74 minute read
iedereen profiteert van facebooks f1-inspanningen
het door facebook geïnitieerde ‘open compute project’ (ocp) drukt een steeds grotere stempel op het ontwerp van het gehele datacenter, vanaf de servers en de storage tot aan de koeling en de stroomvoorziening. “en daar prof iteren niet alleen de grote bedrijven zoals facebook en microsoft van”, zo is de overtuiging van loek wilden, data center lifecycle consultant bij schneider electric.
Open Compute Project sijpelt door het hele datacenter Iedereen profiteert van Facebooks F1-inspanningen
Na een ‘her-design’ van zijn datacenter in Prineville in de Amerikaanse staat Oregon besloot Facebook in april 2011 om de ontwerpen van de hier toegepaste datacenterproducten openbaar te maken. Door de ‘source’ te delen, hoopte Facebook dat andere datacenterontwerpers de ontwerpen verder zouden aanscherpen om ze nog efficiënter en zuiniger te maken.
Het Open Compute Project - zoals het initiatief werd gedoopt - kon al snel rekenen op de steun van bijvoorbeeld Microsoft en Apple. Deze ‘hyperscale guys’ zijn voor hun cloudplatformen zoals Azure en iCloud altijd op zoek naar efficiëntere hardware waarmee een kostenbesparing kan worden gerealiseerd.
bredere focus In eerste instantie lag de focus van het Open Compute Project vooral op het ontwikkelen van specificaties voor zuinige en efficiënte server- en storagehardware. Deze specificaties kunnen door alle hardwarefabrikanten worden opgepakt, ook door relatieve nieuwkomers of door de fabrikanten van zogenaamde ‘white labeled’-apparatuur. Hierdoor ontstaat er voor de consument een grotere keuzevrijheid; zij zijn voor de levering van zuinige en efficiënte server- en storagehardware niet meer gebonden aan de gevestigde spelers. Na servers en storage kwam de focus van OCP al snel te liggen op de ontwikkeling van efficiënte netwerkapparatuur. Hier is voor de internetgiganten dan ook veel te winnen. Zo kan Google - dat zijn eigen switches maakt - volgens vice-president Alan Weckel van de Dell’Oro Group worden gezien als de grootste switchfabrikant na Cisco. Ook Facebook heeft zijn eigen top-of-rack switch ontworpen, genaamd ‘Wedge’, en het ontwerp overgedragen aan het Open Compute Project. Op ongeveer hetzelfde moment bracht Big Switch Networks - een specialist op het gebied van Software-Defined Networking - zijn Open Network Linux (ONL) in als een ‘reference’ netwerkbesturingssysteem. Hierdoor wordt het ook voor kleinere bedrijven met kleinere netwerken eenvoudiger om ‘white box switches’ met ONL als besturingssysteem in gebruik te nemen. Het resultaat is ook hier weer een grotere keuzevrijheid; consumenten zijn hierdoor minder gebonden aan de netwerkapparatuur van bijvoorbeeld Cisco en HP.
datacenterinfrastructuur Na de inspanningen op het gebied van ‘compute’ en ‘networking’ is het niet verrassend dat OCP ook de datacenterinfrastructuur als aandachtsgebied op de korrel nam en de aanzet gaf tot open ontwerpen voor bijvoorbeeld racks, koeling en stroomvoorziening. Het uitgangspunt van Facebook was dan ook om met het Open Compute Project uiteindelijk de meest efficiënte datacenterinfrastructuur met de grootste operationele kostenbesparing te bouwen, en daar is meer voor nodig dan zuinige servers, switches en storage.
De ‘infrastructurele focus’ van OCP heeft ook betrekking op het beheer van de datacenterinfrastructuur. Onder andere The Green Grid en Schneider Electric hebben inmiddels hun ‘frameworks’ voor datacenterbeheer ingediend. Waar The Green Grid een model heeft opgesteld voor het beheer van zowel de IT als de facilitaire componenten in het datacenter, biedt het Facility Operations Maturity Model (FOMM) van Schneider Electric best practices voor specifiek het beheer van de fysieke infrastructuur in het datacenter. De ‘volwassenheid’ van het datacenterteam kan op zeven verschillende disciplines in kaart worden gebracht, door deze disciplines een score toe te kennen van 1 tot 5.
niet alleen voor webgiganten Het zullen niet alleen grootmachten zoals Facebook, Microsoft en Apple zijn die hun voordeel doen met de datacenterontwerpen en specificaties die nu via OCP naar buiten komen. Implementaties die zijn gebaseerd op de OCP-specificaties en -ontwerpen zullen ook meer en meer opduiken in de datacenters van kleine tot middelgrote bedrijven en bij de providers van co-locatiediensten. OCP-ontwerpen zullen uiteindelijk hun weg vinden naar de kleinere datacenters, net zoals de technieken die worden toegepast in Formule 1-bolides uiteindelijk opduiken in auto’s uit de middenklasse, zo is ook de overtuiging van Loek Wilden, Data Center Lifecycle Consultant bij Schneider Electric. “Net zoals nieuwe autotechniek zich eerst moet bewijzen in de Formule 1 voordat deze wordt toegepast in gangbare auto’s, zorgt onze samenwerking met de internetgiganten er uiteindelijk voor dat ook de datacenters van andere bedrijven efficiënter en milieuvriendelijker worden.”
meerwaarde voor mkb Een voorbeeld van een OCP-initiatief met een duidelijke meerwaarde voor het mkb is de ‘Open Compute Hardware Management’-specificatie. Deze specificatie moet ervoor zorgen dat mkb-bedrijven dezelfde beheersoftware kunnen gebruiken op de hardware van verschillende leveranciers wat uiteindelijk voor minder beheerlast zorgt. Ook heeft OCP speciaal voor colo’s een specificatiedocument opgesteld waarin uiteen wordt gezet hoe OCP-hardware met een afwijkend formaat kan worden ingezet binnen het eigen datacenter. Het document biedt daarvoor drie oplossingsrichtingen: een standaard 19-ich rack aanpassen, gebruikmaken van een Open Rack-ontwerp of van een Open Rack ‘triplet design’. Ook gaat het document in op de vloerbelasting per scenario en de eisen die worden gesteld aan de power distribution units. Wilden haalt als voorbeeld de modulaire, ‘voorgefabriceerde’ datacentermodules van Schneider Electric aan die kunnen worden geplaatst op een metalen constructie (een ‘skid’). “Die zijn het resultaat van onze samenwerking met de internetgiganten die deze modulaire datacentermodules als eerste omarmden om snel datacentercapaciteit toe te kunnen voegen.” Inmiddels worden deze modules breder toegepast in de markt. “Onze samenwerking met de internetgiganten heeft een grote invloed op onze research en ontwikkeling”, concludeert Wilden. “De grote spelers dagen ons uit, net zoals wij onszelf uitdagen om nieuwe stappen te zetten op het gebied van efficiëntie en performance. Uiteindelijk heeft iedereen profijt van de ‘Formule 1-technologieën die daaruit voortkomen.” ■
ferry waterkamp freelance journalist
Green IT Amsterdam lanceert
Green IT Week 2015
green it amsterdam organiseert van 17 t/m 26 november de green it week 2015. deze periode zullen green it gerelateerde projecten, evenementen en cases in het spotlicht worden gezet. het it room infra evenement, ecp jaarcongres, datacenter dynamics converged europe en het green it leaders live event maken onderdeel uit van de agenda van de green it week 2015.
Daarnaast zijn er deelnemende organisaties zoals Atos die bijvoorbeeld een intern symposium over groene software organiseert samen met de Vrije Universiteit. In aanloop naar de Green IT Week 2015 zullen er nog meer initiatieven worden aangekondigd.
vijf jaar green it ontwikkeling in nederland Sinds 2010 werken de IT, energie en datacenter industrie samen, bijvoorbeeld met kennispartners, binnen het Green IT Amsterdam consortium. Deze samenwerking heeft er aan bijgedragen dat datacenters efficiënter opereren wat energie betreft en gezorgd dat de thema’s IT en duurzaamheid breed op de agenda kwam. Op dit moment werken 45 deelnemende organisaties samen binnen het Green IT Amsterdam consortium. De Green IT Week 2015 is bedoeld om te laten zien wat er gebeurt op green IT gebied en waar de deelnemende organisaties aan werken. Tijdens het IT Room infra event bijvoorbeeld zijn er volop Green IT Amsterdam deelnemers aanwezig op de beursvloer of met presentaties over technologie en oplossingen die energie efficiënte datacenters mogelijk maken.
green it thema’s tijdens de green it week 2015 Bij green IT gaat het om het minimaliseren van de milieubelasting binnen IT-processen maar ook om slimme IT-oplossingen die bij kunnen dragen aan de verduurzaming en de energie transitie. Het samenbrengen van smart IT en smart energy is een belangrijke rol van het Green IT Amsterdam consortium.
Energie efficiënte datacenters is altijd een belangrijk thema geweest, op dit vlak is er veel mogelijk gemaakt, Amsterdam is nog steeds een van de snelgroeiende datacenter regio’s in Europa, maar het energieverbruik groeit minder hard. Duurzame datacenter koplopers hebben volop geïnvesteerd in nieuwe ontwikkeling van oplossingen de afgelopen jaren en de standaard voor nieuw te bouwen datacenters ligt er hoog. Het onlangs geopende datacenter van KPN in Eindhoven is daar een goed voorbeeld van. Door aansluiting op het lokale warmtenet is dat datacenter in staat om restwarmte te leveren aan andere gebruikers.
Een actueel thema is energie efficiënte software en cloud diensten. Tot enkele jaren geleden was er weinig bekend over de footprint van software, maar door projecten als het Cluster Green Software en Greening the Cloud wordt er binnen de regio Amsterdam gewerkt aan een kennishub op dit thema. Green IT Amsterdam deelnemer de Software Improvement Group was een van de pioneers op dit thema en bijvoorbeeld initiatiefnemer van het Software Energy Footprint lab (SEFlab) . Dit lab is ontwikkeld met en bij de Hogeschool van Amsterdam en biedt pilot en test faciliteiten. Het SEFlab biedt nu de mogelijkheid aan externe partijen om applicaties te bemeten en analyses op energieverbruik toe te passen.
Het Greening the Cloud project zal in een speciale sessie worden gepresenteerd tijdens het evenement Green IT Leaders Live wat wordt georganiseerd door Green IT Amsterdam en Hivos, en gehost door Dell. Robert van den Hoed, lector Energie en Innovatie bij de Hogeschool van Amsterdam zal enkele cases presenteren die worden uitgewerkt met betrokken cloudproviders. Waar het thema groene software en clouds enkele jaren geleden niet op de agenda stond, is het bijna ongelooflijk dat er bij dit project 15 partnerorganisaties zijn betrokken waaronder de brancheorganisaties Nederland ICT en ISPConnect en er meer dan 80 studenten van verschillende kennisinstellingen zijn betrokken bij de onderzoeken.
Binnen Europa is er veel aandacht voor het samenbrengen van slimme steden en duurzame datacenters. Er worden binnen verschillende projecten gewerkt aan de instrumenten om duurzame datacenters in de toekomst te laten acteren als flexibele energie spelers binnen slimme gebieden. In Nederland vinden er op dit moment pilots plaats bij Alticom datacenters voor het Europese GEYSER project wat aan dit thema werkt. Tijdens het IT Room Infra event, ook onderdeel van de Green IT
Week 2015, zal Ed Boerema van Alticom datacenters uitgebreid vertellen over de pilots en resultaten.
meedoen met de green it week 2015 De Green IT Week 2015 publiceert een agenda met alle evenementen die in die periode plaatsvinden. Het is mogelijk om als organisatie zelf een initiatief te starten of een evenement te organiseren, u kunt uw initiatief registeren op de Green IT Week pagina. Daar kunt u ook lezen hoe u het thema green IT kunt helpen promoten. Met name op twitter zullen we verschillende projecten, cases en green IT leaders een platform bieden, volg daarom #GreenITWeek!
Meer informatie over de Green IT Week: www.greenitamsterdam.nl/events/570green-it-week-2015
eigenaren en operators van datacenters hebben steeds meer behoefte aan dezelfde controle- en automatiseringsmogelijkheden als andere complexe en bedrijfkritische omgevingen, zoals energiecentrales en raff inaderijen. dit zegt robin koeken, account manager van abb, divisie process automation, in een interview.
Robin Koeken van ABB: ‘Modern datacenter kan niet zonder industrial automation’
“In een sterk concurrerende omgeving zijn datacentermanagers steeds meer op zoek naar een operationele efficiëntie. Dat geldt voor zowel het beheer van hun datacenters, de ITsystemen, maar ook alle facilitaire voorzieningen. Ooit waren dit volledig gescheiden activiteiten, maar in toenemende mate is er behoefte aan een meer holistische aanpak”, meent Koeken.
24 uursoperatie “Vergeleken met een drukke fabriek of een distributiecentrum in vol bedrijf, lijkt het typische datacenter vaak een tamelijk rustige operatie. In werkelijkheid is er echter sprake van een rond-de-klok werveling van activiteiten. Het grootste deel daarvan onttrekt zich echter aan het zicht en gebeurt in racks, koelsystemen en in leidingen. Er gebeurt dus veel, maar je ziet het niet zozeer.”
“Voor het bewaken en beheren van al die activiteiten richten datacentermanagers zich steeds op Data Center Infrastructure Management-systemen (DCIM). Eerdere versies van dit soort softwarepakketten waren echter weinig meer dan een gebouwbeheersysteem. Ze waren vooral bedoeld voor het verzamelen van top-level statistieken met betrekking tot de temperatuur van de koelvloeistof in en uit chillers, de totale energiehuishouding van de faciliteit en de operationele staat van pompen, ventilatoren en motoren. Door de toegenomen complexiteit en flexibiliteit van een datacenter is dit vandaag de dag niet meer voldoende voor het dagelijkse beheer.”
niet op taak toegerust “Daarop volgden nieuwe en uitgebreidere versies, maar daarbij bleek dat het vaak ging om systemen die gericht waren op zeer specifieke functies”, zegt Koeken. “In aanvulling op de energiehuishouding en HVAC, ontstonden er ook beheersystemen voor brandveiligheid, monitoringsystemen voor de elektrische installaties en asset managementsystemen. Op zich allemaal prima monitoring tools, maar van enige vorm van integratie was veelal geen sprake. Hierdoor was het moeilijk - en vaak zelfs onmogelijk - om een realtime totaaloverzicht te krijgen van de stand van zaken in het datacenter. Datacenterbeheerders dienden deze tools separaat aan te schaffen in de wetenschap dat zij eigenlijk software kochten die niet op zijn taak was toegerust. Bovendien was de programmatuur vaak redelijk kostbaar, zeker als we ook de kosten voor onderhoud er bij betrekken.”
“In de praktijk leidden al deze point solutions tot situaties die eigenlijk niet gewenst zijn. Wat we vaak zagen, en wat soms nog steeds het geval is, is dat bij een storing in een installatie er meerdere alarmmeldingen worden afgegeven vanuit de diverse subsystemen.Voor een operator was het dan erg lastig om precies te achterhalen waar het probleem nu precies zat. Doordat er sprake was van meerdere databronnen was - en dat is soms nog steeds het geval - het moeilijk te zien welke klanten van een datacenter als gevolg van de storing in de problemen kwamen. Zo is uit een studie van adviesbureau ARC gebleken dat 80% van de operator-fouten voorkomen had kunnen worden als de operator op het juiste moment over de juiste informatie had beschikt.”
inzicht in capaciteit “Daarnaast is het voor een datacenterbeheerder moeilijk om vanuit de verschillende losse systemen te achterhalen wat de capaciteit is van het operationele datacenter. Is deze ‘vol’ en moet er uitgebreid worden? Of kan er nog wel degelijk extra capaciteit worden ondergebracht? Zeker als de infrastructuur continu verandert door het komen en gaan van klanten en IT assets is dit een onmogelijke taak.”
“Met Decathlon helpt ABB datacenteroperators en datacentermanagers om deze problematiek aan te pakken. Op juiste informatie gebaseerde beslissingen worden mogelijk gemaakt doordat Decathlon een uniforme weergave van overzichtelijke informatie laat zien op het juiste moment bij de juiste persoon. Hierbij bespaart men onnodige investeringen en voorkomt men down-time.”
partnership rond dcim “Decathlon verbetert de effectiviteit van de operator op twee manieren”, aldus Koeken. “Aan de ene kant biedt de software begeleiding bij de acties van de operator door middel van context-gevoelige informatie. Aan de andere kant geeft het feedback en documentatie af die antwoord geven op de vraag hoe succesvol de acties van de operator waren. Dit voorkomt fouten en verfijnt de processen om verbeterde respons in de toekomst te verschaffen. Niet voor niets heeft het Zweedse telecomconcern Ericsson ABB geselecteerd als zijn DCIM-partner”, zegt Koeken. “De reden hiervoor is dat Decathlon in hun ogen de enige DCIM-oplossing is die een holistisch en realtime inzicht en controle geeft. Van grid tot chip, zeggen wij dan vaak.”
samenwerking ericsson “Onze partnerschap met Ericsson breidt de automatisering van de fysieke, mechanische en elektrische infrastructuur uit tot het hart van de IT-workload. Het levert de technologie voor datacenters en cloud-operators voor het optimaliseren van IT-workloads, bespaart operationele kosten, terwijl het tevens de betrouwbaarheid en de prestaties verbetert van hun datacenters.”
“Nu datacenters groeien in omvang en complexiteit, is het essentieel om gebruik te maken van hoogwaardige DCIM-oplossingen voor het verzamelen en aggregeren van data. Een goed DCIM-pakket is bovendien in staat al deze informatie op intuïtieve wijze te presenteren aan datacenteroperators en datacentermanagers. Dat dient te gebeuren op een manier die hen begeleidt in de richting van almaar betere operationele en bedrijfkritische beslissingen.” ■
Meer informatie is terug te vinden op new.abb.com/cpm/decathlon-software/ decathlon-datacenters
alteco europe bestaat volgend jaar 20 jaar. in die periode heeft men veel kennis en ervaring opgedaan voor het engineeren, produceren en monteren van verhoogde vloersystemen voor computerruimtes en datacenters. begonnen als werkvoorbereider is technisch directeur robbin van gool bijna vanaf het begin werkzaam bij alteco. inmiddels heeft hij samen met marcel golstein het bedrijf overgenomen van oprichter hans wenger. een interview.
Robbin van Gool en Marcel Golstein van Alteco: ‘Sta op kwaliteit'
Robbin van Gool: “Een datacenter-beheerder heeft in de praktijk vaak belang bij een verhoogde vloer. Deze verhoogde vloer moet aan een aantal eisen voldoen: stabiliteit, flexibiliteit, veiligheid en voldoende draagvermogen. Wij hebben met de installatievloer type IV1260 een verhoogde vloersysteem in huis die ruimschoots aan alle eisen voldoet.”
“In een datacenter wordt dikwijls een verhoogde vloer toegepast”, vult Marcel Golstein aan. “Daarmee vormt deze vloer dus de basis waar alle techniek op staat. Een van de belangrijkste zaken in een datacenter - de servers - worden op deze vloer geplaatst. Het is dus van het grootste belang dat deze verhoogde vloer voldoende draagvermogen heeft om al dit kapitaal te dragen en om veilig op deze vloer te kunnen werken.”
type vloeren Marcel Golstein: “Er bestaan grofweg twee typen verhoogde vloeren. Dat is allereerst de traditionele computervloer die ook wel de ‘lijmpotenvloer’ wordt genoemd. Daarnaast kennen we de installatievloer. Bij de computervloer worden losse poten in een raster van 600 maal 600mm verlijmd op de betonvloer. Stabiliteit haalt dit systeem uit het feit dat de vloertegels opgesloten zijn tussen de wanden. Deze vloeren zijn oorspronkelijk bedoeld en toegepast in kantooromgevingen waar weinig statische en dynamische belastingen zijn. Wordt echter een rij tegels uitgenomen om bijvoorbeeld werkzaamheden te verrichten, dan kan de vloer instabiel worden. En als je iets niet wilt hebben in een technische omgeving, dan is het een instabiele vloer.”
installatievloer De draagconstructie van de installatievloer van Alteco bestaat uit stalen staanders en een raster van draagprofielen (C-profielen 60 maal 60 maal 2mm) op centreerplaten met speciale hamerkopschroeven, Het geheel is volledig elektrisch geleidend met de staanders verbonden. De vloerpanelen kunnen worden voorzien van een geleidende toplaag. Deze vloer voldoet naast de mechanische veiligheid dus ook aan de optimale elektrische geleidendheid van maximaal 0,5 Ohm bij een afstand van 20 meter diagonaal. Van Gool: “Dit is getest en de resultaten daarvan zijn beschikbaar in de vorm van een KEMA-rapport. Hierdoor kan een datacenter een koperen aardgrid uitsparen, wat een behoorlijk kostenvoordeel oplevert. Nog meer kosten kunnen worden bespaard, meent Golstein, doordat opstellingsframes voor schakelkasten, airco units en UPS-systemen volledig geïntegreerd in de vloer opgenomen kunnen worden. “Het standaard raster van de installatievloer is 1200 maal 600mm. Er is dus meer ruimte onder de vloer voor bekabeling en luchtkanalen, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de stabiliteit. Sterker nog, bij een raster
van 1200 maal 600mm is het draagvermogen bijna 20kN per vierkante meter. Indien er transportroutes beschikbaar zijn, kan het raster naar 600 maal 600mm worden aangepast en dan is de maximale belasting ruim 70kN per vierkante meter. Ook kan met dit systeem worden gebouwd in van de standaard afwijkende rasters en tot een hoogte van ruim 2 meter.
koeling Van Gool: “Wij hebben een vloerrooster ontwikkeld met maximale vrije doorlaat van meer dan 70% , maar die - indien gewenst - toch regelbaar is. Onder het rooster kunnen we een aluminium volumeregelaar monteren, zodat de hoeveelheid lucht kan worden geregeld. Deze ventilatieroosters voldoen ook aan alle eisen voor wat betreft belastbaarheid.”
renovatie Golstein: “Momenteel zien we een steeds grotere vraag naar renovatie van datacenters en serverruimten. De server racks zijn in de loop van de jaren steeds zwaarder geworden en de conventionele computervloeren zijn niet berekend op deze belastingen. Wij hebben eigen monteurs in dienst met jarenlange ervaring in het monteren van verhoogde vloeren. Samen hebben wij een manier bedacht om deze computervloeren te vervangen door een installatievloer als onze IV1260. Terwijl wij de oude vloer demonteren en de nieuwe vloer monteren, blijft alle apparatuur ‘live’ en hoeft er geen stekker uit. Indien de vrije hoogte niet voldoende is om bijvoorbeeld te koelen, kunnen we ook tegelijk de vloer verhogen. Ter voorkoming van luchtlekkage kunnen we desgewenst ook speciale borsteldoorvoeren monteren. Voor ons zijn dit mooie en uitdagende klussen”, vertelt Van Gool. “Dit is namelijk een zeer secuur karwei en vergt het nodige geduld en vakmanschap van de monteurs. Essentieel is een goede werkvoorbereiding en overleg met de klant. Bijkomende uitdaging is dat de nieuwe onderconstructie aangepast moet worden aan de bestaande infrastructuur onder de vloer. Dan komt de flexibiliteit van de installatievloer goed van pas om tot een goede oplossing te komen.” Golstein vult aan: “We hebben dit soort renovaties inmiddels uitgevoerd bij onder andere Glaxo Smith Kline in België, Ziggo en KPN, maar bijvoorbeeld ook bij het AMC in Amsterdam. We proberen als partner van de klant een toegevoegde waarde te zijn in het bouwproces. Uiteindelijk hebben we samen hetzelfde doel: een goede betrouwbare vloer.” De IV1260 installatievloer wordt niet alleen in datacenters toegepast. Het systeem leent zich ook voor de vaak complexe omstandigheden in de energie- en industriesector. Denk aan hoge belastingen, afwijkende rasters en vaak moeilijke omstandigheden om te monteren. Golstein: “Samen met onze opdrachtgevers proberen wij voor elke situatie een juiste oplossing te vinden. We zijn dan ook trots op het feit dat we al vele jaren mogen samenwerken met bijvoorbeeld Ziggo, KPN, Reggefiber. Maar ook met Gasunie, TenneT, Liandon en NAM.”
Kanttekeningen bij direct free cooling
nederland heeft in meerdere opzichten een gunstige ligging voor datacenters. zo maakt het buitenklimaat direct free cooling mogelijk om energetische voordelen te behalen bij het koelen. maar is dit fenomeen wel zo ‘free & cool’?
Bij het toepassen van DFC (direct free cooling) ontstaat ‘direct’ kwetsbaarheid voor het binnenmilieu en dus de aanwezige servers. De buiten aanwezige stofdeeltjes bevatten ionen zoals sulfaat-, nitraat- en chloride-ionen die het gebouw worden ingeblazen. Sulfaat houdende stofdeeltjes, met name afkomstig uit uitlaatgassen, zijn lastig uit een datacenter te weren, omdat atmosferisch sulfaat tot het submicron-gedeelte van de fijnstofcomponenten behoort (ultrafijnstof).
dieselemissies Waar komt deze ultrafijnstof vandaan? Denk dan bijvoorbeeld aan dieselemissie van vrachtverkeer en kerosine van de luchtvaart. Datacenters zijn immers nogal eens in nabijheid van airports gevestigd. Daarnaast kan er sprake zijn van dieselemissie uit de noodaggregaten op het eigen terrein. Wanneer de uitlaatpijpen hiervan in nabijheid van het aanzuigtraject van de luchtbehandeling zijn gelegen, kan hier ‘kortsluiting’ ontstaan.
Bij chloride moet vooral gedacht worden aan zeelucht. Zeewater bevat ongeveer 20.000 mg/liter chloride, hetgeen zich gemakkelijk verspreidt door lucht. Aangezien de wind in Nederland vooral zuidwestelijk is, zal er tot ver landinwaarts sprake zijn van chloriden in de atmosfeer. Naast vaste zichtbare vervuiling zijn dus ook de onzichtbare deeltjes een risicofactor als het om het gebruik van buitenlucht gaat. Zo ‘cool’ is het gebruik van DFC dus niet.
luchtvochtigheid Zowel een te hoge als een te lage luchtvochtigheid is ongewenst in een datacenter. Naast ESD (electrostatic discharge ofwel statische lading) kan een lage vochtigheid ervoor zorgen dat smeermiddelen uitdrogen. Dat heeft een nadelig effect op tal van componenten. Denk aan motoren, disk drives en tape drives. Een andere zorg voor tapedrives bij een lage vochtigheid is de toenemende mate waarin stof zich op de tape verzamelt. Dat gebeurt met name rond de lees/schrijf-kop en op het mechanisme dat voor het transport van de tape zorgt. Zeker wanneer dit stof de eerder genoemde corrosieve stoffen bevat.
Een te hoge luchtvochtigheid is eveneens ongewenst. Ook hierbij is corrosie het belangrijkste argument. Hoge luchtvochtigheden versnellen immers corrosieve processen. Zeker wanneer een microklimaat gekenmerkt wordt door verontreinigingen als chloride of sulfaat. Als deze stoffen neerslaan in een vochtige omgeving dan fungeren deze stoffen als katalysator. Zo zullen stofdeeltjes hygroscopisch werken en in combinatie met een katalysator versnelde corrosie teweeg brengen. Bij goedkopere of ongelegeerde staalsoorten doet dit proces zich al voor vanaf 30-40% luchtvochtigheid.
luchtf ilters Het doel - in dit geval een reductie van het energieverbruik ofwel een lagere PUE - heiligt hier de middelen. Dit is echter niet ‘for free’. Een goed ontwerp, professionele montage en gedegen onderhoud kunnen de hiervoor genoemde risico’s minimaliseren. Door middel van de juiste combinatie van opstellingen, nauwkeurige regelingen en specifieke luchtfilters kan de buitenlucht worden omgezet in een goede binnenlucht. Belangrijk bij de selectie van filters is de verhouding tussen het energieverbruik en het rendement. Er zijn filters op de markt met een A+ energielabel en een hoog rendement van 54% ultrafijnstof. Dit betekent dus een hoge filtratie in combinatie met een laag energieverbruik.
moleculaire f iltratie Naast fijnstof is het ook noodzakelijk om te kijken naar het beheersen van verontreinigende stoffen in de vorm van gas. Deze stoffen kunnen onder andere zure chemische eigen-
Peter Thorenaar
schappen hebben waardoor het een sterk corroderend effect heeft op metalen en dus ook op IT-apparatuur. Moleculaire filtratie door middel van actieve kool is een rendabele methode voor het beheersen van deze schadelijke verontreinigende stoffen en kan zowel in units met toegevoegde verse lucht als in units met gerecirculeerde lucht plaatsvinden.
In feite is actieve kool een poreuze vorm van koolstof. Door de grote hoeveelheid poriën heeft de actieve kool een zeer groot inwendig oppervlak. Dit oppervlak kan 1.000-2.000 m² per gram actieve kool zijn. De werking is gebaseerd op adsorptie of chemisorptie. Daardoor is het mogelijk een breed scala aan verontreinigingen af te vangen. Ook is een focus op één soort of op een groep moleculen mogelijk.
Deze processen verlopen zeer snel. Er is echter een zekere contacttijd tussen actieve kool en de te zuiveren luchtstroom nodig. Hoe langer deze contacttijd, hoe hoger de efficiency die bereikt kan worden met een koolfilter.
In veel gevallen is het mogelijk om combinatiefilters te gebruiken. Dit zijn filters die zowel fijnstof als gasmoleculen filtreren. Het is hierbij belangrijk altijd te vragen naar een onafhankelijk testrapport zodat de werking van het filter wordt bevestigd. In geval van bestaande bouw kan worden gedacht aan een oriënterende nulmeting en een controlemeting na plaatsing van de nieuwe filtertechniek.
luchtbevochtiging Een stabiele luchtvochtigheid is dus zeer wenselijk aspect. Over het algemeen kan dit resulteren in een hoog energieverbruik, bijvoorbeeld in het geval dat stoombevochtiging nodig is.
Door gebruik te maken van adiabatische bevochtiging kan men beschikken over hoge regelnauwkeurigheid en bedrijfszekerheid. Een systeem voor watermanagement zorgt dan voor een minimaal spoelwaterverlies en minimale vervuiling op de verdampers. Afhankelijk van de toepassing kan zelfs gekozen worden voor een systeem dat gevoed wordt met leidingwater, wat direct een investeringsvoordeel oplevert.
Deze zogeheten lage-energiebevochtiging en adiabatische koeling kan in een bestaand luchtbehandelingssysteem of –kanaal worden geïntegreerd. Dergelijke systemen zijn voorzien van een compacte, zelfstandige hydraulische unit met een watertank en kunnen binnen of buiten een luchtbehandelingskast aan een wand worden gemonteerd. In dit laatste geval maakt dit onderhoud mogelijk zonder dat de luchtbehandelingskast hoeft te worden uitgeschakeld. Er is dan dus geen risico van downtime.
legionella Het is bij deze techniek overigens van groot belang - en tevens verplicht - om legionellapreventie toe te passen. Denk hierbij aan risico-inventarisaties en periodieke analyses van het water. Dit geldt overigens voor alle luchtbevochtigers (exclusief steamers) en open koeltorens.
Direct Free Cooling is een fenomeen met voor- en nadelen. De nadelen zijn echter op te heffen door met gezond verstand te kijken naar de mogelijkheden. Laat u hierbij adviseren door een deskundige partij en zorg dat de lucht- en waterkwaliteit op periodieke basis wordt gemonitord, zodat eventuele problemen vroegtijdig kunnen worden voorkomen.
peter thorenaar projectmanager bij cag datacenter solutions
Hans van Vught van Compose Network Connections: ‘Datacenters hebben behoefte aan partners met visie’
“Datacenters hebben behoefte aan partners die visie uitdragen en optimaal invulling weten te geven aan de behoefte van de relatie.” Dat zegt Hans van Vught, directeur van Compose Network Connections. “De vraagstelling van de klant dient centraal te staan en het goed invullen daarvan is in het gezamenlijk belang van datacenter én leverancier. Het is dus belangrijk samen te werken vanaf het allereerste moment en relaties optimaal te ondersteunen in het realiseren van innovatieve concepten op het gebied van databekabelingsnetwerken. Dat is waar onze professionals al twintig jaar door worden uitgedaagd.”
“Regelmatig wordt ons de vraag gesteld wat onze zienswijze is op de steeds veranderende vraag naar connectiviteit als we praten over gestructureerde databekabelingsnetwerken”,
vertelt Hans van Vught, directeur van Compose Network Connections. “Marktontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Waar nu de snelheid en capaciteit voldoet, is deze binnen no time niet langer toereikend. Ons inziens moet een gestructureerd databekabelingsnetwerk de functionaliteit in zich hebben om op een flexibele wijze te voorzien in de toekomstige connectiviteitsveranderingen.”
invloed op ontwerp “Deze veranderende behoefte heeft ook een duidelijke invloed op het ontwerp van een gestructureerd databekabeklingsnetwerk”, zegt Van Vught. “Door meer functionaliteiten en modulaire producten toe te passen, wordt het mogelijk om een databekabelingsnetwerk te ontwerpen dat voldoet aan de ver-
anderende vraag. En daarmee dus naadloos aansluit op de diverse business modellen. Op deze wijze kunnen wij de investeringen verlagen en er voor zorgen dat deze gezien kunnen worden als operationele kosten.”
Dat is bij ieder project weer een uitdaging, stelt Van Vught vast. “Maar toch slagen wij er steeds weer in. We nemen onze relatie daarbij mee naar een ander niveau van benadering hoe om te gaan met een gestructureerd databekabelingsvraagstuk.”
samenwerken “Samenwerken vanaf het eerste moment en optimaal ondersteunen. Dat is wat wij onze relaties als full-service provider op ons vakgebied aanbieden. Zoals gezegd, vanaf het eerste moment samenwerken, waarbij onze relaties de keuze hebben uit een modulair portfolio van diensten. Vanaf het ontwerp, productontwikkeling, pre-assemblage, implementatie, certificering en beheer van gestructureerde databekabelingsnetwerken. Compose Network Connections is als geen ander in staat om nieuwe innovaties te introduceren die uniek zijn in de markt. Daarom lanceren wij tijdens de vakbeurs IT Room Infra een Front Loaded Optical Distribution Frame, een zelf ontworpen productlijn.”
van de redactie
de vennootschap conteg, spol. s.r.o. is in europa een van de grootste fabrikanten van it- en
industriële kasten. conteg biedt tevens systeemoplossingen en verleent diensten voor datacenters en industriële toepassingen. het wereldwijde succes van deze fabrikant wordt ook bevestigd door het feit, dat de racks met zijn logo gevonden kunnen worden in meer dan 70 landen op 4 continenten. over nieuwtjes en de verdere strategische koers van deze zich dynamisch
ontwikkelende onderneming, spraken we met haar managing director vít voláČek.
Conteg boekt succes met Tsjechische kwaliteit
“De vennootschap vierde dit jaar de 17e verjaardag sinds haar oprichting en heeft in de afgelopen jaren een lange weg afgelegd”, herinnert Vít Voláček. sinds het eerste aanbod van eenvoudige IT-racks in 1998 heeft het bedrijf zijn portfolio aanzienlijk uitgebreid, zodat het op dit ogenblik complexe oplossingen voor datacenters produceert en aanbiedt, beginnende met IT-racks, monitorings- en controlesystemen, kabelmanagement, efficiënte koelingsystemen, intelligente stroomverdeling plus een uitgebreide range aan accessoires en gerelateerde diensten. Naast telecomracks kan men in het productfolio van het bedrijf ook racks voor outdoor- en industriële toepassingen vinden. “Wij bieden onze klanten geavanceerde oplossingen op maat, maar verhandelen ook producten voor dagelijks gebruik.” Evenals op het aanbod van complexe diensten legt het bedrijf ook een maximale nadruk op voortdurende innovatie van zijn assortiment. “Wij trachten onze klanten continu nieuwtjes en nieuwe oplossingen te bieden. Daarom wordt in onze vennootschap grote nadruk gelegd op ontwikkeling. Ik ben blij, dat wij op dit gebied
Vít Voláček kunnen vertrouwen op hightech professionals”, zegt Vít Voláček. In 2012 presenteerde Conteg op de markt een reeks kasten voor buitengebruik onder het merk outTEG en een jaar later compacte kasten voor industriële toepassingen onder het merk inTEG. Voláček voegt toe, dat ofschoon er sprake was van nieuwe markten, het management van de vennootschap volledig overtuigd is, dat deze producten concurrerend zijn. Niet alleen gezien de prijs, maar vooral dankzij de kwaliteit. "Nieuwe oplossingen bieden wij ook op IT-gebied. Om de meest efficiënte luchtstroom door het rack te bereiken, hebben we een nieuw type deur ontwikkeld met hoge perforatie van 86% met behoud van de oorspronkelijke stijfheid en sterkte van de deur. Het nieuwe type 19”stijl voor de hoogste reeks van onze standaardracks maakt een flexibele interne indeling van de geplaatste IT-uitrusting mogelijk. Dankzij de verbetering van structuur en gebruik van technologische componenten hebben we een verbeterde stijfheid van het frame bereikt, en hiermee de draagkracht kunnen verhogen tot 1.500 kg. Een belangrijke innovatie van onze firma voor wat betreft de oplossingen voor de datacentra is de koelunit CoolTeg Plus, die gebruik maakt van de modernste technologie en systemen voor precieze regeling om maximale efficiëntie te bereiken. Deze klimaatregelingsinstallaties zijn uitgerust met een moderne communicatie-interface, die ontwikkeld werd op basis van de eisen voor IT-toepassingen en zijn geschikt voor een energetisch efficiënte koeling van alle typen serverruimtes en datacenters. Dit jaar hebben wij een unieke oplossing voor de koeling van datacenters CoolTop op de markt gebracht. De familie van koelunits CoolTop werd speciaal ontworpen voor de montage bovenop de IT-racks in de grote data- en serverruimten. Deze unieke oplossing neemt geen vloeroppervlakte in beslag. Meer nieuwtjes en innovaties zijn voor volgend jaar in voorbereiding voor onze klanten.”
productiecapaciteit In 2014 heeft het bedrijf zijn productieterrein in Pelhřimov aanzienlijk uitgebreid tot meer dan 20.000 m². Het gehele productieproces, van plaatwerk tot afgewerkte racks werd volledig geautomatiseerd, wat een vlotte doorstroming van het materiaal tussen verschillende technologieën mogelijk maakt, met minimale noodzaak van tussenkomst door de operator. “Echter niet alleen de uitbreiding van de productiecapaciteit, vooral de uitrusting met de modernste technologieën stelt ons in staat om een evenwichtig spel te spelen met de meest prestigieuze mondiale concurrenten”, merkt Vít Voláček op. In de afgelopen twee en een half jaar investeerde de vennootschap Conteg 11 miljoen euro in de nieuwe productie-uitrusting en met name in innovatieve technologieën. Het management van het bedrijf is zich zeer goed bewust van de noodzaak om de productiecapaciteit en technologieën aan te passen aan nieuwe producten en oplossingen en breidt daarom uit en vernieuwt deze voortdurend. Momenteel bezit de firma in de Tsjechische Republiek haar eigen productiefaciliteiten in de reeds genoemde stad Pelhřimov en in de stad Příbram. Het hoofdkantoor is gevestigd in Praag. De filialen van Conteg zijn letterlijk verspreid over de hele wereld - met name in Oostenrijk, Rusland, Oekraïne, Frankrijk, Nederland, Saoedi-Arabië en diverse Oost-Aziatische landen.
flexibiliteit is ons voordeel Het grootste voordeel van Conteg ligt in haar eigen productieachtergrond en een breed netwerk van dochterondernemingen en partners in Europa, Midden-Oosten, Azië en Afrika. Dankzij deze pluspunten is het bedrijf in staat om snel te reageren op de vraag van bestaande of poten-
tiële klanten en kan zich snel aanpassen aan hun specifieke behoeften. Het bedrijf besteedt ook veel aandacht aan het volgen van de nieuwste trends en de toepassing ervan op zijn producten. Het zoeken naar nieuwe kansen en markten maakt het voor het bedrijf mogelijk om wereldwijd zijn positie van topspeler in de branche te behouden. "Om te kunnen concurreren met andere grote spelers op de markt, moeten onze producten op lange termijn een hoge kwaliteit vertonen en tegelijk een concurrerende prijs hebben. Ik wens, dat ons bedrijf ook verder functioneert als een sterke, stabiele, multinationale producent bevrijd van de afhankelijkheid van slechts één marktsegment op één continent, omdat de situatie bijvoorbeeld in Europa op dit moment zeer concurrerend is.”
nadruk op kwaliteit
Hij besluit: “We leggen altijd veel nadruk op kwaliteit, om aan onze klanten producten, diensten en oplossingen van topklasse te kunnen leveren. Wij gebruiken tijdens de productie alleen de nieuwste technologieën en componenten van perfecte kwaliteit. Wij vervaardigen alles in de Tsjechische Republiek onder toezicht van ervaren technologen en inspecteurs om aan de kwaliteit van de wereldstandaard te voldoen. We streven ernaar om onze klanten de hoogst mogelijke toegevoegde waarde te bieden. Om deze reden passen wij in het bedrijf Conteg de strikte regels van het kwaliteitsmanagement ISO 9001 toe. Alle producten worden onderworpen aan strenge testregimes om TÜV-certificaten te verkrijgen.”
Datacenters bekabelen met systeem
voor het opzetten van een nieuwe of de modernisering van een bestaande datacenter infrastructuur hebben bedrijven een competente, ervaren partner nodig. dat geldt vooral voor de ict-bekabelingssystemen, die een centrale rol spelen bij de performance en de beschikbaarheid.
Het datacentrum is het zenuwcentrum van een bedrijf. De bedrijfskritieke gegevens, toepassingen en systemen moeten te allen tijde beschikbaar zijn, zodat een rekencentrum een probleemloze gang van zaken kan waarborgen. Tegelijkertijd moet het datacenter zo eenvoudig mogelijk gemanaged, naar behoefte uitgebreid en gemoderniseerd kunnen worden en energiezuinig kunnen werken. Aan deze eisen kan alleen voldaan worden met een zorgvuldig ontworpen, hoogwaardige infrastructuur. Om een storingsvrije en tegelijkertijd kostenbesparende werking te garanderen, is er een gefundeerde kennis nodig van de verschillende sectoren en ambachten, zoals koeling, stroomvoorziening, bewaking en communicatie - van de eerste ontwerpfase, de inrichtingen en ingebruikneming tot en met
Toekomstbestendig: de Datwyler Data Centre Solution de latere wijzigingen en uitbreidingen. Daarbij is het belangrijk dat de verschillende sectoren nooit apart, maar altijd als een integraal geheel gezien worden. Elk datacenter heeft zijn speciale, unieke structuur. Dat wil zeggen: voor elke omgeving met zijn individuele eisen moet er een specifieke, toekomstbestendige oplossing worden gevonden, die in overeenstemming is met de huidige standaards. Niet als laatste zouden bedrijven altijd alle kosten/batenfactoren tegen elkaar af moeten wegen bij het ontwerp. Daar horen zowel de gewenste, zo goed mogelijke beschikbaarheid van fouttoleranties bij, als de systeembelasting, de daaraan verbonden bedrijfskosten voor stroom en onderhoud en de gewenste plaats- en prestatiereserves.
er is een ervaren partner nodig De genoemde aspecten maken het duidelijk: voor een zo complexe aangelegenheid als het ontwerp, de oprichting of modernisering van een datacentrum infrastructuur hebben bedrijven een competente partner nodig, die een jarenlange ervaring moet hebben met veel projecten met datacenters. Datwyler Cabling
Solutions heeft zich de laatste jaren met succes geprofileerd als een dergelijke partner voor de infrastructuur van de datacenter van kleine, middelgrote en grote bedrijven. Daarbij treedt de onderneming niet alleen op als toeleverancier van innovatieve producten en systeemoplossingen, maar - in nauwe samenwerking met haar gecertificeerde partners - ook als deel- of algemene ondernemer, die de hele keten van toegevoegde waarde van een datacenter dekt: van de voorstudie, de projectie en realisatie tot en met de documentatie en het onderhoud van de gerealiseerde infrastructuren.
de juiste bekabelingsoplossing Hoogwaardige, op de behoefte van de klant afgestemde ICT-bekabelingssystemen - een van de hoofdcompetenties van Datwyler - spelen een centrale rol bij de performance en de beschikbaarheid. De hoekstenen van een moderne ICT-bekabeling in de omgeving van het datacenter zijn de flexibiliteit en toekomstbestendigheid. De betreffende systemen zouden bovendien plaatsbesparend moeten zijn en een hoge overdrachtsnelheid mogelijk moeten maken. In principe zijn er drie benaderingen voor een oplossing: een klassieke bekabeling naar behoefte in de koper- en glasvezeltechniek, een compleet of gedeeltelijk geprefabriceerd systeem met meervoudige kabels (trunks) en een high-density en high-speed glasvezeloplossing volgens het ‘plug-and-go’-principe. Voor klassieke oplossingen is er - al naar gelang de wens en de eisen ter plaatse - een breed palet aan kwalitatief hoogwaardige patchpanelen, data- en patchkabels, modules, racks en accessoires beschikbaar. Daarmee kunnen alle denkbare toepassingsgebieden gedekt worden: van de bekabeling van kleine serverruimtes tot en met complexe installaties met hoge snelheidseisen. Geprefabriceerde systemen met trunkkabels eisen weliswaar hogere ontwerpkosten, maar hebben het voordeel van een verreweg snellere installatie, die tegelijkertijd heel overzichtelijk en eenvoudig te documenteren is. In het laboratorium geproduceerde en afgemeten trunks verminderen niet alleen het foutenpercentage, maar ook de meetkosten ter plaatse. Uitbreidingen kunnen met trunks ook sneller en eenvoudiger gerealiseerd worden.
Speciaal voor high-density eisen in datacenters heeft Datwyler de geprefabriceerde glasvezeloplossing ‘Data Centre Solution’ ontwikkeld. Deze kenmerkt zich door bijzonder hoogwaardige kabels en componenten en een bijzonder nauwkeurige stekkerproductie. Door zijn uitstekende optische en elektrische waarden is deze oplossing niet alleen geschikt voor alle huidige, maar ook voor toekomstige highspeed toepassingen, zoals 32GFC, 40/100GEthernet en 120G InfiniBand. Modulaire, willekeurig gecombineerde onderdelen bieden gebruikers een hoge mate aan design-flexibiliteit.
In elk geval geldt: de gelegde bekabeling van het datacentrum moet beduidende reserves bieden op de in de standaards vereiste waarden. Bovendien moet het oplossingsportfolio van de gekozen fabrikant de hele topologie dekken: van de voorzieningsnetwerken, de hoofdverdeler met Core- en Switching-racks tot en met de sectorverdelers en apparatenracks.
diverse architecturen De keuze van de kabels en de aansluittechniek in de computerruimtes richt zich naar de ITcomponenten, de netwerkarchitectuur, de Switching-architectuur en het bekabelingconcept. De klassieke 3-Tier-boomarchitectuur is geschikt voor traditionele systeemomgevingen.
Switch-bekabeling met glasvezel-trunks
Glasvezelbekabeling met MPO
In gevirtualiseerde systeemomgevingen worden echter nieuwe, platte 2-Tier-Fabric-modellen gebruikt, waaronder bijvoorbeeld de Fat-Tree-architectuur. Dergelijke fabrics worden meestal blokkeringsvrij en met een hoge performance gebouwd, wat een wezenlijke invloed heeft op het soort en het aantal van de te bekabelen links. Aan deze omstandigheid moet vooral de nodige aandacht geschonken worden bij de kosten en verantwoording voor de ICTbekabeling. Voor de ICT-bekabeling zijn er vier centrale aspecten, die de manier van de uitvoering, de materialisatie en de kosten direct beïnvloeden:
1De keuze van het Switching-architectuur: Hetzij gecentraliseerde Direct-Connect-, zonegebaseerde End-of-Row- en Middle-ofRow- of gedecentraliseerde Top-of-RackSwitching, het gekozen model beïnvloedt het soort en het aantal van de te bekabelen links - Server-to-Switch en Switch-to-Switch - heel aanzienlijk en is net zo centraal als de keuze van het overdrachtmedium (glasfiber, TwistedPair, Twinax). 2 De benodigde End-to-End-linklengten: Vooral bij Cross-Connect-bekabelingen zijn Channel-lengten van 100 meter snel bereikt. De benodigde link-lengten beïnvloeden ook de keuze van het overdrachtmedium (Singlemode-Fiber, Multimode-Fiber, TwistedPair).
3De communicatietechnologie: De LAN-technologie Ethernet en de SAN-technologieën Fibre Channel (FC) of InfiniBand (IB) stellen heel verschillende eisen aan de kwaliteit van het desbetreffende overdrachtkanaal.
4De performance-eisen: Niet als laatste hebben de benodigde overdrachtsnelheden een wezenlijke invloed. Daarbij moet men beslist ook toekomstige migratiestappen inplannen. Met elke speed upgrade stijgen namelijk de eisen aan het overdrachtkanaal significant.
Het kabeldraag- en kabelgeleidingsysteem moet rekening houden met het soort bekabeling, de brandbeveiliging, de elektromagnetische verdraagzaamheid (EMV), de kwaliteit van de potentiële compensatie in het gebouw en de MICE-milieuclassificatie. Bovendien moet het ook berekend zijn op toekomstige uitbreidingen van de kabelinstallatie van de communicatie.
met service combineren Aanvullend op de systeemoplossingen in het datacenter is professionele service aan te raden, die overeenkomt met het typische projectverloop van de noodzakelijke site-surveys en de voorstudies tot aan de werking. Datwyler biedt voor bekabelingssystemen bijvoorbeeld uitgebreide engineering dienstverleningen aan, die de klant een maximale performance, migratiemogelijkheden en investeringsbescherming bieden.
Op verzoek krijgen ontwerpers en exploitanten van datacenters van de conceptfase tot aan de inbedrijfstelling de nodige ondersteuning. Met berekeningsmodellen kunnen ontwerpen en toekomstige toepassingen gesimuleerd en de resultaten direct worden overgenomen. Ze leiden naar geoptimaliseerde en op maat gesneden concepten. Daardoor krijgt de ontwerper of exploitant al in een vroeg projectstadium de maximale zekerheid en transparantie met betrekking tot de eisen aan de te ontwerpen infrastructuur van de bekabeling. Bovendien kan hij een dergelijk oplossingsdesign gebruiken om de investeringskosten (CAPEX) en ook de bedrijfskosten (OPEX) verder te optimaliseren. ■
www.cabling.datwyler.com/nl
Modulaire UPS’en voor kleine en middelgrote dc's Delta Electronics introduceert Modulon DPH
delta electronics, de aanbieder van systemen voor energievoorziening en ventilatoren voor datacenters, heeft zijn modulon dph-serie ups-systemen uitgebreid met nieuwe modellen. het gaat hierbij om de twee modulair opgebouwde ups systemen met een capaciteit van 75 en 150 kw. deze komen ‘onder’ het bestaande topmodel - een 200kw-systeem - te staan. daarnaast heeft het uit taiwan afkomstige bedrijf een speciaal rack voor stroomverdeling geïntroduceerd, evenals een aantal batterijmodules. een gesprek met charles tsai van delta electronics.
De DPH-serie is bedoeld voor computerruimtes en kleine datacenters. Nu toepassingen als business analytics ook binnen het bereik van het MKB zijn gekomen, ontstaat ook bij dit soort bedrijven behoefte aan IT-voorzieningen die een hoge mate van continuïteit kennen. Een weldoordachte aanpak van de energievoorziening hoort hier uiteraard ook bij, evenals de nodige maatregelen om de energievoorziening ook bij storingen zeker te stellen. Volgens dr. Charles Tsai, als general manager werkzaam voor de Mission Critical Infrastructure Solutions (MCIS) business unit van Delta Electronics, biedt deze zeer compact gebouwde en volledig modulair uitgevoerde UPS-reeks drie belangrijke voordelen.
beschikbaarheid Tsai geeft aan dat de Modulon DPH een volledig fouttolerant ontwerp kent. Dit is mogelijk dankzij een dubbel uitgevoerde powermodule die voorzien is van een speciaal ontwikkelde beheersoftware. De ‘control logic’ zorgt voor een automatische synchronisatie in het geval de centrale power-module een storing kent en de tweede module diens werkzaamheden moet overnemen. Hierbij wordt volledig automatisch overgeschakeld, aldus Tsai, zodat zich geen storingen in de energievoorziening voordoen. Doordat alle belangrijke componenten dubbel zijn uitgevoerd, kunnen veel van deze onderdelen of modules tijdens bedrijf worden vervangen of gewisseld (hot-swappable). Hierdoor is het onderhouden van de UPS-systemen erg eenvoudig, meent de divisiedirecteur van Delta Electronics. Dit betekent dat de kosten van onderhoud relatief laag zijn, terwijl de MTTR (mean time to repair) echt bij nul ligt.
schaalbaarheid De modulaire opbouw van de Modulon DPH geeft het datacenter daarnaast mogelijkheden
om de noodstroomcapaciteit op eenvoudige wijze te vergroten. De serie begint bij 25 kW en loopt in stappen tot 200 kW. Waarbij nu dus twee nieuwe systemen met een basiscapaciteit van 75 kW en 150 kW aan de serie zijn toegevoegd. De systemen passen in een standaard 19 inch rack, waardoor snel en gemakkelijk capaciteit kan worden bijgeplaatst of afgeschakeld. Hierdoor is bijvoorbeeld een pay as you gomodel mogelijk, zonder dat hiervoor een overdimensionering van de UPS-capaciteit noodzakelijk is gedurende de initiële fases van de operatie van het datacenter. Indien gewenst kan de noodstroomcapaciteit worden opgevoerd tot een maximum van 800 kW.
performance en eff iciency Volgens Tsai gaat deze flexibiliteit en modulariteit niet ten koste van de prestaties. Ten aanzien van de power performance zegt Tsai dat de kVA’s bij deze serie gelijk zijn aan de kW’s. Wat betreft efficiency komt Delta Electronics met deze reeks op 95% bij 30% belasting en 96% bij een belasting van 50%. Datacenters en eigenaren van computerruimtes kunnen hierdoor interessante besparingen realiseren op de kosten die zij maken voor energie.
historie “De eerste systemen in de Modulon DPHserie zijn oorspronkelijk in 2012 gelanceerd”, vertelt Tsai. “Sinds die tijd zien we dat het modulaire concept duidelijk is aangeslagen bij klanten en specialisten op het gebied van energievoorziening voor datacenters, maar ook voor andere toepassingen op het gebied van telecommunicatie maar bijvoorbeeld ook spoorwegen. In 2013 heeft de Modulon DPHserie reeds een prijs gewonnen - de Save Energy Award - terwijl daarnaast Russische energiedeskundigen deze reeks hebben aangemerkt als ‘Technology of the Year’. ■p
hans vandam journalist
GEA Happel Nederland wordt DencoHappel Nederland
een datacenter koelen? “met onze luchtbehandelingskasten heb je in sommige gevallen geen conventioneel koelsystemen meer nodig”, zegt algemeen directeur ton fens van dencohappel vol overtuiging. het resultaat? “een extreem hoog werkingsrendement tegen een extreem laag energieverbruik.”
DencoHappel Nederland is sinds augustus van dit jaar de nieuwe naam voor GEA Happel Nederland. Deze naamswijziging was nodig nadat de Duitse GEA Group het segment GEA Heat Exchangers - waar ook Happel deel van uitmaakte - vorig jaar november verkocht aan investeringsmaatschappij Triton. “Eigenlijk is er helemaal niets veranderd”, zo stelt algemeen directeur Ton Fens. “We hebben nog steeds dezelfde fabrieken, dezelfde verkoopkantoren en dezelfde engineers. En we maken een omzet van 320 miljoen euro per jaar, en dat wordt veel meer de komende jaren.” Toch is niet alles helemaal hetzelfde gebleven, moet Fens toegeven. “Met de hulp van onze nieuwe eigenaar wordt nu veel geinvesteerd in innovatie, productontwerp en internationale groei.”
lange geschiedenis Een deel van de nieuwe naam - Denco - verwijst naar de Britse leverancier van koelsystemen die in 2006 werd overgenomen door GEA en op de thuismarkt een sterke aanwezigheid had binnen de datacentermarkt. Het andere deel van de nieuwe naam verwijst naar Otto Happel die in 1902 aan de wieg stond van GEA, toen een leverancier van filtersystemen en luchtbehandeling. “De naam Happel wordt nog altijd sterk geassocieerd met luchtbehandeling, en dat is ook onze kernactiviteit”, licht Fens toe. “Vandaar dat wij die naam meenemen.” “Als het ware draaien we de klok nu honderd jaar terug; we waren ooit een zelfstandig bedrijf dat aan klimaatbeheersing deed, en dat zijn we nu weer”, vervolgt Fens. DencoHappel Nederland levert centrale en decentrale luchtbehandelingsoplossingen. Als het gaat om filteren, verwarmen, koelen, bevochtigen en ontvochtigen van lucht, draagt DencoHappel Nederland op een zo efficiënte en milieuvriendelijke manier zijn steentje bij aan een verbetering van de leefomgeving, zo vertelt de gepassioneerde Fens.
prachtige kast met een lage pue Met de kennis van zo’n honderd jaar heeft DencoHappel de luchtbehandelingskast van Happel geëvolueerd tot een ‘prachtige kast’ voor datacenters die volgens Fens een hoge mate van betrouwbaarheid biedt tegen een laag energieverbruik. Het lage energieverbruik wordt behaald omdat met zowel indirecte vrije koeling als indirecte adiabatische koeling wordt gewerkt om warmte af te voeren. Hierdoor is het gebruik van een aanvullend koelsysteem vaak onnodig of kan het gebruik worden beperkt tot slechts een paar uur per jaar. Adiabatische koeling - koeling door verdamping - vindt in de Adia-DENCO plaats in een grote dubbele platenwisselaar. Zowel de intredende buitenlucht als de platenwisselaar worden bevochtigd, hierdoor daalt de effectieve luchttemperatuur. Deze lucht koelt de hete afvoerlucht die uit het datacenter komt. Door gebruik te maken van een tegenstroomwarmtewisselaar, komt geen buitenlucht in direct contact met lucht vanuit het datacenter. De lucht in het datacenter is daardoor gekoeld in een recirculatie-mode en afgesloten van de buitenluchtstroom. Maximale energiebesparingen worden behaald door adiabatische technologie en vrije koeling. “Onze Adia-DENCO luchtbehandelingskasten bieden dus een geweldige koeling, en dat bij een heel laag energieverbruik omdat je bijna geen koelmachines meer nodig hebt. Datacenters die onze kasten gebruiken, laten dan ook PUE’s zien waar de meeste bedrijven alleen maar van kunnen dromen. We hebben de referenties en kunnen ook aantonen dat onze aanpak werkt”, stelt Fens. Voor het nat maken van de platenwisselaar wordt bij voorkeur RO (reverse osmosis)water gebruikt, omdat dit beter is voor de onderdelen van de luchtbehandelingskast. “Met RO-water wordt het onderhoud goedkoper, en de legionelladiscussie is meteen gesloten”, aldus Fens. Door het gebruik van RO-water worden volgens de algemeen directeur van DencoHappel de totale operationele kosten lager.
de nachtwacht “Onze kracht is dat we al honderd jaar luchtbehandelingskasten bouwen”, stelt Fens. “De modulaire opbouw van de luchtbehandelingskast zorgt voor een complete en flexibele systeemoplossingen. Door het gebruik van duurzame componenten waarborgt DencoHappel de hoogwaardige kwaliteit. De CAIRplus-luchtbehandelingskast heeft een hoge isolatiewaardeklasse en hoge stabiliteit. Door de kennis en kunde die we de afgelopen honderd jaar in onze rugzak hebben gedaan, kunnen we bijvoorbeeld ook heel nauwkeurig de geluidsemissies van een nieuwe installatie voorspellen.” “Voor ons maakt het verder niet zo heel veel uit in wat voor soort ruimte de lucht wordt geblazen, of dat nu een datazaal, operatiekamer of een clean room is”, benadrukt Fens. “De laatste jaren hebben we redelijk precieze werken gedaan.” Als voorbeeld haalt Fens het
Rijksmuseum aan. “In zo’n omgeving is een constante temperatuur heel belangrijk; De Nachtwacht mag niet te koud of te warm worden en als de relatieve luchtvochtigheid niet klopt, dan hebben we ook een probleem. Maar in een museum heb je wel te maken met wisselende omstandigheden; de ene dag staan er vijfhonderd toeristen met een natte paraplu binnen en de andere dag vijfhonderd toeristen in een korte broek.”
geweldige fabriek met prachtige testruimte
De datacentermarkt is voor DencoHappel een steeds belangrijkere markt, zo begrijpen we van Fens. “We verkopen per jaar ongeveer negenduizend luchtbehandelingskasten - en dat aantal is groeiende - en ik denk dat de datacentermarkt volgend jaar goed zal zijn voor ruim twintig procent van onze afzet. We hebben al projecten met grote aantallen luchtbehandelingskasten gedaan; daar hebben we bij DencoHappel de productiecapaciteit voor. De fabriek heeft een oppervlakte van ruim 62.000 m²; hiermee zijn we een van de grootste bouwers van luchtbehandelingskasten ter wereld.” Fens vertelt dat het afgelopen jaar door DencoHappel is geïnvesteerd in een compleet nieuwe testruimte. “Op ons nieuwe testlaboratorium in Leipzig kunnen we op verzoek alle denkbare situaties simuleren. Deze testruimte wordt gebruikt voor verdere ontwikkeling aan de DencoHappel-producten maar wordt ook gebruikt voor Factory Acceptance Tests.”.
ferry waterkamp freelance journalist
Hoge virtualisatiegraad bedreigt bedrijfscontinuïteit Eaton roept op tot stroomlijnen beheer power en IT
volgens marktonderzoeksbureau gartner is inmiddels 75 procent van alle x86-workloads gevirtualiseerd. in veel gevallen is de energievoorziening echter nog niet optimaal afgestemd op deze hoge virtualisatiegraad, zo stelt rory higgins, product manager data centre automation solutions bij eaton emea. “het wordt tijd dat de energievoorziening en het -beheer in het datacenter worden gestroomlijnd, anders loopt de bedrijfscontinuïteit gevaar.”
De voordelen van servervirtualisatie zijn al jaren bekend. Zo kan met virtualisatie het aantal servers in het datacenter worden teruggebracht waardoor potentieel ook de energieconsumptie afneemt. Binnen een gevirtualiseerde omgeving kan een server bovendien de taken overnemen van een andere server, waardoor een storing aan een server eenvoudig is op te vangen. “Maar door virtualisatie is het concept van wat een server is ook drastisch veranderd”, zo merkt Rory Higgins van Eaton op. Het gevolg hiervan is dat ook de powerconsumptie in het datacenter door virtualisatie een ander patroon laat zien, wat op het gebied van de infrastructuur voor de nodige uitdagingen zorgt.
highdensity Een eerste uitdaging is dat door virtualisatie het aantal servers weliswaar afneemt, maar dat het stroomverbruik per server toeneemt. Waar een niet-gevirtualiseerde server zo’n tachtig procent van de tijd ‘idle’ draait en gedurende die tijd minimaal stroom verbruikt, neemt het cpu-gebruik na virtualisatie toe tot zo’n tachtig procent. Het gevolg kan zijn dat het verbruik van een server toeneemt van bijvoorbeeld 190W bij een cpu-benutting van tien procent naar 270W bij een cpu-benutting van tachtig procent.
Zeker in oudere datacenters kan dit hogere stroomverbruik per server voor problemen zorgen als de stroomdistributie in de racks hier niet op is berekend. In dat geval is het een optie om de racks uit te rusten met moderne powermodules die meer vermogen bieden en die bovendien op afstand zijn te monitoren en te beheren. “Zo zijn de producten in het PDU G3-programma van Eaton speciaal ontworpen om op het gebied van energiedistributie te voldoen aan de wensen van de huidige IT- en datacentermanagers”, aldus Higgins.
Een andere uitdaging is het ontstaan van clusters van ‘high-density racks’ die meer vermogen vragen dan de ups’en op de zaal in geval van nood kunnen bieden. Een mogelijke oplossing is het gebruik van ups’en in de racks die per servereenheid 2 kW of meer kunnen bieden.
Rory Higgins, Product Manager Data Centre Automation Solutions bij Eaton EMEA
Een andere optie is de toepassing van een modulair, schaalbaar upssysteem dat in verschillende architecturen is in te zetten, zoals gedistribueerd over de zaal.
grotere dynamiek Een andere uitdaging die Higgins aanhaalt, is de flexibiliteit die een gevirtualiseerde omgeving biedt om een applicatie te installeren of te verplaatsen zonder servers uit te schakelen. “Dit betekent ook dat de energiebehoefte zich dynamisch verplaatst door het datacenter. Het is echter niet mogelijk om de stroomvoorziening continu aan te passen aan een veranderende behoefte. Om een downtime te voorkomen, is het dus belangrijk om scherp in de gaten te houden wat de consequentie is van de verplaatsing van een applicatie voor de stroomvoorziening.” Hiervoor is volgens Higgins een monitoringsysteem nodig waarin IT en facilitaire zaken samenkomen en dat via één portal zicht biedt op zowel de fysieke en virtuele servers, de stroomvoorziening als de omgevingsfactoren. “Een geconvergeerd systeem kortom dat zowel IT- als facilitaire managers een beter zicht biedt op welke powercircuits verbonden zijn met welke IT-resources en met welke services van de business. Op die manier wordt beter inzichtelijk welke onderdelen van de dienstverlening gevaar lopen zodat tijdig voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen.” tools integreren Helaas moet Higgins concluderen dat IT- en facilitaire managers in de praktijk vaak nog zijn aangewezen op aparte tools voor het beheer van de gevirtualiseerde omgeving en voor het beheer van de powerinfrastructuur, waardoor het langer duurt voordat problemen worden opgemerkt en opgelost. “Er zijn echter intelligente powermanagementoplossingen op de markt die nauw integreren met de beheerplatformen voor virtuele omgevingen zoals VMware vCenter, waardoor IT- en facilitaire medewerkers via één console niet alleen de fysieke en virtuele servers kunnen raadplegen, beheren en monitoren, maar ook de pdu’s, ups’en en andere apparatuur die nodig zijn voor de stroomvoorziening.”
Voorbeelden van dergelijke ‘intelligente oplossingen’ zijn de Intelligent Power Manager en de Intelligent Power Protector van Eaton. Met deze tools is het bijvoorbeeld mogelijk om bij een stroomstoring virtuele machines te verplaatsen naar servers die geen hinder ondervinden van de stroomstoring, of om automatisch een ‘graceful shutdown’ uit te laten voeren bij een langdurige storing.
vmworld barcelona Tijdens VMworld Europe, de gebruikersconferentie van VMware die van 12 tot en met 15 oktober plaatsvond in Barcelona, demonstreerde Eaton hoe de meest recente versie van Intelligent Power Manager naadloos kan worden geïntegreerd in zowel de vRealize Operationsbeheersuite van VMware (voorheen VMware vCenter Operations Management Suite) als in de OpenStack-cloudorkestrator. Door deze integratie zijn bedrijfscontinuïteit en optimale efficiëntie in virtuele en cloudgebaseerde IT-omgevingen gewaarborgd, en is het energiebeheer in het hele netwerk op een betrouwbare en rendabele wijze gestroomlijnd.
“Eaton is op Elite-niveau lid van het VMware Technology Alliance Partner programma en onze oplossingen zijn als ‘VMware Ready’ gevalideerd voor integratie in vSphere en vCenter”, licht Higgins toe. “De meest recente versie van onze energiebeheersoftware bouwt deze marktleidende samenwerking nog verder uit. De software biedt IT-beheerders de mogelijkheid om de status van hun energie-infrastructuurnetwerk te bekijken via een eenvoudig toepasbaar beheerpack dat wordt gekoppeld aan VMware vRealize. Met sequentiële afschakeling van apparatuur, dynamische stroombegrenzing en een infrastructuurbewust vermogensbeheer voor een langere back-uptijd van de batterijen en generatoren geeft de software beheerders meer zekerheid als het gaat om bedrijfscontinuïteit. In het uiterste geval kunnen wij een gestructureerd recoveryplan voor herstel na een incident inschakelen zoals VMware’s SRM en gecontroleerde uitschakelingsmaatregelen.” ■
ferry waterkamp freelance journalist
Interview met directeur Leo Kranendonk:
‘HETS richt zich vooral op DC- en colocatiemarkt’
hets ontwerpt en installeert installaties ten behoeve van data- en telecom-toepassingen. het gaat daarbij om datacenterinrichtingen, data- en telecom-installaties, data- en telecom-assemblages, en het ontwikkelen en produceren van systeemcomponenten. een interview met leo kranendonk, directeur van het in in barendrecht gevestigde hets.
“De afgelopen jaren hebben we allerlei soorten datacenterinrichtingen mogen verzorgen voor een grote diversiteit aan klanten”, zegt Leo Kranendonk van HETS. “Ons werkterrein omvat hierbij de gehele Benelux. We hebben ons in de loop van de jaren gespecialiseerd in het plaatsen van datacenter en co-locatie zaalinrichtingen, waaronder installaties ten behoeve van het scheiden van warme en koude luchtstromen. Het plaatsen, aarden en inrichten van server racks kan hier tevens aan worden toegevoegd.”
koudegangen “Datacenter en co-locatie inrichtingen kunnen in veel varianten worden ontworpen. We beschikken over onze eigen matrijzen. Hierdoor kunnen we diverse soorten profielen inzetten en deze voorzien van een grote diversiteit aan materiaal. De bekendste voorbeelden zijn koude-/warmegangen, de open gaas-profielen of compleet gesloten scheidingswanden voor zogenaamde kooien.” Over het geheel eigen concept warme- en koudegangen van HETS zegt Kranendonk: “Vanuit eigen engineering, productie en installatie worden koude en warme luchtstromen op een zo effectief mogelijke manier van elkaar gescheiden. Groot voordeel is dat ons concept systeemonafhankelijk is en daardoor te plaatsen op alle mogelijke server racks. Indien gewenst worden vooraf 2D- of 3D-tekeningen gemaakt en overlegd aan de klant. Door zoveel mogelijk onderdelen te prefabriceren, wordt de overlast op de werkvloer tot een minimum beperkt.”
tal van mogelijkheden “De mogelijkheden qua invulling zijn zeer divers. Qua toegang kan worden gekozen uit drie typen deursystemen. Handmatig, automatisch sluitend en volledig elektrisch. De gangen worden standaard uitgevoerd met schuifbare dakramen, waardoor een eenvoudige toegang tot de bovenliggende infrastructuur en lichtlijnen wordt bereikt. De uitvoering met vaste, afneembare panelen behoort ook tot de mogelijkheden. Wij werken niet met standaard maatvoeringen, maar werken puur op maat van de klant en zijn locatie. Op die manier kunnen we de best mogelijke oplossing bieden.” Bij het plaatsen van koude- en warme gangen is het mogelijk om meetapparatuur
ontwerpen en produceren van systeemcomponenten. Hierbij richten wij ons voornamelijk op specials, zoals we die in ons werkveld regelmatig tegenkomen. Hierbij kan het gaan om eenvoudige geleidingsbeugels
of montageframes, maar ook om complete kabelgootsystemen of verdeelracks.”
tijdens de installatie aan te brengen, vertelt Kranendonk. Voor het datacenter wordt zo duidelijk welke temperatuursveranderingen optreden tijdens de bouw van de installatie. Tevens kan hierdoor direct worden ingespeeld op het aanpassen van de koeltechnische installatie. “De cijfers wijzen uit dat dit uiteindelijk resulteert in een forse kostenbesparing op de energiekosten. Een terugverdientijd van minder dan 2 jaar is daarbij eerder regel dan uitzondering.”
installaties en assemblages “HETS beschikt over een eigen team van gecertificeerde telecom-monteurs. Ons werkveld is voornamelijk gericht op de bovengrondse uitvoering van koper-, glasvezel- en coaxiale netwerken. Hierbij wordt gewerkt volgens de laatste normen en met up-to-date gereedschappen en meetapparatuur.” “Onze activiteiten op het gebied van data- en telecom-assemblage is voortgekomen uit de projecten die wij hebben uitgevoerd op het gebied van data- en telecom-installaties. Het op voorhand op lengte maken van kabelbundels en het aanzetten van connectoren leidt in de praktijk tot enorme tijdsbesparingen, is onze ervaring. Ook kan de kwaliteit op voorhand gewaarborgd worden. daarbij is het wel belangrijk dat de assemblages in een gecontroleerde omgeving worden getest en opgeleverd. We richten ons hierbij vooral op het assembleren en op maat verwerken van koper- en glasvezelbekabeling.”
systeemcomponenten Kranendonk: ”Ik zeg wel eens gekscherend: uitdaging = oplossing. Een laatste tak binnen ons bedrijf houdt zich bezig met het
hans vandam journalist
Huawei’s ManageOne:
IT en infrastructuur als één geheel beheren
waar het implementeren van dcim soms nog een hele uitdaging is, gaan sommige aanbieders alweer een stap verder. huawei heeft een oplossing ontwikkeld - manageone geheten - die het mogelijk maakt om een datacenter als één geheel te beheren. dus it én infra beheren via één managementplatform. dat bleek tijdens een partnerconferentie die huawei onlangs in münchen organiseerde.
De afgelopen jaren zien we op het gebied van het monitoren van de facilitaire infrastructuur van het datacenter interessante ontwikkelingen. Het volgen van het gedrag van losse systemen en installaties is niet meer voldoende om tot een goed beheer van de infrastructuur te komen. Met de komst van datacenter infrastructure management (DCIM) software proberen meer en meer datacenters grip op hun infra te krijgen.
Met een DCIM-pakket kunnen datacenter managers inzicht krijgen in het functioneren van hun technische infrastructuur. Daarmee is het invoeren van een geïntegreerde beheersmethode voor de infra-kant van het datacenter een belangrijke stap vooruit gebracht. Het is alleen niet genoeg. Want de uiteindelijke klant van het datacenter - zeg maar: de business - is niet zozeer geïnteresseerd in de prestaties van airco’s of de beschikbaarheid van UPS’en, maar kijkt enkel en alleen naar de vraag of bepaalde business processen beschikbaar zijn voor de eigen medewerkers van de organisatie of voor klanten. Hapert een business proces, dan is men niet geïnteresseerd in de technische oorzaken van die storing, maar wil men uitsluitend weten wie men moet waarschuwen en hoe lang een incident gaat duren voordat alles weer naar behoren functioneert.
inzicht geven Dit betekent voor het datacenter dat het beheren van de infrastructuur onderdeel dient te zijn - of te worden - van een veel uitgebreider managementplatform. Dat werkt als volgt. De werkprocessen van de business worden mogelijk gemaakt door applicaties. Deze applicaties maken gebruik van IT-hardware (servers, storage, networking en dergelijke) die op zijn beurt weer wordt ondersteund door een facilitaire infrastructuur die bestaat uit power, koeling, bekabeling en meer. Soms draaien deze applicaties in een eigen datacenter, maar even zo goed kan sprake zijn van uitbesteding naar een hosting-partij, een public cloud-omgeving (Amazon Web Services en dergelijke) of wordt de software gehost door een partner. Denk in het laatste geval bijvoorbeeld aan shared service centers die onder andere bij gemeenten populair zijn.
De informatie over de status van het datacenter maakt dus onderdeel uit van een veel bredere aanpak die business managers inzicht moet geven in de stand van zaken rond zijn business proces. Dat kan gebeuren via een relatief eenvoudig dashboard waarin via een stoplicht de status wordt aangegeven. Met eventueel enkele mogelijkheden om bij een oranje of zelfs rode situatie door te klikken zodat de business manager meer informatie krijgt over de feitelijke problemen.
onder één paraplu Alle informatie over de status van applicaties, IT-hardware en infrastructuur dient dus met elkaar geïntegreerd te worden. Huawei heeft nu als een van de eerste aanbieders een managementplatform ontwikkeld dat precies dat als doel heeft: het monitoren en beheren van
de gehele stack van applicatie tot pdu. Daarmee brengt men dus deze gehele stack onder één paraplu.
Dat bleek onlangs tijdens een partnerconferentie die Huawei’s Network Energy-divisie in München organiseerde. Al gaf dr. Fang Liangzhou, vice-president van deze divisie, aan dat er nog heel wat werk te verzetten is voordat het ideaalplaatje zoals hierboven geschetst volledig kan worden ingevuld. Toch is er al veel bereikt. Het gaat om de ManageOnesoftware. Dat zal zeker voor facilitair georiënteerde datacenter managers een nieuwe productnaam zijn. Wellicht kennen zij wel NetEco. Deze software is oorspronkelijk ontwikkeld voor de telecom-tak van Huawei en dient om de infra-kant van carrier-sites te beheren en aan te sturen. Die software vormt inmiddels tevens de basis voor de beheer- en monitoring-software die Huawei nu ook voor datacenters beschikbaar heeft. Het is zeg maar de DCIM-oplossing van het concern.
module binnen manageone Interessant genoeg staat NetEco echter niet op zichzelf. Het is een module die binnen de veel bredere ManageOne-managementoplossing past. Andere modules binnen ManageOne richten zich - bijvoorbeeld - op het beheren en de provisioning van storage of het managen van server-capaciteit. In figuur 1 is een beeld geschetst van de reikwijdte van ManageOne en de mogelijkheden die dit platform een datacenter - of beter gezegd: een IT-afdeling - biedt. Het NetEco/DCIM-deel zit in dit schema onder andere in het vak ‘DC Health Diagnosis’ en ‘DC Topology Navigation’.
In eerste instantie heeft Huawei ManageOne ontwikkeld voor gebruik in door het concern
zelf gebouwde datacenters. Met andere woorden, datacenters waarin in principe alles door Huawei zelf is geleverd - van UPS tot servers tot netwerkapparatuur. De situatie in veel datacenters is natuurlijk heel anders. Daar is al IT-hardware van andere merken in gebruik en hetzelfde geldt voor de power- en koelinginstallaties. Ook is vaak al heel wat software van andere aanbieders in gebruik voor het beheren van die hardware en de infrastructuur.
manageone bij 2k telekom Daarom heeft Huawei zelf reeds een serie interfaces ontwikkeld waarmee ManageOne kan ‘praten’ met andere beheer-tools. Daarnaast zoekt het concern nadrukkelijk samenwerking met andere aanbieders. Op tal van gebieden, maar zeker ook rond ManageOne. Daarom organiseerde het bedrijf voor het eerst in zijn geschiedenis in oktober een zogeheten developer conference. Doel van dit in Shenzhen georganiseerde event is tot samenwerking met andere softwareontwikkelaars te komen. Of zoals Fang Liangzhou het in München uitdrukte: “ManageOne heeft open interfaces. Daarmee bedoel ik dat wij heel graag met andere softwareontwikkelaars samenwerken om
de functionaliteit van ManageOne verder uit te breiden. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om het samen ontwikkelen van een goede interface tussen ManageOne en een managementpakket van een andere aanbieder. Maar de samenwerking kan ook betrekking hebben op software die aan ManageOne wordt gekoppeld en waarmee we de functionaliteit van ons platform verder uitbreiden of verdiepen.”
ManageOne is in Europa vooralsnog bij 2K Telekom in gebruik. Dit is een Roemeense aanbieder van telekom-services die zijn dienstenpakket heeft uitgebreid met cloud-diensten. Hierbij maakt men gebruik van prefab datacentermodules van Huawei die compleet met ManageOne ‘aan boord’ worden geleverd. In China wordt het platform al enige tijd gebruikt. Onder andere door China Mobile dat in zijn datacenters streeft naar een zogeheten provisioning-tijd van 30 minuten. Dit wil zeggen, dat binnen een half uur een verzoek van de business voor nieuwe of extra verwerkingscapaciteit beschikbaar moet zijn. Dat is natuurlijk niet alleen een IT-vraagstuk, maar wil bijvoorbeeld ook zeggen dat China Mobile precies moet weten waar ruimte beschikbaar is in zalen of racks of waar stroom beschikbaar is. Maar bijvoorbeeld ook waar op dat moment onderhoud wordt gepleegd en dus even geen mogelijkheid is om apparatuur te plaatsen, ook al is daar wellicht volop ruimte in racks. Anders gezegd: het beschikbaar stellen van nieuwe ITcapaciteit aan de business is niet enkel en alleen een kwestie van voldoende IT-hardware beschikbaar hebben, maar natuurlijk ook zorgen dat altijd een actueel inzicht bestaat in de facilitaire infrastructuur. ■
robbert hoeffnagel hoofdredacteur
Onderhoud en permanente ondersteuning dringend gewenst Kiezen juiste beheerder kritische infrastructuur is vaak niet eenvoudig
er lijkt geen einde te komen aan de groei van datacenters. voor de datacenterbranche zijn dit dan ook spannende tijden. de groei wordt gedreven door een groot aantal factoren zoals sociale media, openbare en private cloudopslag en streaming content. al die data moet ergens worden opgeslagen in een datacenter. maar hoe kiezen we de juiste beheerder van de technische infrastructuur van dit datacenter?
Het is echter niet alleen de absolute groei in omvang die van invloed is op deze branche. De aard van de vraag verandert snel doordat het gebruik van datacenters steeds gevarieerder wordt. Deze gebruiksmodellen zijn van invloed op alle aspecten van een datacenter. Denk aan locatie,
omvang, capaciteit, connectiviteit, veiligheid, mate van flexibiliteit en dergelijke. Datacenters zijn niet langer uitsluitend gevestigd in de belangrijkste colocatiecentra Amsterdam, London, Paris en Frankfurt. In plaats daarvan zoeken organisaties naar vestigingsmogelijkheden in alle delen van de wereld en in elke kleine stad. De redenen hiervoor zijn de mogelijkheden om gebruik te maken van goedkope energie en koeling of om in de buurt van de eindgebruikers te blijven in verband met connectiviteit, capaciteit, veiligheid of regelgeving. Als antwoord op deze groeiende diversiteit heeft ICTroom de reeks gestandaardiseerde datacenter-modules - IMD geheten - uitgebreid naar footprints van kleine 50 kW-modules tot en met 1 MW of meer. Deze komen tegemoet aan de brede reeks van gebruiksmodellen voor verschillende soorten ondernemingen.
datacenters en onderhoud Terwijl we allemaal enthousiast worden over het creëren van nieuwe omgevingen om aan deze groei en de veranderende vraag tegemoet te komen, is er een ander kritiek punt dat vaak over het hoofd wordt gezien. Dat is onderhoud en beheer. Onderhoud is alles dat nodig is om
de continuïteit van een datacenter te waarborgen volgens de originele ontwerpspecificaties. Bedenk hierbij dat de meeste faciliteiten zijn ontworpen voor een levensduur van 10 tot 15 jaar als het gaat om de mechanische en elektrische en elektronische apparatuur en zelfs langer voor de gebouwen zelf. Het is misschien ironisch dat de faciliteit wordt geacht om nog jarenlang continu te blijven functioneren, terwijl door een modulaire benadering binnen een paar weken de gevraagde capaciteit kan worden geleverd. Denk er ook aan dat de kosten voor het opzetten van een datacenter in het niet vallen in vergelijking tot de kosten voor onderhoud en exploitatie van een datacenter tijdens de volledige levensduur.
Vanzelfsprekend hebben datacenters goed onderhoud nodig. Tegenwoordig is elke zakelijke activiteit een digitale activiteit en men vertrouwt erop dat data en toepassingen 100% van
de tijd beschikbaar zijn. Storingen in datacenters hebben catastrofale gevolgen en het is ontnuchterend om te zien dat het grootste deel van de storingen niet wordt veroorzaakt door storingen aan de apparatuur maar door het veronachtzamen van preventief onderhoud of door menselijke fouten. Het is duidelijk dat aandacht voor detail en het in acht nemen van de processen een startpunt is voor een goed onderhouden datacenter.
vereisten De eerste prioriteit is het beheren en het beperken van risico's. Risico's bestaan in vele gedaanten: stroomstoringen, inbreuken op de veiligheid, gegevensverlies of inkomstenderving. Datacenters kunnen een gevaarlijke omgeving vormen - levensgevaar voor mensen, brand, overstromingen en verlies van investeringen staan allemaal hoog op de risicoagenda. De maatregelen voor onderhoud en ondersteuning moeten worden afgezet tegen de manier waarop deze in staat zijn om al deze risico's te vermijden. Het beginpunt is een grondige audit waarbij zowel de technische als de operationele karakteristieken van de locatie: van SPOF (Single Point of Failure) en discrimination tests tot en met PPM (Planned Preventative Maintenance) en beheerprocedures zoals beveiliging en toegangscontrole worden beoordeeld.
operationele kosten Ten tweede willen de eigenaren van datacenters werken tegen de laagst mogelijke operationele kosten zonder dat het risicobeheer of de servicekwaliteit van de faciliteit in het gedrang komt. Er zijn verschillende manieren waarop de ondersteunende partner kan bijdragen aan het realiseren van deze doelstelling. Bijvoorbeeld door een inschatting te maken van de technische efficiëntie van de locatie. De aandacht gaat meestal uit naar de koeling en de luchtstromen.
De verbetering van de efficiëntie omvat de implementatie van beheersing en het aanpassen van de instellingen om een groter bereik van bedrijfstemperaturen mogelijk te maken. Ook mogelijk is het verplaatsen van de IT-apparatuur en de vloertegels om de luchtstroom te richten op de plaats waar deze nodig is. De derde kernprioriteit is het maximaliseren van het gebruik van de investeringen die op de locatie aanwezig zijn. Zowel wat betreft het dagelijks bedrijf als de totale levensduur. De ondersteunende partner speelt opnieuw een grote rol bij het realiseren van deze doelstelling. Vanzelfsprekend zal regelmatig onderhoud de levensduur van elke investering verlengen en regelmatige inspectie kan een grote systeemstoring voorkomen door (bijvoorbeeld) een oververhit onderdeel vroegtijdig te herkennen en te vervangen. bewaking en controle Een vitaal onderdeel bij dit alles is het bewakings- en controlesysteem dat is geïmplementeerd. De meeste nieuwe installaties zijn al uitgerust met een modern BMS (Building Management Systems) of zijn geïntegreerd in een bredere DCIM (Data Centre Infrastructure Management) omgeving die elk in staat zijn om up-to-date en realtime-informatie te leveren over energiegebruik, temperatuur, vochtigheid en dergelijke. Maar bij oudere installaties is de situatie minder rooskleurig. Gartner schat dat er meer dan 100.000 datacenters en computerruimten alleen al in de EMEA-regio bestaan. Hoewel enkele minder waardevolle of algemene belastingen na verloop van tijd naar de cloud zullen verhuizen, zullen de meeste organisaties voor eindgebruikers en managed service providers omvangrijke datacenters in stand houden, waar de kroonjuwelen van hun IT in zijn ondergebracht. We kunnen er zeker van zijn dat er in het overgrote deel van deze 100.000 faciliteiten geen goede bewakingstools aanwezig zijn. Nog ernstiger is dat in de meeste gevallen - zelfs
als er tools en sensoren zijn geïmplementeerd - de meeste organisaties niet de vereiste kennis in huis hebben om de waarschuwingen in de gaten te houden en correct te interpreteren. Afgezien van de megagrote datacenters met eigen gespecialiseerde medewerkers worden de meeste middelgrote en kleine datacenters beheerd door algemeen opgeleide medewerkers die op de locatie aanwezig zijn. Zij worden hooguit ondersteund door inflexibele en in veel gevallen overjarige servicecontracten. Dit alles zorgt
ervoor dat de drie hierboven genoemde topprioriteiten bijzonder moeilijk haalbaar zijn.
wat bepaalt kwaliteit? Wanneer we ervan uitgaan dat de meeste organisaties zich niet kunnen veroorloven om fulltime, 24/7 datacenter experts in dienst te nemen en zelfs de grote datacenter operators die dat wel kunnen liever zouden zien dat die medewerkers aan andere IT-gerelateerde taken werken dan aan onderhoud en ondersteuning, is de volgende logische stap om een partner te zoeken die de volledige verantwoordelijkheid voor het onderhoud en in sommige gevallen de operationele taken voor het datacenter op zich kan nemen. Het moet boven alles een partnerschap zijn. De partner moet in staat zijn om met dezelfde prioriteiten te opereren als de eigenaar van het datacenter en moet bereid zijn om te worden afgerekend op dezelfde drie gebieden van risicobeperking, efficiëntie en gebruikmaking van investeringen.
monitoring op afstand DCIM-tools zijn nog niet volledig in staat om de belofte van geïntegreerde mechanismen waar te maken voor de naadloze integratie en beheer van de infrastructuur van de faciliteit en de IT binnen het datacenter. Dit is in het bijzonder het geval in bestaande omgevingen waar de uitdagingen voor implementatie van DCIM achteraf in een bestaande operationele - en vaak chaotische - omgeving duidelijk maakt dat DCIM echt is gericht op nieuwe implementaties. Er zijn echter enkele belangrijke stappen gezet om delen van deze tools te integreren, in het bijzonder om de mogelijkheid van monitoring op afstand mogelijk te maken. ICTroom heeft een aantal eenvoudige servicepakketten samengesteld om aan deze onderhoudseisen tegemoet te komen (zie figuur 1). Met deze servicepakketten kunnen wij 'ja' zeggen op elk van de onderwerpen in de checklist. Bovendien is de mogelijkheid voor monitoring op afstand, die integraal in deze servicepakketten is opgenomen, ontwikkeld met het oog op sensoren die in de belangrijke componenten van het datacenter van de klant worden geïmplementeerd na een eerste benchmark audit. Deze worden vervolgens teruggekoppeld naar de 24/7 datacenterexperts van ICTroom waardoor realtime ondersteuning op afstand kan worden geboden. Deze service kan indien gewenst onafhankelijk van een serviceovereenkomst worden geboden en vanzelfsprekend in Cover
Maximum intervention
Materials included
SLA and TTR
Monitoring Service & Maintenance Care Packages
Business hours
24x7 CP1
NBD CP2
Option
8H CP3
Option
4H
Option Option
Option
Figuur 1. De servicepakketten van ICTroom
bestaande omgevingen worden geïmplementeerd, ook wanneer deze niet door ICTroom zijn gebouwd.
samenvatting Onderhoud en permanente ondersteuning is misschien niet het meest aantrekkelijke onderwerp in het datacenter in vergelijking met de aandacht voor het uitrollen van nieuwe capaciteiten om tegemoet te komen aan de nieuwe en gevarieerde eisen van het digitale tijdperk. De nieuwe locatie zal echter snel deel gaan uitmaken van de bestaande operationele datacenter infrastructuur en zal worden blootgesteld aan dezelfde uitdagingen op het gebied van beschikbaarheid, risicobeperking, de verbetering van efficiëntie en het gebruik van de investeringen maximaliseren. De keuze voor de juiste servicepartner om dit te realiseren is een kritieke beslissing voor zowel nieuwe als bestaande datacentercapaciteiten. . ■
rené vennik manager service bij ictroom
advertentie
Interview Erik-Jan van Vuuren, Microsoft
Onderzoek
Plattegrond
Exposanten Zaalindeling
Programma in het kort
Plenaire sessie Ochtend
Track 1 Bouwen & Beveiligen
Track 2 Monitoren & Managen
Track 3 Koeling, Power & Connectiviteit
Track 4 IT/Cloud Transitie
Track 5 Datacenter technologie
Plenaire sessie Middag
Erik Jan van Vuuren over Microsoft’s datacenterstrategie: ‘Tijd van hardwarematige redundantie is echt voorbij’
de hyper-scale datacenters die grote web-bedrijven als apple, google en microsoft momenteel bouwen, geven een interessant beeld van de toekomst. ze zijn extreem gestandaardiseerd en regelen nagenoeg alles via software. voorbij zijn daarmee ook de tijden dat ieder datacenter op hardwarematige wijze in zijn eigen redundantie voorzag. “we kennen in onze datacenters nu nog wel voorzieningen als ups-systemen”, zo stelt erik jan van vuuren (azure lead bij microsoft nederland), “maar die gaan de komende jaren ongetwijfeld verdwijnen.” van vuuren verzorgt een van de keynote-presentaties tijdens de it room infra.
Iedereen kent inmiddels wel de trends die de bouw van enorme datacenters noodzakelijk hebben gemaakt. Denk aan online gaming, de snelle groei van het gebruik van cloud-applicaties en online video. En dan moet het Internet of Things eigenlijk nog op gang komen. Een groeiend aantal aanbieders bouwt daarom hele series datacenters die dit soort applicaties ondersteunen. Wie echter tientallen datacenters bouwt, gaat ook goed kijken naar de werkwijze die hierbij het beste gevolgd kan worden. Klassieke ontwerp- en bouwmethoden kennen immers belangrijke nadelen. Het kost veel tijd, er worden vaak per datacenter specifieke ontwerpen gebruikt en het beheer van de opgeleverde faciliteiten vergt relatief veel mankracht. Dat is duur en maakt de kans op fouten onnodig groot. optimaliseren Het moet dus anders. “Aanbieders als Microsoft investeren de laatste jaren dan ook veel geld in het optimaliseren van het ontwerp en de uitrol van datacenters. Traditionele datacenters hebben minimaal een SLA van 99.999%, zo ook de Microsoft datacenters. Het belang van de 5 negens wordt echter steeds minder, doordat redundantie in de software wordt gebouwd en toepassingen gebruik maken van multidatacenter oplossingen,” vertelt Erik Jan van Vuuren. Hij is Azure Lead bij Microsoft in Nederland en staat daardoor heel dicht bij de dienstverlening die het concern zijn klanten vanuit de cloud aanbiedt. “We zien dat die investeringen geleid hebben tot een aantal generaties van datacenters met een aantal opmerkelijke ontwikkelingen. Traditionele datacenters - wij spreken intern vaak van generatie 2 - kenden een beschikbaarheid van 99,999%. Dat was vastgelegd in een SLA (service level agreement). Die beschikbaarheid werd fysiek geregeld door een N+2-architectuur toe te passen. Alle belangrijke componenten en installaties werden hierbij dus dubbel uitgevoerd. Hierdoor konden we een Tier 3- of Tier 4-classificatie realiseren. Bij generatie 3 zien we dat een datacenter al enigszins een commodity begint te worden. Er wordt gewerkt met gestandaardiseerde modules waardoor als het ware een datacenter-in-a-box ontstond. Het grote voordeel was schaalbaarheid. Door simpelweg containers bij te plaatsen, konden we heel snel extra capaciteit beschikbaar maken. Hierbij dachten we echter nog steeds in termen van da-
tacentercapaciteit. En dat klopt natuurlijk niet. Want het product dat wij onze gebruikers aanbieden, is niet zozeer een datacenter, maar juist een service. Denk aan Office 365, maar ook aan online gaming of een SaaS-applicatie die via Microsoft Azure wordt geleverd.”
georedundancy Bij generatie 4 draait het om een aanpak die Van Vuuren ‘service geo-redundancy’ noemt. “We zijn heel anders naar redundantie gaan kijken. Twee dingen vallen hierbij op. Allereerst is het fenomeen ‘datacenter' nu een commodity geworden. We denken in groepen of clusters van datacenters - binnen Microsoft noemen we dat datacenter-regio’s - die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het beschikbaar zijn van een service in een bepaalde geografische regio. Deze datacenters zijn softwarematig aan elkaar gekoppeld. Dit betekent dat de beschikbaarheid van een individueel datacenter ineens minder belangrijk is geworden. Vandaar dat de SLA’s waarmee we werken uit gaan van een gewenste beschikbaarheid die is gezakt van 5x9 naar 3x9 ofwel 99,9%. Een datacenter-regio bestaat bij Microsoft uit 16 datacenters. Een storing in één datacenter is natuurlijk nog steeds vervelend, maar doordat een groep van 16 datacenters heel nauw samenwerkt wordt de impact van zo’n storing op de totaal beschikbare capaciteit door de andere datacenters opgevangen. Anders gezegd: een storing in één datacenter zal geen invloed hebben op de beschikbaarheid of de prestaties van de service.”
softwaredefined datacenter Storingen worden dus binnen een groep van datacenters opgevangen en niet langer binnen iedere individuele faciliteit. Van Vuuren: “Nu zien we nog dat veel Microsoft-datacenters voorzien zijn van bijvoorbeeld eigen UPSsystemen. Er komt nu echter een volgende generatie aan - en dat is de tweede belangrijke ontwikkeling die ik wil aanstippen - waarbij dit niet langer noodzakelijk is. Alle redundantie wordt straks softwarematig geregeld. Noem het maar het software-defined datacenter. Of misschien nog wel beter: software-defined datacenter-regio's of -clusters.” Maar ook binnen individuele datacenters zien we belangrijke ontwikkelingen. Uit kostenoverwegingen, maar ook om een eenvoudige fail-over van een workload of applicatie van het ene datacenter naar het andere mogelijk te maken, is een verregaande standaardisatie ont-
Figuur 1. De snelle verbetering van de PUE binnen Microsoft’s datacenters.
staan. Gezien de enorme investeringen die nodig zijn om voldoende capaciteit op te bouwen, wordt het ontwerp almaar verder aangepast. De kosten voor het aanschaffen van een datacenter - ze rollen bij Microsoft min of meer kant-en-klaar uit de fabriek - gaan hierdoor omlaag, maar dat geldt ook voor de gebruikskosten. Wie bijvoorbeeld de PUE-waarden ziet van de eerder genoemde datacenter-generaties, ziet dat deze zeer snel omlaag komen (zie figuur 1). Was bij een traditioneel datacenter met een PUE van 2 de ITapparatuur verantwoordelijk voor de helft van het energiegebruik, tegenwoordig ligt de PUE bij Microsoft’s meest recente datacenter-ontwerpen tussen 1.07 en 1,19.
open compute Van Vuuren: “Dat is het gevolg van drie belangrijke ontwikkelingen. Offline UPS-tech-
nologieën helpen om elektrische verliezen drastisch terug te dringen. We werken daarnaast met veel hogere temperaturen waardoor de kosten voor koeling - grotendeels op basis van vrije koeling - zich richting nul bewegen. En tenslotte passen we virtualisatie toe om de IT-belasting van datacenters te optimaliseren, waarbij we heel actief de vraag naar en de beschikbaarheid van energie beheren.” Microsoft heeft in zijn nieuwste datacenters een situatie bereikt waarbij 71% van de energie die het datacenter gebruikt ook daadwerkelijk ten goede komt aan IT-systemen. Daarmee is het dus ook zaak om de prestaties van de IT-kant van het datacenter verder te verbeteren. Ook hier zien we dat hyper-scale datacenters steeds meer het heft in eigen hand nemen. Standaard servers en storage voldoen niet aan de eisen van dit soort datacenters ten aanzien van kosten per systeem, de beheersinspanningen die nodig zijn, maar ook niet als het gaat om prestaties. Daarom zien we bedrijven als Microsoft intern maar ook gezamenlijk via onder andere organisaties als Open Compute nieuwe ontwerpen bedenken waardoor per eenheid compute meer verwerkingscapaciteit beschikbaar komt en de kosten omlaag gaan. minimaliseren “Binnen Microsoft zien we op dit gebied drie belangrijke ontwikkelingen. Allereerst werken we hard aan het optimaliseren van de configuraties waarmee we werken. Iedere systeemcomponent die niet strikt noodzakelijk is, wordt hierbij verwijderd. We beperken ook heel bewust de grootte per systeem. Dus denk aan het aantal cpu’s, slots en dergelijke per server. Daarnaast kijken we heel goed naar de power supplies. Als we die goed afstemmen op de daadwerkelijke behoefte, kunnen we belangrijke besparingen realiseren. Daarnaast zien we tal van ontwikkelingen die bedoeld zijn om de efficiency verder op te voeren. We kiezen bij voorkeur voor componenten met een hoge efficiency. En bijvoorbeeld processoren die een laag energieverbruik kennen. Ook worden de ontwerpen van servers en storage-systemen nadrukkelijk afgestemd op hogere omgevingstemperaturen. Verder optimaliseren we power en koeling per rack of ITPAC (standaard module).” nieuwe technologieën “Tenslotte proberen wij optimaal gebruik te maken van nieuwe technologieën. Denk aan flash memory, system-on-a-chip, nieuwe generaties energie-efficiënte CPU-cores en de mogelijkheden die geboden worden door ontwikkelingen als power capping. Dat laatste heeft natuurlijk weer alles te maken met het feit dat wij zeer actief beheer voeren over vraag en aanbod van energie in onze datacenters. Door voor bepaalde services of systemen actief de hoeveelheid energie die we beschikbaar stellen af te toppen, kunnen we besparingen realiseren maar hebben we bovendien op andere plaatsen weer meer energie beschikbaar.” In figuur 2 wordt een beeld geschetst van de manier waarop Microsoft naar het
Figuur 2. De huidige energy supply chain is allesbehalve efficiënt.
energieverbruik van datacenters kijkt. De komende jaren gaan we ongetwijfeld nieuwe generaties datacenters van Microsoft zien. Hierbij dient in de visie van Microsoft hyperscale ook te leiden tot hyper-efficiency. Een paar van de ontwikkelingen die hierbij toegepast zullen worden, kan Van Vuuren al wel noemen (figuur 3). “Allereerst zullen we veel ontwikkelingen gaan zien ten aanzien van wat wij wel de energy supply chain noemen. Die is nu inefficiënt, waarbij onnodig veel energieverliezen optreden. Wij denken aan het concept van een dataplant, waarbij het opwekken van energie en het produceren van data - zeg maar: de IT-taak van het datacenter - met elkaar geïntegreerd zijn. Dat leidt tot veel minder verliezen - zowel energetisch als financieel - en levert
robbert hoeffnagel hoofdredacteur datacenterworks
een veel grotere efficiency op.” ■
Figuur 3. Nieuwe ideeën om de energy supply chain te verbeteren zullen tot veel minder energetische verliezen leiden.