This is a reproduction of a library book that was digitized by Google as part of an ongoing effort to preserve the information in books and make it universally accessible.
https://books.google.com
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelheden tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com
4 니 Een grondelijcker berecht
Van't
Aerdſche en van't Hemelſche
MYSTERIU
Hoe die twee in
M.
maalkanderen ſtaan ; en
hoe in 't Aerdſche , het Hemelſche ghe openbaart wordt.
Vervat in neghen Texten
,
Door
F
A
CO
B
B
Ö
H
M
E;
Anders genaamt , TEUTONI
CUS
PHILOSOP
. HUS
Geſchreven den 8 Mey 1620. In't Hooghn duyts .
Ghedruckt in ' t Jaar 16 4.8 .
}
1
3 SOMMA
RIUM
Van't A
ERDSCHE
MYSTERIVM
En van't HEMELSCHE
Hoe die in
MYSTERIUM :
maalkanderen ſtaan ; en hoe in 't
Aerdſche, het Hemelſche openbaar wordt. Daar ghy dan Babel, de groote Stadt op Aerden , met hare gheſtalten en wonderen , ſult fen : en waarom , ofte waar wyt, Babelisgebooren;aldaar den Antic Chriſt fal bloot ſtaan. Eene ganſch wonderbaarlijcke openbaringh ;
genomen uyt het Hooghſte Arcanum . Hier in ſal ganſch openbaar ſtaan , Turba aller Weſen zy ?
wat de
Geſchreven voor de kinderen Gods, dewelcke door eene foodanighe waarſchouwingh , uyt de brandende Babel fullen vlie den , en uyt de Turba, tot kinderen Gods gheboren worden ; alles, ganſch ernſtelijck en trouwelijck gegeven , uyt de erkentenis van 't groote Mysterium ,
Den eersten Text.
En On- grondt , is een eeuwigh Niets , en maackt dan noch eenen eeuwighen aen
D
vangh ; zijnde eene Sucht. 2. Want het Niets , is eene Sucht , naar
Tets : en daar doch oock niets en is , 't gheen A 2 yets
Van de eeuwighe Sucht .
4
yets gheeft: maar , de Sucht is ſelfs het geven , van't gee ne , 't welck doch oock een Niets is ; zijnde bloot , eene
begeerende Sucht. 3.
En't ſelvighe is den eeuwighen oorfprongh vande
Magia ,
de welcke in fich maackt , daar niets en is : fy
maackt uyt
Niets , Yets ; en ſulckx alleenelijck in fich
ſelfs: en daar doch de ſelvighe Sucht oock een Niets is ; niets anders dan bloot eenen wille . 4.
Hy en heeft niets : en daar en is oock niets , 't gheen
hem yets gheeft; ende en heeft oock gheene ftede , daar hy ſich vinde ofte heen kan legghen . Den tweeden Text.
f. Aarde maal nu
dan alſoo eene Sucht in't Niets
N is , foo maackt ſy haar ſelfs ,den wille tot Yets; en den ſelvighen wille is eenen Geeſt , en ghelijck eene ghedach te : den ſelvighen gaat uytde Sucht, en hy is den ſoecker van de Sucht : want, hy vindt fijne Moeder ; zijnde de Sucht.
6.
Als, dan is den ſelvigen wille, eenen Magus in fijne
Moeder : want, hy heeft Yets.ghevonden in't Niets; na mentlijck , fijne Moeder : en naar de maalhy ſijne Moe der dan heeft ghevonden, ſoo heeft hy als..nu, eene ſtede tot fijne wooningh . 7. En verſtaat hier in , hoe den wille eenen Gheeft is, en wat anders dan de begeerende Sucht: want , den Wille is een onbevindelijck , en onverkennelijck Leven : maar, de Sucht , wordt van den wille ghevonden ; en ſy is in den Wille, een Weſen .
8. Als , dan wordt bekent , dat de Sucht, eene Magia
2 Bagre of
is, en den Wille , eenen Magus : en dat den Wille grooter is danfijne Moeder, die den ſelvighen « geeft; want, hy is
Heer,
Van den eeuwighe wille
S
Heer , in de Moeder : en , de Moeder wordt voor a {tom a Ofwert ke- loos, erkent, en den Wille voor een Leven , ſonder oorſprongh . 2. En daar de Sucht doch eene oorſaack des Willensis: maar , ſonder erkentenis en verſtandt ; en den Wille is het verſtandt van de Sucht. 10. Alſo geven wy u , in't kort, te b bedencken de No- b Text, zu tuur , en den Geeſt vande Natuur , wat daar van Eeuwig erfinnen.
heyt,ſonder oorſprongh is geweeſt: en wy bevinden alſoo, dát den Wille ( zijnde den Gheeft ) gheene ftede tot ſijne rufte en heeft : maar , de Sucht , is haar eyghe ſtede : en den Wille , is daar eenen Bandt aen; ende en wordt doch oock niet · begrepen . Text , exit grieffen. Den derden Text. 11 .
Erwijl dan alſoo den Eeuwighen wille vry is van de T Sucht , en , de Sucht, doch niet vry , van den Wille ( want , den wille heerſchetover de Sucht ) foo erkennen wy den wille , voor de eeuwighe Al_macht ; want , hy en heeft niets 't gheen hem ghelijck is. 12. En , de Sucht is wel een beweghen , van't trecken ofte begeeren ; maar , ſonder verſtandt : en ſy heeft een leven ; doch , ſonder d vernuft: nu regeertden Wille , het dText, leven van de Sucht; en doet met de felvighe 't gheen hy witze. wil : en of fy yets doet , even-wel en wordt 't ſelvighe doch niet erkent , tot fich't ſelvighe weſen , door den wille openbaart, dat het een Weſen wordt in 't leven van den wille ; danwordt erkent , wat den wille heeft ghe maackt.
13. En erkennen alſoo ,den Eeuwigen willen Geeft,voor God : en het beweghende leven van de Sucht, voor Na tuur : want , daar en is niets eerders , en 't is beyde ſonder aenvangh :
en't eene is doorgaans eene oorſaack yan'e A 3 andere;
6
Van't begeeren in de Sucht.
andere; en eenen eeuwighen bandt: en alſoo is den eeuwi. ghen Wille...Geeft, een eeuwigh weten des ongronds ; en het leven van de Sucht, een eeuwigh weten deswillens. Den vierden Text. 14.
Aar_de_maal dan alſoo, de Sucht, een Begeeren is, en't ſelvighe begeeren , een Leven zy , foo gaat het ſelvighe begeerende leven in de Sucht, voor lich ; en't is a Ofte met. doorgaans á van de Sucht, ſwangher. Is. En het begeeren is een gheftrengh aen , trecken : ende en heeft doch niets,dan ſich ſelfs:zijnde de eeuwig heyt , ſonder grondt ; nu ſoo treckt het Magiſch ( als fija begeeren ſelfs ) tot eene fubftants.
16. Want, als
nu neemt den wille , daar niets en is: hy
is een Heer en beſit het : en hy en is ſelfs gheen Weſen; en heerſchet doch in 't Weſen : en 'tWeſen maackt hem begeerende ; namentlijck, des Weſens. 17. En door - dien hy als
dan in fich , begeerende
wordt, foo is hy Magiſch , en ſwangert ſich ſelfs: nament lijck, met Geeſi, fonder Weſen ; want, hy en is , in den oor ſprongh , niets
andersdan Gheeft: alfoo maackt hy , in
fijneimaginatie , alleenelijck Geeſt , en wordt des Geeſtes ſwangher; namentlijck, de eeuwighewetenſchap des on gronds, in Almachtigheyt des levens,ſonder Weſen . 18. En naar
de
maalhy dan ſwangher is, foo gaat het
baren in lich , en woondt in , ſich ſelts: want, deEſſents van 't andere leven , en kan deſe ſwangeringh niet vatten en des felfs behouder zijn : over ſulckx moet defe ſwan geringhio , ſich gaan , en fijn eyghen behouder zijn ; na mentlijck, eenen Soon,in den eeuwighen Gheeft.
b Text , Schall.
19.
En naar
de maaldeſe ſwangeringh geen Weſen
en heeft , foo is't ſelvighe eene ſtemme ofte b klanck ; na ment
1
Van't begeeren in de Sucht.
7
mentlijck , een Woord des Geeſtes, en 't blijft in den oor ſprongh des Geeſtes : want ,'t en heeft anders gheene fitu plaats; dan alleenelijck in den oorſprongh desGeeſtes. 20. En in dit Woord, is doch eenen Wille, den welcken daar wil uyt -vgaan in een Weſen : en den ſelvighen wille, is het leven van den oorſprongelijcken wille, den ſelvigen gaat uyt de ſwangeringh ( namentlijck , van den mondt des willes ) uyt, in't leven vande Magia ; dat is, in de Natuur : en opent het onverſtandighe leven van de Magia , dat 't ſelvighe een Myſterium zy , in 't welck een verſtandt, Eſſentialiſch , leydt; en bekomt alſoo eenen Eſſentiali ſchen Gheeſt.
21.
Al daar yeder Eſſents , een Arcanum ofte een
Myſterium
is van een ganſch Wefen: en 't is alſoo een be
grijp ( namentlijck , een onwgrondelijck wonder der eeu wigheyt ) al. daar veel levens fonder ghetal , gheboren worden ; en't is doch t'lamen maar ghelijck een eenigh Weſen . 22. En, den Drie v-voudighen Geeſt, ſonder Weſed, is des ſelfs Meeſter en beſitter : en daar hy doch het a pa. a Dat is, hes ſelfs. wefen tuur--weſen niet en beſit; want, hy woont in ſich natuur.vande
23.
Het Woord is fijn Centrum ofte ſitplaats ; en het
ſtaat in 't midden , ghelijck als een hart. 34. En , den Gheeft van't Woord , den welcken in den eerſten eeuwigen wille ontſtaat,opent de wonderen van't Eſſentialiſche leven , dat daar alſoo twee Myſterien zijn : het eene , in't Geeft
leven ,en een, in't Eſſentialiſche leven .
25. En het Geeft leven , wordt voor God erkent ; en oock te recht alſoo ghenaamt . 26. En 't Eſſentialiſche leven voor Natuurleven : 't welck gheen verſtane en ſoude hebben , wanneer den Geeft , ofte het Geeft
leven , niet begeerende en was.
27. In't welck begeerep ,het Goddelijcke Weſen (zijn de
8
Van de twee on „ verdeelde Weſens.
de het eeuwige Woord, ofte hartte Gods) gedurigh en van eeuwigheyt gheborenwordt.
28.
Van 't welck den begeerenden wille , eeuwigh uyt
gaat ( namentlijck , des ſelfs Gheeft ) in ' t natuurvleven en opent in 't ſelvighe , het Myſterium uyt de Eſſentien en io de Eſſentien , dat daar alſoo twee Levens zijn , en oock twee Weſens; uyt en in eenen eenighen eeuwighen ons grondelijcken oorſprongh . 29.
En, alſoo erkennen wy,wat God en natuur is; hoe't
alles, beyde, van eeuwigheyt, ſonder eenighen grondt en aenvanghis : want , het is eenen doorvgaans eeuwigh du renden aenvangh :het begint door.vgaans en van eeuwig heyt , in eeuwigheyt daar gheen ghetal en is ; want , het is den on-grondt .
Den vijfden Text. 30 .
N heyt zijn gheweeft, ſoo en konnen wyniet ſegghen, dat het eene nevens het andere ſtaat , en ſich var , dat het een , 't ander grijpt : ende en konnen oock niet ſegghen, dat het eene buyten het andere ſtaat , en eene van eens ſcheydingh zy ; neen ! 3i . Maar, alſoo erkennen wy't, dat het Gheeft. leven , in fich , innewaarts ſtaat ghekeert, en het natuurleven, dan te uyt_fich , en voorlich ghekeert ſtaat : daar wy 'r
ſamen een rondt koghel. rade verghelijcken , 't welck op alle fijden gaat; ghelijck het radt in Hezechiel aen , wijft : en hetGheeft , leven is eene ganſche volheydt van 't na tuur leven ;ende , en wordt doch van 't natuur , leven piet begrepen . 32. En't ſelvighe zijn twee Principien , in eenen eeni ghen oorſprongh : daar een yeder fijn Myſterium en fijne werc
Van de twee onverdeelde Weſens. werckingh heeft : want , het natuur , leven aen't vyer ;
9 werckt tot
en het Gheeft vleven , tot aen't licht van de
glory , en heerlijckheyt. 33. Daar wy dan ,in't vyer,den grim vande verteeringh van de Wefentheydt der natuur verftaad : en in 't licht , de bariogh des waters, ' t welck het vyer, het gewelt beneemt;
a Verſtaat ghelijck voor in de « vraghen is verklaart gheworden . voor in de 34. En ons is alſoo erkennelijck , eene eeuwighe We. veertigh vrs ſentheyt der natuur, ghelijck het water en't vyer,de welck ghen len . der fie alſoo , ghelijck als in maalkanderen vermenght ſtaan : daar 't dan eene licht-, blauwe veruw b gheeft ; ghelijck maackt. b Ofte den blicxem des vyers. 35.
Daar't dan eene gheftalte heeft , ghelijck eenen
Cherubio met Chriſtal, in een eenigh Weſen ghemenght : ofte ghelijck geel , wit, root, blauw , in een doncker water ghemenght; daar 't ſelvighe is, ghelijck blauw in groen . 36. Daar een yeder doch fijne klaarheydt heeft , en
ſchijnt : en het water alfoo alleenelijck haar vyer werde, dat aldaar gheen verteeren en is : maar , alſoo een eenigh eeuwigh Weſen , in twee Myſterien , in maalkanderen ; en doch het onderſcheyt,cwee principien , zijnde tweederley levens . 37. ſen :
En alſoo verſtaan wy hier in , het Weſen aller We. en dan , dat het een Magiſch Weſen is : daar ſich
eenen wille ſelfs in 't Eſſentialiſche leven kan ſcheppen , en alſoo in eene geboorte treden , en in't groote Myſterio eene quaal verwecken ( voornamentlijck , in den oor : ſprongh des vyers ) . die voorheen niet openbaar en was; maar,laghin't Myſterium verborghen, ghelijck als eenen glans, in de veelheyt der veruwen . 38. Ghelijck wy van ſulckx , eenen ſpiegel aen deduy velen en alle booſheythebben : en oock alloo erkennen , waar van alle dinghen , quade en goede, ontſtaan : nament B. lijck ,
IO
Van de twee on
verdeelde Weſens.
lijck , van de imaginatie in 't groote Myſterium ; daar een wonderlijck Effentialis leven , fich felfs baart. : 39. Ghelijck wy hier van een ghenoeghſame erkente nis , aen de Creaturen van deſe werelt hebben : te weten, daar het Goddelijcke leven , het natuur, leven eenmaal heeft beweeght en ýerweckt , hoe't ſelvighe foo wonder lijcke Creaturen uyt het Eſſentialiſche Myſterium
heeft
gheboren : daar..men dan verſtaat , hoe yeder Eſſentia , tot een Myſterium gheworden zy ; dat is, tot een leven . 40. En oock wijder verſtaat , alſoo in't groote Myſte rium , eene Magiſche Sucht zy , dat de lucht van yeder Eſſentie, alſoo wederom eenen ſpiegel maackt, on ſich in den ſpieghel te befien en te erkennen. 41. En daar't als...dan de Sucht begrijpt (verſtaat den ſpieghel) en in eeneimaginatie voert ; en bevindt dat 't ſelvighe niet fijnes levens en is. 42. Daar dan de ſtrijdigheyt ontſtaat, en , de walgingh , dat de ſucht , den ſpieghel wil wegh - worpen ;ende en kan doch oock niet, 43.
Alſoo ſoeckr de Sucht als
dan het perck van den
aenvangh , en gaat uyt den ſpiegel ; dan is den ſpiegel ver broocken ; en , de verbreeckingh is eene Turba ; zijnde a Het aen- een ſterven van't a ghevattede leven . genomene of 44. En ons is hoogh erkennelijck , hoe dat deimagina te het ghefor meerde. tie vande eeuwighe natuur , de Turba mede alfoo in de Sucht in't Myſterium heeft : doch , onopweckelijck : 'ten , zydan ,dat de Creatuur(zijnde den ſpiegelder eeu wigheyt) 't ſelvighe felfs erwecke; namentlijck ,den grim, die in der eeuwigheyt in't Myſterium verborghen leyt. 45.
En wy ſien al hier , doen de eeuwighe natuur fich
een ...maal heeft beweeght en verwecke met de Schep pingh , dat den grim mede is opgheweckt gheworden , en ſich oock , in de Creaturen heeft gheopenbaart.
Ghe
lijckr
I
Van de wederwaardigheyt van alderley Weſen .
II
lijck , men veel booſe dyeren , oock kruyderen , enboo men , ſoo...wel wormen vindt , als padden en ſlanghen en dierghelijcken ; daarnaen de eeuwighe natuur eene wal giugh draaght. 46. En d , e booſheyt en't vergif wordt alleen in fijner Eſſents « onder. houden ; en , om dies.wille ſoeckr oock a Text, ge nehret. de eeuwighe..natuur het b perck der booſheydt, en wil de b Text , ziell. ſelvighe verlaten. 47. Daar ſy dan in de Turba ( dat is, in 't Aterven ) valt : en'ten is doch gheen ſterven ; maar , een uyt-,-{poughen tot in 't Myſterium : daar de booſheyt,met haar leven , be ſonder ſal itaan ; namentlijck, in eene duyfternis. 48. Want , de natuur verlaat de ſelvighe , en verſchut
haar, dat ſy alfoo in lich , ſelfs, als een boos vergiftigh grimmigh Myſterium ftaat : en ſy is ſelfs haar eyghen Ma gia; namentlijck, eene ſucht van devergiftighe anghft.
Den feſten Text . 49 . Anneer wy ons alſoo bedencken en erkennen , foo W
vinden wy nu de ſtrijdigheyt van alle Weſens, dat
het eene ghedurigh de walgingh van't andere, en't andere vyandt is. so. Want, eenen yederen wille begeert eene reynig heyt , ſonder Turba , in't andere Wefen : en heeft doch ſelfs de Turba in andere.
fich ; en 't is oock de ' walgiogh van't cText, eckel.
st . d Alsdan ,vaartde macht van't grootſte, over het d Text, Jetzt. kleyofte , en houdt't ſelvighe in dwangh : 'reo.zywdan 1
dat het hem ontvliet; anders, heerſchet het ſtercke, over het ſwacke.
52. Alſooloopt het ſwacke oock ,
en ſoeckt het perck
1 des drijvers, en’t wil van den dwangh ontſlaghen zijn : B2 en
· 12
·
Van de wederwaardigheyt van alderley Weſen.
en alfoo wordt van alle Creaturen het perck ghefocht; ' t welck in ' t Myſterium verborghen ſtaat. 53.
En alſoo , en daarvan , ontſtaatal't ghewelt van
deſe wereldt , dat ghedurigh het eene over het andere heerſchet : en ' t en is, iu den beginne , van't hooghſte goet niet gheboden ofte gheordineert gheworden ; maar, 'tis uyt de Turba ghewaſſen . 54. Daar’t de natuur daarnaar ,
voor haer Weſen
heeft erkent, ' t welck uyt haar is gheboren gheworden; en heeft aen 't felvighe , wetten ghegeven , ſich alſoo , voor a Gemaack- der, in 't a ghevatte regiment te baren . te ofte gefor 55. Daar deſe gheboort dan alſoo is gheklommen tot meerde re aen Coninghlijcken regal, en vorder alloo den af.vgrong geeringh • voor te ghefocht (namentlijck, het eene) tot het Monarchia is ge planten . worden ; dat is, Keyſerdom : en daar 't noch in 't klummen
is , en een eenigh wilzijn ; en niet veel : en of't ſelvighe in veel is , evenwel wil doch de eerſte quaal, van dewelcke alles is gheboren , over alles heerſchen; en wil, over alle re gimenten , alleen een Heer zijn. 56. En naar_de, maal de ſelvighe fucht, in den begin ne , Een eenigh regiment is gheweeſt , en ſich dann noch , in der tijd, naar de Eſſentien , in veel heeft ghedeelt, foo foeckt de Veelheyt, wederom het Een : en't wort ghewis gheboren , in't Seſte ghetal van de Croone : dat is; in't ſes duyfentſte jaar, in de figuur; niet aen 't eynde. 57. Maar , in de ure des daaghs, daar de Scheppingh der wonderen , voleyndight zy gheworden : dat is , daar de wonderen van de Turba, aen't eynde ſtaan ,wordt een Heer gheboren , die de ganſche werelt regeert; doch , door veel Amten , 58. En al, daar ſal gheſocht worden , deſelfs gewaſſen overigheyt en den drijver: want , het kleynſte , ' t welck onder islegghende; ismede aen't perck gheloopen : als nu
Var de wederwaardigheyt van alderley Weſen .
13
nu ſcheydtſich alles ; want , 't is aen't perck , en daar en is gheen ophouden noch wedervroepen. 59. Oock foo wordt de Turba ( zijnde den « grim ) van 2 Deydel alle Creaturen gheſocht : want , de ſelvigheis oock , met sn,' en be. de walgingh der Creaturen , aen 't Perck gheloopen : en komme wordtnuopenbaar: damentlijck,aen 't perck, midden in't ningh. ghetal der Croonen ; in't ſes duyſentite jaar : een wey nigh daar over ; en niet daaronder : in den dagh en ure doen de Scheppingh , in den Myſterio is vol bracht gheworden ; en in't Myſterium ( ghelijck als eenen ſpieghel der eeuwigheydt ) in de wonderen is gheſet ghe worden . 60. Dat is , aen den ſeſten dagh, over- middagh ,al , daar ſtaathet Myſterium ,met de wonderen, open ; en't wordt gheſien en erkent : daar dan de reynigheydt, de Turba ſal uytm drijven ; eenen tijd : tot den aenvangh , in't eynde treet; als...dan is het Myſterium , een wonder in figuren. Den fedenden Text. 61 .
Aar„ de ,maaldan in den Myſterio van de eeuwighe NA natuur, een foodanigh Arcanum heeft gheleghen , van 't welck alle Creaturen ( boos en goedt ) gheboren en gheſchapen zijn gheworden : loo erkennen wy'tſelvighe, voor een Magiſch Weſen ( daar de eene Magia de ander door, luſt doorgaans heeft verweckt, en in 'tWeſen ghe braght ) namentlijck, dat ſich alle dingh , ſelfs heeft ver hooght ; en in 't hooghlte gheweltghevoert. 62. Want , den Gheeft Gods en is gheenen maacker in
! de natuur,maar, eenen openaar en ſoecker van't goede. 63. Alſoo heeft ſich her booſe, ghelijck door eene Ma
1
1
giſche ſucht, doorvgaans ſelfs, in den Myſterio, mede ghe vonden en gheſocht, en’t is mede gheopent gheworden, ſon B 3
Van de groote verborghentheydt
14
ſonder Godsvoornemen ; want , den grim is eeneghe a Text,al bere.
ſtrengigheyt, en heerſchet over het « ſwacke. 64. Alloo is alles , uyt ſijoen eyghen boom , ghewaffen, ſonder voorbedacht, want, den eerſten openaar (zijnde
b Text , witze.
God ) en heeftdebooſheyt niet verordeneerttot het regi ment : maar , het vernuft , en , de b lift ; ' t ſelvighe ſoude de wonderen openen , en eene voererinne des levens zijo . 65. En ons ontmoet al hier de groote verborghent heyt die in den Myſterio van eeuwigheyt heeft geleghen : namentlijck , het Myſterium met fijne veruwen , dewelcke vier zijn : en , de vijfde, en is den Myſterio der natuur, niet eyghendommelijck ; maar , ' t Myſterium
c Text , leuchtet.
'twelck in den Myſterio der natuur , des lichts « ſchijnt.
der Godheyt,
ghelijck een leven
:: 66. + En, dit zijn de veruwen , daar alles in is leggende: namentlijck , blauw , root, groen , en geel: en , de vijfde ,
d Text, glast.
wit , komt God toe ; en heeft doch oock haren d glaos in de natuur.
67. Doch , het is de vijfde Eſſents, een reyn on be vleckt kindt : ghelijck in goudt en ſulver is te bedencken, als , mede aen eenen witten klaren Criſtallijnen ſteen , die oock in 't vyer beſtaat: want,het vyer is de proeve van alle
$
veruwen , in 'twelck geenighe en beſtaat , dan de witte ; naar den maalde felvighe eenen glans is van Gods Ma jefteyte 68. + Dock vinden wy hier in , den boom der tonghen ( dat is, van defpraacken) mede met vier Alpha Bechen : namentlijck , het eene , beteeckent, met de Characteren vant Myſterium ,
daar de natuur - fpraack in leydt , de
welcke + De ſwarle yerudo en behoort nietin't Myfterium zomaar,ſy is het decxfel (zijnde eene duryſternis)daar alles in leyr.
# Dit Alph- Behder natuur -ſpraacken , lydt in de Swarteveruwe onderalle verborghen : Want , de foarte verute enbehoort niet in 'tghetalder veruwen: de felvighe is Myſterium en'on -begrijpelijck: danalleenlijck van dengheenen, die de natuur- ſpraack heeft; aen den welcken de felvighevan GodsGheeft,gheopent wordt.
in't Myſterium der eeuwighe natuur .
IS
welcke in alle ſpraacken de wortel is : endeen wordt doch in de uyt-- gheboorte van de veelheydt ofte van de veel ſpraacken , niet erkent , dan van hare eyghen kinderen ,
1 't welck verſtandı , het Myfterium ſelfs geeft; want ' t ſel vighe is een wonder Gods. 69. En het tweede Alpha
Beth ,
is het Hebraiſche,
't welck het Myſterium opent ; en , den boom met de tac ken en ſpruyten nomt. 70. En het derde, is het Griecxfche ,'t welck den boom met de vrucht en alle de sierlijckheyt nomt; 't welck eerſt a Text , te recht de a kennis uytſpreeckt. witze. 71. En het vierde, is het Latijnſche, daarveel volcke
ren en tonghe hen mede behelpen;'t welck den boom met ſijde kracht en deught uytſpreeckt. 72.
En het vijfde, is Gods Gheeft,die den openaar van
alle Alpha.Bethen is : en't ſelvighe Alpha Beth en kan geenigh menſch leeren ; 't enzydan dat het fich, ſelfs in des menſchen Gheeft opent. 73. Alſoo ontſtaan deſe Alpha
Bethen , van de veru
wen van't groote Myſterium ; en deelen ſich voorder uyr, in de ſomma , in ſeven en tſeventigh b ſpraacken : daar b Of talen , wy doch niet.vmeer dan vijf, voor de hooft., ſpraacken en erkenden : en twee
entfeventigh , voor de wonde
eenen mondt ren , daar in Babel wordt verſtaan zijnde ; van een verwerdt Wefen. 74.
Daar 't vernuft fijnen ? voerder verlaten heeft , en cOfte leytse
alleen heeft willen gaan, en in't Myſterium klummen ;ghe- man. lijck ſulcx by den kinderen Nimroths aen den Tooren tot Babel is te erkennen :doen de ſelvighe van Gods gehoor ſaamheyt waren ghevallen in eyghen vernuft , foo hadden ſy haren
voerder verlooren , en verwerden het verpuft;
dat ſy haar eyghen ſpraack niet en begrepen . 75. En alſo wielren veel ſpraacken (namentlijck ,tween enry
16
Van tweederley Religien; daar Babel uyt gheboren is.
en_tſeventigh ) uyt de verwerde Babel : en eene yedere
a Text , witke,
gingh in ſich ſelfsin , en ſochten - kenniſſen, een yeghe lijcke in haar eyghen vernuft en booſheyt ;want, fy hadden God verlaten , en wierden Heydenen . 76. En hy liet hen gaan in hare wonderen ; want , fy en wilden hem niet aenhanghen : maar , wilden een eyghen
ghewaſch zijn ; en haar eyghen vernuft ('twelck doch b Ofte fie-. met alle veruwen was vermengelt) foude hen b regeeren . ren en ley. den . 77. Als doen wiert de Turba ghebooren , ſoo dat ſy niet eensghefiut en waren ; want , een yeder wilde uyt ſijne eyghen veruwe leven : ende en waren doch de rechte hooftw-veruwen niet; inaar , alleenelijck hare booſe, ſelfs,
c Leydes
uyt- ghebroede kinderen , die ſich, in 't vernuft, ſelfs uyt. broede : en liepen ,ſonder den rechten voerder, die alles
dText, be in eene eenighe tonghe hadde d gheftelt, en niet meer Schaffen.
gheopent, dan eene eenighe ; eenen eenighed boom ,met de tacken , en , de kracht, met t'ſamen de yrucht. 78. Want , de vier Alpha , Bethen legghen in eenen eenigben boom , en gaan uyt, malkanderen : maar , de
© Oftetalen , veelheydt dereſpraacken , moeten hen met hare Cha racteren behelpen , ghelijck als huyoghenooten ; en wil
fWaffen , len doch oock eyghene zijn , en f ſpruyten ſich alvt'fa We nden oft e men teghens den boom . keeren . Den achtſten Text .
79 . Lloo fien wy nuden oorſprongh van tweederley Re A ligien , daar Babel, eene Afv goddione , uyt is ghe booren : en ſulckx aen de Heydenen en Joden ; want, Babel is in beyden . 80. En't zijn twee geſlachten, in een eenigh: het eene, 't welck uyt fijn vernuft (namentlijck , uyt het natuurle ved en uyt den Gheeft) voor fich gaat,en ſich ſelfs ſoecke te
Van tweederley Religien; daar Babel uyt geboren is.
17
teverhooghen , 't ſelvighe maackt ſich eenen wegh in zijn Weſen . 81. Want, ſijnen willegaat uytſijneeyghen ſelfs ſucht, en 't foeckt fijne Magia : namentlijck , een groot ghetal
Gouverne tot fijn « regiment, eene veelheyr ; en 't gaatſlechts uyt ringl ofte ſich , voor ſich heen : fijnen wille blijft in fijne veelheyt; en regeeringh . die is ſijnder veelheyt God en voerder. 82. En al.is's dat den vryen wille Gods hem teghen treedt en ftraft , even wel en huyghelt den Afvgod doch den vryen wille ( zijnde den Gheeft Gods ) maar metden mondt, en eert hijnen eyghen wille , in 't getal van de veel . heyt; want , den ſelvighen wille , is uyt lijnen ſchat (dat is, uyt fijne Magia ) gheboren . 83. Hy en begrijpt den vryen wille Godsniet : en daar
om is hy uyt vleeſch en bloedt , uyt fijne eyghen
ſelfs na
tuur ghebooren , en hy is een kinde van deſe werelt , en houdt ſijnen ſchat, voor fijne beminde;alſoo is hy nu eenen huychelaar en eene verwerdde Babel . 84. De ghetallen der veelheyt ( namentlijck , fijne ey ghe Magia ) verwerren hem, dat hy van een eenigh ghetal, uyt gaat, in veele; als..dan is de veelheyt, eene verwarde Babel: en fijnen huygelachtighen mondt ( met den welc ken hy denGheeftder eenigheyt, goede woorden gheeft, en veel belooft) eenen Anti. Chriften looghenaar ,want, anders, ſpreeckt hy, en anders doet hy. 85. Sijn hart is eene Sucht, en den Gheeft van ſijn hart
te, heeft ſich in de lucht, in
ghewendt : alſoo is als, dan
den Magus van deveelheydt , eenen fouten , hooveerdi gen ,gierigen , booſachtighen 6 verſlinder,en eenen Geek b Text; uytde begeerende veelheyt; en hy is eenen valſchen Af freſfer. god. 86. Hy en hanght den vryen wille der natuur ( die de macht van de wonderen in lijn ghewelt heeft ) niet aen , C
18
Van tweederley Religien; daar Babel wytwgeboren is.
ende en heeft gheen verſtandt in ' t Goddelijcke Myſte rium ; want, hy en hanght, met fijnen wille , den ſelvighen Gheeft niet aen . 87. Anders , byvaldien , fijoen wille , in de vryheydt was ghekeert, ſoo ſoude den Gheeft Gods, fijn Magiſch Myfterium openen , en fijne wonderen en wercken , lou den, met fijnen wille, in God ſtaan : maar, naar..de maal fy alleenelijck van fich uyt-vgaan , foo foeckt den aen vangh her eynde , en het middelfte , is de Turba ; waot, åt en ſtaat niet in den vryen wille Gods: maar, het waſt uyt ſich ſelfs ; en 't verhooght ſich , ghelijck eenen ſtouten boom . 88. En naar
dewmaal God dan niets
anders dan een
eenigh in den wille en is , en is in de eeuwighe begeerte (dat is , in de eeuwighe Magia ) een eenigh , datde Sacht van de eeuwighe Magia, ſich alloo alleenelijck in den eeu wighen wille overgheeft, en ſijo leven daar in ſchept ,foo is den wille van de uytvgheboorte , ghelijck als eene afv vallighe min , eedighe Hoere ; want, hy is eene ghebare rinne der valſcheydt, ende en hanght niet aen den vryen wille. 89. En hier in verſtaan wy eene afvallingh , ghelijck als Lucifer, die van alv't ſelvighe eene oorſaack is ; die de Magia van de natuur valſch vluchtigh heeft ghemaackt.
90.
En alſoo worden hier in , twee eeuwighe levens ge
boren : namentlijck , het eene , in den wille Gods, en het andere , in den wille des duyvels , en in den wille van de grimmigheydt ; en't ſelvighe is Babel , met den Antiv Chrift, op aerden . 91. Alles, ſoon watvan den wille Gods uytgaat , tot in fijnen eyghen wille, 't ſelvighe behoort, in Babel: 't ſel vighe fietghy aen Joden en Heydenen ,alsmede aen alle volckeren ;de Heydenen bleven in hare eyge Magia ſtaan. 92. Maar ,
Van tweederley Religien; daar Babel uyt - geboren is.
19
92. Maar , de ghene die uyt de Sucht der verdervingh uyt-yginghen , tot in 't licht der natuur (naar„ demaal ſy God niet en kenden ) en leefden in de reynigheyt, de ſel vighe waren kinderen van den vryen wille , en in de ſelvi ghe heeft den Gheeft van de vryheydt , in hen Myſterio, groote wonderen gheopent; ghelijck ſulckx te ſien is , aen hare naar „ ghelatene wijſheyt. 93. Doch, de andere, de welcke alleenelijck uyt haren Magiſchen wille , uyt vleeſch en bloet , leefden, desſelvi. ghen wille, wiert in de Turba a verdroncken, en den quaal a Text, et. soffen. van de Turba , klom in haren wille , op , en gafhen eenen
Gheeſt , naar de Elentien van de gierigheyt en grimmig . heyt: den ſelvighen ſocht alleenelijck het ghetal van de veelheyt ; namentlijck , Heerſchappyen en Koninghu rijcken . 24. En , wanneer de Turba , door ghewelt , niet voort en konde , ſoo vergrimde deſelvigbe , en begon ſtrijdt en krijgh : en daarvan ontſtaat den b Oorlogh , nament: b Ofte ftrijdt. lijck, uyt hooveerdigheyt en gierigheyt der veelheyt ;en, ſulckx behoort met fijn ghetal , in't Myſterium van de grimmigheyt. 95. In dier- ghelijcken waren oock de Joden : God openbaarde ſich aen hen ; doch , fy hinghen oock aen twee willen : namentlijck ,een ghedeelt, aeo 't ghebodt, niet ha . ren wille , in den wille Godsghericht ;gelijck de Erft -va deren en alle vromehoopen Iſraëlis. 96. De anderen deden, met de « Heydenen, het werck © Ofte han : den , des Wets, en hinghen , met haren wille , aen hare vergifti
ghe Magia : namentlijck, aen de gierigheyt; ende en ſoch ten niets anders, dan hen ghetallen der veelheyt. 97. Haren mondt, was eenen Jode, en het hartre , eene Babyloniſche Hoere, eenen huychelaar en AntiChrift ; met goede woorden , en een valſch gierigh hartte. 98. En C 2
20
Van tweederley Religien; daar Babel wytrogeboren is.
98. En alſoo is in de Chriſtenheyt en by alle volcke ren , de Babyloniſche Hoere met den Anti , Chriſt Gitten de : al daar in een eenigh volck , teghelijck, twee rijcken woonen : en , de ſelvighe, en laten ſich in den inwendi ghen Gheeſt ) niet vermenghen , dat ſy een eenigh wor den ; ghelijck alsleem en yſer, hen niet en vermenghen. 99. De felvighe vermenghen ſich wel , naar 't uyt - wen digh lichaam : maar, hare Gheeſten, zijn tweederley ghe flachts; ghelijck den Propheet Daniel ſeyt. 100. Overn ſulckx , foo wie den AntiChriſt wil ken
nen , den ſelvighen ſoecke hem
alleenelijck alſoo , hy ſal
den ſelvighen in alle huyſen vinden ; maar, den alder.com arghſte is de ghekroonde Hoere : en hare Peeten , die de ſelvighe uyt den Doop der Hoererye heffen ( op_dat de ſelvighe oock in 't ghetal der veelheyt leven ) zijo de roe pers : de welcke uyt den eenighen wille Gods., in veel wil len voeren ; op
dat
ſy alleenelijck het ghetal der veel.
heyt erven , en aerdſche buycken moghen meften. 10r . En ,'t andere deel van den vryen wille Gods, gaat, met des ſelfs Magiſchen wille uyt , uyt
lich , ſelfs , in de
vryheyt : namentlijck , in den eenighen onbegrijpelijc ken wille Gods ; de ſelvighe ſtaan , rugghelingh ghekeert in de Magiſche figuur.
102. Des ſelfs leven , foeckt, broot , en't gaat voorn fich : en haren wille en is niet in ' t broodt;maar, gaat uytv fich ,uyt de Sucht , in God : en , de ſelvighe leven , met den wille , in God , in een eenigh ghetal ; de ſelvighe zijn de rechte kinderen van de eeuwighe Magia. 103. Want , Gods Gheeft , woonde in haren wille , en opent hen de eeuwighe wonderen Gods ; en hares levens Gheeft , de wonderen van defe werelt : en , de felvighe
NB. NB. zijn vry , van Babel en den
Aoti. Chriſt alwaar 'tv ſchoon , dat ſy in des ſelfs ſchoot ſaten : want , de rechte beel
4
Van tweederley voerders, die de twee Magien voeren .
21
beeldenis Gods, ſtaat in den Gheeft des willens,den welc ken uyt den Gheeft der ſielen gheboren wordt . Den neghenden Text.
104 . Aarde
maal dan alſoo twee Magien in , maalkan
de N ſelvighe voeren ; namentlijck ,twee Gheeften :den eenen NB. NB. is Gods Gheeft , en den anderen den Gheeft des vernufts, daar de duyvel fichio vlecht ; en in den Gheeft Gods , de liefde vande eenigheyt . 105. En den menfch en kan ſich niet beter beproeven , dan dat hy, met ernſt acht neme: waar
toe fijne begeerte
en luft hem drijft , den ſelvigen heeft hy tot eenen * voer- a Leyts man. der ; en des ſelfs kindt is hy.
106.
Even
welheeft hy na doch macht ; dat hy den
felvighen wille kan verbreeckep en veranderen ; want , hy isMagiſch ,en heeft de macht :doch, ' t moet ernſt zijn; want, hy moet den Sterren Gheeft toomen , den welcken in hem heerſchet. 107. Tot ſulckx,behoort een nuchteren ſtilleven , mer ghedurigheio_begevingh , in den wille Gods: om den NB. NB . quaal der Sterren te toomen en is gheene wijſheydt noch Conſt noodigh: maar,matigheyt des levens , met gedurigh uytvgaan uytde b invallen ; de Elementen ſnijten hem bText , ein fliffen. doorgaansde Suchtvan de Sterren in den wille.
108. Derhalven en is 't niet een ſoo licht dingh , een kindt Gods te worden ; tot ſulckx behoort grooten arbeyt en moeyten !
109. En den AntiChrift durft ſich doch een kinde Gods pommen : maar, Chriſtus ſeyt: fy en ſullen niet alle in ' t rijck des Hemels kommen , die daar ſegghen, Heere , Heere , en hebben wy Diet in uwen name, duyvelen uyt C3
ghe
22
Van tweederley voerders, die de twee Magien voeren .
ghedreven , en daden ghedaan ! Maar , hy feydt tot hen : gaat heen, van my , ghy ſtinckende bocken , ick en kenne u niet : ghy hebt fulckx uyt de valſche Magia ghedaan ;
1 ende en zijt in mijnen Gheeft en wille , noyt bekent ghe. worden .
110. Ghy zijt,in uwe Geeſtelijcke figuur, bocken, gie rigaarts , hooveerdighe , wel luſtighen : ghy hebt mijnen name, op uwe tonghe ghevoert :doch, u hart, aen de wel. luſtigheyde des vleeſches opvghe, offert ; en zijt in de Turba ghebooren : ghy moet door 't vyer beprouft wor den; ſoo bekomt een yeder Rijck , fijne vrucht te huys. III. Over ſulckx, ghy ſchoone werelt, beſiet u in defe Schriften, de welcke u ,den eeuwigen grondt heeft voor . gheftelt; en denckt ſulckx dieper en verder naar ; ofte ghy
a Text ,
ſult a ghevanghen worden in uwe Turba : al daar b ſult hofcemoet. ghy , met u weſen , door 't vyer Gods gaan : en foo wat een werck is buyten den wille Gods , ' t ſelvighe. ſal in't vyer blijven : maar , ſoo.wat in den wille Gods gheboren is , ' t ſelvighe ſal ſtaan tot Godseer en wonder daat ; en voor 't beelt des menſchen , tot eene eeuwighe vreughde .
7 112. Nu,bedenckt wat ghy doet : want, Babet, ftaat al. , reets in’t vlammen ;en begint te branden , daar en is gheen uyt
bluſſen meer , noch gheene Medicijo : ſy is booser
kent gheworden , haar rijck gaat aen't eynde; Halle.vn lu
jah .
Den 8 Mey 1620.
NOTA
BENE .
Voor de tweedemaal
ghetranſlateert 1642 , in Julius, uyt drie ge. ſchreven Copyen.
E
r
N
D
E.
1
)
1
!