of by plaagt haar met ſonden in haar Geweten. Gy moet maar ſonder ophouden tegen den Duivel ſtrijden : want daar door waſt de Perel boom ; gelijk als het gras in ongeſtuimige regen en windt. Doch ſo die boom groot wordt , en aan het bloeyen komt; ſult gy ſijn vrucht wel ge nieten : dan ſult gy vecl beter verſtaan ; wat deſe pen geſchreven heeft,
en waar ſy is geboren. Want ſy is ook een geruinen tijdt aan deſen Rey dans geweeſt ; en daar is menigen ſtorm over haar hooft gegaan : darom ſal het voor haar ſtaan blijven , tot een gedurige Gedachtenis ; om hare vorige gedachten daar telkens door te verniewen , ſo lank als wy hier noch moeten ſitten in de moordkuil des Duivels. Indien wy hem maar over winnen ; ſo ſal ons onſe grote beloning ongetwijffelt wel navolgen . Hier op ſeyt het Vernuft: Ik fie waarlijk aan u , of uwsgelijken , geen andere geſtalte of gebaerden , als aan andere arme ſondaars : het moeider halven maar een ſchijnbeylige vertoning fijn ; om daar mee te huichelen . En voegt daar noch by: Ik ben ook aan defen Reydans geweeft; en even wel blijf ik in mijn boosheide fleken ; ende doe ik wat ik byna nooyt wil doen. Ik wordt, eveleens als te voren , tot toorn , giericheidi, en haat, be D3 wogen ,
P
R
I
N
C
1
P
I
A.
30 wogen. Hoe mag het toch hier mee gelegen fijn ; dat een Menſch niet doet, volgens ſijn vafigeſteldewil: maarin hettegendeel; dat by ſelve beſtrafi, en weet niet recht te fijn voor Godt ? Alhier ftaat de Perelboom ganſch verborgen ! Sier, beminde Vernuft ; de Perelboom wordt geenſins geſaayt in den uitwendigen Menſch ; hy is het ook niet waardt ; want hy hoort in de aarde , en de Menſch der ſondeſteekt daar in . De Duivel maakt ook dik. wils ſijn verblijf daar in , als in ſijn woning ; en verſamelt daar in veel toorn en boosheidt. Hy vervoert ook de arme fiel menigmaal tot ecni fwaar misdrijf, daar ſy geenſins toe bewillicht: ſo dat het lichaam tocgrijpt en aanvat ; dat de ſiel ganſch tegen haar ſin is. Indien nu ſulx geſchiedt ; ſo doct het de ſiel ganſch niet : maar de geeſt der ſterren en elementen , die in den Menſch is. De fiel ſeyt; het is niet recht : het lichaam ſeyt ; wy mocten 't hebben : op dat wymogen leven , en genoeg hebben , om te beſtaan . Aldus gaat alles dan door malkander ; en kent een recht Chri ften ook ſich ſelven niet : hoe ſouw hy dan van andere Menſchen kunnen gekent worden ? De Duivel kan een Chriſten heel wel verdecken; dat hy niet bekent wordt : en ſijn meeſterſtuk is ; als by een Chriſten fo ver kan vervoeren , dat hy tot grove fonden vervalt : en alfo aan hem van buiten niet anders beſpeurt wordt; als dat hy andere Menſchen beſtraft over hare fonden ; en ondertuſſen , met ſijn uiterlijke Menſch , ſelve ſonden begaat. Indien een Chriſten nu komt te ſondigen : fo doet hy het niet met den niewen Menſch; maar de oude Menſch , die de fonde onderworpen is , en in den toorn Gods ſtaat, doet het. Deſen Menſch der ſonde drijft de toorn ; dat hy doorgaans weynig of niet doet, dat recht en goedt is : en ſo hy al yets goeds komt te verrichten; ſo doet hy het geenſins, door fijn eige wil en krachten : maar de niewe Menſch dwingt hem ; dat hy het moet doen . Want de oude Menſch is vergankelijk ; maar de ſiel is one vergankelijk ; darom ſtaat de arme ſiel in een gedurigen ſtrijdt; en is tuſ ſen de deur en den hoek van de poſt in de klem, ende moet haar wel la ten verwonden. Wy ſeggen geenſins ; dat de fonde , die door den ouden Menſch begaan wordt, aan een Chriſten geen ſchade toebrengt. Want al is het niet mooglijk; dat de niewe Menſch den ouden tenemaal in toom kan houden : ſo geefi het evenwel ergernis ; en wy fijn gehouden , met onſen niewen Menſch , Gode te leven. Alſchoon wy nu , in deſe Werelde, de volmaaktheide niet kunnen bereyken ; ſo moeten wy nochtans ſonder ophou den ons beſt doen ; om den ouden Menſch daar in tegen te ſtaan en te vera binderen .
De niewe Menſch ſtaat in een acker , die koudt , bitter , grimmig , en
P
R
1
N
CI PIA.
3r
en verhardtis. Doch gelijk het kruidt uit de aarde opwaſt, door een licf felijke ſonneſchijn ; alſo waſt onſe niewe Menſch ook op in Chriſto , uit den ouden , grimmigen ,kouden , ruwen , Menſch van ons aardſche vlceſch en bloedt . En dat is recht het licht van de Perel ( wanneer wy fulx in den nicuwen Menſch bereyken , door de ware wetenſchap, en erkentenis) en Behalven het ſwaerdt, waar meê wy tegen den Duivel kunnen ſtrijden. dat moeten wy ook het ſwaerdt des lijdens en ſtervens Chriſti in onſe han den nemen ; dat ſeer ſcherp ſnijdt. Daar dat wel gebruikt wordt ; moet de O Duivel vluchten . Cap. 24:32 . 43 .
XXXI. Wilt gy Godt bidden ; fo roep uw hemelſchen Vader aan , in den Naam lijns Soons Jeſu Chriſti ; om de verlichting van fijn H. Geeſt: (meek hem ; dat hy uwe ſonden , om ſijn bitter lijden en ſterven , Stel alles wat u wil vergeven ; en verlenen ', 't geen u nut en ſalig is. aardſch is in fijne handen ; en laat het over aan fijn wetenſchap en wil . Want wy weten niet , wat wy bidden , of begeren ſullen : maar de H. Geeſt bidt ſelve voor ons, met onuitſprekelijke fuchten , in Chrifto Jeſu , by fijn hemelſchen Vader. Darom is hier toe geen groot getal van woor den nodig : maar alleen een gelovige en boetvaerdige fiel, die haar, met een volkomen ernſt , overgeeft in de barmherticheidt Gods , en alles ſtelt aan ſijn wil en welgevallen . Sodanigen ſiel leeft in het lichaam Jeſu Chri ſti :. en ſo ſy hier in volſtandig blijft ; waart voor den Duivel. Cap. 25:94.
is ſy tenemaal ſeker , en wel be
XXXII . Gode roeptu , ſonder ophouden ; en uw Jonkvrouw verwacht uw komt, met een vyerige begeerte. Nader maar 10t haar ;: Sy is de uwe: sy behoeft aan haar geen vremden Geſant te ſenden. Het gaat daar niet toe; als het ten Hoof gaat : Chriſtus wil fijn Hemel tot ſijn verhenging gaern gedurig vermeerderen; warom fijt gy dan langer kleinmoedig en ver tſaagt , wegens uwe fonden ? Immers is de barmherticheidtGods groter als Hemel en Aarde. Wat vangt gy dan aan ?
Daar is u niets nader ; als
Gods barmherticheidt : doch in uw ſondig onboctvaerdig leven fijt gy by den Duivel; en geenſins by Chriſtus. Seg al wat gy wilt : al ſchikt gy. honderdt duiſende Gefanten tot hem , en in uw godloosheide volhardt; ſo lijt en blijft gy by den Duivel , en daar is voor u geen raadt altoos. Gy moet ſelve met Chriſtus opſtaan ; en in fijn lichaam wedergeboren worden, door de krachtdes H. Geeſtes, in den Vader : en dit moet alles in u ſelven geſchieden . Cap. 25:95 . XXXIII. Geef u ſelven over aan Chriftus; ſo ontfangt sy den H.Geeft: die ſal uw fiel wederbaren ; die ſal u verlichten , voeren , en leyden ; diefal Chriftum aan u openbaren . Laat toch alle verſierde beufélingen , en vonden
32
PRINCIPI A.
van Menſchen varen : want het Coninkrijk Gods is dicht by u ; ja, binnen in u ; als Chriſtus ſelve getuicht , Luc. 17:21. Uw eyge ongeloof houdt u maar van Godt af, met uwe boſe werken ; als giericheidt , hovaardy , nijdt , toorn , en valſcheidt. Want deſe dingen trekt gy aan ; en ſtaat daar mcê buiten Godt , in het kleedt des Duivels. Doch indien gy dit kleedt aflegt; en met de begeerte uws herten in de barmherticheidt Chriſti overgaat: ſo gaat gy in den Hemel, in Godt den Vader ; en wandelt gy in het lichaam Chrifti, in het reyne element. Als. dan gaat de H. Geeſt uit uw eyge ſiel uit ; en voert u in alle waarheidt ; ende de oude verdurve Menſch hangtu maar alleen van buiten aan . Dien ſult gy : in uw ſterven , verbreken ; en door uw liefde in Chriſto den toorn des Vaders, in uw eyge ſiel, ſtillen , overwinnen , en gevangen nemen ; gy ſult ook , met uw niewe Menſch , door den doodt heen yen ; en op den jongſten dag daar in verſchijnen. Cap. 26: 11.12 . XXXIV . O ! Menſch; bedenk u ſelven hier in deſe Wereldt ; waar in sy in de geboorte ſtaat. Gywordtgeſaayt, als een klein korentje ; en uit dat korentje waſt een ganſche boom . Sie toch nu wel toe , in hoe danigen acker gy ſtaat: op dat gy moogt bevonden werden , een hout te ſijn , dat dienſtig is tot Gods grote gebouw in ſijn liefde ; en geen hout, dat maar tot een vonder dient , daarmen met voeten overheen gaat : of 't geen noch erger is , datmen aan het vyer gebruikt ; waar van de -aſch alleen overblijft, en tot aarde wordt. Het wordt u aangeſeyt : Dat het hout uwer ſiele branden fal in het laatſte vyer ; en dat uw fiel in dat vyer niet anders als aſch ſal blijven ; en uw lichaam ſich vertonen , als ſwart roet. Warom wilt gy dan ſtaan in een woeſtijn ; ja, op een ſteenrots , daar geen water altoos te vinden is ?. hoe ſal uw boom dan ooyt wederom groeyen en groen worden ?
Ach ! wat is het bijſter ellendig ; dat ons onbekent is , in hoedanigen acker wy opwaſſen ; en wat voor weſentlijke eggenſchappen wy na ons trec ken : daar immers onſe vrucht beſien ſal worden en geproeft; en die lief felijk bevonden wordt , geſet worden op Gods tafel ; en de andere gewor pen voor de (wijnen des Duivels. Laat u dit derhalven bewegen ; en lie toch wel toe , dat gy opwaſt in den acker Chriſti , ende een vrucht voort brengt , diemen op Gods tafel gebruikt . Welke vrucht nimmermeer vergaat ; maar gedurig ſwelt en groter wordt : ende hoemen daar meer van eet , hocſe lieffelijker wordt bevonden . Cap.27: 2. . . .4. XXXV . De fiel moet in haar ſelven ingaan ; een niewen wil ſcheppen in het leven Jeſu Chrifti; hertelijk daar na verlangen ; on met een krache rige wil dat ſoeken te verkrijgen . Op de blote hiſtory moetmen niet blij ven
PRINCIPI A. ven ſtaan ,
of alleen in de wetenſchap ruſten ;
33
en om datmen daar veel
van weet te ſpreken, ſich ſelven achten een Chriſten te fijn : daar het ge moedt ondertuſſen noch in Babel is ; en gedurig aan alles twijffelt. Neen ; daarbeſtaatdeWedergeboorte geenſins in ; maar het moct crnſt ſijn. Het gemoedt moet in ſich ſelven gaan ; en in ootmoedicheidt tot Godt naderen : het moet in Gods wil treden ; 'als in gerechticheidt , waarheidt, enliefde. Alſchoon het wel waar is ; dat het gemoedtdit niet kan doen , door fijn eyge krache ; dewijl ket met den geeft deſer Werelde belemmert , en van hem gevangen, is : So heeft het evenwel bet Voornemen daar toe in ſijn eye gen Vermogen ; en Godt ſtaat regen over dit voornemen ; neemt het in lijn liefde aan ; en ſaayt daar in , door ſijn kracht , het korentje der liefde, waar uit de niewe Menſch opwaſt, in het leven Jeſu Chriſti. Darom leitalles aan een rechtſchapen ernſt; die men ware Boete noemt. Want de aangrijping van het Woordt Gods waſt nict in het aardſche les ven ; maar in het op nieuw herbore leven , in het leven Jeſu Chriſti . Om deſe reden is het Hemelrijk een geſchenk der genade, dat aan yder gege Want het is geenſins genoeg ; ven wordt, die het met ernſt begeert. datmen by ſich ſelven ſeyt:
Ik heb de wil wel , om my met ernſt tot Godt
te begeven ; maar ik heb deſe Wereldt noch voor enigen tijdt nodig : daar na wil ik in Gods gehoorſaamheidt ingaan. Dit duurt van de ene tijdt tot den anderen ; en wordt van dag tot dag verſchoven : ondertuſſen waſt de Menſch der boosheidt meer en meer op. Het is ook geenſins ge nocg ; dat gy uw Bekering uitſtelt , tot dat uw einde nadert ; en alsdan wilt een hemelſche geboorte ſijn : daar gy , den ganſchen tijdt uws levens, in Gods toorn ſijt gebleven , en opgewaſſen in den afgrondt der Helle. Neen , neen, dit is louter bedrog ; waar meê gy u ſelven jammerlijk be driegt. Dc Geeſtelijke in Babel heeft daar na geen ſleutel ; om het He melrijk voor u op te ſluiten . Gy moet daar ſelve ingaan ; en op nieuw geboren worden : daar is anders geen raadt, noch in deſe Wereldt, noch in den Hemel. Alhier ſtaat gy, in deſen tijdt, in den acker , en fijt gy cen gewas : maar als de doodt komt , en den ſtronk afſnijdt ; ſo ſijt gy niet meer een groeyent gewas , maar een vrucht , die ſijn volle wasdom nu al bereikt heeft. Sijt gy dan geen ſpijs voor Godt : ſo hoort gy ook
niet op lijn tafel; en ſo ſal Godt ook nimmermeer in u wonen . Aan hangſel s. 16. . . . 20. XXXVI. Daar is niets dienftiger en nutter voor den Menſche , in ſijn aanvank om tot de Wedergeboorte te komen ; als ware rechtſchape ernſtige Boete , gepaart met groteen ernſtige beftendicheidt : want hy moet in het Hemelrijk , in het leven Jefu Chrifti, indringen. Alwaar dan fijn We E derbarer ,
DRIEVOUDIG 34 dorbarer , ſeer diep in fijn gemoedt, in het licht des levens tegen hem over ftaal; hem met fijn begeerte en ernft te hulp komt; en fich felven gelijk een moſtertſaadje, in de fiel des Menſchen ſaayt, als een wortel tot een nieuw ſchepſel. Indien nu de ernſt groot is in de fiel des Menſchen : So is de ernſt in lijn Wederbarer ook groot. Waarlijk , het is ganſch onmooglijk , de Wedergeboorte in Chriſto recht te beſchrijven : die daar in komt , ondervindt het. Daar waſt in ſijn gemoedt een geheel ander gewas; en een ander Menſch , met andere we tenſchap begaaft. Hy wordt van Godt ſelve onderweſen : en fiet klaar ; dat al die arbeidt , daarmen ſo driftig mcê beſig is , ſonder den Geeſt Gods, ontrent alles wat in de H. Schrift begrepen is , niet andersis , als ecn verwart werk van Babel: waar uit louter twiſt en ſtrijdt, door eygen finnige hovaardy , geboren wordt. Want ſy hebben niet anders voor ; als hovaardy , haar eyge verheffing , en ſich ſelven in vleeſchelijke luften ſeer wel te vermaken . Sy ſijn geen Herders Chriſti ; maar dienaars des Antichriſts: fy hebben ſich felven geplaatſt op den Throon Chriſti; maar hebben die Throon gebouwt in deſe Wereldt. Chriſti Coninkrijk is geenſins van defe Wereldt : maar het beſtaat in kracht. Daar is ook geen ware kennis van Godt in enig Menſch : indien hy alvorens niet uit Godt, en in Godt, op nieuw geboren is , uit ſojn ver durven huis der fonden ; alwaar dan de grimmicheidt baar in liefde ver andert. Sodanigen Menſch wordt een Prieſter Gods , in het leven Jeſu Chriſti ; die gedurig foekt, wat in den Hemel te vinden is, in de wonde. ren Gods. Deſe nieuwe Menſch , die in den ouden verborgen is , is niet van deſe Wereldt ; maar hy is in Ternario San &to , in de heylige Aarde, in het heylig lichaam Jeſu Chriſti: wel te verſtaan , in de kracht fijns li chaams. Aanbangſel 9.25. 27.
DRIEVOUDIG
LEVEN ..
Jiemandt kan Gode recht kennen , boeken , en vinden ; fono XXXVII N ie N . der den H. Geeſt : die uit het ootmoedige ſoekende hert uitgaat; en het gemoedt ſodanig verlicht, dat de finnen ook verlichtwor den , en de begeerte tot Godt omgewende . Sodanigen Menſch vindt alleen de dierbare Jonkvrouw der Wijsheidt Gods : welke hem leidt ор den
rcchten weg ; en voert tot het friſſe water des ewigen levens, ende lijn ſiel daar
L
E
V
E
N.
35
daar meê verquikt. Aldus waſt het niewe lichaam der ſiele op in Chri Ito. Cap. 1:49 . XXXVIII. Beminde Leſer , wilt gy de diepe verborgentheden Gods
verſtaan ; ſo hebt gy geenſins nodig alvorens een bril van de Hogeſcho len te halen , en die op uw neus te letten ; ende vele boeken van vermaar de Mannen te leſen : want die fijn ganſch niet op de Hogeſcholen te ſoc ken , te vinden , en te doorgronden . Alles, wat het vernuft in de wijs. beidt deſer Wereldt foekt , is niet anders als een verſierde beufeling ; fon der enig godlik verſtandt. Het vernuft kan niet meer vinden als deſe We reldt; en vinde die noch niet balf. Het is gedurig maar beſig met foeken : en als het de wijsheidt deſer Wereldt vindı ; jovindt het eindelijk hovaar dy,en ſchijnheilicheidt. Soek alleen het Woordt Gods , en fijn hert , dat Menſch geworden is ; in de kribbe by de beeſten in de ſtal, in de donkere nacht. Indien gy dat vindt; ſo vindt gy Chriſtum , als het Woordt , in den Vader ; en te gelijk, Vader , Soon , en H. Geeft: ook vindt gy de ewige Natuur , de engelſche Wereldt , en het Paradys ; en darenboven uw blinde Ver nuft, dat u , ſo langen tijdt , waggelende en ſtruikelende gevoert heeft , als een dronken Menſch . Het is ganſch onnodig , uw hooft te breken , mec diepe overleggingen , en uw gemoede te vermoeyen : gy vindt toch , met uw diep nadenken en verſinnen , nimmermeer den waren grondı. Geef alleen, met toegenegentheidt, uw gemoedt en uwe ſinnen , nevens uw ganſche vernuft , over in de liefde en barmherticheidt Gods : op dat gy , in het middelpunt uws levens, moogt geboren worden , uit het Woordt en het hert Gods; ſo dat ſijn licht in het licht uws levens ſchijnt , en gy tene maal een fijt met hem . Jeſus Chriftus ( de Soon Gods , en het ewige Woordt des Vaders , in den Vader ; die de glans en kracht is van de belderſchijnende ewicheidt) moet Menſch in u worden , en uit u geboren ; indien gy Gode recht wilt kennen. Ander finsfijt en blijft gy in een donkere fal ; engaat 87. maar ſoeken en rontom taften , als de blinden . Gy ſoekt Chriſtum altoos aan de rechterhandt Gods : om dat gy meent , dat hy hier ſeer ver van daan is. Gy wilt uw gemoedt met geweldt verheffen boven de ſterren ; en al daar Godt gaan ſoeken : gelijk de waanwijſe Geleerden u onderrechten ; die Godt u , heel ver van hier , in een Hemel voormalen.
Doch gelijk als de Duivelvliegen wil , boven over het hert Gods, in ſijn vyerige oor ſpronk en eygenſchap ; en evenwel maar blijft, in de vier geſtalten van de ewige Natuur, in de duiſternis : alſo gaat het ook met het blinde vernuft; dat in het duilter fit, en in de duiſternis Godt ſockt. Wilt E 2
IE
35
DR
VO U
G
DI
Wilt gy Godt vinden ; fo ſock hem in lijn oorſpronk , en weſentlijo ke eygenſchap: die is overal. Alles is vol van Godt; en hy ſchijnt in de
duiſternis. Godt is ook in uw duiſtere hert ; doch in een ander Beginſel: klop maar aan ; ſo ſal n open gedaan worden ; de H. Geeſt is daar de fleus teltoe , in het middelpunt. Ga uit de begeerte des vleeſches in een reche ernſtige Boete : ſet uw ganſche wil , met uw vernuft en ſinnen , tene maal in de barmherticheidt Gods ; ſo ſal Gods Woordt , als ſijn beminde bert , in u een geſtalte krygen. Alsdan ſtaat gy voor de kribbe, daar Jew dus geboren wierdt : vervoeg u dan in ootmoedicheidt tot het kindeken , en offer hem uw hert op ; lo fal Chriſtus in u geboren worden. A lsdan moet gy in de Jordaan nederdalen ; To ſal de H. Geeſt u do pen : daar ſtaat dan de Hemel voor u open , en ſweeft de H. Geeſt over u : maar dan moet gy in de woeſtijn ; om van den Duivel verſocht te worden. Verſta het recht : de Duivel ſal ſich ſelven aan u verſocken ; en u dikwils voeren , in de woeſtijn deſer Wereldt : hy ſal voor uw ſiel, in uw vlecſchelijke hert, treden ; en het vaſt toegrendelen. Daar wordt een rechtſchapen ernft toe vereyſcht ; om des.( Duivels middelpunt aan ſtucken te doen ſpringen: gy ſult menigmaal Chriftum niet fien ; de Duivel ſal hem i en ſtaande honden , dathy nooyt in u is Menſch gewor
den . Want gy ſtaat bier eveleens als een licht in het middelpunt, dat met duiſternis omcingelt is; en fijt een gewas , in het leven Gods, uit de. dnia ſtere ſtrenge Natuur. Bedenk u derhalven ; en ſie ſecr wel toc: ſta vaſt; gelijk als Chriſtus deedt. Doe niet als Adam ; die ontſtoken wierdt in de begeerte tot den geeſt deſer Wereldt; en ons daar door voerde in de vleeſchelijke duiſter nis. Gy moet met Chriſto vervolgt , beſpot, en verſmaadt, worden ; fogy leven en ſweven wilt in de wonderen Gods. Indien gy in hem blyft ; % blyft hy in n : dan moogt gy alles foeken , wat gy begeert ; en gy vindt ale les, waar uw luft toe ſtrekt. Anderſins vorſcht gy te vergeefs in de God heidt : en als gyhet al op het hoogſte brengt; fo vindt gy maar alleen de fe Wereldt. Dit fy u geſeit, tot een ernſtige waarſchouwing. Cap. 3 : 29. 36. XXXIX. Wanneer wy ons wel befinnen , na den rechten Menſch , die de ware gelijkenis en het beeldt Gods is : ſo vinden wy Godt wel in ons ; maar ons buiten Godt. Hier leit het dan aan ; dat wy wederom , in ons felven , in Godt ingaan , in onfen verborgen Menſch. Indien wy derhal ven onſe wil, met rechtſchape ernſtige eenvoudicheidt, in Gode ſtellen : So gaan wy, met Chriſto, uit deſe Wereldt, uit deſterren en elementen in Godi. Want in de wil van het vernuft ſijn wy kinderen der ſterren en elemen
1
L
E
V
E
N.
37
elementen ; en voert de geeft deſer Wereldt heerſchappy over ons : maar indien wy uit de wil deſer Wereldt uitgaan , in de wil die tot Godt ge negen is ; ſo heerſcht de Geeſt Gods in ons , en beveſticht ons tot ſijne kinderen . Dan wordt onſe ſiel het Paradyſche Kransje ook opgeſet : en aldaar wordt ſy een onverſtandig kindt in deſe Wereldt ; dewijlſe den Meeſter deſer Wereldt verlieſt , die haar voor defen in het vernuft voerde. 0 ! Menſch , bedenk toch wel , wie u leydt en voert. De oneindige ewicheidt is bifter lank : tijdelijke eer en goedt is voor Godt louter drek : alles daalt met u in 't graf , en wordt tot niet ; maar in Gods wil te le ven en te ſweven , baart ewige rijkdom en eer . Daar hebben wy voor ons ſelven niemendal meer te ſorgen : maar onſe Moeder ſorgt voor ons , in wiens ſchoot wy leven , als kinderen. Uw tijdelijke eer en aanſien is uw valſtrik : maar uw ellende , met hoop en toeverlaat OP Godt verſelt , is uw Roſenhof. Lydſaamheidt is een edel kruidt ! O ! hoe heerlijk wordt gy gekroont. Wat is'er ſchoonder als de Son ? noch wordt gy veel ſchoonder : want gy bekomt een Kransje , in Ternario Sancto, in de heylige Aarde. Meent gy , dat wy u een ſprookje vertellen ? geenſins : wy ſpreken leven
dig , uit eyge kennis en ondervinding : het is geen blote giſling uit het ſeggen van een ander ; maar het komt uit onſe eyge mondt. Wy ſien
niet onſe cyge ogen : doch wy beroemen ons daar niet over ; dewijl deſe macht onſe Moeder toekomt. Wy vermanen u alleen ; dat gy in den ſchoot des Moeders gaat , en ook leert ſien met uwe eyge ogen . Solank als gy n laat wiegen; en vrem de ogen begeert , om daar mee te ſien ; ſo fijt en blijft gy blindt. Maar indien gy uit de wieg opſtaat , enna de Moeder toe gaat;lo fietgy de Moe der , en alle hare kinderen. O ! hoe goedt is het , met fijne eyge ogen te fien. Een blindt Menſch , die het licht deſer Wereldt niet lien kan wordt geacht als een ſlapende die droomt. Hy hoort wel ſpreken van de ſchoonheidt deſer Wereldt ; maar hy kentſe niet : hy heeft het maar van horen ſeggen ; en denkt dikwils, dat een ſaak veel beter of erger is. Om dat hy niet ſien kan ; ſo beeldt hy het ſich in , na dat’er van geſproken wordt: maar die ſelve het licht fict, ſpreekt'er van volgens de waarheidt; dewijl hy het weſen daar van begrijpt en verſtaat. Aldus ſlapen wy alte ſamen , ten opſicht van onſen uitwendigen Menſch. Wy leggen in de wieg; en laten ons wiegen van het vernuft. Wy ſien met de ſchynbeylige ogen van onſe huichelaars : die ons ſchellen en bellen voor deoren hangen ; op dat wy maar ſouden vooriſlapen , en ſy Heer en Meeſter in het huis blyven , terwijl wy met hare ſchellen en bellen ſpelen. o ! blindt vernuft, ſta toch op uit de wieg . Immers fijt gx een kindt des E 3
E
38
DRI
DIG
VOU
des Moeders , en een erfgenaam harer goederen ; ja een kindt en Heer in het huis. Warom laat gy uwe knechten aldusmet u omſpringen ? Chri ftus ſeyt: Ik ben het licht der Wereldt : wie my navolgt, sal het lichtdes ewigen levens hebben. Hy wijſt ons niet tot de huichelaars, krakeelders, en moordenaars; maar roeptons , om by hem te komen . In Chriſti licht moeten wy fien , met onſe inwendige ogen : dan fien wy hem ; want hy is het licht. Als wy bem fien ; fo gaan wy in het liche. Hy is de ware Morgenſter ; en wordt in ons geboren : hy gaat in ons op , en ſchijnt in de duiſternis van ons lichaam . O ! wat baart dit in de fiel een heerlijke Triumph. Wanneer Chriſtus daar in opgaat ; dan liet de Menſch met ſijne eyge ogen ; dan erkent en verſtaat hy , dat hy in een vremde herberg t’huis leit. Cap .6:30. ::: ..41 . XL . Gelijk als wy al te famen met Adam van Godt ſijn uitgegaan ( want wy hebben alle Adams fiel en lichaam) alſo heeft ons Godt in Chri. lto alteſámen herboren . Gods Rijk ſtaat in Chrifto voor ydereen open :
clk mag daar in gaan , wie maar wil. Die fijn wil uit fich felven uitkeert, en op Chriftum veſticht; ende al het vernuft deſer Werelde tenemaal varen laat, het mag ſoſchoon blinken als het wil ; die wordt in Chrifto weder geboren : fijn fielbekomt wederom het ewige vleeſch , waar in Godt Menſch wierdı; een onbegrijpelijk vleeſch van het ewige weſen. Het oude ſterflij ke vleeſch , dat wy van Adam hebben , wordt in geen hemelſch vleeſch verandert : geenſins. Dat vleeſch hoort in de aarde , en moet ſterven : maar in den ouden aardſchen Menſch is het ewige vleeſch verborgen ; en dat ſchijnt in den ouden Menſch , als het vyer in het yſer; ofals het goudt in den Iteen blinkt, daar het in waft . Dit is de edele hoogwaardige Lapis Philofopborum , of Steen der Phi loſophen , dien de Magi, of Wijſen , vinden ; welke Steen de Natuur door haar Tintuur verandert , en een niewen ſoon baart in den ouden . Die defen Steen vindt , fchat hem veel hoger, als de ganſche Wereldt: aangeſien de Soon veel duiſendmaal groter is als de Vader. Ach ! cierlij ke Perelkroon , immers fijt gy ſchoonder als de Son : niets is'er by u te vergelijken . Gy ſijt ſo openbaar , en ook ſo verborgen ; dat gy, onder vele duiſenden in deſe Wereldt, van geen Menſch recht gekent wordt : nochtans wordt gy van vele Menſchen binnen in haar gedragen ; die u niet kennen .
Chriſtus ſeyt: Soekt; p fult gy vinden. Die Steen wil gefocht fijn. Een luyaarde vindt hem nooyt : en alſchoon en alſchoon hy hem by foch draagt ; ſó kent by hem evenwel niet. Maar daar by fich'aan openbaart ; die alleen ſchept daar in al fijn vermaak : want fijnheerlijke kracht is oneindig. Die hem heeft ,
L
E
V
E
N. 39
heeft, geeft hem nimmermeer weg : en ofhy hem al aan een ander gaf; ſo is hy toch den luyaardt nergensnut toe : dewijl hy ſijn kracht nooyt leert verſtaan . Maar de ſoeker vindt die heerlijke deuchdt en kracht te gelijk met den Steen. Wanneer die hem vindt ; en erkent , dat hy het buiten alle twijffel is; ſo ontſtaat er in hem groter vreuchdt, als de gan ſche Wereldt hem ſouw kunnen toebrengen. Geen pen kan dit genoeg beſchrijven; en geen tong , op menſchelijke wijſe, na behoren uitſpreken . Het is de aller ſlechtſte ſteen van allen , voor de natuurlijke ogen ; en wordt met voelen vertreden : dewijl by geen glans altoos van fach geeft
poor ſodanige ogen : Komtmen by geval ſoch daar aan te ftoten; fo wordt by Arax, als onnut, weggeworpen. Niemandt vraagt daar recht na ; en evenwel wordt hy ſo geweldig geſocht in de Wereldt. Daar is geen Menſch ор Aarde, of hy begeert hem : alle Groten en Wijſen ſoeken hem . Sy vinden wel een ſteen ; en menen dat die het is : maar ſy lijn verdoolt. Sy ſetten hem kracht en deuchdt by ; en menen ſtaande te kun . nen houden ; dat ſy den rechten Steen der Philoſophen hebben : maar hy is het ganſch niet. Die Steen heeft geen kracht en deuchdt meer nodig: want alle krachten en deuchden leggen in hem verborgen. Indien ymаndt, die hem heeft en kent, ſoekt; ſo kan hy alles vinden , wat in Hemel en op Aarde is : en hy vindt ook. Dit is de Steen , die van de Bouwmeeſters verworpen is; en het is een groten Hoekſteen : daar hy op valt; dien verbrijſelt hy, en ſteekt een vyer in hem aan . Alle Hogeſcholen ſoeken hem : maar metal haar ſoeken vinden bem nimmermeer . Somtyds wordt by van een Menſch gevonden , die baem recht foekt : maar alle andere verachten hem , en werpen hem weg . Aldus blijft hy verborgen. Cap. 6:95 .
104
XLI. Daar leyt ons , in dcle Wereldt , nergens meer aan gelegen : als dat wy wederom ſoeken , 't geenwe verloren hebben. Indien wy dit nu wederom willen foeken ; ſo moetenwe het geenſins buiten ons ſelven ſoeken. Wy hebben daar toe gene huichelaars, noch orenſtreelders, nodig: die ons maar trooſten , en goude bergen beloven; op dat wy haar alleen fouden nalopen , en boven anderen doen uitblinken . Al was het, dat ik al mijn leven lank in de Kerk ſat; en gedurig hoor de prediken , ſingen , en ſpelen , van het Hemelrijk en de niewe We. dergeboorte ; ende het daar by liet blijven : ſo was ik , fo voor als na , deſelve Menſch . Alsmen een ſteen in het water werpt , en daar weder om uit neemt; ſo blijft hy , fo voor als na , een harde ſteen en behoudt hy ſijn geſtalte: maar alsmen hem in het vyer werpt ; ſo krijgt hy een an dere eygenſchap : arme Menſch , met u gaathet al cycleens. Ofgy in de Kerk
40
DRIEVOUDIG
Kerk loopt ; en ook aangeſien wilt ſijn , voor een dienaar Chriſti ; dat is niet genoeg : laat gy het daarby beruſten ; ſo fijt en blijft gy deſelve, die gy te voren waart. Het is ook niet genoeg ; dat gy alle boeken van buiten Want al deedt gy niet anders , jaren en dagen aan malkander , als allerhande Schriften leſen; en den ganſchen Bybel van buiten kondt opſeg gen : So waart gy daar door niet een hayr beter voor Godt , als een (wijn boeder , die ondertuſſen de (wijnen hadt waargenomen ; of als een arm gee vange Menſch , die terwijl in het duiſter geſeten hadt , en in al die tijde het licht van de Son nooyt geſex. leert.
Hier helpt geen ſwetſen ; dat gy veel te feggen wect van Godt; en de eenvoudigen veracht, om dat ſy dit u niet kunnen nadoen : gelijk als de huichelaars doen , die op het Beeſt van den Antichriſt rijden ; en aan den fienden het licht verbieden ; gelijk aan my , die dit ſchrijf , ook is ge ſchiedt . Maar het is ; als Chriſtus ſeyt : Indien gy u niet omkeert ; en wordt als de kinderen : So ſult gy het Hemelrijk nooyt aanſchouwen , in alle ewicheidt. Waarlijk , gy moet van boven geboren worden ; wilt gy Gods Coninkrijk ſien. Hier komtalles op aan . Daar is noch kunſt, noch welſprekentheidt, toe van doen : gy hebt ook daar toe noch boeken , noch wijsheidt , nodig . Een ſchaapherder is hier ſo bequaam toe , als een Lc raar ; ja , noch veel bequamer : want hy laat ſijn vernuft veel eer varen, en gaat lichter in Gods barmhertichcidt in . Hy heeft geen vernuft vol grote wijsheidt : darom beraadſlaagt hy ſich daar niet meê; maar begeeft lich ſlecht en recht , met den armen tollenaar , in den Tempel Chriſti.
Daar een geleert Man , in het tegendeel , noch eerſt een Hogeſchools bril op fijn neus ſet ; en by lich felven te voren wel overleit , met wat voor een Geſintheidt , dat hy ingaan wil in Chriſti Tempel. Hy neemt cerſt menſchelijke Gevoelens voor : en denkt by sich felven ; in deſe of gene Mening wil ik Godt ſocken. De een tracht ſulx te doen , in de Gefintheidt des Pausdoms ; de ander , in Luithers ; de derde , in Cal vijns ; de vierde in Swenkfelds; en ſo voort: de Geſintheden ſijn ontel baar. Aldus ſtaat dan de arme liel, buiten den Tempel Chriſti , in twijf fel : fy klopt aan , en ſockt: en twijfelt evenwel gedurig ; of het de rech te weg is , of niet . 0 ! armeverdoolde ſiel in Babel , wat vangt gy al aan ? Laat toch ale le Geſintheden varen ; hoe ſy ook mogen genoeme worden in de Wereldt. Alles is niet anders, als een ſtrijde van het vernuft. De niewe geboor te , en de edele Steen der Wijíen, vindmen in geen ſtrijdt : noch ook door het vernuft; hoe wijs en kloek ymandt,ook ſijn mag . Gy moct al Ics , wat in deſe Wereldt is , het mag ſo heerlijk blinken als het wil , laten
L
E
V E
N. 41
laten varen ; en in u ſelven ingaan : gy moet ook alle uwe fonden , daar gy in gevangen fijt , op een hoop verſamelen ; en die in de barmherti cheidtGods inwerpen ; ende uw toevlucht tot Godt nemende , hem aan roepen , om vergiffenis, en verlichting fijns H. Geeſtes. Daar valt niet lank te diſputeren : ernſt moet'er fijn . Want de Hemel moet open ſpringen ; en de Hel van ſchrik ſidderen : en het geſchiedt ook. Gy moet alle uwe finnen , met uw vernuft, en alleswat n in de weeg komt, daar aan te koft leggen ; en volkomen vaſt ſtellen , Godt niet te willen las son gaan , voor dat hy n ſegent : gelijk als Jacob ſodanig, den ganſchen nacht, met Gode worſteldé. En al is het, dat uw Geweten daar tenemaal tegen is ; en fert , Gode wil u niet hebben : fo antwoord kloekmoedig ; ik wil hem hebben :ik wil hem niet los laten , voor datmen myin het graf brengt. O ! Heere, laat uw wil soch mijn wil fijn : ik wil alles, wat gy wili. En al was het , dat alle Duivelen rontom u ſtonden , en eenparig ſeyden ;houd op , bet is eenmaal genoeg . So moet gy andwoorden ; het is niet genoeg : mijn fin en wil ſal nooyt meer buiten Godt komen ; maar ewig in Godt bly. ven: fijn liefde is groter , als alle mine fonden fijn . Hebt gy, Duivel en Wereldt, mijn ſterflik lichaam in uw gevankenis : ik heb mijn Heylande en Wederbarer in myn ſiel; die fal my een hemelſch lichaam in de plaats geven , dat in der ewicheidt duurt.
Verſoek het maar eens op deſe wijſe ; gy ſult wel wat wonders gewaar worden : want gy fult wel haaſt ymande in u krijgen ; die u ſal helpen worſtelen , ſtrijden , en bidden . En al is het ſchoon , dat gy niet veel woorden kunt voortbrengen ; daar is niemendal aangelegen : ja, al konde
gy maar deſe enige Spreuk van den tollenaar ; Ach! Godt , fíjt my ſon daar genadig. Wanneer uw wil , met uw ganſche vernuft en finnen , maar ſo ſterk in Gode geveſtiche fijn ; dat gy hem niet verlatenwilt, al fouw uw lichaam en fiel tenemaal van malkander ſpringen : ſo houde gy Godt vaſt ; en breekt, door doodt , Hel , en Hemel; ende gaat in den Tempel Chri fi ; in ſpijt van alle tegenweer aller Duivelen. Gods toorn kan u ook niet vaſt houden ; hoe groot en machtig die in uweſen mag : ja , alwashet dat uw lichaam en fiel in den toorn branden , en midden in de Hel ſtonden by alle Duivelen ; ſo rukt sy u felven daar rochtans met geweldt uit , en komt in den Tempel Chriſti. Aldaar verkrigt gy het Perelkransje , dat verciert is met den edelen , en hoogwaardigen Hoekſteen der ware Phio loſophen . Doch gy moet weten ; dat het Hemelrijk , aldus in u geſaayt fijnde, noch ſo klein is , als een moſtertſaadt. Gy ontfangt wel grote blijdſchap, over deſen engelſchen Krans: maar lie wel toe ; dat gyle den ouden A dam F
42
DRIE VOUDIG
dam nooyt komt op te letten : of het ſal eveleens met u gaan ; als het met Adam ging. Hond darom , wat sy bebe verkregen , trouwlyk vaſt : Gebrek te lijden is een kommerlyke laft. Een klein ſpruitje waſt eindelijk tot een groten boom ; indien het ſtaan blijft in een goeden acker : daar ruiſcht menigen kouden en ongeſtuimi gen windt over een ſpruitje heen ; eer daar een boom uit opgrocyt: ook is het ſwak en onbeſtendig. Gy moet voor den Verſoekboom gebracht ; en in de woeffijn voor de Wereldt tot een ſpot worden : houdt gy niet ; fo hebt gy uw ſpruitje uit den acker ; ſo doet gy , als Adam deedt : sy het ſal u vry wat ſwaarder vallen dat wederom in te planten , als de eer ſtemaat. Doch indien het u recht ernft is ; fo waft het op in het dal der Roſen .: maar het is voor den onden Adam verborgen . Het is een ſeer lan gen tijde, oamentlijk , van Adamsval, totde Menſchwerding Jeſu Chri iti, geweeſt onder het dekſel van Moſes ; waar onder de Perelboom in het verborgen opwies : evenwel quam het ſpruitje, te ſijner tijdt , te voor ſchijn , als een boom met ſchone vruchten geciert. Of gy gy derhalven op nieuw gevallen waart , en defen ſchonen Krans ver
loren hadt; fo vertſaag toch niet : Maar ſoek , klop aan , kom weder om ; en doe , als gy voor deſen gedaan hebt : fo lult gy ondervinden , door wat Geeſt deſe handt dit geſchreven heeft. Gy fult daar na een boom vinden , in plaats van een ſpruitje ; en uitroepen : Immers is mijn ſpruit je een boom geworden in mijn ſlaap! Alsdan ſult gy den Steen der Wij ſen eerſt recht kennen : geef'er wel acht op . Cap.7 : 1. . . . 16 . XLII. Lieve kinderen , beſiet toch eens , in wat ellende wy gevangen leggen ; en in hocdanigen herberg wy t’huis fijn . De geeſt deſer We reldt heeft ons gevangen ; in kem leven wy ; hy onderhoudt.en voert ons; hy heerſcht over ons , in merg en been , in vleeſch en bloedt. Hy heeft ons vleeſch aardſch gemaakt ; ſo dat wy in den doodt gevangen leggen . Wy ſwemmen in 't water , dat ons tot aan de lippen komt : even als de
1
Propheet David ſeyt; Het water gaatmy tot aan de fiel toe'; grote ftieren hebben my omcingelt; ik woon onder adderen en draken.
1
Ach ! jammerlijk , ellendig, verdrietig , en moeylijk leven ; hoc fijt gy ſo doodt ? Immers ſwemt gy maar in het water , en in een handt vol bloeds : hoe fijt- gy noch ſo trots , en hoogmoedig ? Wat is toch uw ſchoonheidt, pracht, ecr, aanſien , en goedt ? Betracht u ſeluen eens recht : foek en vind a felven. Ga uit dit gevaarlijke leven uit; verlaat de adderen en ſlangen : ga over in een ewig leven ;dewijl gy daar volkamen recht en macht toe hebti Wie anders leert, en ſpreekt ; leert, enſpreekt, uit
L
EYE N. 43
mit den Duivel : die niet toeſlaan wil ; dat de Menſch machtheeft , om een kindt Gods te worden. Daar de H. Schrift ſo duidelijk feit : Godt heeft in Chrifto ann de Menſchen macht gegeven , om kinderen Gods se worden . Godt wil, dat alle Menſchen falig worden . Godt is geen Godt, !
.
die ber bofewil ; of een welgevallen heeft in godloosheidt. Immers ſeyt Godt ſelve : So warachtig als ik leef , ik begeer den doode des fondaars niet; maar dat biy fach bekere , en leve. Dewijler dan geen andere wil in Godt is ; als ſalig te maken , dat vere loren is: warom fouw enig Menfchi dan vertlagen ? Want ſo de geeſt der ſiele fich recht verheft , en ſijne krachten inſpant ; is hy ſterker als Godt, en overwint hy Godt : dewijl hy Gods toorn overwint; daar Godsgroot ſte vermogen in beſtaat. Die gecſt is ook machniger, als de afgrondt der Helle : hy kan bergen verletten , door fijn wil alleen , ſonder enig ge weldt. Want door de wil heeft Godt Hemel en Aarde geſchapen : en diergelijken machtigen wil leyt ook in de fiel verborgen.
Die Sterke fiel
Swemt nu in ellende s in grote machteloosheidt ; en verſinkt in den doodt. Sy is vaft gebonden ; en laat haar voeren van den enen drek in den andea TEN , als een arm gevange ſchepſel. Nu ſleept haar de Duivel in deſen modderpoel ; en Arax wederom in een anderen ; en hy ſiet’er uit , als een bemorfte doekvol ontenicheidt. Alleflerren werpen haar vergift in het lichaam ; en beſoedelen de drme fiel. Sy moet haar wel, door allerhande dieren , laten beſmetten : want het lichaam eet hee vleeſch der dieren ; en daar mee wordt de arme fiel overdekt , als met een kleedt. Weet gy wel , warom Godt aan Iſraël verboode, het vleeſch van ſom mige dieren te eten ? ſteek haar vet aan ; en overweeg eens, wat het voor eygenſchap heeft: fo ſalt gy de reden haaſt fien . De arine liel is een bran dent vyer : wanneer er nu fodanigen eygenſchap in het vyer der liele komt; meene gy , dat Godt daar in wonen wil ? geenſins. Darom ver maant ons Chriſtus; Nuchteren te fijn , en matig in eten en drinken : en Petrus ; Waakt en bide: want uw tegenpartyder , de Duivel, gadi gedurig rortom , als een brullende leeur , ſdekende, wie dat hy kan verſlinden. Cap. iii . 8:: 7. XLIII . Tot bidden wordt ernft vereyſcht : want bidden is Godt aanroe pen , bem (meken , met hem ſpreken , en uit het buis der fonden overgaan in het huis Gods. Doet de Duivel fijn beſt , om u ſulx te beletten ; beſtorm
hem de Hel : val ſo hardt op hem aan ; als hy op u aanvalt : dan ſult gy wel ondervinden , wat wy hier ſeggen. Is hy ſterk ; maak u noch ſterker: want gy hebt in Chriſto groter macht, als hy heeft. Gy beſondicht u ten uiterſten ; fogy enigſins twijffelt aan Gods genade : want hy is en blijft al 100 F 2
DRIE
V OU DIG
44 toos barmherrig. In hem is geen andere wil, als barmherriġ te fijn ; en hoe kan ook niet anders doen : fijne armen ſijn dag en nacht uitgeſtrekt na den armen ſondaar. Indien’er ymandt komt die de Hel aldus beſtormt : ſo bedrijven de Engelen Gods groter vreuchdt daar over ; als over 99. rechtvaerdigen , die ſulx niet nodig hebben : gelijk als Chriſtus ſelve getuicht. Men kan met ſodanigen Duivel , die het hert des Menſchen verdekt, niet beter doen ; als darmen met hem ganſch niet diſputeert , aangaande de menigvuldicheidt der fonden : maar alle fonden te gelijk op een hoop verla melt, al warenſe ſo overvloedig, als ſandt aan de Zee , en die alteſamen den Duivel op fijn hals werpt ; ende in ſijn bert ſpreekt : Loop heen , Dui vel , gy fije oorſaak van al dit quaade. De ſonder offer ik u op ; maar mijn felven offer ik aan Gods barmherticheidt, en den doodt Chrifti; daar wil ik mijn ſelven in verwickelen : kunt gy my verſlinden , doet het. Stel uw vertrouwen maar vaſt en onbeweeglijk op de belofte Chriſti; en blijf daar by : houd den ſtorm beſtendig uit , in Chrifti lijden , wonden , en doods ; on en ſeun op lijn liefde. Diſputeer voortaan toch niet veel met hem trent de fonden : want daar wickelt ſich de Duivel maar in , en maakt de fonden hoe langer hoe groter; op dat gy ſoudt vertſagen. Verſoek het aldus eens: gy fult wel haaſt een ander Menſch , met een andere ſin en wil , in u lien en voelen . Wy ſeggen hier , wat wy weten , en ſelve ondervonden hebben ; en ſpreken geenſins uit giſfen , ofmenen , ofte uit enig verhaal van andere Menſchen ; wy hebben in ons ſelven een valten grondt, daarwyop ſteunen . Een krijgsman weet, hochet in den oorlog toegaat : maar die het niet ervaren heeft , en nooyt daar by is ge weeſt , denkt’er altijdt ganſch anders van , als het in der daadt is. Dit ver
1
melden wy uit liefde, tot uw onderrechting ; als een geeft, die verhaalt
1
hoe het hem gegaan is , tot een voorbeelde voor anderen ; op hoop of'er ymandt ons wilde navolgen. Die dit doet , ſal de waarheidt hier van wel blaft ondervinden . Cap 9:28 . . . 31 . XLIV . Alles hangt aan de wil ! De uitwendige wil moet in de in moet haar ſelven verloochenen ; als of ſy doodt wendige wil ingaan : was , omtrent het uitwendige weſen , en daar in geen leven meer badt : daar ſy evenwel noch leeft. Gelijk als Godt in het uitwendige weſen is on leeft ; en dat weſen nochtans ontrent hem ſo doodt is , dat het hem geenſins vatten of begrijpen kan : alſo ſijt gy dan ook. Gyſijt wel met uw fiel in het inwendige weſen ; maar de wil van uw fiel heeft haar met Adam omgekeert in het uitwendige weſen. Wilt sy Godt en de ewicheidt fien ; fo keer » , met uw wil, wederom
.
LE
V
E
N.
45
in het inwendige weſen : dan fje gy weer evelcens als Godt is . Wait foa danig fijt gy in den aanvank geſchapen; en aldus leeft gy , na de inwen dige wil, voor Godt en in Godt ; ende na de uitwendige wil , in deſs Wereldr. Dan hebt gy beyde de Rijken ten eygendom ; en ſijt sy recht Gods beeld en gelijkenis. Dan kunt gy alle dingen navorſchen; en vindt gy alles wat in 'e verborgen is : want gy vindt het voorwaarts, in de ewi cheide ; ende fiet het achterwaarts , in de uitbaring, ſtaan in de figuur. Cap. 10 : 25.26 . XLV. O ! arme verwonde fick; liet , gy Ataat en bidt aldus : O ! Godt , vergeef my mijne fonden ; laat toch uw toorn bedaren ; en neem my ook in genade aan. Dit is wel ſeer goedt: maar gy verſtaat niet ; hoe Godtden armen ſondaar aanneemt. Gy meent , dat het ſo toegaat ; als wanneer gy , het leven verbeurt hebbende , komt voor den Vorſt uws Vaderlands en , hem bidt om vergiffenis; ende hy daar op uw misdaadt uit Genade aan u vergeeft. Dan ſijt gy wel vry van de ſtraf; maar uwe fonden beſchuldi gen u evenwel , en blijven ſtcets voor uwe ogen ftaan : uw hert klaagt u ook aan , en uw Geweten overtuicht u ; dat gy noch ſtrafbaar ſijc , en daar voor boeten moet . Siet , aldus komt gy ook voor Godt : en daar door worden'er ſo vele huichelaars geboren. Gy denkt, dat Godt , na fijn welcn en Geeſt, uwe fonden van u weg neemt. Weet gy dan niet ; dat de H. Schrift ſeyt : Dat alle onſe wera ken ons ſullen navolgen ? Indien het aldus toeging ; ſo moeſt Godt ſich bewegen , om yderMenſch , die hem om vergiffenis badt , en ſijne ſon den van hem wegwerpen: daar Godt ſich , van cwicheidt af, tot noch toe , niet meer als tweemaal bewogen heeft; namelijk , eens in deſchep ping der Wereldt , met alles wat daar in is ; en eens in de Menſchwer ding Chriſti, alwaar Gods hert ſich heeft bewogen. Šiet, als Godt uwe fonden vergeeft , wanneer gy hem daar om aan roept ; fo neemt hy niemendal van u weg : by vaart ook niet nederwaaris van den Hemel in u ; want hy is van ewigheidt in uw fielgeweeſt, doch inſijn eyge Beginſel. Uw ſiel is maar van bem , uit fijn Beginſel, uitgegaan; namelik , uit de beylige wil der Mayeſteit Gods in den toorn. Nuwaart in den toorn, in de ewige doodt gevangen: en de Menſch Chrifus, die te gelijkGodt en Menſch is, heeft , door den doodt en den toorn , eer weg gebaant tot de Mayeſteit Gods. Gy moet u maar omkeren ; en door denſel ven gebaanden weg door den doode Chrifti, door der porn in de Maye Beit Gods ingaan : ſo wordt gy ontfangen , als de allerbeminfle Engel, die nooyt eenige ſonden begaan heeft. Daar wordt ook geen ſonde altoos meer aan u erkent ; maar Gods wonderwerk alleen , dat in den toorn moc la F 3
1 46
E
DRI
IG
V OUD
moeſt geopenbaart worden. Want de liefde kan dat in het vyer niet ver richten : iy vermengt haar ook nimmermeer in het vyer ; maar vliedt daar voor weg. Wanneer gy nu Godt aldus bidt om vergiffenis ; ſo twijffelt gy even wel doorgaans, wegens uwe fonden , of Godt u wel verhoren wil , en in uw hert komen . Siet, doe dat toch niet : wantmetdit twijffelen veracht gy de Mayeſteit Gods, en beſondicht gy u. Maar verſamel alle uwe on tallijke fonden by malkander op een hoop ; en kom met uw fiel , die na genade verlangt , met een friſien mocdt , tot Godt in ootmoedicheidt ;
1 en ga regelrecht in Godt in . Wend uw fiel maar om , uit de wil deſet Wereldt in Gods wil : en werp u felvén in Gods wil , met aw ganſche vernuft, en alle uwe ſinnen . En alſchoon uw hert met den Duivel daar tegen ſijn , en loutet neen ſeggen : foor u daar niemendal aan ; maar maak uw vernuft ganſch doodt. Ga met geweldt na binnen ; en blijf daar ſtaan : ſie niet achterwaarts, als Loths Vrouw ; die wederom tot fwavel wierdt , en in een foutpýlaat veranderde. Láar de Duivel , met deri geeſt deſer Wereldt ; als ook uw hert , metuw vleeſch en bloedt; daar tegen ſpar Als datſeyt; telen , ſo als fò willen . Geef het vernuft geen ruimte altoos. sy fije buiten Gode : fo andwoord ; geenſins , ik ben in Godt ; ik ben by hem in ſijn Hemel, en ik wil in ewicheidt niet van hem wijken . De Dui vel mag mijne fonden behouden ; en de Wereldt tijn lichaam ; maar ik leef in Godswil : fijn leven ſál mijn leven fijn ; en fijn wil ſal mijn wil fijn. Ik wil doodt ſijn in mijn vernuft ; op dat hing in my leve. Al mijn bedrijf ſal fijn bedrijf fijn ! Geef u félven geheel aan Godt over , in alles wat gj voorneemt ; alles wat gy aanvangt, beveel dat in ſijn Regiment , en laat het aan fijn beſtie ring: op dat alles volgensfijn wil geſchiede. Siet, indien sy dit doet , so wijken alle boſe luften van u . Want dan ſtaat gy voor Gods aangeſiche ; en de Fonkurour fijner Wijsheidt leidt u , en openbaart u den weg ten ewi. gen leven . Sy beſchermt ú , en bewaart u voor den valſchen weg : By ſet » gedurig aan tot afſtandi van allequáadt, en een ingetogen leven , ende toe Ixkering in a felven . Dat gy nu ; op deſen weg , veeltijds fo groten aanſtoot lijdt van twijf felmoedicheidt; ontſtaat uit den ſtrijdt der liete met den Duivel: die ſich dwers in de weeg leit , als een beſoedelt fwijn.
1 1
Werp hem alle uwe ſon
den op fijn hals ; en laat allerley twijffel tenemaal varen : en by aldicn gy het twijffelen noch niet laten kunt; ſo grijp maar alleen met uw fiel in Godt : dewijl Godt gewiſſelijk binnen in u is. Chriſtus heeft de poort , om tot ſijn Vader te komen , opgeſlosen : ga daar maar in ; en laat u ner : gens
!
1 LEVEN,
47
gens door valt houden. Ja, al was het , dat Hemel en Aarde , met alle ſchepſelen , te gelijk ſeyden ; gy kunt het niet doen : So geloof het niet. Ga maar voort : gy ſuli het tegendeel wel haaſt ondervinden . So ras als gy daar binnen komt, krijgt gy een nicuw lichaam aan uw fiel, dat is het lichaam Chrifti, die te gelijk Godt en Menſch is. Gy fult daar na wel op Nuiting , loſlating , en verſachting , in uw hert vernemen ; en ymаndtbc komen , die u grckt, en de valſcheidt deſer Wereldt voor ogen telt , de u daar voor waarſchouwt.
Cap .11:01. • : : 65.
XLVI . Menig Menſch denkt: ik wilGodt bidden , dat hy mijne ſon , den van my wegncent; op dat ik alſo verloft werde van de oude fonden. Komt het nu daar toc ; dat hy de liefde Gods verwerft ; ſo denkthy weer: Het oude is alteſamen weg ; alles is vergeven ; nu mag ik wel weer op
1
nieuw ſondigen : daar na fal ik wel wederom eens Boete doen , en de grouwelen van my werpen. Ja, dic weg ſouw wel goedt fijn ; en hetVoor nemen is daar wel; maar luiſter eens toe. Als gy uit Gods liefde uitgaat; ſo hebt gy aanfonds alle fonden , die gy in yw ganſche leven gedaan hebt, wederom aan den bals : dewijl gy op nieuw ingaat in hethuis der fanden , en Godt verlaat. Gy gaat uit Gode en fijn Rijk over in het Rijk des Duin vels: uwe werken volgen » overal na , waar gy ook heengaat. Een goede Voornemen kan u geenſins helpen : maar gy moet in dat Voornemen metter daadt ingaan . Seggen wy dit alleen Chriſtus ſeyt immers , Luc. 11: 24. : 26. Wan neer de onreyne Geeft van den Menſch uisgevaren is ; ſo gaat hydoor dor re plaatſen , en ſoektruft: maar die niet vindende , ſeyt hy; Ik sal weder keren in mijn huis, daar ik uitgevaren ben :en als hy daar komt, vindt hy het met beſemen geveegt en verciert. Dan gaat hy heen, en neemt met hem feven andere geeſten , die veel bofer fijn alsby is : cn in das huis ingegaan fijnde, wonen ſy aldaar ; ende hetlaatje van die Menſch wordt erger, als het eerfte. Verſtaat gy dat wel? Gy hebt den Sathan uitgedreven , en uw hert ſchoon gemaakt; gy hebt uw huis der Sonden met beſemen gekeert, en cierlijk opgeſchikt. Als gy nu ganſch geruſt en ſeker fijt; komt de Duivel, met alle feven geſtalten van de Natuur , en fluipt in dat huis, ende brengt de oude luſt der Wereldtwederom inuw hert , daar alle ſon den uit geboren worden. Want hy woont in die ſeven geeften van de Natuur ; kittelt uw hert daar mcê ; en bedriegt u ſevenvoudig : ſo dat gy hem navolgt; en valt van de ene fonde in de andere. Daar bindt hy dan de arme ſiel valt aan de fonden ; en laat haar nooyt meer tot onthouding van de fonden , en ingetogenheidt des levens , lopen ; maar voertle ge durig in vleeſchelijke luften. En lo de fiel haar ſelyen al begint te bewe gen ;
IG
UD
O EV
I
48
DR
wegen , en daar tegen te ſpartelen : ſeyt hy ſo lang, morgen , morgen ; tot dat hy het wildbraat weg heeft. Daroin heer het hier recht : Sia ftil ; want de Duivel gaat gedurig ront
om, als een brullende leeuw ; ſoekende, zvie dat hy kan verſlinden. Alle uren komt by voor de deur van uw bert ; om te ſien , of hy daar weer kan in komen , dewijl het fijn liefſte berberg is . In de Hd heeft hy geen ruſt al. toos: maar in de liel des Menſchen heeft hy vreuchdt , en boet daar lijn luft. Daar kan hy fijne boosaardige wonderen openbaren : en doet het; ор dat hy , na deſen tijdt , ook wat tijdverdrijf hebben mag , daar hy ſich al ſpelende in vermaken kan : want de Hel en Gods toorn begeren het ſo te hebben . Cap. 11: 66.67 XLVII. Beminde ſiel, lie toch eens hoe getrouwlijk Chriſtus ons ge waarſchouwt heeft, voor den tegenwoordigen tijdt: waar ontrent wy, tot den huidigen dag toe,blindt lijn geweeſt. Wanneer de valſche Geeſte lijken , die van ſelfs ſijn opgewalien , roepen ſullen ; Chriſtus is in de weeflijn : en andere daar tegen aan ; hy is niet in de woeſtijn ; hy is in de kamer ; hy is op het veldt : en andere daar weder tegen ſeggen ; het is uiet waar ; hy is elders te vinden : ende noch andere op nieuw ſchreeu wen ; by is in den Doop , en in het Avondmaal : cn andere daar fich al wederom tegen aan kanten ; daar is Chriſtus geenſins in te vinden ; dat fijn maar blote tekenen : ſo ſeyt Chriſtus duidelijk; Gelooft haar niet ;gaat niet nabuiten toe. Maar gelijk de blixem ſchijkt van het Ooſten tot het Weten ; alſo ſalook de toekomſt ſijn van den Soon des Menſchen : want svaar het dode lichaam is; daar jullen de arenden vergaderen. Chriſtus ſeyt: Ik ben de weg , de waarheidt, en het leven ; niemande kome tot den Vader , als door my. Ik ben de deur der ſchapen , en de goe. de Herder ; maar de andere Herders, die voor my gekomen ſijn , uit haar syge beweging, fijn alteſamen dieven en moordenaars : gy ſoeken ook maar alleen , hoeſy beft mogen fielen en moorden . Want ſy ſoeken haar eyge eer ; ik darentegen ſoek mineyge eer niet: maar mijn Vader eertmy; en ſy ontee ten my. Ik ben het licht der Werelde : die my navolgt , ſal het licht des ewigen levens hebben . Mijn Vader wil den H. Geeft aan haar geven , die hem daar om bidden : als die Geeſt komt ; ſal hy u in alle waarheidt leiden : want hy ſal van het mijne nemen , dat hy u fal verkondigen . Sorge niet voor uw leven ; dewijl mijn Vader daar voor ſorgt: wantwiar uw Schat is ; daar ſal ook uw hert ſijn . Dat is te ſeggen : Loopt toch de Le raars niet na , die van ſelfs opgewaſſen ſijn ; en dc Menſchen hiſtoriſcher wijſe alleen onderrechten , fonder den Geeſt Gods. Als ſy maar yets van cnige vremde talen verſtaan : ſo willenſe ſtrax Leraars ſijn ; en prediken uit
L
E
V
E
N ..
49
uit kunſt, hovaardy, en oeffening der welſprekentheidt. Daar toe hel pen dic ſchijnheyligen malkander ; voornamelijk waar veel geldt , eer , en aanſien , in het Ampt te bejagen is. Chriſtus ſpreekt : Ik ſoek mijn oge eer niet ; en mijn Rijk is niet van deſe Wereldt. Sy darentegen leren ; dat Chriſti Rijk in de hiſtoriſche ken . nis beſtaat. Hy ſprak tot ſijne Diſcipelen: De H. Geeſt ſal van het mijne nemen , dat by u ſal verkondigen ; en u indachtig maken , alles wat ik tot u geſproken heb. Laat derhalven niemandt van u, beminde kinderen Chri ſti, den twiſt nalopen : alle ſeggen ſy malkander de waarheidt ; want ſy ſijn alteſamen uit den ſelven boom gewaſſen , en met malkander oneens over den buit en roof des Antichrilts : wiens ondergang nu gekomen is.
Wendt toch uw hert en gemoedt af van allerhande krakeel ; en gaat , ganſch eenvoudig en ootmoedig, na de deur Chriſti toe , en in ſijn ſchaapa pal. Gy hebt niet nodigveel te diſputeren ; ſoekt hem maar in uwe herten. Bidt Godt den Vader , in den Naam Jeſu Chrifti ; dat hy, door fijn H. Geeſt uwe herten wil opfuiten , volgens ſijn belofte. Keert u , met alle mooglijke vlüt , in hem : laat toch alles varen , wat in de Steenhopen glinftert; en gaat in den Tempel Chriffi: daar ſal de H. Geeft u onimoe ten . Geeft u ſelven aan hem over, in ootmoedicheidt : So ſal by uwe herten ontſluiten, enn alle weldaden Chriſti indachtigmaken. Hyſal uw verſtande openen , en u alles te binnen brengen , wat Chriſtus ooyt geſproken heeft: want hy ſal het van bem nemen , en u verkondigen. Bekommert u ook niet , waar de beſte plaats is , daar hy uw gemoedt open wil Nuiten : want gelijk als de Son in het Ooſten opgaat , en ſchijnt tot in het Weſten j alſo ſchijnt Chriſtus in alle oorden en hoeken der Wereldt , van fijn Menſchwerding af, tot in der ewicheidt. Verkies de ene plaats toch niet boven de andere; Chriſtus is overal te vinden : want waar het dode li chaam is ; daar fullen de arenden vergaderen . Chriſtus is overal ; fijne kinderen kunnen overal tot hem komen : en als wy in hem ingaan ; ſo ſijn wy by ons aas; ſo verſadigen wy ons van ſijn vleeſch , en drinken wy van ſijn bloedt. Want hy heeft geſeyt : Mijn vleeſch is de rechte ſpijs , en mijn bloedt is de rechte drank : die mijn vleeſch eet , en mijn bloede drinks, blijft in my , en ik in hem . Vader , ik wil , dat ſy , die gy my gegeven hebt, fijn waar ik ben : Sy waren de uwen , en gy hebtſe my gege ven: ik geef haar het ewige leven , en ik ſalfe opwecken , op den jongſten 88 . dag. Cap. 11: 85 . XLVIII . Godt heeft yder Menſch voorgeſtelt licht en duiſternis ; hy mag grijpen , na 't geen hy wil : doch als gy dat doet ; ſo ſult gy daar
door Godt in ſijn weſen geenſins bewegen . Gods Geeſt gaat van hem uit; G
OUDIG
50
DRIEV
en ontmoet alle Menſchen , die hem ſoeken. Die is ſelve de verige drift Gods, waar mee hy de Menſcheidt begeert; om dat ſy fijn beelde is, dat hy geſchapen heeft na ſijn ganſche wefen ; waar in hy ſich felven fien en
. kennen wil: by wooneſelve ook in den Menſch . Wat ſoeken wy dan lang na hem ? laat ons maar ons felven ſoeken , en trachten te kennen. Als wy
ons ſelyen vinden ; fo vinden wy alles : wy behoeven nergens heen te lo pen , om Godt te ſoeken ; wy kunnen hem daar ook geen dienſt mcê doen . Wanneer wy ons ſelven maar ſoeken en beminnen ; ſo foeken en beminnen wy Godt : wat wy ons onder malkander doen ; dat doen wy hem . Die fijn broeder en ſuſter ſoekt envindt ; heeft Godt gefocht en gee vonden : wy fijn alteſamen in hem een lichaam met vele leden ; daaryder lidt ſijn eyge beſicheidt, regering , en bedrijf , in heeft; en dat is een won der Gods . Wywaren , voor de tijden deſer Wereldt, in ſijn Wijsheidt erkent; en hy ſchiep ons in het weſen : op dat’er in hem een aangenaam ſpel ſouw ſijn. De kinderen fijn onfe Leermeeſters: en wy , in onfe ſpitsvindige wijs heidt , niet meer als fotten tegen haar te rekenen. Na dat ſy geboren fijn , is haar eerſte werk ; dat ſy met ſich ſelven leren ſpelen :en als fy wat groter worden , ſpelenfe met malkander. Alſo heeft Godt ook , van ewi cheidt af, met ons geſpeelt, in ſijn Wijsheidt, in onſe kinderlijke ver borgentheidt. Toen hy ons daar na ſchiep , met kennis en verſtandt; wilde hy , dat wy alteſamen met malkander ſpelen fouden : doch de Duivel misgundeonsdat ; en maakte ons onder het ſpelen onenig ; darom krakelen wy tot nu toe. Wy hebben niet anders, daar wy in kunnen krakelen , als in ons ſpel; als dat uit is; leggen wy ons te ruſt , en gaan na huis. Dan ko men'er weer anderen in het ſpel ; en krakelen insgelijks onder malkander tot aan den avondt : dan gaan ſy ook ſlapen , in hec landt, daarſe van daan gekomen ſijn. Want wy waren in het landt des vredes : maar de Duivel beprate ons , om te gaan in fijn onvreedſaam landt. Lieve kinderen , wat doen wy tocb', dat wy den Duivel gehoorſamen ? Warom twiſten wy om een houtje, dat wy niet gemaakt hebben ? Dit landt komt ons immers niet tot ; en wy hebben ook geen eygendom aan die kleedt: het komt onſe Moeder toe ; en de Duivel heeft het ſodanig beſoedelt . Wy willen het uittrecken ; en na onſe Moeder toegaan : op dat ſy ons een veel ſchoonder kleedt aandoe ; ſo behoeven wy , om dit befoedelde rokje , niet meer te krakelen. Wytwiſten hier onder malkander, om dat de ene broc der een ſchoonder rokje aan heeft , als de andere : immers trekt de Moe der yder ſijn eyge rokje aan ; warom krakelen wy dan met de Moeder , die ons gebaart heeft ? wy fijn immers alteſamen hare kinderen. Laat ons maur
L
E
V
E
N.
SI
maar vroom en oprecht fijn ; posal fo voor yder van ons een nieuw rokje kopen : dan willenwe ons alteſamen verheugen , en het beſoedelde rokje ganſch vergeten . Wygaan in den Roſenhof: daar ſijn Lelyen en bloemengenoeg. Wy willen voor onſe ſuſter een Krans vlechten : fo fal fy haar in onſe tegen
woordigheidt over ons verheugen.
Wy hebben een Reydans;
daar wil
lenwe alle te gelijk aan vaſt houden . Laat ons toch vrolijk ſijn : aldaar is ganſch geen nacht meer ; en onſe Moeder ſorgt voor ons! Wygaan on der de vogeboom : boe is fijn vrucht ſo overvloedig! hoe ſchoon ſijn de Cee deren op Libanon ! Laat ons toch verblijdt en vrolijk lijn :op dat onſe Moe der ook vreuchdt en vermaakin ons mag Scheppen. ſingen van den Drijver , die ons oncnig maakte.
Wy willen een liedt Hoe is hy gevangen !
waar is nu lijn macht? immers is die nergens meer te vinden . Darenbo ven heeft hy het beſoedelde rokje ook niet gekregen : de Moeder heeft het in haar bewaring genomen . Hoe is hy ſo bijſter arm ? te voren ſchte hy over ons; en nu is hy gebonden. ! grote macht, hoe fijt gy ſodanig tot een ſpot geworden ? Gy ſweefde over de Cederen Liba nons; nu legtgy ganſch onder de voet, en ſijtgy tenemaal machteloos. Verheucht u gy Hemclen , en alle kinderen Gods: onſe Drijver, die ons dag en nacht plaagde, leit gevangen! Verheucht u , gy Engelen Gods ; de Menſchen ſijn verloſt, de boosheidt is gevangen ! Cap. 11: 106.6.110. XLIX . Immers is het ſeer goede voor een Menſch; dat hy , in dit leo ven , voor fich felven het allerbeſte verkieft; waar in hyfich ewig mag ver . heugen. Want of gy al voor u ſelven ſchoonheidt, eer, aanſien , ofrijk dom , verkooſt ; wat fouw het toch ſijn ? daar door lijt gy immers aan uw broeder en ſuſter onaangenaam , die in defe Wereldt ellendig is. Want de ſchoonheidt deſer Wereldt veracht toch al wat gering en ſlecht is ; de rijkdom perſt den ellendigen het ſweet uit ; het groot vermogen dringt en drukt den needrigen en rampſaligen ; grote eer en aanſien ver achten het geringe ; en komen ganſch niet overeen met den armen en nooddruftigen . Nademaal'er nu in het toekomende leven vele ſlechte, ellendige, en in deſe Wereldt verachte , arme , en door moeylijken ar beidt afgeſloofde ſielen ſullen verſchijnen : ſo faſer niet veel heerlijkheidt, ſchoonheidt , en begeerte tot macht , eer , en aanſien , ſich in hare ge ſtalten openbaren . Want liare fielen hebben , in dit Jammerdal,
haar
ſelve in de fachte liefde Gods alleen ingeſloten ; haar in het ſlechte en needrige ingegeven ; en met macht noch pracht, met grote eer noch aan . ſien , geen gemeenſchap durven hebben : ſulx ſouw ook met den armen en nooddruftigen ganſch niet wel overeen gekomen fijn. G2
Aan
52
DRIEVOUDIG
Aangeſien het dan ſeker is ; dat de ſielen in het toekomende leven , haar met malkander ſullen vermaken ; en de een haar verblijden over des an ders gaven en deuchden (dewijl daar ook al het weſen , dat een fiel hier in haar ſelven gevat en aangenomen heeft, in haar ewige wil , voor haar figuurlijk ſal verſchijnen ) To ſtaat ons immers ganſch hertelijk en gron dig in ons ſelven te betrachten ; dat wy toch in deſe Wereldt , pracht noch hoogmoedt , giericheidt noch onderdrucking des ellendigen , in ons hert inlaten en aannemen . Want met alle deſe dingen kunnen wy niet ingaan in de Gemeente Chriſti: ſodanige Menſchennemen ſy geenſins in haar geſelſchap ; gemerkt ſulx alles haar ganſch tegen de borſt is. In het Hemelrijk is niet anders te vinden ; als liefde en eendracht : daar deelt yder aan een ander mee ſijn liefde en gunft : daar verheucht fich elk in de gaven van een ander ; ende in ſijn kracht en ſchoonheidt, die hy verkre gen heeft van de Mayeſteit Gods. Daardanken ſy alteſamen Godí den v a der in Chriſto Jeſu ; dat hy haar tot fijne kinderen verkoren heeft en aan genomen . Want de geweldige krachtdes fterken verheucht ſich over den ſwacken : om dat Gods Geeft ook in hem is ; en hy ook in de wonderen ſweeft, in de ewige wil. Ach ! beminde broeders en ſuſters in Chriſto, laat ons toch , in deſe We
reldt, onſe herten , ſinnen , en willen , mct ootmoedicheidt in een enige liefde ſluiten en verbinden : op dat wy alteſamen een mogen fijn in Chrifto. Sijt gy hoog verheven in macht , vermogen , eer , en aanſien ; ſo weeſt toch ootmoedig , en veracht niet 't geen ſlecht en ellendig is : denk , dat ſy , in het toekomende leven , ſo wel als gy , tot eenderley hoogheidt ſul len verheven fijn. Doe den beangfigden geen leedt; en bedroef den bedroef den niet; op dat het fijn fel niet aanvatie , en na haarneme , en u depoore ten des Hemels roeſluito. Sijt gy ſchoon van lichaam ; weeft toch niet hoogmoedig , en veracht hem niet , die daar in met u niet overeenkomt: op dat de fiel van uw geringe broeder en fuſter geen tegenheidt in a mag krijgen ; en u uit ſijn gemoedtverwerpen . Sijt toch ootmocdig : op dat uw broeder en ſuſter haar over a verblijden ; en Godt loven , over uw ſchoonheidt, die ſo een ſchoon , deuchdſaam , en ootmoedig , ſchepſel heeft geſchapen . Sijt geſchike en vrindelijk , met woorden en werken. Gy rijke , laat uw beekje vlieten in het huis des ellendigen : op dat fijn ſiel u legene. Gy die macht en vermogen hebt, buig het Recht niet den machtigen te gevalle : op dat de onderdrukte en beangſtichde u ſegene, wegens uw gerechtigheidt : dan ſijt gy ook in de Gemeente Chriſti . Sijt sy boog verheven į laat toch uw hert geen ruimte , om te vliegen : maar verootmoedig n in de Gemeente Chrifti. So ſal die Gemesnte u ſegenon ;on met baar liefde omhelfer .
1
L
E
V
E
N.
0 ! hoe wel gaat het den ryken en vermogenden : als hem de geringe en flechte Gemeente Chriſti bemint , en Gods heyl toewenſcht. O ! hoe wel gaat het een Leraar der Kerke , die een rechtſchape dienaar Chriſti is; en aan fijne ſchaapjens, die hem ſijn toevertronwt, Chriſti ſpys en drank geeft ; ende haar ſodanig daar door verquikt, dat ſy hare ſielenin fijn gehoorſaam heidt overgeven bem van herten beminnen en allerhande welvaart tocwenſchen. 0 ! hoe gelukſalig is by; en hoe helder blinkt hy in Chriſto: Wat is een uitſtekendt Herder ;, dewyl fijne ſchapen hem navolgen , en by haar voert tot den opperſten Herder ! O ! hoe ellendig ſtaat het daren tegen met een Herder , dien ſy met waarheidt vloeken , om dat hy ſulx verdient. Her ſchone gewaadt wordt hem afgenomen ; en hy trekt in de Maar die vervloekt wordt , om plaats een verachtelijk narrekleedt aan . lijn gerechticheidt , dringt als het goudt uit den ſteen ; en ſet Chriſti Martelcroon op : waar over haar alle heylige Gelen hier namaals ſeer ſul len verheugen ; om dat hy een Diſcipel Chriſtigebleven is in alle ſtand vaſticheidt : die eer noch aanſien , geldt noch goedt , geweldt noch macht , heeft aangeſien ; maar de ſchapen Chriſti na behoren geweidt, Cap. 12 : 3. ... 8. L. O ! licve kinderen der Menſchen , alle die van Adam geſproten en
1
geboren fijt, in alle eylanden en gewelten , waar gy ook wonen moogt, en wat namen dat gy voert; geeft toch hier wel acht op. De Gode des Hemels en der Aarde , die ons allen geſchapen heeft , en rit een enig lio chaam voortgebracht ; die ons het leven en den adem geeft , ende die ons lichaam en fiel onderhoude : die Godt roept ons alteſamen met een en de ſelve liefde. Gy fijt een geruimen tijdt gaan dolen :want gy fijt menſche lijke verdichtſelen , en beufelachtige verlieringen , nagevolgt; en de Dui vel heeft u bedrogen: waar door wy ingenomen ſijnde, ons onder mal kander haten , vyandelijk bejegenen , en vermoorden . Doet toch uwe ogen eens op , en fict wel toe. Immers hebben wy alteſamen eenderley adem ; en fijn wy uit een enige fiel geboren : immers hebben wy ook al le maar een enigen Godt, dien wy eeren en aanbidden , welke ons allen heeft geſchapen . Wy hebben ook maar een enigen Hemel ; dic Godt toekomt, en daar hy ſelve in woont; ende daar wy alteſamen in by mal kander fullen komen , die hier ons vertrouwen in Godt alleen hebben geſtelt. Warom krakelen wy dan langer , om Godt en om ſijn wil ? Indien we ons hert tot hem en in hem opheffen ; ende ons aan hem in gehoorſaamheidt overgeven : sa fjn wy alteſamen in fijn wil ;, en niemande kan ons daar uit ſtoten. Wy ſtaan hier in dit leven alle in een acker , daar wy in waſſen : de ſterren en elementen ſijn deſe acker ; en Godt heeft'er ons G 3.
54
DRIEVO
ons in gcfaayt. Want Adam
UDIG is het eerſte koorn , dat Godt ſelve faayde ;
en uit dat koorn ſijn wy alteſamen opgewalſen : alle ſijn wy van een layer voortgekomen ; en alteſamen lichamelijke broeders en ſuſters. De Dui vel heeft onkruidt onder ons geſaayt : Menſchen heeft hy niet geſaayt; want dat kan hy in ewicheidt niet doen . Maar hy hceft ons verblindt ; en hovaardy, nijdt , toorn , giericheidt, en quaadwillicheidt, in ons ge moedt geſaayt; om ons te verderven. Want hy gunde ons de eer niet ; dat wy kinderen Gods ſouden ſijn , en de plaats bekleden , die hy voor deſen hadt. Hy is door hovaardy , nijdt, en toorn , van Godt gevallen ; ſo gaern en heeft ſich van Godt tenemaal afgewendt : darom wil hy ons verleyden ; op dat ſijn Rijk des te groter mocht werden. Ach ! beminde kinderen Gods, betrouwt den Sathan niet : want waar Godt ſijn goede ſaadt ſaayt; daar gaat de Duivel hem na , en ſaayt'er on kruidt onder. Dat liet gy niet alleen ontrent de Leer van Moſes en de Propheten ; maar ook ontrent de Leer van Chriſtus. Die predikten alte Tamen den weg Gods in eenderley liefde ; en wcſen ons tot den levendi gen Godt: die vermaanden ons ; dat wy van onſe boſe luften des vlee Iches, als van leugen en valſcheidt, van onkuisheidt en giericheidt , van dicvery en moordt, ſouden uitgaan ; en treden in een reyn , kuiſch , ge ſchikt, ootmoedig , en godvruchtig , leven : als ook , dat wy ons ſelyen aan Godt , als fijne kinderen , volkomen vertrouwen ſouden , en hem er kennen voor onſen Vader. Indien wy ſulx nakomen ; ſo wil hy ons re gen en ſegen geven , na lichaam en ſiel ; ende na dit leven ons opnemen in ſijn Coninkrijk : alwaar wy van allerhande verdrucking en ellende ewige lijk ſullen verloft fijn . Cap. 12:11 . • 13 . LI . Gy moet nit uw vernuft; en uit uw vleeſchelijken geeft, uitgaan ; ende uw hert, finnen , en gemoedt, tenemaal invoeren in degehoorſaam heidt Gods. Gy moet uw wil overgeven in Gods wil: en geenſins eyge we gen verſinnen , door het vernuft; of vragen , waar is Chriſtus? Wend u tot hem , en richt uw weg in hem : denk en geloof vaſtelyk ; dat hy in uw hert regenwoordig is : geefu ſelven aan hem over , in grote ootmoedicheidt; en werp al uw bedrijf , met alles wat gy voorhebt , in ſijn wil en welge vallen." Derik anders niet ; als dat gy , op alle tijden en ſtonden , ſtaat voor Gods'klare aangeſicht; en dat Chriſtus in u op den regenboog fit, ter rechterhandt Gods. Denk, dat gy , alle ogenblik , ſtaat voor de H. Drie -enicheidt; en dat de H. Drie- enicheidt den grondt uws hertenſon der ophouden doorſiet en beproeft. Neem u voor , dat gy u ſelven nooyt wilt inlaten , in grote diepſinnicheidt , of een nauwkeurig onderſoek eniger faken : maar alleen ingaan in Gods liefde en barmherticheidt ende
.
LEVEN
SS
ende dat gy daar nimmermeer wederom wilt uitgaan , maar ewiglijk blijven .
}
Gy moet ook denken ; dargy aan Godt hetgrootſte welgevallen doet ; als gy uwe broeders en ſuſters in deſe Wereldt ( wie ſy ook fijn mogen ; en wat Naam ofGevoelen fy hebben ) met ware liefde ſoekt , haar in uw bert in Ruit, voor haar helpt bidden , en met haar tegen den Duivel worſtelen . Ook moet gy haar > indien bet geſchieden kan , in alle ootmoedicheidt be quaamlik onderrechten : willen fy dat niet aannemen ; fo trek het rokje Chriſti aan; en ga haar voor met een goedt exempel. Sijt gewillig en be reydt, om haar te dienen ; vergeef het haar, folyn beledigen ; ſegen haar, ſo sy u ſchelden en vloeken : doen ſy u overlaft en geweldt ; laat het maar gaan , als het gaat , o gy het niet kunt ten beſten keren , af ontvlieden ; en denk , dat wy hier maar gaſten en vremdelingen fijn. Onttrek nic mandt uw licfde: dewijl uw Godt, waar in gy leeft , lich niemandtont trekt, die hem maar ſoekt , en begeert te vinden. Sijt uw tegenſtrever gedienſtig , en kom hem te gemoet; of hy ſich noch t'eniger tijd bekeer de. Heb , in uw handel en wandel, gerechticheidt lief ; en denk , dat gy alle uwe werken verricht ter eere Gods. Wy moeten , in defe Wereldt , in dit moeylijk en verdrietig Jammer dal , altijdt yets om handen hebben , en arbeyden ; ende ons ſelven geen fins verbergen in holen , en ſchuilhoeken : dewijl Chriſtus ſeyt; Laat uw licht lichten voor de Menſchen ; op dat fy uw hemelſchen Vader , in en om uwe werken , mogen prijſen. Doet alles van ganſcher herten , met een blank en fuiver gemoede : denkt , dat gy het aan Chriſtus ſelvedoet ; en dat het fijn Geeft in u doet. Sijt t'aller uren bereidt, om den Bruidegom te ontfangen. Geeft aan uw hert geen ruimte altoos , om ergens anders op te denken ; of een ander Gevoelen na te vorſchen. Veel weten is u ganſch niet nut ; het ſy dat gy cen voornaam , of een Necht, Menſch ſijt:ydercen leer maar fijn werk wel waarnemen , daar by fijn lichaam mee onderhoudt. Cap. 12:34 . 35. Lil . Geef u ſelven aan Godt over in Chriſto ; en roep den Vader aan , in den Naam en op de belofte Chrifti, om fijn H. Geeſt: verſoek dien Geeſt van hem , volgens de toelegging Chriſti; ſo ontfangt gy hem : want die het belooft heeft is warachtig , en liegt nimmermeer; gy krijgt hem gewiſſelijk. Geef u ſelven maar tenemaal aan Godt over : dit is het groot fte en het voornaamſte, dat u te doen ſtaat. Stel alles in lijn wil , en aan fijnwelbehagen : als gy fijn Geeft hebt; so ſal hy u wel leren , watgydoen of laten moet. Hy leert u spreken ; en geeft u moedt en verſtandt, hoe gy u dragen fult . Sorg niet, wat u te doen ſtaat ; en hoe sy met de Menſchen omgaon
56
DRIE VOUDIG
omgaan ſult: maar beveel bem al uw bedrijf; fo ſal by in u en door u wel verrichten, wat aan Godt behaaglik is. Cap . 12:39 . LII . Dewijl wy , in dit Jammerdal, aan alle kanten met vyanden om cingelt fijn ; en onder louter doornen en diſtelen opwaſſen : ſo mogen wy ons ſelven wel naerſtig waarnemen . Wy moeten ons ook ſeer hoeden voor den vyandt, dien wy in onſen boeſem dragen , en de allerergſte is ; namelijk ons gemoedt met onſe (innen . De Duivel heeft daar ook ſijn Roofneſt in ; en daar hoort grote moeyte en arbeydt toe , cermen hem daar uit kan verdrijven . De Šathan fluipe dikwils in ons gemoedt , en voert ons op ſodanigen ſchoonſchijnenden weg ; dat wy menen in Gode te ſijn , en dat onſe weg recht is. Darom moeten wy gedurig den Toetsſteen by ons hebben '; te weten de aanminnelijke liefde ontrent Godt en alle Menſchen . Cap. 12:41 . LIV . Daar is geen kans altoos ; om den Duivel te overwinnen , door veel te weten , en met hem te diſputeren : wy kunnen ook , met oorlo gen en vechten , Gods Woorde geenſins bewaren ; maar alleen met een eenvoudig en gehoorſaam leven dat na Godt is. Waar in wy ons met weynig laten vergenoegen ; en uitgaan, uit de boosaardige drift tot ho vaardy, in een ootmoedig kinderlijk leven . Waar in yder , met alle mooglijke vlijt , ſijn eyge werk doet, tot nut en voordeel van ſijn broe der en ſuſter ; ende elk maar denkt, daar door Godt ſijn Schepper te die . nen ; en fijn broeder en ſuſter aangenaam te lijn. Alwaarmen geen eyge cer in foekt te bejagen : maar alles ſo wel tracht te verrichten ; dat onſe broeder en ſuſter ons beminnen , en alles goeds toewenſchen . Wilt gy Gode recht dienen ; so geef niemande ergernis : op dat het goede , dar doet , niet verhindert werde. Laat den Satban geen vermogen toe over uw hert ; op dat hy u niet fifte. Wederſta de bose gedachten en invlocyingen : want de Sathan wickelt ſich in de invloegingen van den geeft deſer We relde : en neemt uw gemoedt in als ſijn cygendom . Sijt gedurig wacker; en vecht tegen hem : werp de valſche invloegingen hem op Tijn kop ; en laat bem daar mee been gaan. Denk dat gy tuſſen Hemel en Hel , op een ſmal voetpaadtje wandelt, in bijſter groot gevaar. Sijt geen uur , ja , geen ogenblik , geruſt en ſeker: dewijl gy niet weet , wanneer de Geeſt deſer Wereldt het fijne van u fal wegnemen. Want uw perk is alvaſt geltelt, in het lichaam van uw Moeder; en dat kunt gy niet overſchrijden. Gy weet ook dag nog uur; wanneer de Geeft deler Wereldt u verlaten ſal. Daar ſtaat dan uw arme lielganſch naakt , en bloot, en hongerig : heeft {y dan het lichaam Chriſti niet aangetrocken ; ſo wordt ſy van den Dui vel gevangen . Cap. 14: 4 . LV. Lieve
: LE
V
E
N.
57
LV. Lieve kinderen , de weg na Gods Rijk is ſeer eng en ſmal : dieſe bewandelen wil, moet ſich , in dit leven , ſchicken tot verdrucking en élo lende ; dewijl alles tegen hem is. De Duivel is volkomen tegen hem : en lijn vleeſch en bloedt kant ſich ernſtig tegen hem : want de Geeſt van deſe Wereldt, die in vleeſch en bloedt woont , foekt niet anders als het weſen en Regiment deſer Wereldt; en de Duivel hitſt ſijne kinderen en dienaars gedurig tegen hem op. Hy moet fleets in de klem faan, ende in ſmaadt en ſpot nitharden : dewijl het toch in defe Wereldt nooyt openbaar wordt; dai by een kindt Gods is. Lieve broeders en ſuſters, ſiet toch wel voor u , in defe tegenwoor dige Wereldt. Men voert u nu op een ſchijnheyligen weg : men roemt veel van het Geloof ; en vervoert de Menſchen maar tot een hiſtoriſch Geloof, dat niet anders is , als een blote wetenſchap. Men leert u niet anders , alsdeſe of gene ſchijnheilige wetenſchap: en die ſodanigen weten ſchap niet aanhangt, wordt voor een Ketter gehouden. O ! boe doodt is het regenwoordige Geloof : alles blijft by het weten alleen ! Men meeni , alsmen overvloedig weet , van Godi, van Chriſti verdienſten , en van ſijn lijden en ſterven voor het menſchelijkgeſlacht , te ſpreken ; en ficl ſelven daar mee trooſten en op verlaten kan ; dat ſulx de ware weg ten ewigen leven is . 0 ! neen : dat gy dit alles weet , en u ſelven daar mee kittelt , kan u niemendal helpen. Het rechte Geloof in Chriſtum is ganſch een an . dere ſaak : het leit geenſins ſo bloot in de kennis van de Hiſtory , en in de Letter. De Letter der H. Schrift is het Woordt niet : die is alleen een leyding en onderrechting van het Woordi ; bet Woordt is levendig en vol Geeft . Het reclate Geloof is de rechte wil , die in het levendige Woorde ingaat. Trooſt u ſelven , ſo lang als gy wilt , met het lijden en ſterven Chriſti: blijft uw wil een ſchalk ; ſo blijft de geeſt , die uit uw wil uit gaat, een dief en een moordenaar : om dat gy ganſch anders doet, als gy leert . Godt begeert geen huichelaar; maar een ernſtige wil , die in ge hoorſaamheidt tot hem komt: dat is geloven in den H. Geeſt ; daar is het Woordt, en de doodt Chriſti, vruchtbaar. Chriſtus ſeyt ; Gymoet omkeren , en de kinderen gelijkformig worden ; die noch niemendal weten van enige valſcheidt : en gy moet in Chrifto , door fijn doodt, en uit fijn vleeſch en bloedt , geboren worden ; wilt gy hee Hemelrijk aanſchouwen. Want die het vleeſch van den Soon des Menſchen niet eet , en fijn bloede niet drinkt , heeft geen deel aan hem. Cap. 14 : 5. 6. LVI. Lieve broeders en ſuſters, het moet volkomen ernſt ſijn. Gy moet met ernft in de verdienſten Chriſti, door doodi, Duivel , en Hel, ingaan ; gy moet den Geeft defer Wereldt overwinnen ; uw wil moet baar ſelven te nemaal , H
DIG
8
DRIEVOU
nemaal, met uw ganſche vernuft en alle uweſinnen , in Gods wil inwino den : dan ſult gy wel haaſt ſien , wat de hiſtoriſche wetenſchap doen kan. :Drift gy den Duivel uiet nit uw hert ; ſo laatbygeenſins toe , dat 89 in
Gods wil ingaat. Wilt gy den valſchen ſchalk in uw hert behouden ; en aldus geſtelt lijnde , alleenlijk met de verdienſten Chriſti tegen hem vech ten : lo ſult gy van hem wel vaſt gehouden worden . Want de Duivel kant fich daar tegen met alle geweldt: hy ftrijdt tegen de fiel, ſo lang als hy kan ; en laat haar niet los , voor dat ſy hem al het aardſche op ſijn hals werpt, en daar ganſch uitgaat: indien ſy dit doet; ſo gaat ſy uit ſijn landt, en dan is hy overwonnen. O ! hoe fielt hy haar fonder ophouden al het aardſche wederom voor ogen : hy gaat haar gedurig na , als een vogelvan ger ; om haar weer in 't nette krügen : kan hy het daar toe brengen ; ſo irekt by haar het aardſche kleedt weder aan . Ach ! wat moet de arme 1
fiel een bijſter fwaren ſtrijdt met den Duivel uitſtaan : in die ſtrijdt lijn Chriſti verdienſten , lijden , en ſterven , recht goedt. Wanneer de Dui vel de arme fiel op nieuw gevangen heeft , en haar geenſins los wil laten ; maar met haar nederwaarts vaart in den afgrondt , in de vertwyffeling : dan moet de fiel Chriſti verdienſten , lijden , en flerven , aangrijpen ; en met den Duivel, door de Hel , in Chriffi doodt ingaan ; ende uit Chrifti doodt in Godt, met Chriſto , wederom uitſpruiten . Dat is een Lely , die de Duivel niet gaern ruikt. Maar dat gy aan de blote geſchiedenis wilt blijven hangen ; en in dit hiſtoriſche geloof u ſelven Chrifti verdienſten , lijden , en Iterven , toeeygenen ; ende ondertuſſen den valſchen Duivel in uw fiel voortgaan te herbergen ; dat is een ſmaadt Chriſti. Cap. 14 : 8 . LVII. Lieve kinderen , immers weten wy , darwe in Gods toorn met de Hel en Duivelen rontom omcingelt ſijn : darom is het ons ten uiterſten noodſakelijk ; dat wy tot de fachemoedicheidsonſen toevlucht nemen . Dit is de reden , dat Chriſtus ons , met ſulke ernſtige woorden , de fachtmoe dicheidt, liefde , en barmherticheidt, inſcherpt. Als ook , dat wy ons onder malkander moeten beminnen ; en ſo ſeer niet trachten na den Geeft defer Wereldt : dewijl de Duivel daar ſtrax influipt , en ons vervoert. Wy moeten ons ook wel wachten voor de hovaardy , dewijl de Duivel daar in opvliegt : en voor den toorn ; dewijlle het ſwaerdt is , daar de Duivel moordt mee bedrijft. Ach ! dat de arme ſiel ſo jammerlijk geblindhokt wordt : dat fy de ſwa re banden niet kent, daar ſy meê gebonden is, en in gevangen leit. Het helſche vyer reikt tot aan haar mondt toe: de ganſche Wereldtis vol val ſtricken , die de Duivel heeft uitgeſet , om de arme fiel te vangen . Moga
Ien de ogen van den uitwendigen Menſch geopent worden ; boe ſchrickelijk souzu
L
E V
E
N.
fouw byfichonifellen ! Want in alles , wat de Menſch maar aanraakt, ja, fijne ogen maar op ſaat, is door den Sathan een net voor hem geſpana nen , en een ſtrik verborgen. Indien het Woordt des Heeren , dat Menſch geworden is ( lo dat de verborge ewige weſenheidt het lichaam is van het Woordt ) niet tuſſen beyde in het midden was , daar ſouw geen enig Menſch ſalig worden : want de Duivel fouw alle ſielen vangen en ver Minden . Darom ſeyt ons Chriſtus wel te recht : Dat Gods Coninkrijk in ons fa klein is , als eenmoſtertfaadt. Doch indien ymаndtdaar met ernſt in wroct en arbeidt, ende daar na ſtreeft; fo wordt het in hem groot, en waſt op als een boom . Die boom inoet de Duivel wel ſtaan laten : en al breekt
1
hy daar menigmaal cen tak van af ; ſo blijft de ftam cyenwel vaſt ſtaan . Cap. 14 : 29.. 31 . LVIII. Dewijl het uitwendige Regiment uit het inwendige geboren is, en de Duivel in het inwendige woont; fo fluipt hy dikwils uit het inwen dige in het uitwendige , en ontſteekt het uitwendige in hetgemoedt : en daar uit ontſtaat een valſche drift en quade luſt; ſo dat'er aldus twee Re
gimenten ſtrijden tegen het Regiment der ſiele. De arme ſiel is ir bet midden tuſſen het Regiment deſerWereldt, en het Regiment der Helle ; en de aldaarſtaat ſy voor de poort des Hemels in groot gevaar. Haar idor tel is Gods toorn , en het belſche vyer ; en degeeft , die haar beheerſchot, is het Regiment deſer Wereldt: tuſſen deſe twee ftaat Sy in het midden, in de Tin & uur des vyers ; waar ſy nu heen grijpen daar gaat ſy in. Gaat ſy in de luft deſer Wereldt , so staat ſy daar in en wordt van den Duivel ge vangen : gaat ſy in haar ſelven , en ſinkt ſy in Godt; so ſlaat haar de Dui vel , om dat ſy regenwoordig in fijn lande is : maar krijgt fy Chriffivleeſch tot con nieuw lichaam ; .fo is niet meer in ſijn landt. Dat vleeſch iseen boom , die voor hem louter vergift is; ja, de doodt ſelye : daar is hy op vergramt; en roert dien boom niet gaern aan. Maar hy hitſt ſijne dienaars op , tegen het uitwendige lichaam ; dat moet ſmáadt en fpot verdragen : en dit doet hy , om deſen boom ſodanig te verdecken , datſe niet bekent mag worden . Die mocht anders meer takjensvoortbrengen ; en alfo ein delijk de Hel voor hem wel eens te eng worden : darom ſoekt hy fulx te verhinderen ; en verweert hy fich daar tegen , fo lang als hy kan . Als nu de arme fiel haar van hem los rukt; en met haar beminde Brui. degom Chriſtus keert tot de liefde Gods ; ende door ernſtige Boete en Inkering in Godt , in Gods wil treedt: fo heeft hy noch ſeven ſtricken , daar hy haar meê vaſt houdt; eer hy haar tenemaal los wil laten. Aldaar moet ſy haar ſelve , uit alle die ſeycn ſtricken , ontwinden ; en hem fijne Itricken H 2
60
DRIEVOUDIG
ſtricken ſlechs ongeſchonden laten behouden. Maar in het achtſtegetal moet ſy door het vyer gaan :daar geſchiedt dan de ernſtige beproeving; en als fy daar door komt, ſo verkrijgt fy de hemelſche Tinctnnr , in het getal ; ende in het tiende getal bekomtſy , op het Cruis , Chriſti Šo dat ſy dan te gelijk in dit dal der Tabernakelen een Engel is Hemel; en een vremdeling , op der Aarde. Deſe ſeven ſtricken , daar de ſiel meê vaſt gebonden is , ſijn
negende lichaam. , in den de ſeven
geeſten van de uitwendige Natuur des Regiments deſer Wereldt : daar moet ſy haar ſelve uit ontwinden , en door heen dringen , ende die alte Samen achter haar weg werpen . Als de fielin het achtſte getal komt, daar ſtaat Moſes met fijn Wet ; en daar wordt haar eerſt voorgeleſen , wat ſy vooreen ſchone vogel is geweeſt: daar komt de Duivel ookmetfijnfondena regiſter; en leeſt haar voor, wat ſy is , en vertoont fijn Recht , dat hy on trent haar heeft, om haar aan te grypen. Aldaar heet het dan recht . buk ter neder , en aanvaard de wonden en het lyden Chriſti. Want hier is het boognodig ; dat de arme ſondaar de verdienſten en den doode Chriſti aan . vat , en ſich ſelven daar ganſch vaſt inwickelt : dewyl de Duivel , uit deſe windelen , de fiel niet kan uitrucken ; ja , hy durft haar nieteens aan raken. Hier moet de Duivel de fiel tenemaal verlaten : want Chriſtus ſtaat in het vyer van des Vaders toorn , met de vervulling der vereyſchte ge hoorſaamheidt. Alsdan wordt de fiel gevoert , in het negende getal , in de Tinctuur des ewigen levens : daar wordt ſy omvangen met de Maye fteit Gods ; en daar bejegent haar de ſchone en aanminnelijke Jonkvrouw der Wijsheidt Gods, met haar Perelkrans, en kroont de ficl tot cen he melſche Ridder. Wat hier voor blijdſchap over bedreven wordt, van de Engelen Gods; en wat voor vreuchdt de fiel aldaar bekomt ; kunnen wy met geen pen beſchrijven , en hebben ook geen mondt in deſe Wereldt , om het na behoren uit te ſpreken. Wy wenſchen maar alleen aan den Leſer , en al le andere Menſchen ; dat ſy het ook mochten ondervinden . En dit is de oorſaak , dat wy aldus , met veel moeyte en groten arbeidt , ons beſt doen , om dit alles op het papier te brengen : want wy ſchrijven , wat wy felve hebben ondervonden , en met onſe geeſtelijke ogen geſien .' Dit ſeggen wy geenſins tot onfen roem : maar op dat de Leſer weten fouw ( lo hy ons wil navolgen ) wat hy voor ſijn arbeidt te verwachten heeft. Dewijl hy buiten dat klaar genoeg fiet; dat de Wereldt Gods kinderen maar voor uilen houdt : doch daar is niemendal aan gelegen ; wy ſullen na dit korte leven , ons daar voor genocg verquikken en vermaken : dit Kransje is ons ook veel liever, als de ganſche Wereldt.
Her
:Ľ
E
VE N.
61
Het edele Perelkransje wordt wel dikwils voor ons verdekt; maar het fterfe nimmermeer. Want gelyk als de gure en ongeſtuimige winter den groenen Aardbodem overdeki ; en het vernuft dan ſeyt , alles is doodt : maar alles, als de Lenten komt, op nieuw weer aanvangt groen te worden , en te bloeyen : alſo gaat het ook met het edele en overſchone Kransje Chriſti, Wanneer dat wederom begint groen te worden ; ſo brengt het ontelbare Le lyen voort : en dat geſchiedt op yder Lenten tienvoudig ; als het gemoedt . 37 . wederom in Chrifto vernieuwt wordt. Cap. 14: 34 .
1
LIX. Gelijk als wy in deſe Wereldt , indien wy kinderen Gods ſijn , malkander in allerley noodt en ongeval byſpringen ; en gaern helpen ver loſſen van ongemak , droefheidt , en verdrucking : even ſo is het ook gelegen met Gods kinderen , die in den Hemel ſijn . Want om dat de ſiel hoort onder het geſelſchap der Engelen : ſo vervoegen fy ſich ſeer gaern by godvruchtige, vrome, en kuilche , Menſchen ; ende blijven by haar, in allerhande noodt. De H. Schrift fcit ook : Dat jy alteſamen dienſtbare Geeſten fijn ; uitgeſonden ten dienſt van haar , die het Ryk Gods be-erven fullen. Sy vangen leer dikwils de vyerige ſtralen des Sathans op . Wat onbeyl fouw de Duivel niet dikwils op Aarde aanrechten ; indien hem geen wederſtandt gedaan wierdt van de Throonvorſten der hemelſche heyrſcharen ? Hoe menigmaal fouw hy de Menſchen een ſchrik aanjagen , ter darde werpen , en ombrengen ? Maar de Engelen ſijn onſe dienaars , hoeders, en beſchermers ; indien wy Chriſtenen lijn, en geen dieren : al hoewel de Duyvel de Chriſtenen allermeeſt nagaat en beloert , om haar te beſchadigen. Hoe menigmaal ſouden’er enige Menſchen komen te ver drenken , of doodt te vallen ; indien ſy niet wonderbaarlijk gercde wier den door de Engelen ? De Engelen fijn ſeer gaern ontrent haar , die, van Gode fingen en ſpreken. Sy hebben haar vermaak met de onmondige kinde ren : 'om welke reden ſy ook ſomtyds wel aan een kindt fich durven verto nen ; en daar mee ſpelen, als het een kindt Gods is. Hoe overvloedig veel exempelen komen ons voor in de H. Schrift; dat de Engelen vrome kin deren geleidt en gevoerdt hebben ; als voornamelijk blijkt in den jongen Tobias: welke geſchiedenis onſe Schoolgeleerden veel liever ſouden uit den Bybel werpen , als geloven . Immers lietmen ſulx genoegſaam aan de drie Engelen , die by Abraham , en de twee, die by Loth quamen : als ook hoe ſy de ontfankenis van hoogwaardige Menſchen hebben verkon dicht ; voornamelijk van Joannes en Chriſtus. Siet de grote beſicheidt eens aan , die fy hadden ontrent de geboorte onſes Heylands; en de Wije ſen uit het Ooſten ; ende eindelijk ontrent Joſeph , toen hy Maria met haar kindeken ſouw na Egypten voeren.
Waar bymen licht kan beſpeu ren ; H 3
62
DRIE V
O
U
DI G
ren ; ' wat grote ſorgvuldicheidt dat fy hebben voor ons welvaren. Want fy ſijn dienaars, die Godt tot ons ſendt; op dat ſy ons ſouden geleyden , en tegen den Duivel beſchermen. Hoe groten blijdſchap hebben iy ook over een arme ſiel ; als ſy haar ſelven los rukt , uit de ſtricken des Dui vels! Sy verblijden ſich veel meer , als over 99. rechtvaerdigen : gelijk Chriſtus ons getuicht. Darom moeten wy , in verdrucking en droefheidt, ende alswy in gro . ten noodt ſijn , fo ſeer niet vertragen . Wanneer wy dikwils menen ; dat de ganſche Wereldt tegen ons gekant is : fo is evenwel het heyrleger der Het gaat menigmaal met ons , als Engelen en de Geeſt Gods by ons. met het Cananeeſche Vrouwtje'; dat wy Gods aangeſicht niet kunnen vin . den : maar wy moeren fandt houden ; want ons Geloof moet beproef en goedt bevonden worden. Hoemen her goudt meer loutere; hoe het ſchoonder wordt: met de fiel is het al cveleens. Hoe de ſiel meer beproeft en getoetſ wordt ; hoe sy ook ; indienſe ſulx uitſtaat , ſchoonder en klaarder wordt Want het is Godt maar alleen te doen ; om ſchone en aangename kin. deren te hebben , dic kloek en verſtandig worden , en den ouden Dui vel recht leren kennen . Cap. 14 :38.39. LX. Die de Engelen tot fijn byſtant begeert; behoeft haar niet te roepen , noch aan te bidden : want fy nemen geen eer aan ; maar geven alteſamen Hy moet ſich maar omkeren , uit de onreynicheidt ſijns herten ; door ernſtige Boete in Gods wil ingaan , de quade gedach ten en invlocyingen van ſich afkeren ; fijn wil Iteets in Godt wenden ; cn hem bidden om de Regering lijns H. Geeſtes. En of hem de Duyvel al vaſt houdt , en niet wil los laten , en hem ſijn onreynicheidt voorogen ſtelt : ſo kan hy toch niet beter doen ; als den Duivel al ſijn onreynicheidt op den hals werpen ; boven alle vernuft ſich met ſijn fiel daar uit drayen ; in ootmoedicheidt in Gods wil inwerpen, en ganſch overgeven ; ende den Duivel allerley twijffel laten behouden , dewijl het lijn eyge herberg is. De Menſch moet ſich vaftelijk voornemen , en onfeilbaar geloven ; dat hy grote ſondedoet , als hy blijft twijfelen : en nietanders denken; als dat de twijfſeling de voornaamſte bandtdes Duivels is , daar by defiel mee vall houdt. Als hem fijn onreynicheidt bejegent', en onder de ogen komt ; dat de ſiel geen kracht altoos kan ontfangen : dat is ganſch geen verſtoc king Gods; maar de Duivel ſingert en wickelt ſich om defiel ; hy wil haar geenſins laten tot het licht komen , om kracht van Godt te kunnen verkrijgen. Aldaar lijn Chrifti woorden , en ſijn belofte , met fijn bloed vergieten , lijden , en ſterven , een edele Médecijn. Indien de fiel haar daar in wickelt ; en den Duivel alle onreynicheidt op fijn hals laat leggen: fo
1
OiL EV, E
2
N.
63
ſo is dit een vergift voor hem ; waar van hy mat en ſwak wordt : als dan dringt de fiel in Gods licht, en ontfangtſe kracht en vermogen . Al daar moet ſy met ernſt in de ootmoedicheidt ingaan : ſo treedt ſy den Duivel op lijn kop , en verſtoort hem de Hel. Dan treden de Engelen tot den Menſch : en bedrijven ſeer grote vreuchdt ; dat hy overwonnen is; die in de fiel meende Godt en Schepper voor altoos te ſijn. Doch een ſiel , die in Chriſto is , moet een ſtandvaſtige Ridder fijn . Want alſchoon de Duivel de fiel niet meer kan beſitten ; ſo houdthyhaar
evenwel gedurig de verbode onreyne boom voor ogen : op dat ſy haar op nieuw daar aan ſouw vergapen ; en haar vergrijpen aan onkuisheidt, valic heidt, leugen , bedrog , toorn, haat , en nijdt. Brenge de Saihan hes maar ſo ver ; dat de fiel de valſche begeerte en luft in haar ſelve inlaat : boc dekt hy ſtrax alles toe ! en hoe strooyt hy averal ſuiker op ! Ja , al Jouw hy haar in den Hemel van Venusbalen ; ſo souw by dat fich geenſins laten verdrieten ; op dat hy fejn Raofnet wederom in mocht krijgen . Want de Duivel is nergens beter in lijn ſchik ; als in den Menſch : daar kan hy cen Heer fijn over deſe Wereldt ; daar kan hy ſijne ſaken voortſetten , en ſijn wiluitvoeren : 't geen hy buiten den Menſch , in den geeſt de ſer Wereldt, niet doen kan. WantGijn Rijk is nietin het uitwendige Re giment deſer Wereldt; maar in het inwendige , in de wortel daar van , in den afgrondt. Cap. 14: 41.42 . LXI. Daar is een gedurige ſtrijdt om de fiel van den Menſch : Godt wil haar hebben ; en de Duivel wil haar ook hebben . De oorſaak nu van deſen ſtrijdt is ; dat twee -Rijken , op het Cruis , ſich van malkander fcheyden : het een
is het Rijk van Gods liefde , het engelſche Rijk in
Ternario San &to, ofde heylige Aarde : shet andere is het Rijk der grimmi cheidt . , uit het middelpunt van de Natuur ; dat Gods toorn is , en ſijaa ſcherpe ſtrengicheidt. Darom heeft Godt ſijn wil aan ons geopenbaart; en dan alle Menſchen voorgeſtelt licht en duiſternis : yder mag nu grijpen , waar hy na wil. En op dat wy toch erkennen ſouden ; dat hy deliel heb ben wil, in ſijn heylige Rijk : ſo laat hy ons onderwijſen ; en toont hy aan ons den weg die ten leven leidt. Hy verwekt ook , door fijn Geeſt, dier bare Leraars ; die lichten deſer Wereldt ſijn ; op dat de Menſchen ſich wachten ſouden voor fijn toorn en grimmicheidt ; ende die nooyt in haar ſelven opwecken. Want de toorn moet er wel fijn in allerley leven. Maar als de liefde en fachtmoedicheide den toorn overwinnen ; so worde de toorn in ewicheidt niet openbaar ; maar is alleen een oorſaak des levens : dewijk de toonn de grote om hoog Rijgende vreuchdt en het Paradys maakt in de lief de. De toorn is., in Gods Rijk; de grote wonderlijke vreuchde : daarmen nochtans
+
64
DRIEVOUDIG
nochtans niemendal weet van den toorn . Gelijk ſchreyen en lachen uit een oorſpronk voortkomt ; en droefheidt in vreuchdt verandert wordt ; alſo is het ook gelegen met Gods liefde en toorn. Darom ſcherpt ons Chriſtus de liefde, ootmoedicheidt , en barmher ticheidt , ſo ernſtig in : en darom is Godt Menſch geworden ; om ons heyl en onſe ſalicheidtuit te werken ; ende dat wy ons toch , voor alle ſa ken , niet van ſijn liefde ſouden afſonderen. Godt heeft ſijn bere daar aan te koſt geleit ; dat wy mochten fijne kinderen worden , en ewig blijven. Ali'er in den Hemel , en in defe Wereldt, geen Raadt meer was; to beeft
by fich felven noch eens bewogen , om den Menſch te redden : op dat hy verloft mocht werden van den Duivel, en bevrijde van fijn toorn. . Lieve kinderen , werpt darom Gods liefde en genade ſo niet van u weg ; anders ſal het u in ewicheidt berouwen : want na deſcn tijdt is’er geen Redding meer. Leert godlijke Wijsheidt ; en recht weten en erkena nen, wat Godt is. Verbeelde u ſelven toch geen beeltenis van enig weſen : denkt niet dat Gode ergens anders een beelde is , als alleen in Chriſto. Wy leven en ſijn in Godt ;wy fijn een en bet ſelve weſen met hem : wy hebben Hemel en Hel in ons ; wat wy uit ons ſelven maken , dat ſijn wy. Ma ken wy uit ons in Chriſto cen Engel , in Gods liefde en licht; ſo ſijn wy ſodanig: maken wy uit ons een grimmigen , toornigen ,valſchen , hoog vliegenden Duivel , die uitvliegt boven alle liefde en fachtmoedicheidt heen ; in louter giericheidt , 'honger, en dorſt; fo fijn wy ook ſodanig: want na dit leven lijnwy tenemaal anders geſtelt. Wat de wil van de liel hier vat ; dat heeft ſy : als het uitwendige weſen dan in den doodt ver breekt; ſo behoudt de wil het ſelve weſen , datſe gevat heeft , in haar oor ſpronkelijke eygenſchap ; en dat is haar vermaak. Maar hoe ſulx voor Gods Paradyſche eygenſchap en Regiment beſtaan kan , en voor ſijne Engelen ; moogt gy eens na denken. Dit hebben wy u getrouwelijk willen voorſtellen ; gelijk als het ons ten dien einde gegeven is. Cap. 14:43 . . . 46 . LXII. Lieve kinderen in Chriſto , laat toch yder een wel toeſien , in
wat acker dat hy hier waſt. Men moet niet wachten , op bequamer gele gentheidt tot betering des levens: maar heden , heden als de ftem Gods klinkt, moct elk in lich ingaan , en ſich ſelven ſoeken . Niemandt fie toch op den breden weg der Wereldo : die gaat regelrecht na den afgrondt , tot alle Duivelen. De weg na hec Hemelrijk is ſeer ſmal en eng ; die daar in wil komen , moet niet vertoeven ; tot dat de Duivel bem de deur tenemaal vergrendelt. Hy moet niet lien , op den loop van de Wereldt ; maar ſlechs in ſich ingaaan , en ſich ſelyen ſocken . Het ſal wel gebeuren ; dat hy
4
L'EVE
N. ,
OS
by meent, alleen deſen weg te bewandelen : maar Godt heeft doorgaans noch ſijne ſeven duiſenden behalven hem , even als by Elias , dic hy niet kent. 7a , een ernſtig Chriſten kent fich felven niet. Hy ſiet niet anders, als ſijn ondeuchdt,waar in de Duivel tegen bem frijdt ; die, ftaat hem ge durig voor ogen : maar ſijn beylicheidt kent hy in deſe Wereldt niet. Want Chriſtus verbergt die, onder fijn Cruis; op datſe de Duivel niet fien foww . Sijt darom altijdt wacker en vaerdig zo wederſtaat den Duivel gedurig ; op dat gy ewig voor Godt leven moogt. Cap . 18:19 . LXIII. Mijn lieve gemoedt , sy ſijt geboren uit de ewige ſtille ſacht moedicheidt ; en waart in de Wijsheidt Gods, voor de tijden der Wc reldt. De fachtmoedicheidt der liefde Gods was u ſprinkader; en gy waart een vruchtbare regen in uw ſtille ewige Moeder , toen gy noch niet tot een geeſt waart geſchapen. Betracht toch u ſelven ; en let eens , hoe gy tegenwoordig u in ſo groten onruſt bevindt. Gy lijt boven maten hon. gerig en dorſtig; sy haakt ſonder ophouden na de ſpijs en ſprinkader van uw Mocder. Ach ! dat toch de tijde der Verquicking eens komen,mocht ; ſuche en wenſcht de arme fiel met ſmerten. De ene dag klaagt het aan den anderen; en de morgen aan den avondt : de nacht verlangt na den dag ; en evenwel is'er , wegens den Drijver , noch verblijfplaats , noch ruſt, voor de arme fiel te vinden . De Drijver grijpt haar tot in den hals toe : en of ſy haar al verbergt, fo vindſe nochtans, noch verblijfplaats, noch ruſt, van de quelling des Drijvers . Hier is fy fonder ophouden meê be ſig ; en tobt al voort; tot datſe den ſchoot vindt van haar Moeder. Daar gaat fy dan in leggen ; en het is met haar eveleens, al met ymаndt , die uit een groten veldſlag ontlopen is , en ſijn hooft niet durft opheffen , uit vrees voor den vyandt. Cap. 16 : 2. LXIV, Onſc arme ſiel is gevallen in een donkere gevankenis; en fwemt in een ſeer gevaarlijk en diep water : alwaar ſy van alle kanten met vyan den omcingelt is , die al te ſamen haar gedurig Naan. Yder een wil haar vermoorden : en ſy fiet niemandt ontrent haar , die haar te hulp komt. Al was het , dat de fiel haar lichaam , vleeſch , en bloedt, als ook merg en been , door en door focht: fo fouw G toch niet anders bevinden; als das het alle te gelijk hare vyanden waren , die haar na den afgronde voeren . De geeſt deſer Wereldt in vleeſch en bloedt trekt de ſiel nederwaarts; en dompelt haar onder , in de diepte van het water ; ende wil haar gedurig verdrenken : want hy wil ſijn dierſche leven alleen maar bewaren en on derhouden. De Duivel treke haar ook geweldig na beneden in den af . grondt ; en wil haar in de ewige ſprinkader der angſt doen vallen . Ver weert de fiel haar ſelve tegen den Sathan ; So gaat hy daar op met helfche I angſt
66
DRIEVOUDIG
felven in den afgronde ter ne angf : op dat fy Sous vertwyffelen , en haar der ſtorien . Aldaar beeft geen Redder, noch by , noch ontrent, baar; en kan er ook geen in het oog krigen : tot dat hy haar , boven haar ſelve, om boog verheft, en vliegt in de liefde en barmherticheidt Gods. Daar moet ſydan alles verlaten, wat in haar woonbuis is; en haar ſelven door alles been winden en wringen , als een geeft ſonder weſen. Dat is , moci , uit haar vernuft , ſonnen , en gemoedt, uitvaren ; en met haarwil ingaan in de barmherticheidt Gods , in de eerſte oorſpronkelijke Moeder ; waar in ſy maar een ſaade was, voor de ſchepping defer Wereldt. Als de liel daar komt; ſo vindt ſy, dat het ſelve Woordt ; 't geen haar
ſchiep , Menſch is geworden . Daar vliegt fy dan in , en cet van die Menſcheidt ; als van een reyn en nieuw lichaam ,, waar waar in geen haat of vyandſchap altoos te vinden is ; maar alleen een ſachte , reyne, begeren de , liefde. Aldaar wordt haar wil van Godt aangenomen ; en de H. Geeſt vaart in haar wil ; die brengt aaan de arme ſiel hemelſche laaffenis; haar doende eten van het vleeſch des ewigen Woords harer oorſpronke " lijke Moeder; en drinken van het water des ewigen levens, waar in fy, voor de ſchepping deſer Wereldt , maar een raadt was. Daar vindt ſy dan de plaats van haar ruſt ; en verkoelt daar mee haar brandt ; ende ruſt in de ichoot van haar Moeder. Want de H. Geeſt voert haar uit de ge vankenis; en ſy gaat in het landt der levendigen : alwaar ſy ſit onder de kinderen der liefde, en eet aan Gods tafel. Ach ! hoe ootmoedig is ſy ; om dat de H. Geeſt haar uit deſen geweldigen ſtrijdt en oorlog verloſt heeft, Alsdan heeft Godt aan haar een recht gehoorſaam en ootmoc dig kindt. Aldus gaat het met een fiel, die uit deſe ellende tot Godt indringt ; ofte met ontbinding van die aardſche leven tot Godt opvaart , en alſo van den Drijver ontſlagen wordt. Dewijl dit nu in der waarheidt ſodanig toe gaat; en wy deſen weg kennen , door eyge ondervinding : ſo moeten wy Ipreken , wat wy weten ; en van deſe waarheidt getuigen. Chriſtus ſeyc ook : Mijn Vader wil baar den H. Geeft geven , dje hem daar om aan rdepen. Geen Vader ſal aan fijn ſoon , die hem om een ey bidt , een ſcor pioen langen : of als by cen broodt van hem verſoekt , aan hem een ſteen geven. Bide ; ſó ſult gy ontfangen: ſoekt; fo fulrgy vinden : klopt; fofal * open gedaan worden . Cap. 16 : 3. 6. LXV . Wanneer de Menſch fijn hert en gemoedt, met alle fijne ſinnen , in een wil verſamelt , om voor Gods barmherticheidt te treden ; Berouw beeft over fijne miſdaden ; en by ſich ſelven tenemaal vaſt felt , Godslief de en barmherticheidt te ſoeken : alsdan heet het recht; Eer f roepen , heb ik
L
E
V. E
N ..
67
ik haar al verhoort.
Gelijk als by Daniël te ſien is ; daar de Engel tot voor wwe hem ſprak : Toen gy u ſelven cáftyde; en aanvinge te bidden fonden , en voor de fonden des volks, bracht ik aanſtonds n gebedt voor Godt, en ging dit Bevel uit. Lees dehiſtory ván Tobias ; en lie daar wat bidden , vaſten , en ſich totGods Rijk bereyden , vermag . Kortom , de H. Schrift is daar vol van . Cap. 16: 7. LXVI. Als gy bidden wilt ; so doe alvorens den grouwel weg uit uw fiel, en ga in u félven : dat is , gy moet gram worden tegen de fonden ; en in uw fiel een wil ſcheppen , dat gy diergelijke grouwelen nooyt meer in u wilt laten komen. Gy moet ook geenſins met uw wil in de fonden bly ven ſteken , en vertfagen : wanı ſo haaſt als gy vertſaagt ; finkt gy ſtrax onder u ſelven in den afgrondt. Maar gjmoet denken ; dat het Godsaange name wil is, dat sy door hetgeweldt des Sathans doordringt; den Dui vel uwe fonden op ſijn hals leggen laat, en tot Godt komt, ganſch ootmoe als een fondig kindt, om genade. Want hy is de Vader van den verloren foon : en gy hebt uw ſchoonheidt en gerechtigheidt, met den Duivel en de antichriſtelijke Hoer , in pracht en praal ſchande lijk verdaan. Nu ſijt gy onder de ſwijnen in Babel; en hebt draf met haar gegeten : na dat gy uw goedt aldus hebt doorgebracht. Gy fijt genoeg laam naakt , en maar met flenters omhangen ; ende gecnſins meer waar dig , ſijn ſoon genoemt te worden . Siet, beeld u ſelven dit vrylijk in ; want het is warachtig : en kom , in deſen tocſtandt, met rechtſchapen omke ring uit den drek , van de (wijnen tot onſen ouden lieven Vader : bid hem om die genade ; dat hy u toch weer aannemen wil , en tot cen dag loner in ſijn Voorhof maken : beken voor hem , dar gy ſecr qualijk ge daan hebt ; en geenſins meer waardig fijt, fijn ſoon genoemtte worden . Siet , beminde liel , let hier toch wel op ; want het is de ſuivere waar heidt. Wanneer gy aldus in u ſelven gaat ; uwe grouwelen naſpeurt ; den draf des Duivels en deſer Wereldt aanſiet , daar gy ſo langen tijde van gegeten hebt ; ende Godt met ſijn barmherticheidt u ſelvenerecht te bin nen brengt: ſo keer toch , voor alle ſaken , niet wederom in den ſtal der ſwijnen . Seg ook ganſchelijk niet : ik ſchaam my voor mijn goeden ou der Vader ; en ik durf hem niet onder de ogen komen , wegens den gro ten ſpot en ſchande, die ik om mijne grouwelen waardig ben : want ik was te voren een aanſienlijke foon ; en nu ben ik maar een naakte en blo te ( wijnhoeder. Maar denk , in het tegendeel: dat uw Vader alſo ſeer be kommert is om u , ſijn verloren ſoon , als gy bekommert ſijt ,. om ſijn gunſt en liefde , die gy moctwillig verwaarlooſt hebt , wederom te ver werven. Vat maar een vrindelijken , ootmoedigen , onderdanigen , en ge hoor I2
68
DRIE VOUDIG
hoorſamen wiljen nader aldus tot uw Vader. Ga van de ſwijnen weg ; en laat de draf deſer Wereldt ſtaan : laatfe de fwijnen opeten , en haar ſelven hoeden . Ga in u ſelven ; en klop aan uw boosaardig hert : breek , door . alle deuren en poorièn, na binnen toc. En alſchoon alle ( wijnen te gelijk met den Duivel builden en kermden over haar hoeder ; so kom maar tot uw Vader, met gebaerden en woorden , die gy niet nodig hebt ſo cierlijk op te niemeria pronken , als ſy wel behoorden te ſijn : ja , al was het, dat dal meer konde ſeggen , als deſe woorden des rollenaars : 0 ! Gode fije maar my arme ſondaar genadig : daar is ganſch niet aan gelegen ; als ernſtige beſtendicheide gebruikt, ſonder daar ooyi van af te laten. Blüffil fain ; en ga toch niet weer te rug uit de deur des Vaders: al fouw de Hel de aan ſtucken ſpringen ; ja, uw lichaam en ſiel vergaan. So haaſt als deur , in uw fiel, ſult open doen ; en uit den drek na den onden Vader toe gaan ; ende hy maar merkt , dat gy fijn foon fijt, en tot hem ingekeeri Jaat : ſo ſal hy aanſtonds seggen ; Dit is mijn verlore ſoon , daar mijn here Jich om heeft bekommert ; en in de Menſcheidt is ingegaan in defe Wereldt, om hem op te ſoeken : nu heb ik hem gevonden, Daar ſchikt hy hem dan den H.Gecît te gemoet ; valt hy hem vrindelijk om den hals ; neemt hy hem met blijdſchap wederom aan ; en ſteckt hy hem , tot een teken lijner licfde , het Segel en den Ring der H. Drie enicheidt in het lijden en den doodt Chriſti , aan de handt van ſijn fiel. Daar brengt hy de aanıninnelijke Jonkvrouw ſijner Wijsheidt, het niewe engelfche kleedt, dat is , het vleeſch Chriſti; en hy trekt het de fiel aan : ende alle knechten Gods , als de heylige Engelen en fielen , die in het huis des Vaders ſijn , moeten ſich verheugen , en met den verloren ſoon vrolijk ſijn. Daar ſlacht de oude Vader een gemelt kalf ; en ſpijſt deſen foon aan ſijn tafel der hemelſche weſenheidt, met de kracht en het vleeſch Chriſti , fijn gehoorſainen Soon ; en drenkt hem met het water des ewi gen levens, in Chriſti bloedt , in de allereerſte Moeder , daar de ſiel uit geſchapen is : ende daar is groter vreuchdt in den Hemel ; als over 99 . Engelen , of heylige fielen , die alreets by Godt fijn , om dater weder om
een niewe broeder gekomen is , in haar geſelſchap. En of ſchoon de eygenſinnige werkheylicheidt (dat is, deoudſte ſoon, die altijdt op en neder gegaan heeft in het Antichriftifche huis ; en ſich beroemt over ſijn gehoorſaamheidt, aangewende moeyte, en arbeidt, dic hy in ſchijnheylicheidt hecft verricht ) daar tegen mort en knort ; daar vraagt de Vader niemcndal na. Deſe niewe ſoon gevalt hem þeter ; als dic in huis gebleven is : want die is nijdig ; en wil geen hemelſche vreuchde met lijn broeder , die verloren was , hebben . Hy meent de erf fenis
1
L EV,
E
N,
69
fenis alleen te hebben ; en dat het Hemelrijk hem toekomt. Hy heeft het verdient ; en is nooyt uit het huis nitgegaan : de ſcutel , om de ſchat te krijgen , komt hem toe ; ſijn broeder is maar een (wijnhoeder. Daar ſtoortde Vader ſich ganſch niet aan : hy is met ſijne knechten , de En gelen en heylige fielen , vrolijk ; en laat den grijnigen raasbol , die geen hemelſche vreuchdt met ſijn broeder hebben wil, heenlopen in den toorn kuil des Duivels ; en bedrijft vrolijkheidt met fijn kindt. Dewijl nu die ſchijnheylig fo toornig is ; en des Vaders Avondnaal veracht : ſo moet hy ook de hemelſche vreuchdt ontberen . Cap. 16 : 14. . 16 . LXVII . Gy moet weten , dat Gods liefde ſo ootmoedig is ; dat ſy ook ſelfs aan een fiel onderdanig is, als die haar ſelve daar in oniſteekt .Docle geen fiel moet haar daar over verheugen : maar in de liefde Gods veroot moedigen , en gedurig uit haar eyge begeerte uitgaan ; op dat Gods Geeff in haar mag leven ; en ſy bem naſien. Het wordt aan de fielwel toegela ten ; dat ſy yvert : maar ſy doet veelbeter , dat ſy in fachtmoedicheidiwan . delt ; want daar in wandelt hy in de kracht der Mayeſteit Gods, en is een aangenaam kinde voor hem . Wat baat het my ; dat ik vyer over mijn broeder uitgiet; en mijn ſelven ondertuſſen daar ook door aanſteek ? Het is ſaliger, onder het Cruis te blijven in lijdſaamheidt en ſachtmoedicheidt; als vyer van den Hemel te doen nedervallen . Chriſtus is gekomen ; om te ſoeken en ſalig te maken , dat verloren is. Hy is geenſins gekomen ; om den toorn over ons te verwecken : maar om ons te helpen uit dekaken des Duivels. Hyheeft ons in ſich ſelven wedergeboren , tot een levendig ſchepfel in Godt ; en ons doorgevoert , door het vyer van ſijn Vaders toorn. Hy heeft den weg geopent; op dat wy hem daar op fouden na volgen ; in liefde en fachtmoedicheidt; als kinderenmoeten doen ontrent hare Ouders. Cap. 16 : 26. LXVIII . Lieve kinderen , als wp.omkeren uit ons vernuft; en ons aan Gods wil overgeven : op dat hy met ons doe , wat hem bebaagt. Als wi ons vertrouwen op hem ftellen ; So gaan wy tot onſen rechten Vader , en fijn wy fijne kinderen. Gelijk nu een Vader voor fijne kinderen ſorgt; alſo ſorgt Godt onſe Vader dan ook voor ons. Gelijkerwijs ons Chriſtus trou
1
welijk leert; ſeggende: Tracht eerfi na Gods Coninkrijk , en fijn gerech tigheidt ; so ſal al het andere u van ſelve tocvallen. Siet de vogelen des Hemels aan : hoy Sagen niet ; ĥ ſpinnen niet ; ſy verſamelen niemendal in de ſchuur : en nochtans onderhoudt haar uw hemelſche Vader. 0 ! kleine gelovigen , fijigy niet veel beter , als de Vogelen ? De ſiel weet wel ; dat dit klecdt , van aardſch vleeſch en bloedt, een vremdt gewaadt is : waar in ſy haar hertelijk ſchaamt, voor Gods aange ſicht. I 3
40
DRIE VOUDIG
ficht. Darom is ſy ook twijffelmoedig ontrent de genade Gods; wanneer fy bidt : en denkt altijdt; mijne fonden ſijn al te menigvuldig , ik kan Gods Majeſteit niet bereyken . Sodanigen plaag doet haar de Duivel ook aan ; die gedurig ſijn rookgat met den toorn open ſet ; en den rook in de wil van de fiel doet optrecken : waar door ſy te rug blijft, en voor Godt bevreeſt is. De Duivel maakt ſonder ophouden van Godt een ſtren gen Rechter : daar door blijft de arme fielte rug; daar door gaat ſyin den Geeft deſer Wereldt in , en ſoekt haar onderhoudt. Sy denke: Gode laat alles gaay , so als hetgaat. 7a , dar is ten vollen warachtig ontrent alle Menſchen , die op fich felven bouwen en vertrouwen : dewil de fiel , so lang als fy aldusbuiten Godt in het vernuft ſteekt , oordeelt'; dat ſy alles uitvoeren moet , door haar eyge ſorg en bekommering. Sy meent , 'dat'er geen andere weg is ; en dat het op deſe wijſe gaan moet. De handenmoc ten heç doen ; maar voornamelijk de liſt en het bedrog : waar uit ſeer veel boosheidt ontſtaat in deſe Wereldt. Lieve kinderen , laat u toch hier ontrent recht onderwijſen .
Het uit .
wendige aardſcheleven is den geeft defer Wereldt t’huis gekomen, en woont in ſijn huis. De buik heeft aardſch voedſel van noden ; het lichaam aard . ſche kleding : en een hurjen om in te wonen. Daar moet de uitwendige geeft na trachten : hy moet arbeyden , en wat om handen hebben. Want in het ſweet fijns aangeſichts moet de aardſche Menſch ſijn broodt eten ; tot dat hywederom tot aarde wordt, daar by,pan genomen is. Cap. 17: 1 .. 3 . LXIX. O ! blinde Menſch , hoe ſeer legt sy in den toorn gevangen :
wat doet gy ? of waar fijt gy ? Warom laat gy den Duivel den ſpot met » drijven ; en u bedriegen ? Hemel en Aarde komt u immers toe ; en Gode wil n alles geven : Ja, by heeft u alles reets gegeven ; en gy beſit het, vol gens het Recht van de Natuur. De Son en ſterren fijn uw eygendom ; en sy fijt een Heer over alles : laat toch uw dwaſe wil varen . " Warom be geeft gy u tot giericheidt en hoogmoedicheidt? Gods Rijk beſtaat im mers in liefde en ootmoedicheidt : of mecnt gy ; dat het in den toorn goedt te wonen is ? Şiet , als het licht uwer ogen breekt ; ſo vaart gy in de duiſternis : dan neemt gy uw dwaſe eygenſchappen en weſen mee , daar gy u hierin begeven hebt. Is dan de ewige duiſternis beter, als het ewige licht ? Vraagt toch de nacht eens ; of ſy beter is , als de dag ? Of meent gy , dat wy onſinnig fijn ; dat wy aldus ſpreken ? Wy Spreken , wat wy fien ; en wy getuigen , wat wy weten . Gy fijt blindt , en ver blindt doorde Hoer van Babel, die de Duivel der giericheidt heeft voort gebracht , als de Menſchen ſeker en geruſt waren ; ende in Naap ge vallen , als fy Gods Woordt en Geeſt moede waren , en haar de walg
1
L
E
V
E N.
71
walg daar van ſtak : gelijk de Openbaring geruicht ; daar Chriſtus ſeyt: Paulus ſeyt ook : Ik ſal tot u komen ; en ww kandelaar wegnemen , Dat Gode krachtige dwalingen ſouw laten komen : ſo dat de Menſchen de geeften der leugenen geloven fonden . Namelijk , die in ſchijnheylicheidt en dwaling de leugen verkondigen , ende den Duivel aanhangen. Maar in de laatſte tijdt lal het Woordt des Heeren uitfpruiten , gelijk als het
.
gras der Aarde. Cap. 17:11 . LXX . Die Godi vertrouwt, heeft altijdt genoeg : want wat hy ook heeft; daar laat by fich mee vergenoegen . Darom is hy veel rijker , als een dwaas; die den ellendigen dringt en perſt , om geldt van hein te krijgen : dat toch ſijn leven voor de doodt en Hel geenſins kan bewaren. Een vroom Menſch vergadert voor ſich ſelven een ſchat in den Hemel : hy bekomt koude noch hitte , te een nieuw lichaam ; waar in honger noch dorſt
8
vinden is : hy heeft ruſt in ſijn Geweten ; en fal ſich ewig in ſijn ſchat verheugen. Maar een gierige dwaas vergadert voor fich ſelven een aard met ſchen ſchat , die voor anderen over blijft; en een boos Geweten een ſchat in den afgrondt, die hem ewig knagen en opeten fal. Gods fegen verlaat nooyt enig Menſch ; die maar met ernft op Godt al leen vertrouwt, en alles gaern varen laat , wat niet blyven wil. Want hy heeft wonderbare wegen ; waar door by fijne kinderen voedt en ondere houdt. Als te ſien is , by Daniël , in den kuil der leeuwen ; by Elias , onder den geneverboom ; en by de Weduw van Zarepta , in den dieren tijdt. Wie Godt vertrouwt , heeft wel gebouwt, in Hemel en op Aar de. Cap. 17 : 12.. 14.
VEERTIG VRAGEN .
LXXI. O ! Menſchen kindt ,bedenk het toch ,en fijt gewaarſchouwt: want wy ſpreken ganſch dierbaar , en uit een wonderlijk oog : gy fult het wel haaſt ondervinden ; want daar is noch maar een kleine tijdt overig. Het einde heeft den aanvank al gevonden ; en dit is een Roosje uit den aanvank. Wordt toch eens fiende; en doet de giericheidt uit uwe ogen weg : of gyfult wenen en huilen , en niemandt ſal Gich over u erbarmen : want wat ymаndtfaayt, dat oogſt hy ook in. Wat kan pracht, eer , en aanſien , u toch helpen ; daar allesu ontvalt ? Hier hebt gy ſecr grote macht ; en wordt hier namaals ganſch machteloos.
Gy fije Gods
V
EE RT
I
G
Gods cygendom ; en loopt, nit cyge beweging , tot den Duivel : erbarm u toch over uw eyge leven , en over uw ſchone bemelſche beeltenis. Immers fije gy kinderen Gods ; wordt toch niet verandert in Duivels. Laat de ſchijnheyligen u niet ophouden , door den lof die fy u toe ſchrijven : ſy doen hetmaar alleen , om haar buik , eer , aanſien , en geldt ; ſy lijn dienaars van het grote Babylon. Soekt u ſelven ; en onder vraagt uw eygen Geweten , of het in Godt ſtaat. Dat ſal wel beginnen te klagen ; en regen u te feggen : Jaagt de huichelaars van u weg; en ſoekt het klare aangeſicht Gods . Siet toch niet meer door een ſpiegel : dewijl Godt ſelve voor u ſtaat., en binnen in nis. Biecht uwe ſonden voor hem ; en komt tot hem met den verloren foon. Niemandt kan de Turba van u wegnemen ; als hy alleen : gy moet ſlechs door den doodt in een andere We reldt ingaan ; daar uwe huichelaars nooyt in kunnen komen . Daar is geen andere vergeving der ſonden : en of gy alſchoon aan deſe huichelaars al les gaaft, wat gy hebt; ſo blijft gy al cvenwel, voor als na , in de Tur ba gevangen . Het is daar niet mee te doen : dat'er yınandt ſtaat , en de
3
Turba van u wegnecmt; als gy hem maar gocde woorden geeft. Neen , neen ; het is een ſaak die vry wat dieper grondt in de Magia heeft. Gy moet andermaal , en op een andere wijſe , geboren worden ; gelijk Chri ſtus ſeyt: andersins koint gy nooyt tot Godt; doet ook wat gy wilt. Alle luichelary is louter bedrog. Wilt gy Godt dienen ; ſo moet het in en door den nieuwen Menſch geſchieden : de nardſche Adam kan hem geen dienſt doen , die hem aangenaam is. Of hy ſingt , ſpeelt , roept , ſchreyt, bidt, of yets anders doet, wat het ook wefen mag ; alles is maar Spiegelvechtery. De wil moet daar by ſijn ; het hert moet ſich daar in be geven : ſonder dat is het maar louter pratery en een verſierde fabel des Antichriſts, die de ganſche Wereldt vervult. De wil is veel groter en machtiger , als veel geſchreeuws: die kan de Turba verbreken ; en in de beeltenis Gods overgaan. Die heeft macht , Gods kindt te worden ; die kan bergen om ver werpen ; die kan doden opwecken : indien ſy in Godt is geboren ; en de H. Geeſt haar fulx toelaat.
1 1
1
De Menſch moet in gehoorſaamheidt , met een grote ootmoedicheidt , wandelen : hy moet fijn wil alleen in Gods wil inwerpen; op dat Godt in hem lý , beyde het doen en het willen. Dit is de rechte weg ter ſalicheidt, en na het Hemelrijk. Alſchoon de Paus , of een ander Leraar anders mocht feggen : ſo is en blijft toch alles louter leugen , cn een ſchijnhey lige ſpiegelvechtery. Cap. 17 : 22. . .. 27 .
LXXII. Het is voor ons kennelijk en bevindelijk ; .doch in en door den H. Geeſt, volgens lijn.weten : dat de ſalige Sielen haar ſeer verheu gen
> .
VRAGEN.
73
gen in haar arbeidt, die ſy hier verricht hebben ; en dat ſy in hare won . deren , die ſy op een verborge wijſe in de Magia fien , haar ſeer ver Want die vele Menſchen hebben ter gerechtichcidt gevoert , maken . ſtaat haar loon voor ogen in de Magia , in haar wil. Die veel vervol ging hebben geleden om de waarheidt , fien haar ſchone Ridderkransje daily, op den Jongſten dag, haar nieuwe lichaam fullen opfetten. Die veel goeds hebben gedaan , verſchijnt het in de wil , voor bare ogen. Die om Chriſti eer , leer , en waarheidt , ſyn verſpot , verſmaadt , vervolgt , en
omgebracht , ſtaar haar ridderlijke overwinning voor ogen. Evelcens als yemandt, die in een veldſlag lijne vyanden heeft overwonnen ; en ſijn overwinning aan ſijn Conink of Vorſt voordraagt : alwaar hy grote cer van heeft; dewijl ſijn Conink hem met grote vreuchdt aannecemt, en by ſich houdt tot ſijn getrouwe medehelper. Wy hebben geen pen , om de grote vreuchdt, die in haar is , te bce { chrijven. Wy weten alleen , dat ſodanige ſielen meeſtendeels Gods li chaam , noch in deſe Wereldt ſijnde, hebben aangetogen ; en alſo gro ter volmaaktheidt hebben bereikt, als de andere. Sy verwachten den Jong ften dag ; met grote blijdſchap en eer : alwaar alle hare werken , in een hemelſche figuur , haar fullen voor ogen komen ; en de godloſen ſien ,
}
in wien ſy geſteken hebben . Yder fiel verheucht haar voor Gods aange ſicht, met een grote verwachting van 't geen haar wedervaren fal : want ſy kent haar loon ; maar kan die niet begrijpen , noch aanvaarden , ſon der lichaam . Dewijl de ſiel haar arbeidt in het lichaam verricht heeft; ſo moeten hare daden ook wederkomen in haar nicwe lichaam , en haar na volgen . Cap. 22 : 4 . . 6 . LXXIII. Wygeven u te kennen : dat yder ſalige fiel haar lamp toebe reidt ; om haar Bruidegom , ten Jongſten dage , tegen te gaan. Sy ver nieuweſonder ophouden haarwil ; en overdenkt, hoe ſeer ſy haar , in haar niewe lichaam , in de wonderen , met alle heylige Menſchen en Engelen , ſal verheugen . Daar is in die ſielen een gedurige opſtijging van vrolijk heidt ; als fy aan hettoekomende denken : ende dat in yder fiel volgens hare deuchden. Gelijkerwijs hare werken verſcheyden ſijn geweeſt hier op Aarde ; fo is ook haar verwachting verſcheyden . Want een dagloner, die veel verdient heeft , verheucht ſich over fijn beloning: cveleens gaat het hier ook . Daar is in en onder haar een vrindelijk weſen en ommegang. Alle ſpot en laſter , die haar is opgeleit , daar ſy onſchuldig aan waren , ſtrekt haar tot een grote eer van overwinning. Alles wat ſy onſchuldig geleden hebben ; en waar in ſy de ware lijdſaamheidt en hoop hebben aangetogen ; daar in hebbenſe die noch aan : de doodt kanſe niet wegne K men ,
74
VEERTIG
VRAGE N.
mén , noch uittrekken. De fiel neemt alles mee, watſy bier gevatheeft. Hare hertelike gebeden , wenſchen , en weldaden, aan hare Naaften me nigmaal in liefde beweſen , fijn haar Spys, die ſy eten , en haar meê ver beugen : tot dat haar niewe lichaam Paradyſche vruchten eren ſal. Maar die hier het lichaam Gods hebben aangetogen , eten altoos aan Godstafel.Doch de Paradyſche vrucht komt het lichaam der wonderen toe, dat uit het Want dat graf ſal opſtaan , en te voren in het Paradys geſchapen was. lichaam is in den aanvank gemaakt ; cn brengt het einde wederom , met de wonderen , in den aanvank. Cap. 22: 9. - 11 . LXXIV. Godt heeft fich felven , na beyde de ogen , geopenbaart; dat is , ſo wel in liefde , als in toorn : en hetſtaat den Menſch tenemaal vry te gaan , waar in dat hy wil. Godt werpt niemandt in den toorn : de fiel werpt haar ſelve daar in . Doch dit moet gy weten . De toorn heeft hare kaken wijde open gedaan ; ſy trekt geweldig na haar , en wil alles
verſlinden : want ſy is de giericheidt, en hovaardy die over de ootmoe dicheidt heen vaart . De liefde heeft met de ootmoedicheidt hare kaken ook wijdt open gedaan : fy trekt ook met al haar vermogen na haar ; en wil den Menſch , in de liefde , in den Hemel trecken . Werwaarts de fiel nu heen gaat ; daar is fy: het ſy datſe in de liefde opwaſt, of in den toorn : in die boom daarſe in opwaſt, daar in ſtaat ſy ; en daar van is in ewicheide geen verloſſing: Alhier in dit leven is de fiel in de waagſchaal : en ſy kan , ſchoon fy boos is geweeſt , evenwel noch wederom geboren worden in de liefde. Maar als de evenaar breekt, is het gedaan : en ſy is daar na in haar eyge landt , in haar Beginfel. Wie kan dat verbreken , dat ewig is ; en daar geen verbreker kan gevonden worden , dewijl het fijn eyge maker is ? Waar wil een andere Turba van daan komen ; indien een ding in de ewi. cheidt is : alwaar geen voornemen , doelwit , noch perk , meer is ? Op dat sy toch Soudt fien , dar Godt her quade geenſins begeert; fo ladt geeft by u ſijn wil verkondigen. " Hy ſendt u Propheten en Leraars ; en aan haar fijn Geeft , om u te waarſchoawen . Wilt gy nie haar Raade niet opvolgen ; ſo hebr gju , door den roorn laten vaſt bouden : die ſal ook uw loon , en uw Rijk ,fijn. Het komt u wel hardt voor; dat gy u felven foude uit uw eyge wil uitrucken ; en uw welluſtig , hovaardig , en dartel, le ven tenemaal laten varen : wel aan ; fo fal u het grondlop der Helle hier namaals ook wel ſmaken . Wy leren u het Cruis: de Duivel leert u de Wel luft. No moogt gy aanvatten , wat gy wilt ; en wat gy anyat , dat ſult I2 . gy hcbben en behouden ; het ſy liefde of toorn . Cap. 23:8 . MENSCH
?
7
MENSCH
JESU
WERDING
HRIST I. C •
LXXV .
tig; die ſeggen , dat Godt alle Menſchen niet wil in den Hemel hebben : want hy wil dat ſy alteſamen gehulpen worden ; maar het hapert alleen aan haar , datſe niet willen gehulpen lijn. En alſchoon me nig Menſch een ſterke neyging en drift ten quade heeft; ſulx komt geen ſins van Godt : maar de Moeder van de Natuur is daar oorſaak van .
Wilt gy Godt beſchuldigen ? gy liegt openbaarlijk : want Gods Geeſt onttrekt fich niemandt. Werp uw boosheidt weg i ga in de ſachimoe dicheidt , waarheidt, en liefde ; en geef u ſelven ganſch aan Godtøver : ſo fult gy ſekerlik gehulpen worden. Dewyl helpen : en ons ſeer gaern helpen wil. Segt gy :) Ik wordt ſo valt gehouden ;
Jeſus geboren is , om ons to dat ik het niet kan doen.
Ja
recht : ſo wilt gy het hebben ; de Duivel wilde het ook ſo hebben. Sijt gy een Ridder; warom ſtrijdt gy dan niet tegen het quade ? Itrijdt gy , in het tegendeel, tegen het goede ; fo fijt gy een vyandt Gods: mcent gy, dat Godt den Duivel fal een engelſche Croon opfetten ? Sijt gy ſijn vyandt; fo ſije gy immers ſijn vrindt niet : wilt gy fijn vrindt lijn ; lo verlaat de vyandſchap : ga tot den Vader; ſo lijt gy ſijn ſoon. Wie Godt derhal ven beſchuldicht; die is ſo wel een leugenaar en moordenaar, als de Dui vel. Immers fyr gy uw eygemaker : warom maaktgy dan n ſelven boos ? En alſchoon gy een beſe Stoffe fijt ; fo heeft Godt evenwel aan u ſyn here en Geeſt geſchonken : neem dat geſchenk aan , om u ſelven daar door beter te maken ; fo maakt gy wwederom goedt. Maar neenst gy giericheidt en en daar by de welluſt deſes aardſchen levens ; wat kan hoogmoedt aan , Godt dat gebeteren ? Souw Godt noch in uw verfocylijke hoogmoedi cheidt blijven ſitten ? geenſins : dat komt met fijn oorſpronk en weſen niet overeen . 1 Segt gy al wederom : Ik heb een boſen - aart ,, en ik kan niet anders doen : dewijl ik vaſt wordt gehouden. Wel aan , laat die boſe aart ſijn , ſodanig als fy is : ga gy maar , met den Geeſt van uw wil, in den Geeft der liefde Gods in ; en geef u over aan ſijn barmherticheidt : fo ſult gy wel eens los worden van dien boſen aart.. Dele boſe aart heeft haar oor fpronk uit de Aarde: indien nu de Aarde uw lichaam krijgt , fo mag fy haar eyge boosheidt ook na haar nemen ; en ſo fijt en blijft gy een geeft met Gods wil, in ſijn liefde. Laat de quade Adam heenyaren : daar ſal cen K 2
CH
76
MENS
ING
WERD
cen niewe en goede Adam , uit den ouden , in u uitſpruiten ; even als een ſchone bloem uit de ſtinkende meſt voortkomt. Sie maar wel I toe , datgy uw Geeft in Godt bewaart: aan het boosaardige lichaam , dat vol quas de driften ſteekt, leit ſeer weynig gelegen. Is het ten quade geneygt ; doe her des te minder goeds, en geef het geen oorſaak tot dartelheidt. Dat li chaam gedurig in toom te houden , is een goede Geneesmiddel : maar ſteets dol en vol te ſijn , is den boosaardigen eſel plomp verloren in den meſtpoel ſtorten ; daar hy ſich toch van ſelven genoeg in den drek wentelt, en beſoedelt als con fwijn. Steets nuchteren te fijn , en een matig leven te voeren , is een goede Suivering voor den boosaardigen efel. Aan hem niet te geven , daar by luſt toe heeft; en dikwils te laten vaſten , op dat hy het Gebede niet verhindere ; is ſeer goedt voor hem . Hy wil daar niet wel aan ; maar het Verſtandtmoet Heer over hem ſijn : want dat draagt in sich Gods evenbeeldt. 1. Deel. Cap.5 : 25
LXXVI . Het woordt geloven is geen hiſtoriſch woordt : maar gelo ven is een nemen uit Gods weſen ; van Godsweſen eten ; Gods wefen , door een ſterke inbeelding , in het vyer lijner ſiele, invoeren ; fijn hon . ger daar mee ſtillen; en alſo Gods weſen aantrekken , niet als een kleedt, maar als cen lichaam der ſiele . De pel moet het weſen Gods in haar vjer
hebben ; en van Gods broodteten : indien ſy een kindt Gods wil fijn. Aldus fal cn moet ſy op nieuw geboren worden , uit Gods Geelt en we fen : die haar uit den acker des toorns en der grimmicheidt heeft overge bracht , en geplant in den acker fijner liefde , lachtmoedicheidt, en ook moedicheidt; alwaar ſy uitſpruit en bloeyt met een niewe bloem die in Gods liefde opwaſt, als in Gods acker. Deſe bloem , die in Gods liefde walt, is het rechte en ware evenbeeldt Gods; dat Godt begeerde, toen hy A. dam ſchiep na ſijn gelijkenis: welk evenbeeldt ons Chriſtus nu wederom herboren heeft; die een Soon Gods en des Menſchen is . Want Chriſti Wedergeboorte , uit het weſen van Godt en van ons , is onſe Wedergeboor te ; fijn kracht, leven , en geeft , is onſe kracht , leven , en geeft ; ende wy behoeven daar niet meer toe te doen ; als dat wy maar alleen , met den geeft van onſe wil , door hem in Gods wefen ingaan. Indien wy dit
doen ; ſo wordt onſe wil in Gods wil weer op nieuw geboren ; en ſo onte fange H godlijke kracht en weſen . Dit is geen vremde wil ; maar onſe eer fte wil , waarmeê wy in A dam in den doodt ſijn ingegaan : die ſelve wil wekt in ons Chriſtus, welke de eerſtgeboren uit de doden is , wederom op . Hy is wel Godt; maar hy is ook uit ons geboren , om ons uit den doodt wederom levendig te maken : en dat niet in en met een vremdt le ven , dat wy hier in dele Wereldt nooyt gehadt hebben , maar in en met ons
JESU
CHRISTI.
sons eygeleven . Want Gods Voornemen moet beſtaan : dic ſchone bloem , en dat edele beeldt, moet niet alleen uit den verdurven acker , maar ook te gelijk uit den reynen acker , opwaſſen . Wy moeten wederom uit de Jonkvrouw geboren worden : niet uit den Man des toorns , uit de Tinctuur des vyers; maar uit de Jonkvrouw der liefde, uit de Tinctuur des lichts. Wy trecken , als wy ons in Godt be. geven , de Jonkvrouw Chriſti aan ; en worden ſelve daar door de Jonk vrouw der geſchickelijkheidt,kuiſcheidt , en reynicheidt in Ternario San
:
& o , in de engelſche Wereldt; cen ſpiegel der H.Drie -enicheidt , daar Godt ſich in beſiet, welkehy voor ſich ſelven tot een Vrouw heeft aangeno men . Want hy is onſe Man ; waar meê wy in Chriſto verlooft , ge trouwt, en ingelijft, fijn : wy fijn nu Maria , in het Verbondtder gena dc ; waar uit Godt en Menſch geboren wordt. Maria was de eerſte, in de hoogſte fegening : wantin haar was het vaſtgeſtelde perk en doelwit, daar het Verbondt op wees. Sy was van Godt daar toe al verkoren , in den hoogwaerdigen Naam Feſús, voor de grondlegging der Wereldt : niet dat ſy het leven uit den doodt te voorſchijn ſouw brengen ; maar Godt wilde in haar ſulx ſelve verrichten . Darom wierdt ſy lo hoog geſegent; en haar de reyne Jonkvrouwelijke kuiſcheidt aangetrocken. Uit die felve fonkvrouwſchap , daar Chriſtus uit geboren wierdt, moe ten wy alteſamen geboren worden : want wy moeten Fonkvrouwen wore den , en het Lam Gods navolgen : anderſins kunnen noch ſullen wy ooyt Godt aanſchouwen. Aangeſien Chriſtus ſeyt: Gy moet van boven op nieuw geboren worden ; indien gy het Rijk Gods wilt ſien , door het water en den H. Geeft. Dit water is de Jonkvrouwſchap : want de Jonkvrouw voert de Tinctuur des lichts , en des waters ; nainelijk , liefde en ſachtmoedice heidt: en de H. Geelt, waar uit wy moeten geboren worden , is de ſel ve Gecft , die , met de beweging der Godheidt, ſich in het ſaadt der Vrouwe ingaf; den doodt verbrak ; en uit het water een helder branden de bloem des lichts voortbrengt: alwaar hy dc Geeſt en het leven is van deſen bloem ; niet na den aart en cygenſchap van het vyer der grimmi cheidt ; maar na den aart en eygenſchap des lichts, in de ſachtmoedicheidt en ootmoedicheidt. 1. Deel. Cap. 11: 8. . 10 . LXXVII . So haaſt als het met den Menſch daar toe komt ; dat het Jonkvrouwelijke beelde in den orden Adam begint uit te ſpruiten ; en de fiel, nevens den geeſt des Menſchen , haar ter gehoorfuamheidtGods over geeft : fo gaat de ſtrydtſtrax met hem aan. Wantide' onde Adam , die in den toorn Godsſtaai, Strijdt tegen den niewen Adam . De oude wil in vleeſch en bloedt Heer en Meeſter fijn : de Duivel kan ook de Jonk vrou. K 3
58
MENSCH
W
ERDING
vrouwelijke tak nict verdragen; dewijl hy die niet durft aanraken :'maar den ouden A dam kan hy aanraken , ontſteken , door en door beſmetten , en tenemaal als lijn eigendom beſitten. Omdat hem ſijn eyge woning, in de duiſternis des afgronds, niet gevalt : fo woont hy gaern in den Menſch. Want hy is een vyandtGods ; en heeft geen macht altoos buiten den Menſch . Darom beſit hy den Menſch ſo gaern ; en voert hem , na fijn welgevallen , in den toorn en grimmicheidt Gods ; om daar door Gods liefde en ſachtmoedicheide te beſpotten. Want hy meent noch , alſo hy een grimmige vyerbron is , hoger te fijn als de ootmoedigheidt : om dat hy ſo vreclijk kan aangaan , en afgrijſſelijk uitvaren . Dewijl hy nu de Jonkvrouwelijke tak niet durft aanraken ; ſo gebruikt hy louter liſt en Inoodheidt , om dat ſpruitje fodanig te overdecken , dat het in deſe We reldt niet bekent mag worden : anderſins mochten hem vele ſodanige tak jens, in ſijn gewaande landt , komen te waſſen . De Sathanis bijſter toornig op het . Jonkvrouwelijke ſpruitje , en een ge Jage vyandt daar van : darom hift hý fijne huvaardige dienaars, met ſpot ten en plagen , tegen ſulken Menſch op ; dat hy vervolgt, nirgelacht , en voor een fot gehouden , wordt. Dit doet hy door de wisſen in het vernuft van defe Wereldt ; maar voornamelijk door die haar nirgeven voor Her ders Chriſti; daar de Wereldt toch alijdt op fiet : op dat deſe Lelytak toch niet mocht bekent werden. De Menſchen mochten fulx anderſins merken ; en al te veel ſodanige takjens, tot ſijn nadeel, komen te wajen ; ende by fijn Heerſchappy onder de Menſchen tenemaal teverlieſen. daar door Doch deſe edele Lclytak waſtop, in lijdſaamheidt en ſachtmoedicheidt; ende trekt ſijn weſen , kracht , en reuk , uit den acker Gods , dat is, uit de Menſchwerding Chriſti: Chriſti Geeſt is ſijn weſen ; en Gods weſen is ſijn lichaam . De Jonkvrouwelijke Lelytak walt geenſins uit een vrem de cygenſchap ; maar uit ſijn eyge weſen , dat in den doodt was ingee Noten ; en nu , in en door den Geeft Chrifti , wederoin uit ſijn weſen
uitſpruit. Die ſoekt en begeert de ſchoonheidt deſer Wereldt niet ; maar der engelſche Wereldt : dewijl hy niet in deſe Wereldt, in het derde Be ginſel , waſt ; maar in de Paradyſche Wereldt , in het twede Beginſel. Darom is’er een grote ſtrijdt in vleeſch en bloedt ; ende in het uitwen dige vernuft. De oudeAdam kent den niewen niet ; en ondervindt noch . tans wel , dat die hem wederſtaat. Die wil geenſins , wat de oude wil ; maar drijft den ouden gedurig tot ingetogenheidt en onthouding van ſon den: dat ſmert den ouden geweldig ; dewijl hy niet anders hebben wil, als welluſt , goedt , tijdelijke eer , en aanſien . Hy kan noch ſpot , noch cruis , verdragen ; maar de niewe is daar heel wel toe genegen , en wil gaern
JESU
CHRISTI .
79
gaern het Merkteken Chriſti dragen : op dat hy Chriſti beeldt gelijkfor mig mach werden . Darom fiei'er de oude menigmaal ſeer treurig en ben droeft uit ;: dewijl hy klaar merkt , dat hy een fot moet ſijn. Hy weet evenwel ganſch niet , wat hem overkomt : alſo hy Gods wil niet weet ; om dat hy niet anders heeft , als de wil defer Wereldt , en ſtechs hebben wil , wat daar in blinkt. De onde Menſch wil altoos gaern een Heer fijn , daarmen ſich voor Die begeert bnicht : maar de niewe Menfch buicht ſich voor fijn Godt. niemendal ; en wil ook niemendal : maar haakt alleen na fejn Godt als een kinde na fijn Moeder. Hy werpe ſich in fijn Moeders ſchoot ; en geeft fich renemaal over aan fijn hemelſche Moeder , in den Geeft Chriſti. Hy begeert niet anders, als de ſpijs en drank van ſijn ewige Moeder : en hy eet op fijn Moedersſchoor ; even als een kinde in's Moeders lichaam van de Moeder eet. Want terwyl hy in den ouden Adam verborgen is , en daar meë bedekt , ſo is hy noch in de Menſchwerding : maar als de onde Adam Sterft ; So wordt de niewe Adam vit den onden geboren. Alsdan laat hy het vat , daar hy in lag ,en een Jonkvrouwelijk kindt in wierdt, over aan de Aarde , en het Oordeel Gods : maar hy wordt daar uit geboren , als een bloem in Gods Coninkrijk. Wanneer nu de dag der wederbrenging en herltelling aller dingen verſchijnen fal; ſo fullen hem alle fijne werken , die hy in den ouden Adam gedaan heeft , navolgen : en de boosheidt des ouden Adams fal in het vyer Godsafgebrandt, ende aan den Duivel tot fijn ſpijs gegeven worden . 1. Deel. Cap. 13 : 7.8 . . LXXVIII. Het leven in deſe Wereldt , is voor ons arme gevange
Menſchen een Jammerdal, vol angſt, cruis , ellende , droefheide, quel fing , en pijn . Wy lijn hier maar vremde gaſten ; en wandelen op onſe pelgrimſtraat. Wy moeten hier door grote barre en wilde woeſtynen wan delen; en fijn van alle kanten omringt met boosaardigedieren ; als met ad deren , fangen , wolven , en louter afgryſlelike beeſten ; en het booſte vara alle defe gedrochten dragen wy in onſen boeſem : en onſe ſchone Fonkvrouris leyt in defen onreinen en woeſten ftal der beeſten ter herberg. Doch dit bekennen en feggen wy , met een goeden grondt: dat in de Menſch , daar die edele tak in opwaſt en ſterk wordt , de oude Adam knecht moet worden : hy moet achter aan volgen ; en dikwils doen , dat tegen ſijn wil is. Hy moet meniginaal cruis , ſpot , ja ook den doodt, lijden : dit doet hy wel niet gaern ; maar het Jonkvrouwelijke beeldt in Chriſto dwingt hem daar toe. Want dat wil Chriſtum , haar Bruidegom , met blijdſchap gaern navolgen ; ende aan hem gelijkformig worden , in cruis en verdrucking
Darenboyen feggen wy noch , met den felven grondt:
MENSCH WERDING grondt, dat niemandt gekroont wordt met de Jonkvrouwelijke Croon , die de Vrouw , in de Openbaring , draagt , met twaalf ſterren ( dat is , met ſes hemelſche en ſes aardſche, geeſten van de Natuur ) indien hy al vorens niet ſtandt houdt tegen den ſtraaldes Draaks, en ook vliedt in Egypten , dat is , onder hetcruis, en de plagen van Egypten . De Menſch moet Chriſti Cruis dragen ; ſijn doornekroon opfetten ; ſich wel ſchandelyk en godloos laten bedriegen , uitgecken, en beſpotten: indien hy Chriſti, en der Jonkvrouwe , Croon ooye wil opfetten . Hy moet alvorens de doorne croon dragen ; ſo hy de hemelſche Perelcroon in de engelſche Wereldt wil opſetten . Behalven dat geven wy aan den verlichten noch deſe grote ver borgentheidt te kennen. Als de Perel geſaayt wordt ; ſo ſet de Menſch , voor de eerſtemaal , deſe Croon op in Ternario Sancto , met ſeer grote blijdſchap en eer , voor Gods Engelen , en alle heylige Jonkvrouwen . Aldaar wordt wel ſeer grote vreuchdt genoten ; maar die Croon verbergt haar wederom : want op die plaats wordt Godt Menſch ; hoe ſouw daar dan geen grote vreuchde ſijn ? De oude Adam danſt ook van blijdſchap ; doch eveleens als een eſel na de lier : maar de Croon wordt de Menſch werding toegevoegt: Wilt gy een Ridder fijn ; ſo moet gy , in Chriſti voetſtappen , tegen den onden eſèl en den Duivel ftrijden . Indien sy haar beyden overwint en voor een ridderlyk kindt Gods erkent en aangenomen wordt ; ſo wordt u de Croonvan de Vrouw met twaalf ſterren opgeſet : dieſult sy dragen ; tot dat de Fonkvrouw uit de Vrouw , uit uw doodt, of als gy ſterfi,ge boren wordt : die fal de driedubbelde Croon der groter eere en heerlik heidt opfetten , in Ternario Santo , in de engelſche Wereldt. Wantter wijl het Jonkvrouwelijke Beeldt noch in den ouden Adamverſloten leyt; ſo verkrijgt het de engelſche Croon niet: aangeſien het noch in groot ge vaar ſtaat . Maar als dat beeldt , met het ſterven des ouden Adams, ge boren wordt; en uit den bolſter, of dop , uitkruipt; dan is het een En gel , en kan niet meer verloren gaan : alsdan wordt aan dit beeldt de rechte Croon , die de Menſcheidt was toegevoegt , daar Godt Menſch wierdt , opgeſet. Maar de Croon met de twaalfiterren behoudt hetook , tot een ewig teken : want het ſal in ewicheidt niet vergeten worden ; dat Godt , in een aardſche Vrouw , de Jonkvrouwſchap wederom heeft op geſloten , en Menſch is geworden. De GodheidtisGeeſt , en het heylige reyne element is uit het Woordt, van ewicheidt af, geboren; en de Heer is in de knecht ingegaan : waar over alle Engelen in den Hemel ſich verwonderen . Het is ook het groote Ne wonder , dat'er , van ewicheidt af , ooyt is geſchiedt ; dewijl fulx ganſch
JESU
CHRIST I.
81
ganſch tegen de Natuur is: dat mag eerſt met recht liefde genoemt wor den . De ſes aardſche tekenen ſullen toteen ewig wonder blyven ſtaan , en tot een ewige lofſang verſtrecken ; dat ons Godt uit noodt en doodt verleft beeft : en de ſes hemelſche tekenen ſullen onſe Croon , eer , en heerlikheidt, fijn ; om dat wy met het hemelſche bet aardſche hebben overwonnen : ende om dat wy te voren Mannen en Vrouwen geweeſt fijnde , . nu kuiſche Fonk vrouwen ſijn, met liefde alleen tot ons eygeſelven. Darom ſullen deſe teke nen van overwinning in cwicheidt blijven ſtaan : en daar aan fal erkent worden , wat Godt met de Menſcheidt te doen heeft gehadt ; als ook , dat de Menſch het allergrootſte wonder in den Hemel is , waar over de En gelen ſich ten uiterſten verheugen . 1. Deel.Cap. 13:13 .,: ;: . 17 : LXXIX. Aangeſien wy , in dit Jammerdal, in ons aardſche vleeſchen bloedt ſwemmen , en een aardſche eygenſchap hebben aangenomen ; daar wy , in de duiſternis, in een ſchijnſel verſloten leggen : ſo houdthet ede le Gemoedt niet op te vorſchen na ſijn rechte Vaderlandt , daar het na toc moet gaan . Het ſeyt ſonder ophouden : Waar is Godt toch te vinden ? wanneer ſal het eens geſchieden ; dat my vergunt wordt ſijn aangeſicht te aanſchouwen ? Waar is mijn Perel ? waar is het kindt van de Jonkvrouw ? immers ſie ik het nergens. Wat komt my over ; dat ik my ſo ſeer be kommer , om het te hebben ; daar ik het toch niet lien kan ? Ik be vind wel , dat ik een grote luſt en begeerte daar toe heb : maar ik kan niemendal ſien ; daar mijn hert ruſt in kan vinden. Het gaat gedurig met my ; als met een ſwangere Vrouw , die gaern ſouw baren. Ach ! hoe gaern wilde ik mijn vrucht eens aanſchouwen , die my van Godt is toe geſeyt. Daar is een onophoudelijk verlangen na de geboorte : de ene dag roept tot den anderen ; de morgen tot den avondt ; de nacht wederom tot den dag; en hoopt met verlangen , in ingetogenheidt en onthouding van fon den , dat toch de heldere Morgenſter eens mocht opgaan ; die aan het Ge moedt fyn fo lang gewenſchte ruſt toe ſal brengen. " Immers gaat het daar eveleens mee ; als met een ſwangere Vrouw , die arbeidt om te baren ; en gedurig hoopt, dat ogenblikje te fien ; ende daar na , met een vyerige be geerte en groot verlangen , wacht. Mijne geliefde kinderen Gods , het gaat met ons net eveleens. Wy menen dat wy noch ver daar van daan ſijn ; en ſtaan ondertuſſen in de geboorte. Wy baren aldus met groot verlan . gen , in angſt en noodt, en kennen evenwel de vrucht niet , die wy ba
ren ; dewijlſe verſloten leit. Wy baren niet voor deſe Wereldt : hoe willen wy dan onſe vrucht, met de ogen deſer Wereldt , aanſchouwen ? Immers hoort deſe vrucht geenſins in defe Wereldt. 1. Deel. Cap. 14: 1.2 . LXXX. Daar fijn twee Werelden in malkander ; waar van geen van L beyde
82
MENSCH WERD IN G
beyde malkander begrijpt. Daar mag noch kan yets in de lichte Wereldt ingaan ; als alleen door ſterven : en voor dat ſterven moet de inbeel ding vooruit gaan . De angſtelijke wil moet vyerig haken na de vrijheids van de kracht des lichts; en haar ſelve daar ganſchelijk in begeven; ena de met de begerende inbeelding de kracht der vrijheidt aanvatten. Alsdan so gaat de ſterke wil , door den doodt der duiſternis , door het weſentlijke vyer heen ; en verbreekt de duiſternis : dan valtſy in de lichte Werelde, en woontje in het vyer , ſonder enige pijn of (mert te gevoelen , in het Rijk der vreuchden. Lieve Menſchenkinderen , dit is de poort ; om in de en gelſche Wereldt , en de heylige Aarde, in te gaan ; ende dit is het Ge loof in en door den H. Geeft. 2. Deel. Cap. 4:15.
LXXXI . Lieve kinderen Gods , laat u toch ſo niet kittelen , metden doodt Chriſti ; en fijn lijden en ſterven voorſchilderen , als een werk daar wy genoeg aan hebben , om ſalig te worden : als wy maar weten en ge loven ; dat het voor ons geſchiedt is. Wat helpt hetmy, kondícbap van een ſchat te hebben , die ergens verborgen leyt : als ikſe niet opgraaf? Al het trooſten , huichelen , een vroom praatje met den mondt daar van te maken ; cn ondertuſſen den ſchalk in de ſiel behouden , geldt niemen dal. Chriſtus ſeyt: Gy moet van boven geboren worden ; of g fult het Co ninkrijk Gods nooyt ſien . Wy moeten ons omkeren ; en eveleens worden als een kinde in ſijn Moeders lichaam ; ende uit godlijke weſenbeidt geboren worden . Wy moeten onfe fiel een nieuw kleedt aantrecken ; namelijk , der rok Cbriſti , dat is, ſijn Menſcheidt : fonder dat ſal ons geen buichelen gets helpen . Al het geſwets met den mondt , dat ons Chriſtum voor de ogen afmaalt , als of hy alles voor ons gedaan hadt ; en dat wy ons daar alleen meê trooſten en geruſt ſtellen moeten ; ende ondertuſſen volgens den ouden Adam wandelen , in giericheidt, hoogmoedt, en valſcheidt; ende een welgevallen hebben aan de boosheidt, is uit loutere leugenst'la mengeſmeedt, en een Antichriſtelijk bedrog der valſche Geeſtelijken , daar ons de Openbaring voor waarſchouwt. Het doet'er niet altoos toe ; dat wy ons ſelven vleyen en wat wijsma-, ken , ende met Chriſti lijden en ſterven kittelen : wy moeten in fijn lij den en ſterven ingaan ; en ſijn beeldt gelijkformig worden : alsdan brengt ons Chriſti lijden en ſterven eerft voordeel toe. Wy moeten Chrifti Cruis op ons nemen ; hem navolgen ; de boſe luften dempen en doden ; en altijdt gaern wel willen doen. Wy ſullen wel baaſt gewaar worden , wat Chris ſi voetſtappen fijn : wanneer wy tegen den Duivel , den ouden Adam , en de boſe Wereldt, Arijden ; als ook regen ons aardſche vernuft , dat niet Anders begeert ,
als tijdelijke welluft. Dan wordt ons het Cruis Chriſti csrft
1
JESU
CHRISTI:
83
eerſt recht op de ſchouders geleit : want de Duivel, deWereldt, en on
! ſe boosaardige Adam , lijn onſe geſlage vyanden. Tegen deſe alteſamen moet de nicwe Menſch ſtaan, als een Ridder; en in de voetſtappen Chri fti vechten . O ! hoe ontelbaar veel vyanden ſal hy aldaar verwecken , die alle te gelijk op hem ſullen aanvallen. Daar heet het eerſt recht, als een Ridder ftrijden om het doornige Ridderkransje Chriſti ; en evenwel noch gedurig veracht te worden , als een Menſch die niet waerdig is , dat hem de Aardbodem draagt. Daar is het ernſt, vaſt te ſtaan in den ſtrijdt en in het geloof ; daar het uitwendige vernuft alles tegenſpreekt en verloo chent. Daar is het goedt , Chriſti lijden en ſterven voor aan te ſtellen ; en den Duivel , de Wereldt , en den doodt , nevens het aardſche ver nuft , dat voor ogen te ſetten ; en niet te vertſagen , of te wanhopen. Want hier geldt het een engelſche Croon ; dat is, een Engel , of een Duivel , te worden . Wy moeten , in verdrucking en ellende , wederge boren worden. Het koſt vry veel, en het komt'er dapper op aan , met Gods toorn te worſtelen , en den Duivel te overwinnen : badden wy Chriftum daar niet by ons , ja , in ons ; wy verloren den ſtrijdt. Een handt vol kennis doet er ganſchelijk niet toe: namelijk , dat wy we
ten , wat Chriſtus voor ons gedaan heeft ; ons met Gods genade kitte len ; die misbruiken tot een dekmantel over onſe fonden ; ende alſo den ſchalk ,
met het wanſchepſel des Duivels , onder Chriſti lijden verber gen en fraay toedecken . Neen , neen , die booswicht moet, in Chriſti lijden en ſterven , tenemaal verbroken worden ; en geen ſchalk meer blij ven. Wil hy een kindt Gods fijn ; ſo moet hy een gehoorſame ſoon wore den : hy moet arbeyden , in en met het lyden Chriſti ; ende in de voet ſtappen der waarheidt, gerechticheidt, en liefde, treden. Hy moet het niet alleen weten ; maar doen : de Duivel weet het ook wel ; maar wat helpt hem dat? De dadelijke uitwerking moet op het weten volgen ; of alles is valſch , en louter bedrog. Het ſchijnheylig vernuft ſeyt: Chriſtus heeft het gedaan ; wy kunnen het niet doen . 't Is wel waar , dat Chriſtus gedaan heeft, ' t geen wy niet kunnen doen : want hy heeft den doodt verbroken , en bet leven wederge bracht. Maar wat kan dat my helpen ; ſo ik niet tot hem ga ? Hy is in den Hemel; en ik ben in deſe Wereldt: ik moet tot hem gaan , langs der weg , dien by voor ons gebaant heeft ; anderſins blyf ik'er buiten. Want by Jeyt: Komt alle tot my, die ellendig , vermoeyt , en beladen , syt ; ik wil u verquicken . Neemt myn Jok op u ; en leert van my, dat ik ſache moedig en needrig van herten ben : lo fult gy ruſt vinden voor uwe fielen. Langs deſen , door hem gebaanden , weg , moeten wy wandelen , L 2
en tot hem
WE RD CH IN G hem ingaan : wy moeten goede voor quaadt vergelden ; en ons onder malkander beminnen : gelijk als hy ontrent ons gedaan heeft; en ſijn le ven voor ons in den doodt overgegeven. Indien wy dit doen : ſo blufſen wy Gods toorn ook uit in onie Naalten. Wy moeten goede voor beelden geven ; en geenſins omgaan met liſten en bedrieglijke ranken : maar in eenvoudicheidt, met een goede wil en oprecht hert , wandelen. Wy moeten geenſins doen , als een ſchijnheylige hoer; die met ftoute ka 84
ME
NS
ken ſtaande houdt, dat ſy noch Maagdt is: ly ſchijnt wel kuiſch te ſijn , alsmen haar van buiten aanſiet; en is ondertuſſen een hoer in haar hert. Alles heet hier louter ernſt. Liever geldt , noch goedt , hebben ; liever alle tijdelijke cer , aanſien , en macht , verlieſen ; als Gods Coninkrijk. Die Godt vindt , heeft alles gevonden : en die Godt verlieſt , heeft alles verloren . O ! hoe bijſter ſwaar gaat het toe , de aardſche wil te verbreken. Kom maar aan deſe Rey ; ſo ſült gy daar na nooyt meer behoeven te vragen , na de voetſtappen Chrifti : dan ſult gyſe welfien , en het Cruis Chrifti wel voelen , als ook den toorn Góds : die anderſins in den ouden Adam beel fache ruſt en ſlaapı; tot dat gy bem ganſch vet hebt gemeft. Alsdan geeft hy u het Hemelrijk , dat u tockomt, en dat gy hier geſocht hebt : waar in gy ſult ewiglijk van angit moeten ſweten . 2. Deel . Cap .5 : 16..18 . LXXXII. De Menſch moet ernſtig in Godt ingaan ; en een Geeft met Godt worden . Hy moet hemelſch weſen verkrygen : want ſonder dat helpt ' er noch fingen , noch spelen , noch huichelen , of hoe het ook genoemt mag worden . Godt heeft geen dienſt van ons nodig ; maar wy moeten ons onder malkander dienen en beminnen , ende den groten Godt danken : dat is , ons in een enigen ſin alteſamen in Godt opheffen ; fijne wonde ren verkondigen ; ſijn Naam aanroepen , en hem loven . Dit is de vreuchdt en het vermaak in de engelſche Wereldt : alwaar de ewige Wijsheidt, uit Gods lof, wonderen , krachten , en gewaſſen , voortbrengt. Aldus wordthet Rijk des Duivels verſtoort: aldus nadert het RijkGods tot ons, en geſchiedt ſijn wil . Buiten dit is al het verdichtſel en bedrijf der Men fchen niet anders voor Godt; als een onnut weſenen louter geveinſtheidt: het kan ook geen Verſoening altoos met Godt uitwerken ; ja , het voert den Menſch maar alleen van Godt af. Gods Ryk moet in ons komen ; en fyn wil in ons geſchieden. Wy dienen hem eerſt recht; als wy hem lief hebben , van ganſcher herten , van gan . fcher fiele, en met alle onſe krachten ; en onſe Naaſten , als ons ſelven . Dit is de ganſche Godsdienſt, die hy van ons aanneemt. Wat behoevea wyons felven te vleyen , en veel wijs te maken ? lijn wy Godyruchtig ; fa
JESU
1
CHRISTI.
85
ſo lijn wy kleine Goden in den groten Godt: en wat wy dan doen ; dat doet God in ons , en door ons . Indien Gods Geeſt in ons is ; wat fijn wy dan lang bekommert, om de ware Godsdienſt ? Wil Godt wat doen ; so ſullen wy fyneknechten fyn , en hem bereidwillig ten dienſt flaan. Gode moet felve de Werkmeefterſyn; ful het werk bem del gevallen. Wat bui ten dat van ons gedaan wordt ; dat wordt van ons op een aardſche wijſe verricht , in en door den geeſt deſer Wereldt. Dat bouwen wy op , voor den uitwendigen Hemel , ſterren , en elementen ; en die hebben dan , nevens den ſwarten Duivel , hare werken en wonderen in ons , en voe renſe uit. Die dienen wy alleen , met alle onſe werken ; welke wy very richten ſonder den Geeft Gods. Laat u dit toch ernſtig geſeyt fijn : want wy fijn daar ten vollen van verſekert, door ondervinding. Geen werk gevalt Godt ; als dat uit het geloof in Gode voortkomt. Huichel fo veel als gy wilt : gy arbeydt maar in deſe Wereldt; en ſaayt ſechs in een aardſchen acker : maar wilt gy be . melſche vruchten mayen ; ſo moet gy alvorens hemelſch laadt Sayen. In dien dat ſaadt in geen vremden acker beklijven wil ; fo kcert het weder om tot u , en waſt op uw eygen acker , ende gy ſult ſelve de vruchten daar van genicten. 2.Deel. Cap. 6 : 16. - 18. LXXXIII . Het ſchijnhcylige Babel leert tegenwoordig : dat onſe wer ken nieinendal verdienen ; en dat Chriſtus ons van doodt en Hel verloſt heeft : dit moeten wy maar vaſt geloven ; dan worden wy gerechtvaer dicht . Hoor, Babel : De knecht die de wil ſijns Heeren weet , en niet
!
doet , ſal vele ſlagen ontfangen. Het weten , fonder het doen , is gelyk als een vyer , dat wel glimt; maar wegens fyn natticheidt niet kan bran den . Wile gy hebben ; dat hetgodlyke vyer uws gelaofs branden fal : fo moet het opblaſen ; ende uit de natticheidt desDuivels en deſer Wereldt uit nemen . Gy moet in het leven Chriffi ingaan : wilt gy ſyn kinde fyn ; la moet gy in ſyn buis ingaan , en ſyn werk doen : anderſins ſytgy daar bui, ten , en maar een huichelaar, die den Naam Gods onnuttelyk voert. Anders leert gy ; en anders doet gy : en geeft daar door te kennen ; dat Gods Oordeel over u rechtvaerdig is. Wat voor welgevallen kan Godt toch in uw wetenſchap hebben ; daar gy een ſchalk blijft? Meent gy, dat hy uw huichelary aan ſal nemen ; waar meê gy tot hem roept. O! Heere, geef my een ſterk geloof, aan de verdienſten van uw Soon Jeſus Chris itus ; op dat ik van ganſcher herten mag geloven , dat hy voldaan heeft voor alle mijne fonden. Beeldt gy u in ; dat dit genoeg is ? ganſchelijk niet.
Gy moet in Chrifti lyden en ſterven ingaan ; en uit ſyn doode geheel
andersgeboren werden : 89 moet een lidt van hem ſon , en dat in hem worden: L 3
86
MENSCH
W
ERDING
gy moet den ouden Adam gedurig cruicigen ; en ſteets aan het Cruis Chris fti ophangen : sy moet een gehoorſaam kindt worden ; dat altydt luiſtert , na 't geen de Vader ſeyt , en altoos gaern alles wat by begeert willennako men . In het doen moet gy ingaan ; anderſins ſijt gy maar een geſchilder de gedaante , ſonder enig leven . Gy moet met Godt goede werken der liefde verrichten , ontrent uwe naaſten ; uw Geloof ſonder ophouden ocf fenen ; en ſteets vaerdig lijn , om de item des Heeren te gehoorſamen ; als hy u gebiedt uit den ouden pels na huis te gaan in het reyne kleedt.
Of gy al met ernſt den godlijken weg inſlaat ; ſo ſult gy noch ſwak heidt genoeg , ja maar al te vecl, in u gewaar worden ; en gy fult noch al te veel quaads bedrijven . Wy hebben een ſeer boosaardigen gaſt in ons ter herberg. Trooſten geldt hier niet ; maar regen dien gaſt vechten en ſtryden; ende hem ſteets overwinnen en ombrengen. Anderſins is hy ons gedurig al
1
te ſterk ; en wil hy het opperſte Gebiede behouden. Chriſtus heeftwelvoor ons , en in ons , den doodt verbroken ; ende den weg tot Godt , en in Godt , gebaant : maar wat helpt het my ; dat ik mydaar meê trooſt , en ſulx recht lecr verſtaan ? daar ik ondertuſſen in den duiſteren toorn ver ſloten ben ; en blijf gevangen leggen , aan de keten des doods. Ik moet dien ſelven weg ingaan , en die ſelve ſtraat bewandelen ; als een pelgrim , die uit den doodt na het leven wandelt. 2. Deel. Cap.7: 15 . LXXXIV . De fiel moet uit het vernuft deſer Wereldt uitdringen , en indringen in het leven Chriſti , ende in ſyn vleeſch en bloedt : ſo ontfange ſtoffe, om haar ſelve te ontſteken. Het moet ernſt ſijn : want de hi Itoriſche wetenſchap kan Chriſti vleeſch en bloedt geenſins bereyken : de doodt moet eerſt verbroken worden. En ſchoon Chriſtus den doodtvoor ons verbroken heeft : ſo moet evenwel deſe ernſtige begeerte daar op vol gen ; dat wy gaern doen willen , al wat Godt van ons cyſcht, en daar toe ſonder ophouden ons beſt doen ; als een pelgrim , of bode, die een ge vaarlijken en verren weg wil reyſen , ſteets voortloopt na ſijn voorgeltel. de perk. Hy is onvermocyt en onverdrietig ; alſchoon hem ſomtijds al wat ongeval bejegent : hy hoopt altijdt, dat hy ſijn oogmerk bereyken ſal; en komt vaſt hoe langer hoe nader aan de plaats , daar hy ſijn loon en verquicking met een beſtendige hoop verwacht; ende verheucht ſich , dat fijn ſuur en ſmertelijk wandelen eens ten einde ſal komen. Op deſelve wijſe moet een Menſch , die na Godt wil wandelen , ſich op de pelgrimſtraat begeven ; en gedurig uitgaan uit het aardſche vernuft; ende uit de wil des vleeſches , des Duivels , en deſer Wereldt. Hem komt ſo menigmaal yers voor, dat hem ſmertelijk valt : wanneer hy ſal en moet verlaten , dat hy gemackelijk behouden kon , en daar mcê blij. ven
1
JESU
CHRISTI.
ven leven , in tijdelijke eer en aanſien.
87
Maar wil hy op den recht en
gen weg wandelen : ſo moet hy den rok der giericheidt, en des ſchijn heyligen levens , uittrecken ; en den rok der gerechticheidt aantrecken : ſo moet hy den hongerigen ſijn broodt meêdelen ; en ſijn kleedt hem ge ven tot een dekſel. Hy moet geenſins een dringer en dwinger des ellen digen fijn ; fijn ſak ſlechs willen opvullen ; den ellendigen en eenvoudi gen ſijui ſweet afperſſen , en hem wetten voorſchrijven : ende dat alleen , om ſijn hovaardy en welluſt te verſadigen. Die dit doet , is geen Chri ften ; maar wandelt op den breden weg deſer Wereldt : ſo als hein de fterren en elementen , nevens des Duivels vergiftige beſoedeling en luſt, drijven. En alſchoon hy veel weet en verſtaat van het rechte geloof, on
!
trent Gods barmherticheidt, en de Voldoening Chriſti; ſo ſal hem fulx evenwel niemendal helpen. Want niet alle die ſeggen ,Heere, Heere, ſullen in het Hemelryk ingaan : maar die de wil myns Vaders doen , die in de Hemelen is: ſeyt onſe Heylant. En dit is ſijn wil : Hebt uw Naa ſten lief, als n felven : en wat gy wilt , datmen aan u doen ſal; doet dat ook aan anderen. 2. Deel. Cap. 8 : 1. 2 . LXXXV . De kinderen Gods moeten het Cruis op ſich nemen ; hier in het badt van diſtelen en doornen (weten ; ende in angſt en bekomme. ring op nieuw geboren worden. Sy moeteneen ſmal voetpaadje bewan delen ; terwijl het vernuft ſonder ophouden ſeyt ; Gy ſijt een ſot : im mers kondt gy wel in vreuchden leven , en al evenwel ſalig worden . 0 ! hoe deerlykſlaat het uiterlyke vernuft menigmaalhet edele beeldt; dat uit
1
verdrucking en droefheidt op bet badt van diſtelen en doornen , door waſt. Hoe menigen tak wordt'er afgeſcheurt van den Perelboom , door twyffel en ongeloof ; die den Menſch tot een valſchen weg vervoeren ! De ellendige ſucht, om ſijn tijdelijk onderhoudt; vervloekt den dwin gelandt , die hem ſijn ſweet uitperſt ; en denkt noch , dat hy daar wel aan doet : doch hy verderft maar lich ſclven daar door; en handelt even fo
godloos, als fijn Drijver. Indien hy dit geduldig opnam : en by ſich ſel ven overdacht , dat hy hier op de pelgrimſtraat wandelde; en ſijn hoop veſtichde op het doelwit , dat hy beoogt: indien hy wel overwoog ; dat hy aldus van anderen door cruis en ellende onderdrukt wordende , in de Wijnberg Chriſti arbeyde; hoe wonder wel ſouw hy doen , en hoe ge lukkig fouw het met hem gaan ! Immers hadt hy dan hier door aanleyding en gelegentheidt, om een ander en beter leven te ſoeken , dewijl hy toch
hier in angſt en ellende fuckelen moet . Indien hy maar recht verſtondt; dat het Godt ſo wel met hem meende , en daar door hem focht te locken :
om op dit aardſche leven niet te bouwen noch te vertrouwen . Deo
88
MENSCH WERDING
Dewyl de Menſch klaar ſiet; dat deſe Wereldt niet andersis,als een fama merdal, daarmen door anderen onderdrukt wordt ; en datmen toch hier ſjne dagen in harden dwang en ellende moet doorbrengen ; ende in louter moeyte en arbeide verteren : ſo moet hy immers denken ; dat het Godt niet te vergeefs aldus gaan laat ; maar hem daar door aanleyding en gelegent beidt geeft , om de ware ruſt te ſoeken , die in defe Wereldt nergens te vinden is. Darenboven moet hy alle uren den doodt verwachten ; en al . les wat hy uitgewerkt heeft aan anderen overlaten . Wat is het derhalven een dwaasheidt; dat de Menſch ſijn hoop op defe Wereldt veſticht: waar in hy niet anders als een gaſt en pelgrim is , die door de ſtraat van ſijn uitwendige Conſtellatie , of geſternte , wandelen moct ? Indien hy de in wendige Conſtellatie, of geſternte, tot ſijn beſtierder aannam ; hoe won der geluckig ſouw hy in Gods werk arbeyden ; en al het uitwendige laten gaan , als het ging! Een Menſch , die in deſe Wereldt és , en gedenkt het Ryk Gods te ful. len be - erven ; heeft geen beter weg daar toe ; en hem kan ook geen beter Raadt gegeven worden : als gedurig te overpeinſen , en ſich vaſt voor te ſtellen ; dat hy hier in Gods Wynberg is met al ſyn handel en wandel ; ende dat hy alles, wat hy doet, voor Godt doet. Syn gemoedt moet ; met een beſtendige hoop, op Godtfter -ogen; en geloven , dat hy den loon voor fijn arbeyde van hem ſal ontfangen ; endedat hy in Gods wonderwerken arbeidt . Darom moet hy in ſijn arbeydt , daar hy meê beſig is , vlijtig ſijn ; alſchoon hy ſijn Drijver dikwils , met moeyte en verdriet , ſonder enige beloning dienen moet. Laat hem maar denken ; dat hy alleen voor Godt arbeydt : hy moet verduldig fijn ; en met een vaſt vertrouwen ho pen , dat Godt aan hem ſijn loon , te ſijner tijdt, wel geven fal. Want de Heer van de Wijnberg betaalt ſijne arbeyders niet by daag ; maar op den avondt , als het werk , dat by daag te verrichten was , afgedaan is. Wanneer wy , uit dit dal der Tabernakelen , na huis gaan tot onſen Heer; dan ontfangi yder fijn beloning. Die alsdan een geruimen tydt gearbeydo heeft, en veel gedaan ; heeft een groten loon te verwachten : maar die niet anders is geweeſt , als een ſlap , trang , luy , knorrig , en boosaardig, arbeyder, ende onverduldig in ſijn werk ; ſal niet alleen weynig verdient hebben , maar darenboven noch ſtraf van ſijn Heer hebben te verwach ten . Dewijl hy andere arbeyders maar vervoert heeft; en ſelve een onnut arbeyder is geweeſt: ja , niet anders als louter valſche en verkeerde were ken heeft gedaan , om groter loon te bejagen , en ſijn Heer te bedriegen. Sodanigen arbeyder ontfangt ook billijk ſtraf, in plaats van beloning. 2. Deel. Cap. 8 : 5.6. LXXXVI.
1
JESU
CHRISTI .
89
LXXXVI. Daar is geen rechter weg tot Godt ; als met ſyn wil uit het vernuft uit te gaan , en ſich felven niet te willen ſoeken : maar fich in Gods liefde en ſyn wil volkomen in te werpen ; ende alles, wat het vernuft in de weeg werpt, te laten leggen. En alſchoon het ſware fonden , en grote mise daden waren , daar het lichaam was ingegaan , en die bedreven hadt: moetmen daar met de wil maar overbeen ſtappen ; en Gods liefde groter achten , als de ſtinkende vuilicheidt der fonden. Want Godt is geen aan nemer der fonden ; ' maar hy neemt de gehoorſaamheidt en de vrye wil aan . De ſonde laat hy geenſins in ſich komen ; maar een ootmoedige wil , die uit het huis der ſonden uitgaat , en geen genegentheidtmeer hcefttot fondigen : die buiten het vernuft verſinktin de liefde Gods ; als cen ge hoorſaam en ootmoedig kindt. Dat kindtneemthy aan ; dewyl het rein is : maar ſo lang als het noch in een gewaande inbeclding ſtecke ; is her noch met die ydele Waan omvangen , en geenſins vry. Dewijl Godt nu in ſich ſelven vry is van alle boosheidt; fo moet de wil insgelijks daar ſo vry van ſijn : alsdan is de Menſch eerſt Gods gelijkenis, beeldt , en cy
!
gendom . Want wat tot hem komt , in fijn vryheidt; dat wil hy geen lins wederom na buiten verſtoten : gelijkerwijs ons Chriſtus leert. 3. Deel. Cap.2 : 7 LXXXVII . Aangeſien Godt fijn liefde , uit genade, tot ons heeft ge. keert ; en onſe fiel in Chrifto wederom in ſich lelven ingewendt; ende het godlijke Myſterium , of Verborgentheidt, in de beeltenis op nieuw beweeglijk en levendig gemaakt ; ſo dat de beeltenis wederom in Godt wonen kan , namelijk , in de wonderen van het Paradys: ſo is het ten ui terften nodig ; dat wy onſe wil van het uitwendige middelpunt, dat is , van het vergankelijke leven , afbreken , en in Gods vrye wil invoeren . Daar toe wordt nu niet alleen een hiſtoriſche wetenſchap vereyſcht, waar door ymant komt te ſeggen ; ik geloof, dat is , ik weet het , of ik be geer het: en ondertuſſen met lijn wil noch blijft in het uitwendige Be ginſel; namelijk , in de uiterlijke begeerte. Geenſins: het heet hier's Gy moet van boven op nieuw geboren worden ; door het water , en den H.
1 1
Geeft ; anderſins fuligy Gods Coninkryk nimmermeer aanſchouwen. Het moct ernſt ſijn. De wil des vernufts moet verbroken worden : daar moet een levendige beweging van de wilfijn , die door het vernuft heen breekt , en tegen het vernuft ſtrydt.En alſchoon ſulx voor de fiel niet wel mooglijk is te doen ; om dat ſy ſo ſeer is verdurven : fo is er nu voor haar
haar ſelve , met al haar geen Raadt te bedenken , die beter is ; als dat ſy vernuft en ſinnen , als doodt komt te maken ; ende haar alleen naakt en bloot aan Gods barmherticheide, met een volle toegenegentheidt , over tc M
90
MENSCH WERDING
te geven :
op dat aan het vernuft geen ruimte altoos meer mag werden gelaten ; maar dat tenemaal gedwongen : want dat moet geſchieden . In dien nu de wil aldus het vernuft ter neder ſlaat; fo is het eveleens of het doodt was : daar het al evenwel noch leeft. Dan wordt het een knecht van de rechte wil : daar het anderſins Heer wil ſijn en blijven . Gods wil moet het vernuftbeheerſchen ; ſo het vernuft yetsgoeds verrichten fal, dar voor hem kan beſtaan : dewyl’er niets voor Godtbeſtaat; als dat in en door Syn wil geboren is. Doch indien de wil haar ſelve in Godt wendt ; so wordt de Geeſt van de wil een kindt Gods: en alſo beſtaan de wonderen ook voor Godt, die door den geeftdes vernufts worden voortgebracht. Want fy worden dan in en door Gods wil voortgebracht; ende uit het aanvan . kelijke weſen in het ewige overgevoert. 3. Deel. Cap.3 : 7. LXXXVIII . Indien wy ooyt tot Godt willen komen ; is ons ten uiterſten nodig : dat wy onſe wil , ſinnen , en gemoedt, uit alle aardſche dingen uit. trecken; ende in Chriſti lyden , ſterven , doodt, en opſtanding, inwenden : dat wy den ouden Adam , met den doodt Chriſti, fonder ophouden crui cigen ; en gedurig met onſe fonden in den doodt Chriſti ſterven : dat wymet
hem , uit den angſt des doods, ſteets in en met een nieuw Menſch opſtaan; ende in het leven Gods groepen en bloeyen : anders is'er geen raadt altoos toe. Wy moeten deſe aardſche Wereldt met onſe wil afiterven : wy moc ten in de niewe Wereldt , door het Geloof , in en met het vlecích en bloedt Chriſti, ſonder ophouden wedergeboren worden . Wy moeten ge boren worden , uit het vleeſch en bloedt Chriſti : Rijk willen aanſchouwen .
indien wy ooyt Gods
Het is geen lichte , maar de allerſwaarſte , ſaak , een recht Chriſten te fijn . De wil moet een Ridder worden ; en tegen de verdurve wil ſtrij den : ſy moct haar , uit het aardſche vernuft , in den doodt Chriſti, in den toorn Gods ganſch ingeven en verſinken ; ende de aardſche wil , als een dapper Ridder , haar macht verbreken. Dewil moet haar ſo ſtout en onvertfangt in den ſtrydt begeven ; dat ſy getroot is , het aardſche leven daar aan te wagen ; ende niet op te houden , voor dat de aardſche wil ver broken is. Dat mag waarlijk wel een geweldigen ſtrijdt genoemt worden ; daar twee Principia, of Beginſelen , metmalkander vechten om de over winning. Om het Ridderkransje te kampen gaatgeenſins lachende toe ; maar daar wordt een groten ernſt toe vereyſcht: want niemande kryge het, voor dat hy overwonnen heeft. Hy moet de macht van de aardiche wil tene. maal verbreken : dit kan hy wel niet doen , door fijn eyge vermogen : maar ſo hy ſich , met fijn inwendige wil ,
uit het aardſche vernuft uitgaande,
ingeeft in den doodt Chriſti , en daar in verſinkt; ſo ſinkt hy, door den doods
3 JESU
CHRISTI.
OT
doodt Chriſti , door Gods grimmicheidt, en door alles , waar de doodt hem meê vaſt kon houden , in de paradyſche Wereldt, in het leven Chri ſti. Hy moet ſijn eyge wil als doodtmaken ; dan leeft hy voor Godt , en verſinkt in fijn liefde : niet tegenſtaande dat hy noch leeft in dit uit wendige Rijk. Ik ſpreek hier van het Ridderkransje , dat hy verkrijgt in de Paradyſche Werelde; wanneer hy eens recht door alles doordringt. Want aldaar wordt het edele ſaadt geſaayt; en ontfangt hy het hoogwaerdige Pandedes H.Geeſtes, die hem daar na ſteets leidt en voert. En alſchoon hy, in de fe Wereldt , in een duiſter dal wandelen moet : alwaar de Duivel, en de boosheidt deſer Wereldt, gedurig over hem heen ruiſchen; fijn uitwen digen Menſch dikwils in grouwelyke ſonden ſtorten ; en aldus het edele moſtertſaadje verdecken : ſo laat het fich toch niet tenemaal onderdruc ken ; maar het komt wederom voor den dag , en daar waſt een boom uit, in het Rijk Gods : in ſpijt van al het woeden en raſen des Duivels met al fijn aanhang. Ja , hoe deſe edele Perelboom meer gedrukt wordt ; hoc fy ſterker en geweldiger opwaſt : fy laat haar nooyt niet tenemaal on derdrucken ; al ſouw het ſchoon het uitwendige leven komen te koſten . 3. Deel. Cap. 6 : 3. · 5 : LXXXIX. Die depelgrimſtraat Gods bewandelen wil ; moet ſich ganſch niet voorſtellen , in deſe Wereldt, goede en vrolyke dagen te ſullen hebben, met aardſche eer en aanſien : want alle uren ſtaat hem verdrucking , ver. achting , en vervolging, te verwachten , Hy is hier niet anders als in een Jammerdal; en moet gedurigſtryden : want de Duivel gaat ſteets rontom hem , als een brullende Leeuw ; en hitſt alle kinderen der boosheidt tegen
hem op . Hy wordt doorgaans voor een for gehouden ; hy is aan ſyne broe ders onbekent ; ſyn Moeders huis beſpoe en veracht hem. Hy gaat'er heel eenvoudig heen ; en faaye in verdrucking : hy is ten uiterſten bekommerten benauwt ; doch daar is niemande die het begrypt , ofter herten neemt : maar ydereen oordeelt , datſyneyge dwaasheidi hem aldusplaagt. Op de fe wijſe blijft hy voor de Wereldt verborgen : want hy is , met ſijn edele becltenis, niet van deſe Wereldt; maar uitGodt geboren : hy faayt met droefheidt; maar hy maaayt met blijdſchap. Wie kan ſijn heerlijkheidt uitſpreken ; daar hy van Godt mee beloont wordt ? wie kan na waardy gewagen van het Ridderkransje, dat hy verkrijgt ? wie kan met woorden genoegſaam uitdrucken , hoedanig de jonkvrouwelijke Croon is ; die hem van de Jonkvrouw der Wijsheidt Gods opgeſet wordt ? waar is ſodani gen ſchoonheidt te vinden , die den Hemel overtreft ? O ! edele beelte nis , immers fijt gy een evenbeeldt der H. Drie-enicheidt, daar Godt felye M 2
92
MENSCH
W
ERDING
felve in woont : en ſet Godt ſelve u ſijn allerſchoonſte cieraadt op het hooft ; op dat gy u ewiglijk in hem ſoudt verheugen. Wat is toch al het weſen deſer Wereldt ? dewyl het vergaat ; . en den
Menſch maar vervoert, in bekammering , ang ?, en ellende: ja, daren boven noch in Gods toorn ter nederſtort ; fyn ſchone beeldt verbreekt ; en bem een lelyke wangeſtalte aantrekt ! O ! wat byſtere ichande fal de Menſch daar van hebben ; indien hy , in den groen Dag des Oordeels , met ſo danigen dierſchen beeltenis komt verſchijnen : behalven ' t geen daar op Daar noch. te volgen ſtaat ; dewijl hy in ewicheidt aldus blijven moct. ſal dan het ſchricken en beven eerſt recht aangaan ! Wat ſal daar een deer
lijk ſuchten , klagen , en kermen , ſijn , om het verlore Pandt .; dat in ewicheidt niet kan wederom verkregen worden ! alwaar die verdurve beel tenis ewig ſtaan ſal moeten voor den afgrijſſelijken Duivel; en alles doen, wat die grouwelijke Vorf Lucifer hebben wil. 3. Deel . Cap.7 :7.8. Xc . Beminde gemoedt, dat ſo begerig ſoekt, en ſo ſeer hongert en dorſt na Gods Coninkrijk ; geef toch wel acht op den grondt, die u al hier wordt aangeweſen . Het is geenſins ſo een lichte laak , een kindt. Gods te worden ; als Babei leert : daarmen hetGeweten in de hiſtoriſche kennis invoert ; en alſo vrindelijk en cierlijk kittelt , met het lijden en ſterven Chriſti: daarmen de vergeving der ſonden hiſtoriſcher wyſe voor draagt, en by een wereldlijk Gericht vergelijkt; alwaar ymande ſijn mis drijf uit genade vergeven wordt , al ſchoon hy een booswicht in lijn hert blijft. Het is hier ganſch anders gelegen . Godt wil gene huichelaars heb ben : hy neemt de fonden ook geenſins van ons weg ; om dat wy flechs aan de blote kennis vaſt blijven hangen ., en ons ſelven trooſten met het lijden en ſterven Chriſti : daar wy ondertuſſen van ons G weten ſteets. beſchuldicht worden ; ende noch in ſware fonden blijven volharden. Hier heet het : Gy moet van boven op nieuw geboren worden ; of gy fult nim mermeer komen in Gods Coninkryk. Dat ymandt ſich wil kittelen , met het lijden en ſterven Chriſti; dat ſich ſelven toe - cygenen ; en ondertuſlen . viet ſijn wil onwedergeboren blijven in den ouden Adain : dat gaat gan ſchelijk niet aan . Want hy doet eveleens als een knecht ; ,die ſich felven wijsmaakt; dat lijn Heer aan hem ſijn eyge landt ſal ſchenken ; , niet te genſtaande hy geen ſoon van hem is : daar de Heer nochtans belooft heeft; dat landt alleen te fullen ſchenken aan ſijn eygen ſoon. Hier gaat het net evelcens. Wilt gy het landt van uw Heer hebben , en dat in ey gendom belitten ; ſo moet gy alvorens fijn rechte ſoon worden : want de foon van de dienſtmaagdt lal geenſins erven , met de ſoon van de vrye Vrouw . De hiſtoriſche ſoon is en blijft een vremdeling. Gy moet uit Godt
JESU
CHRISTI .
93
in Chriſtogeboren worden ; om een lichamelyke fuon van hem teworden ; dan Byt gy een kindt Gods; en een erfgenaam van het lyden en ſterven Chriſti. Alsdan is Chriſt doodt , u.w doodt ; ſyn opſtanding uit het graf , uw op Standing; ſyn bemelvaat, uw hemelvaart ; en ſyn ewig Coninkryk, nw Coninkryk Want om dat gy fyn rechte foon fyr , uit ſyn eyge vleeſch en bloedt geboren ; ſo ſyt gy een erfgenaam aller fyner goederen : maar ſonder deſe weſentlijke geboorte kunt gy geenſins Chriſti kindt en erfgenaam fijn . 3. Deel. Cap. 8 : 1 . XCI. Dewijl het vernuft Godt niet fien kan ; fo -moet het in de hoop ingedwongen worden : daar loopt dan de twijffeling tegen het geloof aan ; en wil de hoop verbreken : daar moet dan de ernſtige wil , met de rech te beeltenis , tegen het aardſche vernuft ſtrijden . Dit valt vry ſmertelijk ; en gaat dikwils droevig toe. Voornamelijk , wanneer het vernuft den loop deſer Wereldt aanſiet; en daar door erkent , dat de geeſt van ſijn wil genoegſaam dwaas is te rekenen , tegen den loop deler Wereldt. Daar heet het dan recht: ſijt nuchteren , waakt , valt, en bidt ; om uw aardſche vernuft te verdoven , en gelijk als dood te maken ; op dat Gods Geeſt plaats in u mag vinden. Als de H. Geeſt in de fiel verſchynt ; ſo overwint hy wel haaſt hetaardſche vernuft ; fiet byde wil in denangſt vrina delyk aan ; en beſtraaliſe met fyn liefde en roeticheidt: alwaar dan tel. kens een ſchoon takje uit den boom des Geloofs geboren wordt. Aldus moet, allerley verdrucking en aanvcchting aan Gods kinderen ten beſten dienen , en haar het grootſte nut toebrengen : want ſo dikwils als Godt ontrent fijne kinderen toelaat ; dat ſy in angſt , droefheidt , en verdrucking , in gevoert worden ; ſtaan ſy altijdt wederom in het baren van een nieuw tak je uit den boom des geloofs. Want ſo haalt als de Geeſt Gods weder om verſchijnt, brengt hy telkens een nieuw gewas voort ;, waar over haar de edele beelienis uittermaten verheucht. . Waarlyk, het is maar om den eerſten ernſtigen form te doen ; waar in de aardſche boom moet overwonnen worden , en het edele koorn geſaayt it den acker Gods: op dat de Menſch den aardſchen Menſch recht mag le ren kennen. Wani als de wil Gods licht ontfangt; ſo beſiet haar de ſpiegel in haar ſelve , en het ene welen des lichis aanſchouwt het andere. Aldus: vindt ſich de genſche Menſch in ſich ſelven ; en erkent wat hy is : ' t.geen. hy met fyn aardſi he vernuft nooyt doen kan. Darom moet niemande denken ; dat de boom des Chriſtelijken Ge. loofs ooyt geſien of erkent kan worden , in het Rijk deſer Wereldt. Het uitwendige vernuft kent hem genſch niet : en alſchoon deſc heerlijke, boom in den inwendigen Menſch ſtaat ; evenwel twijffelt'er het aardſehe M 3 vernuft
GEN
94
A
D
I
G
E
1 vernuft noch aan : want de Geeſt Gods komt het vernuft voor ,
als een
dwaashcidt; en het kan hem niet begrijpen. Ja, al geſchiedt het, dat de H. Geejt ſich ſodanig openbaart , in den uitwendigen ſpiegel : dat het ui terlyke leven haar hooglyk daar in verheucht ; en van overmatigeblydſchap ſidderende , denkt; nu heb ik den waarden gaſt verkregen ; nu wil ik hes voortaan geloven : fo is daar in toch geen volkome beſtendicheidt. Want Gods Geeſt blijft nict gedurig in het aardſche weſen ; dewijl hy een ganſch rein vat wilhebben tot fijn woning: en als hy wederom wegwijkt , in ſijn eygen Beginſel, namelijk , in de rechte beeltenis : ſo wordt het uitwen :
1 ī 1
dige leven aanſtondswederom kleinmoedig en vreesachtig. Darom moet de edele beeltenis ſonder ophouden ſtrijden , tegen het uitwendige ver nuftelijke leven : en hoe die beeltenis daar meer tegen ſtrijdt; hoe de ( chone boom des Geloofs groter opwaſt : dewyl ſy met Godt arbeidt. Want gelyk een aardſche boom walt in windt, regen , koude,en hitte ; al ſo waſ ook de boom der beeltenis Gods, in cruis en verdrucking , in angſt en quelling, in ſpot en verachting : aldus groeyt sy op in Gods Ryk , en brengt ſy hare vruchten voort, in lydſaamheidt. Indien wy dit dan weten ; ſo moeten wy daar toe naerftig arbeyden ; en ons , in onſen arbeydt, geen vrees noch ſchrik laten verhinderen , of ophouden : dewyl wy al on ſen arbeydt fullen inoogſten , en ewig genieten. Alles wat wyhier ge ſaayt hebben , in angſt , moeyte , en verdriet; dat ſal ons vertrooſten in alle ewicheidt. 3. Deel. Cap.8 : 6. . 8 .
GENADIGE
XCII.
VERKIESING .
Chriſtus ſeytz Vele fyn geroepen , weynige uitverkoren : wantdes ſe worden alleen verkoren , tot kinderen Gods in Chriſto ;
die Chriſti ſtem in fich gehoorſamen ; die in het goede vonkje , dat in haar is, na de ſtem haars Bruidegoms luiſteren ; die , wanneer Chriſtus in haar ſpreekt; keert om , doct Boete , en gaat in de Wijnberg Gods; daar na horen , dat aannemen , en doen : maar geenſins wachten ; tot dat Godt de valſche wil overvalt , die met geweldt verbreckt, en haar ſalig maakt. Gelijkerwijs het vernuft de Spreuken ontrent de genadige Verkie ſing ſo verkeert aantrekt : 't geen ganſch ſtrijdig is tegen alle woorden en gelijkeniſſen Chriſti. Want Chriſtus ſprak tot fijne Diſcipelen ; als hy haar ſijn vleeſch en bloedt
<
V
E
R
K
I
ES
IN
G.
95
bloedt aanboodt: Neemt, en eet : neemt, en drinkt ; dat is myn vleeſch en myn bloedt: hy gebiedt yder fiel toe te grijpen , en aan te nemen . Al dus gaat het ook , in den inwendigen grondt. Wanneer Chriſtusſich ſel ven , in het licht des levens, aan de fiel aanbiedt ; lo seyt by; Kom tot my ; ik ſal u verquicken : neem my aan ; doe den mondt uwer begeerte voor my wydt open ; en ontſluit de deur van uw wil : ſo wil ik tot u in . komen . Hy ſtaat voor de deur van het weſen der fiele, en klopt aan : welke fiel de deur voor hem opent ; by die gaat hy in , en houdt met haar het A vondmaal . Sijn roepen en aankloppen; is ſijn trecken en willen . Doch de fiel heeft ook een ewig willen , en een ongrondelijke wil. Cap.8 :68.70 . XCIII . Wy fullen de valſche wil des Menſchen wel verdoemen : maar geenſins de arme ſiel , die in defe ſware gevankenis verborgen leyt, in de ingeſproke ſtem der genade. Welke ſtem der genade, van de eerſte in lijving na den Val in het Paradys , wel kan door de ſtem Chriſti opgewekt worden , door toedoen lijner kinderen , waar in de Geeſt Chriſti woont: als geſchiedt is , in den moordenaar , tollenaar , Maria Magdalena , en honderdt duiſendt andere arme gevange ficlen. Want de H. Schrift ſeyt: Het is een dierbaar en hoogwaardig woordt; dat Jeſus Chriſtus in de We relde gekomen is , om alle armeſondaars ſalig te maken : als ook ; dat Chriſtus voor dedeur ſtaat, en klope; namelijk , voor de deur van de ar me gevange ſiel : en darenboven , dat hy roept; Komt alle tot my , die vermoeyt en beladen (yr; ik wil u verquicken. Chriftus ſtaat in den inwendigen grondt der genade, die in Adam en Eva is ingeſproken , in het middelpunt der fiele ; en roept haar , ſo lang als de ſiel het lichaam hier op Aarde draagt : op boop , of de arme fiel haar ſelve eenmaal tot hem wilde keren. Indien de fiel dit doet, en baar tot bem wendt; ſo ſeye hy tot haar: klop aan ; ſo ſal u open gedaan wor
den : klop aande ingelyfde eerſte ſtem der genade ; So ſal ſy haar ſelve be wegen. Bid ; ſo fult gy ontfangen : want myn Vader wil den H. Geeſt aan haar geven , die hem daar om aanroepen. So hangt het dan nu te genwoordig geenſins aan ons eyge kunnen , en na ons nemen ; maar aan ons bidden en aankloppen. Want de belofte der genade hecft, in Chri fto Jeſu , haar ſelve in het bidden ingeſproken ; en belooft, dat ſy haar in het bidden ingeven wil . Daar ſtaat gelchreven ; dat Chriſtus gekomen is, om ſalig te maken da: verloren is. Wie lijn nu deſc verlore Menſchen ? Cain , Iſmaël, Eſau , nevens alle andere Menſchen , die in de ſonden gevangen en verſtokt ſijn. Om de ſodanigen te ſocken , en om haar ſalig te maken , is Chriſtus geko. men : hy wil ook ; dat ſy niet ſullen verloren gaan . Doch Chriſtus heeft geen
96
GE
NA
DIGE
geen behagen in den valſchen moordenaar in Cain , die uit Cain ſelve is voortgekomen ; noch in den ſpotter in Iſmaël ; nochte in den jager in Eſau :maar alleen in den waren grondt der eerſtgebore ficlen , daar de ſtem der genade in leyt. Cap. 9:03 . • .05 . XCIV. Het is heelwel mooglijk ; dat een arme ganſch dode fondaar noch bekcert wordt : indien hy maar van alle verbeeldingen ſtil wil ſtaan ; en een ogenblik met opmerking aanhoren , wat de Heere in hem ſpreekt . Doch een verſtokte en verbitterde Geeft wil de ſtem des Heeren in ſyn hert geenſins horen ſpreken : maar ſept gedurig niet anders , als Schrift, Schrift ; en dat het beſchreve Woorde alleen bee Woordt Gods is. Dat Woordt trekt by herwaaris en derwaarts heen ; en beroemt ſich , dat hy daar mee ferlyk mee omgaan kan: maar het levendige Woordt, dat de Schrift heeft uitgeſproken en voortgebracht , wil hy in fish felven ganſch niet verdra gen, noch daar na luiſteren. Indien ſodanigen Menſch ooyt tot rechte kennis ſal komen ; ſo moet hy ſich door de Schrift alvorens laten doden : en daar na maakt hem de Geelt, die in de Schrift ſpreekt, eerſt recht levendig. Dat is , om klaar der te ſpreken : hy moet de Letter der Schrift volkomen afſterven ; en ſich ſo flecht en gering oordelen te lijn , dat hy nietwaardig is , de Schrift te hebben : gelyk als de arme tollenaar in den Tempel ſich oordeelde Gods genade onwaardig te fyn. Ja , dat hy geen recht altoos meer heeft, aan het beſchreve Woordt: als die alles verloren heeft ; en niet waardig is , dat hy fijne ogen tot Godt opheft , dat hem de Aarde draagt , en dat hy eenigſins ſouw gerekent worden onder het getal der kinderen Gods. Als het ſo ver met hem komt ; dan heeft hy alles verloren ; en dan heeft hem deLetter gedoodt : dewijl hy ſich ſelven aidus in Gods Oordeel in geeft. Darcnboven moet hy nergens anders op hopen , als op de loutere barmherticheidt Gods ; ſonder op enige waardicheidt van fich felven ooyt enigſins meer te denken : hy moet in die barmherticheidt ganſch verſin ken ; als een doodt Menſch , daar geen leven altoos meer in is : en daar moet hy vaſt by blijven ; hoedanig dat Godt ook met hem komt te han delen. " Hy moet ook wanhopen ontrent alle ſijne werken ; cn ſich met die hoop op Godt alleen ganich laten verſinken , in de allerinwendigſte en louterſte genade des Heeren .
1
Alle deſe dingen moet de ſiel doen . Indien ſy dit nakomt, en in de Sen ſtandt maar een ogenblik kan uitharden : ſo grijpt haar het eerſte in gelijfde Verbondt, te weten , de geſchonke genade ; en die geeft haar ſel ve in de licl in. So haaſt als dit geſchiedt; ſtaat de Geeit Chriſti , dat is , het inſprekende levendige Woordt, aanſtonds in de fiel op , en vangt ſtrax
1
1 V
E
R
K
I
ES
IN
G.
97
ſtrax aan Gods Woorde te ſpreken. Daar gaat dan van ſtonden aan de H. Geeſt uit van den Vader en den Soon ; en pleyt voor de fiel met
1
Gods gerechticheidt , in het gebedt , met onuitſprekelyke ſuchtingen. Cap . 11: 34: 35 . xcv . Lieve broeders , laat ons toch aan Chriſtus de eer geven ; en
ons onder malkander, met geſchikte woorden en bequame onderrechtin gen , vrindelyk bejegenen : laat ydereen fyne gaven , met een broeder lyke wil en genegentheidt, aan den anderen vertonen en meedelen . Want daar ſyn velerhande bevattingen en verklaringen der H. Schrift : indien ſy maar uit den lin Chriſti voortkomen ; ſo ſtaan ſy alteſamen in een éni gen grondt. Wy moeten malkander niet vervolgen , om de ongelykheidt der gaven : maar veel meer ons in de liefde met malkander verheugen; dat GodsWys heidt ſo onuitputtelyk is. Laat ons toch op het toekomende denken en overwegen , hoe wonder wel het dan met ons gaan ſal : als al deſe ken nis en wetenſchap uit een enigen grondt ſal voortkomen , en in een ſiel te gelijk openbaar worden . Dan lullen wy alle gaven Gods erkennen , en ons vermaak aan en in malkander hebben ; ende ydereen ſich verbly den in de gaven van een ander. Want gelyk als de ſchone bloemen , met hare verſcheyde verwen en krachten , op Aarde fich nevens malkander in een Moeder verheugen : alſo ſal het ook gaan in onſe opſtanding en wederkomſt. Warom ſouden wy hier dan krakelen , om deſe of gene ga-, ven van kennis ? In Chriſto leggen alle ſchatten der Wysheidt verborgen . Als wy hem hebben ; , ſo hebben wy alles : als wy hem verlieſen ; ſo hebben wy alles verloren . Die is de enige gronde van onſe Godsdienſt : Dat wy Chriftum in ons. beminnen , en ons felven onder malkander ſo lief hebben , als Chriſtus ons beeft lief gehadt; die uit liefde fon leven voor ons in den doode heeft over gegeven. Doch deſe liefde wordt in ons niet openbaar ; voor dat Chriſtus een Menſch in ons wordt ; en uit ons geboren ynde , ſich aan ons opene baart. Die geeft ons dan fyn liefde : To dat wy in hem ons onder mal kander beminnen; gelyk als hy ons bemint. Want hy geeft alsdan aan onſe ſielen, ſonder ophouden, ſyn vleeſch te eten , en lyo bloedt te drin ken : de fiel nu , die dit noch niet cet en drinkt , heeft geen godlyk le. ven in haar. Cap. 13 : 20... 23 .
N
SES
09
SES
1
PUN TEN ,
. eem uw cruis op ; tree in de lydſaamheidt ; en wandel in een N ſachtmoedig leven : doe nooyt, waar toe u het duiſtere mid delpunt der grimmicheidt aanſet ; of de overvloedt en welluſt deſer We reldt verlokt: maar breek haar beider wil . Verwek niemandt tot toorn : XCVI.
want indien gy valſchelyk handelt; ſo vertoornt gy uw broeder , en ver hindert den voortgang van Gods Coninkryk. Gy moet de Menſchen trachten in Gods Coninkryk in te voeren ; en uw broeder, door uw liefde en ſachtmoedicheidt, ontſteken : op dat hy aan en in u Gods weſen aanſchouwen mag , als in een ſpiegel ; ende u ook daar door, met fyn inbeelding, aanvatten. Indiengy dit doet:ſo voert gy uw fiel, met uw werk , nevens uw naaſten , of medebroeder , in Gods Coninkryk ; en vermeerdert gy het Hemelryk met fyne wonderen . Dat heeft Chriſtus ons geleert; ſeggende : Wanneer u gmandt op den enen wang ſaat ; so bied bem ook den anderen : neemt ymаndt u den mantel af; ſo belet hem ook niet den rok te nemen . Dit moet gy doen : op dat hy een ſpiegel aan u mag hebben ; in ſich ſelven gaan ; uw ſachtmoedicheide merken ; en er kennen dat gy een kindt Gods fyt, dat door fyn Geeſt wordt gedreven : ende daar door van u mag leren , ook in ſich gaan , en ſich felven ſoe ken . Maar wederſtaat gy hem , met trotsheidt en boosaardicheidt ; ſo wordt ſyn boosheidt daar ſo veelte meer door ontſteken ; en hy meent eine delyk , dat hy met u handelt na behoren : daar hy anders ſekerlyk erken nen moet ; dat hy u onrecht doet. Aangeſien de liefde Gods alle boſe Menſchen te gemoet komt ; en yders Geweten dikwils van het quade afmaant : fo trecdt alsdan uw lief de, fachtmoedicheidt, en lydſaamheidt, ook in fyn boos Geweten ; en fyn Geweten klaagt hem aan voor het Gericht van Gods toorn :
waar
door menig boosaardig Menſch ſodanig uit fyn boosheidt komt uit te gaan ; dat hy in ſich gaat , en ſich ſelven ſoekt. Alsdan maakt Gods Geeſt aan hem uw lydľaamheidt indachtig; en ſteltſe hem recht onder de ogen : ende alduswordt hy daar door tot Boete , onthouding van ſonden , en ingetogentheidt, getrocken. Doch dit moetmen geenſins ſo verſtaan : dat ſich ymandt niet ſouw mogen verweren , tegen een moordenaar , of een dief , die moorden of roven wil. Maar op deſe wyſe ſalmen dikwils , alsmen fiet dat ymandt ſo driftig is tot ongerechticheidt, aan hem fyn valſcheidt klaar voor ogen ftcllcn
1
4
1 1
SES
PUNTE N.
99
ſtellen in het licht ; ende aan hem ons chriſtelyk liefryk gemoedt goed willig aanbieden . Op dat hy , uit kracht van ons bedryf, metter daadt bevinden magi dat lulx uit een yverige drift van Gods liefde geſchiedt: als ook , dat ons aan Gods wil en de liefde veel meer gelegen leit ; als aan alles wat in de Wereldt is : ende dat wy , met voorbedachten rade , geenſins begeren in te willigen ; dar'er yets , met onordentelyken yver , veel minder yets quaads, geſchiede. Maar op dat hy , in het tegendeel, mag ſien ; dat Gods kinderen de liefde ſterker beminnen , en haar hert daar meer aan hangen ; als aan al het tydelyk goedt. Als ook , dat Gods kinderen in deſe Wereldt niet t’huis horen ; maar hier niet anders ſyn , als pelgrims: die alles gaern aan deſe Wereldt overlaten ; als fy het He melryk maar mogen be- erven . Alle deſe dingen ſtelt de Gceſt Gods den boosdoender voor , in het licht des levens : en vermaant hem daar door , om wederom te keren . Wil hy niet ; ſo maakt Gods toorn daar uit voor hem het helſche vyer : dat hem eindelyk knaagt, en quelt ; om te fien , of hy noch ſich ſelven eenmaal wilde leren kennen , en Boete doen. Blyft hy , des niet tegen ſtaande , in de boosheidt evenwel volharden ; ſo is hy in den toorn Gods opgewaſſen tot een ganſch quaden boom ; die in den afgrondt hoort, in de duiſtere Wereldt der angſt , by Lucifer, de Godt der duiſternis ; en moet aldaar alle fyne grouwelen op - eten. Cap . 4 :24. . . . 28 . XCVII. Onſé ganſche Onderrechting behelf niet anders : als op wat wyſe de Menſch de Wereldt des lichts in ſich felven wederom op nieuw ontſteken ſal. Want als die ſodanig aangeſteken wordt ; dat Gods licht in de geeft der fiele ſchynt; ſo is het ganſche lichaam licht. Volgens dit ſeg gen Chriſti: Als het oog licht is ; fo is het ganſche lichaam licht: alwaar hy het oog van de ſiel verſtaat. In het tegendeel , als de grimmicheidt der duiſtere Wereldt aangeſteken wordt, lo is lichaam en fiel duiſter ; en hebben geen ander licht, als het ſchynſelen de glans van de Son. Als het godlyke licht aangeſteken wordt : fo brandt het in liefde en ſachtmoe dicheidi. Maar als degrimmicheidt der duiſtere Wereldt aangeſteken wordt; ſo brandt het , in ſtekeligenydt , haat, toorn , en grimmicheidt; vliegt het om hoog , in de uitwendige ſpiegel van het licht der Sonne ; boven over de ſprinkader der liefde uitvaren . Daar uit en wil het gedurig
ontſtaat dan ſpot en verachting ontrent de ſachtmocdicheidt, en over al les wat needrig is. Hier moct nu de Menſch ſich ſelven wel onderſoeken ; om klaar te we ten , welke Wereldt in hem heerſcht. Bevindt hy , dat ſyn begeerte ſtrekt, tot toorn , grimınicheidt, nydt , valſcheidt , leugen , én bedrog ; en dat N 2 hy
100
SES PUNTE N.
hy een gedurige drift heeft , tot hovaardy , geldtgiericheidt , verſucht, en uiterlyke welluſt ; ende dat hy altoos een beſtendigen trek heeft, tot geilheidt, en onkuiſcheidt: fo mag hy fyn rekening heelwel maken , en voor vaſt weten ; dat hy met die toorn , grimmicheidt, nydt , valſcheidt, leugen , en bedrog , in de duiſternis , dat is , in het vyer van de duiſte re Wereldt , brandt: dewyl dat vyer ſodanigen weſen , begeerte,
en wil,
voortbrengt. De andere begeerte, namelyk , tot uiterlyke welluſt , ho vaardy , eerſucht , giericheidt ; als ook de gedurige geile en beeſtelyke begeerte tot onkuiſcheidt, is de vrucht , die uit de duiſtere Wereldt op walt, en in deſe Wereldt te voorſchyn koint. Gelykerwys de liefde nit den doodt uitſpruit ; wanneer de geeſt van de wil fich begeeft in het vyer Gods ; en als in den doodı verſinkt i ende in Gods Ryk uitſpruit , met een vrindelyke begeerte om altydt wel te doen . Alſo heeft dewil der boosheidt haar ingegeven in het verderf; te weten , in den grimmigen , ſtrengen , ewigen , doodt : en ſpruit in deſe verdurvé met hare tacken ; ende draagt Wereldt nit , in de uitwendige Natuur ſodanige vruchten , Daar aan ſal ydereen ſich leren kennen . Hy behoeft niet anders te doen , als die eygenſchappen maar na te vorſchen ; waar toe fyn wil hem ſonder ophouden dryft. Want in dat Ryk ſtaat hy ; en hy is geen Menſch, daar hy lich felven voor houde en uitgeeft, maar cen ſcheplel der duiſte re Wereldt: namelyk, een gierige hondt, een hovaardige vogel, een on kuiſch dier, een grimmige Nang , en nydige padt vol fenyn , of yets dier gelyx. Alle deſe eygenſchappen wellen in hem op ; en lyn het hout, daar Iyn vyer van brandt : wanneer hem nu het uitwendige hondt, namelyk, hes weſen der vier elementen , ſal verlaten , als hy ſterft ; ſo blyft de inner . lyke fenynige ſprinkader der boosheidt maar alleen in hem overig. Wat voor een gedaante fal’er nu ſtande houden , in ſodanigen eigenſchap ? an. ders geen , als die onder haar allen de ſterkſte is geweeſt ; en die wordt , door het helſche Fiat , of Maker , in fyn geſtalte uitgebeeldt: namelyk,
een fenynige ſlang, een hondt, of eenig ander dier. In welke eigenſchap de geeſt van de wil fich alhier heeft ingegeven ; die eigenſchap ſal hier na maals de beeltenis der ſieleſyn . Vorders moet de Menſch ſich ſelven wel onderſoeken , en fyn begeer te nauwkeurig toetſen ( aangeſien ydereen deſe boſe eigenſchappen in ſich heeft ) of hy ook een gedurige begeertein ſich bevindt , om datfe nyn , en defe boosheidt , te doden . Als ook, of hy een geſlage vyandt van dit fenyn , en defe boosheidt, is : ofte in het tegendeel fyn vermaak daar in ſchept; dat hy dit valſche fenyn ſteets in 't werk ſtelt , namelijk , hovaardy ,
.
SES
PUNTEN .
101
hovaardy, giericheidt, nydt , onkuiſcheidt, leugen , en bedrog. Indien hy nu bevindt; dat hy daar fyn vermaak in ſchept, en deſe dingen gaern wil uitvoeren : ſo is hy geen Menſch , daar hy ſich voor houdt en uitgeeft; maar de Duivel bedriegt hem, in een yremde geſtalte: ſo dat hy meent, een Menſch te fyn: daar hy Gods beeltenis niet draagt , maar de beelte nis der , ſlange ; ende in het uitwendige Ryk deſer Wereldt maar alleen na een Menſch gelykt , ſo lang als hy in deſe eigenſchap blyft , en die eigenſchap hem beheerſcht. Maar wanneer de Menſch in ſich ſelven ſodanigen ſtrydt bevindt; dat fyn inwendige wil ſonder ophouden , ja alle uren , haar tegen defe boſc eigenſchappen kant , die uitdooft, en nooit komen laat tot een boſe uit baring : dat hy altoos gaern wel wil doen ; maar deſe boſe eigenſchap pen fteets gewaar wordt, die hem daar in verhinderen ; ſo dat hy niet al
tydt uitvoeren kan, 't geen hy gaern wil uitvoeren : dat hy de begeerte in ſich bevindt , tot onthouding van ſonden en Boete : ende dat er in hem een onophoudelyke trek totGods barmherticheidt opwelt; ſo dat hy gedurig gaern wel fouw willen doen , indien het hem maar mooglyk was. Die ſich aldus geſtelt vindt ; mag vry denken , ja ſekerlyk weten : dat Gods vyer in hem glimt ; en ſonder ophouden na het licht arbeidt. Het Godlyke vyer ſouw wel gaern in hem branden ; en geeft altoos ſtoffe op tot een vlam : maar het wordt , door de quade vochticheidt deſer Wereldt , die Adam in ons heeft ingevoert, uitgedooft. Als nu het uitwendige boſe li chaam , met ſyne dampen , verbroken wordt; ſo dat het aan de glimmende Stoffe geen hinder meer kan doen: dan ontſteekt ſichhet godlyke vyer inſyn weſen , en wordt de godlyke beeltenis wederom herſtelt , ná de machtiche ſte drift, die de Menſch hier in ſyn begeerte gevoert heeft, volgens ſyn al lerſterkſte eigenſchap. Doch indien hy , in dele voorgemelde Ridderſchap , niet beſtendig blyft ; maar den ſtrydt wederom laat ſacken : ſo loopt hay groot gevaar van op nieuw verloren te gaan. De derde beproeving , waar by de Menſch weten kan , in wat weſen en gedaante dat hy ſtaat , is dusdanig . Bevindt hy , dat hy cen gedurige begeerte tot Gode heeft: en daar in ſo machtig is; dat hy de bole eigen ſchappen , ſo dikwils als'er in hem yets opwelt , en aangeſteken wordt, wederom kan verbreken ; in ſachtmoedicheidt veranderen ; en in de lydſaam heidt ingaan : dat hy machtig is , fyn ganſche weſen in toom te houden ; en alles te laten varen , wat in deſe Wereldt glinſtert en blinkt : dat hy goedt kan doen voor quaadt; cirfyn ganſche uiterlyke weſen , met al ſyn geldt en goedt , in fyn vermogen heeft, om den nooddruftigen daar yets van te kunnen geven ; en alles met malkander te verlaten , om de godlyke waarheidt : N 3
Toz
SES
PUNTE N.
waarheidt: ende dat hy ſich gewillig , louter om Gods wil , kan in bal lingſchap begeven ; op een vaſt vertrouwen , van het cwige leven te fule len be-erven : ſo ſtaat het wonder wel met hem .
Een Menſch, waar in
de godlyke kracht ſodanig opwelt ; dat hy het licht der hemelſche vrolyk beidt daar in kanontſieken , en ſmaken wat Godt is : die ſtaatallerſekerft, en draagt de godlyke beeltenis in fich met hemelſche weſenheidt ; terwyl by noch hier in deſe rydt leeft, in het uitwendige lichaam . Daar is Jeſus uit de Jonkvrouw geboren ; en die Menſch ſterft in ewicheidt niet : hy laat het uitwendige Ryk maaralleen van ſich wegvallen ; dat fyn tegenſtandt en verhindering in deſen tydt is geweeſt , waar meê Godt hem overdekt hadt. Want Godt wil de Perelen voor de fwynen niet werpen ; ſy leg . gen in hem verborgen. De nieuwe Menſch beſtaat niet in defe Wereldt: de Duivel kent hem ook niet : maar hy is vergrimttegen ſyn weſen , daar het inwendige mid delpunt in is : dewyl dat weſen belet, dat ſyn wil hiergeſchiedt. Om die reden hitff by de boosaardige dierſche Menſchen tegen hem op ; om hem te plagen en te vervolgen : op dat de ware Menſcheidt toch ſouw mogen vera borgen blyven , Cap.7:33. • . 46. XCVIII. Laat ydereen toch ſich ſelven recht leren kennen : en wel acht geven, wat voor eigenſchappen in hem de overhandt hebben . Be vindt hy , dat de vier clementen des Duivels te gelyk in hem regeren , of maar een daar van ; ſo heeft hy noch tydt , daar tegen ten oorlog te trecken : of daar ſal ganſch niets goeds van komen . Dan behoeft hy lich felven niet veel te trooſten , met het Hemelryk ; noch hem van den Dui vel den ſchynheiligen Mantel te laten omhangen. Gelykerwys men nu ge woon is te doen : daarmen in deſe vier elementen leeft ; en ſich ſelven flechs fraay kittelt , met het lyden en ſterven Chriſti: dat moet nu toch de dekmantel van ſodanigen boosaardigen ſchalk fyn.
Deſe boosaardige
ſchalk mocht ſyn Regiment behouden ; ſo lang als hy kon : als hy ſich ondertuſſen maar nice kittelde , met de Genoegdoening Chriſti. O ! hoc fal u die blinkende Rok Chriſti eens worden uitgetrocken. Dan ſalmen in Babel de Hoer ſien ſtaan pronken , met defe vier helſche deuchden . Met trooſten is het hier geenſins alleen te doen : maar men moet den boosaardigen ſchalk tegenſtaan ; op dat hy geen Heer in het huis mag werden. Hy moet hec Regimentniet in handen hebben : maar de gerech ticheidt, liefde , ootmoedicheidt, en kuiſcheidt; en de Menſch moet al tydt gaern wel willen doen . Want dit Regiment beſtaat geenſins, in ho vaardy, giericheidt, nydt, en toorn ; maar in ootmoedicheidt, en wel doen met een goedt hert : niet in huichelen , en goede woorden geven ; maar
SES
PUN TEN N..
103
maar in doen : het doen moet'er fyn . Men moet de wil des Duivels we derſtreven ; ſich met weinig laten vergenoegen ; en met lydſaamheidt ſich ganſch inſluiten in de hoop , die men op Godt geveſticht heeft. Men moet de vier boſe elementen des Duivels , namelyk , hovaardy , giericheidt, nydt , en toorn, wederſtaan : en Gods vier goede elementen ; namelyk, lief de, ſachtmoedicheidt , barmberticheidt , en lydſaamheidt, in de hoop op Gode geveſticht, in ſich nemen. Defe vier elementen Gods moetmen met ernſt in fach opwecken ; en daar gedurig mee ſtryden tegen de vier ele menten des Duivels. De Menſch moçt hier tegen ſich ſelyen ſtryden : indien hy een Burger des Hemels wil worden. Hy moet geen luyen flaper fyn ; noch ſteets vre ten en ſuipen , en ſyn buik maar opvullen : waar van de vier clementen des Duivels aanvangen in beweging te komen , en haar aart meer en meer te tonen. Maar hy moet matig , ſober, bedaart, en wacker ſyn ; als een krygsman , die voor fijn vyandt ſtaat. Want Gods toorn ſtrydt fonder ophouden tegen hem : en hy ſal werks genoeg vinden , om ſich daar te. gen te verweren . De Duivel is des Menſchen vyandt ; ſyn eige verdurve vleeſch en bloedt is ſyn vyandt ; Gods toorn is ſyn vyandi ; en de ganſche Werelde is ſyn vyandt waar hy fich keert of wendt , overal fiet hy vyanden , die hem willen beroven. Darom komt het hier op ſtryden aan : niet met mondt en ſwaerdt ; maar met geeſt en gemoedt: ende nimmermeer nalaten te vechten . Alſouw lichaam en fiel van malkander ſcheyden , en vergaan ; ſo moet Godt evenwel de trooſt des herten blyven . Als Conink David ſeyt: Alſchoon myn lichaam en fiel beſwyken ; ſo blyft gy nochtans , mya Godt , de trooſt van myn hert , en neyn toevluche. Al fag een Menſch klaar voor ſyne ogen ; dat de ganſche Wereldtgod loos was: ſo moet hy al evenwel volftandig blyven ; indien hy denkt ooge een kindt Gods te worden. Ja al quam het hem noch ſo duidelyk voor ; dat by alleen op ſodanigen weg wandelde : en de ganſche Wereldé sprak ; Gy ſýt fot, envan uwe finnen berooft. So moet hy ſich evenwel houden ; als of by deſe Wereldt was afgeſturven ,
en ſulx van den Duivel hoorde ſeg gen , die fyn allerergſte vyandt is. Hy moet fich ook nergens heen begeven, noch wankelen : maar denken , dat hy voor Godt, inſyn Voornemen , aan genaam is ; ja , datGodt ſelve ſyn Voornemen in hem is : als ook , dat Godt hem op deſewyſe van den Duivel wil verloffen , en in ſyn Ryk invoeren . Cap. 1o : 21 .
26.
MYSTE
104
MYSTER
IUM
MYSTERIUM
MAGNUM.
xcix . Godt heeft ons in fyn liefde voortgebracht ; en inhet Paradys gevoert: maar de lift der ſlange beeft ons onenig gemaakt; ſo dat wy uit het Paradys , door haar argliftige doortraptheidt , in de Self heidt fyn ingegaan. Daar moeten wy wederom uitgaan, en in een kinder lyk kleedt ingaan. Wyhebben , in deſc Wereldt , niemendal meer , dat ons eigen is , als een hemdt ; om onſe ſchande daar mee te bedecken voor de Engelen Gods : op dat onſe walgelyke wangeſtalte niet bloot ſta. Dit hemdtkomt ons toe, en niet meer : al het andere is gemeen . Die twee rocken heeft; en liet, dat'er fyn broeder geen heeft; lo komt'er cen van aan fyn broc der toe : als Chriſtus ons leert. Want wy komen naakt in de !e We reldt ; en nemen , ter nauwer noodt, ons hemdt mcê , dat hetbedekſel is onſer ſchande. Al het andere belitten wy ; of om dat het nodig hebben tot ons ampt , ofonsbedryf; ofte uit giericheidt, ſpruitende uit de valſche begeerte der ſlange. Ydereen is gehouden, het nut en welſtande fyns Naaſten te ſoeken ; en moet hem trachten te dienen , en voordeel aan te brengen. Gelykerwys de ene tak van de boom den anderen tak fyn kracht , sap , en weſen , mee deelt; en ſy alſo te ſamen met defelve begeerte opwafen, en vrucht voort brengen : alſo ſyn wy ook alteſamen een boom in Adam . Doch wy fyn in Adam , door het weſen der Hange , verdort en geſturven ontrent de wil der liefde ; en moeten , in en door Chriſti weſen der liefde en fyn wil , op nicuw geboren worden : ſonder dat is er niemandt een kindt der liefs de Gods. En alwas’er in menigen Menſch al yetsvan de godlyke liefde; ſo is het toch ganſch verdekt met het weſen der ſlange: welk heliche weſen gedurig uitſpruit, over de liefde heen waſt , en vruchten voortbrengt. Daar is geen Menſch , noch in de Self heidten fyn eige wil beſtaande, die yets goeds doet: het ſy dan , dat hy , met fyn eige wil, alles verlaat, wat hy heeft, tot op het kinderlyke hemde toe . Dat moet hy behouden, als fyn eigendom ; en aan niemandt overgeven : dewyl dat hemdthetdek ſel is fyner ſchande. Al het andere is gemeen ; en hy is maar cendienaar en opſiender daar van ; ende een beſtierder en uitdeelder van alles , na cydt en gelegentheidt. Al wie een arm ellendig Menſch, onder ſyn beſtiering , gebrek laat lyden ; en voor fich felven tydelyk goedt vergadert, tot ſyn ei gendom , ende in fyngemoede invoert; die isgeen Chriſten , maar eenkindt der
Į
MAGNUM . 105
der fange : dewyl hy de tacken , die met hem aan den ſelven boom ſtaan , laat verdorren ; ſyn ſap en kracht voor haar verbergt; en door haar gene vruchten wil helpen telen, Doch hier door verſtaan wy geenſins den godloſen luyen hoop van Menſchen , die ſich ſechs maar willen laten met het ſap voeden , en geen fins mee aan en in den boom willen arbeiden , ende vruchten helpen voortbrengen : maar alleen begeren , datmen haar den hals en buik' ral helpen opvullen ; om des te beter welluſt en ydelheidt te kunnen bedry ven . Maar wy ſpreken van de tacken , die aan den boom ſtaande , met de anderen haar beſt doen , gaern willen opwalſen , en vrucht dragen : aan welke tacken de grootſte tacken deſer Wereldthet fap onttrecken , en in ſich alleen behouden ; ſo dat ſy, als magere takjens , onder haar beſtie ring , verdorren ; namelyk , de ryken , machtigen , en edelen . Met lo danige Menſchen ſpreekt de yvergeeſt alhier ; en ſeit haar crnſtig aan : In dien ſy haar fap tenemaal by haar houden ; en hare medetakjens laten ver dorren , dewyl ſy haar het ſap ganſchelyk onttrecken : dat ſy tacken fyn van de boom der ſlange , die opgewallen is in den vloek van den toorn Gods ; en dat ſy tot het vyer Gods bewaart worden. Dit verkondiche haar de Geeſt der wonderen! Cap. 22: 76. . . 82 . C. In alle Self heidt en eigenheidt is een valſchgewas. De ene broeder moet de Geneesmeeſter van den anderen ſyn ; hem tot verquicking ſtrecken; en ſyn gemoedt , door het invoeren van den wil ſyner liefde , tot bedaren brengen. Daar was in deſe Wereldt van alles genoeg : indien het de gic richeidt niet na haar trok , tot een eigendom ; yder Menſch het aan ſyn broeder ſo wel gunde , als aan ſich ſelven'; en fyn hovaardy varen liet : die immers alleen van den Duivel fyn oorſpronk heeft. Hy loopt , met fyn grote hovaardy en ſorg voor den buik , maar te poſt na den Duivel in den afgrondt. Een ander wil een Edelman fyn , en beter als fyn broe der : waar wil hy dat toch van daan halen ? Immers heeft Godt aan den eer ſten Menſch maar een enig leven gegeven ; en uit dat leven komt het le ven aller Menſchen voort . Dat ymande nu fich felven, in dat leven , wat groter Adel inbeelde te hebben , als anderen , iswaarlyk een afval van Godten fyn Woorde. Want in het Woordt Gods was het enige leven des Menſchen leven blies het Woordt in het geſchape beeldt; en dat ſelve enige is uit de ewicheidtvoortgekomen , en heeft nooyt aanvang gehadt. rom voert de Menſch dan een vremdt leven daar in ; dat het enige
: dat leven Wa leven
yerontruſt ? Immers ſal en moet het toch nu daar by blyven : dat hy , met fyn wil en begeerte , wederom ingaan moet in het enige kinderlyke leven ; O
106
MY
S
T
E
R
I UM
leven ; en het ingevoerde leven tenemaal verlaten : of dat hy in het we fen , dat hy daar ingevoert heeft, ewiglyk moet in onruſt blyven. Nademaal ik dan alles moct verlaten , wat ik voor myn felven in dat enige leven ingevoert heb , tot een eigendom ; en ſulx myfouter tot ſcha de itrekt: warom verlaat ik dan de valſche begeerte niet, die den doodt, nevens de helſche quelling en plaag , in my invoert ? Het is immers veel beter ; dat de quade begeerte nu verbroken wordt : als hier namaals het ganſche weſen , dat daar uit is voortgekomen , met grote ſmerten te verbre ken. Gelyk het gewiſſelyk feer (mertelyk toegaat; wanneer de Menſch dat weſen in ſich ſal verbreken , door een ernſtige omwending in het kinderly ke'leven . Doch indien de vrye wil , in den aanvang , die begeerte en luſt verbreekt ; ſo dat de luſt niet weſentlyk wordt : dan is de Geneesmeefter al geboren. Dan behoeft'er van hem hier na fo groten ernſt niet voor genomen te worden ; als ymandtmoet gebruiken , die uit de grouwelen , door hem bedreven , uit ſal gaan ; het weſen , dat hy gemaaktheeft , met fyn gemoedt verlaten ; en tenemaal verbreken. Daar toe moet het evenwel eindelyk komen : of hy kan de poort des enigen levens, dat Gode aan den Menſch gaf , nooit bereiken : en be reikt hy dat leven niet ; fo kan hy de poort Gods ook niet bereiken . Want dat enige leven moet , uit allerhande ſchepſels en weſens in het Niets ingevoert worden : dewyl dat leven uit het Niets , dat is , uit het godlyke Verſtandt , fyn ewigen oorſpronk heeft : doch in het Yets is het in onruſt en quelling. Het ſy dan , dat fyn Yets ook met de begeerte in het Niets gericht ſtaat: want dan is het Yets een verheuging voor dat le ven ; om dat het leven des Niets in ſich ſelvcn in Yets kan en mag wo nen en werken . Godt is , in tegenſtelling van hetſchepſel , als Niets. Doch so het ſchepfel de begeerte in Godt, dat is, in het Niets, heeft ingevoert; ſo wordt het ſchepſei Tets voor het Niets: en dan beweegt ſich en werkt het Niets in het Tets van het ſchepſel ; ende het ſchepſel in het Niets. In dit werken kan geen Turba ontſtaan : want het is Tyn eige ſpel der liefde , dat ſich ſelyen bemint , en met fyn leven ſtaat, aan het einde van de Natuur. Aldus verſtaan wy , wat Adam ons heeft aange - erft ; namelyk , den vloek , en de ydele begeerte ; ende erkennen den uitwendigen Menſch , in fyn leven , voor een wanſchepſel des warachtigen menſchelyken levens: het ſy dan , dat het edele gemoedt , door den Geeſt Chrifti, herboren wordt ; anderſins is en blyft het uitwendige middelpunt in het gemoedt
1 een ſang. In deſe ſlang fit het grove dier, datuit het geſternte en de vier elementen is geſproten ; en heeft het huis des gemoeds ingenomen. Dat begeert nu , volgens ſyn dierſche aart en eigenſchap , het cen dit , en het ander
M
A
G
N : U
M
:
107
ander dat ; en levert menigerhande beelteniſſen en gedaanten in het ge moedt des Menſchen . Waar door de ene Menſch in fyn gemoedt een be
ſtendig weſen maakt ; de andere een verbrekelyk : want wat hy van daag maakt; dat verbreekt hy morgen ; en hy heeft een onſtandvaſtig dier in fyn gemoedt, waar door hy ſchielyk dan hier op valt , en dan wederom daar op. Doch die een beſtendig dier in ſich felven opvoedt ; houdt het
:
dier , dat in hem is, voor fyn beſten ſchat ; pronkt en praalt daar mee, als of het een kindt van de Jonkvrouw was; en vergadert voor ſich ſel ven aardſche ſchatten , om lyn dierſche welluſt te voldoen. Daar hy on dertuſſen , ſo wel als fyn dier , niet anders voor Godt is, als een dwaas : dewyl hy op Aarde alles moet laten blyven , en aan Gods Oordeel over geven . Een Menſch , daar het Jonkvrouwelyke kindt in geboren is , treedt dat boſe dier in ſyngemoedt met voeten . Het is wel waar ; dat hy het noch als een laſtdragende eſel viterlyk aanſichheeft, en naſlepen moet die den aardfchen fak moet dragen : maar hy heefi'er vyandſchap mee , en Atrydt daar tegen. Gelykerwys Godt tot 'Adam en Eva geſproken heeft : Ik ſal vyandſchap ſetten tuſſen u en de ſang; ende tuſſen het faadtder Vrou we, en het ſaade der ſange : datfal den kop der ſange vermorſelen : dat is, het dier der ſange. Even ſodanig vermorſelt de rechte ware Menſch den kop van het wanſchepſel des diers , in het aardſche gemoedt , dat is, den kop vanfyn begeerte envermogen. Op deſe wyſe moet een godlyk Menſch in ſich ſelven vyandſchap hebben ; en het wanſchepſel , dat is, het kindt der Nange , met voeten treden , en ſonder ophouden doden . Want indien dit dierſche ſaadt der ſlange in ons niet was ingedrukt ; ja, tenemaal ingelyft: ſo hadt Godt niet behoeven te ſeggen ; Ik ſal vyand ſchap fetten , tuſſen het ſaadt der Vrouwe, en het ſaadeder fange. Defe vyandſchap met de kruipende ſang is in den Menſch ; en geenſins buiten den Menſch. Dat laadt der fange in den Menſch is des Duivels Ry paardt ; en het Roofneſt daar by in wonen kan binnen den Menſch . Dewyl de Duiveleen Vorſt deſer Wereldt is geweeſt; en noch is, in den toorn : ſo wil hy het beeldtGods , datGodt in Tyn plaats ſchiep , belitten ; onder fyn macht hebben ; met geweldt regeren ; en in fyn Ryk invoeren . Dat is ſyn wil ; en dat heeft de vloek des toorns Gods met haar gebracht: en die werkt nu geweldig in het verderf. In het tegendeel werkt de Slan getreder in het ewige leven ; en het gemoedt des Menſchen ſtaat tuſſen beiden , met een vrye wil : waar die vrye wil haar nu by vervoegt , en in wie ſy haar inlyft ; daar in werkt het gemoedt. Het voedt een dier op , met een Engel; of een dier , met een Duivel: dat is , na de uitwendige O 2 Wereldt,
108
MYSTERIUM
Wereldt , een dier ; en na de inwendige geeſtelyke Wereldt , cen Ens 34: gel, of een Duivel . Cap. 24:21 , CI . Wanneer de Menſch omkeert ; in het Berouw over ſyne fonden ,
die hy bedreven heeft, ingaat , de ydelheidt wegwerpt; en ſich in het kin derlyke hemdt begeeft : lo gaat de Morgenſter op , in het verſlote weſen van de Jonkvrouw , in het wareſaadt der Vrouwe, in en met den Geeſt Chriſti. Ende in deſe angſtelyke poort der Ware Boete ſtaat de Engel met het vlammende ſwaerdt : en de jonkvrouwelyke tak dringt, door dit vlama, in het leven mendeſwaerdtheen , in het Paradys; dat is, in het licht Chriſti; ende waft door dit ſwaerde been. · Daar ſtaat nu het kindt van de Jonkvrouw met fyn overſchone Roos, in cen nieuwen wasdom , in het Paradys: en de arme ſiel, die dat kindt voortbrengt, ſtaat , deſen ganſchen tydt, in het vlammende ſwaerdt, met een bandt aan de uitwendige Wereldt, en het grove dier, vaft gebonden . Aldaar wordt het kinde van de Jonkvrouw , met dit vlammende ſwaerdt, genoeg geſtoken ! want de vyerige ſiel (die in die vlammende ſwaerdt van Gods toorn valt gebonden ſtaat aan het wanſchepſel der Nange ) vergaapt haar dagelyx aan dat wanſchepſel der Slange, en ſondicht. Dan ſnydt dit vlammende ſwaerdt die ſonden wederom af, en werptſe in den toorn Gods: aldaar wordenſe in die Wynpers geperſt , en veroordeelt. Aldus moet het arme kindt van de Jonkvrouw , dat uit de ſiel geboren wordt , onder het Cruis Chriſti ſtaan , in fyn doodt; en gaat het ſwaerdt
der verdrucking daar door heen . Het moet ſich door die vlammende ſwaerdt heen laten trecken ; en dat vyer brandt den walgelyken grouwel, die de ſiel van het wanſchepſel der ſlange in haar ſelve invoert , gedurig daar van af. Daar gaat het dan vry ſmertelyk toe : als van de vycrige fiel afgeſneden wordt ; dat ſy ſo gaern van het wanſchepſel hebben en hou den fouw . In defen jammerlyken toeſtandt moet het kinde van de Jonk vrouw de vyerige fiel [meken , en baar de liefde aanbieden : ор dat ſy toch
bet wanſchepſel derflange verlaten louw . Daar gaat dan de ſtrydt en on willicheidt recht aan: dewyl datgedeelte van de vyerige fiel het wanſchep fel der ſange in haar ſelve heeft ingevoert , en haar vermaak daar aldus in heeft willen ſcheppen ; aangeſien ſy dat boſe dier lief heeft. Danspreekt Sophia ( dat is, het twede Principium , of Beginſel; als het gedeelte van de lichte Wereldt ) fulx regelrechi tegen. Daar gaat dan het kampen ern ftig aan , tuſſen het laadt der Vrouwe, en tuſſen het faadt der ſange. Also dan wandelt de Menſch in treuricheidt en verdrucking : nu heeft hetkindt der Fonkvrouwe eens de overhandt ; en dan eens hetkindtder ſange. On dertuffen bitft de Duivel alle wanſchepſels op , tegen het kindt van de Fonk vrouw ;
MA
G
N
U
M.
10g
vrouw ; om het te ſaan , te beſpotten , te onteren , uit te lachen , en de gek meê te ſcheren : op dat het toch niet bekent, en het Ryk des Duivels daar door openbaar , mocht werden. Hicr moet het kindt van de Jonkvrouw met den Geeſt Chriſti ſteets meê beſig fyn : en ondertuſſen tich wel laten geefſelen , vervolgen , en ſchelden ; ja , veeltyds voor een die van den Duivel beſeten is . Het moet ſich laten vervloeken , en ſonder ophouden uitmaken , voor een uitvaag. ſel deſer Wereldt: tot dat het uitwendige dier fyn loop , volgens ſyn ei ge Conſtellatie, of Geſternte, voleindichtheeft. Alsdan ſnyde de Cheru byn dat grove dier van het kindt af ; en laat het daar heen vallen , tot aan den groten Dag des Oordeels Gods: dan moet dat gedeelte van de vye-, rige fiel van ſtonden aan door het Gericht deſes ſwaerds doordringen . Indien de vyerige ſiel in dit leven veel ydelheidt, dat is, liſt der ſange
in haar ſelvebeeft ingeprent en vergadert : ſo moet dat deel van de vye rige ſiel ſo lang in het vlammende ſwaerdt deſes Engels ſtaan blyven , tot dat het vyer van Gods toorn deſe ingevoerde ydelheidt verteert heeft : pe welk waarlyk voor vele Menſchen Vagevyers genoegſal ſyn. Doch de hedendaagſché byſter kloeke en al te verſtandige Wereldt gelooft dit niet: die wil flechs cen van buiten aangenomen kindt fyn ; en dienvolgensmaar cen uitwendige afwaſîching der fonden hebben , door de genade. Maar hier heeftmen een ganſch ander A. B.C. Godt wil het weſen der ſlan ge , noch in het lichaam , noch in de fiel , in het Paradys inlaten . De vyerige fiel moet in Gods vyer kunnen beſtaan ; en alſo rein fyn , als het, goudt dat geloutert is : want de fiel is de Man van de edele Sophia , uit het ſaadt der Vrouwe . De ſiel is de Tin tuur des vyers ; en Sophia de , Tinctuur des lichts. Indien de Tinctuur des vyers ganſch rein is; fo wordt: Sophia in haar ingegeven : aldus bekomt Adam fyn alleredelſte Bruidt , dic ' hem in fyn eerſte ſlaap ontnomen wierdt , wederom in fyne armen ; en hy is voortaan niet meer Man of Vrouw ; maar een tak aan Chriſti Perel. boom , die in het Paradys Gods ſtaat. Cap.25 : 5 . . . . 14. CII. De rechte oorſaak , daar Cain Abel om vermoorde , was haar offerhande en Godsdienſt; dat is , haar Religie . Deſe ſtrydt duurt noch al , tot den huidigen dag toe : -want Cains Kerk is noch niet eensgeſint met Abels Kerk. Het vernuft ſeit. Ik fie het wel , dat alle twiſt en Itrydt . uit de Religie ontſtaat: maar wat is toch de grondt daar van , en de wa rachtige oorſaak ? Siet , dit is de oorſaak . Stel u ſelven aan de ene kant het valſche kindt van de ſlang voor, dat quaadt en goedtis ; en ſtel u fel ven aan de andere kant het kinde voor van de Jonkvrouw , dat uit Chri ſtus geboren is: ſo hebt gy de oorſaak klaar voor uwe ogen afgeniaa't. Cains O 3
M
Y'S
T
E
R
I
UM
Cains Kerk gaat gedurig om , met uitwendige Ceremonien ; enwilGode met yets uiterlyx verſoenen. Sy wil een van buiten aangenomen kindt ſyn ; en ſlechts den naam dragen van vroom en heilig. Sy Ichikt haar op , en verciert haar ; ſy beroept haar op haar Ampt , dat ſy ſelve heeft ingeſtelt: fy blinke in witte ſchaapsklederen ; en heeft den Hogeprieſter der Self heidt ſonder den Geeſt Chriſti daar onder geherbergt. Die regeert het werk van de uitwendige letteren en woorden der H. Schrift : en ſo ymandt die treffelyk, met een Itatig gelaat , leert verwiſſelen en averechts omſetten ; die wordt Hogeprieſter in haar Ampt : die neemt dan het kleedt der on ſchuldige onnoſelheidt Chriſti; en doet het om , tot een dekmantel. Daar ſchreeuwt het twede gedeelte van Cains verwarde Kerk tegen aan : en draagt het blinkende kleedt om geldt veil. Dat heeft het Hemelryk aan hare Ceremonien tenemaal vaſt gebonden ; en wil het voor geldt verko. pen : op dat de Man , die onder het witte kleedt verborgen is , fich toch in deſe Wereldt wel vet en gladt ſouw mogen meſten . Het derde gedeel to geeft voor ; dat ſy een Orden heeft, die ſo heilig is , dat hy haar kan ſalig maken ; en die willen noch veel heiliger geacht ſyn ; als de anderen . Het vierde gedeelte wil het Ryk Gods verkrygen , door hardt roepen , overvloedig praten ,veel leſen , ſingen , prediken , en aanhoren. Dat ſcheldt en laſtert haar aan alle kanten , die haar ſchreven en ſwetſen met de mondt niet in alle delen voor goedt willen keuren , pryſen , en daar na luiſte ren . Dit gedeelte hecfe lich , met het witte kleedt aan, geplaatſt in de Schriften der kinderen Gods ; en werpt rontom ſich met woorden ; als een bedelaar met ſtenen doet onder de honden , dan eens een quaden , en dan eens een goeden , treffende; Die nu getroffen wordt , laat ſulx ſtrax blyken : daar op vallen de anderen terſtondt ook op hem aan , en byten hem . Aldus is’er een gedurig gebyt, verwarring, laſtering, en gevecht met de letteren en woorden der H. Schrift ; ende niet anders als een uit
wendig bedryf, daarmen Godt door meent te dienen , en genade te be komen . Waarlyk , een louter offer Cains . Cains Kerk is maar alleen in de uitwendige Wereldt, daar quaadt en goedt onder malkander in vermengt is. Sy bouwt op , en breekt af; en is niet anders als een figuur , na Gods liefde en toorn geformeert. Dat het ene gedeelte opbouwt , en heilig noemt; dat breekt het andere wederom af, en laſtert het. Met de ene mondt bouwe het ; en met de andere ſmyt het He is alte om ver : wat de ene ſcbynheilig proft, dat laakt de andere. famen niet anders , als een verwart Babel , van quaadt en goedt onder malkander vermengt : een wonder van de Natuur , en de tydt. Deſe lo pen alle te gelyk in hare Ordens, die fy felve hebben verlonnen : en elk yerlaat
M
A
G
NU
M.
TIT
verlaat ſich op ſyn Orden , die hy heeft aangenomen . Aldus offeren fy de letteren en woorden der H. Schrift op voor Godt , nevens het werk ha rer handen : en willen hier door voor hem van buiten aangenome kinde
1
ren fyn. Sy menen , dat Godt haar offer ſal aanſien; en hare ſonden maar met een woordt ſprekens aan haar vergeven : gelyk als een Heer aan een boosdoender het leven uit genade ſchenkt. Sy hebben , in haar letterlyk offer , en in het werk harer handen , ſo een onafmetelyken overvloedt van genade te ſamen geſchraapt : dat haar leren en daar na te luiſteren voor den allerheilichſten weg gehouden wordt; en de beſte van allen , om falig te kunnen worden. Darom die deſen haren weg daar voor niet er kent ; op het allerhoogſte cert ; en ſich ſelven daar volkomen aan onder werpt: dien laſtert , vervolgt , en doodmen ; of men houdt hem ten minſten voor een Ketter, Abels kinderen in Chrifto hebben een ganſch anderen Godsdienſt. Sy wonen wel onder de kinderen Cains ; ſy verſchynen ook wel onder baar Or den , en by haar offeren : maar ſy offeren aan Godt een benauwt hert , en verſlagen gemoede ; met een ganſche omkering , en waar Berouw over de fonden , die ſy begaan hebben. Sy gaan uit hare Ikbeide en Selfheide , dat is, uit alle eigenheidt ; en ſcheiden ſich tenemaal afvan alle ſchepſelen , met een geeſtelyk opofferen van haar wil. Sy fterven haar Ikheidt af , in den en doodt Chrifti ; en worden als de kinderen , die nergens van weten niets willen noch begeren , als haar Moeder alleen , die haar gebaart heeft. Sy werpen ſich ſleches in haar ſchoos : hoe die het ook met haar maakt; das
nemen in alles met lydſaamheidt aan.
Want haar inwendige wil is defe uitwendige Wereldt , met al haar pronk en praal , volkomen afgeſtur ven . Sy achten ſich felven de grote Genade Gods , die hy aan haar doet, tenemaal onwaardig ; en hebben gedurig niet anders voor ogen , als haar ydelheidt. Al wathaar vleeſch begeert ; daar is de inwendige geeſtelyke wil ganſch tegen , en een vyandt van : evenwel ſo kunnen deſe twec , in deſen tydt , niet geheel noch van malkander geſcheiden worden. Haar ganſche handel en wandel door deſe Wereldt beſtaat nergens an ders in ; als in Boete te doen : want de fonden en onreinicheidt treden baar gedurig onder de ogen.
Daar is in haar een onophoudelyke Arydt van
het vleeſch met de aardſche begeerte , tegen de godlyke begeerte; en van de godlyke begeerte tegen de luft van het aardſche vleeſch. Want de godlyke begeerte vat haar ſelve in Gods genade en barmherticheidt; en ſet haar in bet middelpunt van een werkſaam leven. Sy dringt door het aardſche le ven , dat een luſt tot valſcheidt heeft ; en ſlaat de valſche luft ganſch ter neder : daar door komt dan die aardſche luſt in grote treuricheidt ; als fy den
112
M
Y
S
T
E
R
I
UM
den welluſtigen , prachtigen, en ſchoonſchynenden , loop deſer Wereldt aanſiet: ende haar ſelve lo dwaas bevindt ; dat fy verlaten moet , waar in ſy haar grootſte vreuchdt en vermaak kon ſcheppen. De Duivel komt'er ook aanſtonds by , met fyne aanvechtingen ; en voert fyn begeerte in die valſche luft . Hy vertoont aan haar het heerlyke Ryk deſer Wereldt; en ſcheldt haar Voornemen voor een valſchen waan : darenboven hitſt hy noch een groten hoop godloſe Menſchen tegen haar op , die ор haar aan vallen , met ſpotten , ſmaden , en verachten . Waar door de hemelſche
glans en godlyke begeerte haar ſelve dikwils verbergt, en als verlieft : want Chriſtus wordt in de woeſtyn gevoert ( dat is , het kinde van de Jonk vrouw , met den Geeſt Chriſti begaaft ) en wordt aldaar verſocht van den Duivel , van Gods toorn , en van de vleeſchelyke Geelt deſer Wereldt. De Geeſt Chriſti verbergt ſich ook meniginaal : even of het nu tenemaal gedaan was , met het kindt van de Jonkvrouw . A Isdan treedt de Duivel toe; en brengt den Menſch in twyffel, aangaande fyn kindt van de Jonk . vrouw : even als of het tot noch nooit geboren was. Het kinde van de Jonkvrouw wordt in de woeſtyn verborgen. Daar Staat dan de arme gevange ſiel , in grote treuricheidt : ſy ſucht , klaagt, en ſchreeuwt , tot Godt ; en wil het dierſche beelde geenſins beminnen : maar ſy verheft haar , als met een groten form , in het lichaam ; ſoekt de poorten der diepte, in haar oorſpronk; en dringt met geweldein hetWoorde in , dat haar tot een ſchepſel heeft gemaakt. In dai Woorde verſinkt , als een machteloos en willelooos kindt, ren opfiche van haar ſelve; begeert haar eerſte Moeder, daar de eerſte fiel uit geboren is , tet haar Voed fler ; maakt haar, in de ſchoot deſer Moeder, ganſch willeloos ;gaat aan haar borſt leggen; enſuigt haar liefde en genade in haar ſelve in ; ende laat die Moe der voortaan alles met haar doen , wat haar behaagt. Dit mag met recht den naam dragen van de Selfheidt in ſich af te ſterven , nevens ſyn eige luſt en begeerte ; ende in fich , ten opſicht van de wil der fiele , worden als een kindt : volgens dit ſeggen Chriſti: Indien gy u niet omkeert , en wordt als de kinderkens; to fuligy Gods Coninkryk nimmermeer aanſchou . wen . Want de Selfheidt, en het eigenſinnig vernuft in de luft des Vlee ſches , kan dat Ryk noch fien , noch proeven. Uit ſodanigen ernſtigen ingeven , en afſterven , van onfe eige wil in Gods barmherticheidt, komt het kindt van de Jonkvrouw wederom te voorſchyn, uit de woeſtyn, met ſyn heerlyke Perelboompje , voorſien met ſeer ſchone niewe vruchten . Want op deſe wyſe moet het , in het vyer van Gods toorn , beproeft en geloutert worden : op dat de walgelyke grouwel van de ingevoerde aard Iche wil daar in verſterven mag . Want
M
A
G
N
U
M.
113
Want de vyerige fiel , als het eerſte Principium , ofBeginſel , hangt aan den bandt der uitwendige Wereldt; en voert Itects gaern yets van de ydel heidt deſer Wereldt in haar in : waar door het kindt van de Jonkvrouw ( 't geen uit het weſen der engelſche Wereldt is voortgekomen , dat is , uit de weſenheidt Chriſti ) beſoedelt , verdonkert , en overdekt , wordt: om die reden moet het aldus op nieuw gereinicht en ſchoon gemaakt wor den. Daar waayt over dit kindt ſo menigen ongeftuimigen winde van droefbeide , verdrucking , en grote benauwtheidt ; en het moet gedurig Syn , als een uitvaagſel deſer Wereldt : dewyl fon Ryk niet van deſe We reldt is. Even als Chriſtus ook ſprak tegen Pilatus : Myn Rykis niet van deſe Wereldt. Doch dit heeftmen ook onfeilbaar te verwachten. Wanneer de ſchone Dageraadt, in het kinde van deJonkvrouw , aanbreekt, en de Morgenſter opgaat : ſo wordt het uitwendige leven , ſelfs in deſen tydt , doorſiraalt van het licht ; en geeft haar ſelve over in gehoorſaamheidt, aan het inwendige leven , als een dienſtmaagde en werktuig van het in> nerlyke weſen . Cap. 28 : 25. . . 41. ĆIII . Sonder Gods berouwen , is er geen recht Berouw in ons over de ydelheidt: dewyl de natuurlyke Geeſt ganſch geen begeerte heeft tot Be rouw . Ja, konby noch grimmiger en boſerson , als hy is ; lo rouw by fich felven daar noch meer in beminnen : aangeſien daar de ſterkte en het ver mogen in beſtaat van de natuurlyke Geeft. Maar het Woordt Gods , dat lich in de ſchepping mee heeft ingegeven in het menſchelyke weſen , tot een krachtig leven ; dat heeft Berouw , wanneer het bewogen wordt: om dat het ſodanigen boſen dier , in de geformeerde Natuur, aan ſich heeft. Dat Woordt ſpreekt dan : Het berouwtmy ; dat ik dit boſe dier in de Natuur geſchapen heb. Doch dit Berouw is geen los en lichtvaerdig Be rouw ; om dat hyhet ſchepſel niet meer hebben wil : maar het is een Be rouw , dat Gods hert , namelyk , het heilige godlyke Woordt, bekom mert en in beweging brengt ; ende dat ſtelt dan aan den natuurlyken geeſt cen tydt tot Boete, om in het godlyke Berouw in te gaan . Indien hy dit niet nakomt; ſo wil hy den natuurlyken geeſt met lyn boſe wil en we ſen verdrenken : gelyk als by deSondvloede geſchiede. Cap.31: 29.30. CIV. De Raven , die Noach uit de Ark liet vliegen , en niet weer quam , wyſtons de WetMofis aan , door de Natuur , die in haar Selfheidt wil blyven , en niet wederkeren wil onder de gehoorſaamheidt Gods, in warc Gelatenheidt ; maar tot Godt ingaan door haar eige kracht , en felfverdichte wegen . De eerſte Duif , die Noach uitſondt , betekent den prophetiſchen Geeſt ; die onder Moſes , dat is , onder de uiterlyke Wet en offerhan P den ,
M
Y S
T
E R
I
UM
114
den , te voorſchyn quam ; ende doorhet offeren ons aanwees , in Noachs, dat is, in Chriſti Ark wederom te keren. Deſe Prophetiſche Geeſt ging door het Ampt van Moſes door: hy vloog wel onder Moſes ; maar hy keer de , met fyn aanwyſing en verklaring , wederom in de Ark Chrifti. Ge lyk als de eerſte Duif wel in de Wereldt vloog ; maar wederom in de Ark quam tot Noach . De twede Duif met het olyfbladt, die ook tot Noach wederkeerde in de Ark , beduidt hetWoordt in het Verbondt Noachs , 't welk uit de heilige Ark Gods uitging in defe Wereldt, dat is , in onſe Menſcheidt; en brak in de Wereldt een olyfbladt af, ende bracht het aan Noach . Dat is , het brak een bladt af van onſe Menſcheidt; en nam dat in het heilige Woordt, als in den mondt Gods , even als deſe Duif het olyfbladt ; en de bracht dat bladt aan den heiligen Noach , te weten aan Godt den Va der. Dat dit nu een olyfbladt was , betekent de falving des H.Geeſtes; en dat die de Menſcheidt ſalven ſouw , ende met deſe Duif wederom in de heilige Ark invoeren , De derde Duif, die Noach liet uitvliegen , en niet wederkeerde tot de Ark, verbeeldt het Antichriſtelyke Ryk op Aarde : dat metfyn Leer wel
1
Kit de Ark is uitgevlogen ; maar met fyn geeft op de Aarde blyft in het vette gras , in de Selfheidt. Die geeſt huichelt wel voor Godt, en geeft hem goede woorden : maar de Menſch , met finnen en vernuft voorſien , wil de Wereldt geenſins verlaten , en tot de Ark wederkeren. Sy bou wen Luſthuiſen voor haar ſelven , buiten de Ark , tot welluſt des vlee ſches; ſy huichelen buiten de Ark; en willen van buiten aangenome kin deren fyn .Sy willen geenſinsin de Ark wederkeren : maar ſy ſeggen; Chri ftus is in deArk , hy heeft alles betaalt , wy hebben daarons ſelven maar alleen mee te trooſten : hy salons daar wel invoeren. Een ander gedeelte onder haar feyt ; dar lý Chriftum hebben in haar ſchynheilig werk : defe nemen de Ark mee ; als ſy uitvliegen in haar vleeſchelyke welluft. Alle des ſe Menſchen blyven buiten de Ark ; en komen nooyt wederom . Dit bete kent de derde Duif. Want het Antichriſtelyke Ryk wandelt in de ge ſtalte van duiven en ſchapen : daar het ondertuſſen niet anders is, als een blote figuur van het Ryk Chrifti ; dat inGeeſt en kracht beſtaat , ende in de Ark is. Cap. 32 : 42, 40 .
CV. Wy hebben het Beeſt , daar de Hoer op rydt , van buiten , in den ſterfelyken Menſch ; en Chriſtum van binnen , in den onfterfelyken Menſch . Die is door den doodt van de Letter doorgedrongen ; en heeft den doodt wederom tot een leven gemaakt . Darom komt het tegenwoor dig met den Menfch hier op aan . Hy moet in fich felven alle beelden van de
i
1
T M
1 A -GN
U
M ...
IIS
de letteren en woorden der H. Schrift afſterven ; uit alle vernuftelyke kena nis, en natuurlyke wetenſchap vangodlykedingen, uitgaan ; alle babyloniſche Bouwmeeſters, wat naam ſy ook dragen , verlaten ; in het enige leven Jea sus Chriſti ingaan ; en ontrent die weg nooye diſputeren , waarſe te vinden is; maar anders niet denken , als darfe binnen in hem is. Hy moet ook alles verlaten , het ſy kunſt, wysheidt, of ſcherpſinnicheidt; in ſich ſel ven alleen tenemaal enig worden ; en ſich in een ding alleen invoeren , namelyk , in Gods wil ; ende aan hem volkomen overlaten , wat hy met hem wil doen , en van hem maken. Darenboven moet hy ſich ganſch willeloos overgeven , en tenemaal in Gods barmherticheidt laten inlinken : hy moet ook al ſyn ſtuderen en leren in deſen enigen grondt invoeren ; dat hy nooit meer , in 't geen hy aan anderen leert , ofvan anderen leert, yets wil doen of feggen , als alleen wat Godt door hem wil gedaan of ge ſeyt hebben . Aldus komen alle beelden in hem te ſterven : en dan valt het leven der ſiele in het levendige Woordt; dat ſich ſelven in de Men ſcheidt op nieuw heeft geopenbaart. Want dit is het grote Beeſt, daar de Hoer van Babel in ons op rydt : dat wy ons ſelven invoerende in de beelden van de letteren en woorden der H. Schrift , daar Gevoelens uit [meden : aangeſien yder Mening een dier is. Wy moeten voor ons felven niet willen noch begeren gets te weten : maar met onfe eige wil alles fonder ophouden afſterven ; ende in alle dingen aan Godt de eer geven . Darenboven moeten wy alles aan hem wederom op dragen , wat hy ons geeft; als verſtandt, wysheidt, en ſcherpfinnicheidt: ende erkennen , dat fulx geenſins ons eigen is; maar dat de godlyke Son nit ons en door ons ſchynt ; en in ons werkt, ſodanig als het hem behaagt. Aldus moeten wy ook onſe kracht, die de godlyke Son in ons werkt , in het alge meen wederom van ons geven : fonder énig voordeel daar voor van ymande te bedingen , of genot te verwachten. Die ons uiterlyk helpt ons leven onderhouden , ſullen wy dankbaar ſyn: doch niemandt vleyen of pluimſtryken , om fyn grote macht en aanſien ; of fyn valſchen glans in dit Sonnelicht innemen. Maar het ſal even ſo al gemeen fyn en blyven , als de Sonneſchyn ſich in alles ingeeft: ende aan geen ding, dat ſterk en machtig is , ooyt yets anders meedeelt , als fyn heldere ſuiverheidt: welke met enerley kracht de Aarde en alle hare kin deren doordringt, ende aan alles leven en kracht verleent. Cap.36 :49..53 CVI . Geloven is anders niet; als fyn wil met Godt ver-enigen , en Gods Woordt en kracht in fyn wil innemen : ſo dat die twee , namelyk , Gods wil en des Menſchen wil, een ſelfſtandicheidt en weſen worden ; en des Menſchen wil tenemaal ver-enicht met Gods wil. Alsdan is hem Chriſtus, met P 2
116
M
Y
S
T
E
R
I
U
M
met fyn lyden, ferven , doode, en opſtanding , in fyn eige Menſcheidt tot gerechticheidt gerekent: ſo dat de Menſch, ten opſicht van ſyn geeſtelyken Menſch , Chriſtus ſelve wordt. Aldus trecken wy Chriſtum aan , in en door het Geloof Abrahams ; aldus worden wy tacken en ranken aan ſyn wynſtok , en Tempelen Gods. Wie anders leert; die is noch in de vaſt in malkander gevoegde onverbroke taal des ongeloofs , in de Hoerery te Babel. Dit is de rechte ware grondt onſes Chriſtelyken Geloofs: dat wy Chrie
Stum , dien Abraham toen in en door fyn geloof aantrok ; nu tegenwoor dig ook in ſyn Menſcheidt, na het wefen der hemelſche Werelde ( in het ſel ve vleeſch en bloedt ; dat aan Abraham van Melchiſedek voorgedragen wierdi, in het hemelſche broodt en wyn , als in een voorbeeldt) innemen in ons hemelſche gedeelte der Menſcheidt , en aantrecken : ja , dat tene maal innemen in ons weſentlyke gedeelte van het weſen der hemelſche We reldt, dat in Adam furf; daar in op nieuw levendig worden; in Chri ſto uit den doodt opſtaan ; en ganſch weſentlyk , met onfen geeſtelyken Menſch , in bem wonen. Dan is hy onſe eige gerechticheidt, wy in hem en hy in ons , maar een enige Chriſtus, een Godt , een Geloof, en een boom in het Paradys Gods: ende dat in de ſtam , die Godt ſelve is ; en in de kracht , die Chriſtus is ; ende in de tacken des booms , die wy Chri ſtenen fyn : een eenige boom , en geenſins twee bomen. Wy verſtaan hier den groven aardſchen Menſch niet , die vol is van het weſen en den aart der Nlange , en Gods Ryk nooit fal noch kan be -erven : maar den rechten Menſch , dien Godt ſchiep na ſyn evenbeeldt. Meeſter Wysneus van Babel moet ons recht in de ogen ſien ; om te weten , wiens geeſtes kindt dat wy fyn . Wy verſtaan hier geenſins het dier ; maar den Menſch Chriſtum , die in Adam ſturf ; uit het ſaadt A. brahams wederom geboren wierdt; den doodt de macht benam ; de Hel in den Menſch uitroeide ; den doodt in ons ombracht ; uit den doodt op ſtondt; en ewig leeft. Dusdanigen Menſch verſtaan wy door een recht Chriſten: maar geenſins kalveren , ofſen , honden , adderen , padden , en diergelyke Menſchen ; welke, met harc dieren der ydelheidt, willen van buiten aangenome onwedergebore kinderen Gods fyn. Niet een van dier gelyke dieren komt'er in den Hemel : daar komt niemandt anders in ; als maar alleen een kindt Chriſti , dat uit Chriſti vleeſch en bloedt geboren is. Cap. 39 : 8. . 10. CVII . Gelykerwys de Son den ganſchen dag ſchynt; en in allerley weo ſen ſich ingeeft, dat fyn krachtgenegen is te ontfangen : alſo klinkt Gods fem ook door alle Menſchen heen , om haar tot hem wederom te roepen , dana
F
.
M
A
G
N
U
M.
117
den ganſchen tydt haars levens. So haaſt als het ſaadt in des Moeders lie chaam geſaayt wordt ; klinkt Gods ſtem daar in , om een goede vrucht daar uit voort te brengen : in het tegendeel , klinkt ook de ſtem van Gods toorn in het weſen van de menſchelyke Selfheidt. So dat'er een ge durig worſtelen tuſſen die beiden is ; als’er is tuſſen hitte en koude. Wie van haar overwint ; die komt de vrucht toe : lang als de Menſch in deſe Wereldt leeft.
en deſe ſtrydt duurt ,
ſo
Darom ſeggen wy , met een vaſten grondt ; datmen geen beſluit al toos maken moet , ontrent de kinderen der Heiligen Gods : als ofGodt, volgens ſyn eigen Voornemen , den enen hadt voortgebracht ter verdoe menis; en ſodanig verſtokt , dat hy nooit komen kon tot de ware kinde ſchap : 'ende den anderen in Chriſto uitverkoren ;dat hy nimmermeer kon verloren gaan . Dit is een bodemloſe grondt. By de ſtammen der Hey ligen , waar in Gods Verbondt ſich heeft ontſloten en geopenbaart, na melyk , de Aarts-vaderen , Adam , Noach , Abraham , Iſaak , en Jacob , fyn altydt twederley beelden aan ons voorgeſtelt : als Chriſtus en Adam ; een goedt en een quaadt Menſch. Cain , Cham , Iſmaël, en Eſau , ver beelden den verdurven Menſch : Abel , Sein , Ifaak , en Jacob, verbeel den Chriſtum . Welke ſich ſelven in die rank der geboorte openbaarde ; en vertoonde aan de verdurve kinderen Adams als een licht , en een Pre diker , om haar te bekeren . Gode heeft on Soon geenſins gefonden ;
om de Wereldt , dat is , den
verdurven Menſcb , te veroordelen : maar by heeft hem gefonden , onder den godloſen hoop van quade Menſchen ; om haar te onderwyſen , en te roepen; ende om haar , die daar na horen wilden , ſalig te maken. Die maar een klein vonkje van het -gedlyke wefen in ſich hebben , om daar na te luiſteren ; in alle ſulke Menſchen laat haar de levendichmakende ſtem Chriſti horen , in dat kleine vonkje. Daar roept, dat is, blaaſt , hy dat vonkje aan ; op dat het een godlyk vyermogt werden. Cap.40 :66... 70. CVIII. Lieve brocders , laat u toch wel onderrechten . ' De Godi der liefde , die geenſins den doodt van den armen verdurven Menſch begeert, beeft waarlyk ſyn allerbeſte Kleinoodt, dat by in ſich heeft; ja , dathy ſel ve is, genadelyk uitgegoten over alle Menſchen : eveleens als de Son for licht verleent aan goede en quade Menſchen. Doch de godlofe verderfc ſelve dat Kleinoode in fich ; : en wil bet niet aannemen : maar neemt , in bet tegendeel, het weſen der fange in fich , dat vol ydelheidt is ; en wordt met het vyer van Gods toorn gedoopt , in de wil der Self heidt. Indien hy met fyn eige wil in Chriſti doodt inging ; en uit grondt ſyns herten begeerde, de Selfheidt en eige wil af te ſterven , in Gods erbarmen : indien P 3
Î18
M
Y
S
T
E
R
I
UM
indien hy fyn vertrouwen in Godt ſtelde ; en dacht , dat hy in deſe aard
} ſche Tabernakel niets eigens hadt ; ende dat hy, ontrent alleswat hy be ſit, niet anders was , als een dienaar Gods en fyns Naaften , ende in fyn gemoedt alle eigenheidt verliet : ſo fouw hy wel haaſt met den H. Geeſt gedoopt worden : en Chriſtum , in fyn wil , aantrecken . Maar het bo le, aardſche, tydelyke , goedt; de tydelyke eer , aanſien , en welluſt des vleeſches ; houden hem , in de Selfheidt , in het weſen der ſlange ſodanig gevangen; dat hy onbequaam is , om den Doop des H. Geeſtes te ontfangen.
1 }
Darenboven fyn de onbequame Leraars, die van Menſchen verkoren fyn , ontrent deſe ſaak , volkomen blindt ; en leren anders niet als de blo te ſchors, daar de Wedergeboorte in vervat is. Sy willen van buiten aan genome kinderen fyn : alſchoon Ty niet anders leven , als in de wil der Selfheidt. Sy willen den H. Geeſt in het eigewillige dier door Prediken inbrengen ; dat toch den H. Geeſt geenſins ontfangen kan. Sy verſtaan niemendal van den Doop , en het Avondmaal. Deniewegeboorte is aan deſe Leraars ganſch vremdt. Sy verloochenen Gods wefemrlyke inwoning in fyne kinderen ; dat is , den wárachtigen Tempel Gods : én ſy ſtaan voor de Joden , wanneer jy haar feggen füllen , wat Chriſtus in ons is , als ook de Doop en het Avondmaal , eveleens als geſchilderdeChriſtenen , ja , als loutere Afgoden. Cap.41: 43; · 46 . cix. De figuur van Abraham en Sara by Abimelech , is een krachtig voorbeeldt der Chriſtenheidt; ons klaar vertonende, hoe ſwak ſy ſouden fyn , ten opſicht van haar eige kracht; en door Godt alleen geredt wor den uit hare ſwaricheden . Gelyk als hier Abraham ſeer kleinmoedig wierdt , toen hy na vremde volkeren reiſen .ſouw ; en fyn Vrouw badt, toch te willen leggen , dat hy haar broeder was : op dat ſy hem , om ha Om ons daar door aan te wyſen ; rent wille , niet louden ombrengen. dateen Chriſten , door fyn eigen vermogen , niemendal kan verrichten ; of ſelve den Geelt Chriſti na fich nemen , die ons mocdt en kracht byſet: maar dat hy ſlechts naakt en bloot onder ſyne vyanden moet treden ; en of op fyn kennis en verſtandt : fich geenſins verlaten , op fich felven
maar louter op Gods genade alleen ſteunen . Want hy kan ſelve geenſins beſtaan : Chriſtus moet alleen in hem fyn moedt en byſtandt fyn . Gely kerwys Abraham hier voor Abimelech , ten opſicht van fyn eige kracht ,
--
twyffelmoedig was ; en gedurig bevreeſt voor ſyn leven : ende maar toe ſien moeſt ; wanneer , en op wat wyſe , Godt hem met fyn Sara wilde bewaren en beſchermen . Cap.45: 15. 16. CX. Wanneermen een Menſch fiet, dien Gods Geeft dryft, en dikwils door
1 1
M
AG
N
U
M.
119
door hem ſpreekt : ſo moet men ſtrax daar niet op vallen; en denken , dar by wat meer is als andere Menſchen : gelyk Abraham ook in der daadt niet anders was. Het eigenſinnige vernuft , in ſich ſelven angemerkt, is in diergelyke Menſchen even ſo wankelmoedig en onvolmaakt, als in an deren ; ende wat ſy van Godt weten , en anderen leren , is ganſchelyk haar eigendom niet . Gelykerwys men hier aan Abraham fiet , hoe hy, uit vrees voor ſyn eige leven , ſyn Sara , die hy uit bangicheidt verloo chende, geenſins verſchoonde : ja , al hadt Abimelech haar tot ſyn by wyf genomen : als hy maar fyn leven mocht behouden ; en het hem des te beter mocht gaan , om harent wille . Aldus beproeft Godt ſyne kinderen : om haar daar door te doen ſien ; dat ſy , ten opſicht van haar eigen vermogen , niemendal beter fyn , als alle andere ſondige Menſchen : als ook datmen op Menſchen niet moct vallen ; en haar in de plaats van Godt houden. Darom laatſe Godt ook dikwils ſtruikelen en dwalen ; ende beſtraftſe dan noch wel door haar die fy ſelve fouden onderwyſen : gelyk als hier in Abimelech te beſpeu ren is. Welke Abraham moeſt beſtraffen en ſchaamroot maken ; om dat hy fyn Vrouw , uit een geringe Vervaertheidt , niet verſchoont hadt maar haar verloochent. Of bet al komt te gebeuren ; datmen een vroom Menſch , dien Gods Geeft dryft , fomwylen eens een misfag fiet begaan : ſo moermen hem da rom ſo aanſtonds niet tenemaal wegwerpen ; en denken , dat hy geheelbuie tenſporig is , en fonder Godt : als de Wereldt doet. Maar men moetden ken ; dat Godtſ ne kinderen aldus op de proef ſtelt , onder het Cruis ; om fich felven des te beter te leren kennen : en dan gaat haar de Son weder om op. Even als hier aan Abraham gebeurde, toen Godt hem liet na Ge rar trecken ; dat is , in fyn natuurlyk vernuftig leven , waar in hy voor Abimelech ſtruikelde: aangeſien aan hem , na dat ſtruikelen , een twee voudige Son opging. Want voor eerſt leerde Abimelech hem recht ken nen , en den Heere vreſen : ſo dat hy niet alleen aan Abraham dat lande ioruimde, om aldaar te wonen ; maar darenboven noch geſchenken aan hem gaf , tot Boete van fyn beſtraffing ( gelyk alsmen de Heiligen be riſpt ; wanneermen ſelve voor Gods ſtraf bedacht is ) en aldus de Son der genade des Conings Abimelech aan Abraham opging. Ten anderen wierdt Sara ſwanger, en ging hem een tak op , uit de Stam des Verbonds , uit kracht van de godlyke Son ; en wierde hem Ifaak geboren, Om dit toch wel en recht te begrypen ; ſo moetmen acht geven : dat het Cruis altydt ſtaat by de kinderen Gods; ende dat Adam en Chriſtus ge durig by malkander geplaatſt ſyn ; gelyk als hier Abimelech en Abraham ; en
1
120
MYSTERIUM
en daar na Iſmaël en Iſaak . Even ſo ſtaat ook de vernuftige Menſch met fyn verdurve Natuur tegen het vernuft der kinderen Gods : ſo dat het ene vernuft het andere ſonder ophouden fift. Gelykerwys ook te ſien is by Hagar en Sara: die even ſo tegen malkander waren geltelt; op dat de ene de andereoeffende. Hagar ſtondt in de eigenſchap van de verdurve Natuur , dat is , in het leven Adams; en Sara in de perſoon Chriſti: op dat Hagar de natuurlyke Sara ſouw oeffenen ; en Sara , door die oeffe ning , uit het vernuft in Godt indringen: Cap. 46 : 4; . 7. ČXI. Wanneer Iſaak, dat is, Chriſtus, in een Menſch , die bekeert is , geboren wordt : ſo verwerpt de geeſtelyke nieuwgebore wil, haar eige quade Natuur. Sy verachtſe , en veroordeeltſe ter doodt : Hy ſtootſe ook uit met haar foon den ſpotter , die alles ten quade duidt ; en dat met ſodani gen geweldt , als of haar gemoedt berſten fouw . So toornig wordt de nieuwgebore geeſtelyke wil tegen de natuurlykewil met hare boosaardicheidt; dat is , tegen Ifmaël, den ſoon van de natuurlyke wil, die niet anders is, als een ſpotter , leugenaar , laſteraar, en onrechtvaerdig ,Menſch. Wanneer nu de nieuwgebore wil aldus de boſe Natuur ; met haar quaadaardige ſoon , uit haar huis na buiten geſtoten heeft ; ſo ſtaat de arme verlate Natuur in groten angſt, ſiddering , en verlatenheidt : want de inwendige heilige ſiel verlaat haar tenemaal. Dan geeft ſy haar ſelve toc ſterven over ; en gaatſe by haar ſelve dolen , inhaar eige woeſtyn : haar ſelve aanſiende als een ſottin , die nu aller Menſchen ſpot geworden is. Als nu de Natuur haar ſelve daar goedwillig toe begeeft ; dat fy te genwoordig haar Selfheidt aldus wil afſterven : en by haar ſelve ſo ver
Nagen , vertſaagt, en volwanhoop , is ; als een arme verlate Vrouw , die van alle heerlykheidt, rykdom , en ſchoonheidt, deſer Wereldt, en welluſt des uiterlyken levens , berooft is : ende ſo ſeer verſtoten van haar vorige begeerte , ja , genoegſaam tenemaal verlaten ; dat haar eige be gecrte begint te verſmachten : alsdan komt de Engel Gods tot de Na tuur, en trooſt haar ; op datſe niet ganſch den moedt ſouw verloren ge
geeft haar water te drinken . Dat is, de Engel Gods ſendt haar een getrouw Menſch toe, die haar vertrooſt in haar ſmaadheidt, en helpt onderhouden , ende ſorg voorhaar dragen . Die feit haar aan ; dat ſy niet ſterven ſal; maar tot een groot volk worden : doch geenſins in haar aan gebore erffenis , als in haar quaadaardige wil ; maar by Beerſaba, dat is, in de Verbreking , in de woeſtyn. De arme Natuur moet, in het Jama merdal , in de verlatenheidt werken ; en in haar ellende vele vruchten voortbrengen : welke vruchten de Engel wederom in Abrahams Taber nakel invoert , als een huisgenootChriſti. Cap. 46: 10. · 12 . CXII,
MAGNU. M.
121
CXII. Wanneer een Menſch , gelyk als Abraham , in en door den Geeſt Chrifti wedergeboren wordt; ſo denkt by dikwels , dat hy tenemaal nieuw geworden is; en kent fich ſelven noch niet recht. Als onkundig ſyn de; dat hy noch de hoerachtige egyptiſche dientmaagdt, met haar sporach . tigen foon der ydelheidt , in ſyne armen heeft. Als het nu gebeurt, dat deſe ſpotter Ismaël, de ſoon van de dienſtmaagdt, dikwils uit hem voor den dag komt ( 't geen ſomtyds ook wel geſchiedtſonder ſyn wil , en bui ten lyn voornemen ) en Sara , de vrye Vrouw , dat is , enige vrome ge moederen , daar Godt ſulx aan te kennen geeft , hem daar over beſtraf . fen ; ja , menigmaal boosaardige Menſchen hem ook daar over beriſpen : ende datmen tot hem ſeit ; deſen ſpotter moctmen ten huis uit ſtoten : fo wil Abraham , dat is , de vrome Menſch , daar niet gaern aan . Hy wil geenſins beriſpt ſyn : en weet noch niet ; dat hy, den ganſchen tydt ſyns aardſchen levens , in Gods Gericht ſtaat ; en dat alle ſyne woorden en werken dagelyx moeten beproeft en geoordeelt worden . Hy wil noch dik wils den weg van rechtvaerdiging inſaan ; ſyn ſaak verſchonen , ja , noch gepreſen ſyn : daar by ondertuſſen vergeet ; dat hy de egyptiſche dienſt maagdt , met haar ſpotachtigen foon , noch in ſyné armen heeft : welke ſomtyds met deſe en gene woorden komt uitkyken , om yets te misduiden , en averechts uit te leggen ; ende fich felven heel fyntjes weet te verdecken onder een ſchynheiligen mantel. Maar de vrye Sara ſtoot deſen foon ten buis uit : dat is , de Geeſt Chriſti verſtoot hem na buiten toe , door den monde van andere Menſchen. Dat meent die vrome Menſch dan onrechtvaerdig te fyn :
dewyl die
woorden uit fyn lichaam geboren fyn , en uit fyn Gemoedt voortgeko men . Doch de Heere ſeit tot hem, door den Geeſt der ootmoedicheidt Chriſti : Laat het ntoch niet qualyk gevallen ; dat de Menſchen uwe woor den beriſpen , en uw arbeidt verwerpen. Luiſter na Sara , dat is , na de godlyke ſtem ; en ſtootfelve uit u weg , wat enigſins van u ten quade ge Sproken of misduidt wordt. Want in Ifaak , dat is, in uw allergrootſte oot moedicheidt, ſal n het ſaadtgenoemt worden : daar de Geeſt Gods metſyn liefde werkt, in uwe woorden en werken , maar geenſins in uw uiterlyke Self heidt , en eigenheidt van het vernuft , daar de foon van de dienſt , maagde in ſpreekt en werkt. Darom moeten de kinderen Gods deſe figuur wel betrachten: en den ken , dat alles , wat uit driftige hertstochten en genegentheden geſproken of gedaan wordt , het ſy tegen goede of quadeMenſchen , maar alleen door den ſoon van de dienſtmaagdt geſchiedt. Dat moet alteſamen voor het Gericht beproeft ; en ſo wel van quade als goede Menſchen geoordeeld worz
122
MY'S TERI U
M
worden : dat moet , door een menichte van goede en quade tongen , ver ſtoten en weggeworpen worden ; alwaar dan een yder fyn vonnis ontrent velt. WantGodt oordeelt op der Aarde , in het uitwendige weſen , door Menſchen ; ende dat alſo wel door quaden , als door goeden . Abraham nu , dat is , de vrome Menſch , moet het ſich geenſins qua lyk laten gevallen ; alsmen fyne woorden en werken aldus beproeft en ver oordeelt : maar denken ; dat fyn godlyk faadt alleen in liefde en ootmoe dicheidt kan geboren worden. Als ook dat alles wat hy , met een drif tige genegentheidt, oordeelt, ſpreekt, of doet, wederom voor het Ge richt verſchynen moet, en daar beproeft en geſuivert worden : gelyker wys Hagar met haar ſoon Ismaël. Wanneer dat nu van de Menſchen aldus veroordeelt, en na buiten geſtoten is ; komt de Engel Gods eerſt te voorſchyn: en die roept den natuurlyken Menſch dan toe; dat hy toch , in dit Gericht, den moedt geenſins wegwerpen ſouw , en vertſagen ; maar het ſich wel laten gevallen , dat ſync woorden en werken aldus geoor deelt worden . Cap. 40: 75. . . 28. CXIII. Gelykerwys Íſaak, in Chrifti figuur , voorgeſtelt wierdt; als of by de offerhande fyn fouw : alſo moet yder warachtig Chriſten , met Iſaak, in Chrifti figuur ingaan f ; ich gewillig in Chrifti doodt begeven ; fgne fonden met fyn wil, door den Geeft Chrifti, binden; op den altaar Chriſti opoffe. ren ;en vrywillig de fonden begeren afte ſterven. Alsdan komt Godsftem ; even alsfe tot Abraham quam ; feggende :
Doe aan de Natuur , dat is,
aan uw foon , niemendal; nu weet ik, dat sy Godt gelooft. Doch het moet fo ver met den boetvaerdigen fondaar komen ; als het hier quam met Abraham en Iſaak : daar Ifaak alreets, gebonden lag op het hout; en Abraham het mes vatte , om hem te ſlachten. Gewiſelyk , het moet volkomen ernft ſyn. De fondige Menſch moet de fonden , mei ſy ne finnen en gemoede , tenemaal vaft binden : by meet fich ganſchelyk'in bet Proces ingeven ; dat by nu tegenwoordig alle ſonden wil afſterven ,en in Chrifti doodt opofferen , met een vaſt geloof en waar vertrouwen opGodt: by moet , met Abraham , bet mes ook in de handt nemen ; dat is het werk der ernſtige Boete , tor afſterving der fonden , volkomen in fon Ge moedt vaft ſtellen uit te voeren . Tot het doen moet het komen ! Men moet niet alleen voor den altaar treden , en feggen ; Ik ben een fondaar ; Godt heeft Chriftum voor my opgeoffert : en ondertuſſen de ſondige wil in ſich blyven behouden . De Menſch moet de ſonden , in Chrifti doodt , vaſt binden ; en ſich ſelyen geheel en al , fo veel in fyn vermogen is , op deſen altaar des brandoffers leggen , boven op het hout. De bole aardſche wil moet gebonden worden ; met ernſt over gegeven ;
ор
1
M
A
G ' N ': U '. M : 123
op Gods altaar in Chrifti doodt gewurpen ; en in Chriſti ſterven mee opgeoffert, worden. Men moet niet alleen den boosaardigen ſchalk troo ften , en met Chriſti doodt kittelen ; feggende : Godt neemt de fonden van ons weg , uit kracht van de Voldoening Chriſti : daar hebben wy ons alleen mee te vertrooſten ; en dat behoeven wy maar van buiten aan te nemen. Neen , neen ; dat geldt niemendal. Wy moeten de fonden in Chris ſti doodt ook met hem afſterven ; Chriſti offer in ſyn doodt aantrecken ; als een gehoorſame Iſaak, door Gods erbarmen , met den Geeſt en wil Chriſti, in Chrifto met hem en in hem opſtaan ; fo dat Godt ſelve ons, van den al taar des fondoffers , met Iſaak in Chrifto rechtvaerdicht. Dit is de warachtige offerhande , in de figuur. Iſaaks : maar geenſins als Babel ons leert. Het moet ernſt fyn ; en niet alleen trooſten : maar men moet , met Abraham , Godt gehoorſamen. Dan trecken wy eerſt Chriſti lyden en ſterven recht aan : dan geldt alleen Chriſti doodt in ons : en dan heet het eerſt; gyfyt uitgenade ſalig geworden , door de verdienſten Chri ſti. De wil der Seifheidt bereikt dit ganſch niet : maar de wil , die in den doodt Chriſti ingaat en ſterft. Tot het ſterven van onfe eige wil moet het komen : ſo dat de wil der fiele recht gram wordt tegen de fonde , die in het vleeſch woont; dat is, tegen de luft van het vleeſch ; en dat ſy geſlage vyanden worden. Chriſti doodt kan anderſins aan niemandt enignut doen , of voordeel toebrengen . Cap.48 :21. 24. CXIV. Wanneer de Menſch fyn Self heidt, dat is, fyn eige wil, of fyn ſoon , tenemaal overgeeft ; en ſich ganſchelyk bereide heeft, tot het ( terven inden doodt Chrifti ; ſo wordt de Natuur des Menſchen bedroeft, en vangtſe aan te treuren : dewyl ſy dan haar Recht verloren heeft. Also dan roept de Geeſt Gods in en door de fiel heen : Doe uw Natuur geen leedt: nu weet ik, dat fy haar aan my heeft overgegeven ; als ook , dat de fiel het ſo volkomen in en met my wil wagen , dat fy ſelfs het uiterly ke leven ook , om mynent wille, verlaten wil, ende haarwilaan my over geven in gehoorſaamheidt. Gelykerwys Abraham hier fyn wil tenemaal aan en in Godthadt overgegeven ; en nu gereedt ſtondt, om alles te doen , wat Godt hem geboden hadt. En gelyk als Abraham fyn ſoon niet verſchoonde ; maar in den doodt wilde overgeven : alſo verſchoonde ook Godt ſyn Soon niet ; maar gaf hem voor ons over in den doodt. Op deſelve wyſe moeten wy , noch ons ſelyen , noch onſe wil , verſchonen ; maar alles liever willen verlaten , wat onſe eige wil beſeten heeft en bemint; ende al het tydelyke weſen , om Gods wille , gaern afſterven : al was het een Coninkryk, of Vorſtendom ; tydelyke eer , of goedt ; ofte wat het ook weſen mag , dat onſe beminde foon Q 2
124
MY ST ER
I UM
foon is. Een Chriſten moet alles , wat het ook weſen mag , in fyn gemoede overgeven ; en oordelen , dat hy daar ontrent niet anders is, als maar een dienaar : het tydelyke leven moet hy ook geenſins houden voor ſyn eigendom ; maar met fyn gemoedtvan alleſchepſelen uitgaan. Alsdan leit hy, met Iſaak, gebonden op het hout van den altaar des brandoffers; en wachi, met Abraa ham ,, op Gods ſtem van den Hemel: die hem dan ook toeroept ; ende de ftem en monde ſons levens wordt. Dit heet eerſt recht, met Abraham aan Godt geloven ; daar Godeſelve in den Menſch gelooft : en dan ſpreekt Godt ook tot hem ; Nu weet ik , dat gy Godt vreeft , en op hem alleen Want dan verſinkt de wil des Menſchen , in het allerlouterſte weſen Gods. vertrouwt. Cap . 48:26. 27 . CXV. Als de ram geoffert wordt , die in de doornen verwart was ; dan Siet de Geeſt Gods door de Natuur : eveleens als de Son door een glas ſchynt; of het vyer een ſtuk yſer door en door gloeyendt maakt. Darom moet de Menſch ſo dwaas niet fyn ; dat hy ſyn eige leven tenemaal ſouw willen afmartelen , in fyn Boete en wederkering tot Godt ; ende in het vyer des doods ganſch opofferen , ſonder Gods uitdruckelyk bevel : maar alleen de ſonde , en de eige liefde der ydelheidt. Hy moet dien ram al leen opofferen ; en fyn Natuur geen leedt altoos aandoen. Hy moet ſich ſelven niet ſlaan , noch geefſelen : hy moet in geen hol kruipen , en fyn lichaam laten verſmachten van honger en dorſt . Neen , neen : hy moet Gods beeldt, uit ſyn eigen voornemen , geenſins in den doodt overge ven ; maar dien ram alleen . Hy verdient niemendal, door ſich ſelven te plagen : want Godt heeft fyn hert daar aan te koſt geleit; dat hy ons van allerhande plagen verlofſen ſouw. Wanneer de fiel, met de rechte Natuur , haar van den ram des vlee ſches heeft afgekeert; ſo moet ſy dien ram aan den doodt Chrifli opofferen : maar ſy moet ſelve, met grote ootmoedicheidt , in Gelatenheidt voor Gode blyven ftaan . Sy moet haar ſelve niet meer afmartelen , met twyffelingen, of andere uitwendige handdadiсheden. Sy moet aan de Natuur haar no druft verſchaffen ; en haar ſelve nergens door kronken : want ſy is Gods Tempel en evenbeeldt. Maar ſy moet den ram des vleeſches ( dat is, de eigenſinnige luft van het boosaardige vleeſch , en de begeerte tot de Selfheidt deſer Wereldt) alle uren doden . Al is het vleeſch daar nu wat ongeruſt over ; als het verlaten moet , dat het gaern hebben en houden fouw : dat moet de rechte Natuur en de fiel haar geenſins aantrecken ; en ook ſo ſeer niet ſorgen , waar dat het vleeſch , 't geen het tot onderhoudt no dig heeft , van daan ſal krygen. Dat moet de Menſch aan Godt bevc len ; en fyn beroep naerſtig waarnemen , als een dagloner in den dienſt fyns
.
M
A
G
N
U
M.
125
fyns Heeren ; ende Godt alleen verder laten ſorgen , wat hy aan den ram geven wil. Cap. 48 : 30. • 32 . CXVI . So haaltals in den boetvaerdigen Menſch het Oordeel vaſtge ſtelt is over den aardſchen Menſch : ſo dat de fiel de boosaardige wil des vleeſches , dat is , de wil van de dierſche fiel, verwerpt ; en voor het Ge richt ſtelt, om ter doodt veroordeelt te worden ; ende haar ſelve ganſch
aan en in Godt overgeeft: ſo ſweert Godt aanſtonds in Chriſto Jelu den • eedt, die hy aan Abraham ſwoer , in de fiel; en ſtelt haar tot een Vorſt over hare vyanden , dat is , over de hoogmoedige Duivelen ; en tot een Rechter over haar allen : ſo dat de fiel alsdan volle macht bekomt , om haar te verdryven. Cap. 48 : 34 . CXVII. Het voornaamſte wat de Menſch doen moet beſtaat hier in . Dar by ficb , met een vaſt geloof en volkomen vertrouwen , aan Godt moet overgeven ; fich fil houden ; en Gode in fyn gemoedt laten werken. Hy moet ook ſyn eige Natuur leren in toom houden , en tot Godt voeren : op dat ſy , in alle dingen , maar mag begeren Gods werktuig en dienſtmaagde te fin ; ende anders niet willen doen , als 't geen ſtreke tot de godlyke opene baring in de wonderen van de Natuur , tot beſchouwing dergodlyke Wys. heide: ende darentegen des Duivels eigenwillicheidt , en alle begeerte tot Selfbeidt , verwerpen. Cap.48 : 39. CXVIII. Als de Menſch ( wel te verſtaan de inwendige jonkvrouwe. lyke geeſtelyke Menſch ) met Chriſto ondertrouwt is ; gelyk Rebekka met Iſaak : dan eet Godt van de wil en de woorden des Menſchen ; en de Menſch eet insgelyks van de wil en de woorden Gods : dan ſitten ſy ter maaltydt by malkander ; en dan heet het ; Die n hoort , hoort my.
Want die ſodanigen Menſch van Godt hoort leren en ſpreken ; hoort Godt ſelve leren en ſpreken : aangeſien ſy beide ſpreken door de kracht der welriekende ſpeceryen des H.Geeſtes ; en met malkander eten van het grote Avondmaal jeſu Chriſti. O ! wat een heerlyke Maaltydt wordt'er gehouden ; daar deſe Bruiloft in den Menſch gevyert wordt. Geen Cananites, ofMenſch der fange , is dit waardig te weten ; veel minder te proeven : hy wordt ook in ewi cheidt niet gewaar; wat voor ſpyſen aldaar opgedragen worden ; noch wat
i ?
voor innerlyke vreuchdt aldaar gepleegt wordt ; waar Chriſtus en Jonk vrouw Sophia Bruidegom en Bruidt fyn; en de inwendige met de uitwen dige Gel by de Bruidt ter tafel ſitten ; ende deſe Maaltydt met haar eten . Dit geven wy maar alleen te overwegen aan de kinderen Gods , die daar by fyn geweeſt : geen ander Menſch in deſe Wereldt verſtaat het , of weet hier yets yan . Cap. so: 49. so.
Q3
СХІХ ..
126
M
Y
S
T
E
R
I
UM
CXIX. Wanneer Chriftus met Jonkvrouw Sophia ondertrouwt is , dat is, met de inwendige Menſcheidt ; ſo klinkt aanſtonds daar na deſé ſtena Gods in de fiel: Ik wil met de Jonkvrouw van n wegtrecken . Het is ge
1
durig; als of hy so ſtrax wilde opbreken , en van den Menſch weggaan, Alsdan moet de arme fiel fonder ophouden bidden en ſmeken ; dat hy toch noch wat langer by haar wil blyven : doch die ſtem klinkt fo menigmaal op o nieuw ; houd my toch niet op ; ik moet myn reis na myn Heer vervorderen: Sy ſyt quaadt en fordig ; ik mag niet langer by n blyven. Dan roept de are me fiel de Jonkvrouw ; dat is, Chriftum met ſøn Bruidt ; en maakt haar de toelegging en belofte van fyn dierbaar woorde indachtig : dat alle da . gen , tot aan het einde der Wereldt, geſeit heeft by ons te willen blyven , en woning in onsmaken. Aldus wordt die reis , van den enen dag tot den anderen verſchoven : en evenwel vertrekt Chriſtus met fyn Bruidt na ſyn Vaderlandt, namelyk in het twede Beginſel ; maar de Bruiloft wordt in alle drie Principia ,of Beginſelen , gehouden . Cap. ço: 52.53 . CXX. Het is een ſeer ſchone figuur ; dat Rebekka , met Abrahams knecht reiſende, Iſaakſ op het velde ontmoete. En hoe ſy, ( hem gevraagt hebbende , wie die Man was ; en hy haar geandwoordt , dat het fyn Heer Iſaak was ) aanſtonds daar op van haar kameel nederdaalde ; den mantel voor hare ogen hieldt; en haar voor hem ſchaamde : ende hoe Iſaak haar ontfing, en in de tent van fyn Moeder voerde. Wanneer de inwendige verſturve Menſcheidt het edele Kleinoodt ver krygt; dat ſy, in en door den Geeft Chrifti, wederom levendig wordt Chriftum , haar Bruidegom , in haar ſelve komt te fien : fo valt ny , met de ui terſte ootmoedicheidt , voor Gods heilicheidt ter aarde, als Rebekka voor Iſaak ; en ſchaamthaar, dat hy ſo langen tydt heeft in den dierſchen Menſch gevangen gelegen ; ende dat ſy, een Coningin geweeſt ſynde, baar Coninkryk in Adam
heeft verloren. Dit beweegt haar ; om haar aangeſicht te bedec
ken , voor de klaarheidt Gods, en haar ſelve ſo ſeer te verootmoedigen. Maar Chriftus neemt haar in ſyne armen ; en voert haar in ſyn Moeders tent : dat is , in het weſen der hemelſche Wereldt, waar uit by met fyn hemel. fche weſen is uitgegaan ; en daar wordt ſy ſyn Vrouw . Aídaar wordt Iſaak recht getrooſt over fyn Moeders doodt, dat is , over de verſturve lyfmoe der in de Tinctuur van Venus, die in Adam geſturven was : welke hy hier tegenwoordig wederom , in Jonkvrouwelyke kuiſcheidt , bekomt tot fyn Huisvrouw . Cap .50: 54.55 . CXXI. Gelykerwys Abraham de kinderen van Kethurah niet ver ſchoonde ; maar verſtiet: alſo moet een Chriſten ook fyne kinderen , dat is , fyn eigeluk en begeerte , met alles wat daar aan vaſt is, niet verſchonen; maar
1
127
M.
U
N
G
A
M
3
maar met fyn verſtandt uit den waren Tempel Chriſti , dat is , uit het godlyk geſchenk , alle dagen en uren verſtoten , en den ouden Adam crui cigen. Indien dit niet geſchiedt; ſo cruicigt de eigewillige oude Adam Chriftum binnen in ſich ; en dan moet Chriſtus wederom aan het Cruis
1
hangen en gedoodt worden. Cap.51: 21. CXXII. Onſe fiel woont , in de tydtdeſes aardſchen Tabernakels, ſo . danig geenſins in den ſpringbron Gods; dat ſy die bron , in en door haar Selfheidt, vatten en vaſthouden kan. Maar gelyk als de Son door het glas heen ſchynt; en het glas darom cvenwel niet verandert wordt in de Son: maar alleen woont by de glans en kracht van de Son ; en de Son door haar laat ſchynen en werken: alſo gaat het ook , in deſc tegenwoordige tydt , met de fiel. Doch gelykerwys de Son fyn Tinctuur in het weſen der me talen, of bergwerken, ingeeft, en het weſen der metalen insgelyx haar be geerte in de Tinctuur van deSon ; ende aldus uit deſe twee het ſchone goudt geboren wordt: even ſodanig moetmen het ook verſtaan , ontrent de fiel en de ſpringbron Gods. De Godheids woont in en door de fiel; doch de fiel begryptſe niet, door haar eige macht, alſofe.een ſchepfel is : maar het oog , of het licht Gods, met de heilige Tinctuur der liefde van den glans des lichts , geeft ſich in de begeerte der fiele in . Want de begeerte der fie le is het Fiat ; dat de kracht van de heilige Tin & uur der liefde in haar felve vat, en tot een wefen maakt. Aldus wordt uit de godlyke Tinętuur, of de begeerte van den bron der liefde, die uit den Bron van den levenden en fienden voortkomt, en uit de begeerte des geloofs van de fiel , een enig weſen : wel te verſtaan een geeſtelyk weſen. Dat geeſtelyke weſen is deinwendige nieuwe Menſch ; als een nieuw huis of woonplaats van de fiel , waar in ſy woont , na de inwendige hemelſche Wereldt ; en de naam van dit weſen heet Sophia , dat is , de Bruidt Chrifti , en de Menſcheidt Chriſti : waar in de edele fter Jacobs, van de hoogwaardige naam Jefus , een helderſchynendt licht is ; daar de fiel Godt door fiet en kent. Cap.52 : 3. . 6. CXXIII. Door de mismoedicheidt, onverduldicheidt, en onwillicheidt, van Rebekka; die haar deedt heen gaan , om den Heere te vragen : wa rom in haar ſodanigen ſtrydt was , en dekinderen malkander ſtieten : wordt ons dit aangeweſen. Wanneer Chriftus fich , in de Adamiſche Natuur, in den Menſch openbaart; ſo neemt de ſtrydt tuſſen defe twee Ryken ſtrax een aanvank : namelyk , tuſſen het Ryk des Duivels, in het Ryk van Gods toorn in het weſen der ſange ; en tuſſen het Ryk Chrifti: Alsdan vermor felt Chriſtus den kop derfange ; waar door een grote onruft onſtaat in her gemoeder want do pangfteekt Chriftum , dat is , de niewe geboorte, in de
128
IUM
MYSTER
de verſſenen ; en aldus gaat het foten met voeten aan , als een jammerlyke dwang . Dan ſpreekt het vernuft, met Rebekka , in het gemoedt : indien my ditſtondt over te komen ; warom ben ik dan ingegaan in de godlyke bea ſwangering, in de Boete? immers ben ik daar door maar tot onruſt geko men ; en ſo wel voor de Wereldt, als voor myn eige vernuft, een for geo worden. Daar gaat deſtrydt dan aan, en hetvertreden des Sathans met voe ten , in het gemoedt,verſelt met angſt en ſmert: waar door het gemoedt niet weet , waar het fich keren of wenden ſal: maar loopt in de Boete ; en vraagt den Heere , warom het aldus met haar gaat. Dan vertoont de Heere aan den Menſch , in fyn eige taal : dat Chri. ſtus tegenwoordig in hem in de Hel ſtaat; en het Roofneſt des Duivels beſtormt: ende dat daar door in hem ſodanigen ſtrydt en opruſt is. Hy wyſt hem ook aan ; hoc fyn vernuft , en de Adamiſche Natuur , als het grootſte gedeelte fynslevens , verbroken moet worden : ende dat hy ſich tenemaal, met ware Gelatenheidt, moet begeven in het Proces Chriſti; onder fyn Cruis laten verſinken , met deuiterſte ootmoedicheidt; en ſich ſelven ganſch vreindt worden , ja , ſyn eige vyandt ; ende met fyn ver nuft, en Adamiſche wil, die in hem de grootſte is, ingaan in fyn Nic ticheidt. Als die geſchiedt; ſo wordt Elau , dat is , de Adamiſche Na tuur , wel geboren (welke altydt eerſt te voorſchyn komt ) maar Jacob , dat is , de Geeſt Chriſti, volgt hem aanſtonds na ; beneemt Eſau het Ryk en de macht ; ende maakt de Natuur tot fyn knecht. Aldus moet Eſau , dat is ; de Adamiſche Natuur , dan Jacob , dat is , den Geeſt Chriſti, die nen . Cap. 52: 31. . 33 . CXXiv . Iſaak wilde den dierſchen Menſch in Efau ſegenen ; maar Godt wilde het niet toelaten : dewyl de godlyke ſegen aan Chriſtus alleen toequam . De verdurve Adam was ook niet bequaam , om Gods ſegen te ontfangen; of Chriſtus moeſt alvorens deſen ruigen dierſchen huidt over ſich heen decken ; dien Adam hadt aangetrocken :gelyk als Jacob niet ge ſegent kon worden ; of hy mocſt, in deſen ruigen dierſchen huidt, voor fyn Vader ſtaan. Godt de Vader ſtelde fich onſe ellende , in fyn Ver bondt in Chriſto , voor ogen , in onſe arme aangenome Menſcheidt. Want Chriſtus moeſt in onſe Menſcheidt ingaan; in onſe ruige onorden telyke geſtalte wandelen ; en daar in onſe doodt der dierfche eigenſchap verbreken: gelyk geſchreven ſtaat ; Hy nam al onſe krankheidt op fich . Want gelyk als Iſaak ſyn foon Jacob aangreep , en in den ruigen huide betaſte ; om te vernemen , of het fjn eerſtgebore foon was,aan wien de ſegen toequam : alſo greep Godt de Vader ook het weſen ſyns Soons Chriſti aan ; en voelde, of de Menſcheidt Chriſti het eerſte beelde was , dat in Adam was
M
A
G
N
U
M.
129
wasgeſchapen. Waar uit de grote ang Chriſtiaan den olyfberg ontſtonde, die hem bloedig ſweet deedt ſweten : daar de Propheet van feit ; Hy lade op fich onſe ſmerten. En gelyk als Iſaak van buiten niet anders aan Jaacob vondt , als Eſaus huidt ; en van binnen Jaacobs ſtem hoorde ; ende al evenwel hem ſegende in de plaats van Eſau , als of het Efau ſelve was : alſo vondt Godt de Vader ook aan Chriſtus onſe ruige menſchelyke ei genſchap ; en hoorde Gods ſtem van binnen in hem klinken ; ende merk te , dat het godlyke hemelſche weſen onder onſe aangenome Menſcheidt van binnen verborgen was. Om deſe reden ruſte Gods ſtem ook op hem , aan de Jordaan, in den Doop : daar hy onſe Menſcheidt ſegende : terwyl hy ſprak : Dit is myn geliefde Soon ;: hem ſült gy horen , Aldus hoorde Iſaak ook Jaacobs ſtem , onder den ruigen huidt; en ver {tondt wel , dat het Efau geenſins was : nochtans drong de Geeſt met fyn fegen evenwel op hem . Want hy proefde in hen den ingelyfden grondt des Verbonds, dat is , de afkomſt der nicwe Menſcheidt: dewyl hy ſprak: De ſtem is de ſtem Faacobs ; maar de handen fyn Efaus banden. Waar door de Geeſt aanwyſt, Dat ſo wel in Jaacob, als in alle kinderen Gods, in vleeſch en bloedt, ook al eveleens maar de eerſte verdurve dierſche A damiſche Menſch is , met ſyn ruigen huidt. Doch Godt fiet daar niet op i indien de godlyke ſtem maar woont in den innerlyken Menſch der fiele , die een Geeft met Godt is. In deſc figuur fien wy ook ; dat onſe dierſche huidt van ons vlccſchen bloedt, daar wy ſo meê pronken en pralen , voor Godt niet anders is als bedrog. Gelykerwys als Jaacob ,in dit dierſche vel, voor fyn Vader ſtondt, als een bedrieger; die fyn Vader , door deſen dierſchen huidt, trachte te
verblinden : alſo treedt de aardſche Menſch ook voor Godt , in ſyn dier ſche eigenſchap ; en begeert fyn ſegen. Doch die kan hy geenſinsverkry gen : of hy moet alvoreus de ftem Jaacobs , dat is Chriſti , in ſich heb , ben , onder deſen dierſchen huidt. Want gelyk als Faacob, onder defen dierſchen huidt , gladt en ſuiver was ; alſo moeten wy ook, in onſen in wendigen grondt, onder deſen dierſchen buidt , gladt en ſuiver ſyn : indien wy willen , dat de ſegen Godsop ons ſal ruften. Nademaal wy in deſe fi guur klaar ſien : dat de ſegen op Elau niet wilde ruſten ; die van Nature een ruigen dierſchen huidt in ſyn weſen hadt; alſchoon hy de eerſtgebo re ſoon was , aan wien de ſegen erflyk tocquam . Want de eerſte Menſch was in fyn Natuur verdurven ; en hadt deerffenis Gods verloren : de ſea gen , met de kinderlyke erffenis, ruſte maar alleen op den tweden , dat is , op den niewen Adam . Darenboven toont ons deſe figuur noch :dat de niewe Menſch in Chriſto , den R
130
MY'S'TE. R
I UM
den Duivel, neyens den Menſch der boosheidt , fyn Scepter en ſyn macht ontnomen ſouw ; en over hem , door deſen legen , met kracht heerſchen: gelyk als Jaacob hier geſtelt wierdt tot een Heer over alle fyne vyan , den. Cap. 55:23 . : : : 30 . cxxv. In Iſaak ſien wy klaar ; hoe het gaat met de kinderen Gods. So haaſt als hy Jaacob geſegent hadt ; quam Eſau met fyn wildbraadt : waar over Ifaak , fyn Vader , ſich ontſettende, ſprak ; hoe is dit ? wie fyt gy ? want hy verſchrikte; om dat hy Jaacob onwetende geſegent hadt. Dit verbeeldt ons levendig ; dat de Adamiſche Menſch niets altoos van Gods wegen verſtaat ; en hoe hem Godt , na den inwendigen grondt , menigmaal ganſch wonderlyk voert: als ook dat hy , alſchoon hy op den Gods gevoert wordt; nochtans veel meer fiet op ſyn uitwendig ver weg nuft, en ſich dikwils ſtoot aan uiterlyke vernuftige faken van tydelyk be lang , en aardſche goederen : ja , ſich van ſchrik laat ganſch innemen ; om dat hy niet anders hebben wil , als dat de wil fyns vernufts geſchieden fal. Gelykerwys Ifaak ſich hier ſo byſter ontſette; om dat de wil ſyns vernufts verbroken was. Aandit ſegenen Iſaaks erkennen wy de ellende en onwetenheidt der kinde. ren Gods : waar door het vernuft ſeer licht in ſyn eigen Regiment ingaat , en fach niet tenemaal aan Godt overlaten wil ; ende fich ontſtelt , wanneer het anders gaat , als het fich ſelven hadt ingebeeldt. Doch wy fien bier ins. gelyx ; hoc Godt met fyn liche in het verfandt eindelyk te voorſchyn komt: en aan den Menſch fyn weg toont; ſo dat by fichfelvente vreden fielt. Ge lykerwys Iſaak hier deedt; toen hy ſprak :Defe Jaacob is gelegent: by fal ook wel gelegent blyven. Want nu verfionde Tſaak eindelyk Godswil. Cap: 55 : 35. ' ! 37 : CXXVI. Waar het Ryk Chrifti begint uit te ſpruiten ; daar begint het
Ryk des Duivels aanſtonds toornig te worden. De reden is ; dat het Ryk Chriſti hem ſen macht en vorſtelyken Throon ontnemen , ende fyn geweldt verbreken fál. Hier uit ontſtaat al de ſtrydt tuſſen de kinderen van Jan cob en Eſau , in defe Wereldt. Want ſohaaſt als Jaacobden ſegen hadt ontfangen ; 'nam Eſau in fyn gemoedt voor , Jaacob te vermoorden. Dit verbeeldt ons ; hoe de toorn Gods Chriſtum , die ook deſen ſegen hadt, ombrengen fouw , in onſe aan genome Menſcheidt, volgens het Ryk van de Natuur: als ook , hoe de kinderen Chrifti , in en door Gods toorn , volgens het Ryk van de Na tuur, fouden omgebracht worden , en haar bloedt in deſen moorddadigen geeſt yergieten : op dạt de toorn Gods daar door uitgebluſt mocht were den , cn in liefde verandert, Cap: 35 : 49.50. CXXVII.
A MAGNUM M ::
131
CXXVII. Jaacobs vluchten uit het huis fyns Vaders, voor de grimmie cheidt van Eſau , na dat by den ſegen hadt ontfangen ; weft ons aan , hoc de kinderen Chriſti, na dat ſy geſalft en gelegent fon ( dewwel de niewe gee boorte met den ſegen Chrifti in haar een aanvang neeme) aanffonds ſullen en moeten , uit het huis van haar Vader Adam , dat is , uit de verdurve Natuur, met bare ſinnen en gemoedt, wegulieden : als ook, .boe de Duin
1
vel en de Wereldt ſtrax toornig op haar worden ; en ſy derhalven fich van ſtonden aan moeten begeven op depelgrimſtraat Chrifti; endeonder het dienft bareJok defer Wereldt in ellende en dwang baar leven toebrengen. Want Godt voert haar ſtrax , snet hare finnen en gemoedt ', uit haar Vaders huis ; dat is, uit de begeerte van vleeſch en bloedt: fo dat ſy voortaan de welluſten deſer Wereldt niemendal meer achten 3 en daar van wegvlie den ; even als-Jaacob van fyn Vaders huis. : In Jaacob ſien wy ook ; hoe Godt ſyne kinderen ſo wonderlyk voert , en tegen hare vyanden beſchermt; dat de Duivel, in en door Gods toorn , haar niet kan vermoorden , ſonder Gods wil en toelating : even als hy Jaacob bewaarde voor den toorn Eſaus-; en hem wegvoerde. Wy heb ben aan Jaacob insgelyks cen ſchoon voorbeeldt, hoe hy fyn Vaders huis, alsook lyn Vader en moeder, om den ſegendien hyontfangen hadt, ver laten heeft ; en Godt meer bemint', als al het tydelyke goedt : ja., feer gåern alles ään Eſau heeft overgelaten ; op dat hy maarde gelegende Gods Tyn en blyven moche. Darenboven lien wy ook , hoc Godt aan Jaacob , ná dat hy de rykdom deſer Wereldt in fyn Vaders huis verlaten hade, aanſtonds verſchenen is, met lýne ewige goederen ; en den ladder heeft getoont, daar hy langs kon opklimmen in Gods ewige Coninkryk. Welke ladder niet anders was , als Chriſtus ; dien hy in deGeſlachtboom des Verbonds hadt aangetroca ken : en darom wierdt het hier een beeldt voorgeſtelt; om hem te doen ſien , wat Chriſtus voor een Perſoon fyn ſouw . Want deſe ladder reikte, na fyn bedunken , van den Aardbodem af , met haar bovenſte top , tot in den Hemel; waar op de Engelen Gods opklommen én nederdaalden . ' t Geen ons aanwyſt'; hoe ſich het ewige Woordt , met de kracht'des Hemels ( dat is ; met het weſen der engelſche en godlyke Wereldt) in ons weſen , dat van Godt afgeweken was en tenemaal blindt geworden , fouw verlinken ; onſe Menſcheidt aannemen ; en alſo den Hemel met de Wereldt in den Menſch ver- enigen : op dat de Menſcheidt, door dit in. gaan der Godheidt in de Menſcheidt , con ladder ſouw hebben , om tot Godt op te klimmen . Als ook hoe de Menſchen komen fouden in het geſelſchap der Engelen , door de Menſcheidt Chriſti; 't geen klaar blykt, uit R 2
132
M
Y
S'TE
RI
UM
uit het opklimmen en nederdalen der Engelen Gods langs deſen ladder. Want Godt toonde aan Jaacob , door dit opklimmen en nederdalen der 4 Engelen langs deſen ladder ; dat de Hemel in den Menſch , door dit in , gaan van het godlykeweſen in de Menſcheidt, wederom ſouw opgeſloten worden ; ende dat dekinderen Gods , in deſc Wereldt, de Engelen ſou , den hebben tot hare reisgeſellen . Immers moet dit aan de kinderen Gods , die fich van haar Vaders buis, dat is , van de ydelheidt deſer Werelde ,wenden tot deſen ladder Jaacobs, tot een groten trooſt verſtrecken : dat hy ſekerlyk kunnen weren ; dat de En , gelen Gods langs deſen ladder , daar ſy fich toe hebben begeven , tot haar komen ſullen , en gaern ontrent baar ſyn en blyven. Want deſe ladder be tekent cigentlyk de pelgrimſtraat Chriſti door deſe Wereldt in Gods Ryk. Dewyl nu het Ryk van de verdurve Adamiſche Natuur de kinderen Gods noch gedurig aanhangt; en haar in vleeſch en bloedt te rug houdt, door den geeft deler Wereldt: ſo moeten ly, na den inwendigen Menſch, ſon der ophouden , met veel cruis en verdrucking, langs deſen ladder opklim , men ; ende Chriſtum onder fyn Cruis en blocdige Banier, nayolgen, In het tegendeel leeft de Wereldt, in het huis van haar Vader Adam, defe in weelde en ſpotterny, tot verdriet van anderen : want alles wat kinderen Jaacobs ten ſpyt kunnen doen , daar verheugen ly ſich in ; en doen niet anders,als den ſpot met haar dryven . Gelykerwys wy een voor beeldt daar van hebben in Eſau ; hoe hy , tot ſpyt en verdriet van fyn Va der en Moeder, Iſmaëlitiſche Vrouwen genomen heeft, uit het gelacht der {potterny : 't geen ſo wel Iſaak als Rebekka louter hertſeer aanbracht. Waar by men klaar kan beſpeuren ; hoe groten macht de Duivel voert , in het Ryk deſer Wereldt, in de verdurvemenſchelyke eigenſchap ; hoc hy Gods kinderen ſonder ophouden wederſtaat, angſt aanjaagt, en plaagt; ende hoe hy met haar , om fyn Coninkryk , dat hy verloren heeft, Itrydt, en dat haar misgunt. Wy ſien hier ook ſeer ſchoon ; hoe de Heere ſelve ſtaat boven op de ſen ladder van de pelgrimſtraat Chriſti, gelyk als by Jaacob : en hoe hy de kinderen Chriſti gedurig roept , en haar een moedt inſpreekt; om maar, met een vaſt vertrouwen , daar op te klimmen : Hy wilde haar geenſins verlaten : maar by haar komen , en haar ſegenen ; dat haar faadt en haar vrucht voort ſouw ſpruiten en aanwaſſen in menigte, als het ſtof der Aar de : dat is , dat ſy, in het inwendige godlyke Ryk , onder al haar moeite, kommer en angſt , ſouden voortſpruiten en ſeer aanwaſſen. Want ſo veel als de kinderen Chriſti van defe Wereldt uitgaan ; en die in baarge moedt verlaten : nfi even fo veel spruiten ſy uit , en groepen Gyop , in het in
wendige
M
A
'G
: N
U
M.
133
wendige Ryk Chrifti. Alwaar dan Gode boven op deſen ladder ſtaat ; en ſonder ophouden on ſegen en kracht in haar inſpreekt: ro dat ſy als rankers opwaffen aan ſyn Wynſtok , dien hy,in Chrifto ,metdeſen ſegen Jaacobs , in 12. onſe Menſcheidt wederom heeft ingeplant. Cap: '56 : 2. CXXVIII. Als Jaacob' van deſen droom des Godlyken Geſichts ont waaktc , waar in de Heere hem op den ladder verſchenen was , en fyn Ver. bondt hadt beveſticht ; ſo ſprak hy : Gewiſſelyk , de Heere is op deſe plaats; en ik wiſt het niet . Darom riep hy , heel bevrceſt fynde , uit: Hoe bei lig is deſe plaats ! hier is niet anders alseen Huis Gods : en bier is de poort
des Hemels! Dit toont ons , hoe het met Gods kinderen gaat . Als Godt in haar openbaar wordt; ſo ſtaan fy noch wel vol vrees, droefheidt , en angſt: allo ſy menen ; dat Godt ver van haar is , ja , haar heeft verlaten , Want waar Gode in de Menſchen intreke ; daar wordt in haar altyde de ſonde en Gods toorn allereerſt openbaar : op dat hy Gouden erkennen , wie ſy lyn ; voor de fonden verſchricken ; en in de Boete ingaan ; wanneer dit gea ſchiede; ſo verſchynt baar Gods vrindelyk aangeſicht , en trooſt haar. Want als de fiel van de ronde uitgaar; ſo gaar Gods Genade in baar in : en dan ſeit ſp; gewiſſelyk, de Heere is by my geweeſt , in myn angſt ; en ik wij bet niet . Nu fie ik , dat de Heere by de bedroefden van herten is , die in en met een godlyken yver bedroeft ſyn : aldaar is Gods woonplaats; en daar is de poort des Hemels. Cap. 56:35. 36. CXXIX. Als de arme fondaar lich totGodtwendt :ſo verkrygt hy eer. ftclyk den ſegen , dat is , den Doop Chriſti; daar hem de H. Geeft mee doopt, in ſyn inwendigen grondt. Daar na ſtelt hy hem in het Proces Chri . ſti, onder ſyn Cruis-banier; en gebiedt hem uit te gaan ; uit het ſonden huis van fyn Vader Adam ; ende lich te begeven op de pelgrimſtraat Chri ſti. Aldaar moet hy den harden ſteen des vernufts onder Tyn hoofdt legs gen ; en op deſen ſteen des vernufts ruſten en ſlapen : dat is , het vernuft moet ſtil ſtaan ,; en het gemoedt ſich in den allerinwendichſten grondt, met de uiterſte ootmoedicheidt , in ſich ſelven wenden tot de genade Gods; ende ſich ganſch gewillig op de pelgrimſtraat Chriſti begeven : even als Jaacob deedt; toen hy fyne Ouders verliet. Alsdan bejegent hem fyn aller liefſte Bruidt, de ſchone Rachel , dat is, de edele Jonkvrouw Sophia der godlyke Vryery , in de liefde en Menſcheidt Chrifti. Eerſt komt hy aan den bron ; daar deſe edele Sophia hare ſchaapjens drenkt: dat is , de fiel wordt tot de bron Chriſti gevoert; daar het water des ewigen levens uit ontſprinkt. Aldaar ſtaande , vraagt hy aanſtondsde herders , waar de edele Sophia haar kudde weidt . Defe herders verbeelden ſodanige kinderen Chriſti, die Leraars des Woords Chriſti fyn , waar in dc R 3
134
M
Y
S
T
E
R
I
M
de Geeft Chrifti is , en die de ſchapen Chriſti weiden . Daar vraagt de boetvaerdige Menſch na fyn ewige Maagſchap ; namelyk , na het Parady ſche huis , daar ſyn Vader Adam in gewoont heeft. Dan wyſen die her ders hem dat huis; als ook de ſchone Rachel , die in dat huis geboren is ; welke is de edele Sophia. So haaſt als Sophia de arme fiel in 't gefiche krygt; fiet hole ſeer vrindelyk aan. Waar door de ſiel in po grote liefde ont ſteken wordt ; dat ſy den (waren ſteen van den bron wegwentelt , en de ſchaapjens van de edele Sophia drenkt. Dat is, de fiel wentelt van haar weg alle aardſche luft, die een dekſel is geweeſt op den bron des ewigen le vens; drenkt en ſpyſt de arme noodlydende ſchaapjens Chrifti, als de ſchaapa jens van de edele Sophia; ende kuſt haar , met haar ſeer vyerige begeerte tot de liefde Chrifti. Wanneer nu deſe edele Sophia dit fiet; en de arme ſiel alle hare wegen , die ſy ingeſlagen is , om haar te vinden , aan haar ontdekt: ſo looptly na haar Vader toe; en maakt hem bekent, dat haar beminde Vrindt en Lief daar buiten ſtaat by de ſchaapjens Chrifti , ende die helpt drenken . Dat is, de liefde Chriſti dringt , met de begecrte van de arme fiel , in Godt den Vader ; en ſeit tot hem : deſe ſiel is myn Vrindten Bruidegom . Waar de Vader ſtrax laſt geeft , haar in fyn huis te voeren . Gelykerwys Ras chel hier deede ontrent Zaacob; en aan haarVader bekent maakte, wie de se Jacob was , ende wat syn Voornemen was : alfo- vertoont Chriftus ook aan ſyn Vader ; wat het voornemen is van de arme bedroefde fiel , wan neer ſy tot hem komt. En gelyk als defe Rachel aan Jaacob tot een Vrouw wierdt toegeſeit; om welke hy inwilligde, ſeven jaren lang de ſchapen te ſullen hoeden ; en haar hertclyk beminde : ende hem evenwel dact na , op de Bruiloft, de andere ſuſter, met hare ſwacke en redere ogen , wierdt toegeleit ; dien hy nooit begeert hadt : eveleens gaat het ook met dekinderen Chriſti.Want als fy fich tot Godt wenden ; en begeven om Herders te fyn van de ſchapen Chriffi, ende behoorlyk forg voor haar te dragen : ſo wordt haar de aller aanminnelykſte en ſchoonſte Sophia ook wel toegeſeit, en voor ogen gefielt; daar ſy ſeer groot vermaak in ſcheppen . Maar als de tyde gekomen is; dat de fiel denkt deſen Bruidt nu in bare armen te vatten , om volkome vreuchdt met haar te genieten : wordt baar de andere ſuſter Lea in haar plaats toea geleit ; dat is, het Cruis Chriffi; en de ſchone Sophia verberge haar. So moet ſy alvorens het Cruis Chrifti tot een Vrouw nemen : en noch andere ſeven jaren om Rachel, dat is, om de edele Sophia , de ſchapen Chriſti hoe den ; eer de fiel haar tot een Vrouw bebomt. Want de Menſcheidt Chriſti geeft haar ſelve ſo haaſt niet ten eigen dom
1
1
M
A
G’N
U
M.
135
dom aan de vyerige fiel. Sy blyft wel verlooft aan de ficl ; en in den in wendigen grondt ſtaan, in het becldt van het weſen der heinelſche Wc. reldt , dat in Adam fturf : maar Godt de Vader geeft aan de fiel , in haar plaats , de andere ſuſter , namelyk , de ſwakheidt , tederheidt, en ſchaam achtige beſchroomtheidt, des herten ; om dat deſiel , in deſen tydt, niet in den Roſenhof ſpelen fouw ; maar in verdrucking en droef heidtſucke len : op dat ſy verſocht en ootmoedig mocht werden ; de ſchapen Chri ſti gedurig hoeden ; en haar ſelve in ſodanigen houwelyk , tot geen ho . vaardy, of welluſt , begeven ; gelyk als Lucifer en Adam deedt . So het nu al komt te gebeuren ; dat aan de ſiel deſe edele Rachel , dat is, Sophia, ten houwelyk gegeven wordt ( gelyk het aan de ſtandvaſtige kinderen Chriſti eindelyk gebeurt; dat de fieldit grote Bruilofts -feeft met deſe Bruide vyert: 't geen fy alleen verſtaan , die als gaſten dit Bruilofts feeſt hebben bygewoont) lo ſtelt deſe edele Sophia haar daar na noch wel aan , als ofſy onvruchtbaar was. De Bruilofs -vreuchdt vergaat : en het is eveleens met de fiel geſtelt ; als of haar de liefde deſer Bruidt ontnomen was . Ondertuſſen breekt Lea door , onder het Cruis Chriſti ; en brengt vruchten voort. De fin is : wanneer de ſiel den Geeſt Chriſti ontfangt; dan gaat dicgrote vreucht van het ondertrouwen aan , daar Chriſtus van feyt : Daar ſal groter vreuchdt in den Hemel by deEngelen Godsſyn , over een ſondaar, die Boete doet ; als over 99. rechtvaerdigen , die deſe Boe te niet van noden hebben . Hier in beſtaat het Bruiloftsfeeſt des Lams ; dat Godt fich met den Menſch ondertrouwt, en Chriſtus geboren wordt. Alsdan ſtaat hy inonſe ar me en eenvoudige geſtalte , in onſen inwendigſten gronde ; en verbergtſyn grote foeticheidi, die de fiel in het ondertrouwen geſmaakt heeft; ende dekt die toe met fyn Cruis. Dan moet de arme fiel ondertuſen de fwacke , te dere , en beſchroomde, Lea, dat is, de lydſaamheidt, nemen ; en met haar vruchten voortbrengen , in den Wynberg Chriſti. Het gebeurt ook wel , dat de ſiel by deſe Lea ſtruikelt: dan wordt de ſe Rachel vervremdt van de fiel, in den inwendigen grondt ; en ſtelt haar feer ſeltſaam aan tegen de Giel. Gelyk als Rachel haar tegen Jaacob ſtelde: toen fy tegen hem ſprak ; Verſchaf my kinderen , of ik ſterf. Alſo feyt deſe cdele Sophia ook wel tegen de fiel ; breng in en met myn liefrykę begeerte godlyke vruchten voort; of ik ga van u weg : daar nochtans de ſiel, door haar eigen vermogen , ſulx geenſins doen kan . Doch dit ge fchiedt maar : op dat de ſiel haar des te yveriger tot het gebedt ſouw be geven ; en Gode , om godlyke werking , en voortbrenging van godly ke vruchten , bidden. Gelykerwys Jaacob Godt badt; en Rachel, opfyn bidden ,
.
136
MY
S
T
E
R
I
UM
bidden , vruchtbaar wierdt; ende hem Joſeph baarde , die een Vorſt wierde over ganſch Egyptenlandt , en haar in den dieren tydt onderhieldt. Aldus gaat het ook , wanneer deſe edele Sophia haar tegen de fiel als onvruchtbaar aanſtelt , eveleens als off in de fiel Gods kracht niet kon voortbrengen : en de ſiel ondertuſſen in Lydfaamheidt tot Godt ſmeekt; dat by toch in haar wil werken , en haar ſegenen . Waar door de fiel haar fel. ve dikwels in fo grote Boete begeeft ; en ſo ernſtig in Gods erbarmen in werpe : dat deſe edele Sophia beweeglyk , vruchtbaar, en ſwanger , wordt. Alsdan baartſ gewiſſelyk ook den rechten Joſeph ; dat is, een ootmoedige, kuiſche , en geſchikte, fiel: die daar na een Vorft wordt over het egypri ſche huis van vleeſch en bloedt; daar Pharao, dat is, de dierſche geeſt , in woont. Over deſen geeft wordt die Foſeph tot een Regent en Stadhonder ge Stelt ; en hywordt een beheerſcher van het vernuft ; ende regeert het vera nuft metJoſephs, dat is, met Gods, Geeft. Dit is alſo een gedeelte van de geeſtelyke figuur; waarmeê de Geeſt in Jaacob ſpeelt, ontrent het toekomende Ryk Chriſti : welke Geeſt nu ook noch ſodanig in de kinderen Chriſti ſpcelt , met de vervulling daar van ; ende haar gedurig op deſelve wyſe voert. Doch voornamelyk ſien wy in deſe figuur de wegen Gods : te weten , dat de ſin en mening Gods ſeer veel verſcheelt van de (in en mening der Menſchen : ende dat Godt daar in fich verbergt ; waar de Menſch Tyn liefde op geſet heeft. Wantwat voor de Wereldt ſlecht , eenvoudig , en veracht , is;ende wat Godt alleen aau. hangt , en hem vrecft ; daar ſchept hy een welgevallen in. Cap : 57 : 2... 17. CXXX. Het gaat met de kinderen Gods , ontrent haar bedryf ; gelyk het Jaacob daar mee ging by Laban. Wanneer ſy denken : Daar fultgy Gods fegen mayen ; daar fultgy Gods kinderen aantreffen , waar mee gy wat uitrechten kunt , en vruchten vaoribrengen ; daar ſult gy wat goeds doen , en dat werk in uw begeerte des geloof, invatten ; op dat het u na volgen mag : alsdan worden hem doorgaans ſyne werken en voornemens overal verbroken ; fo .dat het hem ganſchelyk niet gaat volgens ſyn mening en wil. De Menſch moet ſich maar alleeen aan Gode vertrouwen ; als Jaa cob deedt ; dan kan hem geen vyande beſchadigen. En al ſchynt het hem toe ; als of hem ſchade geſchiede , en fyne werken te vergeefs warengedaan: so brengenſe toch vruchten voort, die voorhet vernuft onbegrypelyk ſyn: ſo dat ſodanigen Menſch eindelyk, even als Faacob, met groot goedt vertrekt uit het Ryk defer Wereldt, en wederom in ſyn Vaderlandt komt. Want de H. Schrift ſeyt: Dat de werken der kinderen Gods haar ful len navolgen : fy nemen die met haar , en die fyn de beloning des geloofs. Het geloof nccmt Chriſtum in fich ; en Chriſtus neemt het werk des geloofs
1
1
? !? MAGNU : M .:
137
aldus trekt een warachtig Chriſten wederom na huis ; en komt met groot goedt in fyn Vaderlandt, dat hy met de begeerte ſyns
geloofs met ſich : 1
geloofs in de hoop heeft ingevoert. Cap: 58: 29 : 30. CXXXI. Laban ſcholdt Jaacob ; dat hy van hem weg vloodt , ſonder hem alvorens fyne kindercn te laten kufſen, en haar te hebben mogen uit leiden met trommelen en pypen , ende allerhande blyken van vrolykheide: even ſodanig handelt het Ryk van de Natuur ook met de kinderen Chri ſti. Want als fy heimelyk van haar wegylieden , en het huis der Afgo den verlaten ; ſo ſchelden de kinderen in het Ryk van de Natuur deſekin . deren Chriſti voor weglopers , en meinedigen; voor kettérs, en niewe lingen ; voor geeſtdryvers, en wiſpelturige omſwervers; en wat ſy voor quade namen meer kunnen bedenken. Darenboven feggenſe noch tegen haar : Toen gy genegen waart , van den weg der godloosheidt over te gaan tot een ander leven ; warom maakte gy dat nietbekent aan onſe hooggeleer de en aanſienlyke Geefelyken ; ' op dat ſy u derwaarts hadden mogen gelei. den met hare Ceremonien , Sacramenten , en Voorbiddingen ? Warom one derhieldt gy de kerkelyke Gewoontens niet, die onder ons gebruikelykſyn : al waar het Ryk Chriſti in vrolykheidt beſtaat , met een gedruis van orgels
1
fluiten, en ſcharmeyen ? Warom ontſteelt gyu feheimelyk uit ons geſelſchap ; en ſlaat gy een anderen weg in , als onfe kerkeljke Plechticheden en en Inſets tingen meebrengen ?: Om die reden wordenſe dan hare vyanden ; en darom vervolgenſe haar, en jagenſehaar na ; met haar te verdoemen genie laſteren , als boosaardige en meinedige kinderen , die hare Afgoden baar hebben onca ſtolen , en hare ſchynheilige Plechticheden niet als Godenhebben willen eren . Gélyk als Laban Jacob vervolgde , en ſcholdt; om dat hy, voor fyn ver trek , fyn fatſoen en prachtigen toeſtel , om hem na behoren uitgeleyde te doen , niet hadt in acht genomen ; en hem in tyds aangeſeit, dat hy wil de vertrecken : alſo wil Babel ook maar ſlechts hebben ; dat de kinderen
Chriſti niet anders als door hare prachtige kerkelyke Plechtigheden , en haar ſchynheilige Buik -orden ſullen tot Godt gaan . Indien derhalven ymandt op een andere wyſe, als haar Regel meebrengt, tot Godtwil gaan , en uit haar dienſthuis ontvlieden ; lo is liy verdoemt , en kan hy nimmer , meer totGodt komen. Faacob kon wel tot ſyn Vader komen ; ſonder La bans kerkelyke Plechticheden waarte nemen , en ſin prachtig uitgelegde te gee nieten. En alſchoon Laban hem ſcholdt, en fyn weg oordeelde averechtste Syn; so was syn weg al evenwel recht voor Godt: dewyl Godt hem dit beo volen hadt te doen ; en om die reden kon Laban hem ganſchelyk niet op houden. Alſo mogen noch kunnen de kinderen Chrifti ook niet opgehouden, worden ; wanneer de Geest Chriſti, die in haar is , baar belaf uit Babel, te S
138
M
Y
S
T E
R
I
UM
te vlieden .
Het ſchaadt haar ook niemendal; bee byſter haar de Wereldt daar over ſcheldt, veracht, en uitlacht ; ende haar voor gecken , ketters , en geeftdryvers, uitmaakt. De Allerhoogſte beſtraft Laban ; en belaſt hem , niet anders als vrin .
delyk met Jaacob te ſpreken. Aldus moeten de laſteringen Babels tegen de kinderen Chriſti haar ook eindelyk tot loutere vreuchdt en vrolykheidt gedyen ; ende Laban moet haar wel laten vertrecken met alles wat ſy be litten. Want Godt gebiedt ſyne kinderen uit Babel te vlieden ; en in haar eerſte Vaderlande-weder te keren , daar ſy met Adam ſyn uitgegaan : doch , geenſins door de prachtige kerkelyke Plechticheden van Babel; maar door een omwending van haar gemoedt, en wil ; dat is , door een niewe ge
1 1
hoorſaamheidt. Aangeſien Godt aan de Kerkelykepronk en praal in Ba bel even fo veel behagen heeft ; als aan Labans trommelen , ſcharmeyen , en vrolyke reydanſſen . Maar hy vordert van ons een boetvaerdig en om gekeert hert ; datmet de grootſte eeuvoudicheidt en ootmoedicheidt, ſon der enige prachtige Plechticheidt van Babel uitgaat , en tot hem nadert. Met ſodanigen Menſch gaat hy , en ſegent hem . Want als Jaacob , ſonder deſe prachtige kerkelyke Plechticheden , van Laban was weggereiſt ; fo bejegenden hem aanſtonds de Engelen Gods , die hy een heirleger Gods noemde. Dit toontons: Dat de kinderen Gods, so haaſt als fy uitgaan van alle menſchelyke beufelachtige verſieringen , en vere beeldingen a ; l wat aardſch is voor niemendal achten : en fichoniſlaan van alle fogenoemde broeders en ſuſters, met baar ſchynheilicheidt; ſtrax de Enge len Gods verkrygen tot hare reisgenoten : welke met haar omgaan , en haar op alle hare wegen , als fjuit Babel uitgaan : gelyk als hier vergeſelſchappen aan Jaacob gebeurde.'Want ſo haaſt als Chriſtusin den Menſch geboren wordt ; 'en het gemoedtuitgaat uithet Adamiſche diepſthuis aller yerbeel. dingen: ſyn terſtonde Gods Engelen hem bygevoegt tot fyne Reisgeno ten . Cap.59 :19 . : : .25: CXXXII. Gelykerwys Jaacob , door fyn worſtelen met Godt , niet omquam ; alſchoon hem het gewricht van fyn heup verwrongen wierdt : alfo fouw onle Menſcheidt ooknietewiglyk ſtervens maar verwrongen , dac is, verandert, worden . Maar voornamelyk geeft het tekennen : dat de boetvaerdige Menſch in deſe worſteling Jaacobs treden moet, ende aldus met Godt en Menſchen , met den Geelt Chriſti en Gods Gerechticheidt, tegen den toorn worſtelen . Wanneer een vroom Menſch , als Juecob , Godt overwint ; fo worde bem bei gewricht van fyn vleeſchelyke eigenſinnige wil fodanig gebroken en verſet : dat hy in deſêWerelds wandelen moet , als een Menſch die half lam
1
1
M
A
G
N
U
M.
ii
139
lam is ; en niet wel meer wandelen kan op den weg defer Wereldt : ' maar by gaat , als ymande die hinkt , dewyl hem die leden half gebroken fm , daar dedartelheidt en wellujt defer Wereldi meĉ bedreven wordt. Want de Geeſt taftſyn gewricht, in de overwinning Chrifti, forſterk aan ; dat by half lam wordt , ontrent de hovaardy en boosheidt deſer Wereldt, en daar ſo veel werks niet meer van maakt. Hy gaat voortaan daar heen , als een veracht en lam Menfch ; welken de hovaardigen deſer Wereldt , in hare geſonde ſprongen , ſeer weinig achten : maar houden hem voor een lam Menſch , die de baldadige kuren en lichtvaerdige dartelheden deſer Wereldt niet meer kan nadoen. Doch hy heeft met Godt en Menſchen geworſtele ; en is aldus van hem , in deſc overwiuning , aangetaſt en gete kent . Cap. 60: 25: 26 . CXXXIII . Jaacobs worſteling vertoont ons ſeer ſchoon ; hoe het toe gaat met een boetvaerdig Menſch : wanneer hy ſich , door ernſtige Boes te , ingeeft in deſen ſtrydt Chriſti; dat is, in Chriſti lyden , ſterven , en overwinning ; ende met den Geeſt Chriſti worſtelt tegen Gods Atrenge gerechticheidt: die hem ſonder ophouden in fyn Geweten beſchuldicht, en voor een ſondaar ſcheldt. Als Gods gerechticheidt in fyn Geweten ſeit: laat my los ; want gy fyt ganſch doodt in de fonden en hebt geen deel meer aan Gods genade : gy hebt, met voorbedachten rade en moetwillens,
!
geſondicht, en degenade aan een kant geſet. Nu komt gy my toe geen bidden kan u meer baten ; ik laat u in uw Geweten geen genadevinden ; gy fult van Godt geen trooſt meer verwerven . De dageraade ſal nooit meer in uw Geweten opgaan ; alſógy een kindtdes doods Tyr: houd ſlechts op, en laat my los : dat ik u beneden in de kamer des doods opſluit. Wanneer dit geſchiedt: ſo laat de arme ſiel haar ſelve tenemaal neder finken in den doodt Chrifti; en geeft haar ganfchelyk over in her Oordeel van Gods ſtrenge gerechticheidt : want dat Geriche taſt haar aan . Maar fy var de ingelyfde genade in den doodt Chriſti; en laat haar daar mcêne . derſinken in den allerinnerſten grondt van Gods Gericht :in welken grondt de liefde Gods is doorgebroken door de gerechticheidt, en door datGe richt; dat is , door de ewige nacht, en heeft dien nacht, in den Menſch , in een dag doen veranderen . In deſen dag , dat is, in den afgrondt, bui ten aller Menſchen kracht en vermogen , verſinkt fy , als een kinde, dat niet meer doen noch willen kan ; dat veel te onwaardig is om genade te verwerven ; en ſich in dit Gericht moct overgeven . Dochmet dit inſin ken , geeft de fiel al haar willen, kunnen, en vermogen, ganſch over;wordtin haar ſelve als natuurloos en creatuurloos; en valt wederom in dat Woorde, waar in ſy, eer ſy geſchapen wierdt, ſtondt in het ewig ſpreken Gods. Want S2
140
M
Y : ST: ER I
UM
Want Gods gerechticheidt en Gericht heeft geen dieper grondt, als alleen in het creatuurlyke leven . Wanneer haar derhalven de wil, der fiele uit het ſchepſel uitgeefi, en in den ongrondt , of grondeloſe grande,ver finkt; ſo is ſy wederom als een nieuw kindt: want die grondeloſe grondt in het ewigſprekende Woordt, waar uit de allergrootſte liefde en gena* de Gods 'haar ſelve heeft geopenbaart , grypt haar aan , en dringt in haar in . Gelyk als de Son in het weſen van een kruidt indringt ; waar van het kruidt half fonnelyk wordt: alſo wordt de ſel , door het infinken in den gronde lofen afgrondt, ten opſicht van haar wil, half godlyk . Dan worſteltſy met Godsſtrenge gerechticheidtin vleeſch en bloedt; en wil fy Gods toorn over weldigen. Alsdan ſpreekt Godsgerechticheidt, in het Geweten : laat my toch los; dat is , houd toch op , en doodt my niet. Immers fiet gy wel ; dat de godlyke dageraadt in my opgaat : houd maar op, met ſtormen tegen Gods Gericht.
Doch in de rechte Worſtelaars andwoordt de ſel aan Gods ge
rechricheidt : ik laat ' n geenſins los; of sy moet my eerſ ſegenen : dat is , gy moet my de beloofde genade eerſt geven , uit kracht vanChriſti doodeen overwinning; dat ik myn Heilandt Chriftum aantrek , de myne hy , en ik de fýne.
ende loy voortaan
Dan ſeit Gods gerechticheidt tot de ſiel , als tot Jaacob ; hoe is uw naam ? en noemt de arme fiel haar ſelve , na haar creatuurlyken eigen naam ; even als Jaacob deedt , toen hy hier Gich Jaacob noemde. Maar gelykérwys de Heere Jaacob andwoorde ; gy fult niet meer Jaacob ge noemt worden, maar Iſraël, dat is , een boom des levens: alſo feit Godt ook tot de Gel; gy fult geen eigen naam meer in my hebben ; maar een Chriſten in Chriſto genoemt worden : dat is , een tak aan den boom Il raëls, en een rank aan den wynſtok Chriſti. Wanit gy hebt met Godt en Menſchen geworſtelt, en overwonnen : gy hebt Gods gerechticheidtin de grimmicheidt des toorns, door uw ſtryden , met den Geeft Chrifti over wonnen. Nu ſýt gy een weſentlyk Chriſten ; en niet meer een Chriſten met den naam en met den mondt alleen , daar de genade Gods noch ver van daan is. Cap. 60: 10. -35 CXXXIV . Als Chriftus , door fyn lyden en ſterven , des Vaders toorn in het Ryk van de Natuur verſoende : s sprak de verſoende toorn ; nn wil. len wy opſtaan , en met malkander voortreiſen ; namėlyk, in het leven des Menſchen. Maar de liefde ſprak : de Menſchen fyn alte teder, en teſwak van vermogen; ſy kunnen qualyk voortgaan op de wegen Gods. Ik wil by baar blyven tot het einde der Wereldt , en haar allenxkens voortvoeren , na dat jy gaan kannen : op dat niet mogen in ganvechting en dwaling gera ken , ende ontrent de genade'blindt werden. Ga gy voor nit , myn Heer ;
ik
MAGNUM ik wil haar ſeer Sache en lanklaam navoeren , onder myn Cruis- jok ': op dat jy niet komen te ſterven. Want indien ly tegenwoordig gevoert ſou : den worden , in des Vaders ſtrenge gerechticheidt ; ſo ſoudenſe het nu noch geenſins kunnen verdragen : want alſchoon ſy nu verloſt ſyn ; ſole venſe evenwel noch in vleeſch en bloedt. Ik wil met haar volgen , en te Se- ir by u komen ; dat is, in Gods gerechticheidt. En Eſau ſprak s ſo wil ik toch ſommige van myn volk , dat ik medegenomen heb , by a las ten blyven : maar Jaacob andwoorde; waar toe is dat nodig ? laat my maar genade voor‘myn Heer vinden. Dat is , Godt de Vader ſprak ; ſo wil ik toch ſommige Geboden en Inſettingen myner ſtrenge gerechticheidt by u laten blyven : maar Chriſtus andwoorde ; waar toe is dat nodig ? laat my met deſe verlofte kinderen maar genade by u vinden ; terwyl ſy toch die Geboden en Inſettingen geenſins kunnen vervullen . Aldus vervorderde Eſau, op dien ſelven dag , wederom fyn weg na Se- ir : dat is , aldus tradt Gods gerechticheidt in fyn eigen Principium , of Be ginſel: maar Jaacob trok na Succoth ; en bouwde aldaar een huis voor fich felven : darom wierdt dele plaats genoemt Succoth. Dit geeft in de figuur ſo veel te kennen ; dat Chriftus de Chriſtenheidt, dat is , ſyne kinderen, niet voerdena Se- ir , namelyk , in de beproeving van Gods gerechricheidt: niet tegenſtaande dat de genade in haar al was openbaar geworden. Maar hay rçchte op der Aarde een Huis op , dat is , de Chriſtelyke Kerk ; en maakıęHutten voor ſyne kinderen , dat is , Chriſtelyke Inſtellingen , waar in ſy konden wandelen : ende darom wordt ſy Chriſtenheidt genoemt. Ge lykerwys nu de plaats Jaacobs Succoth genoemt wierdt; alſo wordt de plaats der Chriſtenheidt genoemt, Soekt, fo fult gy Chriſtum vinden : wel ke alle dagen in deſe Hutten , by fyne kinderen is , en blyven ſal tot aan het cinde der Wcreldt. Cap. 61:70 . . 72 .
Cxxxv .
Het ware Chriſtendom beſtaat in den inwendigen grondt
der ſiele , in den allerdiepſten grondt des Menſchen . Het beſtaat geen . fins in pronk en praal , en in het weſen deſer Wereldt : maar in kracht van weldadicheidt, in en met den Geeſt en het Geweten. Alles daar een Chriſten meé Ärydı, is de Geeftder gerechröcbeide alleen ; die de valſcheid in vleeſch en bloedt van fich wegwerpe ; ende alles gaern lydt en ver draagt, om Chrifti wille , die in hem woont. Op dat hy niet voor foch felo ven mag leven , en een welgevallen hebben aan ſich ſelven , ende met den aardſchen Lucifer pronken en pralen : maar aan Godi fon Schepper welbe baaglyk mag fin in Chriſto Jefu. In deſe Wereldt heeft hy nergens om te ſtryden ; dewyl'er niemendal in is , dat hem toekomt:, want hy is in Chri ſto niet van deſe Wereldt; maar ſyn wandel is in den Hemel. Alles S 3
M
Ý
S
T E
R
I
TU
M
143 Alles waar om , en waar mee, een Chriſten ſtrydt; dat doet hy maar al leen om den aardſchen , vleeſchelyken , welluftigen , Lucifer , die in het ſterfelyke vleeſch en bloedt is. Chriſtus ſprak : Myn Ryk is niet van dieſe Wereldt: alſo is ook het Ryk van een Chriſten , voor fo veel als by een Chriſten is, niet van deſe Wereldt; maar het is in Chriſto in Godt . Da rom is de ſtrydt aller Chriſtenen nergens anders om , als alleen om Dina; dat is, om de vleeſchelyke hoerery. Een Chriften paft geen andere ſtrydi; als alleen in Geeft en kracht te ſtryden tegen den wegder ongerechticheidt en valſcheidt. Cap. 62 : 20. . . 23 ; CXXXVI. De geſchiedenis van Joſeph is de allerfchoonſte figuut van den nieuwgeboten Menſch uit 'den ouden Adam : welke een Voršt is ovet het Ryk van de Natuur , en een Heer over alle fyne Adamiſche leden ; namelyk , de broeders van het kindeken Jeſus , dat in hem is : eyen als Joſephi een Vorſt wierdt over ganſch Egyptenlandt; ende een Heer over alle fyne broeders', en fyn gehele geſlacht. Deſe geſchiedenis wyft ons ook , figuurlyker wyſe, krachtig aan : hoe dat een Menſch ſodanigen Jou feph moet worden . Als ook hoe het met hem gaat, en de Wereldt met hem omſpringt; eer hy tot een Vorſt gemaakt wordtover het Adamiſche Ryk van lyn eige Natuur : ſo dat de niewą Menſch het Regiment en de macht tenemaal verkrygt over'ſyne aardſche leden . En darenboven ; hoe de Duivel, met Gods grimmicheidt , op den edelen Lelytak , die in de kracht Gods ſtaat, en waar uit de kuiſche Joſeph geboren wordt en op waſt , aanvalt : ende hem alvorens in den kuil der duiſternis in vleeſch en bloedt werpt en verbergt; op dat hy geen kracht altoos ergens van daan bekomen fouw , en aldus jammerlyk verloren gaan. Gelykerwys de broeders van poſeph met hem handelden ; alſo handelen
de aardſche leden van den ouden Adam ook met den Lelytak der niewe We dergeboorte in de kuiſcheide van den Geeft Fefu Chrifti. De Duivel is daar onirent ook geweldig beſig ; en verweke ſonder opbouden alle boſe dieren , dar vol vleeſchelyke begeerten en onkuiſche driften , in vleeſch en bloedt: op G het Regiment mochten blyven behouden . Darenboven voert hy noch Po tiphars Vrouw , dat is , onkuifche Menſchen , van buiten tot hem ; die
het kuiſche aangeſicht des inwendigen gronds willen beſoedelen : op dat het aardſche vleeſch aan de hoerery , en de vuile onbeſchaamtheidt aller lichtvaerdicheidt deſer Wereldt , aanbyten ſouw ; en ſy hem aldus met de Inbeelding na haar halen , ende by Potiphars Vrouw in het hoerenbedt trecken . Welke Jofeph ſich ſelven ſo geweldig daar van los ſcheuren moet , en wegpacken ; dat hy ſyn kleedt , dat is , fyn weſen , moet laten varen , ende alleen met fyn Geeſt en kracht wegvlieden : op dat hy fyn kuiſche
!
MAGNUM 143 kuiſche Maagdom ongeſchonden behouden mag , voor het aangeſichtGods, Indien nu Joſeph aldus worſtelt; ende lich geenſinslaat valt houden en
1
overweldigen van vleeſch en bloedt, noch van de argliſtige Wereldt: ſo ſal die ſeer grimmig tegen hem worden , hem verraden , en ter doodt over leveren , om dat hy geen onkuifcheidt met haar bedryven wil. Alsdan wordt Joſeph , dat is , de worſtelende Menſch , in de gevankenis, als in ſpot en verachting , geworpen , om fyn kuiſcheidt en godvruchticheidt, Dan moet hy lich onder het Cruis en Jok Chriſti verbergen , in fyn lyden en ſterven ; ende als een gevange Menſch in ellende luckelen : terwyl de wereldſche Menſchen hem verſtoten ; als ymandt die niet waardig is , dat hem de Aardbođem draagt ; ende hem voor een gevangen houden , dic . om hoerery gepleegt te hebben in de gevankenis gelet is , en veracht wordt. Sy willen ook niet gaern met hen omgaan ; om dat de Groten , welke Potiphars Vrouw verbeeldt, hem laſteren , en van onkuiſcheidt beſchul digen. Deſe Vrouw verbeelde insgelyx de valſche Hoer der ſchynheiligen , in het opgepronkte Huis der Chriſtenheidt. Welke ſchynheiligen (als ſy Joſeph, door haar hoerery, niet vangen noch vaſt houden kunnen; en hy ſich los rukt uit harchanden ) hem valſchelyk naroepen ; van onkuiſcheidt, dat is , Afgodery , beſchuldigen ; en ſyn kleedt , tot een waarteken daar van , by ſich houden ; ende hem uitſchelden voor een dromer en dwaal geeſt : gelykerwys Joſeph gebeurde. Wanneer nu Joſephs Heer ſulx hoort; to gelooft hy deſe Vrouw van Potiphar ; dat is , de opgepronkte huiche laars in het Huis der ſchynheilicheidt. Aldus wordt Joſeph dan by fyn Heer verdacht gehouden ; van hem verworpen ; en in een ellendige gevanke nis geſmeten. Daar moet hy dan , als een die ſchuldig is , en evenwel ganſch onſchuldig , in ellende en verſmaadheidt fuckelen. Sodanige verachting , verſtoring ,en ellende, is ſeer goedevoor den niewen Joſeph: dewyl hydaar door afgetrocken wordt van de hovaardy, boerery, en allerley valſcheide, deſer Wereldt; die anderſins op ſyn vleeſch en bloede moche ten aanvallen , en de niewe geboorte verbinderen. Aldus waſ het edele Perelboomtje onder Chriſti Cruis , in de ellende deſer Wereldt ; en wordt het mettertydtgroot en ſterk . Ondertuſſen voegt Godt ook aan ſodanigen 704 seph noch ſommige vrome Menſchen toe , die ſorg voor bem dragen ; bem onderhouden ; fyn onſchulde erkennen ; fich vrindelyk tot bem vervoegen ; Syn kuiſcheide en godvrucbricheidt betrachten ; bem in haar beſcherming nemen ; in alle hulp bewgſen : toe dat de inwendige Vorſt , door Godskrachi, bequaam is geworden sot de Heerſchappy. Alsdan voert hem Godt uit de gevankenis ; en geeft aan hem den Scepter van ſyn Regering : op dat hy voortaan cen Vorft fy in fyne wonderen ; ende met godlyke Wysheidt en weten
M
Y
S
T
E R I
UM
wetenſchap regeren mag in de Wonderwerken Gods ; gelyk als Joſeph over Egyptenlandt. In welke figuur dele Schryver ook is geboren ; en geenſins op een andere wyſe : dat voor het vernuft tenemaal verborgen 13 . is. Cap. 64: 6 . CXXXVII . Joſeph , met fyn bonten rok , was een jongeling, die noch teder en jong was , ende noch geen kennis hade van de ſcherpſinnicheidt en argliſticheidt deſer Wereldt; maar in eenvoudicheidt de waarheidt ſprak. Want ſyn fiel was noch van buiten niet beſoedelt,met de lift der leuge nen ; co de Geeſt Gods begon hem te dryven : welke inwendige geſtalte fyn bonte rok verbeelde. Deſe figuur vertoont ons het beeldt van een Menſch , die eerſt recht aanvangt een Chriſten te worden: en leert ons , hoedanig hy geſtelt moet fyn ; indien Gods Geeſt hem dryven ſal: namelyk , dat hy ſyn hert wen den moct tot Godt ſyn Vader , en hem hertelyk leren beminnen. En gelyk als Joſeph gaern by ſyn Vader was ; en hem aanbracht , wat’er al quaads onder fŷne kinderen geſchiede: alſo moet een Chriſten , die eerſt begint, ook alles wat ſchadelyk en verderfelyk is ; niet alleen van ſich ſelven en de ſynen , maar ook van de ganſche Chriſtenheidt, dagelyx voor Gode brengen. Gelyke als Daniël de fonden van het volk Iſraëls voor Godt be leedi ; en Joſéph alles wat ſchadelyk en verderfelyk was var ſyne broeders voor ſyn Vader : alſo belydt ook een warachtig Chriſten dagelga de ellenden en fonden ſyns volks , meihertelyk medelyden ; en bidt, dat Godt fish toch over haar wil erbarmen , en haar voor grote ongevallen en fonden behoeden . Als dit geſchiedt ; ſo wordt ſyn hert ſeer eenvoudig , vroom , en oprecht: want hy begeert en ſoekt geen liſt altoos ; maar wil allcen , dat alles recht en wel toe ſal gaan. Alles watonrechtmatig is, dat is hem tegen de borſt: dewyl hy gedurig de ongerechticheidt des volks voor Godt belydt. Aldus wordt ſýn gemoedtganſch eeuvoudig, en hy ſoekt geen lift altoos: maar felt ſyn hoop op Godt ; leeft , in eenvoudicheidten needricheidt fyns herten , ſo goedt als hy kan , voor Godt en voor de Wereldt, en hy is eveleens als de tedere jongeling Joſeph : want hy hoopt en vertrouwt gedu rig het beſte van Godtfyn Vader. Wanneer het ſo ver met een Menſch komt ; dan is Joſeph alreets ge boren. Alsdan bekleedt Godt ſyn Vader fyn ſielmet den bonten rok ,dat is , met fyn godlyke kracht'; en dan vangt de Geeſt Gods aanſtonds in met Joſeph w : ant dan fiet de hem aan , met fyn ſiel te ſpelen , gelyk als Geeft Gods door de fiel, en met de fiel. En gelyk als Joſeph, in het be ſchouwen der dromen , toekomende ſaken in een voorbeeldt ſag ; terwylde Geeft Gods met hem ſpeelde : aljo ſpeelt ook de Geeſt Gods aanſtonds met de
1
M
A GN
U
M.
defiel van een niewen Joſeph , en vertoont aan hem de inwendige geeſtes lyke Wereldt. So dat de fiel godlyke geheimeniſſen verſtaat ; bet ewige le ven aanſchouwt ; en de verborge Wereldt , die aan de Menſchen noch eerſt geopenbaart ſal worden , weet en erkent. Gelykerwys het ſelve aan deſen Schryver ook geſchiedt is : want daar van daan heeft hy den Geeſt der kennifſe ontfangen . Wanneer nu dele Menſch begint te ſpreken van godlyke ſaken geſichten aangaande de verborge Wereldt der godlyke geheimeniſſen ; Gods wonderen voor te dragen ; en fyne broeders fulx komen te horen ( namelyk, de kinderen deſer uitwendige Wereldt , waar in de verborge geeſtelyke Wereldt tot noch toe niet is openbaar geworden ) ſo houden ly het voor beuſelachtige verſieringen , en ſporeloſe dwalingen ; ende ach ten hem dwaas te ſyn , om dat hy van ſaken ſpreekt, die ly noch begry pen noch verſtaan kunnen : ja , ly oordelen fulx maar inbeeldingen , ver dichte fabelen , en een driftige indruk van het Geſternte , te lyn , ofte yets diergelyks. Indien hy nu hier door hare quade werken openbaart en beſtraft: ſó haten fy hem , en bewyſen fy hem alle vyandſchap; ja , gun nen hem het leven niet: Gelykerwys aan Joſeph geſchiede. Als dit ge ſchiedt; ſo fiet het vernuft ſich tenemaal op een doolweg : want hetkent de wegen Gods niet; en verſtaat geenſins , dat het ſo gaan moet met de kinderen Gods. Maar het denkt by ſich ſelven : Gy ſoekt Godt ; en hy brengt u in ſwaricheidt. Dan gaat deſe Menſch dwalen : gelyk als Joſeph in de woeſtyn verdoolde ; toenfyn Vader hem na fync broeders Condt, om te ſien , hoe het aldaar toeging: Het gaat met de niewe kinderen Godsneteveleensals met Foſeph. Want als Gods Geeft haar uitſendt , om te zveren aangaande de ſchade Joſephs ; en de Wereldt haar darom overal baat en vervolgi; fo 'denken f ook , mez het vernuft deſer Wereldt : Wundelt gj op. Gods wegen ; warom gaat het
dan ſodanig met u , dat gy van de Werelde niet anders als voor een gekgee bonden wordt? Daar begint dan bet gemoedt van deſen niewen Joſeph ſeer se malen , bedroeft en verdrietig te worden ; niet wetende wat hem over. komt : dewyl hy overal hoort ; datmen hem voor een dwaas engodloos Menſch uitſcheldi, ende vyandelyk bejegent. Want het gemoedt, dat eerſt begint , en noch aan vleeſch en bloede vaft is , verſtaat die godlyk Proces niet : boe het vernuft tenemaal dwaas moet worden ;en boe Chriſtus ganſch gewillig den ſpot van den Duivel en de Wereldt in den Menſchop fich ſel ven neemt : als ook hoe Gods gerechticheidt, en de ſchuldt, ons van Adam aange- erft, altydt door lyden vervult en betaalt moet worden; ende boe een Chriſtenftaan moet in Chrifti figuur. Als T
140
M
Ý
S
T
E R
I
V
M
Als het nu aldus toegaat; ſo gaat het vernuft recht met Joſeph dolen in de woeſtyn , in grote treuricheidt en verlatenheidt; en is aan alle kan ten bang en benauwt : en al evenwel moet hy het bevel fyns Vaders uit voeren. Doch Godt verlaat fyn Jofeph niet , maar ſchikt hem een Man toe , die hem vertrooft , en den weg aanwyſt , om fyne broeders te kun nen vinden : gelyk als aan Joſeph gebeurde , toen hy dwalen ging in de woeſtyn. Dat is, Godt ſendt cen yverigen Chriſten tot hem , die fyne wegen verſtaat; hem trooſt en verſterkt , om ſtandvaſtig in Gods wegen te volharden . Waar door deſe niewe Joſeph wederom moedt en kracht ontfangt ; op den rechten weg komt ; en onbeſchroomt tot fyne broeders gaande, beſichtigt wat ſy doen , en wat haar voornemen is ; ende haar Gods gebodt en fyn wil voor ogen ſtelt ; eyen als Joſeph het bevel fyns Vaders.
Wanneer die broeders hem fien ; en gewaar worden , dat hy haar met Gods Woordt wil beſtraffen ; fo roepenſe ſtrax : Siet , defe dromer en dwaalgeeſt komt, en wil veel tegen ons inbrengen : hy laſtert en ſchendt onſe goede Gewoontens ; waar in wy ecr, aanſien , en gemackelyke da gen , hebben. Wel hoe ? ſal deſe Weetniet ons beſtraffen ? Hy is niet van de Hogeſcholen gekomen ; en wil hy ons onderwyſen en beriſpen ? laat ons met malkander overleggen ; hoe wy hem beſt mogen uit de weeg rui. men ; en maken , dat hy om hals komt . Hoe ? ſouw ons ſo een ellendig Menſch hier komen onderrechten en beſtraffen ? Wat is hy toch ? Immers is hy maar cen ſlechte Leek ; en ſal hy ſich tegen ons aankanten ? Hy is daar geenſins toe beroepen ; en het is fyn Ampt ganſch niet: hy wil hier door maar op de baan komen ; en ſich ſelven een naam maken. 'Wywile Jen hem ſodanig den mondt ſtoppen ; dat hy by al de Wereldt voor een gek fal gehouden worden. Wy willen hem fyn eer benemen ; wy willen maa ken dat hy gehaat , vervolgt , en gevangen geſet, wordt ; tot een ſpiegel voor een ander , die ons aan wil randen : op dat hy e’huis mag blyven , en daar fyn wereldlyk beroep waarnemen ; ende ons ontrent godlyke ſaken laten oordelen, die op de Hogeſcholen hebben geſtudeert, en ſulx aldaar geleert ; ende om die reden ook van de Overicheidt in dit Ampt ſyn in geſtelt. Aldus nemen de waanwyſe Geeſtelyken den armen 7oſeph , die uit kracht van ſyns Vaders bevel tot haar komt ; en binden hem met ſpot en fmeadheidt; Stroyen een valfch geruchtvan hem uit, en beroven hem van fyn bonten rok , die Godt fyn Vader hem gemaakt hadt , in tegenwoordic beidt van alle ſyne broeders. Darenbovenhouden ſy noch gedurig raadt ; om hem om te brengen, en tenemaal uit de Wereldt te helpen : eveleens als de fonen Jaacobs deden oniront haar broeder Joseph. Doch
4
M
A
GNU. M.
147
Doch gelyk als Ruben, de oudſte broeder , ſich daar tegen kante ; en geenſins wilde toelaten , dat fy Joſeph fouden doden : maar om niet re gelrecht tegen haar Raadſlag aan te gaan, tot haar ſprak ; fiet, daar is een kuil in de woeſtyn , laat ons hem daar in werpen , en deſen bonten rok aan fyn Vader ſchicken : om hem te doen denken ; dat hem een wildt beeſt yerſcheurt heeft. Even ſo verwekt Godt dan een Ruben in haar Raadse vergadering ; namelyk , den oudſten broeder, die macht heeft , om de val. ſche Raadlagen der Phariſeen te verhinderen : dat is , Gods verwekt ere gens een vroom godvruchtig Heer , die den Bloedraadt der Phariſeen te . genſtaat. En alíčhoon die lich niet regelrecht kant tegen haar Vonnis ; ſo wederſtaat hy haar evenwel , en ſtuit de ſtrenge vervolging : ſeggende ; brengt hem niet om't leven ; werpt hem maar in den kuil ; en trekt hem fyn bonten rok uit : op dat hy niet meer ſodanig dromen mag. 't Welk hy maar alleen voorflaat ; om hem van den doodt te redden . Daar op vatten ſy hem aan ; trecken hem den bontén rok uit ; en were pen hem in den kuil der woeſtyne: -cven als de broeders Joſeph deden. Dan nemen ſy ook ſyn bonten rok ; dopen hem in boksbloedt; en ſen . den hem , ſo gefteltfynde , tot ſyn Vader. Dat is te leggen : ſy beroven hem fyn eer , door hare laſteringen ; en ſyne woorden nevens fyn Leer ne mende, maken fy daar valſche uittrekſels uit , en beſoedelenſe met boks . bloedt; dat is, met een valſche fin en averechtſe verklaring : ende ſtro yen ſodanige lafterſchriften overal onder het volk , als ook voor ſyn Va der ; namelyk , voor de Gemeente , en voor de Overicheidt: ende roc pen met ſtoute kaken ; fiet , deſe beſoedelde rok komt deſen Man toe ! Aldus vermoordenſe den Geeſt ſyns Vaders, in deſen rok ; dat is , in fyn naam en faam . Sy ſchenden en laſteren hem valſchelyk : en ſeggen ronde uit van hem ; dat hy met fyn bonten rok het bloedt Chriſti ſchendt. Op deſe wyſe bedriegen ſyfyn Vader, dat is, de Gemeente en de Overicheidt, met hét valſche boksbloedt , daar fy fyn rok hebben ingedompelt: ſo dat de Gemeente en de Overicheidt denkt ; dat een wildt beeſt Joſeph vere ſcheurt heeft. Dat is , ſy menen dat deſe Menſch van den Duivel beſeten is , en tenemaal valſch. Aldus wordt ſyn Vader, namelyk, de Gemeente en de Overicheidt , door Joſephs broeders, dat is, door haardie anderen den weg Gods leren fou den en moeſten , met deſen beſoedelden rok bedrogen : ſo dat ſy denken; dat de Duivel deſen Menſch heeft opgeſlokt, en lyn hert volkomen in genomen. Alſo wordt de arme Joſeph in den kuil der woeſtyne geworpen ; en leit daar ſeer ellendig in een kuil daar geen water in is : ſo dat hy daar in niet kan verdrenken ; noch ook enige laaffenis genieten . Daar ſit hy dan T2
148
MYSTERIUM
dan van de ganſche Werelde tenemaal verlaten ; en moet afwachten , wat toch Godt nu met hem doen wil: dewyl hy hem ſodanig by de Menſchen in verachting heeft gebracht. Aldaar heeft hy nu geen hulp altoos van enig Menfch te verwachten: ja , fyne beſte vrinden houden hem voor een fot; en fyn naam is, als cen uil onder de vogelen. Want aldus moet hy door Gods Gericht doorgaan ; en voor alle Menſchen tot een ſpot worden .
Indien een niewe Joſeph oogt komen ſal tot hetbeſchouwen der godlyke verborgentheden ;ſo moet hy alvorens, eveleens als Joſeph,gericht worden , en onder het Oordeel der wereldſche Menſchen komen : op dat die fyne aangeboreen dadelyke Sonden veroordelen, en voor Godeopofferen ; endeby aldus door het Gericht Gods doordringende , in Chrifti figuur , mag in fich felven komen tot de godlykeBeſchouwelykheidt.
Alſo volkomen moet een wa.
rachtig Chriſten van de luft , eer , en aanſien , deſer Wereldtalvorensaf geſondert worden : ja , darenboven tenemaal dwaas en tot een kindt in ficho felven worden , voor fyn eigen vernuft; ende van anderen uitwendig voor een fot gehouden. Gelykerwys de Werelde bem ook oordeelt ſtapelgek ie fyn : dat hy tydelyke eer , aanſien , en goedi , verlaat ; op boop van bet ewige goedi , dat by toch niet ſien kan . Wanneer het nu aldus met den armen Joſeph geftelt is ; en hy ſoda nig in den kuil der ellende leit : ſo fyn fyne broeders noch geenſins ver genoegt, met hem in deſen kuil te hebben gewurpen . Maar ſy trecken hem daar wederom uit ; en verkopen hem aan de Midianiten : op dat hy mag van haar weggevoert werden in vremde landen . Dat is , fy nemen fyn Naam en fyn Leer; en ſenden die na vremde landen toe : waar door dan de bonte rok Joſephs, door godlyke beſtiering , bekent wordt. Doch ſy menen het valſchelyk met Joſeph , en verkopen hem maar ten ſpot, tot een dienſtbare knecht: om aan de Wereldt ſlechts tot eenſpottelyktydver. dryf te verſtrecken . Gelykerwys ontrent Joſeph geſchiede van fync broc. ders; ende aan deſen Schryver ook geſchiedt is. Alſo wordt Joſeph danin Egypten gevoert ; en aldaar tot een knecht verkocht. Maar Godt is met hem : die geeft hem ſodanigen verſtandten wysheidt ; dat hy van fyn Hcer geſtel wordt tot een Opfiender van fyn huis: ſo dat fyn Heer voortaan niets ſonder hem aanvangt; maar alles aan hem toevertrouwt. Sogaat het ook , als de Geeſt Joſephs ( niet tegen
ſtaande ſulx {madelyker wyſe geſchiedt ) in vremde landen verkocht wordt, daar fyn Perſoon ganſch onbekent is. Want de Wyſen hem in de ogen fiende , kennen hem terſtondt: dewyl ſy merken ; dat Godt aan hem lyn Wysheidt en Geeſt gegeven heeft : dienvolgens nemen fy fyne Schriften met fyne Onderrechtingen aan ; en ſchicken baar ganſche leven daar na. Aldus
3
MAGN
U
M.
149
Aldus fit Joſeph in het Opſienders Ampt van Pharaoos Hofmeeſter ; en regeert fyn ganſche huis. Maar Joſeph is hier mcê noch geenſins door het Gericht Gods volko : ten doorgegaan : dewyl hem , in dat Regiment, noch het allergrootſte gevaar ſyns levens ſtaat te verwachten . Want dan wordt de Vrouw deſes Hofmeeſters eerſt ontrent hem in onkuiſcheidt ontſteken , welke de valſche Secten verbeeldt. Die willen haar dan met fyn Geeſt vermengen , en ha : re ſaken daar door oppronken ; tot aanwas van haar eer en aanſien in de ſe Wereldt, ende tot vertoning van haar Geleertheidt. Wanneer defeGeeft Joſephs fich niet vermengen wil met de menfchelyke verſierde beufelingen der Geeſtelyken; ſo ſchrewen ſy eerft recht ach en wee over hem : en beſchule digenſe hem van onkuiſcheidi, dat is , van valſche Leer ; ende verklagen bem voor den Hofmeeſter, dat is , voor de Overicheidt. Dan moet defe Foſeph aanfonds na het gevangenbuis; en aldaar ſo lang ſitten , en rechte ſchapen beproeft worden : tot dat Gode hem daar uit verlok , en voor Co. ning Pharao fielt. Daar wordt ſyn wysheidt en godvruchicheidt eerſt recht openbaar : en daar beſpeurtmendanklaar ; dat hem ſyn verſtandt van Godt gegeven is. Aldus wordt ſyn Verſtandt dan geſtelt tot een Regent over Egyptenlandt: en hy regeert daar door niet alleen andere volkeren ; maar fyne broeders moeten ook eindelyk by hem komen, in haar gebrek ; dat is, wanneer het rechte verſtandt der godlyke kenniſſc by haar ſchaars en dierbaar wordt. En alsdan onderhoudt hy haarook , door ſyn wysheidt; dewyl hem Godt voor uit heeft geſonden in Egypten , om een Vader over haar te fyn : ſo dat ſy eindelyk daar moeten komen ; ende by vremde volkeren de wysheidt van haar broeder Joſeph ſoeken en genieten. Aldus heeft Iſraël de Propheten ook vervolgt: tot dat fy in duiſternis en Afgodery , volgens de driften van haar vleeſch , vervielen ; ende al les haar overquam , daar de Propheten haar voor hadden gewaarſchouwt. Wanneer ſy dan in honger , komıner', en ellende, faten ; ende haar landt
met grouwelen vervult was: ſo fochtenſe de Schriften der Propheten we derom op ; en erkendenſe eerſt , dat alles wat ſy geſproken hadden wa rachtig was; ende dat ſy onrechtvaerdig methaar hadden gehandelt. Dan pronkten ſy hare graven cierlyk op ; en dan ſeidenſe: Hadden wy in de ty den onſer Vaderen geleeft; wy ſouden de Propheten geenſins hebben om gebracht. Doch de Allerhoogſte voert fyn Gericht alſo uit: dat hy ona trent het huis Iſraëls met ſyne plagen een aanvang maakt; en fyn toorn in de kinderen der genade uitbluft . Want het bloedi der Heiligen heeft altydt, in en door de kracht Chriſti , den toorn tegengeſtaan ; ende belet , dat Ifraël niet verſlonden is geworden. Cap .64:36. • : 58 . CXXXVIII, T 3.
150
M
Y
S S
T
E
R
I
UM
. CXXXVIII . De allerſwaarſte beproeving der kinderen Gods komt haar over , door de Vrouw van Potiphar . Want ſo haaſt als ſy deniewe geboor te deelachtig worden ; maakt de Duivel ſtrax deſe vleeſchelyke hoer gaan . de, in haar vleeſch en bloedt, met allerhande valſche begeerlykheden en inbeeldingen. Dan verbeeldt de Duivel eens in deſe hoer , en door haar aan de fiel, de eer en heerlykheidt deſer Wereldt; als ook de rykdom en welluſt deſes levens : dan ſchildert hy haar eens voor de grote ellende en verlatenheidt; waar in de arme ſiel allerley ſpot en ſchande in deſe We reldt moet uitſtaan : dan vertoont hy haar eens de grote onwaardicheidt van de ſiel : en dan eens de giericheidt ; om haar te doen denken , dat het haar aan tydelyk goedt ſal ontbreken , en ſy in grote ellende vervallen. De ryken en machtigen ſtelt de Duivel, in en door deſe hoer der ſlange van haar vleeſch en bloedt , dan eens voor haar groten adel, hoocheidt, eer, aanſien , en macht: dan eens lecker eten en drinken ; en hoe ſy dat met macht en liſt ſullen verkrygen : dan eens onkuiſcheidt en lichtvaerdicheidt: en dan eens, dat ſy haar aanſien en ontſag voor de Wereldt ſouden verlie fen ; indien ſy aldus in de ootmoedicheidt ingingen . Want wie ſouw haar toch enigſins ontſien en eren ; ſo fy fich ſelyen niet hoog verheften , en aanſienlyk aanſtelden ? Dit ſyn alteſamen de woorden van Potiphars hoer in vleeſch en bloedt; die de Duivel, door fyn begoochelende verbeelding gaande maakt in het fenyn , dat de llang daar in geſpogen heeft : waar meê hy de arme fiel, die in vleeſch en bloedt gevangen is, plaagt; ende haar tot ſulke en dier gelyke dartelheden en fonden aanport. En defe hoer, die in het vleeſch woont, ſeit ſonder ophouden tot de fiel; Slaap maar by my , en bedryf onkuisheidt met my ; pleeg'uw welluſt ſlechts met my na uw welgevallen: SY ſult al evenwel noch wel ſalig worden . Dit doet ſy dagelyks; om in Joſeph , dat is , in het niewe kindt, de onkuiſche luſt ſo ſeer gaande te ma ken ; dat de ſiel ſouw aanbyten , ende alſo het niewe kindt met fyn ſcho . ne Croon befocdelen . Deſe hoer is voor dit nicwe kindt beſchaamt : want ſy is eveleens als een beſoedelt ſwyn in tegenſtelling van de Son. Als ſy hoort ſpreken van de dartelheidt defer Wereldt; ſo verhcucht ſy haar : maar alsmen van wa re kuiſcheidt en reinicheidt ſpreekt ; ſo wordt ſy beſchaamt ; en dan be ſoedelſe het geſprek der heilige kinderen met de voorverhaalde grouwe len , en verachtle: want ſy weet wel, dat ſy ſterven moet; indien Joſeph het Regiment behoudt. Maar de vrome en kuiſche Joſeph , of de inwen dige niewe Menſch , feit tegen deſe hoer : Siet , myn Heer heeft alle ſyne ewige goederen , en bet ganſche Coninkryk Chriſti; aan my toevertrouwt; boe
I
4
M
A
G. NU
M.
151
hoe fouw ikdan ſo groten quaade kunnen ontrent hem begaan ? Ik haap geen . fins by u. Gy fe de Vrouw van myn Heer ; dat is , van den Geef deſer Wereldt: darom wil ik niet dicht by u fyn ; en my geenſins by u nederleg: gen . Cap . 66: 36. . . . 40. CXXXIX. In de handeling van Potiphars Vrouw ontrent Joſeph ſ , ien wy ſeer klaar de ontrouw deſer Wereldt; en hoe valſchclyk ſy hare Chri. ſtelyke getrouwe dienaars beloont. Joſeph ſtondt haar ganſche huis getrou welyk voor; en alles ging, onder fyn beſtiering , geluckig toe. Doch als hy met deſe hoer geen welluſt wilde plegen , en ſich met haar veront reinigen : ſo ſtondt lý na ſyn lyf en leven ; en overdacht maar , hoe ſy hem fyn eer valſchelyk ontſtelen ſouw : aangeſien ſy die hem geenſins bene men kon , door haar argliſticheidt en duivelſche begeerte. In deſe figuur blykt het ook klaar , dat een warachtig Chriſten ſeer grouwelyke vyanden heeft , en aan alle kanten daar meê omcingelt is . En al ſchoon hy ontrent het tydelyke geluckig is; en van vele Menſchen gunſt en genegentheidt geniet ; ſo inoet hy al evenwel daar niet vaſt ор Itcu
nen: dewyl de Duivel gedurig ſyn beſt doet ; om hem ter aarde te wer pen . Want wat hy ſelve in vleeſch en bloedt niet kan uitrechten ; dat brengt hyte weeg door ſyne werktuigen : en maakt door haar , dat de kin deren Gods valſchelyk verraden worden ; ende dat nergens anders om , als om haar godvruchticheidt en vromicheidt. Want als in de kinderen Gods de niewe hemelſche Eva geboren wordt; ſo wil de Duivel in de aardſche Eva haar niet verdragen : dewyl een hoer en een kwiſche Maagdt feer qua lyk bymalkander voegen. Cap.65: 50. . 52. CXL. Joſephs wedervaren in de gevankenis verbeeldt ons de allerlaat ſte beproeving der kinderen Gods : en toont ons klaar ; hoe fy eer en goodt moeten verlaten ; haar leven in gevaar ſtellen ; en haar ſelven tene maal in en aan Godt overgeven , om met haar te doen alles wat hem be haagt. Want Gods kinderen moeten alles verlaten , om Gods wil ; en aan de Wereldt overgeven : Sy moeten worden als een gevange , die den doodt verwacht , en fich op geen Menſch meer kan verlaten : of trooſt en beul van enig ſchepſel meer weet te bekomen : maar fich louter alleen verlaat op de
genade Gods. Dan is de Menſch door alle beproevingen doorgekomen : en wacht nu maar alleen na het bevel des Heeren ; om te weten waar toe Godt hem gebruiken wil. Want nu ſeit hy tot Godt , met een innerly ke genegentgeidt, in fyn hert : Heere, wilt gy my in gevankenis en ellende hebben ; en dat ik in duiſternis ſal blyven litten : lo wil ik hier gaern wo nen. Wilt gy my in de Hel voeren ; ſo wil ook gaern derwaerts met u gaan : want gy fyt myn Hemel. Als ik u maar heb ; lo vraag ik niemendal na
152
MY
S
T
E
R
I
U
M
na Hemel en Aarde: en alſchoon myn lichaam en ſiel verſmachten ; noch fyt en blyft gy myn trooſt en verquicking . Ik mag weſen , waar dat het ook fyn mag ; evenwel blyf ik in u , en gy in my : ik heb van alles ge . nocg ; als ik u maar heb : gebruik my , waar toe het u belieft. In deſe allerlaatſte beproeving , wordt de Menſch wederom Godseven beeldt : dewyl hem alle dingen dan tenemaal gelyk en evelcens worden. Hier wordt hy volkomen eens met geluk en ongeluk , met sykdom en ar moede , met blydſchap en droefheidt, met licht en duiſternis , met le ven en doodt. Hy is in en voor lich felven gelyk als nicts: dewyl hy , ten opſicht van fyn wil , aan alle dingen doodt is ; ende in de figuur ſtaat als Godt. Gelykerwys Godt nu in alles en door alles is , en evenwel ontrent alles Niets is : dewyl het Godt niet begrypt ; en alles nochtans door hem openbaar wordt. Ja , hy is ſelve alles , en heeft toch niets : dewyl het Yets voor hem , ten opſicht van fyn begryp , ook is als Niets ; aangelien het hem geenſins begrypt. Gods is gelyk als doodt ontrent alle dingen ; en is evenwel ſelve het leven aller dingen : by is maar Een , en nochtans ook te gelyk Niets en Alles. Even ſodanig wordt een door en door beprooft Menſch ook , ten opſicht van fyn Gelate wil. Wantals by fich felven ice nemaal aan en in Godt overgeeft; ſo valt ſyn wil wederom in Gods gronde loſe wil , waar uit hy in den aanvang is voortgekomen. Dan ſaat bywe derom in de rechte geſtalte, als een evenbeeldi van Gods grondeloſe' wil , waar in Godt ſelve woont en wil. Want indien het ſchepſel niet meer wil ; als dat Godt door het ſchep • ſel wil ; ſo is het ontrent fyn Selfheidt doodt , en ſtaat wederom in het eere ſte beeldt; dat is , in het beeldt, waar in het Godt ten leven formeerde. Want wat ishet leven van een ſchepſel ? andersniet alseen vonkje van Godswil. Wat ſchepſel dat’er nu ſtil ſtaat voor Gods wil ; in dat ſchep ſel is Godt ſelve de wil en het leven , die het dryft en regeert. Maar alles wat ſelve wil en loopt; dat breekt fich van Gods volkomewil af, en voert ſich in de eigenheidi'in . Waar in toch geen ruſt altoos is; dewyl het leven , lopen , en draven , moet in ſyn eige wil , ende niet anders is als louter one ruft : aangeſien de onruſt het leven is van de cige wil. Want als de wil nice meer voor haar ſelve wil ; ſo kan haar ook niemcndal meer pynigen : dc . wyl haar willen haar eige leven is. Maar wat alleen in en met Godt wil ; dat is een enig leven met Godt. Cap .66:61.... 05. CXLI. Wanneer de Menſch tenemaal in Godt Gelaten is : fo wordt Godt ſyn wil; en trekt Godt het fich ganſchelyk niet aan , wat de Menſch doet. Dan is'er in hem niets , dat tegen Gods wil ſtrydı : dewyl Gods wil felvealles in hem doct ; en dan kondi alle fonde op. 7a al was het dat , Gods
1
1
M
A
G
NU,
M.
153
Gods toornige wil haar in den Menſch bewoog ; en vyer deede nedervallen uit den Hemel van den Heere , gelyk als door Elias geſchiede : So is het toch alles recht en goedt voor Godt. Want de Menſch doet het niet; maar Godt doet het door bem : hy is het werktuig maar , waar door Godtſpreekt en werkt. Gelykerwys nu Godt , voor ſo veel als hy Godt is , niet an ders kan willen als goedt ( want indien hy ſelve yetsquaads wilde ; ſo was hy geen Godt). alſo kan ook in het willen van ſodanigen Menſch niet an ders fyn , als alleen Gods ſegen en Gods willen : even als van Joſeph ge ſeit wierdt; dat Godt met hem geweeſt is , in al ſyn bedryf, en alles door fyne handen gelegent heeft. Aldus gaat den vromen het licht op in de duiſternis ; en wordt hem de dag uit de nacht geboren ; ende het geluk uit het ongeluk ; ja, het Pa radys uit de vloek en boosheidt deſer Wereldt. Want hetgaat met hem , volgens het feggen des Apoftels : Die Godt lief hebben , moeten alle dine gen ten beſte dienen. So bracht Joſephs gevankenis hem voor Conink Pha rao ; ſette hem op den Throon over landen en volkeren ; maakte hem to een Heer over fyn Vader en fyne Broeders; tot een Voorſtander en Ampt man des Coninks ; ende tot een Regent Gods , waar door Godt grote landen en Coninkryken regeerde: gelyk als by Daniël ook te ſien is. Darom moet een Chriſten deaanvechting leren verdragen ; als hem Godt in Joſephs kuil en gevankenis werpt. Een Chriſten moet, in alfyn be dryf en wedervaren, op Godt vertrouwen ; en ſich tenemaal in Godí bege ven : So ſal hy in fich ſelven machtiger worden, als de ganſche Wereldi en de Hel is. Want deſe worden met al haar aanhang eindelyk aan hem tot een ſpet : na dat hy in alle beproevingen getrouw en beſtendig voor Godt is 72 . gebleven . Cap.66 :69. CXLII. În Joſeph ſien wy klaar: hoe alles eindelyk aan Gods kinde ren moet ten beſte dienen ; en hoe alles , wat ſy onrechtvaerdig lyden moeten , haar in de uitkomſt in louter blydſchap verandert wordt. Want in de verdrucking leren fy recht erkennen , hoe byſter ſwak en ellendig dat fy fyn , in haar eigenheidt; hoe de doodt en ellende haar ſo naby is ;hoe het met aller Menſchen trooſt en hoop , alsmen ſich wil op Menſchen verlaten , en op haar gunſt ſteunen ,, een ganſch onbeſtendig weſen is; en hoe de Menſch ſyn hoop tot Godt moet wenden , wanneer hy denktdoor gunſt van Menſchen uit ſyn verdrucking verloſt te worden . Indien hy fulx doet : ſo moet hem eindelyk toch de gunſt en raadt van Menſchen te ſtade komen. Wil ymande de gunſt en raadt van Menſchen welgebruiken : ſo moet hy ſyn koop op Gode veſtigen ; en met gedulde afwachten, of hem Godt, door mena V
134
M
Y
S
T
E
R
I
UM
menfchelyke middelen , trooften wil en uit ſyn ellende vertoffen , of niet. Doch hy moer fyn boop ganſchelyk niet ſtellen op de gunft der Menſchen : maar op Godt fien ; en van hem verwachten , wat by door middelen nita werken wil. En of het ſich al liet aanſien ; als of Gode hem vergeten hadt ( gelykerwys het met Joſeph ging ; die volle twee jaren blyven moeſt in de gevankenis ) ſo moet hy evenwel denken ; Godt wil my hier heb ben. Wil Godt my , door deſe of gene middelen , op een andere plaats brengen ; fo ſal hy de middelen daar toe wel verſchaffen , en fulx te fyner tydt wel fchicken : gelyk als hier in Joſeph te ſien is. Het misdryf van de hovelingen des Coninks , waar over fy by Joſeph geſet wierden in de gevankenis, was het middel, waar door Godt Joleph wil de voor den Conink brengen : doch dit geſchiede ſo ſpoedig niet. Ter wyl Joſeph hoopte , datde ſchenker des Coninkseen goedewoordt voor hem by den Conink ſpreken fouw , en fyn onſchuldt voordragen , ſo ver gat hem de ſchenker , en liet hein in de gevankenis blyven ſitten : waar door Joſeph genoodſaakt wierdt tenemaal te wanhopen ontrent alle men fehelyke middelen ; en tot Godt alleen fyn toevlucht te nemen . So haaſt als hy dat deedt; 'en ontrent alle menſchelyke middelen wanhopende, ſich volkomen op Godt verliet : fo moeſten even die felve middelen , daar Joſeph op gehoopt hadt, en door het lang vertoeven fyn hoop verloren gegeven , wederom verſchynen , en hem te ftade komen . Hier uit moet een kindt Gods leren ; ontrent alleswat hy van Godt bidt, dat hiem door Menfchen ſal geſchieden , fyn hoop geenſins op Menfchen te veſtigen , maar op Godt alleen . Alsdan' verkrygt hy eindelyk , wat hy van Godt gebeden hadt; dat hem , door toedoen van Menſchen , fouw te ſtade ko men. Wanneer het gemoedt wanhoopt ontrent menſchelyke middelen ; en wederom in Godt verfinkt : jo komt Godshulp , door menſchelyke midde len , te voorfchyn. Aldris wordt het gemoedi geoeffent ; dat het voortaan 18. op Godt alleen leert vertrouwen . Cap. 67: 18: CXLIII. Joſephs verhoging is de allerfchoonſte figuurvan de ganſche H. Schrift : dewylmen nergens daar in yets diergelyx van enig Menſch vindt. Joſeph verbeeldt ons hier een wel beproeft Chriften , die in alle beproevingen beſtendig gebleven is ; en de Geeſt Chriſti met ſich heeft, door fyn lyden , ſterven , Hel, gevankenis, en ellende, volkomen door gevoert. Het wyft ons ook aan, hoe de enige Godt , als de allergroot Ite Conink , ſodanigen Menſch voor lich ſtelt ; fyn wysheidt , dicn hy verkregen heeft in het Proces Chriſti, onderſoekt, en voor goedt keurt; en hem met blydſchap aannemende, dit getuigenis van hem geeft : Daar is niemandt fo wys als gy : want niemandt is er behalven u , dic fyn le yen
M
A
G
N
U
M.
155
ven ſo heimelyk in lydſaamheidt heeft kunnen , door doodt en Hel , in Godt invoeren . Gelyk als Pharao aan Joſeph volkomen macht geeft over ſyn Ryk ; en bem , in fyn liefde , tot fyn metgeſel aanneemt ; even alseen Raadsheer des Coninks den Conink fm Ryk helpt regeren : alſo ſtelt Godt ook deſen niewen Joſeph in fyn Ryk , en regeert hy door hem . Darenboven geefthy hem ſyn Segelring , namelyk , de Menſcheidt en de Godheidt in de liefde Jeſu Chri li, aan fun fiel ; en laat hem achterfish ryden op dentweden wagen : dat is , waar de Geeſt Gods heen gaat ; daar volgt hy hem altydt na. De Dui wel, doodt, noch Hel , durven hem ooit meer met haar macht aantaſten , ja , aanroeren : want hy verkrygt fo groten mache over Duivel, doodt en Hel, ende ook over ſýn ſterfelyk vleeſch en bloedt ; gelykerwys Joſeph hadt over ganſch Egyptenlandi. En gelyk als Joleph aanſtonds uittoog ; en voor den Conink huiſen bouwde, om voorraadt van koorn daar in te verſamelen : alſo bouwt ro danigen Menſch die in GodsRyk fit , na fyn inwendigen grondt , vele ſulke menſchelyke huiſen , of fielen van Menſchen , waar in hy den god lyken overvloedt, die hem Godt in Chrifto Jeſu geeft, als godlyke ken nis en wysheidt, uitſtort met gocde onderrechting , leer, en leven. So dat ſyn Lering haar utbreidt en vermenichvuldicht ; als het ſandt aan den oever van de Zee.. Ja,ſyn Perelboomtje fpreit haar met ontelbare tacken uit ; ſo dat'er veel honderdt duiſende fieken van de vruchten eten : even als van Joſephs voorraadt in den dieren tydt. Alsdan wordt de dochter Potiphars , dat is , des Prieſters dochter in On , verbeeldende de ware Chriſtenheidt , aan hem tot cen Vrouw ge geven ; welke hy moet voorſtaan , onderhouden , beminnen , en met haar twee ſonen voorttelen : dat is , hy moet gedurig , op deſen weg, met rei ſen en trecken belig ſyn , ende daar op met een gereinicht hert wandelen . Even als Joſeph , voor den dieren tydt, in Egypten met fyn Huisvrouw Manaſſe en Ephraim voortteelde ; en ſich ſelyen door defe namen voor ogen ſtelde , hoe hem Godt in het huis fyner ellende hadt groot laten worden , en overvloedt aan hem gegeven . Een kindt Gods doet ook Son fchatkiſt open , als Joſeph fyne koornhuifen ; wanneer de diere tyde komt, en Gods toorn de Werelde fift: ende deelt aan haar , die nevens hem aan denfelven boom ſtaan , uit ſyn ſchatkiſt 't geen hy heeft ; op datſi in foda nigen dieren tydt, niet van honger komen te vergaan. Cap.68: 49... 53 . CXLIV . Wanneer de Menſch ſich in Gods toorn bevindt , daar hem gerechticheidt ontbreekt ; even als Fnacob in den dieren tyde fich bevondt met fyne kinderen : fo feit Godt de Vader in her Geweten , tot de fiel ; wat ver V 2
156
M
Ý
S
T
E
R
I
Ủ
M
vertoeft gy langer , en fiet sy aan alle kanten om ? Daal neder in de Boete, daar gerechtickeidt te koop is in den doodt Chriffi ; en daar Chriſtus ge rechticheidt geeft voor uwe fonden, indien gy, u ſelven maar van ganſcher herten tot hem keert. Aldus geeft Gode de Vader ſyn eige wil in de Boes te , en in het omkeren van den armen ſondaar. Doch Benjamin , Joſephs broeder, dat is , de Menſcheidt Chriſti , geeft hy hem ſo haalt niet tot fyn geſelſchap; maar eerſt fyne ſondige broeders alleen: dat is, hy geeft hem vooraf fyn verſchricking in fyn Geweten ; en verbergt den trooft in Syn genade , als den rechten Benjamin , Joſephs broeder , voor de ſon delyke eigenſchappen. Die eigenſchappen , daar de fonden door fyn uit gewerkt , ſendt hy na de genade toc ; om ſodanig koorn by Joſeph , dat is, by Chriſtus, té gaan kopen . De ſondaar moet'erſelve aan ; en met ernft ingaan in het lyden en ſtere ven Jeſu Chriſti: hy moet ſelve fijne fonden , voor degenade, afſterven, in de gevankenis van Gods toorn : hy moet fich felven in Joſephs, dat is, in Chriſti , erbarmen inwerpen ; op hoop van genade te ſullen verwerven . Hy moet geenſins buiten blyven ſtaan ; en fechis ſeggen , by Chriftus isgenade ie koop : en ondertuſſen ſich met die genade kittelen en vertrooſten . Neen , neen ; dat kan de arme fiel ganſch niet verquicken. Gy moet na beneden trecken in Egypten ; tot uw beledichden broeder , dien gy , door uwe fone den , in u eigeſelven hebt in den kuil gewurpen . Gy moet met grote oote moedicheidt voor fyne ogen verſchynen : doch gy lult hem ſo ftrax noch niet kennen ; maar wachten moeten , tot dat hy ſich aan u , in fyn erbar men , fal bekent maken. Aldaar moet gy , by Chriſti macht en heerlyk heidt, die hy verkregen heeft in fyn opſtanding , koorn kopen voor uw arme ſiel ; op dat ſy mag leven , en niet ſterven : gelyk als Jaacob fprak tot fyne kinderen. Cap. 69: 4. : 6. CXLV . Wanneer de arme fiel haar tot Chriſtum wendt ; om ſpys van hem te halen : fo fiet hy de ſiel en haar wil ganſch door en door in baar weſen ; ende let wel , of de wil haar ſelve recht tot hem geſchikt heeft. Indien die nu maar ganſch omgekeert ſtaat ; ſo kent Chriſtus haar ſtrax : doch by jaagt alvorens het Geweten een ſchrik aan ; en ſtelt fich vremde en hardt aan tegen de fiel : even als tegen het Cananeeſche Vrouweje. Hyver. berge fyn genade voor de fiel : tot dat ſy haar Boete voor hem uitſtort; haar aangeſicht voor hem nederbuigt; alle bare ſchulden belydı; haar tenemaal vernedert tot den kwil des Gerichts ; ende haarſelveganſch overgeeft in Gods toorn , en aan fon ſtraf: dat is, in ber afſterven van baar Selfheidt. Alsdan fiet Chriſtus in haar grondt in ; en vat haar aan metden ernſtigen bandt des toorns Gods: doch fyn liefde verbergt haar ſlechts daar in met de
MAGNUM.
157
de genade. Want het is fyn liefde met de genade , die de ſonden gaande maakt en aanklaagt; ſo dat de arme ſondaar, daar door ontroert fynde, ver fchrikt en voor Godt bevreeſt wordt. Wanneer de fiel voor Godt Aaat , en hem aanroept : fo ſeit Chriftus in het Geweten ; wie pe gy ? fier ſelve maar eens aan ; en leseens, of gymyn genade wel waardig fye. Gelykerwys Jo ſeph hier deeds; toen by lyne broeders aldus aanſprak: wie fyi gy ? en ſich hardt en vremdt tegen haar aanſtelde. - En Joſeph gedacht aan de dromen, die hy van haar gedroomt hadt ; en { prak tot haar: Gylyt verſpieders; en ſyt maar gekomen , om te ſien waar het landt open is. Dat is , Chriſtus denkt aan ſyn barmherticheidt, ende aan ſyn bitter lyden en ſterven ; en ſeit tot de liel: Gy ſyt een verſpie der ; en komtmaar tot my , om te ſien , waar de poort myner genade open ſtaat. Doch dit ſal u niemendal helpen : gy moet'er al anders aan . Gy moet alvorens in de poorten van myn lyden en ſterven ingaan : anderſins fyt gy maar een verſpieder ; die ſlechts fien wil , waar de poort myner ge nade open ſtaat: om die maar tot een dekmantel te gebruiken, om u ſelve daar ineê te bedecken. Het moet u rechternſt ſyn : want dusdoende wilt gy maar myn Verrader weſen ; en myn genade ſlechts in uw mondt voeren . Doch Joſephs broeders andwoorden hem : Geenſins, myn Heer; uwe knechten lyn maar gekomen om koorn te kopen. Wy fyn alteſamen ſo nen van een Vader : wy fyn eerlyke Menſchen ; en uwe knechten ſyn nooyt verſpieders geweeſt. Dit geeft hier aan ons dit te verſtaan . Eer de ei genſchappen der fiele haar ſelve recht kennen , in baar ydelheidt : ſo denkt de fiel, als de coorn Gods haar onder de ogen komi , dat is, in haar eige weſen , dat haar ongelyk geſchiedt. Want ſy meent, als ſy haar ſelve trooſt mer de verdienſten Chrifti ; als jy aan hem gelooft , en belydt dat hy Gods Soon is , en voor de fonden heeft betaalt : dat ſy dan geenſins voor een vera fpieder Gods, en onrechtvaerdigen buichelaar , kan geſcholden worden. Sy is immers,oordeelt h , gerechivaerdicht door de Rechevaerdigmaking Chris dat haar ſulx ten goede geſchiede is . fi ; dewyl ſy geloofs, Doch gelyk als Joſeph aan ſyne broeders tot andwoordt gaf ; gyfyc maar gekomen , om te ſien , waar het landt open is : alſo beſchuldicht de Geeſt Chriſti ook de weſentlyke eigenſchappen der fiele. Want hy on dervindt wel; dat ſy noch niet verbryſſelt ſyn , en noch eige begeerlykhe den in haar hebben : als ook, dat de Giel maar ſtrax na de genade, als na een poort die voor haar open ſtaat, grypen wil. Doch dit geldt niemendal. De fiel moet eerſt in Chrifti lyden en ſterven ingaan ; en dwelyden en ſterven aantrecken , door ernſtige Boete en omkering van haar wil . Alsdan mag Sy door de ope poorten , namelyk , deor Chriftiwonden en doode, in fyn opſtana . CXLVI. ding ingaan. Cap.69: 8 . 126
158
MY
S
T
E
R
I UM
CXLVI. Als de arme fiel, even als de broeders tot Joſeph quamen , tot Chriftum nadert ; en fyn opſtanding ſo aanſtonds wil aantrecken : fo ſpreekt de Geeſt Chriſti in het weſen van de ſiel. Dit is het , dat ik u ge leit heb : wwe weſentlyke eigenſchappen fyn maar verſpieders, by het les ven Gods. Hier by wil ik haar beproeven ; of (yop een betamelyken weg tot my komen. Wanneer fy haar jongſten broeder , die Joſephs rechte broeder is ( te weten , de ingelyfde rank van het Verbonde der genade in haar hemelſche weſenheidt, dat in Adam verblikt en genoegſaam geſtur ven is.). met fich brengen : dat is te leggen ; wanneer fy:het ingelyfde Verbondt der genade, dat in het Paradys wederom is opgerecht; mer ſich brengen ; endedat het weſen der ſiele haar, met haar inwendigſten grondt, tot my keert, en in my inwendt: dan is alles, wel. Anderſins komen fý maar als huichelaars en verſpicders van de poort der genade. Dit heet cert recht: Den jongſten broeder halen . Want die ingelyfde genade in de Bee lofte, die in het Paradys geſchiedt is , is de jongſte broeder van de fiel: welken broeder de ſiel onder hare fonden verbergt en toedekt ; . ende in den aanvang van haar Boete thuis laat blyven , by het leven Gods. Darom leit de.Text van Moſes ganſch heimelyk: dat hy baar, by het leven van Pharao , daar aan wilde beproeven. Dit wil fo veel ſeggen in de figuur ; als by het leven Gods, daar de jongſte ſoon by te rug was ge bleven. Deſen foon moet een boetvaerdig Menſch met ſich brengen , tot de poort der genade: anderſins moet hy drie dagen lang opgeſloten wor. den ; en gevangen blyven leggen , tot dat hy hem brengt : even als de Dat is , anderſins moeten de drie Principia , of Be ginſelen , in den Menſch fo lang in den toorn Gods gevangen blyven leggen. Want fy kunnen geen godlyke ſpys kopen ; voor dat fy deſen broeders Joſephs.
haren jongſten broeder by haar hebben : dat is, de poort, waar in Chris ſtus binnen in den Menſch , in het felve beelde van het weſen der hemel. ſche Wereldt , dat in Adam furf, van den doodt opſtaat, en daar fyn woning in hebben mag . Aldus wordt een Menſch beproeft, by het leven Gods; wanneer by foch tot Godt, wendt : namelyk , of hy ſich ſeluen wel tenemaal tot hem wendt; en den ingelyfden grondt der genade metfich brengt, waar in fich Chriftus wil en ſal openbaren . Indien hy dit niet doet; ſo ſeit de rechte Joſeph Chris stus toi die weſentlyke eigenſchappen van de ſiel : Gylyt maar Verſpieder's ontrent het leven Gods ; gy verſpiedt en vorſcht maar alleen na de Rechte vaerdigmaking.des Menſchen , door het lyden en de verdienſten Chrifti : dat is, gý leert anders niet als de blote geſchiedenis; en neemthet dierbaa re Verbondt Gods ſlechts in uw . mondt. Gy vleit en pluimftrykt u felven ,
M
AG
NU
M.
159
met de Voldoening Chriſti ; en blyfr evenwel maar loutere Verſpieders der genade: doch dit ſal u niemendal baten , noch kunnen helpen . Of gy het Ryk Chriſti al verſpiedt; fo fal toch myn toorn en gerechticheidt in haar yver' u evenwel met alle drie Principia , of Beginſelen , gevangen houden ; ſo lang als gy den inwendigſten gronde uws weſens niet met u brengt. Dit heet eerſt recht ; alle twaalf ſonen Jaacobs voor den rechten Joſeph Chriſtum ſtellen ; ende hem , met lichaam en fiel, van binnen en van bui
ten , met alle fyne krachten te voet vallen ; en ſich ſelven tenemaal aan en in fyn genade overgeven. Het heet bier ganſch niet ; felve de genade te kunnen aanvatten , en na fich nemen : maar ſodanig in de genade verſin ken ; dat de genade baar aan den Menſch overgeeft. Aangeſien de macht des Menſchen , om de genade te kunnen aanvatten en na fich nemen , vero loren is. De eige wil is van Gode afgeſcheiden ; en moet haar ſelve we derom in Godt renemaal laten verfinken : Jy moet afſtandt doen van haar cigen willen ; op dat Godt haar op nieuw kan in genade aannemen . O ! Babel, hoe treft u dat. Immers fyt gy , by het leven Gods , met al uw huichelen , niet anders , als maar een verſpieder van Gods genade. Immers ſoekt gy ſlechts de poort der genade; om daar door metuw eige wil , fonder uw inwendigen Benjamin met u te brengen , in te gaan in het Ryk Chriſti. Ja, gy wilt cen van buiten aangenome kindt der gena de fyn , dien ſyne ſonden fyn vergeven , door de verdienſten Chriſti; en blyft ondertuſſen anders niet , als Babel en Fabel. Gy wilt geenſins een Chriſten fyn in Chriſto ; en wilt al evenwel noch in den Hemel varen: maar dat fal u niemendal baten . Want de rechte Joſeph Chriſtus houdt u na lichaam en fiel in den toorn Gods gevangen ; tot dat gy hem Benja min brengt , dat is , den inwendichſten grondt. Indien gy dit doct ; ſo vaart de Hemel in u ; en fo ſtaat Chriſtus in u op van den doodt, uit fyn graf, dat gy felve fyt. Dan heeft uw verſpicdery eerſt een einde. O ! Hogeſcholen , nevens u alteſamen , die gehouden wilt fyn voor Dienaars Gods, en Leeraars van Gods weg ( daar gy ondertuſſen ontrent dien weg gedurig met malkander hevig twiſt en krakeelt) wat ſyt gy toch? beſiet u ſelven eens recht in deſe figuur. Immers ſyt gy niet anders als verſpieders Gods ; gy vorſcht ſonder ophouden ; en legt toch maar in de gevankenis. Godt wil het aldus niet langer hebben : want hy beproeft fel ve de gedachten der Menſchen ; ende hy is felve by en in alle dingen te genwoordig. Hem komt alleen het verſtandt toe , en de wetenſchap van fyn Coninkryk : fonder hem weet gy niemendal. Uw verſpieden , en uw weten , fal u geenfins in het Coninkryk Gods brengen. Gy kunt daar niet invaren ; indien het in uw eige leven niet uitvaart : dat is , indien hct
160
M
Y
S
T
E
R
I
UM
het in uw eige leven niet openbaar wordt ; dat gy Gods kinderen fyt in Chriſto , in lyn lyden , ſterven , en opſtanding, in en mer hem . Dit moet gy geenſins fyn , door een hiſtoryſchen aangenomen ſchyn des Geloofs; maar weſentlyk , als een rank aan den wynſtok. Gy moct een tak fyn aan den boom : gy moet Chriſti leven , vleeſch , en bloedt, in der daadt en weſentlyk in u hebben , in den inwendigen grondt ;' ja, gy moet Chri ftus ſelve fyn : anderſins fyt gy alteſamen maar verſpieders, navorſchers , en hiſtoryſche Chriſtenen ; ende niet een hayr beter voor Godt , als Joden , Turken , en Heidenen. O ! eenvoudige Menſchen , laat u toch onderrechten. Gaat maar weg van den Babyloniſchen toren der verwarde ſpraken ; ſo kunt gy haaſt ic recht komen. Soekt Chriſtum , in u ſelven , ter rechterhande Gods : daar, daar ſit by. Sluit uw wil maar open : dat is , geeft die maar aan hem over ; hy ſalje wel op uiten. Uw Boete moet louter ernſt ſyn : of dy ſyt en 22 . blyft alteſamen niet anders als verſpieders. Cap. 69 : 14. CXLVII . Als de ſiel tot Godt nadert , met een genegentheidt om Boete te doen ; en haar inwendige grondt noch ſo ſeer in de ydelheidt ver Noten is , dat het gemoedt noch aan de ydelheide vaſt hangt : indien ſy des niet tegenſtaande niet nalaten wil Boete te doen , en in het Gebedt volhardt ; alſchoon ſy noch niet los kan worden van de aardſche begeer. lykheidt: folaat Godt de Vader de weſentlyke eigenſchappen der ſiele ſe Kerlyk uit de gevankenis ſyns toorns. Waar door het gemoedt dan we derom ſo wel te vreden wordt; als ymandt die uit een gevankenis is los gelaten : en het ſeit ook ; het is met my heel wel gegaan , in myn Ge bedt deſer Boete. Want de toorn Gods heeft de Natuur uit de gevanke nis laten gaan ; om dat fy met des te groter arbeidt in Godt ſouw kunnen indringen: aangeſien fy dat niet doen kan , in haar gevankenis ; om dat ſe bang is , en niemendal andersſiet , als hare fonden dieſe begaan heeft: welke haar ſonder ophouden ſodanig te rug dryven ; dat ſy voor Godt bevreeſt en beſchaamt is. Maar als de toorn haar los laat ; ſo krygt fy kracht en vermogen , om te bidden en haar Boete uit te werken : doch Gods toorn houdt de Natuur noch gedurig aan een bandt vaſt. Gelyk als Joſeph ( yn broeder Symeon gevangen bieldt ; tot dat ſy hem den laatſten broeder brachten : alſo moet de arme fiel ook aan een bandt der gevankenis des doods gebonden blyven ; tot dat ſy den laatſten broeder brenge dat is, haar inwendigſten grondi, in Gods tegenwoordicheidt, uitſtore, en tot hem ſeit : Heere , ik wil, om Chriffi wille, en om myn falicheidt,al les verlaten ; en myn wil volkomen aan overgeven. Werp my in doodt, of in leven ; in ſchande, of in ſpot ; in armoede , of in ellende ; ſodanig als
4 1
M
A
G
N
U
M.
161
als het u behaagt : ik wil en fal evenwel vaſt aan ublyven hangen . Ik wil nooyt meer voor u huichelen ; en aan u myn wil maar half geven : als ik voor deſen gedaan heb. Wanneer de ernſt ſodanig wordtin 't werk geſtelt ; dat Godt erkent, dat het rechtſchapen ernſt is : To wordt de laatſte broeder ook los gelaten . Dat is , ſo wordt ook de laatſte bandt van Godstoorn ont bonden : doch eer het fo ver komt , moet de fiel noch aan een bande blyven gevangen leggen. Des niet tegenſtaande ſpreekt Godt tot de andere ge Italteniſſen des levens, die los gelaten ſyn : Trekt gy maar weg , met het geen dat gy van my , nu in deſe Boete , gekocht en ontfangen hebt, en brengt het na huis: dat is, beſoedelt hetniet wederom ; maar leeft daar van . Geniet de genade , die u tegenwoordig geſchonken is ; en voert het · koorn in ter ere Gods : op dat het , met fyn aitwerking ,voor Godt mag komen . Cap. 69 : 25.... 29 .
1
!
CXLVIII. De grote angſt van de broeders Joſephs, is een levendige verbeelding van den ernſt der Boete ; waar in de Menfch voor de ogen Gods ſtaat ; en terwyl hy tot hem ſmeekt , fyn Geweten met fyne fonden komen op te waken : even als hier geſchiede in de broeders Joſephs. Alsdan ſpreekt de Menſch ook by ſich ſelven : Dit heb ik door myne ſon den verdient; om dat ik Chriſtum , binnen in myn ſelven , en buiten my in myne medeleden , heb helpen cruicigen, en verſpotten , ende fyn ſme ken , in myne Medechriftenen , voor niemendal geacht; maar haar ſmaad heidt aangedaan , en ter verdoemenis veroordeelt. Tegenwoordig treft het my ! Nu ik my tot Godt wil wenden , en Boete doen ; nu houden my ne ſuchten en tranen op , die ik hem , tot myn vermaak , ſpotterny, dartelhcidt , heb uitgeperſt . Nu ſta ik hier jammerlyk verlegen '; en Hemel wordt my , in myn Geweten , ſo hardt als yfer en ſtaal! Daar
ſy en de op
ſpreekt Godt dan noch in het Geweten : Immers is u dit welbekentgeo weeſt ; en ik heb u dit ook door myn Woordt laten aanſeggen. Gy wiſt ſece wel , dat gy onrechtvaerdig handelde : maar uw boosaardige moetwilli cheidt moelt de overhandthebben ; en nu ſoudt gy noch gaern genade wil len ontfangen . De Duivel ſeit insgelyks.. Het is te vergeefs ; de genade is weg ; deHemel is toe ; de Hel is open : laat het bidden maar ſtaan ; gy fult toch niets verwerven. Doch de grote barmherticheidt, die in de ge nade Chriſti is , in den inwendigen grondt, dringt met haarteder mede lyden en grote ontferming door ( alhoewel ſy haar liefryke aangeſicht te genwoordig noch ſodanig verbergt ; dat de' fiel haar geenſins kent ) en maakt de bedroefde Gel ſo vol angſt en ellende ; dat ly ſtil by haar ſelve ſmeekt en weent voor Godt, endehaar aan allerhande boosheidt bekent ſchuldig te fyn.
X
In
162
MY
S
T
E
R
I
UM
: In deſen angſt en ellende , die in haar is ontfteken , vange fy aan hare fonden bitterlyk te beklagen , en daar groot Berouw over te bewyſen : ook is ſy ſo vol van ſchaamte en ſchande voor de ogen Chriſti; dat ſy haar aan gelicht voor Gode verbergt; en niet meer weet, wat fy, van benauwtheidt en bekommering , aan lal vangen . Want fy fiet met hare eige ogen nu klaar in haar ſelve ; dat Gods ſtrenge gerechticheidt haar in haar leven bindt en vaſt houdt : gelyk alsJoſephs broeders moeſten aanſien ; dat haar broeder Symeon , om hare fonden , voor hare ogen gebonden wierdt. Want alſchoon Chriſtus in het weſen der fiele, in den inwendigen gronde der ingelyfde genade, fich beweegt; en haar ſodanig verbryſelt , datſy ha • re fonden fiet , en daar Berouw over betoont : evenwel ſtelt by fich ' noch ganſch vremdt tegen de fiel; en wil haar met geen enige ſtraal fyner lief
. de aanroeren. Gelyk als Joſeph ſich ſo vremde aanſtelde ;als ofby detaal fyner broeders niet verſtondt , ende met haar door een Tolk ſprak . Deſe Tolk is het, en niemandt anders , die de fiel tot ſodanigen Berouw brengt: anderſins kon ſy dat geenſins doen. Want de fiel heeft niemendat meer in haar eige vermogen , als dit alleen : dat ſy haar ongrondelyke bovenatuur lyke wil na Godt toe , namelyk , in hetgeen daar ſy uit is voortgekomen ,
wag en kan amwenden ; ende aldaar ſtil blyven ſtaan. Dit valt voor haar wel heel beſwaarlyk te doen ; en nochtans is het mooglyk. Of het moeſt fyn ; dat haar wil haar ſelve tenemaal afgebroken hadt van de ingelyfde poort der genade : en ſodanig overgegeven aan het fenyn des Duivels ; dat de wil van den ongrondt der ſiele ingegaan was en verandert in de fie guur van een valſchen diſtel; en alſo tenemaal fenynig geworden. Daar valt het te byſter ſwaar; en komt de ſiel tot geen Berouw : maar ſy is licht vacrdig en verſtokt; ende heeft ganſch geen begeerte meeer , om haar ſel ve ooit te bekeren. Sy heeft dan ook geen Berouw altoos over enige boosheidt : maar verheucht haar daar in ; fo lang als fy noch hier in het lichaam is. Alsdan is het volkomen met haar gedaan : maar daar noch een klein vonkje van de godlyke begeerte overgebleven is ; is noch enige raade 35 . tot herſtelling. Cap. 69:31. CXLIX . Gode ontneemt den boetvaerdigen fondaar niemendal ; wan neer hy in en met fin wil maar alles overgeeft , en beftendig voorneemt by Godi se blyven : Godt eiſcht ook giften nocb gaven , nach yers anders van hem ; hy ontneem bem ook geenſins ſin idelyk goedt. Als by al bet ſyne maar aan Godt avergeeft , en de eigenheidt daar ontrent verlaat : fo maakt Gade fyn fak vol; en geeft hem het geldt , dat by aan de armen en ellen digen ſchonk , altemaal wederom , in fin fegen. Hyleis het boven in de fak, by Gjn voorraadı , daar hy van leven moet : ſo dat de Menfel hier aan klaar
M
A
GN : U
M. 183
klaar fiet ; dat het Godt, door fun wonderbaarlyken ſegen , wederom aan bem toeſchikt. Waarlyk, de Menſch moetſich dikwils verwonderen ; hoe het toch toegaat , dat hem fyn tydelyk onderhoudt ,op ſo een wonder baarlyke wyle , toevalt : daar hy het ſodanig niet gelocht heeft , of yets daar van geweten . Ja , hy ſtaat daar veeltyds over verſtek ; en twyffélt, of hy hetwel darft aannemen . Hy denkt ook ſomtyds wel; dat ſulx ge ſchiedt tot lyn verſoeking. Even als Joſephs broeders hier dachten ; dat hy haar hier door verfocht : -om reden te hebben tot haar beſchuldiging. Ditwyſt ons ook aan , het inwendig geſchenk Chriſti. Want als de arme fondaar ſyn bert voor Godt uitſtort , tot vergelding voor de ontfange genade ; en aan Godt alles geeft, wat beft :: ſo vervult Godt den fakſins berten , met de genade Chrifti ; en geeft hem darenboven noch eengoeden teerpenning , namelye , Verftande en Wysheidt , op den weg ſyner pelgri magie : als by door dit Jammerdal wederom na buis fal reiſen , in fyn ewig Vaderlandı. Doch met dit reiſen op dele pelgrimſtraat , ( dewyl de fak van den Ada. miſchen Menſch met hemelſch goede wordt opgevult) wordt het Ryk van Gods toorn , als ook de aardsheidt, alles ontrooft, wat ſy in en aan den Menſch hebben : gelyk als in deſe figuur te fien is. Want als de ſonen Jaacobs, t'huis komende by haar Vader , hem verbaalden hoe het met haar gegaan was ; en daar op hare ſacken uitſtortende , het geldt wederom von . den ; ende Benjamin.ook met haar hebben wilden na Egypten : ſo ſprak Jaacob ; Gy berooft my van myne kinderen. Jofeph is niet meer voor handen ; Symeon is weg : Benjamin wilt gy met u nemen na Egypten : alles komt my teffens over ! · Alhier ſtaat haar Vader Jaacob in de figuur der Eigenheidt van de uit wendige Natuur : dewyl hy ons verbeeldt, hoe de Natuur haar ſelye be klaagt ; als haar Recht ,en alles wat ſy in het licht heeft voortgebracht, haar ontnomen wordt. Dit ſtaat hier uitermaten ſchoon afgebeeldt: want de uitwendige Natuur ſeit (wanneer jy : de godlyke gaven in haar fiet ; waar door bet Recht van haar Eigenbeide verlieft ) ik wordt tenemaal van myn macht berooft ! Joſeph , dat is , de inwendige gronds des Hemela ryks, dien ik in het Paradys hadt, is niet meer voorhanden : darenboven ſo wil dit geſchenk my noch myn vermogen , als myne kinderen , dat is, de eigenſchappen van myn Natuur, oninemen . Alles overvalt my teffens! ik moet my wel laten beroven ! Cap. 69:37. 42 . CL . Wanneer de Menſch , door ſýne fonden de eerſte godlyke ſpys verteert hebbende , in fyn Geweten op nieuw honger en gebrek moet ly den ; ſo dat hem het Geweten perſt en beſchuldicht, als een hongerige buik X 2
164
MYSTERIUM .
buik om ſpys roept en klaagt : alsdan denkt hy wederom aan de eerſte Boete, en aan de genade, die hem daar in is wedervaren. Doch fyn aller inwendichſte grondt, namelyk , de bandt des toorpsGods, beſchuldicht en verdoemt hem : om dat hy die genade niet bewaart heeft. Die grondt ſcheldt hem , voor een meinedig en trouwloos Menſch , welke de genade Gods geſmaakt heeft , die aan hem , uit loutere barmherticheidt, geſchiede is ; ende dat hy , om de luften des vleeſches op te volgen , alles wederom verdurven en verloren heeft. Dan ſtaar hy , gelyk als ymandt die niet meer waardig is , dat hy den Hemelaanſchouwt, en de Aarde hem draagt: de. wyl hy, om ſchandelyke luften des vleeſches , ſo groten genade genoeg faam lachende verſpot heeft. Alsdan overleit hy; dat hy met den armen tollenaar en fondaar, ende met den verloren ſoon , den fwynhoeder , we derkeren wil ; om Gods genade op nieuw te verwerven . Dan is het eerſt recht ernft : dan trecken Jaacobs fonen alteſamen voor de tweedemaal na Egypten in de Boete ; om hemelſch koorn te kopen : en dan moetde ou de Adamiſche Jaacob , dat is , het lichaam , in droefheidt e'huis blyven . In deſc ernft wordt Benjamin , dat is , de inwendichfte grondt , eerſt meen genomen . Nu wordt de eerſte wil gebroken ; en gaat niet meer derwaarts met ſodanigen Voornemen , als de eerſtemaal. Nu komen'er niet meer verſpieders voor Joſeph , maar ernſtige hongerige Menſchen : dat is, een recht hongerig leven ; dat met alle fyne krachten hongert na Gods barm herticheidt, en de ſpys Jeſu Chriſti. Hier gaat nu de ernſt aan met ſidderen en beven . Dit is de rechte uita tocht, om bemelſche Spys te halen : daar het Geweten in grote benauwi heidt ſtaat; en het vernuft , aan ſyn eige vermogen wanhopende , denkt : Ach ! Gode is tegen my vertoornt: waar ſal ik nu genade Soeken ? Ik ben geen genademeerwaardig ; dewyl ik die met voeten getreden beb : nu moet ik my immers voor Godt ſchamen !. In wat diepte ful'ik gaan ; daar ik myn aangeſicht voor hem durf ophefen , en aan hem myn noode klagen ? Aldus komt dan bet arme Geweten voor Godt, ſidderende van angſ en be nauwtheidt; en beeft niet veel woorden , om een Belydenis te doen . Want de Menſch oordeelt ſich al te oxwaardig ; omeen enig woordt voor Godi te ſpreken : maar treedtſlechts voor ſyn aangeſicht ; buicht ſich ganſch ter neder; en verſinkt aldus in ſich ſelven , in de allerlouterſte en diepſte barma berticheidt Gods, in Chriſti wonden , lyden , en ſterven. In defen toeſtando vange by dan aan te ſuchten ; uit ſyn allerinwendichften grondt, om de ge nade te (meken ; en ſich ſeluen aan Godt tenemaal over te geven : gelyk als Foſephs broaders sen tweedemaal aldus voor Joſeph quamen , en voor hem neder vielen .
Wan .
1
M
AGN
U
M.
165
• Wanneer Joſeph nu haar in deſen toeſtande fag ; en merkte , dat fy alteſamen daar tegenwoordig waren , en in fo grote ootmoedicheidt ſich voor hem vertoonden : ontfermde hy hein alſo ſeer over haar ; dat hy niet een enig woordt kon ſpreken ; maar ſich omkeerde en weende. En dit is de plaats , daar de inwendige grondt van het welen der hemelſche We reldt ( die in Adam geſturven is ; en waar in Godt fyn Woordt der ge nade wederom inſprak ”, tot een Banier en Doelwit ) op nieuw levendig wordt, in deſe ontferming. Aldaar wordt Chriſtus warachtig in den Menſch in deſen grondt geboren ; en ſtaat ook , van ſtonden aan , door fyn lyden , op van den doodt , in den Menſch ; ende ſet ſich aldaar ter rechterhande ſyns Vaders (welke rechterhandt de vyerige ſiel is , uit des Vaders eigenſchap , in het Woordt van de ewige Natuur) ende de ſiel , in deſen grondt , voor Gods toorn beſchermende, biat hy voor haar, en vervult haar met ſyn liefde. Alhier vangteen Chriſten aan een Chriſten te fyn : want hier is hy een Chriſten in Chrifto ; en niet meer een verſpieder , of Mondchriſten , maar een Chriſten in den allerinwendigſten grondt. Hier wordt Symeon los gelaten ; en is'er niets verdoemelyks meer aan hem , die aldusin Chri ſto Jeſu is . Al is ſyn uitwendige lichaam noch in defe Wereldt , en de ydelheidt onderwurpen ; evenwel ſchaadt hem dat nu niet meer : maar al je fyne misſlagen en gebreken , die hy tegenwoordig in het vlecſch begaat, moeten hem ten beſte dienen . Want hy begint nu de werken des vlee ſches te doden ; en den ouden Adam gedurig te cruicigen : aangeſien te genwoordig lyn ganſche leven een loutere Bocte is ;' en Chriſtus , die in hem is , hem nu helpt Boete doen , ende tor fyn heerlyke maaltyde voert . Gelyk als Poſeph Gynė broeders ;'als ſy wederom tot hem waren gekomen , nodichde; laſt gafſpysop te dragen ; en haar aan ſyn tafel onthaalde :. alſø . Spyft Chriſtus een waarlyke bekeerde ſiel mer fyn vleeſch en bloedt : ende in deſe Ondertrouwing beſaat de warachrige Bruilofe des Lams. Die hier een gaſt is geweeſt, verſtaat onſen fin , en niemandt meer : maar fy fyn alteſamen niet anders als verſpieders. Offy al menen , dat ſy het verſtaan: fo heeft toch geen Menſch her rechte verſtandt van deſe Maaltydt; ofhy moet daar by Tyn geweeſt, en deſe ſpys geproeft hebben . Want voor heo vernuft is deſe fazk tenemaal onmooglyk te begrypen ; ſonder alvorens den Geeſt Chriſti in ſich te hebben : die de ſelve ſpys is op deſe heerlyke: Maaltydt Joſephs. Cap .70:19. . 26. CLI . Een Chriſten is een nieuw ſchepſel in den grondt ſyns herten ; ſyn genegentheidt ſtrekt maar alleen , om wel te doen , en geenſinsoin te fte len : anderſins.was Chriſtus een dief in hem . Laat de Mantel Chriftis MAAT X 3
-
106
MY'S
T
E
R
I
U
M
maar vallen ; en geefwederom , al wat gy geſtolen hebt, ende met onrecht vergadert. Werp alle de oude vodden van uwfielwegz vaer.dig woekeren en tree naakt en bloot onder het Cruis, daar Chriftus aan hange. Sieſ ne bloedvloeyende wonden aan ; en neem fyn bloede in uw hongerige fiel : folgt gi geneſen ; en fule van alle angſt en noode verloft worden: Sonder dat ſal geenvertrooſten met fyn Voldoening u yets helpen. Alle veriroo Ating beſtaat hier in alleen : dát een Chriſten ſich ſelven daar mee trooſt en verſterkt; dat hy , in ſodanigen Boere , een genadigen Godt ſal in Chrifto Jefu bekomen . Dit,dit alleen moet ook ſyn trooſt en verſterking ſýn : op dat hyniet mag komen te verifagen en te wanhopen. De Voldoening , daareen onrechtvaerdig Menſch ſich meê vertrooſt, en ſeit: myne werken gelden niemendal: Chriſtus heeft het gedaan ; ik kan het niet doen ; en met dien trooſt in de fonden blyft Iteken : dat is, het rechte net des Duivels , daar hy , door het behulp van den Mantel Chriſti, fyne viſſchen meê vangt. Chriſtus hadt den purperen Mantel maar om , in fyn lyden : toen by aan 'tCruis hing , hadi by hem niet meer om ; en noch veelminder infyn opſtanding. Allo ſal eenMenſch deſen Man tel ook maar alleen omhangen ; wanneer hy in Chriftilyden en ſterven in . gaat , in de Boete. In de Boetegeldt defé Mantel alleen : buiten de Boe te nergens anders. De arme fiel moet haar in deſen Mantel maar wice, kelen en inwinden ; wanneerſy haar voor Gods aangeſicht ſchaamt , om hare fonden , die sy bedreven heeft. Alles wat men hier anders van leert , en gelooft, is maar bedrog; ja, louter Babel en Fabel : alle Leraars die anders leren , fyn niet als buik dienaars , viſſchersknechten des Duivels , en loutere bedriegers der Wea Die een reldt: voor ſodanige Leraars moet een Menſch ſich wachten. .Leraar wil ſyn , moct alvorens een warachtig Chriſten ſyn : op dat hy ook in Chriſto ſodanig leven kan . Anderſins is hy die dief en die moordenaar, die van een andere kantin de ſchaapſtal inklimt; daar Chriſtus van ſpreekt. Cap.70 : 40. : : 43 : CLII . Dat Joſeph fyne broeders liet aan de tafel ſetten , na haar ou derdom s verbeeldt ons het onderſcheidt dat'er wefen fal in Chrifti con ninkryk ; als ook, hoc ongelyk datſe malkander ſollen fyn , in de Weder geboorte: volgens het feggen Pauli : dar aldaar de een den anderen over : treffen fal in heerlykheidt ; en van malkander verſchelen, als Son , Maan, en Sterren . Wantdaar ſal niemandt van hoger waardy fyn ; om dat hy hier een Conink , Vorſt , Heer , Edelman , of Geleerde , is geweeſt : maar die de grootſte kracht in fich fal hebben ; en de genade , in Chriſti Naam , op het allerlouterſte verkregen , in de worſteling fyner Boete ; die
!
1
M
A
G ' NU
M.
187
die ſal daar de allergrootſte fyn. Want deſe order van aan tafel Gitten , wyſt alleen aan , hoe fy in godlyke voortreffelykheidt ongelyk fullen fyn i namelyk , ontrent de kracht: gelyk als de Engelen malkander in kracht en ſchoonheidt overtreffen . Doch dat Benjamin vyfmaal meer ſpys voorgeſet wierdt , als de ande ren ; liet op den inwendigen Menſch. Dewyl nu Benjamin hier ſtaat in de figuur van den inwendigen Menſch , om dat hy Joſephs broeder is ; en Joſeph in de figuur Chriſti: darom komt het den inwendigen Menſch toe , te eten van fyn broeders ſpys, uit de vyf wonden Chriſti. Dit ver toont deſe dierbare figuur alhier , aan een yder , die het ſien kan . Dat de H. Geeft feit ; ſy dronken , en wierden alteſamen dronken : ver toont ons , dater in het Ryle Chriſti een algemene genieting en vrenchdtſal weſen , ſonder onderſcheidt ; ende dat ſy haar atteſamen , in ſodanigen on gelykheidt van Perſonen en Standen , fullen in een enigen Godt verheuger. Want haar dronkenfebap wyſt hier deewige vreuchdt aan : alwaar wyvan fodanigen kracht gelyk als dronken fullen ſyn . Dan ſal de inwendige Menſch uit de foete genade, die in de vyf wonden Chriſti openbaar is geworden , drinken en eten : ende lich , met dar drinken en eten , begeven in de vyerige fiel. Welke in haar vyerige wefen , met deſe foeticheidt , den Triumph van het godlyke Ryk der vreugden verwecken fal ; en de edele Bruidt haar Bruidegom ,dat is de ſiel, omhelſen en kuſſen: Cap. 70: 92.95. CLIII . Wanneer een woar Chriſten den Beker Chriſti verkrygt, en daar wit drinkt ; ſo komt de toorn Gods in de vleefchelyke quade Natuur als ook de Duivel , met de boosaardige Wereldt, en vallen van alle kanten op hem aan : niet alleen om dat hy deſen Beker in haar woning heeft, en haar in 't aangeſiche Prophetiſcher wyſeſeit; dat ſy den Beker der boerery en der grouwelen in fich hebben : maar ook, om dat hy dit aan anderen openbaare; en met haar niet meer drinken wil, wit baar Beker der buichelary enla ſtering. Aldaar moet een Chriſten dan fyn fak der genade Gods voor hare voeten nederleggen ; en fich , onder haar febenden en ſmaden , laten van- · gen en binden. Daar beneemtmen bem dikwils lyf en leven , eer en goedt; en ſteltmen hem met fyn Beker te recht voor haar Vierſchaar. Daar d , aar moet een Cbriften , wit fyn Beker , Chrifti fpot, cruis, lyden , en ſterven , drinken; Chriſtum metdeſen Beker navolgen ; en geenfins aldus met fyn fak, die met Chrifti genade opgevuli is, in vrede door defe Wereldt na buis trece ken , in fyn ewig Vaderlande. Hy moet Chrifti beeldt gelykformig worden ;, en hem in jn weg , dien by in deſe Werelde gewandelt heeft, navolgen. Dit is ons , in defe figuur , krachtig voorgebeeldt. Want Joſephs broeders ſtonden tegenwoordig in de figuur van een bekeert Chriften ; welken
168
M
Y
S
T
E
R I
UM
welken Godt Chriſtum hadt aangetrocken , en den Cruis-beker te gelyk met de genade in fyn lak geleit ; en dat wel boven in de fak : om te to nen , dat fo de genade Chrifti, dic aan een Chriſten geſchonken wordt, werken fal , cn vruchten voortbrengen , ſulx geenſins geſchicdt in een yreedſamen ſtillen ſtandt , waar in de Mcnſch gocde ruſt heeft , en ge mackelyke dagen vol eer en aanſien ; maar in oorlog en ſtrydt om delen Beker : dewyl die boven in de lak leit daar de genade in is ; en het kra kcel om deſen Beker altydt voor af moet gaan. Want Chriſtus ſeit: De Soon des Menſchen is niet gekomen , om vrede te brengen op der Aarde; maar ſtryde en vervolging : op dat het een tegen het ander krakelen ſouw , en malkander vervolgen. Als ook : Dat hy een vier ontfteken hadt; en niet anders wilde, als dat het brande. Daar komt het van daan ; dat cen Chriſten altydt moet tegengeſproken worden ; en dat ſyne cige huis genoten in vleeſch en bloedt ſyne vyanden moeten -fyn : op dat de gelaaie de Perelbooın , daar door bewogen fynde, vruchten mag voortbrengen. Gelykerwys een aardſche boom , in bitte en koude , in regen en windt, in aanſtoot en tegenſpoede , ftaan moet; waar door het sap uit de aarde in den boom opgetrocken wordt, om te kunnen bloeyen en vruchten voortbren gen. Alſo moet de arme fiel ook, onder ſodanigen aanſtoot en tegenſpoede , in ſpot en ellende ſtaan ; en de kracht uit de geſchonke en aangebode gens de , als uit den acker, dat is, het Woorde Gods, in haar optrecken , met ern ftig bidden en arbeiden; ende daar door vruchten voor brengen des geloofs, welke fyn een goede Leer en vrome Wandel. Want daar door ſpyſt de ſiel den Geeſt Chriſti ; en ſpyſt Chriſtus ook de ſiel uit de fak der we ſentlyke genade; dat is , mctfyn vleeſch der weſentlyke Wysheidt Gods: ende aldus geeft lich het een in het ander , tot een werking , die ſonder ophouden altoos voortgaat . Darenboven ſien wy hier ook : hoe de godloſe Godt dienen moct , in de uitwerking ſyner genade ; dewyl hy ſyn ſtormwindt is. Syn vlocken en laſteringen , die hy over de kinderen Gods uitſtort, fyn de hitte en koude, waar door Godt het Perelboomtje in ſync kinderen ſodanig beweegt ; dat het na 't hemelſche ſap hongert en dorſt, ende dat in ſich treckende ope waſt. Dit deedt Chriſtum ſeggen : Dat hy gekomen was, om tweedracht op der Aarde aan te gechten. Want het Ryk Chriſti is niet anders als een ſtrydt tegen de Hel en den Duivel. Chriſtus ſtrydt, in fyne kinderen en ledematen , ſonder ophouden om het Ryk met den Sathan. Want in den aardſchen Menſch leit noch de grondt der fange: welke grondt een woon plaats des Sathans is ; waar in hy het Ryk Chriſti wederſtaat. Alſo weder İtaat ook , in het tegendecl, het Ryk Chriſti, door de genade, mer den Beker het
MAGNUM
169
het Ryk des Sathans: deſe ſtryde duurt ſonder ophouden ; ſo lang het aard . 13. ſche lichaam duurt. Cap. 71 : 6. .
CLIV . Indien’er geen vyer des toorns was : ſo kon’er ook geen vyer des lichts fyn ; en was de ewige liefde voor haar ſelve verborgen : dewyl ' er dan niemendal ſouw fyn , dat bemine kon worden . Doch nu heeft de licfde Gods een oorſaak om te beminnen : want ſy bemint de Verlatene heidt, dat is , de ſwakheidt; op dat die ook groot fouw mogen werden . De liefde Gods komt alleen te buip , dat ſwak , ootmoedig en verlaten, is ; maar geenſins dat in en met de machtdes vyers voortvaart. Syhoudthetgeen fons met het vermogen der Eigenheidt ; maar alleen met bei onvermogen der Verlatenheidt. Alles wat needrig, ongeacht, ootmoedig , en verlaten , is; daar in werkt de liefde, en daar woontſy in . Want de liefde is , in haar cige weſen , niet anders als de godlike oosmosdicheidi , uit den grondt van bet enige Een. De liefde fockt en begeert ook niemendal ; als alleen dat enige Een. Want ſy is ſelve dat enige Een , als het ewige Niets : dat evenwel door alles en in allen is ; maar voor de Selfheidt van de eige wil is ſy Niets. Darom is voor de liefde Gods alles dwaas en boos geacht; wat uit kracht van fyn eigen vermogen ſelve wil. Want alſchoon het nuttelyk is ; als waar door het Niets-willen ſich openbaart : . fo is het evenwel voor het Niets -willen, maar een loutere Phantaſie , of vertoning ; als een fpcl yan yets , dat ſich ſelyen voortdryft en plaagt. Want al : wat niet anders wil, als dat alleen daar het uit voortgekomen is; dat heeft in lich felven geen (mert noch quelling : dewyl het niemen dal is , ton opſicht van ſich lelven ; maar alleen voor het geen , waar het is uit voortgekomen. Het ſtaat ſtil voor fyo Maker : die mag het laten
Tets of Niets { yn , na ſyn welgevallen . Aldus is het een enig ding ,en tenemaal ver - enicht met het enige Een . Want het quelt en plaagt ſich niet , het bemint ſich niet , en het voelt ſich niet , in fyn eige wil; de wyl het geen eige wil meer heeft; maar aan het Geheel, dat maar Een is, ſich volkomen heeftovergegeven . Cap: 71:18. CLV . Wanneer Godt aan een Menſch ſyn genadegeeft ; fo leis by bem fyn genade heimelyk in den ſak ſyns lichaams , in hetwefenfons levens ; den Cruis -beker Chrifti. Nu beſchuldiche by bom voortaan niet meer, als ook ixi fyn Geweten, over de menichuuldige fonden , die hy bedreven heeft (de wyl by die heeft uirgedelgt , door ſon genadige vergeving; enhemfyn gee nade gefteken , in den sak fener fonden , voor den honger van fyn armefiel) maar hybeſchuldicht hem nu over den Beker Chrifti; en verwyt bem , dat by ſchuldig is , aan Chrifli ſpot, lyden , en ferven; om dat by Chriſtum , door Y
170
M
Y : S
T
E
R
I
UM
door fyne fonden, aan hei Cruis heeft gebracht: waar door by tegenwoor dig noch ſchuldig is aan den Cruis-beker Chriſti ; en alſo gunſins rechts vaerdig voor Godt. Want als Godt hem alle fyne fonden , door fyn genade, vergeeft ; ſo laat hy deſen Beker in den ſak boven aan by de genade leggen. Dewyl Chriſtus een ſchuldenaar geworden is van alle fyne Tonden : en die op fich heeft genomen ; als of hyſe ſelve gedaan hadt: ſo is deſe Menſch nu ook fchuldig aan den Cruis -beker Chrifti : waar in Chriſtus niet alleen den toorn Gods in den Menſch moeſt proeven , maar tenemaal uitdrinken. Gods gerechticheidt eifche nu van hem ; dat hy in Chriſti ſpot , lyden, en ſterven , in ſal gaan : en die wil hebben ; dat hy met Chriſto fich fal begeven in fyn {pot, ende met hem lyden en ſterven. Dewyl nude Menſch fulx niet doen kan ;: en te ſwak is , om ſodanigen lyden in Gods toorn uit te ſtaan : ſo heeft de genade hem deſen Beker in fyn ſak geſteken , en medegegeven ; op dat hy uit Chriſti overwinning drinken ſouw , van Chriſti lyden en ſterven propheteren , en Chriftum verkondigen. Doch Gods gerechticheidt (die van den Menſch nu vordert ; dat hy fal treden in het Proces Chriſti , dat is , in fyn lyden en ſterven : en hem evenwel daar niet gedurig in bevinde, ten oplicht van fyn wil en wandel) fcheldt hem voor een dief , die Chriſti Cruis -beker maar als een dief draagt in de ſak van het weſen ſyns levens ; ende vordert,deſen diefſtal van hem , indien hy anders wandelt , als in het Proces Chriſti. Want
1 Chriſtus heeft de Menſchen in fyn lyden en ſterven ingenomen ; en haar de gerechricheidt des toorns Gods oneweldiche : by heeft baar mee baar ewie gen doodt , daar hy ſchuldig aan wwen , in ſýn onſchuldigen doodt inge voert ;- ende is bare fonden en boosheide in-fich felven afgeturven. In dit afſterven Cbrifti vordere nu de gerecbricheidtGods in den soorn een Chris ften in te gaan. Indian by derhalven daar buiten wandelt ; ex daar niet gedurig in blyft: fo feit die gerechticheide ; gy:fys.cen dief , en hebs defen Beker onrechtmatig in ur fok : ik wil w daar over voor myn Vierſchaar Pellen en oordelen . Gelykerwys Joſeph ontrent finebroeders deedt; toen by baar hier wederombalen , en voor het Oordeelvan fyn Vierſchaar ſtollon . Darom heeft een Chriſten , die onder de Cruis-banier Chriſti wandelt, geen verontſchuldiging attoos ; wanneer Godt hem van fyn Huishouder, dat is , van de kinderen deſer Wereldt, in de gerechticheidt fyns toorns laat aantaften ; en voor een dief en onrechtvaerdig Menſch ſchelden ; ja , uitmaken voor een vremdeling , nieweling , geeſtdryver, ſot,en ſo voorts. Daarmen dan alle fyna gebreken van het natuurlyke ſondige vleeſch vry wat wect op te ſchicken , en veel groter te maken ; ende hem ſonder opo houden
M
AGN. U
M.
171
houden voor valſch en onrechevaerdig ſcheldende , ter yerdoemenis des tydelyken en ewigen doods veroordeelt. Want alſchoon hy , noch voor de Wereldt, noch aan de Wereldt, hier enigſins aan ſchuldig is : ſo is hy evenwel ſchuldig, als een Chriſten , aan den {pot , en aan het lyden en ſterven , Chriſti, het ganſche Proces Chriſtiop lich te nemen ; en hcm daar in na te volgen ; ende alles, in en met Chrifto , te lyden . Een Chris Aten moet Chriftum , met fyn ſmaadt, verachting , lyden , en ferven , te nemaal aantrecken ; ende hem fyn Cruis en ſpot nadragen : op dat hy in het Ryk Chrifti mag ingaan ; als een tide des licbaamsChrifti , dat met hem geleden heeft, en dagelyx , in den doodt Chrifti , fyne werkelyke for . den in Gods toorn is afgeſturven. Want allefonden , misdaden, en vallohe den , die bem van de Wereldt worden opgeleit , en onrechtvaerdig toe gemeten , daar by waarlyk door uiterlike daden onſchuldig aan is , lyds hy, in het proces Chriffi, als een Chriften : en op defe wyſe drinkt byook uit den Cruis- beker Chrifti; die onſchuldig voor onſe fonden geleden heeft. Want alſchoonhy , in fyn leven , fich ſelyen daar nooit ſchuldig aan heeft gemaakt: ſo is hy evenwel, ten oplicht van de aange- erfde ſonden d , aar aan ſchuldig : hy heeft die ſonden , in het faadt, daar hy uit voortgeſpro ten is, aange-erft ; en fy leggen in fyn grondt. Hy kan fich voor Godt, in het Proces Chriſti, geenlins verontſchuldigen : maar hy iswaarlyk voor Godt aan alle ſonden ſchuldig , die uit Adam fyn voortgekomen . Doch dit is fyn trooſt : dat Godt die fonden , door de kinderen fyns toorns , in deſe Wereldtopenbaart ; en alſo door haar , als een vloek , aan het Cruis Chriſti nagelt. In ſodanigen openbaring verdrenkt Godt in hem deſe fonden , in het bloedt en den doodt Jefu Chrifti : dewyl hy ſich Atil houdt voor Godt, als Chriſtus voor fyn Vader ; en ſich laat be fchuldigen met de fonden , die hy nooit gedaan heeft , maar hem alleen fyn aange-erft. Op defe wyſe wordenſe van hem weggenomen ; en.over gegeven aan den toorn Gods in fyn Gericht ; op dat die deſelve veroor delen ſouw . . !
Want op ſodanige wyſe verfoende Joſeph ook fyn rechtvaerdigen.toorn
tegen fyne broeders. Sy hadden ſich alteſamen aan hem ſchuldig gemaakt: doch hy eiſchte haar fchuldt niets maar beſchuldigde haar alleen van fyn Beker : dewyl hy alle hare fonden alreets aan haar hadt vergeven. Aan de fen Beker alleen wilde hy haar niet onſchuldig houden ; daar ſy nochtans, met geen Recht altoos , ſchuldig daar aan waren. Hy hadt dien Beker in hare facken ingeleit, by 't geen hy aan haar geſchonken hadt , en hy hadt haar daar aan (chuldig gemaakt. Alfo heeft Godtons ook fyn genade, uit loutere liefde, geſchonken; alſchoon Y 2
172
MYSTERIUM
alſchoon wy alreets "ſchuldig waren aan het ewige Oordeel . Maar hy heeft ons Chriftun met de genade in onſe ſacken des levens ingeleit ; als ook fyn lyden en ſterven met fyn Cruis :beker . Daar aan houdt hy ons geen lins onſchuldig : wy fyn alteſamen ſchuldig aan defen Beker. Wyheb ben hem niet , volgens het Recht van de Natuur; maar hy is in ons ge . leit , buiten ons weten : darom kunnen wy ons daar ontrent niet veront fchuldigen ; of wy moeten ons eerſt overgeven aan Gods toorn . Alsdan beſchuldigt ons de doodt, de Hel , en de toorn Gods; ende houdt ons in haar gevangen : en dan voert ons Chriſtus uit den doodt wederom uit. . 53 . Nu magde Menſch grypen , na 't geen hy wil . Cap: 71:42.
CLVI . Wanneer een boetvaerdig Menfch tot Godt komt; fo moet hy al. les te gelyk van fich wegdoen. Alle goede werken, die hy ooit gedaan heeft, kunnen geenfins aan de spitsſtaan : hy moet tenemaal ingaan in de Gela tenheidi en Verlatenheidi; en ſich afkeren van allerhande traoft en hulp al ler ſchepſelen : op dathy, aldus van alles ontbloot ſynde, ganſch naakt en al . leen ga voor de allerlonterſte erbarming Gods in Chrifto Jeſu. Geen huis chelary , of trooſt van Menſchen , daar men hem mee koeſtert en kittelt , kan bem gets helpen , voor het aangeſicht des hemelſchen Joſephs : maar alleen een volkomen afſtandt van alle ſchepſelen , daar alles ganſch verlaten wordt , lot op de naakte en blote fiel. Die moet voor dit aangeſicht des hemelſchen Joſephs in haar ſelve verſinken met haar ganſche wil; en haar dan hem tenemaal overlaten. Sy moet niemendal willen ſonder ſyn wil; en geen andere Middelaar , af enig ander middel , aan de ſpits ſtellen : alles geldt hier niemendal. Het ganſche creatuurlyke leven moet nevens de eige wil volkomen ver laten fyn : op dat de creatuurlyke wil ſodanig op nieuw ingenomen werde van de oncreatuurlyke wil en gereinicht ; dat Gods wil en des Menſchen wil maar een wil worden . Alsdan is Godt in hem alles in allen , beide na de inwendige en uitwendige Wereldt ,in yder Wereldt na haar ei genſchap: dat is , na het ewigſprekende Woordt, in de fiel ; en na de dierfche ſiel, in den geeft defer Wereldt: en alſo is dan de Menſch in al lęs een werktuig Gods. Wanneer dit geſchiedt; fo ſpreekt de hemelſche Joſeph , in fyn erbar ming : Ik ben Jeſus in » . Dan opent hy het inwendig geſicht des Men ſchen ; ſo dat die hem in een ogenblik kent: daar op ſpreekt hy hem vrin delyk aldus inwendig aan ; leeftmyn Vader , dat is , de vaderlyke Natuur, noch in de fiel ? is er in haar noch een adem des godlyken levens overig? Voor deſe openbaring verſchrikt de eige wil der ſiele ſo geweldig ; dat ly, door haar eige vermogen , geen enig woorde meer kan voortbrengen , of in
M AG NU
M.
173
in de Selfheidt ſpreken . Want in deſe byſtere ontſteltenis gaat de eigen heidt van de wil volkomen onder : dewyl Gods wil , met deſe doorſtra lende aanſchouwing der fiele, opgaat ; en daar door het eigen willen der fiele doet ſterven. Gelyk als Joſephs broeders ſo feer verſchrikten voor Syn aangeſicht; dat ſy niet een woordt meer ſpreken konden : al haar ver mogen ontviel haar ; even als of ſy verſtomden : alſo ſal de godloſe, in het laatſte Oordeel, ook verſtommen , voor Gods aangeſicht , en ſich ten ewigen doodt verſchricken ; ſo dat ſyn leven niet anders fyn fal , als louter angſt en ſchrik van fyn boos Geweten , dathem ewig knagen ſal. Als Chriſtusdefiel, door fich aan haar te openbaren , ſo ſeer verſchrikt; dat de eige wil der fiele , door deſen ſchrik , in den doode geraakt van haar eigen willen en vermogen : dan ſpreekt hy ſyn woorde der genade in haar in ; en aan haar kracht verlenende, ſeit hy in het weſen van de fiel : Kom tach hier by my ; en hef uw aangeſicht op van den ſchrik des doods: nader fot my , in en door myn kracht en myn wil. Ik ben niet meer toornig tee gen n ; om dat ik in uw doodt verkocht ben , en voor u heb moeten ſterven , Godt heeft my vooruit gefonden : op dat ik n fouw , in uw honger der el. lende , dat is , in den honger van Gods toorn , onderhouden ; tot dat gy van het aardſche lichaam ontbonden wordt : waar in deſe grote honger
leit , als ook de godlyke diere tydt in fyn toorn . Cap. 72 : 7 ... 13 . CLVII . Als Jaacob van ſyne kinderen hoorde ; dat Joſeph hem nodich de om in Egypten by hem te komen , en daar te wonen ; en Joſephsge ſchenken met de wagens fag , om hem te halen : ſo wierdt fyn geeſt le vendig ; en maakte hy ſich reisvaerdig , om derwaarts te trecken . Even fodanig gaat het ook toe in onſe Wedergeboorte: Want als de Adami ſche Menſch in ſich de ſtem des hemelſchen Joſephs hoort klinken ; en 'de wagens des H. Geeſtes in ſich ſelven beſpeurt: ſo maakt hy ſich ook , met al fyn vermogen , aanſtonds reisvaerdig ; en trekt hy na het Egypten der Boete. Als de Menſch , op reisſynde, met Jaacob te Beerſaba komt, dat is , in de verbryſſeling van fyn hert en ſiel; ſo offert hy ook ſyn lichaam en Gel , met alles wat hy heeft , aan den Godt fyns Vaders : dat is , ſo be geeft hy ſich felven , met fyn leven en alles wat in en aan hem is , in dat Woordt, dat hem in Adam geſchapen , en uit ſich ſelven gemaakt, heeft: welk Woordo de Godt ſyns Vaders is. So ſpreekt dan datgodlyke Woordě in hem werkelyk en krachtig , des nachts in een geſicht; dat is , in bet verborgenſte deel des Menſchen : alwaar Gode , lich verbergende voor het Vernuft en het ganſche ſchepſel , uit ſyn eigen Principium , of Be ginſel, in het leven trooſt en kracht inſpreckt , ende roept hem by fyri Y 3 cigere
14
MY's
T
E
eigen naam ; dat is, het vat fyn naam
R
'I
U
M
in het ſprekende Woordt , dat het
boek des levens is, daar de namen der kinderen Gods in ycrvat ſyn , of geſchreven worden. Wameer de Menfch Gods Woordt in fich krachrig gewaar wordt ; ſo
ſpreekt hy wederom in dat Woordt in : Heere , hier ben ik ; maak van my, wat gy wilt; hier ſta ik voor u. Daar op andwoorde dan dat ſelve inwen dige Woordt Gods met kracht ; Ik ben Godt , de Gode uws Vaders : dat is, het geeft aan den Menſch, door deſe ſprekende kracht, godlyke weten ſchap ; ſo dat de Menſch niet alleen leert verſtaan , dat Godi in hem werkt, maar ook wat Godt is. Doch dewyl het lichaam een duiſter dalis ; en darenboven in onrecht matige toegenegentheidt en drift ſtaat; ſo ſpreckt dit Woordt in de ar me fiel: Vrees niet , wanneer gy in Egypten , dat is , in de Boete , in gaat; en uit het landt Canaan , dat is, uit de welluſt, valſcheidt, en on gerechticheidt, deſer Wereldt, uitgaat. Alſchoon fy u vyandelyk ſullen bejegenen , en u vervolgen ; fo fyt toch voor u felven niet bekommert : want ik wil met u in Egypten , dat is , in uw omwending en godlyke ge hoorſaamheidt , reiſen . Ik wil u helpen Boete doen ; en u legenen , in uw Egypten , dat is, in het verrichten uwer Boere ; ende uw nicwe ge boorte tot een groten boom maken , die vele goede vruchten in Gods Ryk ſal voortbrengen. Gelykerwys Godt tot Jaacob fprak : Ik wil u in Egypten tot ' cen groot volk maken ; en wil u ook weder herwaarts bren gen : dat is , gy fulcgeenſins blyven ; als ymandt die geſturven is , en van de Wereldtafgeſcheiden. Want alfchoon gy in Egypten , in de Boete, trekt , en de Wereldt in uw Gemocdt verlaat: fo wil ik u toch , uit dien angſt en verdrucking ,wederom uithalen ; en in uw ſtandt laten blyven , indien die rechtmatig is. Dit gaat nu aldus toe. Als de Menfch in het Egypten der Boete trekt:
ſo moet hy ſyn landt, dat is , alle ſyne tydelyke luften des vleeſches, verla. ten ; fich'aan Godt overgeven ; en niemendal meer achten fyn eigen te ſyn. Want hy moet denken ; dat hy nergens eigendom aan heeft; maar daar on trent ſlechts een dienaar is , die Godt en fyne medeleden daar mee dient, Hy moet darenboven ſyn hert eveleenis ſchikken en aanſtellen ; als een rei ſende pelgrim , die in deſe Wereldtnergenst'huis hoort: en fich , met Jaa. cob , õp Foſephs, dat is, op des H. Geeſtes , wagen ſetten '; ende het aan hem overlaten , waar die hem , in defen dieren tydt , heen wil voeren . Dan trekt Godt in 'hem en met hem : dan ſegent hy hem ; ſo dat hy vele godlyke vruchten voortbrengt , en ſyn Naan , in én door Gods Woorde , Jeer groot wordt. Doch
1.
M
A
G
: N
U : M.
175
Doch Godt ſtoot hem darom geenſins uit fyn tydelyk beſit: maar voett fyn geeſt wederom in het werk fyner handen ; tot het bedryf van fyn vo rigen arbeide , in fyn wereldlyken ftandt : om Godt , in de uitwerking fyner wonderen , en fich felven , nevens de leden ſyns lichaamns, dat is, fyn Naaſten , daar in te dienen . Hem wordt niemendal afgenomen , als alleen de ongerechticheide en valſcheidt. Godt maakt hem nu , in ſyn ſtandt, tot ſyn dienaar : hy mag fyn vee, have , en goedt, wel behouden, en tot fyn nooddruft meenemen ; gelyk als Jaacob deedt : maar alles wat valſch is , dat moet hy weg doen . ; Wanneer hy dit doet; ſo ſpreekt Godt tot hem : Joſeph fal fyn handt op uwe ogen leggen ; op dat gy fien moogt. Dat is , Chriſtus fal, met de handt fyner genade , uw geſicht aanraken , dat ontrent Godt blindt is ; en fyn handtvan de godlyke Son op uwe ogen leggen. Dan ſalt gy tot fo danige godlyke Beſchouwlykheidt en wetenſchapin u ſelven komen : dat uw vernuft verwondert fal ſtaan ; waar u fo groten licht , en grondige ken 8. nis , van daan komt. Cap 73 : 2 .
: CLVIII . Dat Joſeph fyne broeders beval aan Pharao te feggen ; dat fy veehoeders gewecft waren , van der jeuchdt aan : heeft deſen lin . Wan neer Gods Geeft u onderſoeken en beproeven wil , om uw fin en ge moedt te toetſen , wat gy lye in uwe eige ogen ; te weten , of gy Enge len fyt , en Dienaars Gods : fo verootmoedicht u voor Godt ; en legt toch geenſinsvan a felven , voor fyne ogen : wy fitten in uw Ampt, en fyn Heeren ; wy fyn Machtigen deſer Wereldt ; wy fyn ryke, edele, ge leerde, verſtandige, Menſchen ; of yets diergelyks. Beeldt u toch niet in , dat gy voor Godt yetsgoedsfýt. Segt niet ; wy fyn uwe beminde dienſtknecht ten , in en door iw kracht: maar regt ; wy uwe knechten fyri veehoéders, van Adam af : wy hoeden onſe dierſche eigenſchap ; als het werk swer wonderen door u voortgebracht. 0 ! heilige Godt, wy kunnen voor niniet beſtaan ; want wy fyn maar onbequame en onverſtandige veeboeders uwer wonderen : laat ons die genade Nechts vinden ; dat wy voor u mogen wo : nen in dit Goſen. 0 ! Heere, wy weten niet, wat wy voor u fullen en moe ten doen : leer en gebied ons, hoe wy deſe uwe kuddefullen weiden. Want wyſin uwe knechten ; en willen u dienen , als uwe veehoeders. Ó ! ſchone Wereldt , befie u ſelve in deſc fpiegel ; geef eens acht wat gy toch ſyt, in uwe hoge Standen en Ampten. Immers ſyt gy alte famen , van den Keyſer af, tot den allergeringſten bedelaar toe , niet an ders als veehoeders. Yder van ons , is maar een veehocder : want hy be kleedt alleen een Ampt ontrent den dierſchen Menſch ; en heeft onderſyn heerſchappy maar over dieren alleen, eri nergens anders over , te gebieden . Want
176
RIUM
MYSTE
Want over den inwendigen godlyken Menſch kan geen wercldlyk Ampt heerſchappy voeren . Elk moet in fyn Ampt alleen een menichte van dico ren hoeden , en haar regeren , verſorgen , en onderhouden : darentegen verſorgen en onderhouden fy hem wederom . Cap. 73:35 . 36 . CLIX . Wanneer de Menſch , na fiel en lichaam , in defe Egyptiſche
dierte en hongersnoode , komt in Gods toorn en verdorring ; ſo heeft hy ganſch geen laaffenis noch trooſt meer : want ſyn Geweten maakt hem alſo dor en mager in Gods toorn , dat hy tenemaal uitdroogt. Alsdan moet hy wel na den hemelſchen Joſeph toe gaan j . om spys der genade te kopen. Doch eer het ſo ver komt ; en de liel met het lichaam noch een weinig kracht en trooſt in haar bevinden; alſchoon het Geweten gedurig knaagt, en de fiel aanklaagt : fo geeft ſy aan den Huishouder Jeſu Chriſti goede woorden ; bide bem aan, en koopt koorn van Joſeph voor creatuurlyke beeldelyke woorden . Deſe woorden betekenen het geldt, dat de Egypte naars aan Joſeph brachten , om koorn te kopen. Dewyl nu deſe woor den maar willen en kunnen , door dit ſich ſterk in te beelden, aan het Gės weten een weinig trooſt en kracht toebrengen : fo koopt de Natuur der ſiele en des lichaams gedurig voor ſodanig geldt genade; en geeft aan de ſen Joſeph een goedt praatje, met een ingebeelde weſen , en een figuur lyk gebedt uit gewoonte voortgebracht; ende lecft aldus in goede hoop , door ſodanigen ſpys. Maar als de angſt des Gewetens deſen boop uitdroogt en doet verdor ren ; en fo een koel Gebedt , nevens een hiſtoriſch geloof , niet meer helpen kan : ende het Geweten uitroept ; gy maet in Gods toorn ver [machten ; dit is geen Gebedt dat voor Godt langer geldt! Dan komt de arme Gel tot deſen Joſeph , en ſpreekt hem aldus aan . Hoe ? laat gy my verloren gaar ; om dat ik myn Gebedt en Geloof niet voor u kan brengen , om daar doarſpys te bekomen kot onderhoudt myns levens ? Siet , myn krache is wegi ik kan niemendal meer doen ; ik heb gene woorden meer , om daar door uw genade te kunnen verkrygen. Alsdan ſpreekt de hemelſche Joſeph tot de fiel. Breng uwe dieren , na melyk , uwe paerden , oſſen , en eſels , hier by my ; ſo wil ik u daar koorn voor geven. Dat is, Breng alle uwe aardſche natuurlyke begeerten, en beelden van het valſche vertrouwen op de ſchepſelen , als op uw eigen verſtande, ſcherpfinnicheidt, argliſticheidt, en valſcheidt , tot my; en geef die alteſamen aan my over , ſo dat gy daar van tenemaal los en ledig for : dan wil ik u koorn geven , om te leven ; en wil ik ook uw beeldlykheidt der gedachten ſpyſen. Wanneer nu de Menſch ſo ver gekomen is , in den dieren tydt fyns Geo
! M
AG NU
M.
177
Gewetens: dat niet alleen de woorden , die hy voor Gode uitſpreekt, niet meer gelden , om daar trooſtdoor te bekomen ; en dat eindelyk , na dat hy ſich van alle beeldelyke begeerten ontſlagen hadt , en met fyn gence gentheidt deſe Wereldt verlaten , alles wat hy verder noch gedaan heeft ook wegvalt. So ſpreekt de arme ſieltot den hemelſchen Joſeph : Ach ! myn Heer , wat ſal ik voor u brengen ; dat ik uw genade verwerven mag ? Sier, myn gebedtwordt geen kracht meer gewaar : en alſchoon ik defe We relde verlaten beb , en myn dierſche wil overgegeven ; so ſta ik evenwel hier voor u noch in groten honger. Nu heb ik niemendal meer ; als alleen myn lichaam en fiel : Ach ! myn Heer , neem die toch ook van my af, ik geef mynfelven volkomen aan 'n over tot een eigendom . Geef my toch uw genade; dat ik in u mag leven : ik wil my aan n met lyf en leven tene maal overgeven ; en uw dienſtknechifyn in alle gehoorſaamheidt. Geef my maar ſaadt ; dat is, een goede wil,en goedegedachten : befaay toch het lande van myn Natuur ; en laat myn leven uw dienſtkneche fyn . Op dat ik voor mynfelven niemendal meer , fonder uw wil en toeſtemming, maglyn ; maar voortaan uw lyf-eige dienſtknechtfyn en blyver . Als hy fyn lichaam en liel , ſyn wil en gedachten , nevens al wat hy belit, met alles wat in en aan hem is, aan deſen Joſeph volkomen heeft overgegeven , ſo dat hy eveleens is, als een lyf-eige dienſtknecht Gods , die alleen hoopt op ' t geen fyn Heer hem belieft te geven : dan heeft hy van fyn kant genoeg gedaan. Want waar al het vertrouwen op de Eigena heidt ganſch overgegeven is : daar is het vernuft recht gedoodt ; en daar heefe de Duivel ſýn Throon in den Menſch verloren. Dewyl de Menſch niets eigens meer overig heeft , in de ware Gelatenheidt : en de Duivel hem nergens anders door kan aankomen , en ingang by bem vinden; als in 18 . de begeerte tot Eigenheidt. Cap .74:12 : CLX. Jaacob ſprak : als hy Joſephs fonen fegende : Wie in Iſraël ymandt ſegenen wil; die falſeggen : Godtſteln , als Ephraim en Manasſe. Hier is het ſonneklaar, wat deH.Geeft ons in deſefiguur aanwyſt. Want Ephraim en Manaſſe wierden wederom te rug geſet, in de wortel Jaa cobs; dat is, in het Verbondt der genade , dat Godt in hem hadt geo . penbaart : en fy wierden verwiſſelt met de geboorte van het Recht der Nature ; dat is , de jongſte wierdt geſteldt voor den oudſten. Sodanig moet ook de ſegen en wenſch fyn onder alle kinderen Gods : namelyk , dat Godt haar toch wilde , uit den boſen Adamiſchen wil der Selfheidt, wederom te rug fetten in het Verbondt, dat in het Paradys gemaakt is , en haar verwiſſelen ; als ook het Ryk der genade in haar te voorſchyn brengen , en over het Ryk der Nature van de eerſte Adamiſche geboorte Z ſtellen ,
178
M
Y
S
T
E
R
I
U
M
ſtellen . Als dit in den Menſchgeſchiedt : ſo is hy wederom een kindt Gods; en ſo ſtaat hy in Gods ſegen. Licve Rabbynen en Meeſters over de Letter der H. Schrift, leert toch de figuren van het Oude en Nieuwe Teſtament maar wel verſtaan ; en kra keelt niet meer , over den uitwendigen ſchors der woorden. Siet op den voornaamſten grondt ; warom de Geeſt Gods aldus ſpreekt , en warom hy ons ſodanige voorbeelden voor ogen ſtelt. Denkt toch wel na , wat het beduidt ; dat de H. Geeſt doorgaans , in alle voorbeelden Chriſti, den jongſten ſtelt voor den oudíten. Vangt van Cain en Abel aan ; en vaart aldus gedurig voort : ſo ſult gy wel haaſttot ruſt komen ; en uw ſtrydt een einde nemen. De rydt van krakelen is ten einde gekomen : Ephraim fal en moet over Manaſſe heerſchen. Indien gy dit niet doet : fofal u de Son , in ſøn opgang,
ſodanig verblinden ; dat gy ewig ſult moeten blindt blyven . Gewiſſelyk, g wilt alleenfien , met het oog van het Rykder Nature; en verachthet oog der genade : maar Ephraim verkrygt het Recht van de Natuur der eerſte geboorte. Hoe ? wilt gy tegen uw Vader Jaacob ſtryden ! Gyſegent niet recht: want sy ſtelt Manaſſe voor , en Ephraim achter . Dit isvoor de ogen des Allerhoogſten openbaar geworden : en die heeft Ephraim we derom voor Manaſe geplaatſt. Het Ryk der Nature in de menſchelyke Selfheidt moet knecht worden ! Dit wilt gy geenſins toeſtaan : doch het Voornemen des Allerhoogſten fal en moet fyn voortgang hebben. Al Soudt gy al te ſamen daar over mocten ganfch ondergaan ; ſo is er toch geen
ophouden meer meê gemengt. Cap.75 :28 . - 30. CLXI . Juda fal fơn veulen aan den wynſtok binden
en den foon van
fyn eſelin ; aan den édelen wyngaardt. O ! arme , kranke, en ellendige Adam , verſtondtgy recht wat dit beduide ; ſo waart gy van alle ſtrydt ver loft. Wie is dit veulen ? en wie is deſe foon van de eſelin ? Het veulen is de fiel des Menſchen : want de jonge leeuw beduidt de kracht des God lyken Woords in de fiel; maar het veulen is de natuurlyke ſiel. Die ſiel fouw Chriſtus aan fyn wynſtok der godlyke welſmakende liefde binden . Dat is , het ewigſprekende Woordt wilde dit veulen, als het creatuur lyke woordt, dat is , het ganſche weſen der ſiele , aan ſich ſelven vaſt ma ken , en in den Echt verbinden . En deſe eſelin is de inwendige Menſch van het Paradys; dat is, de godlyke Menſch van het weſen des inwendi gen gronds, uit het weſen van het licht der hemelſche Wereldt ; name lyk , Jonkvrouw Sophia. Deſe eſelin , die den uitwendigen laſt van den dierſchen Menſch op haar rug dragen moet , ſouw Chriftus , dat is , het Woordt , aan den Naam
1
M AG NU
M.
179
Naam Jefus, dat is, aan Gods ſelfſtandige weſen, binden , als aan den alleredelſten wyngaarde, die den ſoeten wyn der liefde Gods voorbrengt. En deſe eſelin is de Tempel Gods; daar Gods Ryk in den Menſch is opene baar geworden. Het is Chriſtus in ons , die als een eſelin in den Menſch den laſt, en de ſonden des Menſchen , felve op fich neemt , ende door den jongen leeuw doodt. Deſe inwendige, niewe, geeſtelyke , en hei lige, Menſch , is recht een ſoon van deſe eſelin : want hy moet uit en door de ſiel openbaar worden ; gelyk als een licht openbaar wordt uit en door het vyer. Dan verſtaatmen eerſt recht, dat het een ſoon is van het vyer; die uit het verteren en ſterven van de kaers , uit en door het vyer openbaar wordt. Want in den grondt der fiele gaat het net eveleens toe, als met een brandende kaers ; en moethet ook ſo verſtaan worden : dewyl ſy ook een geeſtelyk vyer is. 0 ! 'arme Chriſtenheidt, verſtondt gy dit toch recht: en dronge sy daar fo ver in ; dat gy ook met defe eſelin , die in Adam verblikte en ſturf ,aan dieedele wyngaardt met haar veulen gebonden ſtondt; wat was’er dan meer nodig te ſtryden ? Immers is het toch niet anders, als een eenvoudige efelin , die Chriſtum en Adam draagt : dat is, Chriſtum in haar , .die haar edele wyngaardtis, en haar fap en kracht; ende Adam op haar, als een laſt. O ! Babyloniſche Hoer , gyfyt het, die met uw Draak deſen eſelin ophoudt: ſo dat de arme Chriſtenheidt uw boosaardig dier dragen moet daar gy Hoer op rydt. Doch de tydt is naby ; dat gy gaan fult in den afgrondt van het helſche vyer. Dit ſeit de Geeſt der wonderen! Cap.76 :53 ...58. CLXII. Wanneer de arme ſondige Menſch , die grote fonden bedreven hebbende , ſich in de Boete heeftgewendt , en genade verkregen ; daar na
enigſins wederom een misſlag begaat: Lo staathy gedurigin vreſen en bever voor Gods genade; denkende dat Godt hem alle fyne fonden , die hy van te voren gedaan heeft, op nieuw ſal toerekenen ; en nu daar toeaan deſen misa ſag gelegentheidinemen. Darom ſtaat hy in groten angſ ; en vangt we. derom aan, de fonden, die hy eertyds begaan heeft, te belyden. Hy valt Godt op nieuw te voet ; treedt wederomin ernſtige Boete ; en beſchreit ſj ne eerſte misdaden : gelyk als David deedt , toen by reide ; 01 Heere, rekenmy toch niet toe de fonden myner Jeuchdt. Wanneer de arme Menſch ſich wederom ſo ganſch ernſtig voor Godt vertoont ; ſo wordt , door ſodanige niewe Boete en ernſtigeklachte , de hemelſche Joſeph tot ſo groten ontferming gebracht (even als Joſeph on trent fyne Klagende broeders, na fyn Vaders doodt ) dat hy de arme fiel in haar Geweten vertrooſtende , tot haar ſeit: ſy ſouw toch geenſins ver vaert ſyn. Hare fonden , die ſy van te voren gedaan hadt, ſouden haar Z 2 niet
180
si G
NATURA
niet alleen niet toegerekent worden ; maar ſulx fouw haar darenboven noch ten beſte gedyen. Gelykerwys Joſeph hier tot ſyne broeders ſprak : Gy gedacht het quaadt te maken ; maar Godt gedacht hetdaar door goede te maken . Aldus vergeeft Godt in Chriſto aan den ootmoedigen bekeer den Menſch niet alleen de fonden, die hy begaan heeft ;maar hyverſorgt hem en fyne kinderen darenboven noch , met tydelyke ſegen en onder houdt ; ende keert alles ten beſte : gelyk als Joſeph hier deedt ontrent ſyne broeders. Cap 78 : 5.6.
SIGNATURA RERUM .
CLXI .
ier in beſtaat de ſalicheidt des Menſchen : dat hy een rechte begeerte tot Gode heeft. Want uit de begeerte ontſprings, de
ſachtmoedicheidt inhaar ont liefde : dat is , wanneer de begeerte Gods fangt; ſo ver finkt fy, in haar ſetve, in die ſachtmoedicheidt, en wordt weſentlyk. Dat is dan hemelſche of godlykeweſenheidt, ofte lichaamlyk . heidt : en daar in ſtaat de geeſt der licle , die in den toorn , als in den doodt , verſloten lag , wederom op in de liefde Cods. Want de liefde tingeert, of doordringt, den doodt en de duiſternis ſodanig ; datfy we derom bequaam is , om den glans van de godlyke Son op nieuw in haar te kunnen vatten . Cap . 5:11. CLXIV. Indien ymаndt ſeit; ik kan my niet bekeren ; ik ben al te ſeer gevangen . So ſeg ik mee ; ik kan ook niet: dewyl het geenſins leit , aan myn willen , lopen , en draven ; maar alleen aan Gods erbarmen. Want îk kan ,door myn eigen vermogen , den grimmigen toorn Gods, die in my ontſteken is , fyn macht niet benemen. Doch dewyl Godt ſyn be minde hert uit liefde heeft geſonden ; en in liefde wederom in de Men . fcheidt ingegeven (namelyk , in den vergiftigen Mercwius , die in de fiel ontſteken is ; en de liel , als de vergiftige ſprinkader van de ewige Natuur, in de eigenſchap van de Natuur des ewigen Vaders, getingeers, of doordrongen , heeft)ſo wil ik myn wil in fyn Tingering, of doordrin ging , fyner liefde inwerpen ; en ik wil met myn wil ( uit de ontſteke vergiftige ſprinkader , van deſen boſen Mercurius in den toorn Gods) in fyn doodt ingaan . Ik wil , met myn verdurve wil, in fyn doodt in en met hem ſterven ; en in hem Niets worden : alsdan moet hy myn leven worden. Want indien myn wil Niets is; fo is Godt in my alwai by wit:
R
ERU
M.
781
dan ken ik my niet meer voor mynſelven ; maar voor hem . Wil Godt nu, dat ik Yets fyn fal; laat by her doen : maar wil hy het niet doen ; fo bon sik in hem doode; en dan mag by in my leven , ſodanig als by wil. Dewyl ik dan Niets ben ; ſo ben ik aan het einde , en in het weſen , daar myn Van der Adam uit geſchapen wierdi : want uit dat Niets heeft Godt'in den aanvang alles geſchapen.
1
DatNiets is het allerhoogſte goede: dewyl daar geen Turba , of one geruſte ontſteltenis , in is. My kan ook dan niemnendal meer beroeren of ontſtellen : want ik ben voor myn eigeſelven niemendal meer ; maar ik kom aan Godt ganſch toe. Die weet , wat ik ben : ik weet het niet ; ik ſal en behoef het ook niet te weten . Hier in beſtaat de geneſing der krankheidt van myn ſiel: die het met my wagen wil ; ſal wel haaſt onder vinden , wat Godt van hem maken fal. Cap. 9: 57. . 59 .
CLXV. Al het buichelen en irooften belpe niemendal : maar de valſche wil en begeerte in Chrifti doodt affterven ; met een ganſch Gelate wil, nevens hem en in bem , in fyn opſtanding opſtaan ; de aardſche Self heidt fouder ophouden doden ; en het boſe , dat de aardſche wil in de luft in voert, gedurig dempen en tenemaal uirdoven , als een quaadaardig ver , dat altoos branden wil. Het ware Geloof beſtaat geenſins in trooſten ; en het lyden Chriſtiaan de ſpits ſtellen . Neen , neen ; dat is maar van buiten , en geenſins van binnen. Maar een omgekeerde wil , waar meê de Menſch in her Berouw over fyn aardſche boosheidt ingaat; en daar nooit meer wilmeê te doen hebben ; ende al evenwel bevindt, dathy van ſyn eige aardſchę luſt wordt vaſt gehouden. Die ſich , met fyn omgekeerde wil, uit deſe walgely , ke grouwel, en valſche begeerte , tenemaal in Gods ontferming inwerpt ; en met een ſeer grote en angſtelyke begeerte begeeft in Chrilti gehoor. faamheidt, lyden , en ſterven . Die fyn aardſche luft, met een omgekeera de wil , in Chriſti doodt ganſch afſterft; en nimmermeer wederom uit Chriſti doodt wil uitgaan . Die altoos roept Abba , lieve Vader , neem toch de gehoorſaamheidt uws Soons voor my in u ſelven in ; en laat my maar , in fyn gehoorfaamheidt, in u leven in fyn doodt: laat my in hem fterven ; op dat ik in mynſelven Niets ben ; maar in fyn wil en Men Scheidt in u leven en fyn mag: neem my alleen aan in fyn opſtanding ; en geenſins in myn onwaardicheidt, maar my in hem . Laat my toch in myn , lelven doodt ſyn ; en geef my fyn leven : op dat ik uw gehoorſame ſoon in hem mag fyn ; dat fyn lyden en ſterven het myne ly ; en ik voor u de felve Chriſtus in hem , als een takje fyns levens , die den doodt fyn macht benomen heeft Z
3
Sodanig
182
SIGN
A
T
U
R
A
Sodanig alleen , en ganſch niet anders , is het ware Chriſtelyke Ge loof : want het beſtaat geenſins in trooſten alleen ; maar in een onope houdelyke begeerte. Deſe begeerte alleen , en niets anders, bereikt het ly . den Chriſti; dieGodt gaern altoos wilde gehoorſaam fyn; indien ſy maar wift, hoedanig ſy haar voor hem dragen ſouw : die gedurig voor hem ter neder valt; en haar ſelve in de allerdiepſte ootmoedicheidt voor hem laat verlinken : die alles gaern lydt en doet ; op dat ſy maar genade mag ont fangen : die gewillig is het Cruis Chriſti op haar te nemen , en den ſpot deſer Wereldt in haar Selfheidt niemendal acht;maar ſonder ophouden indringt in de begeerte der liefde Chriſti. Deſe begeerte alleen waſt op uit den doodt Chriſti, en uit fyn opſtanding op in Godt; en brengt vruch ten voort in lydſaamheidt, die in Godt verborgen ſyn : waar van de aard ſche Menſch niemendal weet ; dewyl hy ſich nergens anders , als alleen in fyn Selfheidt bevindt. Een waar Chriſten is een ſtandvaſtig Ridder : hy gaat volkomen in Chris fi Perſoon in , met fyn wil en begeerte ; even als hy op Aarde gewandelt heeft. Chriftus wilde, toen hy op Aarde wandelde, den doodi overwine nen ; en de menſchelyke Selfheidt, in de ware Gelatenheidt , in Gods gee hoorſaamheidt invoeren : dat begeert een recht Chriften ook te doen. Hy begeert gedurig de boosheidt des doods en der grimmicheidt af te ſterven ; ſich in degehoorſaamheidt te begeven ; en in Chrifto , in en door lyn ge hoorſaamheide, in Godtwederom op te ſtaan , en te leven . Wacht u der halven , beminde broeders, den purperen Mantel Chriſti om te hangen: want ſonder een wil , die ganſch Gelate is; ſonder Berouw over de fon den ; en ſonder omwending van de eige wil ; wordt die Mantel maar om gehangen , tot een beſpotting Chriſti. Cap. 15:29 . . . 34 . CLXVI. Een Chriften moet een Geef worden met Chriſto; ende Chrifti wil en leven in ſich voeren. De Form maakt hem geenſins nieuw : troo Aen , en goede woorden geven , helpt niemendal; maar hetſterven van de aangebore wil, en het opftaan van een niewe wil , die Gods kindt is, en uit Chrifti doodt geboren : geen andere wil bekomt de erffenis Chrifti. Myn veel weten doet het alſo weinig : cen vechoeder op het veldt is voor Godt ſo aangenaam ; als een Leraar . Geen ſcherpſinnicheidt in het twiſten on trent den weg Gods kan daar ook yets toe helpen : in het tegendeel is het niet anders , 'als een loutere verhindering en ophouding. De ware wilgaat in de liefde Gods , en fyner kinderen , in : die ſoekt ganſch geen Form ; maar valt voor haar Schepper ter aarde , en begeert den doodt der valſche Selfheidt. Een Chriſten ſoekt het werk der liefde te oeffenen jegens alle Menſchen : hy wil niet groeyen noch bloeyen , in het
R
E
R
U
M.
183
het ſpotten deſer Wereldt ; maar in fyn Godt . Syn gehele leven is niet anders , als een loutere Boete ; en een onophoudelyk Berouw van het quaadt , dat hem aanhange. Hy ſoekt geen glans altoos , om ſich daar door te laten ſien : maar leeft in ootmoedicheidt. Hy erkent ſich ſteets voor onwaardig en eenvoudig ; en ſyn ware Chriſtendom is, in fyn Self heidt , gedurig voor hem verborgen . Een waar Chriſten ſeit : Ikben , in myn Self heidt , een dienſknecht die nergens nut toe is ; en beb tot noch toe nooit eens recht aangevangen Boete te doen , of die nabehoren in 's werk te ſtellen. Hy is altoos in den aan vang , om Son Boete wel uit te werken : en wil ſteets de Perel der foete gea nade gaern bereiken . Hy gaat daar heen ; even als een benauwde Vrouw vol angſt, die ter geboorte arbeidt; en hy weet niet wat hem overkomt : de Heere verbergt ſich voor hem ; op dat ſyn arbeide voor hem des te groter ſouw werden. Hy ſaayt, in grote benauwtheidt, en met vele tranen ; en by kens fyn eigen vrucht niet : want die is in Gode verborgen . Gelyk als een arbeidſame bode met moeite een ver afgelegen weg loopt , na ſon voor. geſtelde perk , daar hy toe begeert te komer ; alſo loopt een Chriſten ook na het ver afgelege perk van fon ruft : doch by vindt die ruft niet ; voor dat fyn Perel haar in haar ſchoonheidt aan hem vertoon , en hem met haar liefde omhelſt . So baaft als die wederom wegwykt van ſyn Self heidt; gaat bet kermen en klagen , vol droef beide en verdriet, al weder ор nieuwaan , met een gedurig verlangen. Aldus roept de ene dag den anderen ; de dag den nacht; en de nacht den morgenſtonde ; en toch is'er nergens in de aard ſche Selfheidt enige plaats om teruſten ; als alleen in de ſchone Sonneſchyn van fyn edele Perel. Wanneer hem die Son opgaat in de duiſternis : 50 wykt denacht aanſtonds weg ; en is alle benauwtheidt verdwenen. Wacht u derhalven , beminde broeders, voor allerley twiſt en verach ting ; daarmen krakeelt om den letterlyken Form . Een waar Chriſten heeft nergens om te twiſten : want by fterft de begeerte fons vernufes af ; en begeert niet anders, als Gods weten , in fyn liefde en genade. Hy laat al het andere varen ; dat om de Form diſputeert : dewyl de Geeft Chriſti Selve de Form in bem moet maken . Menſch wordt nooit Godt.
Godt moet Menſch worden ; of de
Darom is een Chriſten de eenvoudigſte Menſch op Aarde : gelyk E ſaias feit; Wie is'er so eenvoudig , als myn knecht ? Alle heidenen bege ren de Selfheidt, en ſtryden met malkander , om macht , eer , en aan fien , te verkrygen : doch een waar Chriſten begeert die af te ſterven ; en foekt ſyn eige eer niet , maar de eer Chriſti. Alles wat om de Selfheidt, dat is , om eige eer, aanſien , en welluſt deſes leyens , krakcelt , dat is heidenſch ,
184
WEG TOT CHRISTUM .
heidenſch , meer als heidenſch , ja, recht duivelſch: want de Duivel ging van Godt uit; om yets eigens te ſoeken. Men mag fich ook met Chriſti purpere Mantel bedecken , ſo veel alsınen wil : nochtans is en blyft de Man der valſche Selfheidt daar onder geherbergt. Cap. 15:36 .... 40 .
WEG
TOT
CHRISTUM .
anneer een Menſch, die gaern Boete wil doen , geen reche CLXVII. W in de So kan hy niet beter doen ; als fyne ſinnen en ſyn gemoedt, met fyn ganſche
1
vernufi, by malkander op een hoop rapen; en forasals hy een trek tot Boere in fich gevoelt, frax een ſtreng en beſtendig Voornemen maken , dat hy van ſtonden aan , ja , in dit ſelve ogenblik , uit den godlofen weg wil uitgaan , en in de Boete ingaan ; als ook , alle macht, eer , en goedt d , eſer Werelde niemendal meer achten ; ende indien het wefen moet , om de ware Boete , alles verlaten , Hy moet ſich ſelven ſo een hardt en ſtreng Beſluit voorſtellen ; dat hy daar nimmermeer wederom wil uitgaan (al ſouw hy, in fyn Boete , van de ganſche Wereldt voor een ſot gehouden worden ) en met fyn gemoedt uit alle heerlykheidt en welluſt deſer Wereldt uitgaan ; en in het lyden en ſterven Chriſti, in en onder fyn Cruis, geduldig ingaan ; ende lyn hoop tenemaal veſtigen op het toekomende leven : als ook , dat hy nu wil, in gerechticheidt en waarheidt, ingaan in Chriſti wynberg; Gods wil doen; ende in en door den Geeft en wil Chriſti , alle fyne werken in deſe We relde aanvangen en voleinden : ja dat hy , om Chriſti woordt en belofte, waar in hy ons hemelſche beloning heeft toegeſeit , allerley ongeluk en cruis gạern wil lyden en verdragen ; om maar te mogen getelt worden , onder de gemeenſchap der kinderen Chriſti; en door het bloedt des Lams in fyn Menſcheidt ingelyft te fyn , en met hem ver -enicht. Hy moet ſich ook vaſtelyk inbeelden , en fyn ſiel daar tenemaal inwic kelen ; dat hy , in fyn Voornemen , de liefde Gods in Chriſto Jeſu ſal ver krygen ; en dat Godt, volgens ſyn getrouwe belofte , het edele Pandt, den H.Geeſt , aan hem geven fal, om fyn Boete recht aan te vangen : dat hy in de Menſcheidt Chriſti, met het hemelſche godlyke weſen , ſal in ſich ſelven opnieuw geboren worden : dat de Geeſt Chriſti, door fyn liefde en kracht, fyn gemoedt ſal verniewen , en ſyn ſwak geloof verſterken : ende
1 1
WEG TOT CHRISTUM :
185
ende dat hy , in fyn godlyken honger en dorſt, Chriſti vleeſch en bloedt in de begeerte fyner fiele , die ſteeds daar na hongert en dorſt, ſal tot een fpys en drank bekomen ; en met den dorſt fyner fielc drinken , uit de foete fpringbron Chriſti , het water des ewigen levens : volgens Chriſti belofte , en warachtige ſterke toelegging. Hy moet fich ook de grote liefde Gods volkomen inbeelden : welke geena fins den doodt des fondaarsbegeert; maar wenſcht, dat by fich mag beke ren en leven : alsook, boe vrindelyke Chriſtusde arme ſondaars totfich roept; om haar te verquicken : en dat Godt ſyn Soon nergens anders om in de Wee reldt gefonden heeft ; als om te foeken , en ſalig te maken , dat verloren is, namelyk, den armen, boervaerdigen , wederkomenden, fondaar : ende hoe Chriftus , om den armen ſondaar te helpen , son leven in den doodt heeft overgegeven , en in onſe aangenome Menſcheidt voor hem is geſturven.
1.
Darenboven moet hy ſich noch vaſtelyk inbeelden ; dat Godt hem , in Chriſto Jeſu , veel liever wil verhoren , en in genade aannemen ; als by genegen is, om tot Godt te komen : en dat Godt, in de liefde Chri fti, in den allerdierbaarſten Naam Jefus , niets quaads kan willen ; ende dat in deſen Naam geen ſtraaltje altoos des toorns te beſpeuren is : maar dat dic Naam de hoogſte en diepſte liefde en trouw , en de grootſte ſoe ticheidt der Godheidt , is in den allergrootſten Naam Jehovah ; die hy in onſe verdurve en yerkurve Menſcheidt van het hemelſche gedeelte, dat in het Paradys, door de ſonde, ſturf, heeft geopenbaart ; en ſich darom na ſyn hert bewogen , dat hy ons ſyn foete liefde inſtorte : op dat des Va ders toorn , die in ons ontſteken en in brandt geraakt was , daar door mocht uitgebluſt, en in liefde verandert , werden. Dit is alteſamen ge ſchiedt ; om den armen ſondaar te helpen : op dat hy wederom een ope poort der genade mocht verkrygen. In ſodanigen betrachting moet hy ſich ook vaſtelyk inbeelden; dat hy te deſer ure , en in dit ogenblik , voor het aangeſicht der H. Drie -eni. cheidt ſtaat ; ende dat Godt waarlyk , in hem en buiten hem , tegenwoor dig is :
volgens deſe Spreuken der H. Schrift.
Ben ik het niet , die alles
vervult ? Het Woordt is naby u ; namelyk , in uw mondt, en in uw hert. Wy willen tot u komen , en woning in u maken. Ik wil alle dagen by » blyven , tot aan de voleinding deſer Wereldı. Gods Coninkryk is binnen ... 17 in u. Pag . 7:12. . CLXVIII. Het gebeurt wel ; dat ymạndt in de ware Boete ingaat: maar dat het hem eveleens gaat; als het cananeeſche Vrouwtje. Want Godt houdt ſich ſomtyds , als of hy niet horen wilde ; fyn hert blyft ſonder trooft; en fyne ſonden en onwaardicheidt komen hem ook wel onder de Аа ogen ,
186
VEG TOT CHRISTUM .
ogen , als of hy niet waardig was verhoort te worden . Syn gemoedt is , als of hetverſtomt was ; de liek klaagt en ſucht in de diepte ; en het hert ontfangt niemendal: ja, fomwylen kan hy ook fyn Belydenis voor Godt niet eens uitſtorten , dewyl het is , als of ſyn hert en fiel toegeſloten wa. ren . De fiel ſouw het ſo gaern doen : maar het vleeſch houdt haar ge
vangen . De Duivel dekt alles vaſt toe ; en maalt hem den weg der ydel. heidt wederom voor : hy kittelt hem ook , met de luft des vleeſches ; en ſeit in fyn Gemoedt : wacht noch wat ; doe eerft dit en dat ; verſamel te voren geldt en goedt ; op dat gy de Wereldt niet van noden hebt : be geef u ſelyen dan in een vroom leven ; en ga in de Boète : alsdan is het noch tyds genoeg. O ! hoe vele honderden gaar.’er in den aanvang op fo danige wyſe verloren : als fy op nieuw in de ydelheidt ingaan . Het gaat met haar , als met een jong entje ; dat door de winden afgebroken wordt, of door de hitte verdort . Luiſter tve ', beminde ſiel ; en geef'er toch wel ache op. Wilt gy een Ridder worden over doodt en Hel , in uw Heylandt Chriſto ; en wiltSJ in dat uw jong entje tot een boom in Chriſti Ryk ſal opwaffen : fo moet gy ww eerſten ernſt en ſtreng Voornemen blyven ſtaan . Het koſt uw vaderlyle erfdeel; en darenboven noch uw lichaam en fel : want sy moet een Éne gel worden in Godt; of een Duivel in de Hel. Wilt gygekroont worden; So moet gy ſtryden : gy moet in en met Chrifto overwinnen ; en geenfins voor 'den Duivel befwyken. Uw Voornemen moet beſtendige blyven : tydelyke eer , aanſien , en goedt, moet gy geenſins hoger achten. Wanneer de Geert des vleeſches feit : wacht wat; nu is het ganſch niet aangenaam . So moet de ficl ſego gen : tegenwoordig is het myn tydt en myn uur; dat ik wederoin na myn Vaderlandt ga , daar myn Vader Adam.myheeft uitgevoert. Geen ſchep fel ſal my meer vaſt houden! Al ſoudt gy, myn aardſche lichaam , darom verſmachten , en in duiſendt ſtucken ſpringen ; fo wilik nu evenwel in den Roſenhofmyns Verloſſers Jeſu Chriſti, door fyn lyden en ſterven , met myn ganſche wil en begeerte tot hem gaan. Ik wil a , myn aard ſche lichaam , die myn Perel hebt verſlonden , welke Godt aan myn Va der Adam gaf in het Paradys , in den doodt Chriſti temmen en dempen. Ik wil de wil uwer welluſt , die gy in de ydelheidt ſchept, breken ; en u , als een boſen hondt , aan de keten van myn ernſtig Voornemen , vaſt bin den. Alſchoon gy darom een ſot voor alle Menſchen foudt moeten fyn ; fo ſult, ja moet, gy nochtans dit ernſtig Voornemen van myo fiel gehoor famen . Van deſe keten fal u niemande los maken ; als alleen de tydelyke doodt. Pag. 12:22 ! • 25. CLXIX .
WEG TOT CHRISTUM . 187
CLXIX . Beminde ſiel, wenſcht gy de edele Sophia ooyt wederom tot uw Vrouw te verkrygen ; ſo moet gy eenonophoudelyken ernſt gebrui ken . So ver komt gy wel ; dat gy een minnelyk kusje van de edele Sa phia , in den heiligen naam Jefus, verwerft : dewyl ſy ſonder dat al ſtaar voor de deur der licle en klopt , en den ſondaar waarſchouwt voor den godloſen weg. Indien ymаndt nu haar liefde fodanig eens begeert te proe ven ; ſo volgt ſy hier in fyn wil op , en kuſt hem met de aanminnelyke ſtralen van haar ſoete liefde: waar door hethert grote vreuchdt geniet. Doch ſy leit haar ſo aanſtonds niet by de fiel in het houwelyks-bedt; dat is , fy wekt het verſturve hemelſche beelde, dat in het Paradys ſturf, ſo haaſt niet in haar op . Daar is ontrent den Menſch te groten gevaar : want viel Lu cifer, en vielAdam ; ſo kan het ook noch geſchieden: aangeſien de Menſch noch ſo ſterk gebonden ſtaat aan de ydelheidt. De bandt wwer Belofte moet trowid en beſtendig fyn . Indien Sophia * fel kronen; ſo moet gy van te voren verſacht worden. Sy neemt de ſtraler harer liefde wederom van n weg ; en fiet eens , of gy nw Woordt getrou welyk wilt honden. Sy laat n ook wel ſtaan ſmeken ; en andwoorde unie mendal: ja, jy verleent u ſelfs niet een enig blikje barer liefde. Want in dien jy n ſal kronen ; ſo moet gy alvorens uw Oordeel uitſtaan : op dat gy hetſüre bier , dai gy voor ufelven hebt ingeſchonken , door uwegrouwelen, recht komt te proeven. Gy moet eerſt voor de poorten der Helle ſtaan ; en aldaar uw overwinning , om en in haar liefde, door de kracht daar fyu mee aanſag en beſtraalde ; bewyſen tegen de aanvallen des Duivels. Chriſtus wierdt in de woeſtyn verſocht. Wilt gy hem aantrecken ; ſo
moet gy door ſyn ganſche Proces gaan , van fyn Menſchwerding af , tor fyn Hemelvaart toe. Alſchoon gy nu dat niet wel kunt doen ; noch be hoeft te doen , wat hy gedaan heeft: ſo moet gy al evenwel tenemaal in ſýn Proces ingaan; en in fyn Proces deydelheidt der fiele gedurig afſter ven. Want Jonkvrouw Sophid verhouwclykt haar anders nieç met deficl, als alleen in deſe eigenſchap ; welkel, door den doodt Chriſti , in de fiel nitſpruit als een nieuw gewas , dat in den Hemel ſtaat. Het aardſche li chaam begrypt haar in deſen tydt niet ; dewyl het de ydelheidt eerſt moet affterven : maar het hemelſche beeldt, dat in Adam ſturf ( het ware ſaade der Vrouwe, waar in Godt Menſch wierdt; en ſyn levendig faadt der he melſche weſenheidt invoerde ) vat her edele Pereltje : gelykerwys als in Maria geſchiede; als de tydt deſes Verbonds ten einde was. Sie wel toe , wat gy doet : belooft gy het aan Jonkvrouw Sophia ; so houdt het : hy wil u veel liever kronen ; als gy het begeert te hebben. Maar sy moet vaſt staan , en beſtendig blyven. Als de Verſoeker tot u nadertting , met Aa 2
188
WEG TOT CHRISTUM . met de welluſt, ſchoonheidt, en heerlykheidt, deſer Wereldt ; ſo moet het gemoedt alles verwerpen , en ſeggen : Ik falknecht ſyn in de wynberg Chrilti, en geen Heer : ontrent alles wat ik beſit , ben ik maar een dic. naar Gods ; om daar mee te doen , als my fyn Woordt left : myn hert fal fich , nevens de ſlechten en eenvoudigen , in het ſtof ter nederbuigen , en altoos ootmoedig blyven. In wat ſtandt syook ſon moogt ; ſo moet ootmoedicheidt aan de ſpitsſtaan : anderſins kunt gy Fonkurouw Sophia geenſins ten bouwelykubekomen . Ale hoewel de ware ootmoedicheidt in haar houwelyk eerſt geboren worde. Maar
de vrye wil uwerfiele moet ſtaan blyven, als een Ridder : want indien de Duivel de foel niet overwinnen kan door de ydelheidt, en ſy daar niet wil aunbyten ; ſo komt hy met de onwaardicheidt , en bet regiſter der fonden . Daar komt het dan op ſtryden aan ! Alhier moeten Chriſti Verdienſten aan de ſpits geſtelt worden : anderſinskan het ſchepſel den Duivel geenſins over winnen . Hier gaat het met menigen Menſch ſo ſchrickelyk toe; dat het uiterlyke vernuft oordeelt , ſodanigen Menſch ſinneloos te lyn ; ja , van van den Duivel beſeten : ſo grouwelyk verweert ſich de Duivel in ſom mige Menſchen ( voornamelyk als hy een groot Roofneſt in haar heeft gehadt) als hy merkt dat hywyken moet, en ſyn Roofneſt verlaten. Hier komt het eerſt recht op ſtryden aan ; daar Hemel en Hel tegen malkan der vechten ! 1
Indien de fiel in deſen ſtrydt beſtendig blyft ; den Duivel, in alte ſyne aanvallen , overwint; en al het tydelyke voor niemendal acht, om de lief de van haar edele Sophia : ſo wordt haar het dierbare Ridderkransje op geſet , tot een teken van overwinning: Alhier treedt Jonkvrouw Sophia ( die haar ſelve openbaart uit den dierbaren Naam Jeſus, met Chriſto den vertreder der flange , als de Gefalfde Gods ) tot de ſiel ; en kuft haar met haar alterſoetſte liefde , in haar weſen ganſch innerlyk ; ende drukt haar , tot een teken van overwinning , haar liefde in haar begeerte in . Hier ſtaat Adam , na ſyn hemelſche gedeelte , uit den doodt op in Chri- , ſto : waar van ik niemendal kan fchryven ; dewyl’er in deſe Wereldtgeen pen bequaam toe is : want het is de Bruiloft des Lams, daar het edele Pe reltje gelaait wordt. Dit geſchiedt wel met een groten Triumph ; doch het is cerft ſo klein , als een moftertfaadt: gelykerwys Chriſtus ſeit. Wanneer de Bruiloft des Lams voorby is ; ſo moet defiel wel in ache nemen , wat ſy aan Jonkvrouw Sophia belooft heeft ; op dat het Perel. boomije mag, waffen en toenemen . Want ſtrax fal deDuivel dan met fone ftormen aankomen ; en op haar aanvallen met godloſe Menſchen , die beis fullen verachten , beſporien, en voor een dullicheidi witkryten . Daar moet de
WEG TOT CHRISTUM.
189
de Menſch dan, in Chrifti Proces, onder ſyn Cruis treden : want nu moet by met Gnie werken krachedadig bezigſen ; dat hy fich met recht een Chriften laat roemen. Daar moet by fich laten uitmaken voor een for en en een goda loos Menſch : ja , fyne allerbeſte vrinden , die bem voor defen in de luften des vleeſches bebben geliefkoost , worden tegenwoordig ſyne wanden i en alſchoon ſy niet eens weten , warom ;' nochtans hatenſe hem . Alſo ſeer ver . dekt Chriftus fon Bruidt onder het Cruis : op dat ſy in deſe Werelde niet bekent fouw werden. De Duivel doet hei ook : op dat deſe kinderen voor de Werelde fouden verborgen blyven ; en hem niet veel fulke racken in den hof, die by meent dat hem toekomt, hier en daar fonden komen te waſſen. Dit heb ik voor den Leſer , die een Chriſtelyk Gemoedt heeſt, tot Naricht geſtelt : op dat hy weten mocht , wat hem te doen ſtondt ; indien het met hem aldus quam te gaan. Pag. 18:32. • ; 39. CLXX . Wanneer de Hoekſteen Chriſtus ſich beweegt , in het ver fturve beeldt des Menſchen , in fyn hertelyke Bekering en Boete: ſo ver ſchynt Jonkvrouw Sophia , met die beweging des Geeſtes Chriſti, in het verſturve beeldt , voor de ſiel, ſeer heerlyk opgeſchikt in haar maagdelyk Cieraadt. Waar voor de fiel , in haar onreinicheidt , haar lo geweldig ontſtelt ; dat alle hare Conden nu cerſt recht in haar opwaken , ende voor Soo pbia verſchricken en Hidderen: want daar gaat het Oordeel aan , en wordt het uitgevoert, over de fonden der ſiele. So dat de fiel ook wel, in haar onwaardicheidt , achterwaarts wykt , haar voor haar overſchone Liefſte ſchaamt; in haar ſelven gaat ; en haar vernieticht: als tenemaal onwaar, dig ſynde; om ſodanigen Kleynoodt te ontfangen . ( Dit verſtaan de on ſen alleen ; die dit Kleynoodt geſmaakthebben : buiten haar is dit aan nie . mandt bekent). Doch de edele Sophia nadert in het wefen der fiele; kuſt haar vrindelyk , en tingcort, of doordringt , met hare ſtralen der liefde, het donkere vyer dèr liele ; ende doorfchynt de ganſche fiel , met deſen kus harer liefde. Alsdan ſpringt de ſiel in haar lichaam op , met grote vreuchdt , in en door de kracht der maagdelyke liefde ,legepraalt , en looft den groten Godt, door de kracht van de edele Sophia. Waar van ik hier een korte aanwyſing wil opſtellen ; en verhalen hoedanig het toe gaat , als de Bruidt den Bruidegom hertelyk ombelit: .om van den Leſer, die miſſchien aan deſen oort noch niet geweeſt mocht ſyn , daar de Bruidt den Bruidegom ſo hertelyk omhelſt , nagedacht te kunnen worden ; of hy daar door luſt mocht krygen , om ons na te volgen ; en ſich ook aan deſen Rey te vervoegen , daarmen met Sophia { peelt. Als dit geſchiedt, gelyk verhaalt is ; ſo verheucht haar de liel in haar lichaam , en ſpreekt aldus. O ! grote Godt in uw kracht en foeticheidt, Aa 3 a ly
190
WEG TOT CHRISTUM .
u fy lof, dank; ſterkte, prys, en eer ; om dat gy my verloft hebt van den Dryver der angſt. O! myn ſchone Liefſte , myn hert houdt u vaſt : waar ſyt gy ſo lang geweeſt? Ik dacht, dat ik in de Hel was ; en in de grim micheide Gods. 0 ! sanminnelyke Lieffe, blyf toch by my! Got toch mys vreuchdi en verquicking; voer my sochop den rechten weg : ik geef myte nemaal over in uw liefde. Ach ! ik ben waarlyk donker voor u ; maak my toch licht. 0 ! edele Lieffte , geef my uw foete Pereltje ; leg het toch binnen in my.
O ! grote Godt in Jeſu Chriſto , nu prys en loof ik u , wegens uw waarheidt, grote macht, en heerlykheidt: om dat gy aan my myne ſon den vergeven hebt; en my vervult met uw kracht. Al juichende roem ik u , in uw leven ; en loof ik u , in uw veſting , die niemandt open kan ſluiten , als uw Geeft alleen door uw barmherticheidt. Myn gebeente ver heugt ſich in úw kracht'; en myn hert ſpeelt in uw liefde. Uly ewig dank; dat gy my uit de Hel verloſt hebt , en den doodt in my tot een leven ge maakt : nu ondervindt ik uw beloofde waarheidt. O ! aangename Lief fte, laat my toch nooyt wederom van u afwyken ; ſchenk my toch uw Perelkransje , en blyf in my : fyt toch myn eigendom ; op dat ik my ewig in en met u mag verheugen ! : Daar op ſpreekt Jonkvrouw Sophia tot de fiel. Myn edele Bruidegom , myn ſterkte en vermogen ; gy fyt my ten allerhoogſten'wellekom ! Hoe hebt gy“my ſo lang kinnen vergeten ? darom heb ik , in grote treuri cheidt, voor uw deur ſo lang moeten blyven ſtaan kloppen. Immers heb ik u altydtgeroepen , en gelmeekt: maar gy hebt uw aangeſicht van my afgekeert. Uwe oren waren uit myn landt gegaan ; en gy kondt myn licht niet ſien : dewyl gy in een donkcr dal wandelde. Ik ben dicht bý s geweeft ; en heb w fteets geſmeekt : maar uwe fonden hielden u in den doodt gevangen ; ſo dat gy my niet kende . Ik quam , in grote ootmoedicheidt, tot u , en riep u : maar gy waart al te ryk in de macht des toorns Gods; en achte myn ootmoedicheidt niet. Gy hebt den Duivel tot uw Beminde aangenomen : die heeft u ſodanig beſoedelt ; en fyn Roofneſt der ydel heidt in uw opgebouwt. Die heeft u tenemaal vervoert van myn liefde en getrouwicheidt ; ende gebracht in fyn geveinſt en valſch Coninkryk. Daar in hebt gy vele fonden en boosheden begaan ; en uw wil van myn liefde afgebroken. Gy hebt my de echte Trouw verbroken ; en een vremde Vryery gepleegt. Gy hebt my , uw Bruidt van Godt aan u gege ven , ſaan laten in het verſturve weſen , ſonder de fterkte van uw vjerige macht. Ik heb , fonder uw vyerige macht , niet kunnen vrolyk fyn : ' want g Gt myn Man ; en door # 'wordt myr glans openbaar. Gy kunt myne yer
WEG TOT CHRISTUM .
191
verborge wonderen , door uw vyerige leven , openbaren : en nochtansfyt gy. ſonder my maar een donker huis ; daar niemendal anders in is , als angſt, pyn , en een vyandelyke eigenſchap. O ! .edele Bruidegom , blyf toch met uw aangefocht voor my staan , en geef my wwe vyerige ſtralen : voer uw begeerte in my ; en ſteek my aan. Sa wilsku, uitmyn fachtmoe : dicheidt, uwe vyerige ſtralen in een helder -wit licht veranderen : enmin liefde, met hare aangename ſtralen , door uwe vyerige ſtralen in uw we fen invoeren ; en wil newig kuſſen . O ! myn Bruidegom , hoe wonder wel ben ik in ons houwelyk te vreden. Kus my toch met uw begeerte; vola gens al uw ſterkte en vermogen. So wil ik aan u al myn ſchoonheidt vers tonen ; ende t , met myn foete liefde , en heldere licht, in uw vyerige le ven verheugen. Alle heilige Engelen verblyden ſich tegenwoordig met ons; om dat fy ons wederom echtelyk verbonden ſien . Nu, myn bemin de Lief , blyf toch in mya Trouw ; en keer uw aangeſicht nooit op nieuw van my af. Werk sy myrie en uwe wonderen uit , in en door myn liefde ; waar tóc Godt u heeft verwekt ! Hier op ſpreekt de ſiel wederom totde edele Sophia. Ach ! myn edele Perel, en geopende vlam myns lichts in myn vyerige leven, dat vol angſt is; hoe verandert gy,my door uw lieve vreuchdt. O ! ſchone. Liefſte , ik ben waarlyk , in myn Vader Adam , ontrent u trouwloos geworden ; en heb my , door de vyerige macht, in de welluſt en ydelheide der uitwendi ge Wereldt ingewendt ; en een vremde Vryery aangevangen. Ik hade aldus in ſodanigen vremden Vryery , ewig in een duiſter dal moeten wan. delen : indien gy niet waart , met grote getrouwicheidt, door uw door dringen , en verbreken van Gods toorn , Hel , en duiſteren doodt , tot my gekomen in het huis inyner ellende ; ende aan myn vyerige leven uw ſachtmoedicheidt en liefde hadt wedergebracht. 0 ! foete Lieffte, gy bebe my water des ewigen levens meégebracht, mit den ſprinkbron Gods ; en my daar door verquikt , in myn groten dorſt. In n aanſchouw ik Gods barna herticheidt; die my van te voren , in my vremde Vryery, ganſch verbor gen ſtondt. In u kan ik my verheugen : g verandert myn vyerigen angſ in grote vreuchdt. Ach ! sanminnelykfte Liefſte , geef my toch uw Perelije; op dat ik ewig in ſodanigen vreuchdt blyven mag. Daar op andwoordt de edele Sophia . Myn beminde Lief, en overdier bare ſchat; gy verblydt my ten hoogſten in uw aanvang. Ikben waarlyk door de diepe poorten Godsiot u doorgebroken , door ſyntoorn , Hel, en doodi, in het huis uwer ellende ; en heb n myn liefde uit genade geſchonken , on . de u van de ketens en banden , daar gy meê vaft gebonden waart, verloft. Ike heb n myn Trouw gehouden : maar gy bidt nu yetsgewichtigs van my, dat ik
192
WEG TOT CHRISTUM .
ik niet gaern met u fouw wagen. Gy wilt myn Pereltje in eigendom heba ben : maar denk rock, myn lieve Bruidegom ; hoe gy het voor defen in de dam hebt verwaarlooft. Darenboven ſtaat gy noch in groot gevaar ; en wandelt in twee gevaarlyke Ryken. In het eerſte Ryk wandeltgy , met uw vyerigen oorſpronk, in het landt , daar Godt lich felven noemt een ſterk en yverig Godt, ende een verterende vyer. In het andere Ryk wan delt gy in de uitwendige Wereldt, in de lucht , met uw ydele verdurve . vleeſch en bloedt : daar de welluſt deſer Wereldt , met de aanvallen des
Duivels, alle uren over u heen ruiſchen . Gy mocht , in uw grote vreuchdt, wederom aardſche vuilicheidt in myn fchoonheidt invoeren , en myn Pe reltje verdonkeren : ookmochtgy trots worden ; als Lucifer wierdt, toen hy dat Pereltje in eigendom hadt; en u van Gods Harmony , of net te ſamengeſtemde overeenkomt , afwenden : dan moeſt ik daar na voor ewig yan myn Lief berooft fyn. Ik wil myn Pereltje in mynſelven bewaren ; en ikwil in uwverſturve, maar nu in my wederom levendig gemaakte , inwendige Menſcheidt , in den Hemel , die in u is , wonen : en myn Pereltje voor het Paradys be waren , en het by my houden ; tot dat gy deſe aardſche vuilicheidt van u aflegt: maar dan ſal ik het u in eigendom overgeven. Doch myn aange ficht, en foete ſtralen van het Pereltje, wil ik u, den ganſchen tydt deſes aardſchen levens, ſcer gaerni meêdelen. Ik wil met het Pereltje in uw bin menſte vertrek -kamertje wonen ; én uw getrouwe lieve Bruidt ſyn. In uw aardſche vleeſch wil ik my niet ten bouwelyk verbinden : want ik ben een Coningin der Hemelen ; en myn Ryk is niet van deſe Werelde. Uw witere lyke leven wil ik evenwel geenſins verwerpen : maar dikwils beſoeken , ſal weder met de ſtralen myner liefde . Want uw uitwendige Menſcheidt komen : maar het dier der ydelheidt wil ik geenſins hebben. Godt heeft het ook in Adam , uit ſyn eigen Voornemen , geenſins fo grof en aardſch gemaakt : maar uw begeerte heeft deſe beeſtelyke grofheidt in Adam , door haar luſt , gevat , uit alle weſens van de opgewaakte ydelheidt der aardſche eigenſchap ; waar in hitte en koude, ſmerten pyn , vyandſchap en verbreking , gevonden worden . Myn beminde Lief en Bruidegom , geef u felven maar tenemaal aan myn wil over : ik wil n , in dit aardſche leven , in uw gevaarlyken toe ftandı, geenſins verlaten . Wanneer u Gods toorn alfal komen te overval. len ; en gy bang en bekommert ſynde menen ſult , dat ik u verlaten heb : ſo wil ik evenwel by n ſyn , en ubewaren. Want gy kent u ſelven niet; en wect niet wat uw Ampt is : gy moet in deſen tydt arbeiden en baren. Gy fyt de wortel des booms : uit u ſullen tacken geboren worden ; die moeten
WEG TOT CHRISTUM .
193
moeten al te famen geboren worden , in groten angſt en benauwtheidt : doch ik dring , door uwe tacken, in haar lap ook na buiten.toe , en baar de vruchten op uwe tacken ; doch dat is u onbekent. Want de Aller hoogſte heeft my geſtelt ; om by u en in u te wonen . Darom wikkel nin de lydſaamheidt; en wacht u voor dewelluſt des vleeſches: breek de wil, en begeerte des vleeſches ; bond het in toom , als een boosaardig paerdt. Als dan wil ik u dikwils beſoeken in uw vyerige weſen ; u myn kus den liefde geven ; en u een Kransje uit het Paradys, tot een teken myner liefde, mee brengen en opſetren , daar gj u in verheugen ſult. Maarmyn Pereltje geef ik w , in defen tydı, geenſins in eygendon . Gy ſult in de Gelatenheidibly ven ſtaan ; en luiſteren na het geen de Heere , in 'ww Harmony , of net te
1
ſamengeſtemde overeenkomſt , in u speelt. Daar toe ſult gy aan hem de klank en het weſen van uw toon , uit myn kracht , geven : want sy ſgt nu een Bodefyns monds; en moet ſyn eer en roem alom verkondigen. Omdeſe ſaak heb ik my tegenwoordig op nieuw met u verbonden : en u myn Rid derkransje der overwinning , dat ik in den ſtrydt tegen Duivel en doodt verkregen heb , opgeſet. Doch myn Perelkroon , daar ik u mee kroon de , heb ik voor u weg gelegt: dien ſult gy nooit meer dragen ; voor dat gy ganfch rein voor my ſult fyn .
+
De ſiel geeft eindelyk tot andwoordt aan de edele Sophia. Ach ! mya ſchone en loete Vrouw ; wat ſal ik verder hier op feggen ? Laat my maar aan u bevolen ſyn: ik kan toch mynſelven niet bewaren. Wilt gy nu aan my uw Pereltje niet geven ; ik laat het ganſch aan uw welgevallen over : geef my maar de ſtralen uwer lietde ; en voer my door deſe Pelgrimſtraat. Wek in my op , en breng in my voort, al wat gy wilt; ik wil voortaan uw eigendom fyn. Ik ſal voor mynſelven niemendal meer willen , noch begeren ; behalven ' t geen gy in en door my wilt. Ik hade www foetelief de moetwillig en dartelyke verwaarlooft; en aan u myn Trouw geenſins ge houden : waar door ikvervallen was tot een ewigeſtraf. Doch dewylgy, edele Sophia , nit loutere liefde , tot my in den angſt der Helle gekomen fyt; my van alle pyn verloft hebt ; en wederom tot uw Men aangenomen : ſo wil ik nu, om deſe uwe liefde, myn wil breken ; " gehoorſaam fyn ; en op uw liefde wachten. Ik heb tegenwoordig genoeg ; nu ik weet , dat in alle noden by my ſyt; en my geenſinsverlaat. Õ ! aanminnelykſte Lief ſte, ik keer myn vyerig aangeſicht na n toe. O ! ſchone Kroon , haal my
toch , hoe eer hoe liever, in u ; en voer my uit den onruft. Ik wil ewig uw eigendomfyn ; en nooit meer van u afwyken ! Waar op de edele Sophia de ſiel aldus ganſch trooſtelyk bejegent. Mya edele Bruidegom , fyt getrooſt: ik heb my met u verlooft , in myn aller Bb grootſte
$ 94
WEG TOT CHRISTUM.
grootſte liefde ; en volgensmyn getrouwicheidt, op nieuw in den Echt met u verbonden . Ik wil alle dagen, tot de voleinding deſer Wereldt, by u en in u fyn . Ik wil tot u komen ; en woning in uw binnenſte Vertrek kamertje in u maken . Gy ſule uit myn fprinkbron drinken : want ik ben nu de uwe, en gy fyt de myne ; de Vyande ſal ons voortaan nooit meer fcheiden . Werk gy , in uw verige eigenſchap i fo wil ik myne foeteſtra den der liefde in uw arbeidt ingeven . Wy willen den wynberg Jeſu Chris fti bouwen. Geefgy daar toehet wefen des vjers ; ſo wil ik het weſen des lichts. dat in deſe Wereldi verrichten ; waar 102 wy van Godigeſtelt on : en willen hem dienen in fyn Tempel, die wy ſelvefyn . Beminde Leſer ; houd dit toch voor geen los en onſeker verdichtfel : het is de warachtige grondt ; en begrypt in ſich de ganſche H. Schrift. Want het boek des levens Jeſu Chriſti is daar in klaar voor ogen afge maalt; gelykerwys het van den Schryver erkent en ondervonden is: dewyl dit fyn eige Proces is geweeſt. Hy geeft u het allerbeſte , dat hy heeft: Godt verleen het gedyen! Daar iseen fwvaar Oordeel vaſt geſtelt en er kent over hem , die dit beſpot: yderſy gewaarſchouwt. Pag.29 : 45 : 52 . CLXXI . Men moet wel overwegen en betrachten , wat het Gebedt is; en warom Godt ons bevolen heeft te bidden . Het is niet, als ofmen yoor een Coning , of grootHeer, in deſe Wereldt gaat , wanneermen ſich on erent hem vergrepen heeft : en terwylmen hen om genade bidt , dikwils heel anders denkt. Geenſins. Het Gebedt is een uitgang uit fich felven ; waar in de Menfob , uit alle fynekrachten , met alleswat hy is en beſit, fich aan Godi overgeeft: ja , by geeft fich , als by recht bidt, over tot een eigendom Gods. Hy komt, met den verlorenfoon , wederom tot fyn Vader, in fyn eerſte Vaderlandt en erfdeel; waar uit bem Adam , onſe eerſte Vae der , beeft uitgevoert. Hy heeft geen Recht meer van Nature tot de he. melſche goederen ; maar heeftſe, door Adamsuitgang na buiten , verlo . ten ; en door het hoereren met den Duivel, verteert in ydelheit. Darom moet hynu , in grote ootmoedicheidt, meteen vaſt Geloof en sware hoop op Gods aangebode genade in fyn Soon Jeſu Chriſto , met den verloren foon , tot Godtkomen ; en lich tenemaal opwaardig ach ten , uit kracht van hetRecht der Nature, aller hemelfche goederen. Hy moet voor Godt ſyn ewigen Vader nedervallen ; en hem bidden , om de aangebode barmherticheidt in fyn Soon Jeſu Chriſto : dat hy hem toch wederom aannemen wil, als een dagloner en arbeider in ſyn wynberg. Als ook dat hy hem wederom hemelſche ſpys en drank wil geven , voor fyn
fiel , die van honger en dorſt verſmacht is : om niet meer nodig te hebben, mer
1
WEG TOT CHRISTUM .
195
met de fwynen des Duivels, den draf der ydelheidt, leugen , en valſcheidt, te eten ; ende alſo in fyn ongeloof , fonder hemelſche kracht, komen verloren te gaan . Een boetvaerdig Menfch moet den mondt van ſyn hongerige en dorſtige fiel wyde open doen , in fyn Gebedt, nade genade enbarmherticheideGods; met een bertelyk fuchten en inkeren tot de genade , en fach volkomen aan de genadeGods overgeven. Alsdanſal byſtrax in fyn fiel horen : dat Godt hem metfyngenade fat tegenkomen , en hem de genade, dien by ons in 7c fu Chrifto aanbiedi , in fyn fiet geven . Waar door die arme hongerige en dorlige fel , al wat fy van Godt bidt en begeert, in baar ſelve krachtig en weſentlyk fal ontfangen: namelyk , ber vleeſch en bloede Jeſu Chrifti; dat van Godt aan alle hongerige en dorſtige bortvaerdige fielen uit genade wordt aangeboder. Dan ſal hy in fich felven recht bevinden ; hoe de oude Vader van den verloren foon fyn arme omgewende boetvaerdige fiel tegenkomt ; haar kuſt met fyn liefde om den hals van het weſen hares levens valt ; ha en in fyne armen vät , ende krachtdadig tot haar ſeit : Dit is myn lieve foon ! dit is myn lieve fiel, dien ik verloren hadt! Sy was doodt ; en is wederom levendig geworden ! Slacht nu hem Lam , Jeſum Chriſtum : fy
1
fal met my , in en door myn kracht, aan tafel fitten ; fy ſal met my , op myn tocbereide Maaltydt, van de rechte ſpys myns Soons eten , en haar met my ewig verheugen: Aldaar wordt de fiel den Segelring , dat is , het dierbare Verbonde Gods in het bloedt Jeſu Chriſti , op nieuw aan de handt geſteken ; en fy wordt , door ſodanigen Verbondi en Verſegeling , 14 wederom tot een kindt Gods aangenomen. Pag .41:11.. CLXXII. Godt eiſcht een ganſch blote en naakte fiel, in het Gebede.
Al is het ſchoon , dat fy noch met de ydelheidt omsingelt is ; ſo moer haar wil evenwel louterlyk voor Godt komen : op dat hy in haar wil mag beginnen te werken; en daar na ook de ydelheidt des vleeſches dagelyks kan doden . De wil der fiele moet alſo vaſt en beſtendig met haar begeerte tot Godt gericht ſyn ; dat ſy met Faacob feggen kari , als by den ganſchen nacht met Gode geworfete badı : Heere , ik laat u niet los , voor dat gy my fegene. En alſchoor bet hert, van ſchrik gedurig heen en weer besvogen wordende , twyffele ; en allerhande verhinderingen daar in opkomen : So moet de wil nochtans blyven ſtaan; baar de genade vaſtelyk inbeelden ; en daar geenſins van willen aflaten. Jag, al is het, dat de Duivel de luſt des vleeſches boven doet komen ( waar voor de fiel ſo ſeer verſchrikt; dat ſy meent darom van Godt verſtoten te fyn ) ſo moet haar wil evenwel aan de genade blyven hangen ; als cen kindt aan
de borſten van fyn Moeder : ende Bb 2
196
WEG TOT CHRISTUM :
ende gedurig tegen den Duivel, en haar eige begeerte, in vleeſch en bloede door hem ontſteken , ſtryden ; tot dat ſy eindelyk de overhandt bekomt, en den Duivel , door den Geeſt Chriſti, overwint. Als de Menſch dit nakomt ; ſal hy vry wat wonders in ſich ſelven ſien en ondervinden : en de ook moeten bekennen warachtig te fyn ; dat erveel groter vreuchde in den Hemel der bekeerde ſiele is ; als over 99. rechtvaerdigen , die dier gelyke Boete niet van noden hebben. Pag. 44:21. 22 . CLXXIII . De Menſch beſie ſich eens recht tegen GodsWoordt, in de Wet en het Evangelium : ſo ſal hy wel haaſtmerken ; dat hy veel meer
een beeſt en Duivel is, als een warachtig Menſch. Hy ſal ook klaar ſien ; hoe de aange -erfde, en door fyn eige inbeelding by malkander vergader de, beelden hem van Gods Ryk afhouden en vervoeren . So dat deſe klaau wen des Duivels hem ſeer dikwils ( als hy ſich al eens gaern ſouw willen omkeren ; en tot Godt wenden , om Boete te doen ) ophouden en daar van afvocren : ja , darenboven noch aan ( yn arme fiel deſe wanſchape fi guren, onder een ſchyn van heilicheidt, vertonen. Waar door ſy in de be geerte derſelver wederom ingaat ; in Gods toorn ſitten blyft; en eindelyk in den afgrondt treedt : als de genade en trecking des Vaders in haar vers gaat en uitgebluft wordt. Sodanigen Menſch ſtellen wy ons eige Proces voorogen : en vermanem hem ; dat hy , ſo haaſt als hem deſe dieren te binnen komen , op het ſelve uur en ogenblik , by fich felven valt moet ſtellen , en ſich in ſodanigen wil invoeren ; van deſe dierſche wil aanſtonds uit te gaan , en ſich door ware Boete tot Godt te wenden. Dewyl hy na dit, door fyne eigekrach ten , niet doen kan ; ſo moet hy deſe Belofte Jeſu Chriſti in lichte hulp Nemen : -Bidt, en u ſal gegeven wordon ; ſoekt, en gr fult vinden ; klopi, en u ſal opengedaan worden. Wat foon bidt ſyn Vader ooit om een broodt; die hem een ſteen in de plaats ſal geven ? of om een ey ; die bem een fang daar voor fallangen ? Indien gy nu , die boos fyt , weet uwe kinderen goe degaven te geven : boe veel te meer ſal myn hemelſohe Vader aan haar den H.Geeft geven , die hem darom bidden. Delé Belofte 'moet hy in ſyn hert vaſt inprenten ; dewyl ſy des Duivels, als ook aller aange-erfde, en door de inbeelding aangenome, dieren ver gift en doodt is : en ſtrax komen, in het ſelve uur en ogenblik , met deſe in fyn hert ingeprente woorden der Belofte, en fyn Gebedt, voorGodt. Hy moet ſich alvorens alle deſe grouwelyke dieren verbeelden ; van wel. ker aart hy ſelve ook is : en niet anders denken ; als dat hy de beſoedel de fwynhoeder is , die al ſyn vaderlyk goedt, en fyn kinderlyk Recht , met deſe lwynen der Wereldt en boſe dieren heeft doorgebracht, en tenemaal yer "
WEG TOT CHRISTUM .
verwaarlooſt.
197
Als ook , dat hy nu voor Gods aangeſicht niet anders
Itaat ; als een ellendige fwynhoeder , met vodden en flenters omhangen ; die het erfdeel ſyns Vaders , met de dierſche beelden deſer Wereldt, ver boeleert heeft: ſo dat hy geen Recht altoos meer heeft tot de genade Gods; en die ook geenſins waardig is te ontfangen ; veel minder , dat hy een Chriſten , of een kindt Gods, genoemt louw worden. Hy moet insge. lyx ontrent alle goede werken wanhopen , dic hy immermeer gedaan heeft: dewylſe maar alleen voortgekomen ſyn , uit een geveinsden ſchyn der Godfalícheidt: waar door de menſchelyke Duivel' wil een Engel ge noemt fyn. Want ſonder Geloof, ſeit de H. Schrift, is het onmooglykaan Gode te behagen . De Menſch moetgeenſins wanhopen ontrent de godlyke genade ; maar alleen ontrent fich felven , nevens 'al fyn kunnen en vermogen ; ende fach met Syn ſiel, uit alle krachten , inwendig bucken voor Godt. En al is het, dat fyn bert daar louter neen toe ſeit ; of wacht noch wat , heden is het niet goedt ; ofte uwe fonden fyn al te groot; het kan niet ſyn , dat gy God's gunſ en genade ſoude verwerven. Ja, al is het , dat hy in fich felven ſo bang en benawvt wordt ; dat hy tot Godt niet bidden kan ; dat hy noch trooſt, noch kracht , in fyn beri bekomt; en dat het met hem eveleens is, als of fyn fiel onirent Godt ganſch blinde en doodt was. Daar moetbyficha geenſins san ftoren : maar evenwel ſtaan blyven : en Gods Belofte voor een vaſte en onfeilbare waarheidt houdende , met een ter neder geſlagen bert tot de genade Gods fuchten ; en in Syn grote onwaardicheidt ſich daar ganſch in begeven.
1
Én alſchoon hy ſich daar al te onwaardig toe acht ; als een vremdeling geworden ſynde, dien het erfdeel Chriſti nietmeertoekomt, maar ſyn Recht daar toe verloren heeft ; ſo moet hy ſich nochtans vaſtelyk inbeelden , de fe woorden Chriſti warachtig te fyn : Dat hy gekomen was; om te foeken ; n ſalig te maken , dat verloren is : namelyk , den armen , aan Godt do den , en blinden , ſondaar. Deſe Belofte moet hy in ſyn hert wel' inpren ten ; en in ſich ſelven ſodanigen ſtrengen Voornemen maken : dat hy van de toegeſeide genade Gods in Chriſto niet afwyken wil ; al ſouw fyn li chaam
en fiel aan ſtucken van malkander ſpringen. Ja , al' was het , dat
hy , fyn ganſche leven lang · geen trooſt altoos in fyn hert , tot verge ving fyner fonden ", verkrygen ſouw : hiy al evenwel ſouw geloven , dat Gods toelegging beſtendiger was ; . als alle trooſt , die hem ooyt ſouw mogen wedervaren . Ďe Menſch moet fich ook vaſt voorſtellen ; en ſyn wil ganſch ſtreng in dit-Voornemen inſluiten : dat hy nooit meer wil in de oude dierſche beelden Bb 3
198
WEG TOT CHRISTUM .
en grouwelen ingaan ; al fouden alle ſyne fwynen met fyne dieren om haar , al fouw by darom ook een for fyn voor de ganſcheWo herder treuren : reldt ; dat hy evenwel by ſon Voornemen wit blyven , en aan Gods genas dige Belofie vaſt hangen. Is hy dan een kindt des doods ; ſo wil hy het fyn in de trooliryke Toelegging Chrifti , en in Chrifti doodt ; ende' in hem Merven en leven , ſo als het hem behaage . Laat hem fyn Voornemen maar richten en ſchicken , in een gedurig Gebedt en ernſtig ſuchten tot Godt ; en alles wat hy aanvangt en doet , in fyn handel en in wandel,aan hem overgeven ;ende ſich volkomen ſtil hou den van de inbeelding der giericheidt , nydicheidt, en hovaardy. Laat hem deſe drie dieren maar overgeven : ſo ſullen alle de andere ook wel haaſt beginnen ſwak en krank te worden , ende haar tot ſterven teſchic ken . Want Chriſtus ſal dan aanſtonds, in fyn toegeſeide Woordt, dat hy in fyn hert heeft ingeprent , en ſich daar in verwickelt, een geſtalte ten leven bekomen , ende in hem aanvangen te werken : waar in lyn Ge bedt krachtiger ſal worden ; en hy hoe langer hoe meer geſterkt, door den Geeſt der genade. Gelykerwys het ſaadt in het lichaam van de Moeder arbeidt , om tot een kindt te worden ; en opwaſt , onder velerley aanſtoot en ongemak van de Natuur , en uitwendige toevallen ; tof dat het kindt ſyn leven bekomt in het lichaam van fyn Moeder : cveleens gaat het met onſe Wedergeboorte ook toe. Want hoe de Menfch meer met een ernlige drift uit de beelden uitgaat ; hoe hy meer in Godt ingaat : en dit duurt ro lang ; tot dat Chri ftus , in de ingelyfde genade , levendig wordt : ' welk geſchiedt in den groten ernſt van die Voornemen .. Alsdan gaat de ondertrouwing met fonks vrouw Sophia terſtondt aan : daar die twee Gelieven malkander met blydo ſchap ontfangen ; en met een leer innerlyke begeerte, in de allerſoetffe lief de Gods, met malkander indringen. Alwaar in korten tyde de Bruiloft des Lams toebereidi is : daar Jonkurouw Sophia , te uzieten , de boog waardige Menſcheidt Chrifti , met de fiel in den Echt verbonden wordt. Wat nu aldaar gefchiedt, en wat voor vreuchdtdaar gepleegt wordt, ver toont ons Chriſtus, door de grote blydſchap over den bekeerden ſondaar; welke in den Hemel , in den Menſch ſelve , voor de ogen Gods en al ler heilige Engelen , bedreven wordt : meer als over 99. rechtvacrdigen, die de Boete niet van noden hebben . Pag. 83: 10... 16 . CLXXIV . Alle Speculatie , of al het nauwkeurig navorſchen en diep inſicn , in de wonderen Gods , is een feer gevaarlyke faak ; waar doorde Geeſt van de wil haaſt kan gevangen worden: het ſy dan ,dat de Geeſt van de wil Gods Geeſt naſie. Als hy dat doet ; ſo heeft hy, in een Gelate ootmoe .
WEG TOT CHRISTUM .
199
ootmoedicheidt, macht om alle wonderen Gods te beſchouwen. Ik ſeg niet, dat de Menſch niemendal navorſchen , leren , en ondervinden , mag in natuurlyke kunſten ; geenſins : want dat is hem nut; maar ſyn eigenfinni ge vernuft moct daar den aanvang niet van maken. De Menſch moct ſyn leven niet alleen regeren , door het uiterlyke licht des vernufts. Dat licht is wel goedt : maar hy moet ſich daar mee in de allerdiepſte ootmoedicheidt voar Gode laten verſinken. Hy moet Gods Geeft en wil , in al fyr vorſchen , voor aan ſtellen : op dat het licht des vernufts alleen fie door Gods licht. En al is het , dat het vernuft veel weet ; ſo moet het evenwel dat weten ſich niet aanmatigen , als een eigendom : maar de eer aan Godt geven , dien alleen alle kennis en wysheidt toekomt. Want hoe het vernuft fich meer in de eenvoudicheidt laat verſinken ; en boe onwaardiger hes ficle boudt voor Godı : hoe het de eige begeerte meer afſterft ; en hoe het Gods Geeft meer doordringi , ende in de allerhoogſte wetenſchap invoert ; ſo dat het de grote wonderen Gods beſchouwen kan: want Gods Geeft vaart alleen in de Gelate ootmoedicheide. Al wat fich ſelven niet ſoekt , noch begeert ; en al wat in ſich felven wenſcht eenvoudig te fyn; dat aanvaart de Geeſt Gods, en voert het in fyne wonderen uit. Godt heeft alleen in haar een welgevallen , die hem yreſen en voor hem buigen : want Godt heeft ons niet geſchapen tot Ei genheidt, en een eigen heerſchappy ; maar tot werktuigen fyner wonde. ren ; waar door hy lelve ſyne wonderen wil openbaren . De Gelate wil betrouwt op Godt ; en boopt van hem allesgoeds : maar de eige wil regeert baar ſelve ; dewyl ſy baar van Gods heeft afgebroken . Alles wat de eige wil doet, is ſonde en tegen Godt : want ſy is uit de welgeſchikte order, .daar Godt haar in geſchapen heeft, uitgegaan in een ongehoorſaamheidt; 38. „ en wil een eige.Heer fyn. Pag. 96. I : 34 . CLXXV. Hier is beſtaat het rechte Geloof des Menſchen. Dat by de Selfheidt, dat is, de eige begeerte, offterft; en lyn begeerte, in alleswat boy voorneemt en aanvangt, in Gods wil invoert : dat hy ſoch ook geen es gendom altoos aanneemt; maar in al fin bedryf niet anders acht, alseen knecht en dienaar Gods ; denkende daiby alles, wat hy voorneemt en doet, voor Godt doet. Want in ſodanigen wil en Voornemen voert hem de H. Geeſt in de rechte getrouwicheidt en redelykheidt, ontrent fyn Naalten : dewyl hy denkt; ik doe myne dingen niet voor my, maar voor myn Godt: die my daar toe beroepen heeft,en geltelt als een knecht in ſyn wynberg. Hy luiſtert gedurig na de ſtem ſyns Heeren ; die hem van binnen beveelt, wat hy doen lal : de Heere ſpreekt in hem ; en beveelt aan hem het doen. Maar de Selfheidt doet , was bet uiterlike vernuft , dat uit het geſternte geſproten
200
WEG TOT CHRISTUM .
seſproten is, hebben wil : in welke luft fich de daar in vliegende Duivel met fyn begeerte invoert. Al wat de Selfheidt doet , dat is buiten Gods wil: het geſchiedt altemaal maar in een Phantaſie , of ingebeelde waan : ор dat de toorn Gods haar vermaak daar mee ſouw dryven. Geen werk, dar buiten en ſonder Godswil geſchiedt,kan Gods Rykbee reiken : het is alles niet anders, als een onnut fniſelwerk in de grote moeia lyke beficheidt der Menſchen. Niets gevalt Godt ; als wat hy ſelve door de wil uitwerkt. Want daar is maar een enige Godt in het weſen aller welen ; en alles wat in dat ſelve weſen met hem arbeidt , dat is een Geeft met 'hem : maar wat in de Selfheidt , volgens ſyn eige wil, werkt ; dat is buiten Gods Regiment in ſich ſelven . Pag. 97.1: 40... 44 , CLXXVI. Al bei ſcherpſinnig overwegen en navorſchen van Gods wil, fonder omwending des Gemoeds, is een faak die ganſch onnut en tenemaal gdel is. Als het Gemoedt, in een eigenſinnige begeerte des aardſchen levens, gevangen is; ſo kan het Gods wil niet bereiken : maar loopt in de Selfheidt van den enen weg tot den anderen ; en vindt evenwel nergens ruft : want de eigenſinnige begeerte brengt gedurig onruſt in het gemoedt. Maar als het gemoedt ganſch verlinkt in Gods ontferming ; de Selfheidt begeert af te ſterven ; en verlangt Gods wil te hebben tot een leidsman en verſtandt; ende ſich ſelven erkent Niets te fyn ; en voor Niers houdende , niemen dal wil , als alleen wat Godt wil': ' als de begeerte des toorns dan in het aardſche vleeſch met des Duivels verbeelding komt , en op de wil der ſiele aanvalt; ſo roept de Gelate begeerte tot Godt : Abba , lieve Va der , verlos my van het quaadt. Indien het dan al komt te gebeuren ; dat de aardſche wil in de grimmicheidt Gods , door de driftige begeerte des Duivels, te ſterk wordt : fo werkt die wilmaar alleen in haar felve. Ge lyk als Paulus ook feit: Indien ik fondig ; ſo doe ik het niet ; maar de fon de die in hit vleeſch woont : en ſo dien ik nu met hetgemoedtde Wet Gods; maar met het vleeſch de Wet der fonde. Paulus meent ganſch niet ; dat het gemoedt de wil des vleeſches toc ſtemmen en opvolgen fal : maar de ſonde is ſo ſterk in het vleeſch , dat is, de opgewekte toorn Gods in de Selfheidt ; dat die dikwils met ge weldt ( door ecn valſche bejegening van godloſe Menſchen ; of door een vertoning van wereldſche dartelheidt) ſodanig in de luſt wordt ingevoert, dat die de Gelate wil tenemaal verdooft, en als met geweldt overheerſcht. Wanneer nu de fonden in en door het vlecích volbracht is ; ſo wil de toorn Gods haar daar mee vermaken , en grypt ook na de Gelate wil. Alsdan roept de Gelate wil tot Godt, om verloſsing van het quaadt; en bidt, dat hy haar de fonde toch wil vergeven ; en die van haar wegne mends ,
WEG TOT CHRISTUM .
201
mende, in het middelpunt, dat is , in den doodt, invoeren ; op dat ſy Återven mag. Pag. 101. 2 : 16. . . 19. CLXXVII. Godt neemt geen ſondaar aan in fyn kracht: indien de ſondaar niet alvorens van de fonden uitgaat ; en met fyn begeerte in hem ingaat ; ende die aldus tot hem komt , wil hy geenſins uitſoten. Godt heeft aan de wil een open poort gegeven in Chriſto ; en die roept : Kome alle tot my , die vermoeyr en met fonden beladen ſyt , ik wil u verquicken: neemt myn Jok op u . Dit fok is het Cruis der vyandſchap in het vleeſch: want dit was hei fok, dat Chriſtus dragen moeſtvoor de fonden aller Men . Schen. Dit Jok moet de Gelate wil, in het aardſche boſe fondige vleeſch , op haar nemen ; en met lydſaamheidt , op hoop van verloſſing , hem naa dragen. De Menſch moei, met die Gelate wil derfiele , ſonder ophouden, met de wil en den Geeſt Chriſti , den kop der ſange verireden; en de cardſche wil in Gods toorn doden en verbreken. Hy moet die wil niet la. ten ruften , en in een fachtbedt leggen ; als de ſonde begaan is : denken de ; ik wil daar noch wel eens Boete voor doen .' Neen , neen : in dat fachte bedt wordt de aardſche wil maar ſterk , vet , en weeldrig. So haaſt als Gods adem ſich in u beweegt, en u de fonde aanwyſt;
moet de wil der ſiele verſinken in het lyden en ſterven Chriſti; baar daar in verwickelen , en vaſt daar mee omwinden : ende dat in haar ſelve ten eigendom nemende ; den doodt der ſonde ſtrax vervolgen ; en die in Chri fti doodt verbreken en ombrengen. Wil jy niet; ſo moet ſy wel. Kant n met vyandſchap tegen het welluſtige aardſche vleeſch ; geef het niet wat het hebben wil ; laat het honger lyden en vaſten , tot dat dekitteling op houdt. Houd de wil des vleeſches voor uw vyandt ; en doe nooit, wat de begeerte des vleeſches hebben wil : ſo ſult sy een doodt invoeren in den doodt des vleeſches. Acht het Spotien deſer Werelde niemendal : denk dat hy maar uw vyandt beſpotten ; om dat hy haar for geworden is. Hond gy hem ook voor uw fot ; dien u Adam verwekt heeft , en tot een valſchen erfgenaam ingeſtelt. Stoot den ſoon des dienſtmaagds uit het huis ; als een vremde foon , dien Godt u in Adam , in den aanvang, geenſins gege ven heeft , in het huis des levens: want dè ſoon des dienſtinaagds ſal niet erven met de ſoon die vry is. De aardſche wil is deſc ſoon des dienſtmaagds: want de vier elementen ſouden knechten des Menſchen fyn ; maar. Adam heeftle in de kindſchap ingevoert. Doch Godt ſprak tot Abraham ; als hy het Verbondt der Be lofte wederom in het vleeſch invoerde : Stoot den foon des dienſtmaagds uit ; want hy ſal niet erven met de vrye foon, Defe vrye foon is Chri ftus, die Godt ons wederom , uit genade, in het vleeſch invoerde : na Сс melyk ,
l
202
WEG TOT CHRISTUM .
melyk , cen nieuw gemoedt; alwaar de wil , wel te verſtaan de ewige wil der ſicle; het water des ewigen levens mag ſcheppen en drinken ; daar Chriſtus van feit : Het water , dat ik hem geven ſal ,ſal in hem een ſprink bron worden , ſpringende tot in het ewige leven. Pag. 103.2 : 28 ...31. CLXXVIII . Daar is geen andere weg tot Godt ; als een nieuw Ge moedt : dat fich van de boosheidt omwendt , in het Berouw over de fon .
1
den , die het begaan heeft , ingaat ; van alle boosheidt uitgaat ; en geen quaadt meer wil bedryven : maar ſyn wil in den doodt Chriſti inwindt; en de fonden der ſièle met ſodanigen ernſt, in den doodt Chriſti, afſterft; dat hetgemoedt der ſielegeen begeerte altoos meer heeft, om teſondigen. Of alle Duivelen achter ſo een Menſch op de been waren ; en in ſyn vleeſch met haar begeerte invoeren : ſo moet de wil der ſiele evenwel ſtil blyven ſtaan, en haarverbergen in den doodt Chriſti ; ende niemendal anders willen of begeren , als alleen Gods barmherticheidt. Geen huichelen , en uiterlyk trooſten , kan hier yets helpen : daarmen den ſchalk , die vol ſonden is in het vleeſch , met Chriſti betaling ſlechts wil toedecken ; en in de Selfheidt ſtaan blyven, Chriſtus ſeit : Indien gy u niet omkeert, en wordt als de kinderen ; ſo fultgy het Ryk Gods niet fien . Daar moet een gemoedt fyn , dat ſo volkomen nieuw is , als in een kindt , dat noch ganſch van geen ſonde weet. Hy ſeit ook : Gy moet op nieuw van boven geboren worden; anderſins fult gy hetRyk Gods nooyt aanſchou wen. Daar moet een ganſch niewe wil uit Chriſti doodt opſtaan : ja , die wil moct, uit Chriſti ingang in de Menſcheidt, geboren worden , ende in Chriſti opſtanding opſtaan . Indien dit geſchieden fal: ſo moet de wilder ſiele van te voren in den doodt Chriſti ſterven. Want in Adam heeft ſy den ſoon des dienſtmaagds, dat is , de fonde, in haar genomen : dic moet de Menſch eerſt uit de wil uitſtoten ; en de arme gevange ſiel haar , met al wat in en aan haar is, met ernſt in het ſterven Chriſti inwinden : op dat de foon des dienſt maagds, dat is , de ſonde die in haar is , in den doodt Chriſti ſterven mag . Ja , de ſonde moet in de wil der fiele ſterven : anderſins kanmen Godt nimmermeer komen te ſien . Want de aardſche wil , die in de fonden en toorn Gods gevangen is , ſal Godt nooit aanſchouwen ; maar Chriſtus als lcen , die in het vleeſch quam . De fiel moet Chriſti Geeſt en vleeſch aantrecken . Pag. 104.2 : 33 : : 34 CLXXIX. Indien ymаndt ſich beroemt , een kindt Gods te fyn ; en fyn lichaam in de fonden laat branden : die is noch ganſch onbequaam om de kindſchap te ontfangen; maar leit ſekerlyk noch in de ſtricken des Duivels , en in cen ſware duiſternis, gevangen . Voelt hy de ernſtige wil tot
1
WEG TOT CHRISTUM . 203 tot weldadicheidt in de liefde noch in ſich niet branden ; ſo is fyn Voor geven niet anders , als een louter verdichtſel des Vernuft uit de Selfheidt: 't welk Godt niet aanſchouwen kan ; ſonder op nieuw geboren te worden , en ſich te vertonen met de weſentlyke kracht van deſe kindſchap. Want daar isgeen vyer fonder licht : indien derhalven het vyer Gods in het ge
moedt tegenwoordig is ; So ſal het wel licht van fich geven , en doen wat Godt hebben wil. Hier ſegt gy op : Ik heb de wil daar weltoe; en ſouw hetook gaern doen: maar ik wordt ſo vaſt gehouden ; dat ik het niet kan doen. Ja, lieve be foedelde houtje ; dat hebt gy recht getroffen. Godt trekt u tot de kind ſchap ; maar gy wilt niet komen : uw fachte oorkuſſen in de boosheidt is u aangenamer. Gy ſtelt de vreuchdt der aardſche boosheidt boven de vreuchdt van Godt. Gy ſteekt noch tenemaal in de Selfheidt ; en leeft volgens de Wet der ſonde: dat houdt u vaſt. Gy hebt geen begeerte ale toos, om de welluſt des vleeſches af te ſterven : darom Iyt gy ook noch niet in deſe kindſchap : nochtans trekt Godt u daar toe ; maar gy wilt niet komen . Hoe fraay ſouw dit Adam hebben aangeſtaan ; indienmen hem met deſe wil in den Hemel hadt ingenomen , en dat boſe kindt vol valſcheidt op Gods Throon geplaatſt! Lucifer wilde het ook ſo hebben ; maar hy wierdt uitgeſpogen . Het ſterven van de boſe wil valt ſeer ſmertelyk :: niemandt wil daar aan. Wy waren alteſamen wel gaern kinderen ; indienmen ons in haar geſelſchap met deſe pels wilde aannemen : maar dat kan ganſchelyk niet geſchieden. Defe Werelde vergaat ; het uiterlyke leven moet ook ſterven : wat voordeel ſal my deſe kindſčhap dan aanbrengen , in een ſterfelyk lichaam ? Wie de kindſchap be-erven wil , moet een nieuw Menſch aantrecken , die de kind ſchap bé-erven kan , en aan Godt gelykformig is. Godt wil geen fondaar in den Hemel bebben ; maar alleen nieuwgebore kinderen , die den Hemel hebben aangetrocken. Darom is het geenſins ſo een gemackelyke ſaak , kinderen Godste wore den ; alsmen ons voorſchildert . Het valt hem wel gemackelyk , die deſc kindſchap alreets heeft aangetrocken : want indien ymands licht ſchynt; die ſchept fyn vermaak daar in . Maar daar wordt een ſtrenge en onop houdelyke ernſt vereiſcht ; om het gemoedt om te wenden , en de Self heidt te verbreken : ja , een ſodanig Voornemen ; dat de wil , al ſouw li chaam en ſiel darom van malkander ſpringen , evenwel vaſt ſtelt beſten dig te willen blyven , en nooit wederom in de Self heidt in te gaan . Daar moet geworſtelt ſyn ; tot dat het donkere , harde , verſlote,middelpunt open Springt ; en de vonk in het middelpunt vat : waar uit aanſtonds de edele Сс 2 Lelytak
WEG TOT CHRISTUM . 204 Lelytak uitſpruit, als uit een godlyk moſteriſaadje ; gelyk Chriftus ſeit. Hier moet ernſtig bidden ſyn , met grote ootmoedicheidt ; en mei ſyn eigen vera nuft voor een rydi lang , een dwaas ſyn voor de Wereldt; ja , fich fel ven daar in voor fot aanſien : tot dat Chriſtus een geſtalte , in deſe niewe Menſchwerding , bekomt. Wanneer Chriſtus aldus geboren is ; ſo komt Herodes aanſtonds om het kindeken om te brengen . Hy beproeft , uiterlyk met vervolging , en innerlykmet verſoeking of dele Lelytak ſterk genoeg fal fyn ; om den Duivel fyn Ryk te verbreken , dat in het vleeſch openbaar is. Deſe ver treder der ſlange wordt in de woeſtyn gevoert ; na dat hy alvorens met den H. Geeſt gedoopt is : aldaar wordt hy verſocht ; of hy in de Gela . tenheidt in Gods wil blyven wil . Hy moet ſo vaſt ſtaan ; dat hy , ofhet daar toe komen mocht , 'al het aardſche, ja ook het uiterlyke leven , om deſe kindſchap ſouw willen verlaten . Pag. 106. 2:40 . • 48. CLXXX. De Selfheidt dient alleen dit tydelyke weſen : maar de Ge . latenheide beheerſcht alles wat onder baar is. De Selfheidt moet doen , wat de Duivel , in de welluſt des vleeſches , en het bovaardige leven , hebben wil : maar de Gelatenheidt vertreedt dat met de voeten des gemoeds. De Selfheidt veracht wat ſlecht en gering is : maar de Gelatenheidt leit haar by defechten en geringen neder in het ſtof . De Gelatenheidt ſeit: Ik wil ſécht en gering ſyn; en niemendal verſtaan:op dat myn verſtandt fich niet mag verheffen , en ſondigen. Ik wilin de Voorhoven van myn Godt aan ſyne voeten leggen : op dat ik myn Heer in alles ten dienſt kan ſtaan , waartoe by mygebruiken wil. Ik wil niemendal weten : op dat my de
Geboden myns Heeren mogen leiden en voeren ; ende ik dat maar alleen doe , wat Godt hebben wil , en ſelve door my doet. Ik wil , in myn Self heidt, ſapen ; tot dat de Heere my , door ſy Geeft , opweke : indien hy my niet wil opwecken ; ſo wil ik ewig in hem in de ftilte blyven ruſten , en op fyn Bevel wachten . Pag. 107.2 :50. CLXXXI. Chriſtus heeft de poort van onſe inwendige hemelſche Menſcheidt, die in Adam wierdt toegeſloten , in het menſchelyke weſen aan ſtucken doen ſpringen en geopent. Nu leit het hier alleen aan ; dat de fiel haar wil , uit de ydelheidt van het verdurve vleeſch , uitvoert; en door den Geeſt Chriſti, invoert. Het moet cen in deſe geopende poort, machtig groten ernſt fyn : geen leren en verſtaan alleen : maar een grote honger en dorſt na den Geeſt Chriſti : want het weten alleenmaaktgeen Geloof: maar een ſodanige honger en dorſt, na ' t geen ik begeer ; dat ik het my inprent, met myn inbeelding vat , en aanneem als myn eigen dom ; dat is geloven. De
1
WEG TOT CHRISTUM .
205
De wil moet uit de ydelheidt des vleeſches uitgaan ; en haar vrywillig overgeven in het lyden en ſterven Chriſti, en in allerhandeſpor der ydele Menſchen : welke haar maar beſpotien ; om dat ſy uit haar eigen huis, daar ſy in geboren is , uitgaat. Sy moet ook de ydelheidt niet meer willen najagen ; maar alleen de liefde Gods begeren in Chriſto Jeſu . In ſodania gen honger en begeerte druktde fiel den Geeſt Chrifti in haar ſelve in , met Syn hemelſche lichaamlykheidt: dat is, haar grote honger en begeerte vat bet lichaam Jeſu Chriſti, als de hemelſche weſenheidt , in haar verſturve beeldt , waar in het Woordt der kracht Gods het werkende leven is . Deſe honger der ſiele voert haar begeerte, door de verbroke eigenſchap van haar verſturve Menſcheidt des hemelſchen deels in Adam : die het ſoe te vyer der liefde , in den doodt Chriſti , als de doodt van deſe rechte hemelſche Menſcheidt verbroken wierdt , aan ſtucken brak.
De honger
der ſiele vat , door de begeerte, het heiligehemelſche weſen , dat is , de hemelſche lichaamlykheidt, die den Vader aan alle kanten vervult, ende die by alles , en door alles is , in haar verſturve lichaamlykheidt in : daar door ſtaat het verſturve hemelſche lichaam wederom op , door de kracht Gods , die in den ſoeten naam Jeſus is. Dat opgewekte hemelſche gee ſtelyke lichaam is een lidmaat Chriſti ; een Tempel des H.Geeſtes ; en een ware woning der H. Drie -enicheidt: gelyk als Chriſtus ons beloofde; toen hy ſprak: Wy willen tot u komen , en woningin u maken. Dat ſelve weſen deſes levens eet Chriſti vleeſch , en drinkt Chriſti bloedt : want de Geeſt Chriſti ( als het Woordt, dat ſich met de Men ſcheidt Chriſti, uit en in onſe verſturve Menſcheidt, door den uiterlyken Menſch van het weſen deſer Wereldt ſichtbaar maakte ) eet ſyn heilig we ſen in ſyn vyerig weſen : yder geeſt ect van ſyn eige lichaam . Indien de ſiel nu van deſe Toete en heilige hemelſche ſpys eet ; ſo ontſteekt ſy haar ſelve met de grote liefde , die in den naam Jeſus is : daar door wordt uit haar angſtelyke vyer een grote Triumph geboren , en gaathaar de ware Son op; waar door ſy met een ganſch andere wil geboren wordt. Hier is de Brui loft des Lams : 't welk wy hertelyk wenſchen , dat toch de Chriſtenheidt, die het maar alleen met den naam en den mondt is , ſonder de minſte kracht ooyt gewaar te worden , mocht ondervinden ; ende alſo uit de hi ſtory overgaan in het weſen. Pag. 123.4: I. . . 7. CLXXXII . In deſen tydt roept Sophia de vyerige fiel, als haar Brui degom ; en vermaant haar Bruidegom tot Boeté , en het verlaten van den grouwel der ydelheidt. Aldaar gaat dan deſtrydt aan , Menſch : de uitwendige vleeſchelyke Menſch begeert regen den inwendi gen geeſtelyken Menſch ; en de geeſtelykeMenſch begeert tegen den vleeſche Сс 3 lyken
1
206 Zyken Menſch.
WEG TOT CHRISTUM . Alſo flaat dan de Menſch in ſtryde , vol droefheide , be
kommering, angh , en noodt. De inwendige Menſch ſeit tor de vyerige fiel: 0 ! myn Lief , keer toch om , en gaat uit alle ydelheidt uit ; of g verlieſt myn liefde, en het edele Pereltje . Maar het uiterlyke vernuft, als de aardſche fiel, ſeit: Gy fyt dwaas , dat gy voor de wereldt tot een ſot en ſpot wilt verſtrecken. Gy bebe deſe Werelde van doen , om te leven : ſeboonheidt, macht, en heerlykheidi, is voor u allerbeft ; daar kunt gy u ſelven in verheugen. Warom wilt gy toch s felven alhier in angſt , noodt, en.spot , invoeren ? tracht liever na welluf , die doet goede aan uw vleeſch en gemoedt. Met diergelyke vuilicheidt wordt dan een oprecht Menſch dikwils be ſoedelt. De uitwendige Menſch beſoedelt ſich felven , eveleens als een fwyn in de modder; en verdonkert fyn edele beeldt. Hoe dat nu de uit wendige Menſch ydelder wordt ; hoe de inwendige Menſch donkerder wordt; tot dat hy ganſch ſterft. Dan is het gedaan met het ſchone Pa radysboomtje ; en ſal het byſter hardt vallen , om het wederom te ver krygen. Pag. 126.4 : 15 .: 17. CLXXXIII . Een Menſch , die ſich een Chriſten wil noemen ; moet
ſich wel beproeven , en nauwkeurig acht geven wat voor eigenſchappen hem dryven en beheerſchen. Namelyk, of hem de Geeſt Chriſti ſodanig aunſet totwaarheidt, gerechticheidt, en liefde des Naaften ; dat hy gaern goede wilde doen , ſo hy maar wiſt hoe hy ſulx kon verrichten . Indien hy nu bevindt, dat hy een honger daar toe heeft; fo mag hy by ſich ſel ven wel vaſt ſtellen , dat hy getrocken wordt : dan moct hy het ook in it werk ſtellen ; en geenſins maar willen , en niemendal doen. In het willen beſtaat de trecking des Vaders tot Chriftum : maar in het doen beſtaat het rechte leven . Want een rechte Geeft doet recht : is'er de wil maar alleen om het te doen ; en volgt het doen niet ор de wil : ſo is de rechte Menſch in de ydele luft , die het doen verhindert , gevangen ; en hy
is niet anders, als een huichelaar en Ifmaëliter. Anders ſpreekt by ;en an ders doet hy : waar door hybetuicht; dat ſyn mondt leugenachtig is. Want wat hy anderen leert ; dat doet hy ſelve nies : en hy dient maar alleen den dierſchen Menſch in de ydelheidt. Want dat ymаndt ſeit: Ik heb de wil wel; en ſouw gaern doen , dat goedt is : maar ik heb aardſch vlecſch ; dat houdt my ſo vaſt , dat ik het niet kan doen : ik ſal nochtans uit genade , om de verdienſten Chriſti, wel ſalig worden. Immers trooſt en verſterk ik my , met fyn lyden , ſterven; en verdienſten : derhalven ſal hy my ook wel in genade aannemen , ſon der enige eige verdienſten ; en aan my de fonden vergeven .
Die het ſo aanſtelt ,
WEG TOT CHRISTUM .
207
aanſtelt, doet eveleens als ymandt, die een goede ſpys , tot fyn geſond . heidt dienſtig, wiſt te bekomen ; en at die niet: maar at , in plaats van die goede ſpys, een vergiftige ſpys; daar hy krank van wierdt en ſturf. Wat helpe het de fiel ; dat ſy den weg tot Godt weet ; en niet gaun wil: maar gaat den dwaalweg; en komt noois tot Gode ? Wat helpt het de fiel; dat ſy haar trooſt en verſterkt met Chriſti kindſchap ; met fyn lyden en ſter ven ; en haar ſelve daar mée pluimftryke: daar ſy noch wil, noch kan, in de kinderlyke geboorte ingaan ; om een warachtig kindt , uit Chriſti Geeſt, nevens ſon lyden, Aterven, en opſtanding , geboren te worden ? Gewiſſe lyk , dat kittelen , huichelen , en pluimſtryken , met Chriſti verdienſten, fonder een warachtige , in ons ſelven gebore , kindſchap , is valſch en louter leugen : hy mag het leren , wie het ook wil . Dit vertrooſten komt allecn den boetvaerdigen ſondaar toe ; die in den ſtrydt is tegen de fon . de en den toorn Gods. Wanneer de aanvechtingen komen ; en de Dui vel op de fiel aanvalt : dan moet de fiel haar in het lyden en ſterven Chri ſti ,"ende in fyne verdienſten , tenemaal inwikkelen . Pag. 128.5 : 6 ... IO . CLXXXIV. Een Chriſten heeft geen Seite. Hy kan midden onder de Seiten wonen ; en in haar Godsdienſt verſchynen : maar bangt evenwel aan geen van haar allen . Hy heeft niet anders, als een enige wetenſchap; die is Chriſtus in hem. Hy ſoekt maar een enigen weg ; die is debegeerte, dat by gedurig gacrn wilde recht doen , en wel leven : ende by ſteli alſyn willen en weten alleen in het leven Chriſti. Hy ſucht en wenſcht ſonder op bouden ; dat toch Gods wil in hem mocht geſchieden ; en ſyn Ryk in hem openbaar worden . Hy doodt, alle dagen en uren , de ſonde in het vleeſch: want het ſaadt der Vrouwe, dat is , de inwendige Menſch in Chriſto , verplettert ſteets den kop des Duivels in de ydelheide. Syn Geloof is een begeerte tot Godt: die begeerte heeft hy in de vaſte boop van verhoring in , gewickelt ; en daar in waagt hy het , op de woorden der Belofte. Hier in leeft by , en ſterft by : daar hy nochtans, ten
opſicht van den rechten
Menſch , nimmermeer ſterft. Want Chriſtus ſeit duidelyk : Die aan my gelooft, ſal nimmermeer ſterven ; maar is uit den doodi'in het leven door gedrongen ; en ſtromen des levendigen waters ſullen uit hem voortvlieten : namelyk , goede leringen en goede werken. Dárom Teg ik : dat alles Babel is ; wat onder malkander kyft en kra keelt , over de letteren en woorden der H. Schrift : ſy ſtaan altemaal in een enige wortel, die is de H. Geeſt ; gelyk als ſo velerhande bloemen , alteſamen in de aarde ſtaan , en nevens malkander opwaſſen. Geen van
:)
alle die bloemen kyft met de anderen over de koleur , reuk , en ſmaak: ſy laten de Aarde en de Son , als ook regen en windt , hitte en koude , met
208
WEG TOT CHRISTUM .
met haar doen wat ſy willen ; en ondertuſſen waſt yder van haar op , vol gens fyn wefen en eigenſchap. Met de kinderen Gods gaat het net al cveleens : wantly bebben wel velerhande gaven , cn verſcheide kennis; maar
1
1
alles komt voorê van een enigen Geeſt. Sy verheugen ſich te gelyk met malkander , over de grote wonderen Gods; en ly danken en loven den Allerhoogſten over fyn oneindigewysheidt. Wat hebben ſy ook lang on trent hem te twiſten , waar in ſy leven en beſtaan ; ja , wiens weten fy ſelve fyn ? Pag. 134. 7 : 5. . 7. CLXXXV . Het is de grootſte dwaasheidt in Babel; dat de Duivel de Wereldt aan het kyven heeft gehulpen, omreni de Religie: ſo dat de Men Schen , om een Gevoelen van haar eige maakſel, uit de letteren en woor . den der H.Schrift opgeſtelt, krakelen : daar het Ryk Gods toch in genere hande Gevoelens beſtaat , maar in kracht en liefde. Chriſtus ſprak ook; en gaf het fijne Diſcipelen als fyn laatſte vermaning : Dat ſy malkander fou den lief hebben ; gelykerwys hy haar hadt lief gehadt : ende dat yder een daar aan erkennen fonw ; dai ly fone Diſcipelen waren. Indien de Men ſchen ſo ſeer ſtonden na de liefde en gerechticheidt; alsſy trachten na de fe en gene Gevoelens: ſo ſouw'er ganſch geen ſtrydt op Aardefyn. Dan ſouden wy leven als kinderen voor onſen Vader , ja , ' in onſen Vader : en dan hadden wy geen Wet noch Order nodig . Want Godt wordt door generhande Wetten gedient ; maar alleen door gehoorſaamheidt. De Wet ten fyn maar voor boosaardige Menſchen , die de liefde en gerechticheidt niet willen oeffenen : en darom met Wetten daar toe moeten voortge dreven en gedwongen worden . Wyhebben alteſamen maar een enigeOrder ;namelyk, dat wy ons moe ten jil houden voor den Heer aller weſen ; onſe wil aan hem overgeven ; en ſyn Geeſt in ons laten ſpelen , werken , en uitvoeren , wat hy wil: en de al wat by in ons werkt en openbaari, dat geven wy aan hem wederom , als fyn eigen vrucht. Indien wy nu , om de menigerhande vruchten , ga ven , en wetenſchappen , niet krakeelden , maar ons onder malkander kenden , en erkenden voor kinderen van den Geeft Gods : wie ſouw ons oordelen ? Immers leit het Ryk Gods geenſins aan ons weten , en goed- , dunken ; maar het beſtaat alleen in kracht. Indien wy niet half ſo veel wiſten ; veel kinderlyker waren ; een broederlyke wil en genegentheidt onder malkander hadden ; en leefden als kinderen van een Moeder ; ge lyk de tacken doen aan denſelven boom , die alteſamen haar fap na haar trecken uit een wortel : ſo waren wy veel heiliger. Het weten ſtrekt alleen hier 10e. Dewyl wy de godlyke kracht in Adam verloren hebben : en tegenwoordig 101 bet quaadi genegen fyn : ſo moeten
wy
1
1 1
WEG TOT CHRISTUM .
209
w leren erkennen ; dat wy boſe eigenſchappen in ons hebben ; en dat het quaadt-doen Godt geenfins gevalt : op dat wy, door dit te weten , moger leren doen wat recht on goedt is. Maar ſo wy de kracht Gods in ons hebe ben ; en met al ons vermogen begeren recht te doen , en wel te leven : dan erk , waar in wy ons verheugen . speelwerk is het weten niet anders als ons Speelw Want het ware weten is de openbaring van den Geeft Gods, door de ewi.
ge Wysheidt: die weet, infine kinderen , alwathy wil: die gietfyn wyse heidi en wonderen uit , door ſone kinderen ; gelyk de Aarde verſcheide bloemen voortbrengt. Indien wy nu , met den Geeſt Chriſti begaaft fyn . de , als ootmoedige kinderen nevens malkander woonden ; en de een ſich verblyde in de gaven en kennis van een ander : wie fouw ons dan oorde len ? Wie oordeelt de vogels in het woudt , die den Heer aller weſen met velerhande ftemmen loven , yder volgens ſyn eige weſen ? Beſtraft haar de Geeſt Gods ook ; om dat fy alle hare ſtemmen niet in enerley Harmony , of net te ſamen geſtemde overeenkomſt , voeren ? Iminers komt al haargeluidt uit fyn kracht ; en vermaken ſy haar al ſpelende voor hem onder malkander. Darom fyn de Menſchen , die om de wetenſchap en Gods wil twiſten ; en malkander darom verachten ; dwaſer als de vogels in het woudt , en de wilde verſtandeloſe dieren . Sy fyn voor den heiligen Godt onnutter , als de bloemen deş velds: die ſich toch voor den Geeſt Gods ſtil houden ; en hem laten de godlyke wysheidt en kracht door haar openbaren. Ja, ſy fyn erger als de diſtelen en doornen , onder de ſchone bloemen : die toch ſtil blyven ſtaan . Sy fyn cyeleens als de verſcheurende dieren en roofvo gels in het woudt , die de andere vogels afſchricken van Godt met haar gelang te loven . Met een woordt : Sy lyn een gewas des Duivels in den toorn Gods ; die door haar eige ſmect en pyn den Heere noch dicnen . moeten . Want ſy dryven , met haar plagen en vervolgen , her fap door het weſen der kinderen Gods na buiten toe : ſo dat ſy lich , door den Geeſt Gods , bewegen met naerſtig bidden , en vyerig ſmeken ; waar in de Geeft Gods lich in haar beweegt. Want daar door wordt niet alleen de begeerte geoeffent; 'maar ook de kinderen Godsſelve : ſo dat ſy uitſpruie ten , waſſen , en vruchten voortbrengen. Dewyl Gods kinderen in droef heidt en verdrucking recht openbaar worden : volgens de H. Schrift ; Als 87baar tuchticht; ſo roepen ſy angſtelyk tot u . Pag. 135.7 : 8 ... 15 . CLXXXVI . Al wie buiten Gods Geeſt, ſonder godlyke kenniste heba ben , leert ; en al evenwel ſich voor een Leraar in Gods Ryk opwerpt, om Gode te dienen , met anderen te onderwyſen : die heeft een valſchen grondt; en hy dient maar ſyn eigen Buikgodt , nevens fyn trotſen hovaardigen fin : om DI
210
WEG
TOT CHRISTUM .
om dat hy ge-eertwil ſyn , en heilig genoemt worden. Hy voert een Ampt, daar hy van Menſchen toe is verkoren ; die hem maar vleyen en pluim ſtryken, en uit gunſt daar in hebben geſtelt. Chriſtus ſeit : Wie niet door
4 de'deur (dat is, door hem ) in de ſchaapſtal ingaat, maar ergensanders door daar inklimt; die is een dief en een moordenaar. De ſchapen vol gen hem ook niet na : dewyl fy fyn ſtem niet kennen. Hy heeft geenſins de ſtem van den Geeft Gods; maar alleen deſtem van fyn kunſt , die by geleert heeft : hy onderwyſt; maar Gods Geeſt niet. Chriſtus ſeit: Alle planten , die myn bemelſche Vader niet geplant heeft , fullen uitgeroeit worden . Hoe wil dan mands, die godloos is , hemelſche planten planten ; daar by , in fon eige kracht en vermogen ,
geen hemelſch laadt altoos in
foch felven heeft ? Chriſtus ſeit rondt uit : De ſchapen horen niet na fin ftem ; en ſy volgen hem niet na . Het geſchreve Woordt is niet anders als een werktuig , waar door de H. Geeft ons leidt. He Woordt, dat ons onderwyſen ſal , moet in het let terlyke Woords levendig ſyn . De Geeſ Gods moet inher letterlike geluide des ſprekersſyn ; anderſins is niemandt een Leraar Gods. Maar hy is niet anders, als een letterlyk Leraar; die de blote hiſtory ſlechts weet , en geen kennis altoos heeft van den Geeſt Gods in Chriſto . Alles , waarmen Godt meê dienen wil , moet door het Geloof verricht worden ; dat is , door den Geeft Gods : die maakt het werk volkomen , en aangenaam voor Godt. Al wat de Menſch door het Geloof aanvangt en doet ; dat doet hy door den Geeft :Gods , die in dat werk met hem arbeidt. Dat werk is voor Godt aangenaam : dewyl hy het felve gemaakt heeft , en fyn kracht daar in is ; fo is het heilig. Maar wat door de Selfheidt gedaan wordt , ſon der het Geloof; dat is maar een figuur, of ſchors, van een recht Chris . 7. ſtelyk werk . Pag . 137. 8: 4
ĆLXXXVII. Wanneer gy ftil fwygt; ſo fyr gy wat Godt is geweeſt, voor dat'er de Natuur en enig Creatuur was: waar uit hy uw Natuur en Creatuur maakte. Alsdan fiet en hoort gy daar mee ; waar mee Godt in u ſag en hoorde: voor dat aw willen , ſien , en horen , een aanvang nam . Uw eige willen , ſien , en horen ; ende dat gy u daar tegen aankant , waar uit gy fyt voortgekomen ; houdt a op , dat gy daar heen niet komen kunt. Door uw eige willen , breekt gy u af van het willen Gods; door uw eige fien , fiet g maar alleen in uw eige willen ; en dat willen vere Popt u ber gehoor, met eigenlinnelykheide van aardſche natuurlike dingen . geen dat Dat voert u in derfelven gronde in ; en overſchaduwt u met het geen 87 wilt : op dar gy niet fonds kunnen komen , tot bet geen dat overnatuura lyk en over finnelyk is. Pag. 143 : 4.5+ CLXXXVIII.
WEG TOT CHRISTUM .
211
CLXXXVIII. Defe drie dingen worden er vereiſcht; om door de Na tuur te komen in den over finnelyken grondt , ſonder verbreking van de Na tuur. Dat gy uw wil aan Godt overgeeft ; en grondelyk verſinkt in for barmherticheide : dat gy uw eige wil haat ; en geenſinsdoet , daar uw wil u toe dryft : ende dat gy u het Cruis onſes Heeren Jefu Chrifti met lydfuamheidi onderwerpt; op dat gy de aanvechting van de Natuur en het Creatuur moogt verdragen. Indien gy deſe dingen doet : ſo ſal Godt u in wendig aanſpreken ; en uw Gelate wil in ſich ſelyen , in den overnatuur lyken grondt, invoeren . Dan ſult gy horen en verſtaan , wat de Heere in u ſpreekt. Pag . 144: 6 . CLXXXIX . Chriſtus ſeit : Indien gy in myne woorden blyft: ſo bly ven myne woorden in u . Indien gy derhalven met uw wil in de woorden Chriſti blyft; ſo blyft fyn Woordt en fyn Geeſt ook in u : maar indien uw wil in de ſchepſelen ingaat ; ſo hebt gy u ſelven van hem afgebroken. Darom kunt gy u ſelven niet anders bewaren ; of gy moet gedurig bly ven in een Gelate ootmoedicheidt ; en u begeven in een altydt durende beſtendige Bocte ; waar in het u altoos berouwt, dat’er noch ſchepſelen in u leven. Indien gy dit nakomt: ſo ſtaat gy , ten opſicht van uw wil in cen dagelyks afſterven der ſchepſelen , en in een dagelykſche hemel vaart. Pag. 146: 11 . CXC. Indien gy u, alle uren eens , buiten alles wat creatuurlyk is, en boven alle ſinnelyk Vernuft , ophefe in de allerlouterſte barmherticheide Gods, en in het lyden onſes Heeren Jeſu Chrifti; ende u daar ganſch in begeeft : ſo ſule g ; kracht bekomen ; om over ſonde , doodt, Duivel , Hel, en Wereldt, te heerſchen; en aldus kunt gy dan beſtaan in allerhande aan . vechring Ach ? mocht het toch geſchieden ; dat uw wil , maar een uur lang, haar van alles, wat creatuurlyk is , kon afbreken ; en derwaarts opheffen, daar geen Creatuur is : fo fouw hy overkleedt worden , met de allergrootſte
glans der heerlykheidt Gods; enin baar maken de allerſoeiſte liefde onſes Heeren Hefu Chrifti, die geen Menſch kan uitſpreken. Dan foudt gy in u gewaar worden de onuitſprekelyke woorden des Heeren onfes Gods van for barnberricheidt; en in u voelen , dat het Cruis onfes Herren Jefu Chrifti verandert wierde in een fachte aangenaambeidt ; ende gy fondt dat Cruis veel liever krigen , als alle cer , aanſien , geldt, en goede, defer Wereldt. Pag. 146: 14. 15 . CXCI. Als Chriſtus van de Wereldlyken en Geeſtelyken beſpot en gecruicigt wierdt ; beval liy fyn ſiel in de handen fyns Vaders : en den angſt deſer Wereldt verlatende , ging hy in de ewige vreuchdt. Op de Iclyc Dd 2
212 .
WEG TOT . CHRISTUM .
felve wyſe fouw een Menſch , die inwendig van Gods toorn , en uitwen dig van de boosaardige Wereldt, aangegrepen wierdt , ook van de ſpot en angſt der ganſche Wereldt in ſich ſelven kunnen indringen in de al lergrootſte liefde Gods ; ende door den allerſoetſten Naam Jeſus verquikt, onderſteunt, en behouden , worden . Hy ſouw ook een niewe Wereldt in ſich ſelven fien en ondervinden , die door Gods toorn doordrong . Daar in ſouw hy fyn ſiel wikkelen ; en alles al evenveel achten : want al was fyn lichaam in de Hel , of op Aarde ; ſo bleef ſyn gemoedt evenwel in de allergrootſte liefde Gods. Sodanigen Menſch bekomt veelgroter gunft; als de Wereldt hem verſchaffen kan . Want hy heeft Godt , met allery ne Engelen , tot vrinden ; die hem in allerley noodt en ſwaricheidt be ſchutten en beſchermen . Godt is felve de ſegen van een recht vroom Menſch in alle dingen : en al liet het ſich aanſien , als of het Godt niet wilde doen ; ſo is het toch niet anders, als een beproeving; en een trecking der liefde : op dat hy des te over vloediger tot Godt fouw bidden ; en aan hem alle fyne wegen bevelen. Da renboven bekomt hy noch het hert aller goede vrinden in eigendom ;, en verlieſt hy niet anders aan ſyne vorige vrinden ,als fyne vyanden , die voor deſen fyn ydelheidt en boosheidt hebben bemint. Hy bekomt ook de fie len aller Menſchen tot broeders en leden van fyn eige leven , die aan on fen Heer Jeſus toebehoren : dewyl Gods kinderen alteſamen maar een ſyn in Chriſto ; welke is Chriſtus in ons allen : en darom bekomt hy die al teſamen tot lichamelyke ledematen in Chriſto . Want ſy hebben de he melſche gocderen met malkander gemeen ; en leven in de ſelve liefde Gods: gelykerwys de tacken van een boom door het ſelve ſap leven. Ook ſo kan het hem geenſins ontbreken aan uitelryke natuurlyke vrin den : maar het ſouw hem gaan , als het onſen Heer Chriſtus ging. Al ſchoon hem het Prieſterdom met de Machtigen deſer Wereldt, die hem niet toebehoorden , noch ſyne ledematen , of broeders, waren , niet wil den beminnen ; ſo beminden hem evenwel alle die bequaam waren , om fyne woorden te vatten en aan te nemen : even ſo ſouden ſy , die de waar heidt en gerechticheidt lief hadden , hem ook lief hebben, en ſich by hem vervoegen. Gelyk als Nicodemus , die by nacht tot Jeſum quam , hem van herten beminde om de waarheidt; alſchoon hy ſich uiterlyk ont fag voor de Wereldt : alſo ſal hy ook vele goede vrinden hebben , die hcm onbekent ſyn. Pag. 147 : 18. . . 21 . CXCII. So veel als de eige wil aan haar ſelve geſturven is ; ſo veel heeft de godlyke liefde haar plaats ingenomen . Waar van te voren de eige wil was daar is tegenwoordig Niets : en waar Niets is ; daar is die liefde
.
--
WEG TOT CHRISTUM.
213
liefde alleen werkſaam . Gy kunt de godlyke liefde niet vatten ; fonder uw .eige wil af te ſterven. Want indien gy haar aantaſten en vaſt houden wilt; ſo vliedtſj van u weg : maar indien gy u ſelven tenemaal aan haar over geeft; so ſot gy voor w felven doodt, ten opſicht van uw wil ; en dan wordt Sy het leven van uw Natuur. Sy doodt u niet , maar ſy maakt u leven dig , na haar cige leyen ; dan leeft gy , doch niet na aw wil , maar na haar wil. Want uw wil wordt haar wil : dan ſyt gy voor u ſelven doodt, en gy leeft voor Godt. Dat'er nu ſo weinig Menſchen fyn , die de godlyke liefde vinden ; daar ſy nochtans alteſamen haar gaern hadden : komt nergens anders van daan ; als dat ſy haar alteſamen ſoeken in Yets ; dat is , in een beeldelyke Me ning en Gevoelen , volgens haar eige begeerte : darenboven hebben by na alle Menſchen een eige natuurlyke luft. Ofdarom deſe liefde haar fel ve aan haar al aanbiedt; ſo vindt fy evenwel geen plaats in haar : want de beeldelykheidt van de eige wil heeft haar plaats ingenomen. De beeldelyk heidt van de eige luſt wil de godlyke liefde in haar ſelve hebben ; maar ſy ontvlucht haar . Om dat de godlyke liefde alleen woont in Niers : darom vinden ſy haar nimndermeer . Pag. IF1:29.. 31. CXCIII. De Wereldt bemint anders niet , als bedrog en ydelheidt ;
en wandelt op een verkeerden weg . Indien gy derhalven in alle delen het tegendeel wilt doen ; ſo wandel alleen op den rechten weg : want de rechte weg loopt tegen alle hare wegen aan. Gy ſult feggen : Indien ik den rech ten weg bewandel; So ſal ik gedurig in anglt en noodt moeten ſtaan. Dat is wel waar : maar het geſchiedt alleen ten opſicht van het vleeſch ; en geeft aan u gelegentheidt tot gedurige Boete : in ſodanigen angſt is de liefde, met baar opblaſen des vyers, allerliefft. Dat gy aldus doende van yder een voor een forgehouden fult worden , is ook waar: wan de weg tot de liefde Gods is dwaasheidt voor de Wereldt ; maar wysheidt voor de kinderen Gods, Wanneer de Wereld ſodanigen vyer der liefde in Gods kinderen ſiet; ſeit fy ſtrax , fy fyn ſot geworden : maar voor Gods kinderen is het ds allergrootſte ſchat. Die ſchat kan geen levendig Menſch uitſpreken. Geen mondt is bequaam na behoren uit te drucken , wat het vyer der vlammen de liefde Gods in ons is. Dit vyer is helderder , als de Son ; ſoeier , als enig ding; krachtiger , als enige ſpys en drank; en lieffelyker, als allerhan de vreuchdt deſer Wereldt by een verſamelt. Die deſen ſchat bekomt , is ryker, als enig Coning op den Aardbodem ; edelder , als enig Keiſer for kan; en ſterker , als alle Macht die in defe Wereldi is. Pag. 152: 35 . CXCIV . Chriſtus woont weſentlyk in haar Geloof, die ſich aan hem ganſch overgeven ; en hy geeft aan haar ſyn vleeſch tot ſpys , en fyn blocdc Dd 3
214
WEG TOT CHRISTUM .
bloedt tot drank. Aldus beſit hy den grondt van yders geloof , na des Menſchen inwendicheidt : want een Chriſten wordt een rank aan ſyn wyn ſtok ; en cen Chriſten genoemt, om dat Chriſtus weſentlyk in hem woont. Watmen aan ſodanigen Chriſten doct, in fyne lichamelyke behoeftiche den ; dat doetmen aan Chriſtus ſelve , die in hem woont. Want hy is fyn eigen niet meer ; maar is aan Chriſtus ganſch overgegeven , en fyn eigendom geworden : darom geſchiedt het aan Chriſtus ſelve. Wie der halven fyn handt van ſodanigen gebrcklydenden Chriſten aftrekt; en hem, in fyne behoefticheden , niet dienen wil : die ſtoot Chriſtum van ſich weg : en veracht hem in fyne ledematen . Wanneer u een arm Menſch , die aan Chriſtus toebehoort, ergens om bidt, in fyn nooddruft , en gy het hem weigert te geven ; ſo hebt gy dat aan Chriſtusſelvegeweigert : en wat leedt darmen ſodanigen Menſch aandoet; doetmen aan Chriſtus ſelve. Wan neermen ſodanigen Menſch beſpot , ſmaadheidt aandoet , laſtert , en van ſich weg-ſtoot; dat doetmen altemaal aan Chriſtus ſelve. In het tegendeel: die fodanigen Menſch opneemt , Spyft, drenkt, kleedt , en in allerhande noden byſpringe; die doet het aan Chriftus , en de leden van fyn eige lje chaam : ja , by doet het aan ſich ſelven , indien hy, een Chriſten is. Want in Chrifto fyn wy alteſamen maar een : gelyk een boom met alle fyne taca ken maar een boom is. Pag. 160: 54 . CXCV . Chriſti Ryk is niet van deſe Wereldt ; maar het is in den Hemel. Darom moet gy Chriſtum wilt navolgen : noch onder de ſchepſelen ſorgen . De ſmalle weg ,
in een altoos durende Hemelvaart ſtaan ; fogy al is het dat gy , ten opſicht van het lichaam, moet wandelen , daar mcê omgaan, en haar ver tot een altoos durende Hemelvaart en Navel
ging Chriſti , beſtaat hier in. Gy moet , ontrent alles wat gy kunt en vera moogt te doen , tenemaal wanhopen : want door uw eige kracht kunt gy de poorten Gods nooit bereiken . Gy moet ook by u felven vaſtelyk voornemen , u volkomen over te geven aan de barmherticheidt Gods ; het lyden en ſter ven Jeſu Chriſti in uw hert fterk inprenten ; en daar in , met uw ganſche vernufe en alle uwe ſinnen , verfinken . Daar moet gy gedurig in begeren te blyven ; en daar in alle uwe fohepſelen af te ſterven. Darenboven moetgy u wel vaſtindrucken , en krachtig voor ogen ſtellen ; dat gy uw luft en gemoedt ſult afwenden van alle valſche lieffe lykheidt en vermaak . Gy moet u ook , door tydelyke eer , aanſien , en goedt, niet laten ophouden ; en van u wegdoen ,al wat onrechtmatig is, ende u daar ontrent ſouw kunnen binderlyš fyn. Uw wil moet insgelyx ganſch ſuiver en oprecht fyn ; en in ſulken ernſtigen Voornemen geve iticht: dat gy nooit wederoin ingaan wilt in uwe yalſche ſchepſelen ; maar die
WEG TOT CHRISTUM . 215 die aanſtonds verlaten , en uw gemoedt daar tenemaal van afſonderen : als ook , dat gy , van ſtonden aan , treden wilt , op den louteren weg der waarheidt en gerechticheidt , en Chriſti Leer 'navolgen. En gelyk als gy tegenwoordig denkt , de vyanden van uw eige Natuur te verlaten ; allo moet gy ook alleawe uitwendige vyanden alles vergeven , en voornemen haar met uw liefde te ontmoeten: op dat er nergens enig fchepſel over blyven mag , dat ſich in uw wil kan vatten , en u vaft houden ; maar uw rein mag worden van alle ſchepſelen. wil ganſch Gy moet ook aw tydelyke eer , aanſien , en goede , om Chriſti wille, indien ſulx mocht nodig fyn , alteſamen gaern willen verlaten ; en genere hande aardſche dingen willen aannemen , om uw liefde daar op te veſti. gen : maar u , in uw ſtandı, tydelyke ecr , aanfien , en goederen , anders niet achten , als een dienaar Gods en uwer Medechriſtenen , ende als een huishouder Gods in uw Ampt. De hovaardige ogen vol eige liefde moe ten gebroken en verootmoediche worden : op dat daar gene ſchepſelen in mo gen blyven , die de finnen in verbeeldingen invoeren . Gy moet n felven vaſtelyk inbeelden ; dat gy de beloofde genade , door de verdienſten Jeſu Chriſti, namelyk, lyn uitvloeyende liefde, gewiſſelyk ſulo verkrygen. Die fal u van alle uwe ſchepſelen verloſſen ; uw wil verlichten; en met de vlam der liefde aanſteken : waar door gy machtig worden fult , om den Duivel te overwinnen . Niet dat gy ſelve gets fult kunnen , of wil ben , uitwerken : maar gj moet u het lyden , ſterven , en de opſtanding, Jeſú Chriſti inprenten , en ten eigendom in u ſelven aangrypen ; ende daar door willen den Duivel fyn Ryk in n beſtormen en verbreken, ende alle uwe ſchepſelen ombrengen. Gy moet ook een vaſt Voornemen maken ; van ſtonden aan daar in te treden ; en in ewicheidt daar nooit meer van te willen wyken : maar uw wil , in alles wat gy by der hande neemt en doet, aan Godt begeren over te geven ; op dat Gode in u en mer u doen en verrichten mag , al war hem behaagt. Indien uw wil aldas bereidt is , en met fodanigen Voornemen voor Gien ; fo is fy.door alle uwe ſchepſelen doorgebroken ; en ſtaat ſy ganſch rein voor Godt, met de verdienften Jeſu Chriſti omcingelt. Alsdan mooge gy , met den verloren ſoon , tot den Vader komen ; voor ſyn aangeſicht nedervallen ; uw Belydenis voor hem uitſtorten : alle uwe krachten hier aan te werk ſtellen ; ende uwe fonde , ongehoorſaamheidt, en afwyking, voor Godt belyden : niet met blote woorden , maar met al uw kracht en vermogen . Doch dit is niet anders als alleen ſulken Voornemen ; want de ſiel kan ſelve niemendal uitrechten . aldus toebereide ſye ; en de ewige Vader , uw aankomt Wanneer fiende ,
210
WEG TOT CHRISTUM.
fiende, gewaar wordt, dat gy met ſodanigen Boere in ootmoedicheidt wees derkeert , en tot hem komt : So ſal hy, binnen in u ſprekende , leggen ; Dit is myn foon ,.dien ik verloren heb : hy was doodt ; maar is nu wederom ; levendig geworden. Daar op ſal hy n , met de genade en liefde fefuChri ſti, tegenkomen ; u met beſtraling ſyner liefde ombelfen ; en n kuſſen met den Geeſt fyner kracht. Dan ſult gy kracht bekomen; om ww Belydenis voor hem uit te forlen , en krachtig te bidden. Hier is nu de rechte plaats , daar gy ? door ſo een godlyke beſtraling ſynsaangeſichts geſterkt, kunt wora Stelen . Indien gy hier ſult beſtendig blyven ſtaan ; en geenſins daar van daan wyken : ſo fultgj grote wonderen fien en ondervinden. Wantgy ſule in u ſelven gewaar worden ; hoedanig Chriſtus de Hel in s ſal beſtormen, en uwe dieren verbryſelen ; als ook , wat voor oproer en gejammer in u ſal ontſtaan ; ende hoe dan eerſt uwe onbekende fonden in n ſullen opwaken en u willen te rug honden en van Godt afſonderen. Dan ſult gy recht on dervinden ; hoe doode en leven met malkander Stryden; ende wat Hel en Hemel is. Daar moet gy u geenſiøs aan ſtoten : maar vaſt blyven faan ;en geenſins wyken . So ſullen eindelyk alle uwe boſe dieren mat en ſwak worden , en de haar tenemaal tot ſterven overgeven . Alsdan wordt uw wil hoe langer hoc krachtiger; ſo dat fy de boſe neigingen kan onderdrucken : en aldus ſal uw wil en uw gemoedt dagelyks ten Hemel varen ; uwe ſchepſelen das gelyks komen te ſterven ; en luſt gy een ganſch nieuw gemoedt verkry gen. Dan fult gy recht aanvangen een nicuw ſchepſel te worden : dan ſult gy wederom verandert worden in het beeldt Gods , en los gemaakt van het mismaakte beeldt , dat met de dieren van defelve aart is. Aldus komt gy wederom tot ruſt; en wordt gy van delen angſt verloſt.. Alsnu de arme fiel ſodanigen Proces in het werk begon te ſtellen ; en ſulken groten ernſt vatte ; meende fy lo van ſtonden aan de overwinning te bekommen : maar de poort des Hemels en der genade wierde voor haar, ontrent haar kracht en vermogen , toegeſloten , even als of ſy van Godt verſtoten was ; en ſy ontfing de minſte lonk, of Atraaltje, niet van Gods genadę. Toen dacht ſy by haar ſelve; gy hebt u noch ſo luiver , als'tbee: hoort, aan Godt niet overgegeven . Wilt toch ſlechts niemendal meer van Godt bidden , of begeren ; maar u volkomen in ſyn Oordeel en Ge richt overgeven : op dat hy uw quaadaardige begeerte doden mag. Ver . ſink toch vrywillig te grondt in hem , buiten alle Natuur en Creatuur. Geef u aan hem tenemaal over ; en laat hem met u doen al wat hy wil ; want gy fyt toch niet waardig , dat gy hem aanſpreekt. Aldus waagde ſy het klockmocdig, hau ſelve in dien grondt te laten verlinken ; en haar eige Als wil tenemaal te verlaten .
WEG TOT CHRISTUM .
217
Als ſy dit deedt: fo quam ſy tot het allergrootſte Berouw over de ſon den , die fy begaan hadt; beweende ſy haar wangeſtalte bitterlyk , en dat 'er noch ſchepſelen in haarwoonden. Sy kon al evenwel, door haar grote droefheidt en leedweſen , nictecn cnich woordt voor Godt ſpreken: maar deedt niet anders, als dat ſy, in ſodanigen boetvaerdicheidt, by haar ſel ve her bitter lyden en ſterven Jeſu Chriſti betrachte; als ook , wat grote angſt en ſmert hy om harent wille hadt uitgeſtaan : op dat hy haar mocht uit ſodanigen angſt en noodt verloſſen , en wederom in Gods beeldt ver anderen . Daar in verſonk ſy ganſch weg ; en begon maar alleen te kla gen , over haar onverſtande en nalaticheidt : dat ſy hem nooit daar voor gedankt hadt; ſo grote liefde nimmermeer overwogen ; haar tydt ſo qua. lyk toegebracht ; en geenſins waargenomen , hoe fy fodanigen genade fouw kunnen deelachtig worden . Maar ondertuſſen haar , door de ydele luſt deſer Wereldt, in aardſche dingen verbeeldt; waar van ſy ſulke dier ſche toegenegentheidt en driften ontfangen hadt , dat ſy nu in ellende ge vangen lag , en hare ogen , van ſchaamte en ſchande , niet dorſt tot Godt
1
opheffen : die fyn aangeſicht , vol kracht en vermogen , voor haar ver borg ; en haar geenſins wilde aanſchouwen . Terwyl de fiel in ſodanig fuchten , klagen , en kermen , ſtondt ; wierdt ſy getrocken in den afgrondt aller afgryſelykheidt : gelykals of voor de poorten der Helle was , en ſo aanſtonds fouw vergaan. Sy was even als of ſy van alle barefinnen berooft wierde , en volkomen verláten : waar by ſ ie gelyk al baar bedryf en weſen vergat ; als of ſy haar nu tenemaal ſouw in den doodt overgeven , en voortaan geen ſchepſél meer ſyn. Daar op gaf G haar ſelve aan den doodt ganſch over : en begeerde niet anders , als ala
i
leen in den doodt van haar Verloſſer Jeſus Chriſtus , die ſo grote pynen en ſmerten voor haar hade uitgeſtaan , en voor haar geſturven was, ook te fter ven en te vergaan. Doch in dit ſterven en vergaan, begon ſy in haar ſelve innerlyk te ſuchten ; en te ſmeken tot Gods barmherticheidt ; ende in de ale lerlouterſte barmherticheidt Gods te verfinken . Als dit geſchiede ; so verſcheen haar het vrindelyk aangeſicht der liefde Gods, en doordrong haar , als een groot licht : waar door ſy , van blyd ſchap fidderende, ganſch vrolykwierdt. Toen begonſ eerſt recht te bido den ; en den Allerhoogſten voor fodanige grote genade te danken ; ende haar ganſch innerlyk te verheugen ; dat hy van den doode en angſt der Helle ver loft was. Åldaar proefde ſ Godsfoeticheidt , en fynbeloofde waarheidt. Aanſtonds moeſten alle boſe geeſten , die haar voor deſen geplaagt hadden , en van Gods genade afgehouden , van haar wyken. Daar op wierde de Bruiloft des Lams gebonden ; en de Verhouwelyking van de edele Sophia Еe met
218
WEG TOT CHRISTUM .
met de fiel voltrocken : de Segelring van Chriſti overwinning wierdt ook in haar weſen ingedrukt; en ſy wederom aangenomen tot een kindt en erf genaam Gods. Pag. 210 : 57 . , 72 ; CXCVI . Wanneer de fiel Gods Raadt, in haar Boete , heeft opge volgt ; en daar door een minnelyke beſtraling verkregen van de godlyke foeticheidt : gaat het haar noch ſo ſeer buiten haar giſſing ; dat ſy haar gedrongen vindt , haar noodt , aan een ervaren Chriſten , by gelegent heidt aldus voor te dragen . Gods genade is wederom van my weg gewe. ken : nu ſta ik ganſch verlaten , en in grote aanvechtingen . Van buiten taft my de Wereldt aan ; dewyl alle myne vrinden my laten varen , en den ſpot met my dryven : van binnen wordt ik aangevochten met angſt en twyffelmoedicheidt. Waarlyk , ik weet niet wat ik nu aan fal vangen . Doch cen Ridder Chriſti geeft haar daar op tot andwoordt: Gy gevalt my nu feer wel. Tegenwoordig wandelt onſe Heer Jeſus Chriſtus, in en met u , fyn Pelgrimitraat op der Aarde; gelyk als hy gedaan heeft, toen hy op dele Wereldt was: alwaar hy ook gedurig wierdt tegengeſproken , en niets eigens hadt. Nu draagt gy ſyn Merkteken recht: laat u datniet wonderlyk voorkomen ; het moet ſo fyn , op dat gy beproeft en gelou tert werdt. In ſodanigen droefheidt en verdrucking fult sy grote reden hebben , om dikwils te bidden , en te haken na uw verloſling : ende in ſodanigen honger en dorſt trekt gy de genade Gods van binnen en van buiten in u . Want gy moet wederom van boven en van beneden opwaf fen in het beeldt Gods. Gelyk als een jonge boom van de windt beweegt wordt; en ſtaan moet in hitte en in koude; ende in ſodanigen beweging van boven en van beneden kracht in haar trekt ; en menigen ſtormwindt uitſtaan moet ; alwaar ſy in groot gevaar ſtaat; eer het ſo ver komt , dlat fy.een boom worde die vruchten voortbrengt. Wantdoor fodanigen be weging wordt de kracht van de Son in haar beweeglyk: 'waar door de wil de cigenſchappen deſes booms met de kracht van de Son doordrongen en getingeert worden ; en daar door waſſen ſy op. Tegenwoordig moetgy eerſt uw ridderlyken ſtrydt, door den Geeſt Chriſti metter daadt doen blyken ;en ſelve met hem arbeiden. Want nu , nu baart de ewige Vader fyn Soon in u , door ſyn vyerige macht ; welke Soon. Syn vyer verandert in een vlam der liefde : ſo dat uit vyer en licht maar een enig weſen wordt; en dat weſen is een warachtige Tempel Gods. Nu fult gy, in den wynberg Chriſti , aan ſyn wynſtok uitſpruiten en groeyen ; nu ſult gy mer uw leer en leven vruchten voortbrengen ; en uw liefde be tonen vruchtbaar te fyn , als een goede boom . Want aldus moct het Pa radys in u , door Gods toorn heen , wederom uitſpruiten ; en de Hel in u veranderen in cen Hemel. Laat
WEG TOT CHRISTUM .
219
Laat u darom de aanvechting des Duivels niet verleiden : want hy ſtryde om fyn Coninkryk , dat hy in u gehadt heeft. Indien hy tegenwoordig den ſtrydt verlieſt : ſo ſtaat hy in ſchande ; en hy moet voor altoos van u wegwyken. Hy verdekt u maar van buiten , met den ſpot deſer We reldt: op dat ſyn ſchande niet bekent ſouw werden ; en gy ook voor de Wereldt foudt verborgen blyven . Want gy ſtaat , met uw nicwe ge boorte , in den Hemel , in de godlyke Harmony , ofnet te ſamen ge Itemde overeenkomſt : fyr.derhalven lydſaam , en wacht op den Heere. Wat u ooit of ooit wedervaren mag ; denk toch maar altydt, dat het u van de handt des Heeren komt, en alleen maar geſchiedt tot uw verbetc . ring. Pag.215 : 80. . . 87. CXCVII . Alles wat de Natuur de arme fiel toebrengt, het ſy aanvech ting , vervolging , of krankheidt, dat behoort ook tot het Fok Chriſti, Ver . draag hetmaar met lydfaamheide ; en werp u in fyn liefde enbarmherti cheidt : fo brengt het niet alleen de fiel geen fobade toe ; maar het is waar lyk goede voor haar en voordelig. Want terwyl hy in het klaag-huis is ; fois ſ niet in het fonden -huis , of in de bovaerdy en welluſt deſer Wereldt : Godt houdt haar daardoor ook in room , en irekt haar alſo af van de for . delyke luften der Wereldt. Moet ſy aleens, voor een korten tydt, treuren ; wat is daar aan gelegen ? hoe haalt ſal fy uit dit klaag -huis verloſt worden , en de ridderlyke Kroon der ewige vreuchdt opfetten ! O ! ewicheidt, gy { yt ſo byſter lang: wat is daar toch aan vaſt ; dateen liel, voor een kora ien tydt, hier treurich moet fyn ; die hier namaals ewige vreuchdtſal ges nieten ? want Godt wil alle tranen van hare ogen afwiſſchen . So lang als'er noch een klein vonkje in de fiel is , dat na Godt haakt ; is Gods Geeft in dat vonkje. Want dat een Menſch Godt begeert, en erne ftig tot hem ſucht ; komt geenſins var den Menſch : maar het is de trece king des Vaders in fyn Saan Jeſu Chriſto ; om tot hem te komen. De H. Geeft is felve de godlyke begeerte. Geen Menſch kan enige begeerte tot Gode hebben , ſonder ſyn Geeft , die is in dat begeren , en houdt de wil deſer begeerte in Godt : op dat de arme fiel behouden fouw werden . Dit doet den Apoſtel ſeggen , Rom . 8: 26. DeGeeft komt onſe ſwakheden te. hulp. Want wy weten niet , wat wy bidden fullen , gelyk als het behoort. Maar de Geet Gods bidt ſelve voor ons , met onuitſprekelyke ſuchten . Warom ſouden wy dan lang , ontrent fyn genade , kleinmoedig fyn ? Immers neemt hy ons veel liever in genade aan ; als wy tot hem komen . Hoe deedt hy ontrent den verloren ſoon ( die fyn vaderlyk erfdeel door gebracht hadt, met de meſtvarkensdes Duivels ; en een naakte ſtinkende ( wynhocder was geworden ). wanneer hy hem fag aankomen ; na dat hy ſich Ec2
220
WEG TOT CHRISTUM .
ſich op nicuw tot ſyn Vader hadt gewendt? Hoe viel hy hem om den häls! hoe kufte hy hem ! ſeggende ; dit is myn beminde ſoon , dien ik verlo ren hadt : hy was doodt; maar hy is wederom levendig geworden , en by my gekomen ! Hoe beval hy een grote Maaltydt aan te ſtellen ; on ne vens hem over fyn ſoon , die boos was gewceßt, ſich te verheugen ! Dit is het , daar Chriſtus van ſeit : dat er groter vreuchdt in het Hemelryk is onder de Engelen Gods, over een ſondaar die Boete doet; als over 99. rechtvaerdigen , die de Boete niet van noden hebben . Pag. 234: 73 ...76. CXCVI . Een treurige ſiel bedroeft haar ; om dat ſy geen vreuchdt in haar bert, door haar begeerte, volgens baar wenſchen , verwecken kan. Sy ſucht, kermt, en klaagt; denkende , dat Godi'baar niet hebben wil: als ſy niemendal van hem kan voelen. Wanneer jy dan andere Menſchen
fiet , die vrolyk fyn (daar ſy toch alteſamen in de vreſe Gods nevens haar in de waarſchaal ſtaan ) ſo denkt ry , dat de vrolykheidt deſer Menſchen in de kracht Gods beſtaat: maar dat ſy voor Godt niet aangenaam is ; en by haar geenſins begeert. Sy wil Godt ſlechts in haar bert voelen. Voor den tydt , dat ik tot rechte kennis quam ; was het al eveleens met my geſtelt: ik lag in een harden ſtrydt; tot dat ik myn edele Kransje verkreeg . Toen leerde ik eerſt verſtaan ; dat Godt geenſins woont in het uitwendige vleeſchelyke hert , maar in het middelpunt der fiele , in ſich ſelven. Toen kon ik eerſt begrypen , en wierdt ik ook eerſt gewaar ; dat Godtmy aldus , door de begeerte , tot ſich getrocken hadt. Dit verſtonde ik van te voren niet ; maar ik dacht, dat de begeerte myn eigendom was, en Gode ver van my afgeſondert: daar na ſag ik het; en verheuchde my daar over , dat Godt ſo genadig is . Dit ſchryf ik tot cen voorbeeldt voor anderen : op dat ſy toch niet mochten vertſagen ; wanneer de vertroo . fting wat achter blyft. Het is met de grote Heiligen ook al ſodanig ge gaan ; dat ſy een langen tydt hebben moeten worſtelen , om het edele Rid . derkransje. Niemande wordt met het Ridderkransje gekroont ; of by moet'er omwor
Het is wel by de ſiel nedergeleit : maar het leit in het tweede Bar ginſel; en de fiel staat in het eerſte Beginſel. Wilſy het derhalven , in dem
Atelen.
ſen tydt, opfetten ; ſo moet ſy daar om Aryden. Doch indien ſy bet al in defe Werelde niet verkrygt; fo verkrygt fy het toch , wanneer ſy haar aarda . ſeben Tabernakel afleit. Want Chriſtus ſeit : Syt getrooft ; ik heb de We . reldt overwonnen . In my bebe 87 vrede : in ' de Wereldt hebt gy angſt.
Pag. 235 : 78 . ... 82 . CIC. Het edele Pereltje leit , in menig aangevochte en bedroeft ge moedt, vry veel nader ; als in hem , die het meent alreets verkregen te
hebben :
WEG TOT CHRISTUM .
221
hebben : doch het verbergt ſich. Want waar Godt het beft met den Menſch te vreden is ; daar wil hy het niet ontdecken . Of het ſich der halven al liet aanſien ; als of Godt daar toe niet genegen was : dat moet een ſiel haar geenſins laten afſchricken . Gode verbergt het Pereltje maar alleen ; op dat de fiel daar na foeken rouw , en aankloppen. Want Chris ſtus ſeit : bidt, en gy ſult ontfangen ; ſoekt, en gy ſule vinden ; klopt, en * ſal open gedaan worden. Myn Vader wil den H. Geeft aan baar ge ven , die bem daar om bidden . Laat derhalven Gods belofte u vaſt en ſeker fyn : en of aw hert daar al louter neen toe ſprak ; ſo laat u dat toch geen ſchrik aanjagen. Want daar beſtaat het Geloof niet in ; dat ymandt vreuchdt ontfangt in ſyn vleeſchelyke hert, in de complexie, of geſteltenis des lichaams: noch ook, det het gemoedt in het vleeſch ſo vrolyk wordt; dat hert en nieren als van vreuchde lidderen . Dat is noch geenſins het ware Geloof : het fyn maar alleen des H. Geeſtes ſtralen der liefde; en een godlyk blikje , dat onbe ſtendig is. Want Godt woont niet in het uiterlyke hert, noch in de Come plexie , maar in ſich ſelven , in een ander middelpunt , in het Kleinoodt van het edele beeldt Gods : dat beeldt is en blyft , in deſe uitwendige Wereldt, verborgen. Het rechte Geloof beflaat hier in . Dat de geeſt der fiele met ſin wil door de begeerie , daar in gaat , en dat begeert ; dat ſy noch fiet , noch voelt. Verſtaat het toch wel. De fiel, so veel als baar alleen betreft, fies het in dejen tydt niet : maar ſo ſchike den reinen en ſnellen geeſt van de wil , die uit het vyerige leven ontſtaat , daar in. In defen Geeſt van de wil wordt het Pereltje ontfangen : waar door het vyer der fiele gedurig in die begeerte blyft. Want ſo lang als dat Pereltje blyft in den geeft van de wil; ſo lang blyft die begeerte ook in de fiel : dewyl die Perelije een vonk is der godlyke liefde ; ja , de trecking des Hemelſchen Vaders , door fyn liefde. Pag.230 : 82. 85 . CC . Beminde Gemocdt, denk toch anders niet , wanneer de angſt der Complexie, of geſteltenis des lichaams, door het geſternte aangeſte ken , u overvalt ; als dat gy dan in den wynberg Chriſti ſtaat. Dan moet gy arbeiden ; en geenſins ledig ſtaan : ook doet gy Godt daar door een groten dienſt. Uw arbeidt beltaat hier in ; dat gy door het Geloofovere wint: al verſchynt u geen trooſt altoos, in uw uiterlyke hert , laat u dat toch niet verleiden .
Het is geen geloof ,dat ik gets fie : maar dit is het rechtegeloof ; dat ik den verborgen Geeft vertrouw , en aan ſyn Woordt geloof geef : ja , dat ik vcel ser het leven wil verliefen ; als fyn Belofte niet geloven . Hy worſtelt Ee 3 recht
222
WEG TOT CHRISTUM .
recht met Godt, gelyk als Jaacob den ganſchen nacht worſtelde, die nie mendal ſiet, noch voelt, en evenwel vertrouweop het toegeſeide Woordt. Die dit doet , overwint Godt : gelykerwys tot Jaacob geſeit wierdt ; Gy hebt met Gode en Menſchen geworſtelt, en hebe overwonnen . Vraagt gy, wat Woordt dat het is ? dit is het : Myn Vader wil den H. Geeft aan haar geven , die hem daar om bidden . En dit is het, dat de mondt Chri fti ook ſelve geſproken heeft: Als die Geeſt komen ſal; ſo ſal by u in alle waarheide leiden : want hy ſal uit het myne nemen , al wat by aan u ſal verkondigen. Pag. 2 37 :88.89.
APOLOGI
E
N.
Tempel Chriſti is in ons ; wy moeten Chriſtum in ons horen cc . Do wendig ſchreeuwen met den mondt te vergeefs; en maar in de lucht geſpro-, ken . Darom moet niemandt denken ; dat het ooit ſodanig ſal toegaan : dat'er Menſchen fullen komen , die den H. Geeſt met geweldt in andere Menſchen ſullen prediken, of in haar indwingen : geenſins. Hier is het; Heden , als gy deftem des Heeren boort , verhardt uwe oren en besten niet. Wacht op geen anderen tydt: want dit is de tydt uwer beſoeking , : Neigt uwe oren , en vervoegt uwe herten , in den Tempel Chriſti, die in u ſelven is ; werpt uwe grouwelen , met uw valſche wil, van uw weg ; voert uw wil ernſtig door Chriſtum in den Vader ; en neemt u vaſtelyk voor , nooit meer in de boosheidt, namelyk , hovaerdy, giericheidt, nydt, toorn , en valſcheidt, in te gaan. Laat toch alles varen , wat hoog en ver beven is in deſe Wereldt ; verootmoedicht » onder de hande des Heeren ; en begeeft u in de liefde jegens den nooddruftigen. Stelt uſelven gelyk met de eenvoudicheidt der geringen,in Chrifto : acht uw kennis en geleertheide voor niemendal; want hy voert u maar van Chriſtus af : begeert niet meer te weten , als dat alleen , wat de Hi Geeft in Chrifto in u weten wil ; op dat hy alleen uw weten en uw willen fy. Want de ſprinkader in Sion wordt met geen navorſchen door het ver nuft gevonden: Sion wordt geenſins eerſt van buiten geboren ; maar van binnen. Wy moeten ons, in ons felven , ſoeken en vinden. Niemandı be hoeft na een andere plaats te lopen ; daar hy meent dat de Geeſt krachtiger ſal ſyn : de poort der H. Godheide is binnen in bem . Hy moet maar in fich
A
P
O
L
OG
I
E
N.
223
fich felven' ingaan ; en aldaar den H. Geeſt ſoeken en aanroepen. Wam bin nen in hem is de plaats , daar Godt in ſyn Hemel woont ; en de wil der fiele met haar begeerte aanneemt. Waar wil de fiel haar lang na toc keren en wenden ? Immers is ſy felve de ſprinkader der cwicheidt. In haar is het Principium , of Beginſel , tot de lichte en tot de duiſtere Wereldt : ja , ſy is felve alle drie de Werelden. Pag. 25: 112: : : 117. CCII. De Geeſt Gods vaart niet van buiten in de fiel : maar by opena baart fich , door het vyer der fiele , en door het vyer des lichts der edele
beeltenis, in ſich ſelven . Hy is des heiligen Menſchens eigendom . Wan neer de Menſch in cen ernſtige Boete treedt ; en in fich een ernſtige wil vat, om in de barmherticheidt Gods, binnen in ſich ſelven , in te gaan ; ende alle ſync valſche begeerten van ſich werpt : ſo wordt het koorn ge . ſaait, daar de edele bloem uit opwaſt in de H. Drie - enicheidt. Verftaat het wel. De wil van de fiel wordt daar door uit de duiſtere Wereldt omgewendt in de lichte Wereldt. Als fy nu in de lichte We reldt , in het middelpunt der Godheidt , met haar inbeelding indringt ; even als fy te voren met haar inbeelding gedaan heeft in deſe Wereldt: ſo wordt ſy in haar ſelve , door haar inbeelding , of begeerte , van den Heilande ſwanger; en uit defe beſwangering wordt Godt gedurig , en in alle ewicheidt , geboren . Aldus wordt de rechte niewe Menſch Gods ſpys, en Godt de fpys van defen Menſch : ende aldus fyn wy in Godt , en Gode in ons ; werken wy met Godt, en in Godt; en ſyn wy fyne rechte kin deren in hem . Pag. 26 : 122. : .125 : CCIII . De rechte weg tot het ewige leven is in den Menſch. Hy heeft de wil der fiele in de uiterlyke Wereldt ingevoert : die moethy wederom, in fich felven , in de innerlyke Wereldt invoeren. Het Paradys moet in der Menſch wederom uitſpruiten. Doch hy heeft een gevaarlyken en furen weg te gaan. Want de omgewende wil moet wederom in haar ſelve ingaan; en door het Ryk der ſterren en elementen doorbreken. O ! hoe wordt ly aldaar vaſt gehouden. Het moet een grote ernſt fyn : maar geenſins huichelary, en terwyl met de wil in het Ryk der ſterren en elementen blyven. De wil moet defe uitwendige Wereldt verlaten ; en kan het evenwel niet volkomen doen : dewyl de Menſch ſyn uiterlyk lichaain moet onder houden. O ! hoe ſwaar gaat het in den aanvank toe : wanneer dat ſal en moet verlaten worden , 't geen de uiterlyke Menfch bemint; en waar in ſyn vreuchdt en heerlykheidt beſtaat. Hoe ſeer houdt de uiterlyke Menſch den Geeft der fiele tegen , om dit te verhinderen ! Wat moet daar al ine nigen ſtrydt en ſtorm gehouden worden ! Hoc druk is de Duivel belig ; en hoe ſtelt hy de arme ſiel de ſchoonheidt en heerlykheidt deſer Wereldt gedurig
1
224
A
POLOG
[
E
N.
gedurig voor ogen ; als ook de rykdom en welluſt des vleeſches !
Hee
valt fo terſtondt niet alles te gelyk van den Menſch weg. De uiterlyke wil moet door een hardenſtrydt verbroken worden :Syſterfi evenwel niet;maar wordt in de gevankenis van de omgewende en ingekeerde wil opgeſloten : ende moet haar dienenals een kneche ; tot dat het uitwendige leven vere broken wordt. Pag. 28 : 134: · .. 138 . CCIV . De goede godlyke Vrouw is het hemelſche beeldt, dat is , het twede Principium , of Beginſel, 't geen in Adam fturf . In dat ſelve verſturve weſen , ſlaat de Vader aller weſen het vonkje op fyner godlyke
kracht. Indien de liel , door de trecking des Vaders , daar ook na hon. gert ;, ſo begint dit vonkje te glimmen : doch het is eerſt ſo klein , als cen moſtertſaadt; gelyk Chriſtus ſeit. Maar indien de fiel volftandig blyft; en haar wil met deſen honger gedurig in het glimmende tontel invoert : ſo blaaſt fy dat heilige vyer met haar begeerte ſodanig op ; dat het ſeer begint te glimmen : waar door de ſiel noch groter honger krygt. Durfe deſiel, met een dapperen moedt, haar Selfheidedaar aan wagen ; en begeert y de valſcheidt des Duivels tenemaal weg te werpen : ende daarop in een ernſtigen Strydt, met een ernſtig gebedt, en ingeving in het vjer der lief de , ingaat : ſo vat het vyer der liefde de begeerte der fiele ; en wordt het ene vyer in het andere aangeſteken . Want de ſiel is het vjer des Vaders; en het geſaaide vyer der liefde is het vyer des soons. Nu komt de verlore foon , dat is , de fiel , wederom in de liefde des Vaders. Hier begint die grote vreuchdt in den Hemel aan te gaan , waar in de Engelen Gods ſich meer verblyden over defen verloren ſoon ; als over 99. rechtvaerdigen , die de Boete niet van noden hebben . In de ver-eniging deſer twee vyeren neemt de edele Jonkvrouw , dat is, die goede Vrouw , haar Bruidegom , dat is , de ſiel wederom aan , met een grote Triumph der godlyke vrolykheidt. Doch ly geeft aan haar Brui degom het Perelkransje niet over, tot een eigendom ſyns weſens : geen ſins; want het fyn twee verſcheide Principia , of Beginſelen. Godeblyft in ſich ſelven Godt: maar het godlyke licht voert den Geeſt van de Jonk vrouw uit het vyer der liefde in hetvyer der ſiele : en ſteekt het vyer der fiele ſodanig in brandt; dat het licht van de Jonkyrouw ook ſchynt in het licht van de fiel, die haar Bruidegom is. Alhier is Chriſtus Menſch ge worden in het faadt der Vrouwe ; dat is , in het twede Beginſel , uit de Wereldt des lichts en der liefde Gods. Wat hier geſchiedt; en wat voor vreuchdt dat'er bedreven wordt , by deſc Verhouwelyking en op dele Bruiloft, is ons onmooglyk met woorden uit te drucken : wy wenſchen , dat het yder een , die Chriſtum lief heeft, ſelve mocht ondervinden. De uit
APOLOGIE
N.
225
uitwendige natuurlyke Menſch gelooft ons toch niet ; voor dat hy ſelve deſe Bruiloft heeft bygewoont: welke in den Hemel en op der Aarde ge houden wordt. Dit is voor de onſen duidelyk genoeg om te verſtaan . Pag. 107: 310.311 .
CCV . Gelyk als het vyer het yſer door en door gloeyendt maakt ;waar door het yſer als in louter vyer verandert: daar het evenwel in ſich ſelven en fyn ganſche weſen , ſo voor als na , yſerblyft; nimmermeer vyer wordt, ten oplicht van ſyn eigenſchap, en nochtans vyer is. Doch de macht des vyers beſtaat geenſins in het yſer : maar het yſer geeft fyn Natuur daar al leen toe , als een werktuig , of lichaam , daar het vyer in gloeyt. Eveleens is het gelegen met Godt en het ſchepſel, Het vyer , als het in het zſer gloeye , beduidtde fiel, wanneer ſy door Gods lichtwordtaangeſteken: " bet licht met de glans des vyers beduidt het heilige vyer der liefde, dat uit de Jonkvrouw voortkomt : en de kracht van dat licht beduidi de Perelkrans : waar van breder in myne Schriften te leſen is. Die Perelkrans geeft de Jonkvrouw niet aan de vyerige fiel, dat is , aan den oorſpronk des vyers , in eigendom over : maar ſy ſetſe haar Bruidegom op , en druktſe in fyn hert in . Doch de fiel kanſe niet in eigendom behouden : gelyk als het yler het vyer niet vaſt houden kan. Het licht ſchynt wel uit het vyer : maar het vyer heeft een andere ei genſchap als het licht. Het vyer is de Vader ; het licht is de Soon : en toch maken ſy twee Principia , of Beginſelen , in malkander. Het ſchepſel wordt nooyt Godt: het blyfr altoos en ewiglyk onder Godt ; en Godt door
gloeyt het met fyn begeerie van het vier der liefde; namelyk , met fyn licht en glans. Die licht behoude de fiel , dat is , de Menſch , ſolang in eigen dom : als de wil in Gods licht blyft. Maar als, de fiel wederom in haar eigendom , dat is , in het middelpunt van haar oorſpronk , met haar eige macht uit de Gelatenheidt in de Selfheidt ingaat ; ſo neemtde Jonkvrouw die Perelkrans wederom weg van de fiel: dewylde fiel , haar Bruidegom , haar ontlopen is van haar Man Chriſtus , dat is , van haar vyer der liefe de , en mein -edig geworden. Alsdan gaat de fiel, in het uiterlyke vleeſch , dat het net des Duivels is , taften in het donker ; ſoekende na een eige plaats om te ruſten : doch niet anders vindende , als de dierſche welluſt des vleeſches ; ſo vermaakt ſy haar ſelve daar in . De edele Jonkvrouw roept haar evenwel gedurig : dat ſy toch ſal wederkomen : komtſe nu we . derom ; ſo wordſe wel aangenomen : maar de eerſte Bruiloft wordt niet meer gehouden . Daar geſchiedt wel een heerlyk verwellekomen : doch het gelykt niet na de eerſte Ondertrouwing, en Vereniging. Dit feggen wy; om dat wy het ſekerlyk weten . Pag. 108: 312. · 314. FE
CCVI.
226
APOLOG
I EN.
CCVI. Beminde Broeders, fyt trouwelyk gewaarſchouwt en vermaant. Dekt toch den boſen fondigen Menſch niet toe, met den purperen Man tel Chriſti ; en legt hem vooral niet op het ruſtbedt. Maar ontdekt hem gedurig voor Godt; werpt hem alle dagen , ja , alle uren , in het graf en in den doodt Chriſti; cruicigt hem ſonder ophouden , fo lang als gy noch in deſe ydelheidt des vleeſches leeft. Laat hem toch geen ruft altoos :maar houdt hem voor uw vyandt ; die uw edele Perelkleinoodt , namelyk het Paradys , verſlonden heeft. Onderdrukt en perſt hem met den doodt'Chri ſti : op dat gy uw Pereltje , uit Chrifti doodt, in fyn opſtanding weder om moogt verkrygen , uit deſen aardſchen Tabernakel, daar het in ver floten is , en in den doodt leyt. Erkent , dat gy maar arme fondaars fyt voor Godt : engaat gedurig , met den verloren en wederkomenden ſoon , tot den Vader ; en bidt hem om genade, . Ons ganſche leven moet een gedurige Boete ſyn : dewyl het niet anders is, als een gedurig ſondigen. Alſchoon nu hei edele Lelytakje , dat door den Geeſt Chriſti op nieuw geboren is , niet fondicht : só fondicht nochtans de aardſche Menſch met lichaam en fiel: die wil fonder ophouden datede le Roosje wederom aan ſtucken breken , en tenemaal verdonkeren. Hoe in dit edele Roosje nu meer godlyke oly door ons ingevoert wordt , uit dewon den en den doode Fefu Chrifti : boe het frayer en ſchoonder opwaft, en hoe het cierlyker bloey . Alhier is de acker , daar de vrucht op waſt: laat darom toch niemandt ſich tot luyicheidt laten bewegen : noch ſich in ſodanigen ſachten bedt nederleggen : dat hy denkt alreets volwaſſen te fyn , en uitgebloeit te hebe ben. O! neen , neen , ganſchelyk niet : maar gedurig , ſonder ooit op te houden , godlyk welen aan fich getrocken ; en in de allergrootſte oote moedicheidt uit Gods liefde geſogen , als een honigbietje fyn honig uit de ſchone bloemen fuigt.
Want ſo haaſt als de Menfch geruſt en ſeker
is ; en denkt , dat hy alreets heilige lionig is geworden : fo voert hem het fenyo des Duivels aanſtonds wederom in de ydelheidt': en die ydel heidt ſuigt dan de eigenſinnige wil , volgens haar eige luſt en begeerte, in haar. Pag. 166 :536. - 538. CCVII. Een Menſch , die gaern opwaſſen en vrucht dragen wil in Gods Ryk , kan niets beters doen : als dat hy al fyn kracht , die hy tot aan was van het plantje fyns levens gebruiken wil , uitChrifti bloedt en doodt in ſich ſuigt; en gedurig fyn ydelheidt, voor Gods waarheidt en klaarheidt, ter aarde werpt ; ende doorgaans fo geſtelt is, als of hy op ſterven lag , en machtig drong tot den doodt der fonden . De ſonde en ydelheidt komt geen plaats altoos toe, om te ruſten : want ſo haaſt als de ſónde ruſt; waſt ſtrax
1 APOLOGI E ſtrax de begeerte der ydele luſt.
N.
227
Maar als de doodt en Verbreker achter
haar gaande fyn ; ſo ſterft de ſiel ſonder ophouden de ydele luſt af. Uit dit ſterven waſt het ſchone Roosje , dat in Gods bandt gedragen wordt, tot een verheuging der Godheidt. Pag. 167: $ 39 . CCVIH . De arme ſondige Menſchmoet fich , als de arme Lazarus, nederleggen aan de voeten Gods, voor ſyn deur, en onder ſyn tafel; en de kruimen van ſyn tafel begeren te genieten : by moet fich ook gedurig verkle den in het Cananeeſche Vrouwtje, metafyn ganſche bert en gemoedt. Geen huichelen verkrygt het Perelkleinoodt: want het leit aan geen anderen oort begraven ; als in den doode van den aardſchen Menſch: die moet eerſt weg Syn ; en dan is het openbaar. Adams doodt moet in Chriſti doodi veran dert worden ; ſal het Pereltje Chriſti worden gevonden. Chriſtus badt tot fyn Vader , dat hem bloedig ſweet uitbrak ; toen hy den doodt in het vleeſch wilde verbreken : willen wy derhalven fyne kinderen worden ; ſo mocten wy ook met hem in fyn doodt ſterven ; onfen groten honger en begeerte in fyn bloedig ſweet gedurig invoeren ; en de opgewaakte ydele luſt in fyn blocdig ſweet doen verdrenken . Het moct ernlt ſyn ; en geenſins alleen trooſten en huichelen. Het is niet te doen , met te leggen tot den ouden Adam ; gy fyt Chriſti vleeſch . Neen , neen; maar men moet leggen : Inmy leit de ſonde en de ydel heidt ; o ! Godt , ontferm u over my in Chriſto , uw beminde Soon ; verbreek myn fonde en ydelheidt in fyn doodt sen voer my , door fyn overwinning en opſtanding, uit den doodt uit. Doe gy toch de ſonde en den doodt ce niet; en ſpruit gy toch in Chrifto op nicuw in my uit. Voer myn fiel in Chrifto uit de kaken des doods en der ydelheide : op dat ik voor u, en geenſins voor myn felven , leveni mag ! De Menſch moet fich , in de Selfheidt , geen godlyke kennis en vec ſtandt aanmatigen : maar in alle ſaken de eer aan Godt geven. Hy moet fich , ontrent het godlyke leven, onnut en onbequaam achten ; en alles , wat hem van de godlyke kracht wordt ingevoeit , ſteets wederom aan Godt opofferen ; leggende: O ! Heere, gy hebt de macht, om ſterkte , kracht , en wysheidt , u aan te matigen ; u komtde eer toe ! Ik wil voor u Niets fyn : ſyt gy toch , myn lieve Godt, in my al wat gỹ wilt: uw Naam ſy , door uw kracht, die gy in my invoert, gepreſen en verheer lykt ! Een Menſch moet ſyn beilscheidt, in deſe Wereldt, nooit begeren te weten : maar alleen gedurig uit ſyn boom , welke Chriſtus is , ſap na fich trecken ; en aan den boom volkomen overlaten , wat die voor een tak uit hem wil voorttelen . Pag. 168 : 541. ::: 545 . CCIX . Het rechte Chriſtelyke Geloof beſtaat in geen ydele waan , of Ff 2 mening;
228
A
P
O
L
OG
I
E
N.
mening; en noch veelminder in ſtrydt: maar het beſtaat in de Wederge boorte ", uit het Woordt des ewigen levens , dat Menſch is geworden . Dat Woordt moet in ons ook Menſch worden ; of wy kunnen Godt nooit ſien : gelyk als Chriſtusſprak tot Nicodemus. Daar in ſchynt Gods licht maar alleen . Wy moeten aan het vyer onſer fiele godlyk hout leveren : indien het branden ſal in godlyke eigenſchap , en een godlyk licht daar uit fchynen. Aardſch hout baart aardſche eigenſchap , en een licht van den ſelven aart. Wat voor een vyer de Menſch in ſich ſelven oniſteekr ; dar brandt in hem . Gods Ryk beſtaat in kracht, liefde, en vrolykheidt. Dat vorſcht ner gens na ; want het heeft alles al van te voren in ſich : maar de fiel vorſcht; om dat ſy gaern in dat Ryk der ruſte fouw ſyn ; en in het aardſche lichaam in onrust ſteekt. Darom vorſcht ſy na haar Vaderlandt ; waar uit ſy , in en met Adam , uitging van Jeruſalem na Jericho: dat is, in haar ſelve, in den oorſprong van heteerſte Principium , of Beginſel; en uit haar ſel ve , door het eerſte Beginſel in den Geeſt der uitwendige Wereldt , in de veelvuldicheidt : namelyk, in de ſterren en elementen ; in het huis der ellende , daar ſy allerhande kunſten en wetenſchappen vindt en leert; daar fy evelcens in lýn wil als Godt , en gocdt en quaadt weten . Gewiſſelyk; ſy ondervindt dit klaar genoeg : in het Paradys was het voor haar vry wat beter te wefen . Daroin is het twiſten en krakelen ontrent het Ryk Gods niet anders , als maar een ſpiegelvechtery , en een Werk van Babel in het Ryk des Antichriſts. Een rechtgelovig Menſch heeft geenſins nodig met ymаndt te ftryden , ontrent de Religie. Hy ſtrydt,maar tegen fich felven ; dat is, te . gen fyn vleeſch en bloedt : by tracht daar na alleen , hoe by Gods werk , in de liefde van ſyn.Naaſten , kan uitwerken : by ſoekt niet anders als God's wil ; daar geeft hyfich aan over , en voert ſin leven in onderwerping en gehoorſaamheidt van Gods wil : by onttrekt fich felven van de Wereldt; dewyl hy in defe Wereldt niet t’huis hoort : by ſoekt ſyn broeder , als een lidi ſgner fele ; en voert hem met fich voort. En gelyk als het ene lidt aan het andere alles goeds gunt en doet : alſo wil een gelovige Gel ook hare medeleden gedurig by haar en met haar hebben ; en trachtſteets daar na , hoe ſy aan haar broeder wat goeds kan bewyſen . Sy vertoont haar licht altoos; en ſtelt het , door haar verbeelding , aan de ſiel klaar voor ogen ; en feit tot haar : Kom toch ! Dit is de oorſaak ; dat dele Pen fo veel heeft geſchreven. Pag. 186 : 85.
90 .
CCX. Een recht Chriſten is aan Chriſtus gehoorſaam . Als de Alarm blafers rocpen ; hier is de Kerk Chriſti ; daar is de Kerk Chriſti ! Siet ,
hy
#
APOLOGI
E
N.
229
hy is in de woeſtyn ; hy is in de binnekamer ; hy is op den acker ! of als de cen ſchreeuwt ; hy is in het Avondmaal! en de ander daar tegen aan ſchreeuwt ; hy is niet in het Avondmaal! ſo gaat een recht Chriſten niet na buiten . Want Chriſtus heeft ſelve geleit : Ik ben alle dagen by n , rot aan de voleinding der Wereldt. Gelykals de blixem uitgaal vanhet Oo Sten , en ſchynt tot het Weſten ; alſo ſal ook ſonder ophouden de toekomſt fyn van den Soon des Menſchen. Want waar het dode lichaam is , daar ſut len de arenden vergadert worden . Chriſtus is gedurig het rechte voedfel der Chriſtenen ; en fyn blixem . ſtraal is ook ſonder ophouden in baar tegenwoordig. Sy eten ſyn vleeſch al toos; ſy drinken fyn bloedt altoos ; en laten alle de andere ſwetſen , ketter ſche Gevoelens voortplanten , en voor Ketters verklaren wie ſy willen , na haar eige goeddunken. Sy ſtryden met niemandt : want ſy hebben geen Atrydt; dewyl Chriſtus by haar is. Sy fyn uit hem geboren ; fy leven in hem ; en ſy ſoeken maar alleen , hoe ſy ſyn wil wel mogen volbrengen. Chriſtus heeft ons vrygemaakt van de Weç der ſonde : W : at behoeven wy dan een ander lang na te lopen ? Warom ſouden wy dan malkander vervolgen , en ſmadelyk bejegenen ?
Immers ſyn wy alteſamen uit een fiel
en lichaam voortgereelt. In Adam vielen wy alteſamen , met die enige in hel, in den doede en de ewige duiſternis; ende in Chrifto worden wy , die ſelve erige fiel , wederom op nieuw geboren. Het hapert nergens an ders aan ; : alsdar wy maar alteſamen wederom , in die ſelve enige ſiel Chris fti, ingaan ; en alſo wederom Een in Chrifto worden; en geen Twee meer blyven : Pag . 191: 117. . : 120 . CCXI . Niemandt weet yets van Godt ; als de Geeſt Chriſti alleen ,
:
5
die in Godt is. De Soon , die in den ſchoot des Vaders is , vorſcht ook in onlen Geeſt de diepte der Godheidt. Onſe Geeſt moet in Chriſti Geeſt ſyn ; indien wy het godlyke Myſterium ſullen verſtaan . Het is geen Sins genoeg ; datinen een menichte van Spreuken der H. Schrift by mal kander voegt , en daar een Gevoelen uit maakt. Neen , neen , kame raadt: Gevoelens docn het niet , maar het levendige Woordt doet het ; waar door het hert de volle ſekerheidt ondervindt . Daar in beſtaat het geloven door den H. Geeſt.
In allerhande Meningen ſteekt niet als lou ter twyffel , of het recht is, of niet. Uit Meningen is de Antichriſt geboren . Willen wy van Godt ſpreken ; ſo moeten wyſpreken uit en door den Geeft Chrifti : die weet alleen wat Gode is. Doen wy anders , lo lyn wy leugenachtig. De Geeſt Chrifti moet uit en door ons ſpreken van het godlyke My
Berium : anderlins Spreken wy uit het verwarde Babel , daar alle verwar Ff 3 ring
230
A
OL PO LOG
E
N.
ring uit ontſtaan is. Chriſtus is in ons rechte menſchelyke weſen , na melyk , in hét weſen Adams , Menſch geworden. Hy is geenſinsMenſch geworden in het weſen der ſterren en vier elementen ; maar in het weſen van dat ewig element, waar door, voor den Val , het Paradys in Adam groeyde en blocyde. Pag. 218 : 305. 308 . CCXII. De Menſch was een volkome gelykenis Gods , na alle dric Werelden , en haar aart en eigenſchap. Dat moet hy wederom worden : of hy moet een hongerige Geeſt worden , in de duiſtere Wereldt. Wat hy uit ſich ſelven maakt, dat is hy. Hier ſtaat hy in den acker : of daar waſt een kruidt uit hem , om op Gods tafel te fetten ; of een kruidt in Gods grimmicheidt.
Wat hy voor een weſen , in fyn opwaſſen , voort
ſal brengen ; na de ſmaak van dat weſen ſal hy ook een mondt bekomen, die het eten ſal ; namelyk, of de liefde , of de toorn . Om de grote wetenſchap is het niet alleen te doen : maar op de ſmaak komt het aan , dae ymandi een broode wordt , : 't geen Gode felve cet. Aan het weten leit féer weinig gelegen '; maar alles hangt aan het doen : doen moet het fyn . De ondeugende ranken moeten afgeſneden worden ; op dat er een goede wyn waffen kan. Wy moeten malkander om de we tenſchap geenſins oordelen en verdoemen . Een boer weet wel minder als een Leraar : maar hy gaat dikwils veel eer als een Leraar in het Hemelryk. Laat ons het doen aanvaarden : op dat wy godlyk wefen tot opwaſſing van ons plantje mogen verkrygen. En laat onsna de liefde grypen ; ſo bebben . 586 . wy alles. Pag. 257: 583. CCXIII.Gods Geeſt ſocktmaar alleen wat goedt is : hy twiſt met niemandt : hy bemint de Menſchen : en waar hy in een Menſch is ; daar dryft hy hem tot liefde en ootmoedicheidt ontrent fyn Naaften. Hy leert en onderwyſt fachtmoedig : hy ſet geen horens op ; en komt niet met don der en blixem ; gelyk als de toorn in de Natuur des Vaders quam op den berg Sinai , en by Elias : maar met een ſtil en facht ſuiſſen als op den Pinxterdag . Godt heeft ons in Chriſto wederom in de liefde herboren ; en geen
5 fins in fyn vyerige eigenſchap : op dat wy malkander , met geſchikte en lieffelyke gebaerden , en een vrindelyke goedwillicheidt, ſouden ontmoe ten en voorgaan , ende ons onder malkander hertelyk vermanen , gelyk als broeders . Wy moeten de ſwacken en dwalenden ophelpen ; en haar vrindelyk op den rechten weg wyſen : maar geenſins van het ſmalle voet padtplotſelyk in het water (myten ; of in Gods toorn , en in het helſche vyer , werpen . Pag. 262 : 622 . . 624. CCXIV. Lieve broeders , wacht u toch voor hovaardy, maar voorna
melyk
1
A
PO
L
O
G
I
E
N.
231
namelyk voor de hovaardy, die uit overvloedt van kennis en grote weten . ſchap geboren wordt. Dat is de hovaardy des vernufts; en is de allererg Ate vyande van den Menſch. Defe hovaurdy heeft nooit gets anders aangea rechi, als ſtryde en verachting. Hoe gy hoger fyt; hoe gy u ootmoedi ger moet vertonen. Hovaardy komt voor den val. De kennis onſes ver nufts is maar een ſortin ; ſo de Geeſt Gods die kennis in ons niet ont ſteekt. Indien ik alle boeken der H. Schrift van buiten kon ; en den geeſt des verſtands daar niet by hadt : wat fouw al myn wetenſchap an ders fyn , als een ydele beuſeling ? Het is geen godlyke wetenſchap : dat ymаndt een Gevoelen'met vele ſamengeraapte Spreuken der H. Schrift weet te beveſtigen : want yder Spreuk heeft, op de plaats daar fy ſtaat , haar eigen fin ; volgens de ſtoffe daar van gehandelt wordt. Dikwils betekent ſy heel wat anders ; als fy van een ander , tot beveſtiging van fyn Gevoelen , wordt aangetrocken . De rechte wetenſchap beſtaat hier in. Wil zmandeeen oordeel vellen : So moet fyn wetenſchap in hem door Gods Geeft beveſticht Gyn. 'Het weten moet uit ons eige middelpunt uitgaan ; en geenfins uit een vremde mondt voortko men . Pag. 263: 629 ... 632 . CCXV . Het Geloof is geen hiſtoryſche ydelę waan ; maar een recht leven . De Geeſt Gods moet in ons middelpunt , door het Principium of Beginſel, der ſiele , geboren worden : in het Myfterium des gemoeds opgaan ; ende daar in regeren , en lichten . De Geeſt Gods moet des Menſchen willen en doen worden ; ja , ſyn inwendig leven en verſtandt ſyn : en de Menſch moet in hem Gelaten ſyn. Sonder dat is'er geen recht Geloof, of godlyk verſtandt, in den Menſch : maar louter Babel en Fa bel ; krakelen en knorren ; ſtryden om den bolfter, en de kern nimmer meer genieten. Pag. 273 : 16. CCXVI. Beminde broeders in Chriſto ; 'fyt toch leerlingen der Wys heidt Gods. Laat toch niemandt van ſich ſelven ſeggen ; dat hy yets ver ſtaat. Wy weten niemendal van Gode; en verſtaan nietwat Gods is. Gods Geeft moet in ons het weten ſelve worden : anderſins is al ons weten maar Babel, een gedurige verwarring, een onophoudelyk leren , en toch niemen , dal verſtaan van den grondt, die in het middelpunt is. Wat ſouw het my toch baten ; dat ik veel van de Wysheidt uit de H. Schrift kon ſpreken , en den Bybel genoegſaam van buiten kon : als ik niet verſtondt, wat die wyſe Menſchen hebben geſproken , en uit wat Geeſt en kennis ſulksis voortgekomen ? Indien ik ook den ſelven Geeſt niet heb , dien fy hebben gehadt; hoe wil ik haar dan kunnen verſtaan ? Tot ſodanigen kennis en verſtandt is geen wanen genoeg ; en een me nichte
232
Α
Ρ
Οι
O
G
Ι
Ε. Ν .
nichte Spreuken der H. Schrift by een te kunnen brengen , om fyn voora nemen te beveſtigen : geen heilig of wys Menſch heeft dat ooit gedaan. Daar wordt een levendige Geeſt uit Godt toe vereiſcht ; die het godiy ke Myſterium lien kan ; en daar in met een levendige kennis en ver Itandt wandelen . Gods Geeſt moet in het vernuft fyn ; indien het vernuft Godt fien wil. Daar moet een ootmoedig en Gelaten hert toc fyn : en geenſins cen ſpotter in het vernuft ; daar het vernuft ſich roemt verlicht te fyn. Op die wyſe ſcherpſinnig te fyn , is niet anders als maar een verlichting uit het geſternte voortgekomen. Is ymandt een kindt Gods ; laat hem ſyne broeders met cen godlyke liefde ſoeken : dan kan ik op hem vertrouwen. Maar ſo lang als hy een ſpotter is ; heeft hy des Duivels wanſchape Nar rekop op , en gaat in hovaardy daar mcê pronken . Dat is geen recht Chri Iten ; maar een Mondchriften , en een verwart Babel. Laat de een aan den ander den weg Gods aanwyſen , in liefde , oot mocdicheidt, en godvruchticheidt; gelyk als kinderen Gods betaamt: fo faler in deſe Wereldt ſulken verachting niet ontſtaan , daar de ſlechte en geringe Menſchen door vervoert worden ; en ganſch onkundig ſynde on trent de faak , tot laſtering en verſmading van haar broeder vervallen , die van haar Gelintheidt niet is , en den naam niet voert van haar Secte. Daar nochtans de cen ſo blindt is als de ander , ontrent de Religie ; die waarlyk , ſonder Gods Geeft en kracht , maar een louter verdichtfel is, en sen ydele waan . De ware Religie beſtaat geenſins in uiterlyke woorden , en een ſchone ſchyn : maar in een levendige werkende kracht; waar door ymandi , het geen by weet > van grondt ſyns herten begeert te volbrengen , in de liefde gegens andere Menſchen. Tot het doen moet het komen ; of het is maar een geſchildert Geloof , en hiſtoryfch Babel. Waar Gods Geeſt niet is; daar is noch Geloof, noch Chriffen : maar waar die Geeſt in een Menſch is; daar doet by loute werken der liefde ; daar leert en beſtraft hy ſachimoedig;ena de is geenſins opgeblaſen, noch Spotachtig. Pag. 279: 54..61. CCXVII. Wy hebben , na den Val, geen macht meer ontrent het Hemelryk. Maar indien wy den Geeſt Chriſti bekomen ; die ons uitge nade wederom in onſe ſielen herboren heeft : fo lydt het Hemelryk ge weldt ; en de geweldenaars trecken het na fich. Het ſtaat geenſins in ons vermogen ; om het na ons te trecken : maar de macht komt Godt alleen toe , die het Hemelryk wederom door Chriſtus in ons heeft ingevoert. Wy kunnen het geenſins met geweldt , als felve noch enig Recht daar toe hebbende , na ons nemen : maar het wordt ons uit genade angebo Het den ; om het aan ons te ſchenken .
1
APOLOGI
E
N:
233
Het leit hier geenfons aan ; dat wy , met ons eige vernuft, na het Hemel . ryk lopen , en dat willen nemen : maar daar aan leit het : dat wy ons in den ſchoot , namelyk , in de Menſchwerding Chriſti , als in het lichaam van onſe niewe Moeder , wederom inwerpen ; gelyk als in een niewe Menſchwerding : dat wymet onſe wil , in ware gehoorſaamheidt, Chri fti wil worden : en dat wy tenemaal Niets , dat is, louter naakt en bloot tot een ſaadt des willens, worden. Op dat Chriſtus onſe wil werde ; ſyn Menſchwerding , onſe Menſchwerding ; ſon niewe geboorte uit Gode en Menſch , onſe niewe geboorte uit Godt en Menſch ; ſyn doding des toorns Gods, in het middelpunt onſer fiele, onfe.doding; lyn opſtanding',onfe op ſtanding ; en ſyn ewig godlyk leven , ons ewig godlyk leven . Dan heet het eerſt recht: Die tot mykomt , ( in myn Menſchwerding , dat is, in my ) fal ik geenſins uitwerpen. Myne ſchapen fyn in myne handen : daar kanſe niemandt uit rucken . De Vader , dieſe my gegeven heeft , is groter als alles . Ik en de Vader fyn een , Pag. 286 : 106. . 108 . CCXVIIL Beminde broeders , verſtaat de trecking des Vaders toch recht. Die moet ſo niet verſtaan worden ; dat Gode ymandt verſtokt, die ſich van fyne ſonden begeert te bckeren : maar hem alleen , die dit niet begeert te doen . Het begeren ſtaat in onſe wil : maar het bekeren in Gods erbarmen . Nu heeft Godt aan de begerende wil het erbarmen toegeſeit , uit genade : want hy ſpreekt. Wende n tot my ; ſo wil ik my tot n wenden . Bidt, en u ſal gegeven worden ; foekt, en gy fult vinden ; klopi, en u fal open gedaan worden. Wat foon falfon Vaderom een broode bidden , die hem een ſteen ſal geven ? of om een viſch , die bem een ſang fal geven ? Kunt gy , die boosfyt , uwe kinderen goede gaven geven ; boe veel meer ſal myn hemelſche Vader aan haar den H. Geest geven , die hem daar om bidden . Wilt gy daar op ſeggen : Dat Godt uw wil en uw hert ſodanig ver ſtokt ; dat gy niet kunt bidden : bewys dat uit de H. Schrift. Wilt gy ſeggen ; Dat gy niet kunt geloven : dat is ook onwarachtig. Kuntgy niet geloven : ſo werp alle uwe ſinnen in de Menſchwerding Chriſti en in ſyn
Geeſt in ; en ſyt in hem als doodt: laat hem in u geloven ; ſodanig als hy wil. Wat bekommert gy u lang , om ſo een ſterk geloof , dat ber gen kan verſetten , en omver werpen ? dit geloof ſtaat ganſchelyk niet in uw vermogen . Bekommer u maar alleen , om een recht ernſtige wil: ga uit de fonde uit , en kamp daar dagelyks ſonder ophouden tegen , in uw vleeſch en bloedt : begeer die nooit meer te begaan ; maar kant u daar tegen , en maak daar vyandſchap mcê. Laat Godt met u doen ; ſo als hy wil : en in u geloven ; ſo ſterk als het hem behaagt. Hang hem aan : en Gg
234
À
pro LOG
I
EN.
en worſtel met hem ; als Jaacob met hem den ganſchen nacht worſtelde : ſeggende ; Ik laat u niet los ; voor dat gy my fegent. Seg ook met David: Al duurde het den ganſchen dag , en toe in der nacht; en wederom tot aan den morgenſtonde : To fal myn hert al evenwel niet verifagen. Dat is eerſt rechtgeloven boven alle vernuft : wanneer het hert geen trooft altoos omfangende, evenwel Godt blyft aanhangen : en de wil ſeit ; Heere, ik laat n niet gaan : al werpt gj my, in Hemel , of in Hel ; ile fal u toch niet verlaten ; want gy ſyt myn en ik ben uw eigendom ! Ik wil in n Niets ſyn ; maak gy uit my, al wat gy wilt. Lieve broeders , neemt hier toch wel acht op : want deſe ſtorm , en dit geweldt , breekt einde lyk door Hel en Hemel. Pag. 287: 109 ; . . Ils . CCXIX . Al was het , dat alle Menſchen tegen my ſeiden , gy fyt vere
doemt; en myn hert ſulx ook toeſtemde : ſo wil ik het evenwel niet ge loven ; maar mynſelven werpen in het lyden en fterven Jeſu Chriſti : fyn doodt mag van my maken , als wat ſy wil . Moet ik dan in de doodt ſyn; ſo wil ik in fyn doodt fyn , maar in geen andere doode : dewyl nu fyn doodt een ewig leven is geworden ; ſo ſal ik wel in hem blyven .My mag verkieſen , wie ook wil ; ik verkies voor my myn Heilandt Chriſtum : myn wil ſal in hem blyven. Laat de Wereldt in Gods toorn met myn uiterlyke lichaam omgaan , ſo alsſe wil : als ik Chriſtum heb ; ſo vraag ik na Paus, Keiſer, Turk , Duivel, Hel, noch Hemel. Chriſtus is myn Hemel: ik wil doodt en Niets fon ; op dat hy in my leven mag en ik in hem . fa, al was hetſchoon dat myn lichaam en fiel verbryſele wierden ; ſo wil ik hem nochtans geenſins verlaten. Wat ſal, of kan, my de Verkieſing dan doen ? Ik heb myn Heilandt Jefum Chriftum voor my verkoren ; en hy heeft my verkoren , al eer ik'er ben geweeft : anders geloof ik niet ; laat anders ſchryven en leren, wie dat ook wil. Wie het met my wil wagen ; die ſal ondervinden , dat dit de ware weg is : dat ben ik ten vollen verſekert. Darom ſpreek en ſchryf ik daar van ; dit is myn tydverdryf: en ik verheug my , dat ik haaſt komen fal , daar ik van het wederſtreven des toornsGods verloſt fal fyn. Darom ſeg ik aan myne broeders ; wat de Heere , binnen in my , tot my geſproken heeft. Wie metmygaan wil , die kom : wie niet wil; maar op veel verkieſens fien ; en ſo lang wachten , tot de Geeſt Gods hem overvalt en trekt ; die mag daar ſtaan blyven , tot dat ſulx geſchiedt. Wil hy niet met Godt werken ; 'wil hy niet arbeiden in fyn wynberg: ſo heeft hy ook geen loon altoos'te verwachten . Pag. 297 : 166 . . 168, CCXX. Myn wil , en Godswil, moeten een wil ſyn : en myn Hey .
landt heeft my toegeſeit, dat hy den H. Geeſt geven wil in myn wil ; in dicna
4 Α
Ρ
Ο
Σ
Ο
G
1
Ε
Ν.
235
dien ik maar om dien Geeſt bidt. Souw dit dan niet waar ſya ? Salmen my dan het bidden ook willen ontnemen ? Ik kan immers bidden ; dat kan niemandt loochenen . Nu heeft Chriſtus my verhoring toegeſeit; wordt ik die niet aanſtonds metter daadt en kracht gewaar , als ik bidt; fo geloof ik evenwel, dat Godt my fyn Geeſt gegeven heeft. En alſchoon myn eige hert, en de ganſche Wereldt , daar louter neen toe ſeiden ; ſo laat ik nochtans de woorden Chriſti voor my ſekerder ſyn ; als al het ba belen en fabelen . Immers ben ik de verdorde ſtaf Aharons ; en leịt de verdorring , door Adam yeroorſaakt, in my. Indien nu Chriſtus ſyn ſap wederom in mya verdorde vleeſch , en duiſtere ſiel, heeft ingevoert; moet ik dat dan niet na my halen ? ſal ik eerſt wachten ; dat ik daar toe getrocken wordt ? Ik weet; dat ik geen goede gedachte in my kan hebben : of ſy moet van Godt komen. Dewyl ik dan gaern ſalig wil worden ; ſo weet ik immers, dat die wil Gods trecking is : waromfalik dan op een andere trecking lang blyven wachten ? Indien my de Heere binnen in mynfelven roept ; en gebiedt, dat ik my tot hem ſal wenden; is dat nietgetrocken ? Wat Menſch kan nu feggen ; dat hy op die wyſe niet getrocken wordt? gewiſſelyk nie mandt: Godt trekt ydereen ſodanig. De boosaardige Menſch wil niet volgen : maar Naat den weg van dif puteren in , en loekt uitvluchten. Hy ſeit ; dat hy heilig is : daar hy in fyn berteen dief is ; ja , een gierigaart , moordenaar , en hovaardige Dui vel. Hy vleit en pluimſtrykt ſich ſelven Rechts onder den purpuren Mantel Chriſti; en kittelt ſich met fyn lyden en ſterven ; maar hy wil daar geenſins ingaan ; met hem de fonden afſterven ; en daar een vyande van worden . Hy wil niet anders als oproſen gaan ; en weelderige dagen heb ben ; ende het ſweet des ellendigen in hovaardy, verſlinden. En terwyl hy fyn leven aldus aanſtelt; durft hy noch ſeggen : Gode trekt my niet. Ja, gy wilt niet volgen ; darom verſtokt hy u : darom trekt u fyn toorn , en de Duivel , die gy beide dient. Sal Godt u trecken ; fo werp den valſchen weg eerſt van u : ſtel u aan ; als of gy gaan ſoude voor uw vyandt, daar het lyf en leven geldt. Trekt u de toorn ; en houdt fy u vaſt : verweer u ſelyen maar ; ſo fult SY wel haaſt ymаndt krygen , die u helpen fal. Seit de toorn in uw Geweten : gy koint my toe ; gy kunt niet ſalig worden . Kant u daar regelrecht te gen aan , en ſeg ; So neem ik dan Chriſtidoodt maar alleen metmy; en doe gy met my, al wat gy wilt. Vet Chrifti doodt maar aan ; en wickel u felven daar in . Laat Gods toorn , en alle Dnivelen , over u heen ruie
ſehen : laat haar u aanklagen ; en alles van u feggen wat jy willen : uit defe wine Gg3
236
À
P
o
L
OG
I
E
N.
windelen kan u geen Verkieſing rucken ; ſy mag fyn van Gods toorn Duivel , of van Menſchen . Maar die dartele ſoetvoerige weg , daarmen nu op wandelt : en daar men den ouden boosaardigen fchalk en moordenaar , als ook den hovaar digen en gierigen Antichriſt van Babylon , met Chrifti lyden ſlechts kit telt en trooſt; ſeggende :Dat hy maar wachten moet op de trecking Gods; en ondertuſſen ſich welvet mag meften . Chriſtus had toch voorons betaalt: was hy onder ſyn Bloed -banier opgetekent , en van Godt uitverkoren ; fo was het onmooglyk dat hy verdoemt kon worden . Deſe dartele ſoeta voerige weg is tenemaal valſch , onrechtvaerdig , en moorddadig. Pag. 298: 172. • . 179. CCXXI. Wilt gy een Chriſten ſyn : ſo moet gy Chriſti beeldi gelykfor. mig worden , en in ſyne voetſtappen treden ; methem vervolging ,ſmaadt, en ſpot , lyden ; den weg der waarheidt en gerechticheide beminnen ; en doen wat Chriſtus n geleert heeft. Gy moet geenſins met huichelary den een dubbelt , ja viervoudig , afnemen ; en aan den ander een brokje daar van geven : neen , neen ; het moet ernft fyn. Alles wat gy hebt, moet gy geenſins achten , als of het u toequam : maar denken , dat gy daar on trent alleen een dienaar ſyt ; en uw Heer , die in den Hemel is , daar meê dient: " gy moet alles, volgens fyn bevel , aanleggen en beſteden . Gy moet den ellendigen niet uitfuigen : en aan cen bedelaar daar een gedeel te van gevende , feggen ; immers dien ik den armen ! Laat de ellendigen eerſt haar ſweet behouden ; of gy wordt, in alle uwe Godsdienſtige ver richtingen , vervloekt en van Godt te rug gehouden . 1 Dien Godt, met uw mondt en hert; wandel in het licht; laat de ſpot der Wereldt voor u het Merkteken Chriſti fyn ; arbeid , waak , en bid ; en ſta gedurig in bekommering voor den Duivel : ' wapen u ſteets tegen hem ; en denk, dat gy hier een pelgrim fyt, die gehuurt is in den wyn berg Chriſti : 'arbeid getrouwelyk in het Coninkryk Gods : want al 'uw arbeidt ſal u navolgen . Chriſtus ſeit; Myn Vader werkt, en ik werk ook gy moet derhalven ook , als een rank aan den wynſtok , werken en vruch ten voortbrengen . Pag. 299: 180. • 182 . CCXXII. Gode heeft fyn hert met fyn leven in ons geſonden : daar ſtaat alles in geſchreven. Die dat boek in ſich ſelven leeft, is geleert ge noeg . Het is maar louter Babel en Fabel; dat ymande , door de Letter die buiten hem is , geleert wilſon : voor dat hy syn eigen boek kan leſen. Laar by; voor eerſt en voor al , son eigen boek lefen : So ſal hy alles daar in vinden , wat de kinderen. Gods hebben geſchreven. Want wy Menſchen hebben al te famen maar een enig boek , dar ons tot Godt wyłt : dat boek hebben
A
POLOG
I
E
N.
137
hebben wry wy gemeen ; enyder heeft her infichfelven. Dit boekis de hoog waardige Naan Gods : fine letteren fin de vlammen der liefde , die hy mit fyn bert , met den dierbaren Naam Jeſus , in ons heeft geopenbaart. Leeſt maar alleen die weinige letteren in uw hert en gemoedt; ſo hebt boeken genoeg . Alle Schriften der kinderen Gods wyſen maar totdat enige boek : want daar in leggen alle ſchatten der wysheidt. Siet maar toe ; dar gy door het leven en den Geeft Chrifti op nieuw geboren wordt : fo bebt alles , wat Godt is en vermag. Maar dy fyt dronken ; en gaat herwaarts en derwaarts dwalen : gy ſoekt den ſleutel van het boek ; en krakeelt om den ſleutel. Yder feit; ik heb den ſleutel : en niemandt wil ſyn eigen boek des levens opfluiten . Elk ſouw den ſleutel , om tot Godt te komen , wel in ſich felven vinden ; indien hy die maar ſocht op fyn rechte plaats : maar gy wiltliever twiſten; als den ſleutel in u ſelven ſocken. Darom ſyt gy alteſamen blindt ; die met malkander krakeelt : en gy gaat maar ſoeken ; als voor een uiterlyken ſpiegel. Warom gaat gy niet in het middelpunt ? Met diergelyk ſocken lyn , als gy vinde gy den fleutel nimmermeer : gy moogt ook ſo geleert wilt ; dat helpt daar niemendal toe . Het leit geenſins aan kunſt, geleert heidt, en vernuft ;, maar aan een ernſtig voorgenome wil, om van ſich ſelven uit te gaan , en alle eige wetenſchap te verlaten ; met een boete vaerdige ootmoedige begeerte, ſich in Gods weten in te werpen ; al het eige weten te laten varen ; en maar alleen Gods weten te begeren : doch met dit beding ; dat hy in u weten mag wat hy wil . Aldus ( ult gy god lyke wetenſchap verkrygen ; en den ſleutel vinden , daar gy onder malkan der over krakeelt. Pag. 318 : 304. 307 .
BRI
E
V
E
N.
CCXXIII. Let betaamt alle kinderen Gods de edele Perel te ſocken : Hevelike waarlyk het aller-celle Kleinoodt is;en van den Menſch , die haar vindt, veel meer bemint wordt, als fyn aardſche leven. Want die Perel is groter als de Wereldt ; en fchoonder als de Son : fy verblydt den Menſch in droefheidt ; en baart hem uit de duiſternis tot het licht: ſy geeft hem cen vaſten Geeſt van dehoop op Godt; en voert
hem op den rechten weg : fy gaat met hem in den doodt; en baart hem uit den doodt tot het leven : ly verſtikt den angſt der Helle, en is overal, waar Gg3
f
238
BR
Í
EV?
E
N. 1 1
waar hy ook is , fyn licht: ſy is Gods vrindin in fyn liefde; en geeft hem een bequaam vernuft, om het aardſche lichaam te regeren ; ende leidthem van den valſchen weg. Wie haar verkrygt en behoudt ; dien kroont fy met haar Kransje. 2 : 4 . CCXXIV . Indien wy ons kinderlyk dragen ; en niet handelen volgens ons vernuft : maar Godt alleen aanhangen , met een ware begeerie , en rechten ernft ; en al ons vertrouwen in hem ſtellen : fo bekomen wy veel eer de edele Jonkvrouw ſyner Wysheidt ; als door ons eige ſcharpſinnig navorſcben . Als die komt; fo brengt jy met haar rechte wysheide en be melſch verſtandt. Sonder haar weet ik niemendal. 5 : 7. CCXXV. Wy weten het niet alleen uit de H. Schrift ; maar ſien het ook klaar in het licht van de Natuur : dat ſoymandtaan een ander wat goeds doet ( voornamelyk , als het uit een roegenegen hert en goede wil voortkome) 'alsdan fyn hert , geeft , en gemoedt , die ſulx ontfangt, ſich wederom met gunſt en liefde neige tot fyn toegenegen vrindt; die hem met Syn gunſt en liefde ontmoet, ende bem alles goeds toewenſebe : als ook dat by , terwyl hy for eige fwaricheidt voor Gode brengt , te gelyk den noode van fyn getrouwe vrindt , met fyn wil en gemoedt , in liefde voor en in Godt brengt : ' tgeen dan ook , door de kracht Gods , aan het milddadig ryken ſegentoebrengt. Dit raakt het aardſche leven niet bert veelvuldigen alleen : maar hier door wordt voor hem ook een pade en weg gebaant tot Gods Ryk . Indien hy derhalven fich tot Godt wendt ; fyn liefde en ge nade begeert; ende de liefde van fyn vrindt, die hem van te voren alin Godt hadt ingewurpen : ſo helpt hem die vrindo tegenwoordig ook in Godt indringen ; als ook met de verdurve begeerte , daar ons de Duivel
in gevangen houdt, en met de Turba, worſtelen , ende het vaſtgeſtelde oogmerk en voornemen des toorns verbreken . 6:13 . CCXXVI . Het godlyke licht vermaant ons ; om met den verloren ſoon weder te keren , en in het rechte Sion in te gaan. Dit moeten wy niet doen met een hiſtoryſche ydele waan ; als of wy het al hadden begrepen , en klaar verſtonden . Dat is Sion niet; maar Babel: welke Godtmet den mondt belydende , met het hert hangt aan de grote Hoer van Babylon , en aan den Draak van eige hovaardy, giericheidt, en welluſt ; ende al even wel voor een Maagdt aangeſien wil ſyn . Neen , neen ; dat is geenſins de Maagdt in Sion : het moet ernſt fyn. Wy moeten in Sion uit Gode geboren worden ; wy moeten fyn wil we. ten en doen ; en Gods Geeft moet getuigenisgeven aan onſen Geeft, dat wy Gods kinderen fyn : niet alleen met den mondt en vernuftelyke wetenſchaps maar met het hert. Wy moeten Gods wil doen en niet alleen fteunen
op
.
BRIEVEN.
239
op een ſchynheiligen weg ſonder enige kracht : de Duivel dryft daar den ſpot maar mee. Wy moeten den helm der gerechticheidt en der liefde opſetten ; en het harnas der kuiſcheidt en reinicheidt aandoen : indien wy in den ſtrydt willen trecken tegen den Vorſt deſer Wereldt. Hy vraagt niemendal na een uiterlyken glans ; kracht moet hem overwinnen : dic kracht moet ook in weldadicheidt uitblinken ; alsdan kunnen wy eerſt recht ſtryden om het Ridderkransje . Want wy hebben een machtig krygs man tegen ons : hy grypt ons in lichaam en ſiel ; en laat ons itrax ter Hy kan niet anders als door kracht overwonnen worden in ootmoedicheide: die kan allcen fyn vergiftig vyer uitbluſſen ; waar mee hy tegen ons , en in ons, ſtrydt tegen het edele beeldt. Darom is het billyk en recht , dat wy ons onder malkander vermanen : aarde neder:
op dat wy wacker en dapper mogen werden ; om den Duivel te weder ſtaan. Wy moeten ook ons ſelven den weg Gods gedurig voor ogen ſtellen ; en daar op wandelen : want ſonder dat rechten wy niets uit. Ver flaan wy klaar , dat de Wereldt in Babel blinde is , en op den dwaalweg wandelt; ſo moeten wy de eerſte syn , die metter daadt uit Babel uitgaan: op dat de Werelde mag ſien , dai het recht ernft is. Het is geenſins ge dat wy Babel openbaren : en ondertuſſen cveleens doen , als Ba nocg ; bel doet . Indien wy dat doen ; ſo tonen wy daar door : dat Godt ons fyn licht wel laat ſchynen , en ons ſyn weg doet ſien ; maar dat wy niet an ders willen doen , als werken der duiſternis. Dat ſelve licht , dat nu in
ons verſtandt ſchynt, ſal dan een getuigenis tegen ons ſyn : dat de Heere ons geroepen heeft , en den weg aangeweſen ; maar dat wy daar op niet hebben willen wandelen . Het is wel goedt ; dat wy Babel openbaren : maarwy moeten wel toc ſien ; met wat geeſt en gemoedt , en met wat voor kennis , dat van ons geſchiedt. Het is wel goedt; datmen yvert : maar het hert moet van te voren in Gode geſchikt en gericht fyn. Onſe wetenſchap moet uit Gode fon; en Gods Geeft moet aan onſen Geeft getuigenis geven , en onſe volko me ſekerheide ſyn : anderſons lopen wy, ſonder van Godt geſonden te ſyn ; en fyn in ons lopen geenſins van hem erkent. Alsdan beſpot ons de Duivel maar; en voere by ons op dwaalwegen : ook toont ons de H. Schrift, dat onſe woorden en werken ons fullen navolgen.
Darom ſtaat ons wel ernſtig te betrachten , met wat voor een geeft en kennis wy die grote verborgentheden aangrypen . Want die wat quaads wil af breken ;moet wat beters weten in de plaats te ſtellen : anderſins is hy geen Bouwmeeſter Gods ; en arbeidt hy geenſins in den wynberg Chri Iti. Het is ganſch niet goede , jets af te breken : indienmen van je voren niet
240
BRIE
V. E
N.
niet weet; hoe dai gebouw ., in een beter ſ'ande en gedaante , op te reche ten is . Aangeſien nu Godt alleen de Bouwmeeſter defer Wereldt is ; en wymaar knechten fyn: ſo moeten wy wel toeſien, hoedanig wy arbeiden; indien wy , loon willen ontfangen : als ook , of wy fyn werk wel in fyn School hebben geleert; en niet lopen ſonder fending, daar wy noch on bequaam fyn tot ſyn werk : anderlins worden wy onnutte knechten be vonden. Dit ſeg ik van goeder herten , en in volkome getrouwicheidt; om malkander te vermanen en te onderrechten , wat ons te doen ſtaat : op dat onſe arbeidt aan Godt aangenaam mag fyn. 8 : 4... 9 . CCXXVII. Met den Duivel te ſtryden , en Gods toorn te overwin
nen , moet louter ernſt ſyn. Het eigenſinnige vernuft moet ſich ſelven verdoven , ja , doden en in Godt overgeven : op dat Godt in het ver ſtandt des Menſchen leven mag ; ende fyn wil en werken ſelve fyn. Son der dit is het ganſch onmooglyk , yets in de godlyke wysheidt te vinden : want de Geeſt Gods moet lich maar alleen in den Menſch vinden ; op dat de rechte beeltenis fyn eige werk en wonder ſouw ſyn . Alles wat van Gode leert en ſpreekt , ſonder den Geeft Gods , is louter Babel : het mag ſo ſchoon blinken als het wil. Gods Geeft moet uit ons , en door ons , fpreken : ſal het geen wy feggen goedt syn , en aangenaam voor Godt. Syn Geeſt pleit felve voor ons by Godt, dat is, voor en in hem ſelven : hy voert den geeſt van onſe wil met en in ſich ſelven in Godt: hy ver- enicht ons met Godt , en in Godt ; 'hy beveſticht ons tot ſyne kinderen in Chriſto. Hy vindi ons ; wy kunnen ons ſelven niet vinden. E Gods wil laat recht tegen ons over : by heeft in Chriſto de armen uis geſtrekt aan het Cruis; om ons te ontfangen : wy moeten ons maar in hem dat inwerpen ; ende uit het vernuft en de boosheidt uitgaan. Indien doen ; ſo vallen wy voor hem in de armen Chrifti: daar ſoekt en vindt hy ons in hem ; daar worden wy ſyn eigendom , en ſyn woonplaats; daarvaart by op den geeft van onſe wil, en is hy ons onderdanig . Alles wat wy dan verrichten en doen , is hem aangenaam ; en alle die werken volgen ons na : die fyn onſe ewige roem ; en worden ons aangetrocken , als een kleedt, ter ere Gods en fyner wonderwerken , Om deſe reden heeft Godt ſich bewogen tot het ſcheppen van den Menſch ; en is hy ſelve Menſch geworden : op dat hy ons van het quaadt verloſſen fouw . 9: 7 ... 11. CCXXVIII. In het ſchone Kransje der Wysheidt Gods leis de edele Steen der Wyſen , de grondt aller heimelykheidt , verborgen : en dat Kranse je is met deſen Steen verciert. Dit Kransje trekt de fiel aan , als een kleedt; en als een nieuw lichaam in Gods Ryk , waar in ſy een kindt Gods is. Daar mee kan ſy in het vyer van Gods toorn onbeſchadicht beſtaan ; en Duivel,
BRIEVEN. 241 Duive , doodt, en Wereldt, overwinnen . Daar mee kan ſy ook heer ſchen over het geſternte , en het uitwendige leven : dat anderſins voorhet vernuft onmooglyk is. Dit Kransje geeft ons kennis en verſtandt van een faak ; die doorgeen kunft en geleersheide kan nagevorſcht worden . Het fiet door Hemel en Aarde : en haalt daar yets van daan ; daar het niet gefaayt heeft. Het
11
vraagt niet ; is het waar ? dewyl het in haar ſelve het teken der waar beidt heeft. Het beſit alle denchden , die in dehoop leggen opgeſloten. Daar in is ook geen vrees altoos voor den toorn Gods: maar het geeft een vrolyo ke hoopmaakt ; die vaſt enſeker ; en beveſtigt de fiel tot een kindt Gods. Dii Kransje is een Maagdt; de kuiſcheidt en het cieraadt Gods ; en de cen vreuchdt des levens. Het verheucht het gemoedt in droefheidt; en gaat met den Menſch in den doodt : het heeft geen ſterven in haar; en leeft van ewicheidt af: het is een Vorſtin des Hemels; en een vreuchdr der Engelen. De ſmaak van die Kransje is koſtelyker en lieffelyker , als alle wereldſche vreuchdt; en die het eens bekomt , acht het hoger , als al bet goede defer Wereldt. Daar is niets by te vergelyken ; als de Godheide alleen. Maar het leit in een donker dal verborgen . De Wereldt kent het niet : en de Duivel ruiſcht daar over heen , als een ſtormwindt. Hy ver . dekt het ; dat het vernuft het dikwils niet kan onderkennen : maar het spruit, te fyner igdt, wederom uit, als een ſchone Lely , met veelvuldige vruchten. Het waſt in droef heidt; het faayt met tranen ; en het maayı met grote blydſchap. Het wordt van het vernufe veracht : maar die het vera krygt, houdt het voor ſyn allerbeſten ſchat. Sodanigen Kransje wordthem opgeſet , die het met ernſt ſoekt ; ſich daar aan overgeeft ; en geenſins aan lyn vernuft in vleeſch en bloedt han gen blyft. Gelykerwys myne Schriften te kennen geven : want wat daar in ſtaat, dat heb ik ſelve ondervonden ; en daar in is geen vremde handt noch Geeſt te vinden . Dit ſchryf ik niet, tot myn eigen roem , die is in Godt ; maar tot een richtſnoer voor de kinderen Gods : op dat ſy ſouden weten ; wat voor loon Gode haar geeft , die op hem vertrouwen , en den ſpot deſer Wereldt voor niemendal achten. 10:20.. 24 . CCXXIX. Chriſtus ſeit: Ik ben de wynſtok; gyfyr de ranken. Die in my blyft ſal vele vruchten voortbrengen : wantſonder my kuntgyniets doen. Die in my blyft, en myne woorden in hem ; die brengt vele vruchten voort. Hier in ſeit de ganſche grondt ; en dit is de enige wortel en aanleiding , om tot den Springbron te komen , daar het godlyke verſtandt uit voorte vlocit. Daar is geen andere grondt tot het ware en rechte verſtandt on trent de godlykewysheidt. Daar helpt geen ander ſoeken en navorſchen : Hh dewyl
242
BRI
E
V
E
N.
dewyl yder geeſt fyn eige diepte maar navorſcht , en dat geen , daar hy fich'felve in ontſteekt. Alſchoon ymandt noch ſo ſeer vorſcht , in fyn ont ſteke begeerte : fo vindt hy evenwel toch niet meer , als een blote verbeel ding van de faak ; gelyk een ſchaduw , of droom . Het weſen kan hy niet fren : want indien hy het weſen fien wil; ſo moet hy in het weſen ſyn , en het weſen in hem : op dat hy bequaam ly , het welen te begrypen , en het wefen te ſien in het wefen. Dewyl wy nu in Adam de godlyke weſenheidt fyn afgeſturven ; en daar ontrent gelyk als blindt en vremdegeworden : fo hebben wy in ons felven geen vermogen altoos meer. Wyweten, in ons vernuft , niemendal van Godt; als alleen de blote Hiſtory. Wyvoelen ſyn kracht niet ; en wy ſien ſyn licht niet : wy kunnen die ook geenfins gewaar worden ; indien wy ons niet omkeren , en worden als de kinderen ; die ner gens van weten , en ſich laten handhaven , verſorgen , en regeren . Gelyk als een kindt op ſyn Moeder fiet; en na haar verlangt, die het voedt en optrekt: alſo moet het uiterlyke vernuft tenemaal geblindt, ne dergeſlagen v , erdooft, en gedeinpt, worden : ende de begeerte haar ſelve werpen in Gods genade en liefde ; en al het wederſtreven van het uiter lyke vernuft voor niemendal achten. Want dat ſeit ' hier tegen : Het is niet waar ; Godt is ver van'u af : gy mocthem door ſcherp verſinnen trachten te vinden ; en ſyn wil navorſchen. Want ſodanig als hy ſich ge openbaart heeft , 'wil hy van ons gekent fyn ; en geenſins op een andere wyſe. Sodanig oordeelt het uiterlyke hiſtoryſche vernuft, dat uit het ge ſternte voortgekomen is , en de ganſche Wereldt regeert ; behalven een klein hoopje der kinderen Gods. Chriſtus ſeit: Gymoet in 'my blyven : want fonder mykunt gy niets doen : dat is , niets van Godt weten ; en niets warachtigs uitvinden . Maar wie tot my komt, dien sal ik niet uitſtoren. In my falt gy vele vruchten voort brengen. Nu waft toch yder tak op fyn eigen boom ; geniet het ſap met de kracht en eigenſchap van dien boom ; en brengt vruchten voort van dicn felven aart. So moet yder derhalven , die van God wil onderweſen fyn , en godlyke kennis en verſtandeverkrygen , in denfelven boom ſtaan , daar ons Godt, door deWedergeboorte, heeft inge-ent. Hymoet het fáp en de kracht hebben van den felven boom: anderſins brengt hy maar vremde wilde vruchten voort , die den ſmaak geenſins hebben van den goeden boom . Wy moeten worden even als een kinde , dàt noch niemendal verſtaat; maàralleen føn Moeder kent , en na haar verlange. Wy moeten drinken van den nieuwen melkder Menſchwerding Chriſti: op dat wy ſyn vleeſch in ſøn Geeft deelachtig werden . "Syn fap en kracht moet ons fap en kracht worden :
4
BRI
E
V
E
N. 243
worden : voy moeten , door godlyk eten en drinken į Gods eige kinderen worden . 11: 2. . . . 6.
CCXXX. Door de inbeelding, en ernſtige begeerte, worden wy van de Godheidtſwanger ; en ontfangen wy het nicwe lichaam in het oude : doch het niewe lichaam vermengt ſich niet met het oude. Gelyk het goudt in een ſteen yets anders is , en ook een anderen geeſt en Tinduur heeft, als bet grove weſen van den ſteen ; alſo is ook de nieweMenſch in den ouden: en gelyk die grove ſteen niemendal weet van het gondt ; alſo weet ook de aardſche Adam niemendal van den godlyken hemelſchen Adam . Daar uit ontſtaat de ſtrydt in den Menſch ; en om die reden is hy te gen ſich ſelven gekant. De aardfche Adam wil ſien , voelen , en ſma ken: doch by ontfange maar een ſtraal en verbeelding van den inwendigen Menſch. Hy proeft wel fomtyds yets ; doch niet weſentlyk: maar gelyk dat het ſchynt , het licht van de Son de droevige duiſternis verſlindt"; als of er geen duiſternis meer, was ( daar de duiſternis nochtans waarlyk daar blyft; maar ganſch in het licht verborgen : als ſtrax openbaar wordt; wanneer het licht van de Son wegwykt) alſo verſlindt de nieve Menſch menigmaal den ouden , door de godlyke kracht ; ſo dat de onde meent de Godheidt gevat te hebben : maar by is geenfins bequaam ; om Gods weſen te vatten in ſyn weſen. Gods Geeſt gaat uit den piewen Menſch door den ouden heen : maar ſo haaſt als die wederom in fyn Myfterium treedt; ſo weet de oude niet wat hem gebeurt is. Darom ſoekt hy wegen om tot Godt te komen ; en vorſcht hy na Gods voornemen en wil: doch hy vindt niet anders, als ydele verdichtfels , en onſekereGevoelens. Hy yvert in en ontrent fyne Gevoelens , na fyn beſte weten : maar hy weet niet wat hy doet. Hy vindt de wortel nimmermeer; dewylhy daar onbequaam toe is, en niet waardig die te verkrygen : gelykerwys ſyn ſterven en ver gaan klaar uitwyſt. Maar de niewe Menſch , die , in een ernſtige wil en voornemen , fyn oorſpronk neemtdoor de inbeelding , blyft in de ruſt Chriſti : die Menſch
ſtaat in den boom , dien Godt de Vader door fyn beweging, toen hy ſich voor de twedemaal bewoog na ſyn hert , in de menſchelyke ſiel plante ; en ſpruit daar in uit , in het leven Gods ; ende wat daar in op , door de kracht en het ſap der weſenheidt Gods , in de liefde .' Die Menſch ont fangt godlyke kennis en wetenſchap : doch geenſins na de maat van de uitwendige wil , en wat die wil begeert te weten ; maar na de maat des inwendigen Hemels : dewyl de inwendige Hemel den uitwendigen aan ſteekt; waar door het verſtandt het uitwendigebegrypt en verſtaat. Want met de uitwendige Wereldt heeft Godt, die een Geeſt en ook cen weſen is , нь 2
244
B
RI
E
V
E
N.
is , ſich geopenbaart in een gelykenis ; op dat de Geeſt ſich in het weſen beſchouwen ſouw : doch darom niet alleen ; maar ook op dat het ſchep fel Gods weſen in die figuur ſien ſouw en onderkennen. Want geen ſchep 12. fel kan het weſen Godsbuiten ſich ſelven aanſchouwen. 11 : 8 .. CCXXXI . Een weſen , dat niemendal na haar trekt, kan geen lichaam voeden en doen groeyen ; maar moet verhongeren . Gelyk men fiet, dat bet vyer van de kaers het vet na fich trekt; en dat in fich verſlindt ; ende uit het verſlonde vet het helderſchynende licht voortbrengt : eveleens is het ook gelegen met den armen Menſch. Want die is , met fyn eerſte godlyke weſenheidi , verſloten in de duiſternis des doods ; en die duiſternis heeft Godt voor de fiel in Chriſto wederom open geſloten. Nu is de arme gevan ge ſiel even fó een hongerig magiſch vjer , als in de kaers is ; en irekt nit de Menſchwerding Chriſti , wederom defe ontfore weſenheidt Gods ir haar. Aldus eet ſy van Gods weſen ; en ſwelgt dat in haar ; ende brengt, uit dat infwelgen en verteren , een lichaam des lichts te voorfchyn : dit li chaam is aan de Godrheidt gelykformig , en bequaam om die te vatten , Op deſe wyſe wordt de arme ſielbekleedt met een lichaam des lichts; ge lykerwys het vyer in de kaers. In dit lichaam des vyers vindt fy ruit : maar in de duiſternis deſer Wereldt heeft ſy angſt. 11:20:21. CCXXXII . De arme ſiel is hier in degevankenis van het Ryk der ſtero ren en elementen : op dat ſy arbeidenfour ; en de wonderen van de uite wendige Natuur wederom met de Wereldt des lichts ver -enigen ; ende in den aanvang invoeren. Ofn haar al moet laten quetſen en perſſen ; en ſeer veel lyden moet : fois fy evenwel de knecht in den wynberg Gods , die den koſtelyken wyn roebereidt, welke in Gods Ryk wordt gedronken. Sy is de enige oorſaak des verſtands: ſy maakt dat de begeerte in het Myſterium arbeidt, de verborge wonderen Gods openbaart, en te voorſchyn brengt. Gelyk als klaar te lien is ; dat de Menſch alle wonderen van de Natuur navorſcht en openbaar maakt. Wy moeten onsderhalven geenſins ontſtellen ; als het edele beelde dik . wils in ons ſodanig verdekt wordt, dat wy noch verquicking, noch trooſt, kunnen verkrygen : maar wy moeten weten ; dat de armefiel dan in den wynberg geſtele is , om daar te arbeiden , en de vrucht op Gods tafel te dragen. Alsdan is aan haar een tak des wynſtoks, of een wilde rank , gc geven ; die moct ſy toebereiden ; in het godlyke hemelſche Myſterium planten ; en met het Ryk Gods ver -enigen. Dit is aldus te verſtaan. Gelyk als een boomtje', na dat het geplant
is , ſo fang arbeidt , tot het eerſt tacken , en daar na vruchten , voorte brengt: alſo moet het boomtje der ficle , dat in een donker dal verdeko ſtaat ,
BRIEVEN
245
ſtaat , gedurig arbeiden , tot het de eerſte vrucht voortbrengt ; welke vrucht is de edele en ſchone kennis Gods. Als die ſo ver in de fiel is op gewaſſen ; dat fy Godt recht kent : dan brengt fy hare andere ſchone vruchten te voorſchyn ; namelyk , goede onderwyſingen , werken , en deuchden . Dan voert ſy andere Menſchen tot Gods Ryk ; en helpt fy Gods Ryk voortplanten en opbouwen. Alsdan is de Menſch eerſt recht een arbeider in den wynberg Chriſti. 11:38 . • 37. CCXXXIII. Ik werp mynſelven geenſins op : maar ik ſpreek broer derlyk tot uw gemoedt ; om u op te wecken en te trooſten : op dat gy het Jok Chriſti u toch niet al te ſwaar ſoudt laten voorkomen ; wanneer de uiterlyke Menſch den innerlyken dikwils ſodanig verdekt, dat de arme fiel treurt om haar beeltenis. Want ſy kan toch niet anders geloutert en recht herboren worden , als in verdrucking en droefheidt. Het gaat met my , en met yder Chriſten , niet anders: laat het u darom geenſins ver wonderen. Het is ſeer goedt voor dearme ſiel; als ſy in een ſtrydt is: daar is ſy veel beter ; als wanneer ſy , in deſe gevankenis, den huichelaar Speelt. Want daar ſtaat geſchreven : Die Gode lief hebben , moeten alle dingen ten beſte dienen. Wanncer de ſtrydt der ſiele aangaat ; dat ſy gaern Godt lien wil, en ſulx niet gedurig kan doen : ſo weet ; dat ſy dan ſtrydt, oin het edele Ridderkransje; daar de uiterlyke Menſch niemendal van weet. Ja , Gods Geeſt ſtrydt dan ſelve , in de natuurlyke ſiel , om het overnatuurlyke; om het ſchepſel-in Godt in te voeren . Godt wil de fiel alıydt ſeer gaern kronen met de edele beeltenis : ina
dien het blinde vernuft hem maar bequame gelegentheidt daar toe vinden liet ; en het verſtandi nevens hem liet arbeiden. Wy moeten arbeiden : wy moeten tegen het uitwendige vernuft, tegen vleeſch en bloedt , en regen de inwerpingen des Duivels,Stryden ; ende die ſonder ophouden verbreken en wegwerpen : wy moeten de boſe gedachten en invloegingen tegenſtaan ; en onsfelven , mei al ons vermogen, wenden met bidden en ſmeken in God's barmherticheidt. Aldus wordt bet edele moſtertſaade gefaayt s dat daar na , als het wel in acht genomen wordt, ſo groot wordt als een boom . Op deſen boom waſlen hier na de vruchten van het Paradys; daar de ſiel van eet , als ſy van Gods Ryk wil ſpreken en propheteren ; wanneer ſy de godlyke Magia fiende , van fyne wonderen ſpreekt. Want het weſen Gods is geen deelbaar weſen , dat oort of plaats van noden heeft : maar Gods weſen vliegt door den geeft des verſtands ; gelyk de glans van de Son door de lucht vliegt. Hetſchiet hare ſtralen in debeeltenis , als een blixem : waar door dikwils het ganſche lichaam ontſteken en verlicht worde. Darom moet gy weten ; dat wy in dit leven arbeiders fyn , en geenſins Hb 3 ledig .
246
BRI
E
V
E
N.
lediggangers : dewyl de geboorte des levens: een gedurige ſtrydt en ar beidt is. Hoc wy meer lullen arbeiden in Gods wynberg ; hoc wy ook meer vruchten ſullen bekomen , en ewig genieten. Alles ftrekt tot opbou. wing van ons ſelven : om dat onſe arbeidt , in ons eige Myſterium , tot cen wonder Gods , en tot onſen ewigen roem en eer , altoos ſtaan fal blyven . 11:42 . 43: CCXXXIV. Dit is de rechte en ſlechte weg , om tot Godt te komen ;
so veel als die my bekent is. Dat de Menſch uit de fonden , die hy bedre ven heeft, uitgaat; en een ernſtig Voornemen by fich felven maake, daar nooit wederom in te gaan ; ende in fyn uitgaan uit de fonden , geenfins twyffelt aan een gewenſchten uitkomt. Enofhet vernuft daar al aan twyf felt ( daar de fondaar voor verſchrikt; en fich ontſet voor den toorn Gods) ſo moet de wil maar ſlecht en recht verſinken in de barmherticheidt Gods, ende in Chriſti lyden en ſterven : fy moet haar felve ook door Chriſtum in Godt overgeven ; als cen kindt in fyn Moeders ſchoot: dat ſelve nie mendal wil , als alleen wat de Moeder wil. Het klaagt fyn noodtmet jam meren alleen aan de Moeder ; hee hoopt ſonder ophouden het beſte van haar ; en verlangt maar alleen na hare borſten. Aldus moet onfe begeer te ook maar alleen ſlecht en recht in onſe eerſte Moeder geſchikt en ge . richtworden ; waar van wy met Adam uitgegaan fyn in een eigen weſen . Chriſtus ſeit : Indien gi w niet omkeert' ; en wordt als de kinderen: fo ſult gy het Ryk Godsniet fien . Gy moet op nieuw geboren worden. Dar is , we moeten uit alle vernuft wederom in de Gelatenheidt ingaan , in den ſchoot van onfe Moeder : wy moeten al her diſputeren laten varen ; en ons vernuft tenemaal als doodt maken : op dat de Geeft van de Moeder een geſtalte in ons mag verkrygen , en het godlyke leven in ons opblafen ; ende wyons felven , in en met den Geeft van de Moeder, in de wieg mo gen vinden : indien wy ooit van Gode willen onderwefen en gedreven ſyn . Wy moeten ons felven tenemaal aan Godt overgeven : op dat Gods Geeſt in ons het willen , werken , en volbrengen , mag fyn ; ende dat wy alleen voor hem yets weten , maar geenſins voor ons felven ; en dat hy ons weten fy. Wy moeten ganſchelyk niet feggen ; wat wy weten willen : maar alleen eenvoudig ingaan in de Menſchwerding en geboorte Jeſu Chriſti , ende in fyn lyden en ſterven . Wy moeten feergaern ge durig in ſyne voetſtappen willen treden , en hem navolgen ; ende denken , dat wy op de Pelgrimſtraat fyn : waar langs wy , door een gevaarlyken weg , wederom moeten in ons Vaderlandt , daar Adam ons uitvoerde , in en met Chriſto , op het ſmalle padt ingaan. Op defen enigen weg teic het Pereltje Myfterium Magnum . ' Al het ſtuderen , ſoeken , en navor ſchen ,
BRI
E
V
E
N.
147
fchen , is buiten deſen weg tenemaal doodt ; en verkrygt de Jonkvrou welyke Kroon nimmermeer: maar niet anders als doornen en prickelen ; daar Gods kinderen mcê geſteken worden . 12:37 . . . .41 . CCXXXV . Wat helpt my de wetenſchap ; ſo ik myn leven daar niet na aanſtel ? Het weten moet wel in my fyn : maar het willen en doen moet daar by fyn. De Mantel met het lyden en de Voldoening Chriſti ( die men tegenwoordig de Menſchen omhangt; om haar daar mee te be decken .) fal menig Menſch tot een ſtrik worden; ja , tot het helſche vyer: om datmen fich aldus maar kittelen wil met de Voldoening Chriſti , en den ſchalk by fich houden. Hier is het: Gy moet wedergeboren worden ; of gy fule Gods Ryk nietaanſchouwen : gy moet worden als een kinde; to 87 Gods Rykfren wilt. Gymoet niet alleen omde wetenſchap krakelen: maar gy moct cen nieuw Menſch worden , die in Godt leeft'in gerech ticheidt en heilicheidt. Men moet den ſchalken booswicht uitſtoten en verdryven , en moet Chriſtum aantrecken. Dan fyn wy in Chriſto geſtur ven; en met hem in fyn doodt begraven : dan Ataan wy ook met hem op; en leven wy ewig in hem . 12 : 62.63 . CCXXXVI. Chriſtus feit: Soekt , en gy fult vinden. Het edele Per relije openbaart fich felve 'in haar , die hetitogenvoordig foeken . Want het is nu een aangename tydt, fo wel in den Hemel als in de Hel : beide de deuren ſtaan regenwoordig , met haar begeerte , open .
Nu is het de
rechte ryde, om ſich ſeluen te ſoeken !niemandt moet ditvoor loſſe prate ry houden ; of hy vervalt in den grimmigen toorn Gods , en wordt ge grepen in de kaken der grimmicheidt. Laat ons maar ootmoedig onder het Cruis blyven , voor een korten tydt: de Mary ſal ſyne Roſen wel voortbrengen , en de Lelyrak lyn vrucht. Wel hem , dieſe in - fyn hert heeft! Dat fal hem tot de allergrootſte eer gedyen. Want de eer defer Wereldt is , in vergelyking met de godlykeeer, maar louter drek te achten . 13 : 3. • 5 . CCXXXVII. Gelyk als een Moeder een kindt baart, alſo wordt ook de - niewe Menfch in Godt en uit Godt geboren : Aldus , en ganſch niet anders , is hy Gods kindt en erfgenaam ; cen kindt des Hemels, en van het Paradys. Want hier geldt geen toegerekende gerechticheidt. Een vremdeling kan Gods Ryk niet be-erven : daar moet een ingebore ge rechticheidt toe ſyn , uit Gods weſenheidt : dat is , uit Gods water en Geeſt ; als Chriſtus ſeit. Wy moeten eveleens worden , als de kinderen : 200 moeten in Gods we ſen ontfangen worden ; en als niewe kinderen in Gods weſen uitſpruiten : wy moeten daar uit geboren worden; gelyk als een ſchone bloem uit de wilde aarde
EN
248
BRIEV
aarde voortkomt; of als een koſtelyk ſchoon gondt waff in een groven ſteen : anderſins kunnen wy het Ryk Gods noch fien , noch be -erven . Want wat de inwendige geeſtelyke Wereldt be-erven wil , moet uit die ſelve We reldt geboren worden : het aardſche vleeſch , dat uit de vier elementen is, kan Gods Ryk nimmermeer be - erven . 20 : 6 . . 8 . CCXXXVIII. Gods Ryk moet inwendig in ons geboren worden : an derſins kunnen wy, met het oog der ewicheidt, niet lien in de engelſche Wereldt. Al het dichten en trachten , al het leren en ſtuderen , is tene maal vergeefs : Gods Ryk verkrygtmen geenſins door geleersheide , kunſt, of vernuft. Wy moeten maar alleen door de deur ingaan , die Godt voor ons in Jeſu Chriſto geopent heeft; en in Gods Ryle nitſpruiten. Wy moeten on . ſe aardſche wil ſodanig afſterven ; dat ſy ons maaralleen van achteren aanhangt. Hetlaadt der Vrowwe moet den kop der fange ſonder ophouden in ons vermorſelen . Het -cigenſinnige vernuft kan geen kindt Gods van ons maken : want het leit niet, gelyk als Paulus ſeit, aan ons willen , lopen , en draven ; maar aan Gods erbarmen. Myn Ikheidt kan het niet bereiken ; maar moet in Chriſti doodt ſterven ; en in het Niets invallende, haar daar aan ganſch overgeven. Dan valt myn Ikheidt in Gods erbarmen : dan is ſy wederom gekomen aan het perk , daar de eerſte Menſch was ; en ſtaat dan op nieuw in Verbo Fiat, dat is, in hetſcheppende Woordt. Daar maakt Gods erbarmen den niewen Menſch uit genade; door Jeſu Chriſti in gang in onſe Menſcheidt. Darom moet de verdurve aardſche wil ſterven , door rechte ware Boe te ; en in de Gelatenheidt ingaan , als in het Niets. Men moet de wil van fyn vernuft tenemaal in den doodt overgeven : en voor ſich ſelven niets meer willen en weten ; maar alleen hangen aan Gods erbarmen . Als dan is het; gelyk Godt ſeit door den Propheet. Myn bere breekt my ; dat ik my over hem wel moet ontfermen ! Kan ook een Moeder haar eige kindt vergeten : dat ſy haar niet ontfermen fouwover den foon van haar eige li chaam ? Alfchoon ſy hem vergat, ſo wil ik u evenwel niet vergeten . Siet in myne handen heb ik u getekent. 20:19... 24 CCXXXIX. Alſowel als de uitwendige Menſch deſe Wereldt fiet ; Want ſiet de niewe Menſch de godlyke Wereldt , daar hy in woont. daar ſaat geſchreven . DeGeeſt des Menſchen onderſoekt ( namelyk, met en door den Geeſt Chriſti ) alle dingen ; ja ook de diepten der Godheidt. Doch dit leit geenſins aan het onderſoeken en hoog vliegen ; wanneer de Menſch met het vernuft alleen wil vorſchen : maar aan een ootmoedig inſinken in ſich ſelyen , en overgeven aan Godt : ſo dat de fiel niets begeert ,
B : R. I
EV ! E
N.
249
begeert, als de liefde Gods. Indien ſy die maar kan bekomen ; ſo voert de vreuchderyke Geeſt Gods aanſtonds de beeltenis der ſiele, of gelyke nis Gods, in de hemelſche godlyke School der cdele en dierbare weten ſchap: alwaar haar dan vry meer geleertwordt ; als in de Scholen deſer Wereldt. Want fy ſtudeert nu in het School der godlyke Wysheidt: aldaar is de H. Gecit niet alleen haar Schoolmeeſter ; maar ook haar we tenſchap en verſtandt. Daar is gcen wetenſchap, of kennis, van Godt ; waar door enig ſchep fel Godt kennen, of voelen , kan : als deſe alleen , die in Godt is. De tak trekt in ſich het ſap van den boom . Is de Menſch met den Geeft van fyra
i
wil niet tot Godt en in Godt geſchikt en gericht ; maar alleen in het uit wendige vernuft: ſo is hy ontrent Godt ganſcla blindt. Doch indien by een ernſtige begeerte heeft na Gode : ſo wordt by , in fyn begeren , met Gods weſen beſwangert ; en so wordt Gods weſen hem ten eigendom gegeven , waar in de Geeſt Gods regeert ; en hy wordt een kindt Gods ; als de tak een kindt van den boom is . 27: 3. : 5 . CCXL. Het eerſte Kenteken , daar de edele Sophia bare kinderen mee tekent, is cruis en verdrucking. Want jy is gewoon haar le openbaren , door de doornen des toorns Gods ; even als een ſchone Roos op een door nige fruik : by aldien de fiel haar gelofte en trouw vaſt boudt. Want daar moet een getrouwe en vaſte bandt fyn , tufſen de fiel en defe vyerig -bran dende liefde Gods. 28 : 1. CCXLI. De Menſch moet in ſodanigen Voornemen treden ; dat hy ingaan wil in Chriſti bitter lyden en ſterven ; dagelyx ſyne fonden en boosaardige ydelheidt afſterven ; en Godt ernſtig bidden , om de vernie wing fyns gemoeds, en fyner finnen. Hy moet van den H. Geeſt geſalft en verlicht worden ; ende Chriſtum , met fyn lyden , ſterven , en opſtan ding , aantrecken : om een oprechte rank te fyn aan den wynſtok Chriſti; daar Chriſtus ſelve in werkt en heerſcht , na den inwendigen grondtvan fyn Geeft. Welke verborgentheidt met het geloof aangevat wordt : al waar de Godheidt en Menſcheidt dan by malkander fyn , na deſen inwendi. gen grondt; en te ſamen ver-enicht, gelyk als het vyer door en door het yſer heên dringt : daar het yſer ſyn eigen weſen wel behoudt; en evenwel in louter vyer verandert blyft, ſo lang als het vyer daar in brandt. Niet dat het ſchepfel de Godheidt aanvat en begrypt , door ſyn eigen vermogen : maar hetwordt daar door aangevat en gegrepen ; als de wil haar tenemaal aan Godt overgeeft. In die overgegeve wil heerſcht de Geeft Gods ; en die wil is de ware Tempel des É . Geeſtes : daar Chri ftus weſentlyk in woont ; en geenſins op een beeldelyke creatuurlyke wyſe. Want Ii
250
BRIEVE
N. 1
Want gelyk als het vyer in het yfer is ; of de Son in een kruidt , daar de kracht van de Son haar met de Tinktuur des kruids verbeeldt en weſentlyk maakt : eveleens is het hier ook van den Geeſt te verſtaan . Want hier
1
verbeeldt haar de heilige kracht Gods in den geeft en het geloof des Menſchen , en wordt een enig geeſtelyk wefen : dat de gelovige monde der ſiele alleen aanvat en begrypt ; en geenſins de aardſche Menſch van vleeſch en bloedt , die ſterflyk is. Het is een onſterflyk wefen , daar Chri. fus in woont, in den Menſch, Gods Hemel wordt in de kleine Wereldo ingedrukt: en dit is de openbaring van de plaats Gods , daar bet Paradys wederom uitſpruit, en vruchten voortbrengt. Darom moet de Draak van te voren gedoodt worden . Of hy noch ſchoon aan het aardſche vlceſch hangen blyft , gelyk als de baft en ſchors aan den boom ; ſo leeft de geelt evenwel in Godt. Gelyk als Paulus feit ; Onſe wandel is in den Aenel : en Chriſtus ; Wie myn vleeſch eet , en myn bloedt drinkt , die blyft in my , en ik in hem : maar fonder mykunt gy niets doen. 28: 2 .. 4. CCXLII. Indien ymandi een opreche Chriſten is; fo is by bet in Chri fo : by wordt geboren in en met Chriſti leven en Geeft ; en by trekt de op standing Chriſti aan. Want aldus krygt hy deel aan de Voldoening Chris fi : aldus overwint Chriſtus ook in hem de fonde , doodt , Duivel > Hel ; ende aldus wordt by in Chrifto met Godt verſoent , en ver-enicht. Want de niewe geboorte is geen van buiten toegerekende genade; waar door wy ons maar alleen behocven te trooſten , met de betaling Chriſti ; en in huichelary onder het ſondigen volharden : geenſins. Maar ſy is een kinderlyke ingebore genade ; waar door Godt den bekeerden Menſch Chriſtum en ſyn Rechtvaerdigmaking aantrekt: fo dat Chriſtus den Menſch in hem ſelven van Gods toorn , door fyn openbaring , verloft. Sonder deſe ſaak is niemandt een Chriſten ; hy mag ook huichelen , ſodanig als hy wil. 28 : 5.6 . CCXLIII. Die tor de godlyke Beſchouwelykheids , en ondervinding in fich ſelven, komen wil ; moet den Antichriſt in fyn fiel doden , en van alle eigenheidt des willens uitgaan, ja ookvan alleſchepſelen. Hy moet ook, ten opſicle van de eigenheide fyras gemoeds , het allerarmſte ſchepſel wore den ; en niemendal meer in eigendom befitten ; in wat fandt dat hy ook weſen mag. Alſchoon hy een Koning was ; ſo moet fyn gemoedt even : wel alle eigenheidt verlaten : hy moet Tich ook , in fyn ſtaat, eer , aanſien , en tydelyk goedt , niet hoger achten , als een dienaar Gods ; om daar meê Godt en fyne broeders te dienen : ende dat hy alles wat hy heeft , geenſins beſit , utkracht van enig natuurlyk Recht, als fyn eigen : maar dat het fyne broeders en ledematen toekomt ; en dat Godt hem daar al. leen
i
1 !
BRIEVEN .
251
leen als een Amptiman over geftelt heeft : en denkenmoet; dat hy ſyn Heer daar in dient , die van hem daar ontrent rekenſchap ſal afvorderen . Hy moet ook ſyn eige wil , die hem tot ſodanigen beſit in eigendom dryft, in ſich tenemaaltot lyden en ſterven in den doodt Jefu Chriſti over geven. Hy moet darenboven Godt ootmoedig bidden , met recht ernſti ge Boete en omkering ; dat hy toclı defe boosaardige wil, die tot Eigen heidt en tydelyk vermaak genégen is , doden wil in den doodt Jeſu Chri fti ; en de wil fyner fiele in de ware kindſchap Gods invoeren : om voortaan nooit yets meer voor ſich ſelven te willen , of te begeren ; maar dat Gods wil in hem fyn willen en begeren mag worden ; op dat hy, in fyn Ikheidt, ten opſicht van de wil ſyner fiele , ſteryen mag ; en Godt in Chrifto fyn leven werden . Hy moet ſyn wil , met de uiterſte ootmoedicheide , laten verfinken in Godsontferming ; en ſodanigen wilin foch ſcheppen , fleunende op Gods naderyke belofte; dat hy , van ſtonden aan , van alle cigendom en welluft de fer Wereldt wil uitgaan , en daar nooit wederom ingaan : alſchoon by daar in voor een for gehouden fouw worden , van de ganſche Wereldt. Hy moet fiçb ook , met de uiterſte needricheidten onwaardicheidt , in de Boete laten verſinken : maar in fyn fiel de genaderyke belofte aangrypen ; en daar info valt faan; alseen krigsman voor fyn vyandt, daar hetlyfen leven geldi. Als dit geſchiedt; lo wordt fyn eige wil , dat is , de Antichrilt , ge grepen en gedoodt in den doode Chriſti : en dan wordt fyn fiel teritondt gelyk als een verſtandeloos kindt , dat fyn natuurlyk verſtandt der Self heidt verloren heeft ; en vangt aan voor Godt te ſmeken , even als een jong kinde voor fyn Moeder: dat al fyn vertrouwen alleen op de Moeder ſtellende, verwacht wat ſy hem geven wil. En dit is het , dat Chriſtus feit : Gymoet omkeren ; en worden als de kinderen : gy moet alles verla , ten ; en my navolgen. 31: 4. : : 9 . CCXLIV . Ik geefú Chriſtelyk te bedenken ; dat wy in onſe gewaan de Religie ( waar in wy gedurig krakelen , en malkander laſteren ; om de letteren en woorden der H. Schrift ) noch midden in Babel fyn. Ja , dat het noch nooit erger is geweeſt, als het nu is: al roemtimen lo geweldig ; datmen uit Babel is uitgegaan , en de ware Religie heeft. Doch ſo veel als my , in en door den Heere myn Godt, bekent is , in myn ſeer edele Talent, van Godt aan my gegeven ; ſo ſeg ik rondt uit. Darmen den purpuren Mantel Chriffi, die in fyn bloedt gedoopt is, wel heeft; endien Mantel omgehangen , om fich daar onder te bedecken : maar datmen daar meê alleen het Antichriſtelyke kindt van de eige wil heeft toegedekt , en dat hoerekindt met een vremde verwquaft een niewe koleur aangeſtreken. Want li 2
252
BRIE
V
E
N.
Want men vleit en pluimſtrykt dat hocrekindt wonderlyk : 'men dekt hee toe , met Chriſti lyden , ſterven , en verdienſten ; men trooſt het daar meê , dat Chriſtus daarvoor betaalt heeft ; ſo dat het fich maar geruſt moet ſtellen op de verdienſten Chriſti, en die als een volkome betaling met het geloof aannemen . Aldus wyſtmen ons tot een gerechticheidt, die ons van buiten toegerekent wordt. Maar het heeft een ganſch ander A.B.C. in het ware verſtandt : daar geldt geen trooſten ; noch ſelve willen , lopen , en draven. Het lyden en Iterveň Chriſti wordt geenſins gegeven aan het Antichriſtelyke dier in de Selfheidt : maar aan haar, die alle ſchepſelen laten varen , en uit de Ei genheidt uitgaan ; ende lich tenemaal ingeven in het lyden en ſterven Je fu Chriſti : om die Antichriſtelyke wil in en met Chriſto af te ſterven ; met hem begraven te worden ; in hem op te ſtaan , met een niewe wil en gehoorſaamheidt ; en toornig te worden tegen de fonden : die Chri ftum , in fyn lyden , ſpot, en vervolging , aantrecken ; fyn Cruis opne men ; en hem onder fyn Bloed -banier navolgen. Aan ſodanige Menſchen wordt het lyden en ſterven Chriſti gegeven : die trecken Chriſtum aan , in fyn Proces; en worden met haar inwendige geeſtelyke Menſch een lid maat Chriſti , ende een Tempel Gods , daar hy in woont. Niemandi heeftfich te trooſten met de verdienſten Chrifti : indien hy niet begeert Chriftum in ſich ganſchelyk aan te trecken. Niemandt is ook een recht Chriften ; voor dat hy Chriſtum , door oprechte Boete en Inkering tot hem , met een volkome overgeving , ſodanig heeft aangetrocken ; dat Chri ftus fich met hem ten bouwelyk verbindt.31:13. .. i . 17. CCXLV .
De Menſch doet ſeer wel en behoorlyk ; die recht leert
kennen wat hy is. Doch dit kan geenſins geſchieden , door het vernuft, en ſcherpſinnig navorſchen : maar alleen in hetware Proces Chriſti , door een ſiel, die waarlyk Gelaten is. Welke het vemuft, met de eigeſcherpa finnicheidt der menfchclyke Selfheidt , verlaat , door omkering van den aardſchen weg ; en in de grootſte eenvoudicheidt Chriſti haar begeeft, met ware ootmoedicheidt, onder Chriſti Cruis. Gelyk als ons Chriſtus getrouwclyk heeft geleert; ſeggende: Indien gru nies omkeert, en wordt als de kinderen ; ende wedergeboren worde, uit water en Geeft ; so fulegy Gods Ryk nimmermeer aanſchouwen. Daar toe wordt derhalven een ware Gelatenheidt , met het volkomen verlaten der menſchelyke Selfheidt, vereiſcht: ſo dat de Menſch ſich te nemaal in fyn inwendigen grondt inkeert ; ten opſicht van ſyn Selfheide ganſch vernieticht; door ernſtige Boete , met een hertgrondige begeerte, fich van het weſen der Wereldt afkcert, en in Godt inwendt; fyn eigen ver
BRI E
V
E
N.
253
vermogen en wil in den doodt Chriſti afſterft ; en ſich tenemaal verſin ken laat in Gods erbarmen . Indien hy dit doet : kan hy ſodanig van den H. Geeſt in fyn inwendigen grondt gegrepen worden ; dat die Geckt door hem kan ſien , willen , en doen , al wat aan Godt welgevalt. Hier in alleen beſtaat het ware navorſchen in en met godlyke wetenſchap , en het licht der fiele ; waar in ſy Godt liet en kent : door geen anderen weg kan ſy ooit komen tot godlyke en natuurlyke wetenſchap en Beſchouwelyk heidt. Want de natuurlyke vernuftige Menſch verſtaat niemendal van de verborgentheidt des Ryks Gods: dewyl hy buiten Gode is , en geenſins in Godt. Dit fiętmen klaar aan de Geleerden in het vernuft: dewyl ſy om Gods weſen en wil ſtryden ; daar ſy hem toch geenſins kennen . De re
1
den daar van is ; dat ſy het Woordt Gods nimmermeer in ſich horen ſpreken . 35 : 2. , : 5 . CCXLVI. Alles is doodt aan Godt ; wat de levendige ſtem , en het
godlyke gehoor der niewe geboorte in het weſen Chriffi , niet in ſich heeft: waar door deGeeft Gods in den Menſch getuigenis geeft ontrent fyn uitwen dig horen en leren. Door die inwendig ſien wordt Godt alleen recht gekent , en ſyn weſen verſtaan : waar toe het uitwendige letterlyke Woordt niet an ders is als een form , en een toebereidt werktuig. Het rechte verſtande moet uit den inwendigen grondt, uit het levena dige Woordt Gods ( dat van te voren in den Menſch al moet ontſloten fyn ) in het letterlyke Woordt ingaan ; dat er een volleovereenſtemming tuſſen deſe beide is. Sonder dat is al het onderwyſen ontrent het godlyke weſen niet anders , als maar een gebouw aan het grote Babylon van het aardſche vernuft, en cen wonder. In deſen inwendigen grondt heeft al inyn kennis en verſtandt van godlyke en natuurlyke gronden haar oor ſpronk en aanvank genomen . 35 : 6.7 . ::: CCXLVII. Een Chriſten moet staan in den boom Chrifti , en in het gee was des levens Chrifti: hy moet , in en door den Geeft Cbriſti , leven er vruchten voortbrengen ; waar in Chriſtus , na den inwendigen grondt, Selve leeft, en alles is : welke de wil der ſlange in het vleeſch gedurig den kop verplettert, en het werk des Duivels vernieticht. Syn willen , weten , en doen , moet uit Chriſto voortkomen. Tot het doen moet het met hem komen ; dat is , tot het godlyk werken : anderſins is niemandt een oprecht Chriſten . Chriſtus moet den innerlyken grondt der fiele tenemaal innemen en beſitten : op dat de ſtrenge gerechticheidt Gods , die ons in den toorn gevangen houdt , door Chriſti liefryke vervulling voldaan mag werden ; en Chriſtus alſo den toorn Gods in ons met fyn liefde veryullen ; de wil des li 3
1
254
BRI E
V
E
N.
des Duivels doden ; en de wil van de Natuur in Gods grimmicheidt te nemaal vernietigen : fo dat die wil , in en door de liefde Chrifti , fterft; en een niewe wil , in en met Chrifti Geeft der liefde , geboren wordt , uit en door de Natuur der fiele, welke in Godt leeft en wandelt. Gely kerwys Paulus ſeit : Onſe wandel is in den Hemel. 39 : 10.11 . CCXLVIII . Het ſwetſen met den mondt helpt ons niemendal ; en maakt ons geenſins tot Chriſtenen . Een Cbriften kan niet anders, als uit Chriſtus ſelve geboren worden ; anderſins is hy geen Chriſten. Daar helps fonder dat geen gerechticheide , noch genade. Al het trooſten , kittelen pluimſtryken , en huichelen , is te vergeefs : daarmen met den purpuren Mantel Chriſti den boosaardigen Menſch overdekt ; en al evenwel een kindt der genade fyn wil , van buiten aangenomen . Want een hoer, of een dochter die beſlapen is , kan geen Maagde op nieuw worden ; door een Maagdekransje op te fetten. Een Vorſt kan haar ook , door genade aan haar te bewyfen , geen Maagdt wederom doen worden . Met het hui chelen , pluimítryken , en trooſten , is het hier al eveleens te verſtaan. Want dar kan ons niet helpen : of wy moeten ons omkeren ; en woro den als de kinderen , die aan de borſten van hare Moeders hangen. Wg moeten het weſen Chriffi in ons ontfangen. Die moet de Antichriſtelyke boer doden : op dater een niewe geeft nie hem in ons geboren mag werden ; die het lyden enſterven Chriſti ſodanig in ſich heeft; dat boy , geboren worde , air fyn opſtanding , en het ganſche Proces Chrifti inwendig aantrekt ; nao melyk ,de toegerekende genade in Chrifto. Uit die genade moet een Chri mag fyn in Chriſto ; dat is, ften geboren worden :op dathyeco Chriſten een tak aan den boom , die Chriſtus ſelve is. Wanneer hy in deſen boom ftaat, na fyn inwendige grondt ; dan gelden de verdienſten Chriſti eerſt, en de toegerekende genade . 39 : 12. . . . 16. CCXLIX. Als een fiel de godlyke liefde geproeft heeft; en eens ver licht is geworden : ſo wil ſy dar licht ten eigendom hebben ; en volgens
haar bequaamheidt en vermogen , met haar cige macht daar in werken. Verſtaat het recht. De Natuur der fiele , die ſonder het licht Gods een Draak is, even als Lucifer, wil dat liche in eigendom befitten : maar deſe Draak wilſyn natuurlyk Recht geenſins overgeven. Hy wil ſelve een man ker en ſchepper fon der godlyke kracht , en in grote vreuchdt, met fyn vyce rige Natuur , daar inleven : doch dat mag geenſins geſchieden . Deſe Draak ( de vyerige Natuur met haar eigenſinnige wil ) moet ſich in een vyer der liefde laten veranderen ; en fyn natuurlyk Recht verlaten . Dat wil hy niet gaern doen ; maar liet , in ſodanigen verandering , aan alle kanten om , na cen eige macht ; doch vindt die nergens : derhalven vangt
1 4 1
B. R
I. E
V
E
N.
255
vangt hy dan aan te twyffelen aan de genade. Dewyl hy beſpeurt ; dat hy , in ſodanigen werking , fyn natuurlyke wil en begeerte moet laten varen : lo ſiddert hy ſonder ophouden ; en wil ſyn eige Recht , dat hein yan Nature toekomt, geenſins afſterven in het godlyke licht. Hy denkt al gedurig: dat het licht der genade, om dat het ſonder ſodanigen ſtren gicheidt en vyerige macht werkt, maar een valſch licht is. Daar komt het van daan ; dat het uiterlyke vernuft , 't geen ſonder dit
1 licht niemendal liet , dan alryde denkt : Wie weet ; hoe het met u ſtaat ? wie weet ; of het wel waar is, dat Godt u heeft verlicht; en dathy in u tegenwoordig is ? het mag fo nu en dan maar een diergelyke Inbeelding ge weeſt ſyn. Immers fiet gy niemendal in andere Menſchen ; dat daar na gelykı: die denken nochians, ſo wel als gy , falig te worden . Gy fe,om deſe ſaak, maar een for geworden voor de Wereldt : evenwel vreeſt en fid dert gy , veel meer als jy doen , voor den toorn Gods; die ſich alleen troo Sten met de beloofde genade, en maar ſteunen op de toekomende openbaring. Hier door komt het dan fo ver : dat de inwendige grondt wel ſucht,
na de ontſteking en beweging des lichts ; en het wel gaern hebben ſouw: maar de Natuur kan daar niemendal toe doen . Het is eveleens met haar ; als of ſy van Godt tenemaal verftoten was : en dat is ook warachtig , ten opſicht van haar eige wil ; dewyl Godt een niewewil in haar geplant hecft. Sy moet haar eige wil afſterven ; en haar wil moet in Gods wil verandert worden . Om dat de natuurlyke wil, in het Proces Chrifti, flerven moet ; en haar Recht aan Gods wil overgeven ; darom ſyn bier ſodanige /ware aanvech tingen uit te ſtaan : dewyl de Duivel niet wil toeſtaan ; dar fyn Roofneft om ver ſal vallen , en ganſeh komen in te ftorten. Want ſal Chriſtus in
1
den Menſch leven ; ſo moet de geeſt der eigenſinnige luft ſterven : daar die geelt nochtans in deſen tydt , van wegen het vleeſch , niet tenemaal ſterft ; maar dagelyks ftervende , evenwel levendig blyft : en darom is hier ſodanigen groten ſtrydt. Van deſen ſtrydt wordt geen godloos Menſch ooit yets gewaar : maar ſy voelenſe alleen , die Chriſtum hebben aange trocken ; en waar in Chriſtus ſtrydt tegen Lucifer. 43 : 11 ... 15 . CCL. Die is alleen een Chriſten ; daar Chriftus in leeft , en woont ; daar Chriſtus in opgeſtaan is , na den inwendigen grondt der ſiele; en we • derom levendig geworden , na het hemelſche weſen , dat in Adam is gee fturven. Die Chriſti overwinning van Gods toorn ; als ook van Hel, Duivel, doodt , en fonde ( dat is, Chrifti Menſcheidt, lyden , ſterven , en opſtanding ) in fjn inwendigen grondébeefs aangetrocken. Alwaar het Saads der Vrouwe , namelyk Chriftus , met fyrs overwinning ook in hem over :
BR 256
I'E
V
E
N.
overwint ; en den kop der fange, in de boosaardigeuil des vleeſches, daa gelyx verplettert; ende de fondelyke luften des vleeſches doodt. Want wy worden in Chriſto alleen aangenomen , tot godlyke kinde ren en mede-erfgenamen Chriſti. Doch dit geſchiedt geenſins door een uitwendigen vremden ſchyn , en voorwendſel van een byſonderlyke aan neming uit genade ; of door cen vremde verdienſt van een genade , die onsvan buiten ſlechts toegerekent wordt , geenſins: maar door een kin derlyke en weſentlyke genade, die in ons woont; alwaar Chriſtus, als over winnaar des doods , met fyn leven , weſen , en kracht , in ons opſtaat van onſen doodt ; ende in ons hcerſcht en werkt , als ranken fynde van fyn wynſtok . Gelykerwys de Schriften der Apoſtelen doorgaans betuigen . Maar ſo een Menſch is geen Chriſten ; die ſich alleen trooſt , methet lyden , ſterven , en de Voldoening Chriſti; ende deſe dingen ſich ſelven , als een geſchenk uit genade, toerekent: daar hy ondertuſſen een wildt on wedergebore dier blyft. Sodanigen Chriſten is yder godloos Menſch : want elk wil gaern door een geſchenk der genade ſalig worden. De Dui vel ſouw ook wel gaern , door een van buiten aangenome genade, wc. derom cen Engel worden. Maar dat hy ſich ſouw omkeren , en worden als een kindt ; ende uit Godsgenaderyke water der liefde, en uit den H. Geeft, op nieuw geboren worden ; dat ſmaakt hem niet : even ſo wei nig (maakt het ook den ſo genaamden Chriſten. Die wil den Mantel Chri ſti wel gaern omhangen :maar in de kindsheidt en niewe geboorte in te gaan , dat luſt hem niet. Chriſtus ſeit evenwel ; dat hy anderſins Gods Ryk niet ſien kan. Want al wat van vleeſch geboren is, dat is vleeſch; en kan Gods Ryk nimmermeer be- erven. Ende vleeſchelyk geſint te ſyn , is vyandſchap tegen Godt : maar geeſtelyk geſint te ſyn , is leven en vrede.: Die uit Godt geboren is , hoortalleen Gods Woordt: dewyl de Geeſt der genade in Chriſto alleen Gods Woordt hoort. Want niemandt heeft ooit Godtgelien : de Soon alleen , die in den onmetelyken ſchoot des Vaders is , verkondicht ons Gods Woordt en fyn wil , in ons ſelven : ſo dat wy fyn wil en welgevallen in ons kunnen horen en verſtaan , ende ook gaern willen navolgen. 46: 5. . . 10 . CCLI . Daar is geen genade , waar door wy tot de kindſchap kunnen komen ; als alleen in en door het bloedt en den doodt Chriſti. Godt heeft ſich Chriſtum alleen voorgeſtelt tot een Throon der genade , door fyn eige liefde ; die hy in den Toeten Naam Jeſus uit Jehovah in hem invoerde. Hy is het enige offer , dat Godt aanneemt; en dat ſyn toorn kan verſoenen . Sal nu dit offer my enig voordeel aanbrengen ; ſo moet het in my geſchieden.
De Vader moet ſyn Soon baren , of ingeven , in
туп
BRI E
V. EN: 257
myn begeerte des geloofs : ſo dat myn honger des geloofs hem aanvat. Ina dien na die honger des geloofs myner fiele hem aanvat ,namelyk , in fyn Woordt der belofte ; ſo trek ik hem aan , met fyn ganſche Proces van de Rechtvaerdichmaking, in myn inwendigen grondt : alsdan begintaanſtonds de doding des toorns , des Duivels , desdoods, en der Helle , in my, door den doodt Chrifti.
Want ik kan niemendal doen : ik ben ten opſicht van mynſelven doodt; maar Chriſtus doet het in my. Als die in my opitaat ; ſo ben ik ten op !
ficht van mynſelven doodt , na den waren Menſch , en dan is hy myn le ven : wat ik dan leef; dat leef ik in en voor hem , en geenſins voor myn felven .
Want de genade doodt myn eige wil ; en ſtelt haar ſelve tot een Heer in plaats van myn Ikheidt: op dat ik een werktuig Gods fouw ſyn; daar hy meê doet, al wat hem behaagt. 46:21. : 23. CCLII. Het Jok deſer Wereldt is Chriſti laft , die hy ſo lang dra
gen moet ; tot dat hy aan ſyn Vader het Ryk , dat hy hem gegeven heeft , wederom ſal overleveren . Dewyl Chriftus feit ; My is van myn Vader alle macht gegeven , in Hemel en op Aarde" : fo is hem defe laft ook gege ven ; dat hy den toorn Gods, Hel , doodt, en allerhande quaadt , in ons
dragen moet. Gelykerwys Eſaias ſeit : Waarlyk, by heeft onfe krankheden en onſe ſmerten gedragen ; doch wy bielden hem voor gmandt, die van Gode aldus,geſtraft, geſlagen, en gemartelt, wierde. Daar komt het van daan ; dat een Chriſten cen Cruisdrager moet ſyn. Want ſo haaſt als Chriſtus in hem geboren wordt; gaat aanſtonds de be ſtorming der Helle , en des toornsGods, aan in de ewige Natuur ; en dan wordt de Hel in den Menſch verwoeſt , en de ſlang vertreden . Hier uit ontſtaatdie grote ontſteltenis, vervolging , en ſmaadt, van den Dui vel en deſe verdurve Wereldt , over den uitwendigen ſondigen Menſch . Aldaar moet ſich de uitwendige ſondige Menſch , van Gods ſtrenge Recht vaerdicheidt in den toorn , laten oordelen door de kinderen des toorns , en ter verdoemenis verwyſen : om dat'er een ander Menſch in hem leeft , die den uitwendigen ſterflyken Menſch niet gelykformig is. Aldus voert Gods rechtvaerdicheidt in den toorn haar Vonnis uit over het huis der ſonden ; en nevens haar alle dienaars des toorns Gods. Daar helpt Chri ſtus dan dit Jok dragen : en de Menſch wordt , in Chriſti Proces , ver achting , ſpot, lyden , en ſterven , aan de rechtvaerdicheidtGods in den toorn opgeoffert; ende alſo wordt hy het beeldeJeſu Chriſti gelykformig gemaakt. 40 : 25. • 27 . CCLIII. Wy weten niet , wat wy in Gods tegenwoordicheidt ſullen bidden , gelyk het betaamt : maar de H. Geeſt in Chriſto bidt en pleit Jelve Kk
BRI E
V
E
N.
258 felve voor ons ; ſo als het voor Godt aangenaam is. Waarlyk wy kuna nen niemendal verkrygen , door ons weten , en willen : Godt is voor ons al te diep verborgen. Want het leit niet aan ymands weten , willen , lo . pen , of draven ; maar alleen aan Gods erbarmen. Nu is'er immers geen erbarmen ; als alleen in Chrifto. Sal ik derhalven dat erbarmen verkrygen; ſo moet ik Chriftum in mynfelven aangrypen. Sal de fonde in my verdelge worden : ſo moet het Chriftus doen in mynſelven : door fyn bloedt, doodi, en overwinning. Sal ik geloven: ſo moet Chrifti Geeſt, begeerte , en wil, geloven in myn begeerte en wil. Want ik kan ſelve niet geloven : maar hy neemt myn wil , die aan hem is overgegeven ; vat die in ſyn wil ; en voert myn wil , door ſyn overwinning , in Godt. Aldaar verdedicht hy de wil vanmyn fiel in ſyn wil voor Godt : en ik wordt, als een kinde der genade, in fyn liefryke wil aangenomen. Want de Vader heeft fyn liefde in Chrifto geopenbaart ; en Chriſtus openbaart deſelve liefde in myn wil , die aan hem is overgegeven . Chri ftus trekt myn wil in ſich ; bekleedt die met fyn bloedt en doodt ; en tingeert die met de allerhoogſte Tinctuur der godlyke kracht. Aldaar wordt ſy in een engelſch beeldt verandert; en bekomtſywederom een god lyk leven . 46:31. :: . 34. CCLIV . Een geloof , dat noch geen wefen heeft , is als een glim mendt vonkje vyers in enige vochticheidt: dat gaern wilde branden ; maar daar toe geen bequame ſtoffe heeft. Maar als aan dat vonkje bequame ftoftc gegeven wordt : ſo vermeerdert ſich dat kleine vonkje vyers ; en daar uit ontſtaat een ſchoon licht , dat rontom een helder ſchynſel van ſich geeft. Alsdan wordt het openbaar ; dat in het hout ſodanigen vyer en
licht verborgen heeft gelegen: 't geen te voren onbekent was. felve wyſe is het ook te verſtaan van een kindt Gods.
Op deſe
So lang als de arme fiel in Gods grimmicheidt is ingewickelt ; is eveleens als een glimmende vonkje vyers, dat gaern wilde branden ; maar niet branden kan, van wegen de ydelheidt der fonden ,en de toorn Gods. Doch als de fiel , dat is , het kleine vonkje des godlyken vyers , Chriſti liefryke weſen , namelyk, fyn vleeſchen bloedt, in haar bekomt: fo begint dat kleine vonkje allenxkens een groot vyer en licht te worden ; dat aan al be kanten helder ſchynt, en een heerlyken glans van ſich geeft, met ſchone deuchden en goede werken. Dat leeft in grote lydſaambeidt, onder de ydelheidt deſer Wereldt, maar waſt op als een cierlyke bloem uit de wil. de aarde. 46: 41.42. CCLV . De grondt onſer fiele is de godlyke acker : als die de godly ke ſonneſchyn in ſich ontfangt : ſo komt daar een godlyk gewas uit te voor .
>
BRI
E
V
E
N.
259
voorſchyn. Dit gewas is de niewe geboorte ; daar Chriſtus van ſpreekt. Dit gewas nu moet van boven van de godlyke Song van het godlyke wa ter , en van het godlyke geſternte , dat is , van de godlyke kracht, ge voedt en groot -gemaakt worden : tot dat het een godlyk lichaam wordt, met een godlyke en engelſche gedaante ; gelyk als het lichaam uit een koornhalm.
Gelykerwys als het lichaam , uit een koornbalm waſſende , in regen , windt, onweer , koude , en hitte , moet ſtaan ; ende fich van de Son las ten tot rypheidt brengen : alſo moet een Chriſten ookonder de doornen deſer Wereldt, in de ontwaakte toorn Gods en het Ryk des Duivels , ſtaan on der vele godloſe Menſchen ; ende ficho laten overvallen en beledigen met Spot en verachting. Maar hy moet ondertuſſen ſyn hoop van alle ſchepſelen afkerende, die enig en alleen wenden in de godlyke Son ; diefich laten tot rypheide brengen ; en baren tot een hemelſche vrucht. 46 : 44.45. CCLVI . Stene Huiſen , of Inſettingen van Menſchen , kunnen geen Chriſten voortbrengen : maar de godlyke Son, met het godlyke geſtern te der krachten van het Woordt Gods in den Tempel Jeſu Chriſti, ma ken den Menſch tot een rank aan Chriſti wynſtok ; en dat hy goede druiven voortbrengt , die de godlyke Son doet ryp worden : welke de kinderen Gods , als fyne beminde medeleden , etende, ook daar door in en met hem uitſpruiten. Deſe druiven fyn een goede leer , nevens cen goedt leven in handel en wandel. Tot het doen , en voortbrengen der vruchten , moet het met een Menſch komen : anderſins is de niewe geboorte noch in hem niet openbaar , en de edebe rank noch niet geboren. Daar helptgeen kittelen , trooſten , nochroe men , aangaande het geloof datmen heeft : indienmen door dat geloof geen kindt wordt; dat aan Godt gelykformig is in wefen en in wil , en godlyke vruchten vooribrengt. Alles , daarmen tegenwoordig om ſtrydt en vecht; ja, daarmen landen en volkeren om verderft; is niet anders als een ledige dop , daar geen vrucht altoos in is ; en hoort tot de výerige Wereldt , om geſcheiden te worden. Het ware verſtandt is in geen van alle de Se & en : ſy ſtryden ale teſamen maar om Gods Naam , en om fyn wil; en geen van haar wille doen . Sy be-ogen niet anders ; als haar eigen eer , en welluftdes vleeſches: want waren fy Chriſtenen ; ſo haddenſe geen ſtrydt.40 : 46..48. CCLVII. Een goede boom draagt voor yder-een goede vruchten. En alſchoon die ſomtyds lyden moet ; dat de windt häre tacken breekt , en hare vruchten afſlaat: als ook dat de Son die verdroogt; en als ſy ryp ge worden fyn , van de (wynen opgefokt en vertreden worden : evenwel ar beidt Kk 2
260
BRI
E
V
E
N.
beidt ſy noch gedurig ; om andere goede vruchten voort te brengen . Al ſo kan ook een waar Chriſten in Chriſto niet anders willen ; als wat Chris ſtus in hem wil. Al moet hy lyden , dat hem dikwils, ſo door fyn boos aardige vleeſch en bloedt ; als door de ſtormwindt des Duivels', on de boosheidt deſer Wereldt , ſyne goede vruchten , die uit den inwendigen Menſch uitſpruiten en waſſen , vertreden en verdurven worden : evenwet blyft de boom , van het niewe gewas in het leven Chriſti , ſtaan ; en ſpruit , door den uitwendigen ſterflyken Menſch , op nieuw uit , ſonder daar enigſins haar door te laten verhinderen en ophouden. Gelyk als de ewicheide uitſpruit door den tydt; en leven en kracht geeft oan den tydt : en gelyk als de dag vitſpruit door den nacht ; en den nache in den dag veranderi ( daar de nacht nochtans in haar ſelve aangemerkt , nacht blyfe; doch in de dag niet erkent wordt ) alſo ſpruit de godlyke dag ook in ons nit door onſen ewigen nacht ; en verandert deſen nacht , dat is, Gods toorn , Hel, doodt , angt, en ewig verderf , in een godlyken vreug deryken dag : alſchoon die duiſtere nacht, met het weſen en fengn der flange in vleeſch en bloede , daar noch ſo ſeer te ſamen tegen woeden en Stryden . 46:49. So. CCLVIII. Wy hebben , ſonder godlyke kracht, geen verlangen
noch honger, na Godt: wy kunnen hem ook , ſonder fyn Geeſt in ons te hebben , nooit kennen . Alles wat wy , met cen vaſten gronde , yan hem weten ; dat komt van fyn openbaring , en uit fyn werking, voort. Want of de Wereldt al veel ſpreekt van Godt : fo doet ſy het niet an ders als uit gewoonte; en haalt haar kennis maar uit de blote Hiſtory van : het letterlyke Woorde der H. Schrift. By haar is geen ware wetenſchap altoos. Want niemandt kent den Vader, als de Soon ; en aan wien het de Soon wil openbaren. Wy hebben derhalven geen ware kennis van Godt; of ſy moet ons van den Soon gegeven fyn : en die Soon leeft in ons ; in dien wy maar rechte ranken fyn aan ſyn wynſtok. Want Chriſtus ſeit : Wie uit Godt geboren is , die hoort het Woorde Gods. Maar tot de Geleerden in het vernuft , die alleen ontrent de lette ren en woorden der H. Schrift eryaren fyn , feit hy : Gy hoort het Woordt. Gods niet ; om dat gy uit Godt niet ſyr. Gyſyt ook myne ſchapen niet ;, maar verſcheurende wolven , en huurlingen. Darom ſeg ik rondt uit. Willen wy recht van Gode ſpreken ; en ſyn wil wel verſtaan : ſo moeten ſynewoor den in ons een levendige werking hebben. Wanı Chriſtus ſeit : Sonder my kunt gy niets doen. Jag niemande kan godt een Heer noemen ; ſonder den H. Geeft in fich te hebben : want fyn Heer nocmen moet uit Godt geboren. fyn , en nit den H.Geeft voortvloeyen . 56: 5.... 9. CCLIX .
9
BRI
E
V
E
N.
261
CCLIX . Godt ſchept nergens een welgevallen in ; en niets wordt'er ook van hem aangenomen ; als alleen wat hy ſelve , met en door den geeſt des Menſchen , werkt en verricht. Want Chriſtus ſeit: Alle plan ien , die myn hemelſche Vader niet geplant heeft, fullen uitgeroeit , en met vyer verbrandt, worden . Darom kunt gy niet beter doen ; als dat gy u houdt aan den oorſpronk des levens , en daar van alleen kracht begeert. Dan ſult gy wel verquikt en geſterkt worden ; ende in uw Voornemen een aangename gaſt fyn aan Godt , en alle ledematen Chriſti. Indien gy ſtandvaſtig ſult blyvens en den Duivel met de Wereldt, nes vens uw aardſche vleeſch en bloedt, wederſtaan ; ende u ſelven ſchicken tot een recht ridderlyken ſtrydt regen haar allen : indien 87 den Middag -dus vel der eige liefde inn ſult overwinnen ; en recht in onſe algemeneliefde komen : ſo moogtgy wel ten vollen verſekertſyn ; dat het edele en hoog waardige Ridderkransje Jeſu Chriſti, 't geen hy in den ſtryde en nedere laag des doodsen der Helle verkregen heeft , n ook , met hemelſche vreuchde en vrolykheidt, fal opgeſet worden. Alsdan ſullen alle kinderen Chriſti , en heilige Engelen , met u ſeer
vrolyk ſyn ; en groter vreuchdt over u bedryven ; als over 99. rechtvaer vaerdigen , die dat Kransje al verkregen hebben . Dan ſal de ſchoneen edele Sophia aan uw fiel tot een Vrouw gegeven worden : welke Sophia tegenwoordig voor de deur uwer fiele ſtaat en klopt; ende u met haar ſtem fmekende toeroept en aanmaant : dat gy maar recht in den ſtryde foudt tre den , tegen fonde , doodt, Duivel , en Hel; en met uw ernſt de grote Pe tarde ( die de poorten met een byſter geweldt aan ſtucken Naat ) hechten aan het vaſte Slot van de Natuur ; ende dat ſy u dan te hulp ſal komen , en dat Slot doen open en van malkander ſpringen. Dan ſult gy grotewon deren ſien ; en in die uur van overwinning falde vreugderyke Bruiloft des Lamsin den Hemel, die in u is , gehouden worden ; en de Herders- ſtaf van Chriſto worden gegeven in de handt uwer ſiele. 56:10. • 12 . CCLX. Het moet ernſtofon : moet geenſins achterwaarts fien ; als de Vrouw van Loth na Sodoma ſag, die in een Soutpylaar verandert wierdt. Maar gy moet , met Loth ;volgens Gods begeren , uit Sodoma uitgaan ; in de Navolging Chrifti treden ; en het ſporten en laſteren der Werelde voor niemendal achten : maar het Merkteken Chriſti beminnen , boven alle vrind dit ſchap , eer, aanſien , en goedt , van defe ganſche Wereldt. Indien gy nakomt ; ſo moogt sy met ons op de Pelgrimſtraat Chriſti wandelen : maar
ſo dit u noch niet ſmaakt; en gy noch enige begeerte hebt, tot welluſt, eer , aanſien , en goedt, van deſe Wereldt : folyt gy noch geenſins bereidt, om te komen tot de Bruiloft des Lams, en tot uw Bruidt , onſe lieve Sophia . . Bedenk
BRI E
262
'VEN.
Bedenk u ſelven derhalven wel ; en beſie uw ganſche hert door en door. Indien het nu ſodanig met u geſtelt is ; dat gy in u een geweldigen hon ger , en ſterken drift, daar toe beſpeurt : lo ſtel het toch niet een uur langer uit. Ga aanſtonds voort; en treê met ernſt in de Boete : geef uw wil tenemaal over ; om daar in te gaan , en nooit daar wederom uit te gaan : al moeſt gy daar lyf en leven om in de waagſchaal ſerten ; ende uw cer, aanſien , en goedt, verlaten. Indien gy dit doct ; ſo fyt gy daar toe na behoren bereidt: en dan ſal de rechte Muurbreker tot uw fiel naderen ; ende in u verrichten , dat gy ſelve niet hebt kunnen docn . Al was het nu ; dat u hier na noch enige toegenegentheidt, als ook grote wederwaardicheidt, tegenſpoedt, en ſtrydt, in uw vleeſch en bloedt, mocht aanhangen ; uw vernuft u een ſot noemen ; en Gods toorn u over vallen in lichaam en fiel, en alles verdecken : fo ſal dit alteſamen u even wel geenſins kunnen beſchadigen ; maar gy fult , onder ſulke doornen , met een nieuw Gemoedt uitſpruiten , en met uw Geeft in den Hemci wandelen . Al moet uw aardſche lichaam ſich noch met ſchepſelen be mocyen , en daar mee omgaan : ſo ſal het nochtans met u evelcens gaan ; als met een grove ſteen , daar het ſchone goudt in waſt. -56 : 13..15 .
E
I
N
D
E.
NARE.
6
AO
N
I.
ARE D
E
N.
flfchoon wy , in de Inleiding , overvloedig genoeg getoont hebben , voor alle onpartydige Vromen : dat onſe Schryver waarlyk van Godt verwekt is ; om de Wereldt, die in een ſeer diepen ſlaap ge vallen is , wacker te maken . So hebben wy even wel goedt gevonden , alle godſockende gemoede
ren noch groter genoegen te geven ; door aan haar veel klaarder en krachtiger tedoen blyken , met wat onvermociden yver en ernſt hy fich ,in al ſyn handel en wandel , als een Chriſten , ende in ſyn hoogwichtig Ampt , als een Leraar en Propheet Gods , gedragen heeft: ſonder groen of dor aan te ſien ; of ergens voor te vrelen , als voor Godt alleen . Wy ſtellen derhalven hier voor vaſt : dat onſe Schryver een uitver kore Vat Gods is geweeſt ; en van hem geſonden , om het aanbreken van den groten Dag des Heeren aan de ganſche Wereld te verkondigen ; en om alle kinderen Abrahams aan te manen , tot het verlaten van Babel , en Godt voortaan te dienen in Geeſt en Waarheidt. Indien ymаndt hier noch evigfins aan twyffelt; die kan fyn keur nemen , of hy deſc Nareden leſen wil , of niet : dewyl wy die voornamelyk ſchryven , tot meerder aanmoediging en verſterking van alle ware Navolgers Chriſti , die op de
verſchyning des groten Conings in hare herten dagelyks met groot vere langen wachten . · Om dit oogmerk ſo veel te beter te berciken ; heeft het ons raadſaamſt gedacht, de laken van belang , daar wy hier van ſpreken ſullen , genoeg faam op de ſelve wyſe voor te dragen , als in de Inleiding geſchiedt is ( namelyk , door hem ontrent alles , wat hem voorgekomen en bejegens is, felve te laten ſpreken ) op dat het ſo veel te krachtiger indruk vinden mag in de herten aller kinderen Gods ; en fy langs dit ſpoor voortgaan de
264
N
A
REDE
N.
de van kracht tot kracht , voor den Heere in Sion mogen verſchynen , en den Godt der Goden loven in Jeruſalem . II. Aldus maakt hy dan een aanvang, van ſich ſelven en fyne Schrif ten te ſpreken ; Auror. Cap . 8:73. ,, De wysheidt der Geleerden is nu ge „ noegſaam ten einde gekomen. De Geeſt vertoont my; dat , voor het ein ,, de der Wereldt, noch menig ſecht en onbedreve Menſch meer ſal we „ ten en verſtaan , als nu de allergeleerſte Leraars. Want de deur des He . „ mels gaat open : wie nu maar ſich ſelven niet verblinden wil ; die fal „ deſendeurwel fien. Daar op wyſt hy aldus met korte woorden aan ; hoe het hem gegaan ismet fyn ſchryven ; Princ.Cap.25:77 . „ Deſe pen ſchryft volgens den Raadt 52Gods: welken Raadı deſe handt noch lang niet verſtaat ; ja , die ver .
„ Staat daar nauwelyx een vonkje van. Sy gaat evenwel ſeer diep. Gely kerwys gy fiet; dat de toekomende dingen aangeweſen worden in een ſeer » grote diepte , die ſwaarlyke te verſtaan is: welke diepte Godt alleen open . baren fal te ſyner tydt, die ons onbekent is. Maar vry klaarder, en met meerder omſtandicheidt; Auror. Cap. 19 : 13. : 17. „ In dit godlyke licht heeft myn gecſt aanſtonds door alles „ heen geſien ; en in alle ſchepſelen , ja ſelfs in kruidt en gras , Godt ge 97 kent ; te weten , wie hy is , hoedanig hy is , en wat ſyn wil is. Myn wil is ook aanſtonds in dit licht aangewaſſen ; met een groten drift, om het weſen Gods te beſchryven. Doch om dat ik ſo terſtondt de diepe „ geboorten Gods in haar eige weſen niet kon vatten , en met myn ver nuft begrypen : ſo fyn’er wel twaalf jaren verlopen ; eer my daar toe » het rechte verſtande gegeven wierdt. Het is met my gegaan , als met ,, een jonge boom , dienmen in de aarde plant. Die boom is eerſt jong en ,, teder , en heeft een aangename gedaante ; inſonderheidt als die toont 12wel te lullen waſſen : maar brengt Itrax geen vruchten voort. En al 32 ſchoon deſe boom komt te bloeyen ; ſo vallen de bloeyſels evenwelnoch ,, af : daar gaat ook menigen kouden windt , vorſt , en ſneeuw , over sheên ; eer die boom groot wordt, en vruchten voortbrengt. 99 Met deſen geeſt is het aleveleens gegaan. Het eerſte vyer was in my 9 maar een ſaadt; en geenſins een licht , dat ſteets beſtendig bleef. Daar 7 is ſedert menigen konden windt over heen gegaan : doch de wil is geen »fins uitgebluſt. Deſe boom heeft ook dikwils getracht vruchten te dragen; 7,en dat door het bloeyen aangeweſen : maar de bloeffem is er altydt afge „ hagen, tot deſen dag toe ; nu draagt ſy haar eerſte vrucht. » Van dit licht heb ik myn wetenſchap , wil , en drift , ontfangen :
„ van deſe wetenſchap wil ik ook , volgens myne gaven , ſchryven ; en Godt
1
1
N
A
R
E
DE
N.
265
,, Godt daar mede laten begaan.
Al ſouw ik de Wereldt , den Duivel , », en alle poorten der Helle , hier door komen te vertoornen : ſo wil ik », evenwel toeſien , wat Godt daar mede voorheeft. Want ik ben veel te ,, ſwak , om fyn Voornemen te verſtaan : en al is het , dat de Geeſt Gods ,, ſommige toekomende ſaken aan my te kennen geeft in het licht , ſo „, ben ik evenwel, na den uitwendigen Menſch , noch veel te ſwak , om het te begrypen . Alſchoon het nu met hem ſodanig geſtelt was , na ſyn uitwendigen Menſch ; was hy evenwel in fyn gemoedt ſo volkomen verſekert van de waarheidt der ſaken , die hy op het papier ter neder ſtelde : dat hy alle Menſchen , die fyne Schriften ſouden komen te verachten , en in de windt te ſlaan , met defe ernſtige woorden aantaſt ; Auror. Cap . 5 : 14. .. 17. „ Gy behoeft met myn geeft niet te ſpotten : hy is uit geen wildt gedierte 9 voortgekomen ; maar geboren uit myn eige kracht, en door den H. Geeft verlicht. „ Ik ſchryf hier geenſins ſonder kennis. Indien gy , als een Epicuriſt en „ meſtverken des Duivels, den ſpot mer deſe dingen , door den Duivel daar 9, toe opgemaakt, dryven wilt ,en ſeggen ; dele fos is in den Hemel niet w opgeklommen ; by heeft defe dingen nooit geſien , noch geboort ; het ſon niet anders als Fabelen. So wil ik u , door de kracht van myn wetene „ Schap, voor het ernſtig Gericht Gods gedaagt hebben en geroepen. En al ſchoon ik , noch in dit lichaam fynde , al te ſwak ben , om u derwaarts 1
,, te brengen : ſo is hy evenwel, van welken ik myn wetenſchap heb onto ,, fangen , machtig genoeg, om u te werpen in den afgrondt der Helle. „ Syt derhalven gewaarſchouwt ; en denk , dat gy ook behoort tot den „ Rey der Engelen. III. Dat’ernu hoe langer hoe meer verachters en beſpotters deſer Schrif ten ſouden opſtaan ; heeft hy klaar genoeg voorſien , en in fyn leven hoe langer hoe meer ondervonden. Maar tegenwoordig ſchynt dit heilloos la ſteren in den hoogſten top geklommen te lyn : aangeſien alle Schriftgeleer den en Phariſeen , die hier enige kennis van hebben , genocgſaam een parig hebben opgeſtemt; om deſe hoogwaardige Schriften alle Menſchen volkomen tegen te maken. Gelykerwys ſo vele taſtelyke blyken overal ten vollen uitwyfen . Dit doet hem deſe tegenwoordige Wereldt ſo byſter grouwelyk afſchil deren ; datmen ſich ten uiterſten daar over moet verwonderen , Auror. Cap. 20 : 8... 14. want aldus leggen daar ſyne ernſtige woorden. „ De „ wyl de Duivel tegenwoordig los is van de keten der duiſternis ; ſo laat Godt overal in doſe Wereldt lichten ontſteken : op dat de Menſchen LI w hem
266
N
AR
É
DE
N.
» hem ſouden leren kennen , en ſich voor hem wachten. Of hy niet los is gelaten , geef ik ydereen na te denken . „ Aanſchouw de Wereldt maar by het heldere licht': fo ſult SY wel
9 haaſt vinden ; dat tegenwoordig de vier niewe ſonen , die de Buivel heeft voortgebracht, toen hy uit den Hemel wierdt verſtoten , deſe Wc. ,, reldt regeren : namelyk , hovaardy, giericheidt, nydt, en toorn . De ſe regeren in deſen tydt de ganſche Wereldt; en fy fyn het hert des Dui ,, vels , en de geeſten van fyn cige fiel. Darom ſie de Wereldt toch eens recht aan : lo ſult gy klaar bevinden ; dat ſy tenemaal overeenſtemtmet defe vier ſonen des Duivels ; hare invloeyingen ontfangt ; en datmen » derhalven wel voor ſich mag ſien . Want dit is de tyde, daar alle Pro „ pheten van hebben gepropheteert : en daar Chriſtus van ſeit : Meent 989 , dat de Soon des Menſchen geloof ſal vinden ; als by ſal wederko wmen , om de Werelde te oordelen ? „ De Wereldt meent ; dat ſy in volle luiſter en 'welſtandt ſtaat : om dat „Sy het heldere licht over haar fiet (weven. Maar deGeeft toont my, dat midden in de Hel ſtaat. Want ſy verlaat de liefde, en hangt de gie 9 richeidt aan ; als ook de woeker en afperfing. Daar is by haar geen barmberticheidt altoos meer te vinden ! Een yder roept ; hadt ik maar „geldt! de Machtigen ſuigen de onderdanen het merg uit de benen ; en » nemen haar ſweet met geweldt na fich. Kortom : het is overal niet anders , als liegen , bedriegen , roven ,
„ en moorden ; ſo dat de Wereldt nu wel te recht genoemtwordt , cen neſt, of woonhuis , des Duivels. Het heilige liche is tegenwoordig niet , anders, als een blote Hiſtory , en vernufrige wetenſchap. De Geeft wil daar in geenſins arbeiden : en evenwel menen ſy noch ; dat die het ware geloof is, 't geen ſy met haar mondt belyden. Dit is de reden ; dat hy de Leraars, als oorſaak van alle deſe grouwe len , dus ernſtig op haar ſeer taſt, en voor de ganſche Wereldt ten toon ſtelt ; Auror. Cap. 8: 107, . 109. „ O ! wachters Ifraëls, warom Naapt „ gy ? waakt op , van den ſlaap der hoerery; en bereidt uwe lampen : de » Bruidegom komt ; laat uwe Baſuinen klinken. O ! gy gierigaarts en „ dronkaarts , hoe boeleert gy met den gierigen Duivel! So ſpreekt de Heere : Wilt gy Herders myn volk niet werden , dat ik aan u hebtoever „ trouwr ? Siet , ik heb u geſet op den Stoel van Moſes , en u myn kud . „ de aanbevolen : maar gy meent niet anders, als de wol ; en geenſins my ,, ne ſchaapjens. Daar mede bouwt gy uwe huiſen , als Paleyſen :maar , ik wil u ſelten , op den Stoel des verderfs, en myn eige Herder ſal myne » fcbampjens ewiglyk weyden. Ach !
N
ARE
DE
N. 267
Ach ! ſchone Wereldt, hoe klaagt de Hemel u aan : hoe bedroeft ºgy de elementen . Ach ! boosheidt ; wanneer ſultgy ophouden ? Waak
„ op, gy treurige Vrouw ; waak op , en breng uw geboortete voorſchyn ! „ Siet, uw Bruidegom komt; en vordert de vruchtvan u : warom Naapt „gy ? Giet , hy klopt al aan . O! aanminnelyke liefde , en heldere licht, „ blyf toch by ons; want het wil avond worden. O ! waarheidt, gerech ,, ticheidt, en rechtvaerdig Gericht, waar ſyt gy heen gegaan ? Waarlyk, » de Geeſt verwondert ſich ; als of hy de Wereldt voor deſen nooit ge lien hadt. Ach ! wat ſchryf ik toch van de boosheidt deſer Wereldt ? doch ik moet het wel doen ; en de Wereldt geeft my daar voor des 97 Duivels dank. Ach ! Amen ! Alſchoon alles tegenwoordig, door den Sathan en fyne medeſtanders, ſo grouwelyk verdurven is ; is'er evenwel noch een Reddding voor de kinderen Gods overgebleven : doch niet ſonder van te voren veel ver drucking en ellende te hebben uitgeſtaan , onder dit krom en verdraayt ge ſlacht deſer Wereldt; gelyk als deſe trooſtryke woorden genoegſaam uita wyſen ; Myft. Mag. Cap . 73:11. . . 18. die wyhier hebben willen aan. knopen ; om alle vrome Iſraëlyten , die onder het ondraaglyke Jok des Antichriſts ſuchten , een hert onder den riem te ſteken .
De Uittocht Iſraëls uit Canaan na Egypten is een warachtige figuur „, en voorbeeldt der laatſte Uittocht van het volk Iſraëls ; namelyk , de ,, rechte ware Chriſtenen : die ook uit dit Canaan , dat is , uit Babel , ſul ,, len uittrecken ; als het getal van het Dier en de Hoer ſal ten einde ge ,, komen ſyn : waar van de Ster , die dit klaar aanwyſt , als ook de wagens van „ Joſeph , alreets verſchenen fyn. Want de grote dierte ten tyde Jacobs „( namelyk , de grote hongersnoodt na hemelſche Spys) is nu voorhan den : en niet alleen een honger der fiele na hemelſch broodt; maar ook , een ſeer grote en geweldige , ja , byna van den aanvang der Wereldt „ af, ongehoorde ſterke indruk der begeerte tot Eigenheidt; als tot gic „ richeidt, wocker, en hovaardy. De honger in de grimmicheide Gods , om alles te verſinden , is sa » groot ; datſe tegenwoordig een flerken indruk geeft in de krachten des Hemels : ſo dat alle voorraadi en ſegen verdwynt ; en het gemoedt der » Menſchen ſo hongerig is na de ydelheidt, dat'er , wegens defe begeerte, » ganſch geen ruſtop Aarde is. Die honger is hetderde Principium , of Bea » ginſel ( dat is,den Geeſt deſer Wereldt van het Ryk in de vier elementen ) ook al ingedrukt : waar door alle ſegen is verdwenen ; en in haar plaats „ een onverſadelyke honger der gieritheidt ontſtaan . So dat het Dier en
„ de Hoer , met hare aanbidders , alſo hongerig fyn , na hovaardy , gic LI 2 „ richeidt,
268
N
ARE
DE
N.
„ richeidt, nydt , toorn , onkuiſcheidt, hocrery , en dierſche welluft ; nja , ſo ſterk met ſodanigen begeerte aangedaan , dat de tydt verſchenen jy is , waar in dit Dier met de Hoer aan ſtucken moeten berſten . Alsdan wordt Jaacobs geeſt levendig ; en gelooft hy , dat Joſeph een Vorſt is in Egyptenlandt , dat is, in de Bekering. Aldaar ſal Joſeph „ aan ſyne broeders openbaar worden ; en dan moeten ſy lich ſchamen „ over haar valſcheidt; dat fy Joſeph hebben onderdrukt , en met leugens , verkocht in een ellendige ſlaverny. Want ganſch Iſraël moet waarlyk
„ Joſephs aangeſicht in Egypten aanſchouwen : dewyl Iſraël uit Canaan „ vertrecken moet ; en Babel, in hetſeventichſte getal , verlaten . Doch de honger in Babel ſpreekt : Ik wil voor mynſelven van te voren myn „ fak vullen ; op dat ik onderwegen wat te verteren heb . Sy weet niet ; dat Joſeph voorraadt voor Iſraël , als ook wagens en klederen , gege » ven heeft ; ende dat fy maar alleen haar vee ſullen medenemen ; maar
» hare woningen en voorraadt achter laten . De voorraadt, die Iſraël tegenwoordig in Babel verſamelt , komt al. ,, temaal toe aan den grimmigen indruk des toorns Gods : die ſal alles vero „ Minden ; als haar vyer brandt. Gode heeft voor ſyne kinderen door 70 leph al voorraade derwaarts vooruit geſonden : jy jullen rykelyk genoeg hebben ; indien ſy maar op delen weg niet krakelen . Daar ſyn Ruſkledes 95 ren voor haar bereidt , om van deſen onruſt des Dryvers te kunnen rua ften. Maar Babel denkt : nog in lang niet; Ifraël moet my dienen ; ik wil haar noch vry meer plagen ! Doch de Sundvloedt, en ber uyer van » Sodoma , overvalt haar plotfelyk ; ſo dat er geen redden mede gemengt is. Wie waakt , die ſ toch wel op for hoede ; op dat hy niet wederons » in ſlaap mag vallen : want de Bruidegom trekt voorby. Daar na willen de dwaſe Maagden hare lampen toebereiden ; maar het is al te laat : de ,, bonger in Babel gripe haar; en floktfe in fyn keel. IV . Maar laat ons dien grouwel der verwoeſting , die in het Chriſten dom , door deſe van Godt verbaſterde Geeſtelykheidt, is ingevoert, wat nader beſchouwen : op dat wy daar door noch klaarder en krachtiger overtuigt mogen werden ; dat ſy , om haar heilloos oogmerk ten vollen te kunnen bereiken , willens en wetens den Tempel des Heeren verandert hebben in een ſpelonk van dieven en moordenaars. Ten dien einde ſenden wy dan deſe droevige klachte en ernſtige waar ſchouwing voor af , die hy ons inboeſemt; Driev . Lev. Cap .15 : 2 . 3 . » De Moeder heeft, in vorige tyden , feer geklaagt over de boſe kinde „ ren der Menſchen : maar wat ſal ſy nu doen ? Sy ſtaat tegenwoordig in » grote droef heidt; fy heeft haar aangeſicht van deſe boſe kinderen afge
„ Wendt ,
NA REDEN
269
, wende; en ſy wil haar, in dit kleedt , geenſins meer hebben. Syſchreyt; ,, en daar is niemandt die het hoort ; ſy ſtaat in groot treuren en jamme , ren , over de boosheidt der valſche, ontaarde , en verbaſterde , kinde , ren. Elk een loopt de gierige Hoer na , die vol ſchelmſtukken en groue welen is : de Herder en de ſchapen doen al eveleens. Het is een ſeer , rampſalige tydt : en ſo die niet verkort wierde ; daar ſouw geen enig „ Menſch ſalig worden . Dit is een tydt, daar alle Propheten van hebben „ voorſeit: en gy meent noch , dat het een goude tydt is ! O ! blinde Menſch , ſie u ſelven toch maar eens aan : waar ſyt gy
„, heen gegaan ? Meentgy , dat deſe boosheidt en valſcheidt, dic gy be ,, dryft v , olgens de order Gods is ? Ja, wacht de tydt maar af : gy ſult het wel haaſt ſien, Het is de tydt van het laatſte Segel: alwaar de toorn „Gods hare Schalen heeft uitgegoten : op dat de wonderen der Helle ſous den aan het licht komen . Laat het u geſeit fyn : wy hebben het bevon 23 den in Ternario San &to , dat is , in de heilige Aarde. Want de Moe der heeft dit weſen verworpen ; en wil defe grouwelen niet langer ver „ dragen . Sy is ſwanger ; en baart een ſoon in haar ouderdom , dic de dagen der boosheidt ſal verkorten. Laat u ditgeſeit ſyn : die in ſyn boos heidt volhardt, ſal grote ſchande en ſpot daar voor ontfangen . Daar ор taſt hy de ganſche Geeſtelykheidt, ſonder enig onderſcheidt
te maken , onbeſchroomt aan , met deſe woorden van leer langen en ſcherpen naſmaak ; Driev. Lev. Cap . 14 : 13.14 : » O ! gy valfche Op fienders der Hogeſcholen , hoe ſeer heeft u de Duivel der hovaardy ge blindthokt; dat gy Herders ſtelt over de ſchapen Chriſti, na uw eigen „gunſt , ende tot uw cer en aanſien . Heeft Paulus u dat geleert ? Leeft toch maar eens in fyne brieven ; wat ſware rekenſchap gy daar van ſult „ moeten geven . Kunſt en Geleertheidt fal by u maar alleen gelden : en die fyn , in het Ryk Chrifti, niet anders geacht , als drek. Gode voert een rein hert , das tot hem nadert , en fich aan fyn wil overgeeft ,door „Syn Geeſt ; en dat hert leert by hemelſche wysheidi . De Gemeente Chri ſti moet eensgeſint fyn ; en haar Herder moet den Geeft en de wil hebben der Gemeente. Het is geenſins ſo een ſlechte ſaak , den Rok Chriſti aan te trecken ; als menig Menſch denkt: die daar niet anders in ſoekt, als giericheidt, „ eer , en aanſien , maar hy vindt daar Gods toorn ook wel in. Doch wat
99ſalmen ſeggen ? De Pape -duivel heeft het Ryk Chrifti ſodanig verdonkert; dat de Gemeente Chrifti ftokblinde is geworden : evenwel meenemen noch, 9 dat fy Goden ſyn , en door den H. Geeſt leren ; al is het ſchoon dat er „ van haarmei valſcheide niet anders , als baar eige eer en giericheide, gefocht LI 3
270
NA
RE
D
E
N.
„ gefocht wordt. Immers ſietmen klaar genoeg , wat grote onheilen fy in » de Wereldt hebben aangerecht ; als ook ,hoevele landen ſy hebben ver „ woeft ; hoe vele honderdt duiſendt Menſchen , door hare valſche Gc voelens , vermoordt ; en in den Rok Chriſti maar alleen den Duivet „ gedient. Indien de Gemeente maar toelag ; fy ſouw dit wel haaſt ge waar worden . Al het onheil komt daar alleen van daan : datmen aan „ den Geeft Chrifti de eer niet gunt ; maar ſelve Herders verkieſen wil. Daar toch de Duivel in alle menſchelyke verkieſingen is ; wanneer bet Gods eer en leer betreft. Die van ſelfs opgewaſſe, en na gunſt verkore, Biſſchoppen en Oplienders, ſonder den Geeſt Gods, fyn aan de Wea », reldt even ſo veel nut , als het vyfde radt nut aan de wagen is : behala „ ven dat fy de Gemeente noch op den doolweg helpen , en doen laſte „ ren en krakelen ; gelykerwys hare laſterboeken uitwyſen . Want in vele van deſe boeken vindmen , cyen fo veel Godvruchticheidt, en liefde des . » Naaſten ; als de Duivel in de Hel heeft. Trommels tot bloedvergie ting fyn ly , en keteltrommen des Duivels ; daar hy de eenvoudigeGe , meente Chriſti mede gaande maakt en beſpot. De diepe nadacht ontrent deſe verwaande Schoolgeleerden ( die niet an ders denken ; als dat alles in de Kerk Chriſtiaan haar hoge wysheidt en ver ſtandt, ontrent Godt en godlyke ſaken , gebonden is; en darom alles , wat geringe Menſchen daar ontrent voortbrengen , yerachtende, haar als ongeletterden verſınaden ) doet hem in deſe ernſtige woorden uitberſten , Driev. Lev . Cap . 16 : 18. die ons het weſentlyk onderſcheidt fonnckląar. vertonen , tuſſen den Geeſt , daar hy door gedreven wierdt ; en den Geeſt, die de Schoolgeleerden regeert . O ! Antichriſtelyke wolf, hoe ſyt gy ſo ſeer vertoornt; als de Vader een ,, ſuvynhoeder tot ſyn beminde ſoon aanneemt, en aan hem den Segelring Myfterium Magnum geeft ? Meent gy daar recht toe te hebben : on gy op een Hogeſchool geboren lyt; en de fwynhoeder op het landt dat , 9 ,, by de verkens, ſo als gy ſodanige Menſchen acht in welke Menſchen
» al evenwel de grootſte wonderen verwekt worden , die uw ſchynheilig „ vernuft ver te boven gaan . Sie toe , regeer toch recht in het Huis van uw Hogeſchool. Wy hebben een wachter horen ſeggen : Rein af ! deſtado 9 Babel is gevallen ! Sie wel toe , dat gy in Babel niet gegrepen wordi: „ want Babel brandt al in het vyer ! De grote Turba wil haar uitſpox „ wen. Daar is geen andere raadı: als dat gy alteſamen , met den (wyn . » hoeder , 10t den Vadergaat , en hem om genade bidr. Anderſins ſult gy w ervaren ; wat deſe Pen geſchreven heeft ; als ook uit welken Geeft die „ voorligevlosen en openbaar is geworden. V. Die
1
N
ARE DE
N.
271
V. Die enigſins nadacht heeft, kan licht ſien : dat dit niet alleen op het Pausdom gemunt is ; maar ook de waanwyſe Bybel-geleerden met haar aanhang raakt, die uit het Pausdom'uitgegaan fyn. Wyoordelen even wel geenſins ondienſtig te fyn ; dat wy onſen Schryver dit met klare bly ken nader doen bekrachtigen : om alle uitvluchten daar ontrent , ſo veel als doenlyk is , weg te neinen . Aldus geeft hy dan deſe faak met klare woorden te kennen. Veert. Vrag. Cap : 39: 3. 4. » Yder eeuw heeft fync Sockers gehiadt , die het
Myfterium hebben geſocht : maar het is , een tydt lang , in Babel ſeer duiſter geworden. Nu heeft het fich , binnen twee honderdt jaren , wederom beginnen te openbaren ; waar in de Val des Antichriſts ſich klaar vertoont heeft. Daarmen wel heeft aangevangen Babel aan de ene kant te beſtormen ; maarhet ſterke Slot in Babel ſtaat noch vaſt.
Men
» heeft de Hoer wel openbaar gemaakt , en naakt ten toon geſtelt : doch , haar Dier is daar door maar opgewaſſen en groter geworden. Maar noch vry klaarder; Cap . 26 : 30. alwaar hy , handelende van de wonderen , door de Heiligen gedaan na de tyden der Apoſtelen , de On roomſche Geeſtelyken dus ernſtig overhaalt : om dat ſy alles , wat na dier gelyke wonderen ſmaakt, verachten en beſpotten. „ Tegenwoordig heb وزben wy cen geleerde School , die alle wonderen Godsveracht. Dat is
,, Babel, en geenſins de Geeſt Gods. Het is een nydigehovaardy ; daar „, men ſtaat en ſchreeuwt: Loopt my alteſamen na ! 'hier is Chriſtus ! hier is het Evangelium ! Ja , hovaardy, giericheidt, eerſucht, eigenſinnige ر»وmoetwil, en verheffing, van het trotſe Babel . Het is even de ſelve oude Antichriſt: want het ſon jonge tacken , die uit den onden boom ſyn ope i gewaſſen. Sy hebben de Turba verwekt, door haar ſterk en grimmig ſap: ,, die Turba ſal den ganſchen boom uitroeyen ; want Godt beeft hethaar geboden. Die boom is aan alle kanten verdurven en wurmſtekig : ſy moet „ vallen ! dewyl’er een jonge boom gewaſſen is uit de wortel, en dat ſelfs uit de oude wortel. Die Cal den ouden boom verklaren ; en tonen wat die geweeſt is, in hare wonderen .
Noch ſtelt hy haar veel ſchandelyker ten toon ; Cap. 24 : 17.. 19 . met deſe ernſtige woorden : alwaar hy ons ook vermaant haar wel te be proeven ; en uit den ſlaap, daar wy door haar in fyn gewiegt ,' op te wa ken . Gy bebe tegenwoordig Leraars , die de eerſte Kerk met haar Geeft ,, tot den gronde toe onderdrucken. Beproeft haar: Sofule gy bevinden , dat „ een deel wolven van de Hoer ſyn , die in de eerſte Kerk ontſtaan is , , en geboren terwyl de Menſchen ſiepen. Sy fullen die Hoer wel verſlin den : maar beproeftfe reche ; ſo fyn wolven van de Turba geſonden ; ſy moeten
272
N
ARE
D
E
N.
» „ » „
moeten dat doen. Godt laat hetſo geſchieden , en die wil het ſo hebben : op dat hy aldus den enen beſem mer den anderen ten huis uit jouw vegen. Doch ber fyn maar beſemen ; en fullen, na de voleinding van de wonde ren des toorns, alteſamen met malkander van Godt aan de Turba over worden . & » geven Laat het u deſe Geeſt geſeit hebben. Hy is uw eige Propheet , die „ u de waarheidt verkondicht; en hy is uit uw eige Turba op de Croon „ geboren. Waakt toch op ; of gy moet u onder malkander aldus ver Ninden : want u verteert geen vremde Turba , maar uw eige Turba ; die is tot het vaſtgeſtelde Perk gekomen . Beroemt u toch niet over den „ gouden tydt : het is een tydt der wonderen ! VI. Immers is het ſonneklaar ; dat alle Leraars der Onroomſchen ſeer grote gedachten van ſich ſelven hebben ; en ſich volkomen inbeelden , dat ly , door de ſo genaamde Reformatie , Babel tenemaal hebben verlaten. Want deſe woorden leggen haar in de mondt beſturven : Dat ſy overge gaan fyn uit de duiſternis des Pausdoms, in het licht des Evangeliums; en dat de ware Leer ter ſalicheidt nu ganſch louter en klaar by haar te ſoeken en te vinden is. Geen wonder derhalven , dat onſe Schryver , door deſe ongegronde
gedachten bewogen fynde , ons tracht , met deſe vrindelyke onderrech ting, tot ernſtige nadacht daar ontrentte bewegen ; Driev. Lev. Cap. 13 : 28 . O ! lieve en waarde Chriſtenheidt , let daar toch wel op. 30. Seg toch niet: Indien onſe Leraar ons niet recht leidt en voert; ſo moet
», hy toeſien , wat hy doet. O ! neen ; het geldt u : het koſt uw eige li chaam en ſiel. De waarde Chriſtenheidt is , uit alle Apoftoliſche Inſet. tingen , vervoert tot Inſtellingen van Menſchen : en daar is, in het een 9 voudig Ryk Chriſti, een prachtig Ryk opgerecht; beſtaande in ſchyns „ heilicheidt, die gepleegt wordt ontrent den Doop en het Avondınaal; alwaarmen noch vele Ceremonien heeft bygevoegt. 0 ! hadmen bez „ rechte geloof en verſtandt behouden : badmen de Menſchen den weg Gods, „ in en door de nicwe geboorte, aangeweſen : badmen het klare aangeſicht „ Gods aan haar getoont : fo waren ſy van de fonden uitgegaan ; en in een » godlyk leven ingegaan. Maar uw ſcherpſinnige kloekbeide , gy liftige „ Hoer, heeft alles verblindı ! Indien myne ogen van Godt niet geopent » waren ; hoc ſouw ik u kennen ? Ja , ik ſouw u noch wel hebben dur ven aanbidden. Maar de Wereldt ſal u ſocken , en eindelyk vinden . Alsdan ſal Europa de Croon fyn ; Aſia de Man ; en Africa het landt ; ende een ecnvoudige Herder ſal ons weyden ! „Verſtondt gy dit; ſo gingt gy in u , en ſocht u ſelyen: maar gy ſule „ blindt
1 1
N
A
RED
E
N.
273
5,blindt fyn en blyven ; tot dat gy betaalt wordt. Gelykerwys gy droef ► heidt en verdrucking hebt ingeſchonken ; alſo ſult gy ſmerten en qua ,, len uitdrinken : want gy hebt het al te grof gemaakt. Gy ſyt een wilde „, boom ; en fult afgebroken en uitgeroeyt worden. Daar is geen andere „ raadt meer; uw eige toorn werpt u ter aarde neder. Want gy fyt ge. „ wogen, en te licht bevonden ; ſeit de Gecſt der grote wonderen . Hoe en wanneer nu dit misbruik ontrent de Sacramenten ingevoert is; en wat naſleep dit werk gehadt heeft, tot den huidigen dag toe ; ſtelt hy ons breder voor ogen ; Driev . Lev. Cap . 13 : 3. . si 't Geen wy noe dig hebben geacht hier by te voegen , tot nader verklaring en bekrachti ging van het voorgaande. Aldus laat hy ſich dan aldaar horen . Wy
willen verkondigen wat aan ons geopenbaart is , door den mondt Chris „ fti; en wat ſyne Teftamenten in het ware weſen fyn. Want dit is het „ Kleinoodt , en de edele Steen , daar de Kerk in Babel om danſt , en daar fy vervolging en oorlog om aanrecht. Hoe overvloedig veel laſter », lyke en ſchandelyke boeken fyn daar over geſchreven ! Dit is het Klei „, noodt der oprechte Chriſtelyke Gemeente . Als de Roomſche Kerk dit „ verloor , ſo wierdt van haar een Babel , en week de Geeſt Gods van haar. Toen wenden haarde machtigſte landen , tegen het Ooſten , Sui ,, den , en Weſten , van haar af : want de Openbaring verkondigde haar dit ; ſeggende : Indien 89 niet blyven ſult in myn liefde ; so ſal ik by ,, komen , en uw Kandelaar weg ſtoten. Dit is ор deſe wyſe toegegaan. Europa behieldt den naam van het Kleynoodt ; Aſia dekoleur ; maar de kracht bleef voor haar beiden ver », ſegelt: want ſy waren daar van uitgegaan ; en gingen ſlechts in het dui fter rontom taſten . Sy wierden vet, trots , en prachtig ; en ſy wilden „ over het Kleinoodt heerfchen. Sy fochten daar door goede dagen by de Menſchen ; als ook grote eer en heerlykheidt: fy bouwden daar op , ,, voor ſich ſelven , cen aanſienlyk aardſch Coninkryk , als aan het Room ,, ſche Babel klaar te ſien is : en dat deden fy , als ſchynheiligen ; om dat ,, fy van de Gemeente wilden ge - cert fyn , en in hoge achting gehouden. Wat Paulus , en de andere Apoſtelen , aan haar hadden nagelaten :na »; melyk , dat de Gemeente blyven ſouw in godvruchticheidt en liefde ; „, en de Ouderlingen , die haar wel voorgingen en beſchermden , dubbel de eer waardig achten ( 't geen aan haar , die dit in de Gemeente de
,, den, met recht toequam ) dat matigden fy ſich felven aan met dwang , » door de grote macht die ſy hadden : ſo datmen ſulx aan haar wel moeſt „ doen ; alſchoon ſy het ganſch niet waardig waren . Al was bet , dat ſy » geen ander ſwaerdt, met een goeden ſchyn , durfden gebruiken : ſo maak Mm nten
N
A
R
E
D
E
N.
274 ,, ten ſy evenwel een valſch ſwaerdt; te weten, den Ban. Die Ban fouw ,, het godvruchtig bewys harer heilicheidt ſyn ; op dat het toch bleek , dat „ Sy geen bloed - rechters waren . Gelykerwys de Phariſeen deden , die Chri. „ Itum aan Pilatus overleverden ; alſo doen ſy ook : Sy lyn godvruchtig in „ den ſchyn ; maar haar hert is een Duivel. Sy hitſen de Overicheidi op ;
,, om haar duivelſchen Ban te bekrachtigen : die moeten bare ſcherpreche wters ſyn ; en uitvoeren , wat haar verduivelt hert beſloten heeft. O ! hoogwaardige Vorſten , doet toch uwe ogen op. Uw Ampt , ſo „gy dat wel voert , is waarlyk in de Natuur gegrondveſt; maar haar ver „ fierde beuſeling geenſins : wordt darom toch hare ſcherprechters niet. „ Siet met uwe eige ogen : want gy moet , op den Dag des Oordeels , re ,, kenſchap geven. Laat u toch fonder ogen niet voeren : gy moet ſelve toclien . Ğy fyt het rechte Hooft der Gemeente : de ſchaapjens Chriſti „worden aan u toevertrouwt. Dit byſter verval der Kerke, door de wereldsgeſinde Geeſtelyken ver oorſaakt, doet hem haar , en alle die haar aanhangen , dus in vollen ernſt bejegenen ; Driev. Lev. Cap. 10:52 . „ Wat ſal de Geeſt meer van u „oordelen ; daar gy een echtbrekende Vrouw ſyt, en het geloof met dien s eedt verloren hebt ? Hy heeft u tydt gegeven , om Boete te doen : doch » SY doet geen Boete; maar hoereert noch dag en nacht. Darom wil hy
„ u uitſpouwen , in den wynpersbak van fyn grimmigen toorn ; en Babel ſal haar ſelve verbranden. So ſpreekt Chriftus : 0 ! Jeruſalem , fe ruſalem , hoe dikwils heb ik uwe kinderen willen vergaderen ; als een klokhen hare kuikens verſamelt , onder hare vleugelen : maar gy hebt s niet gewilt. Siet, ww huis wordt u woeft gelaten ! Dit feit by tegen » woordig ook tegen y , sy verwoeſte feruſalem in Babel. De tyde komt, dat de kinderen Chriſti van n ſullen uitgaan : ja , die tydt is al gekomen ; „en gy moet in uw hoerery verſmachten . Siet, uwe kooplieden ſullen van » verStaan , en ſeggen : fet toch eens ; Babel , daar wy ryk en vet in » geworden fyn , is tenemaal verwoeſt ! VII. Alhoewel dit ruim genoeg behoorde te ſyn , voor alle godloe kende Vromen ; die enigſins ogen hebben , om den helſchen grondt van Babel na te ſpeuren : ſo kunnen wy evenwel niet nalaten , hier noch wat langer op te blyven ſtaan . Want waarlyk dit is een ſaak van het aller grootſte belang: aangeſien wy, van onſe kindsheidt af, in dit Babel fyn opgebracht, en tot jaren gekomen fynde , door diergelyke eigenſinnige Voorgangers, onder een heiligen ſchyn , geblindhokt; ja , ſo jammerlyk betovert , dat er nauwelyx enige hoop overig is , om ſelfs de allerbeſchei denſte en gemoedelykſte Vromen wederoin te recht te brengen : dewyl de Rcligie ,
NARE
DE
N.
275
Religie, daar wy in opgevoedt ſyn ,in ons allen als natuurlyk is geworden . Om deſe hoogwichtige reden ſullen wy onſen Schryver hier noch vry bre der en ernſtiger van laten gewagen : op dat wy ons eigen gemoedt, ten beſte van alle kinderen Gods , die haar inwendige vryheidt ernſt is , en hier ontrent noch enige achterdoche,!en bekommering mochten hebben, mogen vergenoegen . Aldus ſtelt hy ons dan den ganſchen kerkelyken toeſtandt der On roomſchen naakt voor ogen , ſonder ſich in het allerminſte ergens voor te ontſien ; Driev. Lev. Cap . 13 : 37. . ; 40. op dat wy ons in deſen helderen en onbedrieglyken lpiegel toch eens recht beſchouwen ſouden . » Moeder Eva ſprak ; als fy haar eerſte kinde baarde : Ik heb den Man den Heere gekregen ; die ſal het doen ; die ſal den kop der ſlange ver „ pletteren , en het Coninkryk beſitten . Maar het was Cain de moorde „ naar. Tegenwoordig ſegt gy al eveleens : Wy hebben den Heere ge „ vonden ; nu willen wy aldus het Coninkryk befitten . Want wy heb ben de ware Leer gevonden : wy willen ſodanig leren ; ſo fyn en bly „ ven wy kinderen Gods. Luiſter toe : Gy hebt de Leer wel gevonden ; , maar gyfe Cain : gy meent niet anders, als het Coninkryk , en geenſins de krachi Abels in fyn offer. Gy wilt maar blyven in de luft des vlee „ ſches : en gy behoudt niet anders, als den baft alleen , van het Woordt ,, Gods, daar geen krache altoos in is. Gy behoudt de Hiſtory maar ; en „ Strydt om die Hiſtory: gy verwoeſt darom uw landt en volk ; en verloo „ chent dekracht. Gy regt : wy fyn dicht by het Coninkryk Gods ; en ſøt daar noch nooit verder van daangeweeſt: dat ſal uw einde wel uitwyfen. „ Wat kan uw wetenſchap u toch helpen ? De Duivel weet dat ook , wat » sy weet ; maar hydoethet niet : eveleensſtaat het ook met u : darom blyfe „ het Coninkryk Góds voor u beiden verborgen. Uw wetenſchap is deſtrik , die u vangi : waart gy fecht en onkundig ; ſo foudt gy so trots niet ſyn, Wat weet de eenvoudige van valſche liſt en bedrog : indien hy dat niet „, leerde, door de ſcherpſinnige klockheidt van de Turba ? Gy ſegt: Wy dragen Gods wil voor ; en leren die aan de Menſchen. ;, Syt gy Cain niet ; dic Abel alle dagen vermoordt? beſie u ſelyen eens ,, recht : gy fyt het immers. Abel leit voor uwe voeten , en ſmeekt u : maar gy lythet boosaardige Dier , dat Abel met voeten treedt. Gy rydt „ over de geboge knyen ; en acht den ſlechten en geringen Menſch voor ſtof: gy verſlindt ſyn ſweet ; en vult u ſelven op met bedrog , ſonder » enigen grondt. Hoe kunt gy ſeggen ? Hier is de Kerk Chrifti ! Gyſyt
Babel; een ſtadt vol hoerery en valſcheidt. Gy weet Gods wil wel ; maar „ Sy doet niet anders , als uw eige wil : en nochtans ſegt gy ; wyſyr uit Bas Mm 2
270
N
A
R
E DE N.
Babel uitgegaan , en hebben de ware Leer by ons.' fa', hade go den Geeft der gerechricheidt en waarheidt ; en liet gj u metweinig vergenoem gen : so fouw de Moeder u gedurig genoeg geven ; en gy foudt geen ge brek altoos lyden. Maar uw pracht en hoogmoedt vertrouwt Godt nie mendal : darom verlaat gy n maar op giericheidt: en wilt maar de vet richeidt der Aarde alleen in n ſelven verſlinden . Gy neemtſe na u met w geweldt ; en geenſins met Recht : het Recht dat gy voert , heeft uw
„ valſch en gierig hert verdicht ; en gy leeft maar in louter bedrog : gy , overreedt en bedriegt u ſelven , tot uw eige ſchade. Waart gy ſcherp finnig en voorſichtig ; ſo foudt gy op uw einde ſien , en merken wat , hier na volgen fal: maar gy verblindt u ſelyen , door uw hovaardy ; en ſegt noch al: Ha! dit is een goude tydt. Vele wilden gaern geſien hebben , watwyſien ; en geboort, wat wyhoren : maar ſy hebben het „ .niet geſien , noch gehoort. : Dit is welwaar ; maar luiſter: dat ſal een » getuigenis tegen u Tyn , en uw Oordeel fo veel te ſwaarder maken . ,, Gyfy , toi deſen rydt toe , niet beter geworden , maar erger : darom » weet dit wat aan 'n verkondigt is , dat is door uw eigen Propheet aan u 3 verkondicht. Die heeft u , uituw hovaardy , wederom te rug geroepen , in de Moeder der ootmoedicheidt : doch gyfyt maar ſo veel te ergerge worden. Gy hebt het ſwaerde van den Geeft verbroken ;, ap dat gy fonde doen, al wat gj wilt : doch by heeft u verlaten , en aan de Turbaover gegeven; die fal n verſlinden : gelyk als in voorgaande tyden aan Iſraël » geſchiedtis. Daar helpt geen Raadflag altoos tegen : uwe Verbonden ſyn ,,alteſamen onnut enydel. Dewyl gy n verlaat op den vleeſchelyken arm ; so is Godt ook van 'n geweken ; en laat u doen , al wat gj wilt : OP dat
gy u ſelve foudt verſinden. Wat neemt gy Gods Verbondt in uw mondt : daar gy toch de ca „ ſtyding haat; en niet anders ſoekt , als giericheidt? Meent gy dat Godt cen valſche huichelaar en leugenaar is; als gy fyt? Laat maar af van uw „ geroep : gy fyt aan Godt niet aangenaam ; indien gy u niet omkeert, , en uit de valſcheidt uitgaat. Het gaat tegenwoordig met u; ſo als het „ de Turba deyft : die ſchept haar vermaak daar in ; dat ſy den toorn 9 Gods aldus mag vervullen; en dat die verſlindt, al wat in het Ryk des „ toorns gewaflen is : terwyl gy ondertuſſen daar ontrent blindt fýt niemendal ſiet. Hoe fyt gy lo geweldig genegen tot giericheidt, en 1om veel te verſamelen ? verlaat toch dien verkeerden drift. Siet gy
,, niet , hoe de edele Tinētuur haar verheven heeft ? fy ſal ſeer haalt haar bloem vertonen : alsdan ſult gy ſilver en goudt genoeg hebben. Maar wat ſalmen leggen ? Gy hebt u ſelven in haap gehoereert : en
»8 )
NARE DE
N.
277
» Sy voert liever levendig in den afgronde ; eer gy deſe Hoer varen lier. Darom ſal het met n ook ſo gaan ; als uw eige Propheet u aanwyſt: die
, , al een geruimen tydt , met fyn Baſuin geroepen heeft. Gy wacht maar „ na het vyerige ſwaerdt : dat ſal n ook aan ſtucken hacken . Of meent gy, u dat wy dul ſyn ; om dat wy fodanig Spreken. Gy hebt het ſeer netgetrof
„ fen ! Wyſin nitu geboren : wyfien en verſtaan de klachte van onſe Moe „ der , die hare kinderen beſtrafr : want ſy wyſt de grimmicheidt aan in de „ Turba , die opgewaſſen is, tot in den grimmigen toorn Gods. W , ſpreken , „ wat ons gegeven is ; en wat wy erkennen , in den yver des Heeren. Wat » hebben wymet Babel te doen ? 'wy ſpreken met ons felven , en met de les „ den onſes lichaams: wy Spreken met haar , die in de Voorhoven Godswo nen , en die tegenwoordig met ons treurig fin ; welker treuricheidt in vreuchde ſal verandert worden. VIII. En mer den ſelven ernſt ſtelt hy deſen niewen Antichriſt alle ſync grouwelen ganſch onbeſchroomt voorogen,met defeſeer nadenkelyke woor den ; Driev. Lev . Cap. 12 : 27. : . 33. „ Luiſter toe , gy vervloekte Antichriſt: wat wilt gy aan Godt andwoorden ; dat gy de volkeren van het geloofaan Godt, en van de Rechtvaerdigmaking door het lyden en 9,ſterven Jeſu Chriſti, ganſch vervoert hebt, tot uw bedrieglyke ſchynhei „, licheidt , door uwe eigenſinnige Gevoelens: en dat maar alleen , om wuw hovaardy, eer , en aanſien , te ſtyven ; ende om uw giericheidt te voldoen ? Gy hebt haar, en vele onder haar noch in haar jonkheidten w onverſtandt ſynde , bepraat ; dat ſy ſich aan u hebben verbonden. Wac hebt gy gedaan ? Siet , dit hebt gy gedaan , dat Chriſtus de Phariſeen
»te laſt leit ; ſeggende : Wee n , gy Phariſeen ; gy omreiſt lande en wa » ter , om een foodt en fodegenoot te maken : en als gy bem daar toe gee bracht hebt ; ſo maakt gy van bem een kindtder Helle , tweemaal erger , „ als gy felve fyt. Want dit doet deſe Antichriſt net evcleens. Men meent ; datmen nu , in Duitslandt, door den Antichriſt te bear ſtryden , van hem is uitgegaan : maar dat is noch geenſins geſchiedt. Want die den Antichriſt tegenwoordig vervloeken , en hem ſýn ſchande 9onder de ogen ſtellen , ſon ſelve ook nie den boom des Antichriſts gewaſ „,fen : S ſon beren en wolven van den Antichriſt , die hem uitſuigen en verſlinden ; dewyl de Geeſt van dit Principium , of Beginſel, haar fulx geboden heeft te doen. Sy moeten dat wel doen : om dat hy een Baſuin lyn onder de feven Engelen in deOpenbaring. Sy blaſen in een hoorn : cn maken ſo ſterken geluidt ; dat de Aarde daar van davert. Maar als de Donder van dit geluidt hier op volgen fal ; ſo wordt de Verborgent heidt yan Gods Coninkryk wederom openbaar: dan gaat de deur onſer Mm 3 » genade
1
278
N
A
R
E
DE
N.
genade in Chriſto Jeſu wederom open ; die de Antichriſt verſegele hadt. Want de Antichriſt wordt in den ewigen afgrondt geworpen. Let daar toch wel op ! De Gevoelens ontrent de Kelk en Perſoon Chriſti, die nu in Duitse landt in ſwang gaan , fyn ook uit den boom des Antichriſts gewaſſen : het fyn kinderen van den Antichriſt , die hy heel fyn en argliſtig te „ voorſchyn brengt. O ! wat is de Duivel een kunſtenaar : indien gy de w ogen niet ſult open doen ; ſo ſal het duren ten einde toe ! Het wordt „ aan den eenvoudigen geſeit ; dat hy tochſyne ogen wil openen ; en geen . „ fins fien op enige Gevoelens: in de gevoelens ſteken louter Kettergen . Ja, » alfchoon ymandt in ſyn eige Gevoelen yvert ; en met dat Gevoelen in Godt indringt ; ende op deſe wyſe Godt en het Hemelryk verkrygt : ſo beeft hy toch een ſtaere van den Antichriſt aan fich hangen. Want hy 9 yvert ontrent andere Menſchen ; en hy laftert en vervolgt haar, die van »fyn Gevoelen niet ſyn. „ O ! Vorſten en Overicheden , geeft daar wel acht op : laat u toch niet langer vervoeren. Dryft de Leraars in de Kerk ; belaſt haar ,Gods wil „ te leren uit ſyn liefde ; en maakt haar niet tot machtige Heeren. Staat 9 haar geenſins toe, Inſtellingen te maken , en laſten op te ſetten ; de , wyl ly anderſins de giericheidt aanhangen : want in yder giericheidt „ fteckt de Antichriſt. Doet al wat gy wilt ; gy hebt hem dan toch aan den hals . O ! Vorſten en Overicheden , fiet toch wel toe ; dat 8Y Mannen hoort , die van Godt onderweſen ſyn ; en niet alleen geleert, door haar eie 989 ge ſtuderen. Want waar grote geleertheidt is, ſonder een ootmoedig hert, dat tot Godt geneigt is ; en dar ganſch geen eigen eer, noch giericheidt, 5. Soekt, daar is de allerſekerſte Antichrift. Want in geleertheidt ſteekt boo vaardy en eige eer : die wil de Wereldt regeren , en veel beſitten. Ver „ trouwt toch fodanige Leraars niet: want ſy fyn geenſins Herders Chriſti, Indien gy dit niet ſult navolgen , wat u hier geopenbaart wordt ; ſo
ſal de laatſte Antichriſt erger fyn , als de eerſte. Ja , het ſal daar toe 5 komen ; dat de Wereldt hem ſal moeten op een hoop by een verſame ,, len , en te gelyk met malkander in den afgrondt werpen : als Daniël en » Joannes in fyn Openbaring genoeg tonen ; en wy ook erkent hebben, » dat het met haar alteſamen ſodanig gaan ſal. Want fy fyn tegenwoor " dig een beſem en roede over den ouden Antichriſt haar Grootvader : , maar daar komt een ander , die haar ook dapper aangrypen en gorden ſal; ende aan haar de waarheidt opentlyk voorſtellen . 0 ! kinderen Gods, geeft hier toch wel acht op. Dit is het Merkte ken des laatſten Antichrifts. In ſyn Ryk, en in ſịne Gevoelens, verloo chenta w
NARE DE N. 279 chentmen het vleeſch en bloedt Jeſu Chriſti; waar mede wy in Godt ge boren worden . Heft uwe hoofden om hoog ;en merkt'er toch welop , de , wyl uw verloſſing nadert. Laat u niet meer ſodanig voeren , en in ſlaap „ wiegen : en Gier niet meer met vremde ogen . Doet uwe eige ogen „ open ; en vliedt van den Antichriſt toch in den Geelt Chriſti . ix. Eindelyk hangt hy den groten Antichriſt , die den ganſchen Aardbodem overdekt , ſodanig op voor het licht van de Son , ten ſpot van alle kinderen Gods ; datmen overvloedigeredenen heeft, om fich te verwonderen over fyn onvertſaagde kloekmoedicheidt; Driev. Lev . Cap. 3 : 61. . . 79. Alwaar fyne doordringende woorden klaar genoeg doen
blyken , door wat Geeſt hy gedreven is geweeſt ; en by gevolge, een ſeer die noch enigſins ernſtige nadacht behoorden te verwecken in alle Vromen , bekommert ſyn , ontrent het verlaten van alles, wat aan Babel vaſt is . „ De Openbaring van Joannes toont ons klaar ; hoe de Gceſt Mercu . „ rius het een Segel voor,en het ander Segel na , heeft geopent; alle pla „ gen en grouwelen over ons en in ons uitgeſchudt; en niet anders , als 5 loutere boosheidt, krakeel, en oorlog, nevens loutere arglificheidt en „valſcheidt , met wonderen en krachten in ons ontſloten. Gelyk hy ons 9dan ſeer net afſchildert, als een grouwelyk Dier, fynde een Draakmet » ſeven hoofden en tien hoornen , op fyne hoofden hebbende ſeven Cro 92nen : alwaar onſe vrome Geeſtelykheidt boven op den Draak ſit , heel „ , fyn en cierlyk opgeſchikt en gekroont. Aldaar moogt gy ſchone Bruidt, die op den Draak ſit, u ſelve eens 9 beſchouwen. Sie maar wel toe, waar gy op rydt : is dit de eſel Chri ,, fti , in ootmoedicheidt ; of is het de Duivel , uit den afgrondt ? Uw »Dier is uw eige geweldt , en het opſtygen van uw tyranniſche macht ; » die gy voor u ſelve opgebouwt hebt , in het Ryk Chriſti : waar in gy ,, een godloſe dwang des ellendigen hebt opgerecht ; en nergens anders 12 in leeft , als in pracht en hoogmoedt. Uw geeſtelyk hert is die ſchoon blinkende Bruidt , die op het Dier ſit. Siet , ik moet het n ſeggen : befie toch u ſelve eens recht , gy ſchone 99 Bruidt vol grouwelen der verwoeſting : om dat gy u inbeeldt, so ſchoon ,, te ſyn . Sie , wat hebt gy gebouwt? grote en cierlyke ſtene Huiſen ; daar ngaat gy heen ; en bedryft daar in huichelary en ſchynheilicheidt. Gygeeft aan Godt goede woorden ; maar uw hert hangt aan den Draak : gy ver quiſt de vetticheidt der Aarde , en uwe huichelaars moeten voor het Dier , en den Draak van uw tyranniſchegeweldenary, nedervallen, en 9 u aanbidden. Sy moeten uw Hoer, die op uw Dier fit , aanbidden; of uw Draak vermoorde haar : al wat gy inftelt moet godlyk ſyn. „ O!
280
N
ARE DE N.
„ O ! hoe ſchoon fyt gy uitgeſchildert : beſie u ſelve maar eens met ,, aandacht; het is hoog tydt. Šiet gy niet; hoe u de Engel te gelyk met ,, den Draak in den afgrondtwerpt, in den ſwavelpoel? of kent gy uſel » ve noch niet ? Weet gy dan niet, dat wy in Chrifto uit Godt moeten wedergeboren worden ; en in het leven Jefu Chriſti wandelen ? Weet „ gy niet; dat het Woordt Menſch is geworden ? Wy moeten ſodanig in 93 Chrifto op nieuw geboren worden ; dar de fiel een lidmaadt Chriſti is. Uit een lichaam , dat Chriftus felve is , moeten wy alteſamen geboren ,, worden : anderſins kunnen wy de feven Kandelaren Gods in ons nooit aanſchouwen. Wat huichelt en vleit gy u ſelve veel met ſchynheilicheidt? wat ma. » tigt gy u ſelye , in uw ſchynheilicheidt, godlyke macht aan ? gyhebtſe
»,immers niet : gy hebt nietanders als de macht van den Draak , en het » geweldt van uw Antichriſtelyken Afgodt. Wilt gy godlyke machtheb ben ; ſo moet gy , in en met het leven Chriſti, in Godt lyn. Dan ont », fangt gygodlyke macht ; om in haar te werken , die haar hert tot Chri ,, ftum in Godeverheffen. Aldaar hebt gy dan den ſleutel des Hemelryks, » in de engelſche Wereidt. Uwe Concilien , Inſtellingen , Beſluiten , en uw eigenſinnige Waan , „ lin louter bedrog : de Geeſt Chriſti , die in Godt is , laat fich aan gene „ Wetten binden . Al wat gy leert van een eige macht in den Hemel , die 1981 u ſelveaanmaticht , is , buiten de niewe Wedergeboorte in Chriſto, ,, valſch en leugenachtig; en de kracht daar van komi aan den Draak toe . 9) Geen Menſch heeft enige macht in Godt: indien hy niet uit Godt in Chria 99 fto Jeſu wedergeboren is. Maar die aldus wedergeboren is , kan aan ,, een toegenegen hert, dat ſich in Chriſto Fefu tot Gode neigt , door ſynftem woorden , die uit Godt klinken , de ſeven Segelen open fuiten , enba ſuinen in bet begerige Gemoedt. „ Sie derhalven wel toe ; en beſchouw u ſelve in de Beelden , die in de „ Openbaring ſtaan ; daar gy op den Draak rydt. Hoc ſchoon rydt gy op » Aarde ! eveicens als de Duivel , de oude Draak , onder de ſeven Sea » gelen : die gedurig ryden wil boven het hert Gods, in de macht des , vyers; en ondertuſſen verſegelt blyft, onder de feven Segelen , in den duilteren afgrondt der cwicheidt, in den oorſpronk van de Natuur, in de ſtrenge Baarmoeder. Met u gaat het net op deſelve wyſe. Want alſchoon dieSegelen in de fiel des Menſchen open gebroken fyn , in den doodt Chriiti : ſo heeft evenwel de toorn Gods u verſegele , met den Geeft deſer Wereldt, die voert u aldus ; op dat fyn toorn alle hae . py re wonderen aan u ſouw volbrengen en uitvoeren.
,, Siet,
N
A
R
E
D
E
N.
281
,, Siet, gy trotſe Hoer op het Dier , wat hebt gy geſocht , ſedert de „ tyden der Apoſtelen ? Die wandelden in het leven Chriſti; en geenſins 99 na de luſt van den grimmigen geeft , die in den oorſpronk van de Na ,, tuur is ; gelyk als gy doet. Belie uw prachtig Ryk; dat gy in de We reldt hebt opgerecht : waar in men van Godt heeft moeten afwyken ; „ ende uwe Inſettingen eeren , en aanbidden . Chriſtus badt fyn Vader aan : „ſyn menſchelyke ſiel drong in en met het Woordt Gods , in de feven „goude Kandelaren , die de brandende Geeſt der liefde fyn van het hert Gods , in den Vader , in de fille ewicheidt. Daar door deedt Chriſtus وزhier op Aarde grote wonderen , in des Vaders eigenſchap : want hy opende de Segelen der Verborgentheidt ; en verdreef de onreine gee 99ſten uit de grimmige eigenſchap der ſiele; en hy gaf ſodanigen geluidt, » in het middelpunt van de arme gevange ſiel; dat alle Segelen lich be „ wogen , en in het leven Chriſti tot Godt indrongen.
Aldaar kon de
Duivel niet wonen : want hy is een geeft der duiſternis. Maar gy neemt het Ryk en de macht Chriſti in , met ſchynheilicheidt en bedrog. Waar fyn uwe wonderen ? daar gy maar godlykc Inſettingen maakt, tot aanwas „ van uw wereldlyke cer, en om de Menſchen te bedriegen; op dat gy heer ſchen moogt over ſilver en goudt , ende over de fielen der Menſchen , 0 ! Babyloniſche Hoer , gy ſpe bet , daar alle Propheten van hebben
!
„ geſproken ; die de wonderen hebben aangeweſen in de verborge Segelen , „ welke in de ewige Natuur verborgen waren. In u ſyn die wonderen in » 'r licht gekomen ; maar gy verwoeſt den boom des levens : darom moet
5737 in den poel , die met ſwavel brandt.
Om die reden ſeit de Geeſt ook
„ in de Openbaring : Gaat uit van haar , myn volk ; op dat gy bare pla . niet deelachiig werde. " gen „ , Dewyl gy dan uit u ſelve, in de grimmige macht des toorns Gods , , fyt opgewaſſen ; en niet anders fyt, als een verſlindſter ; ende alle won deren Gods, volgens uw hovaardy , geſchikt hebt , tot eer en aanſien van uw Dier : ſo fyn en blyven de Segelen ook in u verlegelt ; tot dat
» de toorn haar macht aan u bewyſt , en gy u ſelve verſlindt. Want gy hebt het baſuinen der Engelen -veracht; en haar vervolgt , die aan u van Godt geſonden waren. Gy acht uw Buikgodt, en uw heerlykheidt, boven alle dingen ; en laat u huichelen en pluimſtryken. De Bruidt des Diers ſeit; Ik ben uw Godt: fet u op my ; en ryd , ſo gy wilt. Ik wil roepen ; dat de vetticheidt der A arde u toekomt : en » als gy , men ſal n in my aanbidden. Schricken en beven ſal hem overkomen , die ,, ons verache! Aldus rydt ik over de geboge knyen , en over de fielen der * Menſchen. Waar kan ſodanigen Rykgevonden worden, als wy beſitten ? Maar Nn
282
N
A
R
E
D
E
N.
Maar de Geeſt Mercurius, die uit de ſeven brandende fackelen uitgaat, „ welke de Geeſt is van de Bruidt Gods, wyſt ons aan , in de Openb3 ring Joannis : dat de Verborgentheden van Gods Coninkryk fullen vol ,, cindicht worden ; als het levende Segel open gaat. Want het Lam , dat geſlachtwas , nam , in de tydt des ſevenden Se „gels , het boek uit de rechterhandt van hem , die op den Throon fat ; 9, en deedt de Segelen open : en de vier -en -twintig Ouderlingen vielen „ voor het Lam ter neder , ſeggende ; Gy bebe het boek geopent , en ſyne 9 Segelen opgebroken. Lof , prys, en eer , Hy aan Godt en het Lam ; w dat waardig was , het boek te nemen , en fyne Segelen op te breken : i, en de Hoer wierde met den Draak geworpen in den vyerigen poel. Ver 9 Itaat gy dit niet : fo fyt gy noch onder het Segel !
X. Op dat dit ſchrickelyk Oordeel over Babel wat klaarder verſtaan mag werden , van alle godſoekende gemoederen , dic het volkomen ernt is uit Babel aanſtonds uit te gaan ; en met het ganſche faadt Abrahams in het ware Canaan in te gaan : fal het niet alleen nut fyn , maar ook hoog , nodig , onſen Schryver noch wat nader te horen fpreken van Babels on dergang, en ook te gelyk van Sions opgang. Op dat ſy, in alles wat haar ontmoet, klaar mogen ſien , wat haar te doen ſtaat ; en ſich trooſten met een gelegende uitkomſt, in alle onderdruckingen en ellenden . Aldus draagt hy ons dan deſe ganſche ſaak met duidelyke woorden be knoptelyk voor ; Bedenk. over Stieff. Vers. 104. . . 108. „ Babel heeft „haar ouderdom bereikt , en is tot het beſtemde Perk gekomen. De ,, aanvang heeft het einde gevonden , en dat tuſſen beiden is, ſal en moet „ nu openbaar worden : daar tegen kan geen ſtryden noch verweren meer „ helpen. Dewyl nu het kindt der ſonde, en des verderfs , daar ſo ges
„ weldig tegen woedt; ſo moet het ſich ſelven , door fyn eigen woeden , i verdelgen. Wilde het in den aanvang ingaan ; ſo bleef het ſtaan : en 9 dan louden ſyne wonderen maar alleen verſchynen. Doch dewyl het in , hovaardy , gicricheidt , en nydt , als ook in allerhande boosheidt , en s ſchalkheidt , opgewaſſen is ; waar toe fal dan dat bofe Dier nut fyn ? - Het deucht niet tot een offer Gods : ook wil het fich niet bekeren ; » om een menſchelyk hert te bekomen . Dit laat Godt verkondigen: om dat fyne kinderen uit Babel fouden uit in gaan. Want de Heere fal den Aardbodem verfchrisken ; en Babel over , hoop werpen : ende daar ſal een ſtroom uit Sion vlieten ; op dat de dor. ; fige ſiel gelaaft werde : dewyl de ellendige verquikt ſal worden , en » grafen in fyn weyde.
De Dryver lål verbroken worden : dan ſult gy u , voor een korten » tydt,
.
1
N
A
REDE N.
283
tydt, verheugen. Want gy fyt , van uw jonkheidt af , argliſtig ge » weeſt; en ſoekt maar alleen het beſtemde Perk in de wonderen : gely » kerwys uw aanvang was ; alſo is ook uw einde. Die blindt is , ſal het „,niet ſien ; maar blyven Slapen , tot de dag aanbreekt. Chriftus fprak : » Als de Soon des Menſchen komen ſal; meent gy , dat hy dan geloof ſal vinden op Darom is de iydt des eindes een boſe grondſop : der Aarde
w en ſal het geenfins louter Sion fyn ; als alleen in de geheiligde kinderen de aanvang en het einde fyn malkander gunſch gelyk. „ Chrifti. Wani Dit dus vooraf geſonden ſynde , komt hy wat nader : en toont ons , warom de tydt van Babels ondergang tegenwoordig al voor de deur is ; Myft. Mag. Cap : 43:52. Alwaar hy den ondergang van Sodoma en Go morrha verhandelende , deſe ernſtige woorden gebruikt. „ O ! onkuiſch, , afvallig , eigenwillig , lichtvacrdig , afgodiſch , en moorddadig , Ba bylon vol laſterlyke ondeuchden ; wy ſullen voor u niet verbergen, dat » nu de twee Engelen , die by Loth quamen , namelyk , de waarheid en » „ » „
gerechticheidt Gods , by u ook fyn ingegaan . Dic verkondigen u tco genwoordig , aan het einde van het Segel Enochs, dat verborgen is ge weeſt, door fyn nu geopenbaarde klank , uw ondergang : want de tydt van uw Oordeel , dat over u uitgevoert ſal worden , is voorhanden . Beſie u ſelve toch wel ; en geef daar toch wel acht op. Gy hebt tegen
» Woordig Lorb , en die twee Engelen , het felve gedaan , das die van So ,, doma gedaan hebben , met sporten en verachten : darom vangt uw ſtraf jy ook al evelechs aan. Let wel ! wanneer die Engelen Lorb van u fullen » wegpoeren , onder het geopende Segel; dan is de dag van uw ondergang voorhanden. Dit kunt gy nu noch niet geloven ; doch ſult het wel haalt » jammerlyk moeten ondervinden : ſeit de Geeſt der wonderen . Deſe ſelve ſaak draagt hy ons aldus daar wat breder voor ; Vers67..71. „ By defe Figuor mag de tegenwoordige Wereldi voor haar ſelve wel »; een ſpiegel nemen. Wann gewiffelyk , fo feker als de prediking Loths warachtig was ; en de ſtraf daar op volgde : fo ſeker ſal ook de ſtraf des ſelten Segels (welk Segel tegenwoordig ten einde gekomen is; ja, fich » alreets heeft geopent ) plotſelyk hier op volgen. Doch dat deſe waar „ ſchouwing nu fo langen tydt tydt des feſten Segels, in fyn der alle defe ſes Segelen , tot „ veel wonderbaarlyker : want „ het laatſte Oordeel.
is voorgegaan ; geeft te kennen , dat de openbaring, de allerwonderlykſte is , on op het ſevende getal. Die rydt is noch al die behelft het einde deſer Wereldt , en
„O ! Babel, dit ſy u geſeit , onder deftem des geopenden Segels van die „ Jefte getal. Of gy het alſchoon veracht en uitlache; bet treft u evenwel; Nn 2 mja ,
284
N
A
R
E
DE
N.
„ ja , het heeft u alreets getroffen , met de verſtocking der grimmicheidt, ,, die u door en door geſift heeft, in de verſchyning van de boodſchap defen „ twee Engelen. Dit wordt tegenwoordig maar alleen aan enige weinige 9, aangeweſen ; die met de dochters van Loth uit Sodoma ſullen uitgaan , 9 , en alſo geredt worden . De verſtokte Schare , die gegrepen is , is alreets geoordeelt: want het , ſwaerdt der ſifting heeft haar alreets aangetaſt. Sy lopen tegenwoor ,, dig, als ſinneloſe en raſende Menſchen , in hovaardy , giericheidt , en ,, nydt ; en ſy verachten het Baſuine- geklank der Engelen. Het geroep ſtaat nu in het Baſuine-geklank der Engelen aldus : Gaat uit Babel ! gaat uit Babel ! gaat uit Babel ! Babel Hiaat in het verige ſwaerdt ge wgrepen ! Amen .
En noch veel duidelyker ; Myſ . Mag. Cap . 44: 8. . 13. met deſe. feer nadruckelyke woorden. „ O ! Babel, Godt heeft u , al over langen. „ tydt, Boden geſonden ; en met de verkondiging des Evangeliumsfyn » genade aangeboden : darenboven heeft hy u ook geweldig gedreigt, met , de ſtraf uws ondergangs. Maar gy hebt , uit het licht des Evangeliums, " niet anders gemaakt , als een krakelig Babel ; en ſyt tegenwoordig het welgemeſte Sodoma. Houd dit voor vaſt en ſeker: dat de Heeretegenwoor ,,dig aan u die twee Engelen voor de laatfemaal geſonden heeft. De ene , heeft de waarheide in fich; en belaſt Loth met fyne dochters uit Sodoma uit ,, te gaan: de andere heeft het ſtrenge Oordeel Gods in ſich. Dieheeftutegen . „ woordig voor de laatſtemaal geſift; en het inwendig Kenteken , dat uw » toeſtande aanwyſt , nabuiten gedraayt, ende voor den Heeregeftelt. Om „ moordgeſchreeuw is voor den Allerhoogſten gekomen , en is byſter groot : , die heeft fyn Engel geſonden , om u te verderven , en de ſteden ” onderſte boven te keren . Het Kenteken , dat uw toeftandt aanwyſt, waar mede gy nu van buiten . „ getekent ſyt, is de grote giericheidt en nydt , met het boſe geldt , tot uw . ,, beſcherming en onderſteuning ; als ook de grote grimmicheidt van uw onderdrucking des ellendigen . Nademaal uw giericheidt ſo hoog 1 opgeſtegen is ; met een voornemen van alles in haar te verſlinden : waar uit die grote ſteigering , door uw bedryf, ontſtaan is van alle menſche „lyke nooddurft. Doch gy ſegt : Het istegenwoordig heel goedt: de Son 9 is my opgegaan ; en ſchynt in myn fak : dat ik myn ſak kan vullen , lo als ik wil. Het is voor my een goede tydt: nu ſal het eerſt recht goedt , worden ! Ik ſal mynſelyen daar wel van bedienen : ik wil in macht en » geweldtder hovaardy opſtygen ; en my ſien laten ! » Maar hoor eens , wat het Baſuine-geklank tegenwoordig verkondicht. 2. Dat
NARE DE N.
285
Dat feit : Gaat uit Sodoma ; de toorn des Heeren is aangebrant; de Son is opgegaan in liefde en toorn : dit willen wy voor u niet verbergen . „ De Engel der waarheidt heeft de dochters van Loh , nevens haar Vader » , en Syn Vrouw , tegenwoordig al by de bandt gevat , enbelaſt haar voort te mgaan : het is hoog tydı. O ! Sodoma , dy fuls dat wel baaff , met jam , mer en ellende , ſien. Want de Engel des toorns heeft u ook in het „ Oordeel gevat : darom ſyt gy ſo grimmig , gierig , moorddadig , en „ valſch . Beſie u ſelve maar eens ; en let , of wy u de waarheidt niet ſeg ngen. Gy verſamelt voor u ſelve een groten voorraadt , uit kracht van het Kenteken, dat uw toeſtandt aanwyſt: op dat gy toch in den afgrondt „ wat foudt hebben , tot uw onderhoudt. Wie ſien kan , die ſie ; in wien » maar een vonkje gehoors van dit Baſuine -geklank geklonken heeft , die » ga uit Sodoma: daar is geen wachten meer mede gemengt! Maar allerklaarſt en krachtichſt ; Bedenk. over Stief. Vers 131.. 133 :
alwaar hy deſe grote Verborgentheidt aldus met korte woorden uitdrukt; die wel waardig ſyn gedurig voor ogen gehouden te worden , tot onſ op- . wecking en verquicking. ,, De tydi is al verſchenen ; daar Enoch in leert, „ en Noach de Sundvloedt verkondicht: daar is voortaan geen ander Merk w teken te verwachten ; als het Teken van Elias. Wat ſtaat de Wereldt noch langer te gapen ; en laat haar onnuttelyk de oren met wysheide van „ ' geſternte opvullen ? alles is te vergeefs! Wie met Sion wil'ingaan , en ,, Gode loven in Jeruſalem ; die heeft nu den aangenamen tydi. Het geluide 9, van de ſevende Baſuin heeft al geklonken ; hetſprinkbronnetje Iſraëls is 9 al geopent. Niemandt behoeft voortaan meer te denken , dat het Baſui 9 ne-geklankvan deſe of gene oort ſal komen : want gelyk de blixem opgaat » in het Ooſten , en ſchynt tot in het Weffen ; alſo is ook , van het begin 93 af tot aan het einde toe , de toekomſt van den Soon des Menſchen . Laat niemandi toch meer wachien , op een uitwendig Propheet : hy „ verſchynt inwendig in den Geeft. De uiterlyke Menſch ſal deſen Pro
mpheet geenſins kennen : want hy ſtaat in het Croon-getal ; en predike in het Myſterium . Hy is alreets bekent en gevonden ! Wie hem begeert te „ fien; die ſoek hem in ſich ſelven : laat hem Babel maar laten varen i fe fal by hem wel vinden. 3 X1. Dit aanſtaande Oordeel over Babel, waar door de Draak , nevens de Hoer en het Dier , geworpen ſullen worden in den afgrondt der Hcl le ; doet hem aan de ganſche Chriſtenheidt deſe ernſtige waarſchouwing te gemoet voeren : om haar noch , ſo't mooglyk was, tot Inkeer te bren gen ; en om alle yverige Vromen , die het verhoorde Babel alrects heb ben verlaten , een hers onder den riem te ſteken ; Signat. Cap. 15: 46.47; Nn 3 » O.!
286
Ñ
ARE DE
N.
„ O ! waarde Chriſtenheidt, beſie u ſelve eens ; en geef toch wel acht, ofgy tegenwoordig , in en met het werkende Woordt Gods , na fyn gy niet maar alleen ſtaat in de blote Form des Chri „ wil werkt; dan of
s ſtendoms, en uw eige werk maar in valſcheidt dryft. Gy ſult wel haaſt bevinden ; dat gy een grouwel voor den Allerhoogſten fyt geworden : , en dat het uitſpouwen van u , door den Allerhoogſten , uit deſe Form , die gy , door uw Selfheidt , hebt ingevoert in fyn uitgeſproke Form ;
9, eerlang volgen ſal. Om dat gy u toedekt met de ware Form ; en onder die Form een valſch kinde fyt: ſo ſyt gy gelocht, en in uw eige Form , » met een valſch dekſel bevonden overdekt te fyn . Gelykerwys gy u ſelve , in een valſche eige Form bebe ingevoert, onder de ware Form ; alſo fult 989 u ſelve ook verbreken : en daar toe helpt u de Hemel , dien gy langen » ? ydt in gehoorſaamheidt bebt gedient : dit kan nergens meer door opge. 1 houden worden ! Uw werk is in de Turba gevonden : die ſal haar ook „ daar mede vermaken in het verwoeften. Dan ſal het eveleens met u gaan ; , als gy u ſelve, met uw afvallige valſcheidt , in uw eige Form , onder ; den naam van de ware Form , hebt opgetrocken ; en voor Godt met „ ſchoonſchynende huichelary gehuichelt; ende niet anders als den aard ſchen Menſch gedient. Maar de knecht des Heeren ſal geſocht en gevonden worden. De 22Heer weydt fync ſchaapjens in fyn eige Form ; en voertſe in fyn weyde. Alle trotſen en welgemeſten fullen het ervaren , wat de Heere voor een 92Oordeel uitvoeren Tal, over den ganſchen Aardbodem . Alle hoop der 2 godloſen ſal vergaan : want de Dag des Oogſts nadert ! Een verſáhric king van den Heere doet het Aardryk daveren ! fon ftem klinke tot de i uiterſte einden der Aarde ; en de Ster (gner wonderen gaat op ! Dat kan z niemandt weren : want het is in den Raadt van de Wachters in depoor. ten der diepte vaſtelyk beſloten ! Van welk aannaderen deſes groten Dags hy noch vry breder gewaagt in het beſluit van fyn 41. Brief : alhoewel met een verbloemden fyl , volgens den aart der Propheten .Alwaar hy aan fyn groten vrindt, den godvruch tigen en feer geleerden Edelman , Abraham van Frankenberg ,velerhan de byſonderheden daar ontrent voordraagt : welke wy goedt gevonden hebben hier by te voegen ; tot nader onderwyſing en verſterking aller Vromen , die luſt hebben aan de Verborgentheden Gods. Dus leggen aldaar ſyne ſeer nadenkelyke woorden . „De verdrucking en verwoeſting „ Babels nadert geweldig. Het onweer trekt aan alle kanten op. Vergeef ſche hoop bedriege: want de verbreking des booms nadert. » geworden , in de wonderen !
Dit is bekent
Het
N. A
R
E
DE
N.
287
,, Het inlandſche vyer is ſchadelyk voor fyn Vaderlandt. De gerech rechticheidt en waarheidt gaan al vaſt te grondt. Groot gekerm en el >> lende dringt'er op . Men fal treuren , om een ledige oude hut, die vol » gaten is; waar aan , ontrent de falicheidt, niemendal gelegen leit ; en , men fal vergrimmen om het neſt , daar in de Sathan voor lich ſolven „, fyne jongen heeft uitgebroedt. De toren van Babel is grondeloos gewor ,, den : men meent dien toren noch met ſtuttenſtaande te bonden ; maar „ een windt van den Heere (myt hem om ver. De herten en gedachten der Menſchen fullen openbaar worden. Want „ daar komt een beproeving van den Heere : waar door de Mondchri „ ſten , met fyn valſche here en fiel , fich fal openbaren 1e fon , als een „ riet, dat van de windt bewogen wordt: om dat ſyn bert dan herwaarts, , en dan derwaarts, wankelt ; op dat for valſche gronde tenemaal open baar fouw werden. Vele ſullen ſich felven verraden ; en om lyf en goedt
brengen , door haar huichelary. De Mondchriſtenen ſullen vertfagen ; als haar valſche grondt openbaar ſal worden . Het ooſterſche Dier krygt eenmenſchelyk bert en aangeſicht. Docheer dat geſchiede : 80 belpt ber den toren van Babel met ſyne klaauwen om ver ,, rucken. In de duiſternis der middernacht gaat een Son op : die fyn glans » neemt uit de finnelyke eigenſchappen van de Natuur aller weſen ; uit het geformeerde, uitgeſproke, en wederuitſprekende, Woordt : en dat is „ een wonder, daar alle volkeren ſich over verheugen. Een Adelaar heeft jonge Leeuwen in ſyn neſt uitgebroedt ; en haar . den roof toegedragen , tot dat hy groot fyn geworden : met die hoop , dat wsy hem weer baar roof fouden toebrengen. Maar ſy hebben dat vergeten; ontnemen den Adelaar ſyn neft ; plucken hem fyne vederen uit ; en byren hem , uit ongetrouwicheidt , de klaauwen af , so dat hy geen roof meer balen kan : om hem alſo uit te hongeren. Doch fy worden onenig om bet , meſt van den Adelaar; en verſcheuren malkander in toorn : tot dat haar ,, toorn een vyer wordt , dat het neft verbrandt ; en dit komt van den Heer aller weſen ! Indien de ryke en machtige wiſt , waar fyn grondt op ſteunde : fo ,, fouw hy in fich felven gaan ; en op ſyn einde merken. De Son geeft „ aan velc dingen het leven ; en ook aan vele dingen den doodt. „ Die ſo ftil leit in fyn eige wil ; als een kinde in lyn Moeders lichaam ;
,, en ſich laat van ſyn inwendigen grondt, waar uit de Menfch geſproren ,, is , leiden en voeren , die is de edelfte en rykſte op Aarde. De Poſt uit den grondt van de Natuur komt te voorſchyn ; en voert cenfwaerdt over de Aarde; ende heeft tot fyne mcdchelpers ſes winden > dic
288
DE
N
A
RE
N.
die langen tydt over den Aardbodem hebben geregeert. Die winden breken het (waerdt van deſen Poſt , door de openbaring van den ſe „ venden windt : welken fy altydt in ſich hebben verborgen gehouden : „ , maar fy moeten hem tegenwoordig roepen en openbaar maken , wegens het geweldt van deſen Poft. Dele ſevende windt openbaart een nieuw „ vyer; daar een groot licht uit ſchynen ſal. Terwyl deſe tijdt duurt ; fal „ de bron der genade met rein water vlieten , en de ellendige verquikt „ worden . Amen . Immersmoetmen fich , over deſe ſeltſame Voorſeggingen , verwon deren : al is het ſchoon , dat’er enige onder ſyn , die ons begryp tot noch toe enigſins te boven gaan . Maar wat ſouw het ons baten ; of wy al le deſe Prophetiſche Raadſelen klaar verſtonden ; indien wy ons beſt niet deden , met een onophoudelyken ernſt en yver , om de plagen , die Ba. bel over het hooft hangen , te ontvlieden ; en onder de vleugelen van de Son der gerechticheidt onſe geneſing te ſoeken ! Dit doet onſen Schryver alle godſoekende gemoederen , die op Ba bels ondergang en Sions opgang hopen , en de verloſſing van ganſch Iſraël te gemoet ſien , aldus met trooſtrykewoorden aanſpreken ; Bedenk. over Stieff. Vers 145..om hare herten te verſterken. ,, Alle Menſchen , die dit in het bert dringt , wordt om die reden aangeſeit : dat ſy toch » immers beſtendig willen blyven ; en den gulden vloedt, die uit Sion ont „ Springt, te gemoet gaan : ſo ſullen ſy het Pereltje vinden : want het is al » geboren. Niemande vergaap ſich toch aan tydt, of perſoon : bet is de Geeſt Chriſti , die hier ſpreekt! XIT . Alſchoon dit ſouw kunnen geoordeelt worden genoeg te ſyn ; om alle welmenende Vromen hier ontrent te voldoen : ſo dringt ons de lief. de evenwel noch wat verder te gaan ; en aan haar de herſtelling van den vervallen Throon Davids en lyn Coninkryk , als ook de falicheidt van het ganſche ſaade Abrahams , na dat de volheidt der Heydenen fal inge gaan ſyn , levendig voor ogen te ſtellen . Wat kunnen wy ook beter doen; als malkander broederlyk vermanen en opwecken , tot het bereiden yan onſe lampen tegen de komſt des Bruidegoms ? Dewyl hy komen fal, om fyn beminde Bruidt te vertrooſten , en uit dit tranendal in het ware Ca naan in te voeren , ende fich aldaar met haar te vermaken in alle ewicheidt ? Aldus draagt onſe Schryver dan deſe heilſame Verborgentheidt ons be knoptelyk voor; Myft. Mag. Cap. 37 : 59. . 61. , Dat de kinderen „ Abrahams , namelyk de Joden , tegenwoordig uit Canaan verſtoten „ , fyn , en door de ganſche Wereldt verſtrooit , is alleen te wyten aan ,, haar blindheidt en halſtarricheidt: en dit ſal duren ; tot dat de tydt der
» Heyde
1
1
N
A
REDE
N.
289
„ Heydenen vervult ſal ſyn. Sy hebben den Heer der heerlykheidt niet „ erkent; maar van ſich weggeſtoten : doch wanneer ſy lich ſelven reche ſullen kennen ; ſo ſullen ſy wederom in de wortel inge- ent worden . Niet dat ſy uit de wortel ſyn uitgeſtoten ; geenſins. Maar ſy moeten
blindt fyn en blyven ; op dat haar licht aan de Heydenen fouw ſchynen, ,, tot dat ſy ook blindt wierden, ontrent dit licht Abrahams: gelyk als fý „ tegenwoordig warachtig blindt ſyn . Alsdan gaat het licht Abrahams we 9 derom op , uit ſyn eige wortel en ſtam ; en verlicht alle volkeren. Dan „ fal Japhet wonen in de hut van Sem , en Iſraël gebracht worden tot de „ geopende genade-bron voor alle volkeren . Waar ontrent alle volkeren nu tegenwoordig noch blindt ſyn.
Doch die tydt is naby.
De More
„ genſter is al verſchenen. Wel hem , die het fien kan. Maar de Babylo „ niſche Hoer heeft alles ſodanig verblinde ; dat alle volkeren in de nache „ wandelen . Haar onkuiſcheidt is gekomen voor den Allerhoogſten : hy wil w haar ſchande uitdelgen, die den Hemel heeft beſoedelt. Dat fult gy wel „ haaſt ervaren in uw dronkenſchap. Dit toont ons de Geeſt der won
» deren , uit ſyn eige wortel! Deſe Bekering aller volkeren tot den Heere ſtelt hy ons noch klaarder voor ogen ; Myft. Mag. Cap. 40 : 87. . . 90. alwaar hy van Hagar en Ifmaël handelende , ſich aldus horen laat. „Gy moet weten ; en wy fege Allerhoogſten , dat erkent is geworden , in 2» gen bet u , als een Woordt des het geklank der Baſuine , die hy gereet heeftgemaakt , om alle volkeren „ te verwecken , en den ganſchen omtrek des Aardbodems t'huis te ſoeken. Dat de Engel des groten Raads, namelyk, de heilige ſtem Chriſti,geene „ fins van de volkeren , die van Godt vervremde fyn geweken is ; om haar „ ewiglyk te vergeten. Hy kan haar ſoweinig vergeten ; als een Moeder haar haar niet wederom erbarmen fouw over den kindi vergeten kan : dat 35 foon van haar buik ; alſchoon by haar ongehoorſaam was geworden. Want gelykerwys de Engel tot Iſmaëlquam , als fyn Moeder voor Sara vloodt , toen hy noch lag in het lichaam van fyn Moeder ; hem „ met een legen en wereldlyke Vorſtendommen verſag ; en de Moeder beval met het kindt tot Sara weder te keren : alſo gaf Godt ook ( na dat de ooſterſche volkeren wederom in haar Moeders lichaam , methaar ,, kennis der Religie , ingingen ) aan haar , in het Ryk van de Natuur , de macht over de Vorſtendommen deſer Wereldt ; om die te beheer ſchen , onder het licht van de Natuur , tot op den beſtemden tydt. Wanneer die tydt vervult is ; ſo ſullen fy , met grote vreuchdt , en „ grote ootmoedicheidt, wederom tot Abraham , dat is , tot Chriſtum , , ingaan. Doch geenſins in de Form der Babyloniſche geformeerde let Oo „ terlyke
290
N N
A
R
E
DE
N.
» terlyke Chriſtenheidt, in alle hare verdichte Orders ( welke niet anders „ fyn , als letterlyke Chriltenen : om dat’er toch op der Aarde noch een » getuigenis van Chriſto en lyn Ryk ſouw overblyven ) maar fy fullen » geboren worden in Geeſt en kracht; want ſy lyn de verlore loon , die van fyn Vader is weggegaan , en een fwynhoeder geworden . Maar wanneer de Engel haar ſal gebieden wederom te komen ; ſo „, füllen ſy komen , in de ootmoedicheidt van den verloren , en tot fyn ,, Vader wederkomenden, foon. Alwaar dan ſeer grote vreuchdt van Chri ſtus en fyne Engelen ſal bedreven worden ; om dat de dode levendig ge worden is , en die verloren was wederom gevonden. Alsdan gaatby haar het rechte gulde Jubel-jaar aan , van de Bruiloft des Lams . Dit doet hem alle godioekende gemoederen , die dele algemene Beke ring met groot verlangen te gemoet ſien toeroepen ; Princ.Cap 17: 106. De tyde van Gods Beſoeking der verſtokte foden , Turken , en Heydenen , komt: wie ſien wil , die doe fyne ogen open ! De Lamp des Bruidegoms »,ſal haaſt aangeſteken worden . Hy komt ? wie een gaft wilfyn ; die ſchik „ ſich nu op met een Bruiloftskleedi ! En alle Menſchen , die op den Aardbodem wonen , dus ernſtig in het gemoedt taften ; Princ. Cap. 25 : 104. • 106. op dat yder ſich felven , terwyl hy noch tydt heeft , toch wel mocht onderſoeken ; of hy tegen woordig noch niet in Babel is : hoc vaft dat hy ſich ook mag inbeelden , die vervloekte ftadt al een geruimen tydt tenemaal te hebben verlaten . Dewyl hy anderſinsſich jammerlyk en rampſalig bedrogen fal vinden ; wan . neer het al te laat fal lyn . 0 ! foden , Turken , en alle andere volkeren , laat het u toch geſeit andere tydt „ Syn : gy hebt niemendal anders te verwachten. Daar is geen „meervoorhanden ; als de rydı der Lelyen : en het Merkteken daar van ,, is het Teken van Elias. Siet darom toch wel toe ; in wat voor een Geeft dat sy dat het vyer des toorns u niet mag verſlinden en opvreten! sy leeft : op Nu is de tydtverſchenen; dat Jeſabel met haar hoerery uit het huis ge „ jaagt wordt : op dat gy den hocre -loon ook niet moogt ontfangen ; en » gelyk gy nu malkander den huidt aftrekt , dan ook opvreet. Waarlyk, , indien dit niet haaſt geltuit wordt ; fo raakt het vyer over Babel in yol » len brandt. Dan is er geen raadt meer : tot dat de toorn alles , wat in „ haar opgewaſſen is , tenemaal verſlindt. Laat ydereen toch in fich felven gaan. Hy moet van anderen niemen „ dal ſeggen ; noch haar houden voor valfche Menſchen : maar hy bekeer alleen ſich ſelven ; en fietoch wel toe , dat hy niet gevonden wordt in den
y toorn des Verfinders. Want indien hy ſal roepen; ha ! ha !
Babel ſtaat yin
1
N
A REDE N.
291
„ in brande : ſo moet hy ook verbranden ; dewyl datſelve vyer dan ook vat » op hem heeft. 7a , indien ymаndt maar een enige gedachte in fich voelt, „ die na den toorn wenſcht; ſo is die gedachte uit Babel. Darom is het feer ſwaar , Babel wel te kennen , en recht te onder ſcheiden . Een yder meent ; dat hy daar geenſins in is : daar de Geeſt „ my evenwel toont; dat Babel den ganſchen Aardbodem beſlaat. Laat „ yder derhalven voor fich felven wel acht hebben op ſyne ſaken ; en de „ giericheidt toch niet najagen : want de Dryver verwoeſt het , en de „ Stormer verſlinde het. Daar helpt geen wyſeraadt meer van Menſchen: ,, alle wysheidt deſer Wereldt beſtaat louter in dwaasheidt. Want dat vyer is van den toorn Gods ontſtaan ; en uw kloekſinnicheidt ſal tot uw ſcha. 9 de en ſpot uitvallen . XIII. Maar wat ſalmen ſeggen ? De Wereldt wil toch niet anders doen ; als in haar vertwyffelde boosheide volharden ; en met een raſende drift te poſt lopen in haar tydelyk en ewig verderf. 't Geen onſen Schryver al dus doet uitvaren , met een heiligen yver, tegen ſyn Vaderlandt ; en on dertuſſen al evenwel de Vromen , die noch onder het Jok des Dryvers ſuchten , een moedt inſpreken ; Myſt. Mag. Cap . 45:12 . • 14. „ O ! Duitslandt , u wordt tegenwoordig aangeweſen , dat uw Oor „deel voorhanden is : dewyl gy fo lang gewandelt hebt, onder den Man „, tel Chriſti, met een heydenich hert; en u al evenwel beroemt, de kind ſchap te hebben verkregen : daar gy maar alleen geleeft hebt in de boos heide des vleeſches, met den naam van Chriſtenen ; gelyk als die vol „ keren , daar gy uit geboren fyt. Want de Engel des Gerichts roept, door het geklank der Baſuine , tot de overige kinderen Abrahams in Chriſto : Gaat uit Sodoma! Abraham is in Chrifto van u weggegaan : „ gy hebt van Chriſtus niemendal meer ., als een ydelen adem , en een diſputeer - lick geſwets met den mondt ; nevens een ſpotterny, daar door de ene broeder den anderen , om de kennis Chriſti , maar beſpot en veracht, ende Chriſtum maar ombrengt , in ſyne ledematen . De hade » Jeruſalem en Babylon , waar in gy gepronkt en gepraalt hebt , ſullen „ te gelyk ondergaan ! Amen . „ Siet, daar ſchynt een Ster van het Ooſten , en van het Noorden : die
99 Ster ſal u verblinden ; en den toren uwer muren en voorwerken te fe rufalem en te Babel afbreken. Want uw naam ſal vdortaan niet meer Je 9 ruſalem genoemt worden ; maar Babel. De kinderen die in de ſchaa duw van de nacht ſitten , en gevangen leggen in de Babyloniſche gevan ykenis , fullen verloſt worden : fullen metmalkander herwaarts komen, ,, en in de ſtadt Gods ingaan ; die Godt nu geopent heeft voor alle volkeren en Oo 2
292
Ñ
A
R
E
DE N.
» en tongen der Aarde : 0p dat ſyn heerlykheidt erkent werde te ſyn een » licht voor alle volkeren . Deſe gewenſchte kinderen Abrahams hingen hem ſo ſeer aan 't hert ; dat hy , in deſen jammerlyken toeſtandt van ſaken , haar noch eens aldus met een liefryk gemoedt aanſpreekt; Signat. Cap . 10:11. op dat ſy , met ſo veel te groter moedt , den uitkomſt deſer trooſtryke belofte van de Verloſſing Iſraëls , mochten in lydſaamheidt verwachten. „ De rydt is al „ geboren ; dat Mofes , achter de ſchapen van daan beroepen wordt, tot ,, een Herder des Heeren : dit ſal binnen korten tydt, openbaar ſyn ; te nogen al het woeden des Duivels. De waarde Chriſtenheidt moet niet den . „ken ( om dat her fich tegenwoordig laat aanſien ; als of y tenemaal fouw 9, le grondt gaan ) dat het met haar ganſch uit is : geenſins. De Geeſt des Heeren heeft een niewen tak , door fyn liefde , in de menſchelyke eigene „ Schap geplant : die fal de doornen des Duivels verdryven ; en fyn kinde Fefum openbaar maken , aan alle volkeren , tongen , en ſpraken. Dit ſal » geſchieden , in den Morgenſtonde van den ewigen Dag. XIV. Op wat wyſe nu dit vaſtgeſtelde Vonnis ſal uitgevoert worden over Babel ; en haar overvallen , terwyl ly van goude bergen droomt, .. 72. mer vertoont hy ons klaar genoeg ; Myft. Mag. Cap. 36 : 68 . De oorſaak , dat'er nu fo veel , van het defe nadenkelyke woorden .
9 Dier en de Hoer van Babel, geſchreven wordt, is ; dat het einde van » Babel is gekomen , en dat Babelhaaſt vergaan ſal. Dit moet tegenwoordig » openbaar ſyn ; op datmen het ſien kan , en erkennen : dewyl Babel niet „ eer valt ; voor dat alles valt , wat die beelden hebben gemaakt .
Alle
beelden moeten te gelyk met het Dier en de Hoer vallen : daar is geen „ ander geneesmiddel meer overig ! „ Men heeft langen tydt aan Babel gelapt ; en gedurig gemeent , date ,, men uit deſe Hoer wederom een Maagdt fouw kunnen maken : doch haar hoerery is daar door maar alleen opgepronkt, en groter geworden,
, Indien deſe Hoer vallen ſal; ſo moeten alle Sečten, die nietanders ſyn ,, als beelden van deſe Hoer, tenemaal te grondegaan , met het Dier daar iſ op rydı. Ydereen moet die beelden en Afgoden in fich felven verbreken : », dewyl de Menſchen nu ſelve dat niet willen doen ; ſo doet het deguer „ des Heeren. „ Hoe wonder ſchoon heft deſe Hoer tegenwoordig haar hooft om hoog ! Sy hoort , dat de Geeſt van Sion gewaagt , als van de opge » pronkte heilige Bruidt Chriſti : ſy denkt , dat ſy dit ſchone kindt is , » dat Godt in een gulden Tempel wil invoeren ; alwaar een goude tydt » fal fyn , nevens loutere vreuchdt en welluſt. Sy kykt aan alle kanten ; os om
! 1
N
ARE
DE
N.
293
92om te ſien , waar toch die ſchone Tempel ſal van daan komen ; daar ſy „ fal ingaan , en wederom Maagdt worden. Sy luiſtert ſonder ophouden, w om te horen, waar toch die heilige Menſchen van daan ſullen komen , die een gulde Wereldt, gelyk als fy meent, ſullen te voorſchyn bren gen . Maar ſy denkt nict;dat ly afitandt wil doen , van haar gierige en welluſtige hoerery , ende haar bekeren .
Geenſins : maar ſy wordt ge
9, durig noch erger , onkuiſcher , en meer met ſchelmſtucken opgevult: „ ſo dat aan haar voortaan weinig goeds meer te vinden is. Ja , Ty ſtaat „ voor Godt ; als cen hoer op de kaak , die veroordeelt is . Luiſter toe, gy opgepronki en gekroont Babylon , vol boosheidt voor Godt 9 en Syne Engelen. W ,hebbeneenWachter boren leggen : Reinaf ! de uftade is gevallen , met de toren van de Hoer en het Dier, ende van den » Allerhoogſten veroordeelt ! Gy ſult de ſtadt Gods in der ewicheidt niet „ fien; het ſy dan , dat uwe kinderen den beſoedelden Rok volſchande voor „Godt ganſch uittrecken en wegwerpen ; geheel naakı en bloot , ſonder eni » ge beelden , den Allerhoogſten te voet vallen : en ſich tot hem bekeren. Die kinderen mochten de ſtadt Gods noch komen te ſien : maar niemandt » van de anderen , die op goude bergen hopen; daarmen tydelyke eer , aan wfien , geldt,en welluſt des vleeſches, foekt. Amen . Dit perſt hem uit te roepen , in fyn 49. Brief , Vers. 4. „ O ! boſe » aart; indien gy wiſt, hoe na by dat uw verderf was ; gy deedt Bocte in ſak en aſſche . Doch het moet ſo ſyn : op dat de toorn mag verſlinden; „ wat voor haar is opgewaſſen. Laat de Vyandt ſyn maat ſlechts vol ma uken : onſe fielen ſullen maar alleen daar door geheilicht en gereinicht worden ; gelyk als het goudt in het vyer. En Auror. Cap. 12:50. „ O ! ſonden -huis deſer Wereldt; hoe ſyt gy „ met Hel en doodt omcingelt . Waak op ; de uur uwer Wedergeboor „te is voorhanden : de Dag breekt aan ; de Morgenſtondt vertoont , haar al. O ! domme en dode Wereldt , wat moogt gy een Teken vor. „ deren ; daar uw ganſche lichaam verſtyft en verſtokt is? Wilt gy noch „ niet opwaken uit uw Naap ? Siet , daar wordt u een groot Teken gege 9 ven ; maar gy Naapt al voort , en fiet het niet : darom ſal de Heere u ween Teken geven , in fyn yver ; dien gy verwekthebt , door uwe ſonden . Ende eindelyk , Vers 119. ,, De Geeſt betuicht ; dai'er noch maar een „ kleine rydt overig is. Alsdan ſal de blixem in den ganſchen omtrek de „ fer Wereldt opgaan : waar van defe Geeſt een bode is , of een verkondia » ger die deſen Dag aanmelde. Wat Menſch, in die tyde , niet gevonden „ ſal worden , in de geboorte des H. Geeſtes ; in hem ſal defe geboorte ook 99 ewiglyk niet opgaan ! maar hy blyft in de ſprinkader der duilternis, als 003 cen
294
NA
RE
D
E
N.
„ , cen dode en harde vyerſteen ; waar in de ſprinkader der grimmicheide „ en des verderfs ewiglyk opſtygt. Daar ſal hy , in de geboorte des hel „ſchen grouwels, cwig ſpotten: want van wat hoedanicheidt de boom is; „ van den ſelven aart is ook de vrucht. XV . Maar hier ſouw ymandt , met alle beſcheidenheidt , wel mogen vragen : Indien de maat der fonden nu tegenwoordig alſo vol is gewor den ; als toen in Sodoma en Gomorrha , ( gelyk in 't voorgaande dike wils vermeldt is ) warom overvalt dan dit ſchrickelyk Oordeel den Aard bodem niet plotſelyk : inſonderheidt daar deſe Voorleggingen al over lan ge jaren geſchreven fyn ?
Hier op andwoordt onſe Schryver , Auror. Cap. 15: 23. - 25. ſo klaar en duidelyk ; dat’er geen tegenſpreken , noch twyffelen , meer kan overblyven : alsmen gelooft, dat hy waarlyk van Godt is verlicht geweeſt. Want dus leggen fyne woorden. „ Indien'er noch overal niet enige vro „ me Menſchen op der Aarde waren , die den toorn Gods leſchten , door haar tegenſtandt in de liefde : ſo hadt fich het helſche vyer al lang ontſte . ,, ken. Dan foudtgy wel haaſt fien , waar de Hel was : ' t geen gy regen - woordig noch nietgelooft. „ Maar dit ſeit de Geeſt. So haaſt als de grimmicheidt den tegenſtandt der liefde in defe Wereldt overwint ; ſo ontſteekt ſich dat vyer aan „, ſtonds: dan is’er voortaan geen tydtmeer overig in defe Wereldt. Dat ,, nu de grimmicheidt tegenwoordig ſchrickelyk brandt, behoeft geen be. „ wys altoos: dewyl het (onneklaar is . Siet , daar gaat noch een klein vyer der liefde op ; dat fich'tegen den toorn , uit Godsfonderbare dwang der ,, liefde , aankant : als dai vyereje ook ſwak wordt ; dan is het einde de „ fer tydt gekomen. By wat gelegentheidt nu deſe grimmige toorn tenemaal in brandt fal raken ; is wel nodig met aandacht overwogen te worden. Want het is niet alleen een Verborgentheidt, die aan de Wereldt tenemaal onbekent is; maar ook genoegſaam ongelooflyk voor de meeſte , indien niet voor alle , eenvoudige en welmenendeVromen. Hier van ſpreekt onſe Schry ver met ronde woorden aldus ; Auror. Cap. 22:21 . • 23 . „ Siet , ik ſeg u een Verborgentheidt. So haaſt als de deur ſo wydt „ open gaat , als fy kan ; ſullen alle onnutte vaſt- ingeſlage ſchuiven weg » geworpen worden . Want die deur ſal voortaan nooit meer worden toe . „ geſloten ; maar ſteets open blyven ſtaan , en de vier winden daar uit „ gaan en ingaan. Doch de Tovenaar ſit in de weeg : die ſalmenigen ſien. Dan komi by » Menſch fodanig verblinden ; dat hy die deur niet ſal 1, t’huis , en ſeit : daar is geen deur ; het is maar een louter verdichtfel. „ Gaat
N
A
R
E
DE
N.
295 ,, Gaat daar niet meer na toe ! Aldus laten de Menſchen ſich afwyfen ; en , levenſe al voort , in haar dronkenſchap. Wanneer dit geſchiedt; fover „ grimi de Geeſt, die de poort heeft open gedaan : om dat niemande meer , wil door ſyn poort uitgaan en ingaan ; en hy ſmyr de poſten van deſe poort ,, in den afgrondt. Dan is'er voortaan geen rydt meer overig : die binnen „ fyn , blyven binnen; en die buiten ſin , blyyen buiten . Amen. Immers is het tegenwoordig volkomen warachtig : dat de H. Geeſt deſe verlegelde deur ſo wydt heeft geopent , als doenlyk is ; op dat wy tot Godt ſouden kunnen komen : als ook , dat de heilloſe Tovenaar in de weeg fit; om de Menſchen voort ſtokblindt te maken : op dat fy deſe deur niet ſouden kunnen tien ; ende tegen fyn wil en dank daar door tot Godt in gaan Syn onophoudelyk geſchreeuw , dat’er nergens ſodanigen deur is te vinden ; maar dat alles, wat daar van geſchreven en geſproken wordt, een louter verdichtſel is ; wordt hoe langer hoe ſterker , en vindt byna overal geloof. Gelykerwys de geeſtelyke dronkenſchap van allerhande ſoort van Menſchen ten vollen uitwyſt : die noch dagelyk aanwaſt , door het gulſig drinken tot berſtens toe , uit den Beker van de Babyloniſche Hoer. So weet de Sathan deſe heillole Tovenaars , en door haar alle Men ſchen , die ſich aan haar goochelary vergapen , ontrent Godt en godlyke faken , onder een heiligen ſchyn , jammerlyk te blindhocken : ja , haar noch te doen geloven , in haar overſtallige dronkenſchap , en taſtelyke blindheidt; dat ſy nu veel groter en heerlyker licht ſien , als’er ooit voor deſen tydt op den Aardbodem verſchenen is ! Wat is’er dan alle dagen anders te verwachten ; als dat de H.Geeft de poſten van deſe deur uit de grondt rukt , en met grote grimınicheidt in den afgrondt ſmyt: ende aldus een ewige ſcheiding maakt , tuſlen de kinderen des liches , en de kinderen der duiſternis ? Deſe rampfalige betovering , verblinding , en dronkenſchap , van het hedendaagſche Chriſtendom
; en inſonderheidt van vele welmenende en
godioekende Vromen , die in deſe verwarde tyden (waar in de Voorgan gers aller Secten elk om 't ſeerſt roepen ; dat fy de Godsdienſt grondig en bondig verſtaan ; en de nodige waarheden klaar en onwederſprekelyk bewyſen ) niet weten , waar ſy ſich keren ofwenden ſullen ; om een goe den uitkomſt te vinden : doet hem alle Menſchen , daar noch enig leven dig gevoelen van de liefde Gods in is , aldus, met een toegenegen hert, aanſpreken ; Myft. Mag. Cap. 70: 29... 32. om haar, ſo veel in fyn vermogen was , te recht te helpen . „ ,0 ? gy arme oude faacob ; bedroef u toch ſo geweldig niet , om ryde „ lyke dingen. Sie rock.eens, hoe het den onden Jaacob ging ; als hy alle „ Sgne
296
NA REDE N.
wyne fonen te gelyk van fich liet gaan , en na Joſeph trecken. Immers liet » Joſeph hem afhalen ; en deede aan hem , en alle ſyne kinderen , ſeer veel » goeds. Hoe onderhieldt hy haar in den dieren rydt; en plaatſte by haar „ in een beter landı ! Alpíſal het met u ook gaan : indien gy fült toelaten ; dat alle uwe ſonen na Joſeph trecken . Doch indien gy haar van nu af noch langer wilt ophouden ; so moet gy, en uwe kinderen met u , verhon. geren , en in ellende verſmachten. Dit wyſt ons de Geeſt der wonderen „, aan , door de Maaltydt van 7oſeph. O ! Iſraël, geef hier toch wel acht
„ op . Het treft u ; en het heeft u al getroffen : daar hapert niet anders aan ; , als dat gy , in uw hongerige ellende , noch blinde blyft ; en op het van de Turba wacht: dat ſwaerdt ſal u opwecken ; ſo wilt gy het ,, ſwaerdt toch hebben .
99 Een yder denkt: Wanneer dat'er drie delen der Menſchen omqua » men ; ſo wilde ik met haar , die noch overgebleven lyn , goede dagen hebben : alsdan willen wy vroom worden , en een recht godvruchtig lee „ ven leiden . Men gaapr’er al gedurig na ; waar dat toch het Heyl van „ daan ſal komen , daarmen ſo vcel van ſchryft. Men denkt , en ſeit; dat dit Heyl van buiten , in de luſt des vleeſches, ſal in ons varen ; en men » gaapt al gedurig na een aardſch Coninkryk Chriſti. O ! Ifraël verſtonde
1
» gy deſen tegenwoordigen tydt , waar in gy in blindheidt leeft ; gy deede Boete in ſăk en afſche. Gy fiet na de Ster, die dit aanwyft: die Ster is , alreets verſchenen; en geeft haar licht al van haar : wie ogen heeft, die 9 kanſe ſien. Immers is die Ster ſo groot , als de ganſche Wereldt is : noch wilmen blindt blyven ! Dit is voor de onſen genoeg geſeit. Doch indienmen tot geen rechten Inkeer wil komen ; en waar Be . rouw voor Godt betonen : ſo ſalmen den Beker der ſwymeling met Ba bel noch moeten uitdrinken ; die ons afgryſſelyk bitter ſal ſmaken , en ſeer ſuur opbreken ; eer dat de Redding Ifraëls noch ſal te voorſchyn ko . men . Waar van onſe Schryver ſeer nadenkelyk gewaagt , in den 42. Brief Vers 39. . . 52. Alwaar hy aan een fyner voorname vrinden het aan ſtaande Oordeel over Babel , als ook de bewaring en Verloſſing Iſraëls
!
! 1
onder dat Oordeel , met een verbloemden ſtyl aldus Prophetiſcher wyſe voorſtelt ; tot onſer aller waarſchouwing. De Sonneſchyn mocht den rook van Babel wel verdryven : en voor » de kinderen Chriſti, in haar verdrucking en ellende , een verquicking fyn . Maar gewiſſelyk, indienmen even godloos wil blyven : fo fal het „ van te voren ſo grouwelyk regenen en hagelen; dat het Aardryk ſidde ,, ren ſal, en vele duiſende Gelen in het water verdrinken . „ Ik wilde u ſeer gaern hier yets vermelden ; doch het mag nu noch „ niet
N
ARE
DE
N.
297 niet geſchieden. Wilt maar acht geven , op het onweer tegen het Oo ,, ften ; het onweêr tegen het Noorden is'er niet ver van daan : in het Suiden is'er ſo gioten rook ; dat die haar , die in het Weſten ſyn , in e ogen byt. Niemandt behoeft te ſeggen , als dit onweer opgekomen is : 9 dde „ deſe of gene is voor Godt rechivaerdig ; bet ſal hem wel gelucken , we
„ gens ſyn Religie. Want de toorn Gods is in allen aan 't branden geraakt: A ſy lyn voor hem , wegens haar Religie en wetenſchap , altemaal ge ردen lyk dewyl de een eveleensleeft, als de ander. De Allerhoogſte veegt den enen beſem uit doorden anderen : maar daar ſpruit een Lely uit voor , alle volkeren ; wel haar , dieſe verkrygen ! „De dorſtige fiel moet geenſinsſeggen : de Heere heeft my vergeten ; de Heere heeft my verlaten. Alſo weinig als een Moeder haar kindt kan ,, vergeten ; kan het de Heere doen. En al was het , dat de Moeder haar „ kindt vergat; so heeft toch de Heere fyn arme en ren uiterſten beangſtigde „ Chriſtenheidt niet vergeten : maar hy heeft die gegraveert in ſyne met de „ nagels doorboorde lidiekenen . Syn licht fal ſchynen van den opgang der Sonne tot den ondergang ; tot een getuigenis over alle volkeren !
Daar ſtaat een Lely van het Suiden tegen het Noorden: wie die Le „ ly tot ſyn eigendom bekomt, ſal het liedt ſingen van Gods barmherti „, cheidt. In de tydt van deſe Lely ſpruit het Woordt des Heeren uit , „ gelyk als het gras uit de aarde uitſpruit. Dan ſingen alle volkeren het „ liedt van Babel met een eenparige Item : want de aanvang heeft het ein » de gevonden ! Laat u deſe myne duiſtere redenen in gedachten blyven : , want ik heb u dit tegenwoordig niet anders kunnen voordragen. „ Dewylmen maar getracht heeft , na hovaardy en giericheidt; den „ Spiegel des toorns verache ; en geen Boete gedaan : ſo werkt boosbeide mei boosheidt, for dat de boosheide haar ſelve verſlindt, en de grimmia cheidt Gods haar daar in ſeer wel vermaakt. Hier tegen ſal het men 9
Schelyke vernuft weinig hinder kunnen toebrengen , met fyne Raadſlagen : , maar dit vyer alleen fierker opblaſen , en meer gelegentheide geven om te „ branden. Godt was goedt voor de noodt : maar om datmen Godt ver „, laat ; ſo volge’er noodt en ſpot. Een yder geef toch wel acht op ſich ſela „ven : doch wie ſich ſelven niet fal foeken ; die fal gefocht en gevonden „ worden. XVI . Op dat wy dit ſo veel te getrouwelyker ſouden waarnemen ; en Godt, eer het al te laat is , in de roede vallen : wyſt hy ons den rechten weg noch cens aan , om uit deſen gevaarlyken maalſtroom te geraken , met ſeer duidelyke woorden ; en taſt ons te gelyk met groten ernſt aldus in het gemoedt, in de twede Apologie tegen Tylken , Vers 300. . : 303 ; PP Ik
!
298
N
ARE
D
E
N.
„ Ik vermaan u, als kinderen en broeders, met myn getrouwen mondt : dat » gy uit alle twift uitgaat ; en het broederlyk Á . B.C. in u ſelven leeft. Want het is altemaal ydel en onnut , en voor Gode ganſch ondeugendt ; „ dar gy aldus om de letteren en woorden krakeelt. Sy ſtaan immers in „ alle Menſchen geſchreven : een boer is alfo geleert , en ſo dicht by het „ Ryk Gods, als een Leraar; indien hy het broederlyk A. B. C. in ſich felven leeſt. Geen wetenſchap maakt u ſalig : maar dit alleen , dat gy in het wee , ten ingaande , daders wordt en blyft van die wetenſchap. Gene hovaar „ dige, eigen eer ſoekende , hardneckige , wilde, verdorde, tacken moet „ gy fyn ; maar levendige råcken aan den boom Gods ; alwaar de ene tak „ aan den anderen ſap en leven geeft. Ach ! hoe klaagt de Moeder over „ ſommigen onder u; dat gy verdorde en afvallige tacken fyt. Het wordt u aangeſcit; dat die verdorde tacken fullen afgehouwen worden : want de boom fal op nieuw jong worden ; en haar eerſte geſtalte ten toon ſtel „ len : dewyl het einde behoort in den aanvang. Indien gy dit alles ſult verachten , wat n tegenwoordig geſeitwordt ; indien sy niet in u ſelven „ ſult inkeren , en nu ergen boek leren leſen : ſo ſal u een byl van het Ooften , en het Noorden , ſodanig afhouwen ; dat gy nooit wederom ſeggen ſult w ik lees in vremde boeken , en ik ga weyden in vremde gras. Wy roepen dan , op defen grondt , u alteſamen toe ; gelyk als hy doet , Driev. Lev. Cap. 16:51. „ O ! waarde Chriſtenheidt, van het Ooſten tot in het Welten , laat u dit geopenbaart lyn. De tydt is na. » by , waar in de Bruidegom lyn Bruidt halen fal : wordt toch fiende, en blyf niet langer blindt . O ! dwaſe Maagden , koopt oly voor u ſelve . „ Verlaat de hoerery der giericheidt en bovaardy ; of g (ult dit Avond „ maal niet proeven. Wie bet lichaam Gods niet hebben ſal aan ſyn fiel; „ die ſal geen galtſyn : by kan ook geenſins ingaan in Gods Coninkryk. En in de verkieſing, Cap.11:44 . „ O! Menſchen , blyft toch ſoblinde niet. » Hoe doet Godt de deur ſyner genade voor u ſo wydt open ? neemt het toch ,, aan ! Siet deſen tydt wel aan : uw i'huisſoeking is geboren ! Treede toch 9 dit genadig geſchenk van de godlyke openbaring Gymer genade niet met de sy voeten van uw dom en doof vernuft ! XVII, Hier ſouden wy wel kunnen eindigen ; dewyl alles , wat tot
onſen weg dienſtig is , genoegſaam hebben aangeweſen : als ook , wat plagen over Babel beſchoren lyn : ende wat trooftryke bewaring en ver Joſling het Iſraël Gods heeft te verwachten . Maar de liefde dringt en dwingt ons ; om de wonderbaarlyke gaven , die de Heere uit genade over fyne lievelingen , in deſe dagen , wil uitſtorten , hier noch by te voegen : ор
NARE DE N.
299
op dat wy alteſamen , die op de komſtonſes Heilandsmetverlangen wach ten , om te heerſchen op den Throon ſyns Vaders David , en in ſyn Co ninkryk; ſo veel te kloekmoediger mochten fyn , om de ſware ongeval len en ellenden, die wy van te voren noch (ullen moeten uitſtaan , man nelyk te kunnen verdragen. Het is wel waar ; dat onſe Schryver , van die toekomende ſaken , ſeer bedektelyk en met verbloemde woorden gewaagt : gelykerwys in het voor gaande ook al is gebleken.
Doch dit heeft niet anders kunnen geſchie
den : dewyl Godt die hoogwichtige Verborgentheden noch in enige win delen heeft willen gewonden hebben ; om de onwaardicheidt en boos heidt der quaadwillige Menſchen : volgens deſe ronde verklaring ; Myft. Mag. Cap: 30 : 54. „Van Enochs godlyke tyde is de ſpraak ons benomen : 9, dewyl Babel dit niet waardig is te weten ; en dien iydt ook geenſinsfien wfal. En Veert. Vrag. Cap. 35:35. Wy hebben hier niet anders van dure 2 ven spreken : ons is het verſtandi en de wil inſodanigen taal verandere » geworden ; en geenſins vergunt albier verder of grondelyker van tefshry . , ven , met eenvoudiger en duidelyker verſtandi. Boch die enigſins oren hebben , om te horen ; ogen , om te ſien ; en een hert , om te verſtaan ; ſullen evenwel , als ſy alles, in de vreſe des Heeren , overwegen en her kaauwen , noch wel ſo veel genoegen , uit deſe verbloemde Voorſeggin gen , kunnen ſcheppen ; datſy de vervulling daar van met veel groter bly moedicheidt ſullen kunnen afwachten .
Aldus ſpreekt hy dan , tot onſer aller aanmoediging ; Myſ. Mug.Cap: 77 : 56. . 58. handelende van de uitdeling des roofs in den avondſtondt deſer Wereldt. „ Dit uitdelen ſal noch komen ; is alreets gekomen ; en ,, is evenwel noch niet tegenwoordig ; alhoewel het waarlyk al tegenwoor dig is : doch daar ontrent is de ganſche Wereldt blindt ; behalven de kinderen der Verborgentheidt. Die tydt is’er al ; is’er noch niet ; en w is'er waarlyk evenwel: waar in deſe roof Chriſti , en ook de roof des , wolfs , door de hande van Joſeph , ſal in Benyamins handt gegeven en „ uitgedeelt worden . „ O ! Babel , laat u dit een wonder fyn ; en toch ook geen wonder : want gy hebt niemendal , en ſiet niemendal , daar gy u over kunt ver wonderen. Gelykerwys een jong boomtje uit een laadt waft ; en een „ grote boom wordt, die vele ſchone vruchten voortbrengt:daarmen ſich toch verwonderen moeſt over het laadı ; dat’er ſo een koſtelyke boom , met ſulken menigte van goede vruchten , in een enig ſaade verborgen » ſyn geweeſt, diemen niet gekent; noch geſien , heeft. Evenwel ver wondertmen ſich daar geenſins over ; dewylinen weet , mooglyk te fyn ; dat Pp 2
N
A
REDE
N.
300 s, dat uit een raadt ſodanigen boom worden kan : alſchoonmen geenſins s, liet, hoe ſulx toegaat ; of waar die grote kracht in verborgen is geweeſt. » Alló gaat het hier tegenwoordig ook . Men fiet het ſaadi wel, daar de ,, boom uit ſal voortkomen : maar het vernuft veracht het ; en het geloof ogeenſins, dat daar ſodanigen boom in verborgen leit . Waar uit nochians ifo vele vruchten (ullen voortkomen ; dat Benyamins Ryk daar door , als „ de tydt ten einde gekomen is , een uitueling des roofs (al genoemt worden. » Maar Joleplı moet van te voren een Regent worden in Egypten . Als dan komt Benyamin tot hem : en dan geeft Joſeph aan hem vyf wiſſel klederen , en vyfmaal meer ſpys van ſyn tafel; als aan ſyne andere broe ders. Wanneer de dierle het landt doet verſmachten ; en Jaacobs fiel „ honger lydt: ſo weet; dat Godt Iſraël daar door in Egypten , dat is , in de Boeté, wil doen ingaan. Dan is het de tydt der Verſoeking: en dan , voert Benyamin fyn roof-ſwaerdt in ſyn mondt. Maar 7oſephs aange fiche ſlaat hem ter neder: so dat hem een grote ſchrik en vreſe des doods 92 overvalt ; om dat de filvere Beker Joſephs in fyn ſak is gevonden : waar „ over hy ſich ſchaamt ; en fyn roof-ſwaerdt , met de wolfs-tanden , van » foch vallen laat. Aldaar openbaari fich Joſeph dan aan hem ,
en aanalle
„ ſyne broeders : waar uit ſo groten vreuchde ontſtaat: dat dewolf Benya 2 min een lam wordt; en fyn wolgeduldig van ſich geeft. XVIII. Dit in het algemeen vooraf gefonden fynde; daar alles genoeg faam , doch vry wat duiſter , in begrepen is ; ſullen wy hem noch wat nader laten gewagen van enige byſondere faken, ontrent de wonderbaar lyke verandering van den ganſchen toeſtandt deſer Wereldt: om de kin deren der Verborgentheidt het voorgaande daar door wat klaarder te doen Aldus ſpreekt hy dan alle lievelingen Gods aan ; om haar , in dele bedroefde tyden , een mannelyken moedt te doen vatten , om Ba bel volkomen te verlaten , en Jeſum getrouwelyk in alles na te volgen ; Princ. Cap. 18 : 65 .
begrypen.
„ Dit wilt ons de Geeſt duidelyk aan. Indien gy uit Babel ſult uitgaan; „ en treden in de ſachtmoedicheide Jeſu Chriſts : ſo ſal u de Geeſt in Hes o bron Leraars geven , met ſeer groot vermogen . Voor welke macht de eles menten ſullen ſidderen ; de poorten der diepte aan ſtucken ſpringen : on de krankheden Lazarum verlaten ; door bei Woordt en wonderwerk des Ser Mannen . Want de tyde is naby : de Bruidegom komt ! Wat Mannen hier nu voornamelyk , als hoofden en voorgangers van
alle andere Gefanten Gods , oin den weg des Heeren te bereiden , mede ge meent worden , en wat haar wonderlyk bedryf ſal ſyn , vertoont hy ons inet deſe nadenkelyke woorden ;,Myf . Mag. Cap: 31 : 26. o 28. » Dc
N
AR
E
DE
N.
301
De Geeſt klaagt ſonderbaarlyk over de Menſchen , ten tyde Noachs; 39 wegens haar ſodomitiſche , beeſtelyke, en welluſtige , ſiekte des vlec „ ſches; namelyk, onkuiſcheidt en geilheidt: als ook , over de geweldheb bers en Tyrannen ; die ſich hebben opgeworpen , en heerſchappy ge voert , volgens haar eige luft en drift; en Gods Geeſt geenſins in haar hebben willen laten heerſchen , ſodat ſy lich ſelven , ſonder enige heer ſchappy daar toe te gebruiken , in bedwang hadden gehouden. Dit was altelamen een g ouwel voor Godt : het beroude den Geeft in het ge formeerde Woordt; dat hy ſulke boosaardige dieren hadt voortgebracht,
, en hy wildeſe niet meer dulden . Even deſelve prophetiſche Geeſt, wiens wortel ſich in Enoch open ,, baarde; die by Enoch fyn geſlacht voortſette met fyne tacken ; die by , Noach Berouw hadt , over de boosheidt der Menſchen , en haar door ,, den Sundvloedt deedt verdrenken : deſe ſelve Gecft is het , die tegen ,, woordig ook Berouw heeft , over de grote fonden en ydelheidt der Menſchen . Want tegenwoordig is hem lyn mondt open gedaan ; en is , hy weggenomen geweeſt in den Geeſt Chriſti. Nu heefi het Woorde, „ dat Menſch wierde , Berouw over de ydelheidt en boosheide der Mene » ſchen : dewyl ſyne kinderen des niewen Verbonds ſich niet meer willen »laten trecken , door den Geeſt Chriffi. Darom komt nu dieſelve Prophe „ tiſche mondt , die by Enoch en Noach was , tegenwoordig wederom te „ voorſchyn : dewyl ber de rydt is van fyn openbaring. Die verkondicht nu de grose Sundvloedt van Gods toorn , en het vyerige ſwaerdevan Elias ; w die ook opgenomen wierdt in het Myſterium : want hy ſal fyn ſwaerde in „ de Turba voeren . O ! Babel, laat u die geſeit fyn. Hy klaagt geweldig over uw becſtea „ lyke onkuiſcheidt ; en over de Tyranny van het geweldt , dat gy u in „ Eigenheidt hebt aangematicht: waar in gy trots en geyl ſyt ; en u ſelve daar door geſtelt hebt, in het RegimentGods. Hy wil u , in uw Ty. , ranny , en beeſtelyke onkuiſcheidt, door het vyer des toorns doen ver drinken. Dewyl gy geen Berouw wilt betonen , over uw ydelheidt: ſo : heeft hy door u Berouwmet de Turba , en wil hy uw Turba verdrenken : eren openbaar ,, op dat ſyn Berouw in ſyne kinderen openbaar mag mag werden ; nevens fyn w trooft der verquicking , uit ſyn Berouw . Van deſe ſelve Verborgentheidt ſpreekt hy noch breder ; Veert. Vrag. Cap. 35 : 3. - 5. alwaar hy twee Mannen Gods , namelyk Moſes en Elias , by Enoch vervoegende , ſich aldus horen laat . „ ; De tyde is geboren ; dat: Enoch predikt, en Elias wonderen doet. Dit ſal Babel wel haaſt onder
î
„ vinden : want Moſes heeft boornen ; en wordt evenwel een geduldig lam . 0 ! Pp . 3
302
NARE DE N.
„ O ! hoe ſult gy u verblyden ; indien gy onder de kudde van Moſes „ ſult gaan : dewyl by een goede boodſchap heeft. Dat de Hemel fich ver heuge , en de Aarde juiche : want Enoch is in het velde , en hoedt ſyn „kudde ! Wat wil Elias hebben ? hy heeft immers een wit kleedt aan . ,, Hy was by Chriſtus op den berg , en ſprak met hem aangaande den uit Nag van de Verloſſing der Menſchen : hy ſprak met hem ook van den „ , ingang in het Paradys , en de laatſte Verloſſing van den Dryver. Wie blindt geboren is , die ſiet niemendal. Hoe kan ymаndt , die lam is , na het voorgeſtelde Perk lopen ? en die doof is , de ſpraken ,, onderſcheiden ? Schynt de Son niet alle dagen ? de mol blyft evenwel blindt . Sal Babel dan fiende worden ? Wy feggen , dat fy een ſpotſter is : darom moet ſy ook blindt ſyn en blyven ; niet tegenſtaande dat de Son ook voor haar ſchynt. Hoe kan ymandt in twee Werelden lien ; die maar in een wereldt woont ? Is dan de kunſtryke geleertheidt geen ſcherpſinnige kloekheidt , die ſodanig verſtandt heeft , dat fy de diepe » poorten doorgronden kan ? Geenſins. Sy vaart ſlechts voorby, als een » windt , die niemendal kan vatten ; cvenwel pronkt en praalt ſy , als of , fy yets byſonders was : alſo doet Babel ook . Dit beſluit hy daar met deſe diepſinnige woorden ; die ons deſe verdekte ſaak wat verder openbaren ; Vers 29 ... 34. „ Enoch roept Moſem : dewyl „ die ſo wel als by in het Myſterium is ; en ook het witte kleedt aan heeft, „ dat hy van bet Lam in de andere Werelde kreeg. En Moſes komt hem se „ bulp , met de wonderdaden des Lams: om dat ſy Noach een for noemex ; die als een vroom man predikt, ſonder enige wonderen te doen. Dat kan Babel niet verdragen : want daar door wordt haar de pracht » en hoogmoedt ontnomen . Sy kanthaar tegen Moſes en Enoch ; ſy ver volgt haar; en wilſevermoorden : maar Moſes is al van te voren geſtur gyven , en Enoch weggenomen ; ende geen van beiden is by haar in het „ uiterlyke leven.
Sy leit : wel aan , waar is Enoch en Moſes ? laat ons
„ hare wonderen ſien : maar ſy ſyn alteſamen blindt, en kunnen die won „ deren geenſins aanſchouwen. Aldus woeden fy tegen Enoch en Moſes ; „ en trecken ſy tegen haar op in den ſtrydt. „ Alsdan roept Moſes Eliam , die in het vyer Gods uit deſe Wereldt „, voer, in den afgronde van het eerſte Beginſel, met lichaam en ſiel : die „ woont in dat Beginſel met een ſterke macht. Als Elias komi; en het » geroep gewaar wordt ; ende fiet, dat Babel in vyer en vlam ſtaat; ſo ſteekt ,, by de Turba terſtondt aan. Daar brandi dan het grote vyer, dat vleeſch „ en bloedt verteert , als ook Atenen en clementen : en daar ſal Babel den glaarſten dronk drinken ! 3. Daar
N
ARE
DE
N.
303
Daar na heeft Enoch vrede, voor een iydt ; en is het gulde Jubel- jaar ,, verſchenen : dat duurt , tot myn beminde vet en geyl wordt; en ſyn Turba „ So wel meſt, dat ſy bet beſtemde Perk ſoekt. Alsdan komi het einde aller „ tyden. Laat u dit geenſins verwonderen :wy willen ondertuſſen by Noach ,, blyven ; tot dat Moſes en Elias komt. Dan ſult gy het ervaren , alle die „ kinderen Godsft. Doch voor den godloſen blyft het verborgen ; tot dat de Turba hem verſlindt. Hy liet het al eveleens aan ; als de Joden Chriſtum aanſagen , en de eerſte Wereldt Noach. Wat ſal het Myſle „ rium toch nut ſyn aan den ſpotter ? hy ſoekt niet anders, als veel te vre ten en te ſuipen : en hy ſiet maar alleen , hoe hy fyn pracht kan voldoen;
sop dat hy in Babel daar mede in hoogmoedt ryden mag . XIX . Om alles wat hier , ontrent deſe vier grote Mannen Gods geſeit is, noch enigſins beter te verſtaan ; als ook, hoc deſe Wereldteen einde ſal nemen , na deſe goude tydt Enochs: fullen wy'er noch ewee plaatſen byvoegen ; en het overige aan den Heere bevelen : die fyne geheimeniſ ſen aan ſyne lievelingen openbaart , volgens fyn welbehagen ; inſondere heidt in deſe laatſte tyden , daar de Morgenſtonde van den groten en door luchtigen Dag des Heeren al verſchenen is, en de Son der gerechticheidt, onder wiens vleugelen geneſing is, fyne ſtralen door de lucht hoe langer hoe klaarder doet te voorſchyn komen . Dus luiden dan fyne merkwaardige woorden ; Myft. Mag. Cap. 30:53: Alhier ſal Moſes de ſchapen hoeden ; en yder ſchaap graſen gaan in fyn ,, eige werde. Darom let'er toch wel op : als de vydınaderi, waar in dit softaat te geſchieden ; ſo verkondicht Noach de Sundvloedt; en voert Elias
het vyerige (waerdt overhet valſche Iſraël, ende verſlinde de Turba, in ,, het vyer der grimmicheidt, den wilden boom , met hare vruchten en iace ,, ken. O ! Babel, laat u diegeſeit fyn. En Cap . 31:45 . » Wanneer de tydt Enochs ſal ten einde fyn ; en de „ ydelheidt wederom in de Turba opgewaſſen : dan komt het allergrootſte Berouw over de Natuur der wonderen ; om dat ſy ten einde is geko „ men , en geen raadt altoos meer voor haar te vinden . Alsdan komt de
allerlaatſte beweging , met de Turba , in het cerſte Beginſel van de ewi Natuur , en verſlindt deſe uitwendige Natuur in het vyer. Daar ſal » ge ,, dan het geformeerde Woordt vry worden geinaaktvan de ydelheidt : en dat geeft, uit het laatſte Berouw, de geeſtelyke Wereldt. Amen . XX . Aldus ons Voornemen , onder de vaderlyke beſtiering des Hee ren onſes Gods , volbracht hebbende; ſullen wy ons , met onfen Schry . ver , tot dien oorſpronk alles goeds wenden : en met een dankbaar hert, onſe Verhandeling van deſe hoogwichtige ſaken , daar ons ewig welvaren aan
304
N
ARE
DE
N.
aan hangt , beſluiten , met deſen ernſtigen ſucht en wenſch , daar hy het tiende Capittel van de Verkieſing mede eindicht. O ! grondeloſe genade Gods, verwek u toch noch eens, in ons arme , ver warde , en blinde, kinderen : ruk den Throon des Antichriſts, en des Dui vels , om ver, dien hy met ſchynheilicheidt heeft opgebouwı; en laat onsuzy aangeſicht noch eens aanſchouwen ! Ö ! Godt , de ryde wwer e’huisſoeking is immers waarlyk verſchenen ! maar wie kent uw arm ; wegens de grote ydelheidt des Antichrifts, in Syn opgebouwde Ryk ? O ! Heere, verwoeſt hem ; en ruk ſyn macht ter neder: op datuw kindt Jeſus openbaar werde , aan alle tongen en volkeren ; en wy alſo verloſt werden , van de macht , hovaardy , en giericheidt , des Antichrifts. Hallelujah ! Van het Ooſten en het Noorden ruiſche de Heere met fyn kracht en macht: wie wil dat weren ? Hallelujah ! In alle landen fiet ſyn oog der liefde ; en fyn waarheide blyft ewiglyk. Hallelujah ! Wy ſyn verloſt va her Jok des Dryvers : niemande faldat ooit meer opbouwen ;want de Hee re heeft het beſloten , in fyne wonderen. Hallelujah!
Ε
Ι
Ν
OP
D
Ε.
DEN
INHOUDT van het ganſche WERK .
El hem , die ſich gedurig herwaarts ſpoeyt! WE Hier's 't Canaan , daar melk en honig vloeyt ;
Hier’s ’t Paradys ,
daar weeldrig groeyten bloeyt ;
Wat 't hert kan wenſchen ; Hier's 't licht der blinden ; hier's der armen ſchat; Hier's trooſt en heul , voor die in Godt ſich vat ; Hier ſuigt ſich elk op keur van bloemen fat , Die nooit verſlenſen !
305 VERK LARING
1:
2:57 VAN SOMMIGE
DUISTERE WOORDEN . (1 .; " IAT. Is de ewige begeerte in des Vaders eerſte wil ; de oor { pronk on baarmoeder in alle drie Werelden. Driev. Lev. 3:48 . Myſ . Mag. 3:8. Signat. pag . 257. Apol , tegen Stieff: S. 34. en eerſte Apol. regen Tylk. 8 256. en in een byſonder Handſchrift. Heylige AARDE. Is de vijfde eigenſchap , welke is de ware geeſtelijke engelſche Wereldo, die in dele lichtbare Wereldt ver borgen is. Signat. pag . 240. HEYLIG ELEMENT, Is het Temperament ; of de nette overeen ſtemming , van vyer en licht; en de beweging van de Tinctuur . Si gnat . pag . 239. 250. en 282 . MAGIA. Is de Moeder der ewicheidt; de begeerte der godlijke kracht ; een honger na Weſen ; de ſcheppende kracht van den H. Geeſt; en het doen van den geeſt des willens. Dit is het boek, aller leerlingen , en de allerbeſte Godgeleertheidt : want daar in beſtaat de gronde des Geloofs. Kleine fes Punten . 5. 1. ... ; 24 . en in het Handſchrift. MYSTERIUM . Is het middelpunt van de ewige Natuur ; en een magiſche wil. Myft. Mag. 2 : 7. en in het Handſchrift. MYSTERIUM MAGNUM. Is de verborgentheidt der Godheidt; het grote wonder der ewicheidt , dat buiten de Natuur een en het ſelve is met Gods Wijsheidt; het uitademen van het ewige Een , met de begeerte tot de Natuur ; of de openbaring des godlijken Woords , door de drie Principia , of Beginſelen , des godlijken we fens : ende de grondt aller Verborgentheden. Verkieſ. 8: 22. 23 . Kleine ſes Punten . 6 : 1. Myft. Mag.Voorr. 11. Signat. IS : I. pag . 232 . 20. 23. en pag. 260. Weg rot Chrift . pag . 172 : 23. en 186 : 5 . Sendb. 38 : 6. en 47. pag. 212 : numero 2.
en Sendbr. 40 : 17,
Natura. Is dat geen , daar een Principium , of Beginſel, in woont ; een uitvloedt van de ewige Natuur ; het lichaam Gods , en lijn Ainptman, Signat. pag. 281; 51. Myft. Mag. 47: 6. Auror. 2 : 16.17, en in het Handſchrift, ON. QA
306 ONGRONDT. Is de ewige wil van het ongrondelijke weſen. Sie gnat. pag. 263 . PARADYS. Is de geeſtelijke werking en wasdom in het weſen des lichts. Signat. pag. 282 : 59 : PRINCIPIUM . Is cen Beginſel, ' t geen uit yets , dat niet leeft , tot een welen komt, en in ſich ſelven alleen woont; een niewe ge boorte in een nieuw leven ; en een eige leven , dat ſijn Middel punt heeft tot de Natuur , ende een eigen Regiment in ſich ſel ven. Princi F : 6.. : 8. Driev.'Lei . 8: 32 ; én in her Handſchrift. QUINTA ESSENTIA. Is her vijfde wefen ; de bronader en eigen ſchap van het Paradijs in de hemelſche Wereldt. Signat.pag.205 . Sucht . Is een honger na Wefen zien de oorſpronk der ewige
Natuuri Signat. pag. 267. en in het Handſchrift. TERNARIUS: 1. Is de godlijke geboorte in de Natuur , in ſes ge ftalten . Driev. Lev. 3 : 17. TERNARIUS SANCTUS: Is de inwendige hemelſche werkende en weſentlijke kracht der H. Drie- enicheidt, in ſeven geſtalten ; daar de engelſche Wereldt mede in begrepen is , en waar in die ſich in drie Perſonen heeft geopenbaart. Driev. Lev. 3: 18. en -45: 5 : 39: 8 : 1. 2. Signat, pag. 251: 134. en in het Handſchrift.. 2:49 !! : ?
TINCTURA. "Is het fpreken des Woords ; cenheylig doordrin gent welen , dat uit het vyer ontſtaat ; een Maagde , en het leven der Wijsheidt; de kracht van vyer en licht, en het vyer der lief de. Signat. pag . 2.41: 73. 250 : 125.255 : 1. 265. 276: 29. 30. Weg to : Chriſt. pag .189 : 22 . en 191: 28. 29 . Turba. Is de grimmicheidt van de toornige wil , die verwar ring en ontſteltenis baart. Signat. pag.267. TURBA MAGNá. Is de opgewekte grimmicheidt van den inwen digen grondt ; de wil des toorns , en uitgieting van Gods toorn , daar de Natuur door ontſtelt wordt. Signat. pag .251: 133. VERBLICKEN . Is al ſijo glans verlieſen , tenemaal bleek worden, en ſterven . Aldus is het dele Schrijver doorgaans ſelve gewoon te verklaren ; daar hy van de verandering van Gods Beeldt in Adam , door de ſonde ſpreekt. Die waarlijk ſchijnt daar ontrent ſich ſelven niet te hebben kunnen voldoen ; om dit ons toch grondig in te prenten : dewijlmen daar vanonder de Schriftgeleerden en Phariſeen allerhande onſekere gedachten door het wiſpelturige vernuftſmeedt. Om die reden hebben wy nodig gebordeelt, fijn Gevoelen daar on trent wat breder te vertonen ; om den begerigen Leſer , fo veel in onſe
307 onſe macht was , te gemoet te komen , en een klaar begrijp daar van te doen verkrijgen. Hy ſeit dan , Apol. tegen Stieff. 9. 292. het verblikte Beeldt van het welen der godlijke Wereldt íturf in Adam . Bedenk. over Stieff. s. 14. het verblikte Beeldt Gods ſturf ; dat is , het wierdt in de ewige ſtilte , als in het Niet , ingeſloten. twede Apol, tegen Tylk. s.577. het is in den doodt verblikt. Myft. Mag. 74: 27. verblikt , en in den ongronde ingegaan. Apol, tegen Stieff. V. 294. het is in de godloſen , als niemendal. en Menſchw. Jeſu Chri fti. 3. deel ,6: 2 . de edele Beeltenis was verwoeſt ; en moeſt wederom uit Godt geboren worden . Alhoewel hier uit de mening des Schrij vers wel kan begrepen worden ; ſo willen wy hier noch enige an. dere plaatſen byvoegen; die ons omſtandelijker tonen,hoe het gegaan is met het verblicken van dit Beeldt , en hoe het wederom talher ſtelt worden : dewijl hier in onſe Val , in en metden eerſten Adam , en onſe opſtanding , in en met den tweden Adam , ons grondelijk wordt voor ogen geſtelt. Aldus ſpreekt hy dan van deſe laak ; MyA. Mag. 21 : 2 . De kracht des lichts week van Adam , in het Middel punt; even als een ſchijnent licht, dat uit een kaars brandt , uit gebluſt wordt en weg gaat. En Myſt. Mag. 20: 28. Dit is geenſins lo te verſtaan ; dat het hemelſche Ens ( het paradyſche weſen ) tot niet is geworden : het is in den Menſch gebleven. Doch het is voor den Menſch , ten oplicht van ſijn leven , als niemendal : de wijl het verborgen ſtaat in Godt ; en voor den Menſch onbegrij pelijk is , ſonder enig leven. In Godtſterft niemendal : maar dat heylige Ens verblikte in het menſchelijke leven. Ende Apol. regen Stieff . .293. De Geeſt heeft geeſtelijk vleeſch. Want hy neemt het geeſtelijke vleeſch , dar in Adam ſturf , wederom aan tot een lichaam , en maakt het levendig . Die hem noch breder hier van horen wil ; kan deſe volgende plaatſen met aandacht naleſen. Ver kieſ. 7: 9. . . 12. Myft. Mag. 20:26. . 28. en 21 : 4. • . 8. WESENHEIDT. Is de godlijke hemelſche lichamelijkheidt; ofde heylige Aarde. Signat.pag. 263. waar van deſe Schrijver, Driev. Lev . 8 : 1. leit: Welke Aarde ik in mijn ganſche boek Weſenbeide noem . WYSHEIDt. Is de woning van het Myſterium buiten de Natuur, en een ſpiegel van het Myſterium ; de openbaring der Godheidt, en een oorſaak van de Imaginatie , of Inbeelding des Vaders tot den
Soon ; het woonhuis der H. Drie- enicheidt : ſy is geen weſen , en neemt ook geen weſen in haar ; maar ſy is het oog des weſens en verſtands. Signat. pag. 263. en 266 . Aan Qq ܐ 2
1
AanwijĹżing eniger fouten , in de Welruikende Krans ingellopen ,
aldus te verbeteren .
leeĹżt hout. Pag. 100. tegel. 25. hondt 11. vertrouwr, dit woordt moet het begin fijn van 124
130 . 137 144 . 147 . 160.
185 195.
2. ontnomen 20. en en
28. eewvoxdig 8. Gods
38. 17. 19. 30.
aan fonder hemi loute
de 10. regel ontnemen , en . eenvoudig. Godt. dan n . fonder . het . louter .
232 .
.
}
1
. !
äº&#x2039;
{
äº&#x2020;
1 1
4 ร